/
/
EENIGE BEPALINGEN
VAN
i}HN GELEIDINGSWEERSTÄND DER HUID
bij den gezonden en zieken Mensch.
Academisch Proefschrift
van
J. E. VAN PERSIJN.
11 Kl,DER. ~ C. 1)K BOKR Ju. — ISiM.
-ocr page 2-1225
* - ^ r ■ ^ ^
( ^ ■ V • ...
■• ■ ^\'-l ■ . \\
■ J\'
c \'
■ . ■ f \'■ :
V
( 1
• - A
J
\' V,
y
V -
■Ji
\\ ■. /
>
\' A
, ■ <
1
; >,
m.
-ocr page 3-1226
■ J\'
c \'
( ^ ■ V • ...
* - ^ r \'■■f y ^
■• ■ ^\'-l ■ . \\
■ . ■ f \'■ :
V
( 1
• - A
J
\' V,
y
V -
■Ji
\\ ■. /
>
\' A
, ■ <
1
; >,
-ocr page 4-—r
i V
■ f
I
t
f " - ^
■ i
\'i:
.1 . ■ \'
<i
I
■■ (
•
I
*
-ocr page 5-J. E. VAN PERSIJN.
■f«
& \'.i
\'M
EENIGE IJEl\'ALINGEN VAN DEN GKLKIDINGS-
WEERSTAND DER HUID
IJIJ DEN GEZONDEN EN ZIEKEN MENSCH. ^
»,
4
/ ■
-ocr page 6-. • ■ V.
■ >
*
■-V ■■ \'t
M--
■ \' f
. « <■■
1» • /
■ »
.i
\'
< ■ <
« \' ..• \'4
I
\' »
>> . "
f
■ ^
■ V» l ,
; \'-r- . • ., i
f\' - - ■
f:
1 ^^
i, t\'
Eenige bepalingen
van den geleidingsweerstand der liuid bij den
gezonden en zieleen mensch.
TER VKUKlUjniNCi VAN HEN (iUAAU VAN
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,
na machtkjino van dkn hkotoii-macnificus
Ihtoi/lrcrnnr iii do. Facnltcil drr Letteren nn Wijslnviiuwh\',
vnUjcm iirjiliiit. van drii Si\'iiiial der UiiirrrsHcil,
*
tegen de 1JE1)ENK1N(}EN van i>k faculteit der ceneeskunde te vekdedkjex
op VRIJDAG 26 JUNI 1891,
.1
lies iiaini(l(liig!< tcii 2 uur,
l)OOU
Art», Officier mti ijrwtidhrid hiaxsr,
OKIIOUKN Ti: lll.OKMKNDAAI,.
iielueh. — c. de hokr jR. — 1s91.
rijksuniversiteit TE UTRECHT
1894 8376
-ocr page 8-■
, »
•
tv ■
u
tf!
1
"V:
: ■
r> v
\' (
in
• ■.li;
.i-\'-r ■
p.
K-
■ f 1 .\'- ^f t V. ^^
m
F. lf\' ^
\' ...
a// rm/no
O
\' . \' Il i VyL^J . J . . i. n
•
■r
■i
.îl"-
V^î.
>4\'
ë\\
■f
■■î
1i
IIb
m; \'
\'\'\'À\'.*--.
» /!»
i..
J
Gaarne maak ik van dc (jckgcnhcid, die dit proefschrift mij
aanhieiU, geJn\'uik, om een xooord van dank to, richten aan allen,
die tot mijne vorming tot (jeneeskundigc en tot het verkrijgen
van den titel van Medicina) Doctor hebben bijgedragen.
Mijn hartelijken dank aan U, ll.ll. professoren en lectoren
der Geneesknndifje Faculteit te. Utrecht, van wie ik onderwijs
mocht ontvangen.
Ten zeerste dank ik U, Hooggeachte Promotor, professor
\'l\\\\i->iA, voor Uwe welwillende heoordeeling van mijn proefschrift,
en de hereMviumligheid, waarmede <jij mijn Pronwtor hebt
loillen zijn.
Gaarne breng ik tevens mijnen hartelijken dank aan U, Hoog
Edel Gestrenge Heer Generaal-Majoor Inspecteur van den Ge-
neeskundigen Dienst der Landmacht. Door Uwe welwillendheid
toch ïoerd ik voor den tijd van drie maanden gedetacheerd bij
hei Militair Hospitaal te Utrecht, waar ik gelegenheid had het
aldaar aanwezige materieel voor de samenstelling va.n dit proef-
schrift te benuttigen.
Aan allen, die mij daarbij met hunnen raad en meerdere
ervaring hebben geholpen, betuig ik hier gaarne mijnen oprechten
dank, in het bijzonder aan U, Zeer Geleerde Heeren Dr. Winkler
en zwaardemaker.
De vele nuttige wenken en raadgevingen, die ik van U mocht
ontvangen, zullen steeds hij mij in dankbare herinnering blijven.
J
Wnnneer men een elektrischen stroom door het men-
schelijk lichaam laut gaan cn de spiercontracties, die
door het sluiten of openen van dien stroom ontstaan,
bestudeert, dan neemt men waar, dat deze spiersamen-
trekkingen, die in den aanvang van geringe intensiteit
waren, na eenigen tijd sterker en sterker worden, hoe-
wel er oogenschijnlijk niets veranderd is in den toestel,
die den stroom voortbrengt, in de geleidingsdraden, dio
hem naar het lichaam leidon of in de wijze, waarop dc
elektroden met het lichaam zyn verbonden.
Dergelijke verschjjnsclen waren ook voor sensibele
zenuwen niet onbekend cn reeds Volta nuvakt or mel-
ding van, dat het branden op de huid, hetgeen gevoeld
wordt, als men den stroom vau zijn zuil door het lichaam
voort, toeneemt met den tjjd, gedurende welken men
dien stroom laat inwerken.
Ai.kxanokr von IIumuoldt meende zelfs hot vennoedcn
te mogen uitspreken, dat door do inwerking van den
• elektrischen stroom op zich zelf, de prikkelbaarheid van
do organen voor dien stroom verhoogd zou worden.
1
-ocr page 14-Het is wel verwonderlijk, dat het zoo lang heeft
moeten duren, voordat men in den veranderlijken weer-
stand, dien het menschelijk lichaam aan den stroom hood,
een reden voor verklaring van die feiten heeft gezocht.
Het had voor de hand gelegen, dat, toen de wet
E
van Omh : J = bekend was geworden, de weer-
stand in het menschelyk lichaam meer belangstelling
zou gewekt hebben.
Dit was echter het geval niet, en er moest nog een
geruimen tyd verloopen, eer er systematische onderzoe-
kingen werden verricht, die ten doel hadden, den invloed
na te gaan, welke de electrische stroom, als hij in het
lichaam trad, op den weerstand, dien het lichaam hem
bood, uitoefende. Was de weerstand in het menschelijk
lichaam eene onveranderlijke grootheid, die evenals die
van een metalen draad, door de stroomen, die de genees-
heer aanwendt, niet gewijzigd wordt, dan zoude een
aantal opgaven, die de elektrodiagnostiek aan het ziek-
bed heeft op te lossen, veel eenvoudiger zijn.
Juist "de moeielijkheden, die ik ondervond, toen ik als
geneesheer gedwongen was enkele dier opgaven oj) te
lossen, deden bij mij de wensch rijzen, om met die wis-
selwerking tusschen stroom en weerstand vau het men-
schelijk lichaam nader bekend te worden,\' en ik nam
dus gaarne het aanbod aan van Dr. Zwaaudemakku,
om het armameutarium, dat in het Militair Hospitaal
te Utrecht aanwezig was, te benutten tot een eigen on-
derzoek in die richting. Daarbij wist ik wel, dat het
mij niet gelukken zou, nieuwe feiten aan het licht te
brengen. Hadde ik dit beoogd, een onderzoek van jaren,
met een veel vollediger armamentarium, en met beter
physische kennis, dan my ten dienste stond, zou een
vereischte geweest zijn.
Wat ik echter verlangde, was een onderzoek aan de
hand van eenvoudige methoden, met hulpmiddelen, die
binnen het bereik van den praktiseerenden geneesheer
liggen, een onderzoek, dat mij moest leeren, welke
hoofdzaken ik vast moet houden bij de bepaling van de
prikkelbaarheid van zenuwen en spieren, voor zoover
die door den weerstand in het lichaam geïnfluenceerd
worden.
De resultaten van dit onderzoek wensch ik in dit
proefschrift mee te deelen.
Vooraf wensch ik echter de resultaten, door verschil-
lende onderzoekers op dit gebied verkregen, te bespreken.
&
râ"\'-\' ■
î
rnv ■
M
. A-
• (
1 \'\'jt
" A\'-
M- ■ \'
■ -Pi.
M
i^eÉÂÉiÉéÉy.. V.- ^ ..
-ocr page 17-HOOFDSTUK I.
JA
Litteratuur Overzicht.
-ocr page 18-I
-
• Mr \'
r\'-re»..-
iL
•V
■ iZ-\'f\'"^-
m\'
. \'-»^r/K | |
■.ß^-r | |
■■ .-Xj ■ | |
r. |
.\'■V-mïiAiï:
ÉMKlUttk^\'
1
•b.
De eorste, die er melding van maakt, dat het men-
schelijk hchaani een weerstand biedt aan den elektrischen
stroom is Pouillet, die de uitslagen van den naald
eener boussole, als hij een keten door een metalen ge-
leider sluit, vergelijkt met die van een keten, waarin
het menschelijk lichaam geschakeld is. Pouillkt zegt:
»On a constaté d\'abord, que le courant, qui passe d\'une
main a l\'autre, les nuiin.s étant mouillées et plongées
dans le mercure se trouve affaibli autant, que s\'il avait
traversé onze lieues de longueur, d\'un fd de cuivre, d\'un
millimétré de diamètre et que le courant, qui passe dun
doigt à l\'autre dans la même nuiin est aflaibli autant,
(pie s\'il avait traversé 77 lieues du même fd do cuivre,
les doigts étant niouillé.s et plongés dans le mercure
a la moitié ou au tiers de la prennère phalange."
Ik\'halve het feit, dat het menscheljjk lichaam een
zeer grooten weerstand aan den elektiischen stroom
biedt, is dus aan Pouillkt reeds bekend, dat bjj het
grooter worden der ingedompelde oi)pervlakte, de weer-
stand geringer wordt.
Zkcii berekent, dat het eerstgenoemde door Pouillkt
gevonden getal (11 mijlen koperdraad) gelijk .staat met
1UÜ4 Sikmkn\'s eenheden.
8
Deze onderzoekingen werden in 1842 herhaald door
Lenz, die als stroomgever een elektromagnetische ma-
cliine van Clarke gebruikte en als aanwijzer de uitsla-
gen van een door een multiphcator omgeven magneet-
naald.
De door omdraaiing teweeggebrachte stroom, bracht
bij elke wenteling vier keer een afwijking van den
magneetnaald te weeg. Hij bepaalde de gemiddelde van
deze afwijkingen en kwam tot andere resultaten dan
Pouillet. Hij schakelde een mensch in den keten door
hem 1, 2 of 4 vingers en zelfs de geheele hand in met
zuur gevulde vaten te doen dompelen en vond wel even-
als Pouillet verschillen naarmate een grootere huidop-
pervlakte higedoinpeld was, doch niet zulke groote, zelfs
maakte het bijna geen verschil of vier vingers of de
geheele hand ingedompeld waren, daarentegen zijn do
waarden, die hij voor den weerstand vindt, dubbel zoo
groot, als die van Pouillet.
De sterkte van het zuurgelialte scheen invloed te heli-
ben, om den weerstand te verminderen. Bovendien
maakte \'Lbnz toevallig een zeer belangrijke opmerking,
toen hij bij een persoon, die een excoratie van de hand
bad, een buitengewoon sterke vermindering van den
weerstand waarnam, llij leidt daar reeds uit af, dat de
oorzaak van den weerstand hoofdzakelijk iii de epider-
mi.s gezocht moet worden; en daar hij, gelijk ik
zeide, slechts een gering ondei\'scheid vindt in de grootte
van den weerstand, wanneer de vier vingers, of de ge-
heele hand zijn ingedompeld, meent hij, dat het in »le
opperhuid de zenuweindigingen zijn, wjuirdoor de stroom
in- en uittreedt.
Voorts vindt hij, wanneer hij een hand en een voet
-ocr page 21-9
laat indompelen, in den regel grootere weerstanden, als
de rechterkant, dan, als de linker is ingedompeld en
dit verschil blijft bestaan, wanneer hij een koperen elek-
trode op het sternum plaatst eu rechter of hnkerhand
in het met 1 % zuur gevulde vat dompelt.
Deze waarnemingen versterken Lk.\\z in de meening,
dat in de epidermis de oorzaak zou te vinden zijn voor
den belangrijken weerstand, dien het menschelijk liclmam
biedt.
»Sollte", zoo vraagt hij, »vielleicht der grössere
Gebrauch der rechten Hand, die Ursache davon sein."
Reeds de verschillende wijzen van indomjieling van
Pouillkt en Lknz in kwik en 1 % zuur, kunnen de
verschillende, door hen gevonden waarden verklaren.
Uit deze onderzoekingen was dus gebleken, dat het
menschelijk lichaam weerstand biedt aan den stroom en
dat de oorzaak daarvan in de epidermis kon gezocht
worden.
Eerst in 1858 wijdde R. Rk.m,\\k eenige aandacht aan
de veranderingen, die de weershind ondergaat, wanneer
een stroom door het lichaam wordt gevoerd.
Rkmaks methode komt overeen met hetgeen wij tegen-
woordig de substitutie-methode noemen. Hij gebruikt
een galvanoskooj), leest den uitslag van den naald af,
wanneer het menschelijk lichaam is ingeschakeld, ver-
vangt daarna het lichaam doin- een rheostaat, wiens
bekende weerstand dezelfde afwjjking van de naald
teweegbrengt.
Hij vindt dan weerstanden, welke hij geljjk stelt met
die, welke in 15—100 mijlen telegraafdraad worden
waargenomen.
Hij meent, dat de weerstand toeneemt, iniannate de
-ocr page 22-10
epidermis dikker is en ook van andere eigenaardigheden
in den bouw afhangt. Zoo zouden b.v. de smeer- en
zweetkliertjes in de huid de wegen zijn, waarlangs de
stroom het gemakkelijkst indringt en dus met het toe-
nemend aantal uitloozingbuisjes op een gegeven opper-
vlak ook de weerstand verminderen.
Hij vindt, dat de weerstand toeneemt, naarmate de
afstand der elektroden grooter en naarmate hun opper-
vlakte kleiner wordt.
Het meest beteekenende van zijn onderzoekingen even-
wel, is de vaststelling van het feit, dat de uitslag van
zijn galvanoskoop niet onmiddellijk na het sluiten van
den stroom zoo groot mogelijk is, maar gedurende de
eerste minuten toeneemt, m. a. w. dat de weerstand in
de eerste oogenblikken na de inwerking van den stroom
daalt. Heeft de galvanoskoop haar hoogsten uitslag ver-
kregen, dan blijft zij verder constant.
Alleen stroomwisseling (omleggen der elektroden) is
dan in staat om haar een nog grooteren uitslag te doen
aanwijzen.
Hoezeer dus Rkmak met betrekkelijk ongevoelige in-
strumenten werkte, blijft aan hem de verdienste, dut
hij voor de eerste maal gewezen heeft op het afnemen
van den weerstand in den eersten tijd van doorstroo-
ining en bij de zoogenaamde Voltii\'sche Alternatieven.
Kk.mak\'s verklaring van dit feit is niet recht duide-
lijk. »Die Oberhaut wird aufgelockert," zegt hij, en hij
ineent, dat dit voor een deel van de bevochtiging af-
hangt, die op rekening komt van endosmotische wer-
kingen, door den stroom in de huid teweeg gebracht.
Op andere ylaaf.soii spreekt hij ook van eleklrolyti.sche
werkingen.
11
Zie ik af van de bepalingen van Koulkausch, die de
geleidingsweerstand van liet menschelijk lichaam op ge-
middeld 2200 B. E. bepaalde, dan wordt de vraag ol
de Epidermis werkélijk een zoo groot aandeel heeft aan
den hoogen weerstand weder opgevat door Runge.
RuNGE\'s-methode van onderzoek (1870) is echter veel
onnauwkeuriger dan die van Remak.
Een rheostaat gebruikt hij niet.
Hij leest den uitslag van een galvanometer af, welko
verkregen wordt, als hij de elektroden bij een bepaald
aantal elementen op de ongeschonden huid jilaatst.
Vervolgens plaatst hij de elektroden oj) een gedeelte
van dc huid, dat hij door een Spaansche vlieg van de
Epidermis heeft ontdaan, bemerkt dan, dat hij, om den-
zelfden galvanometer uitslag te verkrijgen, het aantal
elementen moet verminderen en besluit dan tot het ge-
ringer zyn van den weerstand.
Daar er van eigenlijke weerstandsbepaling bij de on-
derzoekingen van Runge geen sprake is, mag ik wel
afzien van eene bespreking van zijn verdere onderzoe-
kingen, die den invloed, welke spieren, fascien of been
op den weerstand uitoefent op het oog hebben.
Runge\'s onderzoek heeft dan ook voor het verder gaan
der vraag weinig beteekenis.
Evenzoo nuvg ik kort zjjn bij de vermelding van de proe-
ven van Münk, die, toen hij onderzocht of medicamenten
kataphoretisch in het lichaam konden worden gevoerd,
het ons door Remak reeds bekende feit opnieuw ontdekte.
Münk gebruikte oen battery van 10 Grove\'s elemen-
ten, bepiuildo do stroom.strekte niet behulp van een
boussolo en vond, dat deze stroomstorkto, nadat de
stroom 20 a 30 uiinuten was doorgegaan, acht of tien
12
maal zoo groot was, als in den aanvang en dan vrij
constant bleef.
Bovendien veranderde hij alle vyf minuten de rich-
ting van den stroom en zag, dat kort na de wending
de weerstand snel verminderde.
De verdienste van Münk is dus in de eerste plaats
het na Remak vrij wel vergeten feit weder op de agenda
geplaatst te hebben.
Van nu af aan blyft dan ook het rekening houden
met den Aveerstand en de Aveerstandsvermindering bij
het doorgaan van den stroom, vrij wel een plicht van
den elektrodiognost.
Maar bovendien kon Mu.\\k, omdat hij bewezen had,
dat medicamenten als Joodkali, Strychnine, etc. kata-
phoretisch door de huid werden gevoerd, de stelling
verdedigen, dat de huid Avegens het meevoeren van
vocht door den stroom van de anode naar de kathode,
beter geleidend Averd.
De kataphorese veroorzaakt dus weerstaiulsafneming,
huitstgen»emde ontstond aan de anode.
Met te meer. klem verdedigde Munk deze stelling,
toen het hem bleek, dat een dergelijke Aveerstandsver-
mindering bij het doorgaan van den stroom ook Averd
waargenomen, als hij met zout lievochtigde • elektroden
plaatste op klei, die met een slecht geleidende vloeistof
gedrenkt was.
Hoezeer toch de diagnostiek met de Aveerstaiidsver-
mindering te rekenen had, toonde Erb in het volgende
jaar aan, toen hij onder den naam van tetanie een ziekte
beschreef, onder wier kenmerken voorkomt een reactie
van den eleKtrisch g(!prikkelden zenuAV bij geringer
stroomsterkte, dan dit l)ij normale personen het geval was.
13
Dit onderzoek gaf\' Erb aanleiding om weerstandsbe-
palingen bij zulke patienten verricht, te vergelijken met
die van normale personen.
Ook Erb echter meet, zoo min als Runge en Mxtnk
den weerstand direct. Hij meet indirect door den uit-
slag van den galvanometer bij een stroom, door een ge-
lijk blijvend aantal elementen geleverd.
Vervanging van den mensclieliiken weerstand door
rlieostaten weerstand, blijft nog achterwege.
Ook Erb noteert de dahng van den weerstand hij het
doorgaan van den stroom, bij stroomwendingen en zelfs
bij sluitingen van den stroom in de zelfde richting.
Hij wijst er op, dat op verschillende plaatsen van
het lichaam de weerstand niet overal dezelfde is.
Dezo verschillen in weerstand wijt Erb voor een deel
aan physische oorzaken (dikte van de Epidermis, nat-
heid van de huid, verbetering van do geleiding door
kataphorese), nmar voor een deel ook aan piiysiologischc
en wel in do eerste plaats, verwijding vau de bloedva-
ten, misschien als gevolg van elektrolytisch gevormde
vergiften voor de blóedvaatmuskulatmn*.
Ook E. Rk.mak komt in het algemeen tot dezelfde
resultaten in een onderzoek, dat tot op Gürtner als
een beslissend onderzoek werd beschouwd.
Kkmak heeft oen galvanometer in z|jn keten, waar-
mede hy de stroomsterkte bepaalt. Nadat de stroom
eenige minuten is doorgegaan, wordt bepaald, bij wol-
ken uitslag van de naald oon kath()dosluiting.scontractio
kan wordon teweeg gebracht. Het blijkt, dat dit thans
bjj oen geringeren uitslag van de naald geschiedt.
Aangezien echter dezo galvanometer 1.5—30 secon-
den lang .schommoldo, hooft Kkmak goono zekerheid, dat
14
de stroomsterkte en de weerstandsverandering op het
oogenblik, dat hij aflas, dezelfde waren, als op het
oogenblik, dat hij de spiersamentrekking opwekte.
Daar verder blijken zal, dat het doorgaan van een
stroom gedurende 10 seconden den weerstand belang-
ryk verminderen kan, wordt terecht door GiliiTNEu aan
Rejiak verweten, dat zijn onderzoekingen evenmin
als die van Munk en Eiib die waarde bezitten, welke
men tot dien tijd gewoon was, er aan toe te schryven.
Rejiak wendt zich tegen de verklaring van Munk,
omdat hij ook weerstandsvermindering zag, als de elek-
troden met lauw water waren nat gemaakt en er dus
van verplaatsing van een slechter door een beter ge-
leidende vloeistof geen sprake kon zijn.
Remak zoekt dan de oorzaak van de weerstsindsver-
mindering in de verwijding van de bloedvaten.
Uit dit alles blijkt, dat in het begin van 1880 het
aan de verschillende onderzoekers over elektrodiagnos-
tiek bekend was, dat tengevolge van het inwerken van
den stroom, weerstandsveranderingen in het lichaam
plaats vonden.
Hoogst zelden was echter die weerstand genieten.
Als hij gemeten was, leed die meting\' aan fouten.
Zij was niet snel gonoeg geschied, deels wegens de on-
gevoeligheid, of als dit het geval niet was, wegens de
onvoldoende demping der lang slingerende gevoelige
instrumenten.
Het hing echter in de lucht, dat exacte meting zou
plaats vinden, eu de eerste, die het deden, waren
Tsohiuiew en de Wattevii.le.
Deze vonden een zeer grooten weerstand op den
-ocr page 27-15
voorarm, wisselend tusschen 40000 en 2000 Omhs, af-
hangend van de grootte, den vorm, de bevochtiging der
elektroden, de drukking op de huid, afhangend ooic van
de sterkte van den aangewenden stroom.
Bij Gürtn\'er echter treffen wij voor het eerst een
stelselmatig, aan de hand van een onwraakbare phy-
sische methode ingesteld onderzoek, hetwelk ik nader
heb te beschrijven.
Güutner werkte met den brug van Wiik.\\tstone. De
stroom waarmede hij meet, wordt door 3 elementen van
Siemens geleverd en de weerstanden in de verschillende
takken van dezen brug op de volgende wijze verdeeld.
In de eene tak van den brug is het lichaam, waar-
van de weerstand gezocht wordt en een onveranderlij-
ken weerstand gebracht. (4200 S. E.), in de. andere kan
de verhouding tusschen de weerstanden der beide afdee-
lingen naar willekeur worden veranderd door een in-
richting, die een gemodificeerde stoprheostaat als rheo-
chord invoert.
Als meetinstrument bevindt zich een boussolo volgens
Hkhjiann in de diagonaal.
Op deze wijze kan GiliixNER snel (in 30 seconden) don
weerstand bepalen, dien het lichaam biedt aan een stroom,
door de drie Siemensche cellen geleverd (de maatketen).
llij droeg daarbij zorg voor onpolariseerbare elektro-
den, d. w. z. h\\j verving de koperen platen der ge-
woonlijk gebruikte door platen van geamalgameerd zink,
die hij met caontchoukbanden op het lichaam bevestigde.
Op deze wijzo werkend vond Gürtnkr nu wel de
ervaringen van RIunk en Erh beve.stigd, maar zijn re-
sultaten weken toch zeer af van die zijner voorgangers.
Hij vond dezen weerstand, dien hü aanvangsweerstjind
-ocr page 28-16
noemde, zoo enorm groot, (Jat b.v. getallen van 2G0000
S. E. geene zeldzaamheid waren.
Als hij nu echter door eene eenvoudige inrichting,
b.v. met behulp van de Pohl\'sclie wip een stroom van
15 elementen, gedurende korten tijd, door het Hchaam
zond, en dan den weerstand met zijn maatketen weder
bepaalde, dan vond hij in dien korten tijd den weerstand
tot 9800 S. E. verminderd, en dat binnen den tijd van
vier minuten.
Zoodra hij een sterker elektromotorische kracht ge-
bruikt bijv. 5 elementen Siemexs, vindt hij reeds den
aanvangsweerstand kleiner b.v. 520Ó0 S. E. en bij door-
gaanden gelijkblijvenden stroom in 15 minuten op 9100
S. E. dalen.
Aangezien de duur van aflezing bij Gübtnkii nog
immer 30 seconden bedroeg, is deze aanvangsweerstand
eerst de weerstand, welke na 30 seconden nog bestaat,
en zou dus nog te laag zijn, als er geen andere redenen
waren, .die met de wijze van experimenteeren van Güutnkii
samenhangen, waardoor die waarden toch weer te hoog
kunnen uitvallen.
^Merkwaardig zijn verder Güutnku\'s experimenten aan
lijken.
Hij bewijst, dat hier hetzelfde geldt en dat de door-
voering vaii een stroom van 20 Stöhrer elementen door
de hand gedurende 1 mimnit (k\'n weerstand van GG300
op 9000 S. E. kan doen dalen.
Hij verwjjdert daarna de ej)idermi3 door kookend water.
De weerstand thans bepaald, bedraagt voor die hand,
slechts 1920 S. E. en verandert door het doorvoeren
van een stroom slechts zeer weinig.
De afgelichtte epidermis wordt dan g<;ï.soleerd, op zijn
f
17
geleicHngsweerstand onderzoclit en deze vermindert, als
een stroom van 21 Stölirer elementen gedurende 1 mi-
nuut haar doorstroomt van 123000 S. E. tot 52500 S. E.
GïIktnKr is dus gerechtvaardigd tot het uitspreken
der volgende conclusies:
De weerstand, dien de menschelijke huid aan den in-
dringenden stroom biedt, is in den aanvang buitenge-
woon groot en vermindert snel tot zelfs 7so
oorspronkelijke waarde.
De grootte van de weerstandsvermindering hangt af
van het elektros copisch vermogen en den sluitingsduur
van den stroom.
In de epidermis is de oorzaak van de weerstandsver-
mindering te zoeken.
De lijken})roeven van Gürtnkr leeren voorts, dat er
geen twijfel mag bestaan of do oorzaak der weerstands-
vermindering moet voor een deel in physische oorzaken
gezocht worden, want de epidermis is ongetwijfeld de
jdaats, waar de meeste weerstand aan den stroom ge-
boden wordt en deze bevat geen bloedvaten.
Hij sluit zich bij Munk aan en ziet dan ook in de
kabvphorische werkingen de grootste beteekenis voor
het verklaren van de weerstandsvernn\'ndering.
Het spreekt wel van zelf, dat de nu volgende on-
onderzoekers op het voetspoor van GaRTNRR voortgingen.
Zoo brengt reeds het jaar 1884 een onderzoek van
Jolly, waarbij de Giirtnersche experimenten worden ge-
controleerd.
Jolly gebruikte als indicator in deu Wlïeatstone\'.schen
brug oen grooten horizontaal galvanometer van Eohlmann-.
Met Giirtnersche elektroden van 12,5 □ cM. opjier-
vlakte op synnnetrische jdaatsen van het lichaam ge-
18
plaatst, bepaalt hij den weerstand van het lichaam, door
een stroom, die door één Sikjien\'s element wordt gele-
verd.
Hij werkt met eene analoge ongelijkmatige verdeehng
der weerstanden, waarvan er een invariabel in de brugge-
takken is gebracht evenals GäiiTNEii dit deed.
Evenals GUrtner vindt ook Jolly zijn aanvangsweer-
stand bijzonder groot.
Hij voert evenzeer het stringente bewijs, dat de weer-
standsvei-mindering van de sterkte van den stroom af-
hangt, maar ook dat die weerstandsvermindering op
verschillende plaatsen van het lichaam zeer verschillend
veranderd wordt, zelfs als de stroom door dezelfde bat-
terij geleverd wordt.
Merkwaardig genoeg vond Joi.ly, dat op den voetzool
en de handpalm een betrekkelijk zeer geringe weerstand
wordt gevonden.
Hoewel dit feit in tegenspraak scheen met de elektro-
diagnostische resultaten der khnici, die wel wisten, diit
de uitslag van den galvanometer bij denzelfden stroom
op de handpalm doorgaans geringer uitviel, dan i).v. op
den voorarm, was toch die tegenspraak slechts eene
schijnbare.
Dezelfde stroom had n.1. veel langer tijd \'noodig om
den weerstand in de handpalm op het minimum te
brengen, dan dit op den voorarm het geval was.
De galvanometeruitslag, zooals die voor diagnostische
doeleinden bij bepaling van de prikkelbaarheid van
zenuwen gebruikt werd, is dus eigenlijk slechts het
beeld van die prikkelbaarheid bij een weerstand, die
door den stroom zelf op de meest ongelijkmatige wjjze
veranderd is geworden. Zoodoende heeft dus die, ii priori
19
niet bekende veranderlijke weerstand, een invloed, die
zulke bepalingen zeer twijfelaclitig maakt.
Dc resultaten door GïIrtneu en Jolly verkregen, wa-
ren dus wel wezenlijk gescliikt, om te doen vragen of
nu wel eenige waarde kon worden toegezegd aan de
elektrodiagnostisclie onderzoekingen op die wijze verricht.
Een weerstand, die eenvoudig door het doorgaan van
een stroom tot op Yao van zijn oorspronkelijke waarde
kon verminderd worden, was een bedenkelijke factor.
Zelfs had Güutner gezegd, dat hij slechts één factor
kende, die den stroom nabij kwam in zijn vermogen om
den weerstand te doen verminderen on dat was rotting
van de epidermis.
Hadden daarom die onderzoekingen, die toch de klinici
als juist aannamen, dan geen beteekenis V
Het was toch niet te ontkennen, dat oen goede gal-
vanometer met behoorlijke demping vrij constant(! waar-
den gaf.
Er moest dus oen klove gedempt worden, die tusschen
de theoretischo redeneering, welke op de proeven van
GiliiTNKR en Jolly steunde, en de praktische ervaring
der klinici gaapte, want do klinisten, die met den am-
porometor werkten, wisten, dat gelyk bljjvondo inten-
siteiten bij eenzelfde persoon voor den minimalen prik-
kel van een zelfden zenuw gevonden kondon wordon,
al mocht ook eon theoretisch betoog een dalen van don
weerstjvnd gedurende den tijd vau ontlorzook oischon.
Daarom greep Sti.ntzino in vereeniging met GRünKR
weder dit onderzoek aan.
Ook zij bedienen zich vau do brngmothode, nadat zij ver-
gelijking volgens do substitutie-methode gemaakt hebben.
srintzind en Grühkii hebben in don brug tegenover
-ocr page 32-20
flon gezochten weerstand 1 Ohm, in de over elkander
staande andere zijden 100 Ohm en den variabelen weer-
stand van een stoprheostaat, die tot 2110 Ohm kan
worden opgevoerd.
Zij kunnen door bet wisselen der stoppen dus 211000
Ohm weerstand bepalen.
Bij sterker stroomen moesten zij anders rangschikken,
daar de stroom een al te geringen weerstand in den
tak (1 100) vond.
In dienzelfden tak brengen zij dan op analoge plaat-
sen 1000 100000 Ohm.
De variabele weerstand wordt dan in den stoprheostaat
tot 3120 Ohm verhoogd.
Zij zouden dan afwijken van de rangschikking, die
Gühtner en .Iolly gaven, üeze onderzoekers meten den
weerstand, gelijk ik beschreef, met een zwakken stroom,
nadat de inwerkende stroom is doorgegaan.
Stintzing en Giiübeu meten terwijl de stroom door-
gaat met een galvanometer van Rosk.nïiial, met vern^-
kijker-aflezing.
Bovendien echter, en dit is een eenigermate beteeke-
nend variant, bepalen zij tegelijkertijd de intensiteit van
den stroomlis, die ouder die conditiën het menscheljjk
lichaam treft.
Is nu die stroomHs zwak, 1). v. beneden 0,5 inM., dan
daalde niettemin de zeer liooge weerstand aanvankelijk
vrij snel en daar er steeds tijd, al is het slechts enkele
seconden, verloren gaat voor de verplaatsing der .stopjien
is de aanvangsweerstand niet te be])alen.
Deze (laliyg heeft daarop veel langzamer plaats en
bij nagenoeg gelijkblijvende intensiteit in dien stroomlis,
nadert zij tot eene zekere constante waarde.
21
De zeer belangrijk gedaalde weerstand heeft liij de
zwakke spanningen van den strooni, die door het lichaam
gaat, geen noemenswaardige versterking der stroomin-
tensiteit ten gevolge en de ami)èrometer wijst die zelfs
niet aan.
Zoo bijv. vindt hij :
4 u. 23\' 146000 W. J. in de lis 0,05 uiM.
4 u. 27\' 100000 W. J. in de lis 0,0G mM.
4 u. 30\' 91000 \\V. J. in de lis 0,065 niM.
En wanneer de eerste snelle en belangrijke daling
voorbij is, is het alsof de daling een limiet liegint te
bereiken; haar invloed is op de intensiteit geheel niet
meer merkbaar.
Zoo blijft 1). v. van 4 u. 50 min. — 5 n. 34 m. de
stroomsterkte 0,23 niM., niettegenstaande de weerstand
van 40600 — 42800 Ohms wisselt.
Onderbrekingen doen de daling nog langzamer plaats
vinden.
Zoo onderscheidt Stintzino een relatief constante van
den weerstand, iijj een zekere stroomsterkte, die het
lichaam heeft getroffen.
Wanneer men echter stroomen vau grooter elektro-
motorische kracht door het lichaam laat gaan, is de
oorspronkelijk bepaalde weerstand, de aanvangsweer-
stand, te kleiner, naarmate deze grooter is.
Daarmede stijgt dan snel de stroomsterkte in de lis,
die bij zijne tweede opstelling het lichaam trof.
In eenige minuten kon deze tot 15 mA. b. v. stij-
gen, dan had men ook in eeiiige minuten een mini-
malen weerstand bereikt.
Maakte men nu het stroomverval anders, dan bleek
-ocr page 34-22
er volstrekt geen invloed meer te bestaan van den
stroom op den weerstand.
Dit minimum is blijvend, zelfs tot 30 minuten.
Door zulk een sterken stroom wordt er een minimaal,
en absoluut constante weerstand bereikt.
Door constante stroomen van genoegzame sterkte
wordt derhalve de epidermis zoodanig veranderd, dat
zij bijna evengoed gaat geleiden als de overige weef-
sels.
Inductiestroomen hebben zulk een grooten invloed
eerst bij zeer groote Intensiteit.
Proeven op lijken leerden hem, dat de daling niet
zoo regelmatig gaat, en Stintzi.vg blijft wel geneigd om
naast de kataphorische werking, ook voor een deel den
invloed van jihysiologische werking en dan bepaaldelijk
vaatveranderingen te erkennen.
Hoe groot dus ook de schonnnelingen mogen zijn van
den weerstand onder den invloed, welke de stroom daarop
uitoefent, praktiscli behoeft liet geen invloed int te oefe-
nen. Men heeft, het toch in zijn macht om vooraf den
absoluut- constanten minimalen weerstand te bepahm
door een sterke stroom eenige minuten te laten doorgaan,
en zelfs, als men dit niet doet, is bij elke stroomsterkte
een relatief constante weerstand spoedig bereikt, zoodat
de galvanometer-uitslag, die afgelezen word, toch iets
meer beduidt, dan Joli.y wilde.
Dit getal toch is dan practisch niet meer eeu telkens
ongelijke grootheid, maar een die zeer degelijk con.stant
blijft, daar in dit geval vrij groote wisselingen om de
relatieve constante ongemerkt aan do waarneming met
de niet geheel nauwkeurige instrumenten voorbijgaan.
Onafhankelijk van Stinizino bevestigde arauriu.s zijn
-ocr page 35-23
resultaten, ter^vijl hij bovendien den invloed der polen
naging.
Eene relatief groote anode, en eene relatief kleine kathode,
zijn het gunstigst voor de snelle weerstands-vermindering.
Een uitvoerig onderzoek verrichtte voorts Tisciikow.
Hij beschrijft een door zijn vader P. Tisciikow uitgevonden
toestel, dat het mogelijk maakt, zonder groot tijdverlies
Ampères, Volts en Ohms van galvanische batterijen
te bepalen en bedient zich ter controle van den brug
van "WllEATSTONE.
Hij vindt dat de Epidermis den grootsten weerstand
biedt en vindt schommelingen afhankelijk van den voch-
tigheidstoestand der huid, de kracht, waarmede de elek-
troden worden aangedrukt, den duur van het doorgaan
van den stroom, de intensiteit van de elektromotoriscliu
kracht, dc temperatuur en de plaats waar de elektroden
worden opgezet.
Verder meet hij den weerstand bij personen van ver-
schillenden leeftijd en geslacht, op verschillende jilaatsen
van het lichaam en maakt hiervan tabellen.
Hieruit blijkt dat de weerstand bij kinderen kleiner is
dan bj) volwassenen en het grootst bj) oude manuol\\iko
personen, terwijl tusschen rechter en linker lichaamshelft
geen waarneembaar verschil bestaat.
grootste weerstand wordt gevonden aan de dorsaal-
vlakte der extremiteiten, de kleinste aan de voluir-vlakte
der handen, de voetzolen, het j^czicht en de inguimmlstreek.
Uit de tot lui toe bij gezonde personen bepaalde weor-
staiuls-veranderingen in de op[terhni(l, begon dus over-
eenstemming te heerschen.
Het staat na de ondmoekingcn van Güutnkr vast,
dut de wcorsiand, die het lichaam aan don stroom biedt,
24
aanvankelijk zeer groot is. Door STiNxziNo\'s-proeven
wordt bewezen, dat men voor elke stroomsterkte een
relatief weerstandsminimum lieeft te onderselieiden, dat
betrekkelijk snel wordt bereikt, terwijl door sterke stroo-
men, binnen eenigen tijd, een vrij lang blijvend absoluut
minimum wordt verkregen, beneden welk de weerstand
niet meer daalt.
Praktisch is dit laatste feit van gewicht, omdat inderdaad
bij de gevonden galvanometeruitslagen, die minimale
samentrekkingen gaven, de vermelding geëischt moet
worden, dat men tijdens een relatief minimum zijn waar-
nemingen heeft verricht, of wel dat men vooraf door het
eenigen tijd doorvoeren van een sterker stroom de
waarnemingen bij het absoluut weerstands-minimum ver-
richt heeft, tenzij men den ampèrometer gebruikte.
Ook omtrent de j^laats, waar de grootste weerstand
werd geboden, was eenheid. In de Epidermis.
De reden der daling van den weerstand, als gevolg
van den stroom, was terug gebracht tot physische oor-
zaken en wel in hoofzaak tot katai)horische (vindt
derhalve in hoofdzaak aan de anode plaats), slechts voor
een klein deel namen verschillende onderzoekers nog
physiologische oorzaken aan en na Güutner\'s onderzoe-
kingen op lijken is die vooronderstelde invloed van
vaatverwijding en zweetsecretie wel oj) een mininnim
te reduceeren.
Het lag nu wel voor de hand om te vragen in hoeverre
de kliniek voordeel getrokken had uit deze onderzoekingen.
lleeds in 1878 was er door Du. Ro.main Viooukoux
op gewezen, dat er bij hysterie, oj» de ongevoelige zijde
een veel groojer elektrischen Aveerstand moest worden
ondersteld, dan O}) de zijde, die wel goed voelde.
25
Eerst veel later kwamen ileze en andere onderzoekingen
van ViGOiuioux tot meer algemeene bekendheid, toen
ciiaucot in zijne voorlezingen over zenuwziekten de aan-
dacht vestigde op het feit, dat bij Moubus Basedowii de
weerstand voor den constanten stroom belangrijk was
verminderd.
vigoukoux zelf berekende den weerstand bij Morbus
Baskuowii op 800—1200 Ohms en meende in dit feit
een klinisch kenmerk voor Morbus Basedowii te zien.
Er kan geen twijfel aan bestaan, of deze cijfers moes-
ten wel treffen, omdat zij zoo laag waren en het
kan wel niet anders of een onderzoek moest volgen om
die feiten op nieuw na te gaan.
Martius, wiens arbeid wij voor gezonde menschen
reeds vermeldden, en die evenals toen met de substitutie
methode werkte, onderzocht eenige lijders en vond dat
inderdaad het absolute miniiinim bij Morbus Basedowii
tusschen 900 on 1200 Ohms lag, maar bij andere per-
sonen had hij dit eveneens gevonden bijv.: bij Tabes
990, bij een reconvalescent van roodvonk 990 enz.
Toch was er echter een verschil. Terwjjl bij controle-
proeven, de rehitieve weerstands-minima voor 10 elementen
tusschen 20000 eu üOOO gelegen waren, vindt hij bij de
lijders aan Morbus Basedowii voor ditzelfde aantal ele-
menten 2Ü00—1(500 Ohms.
Door die onderzoekeningen werd dc weerstands-ver-
minderingbij Morbus Basedowii dus wel degelijk bestreden.
Eui.e.nburo volgde Martius en vond evenzoo den
relatieven weerstaind (met substitutie-methode i=-lmA.
constantie van W van minstens 2 minuten) van 1700—
5000 Ohms me(\'.stal binnen drie minuten bereikt.
Met andere woorden wilde dit dus zeggen, dat by
-ocr page 38-26
MoiiBüs Basedotvii de weerstand en met name de aan-
vangs-weerstand wel dezelfde kon wezen; de absoluut
minimale weerstand dezelfde was, maar de weerstands-
vermindering ten gevolge van den doorgaanden stroom
zelf veel sneller plaats vond, dan bij veel andere personen.
Daai-mede hing het snel, soms momentaan tot stand
komen van het relatief minimum te samen; dit minimum
werd reeds door relatief geringe stroomsterkten opgewekt\'
Het was dus te verklaren, hoe het kwam, dat de daling
van den weerstand zoo snel tot stand kwam en het feit.
zooals vigouroux het had medegedeeld was niet geheel
juist; het gold alleen voor den relatieven weerstand,
terwijl bij normale personen hetzelfde kon plaats vinden.
De verklaring van dit zoo gemodificeerde feit zochten
Mautius en Eulenbukg in physiologische oorzaken. De
bloed.srijkdom in de hyperhydrose van de Imid, die bij
Moiinus Basedowii voorkwam, zou de oorzaak zijn van
den korten tijd, welke een ralatief zwakke stroom noodig
had om een betrekkelijk laag relatief minimum van
weerstand in de huid te doen ontstsuin, en dergelijke
redenen be.slonden bij talrijke andere personen. Bij jjorsoneu
met dunne epidermis, met veel bloedvaten, met wijde
uitloozingsbuizen der zweetklieren zou ditzelfde en op
dezelfde wijze bereikt worden als bij Mounus Basedowii,
Intusschen stond het feit van Vioouuoux in dio
gewijzigde beteekenis wel vast en werd ook door WoLV-
FENUEN aan de hand van 20 nieuwe gevallen bevestigd
en zelfs werd in een geval bij een elektroscopisch verschil
van 13 Volts de weerstand gevonden van 350 Ohms,
hetgeen overigens ook hij Ciiouea het geval was.
Hierbij is zelfs do absolute weerstand gemeend.
Daar echter in verreweg het inoerondeel der gevallen
-ocr page 39-27
ook de absolute weerstand tusschen 900—1500 Ohms
wisselde, is ook hier niet meer, dan het bewijs geleverd,
dat onder sommige omstandigheden de absolute weerstand
laag kan zijn.
Die omstandigheden zouden volgens Woli fknden meestal
wijde bloedvaten zijn.
Ten slotte gaf ook Vioouuoux dit laatste toe, zoodat
de physiologische oorzaken voor het dalen van den weer-
stand in hun recht hersteld schenen en men volgens
den laatsten schrijver geen beter middel bezat om den
vasomotorischen toestand der huid te beoordeelen.
Het onderzoek van Sii.va en Pescauoi.o vatte in dien
strijd nogmaals het geheele vraagstuk naar den weer-
shind op.
Zij gingen uit van de stelling, dat do verschillende
onderzoekers met uitzondering van GiiitTNKU allen haddon
gewerkt volgens methoden, wier juistheid aan te taston
was.
En wel in de eerste plaat« opperden zij bedenking
tegen den grooten galvanometer van Edkmiann, dio to
ongevoelig was en vervingen dien door eon galvanometer
van Dki\'HEz d\'Aksonvai, , die volkomen aperiodiciteit
voreenifft met onmiddellijke aanwijzing dor afwijking.
Dit »Appareil a circuit mobile" slaat nog eenigo cM.
uit, waar die van Eoki.mann volstrekt l)iiiten beweging
bljjft.
In do bruggotakkon bobben zij hot lichaam on oon
rooks rboo.staten, benovons oon rhooehord, zoodanig in
don brug geplaatst, dut do overstaande zjjden gevormd
wordon: 1\'. door Hchaam on hot oono godeelto van den
rhoochord (oon platiuixdraad van l.\'M cM. lang) on 2\'\'.
door rlieostaten en dc andere afdoeling van don rlioochord.
28
De snelheid, waarmede men rlieostaatweerstanden kon
inlasschen, of den schuiver op den rlieochord verplaatsen
kon, maakte het mogelyk in enkele seconden aflezingen
te doen.
Daardoor zoude het volgens Silva en Pescarolo voor
\'t eerst gelukt zijn, om den aanvangsweerstand te meten;
hetgeen zelfs GäRTNER niet gelukt was, daar hij circa
30" noodig had om te meten. Desniettemin zijn de be-
zwaren van Silva en Pescakolo tegenover de andere
waarnemers overdreven.
Bij allen is het feit vastgesteld, dat hoe sterker de
stroom is, des te sneller de weerstand afneemt.
Het is nu geheel onbegrijpelijk, waarom zij als aan-
vangsweerstand slechts 30 a 40000 Ohms en dikwijls
minder vinden, terwijl Gürtner den weerstand in den
aanvang op 100—400000 Ohms bepaald heeft.
Het verwijt tegen Gürtner gewoonlijk ingebracht,
kan niet gelden. Als hij door zijn maatketen den weer-
stand niet meet tijdens het doorgaan van den modili-
ceerenden stroom, maar daarna, kan hij toch geen an-
deren, dan een bestaanden weerstand bepalen.
In deze onderzoekingen gelden hooger cijfers eer dan
lager.
En als GilRTNER eene spiegelboussole gebruikt, ])lijft
het te bezien, of deze boussole zich niet tot het ajipareil
a circuit mobile van d\'Arsonval verhoudt, als deze tot
den galvanometer van Edelmann.
Maar is het absolute cijfer van den aanvangsweerstand
van minder waarde, ernstiger is het, als zij de onder-
scheiding tusschen relativen en absoluten weerstaml
bestrijden. ^
Het komt mij voor, dat de sclirijvers Stintzinu-Guüher,
-ocr page 41-29
en Martius niet goed begrepen hebben en in linn strijd
tegen Martius tegen windmolens vechten. Immers hun
eigen onderzoekingen toonen aan, dat bij een stroom,
die tusschen 1,45 mA. en 1,50 mA. wisselen blijft, ten
slotte de W van 8159 Ohms tot 7989 Ohms daalt.
(Deze was aanvankelijk 37516).
Bij zulken hoogen voor een stroom van 1,50 mA.
intensiteit aanwezigen relatief minimalen weerstand, was
het slechts noodig geweest, om b.v. een stroom van 10
mA. gedurende 10 minuten te hebben laten doorgaan,
om bij herhaalde meting met een strooni vau 1,50 niA.
een veel lager, ditmaal absoluut minimum van weer-
stand te vinden.
Ofschoon dus het onderzoek van deze Italiaanscho
geleerden, naar mijne meening, voor aanvangsweerstand
en de onderscheiding tusschen relatief en absoluut mi-
ininale weerstand niet »einschlägig" is, is hun verder
onderzoek van belang.
Een herhaling van de weerstandsbepaling bij allerlei
ziekten, doet hen tot het resultaat komen, dat de weer-
stand afhangt van de dikte van de ei)idermis, dat alle
ziekten, die lijden tot een snel afschubben, tot dunner
worden van die epidermis, de weerstanden doen dalen
on dat op die w\\jze de ziekte van Baskdow, met vele
andere ziekten, waarbj], of hyperaemie van de huid mot
afschu])bing, of eene dunne eindermis bestaat, een lagen
weerstand gemeen heeft.
Eindig ik thans het overzicht van wat do litteratuur
ons omtrent den weerstand in de menvschelijke huid voor
den constanten stroom leert, dan zijn het de volgende
reeultaten:
1®. De epidermis biedt aan den stroom een ontzagge-
-ocr page 42-30
lijk grooten weerstand (GUrtner, Jolly), welke tenge-
volge van kataphorische werkingen (Münk, Gürtneu)
aan de anode (Münk, Martius) spoedig belangrijk daalt.
2®. Na relatief korten tijd, daalt die weerstand tot
een betrekkelijk constante waarde (relatief minimum),
welke voor ieder persoon, afhangt van de betrekkelijke
intensiteit van den stroom. (Stixtzing-Grüder, Martius).
Zwakker stroomen onmiddellijk na het bereiken van dit
relatief minimum doorgevoerd, hebben weder weerstands-
vermeerdering tengevolge.
3® Stroomen van hooge spanning doen den aanvangs-
weerstand snel tot -een absoluut minimum dalen, dat
een tijd lang blijft en gedurende dien tijd noch door
een zwakken, noch door een sterken stroom geïnfluen-
ceerd woi\'dt.
4®. In hoofdzaak hangt de daling van den weerstand
af van de elektromotorische kracht van den inwerkenden
stroom, van de grootte der elektroden, vooral van de
anode, van de dikte van de epidermis, van den daar
geboren polarisatiestroom, welliclit ook van verwijding
van bloedvaten, van vermeerdering der zweetsecretie, en
van afschul)bing der epidermis onder elektrolytischen
invloed.
I\'OUILI.KT . . . . Clomptcs n-niliis liülidomixliiiri\'s ili!ss(\'iinc0sil(!
l\'Acailérnii! des scienccs. 1837, pag- 7U1.
ZKCII......Die IMiysik in <ler I-lektiotherapin. 11575. S. 21.
l.KNZ ......lleb(!r den l.citunjiswidprstiind des inenscldi-
chcii Körpers gegen (ialvanisclic Strönie.
PoüOKNOüUi-\'s Annalen. 1842, S. 429.
31
R. RKMAK .... (lalvanotheraphîe der Nerven- und Aluskol-
Kr.mkheiten. 1858.
F. IvOHLRAUSCIl . P0C.GP.Nü0Ui-"s Annalen. 1848, S. 125,
RUNGE.....Deutsches Archiv für klinische Metiiciii. IJd.
VII, 1870, S. 350.
JIUNK......Ueber die Galv.anische cinführung differcnter
Flüssigkeiten in den Unverselirten lebenden
Organismus. Archiv für Anatomie und Physio-
logie. 1873.
ERK......Zur Lehre von der-Tetanie. Archiv für Psy-
chiatrie und Nervenkrankheiten. IV. Band 1874.
E. RE.MAK .... Modificirende Wirkungen galvanischer Ströme
auf die erregbarkeit motorischer Nerven.
Deutches Archiv für klinische Medicin. Hd.
XVIII, 1870, S. 204.
TSCIIIRIEW and DE WATTEVILLE . On tho elektrical excitation
of thc skia. HhaIn, 1879.
(lARTNl^R .... Untersuchungen über das elektrische Leitungs-
vermögen der menschliclien Haut. Medieinische
Jahrbucher, 1882, Heft IV, S. 51ü.
.lOLLY.....Untei-suchungen übur den elektrischen Lei-
tungswiderstand des Körpei-s. Festschrift, Strass-
burg 1884.
STINTZlNd und (iRÄHER . Der Elektrophysiologische Leitungs^vi-
derstand des nienslichen Körpers und se ne
Itedeutuhg für die Klcktrodiagnostik. DimiI-
sches Archiv für klinische Medicin, Hand 40,
1887, S. 12«.
MAliTIUS .... Gesetze tler Widei-standsveränderiingen der
menschlichen Haut durelidenconstantenStrom.
Neurologisches Centralblalt, 1880, No. 12.
TISCHKüW. . . . Ueber den elektrischen Leitungswiderstand des
nuMisehlicheii Körpers. Dissertatie, St. Petei-s-
burg, 1880, Referat im Ne»irol(»gischen Central-
blatt No. 15 (1 Augustus).
VKiOUROUX, . . . Progrès médical 1880 en later Progrès niédical
1888, Nos, 3 en 5, Sur la résistance électrique
comme signe klini(iue etc,
(MIARCOT . . , . Neue Vorlei^iingen über die Krankheiten des
Nervensystems, ins besondere die Hysterie.
Vert, von Fliicun. Wien, 1887.
MARTIUS . . . . Archiv für Psychiatrie. S. ,001. Experimoutelle
Untersuchungen über Elektrodingnostlk.
EULENHURG . . . Ueber das Verhalten des galvanischen Leitungs-
widerstandes bei Has(Mlow\'scher Krankheit.
Centraiblatt von Dr. Amiueciit Eui.knmkyeu.
. \\
32
WOLFFENDEN . . A new point in the diagnosis of Grave\'s
disease.
The practioner 1887, No. 234, S. 8.
Dr. R. SILVA en Dr. R. PESCAROLO . Deobachtunsen über den elek-
trischen Leitungswiderstand. Deutsches Archiv
für klinische Medicin, Bund 47, S. 335.
D\'ARSONVAL . . . Appareils pour recherches d\'électrophysiologie.
Archiv de physiologie normale et pathologique,
1889, p. 429.
HOOFDSTUK II.
-ocr page 46- -ocr page 47-Bij de beschrijving mijner methoden van onderzoek,
heb ik vooreerst mede te deelen, dat ik afhankelijk was
van de instrumenten, die mij in het jNIilitair-Hospitaal
te Utrecht ten dienste stonden.
Ik beschikte over eene constante biitterij van 30 Stöhrer
elementen, welker intensiteit ik kon regelen door een
schroefrheostiiat van Enokui a.nn en meten door de Strom-
wage van Koiiluauscii.
Ter controle bezat ik voorts een vrij gevoeligen gal-
vanometer, die echter niet fraai gedempt was.
Een magneetnaald, waaronder een klosje, waarin do
stroom liep, en een koperen plaatje tot meerdere dem-
ping, ziedaar dit eenvoudig en toch vry bruikbaar in-
strument.
Dit instrument wees:
hij 1 niA. 20° uitslag,
bij 2 mA. 38° uitslag,
by 3 niA. 48° uitslag,
bij 4 mA. 55° uitslag aan.
Wenschte ik met do substitutie methode te werken,
dan werd de Hchaamsweerstand door een metalen weer-
stand v(!rvangen, terwijl de Stromwago en de beschreven
matig gevoelige! galvanometer in don keten bleven.
36
Wanneer ik daarentegen met de brugmetliode wenschte
te werken, beschikte ik over eenige fijnere instrumenten.
In de eerste plaats een weerstandsbank gelijk de bij-
gaande schets die aangeeft.
Als men de lottors dezer brug vorgolijkt mot dio in
de rheostaat aangegeven, dan ziot men als do beide
37
sleutels a eu b ueergedrukt zijn, dat de rheostaat een
brug vertegenwoordigt, in w^elker takken ABC- als
rheostaatweerstanden en ADC als rheostaat lichaam
lungeeren.
In die brug zal de galvanometer of de stroomverklik-
ker, welke in de diagonaal BD is geplaatst, geen stroom
aanwijzen, als de weerstanden
AB X DC = AD X BC.
\' Als galvanometer kon ik in de eerste plaats gebrui-
ken een spiegelboussole, die zeer gevoelig was, maar
die tevens zoo lang slingerde, dat ik liet onmogelijk
achtte in korten tij(J nfloznigeii to doen.
Van iiauvangsweerstanden te bepalen, kon zelfs bij
den geringen stroom, waarmedo ik den brug voedde en
waarop ik terugkom, geen sprake zyn.
Ik vervaardigde mij derhalve een eenvoudig instru-
mentje, dat mij in staat stelde, «m den stroom in de
diagonaal met een telephoon aan te toonen.
Do geleiding BI) werd bewerkstelligd door oen luetji-
len staafje, aan welks uiteinde een koperen dwarsstuaiju
(b) wus verbondon. Dit staafje raakte juist een kwik-
massa aan, welke wodev
in geleidend verband met
IJ den draad was, zoodat als
h de kwikmassa raakte,
de stroom gesloten was.
Bracht ik dit staalje in trilling, dan ojiende en sloot
het afwisselend den stroom. Was er dan een geleidend
verband met den telephoon, dan werd, als or oen stroom
door BD ging, deze door \'t geluid van den telephoon
verklikt.
Ook dezo bepaling duurde lang en het was my reeds
-ocr page 50-38
daarom niet mogelijk, om er den aanvangsweerstand
mee te bepalen.
Aangezien het mij echter hierom ook minder te doen
was en ik een ander klinisch onderzoek te verrichten
had, was ik ook vrij in de rangschikking van de rheo-
statenweerstanden in de brug.
Ik bracht in beide takken AB en AD 1000 Ohms,
en daar ik in den tak BC tot 110(i0 Ohms gaan kon,
mocht ik aannemen, dat de door mij gezochte relatief
minimale weerstand daar wel beneden zou blijven. Ik
kon dus den gezochten weerstand direct gelijk stellen
aan den in tak BC geplaatsten rheostatenweerstand.
De voeding van de brug geschiedde als regel door
een of twee elementen van D.vniell; ik ontnam mij
daardoor ook het voordeel van direkt meten, tenvijl een
sterker stroom door \'t lichaam ging ; ik won daarmee
echter ook een voordeel.
Ik heb met een zoo zwakken stroom gemeten (1,2
Volt, tegenover 20000 Ohms), dat ik op grond van
voorafgaande onderzoekingen mocht aannemen, dat do
lichaamsweerstand niet gemodificeerd werd. Op deze
wijze Avas ik dus in staat om zoowel met de substitu-
tieinethode, als met de hrugmethode weerstanden te
meten.
Ik kon geen aiinvangsw«!erstanden liepalen, wel kon
ik mij de vraag stellen, of de relatief minimale weer-
standen bij verschillende personen en onder verschillende
omstandigheden verschillen oi)leverden.
b. Weerstandsbepaling bij normale personen.
Nadat ik mij voor oefening bezig had gehouden met
-ocr page 51-39
de bepcaling van weerstanden in metalen klossen, en
snel genoeg had leeren werken om mijn waarnemingen
te vertrouwen bij bekende weerstanden, beproefde ik om
bij normale menschen zoowel met de substitutie- als
met de brugmetliode, (waarbij de telephoon als stroom-
verklikker dienst deed), weerstanden te bepalen.
Deed ik gedurende eenigen tijd een stroom van be-
])aalde sterkte door het lichaam gaan, en bepaalde dan
den weerstand, dan gelukte het wel om zoowel door
substitie- als door brugmetliode ten naastenbij gelijke
resultaten te verkrijgen.
Voorbeeld I.
De anode (10 cM. lang bij 5 cM. breed) wordt o^)
het sternum, de kathode op den voorarm geplaatst.
De stroom wordt gedurende 5 minuten constant (door
rheostaat) op 2 mA. gehouden en met behulp der sub-
stitutiemethode de weerstand bepaald.
Hij blijkt te zijn: Rechts 7100 Ohm, Links 7300 Ohm.
Vervolgens wordt de stroom weder doorgeleid en nu
eenige minuten nu nu>t do brugmethode do weerstand
bepaald.
Om te meten wordt oen stroom gebruikt van twoo
Daniki.i. olemonton en gevonden wordt:
rechts W = 0800 Ohms,
links W = 7100 Ohms.
Hoewol dezo resultaten oogenschijnlijk overeenstem-
men, on in verband met hotgoon volgt, ook wol over-
oonstommon kunnen, zijn zjj toch oigonlijk niot vorgp-
lykbaar.
40
Wanneer bij een stroom van 2 mA. een relatief con-
stant minimum bereikt wordt, dan is liet mogelyk om
met behuli^ der substitutiemetliode dit minimum te be-
palen.
Bij de bepaling met de brugmetliode wordt daaren-
tegen een stroom met zeer geringe elektromotorisclie
kracht als meetstroom gebruikt.
Bestond er een relatief minimum voor den hoofd-
stroom, dan kon dit, als gevolg van de meting met
zulk een zwakken stroom gestegen zijn.
De telephoon komt tot rust en als een relatief mini-
mum bestaat, meet men dit onder bijzondere\'omstan-
digheden bij doorgang van den maatstroom.
De getallen, die gevonden zijn, bewijzen daarom niet
heel veel; want de mogelijkheid bestaat en zelfs is het
waarschijnlijk, dat, als gevolg van langduriger inwer-
ken van den sterkeren stroom, de weerstand nog meer
was gedaald, toen de bepahng met de brugmethode is
geschied.
Door het meten was hij weer gestegen, zoodat de
eindwaarden ten naastenbij overeen uit kwamen.
Reeds zulk een eenvoudig experiment deed mij ge-
voelen, hoe bezwaarlijk vergelijking der twee methoden
zou wezen, en ik vond het dus geraden vooraf met be-
hulp van een der twee methoden bepalingen te ver-
richten.
Daar ik er niet aan kon denken met de substitutie-
methode beginweerstanden te bepalen, die dan ook
praktisch van niet veel belang zijn, beproefde ik dus
eerst, of ik, en daartoe had het onderzoek van Silva
en Pkscakolo mij aanleiding gegeven, wel van een rela-
tief minimum mocht spreken.
41
2.
Bij J. W. K. gezond persoon, wordt op het sterninn
een elektrode geplaatst van 10 cM. bij 5 cM. en op de
buigvlakte van den voorarm een elektrode van 10 □ cM.
Nadat de elektroden zijn geplaatst, wordt de stroom
van de constante batterij met den rheostaat van Engel-
MANN van O op 2 mA. (38° op den galvanometer) ge-
bracht.
De stroom stijgt snel door de vermindering van den
weerstand.
De elektroden zijn krachtig aangedrukt.
Eerste meting 10 u. 42\'41° W = 4000.
Hoewel de elektroden aangedrukt Idijven, wordt de
anode minder krachtig aangedrukt.
lOu.50\' •12°\\V = 3400.
lOu.52\' 42,5° 3300.
lOu. 53\' 42° 3400.
lOu.54\' 42° 3400.
10 u. 5Ü\' 43° 3200.
lOu.57\' 43,5° 3150.
Van nu al" hlijft W = 3150, dewijl de uilslag niet
anders wordt dan 43,5° tot 11 u. 15\' toe.
42
Er wordt dus, nadat een stroom doorgaat, ten slotte
een constante Aveerstand bereikt.
Toch is deze weerstand nog niet de absoluut minimale.
3.
•J. W. K. als voren.
10 u. 17\' |
40° |
W = 4500 . Ohm. |
10 u. 18\' |
40° |
4500. |
10 u 19\' |
40° |
4500. |
10 u. 20\' |
410 |
4000. |
10 u. 21\' |
41,5° |
3700. |
10 u. 22\' |
42° |
3400. |
10 u. 23\' |
42,5° |
3300. |
10 u. 24\' |
42,5° |
3300. |
10 u. 25\' |
43° |
3200. |
10 u. 20\' |
43° |
3200. |
10 u. 27\' |
43,5° |
3150. |
10 u. 28\' |
44° |
3100. |
10 u. 29\' |
43° |
3200. |
10 u. 30\' |
43° |
3200. |
10u.3r |
43,5° |
3150. |
10 u. 32\' |
43,5° |
3150. |
10 u. 33\' |
43,5° |
3150. \' |
10 u. 34\' |
43,5° |
3150. |
10 u. 35\' |
44° |
3100. |
10 u. 36\' |
44° |
3100. |
10 u. 37\' |
44,5° |
3050. |
. . Zoo blijll het tot 55\' en is bij oen uitslag, die con-
stjiut 44,5° bfijlt, de weerstand 3050, is dus circa 15
minuten con.stant gebleven.
\'\'; ■ ifctej\'L: Ti rfiÉliMi
-ocr page 55-43
Terwijl iiu een wending wordt verricht, is:
10 u. 5G\' 47° W = 2050 Ohms.
De weerstand kan dus ondanks die schijnbare con-
stantie, door een wending alleen nog een derde dalen.
Men mag hier van een relatief constant minimum
van weerstand bij een stroom, waarvan de elektromoto-
risclie kracht van het begin tot het einde dezelfde bleef
spreken. Aangezien ik echter deze\'^niet kon meten en
mij moest bepalen tot het nieten van de (door den weer-
stand veranderlijke) intensiteit, is het gemakkelijker om
van een relatief minimum bij een zekere strooniintensi-
teit te spreken. Al deze zoo gevonden cijfers hebben
dus geen absolute maar slechts een relatieve waarde.
Dit relatief constant minimum is voor iedere stroom-
sterkte een ander.
4.
IJy .1. W. J. K., die behalve een geringe atrophie van
handspiereu, en gewrichtsrlieuinatismus geen afwijkingen
aanbiedt, wordt de eene elektrode 10 cÄI. Inj 5 cM.
(anode) op het sternum en de andere 10 ü cM. op den
buik bevestigd.
Met de substitutiemethode en bij constant gehouden
stroom op 1 niA. vind ik :
rechts van don navel 7500 Ohm,
links van den navel 7370 Ohm.
Daarna met eon stroom van 2 niA. vind ik na eenigen
tjjd:
rechts van den navel 4810 Ohm,
links van den navel 3940 Ohm.
44
Den volgenden dag vind ik ojj dezelfde plaatsen:
bij 1 mA. rechts 7200. links 7000,
bij 3 mA. » 4340, » 4740.
Bij de sterker stroomen worden dus de relatief con-
stante minima kleiner dan bij zwakker stroomen.
Men mag echter het relatief constant minimum bij
zwakken stroom niet bepalen, nadat men een sterker
stroom door heeft laten gaan.
5.
Bij een persoon met lichte dilatatio cordis, plaatste
ik de anode (10 cM. bij 5 cM.) op het sternum en de
kathode van 10 □ cM. op den voorarm. Substitutie-
methode :
1 mA. W = 11000,
Na 10 minuten vond ik oj) dezelfde wijze:
bij 1 mA. W = 7G00 Ohm,
Het relatieve constante minimum daalt dus als een
tijd lang een sterker stroom ingewerkt heeft. Een
zwakke stroom doet evenwel een relatief constant mini-
nuim voor een sterker stroom weder stijgen al bereikt
men ook niet meer do oorspronkelijke waarde.
()
*
Bij een nornuuil jiersoon worden de elektroden als
-ocr page 57-45
voren gesteld. Substitutiemethode, onmiddellijk op elkan-
der volgend :
bij 1 niA. W r= 11000,
Men heeft het dus in zijn macht om de relatieve
minima te verlagen, maar men ziet door zwakker stroo-
nien, toch steeds het weerstandsminimum weder hooger
worden dan het voorafgaande bij sterker stroom be-
reikte.
De aard van de elektroden doet voor deze relatieve
waarden niet heel veel af.
Ik heb dergelijke proeven herhaald met groote elek-
troden van klei, die met een katoenen zwachtel om den
arm of om het been was gewomlen.
Op deze kleilaag drukte ik de gewone elektrode, na-
dat de klei ilink vochtig was; of ook plaatste ik op do
klei bui.sje3, die ik met oon oplossing van sulphas zinci
vulde, terwijl door oen kurk eon zinkstaaf in die oplos-
sing gedompeld was, (in navolging van de on[)olari-
seerbare elektroden van i)u Uois Ukymonü). Do rosiil-
tjiton bleven toch dezelfde.
7.
L. J. M., 33 jaar, leed imn beri bori. Op do borst
tion laag vochtige klei, op hot onderbeen ovonzoer.
Do oi)i)ervlakte van do kleilaag op do borst bedraagt
13 bii 14,5 cM.
46
Aan het onderbeen wordt de kleikathode op 20 □ cM.
berekend. Substitutiemethode:
In deze volgorde wordt W bepaald:
bij 1 mA. W = 10000 Ohms,
5 mA. 4500
3 mA. 4900
Hier vindt men dus weder analoge resultaten.
Bij een persoon van 20 jaren werden de gewone
electroden geplaatst op borst en voorarm.
Anode is 10 cM. bij 5 cM. kathode 10 □ cM.
Grootste stroomsterkte 6 mA. W = 4000 Ohms.
Daarna de elektroden van klei met sulphas zinei. op
voorarm en borst geplaatst zijnde, wordt
bij 3 mA. 9000 Ohms W.,
4,5 uiA. 5000 Ohms W gevonden.
Een stroomsterkte van 11 mA. kan nu gemakkelijk
zonder pijn verdragen worden. Hierdoor daalt de weer-
stand, want:
bij 11 mA. wordt W = 1800 Ohms gevonden.
Echter zal ik al deze proeven niet mededeelen, even-
min als die, welke ik omtrent den invloed van den
inductiestroom nam.
Deze heeft bijna geen invloed op do daling van den
weerstand.
47
Bij al die bepalingen van een relatief constant mini-
mum, ziet men bij de inwerking van een zwakker stroom,
nadat een sterker stroom doorging, de weerstand weder
stijgen.
Dit gescliiedt niet meer, wanneer de weerstand door
de inwerking van een zeer sterken stroom of door een
langdurig inwerken van een matig sterken stroom een
absoluut minimum heeft bereikt.
9.
K. W., Veldartillerist, 34 jaren oud. Hij is gezond,
behalve dat hij over spierstijfheid in de dijen klaagt,
als hij te paard stijgt.
Geen afwijkingen in de elektrische reactie der sjneren.
Anode 10 cM. bij 5 cM. kathode 10 □ cRI.:
bij 4 mA. W = 4600 Ohms,
5 niA. 3400
12 mA. 2200
Deze waarden verschillen rechts on links niet zeer.
Den volgenden dag:
bij 5 mA. W = 3000 Ohms,
6 niA. 2700
7 mA. 2300
Na zeer lang inwerken daalt deze niet meer. Onmid-
tlelljjk daarna wordt:
bjj 1 mA. W. = 2300 Ohms gevonden.
Het kan uit deze bepalingen, die met beliulp van de
substitutiemethode werden verricht, reeds van te voren
48
worden vermoed, dat met behulp van de brugmethode
andere cijfers moeten worden gevonden.
Wamieer men bedenkt, dat een relatief constant
minimum stygt, als men een zwakker stroom laat door-
gaan, en wel des te meer stijgt, naarmate die stroom
zwakker is, dan ligt het voor de hand, dat bij mijn
wijze van werken, de voor den weerstand met behulp
van de brugmethode gevonden waarden hooger moeten
zijn, dan die, welke met de subsistutiemethode werden
bepaald.
De stroom, die de brug van AViieatsto.vk voedde,
moe.st zwak worden genomen. Hij werd door twee
DANiELL-elementen geleverd.
Ik beschikte over galvanometers, die öf weinig ge-
voehg waren, «\')f zoo shngerden, dat zij als stroomver-
klikker niet te gebruiken waren.
Had ik met een sterken stroom en een galvanome-
ter gewerkt, die weinig gevoelig was, dan wist ik
vooraf, dat ik zeer groote fouten moest maken, en .slin-
gerde de galvanometer, dan duurde de bepaling zeer
lang, hetgeen de fout alweder grooter maakte.
Zou ik echter met den telephoon werken, en dit was
het eenige instrument, dat ik gebruiken kon uit myn
instrumentarium, dan moest ik op zwakke stroomen
komen. Het was toch te voorzien, dat, als een sterke
.stroom door de brug ging, de geringste weerstands-
wijziging, zich door een zoo sterken stroom in den tele-
phoon zou verraden, zoodat er van geen tot rust komen
sprake zou zijn geweest.
Het was dus uit nood, dat ik den weerstand niet heb
gemeten,, tèrwijl de stroom door het lichaam ging, nnuir
dadelijk daarna, als een stroom door 1 of 2 Danieu.-
49
elementen geleverd, door de brug en door het lichaam
werd gevoerd.
Het was mij nu wel mogelijk om ook met dien
zwakken stroom den weerstand te bepalen.
Wilde ik zulke bepalingen maken, dan moest ik mij
rekenschap geven, dat ik dan nog geen aanvangsweer-
stand vond, maar alleen het vrij snel ontstaan relatief
constant minimum voor een zeer zwakke stroomsterkte
en deze bedroeg vaak niet meer dan \'/20 tot Yo
Bij de bepaling of de telephoon tot rust was ge-
komen, ging altijd eenigen tijd verloren; voldoende om
een constante waarde te verkrijgen.
Dit bewijst het experiment.
Ik heb mij afgevraagd, of ilie aanvangsweerstand wel
zooveel beteekenis heeft, en of bij die zwakke stroo-
men niet zeer snel een relatief constante wordt be-
reikt, die bij zeer lang doorgaan wellicht nog iets kon
dalen.
Een aanvangsweerstand is eigenlijk alleen door Sn.v.\\ en
I\'ksoauoi.o bepaald, die bj] een zuil van 31 Sikmkn\'s-
IIalskk elementen, en zeer snelle achtereenvolgende slui-
tingen binnen 10" b.v. 37000 Ohms noteeren. De aan-
vangsweerstand is wellicht nog veel hooger.
Niet alleen de snelheid, waarmede de weerstand daalt,
hangt met de elektromotorische kracht van den stroom
te zamen, nuuir ook de waarde, waartoe hjj daalt.
Ik zal zulk een bepaling meedeelen, waarvoor ik na-
tuurlijk mjjn constanten weerstand in de takken van
de brug moest wjjzigen.
Zij verhielden zich dan als 100 Ohms tegenover het
lichimm en 1000 Olun.s tegenover den bekenden vari-
abelen weerstjind.
4
-ocr page 62-50
10 P. v. R.
Groote elektrode 100 □ cM. als anode op \'t sternum,
andere elektrode 10 bij 5 cM. op
de kuit. De brug wordt gevoed
door 2 Danielcellen.
De weerstand wordt gevonden
3G000 Ohms.
De berekende stroomsterkte is
als:
Era
-j- rvo -f"
E = 2.
= Vi9 mA.
\'1 ~~ 37000 X 3700
r« = 100 3600, ri = 1000 -f 36000.
r = O tegenover dien grooten weerstaiul.
Nadat een stroom van 2 mA
vijf minuten is doorgegaan wordt
op nieuw gemeten.
De weerstand wordt gevon-
den 10400 Ohms.
Als r weder = O mag gesteld
worden is thans
2 X 3700
2 X 1140 _
11400 X 1140
Ero
r-yTn
mA.
Daarop worden de elektroden verplaatst.
De groote anode komt op de rechterdij to staan,
de kleine kathode op de rechter kuit.
De weerstand wordt gevonden
W = 34000 Ohms,
-ocr page 63-51
en nadat gedurende 5 minuten een stroom van 2 mA.
doorging
W = 10400 Olims.
Den volgenden dag werd de weerstand weder bepaald.
Thans staat de anode op den buik rechts v.in den
navel, de kathode op de binnenvlakte van de kuit.
W wordt gevonden = 37000 Ohms, en nadat gedu-
rende 5 minuten een stroom van 4 mA. was doorge-
gaan is W = 7000 Ohms geworden.
Daarop worden de beide polen op dezelfde wijze links
geplaatst, W = 37000 Ohms en na inwerking van
oon stroom van 4 mA. gedurende 5 minuten
W = 6500 Ohms.
Als mon nu weet, dat de motingen bij constante E
zijn verricht, zijn desniettemin nog de weerstandsver-
minderingen niet geheel vergelijkbaar, daar volgons eon
temmastenbij wiuir zijnde borokening do intensiteit van
den .stroom, dio het lichaam trof van Ym, 7oi Vs
veranderd zijn geworden.
Relatief constante waarden verkrijgt mon ook thans,
nuvar aangezien de substitutiomothode ons diiod zien, dat
dio waarden klinnnon, als na de inwerking van oon
sterken stroom, oen zwakke inwerkte, zjjn zjj uit don
aard dor zaak hooger, dan dio mot de substitutiomothode
gevondene.
c. Woersiandsbepalingen bij zieken.
Om eenigo bepalingen b\\j ziokon te verrichten wondde
ik zoowol do substitutie- als do brugmothodo aan.
52
Waarneming I.
K., oud 44 jaren, had, op 5-jarigen leeftijd, tweemaal
toevallen met volkomen verlies van bewustzijn.
De geheele rechter-zijde is verlamd, in ontmkkeling
terug gebleven, met atrophische spieren. De typische
buigingscontractuur is in beide extremiteiten aanwezig.
Geringe hemiatrophia-faciei. Hemianaesthesie rechts.
Er bestaat totale hemianopsia homonyma dextra.
Patient hoort met het rechter oor veel slechter dan links.
Diagnose : Hemiatrophia cerebri sinistra.
De anode 10 bij 5 cM. wordt op \'t sternum geplaatst.
De kleine kathode 10 a cM. op den voorarm. De
elektroden zijn door een caoutchouklus bevestigd.
De brug van Wueatstonk bevat als constante weer-
standen 1000 en 1000 Ohms, de variabele bedraagt tot
11000 Ohms. De maatstroom wordt door twee Daniell-
elementen geleverd.
Rechts. De weerstand voor dat oen stroom is doorge-
gaan is veel grooter dan 11000 Ohms ; imdat een stroom
van 3 mAt is doorgegaan, welke tot 3,5 mA. stijgt, is
na 5 minuten de weerstand op nieuw bepaald. Deze
bedraagt 8000 Ohms.
Links. De weerstand is voor dat een .stroom i.s door-
gegaan veel grooter dan 11000 Ohms, nadat een stroom
van 3 mA. is doorgegaan, welke tot 3,75 mA. na vijf
minuten is gestegen, bedraagt hij 7000 Ohms.
De weerstand voor dezelfde elektroden bij denzelfden
man wordt nu bepaald terwijl de anode op het sternum,
de kathode op de rechter- en linkerdij komt te staan.
Rechts. Links,
bij 3 fnA. 4400 3 niA. 3900.
bij 3,5 mA. 3000 3,5 mA. 2900.
-ocr page 65-53
■ Bij dezen patiënt, wiens linker heniispheer zeer veranderd
is, wordt dus geen verandering gevonden voor de rela-
tieve weerstandsminima bij 3 en 3,5 mA.
Ditzelfde geldt voor alle lijders die ik met meer of min-
der ernstig hersenlijden onderzocht en ik zal een paar
voorbeelden noemen.
Waarneming II en III.
A. Soldaat, die na een val in de nnuiege, waarbj]
hij een trap van een paard kreeg op het rechter
wandbeen, lijdt aan rechtszijdigo jiaralyse van
arm en been, gezichtsveldbeperking, paresis der
convergentiebeweging enz.
Diagnose Trauma Cerebri.
li. Soldaat, die van zijn paard is gevallen, siulert
loopt als oen dronken num en stoornissen van
verschillende l)asale zenuwen vertoont.
Diagnose Fractura Cranii.
In beide gevallen staat de groote anode op \'t sternunn
de kleine kathode op do extremiteit.
De \'bepaling geschiedt met de l)rug van Whkatstonk
De stroom, die vooraf doorgaat, groeit aan geljjk in de
bijgaande tabelletjes in aangeven.
llechtervoorarm 2,5—3,5 mA., W 9000.
Linkervoorarm 2,5—3,5 mA., W 9000.
Rechterdij 2 -3,5 mA., W 11000.
Linkerdij 2 —3,5 mA., W lOGOO.
-ocr page 66-54
Ad. B.
Rechtervoomrra 3—3,5 mA., W 7500.
Linkervoorarm 3—3,5 mA., W G900.
Rechterdij 4—4,5 mA., W 10000.
Linkerdij 3-5 mA., W 9000.
Hersenaandoeningen hebben dus geen invloed op den
Aveerstand in de huid, en op .symmetrische plaatsen
blijft bij eenzijdige hersenlaesie de weerstand geheel of
nagenoeg dezelfde.
Het behoeft geen verwondering te wekken, dat op
verschillende plaatsen van het lichaam de weerstand niet
overal dezelfde is.
Op verschillende plaatsen toch verschilt de bedekte
huid (ik zie af van de naakte huid vau handen en
gezicht) wel overal.
Reg<!lmatig verschillen echter do relatieve weerstands-
minima in dien zin, dat op de dijen eon voel grooter
relatief weerstandsminimum wordt waargenomen dan op
den voorarm.
Eenige voorbeelden mogen dat toelichten.
IV.
t.lrooto anöde op \'t .storum, kleinere kathode oi»
voorarm of dij.
I.
Rechtervoorarm 2,5—3 mA., W 8000.
Linkorvo(n-ajrm 2,5-3 mA., W 8000.
Rechterdij 3 —7 mA., W 10000.
Linkerdij 3 —0,5 mA., W 10000.
-ocr page 67-55
IL
iiecîlitervoonirm 2—3 mA., W 800U.
Liiikervoorarm 2—3 mA., W 8000.
Ilecliterdij 3—5 m A., AV > 11000.
Linkerdij 3—4,5 mA., W > 11000.
Ook aan de liand der substitie-nietliode verkrijgt men
dergelijke resultaten, die ook voor absolute weerstands-
minima gelden.
V.
Een sterke constante stroom wordt zoolang door-
gevoerd totdat de stroomsterkte niet meer toeneemt.
De liehaamsdeelen, welker weerstand bepaald Avordt,
zijn in de elektroden gej)akt, die nu zeer groot zijn.
Bepaling met beluili» der substitutie-methode.
Recht.s. Links.
Hand 2000 2000
Voorarm 1700 1700
Bovenarm 1000 1700
Omlerbeen (enkel) 2800 2700
Oiulerbeen (knie) 2700 2G00
Dij 2800 3000
Borst in sagittale richting 2700
B(n\\st in frontale richting 3000
Bjj een ander })ersoon, die aan cirrhosis hepatis met
ascite.s lijdt, wordt dezelfde bepaling gedaan.
Rechts. Links.
ITand 2800 1800
Voorarm 2000 2100
-ocr page 68-56
Borst in sagittale ricliting 2200
Borst in frontale richting 2000
Buik in frontale richting 1500.
Het verschil tusschen den weerstand aan beide handen,
kan in het laatste geval vermoedelijk geweten worden
aan het veelvuldig gebruik en de daardoor ontstane ver-
eelting van de hand. De man had in een steenfabriek
gewerkt.
Keer ik na deze uitweiding tot de hersenziekten terug,
dan moet ik nog een werkwaardig feit vermelden, waar-
mee ik kennis maakte. Bij den lijder aan hemiatrophia
cerebri vond ik, toen ik op een hiteren dag de eerst
gevonden feiten controleerde, het volgende.
VT.
Anode oj^i het sternum, kleine kathode op den voorarm.
Brng-methode. Maatstroom twee Daniellelementen.
Voor dat een strooni doorging, vond ik voor den
weerstand van den rechter-voorarni een waarde van
18000 Ohms.
Nadat een stroom, die van 3—3,75, mA. was gesfe-
gen, was doorgegaan, werd op dezelfde jilaats gevonden
W = 8000 Ohms.
Onmiddellijk na deze bepaling juichte de lijder, dat
een moe gevoel, dat hem kwelde, jilotseling verdwenen
was. Ik lette daarop niet veel en zette de bepaling
links voort. Nif vond ik :
Vóór \'t doorgaan van den stroom aan den linker voor-
-ocr page 69-57
urm een weerstand van 5000 Ohms, en nadat een stroom
was doorgegaan van 3 mA., die nauwelijks toenam, na
dien stroom 2500 Ohms.
Vervolgens ging ik naar de onderste extremiteiten, en
vond op de dijen na het doorgaan van den stroom, die
3 niA. wees en weinig toenam, beiderzijds 4000 Ohms.
Vervolgens herhaalde ik de bepaling op den recliter-
voorarm op dezelfde plaats, zonder dat ik een nieuwe
stroom liet doorgaan en vond toen 2500 Ohms.
Ik had deze waarneming reeds weder vergeten, toen ik
eenige weken later bij een gezond persoon weerstand
bepalend, geheel hetzelfde feit weervond.
VII.
Nonnaal persoon. Elektroden om den rech ter voorarm.
Brugmethode. Twee Daniellelementen.
Rcchls. Voor het doorgaan van den stroom W 10,000.
Na \'t doorgaan, waarbij de stroom van 3—3,75 niA.
toenam W GOOO.
Daarna links. Op dezelfde wijze vóór \'t doorgaan W
5000 en na het doorgaan van den stroom W 2500.
Ik heb geen reden om de juistheid dezer cijfers te
wantrouwen. Moet ik dan aannemen, dat onder niet
nader bekende omstandigheden, een stroom van (\'en
matige intensiteit, die door het lichaam gaat, de gelei-
ding« weerstand van de huid over liet geheele lichaam
kan doen dalen ?
Hoe dit zij, ik heb bjj vergeljjking der twee lichaams-
helften by lyders, die aau veranderingen in een hemi.s-
58
pheer liebben geleden, geen afwijkingen gevonden, die
er op wijzen, dat er door zulk een lijden eenigen invloed
op de geleidingsweerstand in de liuid zou worden uit-
geoefend.
Het lag voor de hand, nadat er van geen invloed van
de hersenen bleek, te vragen, of by het lijden van den
peripheeren zenuw iets was waar te nemen, dat wees
op een invloed op den geleidingsweerstand in de huid.
J. W., 20 jaar, heeft zich op een houten bank te
slapen gelegd en zich een totale paralyse van den ner-
vus radialis dexter op den hals gehaald. In de door
dien zenuw beheerschte spieren is een partiëele E. A. K.
nagewezen. Er is een zone, Avaarin een zeer sterke
inductiestroom niet wordt Avaargenomen.
Beide elektroden omvatten door een lus van Foumn
den voorarm. De weerstand wordt met de brugmethode
bepaald, niKlat een stroom van 2,5 mA. was doorgegaan,
die tot 3 mA. steeg en toen constant bleef.
Rechtervoorarm 2,5—3 niA., W 8000,
linkervoorarm 2,5—3 niA., W 8000.
Vervolgens wordt op den rechterarm een paar dagen
later het volgende gevonden. Als regel staat de anode
10 bij 5 cM. op \'t sternum, de kathode 10 □ cM. Siib-
.stitutiemethode:
Op het motorische punt van den nervus ulnaris 2,5
mA. W 5000.
Op het motorische punt van den nervus radicalis:
Op.stij|Vende stroom O mA. "\\V 4000,
neerdalende stroom O uiA. W 4000.
59
Op den gevoelloozen voorarm:
Opstijgende stroom 6 mA. W 4000,
neerdalende stroom 6 mA. W 4000.
Kleiëlektroden om sterker stroonien te kunnen aan-
wenden, werden vervolgens, voorarm en bovenarm om-
vattend, aangewend.
Bij 10 niA. daalde W tot 1800 Ohms.
Er is dus hier van geen verandering in den weer-
stand sprake, noch voor dicht aan elkander grenzende
gedeelten van den rechterarm, waarvan het eene gedeelte
wel, het andere niet door den nervus radialis wordt be-
lieerscht.
IX. liijder aan hori-beri.
De electroden omvatten met de lus van Foumn de
gedeelten van de extremiteiten. Brugmetliode. Miuit-
stroom twee Daniellcellen. Rechtervoorarm vóór hot
doorgaan van den stroom 10600 Oiims, nadat een stroom
van 3 mA. op 4 niA. constant was geworden 9400
Ohms.
Linkervoorarm vóór het doorgaan van den stroom 1O400
Olnns, na liet doorgaan van den stroom, die van 8 mA.
op 3.75 niA. constant blijft 9000 Ohms.
Rechterdij. Vóór het doorgaan van den stroom > 11000
Ohm.s, nadat een stroom van 3 m.\\. op 3,75 mA. con-
stant is geworden, 10,000 Ohms,
Linkerdij. Vóór het doorgaan van den stroom > 11000
Ohms, na het doorgaan van den stroom was de waarde
onbruikbaar, omdat er een ontvelling was ontstaan.
Ook hier verhouden zich de relatieve minima bjj 3 ii
-ocr page 72-60
4 mA. niet anders, dan bij vroeger vermeldde andere ge-
vallen.
X.
X. Potator strenuus met centrale en periplieere zenuw-
stoornis op alcoholistischen bodem. Elektroden op \'t
sternum (anode van 10 cM. bij 5 cM.) Kleine kathode
op het motorische punt van den m. tibialis anticus.
Substitutiemethode.
Na een stroom van 8 mA. gedurende 5 min. W =
4400 Ohms.
Brugmethode. Electroden rechts en links van het
stenium.
W voor het doorgaan > 11,000 Ohms.
Na het doorgaan van een stroom van 5 mA. W =
4400. Na een halfuur W voor het doorgaan 8000,
daarna W = 4000. \'
Den volgenden dag W weder > 11,000 en 4600.
Elektrodlj op \'t sternum, kleine kathode op de dij.
Na het doorgaan van een stroom, die bij 5 niA. con-
stant blijft W =: 11,000.
Kleine elektrode op de kuit. W na het doorgaan
van 5 niA. 11,000.
Voor de armen is:
Rechts. W voor het doorgaan > 11000.
na 3—5 mA. W = 8000.
Links. W voor het doorgaan > 11,000.
na 3—5 mA. W = 8000.
Ook hier zijn geen zeer groote verschillen waar te
nemen, al moet voor de onderste e.\\tremiteiten worden
61
toegegeven, dat een absoluut minimum, dat gewoonlijk
bij 8 mA. reeds ontstaat, lioog is, en ook de relatieve
minima bij de brugmetliode gevonden, liooge waarden
voor de onderste extremiteiten geven.
IJ., lijder aan atrophie van spieren bij gewrichtslijden
Geen ontaardingsreactie.
De groote electroden wordt op het sternum, de kleine
op verscliillende spieren geplaatst. Brugmethode. De
weerstands waarden worden zoowel bij opstygende als bij
neerdalende stroonien bepaald.
M., biceps bracchii (niet atrophisch). Doorgaande stroom
9 niA. Daarna:
W., rechts 4000, hnks 5000
ni. flexor digit. Sublimis (niet atrophisch), doorgaande
.stroom 11 niA.
W., rechts 2400, links 2400.
m. abductor pollicis brevis (sterk geatrophieerd). Door-
gaande stroom 8 niA.
W., rechts 10000, links 8800.
m. abductor-digiti minimi. Doorgaande stroom 7 mA.
VV., rechts lOOOO, links 6500 m.
Entensor-comnuinis digitonun. Doorgaande stroom 8
niA.
W., rechts 4400, links 5000.
Het vermoeden ligt hier voor de hand, dat de groote
waarden, die voor de handen zijn gevonden, afhangen
van vereeltingen, tervvyl l)ij de sterke stroomen, die door-
gingen, de gevonden minima wel hoog schynen, maar
ook hier geen afdoende resultaten geven.
e s l u i t.
B
-C\'. t
1
)
#
■«.ff \'
1 .V
- C\'
«VJ
A-,
■■ r>
"il
\' Vi ■ -
*
l
• Jtr
l; \' \' ■ \' 1 , • :
Ir----\'- . • . v;.
Bi«:*: ^ ■ \' ...
: ■
i\'J
lu\'- | |
•«Hl. | |
. -s\' | |
■w
Ik geloof, (lat ik het als een resultaat mijner onder-
zoekingen mag aanzien, dat ik voor den prakticus het
onderscheid tusschen relatief en absoluut constanten ^
weerstand handhaven blijf.
Absolute cijfers vei-mocht ik niet te geven. Al mijn
cijfers hebben slechts relatieve waarde, afgezien van
theoretische beschouwingen, die een geheel andere for-
muleering noodzakelijk zouden maken, mag de praktische
geneesheer wel zeggen, dat aan elke stroomintensiteit een
constantblijvend relatief weerstandsminimum beantwoordt.
Dit weerstandsmininium is voor sterker stroomen lager,
voor zwakke zeer hoog.
Een constant absoluut mininuim bestaat evenzeer.
liet komt mi) echter voor, dat die constante weer-
atanden niet voor elk persoon dezelfde zijn.
Daarvoor liepen de cjjfers te veel uiteen.
Bij een zelfde per.soon is op symmetrische plaatsen
het relatieve weerstandsmininuim gewoonlijk gelijk, afge-
zien van verschillen, die zooals voor de rechter- en linker-
hand aan dadelyk in \'t oogspringende omstandigheden
(eeltplekken) zjjn toe te schrjjven.
5
-ocr page 78-66
Hersenaandoeningen behoeven geen invloed op den
geleidingsweerstand van de huid uit te oefenen, gelijk
eenige mijner waarnemingen ontwijfelbaar bewezen.
Ook aandoeningen van peripheere zenuwen schijnen er
geen invloed op te moeten uitoefenen, al mag ik niet
ontkennen, dat bij enkele mijner waarnemingen aan een
verhooging der relatieve minima gedacht werd.
Verschillende plaatsen van het lichaam bieden aan
den stroom een zeer verschillenden weerstand, en deze
verschillen doen zich zoowel bij de relatieve, als absolute
weerstandsminima gevoelen.
Stellingen.
-ocr page 80-h\'. . . < • «ïl\'vjt \'-Aj
\'K\'rï
> ■
•
\' f f,
• - ■■«^fv
■ ;\'■ t-ST\'
Vj | ||
; V . |
V . - . | |
m /1, |
y |
:f
miM\'-^
m
»
-ocr page 81-I.
De intensiteit der electrisclie zennwiirikkeling hangt
ceteris paribus af van de hoeveelheid arbeid door den
electrischen stroom of electrisclie ontlading verricht.
Er bestaat een ziektebeeld, beginnende met cirrhose
hyjiertrophi(pie avec ictèn» en eindigendo met atrophische
cirrhose, begeleid van ascites.
In de behumleling van enure.sis nocturna, volgons «le
mctbodo van Du. van Tikniiovkn, worden de gunstige
uitkomsten door de theorie volkomen verklaard.
70
IV.
Uij het onderzoek van tuberkel bacillen, verdient de
Biedertsclie seclimenteeringsmethode de voorkeur.
V.
Bij de behandeling van beklemde breuken wende men
vóór de operatie de methode van Finkelstein aan.
Opening der schedelholte, cmder behoorlijke voorzorgen,
brengt minder gevaren met zich, dan de opening van
buik- of borstholte.
VII.
Uet Kocn\'sclio tubcrkuline ia voor huid- en larynx-
tuberkulose eeif nuttig geneesmiddel.
Bij trachoom behandele men den omslagplooi van de
Conjunctiva.
IX.
Bij de verwijdering der nagciboorte verdient-do ai-
wachtende houding^van Ani-iKLD de voorkeur boven die
van Crédé.
71
X
Dc toediening van salicylzixur aan zwangeren en bij
vrouwen in liet kraambed zal men steeds gepaard doen\'
gaan met de toediening van ergotine.
XI.
Do geringe sterfte in Londen, kan niet door klimato-
logi.sclie of liygiènisclie verhoudingen verklaard worden.
XIL
Het voorkomen van een geringe hoeveelheid albumen
in de urine van lijders aan diabetes mellitus, is in vele
gevallen geen onrustbarend verschijnsel.
XIIL
De verpleging van krankzinnige militairen en scliepe-
hng(>n te zamen met krankzinnige mi.sdadigers on mis-
dadige krankzinnigen, is minder aanbcvolingswaardig.
XIV.
De duur van de eerste machtiging tot opname van
krankzinnigen, volgens de wet van 27 April 1884
(St-uitsblad 9Ö), is te kort.
Do oude wet was in dit opzicht beter.
-ocr page 84-1
» .
I
j
t\'y
, \' - ^ •
•V .. - " •
- \'
V »
i
m fc>
\'i
\' Jl-
i -J
»
•. vi
Ä -iff-
.V
Üöl^JStj,,. . .. ■ -Ji_;.«■
-ocr page 85-/V ■
I ■ -
r- :
:t
• r ■}
4
. , . V_ « -
: /
ï ; \' \' ■ ■ \' \'
/
, ■ V
V. / \'.yji
, > ■ ■ "
/ . ■■
1 V I
\\,
\\ . ..
V •
I
y r»^
11.:-\'
■4
. ;
j
h
i
- . ., 1 ■■ \' -
.Cv - . ,
■ V
r
-f- ■■
.. r
ù:* ^ -
<•«\' . 1. -
, /
: \' / \'
\'v\'
• . »
\\
■ I\'
1
\'■\'1. ■
I
I ■
I\'M "
i /
P
■L\'f
■■ ^ • ■ ■ ■■
-ocr page 87-\' A ■
\' - i
m ; v- f\' .»-...y
\\ / V \'
■ ^ ^
V V .
r -
■ S ^
-■■M
; =■ «
I
■ 7
I
»J
\\ ■■ > .
• 1\'
\\
. - .V
m
. ■ ■ r ■
-ocr page 88-m\'
m
m
m.