NEDERLAND\'8 PLICHTEN
ALS NEUTRALE MOGENDHEID
R. F. VAN HEECKEREN VAN WASSENAER
-ocr page 2-I
. V\' • ■
qU;
192
\\ .
! M
\\
-ocr page 3-^ \'
^■■\' \' r i
\' \' ..V
s ;
- j I
\' - i -
■ )
■ 4 ~
( ■
, ■ • • . \' ■■ - , ■ > \'
\\
V".
■. V\'
■
.ê
■ I
• ;
1 1
\\ )
, ■. /
V ■
k ;- / ■
1 \' pi
■i K
I. ■
•i k
)
l
! . (
■
I > ,
. I. .
f ■
y
\' (
V ■. .7
/ \'
1
\'\'K
t
I. ■
/ •
V t
-i.
-ocr page 5-NEDERLAND\'S PLICHTEN ALS NEUTRALE MOGENDHEID
-ocr page 6-RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
1620 2024
-ocr page 7-(XK
als
TEB VERKKIJOING VAN DEN QEAAD VAN
AAN DE fllOKS-[JNIYERSITEIT TE jjTRECHT
NA MACHTIGINa VAN DEN IIECTOE-MAONIFICUS
Hoogleoraar in do Faculteit der Lettoren en Wyategcerto
volgens besluit van den senaat der universiteit
en op vooudkacht der rechtsgeleeiide faculteit
TE VpRDEDIGEN
op Donderdag den Juli 1891, des namiddags te / uur
DOOR
RODOLPHE FREDERIK VAI^ HEECKEREN VAN WASSENAER
GEBOnEN TE S-GEAVENIIAaE
utrecht — j. l. beijers — 1891
-ocr page 8-. A..-. Jf\'K\'\' -
."f. K ,
«rr..-
ß-AK
]V[R. y/, p PARON PRANTSEN VAN DE ^IJP
-ocr page 10-«JL^
SB
■ fd^m
■\'\'^y^m-Uiky\'
m
■m
* . f
\\ .\'if
I
\'■>(..
• ■ \' "r |
\'■"^.-V\'ï.
\'r
■ \'S-\' - ».\'" . . \' ,■■..
■ - irhl x
Bij het verlaten dezer Universiteit betuig ik den
Hoogleeraren der Juridische Faculteit, wier onderwijs ik
heb mogen genieten, mijn hartelijken dank.
In het bijzonder herdenk ik hierbij mijn Hoog-
geachten Promotor den Iloogleeraar Mr. J. de Louter.
Zijne groote welwillendheid, leiding en vriendschappelijke
belangstelling zullen door mij nooit worden vergeten.
-A / \\ r-\'-. V - v
■\'S-
■ >y :
-ocr page 13-HET BEGRIP VAN NEUTRALITEIT.
Dc neutraliteit is een reclitsinstituut, dat in de oudheid
en in de middeleeuwen niet bekend was. De Grieken en
Romeinen hadden daarvoor zelfs geen woord. Wanneer
tusschen die volken der oudheid een oorlog uitbrak, dan
schaarden de aangrenzende volken zich bij een der hoofd-
partijen en verkeerden dan van dat oogenblik af eveneens
in een oorlogstoestand.
Eerst Grotius begreep, dat Avanneer er tusschen twee
staten oorlog gevoerd werd, de daaraan grenzende staten,
die niet deelnamen aan den oorlog, in een bijzonderen rechts-
toestand verkeerden tegenover de oorlogvoerenden; hij
noemde hen „niedii". In zijn werk „de jure belli ac pacis"
schreef hij boven het hoofdstuk, dat over de neutralen han-
delt: „De Iiis qui in bello sunt medii" Na Grotius heeft
Bijnkershoek getracht die „medii" duidelijker te omschrij-
ven. Hij geeft hun den naam „non liostes" en beschouwt
als zoodanig „qui neutrarum p.artimn sunt, nee ex foedere
his illisve quidquam debent; — si quidquam debeant foederati
.sunt non simpliciter amici" "), voegt hij er bij.
\') Grotius. De iure belli ac pacia. Lib. Ill cap. 17.
Bijiiker-shoek. Qiiaestiones juris publici. Lib I cap. !).
1
-ocr page 14-Bijna allen, die sedert over volkenrecht schreven, hebben
getracht eene definitie van neutraliteit te vinden. Allen
nemen als hoofdvereischte aan het niet deelnemen aan den
oorlog. Sommigen, Phillimore bv., meenen daarenboven als
vereisclite te moeten stellen, dat de neutrale staat een
volkomen onpartijdigheid in acht neemt tegenover de oor-
logvoerende partijen, terwijl anderen daarentegen van oordeel
zijn, dat de neutraliteit niet verbiedt, dat een staat zekere
verplichtingen nakomt, die hij jegens den thans oorlogvoe-
renden staat vóór het uitbreken van den oorlog op zich
genomen heeft.
Het vereischte van onpartijdigheid vinden wy, gelijk gezegd,
door Phillimore aangenomen. Hij beschouwt de neutraliteit
onbestaanbaar, wanneer het niet deelnemen aan den oorlog
niet samen gaat met een onpartijdige gedragslijn tegenover
beide oorlogvoerenden.
Ook Vattel ") verlangt die onpartijdigheid jegens beide
partijen; hij zegt, dat neutraliteit behalve het niet deelnemen
aan den oorlog en de voortzetting der vriendschappelijke
betrekkingen met beide oorlogvoerende partijen ook eischt,
dat de legers van de eene partij niet ten koste van de andere
worden bevoordeeld.
Eveneens zegt Hubner dat neutraliteit bestaat in het
aannemen van eene negatieve houding met betrekking tot
den oorlog, en in het inaclitnemen eener volkomen onpar-
>) Phillimore. Commentaries upon international law. dl. Ill § 139.
2 Ed. London 1873.
») Vattel. Droit des gens ou principes de la loi naturelle appliqués
à la conduite des nations et des souverains, dl. II bldz. 34. Leide 17r)8.
De la saisie des bâtiments neutres.
3
tijdigheid tegenover de strijdenden, voor zoover die onpartij-
digheid betrekking heeft op den oorlog en op de directe
middelen om hem te voeren.
Martens daarentegen stelt den eisch van onpartijdig-
heid niet. Hij ziet neutraliteit eenvoudig in de niet-deelneming
aan den oorlog, wat niet wegneemt, dat naar zijne meening
een neutrale staat volkomen gerechtigd is met ieder der
oorlogvoerende partijen zijne vriendschappelijke betrekkin-
gen voort te zetten, tenzij die staat gebonden is, aan den
oorlog tusschen de twee oorlogvoerende staten deel te
nemen, uithoofde van een tusschen hem en een der oorlog-
voerende partijen bestaande unie of gesloten tractaat, of
als lid van een gelieelen statenbond.
In gelijken geest spreekt Gessner, die een staat neutraal
noemt, welke geen deel neemt aan den oorlog en zich ont-
houdt van alles wat ten voordeele van één der oorlogvoe-
renden kan strekken, maar er bijvoegt, dat die onthouding
niet uitsluit de voortzetting van reeds vroeger bestaande
vriendschaps- of handelsbetrekkingen.
PP
Hautefeuille is ook van deze meening. Een neutrale
staat is volgens hem de staat, die, gebruik makende van
zijne natuurlijke vrijheid en onafhankelijkheid, in vrede blijft
als anderen oorlog voeren, en met de oorlogvoerende partijen
do vriendschappelijke betrekkingen onderhoudt, welke reeds
vóór het uitbreken van den ooidog bestonden.
Fr. von Martens. Völkerrecht, dl. II, bldz. 549. Berlin 1886.
\') Gessner. Le droit des neutres sur mer, bldz. 22. Berlin 1865.
Hautefeuillc. Des droits et des devoirs des nations neutres cn
temps do guerre maritime 2. dl. 1 bldz. 196. Paris 1858.
Bluntschli zegt, dat neutraliteit bestaat in niet deel
nemen aan den oorlog tusschen derden en in het handhaven
van den vrede op eigen territoor. Neutrale staten zijn
volgens hem die staten welke geen oorlogspartijen zijn en
niet deelnemen aan militaire bewegingen ten voordeele van
de eene of ten nadeele van de andere partij.
Woolsey eindelijk beschouwt een staat neutraal, die
vriendschappelijke betrekkingen onderhoudt met beide oor-
logvoerende partyen, of die zich gedurende den oorlog noch
bij de eene noch bij de andere partij schaart.
Naar onze bescheiden meening zoude men de neutraliteit
kunnen definieeren als: de toestand tvaarin zich een staat
bevindt, die niet deelneemt aan den oorlog tusschen twee of
meer andere staten
Wat anderen bovendien in hunne omschryving opnemen,
kan naar het ons voorkomt worden aangemerkt als een
noodzakelijk gevolg van de niet-deelneming aan den oorlog en
behoeft dus in de omschi-yving niet te worden opgenomen.
Op de niet-deelneming komt alles aan, en daarop
alleen. Al is dus een staat door alliantie gebonden om aan
den strijd deel te nemen, blijft hij desniettemin neutraal
zoolang hij zich feitelijk van deelneming onthoudt. De hier-
boven aangehaalde woorden van Bijnkershoek, -„non liostes
sunt qui neutrarum partium sunt, nee ex foedere his illisve
quidquam debent", geven dus de tegenwoordige rechtsover-
\') Bluntschli. Das moderne Völkerrecht der civilisirten Staten,
§ 742. Nördlingen 1868.
Woolsey. Introduction to the study of international law, § 155.
London 1875. *
«) Calvo. Le droit international, § 2493. 4 Ed. Paris, Berlin 1888.
-ocr page 17-tuiging niet weer. Het zoude toch niet aangaan, dat een
staat een anderen staat bestreed, alleen op grond dat deze
met zijn vijand een verbond gesloten had. Het is zelfs
wel gebeurd, dat de staat die de alliantie had aangegaan
niet alleen neutraal bleef, maar zich later aansloot bij de
tegenpartij. Zoo deed zich in 1780 het geval voor, dat
Nederland door tractaten verbonden was om Engeland te
steunen tegen de opgestane Engelsche koloniën en Frankrijk;
Nederland onttrok zich echter daaraan. Engeland verklaarde
ons toen den oorlog en Frankrijk, dat ons eerst als neutraal
was blijven beschouwen, werd later zelf onze bondgenoot.
Bovendien schijnt het niet overbodig hier op te merken,
dat een staat, die met een anderen staat een alliantie of
garantie-tractaat gesloten heeft, niet altijd gebonden zal
zijn bij het uitbreken van een oorlog, waarin zijn bond-
genoot partij is, handelend op te treden. Het zal hier
aankomen op het casus foederis, op de vraag of het geval
aanwezig is, dat men bij het sluiten van dat tractaat op \'t
oog heeft gehad.
• Het geval is dus zeer denkbaar, dat een staat welke een
alliantie- of garantie-verdrag heeft gesloten, aan den oorlog
van zijn medecontractant geen deel neemt en toch zijne
verplichtingen niet schendt. Intusschen zal overeenkomstig
hetgeen hier boven is gezegd zoodanige staat neutraal zijn,
ooli al worden er wél verplichtingen geschonden. Wheaton
en Vattel gaan zelfs zoover van te beAveren, dat een staat
neutraal kan blijven wanneer hij verplichtingen jegens een
oorlogvoerende partij nakomt, waartoe hij zich wel is waar
vóór het uitbreken van den oorlog verbonden had, maar
welke niettemin die partij boven de andere bevoordeelen.
6
Bello en Calvo zijn echter van oordeel, dat de neiitrahteit
hierdoor Avordt geschonden.
Zeer ten onrechte beschouwde men vroeger de neutraliteit
als onpartijdigheid, d. i. gelijke houding jegens beide oor-
logvoerenden. Het woord neutraliteit komt van neuter,
niet van uterque. Neutraliteit is dus onthouding. Zoodra
men zijne welwillendheid echter aan beide partijen gelijke-
lijk betoont door iets te doen, heeft men de neutraliteit
laten varen. Er kan dan geen sprake meer zijn van „niet-
deelneming" in dien absoluten zin, waarin dat woord hier
wordt bedoeld. Zoo dus neutraliteit en onpartijdigheid geen
woorden zyn van gelyke beteekenis, evenmin mag de neutrali-
teit gezegd worden te bestaan in het niet deelnemen aan
den krijg gepaard met onpartijdigheid, zooals Philliniore
doet; immers liet spreekt van zelf, dat een staat, die aan
den oorlog niet deelneemt, geen partij kiest.
Zooals de neutraliteit door ons is omschreven, kan zij
alleen ten -opzichte van staten voorkomen. Toch hoort men
ook wel spreken van de neutraliteit van een grondgebied
en van de neutraliteit van zeeën, kanalen en wateren. Het
behoeft geen betoog dat het woord alsdan in een anderen zin
wordt gebezigd en niet beteekenen kan „de niot-deelneniing
aan den oorlog." Verkieselijk ware het wellicht in die geval-
len te spreken van onzijdigheid. Die onzijdigheid beteekent
dan voor de betrokken territoren, kanalen of zeeën, dat deze
nimmer kunnen gemaakt worden tot het tooneel van den
strijd en tegen alle vijandelijke aanvallen gevrijwaard zijn; het
\') Calvo. Le droit international, § 263L
-ocr page 19-lees
Blz 7 regel 8 staal acctasa ethylicus
11 » 20-8«
•17 » ;i320
2G » CJlsCHj
Ce II, |OCH
|01I.
2 » CeII,C, n.OII
B 31
» 32
» 39 »
» 39 »
» M »
22
27
8 » volumen verhoudingen »
10 » 0.35 »
9 » anyl »
acetas aethylicus.
20.8«.
332.
GsHiGjIIs.
P, TT iGs^Is
lOClIj-
G,Il3 OCH3.
ontlced.
IICl.
Metaphenylenediamine.
furfurol.
Yolumcn i)roccnten.
0.035.
aniyl.
-ocr page 20-beteekent dat één der \'gevolgen uit neutraliteit, inliaerent
wordt verklaard aan een bepaald grondgebied. Een derge-
lijke bijzondere toestand ontstaat door contract; hij is het
gevolg van internationale verdragen: dat zijn verdragen
tusschen twee of meer souvereine staten. Het doel, dat men
beoogt en dat bij onzijdigverklaring van zeeën hetzelfde
is, wordt door de meeste schrijvers aangegeven als zijnde:
beperking van mogelijkheid, en van aanleiding tot, alsmede
localiseering van den oorlog.
In 1815 werd bij het tractaat van Weenen, Zwitserland
neutraal verklaard. Eenige maanden later, 20 November
1815, werd die neutraliteit blijvend gewaai-borgd door de
gi-oote mogendheden. Die eeuwigdurende neutraliteit van
Zwitserland, dat de machtige staten: Frankrijk, Oostenrijk
en Duitschland van elkaar scheidt, is voor den vrede van
Europa van groot gewicht. (Thiers zeide eens in zijn
Geschiedenis van het consulaat en het keizerrijk dl. 1,
l)ook 3: „Ware Zwitserland niet een vaste burcht der neu-
traliteit, dan zoude het \'t hoofdslngvold van Europa zijn.")
De eeuwigdurende neutraliteit van lielgic berust op art. 7
van het tractaat van Londen van 15 November 1835.
Ook do Republiek Krakau ia door art. 6 van de Weoncr
Congres-akte eeuwigdurend neutraal verklaard.
In de geschiedenis der laatste jaren vinden wij nog oen
voorbeeld van neutraalvorklaring van een .staat, n.1. van don
Congo-Staat op hot congres te lierljjn, van 20 Februari 1885.
I\')at geschiedde ten einde do overeengekomen handelsvrij-
heid te verzekeren on het Congogebied zooveel mogelijk te
houden buiten do goschillon, wolko tusschen do staten, die
daarover het protectoraat uitoefenen, onderling of met
andere machten rijzen. Intusschen is men niet zoover gegaan
met het Congogebied als bv. met Luxemburg, dat tot een
eeuwigdurende neutraliteit is verplicht geworden.
Eindelijk nog kan een gedeelte van een staatsgebied
neutraal verklaard worden. Het locahseeren van den oorlog
beperkt de ellende van den oorlog en is daarom zeer aan
te bevelen.
Zulks is niet altijd het gevolg van een formeel gesloten
verdrag, doch vloeit soms voort uit omstandigheden in den
oorlog en berust dan op een stilz^vijgende overeenstemming
der partijen.
Reeds vóór 1815 vinden wij voorbeelden van dergelijke
onzijdigverklaring gedurende den oorlog; men denke aan de
onzijdigverklaring in den Tjarigen oorlog van enkele bad-
plaatsen in Boheme, waar vele zieken en gewonden ter ver-
pleging waren opgenomen.
Een voorbeeld van de onzijdig\\\'erklaring van eene zee
vinden wij in art. II van het Parijsche vredesverdrag, van
13 Maart 1856, hetwelk luidt:
„De Zwarte zee is geneutraliseerd; geopend voor de han-
delsschepen van alle volken, zijn hare wateren en havens
volkomen en voortdurend ontzegd aan de oorlogsschepen
zoowel harer kuststaten als van iedere andere mogend-
heid enz." \').
Bij onzijdigverklaring van een kanaal zoude het dool
een ander zijn; n. 1. om er voor te waken, dat een interna-
tionaal werk, zooals bv. het kanaal van Suez, waarvan het
tot stand komen zooveel arbeid gevorderd heeft ai aan
\') Den Beer Poortiigael. Oorlogsrecht, § 256. Breda 1882.
-ocr page 22-9
welks uitvoering zoovele niillioenen zijn ten koste gelegd,
niet in een oogenblik van nood en vrees door een oor-
logspartij zoude worden vernield, om dien weg voor zijn
tegenpartij onbruikbaar te maken. Het „Institut de Droit
International" bracht dikwijls de quaestie van de internatio-
nale bescherming van het Suez-kanaal ter sprake. Het
duurde echter lang voordat men het hierover eens was, tot-
dat eindelijk, den 29 October 1888, te Constantinopel een
conventie tot stand kwam, onderteekend door de afge-
vaardigden van tien Europeesche regeeringen, waarbij in
Art. 1 bepaald werd: „Le canal maritime de Suez sera
toujours libre et ouvert, en temps de guerre comme en
temps de paix, à tout navire de commerce ou de guerre
sans distinction de pavillon." \')
Ten opzichte van de beambten, do werken en inrichtingen
der Donau-Commissie, die bestaat uit do vertegenwoordigers der
groote mogendheden en van Rumoniö, is ook zoodanige onzij-
digheid uitgesproken, bij art. 21 van do Scheepvaarts-
akto voor de Donaumonden van 2 November 1865 on bij
art. 7 van het verdrag van Londen, 13 Maart 1871.
Waar wij in het vervolg over «ei/^rw^tVcrt handelen, bedoe-
len wij do neutraliteit van staten. Indien wij van neutraliteit
sproken, bedoelen wjj hot souvoroin recht van „niet-dool-
nemen aan don oorlog", en hiervan kan alleen .sprake zyn
bjj staten.
Er is oen verplichte en oen vrijwillige neutraliteit.
\') Kovuo (le droit international no. (5, 1888.
Zio verder hierover Ilcilborn. Hechte vmd Pflichten der nen
tralen Staaten, bldz. 77. Berlin 1888,
10
In \'t algemeen is iedere staat bevoegd om, Avanneer een
oorlog tusschen andere staten uitbreekt, daaraan deel te
nemen, of wel, zich buiten den strijd te houden. Intus-
schen kan liet zijn, dat de staat zich door tractaten tot
deelneming heeft verbonden; men denke hier aan het
geval, dat een staat lid is van een statenbond of bonds-
staat, of dat liij met een of meer staten een of- of cfrfensief
verbond gesloten heeft. Hetzelfde geldt ook, wanneer
een staat deel uitmaakt van een reëele unie,
Bg een personeele unie daarentegen bestaat de ver-
plichting om aan een oorlog van den anderen staat deel
te nemen, niet.
In alle andere dan de bovengenoemde gevallen, bestaat
er dus, wat men zoude kunnen noemen een recht op neu-
traliteit. Soms heeft de staat, echter bij tractaat, de verplich-
ting op zich genomen van neutraal te blijven; in dat
geval spreekt men van een verplichte neutraliteit, in tegen-
stelling van de vrijwillige neutraliteit, d. i. de neutraliteit
van een staat, die aan den oorlog niet deelneemt, ofschoon
geen tractaat tot zoodanige onthouding dwingt.
AVanneer neutraliteit wordt opgevat als niet-deelneming
aan den oorlog, dan spreekt het van zelf, dat een staat
alléén tot neutraliteit, d. w. z. tot niet-deelneming aan
eventueéle oorlogen verplicht kan zijn, wanneer hij zichzelf
(laartoe verbonden heeft, of met andere woorden, wanneer
hij zelf partij was bij het tractaat, dat dc verplichte neu-
traliteit in het leven riep. Over een souverein recht van een
souvereinen staat, in casu het recht van oorlogvoeren, kan
toch door andere staten niet beschikt worden.
Zoo hebben Zwitserland en België met andere staten
-ocr page 24-11
tractaten gesloten, waarby zij zich verbonden ten eeuwigen
dage neutraal te blijven. De neutraliteit werd door de
mogendheden als voorwaarde gesteld voor. de erkenning
van België\'s onafhankelijkheid. De ligging van België ver-
klaart dezen eisch der mogendheden. Frankrijk en Duitsch-
land worden nu gedeeltelijk door het neutrale gebied van
België van elkaar gescheiden en hierdoor verminderen de
gevallen van oneenigheid en verschil, die veelal tusschen
machtige rijken aan hunne grenzen rijzen. Met. betrekking
tot Duitscliland en Frankrijk dus, neemt België dezelfde
stelling in als Zwitserland met betrekking tot Frankrijk
en Italië, Oostenrijk en Duitscliland.
De meeste schrijvers intusschen beperken het begrip van
verplichte neutraliteit niet tot de gevallen, waarin do staat,
die neutraal verklaard wordt, zelf daartoe meewerkt door
onderteekening van het tractaat. Neumann bv. en Den
Beer Poortugael -) noemen als voorbeelden van verplichte
neutraliteit, behalve België en Zwitserland, ook Luxemburg en
de eerste ook nog do Ionische eilanden, hoewel het trac-
taat van 11 Mei 1867 door Luxemburg niet mede oiider-
teekend is, cn bij do Ionische eilanden, die deel uitmaken
\') Neumann. Gnindriss des heutigen Europilischen Völkerrechts,
§ 50. Wien 1885.
\') Den Beer 1\'oortugiiel. Oorlogsrecht, § 253.
\') liet verdrag van 11 Mei 1867, waarby Luxemburg werd neutraal
verklaard, was geteekend door Frankrjjk, Nederhind, Engeland,
Italië, Pruisen cn Oostenrijk. Ofschoon Uelgiö vertegenwoordigd
was, heeft het als neutrale niogcndheid het tractaat niet onder-
teekend. Vóór 18G7 had Luxemburg deel uitgemaakt van den Noord-
DuiUchen Hond. Zie Calvo. Le droit international, § 2C0G.
12
van den Griekschen staat, van , niet-deelneming aan den
oorlog" natuurlijk geen sprake zijn kan.
De staat nu, die in zulk een toestand van verplichte neu-
traliteit verkeert, verliest daardoor eenigermate zijn vrijheid
van handelen, daar hij zich tegenover de staten, die het
tractaat mede onderteekend hebben, verphcht heeft, afstand
te doen van zijn souverein recht van oorlogvoeren; doch
daarentegen komt in de desbetreffende tractaten meest eene
bepaling voor, waarbij zijne neutrahteit door dezen wordt
gewaarborgd.
Ofschoon dien neutralen staat ook verphchtingen kunnen
worden opgelegd, als het handhaven zijner neutraliteit met
kracht van wapenen, is die waarborg zijner neutraliteit
voor iederen kleinen staat van groote waarde; hij behoeft
zich dan niet bevreesd te maken in een niogelijken oorlog
te zullen worden meegesleept.
De in dien toestand van verplichte neutraliteit verkeerende
staat mag nu alléén de wapenen opvatten om zijn neutra-
liteit te verdedigen. Hij moet zich onthouden van liet slui-
ten van verdragen, die hem in tijd van oorlog in het nako-
men zijner neutraliteitsplichten zouden hinderen. Of liij een
defensief verbond tot bewaring zijner neutraliteit mag slui-
ten met een anderen neutralen staat is twijfelachtig, lilunt-
schli nfeent van wel.
De vrijwiUir/e neutraliteit is de neutraliteit van een staat, die
niet door een tractaat gel)onden is neutraal te blijven. Zoo-
danige staat is dan geheel vrij elk oogenblik zich in den
\') Bluntechli. Staatswörterhuch, dl. VII, bldz. 254. Stuttgart—Leipzig
1862,
13
strijd te mengen. Men moet hier echter niet uit afleiden, dat
de staat, die zich verplicht heeft tot neutraliteit, daardoor
afstand gedaan heeft van het recht van oorlog voeren. Ieder
neutrale staat, hetzij hij verkeert in een toestand van ver-
plichte of van vrijwillige neutraliteit, heeft liet recht en is
zelfs verplicht hem te bestrijden, die inbreuk maakt op zijn
neutraliteit; hij moet de onschendbaarheid van zijn grond-
gebied handhaven. Elk oogenblik kan hij dus oorlogspartij
worden. Zoodra de stoornis voorbij is, keert hij echter
terug tot zijn oorspronkelijken toestand van neutraliteit.
De verplichtingen zijn in geval van verplichte en van
vinjwillige neutraliteit volkomen dezelfde; immers neutrali-
teit is een eenvoudig en negatief begrip. Men kan slechts
öf oorlogspartij of neutraal zijn.
Om die reden moet het ook worden afgekeurd, dat vele
schrijvers toch allerlei onderscheidingen maken van neutra-
liteit.
In (le eerste plaats onderscheidt men een vohfrckfe en oen
afwachtende neutraliteit (neutralit(3 absolue ou provisoire),
dan nog eene gewapende en eene beschermde neutraliteit
(neutralit(j arnR\'c et iirotilgóe).
Volstrekte neutraliteit noemt men do neutraliteit van eon
staat, die het vaste voornemen heeft opgevat, zich geheel
buiten den strijd te houden, d. i. .streng neutraal to blijven,
tenzij zjjno neutraliteit niet mocht geëerbiedigd worden. In
1870 heeft Noderhuid zoodanige houding aangonomon; zj)
is zeker de meest gewenschto en aanbevolonswaardigo voor
kleine staten, die verstandig handelen door zich alleen mot
hunne eigen zaken te homooien. Anders is het bjj groote
14
staten, die uit den aard der zaak buiten hun nationale
belangen, veelal internationale belangen hebben, waarvoor
zij genoodzaakt zouden kunnen worden op te komen en die
te verdedigen. Onder volstrekte neutraliteit verstaat men
dus de neutraliteit, de eenige, die het volkenrecht kent.
De afwachtende neutraliteit noemt men de neutraliteit van
zulk een staat, die verklaart niet aan den strijd te zullen
deelnemen, tenzij zijne belangen zulks mochten noodza-
kelijk maken. Hij behoudt zich dus het recht voor om aan
den strijd deel te nemen, zoodra zijn belang dit vordert.
In 1870 volgden Rusland en Oostenrijk de hier aangege-
ven gedragslijn. Eigenlijk is iedere neutraliteit een afwach-
tende. Wij zagen toch reeds, dat de staat alleen zoolang
neutraal blijft, als hij voor zich wenschelijk acht.
De beschermde neutraliteit is de neutraliteit van een staat,
die verklaard heeft volstrekt neutraal te zullen l)lijven, maar
tevens heeft gezorgd voor voldoende middelen, om zjjn neu-
traliteit met de wapenen te kunnen handhaven. De neutra-
liteit van Nederland in 1870 was dan ook een volstrekte
en beschermde; de meeste staten van Europa verkeerden
toen in een toestand van beschermde neutraliteit. De wape-
ning vloeit niet voort uit een gevoel van vrees, dat de
neutraliteit niet zal worden erkend, doch geschiedt om de
plichten na te kunnen komen, die op een neutralen staat
rusten; en daar ieder neutrale staat cr voor zorgen moet
zijne neutraliteitsplichten na te komen, kan men gerust
zeggen, dat iedere neutraliteit een beschermde neutrali-
teit is.
Van gewapende neutraliteit spreekt men, als een staat
zich geheel gewapend heeft oni, zoo noodig, aan den sti\'ijd
15
te kunnen deelnemen; liet is de gewapende toestand van
een staat, die de afwachtende neutraliteit aangenomen heeft.\')
Ook hier kan er geen sprake zijn van een verschillende
soort van neutraliteit, daar de staat die neutraal is, altijd vol-
komen bevoegd is zich te wapenen om desverkiezende aan
den oorlog deel te nemen.
De gewapende neutraliteit kan zijn met of zonder provo-
catie. Met provocatie, wanneer een der oorlogvoerende partijen
door den neutralen staat met oorlog wordt bedreigd; b.v.
wegens handelingen door hem gepleegd in strijd met de
beginselen van het volkenrecht.
Zonder provocatie is de gewapende neutraliteit, Avanneer
de neutrale staat geen bedreiging doet hooren cn een alge-
meene Avapening den schijn niet heeft van een aanvallende
beAveging.
\') Zoo ontstond do gowapcndo neutraliteit van 1780 cn de tweede
Bewapende neutraliteit van 1800. Op initiatief van Rusland ver-
eonigden do onzijdif^c niogcndheden zich in die jaren oin Enjjeland te
beoorlogen, indien het voortging do volkenrechtelijke regels omtrent
hunne rechten ter zee te schenden. Engeland hield zich in 1780
bv. niet aan hot beginsel, dat de neutrale vlag de vijandciykcladingdekt.
\') Oostenrijk nam zoodanige neutraliteit ann in 1870. Graaf Andraaay,
president minister, vorkliiarde den \'28 Juli in do zitting van hot Huis
van Afgevaardigden van den IIongaarHchen Landdag:
»dat do regeering do belangen der monarchio niet in het oog
zoude honden, indien zy onder do omstandigheden, waarin men zich
bevond, aan do neutraliteit zoodanigen vorm gaf, Avaardoor aan eenige
mogendheden grond werd gegeven, diuirin eene provocjvtio te zien.
Miiar aan den anderen kant zoude do regeering even Aveinig aan
hnar plicht voldoen, indien zjj, nitg;iande van het Rtjvndj)unt, dat
hare verdedigingsmaatregelen de gevoeligheid van geen der mogend-
16
Bluntschli noemt gewapende neutraliteit, wat door ons
beschermde neutraliteit is genoemd.
Men onderscheidt soms nog volledige en onvolledige neu-
traliteit Men spreekt van onvolledige neutraliteit, wanneer
door een staat, alvorens de oorlog te voorzien was, bij trac-
taat beperkte hulp en ondersteuning of zeker voorrecht
bv. doortocht van troepen zijn toegezegd. Het spreekt
van zelf, dat het zeer twijfelachtig is, of in zoodanig geval
de neutraliteit wel zal worden erkend Zoo maakte vóór
1867 Limburg deel uit van den Duitschen Bond en was
als zoodanig verplicht een jaarlijksch contingent troepen te
leveren aan dien Bond. Ware de Duitsche Bond in een
oorlog gewikkeld, dan zoude Nederland indirect als partij
deelgenomen hebben aan dien oorlog, hetgeen onze neu-
traliteit in gevaar zoude hebben kunnen brengen.
Die onvolledige neutrahteit kan ook zijn oorsprong vinden
in het onpartijdig toestaan aan beide oorlogvoerende partijen
van zekere concessies.
Iedere souvereine staat, die niet tot neutraliteit verplicht
is, heeft natuurlijk het recht te ])eslissen of en hoe lang
Inj neutraal bljjven wil. Zoolang hij de plichten der neu-
traliteit vervult, heeft hij ook recht op eerbiediging. Het is
heden mogen opwekken, do mogcli)kc voorvallen des oorloos wcr-
kelooH cn ongewapend wenschte af te wachten."
Zie Den Heer Poortugael. Oorlogsrecht, § 254 cn Staatscourant 1870
no. 180.
«) Bluntschli. Staatswürtcrbuch, dl. VII, blz.\'2r,8.
«) B.v. Calvo. Lo droit international, § 2593, § 2504.
\') Bluntschli. Das moderne Völkerrecht, § 759. Calvo. Lc droit,
international, § 2631.
17
geen vereisclite, dat een staat, die neutraal wenscht te blijven,
daarvan een verklaring aflegt. Intusschen zal, zoo een der
oorlogvoerende partijen het vordert, een verklaring omtrent
de gedragslijn, die de staat zich voorstelt te volgen, niet
achterwege kunnen blijven. Tegenwoordig leggen de staten
gewoonlijk uit eigen beweging soortgelijke verklaring af
Daarbij wordt dan o. a. aangeduid, welke handelingen
aan alle oorlogs\'oerenden zullen worden toegestaan. Eu
ook de oorlogvoerende partijen zullen bij het uitbreken
van een oorlog gewoonlijk aan de neutrale staten te
kennen geven, welke vrijheden hun zullen worden voor-
behouden en onder welke voorwaarden zij deze zullen
genieten. Beiden, zoowel de oorlogvoerende als de neutrale
staat, zullen daardoor met zekerheid weten, hoever lunnie
rechten en veriilichtingen zich uitstrekken. Do neutraio
staat kan van zijn kant do uitdrukkelijke orkemiing zijner
neutraliteit oischen.
\') Zie verklaring van J>ï>>ilerlan(l in 1870, IlooWst. 111. hhlz. 77.
-ocr page 31-DE PLICHTEN DER NEUTRALE STATEN.
De eerste plicht der neutrale staten is, een volkomen
onpartijdigheid tegenover de oorlogvoerende partijen in acht
te nemen. Wij bedoelen hiermede, dat zij zich moeten onthou-
den van iedere handeling, die zoude kunnen strekken ten
voordeele van de eene en ten nadeele van de andere partij.
Bijnkershoek zegt, dat het de plicht is der neutralen, zich
niet in den oorlog te mengen en ten opzichte van beide
oorlogvoerende partijen een zelfde gedragslijn te volgen,
d. w. z. voor zoover het op den oorlog betrekking heeft,
de eene partij niet ten koste van de andere te bevoordeelen.
Een neutrale staat heeft zich over het rechtvaardige van
den oorlog niet te bekommeren. Het recht komt hom niet
toe te \'beoordeelen, wie van de twee oorlogvoerende partijen
gelijk of ongelijk heeft. Hij mag alzoo aan de eene niet
meer toestaan of weigeren dan aan de andere, al naar-
mate de eene of de andere naar zjjn oordeel meer in liaar
recht is.
De neutraliteit brengt nu zekere plichten mee. Deze zijn
tweeledig.
Ten eerste rust op den neutralen staat een negatieve plicht,
-ocr page 32-19
d. i. de plicht om zich te onthouden van alle rechtstreeksche
of zijdelingsche deelneming aan, of inmenging in den oorlog.
Ten tweede rust op hem een positieve plicht, n.1. de
plicht om te verliinderen dat, hetzij oorlogspartijen of hare
onderdanen, hetzij eigen onderdanen de neutraliteit schenden
of in gevaar brengen.
Wij zullen die plichten eenigszins uitvoeriger behandelen.
Het spreekt echter van zelf, dat een afzonderlijke vermel-
ding van elk geval, dat zich zoude kunnen voordoen, onmo-
gelijk is. De algemeene regel bij de\' beoordeehng der vraag,
of de onzijdige staat deze of gene daad mag verrichten of
toelaten, moet natuurlijk altijd deze zijn: is de daad al of
niet in harmonie met de absolute onthouding aan den
strjjd, waarin het wezen van de neutraliteit ligt.
Ad. De plicht van onthouding van den neutralen
staat omvat :
a. Onthouding van alle rcchtstreekschc ondersteuning, zoo-
uls het ter beschikking stellen van troepen on het vorkoopen
van oorlogsschopon, wapenen en andere oorlogsbenoodigdhe-
den aan do oorlogvoerende partijen. Ook mag do neutralo
staat aan geen der oorlogvoerenden hulp verleenen door hen
met gold bij to staan. Elko verstrekking van oen dor
gonoomdo zaken strijdt lijnrecht met hot bogrij) van ,niot
doolnoming aan den strjjd."
In strijd hiorniodo handelden vroogor Zwitserland on onkolo
Dnitscho staten door huurtroojion to leveren aan l)cidc
oorlogvoerende partjjon, meenondo, door aldus onpartjjdig to
handelen, do noutraiitoit in acht te nomen. Eon dergolijko
levering van troepen berustte zelfs dikwijls oj) verdragen
(capitulatiön). Aan dit gebruik is, voorzoovor het Zwitserland
20
betreft, voor goed een eind gemaakt door de Bondsregeling
van 1848.
b. Onthouding van alle zijdelingsche ondersteuning of deel-
neming. Zelfs niet indirect mag de neutrale staat den oorlog-
voerenden staat steunen, voorzoover dat zoude kunnen strek-
ken ten voordeele van de krijgsverrichtingen. Wij hebben hier
b. V. het oog op het verleenen van transport van staatswege
aan legers en vloten van oorlogspartijen, en het verleenen
van rijksdiensten, zooals loodsdiensten. De jure consti-
tuendo is dit ook van toepassing op de rijkstelegraaf-
diensten. Calvo meent, dat de neutraliteit van een staat
niet wordt geschonden, wanneer officieren eener oorlogvoe-
rende partij gebruik maken van post en telegraaf op het
neutrale gebied, om door brieven of cijfertelegrammen oor-
logsberichten over te zenden, en zich in verl)indlng te stel-
len met andere officieren hunner partij, van wie zjj door den
vijand zijn afgesneden Zelfs zoude een courier met dienst-
berichten van den spoorweg op het neutrale gebied mogen
gebruik maken, om het gevaar te ontwijken van door den
vijand te worden aangehouden. Calvo meent ook, dat do
neutrale staat ongehinderd niet gecijferde oorlogstelegrannnon
van een oorlogvoerende partij kan doen verzenden, daar
de ambtenaar door zijn aml)tseed gebonden is, over hot
bericht het stilzwijgen te bewaren.
Den Beer Poortugael is ten opzichte van do rijkstelegraaf
van een ander gevoelen "). Terecht merkt hij op, dat, daar
rijkstelegrafen staatseigendom zjjn en de ])oanibten dus staats-
Calvo. Le droit international. § \'2040.
Den Beer Poortugael. Oorlogsrecht. § 27.\'».
21
uinbteusiren, deze zicli moeten onthouden berichten over te
seinen, die een oorlogspartij kunnen begunstigen.
Bij de beoordeeling van de vraag, of er zijdelingsche onder-
steuning kan worden aangenomen, komt het er meer bepaald
op aan of er feitelijke ondersteuning is tot krijgsoogmer-
ken Ondersteuning in het verplegen van verwonden wordt
b. V. door den plicht van onthouding niet uitgesloten. Met
goedvinden zelfs van het Duitsche legerbestuur heeft Zwit-
serland in 1870 tijdens het bombardement van Straatsburg
aan vele burgers van die stad een schuilplaats verleend.
c. Onthouding van het verleenen van moreden steun aan
oen der oorlogvoerende partijen, bv. door openlijk sympa-
thie voor die partij uit to spreken in de staatscourant. Door
in het openbaar .sympathie of antipathie aan den dag to
leggen zoude do bedoohng om neutraal te blijven verdacht
kunnen worden. De neutrale staten hebben slechts hot
recht langs dii)lonjatiokon weg do daden dor oorlogsjiar-
tijon te besproken en dan nog wol alleen, wanneer beide par-
tijen als \'t ware die daden bij hen hebben ter sprake
gebracht. Iets anders geldt voor particuliere uitingen van
sympathie. Over liet recht dor bijzondere personen later.
Ad. 2\'"»- Mot betrokking tot den plicht om te verhindoron
dat onderdanen of vreemdelingen handelingen verrichten,
waardoor de neutraliteit wordt geschonden, moet men onder-
scheiden :
A. de daden, die oen neutrale staat moet verhinderen.
\') IJluntschli. Das moderne Völkerrecht. § 756.
-ocr page 35-22
B. de daden, die een neutrale staat kan verhinderen of
toelaten.
6\'. de daden, die een neutrale staat niet kan verhinderen.
Ad. Ä. De neutrale staat moet verhinderen:
1". Dat de oorlogspartijen door hare organen op zijn gebied
oorlogsmaatregelen nemen of voorbereiden.
De neutrale staat mag dus niet toelaten, dat op zijn grond-
gebied wervingen voor een oorlogspartij plaats hebben.
Geeft hij daarvoor toestemming, dan leent hij zijn gezag en
macht aan de oorlogspartij, waarvoor de werving geschiedt
en is dientengevolge niet neutraal. Vroeger kwam het
echter meermalen voor, dat vorsten de wervingen van vrij-
willigers in hunne staten toelieten, Avanneer zij niet zelf
hunne eigen troepen verhuurden. Dit geschiedde niet ten-
gevolge van verdragen, waarbij zij zich vóór het uitbreken
van den oorlog verbonden hadden, doch alleen uit winstbejag.,
In den tegenwoordigen tijd is men op dit punt zeer streng.
In 1870 heeft de Fransche consul-generaal te liucha-
rest getracht aldaar korp.sen vrijwilligers to organiseoren
om Frankrijk te steunen ; de Pruisische consul-generaal pro-
testeerde hiertegen, en toen werd deze handeling door do
Rutneeiische regeering verboden.
Eon ander voorbeeld vindon wjj intusschen roods in do
geschiedenis dor Noord-Amerikaanschc Unie van het laatst
der vorige eeuw. De Gezant der Fransclio Republiek bij de
Vereenigde Staten van Noord-Amerika, Genot, trachtte in
1793 door zyne handelingen en bewegingen de Vereenigde
Staten in den oorlog togen Engeland mede te sleepen. Ilij
ontzag zich niet soldaten aan to werven, kruisers to wapo-
23
nen, commissiebrieven uit te vaardigen, enz. Openlijk is hij
toen door President Washington hierover terecht gewezen
en is zijne terugroeping geëischt. De regeering der Unie
verklaarde, dat, indien het een neutralen staat verboden is
oorlogvoerende partijen te ondersteunen in den oorlog, door
haar soldaten te leveren, het evenzeer aan de oorlogvoerende
partijen moet verboden worden, soldaten op neutraal gebied
aan te werven. Met het oog hierop nam het congres in
1794 een wet aan, herzien in 1818.
Met troepenwerving mag niet op één lijn worden gesteld het
geval, dat de consuls van een oorlogvoerenden staat hunnen
landgenooten de middelen verschaffen om den neutralen staat
te verlaten en gevolg to geven aan de oproeping om zich
in do gelederen te scharen. Toen in 1870 het Duitsche leger
gemobiliseerd werd, werden vele jonge mannen van Duitsche
nationaliteit, die in do Voreonigdo Staten verblijf hielden,
()pgoroei)en oni deel uit te maken van de landweer. Hois-
kosten werden hun door de Duitsche consuls verstrekt,
waarna zij op neutrale Engelsche schepen to New-York
scheep gingen. Calvo is van meening, dat liier geen
schending van neutraliteit plaats had, voorzoovor dozo
mannen in do gologonheid gesteld werden luiar hun vader-
laiul terug te koeren llij zegt, dat do wetten van allo gocivi-
liseordo staten erkennen, dat hot oen regel van publiek recht is,
dat onder sommige omstandighodèn, hv. in tjjd van oorlog, oen
regooring bevoogd is hare landgenooten, die in het buitenland
verblijf houden, terug te rooi)on. Hot is voor iodoren staat
\') Zie bldz. 27.
") Calvo. Lc droit intornational. § 2622.
-ocr page 37-24
van belang, dat dat recht algemeen wordt erkend. De Ver-
eenigde Staten hadden zelfs in hunne wetgeving dit beginsel
gehuldigd. Art. 2 van de wet van 20 April 1810 toch, na als
;r regel vastgesteld te hebben, dat geene aanwervingen op het
gebied van de Unie mogen plaats hebben, maakt een uit-
zondering voor onderdanen van vreemde mogendheden, die
niet in Amerika zijn genaturaliseerd.
De neuti-ale schepen daarentegen, die willens en wetens
mannen overbrachten, die opgeroejien. waren om te velde te
trekken, compromitteerden de neutraliteit van hun land en
stonden bloot aan prijsmaking door Fransche kruisers; de
schepen hadden immers niet aan boord gewone reizigers, doch
werkelijke soldaten, die zich naar \'t oorlogstooneel begaven.
2". Dat dergelijke handehngen plaats vinden buiten toe-
doen der oorlogspartij door zijn eigen onderdanen. De neu-
trale staat mag dus ook niet toestaan, dat vrijwilligers zich
op militaire wijze organiseeren, om zich bij het leger van
een der oorlogspartijen aan te sluiten, en oj) zoodanige wjjze
de bewapening en het weerstaiulsvermogen van die i)artij ver-
grooten ; evenmin mag liij toe.staan, dat zijn eigen onderdanen
hulptroepen vormen; ja zelfs niet, dat openlijk inzamelingen
van geljlen, ten bate van een der oorlogspartijen i)laats Iiel)l)en.
Ook mag de neutrale staat niet toestaan, dat op zjjn
gebied ten behoeve der oorlogspartij openl)are inschrijvingen
voor oorlog.sleeningen jdaats hel)ben. Het deelnemen aan
zulke leeningen door l)ijzondere personen wordt door (\'alvo en
Bluntschli niet in str|jd geacht, met de neutraliteitsplichten.
liluntschli zegt: dat de uitgifte van een ooriogslee-
\') Bluntschli. Das moderne Völkerrecht § 708.
-ocr page 38-25
iiing wanneer zij openlijk geschiedt en tot doel heeft, een
der oorlogvoerenden te begunstigen, met het aanwerven van
troepea gelijkgesteld moet worden. De staat moet zich dus
daartegen verzetten. Maar wanneer particulieren met hun
eigen fortuin een oorlogvoerenden staat bijstaan, moet die
daad gelijkgesteld worden aan het dienst nemen van een of
meer vrijwilligers bij het vreemde leger. Den Beer Poortugael
meent, dat die laatste vergelijking niet juist is, omdat hij,
die zonder toestemming van den souverein in vreemden
krijgsdienst treedt, zijne nationaliteit verliest, en de staat
juist daardoor buiten verantwoordelijkheid geraakt. Geschiedt
echter do inschrijving voor eene loening niet oponljjk, dan
is het voor den staat onmogelijk te waken, dat zijne onder-
danen er geen deel aan nemen.
De l)ewering van Don Beer Poortugael is juist voorzoover
het betreft Nederlanders daar dozo, wanneer zij in vreem-
den dienst treden zonder nuichtiging van den Souverein,
krachtens de wet van 28 Juli 1850 art. 10, hun Nederlander-
schap verliezen; deze bepaling is echter niet in alle con-
stituties opgenomen.
Hebben nu bovengenoemde handelingen, als werving van
troepen en inzamelingen van gelden, in hot gohoini plaats,
dan is de neutrale slaat niet altjjd bij machte ze to belet-
ten; alles koïiit hier aan op de goede trouw van don
neutralen staat. Doet hij al wat Iqj vermag om dergelijke
handelingen to verhinderen, dan hoeft liij zijn plicht gedaan.
Komt liij ochtor do verplichtingen, welke do neutraliteit
hom oplegt, willens on wetens niet na, dan kan die haudel-
\') Den Heor Poortugael. Oorlogsrecht, § \'270.
-ocr page 39-26
wijze een grond worden tot oorlogsverklaring. Het onvol-
doende zijner wetten kan hij nooit als een uitvlucht tegen het
niet nakomen dier verplichtingen aanvoeren, want alle staten
zijn verijlicht, den regels van het volkenrecht door het maken
van verordeningen en wetten, voor zoover dat in hun bereik
is, kracht bij te zetten
Ook is de neutrale staat verplicht toe te zien, dat er
binnen zijne grenzen geene schepen worden gebouwd,
gewapend en uitgerust, die met reden kunnen verdacht
worden, bestemd te zijn tot eene vijandelijke handeling tegen
een oorlogspartij. Tevens is hij verplicht het uitloopen van
dergelijke schepen te beletten, zij het ook dat de bewape-
ning en verdere uitrusting later in volle zee of op vreemd
gebied geschieden zal -). Evenmin mogen de oorlogsschepen
van oorlogspartijen op neutraal gebied hunne wapening,
uitrusting of anmmnitie vermeerderen, matrozen aanwerven
of hunne bemanning versterken.
Hautefeuille laat een paar uitzonderingen toe op den
regel, dat een vijandelijk oorlogsschip, lietwelk zich in een
neutrale haven bevindt, zijne bemanning niet nnvg versterken
n.1.: 1®. wanneer dat oorlogsschip zijn bemanning versterkt
met landgenooten, die zich bevinden op een ander oorlogsschip
of kaperschip, dat eveneens ligt in de haven op neutraal
gebied, of 2". wanneer een oorlogsschip, dat in eene neu-
trale haven toegelaten is, zooveel manschaj)pen heeft ver-
loren, dat het hem uit gebrek aan liaijden voor manoeuvres,
\') Woolflcy. Introduction to the study of international law, 8 100.
•) Neumann. Grundriss des heutigen Knropilischen Völkerrecht«,
bldz. 137.
27
onmogelijk is zee te kiezen ; dan kan, meent Hautefeuille,
de neutrale staat den kapitein toestaan het aantal matrozen
aan te werven, noodig om zijn vaderland weer te bereiken;
hunne werkzaamlieid zal zich echter z. i. niet mogen uit-
strekken voor den dienst der artillerie of voor het gevecht.
Terecht teekent echter Den Beer Poortugaf^l hierop aan,
dat deze uitzonderingen niet vereenigbaar zijn met de neu-
traliteitsplichten. Immers het is de roeping van den neu-
tralen staat, den vredestoestand te bevorderen, niet gelijk
in casu zou geschieden, een strijder de gelegenheid te ver-
schaffen aan den strijd deel te nemen:
De plichten waarvan hier sprake is, zijn zelfs in de wetge-
ving van sommige landen uitgesproken. Zoo werd in 1818
door de Noord-Amerikaansclie Unie eene wet gemaakt "),
waarin werd bepaald, dat het als een strafbaar feit zoude
worden beschouwd, binnen de jurisdictie der Voreenigdo
Staten een schip uit te rusten voor een staat, die oorlog
voert met een anderen staat, als deze laatste in vriendschap-
])eHjke betrekking verkeert met de Voreenigdo Staten. Even-
zoo zoude het den onderdanen der Unie verboden zijn oen
nnlituire expeditie naar zulk oen staat voor to bereiden,
voor dat doel troepen of matrozen aan te werven of
deel uit to maken van do bemanning van oen schip, dat
zich ton doel stelt in dienst van oen vreemden staat vijan-
\') Den Boer Póortugael. Oorlojfsreclit. § 290.
•) Hoofilzukelijlt bevat zjj voorflchrifteii reeil« in 1793 door president
Jefferson uitgevaardigd met eenigo wetteljjkc bepalingen in 1797
voor beperkten lyd afgekondigd. Zie over bedoelde wet Calvo. Le droit
international. § 2515.
28
delijklieden te plegen tegen een staat, die in vrede verkeert
met de Unie.
In eerstgenoemd geval zoude het schip verbeurd verklaard
worden. Voorts zoude de president der Unie gerechtigd zijn
elk schip met geweld te verwijderen, dat zich op het gebied
der Unie ophield, met een doel dat strijdig was met de
regelen van het volkenrecht of met beginselen in tractaten
opgenomen.
Dit voorbeeld van Noord-Amerika is spoedig door Enge-
land nagevolgd. Daar werd, naar aanleiding van klachten
der Spaansche regeering, dat ten behoeve der opgestane
Zuid-Amerikaansche koloniën aanwervingen in Engeland voor-
kwamen, in 1819 „the Foreign Enlistment-biir afgekondigd,
een wet welke ten doel had, de aanwerving van liritsche
onderdanen voor vreemden dienst te verhinderen, zoomede
de uitrusting of bemanning van schepen tot een of ander
krijgsoogmerk, zonder toestennning der koningin tegen te gaan.
Gedurende den Amerikaansclien burgeroorlog, 18(il —1865,
deed zicli desniettemin het geval voor, dat Zuid-Ameri-
kaansche kaperschepen, waaronder de Alabama, in Enge-
land werden gebouwd en uitgerust. De\'Unie bezwaarde zich
hierover en evenzeer over de erkelming der Zuidelijken als
oorlogspartij en oischte van de Engelsche regeering schade-
vergoeding. Deze kwestie leidde toen bjjna tot een oorlog
tusschen Engeland en de Vereenigde Staten van Noord-
Amerika.
In verband hiermede werd in Engeland, 3 Augustus 1870,
een nieuwe wet afgekondigd. \') Deze vc^rbiedt: u) den bouw,
\') Dit is eigenlijk dezelfde wet van 1811), docli uitgebreider en
duidelijker gesteld. Calvo. Le droit international. § 2531.
29
den verkoop, de bewapening of uitrusting van scliepen, die
bestemd zijn vijandelijk tegen een der oorlogvoerenden op
te treden; b) kapers uit te rusten of kaperbrieven aan te
nemen; c) door kapers genomen schepen in Engelsche havens
te verkoopen; d) in vreemden krijgs- of zeedienst te treden;
e) levensmiddelen, steenkolen, ammunitie, voor vloten of
oorlogsschepen direct te leveren. Vervaardiging en transport
van wapenen en ammunitie voor de oorlogvoerenden zjjn niet
verboden, doch geschieden altijd voor risico van den betrok-
ken persoon. Voorts houdt het verbod van aanwervingen
voor vreemden dienst op, wamieer Engeland zelf als bond-
genoot aan den strijd deelneemt, die buiten zijne grenzen
gevoerd wordt.
He\'t bovenvermelde Alabama-ge.schil leidde intusschen
in 1871 tot een comproniis, het zoogenaamde tractaat van
Washington van 8 Mei 1871, waarbij Engeland en de Unie
overeenkwamen, dat alle ])untc\'n van geschil door een
scheidsgerecht van vijf leden zouden worden uitgemaakt, en
dat als grondslag voor de beslissing zouden gelden do
volgende regelen, welke oen neutrale staat gehouden is in
acht to nomen: \')
a. Allo waakzaamheid to gohrulken om, binnen do
grenzen van zjjno jurisdictie, den l)<»uw, de bewapening
of uitrusting van elk schip te voorkomon, dat men mot
reden kan verdenken bostomd te zjjn tot kruiser of tot
oen vijandoljjko houding togen oen mogendheid, waarmodo
deze staat nlot in oorlog is. Allen jjver aan to wenden
\') Den Heer Poortngaol. OorlogH/eclit. Hijliigo 72. Cnlvo. Le droit
international. § 2570.
f 30
i om het vei trek te beletten, binnen de grenzen van zijn
jurisdictie, van elk vaartuig, dat verdacht wordt bestemd
f te zijn tot kruiser of voor den oorlog te dienen voor het
I geval het, binnen zijn gebied, geheel of gedeeltelijk ten
s oorlog uitgerust is geworden.
I 6. Xiet toe te staan of te dulden, dat eenige oorlogs-
, partij gebruik make van zijne havens of wateren, als basis
tot opération voor den oorlog ter zee togen een andere
» oorlogspartij, noch om hare militaire munitie en hare
i wapening te hernieuwen of te vermeerderen, of zich rocru-
f ten to bezorgen.
j c. Alle waakzaamheid uit te oefenen in zijne havens
en wateren, om to beletten, dat iemand, aan zijn jurisdictie
i onderworpen, de voorgeschreven verplichtingen overtrede.
Hare Britsche Majesteit heeft haren commissarissen echter
j opgedragen te vorklaren, dat haar Gouvernement niet kan
toegeven, dat do drie voormelde regelen van kracht waren,
i tijdens de grieven van do Vereenigde Staten zjjn ontstaan;
\' maar, om een bewijs to geven van hare begeerte om do
vriendschappelijke relatie tusschen beide landen te ver-
1 sterken en om voor do toekomst nuttige voorzorgen in
I hot öog to houden, stond het Gouvernement van H. M. toe,
; dat do scheidsrechters het voor toegegeven hielden, dut het
I heeft willen handelen overeenkomstig do voorgeschreven
I regelen.
\' Het .scheidsgerecht van Genève bestond uit vijf loden,
benoemd door do koningin van Engeland, don president dor
Unie, den koning van Italië, don keizer van Brazilië en don
president dor Zwitsersche Republiek. Het .stelde, 15 Septomlier
1872, do directe scliadevergooding door Engeland te betalen
31
Tast op 15,500,000 dollars; de indirecte schade zoude niet
vergoed worden.
De genoemde regels van Washington zijn echter niet
algemeen toegejuicht; in de Revue de droit International
dl. VI. 1874, komen daarover belangrijke beschouwingen
voor van Calvo, Lorimer, Woolsey, Rolin Jacquemijns, Black,
Lawrence, Bluntschli. Doch niet alleen tusschen schrijvers
over volkenrecht, maar ook tusschen staatslieden van naam
bestaat op dit punt verschil van meening.
De Oostenrijksche staatsman Graaf von Beust verzette
zich zeer tegen de aanneming dezer regelen, omdat hij meende,
dat men den neutralen te grooten dwang oplegde en hunnen
vrijen handel te zeer belemmerde. Graaf von Bisnuirck daaren-
tegen achtte ze niet voldoende cn meende dat dc regels
ook op de leveringen van wajienen moesten toegepast worden.
Toch worden de drie regels van het tractaat van Was-
hington nu algemeen beschouwd als regels van het positief
volkenrcclit.
3\'\'. Dat zijn gebied te land of ter zee (d. i. binnen drio
Engelsche mijlen van de kust, de kustzoom) voor oorlogs-
operatiën worde opengesteld. Dit kun geschieden op drie
wijzen.
a. Met neutrale gebied kan tot liet tooneol van don strijd
worden gemaakt. Veld- of zeeslagen zouden daarop kunnen
geleverd worden.
b. liet neutrale gebied kan tot basis der krijgsoporatiën
dienen; oen oorlogspartij zoude daar hare legers kunnen
\') Hovue ilu droit international, dl. Vil 1885. hldz. 7-1.
-ocr page 45-32
doen kanipeeren, magazijnen kunnen oprichten of in den
kustzoom hare vloot doen ankeren.
c. Het neutrale gebied kan gebruikt worden voor door-
tocht van legers en vloten.
Ten einde deze neutraliteitsplichten naar behooren te kun-
nen vervullen, is het van groot belang te weten, hoever het
gebied van den neutralen staat zich uitstrekt. Een zuivere
grensaanwijzing, b. v. door op bepaalde afstanden van
elkaar geplaatste steenen palen, is dus zeer wenschelijk om
moeilijkheden te voorkomen. Den Beer Poortugael acht
het zelfs nuttig die palen \'s nachts door lantaarns te laten
verlichten. Wordt nu de gi-ens duidelijk aangegeven en
bewaakt, doch blijken die preventieve maatregelen onvol-
doende, dan is de neutrale staat l)evoegd en verplicht
desnoods geweld te gebruiken, om de schending zijner neu-
traliteit te beletten. Intusschen zal, mocht de neutrale staat
niet bij machte blijken om zijne grenzen voldoende te
beschermen, daarin geen aanleiding mogen gevonden wor-
den om Me neutraliteit niet langer to eerbiedigon. Do neu-
trale staat heeft zijn plicht gedaan, wanneer hij zich verzotte
naar de mate zjjner krachten, en sleclits in geval van kwade
trouw of grof verzuim is niot-eerbiediging der neutraliteit
gerechtvaardigd
Ad. 3\'\'\'. De observatieposten van don neutralen staat to
land moeten natuurlijk toezien, dat de oorlogspartjj de gren-
zen niet overschrijdt. Zij moeten daarbij echter to werk gaan
zonder overijling; het is toch mogelijk dat de .schending
uit onwetendheid voortkomt.
\') aiiderB, Ilcilborn. Reclitc mul Pflicl)tcn der nentmloii Staaten
Lldz. 71.
33
Een voorbeeld van schennis van neutraliteit, als waar-
van hier sprake is, kwam voor in den oorlog van 1870.
Uhlanen, die de Pruisische veldpost begeleidden, werden
G December van dat jaar op Belgisch grondgebied door
Fransche franctireurs aangevallen. Belgische karabiniers
hebben toen de franctireurs achtervolgd en hun connnandant
te Bouillon in verzekerde bewaring gebracht Terecht
merkt echter Den Beer Poortugael op, dat ook van de zijde
der Pruisen hier een schending der neutraliteit werd gepleegd,
welke de Belgische regeering evenmin had moeten dulden.
Intusschen is het waar, dat het vervoer van veldposten over
neutraal gebied tegenwoordig meestal wordt toegestaan, al
schijnt het met een strikte onthouding aan alles wat tot
den krijg behoort, slecht te rijmen.
w
Evenmin mag dat gedeelte van het grondgel)ied, hetwelk
men aanduidt met den naam van territoriale wateren, tot
het tooneel van den strijd worden gemaakt. Do neutralo
staat nuig oj) zijne kusten geen zeeslag dulden, on oen in
oi)en zoo aangevangen strijd moet daarom worden geëindigd,
zoodra do schepen in do territoriale wateren komen. In do
geschiedenis vindon wij intusschen oen paar voorbeelden, dat
oen zeemacht na een in open zee aangevangen strijd, op
neutraal gebied uitweek en dai\'ir door do oorlogsschopon van
haar tegenstander word aangevallen. Dat gebeurde in den
zeeslag bij Duins 1(530. Do admiraal Tromp viel met zijne
weinige schepen het Spaansche eskader, onder admiraal
d\'Oquendo, aan in do haven van Duins, met het gevolg, dat
•) Den Hoor Poortuffucl. Oorlogsroclit, S 286. HoillKni, Rcclito
nnd Prticlitcn dor nentmlen Stmiten, bldz. 71.
3
-ocr page 47-u
diens eskader grootendeels werd vernietigd. De Spaansche
vlootvoogd had uit vrees geweigerd de neutrale haven van
Duins te verlaten en de Engelsche autoriteiten hadden hem
niet daartoe willen dwingen.
Een dergelijk geval van schending van neutraal gebied
had plaats in 1759, De commandant van een Fransch eskader
liet om de vervolging der Engelschen te ontgaan, zijne vier
schepen stranden op de Portugeesche kust. Niettegenstaande
het vuren der Portugeesche forten viel de Engelsche admi-
raal de Fransche schepen daar op Portugeesch grondgebied
aan. De Portugeesche minister de Markies de Pombal protes-
teerde wegens deze schennis van het volkenrecht bij de
Engelsche regeering, en deze zond dan ook een buitenge-
woon gezant naar Lissabon, om de verontschuldigingen van
den koning van Engeland aan te bieden.
Wat hier gezegd is van het leveren van een slag, geldt
evenzeer van vervolging en het maken van buit. In de
territoriale wateren mogen die handelingen niet plaats hebben.
Wanneer in strijd met den hier gestelden regel prijzen
worden gemaakt, zal de neutraio staat gerechtigd zijn zich
van die buit gemaakte schepen meester to maken, wanneer
zij in zijne neutrale havens worden binnengebracht, en zo
aan do eigenaren terug te geven. Worden die jirijzen in oen
haven van een ander neutraal land l)iinien gebracht, dan
heeft de staat binnen wiens gebied de schending heeft jilaats
gehad het recht, teruggave van de jirijs gemaakte schepen
to vorderen; de prijsgerechten van de oorlogvoerendo part[j
zullen dan tot teruggave moeten besluiten
\') "Woolsey, Iiitroduction to the study of international la\\v,§ IG3.
-ocr page 48-35
Voorts mag nimmer een oorlogsschip, dat te anker ligt
in een neutrale haven of baai of riviermonding, van daar
uit de tegenpartij aanvallen. Ook zijn in zulk een geval de
prijzen nietig, al zijn die ook in volle zee bemachtigd.
De prijsgerecliten verklaren den op bovengenoemde wijze
ten onrechte toegeëigenden buit alleen nietig, wanneer de
neutrale staat, op welks gebied de wederrechtelijke hande-
ling geschiedde, zulks verzoekt, want hier is alleen schennis
van een neutraliteitsrecht. Van zijn kant kan in dat geval do
neutrale staat aan de benadeelde Jiartij teruggeven wat hem
ten onrechte was afgenomen
Ad. 3\'\'. Het gebied van den neutralen staat zoowel tor
zee als te land, mag natuurlijk ook niet dienen tot basis
dor krjjgsoporatiën voor do oorlogvoerende partijen. De
oorlogvoerende staten mogen daar dus geen iogorplaatsen
of bergplaatsen voor hunne vloten of magazijnen lioblion.
Ad. 3,\'. Doortocht van troojjon, oorlogsmateriaal en ook
van vloten over neutraal gebied is ongeoorloofd. Een zoo-
genaamd recht van doortocht, gelijk wol is verdedigd
geworden voor het geval, dat do oeno oorlogsjjartj) de andere
zonder don doortocht niet horeiken kan, mag, als strijdig
mot het begrip van neutraliteit, niet worden toegelaten.
Wanneer toch do doortocht aan den oenen staat moot wor-
den toegelaten, zal hij den andoren niet geweigerd mogen
worden, en het gevolg van hot recht van doortocht zoude
ton slotte zijn, dat het neutrale gebied voor de oorlog-
\') IJluntsclili. StaatswCrtcrbuch, l.ldz, 2r)9.
-ocr page 49-36
voerenden geheel moest worden opengesteld. Slechts als de
doortocht geschiedt krachtens een bijzonder recht, hetwelk
men met het in het privaatrecht bestaand servituut van
weg zoude kunnen vergelijken, bestaat er geen schennis
van neutraliteit. Heilborn meent echter, dat onder geene
omstandigheden een neutrale eenheidsstaat doortocht over zijn
gebied aan een oorlogspartij kan toestaan, zonder kans te
loopen dat zijn neutraliteit niet meer zal worden erkend. Met
betrekking tot bovengenoemd servituut zegt hij .Hat ein
Staat duixh unvordenklichen Besitz eine solche Staatsdienst-
barkeit erworben, so bleibt dem Verpflichteten nur die Mög-
lichkeit der Aufkündigung wenn er in etwaigen Kriegen
neutral bleiben will. Sollte eine Staatsdienstbarkeit, wie die
hier beregte, in der That be.stehen, so rechtfertigt ihre Auf-
kündigung sich sowohl dadurch, dass sie aufgehört liat mit
der Entwickelung des Völkerrechts verträglich zu sein."
In 1859 werd een Oostenrijksch legerkorps door Saksen
en Beieren naar Tyrol vervoerd. De neutraliteit werd
hierdoor echter niet geschonden. Fi*ankrijk protesteerde
niet. Heilborn meent uit politieke gronden of onidiit
de .verhouding tusschen de afzonderlijke Duitsche bond-
staten eene bijzondere was. Anderen meenen omdat Oos-
tenrijk een oud recht van militairen weg had door Hoieron
en Saksen. Daarentegen schond Napoleon in 180.\') de neu-
traliteit van Pruisen door Maarschalk .liernadotte met een
leger door Anspach te laten trekken. De keizer schreef
later een verontschuldigingsbrief aan den koning van Pruisen
en de zaak had geen verder gevolg.
\') Heilborn. Rechte und Pflichten der neutralen Staaten, bhl/.. 10.
-ocr page 50-37
In het algemeen dienen echter de neutrale staten aan
den regel, dat doortocht niet geoorloofd is streng de hand
te houden. Een oorlogspartij, die zich van [de zijde van
den neutralen staat gedekt beschouwde, zoude toch zonder
zoodanige strenge toepassing van den regel aan overrom-
peling kunnen worden blootgesteld.
Over den doortocht van alleen reizende militairen zal
hieronder worden gehandeld.
Ad. B. Daden, die de neutrale staat kan verhinderen of
toelaten.
Er zijn eenige handelingen, welke een neutrale staat
gerechtigd is, toe te laten of absoluut te verbieden. Volken-
rechtelijke regels bestaan hier niet; de beslissing wordt
overgelaten aan de regeering van iederen souvereinen staat,
die in een dergelijk geval verkeert. Er bestaat hier echter
een voorbehoud. Het is de plicht van den neutralen staat
onpartijdigheid in acht te nemen. Hij moet tegenover beido
oorlogspartijen gelijkeljjk handelen, öt de bedoelde handeling
aan beiden toestaan, óf die aan beiden weigeren. Hij moet
alzoo kiezen tusschen deze twee stelsels: dat van onpartijdige
vergunning (d\'impartiale concession), of dat van onpartijdige
weigering (d\'imjjartial refus). Meer on moer neigt nion
tegenwoordig tot hot laatste.
Zelfs zjjn er daden, welke vroeger gorokond worden tot
dozo rubriek to behooren, maar die thans absoluut verbodou
zijn, b.v. werving van troepen on ook uitrusting van krui-
sers in een neutralen staat.
Het stolsel van onpartijdige weigering is to verkiezen:
a. Omdat verbodsbepalingen minder twijfel doen ont-
-ocr page 51-38
m
staan aan de oprechtheid der neutraliteit dan die welke
iets toelaten onder bepaalde voorwaarden.
b. Omdat, al schijnt men onpartijdig te werk te gaan,
een concessie altijd meer zal komen ten bate van den
een dan van den ander. Vooral voor kleine staten ver-
dient dit stelsel aanhevehng, omdat daarbij de neutraliteit
ongetwijfeld het minste gevaar loopt om niet geëerbiedigd
te zullen worden.
Intusschen is ieder staat hij eiken oorlog volmaakt vrij
zijn gedragslijn, met betrekking tot de hierbedoelde hande-
lingen, te bepalen; de beslissing zal ten slotte van de
omstandigheden moeten afliangen. Slechts verzuime hij
nimmer bij eiken te nemen maatregel met oprechte goede
trouw na te gaan, of deze al dan niet een der partijen
feitelijk begunstigt. Zich daarnaar richtende zal de neutrale
staat bij ééne handeling de onpartijdige vergunning, bjj eene
andere de onpartijdige weigering verkiezen.
Nederland heeft in 1870 het beginsel van onpartijdige
weigering gehuldigd Luxemburg daarentegen nam aan
het stelsel van onpartijdige vergunning. Dc vele moeilijk-
heden, waarin Luxemburg dientengevolge is gewikkeld
geworden, stellen duidelijk in het licht hoezeer, althans
voor kleine staten, het stelsel van onpartijdige weigering
in den regel de voorkeur verdient,
Dc neutrale staat kan verhinderen of _ toelaten :
1 a) Den handel van zijn onderdanen in wapenen en oorlogs-
materieel met oorlogvoerende partjjen. Men denke hier alleen
\') Zie IIooMfit. III. bldz. 77.
\') Den Beer Poortugael. Oorlogsrecht, lijjlnge Gl.
-ocr page 52-39
aan den groothandel; de kleinhandel oefent een te geringen
invloed uit om er de aandacht op te vestigen. Jure gentium,
is de neutrale staat bevoegd dien groothandel aan zijne onder-
danen toe te staan, doch ook te verbieden. Alleen moet hij
tegenover beide oorlogvoerende partijen dezelfde handelwijze
volgen. Een neutrale staat zal echter verstandig handelen door
dergelijken handel steeds te verbieden, want altijd zal die
vergunning aan de eene partij meer ten goede komen dan
aan de andere. De aanvoer van wapenen aan de eene partij
zal steeds wrevel en naijver opwekken bij de andere partij,
en licht aanleiding geven tot de vooronderstelling, dat de
neutrale staat den handel in wapenen met de tegenpartij
niet alleen gedoogt, maar ook begunstigt. De neutrale
staat, die den hier l)edoelden handel toelaat, is echter, het
worde nog eens herhaald, volkomen in zijn recht. Sir
Travers Twiss beweert zelfs, dat geen regel van volkenrecht
eischt, dat de neutrale staat zjjn onderdanen verl)iedo on)
gewapende schepen aan de oorlogvoerende staten te ver-
koopen. Sonnnige handelsartikelen staan bloot aan vei\'beurd-
verklaring, als zynde contrabande. De meeste schrijver.s, o. a.
Travers Twiss, erkennen, dat oen neutrale onderdaan, op zijn
risico, alles aan een oorlogvoerende partij mag vorhandelon.
Het geval deed zich voor, dat eon oorlogsschip, dat in do Vor-
eonigdo Staten gol)ouwd was, naar liuenos Ayros was gezonden
door eenige kooplieden, on daar aan het Gouvernement
dor Argentijnscho l{opubliek, toen in oorlog met Spanje,
word verkocht. Do Anierikaansclio prjjsrochter Story, geroe-
pen zjjnde over do geldigheid van dien koop te oordeolon,
besliste dat de verkoop, welko in do haven van Buenos
Ayros had i)laats geliad, volgens de rogels van liet vol-
40
kenrecht, volkomen wettig was. Op hare reis daarheen
had echter het oorlogsschip, de ludependencia del Sud, als
contrabande door de andere ooidogvoerende partij (Spanje),
kunnen verbeurd verklaard worden. De neutraliteit van de
Unie was dus niet geschonden
Gedurende den Fransch-Duitschen oorlog hebben er
groote wapenaanvoeren uit Engeland en Amerika naar
Frankrijk plaats gehad, waardoor het den Franschen moge-
lijk was na de capitulatiën van Sedan en Metz nieuwe
legers te bewapenen. Duitschland richtte hierover hevige
klachten tot de Engelsche regeering, maar Lord Granville
handhaafde het recht der Engelsclie regeering om den handel
toe te staan en zeide, dat het niét haar zaak was te onder-
zoeken, wie der oorlogspartijen het meeste voordeel daarljjj
had. Zij had alleen na te gaan, of de handel in waiieneu
id dan niet moest verboden worden. Dit antwoord was
naar onze meening juist; van zijn kant had Duitschland
echter de bevoegdheid gehad den aanvoer van wai)enen over
het Kanaal te verhinderen, dewijl het de wapenen tijdens
den toevoer, als contrabande door zijne vloot had kunnen
laten verbeurd vei-klaren.
Do Duitsche schrijver Dahn erkent, dat men volgens do
regelen van het positieve volkemx\'clit der Uritsche regeering
geen schonding der neutraliteitsplichten kan verwijten. Do
bovenvermelde Engelscho wet van Augustus 1870 houdt goon
verbod in tot het verkoopen van wai)onen en annnunitie
aan oorlogspartijen. P]on voorstel, dat na het uitbreken van don
Fransch-Duitschen oorlog in het Engolsch parlement gedaan
\') Calvo. Le droit international, § 2025.
-ocr page 54-41
werd, Olli den uitvoer van wapenen te verbieden, werd in
beide Huizen verworpen.
Ook der Amerikaansclie regeering zijn in 1870 te dezer
zake verwijten gedaan; de Amerikaansclie pers zelve beweerde,
dat de regeering den handel in wapenen en ammunitie met
Frankrijk begunstigd had. Xaar aanleiding daarvan ver-
klaarde de toenmalige Amerikaansclie Minister van Buiten-
landsche Zaken, dat wapenen en ammunitie altijd waren
beschouwd als artikelen van rechtmatig handelsverkeer der
onzijdigen, men had dus het recht de oorlogvoerenden daar-
van te voorzien.
In tegenstelling met Engeland, Amerika en Japan heb-
ben Nederland, -) België en Zwitserland gedurende den
Fransch-Duitschen oorlog uit- en doorvoer van wapenen en
oorlogsammunitie verboden.
Alles wat hier gezegd is, moet streng worden beperkt tot
den handel door de onderdanen gedreven. Zoodra het karakter
van iiarticulieren handel ophoudt, en er arsenalen worden
opgericht op het ge])ied van den neutralen staat, moet deze
zijn gezag doen gelden om dit te verhinderen.
h) Den handel in levensmiddolen: deze is geen handel in
zaken, rechtstreeks dienende tot liet voeren van den oorlog.
Hier inzonderheid passe de neutrale staat liet systeem toe
van onpartijdige vergunning, al zal het ook hier den eenen
staat meer ten goede komen dan den anderen. In 1870 zjjn
bv. in Nederland bjjna uitsluitend van Duitsche zjjde aan-
koopen gedaan van .slachtvee.
) IJInnt8clili. Dus moilornc Völkerrecht, § 7GG.
) Zie Hoofdst. 111, bldz. 7«.
Moeilijkheden kunnen zich hier voordoen bij de levering
van levensmiddelen aan de bewoners van ingesloten plaat-
sen of belegerde vestingen; het weerstandsvermogen der
belegerden kan daardoor worden verlengd. De Fransche
vesting Thionville op de Luxemburgsche grens werd in 1870
door de Duitschers belegerd. De Duitsche regeering maakte
er der Luxemburgsche regeering een verwijt van, dat zij
de proviandeering van die vesting toeliet. Deze ontkende
echter haar medeweten over het gebeurde. De Duitsche
regeering had volkomen ongelijk, over deze daad van pro-
viandeering kon den neutralen staat geen verwijt gemaakt
worden. De Duitschers hadden door grootere waakzaam-
heid die proviandeering zelf moéten verhinderen.
2. Den doortocht over en het verblijf op neutraal grond-
gebied van alleen reizende militairen.
Gewapend mogen zjj ninuner zjjn; uniformdracht kan wor-
den toegestaan, indien het er slechts enkelen zijn en er dus
geen grond bestaat om aan de oprechtheid der neutraliteit te
twijfelen. Verstandiger zal het altijd zijn liet beginsel van
onpartijdige weigering toe te pa.ssen voor militairen in uniform.
Onderdanen van oorlogvoerende staten zullen over het alge-
meen overeenkomstig de staatsrechtelijke bepalingen aan-
gaande het toelaten van vreemdelingen^ behandeld worden.
Omstandigheden kunnen echter een andere gedragslijn noodig
maken, want heeft de doortocht of het vorbljjf dier vreemdelin-
gen op het neutrale gebied plaats met een voor de oorlogs-
partij vijandelijke bedoeling, dnn maken zjj misbruik van het
neutraal gebied, en is het de plicht van den neutralen
staat hen te weren. Het is daarom zeer noodig dat een
43
neutrale staat in tijd van oorlog goed toezicht laat houden op
de handelingen van vreemdelingen, die den neutralen staat
toch konden comproniitteeren. In Nederland kunnen inge-
volge art. 12 van de wet van 13 Augustus 1849 toegelaten
vreemdelingen, gevaarlijk voor de publieke rust, worden uit-
gezet of kan hun een bepaalde verblijfplaats worden aangewe-
zen. Geschiedt de doortocht van vreemde onderdanen op zulk
eene wijze, dat daaruit duideljjk blijkt, dat zij het neutraal
gebied gebruiken om zich bij een der oorlogvoerende par-
tijen tc gaan aansluiten, dan woi\'dt het neutraal gelned
voor doeleinden gebruikt, die de neutrale staat niet mag toe-
staan. In zulk een geval moet dus doortocht worden ver])oden.
Tjjdens -den Fransch-Duitschen oorlog heeft Zwitserland
het noodig geacht met betrekking tot dit punt uitdrukkelijk to
verklaren, dat do volgende beginselen zouden worden toegepast:
Vrije doortocht werd verleend aan personen zonder wape-
nen en uniform, die gedeelten van het gel)icd overtrokken,
waar zich hun natuurlijke on gewone weg bevond; hot werd
echter niet toegelaten, dat oen der oorlogspartijen zich stol-
sehnatig van het onzjjdig territoor bediende om oorlogs-
personeel op min of moer bedekte wijze te vervoeren \').
ET
Gedurende denzolfdon Fransch-Duitschon oorlog hoeft do
Pruisische minister-president Graaf von Bismarck or zich
bjj de Luxomburgscho regeering over beklaagd, dat na do
capitulatie van Metz meer dan twee duizend Fransche ofli-
eieren en soldaten door Lu.xeniburg waren ontvlucht, en dat
de autoriteiten aldaar die vluchtolingen niet hadden geïnter-
neerd, on zelfs niet getracht hadden lien te verhinderen naar
\') Den Heer rortiigaol. Oorlog»reclit, § 283.
-ocr page 57-44
Frankrijk terug te keeren. De Luxemburgsche regeering:
antwoordde, dat zij niet verantwoordelijk kon gehouden wor-
den voor het doortrekken der Fransche vluchtelingen, daar
Luxemburg krachtens art. 3 van het Londensch tractaat van
11 Mei 1867 alléén gerechtigd was zoovele troepen bescliik-
baar te houden als noodig waren om de orde binnenslands
te handhaven. Lidien werkelijk het leger, dat Luxemburg
onder de wapenen mocht houden, niet toereikend was om
schending van het gebied te verhinderen en hen, die de gren-
zen overschreden, te interneeren, dan lag de schuld daarvan
aan de staten, die op het Londensch verdrag de neutraliteit
van Luxemburg hadden gegarandeerd. Zij waren er voor
verantwoordelijk, dat Luxemburg niet in staat was zijne
neutraliteitsplichten na te komen. Toch had Luxendjurg de
schending zijner neutraliteit niet lijdeljjk mogen aanzien;
want was het niet in staat de Fransche vluchtelingen te
beletten zijne grenzen te overschrijden, dan had liet ten
minste daartegen moeten protesteeren, en zich om liulp
moeten wenden tot de neutrale mogendheden, die zich ver-
bonden hadden zijne neutraliteit te waarborgen \').
3. De opneming en verpleging van vervolgde troepen.
De neutrale staat is verplicht het oversclirijdeii der gren-
zen aan het vijandelijk leger of aan jeder gedeelte daar-
van te ontzeggen. Uit menschlievendlieid heeft men echter
aangenomen, dat de neutrale staat zijn gebied voor elke
troepenmacht, die zich aan den strijd wil onttrekken, mag
openstellen, mits liij zorgdrage, dat die troejien onmiddellijk
\') Ilcilhorn. Reclite -und IMlichten der neulnilen Staaten, l)ldz. TG.
-ocr page 58-45
worden ontwapend (om hun zooveel mogelijk het karakter
van militairen te ontnemen), en geïnterneerd en dat zij vóór het
einde van den oorlog of alvorens een bijzonder tractaat met de
oorlogspartijen gesloten is, het neutrale gebied niet verlaten.
De neutrale staat is verplicht politie en troepen daarvoor
te laten waken. Intusschen is de neutrale staat tot hunne
opneming niet verplicht. Hij kan den toegang tot zijn gebied
aan de vreemde troepen ontzeggen of de opname van voor-
waarden afliankelijk stellen. De jongste oorlog tusschen
Frankrijk en Duitschland geeft ook eenige voorbeelden, dat
vervolgde troepen op neutraal territoor zijn opgenomen. Zoo
is na den slag van Sedan een gedeelte van het Fransche
leger naar België uitgeweken.
Doch vooral belangrijk is het uitwijken naar Zwitserland
van 2110 Fransche ofhcieren en 82271 onderoflicieren en
manschappen onder bevel van generaal Clinchant. In den
nacht van 81 Januari 1871 werd te Verrières, een Zwit-
sersch grensdorj), onderhandeld tusschen den Franschen
kolonel Chevals, door generaal Clinchant ufgezondon, en den
Zwitsersclien generaal Horzog omtrent do voorwaarden
waarop hot geheele Fransche leger Zwitserland zoude
kinnion biimentrekkon. Er werd een ovoreonkomst gesloten,
waarbij word bepaald, dat aan het Fransche loger toegestaan
\') Art. 5!}. Projet d\'une déclrtration internationale concerniiut les
lois ct coutnnioR de la f^uerre discuté duns la conférence de Hnixelles
{.hiillet—Août 1874). L\'étnt neutre qui reçoit sur son territoire des
(roupen appartenant aux année« helllKerantcfl. les internora a\\it«nt
que possible, loin du tliéatre de la ffwerre.
Manuel publié par l\'institut do droit international. Les lois de la
ffijcrrc sur terre § 7». JJnixellc«, Leipzif? 1880,
46
zoude worden Zwitserland binnen te trekken, op voorwaarde
dat artillerie, wapenen, uitrustingen en ammunitie zouden
worden afgegeven, welke dan na het tot stand komen van
den vrede, aan Frankrijk zouden worden teruggegeven onder
aftrek der door Zwitserland gedane uitgaven. De wagens
voor de levensmiddelen en bagage konden leeg naar Frankrijk
terugkeeren, terwijl die van de schatkist, van de posterijen
en die van den trein aan de Zwitsersche regeering werden
afgegeven. Later zoude van een en ander afrekening worden
gehouden.
De krijgsgevangenen van het leger eener oorlogvoerende
partij, die de grenzen van een neutralen staat overschrijdt,
herkrijgen door de opname op het neutrale gebied huime
vrijheid en kunnen naar hun vaderland terugkeeren. Altijd
worden krijg.sgevangenen die het neutrale gebied betreden
vrij. Toch liestaat er verschil. Zij die do grenzen vrjjwillig
overschrijden, houden wel op krijgsgevangenen to zijn, doch
zullen meestal worden geïnterneerd; terwijl zij, die daarheen
worden medegevoerd door eon vijandelijk leger, huime geheolo
vrjjheid terugkrijgen. De neutrale staat toch hooft door een
vijandelijk leger op zijn gebied op to nemen, aan de andere
partij do mogelijkheid ontnomen hare gevangen onderdanen
te bevrijden, en hij zoude dus niet neutraal zyn, indien hij
de gevangenen van hot leger dat hij opnam, als gevangenen
bleef behandelen of door intornccring hun vrijheid l)loef
onthouden. -) Do Zwitsorscho regeering heeft dan ook in
1871 do Duitsche gevangenon onmiddellijk in vrijheid ge.steld
\') Calvo. Le droit international, g \'2034 on Den Beer roortugael.
Oorlogsrecht, Bijl. 67.
•) lleilborn. Hechte, und Pflichten der neutralen Stauten, bldz. .V2.
I
J
S:
47
die door het leger van generaal Bourbaki in Zwitserland
waren medegevoerd.
De verplegingskosten der geïnterneerde troepen door
den neutralen staat voorgeschoten, kunnen worden terugge-
eischt van den staat wiens troepen waren geïnterneerd; er
is echter wel eens beweerd, dat de interneeringskosten van
een leger moesten gedragen worden door de partij, die de
andere partij over de neutrale grens terugdringt, want,
zegt men, waren die troepen niet door den neutralen staat
opgenomen, dan zoude die partij zelf in hun onderhoud
hebben moeten voorzien.
België vroeg intusschen in 1871 niet alleen geene terug-
betaling van onderhoudskosten der uitgeweken Franschen,
maar zelfs werden de paarden, wapenen cn uitrustingen, die
hl handen der Belgen gevallen waren, aan Frankrijk terug-
gegeven ; den soldaten «ler oorlogvoerende jiartijen en den
gewonden werd het echter niet toegestaan België te ver-
laten.
Art. 53 en 54 Projet de la Conférence de Bruxelles
handelen hiei\'over.
4. De opneming van ontvluchte krijgsgevangenen en
deserteurs. Ontvluclite krijgsgevangenen kan do neutrale
staat weren of toelaten. Eomnaal toegelaten z|jndü o]> hot
neutrale gel)ied, worden ze daardoor vrjj on z|jn geen krijgs-
gevangenen meer. De neutrale staat moet hen nu verplegen
on internooror, zelfs al zijn zjj ongewapend en zonder uni-
form, meent Heilborn niet omdat zij vóór \'t overschrijden
\') Heilborn. Herhte unil 1\'flichten der nentnilen Staaten, bldz. 31 en 33.
-ocr page 61-48
der neutrale grens krijgsgevangenen waren, maar omdat de
neutrale staat hen moet beschouwen als deel uitmakende
van een vijandelijk leger. Geheel vrijwillig zijn zij op het neu-
traal gebied overgeloopen om zich aan gevangenschap te
onttrekken. Werd hun asylrecht verleend, dan zoude dit
gelijk staan met vrijheid van doortocht en dus eene blijkbare
begunstiging eener oorlogspartij zijn. Den Beer Poortugael
meent echter, dat het geene verplichting is van den neu-
tralen staat ontvluchte krijgsgevangenen, die niet in uniform
zijn en niet in grooten getale tegelijk doortrekken, te iiiter-
neeren. Hij wil ze behandelen als gewone vreemdelingen.
In Nederland zal volgens hem de vreemdelingenwet van
13 Augustus 1849 op hen van toepassing zijn.
De deserteur kan door den neutralen staat eveneens wor-
den toegelaten of geweerd. In Nederland zal de bovengenoemde
wet van 1849 ook op hem van toepassing zijn. Het lot
dat den teruggezonden deserteur wacht is de doodstraf, dus
een veel ergere straf als voor den teruggezonden ontvluch-
ten krijgsgevangene, die voortaan slechts onder strenger
bewaking zal worden gesteld. Het humaniteitsgevoel eischt
dus, dat de deserteur steeds worde toegelaten, indien ten
minste de neutrale staat zich niet door cartels met den
oorlogvoerenden staat tot uitlevering verbonden heeft. Het
laatste cartel door Nederland gesloten was mot den Duit-
.sclien Bond; het heeft gegolden tot 18G7. Dewijl het den
deserteur bjjna altijd te doen is den krijgsdienst to ontvluchten
en niet om naar do tegenovergestelde partjj over to loopen,
zal de neutride staat alleen dan genoodzaakt zjjn desorteur.s
>) Den Heer Poortugael. Oorlogsrecht, § 300.
-ocr page 62-49
te interneeren, wanneer er grond bestaat te vooronderstellen,
dat zij voornemens zijn naar de andere partij over te loopen.
5. Het toelaten van transporten van zieken en gewon-
den. Gewoonlijk zal dit op gronden van humaniteit door een
neutralen staat worden toegestaan. Hij zal hun onderstand
verleenen en hen verplegen, doch moet er tevens zorg voor
dragen, dat de gewonden na genezing het neutrale
gebied niet weder verlaten, daar zjj anders opnieuw aan
den oorlog zouden kunnen gaan deelnemen. Alléén kuinien
zij, die toch niet meer in staat zijn de wapenen te dra-
gen, naar hun vaderland terugkeercn, daar hunne verdere
interneering geen nut zoude hebben. België handelde dien-
overeenkomstig in 1870.
De neutrale staat kan ook aan gewonden doortocht verlee-
nen door het neutrale gebied, oni het moederland te bereiken.
Troepen mogen het ziekentransport echter niet vergezellen,
on mocht oen geleide noodig zijn, dan moet do neutrale staat
daarvoor zorg dragen. Men bedenke toch, hoe nadoolig hot voor
ziokon zjjn zal op een slagveld to vertoeven waar, tenge-
volge van opecnhoojiing van transporten, militairen, oorlogs-
materiaal en lovensmiddolon, meestal weinig golegenheid zal
bestaan gewonden te vervoeren of te vorplogon.
De neutrale staat, die don doortocht verleent, zal ecliter
in een mooiljjk geval komen, wanneer hem door oen
oorlogvoerende l)nrtij toostonnning wordt gevraagd door-
tocht te verleenon aan oon transport gewonden, waaronder
zicli krijgsgevangenen bevinden, daar de neutraio .staat
eigenlijk verplicht is de gewonde gevangenen in vrijheid te
stellen, zoodra doze zich op zjju gebied bovindon. Op de Hrus-
4
-ocr page 63-50
selsche conferentie in 1874 is hierover gesproken ; doch men
heeft niet tot eene bevredigende schikking kunnen geraken.
Toch gelooven wij, dat de neutrale staat den doortocht
van een transport gewonde gevangenen door zijn gebied
moet toelaten op gronden van humaniteit.
Na den slag van Saarbrücken vroeg de Duitsche regee-
ring aan de Belgische verlof de gewonden over Belgische
spoorweglijnen te vervoeren. Deze weigerde toen, aangezien
de Fransche regeering beweerde, dat indien de Belgische
spoorwegmaatschappij transporten van gewonden vervoerde,
dit alleen ten goede der Duitsche legers zoude komen, want
van Duitsche zijde zouden dan des te meer versehe troepen
kunnen worden aangevoerd. Na den slag van Sedan, toen
er ook vele Fransche gCAVonden te vervoeren waren, kwam
de Fransche regeering op haar besluit terug, en België liet
toen het vervoer der gewonden over zijn gebied toe.
Ook Zwitserland nam de gewonden van l)eide oorlogvoe-
rende partijen op.
De transporttreinen voor de gewonden mogen ninnner
troepen of oorlogsmateriaal aanvoeren. Art. 55 der Brus-
selsche conventie bepaalt met betrekking tot dit punt :
„ L\'état neutre pourra autoriser le passage par son terri-
toire des blessés ou malades apparteiuint aux armées
belligérantes sous la réserve que les .trains qui les amène-
ront ne transporteront ni personel ni materiel de guerre" M-
Door art. 2 van de conventie van Genève, 22 Augustus
1864 is het geheele i)ersoneel der hospitalen en veldlaza-
\') Calvo. Le droit international, bldz. G12 en Manuel des lois de
la guerre, § 83.
*
51
retten neutraal verklaard: zij mogen dus niet krijgsgevan-
gen worden gemaakt en ook de neutralen mogen hen niet
interneeren.
6, Het toelaten van oorlogsschepen in de havens van
den neutralen staat.
Vroeger zagen wij, dat de kustzoom tot een bepaalden
staat behoort. Toch mag een oorlogsschip van een oorlog-
voerende partij de zoogenaamde territoriale wateren van een
neutralen staat doorvaren, mits het slechts zorge geen han-
delingen te plegen, waardoor de souvereine rechten van den
neutralen staat worden geschonden. Ankeren of kruisen op
de kust, kan door dezen laatste echter krachtens zijn sou-
verein recht, aan oorlogsschepen van oorlogspartijen worden
verboden. Eveneens is hij Ijcvoegd te verhinderen, dat oor-
logsschepen zijne havens binnen loopen. Uitzondering l|)dt
deze regel alleen, wanneer hot schip in nood verkeert.
Algonioon is toch aangenomen, dat het oen hunianitoitsplicht
is in dat geval de havens open te stellen. Eon in nood vor-
koerend schi]) hooft, wat Calvo noemt, oen «droit do refugo" \').
Zelfs kunnen er gevallen worden aangewezen, waarin aan
een in nood vorkeerend oorlogsschip in do haven der tegen-
partij oen toevlucht werd verleend.
Huiton hot geval van nood hooft do staat echter steeds
hot recht om den toegang to weigeren. Hjj schendt intusschen
de plichten welko do neutraliteit hom oplegt niet, watmeer
\') Calvo. lio droit international. § \'2668. be refiif^e n\'est au fond «lu\'un
devoir d\'humanité, tandis que l\'iisilo est une manifestation de rîndt!i)cn-
dance et de la Houvemineté nationale.
52
hij oorlogsschepen in zijn havens toelaat. Men drukt dit
uit door te zeggen, dat de neutrale staat asylrecht heeft,
d. w. z. de bevoegdheid heeft om asyl te verleenen. Dit
„droit d\'asile" moet natuurlijk niet worden verward met
het bovengenoemde „droit de refuge". Het laatste is een
recht van in nood verkeerende schepen; het eerste is een
recht, niet van de schepen die wenschen te worden toege-
laten, maar van den staat, die den toegang tot de havens
mag toestaan, en oorlogsschepen daarin mag opnemen ondanks
zijn neutrahteit.
Wanneer een oorlogsschip in de neutrale haven is toe-
gelaten, mag de neutrale staat het van het benoodigde, als
steenkolen enz., voorzien; echter nimmer meer dan vereischt
wordt om de kortst bijgelegen haven te bereiken van het
eigen land, en ook ninnner zaken die tot oorlogsoogmerken
dienen. In Engeland mag bovendien aan liet oorlogsschij),
dat in een neutrale Engelsche haven eenmaal kolen geladen
heeft, datzelfde binnen drie maanden niet weder worden
toegestaan. De neutrale staat is, gelijk van zelf spreekt.
Bevoegd zoovele beperkingen vast te stellen als hij voor
zijn veiligheid noodig acht, terwijl in elk geval in de havens
toegelaten schepen zich moeten onderwerpen aan de politie-
voorschiften, welke voor die havens zijn verordend.
In de meeste gevallen is het voor een neutralen staat
wenschelijk aan oorlogsschepen van krjjgvoerenden absoluut
te verbieden zijne havens binnen te loopen. Dit deed Neder-
land in 1870.
Terwijl, gelijk wij boven zagen, de op het neutrale lands-
gebied opgenomen troepen moeten worden ont\\vnpend en
geinterneerd, heeft daarentegen geen ontwapening plaats.
53
van liet in de neutrale haven toegelaten oörlogsschip, en
laat men het zelfs de vrijheid om weder zee te kiezen.
Werden hier dezelfde regels in acht genomen als bij den
oorlog te land, dan moesten zoowel schip als bemanning
worden aangehouden tot na het eind van den oorlog, om
zoodoende te verhinderen dat zij weer aan dien oorlog, deel
namen. De reden van deze verschillende behandeling moet
men waarschijnlijk daarin zoeken, dat het zeegebied minder
volledig onder het staatsgezag geplaatst is dan het grond-
gebied. Een juiste grens te bepalen op zee zoude zeer
moeilijk zijn. Doch ook de grootere gevaren, waaraan men
op zee blootstaat, maken liet noodig hier niet meer huma-
niteit te werk te gaan dan te land. De jure constituendo is
het verschil intusschen noch gemotiveerd noch wenschelijk.
Volgens het positieve recht is de neutraio staat slechts in
één geval verplicht een in zjjn haven binnonloopend schip
van do oorlogspartij te ontwapenen, wanneer n.1. dat schip
togen vervolging oon schuilplaats zoekt in dio neutralo
haven, want nooit mag het asylrocht zoover gaan dat het
ontaardt in doolnoming aan don strijd.
In don oorlog van Oostenrijk on Pruisen togen Denemar-
ken in 1864 word niet vor van Helgoland oon zeeslag
geleverd. Een Oostenrijksch oorlogsschii) in ontredderden
toestand zette koers naar Helgoland door Doonsche schopon
achtervolgd, die echter spoedig do vervolging staakten.
In dit geval nu had Engeland do vervolging binnen zijn
zoegobiod moeten toelaten, omdat het liior was oon incident
in don slag en oen ontwijken aan oorlog-sgevaar, of anders
het Oostenrijksclio schip moeten ontwaponen.
Do neutridc staat kan oorlogsschepen, die prijzen niet zicli
-ocr page 67-54
voeren, in zijne havens laten binnenloopen, of hun den toe-
gang weigeren. Heeft hij niet aangekondigd, dat prijsgemaakte
schepen niet worden toegelaten, dan sluit dit volgens som-
migen het recht in voor oorlogsschepen om met prijzen de
havens binnen te loopen.
Daar het toelaten van prijzen aanleiding kan geven tot
vele reolames en moeilijkheden en den neutralen staat meer
rechtstreeks met de gevolgen van den oorlog in aanraking
brengt, zullen de neutrale staten verstandig handelen door
van hun recht gebruik te maken, om prijzen uit hunne
havens te weren.
De in de neutrale havens toegelaten prijzen worden daar-
door niet vrij. Men ziet dus, dat ook in dit opzicht andere
regels worden gevolgd dan bij den oorlog te land. Wen-
schelijk is dat echter niet: het maakt den oorlog ter zee
gemakkelijk voor beide partijen. Algemeen meent men, dat
de prijzen, die het oorlogsschip medevoert, aan den wal niet
mogen worden verkocht, geruild of weggeschonken. Even-
min mag daarover een prijsgerecht worden gehouden. Do
ireutrale staat toch heeft zelf alleen dan het recht in geschil-
len over prijzen en l)uit uitspraak to doen, wanneer tenge-
volge van het buitmaken binnen don kustzoom zijne souvoroine
rechten zijn aangetast. Wat do neutrale staat nu zelf niet
mag verrichten, kan hij ook niet toelaten, dat door de con-
suls der oorlogspartijen in zijne havens geschiedt.
Zijn echter die prijzen ecnnnial door hot prijsgerecht toe-
gewezen, dan kan ieder krachtens die uitspraak daarvan
eigendom verwerven.
\') r)en Beer Poortugael. Oorlogsrecht § 310.
-ocr page 68-Gevangenen die zich bevinden op prijsgemaakte schepen,
en met deze in een neutrale haven binnen loopen, wor-
den vrij.
Eenmaal in een neutrale haven toegelaten, mogen oor-
logsschepen zich daar niet schuldigmaken aan vijandelijke
handelingen tegenover de daar ook aanwezig zijnde schepen
der tegenpartij. Zij mogen geen geweld of list gebruiken
om prijzen te heroveren, die in de macht der tegenpartij
zijn en evenmin hun landgenooten, die krijgsgevangenen zijn,
trachten te verlossen. Zij mogen in de neutrale haven niet
de wacht houden, om berichten aangaande de schepen der
tegenpartij in te winnen of daai\'op te loeren, noch aldaar
hun uitrusting herstellen. De neutrale staat mag niet gcdoo-
gen, dat de bemanning van een oorlogsschip gewapend naar
land gaat. Wel kan de officier, die hen geleidt, vergunning
krijgen de sabel te dragen.
Daar de oorlogsschepen in neutrale havens niet worden
ontwapend noch geïnterneerd, mag hun verbljjf aldaar niet
langer worden gerekt dan noodig is. Ofschoon er geen
bepaalde termijn voor is vastgesteld, zal het gewoonl|jk
24 uur zijn. Ook is het een regel, dat, wanneer er zich in
een neutrale haven schepen bevinden van beide oorlogvoe-
rende partijen, de schepen van de eene partjj niet dan 24
uur na die van de andere part|j die haven mogen verlaten.
Hiervan wordt soms afgeweken ten behoeve van oorlogs-
schepen, waarvan de kapiteins zich op hun eerewoord ver-
binden, de in de haven zjjnde of in zicht zjjnde schei)en der
tegenpartij niet te zullen vervolgen.
C. Er zijn eindelijk nog daden die een neutrale staat niet
-ocr page 69-56
kan verhinderen, al zijn zij een der oorlogvoerende par-
tijen nadeeUg of onaangenaam, n.1. de daden, welke de neu-
trale onderdanen verrichten binnen de grenzen hunner
wettelijke bevoegdheid, voorzoover zij niet vallen onder de
rubriek van daden, welke de neutrale staat verplicht is
absoluut te verbieden.
Hieronder vallen:
lo. De bevoegdheid om zich vrijelijk te bewegen, zich
dus uit het land te verwijderen om bij een oorlogvoerende
partij dienst te nemen. Vele staten hebben een straf gesteld
op het dienst nemen bij een vreemde mogendheid zonder
vergunning hunner regeering; in sonnnige landen, en zoo
ook in Nederland, verliest hij, die buiten toestemming des
Konings in vreemden staatsdienst treedt, alléén daardoor zijn
nationaliteit. (Art. 10, wet van 28 Juli 1850).
2o. Een neutrale regeering kan ook niet verliinderen, dat
een particulier aan een oorlogvoerende partij geld of andere
voorwerpen toezendt ten dienste van den oorlog, of ook
crediet verleent, zoolang dit namelijk niet een openbaar
karakter aanneemt.
3°. In een land waar vrijheid van drukpers bestaat, kan
de regeering niet verhinderen, dat de pers van hare sym-
])athie of antipathie voor of tegen een der oorlogvoerenden
doet 1)lijken; want het recht der bijzondere jiersonen ojn
hun gevoelen opeidjjk bekend to maken staat dan buiten
twijfel. Den 28"\'«" October 1870 worden door don Pruisischen
gezant bij de Belgische regeoring opmerkingen gemaakt
over de houding der dagbladpers; deze antwoordde eclder,
door to wijzen op de vrijheid van drukpers en de onafhanke-
lijkheid der dagbladpers in lielgië. Do Duitsche regeoring
Fv\'----
57
nam met deze verklaring genoegen In dergelijke geval-
len zal het Avenschelijk en verstandig zijn, dat de neutrale
staten waarschuwingen aan de pers zenden en in het alge-
meen verzoeken de betuigingen van sympathie of antipathie
te staken. Zweden, Spanje, Zwitserland deden dat in 1870 ;
Oostenrijk verbood zelfs het houden van feesten om de over-
winningen der Duitschers te vieren. Naar het ons voorkomt
ging de Oostenrijksche regeering hier te ver. De maatregel
wei\'d echter door de regeering in den Rijksdag verdedigd op
grond van de handhaving der openbare orde. Door op boven-
genoemde wijze te handelen zal een neutrale regecring het
bewijs geven van haren oprechten wensch om do neutraliteit
te bewaren.
Wij hebben hiermede oen, zij het beknopt, overzicht gege-
ven van do plichten, v/olke ruston op eon neutralen staat.
Thans nog de vraag, wat het gevolg is, wainioor die plich-
ten niet worden nagokomon.
Gooft iodor, ook hot geringste verzuim recht om do
neutraliteit niet langer to oerbiodigon en don staat, dio nalatig
is, ids vijand to beschouwen? Geenszins. Ofschoon do neu-
trale staat recht hooft te oischon dat zijn grondgebied on-
geschonden zal blijven, en dat goon inbreuk zal worden
gemaakt oj) zijne souvoroino rochton, zoo zal oon dergelijke
wijze van handolon toch alleen gerechtvaardigd kunnen
hooton, wnnnoer do neutrale staat op do grofste wijzo in
zijne vorplichtingon to kort schoot. Hot niet moor orkonnen
dor neutraliteit kan .slechts wordon verschoond als noodweer.
mm
In do moosto govallon zal do neutrale staalt, die dozo ver-
Den Beer roortugiicl. Oorlogsrecht, g \'27-I.
-ocr page 71-58
pliclitingen niet nakomt, derhalve slechts tot schadevergoe-
ding en genoegdoening verplicht zijn; de overtreders zal hij
bovendien moeten straffen.
Het is aanbevelenswaard de beslissing van de hoegroot-
heid der schadevergoeding door scheidsrechters te doen
bepalen. Zoo is geschied in de boven behandelde Alabania-
quaestie.
In welken vorm de genoegdoening gegeven wordt hangt
af van omstandigheden. Zij kan gegeven worden in niate-
rieelen vorm, doch ook eenvoudig bestaan in een demon-
stratie tot herstel van eer.
Tegenover de phchten der neutrale staten staat aan hunne
zijde het recht op eerbiediging der neutraliteit. Elke staat kan de
erkenning zijner neutraliteit eisclien en ieder die zich aan niet-
eerbiediging daarvan schuldig maakt, kan door hem ter
verantwoording worden geroepen. Do onmacht van een
neutralen staat om zijne rechten to doen eerbiedigen, kan het
betreden van dat neutrale gebied door de oorlogvoerenden
noo\'it rechtvaardigen.
Wamioor een oorlogvoerende partij zich desniettegenstaande
van het neutrale gebied voor strategische doeleinden bedient,
dan zal allicht ook do tegenovorgosteldo oorlogspartij van
dat neutralo gebied voordeel trachten te trekken. Steeds
zal het do plicht bljjvon van allo neutrale staten tegen oen
dergelijke schennis van neutraliteit te waken.
DE NEUTRALITEIT VAN NEDERLAND.
Wij willen ten slotte eenige oogenblikken ons meer
bijzonder bezig houden niet Nederland en de houding, welke
ons vaderland zal hebben aan to nemen, ingeval een oorlog
tusschen naburige staten uitbreekt.
Goljjk van zelf spreekt, brengt het belang van kleine
staten mede een vredelievende politiek te voeren. Zoodra zjj
zich in den strjjd mengen, loopt hun onafhankeljjk be.staan
gevaar. Voor zoover de kleine staten dus niet door tractaten
tot neutraliteit verplicht zijn, zal tocii, mocht een oorlog
tusschen naburige staten uitbreken, een neutrale houding
voor hen uit don aard der zaak dc mee.st gewenschto zijn.
Wat hier gezegd is, geldt mituurljjk ook voor Nederland.
Ons land is niet gelijk België en Zwitserland bij tractaat
tot neutraliteit verplicht. Al werd het Vereenigd Koninkrijk
in 1815 in het leven geroepen als bolwerk tegen moge-
lijke nieuwe invallen van Krankrjjk naar Duitsche zjjdü, bjj
de afscheiding van België is de verplichte neutraliteit tot
dien staat beperkt. In geringer mate loopt Nederland dan
ook gevaar het tooneel van den strjjd tc worden. Dit neemt
intusschen niet weg, dat het als kleine staat alleen van do
GO
meest stipte inachtneming eener strikte neutrahteit heil
kan verwachten.
De onthouding van alle deelneming aan den krijg moet dus
zoo absoluut mogelijk zijn, en de onpartijdigheid tegenover
de oorlogvoerenden uiterst streng worden toegepast. De
kans is toch altijd groot, dat ook het geringste verzuim zul
worden gebruikt als voorwendsel om de neutrahteit niet
langer te eerbiedigen en ons in den strijd te betrekken,
wanneer daarin door een der oorlogvoerende partijen voor-
deel wordt gezien.
Hieruit kan het volgende worden afgeleid:
Om de plichten eener strikte neutraliteit te kunnen nako-
men is het in de eerste plaats noodig, dat Nederland niet
door tractaten verbonden zij om eenigerlei hulp, in welken
vorm ook, te verleenen. Er zullen dus door onze regeering
nimmer tractaten mogen gesloten worden, waarl)jj levering
van troepen wordt beloofd; maar evenmin zal bv. een recht
van doortocht mogen worden toegestaan. Alle tractaten in
één woord, welke veridichtingen zouden opleggen, die door
eenén staat in tijd van oorlog niet zullen kunnen worden
nagekomen, zonder de neutraliteit daardoor in gevaar te
brengen, moeten worden vermeden.
Vóór 18()7 leverde de bijzondere verhouding van Limburg
tot den Duitschen liond b.v. ernstigen \'grond tot ongerust-
heid. Zooals boven reeds is gezegd, maakte het Hertogdom
Limburg deel uit van den genoemden Bond en was liet als
zoodanig verplicht een zeker troepen-contingent te leveren.
De vervulling van dien plicht zoude inderdaad in tjjd van oorlog
met de neutraliteit van Nederland nioeiljjk te rymen zjjn
geweest,, en zoude dan ook naar alle waarschijnlijkheid op
61
niet-eerbiedigiiig onzer neutraliteit zijn uitgeloopen. Door
de losmaking van Limburg van alle betrekkingen met
Duitscliland is echter dit gevaar verdwenen.
Ook een tractaat met een anderen neutralen staat om
elkander in het beschermen der neutraliteit ter zijde te staan,
moet in het algemeen worden afgekeurd. Men heeft hier te
lande wel eens het denkbeeld geopperd, zoodanig tractaat
te sluiten met België. Maar daargelaten of het sluiten van
zulk een tractaat met de verplichte neutraliteit vau België
zoude te rijmen zijn, kan dit denkbeeld van ons standpunt
niet goedgekeurd worden. Voor Nederland zoude daarvan
het gevolg zijn, dat het bij schending van de Belgische
neutraliteit in \'t liijzonder zoude moeten optreden ter ver-
dediging dier neutraliteit, en zoo zoude het tractaat oorzaak
worden dat wij in een oorlog betrokken werden waaraan
wij anders vreemd zouden zijn gebleven. Do mogelijkheid
daarvan moet er toe leidon om in hot algomeen het denk-
beeld to verwerpen. Wat in oen bjjzondor geval wonscholyk
is, valt mooiljjk uit to maken. Intusschen mot België is,
gelijk gezegd is, zulk oen tractaat niet wol denkbaar om
het bezwaar, dat van Belgische zjjdo daartogon steeds rjjzen
moot. \')
In do twoodo plaats volgt uit hot gezegde, dut niet kan
worden volstaan met oeno eenvoudige ccrklavUuj, dat wy
neutraal wenschen to blyven, maar dat do oorlogvoerende
\') Ncilorlanil hoeft ook do nentnilileit van Helgiö erkend on i«
ook daardoor verliinderd een speciiial tractaat met Holgië tu sluiten
tot luindhaving eener neutmliteit, welke door Nederliind in overeen-
stonmüng met andere staten is gevestigd.
62
partijen de overtuiging moeten krijgen, dat wij ook in staat
zullen zijn overeenkomstig dien wensch te handelen, m. a. w.
dat wij de plichten der neutraliteit zullen kunnen vervullen.
Wij moeten er alzoo op ingericht zijn onze neutraliteit
met de Avapenen te handhaven.
Wat moet nu het karakter zijn van die wapening? Uit
hetgeen hier boven is gezegd omtrent een vredelievende
politiek volgt dat er geen sprake kan zijn van wat men
gewoonlijk noemt een gewapende neutraliteit. Nederland
zal alles hebben te doen om niet in een oorlog te worden
gewikkeld; een aanvallende oorlog zou een dwaasheid zijn;
oen oorlog in vereeniging met andoren bijna altijd een
onvoorzichtigheid. Een gewapende neutraliteit, d. w. z. oen
neutraliteit die oen bedreiging mot den oorlog inhoudt,
komt voor Nederland niet to pas. Do neutraliteit van
Nederland moet alzoo zijn, wat men ploegt to noemen, eon
beschermde neutraliteit. Wij moeten ons wapenen ten einde
voor ons zeiven zekerheid to hobbon, dat wij do plichten
dor neutraliteit zullen kunnen vervullen. Maar oon verdere
stroTvking nmg do wapening in geen geval hebbon, wil zj)
niet in stede van gerustheid jui.st gevaar met zich brengen.
Wat hier gezegd is, kan nog niet do gomeonschap-
polijko overtuiging van alle Nodorlandors gonoomd wor-
don. Bij do behandeling dor aanhangige logorwot is dit
weer duidelijk gebleken. Ofschoon mon hot or alj^omeen over
eens is, dat Nederland .slechts bij oon neutrale liouding
wel kan varen, toch wil het or bij velen nog volstrekt
niet in, dat tor handhaving van dio neutraliteit ook voor
een flink leger moot gezorgd wordon. ]Iot gewone argument
tegen iedere voorgestelde troopenvermeerdering of vorbeto-
63
ring in de oefening is dan, dat wij tegen de ontzaglijke
legers onzer naburen toch niets vermogen. In dien zin heeft
zich b.v. bij de behandeling der legerwet de heer Mr.
W. H. de Beaufort uitgelaten. Hoewel wij naar zijn
meening niet zeer bevreesd behoeven te zijn voor een
opzettelijke schending onzer neutraliteit, zouden wij z. i.
indien zoodanige schending werkelijk plaats had, ons niet
behoeven te ontveinzen, dat zij dan wel zoude plaats hebben
met zulke ontzaglijke militaire krachten, dat het inderdaad
van onze zijde een hopeloos werk zoude zijn ernstige pogin-
gen te doen om de schending te verijdelen \').
Onze neutraliteit zal naar sonnniger nioening dan ook
het best gewaarborgd zijn, indien ons leger niet meer is dan
unc quautitc négJigeable. Zoodoende zouden de oorlogvoerenden
er het minste belang l)ij hebben ons in den oorlog te
betrekken. Volkomen juist schijnt ons echter hetgeen de
minister van Oorlog in de Tweede Kamer naar aanleiding van
die bewering heeft geantwoord: ,Den raad, ons door den heer
Viruly gegeven, om niets meer te zijn dan unc quantité nvgli-
gcab!c, of dien van den geachten afgevaardigde uit Amsterdam,
om oir«e kracht te zoeken in ons isolement, kan ik niet
beamen en nog voel minder opvolgen. Innners als or een oor-
log aan onze grenzen uitbreekt, zal men niet zoggen : gü zjjt
unc quantité négligeablc, eon land dat wjj buiten beschouwing
laten; maar hot zal heeten : gjj kunt uwo neutraliteit niet
handhaven ; gij kunt geen waarborg geren dat onze vijanden
niet door uw land zullen trekken oin ons aan te vallen of
tc bedreigen. Derhalve nioeteii wij ons dekken tegen uwe
\') HandoHngen Tweede Kamer IW\'JO—1891. hldz. 1110. Ver«. 28
April 1891.
64
zwakheid en nalatigheid: wij zullen uw land en uwe kusten
bezetten. Zoo zouden wij in den oorlog worden betrokken:
wij\' zouden daarbij het kind van de rekening zijn en het
gelag betalen."
Is de kans nu echter wel groot, dat men onze neutraliteit
zal schenden ? Veel hangt hier natuurlijk af van de vraag,
tusschen welke staten de oorlog wordt gevoerd. Maar zeker
is het dat er zeer gevaarlijke punten zijn. Gaan wij enkele
gevallen na, die zich zouden kunnen voordoen.
Wanneer in de eerste plaats een oorlog gevoerd wordt
tusschen twee maritieme mogendheden, wier gebied te land
niet aan Nederland grenst, dan kan alleen aan de zeezijde
gevaar bestaan voor schending van neutraliteit. Hunne .sche-
pen zouden dan in onze zeegaten op wacht kunnen gaan
liggen, om van daar uit de tegenpartij aan te vallen, of om
berichten aangaande deze in te winnen, liet kan ook zijn,
dat zij trachten aldaar prijzen te veroveren of krijgsgevan-
genen te verlossen. En al is de kans niet groot, dat onze
zeegaten tot het tooneel van den strijd worden verkozen,
wjjl zij de operatiën zeer zouden l)elennneren, volstrekt niet
onmogelijk is het, dat oorlogsschepen daar een wijkplaats
zoeken tegen vervolging en dat de strijd daar dan wordt
voortgezet, of de wijkende partij daar wordt geblokkeerd.
Wij zullen dus de noodige maatregelen moeten nemen om er
voor te waken, dat in onze zeehavens en territoriale wateren
geen neutraliteitsschennis plaats vinde, en in staat te zjjn die
schennis desnoods met geweld te verhinderen en te straffen.
\') Handelingen Tweede Kamer. 1890—1891 bldz. 1204. Verg.
1 Mei 1891.
65
Stel ill de tweede plaats, dat er een oorlog is uitgebroken
tusschen Duitscliland en een maritieme mogendheid. Het
ligt dan voor de hand, dat de laatste een landing zal beproe-
ven op onze noordzeekust in Holland, om dwars door het
neutrale land den vijand in het eigen land aan te vallen.
Zoodanige landing behoort op die kust overal tot de moge-
lijkheden naar het oordeel van deskundigen. Het zal dus
stellig zaak zijn daarop bedacht te wezen en een flinke troe-
penmacht ter beschikking te hebben, ofschoon de vele moei-
lijkheden, die met zulk een landing gepaard gaan, ze niet
waarschijnlijk maken. Maar bovendien blyft in het onderstelde
geval altjjd ook nog de kans, dat een landing zal worden
beproefd uan de Eemsmonden, aangezien de aanvallende
jiartij hier slechts een korten afstand over neutraal gebied
zal heb})en af te leggen, on do bezwaren dor neutraliteits-
schonding hier dus minder zullen zijn. i\\Ion hooft zich daarvoor
1). V. bevreesd gemaakt in 1870. Men meende, dat Frankrijk
zou trachten over Nederhmdsch grondgebied in Noord-
Duitschland binnen to dringen om daardoor gebruik to maken
van do minder gunstige stennning, die in Hannover ton
opzichte van Duitscliland heerschto. Had Nederland nu geen
voorzorgsmaatregelen genomen om een evontueole landing
van Fransche zijde to verhinderen, dan zoude het gevaar
hebben bestaan dat Pruisen tor wille van zijn eigen veilig-
heid, niet uit vyandolijkheid tegenover Nederland, ouzo noor-
del jjko provinciën zou hebben bezet.
lijj eon strijd van oen maritionic mogendheid togen Uelgiö
loopt onze neutraliteit voorts aan do Wosterscheldo groot
gevaar.
Donken wy ons ten slotte eon oorlog tusschen Frank-
-ocr page 79-66
rijk en Duitscliland, zeker niet liet onwaarschijnlijkste geval,
en vragen wij ons dan af, of onze landgrenzen voor een
schending geheel veilig zijn, dan valt het op, dat integendeel
Limburg als het ware daartoe uitnoodigt, althans wanneer,
gelijk naar veler oordeel zal gebeuren, België het tooneel
van den strijd zal zijn. Wordt België\'s neutraliteit eenmaal
geschonden en het Maasdal door Duitschland gekozen tot
operatie-basis, dan zullen Venlo, Roermond en Maastricht
voor dien staat als concentratiepunten en etapestations
van overwegend gewicht zijn. Mogen wij dan hopen dat het
vijandelijk leger zich zal ontzien onze grenzen te overschrij-
den, wanneer niet, een niet gering te schatten legermacht
het aan zijn plichten helpt herinneren!
De slotsom van het voorgaande mag wel zijn, dat het alles-
zins wenschelijk is, dat Nederland eens krachtdadig zal
kunnen optreden.
^Vij zijn het dan ook volstrekt niet eens met Jlr. W. H.
Dc Beaufort, dat er weinig kans op een schennis onzer
neutraliteit bestaat. De bewering steunde voornamelijk o])
de \'omstandigheid, dat in 1870 zelfs do neutraliteit van
Luxemburg, dat toch geen andere strijdkrachten had dan
een half bataljon fuseliers, ongeschonden is gebleven, hoewel
er van Duitsche zijde over de handhavhig dier neutraliteit
klachten zijn ingebracht. Maar do vergeljjking tusschen
ons land en Luxemburg gaat geheel mank. Liinior.s Luxem-
burg\'s noutralitoit is een verplichte en gewaarborgde, ja het
troepengotal van Luxemburg is zelfs bjj tractaat beperkt. -\')
>) Handelingen Tweede Kamer. 1890—1891 bldz. IMO.- Verg.
28 Apr. 1891.
«) Zie Hoofdst. II, bldz. 44,
-ocr page 80-g7
Terecht zeide dan ook de mhiister van oorlog: „De heer
De Beaufort heeft gewezen op Luxemburg, waarvan het
grondgebied in 1870 niet is geschonden, ofschoon het slechts
een macht van 475 man had. Maar hier geldt de vraag
of er niet zeer gewichtige politieke redenen bestonden om
het Luxemburgsch grondgebied te eerbiedigen, in verband met
den bijzonderen toestand, waarin Luxemburg verkeerde."
Wij meenen alzoo, dat wij ons op het stuk van onze
weermiddelen op het uiterste moeten inspannen. Dan toch,
als eene oorlogspartij ter beteugeling van het neutrale leger
meer troepen noodig heeft dan zij missen kan, dan alleen
zal zij afzien van de neutraliteitsschending, die haar om do
oen of andore roden voordeelig toeschijnt. Want dan alléén
zal de verzwakking van hare hoofdmacht, welko voor do
schending noodig is, het voordeel daarvan in oen nadeel
veranderen. Bij don ontzaglijken omvang der tegenwoor-
dige legers zal echter do neutrale staat zeer krachtig
moeten zijn, wil hij in staat zijn olko schennis met gewold
to koeren.
Wij zullen er ons natuurlijk niet aan wagen om een
oordeel uit te spreken over do vraag, hoe ons leger nu
moet zjjn ingericht; nnmr één hewenng, dio l)jj do behan-
deling der legerwet vele gemoederen in beweging heeft
gebracht, meenen wij toch to kunnen weerspreken. Wjj
bedoelen do (juaestio van hot i\'cl(llr(/er, of wil men oen juis-
tere uit<lrukking van een mohivle. strijdmacht.
") lliuulelingen Tweede Kamer. 181)0—1891 bldz. 1205. Vorff.
1 Mei ISÜl.
68
Moeten "wij zulk een leger bezitten, in staat om onafliankelijk
van onze liniën op te treden, of moet voor ons de leus
zijn: verdediging achter, niet vóór de linie. In hoeverre een
veldleger noodig is voor de verdediging van het grondgebied
zullen wij niet beslissen. Die vraag ligt buiten ons l)estek;
maar dat het onmisbaar is voor de handhaving van onze
neutraliteit, schijnt ons niet twijfelachtig. Een neutrale staat
heeft in de eerste plaats tot plicht de oorlogvoerende par-
tijen van zijne grenzen af te weren. Hoe wil Nederland
daartoe in staat zijn, wanneer het zich alléén achter zijne
liniën kan terugtrekken ?
Nog eens wenschen wij hier den minister van Oorlog
te laten .spreken. Na het hierboven aangehaald antwoord
aan den heer De Beaufort, betrekkelijk de Luxemburgsche
neutraliteit, vervolgde hij aldus: ,Er zjjn nog veel
meer redenen, waarom wij een mobiele strjjdkracht
noodig hebben om verzekerd te zijn, dat wij onze
plichten als neutrale staat zullen kunnen vervullen.
Ik .wijs op België. Wat zoude er gebeurd zjjn in 1870
na den slag van Sedan, toen de Fransche troepen het
Belgische grondgebied overschreden liadden, indien er aan
Je grenzen geen Belgisch leger gereed had gestaan om
de Fransche troepen te ontwajienen, en te interneeren ?
De Franschen zouden dan door de Duitschers vervolgd
zijn; de bevelen waren daartoe reeds gegeven, en de oorlog
ware op Belgisch grondgebied overgebracht geworden.
En Zwitserland? De heer de Beaufort lieeft herinnerd aan
het leger van Bourbaki, doch dat leger is oj) verzool\' in
Zwitserland toegelaten; er is een overeenkomst gesloten
voor hel; interneeren en ontwapenen van do Franschcn. Wan-
69
neer er nu geen Zwitsersche troepen waren geweest, of deze
hadden de Franschen niet ontwapend, dan ware eveneens
de oorlog op Zwitsersch grondgebied overgebracht." \')
Ons leger kan voorts geen veldleger ontberen, wijl het
noodzakelijk is om een landing op de kust te beletten of
om op te treden tegen een leger, dat reeds geland is. ^Vij
zagen toch reeds, dat in verschillende gevallen gevaar bestaat,
dat zulk eene landing zal worden beproefd.
De beteekenis van het veldleger heeft, dunkt ons, .Ihr.
van Karnebeek zeer goed in het licht gesteld. H|j zeide:
„Nu kan ik met mijn leekenverstand mij de mogelijkheid
niet denken, zonder mobiele troepen de verdediging
van het land te voeren. Innners wij behoeven ze in do
eerste plaats om den opnnirsch van den vijand te vertra-
gen, ten einde den bezettingstroci)on tijd to geven in do
voor hen bestaande stollingen post to vatten. Zij zijn
noodig om van uit onze defensieve stellingen op een gegeven
oogenblik offensief tc kunnen optreden, om los van dc stellin-
gen zijnde op bepaalde punten waar het noodig is snel een
verdubbeling van weerkrachten te kunnen verschaffen.\'\' -)
Vooral het laatste is van belang; eon veldleger is voor
do handhaving dor neutraliteit onmisbaar, omdat daartoe
noodig is dat onze grootste kracht zich nu hier dan daar
l)ovinde uan de grenzen, cn alleen het veldleger dat los is
van de stollingen, bjj muchto zoude zjjn om zich zoo snel
to vorplautsen als noodig zijn kon. Een leger, dat bestemd
is vooral do neutraliteit van oen land to handhaven, maar
«) lliiiulelingcn Twocdo Kiinicr. 1890—1891 Verg. 1 Moi 1891.
•) linndcliugcn Tweede Kamer. 1890-1891 Verg. 30 April 1891.
70
dat geen mobiele troepen heeft, is bijna een ongerijmdheid.
De heer Roosenboom zeide onlangs in de Tweede Kamer :
„Ik ben vast overtuigd, dat er in de toekomst geen minister
van Oorlog zal gevonden worden, die een regeling onzer
levende strijdkrachten in het leven zal roepen zonder veld-
leger, in staat om onafhankelijk van onze liniën op te
treden. Zulk een inrichting zoude een onding wezen, iets
wat ook in geen enkelen staat van Europa wordt aange-
troffen. Ik geloof niet, dat onze Handelingen veel gelezen
worden in het buitenland, doch indien dit wel het geval
ware, meen ik, dat het zeker stof tot vroolijkheid zoude
geven, als men zag, dat hier in vollen ernst debatten wor-
den gevoerd over het al of niet behouden van een veld-
leger. Ik geloof dus, dat de regeering ten deze het juiste
standpunt inneemt, het standpunt, dat altjjd door de zwak-
kere partij zal moeten ingenomen worden. Aan de eene
zijde het deugdelijke schild, hier bestaande, uit goed bewa-
pende en goed bezette verdedigingsliniën, bij machte om het
hart van den staat te dokken, en aan do andere zjjdc
de arm, het veldleger, dat do slagen uitdeelt, slagen die
ook ver genoeg moeten kunnen reiken." \')
Ton slotte blijft nog do vraag te beantwoorden, welke
strategische beginselen voor do troepenopstelling moeten
golden bij hot beschermen der neutraliteit. Evemnin als
over de logorinrichting jiast ons hier eon oordeel.
Slechts tot enkele algemeonhoden moeten wjj ons bcjiorkon.
Het schijnt toch in allo opzichten duidelijk, dat hot grond-
\') Handelingen IVeedc Kamer. 1890—1891 Verg. 24 April 1891.
-ocr page 84-71
beginsel hier moet zijn: De grootste kracht couceutreeren
tegen dat punt, waar voor een schending dc meeste waar-
schijnlijkheid bestaat.
De groote kunst is natuurlijk om te bepalen, waar dat
punt gelegen is. Dat is niet altijd gemakkelijk. Om te
kunnen bepalen waar eene opzettelijke schennis der neu-
traliteit plaats zal hebben, moet de regeering zich derhalve
voortdurend op de hoogte houden van den gang van
zaken, van de plannen en bewegingen der oorlogvoerendenl
De diplomatie heeft hierbij een belangrijke taak te ver-
vullen. Eon lierekening van het punt, waar de grenzen niet
opzettelijk, maar door een in hot nauw gedreven loger togen
den zin of het aanvankelijk voornomen zullen wordon ovor-
schrodon, is gelijk van zelf spreekt, nog veel mooiljjkor.
Do neutrale staat zal ook daarvoor zoovool mogelijk oj) do
hoogte moeten bljjvon van dc logorbewegingen, b.v. door
de.skundigon over do grenzen te zonden naar dio plaatsen,
waar de troepen dor oorlogvoerenden verwacht kuinion
wordon. Wat hier gezegd wordt, geldt zoowol wanneer
oon schonding van do land- als van do zoozjjdo geducht
wordt. In hot laatste geval zullen do vorstorkte zoeha-
vons zoovool mogolyk in staat van togonwoor mooton
wordon gebracht; doch ook dan zal oon obsorvoering dor
gansche kust noodig zjjn, omdat oon krijgsmacht op zoo
\') HoHhooni. Over do militaire maiitrcgele« door Noderliuid to
nemen tot het haiidlmven eener gewapende neutniliteit. Uitge-
geven voor rekening van de Vereeniging tot beoefening van do
Krijgswetenschap 1887—1888. bUlz. .32 en .SG. Helangstellenden ver-
wijs ik nuar antwoorden op do prijsvmng, uitgeschreven door dio
Vereeniging.
72
zicli zoo gemakkelijk verplaatst. Er moeten dus kruisers zijn
tot verkenning van eventueele voornemens tot landing; maar
de hoofdmaclit, zoowel te land als ter zee, zal altijd in een
of meer centrale punten moeten worden opgesteld. Zooda-
nige concentratie geeft meer kracht, die door versnippering
slechts kan te loor gaan.
Bij hetgeen tot dusver werd opgemerkt, dachten wij vooral
aan de plichten der neutraliteit, voor welker handhaving
een legermacht onontbeerlijk is, aan den plicht om te waken
dat het grondgebied niet wordt gemaakt tot het tooneel
van den strijd, dat daarover geeiie troepen worden gevoerd
en dat ook onze territoriale wateren niet tot krijgsoog-
merken worden gebruikt, onze open havenplaatsen niet
worden bezet, een landing onmogelijk wordt gemaakt. Doch
ook de andere plichten van den neutralen staat zal Neder-
land stiptelijk he])ben na te komen. Behalve dat dit zich
dus geheel van alle rechtstreeksche of zijdelingsche deel-
neming zal hebben te onthouden, cn van regeeringswege
ook geene betuigingen van sympathie of antipathie mogen
worden geuit, zal Nederliuid alzoo een volkomen onpar-
tijdigheid hebben in acht te nemen. Het zal zelfs in den
regel aanbeveling verdienen, zoo de _ regeering, J>ij die
handelingen welke een neutrale staat kan toestaan, niaar
ook kan verbieden \'), zich verklaart voor liet stelsel van
onpartijdige weigering. Voor een kleinen staat als Nederland
is dat stellig hot veiligst. Voorts kan het wenscheljjk wor-
den geacht, zoo van regeeringswege de pers wordt luinge-
\') Zie Hooftlst. 11 bldz. 37.
-ocr page 86-73
iiiaand zich gematigd te gedragen. Van een dergehjke waar-
schuwing gaven Zweden, Spanje en Zwitserhind in 1870
het voorbeekl.\') Zulk een waarschuwing toont, dat de
regeering uitingen van particulieren, die zij niet kan beletten,
evenwel niet goedkeurt, en dat zij dus de oprechte gezind-
heid heeft om neutraal te blijven. Ook de regels omtrent
den doortocht van alleen reizende personen door Zwitser-
land in 1870 geopenbaard, en waarover hierboven werd
gehandeld, kunnen navolgenswaard zijn.
Ten slotte willen wij er op wijzen hoe nuttig de bepa-
ling is van de wet (Wet van 28 Juli 1850), welke voorschrjjft,
dat de Nederlander die zich in vreemden krijgsdienst begeeft
zonder toestennning der regeering zijne nationaliteit verhest.
De omstandigheid toch dat Nederlanders in grooten getale
jian den strijd deelnamen, zjj het ook op eigen initiatief,
zoude onze neutraliteit in gevaar kunnen brengen of althans
verdacht kunnen maken. Der regeoring zoude kunnen worden
verweten, dat zij verzuimde daartegen maatregelen to nomen,
welke in hare macht stonden.
Staan wij lui nog enkele oogenblikken stil bij oenigo
in 1870 genomen maatregelen. Zelfs vóór nog do oorlog
uitbrak legde do Noderlandsche regeering door tusschenkomst
liaror dii)l()niatio aan allo hoven do verklaring af, dat Nederland
neutraal wenschte te bljjven, on dorgoljjko verklaring werd opge-
nomen in de Staatscourant van 1(5 Juli 1870 n". 100;
daarin lezen wjj:
.Bij de ernstige verwikkelingen tusschen twee bevriende nabu-
>) Iloofilst. 11. hUh. 57.
-ocr page 87-74
rige mogendheden, heeft \'s Konings regeering aan de ver-
schillende kabinetten doen weten, dat zij, mocht er een oorlog
uitbreken, besloten heeft een strikte neutraliteit aan te nemen
en te handhaven."
Een dergelijke verklaring, is gelijk wij weten niet nood-
zakelijk, doch geeft gerustheid en mag een daad van wijze
staatszorg heeten.
Den 19 Juli 1870 heeft daarop de minister van Buiten-
landsclic Zaken namens de regeering in de Eerste Kamer
de volgende mededeeling gedaan: .Thans kan ik berichten,
dat die verklaring (dat Nederland neutraal zoude lilijven)
zeer gunstig is opgenomen, eii dat de regeeringen van
Pruisen en Frankrijk aan \'s Konings regeering de stellige
verzekering op schrift hebben gegeven, dat zij onze onzijdig-
heid zullen erkennen en eerl)iedigcn."
Er werd dus door de oorlogvoerende partijen in antwoord
op onze verklaring van neutraliteit een verklaring gegeven
om die te erkennen en te eerbiedigen. Gelijk gene was ook
deze^ verklaring eenvoudig een formaliteit. Zoo Nederland
zijne plichten als neutrale staat nakomt, heeft het een recht
op eerbiediging, dat niet afhangt van den goeden wil der
oorlogvoerenden. Wel eenigszins vreemd klinkt het dan ook,
dat do minister van Buitenlandscho Zaken daarvan zegt, dat
onze verklaring zeer gunstig word opgenomen. Van eon
gunst kan hier geen sprake zijn.
Onder dagteekening vun 19 Juli zijn vervolgens bjj do
Tweede Kamer aanhangig gemaakt de volgende wetsont-
werpen :
1°. Ontwerp van wet tot samenblijviug van de militie to
land vaif do lichtingen 1800—1869.
vu
2\\ Ontwerp van wet tot sjimenblijven der zeemilitie.
3". Ontwerp van wet tot verhooging van Hoofdstuk VHI der
Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1870. Buitengewone
uitgaven wegens het bijeenkomen der nationale militie enz.
4°. Ontwerp van wet omtrent het verbod tot uit- en door-
voer van paarden.
Alle deze wetsontwerpen zijn met den meesten spoed
behandeld. Het zijn geworden de wetten van 24 Juli 1870,
Stbld. 139, 140, 141, 143.
De laatste wet is gedurende de behandehng ook tot andere
artikelen dan paarden uitgebreid en houdt in art. 1 de bepaling
in. .De uit- en doorvoer van paarden, hooi, stroo, haver,
steenkolen en cokes kunnen door ons geheel of gedeeltelijk
tijdelijk worden verboden." .Het kan nuttig zijn\'\' zoo sprak
naar aanleiding van dit ontwerj) de minister van Financiën
van Bosse, .dat de regeering zoodanige bevoegdheid in han-
den hebl)e. Met het oog op den plicht, dien wjj als neutrale
staat te vervullen hel)ben, en in de tweede plaats met het oog
op de mogelijkheid dat do voorraad to zeer wordt uitgeput." \')
Bjj besluit van 24 Moi 1870, Stbl. n". 144, is do uit- en
doorvoor van paarden met uitzondering van veulens verboden.
Fjon verbod van uit- en doorvoer van do andere in de
wet genoemde artikelen is echter niet uitgevaardigd. Het
verbod hetreflendo do ])aarden, is weer ingetrokken l)ij
be.sluit van 19 October 1870 Stbl. 190.
Bjj besluit van 21 Juli 1870, Stbl. 145, word bovendien
vorl)odon de uit- on doorvoor van annnunitie en buskruit. Art.
21 der Wet van 15 Augu.stus 18G2, Stbl. 170, houdende
\') HanaolinKen Tweede Kamer. 1869—1870, blz. 1911.
-ocr page 89-76
vaststelling van liet tarief van rechten op den in-, uit- en
doorvoer, gaf den Koning de bevoegdheid daartoe. Op het
besluit omtrent den uit- en doorvoer van ammunitie en
buskruit, is bij besluit van 3 September 1870, Stbl. 159,
een uitzondering gemaakt voor verzendingen naar de bezit-
tingen van het Rijk in andere werelddeelen of naar staten
die geen oorlog voeren, onder voorwaarde echter, dat van die
bestemming voldoende moest blijken.
Zooals wij vroeger zagen, behoeft de handel in wapenen
en ammunitie door den neutralen staat niet onvoorwaar-
delijk verboden te worden. Intusschen geschiedde dit toch
ten aanzien van ce levering van wapenen on ammunitie
aan oorlogsschepen bij art. 6 der op 20 Juli 1870 uitge-
vaardigde bepalingen tot bewaring eener volkomene onzij-
digheid.
De regeoring hooft in 1870 inderdaad met spoed hare
maatregelen genomen. Zoo zijn 20 Juli 1870, alzoo slechts
óén dag nadat de oorlogsverklaring door den zaakgelastigde
van .Frankrijk te Berlijn was overhandigd, de volgende bepa-
lingen uitgevaardigd, opgenomen in de Staatscourant van
21 Juh 1870, n". 170:
Art. 1. Geene oorlogsschepen noch kapers, aan oen
oorlogvoerende mogendheid behooronde, zullen met prijzen
in de Noderlandsche havens of zoogaten mogen binnen-
komen, noch aldaar of op do roede verblijven, uitgezonderd
de gevallen van blijkbaren nood, als zeeramp en gebrek
aan levensmiddelen. Zij zullen zich, zoodra de oorzaak van hun
verblijf opgehouden heeft, ten spoedigste moeten vcrwjjderen.
Art. 2. De verkoop, ruiling, wegschenking van alle prijzen
of van Voorworpen daarvan afkomstig, en van buitgenuuikte
(l
goederen, zijn in de Nederlandsclie liavens of zeegaten
verboden. Evenzeer zijn in die havens verboden het ont-
takelen en de verkoop van oorlogsschepen of kruisers
der oorlogvoerende partijen, alsmede van kaperschepen
(voor zoover deze laatste worden toegelaten), tenzij de
regeering, in buitengewone omstandigheden, van oordeel zij
dat die verkoop zonder bezwaar met het oog op de neu-
traliteit van den staat kan plaats hebben.
Art. 8. Kapers worden ook zonder prijzen in de Neder-
landsche havens of zeegaten niet toegelaten, uitgezonderd
de gevallen, vermeld in art. 1. Het slot van bedoeld artikel
is op hen van toepassing. Zij mogen geen meerdere
])roviandeering innemen, dan voor hun onmiddellijk gel)ruik
vereischt wordt; van steenkolen slechts zooveel als noodig
is om 24 uren in huime behoeften te voorzien.
Art. \'1. De oorlogsschepen dor oorlogvoerende i)urtijen
zullen, mits zich onderwerpende aan de volkenrechtelijke
bepalingen op hunne toelating in neutrale haven.s, voor
onbepaalden tjjd in Noderlandsche havens on zeegaten
mogen verblijven: zij zullen zich mogen voorzien van
levensmiddelen en de hoeveelheid steenkolen, noodig voor
do reis naar do nnaHtbijgologen haven van het land waar-
toe het schip behoort.
Art. 5. Wanneer schepen van de oorlogvoerende i>artijen
(hotzjj oorlogsschepen, kapers of koopvaarders) zich gelijk-
tijdig in dezelfde haven, op de reedo of in do territoriale
wateren van don staat mochten bevinden, zal er oen tijd-
ruimte van minstens 21 uren moeten vorloopen tusschen het
vertrok van een scliij) eener oorlogvoerende partij opvol-
gend vertrok van oen schip, de andere purtjj toobehoorende.
78
Dat tijdsverloop zal naar omstandigheden door de mari-
tieme autoriteiten der haven kunnen worden verlengd.
Art. 6. Het is verboden aan oorlogsschepen der oorlog-
voerende partijen wapenen of ammunitie te leveren, alsook
om hun op eenigerlei wijze behulpzaam te zijn in de ver-
meerdering hunner bemanning, wapenen of uitrusting.
De regeering van een neutralen staat kan, gelijk wij zagen,
oorlogsschepen in de havens toelaten of hun den toegang tot
die havens weigeren. Dc Nederlandsche regeering heeft, gelijk
hier blijkt, in 1870 aan oorlogsschepen in het algemeen de
vrijheid gelaten om in onze havens binnen te loopen, en zelfs
om daar voor onbepaalden tijd te verblijven, mits zij zich
onderwierpen aan de volkenrechtelijke regels op hunne toe-
lating in neutrale havens. Maar kapers en oorlogsschepen, dio
prijzen met zich voerden zijn geweerd on handelingen op
prijzen betrekking hebbende, verboden. (Art. 2). Zoor terecht;
want kapers en j)rijzon zullen licht aanleiding geven tot
moeilijkheden. Alleen wanneer schepen met prijzen in nood
vorkeordon, konden zij niet wordon geweerd. Voor de zoo-
danige worden do havens bij uitzondering opengesteld.
Do goheele verklaring had do duidelijke bedoeling om
alle moeilijkheden zooveel mogeljjk to voorkomen, door
vooraf to verklaren, welke wijzo van. handeion door do
rcgeering zoudo wordon gevolgd.
Do minister van Huitonlandscho Zaken hooft 20 .luli 1870
bovendien nog de volgende verklaring uitgevaardigd: ,.!)(}
minister van Huitonlandscho Zaken acht zich vorpliclit bjj don
oorlog dio is uitgebroken, do aandaclit van schoop.sl)ovol-
hobbors, rooders en inladors to vestigen op het gevaar on
do nadoelen waaraan zij zich zouden blootstellen door.
79
in strijd met de plichten aan onzijdige mogendheden opge-
legd, een Averkelijke blokkade niet te eerbiedigen of oor-
logscontrabande, militaire en voor een der oorlogvoerende
partijen bestemde depêches te vervoeren. In deze gevallen
toch zouden de belanghebbenden aan alle daaruit voort-
vloeiende gevolgen blijven onderworpen, zonder op eenige
bescherming of tusschenkomst, welke ook, van Zijner !Majes-
teits regeering aanspraak te kunnen maken. Ook zal tegen
het uitrusten hier te lande van oorlogs- of gewapende sche-
pen, ten behoeve der oorlogvoerende partijen of de deelne-
ming daaraan door Nederlanders, alsmede tegen den ver-
koop van oorlogs- of gewapende schepen aan do vijandelijke
partijen, zoomede tegen het bouwen voor of toevoeren aan
do oorlogvoerende partijen van transportschepen door dc
regeoring ten strengste worden gewaakt."
Door deze verklaring hoeft de regeering zich aange.sloten
bij do drie grondregels van Washington.
Ten slotte moeten wjj wjjzcn op een bericht in de Staats-
courant van don 12 Augustus 1870, n". 189, waarbjj do
minister van Justitie herinnert aan do wet van 28 Juli ISöO,
Stbl. 14, omtrent het gevaar voor verlies van liet Ncdor-
lander-schaj) door zich in vroomden krijgsdienst to begeven.
In 1870 is onze neutraliteit niet geschonden, on zjjn er
ook geene klachten gerezen over do wjjze, waarop wjj hiiar
liobbon gehandhaafd. Daarbij mag echter niet uit hot oog
worden verloren, dat de oorlogvoerenden met name onze oos-
telijke nabuur geen poging tot schending heeft gedaan;
anders zouden naar veler oordooi onze weermiddelon vorro
van voldoende gebleken zjjn. AVij voor ons hebben dun ook
80
de overtuiging gekregen, dat, welke maatregelen Nederland
ook nemen moge als de oorlog eenmaal uitgebroken is, deze
alle van onvoldoende beteekenis zullen zijn, wanneer niet
bijtijds gezorgd wordt voor voldoende weermiddelen, die aan
onze maatregelen tot handhaving der neutraliteit kracht
kunnen bijzetten.
STELLINGEN.
y
h\'^itifi^jiM--it-i -.ilw^atf^
Uit een reclitsoogpunt hebben do onderscheidingen der
neutraliteit gooncrloi waarde. Do rechten en plichten dor
neutrale staten zü" steeds dezelfde.
Er bestaat geen „droit de passage".
Tractaten tot het verleenen van wcdorzjjdscho hulp by
do handhaving der neutraliteit zjjn althans voor Nederland
niet aanbevelenswaardig.
Een veldleger is voor de handhaving der neutraliteit van
Nederland onmisbaar.
V.
Gedurende hot Hogontschap kan in do orde van orfop-
-ocr page 97-84
volging van het koninklijk geslacht geen verandering wor-
den gebracht.
VI.
Grondwettige regeling van het inkomen der kroon ver-
dient de voorkeur boven een wettelijke regeling bij elke
nieuwe troonsbeklimming.
VII.
De opdracht van naturalisatie aan de uitvoerende macht
verdient de voorkeur boven die door de wetgevende macht.
Art. 52 van de Wet op liet Hooger Onderwijs is in
strijd met art. 63, lid der Grondwet.
IX.
•
De voogd, die ingevolge art. 35 der Grondwet met het
toezicht over den persoon des K\'onings is belast, heeft
ook het beheer over de goederen des Konings.
X.
In het afgetrokkeiie verdient het stelsel van centralisutie
niet boven dat van zelfbestuur de voorkeur.
XI.
De gemetiiiteraad is volgens de gemeentewet nimmer tot
uitvoering van wetten, van algemeene maatregelen van
85
inwendig bestuur, van koninklijke bevelen en van provinciale
reglementen en verordeningen bevoegd, dan wanneer hij
daartoe uitdrukkelijk door de wet wordt geroepen.
Ten onrechte spreken sommigen van een recht der
maatschappij.
XIII.
Er bestaat geen absoluut recht der nationaliteiten om
zich tot staten te voi-men.
XIV.
Ten onrechte schrjjft Älr. van Houten in zijn achtsten
staatkundigen brief, dat de staat alleen voor de rechten,
niet voor de stoftelüke belangen der werklieden to zorgen
hooft.
XV.
Voor do toepassing van hot Kogoorings-Hoglomont voor
Ncdorlandsch-Indiö moot men onder Ncdorlandor.s hon vor-
.staan, dio het zijn volgons do wet van 28 .luli 1850 (Stbl.-M).
XVI.
Do (Ïouvcrncur-Gonoraal kan niot gestraft wordon voor
hot misdrjjf, omschrovon in art. 88, al. 2 van hot Uogoorings-
JJoglomont voor Nodorlandsch-Indiö.
86
XVII.
Bij de gelijkstellingen, bedoeld in art. 109 van het Regee-
rings-Reglement voor Nederlandsch-Indië, is de godsdienst
het criterium.
XVIII.
Een zekere mate van administratieve zelfstandigheid der
Indische regeering is slechts mogelijk, wanneer de financieele
verhouding met het moederland bij de wet is geregeld.
XIX.
De oprichting van staatswege van een algemeen bureau
voor Statistiek voor Nederland is wenschelijk.
XX.
In een goed geordend muntwezen mag geen ander teeken-
geld voorkomen dan pasmunt.
XXI.
Het is onjuist, dat door do uitgifte van l)ankbiljetten
kapitaal geschapen wordt.
XXII.
Een staat kan zonder inconsequent te zjjn de oprichting
van deposito-banken vrijlaten, en die van circulatie-banken
aan beperkende bepalingen onderwerpen.
87
XXIII.
De Grondbelasting moet geen permanent karakter hebben.
XXIV.
Het is een dwaling dat de staat tot dusver geen invloed
oefent op de verdeeling van den rijkdom.
XXV.
De strafrechter kan ook den tjjd, door den veroordeelde
in verzekerde bewaring door te brengen tusschen den dag
der uitspraak en dien der ten m\'tvoer legging vun het von-
nis, in mindering brengen bij de door hem uit te sproken straf.
XXVI.
Wanneer verschillende straffen van hechtenis of gevan-
genisstraf achtereen worden uitgevoerd, mag art. 8 der wet
van 11 April 188(i (Stbl. (>2). alleen de twee eerste etmalen van
het verblyf in de gevangenis of het huis van bewaring worden
toegepast.
; r ■
f
i
• - f
• \' \' ■>
, ■ i \'n
u \' . \'
-ocr page 102-\' u ■■ t ■
y :
TT. •
^
\' (
J
J.
, V
vil
J
N
: r
!
i
V -,
1 \'v
/
y
mm
■ I
> >1
v. ■ (
-ocr page 103-I ■ ■ . I
>
•
V
\\
?. ■
■• I
f. * - V
\' -\'fi
ï? ■
i-
.y.
• ■;■> .-:.-■■ T-;/-^;}: ■■
■ -V \' ■ ■ ^ - \' \'
). - . . •
V " .
U
y ,
; V ■
t
j)
\'1. ■
!l
, *
i ■
\'F* ,
ĥ
f \' \' \'
. N-
•5\'
^ \' /
( ■
Sm ■■..
1
■j
f
V i
. r ■■
"1
f-iSè- <v-
■ .. \'Ir-"Ti
MHÉS^ËÉH
m
tiWeKf
W
« m-
e?" i
4
ïii