-ocr page 1-
W\'
5ü5fe
I
I
I
I
w
V
5 j i              \'
>j •lam. ;/.j. umwiv;\'
E
. ..:•!.......                                \' ! \'
-
I
1 Vak 155
i. ;• .\'•
m OM NI
-ocr page 2-
/l i &h!3
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
\'
DE WONDEREN DER WERELD.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
^>
-ocr page 8-
È,
l, wm
EEN SCHOMMELENDE PAGODE.
Op een rotsklomp op een der toppen van de Kelasa-heuvels in Birma is een pagode gebouwd, de Sampan-
of boot-pagode geheeten naar de gedaante van de rots, waarop ze zich verheft. Deze ligt los en schommelt
onder den druk van den wind heen en weder zonder, zelfs bij den hevigsten storm, het evenwicht te verliezen.
-ocr page 9-
\'ff         43
DE WONDEREN
DER WERELD.
KUNSTWERKEN DER NATUUR EN
DER MENSCHHEID, ZOOALS ZIJ
THANS BESTAAN, VERZAMELD UIT
-:- ALLE DEELEN DER WERELD. -:-
BESCHREYEN DOOR BEKENDE WERELDREIZIGERS EN VOOR
-:-
        NEDERLAND BEWERKT DOOR Mr. G. KELLER.        -:-
Met ongeveer 1000 Illustraties.
ikifcvï.
LEIDEN.        \\. NV. SIJTHOFF\'S UTGK VÉRS-MAATSCHAPPIJ.
-ocr page 10-
-ocr page 11-
DE MIDDERNACHT-ZON.
In de poolstreken daalt in een tijdperk, liggend al naar de plaats waar men toeft, tusschen half Mei
tot het einde van Juli de zon niet onder de kimmen. Natuurlijk staan tegenover deze weken van onafgebroken
daglicht een tijdperk van ettelijke weken in den winter dat de zonneschijf zich niet vertoont, en het
onafgebroken nacht is. Bovenstaande photo is in een zomernacht te Tromsö in Noorwegen genomen.
INLEIDING.
DK bewondering, die het
gemoed vervult bij de
aanschouwing van ontzag-
wekkende of ongewone
voortbrengselen der natuur
of van hemelverschijnsclcn,
is wel even oud als het
menschelijk geslacht. Zelfsdc
dichtst bij den mensch staande
anthropoide apen zijn opgo-
wonden, beweert men, wan-
neer de blanke schijf van de
volle maan boven de kimmen
verrijst. Apen hebben alleen
minder zin voor het instellen
van een onderzoek dan
menschen, en gevoelen zich
zeer gauw aangetrokken door
helle kleuren en ongewone
voorwerpen. Voorde laagste
menschenrassen, die men
thans nog op aarde vindt,
schijnt de natuur vol wonde-
ren te zijn, en ze boezemt
hun wellicht meer ontzag in
als zij met stomme bewonde-
ring de dingen aanstaren
dan den vernuftigen mannen
en vrouwen van hooger
De Wonderen der Wereld.
HET GRAF VAN JEZUS.
Dit graf werd buiten Jeruzalem ontdekt en volgens de overlevering zou
\'t het graf zijn, dat Jozef van Arimathea zou beschikbaar hebben gesteld
voor de begrafenis van Jezus.
I
-ocr page 12-
DE WONDEREN DER WERELD.
il
geestelijke ontwikkel ing.Boven-
dien komt de wilde niet alleen
onder den indruk van een groote
massa; hij heeft ook ontzag
voor het ingewikkelde en kan
vol bewondering zijn voor
mooie vormen en lijnen.
1 Fottentotten en Boschjes-
mannen vereeren den Mantis
ol hiddenden sprinkhaan wegens
zijn zonderlinge houding en
kleur. De Boschnegers van
tropisch Afrika beschouwen de
spinnen als een der wonderen
der wereld en kennen in hunne
volkssagen dezen zoo bijzonder
vernuftigen insecten allerlei
menschelijke eigenschappen toe.
I )e voorhistorische wilden van
Europa in het I\'leistoccne tijd-
perk verzamelden en bewaarden
// f
                                          met zorg zonderling geteckende
keisteenen of ongewoon ge-
vormde beenderen. I )c heden-
daagsche volkeren, die op het
punt van beschaving op één
lijn met hen staan, de volkeren
van primitieve beschaving van
Afrika, Azië, Australië\' en
Zuid-Amerika bewonderen of
vereeren allerlei natuurvcr-
schijnselen.
Toen de mensch in vernuft
toenam en zelf met zijn handen
en met de gereedschappen van
eigen maaksel wonderen schiep,
schonk hij eerder zijn eerbied
en bewondering aan groote
werken door menschenhand ver-
vaardigd dan aan de verschijn-
DE SCHEEVE TOREN VAN P1SA.
De toren, geheel van wit marmer opgetrokken, is 54,5 Meter hoog
en heeft acht verdiepingen, door zuilen omgeven. De hoogste verdieping,
waarin de klokken hangen, is kleiner dan de andere. De toren werd in
1124 en volgende jaren gebouwd en helt 4,3 Meter uit de loodlijn.
selen der natuur. De eerste
opsomming van wereld won-
deren vermaard als de Zeven
Wonderen der wereld - had
uitsluitend op menschelijk werk
betrekking. De lijst, opgesteld vermoedelijk door Plinius den Oudere of een anderen
Romeinschen schrijver uit het begin der christelijke jaartelling, omvat I". de Pyramiden
van Egypte, 2°. de Muren en Hangende Tuinen van Babyion, 3°. den tempel van Diana
van Kphcsus, 4". het beeld van Zeus door l\'hidias te Olympiu, .">". het Mausoleum door
Artemisia te Haliearnassus opgericht, 6". den Kolossus van Rhodus en 7". den vuurtoren
van Alexandrië.
-ocr page 13-
/Hf                j                                                  Jt
DE WAIMANGU-GEYSER OP NIEUW-ZEELAND.
De uitbarstingen van den Waimangu-geyser, den grootsten geyser der wereld, zijn soms ontzettend;
kokend water en modder spuiten dan 500 Meter en meer in de hoogte. Op bovenstaande afbeelding bereikte
de massa een hoogte van 300 Meter.
-ocr page 14-
IV                                     DE WOXDKREX DER WERKLD.
EEN TERMIETEN-HEUVEL IN MIDDEN-AFRIKA.
Deze zoogenaamde Mierenheuvels worden veelvuldig aangetroffen in tropisch Afrika en zijn van leem
gebouwd door de witte mieren, die er hun nest in hebben. Zij bereiken soms een hoogte van 14 Meter.
Termieten zijn geen echte mieren, doch insecten van gansch andere orde.
In de achttiende eeuw pleegden Eransche en Engelsrhe schrijvers aan dit lijstje nog een
reeks van moderne wereldwonderen toe te voegen: I". het Coliseum te Rome, \'_"\'. de Cata-
eomben van Alexandrie, 3°. den (irooten Muur van China, 4". den Druïdentempel te Stonehenge,
.">". den scheevcn toren van l\'isa, 6°. den porseleinen toren van Xanking en 7". de groote
Moskee - eenmaal een christelijke kerk van de Heilige Sophia te Constantinopel.
De l\'yraiiliilen zijn welbekend aan ons allen, terwijl zij nog steeds terecht tot de wonderen
der wereld worden gerekend. De naam, aan deze bouwwerken gegeven, schijnt door het
(jricksche woord Pyramis meervoud Pyramiden) ontleend te zijn aan een Egyptisch woord
„piramus", dat beteekent „verticale hoogte". De pyramiden zijn blijkbaar een vervorming van
de „mastaba" ot langwerpig grafdeksel, oorspronkelijk de bedekking van een ondergrondsche
ruimte, in de rots uitgehouwen, welke een kapel of bidplaats voor het brengen van offers
en eerbewijzen aan een overledene onmiddellijk boven een graf bevatte. Op het grondvlak
van deze, oorspronkelijk steenen bedekking der grafstede werden andere stecnen lagen van
kleineren omvang geplaatst, zoodat, als het werk was voltooid de „mastaba" schuine, traps-
gewijs oploopende zijden en een afgcplatten top had. Men behoefde slechts de opeenvolgende
lagen van steen meer geleidelijk in omvang te doen afnemen om ten slotte te komen tot een
langwerpig gevormde pyramidc. Toen deze „mastaba\'s" ol pyramiden in omvang veel grooter
werden dan de oorspronkelijke grafdeksels, werden de enkele deksteenen vervangen door
horizontale lagen van haksteenen of metselwerk.
De Pyramiden strekten nooit tot grafmonument of familiegraf; elke pyramidc was niets
meer dan de groeve voor één persoon. Met hunne ontzaglijke afmetingen en typische vormen
werden zij vermoedelijk het eerst opgericht voor de koningen der vierde Dynastie, die aan
de regcering kwam tegen ongeveer 3700 vóór onze jaartelling, dat is dus 5600 jaar geleden.
-ocr page 15-
IXLEIDIXG.                                                                   V
Doch het oudste type der reusachtige pyramide-graven, ons bekend en nog steeds bestaande,
is de trappen-pyramide van Sakkara; ze dagteckent, naar men schat, van 3IHHI voor onze
jaartelling en zou gebouwd zijn door koning Tcheser, van de derde Dynastie.
De Muren en Hangende Tuinen van Babyion — een stad, die oorspronkelijk, ongeveer
\'_\'.")(M( jaar geleden, een oppervlakte besloeg van honderd vierkante mijlen - waren, naar men
beweert, op sommige punten 33f> voet hoog en 8T> voet breed. Er waren honderd bronzen
poorten in aangebracht, die bronzen posten en drempels hadden. De Hangende Tuinen, die
samen met deze ontzaglijke muren gerekend werden tot de wereldwonderen, waren beplaiv
tingen van hoornen en bloemen, gepoot in aarde, welke samengebracht was in baksteenen
bakken, geplaatst op gemetselde bogen, die zich 7.") voet boven den beganen grond verhieven.
Blijkbaar vormden deze daktuinen
         een aanhangsel van het koninklijk paleis - een vier-
zijdige ruimte, waarvan elke zijde 4IH) voet lang was. De beplanting van deze reusachtige
troggen, hoog in de lucht, werd van het noodige water voorzien door middel van een ton-
molen, welke het water uit den Euphrates oppompte.
De Tempel < nu Diana van Ephesus verwoest door de Gothcn in \'_\'<>\'_\' na Chr.
was een gebouw, ontworpen door Grieksche architecten, opgetrokken in de dagen van
Alexander den Groote en voltooid in ongeveer 330 voor onze jaartelling. Wijlen |. T. VVood,
die in 1863 (>4 voor het Britsch Museum een wetenschappelijk onderzoek daaromtrent instelde,
heeft berekend, dat het bouwwerk 418 Eng. vbet lang en 2!>(\' voet Eng. breed was. Het was een
bewaarplaats en museum van de mooiste voortbrengselen van Grieksche beeldhouw- en
DE LAATSTE RUSTPLAATS DER CAPUCIJNER MONNIKEN.
Het is gebruik bij deze Capucijner monniken om van tijd tot tijd de tot mummies geworden lijken der broeders
van de begraafplaats naar dit gewelf over te brengen. Daar worden zij gehuld in het kleed, dat zij bij hun leven
droegen, en van een bordje met hun naam voorzien. Wanneer in den loop der tijden de lijken geheel ineen-
gevallen zijn, worden de beenderen bijeengezocht en gebruikt voor een zeer lugubere versiering van de wanden.
-ocr page 16-
DR WONDEREN DER WERELD.
VI
schilderkunst. Achtereenvolgens hebben drie of meer tempels gestaan op deze plaats, elk
opgericht op de bouwvallen van den vorige. Volgens de overlevering landde een Grieksche
kolonie Ioniërs onder leiding van een burger van Athene om ongeveer 1HX) vóór Christus te
Ephesus. Zij vonden een reeds belangrijke stad gebouwd om den tempel van een godin met
talrijke borsten, die zij identilieerdcn met hunne eigene godin Artemis (Diana): een jjodin,
welke de vruchtbaarheid en de voortbrengselen der aarde vertegenwoordigde. Kphesus,
gelegen bij de monding van de rivier Kaystros, in het zuid-westelijk deel van Klein-Azië.
geraakte geheel in verval, nadat de tempel door de Gothen was vernield en leefde niet weder
op onder de alles neerdrukkende heerschappij der Turken.
Het standbeeld van Zeus werd in 4ö0 vóór Christus te Olympia in Elis, lzuidwesten
van (Griekenland , opgericht door den grooten beeldhouwer Phidias. Het was veertig Eng. voet
hoog en stelde Zeus of Jupiter voor, in zittende houding, met in wijde plooien neerhangend
HET PARTHENON OP DE AKROPOLIS VAN ATHENE.
Deze Dorische tempel, gewijd aan de godin van Athene is het mooiste staal der oud-Grieksche bouwkunst.
Het gebouw, van marmer opgetrokken, is 71,3 Meter lang, 30,8 Meter breed en 19,8 Meter hoog.
kleed. In de rechterhand hield hij het beeld van Nike, de godin der overwinning, de linker
steunde op een scepter, waarop een adelaar was gezeten. Zeer waarschijnlijk was het beeld
hoofdzakelijk van hout gemaakt, alleen was het uitwendig, wat gelaat, buste en armen
betreft, met ivoren platen bekleed, en het gewaad was van goud, met bloemen en andere
versieringen ingelegd.
I >c l\'ers Mansolns werd ongeveer in 1580 vóór Chr. de satraap of stadhouder van de aan-
zienlijke stad en provincie Halicarnassus, thans dragend den Turkschen naam Budrun, welke,
evenals Ephesus, gelegen was op de zuid-westkust van Klein-Azië. Zijn echtgenoote Artemisia
had hem vurig lief en toen hij was overleden, besloot zij te zijner nagedachtenis een prachtig
gedenkteeken op te richten. Zij liet door Grieksche architecten het ontwerp maken en Grieksche
beeldhouwers versierden dit eerste .Mausoleum, waarvan thans nog fragmenten in het Britsch
Museum worden aangetroffen.
De kolossus van Rhodtis was een bronzen beeld van Helios, den Zonnegod, ongeveer
32 Meter boog, in \'280 vóór onze jaartelling opgericht aan den ingang van de haven van
-ocr page 17-
DE MINARET IN DE JENOLAN GROTTEN IN NIEUW-ZUIDWALES.
De schoone stalagmiet in een der grotten is gevormd door het onafgebroken neerdruppelen van kalk-
houdend water op dezelfde plaats. Het water verdampt doch de kalkstof blijft liggen en de massa groeit
langzamerhand aan tot dergelijke wonderlijke vormen,
-ocr page 18-
Ylll                                           DI-: WONDEREN DER WERELD
DE DIKSTE BOOM DER WERELD.
De boom is een cypres en heeft een omtrek van 48 Meter. Een beter indruk van den omvang krijgt
men echter door de mededeeling dat 30 man noodig zijn om met uitgestrekte armen den boom te om-
spannen. Men vindt den boom bij Tule in den Mexicaanschen staat Oaxaca.
Rhodus, <ip het eiland van dien naam. Chares, een Griek, was de ontwerper, liet beeld was
ei liter niet, gelijk vrij algemeen wordt geloofd, geplaatst met uitgespreide beenen boven den
ingang van de haven, maar verhief zich aan een der kanten van den havenmond. In 224 vórtr
Chr. werd het door een aardbeving omvergeworpen en de brokstukken bleven gedurende
eeuwen leggen waar zij waren gevallen, totdat Rhodus in 656 na Chr. door de Arabieren
was veroverd. Kort daarop zijn de metalen overblijfselen aan een Israëlietisch koopman o ver-
gedaan, die een duizendtal kameelen noodig had om alles weg te halen.
De l\'liiiros of vuurtoren vmi Alexandrië         de oervorm voor alle hedendaagscho
vuurtorens         was opgericht op de uiterste punt van het eiland, thans schiereiland Pharos,
door Ptolomaeus Soter, koning van Egypte, in ongeveer 300 vóór Chr. De toren was 130
Meter hoog.
lid Colosscmu of Coiiseum te Rome is door de keizers Vespasianus en Titus gebouwd
als een amphitheater, waarin spelen, voorstellingen van gladiatoren, vertooningen met wilde
dieren, spiegelgevechten te land en op het water, wagen- en paardenrennen werden vertoond.
In de dagen der christenvervolging zijn heel wat geloovigen er gemarteld of gedood. In de
eerste eeuwen der Christelijke jaartelling, tot ongeveer fx")0, bleef het gebouw in gebruik
voor openbare voorstellingen en het verkeerde zelfs in de negende eeuw nog in goeden
toestand. Sedert echter is het Coliseum gedeeltelijk vernield door de baronnen en architecten
van het middeleenwsche Rome als een welkome groeve van bouwsteenon, noodig voor de
paleizen en kerken van het Pauselijke Rome. Kerst Paus Benedictus "XIV maakte daaraan
in 17."><> een einde en verklaarde, dat het in de bedoeling der Pauselijke regeering lag dit
overblijfsel van het keizerlijke Rome, weleer het tooneel van zooveel christelijk lijden en
heldhaftigheid, in stand te houden, liet is dientengevolge tot op den huidigen dag het
merkwaardigste overblijfsel van Rome\'s vroegere heerlijkheid gebleven.
-ocr page 19-
INLEIDING.
IX
De Catacomben van Alexandrii1 waren pronte begraafplaatsen, uitgehouwen in de kalk-
rotsen ten zuidwesten van hedendaagsch Alexandrii. Het is dezelfde soort kalksteen als die
van Zuid-Tunis en Westelijk Tripoli, waarin de huidige holbewoners hun woning hebben.
Sinds de grijze oudheid heeft men holbewoners of „troglodytcn" aangetroffen in gansch Noord-
Afrika. van Marokko tot Egypte; het waren mensehen, die het gemakkelijk vonden hunne
woningen uit te hakken in de zaehte rots van kalksteen, waarvan de buitenzijde, aan de
lucht blootgesteld, hard wordt en niet verbrokkelt. De onderaardsehe Catacomben van
Alexandrii\', waarin de dooden in de dagen der Ptolemaeen en Romeinen werden begraven,
waren zeer uitgestrekt en opmerkelijk door de ruime afmetingen en \'t sehoone beeldhouwwerk.
Met den bouw van den grooten muur van China — het eerst in Europa bekend geworden
door de reizen van Marco I\'olo en nader beschreven door de katholieke zendelingen in de
zeventiende en achttiende eeuw - werd in ongeveer 214 vóór Chr. begonnen door den
vermaarden Chinccschcn keizer Che IIwang Te. Hij was natuurlijk bedoeld als een ver-
DE GROOTSTE STEEN, DIE OOIT WERD UITGEHOUWEN. BAALBEK, SYRIË.
De steen is 21,5 M. lang, 4,5 M. hoog en 4 M. breed en weegt meer dan 1.100,000 Kilo. Het is één
massief stuk en in de ruïne van den zonnetempel bij Baalbek, die op den achtergrond is te zien, treft men
een aantal steenen aan, die bijna even groot zijn.
-ocr page 20-
X                                               DE WONDEREN DER WERELD.
dedigingswerk tegenover de ruiterbenden der Tantaren en Mongolen en strekte zich na de
voltooiing in den aanvang der Christelijke jaartelling uit van Shan-hai-kwang aan de golf van
Pe-chi-li tot den uitersten westelijken hoek van de provincie Kan-suh, waar de muur eindigde
op de hellingen van het grootsche Nan Shan-gebergtc.
In Engeland in het laatste deel der achttiende eeuw ging men prat op een wereldwonder,
het merkwaardige, vóór-historische monument van Stonehenge, misschien 23 eeuwen oud.
I )aarover zullen wc het echter later nader hebben.
De scheert\' toren van Pisa was de klokketoren van de kathedraal in die stad. Hij werd
ontworpen door twee bouwmeesters uit Innsbruck in Tyrol en met den bouw werd in 1174
begonnen. Ten gevolge van een toevallige inzakking van de grondslagen helt de toren naar
een zijde over, zoodat de kroonlijst van den top 4,3 M. uit de loodlijn hangt. I >e toren is rond
en geheel van marmer opgetrokken. De muren zijn 4 Meter dik aan de basis en 1,9 M. aan
DE VISCHPAN-BRON. YELLOWSTONE-PARK, VER. STATEN.
De bron vormt het midden van het kleine eiland, dat de top is van een geyser. De visch, die in den
vijver rondspartelt, kan worden gevangen en onmiddellijk, nog aan den haak geslagen, gekookt worden in
het opborrelende heete water van de bron.
den top, doch men beweert, dat de fondamenten zeer klein en ondiep zijn en rusten op een
ondergrond van klei, waardoor het water siepelt.
De wonderbare Porseleinen Toren van Nanking, een grootc Chineesche stad op den
zuidelijken oever van de Yang-tsc-kiang, bestaat niet meer. Mij werd tusschen 1853 en 1864
vernield door de Tai-ping opstandelingen. Dit bewonderenswaardige staal van Chineesche
fantasie was gesticht door keizer Yung-lo in 1413 tot huldiging van de deugden zijner over-
leden moeder, en werd genoemd de Bewijs-van-Dankbaarheid-Pagode. De toren was ongeveer
80 Meter hoog, achtkantig van vorm en telde negen verdiepingen. Het buitenvlak van het
gebouw was gesierd met de mooiste witte porseleinen stcenen en het afdak van elk der
verdiepingen belegd met groen geglazuurde tegels. Klokken hingen aan de randen van elk
afdak, te zamen honderd twee en vijftig in aantal, en op dezelfde wijze waren er lantarens
aan gehangen voor de verlichting in den nacht. ()p den top was geplaatst een ijzeren staaf omgeven
door negen ijzeren ringen en gekroond met een vergulden bal. Vijf ketenen waren gespannen
van deze gouden spits naar de punten van het afdak en onder en aan elke keten was aangebracht
een „parel van goede voorspelling", bestemd om den bloei der stad te bevorderen. Een parel
-ocr page 21-
EEN CYCLOON IN OKLAHOMA, VER. STATEN.
Dit buitengewone natuurtooneel wordt in het leven geroepen door een kringstorm van groote kracht,
welke zich over een uitgebreide streek uitstrekkend, en draaiend om een windstil middenpunt, voortschrijdt
met een snelheid van 30 tot 50 Kilometer per uur, stof en allerlei andere lichte, gemakkelijk mede te
sleuren voorwerpen met zich voerend.
-ocr page 22-
XII
DE WOXDEREX DER WERELD
DE TOREN DER ZWIJGENS. PERZIË.
De Parsi\'s beschouwen aarde, water en vuur als heilig en mogen deze dus niet gebruiken voor hunne
dooden. Daar lijken als onrein worden beschouwd, worden zij naar dergelijke torens gebracht en op
stellages nederge\'egd. Gieren vreten het vleesch van de beenderen, die daarop in het midden van den
toren worden nedergelegd, waar zij blijven liggen totdat ze geheel vergaan zijn.
beschermde tegen zandstormen, een ander voorkwam brand, de dorde temperde orkanen, de
vierde weerde overstroomingen af, terwijl de vijlde parel de stad bewaarde voor opstand.
De groote Moskee van Constatltinopel, welke eenmaal de kathedrale kerk der „Heilige
Wijsheid" of Heilige Sophia was, wordt door de Turken „Aya Sofia Jamisi" genoemd. (Het woord
„Aya", waarmede de namen van zoo tal van gebouwen cn plaatsen in Turkije aanvangen, is
een verbastering van het Grieksche „Hagios", dat „heilig" betcekent.) Met den bouw werd
in 532 begonnen op last van keizer Justinianus, op de plaats waar Constantijn de Groote de
eerste Christelijke kerk te Constantinopel had doen verrijzen. In 1847 toonde de koepel
teekenen van verval, doordat de muren niet sterk genoeg moer waren om hem te torsen.
De groote Moskee word toon onder handen genomen door twee christelijke bouwmeesters,
Fossati on Salzcnburg, die op hoogst bekwame en vernuftige wijze do noodige herstellingen
verrichtten.
Vóór de aan wonderen zoo rijke l(>\'lc eeuw trokken do wonderen der natuur, ontzag-
wekkend door omvang of grootte, dan wel aandacht vragend door kleinheid, minder belang-
stelling dan heden ten dage. Den Xiagara-waterval kont do beschaafde wereld roods sinds
het eerste bericht van do ontdekking er van door Samuel Champlain in 1613 werd bekend
gemaakt en Vader Hennepin er in 1678 oen nauwkeurige beschrijving van gaf. Niettemin lokte
het ongeëvenaarde schouwspel van een grooto rivier, die in oen reusaehtigon afgrond neder-
stort geen geestdriftige bewondering uit vóór het midden der l(Mc eeuw. De Alpen werden
door de klassieke schrijvers afschrikwekkend geheeten evenals do meeste andere grootschc
-ocr page 23-
INLEIDING.
xiir
gebergten, en zelfs in den Renaissance-tijd sprak men er niet anders over. Xatuurver-
schijnselen, hetzij ze gevaar opleverden voor \'smenschen leven dan wel genoegen, konden
schrik of afschuw inboezemen, doch prikkelden zeer zelden tot schoonheidswaardeer ing,
gelijk ons, menschen van den modernen tijd.
Eerst toen het tijdperk der romantici in Frankrijk aanbrak, en Waker Scott in Engeland
zijn romans schreef, toen Millet, Daubigny, Turner en David Cox nieuwe scholen voor land-
schapschildering stichtten, ontwikkelde zich de vereering voor het wonderbare, voor de
betoovering, de mystiek, de fijnheid van land-, zce- en luchtgezichten. Toen eerst begon men
iets te gevoelen voor hooge luchten, voor wazige atmosfeer, voor het schemerlicht, dat door
de gekleurde ramen en tusschen de wolkjes, welke uit de wierookvaten omhoog krinkelen,
in een kerk valt. Toen eerst vervulde bewondering het gemoed bij den aanblik van een der
reuzengevaarten der Alpen, den top in maagdelijke sneeuw gehuld, getooid door blauwgroene
gletschers en scherp afstekende tegen het diepe blauw van het hemelgewelf of half verborgen
achter een wazig wolkengordijn.
Ken onjuiste opvatting van den godsdienst was een hinderpaal voor de ontwikkeling van
het gevoel van bewondering - ontzag gemengd met waardeering - dat thans het gemoed
vervult van alle denkende menschen, wanneer zij aanschouwen hetzij de voortbrengselen van
\'smenschen vernuft en vaardigheid, hetzij de oneindige verscheidenheid van de schoonheden
der natuur. .Met den aanvang der twaalfde eeuw begon de menschelijke geest in Europa te
herleven, zich verder te ontwikkelen en zichzelven te bevrijden van de banden van bij- en
wangeloof. Het Perzie van Omar Khayyam, het Spanje van A verroes, het Provenee van de
Troubadours, het Italië der Renaissance, het Frankrijk van Villon, het Engeland van Chauccr,
het Duitschland van Wolfram von Eschenbach, zij allen zijn vervuld van een langzaam zich
VLOEDGOLF BIJ RIO DE JANEIRO.
Vloedgolven zijn haast altijd het gevolg van zeebevingen. Onmiddellijk vóór de nadering van de golf wijkt de
zee een groot eind terug van de kust. Dan komt de vloedgolf op — een enkele maal een hoogte van wel 65 meter
bereikend — en de ontzaglijke watermassa stuwt alles voor zich uit, alom dood en verwoesting verspreidend.
-ocr page 24-
XIV
DK WONDEREN DER WERELD.
ontwikkelende bewondering voor de wonderen der wereld, voor de tegenstelling tusschen den
majestueuzer! bergtop en het vriendelijke d;il, voor de klaterende waterbron in de wildernis,
het zachte groen der beukenwouden, de druipstcenwonderen in de grotten van kalksteen, den
groei der planten, den trek der vogels. De herleving van de belangstelling in de Grieksche
letterkunde deed den menschelijken geest in de dagen der Renaissance kennis maken met
de mythen met een ondergrond van waarheid I der Grieksche helden. Doch misschien hebben
de Kruistochten wel het sterkst bij de bewoners van Europa den lust naar avonturen doen
ontwaken, enkel om aan de behoefte aan bewondering voor het onbekende te voldoen.
De Kruistochten der Christenen, die West-Europa verlieten om de Mohammedanen aan de
kusten der Middellandsche zee te bevechten, brachten de menschen in hunne schepen naar
de kusten van Portugal en Marocco, doch ook naar KleinAzic en Syrië, en vandaar naar
l\'crzic, Tataryc, Indic en China. Steeds krachtiger deed zich de nieuwsgierigheid naar de
DE ROTS-WONINGEN VAN MANCOS CANON, COLORADO, VER. STATEN.
Dit zijn de wonderbaarlijkste bouwwerken van de voor-historische rotsbewoners. Sommige er van verheffen
zich 250 Meter boven de vallei en om het inwendige dier woningen te bereiken, moet men zich wringen
door een opening van 60 cM. hoog en 90 cM. breed en kruipen door een tunnel van 6 Meter lengte.
geheimenissen aan gene zijde van den Atlantischen Oceaan gelden, ttaliaansche monniken en
Italiaansche ontdekkingsreizigers bereikten reeds in de dertiende en veertiende eeuw de kust
van den Stillen Oceaan en hebben het bestaan van het Malcischc eilandenrijk ontdekt. De lust
om nieuwe wonderen te aanschouwen, bracht evenals de roeping om het Christendom te ver-
spreiden, of het streven om goud en slaven te bezitten, de menschen er toe den onbekenden
Atlantischen Oceaan over te steken en de landen der Nieuwe Wereld te ontdekken.
Heden ten dage wordt misschien onze belangstelling, onze nieuwsgierigheid meer
getrokken door ongewone natuurtafereelen dan door andere wonderen. Later zullen wc onze
aandacht liefst schenken aan de geschriften, die ons tot in bijzonderheden leeren kennen de
geleidelijke ontwikkeling van het zaad tot het volwassen dier of de volledig ontwikkelde
plant, die ons den kringloop van het leven van den parasytischen worm, de veranderingen
van de grijze hersenstof, de vorming van kristallen of het ontstaan en tegengaan van ziekten
leeren kennen.
-ocr page 25-
DE SCHOMMELENDE STEEN BIJ TANDIL, ARGENTINIË.
Dit is een losstaand rotsblok van zeer grooten omvang, zooals men uit de grootte der in de nabijheid
staande personen kan opmaken. Blijkbaar is het gevormd door den invloed van regen en wind, die geleidelijk
de meer brooze gedeelten van de rots hebben doen verweeren, zoodat alleen de harde kern overbleef. Het
rotsblok ligt zoo mooi gebalanceerd, dat men het kan doen schommelen, zonder dat men bevreesd behoeft
te zijn dat het naar omlaag stort.
-ocr page 26-
XVI                                         DE WONDEREN DER WERELD.
Intusschen wenschen wij te beginnen met cen overzicht te geven van wat gemeenlijk de
moderne wereldwonderen worden geheeten. Dat zal niet enkel strekken tot ontspanning doch
ook onze kennis der dingen verrijken. Niet ieder onzer is in de gelegenheid te reizen, velen
DE VICTORIA-WATERVAL, ZUID-AFRIKA.
In de geologische geschiedenis van Afrika is een oogenblik geweest, dat dwars door de bedding der
Zambesi-rivier een breuk ontstond, en bruisend stortte de rivier zich in den gapenden afgrond. Aldus is de
vermaarde Victoria-waterval ontstaan, verreweg de grootste der wereld. De Niagara-waterval is slechts half
zoo breed en half zoo hoog.
zijn door de omstandigheden genoopt hun leven te slijten in stad ol" dorp, zwakke gezondheid
of beperkte middelen kunnen daarvan de oorzaak zijn. Voor die allen zal een boek, dat de
wonderen der wereld geeft, gezien met de zekerheid van de photogralische lens en vaak door
ooggetuigen beschreven, een welkome gast zijn, die den plicht van thuis te blijven verzacht.
-ocr page 27-
DE GROOTE CHINEESCHE MUUR.
Deze illustratie, waarop is afgebeeld de Patalingpoort van den Grooten Muur, geeft een goed denkbeeld
zoowel van den bouw als den loop van den muur, die 2000 jaar geleden werd opgetrokken door den
eersten Chineeschen keizer, Che-Hwang-te.
DE WONDEREN DER WERELD.
EERSTE BOEK: AZIË.
HOOFDSTUK I.
Naar PERCEVAL LAN DON.
De Grootc Chineesche imiiir. — Bij naam een der meest bekende wonderen der wereld,
is de Croote Muur van China gedurende twee-en-twintig eeuwen het meest verbazingwekkende
bouwwerk, dat menschenhanden ooit tot stand brachten, gebleven. Hoe vervallen en verbrokkeld
die muur er thans uitziet, is toch bij den eersten oogopslag duidelijk, dat de hoeveelheid
menschenkracht, benoodigd om deze
machtige afscheiding te bouwen, onge-
evenaard op deze aarde is. Vijftienhonderd
Kngelsche mijlen lang, met nog een
groot aantal vertakkingen, die het
bouwwerk nog een duizendtal mijlen
langer maken, telde de muur aanvankelijk
vijfentwintig duizend wacht- of uitkijk-
torens. De muur werd opgetrokken in
de derde eeuw vóór Christus door den
eersten en wellicht den grootsten van
alle Chineesche keizers: Vin Cheng,
vorst van Tsin, meer bekend als Che-
Hwang-te, beklom als jongen den troon
van een betrekkelijk klein koninkrijk en
ondernam weldra een gebied, dat een
weerlooze buit was voor jaarlijks terug-
keerende invallers uit het noorden, in
een toestand van verdediging te brengen.
De Chineesche Muur van boven gezien.
De Wonderen der Wereld.
-ocr page 28-
2                                               DE WONDEREN DER WERELD.
Na enkele jaren nam de jonge koning
den titel van keizer aan en organiseerde
de weerkrachten van het rijk, dat voor
de eerste maal in de geschiedenis
China werd gehceten. Want hij gaf
aan zijn gansche nieuwe rijk den naam
van zijn eigen kleine land. Hij rukte
vervolgens op tegen de Tataren — Tar-
taren noemden we het volk weleer —
de eeuwige erfvijanden in het noorden
des lands. Na deze boosaardige invallers
voor goed op de vlucht te hebben
gejaagd, moest hij terugkecren, omdat
het, naar oostersch gebruik, onver-
mijdelijk was om de kiemen van een
opstand in eigen land te onderdrukken.
Blijkbaar uit overweging, dat hij zich
niet opnieuw mocht bevinden tusschen
twee vijanden, vatte hij het plan op
voor het reusachtige verweermiddel,
waarvan nog heden ten dage het
grootste deel bestaat. Zonder zich te
laten afschrikken door den omvang der
onderneming en het ontzettend verlies
aan menschonlcvens, dat er het gevolg
van zou zijn, gaf Che-Hwang-te, cven-
als de Egyptische koning Khufu lang
vóór hem, het bevel tot het werk en
het ontzaglijke bouwwerk verrees, met
ettelijke centra als uitgangspunten langs
de gansche noordgrens van wat toen
het Chineesche rijk heette. Op allerlei
manieren en uit alle landstreken wierf
Che-Hwang-te de noodige arbeids-
krachten.
De aard van het bouwwerk kan
uitstekend worden nagegaan op de
hierbij gevoegde afbeeldingen. De
hoogte en de omvang van den Muur
DE GROOTE CHINEESCHE MUUR.
Een kijkje op den muur bij den Nankow-pas.
verminderen ietwat, wanneer de nuun
zich in westelijke richting buigt, doch
tot aan het einde toe dwingt hij be-
wondering af voor de vernuftige en solide manier van bouwen. Beginnende bij Shan-hai
Kwan, loopt de „Tienduizcnd-mijlen-muur" in westelijke richting, dwars over de bergen,
totdat Kalgan is bereikt. Daar wordt de Muur gesneden door den hoofdweg in noord-weste-
lijke richting, die van Peking uitgaat. Vandaar loopt de muur over de vlakten en de lagere
heuvels van het bekken van den Hwang-ho en kruist die rivier bij Picn Kwan. Van af dat
punt wordt de grens tusschen de provincies van Mongolië en eigenlijk China door dezen reus-
achtigen schutsmuur gevolgd, totdat Kiayu Kwan beneden Su-chow is bereikt, alwaar de
muur plotseling ophoudt. Onderzoekingen uit den laatsten tijd hebben aan den dag gebracht,
dat de Groote Muur zich splitst in twee duidelijk te onderscheiden vertakkingen nabij Chunwei,
-ocr page 29-
*•
DE KANGCHENJUNGA, GEZIEN VAN UIT DARJILING.
De derde in rang van de hoogste bergen der aarde maakt de Kangchenjunga met zijn 8582 Meter
boven den zeespiegel oneindig grooter indruk dan de Mount Everest of de K 2 van de Karakoram-keten.
Men heeft vaak verzekerd dat dit het mooiste berglandschap der wereld is.
-ocr page 30-
4
DE WONDEREN* DER WERELD.
en dat een ;indere uitlooper
omgeeft een uitgebreide land-
streek ten westen der hoofd -
stad. Deze vertakkingen
buiten rekening gelaten is
de lengte van den Grooten
Muur nog iets grooter dan
van den grooten heirweg van
Calcutta naar Peshawar in
Engelsch-Indië, of, een af-
stand wat dichter bij huis ter
vergelijking nemend, zou men
kunnen zeggen, dat de muur
zich zou kunnen uitstrekken
van Herlijn tot Tiflis in den
Kaukasus.
Onlangs heeft een hedcn-
daagsch schrijver, de heer
(ieil, zich aldus over den
muur uitgelaten: doorgaans
wacht teleurstelling den ster-
veling, die zich veel heeft
laten vertellen omtrent eenig
beroemd bouwwerk en dit
dan met eigen oogen leert
DE JAIN-TEMPELS TE MOUNT ABU.
Deze sierlijk afgewerkte Dilwarra-tempels bij de zomerresidentie van
Rajputana werden gebouwd, onderscheidenlijk door Vorst Vimala Sah in 1030
en de gebroeders Tejapalah en Vaslupala in ongeveer 1200 na Chr. De
berichten omtrent hetgeen zij gekost hebben, zeggen ons thans weinig,
doch men kan rekenen, dat die uitgaven ongeveer gelijk staan met een
dertig millioen gulden volgens de hedendaagsche waarde van \'t geld.
kennen; zelden toch beant-
woordt de werkelijkheid aan
de opgewekte verwachtingen.
Maar over den Grooten Muur
is niets te veel gezegd. Aan-
schouw hem bij sterrelicht
of maanlicht, laat uwe blikken
zich er op vestigen door den nevel van een zandstorm of het mistgordijn van een stortbui of
de dwarreling van een sneeuwstorm, altijd en immer zal de muur den indruk maken van een
groot, grijs, massief gedenkteeken van het verleden, den top van een berg bekronend, ofwel
zich voortkronkelend door de diepten der schaduwrijke dalen. Die muur is zoo ontzaglijk
groot, dat het misschien het eenige bouwwerk van menschenhand is, dat van uit de maan
zou zijn waar te nemen. Zoo enorm is het bouwwerk, dat, indien alle materialen langs den
equator om de wereld werden gelegd, men voldoende bouwstoffen had om een muur om de
aarde te leggen van acht voet hoog en drie voet breed. Wanneer wij denken aan de
moeite, besteed aan den bouw, komt langzamerhand tot ons het bewustzijn van al den arbeid,
door tallooze duizenden er aan gewijd, van het zweet, de tranen en het bloed, die er voor
yestort zijn, en wij begrijpen, dat thans nog, twee duizend jaar later, de naam van Che
vervloekt is in gansch de landstreek langs den muur door de nakomelingen van hen, die tot de
gehaten arbeid werden geprest, die zwoegden in doodsangst dat, als hun vleesch en bloed
bezweken onder de zweepslagen der opzichters, datzelfde vleesch en bloed dooreengemengd
zou worden onder het materiaal, opdat er meer bouwstof voorhanden zou zijn voor het
allesverslindende monster. Het is een muur van bloed!
De Katlgchenjiinga, van uit Darjiling gesien. — Wat tal van reizigers hebben beschreven
als het mooiste der wereld vertoont zich hier aan de oogen der lezers. Natuurlijk kan de afbeelding
-ocr page 31-
AZIË.
5
slechts een klein gedeelte geven van het panorama. De bergmuur strekt zich oneindig ver
naar links en rechts uit en besneeuwde bergtoppen, minder hooy dan de hoogste reus, ver-
heffen zich zoo ver het oog reikt boven de donkerder massa\'s der moraine en de naakte
rotsen daar beneden. Maar de Kangchenjunga is het middelpunt van gansrh het grootsche
landschap. Tusschen den tropischon plantengroei tegen de heuvels trekken de aandacht de
zorgvuldig bebouwde velden, die zich scherp al teekenen tusschen de bergkammen; op zulk
een afstand lijken de terrassen, waarop de rijst wordt verbouwd, op de trapjes van een
poppenhuis en de hier en daar verspreid liggende huisjes schijnen niet grooter dan die welke
men ziet in een winkel met kinderspeelgoed. Verder op strekken zich de naakte uitloopers
van het massieve gebergte van den Himalava uit en daarachter verrijzen weder de sombere
gordijnen van eeuwige rotsgevaarten statig en verwazend in yrijzigblauwe tinten, totdat weder
op twintig mijlen afstands de gletschers hier en daar afsteken tegen de hellingen en kanteelen
der berggevaarten, onbetreden, eenzaam en doodsch. Nog vijfhonderd voet hooger en alle
warmte is verdwenen. Boven die woestenij van ijs en moraine hangt een blauwachtig waas
gedurende bijna alle dagen des jaars, doch als het geluk wil — als de mist door een verblijdend
toeval wordt uiteengejaagd, terwijl gij kijkt dan zult ge iets zien, dat u al uw ongeduld
zal doen vergeten, iets aan welks werkelijkheid gij nauwelijks zult willen gelooven, ook al
vertoont het grootsche schouwspel zich aan uw oogen. Hoog boven den mist, welke hangt
over de gletschers, oprijzend ten hemel, waar gij niet anders dan het nachtelijk sterrenheir
zoudt verwachten, verheffen zich los van de omgeving, schijnbaar vrij van alle aardsche banden
de zachtrood getinte ijstoppen en bergruggen van den Kangchenjunga. Op vijftig mijlen
Hoe buitengewoon de versiering van de tempels is verzorgd, kan men op deze afbeelding duidelijk waarnemen.
-ocr page 32-
DE WONDEREN DER WERELD.
o
afstands maar toch duidelijker zichtbaar dan de gletschervlakte er onder, teekenen zich de
spleten en holen, de torens en kanteelen van den ontzaglijken berg lichtrose getint af tegen
den kouden grijsblauwen hemel, eerder herinnerend aan een bovenaardsch visioen van een oud
schilder, dan aan iets dat werkelijk op deze aarde bestaat Roerloos, stom, haast onstoffelijk hebben
deze nooit betreden bergtoppen dezelfde tinten in allerlei schakeeringen van roze en rood als
de groote schelpen, die de Stille Oceaan ons levert. Lang nadat de zon is ondergegaan voor
Darjiling, kunt ge van uw standpunt tusschen de bergen van dat wonderschoone schouwspel gc-
nicten, geboeid door het tooverspel dier wisselende kleurschakeeringen. Eindelijk verdwijnt ook
de Kangchenjunga en enkel de donkere sterlooze streep tegen den zilveren hemel zal u gedurende
den nacht doen zien, dat wat gij hebt mogen bewonderen geen gezichtsbedrog is geweest.
De Jain-tempels te Momit Alm. — Sedert Mount Abu door het Rajputana-agentschap is
gekozen tot zomerresidentie, is het een der meest bekende plaatsen van Britsch Noordwestelijk
DE ANANDA-PAGODE TE PAGAN.
Deze tempel is het merkwaardigste en schoonste bouwwerk tusschen de thans verlaten puinhoopen
van Pagan, eenmaal de hoofdstad van Birma.
Indie\' geworden. Hier vindt men een natuurlijke bergvlakte twee a drie Engelsche mijlen ver
zich uitstrekkend tusschen de bergtoppen, effen, vruchtbaar en behoorlijk besproeid. De rijke
plantengroei van het struikgewas langs de berghelling en het frisch groene gersteveld doet
het oog van den reiziger aangenaam aan en vormt een rijke omgeving voor enkele der meest
buitengewone bouwwerken, ooit door menschenhand opgericht.
De beide Jain-tempels, waarvan we hier ecne afbeelding geven, zijn opgetrokken van
smetteloos wit marmer en versierd gelijk met geen andere gebouwen der wereld is geschied
en met geen andere ooit zal gebeuren. Ken blik op de tweede afbeelding zal beter dan de
meest uitvoerige beschrijving een denkbeeld geven van deze ongewoon weelderige versiering.
Indertijd in vromen godsdienstzin door de Jains in de elfde en twaalfde eeuw gebouwd, geraakten
de tempels op den duur dermate in verwaarloosden toestand, dat zij in het midden der negen-
tiende eeuw dreigden geheel tot eene ruïne te worden. Doch men bracht er een flinke en
vernuftige fundeering onder, welke onmiddellijk gevaar afwendde en in de laatste twintig
jaar is men gestadig met de restauratie voortgegaan. Hlad na blad, bloem na bloem, krul na
-ocr page 33-
DE REUZEN-BOEDDHA BIJ KIATANG, CHINA.
Het geheele beeld is ongeveer 50 Meter hoog en misschien het merkwaardigste van
alle in de rots gehouwen Boeddha-beeltenissen.
-ocr page 34-
8
DE WONDEREN DER WERELD.
krul is waar noodig ver-
nieuwd tusschcn het oude
dat was overgebleven, en
hoewel naar westcrschen
smaak de gebouwen inder-
daad overladen versierd
zijn, legt de aanblik van
deze Dilwarra-tempels bij
Mount Abu zelfs den ergst
geblasecrden en den meest
critischen bezoeker het
zwijgen op Zij schijnen
eerder een der wonder-
bare scheppingen van
Aladdin met de \\\\onder-
lamp dan het werk van
menschenhanden. Naar
onze gewone opvattingen
is de kapel bij Roslvn in
Schotland een der meest
verfijnde en wellicht te
overdadig versierde bouw-
werken, doch de meest
samengestelde versiering
van een pilaar er van is
onnoozel snijwerk verge-
leken bij de aan kant
herinnerende ornamenten
dezer tempels.
De Ananda Pagode,
Pagan.
— Strikt genomen
is dit voortreffelijke bouw-
BEVROREN WATERVAL IN HET CHUMBI-DAL, TIBET.
Dit jaarlijks terugkeerend natuurverschijnsel is te bewonderen enkele mijlen
ten zuidwesten van Phari, het bekende fort aan den ingang van het dal.
werk aan den oever van
de Irawaddi evenmin een
pagode als de zoogenaamde
Arakan-Pagode in de buurt
van Mandalay, indien men met dat woord wil aanduiden een wijziging van de oorspronkelijke
„stupa" of „tope", welke de oudste vorm is van een bouwwerk, naar Boeddhistische!! trant
als gedenkteeken bedoeld. Want het eigenaardige kenmerk van de stupa is, dat er noch
vertrekken noch trappen in zijn; \'t is in haar eenvoudigsten vorm niets meer dan een hoop
aarde. I )e Shwé Dagon te Ran»oon vertoont het jongste en rijkst versierde voorbeeld van
een echte stupa. Dergelijke gebouwen als de Arakan Pagode en die der aan den oever der
rivier gelegen verlaten hoofdstad van Birma zijn veeleer als tempels te beschouwen, hoewel
zeer vaak de traditioneelc vorm van de stupa toch nog teruggevonden wordt onder ovcr-
dadigen rijkdom van versieringen. De Ananda Pagode van Pagan heeft inwendig een netwerk
van groote en kleine «gangen, die uitloopen op een aanzienlijke vierkante ruimte, waarin vier
kapellen zijn aangebracht, die ieder een groot beeld van Boeddha bevatten. Deze vier beelden
stellen voor vier incarnaties van Boeddha. Zij kwamen in verschillende tijden op aarde om
het menschdom te verbeteren en te vernieuwen.
Van de meer dan duizend pagodes van verschillenden omvang, vorm en bouwstijl is dit de
-ocr page 35-
AZIË.
9
meest grootsche tempel. Grootendeels tot ruïnes geworden liggen zij aan den oever van de
Irrawadi, waarlangs de puinhoopen van Birma\'s voormalige hoofdstad zich over meer dan
vijf Engelsche mijlen lengte uitstrekken.
Seott O\'Connor geeft den algemeenen indruk die Pagan zelfs thans nog maakt in zijn
vervallen en ontvolkten toestand, zeer juist als volgt weder: „Als wij Yenan Gyat naderen,
vertoonen zich voor het eerst aan onze oogen de talrijke pyramiden en spitsen van Pagan,
de luisterrijkste hoofdstad, die Birma ooit gehad heeft. De dichtstbijzijnden teekenen zich in
scherpe omlijning tegen den hemel af, doch ook die welke het duidelijkst zijn te onderscheiden,
zijn toch nog zoo slank, dat zij doen denken aan de onwezenlijke toppen van een sprookjes-
stad. En bij dit indrukwekkende schouwspel, bij dit bosch van spitsen, koepels en torens doet
niets de gedachte bij u oprijzen, dat gij blikt op een dooden-stad. Integendeel, zooals het
daar ligt tusschen de trage wolkengevaarten en het spiegelgladde vlak van den breeden
stroom doet het u denken aan een nieuw voortbrengsel van het verre oosten, bestemd om
een onsterfelijke rol te spelen in de wereldgeschiedenis."
De tempel ontleent zijn naam aan Ananda, den geliefden leerling van den meester, die,
met Upali, den Paulus van het Boeddhisme, na Gautama\'s dood krachtig heeft bijgedragen om
het leven en de leer van den Boeddha onder vaste regelen te brengen.
De groote Boeddha van Kiatang. — Dit zonderlinge in de rots uitgehouwen Boeddha-
beeld is, volgens Mrs. Little 150 Eng. voet of ruim 43 Meter hoog. Het is een beeld ten
voeten uit en wordt omspoeld door een bruisenden bergstrqom. Ten einde n.1. de gevaren van
de wielende, kokende watermassa af te wenden, schrijft zij, werd het beeld uitgehouwen in
den rotsmuur, een arbeid, die een enkele priester gedurende zijn lange leven heeft voltooid.
De rots is vrij zacht, en, gelijk men kan zien, ligt er in de spleten nog al wat aarde. Deze
is zeer vernuftig gebruikt voor het doen groeien van monsterachtige\'hoofdharen, wenkbrauwen
NATUURLIJKE BRUG IN HET LIBANONGEBERGTE.
Een goed voorbeeld van natuurbouwkunst. Van de grootte kan men zich een denkbeeld maken als men
let op de kleine figuurtje;! te paard, die boven op de brug staan.
-ocr page 36-
DR WONDEREN DER WRRELD.
10
DE GOUDEN TEMPEL TE AMRITSAR.
Een kijkje bij hel vallen van den avond op den toegang tot den tempel en de menschen, die er zich heen bewegen.
en haard, hetgeen ten zeerste het menschelijkc van het uiterlijk verhoogd. In de huurt vindt
men nog andere in het rotsgesteente uitgehouwen Hoeddha\'s. Mrs. Littlc vermeldt er een in
de huurt van Yung-Hsien. Daarvoor is een gansche heuvel vervormd tot een borstheeld van
Boeddha, hetwelk vervolgens zwaar verguld is.
Bevroren Waterval. Tot voor de jongste expeditie van Sir Francis Younghusband
naar Lhassa had geen enkele hlanke ooit het zeldzame natuurwondor aanschouwd, dat eiken
winter als een kanten sluier afhangt van den top des heuvels, welke aan de oostzijden het
Chumbi-dal afsluit. Het is ongeveer tien Fngelschc mijlen ten zuidwesten van l\'hasi te
bewonderen. Men kan de bevroren massa aan den voet bereiken en vindt dan een begaanbaar
pad er achter, tusschen den rotsmuur en het gordijn van ijskegels, waar des namiddags de zon
doorheen schijnt als door een reuzensmaragd. Van buiten gezien is intusschen geen spoor van
eenige kleur te bemerken aan dezen wonderlijken witten kegel van ijs, welke zich in het laatst
van October begint te vormen, en blijft bestaan in steeds groeiende schoonheid totdat de
eerste lauwe adem van den zuidenwind de kleine beek, meer is het niet, doet ontdooien,
waarvan het onafgebroken nederdruppclende water dit wonderlijk verschijnsel heeft doen groeien.
De hoogte van den waterval is ongeveer 22 Meter en hij was in 1904 ongeveer (> Meter breed
aan den voet. De waterval wordt niet door weeldcrigcn plantengroei omgeven, want hij ligt niet
minder dan 42<H) Meter boven den zeespiegel en op zulk een hoogte groeit er in de enkele
zomermaanden moeielijk wat anders als dwerg-rhododendrons en kort bestaande alpenbloemen-
Natuurlijke brug in den Libanon, Palestina. -- Deze natuurlijke brug zou men kunnen
beschouwen als een voorbeeld, hoe vaak menschen werk, zelfs dat, waarbij technische
-ocr page 37-
c
II
>
o
t
* V
. _*
I I
\'E t!
< o
i **
z v
^ E
C/2
c S
(0 (O
> >•
e-s
.s?-
7= V
te
te
O -o
c
•-. o
-H -
ffl V
ij
il
3 E
il
Q
-ocr page 38-
12
DE WONDEREN DER WERELD.
berekeningen moeten worden
toegepast, ook door de natuur
wordt tot stand gebracht.
Want hoewel het op het
eerste gezicht zou schijnen
dat hier eerder de balk dan
de boog tot voorbeeld heeft
gestrekt, geeft de natuurlijke
vorm van de rots er de soli-
diteit van den boog aan en
met zekerheid mag men be-
weren, dat deze reusachtige
overspanning over de nauwe
kloof er onder even stevig en
even correct is gebouwd als
het beste werk van men-
schenhanden.
De gouden tempel bij
Am ril sar.
           De gouden
tempel van Amritsar is bij
naam een der meest bekende
bouwwerken van Azië. Hij
heelt voor de Sikhs dezelfde
bcteekenis als de St. Pieter
te Rome voor de Katholieken
en de ka\'abah voor de Ma-
homedanen. Als het voor-
werp van grenzenlooze vcr-
EEN KETTINGBRUG OVER DE TSANG-PO, TIBET.
Men lette in het bijzonder op de wijze, waarop de planken door middel
van touwen aan de kettingen zijn bevestigd.
eering en aanbidding bevindt
er zich in het „Granth" of
heilige geschrift. Dit hoog-
vereerde boek wordt ten-
toongesteld op een altaar en wordt geëerd met bloemenoffers en met onafgebroken gewuif
van waaiers en chauri\'s of vliegendoodcrs. Een kleed ligt er voor uitgespreid, waarop de
geloovigen hunne gaven werpen, zilveren of nikkelen munten, kauri-schclpen enz., terwijl het
eentonig gedreun der gebeden mompelende priesters de gemoederen brengen in den loomen
toestand van godsdienstige extase.
I >e tempel wordt bereikt langs een straatweg, die ten wisten van den vijver loopt. De
poort van den tempel tegenover dien weg mag intusschen niet gebruikt worden door personen
welke niet tot de Sikhs behooren. De „fcringhi" J) van welken rang of stand ook, is verplicht
door de noordelijke zijdeur den tempel binnen te gaan. Eenmaal in den tempel, is hij vrij te
gaan, waarheen hij verkiest, en hij zal dubbel welkom wezen, wanneer hij, nadat hij de
schitterende gouden muren en koepels van den Darbar Sahib is langs gewandeld, aanbiedt de
gebruikelijke offerande aan de nagedachtenis van de groote soldaten-heiligen, die deze meest
krijgshaftige van alle godsdiensten stichtten. Want de Sikh gelooft niet hard in de docl-
treffendheid van het gebed. Des te krachtiger is hij overtuigd van het afdoende van het in de
) Dit woord, dat in den een of anderen vorm in Midden- en Zuid-Azië algemeen gebruikt wordt om
de Europeanen aan te duiden, is een verbastering van het woord „Francais"; sinds de vroegste tijden zijn
door de inboorlingen de blanke vreemdelingen steeds als Franschen of Franken beschouwd.
-ocr page 39-
AZIË.
1",
pan hakken van kettorsehc vijanden. Zij zijn strijders van afkomst, van opvoeding, van beroep.
Toen de Engelschen aan de handen van Ranjit Singh hadden ontrukt de gevaarlijke heerschappij
die hij zich in den Punjab had verworven, haalden zij de schouders op en waren even bereid
tot het werk van den oorlog onder Kngelsche officieren als zij dit ooit te voren waren
geweest onder leiding van eigen stamgenooten Deze secte van strijders werd ongeveer
vierhonderd jaar geleden gesticht. De vooroordeelen op het punt van kasten en de vereering
DE GROOTE KRATER VAN ASO-SAN, JAPAN.
Van alle uitgedoofde kraters der wereld heeft deze van den Aso-san het best den kratervorm behouden.
van afgodsbeelden werden verworpen, en de eenheid van God aangenomen. In den beginne
wilden hunne Hindoe-stamverwanten volstrekt niets van hen weten, doch tegenwoordig is de
geloofsovertuiging der Sikhs wel wat verslapt en het kasten-verschil is weder bij hen ingeslopen.
Op de afbeelding is waar te nemen, dat slechts het bovenste gedeelte van den tempel, —
dat een donkerder tint vertoont — van goud is. Koperen platen zijn dik overtrokken met het
kostbare metaal en hoe uitstekend zij zich leenen voor versieringsdoeleinden valt in het
bijzonder bij dit gebouw waar te nemen.
-ocr page 40-
14
DE WONDEREN DER WERELD.
Een wonderbaarlijke brug over de Tsang-pO. — Dit is een bijzonder duidelijke afbeelding
van een soort bruggen, die heel veel in het land der Tibetanen voorkomt. Het begaanbaar
gedeelte van de brug rust op een ruw samengeknoopt net van touwen, die bevestigd zijn
aan de ketenen, welke evenwijdig aan elkander over de rivier zijn gespannen. Deze ketenen
zijn in vele gevallen van hoogen ouderdom en het zou zeer waarschijnlijk aan de Tibetanen thans
onmogelijk zijn om de vaardigheid hunner voorouders in de kunst van ijzerbewerking te evenaren.
Het mooiste voorbeeld van deze hangende bruggen, dat thans nog bestaat, vindt men
veertig mijlen ten zuidwesten van Lhasa, waar de hoofdweg naar de Gyantse de ïsang-po
snijdt, bij een plaats, die Chak-sam (d.i. ijzeren brug) wordt geheeten. De zware vierdubbele
kettingen hangen nog steeds boven de rivier, even hecht en even weinig door roest aangetast
als toen Tsang-Tong ze in de vijftiende eeuw spande van den eenen oever naar den anderen.
Men kan intusschen zich voorstellen, dat het vrijwel onmogelijk is om dieren van welke
soort ook dergelijke bruggen te laten overgaan en vermoedelijk deswege hebben groote
ponten geheel de oudere manier om bij Chak-sam de rivier over te steken vervangen.
De krater van Aso-san, Japan. — Mag men de geologen gelooven, dan hebben eertijds
op onze planeet kraters bestaan, niet geringer van omvang dan die waarvan de overblijfselen
bijna met het bloote oog nog op de oppervlakte van de maan zijn te onderscheiden. Maar al
is dit aan geen twijfel onderhevig, zoo hebben die kraters doorgaans voor een groot deel
hun oorspronkelijken vorm verloren. De afbeelding, die wc hier geven van het uitgedoofde
gedeelte van den krater van Aso-san, in Japan, geeft een goed denkbeeld van wat vermoedelijk
eenmaal was de grootste krater der wereld, waarvan de steile hellingen en de platte bodem
nog steeds duidelijk te zien zijn. Er is niet veel verbeeldingskracht noodig om zich voor den
geest te tooveren het vreeselijke schouwspel, toen in langgeleden geologische tijdperken deze
ontzaglijke schoorsteen van het in gloeienden toestand verkeerende binnenste der aarde, in
volle werking was. Ik>-
vendien mag men niet
vergeten, dat zelfs nog
in onze dagen een deel
van den Aso-san in
werking is.
De Groote Boeddha
van Pegu.
— Het is een
opmerkelijk feit, dat van
de wonderwerken door
menschenhand gescha-
pen, waarover in dit
deel van het boek wordt
gesproken, twee door
een rein toeval zijn ont-
dekt. Gelijk wc straks
zullen zien, werd de
vermaarde tempel van
Horoboedoer op Java
teruggevonden dank zij
de toevallige excursie
van een Engelschman.
Dit beeld dat onte-
genzeggelijk verreweg
het grootste van de
DE GROOTE BOEDDHA VAN PEGU.
Deze afbeelding van de mozaïekversiering der voetzolen geeft een indruk van
de kosten besteed aan de restauratie van dit liggende reuzenbeeld. De zwarte
rotsmassa ter rechterzijde doet duidelijk zien, in welken toestand het beeld vóór
de ontdekking verkeerde.
-ocr page 41-
I
ji
3
Ü
LL
2
<
>
<
I
Q
Q
üJ
O
ÜJ
UJ
h
O
O
Oi
o
ÜJ
a
c
e c
12
h
B    «
u   _
»   •*
U    &0-Q
S  - s
1   5 S
S^ \'t
? o Q.
60 B0 ï
= 0 0.
^* ö „,
u
c >
&&
-ocr page 42-
16                                 DE WONDEREN\' DER WERELD.
DE GROOTE VIJGEBOOM TE CALCUTTA.
De boom is merkwaardig door zijn luchtwortels die op den duur zelf boomstammen worden en aldus
bevorderen, dat de boom zich over een ontzaglijke oppervlakte uitbreidt.
menschelijkc gedaante is, welke ter wereld bestaat, werd aan het licht gebracht door een
zelfs buitengewoon toeval. De spoorweg loopt in noordoostelijke richting van Rangoon
naar Mandalay en op een afstand van twintig of dertig\' mijlen van eerstgenoemde plaats is
Pcgu geleyen. De aanleg van dien spoorweg is oorzaak geweest van de ontdekking van het
beeld. In 1HS1, toen de baan was gelegd, werd deze bedijkt om de rails te beschermen tegen
plotselinge overstroomingen; de ingenieur, die met het werk was belast, zocht ter wille van
de stevigheid naar zwaarder materiaal dan de alluviale laag, waarover de lijn liep, hem kon
verschaffen. I let was eenigszins moeiclijk om iets geschikts te vinden. Struikgewas bedekte
het terrein, vijf of zes mijl ten westen van de rivier tot den voet der heuvels. Hier en daar
werd het echter verbroken door een plooi van ijzerhoudend leem, half verscholen onder den
weelderigen plantengroei, die de helling bedekte. Dit soort van gesteente was vroeger door
den aannemer gebruikt en door hem uiterst geschikt voor het doel bevonden. Hij zond daarom
een troepje werklui het struikgewas in om den bodem te onderzoeken. Op nog geen mijl
afstands verhief zich een soort van wal of dam, met geboomte begroeid te midden van den
overigen plantengroei. Het duurde ongeveer een uur om een deel der boomen te vellen, en
daarop werden putten gegraven naar de steen, die men noodig had. Doch vóór de gravers
een diepte van een el hadden bereikt, stieten zij op een hard gesteente, dat aanvankelijk wel
de noodige bouwstof scheen te zullen leveren. Maar een oppervlakkig onderzoek bracht reeds
dadelijk aan het licht, dat het ontdekte materiaal werd gevormd door hard gebakken steen
en daardoor werd de belangstelling van den vertegenwoordiger van den aannemer, die toe-
zicht bij het werk hield, gewekt. Hij besloot een deel van dien onbekenden bouwval bloot
te leggen en werd bijna onmiddellijk daarvoor beloond door de ontdekking, dat de uitgestrekte
lage heuvelrug, waarop hij met zijn werklui bezig was, niets anders was dan een reus-
achtig en prachtig bewaard beeld van Gautama. Wellicht kan de gestalte van den man, die
op de linkerhand van het liggende beeld heeft plaats genomen, de beste maatstaf vormen
voor wie eenigszins een indruk wil krijgen van den tegenwoordigen omvang van Shwetha-
Yaung, gelijk het beeld in de omgeving heet. De lengte van het beeld is 180 Eng. voet of
ongeveer 55 Meter, de hoogte, tot den punt van den schouder 47 voet of ongeveer 15 Meter.
Het landsbestuur heeft gezorgd, dat het beeld door een afdak wordt beschut hetwelk het
-ocr page 43-
AZIË.
17
inderdaad beschermt, doch ernstig afbreuk doet aan den algemeenen indruk van het beeld,
en het vrijwel onmogelijk maakt om een goed gezicht op het reusachtige beeld te krijgen.
De geestdrift van enkele personen heeft tot stand gebracht en is tot nog toe steeds doende
om de steenen gestalte, die zoo eenvoudig en zonder versiering was, toen men haar ontdekte,
te hervormen tot een schitterende getuigenis van het geloof in den lande. Zoo zijn de zolen
van de sandalen onlangs met groote kosten gesierd met Birmaansch glas-mozaïek, gelijk
men kan zien op een der hierbij gevoegde afbeeldingen.
De wordingsgeschiedenis van het beeld is aan niemand bekend. Afgaande op het stroeve
karakter der vormen, kan men het beeld op niet minder dan 500 jaar schatten.
De groote vijgeboom te Calcutta. — Kr is geen karakteristieker boom voor het
Oosten dan de vijgeboom, en de meest vermaarde aller vijgeboomcn is die van den
Botanischen tuin te Calcutta. Doch dat hij recht heeft op vermaardheid zal men moeten
erkennen bij een enkelen blik op de hierbij gaande afbeelding. Het kost den bezoeker
werkelijk eenige moeite te gclooven, dat de ontzaglijke massa loover, welke zich voor
hen verheft, werkelijk niets meer is dan het gebladerte van een enkelen boom, want de
massa overschaduwt niet min-
der dan 21 Acre, d. i. ruim
een Hectare.
Aan dien ontzaglijken
boom wordt de grootste zorg
besteed. ledere jonge malsche
loot, die als een stalakiet daalt
van een der takken wordt in
een hollen bamboestok geleid
en aldus tegen beschadiging
beschermd. Langs een groo-
ten wandel weg gaande zal
een bezoeker telkens opmer-
ken, dat de luchtwortels van
een vijgeboom worden weg-
gevreten door voorbijgaande
dieren op even groote hoogte
als het loof der boomen in
een Engelsch park. Slechts
zelden is het daardoor moge-
lijk geweest na te gaan, tot
welk een omvang een vijge-
boom kan uitdijen en met
belangstelling neemt men
deswege waar, hoe groot
ten slotte de vijgeboom van
Calcutta kan worden. Het is
niet onwaarschijnlijk, dat de
oorspronkelijke stammen ge-
zamenlijk zullen verdwijnen,
zoodat de zich steeds verder
uitstrekkende luchtwortels
als het ware een ring van
stammen zullen vormen om
een ledige ruimte.
DE GROOTSTE VIJGEBOOM.
Op deze afbeelding ziet men hoe de luchtwortels in den bodem dringen
om op hun beurt boomstammen te vormen.
De Wonderen der Wereld.
-ocr page 44-
bE WONDEREN DER WERELD.
)S
De Kutab-Minaret. — Elf Eng. mijlen ten Zuiden van Delhi vormt de Kutab-Minaret
het uiterste zuidelijke punt van de wijde vlakte, waarover de hoofdstad van Indië zich in den
loop van duizend jaar geleidelijk heeft uitgedicht. De blanke, volkomen gave toren staat
alleen, zonder mededinger, is het eenige onbeschadigde bouwwerk zoover het oog reikt.
Het is het gedenkteeken van een triomf, den triomf van een Slavischen vorst. De bouw van de
prachtige Minaret, die zich 75 meter boven den beganen grond verheft, werd aangevangen
door Kutab-ud-din na de verovering van Delhi in het eind der twaalfde eeuw, en werd
voltooid door Altamsh, veertig jaar later, (ielijk op de afbeeldingen duidelijk is te zien, is
de toren verdeeld in vijf verdiepingen, waarvan de afwisselende „cannelure" bijzonder de
aandacht verdient, en de
versiering met teksten uit
den Koran, die op afstanden
van b a 9 meter de zuil om-
kringen, is wellicht het mooi-
stc voorbeeld, welk schoon
versieringsmotiel het enkele
letterschrift kan opleveren.
Doch de Minaret is niet
de eenige merkwaardigheid
van het landschap. Op een
afstand van eenige meters
verheft zich de stomp van
een toren, ontworpen, toen
de roode zandsteen, waarvan
de Kuta-Minaret is opgetrok-
ken, nog niet was aangeroerd
door den beitel van den steen-
houwer. Deze reusachtige
toren had meer dan 150 meter
hoog moeten worden en zou,
na voltooiing elk menschc-
lijk bouwwerk, uitgezonderd
den Eiffeltorcn, hebben ovcr-
trolfen. Doch de bouw van
dezen Indischen toren van
Ba bel werd opgegeven, nadat
DE VOET VAN DEN KUTAB-MINARET.
                          men een hoogte van onge-
Op deze illustratie» is duidelijk waar te nemen, hoe eigenaardig de toren VCCf 75 meter had bcrcikt-
door middel van letterteekens is versierd.
Rameswaram. — De
derde in heiligheid van alle heilige plaatsen in Indië is Rameswaram. Alleen Benares en Puri
overtreffen het in heiligheid. Doch daarmede vergeleken haalt Rameswaram het in lang niet
wat betreft het jaarlijksch bezoek der pelgrims. De reden is eenvoudig genoeg. Niet elke
Hindoe kan zich de uitgave getroosten voor de lange reis, die moet worden gemaakt om den
tempel te bereiken, daar deze staat op een eiland tusschen Ceylon en het vasteland en nog
niet één op de tienduizend zelfs van de welgestelde Europeanen, die een bezoek brengen aan
Indië\', getroost zich de moeite van een bezoek er aan. Andere tempels in Zuidelijk Engelsclv
Indië mogen indrukwekkender van uiterlijk zijn, doch niemand, die ooit gedoold heeft door
het net van mijlenlange gangen, dat het heiligdom omgeeft, zal ooit de schoonheid van de
architectuur van Rameswaram vergeten. De afbeelding geeft duidelijk weer het karakter van
den bouwstijl, doch om geheel onder de bekoring van deze driemaal heilige plaats te komen,
-ocr page 45-
DE KUTAB-MINARET.
De prachtige toren verheft zich elf mijl ten zuiden van de tegenwoordige stad en staat op den zuidelijken
uithoek van het oude Delhi. Ongeveer 1238 na Chr. werd de toren als zegeteeken gebouwd. Hij is ruim
75 Meter hoog.
-ocr page 46-
20
DE WONDEREN DHR WERELD.
dient men gezien te hebben,
hoe het warme tropische
zonnelicht zich langs aller-
lei hinderpalen een pad
weet te banen naar deze
lange gewelfde gangen.
Rameswaram is ge-
wijde grond wegens den
belaamden strijd tusschen
Rama en Ravana, koning
van Cevlon. Laatstge-
noemde had Sita, de gc-
liefde vrouw van Rama,
geschaakt, en de van zijn
echtgenoote beroofde god
riep gansch de natuur te
nulp om hem zijn gemalin
terug te brengen en hem
wraak te verschaffen.
1 Ianuman, de aap-god,
schatte raad. I >e zeci\'-ngtc
tusschen Cevlon en het
vasteland, die thans den
naam l\'alk draagt, werd
overbrugd door een legioen
van apen, die elkander bij
den staart vasthielden en
over deze levende brug
trok Rama ter overwinning
tegen den hydrakoppigen
roover. In de moderne
I lindoc-kunst is geen voor-
stelling zoo algemeen als
RAMESWARAM.
Bovenstaande afbeelding verschaft een blik in een der eindlooze gangen
van den Tempel van Rameswaram. De reusachtige tempel ligt op de zuidpunt
van een klein eiland tusschen Ceylon en het vastland. Hij is gewijd aan Rama,
den veroveraar van Ceylon, een der meest populaire reïncarnaties van Vishage.
deze aanval van Rama op
Ravana\'s vesting. Men kan
haar waarnemen in elke
stof en in elke grootte,
in rotsen ingehouwen bij
Mahabalipuram, of weergegeven in Duitsche oleogralieën in den omtrek van Delhi ol Muttra
in Noordelijk Indië. Het verhaal zou niet volledig zijn als er niet bij werd vermeld een der
meest populaire en aardigste legenden van Engelsch-Indic. Het gelukte den apen niet de
geheele zeeëngte te overbruggen. Een gaping van zes duim bleef bestaan tusschen de uiterste
punten der beide apenkettingen, die van weerszijden elkander waren genaderd. Blijkbaar was
Rama, trots inspanning van al zijn krachten, niet in staat die kleine gaping te overschrijden
en alle werk en zelfopoffering der apen zouden vergeefsch geweest zijn, ware niet plotseling
een grijs eekhorentje verschenen en had het zich niet opgeofferd om het hiaat aan te
vullen. Het legde zich in de opening en alles was in orde; doch uit dankbaarheid voor
den onwaardeerbaren dienst, hem aldus bewezen, boog Rama zich, toen hij de brug ovcr-
ging, voorover en streelde met zijn vingers over den rug van het grijze eekhorentje.
En daarom heeft nog heden ten dage de Indische eekhoorn twee zwarte vlekken onder
aan zijn rug.
-ocr page 47-
21
AZIË.
De Boeddhistische grot bij Monlmein. — Men treft heel wat zonderlinge dingen aan nabij
de oude Pagode van Moulmein, doch weinige er van zijn zoo wonderlijk als die van de grot
van Kogun.
Dergelijke zonderlinge opeenhoopingen van beelden treft men aan in bijna elk land,
waar het Boeddhisme heeft gebloeid of nog bestaat. De grondoorzaak er van is te zoeken in
het dogma, dat deugd kan worden verworven door ontelbare herhalingen van een gebed of
eenigen anderen vorm van aanbidding. Wie wat voegt bij deze zonderlinge mengeling van
noodeloozc en in geenerlei verband staande beeldengalerij maakt zich verdienstelijk en de
arme man zorgt er met even groote toewijding voor, om daardoor uit te blinken als zijn rijke
broeder tracht zichzclven te bevrijden van verdere incarnaties door de meer opzichtige
middelen van pagodes op te richten of kloosters met giften te bedenken.
Zonderlinge Mahomedaansche Moskee. — Dergelijke vernuftig gebouwde altaren vindt
men in Indië dikwijls langs den weg. Meestentijds zijn ze reeds lang verlaten en de boomwortels,
waarop ze oorspronkelijk rustten, hebben langzamerhand het losse metselwerk weggedrongen.
Hier en daar evenwel vindt men nog wel van dergelijke inrichtingen, die dienst doen als hut
voor een kluizenaar; zij zijn, om zoo te zeggen, zijn particulier bid vertrek. Godsdienst-
oefeningen in den eigenlijken zin des woords worden nooit gehouden in deze wonderlijke
kapelletjes, ofschoon natuurlijk eenvoudige gebeden worden opgezegd overal waar twee of
meer Mohammedanen samen zijn op de uren, dat hun geloof hun een gebed voorschrijft. Er
BOEDDHISTISCHE GROT BIJ MOULMEIN.
Deze grot is gelegen bij Kogun aan de Salwin. Vermeerdering van het aantal afbeeldingen van
Boeddha wordt door de Boeddhisten altijd als een heilige plicht beschouwd.
-ocr page 48-
DE WONDEREN DER WERELD.
00
ligt ccn reusachtige afstand tusschcn deze van baksteen op boomwortels opgetrokken
tempeltjes en de vorstelijke pracht van de Jumma Musjid te Delhi, doch het geloot", dat tot
beider bouw voerde, is onverwoestbaar als gegoten ijzer en als de zonne ter kimme neigt
stijgen hetzelfde gebed en dezelfde dankzegging, dezelfde in Avoord, in daad en in geest, ten
hemel en wordt weder ge-
bogen voor de éénheid van
God en de grootheid van zijn
propheet, den kameeldrijver
van Mekka.
Asama-yama. Japan. —
1 )e in werking zijnde vulkaan
Asama-yama is gelegen in
het district Shinano, zeventig
mijl ten noordwesten van
Yokohama en dreigt steeds
met een plotselinge uitbars-
ting. Deze schoorsteen van
het inwendige aardschc vuur
is van zeer grillige werking.
Van oudsher is hij echter
bekend om zijn uitbarstingen.
In 1650 had een zoo hevige
uitbarsting plaats, dat de
Europeanen, die op het eiland
vertoefden hem rangschikten
onder de machtigste vul-
kanen der wereld. Toch was
omtrent zijn werkzaamheid
weinig bekend, totdat in 1783
een dier historische uitbars-
tingen plaats had welke ge-
lijk te stellen is met die van
Krakatau of den MontPelée.
MAHOMEDAANSCHE KAPEL,
gemaakt in de holte van een grooten boomstronk.
Gelijk ieder weet, die in vul-
kanische streken woont, is
het verbazend moeiel ijk een
photographie te maken van een vulkaan in werking. De gewone akelige voorstelling van
vlammen, vuur en necrdruppelendo lava zijn volslagen onzinnig. Geologen betwijfelen zelfs
of er wel ooit vlammen uit een vulkaan zijn gekomen. Wat daarvoor gehouden wordt is
enkel de weerspiegeling van de gloeiende lava in de diepte door de dikke kolom rook en
asch, die natuurlijk het meest karakteristieke verschijnsel van een uitbarsting is. Op onze
afbeelding ziet men duidelijk, hoe de rookkolom opstijgt tot ver boven de grens der wolken
en de gedaante van een paddestoel aanneemt, die altijd bij dergelijke verschijnselen wordt
waargenomen. De kolom asch was op het oogenblik, dat de photographie werd genomen, blijk-
baar een of anderhalve mijl hoog, had een zeer typische gedaante aangenomen, en eengezette
studie van de kronkelingen zou aan wie de menschelijke natuur ernstig bestudeert, duidelijk
maken, waarom de oosterlingen de dreigende aangezichten van gevaarlijke onderaardsche booze
geesten ontdekken in dergelijke langzaam opkronkelende massa\'s. Asama-yama verheft zich
3000 Meter boven den zeespiegel en maakt in het bijzonder daardoor zulk een diepen indruk,
dat hij zich ongeveer 1800 Meter boven het omgevende landschap verheft. De krater is ongewoon
-ocr page 49-
DE ASAMA-YAMA IN WERKING.
De Asama-Yama is de grootste in werking zijnde vulkaan van Japan, gelegen in het district Schinano,
zeventig mijl ten noordwesten van Yokohama.
-ocr page 50-
o
m
CD
o
73
O
CD
O
m
D
O
m
73
H
m
m
r
o
>
<
>
-ocr page 51-
AZIË.
LTi
steil en diep; ofschoon hij slechts een
vierde Engelsche mijl in doorsnede is,
is de normale hoopte van het lava-bed
er in een duizendtal voeten beneden
den rand, een feit, dat misschien een
verklaring geeft voor de betrekkelijke
rechtstandigheid waarmede de asch in
de hoogte wordt geworpen.
:
lib
WW
f
De Boro-Boedoertempel op Java. —
Ongeveer een eeuw geleden werd Sir
Stamford Rallies door de Engelsche
regeering belast met het bestuur over
het eiland Java, nadat Frankrijk Neder-
land had ingelijfd en Engeland deswege
beslag had gelegd op de Nederlandsche
bezittingen. Het ging hem ten zeerste
aan \'t harte, toen in 1S16 Java aan
« p-v*
Twee der Dagoba\'s op den top van den Boro-Boedoer. Dank
zij de aarde en den plantengroei, waaronder zij jarenlang bedolven
zijn geweest, zijn zij nagenoeg onbeschadigd gebleven.
Nederland werd teruggegeven. Doch
gedurende het korte tijdperk van zijn
beheer deed hij ten minste één ding,
waarvoor zijn naam verdient te blijven voortleven. Hij ontdekte den sinds langen tijd verloren
geganen tempel van Boro-Boedoer. De geschiedenis van de ontdekking klinkt werkelijk
romantisch. I )e dorpsbewoners aan den voet er van waren even onwetend omtrent het
bestaan van den tempel als iemand anders, toen
Sir Stamford een onderzoek begon. Doch door
een gelukkig toeval ontdekten de onderzoekers,
dat de heuvel waarop zij aan den arbeid
waren, ongeveer 150 voet hoog en zes a zeven-
honderd voet breed aan den voet, niets anders
was dan de vermaarde tempel. Men onderstelt,
dat, toen in de dertiende eeuw de Mahome-
danen Java binnendrongen, de Boeddhistische
priesters, om te voorkomen, dat hun kostelijke
bezitting door de ongeloovigen werd ge-
schonden, de terrassen er van onder de aarde
bedolven en de hellingen van den aldus ge-
vormden heuvel beplantten met snelgroeiend
tropisch struikgewas.
De Boro-Boedoer verheft zich thans op
een heuvel ongeveer 35 mijlen van Djokjo-
karta en nagenoeg in het midden van het
eiland Java. De vorm doet denken aan die
cener pyramide, opgetrokken op een be-
vloerd terras, fn het midden van elke zijde
voert een trap van de een naar de daarop
volgende verdieping, en zoo zijn er zes.
Elk terras omgeeft den tempel geheel, en
is in omtrek gelijkvormig aan de basis. Op
de                 ......                  ,                Binnen elk der Dagoba s, waarvan we hierboven
ie terrassen treft men het beeldhouwwerk               il. u                   • j.                n j i. . u
een afbeelding geven, vindt men een Boeddha-beeld
aan, waardoor de Boro-Boedoer boven alles gelijk h ier is gereproduceerd.
-ocr page 52-
DE WONDEREN DER WERELD.
\'Jh
Een fragment van het beeldhouwwerk van den Boro-Boedoer.
vermaard is. .Men heeft berekend, dat de gansche muur van beeldhouwwerk die den tempel
omgeeft, zeker drie Engelsche mijlen lang is. In het algemeen genomen kan men zeggen, dat
naarmate de bezoeker hooger stijgt de onderwerpen, die door deze beeldhouwwerken worden
voorgesteld, moeten weergeven de ook steeds hoogcr wordende ontwikkeling van Gautama\'s
geestesleven. De geschiedenis begint met zijn bestaan als vroolijk en kinderlijk vorstenzoon,
vrij van zorg en kommer, vrij ook van de kennis van ziekte, zonde of dood, en zijn ervaringen
en zegepralen worden ons van verdieping tot verdieping afgebeeld, totdat de centrale koepel
of dagoba is bereikt, waar men aanblikt het meest mysterieuze beeld van gansch Azië. Het
is niets meer dan een ruw uitgehouwen hoofd op een vormloos lichaam. De idee, die daaraan
zou ten grondslag liggen zou men bijna aarzelen Oostersch te hectcn. Ze komt hier op neer,
dat het de bedoeling zou zijn geweest, de eindelijke volmaking van Boeddha weer te geven
nadat het goddelijke in den mensch en al wat daardoor is geschapen, is teruggekeerd in
den boezem van het Niet — indien wij Nirvana aldus mogen vertalen. Misschien is \\veder-
opneming in de ziel van het heelal een betere uitdrukking.
Doch een andere, aantrekkelijker legende is, dat de Boro-Bocdoer is gebouwd om de
genegenheid te verwerven van een grillige jonge vrouw, die woonde in het dorp aan den
voet van den heuvel. Zij cischte, dat haar aanbidder, die woonde op den top van den heuvel
binnen den tijd van twaalf maanden zou ontwerpen, bouwen en voltooien den mooisten tempel
der aarde, die dan haar huwelijksgift zou wezen. De jonge man dorst heel wat aan en beloofde
haar wensch te vervullen. Werkelijk slaagde hij daarin bijna, doordat hem de macht was
gegeven zich de hulp te verzekeren van de gansche bevolking de aarde. Doch de scherpe
blikken zijner beminde bemerkten, toen hij aan het eind der twaalf maanden, haar trotsch
rondleidde door het reusachtige en prachtige bouwwerk, dat dit laatste en hoogste beeld,
te midden van de tienduizenden van beelden, die de muren sierden of in gepeins verzonken
zaten in de getraliede dagoba\'s, onvoltooid was. Daarop herinnerde zij kalmpjes haar verloofde
-ocr page 53-
AZlfi.
27
er aan, dat haar voorwaarden niet waren vervuld en stapte naar beneden om een anderen
meer geliefden jongeman te huwen. Zelfs in die oeroude dagen moet men toch respect gehad
hebben voor het vrouwelijke karakter!
Maar, alle verhalen daargelaten, rijst de vraag, wanneer dit ontzaglijke bouwwerk is
verrezen. Niemand weet
het precies, doch het
schijnt wel of het begin
der zevende eeuw na
Christus het tijdperk
van het ontstaan is ge-
weest. Dank zij het feit,
dat de tempel zoolang
verborgen is geweest,
is hij in uitstekenden
toestand gebleven. Wel
hebben in den loop der
tijden de wortels der
tropische planten zich
gewrongen tusschen de
kalklooze spleten van de
verschillende deelen,
doch vanwege de Neder-
landsch-Indische regee-
ring wordt, vooral in
de laatste jaren,grootc
aandacht gewijd aan het
onderhoud van het won-
derwerk.
Standbeeld van
Mar co Polo. —
Iedere
schooljongen weet, dat
het geslacht der Polo\'s
te Venetië in de der-
tiende eeuw het eerste
is geweest om de
Christenheid op volle-
dige en nauwkeurige,
zoowel als onderhou-
dende wijze in te lichten
omtrent de pracht en
de schoonheid, de
weelde en den handel
van China en Indo-
China, van Dekan en
van het Indische Kilan-
MARCO POLO ALS EEN AFGOD.
De afbeelding van een Europeaan te midden der Vijfhonderd Goden te Canton.
Op grond van Chineesche overleveringen beweert men, dat dit de Portugeesche
reiziger Marco Polo is en dit schijnt wel aannemelijk te zijn.
denrijk. Van hen hoorde Europa \'t eerst van Mesopotamië en Pcrzië, Mongolië, Siam,
Birma, Formosa en Japan. Zij waren ook de eersten, die schreven over Java, Sumatra en
Tibet, en hunne beschrijvingen van andere landen, waarover reeds vage berichten de ronde
deden in Europa, waren dikwijls de beste, die de wereld bezat, totdat de moderne weten-
schappelijkc onderzoekingstochten werden ondernomen. De bijzonderheden omtrent het leven
-ocr page 54-
28
DE WONDEREN DER WERELD.
van Marco Polo zijn weinig bekend en dik-
werf vaag en onzeker; doch een bijzonder-
heid van zijn sterfbed geeft ons een goed
beeld van het karakter van dien wereld-
reiziger. Jacopo d\'Acqui verhaalt ons, dat
toen Marco op sterven lag, zijn beste vricn-
den tot hem kwamen met de bede ter wille
van zijn goeden naam, zijn reisverhalen te
herzien en alles terug te nemen, wat onwaar
was. Hij weigerde dit standvastig, ver-
klaarde niets van dien aard te zullen doen,
en dat hij werkelijk niet de helft had mede-
gedeeld van al het wonderlijke dat hij had
gezien.
Men vindt in den Tempel der Vijfhon-
derd (loden te Canton een standbeeld, dat
dikwijls wordt genoemd als een bewijs voor
de waarheid zijner mcdedeelingcn en als een
herinnering aan den grootsten aller onder-
zoekingsreizigers; wij hebben het hier bij-
gevoegd. Photografcercn wordt in dezen
tempel ten sterkste tegengegaan en de afbeel-
ding, die wij hier geven, heeft de schrijver
meer aan zijn geluk dan aan een goed over-
legd plan te danken. Waarom, vraagt men,
werd het beeld in dat zonderlinge gezel-
schap opgenomen? Wat wij als zeker weten,
is dat in 1277 Marco Polo door den Tataren
Khan Kublai, beheerscher van het Chinee-
sche rijk, benoemd werd tot lid van zijn
kabinetsraad, en ongeveer acht jaar later
belast werd met het gouverneurschap van
Yang-Chau. Als Khanfu ten minste niet hct-
zelfde bcteekent als Canton , maakt Marco
Polo geen gewag van een verblijf in die
GOMATESVARA. ENGELSCH-INDIE.
Een reusachtig, monolithisch standbeeld, 16 meter
hoog, door dejains gehouwen uit het rotsgesteente van een
heuvel bij Venur in het presidentschap Madras.
stad, welke thans de zuidelijke hoofdstad van
China vormt en waar dit zonderlinge beeld
wordt aangetroffen. De onderstelling, dat
het beeld hem moet voorstellen, berust op
verhalen uit Chincesche bron, niet, gelijk men
soms beweert, op pure Kuropeesche fantasie; maar de zeer groote waarschijnlijkheid er
van valt een ieder op, die aandachtig beschouwt de haast lcelijkc on-Chineesche gelaatstrekken,
den kleinen geplooiden halskraag, de zcemansjas die hij heeft omgeslagen en den eveneens
uitheemschen hoed. Dat de beeldhouwer een Europeaan voor zich moet gehad hebben, toen
hij zijn beeld modelleerde, is buiten kwestie en de schrijver dezer regelen heelt van inwoners
van Hong-Kong de verzekering gekregen, dat dit vermaarde beeld ongetwijfeld niet jonger
is dan het begin van de 14,le eeuw. Waar het is gemaakt, te Canton of elders, en wanneer
het de eereplaats, die het thans inneemt, heeft gekregen, is bij geen mogelijkheid te weten
te komen, doch er is geen aanleiding om de juistheid der overlevering in twijfel te trekken
en het zou dwaasheid zijn zonder eenige reden te willen wegredeneeren het bestaan van een
der belangrijkste en meest onverwachte bewijzen van de rusteloosheid en kloekheid van de
-ocr page 55-
DE STROOMVERSNELLINGEN VAN DE KATSURA BIJ KYOLO.
Een der geliefkoosde vormen van sport in Indië die bijzonder in den smaak der Europeanen is gevallen,
is de vaart langs de stroomversnellingen van de Katsura, hetzij in een boot of op een vlot van bamboe.
-ocr page 56-
DE WONDEREN DER WERELD.
30
DE GROTTEMPELS VAN ELLORA.
De vermaardste van alle grottempels van Engelsch-Indië zijn die van Ellora nabij Daulobad. Alle gods-
diensten, behalve die van Mohammed hebben medegewerkt aan deze wonderlijke bouwwerken.
Wcstcrsche rassen. Dat het beeld een Europeaan voorstelt, springt in het oog, dat het
ongeveer dagteekent uit den tijd van Marco Polo is ook zeker. De overlevering, dat het die
reiziger zelf is, heersrht zoo algemeen, dat een kopie er van werd gezonden naar het
aardrijkskundig Congres, in 1881 te Yenetii\'\' gehouden.
Gotttatesvara, Engelsch-Indii\'. — Een der zonderlingste standbeelden der wereld kan
een ondernemingslustig reiziger vinden in het Jain-dorpje Sravana Belagola, ongeveer tien
mijlen ten noorden van het station „French Rocks" aan den spoorweg bij Nagapatnam.
Hoe bewonderenswaardig het werk ook is, wordt het beeld slechts zelden bezichtigd
en nog minder in reisbeschrijvingen vermeld. Het is gehakt in den steil omhoog stekenden
kam van hard gesteente op een heuvel en zeer behendig is rekening gehouden met de formatie
van de rots, zonder dat intusschen aan de bedoeling van den ontwerper te kort wordt gedaan.
Het beeld waarvan de naaktheid de herkomst van de Jains eerder dan van de Boeddhisten
verraadt — is ongeveer 1(> Meter hoog.
Reizigers, die Gwalior bezocht hebben, verhalen, dat de preutschheid van den grootcn
keizer Baber zich belcedigd gevoelde door het gezicht van de reusachtige naakte beelden
die als schildwacht stonden bij de rotsvestingen.
Dit beeld, ver weg in het zuiden staande, is ontsnapt aan zijn puriteinsche neigingen en vraagt
onze bijzondere belangstelling door de plaats waar het staat. In de meeste gevallen is het
ondoenlijk om een goed gezicht op dergelijke uiteen rots gehouwen beelden te krijgen, tengevolge
van de overweldigende massa van de berghelling er achter. Het Gomatesvarastandbeeld staat
letterlijk en overdrachtelijk alleen en loont de moeite van een tocht er heen dus ten volle.
-ocr page 57-
AZIË.
.11
De stroomversnellingen van de Katsnra. — Ten westen van Kyoto stroomt de rivier
Katsura langs smalle bedding naar de voormalige hoofdstad van Japan. De waterweg wordt
gebruikt voor het houtvervoer uit de provincie Tamba, doch wij maken hier meer in het
bijzonder melding van de schoonheid der rotspartijen, de bruisende stroomversnellingen en
de sport om op vlotten van bamboe of in booten die kokende watermassa\'s te passeeren.
In den herfst neemt het geboomte gele, roode, gouden tinten aan en de sombere rivier en
blauwe hemel, die juist tusschen de rotsen zichtbaar is, vormen daarmede een schilderij,
die bij den reiziger door Japan lang in de herinnering blijft voortleven.
De grottetnpels van Ellora, Engelsch-Indiü. — De zonderlinge in de rots uitgehouwen
cellen, en kapellen en tempels bij Kllora zijn ongetwijfeld de belangrijkste der ondcraardsche
bouwwerken in Kngclsch-lndië, en behooren naast die bij Ajanta tevens tot de oudste Ze
liggen in de buurt van Daulalabad, in den noord westelijken hoek van het gebied van den
Nizam van llaiderabad. De weg er heen loopt over den top en ongeveer in het midden van
den half cirkelvormigen heuvel, in welks helling zij zijn uitgehold en bijna een mijl strekken
zij zich uit links en rechts van het pad. Ken aantal er van zijn moeiel ijk te vinden, daar met
groote zorg de ingang is gemaskeerd, doordat men voor de opening heeft laten staan een
dicht met gras begroeid fragment van het rotsgesteente, waaruit de heuvel bestaat. Deze
ondergrondsche tempels liggen in een halven cirkel dicht bijeen en voor den kenner van
oud-Indië bestaat er geen interessanter streek in gansch Dekan. Blijkbaar is met den bouw
er van begonnen door Boeddhistische kluizenaars, die hier vonden zoowel de gewenschte
rust, als een vruchtbare, aangename omgeving en ongetwijfeld ook de vereering en hulde van
de omwonenden. Na de eenvoudige cellen, gelijk aan die welke men nog te Bhuvancshwar
en elders aantreft, werden geleidelijk rijker versierde bouwwerken ontworpen en thans vindt
men hier in een omtrek van enkele honderden meters bijeengebracht een nagenoeg volledige
reeks van gebouwen, noodig voor
den Boeddhistischen eeredienst.
Natuurlijk werd hier en daar af-
geweken van de gebruikelijke
Boeddhistische architectuur, door-
dat hier alles moest worden uitge-
houwen uit het rotsgesteente en
naar gewoonte niet kan worden
opgetrokken van losse steenen,
doch altaren, kloosters, consistorie-
kamers enz. vindt men er bijeen
en nagenoeg alle verkeeren in
goeden staat.
Doch al zijn de Boeddhistische
tempels hier de oudste, zij zijn
daarom niet de ecnige. Voor de
meeste bezoekers is de Kailas-
tcmpel verreweg belangwekkcn
der dan al de grotten. De bouw-
meesters van dit wonderbaarlijk
bedehuis stelden zich er niet mede
tevreden het inwendige van een
tempel uit te houwen in het rots-
gesteente, zij hakten derotsin-en
uitwendig zoo weg tot de tempel- Een relief ,e EUora voor8tenende Shivai een der drie godheden
muren enz. overbleven. Thans
                               van de Hindoesche drie-eenheid.
-ocr page 58-
DE WONDEREN DER WERELD.
:il>
bewondert men er up een binnenplein een volslagen vrij staanden tempel met al zijn constructieve
vormen en versieringen, omgeven door cellen, pilaren, symbolen, beelden enz. welke bij het
Hocddhisme behooren en overdekt zijn met een overdaad van beeldhouwwerk. Geen vierkante
duim van dezen tempel is echter opgelegd of ingemetseld. Het is niets meer of minder dan
een reusachtige monolith, één enkele steen, vrijstaande van de berghellingen, die hem
omgeven, er boven uitsteken, bedekt met lang gras en tropische gewassen
De afbeelding geeft een indruk van de schoonheid van dezen Kailastempcl en de lezer
zal erkennen, dat hij dergelijke opheldering toch wel van noode heeft. Zelfs na den tekst
gelezen te hebben, zal hij toch nog gaarne de illustratie wat naderbij bezichtigen, alvorens het
hem ten volle duidelijk is, dat dit schilderachtige bouwwerk niets anders is als een enkele
massieve rotsmassa. Een photografie kan onmogelijk een goeden indruk geven van den
omvang en de kostelijke versiering van dezen tempel; de hierbijgaande was genomen van
boven van een steenen, rijk gebceldhouwden buitenmuur, die dwars voor den ingang staat en
bijna geheel de daarachter gelegen schatten aan de oogen van den voorbijganger onttrekt.
De lezer moet zich zoo goed mogelijk een voorstelling maken van het binnenplein, waarop
de tempel zich verheft, van de rotsmuren, die het geheel omgeven en waarin zuilengangen en
cellen zijn uitgehouwen, van de gebeeldhouwde olifanten buiten en het prachtige met pilaren
geschraagde inwendige van den tempel, waarvan ongelukkiy\'rwijs hier geen reproductie kan
worden gegeven. Het kleinere gebouw op den voorgrond der illustratie bevat den gebeeld-
houwden stier of Kandi, het zinnebeeld van kracht en de vruchtbaarheid, welke men aantreft
in of naast alle tempels die over gansch Engelsch-Indif aan Shiva zijn gewijd.
HET PRACHTIGSTE MONOLITHISCHE BOUWWERK DER WERELD.
De Kailastempel te Ellora, gehouwen uit één steenklomp.
-ocr page 59-
DE POORT, TOEGANG GEVENDE TOT DE GRAVEN DER MING-DYNAST1E.
Deze sierlijke Pai-low vormt de toegang tot de graven der vorsten van de Ming-dynastie nabij Peking.
Ze is opgetrokken van wit marmer, met een dakbedekking van donkerroode pannen.
HOOFDSTUK II.
De graven der koningen van de Ming-dynastie. — Hoc de Ming-dynastie zich meester
heeft gemaakt van den troon van China, is een der boeiendste verhalen der Chinecsche
geschiedenis. De groote Mongoolsche heerscher, Kublai Khan, had zijn macht uitgebreid en
bevestigd door de staten en stammen van Ccntraal-Azië in één
onmetelijk rijk samen te brengen. Toen hij in 1294 op drie en
tachtigjarigen leeftijd overleed, na achttien jaren als keizer van
half Azië te hebben geregeerd, strekte zijn rijk zich uit vanaf de
Chineesche Zee en het Himalava-gobergtc tot de noordelijkste
streken van Siberië, en van de oostelijke kust van Azië tot de
grenzen van Polen en de Europeesche rijken.
Na den dood van Kublai bleef het rijk drie en zeventig jaar
bestaan, en de laatste uit zijn geslacht, Shun-te beklom den troon
in 1331. Deze vadsige, zinnelijke, zwakke vorst regeerde \\ijf-en-
dertig jaar in machtelooze woede aanziende, hoe zijn leger verliep,
hoe zijn land geteisterd werd door opstanden en vijandelijke invallen
en hoe zijn wereldrijk aan alle kanten afbrokkelde.
Intusschen was een jongmensch, Choo gcheeten, de zoon van
een landbouwer uit den staat Nanking, dien men te zwak achtte
voor handenarbeid, door zijnen vader in een klooster geplaatst
met de bedoeling dat hij een „bonze" of priester zou worden.
Choo had bitter weinig lust in het priesterschap, doch in zijn
zoeken naar wetenschap had hij zooveel gezondheid en kracht
bijeengegaard, dat hij, na ettelijke jaren half afgesloten van de
wereld te hebben geleefd, zijn klooster verliet om dienst te nemen
in het keizerlijke leger. Toen hij eenmaal onder de wapenen was,
maakte hij, dank zij zijne behendigheid op de wapenen, spoedig
promotie. Hij klom tot een hoogen rang op en huwde met een
zeer bemiddelde weduwe. Doch tegelijk met den voorspoed kwam
ook de eerzucht. In de jaren, die hij in de militaire wereld door-
Het beeld van een staats- bracht, had ook bij Choo het gevoel van ontevredenheid over het
ambtenaar eerbiedig wachtende ,„                 .             .           , .                 . ,„, . .             .
,            ,             .. .            1 artaarsche regime, dat in gansch China heerschte, post gevat, en
op de wenschen van zijn heen-                                       e>                          o                                                     r         
geganen souverein.                     niet lang daarna zag hij de gelegenheid schoon om met goed
De Wonderen der Wereld.                                                                                                                                 4
-ocr page 60-
DE TAJ MAHAL TE AGRA.
De Taj wordt een der volmaaktste bouwwerken der wereld geacht. Dit praalgraf van Shah Jehan en zijn
geliefde gemalin is opgetrokken van wit marmer en, naar men zegt, moeten 20.000 man gedurende 17 jaren
aan den bouw er van betrokken zijn geweest.
-ocr page 61-
34
DR WONDEREN DER WERELD.
gevolg een opstand in Nanking te leiden.
Zijn naam als aanvoerder werd spoedig
algemeen vermaard en het leger der
opstandelingen nam in omvang en kracht
snel toe. De opstandelingen namen I\'eking
in, vanwaar de nietswaardige Shun-te
was gevlucht en in 1366 beklom Choo
den keizerlijken troon onder den titel
Tai-Tsoo en vestigde de Ming, of
„schitterende" dynastie, welke drie
eeuwen lang aan het bewind bleef.
De graven van vele der Ming-keizers
zijn gelegen op ongeveer 60 K.M. ten
noorden van Peking en vormen een der
bezienswaardigheden van China.
Caande door een wit marmeren
poort met vijf doorgangen, komt de
bezoeker op een heirwcg, ongeveer een
mijl lang, waarlangs tweeen-dertig reuzen-
liguren, twee aan twee tegenover elkander
zijn opgesteld. Hen deel er van zijn
menschengedaantcn, de andere drome-
darissen, griffioenen of olifanten. Aan
den voet van een heuvel liggen dertien
graven en zij beslaan te zamen een uit-
gestrektheid van eenige mijlen. Hik graf
is niets meer dan een vormlooze hoop
aarde ongeveer een halven mijl in omtrek,
omgeven door een gekanteelden muur
van ongeveer 6 Meter hoogte.
Rensen-bamboe op Ceylon. De
natuur is verbazend weelderig op Ceylon.
Het eiland gelijkt op een reusachtig
woud, oprijzend uit de zee en de reiziger,
die er wil landen, ziet van uit de verte
i****^\\)immm\\
geen grond, zoo dicht is alles begroeid.
Een ander beeld aan den weg der Ming-graven. Een der
reusachtige beelden van krijgers, die de wacht houden tot
bescherming van de geesten der overleden keizers.
Deze weelderigheid vindt haar hoog-
ste uiting in den Rijks-plantentuin van
Peradeniya bij Kandy. Men betreedt hier
dan een laan rubber-boomen van ?>0 Meter hoog, met dikke wortels, die zich als slangen
over den bodem kronkelen. De tuinen krioelen van eekhoorntjes en tropische vogels, eolibri\'s
fladderen als levende edelgesteenten van bloem tot bloem en als de avond is gevallen spelen
de kalongs of vliegende honden in de boomen. De Eransche reiziger Chcvrillon heeft als
volgt den lof van \'t landschap gezongen: „mijlen achtereen kan men door de omgeving zwerven
zonder een sterveling tegen te komen, terwijl niettemin uit alles spreken zekere orde en
regelmaat in dezen wonderschooncn, wilden tuin. Men vindt er uitgestrekte vlakten waar
tropische planten in algeheele vrijheid opgroeien en tot volle ontwikkeling komen. Men ziet
er varens van ongelooflijken omvang, blauwe varens zoo teer als een wolkje, bladeren zoo
fijn als zich slechts droomen laat — groene kant zoo teer als spinrag, variëteiten van Adiantum,
doch geen maagden- maar feeën-haar. En ten slotte kom ik bij het hoogtepunt, de apotheose
-ocr page 62-
DE MING-GRAVEN.
Er zijn twee begraafplaatsen der Ming-dynastie, een in Nanking en de andere zestig kilometer ten noorden
van Peking. De weg er heen wordt gevormd door een laan, waarlangs geschaard zijn de beelden van staats-
ambtenaren, krijgers en dieren. Bij Peking staan twee-en-dertig van dergelijke beelden, aan beide zijden van den
weg, die ongeveer anderhalven kilometer lang is, geschaard. Zij zijn van drie tot vijf meter hoog.
-ocr page 63-
DE WONDEREN DER WERELD.
:!o
jT?.\\. .""" als \'t ware van den plantcnrijkdom van het
\'?*$&\'~£:\'. eiland. In een hoek der tuinen, naasteen traag
stroomende gelige rivier, staat een bamboe-
bosch, een honderd voet in omtrek. De stammen
staan vlak op elkaar, verstikken elkander, ieder
even omvangrijk als een Europeesche boom.
De harde stengels, blauwachtig glanzend, ver-
decld in geledingen van twee voet lang, zijn
gevuld met water. Zij staan zoo dicht op
elkaar, dat enkel de buitenste stengels zicht-
baar zijn; de andere, die geheel verborgen en
verdrukt worden, schieten in het duister
omhoog om zich op een hoogte van een dertig
meter van hun omgeving los te maken, zich
waaiervormig uit te breiden en op te gaan in
een reusachtige wuivende massa van donker
gebladerte".
Chevrillon heeft in zijne beschrijving niet
overdreven; hij had zelfs meer kunnen ver-
tellen. Een exemplaar van den „Dendrocalamus
STEENEN SCHILDPAD MET GEDENKSTEEN. gj<ranteus" die een hoogte van 50 Meter had
Men vindt deze steenen gedierten aan het tind van bereikt, Werd nauwkeurig Waargenomen en
den graven-weg bij Nanking. De lijst der voorvaderen h(,t
b|ooki ^ je b(>om jn ^ etma.(] ^^
van de overledenen wordt in hoogen eere gehouden
krachtens het geloof, dat elke verloste ziel aan den steen (\'c\'n meter Was gegroeid !
verbonden blijft. De schildpad heet „Pi-Ti", de lastdrager.
De Taj Malta!, Agra. Elke reiziger,
die Engelsch-Indië bezoekt, gevoelt zijn hart sneller kloppen, wanneer hij een mijl buiten de
moderne stad Agra gaat door de donkere rood e poort en blikt op de vermaarde Taj (spreek
uit: Tadsch . Algemeen wordt aangenomen, dat het graf van de vereerde echtgenoote van
Shali Jehan een der aantrekkingspunten is voor een reis door Engelsch-Indië.
Men behoeft zich daarover niet te verwonderen, want hoe hoog men ook de Taj als
bouwwerk moge prijzen en roemen, men gevoelt dat het monument toch nog iets meer, iets
hooger is. Het is niet in een photografie weer te geven wat soms door ons het hoogst wordt
geschat en het langst in onze herinnering zal blijven voortleven. Zelfs de botste bezoeker
De dubbele rij steenen beelden bij de Ming-graven te Nanking.
-ocr page 64-
-ocr page 65-
38                                              DE WONDEREN DER WERELD.
DE TAJ MAHAL, AGRA.
Dit prachtige grafteeken werd door Shah Jehan gebouwd als een grootsche en blijvende hulde aan de
nagedachtenis van zijne echtgenoote Mumtaz-i-Mahal. Toen Shah Jehan zelf overleden was, werd \'zijn stoffelijk
overschot naast het hare begraven.
moot onder den indruk komen van het enkele feit, dat de Taj een gedenkteeken is, opgericht
als een bewijs van de eeuwigdurende vereering van een man voor zijn vrouw. Men vergete
niet, dat dit geschiedde in een tijd, dat de vrouwen werden beschouwd als niet veel meer
dan speelpoppen voor haar bezitters, en dat de stichter was een aanhanger van een geloof,
dat tot op dezen dag aan de vrouw het bezit van een ziel ontzegt. Het verhaal van de liefde
die Shah Jehan koesterde voor Mumtaz-i-Mahal is een stuk poëzie in de geschiedenis.
Wie was die Arjumand Banu, Mumtaz-i-Mahal, of „de uitverkorene van het Paleis?"
Arjumand Banu was de dochter van Asaf Khan, en nicht van de vermaarde Nur-Jchan,
de vrouw van Jehangir. Door welke kleinigheden de loop der wereldgeschiedenis wordt
gewijzigd, wordt weder op opmerkelijke wijze geleerd door de geschiedenis van de vlucht
naar Engelsch-Indië van NurJehan en haar broeder met hun vader Itmad-ud-Daula, toen hij
uit Teheran was gevloden en langs de woestijnwegen van Perzie\' en Afghanistan trok. Toen
zij op een dag door een ontzettenden dorst waren geplaagd, wist Itmad-ud-Daula geen andere
uitredding als zijn stervende dochter aan den kant van den weg te laten liggen, zoodat de
overblijvenden, niet meer door haar in hun tocht gehinderd, sneller konden voortgaan en
dientengevolge een kleine kans zouden hebben om voor het vallen van den avond een water-
bron te bereiken. Aldus geschiedde en enkele mijlen werden afgelegd door de zwijgende en
zich over hun daad schamende reisgezellen. Maar door wroeging gepijnigd keerde Itmad-ud-
Daula op zijn schreden terug tot de plaats, waar zijn kind lag te sterven, gelukkig nog niet
aangevallen door de om haar heen zwervende gieren. De vader besloot, \'t kostte wat het
-ocr page 66-
AZIË.                                                                        39
wilde, met zijn dochtertje te leven of te sterven en de rampzaligen hervatten den tocht. De
onverwachte verschijning van een gezelschap reizigers, een paar uur later, redden Itmad-ud-
Daula en zijn kinderen en zij bereikten ongedeerd Kngelsch-Indië. Hier kwam Nur-Jehan,— we
vermelden hier enkel de namen, waardoor deze personen later het meest bekend zijn geworden,
en houden ons aan de Engelsche spelling — in de harem van Jehangir en verwierf de gunst
des keizers op een „fancy-fair" in het vorstelijk palcis door haar even vermaarden als
onbeschaamden cisch van een lakh (100000) ropijen aan haar heer en meester gesteld, voor
een stuk opgemaakte kandijsuiker.
Maar hoe schitterend ook de levensloop was van Nur-jehan, hij zinkt in het niet tcgen-
over dien van haar nicht. Arjumand Banu huwde in 1615 met Shah Jehan, twaalf jaar vóór
haar gemaal den troon besteeg. Maar slechts kort genoot zij van de pracht en praal van
Shah Jchan\'s hof, in 1629 stierf Muntaz-i-Mahal te Burhanpore, de hoofdstad van Dekan, in
het kraambed. En met haar verdween de vreugde des levens voor den uitnemendsten aller keizers.
Gebogen onder zijn smart besloot Shah Jehan, dat ter ecre van haar die hij zoo lief had
gehad, een gedenktecken zou verrijzen, zoo schoon als nog nimmer ter wereld voor een vrouw
of een man was opgericht. Hij ontbood zekeren Ustad [sa, een bekwaam architect, bij zich
en droeg hem op een ontwerp te maken zoo schoon als zijn fantasie hem kon ingeven.
Omtrent den bouw van de Taj weten we niet zoo heel veel. De minarets, welke misschien
de meest gecritiseerde gedeelten van het bouwwerk zijn, werden verwijderd van het hoofd-
gebouw, en staan thans op de vier hoeken van het marmeren platform, waarop de Taj is
gebouwd. Wij weten van Tavernier, dat het steiger werk even veel heeft gekost als het
praalgraf zelf, omdat in die dagen geen boomen in de buurt waren, die behoorlijk timmer-
hout daarvoor leverden. Men verhaalt dat Austin de Bordeaux uit Frankrijk, een weggeloopen
DE TAJ MAHAL, WEERSPIEGELD IN DE JUMNA.
Ongerekend de bouwmaterialen, waartoe half Azië bijdroeg, werd aan de metselaars tl. 7 200.000
loon betaald voor den bouw van de Taj-Mahal.
-ocr page 67-
40                                    DE WONDEREN DER WERELD.
juwelier, werd te hulp geroepen om de witmarmeren wanden te sieren met het vermaarde
„pietra dura". De overlevering vermeldt ook, dat Verroneo, een Italiaan, medegewerkt
heeft tot versiering der graftomhe. Maar van het aandeel, dat Shah Jehan zelf heeft gehad
in deze ontzaglijke onderneming weten we niets. De keizer heeft kunnen constateeren dat,
ongerekend de bouwmaterialen, waarvoor half Azië het noodige marmer verschafte, enkel
de metselaars een loon hebben gemaakt van 11. 7.2(K1.000. Zeventien jaren heeft de bouw-
geduurd. Het stoffelijk overschot van Arjumand werd daarop begraven op de plaats der eere,
midden onder den koepel. Jaren later, toen Shah Jehan zelf, als een gebroken, teleurgesteld
en onttroond man, kwam te overlijden als gevangene van zijn eigen zoon in het fort te Agra,
dat hij zelf had gebouwd, begroef men hem naast de vrouw, die hij boven alles had liefgehad.
Zelfs toen eerbiedigde men dit monument, door een groot vorst aan de echtelijke liefde gewijd.
Shah Jchan\'s grafstcdo is, ofschoon, gelijk een keizer past, grooter, opgericht ter zijde
van Arjumands laatste rustplaats. Deze graftomben zijn intusschen, gelijk het Oostersch
Dit prachtige marmeren traliewerk, ingelegd met allerlei kostbare gesteenten, omgeeft de laatste
rustplaats van Shah Jehan en Mumtaz-i-Mahal.
gebruik medebrengt, niet de werkelijke begraafplaatsen voor de beide dooden. Arjumand en
Shah Jehan liggen in de grafkelder onder het monument. Onder den koepel is, om de graf-
teekens der beide gelieven, een prachtig hek opgericht van als traliewerk uitgehouwen
marmer, rijk gesierd met kostbare steenen. Op zeer juiste wijze is de schoonheid van het
inwendige van het monument als volgt door een reiziger weergegeven: „het daglicht wordt
slechts doorgelaten door een dubbel scherm van witmarmeren traliewerk, hoogst smaakvol
van teekening, een aan de buitenzijde en een aan de binnenzijde der muren. In ons klimaat
zou dit nagenoeg duisternis veroorzaken, doch in Voor-Indië — en vooral in een gebouw,
geheel van wit marmer opgetrokken — was dit noodzakelijk ten einde de schittering van het
licht tegen te gaan, die anders ondraaglijk zou zijn geweest. Maar zooals het monument zich
aan onze oogen voordoet, zijn er geen woorden te vinden om de kuische schoonheid weer
te geven van dit middenvertrek , gezien in de vredige schemering van het getemperde licht,
dat er door de verwijderde en half gesloten openingen binnenvalt."
Een ander schrijft: „de schoonheid van de Taj is het best te voelen, als de roze wolkjes
-ocr page 68-
DE SINIOLCHU BERG, SIKKIM.
Ongetwijfeld is de Siniolchuberg de schoonste van alle bergspitsen der wereld. Er zijn liooger bergen,
doch zij derven de majeatueuse grootschheid van dezen stellen, statigen bergtcp van het landschap Silckim.
-ocr page 69-
42
DE WONDEREN DER WERELD.
in de avondschemering
zijn verdwenen en de
kabbelende golven van de
Jumn.\'i als grijze massa
in het verdwijnende licht
wegglijden. Een enkele
vogel vliegt op en de
bladeren van de Thuia
en der pepal ruischen in
de vallende duisternis.
Een vliegende hond tlad-
dert uit de boomkruin
omlaag en een schare
vleermuizen kondigt in
de avondstilte de ver-
schijning van de maan aan.
En dan krijgt men het
gevoel, dat het er niet toe
doet, of men de Taj nog
steeds ziet of niet. Men
denkt niet meer aan koepel
of poort, aan zilveren
versiering of edelgesteen-
ten, maar gevoelt zich
overmeesterd door het
bewustzijn, dat het broze
STEENEN BOEDDHA\'S BIJ DE DAIYA-RIVIER, NIKKO.
Een Japansche legende verzekert ons, dat deze vergeten, met mos begroeide
beelden ontelbaar zijn en ongetwijfeld is het voor den toerist een heele last
ze alle nauwkeurig te tellen. Een dier beelden viel weleer van zijn voetstuk
in de rivier en de stroom sleepte het mede naar het dorp Imaichi, waar het
geplaatst werd met het gelaat naar Nikko en als een godheid wordt vereerd.
lichaam, dat in zijn rijke
marmeren groeve rust
naast den vereerden heer
en meester, voor eeuwig
getuigt van al wat den
menschen heilig en dier-
baar is op de wereld. Hoe prachtig en kostbaar en vermaard de Taj ook moge zijn, is zij
toch enkel een symbool. Zoo lang mannen en vrouwen op deze aarde liefhebben, zoo lang
zullen zij zich begeven naar den stillen tuin langs de Jumna om met hunne bloemen hulde te
brengen niet aan l\'stad Isa, niet aan Shah Jehan of een ander doch enkel aan Mumtaz.
Want zij had lief en veel liefde is haar gegeven."
De Siniolchu-berg. Sikkim. — Slechts weinigen hebben ooit den Siniolchu-berg benaderd.
De hoogste top er van wordt eerst goed zichtbaar als men van de thee-landen van Darjiling
de brug over de Tista nadert, doch eerst als Oangtok, de weinig bezochte hoofdstad van
Sikkim, is bereikt, vertoonen zich de tweeling-toppen van den Siniolchu en den Simvoo in al
hun pracht. Ontegenzeglijk is de Siniolchu de schoonste van alle bekende bergtoppen der
wereld. Er zijn nog hoogcr bergen doch de Mount-Everest is niets meer dan de hoogste kam
van een uitgestrekt ijsvcld, de toppen van den Kangchenjunga zijn prachtig, doch omgeven
door een reeks van bergen; ten noorden en ten zuiden, zelfs de K2 evenaart deze steile
spits van Sikkim niet in grootschheid. In vorm doet de Siniolchu denken aan den Matterhorn;
doch de hoogste top van den Matterhorn, vierduizend voet boven de grens van de eeuwige
sneeuw, zou zelfs niet reiken tot den onderkant der afbeelding, die hier van den Siniolchu
wordt gegeven. De Matterhorn is schilderachtig beschreven als een mijlhooge wig van rots
en ijs, zich verheffende op een voetstuk van drie mijlen. Bovendien zijn die twee mijlen, die
-ocr page 70-
AZIË.
43
de Siniolchu hooger is dan de Matterhorn zooveel schooner, dat woorden ontbreken om er
een beschrijving van te geven; een photographie geeft slechts een denkbeeld van de schoonheid
van lijn en vorm, de rijkdom aan kleuren en tinten moet men gezien en bewonderd hebben.
Nikko. — „Roem van geen plaats de schoonheid vóór ge Nikko hebt gezien." Aldus een
veelgebruikt gezegde in Japan en ongetwijfeld is Nikko de mooiste plaats des lands. Het is
de laatste rustplaats van twee Shoguns, de twee grootste wetgevers van Japan, die na hun
dood als goden geëerd worden Hunne grafsteden zijn gelegen in een omgeving zoo rijk aan
natuurschoon, zoo grootsch, dat het ondoenlijk is in enkele regels er een behoorlijke beschrijving
van te geven. Zij liggen te midden van bergen, waarvan de toppen gedurende het grootste
deel des jaars met sneeuw bedekt zijn, en welker helling met dichte bosschen zijn begroeid.
Diepe, kille ravijnen doorsnijden het gebergte en in donkere meren storten zich zilverglinste-
rende watervallen. Door een kloof van huiveringwekkende schoonheid baant de onstuimige
Daiya zich van de besneeuwde toppen langs de helling van den berg een weg naar zee-
Naar een punt op de helling
van den Hotoke Iwa, heilig
sinds een Boeddhistische
kluizenaar daar in 767 zich
had gevestigd, werd de eerste
Shogun van de Tokugawa-
dynastie, Iyeyasu, in 1617
naar zijn laatste rustplaats
gebracht. Na zijn goddelijk-
verklaring werden er tempels
opgericht en te zijner eere
door de geloovigen gesierd.
De toegang tot deze ge-
heiligde plaats is hoogst
indrukwekkend.Twee wegen,
de een vijftig, de ander dertig
mijlen lang, voeren er heen
langs breede lanen van reus-
achtige cryptomeria\'s. Tal
van die boomen hebben een
omtrek van ruim 15 Meter
en eerst 18 a 20 Meter boven
den grond strekken zich de
onderste takken uit. Het ver-
haal gaat, dat zij werden
gepoot als een nederige
offerande van een man, die
te arm was om een bronzen
lantaren voor het altaar te
schenken. Een breede rijweg
loopt er tusschen om ten
slotte uit te komen op den
Mihashi, de heilige brug
weleer door de Shoguns ge-
                          DE SCHEEVE TOREN VAN SOO-CHOW.
bruikt die in 1636 Werd               Deze toren, ook genaamd „de pagode van den Tijgerheuvel", staat
           j                                                 sinds onheuglijke tijden scheef. Hij is meer dan 1800 jaar oud en ver-
gebOUWd Van rood gelakt 8Ch;Hende deskundigen zijn van oordeel, dat hij uit de vijfde eeuw
hout en gedragen door dagteekent.
-ocr page 71-
44                                 DE WONDEREN DER WERELD.
stecncn pijlers, doch enkele jaren geleden bij hoog water door den stroom weggeslagen. De
Daiya baant zie h bruisend en klaterend een weg door een nauwe kloof en langs haar kokende
wateren kronkelt zich een reusachtige trap van steenblokken naar Nikko-Xikko, het grootsche
en eenzame graf in \'t woud, geheimzinnig in wolken gehuld Langs de terrasvormig op-
klimmende wegen verdringen cryptomeria\'s en magnolia\'s elkander; altaren en beelden ziet
men bij elke kromming van den weg. Het laatste gedeelte van het pad wordt gevormd door
een breeden weg, aan beide zijden afgebakend door honderd achttien prachtige bronzen
lantarens; wanneer men den tempel betreedt, ziet men een aantal prachtvolle gebouwen
om een open plein hetwelk door een omheining van hel rood gekleurd hout wordt omgeven.
Een dier gebouwen is de stal voor de drie heilige albino paarden, bestemd voor het gebruik
van den tot god verheven vorst. Hen klokkc-toren, een gong-toren, een prachtige put voor
het heilige water, en bronzen lantarens, wonderschoon van maaksel, worden hier mede aan-
getrolfen. Minnen de omheining loopen schijnbaar cindelooze gangen, die vierhoekige gebouwen
DE SANCHI TOPE.
Op een weelderig begroeiden heuvel bijj Bhilsa staat de Sanchi Tope, de oudste bouwval van Engelsch-Indië.
Tot nog heeft het aloude bouwwerk de geschiedenis van zijn ontstaan niet aan de huidige menschheid onthuld.
met elkaar verbinden, en de bezoeker raakt de kluts kwijt bij de aanschouwing van al dit\'
rijk versierde hoven, al dat goud, al die kleuren-schittering.
Na de statige poort te zijn doorgegaan, bereikt men langs binnenpleinen, door poorten en
tempels, tusschen altaren, pagodes, kolossale bronzen klokken, en met goud gesierde lantarens
eindelijk den binnensten Gouden Tempel. In plaats van het beeld, dat men hier onwillekeurig
verwacht, vindt men in deze kostbare ruimte enkel een tafel, zwartgelakt, en met een ronden
metalen spiegel er op.
De laatste rustplaats van den Shogun ligt niet te midden van deze weelde, door mensehen-
hand geschapen. De natuur zelve heeft de kunst geholpen om aan den overledene een praal-
graf te geven, den grooten man waardig. Een trap van tweehonderd veertig treden voert
naar den top van den heuvel, waar hij zijn laatsten slaap slaapt in een stcenen graf zonder
eenige versiering, met een bronzen urn er boven. Aan het eene eind staan een steenen tafel
met een bronzen wierookvat, een vaas met lotusbloemen en een bronzen ooievaar met een
kandelaar in den bek. Meer niet. Een massieve steenen muur omgeeft deze plaats van doodsehe
stilte en hoogsten eenvoud en reusachtige cryptomeria\'s onderscheppen zelfs op den heldersten
dag het schitterende zonnelicht. De muur zoowel als de trap en de gangen zijn gebouwd
-ocr page 72-
IIPPP^
DE SCHOON GEBEELDHOUWDE POORTEN VAN DE SANCHI TOPE.
Aan elk der vier zijden verheft zich een poort, wonder mooi gebeeldhouwd, die toegang verleent
tot een gang, welke om de Sanchi Tope loopt.
-ocr page 73-
46                                              DE WONDEREN DER WERELD.
DE WAT PHRA KEO.
Evenals alle Siameesche tempels bevat de Wat Phra Keo een groot aantal beelden van menschen en dieren, die
den toegang bewaken en de invloeden der booze geesten moeten afweren. De vrome Siamees maakt zicb verdienstelijk,
doet een goed werk, door tallooze „Phrachedees" of pagodes te bouwen die alle rijkelijk verguld en versierd zijn.
zonder kalk of cement; zij bestaan reeds tweehonderd zestig jaar en het lijkt alsof het bouw-
werk nog eeuwen achtereen den tand des tijds zal trotseeren. De groote granieten put voor
het heilige water op den top van den heuvel is een bewonderenswaardig stuk werk. Het
water van een kleinen waterval wordt opgevangen en van boven af naar den put geleid
doch vloeit zoo gelijkmatig over den rand van de andere zijde weder weg, dat er geen
rimpeling op het watervlak is waar te nemen.
De grafstede van den anderen Shogun, Ivmitsu, ligt er vlak bij, en heeft nog een indruk-
wekkender karakter, omdat hierbij het Boeddhistisch ceremonieel nog getrouwer wordt
gehandhaafd. De steencn wanden van dezen tempel worden gedekt door een dak van koperen
platen afgewisseld door rijk versierde pannen, wat een schitterend effect geeft.
Een bezoekster heeft als volgt haar indrukken van dit zeldzaam mooie gebouw weer-
gegeven: „sinds ik het heiligdom verliet, zijn de bijzonderheden uit mijn herinnering weg-
gevaagd, doch de plaats er van is ingenomen door schilderachtige massa\'s zwart en rood
lak werk met goud, vergulde deuren, geruischloos open en dichtgaand, portalen, belegd met
zulke dikke matten, dat geen stap weerklinkt, waarlangs het gedempte zonnelicht in schuine
stralen valt op muren, met rijke arabesken gesierd op paneelen, waarop snijwerk, voor-
stellende vogels en bloemen, is aangebracht, op zolderingen weelderig ingelegd; gouden
altaren en gouden lelies, zes voeten hoog, gordijnen van goudbrocaat, wierookdampen en
reuzcnklokkcn, schutsels van zwaar lakwerk en pagoden, boschages en bronzen lantarens,
baardlooze priesters in goudbrocaat gehuld en Shinto-dienaren in stemmig zwart gewaad,
hier en daar door zonnelicht beschenen goudglansen en eenvoudige monumentale urnen, en
een berghelling, bezet door een bosch van cryptomeria\'s, waartegen het roze van tallooze
azalea\'s kleurig afsteekt."
-ocr page 74-
AZIË.                                                                        47
De scheeve toren van Soo-chow. — Soo-chow en Hang-chow hebben den naam van de
twee mooiste steden van China te zijn. Inderdaad is haar schoonheid spreekwoordelijk: „boven
is het paradijs, beneden Soo en Hang" zegt een Chineesch spreekwoord. En volgens een
ander welbekend gezegde moet een mensch om volkomen gelukkig te zijn geboren zijn te
Soo-chow, wonen te Canton en sterven te Liau-chou. Dit heeft ongetwijfeld betrekking op de
gelukkige positie van Soo-ehou, wat betreft zijn „fung-shui". Dit „fung-shui" speelt zulk een
belangrijke rol in het leven van den Chinees, dat het den westerling telkens brengt tot
moeiclijk op te lossen problemen. Voor zoover het mogelijk is uit het warnet van Oostersche
denkbeelden wijs te worden, schijnt „fung-shui" een tikje natuurwetenschap te zijn, ganschelijk
verdraaid door een flinke dosis bijgeloof. Men neemt aan, dat door het aardoppervlak loopen
twee stroomingen, vertegenwoordigend het mannelijk en het vrouwelijk beginsel in de natuur,
de eene aangeduid als „de blauwe Draak" de ander als „de witte Tijger". De golvingen van
het aardoppervlak zeggen den beoefenaars van het „fung-shui\'\' altijd voorgelicht door de
magnetische kompasnaald — waar deze geheime krachten huizen. Om een gunstige ligging
te krijgen moeten deze twee stroomingen bijeen komen, samen moeten zij een gekromden
arm vormen en dan wordt haar punt van samenkomst door den elleboog gevormd. In den
hoek, gevormd door deze ontmoeting, ligt het punt waar voorspoed en geluk ten deel vallen
aan hen, die het buitenkansje hebben zich daar te vestigen of er een kerkhof inrichten.
Daar het natuurlijk onmogelijk is zulk een ontmoeting der beide krachten te bewerk-
stelligen, kan men door kunstmiddcltjcs daaraan te gemoet komen. In een vlak land beant-
woorden een aardhoop en een boomgroep reeds aan alle eischen van den blauwen Draak en
den witten Tijger. Daaraan is de oorsprong toe te schrijven van den Tijger-heuvel bij Soo-chow.
DE WAT PHRA KEO.
De tempel, Phra Marodop geheeten, staat in het midden van het tempelhof en heeft den vorm van een kruis. Bij
feestelijke plechtigheden houdt de prins-opperpriester daar een rede ten aanhoore van den vorst en zijn gevolg.
-ocr page 75-
48
DE WONDEREN DER WERELD.
Het is een reusachtige
aardhoop, door menschen-
handen opgeworpen vele
jaren geleden om het
„fung-shui" van de plaats,
waar de groote Ho-lu-
Wang begraven ligt, aan
de eischen te doen beant-
woorden.
Ho-lu-Wang moet, zegt
men, de stad Soo-chow
gesticht hebben in 484 na
Chr.; intusschcn bestaat
er groot verschil van gc-
voelen omtrent het juiste
tijdstip. Sommige dcs-
kundigen zijn van oordeel,
dat ten minste de bouw
van de groote pabode van
Ku-su-tai, die hij zou ge-
sticht hebben, niet vroeger
dan in (>0O kan geschied
zijn. De dichterlijke naam
van de stad is Ku-su,
aldus geheeten naar den
grooten toren van negen
verdiepingen die als de
schoonste van alle in dit
pagoden-rijke land wordt
beschouwd.
         Soo-chow
dankt zijn schoonheid aan
de omstandigheid , dat het,
evenals Venetië, gebouwd
is op een groep eilanden
DE WAT PHRA KEO.
op den oostelijken oever
Binnen het heiligdom liggen tal van tempels, altaren, pagodes en priester-
woningen ; een met rijke fresco 8 gesierde muur omvat het gansche complex.
van het Tai-hu-meer, in
de provincie Kiang-su,
ongeveer 80 Kilometer
ten noordwesten van Shanghai. Het Tai-hu-meer is vermaard door zijn omvang en schoonheid
en is bezaaid met eilanden, waarop men tempels en uitspanningen heeft gebouwd. Het Groote
Kanaal, de prachtige kunstmatige rivier, die de waterwegen van Noord-China met die van
het zuiden verbindt, loopt, na Hang-chow gepasseerd te zijn, langs den oostelij ken oever van
het \'I ai-hu-meer en buigt zich om Soo-chow, waarna het in noordoostelijke richting door
een dicht bevolkte en vruchtbare streek stroomt.
Sanclti Tope. - Haast geen enkele der belangrijke bezienswaardigheden van Yoor-Indië
is zoo weinig bekend bij toeristen als de Sanchi Tope, hoewel juist op die plek, boven op
een weelderig begroeiden heuvel bij Bhilsa, in het {gebied van den Begum van Bhopal, niet
enkel de oudste ruïnes van Engclsch-Indië worden gevonden, doch bovendien een overvloed van
beeldhouwwerk, welke zelfs den kenner van de vermaardste Indische heiligdommen verrast.
Volgens de legende zijn onmiddellijk nadat Boeddha in Kusinara was gestorven, twee van
-ocr page 76-
m
.«•*;
t\'
JE
sa
U
a
ui * §
oi ± M
9 $
>- JO •*
2 - e
Z. 3 e
< i £
u r
•• ^«^\'
ft
I
aft\'
— t)
\\*
UI
O
- « "?

I
UI
o
SS
g.S
1
i
»J ï .1
Q
3
De Wonderen der Wereld.
-ocr page 77-
50                                             DE WONDEREN DER WERELD.
DE VLOEDGOLF VAN DE TSIEN-TANG-RIVIER, CHINA.
Deze groote vloedgolf stuwt als een watermuur van zeven Meter hoogte van uit zee landinwaarts de rivier op.
In nog geen vier uur legt ze een weg van 55 tot 65 Kilometer af en geen vaartuig is er tegen bestand.
zijn voornaamste discipelen vertrokken om Zuidelijk Voor-Indië en Coylon te bekecren. Binnen
korten tijd schijnen er geregeld verbindingen aangeknoopt te zijn tusschen Coylon on de
bakermat van bet Boeddhisme en een dor rustpunten daartusschen schijnt bij Sanchi geweest
te zijn. Misschien bevorderde de schoonheid der ligging evenzeer als het gemak van een
pleisterplaats halverwege de reis, dat de keuze der eerste zendelingen er op viel. Ongetwijfeld
heeft ook het feit, dat de groote Boeddhistische keizer Asoka zijn eerste vrouw vond in een
naburig dorp en dat dientengevolge zijn aandacht in het bijzonder aan het district was gewijd,
grooten invloed uitgeoefend op de godsdienstige beteekenis van Sanchi voor latere geslachten.
Op een aantal heuvels in de omgeving van Sanchi heeft men Boeddhistische bouwwerken
gevonden, hoewel op één uitzondering na, geen er van door belangrijkheid uitmunt. Asoka
heeft Sanchi bijzonderlijk geëerd door er een rijkdom van bouwkundige versieringen over uit
te storten, waarvan nergens in Voor-Indië, behalve te Bharahat, de wedergade wordt gevonden.
De poorten van de voornaamste omwalling zijn heden ten dage in nog even goeden
toestand als toen zij werden gebouwd. Trouwens in 1883 heeft een degelijke herstelling er
van plaats gehad, doch daarvoor is nagenoeg geen nieuw materiaal noodig geweest en de
middelste topc zelf verkeert, ongerekend een stecnen omheining op den top, nog nagenoeg
in denzellden toestand als in de dagen van Asoka, in de derde eeuw voor onze tijdrekening.
Doch de plaats was dan ook reeds gewijd lang vóór koning Asoka haar sierde met deze
kostbare bouwwerken. Van het stoffelijk overschot van Sariputta en Moggalyana, twee van
Boeddha\'s trouwste vrienden en helpers, heeft men op eenige mijlen afstands de graven aan-
getroffen binnen een kleinere omheining. De middelste tope van Sanchi, het oudste en verre,
weg belangrijkste van alle godsdienstige bouwwerken in die streek, heeft zijn geheim nog steeds
bewaard. Tot nog toe is geen enkele ruimte met een of andere reliquie er in aangetroffen
-ocr page 78-
AZIË.
51
en voor de overlevering, dat de tempel werd gebouwd ter eere van Yasodhara, de door
Boeddha lang verlaten gemalin, bestaat geen enkele historische grondslag. Deze omwalling,
die een middellijn van ruim dertig meter heeft, rust op een voetstuk van vijf meter hoogte;
daaromheen is een omrastering, waarvan we hiervoren enkele afbeeldingen geven. De steenen
palen er van zijn ruim 3 meter hoog en de breede steenen banden er tusschen zijn zeven
decimeter lang. Daardoor lijkt het meer op een muur dan op een palissadeering, vooral omdat
een massieve steenen afdekking het geheele bouwwerk bekroont. Op de vier hoeken geeft
een poort toegang tot het gangpad, dat de tope omgeeft en elk dier poorten zou een week
van ernstige bestudeering kunnen eischen. De poort aan de oostzijde is wellicht de meest
vermaarde ofschoon geen van het viertal met de andere veel in versiering verschilt. De
olifantsgroopcn, die den bovenbouw der poorten torsen, verdienen bijzondere aandacht, en
aan de bijzonderheden van het beeldhouwwerk, dat elk plekje van de steenen bedekt, hebben
we heel wat wetenschap omtrent het oudste Boeddhisme in Indië te danken.
De Wat Pltra Keo. — De groote tempel van Phra Keo staat in nauw verband met de
geschiedenis van Banykok, de hoofdstad van Siam.
Koning Shulalok, de grondvester der tegenwoordige dynastie, stichtte ook, in 1782, de
stad Bangkok en drie jaar later wijdde hij daar het nieuwe tempelgebouw met groote gods-
dienstige plechtigheden in als een tempel voor den Smaragden Boeddha, den schutse voor de
hoofdstad, den roem voor den koning, en een getuigenis van koninklijke vroomheid. Intusschen
was dit werk van koninklijke vroomheid gestaakt lang vóór het voltooid was en alleen de
boekerij en de kapel waren in
gebruik te nemen. Intusschen
beklom KoninyChulalonkorn
den troon, en op Dinsdag
23 December 187°- legde hij
de gelofte af het werk te
voltooien. De volgende maand
werd er mede aangevangen
en in 18S2, na een arbeid
van 2 jaren, 3 maanden en
20 dagen was het voleindigd.
Op het eeuwfeest van de
stichting van Bangkok werd
het monumentale bouwwerk
in gebruik genomen. De
koning had de ontzaglijke
kosten geheel uit eigen beurs
betaald, doch zijn talrijke
broeders en verwanten had-
den moeten zorgen voor de
verschillende onderdcclcn
van het werk. De een b. v.
had het marmeren plaveisel
voor zijne rekening, de ander
vernieuwde de steenen in-
schriften, een derde zorgde
voor de koperversiering, een
EEN OUD ROTSGRAF TE JERUZALEM.
vierde voor de vernieuwing
van de dakbedekking enz.
Onder den algemeenen
Wanneer de wentelende steen voor een deel teruggeduwd is in zijn
bedding wordt de opening van het graf ontsloten en kan men het langa in
de rot* uitgehouwen trappen betreden.
-ocr page 79-
52
DE WONDEREN DER WERELD.
naam Wat Phra Kco is een
groep van een aantal
gebouwen begrepen. Een
tempel, Phra Marodop ge-
heeten, in het midden gelegen,
heeft den vorm van een kruis.
Hij plechtige gelegenheden
begeeft de koning zich der-
waarts om een toespraak
van den prins-hoogepriester
aan te hooien. De muren
van dit bouwwerk zijn ge-
sierd met ingelegd werk,
de zoldering is blauw met
goud, de prachtige ebben-
houten deuren zijn kunstig
versierd met paarlemoer.
Achter de koninklijke kapel
vindt men de groote Phra-
chedee, gedekt met gouden
platen, wat een schitterend
effect maakt. De ()boset
huisvest den Smaragden
Boeddha, een zeer mooi beeld
van smaragd »roenenephriet,
in 1436 te Kiang Hai ge-
DE WENTELENDE STEEN
Deze van boven af genomen afbeelding, toont hoe de wentelende steen
het graf bedekt. Het meisje staat met den rug naar den ingang.
vonden en na heel wat weder-
waardighcden naar hier ge-
bracht. Het beeld bezit
talrijke kostbare gewaden, waarmede het al naar de jaargetijden bekleed wordt. Om het half
jaar heelt hier ook de plechtigheid van het drinken van het water van trouw en aanhankelijkheid
plaats; dan hernieuwen de Siameezen, vertegenwoordigd door de prinsen en hoogwaardigheids-
bekleeders, hun eed van trouw aan hun landsvorst. De plechtigheid heeft plaats op 1 April
en 21 September en bestaat uit het drinken van een teug water, gewijd door de priesters.
De Heilige Stier van Mysorc. — De steenen Nandi of Heilige Stier van Shiva, op een
lagen heuvel nabij Mysorc, is een der schoonste Nandi\'s van Voor-Indië. Een dergelijk beeld
vindt men bij Tanjore, gehouwen uit één granietblok, wat des te merkwaardiger is, omdat
de dichtst bijzijnde granietvormingen honderden mijlen er van verwijderd zijn. Mysorc ligt aan
den voet van den Chamundi-heuvel, een eenzame rots, welke zich 1500 voet hoog verheft
boven de vlakke omgeving. De Brahmaan, niet tevreden met zijn milliocn goden, vereert ook
dieren en in de eerste plaats koeien en stieren. Heilige koeien versperren den toegang tot
zijn tempels en stieren loopen vrijelijk door zijn straten. Voedsel aan hen te verschaffen is
een verdienstelijk werk en als ze eten van het graan, dat buiten of zelfs binnen een winkel
ten verkoop ligt uitgestald, moet de ongelukkige koopman dit als een buitenkansje beschouwen,
ofschoon tegenwoordig een hongerige stier kans loopt ter sluiks een Hinken klap op zijn neus
te krijgen, indien hij wat al te gulzig is. De Nandi of de afbeelding van een stier is in het
bijzonder een zinnebeeld van Shiva. Men vindt hem steeds nabij den lingan, en wordt altijd
in liggende houding afgebeeld.
De vloedgolf bij Hang-choiv. — Bij verschillende rivieren van Europa is een vloedgolf
waar te nemen, wanneer na ebbe de vloed de zee landwaarts opstuwt. In Engeland spreekt
-ocr page 80-
DE BRANDENDE „GHATS" TE BENARES.
Na tweemaal te zijn ondergedompeld in den heiligen Ganges wordt het stoffelijk overschot van een
Hindoe zacht uitgestrekt op den brandstapel. Twee of drie blokken worden over het lijk heengelegd,
met het heilige vuur wordt de brandstapel ontstoken en binnen een half uur wordt de asch toevertrouwd
aan de rustig voortstroomende breede rivier.
-ocr page 81-
54
DE WONDERRN DER WERELD.
ROTSTEMPELS OP ELEPHANTA.
Dit is de ingang tot den voornaamsten rotstempel op het eiland Elephanta bij Bombay. Deze Hindoe-tempels
dagteekenen uit de 10de eeuw en zijn uitgehouwen in de rotsen van het eiland.
men dan van „Rore", in Frankrijk van „mascaret". Maar slechts bij de mondingen van de
Amazone-rivier in Zuid-Amerika en van de Tsien-tang in China is het natuurverschijnsel in
zijn volste pracht te leeren kennen. Voor het doen ontstaan van een vloedgolf zijn drie
factoren noodig. Ten eerste moet er zijn een snelstroomende rivier, dan een uitgestrekte
zandbank, die bij laag water droog ligt, met uitzondering van enkele smalle kanalen, waar-
door het water der rivier de zee in stroomt, ten derde moet de riviermonding den trechter-
vorm hebben met wijde opening, om het getijde-water dat uit zee komt stroomen, op te
nemen. Ontbreekt een dier factoren, dan doet het verschijnsel zich niet voor. Men treft ze
in sterke mate aan bij de Tsicn-tang-rivier. De ruime monding wordt door een breede zand-
bank afgesloten en ligt zeer gunstig voor de instrooming van het water van den Stillen
Oceaan. De hoogte van den vloed onmiddellijk vóór de golf van Hang-chow is doorgaans
wat meer dan 3,5 Meter, doch daar de vloedgolf samengedrongen wordt in den trechter, dien
hij binnenstroomt, wordt bij gewonen springvloed een hoogte van 7 a 8 Meter bereikt, doch
wel 10 a 11 Meter als de wind op de kust en de volle maan het dichtst bij de aarde staat.
De bank voorbijzwalpend ontmoet de vloedgolf in de nauwe geulen de in de zee uitstroomende
rivier, die den voet van de golf tegenhoudt en daardoor een waterval doet ontstaan. Al naar-
mate er meer water komt opzetten, wordt het verschil in peil tusschen de beide elkaar
weerstrevende massa\'s grooter en het getijde-water wast tot een baar, die met toenemende
snelheid naar de monding van de Tsien-tang stroomt. De vloedgolf blijft haar breedte
en hoogte houden tot 20 a 25 kilometer boven den mond van de Tsien-tang. Daar de bedding
van de rivier van Haining tot Hangelow geleidelijk oploopt, neemt in dezelfde mate de
hoogte van de baar af, van d tot 2 Meter. Dan loopt ze dood.
-ocr page 82-
AZIË.
55
De snelheid van zoo\'n golf wordt op 25 kilometer in het uur geraamd, is dus gelijk aan
die van een hollend paard, de voorzijde is een waterval van in\'t zonnelicht schitterend schuim ,
daverend bruisend langs de oevers van de rivier, met zulk een geweld, dat het in de nachtelijke
stilte op 25 kilometer afstands kan gehoord worden. Natuurlijk is de vloedgolf alleen bij
springvloed zoo hoog, doch bij Haining is ze ook bij gewoon getij gevaarlijk voor booten,
en bij springvloed is geen vaartuig er tegen opgewassen.
De Bhota-Pagode is het beste punt om de opstuwing van de baar tegen de rivier in
waar te nemen.
Die pagode moet meer dan duizend jaar oud wezen; ze is ongeveer 40 Meter hoog,
zeskantig en telt zes verdiepingen. De inboorlingen vertellen de volgende sage omtrent den
bouw der pagode en de wordingsgeschiedenis van de baar: vele honderden jaren geleden
leefde er een generaal, die talrijke overwinningen had behaald op de vijanden des keizers.
Zijn succes en de populariteit, welke hij daarmede had verworven, maakten echter zijn vorst
achterdochtig en ijverzuchtig. De keizer liet hem daarom vermoorden en zijn lijk in de Tsien-tang
werpen, doch zijn geest vatte toen het plan op voor die daad der ondankbaarheid wraak te
nemen door den vloed der zee met zulk een kracht de rivier op te stuwen, dat Hang-chow, toen
de hoofdstad des rijks, geheel zou worden overstroomd. De geest deed een groot deel van het
land overstroomen, en de ontstelde keizer zag geen middel om hem te verzoenen dan door een
mooie pagode te doen verrijzen op de plaats, waar het water de grootste bres in de ommuring
der stad had gemaakt. We wagen de onderstelling, dat de herstelling van de bres ook niet
zonder invloed is geweest om den wraakzuchtigen generaal wat vriendelijker te stemmen.
De Koningsgraven Ie Jeruzalem.         De naam door de overlevering aan deze graven
geschonken berust ongetwijfeld niet op geschiedkundige gronden, want hier zijn geen koningen
van Judea begraven. De plaats is bij de Joden bekend als „de verzadigde hond" (Kalba Shebna)
op grond der legende, dat weleer een rijke Jood er woonde, die tijdens het laatste beleg van
Jeruzalem alle honden der stad van voedsel voorzag; het verhaal komt in den \'Palmud voor.
TEMPEL VAN SHIVA, ELEPHANTA.
De ondergrondsche ruimte van dezen tempel beslaat een oppervlakte van 40 vierkante Meter en het
gewelf wordt gestut door 25 massieve pijlers. De tempel is nog al erg beschadigd door, naar men zegt,
Portugeesche beeldenstormers.
-ocr page 83-
56
DE WONDEREN DER WERELD.
De graven liggen op ongeveer
een kilometer afstands van de
Damascuspoortcnbeslaaneen
aantal grafkamers met sarco-
phagen, die in de rots zijn
uitgehouwen. De grootste
betreedt men door een poort
met kolommen en pilasters
in Dorischen stijl, blijkens
den bouwtrant op zijn laatst
dagteekenend uit den Ro-
meinschen tijd. Langs in de
rots uitgehouwen treden komt
men in een ruime vierhoekige
kamer, ongeveer 7 Meter diep.
Voor den ingang ligt de zon-
derlinge wentelende steen,
welken men op onze afbeel-
ding kan zien. Uiterlijk lijkt hij
op een molensteen en hij kan
voorwaarts en achterwaarts
bewogen worden in een diepe
vore, in de rots uitgehouwen,
de opening van het graf dus
verbergend of onthullend
IN DEN TEMPEL VAN SHIVA, ELEPHANTA.
relief ml
Do
De brandende „Ghats"
gehouwen groepen, vier tot zeven Meter hoog.
te Bc nar es. — Wie te Bc-
nares komt, verzuimt haast nimmer een bezoek te brengen aan de vermaarde brandende „Ghats"
aan de oevers van de heilige Ganges-rivier. Oppervlakkig lijken zij weerzinwekkend, doch in
werkelijkheid strooken zij volkomen met den maatschappelijken toestand. Met grootc zorg wordt
het stoffelijk overschot der dooden, na in de wateren van den Ganges gedompeld te zijn, neder-
gelegd op den vooruit gereedgemaaktcn brandstapel. Twee of drie blokken hout worden dan in
de lengte op het lijk gelegd, ten einde het minder aantrekkelijke verbrandingsproces aan de oogen
der nieuwsgierigen te onttrekken. Een lid der kaste, waaraan uitsluitend de zorg voor de dooden
is opgedragen, komt naderbij ten einde met het heilige vuur den brandstapel te doen ontvlammen.
De vlammen lekken langs de houtblokken en in twintig minuten, ten hoogste een half uur is
alles voorbij, en van de witte verkoolde houtmassa worden de sintels, die de laatste overblijfselen
vormen van wat eenmaal een menschelijk wezen was, opgenomen en toevertrouwd aan den
breeden, rustig voortglijdenden stroom. Aldus, gelooven de Hindoes tot in het diepst hunner ziel,
zal de geest, die eens woonde in het stoffelijk hulsel, den eeuwigen vrede deelachtig worden.
Benares is de heiligste stad van Indië. Ze is voor het Hindoeïsme wat Lhasa is voor den
Boeddhist en Mekka voor Mohammeds volgelingen. Bovendien is ze niet alleen het brandpunt
van het fanatisme, dat onafscheidelijk is van de Shiva-vereering, doch heeft ook een der
oudste universiteiten der wereld.
De god Shiva heeft krachtiger invloed op het gemoed der Hindoe\'s dan iets anders in
hun bestaan. Shiva is de godheid van de voortdurende, onmeedoogende verandering. Hij ver-
nietigt en hernieuwt de verschillende vormen van het leven, hij leidt den kringloop des
levens en in hem zien we de vergoddelijking van den hang naar het leven en de krachten
des doods, die beurtelings de zege behalen.
Van deze grimmige godheid is Benares het middelpunt van aanbidding.
-ocr page 84-
o
a
I
o
11
O
m
m
ó
<
2
XI
Q
2
<
>
[0
H
O
o:
Q
<
LU
Q
1
ti
ji
ii
LI
-ocr page 85-
DE WONDEREN DER WERELD.
58
De Rolstempels van Elephante bij Bombay. — Het eiland Elephante ligt ongeveer
0 kilometer van Bombay. Het is een kegelvormige heuvel, tweehonderd Meter hoog, rijkelijk
begroeid door struikgewas, en de kust wordt gevormd door mangrove-moerassen, welke zich
uitstrekken tot de glibberige rotsblokken, die men bij het aan land stappen betreedt. Een
reeks van trappen voert naar de rotsholten, die dagteekencn uit dertiende eeuw en getuigen
van de vaardigheid waarmede de bewoners beitel en houweel weleer hanteerden. Het eiland
is gewijd aan Shiva, die een groote rol speelt bij de versieringen. De tempel voor Shiva-
linga is :J>(),5 Meter lang, 40 Meter breed en 4,5 a 5,3 Meter hoog; de zoldering wordt gedragen
door zes en twintig massieve gegroefde pilaren en zestien pilasters. Langs de murenjzijn beeld-
groepen uitgehouwen, vier tot zes Meter hoog. In vroeger jaren zijn deze rotstcmpels door
de Portugeezen ernstig beschadigd, doch nog steeds getuigen zij van de pracht en grootsch-
heid der Hindoe-architectuur in vroeger eeuwen.
De Pad-rots van den Abu-berg. — De Abu-berg is een badplaats, die zeer in trek is,
en er liggen tal van bijzondere woningen en bungalows aan de oevers van het eilandenrijke
meer, waarin zich weerspiegelt een zonderling rotsblok, dat doet denken aan een reusachtige
padde, die op \'t punt is in het water te springen. Het brok rots geeft de ineengedrongen
figuur van een logge, loome pad prachtig weer en de donkerbruinige massa werpt een
sombere schaduw op het meer, ook al weerspiegelt zich het helderste zonnelicht er in.
De heelden van de Ra/tan of discipelen van Boeddha. — Deze heilige figuren hebben aan
de Boeddhistische kunst stol
te over geleverd. Men treft
ze aan op de gewijde schilde-
ringen, hun beeltenissen
vindt men in de tempels en
talrijk zijn de beeldengroepen
van hen, die in de open lucht
een plaats hebben gevonden.
Deze schare van leerlingen
had de Meester om zich ver-
zameld, toen na veel jarige om-
zwervingen en veel zellkas-
tijding hem de waarheid van
zijn Boeddhaschap was ge-
openbaard onder de Bó-boom
bij Gaya. Door den hemel
geroepen om aan de lijdende
en ontmoedigde medemen-
schen den weg tot den vrede
te wijzen, begaf hij zich
naar het Herten woud bij
Benares, waar zijn latere
leerlingen woonden. Hij
had ze teleurgesteld, toen
hij in zijn wanhoop had
vaarwel gezegd het leven
van onafgebroken zelfkastij-
STEENEN BEELDEN VAN DE „500 DISCIPELEN" VAN BOEDDHA.
Go-hyalcu Rahan, of de „500 discipelen" waren de heilige mannen, die de
onmiddellijke leerlingen waren van O Shaka Sama. De vermaardste verzameling
beeltenissen er van vindt men in den tempel van Seikenji, bij Okitsu in Japan.
ding, dat hij in hun gezel-
schap had geleid; doch hij
wist, dat enkel langs dien
weg de waarheid niet kon
-ocr page 86-
AZIË.                                                                        59
DE YANGTSE KIANG, ZICH EEN WEG BANEND TUSSCHEN DE STEILE ROTSEN.
De Yangtse Kiang is de voornaamste rivier van China, en tevens een der grootste der wereld. Zijn stroom-
gebied beslaat een oppervlakte van 1.872.000 vierkante Kilometer.
worden gevonden. Hij trof hen aan in het Hertenwoud en volgens het verhaal predikte hij
met den grootstcn ernst en welsprekendheid gedurende vijf dagen tot hen, totdat zij waren
overtuigd van de waarheid zijner openbaring van den weg tot de volmaaktheid en van harte
het nieuwe geloof aanvaardden.
Deze mannen vormden de kern van de schare der vijfhonderd discipelen. In dit Herten-
woud schaarden zich tal van vurige toehoorders om hem, zoodat zij weldra zestig in aantal
waren. Na voldoend onderricht zond hij hen uit om het geloof aan anderen te prediken. Aan
het pas opgerichte Sangha of Bedelgenootschap gaf hij een behoorlijke inrichting en de
uitvoerigste voorschriften voor hen, die er zich bij aansloten. Vast voedsel mochten zij niet
gebruiken tusschen zonsopgang en avond, zij mochten geen bedwelmende dranken gebruiken,
zij moesten hun voedsel samenbedelen in een bedelnap huis aan huis zonder er op te letten
of zij bij armen of rijken aanklopten. Zoo mogelijk moesten zij liever overnachten in een
bosch dan in de woningen van hen tot wie zij waren gezonden. Hunne hoofden moesten
kaal geschoren zijn. Het bezit dier bedelmonniken mocht uit slechts acht voorwerpen bestaan:
drie pijen, een gordel, een bedelnap, een scheermes, een naald en een filtreertoestel, — dit
laatste ten einde te voorkomen, dat zij bij het drinken cenig levend wezen mochten verorberen.
De beelden dier eerste Rahan zijn opgericht als voorbeelden van een volmaakt leven en
streven ten bate van de zwakkere broederen heden ten dage. In tal van Boeddhistische
centra ziet men ze met hun ernstige gezichten, hun hooge, gladgeschoren voorhoofden, hun
magere ledematen, hunne schamele kleedij. In Japan vindt men de meest vermaarde verzameling
-ocr page 87-
DE WONDEREN DER WERELD.
60
dier heilige beelden in den grooten Bocddhistischen tempel van Seikcnji, bij Okitsu, en
daarvan geven we hier een afbeelding.
De stroomversnellingen van den Yangtsekiang. — De optzaglijke rivier Yangtsekiang
ontspringt op de bergen van Tibet, heeft een loop van ongeveer 5000 kilometer door een
vruchtbaar en dichtbevolkt landschap en stroomt in zee in een bocht van de (iele zee. Het
is de voornaamste rivier van China, en een der grootste en mooiste van de gehcelc wereld,
tiet stroomgebied wordt gerekend niet minder dan 1.872.000 vierk. mijlen te bedragen en
beslaat het grootste deel van het eigenlijke Chineesche rijk. Bij de samenvloeiing van de
twee rivieren, waaruit hij ontstaat, als hij reeds een eerbiedwekkende bergstroom en zelfs bij
laag water moeielijk doorwaadbaar is, bedraagt zijn hoogte ruim 4000 Meter boven den zeespiegel.
Van die hoogte jaagt hij omlaag door mijlcnlange dichtbegroeide streken en kale bergpassen,
zich al bruisend en kokend een weg banend over kale rotsen en in nauwe beddingen. Weldra
echter bereikt de rivier een effen tafelland, het steile verval verdwijnt en rustig en kalm
HET ALTAAR DES HEMELS TE PEKING.
Het altaar staat op een bouwwerk, gevormd door drie terrassen, onder den blooten hemel en de keizer
van China begeeft zich eenmaal per jaar er heen om den azuren hemel te aanbidden. De keizer verper-
soonlijkt den mensch in de goddelijke drie-eenheid: hemel — aarde mensch.
stroomt de rivier tusschen zandige oevers naar Hong-kow en daar is de invloed van ebbe
en vloed, op een afstand van meer dan 300 kilometer van de monding, duidelijk merkbaar.
Het mooiste gedeelte van de rivier — buiten rekening gelaten het ontoegankelijk gedeelte
in Tibet, wat verboden terrein is, treft men aan in de bergachtige beddingvernauwingen boven
I.-chang. Hier strekken de uitloopers van den berg zich tot in de rivierbedding uit, het
water soms samendringende in zulk een eng kanaal, dat het een kokende, wielende en
schuimende watermassa wordt. Een eind verder verwijderen de bergen zich weder van den
stroom en deze breidt zich uit, vormt vreedzame vijvers te midden van een rustig en schilder-
achtig landschap.
De Tempel des Hemels te Peking is een merkwaardig gebouw, naar Westersche
opvattingen dubbel merkwaardig omdat hij in verband staat met de aanspraken, door een
menschelijk wezen gemaakt op de vereering als een godheid. De Chineesche godsdienst kent
een goddelijke drie-eenheid: Hemel, aarde en mensch, waarvan de keizer den derden factor
vormt. Als deel uitmakende van de godheid, staat hij verheven boven allen, die goden worden
-ocr page 88-
DE TEMPEL DES HEMELS TE PEKING.
Binnen de ommuring des tempels vindt men een aantal fraaie gebouwen. Daaronder is de zaal van den
„Keizerlijken Hemel", waar de keizer verschijnt om den Opperheerscher en zijne voorvaderen te vereeren, en
de zaal der Onthouding, waar hij vast en waakt gedurende de langdradige plechtigheden, waaraan hij krachten*
een verouderden eeredienat moet deelnemen.
-ocr page 89-
ö2
DE WONDEREN DER WERELD.
geheeten en heeft de be-
voegdheid om onderscheidin-
gen toe te kennen aan god-
heden en hen te bevorderen
in de hiërarchie van het
godenrijk. Hij alleen is aan-
gewezen om den azuren
hemel te vereeren en bij den
u inter zonnestilstand vervult
hij deze plechtigheid na zorg-
vuldige voorbereiding en
volgens vast ritueel. De
Tempel des Hemels —waar
zij plaats heeft —, staat in het
zuidelijk deel van Peking, en
wordt gevormd door een
driedubbel kringvormig tcr-
ras ongeveer 60 Meter breed
aan de basis en 30 bij den
top De marmeren steencn,
die het plaveisel vormen van
het hoogste terras zijn gelegd
in negen één middelpunt heb-
bende kringen. Op den middel-
sten steen, die zuiver kring-
vormig is, knielt de keizer met
het gelaat naar het noorden,
en bekent in zijn gebed als-
mede door zijn houding, dat
hij de mindere is des Hemels,
doch ook van den Hemel
alleen Om hem kringen de
negen cirkels, zinnebeelden
der negen hemelen, eerst een
kring van negen steenen.
DE ROODE TOREN VAN PETRA.
Men bereikt van het oosten uit Petra langs een enge kloof, bekend onder
de benaming El Sik. In deze bergengte treft men den mooien tempel van El
Khasneh aan, die in de roode rotsen is uitgehouwen in Grieksch-Romeinscken stijl.
dan een van achttien, dan een van zeven en twintig enz., totdat eindelijk het vierkant van
negen: een en tachtig, is bereikt, het geliefkoosde cijfer der Chineesche wijsbegeerte Op den
avond vóór den zonnestilstand wordt de keizer met een door olifanten getrokken voertuig
gebracht naar den voorhal van den tempel vanwaar hij zich, na wierook geofferd te hebben
aan Shangi, den oppersten heerscher, en aan zijn voorvaderen, begeeft naar de hal van het
boetvaardige vasten. Daar blijft hij tot kwart voor zessen van den ochtend en begeeft zich
dan in zijn bij de plechtigheid passend gewaad naar het tweede terras. Dit is het teeken om
het ten vurc gedoemde offer aan de vlammen prijs te geven, hetwelk bestaat uit een tweejarigen
os zonder eenig gebrek. Nadat de opperste heerscher daarmede is ingeroepen, begeeft de
keizer zich naar het hoogste terras en brengt wierookoffers op het altaar van de godheid
en aan zijn voorouders. Na intusschen driemaal geknield en negenmaal gebogen te hebben
ollert hij heele pakken zijde, schalen van niersteen en andere voorwerpen. Een geestelijke
leest een gebed voor en dan volgt nog een onvermijdelijke plechtigheid. Terwijl de keizer
nog op de knieën ligt, bieden beambten, opzetteli|k daarvoor aangewezen, hem „het vleesch
des geluks" en den „beker des geluks" aan. Driemaal buigt hij voor de heilige symbolen en
neemt ze vervolgens met plechtigen eerbied in ontvangst. Daarmede aanvaardt hij de waardigheid
-ocr page 90-
AZIË.
63
van onderkoning des hemels en wordt hij, naar algemeen wordt erkend, de gelijkgerechtigde
van hemel en aarde en de vertegenwoordiger van den mensch in deze drie-eenheid, waarvan
de beide andere de overige factoren uitmaken.
De Tempel des Hemels verheft zich op een open ruimte ongeveer 1\' 2 K.M. in het vier-
kant, met een driedubbele omheining, welke werd, of misschien nog wordt gebruikt als
stalling voor de dieren, die bestemd zijn om geofferd te worden.
El Khasneh. De
rots gebouwde graven
aloude stad Petra in
in de bergen tusschen
de Doode Zee en de
Golf van Akaba. Hl
Khasneh was oorspron-
kelijk een tempel van
Isisen werd waarschijn-
lijk opgericht door
keizer Hadrianus, toen
hij in 131 aan Petra
een bezoek bracht. Het
gebouw heeft zijn won-
dere schoonheid in het
bijzonder te danken aan
de roode kleur der rots.
waarin de tempel is
uitgehouwen. De voor-
gevel van de „schat-
kamcr" heeft twee ver-
diepingen en is 20 Meter
hoog. De sierlijke voor-
poort van de onderste
verdieping wordt ge-
dragen door een zestal
massieve Corinthische
zuilen.
        Alle kapi-
teelen, kornissen en
kroonlijsten zijn sierlijk
bewerkt, en boven de
kroonlijst verheft zich
het symbool van Isis,
een zonneschijf tusschen
twee horens. Op eiken
hoek staan sphinxen.
Kolommen in denzelfden
stijl sieren ook de
bovenste verdieping en
in het midden verbreekt
een diepe inham de
lijn van de kroonlijst
op zonderlinge wijze.
Daarop is geplaatst een
schatkamer van Pharaoh. — Dit is het prachtigste van al de in de
en tempels in het dal van de Wady Musa, welke is gelegen nabij de
het land der Nabateeêrs. Dit rotsige en bijna ontoegankelijke dal ligt
EL KHASNEH OF „DE SCHATKAMER VAN PHARAOH".
De wonderlijke in de rots uitgehouwen tempel van El Khasneh is een
tempel van Isis, en werd vermoedelijk door keizer Hadrianus in 131 gesticht
bij zijn bezoek aan Petra. De Bedoeïnen gelooven vast, dat hij .den schat
van Pharaoh" bevat en daaraan ontleent de tempel zijn naam.
-ocr page 91-
DE WONDEREN DER WERELD
64
soort van koepel en op den
puntigen, kegelvormigen top
er van rust een urn, waarin,
• naar de Bedoeïnen gelooven
„de schat van Pharaoh" is bc-
waard — vandaar de naam.
Ongetwijfeld werd eertijds een
voorwerp van groote vereering
of mythische waarde daarin
neergelegd, toen de tempel
werd gebouwd, doch daar is
thans geen enkel spoor meer
van over. Aan de voorzijde
staat tusschen twee kolommen
het beeld van Isis met den
hoorn des overvloeds in de
hand. Jammer genoeg is het
beeld danig beschadigd. Het
wordt rechts en links gcllan-
keerd door beelden, die alge-
meen als amazones worden
besc houwd.
Het inwendige van den
tempel bereikt men door een
rijk versierde deur. De voor-
naamste hal is van groote af-
metingen doch totaal ontbloot
van elke versiering. Slechts
de lichtrose getinte muren
heen zijn drie kleinere vertrekken
is, zooals we zeiden, uitgehouwen
Ingang van den tempel van El Khasneh bij Petra.
vertoonen zich aan de oogen van den bezoeker. Er om
gelegen, doch ook deze missen elke versiering. De tempel
in de ruwe zandsteen van een rots en vertoont zich aan den geleerde, den kunstenaar en
den toerist als een der wonderlijkste en tevens schoonste bouwwerken van gansch Syrië.
-ocr page 92-
AKBARS PRAALGRAF, SIKANDRA.
Dit Mausoleum is een imposant gebouw van vier verdiepingen. De laagste drie zijn van roode zand-
steen en zijn omgeven door sierlijke zuilengalerijen. De bovenste is opgetrokken van vlekkeloos wit marmer.
HOOFDSTUK III.
Naar B. C. PUIN AM WE Al. E.
Akbar1 s praalgraf te Si-
kandra.
           Akbar, de grootc
Mogol, overleed in 1605, op twee
en zestigjarigen leeftijd. Hij was
een tijdgenoot van heel wat be-
roemde Europeanen; we noemen
slechts Hendrik IV van Frankrijk,
Prins Maurits, Stadhouder van
Holland, koningin Hlizabeth van
Engeland enz., en in pracht en
praal deed zijn heerschappij niet
onder voor die der machtigste
rijken van Europa. Tijdens zijn
leven richtte Akbar zelf een
prachtige grafstede in te Sikandra,
een voorstad van Agra, zijne
hoofdstad. Daarmede volgde hij
enkel het voorbeeld van vele
Oostersche heerschers, doch zijn
werk overtrof alle andere bouw-
werken van dien aard. Het graf-
monument staat in een grooten,
keurig onderhouden tuin, welken
men door een statige poort be-
treedt. In het midden van den
tuin, op een terras, verheft zich
de eigenlijke grafstede van pyra-
midevormige gedaante. De laagste
verdieping is ongeveer elf Meter
hoog en heeft aan elke zijde tien
gewelfde poorten, terwijl men
De Wonderen der Wereld.
DE TOEGANG TOT AKBAR\'S PRAALGRAF.
De grafstede des keizers ligt in een weelderigen tuin. De poort,
die voert naar den lusthof, is indrukwekkend door lijn en versiering.
Ze is opgetrokken van roode zandsteen, kunstig ingelegd met wit
en veelkleurig marmer.
6
-ocr page 93-
DE HEILIGE VIJVER TE ULWAR.
De heilige vijver van Ulwar is een der mooiste punten van gansch Engelsch-Indië. Het graf van een
inlandsen hoofd, Bakhtawa Singh, dat in 1815 overleed, verheft zich aan den eenen oever, tempels, aan
Vishnoe gewijd, aan den anderen. De plek wordt als zoo heilig beschouwd, dat de bezoekers haar slecht*
ongeschoeid mogen naderen.
,.\'
-ocr page 94-
66                                              DE WONDEREN DER WERELD.
in het midden den hoofd-
ingang vindt, versierd met
een marmeren mozaïek. Op
dit terras staat een veel
rijker versierde verdieping,
daarop verheffen zich een
derde en een vierde ver-
dieping, en alle zijn van
roode zandsteen gebouwd.
Boven de laatste prijkt ten
slotte een bouwwerk van wit
marmer, waarvan elke zijde
48 Meter lang is, en de buiten-
muur hiervan is gevormd
door wanden van marmeren
traliewerk, van hoogst
artistieke teekening. Daar-
binnen is weder opgctrok-
ken een colonnade van
dezelfde stof en te midden
daarvan ligt op een ver-
hevenheid de grafsteen van
den bouwer, een prachtwerk
van arabische sierkunst. In-
tussehen is dit niet de echte
grafstede, het stoffelijk
overschot van dezen vorst
rust onder een veel soberder
grafsteen in een gewelfd ver-
trek in de kelderverdieping,
precies onder het praalgraf,
dat den top van het mauso-
leum bekroont.
De vorsten uit dedynastie
der Groot Mogols maakten
hunne praalgraven tot plaat-
sen van uitspanning en ver-
maken. Zoo lang de stichter
vrienden; eerst toen hij er zijn
AKBAR\'S GRAF.
Op de bovenste verdieping ligt een prachtige grafsteen van wit marmer,
waarop een overdaad van bloemversieringen is uitgehouwen. Diep daaronder
bevindt zich het eigenlijke graf, een gladde marmeren plaat zondereenige
versiering.
leefde was zijn graf een punt van samenkomst voor zijne
laatste rustplaats had gevonden hield dit op.
De sarcophaag van Akbar draagt aan de eene zijde het opschrift „Allahu Akbar" („God
is het grootst"), aan de andere „Jalla Jalalahu" (,Moge zijn heerlijkheid uitblinken").
De vermaarde vorst was niet enkel een onoverwinlijk krijgsman, een beschermer van
kunst en letteren, een groot bouwmeester en een vereerder der schoonc bouwkunst, doch
al wat schoon was trok hem aan en zijne verzameling van edelgesteenten was een der
grootste merkwaardigheden. Tot zijn schatten behoorde de „Koh-i-noor" thans een der
kostbaarheden onder de Engelsche kroonjuwcelen. Een slanke marmeren pilaar dicht bij zijn
praalgraf was weleer gansch met goud bedekt en in een hoekje ergens bovenin is gedurende
130 ja*ir de kostbare diamant verborgen geweest, totdat hij door Shah Nadir van 1\'erzië werd
medegenomen. De toegang tot de tuinen en het praalgraf loopt door een wonderschoone
poort, zelf zoo groot als een paleis, opgetrokken van roode zandsteen, en ingelegd met wit
-ocr page 95-
AKBAR\'S GRAF.
Gezicht op de groote roode toegangspoort door een der mooie marmeren
-ocr page 96-
DE WONDEREN DER WERELD.
68
marmer en van het terras
hiervan heeft men een prach-
tig gezicht op de Jumna-
rivier, die langs het mauso-
leum stroomt.
De marmerrotsen van
Jabalpur. —
Een weg van
20 Kilometer voert van
Jabalpur naar de statige
heuvels, die als met een
houw van een reuzenzwaard
in tweeën gekliefd zijn. De
woelende wateren der Ner-
budda hebben zich een door-
tocht gebaand door den berg
en stroomen thans tusschen
steile witte rotshellingen,
wonderlijk schitterend in de
zon. De engte der „Marmeren
Rotsen" is anderhalvcn Kilo-
meter lang en over die
ganschc lengte verheffen de
blanke marmeren rotsen zich
30 a 40 Meter hoog steil uit
het water. Het is alsof men
in een tooverland is, wanneer
men zich van den „Rookende
AKBAR\'S GRAF.
Gezicht in een der galerijen van het mausoleum op de bovenste verdieping.
Waterval", waar de Ner-
budda zich over den rand
der rotsen stort in den
kokenden maalstroom er onder, begeeft naar de engte, bekend als de „Apesprong", de
wonderlijk gevormde rotsen die „de Olifantspoort" zijn gedoopt, passeert, en dan bereikt de
draaikolk, waar de rivier over de rotsen aan den voet van de engte springt en schuimend en
bruisend stort in het ruime dal.
Talrijke zwermen van wilde bijen nestelen tusschen deze marmeren rotsen en men waar-
schuwt de reizigers ze vooral niet te verstoren. De beste waarschuwing in dit opzicht is
echter het eenvoudige gedenkteeken, opgericht aan het eind van het ravijn, dat de herinnering
levendig houdt aan een jongen Engelschen genie-officier, die daar is verdronken, toen hij
trachtte te ontsnappen aan de steken der giftige dieren.
Het oude Paleis te Amber. — De verlaten stad Amber in Rajputana, is een der meest
fantastische plaatsen in het fantastische Oosten. Het is een zeer oude stad, zoo oud, dat
Ptolomaeüs, de Grieksche geschiedschrijver, haar al kende en er over schreef, terwijl
reeds in de 9J» eeuw na Christus Amber een grootc en bloeiende stad was. Hier hcerschten
tal van maharajah\'s in pracht en praal en hier werd in 1600 het groote paleis gebouwd, dat
nog steeds trotsch en machtig zich verheft aan den voet der heuvelen.
„Ten slotte werd de troon bestegen door zekeren Jcv Sing. Het was een vorst van
aangename gaven en eigenaardige denkbeelden .... Hoewel zijn paleis een der indrukwekkendste
was van Voor-Indië, hoewel gedurende eeuwen rijk aan grootsche gebeurtenissen de stad
had bestaan en d? herinnering aan schoone heldendaden de oude stad het warnet harer
-ocr page 97-
AZIË.                                                                       69
straten vervulde, besloot hij Amber te verlaten en een nieuwe staJ te doen verrijzen \'m de
vlakte, die zich voor zijn voeten uitstrekte. En dientengevolge stichtte hij de wonderschoone
stad, die hij naar zichzelvcn Jeypore doopte.... De oude stad Amber ligt tegen den
heuvel aan, aan het eind van de kloof, een warreling van kronkelwegen, steile straten
en huizen gebouwd op rotstrappen, bekroond door een paleis.... op den top van den
hoogsten heuvel ligt een verlaten versterking, terwijl op een lageren heuvelrug het verlaten
paleis is gebouwd.
Het paleis verkeert nog steeds in goeden toestand. Het is een massief stuk metselwerk
met witte muren, forsche pilaren en tal van koepcldaken. De eentonigheid der bouwwijze
wordt verbroken door bogen en gangen, met kolommen gesierd, door willekeurig aangebrachte
veranda\'s, of door traliewerk, dat een binnenplaats afsluit. Het wordt uitstekend onderhouden
en zijne zalen en gangen zijn eindloos en talloos. De gansche stad is te overzien van af een
balkon, dat aan een der gevels vooruit springt. Het is een complex van bouwvallen, zwijgend,
ledig en verlaten. Aan den voet van den paleisheuvel strekt zich een meer uit, waarin een
eiland met tuinen ligt. Het eiland is omgeven door een kade, van welke trappen naar het
water voeren. De tuinen zijn terrasvormig aangelegd, doorsneden door geplaveide paden en
overdekte wandelgangen, met hier en daar een zomerhuisje. Maar alles is één bouwval
geworden, overdekt door een dichten plantengroei, waaruit hier en daar een muur, een hoop
steenen zich verheft.
In het oude paleis vindt men nog een aantal zalen, die als schoone voorbeelden van
DE MARMERROTSEN VAN JABALPUR.
De engte der „Marmeren Rotsen" is anderhalven Kilometer lang, en de Nerbudda stroomt daar tusschen muren
van oogverblindend witte kalksteen. Zij bereiken een hoogte van ongeveer 40 Meter en het gezicht loont zeker
wel den tocht van ongeveer 20 Kilometer, dien men ter wille van het schouwspel van Jabalpur uit moet maken.
-ocr page 98-
i
s-
5T
I
CC
Z
O.
3
2
tfl
O
O
tfl
<
>
z
m
H
r
E
w
H
tn
>
s
no
m
0
c
«\'
o
3
o.
n
3-
o
c
o.
i
f
f
r
-ocr page 99-
AZIË.
71
Rajputische kunst kunnen dienen. Vooral de Diwan i-Am is een mooi stuk bouwwerk. De
vertrekken van den rajah zijn op de hoogere terrassen gelegen en met het hoofdgebouw ver-
bonden door een prachtige poort, bedekt met mozaïek. Daarboven ligt een sierlijk paviljoen,
de Suhag Mandir geheeten, voorzien van sierlijk getraliede vensters. Aan een der zijden van
den tuin, waarin fonteinen omhoog spuiten, ligt de Jey Mandir of Hal der Overwinning,
versierd met albasten paneelen, waarvan eenigen zijn ingelegd, terwijl op andere bloemen
in relief zijn uitgehouwen. Vlak daarbij leidt een nauwe gang naar de badkamers, waar de
rajah en zijn vertrouwelingen zich vermaakten. Zij zijn alle van licht roomkleurig marmer, en
slechts een schemerlicht dringt er in door. Het is, alles bijeengenomen, een uitgezochte schuil-
plaats tegen de zengende hitte
van de Indische zon, en men
kan zich voorstellen, met welk
een tegenzin de bewoners
van dit weelderige palcis het
hebben verlaten voor de
pracht der nieuwbakken stad
in de vlakte. Doch zoo groot
was de invloed of de macht
van Jey Sing, dat zij de oude
stad achterlieten zooals zij
was, en gelijk zij haar achter-
lieten, is zij nog op den
huidigen dag, ongerekend
de schade, die de tijd en de
elementen in een periode van
170 jaar er aan toegebracht
hebben. De bewoners van
het paleis trokken gezamen-
lijk er uit, langs de zeer
nauwe straten, langs de
smalle heuvclpaden, naar den
weg door de vlakte, welke
hen voerde naar het rood-
witte paleis, dat gereed
stond hen te ontvangen in
de nog onbewoonde nieuwe
stad Jcypore.
Jebel Usdum. — De
traditie wijst deze woeste
en verlaten streek aan als
de plaats, waar eenmaal zich
de steden Sodom en (Jomor-
rah verhieven; het is echter
meer waarschijnlijk, dat deze
lagen in de vruchtbaarder
streek ten noorden van de
Doode Zee. Jebel Usdum,
           INWENDIGE VAN EEN ZOUTKLOOF VAN JEBEL USDUM.
of de BcrtT Van Sodom is                ^e neuve\' van Jebel Usdum, in Palestina, is 120 Meter hoog en 10
iii                                            Kilometer lang. Het is een ontzaglijke zoutrots waarin zich diepe spelonken
een kolossale zoutrots, ruim u ll                 j r»         o. u-                     uo.                 .1 »• *
\'                     hebben gevormd. Onze afbeelding geeft een blik op zout-stalactieten,
120 Meter hoog en loopende         welke zich er in vormen.
-ocr page 100-
DE WONDEREN DER WERELD.
72
van noord naar zuid meer dan 10 Kilometer lang. De heuvel is bedekt met een laag
steengruis, kalk en keisteenen. Overal vertoonen zich spleten en scheuren, terwijl hoekige
en puntige stecnbrokken alom uitsteken. De zoutbrokken storten onophoudelijk neer en
daardoor ontstaan loodrechte hellingen met een hoop puin op den bodem. In dezen zout-
berg treft men lange, enge, bochtige spelonken aan, die ver in het binnenste doordringen
als waren het gangen van een verlaten mijn. Stalactietcn hangen van den bovenwand, en de
stukken er van liggen verspreid op den hobbeligen bodem; het zijn, goed beschouwd, door de
natuur gevormde zoutmijnen.
Het gansche uiterlijk der omgeving duidt op uitbarstingen en bodemvcrheffingen in
betrekkelijk historische tijden. Om
den gansenen zuidelijken oever van
de Doode Zee liggen zwavelbronnen.
Zwavel bedekt de vlakte en asphalt
ligt in brokken langs den oever en
sijpelt uit de rotsen. Tristram, de
groote kenner van het land om de
Doode Zee bespreekt de vermoedc-
lijke ligging van de vier steden in
de vlakte, van welker verwoesting
de Bijbel verhaalt. „Zoo ergens,"
schrijft hij, „dan wordt hier een
physieke aanwijzing gegeven van de
ramp, die Sodom en Oomorrah ver-
woestte." Maar onmiddellijk laat hij
er op volgen, dat er geen over-
blijfsel is gevonden van de steden,
noch hier, noch bij het noordelijk
punt van de zee. Edoch, „de ont-
branding van zulk een massa licht
ontvlambaar materiaal, zou spoedig
de vlakte in vuur en vlam hebben
gezet en alles wat er op stond in
rook hebben doen opgaan." Dat
dergelijke ontzettende dingen in
zoo\'n streek zouden kunnen voor-
komen, begrijpt men, als men het
landschap aanschouwt.
HET WATERUURWERK VAN CANTON
is een reusachtig uurglas, vijf eeuwen oud. Het water druppelt lang-
zaam van het eene koperen vat in het andere en in het laagste
wijst een drijfplankje langs een schaal het uur aan. Het duurt
twaalf uur eer de laatste druppel van het bovenste vat in het
onderste is geloopen.
Het wateruurwerk van Can-
ton. — Wanneer een reiziger door-
wandelt de enge, sombere, kronke-
lende straten van Canton, kan hij
zich gemakkelijk verbeelden, dat hij
plotseling verplaatst is naar eenige
eeuwen vroeger. Geen enkele groote stad heeft zoo sterk haar uiterlijk van vroeger dagen
bewaard als Canton. De stad ziet er in onzen tijd werkelijk nog net zoo uit als zes eeuwen
geleden, toen de vermaarde Venetiaansche gelukzoeker Marco Polo haar bezocht en zijn levendige
beschrijving van haar merkwaardigheden te boek stelde. Onder de curiositeiten uit vroeger ecuwen
neemt het vermaarde wateruurwerk zeker een eerste plaats in. Het is een primitieve inrichting
om den tijd door middel van stroomend water aan te geven. De vreemdeling, die er een bezoek
aan wil brengen, volgt de drukke en schilderachtige straat van de Dubbele 1\'oort in de
-ocr page 101-
DE BERG FUJI IN JAPAN.
Op verren afstand gezien maakt de Fuji-jama, de berg Fuji, grooten indruk. In eenzame majesteit verheft
hij zich tot een hoogte van
meer dan 3600 Meter.
-ocr page 102-
DE WONDEREN DER WERELD
74
DE FUJI-JAMA.
Wanneer wintersneeuw den top bedekt, biedt de Fuji-jama een indrukwekkend gezicht. De lage heuvels
in den omtrek zijn doorsneden door tal van beken met schilderachtige watervallen en hier en daar ontspringen
warme bronnen.
Oude Stad. Hier vindt men de grootste en aanzienlijkste boekwinkels en het is daarom de
geliefkoosde verzamelplaats van de beoefenaars der schoone letteren. De Dubbele Poort zelf
is eene opening in een mooien ouden stadsmuur, dagteekenend uit de zevende of aehtstc eeuw,
en daarboven verheft zich het gebouwtje, waarin de Clcpsydra of het Wateruurwerk is
onderdak gebracht. Dit bestaat uit vier groote koperen vaten, die boven elkander staan op
dusdanige wijze, dat als het bovenste is gevuld, het water druppelsgewijs loopt in het
volgende en zoo verder tot het laatste. Hierin dobbert een drijfplankje, waarnaast een maat
of schaal is aangebracht. En het duurt precies twaalf uren eer de inhoud van het bovenste
vat geheel is overgegaan in het onderste. Daar hierin het water gestadig rijst, wijst het
plankje den tijd aan, die op de schaal is aangegeven. Deze overoude tijdaanwijzer is in
ongeveer 1324 opgesteld. Hij heeft heel wat doorgemaakt; tal van keeren is hij vernield bij
invallen van vijanden of bij oproeren binnen de muren. Maar men heeft hem telkens hersteld,
zoodat, trots den vooruitgang der uurwerkmakerskunst, dit aloude watcruurwerk nog even-
goed wordt gebruikt als vijf eeuwen geleden. Want op vaste tijdstippen overdag wordt de
min of meer juiste tijd aangegeven op een bord buiten het gebouw en de Cantonneezen
houden zich aan deze aanwijzingen, die hun volkomen voldoende zijn.
Fuji-san. De berg Fuji of Fuji-jama is de gewijde berg van Japan en elke secte in den
lande beschouwt hem als heilig, hoezeer zij overigens met elkander omtrent verschillende
vraagstukken des geloofs mogen verschillen. Tallooze pelgrims klimmen tijdens den
-ocr page 103-
AZIË.
75
Zomer langs zijne steile paden, hoewel de bestijging bekend staat als zeer moeiel ijk,
langdurig en vermoeiend. Er bestaat dan ook een Japansch spreekwoord, luidend: „Er zijn
twee soorten van dwazen, zij die nimmer den Fuji hebben beklommen en zij die het tweemaal
hebben gedaan." Niettemin beklimmen tegenwoordig zelfs vrouwen en meisjes geregeld elk
jaar den berg.
De Fuji verheft zich op de grens der provincies Suruga en Koshu. De hoogste top,
Ken-ga-mine geheeten, is meer dan 3600 Meter hoog. Het is een niet werkende vulkaan.
Boeken uit dien tijd vermelden, dat tot in de 14de eeuw een rookwolk uit den krater kwam.
De top is omgeven door lajre heuvels van vulkanischen oorsprong, waarop warme bronnen
ontspringen. De grens van het bouwland lijjt op een hoogte van ongeveer 500 Meter, daarna
komt een breede strook van met gras begroeid moerasland, en een schrale boschstreck
scheidt dit van den top, die door de eeuwige sneeuw is bedekt.
Op een afstand gezien is de Fuji bijzonder indrukwekkend van vorm. De top verheft zich
hemelwaarts in majestueuze eenzaamheid, geen andere berg doet afbreuk aan zijn indruk-
wekkende massa, en van alle vulkanen der wereld munt de Fuji uit door de sierlijkheid
zijner lijnen.
De oudste chineesche schrijvers maken van den Fuji, dien zij met den naam Horaisan
aanduiden, melding als een berg van zeldzame schoonheid, die met zijn besneeuwden kop
oprijst uit de zee ten oosten van het land. Talloos zijn de verhalen en lebenden in verband
met den Fuji-san, even talloos als zijne namen. In Japan wordt het ideale voorhoofd eencr
vrouw aangeduid met „Fuji bitai", want het moet blank, welgevormd en hoog niet zachte
welving zijn gelijk de heilige berg.
EEN BLIK IN DEN KRATER VAN DEN FUJI-JAMA.
Weleer een werkende vulkaan, stoot de Fuji jama thans geen rook en asch meer uit. Voor de Japanners
is de berg heilig en gedurende den zomer beklimmen tallooze bedevaartgangers zijn steile hellingen om een
blik te werpen in zijn ontzaglijken krater.
-ocr page 104-
76
DK WONDEREN DHR WERELD.
Legenden verhalen ons van een geheimzinnige wet, dat geen ongewijde aarde den
heiligen berg mag bezoedelen en dat als vreemde zandkorrels of stol door de sandalen der
bedevaartgangers er op gebracht worden, zij des nachts de berghellingen weder afrollen.
De Boeddhisten noemen den berg den „top van den witten Lotus." Voor hen is de
met sneeuw bedekte berg, in onbczoedelde reinheid zich verheffend boven de lage heuvelen
die hem omgeven, het zinnebeeld van de witte lotusbloem, wier wortel onder de wijd uit-
gespreide bladeren groeit in de stilstaande wateren, terwijl de kelk van smetteloos wit het
gouden hart naar den hemel doet blikken. En de wonderschoone symmetrie van den berg,
met zijn achtzijdigen krater herinnert hen aan den achtbladigen lotus, welke den zetel
vormt van den vereerden Moeddha. Zoo prijkt de schoonste der bergen tusschen den gesterden
hemel en de wazige aarde, vereerd en bewonderd door ieder die gevoel heeft voor het
ZONSOPGANG BOVEN DE WOLKEN.
De photografie, waarnaar deze afbeelding is gemaakt, is genomen boven de hoeken, die den Fuji-jama
omgeven op het oogenblik, dat de zonneschijf zich aan \'t menschelijk oog vertoont.
grootschc. De Fuji-san bcheerscht als \'t ware het leven der Japanners door zijn indrukwekkende
schoonheid, zorgen verjaagt hij, smart doet hij vergeten en het is alsof zijn aanschouwing
vrede brengt aan het menschdom.
Het paleis tier Winden te Jeypore. — Jeypore is de schoonste van alle hedendaagsche
Hindoe-steden en is schilderachtig gelegen in een amphitheater van ruige en steile heuvelen,
waarvan de toppen door versterkingen zijn gekroond. Boven de stad zelve verheft zich het
Tijgerfort, staande op den top van een steile, ongenaakbare rots. Een gemetselde muur, ruim
zeven Meter hoog en drie Meter breed omgeeft de stad, met bastions en torens, die zich op
regelmatige afstanden verheffen. Het paleis en de tuin van den maharajah beslaan het zevende
gedeelte van de gansche stad. De grootc poort van het paleis, de Siran Deorhi, is precies
het middenpunt der stad. Het eenig deel van de vorstelijke residentie, hetwelk van de straat
af zichtbaar is, is het vermaarde llawa Mahal of Baleis der Winden. Het is een der wonder-
lijkste en indrukwekkendste voorbeelden van Oostersche bouwkunst. Het is opgetrokken van
-ocr page 105-
J
HET PALEIS DER WINDEN TE JEYPORE
maakt deel uit van het paleis der Maharajahs van Jeypore. Het is geheel opgetrokken van rood en wit
metselwerk en is een eenig voorbeeld van Indische bouwkunst. Het werd gebouwd door den stichter der
atad, jey Sing, in 1728.
-ocr page 106-
DE WONDEREN DER WERELD.
78
zacht rosé metselwerk, af-
gewisseld door roomkleurig
stucwerk en de rijke ver-
scheidenheid van versiering
van de menigte vensters is
een der opmerkelijkste
merkwaardigheden ervan,
doch de talrijkheid dier
vensters geeft vooral een
zonderling uiterlijk aan het
bouwwerk.
Naar dit prachtgebouw
voerde Jey Sing zijn ver-
baasde en wellicht ook weer-
strevende hofhouding, toen
hij haar gelast had om
Amber te verwisselen voor
de nieuwe, mooie stad, die
hij naar eigen plannen had
gebouwd. Amber had geen
straat, die recht was te noe-
men, het deed veeleer denken
aan een konijnenberg tegen
een prachtigen heuvel ge-
legen. Maar Jeypore lijkt op
een Amerikaansche stad, op-
getrokken in rechthoekige
bouwblokken, door elkander
kruisende straten in zes
gelijke dcelen verdeeld. Jey
Sing was dus een voor-
stedenbouwers.
DE GROOTE TORII, NIKKO.
De weg tot de graven der Shoguns, te Nikko, in Japan wordt gevormd
door een breede laan van reusachtige cryptomeria\'s, aan het eind waarvan
is opgericht een granieten Torii, van ruim 9 Meter hoogte.
loopor uit het begin dor achttiende eeuw van de moderne
Tempellantarens in Japan. — De goed verzorgde en rijk gevarieerde schoonheid der
bronzen, ijzeren en steenen lantarens, die al de voorhoven van tempels opluisteren, vormt
een der eigenaardigheden der Japansche kunst. Deze lantarens zijn grootendeels in den
loop der tijden aangeboden door de geloovigen als een hulde aan de beschermende god-
heid of den held van den tempel en velen gevoelen behoefte dergelijke geschenken te geven.
Men verhaalt b. v. dat de prachtige laan van cryptomeria\'s, welke voert naar de graven van
de Shoguns bij Nikko, geplant is door een eenvoudigen landbouwer, die te arm was om een
bronzen lantaren te schenken voor hun tempelhof. De tempel van Kasuga-no-Miva, bij Nara,
is in het bijzonder vermaard door zijn hanglantarens van brons en koper. De versiering er
van is buitengewoon rijk. Vele er van dagteekenen reeds van eeuwen her, terwijl een even
groot aantal van betrekkelijk jong maaksel zijn. De tempel moet in 767 zijn gesticht, zoodat
het niet aan tijd heeft ontbroken om de geloovigen in de gelegenheid te stellen de verzameling
lantarens te verrijken. Zij zijn nu eens gewijd aan den Shinto-god Ama-no-Koyane, of zijn
vrouw, dan weer aan sommige mythische helden, waarvoor de tempel is opgericht. Men
bereikt den tempel door een bekoorlijk hertenpark, waarvan de herten zeer tam zijn en
waarvan ten overvloede telkens in het najaar de horens worden afgesneden om te voor-
komen, dat zij den geloovigen, die den tempel willen bezoeken, zullen kwaad doen. Aan het
eind van een lange laan van steenen lantarens staat het hoofdgebouw, een mengeling
-ocr page 107-
79
AZIK.
van levendige kleuren, waarbij de glans der koperen lantarens, die in tallooze menigte
aan de dakbalken hangen schilderachtig afsteken tegen het hel rood van het versierende
lakwerk. Er is daar een open loods of bid vertrek, waar in vroeger dagen de Daimyo\'s plachten
samen te komen voor de vervulling hunner godsdienstplichten. Thans wordt het door de
inwoners van Nara gebruikt voor een zonderlinge plechtigheid op den avond van Setsu-bun
(3 Februari) nl. het strooien van boonen om de booze geesten te verjagen. De reusachtige
cryptomeria\'s staan statig en trots om de tempelruimtcn en hun groen vormt een treffende
tegenstelling met den bonten rijkdom aan lantarens en andere versieringen.
De Vishnu-bron te Benares. — De heiligste plaats van de heilige stad Benares is voor
den vromen Hindoe de bron op den Manikarnika Ghat. Massieve hoofden, die ver in de rivier
uitloopen, omsluiten het complex van steenen trappen, langs welke de geloovigcn elkander
van boven naar beneden verdringen. De tempel van Tarkeshwara staat boven aan de trappen
en daarachter ligt de heilige bron. Het is een door hekwerk omgeven kom, niet meer dan een
goede tien Meter in \'t vierkant, en van alle kanten dalen trappen tot het wateroppervlak.
Elke bedevaartganger, die Benares bezoekt — en hun aantal is legio, — werpt zijn offer in deze
bron: vruchten van de gewijde boomen, bloemen, melk, sandelhout, versnaperingen en het
heilige water van den Ganges; dat alles wordt door vrome handen in dezen onwelrickcndcn
poel geworpen, welke overvuld is met rottende en stinkende stoffen. Het water van die kom
of put wordt nooit vernieuwd behalve door den regen; de verdamping doet het water lang-
zamerhand verdwijnen en er blijft een gore massa over. Dat zijn de buitengewone gevolgen
van vroomheid in sommige deelen der wereld!
TEMPELLANTARENS IN JAPAN.
Deze mooie bronzen en koperen lantarens versieren den tempel van Kasuga-no-Miya, bij Nara. Wel
opmerkelijk is de verscheidenheid in vorm en versiering van de lantarens, die naar Japansch gebruik aan de
buitenzijde van den tempel zijn aangebracht.
-ocr page 108-
DE WONDERKN DER WERELD.
Slt
Een reiziger verhaalt, na den poel beschreven te hebben, het tooneel, dat zich voor zijn
oogen ontrolt, als volgt: „dit is de meest gewijde plek van Benares. Wie zich in dit stinkende
water baadt, wordt, indien hij tot de Hindoe\'s behoort, bevrijd van alle boetedoening, wordt
gezuiverd van alle zonden, zelfs de ergste. De leugenaar, de moordenaar worden gereinigd
van alle zonden en smetten op deze plaats, welke door den voetstap van den braafsten Christen
bezoedeld zou worden. De bezoeker van deze plaats staat in het hartje van het Hindoeïsme.
Om hem verdringt zich een bonte menigte van bedevaartgangers en geloovigen van allerlei
aard. Hier ziet hij den naakten yogi, met gevlochten haren, van top tot teen besmeerd met
gewijde asch, en vlak naast hem den beschaafden sanyasi, even zindelijk als de ander vuil is,
in de eene hand zijn flesch
met gewijd water houdend,
in de andere zijn bamboe-
stok, waarmede hij nimmer
den grond raakt. Snuffelend
tusschen de menigte, zoekend
naar heilige bloemen en
bladeren of rijstckorrels
loopen er gewijde runderen
overal rond."
Elke bedevaartganger
doet zijn uiterste best om
de heilige bron te bereiken,
om daarin zijn verfomfaaiden
krans, deerlijk gehavend in
het gedrang, zijn handjevol
smoezelige rijst of zijn kruikje
Gangeswater, reeds half ver-
morst bij zijn pogingen om
zich een weg te banen, te
werpen.
Talrijke legendes zijn in
omloop omtrent god Yishnu
en zijn bron. Zoo wordt in
een er van verhaald, hoe hij
al zwoegende zelf de bron
DE HEILIGE BRON VAN VISHNU, BENARES.
De bron op den Manikarnilca Chat is een der heiligste plaatsen van
Benares. Tallooze pelgrims begeven er zich heen om te baden in het
stilstaande, stinkende water. Bovenaan den Chat verheft zich de tempel
van Tarkeshwara, en in de nabijheid stroomt de rivier de Canges.
heeft gegraven in een tijd
van grootc droogte, om zijn
vereerders aan water te
helpen en hoe zijn geheiligd
zweet haar tot den rand
vulde met helder parelend water. Tusschen de bron en den (ihat ligt de Charana Paduka, een
ronde steen, waarop op een verheven gedeelte de indrukken van twee kleine voeten in het
marmer zijn waar te nemen. De sage luidt, dat toen de god zich nederzette, hij door de
indrukken van zijn eigen voeten de plek tot gewijden grond maakte.
De puinhoopen vttii Ayuthia in Siam. - De grootc stad Ayuthia werd in 1351 gesticht
door den beroemden heerscher van Siam, Phaya Uthong, als de hoofdstad van het koninkrijk,
dat hij belangrijk had uitgebreid, en waarvan hij de macht krachtig had bevestigd. Hij en
zijn opvolgers verrijkten de hoofdstad met tempels, kapellen en pagoden, en schonken daar
schatten van fabelachtige waarde aan. Dit maakte echter de plaats tot aantrekkingspunt voor
legerbendcn, die in het land vielen en de naijvorige Birmanen en Peguanen deden herhaaldelijk
-ocr page 109-
.:?•.*
i
DE BRONZEN BOEDDHA TUSSCHEN DE PUINHOOPEN VAN AYUTHIA.
De tand des tijds heeft dit reusachtige beeld niet ongedeerd gelaten, doch nog altijd geeft het beeld den
indruk van rustige, vriendelijke waardigheid, welke getuigenis aflegt van het talent van den kunstenaar, die
met zulke massieve en weerbarstige stof iets werkelijk schoons wist te wrochten.
De Wonderen der Wereld.
7
-ocr page 110-
82
DE WONDEREN DER WERELD.
aanvallen, aangelokt door de
berichten omtrent den zeld-
zamen rijkdom der stad. In de
dagen van den hoogstcn bloei,
in de zestiende eeuw, besloeg
de >tad een grootc uitgestrekt-
heid, en had een omtrek van
meer dan drie uur gaans. Binnen
de muren had ze verschillende
wijken voor vreemdelingen al
naar hunne nationaliteit, en zoo
was er een wijk voor Chineezcn,
een voor 1\'eguanen, een voor
Maleiers, een voor Japanners
en een voor Portugeezen. Ze
doorstond ettelijke belegeringen
van de Birmanen en anderen
en in 1555 werd ze ingenomen,
werd Siam een vazalstaat. Doch
enkele jaren later wist Phra
Naret, de nationale held, de
onafhankelijkheid van Siam te
herstellen, onderwierp Lao en
Cambodga en deed een inval
in IVgu, dat totaal werd over-
wonnen.
I )och nogmaals delfde
Ayuthia het onderspit. In de
achttiende eeuw werd Siam
verzwakt door burgeroorlogen
en twisten, de Birmanen maak-
ten daarvan gebruik om een
inval te doen en herschiepen
het prachtvolle Ayuthia tot
een puinhoop. I )e stad is niet
herbouwd. I >e moderne stad
Bangkok werd gegrondvest
door koning Chulalok in 17S2
DE PUINHOOPEN VAN AYUTHIA.
Te midden van de puinhoopen van Ayuthia, bergen van ineengestort
metselwerk, fragmenten van beeldhouwwerk en half onder plantengroei
bedolven tempelspitsen, verheft zich nog steeds een reusachtig bronzen
beeld van Boeddha.
en werd de nieuwe hoofdstad
van het koninkrijk. Ayuthia is
gebleven een stad van puin-
hoopen en glorierijke herinne-
ringen. De weg daarheen loopt
van het dorp Krung Kao langs den oever van den Menam door een dichte en sombere bosch-
streek, waar het drukkend warm is. En in het midden van het woud, begroeid door slinger-
planten, rijkbloemigc struiken, orchideeën en andere tropische gewassen verheffen zich de
muren van paleizen, torens, tope\'s, standbeelden en pagoden, alle in verschillende stadiën
van verval. Het meest in het oog vallende overblijfsel van Ayuthia is een pyramidevormig
bouwwerk, bekend als de Gouden Berg, ongeveer 130 Meter hoog, gekroond door een koepel
met een spits. Boven de boomen verheft een slanke pagode uit de zestiende eeuw haar
slanke spits, welke glinstert in de zonnestralen. Het grootste gedenkteeken uit Ayuthia\'s gulden
-ocr page 111-
Azrft.
n::
verleden is het reusachtige groenachtig bronzen beeld van een zittenden Boeddha, Amida.
Maxwell Summerville geeft er de volgende beschrijving van: „Men kan niet begrijpen, dat de
kunstenaar, bij het maken van zulk een reusachtig beeld, in staat is geweest het indrukwekkende
van een god er aan te geven. Toch leest men goedertierenheid uit die reusachtige gelaats-
trekken, de vriendelijke blik dier groote oogen schijnt te zijn die van een wezen, dat op
aarde toefde om froed te doen, doch hierboven thuis behoorde; die zachtmoedig glimlachende
lippen schaffen, schoon zwijgend, troost aan hen, die yeloovig de godheid naderen. De tijd
en de elementen hebben het brons doen verweren, doch het verheven karakter, dat de beeld-
houwer er aan gaf, vindt men nog steeds terug op dit uitdrukkingsvolle gelaat."
Brokstukken van de muren van den tempel, waarin eenmaal het beeld stond, verheffen
zich nog aan de vier zijden, geflankeerd door vervallen pilaren met Korinthische kapiteelen,
die werden opgericht op aanstichting van drieksche kolonisten, die woonden bij en zich
verbroederden met de Ayuthiërs ten tijde van den bouw des tempels.
Hoewel de 1\'ortugeezen de eerste Europeanen waren, die handelsbetrekkingen aanknoopten
met de Siameezen, in 1511, na de verovering van Malakka door d\'Albuquerque, volgden
weldra andere volken hun voorbeeld, en daaronder in de eerste plaats de Franschen. Bekend
is o. a. dat het eerste Siameesehe gezantschap naar luiropa tot taak had Lodewijk XIV te
huldigen, welk bewijs van goede verstandhouding door dezen werd beantwoord door de
zending van een eskader.
AYUTHIA IN PUIN.
Ayuthia, de vermaarde hoofdstad van Siam, werd in 1351 gesticht. Na vier eeuwen van fabelachtige
welvaart, die haar herhaaldelijk het doelwit deed zijn van de buitlustige aanvallers, werd ze in 1767 door
de Birmanen nagenoeg verwoest, en is sedert een ruïne geworden.
-ocr page 112-
DE WONDEREN DER WERELD.
84
De ijzeren suil bij den Kutab Minnr te Delhi. — Het merkwaardige van deze zuil is
het feit, dat het de eerste kolom van geslagen ijzer der wereld is. Het treft ons van die zuil
te vernemen, dat toen de wereld nog jong was, in Indië, drie eeuwen vóór Christus geboorte,
een ijzeren zuil kon worden geslagen en versierd met inschriften van een bijzonder duidelijker
vorm, met letters, die van de oudste gedaante zijn, welke tot nog toe in Indië zijn aan-
getroffen. Maar hoe scherp van teckening zij ook mochten zijn, liet de sultan Feroz Shah,
die de zuil vond en op de huidige plaats liet heroprichten, alle geleerden uit zijn tijd hijecn-
komen om die opschriften te ontcijferen; het was echter alles te vergeefs. Het geheim werd
niet ontsluierd totdat het geduldige vernuft
van wijlen Henri Prinsep, den Oostcrschen
geleerde, de juiste heteekenis der letters
ontdekte.
Feroz Shah ontdekte de zuil te Topra,
gelegen aan den oever van den Jumna. Hij
plaatste haar boven op een steil platform
in de Kotila, de citadel van de door hem
gestichte stad Firozabad. De stad is thans
een verzameling bouwvallen, de overblijfselen
liggen verspreid in de vlakte buiten de
muren van het moderne Delhi. De Kotila
alleen staat nog, even buiten de poort van
Delhi aan den oostkant der stad.
De zuil heeft aan haar voet een middel-
lijn van ruim een halven Meter en verheft
zich ongeveer 7 .Meter hoog boven een rand
van metselwerk, die haar omgeeft.
De verspreiding van het Boeddhisme
in Indië- dagteekent van de regeering van
Asoka 272 231 vóór Chr. , die heerschte
over gansch Fngelsch-lndic ten noorden van
een lijn, loopende van Nellore naar\'t westen.
Ilij is voornamelijk bekend door zijn ver-
ordeningen, die hij liet beitelen in rotsen
en uit één steen gehouwen zuilen of „lats."
Er bestaan een aantal ,,Asoka rotsen" en
zuilen in verschillende deelen van Engclsch-
Indië; een der meest bekende treft men te
Allahabad aan. Henry Prinsep, die de op-
DE IJZEREN ZUIL
bij den Kutab Min.ir. bij Delhi, de eerste kolom van
geslagen ijzer der wereld.
schriften ontcijferde, constateerde, dat zij
grootendcels bevatten de zedelijke voor-
schriften van het Boeddhisme; het volledig
aantal dier verordeningen bedraagt veer-
ticn. Zij verbieden het bloedvergieten, prenten in gehoorzaamheid aan het gezag en \\veldadig-
heid, geven voorschriften omtrent een zedelijk leven, gelasten de stichting van hospitalen,
het aanleggen van wegen, het graven van waterbronnen. Kn zij besluiten alle met vrome
wenschen ten opzichte van het Boeddhisme. Omtrent de wordingsgeschiedenis van de zuil
z(jn verschillende verhalen in omloop. Volgens een er van werd ze opgericht door Anang Pal,
den grondlegger der Tumar-dynastie. Hij dreef het ondereinde er van door den kop van een
reusachtige, vertoornde slang, die daardoor aan den bodem werd vastgeklonken, en voor-
kwam aldus, dat ze haar wraak op zijn geslacht koesterde. Zoolang de slang in dien toestand
bleef zou, volgens de legende, zijn huis aan de regeering blijven. Aldus geschiedde, totdat
-ocr page 113-
V
DE TEMPEL DER VIJFHONDERD DISCIPELEN TE CANTON.
De „Tempel der Vijfhonderd Discipelen\' of het Klooster van het Bloemenwoud te Canton, dagteekent
van 503 na Chr. Het is een der rijkste tempels van de stad.
-ocr page 114-
DE WONDEREN DER WERELD.
86
een keizer uit zijn geslacht,
door een gevaarlijke nieuws-
gierigheid geprikkeld, de zuil
uit den yrond liet halen om
de waarheid van het verhaal
te onderzoeken. (leen slang
werd er gevonden, doch het
ondereinde van de zuil was
met bloed besmeerd en ....
binnen korten tijd volgde de
val van het regeerende
vorstenhuis.
De Tempel der vijf-
honderd discipelen te Can-
ton. -
Men zegt, dat deze
tempel in ongeveer .">\'_\'() ge-
sticht is door Itódhidharama,
een Boeddhistischcn monnik.
Voor den kenner van Chi-
neesch aardewerk klinkt die
naam niet vreemd, want men
ziet hem telkens afgebeeld
*
,.DE VIJFHONDERD DISCIPELEN".
De beelden zijn in twee rijen geschaard op een platform en opmerkelijk
Is vooral het verschil in houding, gelaatsuitdrukking enz. Het verhaal gaat,
dat onder de vijfhonderd ook is een beeld van Marco Polo, den ver-
maarden Italiaanschen reiziger.
op Chineesche schotels en
vazen, zooals hij den Yangtsc
opvaart met zijn broos van
bamboe vervaardigd vlot. I )c
herbouw van den tempel in
1755 was het godvruchtige
werk van den grooten Chineeschen keizer Kien Lung, wiens naam eiken verzamelaar van
Chineesch porselein vertrouwd in de ooren klinkt. Zijn complex van tempelgebouwen,
woningen voor priesters en mooie tuinen beslaat een groote uitgestrektheid in de buurt van
Canton. Men noemt het ook wel het Klooster van het Bloemcnwoud, en het is een der rijkste
tempels der stad. (Jroote bedragen worden door de rijken bestemd voor sommige godsdienstige
plechtigheden die in het klooster plaats hebben.
Tot de gebouwen behoort een marmeren pagode, door keizer Kien Lung in de achttiende
eeuw aan het gesticht geschonken. Aan de noordzijde van den vierhoek onmiddellijk achter de
pagode is de „Hal der vijfhonderd Discipelen van Boeddha". Deze rijk vergulde beelden zijn
alle gezeten op verhevenheden, die langs drie zijden zijn aangebracht en de middelste zijde
wordt ingenomen door een bronzen pagode met bronzen beelden.
Gelijk wc vroeger reeds hebben medegedeeld, wordt beweerd, dat een der beelden de
afbeelding is van den vermaarden Venetiaanschcn ontdekkingsreiziger Marco Polo.
De abt, die heerschappij voert over het kleine troepje kaalgeschoren, zwijgende en
peinzende monniken, waaraan de zorg voor den tempel is toevertrouwd, ontvangt de reizigers
met welwillende gastvrijheid. Zijn particuliere vertrekken zijn uiterst sober van inrichting en
er heerscht de hoogste reinheid. De vloer is van marmer; de tafels en stoelen zijn alle van
marmer of ebbenhout; bij wijze van versiering ziet men in een der hoeken een blok gepolijst
marmer, en een of twee bankjes van geglazuurd aardewerk. Teksten uit de gewijde klassieken
sieren de muren. In een binnenhof onder lommerrijke platanen staan de tafels en zetels der
monniken, die daar hun ledigen tijd doorbrengen en in het midden ligt een lotusvijver, een
kostelijken aanblik leverend, wanneer de gewijde bloemen in volle pracht zijn ontloken.
-ocr page 115-
87
AZIK.
De berg Ou//\', China. — „Er bestaan heel wat schoone beschrijvingen van den berg Omi",
schrijft mevrouw Little, ,,dien gewijden borg, die zich in het verre westen van China verheft,
en van welks top men een onbeperkt uitzicht naar alle windstreken heelt. Wie den top heeft
bereikt, ziet echter aan zijn voeten een der ontzaglijkste afgronden der wereld, ruim 1600
Meter diep. Maar de mooiste beschrijving is die van Fan Yu-tsz, van de Ming-dvnastie, die
weet te verhalen, hoe hij den Wa-Wu zag en de sneeuwbergen, die als een muur eencr stad
zich voor zijn oogen uitstrekten, en Voor-lndië, en de Karakorum-kcton, te zamon met alle
rijken der barbaren, de groote Min-rivier en de oevers van de Kiating, de Tung en de Ya
en besluit met de mededeeling: „mijn begeleider en ik sloegen de handen ineen, roepend, dat
dit het schoonste vergezicht was, dat we ooit in ons leven hadden bewonderd."
„En dag aan dag komen jaren achtereen bedevaartgangers knielen op de vooruitstekende
punten der rotsen, op planken, te hunnen dienste op het vochtige gras gelegd. En zij aan-
bidden dan I\'uhsien, die, naar hun zeggen, op zijn olifant herwaarts was gekomen en zich
hier had gevestigd. Zoo kwamen vermoedelijk ook reeds hunne voorouders, nog vóór Boeddha
was verschenen, om den zonnegod te aanbidden.... In grooten getale stroomen mannen en
vrouwen van het platteland
er heen; de mannen het
voorhoofd bedekt door den
witten Szcchuan halsdoek,
gelijk I >ante, en met monden,
die herinneren aan de oude
Gricksehe goden, regelmatig
en lijn van trekken. Bij de
vrouwen reiken de rokken
niet verder dan de knieën
en hare voeten zijn normaal
van vorm, of slechts weinig
misvormd, en steeds omhuld
door maïs-stroo om behoorlijk
beschut te zijn bij het be-
klimmen der steile trappen
van de hooge berghelling ....
()ok ziet men er verschijnen
enkele wilde volksstammen
niet met haarstaarten over
den rug hangend, doch met
zulke wonderlijke kapsels,
dat het schijnt alsof de staart
hun over het voorhoofd hangt.
En zij buigen zich allen diep
over den rand van den ontzag-
lijken afgrond en in den mis-
tigen damp beneden hen zien
zij een regenboog met de drie
grondkleuren schitteren en
in het midden daarvan de
schaduw van hun eigen hoofd
en schouders. Soms ook, als
hun verbeelding groot ge-
noeg is, nemen zij Puhsien
zelven waar, zooals hij meer
VUUR- EN TIJGERGODEN OP DEN BERG OMI.
Een talrijke schare bedevaartgangers bestijgt jaar in, jaar uit de steile,
ruwe paden van dezen heiligen berg in West-China, en de tijgers, die
huizen in de ontoegankelijke kloven, verslinden tal van pelgrims, die
hulpeloos ronddolen. We geven hier de afbeelding van twee afgodsbeelden
op den top van den berg, waaraan de moede bedevaartgangers hunne
hulde komen brengen.
-ocr page 116-
88                                          DE WONDEREN DER WERELD.
dan tweeduizend jaar geleden op zijn olifant uit Indië was komen aanrijden .... Dan weer
komen wc een pelgrim tegen, die staat te staroogen naar enkele holen ver beneden hem en
verzekert, dat daar tijgers in zijn. Maar als wij beginnen te lachen, verzekert hij, dat dit
jaar reeds zes menschen door tijgers zijn verscheurd. Er wordt heel wat verhaald omtrent de
tijgers in deze bergen en van hun stoutmoedige aanvallen op bedevaartgangers en daarom is
het gebruik bij de aanbidders van Omi om te zorgen de geesten van deze snoode bewoners
van den heiligen berg welwillend te stemmen.
In een kapel op den berg treft men een onbegraven heilige aan — de gestalte van een
ouden man, geheel verguld, die op een altaar gehurkt nederzit. Lang geleden moet hij daar
het priesterambt vervuld hebben, en hij was zulk een heilig man, dat zijn lichaam niet
verging. Daarom verguldde
men hem en plaatste hem
op een altaar. Bcdevaart-
gangers knielen thans voor
hem en branden wierook-
stokjes tot vereering van
zijn geest.
De rotsvijvers van
Palestina. In alle Oos-
tersche landen speelt de bron
of vijver nog steeds een even
groote rol in het dagelijksch
leven van de bevolking,
als weker in Europa. Hlke
samenkomst in het Oosten
heeft plaats bij een of andere
vermaarde bron. Waar de
beschaving nog steeds een
primitief karakter draagt,
fr JlT
          \'--mÉ^^^ K\\j^- .»Jfr*-^ - 4v**-\'• " -w* " "«JfcÖ geeft de waterbron den weg
aan voor den reiziger, niet
de aard van de landstreek,
en des morgens en des avonds
gaan in Palestina de vrouwen
DE ROTSVIJVERSjVAN PALESTINA.
De oude bewoners van Palestina, die zich drinkwatervijvers groeven
in de rotsen hebben daarmede gedenkteekenen uit de dagen van het
Oude Testament achtergelaten, die wij thans nog bewonderen. Deze
rotsvijver ligt nabij een „Khan" of herberg aan den weg van Jeruzalem
naar Nazareth.
ook thans nog met hare
waterkannen om uit de bron
te putten, gelijk zij reeds
deden in de Bijbelsche ver-
halen. Ook nu nog kunnen
wij een bezoek brengen aan
Jacob\'s bron, door den aartsvader zelven gegraven, waar de vrouw uit Samaria water kwam
putten en haar groote bekeering ontving. Deze bron ligt in den harden rotsgrond, heeft een
diepte van ongeveer 30 Meter en er staat altijd een meter of vier water in, dat steeds koel
en zuiver is.
Tn de nabijheid van Bethlehem vindt men een andere historische rotsbron, de bron van
David. Deze is verbazend diep, met twee of drie enge openingen en gelegen in een ver-
waarloosd hof, dat door een nauwen doorgang wordt bereikt aan de linkerzijde van den weg,
die naar Bethlehem voert. Misschien is het wel de bron aan de poort, naar welker water
David zoo bitter verlangde in het hol van Adullam.
Te Siloah, naast de schilderachtige puinhoopen van het Oodshuis, treft men nog zulk
-ocr page 117-
_
r»-
DE WHAT CHANG.
De What Chang te Banghok verheft zich op een afgesloten terrein van ongeveer 8 Hectaren te midden van
schoone tuinen, tempels en priesterwoningen. De pagode is een der indrukwekkendste van Siam.
-ocr page 118-
DK WONDEREN DHR WERELD.
90
een bron aan, een put,
geboord jn |1ct mas-
sieve rotsgesteente, een
uitgezochte plaats voor
den dans der dochters
van Siloah.
Hen der mooiste
rotsbronnen ligt bij
Athlit, te midden van
puinhoopen, die nog
dagteekenen uit den
tijd der Kruisvaarders.
De muren der stad, de
torens en versterkingen
____^__
         zijn vervallen, terwijl
P* \'                                      vlWff\'1i$^*fó*f                   ifl                         arme Arabische hutten
tusschen de puinhoopen
zijn opgericht. Maar
men vindt er nog de
prachtige feesthal, waar,
volgens het verhaal, de
.tVf
                                      . jw         Kruisvaarders hun laat-
A* \'              SËL&JB* t.™ L             ste plechtige festijn
hebben gehouden op
den vooravond van hun
vertrek uit Palestina.
Het zijn de best be-
waarde gedeelten van
de ruïnes van Athlit.
Door een lage poort,
in de onmiddellijke na-
bijheid ervan kunnen
DE WHAT CHANG.
De pagode is bekleed met tegels en porceleinen platen. Ze heeft een hoogte
van 70 Meter en in den top zijn een aantal nissen, waarin beelden zijn geplaatst.
we een aloude onder-
grondsche waterbron
bereiken, met geheel
gemetselde wanden en
een opening in het dak. Deze put heeft vermoedelijk de gansche stad van water voorzien en
kan niet minder dan 1.200.000 liter bevatten. Al de historische bronnen vermelden is ondoenlijk,
maar alleen zij nog aangeteekend, dat, als men Jeruzalem verlaat en zich over Nablus naar
Xazareth begeeft langs een verlaten khan of herberg, niet ver van Ramah, op geringen
afstand van den hoofdweg, nog een uit de rots gehouwen waterbron ligt, die in goeden
toestand verkeert.
De What (\'luing, Bangkok. - Deze groote tempel verheft zich op een afgesloten terrein
van ongeveer 8 Hectaren, ingenomen door prachtvolle tuinen en de gewone opeenhooping
van tempels, altaren, woningen voor bonzen, novicen, en hoogere geestelijken, een bibliotheek
en een heele collectie griffioenen, dwergen, reuzen en fantastische dieren, in groepen bij
elkander staande. Vele er van weerspiegelen zich in het watervlak van kunstmatige vijvers,
of bewaken den ingang van tempels of den toegang tot sombere grotten. De pagode is een
der meest indrukwekkende gebouwen van Siam. De gekalkte buitenmuren zijn gesierd met
tegels, borden van aardewerk of porselein enz. en het gebouw wordt bekroond met een
-ocr page 119-
AZIË.
\'M
kunstig versierden toren van ongeveer 70 Meter hoogte, terwijl aan den voet van dien toren
groepen olifanten staan en statige Boeddha\'s van aardewerk gezeten zijn. De architectonische
schoonheid van het gebouw is kunstig bevorderd door de groepeering dei verschillende
liguren en de dooreenstrengeling van de trompen der olifanten. Het geheel is gesierd door
talrijke beelden, alle met uitgestrekte armen, en met vermanende of smeekende gebaren. Het
schijnt wel, alsof het de taak van het gebouw is de gedachten der menschen op te heffen ten
hemel, tot het Nirwana, en in overeenstemming daarmede is voorzeker wel de onbeduidende
ingang tot het sombere inwendige van het gebouw.
De groote klok van Peking. — In sommige opzichten is dit als het merkwaardigste
kunstwerk van China te beschouwen, in ieder geval is het de grootste klok, die ooit in een
toren heeft gehangen. Deze klok vindt men in de buurt van een achteraf-wegje nabij Peking.
En in een streek, waar
de heirwegen nauwelijks
beter begaanbaar zijn dan                                                             1
platgetreden voetpaden,
door modderpoelen door-
sneden, zijn achteraf-
wegjes al heel weinig
aanlokkelijk. Ongeveer
drie kilometer ten noor-
den van Peking bereikt
men, na een vervallen
poort te zijn doorgegaan,
die nog dagteekent uit
de tijden van Marco
Polo, den Ta-chung-sz of
grooten klokkentempel.
I lier aanschouwt men den
dofklinkenden reus, een
der ontzaglijke klokken,
die werden gegoten tij-
dens de regeering en
onder de persoonlijke
leiding van keizer Yung-
lo. I )eze vorst was de
derde uit de Ming- ot
oorspronkelijke Chinee-
sche dynastie en beklom
in 140:> den troon. Be-
kwaam regeerder, decre-
teerde hij de wetten, die
sedert den grondslag
leverden voor de wette-
lijke gebruiken in China.
De klok is, naar men
onderstelt, gegoten in
1406 en werd eerst in
1578 in een kleinen tempel
ondergebracht, doch als
zij in grooter ruimte ware
DE WHAT CHANG.
In de tempelhoven vindt men tal van kolossale beelden van monsters en
reuzen in groepen bijeen of de ingangen der tempels bewakend.
-ocr page 120-
92
DE WONDEREN DER WERELD.
opgehangen, zou zij ongetwijfeld heel wat meer indruk maken. Do klok heeft oen hoogte van
ruim 41/, Meter, aan den onderkant een omtrek van bijna IO\'/j Meter, weegt 52 ton, terwijl
de dikte overal 22 centimeter bedraagt. In plaats van een klepel doet een dikke houten
knuppel, die er van buiten tegen a.in slaat, de klok haar zware tonen galmen. Binnen- en
buitenzijden zijn bedekt met duizenden fraaie Chineesche letters, aanhalingen uit de beide
klassieke Boeddhistische werken, den Eah-hwa-King en den Ling-ven-King. Slechts een der
reuzenklokken heelt men kunnen ophangen, een ander ligt half in den grond bedolven buiten
de muren van Peking. Deze klok zwijgt, nooit deed zij hare metalen stem hoorcn en de
mooie opschriften zijn overdekt door een laag modder. Gegeven de omstandigheid, dat de
klok meer dan 50 ton weegt, kan men wel begrijpen, dat het bijna onmogelijk is het zware
stuk gietwerk op te graven uit de modder en er een plaats aan te verschaffen in een of
anderen grooten tempel. Maar er is iets tragisch in die klok, die nu bijna zes eeuwen lang
Dit is een der vijf reuzenklokken, die onder de regeering van Yung-lo, uit de Ming-dynastie, in 1406
werden gegoten. Ze weegt 52 ton en heeft aan den rand een omtrek van bijna 10), Meter. Slechts een der
vijf klokken heeft, zoover men weet, in een toren gehangen.
daar half begraven in modder en stof ligt ergens in een uithoek, een uitgezochte gelegenheid
biedend aan de jeugd in den omtrek om te spelen, zich in het inwendige te verstoppen of te
klauteren langs de uitwendige versieringen.
De waterval vmi Kegon-no-taki. Japan.         Er is geen verrukkelijker landschap in
gansch Japan dan dat van de omgeving van dezen schilderachtigen waterval, in welk jaar-
getijde ook. De rivier Daiya stroomt uit het Chuzenji-meer en is een rustige stroom, ofschoon
in sommige tijden des jaars het water wel eens plotseling stijgt en dan onstuimig bruisend
voortsnelt tusschen de dicht begroeide oevers. Maar bij zeker punt, Kegon-no-taki geheeten,
stort de rivier plotseling over den rand van een rots omlaag, een waterval vormend van
bijna 80 Meter.
In de nabijheid staat een schilderachtig theehuisje uit welks tuin men het mooiste gezicht
op den val heeft. In het algemeen kan men zeggen, dat de waterval drieërlei karakter draagt.
In het vroege voorjaar, als de rivier bijna uitgedroogd is, murmelt ze als een beekje tusschen
-ocr page 121-
DE WATERVAL VAN KEGON-NO-TAKI, BIJ CHUZENJI, JAPAN.
De waterval van Kegon-no-taki is een der mooiste van Japan. Hij heeft een hoogte van bijna 80 Meter
en schijnt een bijzondere aantrekkelijkheid uit te oefenen op hen, die zelfmoord willen plegen.
-ocr page 122-
DE WONDEREN DER WERELD.
<»4
DE TEMPEL OP DEN M1NOBU-BERG, JAPAN.
Het klooster op den Minobu-berg werd gesticht door een Boeddhistischen heilige Nicheren, die zich
naar dit schoone punt terugtrok om het leven in stille overpeinzing te slijten. Een groot gedeelte werd in
1875 door brand vernield, doch de nieuwe gebouwen, die het vernielde vervingen, zijn gelukkige voor-
beelden van moderne Japansche architectuur. Op bovenstaande afbeelding ziet men den voorgevel van den
Tempel des Stichters.
kale, steile rotsen, glijdt als een zilvertintige, kantige sluier over den rand van den water-
val en huppelt omlaag. In dat jaargetijde prijken de ahornboomen op de heuvels in hun
lentetooi van lichtgroen, en het vruchtbare dal aan den voet er van is met een groenig
waas overdekt. Na de zomerregens echter bruist de Daiya tusschen hare oevers en een
ontzaglijke watermassa springt over den rand der rotsen omlaag, met donderend geweld, dat
reeds lang voor men het thee-huis bereikt den bezoekers in de ooren klinkt. Dan pronken de
ahornboomen in bruinroode gewaden, het dal vertoont allerlei kleurschakeeringen en in stille
bewondering staart men naar het indrukwekkende natuurtafereel. Als de winter verschijnt
vertoont de rivier een nieuwen aanblik. Het sneeuwt onophoudelijk zoodat de aarde met een
sneeuwlaag van bijna een meter is bedekt, de thermometer daalt, het meer begint te bevriezen
totdat ten slotte de Kegon-no-taki enkel is een indrukwekkende massa van prachtige ijskegels,
schitterend en glanzend in de zon als een tallooze menigte van zwaarden.
De Minobu-berg in Japan.         Het Boeddhistische klooster Kuenji op den Minobu-berg
is gesticht door den Japanschen heilige Nicheren, die in het gansche land hoogelijk wordt
vereerd. Zijn volgelingen zijn echter niet buitengewoon talrijk, en zij tooncn zich niet bijster
toeschietelijk tegenover andere Boeddhistische secten. Het hoofdkwartier dezer secte is het
klooster op den Minobu-berg en derwaarts maken de geloovigen hun jaarlijksche bedevaart.
Een groot deel van het klooster werd in 1875 door een ernstigen brand vernield, doch nieuwe
gebouwen zijn verrezen in de plaats der door het vuur verteerde, en al die latere stichtingen
zijn schoone proeven van Japansche bouwkunst.
-ocr page 123-
AZIË.
95
Volgons Japansch gebruik bereikt men de eigenlijke tempels, na de tuinen en een voorhof
doorgegaan te zijn, langs een of twee breede steencn trappen. Het hoogst ligt de groote
tempel van den stichter, van daar voeren galerijen naar den tempel van het Ware Gebeente,
naar den tempel van de Nagelaten Schrijftafel, naar de slaapvertrekken der pelgrims, de ont-
vangstzalen, de woning van den aartsbisschop en de verschillende vertrekken noodig voorden
dienst. De meeste der gebouwen en hunne versieringen zien er frisch en schitterend uit, in
tegenstelling met vele andere tempels in Japan, waarvan de ouderdom het verguldsel dof
heeft doen worden en al de kleuren heeft doen verbleeken.
De grootste schat van Minobu is de tempel van het Ware (iebeente, waar de heilige relieken
van den stichter der sectc worden bewaard. Uiterlijk ziet dit achthoekige gebouwtje er zeer
eenvoudig uit, doch inwendig wordt het ooy getroffen door overdaad van kleur en schittering
van goud. Langs de muren zijn op gouden ondergrond witte lotusbloemen, de zinnebeelden
van reinheid en van het Boeddhistische geloof, geschilderd. Het altaar is goud gelakt en heeft
de gedaante van een pagode van twee verdiepingen. Daarin ligt een gouden doos, met edel-
gesteenten ingelegd, en hierin is yeborgen het «gebeente oi ten minste een deel er van, van
Nicheren, den vereerden stichter. Ken der zijden van dit reliquieën-kastje draagt een jaartal,
overeenkomende met het jaar 1580 der christelijke jaartelling.
De tempel des stichters is het grootste en indrukwekkendste van de gebouwen. I >e
HET INWENDIGE VAN DEN TEMPEL DES STICHTERS, MINOBU-BERG.
Rijker versierd met goud en kleuren is geen tempel in heel Japan. Het hoofdaltaar, 8 bij 5 meter groot,
is donkerrood gelakt met gouden versiering. Opmerkelijk is de overdadige versiering der van de zoldering
hangende klokken, die alleen reeds meer dan /\' 350.000 waarde moeten vertegenwoordigen.
-ocr page 124-
96
DE WONDEREN* DER WERELD.
pilaren en het lijstwerk van do
midüenhal zijn met rood en zwart
lakwerk gesierd, het altaar wordt
gedragen door vergulde pilaren, is
vuurrood gelukt en versierd met
vergulde leeuwen en pioenrozen. In
het midden prijkt een levensgroot
beeld van Nicheren, en het geheel
maakt door zijn schitterende kleuren
en zijn verguldsel den indruk van
ongeëvenaarden rijkdom.
Ken eigenaardigheid van de
godsdienstplechtigheden in dezen
tempel is het onafgebroken slaan
op trommen en gongs, terwijl de
zinspreuk der secte: „Namu Myöhü
Renge Kyö" („Gezegend zij de leer
van den lotus en de bewonderens-
vvaardige wet") onophoudelijk op
eentonige wijze wordt opgedreund
door de aanhangers.
f >-iïnk
De Hiiau Minar. - De zonder-
lingc toren bekend onder den naam
van den lliran Minar de herten-
toren heeft een wonderlijke ge-
schiedenis. Hij is gebouwd door den
groot-mogol Akbar op het graf van
zijn meest geliefden olifant. Op \'M
DE HIRAN MINAR OF HERTENTOREN.
Deze toren werd gebouwd door den groot-mogol Akbar op
het graf van zijn lievelings-ollfant. Hij is versierd met steenen
nabootsingen van olifantstanden. Van uit de koepel op den top
schoot de keizer op herten en ander wild, dat uit het naburige
woud er heen werd gedreven.
kilometer afstands van Agra, te
midden van katoen-velden, ligt
Fatehpur-Sikri, de verlaten stad,
weleer door den keizer gesticht. Zij
is in denzelfden toestand gebleven
als waarin zij was verlaten. Akbar
stichtte haar in 1570 doch na enkele jaren van schitterend bestaan werden het paleis en de stad,
die er om heen was verrezen, op geheimzinnige wijze verlaten. In de nabijheid van Fatehpur-
Sikri verheft zich de toren dien Akbar deed bouwen boven het graf van het vereerde dier,
dat hem ongetwijfeld talrijke malen getorst had op jacht en door zijn moed en zijn gehoor-
zaamheid hem vaak had gered, als hij in de jungle joeg op tijgers, in die dagen talrijker
in de Indische bosschen dan tegenwoordig. Men zegt, dat hij na den dood van den olifant
op den inval is gekomen op zijn graf een toren op te richten te midden van de wouden, van
welks top hij, evenals weleer van den rug van den olifant, op het wild zou kunnen schieten.
Vandaar de naam Uertentoren, want herten, antilopen en ander schichtig wild werden langs den
toren, waarop de vorstelijke jager stond, gedreven, gelijk thans de hazelhoenders langs de schiet-
plaatsen worden gejaagd op de Schotsche jachtgronden. Kr is een soort van kocpeltje op den top
van den toren, vanwaar de keizer, verdekt opgesteld, op het wild kon schieten. Ten noorden
en ten westen van den toren was in Akbars dagen het land door water overdekt en van den
oever van dit uitgestrekte meer werd het waterwild ongetwijfeld ook naar den toren opgejaagd.
De toren, ongeveer 35 Meter hoog, is versierd met steenen nabootsingen van olifants-
tanden, die aan alle kanten uitsteken.
-ocr page 125-
AZIË.
o;
^\'nMMHMIManM*^mM
tö^\'<&?:\'.• Vï\'** >
*ti£e * * . & • \' v-
jj
VW\'. > \', .\' \'\'*\'• «r**; • • 1
\' .y-. , \'-. -,; .:* • •>. P*
m^ . <•• • . 3
1 Li *♦" 4. ft * \' 1
i 1 1 >
J : J ...
.HÉk-j^S^aBt
... • ,*
y
Jï KhT
! \'Vl !
\' ^*
DE WEG NAAR EEN VERMAARD PRAALGRAF.
Het graf van I\'timad-ud daulah is een der merkwaardigste gebouwen van Engelsch-lndië. Het ligt
bij Agra en is van zuiver wit marmer opgetrokken. Hierboven vindt men den toegang tot het
Mausoleum afgebeeld.
De heilige vijver te llwitr. — Dit is een der mooiste plekjes van Engclsch-lndië. De
kunstmatig aangelegde vijver ligt aan den voet van een schitterend grafmonument, opgericht
voor Bakhtawa Singh, een inlandsch hoofd, dat in 1815 overleed. De stad UI war is prachtig
gelegen op een hellend terrein, en wordt bestreken door een citadel met torens, welke
zich boven de witte straten
op een ruim 300 Meter hoogen
rotsberg verheft. Het is de
hoofdstad van den Rajput-staat
Ulwar en is betrekkelijk
modern, daar ze eerst in 1771
is gesticht.
Het paleis is een groep los
van elkaar staande gebouwen
van verschillende stijlen en
wordt van den berg gescheiden
door den hierboven vermelden
prachtigen vijver. De Shish
Mahal en de getraliede vensters
van het Zenana of vrouwen-
verblijf hebben er het uitzicht
op. En de omgeving wordt als
zoo gewijde grond beschouwd
dat geen bezoeker den vijver
of het praalgraf van Bakhtawa
DE GEELMARMEREN GRAVEN.
De binnenmuren van het Mausoleum zijn van wonderschoon mar-
meren traliewerk, gelijk op bovenstaande afbeelding det grafkamer
duidelijk is waar te nemen.
Singh mag naderen zonder zich
vooraf van schoeisel ontdaan
te hebben.
De Wondeten der Wereld,
-ocr page 126-
DE DAIBUTSU VAN KAMAKURA.
vermaardste voorstelling van Amida vindt men te Kamakura in Japan. De in het voorhoofd aangebrachte
bol is van massief zilver en weegt ruim elf kilogram. De oogen zijn van gedegen goud.
-ocr page 127-
DE WONDEREN DER WERELD.
98
HOOFDSTUK IV.
Xaar ALAX H. BURGOYNE.
Het praalgraf van l\'timad ud limtlali. — (icon bezienswaardiger stad in Engolsch Indië
dan Agra. Gezwegen van de tempels en andere Oostersche gebouwen, waarvan het land
natuurlijk krioelt, vindt men in de stad of in de onmiddellijke omgeving een reeks van praal.
graven, waarvan de aanwezigheid reeds een der redenen is, waarom een toerist Agra nooit
overslaat De ecreplaats komt toe aan den Taj Mahal, in 1<>40 door Shah Jehan opgericht,
doch onmiddellijk daarnaast dient vermeld te worden het mausoleum van I\'timad-ud-daulah.
Dit monument, dat op den oostelijken oever van den Jumna, tegenover de stad, ligt, is
opgericht voor zekeren Ghiyas Begg, een uit zijn land gevluchten adellijken 1\'crs, die het ambt
van schatbewaarder bij Jehangir bekleedde, liet bouwwerk verheft zich in een uitgestrekten,
goed onderhouden tuin en
is opgetrokken op een onder-
bouw van ongeveer 12 Meter
hoogte en 50 Meter in het
vierkant. Het mausoleum is
ongeveer 30 Meter breed en
diep en is gedekt door een
plat dak, dat op elk der
vier hoeken gesierd is met
een achtzijdigen toren van
12 Meter hoogte. Op het
.^-iv=,a$i            iMfc^r^yP             1                                  midden van het dak verheft
zich een klein paviljoen,
8 Meter in het vierkant, met
driedubbel getraliede ven-
sters, kostbaar versierd. Het
heelt een koepeldak niet ver
. i -- „••.•
overhangende randen.
In het eigenlijke gebouw
EEN DER VIER HOEKTORENS.
Op eiken hoek van het hoofdgebouw verheft zich een achtzijdige
toren. Nabootsingen der graven zijn aangebracht in het dakpaviljoen,
een verdubbeling, die in het oosten vaak voorkomt als een bewijs van
eerbiedige hulde.
liggen een aantal vertrekken
om de middelste zaal die
ruim 7 vierkante Meter groot
is, en waarin naast elkander
de praalgraven liggen van
I\'timad-ud-daulah en zijn vrouw. Ze zijn gemaakt van prachtig gebeeldhouwd geel marmer
doch steken door hun eenvoud opmerkelijk af tegen de rijke versiering en het weelderige
verguldsel der wanden. De aangrenzende vertrekken zijn overdadig versierd met schilderingen
van vruchten en bloemenvazen, de scheidingsmuren worden gevormd door kostelijk marmeren
traliewerk, dat ruim voldoende licht doorlaat. In het paviljoen treft men nabootsingen aan
van de graven in de middenzaal. Het merkwaardigste van dit monument is de rijkdom aan
marmer; zoowel in- als uitwendig is het versierd met glanzend wit marmer. Het praalgraf
van I\'timad-ud-daulah is opgericht door Mir Jehan, dochter van Ghiyas Beg, die ook ontwierp
en bouwde het graf van haar echtgenoot, Keizer Jehangir, bij Shah Dara, ongeveer <S Kilometer
van Lahore.... haar eigen grafmonument is nimmer voltooid en ligt bijna in puin.
-ocr page 128-
.....ytv\'>
ï
J3
V
**•
•s <^
.2 <o
*-
t* e
u «
* >
c e
V V
u .*
1)
-= V
o «
•- °°
N «
«^
-€ c
V
*
£T>
— £
o *-
0 £
-0 «l
>
e
:=• co
n —
u. e
o «
a
i3*
UJ
e c
zt
ü S
LU
gehee
marine
va
DO
Q
ffl |
h
CD
(0 ~
2
LU
2
0 .*
D
_* tj
2
i? c
O
v "T
e u
0 JL
<
£• *
ca.
o
2 e
0 UJ
0
\'—\' e
UJ
bc ""
1—• M
2
ü 0
O
O
-C .0
u v
9 60
2
> V
O
co
= .3
H
o 0
BQ
I
"5 s
u -c
*".•
e
J= .
te c
1 §
"V
-Ó B
S u
-T>-°
10 i.
.£ «
.* c
.. E
0 V
0 5
> «
-C
-e c
o u
c -o
tl
SP =
a .o
0 >
Cfl
^
«J
I
-ocr page 129-
100                                            DE WONDEREN DER WERELD.
GRAF VAN DEN EERSTEN TASHI LAMA, THI BET.
Deze sarcophaag, een der vijf in het kloostercomplex te Tashi Llumpo, is van massief goud,
gesierd met turkooizen en andere edelgesteenten.
Het graf idii den eersten Tashi Lama. Dicht bij Shigatse, in Thibct, het hoofd-
kwartier van den Tashi Lama, vindt men het mooiste kloostercomplex van het gansche land.
Het is Tashi Llumpo geheeten en wordt gevormd door talrijke tempels en woonhuizen,
gebouwd tegen de hellingen van een rotsachtigen heuvel. Hier slijten 4500 Lama\'s hun leven
en bewaken hun kostbaarste bezitting — de vijf gouden grafsteden der vroegere Tashi Lama\'s.
Hoewel verschillende gebouwen van het klooster slechts twee of drie verdiepingen hoog zijn, ver-
heffen de vergulde daken dier prachtige praalgraven zich ver boven alle omringende gebouwen.
„Uit- en inwendig" — aldus een reisbeschrijving van een toerist, die de plaats bezocht —
lijken zij sterk op elkaar, uitgezonderd, dat het graf van den eersten Tashi Lama misschien
het mooist en het weelderigst versierd is. De sarcophaag, die ongeveer acht Meter lang, breed
en hoog is, staat in het midden van de zaal, waarvan de zoldering in Chineeschcn stijl
versierd en zwaar verguld is, en die met zijden doeken en kleeden is behangen. De voet van
het monument is vierkant, de achterzijde loodrecht, en de voorzijde tegenover den hoofd-
ingang gaat trapsgewijs omhoog, tot in de duisternis van den nok. De sarcophaag" is van
goud, bedekt met rijke versieringen en ingelegd met turkooizen en andere kostbare steenen
De turkooizen schijnen alle puntige steenen te zijn, in decoratieve figuren samengebracht, en
in zoo\'n overvloed, dat haast elk plekje er door wordt ingenomen. Langs den rand van het
monument staan prachtige oude vazen van Chineesch aardewerk en stukken van oud cloisonné
terwijl gouden koppen, waarin brandende toortsen zijn bevestigd, en vazen van hetzelfde
-ocr page 130-
AZIË.
101
materiaal aan de voeten van het graftcoken zijn geplaatst. Heel bovenaan, in een nis, zit
een afbeelding van den overleden Tashi Lama, omhangen met groote rijen paarlen."
De versieringen, die hij tijdens zijn leven niet mocht dragen, tooien zijn beeld na zijn
dood. Ken eigenaardig eontrast met de kostbare gesteenten, die dit praalgraf sieren, vormen
de vijf stukken gekleurd glas, zooals er duizenden worden verkocht voor de versiering van
kerstboomen, die aan een vergulden staaf zijn opgehangen. Wel zonderling, dat trots deze
rijkdommen \'en men kent de waarde der juweelcn, die de praalgraven sieren, zeer nauwkeurig)
de lama\'s zelf een leven van armoede en vervuiling leiden. De schrijver heeft tal van Mon-
goolschc en Chineesche kloosters bezocht en geen enkel gezond of behoorlijk bewoonbaar
bevonden. Doch hoe ongezond de toestand ook moge zijn, bereiken de monniken en lama\'s
doorgaans een zeer hoogen ouderdom. Naast den Dalai Lama, wiens tijdelijk verblijf is
te Lhasa, en wiens heiligheid zoo hoog wordt geacht, dat men gelooft, dat ieder, die, niet
behoorend tot den hoogsten adel, zijn oogen durft opslaan tot zijn gestalte, weldra het gezicht
zal verliezen, staat de Tashi Lama als het hoofd van het Boeddhistisch geloof, waaronder,
naar men zegt, een derde van de bevolking der aarde valt. Aan de Tashi Lama\'s is gemiddeld
een langer leven beschoren dan den Dalai Lama\'s niettegenstaande het afgezonderde en
zittende leven, hetwelk zij moeten leiden. Misschien is dit voor een deel te danken aan het
feit, dat zij toeven ver van de intriges, die voortdurend te Lhasa worden gesponnen. Aan
die intriges mag men gcruste-
lijk menig vroegtijdig sterfgeval
toeschrijven. De tegenwoordige
Tashi Lama is ongeveer dertig
jaar oud; zij die hem gezien
hebben beschrijven hem als een
vriendelijk, scherpzinnig per-
soon, innemend van uiterlijk
en optreden.
De werkende krater van
den Aso-san. - In een der
vorige alleveringen van dit
werk is opgenomen een interes-
sant gezicht op den uitgedoofden
krater van den Aso-san, den
grootsten vuurspuwenden berg
der wereld. We kunnen thans
een kijk geven op den werkenden
krater, een ten allen tijde borre-
lendcn ketel van gloeiende
stoffen. Die krater, welke op
de westelijke helling van den
berg is gelegen, is echter een
voortdurend gevaar voor de
talrijke dorpen, die gelegen
zijn in den wijden uitgedoofden
krater. Uitbarstingen van den
Aso-san zijn talrijk in de ge-
schiedenis van Japan, de hevig-
ste uit den jongsten tijd hebben
                       DE WERKENDE KRATER VAN ASO-SAN.
plaats gevonden in lcS84, 1880            Aso-san is de grootste vulkaan der aarde ; de hoofdkrater werkt echter
en 1894. Bij die Van 1884 Was niet meer. Hierboven een gezicht op den westelijken krater, die nog wel werkt.
-ocr page 131-
DE WONDEREN DER WERELD.
102
do lucht dermate bezwangerd
met stof en asch, dat zelfs
te Kumamoto, op 50 Kilo-
meter afstands gelegen, Je
duisternis zoo groot was, dat
gedurende drie dagen alom
van kunstlicht gebruik moest
worden gemaakt. De uitbar-
sting van 1S()4 veranderde
de gedaante van het inwen-
dige van den krater en deed
bovendien groote scheuren
ontstaan in de buitenwanden.
Men heeft waargenomen, dat
de asch van deze uitbarsting
tot 1S()7 bleef vallen in zoo
sterke mate, dat kleeren,
die men in de open lucht
liet hangen, er door worden
bedorven on dat de vcld-
gowassen erdoor verdorden.
I >o krater van Aso-san wordt
omgeven door vijf bcr^-
spitsen: Kijima-dake, Kboski-
dake, Naka-no-take, Taha
EEN BLIK IN DE HEL.
Een misstap op den verraderlijken kant van den krater en de bezoeker
stort van een hoogte van enkele honderden meters in een poel van
gesmolten lava.
dakc en do steilste, Neko-
dake; deze hoeft een hoogte
van 1701) Motor. De Aso-san
is dus niet zoo bijzonder
hoog. Hij is gelegen in het zuidelijk deel van het eiland Kvushu. Volgons do legende was
in lang vervlogen dagen hot inwendige van den krater een groot meer; toen eens de god
van den berg zag van hoe weinig nut dit water was voor de menschen, deed hij oen scheur
ontstaan in don bergwand, die het moer omsloot en hot water stroomde weg, zoodat een
grooto uitgestrektheid land geschikt voor bebouwing, achterbleef. De scheur ligt aan de
zijde van Kumamoto en de rivier Shirakawa baant er zich cen weg door.
Pijnboom bij den Kinkakuji-tempel, Kyoto. — Japan is het ware land voor den pijn-
boom, haast elke soort groeit mot even goed geven in dit land der contradicties op het
stuk van plantkunde. Het is dus begrijpelijk, dat de algemcene sport van de planten op te
kweeken in een andere richting als de natuur aangeeft, zich ook tot den pijnboom hooft
uitgestrekt. De hierbijgaandc afbeelding is een karakteristiek voorbeeld hiervan en men kan
zich nauwelijks voorstellen, dat deze sampan, of boot dool uitmaakt van een boom. Men
vindt dit voortbrengsel der Japansche boomkweekorij in den Kinkakuji-tempel bij Kvoto en
de niet erg vertrouwbare overlevering stelt het ontstaan er van op 1397, toen Ashikaga
Yoshimitsu, na de waardigheid van Shogun te hebben nedergclegd, zich een palcis had
gesticht om er zijn laatste levensdagen te slijten. Van dit paleis is niets meer over dan een
paviljoen, drie verdiepingen hoog on 11 Meter breed tegen 8 Meter diep, waarin men oen
aantal minder belangwekkende beeldjes vindt van Amida, Kwannon en Seishi, vervaardigd
door den vermaarden beeldhouwer Unkei. Dientengevolge brengen slechts weinig toeristen een
bezoek aan Kinkakuji en zijn boom. De zonderling gegroeide boom werd vermoedelijk ongeveer
twee eeuwen geleden geplant, en was nog niet zoo heel oud, toen een monnik op den inval
-ocr page 132-
EEN BOTANISCH WONDER BIJ KYOTO, JAPAN.
De hierboven afgebeelde boom, waaraan de vorm van een boot is gegeven, is vermoedelijk
meer dan twee eeuwen oud.
-ocr page 133-
c
ft
T.
=
L
B
?
2
BP
3
Q.
1
r
m
m
\'Z
r
>
>
<
>
Tl
>
O
o
O
m
in
~   o
m\\
O      co
rt      •
—  _
O.  3
T
n
n
\\
I
\\
a.
-ocr page 134-
AZIË.
105
kwam er de gedaante aan te geven, die hij thans heeft. Na zijn dood nam een andere monnik
zijn taak als een vromen plicht over en zoo is, van geslacht op geslacht, de boom gegroeid,
en gegeven den gaven toestand, waarin hij zich bevindt, en de ongeëvenaarde handigheid
der Japanners op dit gebied, schijnt het niet onwaarschijnlijk, dat hem nog zeker een eeuw
levens beschoren zal wezen.
De Kiithodme of vier honderd vijftig pagodes van Mandalay. — Ten noordoosten van
fort Dulïerin, aan den voet van den heuvel Mandalay, ligt in de stad van dien naam, een
merkwaardige groep van miniatuur-pagodes. Zoowel de inboorlingen als de Europeanen
becijferen hun aantal op vier honderd vijftig, ofschoon het er zeven honderd negenentwintig
zijn, en zij zijn opgericht door een godvreczenden oom van koning Theebaw. Deze waardige
man wenschte de woorden, die de heilige boeken van het Boeddhisme bevatten, vast te leggen
op een wijze, dat de tijd er geen invloed op zou hebben. Daartoe riep hij samen een hijeen-
komst van de geleerdste priesters en droeg hun op de zuiverste lezing van de geboden op
DE KUTHODAW OF VIER HONDERD VIJFTIG PAGODES.
Inderdaad zijn het er 729! Ze werden gebouwd door een oom van koning Theebaw, die, zooals niet
algemeen bekend is, nog tot de levenden behoort, en beslaan een terrein van bijna een vierkanten kilometer.
te stellen, ten einde deze in steen te doen beitelen. Deze steenen zijn alle gelijkvormig aan
elkander en om wat hij op zich had genomen goed te voltooien, zette de koninklijke ijveraar
ze in evenwijdige rijen naast elkaar op een terrein van ongeveer een vierkanten Kilometer.
Hoven eiken steen werd een koepelvormig gebouwtje opgetrokken, ten einde het geschrevene
tegen weer en wind te behoeden, en het geheel werd omgeven door een hoogen muur; in
het midden van elke zijde is een poort aangebracht.
De Troon te Peking. — In de verboden stad van Peking vindt men een aantal troon-
zalen, waarvan elk een eigen naam en eigen bestemming heeft. Zoo is de T\'ai-ho-tien, of
„Troonzaal der hoogste eensgezindheid", bestemd voor sommige plechtige gelegenheden,
met name voor de viering van het nieuwjaarsfeest... De Tchong-ho-tien of „Troonzaal van
het eerbiedige genoegen" dient voor de aanbieding van graan en levensmiddelen bestemd
voor olleranden door den Keizer. In den Pao-ho-tien of „Troonzaal van de verzekerde een-
dracht" worden de candidaten voor de academische Han-lin-onderscheidingen geëxamineerd.
-ocr page 135-
DE WONDEREN DER WERELD.
106
Als men eindelijk door de reusachtige
ruimte is gegaan, waar de keizer audiëntie
geeft, bereikt men den Kiao-t\'ai-tien o,
„Troonzaal der Hemelsche vereeniging."
Daar hebben de keizerlijke huwelijken
plaats, en worden de keizerlijke zegels
bewaard. De troon zelf, met een prachtig
gouden scherm als achtergrond, staat op
een platform ongeveer een Meter hoog en
wordt langs drie trappen, een in het midden,
oen aan elke zijde, bereikt. De pooten zijn
zeer laag, niet meer dan een paar duim
hoog, doch om dengeen, die er plaats op
neemt, een behoorlijken zetel te verschaffen,
is hij op een rijk versierd onderstuk ge-
plaatst. Slechts enkele Europeanen hebben
het prachtstuk bewonderd vóór de onlusten
in China in 1900. In Augustus van dat jaar
DE TROONZAAL TE PEKING.
Er zijn een aantal troonzalen in de Verboden Stad.
Deze is de voornaamste, en de keizerlijke zegels worden
er bewaard.
rukte tot ontzet van de legaties generaal
Linewitch met een internationaal legertje,
gevormd door Amerikaansche, Engelsche,
Duitsche, Japansche, Fransche, Oosten-
rijksche en Russische soldaten door de Verboden stad, om duidelijk te maken, dat, ten gevolge
van de onlusten, aan de geheimzinnigheid van het verleden een einde moest worden gemaakt.
De eerste maal dat de vertegenwoordigers der vreemde mogendheden in I\'eking toegelaten
werden tot een audiëntie bij den keizer in de Verboden Stad was in 1895. I let paleis en de
rebouwcn en hunne schilderachtige meertjes,
tuinen, met hunne talrijke belangwekkende
staan nu open voor alle bezoekers.
Mon nl Ere rest.          Het is wel op-
merkelijk, dat, indien Thibet even toe-
gankclijk ware geweest als elk ander
bewoond deel der aarde, de reusachtige
Mount Everest niet zoo lang tot de onbe-
kende streken had behoord. Want enkel
van uit Thibet kan men een goed gezicht
op den .Mount Everest krijgen; op Engelsch-
Indisch gebied ziet men hem niet meer dan
als een bergtop, zich verheffend tusschen
tal van andere punten en bergruggen. De
reiziger, die dezen bergtop nader in oogen-
schouw wil nemen, moet naar Darjeeling
reizen en na dan ongeveer tien Kilometer
naar Tiger llill te hebben afgelegd, kan
hij, wanneer het weder hem gunstig is, den
berg op een afstand van 180 Kilometer
zien liggen. Maar daar wordt hij vrijwel
overtroefd door den Kinchinjunga, op
ongeveer 5.") Kilometer afstands gelegen en
8582 Meter hoog, terwijl de Mount Everest
een hoogte van SS!!\') Meter bereikt.
DE TROON TE PEKING.
Vermoedelijk de kostbaarste zetel der wereld. De
versiering is van] goud en andere kostbare metalen.
-ocr page 136-
1
>
u
o
c
0)
l>
O
O
o
Pi    M
UI      £T
UJ
>       c
D
O
W
Q
v
o
_0
CC
CO
>
LU
O
O
L. .mI..j.—
-ocr page 137-
108                                            DE WONDEREN DER WERELD.
DE STEENEN LANTARENS VAN NARA, JAPAN.
Als bewijzen van de vereering der dooden, worden dergelijke lantarens in de nabijheid der tempels opgericht
om de zielen der gestorvenen bij te lichten bij haar pad naar hiernamaals of bij haar terugkeer tot haar aardsch verblijf.
Dc ontdekking er van is wel de moeite van het navertellen waard. Bij de afdeeling,
wier taak het was de hoogte dier bergreuzen te meten, was het de gewoonte als punt van
uitgang te nemen bepaalde bergtoppen, waarvan men de hoogte kende en precies den afstand
had gemeten, en dan van de zichtbare besneeuwde sneeuwtoppen door middel der driehoeks-
meting van daar uit de hoogte te berekenen. De uitkomsten werden becijferd als men er de
gelegenheid voor had, zoo ongeveer volgens de lukraak methode, doch toen eens een hoogte
werd becijferd die alle andere bekende becijferingen overtrof, kan men begrijpen, welk een
opgewondenheid zich van de menschen meester maakte. De chef van de driehoeksmeting,
die zich bijzonder verdienstelijk had gemaakt voor de triangulatie van Engelsch-Indië was de
ingenieur Everest en te zijner huldiging werd de nieuw ontdekte berg Mount Evcrest
geheeten. Daar men beweerde, dat de inlanders den berg met den naam (iaurisankar hadden
gedoopt, werd een zekere kapitein W\'ood in 1903 naar Katmandu afgevaardigd om te onder-
zoeken, of de bewoners van Nepal den bergtop een naam hadden gegeven. Maar die bevolking
had het met het oog op zijn onbereikbaarheid nooit noodig geacht hem met een specialcn
naam te bedenken. Eerst toen de jongste Engelsche expeditie den weg naar Thibet baande,
leerde men den berg in zijn volle grootschheid kennen en nauwkeurig zijn hoogte bepalen.
De steetien lantarens van Nara, Japan. De lantarens spelen een gewichtige rol in
het Japansche leven, hoewel de komst der lüiropeanen in hun land de beteekenis er van
belangrijk heeft doen dalen. Zoo vindt men nog de Bon Matsuri of lantarenfeesten in tal der
voornaamste steden, die gevierd worden ten einde de zielen, die heengegaan zijn, bij te
lichten op die plaatsen, welke zij bij hun leven bij voorkeur bezochten. Aan de buitenzijde
van alle tempels -- en hun naam is legio -- vindt men een reeks van stecnen lantarens, en
-ocr page 138-
AZIË.                                                                      109
vaak meer dan één rij. Zij zijn in den loop der historie op verschillende tijdstippen vereerd
door trouwe aanhangers van het geloof, waaraan de tempels zijn gewijd, hetzij om den
schenkers bij te lichten op hun pad naar het hiernamaals, of om dien dienst te bewijzen aan
een vereerden doode of om de wereld der aanbidding te verlichten voor de ziel, die de
onsterfelijkheid deelachtig is geworden. Doch welke de aanleiding ook moge zijn, het effect
is steeds zeer schilderachtig. Op onze afbeelding ziet men enkele lantarens, staande in het
Nara Park op den weg naar den Kasuga-no-Miva tempel. Deze tempel werd in 7(>7 gesticht
en is gewijd aan den stamvader van het geslacht Fujiwara, den Shinto-god Ama-no-Koyane,
zijne vrouw en enkele mythische helden, die in hooge vereering staan bij het Japansche
volk. Elk jaar wordt er op 17 December een groot feest gegeven, waarbij de lantarens, alle
ontstoken, een belangrijke rol vervullen. Ofschoon alle van ongeveer hetzelfde type, ver
schillen de lantarens onderling ten zeerste in de bewerking. Terwijl sommige een hoofdzakelijk
decoratief karakter dragen, waarbij er niet op gelet wordt, of er wel voldoende licht wordt
verspreid, zijn andere inwendig zeer ruim en voorzien van papieren ruiten, ten einde te
voorkomen, dat de wind het olielichtje uitblaast. Het park, waarin deze lantarens staan,
wemelt van tamme herten en het personeel, dat de wacht houdt aan de poort, verkoopt aan
de bezoekers, die dit wenschen, beschuit om ze te voederen. Elk jaar worden de horens
afgesneden, om te voorkomen, dat zij in den bronsttijd iemand uit de talrijke menigte, die
dagelijks door het park wandelt, letsel zouden berokkenen. Als men ze eenmaal op beschuit heeft
getracteerd, dan laten de herten den bezoeker niet meer los en schrijver dezes herinnert zich nog,
TOREN DES ZWIJGENS DER PARSEN TE BOMBAY.
Deze toren is door een rijken Parse opgericht om er de lijken der overleden geloofsgenooten neder te
leggen. Geheel ontkleed worden deze er binnen nedergelegd en in korten tijd totaal verslonden door de tallooze
gieren, die steeds daar azen op dergelijken buit.
-ocr page 139-
DE WONDEREN DER WERELD.
110
hoe hij geruimcn tijd door het park drentelde, omgeven door herten, die hun snoet in zijn zakken
staken, en zich tegen hem aan drukten, haast bedelend om de lekkernij, waarop zij verzot waren.
Toren des zwijgens der Rarsen te Bombay. — Ten westen van Back Bay, Bombay, ligt
het schiereiland Malabar-Hill, waarop gebouwd zijn vijf „Torens des Zwijgens", de bcgraaf-
plaatsen der l\'arsen. Deze aanbidden Aarde, Vuur en Water, welke niet mogen verontreinigd
worden door de beroering met doode lichamen. En bij het geloof komt het voorschrift dat
in den dood de rijken en de armen één zijn. Dat is de oorzaak van de oprichting der Torens
des Zwijgens. Het onderstaande is een beschrijving van de I\'arsische begraafplaats, waarvan
de oprichting ƒ 360.000 heeft gekost, alsmede van de wijze, waarop de dooden worden behandeld.
Als men de poort is doorgegaan klimt men langs een trap naar een binnenmuur, ruim
S Meter hoog, en bijna 100 .Meter in omtrek. De baar, waarop de doode is gelegd wordt
de trap opgedragen door vier
lijkbezorgers (Nasr Salars),
gevolgd door twee gebaarde
mannen en een aantal rouw-
dragenden. De twee gebaarde
mannen zijn de eenige, die
den toren mogen betreden.
De buitenkant van den toren
is witgekalkt, het inwendige
doet denken aan een rooster,
naar het midden alloopcnd,
waar een diepe put, ruim
anderhalven Meter breed,
wordt aangetroffen. De lijken
worden naakt nedergelegd
in hokjes, die tusschen de
binnen- en buitenmuren zijn
aangebracht. In luttele minu-
ten is elk brokje vleeseh van
de beenderen afgescheurd
door de afzichtelijke gieren,
die er onafgebroken de wacht
houden. Het gebeente blijft
liggen, blootgesteld aan de
inwerking van zon en wind,
DE HEILIGE TWEELINGBOOM TE PEKING.
Deze tweelingboom staat in den tempel der keizerin Ching-Ou-Tien te Peking.
totdat het totaal is verbleekt;
dan halen de lijkbezorgers
de beenderen met tangen,
die zij met omzwachtelde handen aanvatten, weg en werpen ze in den put, waarin zij weldra
"cheel vergaan. Het regenwater, dat van alle kanten er heen stroomt, bevordert de ontbinding
en langs een stel riolceringspijpen loopt het bezinksel van den put over een liltreerende kool-
bedding, vanwaar het water afvloeit naar de zee. Worden de afvoerpijpen verstopt, dan gaan
de bewakers langs ladders naar den bodem van den put en ruimen het beletsel weg. Dank
zij den stortregens, de schroeiende zon, den vinnigen zeewind en bovenal de onverzadig
baarheid der gieren, is deze wijze van bijzetting der dooden niet zoo strijdig met de hygiëne
als oppervlakkig lijkt. Zoo volledig is de vernietiging der stoffelijke overblijfselen, dat de
ophoopinii in den put van den toren, die wij hier geven, in veertig jaren niet hooger dan
anderhalven Meter is. De tuinen, die de torens omgeven, zijn zoodanig aangelegd, dat zij
allen treurenden gelegenheid geven om zich af te zonderen, terwijl cypressen-bosschen
-ocr page 140-
-ocr page 141-
112
DE WONDEREN DER WERELD.
ccn rustigcn, somberen achter-
grond vormen voor de grijzige
torens en, gelijk de Parsen zelf
zeggen, met hunne lange slanke
takken den weg ten hemel
wijzen. Een intussehen zeer
onaangename eigenaardigheid,
voortvloeiende uit de nabijheid
dier Torens des Zwijgens bij
een aantal Europcesche \\vonin-
gen, is dat nu en dan in de tuinen
dier woningen vingers ofooren
gevonden worden, die een gier
of havik bij zijn vlucht onder
weg heeft verloren.
EEN KHIRGIZEN-GRAF IN SIBERIË.
Dergelijke bouwwerken vindt men op de golvende vlakten van Zuid-
Siberië als ruwe uitingen van hun godsdienstig gevoel.
De heilige Tweelingboom
Ie /\'ck\'ing. De gewijde be-
teekenis van dergelijke grillige
boomvormen als we hier af.
beelden dagtcekent van heel wat ouder dan een kwart eeuw. < >nget\\vijfcld hebben thans in
de oogen van geloovige Chineezen duizenden toeristen de opening tusschen deze twcelings-
boomen die in den eigen tempel van keizerin Ching-< )u- Tien te Peking zijn gegroeid, ontwijd.
Het eigenaardige verschijnsel doet zich intussehen voor, dat de deuropening, van waar de
photografie is genomen, gemaakt was juist om samen te vallen met de opening tusschen de
beide hoornen. Het effect met den mooien marmeren trap op den achtergrond loont de
moeite van het photografeeren ongetwijfeld.
Een boom van een andere soort, maar even interessant groeit in den hof van den Kasuga-
no-Miya-tempel te Xara in Japan. Op een enkelen stam zijn niet minder dan zeven onderling
totaal verschillende boomsoorten geënt. Men vindt daar bijeen een camelia, een kers, een blauwen
regen, een ahorn, een icho of
Japanschcn eik, en twee andere
soorten. .Aan dit ongewone
zinnebeeld van onverbreekbaar
samenleven, hangen minnende
paren reepjes papier, waarop
hunne wensehen zijn neer-
geschreven met korte gebeden,
dat deze tijdens hun leven
verwezenlijkt mogen worden.
Een brug van ijs. — Deze
afbeelding van een brug van
ijs is vermoedelijk eenig. Dat
de brug als middel om een
moeilijk punt te passeeren
waarlijk haar nut heeft, be-
wijzen de twee zwaar beladen
vaks en hun drijver. De eigen-
aardigheid van dit natuurver-
schijnsel is hierin te zoeken,
NOG EEN KHIRGIZEN-GRAF.
De Khirgizen hebben zonderlinge opvattingen omtrent versiering en
het nomadische karakter van het volk is oorzaak, dat zijn architectuur
nog erg primitief is.
-ocr page 142-
AZIË.
WA
dat gedurende de zomermaanden
de oevers en de hellingen der
heuvels langs de rivier bedekt
zijn met weelderig gras, kleurige
bloemen en wilde klaver, lustig
opschietend onder koesterende
zonnestralen. Een plotselinge
ommekeer in de temperatuur is
een der eigenaardigheden van
de Thibetaansche laaglanden
en in een week doen sneeuw,
vorst, storm en mist den mooi-
sten zomer het hazepad kiezen.
De Khirgisen-graven in
Siberii1. —
In Centraal-Siberie\'
in de omgeving van het
EEN GRAFSTEDE IN EEN WOESTENIJ.
Vaak is een graf als hierboven is afgebeeld de eenige verhevenheid,
mijlen ver in den omtrek op de zandvlakte der Khirgizen.
Tian Shan-hoogland vindt men
troepen Nomaden, waarvan mis-
schien nog minder bekend is
dan van eenig ander volk. De hier afgebeelde graven geven beter nog dan woorden weder
den aard van dit eenvoudige, vredelievende volk; om de graven strekken zich de uitgestrekte
vlakten van zand en gras uit, die het land waar zij wonen, kenschetsen. De naam Khirgizen
omvat Indo "Europeanen, Mongolen en de Turanische stammen, die door zeden en gebruiken
aan elkander verwant zijn. Hun taal is van dien aard, dat kennis van het Turksch het mogelijk
maakt met hen betrekkingen aan te knoopen, en de gastvrijheid dezer schapendrijvende Nomaden
is zoo groot, dat betaling voor een verblijf bij hen iets onbekends is. De Khirgies is genood-
zaakt twee maal per iaat\' van woonplaats te veranderen en zijn gezin verhuist met hem.
Dit is noodzakelijk ten einde de beste weidegronden op te zoeken voor zijn vee en schapen,
welke altijd gevonden worden op de grens van de altijd wisselende sneeuwlinie. Wanneer des
nachts de dieren in kudden
zijn samengebracht om het
kamp. wordt in een oogwenk
de omgeving ondraaglijk dras-
sig na de eerste regenbui en
om aan die onverwachte ge-
beurtenissen het hoofd te
bieden zijn de hutten opvouw-
baar gemaakt. Zij zijn ver-
vaardigd van wilgentakken,
rusten op een basis van
vlechtwerk en hebben een
rookgat aan het boveneind.
De wilgetakken worden
bedekt door wollen kleeden
en de hut ziet er uit als een
omgekeerde puddingvorm.
Deze Nomaden leven in vrede
HET INWENDIGE VAN EEN KHIRGIZENGRAF.
                   en vriendschap met elkaar
Men ziet hier den eigenlijken grafsteen afgebeeld. Soms ligt een wiegje er        en zÜn zeer Welwillend tegen-
naast — een aanwijzing, dat een zuigeling naast de moeder begraven ligt.        Over vreemdelingen. Hoewel
De Wonderen der Wereld.                                                                                               9
-ocr page 143-
DE WONDEREN DER WERELD.
114
zij Mohammedanen zijn, dragen de vrouwen geen sluiers en hebben bovendien een invloedrijke
stem omtrent de belangen der gemeenschap. Naast de graven, die we hier afbeelden, vindt
men zeer vaak een kinderwieg, — een droevige aanduiding, dat naast een laatste rustplaats
van een volwassene een kind aan de aarde is toevertrouwd.
De Datbutsu van Kamakura, Japan. — Dit is een beeld, dat naar algemeene opvatting
nergens in de wereld wordt geëvenaard. De Daibutsu van Kamakura maakt door zijn rustige
majesteit een onweerstaanbaren indruk op allen, die onder de bekoring er van zijn gekomen,
en de natuur heeft het beeld omgeven met schoonheden, die harmonieeren met het indruk-
wekkende karakter van het beeld. Het is haast heiligschennis een beschrijving er van te
jjeven met gebruikmaking van cijfers. Toch zullen we er enkele geven. De hoogte van het
beeld is bijna 17 Meter, de omtrek ongeveer 30 Meter, de lengte van het aangezicht is
DE DAIBUTSU VAN KAMAKURA.
Deze afbeelding van Amida, het grootste bronzen beeld der wereld, is bijna 17 Meter hoog. Om het
te bezichtigen en te photografeeren heeft men een officieele vergunning noodig, omdat vroeger toeristen,
die het vrijelijk konden bezoeken, er belangrijke schade aan hebben toegebracht.
2,öö Meter en in het machtige voorhoofd is ingelegd een zilveren bol van ruim elf kilogram
en een kwart Meter doorsnede. De oogen zijn van zuiver goud en het gansche beeld is ver-
vaardigd van brons, in platen gegoten, aaneengesoldeerd en ten slotte gepolijst, zoodat de
naden niet zichtbaar zijn. Inwendig is een kapel, vanwaar men met een ladder naar het hoofd
kan klimmen. De geschiedenis van dezen Daibutsu, die Amida voorstelt, is vrij belangwekkend.
De overlevering noemt als maker Yoritomo, die het eerst organiseerde het stelsel van militair
bestuur, bekend onder den naam van het Shogunaat. Terwijl hij zijn plan met zijn mede-
standers lang en breed had besproken, stierf hij voor hij de uitvoering er van had kunnen
verwezenlijken. De Daibutsu dagteekent uit 1252. Oorspronkelijk stond het beeld in een
ruimen tempel, ongeveer dertig vierkante Meter groot, waarvan het dak werd geschraagd
door 63 houten zuilen, stevig bevestigd op steenen grondslagen. Tweemaal, in 136\') en in
1494, hebben aardbevingen den beschuttenden tempel ineen doen storten, doch het beeld zelf
-ocr page 144-
DE RAMBODA-WATERVAL OP CEYLON.
Dit is de beroemdste waterval van Ceylon. Hij wordt gevormd door een rivier, die van de hoogvlakte
van Nuwara-Eliya plotseling omlaag stort in het boschrijke laagland, dat vele honderden Meters er
onder ligt.
-ocr page 145-
DE WONDEREN DER WERELD.
116
ongedeerd gelaten. Dit staat thans ongedeerd in de open lucht, gedurende 6J eeuw, als het
zinnebeeld van geestelijke, passielooze reinheid.
J)e Ratttboda vallen op Ceylott. — Twintig kilometer van Nuwara-Eliya, het welbekende
zomerverblijf en de oude residentiestad van Ceylon, ligt een wonderschoon dal, van waar
men, met vergezichten op hooge bergen, den blik kan laten weiden over de olifantslanden,
waarvoor het hart van den echten jager opengaat.
Hier kan men tusschen weelderig begroeide oevers een reeks van watervallen zien, die
misschien niet zoo machtig en hoog als andere, toch gerekend mogen worden tot de schilder-
achtigste van de ganschc wereld. Zonder die vallen zou van Ramboda zelfs niet gerept
worden; over den vooruitspringenden rand van een ontzaglijken afgrond springt een schuimende
bergstroom omlaag, aanvankelijk langs rotstrappen glijdend, ten slotte zich stortend in een
kokenden maalstroom, om daarin te verdwijnen en de verandering van het landschap is zoo
onverwacht, de breuk van de rotsen, waarlangs de stroom zich omlaag stort, is zoo plotseling,
dat de reiziger met stomme verbazing het schouwspel gadeslaat.
Hel puleis van Koning Theebaiv, het middel punt van het heelal. -- Men vindt in Azië
tal van vorstelijke verblijven, vermaard hetzij door schitterende pracht, of door hun archi-
tectuur of hun geschiedenis, doch geen ervan heeft enkele jaren geleden zoo groote aandacht
getrokken als dat te Mandala}\'. Dit palcis of Nandaw is gelegen precies in het midden van
Kort Dulïcrin hetwelk zelf reeds een merkwaardig bouwwerk is. Het is een omvangrijke
vierhoek door muren omgeven van bijna 8 Meter hoog en door een gracht van bijna 100 Meter
HET MIDDELPUNT VAN HET HEELAL.
Tegenover de troonzaal van het koninklijk paleis te Mandalay verheft zich dit zonderlinge bouwwerk
van den ex-koning Theebaw. Sinds diens verbanning wordt het danig verwaarloosd.
-ocr page 146-
AZIË.
117
breedte. Slechts vijf
bruggen verlecnen toe-
gang tot de versterking,
en drie er van voeren
onmiddellijk tot het
palcis. Dit palcis was
weleer een zeer ver-
sterkte post. doch ten ge-
volge van de naasting
werden de buitenste
palissadeering en stee-
nen muren gesloopt, ter
wijl de hoofdgebouwen
in hunneoorspronkelijke
gedaante werden be-
houden. Deze gebouwen
zijn hoofdzakelijk van
djati-hout opgetrokken,
dat naar landsgebruik
rijkelijk gebeeldhouwd
en verguld is, en hoe-
wel in sommige ge-
vallen ingericht naarde
behoeften der tegen-
woordige gebruikers,
zijn zij nog veelal be-
kend bij hunne vroegere
namen. Het grootste
en treffendste bouw-
werk is de gehoor-
zaal, waarin vroeger
de „Leeuwentroon" was
geplaatst. Die zaal, nu
als kerk in gebruik,
heeft een lengte van
7.") Meter, een breedte
THEEBAW\'S PALEIS, MANDALAY.
Deze massieve houten pilaren herinneren aan de verdwenen heerlijkheid
van een verdwenen heidensch „régime." Ruimte, rijkdom aan versiering en
sterkte zijn de kenmerken der Birmaansche architectuur.
van bijna 14 Meter.
Aan een der uiteinden verheft zich de „shwepyathat", of vergulde pyramide, het zinnebeeld
van het koningschap. Deze pyramide heeft zeven verdiepingen en is buitengewoon rijk
versierd. De „Leeuwentroon" zelf, waarboven de pyramide zich verhief, heeft een plaats
gevonden in het museum te Calcutta. Die pronkerige torenbouw staat bekend als „het
middelpunt van het heelal", omdat de Birmanen, naar men zegt, redeneeren, dat, omdat het
\'t midden van .Mandalay is, het ook het midden der wereld vormt. Onmiddellijk achter de
gehoorzaal lag de stal van den heiligen witten olifant, terwijl ten oosten er van verrees
een kostbaar versierde kapel, waarin koning Thecbaw het tijdperk van zijn priesterschap
doorbracht.
Een groot deel van dit paleis was aangevoerd uit Amarapura, de onsterfelijke stad, ten
zuiden van Mandalay gelegen. De particuliere gehoorzalen waren indertijd in gebruik bij
de Boven-Birma-club, doch terecht heeft lord Curzon daar een einde aan gemaakt, toen hij
onderkoning van Engolsch-Indië was. Hij was bevreesd, dat een brand weleens een der
paleizen zou kunnen vernietigen en dientengevolge te loor zou gaan een juweel van Hirmaanscho
-ocr page 147-
DE WONDEREN DER WERELD.
118
bouwkunst, eenig door zijn bouwkundige verhoudingen en zijn rijkdom aan versieringen, en
het product van de overleveringen van het aloude rijk van Birma.
Koning Theebaw, die in 1878 zijn vader opvolgde, vermoordde kort nadat hij den troon
had beklommen, zijn verwanten en regeerde als een wreed despoot. Ten slotte was Engelands
geduld ten einde, koning Theebaw kreeg een ultimatum thuis en generaal Prendergast stoomde
de Irrawaddy op om hem te onttronen. Oppcr-Birma werd door Engeland geannexeerd en
Theebaw naar Rangoon verbannen. Later werd hij naar Engelsch-Indië gezonden en daar
leeft hij nog, onder Engelsch toezicht, doch over zijne behandeling heeft hij niet te klagen.
De Wagen van Krishna, Ie Tan/ore. — Het hier afgebeelde wonderlijke voertuig is
de statiewagen van Krishna, een der negen incarnaties van Yishnoe, den Behouder. Deheden-
daagsche godsdienst der Hindoe\'s kent één god, Brahma gehceten. In den loop der tijden
heeft echter Brahma zich op drie wijzen geopenbaard, eerst als Brahma, den Schepper,
daarna als Yishnoe den Behouder, ten derde als Shewa of Siwah, den Vernietiger en Her-
nieuwer. Vishnoe is de hoofdfiguur, waarmede Krishna wordt vereenzelvigd. De in beeld gebrachte
figuur van Yishnoe heelt in een hand een werpschijf, in een andere een schelp, in een derde
een knots, terwijl een lotusbloem in de vierde wordt gehouden. Yishnoe is bij negen gelegen-
beden op aarde gekomen en met spanning wordt zijn tiende verschijning gewacht. De gedaanten
dier negen incarnaties zijn:
-—^, ï l°eenvisch, 2° een schildpad.
?>" een everzwijn (Varaka),
4° een leeuw (Narsingh),
5° een dwerg (Vamana),
6° Parasu Rama, 7" Rama,
8" Krishna, 9° de Boeddha.
Krishna is de godheid van
de arme bevolking, want,
hoewel hij van adellijke ge-
boorte was, bracht hij zijn
jeugd door te midden van
schaapherders en boeren,
van wie hij het zwoegend
bestaan der armere vo!ks-
klassen leerde. Als kind
doodde hij de slang kali,
door haar met den voet te
vertreden, en vervolgens
tilde hij den Govardhan-bcrg
(ongeveer 22 kilometer van
Muttra) op zoodanige wijze
op, dat de veehoeders in de
vlakte daardoor beschermd
werden tegen een ontzetten-
den storm, dien Indra, de
Regengod, had verwekt als
een aanwijzing van Krishna\'s
goddelijke natuur. Yishnoe
DE WAGEN VAN KRISHNA TE TANjORE.                        verscheen het eerst als
Krishna in het dorp Goheil,
In Voor-Indic worden talrijke groote feesten gevierd ter eere van                                                                     .
Krishna, een der negen incarnaties van Vishnoe, den Behouder, de          Waar mCn n°S een aantal
tweede openbaring van Brahma.                                                                                   Overblijfselen uit Vroeger
-ocr page 148-
_c y
1 8
e v
•* .5
1.1
c c
= "3
z
11]
H
H
O
O
>
O
Z
55
UJ
Q
o
o
s"8
11
II
Z £4
to
•i
<
Q
Q
w
o "g
K
< e
u
c o
<
H
<
o
P<I
S<6
e
e
35
-ocr page 149-
120                                   DE WONDEREN DER WERELD.
dagen bewaart. Krishna had
tal van vrouwen en een
groot gezin; op alle voor-
stellingen wordt hij in blauwe
kleur afgebeeld, en dan staat
hij met een voet op eene
slang, waarvan hij den staart
in een zijner linkerhanden
vasthoudt. In de tegenover-
gestelde rechterhand prijkt
een lotusbloem en het tweede
paar handen houdt veelal
een Huit vast, waarop hij
speelt. Het is een wonderlijke
toelichting op de opvatting
van velen, dat de aanvaar-
ding van Boeddha als de
negende incarnatie van
Vishnoc was een vergelijk
met het Boeddhisme.
Men kan zich een voor-
stelling maken van de popula-
riteit van Krishna, wanneer
men bedenkt, dat Vishnoc
in die incarnatie wordt be
schouwd als de figuur, die
het menschdom bevrijdt van
EEN GAUTAMA BOEDDHA DER BINGYI-GROTTEN.
Hoe oud deze beelden zijn, is onbekend. Sinds onheuglijke tijden
vindt men ze in deze door de natuur gevormde holen. De beelden staan
op verhevenheden, die van uit het rotsgesteente zijn uitgehouwen.
de ergste rampen des levens.
Die rampen worden in drie
secties ingedeeld n.1.: a. wcl-
lust, toorn, gierigheid en elk
kwaad, dat daaruit voortvloeit; h. wilde dieren, slangen, en gevaren van de zijde der
menschen; <\'. booze geesten. De laatste incarnatie van Vishnoc zal ook gelijk zijn aan een
mensen; de vroegere verschijningen hier op aarde waren Krishna, hierboven genoemd, en
Rama. Hij zijn tiende en laatste incarnatie zal hij uit den hemel nederdalen als een krijgsman,
op een prachtig gevleugeld ros gezeten, en met één veeg van zijn arm zal hij de aarde
vermorzelen, en haar met haar bewoners als stof door het hcmclruim verspreiden. Daar de
datum van deze gebeurtenis vrij nauwkeurig vooruit is bepaald, namelijk over vierhonderd
twee en dertig duizend jaar, baart het aan de aanhangers van dezen godsdienst geen
buitengewone zorg. In dien tijd, welke naar Brahmaansche opvatting het vierde ol
Kali-tijdperk zal wezen, zal de wereld gansch ontaard en rijp voor onmiddellijke en totale
vernietiging zijn.
Er bestaan een aantal Hindoe-feesten, waarbij Krishna een belangrijke rol vervult. Het
belangrijkste heet Holi en wordt gevierd vijftien dagen vóór volle maan in de maand Phagun
(Maart). Het is een woeste carnavalstijd, gedurende welken ieder mag doen wat hem lust;
het grootste plezier is het werpen met rood en geel poeder naar Jan en alleman. Janam
Ashtami wordt gevierd op den achtsten dag van de duistere helft van Sawan (Augustus)
den dag, waarop Krishna te (Jokul zou zijn geboren. Op dezen dag zal geen rechtzinnige
Hindoe rijst eten, doch hij voedt zich zeer braaf met vruchten en ander gewas, totdat de
avond is gevallen, waarop hij zich wascht voor een beeld van den god, wiens geboortedag
hij viert.
-ocr page 150-
AZIË                                                                       121
De Bingyi-grotten in Birma. — In de buurt van Moulmein liggen vijf allermerkwaardigste
reeksen van grotten. Men kent ze onder de namen van: de Boercn-grotten, nabij de rivier
Attaran, 16 kilometer van Moulmein, de Dammathal-grotten, aan de Gyaing, 30 kilometer
van Moulmein, de 1\'agat-grotten, aan de Salween, ruim 40 kilometer van Moulmein, de
Kogun-grotten aan de Kogun-krcek, Pagat, 4f> kilometer van Moulmein, en eindelijk de
Bingyi-grotten aan de rivier Dondami, 82 kilometer van Moulmein verwijderd. Alleen de
eerste groep wordt druk bezocht, terwijl de laatste, waarvan wc hier een paar afbeeldingen
geven, alleen in de jongste jaren wetenschappelijk zijn onderzocht. De Bingyi-grotten liggen
in een paar lage heuvels op ongeveer 5 kilometer afstands van het dorpje Binlaing aan de
Binlaing of Dondami-rivier. De ingang wordt bereikt, nadat men een vijver van ongewoon warm
water is overgevaren, vanwaar een bergstroom naar het dal er onder afdaalt en nadat men
ongeveer o0 meter den heuvel is opgeklommen. Het voornaamste hol is diep en duister, en
een helle verlichting is noodig, wanneer men een nauwkeurig onderzoek wil instellen. Aan
het uiterste einde ligt een vijver, waarvan het water tot den rand staat en daaraan is een
pagode gelegen, welke belicht wordt door een opening in den heuvelrug. Aan den ingang
vindt men een andere pagode
van ongewoncn vorm en aan
het eind van het transsept
— indien wc dat woord hier
kunnen gebruiken — staat
of stond een reeks van pago-
des of chaitvas, met beelden
van Gautama Boeddha langs
beide zijden geschaard. De
Boeddha\'s zijn voorgesteld
in monnikspijen, het gekrulde
haar samengeknoopt boven
op het hoofd en de oorlellen
tot de schouders uitgerekt.
Onlangs heeft men deze grot-
ten eens flink gereinigd enge-
restaureerd en sedert stroomt
het van vromen er heen,
die de talloozc godenbeelden
komen vereeren. Toen men
indertijd tot de ontdekking
kwam, dat de grotten een
nader onderzoek zeer zeker
waard waren, werd het be-
zoek bemociclijktdoorduizen-
den vleermuizen. Ze waren
zoo talrijk, dat de holen een
ondraaglijken stank ver-
spreidden ten gevolge van
hunne uitwerpselen en lijken,
die den bodem ecnige voeten
hoog bedekten.
Deze holengroepen zijn                                        DE BINGYI-GROTTEN.
thans bÜZOnder in trek VOOr             ^e vormm8 dezer grotten, vermoedelijk door seismische verschijnselen
j,                      in voorhistorische tijdperken ontstaan, is hier duidelijk te zien. Eerst in
picmcpartljen Van h.Uropca- den laaUten tijd zijn zij ^„och, en voor een nauwkeUriB onderzoek ter
nen zoowel als van inlanders dege gereinigd.
-ocr page 151-
122                                            DE WONDEREN DER WERELD.
DE TEMPEL DER 33.333 GODEN.
Deze tempel werd in 1132 gesticht door keizer Toba. De tempel is 120 Meter lang en geheel bezet
door afbeeldingen van de godin Kwannon. Boogschutters beproeven hunne bekwaamheid, door van het
eene eind van den tempel naar het andere pijlen te schieten.
cn de mociclijkhcden verbonden aan den tocht er heen, zijn geleidelijk overwonnen door de
goede zorgen van verschillende reisbureaux.
De grotten liggen alle in op zich zelf staande heuvels van kalksteen, die zich schilder-
achtig verheffen boven de alluviale omgeving. Men gelooft, dat deze grotten zijn ontstaan
door de inwerking van de zee in voorhistorische tijden en thans zijn de mecsten rijk voorzien
van stalactiten en stalagmiten. Bij de meest oppervlakkige beschouwing valt het in het oog,
dat haast elk beschikbaar plekje van den rotsmuur is bezet met een beeld van een der talrijke
incarnaties van Boeddha en die afbeeldingen dagteekenen uit alle tijden.
San-ju-san-gen-do, de tempel der 33.333 goden. — Ongetwijfeld is de langste tempel
der wereld de San-ju-san-gen do te Kyoto, die niet minder dan 120 meter lang en 17 meter
diep is. Hier zijn onderdak gebracht niet minder dan 33.333 afbeeldingen van Kwannon, de
godin der goedertierenheid. In 1132 stichtte keizer Toba, na afgezet te zijn, dezen tempel en
plaatste er de eerste 1001 beelden in, waar keizer Go-Shirakawa er niet minder dan 1165
bijvoegde. In 1249 vernielde een noodlottige brand gebouw zoowel als beelden, tot groote ont-
zetting van allen, die er bij betrokken waren. Zeventien jaar later, in 1266, beval keizer
Kameyama dezen tempel weder op te bouwen en hij vulde hem geheel met afbeeldingen van
de duizendhandige Kwannon. Eenige eeuwen bleef het heiligdom in stand, echter steeds meer
vervallende, totdat in 1662 de groote Shogun letsuma hem restaureerde en bracht in den
tegen woord igen toestand.
Een merkwaardiger verzameling godenbeelden wordt in de gansche wereld niet aan-
-ocr page 152-
AZIË.
123
getroffen. Rij na rij vullen zij het ruime gebouw van het eene eind tot het andere. Er staan
duizend groote beelden, ieder 3 meter hoog, welke elk weder andere afbeeldingen van
Kwannon dragen en alles bijeen komt men tot het ontzaglijke cijfer van 33.333 beelden. Elk
stuk is tot in de fijnste puntjes afgewerkt en prachtig met goudlak versierd; drie honderd
zijn voortbrengselen van de kunstvaardigheid van Kokei en Koei, twee honderd zijn er
gemaakt door Unkei en de rest door den even vermaarden Shichijo-Dai-busshi. Een
opmerkelijke eigenaardigheid is, dat, ofschoon het telkens dezelfde godin is, die wordt afge-
beeld, alle beelden van elkander verschillen in een of andere bijzonderheid, de houding der
handen, de klecdij of de versierselen. Te midden van dit heirleger van beelden prijkt de
grootc figuur, waarvan we hier een reproductie geven. Ook dit is de godin Kwannon en om
haar heen staan geschaard de Bushu of achtentwintig volgelingen. Aan die Kwannon is een
sage verbonden. De voormalige keizer Go-Shirakawa werd door onophoudelijke hoofdpijnen
gekweld en maakte een bedevaart naar de tempels van Kumano, ten einde voor genezing te
bidden. Hem werd de raad gegeven zich tot een vermaarden Indischen geneesheer te wenden,
die toen toefde in een tempel van zijn hoofdstad. Op zijn reis daarheen viel hij in slaap en
hij droomde, dat een monnik van statige gestalte hem naderde en hem mededeelde, dat hij
in een vroegere verschijning op aarde een vrome monnik was geweest, Renge-bo gcheeten.
Die Renge-bo was wegens zijne deugden bij zijn wederverschijning op aarde als Go-Shirakawa
tot keizer bevorderd. Edoch lag thans Renge-bo\'s schedel geheel veronachtzaamd ergens in
een rivier en een wilgenboom is daaruit opgeschoten en telkens als deze boom door den
wind werd heen en weer geschud, kreeg Go-Shirakawa hoofdpijn. De keizer ontwaakte hierop
en ging uit om den schedel te zoeken, wat hem ten slotte ook gelukte. Toen hij aldus zijn
doel had bereikt en zijn hoofdpijnen voorgoed waren verdwenen, liet hij den schedel van
DE TEMPEL DER 33.333 GODEN.
Dat is de voornaamste figuur in den tempel. Volgens de sage is de schedel van Renge-bo, een
vermaarden monnik, ingevoegd in het hoofd van het beeld der godin.
-ocr page 153-
124
DE WONDEREN DER WERELD.
Renge-ho invoegen in het hoofd van het groote Kwannonbecld, dat thans het middelpunt
vormt van het leger der 33333 godinnen van denzelfden naam.
Een toerist heelt aldus zijn indruk van een bezoek aan den tempel gegeven: „\'t is een
kermisachtig, kakelbont gezelschap, die drom van vergulde godinnen, waarvan de dicht
opeengedrongen rijen, een honderd Meter lang, en talrijk als een bataljon, het ruime gebouw-
tot in de uiterste hoeken vult. De beelden, waarvan vele eeuwenoud zijn, moeten onophoude-
lijk worden gerestaureerd. In een werkplaats achter de grootc zaal zit een oude houtsnijder,
wiens levenstaak het is de handen en armen te herstellen, die als takken in een bosch
onophoudelijk van de beelden afvallen, — want Kwannon is een veelarmige godin en slechts
enkele hebben minder dan een dozijn armen. Ratten trippelen over den grond en verbergen
zich tusschen het hcirleger van beelden, als wij er langs wandelen. Aan het eind van het
gebouw worden we aangehouden door een ouden priester, die als tolgaarder optreedt en
DE IWAKUNI-BRUG.
Geslagen over de rivier Nishiki-gawa, heeft de brug een lengte van 150 Meter. De steenen zinlcstulcken,
waarop de bogen rusten, worden met lood samengehouden.
van eiken bezoeker een bijdrage vraagt. Toen ik eens in den tempel plotseling een hoek
omsloeg, zag ik hoe een reiziger, die meende, dat niemand het opmerkte, kalmweg een hand
van een der vergulde beelden afbrak en in zijn zak stak. Zonderling, tot welke daden van
vandalisme de manie om waardelooze dingen te verzamelen de menschen brengt."
In vroeger dagen hadden bekwame boogschutters de gewoonte te beproeven, hoeveel
pijlen zij achtereen konden schieten van het cene eind van den tempel naar het andere. Die
sport werd „o-va kazu" of „het grootste pijlental" geheeten. Ook thans nog wordt zij door
vele Japanners beoefend en op onze afbeelding ziet men een boogschutter aan het schieten.
De fwakuni-brttg, Japan. — Aan de Japansche zee, in het district Suwo ligt een kleine
versterkte stad, Iwakuni geheeten, dicht bij de monding van de rivier Nishiki-gawa. Iwakuni
was weleer het hoofdkwartier van den bef aamden Daimyo Kikkawa, en de ligging van zijn
sterkte, welke met goed gevolg het hoofd bood aan alle aanvallen in de onrustigste tijden uit
-ocr page 154-
r
.
DE KYAIK-TI-YO PAGODE.
pagode verheft zich ruim 1000 Meter boven den zeespiegel en kan slechts langs ladders bereikt
worden. Kyaik-ti-yo is de naam van de noordelijke punt der Kelasa-bergen, in Birma.
-ocr page 155-
126                                 DE WONDEREN DER WERELD.
DE SPONSROTSEN VAN ENOSHIMA.
Het heilige eiland Enoshima is een der bekoorlijkste punten van het Japansche eilandenrijk. Het is wijd
en zijd vermaard door zijn wonderlijke rotsen, die door velen beschouwd worden als spons-fossielen. In de
zee in de omgeving vindt men reuzen-krabben, die van de eene tot de andere schaar 3 Meter breed zijn.
Japan\'s geschiedenis, wordt nu aangegeven door een bekoorlijken tempel, gewijd ;ian Kato
Kiyomasa. Daaromheen ligt nog steeds het oorspronkelijke park waar de strijdlustige Daimyo
bijzonder trotsch op was geweest. Uit een historisch oogpunt dus niet van belang ontbloot,
heelt het havenstadje thans nog een andere aantrekkelijkheid, n.1. de brug, die de Nishiki-
gawa-rivier overspant. Kintaikyo, of „de brug van den stalen gordel" is in gansch de wereld
vermaard en wordt terecht tot de wonderen hier op aarde gerekend. Van het eene eind tot
het andere is zij ruim 150 Meter lang, de vijf bogen steunen op massieve stecnen zinkstukken,
die met lood aan elkaar verbonden zijn. Ten einde de brug in stand te houden wordt elke vijf
jaar een boog vernieuwd, zoodat feitelijk de brug viermaal in een eeuw nieuw wordt gemaakt.
De Kyaik-ti-yo Pagode, Birma. — De Kyaik-ti-yo Pagode wordt als het zonderlingste
bouwwerk van Birma beschouwd. Het gebouw, ruim 6 Meter hoog, verheft zich op een
ontzaglijk rotsblok, dat dusdanig in evenwicht staat op den bodem, waarvan het eenmaal
deel heeft uitgemaakt, dat het schommelt wanneer de wind er over heen strijkt, (iezien van
het punt, vanwaar de photograaf onze afbeelding nam, schijnt het alsof hier met de wetten
der zwaartekracht gespot wordt.
De wordingsgeschiedenis dezer curiositeit ligt voor de hand. Eerst deed de natuur zich gelden;
zij beroofde de harde rotsige kern van de zachtere gedeelten, die haar verbonden met de
basis. Wind, regen en zonneschijn hebben daartoe alle medegewerkt. Vele jaren geleden
werd dit waggelende rotsblok ontdekt, de vinder deed het schommelen en bevestigde onge-
twijfeld de basis een beetje steviger in de holte, waarin het stond. Daardoor stond het
veiliger dan ooit te voren.
-ocr page 156-
AZIË.
127
Op een goeden dag kwam er een heilige, geleid, gelijk altijd het geval is, dooreen „nat"
of goeden geest. Aangespoord door zijn geloof, bouwde hij een pagode op den top en jaar
in jaar uit worden bedevaarten naar dien kleinen tempel ondernomen. Volgens de sage liggen
reliquieën van den grooten Gautama Boeddha onder het rotsblok, en vliegt het op sommige
tijdstippen van het jaar met pagode en al door de lucht. De reliquieën moeten bestaan uit
Boeddha\'s hoofdhaar en als eerbiedige hulde aan het heilige karakter er van ligt voor de
pagode een groote hoop menschenhaar, afgesneden van de hoofden der pelgrims en daar
nedergelegd.
Üe gekleurde plaat van de eerste aflevering van dit werk gar een kijk op de Sampan
1\'agode op de Kelasa-heuvelen. Het is wel buitengewoon toevallig dat de eenige twee bouw-
werken op rotsblokken, die door de natuur van den ondergrond zijn losgemaakt, beide in
Birma gevonden worden, doch de onpartijdige bezoeker zal erkennen, dat wat betrek de
wankelbaarheid en de historische belangrijkheid de kleine pagode van Kyaik-ti yo zeker de
kroon spant.
De sponsrotsett van Enoshima, Japan. — Ruim 6 kilometer van Kamakura, de voor-
malige dichtbevolkte hoofdstad van oostelijk Japan ligt een schilderachtig schiereilandje,
dat bij vloed in een eiland wordt herschapen. Dit is het aan zeeschatten rijke Enoshima.
Voorzien van goed ingerichte hotels is Enoshima een zeer in trek zijnd vacantieoord voor
Europeanen, die in Japan vertoeven, de zeebaden willen gebruiken of van visschen houden.
Bijzonder interessant is echter het visschen van de glassponsen (Hyalonema Sieboldi; die
evenals de gewone sponsen er in ontzaglijke hoeveelheden worden aangetroffen, en door
dergelijke bijzonderheden is
het stadje vermaard gewor-
den. Schelpen, koralen en
zee wonderen van allerlei aard
behooren tot het leven te
Enoshima. In overoude tijden
was het eiland of schiereiland
Enoshima gewijd aan Benten,
de godin van het toeval, die,
om de kinderen van Koshigal
te redden van het lot om
door een wraakzuchtigen
draak verslonden te worden,
het monster huwde en het
daarna in bedwang hield. Nog
heden zijn de inboorlingen
van Enoshima overtuigd, dat
er een onderaardsche gang
loopt van af de diepe grot
aan het uiteinde van het
eiland naar den Fuji-yama.
Die grot is bijna 90 Meter
diep en heeft een ingang
van 10 Meter.
Ook zonder die legende
is Enoshima een allerbekoor-
lijkste plaats. Een lange,
nogal bouwvallig uitziende                         DE BADRI DAS TEMPEL TE CALCUTTA.
brug verbindt het kleine            Dit i* wel het mooiste en rijkste staal van de bouwkunst der Jains.
-ocr page 157-
DE WONDEREN DER WERELD.
128
schiereiland met het vast-
land, en de bewoners be-
kommeren zich niet bijster
om het onderhouden er van,
het wellicht wcnschelijk
achtend, dat de bezoekers
van hun paradijs de talrijke
schippers begunstigen, die
goeddeels bestaan van het-
geen zij aan aankomende en
vertrekkende bezoekers ver-
dienen. Vlak bij de Iandings-
plaats staat een mooie „torri",
een dier eigenaardige bouw-
werken, die men alom in
Japan aantreft, en kleine
bronzen schildpadden, sierlijk
van maaksel, staan in natuur-
lij ke houdingen aan den voet
der kolommen, die eveneens
van brons zijn vervaardigd.
Een steil en rotsig pad voert
naar de kapellen op den
heuvel. Aan beide kanten,
verscholen in het dichte
lommer staan tal van oude
winkels, waarin curiositeiten
enz. worden verkocht en zij
gaan er grif van de hand.
DE\'JAINTEMPEL TE CALCUTTA.
De tempel is omgeven door tuinen en vijvers, die in schilderachtig-
heid met elkaar wedijveren. De Jains waren weleer een onbeschaafd volk,
doch als bouwmeesters worden zij door slechts weinigen overtroffen.
Een vermakelijke anecdote
vertelt een reiziger, waaruit
blijkt hoeargelooze reizigers
bedot worden: „Oude rim-
pelige zeelui staan langs de
bezoekers van de Drakengrot te loeren. Zij
die zij dan, als zij langzaam
kust en verdienen de kost door op de
bepraten hen om muntstukjes in het wat
in de diepte verdwijnen, weder weten op te duiken. Zij duiken ook naar schelpen en
vast en zeker brengen ze er altijd een boven uit de klare diepten der zee. Toen ik
opmerkte, dat telkens als zoo\'n duiker in het water sprong, hij eerst even in de grot
verdween, kreeg ik argwaan en een dier oude kerels vasthoudend toen hij op het punt
stond kopje onder te gaan, ontdekte ik, dat hij een kreeft in zijn broek had verborgen.
Kn deze ontdekking van de list deed een daverend gelach onder de gansche schare opgaan!"
De Juin-tempel te Calcutta. — Ofschoon het kenmerk van de gansche Indische
bouwkunst in de eerste plaats is de rijkdom der versiering, zijn toch duidelijk verschil-
lende stijlen, die geleidelijk zich hebben ontwikkeld, waar te nemen. Wellicht zijn de ver-
maardste bouwmeesters de Jains; in ieder geval getroostten zij zich de meeste inspanning.
De grondgedachte van de bouwwijze van alle tempels der Jains vormt een reeks van
versierde vierkanten, verdeeld en gedragen door een reeks van gebeeldhouwde zuilen.
Het woord ,eenvoud" past niet bij hunne ontwerpen en meestal zijn hunne tempels gebouwd
op punten, waar, van eiken kant de schoonheid in al haar bijzonderheden het voordeeligstaan
-ocr page 158-
AZIË.                                                                      129
den dag komt. Minarets, koepels en torens verheffen zich allerwege en de kleuren mengelen
zich op de meest schilderachtige wijze dooreen.
In de vorige bladzijden hebben we reeds het een en ander omtrent de tempels en den
godsdienst der Jains medegedeeld, thans geven we een afbeelding van een tempel dorzelfde
secte, die niettemin in uiterlijk grootelijks met de andere bouwwerken verschilt. Deze tempel
ligt in den Hadri Das-tuin te Calcutta en is gewijd aan Tirthankar-Sitalnath-Ji, den Tiende.
DE JAMA MASJID OF GROOTE MOSKEE TE DELHI.
Dit is de grootste van Voor-Indië en op één na de grootste van de geheele wereld. Ze is ruim 67 Meter
lang en 40 Meter diep Ze werd gebouwd door Shah Jehan in de eerste helft der zeventiende eeuw, en zes jaar
lang waren 5000 werklieden daaraan werkzaam. De kostbaarste reliquie, die er wordt bewaard, is een haar
uit den baard van den profeet, welke rood van kleur moet zijn.
Het hoofdgebouw is van wit marmer opgetrokken en de versiering in- zoowel als uitwendig
is zorgvuldig onderhouden.
De Jains hebben dikwerf een aantal tempels groepsgewijs gebouwd, zooals te Parasnath,
Palitana en Girnar, terwijl hunne voorliefde voor het schilderachtige hen tot eigenaardige
tegenstellingen bracht. Zoo zijn de tempels van den berg Abu boven op een heuvel gebouwd,
andere verrezen in diepe dalen. De beide torens van den Roem en de Overwinning te Chitor
zijn prachtige stalen van den arbeid der Jains, vooral door de kunstig gesneden pijlers.
Kunstwerken, dagteekenend uit de tiende eeuw, vindt men in de groote moskeeën van Kutab
Minar, ten zuiden van Delhi, en te Ajmer Ahmcdabad. De opmerkelijkste producten van den
arbeid der Jains zijn de tempel van Hathi Singh (1848) te Ahmcdabad, de tempel te Delhi,
die reeds een eeuw oud is, en die te Calcutta.
De Wonderen dei Wereld.                                                                                                      10
-ocr page 159-
DE SCHWAY DAGON PAGODE,
Om de hoofd-pagode, die van onder tot boven met echt goud is bedekt, loopt een terras, dicht bezet door
kleine altaren, wonderlijke dierfiguren enz., die op den bezoeker een onuitwischbaren indruk maken.
-ocr page 160-
DE WONDEREN DER WERELD.
130
HOOFDSTUK V.
Naar PHILIP W. SERGEANT.
De Jama Masjid te Delhi. — De Jama of Jumma Masjid, de Grootc Moskee te Delhi,
is op een na de grootste moskee der aarde. De vermaardheid er van berust op een haar, een
rood haar, dat van den baard van Mohammed afkomstig moet wezen. De tempel werd door
den beroemden Shah Jehan, den kleinzoon van keizer Akbar, in 1631 —lo37 gebouwd als hulde
aan de nagedachtenis van zijne dochter Jehan Ara Begam — waarvan de olticieele naam
Masjid Jehannama is afgeleid, ofschoon de hierboven vermelde benaming de algemeen
gebruikelijke is. Men zegt, dat vijfduizend man aan den bouw hebben gewerkt en de kosten
zouden tien laks ropijen hebben bedragen.
De Jama Masjid is misschien niet de mooiste moskee van Engelsch-Indië, wordt als
zoodanig overtroffen door de Moti Masjid, de „Parel-Moskee", die Shah Jehan te Agra
Een blik op de Moskee, zich boven de omringende vlakte verheffend.
deed verrijzen. Het is intusschen een zeer indrukwekkend bouwwerk, opgetrokken op een
terras, dat rust op een rotsachtige verhevenheid, te midden van een uitgestrekte vlakte.
Aan ieder der hoeken van dit terras verheft zich een toren en drie statige trappen voeren
naar den hoofdingang en de beide zij-ingangen. Langs het geheele gebouw loopt een
booggalerij, evenals de buitenmuur van roode zandsteen opgetrokken. De hoofdingang door-
gaand komt de bezoeker op een voorplein van ruim 100 vierkante Meter, geplaveid met
graniet, met marmeren versieringen, terwijl in het midden een breede vijver is gegraven
ten dienste van de afwasschingen der geloovigen. Met den hoofdingang tegenover de poort
van het voorplein verheft zich daarachter de moskee. De buitenmuur is opgetrokken van
roode zandsteen en wit marmer; de drie breede koepels zijn van enkel marmer, terwijl
voor de minarets op de hoeken de beide matei ialen bij afwisseling zijn gebruikt. Boven op
die torens zijn marmeren koepels gebouwd, die men langs trappen bereikt, en ook boven
den hoofdingang en op het platte dak van den tempel vindt men koepels.
De moskee is een langwerpig vierkant, ruim 67 Meter lang en 40 Meter diep, de vloer
is van wit marmer en zoowel de muren als het plafond zijn met dezelfde steensoort gesierd.
-ocr page 161-
DE GROOTE MOSKEE TE DELHI.
Gezicht op het voorplein op den laatsten dag van het Ramadanfeest in de negende maand van het
Mahomedaansche jaar. Zoowel de Moskee als het voorplein is bij deze godsdienstoefening met een dichte
schare geloovigen bezet.
-ocr page 162-
132                                            DE WONDEREN DER WERELD.
DE MINGOON-PAGODE, BURMA.
Deze pagode is het grootste balcsteenen bouwwerk der wereld, hoewel de vorst, die het oprichtte,
stierf vóór het \'t derde deel van de door hem bedoelde hoogte had bereikt. In 1839, twintig jaren na zijn
dood, deed een aardbeving het massieve bouwwerk scheuren van onder tot boven en veroorzaakte
nog meer schade.
De hoofdingangen worden slechts geopend om toegang te verleencn aan koninklijke
personen of aan vertegenwoordigers van het koningschap, zooals den onderkoning van
Britsch-lndic. Voor de ingangen is opgericht een kansel, tachtig jaar geleden geschonken
door een vrijgevig geloovige, die wilde, dat allen, die op het voorplein samenkwamen, in de
gelegenheid werden gesteld om den priester te hooren.
Op den laatsten dag van het Ramadan, overeenkomende met den vastentijd der katholieken,
biedt de Jama Masjid het merkwaardigste schouwspel; maar tot dat schouwspel worden
slechts bij uitzondering ongeloovigen toegelaten. Op dien dag is niet enkel de moskee doch
het geheele voorplein ingenomen door Mahomedanen, die een maand van zeer streng vasten
achter den rug hebben, indien zij ten minste streng in het geloof zijn en niet op grond, dat
zij landbouwers zijn, dispensatie van het vasten hebben gekregen. Een denkbeeld van het
tafereel geeft onze afbeelding, ofschoon daarop slechts twee derden van den voorhof is
afgebeeld.
De groote moskee van Delhi heeft een rol gespeeld in den beruchten Engelsch-Indischen
opstand; het gebouw werd hardnekkig verdedigd door de opstandelingen nadat in 1857 de
stad zelve reeds was ingenomen. Intusschen is het daarbij niet ernstig gehavend en in ieder
geval is het sedert uitnemend hersteld op last der regeering, waarbij vrijgevige inboor
lingen hun medewerking verleenden. Heden ten dage is het nog steeds een mooi voorbeeld
van den kunstsmaak van Shah Jehan en ook zij die niet te groote bewondering gevoelen voor
het rood en wit der buitenmuren, erkennen de sierlijkheid der lijnen van het bouwwerk.
De Mingoon-pagode aan den Irrawadi in Birma. — Op den westelijken oever van den
Irrawadi, ongeveer elf en een halven kilometer van Mandalay, aan de andere zijde gelegen,
-ocr page 163-
AZIË.                                                                      133
verheft zich het grootste bouwwerk van baksteen op aarde. Het is een onvoltooide pagode,
zich verheffend op een terras van vijf verdiepingen nagenoeg 135 vierkante Meter groot. Op het
hoogste terras is opgetrokken een steenmassa van 70 vierkante Meter en bijna 30 Meter hoog.
Daarop verheffen zich weder drie terrassen, waarmede een totale hoogte van 50 Meter
wordt bereikt. Uit een model of „maquette", die aan den kant der rivier is te vinden, valt
af te leiden, dat bedoeld was de pagode 150 Meter hoog te maken, waardoor ze het grootste
gebouw der wereld zou zijn geworden. Intusschen is het toch, hoewel slechts een derde er
van is voltooid, een gevaarte van ongeveer twee millioenen kubieke Meter aan baksteen en
er zullen wel weinig bouwwerken zijn, die het in omvang overtreffen. De stichter er van is
Bodawpaya, een koning van Birma met groote eerzucht, doch wreed van aard, die in 1819
overleed. Twintig jaren lang liet hij zijne onderdanen in dwangarbeid er aan werken onder
zijn persoonlijk toezicht en men vermoedt dat hij een grooten schat er onder heeft verborgen.
Na zijn dood schijnt geen zijner opvolgers eenige poging gedaan te hebben om zijn werk te
voltooien en in 1839 heeft een aardbeving het bouwsel van beneden tot boven doen scheuren,
heel wat metselwerk verschoven en bovendien twee reusachtige leeuwenfiguren, die den
oostelijken ingang flankeerden, vernield. Langs de voornaamste scheuren van de pagode hebben
de voetstappen der bezoekers een smal pad gebaand , waarlangs het mogelijk is den top te
bereiken, vanwaar men een mooi gezicht heeft op Mandala}* en omgeving.
EEN GLETSGHERTAFEL.
Dit is een afbeelding van een gletschertafel van buitengewonen omvang, in 1908 op den Biafo-gletscher
in Baltistan ontdekt. De ijszuil is 3,8 Meter hoog, de lengte van den daarop rustenden steenklomp 5 Meter
de totale hoogte 5,5 Meter.
-ocr page 164-
134
DE WONDEREN DER WERELD.
HET METALEN PALEIS TE ANURADHAPURA, CEYLON.
De ecnige overblijfselen van het weleer grootste klooster der wereld zijn 1600 ruwbehouwen granieten
zuilen, die oorspronkelijk met bronzen platen waren bekleed en een gebouw van negen verdiepingen droegen.
Een ontzaglijke Gletschertafel in Baltistan — De Biafo-gletscher in Baltistan (,Klein-
Thibet" bij de noordgrens van Kashmir, is een der grootste en ongetwijfeld een der prach-
tigste gletschers der wereld. Hij heeft een lengte van 56 kilometer en indrukwekkend is het
schouwspel, dat hij biedt aan dengeen die er een bestijging van onderneemt. Een der mcrk-
waardigste natuurverschijnselen er van is de gletschertafel, waarvan we hier een afbeelding,
dagteekenend van 1908, geven.
Gletschertafels worden hoofdzakelijk gevormd door den val van een groot brok steen op
een besneeuwden gletscher. Door zijn zwaarte perst dit de sneeuw, waarop het rust, zoo sterk
samen, dat deze veel compacter wordt dan de omringende sneeuw. Als nu de inwerking van
de zon ten gevolge heeft, dat de sneeuw van de omgeving smelt, verkeert die onder den
steenklomp, welke tegen de zonnestralen meer beschut is en door de drukking harder is
geworden, geleidelijk onder den invloed van dooien en vriezen in een ijskolom, die de tafel
draagt. De warmte van den bodem en de inwerking van de zon doen die kolom slinken,
zoodat het rotsblok grooter in omvang is dan zijn steunsel en daar de zon, in het zuiden
staande, grooter inwerking heeft op het ijs, smelt dit aan de zuidzijde sterker weg. Daardoor
begint de steenklop ook meer naar den zuidkant over te hellen om ten slotte geheel van de
zuil af te glijden.
De gletschertafel, die men in dit werk afgebeeld vindt, heeft een hoogte van 5,5 Meter,
de ijszuil is 3,8 Meter hoog, de lengte van den steenklomp 5 Meter.
Het metalen paleis, Anuradhapura. — Een der belangwekkendste overblijfselen van de
groote, in puin gevallen stad Anuradhapura, in het noorden van Ceylon, is het Lohamahapaya
ol „Groot metalen Paleis", ofschoon er ten huidigen dage niets meer van over is dan
1600 stuks granieten zuilen, waarop eertijds het gebouw verrees. Deze zuilen, weleer bekleed
met platen van geslagen brons of koper, beslaan een oppervlakte van ongeveer 750 vierkante
-ocr page 165-
AZlfi.
13ó
Meter, en staan in veertig rijen geschaard. Oorspronkelijk rustte er, naar men zegt, een gebouw
op, negen verdiepingen hoog, elke verdieping was iets kleiner dan die er onder was, zoodat
vermoedelijk iedere verdieping door een terras was omgeven, geschikt om overdag er op te
wandelen, of des nachts te slapen, als de hitte de menschen uit hunne woningen joeg. Het dak
was bedekt met platen geslagen koper. Het voornaamste vertrek was de groote gehoorzaal,
waarvan de zuilen met goud waren bekleed, terwijl in het midden onder een witten troon-
hemel een ivoren troon geschraagd door lceuwenklauwen stond. Volgens de oude Singalcesche
kronieken bevatte elke verdieping honderd kamers, doch dat is vrijwel onmogelijk geweest.
Het Metalen Palcis werd in de tweede eeuw vóór Christus gebouwd door zekeren koning
Duthagamini, als herinnering aan zijn overwinning in een tweegevecht met den overweldiger
Elala, vorst der Tamuien, die van Mysore uit naar Ceylon was overgestoken en Anuradhapura
had ingenomen, waarbij hij het vorstengcslacht, dat vier eeuwen lang Ceylon had geregeerd,
verdreef. Het gebouw was, naar men zegt, bestemd voor klooster, waarin een duizendtal
monniken een onderkomen konden vinden.
Onder een volgende regeering werd het aantal verdiepingen teruggebracht van negen
op zeven en in den aanvang der vierde eeuw na Christus is het door zekeren koning Mahasena,
een afvallige van het Boeddhisme, nagenoeg geheel verwoest. Of Mahasena, na zijn terugkeer
tot het oude geloof, óf zijn zoon — daaromtrent is men in het onzekere heeft het herbouwd,
echter met slechts vijf verdiepingen, üc verplaatsing van den zetel der regecring van
Anuradhapura had ten gevolge, dat wat eenmaal het grootste klooster der wereld was, in
puin viel, en reeds vele
eeuwen is er niets meer van
te zien dan de 1600 zuilen,
welke elke toerist gaat aan-
schouwen.
\'t Eilandpaleis in hel
Pichola-meer, Udaiptir.
De beide paleizen in het
Pichola-meer bij l\'daipur of
Oodeypore behooren tot de
schilderachtigst gelegen
bouwwerken der wereld,
worden wellicht enkel ge-
e ven aard door die op de
Borromeische eilanden in het
Lago Maggiore in Noord-
Italië. De beide paleizen
dragen onderscheidenlijk den
naam van Jagmandir en
Jagniwas; van het eerste
geven we hier een afbccl-
ding. Dit eiland is geheel
omgeven door de muren
van het paleis en de opper-
vlakte van ruim 160 Aren
is niet enkel door het paleis
met zijn bijgebouwen in
beslag genomen doch tevens
HET METALEN PALEIS.
door drie muren, door
gaanderijen van elkander
Elke zuil is vier Meter lang en er zijn veertig rijen elk van veertig zuilen,
die een oppervlakte van 750 vierk. Meter in beslag nemen.
-ocr page 166-
DE WONDEREN DER WERELD.
136
afgescheiden, waarin oranjeboomen, mango\'s en andere vruchtboomen groeien tusschen
palmen, cypressen en platanen.
De beide eiland-paleizen zijn gebouwd door Jagat Singh, Rana van den Rajput-staat
Mewar, waarvan l\'daipur, de „stad van den zonsopgang", de hoofdstad is, zij zouden dus uit
de zeventiende eeuw dagteekencn, terwijl het Pichola-mcer drie eeuwen vroeger is ontstaan
door toedoen van Udai Singh, den Rana die op de vlucht sloeg voor den veroveraar Akbar
en, zich in de bergen van Mewar terugtrekkend, een nieuwe hooldstad stichtte. Hij legde een
dijk door het dal aan en deed aldus een meer ontstaan, dat bijna vier kilometer lang is en
twee en een halven kilometer breed.
Outram, de held van Yoor-Indië, zou eens van het eiland Jagmandir naar den oever
itflrtn , • mm*»\' - - ________:-______^~1.. .. .,^^^TV-l.^,.^-^a^Hr.,,:^
HET WITTE EILANDPALEIS TE UDA1PUR.
Dit is een der schoone paleizen, op de eilanden in het Picholamcer bij Udaipur, hoofdstad van
Mewar, gebouwd. De photographie werd genomen van uit een raam van het koninklijk paleis van den
Rana, van waaruit men een ruim gezicht op het meer heeft. Van dit eiland zou de held Outram in het
meer zijn gesprongen en trots de talrijke krokodillen naar den kant zijn gezwommen.
zijn gezwommen naar aanleiding van een schampere uitdaging van den Rana van Mewar en
dat zou, wegens de aanwezigheid van talrijke krokodillen in het meer, niet zonder gevaar
geweest zijn.
De groote klok in den Chionintempel bij K\'yolo. — Tn het schilderachtige Chionin-kloostcr,
zich te midden van donnenwouden verheffend op de helling van een heuvel bij Kyoto, en
toebehoorende aan de Boeddhistische secte der Jodo\'s, vindt men twee kostbare zcldzaanv
heden: een stel schermen of schutten, beschilderd door vermaarde kunstenaars in het begin
der zeventiende eeuw, en een klok, die in een afzonderlijk paviljoen is opgehangen en die
in 1(>33 is gegoten. Te Kyoto vindt men de twee grootste klokken van Japan, de andere
hangt in den Daibutsu-tempel en is 18 jaar ouder. De Chionin-klok — bijna drie en een
halven Meter hoog, terwijl de Daibutsu-klok ongeveer vier en een halven Meter hoog is, —
heeft dezelfde middellijn, ruim 3 Meter, en weegt 74 ton, de andere slechts 63. Men luidt de
klok door met een grooten houten balk tegen den vergulden chrysanthemum te bonzen, welke
op onze afbeelding duidelijk onder aan de klok is te zien, doch men zegt, dat er niet minder
dan vijf en twintig man noodig zijn om den balk zoo te hanteeren, dat de klok behoorlijk
luidt. Geen wonder dat de klok zelden wordt gehoord. In den Daibutsu-tempel kan men met
-ocr page 167-
-ocr page 168-
138                                            DE WONDEREN DER WERELD.
„SAHADEVA RATH", EEN OUDE MONOLITHISCHE TEMPEL DER DRAVIDA\'S.
Bij Mahabalipur treft men vijf monolithische tempels aan, in de zesde eeuw door de Dravida\'s uit de granietrots
uitgehouwen. Naast den vijfden tempel, die hierboven is afgebeeld, staat een groote olifant, die vroeger
bedolven was onder een berg zand.
een fooi het genoegen koopen om de klok te hooren, in het Chionin-klooster is dat niet
toegestaan. Vandaar wellicht het verhaal, dat wie eens de Chionin-klok heeft gehoord, dat
geluid heel zijn leven niet vergeet.
Monolithische Tempels te Mahabalipur bij Madras. — Op de Zuid-Oostkust van Voor-
Indië, tusschen Madras en Pondicherv, treft men enkele hoogst belangrijke bouwwerken aan,
die vermoedelijk wel de oudste voorbeelden zijn van Dravidasche rotstempcls. Tn ieder geval
zijn zij de oudste, die men tot nog toe heeft gevonden en volgens sommige deskundigen
dagteekenen zij uit de zevende, volgens andere uit de zesde eeuw na Chr. De Dravida\'s, die
een deel van Engelsch-Indië bewoonden lang vóór den inval der Ariërs en voorzeker de
oudste bewoners er van zijn, stonden in geestelijke ontwikkeling achter bij de Ariërs, doch
waren geboren bouwmeesters en aan dit vermoedelijk Turanische volk is het eigenaardige
karakter van den Indischen tempelbouw toe te schrijven.
Gelijk te begrijpen valt, hebben de uit een rots gehouwen bouwwerken den tand des
tijds beter weerstaan dan andere en vandaar dat, om kennis te maken met het beste
Dravidasche werk op bouwkundig gebied, we ds monolithische tempels als die te Mahabalipur
moeten bestudceren. Trots hun ouderdom zijn zij uitstekend bewaard en zijn de granieten
versieringen nagenoeg ongeschonden.
Hoewel de plek doorgaans „de zeven Pagodes" heet (naar een legende der inlanders
volgens welke bij twee op het strand staande tempels, gewijd aan Vishnoe en Siva, nog vijf
andere behooren, die door de zee zijn verzwolgen) vestigt zich de belangstelling vooral op
-ocr page 169-
AZIË.
139
een groep van vijf monolithen, die bij elkander, doch niet onmiddellijk bij de twee tempels
staan. Van deze vijf „raths" (wat beteekent „wagens", aldus geheeten naar den uiterlijken
vorm der altaren) liggen er vier in één lijn, en zijn blijkbaar alle gehouwen uit één blok
graniet van reusachtige afmetingen, en de vijfde staat afzonderlijk op korten afstand van de
andere. Dezen vijfde, den Sahadeva-rath, vinden onze lezers hier afgebeeld. Hij is bijna 5,5 Meter
lang, 3,3 Meter breed en 4,8 Meter hoog. De voorgevel is naar het noorden gekeerd, daar
vindt men een onvoltooide poortingang, geflankeerd door twee pijlers, en toegang gevend tot
een kleine, onversierde ruimte.
Waarom geen dier vijf monolithische tempels geheel is voltooid, weet men niet
met zekerheid; om een of andere reden hebben de vervaardigers gedeelten er van
meer of minder onbewerkt gelaten. Men heeft ondersteld, dat een volk uit het noorden,
dat tijdelijk dit deel van Madras had bezet, met de „raths" is begonnen, doch weer is
verdreven alvorens het werk voltooid te hebben, doch oudheidkundigen trekken de juistheid
hiervan in twijfel.
Naast den vijfden tempel is opgedolven een groote olifant van graniet, die vroeger
begraven was onder een zandberg naast het bouwwerk.
De AllagaUabcrg. — Deze bergtop, ruim 1025 Meter hoog, nabij Nuwera Eli va gelegen,
is een der mooiste punten van midden-Cevlon. Als een steile granietmassa verheft hij zich
tusschen schilderachtige dalen en hij is vooral indrukwekkend, wanneer na een zwaren
regentijd de bergstroomen als watervallen in de dalen storten. Langs de steile hellingen
wordt veel thee geplant en zij die zich daarmede bezighouden zijn getuigen van in rijke
verscheidenheid zich voordoende atmosferische verschijnselen.
ONWEDER BOVEN DEN ALLAGALLABERG.
De Allagallaberg, midden-Ceylon, is het indrukwekkendst bij een zwaar onweder, zooals er dikwijls een
boven den berg losbarst. Het is alsof het gedaver der lucht den berg doet trillen. De electrische ontladingen
zijn prachtvol en de regen stroomt in watervallen langs zijn hellingen.
-ocr page 170-
140                                            DE WONDEREN DER WERELD.
Ongestadig is het weer in hooge mate. Nu eens drijft een mistzee in vlokkige wolken
over de laaggelegen velden, en steken de toppen der heuvels als weelderig begroeide
eilanden er boven uit. Dan weder wordt het landschap gekoesterd door de stralen van een
tropische zon, die na een paar uur plots schuil gaat achter ravenzwarte wolkenmassa\'s, welke
den berg omgeven, terwijl intusschen de verder verwijderde heuvels nog door de zon worden
belicht. Een bliksemstraal Hitst door het zwarte wolkengevaartc en onmiddellijk daarop schijnt
de berg op zijn grondvesten te trillen door het gedaver van een donderslag zoo heftig dat
den vreemdeling de schrik om het hart slaat. Dan volgt een slagregen, die de bergstroomen
tot bruisende watervallen doet aangroeien, de voetpaden tot snel vlietende beken maakt,
de rijstvelden worden herschapen in meren en het heeft er allen schijn van, of het water
ernstige schade heelt berokkend. Dit is echter niet het geval. Het water verdwijnt haast
even snel als het is gekomen, en de ietwat verhavende plantenwereld erlangt, verkwikt en
verjongd, nieuw leven, wanneer
de zware wolkenmassa\'s aan den
^H^^K gezichteinder verdwijnen en de
stralen van de gulden zon het
aardrijk weder beschijnen.
De spelonk van Maclipcla. —
Onder de plaatsen in Talestina,
die in verband staan tot de oude
bijbclsche geschiedenis zijn vooral
de graven der aartsvaders Abra-
ham, Izaak en Jacob en hunne
respectieve vrouwen Sara, Rc-
becca en Lca vermaard. Het Oude
Testament verhaalt ons, hoc bij
den dood van Sara Abraham voor
vierhonderd sikkelen zilver den
akker van Machpela bij Hebron
het land Kanaiin kocht van Kfron
den Hittiet. Op dien akker was
een spelonk in de helling van
een heuvel, welke als laatste
rustplaats is gebruikt niet enkel
HET GRAF VAN ABRAHAM," IZAAK EN JACOB.
Op deze afbeelding ziet men de trap van de groote moskee,
opgericht boven de vermoedelijke spelonk van Machpela bij Hebron,
waar de drie aartsvaders en hunne vrouwen moeten zijn begraven.
voor Sara, maar ook voor Abra-
ham zelven, zijn opvolgers en
hunne vrouwen. Boven het heden-
daagsche Hebron verheft zich
een groote Mahomcdaansche moskee, welke gebouwd is over een grot, die volgens de
traditie der laatste acht eeuwen deze spelonk zou wezen. Van vóór het begin der 12j9 eeuw
heeft men geen berichten daaromtrent, doch daarna hoort men van pelgrims, die de plek
bezochten. De oude Joodschc reiziger Benjamin ben Jona, uit Tudela in Spanje, de eerste
Europeaan, die Azië bereisde (van 1159 tot 1173) schrijft: Bij Hebron ligt een groote bede-
vaartplaats, Sint Abraham geheeten, welke vroeger een Joodschc synagoge was. De inboor-
lingen maakten er zes graven, en verzekeren, dat dit de graven der aartsvaders en hunne
vrouwen zijn en ze eischen geld om ze te laten zien. Als een Jood een extra fooi geeft aan
een bewaker, wordt een ijzeren deur, dagteekenend uit de dagen onzer voorouders, geopend,
en de bezoeker daalt met een toorts er in af, gaat langs twee ledige grotten en ziet in de
derde zes graven, waarop de namen der drie aartsvaders en hunne vrouwen inHebreeuwsche
letters zijn geschreven. De spelonk is vol met vaten, die het gebeente bevatten van menschen
-ocr page 171-
-ocr page 172-
DE WONDEREN DER WERELD.
142
DE MUREN VAN JERICHO.
De opgravingen, die sinds 1907 worden gedaan ter plaatse waar het oude Jericho heeft gestaan, hebben
aan den dag gebracht een wonderbaar stuk Kanaanietische architectuur, dat bewijst dat de inneming er van
door Jozua een belangrijke gebeurtenis is geweest. De afbeelding doet twee eigenaardigheden van het
bouwwerk duidelijk zien - de reeksen van groote rotssteenen die opgestapeld werden op den rotsgrond en
de overblijfselen van het bovengedeelte van den muur, van baksteen opgetrokken.
welke naar deze gewijde plaats zijn gebracht. Aan het eind van het veld van Machpela staat
Abraham\'s huis met een waterbron er voor."
De kruisvaarders hebben op die plaats in de tweede helft der twaalfde eeuw een kerk
gebouwd, die de Muzelmannen veranderden in een moskee, welke zij KI Haram heetten. De
vermaarde spelonk ligt onder de fundamenten van het gebouw, en wordt angstvallig bewaakt.
Vere Monro (1835) verzekert op gezag van een Muzelman, dat de grot nooit werd betreden,
doch onafgebroken verlicht met behulp van een lamp, die met touwen door een opening in
den vloer der moskee werd afgelaten. Joden mochten door een gaatje een kijkje nemen, maar
aan Christenen werd dit niet toegestaan.
Tegenwoordig brengen de bezoekers het niet verder dan tot de trap, die naar de
moskee voert en gecnen vreemdeling wordt vergund het inwendige van het gebouw te zien.
De muur van El Haram, ruim 15 Meter hoog, voorkomt, dat een nieuwsgierig oog iets
meer ziet, zelfs van de moskee, dan de wachters goedvinden en de vraag, wat thans in het
hol ligt, is op dit oogenblik onbeantwoord. „De ontdekking van Jacobs Egyptischen rok
— de mummie zal wel niet meer aanwezig zijn — onder de groote moskee, zou," meent een
der schrijvers, „feitelijk vaststellen, dat daar werkelijk de spelonk van Machpela is gevonden."
Doch de gelegenheid om een onderzoek in te stellen ontbreekt.
-ocr page 173-
AZIË.
143
Het heilige Ganges-water. — Een zeldzaam voorbeeld van het trouw nakomen der godsdienst-
plichten leveren de bedevaarten der Hindoe-pelgrims naar Benarcs, ten einde zich in den
Ganges te baden. De Ganges ontspringt volgens het Hindocsche geloof uit het hoofd van
Siva. Inderdaad liggen de bronnen der rivier in het Himalaya-gebergte, volgens de legende
de verblijfplaats van Siva, en Benares is een stad, waar de godheid in het bijzonder hoog
vereerd wordt. De geloovigen
worden dientengevolge bij-
zonder gesticht door Benares
te bezoeken en zich onder
te dompelen in de heilige
rivier. Het water van den
Ganges heeft een ietwat
groenachtige kleur en voert
heel wat modder van de
bergen met zich. Bovendien
ontvangt het te Benares een
heele lading offeranden, bc-
staande uit bloemen en de
asch van verbrande lijken,
om te zwijgen van de lijken
van kluizenaars van buiten-
gewone heiligheid, die men
gewoonlijk na hun dood aan
den heiligen stroom toever-
trouwt. Niettemin schrijft
men aan het water de wónder-
kracht toe om den mensch
zoowel van ziekte als van
zonde te bevrijden. Mannen,
vrouwen en kinderen baden
in de rivier, in putten, die met
het water er van zijn gevuld
of in heilige bronnen in de
stad. De ^roote vijver van
Pischamochan („Verlossing
van de boozc Geesten") wordt
vooral druk bezocht door
bedevaartgangers, daar een
bad er in beschouwd wordt
als het meest probate middel
om booze geesten uit te
drijven. Europeesche toe-
schouwers rillen bij het ge-
zicht van zoo talrijke schare
personen van allerlei aard
samen badend op een enkel
punt in water, dat reeds zoo
EEN RIETEN BRUG IN SIKKIM.
De brug bestaat uit drie gedeelten: de gespleten bamboestokken, die de
leuningen aan beide zijden vormen, de ongespleten bamboes, twee of
drie naast elkaar, die als loopbrug dienst doen, en de twijgen of reepen
schors, die de brug door de zijkabels doen dragen,
sterk verontreinigd is, doch
de pelgrims dompelen zich
in het groezelige water met
vreugde en vast geloof.
-ocr page 174-
DE WONDEREN DER WERELD.
144
De muren van Jericho. — Weinig opgravingen uit den jongsten tijd hebben belangrijker
uitkomsten opgeleverd dan die op de plaats, waar eenmaal \'t oude Jericho zich verhief; zij
hebben doen zien, dat de Joden terecht trotsch mochten wezen op de inneming van de
Kanaanietische sterkte.
Vier jaar geleden lag ongeveer twee en een halven kilometer van het hedendaagsche
Jericho verwijderd een groote langwerpige zandheuvel. Teil es-Sultan gehecten, ongeveer
370 Meter lang, 160 Meter breed en 15 Meter hoog, terwijl hier en daar zandhoopen zich
op den top verhieven. Gesteund eerst door de Oostcnrijksche regeering, later door Duitschc
geleerde genootschappen begon professor Scllcn daar opgravingen te doen. Hij legde een
ontzaglijke omwalling en een deel van het inwendige der stad, waaronder de citadel in het
noordelijk deel, bloot. De buitenste
JK
                                          ~i ommuring bleek uit drie gedeelten te
bestaan. De basis werd gevormd door
de natuurlijke rots, met een laag klei
en grint bedekt. Daarop was gebouwd
een steenen muur van ruim vijf Meter
hoogte, waarvan de twee onderste
lagen bestonden uit enorme rots-
blokken, terwijl hooger op de steenen
kleiner van omvang werden. De muur
zelf nam geleidelijk in dikte af. Het
bovenste deel bestaat uit baksteenen,
is nu nog ongeveer 2,5 Meter hoog,
doch oorspronkelijk zeker belangrijk
hooger. Torens van baksteen ver-
heffen zich op verschillende punten
van deze omwalling.
Zulk een versterking moet destij ds
heel moeilijk zijn in te nemen geweest,
vooral omdat in het hart van den muur
de open ruimte tusschen de steen-
blokken met kleinere steenen waren
aangevuld als een extra bescherming
tegen de werktuigen der belegeraars.
De bouwers van den muur waren be-
kwame handwerklieden. Deskundigen,
EEN GRAF IN NOORD-CHINA.
De graftomben in Noord-China verschillen onderling zeer
weinig van elkander. Vóór het graf ligt een platte steen en boven
het opschrift daarvan is de kop van een kruipend dier afgebeeld.
De steen, die rechtop staat, rust op een steenen schildpad.
die de bouwvallen zoowel van Jericho
als van Troje hebben bezocht, hebben
opvallende overeenkomst gevonden
tusschen de hier beschreven muren
en die van de „tweede stad", welke
Schliemann te Troje heeft ontdekt,
en men onderstelt, dat de bouwmeesters of elkander hebben gekend of wel dezelfde leer-
meesters hebben gehad.
Ook de citadel van Jericho is een opmerkelijk bouwwerk. De muren zijn vrijwel op
dezelfde manier opgetrokken, doch zij zijn dubbel met een tusschenruimte van ongeveer vier
Meter. Twee torens staan op de beide noordelijke hoeken. Binnen de versterking vindt men
een dooreenwarreling van huisjes met slechts een enkele doorgang, zooals men thans nog in
vele Oostersche steden aantreft. Deze huizen, waarvan een nog in ongewoon goeden staat,
schijnen van later tijd te dagteekenen dan de stadsmuren en te behooren tot een tijdperk,
na de verovering der stad door de Joden. De Kanaünieten tusschen de 17do en de 14do eeuw
-ocr page 175-
ai
B <0
O
u
., »»
V U
-o
C u
i> k.
•r f
h
00 0
» _C\'
** -
•e v
*7
— D
O
•3 6
>
* s
^
H
o
H
« c
LU
h
1
J
&i
UJ
ka
0.
il
2
UJ
5 J
Ó
|j|
Q
UJ
S g
2
<
1
id
£ -*
z
\'S s
UJ
^•=-
Q
_ f
co
2
is
<
>
J 1
C «
2
:JS
UJ
. o
0.
75 °
o.
o
UJ
=ë £
H
u "8
r-
UJ
i|
X
0
U QO
0.
"0 3
o
.«i
o
L
D
.|
1
>
ui
= ?
o
5 §
\' _Q
J
"c u
UJ
5.-0
X
F •
v \'S
z
a -o
UJ
e -
u »
(/)
"0 £
RIA\'
°|
<
"1
trt
ü " •
5 S "ï!
£
§ s Si
J:>I
Hl
u -0
e c
ijl
tij
- -o
^n a
"**-^ *—..»
"75?":,
1* Pi
=ütt«SI
- \' 4
i<
M.\';y#
M
De Wonderen der Wereld.
-ocr page 176-
146                                 DE WONDEREN DER WERELD.
vóór onze jaartelling, bouwden de muren en
vermoedelijk ook het grootste deel van de citadel,
zoo niet de geheelc versterking. De Israëlieten
hebben echter de stad zelve geheel herbouwd.
Een grondig onderzoek der vondsten evenwel is
onvermijdelijk om iets te weten te komen
omtrent de geschiedenis van Jericho. Twee belang-
rijke ontdekkingen zijn intusschen reeds gedaan,
vooreerst, dat heel wat Egyptisch aardewerk
werd gebruikt, ten tweede, dat onder de enkele
huizen aarden potten zijn gevonden, die kinder-
Iijken bevatten.
Het zand, waaruit de heuvel van Teil es-
Sultan bestaat, heeft alles goed bewaard, wat
het bedekte, en nu een belangrijke hoeveelheid
er van is weggegravcn, kan men eerst recht
zich voorstellen, welk een indrukwekkenden aan-
blik Jericho moet hebben opgeleverd, oprijzend
uit de omringende vlakte. En daarmede groeit
ook de beteekenis van de verovering van Jericho
REUSACHTIGE WISTARiA TE
KASUKABE, TOKYO.
Deze wellicht duizend jaar oude boom neemt een
oppervlakte van meer dan 20 bij 25 Meter in beslag.
in het boek Jozua, zoo eigenaardig beschreven:
Jozua\'s ontmoeting met den bode van Jahwe,
die hem aanraadt zes dagen lang met alle weer-
bare mannen, voorafgegaan door de priesters, die
de Arkc des Vcrbonds onder bazuingeschal dragen, om de muren te trekken, waarop dan op
den zevenden dag, als gansch het volk een luid krij«sgcsehrceuw aanheft, terwijl de bazuinen
schallen, die muren zullen instorten „en het volk naar boven stormen, ieder recht voor zich uit."
Aldus geschiedde „en"
         verhaalt de Bijbel — „zij sloegen al wat in de stad was met
banvloek, zoo man als vrouw, zoo knaap
als grijsaard, tot runderen, klein vee en
ezels toe, met het scherp des zwaards."
Slechts één vrouw, die gastvrijheid had
verleend aan de spionnen van Jozua, werd
met haar familie gespaard, doch verder
werd de stad met al wat er was verbrand;
,,het zilver en goud echter en de koperen
en ijzeren voorwerpen hebben zij in de
schatkamer van Jahwe\'s tempel gelegd."
En verder: „Te dier tijd deed Jozua dezen
eed: vervloekt voor Jahwe\'s aangezicht is
hij die zich verstout deze stad weder op
te bouwen! Jericho — op zijn oudsten zoon
zal hij haar grondvesten, op zijn jongsten
zal hij hare poorten oprichten."
De geschiedenis heeft echter geleerd,
dat men zich niet aan die vermaning van
den krijgsoverste heeft gestoord : Jericho
heeft zich van de verwoesting hersteld,
ze was de residentie van Herodes, die
de stad met menig schoon gebouw ver-
sierde ; onder Vespasianus\' regeering Werd                    Wistaria\'s in bloei in Kameido-Park, Tokyo.
-ocr page 177-
AZIË.
147
zij ten tweeden male verwoest, onder
Hadrianus opnieuw opgebouwd,
doch geleidelijk is zij toen ver-
vallen — als \'t ware onder het zand
der woestijn begraven.
Rieten bruggen in Sikkini. —
Ken brug, hoofdzakelijk vervaardigd
van bamboe-riet, dat in overdaad
groeit langs de oevers, vormt het
gewone middel om de rivieren
van Sikkim over te steken. Die,
welke we hier afbeelden, overspant
de Tistra, een zijrivier van den
Brahmaputra.
Op \'t eerste gezicht gelijkt ze
sterk op de brug van ijzeren kettingen,
kabels en planken in Thibet, die we
in een vorige aflevering vermeldden;
doch al is het karakter hetzelfde,
de materialen verschillen. Bij beide
bruggen zijn de uiteinden bevestigd
aan een uitstekende punt, zoodat de
onvermijdelijke bocht een niet al te
scherpen boog vormt in het midden.
Doch het groote verschil is, dat de
brug in Sikkim gemaakt is van één
bouwstof: bamboe. Ze bestaat uit
drie gedeelten; vooreerst gespleten
riet, waaruit de „leuningen" aan
beide zijden zijn vervaardigd, dan
de ongesplcten bamboestokken, bij
twee of drie samengebonden, welke
de eigenlijke loopbrug vormen, ten
DE DAMGHAN-TOREN.
Deze toren dagteekent uit den eersten tijd van de Mohamme-
daansche heerschappij in Perzië. Het is het belangrijkste over-
blijfsel van wat eenmaal een groote stad was, totdat in de
|7do eeUw twee rampen ze tot een puinhoop maakten.
derde de touwen, de strengen van
riet, waarop de loopplanken tusschen
de leuningen rusten.
Dat het een hoogst onplezierig
gevoel is over zoo\'n broos bouwwerk
een bruisenden stroom te passeeren,
valt licht te begrijpen, en menigeen wordt daarbij door een duizeling overvallen, zoodat zijn
reisgezellen hem te hulp moeten komen. In haar „Lepcha-land" beschrijft Mrs. Donaldson
als volgt haar indruk: „daar het onmogelijk is de brug over te gaan zonder met groote voor-
zichtigheid zijne voeten op de heen en weer schommelende bambocbrug neer te zetten, blikt
degeen, die zoo iets niet gewoon is, voortdurend ook neer op het schuimende water, dat
over en tusschen de rotsen stroomt en wordt er duizelig van. De brug toch heeft geen
zijkanten en niets scheidt den reiziger van het kokende, wielende water dan de bambocbrug,
niet breeder dan een halven voet."
Dergelijke bamboebruggen zijn soms bijna 120 meter lang. Elk jaar worden zij vernieuwd,
of liever, dat moest geschieden. Want zeer dikwijls wordt zulks verzuimd, en dan bezwijken na
den regentijd de draagtouwen en ongevallen, vaak met doodelijken afloop, zijn er het gevolg van.
-ocr page 178-
o
B"
B"
x
I
§
c
=
B
3
Pr
3
B
3
O.
rt
c
N
m
z
E
m
z
3
I
CL
rt
a.
S\'
o.
o.
n
t.
3
f
:*»&J
-ocr page 179-
AZIË.                                                                      149
Ken graf in Noord-China. — Nergens ter wereld speelt het graf zulk een belangrijke
rol in het maatschappelijk leven als in China; elke toerist heeft dat kunnen bemerken bij zijn
bezoek aan de groote havensteden. Uitgestrekte begraafplaatsen omgeven de steden en de
hellingen der heuvels zijn met alleenstaande graven bezaaid. Er is een groote verscheidenheid
van stijl in de grafmonumenten, al naar den leeftijd, de ligging en de positie der overledenen,
doch overal maken zij een integreerend deel uit van het landschap. In het midden van het
rijk heeft het yraftceken bij voorkeur den vorm van een hoefijzer. In Oostelijk Centraal-China
treft men tal van mausoleums aan, van baksteen opgetrokken, waarbij de lijkkisten op een
soort van schraag rusten. In het Noorden vindt men doorgaans graven met een overbouwing
als men in deze aflevering vindt afgebeeld, ten minste wanneer er personen van eenig aanzien
onder begraven liggen. De vorm van den grafsteen is doorgaans vrijwel dezelfde. Ken reiziger,
DEODARBRUC TE SR1NAGAR, KASCHMIR.
De grondvesten van de peilers der brug zijn gemaakt van oude booten, gevuld met steenen en brokken
granietrots. Daarop zijn gestapeld stammen van den Deodarboom, in rechthoekig elkaar kruisende lagen.
Bovenop worden nog meer stammen gelegd volgens het cantileverstelsel en hierop wordt de bovenbouw
aangebracht.
die onlangs in de buurt van Canton speciale onderzoekingen heeft ingesteld, schrijft daarom
trent onder meer het volgende: „de steen, die aan de voorzijde van het graf van een hertog,
markies of graaf is neergelegd, is negentig Chineesche duimen hoog, en zes en dertig
Chineesche duimen breed. Vlak boven zijn naam is een afbeelding van den kop van een
kruipend dier afgebeeld, twee en dertig duim breed en door de Chineczen „Lee" geheeten.
De steen, die rechtstandig is opgesteld, staat op een van steen nagemaakten schildpad, die
38 Chineesche duimen hoog is."
Al naarmate de maatschappelijke positie van een doode lager is, neemt de omvang van
den grafsteen af en het beeldhouwwerk aan het boveneinde verandert eveneens in verband
met den rang van den persoon, die er onder begraven ligt. Het grafschrift vermeldt den
naam en het geslacht van den overledene, de dagen van zijn geboorte en zijn overlijden, zijn
titels, de namen zijner zoons en kleinzoons, het dorp, waarin hij woonde en somtijds een
opsomming zijner deugden.
-ocr page 180-
150
DE WONDEREN DER WERELD.
Japan\'s Wistaria\'s. — Tot de in het wild groeiende planten van Japan behooren de
prachtige wistaria\'s of blauwe regens. Doch ofschoon de plant alom voorkomt, wijden de
Japanners groote aandacht aan het kweeken er van en doen de klimplanten opgroeien tot
armdikke stengels, met witte en purperen bloemtrossen, die daken en veranda\'s gansch
bedekken. Na den tijd van den kersenbloesem, tegen het einde van April, wordt de wistaria
de voornaamste versiering van de tempelhoven, thee-huizen en particuliere tuinen. Opklimmende
langs latwerk bereikt de plant soms verbazingwekkende afmetingen.
Het prachtigste voorbeeld van de Japansche wistaria-kweekerij vindt men op het terrein
van den Kameido-tcmpel te Tokyo, zoodat een bedevaartgang daarheen zoowel strekt tot
bevrediging van het kunst-
gevoel als tot nakoming van
de godsdicnstplichten. De
tempel is gewijd aan Tenjin,
den god der geleerdheid en
van het schrijven. In de
negende eeuw onzer jaartelling
verwierf n.1. zekere Sugahara
Michizanc zich den titel van
„vader der letteren." Hij werd
verbannen, doch later heilig
verklaard als god Tenjin,
toen de toorn des hemels
over die onrechtvaardige be-
jegening zich deed gevoelen.
I )e Kameido tempel is niet zoo
buitengewoon mooi, doch de
wistaria\'s vormen er de groot-
stc aantrekkelijkheid van. On-
geveer de helft van het terrein
is in beslag genomen door
visch-vijvers, omgeven door
geplaveide paden, en over-
huifd door wistaria\'s, die zoo
weelderig langs het latwerk
groeien, dat de hemel er bijna
niet door te zien is.
HET ALTAAR DER KRIBBE, BETHLEHEM.
In de crypt onder de Mariakerk, welks keizer Constantinus te Bethlehem
deed bouwen, vindt men de plaats waar Jezus is geboren en een na-
bootsing van de kribbe, waarin hij werd gelegd. De oorspronkelijke
kribbe, door de gemalin van Constantinus ontdekt, zou naar Rome zijn
overgebracht.
De boogvormige brug op
onze afbeelding van den wis-
tariaboom in den Kameido-
tempel overspant den „vijver
van het woord Hart", aldus
geheeten naar de overeen-
komst in vorm met het Chinecsche letterteeken voor „hart." Ze voert naar den hoofdingang
van den tempel en een wonderlijk bijgeloof verzekert, dat zij, die in klompen over den hoogen
boog kunnen loopen, een bijzondere hulde daarmede bewijzen aan de godheid. Gemakkelijk is dat
werk natuurlijk niet, doch voor de grap hebben zelfs Huropeesche toeristen het wel eens volvoerd.
Onder de vermaarde wistaria\'s van Japan wordt ook in het bijzonder genoemd een, die
in het stadje Kasukabe groeit. De plant beslaat een oppervlakte van niet minder dan 20 bij
35 meter en kan wel 500, misschien wel 1000 jaar oud zijn. Staat de boom in vollen bloei, dan
levert hij een buitengewoon schouwspel op, dat duizenden bezoekers trekt, die onder de
blauwe bloemtrossen komen uitrusten.
-ocr page 181-
1
^K :
i
i .
i
8
I
i-s
y:
o
o
<
CQ
<
<
2
O
O ~ö
T3 T3
*1
O
B ï
V
il
S -K
• 3
z
UJ
Q
CL
O
Lï.
UJ
- V
-D O
> sö
UJ
Q
11
11
i
Ü
]
h
I
UI
G
O
O
<
CU
Q
n
Q
-ocr page 182-
152                                            DE WONDEREN DER WERELD.
Palmyra, gesticht op de plaats van Salomo\'s Tadmor               De puinhoopen van dezen tempel hebben een omtrek
in de wildernis, is tot nog toe de volledigste ruïnen-         van anderhalven Kilometer. Een deel der gebouwen is
stad van Syrië. De muren, dagteekenend uit den tijd,         in nog betrekkelijk goeden staat en de zuilen met haar
dat Palmyra een republiek was, hadden een omtrek         prachtige kapiteelen dwingen den hedendaagschen
van 20 Kilometer. De afbeelding geeft een blik op         toerist bewondering af. De Bedoeïnen, die er nu wonen,
de groote zuilengaanderij in het midden der stad,         huizen gaarne in den Tempel, waarin zij hunne leemen
die gevormd werd door 1500 zuilen, in twee rijen         hutten hebben opgericht, gelijk men op den voorgrond
opgesteld.                                                                                         der afbeelding kan zien.
De Damghan-toren. — Van de uitgestrekte puinhoopen van Damghan, gelegen aan den
weg naar Teheran in Noord-I\'orzië, op de grens van de groote zandwoestijnen, is ongetwijfeld
het belangwekkendst de Minar, waarvan men in deze aflevering eene afbeelding vindt. De
ouderdom van dien hoogen toren, met zijn versiering van baksteen, op een afstand den
indruk j>evcnd van vlechtwerk (en daarmede het bewijs gevend, hoe het verbod om dieren-
ligurcn af te beelden het vernuft van den Muzelmanschen bouwmeester in andere richting
ontwikkelde) is niet nauwkeurig aan te geven, doch hij draagt opschriften in het oude, nog van
vóór Mohammed dagteekenend Kufischc letterschrift en daaruit mag men afleiden, dat de
toren is gebouwd in de vroegste dagen van de Mohammedaansche heerschappij in Perzië.
Zoowel de geschiedenis als de puinhoopen verhalen ons van Damghan\'s vroegere grootheid.
In de zeventiende eeuw hebben echter twee zware rampen de stad getroffen; eerst een
aardbeving, die 40000 der inwoners deed omkomen, daarna de verovering door de Afghanen,
waarbij 70000 personen het leven lieten. De stad en hare inwoners werden door deze rampen
ernstig geteisterd en zij verviel langzamerhand tot den bouwvalligen toestand, waarin zij
thans verkeert.
Niet ver van den toren en andere overblijfselen van het oude Damghan ontspringt een
bron, waarvan volgens de legende elke verontreiniging gewroken wordt door een heftigen
storm. Een Shah van Perzië wilde dit echter niet gelooven en gelastte zijn gevolg vuil in de
-ocr page 183-
AZIË.
153
bron te werpen. Onmiddellijk verhief zich echter een krachtige storm en blies alle tenten
van het kamp van den Shah weg. Het stormt vaak in de omgeving van Damghan, ongetwijfeld
wordt de bron dikwijls bij toeval verontreinigd en deze bijzonderheden zijn voldoende om de
zonderlinge legende te doen voortbestaan.
Rctisenkeien in Jabalpur. — Het district Jabalpur of Jubblepore in het Noorden der
Centrale Provincies van Engelsch-Indië is in dit werk reeds vroeger vermeld naar aanleiding
van de prachtige marmerrotsen, die men er in aantreft. De keisteenen, die men hier vindt
afgebeeld, zijn overblijfselen van groote granietblokken, oorspronkelijk uit de massieve rots-
massa uitgehakt en door wind en weer geleidelijk zoodanig aangetast, dat zij gelijken op de
kiezelsteenen, die men in de bedding van een rivier aantreft. Dergelijke granietkeien komen
in verschillende streken van Engelsch-Indië voor; op onze afbeelding zijn duidelijk de grootte
en de verweerde toestand van het oppervlak waar te nemen.
Deodar-hrug te Srinagar, Kaschmir. — De beide bruggen, over den Jhelum of Dschelanv
rivier te Srinagar waren eertijds, als de oude London-bridge te Londen, aan beide zijden
geflankeerd door winkels, die evenwel onlangs zijn gesloopt, terwijl de bruggen zijn gebleven.
Voor de hygiënische toestanden in de stad is dit zeer zeker een verbetering, doch de
bezoekers der stad van de zonneschijn komen er meer om belangwekkende dingen te zien
dan studies op hygiënisch gebied te maken.
De Jhelum-rivier, de Hydaspes der oude schrijvers, vormt de drukste straat der stad. Zij
splitst deze in! twee deelen, en de voornaamste winkels en kantoren zijn langs de oevers er van
TRIOMFBOOG TE PALMYRA.
Dit is een der merkwaardigste gedeelten van de bouwvallen. De boog werd opgericht als herinnering
aan de overwinning door keizer Aurelianus behaald op Zenobia, waardoor een eind werd gemaakt aan
de onafhankelijkheid van Palmyra.
-ocr page 184-
154                                            DE WONDEREN DER WERELD.
DE GROOTE ZUILENGAANDERIJ TE PALMYRA.
Men ziet hierboven de westelijke helft van de groote zuilengaanderij. De uitsteeksels, die op de halve
hoogte aan de zuilen zijn aangebracht, dienden als voetstuk voor de standbeelden van vermaarde
inwoners van Palmyra of personen, die de stad met geschenken hadden begiftigd.
gebouwd. Ze heelt zeven bruggen alle volgens hetzelfde stelsel gebouwd. Op vernuftige wijze
maakt men in Kaschmir een brug. De grondvesten worden gevormd door oude booten, die
men met stcenen laadt en op de gewenschte punten laat zinken. Op deze fondamenten, die
juist even boven water uitsteken als de rivier op zomerpeil staat, rust een bouwwerk van
ruw behakte stammen van den deodarboom, een soort van ceder, welke weelderig groeit
in Kaschmir. De stammen worden kruiselings op elkaar gestapeld, de stapels worden
volgens het Cantilcver-stelscl door schuine verbindingsbalkcn met elkaar verbonden en de
bovenbouw wordt er over heen gelegd. Ten einde de pijlers te beschermen tegen de
kracht van de rivier, worden van deodar-planken Y-vormige stroombrekers bij de gezonken
vaartuigen aangebracht. Op onze afbeelding kan men de meeste bijzonderheden van deze
bouwwijze waarnemen.
Het altaar (ter heilige kribbe, Bethlehem. — liet grootst aantal christelijke bedcvaart-
gangers trekt tot zich de kapel van Christus\' geboorte in de crypt der mooie kerk van de
Heilige Maria te Bethlehem. Het staat vast, dat de kerkvader Hieionymus, wiens graf
eveneens in de crypt wordt gevonden, slechts enkele jaren nadat keizer Constantinus de oor-
spronkelijkc kerk had gebouwd werd geboren, en hij verzekert, dat op de plaats van de
vroegere herberg van Bethlehem de keizer de kerk heeft doen verrijzen. De Muzelmannen
zouden volgens de legende door wonderen gedwongen zijn geweest het bouwwerk te eer-
biedigen, zoodat de wijzigingen, die het sinds Constantinus\' tijd heeft ondergaan, te danken
zijn aan Christenen, die de kerk versierden en vergrootten. Dat men intusschen wel bevreesd
is geweest voor de hand van den geweldenaar, valt af te leiden uit het onaanzienlijk
-ocr page 185-
155
AZIË.
uiterlijk van den hoofdingang. Zelfs nu nog is de westelijke deur zoo laag, dat de bezoeker
zich bukken moet om er door te komen. Tegenwoordig behooren evenwel de meeste bewoners
van Bethlchem tot het Christendom, hoofdzakelijk zijn het Grieksch- en Roomsch-Katholieken.
Het grootste gevaar voor Bethlehem levert intusschen de onderlinge naijver der verschillende
secten op. De Grieken en Armeniërs bewaakten weleer samen de heilige plaats, totdat op
aanstichting van Napoleon III de Roomsch-Katholieken ook hun aandeel in het beheer kregen.
Het transept en de zijgangen der basilica zijn in den laatsten tijd door muren afgescheiden,
zoodat de bezoeker bij het betreden der kerk enkel aanschouwt het onversierde schip en de
zijbeuken er van, geschraagd door pijlers, elk uit een rotsblok gehouwen. Dit deel van het
gebouw ziet er echter zeer verwaarloosd en vervallen uit. Rider Haggard, de bekende
Engelsche schrijver, die een bezoek bracht aan het gebouw, verzekert, dat dit enkel het
gevolg is van het gemeenschappelijk beheer der onderling in onvrede levende secten. In het
transept en het apsis vindt men rijk gesierde altaren van de verschillende secten, en er naast
verheft zich de St. Catharina-
kerk der Katholieken.
Onder de kerk vindt
men de kapel van Christus\'
Geboorte. Ze wordt door tal
van lampen verlicht, en is
geheel met marmer versierd.
Aan den voet van het altaar
is een ster van gedreven
zilver in den vloer ingelegd,
met het opschrift: „Hic de
Virginc Maria Jesus Christus
natus est." Dicht daarbij,
nadat men nog enkele treden
is gedaald, ziet men een
soort van holte, afgezet door
marmeren versiersels, waar,
naar men zegt, eenmaal de
kribbe was geweest, waarin
Christus heeft gelegen. De
echte kribbe zou, door
keizerin Helena ontdekt, naar
Rome zijn gebracht.
Het altaar met de zilveren
ster, hierboven beschreven,
ligt aan het oostelijke einde
van de crypt, vlak ondcr
het koor der kerk van de
Heilige Maria. Het Praesc-
pium of de kapel der Heilige
kribbe ligt schuin daartegen-
over in een hoek van de
rots. Beide hebben onge-
twijfeld heel wat verande-
ringen ondergaan sinds de
dagen van Constantinus en
Helena. De priesters der
Roomsch-katholieke kerk
DE ZUIDELIJKE INGANG VAN DE SHWAY DAGON PAGODE.
Dit is de ingang, waarvan het meest gebruikt wordt gemaakt om den
tempel te betreden, die in het hartje van Rangoen ligt. De torenspits
der pagode verheft zich op den achtergrond boven de boomen, terwijl
men in het midden der afbeelding ziet een dier wonderlijke leogryphen,
die aan beide zijden van den ingang zijn opgesteld.
-ocr page 186-
156                                   DE WONDEREN DER WERELD.
hebben thans de zorg voor de
kribbe, waarin zij een wassen
beeld hebben nedergelegd, dat
het Christuskind moet voor-
stellen.
Eiland-tempel in de Me-
iKiin. Bezoekers van Bang-
kok, die van het zuiden uit de
Menam opvaren, genieten altijd
van het schoone gezicht, dat
de rivier oplevert, nadat zij
het dorp Paknam op den rech-
terocver en het lort daartegen-
over voorbij zijn. Dan wordt
het oog getroffen door den
prachtigen Klangnam prachedi
en de omringende gebouwen.
Het sneeuwwitte klokvormige
gebouw, bekroond door een
spitsen toren, die door een
breeden rooden band van de
klok is gescheiden, teekent
zich scherp af tegen den hemel
en het weelderige groen der
Ingang van de Shway Dagon, waar de bezoekers beschutting kunnen
zoeken tegen de hitte van de tropische zon.
oevers; en het driedubbele dak
van den bawt — de voornaamste
ruimte van een tempel, waarin
het zittende beeld van Boeddha
is geplaatst —, valt in het bijzonder in het oog door zijn nokhoeken en overhangende daken,
welke voor de Oostcrsche oogen het beeld weergeven van draken, voor Westerschen veelal
meer het karakter hebben van oplaaiende vlammen.
De tempel van het Klangnam-eiland is meer uit het oogpunt van schilderachtigheid
aantrekkelijk, dan dat hij van historisch belang zou zijn. Er is echter een tijd van het jaar
dat eenige duizenden Siameesche boeren er op uit zijn om een gezellig watertochtje te com-
bineeren met hun streven om van hun godsdienstige gevoelens te getuigen. Dit laatste geschiedt
door de aanbieding van klecderen aan de monniken, die natuurlijk de vriendelijke lecken
hartelijk welkom heeten en hen gaarne aanmoedigen om hunne offeranden aan de godheid
aan te bieden. „Van zonsondergang tot de ochtendschemering", aldus verhaalt een reiziger,
„ligt het kleine eiland als een centrum van levensvreugde in de groote, donkere rivier; de
overvolle booten verschijnen in en verdwijnen uit den kring van licht, die het omgeeft en de
diepe basstemmen der monniken, die van de hoogdakige „bawts" hun stem doen hooren,
mengen zich met het zachte gemurmel van den stroom, die om de pagode kabbelt. Al
lachend, minnend, rookend en sirih pruimend, koopt het goedige volkje zijne offeranden en
geen hunner verzuimt den „bawt" te bezoeken, ten einde zijn kaars voor den grooten Boeddha
te ontsteken."
De naam „Prachedi Klangnam", welke aan dezen tempel is gegeven, kan men vertalen
als „de pagode (of de koepel) in de wateren."
De bouwvallen van Palmyra. — Op een goede honderd tachtig kilometer afstands van
elkaar gescheiden door de bergketen bekend als Antilibanon, liggen de meest vermaarde
-ocr page 187-
.
DE SHWAY DAGON PAGODE, VAN DE NOORDZIJDE GEZIEN.
De slanke spits, 110 Meter hoog, vormt het middelpunt van een gebouw, dat zeker tot de „Zeven
Wonderen" der hedendaagsche wereld is te rekenen. Ze is van onder tot boven met goud bedekt en de top
is gesierd met meer dan 4600 diamanten, smaragden en robijnen. De toren is van baksteen opgetrokken,
terwijl er onder ligt begraven een gouden reliquieën-kistje, dat vier haren van het hoofd van Boeddha
moet bevatten.
-ocr page 188-
DE WONDEREN DER WERELD.
158
bouwvallen van Syrië, Palmyra en Baalbek. Het mooist is wellicht Baalbek, doch ook Palmyra
is hoogst bezienswaard en het heeft een veel belangwekkender geschiedenis — dank zij den
naam van koningin Zenobia, de koningin van het Oosten, die trachtte te wedijveren met de
vermaarde Cleopatra en met medewerking van Rome de wereldheerschappij wilde verwerven.
De stichting van de stad wordt toegeschreven aan Salomo, die — zegt 2 Kronieken VIII,
vs. 4 — Tadmor in de woestijn versterkte, ongetwijfeld op de plaats van een oud handels-
station, want Tadmor of Palmyra ligt aan den wocstijnweg tusschen de Perzische golf en de
Middellandsche zee Van Salomo tot Antonius verdwijnt Palmyra uit de geschiedenis, ofschoon
de sage gaat, dat de plaats door Nebucadnezar werd veroverd en verwoest. Wanneer de naam
weder wordt vermeld, is de stad een onafhankelijke republiek, die er op uit is zich de
vriendschap van Rome te verwerven en deze inderdaad geruimen tijd weet te behouden. Uit
dat tijdperk — ongeveer de eerste drie eeuwen van onze jaartelling — dagteekenen alle
bouwvallen van Palmyra. Keizer Hadrianus beschermde de stad in het bijzonder en verdoople
haar, naar zichzelven, tot Hadrianopolis, terwijl ze aan het eind der tweede eeuw tot een
Romeinsche kolonie met eigen gekozen senaat werd gemaakt. De opschriften, die tusschen
de puinhoopen zijn gevonden, leeren ons echter, dat zij gebouwd zijn door de Syrische
inwoners. De groote zonnetempel werd geplunderd en verwoest na den opstand, die volgde
op de verovering van Palmyra door Aurelianus in 270. Doch Aurelianus gelastte, dat de
tempel in zijn vorigen toe-
stand zou worden hersteld,
waarvoor hij zelf een be-
langrijk bedrag besteedde.
Deze zonnetempel, bin-
nen welks bouwvallen thans
degansche Bedouïnen-bevol-
king van Tadmor in leemen
hutten woont, beslaat een
oppervlakte van bijna 200.000
vierk. Meter en heeft een
omtrek van ruim ander-
halven Kilometer.
Het binnenste heiligdom
is vrij goed bewaard ge-
bleven, doch van de rest
van den tempel kan,helaas,
niet hetzelfde worden ge-
zegd. De beide andere bc-
langwckkende deelen der
bouwvallen zijn de groote
Zuilengaanderij en de
Triomfboog. De eerste, die
langs de voormalige hoofd-
straat der stad liep, met
den zonnetempel als punt
van uitgang, was 1200Meter
langen telde 1500kolommen,
ieder 17 Meter hoog. Ze
Een rustplaats op de steile trap, die langs de lagere gedeelten der
Shway Dagon pagode loopt. Van hier af heeft men een kijkje op de
tallooze spitsen, zuilen, kapellen, nagemaakte boomen enz., geschenken van
godvruchtige Birmaneezen aan den grooten tempel.
waren in 2 rijen geschaard,
en voorzien van uitsteeksels
waarop plaats was voor
standbeelden. Blijkens op-
-ocr page 189-
AZIË.                                                          159
schriften stonden daarop de
beelden van beroemde
Palmyriërs, waaronder Zc-
nobia en haar gemaal
üdenathus. Op de tweede
afbeelding der gaanderij
zien we een fragment van
den centralen boog, welke
deel uitmaakte van een
arcade, die oorspronkelijk
de beide kolommen-rijen
met elkaar verbond.
De driedubbele triomf-
boog werd indertijd opge-
richt als een herinnering aan
Aurelianus\' zegepraal over
Zenobia, waardoor het hem
mogelijk was haar naar
Rome te voeren om achter
zijn zegekar te loopen —
een smaad, waaraan Clco-
patra, dank zij een adder,
wist te ontkomen.
De Shway Dagon
Pagode te Rangoen. —
Wanneer we genoodzaakt
waren slechtsze ven moderne
wonderen der wereld te
vermelden, zou daar ongc-
twijfeld bij behooren de
Shway Dagon Pagode, de
groote openlucht „kathe-
Wonderlijke gestalten, voorstellende „Nats\', Birmaneesche feeën, op
een der tallooze gebouwen op het groote terras van de Shway Dagon. Het
Boeddhisme in Birma heeft het geloof aan deze wezens toegelaten, daar
het diep ingeworteld zit in het gemoed der landbouwende bevolking.
draal" van Birma\'s hoofd-
stad. Zelfs de nuchterste
toerist uit het Westen komt onder den indruk van dit wonderlijk indrukwekkende gebouw en staat
verbaasd door de buitengewone pracht er van, te danken aan hen, die zich „gode welgevallig"
willen maken, door kostbare geschenken te vereeren aan het bedehuis, waar volgens zeggen
een gouden reliquieênkistje wordt aangetroffen, dat vier van Boeddha\'s hoofdharen bevat.
Het voornaamste bouwwerk is de pagode zelf, aan welker voet het reliquieênkistje
begraven zou zijn. De hoogte van de slanke pyramide is 110 Meter; van onder tot boven is
het massieve metselwerk bedekt door een laag zuiver goud, die eenmaal in elke generatie
geheel wordt vernieuwd. Weleer geschiedde dit geheel met bladgoud, doch in het begin
dezer eeuw is men er toe overgegaan om het bovenste gedeelte, bijna 20 Meter, niet met
goudblad, doch met gouden platen te bedekken. Het oppervlak, dat men had te bekleeden,
was 900 vierk. Meter groot, en de kosten bedroegen ruim f 440.000. Het benedengedeelte
is nog steeds bedekt met goudblad, dat door vrome bedevaartgangers geregeld wordt aan-
gebracht, die daarvoor tegen het gebouw opklimmen om hunne gave er tegen te bevestigen.
De gouden platen bedekken het bovengedeelte, omdat dit deel zoo moeielijk bereikbaar is
en het er ten gevolge van de jaarlijksche regens, die een groote hoeveelheid van het goudblad
wegspoelden, nog al schamel uitzag.
-ocr page 190-
160                                DE WONDEREN DER WERELD.
Niet enkel het gouden bcklcedsel geeft aan de pagode haar stoffelijke waarde. Reeds
de „hti" alleen, het uit zeven kringen bestaande deel van de torenspits, heeft een waarde
van ƒ 7SO.0O0 en is behangen met een honderdtal gouden klokken en ongeveer veertienhonderd
zilveren. De punt is dicht bezet met diamanten, smaragden en robijnen, te zamen meer dan
4t>00 stuks, waarvan op den begancn grond niets valt te onderkennen.
De Shway Dagon in bijzonderheden te beschrijven is volslagen onmogelijk, ten gevolge
van den ongewonen rijkdom van architectuur als van de onophoudelijke wijziging, die het
uiterlijk ondergaat daar de godvruchtige Hirmaneezen er telkens wat nieuws bijvoegen.
Altijd weder worden er kapellen, pilaren en beelden bij gevoegd, zoodat in den loop van
enkele jaren het uiterlijk van het geheel, met uitzondering van den gouden torenspits in het
Een kijkje op de tallooze torens en spitsen, die de Shway Dagon van alle kanten versieren.
midden grootelijks verandert. We volstaan dus met de vermelding van enkele der voor-
naamste bijzonderheden.
De Shway Dagon staat op een heuvel, die zich ongeveer 50 Meter boven Rangoon
verheft. Met terras, dat de voornaamste pagode omgeeft, heeft een omtrek van 4f>0 Meter,
en wordt bereikt langs vier trappen, een aan elke windstreek. Die aan de zuidzijde, op
onze eerste afbeelding te zien, wordt het meest door bezoekers gebruikt. De weg tegenover
de trappen loopt van de Rangoenrivier dwars door de stad. De colonnade, die toegang geeft
tot het heiligdom, is later bijgebouwd, en trekt vooral de aandacht door de overdadige
architectuur. Aan beide zijden houdt een leogrype, draak met leeuwenkop, de wacht.
üp het terras staat men werkelijk onthutst van de menigte kleine altaren, beelden enz.
Men kan er eenigen indruk van krijgen door de vierde afbeelding, waarop het oog getroffen
-ocr page 191-
AZIË.
161
wordt door de wonderlijke dooreenwarreling van spitsen, rijk versierde kapellen, gouden
boomen met kristallen vruchten en slanke pilaren, gesierd met vermiljoen ot glas-
mozaïek.
Ook de beelden, die de pagode omgeven, verdienen de aandacht, zoowel de voorstellingen van
„Nats" — de elven of feeën, natuurgeesten van het aloude Birma, door het Boeddhisme geduld,
omdat het geloof er in onuitroeibaar is bij het landvolk van Birma — als van olifanten en
de verschillende fabeldieren, die met de olifanten de dierenwereld vormen van de tempels
van het verre Oosten. Kr zijn slechts weinig plaatsen op aarde, waar men zulk een wonder.
lijke mengeling van het schoone en het grillige samen vindt als op het terras van de
Shway Dagon.
„En te midden van dien sprookjesachtigen rijkdom aan wonderlijke bouwwerken en
DE PUINHOOPEN VAN BAALBEK, SYRIË.
Het aloude Heliopolis, de „Zonnestad", waarvan nog zulke belangwekkende puinhoopen bestaan, is
een der geheimzinnigste steden der oudheid. Het was weleer een hoogst belangrijke stad, doch Joodsche,
Crieksche en Romeinsche schrijvers zwijgen er over. De meest opmerkelijke bouwvallen er van zijn de
Zonnetempel, waarvan de zuilen duidelijk zichtbaar zijn, en de tempel van Jupiter.
beelden verheft zich", zooals de schrijver Ficlding zich uitdrukt, „de groote gulden massa.
die in het zonnelicht schijnt te flikkeren en te trillen als een vlam, terwijl, als de wind
opsteekt, de klokken en klokjes bij den top beginnen te klingelen en de lucht vervuld wordt
met een muziek zoo zacht en helder als de klank van de snaren van een luit." Dat is geen
Europeesche muziek met maat en vaste tonaliteit, maar dat is Oostersche klankenweelde,
teer en geheimzinnig als van den gamelang, die gansch in de verte weerklinkt, droomerig
en medesleepend.
De Wonderen der Wereld,                                                                                                                               12
-ocr page 192-
DE PAREL-MOSKEE TE DELHI.
Hoewel slechts twintig vierkante Meter oppervlakte beslaande, is Aurangzeb\'s kleine Moskee van wit
marmer een juweeltje van bouwkunst, onovertroffen wat sierlijkheid, eenvoud en zuiverheid van verhoudingen
betreft. Bijzonder opmerkelijk is de gebogen dakrand met zijn rijke versiering van gestileerde ranken,
welke de eentonigheid van den witten gevel verbreekt.
-ocr page 193-
ZUILEN VAN DEN ZONNETEMPEL TE BAALBEK.
Deze zes groote zuilen zijn ongeveer de eenige overblijfselen van den grooten Zonnetempel, welken de
Romeinsche keizer Antonius Pius bouwde, vermoedelijk op de plaats, waar vroeger een tempel van den
Syrischen god Baal heeft gestaan. De verwoesting van den tempel is eensdeels toe te schrijven aan de invoering
van het Christendom in het Romeinsche rijk, anderdeels aan het feit, dat in de middeleeuwen de Arabieren
er een citadel van maakten.
-ocr page 194-
AZIË.
163
DE TEMPEL VAN JUPITER TE BAALBEK.
Minder indrukwekkend van bouw ongetwijfeld dan de groote Zonnetempel is dit bouwwerk veel beter
bewaard gebleven. Zoowel bij dezen bouwval als bij de ruïne van den Zonnetempel zijn bijzonder merk-
waardig de van groote rotsblokken opgetrokken grondslagen.
HOOFDSTUK VI.
Naar PHIL. W. SERGEANT.
Baaihek, de Zonnestad. — De vermaarde bouwvallen dezer stad, ten Noorden van
Damaseus en aan den voet van den Anti-Libanon-bcrgketen gelegen, zijn ook zelfs heden ten
dage nog in een waas van geheimzinnigheid gehuld, hoewel de opgravingen van Duitsche
oudheidkundigen, die in 1900 zijn ondernomen, het een en ander hebben onthuld. Men weet
echter maar zeer weinig zekers omtrent de geschiedenis der stad, des te verwonderlijker,
wanneer men bedenkt, hoe gewichtig haar ligging is geweest aan den heerweg tusschen
Egypte en Klein-Azie. In het Oude Testament wordt er niet over gerept en Griekschc en
Romeinsche schrijvers uit den tijd, dat het een belangrijke Romeinsche colonie was, zwijgen
er zonderling genoeg over. Ken der oudste christelijke schrijvers verhaalt, dat „Antoninus
Pius een grooten tempel bouwde te Hcliopolis, nabij Libanus in Phoenicië, welke een der
wonderen der wereld was", maar aan onzen wensch naar nadere bijzonderheden komt hij
niet tegemoet. Feitelijk kan men zeggen, dat men niets zekers omtrent de stad weet, behalve
wat de bouwvallen ons vertellen.
De voornaamste tempel, hoofdzakelijk het werk van keizer Antoninus Pius, in de tweede
helft van de tweede eeuw n. Chr., moet een verbazend bouwwerk geweest zijn. Jammer
genoeg is er niet veel meer van overgebleven dan zes slanke zuilen met kroonlijst en drie
-ocr page 195-
DE WOXDEREN PERSWERELD.
164
reusachtige steenblokken, 20 Meter lang, ö Meter hoog en 4 Meter breed. Deze drie steen-
brokkcn, bij de archeologen bekend als de Trilithon, maakten deel uit van de steunmuur aan
de westzijde van een grooten, kunstmatigen heuvel, 2."x"> Meter lang en 130 Meter breed.
Op dien heuvel bouwde Antoninus zijn reusachtigen tempel, zijn tempelhoven en voorhal,
ruim 15 Meter boven den beganen grond, van waar een breede trap voerdenaar de hoofdingang.
Oorspronkelijk schijnt men van plan geweest te zijn om aan de noord- en de zuidzijde van den
tempel even ^roote steenblokken als de Trilithon aan te brengen ; en in de oude steengroeven even
buiten Baalbek ligt er no<i een, 25 Meter lang, 4 Meter hooj; en 5 Meter breed en naar
schatting meer dan een millioen kilogram wegend (in de „Inleiding" gaven we een afbeelding
er van. Men onderstelt, dat de bouwmeesters niet bij machte zijn geweest dezen steen, den
zwaarsten, die ooit is uitgehouwen, te doen vervoeren, hem in de groeve hebben laten
liggen, en het denkbeeld hebben opgegeven om dergelijke blokken aan de noord- en de zuidzijden
te doen aanbrengen, doch de grondslagen van den tempel op andere wijze voltooiden.
Het bouwwerk werd vermoedelijk in den loop der derde eeuw voltooid. Toen werd het
Christendom officieel door het Romeinsche keizerrijk aangenomen Theodosius sloot dezen
laatsten van alle heidenschc tempels, doch ging niet zoover om hem te verwoesten. Hij
schijnt er mede volstaan te hebben een kerk te bouwen op het tempelhof, en gebruikte
daarvoor vermoedelijk een
deel van het materiaal van
het oude bouwwerk. De kerk
werd later herbouwd, doch
toen de hedendaagsche onder-
zoekers aan het graven gingen,
stieten zij op het oude altaar,
9 Meter in \'t vierkant, dat
voor de tempeltrappen had
gestaan. Dit schijnt te dag-
teekencn uit den tijd van
Antoninus, niet uit de vóór-
Romeinsche periode, gelijk
men aanvankelijk onderstelde.
Doch er kan vroeger toch
nog een altaar gestaan hebben,
gewijd aan den Syrischen god
haal. Dit was de zonnegod
en Antoninus\' tempel was
gewijd aan Jupiter als zonne-
yod, vanwaar de naam Helio-
polis, stad der zon.
Na de Christenen kwamen
de Arabieren der Middel-
eeuwen, die het gansene
terras herschiepen in een
citadel, waarbij zij heel wat
materialen van de muren
gebruikten, doch gelukkig nog
wel iets achterlieten van de
DE JUPITERTEMPEL, BAALBEK.
                               bouwvallen, dat we thans nog
, , i .                  i o ii i i                     kunnen bewonderen.
De hoofdingang van den kleineren tempel te Baalbek verkeert nog in
voldoenden toestand om te doen begrijpen, hoe mooi zelfs de kleinste
              Dus Verhalen ons de zes
der beide voornaamste bouwwerken van deze wonderlijke stad is geweest, pijlers en de Trilithon Van de
-ocr page 196-
AZIË.
165
DE GRAVEN DER ZEVEN EN VEERTIG RONINS, TOKYO.
Dit zijn Je graven van de helden van een romantisch verhaal, dat tal van Europeesche schrijvers over
Japan hebben naverteld. Het drama heeft zich afgespeeld in het begin der achttiende eeuw, doch het kerkhof
wordt nog onafgebroken door bedevaartgangers bezocht. Op het grootste grafmonument, dat van den heer van
Ako, wiens dood de Ronins wreekten, ziet men de visitekaartjes van hen, die hunne hulde zijn komen
brengen aan de nagedachtenis der dooden.
merkwaardige geschiedenis van een plaats, die eerst onder Syrische heerschappij stond, daarna
tot het heidensche Romeinsche rijk behoorde, vervolgens deel uitmaakte van het Christelijk
Byz.intijn»che Rijk, toen in de macht der Arabieren viel, thans door niemand wordt geregeerd.
De kleinere bouwval, die ligt op een lageren heuvel ten zuiden van den zonnetempel,
was een tempel voor Jupiter, van het gewone Romeinsche type. Van dit gebouw is veel meer
blijven staan, o. a. verscheidene mooie kolommen en een belangrijk deel der buitenmuren. Een
aantal bijzonder groote gehouwen stcenen werden voor den bouw gebruikt, die echter lang
niet halen bij de reusachtige stecnblokkcn van den zonnetempel. Een trap van 35 treden
voerde tot den tempel, en die was in den loop der tijden geheel ingemetseld in het Arabische
bouwwerk, dat in de Middeleeuwen een deel er van bedekte.
Van de Christelijke overblijfselen te Baalbek schijnt niets buitengewoon oud te zijn,
uitgezonderd misschien de driedubbele apsis aan den westelijken vleugel van de kerk op het
grootc plein. Deze schijnt te dagteekenen uit den tijd van Thcodosius (378—395); het overige
deel der kerk is door herhaaldelijke vernieuwingen ontstaan.
De stad werd in (\\5<> door Aboe Obeida, veldheer van den kalief Omar, na een man
moedige verdediging, op de Romeinen veroverd en sedert zij in Arabische handen was
gevallen is zij, gelijk het met zoo menig andere stad is gegaan, tot verval geraakt. De
toestand werd er vooral niet beter op toen in de elfde eeuw de sultan van Aleppo Baalbek
onder zijn heerschappij bracht. Toen kwamen de Kruisvaarders en deze mannen, zonder
-ocr page 197-
166
DE WONDEREN DER WERELD.
genade voor al wat Muzelman was, veroverden meer dan eens de „Zonnestad", doch moesten
haar ook telkens weder in handen der heidenen laten. In 1139 werd ze door Zenki veroverd,
die het stadhouderschap er van opdroeg aan Ejab, den vader van den lateren sultan Saladin.
In 1157 volgde de verovering
der stad door Muroddin, in
12b0 die door de Mongolen, in
1401 die door Timur. En wat
Arabieren, Tataren en Turken
van de rampzalige stad hadden
overgelaten, werd ten slotte
in 17.")\') door een ontzettende
aardbeving totaal verwoest.
Een ruïncstad werd zij en is
zij gebleven. Nu vindt men
er een handvol hutten, waarvan
de bewoners een armoedig
bestaan leiden, zwervend en
bedelend, zonder cenige eerbied
te gevoelen voor de eeuwen-
oude bouwvallen, waartusschen
zij ronddolen .... Ja, wel ver-
gankclijk is wereldsche heer-
lijkheid!
Een beschrijving der bouw-
vallen vóór zij zoo deerlijk
door een aardbeving werden
verwoest, vindt men in een
werk van de Engelse hen Wood
en Dawkins, dat in 1757 te
Londen het eerst het licht zag.
Heter binnen bereik van het
gros der menschen is echter
ongetwijfeld Renan\'s „Mission
DE SCHOONSTE POORT DER WERELD.
Aldus mag genoemd worden Alcbar s poort, voerende tot den
voorhof der moskee te Fattchpur Sikri, bij Agra. Zoowel de invloed
van het Hindoeisme op de architectuur als een der opschriften, een
aanhaling vormende van „Jezus, vrede zij hem", zijn bewijzen van
de verdraagzaamheid van den grooten vorst.
de Phénicie", waarin uitvoerig
bij Baalbek wordt stilgestaan.
Over het huidige Baalbek
schrijft Mrs. G. Lowthian Bell:
„de groote groep van tempels
met omringende muren, welke
men aantreft tusschen de beide bergketens Libanon en Anti-Libanon maakt een indruk,
slechts overtroffen door de tempelruïnes van de Acropolis van Athene, die onvergelijkelijk
mag heetcn. De bouwvallen vaa Baalbek zijn niet zoo goed bewaard als die van Athene,
maar in het algemeen genomen doet Baalbek er sterker aan denken dan cenig andere bouwval.
Voor wetenschappelijke onderzoekingen vormen de overblijfselen der oude stad een onuit.
puttelijke bron, vooral voor hen, die zoeken naar den samenhang tusschen Grieksche en
Aziatische kunst, die de poortzuilen, architraven en kapiteelen overdekte met versieringen,
oneindig van afwisseling en sierlijk van uitvoering.
De graven der seven en veertig Ronins te Tokio. — Een karakteristiek verhaal uit oud-
Japansche tijden is dat der wraak, door zeven en veertig trouwe dienaren van den heer van
Ako genomen wegens den dood van hun meester. Geen Europeesch toerist, of hij brengteen
-ocr page 198-
~,*-«:;a£ .**..•. -
. .. \' . "\'jsL*
EEN DER ONDERGRONDSCHE TEMPELS BIJ PECHABURI.
Een heuvel van kalksteen nabij Pechaburi, in West-Siam is doorboord door tal van holen, welke ver
vormd zijn tot Boeddhistische tempels en versierd zijn met ontelbare Boeddhabeelden. De hier afgebeelde
grot ontvangt zonnelicht door een opening aan den voet van den heuvel, voor het bezoek van andere
is toortslicht noodig.
-ocr page 199-
168                                 DE WONDEREN DER WERELD.
HET HOOFDALTAAR IN DEN TEMPEL DER VIJF GOEDE GEESTEN TE CANTON.
De Tempel der vijf Goede Geesten is gewijd aan de goden Aarde, Lucht, Water, Metaal en Hout die
gezeten zijn op het altaar, met vijf steenen aan hun voeten, die de lichamen zouden zijn van de rammen,
waarop zij naar Canton reden.
bezoek aan het kleine kerkhof op de helling van een heuvel, Sengahaje geheeten, waar begraven
liggen hun stoffelijke overblijfselen, waarvan ieder, die over Japan schrijft, weet te vertellen. Naar
aanleiding van een reeks van beleedigingen gaf Asano aan Takuni-no-kami, een hoogwaardigheids-
bekleeder aan het hof een slag en deze was deswege genoopt zelfmoord te plegen. Zijn onderhoorigen
werden daardoor „Ronin" (d. w, z. „zwalkende menschon", mensehen, die in niemands dienst zijn)
en besloten wraak te nemen op den beleediger. Na lang gewacht te hebben drongen zij op een
sneeuwachtigen winternacht zijn paleis binnen, vermoordden hem en brachten zijn hoofd naar
het graf van hun meester. Daarop pleegden zij gezamenlijk zelfmoord op de plechtige
Japanschc wijze — harakiri — en werden op hetzelfde kerkhof begraven. Dit gebeurde in
den aanvang der achttiende eeuw, doch nog in onze dagen begeven zich tal van bedevaart-
gangers uit alle standen naar Scngakuji om hulde te brengen aan de nagedachtenis der
zeven en veertig getrouwe dienaren, om bij wijze van offer hulsttakjcs in bamboe-vazen te
-ocr page 200-
AZIË.
169
plaatsen, wierookstokjes voor hunne zerken te branden en ten slotte hunne visitekaartjes
achter te laten — in China zoowel als in Japan wordt dit nooit verzuimd na een dergelijke
plechtigheid.
Op het kerkhof vindt men intusschen niet enkel het grootc grat van Takuni-no-kami en de
kleinere van de zeven en veertig, doch ook een klein acht en veertigste graf. Daar ligt het
stoffelijk overschot van een bewoner van Satsuma, die zelfmoord beging uit gewetenswroeging
over zijn gedrag tegenover Kuranosukc, den hoofdman der „Ronins". Deze laatste leidde, om den
vijand van zijn meester op een dwaalspoor te brengen en zijn wraakplannen te bemaskeren,
een losbandig leven en werd te Kyoto dronken in de goot liggende aangetroffen. In de
nieening dat hij zijn plicht verzaakte, spoog de inwoner van Satsuma hem in het gelaat en
schold hem uit. Toen hij echter vernam, wat Kuranosukc deed en hoe hij stierf, begaf hij zich
naar Sengakuji en maakte zich op zijn graf van kant. Daar hij aldus zijn misslag had geboet,
werd hij bcpraven naast hen, die hij aanvankelijk zoo verkeerd had beoordeeld.
In den hof van den tempel, welke op den heuvel iets lager dan het kerkhof is gebouwd,
staat een kapel, waar aan de voeten van een verguld beeld van Kwannon, de godin der
goedertierenheid, houten beelden
staan van den heer Van Ako en
zijn getrouwe zeven en veertig.
Het snijwerk is verdienstelijk en
buitengewoon realistisch, de
gezichten zijn met de natuurlijke
kleuren beschilderd en de klecdij
is verlakt. Evenals het kerkhof
wordt de kapel door tal van
bedevaartgangers bezocht.
Prachtvolle poort te Fatteh
plir-Sikri. —
De grootc Akbar
bouwde Fattchpur-Sikri, dicht bij
Agra, en maakte er zijn gclicf-
koosde woonplaats van. Volgens
het verhaal keerde de Mohanv
mcdaansche vorst huiswaarts na
de verovering van Khandesh, vcr-
gezcld van zijn I lindoeschcgemalin
en rustte uit aan den voet van
den heuvel, waarop hij later liet
bouwen. Juist waren kort te voren
de tweelingen, die het vorstelijk
echtpaar had, tot hun groot
verdriet, overleden. Nu woonde
er op den heuvel een kluizenaar,
die in grootc heiligheid stond, en
hij beloofde aan Akbar, dat hem
weder een zoon zou geboren
worden, indien hij daar ter
DE MUREN VAN PEKING.
plaatse een paleis deed verrijzen.
Akbar aanvaardde die voorspcb
ling en werkelijk zag een zoon,
Jehangir geheeten, het levenslicht.
De gebouwen van Fattehpur-
Deze afbeelding had tot onderschrift kunnen hebben: „Het
onveranderlijke China." Sinds onheuglijke tijden toch zijn dergelijke
kameelkaravanen naar Peking getrokken en, met levensmiddelen enz.
beladen, naar de Mongoolsche woestijnen teruggekeerd. De muren,
welke wij op den achtergrond zien, dagteekenen vermoedelijk pas uit
de vijftiende eeuw. Vóór dien tijd had Peking slechts aarden wallen.
-ocr page 201-
DE WONDEREN DER WERELD.
170
Sikri zijn hoofdzakelijk van de roode zandsteen opgetrokken, waaruit de heuvel goeddeels
bestaat. Ongetwijfeld in verband met de omstandigheid, dat Akbar\'s vrouw een Hindoesche
prinses was, heeft de architectuur een bepaald Hindoesch karakter. Zelfs is dit het geval met
de Moskee, ongetwijfeld een der mooiste van gansch Engelsch-Indië. En de poort van de
Moskee is wel de prachtigste der wereld.
„\'t Is geen poort", schrijft o. a. een reiziger, „doch een triomfboog, waarbij die van
Constantijn of van Titus in het niet verzinken. De grijze en roode zandsteenen pilaren, de
marmeren versieringen, de
kloeke, bevallige Arabische
letters op den witten achter-
grond, dat alles schenkt sier-
lijkheid aan een der schoonste
portalen der wereld."
ïusschen de poort en
de Moskee ligt centempclhof,
ongeveer 150 vierk. Meter
groot, omgeven door een
zuilengang; wanneer men er
binnen komt, ziet men een
graftombe, geheel van wit
marmer opgetrokken. Daar-
onder ligt het stoffelijk o ver-
schot van den man, die Akbar
overhaalde zich te Fattehpur-
Sikri te vestigen, en die aldus
gehuldigd is wegens de
geboorte van Jehangir. Dicht
daarbij liggen de bouwvallen
van Akbars paleis, doch de
gchecle plek is thans verlaten,
(lelukkig is de prachtige
poort nog totaal onge-
schonden.
DE HATAMEN TE PEKING.
De Hata-men, of Poort der Hoogste Wijsheid, in den muur, welke
de Tataarsche stad scheidt van \'de Chineesche wijk van Peking, speelde een
belangrijke rol in het historische beleg der Gezantschappen in China. De
aangrenzende muur was een der belangrijkste bolwerken van de verdediging.
Rotstempcl te Pecha-
bun\', Stam.
— Hoewel de
stad Pechaburi, in westelijk
Siam gelegen, modern ge-
noeg is om een spoorweg-
verbinding te hebben met
Bangkok, vraagt ze in de eerste plaats de belangstelling voor enkele bewonderenswaardige
holen in een heuvel van kalksteen, die vrome Siameezen hebben herschapen in onderaardsche
tempels van Boeddha De heuvel is niet veel meer dan korst, dermate is hij doorzeefd door
tal van holen, terwijl boven op den top een breede kuil is, die bij vroegere Europeesche
bezoekers de gedachte opwekte, dat de heuvel van vulcanischen oorsprong zou zijn. Doch die
holte komt overeen met andere dergelijke eigenaardigheden van andere kalkformaties.
Na een beschrijving, hoe de onderaardsche tempels van Pechaburi langs in de rots
gehouwen trappen worden bereikt, vervolgt de reiziger Ernest Young: „een er van ontvangt
zijn licht door een kraterachtige opening in den heuvel, andere zijn te donker om zonder
toortsen of lantarens bezocht te worden. De vloeren zijn echter altijd uitstekend geëffend en
met zand bestrooid, een is zelfs keurig bevloerd (dit is de spelonk, die men op onze afbeelding
-ocr page 202-
CTgjg^-.mggpSiii wÉt l
DE MUREN VAN PEKING.
Deze afbeelding vergunt een blik op een hoek van de groote muren der Tatarenstad, het belangrijkste
deel van Peking, dat bovendien in zich bergt de weleer zoo geheimzinnige „Verboden Stad." Deze muren
zijn ongeveer 16 Meter hoog en de basis is niet minder dan 20 Meter dik. Een aantal hooge torens zijn er
op gebouwd, gelijk men hierboven er een ziet,
-ocr page 203-
172
DE AVONDEREN DER WERELD.
vindt). Langs do kanten zijn de beelden in rijen geschaard en Boeddha\'s in staande, slapende
of zittende houding leggen beslag op elke uitstekende punt en elke holte. Eenige gangen,
vaag verscholen achter een reusachtig beeld, voeren naar kleine, donkere, vieze, vochtige
holen met houten beelden en berookte altaren, waar kluizenaars wonen, of weleer geleefd
hebben in stille eenzaamheid. Er is iets griczcligs in deze spelonken, waarin reusachtige
stalactieten en stalagmieten het licht van de binnendringende zon weerkaatsen of wel zich
vaag afteekenen in het wazige licht van knetterende en rookende toortsen."
Het aantal beelden in de holen van Pechaburi is zeer groot, doch het haalt niet bij dat
in de spelonken bij Moulmein, reeds vroeger beschreven. Maar de altaren van Pechaburi
maken ongetwijfeld meer indruk doordat zij minder gelijken op uitdragerswinkcls.
De tempel der Vijf Goede Geesten te Canton. — De tempel der Vijl Coede (leesten —
of Vijf onsterfclijkcn, gelijk hij ook welcens genoemd wordt — is een der meest belang-
wekkende bezienswaardigheden van Canton. De naam dankt het gebouw aan de omstandig-
heid, dat het is gewijd aan de vijf goden, die de elementen, „aarde," „lucht," „water,"
„metaal" en „hout" behcerschen. Deze godheden zouden eens, volgens de sage, uit den hemel
zijn nedergedaald en naar Canton zijn gereden, gezeten op vijf rammen, medevocrend vijf
soorten van graan, als een geschenk, en zegen brengend aan de markten der stad. Daarop
stegen zij weder ten hemel en verdwenen. De rammen lieten zij toen evenwel achter en deze
namen de gedaante aan van vijf steencn, die men thans in den tempel aantreft. De vijf
DE YOMEI-POORT, NIKKO, JAPAN.
Dit is de schoonste poort van alle tempels te Nilcko, een stad, waarvan de Japanners getuigen:
„Zaagt ge nimmer Nikko, spreek dan niet van Kikko" (mooi).
-ocr page 204-
AZIË.
173
HOOR, SPREEK NOCH ZIE HET BOOZE.
Wondermooie afbeelding van drie apen, die een voorstelling geven van den hierboven afgedrukten raad,
aangebracht boven de poort van een der tempelgebouwen te Nikko.
goden zitten op een rij op het voornaamste altaar, opzichtig door hunne heldere kleuren, en
aan de voeten van elk is een der versteende rammen geplaatst. .Aan deze zonderlinge legende
dankt Canton den bijnaam van „Stad der rammen."
De tempel heeft behalve deze beelden der bcschermgccsten en hunne rammen, een
reusachtigen voetafdruk van Boeddha in zwart basalt, een groote klok in een toren, tegen-
ovcr het voornaamste altaar, in de veertiende eeuw gegoten, welke, volgens de sage, nooit
is geluid zonder ongeluk over Canton te hebben gebracht, en altaren voor allerlei godheden,
waaraan de gastvrije „Vijf Onsterfelijken" vergund hebben in hun tempel intrek te nemen. Tot
deze gasten behooren ook een Chineesche vorm van llanuman, den Indischen aapgod, die
hier getooid is met een prachtig zijden gewaad, en de oorlogsgoden, tot godheid verheven
helden uit de oude geschiedenis van China.
Deze tempel der Vijf Goede geesten, mag men niet verwarren met dien der Vijl \'honderd
Goede Geesten, in een vorige allevering vermeld. Die ligt in de westelijke voorstad, buiten
de stadsmuren, de ander in het Namhoi of de westelijke helft van Canton zelf.
De linnen van Peking. — De muren van \'t hedendaagsche Peking doen onwillekeurig
terugdenken aan Babyion en Niniveh. Het oudsic gedeelte van de buitenbekleeding dagteekent
intusschen eerst uit het begin der vijftiende eeuw, hoewel het inwendige, van vastgestampte
klei, van veel ouderen datum is. Maar meer de ontzaglijke massa dan de leeftijd doet den
bezoeker terugdenken aan de groote .steden uit het grijs verleden.
De reiziger ziet de muren als \'t ware plotseling voor hem oprijzen, vooral wanneer hij
van de kust de stad nadert. Van \'t Zuiden of het Dosten zijn zij tengevolge van de gesteld-
heid der uitgestrekte vlakte niet van verre zichtbaar, en daar Peking geen voorsteden heeft,
staat men er plotseling voor, ziet men de muren onverwachts als een ontzagwekkende massa
opdoemen, terwijl in de gansche omgeving geen enkele heuvel of hoogte waarneembaar is.
Wanneer men den toestand dier muren wat nader in oogenschouw neemt, ziet hoe ontredderd
vooral de versterkingen der Chineesche stad zijn, waarneemt, hoc de kanonnen die door de
schietgaten komen kijken, slechts geschilderde imitaties zijn, gevoelt men zich teleurgesteld.
Maar daarentegen blijft toch de ontzaglijke omvang indruk maken.
De muren, die de Tataarsche en de Chineesche stad omgeven (zij liggen tegen elkander
aan bij wijze van een regelmatigen vierhoek rustende op een langwerpigen rechthoek) zijn
-ocr page 205-
DE WONDEREN DER WERELD.
174
donker grijsachtig van kleur en hebben hier en daar poorten en hooge torens. Die der
Tatarenstad zijn steviger en beter onderhouden dan die van het Chineezenkwartier. Zij zijn
ruim 16 Meter hoog met een 2 Meter breede, van schietgaten voorziene borstwering. Aan den
voet zijn zij 20 Meter breed, de bovenzijde is 16 a 12 Meter. Negen poorten zijn in de muren
aangebracht. De twee meest bekende hiervan zijn de Chicn-men of voorpoort, door welke
de weg leidt naar den hoofdingang van de keizerlijke stad met haar paleizen, en die gedeel-
telijk vernield werd bij de belegering der gezantschappen in 1(>00, en de Hata-men, of „poort
der hoogste wijsheid", die eveneens een belangrijke rol heeft gespeeld bij dat beleg, daar de
aangrenzende muur een der bolwerken van
de verdediging was. Deze twee en de poort
tusschen de Tataren- en de Chineezenwijk
worden des nachts gesloten vanaf een uur na
zonsondergang tot zonsopgang. Boven deze
en de zes andere poorten aan de noordelijke,
oostelijke en westelijke zijden verheffen zich
ontzaglijke torens bijna 30 Meter hoog. Het
is opmerkelijk, dat de versterkingen aan de
zuidzijde, dus aan den kant der Chineezen,
even goed worden onderhouden als aan de
andere zijden. Doch het onderscheid tusschen
                     j^w , uHw«r A4A <S Tataren (Mandsjoe\'s) en Chineezen isgeleidelijk
R^-\\»?^»:«üaÉÜ jWT ^>J ^KBt^tP * mmki verdwenen, vooral sinds de vorige Keizerin-
weduwe na den Boksers-opstand zich als
hervormster had opgeworpen.
De muren der Chineezen-stad, die meer
dan een eeuw later zijn gebouwd dan die van
de Tataarsche wijk, zijn ongeveer 10 Meter
hoog en lang niet zoo indrukwekkend als de
andere, ook al omdat zij zoo slecht worden
onderhouden en hier en daar zelfs struik-
gewas zich in scheuren er van genesteld heeft.
Men vindt er zeven poorten in, ongerekend
die aan de zijde van de Tataarsche wijk.
Beking heeft nog twee andere stellen
van muren, n. 1. van de Keizerlijke en van de
Verboden Stad, gelegen in de Tataarsche
wijk. Zij zijn rood of liever licht vermiljoen
MONDING VAN DE ARNON.
De Arnon, door de Arabieren Wady Mojib geheeten,
stroomt in de Doode Zee door een kloof van nog
geen dertig Meter breedte, waarvan de wanden, lood-
recht opgaande, hier en daar een hoogte van 130 Meter
bereiken.
geschilderd en gedekt met tegels van keizerlijk
geel. Een diepe en breede gracht omgeeft
verder de Verboden Stad, anders genaamd
de „Zes Baleizen", de binnenste kern van
het Tataarsche deel van Beking, waartoe de
vertegenwoordigers der westersche mogend-
heden zoo lang vergeefs trachtten door te dringen, en waar zij thans nog slechts bij zeer
zeldzame gelegenheden worden toegelaten.
De Poorten van lyeyasu\'s Tempel Ie Nikko. — Reeds vroeger is door ons melding
gemaakt van enkele hoogst interessante bezienswaardigheden van Nikko, waaronder de groep
prachtige gebouwen, waarlangs de weg voert naar het praalgraf voor Ivevasu den eersten
Shogun — of Majordomus — uit het geslacht Tokugawa. Het mooiste er van zijn de ver-
schillende poorten, die men doorgaat, eer de drie voorpleinen van den tempel te bereiken.
-ocr page 206-
ii
f
il
ja
£
o
CQ
ai a
D
DL
S, c
CQ !S
V u
m »
«; -0
-c 3
o
* o
o v
-c -o
-c c
o >
e
H
. 0)
a ü
.. o >
5 ff *
.£ .5 -°
3 « ^
o. c
« 5 --
:r c s
CQ ^0
• j-S
1 = *
ü \' ii
UJ
H
<
ai
u
Q
ai
ÜJ
UJ
X
UJ
Q
co               O
si §
H « I)
g-Si
? 3 1
.2 J «
3 o o
Jl I «
i g^
SuJ c
I ° s
• £ .9
S53
£t.2
Q -* S
8 S
-ocr page 207-
176                                            DE WONDEREN DER WERELD.
Kunstig beeldhouwwerk versiert
ze alle, evenals de toegangen tot
verschillende gebouwen grenzend
aan de pleinen.
De eerste poort heet de Ni-o-
mon of Poort der Twee Koningen,
naar aanleiding van twee reus-
achtige figuren van poortwachters,
die weleer stonden in nissen voor
de poort. Zij werden weggenomen,
toen onder de regeering van den
tegenwoordigen Mikado het Boed-
dhisme werd achteruitgezet en
Iyeyasu\'s tempel aan de Shinto-
priesterswerd gegeven. Overigens
werd de poort niet beschadigd,
en zeer bezienswaard is het beeld-
houwwerk, voorstellende tapirs,
eenhoorns en andere fabeldieren,
olifanten en tijgers, waartusschen
op kunstmatige wijze pioenrozen
zijn aangebracht. Dit beeldhou\\v-
werk wordt echter overtroffen door
een kunststuk, dat zich aan het
oog vertoont, nadat men het
voorplein heeft betreden. Het
prijkt boven de deur van den
weelderigen stal der heilige witte
paarden, die bestemd waren voor
de vorstelijke dooden. Daarop
LUCHTWORTELS VAN EEN SCHROEFPALM.
Peradeniya-tuinen, bij Kandy.
ziet men afgebeeld drie apen,
waarvan een zich de ooren dicht-
stopt, de ander zijn mond bedekt,
de derde zijn oogen. Dergelijke doch minder artistieke afbeeldingen vindt men allerwege in
Japan, gebeeldhouwd in steenen platen enz. Deze apen lichten prachtig toe het beginsel van
geen kwaad te willen hooren, noch te willen zeggen, noch te willen zien. Opmerkelijk is het
wel, hoe verwonderlijk juist Japansche kunstenaars apen weten af te beelden, vooral wanneer
men ze vergelijkt met tal van andere diervormen, die zij gebruiken tot versiering van tempels
en wereldlijke gebouwen. Doch zij kennen den aap natuurlijk bijzonder goed, omdat het dier
inheemsch is in Japan, wat met verschillende andere dieren niet het geval is.
De tweede poort, de Yomci-mon, is een zeldzaam mooi bouwwerk. In haar boek over
Japan zegt de Engelsche schrijfster Bishop het volgende er over: de witte pilaren, die de
poort dragen, hebben kapitcelen, gevormd door groote roodmuilige koppen van den „Kirin",
een fabelachtig monsterdier, aan de Chineezen ontleend. Boven de architraal ligt een gaanderij,
die om de poort loopt, met een leuning, gesteund door drakenkoppen. In het midden zijn
twee witte draken in een niet eindigenden strijd gewikkeld. Onderaan zijn in hoog relief
aangebracht groepen van spelende kinderen, daaronder een dooreenwarreling van hel
yekleurdc boomtakken en zeven groepen van Chincesche wijzen. Het hooge dak wordt
gedragen door vergulde drakenkoppen met vuurroode muilen. In de poort vindt men zij-
nissen, die wit zijn geschilderd met sierlijke arabesken, waarvan de figuren zijn ontleend
aan den „botan" of pioenroos. Een overdekte galerij, waarvan de buitenmuren, verdeeld in
-ocr page 208-
AZIË.
177
een en twintig afdcclingcn, bezet zijn door prachtig beeldhouwwerk van vogels, bloemen
en boomen, strekt zich links en rechts uit en aldus worden drie zijden gevormd van een
volgend tempelhof, waarvan de vierde bestaat uit een steenen muur, opgetrokken tegen de
helling van den heuvel."
Ken eigenaardigheid van deze poort is, dat op een der kolommen de versieringen onderstc-
boven zijn aangebracht. Ze heet de kolom tot afwering van het kwaad en heeft tot strekking
den naijver des hemels af te weren, welke misschien tegen het huis van Tokugawa zou
zijn gewekt, indien het gebouw geheel zonder gebreken was opgetrokken!
Het tempelhof, dat men door de Yomei-poort bereikt, was hoofdzakelijk bestemd voor
de opzegging der gewijde gebeden in Juni en September van ieder jaar, wanneer het feest
was te Nikko. Kn die oude gewoonten staan nog steeds in eere. Wie des zomers ot in het
najaar Nikko bezoekt, kan getuige zijn van wonderlijke processies en dansen, waarbij alle
deelnemers gekleed zijn in echte oud-Japanschc gewaden, die voor deze gelegenheid uit de
voorraadkamers der tempels zijn voor den dag gehaald. Dan zien wij ook de draagstoelen
der Shoguns, die gewoonlijk bewaard worden in een bijgebouw van het tweede tempelplein,
en bij de processie elk door vijf en zeventig man moeten worden gedragen. En daarachter
stapt het heilige witte paard, zonder ruiter uitgezonderd misschien voor het geestelijk
oog, dat zich kan verbeelden daarop te zien zitten den Tokugawa Shogun van vóór drie
eeuwen. Tot het derde
voorplein voert de „Kara-
mon" of Chineeschc poort,
die niet zooveel indruk
maakt als de andere, doch
toegang verleent tot een
kapel zoo weelderig en
fantastisch versierd, dat
het een verpoozing is voor
het oog te rusten op den
soberen eenvoud van het
Shinto-altaar in het midden
De monding der
Anion rivier.
           In de
dagen, dat het Israël ie-
tische rijk bestond, vormde
de Arnon de zuidelijke
grens van Palestina, aan
gene zijde van dejordaan
— ten minste nadat David
eindelijk de macht had ge-
fnuikt der Ammonieten,
gelijk in het Tweede Boek
Samuel wordt verhaald.
Vóór dien tijd hadMozes,
toen hij de Twaalf Stanv
men naar het beloofde
land bracht, aan dennoor-
delijken oever van de
Arnon het eerste kamp op-
geslagen in het land, dat
eenmaal het rijk van Israël
De Wonderen der Wereld.
DE PAREL-MOSKEE TE DELHI.
Een blik in het inwendige van Aurangzeb\'s bijzondere Moskee, die hij
deed bouwen bij het paleis van zijn vader, Shah Jehan. Sober en toch schoon
is" het beeldhouwwerk van marmer.
13
-ocr page 209-
DE WONDEREN DER WERELD.
178
zou worden. Toen het land ten Oosten van de Jordaan was veroverd, vestigden er zich de
stammen van Ruben en Gad, die de Moabieten als zuidelijke naburen kregen.
De Arnon speelt dus een niet onbelangrijke rol in de geschiedenis van Palestina, en in
het Oude Testament wordt de rivier herhaaldelijk genoemd, vooral als de zuidelijke grens
van Israël aan gene zijde van de
Jordaan. Hij de Arabieren, die de
schaarsche bevolking vormen van het
land ten oosten van de Doode Zee,
heet de Arnon thans Wady Mojib.
liet is een armzalig stroompje, behalve
wanneer de winterregens het hebben
doen zwellen, want het ontspringt in
een droge streek en ontvangt slechts
weinig water op zijn tocht van 75 Kilo-
meter naar de Doode Zee. De rivier
stroomt naar die binnenzee door een
prachtige bcrgengte, waarvan de rotsen
een hoogte bereiken van 30 tot 150
Meter. Zij bestaan uit zandsteen en
geven door hun schilderachtige groc-
peering aan de rivier de reputatie,
die ze ook thans nog heeft. Het is
zeer waarschijnlijk, dat de Arnon
weleer van meer bcteekenis was dan
thans, want de manier, waarop ze zich
een weg heeft gebaand door de zand-
steen, bewijst voor een krachtige
strooming.
Een sestit\'iul-ceuwscli kanon in
Ellgi\'Isclt- Indlr. -
Te Bijapur, in het
Presidentschap Bombay vindt men de
overblijfselen van buitengewoon om-
vangrijkc versterkingen, en in de
citadel liggen nog enkele stukken grof
geschut, die bewijzen, dat de plaats
indertijd was een versterking van een
oorlogzuchtig volk.
Geschiedkundig staat vast, dat
er sinds de helft der vijftiende eeuw
Op deze afbeelding van een der gopura\'s of pyramiden
van Madura\'s grooten tempel is duidelijk waar te nemen de
overweldigende rijkdom aan beelden van Siva en zijn gemalin,
alsmede andere godheden, geesten, runderen enz., alles met
de helste kleuren beschilderd.
bestond een onafhankelijke Mohammc-
daansche staat Bijapur, waarvan de
heerschers zich verbonden met andere
Mohammedaansche hoofden om een na-
burig Hindoesch rijk te bevechten. De
versterkingen dagtcekenen uit het midden der zestiende eeuw en het hier afgebeelde kanon
werd, blijkens een opschrift, gegoten in 1548 te Ahmadnagar, ongeveer 100 Kilometer er
van afgelegen. Men heeft het gedoopt als „Malik-i-Maidan („Heer der Vlakte") en het is van
brons. De voornaamste afmetingen zijn 4,35 Meter lang, diameter van het achterstuk 1,76 M.,
kaliber 0,73 M. Hoe dit reuzenkanon naar de plaats, waar het thans ligt, is vervoerd, is ook
thans nog een raadsel. In lb86 werd Bijapur, stad zoowel als staat, veroverd door de Mughals,
-ocr page 210-
u
ft
e .
*" "U
„ o
•S-S
.a «
N rt
«J "O
Sd
ja
e o
N
N
3
<
D
O
<
LU
Ë-S
II
1
LU
2
LU
Q
O
O
LU
Q
2
<
>
Oi
LU
>
c c
3 -£
> TH
S
> s
LU
Q
2 v
ai
„ZS
V V
-T3 o;
II
N
U
Q
-ocr page 211-
180                                             DE WONDEREN DER WERELD.
Enkele der muurschilderingen, voorstellingen ven legenden der Hindoes,
welke de muren sieren van Siva\'s tempel te Madura.
en de versterkingen werden puinhoopen; maar „de Heer der Vlakte" en enkele andere
stukken geschut getuigen nog van het oorlogvoercn in de dagen van weleer.
Luchtwortels van een schroefpalm uit de l\'cradeniyaluincii op Ceylon. — Van de
schoonheden van den Pcradcniya 1\'lantentuin op Ceylon hebbon wc reeds vroeger iets verhaald.
Doch nog een bijzonderheid verdient o. i. afzonderlijke vermelding. De tuin bevat zeker meer
dan een twintig verscheidenheden van de schroefpalm-familie, wetenschappelijk „Pandanaceae"
gcheetcn. Enkele er van zijn inhcemsch in Ceylon, de meerderheid is evenwel ingevoerd door
dc\'gocdc zorgen van de hooiden van den plantkundigen dienst op het eiland, en isherkomstig
uit de Maleischc Staten, Nederlandseh-IndiO, dcNicobaren, Andamanen, Indo-China, Madagascar
en de Stille Zuidzee eilanden. De schroefpalmcn zijn niet alleen sierlijke gewassen, doch
hebben dezelfde eigenschap als sommige andere boomen, zooals de banaan, om bij wortels te
doen uitschieten. Bij banaan en schroefpalm groeien zij echter niet ondergronds, doch hebben
zij het karakter van luchtwortels, staan soms zeer ver verwijderd van den hoofdstam, en
zien er krachtig en massief uit.
De merkwaardigste schroefpalm te Peradeniya is de reusachtige boom, dertig jaar geleden
aangebracht van een der Andaman-cilandon en daarom „Pandanus Andamanensium" geheeten.
Staande in het zuidelijk deel van den tuin, nabij den rijweg, vertoont deze reuzenboom
ontzaglijke luchtwortels, waarbij de mcnschelijkc gestalte in het niet verdwijnt.
De Parel-Moskee te Delhi. De Moti Masjid of Parel-Moskee, te Delhi, werd door
Aurangzcb gebouwd bij het prachtige paleis van Shah Jehan. daar de vader het blijkbaar
niet noodig had geacht bij zijn paleis nog een moskee te doen verrijzen, nu hij de Jama
Masjid zoo dicht bij de hand had. Europeesche deskundigen zijn het met elkander nog niet
eens, of de Parel-Moskee inderdaad het bouwwerk van Shah Jehan wel waardig is geweest.
Enkelen hunner keuren in het bijzonder de kleine afmetingen er van af — ze is slechts ruim
-ocr page 212-
AZIÏ-.
181
IS Meter in \'t vierkant, terwijl anderen roemen de kunstige versieringen en haar inderdaad
een parel der bouwkunst achten. De muren zijn geheel van roode zandsteen opgetrokken, en
daarboven prijken drie witmarmeren koepels, waarvan de middelste grooter is dan de beide
zijkocpels, gelijk ook bij andere moskees het geval is. Inwendig bewondert men echter het
mooie beeldhouwwerk der marmeren versieringen, doch ook overigens is de moskee hoogst
bezienswaardig, (leen wonder, wanneer men bedenkt, dat Aurangzeb voor den bouw
160.000 ropijen (ƒ 190.000) zou betaald hebben. Delhi\'s Parel-Moskee moet niet verward
worden met die van denzclfden naam te Agra, welke evenals de Ja ma Masjid te Delhi door den
vorstelijken bouwheer Shah Jehan werd opgericht. Zoowel Jama Masjid als Moti Masjid is
een betrekkelijk veel voorkomende naam voor moskees
De Stva-Tempel te Madtira, Engelsch-Indië. — Madura, de tweede stad in grootte van
het presidentschap Madras in Voor-Indië, is hoofdzakelijk vermaard om haar grooten tempel,
gewijd aan Si va, onder den naam van Sundaresvara „de uitnemende hcersclier") en aan
Minakshi („de vischoogige godin"), een plaatselijke godheid, vereenzelvigd met Siva\'s vrouw
Parvati. Toen de Mohammedanen Voor-Indie\' overstroomden, namen zij Madura in en ver-
woestten een groot deel van den tempel, doch eerbiedigden de altaren van Siva en Minakshi.
Madura wierp echter het juk der Muzelmannen af en de tempel werd herbouwd prachtiger
dan te voren. liet terrein, dat door de gebouwen wordt in beslag genomen, heeft een
..
.
f !
.
DE SCHADUW VAN DE ADAM\'S PIEK.
Deze schaduw, geboren uit de samenwerking van de opgaande zon en ochtendnevels, heeft ongetwijfeld
bijgedragen tot den roep vnn heiligheid, waarin de berg staat. Schaduwbeelden van denzelfden aard zijn
„het Brockenspook" en „de Glorie van Boeddha" op den berg Omi.
-ocr page 213-
182
DE WONDEREN DER WERELD.
oppervlakte van 260 bij
230 Meter. Langs den
buitenmuur verheffen zich
vier groote „gopura\'s"
(pyramiden of pagodes),
terwijl de binnenmuren
door een vijftal zijn be-
kroond. Deze „gopura\'s,"
waarvan de grootste,
hoewel niet geheel vol-
tooid, ruim 50 Meter hoog
is, zijn haast onbegrij-
pelijk rijk met bceldhouw-
werk versierd; er zijn
allerlei voorstellingen van
Siva en zijn echtgenoote,
als menschen of dieren,
op aangebracht te midden
van andere godheden,
demons, stieren enz. en
alles is met de schit-
tcrendste kleuren heschil-
*r*i \'-\' I—-—.-----.\'
DE ADAM\'S PIEK, CEYLON.
De Adam\'s Piek, ongeveer 2460 Meter hoog, is de vermaardste, zooal niet
de hoogste berg van Ceylon. Sinds onheuglijke tijden trekken pelgrims er heen.
Op den top vindt men een „voetindruk" door Christenen en Mohammedanen
toegeschreven aan Adam, door de Boeddhisten aan den stichter van hun
godsdienst. Er is een afdak boven gebouwd en daarbij staat een Boeddhis-
tische kluizenaarshut, welke men links op onze afbeelding ziet.
derd, zoodat men er bij
wint ze niet van al te
dichtbij te bezien. Het-
zelfdc dient verklaard te
worden omtrent een be-
langrijk deel van het
beeldhouw- en schilder-
werk in den tempel, daar
men telkens stuit op zonderlinge, afzichtelijke of vuile voorstellingen, gelijk in alle
tempels van Siva. Intusschen is er zeer veel moois bij de fresco\'s van Hindoesche legenden,
die verder de muren en zolderingen versieren, alsmede bij het beeldhouwwerk der zuilen,
terwijl de tempel verbazend rijk is aan juweelen. Bijzonder bezienswaard zijn de Zaal der
Duizend Kolommen, de Vijver der Gouden Lelie en de altaren in het binnenste der tempels
voor Siva en Minakshi. Deze altaren worden voor Europeanen verborgen gehouden, doch
dank zij den invloed van den Maharajah van Travancore is de Fransche schrijver Pierre
Loti enkele jaren geleden in de gelegenheid geweest ze te bezichtigen en de schatten aan
juweelen en andere kostbaarheden van de godin te bewonderen. De gewone bezoeker ziet
van deze oudste gedeelten van den tempel niets anders dan de verguld koperen platen, die
de daken er van bedekken.
De Zaal der Duizend Kolommen is vooral rijk aan fantastisch beeldhouwwerk, en de
bezoeker Avordt getroffen door de doodsche stilte die er heerscht in deze in schemerschijn
gehulde ruimte. Een tegenstelling hiermee vormt de Vijver van de Gouden Lelie, een
watervlak door de Indische zon beschenen, omgeven door zuilengaanderijen, terwijl de
„gopura\'s" en slanke palmen zich tegen den hemel afteekenen. De vijver is een groote
rechthoek, waarvan elke zijde vijftig meter lang is, en het water er van draagt een sterk
groene tint, wat aan de harmonie der kleuren geen afbreuk doet, doch, helaas, het gevolg
is van de voetwasschingen der tallooze vereerders. Boven het hoofd van den bezoeker vliegen
papegaaien en andere vogels onophoudelijk heen en weder, daar zij hunne nesten ongehinderd
kunnen bouwen in de „gopura\'s" en omringende boomen. Ook een heirleger van vleermuizen
-ocr page 214-
ROTSTEMPEL TE AJANTA.
De voorgevel van een der wondermooie tempels in de rots uitgehouwen. Interessant is vooral
het beeldhouwwerk om de grootste ramen, dat houtsnijwerk imiteert.
-ocr page 215-
184                                            DE WONDEREN DER WERELD
DE GROTTEN VAN AJANTA.
Een blik op de vijf tempel» en vier en twintig kloosters, uitgehouwen in een rots bij Ajanta, in Hydc-
rabad gelegen. Deze bedehuizen en woningen zijn de vrucht van het Indische Boeddhisme. Zoowel de
architectuur als de beschildering van het inwendige der bouwwerken is zeer merkwaardig.
hebben er een toevlucht kunnen vinden, en olifanten en heilige koeien dolen in vrijheid
tusschen de gebouwen en over de terreinen. Het geheel levert een wonderlijk schouwspel op.
Adam\'s Piek, Ceylott. — „Adams brug", de verbinding tusschen Engelsch-Indië en Ceylon,
die volgens het verhaal tegen het einde der vijftiende eeuw zou verwoest zijn, wordt door
de Mohammedanen beschouwd als de weg, waarlangs Adam het Paradijs zou hebben verlaten!
de Hindoesche legende luidt, dat Ra ma daarlangs naar Ceylon zou zijn gegaan om zijn
geroofde cchtgenoote terug te vinden, doch „Adam\'s Piek" heeft een plaats gekregen in de
legenden van verschillende godsdiensten. Het feit, dat de berg op zijn bovensten top een
indruk heeft, die ietwat gelijkt op een voetstap, heeft Christelijke en Mohammcdaanschc
bezoekers gebracht tot de bewering, dat Adam dat punt zou hebben betreden. Daarentegen
hebben de Boeddhisten beweerd, dat de voetindruk van Boeddha afkomstig was, de Hindoe\'s
noemden Siva, de latere Christenen Sint Thomas, den apostel van Indië, als den vader van
\'t indruksel. In welken tijd de piek een aantrekkingsoord voor bedevaartgangers is geworden,
weet men niet zeker. Het schijnt, dat zich lang voor de wereld acht op hen sloeg, priesters
op den top hebben gevestigd, en thans vindt men er een afdak of loods boven de gewijde
plaats, terwijl daar beneden is een klein kloosterverblijf, bewoond door Boeddhistische
monniken, hetwelk door een muur is omgeven om te voorkomen, dat men langs de uiterst
steile hellingen van den top naar beneden valt. Elk jaar verschijnen er in Mei de pelgrims
bij duizenden, om, nadat zij des nachts op de hellingen hebben gekampeerd, overdag hunne
gebeden en offeranden aan de kapel te brengen.
-ocr page 216-
AZIË.
185
De legende van de ontdekking van den „Sripada", of gewijden voetindruk verhaalt, dat
zekere koning Walagambahu — ongeveer 90 jaar vóór onze jaartelling — op jacht was en
een bijzonder mooi hert zag, dat hem heel naar het topje van den berg lokte. Hier verdween
het plotseling — want in werkelijkheid was het geen hert maar een geest, afgevaardigd om
den koning naar den „Sripada" te voeren.
Zekere mcnschclijke vaardigheid heeft de gelijkenis met het indruksel van een menschclijken
voet vergroot, doch in ieder geval is er een door de natuur gevormde holte, ongeveer IJ
meter lang en enkele centimeters diep, waarin de vrome bedevaartgangers zien, wat zij
hopen te zien. Dergelijke indruksels in rotsen vindt men ook in Siam, de Maleische staten,
Tibet en in de buurt van Canton, waar dezelfde vereering er aan wordt bewezen.
Ken der belangwekkendste verschijnselen in verband met de Adamspiek ligt buiten het
bereik van menschclijken invloed, dat is de schaduw van den berg. Die schaduw — aldus
eene reisbeschrijving — zich bij zonsopgang tegen den nevel afteekenend, is een zeer
interessant en vaak waargenomen verschijnsel en om de eigenlijke schaduw teekent zich een
bij-schaduw af; de schaduw zelf is zeer donker en puntig, puntiger zelfs dan de piek zelf*
Verwonderlijk, zoover als de schaduw zich uitstrekte, zelfs over de ver verwijderde
bergtoppen. Ze kromp geleidelijk in en verdween toen de zon hooger steeg.
De schaduw van de Adamspiek is vergeleken met het Broeken-spook, en de „Glorie van
Boeddha" op den Omibcrg, doch ze is lang zoo geheimzinnig niet als die beide verschijnselen,
ofschoon voor het ontstaan er van ook hierbij de samenwerking van zon en ochtendnevels
noodig is.
Rolstempel te Aj\'anta. — De tempels en kloosters, uitgehold in het rotsgesteente van
de Inhvadri-heuvcls, op korten afstand van het dorp Ajanta, in Ilyderabad gelegen, werden
ongeveer een eeuw geleden door Europeanen ontdekt en wijlen de ontdekkingsreiziger James
Fergusson gaf er in 1843 de eerste beschrijving van. Sedert de zevende eeuw onzer jaar-
DE DOODE ZEE.
Deze afbeelding van de vermaarde binnenzee geeft duidelijk weer het olie-achtige karakter van het
oppervlak, en de doodsche verlatenheid van het landschap, waar niets dat leeft, plant noch dier, valt te
bespeuren.
-ocr page 217-
186
DE WONDEREN DER WERELD.
telling, toen het Boeddhisme uit Voor-Indic
werd verdrongen, staan zij verlaten, en
juist deswege zijn zij van buitengewoon
belang, omdat daarna geen enkele schcn-
dendc hand aan \'t oorspronkelijke bouw-
werk is geslagen. Gelukkig heeft daarbij de
tijd weinig of geen invloed gehad op het
weelderige beeldhouwwerk en het schilder*
werk, dat de uitgehouwen tempels versiert.
In het geheel zijn er vijf „cetiyas"
of tempels en vier en twintig „viharas" of
kloosterwoningcn, uitgehouwen in den na-
genoeg loodrechten rotswand, bijna Sö
Meter hoog, in een halven cirkclboog zich
verheffend langs den oever van een rivier.
Een uitstekende rotsrand thans hier en daar
DE DOODE ZEE.
Een gezicht op het noorderstrand van de Doode Zee
bedekt met doode boomstammen en takken aangevoerd
door den snellen stroom van de Jordaan.
moeilijk begaanbaar, vormt blijkbaar het
eenig middel om die reeks van tempels te
bereiken. Hier en daar waren de holen,
toen men ze vond, opgevuld met modder,
die er binnen was gespoeld. Slechts enkele
zijn geheel voltooid, ofschoon van bijna alle de zoldering, muren en pilaren versierd zijn-
Sommige vertoonen bepaald Brahmaanschen invloed en dagteekenen blijkbaar uit het einde der
Boeddhistische periode. De oudste zijn daarentegen niet jonger dan 200 vóór Chr., zoodat
men hier bijeen heeft voorbeelden van Boeddhistische rots-architectuur loopende over acht
eeuwen. Toen men ze ontdekte, wilde men er een veel hoogeren ouderdom aan toeschrijven,
wilde ze rangschikken onder de oudste bouwwerken der wereld, doch een nauwkeuriger
studie van de talrijke rotstempels, die men elders in Indië vindt, en de ontcijfering van de
Boeddhistische literatuur deden met vrij groote
zekerheid den tijd van het ontstaan vaststellen.
Over het algemeen bestaan de „cetiyas"
uit een hooggewelfdc ruimte met een koepel-
vormigen achtergrond, waarin zich een soort
van uit de rots gehouwen altaar verheft. De
\'
„viharas" zijn veelal vierkante ruimten, met
cellen, voor de monniken bestemd, met drie
wanden, en een met zuilen gesierde veranda
aan den voorkant. De kleinste bestaan uit
enkele veranda\'s, waarop de cellen der moiv
niken onmiddellijk uitkomen. Het beeldhouw-
werk is vooral bij de „cetiyas" zeer bewerkelijk
en interessant door de eigenaardige wijze,
waarop getracht is houtsnijwerk in steen na
te bootsen. De beschildering van het inwendige
is evenwel bezienswaardiger en zeker artis-
tieker dan het beeldhouwwerk. De onder-
werpen zijn steeds afbeeldingen van Boeddha
en zijn volgelingen, bij alledaagsche bezig-
heden, op jacht of in den strijd. Jammer alleen
dat op vele plaatsen de kleuren sterk ver-
bleekt zijn.
Het water van de Doode Zee heeft zulk een
hoog soortelijk gewicht, dat een mensch er niet in
zinken kan.
-ocr page 218-
AZIË.
187
De Doode Zee. — De legende overdrijft wél sterk, door te beweren, dat de Doode Zee
zulke giftige dampen uit wasemt, dat de vogels, die er over heen trachten te vliegen er door
gedood worden, doch het meer is niettemin een weinig aantrekkelijke watervlakte. Op een
naburigen heuvel staande heeft een reiziger den volgenden indruk er van opgeteekend:
„Ge staart op het laagste punt der aarde, — de kom van de Doode Zee, blauw als de
hemel na zonsopgang, gespikkeld met op wolkjes gelijkende golfkuifjes, mooi en vroolijk,
doch tevens bitter en verraderlijk en tevens de zetel van dood en mysterie."
Beziet men het water der Doode Zee van naderbij, dan bemerkt men, welk een eigen-
aardige groene, olieachtige tint en welke wonderlijke eigenschappen het heeft. Leven
bevat het water niet, met uitzondering van enkele microscopische diertjes, zecvisch sterft,
wanneer men ze er in loslaat, en zoetwatervisch, die door de Jordaan en andere rivieren er
in Avordt gevoerd, ziet men weldra dood aan de oppervlakte drijven. Wie er een bad in
Op deze afbeelding kan men zien, hoe een kilometer landwaarts in een bosch op de Oostkust van de
Doode Zee is overstroomd doordat het water ten gevolge van zware regens is gestegen.
waagt te nemen, ervaart de onmogelijkheid om in het water te zinken en gevoelt een onaan-
gename prikkeling van de huid door het buitengewone zoutgehalte van het water. Scheikundige
onderzoekingen hebben dan ook uitgewezen, dat het water meer dan 25 percent zouthoudende
stolïen bevat. In het midden van het noordelijk gedeelte js de diepte zeer groot, bijna 4<M> Meter
heeft men gepeild, terwijl het oppervlak van het meer ook weder bijna 400 Meter beneden het
peil der Middellandsche Zee ligt. Maar wat het zonderlingste lijkt: de Doode Zee heeft geen zieht-
bare uitwatering. Trouwens ze kan dat ten gevolge van haar laag peil moeielijk hebben. En toch
stroomt er dagelijks zes en een half millioen ton water in — vroeger vermoedelijk nog meer -
van de Jordaan en andere rivieren, die er in uitloopen. Het geheim van dezen voortdurenden
toevoer van water zonder dat de zee in diepte of omvang toeneemt (uitgezonderd na de
winterregens, die de overstrooming veroorzaken, welke op een onzer afbeeldingen valt waar
te nemen) schuilt in de ontzettende verdamping ten gevolge van de zonnehitte en in de
-ocr page 219-
DE WONDEREN DER WERELD.
188
opslorpende kracht van den bodem. Het zuidelijk deel, nabij de zouthouvels, is het schraalst
en minst aanlokkelijk gedeelte en daarom heeft de sage dat als de plaats der vijl\' steden
van de vlakte aangewezen. De naam van het meer is in den loop der tijden nog al eens
veranderd. In het Oude Testament b. v. wordt gesproken van Oost-Zee, de Zoutzee, de zee
van Akabah. In de dagen der Romeinen werd gesproken van het Asphaltmcer, later vanÞ
Doode Zee, welke naam door de Kerkvaders werd overgenomen, en tegenwoordig spreken
de Arabieren van Bahr Lut, ol „Zee van Lot."
De Isurtimuniya-tempel, Ceyloti. — De overweldigende weelderigheid van den tropischen
plantengroei bedekt heel wat, dat door schoonheid of geschiedkundige beteekenis aandacht
moest trekken en daartoe behooren ongetwijfeld de groote tempels, paleizen en kloosters in
de buurt van Anuradhapaura, in de Noordelijke Centrale Provincie van Ceylon. Ongeveer
DE ISURUMUNIYA-TEMPEL.
De schoone Isurumuniya-tempel is in het begin der derde eeuw vóór onze jaartelling door Koning Tiesa
uitgehouwen in het massieve rotsgesteente; hij was geheel onder plantengroei bedolven, toen hij 40 jaar
geleden werd ontdekt. Moderne toevoegingen zooals de ingang, op het midden onzer afbeelding, hebben
niet tot verfraaiing gestrekt; de oude gedeelten van den tempel zijn echter nog steeds belangwekkend.
40 jaar geleden was, wat nu bekend is als de Isurumuniva-tempcl geheel aan het gezicht
onttrokken door het dichte struikgewas. Men heeft dien overdadigen plantengroei uitgeroeid
en sommige verwoestingen, door den tijd veroorzaakt, hersteld — niet altijd op de
gelukkigste wijze.
Isurumuniva was een gelukkige ontdekking. „Dit wonderlijke bouwwerk, uitgehouwen
uit de massieve rots", schrijft een reiziger, „is hoogst schilderachtig gelegen.... Rechts van
den ingang ligt een breed „pokuna" of bad. Dit is gerestaureerd en geheel geschikt voor
zijn oorspronkelijke bestemming om dienst te doen voor de door het ceremonieel voorgeschreven
wasschingen. De monniken, die er thans bij wonen, hebben den vijver echter overgelaten
aan krokodillen, welke zij zelfs voederen. De terrassen, die voeren naar de altaren zijn
gesierd met opmerkelijke fresco\'s en basreliefs. Er zijn er ruim een twintigtal tegen de muren
aangebracht en alle zijn buitengewoon grillig van voorstelling. Boven den hoek van het bad
-ocr page 220-
WAT SUTHAT, BANGKOK.
Het belangrijkste deel van den tempel is de groote hal, waarin een kolossaal Boeddhabeeld is gezeten
in „de houding der overpeinzing", d. i. met gekruiste beenen, de rechterhand omvattend de rechterknie en
de linkerhand, met den binnenkant naar boven gekeerd, op de beenen rustend. Daaronder staat een kleiner
Boeddhabeeld, geflankeerd door zijn beide voornaamste discipelen in aanbiddende houding, en links en rechts
daarvan twee groepen van discipelen, het gelaat tot hem gekeerd.
-ocr page 221-
FATIMA\'S MOSKEE TE KUM, DE HEILIGE STAD DER PERZEN.
Kum is een gewijde stad omdat daar begraven ligt Fatima, de zuster van den achtsten Imam. De af-
beelding vertoont ons de grootste der beide koepels van de moskee boven haar graf. Die koepel is gedekt
met koperen platen, overtrokken met een laagje goud van enkele millimeters. Vrome Perzen kennen geen
hooger verlangen dan begraven te worden zoo dicht mogelijk bij Fatima\'s Moskee.
-ocr page 222-
AZIË.
191
staan de koppen van vier olifanten en daarboven is een zittende figuur aangebracht, die een
paard vasthoudt. Dergelijke wonderlijke groepen treft men ook op tal van andere punten aan
De hoofdingang is gesierd met prachtig beeldhouwwerk, dat niet onderdoet voor gelijk-
soortige kunstproducten elders op Ceylon. De bouw van den tempel wordt toegeschreven
aan Tissa, koning van Ceylon aan het einde der vierde eeuw vóór Christus, die bevriend
was met den grooten Indischen keizer Asoka.
Wat Sutlutt, Bangkok. — Onder de talrijke tempels te Bangkok, waarvan de Wat Phra
Keo, Wat Chang, Wat Po en Wat Pichiyuat bij de toeristen wel het meest bekend zijn, mag
ook de Wat Suthat als hoogst
bezienswaardig genoemd worden.
Do tempel heeft onder meer een
belangwekkend ,bawt" of ..heilige
der heiligen" met gladde vierkante
/uilen, welke steun geven aan een
rijkgesierd viervoudig dak, waarvan
de hoeken versierd zijn met zeer
langgerekte specimens van het
typische Siameesche vcrsierings-
motief, den slangenkop. < )ok de
doorgang tot den „wihan" of ,,beel-
dcnzaal" is een buitengewoon mooi
versierd bouwwerk, zeer eigen van
stijl. De beelden moeten zeer oud
zijn en opmerkelijk is vooral de wijze
waarop ze bijeen staan. Vooreerst
verheft er zich het gewone reus-
achtige beeld van den Boeddha,
zittend in de houding der ovcr-
peinzing volgens de regelen der
Boeddhistisch-religieuze kunst; aan
zijn voeten zit een kleiner Boeddha-
beeld met zijn twee voornaamste
discipelen, Sariput en Mokhalan,
gelijk de Siameezen ze heeten, in
eerbiedige houding naast zich, en
een talrijke schare van andere vol-
gelingen zit in regelmatige rijen
met het gelaat naar den meester
HET GRAF VAN DEN LAMA, DE GELE TEMPEL.
Dit praalgraf, van meer Indischen dan Chineeschen bouwstijl,
is niet gebouwd boven de groeve van een overleden Tashi Lama,
doch over zijn gele gewaden, welke achter waren gebleven, terwiji
men het stoffelijk overschot zelf naar Tibet overbracht.
gekeerd, links en rechts van hem.
In het schemerlicht, dat steeds inde
beeldenzaal hcerscht, maakt die
groep werkelijk zeer grooten indruk.
De priesters, die voor de „wats"
hebben te zorgen, begrijpen den invloed van het half duister, dat de heilige beelden omgeeft:
heilige zaken die door het volle daglicht worden beschenen doen, van zeer nabij bekeken,
haast altijd onaangenaam aan, terwijl de mysterie van den schemer er juist aantrekkelijkheid
aan verleent.
Fatima\'s Moskee te Kimt. — Kum of Kom, meestal bekend als „de Heilige Stad van
Perzié", vindt men ongeveer loO Kilometer ten zuidwesten van Teheran, en daar de stad ligt
-ocr page 223-
DE WONDEREN DER WERELD.
192
aan den meest gebruikten rijweg tusschen Teheran en Ispahan, zou ze bij Europeesche
reizigers zeker meer of minder bekend zijn, als niet het fanatisme der inwoners nicuws-
gicrigheid tot een beslist gevaarlijke eigenschap maakte. De siad wordt als heilig beschouwd
omdat er begraven ligt Fatima-el-Masuma (de Onbevlekte), zuster van Rcza, den achtsten der
twaalf heilige Imams of profeten, die de Perzen vereeren. Ze was, volgens dcjegende, uit
Bagdad gevlucht, om te ontkomen aan de vervolging der Khaliefen, en, te Kuiti overleden,
werd zij hier door haar broeder begraven. Sedert is haar graf een groot aantrekkingspunt
geworden voor bedevaartgangers, evenals dat van den Imam Reza zelven, die te Meshed
begraven ligt. Ten gevolge van den reuk van heiligheid, waarin Fatima stond, werd het
bovendien mode voor de trouwe Shiïten ~ de Mohammcdaanschc secte, waartoe haast alle
Dit is de ingang van den vermaarden tempel, die onder zijn schatten telt een praalgraf gebouwd
boven de gele gewaden van een Tashi Lama, die tegen het einde der achttiende eeuw te Peking aan
pokken overleed.
Perzen bchooren — dicht bij haar moskee begraven te worden. Daardoor is Kum een uit-
gestrekte doodenstad geworden. Een tiental heerschers uit uitgestorven dynastieën zijn hier
aan de aarde toevertrouwd tusschen 450 heiligen en tallooze gewone menschen. Nog heden
worden lijken van verre naar Kum gebracht om er begraven te worden en de stad leeft
werkelijk van de dooden, daar groote sommen worden gevraagd voor grafruimten, en hoe
dichter men bij de onbevlekte Fatima ligt, des te hooger het uit te kecren bedrag. Natuurlijk
krioelt het er van begrafenisondernemers, doodgravers en steenhouwers.
Op een afstand doet de kapel van Fatima denken aan de gouden koepels van het Kremlin
te Moskou, doordat de koperen platen, die de beide koepels bedekken, belegd zijn met een
laag goud van drie millimeter dikte. Voor het vergulden van den grootsten koepel zorgde
Fath Ali Shah, uit de tegenwoordige dynastie. De koepel wordt bekroond met een versiering
-ocr page 224-
AZIË.
193
van massief goud, meer dan 50 kilo zwaar. De minarets bij dezen koepel zijn versierd met
een schoon mozaïek van roode, gele en iriseerende groene tegels. Van de graftombe onder
de moskee weet een reiziger uit vroeger dagen, Sir J. Chardin, lovende in het eind der
zeventiende eeuw, mede te deelen, dat zij was bedekt met tegels van Chineesch aardewerk,
geschilderd „a la Morcsca", en bedekt met een gouden kleed, dat aan beide zijden tot op
den grond neerhangt. Hij spreekt ook van „een poort van massief zilver, tien voet hoog, op
een halven voet afstands van het graf, en aan eiken hoek als het ware bekroond met groote
appelen van zuiver goud." Die zilveren poort, liever dat zilveren traliewerk, moet nu nog
HET AMPHI1HEATER, PETRA.
Te midden van hooge rotsen, in het breedste deel van het dal, waarin zich weleer de stad Petra
verhief ligt een amphitheater, uitgehouwen uit het gesteente. Het kon 3000 toeschouwers bevatten en had
33 rijen zitplaatsen.
om het graf staan, doch het is thans een feitelijke onmogelijkheid voor een niet-Mohammcdaan
om de moskee binnen te komen en het graf te bezichtigen.
De gele Tempel bij Peking. — De „Hoang Ssu" of (Iele Tempel is een der bczicns-
waardigheden in de nabijheid van I\'eking, die een bezoeker der Chineesche hoofdstad nooit
overslaat, \'t Is anders niet gemakkelijk er veel van te zien. wanneer men er is gekomen,
daar de monniken niet bijster vriendelijk zijn en er volstrekt niet op uit zijn weetgierig\'
heid te bevredigen als men geen buitengewoon hooge fooien geeft.
De Wonderen der Wereld.                                                                                                                               14
-ocr page 225-
VUv-»T*« *o.r»«*
DE SARNATH TOPE.
Dit bouwwerk, een der oudste van Voor-Indië, verrees in de eerste dagen van het Boeddhisme om de
herinnering levendig te houden aan de plaats in het Hertenkamp buiten Benares, waar Cautama het eerst
de nieuwe leer aan zijn volgelingen verkondigde, of, zooals de Boeddhisten zich bij voorkeur uitdrukken,
„het rad van zijn leer deed wentelen."
-ocr page 226-
104
DE WONDEREN DER WERELD.
De voornaamste beziens-
waardigheid, een wit marmeren
graftombe, is zonder veel moeite
te bezichtigen, doch de \\vester-
lingon krijgen doorgaans niet
veel anders te zien.
De (iele Tempel heeft zijn
naam te danken aan de volgende
omstandigheden. In 1780 bracht
de Tashi Lama, een hoog\\vaar-
digheidsbekleeder van haast
niet minderen rang dan de
groote Dalai Lama zelf, van
zijn residentie Tashi Lumpo
een bezoek aan Peking. Hij
was daar nauwelijks eenige
weken, of hij werd door de
pokken aangetast en stierf. Zijn
lijk werd in een gouden kist,
naar Tibet vervoerd, daar het
stoffelijk overblijfsel van ecne
incarnatie van Amitabha, „het
grenzenlooze licht", te heilig
was om elders te worden be-
graven. Doch zijn gele gewaden
werden gehouden en gelegd in
een andere kist en daarvoor
werd een praalgraf opgericht t
DE OFFERPLAATS BOVEN PETRA.
De offerplaats is ongetwijfeld een der belangwekkenste overblijfselen
van de oude stad Petra. Ze geeft een duidelijk denkbeeld van „de hooge
plaatsen" van de oorspronkelijke bewoners van het land Israël, wier
offers zoozeer in strijd waren met de godsdienstige opvattingen der
Israëlieten.
dat thans nog is te zien. Op een
opgehoogd terras, dat men be-
reikt door een „pailow" of drie-
dubbele poort, staat een slanke
reliquieën-toren, omgeven door
vier kleinere torens, een op
eiken hoek. De torens, evenals de poort van wit marmer, dragen een Indisch of Tibetaansch
doch geen Chineesch karakter en de middelste is bedekt met sierlijk beeldhouwwerk, voor-
stellende tafereelen uit het leven van den Tashi Lama, en tallooze Boeddhistische af beddingen,
zinnebeelden en inschriften.
De toegang tot den tempel is een schilderachtig stuk bouwkunst, ofschoon meer dan de
graftombe boven de gewaden een Chineesch karakter dragend. De driedubbele trap trekt de
aandacht doordat de middelste als „geestentrap" is ingericht, niet met treden, doch met een helling
en versierd met drakenbeelden. Op grooter schaal vindt men iets dergelijks bij den Tempel des
Hemels in de Chineesche stad en den Tempel van Confucius in de Mandsjocstad van Peking.
Het klooster heeft ook een metaalgieterij, welke bronzen beelden, klokken, voorwerpen
voor den eeredienst en versierselen aflevert, alsmede een aantal andere gebouwen, waarin
geen „vreemde duivel" een blik mag slaan.
Petra. — De uit het rotsgesteente gehouwen stad Petra is hoogst bezienswaard, en
bezit ook buitengewone schoonheid door de bonte verscheidenheid van tinten van de zand.
steen, waarin zijn paleizen, tempels, woningen en graven zijn gehouwen. Men heeft die
-ocr page 227-
ï!
V £
ii
i s
i
il
"O O
2 > *
55 o s
ÜJ
Q
O
O
Q
<
H
UJ
o.
i
li
C T3
H O
SJ2
s
o «
-C C
4) :=•
M_0
2 \'5
-o •
.£ 8
Q S
i
o
- • •\' * *}\\ <. \' «b/T
— . f ii ilr i            ifitfüi ti TiiHHwilr— .j- ...
-ocr page 228-
DE WONDEREN DER WERELD.
1%
rotsen weleens vergeleken met Oostersche tapijten, zoo rijk zijn zij aan roode, purperen,
blauwe, gele, zwarte en witte strepen en aderen, die door het gesteente loopen. De stad
zelve heelt men ook wel „de roode stad" gedoopt vanwege de overwegende tint harer ge-
bouwen. Ze ligt in een dal, ruim een kilometer lang, loopende van noord naar zuid, en
4">0 Meter aan het noordeinde, ruim 200 Meter aan het zuideinde breed. De rotsen er om
heen verheften zich bijna loodrecht en in oude tijden was er slechts een enkele toegang,
door een enge kloot\', die op sommige plaatsen zoo nauw was, dat slechts twee ruiters naast
elkaar er door konden gaan.
De oorspronkelijke bewoners van Petra waren de Edomieten of Idumaeische Arabieren,
doch zij werden opgevolgd door de Nabathacers, die een krachtigen staat met Petra als
hoofdstad vestigden. Zij berustten er intusschen in vazallen van Rome te worden en onder
de heerschappij van Trajanus werd de provincie Arabia Petraea gesticht.
De overblijfselen schijnen, met uitzondering van enkele der graven, alle te dagteekenen
uit Komeinschen tijd en wel uit de tweede, derde en vierde eeuw na Christus. De stijl is
verbasterd (iriekseh-Romeinsch met een tintje nationale architectuur, onder Nabathaeischen
invloed, terwijl ook soms Egyptische vormen vallen op te merken. Aardbevingen op verschil-
lende tijdstippen schijnen vrij wat schade te hebben berokkend, doch nog steeds zijn de puinhoopen
bewonderenswaardig. Met de „Schatkamer van Pharaoh" en het ,,Kasr Firaun" of „Kasteel
van Pharaoh," dat men op een onzer afbeeldingen in het midden vindt, is de belangrijkste
Dit is het grootste tempelklooster van Siam, vermaard vooral om het beeld van den stervenden
Boeddha, ruim 52 Meter lang, gemaakt van baksteen en zoo dik met goudblad bedekt, dat in vroegeren
tijd Europeesche bezoekers meenden dat het van massief goud was. Bovenstaande afbeelding geeft een
blik op enkele gebouwen; een hooge muur, welke het gansche complex omgeeft, maakt het onmogelijk
een overzicht van het geheel te erlangen. De kenmerkende eigenaardigheden der Siameesche architectuur
zijn hierop duidelijk zichtbaar.
-ocr page 229-
197
AZIK.
ruïne het amphithcatcr, dat
geheel in de rots is uitgc-
houwen en op zijn drie en
dertig rijen plaats bood aan
meer dan drieduizend toe-
schou wers.
()p de hoogten aan de
zuidzijde van het amphithe-
ater is een ofterplaats, een
dier oude hooge plaatsen,
die men alom in Syrië en
aangrenzende landen vindt en
waarvan het ()ude Testament
herhaaldelijk melding maakt.
Te 1\'etra heeft de ofterplaats
twee altaren, een groote voor
het offeren van dieren, en een
kleiner van ronden vorm, een
waterreservoir voor de af-
wasschingen, en een tempel-
hof, alles uitgehouwen in het
rotsgesteente.
Wat J\'o, te Bangkok. —
In het hartje van de schilder-
achtige, doch vuile en aan
geuren rijke hoofdstad van
Siam, dicht bij de ommuring
van het koninklijk palcis,
verrijst de Wat I\'o, de
grootste van alle „Wats" of
tcmpclkloostersinhctcenigc
                        DE POORTWACHTER VAN DEN WAT PO.
onafhankelijke         Hoeddhis-                          ^et beeld \'8 ongetwijfeld van Chineesch maaksel.
tischo koninkrijk van zuid-
oostelijk Aziö. Men heeft Bangkok wel eens „tempelstad" geheeten, doch geen er van is meer
cen bezoek waard, dan die wc hier noemen Het belangwekkendst is het beeld van den „Slapenden
Boeddha", zooals het gewoonlijk wordt genoemd. Feitelijk stelt het echter den stichter van
het Boeddhisme voor in het stervensuur, het hoofd gesteund door de rechterhand. Het beeld
is ruim 52 Meter lang, en gemaakt van baksteen, afwisselend bedekt met kalk, lak en dik
goudblad, terwijl de voetzolen (elke voet is 4,5 Meter lang) zijn ingelegd met paarlemoer, dat
de convcntionecle figuren te zien geeft, die men altijd op Boeddha\'s zolen vindt afgebeeld.
Onze afbeeldingen geven verschillende kijkjes op den Wat. De eerste o. a. doet den
rijkdom aan versieringen van de Siamcosche architectuur duidelijk zien, vooral aan het hoofd-
gebouw, in het midden der afbeelding, en aan de groote „prachedi," of gewijde spits, rechts
daarvan Ofschoon het niet duidelijk is te zien, moeten de toppen van dergelijke „prachedi\'s"
voorstellen een reproductie van de oude eere-parasols — pajongs zouden we zeggen die
in vroeger dagen werden opgericht boven de heiligdommen, waarin reliquieën werden bewaard.
Elke ring van de spits is als het ware cen versteend zonnescherm, en naarmate deze architec-
tuur zich meer ontwikkelde, nam het aantal dier ringen ook toe. Op dezelfde plaat ziet men ook
de beelden, die den toegang bewaken, doch een grimmiger poortwachter prijkt op een der kleinere
afbeeldingen. Het uiterlijk van dit beeld wijst echter onmiskenbaar op Chinecschcn invloed.
-ocr page 230-
198
DE WONDEREN DER WERELD.
De afbeelding, die een gansche pagina beslaat, geeft een kijkje in een klooster met een
reeks van Boeddha-beelden, herkenbaar aan de zonderling gevormde versiering, door de
Siamcezcn „Sirot" geheetcn, boven op het hoofd. Onder de kenteekcnen, die het volksgeloof
onafscheidelijk verbonden acht aan een hooger wezen en die daarom .steeds aan den Boeddha
worden gegeven, behoort een wonderlijk puntige schedel, gedekt met glanzend haar. Dit is voor
de Siameezen een soort stralenkrans, die echter niet het hoofd omgeeft, doch er boven uit opvlamt.
De Mmir des iceeklagetts der Joden te Jeruzalem. De muur des weeklagens te
Jeruzalem behoort tot degebruikelijke
bezienswaardigheden voor toeristen,
doch niet allen krijgen er dcnzelfden
indruk van. Ziehier wat b. v. de
bekende Kngclsehc romanschrijver
Rider Haggard er van navertelde:
„Met het gelaat naar den muur
gekeerd stonden een twintigtal Joden,
mannen en vrouwen van allerlei leef"
tijd, te jammeren. De vrouwen
weenden werkelijk, nu en dan even
rust nemend, doch de mannen, een
allerzonderlingste collectie mensche
lijke wezens, gingen niet zoover bij
het uitstorten van hun gemoed. Zij
schuurden met hun gelaat tegen de
ruwe stcenblokken, die zij somtijds
kusten, of lazen uit de Heilige Schrift
of prevelden gebeden.... Om en
tusschen de voornaamste deelnemers
aan dit bedrijf bewoog zich een bonte
schare
         bedelaars, kreupel, vcr-
minkt en met kwalen behept, jongens,
die op een paar duim afstand van uw
gelaat hun oogleden optillen om u
hunne verschrompelde pupillen te
toonen, mannen met potten van een
paar liter inhoud, die zij u onder den
DE PRACHEDI\'S VAN DEN WAT PO, BANGKOK.
De Prachedi heeft zich ontwikkeld uit de Indische reliquieën-
kapellen. De laag van ringen, waarboven de spits uitsteekt, moet
voorstellen een reeks van zonneschermen, die boven dergelijke
kapellen werden aangebracht. Elke ring stelt zoon scherm of
pajong voor. Tegenwoordig worden onder de prachedi 8 geen
reliquieën meer bewaard.
neus houden, huilend en dreinend
om „bakshish" of aalmoezen. Vele
bezoekers vinden hoogst interessant
dezen aanblik van mannen, vrouwen
en kinderen, uit alle declen der
wereld, waar Joden wonen, die
daar komen weenen over de ver-
dwenen glorie van Jeruzalem en de ontwijding des tempels.
De muur maakt deel uit van de oude omwalling van den tempel, meer dan 50 Meter lang
en ruim IS Meter hoog, en de onderste lagen zijn gevormd door reusachtige stcenblokken
van ruim 5 Meter lang.
Ten/pel van den Heiligen Tand, Kandy. - De vermaardste der thans nog in goeden
staat verkeerende Cingalecsche tempels is de „Dalada Maligawa" of Tempel van den Heiligen
Tand te Kandy. Ze dagteekent uit de zestiende eeuw, toen ook Kandy is gesticht. Aan den
-ocr page 231-
1
-a
v
o
CC
c
=
I
1
J
4
i
o
o
Z
<
a, £
3 S
1
•I
I
03
-ocr page 232-
200                                            DE WONDEREN DER WERELD.
DE MUUR DES WEEKLAGENS TE JERUZALEM.
De muur maakt deel uit van de oude versterkingen van den tempel en hier komen de Joden uit alle
deelen der wereld samen om de verdwenen glorie van Jeruzalem en de ontwijding van den grooten
tempel te beweenen.
voet cr van ligt een langwerpige vijver, waarin talrijke schildpadden rondzwemmen, die door
de bezoekers worden gevoederd. Boven en ter zijde van het gebouw verheffenj,zich (weelderig
begroeide heuvels. Roomen omgeven het heiligdom, alsmede een gekanteelde muur, welke
tevens een grasveld omsluit, waarop eenig bultig vee graast. Een massieve, lage poort
verleent toegang tot den tempel, waarvan het dak wordt gedragen door rijen van korte
vierkante pilaren. Fresco-schilderingen met voorstellingen uit de geschiedenis van het Boeddhisme
versieren de muren. Het in het midden staande altaar, of liever een reeks van zeven
altaren, is buitensporig rijk met goud en edelgesteenten getooid. De rcliquie wordt bewaard
in het zevende en tevens kleinste heiligdom en wordt zeer zelden te zien gegeven, behalve aan
Boeddhisten van het zuiverste water — en dan hebben zij nog voor dat voorrecht te betalen,
\'t Is een zonderlinge geschiedenis, die van den tand. Hij werd in 311 naar Ceylon gebracht
door een gevluchte Indische prinses, die hem in de krullen van haar kapsel had verborgen.
De tand werd toen onderdak gebracht in een tempel, die er speciaal te Anuradhapura voor
werd gebouwd, in den omtrek van den grooten „Thuparama Dagaba." De puinhoopen van
deze eerste „Dalada Maligawa" treft men nog te Anuradhapura aan. Tijdens de oorlogen met
de in het land vallende Tamuien was het herhaaldelijk noodzakelijk om den tand in veiligheid
te brengen. Toen ten slotte Anuradhapura viel in handen der Tamuien, werd Polonnaruwa
de hoofdstad der Cingaleezen en een nieuwe en schoone „Dalada Maligawa" verrees daar,
die thans nog ten zeerste de bewondering wekt. Later hebben Indische roovers, die het eiland
-ocr page 233-
AZIË.                                                                      201
afstroopten, de reliquie weten te bemachtigen en het uit Ceylon weg te voeren doch een der
koningen betaalde er den geeischten losprijs voor en bracht den tand terug. Ten slotte
maakten de I\'ortugeezen er zich meester van en brachten hem naar (ioa, waar de aarts-
bisschop hem tot asch deed verbranden. Doch, naar het verhaal gaat, verrees hij door een
wonder uit zijn asch en wordt thans te Kandy bewaard.
Wat ook te Goa door de vlammen moge verteerd zijn, het voorwerp, dat te Kandy
wordt getoond, is in ieder geval geen menschentand. Het lijkt van ivoor gemaakt te zijn,
en een pleister afgietsel er van, dat te Colombo door den monnik Jinavaravamsa, neef van
den vroegeren koning van Siam, aan schrijver dezes werd getoond, was precies twee
Kngelsche duimen lang. Door sommige verdedigers van de echtheid der reliquie wordt echter
beweerd, dat wat men ziet enkel een ivoren doosje is, hetwelk den echten tand omsluit.
Ruanweli Pagode Aniinulliapiira, Ceylon. — De Ruanweli „dagaba" (of „Pagode van
Stofgoud") is een der interessantste gedeelten van de puinhoopen van Anuradhapura. Toen het
gebouw werd ontdekt, leek de Ruanweli op een kegelvormigen heuvel, omgeven door een
muur en bekroond door een smalle spits en daar de glooiende zijwanden met boomen en
struikgewas wai en begroeid, kreeg die indruk inderdaad schijn van waarheid. Een nader onderzoek
leerde intusschen dat wat een heuvel leek in werkelijkheid was een baksteenen bouwwerk
300 Meter in omtrek, en ruim 80 Meter hoog. Sedert heeft het uiterlijk aanzien der pagode
belangrijke veranderingen ondergaan. De terrassen zijn bevrijd van de aarde, waaronder zij
DE TEMPEL VAN DEN HEILIGEN TAND, KANDY.
Deze tempel, de meest vermaarde van alle tempels op Ceylon, werd in de zestiende eeuw gebouwd. In
een der [zeven heiligdommen wordt bewaard een ivoren reliquie, die, volgens bewering een authentieke tand
van Boeddha zou zijn.
-ocr page 234-
DE WONDEREN DER WERELD.
202
verborgen waren en dank zij de mildheid der pelgrims heelt men belangrijke uitgaven kunnen
doen voor de herstelling van het bouwwerk.
In algemeene trekken komt het karakter van het bouwwerk hierop neder: In het midden
van twee terrassen, het eene boven het andere gebouwd, is van baksteen een massieve
kegel opgetrokken, met de spits een hoogte van 80 Meter bereikend en met een middellijn van
eveneens 80 Meter aan de basis. Drie omgangen, ieder bijna 2\'/2 Meter breed, omgeven
de pyramide, zoodat de vereerders volgens de ritueele voorschriften driemaal het heiligdom
konden omwandelen, terwijl zij dat steeds aan hun rechterhand hadden. Op de vier hoold-
punten van de pagode stonden kapellen, terwijl, naar het schijnt, op de bovenste der beide
terrassen een aantal minia-
tuur dagaba\'s hebben
gestaan, de schenkingen
van geloovigen. Een er van
is bijna onbeschadigd
teruggevonden. Op het
terras verhieven zich nog
andere bouwwerken,onder
meer een hal, waarin aan
vier stand beelden onderdak
was gegeven, welke de
onderzoekers
          hebben
teruggevonden. Drie er
van zijn Boeddhabeelden,
de vierde en grootste —
3lf., Meter hoog — stelt
vermoedelijk den stichter
der pagode, koning Duttha-
gamini zelven voor.
De versiering der ter-
rassen (een met een fries
van leeuwen, het andere
RUANWELI PAGODE, ANURADHAPURA, CEYLON.
Op een afstand doet het bouwwerk denken aan een kegelvormigen heuvel,
omgeven door een muur en bekroond met een slanke spits. De pagode is
echter van baksteen opgetrokken, 80 Meter hoog en bijna 300 Meter in omtrek.
Ze werd in de tweede eeuw vóór onze jaartelling door den meest vermaarden
der Boeddhistische koningen van Ceylon gebouwd.
met een fries van olifanten)
en van de verschillende
bouwwerken, die de
pyramide omgaven, stand-
beelden, altaren, enz. zijn
verwonderlijk mooi. Men
heeft bevonden, dat het hoofdgebouw der pagode en de beide terrassen waren bedekt
met een hard wit glazuur, „chunam" geheeten, waardoor het bouwwerk, door het zonnelicht
beschenen, een betooverend effect moet gemaakt hebben.
Het Heilige Graf te Jeruzalem. - Meer dan een hedendaagsche schrijver, en daaronder
mannen van onbewistbare vroomheid, hebben betoogd, dat volstrekt niet vaststaat de ligging
van het Heilige draf gelijk thans is aangenomen. Helcna, de moeder van keizer Constantinus,
zou door een droom er toe gebracht zijn de reis naar Jeruzalem te ondernemen. Daar
zou een tweede droomgezicht voor haar aanleiding geweest zijn om zich te begeven naar
een tempel van Venus, gesticht door Hadrianus en na dien tempel verwoest te hebben zou
zij tot de fondamenten hebben laten graven, waar zoowel het graf van Christus als de
kruisen, waaraan Hij en de beide moordenaars waren genageld, driehonderd jaren te voren
werden gevonden. Aldus luidt het verhaal van Eusebius.
Het meest gewijde deel der kerk van het Heilige Graf is wat genoemd wordt de
-ocr page 235-
DE KERK VAN HET HEILIGE GRAF.
Deze afbeelding geeft een blik op de Kapel van den Engel, waarin tallooze lampen hangen. In de
kapel, die wordt verlicht door vijftien lampen, toebehoorende aan de verschillende secten, is een klein
marmeren altaar, dat de plaats zou aangeven, waar op den ochtend van de Opstanding de Engel naast het
graf stond en aan de verbaasde vrouwen mededeelde, dat Christus was opgestaan.
-ocr page 236-
204                                            DE WONDEREN DER WERELD.
GORDON\'S GOLGOTHA.
Buiten de tegenwoordige muren van Jeruzalem, ten noorden van de poort van Herodes, ligt een heuvel
die door velen, waaronder wijlen generaal Cordon, beschouwd wordt als de plaats waar Jezus gekruisigd
en begraven is. Het in de rots uitgehouwen graf, waarvan men den ingang hierboven ziet, bevestigt deze
onderstelling.
„Rotunda", een kringvormig bouwwerk, met een middellijn van ruim 20 Meter; in het midden
vindt men bet draf en daartegenover verheft zich de kapel van den Engel, welke tevens den
ecnigen toegang tot het graf verleent. In de kapel, die verlicht wordt door vijftien lampen,
toebehoorende aan de verschillende secten, staat een klein marmeren altaar, dat de plaats zou
aanduiden, waar op den morgen der Opstanding de engel stond bij het graf en tot de verbaasde
vrouwen zeide: „hij is opgestaan, hij is hier niet; ziet de plaats, waar zij hem gelegd hadden."
Het Heilige Graf ligt in een gebouw van 8 bij 5,5 Meter, ten westen van de kapel en is
een vierhoekig gewelf van 2 bij 2l/.> Meter, met een koepelvormige zoldering, gedragen
door marmeren kolommen. Het gewelf is geheel bekleed met grijsachtig marmer, doch het
bovenste gedeelte er van is zwart van de wierookdampen en den walm der drie en veertig
gouden en zilveren lampen. Aan den noordelijken wand vindt men een marmeren plaat, ver-
bazend afgesleten door de lippen der bedevaartgangers, waaronder dan het tegenwoordige graf
zou liggen, hoewel het, daar de marmeren plaat reeds van vöör de middeleeuwen dagteekent,
onmogelijk is te constateeren wat er onder ligt.
„Gordon\'s Golgotha" en een mogelijk andere plaats van het Heilige Graf. — Buiten
de tegenwoordige muren van Jeruzalem, een weinig ten noorden van de poort van Hcrodes,
ligt een heuvel, die door velen beschouwd wordt als de ware plaats, waar Jezus gekruisigd
en begraven is. De kerk van het Heilige Graf kan onmogelijk staan op een plaats, die ooit
buiten de muren van de stad heeft gelegen, terwijl toch Golgotha en Graf, volgens de
verschillende Evangeliën, daar evenwel buiten lagen. Nu is de heuvel van alle zijden duidelijk
te zien, ongeveer 20 Meter hoog, steil aan den kant van Jeruzalem, zacht hellend aan de
andere zijden en veel overeenkomst toonend met een menschelijken schedel.
-ocr page 237-
AZIË.
2Ü5
Bovendien lijkt het graf aan de westzijde van den heuvel buitengewoon op dat, hetwelk
de Bijbel noemt. „Men overdrijft niet," schrijft Rider Haggard, de bekende Engelsche auteur,
„met te beweren, dat het precies klopt met de woorden des Bijbels. Het graf is in de rotsen
uitgehouwen. Het schijnt niet geheel voltooid te zijn, daar enkele gedeelten er van slechts
ruw behouwen zijn. Het was met een steen afgesloten. Toen die steen was weggewenteld
kunnen de discipelen Petrus en Johannes, zich bukkende, in het graf hebben gekeken en
gezien, dat de doeken op den grond lagen, wellicht op den vloer van het kleine voorvertrek.
Dit graf was wijders een familiegraf, zooals iemand als Jozef van Arimathea zeer goed had
kunnen hebben, met ruimte voor drie lijken, een heel aan het einde en twee aan de zijkanten.
Die kanten zouden best als zetels hebben kunnen dienen voor de twee engelen, die Maria zou hebben
gezien, „eenen aan het hoofd en eenen aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen had."
Op den oostelijken wand van het graf ziet men flauw een fresco-afbeelding van een kruis
met gewijde monogrammen er bij, blijkbaar zeer oud en aanduidend, dat de plaats, welke
oorspronkelijk bestemd was geweest voor een tweede lijk, tot altaar was ingericht. In de
onmiddellijke nabijheid van het graf vindt men nog andere oud-Christelijke graven en een
daarvan draagt het opschrift „Begraven bij zijn Heer." De naam „Cordons Golgotha" is aan
deze plek gegeven naar aanleiding van de vaste overtuiging van Generaal Gordon, dat dit
werkelijk de plaats van de Kruisiging en het Graf is geweest.
Turkoois-groeven bij Nishapur. — Hoewel de turkoois niet gerekend wordt tot de
TURKOOIS-GROEVE Bij NISHAPUR.
Ingang voorj een der groeven, waar 999 van de 1000 turkooizen, die in den handel worden gebracht,
worden gevonden. De groeven worden alle aangetroffen in een heuvel, op 50 kilometer afstand» gelegen
van Nishapur. In de laatste jaren is voor een waarde van drie millioen gulden aan turkooizen daar opgedolven.
-ocr page 238-
206
DE WONDEREN DER WERELD.
zeldzaamheden onder de edelgesteenten, is het niettemin een feit, dat bijna de gansche
wereldvoorraad turkooizen niet enkel geleverd wordt door één land, Perzië, doch door een
enkel district, ruim (>r> vierkante Kilometer groot, in dat land gelegen.
De stad Nishapur ligt niet ver van Meshed aan den weg naar Teheran en de tegcn-
woordige mijnen liggen ongeveer 50 Kilometer er van af, doch de oude vermaardheid van
Nishapur heeft zijn naam aan het gansche district gegeven. De turkooizen treft men aan in
een reeks van heuvels, waarin een aantal groeven, dagteekenend van vroeger en later tijd,
zijn gegraven. Een aantal der oudere groeven zijn thans nog niet uitgeput en zelfs worden
nu nog de mooiste steencn gevonden door nauwgezet onderzoek van de oude galerijen en
schachten. In de nieuwe mijnen is het achteloos en redeloos gebruik van buskruit voor het
doen springen van rotsgedeelten oorzaak, dat menige steen vernield wordt. De ontginning is
een monopolie van den staat, doch de regcering besteedt haar uit aan den meestbiedende,
die zijn concessie weder onder-uitbesteedt. De Perzische handelaars snijden ter wille van de
verkoopbaarheid hunne on-
regelmatig gevormde en ge-
barsten steenen in amuletten
en zegels. De barsten bedek-
ken zij met vergulde Ara-
bische letters en de steencn
verkoopen ze aan bedevaart-
ganjjers, die Meshed be-
zoeken.
In de laatste jaren hebben
de groeven van Nishapur
voor ongeveer drie milliocn
gulden aan turkooizen op-
geleverd en te Madan vinden
zeker 1500 personen werk
met het graven en het door-
snuffelen der oude steen-
hoopen en het puin, dat van
de heuvels afkomstig is.
HET HEILIGE HOL OP OBSERVATORY HILL, DARJILING.
Dit hol zou, beweert de inlandsche bevolking, naar Lhasa voeren,
ofschoon het er 535 KM. van verwijderd is. De sage verhaalt ook, dat
Indra s bliksem het gat in den berg sloeg. Van het Tibetaansche woord
voor bliksem: „dorje", is de naam Darjiling afgeleid.
Het heilige hol op Obser-
vatory HUI, Darjiling.
Een der meest bezochte hoog-
ten van Darjiling is Obsor-
vatory rlill, van waar men een prachtig vergezicht heeft op enkele der hoogste bergen van de
wereld. De heuvel staat in grooten reuk van heiligheid wegens een hol, bekend onder den
naam van ,,hct hol van den bliksemstraal" en aan het Tibetaansche woord „dorje" ontleent
Darjiling zijn naam. „Dorje" is hetzelfde woord als het Hindostansche „Vajra", de blikscm-
straal, gehanteerd door den god Indra, een der leden van het godenrijk, dat het Boeddhisme
der jongste dagen heeft aanvaard. Het hol zou gevormd zijn door Indra\'s bliksemstraal, die
den heuvel zou getroffen hebben.
De Moskee op liet tempelvelit van Jeruzalem. — Op het uitgestrekte terras, dat den top
vormt van den Moriah-heuvel, en waarop weleer Salomo\'s tempel stond, verheft zich thans de
Moskee van ()mar, over welker schoonheid vele reizigers niet uitgesproken zijn. Doch schooner dan
dit is een ander gebouw in de nabijheid, de Moskee van El-Aksa, aan het zuidcinde van den
Haram-es-Shcrif, of Edel 1 leiligdom, zooals thans het geheele tempel-terras wordt geheeten. Keizer
Justinianus stichtte op die plaats een kerk, gewijd aan de Maagd Maria, en toen deze voltooid
-ocr page 239-
v
O
II!
!H
lil
lil
!li
<
N
D
Qi
DJ
2
<
>
Q
_J
LU
LU
CL
2
LU
H
H
UI
X
CL
o
Z
:lü
LU
LU
OT
O
2
w
Q
itl
Mi
lil
; .
i :i
l-ë
II
1 9 5
£ .6 S
3 c ^
4 \'T»
i-ij
Jij
, •
-ocr page 240-
DE WONDEREN DER WERELD.
208
was, moet hij uitgeroepen hebben: „Ik heb
u overtroffen, Salomo!" Toen een eeuw
daarna Omar Jeruzalem had ingenomen, zou
hij dermate onder den indruk geweest zijn
van de bekoorlijkheid dier kerk, dat hij op
de treden ervan zijn gebeden zou hebben
opgezonden, en zou geweigerd hebben er
binnen te gaan, indien zijnegeloofsgenooten
niet goedkeurden, dat hij het gebouw niet
tot Moskee inrichtte. Hij stelde er zich zelf
borg voor, beweert men, dat het in Chris-
tenhanden bleef. Intusschen maakte de kalief
Abd-elMalik er in b84 een Mohammedaansch
bedehuis van. En sedert heeft het heel wat
doorgemaakt. Eerst maakte een aardbeving
er een puinhoop van. Daarop werd het
tegen het einde der achtste eeuw door
de Muzelmannen weder opgebouwd. Ver-
volgens maakten de Kruisvaarders, na de
verovering van Jeruzalem, er weder een
kerk van, en Boudewijn II gaf, toen hij
in 1118 de nieuwe orde der Tempelridders
stichtte, hun als woning dezen „Tempel
van Salomo", gelijk het bouwwerk ten
onrechte werd gchceten. De Mohammc-
danen behaalden echter opnieuw de over-
winning en Saladijn en zijn neef restau-
reerden de Moskee schitterend. In de
veertiende eeuw werd deze opnieuw aan
een herstelling onderworpen; ze is in
dezelfde handen gebleven, maar ten gevolge
van die wijzigingen vertoont ze een
mengelmoes van stijlen, dat men nergens
elders in de wereld aantreft.
i
De Gomatesvara te Sravana Belagola.
Reusachtig Jttin-bcclit te Venur.
In het district Zuid-Kanara van het president-
schap Madras, Engelsch-lndië, vindt men
nog belangrijke overblijfselen uit den tijd, dat een groot deel van het district in handen was
van heerschers, die den Jain-godsdienst beleden. De interessantste overblijfselen zijn een
aantal reusachtige uit één steen gehouwen standbeelden, ieder staande in een ommuurde
ruimte, „betta" geheeten. Een vindt men o. a. in het kleine dorp Venur. Het is ongeveer
12V2 Meter hoog en dus wat kleiner dan dat te Sravana Belagola.
Het beeld te Venur stelt voor Gomata Raya, of Gunta Raj, een held uit de sagen der
Jains, die nu vrijwel vergeten is. Soms wordt hij ook wel Bahubalin geheeten. De gedaante
heeft het typische Jain-karakter, dat gemakkelijk te onderscheiden is van het werk van Boeddhis-
tische beeldhouwers. Het merkwaardigste er van is, dat het uit één rotsblok is gehouwen,
doch het is onmogelijk uit te maken, of dit blok op de plaats, waar het staat, werd aan-
getroffen en toen behouwen, dan wel dit laatste elders is geschied en het daarna te Venur is
opgesteld. De afbeelding van het beeld van „Gunta Ray" vindt men op bladz. 28 en werd
daar door een vergissing van den Engelschen schrijver het beeld van Gomatesvara geheeten.
-ocr page 241-
AZIË.
209
HOOFDSTUK VII.
Door PERCEVAL LANDON.
De Watervallen van den Narbada. -- Hoe het gebeurd is, dat de Ganges de heiligste
rivier van Voor-Indië is geworden en de Narbada (of Ncrbudda, gelijk hij ook vaak genoemd
wordt) als zoodanig is onttroond, is een der wonderlijkste legenden van het Hindoeïsme. In
lang geleden tijden was de Narbada zooveel heiliger, dat een enkele blik er op alle zonde
wegnam, terwijl het om hetzelfde doel te bereiken met den Ganges, noodig was, dat men
er een bad in nam. De Narbada beliep echter den toorn der Goden en tot op den huidigen
dag duurt zijn straf voort. Intusschen wint de mecning onder de bevolking steeds meer veld,
vooral bij hen, voor wie de Narbada gemakkelijker is te bereiken dan de Ganges, dat het
tijdperk van achteruitzetting thans achter den rug is, en dat dus de Narbada opnieuw weder
zijn plaats als de heiligste van alle rivieren van Y\'oor-Indië moet innemen. Volgens de legende
staat het vast, dat de achteruitzetting van den Narbada moest duren tot na atloop van
de eerste 5000 jaar van den Kali Yug, en dat zou zijn tot onzen tijd, of om juist te
zijn, tot 1S99.
De rivier ontspringt nabij den heiligen tempel van Amarnath in de Pcndra Ghats.
DE WATERVALLEN VAN DEN NARBADA.
De Narbada is na den Ganges, de heiligste rivier van Engelsch-Indië.   De Hindoes, woonachtig aan
zijn oevers, beweren, dat sinds kort het tijdperk van zijn achteruitzetting bij  den Ganges is afgeloopen en
dat de Narbada nu de eerste plaats inneemt.
De Wonderen der Wereld.                                                                                                                             15
-ocr page 242-
210                                            DE WONDEREN DER WERELD.
Vandaar baant de stroom zich een weg naar Jabalpur, en nabij deze stad vindt men de ver-
maarde watervallen en de stroomengte der Marmeren Rotsen. Men vindt hier den „rookenden
waterval" afgebeeld. Deze is ruim 30 Meter hoog en de rivier stroomt daarna door een
nauwe kloof van marmeren rotsen. De witte rotsmuren trekken tallooze bezoekers en zijn
vooral bekend als woonplaats voor duizenden zwermen van wilde bijen.
Reeds velen hebben daar den dood gevonden, hetzij bij ongeluk, hetzij door onbezonnen
heid en een gedenksteen verhaalt van den dood van een fingelschman, die trachtte aan de
steken der vertoornde insecten te ontkomen.
De puinhoopen van Persepolis. De puinhoopen van het oude Persepolis treft men
aan op een kunstmatig aangelegd terras van ongeveer 150 Meter lengte en ruim 90 Meter
breedte, loopende van noord naar zuid in het dal van Merdasht, ongeveer 50 Kilometer van
Shiraz aan den weg naar Ispahan. Dit terras is van afwisselende hoogte en men heeft daarbij
GEZICHT OP DE PUINHOOPEN VAN PERSEPOLIS.
Dit is een gezicht over Persepolis, van de Oostzijde gezien. Op den voorgrond ziet men de bouwvallen
van de Zaal der Honderd Zuilen, door Alexander den Groote in dronkenschap in brand gestoken. Rechts
daarvan, wat meer op den achtergrond, verheffen zich nog enkele kolommen van de Audiëntiezaal van Xerxes.
gebruik gemaakt van de natuurlijke glooiïng van het terrein. Men bereikt het langs de ver-
maarde trap, waarvan we hier een afbeelding geven De trap is zoo gemakkelijk te beklimmen,
dat dit zelfs per paard mogelijk is. Bovenaan de trap staat men voor de poort van Xerxes.
De groote, door stieren geflankeerde portalen zijn van een stijl van wat ouderen datum dan
die uit den tijd der Achaemenieden. De stieren zijn ruim b Meter hoog en iets langer, de
gang er tusschen ongeveer 4 Meter breed. Xerxes heeft een opschrift doen aanbrengen op
de poort, juist boven de stieren, luidende: „Dank zij de hulp van Ormuzd heb ik dezen gang
laten maken." Hij doet dergelijke mededeelingen in de andere gebouwen op het terras, ten
slotte er bij voegende, dat de bouw door hem en zijn vader Darius heeft plaats gehad en
het springt in het oog, dat dit geheele bouwwerk voor paleis en niet voor tempel bestemd
is geweest, hoewel het beeldhouwwerk goeddeels bestaat in een voorstelling van godsdienstige
plechtigheden.
-ocr page 243-
"
" \'~
DE POORT VAN XERXES, PERSEPOLIS.
Deze reusachtige gevleugelde stierbeelden met menschenhoofden zijn de wachters voor de koningspaleizen
van Persepolis. Hoe bouwvallig ook, geven deze beelden toch nog een indruk van de praalzucht dier vorsten,
die zich zelven den titel van „Koning der Koningen en Beheerscher der Wereld" gaven.
-ocr page 244-
DE WONDEREN DER WERELD.
212
STYLOBAAT VAN DE AUDIËNTIEZAAL VAN XERXES.
Dit reusachtig bouwwerk werd opgericht op een rijk met beeldhouwwerk versierd onderstuk,
waarvan hier een goede afbeelding wordt gegeven.
Wanneer men deze poorten verlaat, die ernstig ontsierd worden door de namen, die
toeristen zonder gevoel voor smaak en kunst er in hebben gesneden, bereikt men de gehoor-
zaal van Xerxes, waarvan de enkele nog staande gebleven pilaren aan het bouwwerk den
naam van Chehcl Minar of „de Veertig Zuilen" hebben bezorgd. Het gebouw bestond uit een
zaal, geschraagd door zes rijen, elk van zes zuilen, met zijgalerijen van dezelfde grootte als
het hoofdgebouw en zich uitstrekkende naar het noorden, oosten en westen. Toen het gebouw
nog ongeschonden was, stonden er dus 72 zuilen. Daarvan zijn er 13 overgebleven. Twee zijn
in de laatste eeuw ineengestort en het is maar al te zeer te vreezen, dat die, welke thans
nog staan, binnenkort nog in aantal zullen slinken. De kolommen der zijgalerijen zijn 20 Meter
hoog, die van de centrale hal iets lager. Dit groote bouwwerk besloeg een oppervlakte van
ruim 20.U00 Meter.
Achter de zaal van Xerxes ligt het Paleis van Darius. Hiervan zijn alleen overgebleven
de steenen gangen, drempels en hoeksteenen, daar de in de zon gedroogde leem, waarvan
de muren waren opgetrokken, reeds lang bezweken is voor de inwerking van weer en
wind. Daarboven ligt het paleis van Xerxes, dat een statiger bouwwerk was. Het laatste van
al de gebouwen op dit terras, dat bij de inboorlingen bekend staat als „de Troon vanjamshid"
is de vermaarde Honderd kolommen-zaal, welke grootcr is dan de middenhal van Xerxes en
volgens lord Curzon in de oude wereld slechts door Karnak wordt overtroffen. De kolommen,
waarvan geen enkele is blijven staan, waren ongeveer QV2 Meter hoog. Het geheele gebouw
was door een muur omgeven, waarvan de deuropeningen en ramen voor het meerendeel nog
in stand zijn gebleven.
Deze bouwwerken getuigen voor de waarheid van het verhaal van Diodorus en anderen,
dat Alexander de Groote in brooddronkenheid het paleis van Darius in brand zou gestoken
hebben, want de asch der cederhouten daken, ontdekt door het niet liegende oog van den
microscoop, heeft men bij de opgravingen van 1878 als een dikke laag vinden liggen op het
-ocr page 245-
AZIË.
213
stccncn plaveisel. Geen enkele gebeurtenis uit Alexanders leven is wellicht meer algemeen
bekend en het is wel opmerkelijk — zegt lord Curzon - nu na 2200 jaar het sprekend
bewijs te zien van de, naar de bewering der Grickschc schrijvers, in brooddronkenheid
bedreven daad van den veroveraar, of, wat meer waarschijnlijk is, de uitvoering van een wei-
overwogen maar onmeedoogend plan van wraak voor de verwoesting van den tempel van
Athene door Xerxes.
De Kathedraal van Lltasa. — Het uitwendige van den Potala en het inwendige van de
Kathedraal zijn de twee belangwekkendste dingen van Centraal Azië, — wellicht zelfs van
gansch Azië. De Kathedraal, of Jo-Kang, is het eigenlijke Lhasa, of letterlijk „Godshuis," en
in dit heiligste der heiligen had voorheen geen enkele blanke bezoeker van Lhasa zich durven
wagen vóór de verschijning van de expeditie van Younghusband in l^l-l. Duizend tegen een,
dat een of andere indringer, ontdekt in de duistere, venstcrlooze ruimten er van, er het niet
levend afgebracht zou hebben. De Jo-kang heeft namelijk in het geheel geen buitenmuren.
Tegen de Kathedraal hangen als parasieten de vieze en leelijke vergaderzalen en dienst-
kantoren van de Tibetaanschc regeering. Op een afstand kan men nu en dan de vijf groote
vergulde daken zien schitteren in het zonnelicht, doch in de nabijheid is er niets anders van
te zien dan de groote deuren aan de westelijke zijde, die den ecnigen toegang tot de
heilige ruimte geven. De oudste en onmiskenbaar heiligste kapel in de Kathedraal is die in
het oostelijk deel, waar het groote gouden beeld van Lhasa zich verheft. Het eerste gezicht
DE GROOTE TRAP VAN PERSEPOLIS.
Deze trap, wellicht de vermaardste van de gansche wereld, voert van de vlakte van Merdasht naar
het terras, waarop zich eenmaal de paleizen van Xerxes en Darius verhieven.
-ocr page 246-
214                                 DE WONDEREN DER WERELD.
van wat ongetwijfeld het vermaardste afgodsbeeld mag heeten, is zeer zeker teleurstellend.
In de duisternis is het zelfs moeilijk de omtrekken der kapel, waarin het beeld is geplaatst,
te onderscheiden. Men ziet enkel een hooggewelfdc, vermoedelijk door zuilen geschraagde
ruimte, waarin op zijn hoogst eenige schemering hecrscht, en daarin, zich zonderlingafteekenend
tegen het duister, bemerkt mm de zachte glinstering van het gouden beeld, dat in het midden
troont. Voor het beeld rijen zich tallooze reeksen van groote lampen van massief goud, van
eigenaardig ouden vorm, waarvoor boter de brandstof levert. Verlicht door den zachtenglans
dier twintig of dertig kransen van licht, doemt de glimmende massa van het Boeddhabeeld
in het duister op, als iets onwezenlijks en vaags in den somberen hoek van het gebouw.
De grootte van het beeld valt niet in de eerste plaats in het oog en het maakt ook niet
bij nadere beschouwing den dicpsten en meest blijvenden indruk. Want het is niet de
traditioneele afbeelding van den Meester. De trekken zijn vriendelijk en haast kinderlijk;
DE JO-KANG OF KATHEDRAAL VAN LHASA.
Volgens de letterlijke beteekenis is dit het eigenlijke Lhasa. Het woord „Lhasa beteekent nl. „Plaats van
God", en onder de gouden daken van de Kathedraal staat het gouden beeld van Boeddha, het vermaardste
godsbeeld der wereld.
mooi zijn ze niet, doch dat is hier ook niet noodig. De legendarische geschiedenis van het
beeld is het navertellen waard. Men gelooft, dat Gautama zelf gezeten heeft voor het maken
van het beeld, in de dagen van gelukkige afzondering, die hij te Kapali-vastu doorbracht.
Het werd gemaakt door Visvakarma — geen persoon, doch de opbouwende kracht van het
heelal — en is vervaardigd van goud, met een samenvoeging van de vier andere elementaire
metalen, zilver, koper, zink en ijzer, symbolen der wereld. Het is versierd met diamanten,
robijnen, lapis-lazuli, smaragden en de niet nader aan te duiden indranila, dat de hedendaagsche
woordenboeken zeer prozaïsch satlier noemen. Dit onschatbare beeld werd door den koning
van Magadha aan den keizer van China gegeven als hulde voor zijn tijdige hulp toen de
Yavana\'s de vlakten van Indië overzwermden. Van Peking werd het in de zevende eeuw
door prinses Konjo als haar huwelijksgeschenk medegenomen. De kroon werd in de vijftiende
-ocr page 247-
NATUURLIJKE BOOG TE MATSUSHIMA,
in de Baai der Duizendeilanden, Japan.
-ocr page 248-
216
DE WONDEREN DER WERELD.
DE ARAKANTEMPEL BIJ MANDALAY.
Een gezicht op de gouden spits van den Arakantempel van af den Heiligen Vijver.
eeuw geschonken door Tsong-Kapa en de tallooze gouden versieringen, die voor het heeld
zijn geplaatst, zijn afkomstig van godvruchtige Boeddhisten, van af de oudste tijden tot
heden toe. Zij liggen zoo hoog opgetast, dat men niet weet of Gautama in staande of zittende
houding is afgebeeld, terwijl het laatste het geval is. Over de borst kruisen elkander tallooze
gouden kettingen, gesierd met turkooizen, parelen en koraal. De troon, waarop hij is gezeten,
is overhuifd door een hemel, gedragen door twee draken van zilver, elk 3\'/2 Meter hoog.
Achter het beeld is aangebracht een paneel van gewoon houten lofwerk, en de „Kvung"
of (iaruda-vogcl is daarboven uit in de schemering nog juist even zichtbaar. Bij nadere
beschouwing ziet men dat bijna elk deel van den troonhemel en den zetel verguld, van goud
of met juweelen versierd is. De kroon is wellicht de grootste kostbaarheid. Het is een kroon
van goud, rondom bezet met turkooizen, terwijl daarboven uitsteken vijf bladen, die ieder
in zich sluiten een gouden beeld van Boeddha, en ingelegd zijn met edelgesteenten. In het
midden, onder het middelste blad, prijkt een turkoois zonder eenig gebrek, twee decimeter
hoog en één decimeter breed, de grootste der wereld. Achter den troon merkt men in de
duisternis enkele reusachtige figuren op, die tegen den muur zijn geplaatst, doch die niet
nader zijn te onderscheiden.
Matsushima. — Matsushima heeft het uitzicht op een baai, bezaaid met eilanden, die
dicht begroeid zijn met die eigenaardige pijnboomen, welke men enkel in Japan schijnt
aan te treffen. Honderden van dergelijke eilanden vindt men in de breede maar ondiepe baai,
van Shiogama in het westen tot Kinkwazan, 65 Kilometer verder in het oosten. Een der
-ocr page 249-
AZIË.
217
opmerkelijkste verschijnselen van dezen inham is dat de vulcanische stof, waaruit de eilanden
en de tallooze vooruitstekende gedeelten van de kust zijn opgebouwd, onophoudelijk verweerd
en verteerd wordt. In korten tijd verdwijnen eilanden, en duiken langs de kust nieuwvormingen
op en de groote natuurlijke poort, waarvan we hier een afbeelding geven, is een der nieuwe
eilandjes in wording. De zee heeft den dunnen rotsmuur weggevreten tusschen de dikkere rots-
blokken aan het einde er van. Thans is de boog, die de opening overspant, nog ongeschonden,
doch op den duur zal deze instorten en na enkele eeuwen zal de golf een eilandje meer tellen.
De Arakan-tempel, Mandalay. — Er zijn, beweert men, slechts drie gebouwen in
Birma, met welker herstelling de vromen zich verdienstelijk kunnen maken. Gelijk men weet,
is gansch het platteland van het rijk bedekt met de puinhoopen van kleine pagodes, in vroeger
dagen door geloovigen opgericht. Hunne nakomelingen zorgen er echter in het minst niet
voor. Zij kunnen enkel hun zieleheil bevorderen door zelf voor nieuwe bouwwerken van
gewijden aard te zorgen. Daarop bestaan evenwel drie uitzonderingen. Hoogst verdienstelijk
maakt men zich door mede te werken tot de herstelling van den Shwav Dagon te Rangoen,
de Arakan Bagode te Mandala}\' en den tempel te 1\'egu. Bij die enkele uitverkoren werken
is met algemeen goedvinden gevoegd het kolossale liggende beeld van Boeddha te l\'egu,
waarvan hiervoren een beschrijving
is gegeven.
De Arakan-pagode ligt op
korten afstand van Mandalay. Het
is een vierkant gebouw. Een boog-
galerij omgeeft het hoofdgebouw,
waarin men vindt een groote,
donkere ruimte, waar zich het
beeld verheft, dat aan den tempel
zijn vermaardheid heeft geschonken.
Het is een groot, verguld beeld,
ruim 3 Meter hoog, dat ongeveer
130 jaar geleden uit Akyab naar
Arakan werd gebracht. Het deelt
met het gouden beeld te Lhasa en
het vormlooze blok te 1\'uri, dat
het beeld van Jagannath moet voor-
stellen, de faam van gemodelleerd
te zijn door Visvakarma, den
schepper van het heelal. Het is
intusschen ongetwijfeld van hoogen
ouderdom, al zijn we niet geneigd
de overlevering te aanvaarden,
volgens welke het zou zijn gemaakt
tijdens Boeddha\'s leven. Kn al even
weinig kunnen we ons neerleggen
bij de welbekende legende, die
ons verhaalt, hoe, nadat alle mid-
delen tevergeefs waren beproefd
om de stukken aan elkander te
soldeeren, de Meester zelf ver-
scheen, zijn armen om het beeld
heen sloeg en daarmede alle stukken
aaneen deed sluiten op zoo uit-
DE ARAKANPAGODE, BIJ MANDALAY.
Deze afbeelding geeft een blik op het vermaarde Boeddhabeeld
in den Arakantempel bij Mandalay. Het is het meest vereerde beeld
van het zuidelijk Boeddhisme en bijna even heilig als het gouden
beeld te Lhasa, dat volgens de legende door denzelfden kunstenaar
zou zijn vervaardigd.
-ocr page 250-
DE WONDEREN DER WERELD.
218
nemende wijze, dat sedert geen menschelijk oog iets van een naad heeft kunnen ontdekken.
Het feit, dat tot deze legende aanleiding heeft gegeven, is dat de offers der geloovigen
zoo volslagen elk deel van het standbeeld met goudblad hebben overdekt, dat het onmogelijk
is iets te ontdekken van naad of voeg.
Het graf van Eva, Djeddah. — Djeddah is een weinig bekende stad. Ze is een heel
eind verwijderd van den grooten handelsweg tusschen oost en west, en het kost den toerist
eenige moeite haar te bereiken. Daarenboven is het ongetwijfeld de meest dweepzieke stad van
Azië. Ze ligt ruim óO Kilometer van Mekka, waarvan het de havenstad is en de Europeanen
zijn vrijwel gedwongen hun verblijf te houden in de kleine vreemdelingenwijk bij de
noordelijke poort. Wanneer een Europeaan zich waagt buiten de muren van Djeddah, loopt
HET GRAF VAN EVA, DJEDDAH.
De legendarische laatste rustplaats van de moeder van het menschdom, ongeveer anderhalven Kilometer
verwijderd van Djeddah. De afbeelding geeft een blik op de helft van dit zonderling gevormde graf, dat
bijna 170 Meter lang en 3 a 4 Meter breed is.
steeds zijn leven gevaar en vele lezers zullen zich herinneren den verraderlijken aanval, die
enkele jaren geleden gedaan werd op vier vreemde consuls, terwijl zij kalmpjes een cigarette
liepen te rooken op enkele Meters buiten de poort naar Medina.
Anderhalve mijl ten noorden van de stad ligt een der zonderlingste monumenten der
wereld. Volgens de traditie, nog dagteekenend uit den tijd vóór Mohammed, ligt hier
begraven de moeder van het menschdom. Er zijn menschen, die beweren, dat Adam zijn
laatste rustplaats heeft gevonden op Ceylon (Adam\'s 1\'ickj, doch voor Oostersche geleerden
is dit een onderwerp van dispuut. De vader en moeder van het menschelijk geslacht zouden
verschil van mecning hebben gehad, en Eva bracht dientengevolge hare laatste levensjaren
door, overleed ook te Djeddah, dicht bij den grooten tempel te Mekka, waarvan de Mohanv
medanen den bouw aan Adam zelven toeschrijven. Een algemeen verbreide legende kent
aan Eva een lengte toe van ongeveer 40 Meter, doch dit is niet in overeenstemming met de
-ocr page 251-
DE POTALA, LHASA.
Dit gezicht op de Potala is genomen van de Pargo Kaling of westelijke poort. Het doet duidelijk
zien hoe het omvangrijke bouwwerk de gansche stad beheerscht.
-ocr page 252-
220
DE WONDEREN DER WERELD.
afmetingen van haar graf, dat bijna 170 Meter lang is. Ze moet ietwat zonderling gebouwd
zijn geweest, daar haar graf slechts 3 of 4 Meter breed is! Aan hoofd- en voeteneinde zijn
witgekalktc kapelletjes opgericht, terwijl in het midden van het graf zich een klein gebouw
verheft, dat een eigenaardig bewijs van de godsvrucht der Mohammedanen bezit. Op de gekalkte
muren van dit kleine bedehuis zijn honderdduizenden namen geschreven, zoover als de hand
kan reiken. De bewaker vergunde minachtend aan schrijver dezes, al was hij een Christen,
er binnen te gaan (natuurlijk na zijn schoenen te hebben uitgetrokken!) uit overweging, dat
alle menschen Eva\'s kinderen zijn, hetzij ze Muzelmannen dan wel ongeloovige Christenen
zijn — doch wellicht gaf het vooruitzicht van bakshish den doorslag.
DE POTALA, LHASA.
Op deze afbeelding heeft men een blik op het vermaarde paleis van den Grooten Lama te Lhasa.
Het is ruim 300 Meter lang en de vergulde daken verheffen zich meer dan 130 Meter boven de
omringende vlakte.
De Potala, Lhasa. — Eeuwen lang is Lhasa het einddoel geweest van alle groote
ontdekkingsreizigers, die Azië\' doorkruisten. Een paar maal hebben Europeanen, doorgaans
leden van een ol andere geestelijke orde, Lhasa kunnen bereiken na een langdurigen zwerf-
tocht over het centrale hoogland van Azië. Een of twee priesters hebben zich daar in het
begin der achttiende eeuw gevestigd, doch zij werden verdreven en sedert bleven de poorten
van Tibet onverbiddelijk gesloten voor eiken blanke. Vóór de expeditie van Younghusband
op 3 Augustus 1004 Lhasa bereikte, had dus geen enkele toen levende Europeaan ooit de
verboden stad aanschouwd, en voor zoover de politiek van Engelsch-Indië en Tibet het kan
verhinderen zal voorloopig geen enkele blanke meer daartoe gelegenheid hebben.
De volgende beschrijving wordt gegeven van den aanblik, dien de reiziger erlangt na
den kleinen, doch stcilen heuvelrug beklommen te hebben, nabij de westelijke poort van
Lhasa, als hij voor zich ziet het paleis, het park en de stad: „niets, tenzij dan misschien de
kaarten en beschrijvingen van Lhasa, die uit vroeger dagen in ons bezit waren, deed ons
-ocr page 253-
AZIË.
221
vermoeden dat voor onze oogen zouden opdoemen
dit reusachtige paleis met gouden dak, die breede
strook oerwoud, die weelderige grasvelden om-
geven door hoog geboomte en door traag-
stroomende beekjes, over welker bruinachtig
water de takken haast tot elkander reiken.
Tegenover ons, tusschen het paleis aan de
linkerhand en de stad, anderhalven Kilometer
verder gelegen, ligt een breede strook grasland.
Om de buitenwijken der stad en tusschen de
huizen van het dorp aan den voet van de Potala
staan booinen, talrijk genoeg om aan Lhasa de ver-
maardheid van een tuinstad te geven .... Tusschen
en boven de grasvlakten en bosschages verheft
zich de stad Lhasa zelve, een dooreenwarrcling
van nauwe straten en huizen met platte daken,
waarboven hier en daar gouden of vergulde koepels
uitsteken; doch lang wijden we onze aandacht niet
daaraan; eigenlijk kan men voor niets anders oog
hebben als voor de massale vormen van het Potala-
paleis, dat zich aan de linkerzijde verheft. Het
werkt als een magneet op het menschelijk oog,
want soberder en toch indrukwekkender massa is
DE GROOTE KLOK TE MINGUN.
De klokkestoel, waarin de groote klok is onder-
gebracht, is hierop duidelijk te zien.
haast niet denkbaar dan dit ontzaglijke tempel-
paleis van den Lama. In soberen eenvoud verrijst
daar een wonder van steen, 300 Meter lang en 25 Meter hooger dan het gouden kruis van
den St. Paul te Londen. Het grootsche, sobere karakter doet denken aan Egyptische
bouwwerken, doch de tegenstelling van kleur en omgeving, dat den aanblik er van indruk
wekkender maakt, mist men bij de Egyptische wonderen van bouwkunde.
Eens per jaar worden
de muren van de Potala
gewit en men kan niet ont-
kennen, dat die blankheid
groot effect maakt; maar
toch wint de aanblik van
\'t gebouw bij rijker verschei-
denheid van tinten. Het cen-
traal gedeelte van het paleis,
de Phodang Marpo, de par-
ticuliere woning van de tot
mensch geworden godheid,
is een vierhoekig gebouw,
karmozijnrood
         afstekend
tegen de witte massa\'s metsel-
werk, die het omgeven en
daarboven verheffen zich
schitterend en glanzend tegen
DE GROOTE KLOK TE MINGUN.
den blauwen hemel de ver-
gulde daken. Een bruin gor-
Veertien ot vijftien kilometer ten noorden van Mandalay, aan de andere ™.
zijde der rivier, vindt men de grootste hangende klok der wereld. Lord Curzon d\'Jn van jak-haar, 25 Meter
heeft de klok doen hangen in een smaakvol gebeeldhouwden klokketoren. b-OOg en 9 Meter breed hangt
-ocr page 254-
vf.....f
c
M
(I
n
n
cr
o
o. e
t
JTO-
SI
tr 2
2
s: 33
a-l
ft
o- 5\'
O en
c O
I F
3 =
D
m
co
c
o
<
>
z
<
>
r
>
c
co
H
m
co
c
co
X
H
m
50
ff
:
II
ft
r
W- ---           .*------>.M., .«...«fiL.; i. ^ ..»..a* ...... *M
-ocr page 255-
AZIË.                                                                      223
af van het hooge gewelf van het centrale heiligdom, voor het meest verborgen heiligdom.
Aldus is de Potala".
De groote klok te Mingim. - Verschillende steden maken er aanspraak op de grootste
klok der wereld te bezitten. In ieder geval vindt men het grootste stuk metaal, in klokvorm
gegoten, in het Kremlin te Moscou, den „Tsar Kolokol." Het weegt 193 ton, doch van dit
ontzaglijke gewrocht van ijzergietkunst is aan een zijde een brok afgebroken, en dit is zoo
groot, dat men eenmaal de klok als een kapel heeft gebruikt, waarbij de breuk als ingang
diende. Men heeft nooit getracht die klok op te hangen of te luiden. De volgende in omvang
is de vermaarde klok van Mingun
of Mongoon, ongeveer 15 Kilo-
meter boven Mandalav, op den
westelijken oever van den lrra-
wadi. Deze klok is 6 Meter in
doorsnede en ruim 10 Meter hoog,
.de kroon of het hangsel inbegrepen.
Het gewicht er van bedraagt on-
geveer 80 ton. Geslachten achter-
een lag die klok half begraven in
den grond, doch Lord Curzon
deed een onderzoek instellen, be-
vond dat zij onbeschadigd was en
liet haar ophangen in den sier-
lijken klokketoren, waarvan wc
hier een afbeelding geven. Natuur-
lijk kan ze niet op de gewone
wijze geluid worden en heeft geen
klepel. Een dik stuk hout wordt
gebruikt als knuppel om de klok
aan het luiden te brengen, ofschoon
een enkele vuistslag al voldoende
is om aan de klok een zwaren,
sonoren klank te ontlokken.
De brug van keizer Valeri-
muts Ie Sltushter.
— Te Shushter,
in West-I\'erzië, vindt men niet
enkel de overblijfselen van enkele
EEN DER POORTEN VAN DEN TEMPEL VAN
JAGANNATH TE PURI.
zeer belangrijke bouwwerken uit
den ouden tijd, doch ook de
Deze voor ongeloovigen ontoegankelijke tempel is het middelpunt
interessante herinnering aan den <ier Vishnoe-vereering in Engelsch-Indië. De centrale Sikra verheft zich
eenigen Romeinschen keizer, die links op den achtergrond,
in gevangenschap onder zijne vij-
anden stierf. Keizer Valcrianus werd in 253 tot alleenheerschcr van het Romcinschc rijk
verheven, toen dit van alle kanten door vijanden werd besprongen. Aan zijnen zoon
Gallienus de taak overlatend om het met de vijanden in het westen klaar te spelen, spoedde
Valerianus zich naar het oosten om er de Romeinsche heerschappij te herstellen, welke
ernstig bedreigd werd door de invallen van de Perzische vorsten uit \'t huis der Sassaniden.
Aanvankelijk had hij cenig voordeel, maar na langdurige krijgsverrichtingen in Mesopotamië,
waarvan het verloop niet nauwkeurig bekend is, werd Valerianus in 260 gevangen genomen.
Koning Shapur I, die dezen slag toebracht aan Rome\'s macht, moet op wonderlijke wijze
-ocr page 256-
DE WONDEREN DER WERELD.
224
EEN ANDERE POORT VAN DEN TEMPEL VAN JAGANNATH.
Dit is de hoofdingang. Daarvoor verheft zich een sierlijk gebeeldhouwde zuil, afkomstig uit
den Zwarten Tempel van Kanarak.
van de bekwaamheden van zijn gevangene hebben gebruik gemaakt. Het verhaal gaat, dat
hij den ongelukkigen vorst te Shushter gevangen hield en hem daar gebruikte als hoofd-
ingenieur voor de groote waterbouwwerken, waarvan de sporen nog honderden mijlen langs
de Karun-rivier worden aangetroffen, en voor den bouw van de brug, waarvan we hier een
afbeelding geven. De brug draagt nu no» den naam van Kcizersbrug. De Perzische dichter
Pirdusi is de vader van het verhaal, doch Lord Curzon maakt niet ten onrechte de opmerking,
dat doorgaans een gevangen vorst niet erg bruikbaar zal zijn, wanneer men een bouwkundig
ingenieur van hem maakt. De brug is thans vernield, en de snelstroomcnde rivier heeft zich
in het kunstmatig geplaveide bed zulk een diep kanaal uitgeschuurd, dat het niet waar-
schijnlijk is, dat men vooreerst aan herstelling zal denken.
De Tempel van Jagannath te J\'nri. — Van alle tempels in het oosten is die van
Jagannath het best bij naam aan de Europeanen bekend. Van geen der heilige bedehuizen te
Benares, Rameswaran, Tanjore, Madura, Buddhgaya, of de statige tempels in Achter-Indië
klinkt de naam zoo bekend in Europcesche ooren als die van den tempel van Jagannath.
Daarvoor bestaat een zonderlinge oorzaak. Het inwendige van den tempel is den westerling
volslagen onbekend. Geen Europeaan heeft ooit een voet daarbinnen gezet. Zelfs den Onder-
koning van Engelsch-lndië is de toegang geweigerd en een Daila Lama van Tibet is het
onmogelijk geweest den tempel te betreden, welke gebouwd is ter eere van de godheid zelf,
waarvan hij door vele Hindoesche godgeleerden als de levende reïncarnatie wordt beschouwd.
Het gelui van klokken, de lang aangehouden toon van een koperen trompet, het onafgebroken
-ocr page 257-
AZIË
225
dof gebom van een trom, de schorre samenzang van menschenstemmen — dat is al wat men
van buiten bemerkt van de godsdienstplechtigheden, die dag en nacht binnen de muren er van
plaats vinden. Omtrent den legendarischen oorsprong van den tempel is ons velerlei ter oore
gekomen. We weten, dat er eenmaal was een koning van Orissa, Indramena geheeten, die
na langdurige opgravingen den tempel van Vishnoe terugvond, 15 mijlen diep bedolven onder
het zand van Puri. Hij liet den tempel weder onder het zand begraven, doch heeft dit ver-
moedelijk niet zonder spijt gedaan, daar de tempel van massief goud was. Op bevel van
Vishnoe richtte hij intusschen den tegenwoordige tempel op en opdat geen mensch in ver-
zoeking zou worden gebracht, werd toegestaan, dat steen in plaats van goud er voor gebruikt
zou worden. Toen het werk was voltooid, spoelde Vishnoe zelf in de gedaante van een blok
hout aan den oever en Visvakarma verklaarde zich bereid van dit stuk hout een beeld van de
godheid te snijden. Hij stelde alleen de voorwaarde, dat niemand zijn werk zou aanschouwen
vóór het voltooid was. Doch Indramena was even nieuwsgierig als.... de vrouw van Blauw-
baard en keek door een spleet. Visvakarma pakte toen zijn gereedschappen weer bijeen en
ging verstoord heen. Maar dat is de oorzaak, dat het beeld nooit is afgemaakt; het is tot op
dezen dag een vormloos blok hout zonder armen of bccnen.
Dit is evenwel niet de reden, waarom de naam Jaggannath over de gansche wereld
bekend is. Eenmaal in het jaar wordt die ruw behouwen klomp hout in processie naar het
Tuinpaleis gebracht op den wagen van Jagannath. Die wagen is 14 Meter hoog en heeft 16 raderen
DE PAREL-MOSKEE TE AGRA.
De Parel-Moskee te Agra, geheel opgetrokken van schitterend wit marmer is door haar edele en toch
sobere vormen en door haar sierlijken voorhof een der schoonste bouwwerken van Engelsch-Indië.
De Wonderen der Wereld.                                                                                                                                16
-ocr page 258-
z>6                                  de wonderen der wereld.
en meer dan 4000 geloovigcn trekken hem aan kabels voort, terwijl gelijksoortige wagens
volgen met even primitieve voorstellingen van den broeder en de zuster van Jagannath. De
weg waarlangs de wagen wordt voortgetrokken is een brcede laan, die bij deze jaarlijks
terugkeerende plechtigheid bezet is door een dichte schare van bedevaartgangers uit alle
deelcn van Voor-Indic. Die wagen schijnt de Europeesche verbeelding op een dwaalspoor
gevoerd te hebben. Het wordt n. 1. veelal aangenomen, dat de menschen zich bij honderden
onder de breede raderen van den langzaam voortrollenden wagen werpen. Er is niets van
aan; bij dergelijke gelegenheden komen steeds ongelukken voor, en er zullen wel altijd enkele
dweepers zijn, wien door de geestdrift der massa het hoofd op hol wordt gebracht. Doch
het spreekt haast van zelf, dat tegenwoordig de noodige maatregelen worden genomen om
de uitvoering van mogelijke zelfmoordplannen te voorkomen. De wagen vertrekt naar en
De voorgevel van de Parel-Moskee te Agra, gezien van den voorhof.
komt terug van het ietwat overdadig vereerde Tuinpaleis, doorgaans zonder het verlies van
een enkel menschenleven.
De Parel-Moskee te Agra. — Na de toegangen tot het paleisfort van Agra betreden te
hebben, bereikt de bezoeker langs een hellenden weg het koninklijk verblijf. Even voor men
de open ruimte bereikt, waaraan de grootc (iehoorzaal zijn naam geeft, ziet men midden in
het fort de Moti Musjid of Parel-Moskee, welke door den groot-mogol Sjah Jehan in het
midden der 17de eeuw werd gebouwd. Van grooten omvang is het gebouw niet, en wat
afmetingen betreft haalt het niet bij den omvangrijken Jama Musjid te Delhi. Toch hebben de
beide bouwwerken eenige overeenkomst van karakter, wanneer men buiten beschouwing laat
de hooge minarets, die mijlen ver in den omtrek van Hindoestan\'s hoofdstad zijn waar te
nemen, De moskee te Agra is 71 Meter lang en 26 Meter diep. De basis wordt wegens de
-ocr page 259-
11 \' " \'       Ivf.      * •>
BUDDHGAYA.
Deze tempel, waarvan de architectuur meer den Zuid- dan een Noord-Indisch karakter draagt, werd door
keizer Asoka gebouwd op de plaats van een vroegeren tempel, die de plek aanwees, waar Boeddha onder
den heiligen vijgeboom de waarheid deelachtig werd. Aan den voet van den toren, op de rechterzijde der
afbeelding, prijkt een nakomeling van den heiligen boom.
-ocr page 260-
228
DE WONDEREN DER WERELD.
gesteldheid van den bodem gevormd door een hoogen stylobaat of\' voetstuk. De bezoeker
krijgt eerst ten volle een indruk van de schoonheid van de moskee, als hij de treden is
beklommen en de groote poort aan de oostzijde is doorgegaan. Doch wanneer hij de Parel-Moskee
te Agra heeft aanschouwd, zal hij niet spoedig van eenig ander tempelplein in Azië spreken.
De plek doet den naam eer aan. Niemand kan ooit uit zijne herinnering verliezen de schittering
van het paarlkleurig witte licht, dat hem bijna verblindt, wanneer hij na de donkere schaduwen
van den roodklcurigen doorgang dit marmeren wonder van schitterend licht betreedt. Fergusson,
de onovertroffen kenner van Oostersche bouwkunde, beschrijft het bouwwerk als een der
tempels van de zuiverste en sierlijkste bouwwijze van gansch het Oosten. Wanneer de oogen
wat gewend zijn aan de verblindende weerkaatsing van de Oostersche zonneschijn door het
sneeuwblanke plaveisel, dat den heiligen vijver omgeeft, ervaart hij, dat de schoonheid van het
gebouw in geenen deele samenhangt, gelijk zoo vaak in Engelsch-Indië het geval is, met de
versiering der wanden. Feitelijk vindt men slechts een enkele poging van dusdanige versiering,
en dat is een zwart marmeren plaat met opschrift, aangebracht in het fries der moskee-
Overigens is juist de buitengewone soberheid van dit zilverwitte bedehuis een zijner grootste
aantrekkelijkheden. Zelfs in den winter is het intusschen haast onmogelijk om cenigen tijd
den blik gevestigd te houden op het glinsterende zilver van de marmeren vloer en wanden,
tenzij door een bril met donkere glazen en de bezoeker keert met een zucht van verademing
terug naar de schaduwen der zuilen van de moskee zelf aan de westzijde van het tempelplein.
In de schaduw ontdekt men een driedubbele zuilengaanderij waar zulk duister heerscht, dat
de verdere muur van de moskee nauwelijks is te onderscheiden.
DE ROBIJN-MIJNEN VAN BIRMA.
De mooiste robijnen der wereld zijn alle afkomstig van een enkel dal in Birma, dicht bij de Chineesche
grens, De streek draagt den naam Mogok en onze afbeelding geeft een blik op het gansche mijndistrict.
-ocr page 261-
AZIË.
229
Fergusson betoogt, dat
een houtsnede onmogelijk den
indruk kan teruggeven, en het-
zelfde moet. helaas, gezegd
worden van zelfs de beste
photographiecn. Tegenover dcr-
gelijke scherpe tegenstellingen
van licht en donker zijn zelfs
de best gemaakte lenzen
machteloos; niet meer dan een
denkbeeld van dit onovertroffen
juweel van architectuur uit den
tijd der Mogols is daarmede te
erlangen. Een bijzonder opmcr-
kclijke eigenaardigheid van de
Moti Musjid is de zonderlinge
tegenstelling met de strenge
symmetrie van het grootste deel
van Akbar\'s citadel en de weel
derige bouwwijze van den
Jasmijnen-toren der koninklijke
vertrekken, van waar uit Shah
Jehan, als gevangene van zijn
eigen zoon, het brekend oog
richtte naar het marmeren
kantwerk van den Taj Mahal,
waar zijn aangebeden vrouw
op hem wachtte en waar hij
zijn laatste rustplaats vond.
Buddhgaya. — De tempel
te Buddhgaya is voor een
groot deel van het mensclv
dom de heiligste plaats der
aarde. I lier toch kreeg prins
Gaulama, na veel geleerd en
nog meer geleden te hebben,
DE HEILIGE VIJVER BIJ DELHI.
In de nabijheid van het vermaarde graf van Humayan, ten zuiden
van Delhi, ligt een Heilige Vijver, waarin tegen een kleine vergoeding
mannen en knapen van een groote hoogte springen, tot vermaak van
de bezoekers.
de ingeving. Hier werd hij de
Boeddha, na een laatsten nacht van strijd en verzoeking met de machten van het kwade.
Hier, onder het wijd uitgespreide gebladerte van den heiligen vijgenboom (Ficus Rel igiosa)\'
van welke nog stukken wortel worden aangetroffen in het museum te Calcutta, werd de
meester de waarheid deelachtig; en een spruit van dien boom verheft zich thans nog aan
de westzijde van den tempel. Op onze afbeelding ziet men hem duidelijk. In den tempel
vindt men een groote ruimte, waar een beeld van Boeddha zich verheft in de houding,
bekend onder de benaming: ,,de aarde tot getuigenis roepend." De tempel is in handen der
Hindoe\'s gekomen, die het vernuft hebben gehad Gautama te vereenzelvigen met hun eigen
god Vishnoe, en den drietandigen „tilak" hebben geschilderd op het serene voorhoofd van
den meester. In Engelsch-Indië is het Boeddhisme feitelijk weggekwijnd, maar in den jongsten
tijd heeft zich een krachtige beweging geopenbaard in de Boeddhistische rijken, zooals Siam,
Japan, China, Sikkim en Tibet, om voor de Boeddhisten weder de vrijheid te erlangen om
te Buddhgaya, het middelpunt van hun geloof, hunne godsdienstplichten na te komen. De
-ocr page 262-
230
DE WONDEREN DER WERELD.
Engelsch-Indische regecring is wel geneigd dit toe te staan, doch aarzelt nog om vergunning
daartoe te verleenen, uit vrees, dat daardoor de godsdienstige hartstochten geprikkeld zouden
kunnen worden.
De Robijnmijnen in Birma. — Van oudsher zijn de robijnen als edelgesteenten zeer in
trek. Parel, diamant noch saffier heeft de aantrekkelijkheid van den donkerrooden robijn. Intus-
schen is het een opmerkelijke bijzonderheid dat al de groote robijnen, vanaf de legendarische
van de grootte van een manshand, waarvan romanschrijvers weten te verhalen, tot den
enkelen reuzensteen, dien de vermaarde Franschc juweliers Boucheron op de jongste wereld-
tentoonstelling te Parijs lieten be-
wonderen, en die zij voor ƒ 165000
van de hand wilden doen, herkomstig
zijn van één klein dal in een eenzaam
gedeelte van Birma. Mogok is de
naam van de nederzetting, die van
uit Thabcytkyin, een dagreis van
Mandalay verwijderd, is te bereiken
en die aan den oever van den
[rawaddi is gelegen. De weg loopt
in oostelijke richting, gedurende
bijna 1(X) Kilometer door een haast
maagdelijk struikgewas,datten slotte
verloopt in de schameler planten-
groei van de uitloopcrs der bergrug-
gen, die Birma van China scheiden.
Het plaatsje Mogok ligt tus-
schen de robijnmijnen en de onver-
mijdelijke polo-velden, die men
alom aantreft, waar tien Engel-
schen elkaar in het verre Oosten
aantreffen. De robijnmijnen vreten
zich geleidelijk een weg door het
dorp. Reeds is de helft der huizen
in de hoofdstraat verzwolgen door
het mijnwerk en binnen een paar
jaar valt het gansche polo-vcld er
ten offer aan. Dag en nacht gaat
De albasten traliewand, die de Diwan-i-lchas scheidt
van de keizerlijke particuliere vertrekken.
het werk voort. De „byon" of ro-
^bijn-houdende aarde vindt men in
het gansche Mogok-dal, en waar
men die donkergele klei aantreft, vindt men ook robijnen. Niettemin kan een vreemdeling
weken achtereen snuffelen in de groeven van Mogok zonder iets te zien wat op een robijn
gelijkt. Het is een vaste aardigheid op het kantoor der onderneming om den bezoeker
vergunning te geven eiken robijn te houden, dien hij vindt, een vergunning, waarvan intusschen
nog geen enkele toerist voordeel heeft getrokken. Toch is de aarde robijn-houdend, en nadat
de ijzeren bakken zijn opgeheschen naar de loodsen, en de kleverige inhoud er van is
gezuiverd, uitgewasschen, omgeroerd en uitgespreid, ziet men hier en daar de robijnen
glinsteren tusschen de grijsachtige massa op de sorteertafels.
De vijver van Nisaw-ud-Din. — Dit is een dier aantrekkingspunten voor de groote
massa, gelijk men zoovele vindt in Engelsch-Indië, waaromtrent tallooze legenden zijn verspreid.
-ocr page 263-
V
. >
•Li
U -.i _, ..
DE DIWAN-I-KHAS TE DELHI.
De Audiëntie-zaal, welke door Shah Jehan werd gebouwd, is ongetwijfeld de schoonste zaal der wereld. Ze
is opgetrokken van wit, doorschijnend albast, ingelegd met juweelen en half-edelgesteenten. Een vermaard
geworden Perzisch opschrift op de muren verklaart, dat, indien de hemel op aarde is te vinden, zulks hier
het geval moet zijn.
-ocr page 264-
DE WONDEREN DER WERELD.
232
De vijver van Nizam-ud-
Din ligt niet ver van den
weg, die voert naar het
vermaarde graf van Hu-
mayun, en wordt door
tal van reizigers bezocht.
Hier woonde eenmaal de
Heilige Dargahs, die in
de dagen van keizer
Tughlak in de dertiende
eeuw na Christus leefde.
Het verhaal van den strijd
tusschen die beiden is
lang zoo geloofwaardig
niet als dat van het geschil
tusschen keizer Akbar
en den heiligen Sheik
Salim te Fatehpur Sikri.
Te Delhi kwam het tot
een openlijke botsing
tusschen koning en prics-
ter. Tughlak legde be-
slag op de werklieden,
die bezig waren aan het
graven van dezen vijver
bij zijn nieuwe citadel
te Tughlakabad. De
heilige Dargahs bukte
voor den wil des keizers,
doch verzocht, dat hij ten
minste gedurende den
nacht gebruik zou kunnen
Een blik door de Diwan-i-Khas in het paleis te Delhi. Het vermaarde
opschrift prijkt op de hier in het duister gehulde kroonlijst boven de
middelste bogen.
maken van de diensten
van de werklieden. De
keizer werkte evenwel
den heiligen man tegen
door het gebruik van olie te verbieden, welke blijkbaar onmisbaar was voor de voort,
zetting van het bouwwerk. Toen kwamen echter de bovenaardsche machten tusschenbeiden.
Eiken nacht werd op wonderbaarlijke wijze het water van den vijver veranderd in olie en
daarmede werd den heilige het werk mogelijk gemaakt. Daarop sprak Tughlak een vruchte-
looze vervloeking uit over het water. Gesteund door de hoogere machten, die zijn bondge-
nooten waren, sprak Dargahs op zijn beurt zijn vloek uit over Tughlakabad. Voor een toerist
van onze dagen lijkt het alsof de vervloeking van den heiligen man meer effect heeft gehad
dan die des keizers. Want Tughlakabad is nu niet veel meer dan een verblijfplaats van uilen
en vleermuizen, terwijl de vijver van den heilige nog altijd water levert voor mensch en dier.
Een zonderlinge gewoonte is er nog steeds in zwang. Aan de oostelijke zijde van den
vijver springen jongens en mannen, als de bezoeker een belooning uitlooft, in het water en
duiken er diep in weg, gelukkig zonder gevaar voor hun leven.
De Diwan-i-khas, paleis te Delhi. — Toen de vaardige hand van den juwelier — hetzij
de renegaat Austin de Bordeaux of een ander — in de kroonlijst van de Diwan-i-khas van
-ocr page 265-
233
AZIË
het paleis te Delhi, den vermaarden Perzischen tekst heeft gegrift, pochte hij ongetwijfeld;
doch zoo ooit eenige grootspraak was gerechtvaardigd dan was het in dit geval. Het
opschrift luidt: „Zoo er op aarde een hemel is, dan is het hier, is het hier, is het hier".
Werkelijk is er op aarde niets schooners onder den hemel dan dit gebouw.
Deze Bijzondere gchoorzaal is een open hal, waarvan de zoldering wordt gedragen
door booggewelven hier en daar rijk verguld, en omvangrijke vierkante marmeren zuilen,
door paneelen met inlegwerk bedekt, nu eens ivoorkleurig dan weer glinsterend als oud
goud. Men zou zweren, dat dit woud van marmer doorschijnend was. Het verguldsel, dat
hier en daar er op is gebracht, bedekt slechts de buitenste versieringen en kaatst het licht
terug, dat daarnaast een vinger diep indringt in de op onyx gelijkende steen, welke er op is
aangebracht. De artistiek ingelegde bloemen, waarvan elk blad is van git en malachiet, ieder
looverlje van agaat en lapis lazuli, liggen zoo kunstig op dezen parelkleurigen ondergrond,
dat men zou mcenen zijne vingers achter den stengel te kunnen brengen om de bloem te
plukken. Aanvankelijk begrijpt men niet de bekoring, welke van de Diwan-i-khas uitgaat.
.Maar tracht men in enkele middagen zich daarvan rekenschap te geven, dan gaat men ervaren,
dat een ecrlooze en voortvluchtige juwelier uit Frankrijk toch de eerste decorateur der wereld kan
geweest zijn, — decorateur, niet kunstenaar, zelfs niet bouwmeester; daar valt nog over te twisten.
In rijke bekoring dekte hij met een mengeling van kleuren deze met kostbare gesteenten
ingelegde muren; zijn goede smaak is daarbij zijn onfeilbare gids geweest, zelfs bij het weer-
geven der lijnen van een papaverblad of de mceldraad van een dier kcizerlelies of purperen irissen,
welke zijn werklieden nimmer met eigen oogen hadden aanschouwd, doch die zij onder leiding
van dezen genialcn boos-
wicht getrouwelijk ovcr-
brachten in steen.
Op een marmeren voet-
stuk, dat men nog steeds in
de hal vindt, verhief zich
weleer de vermaarde Pauwen-
troon. Die troon, welke, als
alle Oostersche tronen, meer
had van een rustbed dan van
een zetel, was van goud
vervaardigd. Maar het goud
was nauwelijks zichtbaar
door de robijnen, diamanten
en saffieren, die dicht bij
elkaar den langen lagen
zetel bedekten. Een pron-
kende pauw stond achter elk
der uiteinden en de uit-
gespreide staarten vormden
grootendeels den rug van
den troon. In het midden van
dien rug was een levens-
groote papegaai aangebracht,
uit een enkelen smaragd
gesneden. Men zou geneigd
zijn die bijzonderheden be-
treffende het ontegenzegge- 0P HET STRAND VAN MIYAJIMA AAN DE JAPANSCHE ZEE.
lijk kostbaarste kleinood der              £en jer 8Ch0onste stranden, waarop de Japanners terecht trotsch zijn.
wereld niet te gelooven, De vermaarde Torii verheft zich op korten afstand van het strand.
-ocr page 266-
DE WONDEREN DER WERELD.
234
indien niet een Fransch juwelier, Tavernier geheetcn, den troon had aanschouwd vóór hij
in de achttiende eeuw door Nadir Shah werd gestolen. Zijn schatting als deskundige van de
waarde van het sieraad is verbazingwekkend. Hij schreef, dat naar zijn waardeering de troon
ongeveer 145 millioen gulden (gerekend naar de huidige geldswaarde) vertegenwoordigde.
Mixajima. — Dit bekoorlijke dorp — meer is het feitelijk niet — gelegen aan de zee
tusschen China en Japan, draagt met volle recht de reputatie van een der drie mooiste plaatsen
van het Japansche keizerrijk. Het is gemakkelijk per trein te bereiken en de schoonheid der
plaats heeft, ongelukkig genoeg, de aandacht getrokken van den hotelhouder en den exploitant
van \'s werelds natuurschoon. De Japansche regeering daarentegen heeft onwillens de plaats
minder aantrekkelijk gemaakt; ze heeft n. 1. een zekere strategische beteekenis en de Japanners
MARTAND.
Martand is het mooiste en meest karakteristieke overblijfsel van Kaschmirsche bouwkunst. Opmerkelijk
is de overeenkomst, wat grondplan betreft, met den grooten tempel der Joden en toch is er geen spoor
te ontdekken, dat de bouwmeesters van dien te Kaschmir het Israelietische bouwwerk hebben gekend.
verzetten zich deswege vrij barsch tegen een al te grooten onderzoekingslust van bezoekers.
De plaats ligt op een heuvel, ongeveer 650 Meter hoog, waarvan de naar zee glooiende
hellingen doorsneden zijn door prachtige weelderig begroeide ravijnen. Langs de kust een
reeks van schilderachtige landschappen, het een al mooier dan het andere. Hier staat een
eeuwenoude tempel met verlakte zuilen verscholen achter een gordijn van schaduwbiedend
loover; daar rijen zich de aardige winkeltjes der kunstenaars en de minder artistieke, doch
toch nog altijd aantrekkelijke hutten der visschers langs de weg, die van het witte schelpen-
rijke strand de helling oploopt. In deze nagenoeg getijdelooze zee staat een reusachtige torii,
en van den top des heuvels weerklinkt nu en dan de sonore klank van een klok, te zacht
echter om den Japanschen hertjes schrik aan te jagen, die langs de wegen huppelen en
grazen, wetende, dat zij zelfs den meest barschen Wcstcrschen toerist welkom zijn. Kortom,
-ocr page 267-
ex
3
-0
3
BC
v
c
u
N
M
3
II
Q
-ocr page 268-
236                                   DE WONDEREN DER WERELD.
GWALIOR.
De vesting Cwalior verheft zich op een steilen rotsheuvel dicht bij Agra. Ze is nu verlaten, doch
de talrijke poorten en met plateelwerk versierde paleizen bevinden zich nog in goeden staat.
er is wellicht op aarde geen schooncr wandeling dan die langs het pad, dat zigzagsgewijs
loopt naar den top van dit toovcr-eiland.
Marh\'ind.         Acht Kilometer ten oosten van Islamabad, de oude hoofdstad van het dal
van Kaschmir, liggen de bouwvallen van Martand en vormen voor den oudheidkundige nog
altijd een even groot raadsel als toen zij voor de eerste maal ontdekt werden. Het is een
betrekkelijk klein gebouw: 20 Meter diep met een voorgevel van dezelfde lengte. De bouw-
vallen staan in een tempelhof, 76 Meter lang en 42 Meter breed, dat, naar de meening
van generaal Cunningham, weleer gevuld was met water, afgetapt van de rivier Lambadari.
Algemeen wordt aangenomen, dat het tempelhof is gebouwd tusschen 725 en 750, en
misschien dagteekent de tempel wel uit denzelfden tijd. Het is de grootste bouwval van
Kaschmir, en het Europecsche karakter van de bouwkundige vormen en versieringen is
wel een der opmerkelijkste eigenaardigheden van dit zonderlinge en alleenstaand overblijfsel
uit oude tijden. Er wordt ook beweerd, dat het een reproductie zou zijn van den tempel te
Jeruzalem, alleen kleiner van afmetingen. En daarnaast is dan ook de mecning verkondigd,
dat de trotsche, kromneuzige en aartsvader!ijk baardige Pathans van de noord-westelijke
grenzen van Engclsch-Indië echte nakomelingen zouden zijn van de verloren Israëlietische stammen.
De gioote Brug te Isfahan. — Isfahan was, gelijk ieder weet, de voormalige hoofdstad
van Perzië en het bezit nog heel wat herinneringen aan de vroegere grootheid. Belangwekkender
misschien dan het paleis Chehel Situn („het vcel-zuilige") of het uitgestrekte Koningsplein,
-ocr page 269-
AZIË.                                                                      237
is de vermaarde brug gebouwd door AH Verdi Khan. Gedurende het grootste deel van
\'t jaar zijn een paar bogen voldoende om het water van de Zendeh Rud door te laten, doch
als de rivier is gewassen, dan stroomt het onder alle bogen en is de brug een onmisbare
verbinding van Isfahan met Julfa, een voorstad, in 1604 door Shah Abbas gesticht. De naam
dier voorstad is ontleend aan die van een bekende plaats op de Kaukasische grenzen tusschen
Rusland en Perzië. De prachtige brug, gebouwd door den veldmaarschalk van den Shah, is
een monumentale verbinding tusschen de beide steden. Ze is 355 Meter lang, 10 Meter
breed en in drie verdiepingen gebouwd. Onze afbeelding geeft een goeden indruk van
het bouwwerk.
Gwalior, hoofdstad, residentie en hoofdkwartier der Scindia\'s, de krachtigste en meest
beteekenende hoofden van Britsch-Indische Staten, is door de rivier Chambal van het meer
bekende land van Agra gescheiden. Evenals Chitor is dit een alleenstaande rotsvesting, in
het midden van een vlakte, met steile rotswanden en een goed bewaakten toegangsweg aan
de oostzijde. In vroeger dagen moet de vesting bijna oninneembaar geweest zijn en in de
kazematten vindt men nog enkele oude kanonnen. Naast de hoofdpoort op den top van de
rots verheft zich het Ge-
schilderde Paleis, het belang-
wekkendste bouwwerk der
vesting. Het is eenvoudig van
lijn en versierd met mooi
plateelwerk in blauw en groen.
In het paleis vindt men sierlijk
gebeitelde kapiteelen en tralie-
vensters voor de vrouwenver-
trekken, nu reeds lang ver-
blijfplaats voor uilen en
vleermuizen. Aan het zuid-
einde van de vesting liggen
een paar belangwekkende tem-
pels en men vindt er nog
altijd de groote naakte Jain
beelden, die weleer de
ergenis wekten van keizer
Baber.
De zwarte tempel te Ka-
naruk.
— Wie de „Duizend-
en één-Nacht" gelezen heeft,
herinnert zich, dat de koene
Sindbad de Zeeman op een
zijner reizen door een zeer
ongewone oorzaak schipbreuk
heeft geleden. Toen het schip,
waarop hij zijn reis maakte,
een zeker punt van de kust
van Indië naderde, werden de
ijzeren bouten, waarmede de
balken van het schip aan
elkaar waren getimmerd, zoo
krachtig aangetrokken door
DE ZWARTE TEMPEL TE KANARAK.
De zwarte Tempel te Kanarak is een bouwwerk van zuiveren Hindoe-
stijl. De muren, daken en terrassen zijn met beeldhouwwerk overdekt
en de tempel vertoont groote overeenkomst met den verboden tempel
van Jagannath te Puri.
-ocr page 270-
238
DE WONDEREN DER WERELD.
HET GROOTE ALTAAR IN DEN ZWARTEN TEMPEL.
Opmerkelijk is vooral het olifanten-fries, dat het altaar omgeeft.
een magneet in een gebouw op de kust, dat zij er heen vlogen en het rampzalige schip in de
diepte zonk. De zwarte tempel was de oorzaak van die ramp en nog op den huidigen dag
kan men op den grond zien liggen de ijzeren balken, 8 Meter lang, die de stof leverden tot
dit verhaal. Vele jaren geleden was deze tempel — een der volmaakste voortbrengselen van
Hindoesche beeldhouwkunst — gewijd aan de Zon, die hier een zoon van Krishna van
melaatschheid genas. Het hoofdgebouw heeft den vorm van een dier statiewagens, bij
processies in gebruik, waarvan de wagen van Jagannath het meest bekende type is. Een
der opmerkelijkste bijzonderheden van het bouwwerk zijn de raderen aan de basis, die de
talrijke wielen van den wagen moeten weergeven. Doch wel zeer eigenaardig is ook de
uiterlijke versiering van den tempel; elk stukje van de muren is bedekt met zorgvuldig
beeldhouwwerk en er is geen zuil of uitsteeksel, of het heeft zijn eigen bijzondere versiering.
Het groote altaar is het bezienswaardigste deel van het heiligdom.
De Gol Gmnbaz te Baijpur. — Het graf van Mahmoud te Bijapur is een der mysteries
van de wereld. Het inwendige wordt gevormd door een vierkante ruimte, 40 Meter lang
en 40 Meter breed, doch overwelfd door een koepel, die de grootste is van de wereld
De koepel van het Pantheon te Rome beslaat slechts een oppervlakte van ongeveer 4800
vierk. Meter die van Bijapur bijna 5500 vierk. Meter. Op een hoogte van 20 Meter, gemeten
van af den vloer, begint de welving van den koepel met een reeks van even vernuftige
als sierlijke pendentieven, vormende een ronding van ongeveer 32 Meter middellijn. Boven
die pendentieven verheft zich de eigenlijke koepel, met een middellijn van 36,5 Meter,
zoodat aan de binnenzijde een galerij van ruim 4 Meter breedte er langs loopt. Inwendig
gemeten is de koepel 52,5 Meter hoog, uitwendig 59.5 Meter, terwijl de dikte gemiddeld
3.5 Meter is.
De koepel is zoo gebouwd, dat, indien hij door een of andere gebeurtenis dreigde in te
vallen, dit naar binnen zou gebeuren, wat door den vorm zou worden verhinderd, zoodat
een aardbeving geen ernstige schade zal kunnen berokkenen.
-ocr page 271-
1
1
S
-0
-0
D
O
E
10
s
a
D
O.
<^
5
dl
H
N
<
03
2
O
_J
O
O
[tl
Q
C
I)
1
o
e
«
E
3
O
"3
O
u
-D
C
o
>
N
ï
ï
3
O
41
-o
c
II
ha
|
O
-ocr page 272-
DE WONDEREN DER WERELD.
240
Het graf van Timur te
Samarkand. Samarkand, de
meest vermaarde der Tataarsche
steden, bestaat eensdeelsuit tuinen
en boomgaarden, anderdeels uit
de bouwvallen uit de dagen
van Timur — en van al deze
overblijfselen uit vroeger tijd is
het graf van den geweldenaar
het opmerkelijkst. In de rustige
stilte, welke om het monument
heerscht, duikt voor hetgeestes
oog weder op de herinnering
aan den schitterenden levens-
loop, die dit monster van onge-
evenaarde wreedheid en sluw-
heid heeft gehad.
De prachtig met tegels ge-
sierde poort, waarvan we hier
oen afbeelding geven, voert den
bezoeker tot een graftombe van
een ongewoon karakter. Het doet
denken aan Europeesche symbo-
liek, als men waarneemt, hoe
het zwarte uit één stuk ge-
houwen marmerblok daar onder
den koepel ligt omgeven door
de blanke grafteekens van zijn
HET GRAF VAN TIMUR TE SAMARKAND.
Twee vorsten zijn befaamd in de geschiedenis om hunne wreede
en onmeedoogende menschenslachtingen. Het graf van een hunner,
Djengis Khan, is onvindbaar. Timur, of, zooals zijn tijdgenooten hem
vrouwen en verwanten. De koepel
welft zich boven het kleine terras,
dat bezet is met massieve blokken
steen. Bij den eersten aanblik
noemden,
Timur de Lamme, is te Samarkand begrafen.
vindt men het allicht niets meer
dan een sombere ruimte. De
glans van den gordel van jaspis, die op schouderhoogte langs de muren loopt, de negen
en negentig namen de onuitsprekelijke heerlijkheid Gods verkondigend, is verduisterd
door een dikke laag vuil van vele eeuwen her. Hij is op het eerste gezicht nauwelijks te
onderscheiden van de in den loop der tijden ook al zwart geworden kalksteenen muren,
waarvan de grafstede is opgetrokken. Toch ziet men, bij ietwat aandachtiger beschouwing,
een ongekende verscheidenheid van kleuren. Paarse en purpere tinten liggen verscholen in
de hoekjes van het stalactieten-mctselwerk, dat zich hier en daar gevormd heeft in de hoeken
van het grafmonument als een reusachtig wespennest van gele en grauwe steen. Hier, in
een verlicht gedeelte, is de band van jaspis doorschijnend omber, elders is een schaduw-
partij grijzig smalt, en de onversierde wanden van het monument zijn bedekt met allerlei
onomsehrijfbare kleurschakeeringen, die van minuut tot minuut, naarmate de. met stofjes
bezwangerde zonnestraal langzaam over de rustige graven glijdt, wijziging ondergaan. De
vensters zijn omgeven door overdadige steen-versieringen en eerst op den laten namiddag
schijnt het zonnelicht door de van geen ramen voorziene vensters, zoo sterk getemperd
door het weelderige loover der boschjes, die den tempel omgeven, dat men wel drie
schakeeringen van groen kan waarnemen zich afteekenend tegen de sombere tinten van
den koepel.
-ocr page 273-
AZIË.                                                                     241
HOOFDSTUK VIII.
iY7wr ƒ. THOMSON.
De Oudheden van Cambodja. — Het koninkrijk Cambodja wordt begrensd door Siam
aan de westzijde en Coehinchina en de golf van Siam in het zuiden en oosten.
De vroegste geschiedenis van het land ligt in het duister, en hoofdzakelijk zijn de
Chineesche jaarboeken de bronnen, waaruit we authentieke bijzonderheden kunnen putten
omtrent de voormalige heerlijkheid van Cambodja en zijn leenhoorige rijken. Men beweert,
dat Funan — de naam waarbij een deel van het rijk bekend is —, reeds een koninkrijk was
in de twaalfde eeuw vóór onze jaartelling.
Na een tijdsverloop van meer dan duizend jaren onder de regeering van den Chineeschen
keizer Hcao-Wuti, ongeveer 123 jaar vóór onze jaartelling, zou de koning gezanten afgevaardigd
hebben om schatting te betalen aan het Chineesche hof. De belangrijkste gebeurtenis in
vroeger dagen is voorzeker
geweest de prediking van het
Boeddhisme van Ceylon uit,
kort nadat de volgelingen van
Gautatna uit Engelseh-Indië
waren verbannen en zich op
Ce\\lon vestigden, van waaruit
zij apostelen zonden naar de
uiterste grenzen van Indië; zij
zouden in Cambodja eengroote
r
t
\\T tLfiduf
Boeddhistische nederzetting
gevestigd hebben, die daar
de eerste steenen steden en
tempels van het land zouden
hebben gesticht. De treffende
overeenkomst tusschen de oude
Boeddhistische bouwwerken
van Ceylon en die van Canv
bodja is een aanwijzing te
meer voor de juistheid van
de berichten betreffende de
aanraking, die in vroeger dagen
tusschen de beide landen
bestond. Er zijn geen tempels
op het vastland van Kngelsclv
Indië, welke uiterlijk gelijken
op die van Cambodja. De
vierkante zuilen zijn typeerend
voor de Cambodjaansche tem-
pels en dit is ook het geval
met de oude bouwwerken van
n .                                                                                      ANGKOR OF NAKHON WAT.
Ceylon.
r-> \\- i i        ut x         r.                     Wanneer men de westelijke poort betreedt, heeft men het gezicht
De Nakhon Wat geeft, in             .               .              .•         .          . . ,,. , ,,          ,
fe        \'             op den stugenden weg, die voert naar den hoofdtempel welke op den
zijn massieve grootschheid, een achtergrond is te zien.
De Wonderen der Wereld.                                                                                                                 17
-ocr page 274-
-
n
r
:r
3 i.
1 I
I*
vQ -,
<r n
e »
f S-
0- n
D
m
o
o
Tl
O
z
o
>
z
o
<
>
z
D
m
Z
H
m
s
T
m
r
I
II
E
3 O
O
Sï 8
o.
-ocr page 275-
AZIË.                                                                      243
indruk van Oostersche pracht op architectonisch gebied.
Hij doet zich aan ons voor als een monument van wat
menschclijk vernuft op dat punt vermag. Het Pali-letter-
schrift, waarmede de heilige boeken der Boeddhisten zijn
geschreven, werd, volgens een Chineeschgeschiedschrijver
uit de dagen der Tsin-dynastie (265—U9 n. Chr.), ook ge-
bruikt voor de boeken en geschriften van Funan en hij
voegt er bij, dat het volk de kunst verstond gouden en
zilveren vaatwerk te vervaardigen, en het beeldhouwen
verstond.
Ongeveer drie eeuwen later wordt Lim-yip, een ander
rijk, blijkbaar binnen de grenzen van Cambodja gelegen,
genoemd in verband met de geschiedenis van de Suv-
dynastie, en de ligging er van is na te gaan door de
medcdceling, dat de schaduwstrcep, die de zon, in het
zenith staande in Juni, door den zonnewijzer werpt,
tien graden zuidelijk aanwees In die dagen deden de
Chineezen een inval in het land, en roofden, na een alles
verwoestenden krijg, achttien gouden beelden uit een der
koninklijke paleizen, terwijl zij tal van gevangenen medc-
           Het gleenen beeld van dtn me.
sleepten. Vanaf de Tang-dynastie tot 1017 heeft men laatschen vorst, tusschen de puinhoopen
berichten, bevestigend de opvatting, dat Cambodja de gevonden,
voornaamste plaats innam onder de rijken van Achter-
Indië. Daarna komt een tijdperk van verval, het gevolg van onafgebroken twisten en alles
verwoestende oorlogen. Jammer, dat de tijd van den bouw van Nakhon Wat onbekend is,
daar de jaarboeken van Cambodja niet verder teruggaan dan 1346, ongeveer den tijd toen
de tempel werd gebouwd. Wc vermelden hier enkel de bouwvallen van de stad Inlhapatapuri
of Nakhon Thom „De Croote Stad"), en Nakhon Wat, het grootste en laatste bouwwerk
van het volk. We zijn in 1S(>(> in staat geweest de bouwvallen alsmede den tempel te onder-
zoeken en wij hebben de eerste photogratieën er van genomen, het eerst een tcekening van
den „Wat" kunnen geven. We hebben eenigen tijd doorgebracht in Nakhon Thom, dat
verborgen lag in een bosch van eerwaardig oude boomen. Een enkele tempel, de Prea-Sat-
ling-poun, besloeg een grootc uitgestrektheid, en was bekroond met zeven en dertig van
steen opgetrokken torens. Elke dier torens was zoo gebouwd en gebeeldhouwd, dat hij
weergaf de vier aangezichten van Boeddha of Brahma, en alzoo staarden honderd acht en
veertig kolossale, sphinxachtige gezichten rustig en vreedzaam naar de vier windstreken.
Een aantal er van waren misvormd en vertrokken, doordat boomen en woekerplantcn wortel
hadden geschoten tusschen de scheuren en spleten van de massieve steenklompen, waarvan
zij zijn opgetrokken; die echter, welke onbeschadigd waren gebleven, hadden nog de uit-
drukking van vreedzame rust, welke de Boeddhisten gaarne aan de beelden geven, en alle
droegen diademen van den meest gekuischten vorm boven hun ongefronste wenkbrauwen.
In de onmiddellijke nabijheid lagen de puinhoopen van een koninklijk paleis, door de uit de
dertiende eeuw dagteckenende bron genoemd „een gebouw van aanzienlijke grootte, gedecl-
telijk van hout opgetrokken, met prachtig beeldhouwwerk; standbeelden en versieringen van
zuiver goud worden er gevonden, en men nadert het paleis langs een met rotssteenen
geplaveiden weg, waarvan de bovenste bedekking gebeeldhouwd is met een voorstelling van
een jacht met olifanten in een woud."
Gedurende ettelijke dagen was een schare inboorlingen in de weer om de Prea-Sat-ling-
poun te bevrijden van den plantengroei van vele eeuwen. De stadsmuren hebben een omtrek
van 15,5 Kilometer en een hoogte van 10 Meter; vijf poorten verleenen toegang tot de stad.
Bij het photografeeren van den hier afgebeelden toegangsweg hadden we tegen apen strijd te
-ocr page 276-
DE WONDEREN DER WERELD.
244
voeren; een bende apen was n. 1. druk in de weer om de takken der omringende boomen
heen en weer Ie schudden, en zij holden naar alle kanten, groote, haast menschelijke belang-
stelling aan den dag leggend voor ons doen en laten. Maar intusschen verloren we heel wat
tijd en kostbaar materiaal met hen.
Aan het eind van den toegangsweg verhieven zich weder een reeks van lagere torens,
met een hoogere in het midden, waarvan de top weder doet aanschouwen de vier goeder-
tieren aangezichten van de aloude godheid. Het beeld was gedeeltelijk verborgen achter
planten, die hunne takken en twijgen als een guirlande er om heen hadden geslingerd.
In deze oude stad kan men nagaan, hoe de inlandsche bouwkunst geleidelijk zich heeft
ontwikkeld van de primitiefste
vormen en bouwwijze tot den
rijperen arbeid van later dagen.
Mij de oudste bouwwerken zijn de
blokken steen, die men er voor
gebruikte, kleiner en het beeld-
houwwerk is erg primitief, ver-
geleken met de versiering van
den Nakhon Wat. Er blijkt duide-
lijk, dat de boogvorm, bekend,
naar men meent, bij de oude
Egyptenaren, en zeer zeker bij
de oude Grieken en Romeinen,
onbekend was bij de oude Cam-
bodjineezen. Hun wijze van bouwen
van een poort of opening, is
duidelijk na te gaan aan den voet
van den toren van Prea-Sat-ling-
poun, waarvan de ruwbehouwen
steenblokken op elkaar gestapeld
zijn, doch de hoogere laag telkens
wat meer naar voren uitsteekt
dan de vorige. Aldus naderen de
lagen elkander in het midden,
waardoor de enorme massa metsel-
werk er boven gestut kan worden.
Deze bouwwijze is ook aan den
Xakhon Wat, den Grootcn Tempel,
ongeveer 3 Kilometer van de stad
EEN HOEKJE VAN EEN DER VOORMALIGE
WATERRESERVOIRS.
verwijderd, waar te nemen.
Dit wonderlijke bouwwerk is
volkomen symmetrisch van vorm.
Diezelfde eigenschap treft men trouwens aan bij de meeste Moeddhistische bouwwerken als
de symboliseering van den berg Mcru, of het middelpunt van het Moeddhistische heelal.
Dit blijkt duidelijk wanneer we weten, dat Meru is omgeven door zeven rotskringen, dat
er zeven kringen zijn in den middelsten toren, dat de heilige berg zich verheft op drie
terrassen (overeenkomende met de drie terrassen van dezen tempel) een van aarde, een van
wind en een van water en dat hij zich verheft te midden van den oceaan. Mij enkele oude
tempels op Java vinden we een dergelijke zinnebeeldige bouwwijze. De tempel van Kalisari
b. v. is een langwerpige vierhoek, verdeeld in drie verdiepingen en zoo zijn er vele meer
van dezelfde bouworde. Op den Moro-Moedoer, een ouden Hoeddhistentcmpel, vindt men zeven
terrassen (en geen ccntrulen toren), welke overeenkomen met de zeven kringen van Meru.
-ocr page 277-
<
II
1]
2
O
X
<
2
2
UJ
Q
2
<
>
2
UI
o;
o
H
2

Q
Q
il
f!
II
t!
s
2
U4
H
O
O
O
2
U4
Q
2
<
>
CQ
2

W
\'I
I
tl
-ocr page 278-
246
DE WONDEREN DER WERELD.
De drie terrassen evenwel van Nakhon Wat hebben vermoedelijk een andere beteekenis;
oorspronkelijk zijn zij blijkbaar bestemd geweest voor de godsdienstige plechtigheden en
ommegangen die in verband met de feesten der kruinschering in Siam worden gehouden.
Mij de kroning van een koning loopen b. v. ook de priesters driemaal op drie achtereen-
volgende dagen om den heilige Khao-Khrai-lak, den berg Meru van het Siameesche
Boeddhisme.
Keeren wc echter terug tot den Nakhon Wat. De oude Chineesche reiziger vertelt in
zijn reisverhaal het een en ander omtrent de slangaanbidding in vroegere tijden, doch
tegelijkertijd deelt hij mede, dat het Boeddhisme in zijn tijd was de algemeen beoefende
godsdienst in Cambodja. De opvatting dat dit groote gebouw voor slangenvereering zou zijn
gesticht, voorgestaan door Fergusson, kan dan ook onmogelijk als juist worden aangenomen.
Na een reis door China te hebben gemaakt en de Hindoesche afgodsbeelden te hebben
aanschouwd, die daar de toegangen tot de Boeddhistische tempels bewaken, alsmede de
mythologische voorstellingen, welke deze bedehuizen versieren, hellen we over tot de op-
vatting, dat de Nakhon Wat is een Boeddhistisch gebouw, langs de daken en ommegangen
versierd met de afbeeldingen van de zevenkoppige slang, die in hooge ecre staat, omdat ze
(iautama bewaakte, toen hij sliep. Nagas (slangen) verschenen bij zijn geboorte om hem te
wasseheii; tal van nagas spraken met hem bij voorkomende gelegenheden, beschermden hem
en werden door hem bekeerd, en na de verbranding van zijn lijk werd een achtste deel
van de overblijfselen aan de bewaking der slangen toevertrouwd.
EEN DEEL DER WESTELIJKE BINNENGALERIJ.
Een der open zuilengangen die zeer bezienswaardig zijn wegens de bas-reliefs op de muren.
-ocr page 279-
247
AZIË.
EEN FRAGMENT VAN EEN DER BAS-RELIEFS.
Deze bas-reliefs bedekken de muren der binnengalerijen van den Wat. De bovenste helft vertoont
een processie, de onderste een tooneel in de hel der Boeddhisten.
De Nakhon Wat is evenals de meerderheid van de gebouwen van Inthapatapuri en
andere steden van Cambodja opgetrokken op een steenen terras en wordt gevormd door
drie vierhoekige verdiepingen, met een grootcn centralen toren als bekroning, waarvan de
spits zich ()() Meter boven den beganen grond verheft. De buitenste muur met galerijen
omgeeft een vierkante ruimte, waarvan elke zijde ongeveer 1200 Meter lang is en waarlangs
een gracht loopt van 70 Meter breedte. Wanneer men de westelijke poort van de buiten-
muur, op bladz. 245 op den achtergrond zichtbaar, doorgaat, staat men voor vierkante, uit
een enkel steenblok gehouwen zuilen, van bijna Romcinschc-Dorische bouworde, met een
galerij, en rijk met beeldhouwwerk versierde gaanderijen. Dan krijgt men ook voor het eerst
een blik op het ontzagwekkende van baksteen opgetrokken gebouw, dat den hoofdtempel
uitmaakt. De toegang voert tot een hoog, breed steenen pad, in kruisvorm, met versierde
trappen, die naar de gracht afdalen. Blijkbaar was deze bestemd voor de eerste reiniging
van de gcloovigen. Langs dit pad liep een steenen balustrade, voorstellende de lichamen van
de zevenkoppige slangen, waarvan de koppen zich in de hoogte hieven op de punten, waar
men naar de gracht kan afdalen. Langs een rijk met beeldhouwwerk versierde trap, die door
reusachtige leeuwen wordt bewaakt, kwamen we voor de hoofdingang van den tempel, waar-
van de voorgevel meer dan 200 Meter breed is en waarbinnen zich op een afstand van
65 Meter een ommuurde ruimte verheft. Die ruimte is in vertrekken verdeeld en elk vertrek
heeft ramen. Ieder raam heeft zeven met bloemmotieven gesierde steenen spijlen, alle van
hetzelfde model en dezelfde grootte. De bloem die voor de versiering als model diende, is de
heilige lotus en de bloemen zijn zoo zorgvuldig gelijk en gelijkvormig aan elkaar, alsof zij alle
-ocr page 280-
DE WONDEREN DER WERELD.
248
in dezelfde matrijs waren gegoten. De vertrekken loopen uit op de galerijen, die ieder naar
een der windstreken zijn gekeerd, terwijl de overige ruimte wordt ingenomen door open
zuilengaanderijen, waarvan de muren met hunne bas-reliefs een der voornaamste beziens-
waardigheden van den tempel uitmaken.
Het gebouw is, zooals we zeiden, drie verdiepingen hoog en boven de derde verheft
zich de groote middentoren, geflankeerd door vier kleinere spitsen. De bas-reliefs zijn in acht
afdeelingen gesplitst, ieder 80 tot 100 Meter lang, terwijl de hoogte er van 2l/2 Meter bedraagt.
Elke 2\'/i> vierkante Meter oppervlakte is bedekt met gemiddeld zestig figuren van menschen
en dieren, en zij zijn zoo zorgvuldig en zoo zuiver geteckend, dat men verbaasd er over
staat, dat de beeldhouwkunst op zulk een hoogen trap van volmaaktheid stond bij de
„Khamen-ti-buran" of oude Cambodjineezen. De meeste tafereclcn zijn voorstellingen van
veldslagen, optochten en een reeks van
afbeeldingen betrekking hebbende op de
„Ramayana" en de „Mahabharata", de
oudste Indische heldendichten, waarmede
de inwoners van Cambodja in ongeveer
de vijfde eeuw kennis hebben gemaakt.
Het meest bezienswaardige is mis-
schien wel het bas-relief, dat de Siameezen
aanduiden als „den veldslag van Rama-
kean." Dit is een der voornaamste
gebeurtenissen van de „Ramayana",
waarvan Coleman zegt: ,,de (Irieken
hadden Homerus om den roem, verworven
door hun heldhaftige gevechten in den
Trojaanschen oorlog, onvergankelijk te
maken, de Romeinen hadden Vergilius
om de onverschrokkenheid van Aeneas
te bezingen, en de Hindoe\'s hebben
hun Valmuc om de heldendaden van
Rama en zijn leger van apen aan de ver-
getelheid te ontrukken. De „Ramayana"
een der mooiste dichtwerken, die
bestaan, — beschrijft den levensloop van
Rama en de bestrijding zijner vijanden."
In de beeldhouwwerken van Nakhon
Wat zijn tal van gebeurtenissen in het
leven van Rama weergegeven, zooals de
laatste overwinning over den god Ravana,
en de herwinning van zijn vrouw Sita.
De voornaamste afbeelding aan het
De zevenkoppige slang, die den tempel van
Nakhon geheel omgaf.
gedicht ontleend is de strijd, die ont-
brandt, nadat de aap-god Hanuman een
aantal daden had verricht, welke tot zijn
dagelijksche bezigheden behoorden, waartoe ook te rekenen valt de bouw van wat nu bekend
is onder den naam van „Adams brug" bij Ceylon. Die brug bouwde hij door op vernuftige
wijze tien bergen, ieder honderd mijlen in omtrek metende, bij elkaar te brengen; toen deze
echter nog niet voldoende waren voor de overbrugging en het nog een kleinigheid scheelde,
legde hij zich met zijn staart op het eene en met zijn kop op het andere rotsblok. Aldus sloeg
hij met eigen lichaam een brug, waarover zijn leger van apen naar Lanka trok. In eenandere
afdeeling ziet men een der eerste incarnaties van Vishnoe; de godheid is daarop voorgesteld
-ocr page 281-
DE TEMPEL PREA-SAT-LING-POUN IN NAKHON THOM.
Deze tempel bedekt een Jgroote oppervlakte en i* bekroond door zeven en dertig torens, die ieder den
Boeddha met vier aangezichten doet zien; 148 sphinxachtige koppen blikken dus naar de vier windstreken.
-ocr page 282-
DE WONDEREN DER WERELD.
250
door een schildpad, de aarde dragende, toen deze nog door
het water der wereldzee was omgeven. De vier-armigo Brahma
zit er boven op. Een zevenkoppige slang verheft zich boven
het water, zich kronkelend over de aarde en zich over de
geheele lengte van het bas-relief uitstrekkende. Men ziet,
hoe de goden aan de rechterzijde en de dinyta\'s aan de
linkerzijde trachten de slang te bcmcestcrcn. Ilanuman trekt
haar aan den staart, terwijl, heel in de hoogte, een schare
engelen met een touw komt aandragen om de slang te
binden, als de strijd ten einde is. De afbeelding van een
fragment van een der bas-reliefs zal een denkbeeld geven
van de wijze, waarop de gevechten zijn weergegeven, doch
zal den lezer ook in staat stellen niet enkel om te oor-
deelcn over de kunst die ze voortbracht, doch \'ook over
het vernuft waarvan de Cambodjineezen bij hun handenarbeid
blijk hebben gegeven, door hunne wagens tegelijkertijd sterk
genoeg te maken voor het oorlogsgebruik en tevens licht
genoeg voor een snelle verplaatsing, waarvan toch de
uitslag van een strijd allicht kan afhangen. Men lette maar
EEN DER POORTEN VAN
NAKHON THOM.
De stadsmuren van Nakhon Thom,
of lnthapatapuri hebben een omtrek
van I 5 Kilometer, zijn tien Meter hoog
en hebben vijf poorten.
eens op het wiel van den strijd wagen. liet moet stevig
geweest zijn, doch maken wij tegenwoordig mooier of sier-
lijkcr wielen? Een gedeelte er van moet van metaal geweest
zijn, wat het bewijs levert, dat de makers er van het
gebruik van metalen kenden. We willen hier even bij
aanteekenen, dat deze schitterende muurversiering bestaat
uit reusachtige blokken hardsteen en ijzersteen, zonder een spoor van kalk; en zooknaphandig
is alles in elkaar gezet, dat de voegen van het bouwwerk nog niet de breedte van een haar
hebben. Een deel van een der vier waterbekkens heeft het uiterlijk van een in het rots-
gesteente uitgehouwen tempel en is versierd met het ornament, dat men overal aan het
grootschc bouwwerk aantreft, de zevenkoppige slang.
Nakhon Wat, het grootste en het laatste werk van de oude Cambodjineezen, is vermoedelijk
gebouwd in het midden der
14de eeuw, doch niet voltooid.
Het verhaal gaat van een
koning uit later tijd, wiens
steenen beeld we tusschen
allerlei overblijfselen van
ander beeldhouwwerk hebben
aangetroffen, dat hij een
Boeddhistische tempel heeft
doen bouwen, in de hoop, dat
hij daardoor van zijn melaatselv
heid zou bevrijd worden.
De afbeelding op blz. 24.S
geeft ons een der oude
bewakers van den tempel te
zien, de zevenkoppige slang,
die het gebouw omgaf voor
de bescherming van het heilige
beeld van Boeddha, opgericht
in den hoogen middentoren.
Bas-relief, een veldslag voorstellend.
-ocr page 283-
AUSTRALIË.
HOOFDSTUK IX.
Naar F. LAMBERT.
De Jenolan-grotten, Nieuw Zuid- Wales. — In tegenstelling met het land van Columbus
heeft Australië slechts weinig natuurwonderen. Het kent geen Niagara-watervallen en zijn
rivieren en bergen zijn klein, vergeleken met de groote stroomen als de Amazone en de
Mississippi, en de bergtoppen van de Andes en het Rotsgebergte.
In de kalksteen-grotten bij Jcnolan, Nieuw Zuid-Wales, bezit Australië intusschen een
natuurverschijnsel, dat ofschoon kleiner dan de Mammoth-grot van Kentucky, in de Ver.
Staten, toch daarmede mag vergeleken worden, zoowel wat betreft grootschheid van indruk
als schoonheid van formatie. Deze grotten zijn gelegen in de Blauwe Bergen, aan de oostelijke
DE GROOTE OVERWELFDE WEG DER JENOLAN GROTTEN.
De drie op de buitenlucht uitkomende grotten, waarvan de Groote Overwelfde weg een voorbeeld is,
verschillen aanmerkelijk in karakter met de onderaardsche grotten. Aan beide zijden komen zij op de open
lucht uit en weer en wind hebben er de rijke verscheidenheid van kleurschakeeringen gegeven, die ze juist
zoo schilderachtig maken. Deze tunnel is 150 Meter lang en gemiddeld 25, op enkele punten 50 Meter hoog.
-ocr page 284-
252                                            DE WONDEREN DER WERELD.
HET KOETSHUIS DES DUIVELS.
Deze grot, die diep indringt in het kalksteengebergte, is van buitengewonen omvang. De bovenkant is geheel
bszet door stalactieten, waarvan enkele 6 a 7 Meter lang zijn, die allerlei teere kleurschakeeringen vertoonen.
zijde van de bergketen, die de scheiding vormt tusschen de stroomgebieden van de Fish- en
de Cox-ri vieren. Zij zijn zeer uitgestrekt, en de kalksteenformaties er van hoogst interessant.
Vooral wanneer zij door electrisch of magnesiumlicht worden beschenen, bieden zij een
ongeëvenaard schouwspel, herinnerend aan de tooververhalen der feeën uit de Duizend en-één-
Nacht, en den glans van de Diamant-vallei van Sindbad den Zeeman.
De grotten werden in 1S41 ontdekt door zekeren Whalan en twee bereden politieagenten,
toen zij het spoor najoegen van een befaamden struikroover, Mc Keown gcheeten, die zich
verborgen had in het onherbergzame gebergte, waarin de grotten liggen. Gedurende een
kwart eeuw na de ontdekking werd er slechts weinig aandacht aan geschonken. De enkelen,
die in de omgeving jacht maakten op grof wild, achtten het merkwaardige spelingen der
natuur, doch lieten ze overigens ondoorzocht. Intusschen werd er toch zoo veel gesproken
over de verborgen schoonheden er van, dat zij de belangstelling wekten van zekeren Jeremiah
Wilson, die gedurende vijf en dertig jaren als beheerder der grotten optrad en ongeveer
:?0 kilometer onderaardschc gangen doorzocht. Toen de faam meer ruchtbaarheid gaf aan
de schoonheden der grotten, nam het aantal bezoekers snel toe. Daaronder waren echter
velen, die zich niet ontzagen om brokken mede te nemen als aandenken, zoodat, wanneer
er niet spoedig iets gedaan werd tot bescherming van dit natuurschoon, dat spoedig zou
verdwenen zijn. De regecring van Nieuw Zuid Wales nam dientengevolge de zaak ter hand
en verklaarde in 1866 het district tot staatsdomein. Sedert heeft ze jaarlijks belangrijke
bedragen besteed voor de exploitatie van de zeldzaam schoone grotten.
De holen liggen in een krijtbedding uit de Lagere of Middelste Devonische formatie, die
in een betrekkelijk onafgebroken laag van ruim 4 Kilometer loopt van noord naar west en
-ocr page 285-
DE CARLOTTA-POORT.
De Carlotta-Poort verheft zich ongeveer 70 Meter boven het dal en ligt tusschen den Crooten Overwelfden
weg en het Koetshuis des Duivels. De bovenkant en de zijwanden zijn versierd met blauwe en grijze
druipsteenformaties.
-ocr page 286-
254
DE WONDEREN DER WERELD.
3\'/2 Kilometer van zuid naar oost, in dikte wisselende tusschen honderd zestig en twee
honderd Meter, met een breedte aan de aardoppervlakte tusschen driehonderd en driehonderd
vijftig Meter. Door deze formatie hebben twee beken een aantal onderaardsche kanalen
uitgevreten en aldus de holen gevormd.
De grotten kunnen in twee soorten worden gesplitst: Dag- en Nacht-grotten. De Dag-
grotten bestaan uit drie prachtige, door de natuur gevormde gewelven, n.1. de Groote
Overwelfde weg, Het koetshuis des Duivels en de Carlotta-poort en de benaming „Dag-grotten"
ontleenen zij aan de omstandigheid, dat het daglicht door de openingen dringt. De Nacht-
yrotten, die vele in aantal zijn, zijn de onderaardsche grotten in het kalkgcsteente, waarin
geen straal daglicht ooit binnendrong. De Groote Gewelfde weg en het Koetshuis des Duivels,
DE WILGEN, BRANDNETELGROT.
In de Brandnetelgrot, bovenaan enkele treden, die in de rots zijn uitgehouwen, vindt men de schoone
groene steenformaties, „de Wilgen" geheeten omdat zij doen denken aan het loover van dien boom.
de twee voornaamste Dag-grotten, doorsnijden in ongeveer een rechte lijn het gesteente,
tot een diepte van ongeveer 150 Meter en aan beide einden dringt het daglicht er in door.
De Groote Gewelfde weg loopt van oost naar west. De westelijke ingang is drie en zeventig
Meter hoog en twintig Meter breed en doet door zijn sierlijken boogvorm denken aan den
ingang van een spoorwcgtunnel. De oostelijke ingang verbreedt zich tot een gewelf van
()ö Meter hoogte, en is een wonder van natuurlijke architectuur. Langs de muren van het
gewelf liggen grotten, die een diepte hebben van drie tot zeven Meter, en de vloer er van
is bedekt door fijn stof, afkomstig van de rotsen in de buurt, dat er van afgeslepen is door
dieren, die zich van de eene holte naar de andere begeven. Op halve hoogte, tusschen bodem en
bovenkant heeft de bewaker van de holen sinds meer dan twintig jaar zijn slaapplaats te
-ocr page 287-
AUSTRALIË.
255
midden van steenuilen en nabij het nest van
een liervogel. Daar spreidt hij zijn bed van
varens, gras en mos en zelfs Robinson Crusoe
heeft niet zoo\'n heerlijke slaapplaats gehad.
Het Koetshuis des Duivels loopt van noord
naar zuid en vormt dus een rechten hoek met den
overwelfden weg, waarvan het door een muur van
slechts enkele meters dikte is gescheiden. Deze
ontzagwekkende grot, die een hoogte van honderd
Meter bereikt, vertoont een onbeschrijflijk groot-
schen aanblik. In woeste wanorde liggen er
tallooze van den bovenkant losgebroken stukken
kalksteen in het rond en vormen er een tooneel
van troostelooze wanorde zoo groot, dat het
voor een fantast als Gustaaf Doré een uitver-
koren voorbeeld zou geweest zijn voor de
schildering van het hol van een of anderen
draak. In het gewelf ziet men twee natuurlijke
openingen, waardoor in o ver-oude tijden het
water naar binnen stroomde. Tallooze scheuren
in gewelf en wanden loopen van het eene hol
-----..„_
fe».
1
mL
DE STYX.
Beneden „den Afgrond," in diepe duisternis
gedompeld, loopt een ravijn, dat voert naar een som-
beren poel, die „de Styx" is gedoopt.
naar het andere en de bodem er van is bedekt
met beenderen en tanden van vleermuizen, rugge-
graten van buideldieren en slangen, vleugels van
vogels en allerlei andere overblijfselen uit de
dierenwereld, die daar bijeen liggen als in een
reusachtig knekelhuis.
De Carlotta-I\'oort is het kleinste der drie
Dag-holen, doch zeker niet het minst belangrijke.
Zij verheft zich een zeventig Meter boven het
omringende dal en vormt een schilderachtigcn
achtergrond voor de heuvelachtige boschpartij
die er zich voor uitstrekt. De franje van blauwe
en grijze kalksteen, die als een gordijn den
ingang van de grot omgeeft, maakt den indruk
als van een halfvcrwoest raam van een klooster
ruïne, in den loop der eeuwen tot een puinhoop
geworden.
Een ondcraardsche onderzoekingstocht door
het Groote Onbekende te maken, tusschen ruwe
rotsen en kronkelende paden, met geen andere
belichting van de ondcraardsche duisternis als de
llikkcrcnde vlam van een toorts of de schei-
kundige stralen van het magnesiumlicht, is niet
direct als een vroolijkeontspanning te beschouwen.
In het geheel zijn ongeveer 40 Kilometer onder-
aardsche gangen, in allerlei richtingen loopende,
doorzocht, doch wegens de moeiclijkheden,
waarmede een tocht er door gepaard gaat, zijn
zij niet alle voor het publiek toegankelijk. Gelukkig
zijn die, welke het slechtst begaanbaar zijn, het
HOE STALACTIETEN ONTSTAAN
Water, dat door het kalkgesteente siepelt, zet
kalkdei li|is aan den bovenkant van de grot af.
Langzamerhand wordt aldus een buisje gevormd.
Wanneer dit verstopt raakt, vloeit het water langs
de buitenzijde en de stalactiet wordt met een
kalkkorst overdekt.
-ocr page 288-
256
DE WONDEREN DER WERELD.
kleinst van omvang en strekken zich het minst ver uit. Hoe ver de onderaardsche gangen
zich uitstrekken, zal nog moeten worden onderzocht, doch op grond van de eigenaardige
overeenstemming in de formatie gelooft men, dat met het oog op de reeds doorzochte
grotten, het onderaardsche net zich ongeveer 290 Kilometer uitstrekt, dat is van Mudgee tot
Goulborn, waar men de Wombeyangrotten aantreft. Hoewel in hooge mate schilderachtig,
verschillen de Dag-grotten evenveel van de Nacht- of Kristal-grotten als de parels in een parure
van de oesterschelpen, waarin zij eertijds verborgen waren. De invloed van wind en weer
heeft aan de Dag-grotten die
typische kleuren en vormen
gegeven, waarom men ze gaat
bezichtigen. Maar de Nacht-
holen, beschut tegen alle
atmosferische invloeden, heb-
ben al hun maagdelijk schoon
behouden. In een beknopte
beschrijving is het nietmogelijk
alle grotten, die door reizigers
uit alle deelen der wereld
bezocht worden, te vermelden,
en men dient zich dus tot de
voornaamste te bepalen, n. 1.
de Brandnetel-grot, de Gewelf-
grot, de Lucas-grot, de Rivier-
grot en de Keizer-grot. Zij
bevatten alle een doolhof van
holen en gangen, en de
mooiste kalkformaties die men
ooit in eenige grot kan aan-
trelïen. Met uitzondering van
de Brandnetel-grot, die gedeel-
telijk aan het daglicht is
blootgesteld en dus een
„Schcmer-grot" zou kunnen
worden genoemd, zijn dekalk-
afzettingen, verborgen in de
ingewanden van den berg,
grootendeels zoo blank als
pasgevallen sneeuw en tevens
in hooge mate teer en breek-
DE BRAAMBOSSCHEN.
Een goed voorbeeld van de grillige versieringen der grotten. Onver-
klaarbare formaties van dezen aard worden „Mysteriën" geheeten.
baar. Overal bemerkt men
tallooze kalkformaties, in de
fijnste kleurschakeeringen,
wanneer men het electrische
of het magnesiumlicht, dat bij de onderzoekingstochten wordt gebruikt, laat schijnen op de
onnoemelijk rijke kristallijne formaties, staart men in stille bewondering naar de pracht, die
zich dan aan de oogen vertoont.
De Brandnetelgrot werd in 1845 ontdekt. Hoe die erg prozaïsche naam er aan is gegeven,
bemerken argelooze toeristen al heel gauw aan dien overvloed van brandnetels, die aan den
ingang groeien. Na een in de rots gehouwen trap te zijn opgegaan komt de bezoeker in een
ruimte, waarboven een prachtige druipsteenformatie hangt, licht groen van tint, die „de
Wilgen" wordt geheeten, zoo sierlijk van vorm en zoo harmonieus van kleur als eenige
-ocr page 289-
AUSTRALIË.
257
wilgeboom in de vrije natuur. De grot doet denken aan een bouwvallig paleis of een of
andere vervallen abdij, vol duistere hoeken en herinnerend aan lang vervlogen dagen van
pracht en heerlijkheid. Een der afdeelingen er van is de Balzaal geheeten en vertoont een aantal
slanke zuilen gelijkend op Corinthische pilaren, terwijl aan een ander gedeelte de wonderlijke
druipsteenformaties, dicht bijeen staand, en gelijkend op gedeeltelijk voltooide beelden den
naam hebben geschonken van „de werkplaats van den Beeldhouwer." De groote gestalten
zijn ruwbehouwen, sommige levensgroot, enkele hebben een heldhaftige houding, en het
eischt niet veel van de verbeelding om er liguren in te onderkennen, o. a. van een in de
hoogte starende vrouw, met een groote muts op uit de eerste dagen van de regecring
van koningin Victoria, een redenaar, in vermanende houding, met een opgeheven arm,
een man onder een dekbed, rustig slapend, met zijn armen opgeheven en de handen onder
\'t hoofd. Andere fantastische liguren zijn „de Hand van Jozua", en „\'s Rechters Pruik."
De „(jcwell-grot" werd ook
in 1S45 ontdekt en heeft dien naam
gekregen, omdat ze ligt ondcr
„het gewelf van Carlotta", doch
tevens omdat ze een zuiver boog-
gewelf vertoont, bijna honderd
Meter lang. Aan den bovenkant
hangt een rijke overvloed van
druipsteen formaties.
De wijze, waarop stalactieten
en stalagmieten worden gevormd,
is curieus maar eenvoudig. Water,
dat door den bovenkant van een
kalkstcengrot heendringt, lost
kleine hoeveelheden van de kalk
op door het koolzuur, dat het
bevat. Nadat het water is ver-
dampt, blijft de kalk aan de dak-
bedekking hangen. Wanneer het
water langzaam genoeg er voor
doorsiepclt, vormt de kalk tegen
de rots een ring of een uiterst
dun randje, met een holte in het
midden, waarvan de middellijn
ftclijk is aan die van den water,
druppel Terwijl een geregelde
toevoer van vocht plaats vindt,
gaat de afzetting van kalk voort
en in den loop van den tijd vormt
zich een buis, van meer of
mindere lengte. Zoolang het
water onafgebroken doorsiepclt,
groeit de buis in lengte, doch
zoodra de toevoer van vocht op-
houdt, zal de laatste druppel, bij
het deponeeren van zijn kalk de
u_;_ -,:u                    \' ....                                       DE GROOTE ZUIL.
buis als t ware verstoppen, hetzij
_„_ u-i u___• u 4. ••          i         • j                 Een reusachtige slanke stalagmiet, roomkleurig van tint, waarnaast
aan het begin, hetzi) aan het einde. ,-. mmm , . ., ,,*               , .•.„•• ••.
J                                    zich een tweede zuil verheft, waarvan de kristallijnen zijkanten in
\\V anneer nu in dagen van VOChtig- sierlijke plooien afloopen tot een soort van prieel.
Pe Wonderen der Wereld.                                                                                                                               18
-ocr page 290-
DE GEBROKEN ZUIL IN DE LUCASGROT, JENOLAN.
De Gebroken Zuil is omgeven door druipsteenvormingen in allerlei tinten. Weleer was het een groote zuil,
die boven- en onderzijde van de grot met elkaar verbond, doch door een inzinking van den bodem is zij
in twee deelen gebroken, ongeveer 2\' decimeter van elkaar verwijderd.
-ocr page 291-
DE WONDEREN DER WERELD.
258
heid het water opnieuw gaat doorzijgen, vindt dit geen doorgang, noch aan het bovcn- noch
aan het ondereinde van de buis, zoekt het dientengevolge een uitweg op het weekste punt,
doorgaans op de plaats, waar de stalactiet aan de bovenzijde is bevestigd. Dat heeft ten
gevolge, dat de buitenzijde met een korst wordt bedekt. Als het water langzaam op den
bodem druppelt, vormt de kalk, die het water afzet, een stalagmiet op de plaats, waar de
waterdruppels vallen en verdampen. In den loop der tijden vormt dit lagen op den bodem
en een stalagmict-vloer is daarvan het gevolg. Of wel de kalk bouwt zuilen, die opstijgen
tot en zich vereenigen met de
stalactieten er boven.
In het midden van de Gewelfgrot
staat een slanke zuil, den bodem
met den bovenkant verbindend.
Weleer stonden er nog vijf, alle
even mooi als de cenig overgeble-
vcne. Maar in 1860 werden zij
uitgehakt en weggehaald door
een man, die ze wilde gebruiken
als stutten voor de veranda aan
de voorzijde van zijn houten hut!
In deze grot vindt men twee kleine
stalactieten van bijzondere betee-
kenis. Zij hebben niet meer dan
een kwart duim doorsnede en ze
zijn nauwelijks een duim hoog,
staan echter nu sedert vijf en
dertig jaar onafgebroken in obser-
vatie. Zij zijn nooit volslagen droog
geweest, nooit heeft men gezien,
dat er een druppel al viel, ze
hebben dus nooit opgehouden te
wassen, en toch is in al dien tijd
geen dier beide stalactieten iets
meer dan drie kwart van een
Engelschc duim gegroeid. I )e
stalagmieten nemen ontzettend
langzaam in grootte toe, en men
kan daaruit putten niet enkel een
DE SLUIER.
Deze prachtige kalksteenvorming vindt men in den Mons Meg-
zijtak. De lagen hebben zich in sierlijke lijnen afgezet, doch opmerkelijk
is de grootte: bijna 7 Meter lang en 1,30 Meter breed.
treffende beleering omtrent den
hoogen ouderdom dezer holen,
doch ook omtrent die der aarde
zelve, welke wij bewonen. De
heer Yoss W\'iburd, die thans de
beheerder van deze grotten is, is geboren en getogen in de Blauwe Hergen. Hij heeft zijn
leven als \'t ware in de "rotten gesleten en op grond van nauwkeurige waarnemingen loopende
over een groot aantal jaren, is hij van oordeel, dat in vijf en dertig jaar deze kalk vormingen
niet meer aangroeien dan de dikte van een vel muziekpapier, in 2500 jaar dus niet meer dan
een paar centimeter. Dit is het oordcel van een ervaren geoloog, wiens kennis van kalksteen-
grotten en in het bijzonder de eigenaardige vorming van stalactieten onbeperkt mag heetcn.
De aanwas der vormingen hangt onder meer af in het bijzonder van de temperatuur, den
graad van vochtigheid en de hoeveelheid koolzure kalk in het water. De gemiddelde
temperatuur in de grotten is ongeveer 52 graden Eahrenheit. De vormingen hebben volstrekt
-ocr page 292-
DE BAALS-TEMPEL.
In het midden van deze indrukwekkende ruimte staat een prachtige glinsterende en zuiver witte stalagmiet,
tien Meter in doorsnede. Links en rechts hangen witte en zachtroode sluier* van bruinachtige wanden, die
zich in de hoogte tot een koepel samenvoegen.
-ocr page 293-
DE WONDEREN DER WERELD.
260
niet volgens een of ander vast-
staand stelsel plaats. Elke vorm,
elke combinatie van vormen
treft men in de grotten aan al
naar het water zich een weg
heeft gezocht. Men vindt er zuilen,
koepels, torens, minarets, tem-
pels, kathedralen, troonhemels,
sluiers, draperieën en \\vonder-
dcrlijk verdraaide vormen, die
,,Mysterii\'n"\' zijn gedoopt. De
verscheidenheid aan tinten en
schakeeringen, die zulk een beko-
ring aan de vormingen schenken,
zijn gedeeltelijk het gevolg van
den invloed van de lucht — in
het bijzonder in de buurt der in-
gangen — hoewel toch de door-
siepelende waterdruppels, ver-
zadigd met minerale stoffen,
belangrijk hebben bijgedragen tot
een harmonieuze en tcederc kleur
van het geheel.
De Lucas-grot werd in 1.S60
ontdekt, en bestaat uit een reeks
van zalen en engr gangen.
In deze grot, een derindruk-
wekkendste van het gansche
HET HOL VAN \'T GERAAMTE.
In dit hol ligt het geraamte van een inboorling. Hoe die man,
wellicht eeuwen geleden, zoo diep in deze onderaardsche holen is
doorgedrongen, is haast onbegrijpelijk.
Jenolan-systeem, heerscht voort-
durend duisternis. Haast elke soort
van kalkstcenvormingcn wordt er
in aangetroffen, en hoewel de
bijzonderheden minder af\\visse-
lend zijn dan in de Keizer-grot, komt men toch ten zeerste onder den indruk van de gi ootschheid dei-
zalen, en de somberheid der kloven en holten. Het eerste hol, de Kathedraal gedoopt, is zoo
ontzaglijk ruim, dat de helle stralen van het magnesiumlicht bijna niet het gewelf bereiken.
Naar schatting is deze ruimte meer dan 100 Meter hoog. Het koepelvormige gewelf is een
uitgezochte verblijfplaats voor tallooze scharen vleermuizen, die als bijenzwermen bijcenhangen
aan de rotsen.
Ken andere ruimte van grootsche afmetingen, grenzende aan de Kathedraal, is de
Tentoonstcllings-grot, aldus gehecten wegens de groote verscheidenheid van druipsteenvormen.
Dit hol heeft een door geen enkele zuil of rotsblok gesteund gewelf, 130 Meter lang, ver-
wazend in somber duister en geen geluid weerkaatsend. Het is bijna benauwend, waar te
nemen, hoe in deze ruimte niets wat op een echo gelijkt valt waar te nemen, de ecnigc
geluiden, die de bezoeker schijnt te hooren, zijn zijn eigen haastige ademhaling en het getik
van zijn horloge. Bijzonder bezienswaard is de „(lebroken Zuil", een prachtig gegroefde
kolom, welke eens bodem en gewelf met elkander vereenigde, en waarvan zelfs de schoonheid
niet minder is geworden door het feit, dat een aardbeving of een inzinking van den bodem
den samenhang heeft verbroken. Het stalagmitische gedeelte rust op een breed rotsblok, de
stalactiet hangt aan het gewelf. De beide gedeelten zijn ongeveer een kwart Meter van
elkaar verwijderd.
-ocr page 294-
AUSTRALIË.
261
Tusschen de Kathedraal
en de Tentoonstellingszaal
ligt de Sluier-grot, een
prachtige ruimte, waarvan
de wanden met een helling
van drie en veertig graden
omhoog stijgen. In sierlijke
plooien hangen van het
schuine gewelf een greep
sluiers af, wit als maagdelijk
sneeuw, vijf Meter breed,
zes a zeven Meter hoog, en
waarvan het uiterlijk gelijk
is aan dat der vormingen, die
in de Keizergrot worden aan-
getrolïen. Dergelijke vormen
worden doorgaans gevonden
in holen, waar het water
langs hellende vlakken loopt.
Tusschen talrijke bewon-
derenswaardige vormingen
trekt vooral het „Juweclen-
kistje" de aandacht door zijn
buitengewone schoonheid.
Het is niet meer dan drie
decimeter hoog en ligt halt
verborgen in een holte, iets
meer dan een Meter boven
den beganen grond.
Wanneer het licht op-
vlamt, vertoont zich aan het
oog een tafereel als uit een
tooverland. Het rotsgewelf
is letterlijk overdekt met
kleine glinsterende hangers
van hoogst broze stof en de
muren en bodem zijn bedekt
met een laag prachtig
gekleurde kristallen, die in
het teruggekaatste licht schit-
teren als een kostbare en
zeldzame verzameling edel-
stcenen.
Aan het eind van de
Tentoonstellingsgrot over-
spant een ijzeren brug een
kloof van 16 Meter diepte;
onder de brug beschijnt een
electrische lantaren het klare
water van een door geen
windje beroerden vijver, vijf
GROOTMOEDERS SJAAL.
Deze stalactiet, in de Oostersche Grot, heeft een treffende overeen -
komst met een opgevouwen sjaal van een of andere wollen stof; zelfs
de kwastjes en franjes ontbreken niet.
-ocr page 295-
DE WONDEREN DER WERELD.
262
a zes Meter diep. De vijver staat in verbinding met den stroom, die het water afvoert van
de kalksteenvorming op den zuidelijken oever van de Jcnolanrivicr en een aantal van de
holten der Rivier-grot vormt.
Vanaf een punt, een tiental Meters verwijderd van het westelijk uiteinde der Lucas-brug,
heeft men een weg gemaakt tot de dooreenwarreling van reusachtige rotsblokken, die den
bodem vormen van de ïentoonstellingsgrot. Van hier voert een pad naar den stroom en
daarlangs bereikt men de Vesting-kamers. Daarin treft men een groot aantal prachtig getinte
zuilen aan, roomklcurige stalagmieten en de mooiste daarvan is „de Minaret", waarvan we in
onze „Inleiding" reeds een afbeelding
opnamen.
Een smal rotspaadje aan het eind
der Vesting voert langs den afgrond,
die uitloopt in een gedeeltelijk over-
welfden vijver van een diepte, wissc-
lendc tusschen 12 en 15 Meter, al
naar den tijd van het jaar. Van dit
pad heeft men een indrukwekkend
gezicht op de donkere rotswanden,
waarvan de omtrekken zich vervagen
in inktzwarte duisternis, en die een
afgrond omgeven, welke op verren
afstand uitloopt op den somberen
vijver, waaraan men den naam „Styx"
heeft gegeven.
Wanneer men zich vandaar begeeft
naar de Vereenigings-zaal, komt men
in de „Sluierzaal", waar men tal van
room- of chocolade-kleurige druipsteen-
formaties kan bewonderen, die als
draperieën hangen aan de uitstekende
randen van het gewelf.
Vandaar voert een netwerk van
gangen naar „de Braambosschen".
I leider wit zand bedekt den weg naar
de ,,< )1 vmpia-grot." In deze indruk-
wekkend grootsche ruimte is de voor-
naamste vorming „de Groote Zuil",
een reusachtige roomklcurige, ge-
groefde stalagmict, waarnaast zich
verheft een kleinere zuil, van welker
voetstuk de met kristallen bezette
Hangende kristallen in de Oostersche Grot.                         bodem alloopt als een symmetrisch
overkleed over een sierlijk prieel. De
Groote Zuil wordt aan alle kanten omgeven door zuilen, stalactieten, sluiers en gedrapeerde
hoekjes, waarvan enkele grootsch en indrukwekkend zijn, andere van zeer bescheiden omvang,
doch alle schitterend in rijke wisseling van kleuren en tinten.
De „Mons Mcg" („Lange Jan") zijgang is een ruimte, die de „Sluierzaal" verbindt met
„Olympia". De wanden zijn op sommige punten zeer steil, bereiken een hoogte van
13 a 14 Meter, de naam is ontleend aan een groote zuil, zeven Meter lang en twee
en een halven Meter in doorsnede, welke op den grond ligt als een oud, vernageld
kanon. Bij die zuil treft men weder een aantal terrasvormig bijeenliggende stalagmieten aan
-ocr page 296-
HET NEST VAN DEN LIERSTAARTVOGEL IN DE OOSTERSCHE GROT.
Deze witglanzende stalactietmassa is een der schoonste voorbeelden van het „Mysterie"-type. Geleidelijk
komen }er door de werking van het kalkhoudende water veertakjes en twijgjes bij en \'t is een dooreen-
warreling van druipsteenvormingen, die men met verbazing aanschouwt.
-ocr page 297-
264                                            DE WONDEREN DER WERELD.
De Reuzen-saffieren in de Oostersche Giot.
cn een praehtigen „saamgebonden sluier", zeven Meter lang en 1,5 Meter breed, belangwekkend
door den buitengewonen omvang. Boven deze druipsteenvormingen ontdekt men met behulp
van de stralen) van de magnesiumlamp een prachtvolle groep sluiers, in allerlei klcurschakccring
van licht geel tot donker bruin.
De Tempel van Baal is de westelijke uitlooper, die dicht bij „de Braambossehen" zich
van „de Riviergrot" afscheidt. Hij heeft een lengte van K"> Meter, een breedte van 20 Meter
en een hoogte van 22 Meter. In het midden ligt een prachtig schitterende en zuiver witte
stalagmiet-massa, ongeveer tien Meter in doorsnede; aan beide zijden hangen witte cn rosé
getinte sluiers van groote lengte van de donkerbruine wanden, die zich samenvoegen tot een
hoog koepcldak.
De Oostersche Grot is ook weer een vertakking van de Rivier-grot, welke loopt van „de
Braambossehen" in een zuidelijke en zuidwestelijke richting.
Wanneer men langs de ladder afdaalt, die voert naar ,de Grot der Groote Rivier", komt
men eerst in „het Hol van \'t Geraamte." Op ongeveer vijftig Meter van den ingang ligt daar
het geraamte van een inboorling, gedeeltelijk omkorst door den stalagmitischen bodem. Het ligt
daar zeer waarschijnlijk reeds lang voordat Europecsche kolonisten in Australië kwamen.
Hoe de ongelukkige daar is gekomen, is moeiclijk na te gaan, vooral wanneer men weet, dat
de inboorling van Australië er een afkeer van heeft om cenige plek te betreden, waar het
daglicht niet doordringt. Het is waarschijnlijk, dat hij door een opening is gevallen in de
Kathedraal-grot, vandaar in het stikdonker verder is gekropen en daarop is getuimeld in de
Beender-grot, en van dat punt weer door een spleet, die blijkbaar nog niet lang geleden is
verdwenen, naar beneden gevallen op de plaats, waar zijn geraamte thans nog ligt.
De Keizer-grot werd in 187\') ontdekt. Door haar buitengewone schoonheid en de lijnheid
-ocr page 298-
AUSTRALIË.
265
harer kalksteenvormingen is zij niet enkel de mooiste van Australië, doch wordt zij niet over-
troffen door eenige grot der wereld. Ze is verdeeld in een rechter en een linkerkamer, en
bestaat uit een doolhof van gangen en holen, zich in alle richtingen kronkelend door het
kalksteengebergte. Door een sombere tunnel onder het algemeenc peil van den bodem stroomt
de Ondcraardsche Rivier, schoone ondergrondsche kanalen in het rotsgesteente uitgravend. In
een beknopt bestek schitteren daar duizcndcrlci wonderen in het licht van de electrische lamp,
sierlijke stalactietcn en stalagmieten in groote massa, albasten zuilen, schitterende watervallen
van kalksteen, lilliputachtigc steden, kostelijke juweelenkistjes, diepten en holen, gevuld met
kristallen in allerlei tinten, en sluiers en draperieën van wonderlijk maaksel, zoo fijn als kant.
Yclc dier gesteenten zijn zoo wit als het schuim van een door den stormwind opgezweepten
golf, andere vertoonen bruine of gele tinten of zijn donkerrood gekleurd, terwijl ook alle
andere kleuren van den regen-
boog voorkomen.
Mij zooveel schoons valt het
mocielijk te vergelijken, doch
onder vele andere opmerkelijke
vormingen dient vermeld te
worden ,,de Moedermaagd met
Kind", een zuiver witte stalag-
miet, de gedaante hehbend van
een vrouw met een kind op
den rechterarm; ,,dc snceuw-
jacht" zoo schitterend en glan-
zend alsof pas een flinke
sneeuwbui was gevallen; „de
vrouw van Lot", een merkwaar-
dige nabootsing van den zout-
pilaar bij de Doode Zee;
„Kristallen Steden" — een
prachtstuk — op een afstand
den indruk gevend van een
schitterende Oostcrsche stad,
waarvan de muren, vcrsterkin-
gen en gebouwen, in miniatuur-
formaat, van het zuiverste
kristal zijn; en dan ,,dc Groote
Stalactietcn", grootsch van
omvang en van schitterende
witheid, aan den top omwikkeld
door een prachtige draperie van
stalactietcn, en aan beide zijden
geflankeerd door een enorme
zuil, rustend op een kalkstcencn
voetstuk, dat als een hoop
diamanten schittert.
Een der wonderlijkste spe-
lingen van den invloed van het
water is een prachtige roonv
GROOTE STALACTIETEN IN DE KEIZER-GROT.
kleurige troonhemel, een drietal
.                                                 i ri                Deze stalactieten, zoo grootsch en glanzend, zijn aan het boveneinde
Meters DOVen den grond, „Het ver,ierd „,«* een prachtige draperie; twee enorme zuilen links en recht.
Mysterie\' gedoopt. Het is staan op een stevige lcalksteenen basis.
-ocr page 299-
266                                   DE WONDEREN DER WERELD.
getooid met een oneindige verscheidenheid van sta\'acticten, waarvan sommige zoo dun zijn
als de draden van een spinneweb, andere op gesponnen glas gelijken, zoodat de gansche
massa meer doet denken aan de gril van een glasblazer. Hovendicn loopt het, in strijd met
de wetten der zwaartekracht, naar de hoogte, of wel strekt zich in horizontale richting uit
of wel maakt het een bocht om vervolgens in een rechte lijn naar beneden te gaan. De
„Hraambosschen" en „Het Nest van den Lierstaartvogel" in de Rivier-grot zijn andere voor-
beelden van het „Mvstc rie"-tvpe. Luchtstroomingen zijn vaak oorzaak van het ontstaan van
verschillende formaties, maken, dat sommige in de schuinte groeien, andere er uit zien als
met wratten bedekt, weer andere dikker worden aan den eencn dan aan den anderen kant. In
hoeverre luchtstroomingen van invloed zijn geweest op „het Mysterie" valt moeielijk uit te
maken. Misschien zal wetenschappelijk onderzoek in de toekomst daaromtrent meer licht
verspreiden.
HOOFDSTUK X.
Whakarewareiva. — In het hartje van het Noordelijk eiland van Nieuw-Zeeland, op een
tafelland tusschen de 350 en 500 Meter boven de spiegel der zee, een oppervlakte
beslaande van 240 Kilometer lengte en 1(> tot 25 Kilometer breedte, ligt het grootste gcyser-
land der wereld. White Island in den («olf des Overvloeds, op de Oostkust kan men beschouwen
als de noordelijkste punt, terwijl het zich in het zuidwesten uitstrekte tot den Ruapehu-berg
een berg met besneeuwden top, ongeveer in het midden van het eiland.
De gansche landstreek is buitengewoon rijk aan prachtige natuurtafcreelcn; op het tafelland
ontspringen talrijke diepe bronnen, zoo talrijk als de gaten van een zeef, terwijl om de
eentonigheid te verbreken — indien bij dergelijke verschijnselen dat woord geoorloold is —
aan alle kanten vulkanische bergen oprijzen.
Talloozc heete bronnen ontspringen allerwege uit den schoot der aarde; het helder-
WHAKAREWAREWA, NIEUW-ZEELAND.
Whakarewarewa is een Maori-dorpje, ongeveer 3 Kilometer gelegen van Rotorua, het hartje van het
Nie jw-Zeelandsche geyserland. Dikke atoomwolken, die alles omhullen, ontsnappen aan talloozc openingen
in den aardbodem en verdwijnen langzaam in de lucht.
-ocr page 300-
I
11
il
0&
Ui
•si
O
<
o
J=.    M
£   C
O.    "
e  „
W
H
O
O
o
ÜJ
Q
i
o „
... e
•* >
4. —
>
~ -o
-S e
o i>
-a
60
bi.S
•s c
* a
J o
oo s
4) "O
-ocr page 301-
268
DE WONDEREN DER WERELD.
blauwe water van daardoor
gevormde meertjes vormt
een eigenaardige tegen-
stelling met de bruine en
witte kegels der geysers,
en met zijn fumarolen,
vulkanen en onafgebroken
opborrelende moddcrfon-
teincn vertoont de ganschc
landstreek een rijkdom
van natuurwonderen, die
nergens ter wereld wordt
geëvenaard.
Te midden van al die
vulkanische verschijnselen
ligt W\'hakarewarewa, een
Maorisch dorpje, ruim drie
Kilometer ten zuiden van
Kotorua, het eigenlijke
centrum van Geyserland.
In die gansche streek
ziet men een eindelooze
verscheidenheid van merk-
waardige natuurvcrschijn-
selen en een tocht er door
heen geeft onvergetelijke
indrukken. Men staat met
stomheid geslagen over
^J%"
• .
^*%l*
1
1 \' 1
\\*
ffij&- >,m
...V J, ff"
f
Vdl
igr
j
f , "
r :
** -
«45*n
- -6h
L. - MÊ*n<<
f*2A
< 1 • ..r
f fli .
\'S»
de groote in \'t verborgen
werkende kracht, die zich
aan alle zijden openbaart.
De aanblik is ontroerend,
zelfs angst aanjagend, en
men krijgt een indruk van
de ontzettende kracht en
van de volslagen maclv
tcloosheid des menschen
daartegenover. Hen dichte,
witte mist van waterdamp,
die alles omhult, ontsnapt
aan de duizenden gaten,
welke de bodem door-
zeven, kruipt langs de lage
rotsen omhoog om gclei-
delijk in het luchtruim te
verdwijnen. Die wolk-
De Wairoa in volle werking.
achtige mist, die allesom-
geeft en de lucht vervult
met zwaveldamp, maakt meer dan iets anders de gansche atmosfeer onbehaaglijk en vervult
haar met geheimzinnigheid. Men zou kunnen meenen, dat geen plantengroei zou kunnen
bestaan op dezen verhitten bodem, die zoo onophoudelijk in beroering is. Doch de manuka
-ocr page 302-
AUSTRALIË.
269
struik groeit er tot ieders verbazing en vertoont zich alom als lage boschjes tussehen de
geyser-kommen. De bladeren en takken hebben evenwel hun groene kleur verloren en een
geelbruine tint gekregen door het verstuivende water der geysers en de heete dampen doen
de bladen eenigszins verschrompelen. Alom is de bodem opgebroken en verbrokkeld in de
meest fantastische vormen. Hier ligt een groote grijsachtige massa gesmolten lava, daar een
berg bruine modder, terwijl men alom verspreid vindt steenen en rotsbrokken, in allerlei
tinten gekleurd, meestal geelachtig of licht grijs. Voor velen is een der belangwekkendste
bezienswaardigheden het punt waar kleine fonteinen en voortdurende modderopborrelingen
hebben gevormd een schilderachtig, in breede golven oploopend terras met tallooze kleur-
schakeeringen van licht geel tot bleek groen.
Dit terras daalt af tot de zwavelrijke wateren van de heldere Puarenga, een koelen water-
stroom, die zich in een nauwe bedding voortspoedt, ongeacht de warme bronnen in de omgeving.
Dicht bij een niet meer werkenden geyser vindt men een komvormig bassin, bekend
onder den naam „Tc Komutumutu", de „Hersen-pot". Het staat alleen op een verhevenheid
van verweerd geyscriet. Aan dit bassin is een griezelige sage verbonden, die de herinnering
terugvoert naar de dagen van het kannibalisme. Het verhaal luidt dat een stamhoofd, Te
Tukutuku gcheeten, zich gedurende twee jaren in een hol bij Waikite voor zijn vijanden
verborgen hield. Toen die twee jaren voorbij waren, slaagden zijne tegenstanders er in hem
op te sporen en na hem vermoord te hebben, kookten zij zijne hersenen in de Te Komutumutu
en aten deze op!
Dicht bij dezen pot vindt men Waikorohihi, den meest regelmatig werkenden geyser van
DE MONDING VAN DEN WAIROA-GEYSER.
Deze afbeelding geeft een duidelijken blik op de witte kwartsgedeelten, verweerd door de talrijke
uitbarstingen, welke de trechtervormige monding van een geyser omgeven.
-ocr page 303-
270
DE WONDEREN DER WERELD.
het dal. Wat dichter bij de rivier werkt de groote Pohutu, dagelijks gevoed door Te Horo,
een diepe bron van kokend water, ongeveer zes Meter in middellijn. Het diep blauwe water
van deze bron stijgt en daalt dagelijks geregeld, en dikke wolken waterdamp stijgen er van
de hevig kokende oppervlakte omhoog. Wanneer het water zijn hoogste peil heeft bereikt, is de
oppervlakte bedekt met tallooze bellen, die opborrelen en barsten, en kleine fonteinen springen in
de hoogte en vallen als waterstof neder op het omringende geyscrict. Dan spuit plotseling de
reusachtige waterkolom van l\'ohutu hemelwaarts, bereikt daarbij vaak een hoogte van IK) Meter,
en soms blijft die kolom van water en stoom meer dan drie uur doorwerken. Op korten afstand
daarvan ligt de kleine gcyser Kereru, met aan de eene zijde duizenden smalle treetjes, die
terrassen in allerlei kleuren en tinten vormen, aan den anderen kant een kleine rots van geyseriet.
Heneden aan den voet van het achterste terras heeft men het gezicht op den „Torpedo",
altijd daverend en donderend en nu en dan een kolom modder in de hoogte stootend, terwijl
dicht daarbij op een breeden kegel van blanke kiezelaarde, hier en daar met rotsblokken van
verschillende tecre kleuren bezet, de Waikite-geyser zijn water omhoog spuit, dat bijzonder
rijk is aan kiezelaarde, en dat langs kunstmatigen weg gedwongen is zich over een zeer
groote oppervlakte te verspreiden. Men heeft dit gedaan in de hoop, dat in den loop der
tijden het terrein om den gevscr zal overdekt worden met een mooi email en er een terras
zal gevormd worden gelijk aan de vermaarde Koode en Witte Terrassen bij Rotomahana,
die door de uitbarsting in 1885 totaal verwoest zijn geworden.
Niet ver van de Waikitcgeyser, doch hooger op de rivier staat „De Reuzenketel", een
zeer krachtig werkende krater, en op een lager punt van het dal kookt de Té Roto-a-
Tamaheke, een groote vijver met kokend water, ongeveer 130 Meter lang, en vervult de
atmosfeer, met dikke dampen. In het midden is een kleine geyser, die voortdurend in
werking is en aan de Tc Koto-a-Tamaheke het noodige water levert.
Maar er is in die
«.
                                                                                                               streek nog meer te zien,
dat we niet onvermeld
mogen laten. Op de blad-
zijden 267, 2<*S en 2(>(>
vindt men afbeeldingen
-*fe.-.
van den grooten \\Vairoa-
geyser. Zeer ongeregeld
van werking, zoodat
men er slechts zelden
getuige van is, levert
de gcyser, wanneer hij
een reusachtige kolom
water opspuit tot een
hoogte bijna gelijk aan
die van den Pohutu toch
een
           indrukwekkend
natuurverschijnsel op.
Hoewel de Wairoa zeer
zelden uit eigen bewe-
ging werkt, kunnen bij
gelegenheid bezoekers
het buitenkansje hebben
er getuige van te zijn,
DE KERERU-GEYSER.
                                            hoe de waterkolom langs
Het water verzadigd van kiezelaarde en andere minerale stoffen, vormt, naar         kunstmatigen WCgte VOOr-
omlaag stroomend, mooi getinte terrassen van den uitbarstingskegel.                 Schijn Wordt geroepen.
-ocr page 304-
II
5=1
o
fc
LXJ
<
UJ
<
<
X
e _*
e *
E u
— V
o cc
>
ca
ai
IX)
>
>
<
H
o
c -S
>
<
i «
2
w
ui
•SI
I
11
-ocr page 305-
272                                   DE WONDEREN DER WERELD.
Bij bijzondere gelegenheden kan men n. 1. van het regeeringsbureau voor vreemde! ingen-
verkeer te Wellington vergunning verkrijgen in den geyser een dosis zeep te werpen, doch
slechts zeer zelden wordt dit toegestaan, omdat het inwerpen van zeep vaak ten gevolge
neeft, dat een geyser in het geheel niet meer werkt. Dit „soaping" of „zeepcn" is een
belangwekkend proces, dat wel een wat nadere vermelding waard is.
Als op een goeden dag het landbestuur er vergunning toe heeft gegeven, dan wordt in
de stad bekend gemaakt, dat de Wairoa zal „gezeept\'\' wordenen de wonderbaarlijke operatie
neemt een aanvang. Men begint vóór alles met een hoeveelheid zeep in stukjes te snijden en
als dan iedereen, die er getuige van wil zijn, aanwezig is, wordt de massa geworpen in de
borrelende opening. Bukt men zich onmiddellijk daarna over den rand, dan neemt men waar,
hoe een borrelend geluid uit de kokende massa opstijgt, terwijl tegelijkertijd zeepsop wordt
gevormd.
Maar dan zou het tevens gevaarlijk worden nog langer bij de opening te blijven, daar
elk oogenblik kan verwacht worden, dat de geyser begint te werken, wat afhangt van den
graad van hitte, dien het
water in de diepte op dat
oogenblik heeft. Na enkele
minuten klatert het water
over den kant van het bas-
sin, en kleine fonteinen
springen een paar voet in
de hoogte. Dan volgt een
ontzettend gedaver en ge-
brul en de waterkolom van
den Wairoa spuit meer dan
3ö .Meter omhoog, het water
plast om de opening neder
en de wind blaast het
waterstof naar alle richt in-
gen. Dan begint het op-
spuiten geleidelijk te minde-
ren en krachteloos schrom-
pelt de waterkolom ineen,
verdwijnt in de ijzingwek-
kende diepte van het bassin,
blijft daar brommen en
borrelen. In een streek als
deze lijkt vuur een over-
bodigc weelde en de
Maori\'s hebben handig
gebruik gemaakt van de
hitte die de natuur hun
verschait. Vaak ziet men
ze baden in de vijvers van
warm water, of wel hun
voedsel koken op den
verhitten bodem of in de
holen, waaruit heete water-
damp ontsnapt. Te midden
van al die geheimzinnige
natuurverschijnselen
         is
DE POHUTU GEYSER.
De Pohutu is een der krachtigste geysers van de streek. De waterkolom
bereikt vaak een hoogte van meer dan 30 Meter.
-ocr page 306-
AUSTRALIË.
273
DE AORANGI OF COOKBERG.
De Aorangi is de hoogste van de prachtige reeks bergtoppen en siërra\'s der zuidelijke Alpen
van Nieuw-Zeeland. Hij bereikt een hoogte van 4120 Meter.
Gcyserland, gelijk men zich kan voorstellen, rijk aan verhalen en legenden der Maori\'s. De
geyser\'s zijn de heilige vuren van Ngatoroirangi, den tooverpriester van de Arawa-Cano, en
gedichten zijn gewijd aan de grootste er van. Tal van sprookjes zijn in omloop betreffende
de spuitende bronnen en elke diepe kolk heeft haar eigen taniwha of ngarara, een mythisch
drakenmonstcr, waarvan de oorsprong zich verliest in vóórhistorischen nacht. Er bestaat o a.
een zeer populaire legende onder de Maori\'s, dat wanneer de maan eens per maand onzichtbaar
is, ze zich heeft begeven naar het groote meer van Aewa en zich in de Wai-ora-a-Tane, „de
levende wateren van den mensch" baadt, ten einde nieuwe krachten op te doen en zich voor
te bereiden op de taak, die haar voor de volgende maand wacht om weder haar gewone
baan langs den hemel af te leggen.
Deze sage vindt ten huidigen dage nog toepassing en navolging, want de Maori\'s zijn
gewoon dagelijks in de vijvers met warm water te baden. En niet enkel de Maori\'s doen dit,
want men schrijft algemeen groote geneeskracht aan die wateren toe en duizenden uit alle
deelen der wereld gaan nu naar Nieuw-Zeeland ten einde nieuwe krachten op te doen in de
aan minerale stoffen zoo rijke wateren van Geyserland.
De Zuidelijke Alpen. — De prachtige bergketen der Zuidelijke Alpen strekt zich
bijna f>00 Kilometer in westelijke richting over het Zuidelijke eiland uit, met hunne trotschc
besneeuwde koppen de groote Canterbury-vlakten beheerschend, waarvan de machtige, snel-
stroomende rivieren het water ontleenen aan hunne gletschers en waarvan de blauwe ijsmeren
aan hunne voeten liggen. De steile toppen schitteren in zilveren, purperen en blauwe tinten,
De Wonderen der Wereld.                                                                                                                               19
-ocr page 307-
DE WONDEREN DER WERELD.
274
de lagere hellingen zijn dicht begroeid door bosschen en bezaaid met bloemen. Tusschen de
bergruggen van het zuidelijke Westland verheften zich maagdelijke wouden tot uitgestrekte
sneeuw velden, watervallen storten daverend in diepe kloven, blauwe meren, waarin blanke
eenden rondzwemmen, zijn als saffieren, die in uitgedoofde kraters zijn ingezet. Over uit-
gestrekte velden met varens, zoo dicht opeengegroeid, dat het zonlicht er nauwelijks in
doordringt, blikt men op schuimende watervallen, en over smettelooze sneeuwvelden heerscht
sinds eeuwen doodsche stilte, slechts verbroken door de echo\'s van lawines, die heel in de
verte omlaag rollen tusschen hemelhooge bergpartijen. Tot voor betrekkelijk korten tijd was
het bergbestijgen in Nieuw-Zeeland niet wetenschappelijk georganiseerd. De heerlijkheid en
pracht der Zuidelijke Alpen waren enkel Jbezocht door luttel op avontuur beluste mannen,
die met meer moed dan beleid trachtten bergtoppen te bereiken even hoog en trotsch als die
van Zwitserland. Bekwame bergbeklimmers uit Europa voegden zich later bij het stoutmoedige
troepje der Alpinisten van Nieuw-Zeeland, doch te voren was reeds de Cook-berg, of Aorangi,
zooals de inlanders hem noemen, 4120 Meter hoog, beklommen. De eerste bergbeklimmers
DE TOP VAN DEN TASMAN-GLETSCHER.
De Tasman-gletscher is de vermaardste gletscher der zuidelijke Alpen. Het is een steil hellende gletscher,
3850 Meter hoog en 31 Kilometer breed, bezaaid met ijsspitsen en doorsneden van diepe kloven en ravijnen.
hadden te worstelen met afmattende wekenlange tochten naar den voet der bergen, die men
wilde bestijgen, alvorens er bruggen waren geslagen, paden gebaand en hutten gebouwd.
Ook thans vindt men er tal van bergen, die nog nimmer zijn bestegen, want een der ken-
merken van de gansche bergketen der Zuidelijke Alpen is het betrekkelijk geringe aantal
bergpassen.
De Cook-berg of Aorangi is de hoogste van een prachtige groep bergtoppen en siërra\'s,
een schitterende verzameling van snecuwbedekte hoogten. De eene berg verheft zich boven
den anderen, op het eene ijsveld volgt het andere en in die wereld van het ontzaglijke lijkt
de mensch met zijn klein gedoe op een stuk speelgoed. Watervallen en lawines verbreken
de stilte der sneeuwvlakte en ijs-watervallen en sneeuwverstuivingen verblinden het gezicht.
Waar men ook ziet, valt het oog op een smetteloos landschap van schitterende schoonheid,
en aan den voet der hellingen, waarheen de lawines van de hoogere sneeuwvelden afglijden
en dartele watervallen aan hen ontspringen, stroomt door een dal, rijk aan bergflora, de Hooker-
rivier, een woest stroomende en schuimende bergstroom, die in de gletschers geboren is.
-ocr page 308-
c
V
§
•x
1 f
o
» I
M g>
\'S »
o «
ï»
U o
o
oio
o *
a e
2
h:
Ml
2 5
gil
ui
H
W
X
o
o
1!
ÜJ
Q
s
il
a
-ocr page 309-
DE WONDEREN DER WERELD.
276
DE TASMAN-GLETSCHER.
Door het gansche dal is de gletscher omgeven door ijsspitsen en dichtbegroeide heuvels. Groote ijsvelden
strekken zich uit langs de hellingen en blauwe bergstroorr,en banen zich een weg door de spleten en dalen.
Op den Aorangi gaat het hart van den botanist open. De Alpenflora is daar bijzonder
weelderig. Duizend Meter boven de zee groeit het edelweis er in overdaad. Langs de
beekjes der lagere berghellingen bloeien het viooltje, de boschroos, het vergeet-me-nietje en
allerlei bloemenheesters.
Wanneer men langs het Hooker-dal omlaag gaat, heeft men een prachtig gezicht op den
Tasman-glctscher, den vermaardsten glctscher der Zuidelijke Alpen, en door het gansche dal,
omlijst door besneeuwde toppen en prachtig begroeide heuvels, zijn de weelderige oevers der
rivier bedekt met bloemen en bloeiende struikgewassen. Reusachtige berg-lelies en alpen-
madeliefjcs wisselen af met viooltjes en pimpernellen.
De Hochstetter waterval van den Tasman-gletscher wordt beschreven als een bevroren
Niagara, anderhalven Kilometer breed, van een hoogte van 1600 Meter nedergolvend in
melkwitte golvingen langs een ruige berghelling die meer dan 4000 Meter hoog is, een
bontkleurige bevroren waterval, waarvan de holten tooverachtig blauw getint zijn en de
uitstekende spitsen als tallooze vurige punten gloeien. Aan den voet van die ijshelling treft
men wonderschoone ijsholen en grotten aan, glinsterend in den vreemden glans van terug-
gekaatst licht, terwijl de bodem als belegd is met sierlijke in purperglans stralende vijvertjes.
De Hochstetter Ijs-spelonk is een der wonderen van deze onbeschrijfelijk schoone streek,
een grot of hol, met lichtblauwen glans te midden van een warreling van torens en koepels
van ijs, die de bctooverende kleuren van de ondergaande zon opvangen en weerkaatsen, een
wereld van vurig ijs met schitteringen van rosé, heliotroop en blauw. Beschenen door het
ongetemperde maanlicht lijkt de omgeving een tooverwereld en men zou zich kunnen ver-
beelden dat in die prachtige holen ijsgeesten toefden, ver van de aardbewoners van de
bloemenvelden, die de dalen in de laagte bedekken. In die witte wereld der Zuidelijke Alpen
-ocr page 310-
AUSTRALIË.                                                               277
ontspringen duizenden stroomen, die onder een stevig ijsdek zich een weg omlaag banen,
heel in de laagte te voorschijn komen en bruisend en schuimend van ijsbocien bevrijd naar
boschrijke landouwen stroomen.
De Blauwe Bergen, Nieuw Zuid-Wales. De Blauwe Bergen in Nieuw Zuid-Wales
vormen een landschap, op welks bezit elk land trotsch zou kunnen zijn. Deze bergketen,
waarvan de Beemarang-berg, bijna 1100 Meter hoog, de hoogste top is, maakt deel uit van
de Groote Corderillera, die ongeveer 130 Kilometer lang evenwijdig met de kust loopt.
De Blauwe Bergen bestaan uit ijzerhoudende zandsteen, waarvan de rotsen en bcrgplateau\'s
zich steil verheffen boven de enge dalen, dicht begroeid met varens en andere weelderige
bladplantcn.
Aan den voet der bergen, ongeveer 58 Kilometer van Sydney, liggen de Emu-vlakten,
waarna het terrein geleidelijk klimt tot het aan het westelijk uiteinde een hoogte van ruim
1000 Meter boven den zeespiegel heeft bereikt. Ten westen van de Emu-vlaktcn vindt men
de Sassafras-kloof, niet ver van Springwood, en deze loont een bezoek alleszins. De kloof is
zeer diep en is bedekt met een dik varen tapijt, aan beide zijden overschaduwd door ontzag-
lijkc overhangende rotsen, en uitloopende op een schilderachtige lagune. Bij Faulconbridge
78 Kilometer verwijderd van Sydney krijgt men voor de eerste maal den Hav-berg in \'t oog.
Deze trotsche bergtop vormt een der steile hellingen van het diepe ravijn, het (irose-dal geheeten,
een hoogte van duizend Meter bereikend. Steeds verder in westelijke richting voortgaande,
komt men in een wilde, romantische streek, waarvan de blauwgetinte heuvels dicht achter
DE HOCHSTETTER. IJS-SPELONK.
Deze prachtige lichtblauw getinte grot ligt in den Hochstetter IJsvallen, omgeven door besneeuwde
bergtoppen. Wonderschoon is vooral de speling van het zonnelicht in die grot.
-ocr page 311-
DE WONDEREN DER WERELD.
278
elkander zich verheffen tot op verren afstand. Ruim 800 Meter hoog verheft zich daar de
hoogste top van dit deel, de Lawson.
Weldra is nu ,,\'sKonings Tafelland" bereikt, een prachtig „voorgebergte" vooruitspringend
in het Jamiesondal, waar dikwerf schoone neveleffecten zijn waar te nemen. Een andere
bijzonderheid vormen de wonderlijk verweerde zandstcenrotsen, waarin strepen ijzerroer
in dunne lagen scherpe reliëflijnon vormen. Ten noorden er van vindt men de prachtige
Wentworth-watervallen, als een stroom gesmolten zilver in drie vallen van meer dan 300 Meter
nederbruisend in de kolk aan het begin van de kloof. De laatste val is zoo hoog, dat het
nedervallende water als stol uiteenspat. Zich een pad zoekend door het indrukwekkende,
schilderachtige landschap, bereikt men de Laura-watervallen, door velen als het schoonste
deel der Blauwe Bergen beschouwd. In de nabijheid er van verheft zich een rotsheuvel,
waarvan de top gevormd wordt door drie spitsen, en die daarom „de Drie Gezusters" is
DE BLAUWE BERGEN, NIEUW ZUID-WALES.
Een gezicht op de Blauwe Bergen bij de Govett\'s Sprong; de bergen verheffen zich
loodrecht aan beide zijden van de engte, die dicht begroeid is.
gedoopt. Niet ver daarvan staat de „Verweesde Rots", een groote zuil van grijzige steen,
welke los van de hoofdmassa zich hoog ten hemel verheft. Meer naar het westen, bij
Blackhcath, vindt men den vermaarden „Govett\'s Sprong", een naar omlaag stortende water
massa, door den wind heen en weer bewogen als een bruidssluier, waarbij de eigenaardige
kleurcontrastcn en golvingen, die daardoor ontstaan, een bctooverend effect maken. In de
nabijheid daarvan ligt „Het hol van de Zeemeermin", den bezoeker als \'t ware een kijkje
gunnend in een tooverland.
Op eenigen afstand, in zuidwestelijke richting treft men de vermaarde Jenolan-grotten
aan, waarvan we te voren reeds melding hebben gemaakt. De Blauwe Bergen met hunne
tallooze heuvels en ravijnen, hunne duizenden dalen, die zich als de golven van den Oceaan
naar de gezichteinder uitstrekken, hunne honderden watervallen over de rotsen bruisend en
vallend, geven natuurtafereelen van zeldzame grootschhcid te aanschouwen.
-ocr page 312-
-ocr page 313-
280                                    DE WONDEREN DER WERELD.
ƒƒ{?/ Venetië van Nan-
Matal.
— Op de oostkust
van Ponapé, een klein eiland
bij den oosthoek der Caro-
linen-grocp in het noord-
westelijk deel van de Stille
Zuidzee ligt een merkwaar-
dige oude waterstad, Nan-
Vfatal (d. i. „de plaats der
Matal of kanalen") geheeten,
welke bestaat uit een op-
eenhooping van meer dan
vijftig kunstmatig ge vormde
eilandjes van verschillende
grootte, die van elkaar zijn
gescheiden door een net van
kanalen.
Enkele dier eilandjes
zijn niet meer dan een
stcenen platform, dicht be-
groeid door een warreling
•\'T W
^-
\'JA*\'   \\\'
.*#
*                       t Ai
•f*
k               i
U :: ;
**r
van slingerplanten, varens
~          *v> t>, \'/
en laag struikgewas, zich
ffs. >
maar enkele decimeters
boven het water verheffend,
terwijl andere voorzien zijn
van stevige, hooge muren
welke geplaveide ruimten,
afgebakende pleinen en
voormalige begraafplaatsen
\'/ƒ=>: r
omgeven. Alle zijn gemaakt
van prismatische basalt-
blokken kruiselings op
DE HOOFDINGANG VAN HET HEILIGDOM VAN NAN-TAUACH.
De ingang ligt rechts van de omgevallen bazaltzuil en wordt be-
8chaduwd door een grooten Ikoik-boom, met donker gebladerte en
vuurroode bloesemtrossen.
elkaar gelegd in het ondiepe
water.
De merkwaardigste der
grootere eilanden van het
Nan-Matal Venetië zijn Itet, in het zuiden, Pan-Katara, in het midden en Nan-Tauach in het
noordoosten. Op Itet leefde volgens de sage der inlanders, een „Ft" of heilige paling van
cnormen omvang Hij woonde in een lange steenen hut met muren, die 1.5 Meter hoog en
1.2 Meter dik waren, omgeven door een klein plein. Op een vloer werd geregeld voedsel
nedergclegd, soms de ingewanden en het vleesch van een schildpad, soms ook het lijk van
een slaaf of een krijgsgevangene.
Pan-Katara ligt ongeveer driekwart Kilometer ten noorden van Itet. De naam beteekent
„de Plaats der Proclamatie" of „het gouvernementsgebouw". Het was de plaats voor de
jaarlijksche bijeenkomst van het parlement van Matal, koning, priesters, opperhoofden en
burgerij, allen te zamen.
De noordhoek van den in puinhoop gevallen muur, die weleer de gewijde plek op Pan-
Katara omgaf, verheft zich nu nog 9 Meter boven het water.
Nan-Tauach, „de Plaats der steile Muren", het grootste en belangrijkste bouwwerk der
ruïnen van Nan-Matal, ligt ongeveer 3 Kilometer ten noorden van Pan-Katara, een weinig
-ocr page 314-
AUSTRALIË.
281
rechts van het eilandje Uchentau. Het heeft een nagenoeg vierkanten vorm en een oppervlakte
van ongeveer 7800 vierkante Meter.
Langs den waterkant ligt een terras van reusachtige basaltblokken, ruim 2 Meter breed,
dat omgeeft een stevig gemetselden muur, 5 Meter breed en 7 tot bijna 14 Meter hoog.
Knkelc der basaltblokken, welke voor den bouw zijn gebruikt, zijn 31/, tot 4 Meter lang,
een Meter breed en iets minder hoog. De bouwwijze is massief en maakt door de soberheid
inderdaad indruk, terwijl de basaltblokken beurtelings overdwars op elkaar gelegd zijn.
De buitenste muur is 60 Meter lang en 37 Meter breed, de eenige ingang is een breede
poort aan de westzijde, naar den kant van Uchentau, en een klein vervallen portaal in den
noordoosthoek. Bij de landingsplaats is de muur ruim 8 Meter dik en aan de rechterzijde
ongeveer 10 Meter hoog. Hij is daar echter bijna geheel aan het gezicht onttrokken door
een grooten „Ikoik" ot „Kanawa-boom, een prachtigen smaragdgroenen looverboom, waaraan
tusschen \'t dikke gebladerte kleine vuurroodc bloemtrossen als kooltjes vuur gloeien. Achter
den muur ligt een ruime „Uu" of binnenhof, bedekt met brokstukken van reusachtige om-
gevallen zuilen, bedolven onder slingerplanten, varens en struikgewas van afwisselende
hoogte, dat er tusschen is ontsproten.
Een binnenplein, gesierd met een vooruitstekende fries of kroonlijst, van een sprekend
Japansch karakter, wordt gevormd door een tweede ommuring, 28 Meter lang, 25 Meter
breed, 3 Meter dik en 5 tot 6 Meter hoog.
Het centrale gewelf van Nan-Tauach is een zeer opmerkelijk bouwwerk. Het is overdekt
door een laag basaltrotsen van groote lengte en dikte en doet denken aan de grafkelders van
het geheimzinnige volk, dat nog vóór de Aino\'s in Japan woonde. Volgens de bij de inboor-
NAN-TAUACH.
De noord-oostelijke hoek van den buitenmuur van Nan-Tauach, overschaduwd door een reusachtigen
Aio of Indischen Vijgenboom, welks wortels zich diep tusschen het metselwerk hebben ingedrongen, tegelijk
met Micronesische hertstong of vogelnest-varens, waarvan de bloemscheeden bijna twee Meter lang zijn.
-ocr page 315-
2S2
DE WONDEREN DER WERELD.
lingcn in omloop zijnde sage is dit gewelf het praalgraf van koning Chau-te-Leur, een krachtig
vorst uit oude tijden, gesneuveld in den strijd met een legermacht, die, met een groote vloot
uit het zuiden gekomen, een inval had gedaan. De aanvoerder zou geweest zijn een woest en
ontzagwekkend strijder, Icho-Kalakal geheeten, die nu vereerd wordt als een zeer gevreesde
plaatselijke godheid, de krijgsgod, en als de stamvader van het geslacht der Ichi-pau, de
vorsten der Metalanim.
Blijkbaar dagteekencn deze bouwvallen uit lang vervlogen dagen; trouwens de aan-
wezigheid van groote woudboomen, zooals de reusachtige Indische vijgeboom, is wel
een bewijs voor den hoogen ouderdom. De lange wortelvertakkingen, waarop deze boomen
stoelen, zenden onophoudelijk myriaden dunne worteldraden uit naar elk spleetje van het
DE ARATIATIA-STROOMVERSNELLINGEN.
Ongeveer 5 Kilometer van Wairakei baant de Waikato zich met groote snelheid een weg door een
nauwe rotsbedding van 15 Meter breedte en vormt daarbij schuimende watervallen, bruisende stroom-
versnellingen en diepe poelen.
metselwerk, en als deze in omvang toenemen, wrikken zij geleidelijk de enorme rotsblokken
van hun plaats.
Heel veel licht omtrent den oorsprong van deze „stad der wateren" verschaft de
overlevering niet; de bouwvallen zijn intusschen zeker niet van Javaansche herkomst, de
architectuur er van herinnert volstrekt niet aan den Boeroc-boedoer of aan de Sivatempcls
van Brambanan.
Javaansche kolonisten hebben evenwel ongetwijfeld Ponapé bezocht, want het Kiti-district
op de zuidwestkust telt een aantal echt Javaansche plaatsnamen en de taal der opperhoofden
of de hoftaal van het eiland is doorspekt met Javaansche woorden.
Deze bezoekers kwamen echter ongetwijfeld als veroveraars en brachten er beschaving
-ocr page 316-
v
I
_* a
c g
<
Di
X

H
il
h
UI
ï S
00
(0 v—
S
"0
0
O
T3
T3
E
E
0
>
il
M
c
o
o
-ocr page 317-
mm:^\'-
o
r
•o
i
D
m
W
O
m
•v
m
H
m
I
5
H
m
m
f
n
a
09
n
er
i
o.
3
3
-ocr page 318-
AUSTRALIË.
285
van later tijd, doch waren geen architecten. Een zonderlinge oude legende van Ponapé
verhaalt, dat het Nan-Matal-Venetië is gebouwd door de toovermacht van twee groote
vorsten van de aloude Ani-Aramach, of reuzen, Olo-sipa en Olo-sopa geheeten, die door
krachtige toovcrmiddelen onzichtbare geesten dwongen de ontzaglijke steenmassa\'s door het
luchtruim te dragen naar de aangewezen plaatsen.
Misschien hebben in ouden tijd Japansche avonturiers Ponapé ontdekt vóór de Maleiers
en Javanen, en hebben de onbeschaafde plompe reuzen van het oude Oceanitische ras een
handje geholpen om zulk een bouwwerk als de waterstad van Nan-Matal te ontwerpen.
Japan toch is rijk aan watersteden, wemelt van grachten en kanalen en de oude Japanners
waren zeer bedreven in
het gebruik van rotssteen
bij hunne bouwwerken.
Een ander bewijs is
dat ongeveer 400 Kilo-
meter zuid-zuidoost van
Ponapé ligt een lagune-
eiland, Lele geheeten. Dit
lapje grond, slechts een
paar vierkante Kilometer
groot, is omgeven door
steenen kaden en pieren,
en bedekt met de over-
blijfsclen van groote cyclo-
pische muren van basalt-
blokken van buitenge-
wonen omvang en door-
sneden door met mcnschon-
hand gegraven kanalen.
Op eenigen afstand van
de kust ligt een rcus-
achtig vervallen fort, met
muren die vijf Meter dik
en vijf tot tien Meter
hoog zijn.
Men zou kunnen aan-
nemen, dat dit het werk
is geweest van een of
anderen Dai-Miyo of
leenman uit Zuidelijk
                         °E HEETWATER-VALLEN VAN TIKITERA.
Tapan, die na een binnen-                ^en 8troom nee\' water springt over een reeks van rotsen omlaag,
landschen oorlog ver-
bannen, uit Nagasaki, Hiro-Shima of Osaka vertrokken is met een flink oorlogsschip,
misschien wel met een kleine vloot, en deze kleine plaats heeft veroverd.
De cyclopische vesting van Lele heeft in vele opzichten hetzelfde grondplan als het
oude leenheerlijke kasteel van Osaka, doch is natuurlijk wat kleiner van omvang.
Het Witte Terras, Tattpo. — De vulkaan Tarawera, die in Juni 1886 de roode en witte
terrassen verwoestte, maakt in de groote vulkanische keten deel uit van den Taupo-zone. Het
meer Taupo echter en zijn Witte Terras lagen te ver verwijderd van de uitbarsting om er
schade van te ondervinden. Het meer heeft een oppervlakte van ruim 390 vierk.
Kilometer en het Witte Terras ligt ongeveer 30 Meter boven den oever er van. Een
-ocr page 319-
DE WONDEREN DER WERELD.
286
„DE INFERNO" IN HET DAL VAN TIKITERE.
„De Inferno" is de grootste poel met kokend water in het dal van Tikitere. Het is een sombere kuil
of put, waarin een groote modder-geyser in volle werking is.
tweede terras, niet zoo mooi evenwel, vindt men ongeveer 120 Meter boven het meer. De
Maori\'s hebben aan den ontdekkingsreiziger Yon Hochstctter verzekerd, dat het Witte Terras
eenmaal gelijk stond met den spiegel van het meer, welke sedert zoo sterk is gedaald,
doch geen der inboorlingen had dien toestand met eigen oogen gezien. De gansche streek
van de Taupo-zone is een verzameling heete bronnen, solfatara\'s, warme beekjes en sprin-
gende gc)-sers en men mag wel aannemen, dat, terwijl de Roode en Witte terrassen gedu-
rende eeuwen slechts bij een handvol Maori\'s bekend was, andere niet minder mooie
terrassen verborgen liggen achter de wilde warreling van bergen en meren in die landstreek.
Enkele Kilometers ten zuiden van de Kakaramea, ook een vulkaan van de Taupo-zone, ligt
het „Sleutelbloem-terras" te midden van een groep heete bronnen en zwavelfumarolen. „Ken
der grootste dezer bronnen", schrijft professor Thomas, „heeft een neerslag van sintels ge-
vormd, welke met den naam „Sleutelbloem-terras" is gedoopt. Op den afgeplatten top van
een kleine hoogte ligt een verhevenheid van geyserstoffen, ongeveer 3 Meter in middellijn.
In het midden ziet men een groote ronde poel, waarvan de kant wordt gevormd door een rand
van dergelijke stollen, sierlijk gekarteld.... Het water loopt langs een zachtglooiende hel-
ling en verspreidt zich waaiervormig. De bodem is bedekt met grijswitte stoffen, die zich in
sierlijke geribbelde lagen afzetten. Rechts ligt een poel van donkergele of soms oranje-
roode modder, die deze kleur heeft te danken aan de aanwezigheid van seleniumhoudende
zwavel.
Het water van het terras stort zich als een waterval in een kloof, en zoowel de val als
-ocr page 320-
AUSTRALIË.
287
de bedding van den stroom is omzoomd door witgrijze sintels, terwijl kleine warme bronnen
langs de rivier ontspringen.
Het Dal van Tikitere. — Ken rit van eenige uren van Rotorua brengt den toerist naar
het dal van Tikitere, in de nabijheid van den befaamden berg Tarawera. Ken deel van dat
dal is „de Poorten van Hades" gedoopt, doch in tegenstelling met de gebruikelijke beschrij-
ving van de Hades zijn de schoonheden even wonderbaarlijk als de verschrikkingen. De
hydrothermale werking is er zoo groot, dat de bodem in de omgeving er van voortdurend in
trilling is. In het midden van het dal liggen twee meren van kokend water, met modder-
vulkanen en heete bronnen, die voortdurend in werking zijn. De „Soepketel" is een der meest
bekende heete modderpoelen van Tikitere en „de Inferno" is de voornaamste der warm-
waterbronnen. Van de merkwaardige thermale wonderen van het landschap mogen we niet
ongenoemd laten de Heetwater-vallen van Tikitere, die tusschen met varens bezette oevers
van een rotsachtige helling omlaag stroomen. Deze „Poort van Hades" zooals Tikitere is
gedoopt, toegang gevend tot een hel van vulkanische verschijnselen, wordt niet betreden
door hen „die alle hoop hebben laten varen," doch voornamelijk door hen, die nieuwe
levenskracht willen opdoen door in de warme minerale wateren te baden, of gaarne willen
aanschouwen de ongewone en indrukwekkende natuurverschijnselen van het landschap. De
gansche omgeving is zeer boschrijk en tal van stroomen doorsnijden haar.
De bonte verscheidenheid van natuurtafereelen maakt de streek zoo belangwekkend. Men
vergeet alle vrees voor den dampen uitstootenden en trillcnden bodem, wanneer men blikt
AL WAT VAN WAIROA IS OVERGEBLEVEN.
Wairoa was een vreedzaam dorp, tusschen groen geboomte gelegen aan een meer, totdat in 1886 op
een nacht de Tarawera zonder eenige waarschuwing uit een slaap van eeuwen ontwaakte en het dorp
geheel verwoestte.
-ocr page 321-
DE WONDEREN DER WERELD.
288
naar de blauwe meren, de schaduwbiedende wouden, de smalle, heldere stroomen. Het is
een schilderachtig wonderland, trots den Inferno van het dal, en het donkergroen van het
loover der omringende heuvelen vormt een schoone tegenstelling met de als sneeuw
glinsterende terrassen en het rood en geel van het omringend geboomte.
Ijsbergen. — Ten gevolge van den bolvorm der aarde en den schuinen stand van haar
as wordt een deel van het Noordpool" zoowel als van het Zuidpoolland gedurende een deel
van het jaar niet door de zon beschenen. Natuurlijk is het gevolg van deze ontstentenis van
alle zonnewarmte, dat dit deel van het aardoppervlak voortdurend met een ijsklced is o ver-
dekt en er harde vorst heerscht gedurende de lange en sombere nachten.
Reusachtige gletschcrs, sterk gelijkende op de groote ijsveldcn der Alpen, strekken zich
EEN IJSBERG IN HET ZUIDPOOLLAND.
De ijsbergen van het Zuidpoolland verbazen door hun buitengewone grootte. In tegenstelling met die van
de Noordpool, zijn zij weinig door het water ingevreten en soms zijn ze meer dan 75 meter hoog.
uit alom tusschen de eindelooze sneeuw vlakten, glijden geleidelijk van de bergen en heuvels,
waarop zij zijn ontstaan en bereiken ten slotte de kust der zee. Op den weg daarheen wordt
op de onderliggende sneeuw een verbazende druk uitgeoefend en als nu de oceaan is bereikt
is het een reusachtige ijsmassa geworden, waartegen de golven onafgebroken klotsen, met het
gevolg, dat de uitstekende gedeelten zich losmaken en de zee indrijven in de richting, die
de stroomingen aangeven. Deze ijsbergen verschillen onderling zeer in grootte; er zijn zeer
kleine onder, andere zijn zeer omvangrijk en bereiken een belangrijke hoogte. Men heeft
berekend, dat slechts het een negende gedeelte van een ijsberg boven het zeevlak uitsteekt,
zoodat hij negenmaal grooter is dan hij zich voordoet.
Ijsbergen zijn door reizigers vaak ten onrechte beschouwd als kleine, door sneeuw bedekte
eilanden, daar bij vele, tengevolge van de inwerking der golven inhammen worden waargenomen,
-ocr page 322-
AUSTRALIË.
28<>
die op kleine baaien gelijken
en dus de illusie nog ver-
grooten.
Een allerinteressantst
gezicht, zoo\'n aantal ijsber-
gen in de verte! Zij kunnen
allerlei vormen aannemen en
men behoeft de verbeelding
maar weinig in te spannen
om daarin torens, kerken,
obelisken en pyramiJen, ot
wel een drijvende borgketen
te zien. De grootschheid van
het schouwspel wordt ver-
hoogd door de langzame,
statige bewegingen, waar-
door de sneeuwwitte kanten
en uitsteeksels beurtelings
in het zonnelicht schitteren
als kristal. Wanneer deze
ijsbergen van het land van
ijs en sneeuw naa r warmer
gewesten afdrijven, smelten
zij, de omvang vermindert
geleidelijk en ten slotte ver-
dwijnen zij in de wereldzee.
Wairoa. -Hctinboor-
lingendorp Wairoa was
vroeger, vóór de uitbarsting
van den Tarawera in 1886,
een der mooiste punten van
het Geyserland van het
noordelijke Eiland, door
een weg verbonden met
op 15 Kilometer afstand,
DE DUIVELSBRUG, WAIOTAPU.
De natuur heeft een gevaarlijke brug geworpen over deze diepe kloof,
uit welker geheimzinnige diepte zwaveldampen en onheilspellend gebrom
opstijgen, getuigende van het vulkanische karakter van de streek.
van Tarawera en het
Rotomahameer. De oude weg van Rotorua was van betooverende schoonheid, de hellingen
waren dichtbezet met vuurboomen (Nieuw-Zeelandsche eiken) en bloeiende bremstruiken en
daartusschen slingerden zich glinsterende en schuimende beekjes. Doch in den rampzaligen
nacht, dat de vulkaan Tarawera zonder ecnige voorafgaande waarschuwing uit een slaap van
eeuwen ontwaakte en modder, lava en stcenen uitstortte over de dalen aan zijn voet, werd
Wairoa verwoest. „Wairoa is verdwenen!" was de jammerkreet der inwoners van Rotorua
toen de uitbarsting tot rust was gekomen en het licht zich door de dampen baan brak, zag
men een tooncel van ontzettend droevige verwoesting. Al wat van het dorp was overgebleven
waren de daken en verbrijzelde balken van den ouden molen, bruggen en ware\'s, halfbedolven
onder asch en stollende lava. Alle weleer zoo bloeiende heuvels, groenende dalen en vroolijke
beekjes, mijlen ver in den omtrek, waren verwoest, bedekt met leikleurige modder, het
te voren zoo schilderachtige meer was een leelijke kuil, ingenomen door talrijke vulkanische
kegels en geysers, en waar eenmaal de vermaarde roode en witte terrassen lagen, gaapte
een afschuwelijke afgrond.
De Wonderen der Wereld.                                                                                                                              20
-ocr page 323-
. M r
|
"«.
DE SUTHERLAND-WATERVALLEN.
Deze vermaarde waterval, in het Arthur-dal, op Nieuw-Zeeland, ia 640 Meter hoog, en dus de hoogste
der wereld. De val is gesplitst in drie gedeelten, een van 270, een van 250 en ten slotte een van 120 Meter.
-ocr page 324-
L\'00
DR WONDEREN DER WERELD.
HOOFDSTUK XI.
Naar L. ALIEN BAKER.
De Sutherland-watervalltn. — In het Fjordcnland van liet zuidelijke eiland van Nieuw-
Zeeland, 11 Kilometer van Milford, liggen de Sutherland-watcrvallen. Doch meer in trek is
de weg naar de watervallen, welke van het Te Anau-meer door 50 Kilometer prachtige wilde
natuur voert. Het pad door het Fjordcnland loopt op eenigen afstand van de Clintonrivicr,
die zich een weg baant door de groote canon — een onstuimig bruisenden en schuimenden,
DE REUZENSOEPKETEL, WAIOTAPU.
Op de oppervlakte van dezen modderpoel vertoonen zich onafgebroken gasblazen, die uileen-
spatten en op de massa allerlei figuren doen ontstaan.
ijskouden stroom — langs kleurrijke natuurtooneelen, tusschen rotsen, 1009 en 1200 Meter hoog,
waarachter zich op 2000 en 2500 Meter hoogte sneeuwbergen verheffen, waarvan de koppen in de
wolken verdwijnen De weg door dit wonderschoone dal loopt voor een groot deel door
wouden, die zelfs de granieten rotsmuren bedekken. Boschjes van vuurboomen prijken metroode
bloesems, clematis, waarvan de blankheid het wit der bergen evenaart, rusten als een sneeuw-
laagje op het loover der donkere bcukenboomen of vormen samengestrengcld met haar roodc
zuster, sierlijke guirlandes van boom tot boom. Slanke palmvarens groeien welig overal, en
over de lange boschpaden, bedekt met een dik tapijt van mos en van de sinds eeuwen afge-
vallen bladeren,
         bruin, goud en groen van tint — laat het looverdak, dat ze overhuift,
slechts een getemperd groen licht door. De stilte des wouds wordt enkel verbroken door
het zonderlinge gekrijsch van de Weka\'s en andere inlandsche vogels. Als men in de nabijheid
van de Sutherland-watcrvallen komt, hoort men machtig gedaver van wateren, — niet enkel
van deze watervallen, doch tal van schuimende beekjes en stroompjes storten zich langs
-ocr page 325-
EEN IJSGROT IN HET ZUIDFOOLLAND.
Dit en het volgende kijkje in ijsgrotten in de nabijheid van den Erebus zijn naar photographieën, genomen
op de vermaarde expeditie van Shaekleton nnar de Zuidpool.
-ocr page 326-
202                                   DE WONDEREN DER WERELD.
steile hellingen en banen zich een weg door nauwe spleten en ravijnen. Alom ziet men water-
vallen en vele dier vallen zijn zoo dun, dat de wind ze heen en weer beweegt. Alom verrijzen
er bergen. Kn in dit paradijsachtige wonderland van besneeuwde bergtoppen en wonder-
heerlijkc bosschen en stroomen maken de Sutherland-watervallcn een sprong van (40 Meter
in drie tempo\'s. De geheele hoogte is, zooals we zeiden, 0-10 Meter, de eerste val is ruim
270 Meter, de tweede 250, de derde 120 Meter, doch het is één geheel, geen reeks van
watervallen.
WaiotapH. — Waiotapu, een der drie wondervolle geyser-dalen van het land der warme
bronnen, ligt een dertigtal Kilometers van Rotorua verwijderd. Naar den kant van Wairoa,
op cenigen afstand gelegen van het dal dat weleer een woud van vuur-ciken is geweest, ziet
men nog vele sporen van de uitbarsting. Op den top van den heuvel heelt men een blik op
den ontzettenden krater van den Tarawera en de prachtige Munga-Kakaramea, ,,Berg der
Gekleurde Aarde" of „Regenboogberg" verrijst als een statige schildwacht voor den ingang
van het dal. De kleurenbontheid der hellingen en de talrijke spleten en ravijnen zijn wel
bewijzen voor een krachtige werkzaamheid van den vulkaan in vroegere tijden — tijden
echter, die reeds zoo lang achter ons liggen, dat varens en lommerrijke hoornen de rotsen
van den krater beschaduwen.
Bij den boven-Waiotapu li.ii\'t de hier afgebeelde modder vulkaan, met den naam „Reuzen-
soepketel" gedoopt. Het is een kegelvormige heuvel, ongeveer 3.5 Meter hoog, van boven
open, en gevuld met kokende modder, die aan soep doet denken. Aan de kokende oppervlakte
doen gasbellen modderkluitjes opspringen, die, als zij weer in den pot vallen, gelijken op
EEN IJSGROT IN HET ZUIDPOOLLAND.
De grot is geheel en al gevormd van sneeuw, die door de ontzaglijke drukking tot ijs is geworden.
-ocr page 327-
AUSTRALIË.                                                               \'293
DE YARRANGOBILLYGROTTEN, NIEUW ZUID-WALES.
De stalactieten in Salomo\'s tempel, zooals deze grot is gedoopt, munten uit door kleurenpracht en sierlijke vormen.
bloemen en rozetten. Aan een der kanten is een trapje aangebracht, zoodat de bezoeker een
blik in het inwendige van den soepketel kan werpen.
Een andere merkwaardigheid van Waiotapu is de groote fumarole „de Duivelsbrug", die
gelijkt op een brug over een afgrond; nu en dan hoort men er geluiden uit opstijgen,
herinnerend aan „het meer van vuur en zwavel", in een andere streek.
Henige mijlen verder, aan den voet van den Paeroa-berg, eveneens buitengewoon rijk aan
warme bronnen, ligt Waikitc met zijn rivier van heet water, stroomend door een park van
schaduwrijke boomen en bloeiend struikgewas.
De IJsgrotlen in het Zttidpoolland. — In zijn werk, getiteld: „in het Hartje van Zuid-
poolland\' schrijft professor Douglas Mawson over de schoone ijs- en sneeuw formaties in de
omgeving van Cape Royds:
„In den herfst wordt zeeschuim, dat aan de kust wordt geworpen, in ijs veranderd. Aldus
vormt zich geleidelijk een ijsmuur langs de kust en veelvuldig komen daarin grotten en holen
voor, die kalksteenholen van buitengewone schoonheid, rijk aan stalactieten van enkele Meters
lengte en stalagmieten, alles van ijs vormen. Deze formaties zijn daardoor ontstaan, dat hei
zoutrijkc zak water, dat van den bovenkant afdruipt, bevriest en aldus de kegels steeds
grooter worden. Daar het water, zooals wij zeiden, zeer zoutrijk is, vormen dergelijke
stalagmieten zich slechts bij bijzonder lage temperaturen."
De in deze aflevering opgenomen illustraties geven een denkbeeld van deze prachtige
grotten in het land van de Zuidpool.
Salomo\'s Tempel, Yarangobilly-grotten. — De grotten van Nieuw Zuid-Wales zijn
gelegen in de schoonste streek des lands tusschen de heuvelen en dalen der Blauwe Bergen,
-ocr page 328-
294
DE WONDEREN DER WERELD.
ver verwijderd van alle menschengewoel, waar de wallaby\'s vrijelijk rondloopen kunnen.
Reeds de weg naar de grotten door steile bergengten en dalen met grootsche en
prachtige vergezichten bereidt den toerist voor op een der wonderbaarlijkste natuurtafereelen.
Grotten lijken alle wat op elkander, doch niet overal ontmoet men den wallaby op zijn weg,
niet overal ontrolt zich onderweg zulk een prachtpanorama voor uw oogen als den bezoeker
dezer grotten te beurt valt. Wanneer men de hoogste toppen heeft bereikt, waar de grotten
worden aangetroffen, blikt men over den eenen bergrug na den anderen, ziet men mijlenlangc
dalen aan zijne voeten en steken duizend bergen hunne toppen boven het boschrijke landschap op.
De grotten zijn niet van vulkanischen oorsprong; het water heeft ze gevormd. Ze liggen
in een kalksteenlaag, waardoorheen de ondergrondsche stroomen zich een weg gebaand
hebben, in den loop der eeuwen zonderlinge holen, tempels en grotten en tunnels, hebben
uitgegraven, waartegenover mcnschcnarbeid in het niet zinkt. De glanzende stalactieten en
stalagmieten nemen de wonderlijkste vormen aan, — standbeelden, vogels, fijn kantwerk,
sluiers en watervallen. Vele er van zijn zuiver wit van kleur, andere rood, geel, grijs of
abrikooskleurig. Wanneer deze ondergrondsche zalen van Aladdin door electriciteit worden
verlicht, glinsteren millioenen
edelgesteenten aan de wanden
en de toovcrachtige indruk wordt
verhoogd door het gezicht en
gcruisch van de ondergrondsche
waterstroomen.
„Salomo\'s Tempel" en de
andere grotten liggen in een
prachtvol Alpenlandschap, doch
de schoonheden van de boven-
wereld vergeet men in den
ondcraardschen tempel, door de
Natuur geschapen, lang voordat
de mensch zijn heiligdommen
oprichtte. De ruimte is gesierd
met op koraal gelijkende drape-
rieën en grillig gebeeldhouwde
zuilen en, zooals de naam aan-
duidt, had het een der zalen
van Salomo\'s tempel kunnen
wezen.
De Brug over de Hawkes-
bury. —
De brug over de Haw-
kesbury in Nieuw Zuid-Wales,
een der wonderen der hcden-
daagsche techniek, werd ont-
worpen om twee groote deelcn
van het spoorwegnet met elkaiv
der te verbinden, het eene met
Sydney als uitgangspunt en met
vertakkingen naar het westen,
DE YARRANGOBILLY-GROTTEN IN NIEUW ZUID-WALES.         het zulden en hct zuidwesten,
het andere uitgaande van de zee-
Getooid met glanzende torens en zuilen, met steenen draperieën,          .            .,,,...,                        o i
.... jij.               j j                   j l.            a ( ui         kust, 160 Kilometer van Sydney
schitterend als diamanten, doen deze grotten denken aan de tabel-                                                                J        J
achtige pracht van een paleis van Aladdin.                                                         en de Verbinding bezorgend
-ocr page 329-
Z>      o
ca   
<      V
X 
CC g
>   "&
O    •
O   "*
D   „•
£Q 2
\'S
üJ s
Q <
c
(0
>
M
c
c
o
I
3
mmnm
^^^CTflD^^H^C
-ocr page 330-
DE WONDEREN DER WERELD.
296
met het noorden en met
Oueensland.
Op het punt, waar
de brug moest worden
geslagen, ongeveer 11
Kilometer van de kust,
stonden de ingenieurs
tegenover een zeearm,
meer dan twee Kilometer
breed. De brug is, volgens
het verslag van de bouw-
meesters, van oever tot
oever zeven spanningen,
elk van 138 Meter, groot,
gemeten van de uiteinde
der pieren. De grond-
vesten der pieren be-
stonden uit cement, in
stalen caissons, terwijl
het bovenwerk der pieren
van metselwerk is. De
bovenbouw der brug is
natuurlijk geheel van
staal, de twee voornaanv
ste draagbnlken van elke
spanning zijn 136 Meter
EEN VOORHISTORISCH BOUWWERK, TONGA.
Deze „trilithon" is zoo oud, dat de geschiedenis er van is vergeten. Een
raadsel is het voor ons twintigste-eeuwers, hoe de middelste steen boven
op de andere recht opstaande steenen is gebracht, een hoogte van bijna
7 Meter, door een volk, dat geen werktuigen kende.
lang en liggen 9^ Meter
van elkander, daar de
brug voor dubbel spoor
is ingericht.
Bij de peilingen voor
den bouw bleek er een
modderlaag te liggen tot een diepte van 20 tot 80 Meter beneden hoog water. De grootste
diepte der grondvesten is 54 Meter beneden laag water; geen brug heeft dieper fundecring.
De bouw van de brug, waarmede twee en een halfjaar gemoeid was, kostte f 3.924.000.
In 1889 heeft de opening er van plaats gehad. Vóór dien tijd stoomden de treinen van Sydney
tot den oever en de passagiers werden dan overgezet naar de treinen aan de overzijde, die
naar de noordelijke stations stoomden. De plaats, waar de brug is gebouwd, is hoogst schilder-
achtig en woest; de rivier loopt trouwens door een prachtige natuur. Aan den westelijken
gezichteinder verheffen zich de Blauwe Bergen en zij vooral geven een indrukwekkend
karakter aan het landschap.
Een voorhistorisch bouwwerk op een der Tonga-eilanden. — De inboorlingen der Tonga-
en Samoa-eilandcn hadden vóór het Christendom er zijn intrede deed, vele wonderlijke goden.
De Tonganen schreven al hun kwaad toe aan den toorn der goede goden of aan de slechte
bedoelingen der booze goden. De Samoanen hadden een hoirleger goden, een voor elk dorp
en zij kenden een sage, verhalend van een tijd, dat enkel de hemel werd bewoond. Lang,
lang geleden vielen de hcmellingen in de zee, die de aarde bedekte en aldus werd de aarde
bevolkt. In een streek had men een steenen regengod. Wanneer er al te veel regen viel,
werd het beeld in het vuur gelegd om te drogen en aldus den regen te doen ophouden. Had
men last van droogte, dan werd het beeld in het water gedompeld.
-ocr page 331-
AUSTRALIË.
297
De Tonganen hadden geestelijke leiders, die, naar men beweerde, van de goden afstamden
en de meeste goden hadden ieder een eigen tempel en een eigen priester. Maar naar Bolotoo,
het verblijf der goden, waar de zielen der aanzienlijken onmiddellijk na den dood in mensche-
lijke gestalte hunne intrede deden, gingen de „lagere standen" niet. Dit verklaart misschien
de zeldzaamheid hunner voorhistorische graven en monumenten. In haar boek „De wondcilijke
Zuidzee-eilanden" schrijvende over de graven van de hoofden der Tonganen van goddelijke
afkomst, verhaalt miss Beatrice Grimshaw „dat in vroeger eeuwen deze dooden werden
begraven in groote langwerpige ruimten omheind door ruwbehakte, nauw aaneensluitende
platen van de koraalriffen". Twee van dergelijke graven bestaan nog, doch zij zijn ouder dan
wat de Tonganen zich van hun
verleden herinneren, en geen
enkel feit geeft eenige opheI-
dering.
Het voorhistorische bouw-
werk op onze afbeelding op
pag. 296 heeft miss Hcatrice
Grimshaw blijkbaar op het oog,
waar zij schrijft: „Men vindt er
ook een „trilithon", een bouw-
werk van drie groote stecn-
blokken, op enkele mijlen af-
stands van de graven, waaronv
trent alle verhalen en sagen van
het eiland zwijgen. Handenarbeid
alleen kan dat bouwwerk niet
hebben opgetrokken De een of
andere mechanische inrichting
moet gebruikt zijn om den middel-
sten steen boven op de beide
andere te leggen. De vroegere
Tonganen wisten echter niets
van werktuigkunde en daarom
is dit een interessant vraagstuk
voor snuffelaars. De hoogte der
beide opstaande steenen is onge-
veer zeven Meter en de daarop
in een holte liggende steen is
een weinig korter."
Een kannibalen-tempel op
Nicuw-Gitinca. — De moderne
opvatting van een tempel houdt
geen verband met het kanniba-
lisme; het is enkel een plaats
van samenkomst voor geloovigen.
Doch de andere opvatting, als
een woonplaats der goden en een
offerplaats, is geheel van toe-
, f , r •                   EEN KANNIBALENTEMPEL OP NIEUW-GUINEA.
passing op de tempels of socie-
. •.         j             l i_ r-i i                             \'n overeenstemming met het afzichtelijke karakter van het kanni-
teiten der onbeschaafde heeren . •• • j . i           i           n- . . j i i i
balisme is de tempel gesierd met alligator-schedels, varkenskoppen
Van NieUW-Guinca.
                                      en leelijke gebeeldhouwde menschengezichten.
-ocr page 332-
29S
DE WONDEREN DER WERELD.
De eenige bekende afbeelding van een dezer kannibalentempels of „rabi\'s" danken we aan
Miss Beatrice Grimshaw, die in haar „Nieuw Nieuw-Guinea" verhaalt van hare onder-
zoekingstocht in het dorp van de Purari-delta, waar zij deze bijzondere „rabi" bezocht.
Evenals de huizen van het dorp, op hooge palen gebouwd en met den beganen grond verbonden
door smalle bruggen op wankele stutten van \'.> .Meter hoogte, kon de tempel slechts genaderd
worden langs een gebrekkigen toegangsweg. „Na een tocht in het verblindende zonnelicht en
de neerdrukkende hitte, slaakte men een zucht van verademing, wanneer\'men in het koele
duister van de rabi kwam. Het gebouw was verdeeld in vier afzonderlijke heiligdommen,
waarvan de eerste drie van elkaar gescheiden waren door wanden van houten zuilen. De
buitenste was de grootste en hoogste; hoe verder men in het gebouw kwam, des te enger
en lager werd het. Alligator-schedels lagen in regelmatige rijen op den grond, varkens-
kinncbakken hingen in
bundels langs de zuilen,
houten schilden waren
versierd met snijwerk,
voorstellende gezichten
van duivels, spoken, ka-
bouters, grappenmakers
of krijgslieden." De mcn-
schcnschedels zijn ver-
wijderd, want, hoewel
het nog altijd als een
heldendaad wordt be-
schouwd koppen te snel-
len, huldigt het Huro-
peesch bestuur toch
andere opvattingen.
De tweede afdeeling
van de rabi was een her-
haling van de eerste,
alleen wat grootcr alli-
gator-koppen en varkcns-
koppen en mooier wapens,
" b* I .
EEN HUIS OP NIEUW-GUINEA.
Ter wille van de veiligheid bouwt de bevolking haar huizen op palen.
Aldus is zij beveiligd tegen een overval van roovers zoowel als tegen over-
stroomingen, die in den regentijd vaak voorkomen.
desgelijks de derde. „Het
gaf den indruk alsof de
bezoeker werd voorbereid
op iets indrukwekkends."
Het geheim kwam
tot klaarheid. De vierde
kamer was het grootste heiligdom, het „onheilige der onheiligen", gewijd aan vier draken.
„Ze geleken eenigszins op alligators, hadden ook iets van haaien, doch zij waren bedoeld draken
voor te stellen, met puntige staarten en kleine vooruitstekende klauwen, roode oogen en
verdere drakenattributen. Ze waren vervaardigd van gevlochten teen en ongeveer 3 Meter
lang. Doch er werden nog meer andere dingen van verhaald dan dat ze tot sieraad dienden;
men zei, dat zij gebruikt werden bij godsdienstplechtigheden, waarbij een man in het rieten
omhulsel verborgen, voorstelde alsof hij het slachtoffer van een kannibalenfecst verslond,
hem doorstekend, wanneer hij in den bek van een der monsters werd geduwd."
Evenals de andere tempels wordt dit gebouw vaak gebruikt als societeitslokaal door de
jongelieden van aanzienlijk geslacht, die er een groot deel van den dag in doorbrengen.
Pt\' woningen der inboorlingen van Nieuw-Guinea. -- De afzonderlijke ligging van elk
-ocr page 333-
3
i
3
O
M
e
V
o £
H 2
.5 ï
3 2
O 2
o. o
o o
6 .5
o
\'M
£ o
<
O
UJ
3
O.
o
Du
o;
o
Q
p
UJ
UJ
11
II
ij
2
&
4
I
-ocr page 334-
DE WONDEREN DER WERELD.
300
HUTTEN OP NIEUW-GUINEA.
Volgens de ontdekkingsreizigers zijn deze hutten wel met vaardige hand, doch zeer onsterk gebouwd.
De vloeren zijn niets meer dan traliewerk, de veranda is de „huiskamer van het gezin."
eiland van de Australasië. is oorzaak, dat elk eiland zijn eigenaardigheden heeft en Nieuw-
Guinea is tot nog toe niet half doorvorscht
De geheimzinnigheid der grootc rivieren — rivieren als meren, krioelend van alligators —
boeit en betoovert den ontdekkingsreiziger, want zij stroomen door honderden mijlen van
oevers dichtbegroeid door cocospalmen en nipapalmen, waarvan de wortels diep in de
modder zijn verborgen en de bladerrijke kronen aan de hitte van de tropische zon zijn bloot-
gesteld, terwijl daarachter maagdelijke wouden zich uitstrekken.
De dorpen der inboorlingen en de tempels, die hier en daar de eenzaamheid der \\vilder-
nissen verbreken, zijn op palen gebouwd boven het water, bij wijze van veiligheidsmaatregel,
daar de rivieren de heirwegen zijn voor de koppensnellers, waarvoor dat vreedzame ras, dat
onder de sagopalmen, die de stroomen omzoomen, woont, hoogst bevreesd is.
De zonderlinge Nieuw-Guinecsche landwoningen zijn op palen gebouwd om veilig te
zijn voor het kruipende gedierte, evenals de aan zee gelegen hutten aldus beschermd
zijn tegen een bezoek van alligators.. Bruin, met palmbladen gedekt en zonder ramen,
met ver vooruitstekende dakranden, zijn deze woningen, daar enkel de ingangen licht
doorlaten, koele schuilplaatsen voor de tropische zonnehitte te midden van een weelderigen
plantengroei.
Zij zijn slechts langs een ladder te bereiken en de stoffeering bestaat uit matten, doozen
van kamferhout, potten van aardewerk voor koken en voor water en enkele andere onmis-
bare zaken.
Hoewel de huizen op Nieuw-Guinea, al naar de streek nogal verschillen van bouwwijze,
komen ze hierin overeen, dat zij alle opgetrokken zijn op een op palen gelegden vloer. Verder
zijn hout, bamboe en palmbladen de voornaamste bouwmaterialen, terwijl de daken een paar
-ocr page 335-
AUSTRALIË.
301
voet boven de wanden zijn aangebracht, ter wille van een behoorlijke verluchting. De breede
en diepe veranda, welke men bij de meeste op het land opgetrokken en bij alle in zee
uitgebouwde hutten aantreft, is zoowel de plaats, waar men de bezoekers ontvangt als de
vrouwen dien arbeid verrichten, waarvoor het daglicht noodig is. De groepen paalwoningen
op het droge, welke omgeven zijn door aanplantingen van bananen, limoenboomen en cocos-
palmen zijn doorsneden door breede paden, terwijl in de zecdorpen de gemeenschap over
het water wordt onderhouden.
De in de bosschen wonende stammen bouwen hunne dorpen op verborgen plaatsen tus-
schen de heuvels, onvindbaar voor de vijanden in het dichte geboomte der maagdelijke
wouden. Vele der oude heuveldorpen hadden bovendien boom-woningen, waarin men bij een
overval vluchtte en vanwaar men den vijand met steenen en speren bestookte.
— Het wondermooie dal nabij de oevers van de Waikato,
Het Blaas-gat van Ka ra pilt\'
waardoor Karapiti wordt be-
reikt, is van buitengewone
schoonheid. Het is een land,
bedekt met terrassen van
sneeuwige blankheid of roze
glanzen, zich afteckenend tus-
schen mosvelden en wingerden,
met dichtbegroeide heuvels als
achtergrond. Hier en daar
spuiten groote en kleine
geysers tusschen de rots-
gesteenten omhoog en het
zonnelicht speelt op hot glin-
sterendc schuim dier hoog-
opspringende wateren. Water-
poelen, schitterend van kleur,
steken schilderachtig af tus-
schen het lichte geel en het
bruinrood der paden langs de
heuvels, en slechts weinig land-
schappen bieden zulk een ver-
schcidonheid van tinten en
vormen als dit.
Het Blaas-gat van Karapiti,
ligt op den achtergrond bij
de donkere heuvels. Deze
„Bazuin des Duivels" hoort
men reeds op een afstand
blazen met onafgebroken
kracht. Wat er zou gebeuren,
indien deze reusachtige stoom-
afvoerpijp het werk staakte.
kan men zich ecnigszins voor-
stellen, wanneer men weet,
dat de drukking is 188 Eng.
HET BLAASGAT VAN KARAPITI.
De stoom uit deze opening in den bodem, die de veiligheidsklep van
Nieuw-Zeeland is geheeten, spuit omhoog met een kracht van 188 Eng.
pond per vierk. duim.
ponden op den vierk. duim en
voor zoover menschelijke her-
jnneringgaat, heeft de opening
-ocr page 336-
302
DE WONDEREN DER WERELD.
stoom afgeblazen met steeds dezelfde kracht. Men noemt het wel eens de veiligheidsklep
van Nieuw-Zeeland en voor de geyserstreok is het dit zeker. Het lijkt cenigszins op een
reusachtigen stecnen trompet of pijp. met ongeveer !! Meter middellijn aan het einde en naar
onderen toe wijder wordend. De aanblik van deze ontzaglijke veiligheidsklep geeft ons
sterker indruk van de onmetelijke krachten die onder den bodem van een vulkanische streek
werkzaam zijn, dan eenijje andere fumarole van het wonderlijke eiland en de herinnering
aan het machtige natuurverschijnsel vervaagt niet spoedig bij den bezoeker.
De badkuip in de Wombeyan-grotten. — De Wombcj\'an-grotten liggen ongeveer
220 Kilometer van Sydney aan de Wombeyan-krcek, een schilderachtigcn stroom, in een laag
kalksteen van 4 Kilometer
lengte en l\'/, Kilometer
breedte. Met rotsgesteente is
kristallijn wit marmer met
gele strepen, en de fossielen,
die men er in heeft aan-
getrollen bewijzen, dat de
kalksteetien laag een oud
koraalrif is.
\'t Is een prachtige streek,
waarin de grotten zijn ge-
legen, een landschap, waarin
hergen en dalen elkander af-
wisselcn en tallooze stroomen
zich een weg banen. De „bad-
kuip" maakt deel uit van een
holengroep in de Wombeyan-
grotten. Een tocht omlaag
vanuit de voornaamste grot,
langs tal van holen en gangen,
voert naar een prachtige,
natuurlijke zaal, 80 Meter
lang en 14 Meter hoog, aan
welker linkerzijde liggen een
aantal stal agmi et-hol en, die
wegens hun vorm, „de wasch-
bekkens" worden gehcetcn;
DE BADKUIP IN DE WOMBEYAN-GROTTEN.
Stalagmieten hebben meer den vorm van zuilen en spitsen dan van
holten. De ongewone gedaante van die in de Wombeyan-grotten heeft
er den naam van „De Waschbekkens" aan gegeven.
sommige er van gelijken op
kommen, andere op kuipen
van verschillende grootte. Om-
trent hun ontstaan heeft prof.
David de hypothese uitgc-
sproken, dat de steile rots, waarop zij staan, eens de bedding vormde van een onderaardsche
rivier, die zich een weg baande door het marmer en langs een reeks van kleine watervallen
afdaalde naar den lager gelegen stroom. En deze watervallen sleten het marmer tot den
vorm van een kom of kuip uit.
De ontdekking van deze wonderlijke onderaardsche ruimten en holen van de Blauwe
Bergen wordt nu eens toegeschreven aan een struikroover, die van een der grotten zijn hol
maakte, dan weer aan een veedrijver. Aan wien echter ook de ontdekking is te danken van
de kalksteen-grotten van Australië, zijn de Jenolan, Wombeyan en Yarrangobilly-grotten van
Nieuw Zuid-Wales geen geringe verrijking van de reeks van wonderwerken der Natuur.
-ocr page 337-
LOTS VROUW EN DE KAKATOE IN DE WOLLONDILLY-GROTTEN.
Een gril der Natuur heeft hier de beeltenissen gevormd van eene vrouw in een lang kleed en een vogel,
broedend op een sneeuwwit nest, zoo duidelijk, dat de namen dezer stalagmieten zeer verklaarbaar zijn.
-ocr page 338-
:i(i4
DE WONDEREN DER WERELD.
DE EGMONT-BERG.
Een hoogte van 2750 Meter boven den zeespiegel bereikend, is deze vulkaan, de meest symmetrische
der wereld, een baken, die mijlen ver voor den zeevaarder zichtbaar is.
Lot\'s vrouw en de Kakatoe in de Wollondilly-grotten. — Hen steil bergpad voert naar
de Wollondilly-grotten en daarop leidt een even steile weg door de donkere tunnels en
galerijen, waar zich standbeelden en geraamten van stalactieten en druipsteen verheffen. Deze
grot behoort tot de groep der grootc Kathedraal-holen, uitgestrekte, duistere ruimten, waar
geen ander licht schijnt dan dat van de magnesiumlamp van den gids. Voor aan den tempel
staan twee zonderlinge witte stalagmieten, bekend als Lot\'s vrouw, gelijkende op een zout-
pilaar, en de Kakatoe, die doet denken aan een marmeren afbeelding van dezen vogel.
De Egmont-berg. — De Maori\'s noemen den Egmontberg Taranaki; steil en eenzaam
verheft hij zich in Nieuw-lMvmouth. De regelmatig gevormde top, die de volmaaktste der
wereld wordt geheeten, wint in schoonheid door het feit, dat hij los en onafhankelijk van
andere bergspitsen zich verheft. De spits, die zich 27f>0 Meter boven den zeespiegel verheft,
is op verren afstand reeds zichtbaar, zoowel van zee- als van landzijde. Kapitein Cook, die
het eerst den berg zich boven de wolken zag verheffen, in 1770, merkte reeds op dat er
eenige overeenkomst bestond met de Piek van Tencriffe.
Voorbij de lagere boschgrens is de Kgmont-berg moeilijk te beklimmen. Tot ongeveer
700 Meter hoogte loopt de weg door een woud van reuzen-pijnboomen en vuurboomen,
geleidelijk evenwel verandert het landschap in een warreling van verschrompelde boomen en
struikgewas, waaraan, op 1600 Meter hoogte, door weer en wind zulke wonderlijke vormen
zijn gegeven, dat men het „\'t Kabouterbosch" heeft gedoopt. Het kreupelhout maakt plaats
voor gras, biezen en mos, en de met ijs en sneeuw bedekte rotsen, die den top vormen.
De spits is bedekt met eeuwige sneeuw, gedurende de zomermaanden is evenwel het grootste
deel van den berg zonder sneeuwkleed. Van den top heeft men een prachtig vergezicht over
de wijduitgestrekte omgeving. Aan den voet van den berg liggen de kust van Taranaki, de
-ocr page 339-
AUSTRALIË.
30Ó
steden, rivieren, watervallen en bosschen en op een afstand de met sneeuw bedekte spitsen
van de Ruapchu, Ngauruhoe en Tongariro en het glinsterende zcevlak.
De kokende Wltakoupoku-bron. — De kokende Whakoupoku-bron bij Waikite is een der
mooiste van de warme bronnen, die in overvloed aangetroffen worden in de dalen der Pacroa-
bergen. l\'it onbekende diepte borrelt deze bruisende en schuimende bron op te midden van een
weelderigen plantengroei, warmte brengend aan de wortels der varens, die haar omgeven.
Deze bronnen hebben een buitengewoon karakter; enkele er van verkceren in heftig
kokenden toestand, van andere verkeert het blauwe watervlak in rust, ofschoon het water
kookhitte heeft, weer andere stijgen en dalen onophoudelijk, soms 8 a 10 Meter, terwijl dichte
stoomwolkcn opstijgen. Betrekkelijk in rust verkeerend, is het oppervlak van de poelen vaak
bezet met duizenden waterbellen van allerlei kleur, die opkomen, uiteenbarsten en weer door
andere gevolgd worden. Knkele dier bronwateren zijn rijk aan kiezelzuurverbindingen, en
bedekken de oppervlakten van rotsen, waarover zij stroomen, met een schoon email. In de
vochtige, warme atmosfeer der dalen met warme bronnen is de lucht vervuld met de
geuren der bloeiende struikgewassen; gele bremstruiken steken af tegen het groene gras en
de op irissen gelijkende bloemen en witte berglelies geven aan het vulkanische landschap een
vriendelijk aanschijn. De klare meren zijn alle door bosschen omsloten en de onstuimige,
bruisende stroomen banen zich een weg door dichte wouden.
Bevroren Fumarole, Ztiidpoolland. — Op hun tocht door den ouden krater van den
Erebus, ongeveer 3700 Meter beneden den werkenden krater, zagen de mannen van
Onder de schaduw van den Paeroa borrelen de*e kokende bronnen uit onbekende diepte op, te
midden van een weelderigen plantengroei van lichtgroene varens en bloeiend struikgewas.
De Wonderen der Wereld.                                                                                                                              2|
-ocr page 340-
DE WONDEREN DER WERELD.
306
Shackleton\'s expeditie de zonderlinge ijsformatie, die we hier afbeelden. Ze deed denken aan
een reusachtigen liggenden leeuw en damp scheen er uit op te stijgen. Het bleek een
fumarole of vulkanische stoombron te zijn, doch terwijl in warmer klimaat de stoom omhoog
gaat, bevriest in het Zuidpoolland de damp tot ijs onmiddellijk als ze zich boven het sneeuw-
vlak verheft.
De expeditie, die den tocht naar den Erebus had ondernomen, verhaalt daaromtrent:
„We hebben op den weg, dien we volgden naar en van den krater een vijftigtal van derge-
lijke fumarolen gezien, en ongetwijfeld hebben we er vele niet opgemerkt. Deze wonderlijke,
eenige ijsheuvels zijn ontstaan door de condensatie van stoom om de uitmondingen der
fumarolen. Slechts bij zeer lage temperatuur kunnen dergelijke formaties ontstaan en nergens
EEN BEVROREN FUMAROLE, IN HET ZUIDPOOLLAND.
Dergelijke wonderlijke ijsheuvels ontstaan door de gecombineerde werking van groote hitte en groote
koude
            ze bestaan uit vulkanischen stoom, tot ijs geworden, zoodra hij in de ontzettend koude
buitenlucht kwam.
ter wereld komen zulke natuurverschijnselen voor. Zij vertoonden allerlei vormen, zagen
er soms uit als heuvels, dan weder als torentjes, nu eens leken zij op dieren, dan weer op
bijenkorven.
De berg Erebus. — Sir Ernest Shackleton, de ontdekker van de Zuidpool, geeft in zijn
boek „Het hart van \'t Zuidpoolland" een beschrijving van de bestijging van den berg Erebus,
aan welks voet hij met zijn tochtgenooten zijn winterkwartieren betrok, zoodat hij een nauw-
gezette studie kon maken van den grooten vulkaan, „die als een schildwacht staat voor de
poort van den Grooten IJsmuur."
De berg heeft een hoogte van 4400 Meter boven de zee, en zijn enorme in sneeuw
gehulde massa verheft zich hoog boven de witte glooiende hellingen, die van de kust af
oploopen. Op den top van den berg geeft een groote inzinking de plaats van den ouden
krater aan, en ter zijde daarvan is de nieuwe, voortdurend werkende krater gelegen,
waaruit stoom en rook ontsnappen.
In hunne winterkwartieren hadden Sir Ernest Shackleton en zijn metgezellen ruimschoots
-ocr page 341-
,*UW| Ji.Wi M
I
\'1
\'
DE EREBUS.
Deze berg verheft zich 4400 Meter boven den zeespiegel. Dat de vulkaan nog werkt, bewijst
wel de dichte wolk van stoom en rook, die er boven drijft.
-ocr page 342-
308                                            DE WONDEREN DER WERELD.
DE EREBUS BIJ MAANLICHT.
Volgens Shackleton is de Erebus het mooist bij maanlicht, wanneer boven den krater de
zuil van rook en damp. zich afteekenend tegen de maanschijf, duizend Meters opwaarts wordt
gestuwd door de in het binnenste van den berg werkende krachten.
gelegenheid om waarnemingen te doen, want de groote berg lag slechts 24 Kilometer van
hen af en zij hadden in hun hut er het volle gezicht op. Gedurende hunne overwintering
hebben zij alle verschijnselen van de werking van den vulkaan waargenomen, nu en dan was
de gloed helderder dan anders en enkele malen sloegen groote vlammcntongen uit den krater.
Bij maanlicht had men een prachtig gezicht op de reusachtige rookzuil, die duizend en
twaalfhonderd Meter in de koude nachtlucht opsteeg en als de maan achter den krater
stond, dan kon men tegen de maanschijf waarnemen de groote wolk, die oprees, niet rustig,
doch voortgestuwd door de inwendige krachten.
Ten slotte verliet een deel der expeditie de winterkwartieren om den Erebus te
beklimmen Een slede werd bepakt, doch op de moraincs en steile hellingen van kleine
glctschers bleek deze niet gemakkelijk te hanteeren, daar het den mannen moeite kostte op
de been te blijven. De expeditie legde den eersten dag bijna 12 Kilometer af en kampeerde
HK)0 Meter boven den zeespiegel. Den volgenden dag trokken zij bij een koude van 10 graden
onder nul, Fahrenheit, langs een veel steiler helling, zoodat de slede herhaaldelijk omsloeg
en men bracht het dien dag niet verder dan vijf Kilometer, waarna men op een hoogte van
1870 Meter, bij een temperatuur van twintig graden onder nul, kampeerde.
Den volgenden morgen werd de bestijging hervat, de snceuwhellingcn werden steiler,
doch de derde pleisterplaats lag 2900 Meter hoog. Gedurende den nacht joeg een snccuw-
storm, die tegen den morgen in hevigheid toenam, door het ravijn, waar zij een schuilplaats
hadden gezocht en het kostte hun do grootste inspanning om niet door de kracht van den
storm in de diepte te worden geworpen. Toen den volgenden dag, na een nacht van
verschrikking, de storm was gaan liggen, hervatten zij den tocht, langs hellingen zoo steil,
dat deze slechts waren te bestijgen door treden in het ijs te hakken.
Zij hadden reeds lang hun slede in den steek gelaten; toch ging de tocht slechts
langzaam voort en ongeveer ÜOU Meter onder den in werking zijnden kegel bonden zij zich
aan elkander vast en baanden zich met hunne ijsbijlen voorzichtig een pad over de sneeuw-
vlakte naar het einddoel van hun expeditie, den krater, dien zij na een worsteling van vijf
dagen bereikten. Toen de expeditie eindelijk boven op den berg was, Averd zij ontdekt door
-ocr page 343-
AUSTRALIË.
300
de makkers in de winterkwartieren, die gedurende twee dagen hen met den verrekijker
hadden gevolgd, doch hen uit het gezicht hadden verloren, totdat hunne gestalten zich tegen
het luchtruim afteekenden
„We stonden op den rand van een diepen afgrond", zegt het reisverhaal, „en aanvankelijk
konden we noch den bodem noch de overzijde zien wegens de dichte wolken van rook en
stoom, die den krater vulden en 200 a H00 Meter omhoog dwarrelden. Na een onafgebroken
luid geblaas van eenige minuten, weerklonk uit de diepte een daverend gebulder en onmiddellijk
bolden dikke stoomwolken omhoog en voegden zich bij de sneeuwwitte dampmassa, die den
krater vulde. Dit verschijnsel herhaalde zich bij tusschenpoozen gedurende al den tijd, dat
wij aan den rand van den krater vertoefden. Ondertusschen rook de lucht in onze omgeving
zeer sterk naar brandende zwavel. Plotseling blies een welkome noordenwind den stoomwolk
uiteen en openbaarde zich de gcheele krater aan ons in al zijn omvang en diepte ... Op den
bodem er van merkten we op zijn minst drie duidelijk zichtbare openingen op, waaruit de
stoomwolken opstegen."
Koraalvormen bij Sainon — Deze liefelijke tuin van levende koraalbloemen is een der
mooiste van de wereld. Even beneden het wateroppervlak bloeien deze koraalbloemen in de
schoonste kleuren, in allerlei tinten en schakeeringen, rood, groen, purper, \'t Is vaak meer
schijn dan werkelijkheid, want het water, dat over de riffen stroomt, geeft dikwijls kleur aan
het witte koraal. Het roode koraal vindt men weinig; het koraal in den Stillen Oceaan is
doorgaans wit De zonnestralen, die door het water dringen, geven echter kleur aan het
grijzig witte koraal en \'t is dan alsof men een bloementuin onder water waarneemt.
KORAALRIFFEN BIJ SAMOA.
Hoewel meestal het koraal bij Samoa wit is, kleurt het water, dat het tropische zonnelicht weerkaatst
en ontleedt, deze bloemen der zee met allerlei tinten van den regenboog en schept een wondertuin, waarvoor
deze eilanden terecht vermaard zijn.
-ocr page 344-
310                                   DE WONDEREN DER WERELD.
Koraalrif met fumarole bij Samoa. — Op de talloozc door koraalriffen omgeven
eilandjes der Stille Zuidzee, zoo wonderlijk rijk nog aan overblijfselen uit vroeger dagen,
aan in steen gegrifte beelden van voormalige afgoden, heilige wouden, steenen tempels, vindt
men, dank zij hunne half-beschaving, naast het barbaarsche en grillige van den ouden tijd, nog
de ongerepte schoonheid der natuur. Deze groene en vruchtbare oases in de woestijn van
water, waarvan vele bergen torsen, andere door rivieren met watervallen zijn doorsneden,
die met kleurige lagunen zijn versierd, bekroond met wuivende cocos- en bananenpalmen,
waarvan de geuren van oranje- en citroenbloesems ons tegenwaaien, en waar het dichte loover
tot rusten noodt, worden omgeven en bewaakt door ringen van koraal, die zich onder
water vormen, en waarover de branding slaat om dood te loopen tegen koraalbanken, witter
dan sneeuw.
Deze koraaleilanden trotseeren elke beschrijving met pen ot penseel. In haar werk „de
KORAALRIF MET FUMAROLE BIJ SAMOA.
Deze kolom stoom, opkomende uit de diepte der zee, baant zich een weg door het water en verhindert,
dat de koraaldiertjes verder bouwen en de opening sluiten. Maar zij verrichtten hun levenstaak zoo dicht
mogelijk er bij en bouwden aldus een natuurlijken schoorsteen voor den stoom.
wonderlijke Zuidzee" schrijft miss Beatrice Grimshaw: „aan den buitenkant der wuivende
palmen strekt zich een verblindend wit strand uit tot de wijde zee, die het eiland omgeeft,
een strand zooals men nergens elders kan aantreffen, daar het gevormd is van tot stof
vergaan koraal, zoo wit als zout, als stijfsel, als maagdelijke sneeuw". En ze beschrijft niet
een enkele koraalkust doch honderden, „bloesemende koraal onder water, koraalgruis er
bovenop met hier en daar een dun laagje aarde, gevormd in den loop der eeuwen door
afgevallen palmbladeren en door wat de oceaan aanspoelde".
De hier afgebeelde fumarole komt, wat karakter betreft, overeen met de fumarolen, die
men overal verspreid vindt in de Zuidzee-archipel, veiligheidskleppen der natuur voor de
onderaardsche vuurhaarden.
De Frans Jozef-gletscher. — De Frans Jozef-Gletscher is een der schoonste van de
wereld. Clelegen tegen de westelijke helling van den Cook-berg in de Zuidelijke Alpen, en
-ocr page 345-
DE FRANS JOZEF-GLETSCHER.
Deze Alpen van het vaderland der Maori\'s zijn een wereld van ongewonen kleurenrijkdom. De heldere,
droge lucht doet de tinten van het landschap de» te helderder uitkomen, geeft scherper de grenzen van
licht en schaduw aan. De hemel is dieper blauw dan in de dalen en de ijsvelden glanzen als vlakten
van kristallen.
-ocr page 346-
312
DE WONDEREN DER WERELD.
DE FRANS JOZEF-GLETSCHER.
De steile ijsstroomen van den Frans Jozef-gletscher vinden hun oorsprong in de eeuwige sneeuw
der Zuidelijke Alpen, terwijl de bijna een Kilometer breede ijslaag omzoomd wordt door rotsheuvels,
waarvan de hellingen geschuurd en gepolijst zijn door de wrijving der langzaam er voorbij echuivende
ijsmassa\'s.
door zijn vorm op een ijsstroom gelijkende, daalt hij langs steil rijzende bergruggen
tot ongeveer 250 meter boven de zee, waar evenals bij de andere bergen van \'t land sneeuw
en ijs plaats moeten maken voor wouden. De Frans Jozef-gletscher is een oogverblindend
ijsveld te midden van een heirleger van bergtoppen en spitsen, zich uitstrekkend zoover als
onze blikken gaan, een prachtpanorama vormend van glinsterende diamanten en donkere
rotsen, met alom bergruggen, die zich tot de wolken verheffen, in purperen nevels gehuld.
De Alpenflora van de onderste hellingen van den gletscher is zeer schoon; het plantcnrijk
draagt er bijna een sub-tropisch karakter; de vuurboom met zijn weelderige roode bloesem-
trossen, de beukenwouden, waarvan de omgeving met geel en groen mos is bekleed, en welke
met lichtgroene korstmossen zijn getooid, reiken tot de sneeuwgrens en de wouden van
grasboomen, de vlakten met bergmadeliefjes en leliën met gouden hart, veronica\'s en viooltjes
ontnemen aan het gebergte zijn onherbergzaam karakter en in den herfst geven allerlei bessen
nog grooter rijkdom van kleuren aan het landschap.
De ijsspitsen van den Frans Jozef-gletscher verheffen zich boven dikke muren van ijs,
welke den Alpinisten ruimschoots gelegenheid bieden voor klimtochtcn. En in die wereld van
ijs en sneeuw, welke op een afstand den indruk maakt van één massieve witte rotsmassa,
vindt men holen en dalen en spleten, in het zonnelicht schitterend met milliarden van
ijskristallen in allerlei kleuren. De natuur heeft de eenzaamheid dier witte wereld bevolkt
met grillige figuren waarin de ijsklompen en de kloven zijn vervormd, terwijl de ijsgrotten
-ocr page 347-
AUSTRALIË.
313
versierd zijn met wonderlijke reliëfs en kantvverk, waarin duizenden ijsdiamanten het licht
weerkaatsen.
Wanneer men bij den top van den gletscher staat, ziet men den eenen sneeuwtop
achter den anderen oprijzen, dalen bevroren watervallen en stroomen naar de vlakte, tusschen
heuvels en wouden van sneeuw — een wereld van zwarte rotsen en witte ijsvelden, oogver-
blindend in rijkdom van tinten.
De haven van Syttney. — Meer dan een eeuw geleden, in 1787, besloot Viscount Sydnev,
de Engclsche minister van koloniën dat er een kolonie zou gesticht worden in Nieuw Zuid-
Wales, zooals kapitein Cook het land had gedoopt naar het Engclsche mijndistrict, waar hij
als jongen in de kolenmijnen had gewerkt.
De eerste vloot, die 5(>4 mannen en 192 vrouwen van Engelschen bodem zou overbrengen
naar het onbekende land, bestond uit ch schepen. Het militaire gedeelte van de expeditie
omvatte 168 mariniers, de vrouwen en kinderen van hen, die gehuwd waren, hoofd- en
subalterne officieren, geneeskundigen en ambachtslieden.
Doch bij aankomst van de vloot te Botany-Baai en Sydney-Bocht was de bevelvoerende
kapitein overtuigd, dat de ondiepe inham, blootgesteld aan den vollen golfslag van den
Grooten Oceaan, zonder baaien of bochten, waar een schuilplaats was te vinden, en met
naakte onherbergzame kusten, als havcnplaats volkomen ongeschikt was.
Na de kust over een afstand van ongeveer 15 Kilometer verkend te hebben, ontdekte
kapitein Phillip de haven — Port Jackson, nu bekend als de haven van Sydnev - welke
kapitein Cook reeds in de verte had waargenomen.
De eerste aanblik van deze haven, de prachtigste der wereld, geeft den toerist, die over
HET EINDPUNT VAN DEN FRANS JOZEF-GLETSCHER.
De gletschers van het zuidelijk halfrond dalen veel verder naar beneden dan die van het Noorden.
Vandaar de voor onze blikken ongewone nabuurschap van ontzaglijke ijsmassa\'s en half tropischen
plantengroei.
-ocr page 348-
DE WONDEREN DER WERELD.
314
haar blauwe wateren vaart, waarop tallooze blanke zeilen glanzen in het vroolijke zonne-
licht, den indruk, alsof een tooverland voor hem verrijst, waarvan de stad zich uitstrekt tot
het strand, een legerhcir toonend van statige huizen en schilderachtig gelegen villa\'s, omgeven
door weelderigen tropischen plantengroei. Er is niet een doch er zijn tal van havens: de gansche
kust wordt gevormd door schilderachtige baaien, inhammen en krecken, waarvan de schoonheid
niet in woorden is weder te geven. De breedte van de haven wisselt tusschen een en drie
Kilometer; het op een meer gelijkend zeevlak dringt het land binnen tusschen hooge. steile
rotsen, die over een uitgestrektheid van 18 a 20 Kilometer de haven omgeven, om daarna
vervangen te worden door een zacht hellend strand. De tallooze baaien, die de kustlijn ver-
DE SPHINXEN, WANGAROA, NIEUW-ZEELAND.
Verrijzend in het midden van de zee, staan de sphinxen daar als schildwachten voor het vastland.
De werking der zee heeft aan deze rotsen hun eigenaardige gedaante gegeven.
breken, zijn rustige en bovendien schilderachtige ligplaatsen voor de schepen en waar rotsen
noch wouden zich verheffen, zijn zij omzoomd door boomgaarden en blocmenrijke tuinen.
Dorp der Zee-Dajaks op Borneo. — De Zee-Dajaks van Bornco, die maïs, suikerriet,
gember, pompoenen enz. verbouwen, wonen bij voorkeur aan de moerassige oevers der
rivieren. Vroeger vond men Zee-Dajaks slechts aan enkele der rivieren van Sera wak en hare
zijstroomen, doch sinds hunne krijgslustige vijanden dieper het binnenland zijn ingetrokken,
hebben de Zee-Dajaks zich gevestigd aan tal van rivieren tusschen Serawak en het Neder-
landsche gebied op Borneo.
De dorpen der Dajaks zijn gebouwd op palen en strekken zich uit over de modderbanken
der rivier. liet dorp bestaat uit een aantal huizen, waarvan enkele van bijzonder grooten
omvang. Een ontdekkingsreiziger beschrijft ze als bestaande uit twee gedeelten, een veranda,
die de gansche gevelbrecdte langs de rivier beslaat en een reeks van vertrekken, welke op
de veranda uitkomen. De veranda betreedt men aan het einde langs twee of drie zijpaden.
De ladder, die men daarvoor moet beklimmen, wordt gevormd door een paar meer oi
-ocr page 349-
-ocr page 350-
316                                            DE WONDEREN DER WERELD.
DORP DER ZEE-DAJAKS OP BORNEO.
Berucht om sommige wreede gebruiken zijn de Dajaks over het algemeen van hooger beschaving dan
de meeste volksstammen uit de omgeving. Elk dezer huizen is de woning van een geslacht en de grootste
bieden ruimte voor meer dan 80 gezinnen.
minder ingekeepte boomtronken, gewoonlijk voorzien van een leuning, die zeer dikwijls niet
eens gebruikt wordt door de behendige, blootsvoets loopende inboorlingen.
Elke deur geeft toegang tot een afzonderlijke woning, die is verdeeld in vertrekken van
verschillende grootte. Elke woning huisvest een afzonderlijk geslacht en de grootste er
onder bevatten 10 tot 80 woningen of „deuren", waarvan iedere familie haar eigen toegang
heeft. De vrouw, of vrouwen, en dochters van elk huis hebben ieder een afzonderlijk vertrek;
de mannen bezitten hunne eigen kwartieren en de veranda is de groote gemeenschappelijke
„conversatiezaal".
Afgodsbeelden der Dajaks. — De voornaamste godheid der Zce-Dajaks heet Ratava,
een zuiver Sanskrietschc benaming voor God, zegt Bettany; doch, evenals de inboorlingen van
Nieuw-Guinea, kennen zij tallooze goden en geesten, waarmede zij zich in het diepst van het
woud in verbinding stellen. De Dajaks, zoowel de Zee- als de Land-Dajaks, zijngodsdienstigcr
dan de inboorlingen van tal van eilanden en in hun geloof vindt men sporen van het
Hindoeïsme. Al hun tegenspoed schrijven zij aan hunne goden toe en de kern van hun
godsvrucht is ongetwijfeld vrees. Zij hechten zeer sterk aan voortcekens en droomen en de
medicijn-man met zijn bezweringen vervult een gewichtige rol bij dit volk. Zelfs komen
menschenoffers bij zeldzame gelegenheden en buiten weten van het gouvernement, nog voor.
Houten tafeltjes, bedekt met zonderlinge hieroglyphen, poppetjes van hout gesneden,
kruipend gedierte, oorlogsgoden, als een orang oetang met ruw rood haar bedekt, zijn alle
voorwerpen van vcreering van deze wilden. En de geschiedenis der godsdiensten leert ons,
dat door alle eeuwen heen het menschdom, zoodra het eenig begrip kreeg van het mysterie
-ocr page 351-
AUSTRALIË.
317
van wat buiten zijn begrip lag, getracht heeft in beelden neer te leggen zijn opvatting van
het onzienlijke.
Eaglehawk Neck, schiereiland Tasman. — Tasmania is van Australië gescheiden door
de 190 Kilometer brcede Bass-straat. Het is de kleinste staat van Australië\' — ongeveer
even groot als Schotland — en munt uit door mooie natuur, zoodat het niet ten onrechte „de
tuin van het Zuiden" wordt genoemd.
Het schiereiland Tasman, buitengewoon rijk aan woest en schilderachtig natuurschoon,
is aan het eiland verbonden door een smalle, rotsachtige landengte, Eaglehawk Xeck
gehecten, nog geen tweehonderd Meter breed. In vroeger dagen lagen daar honden aan den
ketting om alarm te geven, wanneer een der gevangenen der strafkolonie mocht beproeven
te ontsnappen van het schiereiland, een natuurlijke en liefelijke gevangenis. De oude straf-
inrichting is nu verdwenen. Vele gebouwen zijn gesloopt en andere vernield door branden
van de omgevende bosschen. De modelgevangenis en de mooie oude kerk liggen in puin,
doch de prachtige eikenlaan, die naar de kerk voerde en tot de schoonste van het eiland
wordt gerekend, is nog geheel in wezen.
De Duivelskcitken, schiereiland Tasmania. — In de nabijheid van Eaglehawk Neck
liggen een aantal wonderlijke en zonderlinge rotsformaties, waardoor het schiereiland ver-
maardheid heeft verworven. „De Duivelskeukcn", waarvan het dak is ingevallen, ontleent
dezen naam vermoedelijk aan de kokende en schuimende golven, die de wanden beuken.
Het is een zeer opmerkelijk staaltje van de kracht van de zee, die op dit gedeelte van de
AFGODSBEELDEN DER DAJAKS.
De Dajaks zijn over het algemeen zeer bijgeloovig. Elke boom en elke rots is de zetel van eenigen
geest of demon. Tot afwering van de lagen der booze geesten worden grof gesneden beelden als we
hierboven zien opgericht buiten de dorpen.
-ocr page 352-
TASMAN POORT EAGLEHAWK NECK.
Een monumentale poort, ontstaan door de inwerking van de zee, verheft zich op de kust niet ver van
Eaglehawk Neck, een landengte, die het schiereiland Tasman verbindt met het overige Tasmania.
-ocr page 353-
AUSTRALIË.                                                               319
kust krachtig werk heeft geleverd, grootopoorten heeft uitgehold en op de meest grillige
wijze rotsen heeft vervormd en uitgevreten.
De Tasman-poort is 60 Meter hoog. De oorspronkelijke rots is van blauwe lava, waar
de zee zich op een zwak punt een weg doorheen heeft gebaand en vervolgens de losse
stukken heeft weggespoeld. Op geheel gelijke wijze is de Duivelskeuken gevormd. Het
gebulder der golven en het opspattende schuim verhoogen den indrukwekkenden aanblik van
deze reusachtige poort en de door de natuur gevormde bruggen, evenals een waterval, die
over de donkere rotsen omlaag springt.
Deze reusachtige poorten en bruggen, uitgevreten in het rotsgesteente, doen denken aan
de schilderachtige bouwvallen van een of ander voorhistorisch kasteel, dat weleer bewoond
was door reuzen. Deze slotvoogden zouden buitengewoon bekwame bouwmeesters geweest
zijn, maar enkel de zee is hier aan den arbeid geweest, onvermoeid botsende en klotsende
tegen de grondvesten der rotsen, ze po-
lijstend met al de nauwgezetheid van een
meester in het vak. Of wel bonsde zij in
toomlooze kracht groote brokken van hun
plaats, teneinde de poorten te vormen,
waaronderdoor ze het land kon indringen.
Welk een ontzagwekkende kracht moet het
geweest zijn, die tegen het blauwe rots-
gesteente daverde, totdat de ganschc stecn-
muur onder de reusachtige drukking bc-
zweek en een machtige boog overbleef —
een triomfboog, als aandenken aan de
zegepraal der golven in hun strijd met het
rotsland! Hoe zacht moet de strceling
geweest zijn van de golfjes, die de aarde
wegspoeldcn en hooge zuilen met sierlijke
inkervingen deed ontstaan. (leen grootcr
artist dan de zee en nergens heeft zij sier-
lijker, kundiger werk geleverd dan hier
bij het Tasman-schiereiland, aan het einde
der wereld.
Het Mozaïek-plaveisel, Eaglehawk
Neck.
— Het Mozaïek Plaveisel is een
wonderlijk natuurverschijnsel in dit land
van steenwonderen. Het ligt niet ver van
de door de zee gevormde spleten en
poorten gelegen op het schiereiland in
de buurt van Eaglehawk Neck en is om-
geven van merkwaardige rotsholten en
groeven. Deze formatie van rotsen van
vuursteen ziet er uit als een plaveisel van
keien. De spleten tusschen de steenblokken
zijn opgevuld met een mengsel van steen
en cementachtige stof, dat op kalk gelijkt.
De kleur is bruin als van modder. Van
plantengroei geen spoor behalve hier en
daar een enkel bosje zeewier. Deze
DE DUIVELS-KEUKEN, TASMAN1A.
Een interessant voorbeeld van de invretende kracht
der zee. De „keuken" heeft haar naam te danken aan
de schuimende koking der golven, die tegen de voet
rotsen strekken zich langs de kust uit dezer steile rotsen klopt.
-ocr page 354-
DE WONDEREN DER WERELD.
320
over een lengte van 350 Meter en liggen zoo glad naast elkaar, dat het oppervlak doet
denken aan een door menschenhand gelegde bestrating; slechts op enkele punten steekt
een steenbrok boven de oppervlakte uit. Dit natuurlijk plaveisel is een geologisch raadsel
en de deskundigen zijn het met elkaar niet eens omtrent het ontstaan van deze zondcr-
linge formatie. De bontste onderstellingen zijn omtrent den oorsprong er van geopperd.
Onder meer is beweerd, dat een voorhistorisch geslacht, op de wijze van de oude
bouwwerken in Egypte, een dijk tegen de zee heeft gebouwd, en dat dit het cenige
overblijfsel is van zijn bestaan; doch dat schijnt volstrekt onaannemelijk. Andere des-
kundiyen hebben een waarschijnlijker hypothese opgeworpen. Men heeft waargenomen,
dat de rotsen, die de uiterste runt van Kaap Raoul vormen, van dezelfde stof en dezelfde
gedaante zijn — dat is een opeenhooping van vierkante zuilen. Op een ander punt van
\'t eiland, 1600 Meter boven den zeespiegel, treft men een dergelijke formatie aan op den
HET MOZAÏEK-PLAVEISEL, TASMANIA.
Dit natuurlijk plaveisel is gevormd door rotsblokken van vuursteen, die als het ware aan elkaar zijn
gecementeerd. Het strekt zich over een lengte van 350 Meter langs de kust uit.
berg I3en Lomond. Op grond hiervan wordt ondersteld, dat een laag vuursteen zich over
het eiland uitstrekt en dat op dit punt de zee weer heeft opgevuld de scheuren, die door
verweering in den loop der eeuwen zijn ontstaan, en, bij hoogc vloeden er over heen
stroomend, de scherpe punten heeft doen afslijten. De wetenschap heeft echter het laatste
woord nog niet gesproken en het geheim van het ontstaan dier formatie niet onthuld. De
zooeven genoemde formatie bij Kaap Raoul is een merkwaardig staaltje van het werken der
natuurkrachten. Elke zuil is aan \'t boveneinde geheel los van de andere, aan de basis zijn
zij aan elkaar verbonden en daar zij onderling in hoogte verschillen, doen zij eenigszins
denken aan een reusachtig orgel. Het zijn er honderden bijeen en ze bereiken een aan-
zienlijke hoogte. De heuvels en rotsen op vele punten van de kust van Tasmania vertoonen
allerlei fantastische vormen, die zoowel door hun uiterlijk als hunne wetenschappelijke
beteekenis de aandacht trekken,
-ocr page 355-
AUSTRALIË.
321
Mauna Loa, de eilandbouwer. — Op het eiland Hawai verheffen zich drie bergtoppen,
de Mauna Loa, de Mauna Kea en de Hualalai, en de belangrijkste daarvan is de Mauna Loa.
Hawai is door dien berg gebouwd. De beide andere zijn slechts satellieten, even log en lomp, en
op een afstand doen zij denken aan drie op het strand geworpen walvisschen, zich in hun
volle lengte uitstrekkend over het eiland, dat zij hebben gevormd. Want de Mauna Loa
is nog altijd een in werking zijnde vulkaan, hij en zijn metgezellen hebben het eiland opgebouwd,
de eene laag na de andere, den eenen heuvel na den anderen, vanat den bodem van den
Grooten Oceaan tot het oppervlak der zee, en van af het strand tot den top van den hoogsten
vulkaan, die zich 4253 Meter boven den zeespiegel verheft. Uit de diepste diepten onder den
Oceaan, waaraan hij zijn onbluschbare kracht ontleent, heeft de Mauna Loa een lavamassa
opgeworpen, die een kegel vormt van 4194 Meter hoogte. In het hart van den berg duurt de
werking van het vuur reeds eeuwen achtereen, de gesmolten stof wordt uit het binnenste
opgeperst in den krater, heeft met den Oceaan geworsteld en dezen overwonnen, heeft den
eenen kegel op den anderen opgeworpen, heeft langs de gestolde hellingen nieuwe lava-
stroomen doen vloeien, rijk aan scheikundige en minerale stoffen, bevorderlijk voor den planten-
groei. En door de eendrachtige samenwerking van zon en wind, van warmte en vochtigheid
zijn de lavabeddingen in den loop der tijden tot vruchtbare aarde gemaakt en werd de kale
rots bedekt door tropischen plantengroei. En nog altijd is de Mauna Loa niet tevreden. Jaren
achtereen doet de berg niets van zich bemerken, doch nu en dan opent zich zijn ontzaglijke
muil en uit den hoogen krater op zijn meest bolvormigen top, welke Mokua-weo-weo is
gedoopt, banen zich lavastroomen een weg en overstroomen de omgeving. Het is een droeve
aanblik, want geen woester en somberder landschap danjjeen gestolte lavastroom. Als tegen-
stelling met die woestenijen van naakte rotsen hebben de vruchtbare stranden en de buitengewone
KILAUEA, DE TWEEDE KRATER VAN DEN MAUNA LOA.
De Mauna Loa heeft feitelijk het eiland Hawai gebouwd. Eeuwen achtereen heeft hij ontzaglijke lava-
massa\'s uitgeworpen, welke den bodem van het eiland hebben gevormd. De tweede krater, de Kilauea
doet daarbij dienst ala veiligheidsklep voor de al te groote kracht van den vulkaan.
De Wonderen der Wereld.                                                                                                                   22
-ocr page 356-
1
s-È
o.
a a.
rr n
M
f!
S 3
•8 2"
=- 3
ft o
3 0
r
"H
o
?o
D
in
O
z
D
3 Q-
« 2
2. 3
o.
£ <
3 Z
»" e\'
o ï
<K i
ff N
< 2.
» o>
3 3
O.
? r\\
o-o
2 &•
< 2
3 *
ft q_
t
-ocr page 357-
322
DE WONDEREN DER WERELD.
weelderigheid der wouden aan Hawai den bijnaam van „het Paradijs van den Stillen Oceaan"
geschonken.
Evenals vele andere vulkanen heeft de Mauna Loa een veiligheidsklep. Halfweg de oostelijke
helling van den berg ligt een groote krater, de Kilauea geheetcn. Het beslaan er van werd
het eerst ontdekt in 1823 door een groep zendelingen. Deze merkwaardige krater is
voortdurend in werking; toch vormt hij geen kegel en ook glippen geen lavastroomen over
zijn rand. Hij ligt op een tafelland van vele mijlen, ongeveer 1600 Meter boven den zeespiegel.
Dit tafelland is natuurlijk ontstaan door de werking van den Mauna Loa en is bedekt door
een rijke verscheidenheid van lava-vormen. Men vindl er uitgestrekte lagen van een glad,
roomkkurig rotsgesteente, „pa-hoe-hoe" geheeten, dat er uitziet alsof een snelle rivier
plotseling met al haar golfjes en schuimkoppen bevroren ware. Ofschoon dat gesteente hier
en daar tamelijk glad is, valt het loopen er over niet erg moeielijk, en in ieder geval is het
DE WERKENDE KRATER VAN DEN KILAUEA.
Deze ovale krater heeft een omtrek van 14 Kilometer en is een meer van wit gloeiende stoffen,
waaruit vurige tongen lekken tegen de lavamuren die het omsluiten.
niets, vergeleken met de moeielijkhcid van een tocht over het zwarte „a-a", dat doet denken
aan groote blokken cement, die in stukken zijn gehakt. Het is de hardste, de ruwst gescheurde,
onhandelbaarste van alle rotssoorten. De Kilauea doet die massa niet toenemen Zijne ontdekkers
beschreven hem als een langwerpigen krater, 14 Kilometer in omtrek, omgeven door steile
muren van vulkanisch rotsgesteente met een meer van vuur aan een der punten. En zoo is
het nog heden ten dage. De Kilauea is voortdurend in werking, doch die werking strekt zich
niet buiten zijn terrein uit. Hier ziet men de vulkanische krachten, die de wereld bouwen en
verwoesten, steeds in werking, maar ze werken hier niets uit en wat zij bouwen en afbreken
heeft schijnbaar geen doel, lijkt vernietiging van wat de krachten zelf opgebouwd hebben,
ledere reiziger, die een bezoek aan den krater brengt, weet wat nieuws daaromtrent te
vertellen. Doch steeds heeft hij den ovalen krater van 14 Kilometer omtrek gezien, de steile
rotswanden, de grijsachtige vlakte van afkoelende lava en het brandende meer aan het eind. Het
doet eenigszins denken aan een grooten, ingezonken kuil, bedekt met een koude grijsachtig
-ocr page 358-
IN DEN KRATER VAN DENfcKILAUEA.
Deze reusachtige muur van vulkanisch rotsgesteente, 14 Kilometer in omtrek, omsluit den engeren kring
van loodkleurige muren van „het Huis van het eeuwigbrandende vuur."
-ocr page 359-
324                                            DE WONDEREN DER WERELD.
GESTOLTE LAVA VAN DEN KILAUEA.
De uitbarstingen van den Mauna Loa gaan gepaaid met uitbarstingen op kleiner schaal van den Kilauea.
Onafgebroken stroomt lava uit dien krater, welke, gestold, „pa-hoe-hoe" wordt geheeten en nu eens aan
gepolijst ivoor, dan weer aan licht bruin fluweel doet denken.
blauwe materie, welke ongeveer gelijkt op stilstaand, loodkleurig water, wanneer men er
overheen kijkt, doch als de reiziger er langs afgedaald is en tracht het Lava-meer te
bereiken, dan bemerkt hij eerst recht, hoe ruw en onbegaanbaar die opcenhooping van lava-
brokken is. Het centrum, de eigenlijke schoorsteen, draagt den naam „Halcmaumau", of „het
Huis van het eeuwigbrandende Vuur." Het wisselt voortdurend. Velen hebben een meer van
vuur gezien, 5 Kilometer in omtrek, waarin golven vloeibaar lava klotsen tegen de wanden,
die het meer omsluiten. Spattend vuur springt hoog in de lucht en voegt zich in den val bij
de lava-rotsen, die zich langs den oever van het meer verheffen en de vuurgolven tegen-
houden. Deze ondermijnen op hun beurt weder de klippen, totdat zij met geraas terugvallen
in de kokende massa om weder opgesmolten en aan den kant geworpen te worden. Na enkele
weken daalt plotseling de vuurgolf tot in de diepste diepten van den berg en laat overal de
wonderlijkste rotsvormen achter tegen de wanden. Soms gaan zij echter ook mee de diepte
in en blijft er slechts een groote geheimzinnige schoorsteen over, waaruit dichte stoomwolken
en walgelijke dampen opstijgen.
De bewoners van Hawai hebben grooten eerbied voor den berg als de troon van de
godin 1\'ele. De uitbarstingen zijn bewijzen voor haar verstoordheid en haar ontstelde aanbidders
trachten door gebed en bezweringen haar te verzoenen. Ook trachten zij de allesverwoestende
lava-stroomen tot staan te brengen door in de brandende golven zaken te werpen, welke
voor hen van waarde zijn. En de geloovigen weten zeer vele verhalen te vertellen, omtrent
de wonderbaarlijke kracht van dergelijke onnoozele offers.
Het kokende meer op White Island. — White Island in de „Goh des Overvloeds", ligt
-ocr page 360-
AUSTRALIË.
325
op de vulkanische lijn, die zich uitstrekt vanaf de groote bergspitsen in het zuiden van Nieuw-
Zeeland en volgens professor Thomas loopt een onderzeesche bergketen van den Oostkaap
en de „Golf des Overvloeds" over den bodem van den Grooten Oceaan in noordoostelijke
richting tot de Tonga-eilanden.
I let meerendeel der vulkanische verschijnselen van de streek van het meer Taupo doen
zich voor op of nabij de lijn Ruapehu-White Island, Avelke de natuurlijke grens er voor
vormt. White Island, een plekje grond, dicht begroeid met bosch en varenboomen, en met
een mooi strand, is een vulkaan, die thans verkeert in den toestand van solfatara. In het midden
van het eiland vindt men een krater, een Kilometer in doorsnede, die kort voor de uitbarsting
van den Tarawera door een meer met brak water was ingenomen. Doch kort voor de uit-
barsting werden duizenden doode visschen, vergiftigd door de uit den bodem opstijgende gassen,
op den oever geworpen en het kratermeer liep plotseling droog. Uit den steilen krater
stijgen thans onafgebroken dikke dampen omhoog, die een groote witte wolk vormen, welke
cSO Kilometer in den omtrek zichtbaar is.
Milford-sond. -- De woeste en slechts half geëxploreerde bergstreek, door diepe fjorden
doorsneden, welke den naam draagt van de Sonds van Nieuw-Zeelands Westkust, tart ongetwijfeld
elke beschrijving. Het is een onbewoonde wildernis van tallooze sneeuwtoppen en oerwouden,
waarvan de stilte slechts verbroken wordt door de echo\'s der klaterende beeken, het gedonder
van trotsche watervallen, die van besneeuwde hoogten, in de dalen storten of van schuimende
stroomversnellingen, die zich door diepe canons een weg naar zee banen.
HET KOKENDE MEER OP WHITE ISLAND.
Deze krater van een niet werkenden vulkaan was eertijds een meer met brak water. Na de uitbarsting van den
Tarawera is echter het water verdwenen en stijgen uit den krater dikke wolken van stoom en rook op.
-ocr page 361-
326
DE WONDEREN DER WERELD.
Het glanspunt van die gansche streek is Milford-sond. Het is de laatste der fjorden, die,
dertien in getal, een ongeëvenaarde schoonheid en majesteit ten toon spreiden.
Omgeven door reusachtige granietrotsen, die 1600 Meter hoog, steil uit het water
oprijzen, dat ter plaatse een diepte van zeker nog 300 Meter heeft, mist de Milford-sond toch
het sombere karakter van de streek, doordat dichte wouden de hellingen bedekken, tot aan
de snecuwgrens bij de wolken. Dat deze ontzaglijke inham eenmaal opgevuld was door een
massieve ijsmassa, is nog aan de rotsen te zien. Doch overal waar het eenigszins mogelijk
was, heeft zich de plantengroei
er tegen ontwikkeld en de
bosschen, waarin de „tui" en
de klokvogel hun gezang doen
hooren, hebben een subtro-
pisch karakter. Alle berg-
ruggen zijn bedekt door palnv
boomen en dennen, met totara,
omstrengcld door bloeiende
wijnranken en grijsgroene
mossen, en een weelde van
vuurboomen, in roode massa
afstekend tegen de blanke
sneeuw en reuzen-ruikers
vormend tusschen het donker-
groen, dat door orchideeën,
varens en biezen gevormd
wordt, waartusschen de berg-
madeliefjcs hun gouden hartjes
in het zonnelicht doen schit-
teren.
Doch het majestueuze
houdt alom de overhand. Een
der hoogc rotsen wordt
bekroond door de „Mijter-
spits", een ander door de
Leeuwen-rots, een zwait gra-
nieten monster van 1000 Meter
hoogte, waarvan de omtrekken
gelijken op het dier, dat er
zijn naam aan heeft gegeven.
De Stirling-vallen liggen aan
DE GRANIETWAN DEN VAN MILFORD-SOND.
Deze bergwanden verheffen zich 1600 Meter boven het water, dat
op sommige punten meer dan 300 Meter diep is. Eeuwen geleden was
deze sond een gletscherkloof, wat nu nog aan het uiterlijk der rotsen is
waar te nemen.
de noordzijde, zijn 170 Meter
hoog. Het water springt heel
van de snceuwvcldcn omlaag,
doch het gedaver der schui-
mende wateren, die langs de
berghelling omlaag storten, gaat verloren in het doffe, diepe gebrul van de Bowcn vallen,
180 Meter hoog. die hun watermassa storten in een grooten vijver, welke nog een eind omhoog
spuit, alvorens zich te vermengen met het water van de Sond.
De Buffel-bergen. — Deze bergketen, in het noord-oostelijk gedeelte van Victoria, ligt
zeer afgezonderd, daar zij niet minder dan 20 Kilometer verwijderd ligt van het uitgestrekte
Scheidings-gebergte en majestatisch verheft ze zich boven de omringende vlakte. Het is een
-ocr page 362-
8-8
J
i!
•si
ü
il
IJl
tl
il
{J
11
JI
j!
II
II
n
u
-ocr page 363-
DE KUSSENDE STEENEN, BUFFELBERGEN.
Nergens treedt het verweeringsproces, waaraan de bergen bloot staan, duidelijker aan den dag dan bij
deze granietbergen. Doch het heeft duizenden en nog eens duizenden jaren geduurd, eer deze ontzaglijke
minolithen er door waren gevormd.
reusachtige granietmassa, die met goed gevolg weerstand heeft geboden aan de natuur-
krachten, die eeuwen achtereen in werking zijn geweest om de gesteenten te berooven van
de aardlaag, die ze bedekte, en de verweerde rotsmassa\'s weg te spoelen. Daardoor is het
een der mooiste punten der wereld geworden, waar zoo duidelijk is waar te nemen de
werking van het oneindig langzame, maar nimmer ophoudende proces van vernietiging en
wederopbouwing, dat voortdurend plaats grijpt op het oppervlak van onze schijnbaar zoo
onveranderlijke wereld. Oorspronkelijk moet het een golvend terras van bezonken rotsmassa\'s
geweest zijn, doch de invloed van het klimaat deed het oppervlak verweeren en het
vorweeringsproduct bedekte de vlakte in de omgeving, terwijl de groote granietmassa toch
niet zoo sterk afnam, of de knagende tand des tijds heeft de Buffelbergen nog vrijwel
onaangetast gelaten en de hoogste top verheft zich nog altijd 1900 Meter boven den zeespiegel.
Opmerkelijk is vooral de overvloed van scherpe punten en groote granieten rotsblokken
die alom over het berglandschap zijn verspreid. Het wordt werkelijk gekenmerkt door die
losse rotsblokken, welke vaak zeer symmetrisch van vorm zijn. De „Hoorn", die zich aan het
zuidelijk uiteinde van de keten verheft, is de hoogste punt; van daar afdaalt de voornaamste
hoogvlakte, hier en daar door rotsheuvels doorsneden, met een helling van ongeveer
301) Meter, naar de „Kloof", welke zich 1450 Meter boven den zeespiegel verheft. De „Kloof"
is ontstaan door de verweering van de granieten rotsmassa en vertoont aan de noordelijke
zijde een steilen rotsmuur, 250 Meter hoog en 800 Meter lang.
Ook de Buffel-rivier is ontstaan door den invloed van het klimaat, want een rotsmassa
-ocr page 364-
AUSTRALIË.                                                               329
van 5 Kilometer lengte en een halven tot anderhalven Kilometer breed, met een hoogte,
wisselend tusschen 10 en 600 Meter, heeft geleidelijk plaats gemaakt voor, is vervormd tot
een weelderig dal, waartusschen een rivier rustig voortstroomt. Dit dal is omsloten door in
noordoostelijke en zuidwestelijke richting loopende granietlagen, welke scherp van elkander
zijn afgescheiden en waarop zich steile rotspunten, monolithen en in evenwicht rustende losse
steenblokken verheffen.
Die vrij en los liggende steenklompen zijn wonderen om te aanschouwen. Zoo de „Monolith",
het meest in het oog vallende steenbrok van de gansche bergketen. Het is 7 Meter lang,
5 Meter breed en 10 Meter hoog en staat op één punt in een schijnbaar zeer wankelbaar
evenwicht op een hoog rotsblok van graniet. De „Schildwacht" is een dergelijk steenen
gevaarte, als \'t ware wakend over de omringende hoogvlakte. Hij is ongeveer 20 Meter hoog.
De Ei-rots is wel het merkwaardigste type van een in evenwicht staand steenblok. De
basis van deze rotsklomp, 60 a 70 ton zwaar, is zoo klein en zoo juist in evenwicht, dat
geen beter bewijs is te leveren, dat sinds eenige duizenden jaren geen aardbeving in deze
streek is waargenomen. Het eivormige rotsblok staat op een hoek van een vierkante steen-
massa, twee maal grooter van omvang en rust in een scherpen hoek op een voet van niet
meer dan twee bij een derde Meter oppervlakte. De „kussende steenen" zijn twee losse,
tegen elkander leunende rotsen. De grootste er van is 6 Meter hoog; de rots, waarop hij
staat is iets hooger. De „Torpedo" doet denken aan een ondier rustend in een boschje van
gomboomen op een zacht bed van groen struikgewas. De omvang van dat slapende monster
DE TORPEDO, BUFFELBERGEN.
Dit monster van steen is 15 Meter lang en heeft een omtrek van bijna 16 Meter. Opmerkelijk is de
scheur in de granietlaag waarop het rust. In den loop der tijden zal die scheur de granietmassa van onder
tot boven doen splijten en zoo zullen andere steenwonderen ontstaan.
-ocr page 365-
DE WONDEREN DER WERELD.
330
is 16 Meter, de lengte 15 Meter. „Mohammeds kist", een andere op een ei gelijkend stuk
steen, rust met zijn beide uiteinden op een warreling van rotsblokken en keien. De „Sarkophaag"
doet denken aan den grafsteen van een held, liggend op een granieten rustbed.
De Antipoden-eilanden. — Deze eilanden liggen precies aan de andere zijde der aarde
dan Greenwich. Wanneer het mogelijk was de aarde als een appel met een pen te doorboren,
dan zou de punt er van, te Greenwieh in de aarde gestoken en door het middelpunt gaande,
___________________ _                                                             DÜ de Antipoden-eilanden
weder het daglicht aanschou-
wen. Het is een kleine groep
onbewoonde eilanden in het
zuidelijk deel van den Stillen
Oceaan. Dergelijke eilanden-
groepen, die zich slechts even
boven den zeespiegel van den
Stillen Oceaan verheffen, vindt
men op verschillende punten
der zee en elke groep draagt
een eigen naam. Ze zijn alle
verlaten en eenzaam, slechts
bewoond door albatrossen en
pinguins, waarvan het schrille
gekrijsch zich boven het on-
afgebroken geklots van de
branding doet hooren. Enkele
der grootere eilanden zijn
bedekt met een wcclderigen
plantengroei, ongetwijfeld aan
de zeevogels te danken, terwijl
andere niets meer dan een
naakte rots zijn.
Vele verhalen zijn in
omloop van schipbreukelingen,
die op een of ander dier
eilandjes landden en daar
bleven, blootgesteld aan de
ergste ontberingen, maanden
achtereen, soms een of twee
jaren, voordat ze ontdekt en
DE;SCH1LDWACHT, BUFFELBERGEN.
De vorst, die de granietrotsen doet splijten, de slagregens, die de
verwoeste buitenlaag wegspoelt, en de kracht van den orkaan hebben
samengewerkt tot vorming van „den Schildwacht", die zich 20 Meter
boven zijn omgeving verheft.
gered werden door een wal-
vischvaarder of toevallig
voorbijkomend zeilschip. En
velen zijn er gekomen om er
een langzamen dood ten
gevolge van gebrek aan voedsel en water te sterven. Er zijn werkelijk overblijfselen en
opschriften gevonden, die de hartverscheurendste dingen verhalen van een langzame marteling
ten doode en deze vondsten hebben zulk een indruk gemaakt, dat het gouvernement van
Nieuw Zeeland besloot, depots van levensmiddelen op elke eilandengroep op te richten. Het
liet kleine houten hutten bouwen, waarin levensmiddelen, brandstoffen, lucifers, beddegoed
en kleeren werden geborgen. Twee maal per jaar maakt een gouvernementsstoomer een
ommegang langs deze depots, brengt ze in orde en neemt de eventueele schipbreukelingen op.
-ocr page 366-
c
3
O.
c
•41
!
I]
jl
il
J-s
Q
u
3,-
ü
i *
U
o ^
"D o
S *
Ja -o
/. "O
c
1*
IQ l>
~ >
I)
— 0
O
.0 v
_u o
o ~
a «
\'5 •
N
1
-ocr page 367-
DE WONDEREN DER WERELD.
332
DE PINGUINGROT OP BOUNTY-EILAND.
Pinguïns, meeuwen, waterhoenders en zelfs de groote witte albatrossen hebben hier hun broedplaats.
Maar de pinguïns vormen er de overgroote meerderheid. Doordat zij nooit behoefden te vluchten, en het
voedsel voor het grijpen ligt, hebben zij\' in den loop der tijden het gebruik hunner vleugels verleerd en
zijn deze tot rudimentaire stompjes vergroeid.
die daar tusschcn de zeevogels dagen van angstig wachten hebben doorleefd. Met
bijzondere vergunning is het wel eens mogelijk zoo\'n tocht langs de eilanden mee te maken
en men kan zich haast niets romantischer, niets ontroerender voorstellen. Het zijn de
laatste brokken bewoonbaar, zooal niet bewoond land, alvorens men naar de verlatenheid en
eenzaamheid van het Zuidpoolland stevent.
De Aucklandcilanden vormen de grootste en belangrijkste eilandengroep. Zij zijn met
een wcelderigen plantengroei bedekt en de natuuronderzoeker treft er vele schoone bloemen
en planten aan, die voor zijn wetenschap van belang zijn. Men vindt hier zoowel land- als
zeevogels en het is een der weinige broedplaatsen van den albatros. Ook de Campbelle-
grocp is zeer vruchtbaar. De Macquarie-eilanden bchooren tot Tasmanie\\ Hier was eertijds
een station gevestigd voor het bewaren van de traan van den zce-olifant en den konings-
pinguin. Doch dit is opgeheven, omdat het gouvernement van Tasmanie\' maatregelen heeft
genomen om de verdelging dezer dieren tegen te gaan.
De Bountv-cilanden zijn een groep naakte rotsen, zonder eenigen plantengroei, doch
krioelend van zeevogels. Deze eilanden zijn de broedplaatsen o. a. van de „Molly Mawks",
zooals de Engelsche zeelui een soort albatrossen („Diomedea melanophrys") noemen, die slechts
één ei legt, wit met enkele donkere spikkels. Als nest doet daarbij dienst een kleine uitholling
in de rots, of wat aarde, in ringvorm op de naakte klip bijeengekrabbeld. Op de Bounty-
eilanden krioelt het van dergelijke groote albatrossen, de vermakelijk deftige pinguins, en
-ocr page 368-
AUSTRALIË.
333
de overal voorkomende schapevogels („Puffinus brevicaudus"). De voornaamste broedplaatsen
van den schapevogel vindt men op de onbewoonde eilandjes op de zuidwestkust van Stewart-
eiland. De Maori\'s eten deze vogels als zij jong zijn. De leelijke jonge dieren zijn bedekt met
een dik dons en buitengewoon vet. Deze eilandjes zijn nimmer bewoond geworden door de
inboorlingen, die liever zorgen, dat de vogels er blijven vertoeven en op geregelde tijden
des jaars groote hoeveelheden er van naar Nieuw-Zeeland uitvoeren.
De Waitnangu-geyser. — Alom in de streek der warme bronnen vindt men sporen van
vulkanische werking. De berg Tarawera, geschroeid en gekorven, voortdurend bedreigd door
het onderaardsche vuur, verheft zich ten noorden van Waimangu. Zwavel en kokende bronnen
worden er rijkelijk aangetroffen en van het Rotomahana-meer stijgen onafgebroken heele
dampen op. Ken tiental jaren geleden werden echter de wonderen van dit geyserland met
een vermeerderd. Ken on-
metelijke stoomwolk rees
uit een nieuwen geyser
omhoog, die, steeds in
kracht toenemend, massa\'s
kokende modder en stee-
nen uitbraakte. De Maori\'s
gaven den nieuwen geyser
den naam „Waimangu"
of „Zwart Water" en
„Zwart water" neemt een
waardige plaats in onder
de wonderen van die
streek. De krater er van
is open en is aan een zijde
niet hoogcr dan de om-
geving. Hij beslaat een
oppervlakte van 80 .Aren
en de stoutmoedige be-
zoekcr kan een blik
werpen in die dwarrelende
massa van zwarte, in
kookhitte opborrelende
modder. Sinds l(X)iS is het
niet tot een uitbarsting
van den geyser gekomen,
doch in de dagen van
zijn grootste werking
hield „Zwart water\'\' zich
nog geen 3b uur achtereen
rustig. Ken effen oppcr-
vlakte aan de open zijde
van den krater, voort-
durend in beroering, en
daarom „de Braadpan des
Duivels" geheeten, is een
bewijs, hoe onder de
aardschors de vulkanische
krachten voortdurend in
\'
DE WAIMANGU-GEYSER.
De uitbarstingen van den Waimangu-geyser werpen nu eens massa\'s van
zwarte, kokende modder op, dan weder worden asch en steenen uitgebraakt.
Soms wordt de uitgedreven massa 500 Meter hoog opgeworpen.
-ocr page 369-
DE WONDEREN DER WEREED
334
werking zijn. In denzclfdcn krater ligt ook een meer van kokend water, „het Echo-kratermeer"
geheeten, dat overloopt, wanneer een nieuwe uitbarsting van den Waimangu is te verwachten.
Deze uitbarstingen zijn indrukwekkende natuurverschijnselen, want de uitgeworpen modder
bereikt een hoogte van bijna 400 meter en dikke wolken stoom bolderen omhoog, meer dan
1000 meter hoog, alvorens in het luchtruim te verwazen en te verdwijnen.
De Grotten van West-Australii\'. — Deze reeks van prachtige, indrukwekkende grotten
liggen in de kalkrotsen in den uitersten zuidwesthoek van West-Australië. Kaap Leeuwin is
het eerste punt van het groote vastland, dat de reiziger uit Europa in \'toog krijgt en tusschen
die kaap en kaap Naturaliste, enkele kilometers noordwaarts en tusschen de woeste ravijnen
en kale rotsen liggen achter de hooge klippen, die zich langs de kust verheffen, deze ongc-
evenaarde grotten. De
reis er heen kan van uit
Yallingup of Margareta-
rivier worden onder-
nomen.
De holen behooren
tot de grotten, die door
de inwerking van het
water in de kalkrotsen
zijn ontstaan. Het regen-
water druipt door een
verticale spleet en zoekt
zich dan in horizontale
richting een weg tot het
op een of ander punt van
den rotswand naar buiten
komt en omlaag glijdt of
druipt. Het regenwater
bevat een klein percen-
tagc koolzuur, het ge-
steente bestaat voor een
groot deel uit koolzure
kalk, die door de inwcr-
king van het koolzuur
omgezet wordt in oplos-
DE KRATER VAN DEN WAIMANGU-GEYSER.
De krater van dezen grooten geyser beslaat een oppervlakte van 8000
vierk. Meter. In den laatsten tijd heeft geen uitbarsting plaats gehad, sinds
1906 heeft de geyser zich rustig gehouden.
baredubbelkoolzurekalk.
Aldus wordt het ge-
steente langs den weg,
dien het water volgt,
opgelost en medegesleept totdat het dunne straaltje aangegroeid is tot een ondergrondschen
stroom en de breuk in het rotsgesteente geleidelijk zich uitbreidt tot een reeks van groote
holen en grotten.
De kalk, die door de werking van het koolzuur is opgelost en medegesleept wordt door
het stroomende water, wordt op haar weg door elke hindernis tegengehouden en bouwt aldus
kleine witte zuilen, bruggen en kasteelen op. Als het water omlaag druppelt, zet het de kalk
af en vormt een franje van witte steenen kegels of wel bouwt op den bodem, waarop het
valt, een klomp van zuivere kalksteen, die al maar verder groeit, en een hooge zuil vormt
en zich soms zelfs ten slotte vereenigt met den stalactiet, waarvan het water is afgedropen.
Alle vormen van stalactieten en stalagmieten treft men aan in deze grotten bij Yallingup. In
een er van ziet men een volslagen schouwburgloge met zijgordijnen, leuningen, pilaren, alles
-ocr page 370-
i
V
O
~ o
c   u
g    >.
>    c
g   e
(  |
u   >
B
ü    «>
(0     O
a  o
2
üj
h
h
o
Bi
O
CL
O
2
j
<
>
Q
"O >.
C IC
V «
dj""
ü £
]J
"O -C
c
•" c
.si
_* e
i3 v
I
c
10
£
c
6
>
o
-ocr page 371-
336
DE WONDEREN DER WERELD.
volkomen naar behooren.
Een andere zeer groote grot,
de Zaal van den Staatsraad
gedoopt, biedt een zeer
indrukwekkenden aanblik.
Het is haast onmogelijk de
grot zoo voldoende te be-
lichten, dat al de wonderen
van kalksteen er in nauw-
keurig zijn te aanschouwen,
daar de ruimte zeer groot
en ruim 30 Meter hoog is.
Men ziet echter, hoe sta-
lactieten van het koepeldek
afhangen als reusachtige
kristallen kandelabers en
de draperieën langs de
wanden schijnen in het
onzekere lichtschijnsel, dat
wij er op laten vallen, heen
en weer te wuiven. Groote,
met puntige uitsteeksels
versierde zetels verheffen
zich als tronen in het midden
dezer ruimte, en men kan
zich voorstellen, hoe in
deze steenen pracht door
een vorst cour wordt ge-
houden.
De Walcliffc grot heeft
een zeer engen toegang,
verborgen achter struiken
en varens. Wie er in wil
binnendringen, moet krui-
pen, zich wringen door een
nauwe gang over een afstand
van ruim 10 Meter. Maar
dan wordt hij beloond door
DE „SOLDATENDEKEN" IN DE YALLINGUP-GROTTEN.
Dit is een prachtvoorbeeld van de steenen draperieën, die door de
inwerking van het water in deze kalksteenrotsen zijn ontstaan.
den aanblik van een ronde
zaal weelderig rijk gesierd
met schitterend witte sta-
lactieten, met reusachtige
druiventrossen, weefsels, schijnbaar zoo zacht als schapenwol doch hard als marmer en —
oprijzende van den bodem, als gereed om de vruchten te plukken doch bevroren toen
de vingers zich tot grijpen gereed maakten — een monsterachtige hand, maar dan een
meter hoog.
De Warrawerrie-grot ligt ongeveer drie Kilometer zuidelijker. Om haar te bereiken gaat
men langs een ladder van vijf Meter omlaag. De bodem is bedekt met grillig gevormde
steenklompcn. Op een plaats verheft zich een stalagmiet, gelijkende op een gebroken zuil,
gehouwen uit het zuiverste Carrarisch marmer. Draperieën teer als gaas, den indruk gevende
van het fijnste dundoek, hangen langs de wanden en eerst als de hand de kilheid van het
-ocr page 372-
AUSTRALIË.
337
gesteente heeft gevoeld, komt men tot de erkenning, dat het water ze uit steen heeft ge-
schapen en dat ze niet afkomstig zijn van een wecfstoel.
In de Calgardup-grot is de bodem zoo vochtig, dat het nog duidelijk is te bemerken, dat
ze de bedding van een ondergrondsche beek is geweest. De grot is ruim twintig Meter
breed, de wanden zijn gesierd met stalactieten van allerlei denkbaren vorm en in het
llikkerendc licht vertoonen zij tal van kleurschakeeringen. In deze grot treft men de
wonderlijke kalkformatie aan, die „de Preekstoel" is gedoopt, schijnbaar gedragen aan de
teerste marmeren ketenen.
Wairakei. — Het Wairakci-dal is een der drie wonderdalen van het land der heete
bronnen, gelegen aan de oevers van de Waikato. Dit geyserdal, met zijn met manuka-boomen,
slingerplanten en varenpalmen begroeide hellingen, voert door een landschap van weelderige
kleurenpracht. Snel vlietende
stroomen en beekjes, tus-
schen oevers van witte,
roode en gele rotsgesteenten
zich een weg banend, zijn
omlijst door dichte varen-
bosschen en zachte mos-
velden, terwijl hier en daar
geysers omhoogspuiten, ver-
dwijnend om zich telkens
weder met onbegrijpelijke
regelmatigheid te vertoonen.
De poel, welke door
de blanke bevolking „de
Champagne-vijver", door de
Maori\'s „l\'irorirori" („de
altijd opborrelende") wordt
gehceten, is een kokende
kolk, gevuld met donker
blauwgroen water, waarvan
de eene zijde rijk begroeid,
de andere bedekt met lagen
gekleurde klei, die men in
overvloed in de omgeving
vindt. Op één punt bij den
oever doet de vulkanische
werking zich het sterkst
waarnemen; daar kookt en
borrelt het water onafgc-
broken naar boven.
De mooie kleur van den
poel wordt toegeschreven
aan de klei, die in het altijd
in beroering zijnde water
blijft dwarrelen en mede-
gesleept wordt door den
stroom heet water, die er
van afvloeit en Kiriohinekai
is geheeten.
DE GEBROKEN ZUIL IN DE BLACKBOY HOLLOW CAVE.
Stalagmieten en stalactieten hebben zich hier gevormd tot slanke zuilen,
even mooi als de bekwaamste beeldhouwer uit het oude Griekenland uit
smetteloos Parisch marmer had kunnen houwen.
Pc Wonderen der Wereld,                                                                                                                23
-ocr page 373-
DE WONDEREN DER WERELD.
338
De mooie geyser van den Drakenmuil is een der krachtigste van het Wairakei-dal. Hij
komt te voorschijn uit een spleet, die ongeveer 60 Meter boven een beek is gelegen. Ongeveer
om de negen minuten spuit het kokende water op en werpt schuimende fonteinen omhoog.
Dat duurt zoowat tien seconden en dan verdwijnt het natuurverschijnsel weder. Deze
uitbarstingen bereiken een hoogte van 3 of
watervallen naar beneden. De bodem steekt
4 Meter en vallen dan in een reeks van kleine
door zijn hel roode kleur scherp af tegen het
donkere groen der manuka-boomen
en aan den voet van den geyser
ligt een kleine poel van kokend
water, donker blauw van kleur,
waaruit onafgebroken kleurige
waterbellen opstijgen. De ver-
schcidenhcid van kleur wordt nog
grooter door de roze op koraal
gelijkende sintels, aan den voet
van het terras, dat afwisselend
bruine, roode, zwarte
tinten doet zien.
en grijze
Het Manapouri-meer. — Het
Manapouri-meer is een der mooiste
en tevens een der diepste meren
van het zuidelijk eiland van Nieuw-
Zeeland. De oude Maori-naam er
van is Motu rau, „het Meer van
Honderd Eilanden", een goed
gekozen benaming, daar het meer
bezaaid is met tallooze eilandjes.
Het meer is een paar honderd
vierkante Kilometer groot; de
grootste diepte is 450 Meter. Het
is bijna 35 Kilometer lang en
loopt uit in twee armen, een
zuidelijke en een westelijke. Aan
alle zijden is het omgeven door
prachtige bergen, dicht begroeid
en met besneeuwde toppen, gelijk
alle bergen van dit eiland. Zij
BLACKBOY HOLLOW CAVE.
Stalactieten, bestaande uit twee verschillende stoffen, vindt men
in deze grot. Behalve de kalksteen heeft het regenwater met zich nog
een ander mineraal der rotsen meegenomen. Dit is ook achtergebleven
in de stalactieten en is oorzaak van de verscheidenheid van kleur.
bereiken een hoogte van 3000 a
3500 Meter boven de oppervlakte
der zee; honderd Meter hoog
bedekken de berken, varen-
boomen en vuurboomen de helling
met een dichten plantengroei,
terwijl de eilanden in het meer groene lusthoven zijn. Op den noordelijken oever heeft men
het gezicht op hooge bergen met schitterend witte gletschcrs, vanwaar afschuimende water-
vallen in diepe kloven storten. De Matterhorn-ketcn en de Kathedraalbergcn verheffen hunne
besneeuwde toppen boven het schilderachtige meer. De zijtakken van het meer vernauwen
zich aan het uiteinde en gelijken dan met hunne steile rotsen op de fjorden van de
westkust. Vooral de westelijke vertakking is schilderachtig door haar diepe inhammen, haar
bochten en kapen, alles even weelderig begroeid.
-ocr page 374-
3
<
**
01
I
»*
C
3
>
• g
3
c
"0
V
-B
e
«
h
>
o
-*
Qd
2
O
J
0,
=
D
£
O
0.
0!
0
<
2
ALG
als
o
-e
ï
LU
3
Q
i
2
esc
_0
~
m
_]
-v
tu
0
o
ï
H
OT
tf>"
v:
»
UJ
"a
ÜJ
E
K
0
ü_
>-u
u
ÜJ
o
Q
5
I
-ocr page 375-
DE WONDEREN DER WERELD.
340
Het Rotomahana-meer. —
Het „warmwater-meer" Roto-
mahana, aan welks oevers men
de prachtige roode en witte
terrassen vond, totdat de uit-
barsting van den Tarawera-
berg ze verwoestte, is een
voormalige krater. Het was
weleer een der drukst bezochte
punten omdat de vermaarde
terrassen in de nabijheid er
van lagen. Doch in den nacht
van de grootc uitbarsting van
den Tarawera werd de plaats
waar het Rotomahana-meer
lag geheel vernield, en het
water met de modder en
stcencn en alle schoonheden
der oevers her- en derwaarts
geworpen. Wat een landschap
van ongeëvenaard natuur-
schoon was geweest, werd
herschapen in een woestenij
vol vreemde vormen en onge-
wone geluiden. De bodem van
het meer werd over degansche
oppervlakte bedekt met leelijke
modderfonteinen en fumarolcn,
die dikke stoomwolken ten
hemel opstieten. De steile
kanten van dezen afschuwe-
lijken kuil waren met asch ovcr-
dekt en de omringende heuvels
DE CHAMPAGNE-VIJVER, WAIRAHEI.
Dit meertje van kokend water is opmerkelijk door den rijkdom van tinten,
veroorzaakt door de klei, die blijft zweven in het steeds opborrelende water.
waren door diepe scheuren
doorploegd. Door deze spleten
in den rotsbodem baanden
zich dikke stoomwolken onder
geraas en geblaas een uitweg, en de top van den Tarawera was in tweeen gepleten.
In den omtrek van het in den ouden krater gevormde Rotomahana-meer vindt men
tallooze bewijzen van de vulkanische werking onder den bodem. „Ongetwijfeld", zegt een
schrijver, „waren op geringe diepte onder het oppervlak de rotsen vóór de uitbarsting ver-
zadigd van water, dat een temperatuur ver boven zijn gewone kookpunt had, doch waarvan
de overgang tot den toestand van stoom werd verhinderd door de drukking der rotslagen
er boven. Werd die drukking minder, dan moest het oververhitte water zich onder ontploffings-
verschijnselen omzetten tot stoom. Dientengevolge waren in de omgeving van het meer
alle gegevens voor een hydrothermische ontploffing aanwezig, mits nu maar de drukking der
bovenliggende rotslaag wilde verminderen. Het ontstaan van de scheur bij de uitbarsting deed
dien druk inderdaad verminderen en het gevolg was de ontzettende hydrothermische ont-
ploffing van 1886." Zes maanden later was het peil van het nieuwe meer reeds weer half zoo
hoog als dat van het vorige. De oude afvoerwegen waren verstopt en het toestroomende
water heeft het meer dertigmaal grooter omvang dan vroeger gegeven. Vroeger 148 Hectaren
-ocr page 376-
AUSTRALIË.
341
groot, heeft het thans een oppervlakte van 4480 Hectaren. Maar niet over de gansche
uitgestrektheid is het water van het Rotomahana-meer warm. Sommige gedeelten zijn koud.
andere warm, doch in de buurt der geysers, die als stoommachines langs de oevers van het
meer staan te blazen en te hijgen, is het water kokend; en op plaatsen waar het water
ondiep is breken kokende bronnen zich baan naar de oppervlakte. De rotsen van het meer
zijn in stoom gehuld en oorverdoovend is het gebrul der fumarolen, die de reiziger aan alle
kanten ziet opstijgen.
De Tarawera-berg. — De Tarawera is een der vulkanische toppen van de groote
bergruggen van het noordelijk eiland van Nieuw-Zeeland. Hij staat midden door het land
der hcete bronnen en verheft zich op den oostelijken oever van het meer van denzelfden
naam. De hoogste top van den berg was vóór de uitbarsting van 1886 ruim twaalfhonderd
Meter boven den zeespiegel en op een afstand gezien had die top een afgeplatten vorm,
zonder ecnige aanwijzing van een krater. De geschiedenis geeft niet de minste aanwijzing,
dat de vulkaan vroeger ooit in werking is geweest, en met wouden begroeide hellingen
bewezen wel, dat de vulkaan eeuwen achtereen gedoofd was geweest. De geleerden zijn het
met elkaar dan ook eens, dat de Tarawera vóór zijn jongste uitbarsting niet in actie is
geweest zoolang de Maori\'s Nieuw-Zeeland bewoonden.
De gehccle groote Taupo-kcten telt vele prachtige bergspitsen, waarvan de meest bekende
Deze geyser is vermaard om zijn rijkdom aan tinten. De heete bron vloeit over op koraal
gelijkende sintels naar een poel van prachtig blauw gekleurd water.
-ocr page 377-
\'t42
DE WONDEREN DER WERELD.
zijn de Edgccombc, de Kaharamea, de Paeroa, de Tongariro, de Ngauruhoe en de Ruapehu
(ruim 3000 Meter hoog). Deze verheffen zich boven het vulkanische tafelland over een uit-
gestrektheid van meer dan 240 Kilometer en de Taraweraberg behcerscht een wonderschoon
en indrukwekkend landschap.
De Maori\'s gaven verschillende namen aan den Tarawera. Die van den noordkant beteckende
„openbarstende", die van de zuidzijde „de gebarsten rots", wat des te opmerkelijker is, omdat
naar menschelijkc herinnering geen uitbarsting ooit heeft plaats gehad. De berg was heilig
als begraafplaats van de hoofden en vele jaren lang verzetten de inboorlingen zich tegen de
bestijging er van door blanken.
Talrijke voorteckenen gingen aan de uitbarsting vooraf, doch er werd geen bijzondere
beteekenis gehecht aan de verschillende verschijnselen. De poelen en gcysers aan de land-
streek waren ongewoon werkzaam gedurende den voorafgaanden tijd. Er ontstonden plotseling
HET MANAPOURI-MEER.
De ernstige schoonheid van dit meer, met zijn dichtbegroeide eilanden en steile oevers met zijn
besneeuwde toppen van de Kathedraalbergen in het noorden, heeft er den naam Manipouri, „het meer van
het treurende hart" aan gegeven.
meren en het water van een op eenigen afstand gelegen kratermeer verdween plotseling,
de krater liep geheel droog. Gedurende het gansche jaar, dat aan de uitbarsting voorafging,
waren er verschijnselen voorgekomen, die waarschuwden, dat iets ongewoons ondei het
oppervlak der aarde plaats vond. De ontzettende uitbarsting van 10 Juni 1886 kwam niettemin
zoo onverwacht, dat inwoners van de omliggende steden en dorpen, inlanders zoowel als
Europeanen, rustig sliepen toen zij gewekt werden door de eerste schokken der aardbeving.
Te Wairoa, 13 Kilometer van den Tarawera gelegen, had men een even prachtig
als ontroerend gezicht op de ramp; desgelijks te Rotorua, 23 Kilometer verwijderd.
Binnen het uur na de eerste lichte trillingen en het eerste gerommel werden de schokken
heviger en talrijker, en oorverdoovend was het gebulder van de tot uitbarsting gekomen
kraters. Elke knal deed de ruiten der huizen van Auckland, 240 Kilometer verwijderd,
rammelen en men zag het daar duidelijk weerlichten. De ontploffingen werden waargenomen
te Wellington, op 470 Kilometer afstand, en zelfs te Christchurch in het zuiden, 680 Kilometer
-ocr page 378-
S
O
>
II
SC
*> *>
S .2
a
S £
— o.
.£ o
ca
ÜJ
ÜJ
2
<
<
<
:>
o
f-
ü
u.
f-
UJ
X
(0 •
2   C
<0 «
H •£
SS
"O
B Ji
18 -G
> M
ff"*
f g
i
3  |
•V
m u
_5 -c
fl
11
ïl
o
O
-ocr page 379-
DE WONDEREN DER WERELD.
344
DE TARAWERA.
Op deze afbeelding ziet men de diepe scheuren in de berghelling ontstaan door de uitbarsting van 1886,
toen de Tarawera ontwaakte uit een slaap van enkele eeuwen. Aan den voet van den berg ligt het
Rotamahana-meer.
er van verwijderd. Dichte wolken stoom en rook, waaruit elcctrische ontladingen plaats
vonden, verhieven zich 10 Kilometer in de lucht en strekten zich boven den berg uit als
een reusachtige parapluie, die steeds grooter en grooter werd, totdat gansch het hemel-
gewelf er achter schuil ging. Van uit de voornaamste vuurkolom, die uit den krater
omhoog spoot, rolden vurige bollen in het meer, terwijl langs den gcheelen bergkam overal
vulkanische vuren opstegen, zoodat het was alsof de gansche berg in brand stond.
Des morgens om zes uur was het voornaamste werk van verwoesting voltooid, hoewel
de uitbarsting, met het uur in kracht afnemend, nog enkele dagen voortduurde, het nog
steeds rommelde in den berg en over den gansenen bergkam nu en dan door de werkende
kraters steenklompen werden uitgeworpen. Toen men voor de eerste maal na de ramp den
top van den Tarawera tusschen de dichte rookwolken in het oog kreeg, zag men, dat hij
hooger dan te voren was, dat de top in het midden tot een kegel was opgegroeid, en de
gansche bergrug tal van scheuren had gekregen.
De wouden zijn van de hellingen weggevaagd, verbrand. Doch de onvermoeide natuur is
onafgebroken bezig geweest gedurende de 2.") jaar, welke sinds de uitbarsting zijn verloopen. Zij
heeft weder aan de omgeving van den Tarawera een normaal uiterlijk gegeven, de modder-
vlakten weder door plantengroei doen bedekken, aan de bceken en stroomen een andere
bedding, aan de meren een andere plaats toegewezen, de vogels naar de verwoeste streken
teruggelokt, de wateren weder met visschen bevolkt, de bloemen weder doen ontluiken.
Doch sinds den nacht der verschrikking in 1886 is de werking der tallooze geysers en poelen
belangrijk toegenomen.
-ocr page 380-
AFRIKA.
HOOFDSTUK XII.
Naar S1R HARRY JOHNSTON.
De • Pyramiden van Giseh. — In de Inleiding van dit werk is er reeds aan herinnerd,
dat de Pyramiden van Egypte bij de beschaafde Grieken en Romeinen in het begin van onze
jaartelling stonden bovenaan het lijstje van de Zeven Wonderen der Wereld. Deze kolossale
prafsteden zijn voor de eerste maal duidelijk beschreven door Herodotus, den Griekschen
reiziger en geschiedschrijver, die als onderdaan van 1\'erzië het levenslicht aanschouwde in
het door Grieken bewoonde kustgcdeelte van Kloin-Azië en ettelijke jaren, vermoedelijk
tusschen 4(>0 en 454 vóór Chr., in Egypte vertoefde. Zijn naam voor deze vierzijdige bouw-
werken, waarvan de driehoekige zijden van een vierhoekig grondvlak opstijgen tot eenzelfde
punt van samenkomst onder een hoek van ongeveer .">(> graden, was „Pyramis", vermoedelijk
een verbastering van een Egyptisch woord „Piremus", dat dient tot aanduiding van iets, dat
verticaal in de hoogte gaat. Aan den meervoudsvorm „Pyramides" heeft West-Europa den
naam Pyramido ontleend.
Wie maar een vaag begrip heeft van Egypte, stelt zich voor dat Egypte vanaf Alexandrie\'
tot de omgeving van Khartoem met Pyramiden is overdekt, en ook dat de Pyramiden moeten
gerekend worden tot de oudste monumenten van Egypte en een eigenaardigheid zijn uitsluitend
Te Gizeh, in de buurt van Cairo, verheffen zich de drie Pyramiden van Khufu, of Cheops, zijnen broeder
Khefren, en Mycerinus, onderscheidenlijk den tweeden, derden en vierden koning uit de Vierde Dynastie,
die over Egypte heerschte tusschen 3733 en 3600 vóór onze jaartelling.
-ocr page 381-
346                                            DE WONDEREN DER WERELD.
van dat land. De waarheid is evenwel, dat de oudste der eigenlijke Pyramiden — n. 1. een
vierzijdig bouwwerk van steen, van een vierkant grondvlak oploopend tot een scherpe punt —
vermoedelijk niet ouder is dan de Vierde Dynastie, ongeveer 6800 jaar geloden, terwijl het
begin van Egypte\'s beschaving nog zeker een 5000 jaar ouder is te stellen. De echte
Pvramidcn worden bovendien uitsluitend aangetroffen in het noordelijkste deel van Middcn-
Egypte op of nabij den linkeroever van den Nijl, even boven de Delta en niet ver van Caïro.
De kleine en later gebouwde Pvramidcn, meer zuidelijk in Nubie (Mcroc) gelegen, zijn
armzalige imitaties van de reusachtige monumenten, opgericht door de koningen uit de
Vierde, Vijfde, Zesde, Zevende, Achtste, Elfde en Twaalfde Dynastieën, die volgens professor
Flinders Petrie geregeerd hebben in een tijdperk, waarvan het begin 6850, het einde 6200
jaren achter ons ligt.
Niet alle geleerden zijn het met die cijfers van Flinders Petrie eens. Andere Egyptologen
GEZICHT OP DE PYRAMIDEN VAN ACHTER DE PALMEN.
Men erkent thans algemeen, dat de Pyramiden niets anders waren als de graven der Egyptische
koningen, die heerschte van af de Eerste tot de Twaalfde Dynastie. De koning bouwde zelf zijn laatste
rustplaats en volgens Lepsius voegde hij er elk jaar van zijn regeering een deel bij.
zijn van oordeel, dat de Pyramiden niet zoo oud zijn, schatten den ouderdom op ongeveer
5000 jaren. De Sphinx dagteekent ongeveer uit den tijd van de Groote Pyramidc te Gizeh,
is dus ten hoogste 6800 jaar oud.
De Pyramiden in hun volmaaktsten vorm, schijnen te danken te zijn aan de fantasie van een
groot koning of bouwmeester, die daarbij tot voorbeeld nam het veel bescheidener en kleiner
„Mastaba" of steenen graf. Op den platten steen, die een steencn graf bedekte, werden kleiner
lagen metselsteen aangebracht. De toeneming van het aantal van deze langwerpige steenlagcn
deed geleidelijk een reeks van treden ontstaan en als er ten slotte bovenop een enkele steen
werd gezet, dan had men een soort van pyramide, groote verwantschap vertoonend met de
trap-pyramiden van Sakkara, waarop we later nog nader terugkomen. De verandering van
het grondvlak van een langwerpigen vierhoek in een vierkant, en de opvulling der treden
-ocr page 382-
r.
#*
1]
J.S
e «
|8
il
« JJ
co "O
\'1
:=> S
-0.
2
UJ
Q
ai u
H
<
"1
J
Q
UJ
o
S oc
Ijl
H
-ocr page 383-
348
DE WONDEREN DER WERELD.
DE GROOTE PYRAMIDE.
Dit is de laatste rustplaats van koning Khufu. Hij gaf er den naam „het Eeuwige Licht" aan.
met metselwerk, waardoor de zijden geëffend werden, waren verdere schreden in de wordings-
geschiedenis der pyramiden.
Reeds zeer vroeg in de ontwikkelingsgeschiedenis van het menschdom, in het bijzonder
van het blanke of Caucasische ras, vinden we het gebruik om een doode te begraven in een
steenen ruimte, om reden, dat het lijk aldus beschermd werd tegen de vraatzucht vanhyena\'s,
honden en gieren. Het oude negroïde volk, dat weleer de noordelijke kusten van de Middel-
landsche Zee bewoonde — ongeveer dertig- of veertigduizend jaar geleden — legde zijne
dooden in kleine steenen ruimten, die het maakte door het uithollen van den rotsigen
bodem, voltooide de muren van het grai met brokken steen en legde andere stukken over
de opening. Op den duur bracht de vrees, dat hyena\'s de losse steenbrokken zouden ver-
wijderen, de achtergebleven betrekkingen er toe om groote steenen platen er over te leggen.
Aldus zijn de Dolmen ontstaan, die men alom, als herinneringen aan voorhistorische tijden,
aantreft in Europa, Noord-Afrika en Azië. Steenen graven zijn onbekend onder de echte
negerrassen, die niet te cenigcr tijd den invloed hebben ondervonden van den blanke en
wanneer men ze aantreft ten zuiden van de woestijn Sahara, zijn zij een bewijs, dat lang 01
kort geleden die invloed zich heeft doen gevoelen
In Berber, Noord-A frika, treft men een soort van graven aan, die in karakter overeen-
stemmen doch in vorm verschillen met de pyramide. Uier, speciaal in Algiers, was het graf
van een aanzienlijk persoon in den aanvang der historische tijden vaak rond van vorm,
misschien afgeleid van de uiterlijke gedaante van hut of huis; want de gedachte om iemand
te begraven in de woning waarin hij heeft geleefd, wordt meer verwezenlijkt. Op den top
van zoo\'n rond graf was geplaatst een rond dak van metselwerk, waarop weder een kleiner
koepel was geplaatst en zoo zijn de ronde pyramiden ontstaan — op elkaar liggende ringen
van steen, steeds kleiner wordend van omtrek en ten slotte in een punt eindigend — welke
-ocr page 384-
AFRIKA.
349
de graven der vermaarde Berberkoningen werden en die men tegenwoordig op verschillende
punten in Algiers aantreft.
Den pyramidevorm vindt men intusschen niet enkel in Egypte doch, ongetwijfeld geheel
onafhankelijk daarvan, zijn zij opgericht door de oude volken, die Griekenland, Italië, Assyrië,
Indië, China en zelfs Mexico en Centraal-Amerika bewoonden. Maar bij al die volken, en in
het bijzonder in Egypte, was de pyramide nimmer een familiegraf, doch de laatste rustplaats
voor een enkelen persoon, bij uitzondering voor een echtpaar. De Grootc Pyramide van Gizeh
b.v. — Koning Chufu\'s graf — heeft kleinere pyramiden tot buren, welke als graven dienden
voor andere leden van het koninklijk huis, hoewel het mogelijk is, dat behalve het stoffelijk
overschot van koning Chufu ook de sarcophaag van zijn gemalin er een plaats in heeft
gevonden.
Gelijk men op een onzer afbeeldingen kan zien, waren de pyramiden bedekt met effen
metselwerk, mooie gladde steenen, goed afgewerkt, zorgvuldig aan elkaar gepast en aan
ieder der vier zijden een scherpe kantlijn vormend. Indien de mensch deze steenen bedekking
onaangeroerd had gelaten, dan zou het te betwijfelen zijn of, gegeven het Egyptische klimaat,
de Pyramiden er erg vervallen zouden hebben uitgezien trots een bestaan van bijna 6000 jaar.
en het zou uiterst moeiclijk zoo niet onmogelijk zijn geweest den top er van al klimmende
te bereiken. Doch van af den tijd, dat Egypte heeft blootgestaan aan de invallen van
„barbaren", dus sedert 510 vóór Christus, en vooral onder de langdurige en alles ver-
woestende heerschappij der Arabieren en Turken, is gezocht naar een opening in de
DE VOET DER GROOTE PYRAMIDE.
De Pyramide is opgetrokken van Nummulitenkalksteen, uit de steengroeven van Türa en Masara aan
de overzijde van den Nijl. De buitenzijde was van graniet en blokken kalksteen doch slechts beneden den
beganen grond zijn daarvan nog sporen waar te nemen.
-ocr page 385-
EEN HOEK VAN DE GROOTE PYRAMIDE.
Het algemeen karakter van een Pyramide is dat van een trap, waarvan de treden een halven tot
ander halven Meter hoog zijn. De hoogte van deze Pyramide is 151 Meter, de lengte van elke zijde 240 Meter.
-ocr page 386-
AFKIRA.
351
Pyramiden, ten einde de geheimen er van te onthullen en in de eerste plaats om de er in
verborgen schatten op te sporen. De mantel van metselwerk, met zoo bekwame hand
gemaakt, werd weggehakt en het daaronder liggende grover bouwwerk blootgelegd.
Het feitelijke graf of de grafkamer, waar het lijk van den vorst zijn laatste rustplaats
vond, was bijna altijd beneden de oppervlakte der aarde en men kwam er langs een
hellende gang, waarvan de opening gelegen was aan de noordzijde der pyramide — de vier
zijden der pyramiden zijn altijd naar de vier windstreken gekeerd — of wel was gemaakt
een eind verder in den rotsachtigen bodem, waarop de pyramide was gebouwd. Deze gangen
daalden van den ingang tot het graf in het midden met een helling van ongeveer 26 graden.
Detocgangschijntgesloten
" sa
g
een spil of tap. Andere
gangen vormden vertak"
kingen van de hoofdgang,
die naar het graf voerde
en mondden uit op een of
meer groote ruimten in
het hart der pyramide,
ver boven het graf. Zeer
dikwijls waren die zij-
gangen echter versperd
of verstopt, hetzij voor
een of ander tijdelijk doel,
hetzij voor goed. De zoI-
dering dier kamers werd
gevormd door horizontaal
liggende steenen, waar-
boven nissen lagen, ge-
vormd door schuin staande
steenen, die als \'t ware als
nok van het dak dienden.
In de Koningskamer van
de Groote Pyramide van
(iizeh vindt men een aan-
tal ruimten met horizon-
tale zolderingen, waar-
Een blik van af den zuidwestelijken hoek van de Groote Pyramide op de
woestijn. Van de hoogte van de plaats vanwaar de fotografie is genomen, kan
men een denkbeeld krijgen, wanneer men ziet, hoe klein de kameel zich vertoont,
die heel in de verte even boven het middelpunt van de afbeelding zichtbaar is.
boven nissen zijn uitge-
spaard.
Het is waarschijnlijk,
dat het plan heeft bestaan
\'n de Pyramide van Chufu of Cheops niet enkel het lijk van den koning zelven doch ook
dat van zijn medebestuurder of zelfs van zijn gemalin te begraven. De laatste centrale graf-
kamer schijnt evenwel nooit voltooid te zijn, doch het verhaal gaat, dat een sarcophaag is
gevonden in de tweede kleinere van de beide zorgvuldig afgewerkte kamers boven het centrale
graf, waaraan de naam van „grafkamer der koningin" is gegeven. De „grafkamer des
konings" lag met de kleinere tweede kamer vrijwel in het centrum der pyramide, wanneer
men het graf beneden de oppervlakte van de aarde aanneemt als het laagste punt er van.
Vanaf den ingang aan de noordzijde der pyramide, bij de plaats, waar de grens is tusschen
den mantel van metselwerk en het rotsgesteente, dat nu de basis vormt, voert de gang
omlaag naar een punt, dat als de feitelijke basis der pyramide is te beschouwen. Hier splitst
-ocr page 387-
3f>2
DE WONDEREN DER WERELD.
de weg zich in tweeën, de dalende gang; voert naar het centrale grai op den bodem van het
geheele bouwwerk, de stijgende brengt den bezoeker naar de grafkamers van den koning
en de koningin in het hart der pyramide; halverwege echter voert een zijgang in horizontale
richting naar een enkele, kleine ruimte, waarvan de bestemming niet duidelijk blijkt. Op het
punt, waar deze horizontale gang naar de derde kamer zich afscheidt van de omhoog
voerende, vindt men de sporen van een plotseling naar beneden loopende schacht, wellicht
het werk van schatgravers.
De steenen, waarvan de Groote Pyramide is opgetrokken, werden volgens Herodotus
uitgehouwen in de Arabische Bergen; hij kan daarmede den berg Sinaï bedoeld hebben ot
ook wel de Nubische Alpen bij Suez. Elke steen was op zijn minst 10 Meter lang. De steenen
werden vervoerd naar lichterschepen op den Nijl en over dien waterweg naar Gizeh gebracht.
Vanaf den oever der rivier werden zij voortgetrokken, ongetwijfeld over rolhoutcn van
palmstammcn, langs een speciaal daarvoor aangelegdcn weg, 20 Meter breed, meer dan een
Kilometer lang en uitgehouwen in den rotsbodem. De weg was geplaveid met gladde steenen
en de steenen kanten ver-
sierd met afbeeldingen.
Men had tien jaar noodig
om den weg aan te leggen
en daarop duurde het twin-
tig jaar eer de Pyramide
van Chufu was voltooid.
Toen het werk was afge-
loopen, bedekte, volgens
Herodotus, de Pyramide
een oppervlakte van acht
vierkante plethra, d. i.
7(>0ó vierk. Meter en de
hoogte was 265 Meter.
Doch die afmetingen waren
niet juist, zooals later
wetenschappelijk is vast-
gesteld, eerst door de
leden der wetenschappe-
lijke missie, door Napoleon
uitgezonden, later door
kolonel Howard Vyse,Sir
Hcnry James en professor
Piazzi Smyth. Volgens
laatstgenoemde autoriteit
(die intusschen tamelijk
overdreven meeningen
koesterde omtrent de py-
ramiden en aan de bouw-
meesters er van allerlei
mystieke bedoelingen toe-
schreef, welke hun vermoc-
delijk totaal vreemd waren)
DE INGANG VAN DE GROOTE PYRAMIDE.
De ingang aan de noordzijde is ongeveer 15 Meter boven den beganen
grond. Binnengekomen gaat men door een naar beneden hellende gang, 110
Meter lang, zoo steil dat zelfs aan het uiterste punt de hemel nog is te zien.
Deze weg voert naar de onderaardsche grafkamer.
is elk der vier zijden
van de basis 230 Meter
lang en de hoogte 146
Meter. De oppervlakte
-ocr page 388-
AFRIKA.                                                                  353
door de basis der pyramide m beslag genomen is bijna ">3000 vierk. Meter, en vóór dat de
Eiffeltoren en de „Wolkenkrabbers" in de Vereenigde Staten waren gebouwd, was de
Pyramide van Chufu het hoogste gebouw der wereld. Maar als zij nu verplaatst werd in het
centrum van New-York, zou zij er bijna onbeteekenend uitzien, ofschoon zij nog een heel stuk
hooger is dan b. v. de St. Paulskerk te Londen. Naar het verhaal gaat, zouden honderd
duizend man bij den bouw betrokken geweest zijn en de waarde en de kosten van onderhoud
van het personeel — gerekend als slaven en daglooncrs — noodig voor het houwen van de
steen uit de groeven, het vervoer er van over land en water naar het werk en ten slotte de
bouw van de pyramide zelve worden door prof. T. H. Lewis geschat op een kapitaalswaarde
van ruim 102 millioen gulden. De werktuigen waarmede de stecnen werden uitgehouwen en
behakt, waren boren, houweelcn en koperen zagen. Deze laatste zouden volgens oudere
Egyptologen voorzien zijn geweest van punten van corundum of diamant, doch latere onder-
zoekingen hebben dit niet bevestigd. De lange koperen zagen werden vermoedelijk enkel
bestrooid met amarilpoeder. Kalksteen werd doorgaans uitgehouwen met pikhouweelen en
dissels van koper. De vroegere boren waren aan de punten voorzien van vuursteen of
corundum.
De koning, die volgens Herodotus de Groote Pyramide bouwde, heette Khufu, een naam,
die later als „Khu-uf" werd
uitgesproken. In later Egyp-
tisch en Gricksch werd de
naam verbasterd tot Kheop
of Khembi, terwijl de
Grieksche schrijvers daar
later weer Cheops en zelfs
Suphis van maakten.
Khufu was, zeggen de
historieschrijvers, een ge-
streng en barsch vorst,
doch bleef toch ongeveer
vijftig jaren heerschen over
de bevolking van Midden-
Egypte. Hij koesterde
groote minachting voor de
overgeleverde vormen var
den eeredienst, sloot de
tempels en schafte de offers
aan de talrijke goden en
godinnen af. Blijkbaar was
hij een groot hervormer,
vooral zich wijdend aan
openbare werken, doch daar
hij zeer egoïstisch van aard
was, huldigde hij de op-
vatting, dat het mooiste
openbare werk, waaraan
hij zijne onderdanen kon
zetten, was een graf voor
hemzelf, dat de eeuwen
zou trotsecren. De legende
verhaalt, dat hij zulk een                  Blik in de hoofdgang in de Groote Pyramide, voerend naar
gebrek had aan geld om                                               Khufu\'* grafkamer.
De Wonderen der Wereld.                                                                                                     24
-ocr page 389-
9- <*
n
3
H
c 2
os n
1 " «r
o. — 2
5 2 »
O. f» 3
g_ x
<" — 9
(ï si <ï
3 3 3
gq
f?
3 D
ra
I w
3 3
1 ï
n
U.
z
x
II
e
ti
K
<> 6.
g-3
-ocr page 390-
DE WONDEREN DER WERELD.
354
de uitgaven voor dit reuzen-bouwwerk te bestrijden, dat hij de gunsten zijner dochter
Hontsen verkocht aan de parvenu\'s van zijn tijd. Ongetwijfeld een overdreven voorstelling,
door den eenen schrijver van den anderen overgenomen, doch waarvan de waarheid wel iets
dergelijks zal zijn, als de opoffering van een dame op een iancy-fair, die tegen klinkende
munt bereid is een sigaar voor een heer aan te steken of hem een kus te geven. Blijkbaar
heeft Khufu\'s dochter door dergelijke middeltjes niet alleen de kas haars vaders voor den
bouw zijner pvramide versterkt, doch ook voor zich zelve een kleine pyramide kunnen bouwen —
met de steenen, die haar aanbidders haar vereerden.
Werd de Groote Pyramide gebouwd door den eersten koning der Vierde Dynastie, van
de tweede was zijn opvolger en broeder (?) Khaf-ra of Kaf-rê1) de stichter. Hij regeerde
volgens de overlevering zes-en-vijftig jaar en is zeer waarschijnlijk niet de broeder maar de
neef of het zusterkind van Khufu geweest. Khaf-ra werd vermoedelijk opgevolgd door
Dadcf-ra, doch deze kan
ook geweest zijn een mede-
bestuurder van Khufu of
Khaf-ra. In dit geval is
deze laatste opgevolgd door
een zijner zoons, Men-
kau-ra. Deze Men-kau-ra,
wiens naam door de Grieken
werd verbasterd tot Men-
cheres of Mykerinos -),
bouwde de derde der drie
Pyramiden van Gizeh. Toe-
vallig of opzettelijk is de
tweede Pyramide, die van
Khaf-ra, een weinig kleiner
dan die van Khulu en be-
rcikte een hoogte van 148
.Meter, tegen 158 Meter die
van Khufu. De derde Pyra-
midc, die van Men kau ra,
is belangrijk lager, niet
De Sarcophaag van Khufu in de grafkamer van de Groote Pyramide
bij Gizeh. Men vermoedt, dat schatzoekers den Sarcophaag vernield hebben
in den tijd, dat de Mohammedanen over Egypte geheerscht hebben.
hooger dan 72 Meter. Over
drie vierden van haar opper-
vlakte was ze bedekt met
rood graniet, uit de buurt
van Assoean, liet overige een vierde tot de punt met kalksteen, die ter plaatse was gedolven.
Toen men aan den bouw der derde Pyramide bezig was, werd Men-Kau-ra door den dood
van oudere broeders troonopvolger, en nadat hij de regeering had aanvaard, besloot hij de
Pyramide meer in overeenstemming met zijn hoogen rang te maken. Hij gelastte zijn graf-
kamer niet in het bovcngcdeeltc van het inwendige der Pyramide te maken, doch liet een
gang aanleggen, die van de tweede kamer naar beneden liep en voerde tot een grafkelder
met granieten muren en een koepelvormige zoldering. Hier werd zijn sarcophaag geplaatst,
vervaardigd van één stuk gepolijst basalt, blauwzwart van kleur en uitgehouwen in den
vorm van een huis of kleinen tempel met drie deuren en drie vensteropeningen.
\') Het -ra of -re van deze namen is de naam van den zonnegod.
-) Egyptische namen — veranderend al naar het dialect, — werden eerst in het Grieksch misvormd (b. v.
doordat y in het Grieksch met u wordt aangeduid), en vervolgens mishandeld door het Grieksch met Latijnsche
letters te spellen. Zoo vindt men Mencheres ook gespeld als Mykerinus, Mycerinus enz.
-ocr page 391-
c
II
5
j
o
o
ï
3
O
J3
1
U
O
v
-ocr page 392-
DE WONDEREN DER WERELD.
a."6
De Tweede Pyramide van Gizeh, gebouwd door koning Khaf-ra (Chephren
Toen omstreeks 1830 de derde Pyramide door generaal Howard Vyse werd geopend,
bevond men, dat de kamers in de Pyramide reeds waren geplunderd. Hij ontdekte evenwel
den sarcophaag, waarvan de mummiekist den naam van koning Men-kau-ra droeg, hoewel
de mummie, die er in lag, vermoedelijk niet van den koning was. De mummie en de kist
hebben een plaats gevonden in het Britsch Museum, doch de schoonc sarcophaag is op zee,
toen men hem naar Engeland wilde brengen, te loor gegaan.
De Sphinx. — Niet minder dan de Pyramiden kan de Sphinx tot de wonderen der
wereld worden gerekend. Dit reusachtige beeld van een mensch-leeuw heeft een gelaat van
eenigszins Ethiopisch karakter en een haartooi, die nog heden ten dage in zwang is bij de
Galla, Somali, en Nubische vrouwen. Doch trots het vrouwelijke karakter van de haardracht,
welke intusschen doet denken aan de wijze, waarop bij de Hamitische stammen langs de
Roode Zee de mannen hun haar opmaken, stelde dit alleroudste Sphinx-beeld een mannelijk
wezen voor. Naar oude verhalen luiden, droeg het namelijk een baard, totdat eenige eeuwen
geleden dit steenen aanhangsel van de kin wegbrokkelde evenals de helm, die weleer het
hoofd sierde. De Groote Sphinx werd door de Egyptenaren uit later tijd „Hu" gchceten en
heeft misschien voorgesteld den Egyptischen god Ilar-em-akhu (Grieksch: Harmachis) of
„Horos-aan-den-gezkhteinder". Har ot Horos was de zoon van Hesiri (Osiris) en Hes (Isis)
en zou zijn vader gewroken hebben, nadat deze vermoord was door den god van het booze,
Set. In Boven-Egypte werd Har later vereenzelvigd met den god Amon-ra, ook soms wel
met den Maan-god Khonsu, elders weder met andere godheden.
De reusachtige figuur van den Sphinx is 22 Meter hoog van af den hoek gevormd door
-ocr page 393-
AFRIKA.
?Ö7
het rechtopstaande bovenlijf en de reusachtige vooruitgestrekte leeuwenklamven. Ze i.s ruim
()0 Meter lang, en is uitgehouwen uit het daar liggende rotsgesteente, terwijl gaten of
scheuren met metselwerk werden gedicht. De pooten zijn er blijkbaar later tegen aan
gevoegd. De jongste uitgravingen hebben aan den dag gebracht, dat het steenen monster
een tempel of ander heiligdom, tusschen zijn voorpooten gebouwd, bewaakte en beschermde.
De tijd waarin het is gebouwd, is nog steeds niet met zekerheid bekend. Men onder-
stelt, dat het ouder is dan de oudste Pyramide van Gizeh en men heeft wel eens als tijd
genoemd 3800 vóór Chr. d. i. 5700 jaar geleden. Reeds betrekkelijk kort nadat het beeld was
vervaardigd dreigde het onder het woestijnzand bedolven te geraken, en de vorsten uit de
latere Egyptische dynastieën hebben het als een daad van piëteit beschouwd te zorgen, dat
het zand om den Sphinx werd verwijderd. We mogen wel verwachten, dat in onze dagen,
nu Egypte is ontwaakt, aan dit werk om het zand uit de omgeving te verwijderen de hand
zal worden gehouden, zoodat het mysterie, dat thans dit voorhistorische bouwwerk omgeeft,
mede zal worden weggevaagd.
In het midden van den rug van den Sphinx vindt men een oude grafkuil, die naar de
meening van prof. Flinders Petrie in het oorspronkelijke rotsgesteente was gemaakt, vóór
de Sphinx was uitgehouwen uit de zonderling gevormde rots. Want het is zeer goed aan te
nemen, dat het plan om den Sphinx te maken pas bij de menschen opkwam door de gelijkenis,
die de rots had met een menschengezicht, zooals wel meer bij uitsteeksels van rotsen valt
op te merken. In zijn „Geschiedenis van Egypte" huldigt Petrie de opvatting, dat de Sphinx-
tempel dagteekent uit den tijd van Khufu en den bouw der Groote Pyramiden. terwijl er
andere aanwijzingen zijn, dat hij is gebouwd onder de regeering van Khaf-ra. De tempel van
graniet, die vaak ten onrechte „de Tempel van Sphinx" wordt gehceten, staat in geen
verband met het bouwwerk, al dagteekent hij misschien uit denzelfden tijd.
De Groote (en oudste) Pyramide van Gizeh, gebouwd voor koning Khufu (Cheops), de Groote Sphinx en
op den voorgrond de granieten tempel, ten onrechte als „de Tempel van den Sphinx" aangeduid.
-ocr page 394-
3Ö8
DE WONDEREN DER WERELD.
Na de roemrijke heerschappij van de groote Vierde Dynastie brak een tijdperk aan van
ettelijke eeuwen, waarin een aantal dynastieën aan de regeering kwamen en weder uit-
stierven en geen herinnering aan haar heerschappij achterlieten zoo merkwaardig als de
Sphinx en de Pyramiden van Gizeh te voren of de groote tempels van Karnak van later
datum. Een dier vorsten, de vermaarde Pepi van de Zesde Dynastie, die regeerde omstreeks
3200 vóór Christus, bouwde een pyramide bij Sakkara en den Rooden Sphinx van Tanis, die
nu in het Louvre te Parijs is te bewonderen, en waarvan het aangezicht ondersteld wordt
het portret van Pepi te zijn. Een lid van dezelfde dynastie was de vermaarde koningin
Nitokris (Nit-aqert), die door verschillende monumenten in de herinnering voortleeft. Ver-
haald wordt dat koningin Nitokris beslag
had gelegd op Men-kau-ra\'s graf in de
derde Pyramide en den sarcophaag van
dien vorst in een lager gewelf had doen
plaatsen. De naam „Nit-aqert" zou be-
teekenen „roze-wangig" en volgens
(irieksche legenden zou „Nitokris" of
„Rhodopis" een dansmeisje zijn, en de
oer-type wezen voor Asschcpoester. Toen
zij in de rivier baadde, zou een arend
een harer vergulde sandalen hebben
geroofd en deze op de vlucht hebben
laten vallen op de knieën van den
koning van Egypte, die onder den
blooten hemel recht sprak. Hij werd
dermate betooverd door de sierlijkheid
van het schoentje, dat hij alom deed
zoeken naar de eigenares en toen deze
gevonden werd, maakte hij haar tot
zijn koningin.
Karnak, Thebe. — Tusschen 3(X)0
en 2700 voor Christus, een tijdperk,
waaromtrent bitter weinig met zekerheid
bekend is, is de tweelingstad, Thcbai
lïhebe) in Opper Egypte steik op den
voorgrond gekomen. Vóór dien tijd
DE „TEMPEL VAN DEN SPHINX".
Deze graftempel, die nu gedeeltelijk onder het zand is
bedolven, en van graniet is opgetrokken, is vermoedelijk even
oud als de Sphinx, doch staat in geen verband met dat beeld.
hadden de groote koningen of heerschers
van Egypte hun residentie te Mcmphis,
nabij de Pyramiden en het huidige Cairo.
Later werd zij overgebracht naar Ahnas
of Heracleopolis (zooals de Cirieksche
benaming luidde) gelegen dicht bij het hedendaagsche Beni Suef. Doch Thebe lag veel hoogerop
aan den Nijl, op het punt, waar de rivier met haar kronkelingen het dichtst de Roode Zee nadert,
bij Kossêr, en waar de Nijl aan beide zijden omzoomd wordt door een strook vruchtbaar
land. In deze streek verhief zich weleer de stad Oobt, of Koptos, die voor de Pheniciërs en
Orieksche zeevaarders zoozeer vereenzelvigd was met den Egyptischen handel, dat daaraan
de (irieksche benaming van het land, Aigyptos, wordt toegeschreven. Thebe lag hooger
dan Koptos en nabij het hedendaagsche Luxor, aan denzclfdcn oever der rivier. In den loop
der tijden werd Luxor de havenstad van Thebe liet stadsgedeelte aan den westelijken oever
van den Nijl was de doodenstad van Thebe — de begraafplaatsen en de tempels, gewijd
nan of in verband staande met de doodenvercering. Dit gedeelte der stad werd door de
-ocr page 395-
De Groote Spliinx van Gizeh, nadat een deel van het zand was weggegraven waaronder
het beeld gedurende eeuwen bedolven is geweest.
-ocr page 396-
360
DE WONDEREN DER WERELD.
De laan der Sphinxen met ramskoppen, voerende naar den Grooten Tempel van Amen-Ra te Karnak.
Deze laan werd aangelegd door Koning Ramses II (de Groote).
Grieken „Memnonia" gchceten. De Egyptische naam van Thebe schijnt „Api" geweest te zijn.
Later veranderde dit in Apet of Apé, dat met het vrouwelijk voorzetsel er voor, vervormd
werd tot Tape\'. De Grieken hadden de opvatting, dat er twee steden Apt waren, en gaven
aan den naam den meervoudsvorm ,,Thebai", en verlatiniseerend, gelijk men met zooveel
Grieksche eigenamen doet, werd dit eerst Thebae, daarna Thebcs, thans Thebe. Volgens
sommige Egyptologcn heeft Apt de beteekenis van „harem" of „vrouwenafdeeling", doch
het is wel zoo waarschijnlijk, dat de stad heette naar Apt, den hippopotamus, een der oudste
godheden van Bovcn-Egypte. Thebe is een der oudste bewoonde plaatsen van Egypte en zijn
geschiedenis gaat terug tot wel 10000 jaar voor onze jaartelling, tot palaeolicthische tijden.
Sedert ongeveer 2000 voor onze jaartelling of wel vroeger, bestaan de twee steden Apt:
Apt-asut (nu Karnak) en Apt-reset (nu Luxor)1).
Te Thebe werd de groote Twaalfde Dynastie (de oude Thebaansche) gesticht door
Scnusert (of Usertsen) den Eerste, meer dan tweeduizend jaar voor onze jaartelling. Deze
heerscher van Boven- en Beneden-Egypte schijnt begonnen te zijn met den bouw van een
grooten tempel te Karnak, gewijd aan een plaatselijke godheid, Amon of Amen, ,,de ver-
borgene". Doch er waren ook andere plaatselijke godheden van naburige steden, die vereerd
werden, zooals Mut en Amunt (misschien een vrouwelijke vorm van Amon, Amen
of Amun — evenals bij de Arabieren zijn bij de oude Egyptenaren de klinkers zeer onzeker).
Mut of Atmu was de groote moeder der goden. Verder had men Khonsu, den schooncn
jongen Maangod, die in den loop der tijden werd vereenzelvigd met Horos van Beneden
Egypte, en beschouwd werd als de zoon van Amen en Mut (of Amen en Amunt). Deze
onderling verschillende godheden werden vereenigd in de drie voornaamste goden van Thebe,
zich ontwikkelend tot een drie-eenheid, in welke combinatie Amen echter beschouwd werd
als de „Vader" en de „Koning der Goden". In de latere geschiedenis van Thebe wordt hij
geheeten Amon-Ra, en vereenzelvigd met Ra, den grooten Zonnegod van Beneden-Egypte.
\') Karnak is een hedendaagsch Arabisch woord, „een venster" beteekenend, wegens de vensteropeningen
der tempels ; Luxor is het Arabische Al-uksur of „de kasteelen\' (het meervoud van „Ksnr" een kasteel).
-ocr page 397-
361
AFRIKA.
De gansche geschiedenis der latere Egyptische monarchieën, te beginnen met de Twaalfde
Dynastie, staat in nauw verband met deze heilige stad van Karnak, grenzende aan het
„Hondcrdpoortige Thcbe." Doch de aloude tempels en monumenten van de Oud-Thebaansche
dynastie, vielen in puin of werden verwoest gedurende het tijdperk van vijf ecuwen, dat
Kgvpte geheel of gedeeltelijk beheerscht werd door de vorsten der Schaapherders, uit
Arabië, de Haq-su of Ilyksos. Maar de eerste Egyptische koning, die weder ondernam tempels
op te richten voor de ver-
eering van Amon-Ra,Mut T
en Khonsu in dit noorde- ,
lijk deel van Apt, was
Amcnhotep I, de opvolger
van Aahmcs, die onge-
veer 1625 vóór Chr. Egypte
uit de handen der Hyksos
had verlost en de Acht-
tiende Dynastie had ge-
grond vest. Amcnhotep en
zijn opvolger, Tehutimes I
(sommige deskundigen
schrijven ook Thothmes,
andere Tethmosis) bouw-
den een prachtvollcn tem-
pel met vele zalen om het
oorspronkelijke heiligdom,
alsmede een ruim tempel-
plein en pylonen of stecnen-
poorten (een schitterende
ontwikkeling van de Men-
hir der Druiden, twee ver-
tikale steencn, waarop een
derde steen horizontaal is
gelegen). Tehutimes I deed
mede vier obelisken van
graniet van Assocan op-
richten, waarvan er twee
zijn omgevallen. Tehutimes
lil bouwde bij den tempel
een hal, rustende op zes
en vijftig zuilen, alsmede
tal van andere zalen.
Andere vorsten uit latere
dynastieën bouwden nog
twee groote pylonen en
koningin Ilatshopsitu
richtte twee mooie obe-
lisken op.
De , Catharina II", de
„keizerin-moeder" van
Egypte, de beroemde
Hatshopsitu, die ongeveer
Van 1565 tot 1530 Vóór Chr.                              De Voorpoort van den Grooten Tempel te Karnak.
-ocr page 398-
362
DE WONDEREN DER WERELD.
over Thebc heerschtc, deed zeer veel tot verfraaiing van Thebe en de tempels van Karnak,
hoewel zij tot op zekere hoogte slechts voltooide het werk van haren vader, Tehutimcs I,
doch in de opschriften, die zij op de monumenten liet aanbrengen, liet zij aan zich de eer
van den ganschen bouw toeschrijven. Intusschen dankt men aan haar de oprichting van twee
obelisken, waarvan een zich nog tusschen de bouwvallen van Karnak verheft, gewijd aan
de nagedachtenis van haren „vader" den god Amon, opdat haar eigen naam „voor de eeuwig-
hcid blijve voortleven op dezen tempel; want dit massieve blok graniet is uitgehouwen zonder
eenigen tegenspoed of hinderpaal volgens den wensch mijner vorstin tusschen den eersten
dag van de maand Pirit in het vijfde jaar harer regeering en den dertienden van den vierden
maand Shomu van het zesde jaar, wat
in het geheel is zeven maanden sinds
den dag, waarop met het uitbouwen is
m
11
*P>| • 1 1
!
aangevangen". — Aldus luidt de ver-
taling van Maspero.
m
Van den obelisk, die zich nog
steeds verheft te midden van de bouw-
vallen van Karnak, en die 33 Meter
hoog is, zijn in het bijzonder opmerke-
lijk de sierlijke lijnen, de schoonheid
der hieroglyphen en der afbeeldingen,
die hem bedekken en zij rechtvaardigen
den trots, dien de koningin en haar
stiefbroeder en echtgenoot, Tehutimcs
II, gevoelden bij de beschouwing er
van. De spitsen dier beide monolithen
waren verguld, opdat zij van de beide
oevers der rivier zichtbaar zouden zijn,
en dus hun schittering zou afstralen
over de beide landen van Egypte."
Onder de mededeelingen, die
Hatshopsitu op deze wonderen van
Karnak met het oog op het nageslacht
deed aanbrengen, vindt men de vol-
gende woorden:
„Tot de stervelingen, die in de na
mij komende eeuwen zullen leven, en
die met belangstelling het gedenkteeken
zullen aanschouwen, dat ik voor de
nagedachtenis mijns vaders heb opge-
De Zuidelijke ingang van den Grooten Tempel te Karnak.
Deze Propylon werd gebouwd door Ptolemaeus III Euergetes
als toegang tot den tempel van Ramses III op den achtergrond.
richt, richt ik de volgende woorden:
Toen ik in mijn paleis zat en mijn
gedachten wijdde aan hem, die mij het
aanzijn schonk (d. i. haar vader), drong
mijn hart mij om te zijner eere twee obelisken van electrum (of graniet) op te richten,
waarvan de spitsen tot den hemel zullen, reiken, en die zouden staan voor de statige poort,
die zich verheft tusschen de beide groote pylonen van koning Tehutimcs I. En mijn hart leidde
er mij toe deze woorden te richten tot hen, die in de verre toekomst mijne bouwwerken
zullen bewonderen, en die van mijn groote daden zullen spreken: hoed u er voor te zeggen
„ik weet niet, ik weet niet, waarom werd besloten om dezen berg, gansch van goud, uit
te houwen", doch zeg enkel „Hoe strookte dat met haar karakter."
Koningin Hatshopsitu was een dochter van koningin Aahmes, die volgens zeggen van
-ocr page 399-
DE ZUILENGAANDERIJ VAN DEN GROOTEN TEMPEL TE KARNAK.
-ocr page 400-
364                                   DE WONDERKN DER WERELD.
De obelisk van koningin Hatshopsitu in den tempel van Amon-Ra te Karnak.
veel aanzienlijker afkomst was dan haar echtgenoot Tehutimes I. Zij kon zich n 1. beroemen op
een vrijwel rechtstreeksche afstamming van goddelijke voorvaderen of, met andere woorden, van
vorsten van half mythische dynastieën, die in den loop der eeuwen tot godheden waren ver-
heven. Maar haar zestien kwartieren waren niet zuiver. Onder haar onmiddellijke voorouders
had zij een grootvader of overgrootvader, die niet ganschelijk van koninklijken bloede was,
dus niet afstamde van den zonnegod llcros Har . Dit euvel kon intusschen verholpen worden
door een wonder, doordat de zonnegod Har (Amon-Ra?) in haar moeder geïncarneerd
werd op het oogenblik van ontvangenis. De wensch is nu eenmaal de vader van het geloof
en toen Hatshopsitu gelegenheid had gehad rond te zien in de wereld en behoorlijk met
de omstandigheden te rade te gaan, liet zij in een der kapellen, die zij deed bouwen,
schrijven, dat de god Amon-Ra tot haar moeder Aahmes was nedergedaald in een wolk
van geuren en licht en haar had aangekondigd de aanstaande geboorte van een dochter,
waarin zijn goddelijke hoedanigheden zich zouden openbaren. Dit merkwaardige verhaal
wordt toegelicht door een aantal afbeeldingen, die de geheele historie doen zien van
de ontvangenis van Hatshopsitu, haar geboorte, in tegenwoordigheid van vriendelijke feeën
of jinns en haren aardschen vader Tehutimes I, die zijn theoretisch vaderschap aanvaardt
en aan zijnen raad van edelen zijn pasgeboren dochtertje toont, dat eenmaal over Egypte
zal heersenen.
Intusschen dwong haar vader haar tot een huwelijk met haar jongeren stiefbroeder
Tehutimes 11, die een tijd lang met haar de heerschappij voerde, hoewel zij feitelijk zelve
de zaken bestuurde met dezelfde zelfstandigheid en kracht als de vermaarde keizerin weduwe
van China in onze dagen. Zij werd in den loop der tijden zoo hcerschzuchtig en had zulk
een minachting voor haar eigen sexe, dat zij na den dood van haren vader Tehutimes I
voor de rest haars levens bij alle openbare plechtigheden trachtte te verbergen, dat zij een
vrouw was. Den vrouwelijken uitgang van haar naam (-itu) deed zij verdwijnen en ze noemde
-ocr page 401-
AFRIKA.
365
zich Hatshop.su, terwijl zij den titel van koning Mat-ka-ra aannam. Bij alle openbare feestelijk-
hcden droeg zij mansklcercn en een valschen baard. De sfeer van haar gezag breidde zij uit
naar het noorden en het zuidoosten. Zij reorganiseerde het Del taland van den Nijl, dat door
hare voorgangers ernstig was verwaarloosd en deed de kanalen weer uitdiepen waar deze
verzand waren. De ontginning van de mijnen van Sinai deed zij hervatten en op aanraden
van den god Amon-ra bracht zij een vloot bijeen te Kossêr aan de Roode Zee, die met rijke
lading naar het heilige land van Punt of Puoni) voer.
Punt was vermoedelijk de landstreek, die we thans Somaliland hceten. De vloot is dan
de golf van Tadjurrah binnengestcvend en heeft zaken gedaan met het tegenwoordige Fransch
Somaliland. l\'it die streken bracht de vloot de wicrookboomen (Boswellia?) mede, die hoogelijk
in trek waren bij de Egyptenaren, die zeer veel hielden van brandende reukstoffen. Behalve
de „Bowelli.i thurifera", den Oost-Afrikaan chen wierookboom, werden er ook verschillende
stollen aangetroffen die, afkomstig van andere welriekende planten, doorc ongemengd werden
onder den naam van wierook.
Het ras, dat in het land van
Punt werd aangetroffen.geleek
sprekend op de Somali- of
Galla-stammen van onze dagen.
De menschen waren gewapend
met boemcrangs en dolken,
droegen halskctens van kralen
en gouden of koperen ringen
om de bcencn. De Egyptenaren
kochten van deze bevriende
stammen ivoor, goud, ebben-
hout, reukwerken, honden, lui-
paardenhuiden, grootc runderen
met lange hoorns — het wcl-
bekendc Galla-type van rund-
vee — bavianen en kleine apen,
alsmede een en dertig wierook-
boomen. In de Abvssinischc
havens, die zij aandeden op
de thuisreis, kochten ze een
giraf en een paar levende lui-
paarden.
De wierookboomen werden
geplant bij den westelijken
oever van den Nijl, onder be-
scherming van de rotsheuvels
bij Khalit Nibus (Deir al-Bahari)
en de tempels van de westelijke
voorstad van Thebe werden
beschilderd met afbeeldingen
die het geheele verhaal van deze
bewonderenswaardige expeditie
weergeven.
Uit haar huwelijk met Tehu-
times II had Hatshopsitu enkel
dochters, doch bij een concubine
van lage geboorte had haar man
De twee in stand gebleven obelisken van koning
Tehutimes I te Karnak.
-ocr page 402-
366                                            DE WONDEREN DER WERELD.
een zoon, die ook Tehutimes heette. Na den dood van haar man nam Hatshopsitu den knaap
als troonopvolger aan en daar zij de zuster of half zuster van haar man was, was zij dus
zoowel de tante als de stiefmoeder van het kind! Ze gaf hem tot echtgenootc haar cenige
overgebleven dochter Hatshopsitu II, doch bleet aan het bewind gedurende zijn langdurige
minderjarigheid, feitelijk tot haren dood. Na zijn troonsbeklimming vierde Tehutimes III
bot aan zijn ergenis en misschien ook aan zijn ondankbaarheid door op alle mogelijke
manieren van de gebouwen en gedenkteckenen te verwijderen de prallende verhalen van de
daden der koningin en waar doenlijk deed hij den naam van zijn tante, stiefmoeder en
schoonmoeder wegkrassen om er
dien van zijn vader of echtgenootc
voor in de plaats te stellen.
Amenhotep III (1411 — 1 H7ö), een
opvolger van Tehutimes IV, deed
de pylonen oprichten aan de oost-
zijde van de in later dagen ge-
bouwde overdekte zuilenhal, den
grootsten tempel der wereld, doch
eerst de groote koningen uit de
Negentiende Dynastie, die tusschen
1365 en 1225 vóór onze jaartelling
regeerden, hebben de bouwwerken
doen verrijzen, die Karnak tot een
der wonderen van de wereld hebben
gemaakt. Harmahib, Ramses I,
Seti I en Ramses II begonnen en
voltooiden de prachtigste kolommen-
zaal, die men ooit in Egypte of
elders heeft kunnen bewonderen.
De zuilen zijn 134 in aantal en staan
in 16 rijen geschaard. Zij schragen
een steenen dak, dat een hal over-
dekte van 106 Meter lengte en 55
Meter breedte. Elk der twaalf
middenpilarcn heelt een omtrek
van 11 Meter en is 27 Meter hoog
tot aan de architraaf. De andere
zuilen zijn volgens Lepsius 13 Meter
hoog en 9 Meter in den omtrek.
Het borstbeeld van een Pharaoh (uit de Oude Thebaansche
Dynastie) tusschen de bouwvallen van Karnak.
„Het is ondoenlijk", schreef Lepsius
meer dan 60 jaar geleden naar aan-
leiding van deze bouwvallen, ,,den
onbeschrijfelijken indruk weer te geven, dien men erlangt bij het betreden voor de eerste
maal van dit woud van zuilen, en het dwalen door de ruimte tusschen die reeksen van
kolommen, tusschen de trotsche figuren van goden en vorsten, die er alom zijn afgebeeld nu
eens gedeeltelijk dan weer ten voeten uit. Alom is beeldhouwwerk aangebracht, nu eens als
relief dan weer ingegrift; het werd evenwel eerst voltooid onder de opvolgers van den stichter,
het meerendeel tijdens de regeering van zijn zoon, Ramses Meri Amen. Tegenover deze
zuilenhal was in later dagen een groote tcmpelhof zonder dakbedekking gebouwd, 90 Meter
breed en 110 Meter lang, langs de kanten met zuilen versierd, die door een prachtigen pylon
betreden werd."
Ramses II, de zoon van Seti I en misschien de achterkleinzoon van Harmahib, den
-ocr page 403-
ZUILEN VAN DEN TEMPEL VAN KONING TEHUTIMES III TE KARNAK.
-ocr page 404-
DE WONDEREN DER WERELD.
368
De Tempel van Rnmses IV te Karnalc.
grondlegger der Negentiende Dynastie en ontwerper van den Grootcn Tempel, de indruk-
wekkende Kolommenzaal, legde een breeden weg- er heen aan, waarlangs twee rijen
van sphinxen met ramskoppen waren geschaard. Deze voert nu naar het indrukwekkende
Propylon dat ecuwen later werd gebouwd dooreen Griekschen vorst van Egypte, I\'tolomaeus III
Euergctcs. Ramscs II, de Groote, die zeven en zestig jaar heerschte is dikwijls vereenzelvigd
met den Pharao, die de Israëlieten in het Delta-land onderdrukte. Naar alle waarschijnlijkheid
heeft Ramses zich bitter weinig bekommerd om de lotgevallen van een onbeduidend groepje
Semiotische slaven, een der talrijke Aziatische stammen, die in tijden van schaarschte het
vruchtbare land van Egypte binnendrongen en voor de Egyptenaren een overlast werden.
Ramses de Groote stichtte zijne veroveringstochten uit van het noorden van Syrië tot
de grenzen van Tripoli en van de Nvl-delta tot Dongola in het land der Negers. Hij ver-
toefde minder dan zijn voorgangers te Thebe en ten einde meer aandacht te kunnen wijden
aan het bestuur van het Delta-land en den handel tusschen Egypte en de beschaafde staten
der Grieksche eilanden, maakte hij Tanis ten zuidwesten van het tegenwoordige Port Said
aan de oevers van het Menzalamcer tot zijne verblijfplaats.
Enkele der vorsten uit de Twintigste, of laatste Thebaansche dynastie verfraaiden ot
vermeerderden de bouwwerken te Karnak, vooral Ramses III en in mindere mate Ramses IV
en Ramses XII. Onder de regeering van den laatsten Ramses was de macht der priesters
van den oppergod Amen-Ra \') zoo groot geworden, dat zij de Ramseriden konden afzetten
en tot Pharaoh uitriepen een der hunnen, Herhor, den Hoogepriestcr, vermoedelijk uit Tanis,
aan den mond van den Nijl. Deze vorst herstelde of verfraaide de heiligdommen, evenals
later de Pharaoh\'s van de Twee en twintigste (Bubastische) Dynastie uit Beneden-Egypte,
\') Onder den ketterschen Pharaoh Amenophis IV, op twee na den laatsten vorst uit de Achttiende
Dynastie, was de vereering van Amon-Ra overgebracht op Abon, den Syrischen Adonis, de zonneschijf.
-ocr page 405-
Afrika.                                            \'M
in het bijzonder Sheshonk, die in
de dagen van Rehabeam in Palestina
en Syrië viel en wiens krijgsbedrijven
op de muren van Karnak zijn ver-
haald. De Israëlietische profeet
Nahum herinnert in zijn vloekzang
tegen Niniveh aan den ondergang
van Thebc, toen in 661 vóór Chr.
de Assyriers in Egypte vielen en
Karnak, door Nahum No Amon ge-
heeten, beroofd werd van zijn schat-
ten en gedeeltelijk tot een puinhoop
werd. De Ethiopische of Nubische
vorsten, die tusschen 712 en (j63 te
Thebe hadden gehcerscht, vóór den
inval der Assyriers, hadden al hun
best gedaan om de wonderen van
bouwkunst van hunne machtige
blanke voorgangers te voltooien.
De onderstelling is gerechtvaar-
digd, dat aan de prachtige gebouwen
te Karnak het een en ander is her-
steld onder de regeering der Pha-
raoh\'s uit het geslacht van Psametik,
die met het Delta-land als centrum
heerschappij voerden over üpper-
Egypte tusschen b60 en 525 vóór
Chr. Maar men vindt onder de nog
bestaande bouwwerken weinig
Zinnebeeldige voorstellingen met toelichting op de muren van
den tempel van Ramses 111 te Karnak.
sporen van hun arbeid. De Perzische
koningen of onder-koningen hielden
te Thebe meer huis als roovers en
barbaren dan als nationale vorsten, vervuld met eerbied voor den vroegeren roem van Egypte.
Anders was het evenwel gesteld met de (Jrieksche heerschers, Alexander den Groote en de
Ptolomaeën, die van 3U4 tot 23 vóór Chr. regeerden over een gelukkiger, herboren
Egypte. Ptolomaeus II Philadelphus herstelde een aantal gebouwen en deed vele poorten of
pylonen oprichten. Ptolomaeus III Euergetes bouwde den prachtigen Pylon dien men op
blz. 362 afgebeeld vindt. De Romeinsche keizers bekommerden zich zeer weinig om Karnak,
en toen Egypte van uit Byzantium werd bestuurd, was een christendom van sterk fanatisch
karakter de voornaamste godsdienst en behalve waar de christenen zich verwaardigden om
enkele der gebouwen te Karnak tot eigen kapellen in te richten (de door hen gebruikte zijn
nog voorzien van ruwe afbeeldingen van christelijke zinnebeelden), achtte men het een
verdienstelijk werk de woningen der vreemde goden en duivels in puin te laten vallen.
Mohammedaansche onwetendheid en dweepzucht brachten echter nog meer schade toe aan
Karnak en andere overblijfselen van het oude geloof en de oude beschaving van Kgyptedande
domste onverdraagzaamheid van het Byzantijnsche christendom. Want bij de haat en verachting
voor andere godsdiensten alsmede voor standbeelden en schilderingen koesterden de
barbaarsche Arabieren en Mohammedaansche negroiden een waren hartstocht voor het zoeken
naar schatten.
Wanneer de tot goden geworden helden en de trotsche Pharaohs van Opper-Egypte
nog eenig bewustzijn hebben gehad van aardsche dingen moeten zij een zucht van verlichting
De Wonderen der Wereld.                                                                                                                               25
-ocr page 406-
DR WONDEREN DER WERELD.
370
geslaakt hebben bij den inval van Napoleon Ronaparte in Egypte. Want van dat tijdstip
dagteekent de herleving der belangstelling en van den eerbied voor de kunst en den gods-
dienst van het oude Egypte, en de bezetting van het Nijldal door de krijgsmacht van een
beschaafde natie bevorderde de ontdekking en herstelling dier wonderen der wereld.
Algiers. — Wanneer Algiers meer door toeristen bereisd en gekend zal worden, zalmen
het ongetwijfeld rangschikken onder de meest interessante streken der wereld. Geografisch
verschilt het niet belangrijk met Marokko, doch het land is veel bergachtiger en hooger
dan Tunis, dat in zeker opzicht gevormd is door wat weer en water van de Algiersche
bergen hebben doen verweeren en afspoelen, een betrekkelijk vlakke streek, afhellend naar
de oostelijke helft van de
Middellandsche Zee. Toen de
Franschen in 1830 bezit namen
van Algiers, bevonden zij
spoedig, dat dit land, gelegen
tusschen Marokko en Tunis —
in naam een ondcrhoorigluid
van Turkije — inderdaad werd
bcheerscht door drie potentaten
van Turkschc herkomst. In het
westen was het de Dey van
Oran, in het midden de Dey
van Algiers, en in het oosten
de Bey van Constantine. Dey
is een Turksch woord en be-
teekent .Oom." Die naam wordt
met zekere vertrouwelijkheid
door de Turksche soldaten ge-
geven aan den ouderen persoon,
dien zij op een goeden dag
hebben uitgekozen als een soort
van pasha, om geschillen uit
den weg te ruimen en allerlei
zaken te regelen. Bey is de
titel van een opperofficier, zoo-
veel als kolonel. De Dey van
Oran was spoedig onderworpen,
doch de Bey van Constantine,
Hadji Ahmad, die met de hulp
van den Berber Kabail in 1820
Een der merkwaardige natuurlijke bruggen over den Rummel
te Constantine in Oost-Algiers.
een onafhankelijk vorst was
geworden, wist gedurende
langen tijd zijn positie als
Afrikaansch potentaat te handhaven. Constantine, in het oostelijk deel van Algiers gelegen,
is een plaats van buitengewone natuurlijke sterkte, een rotsachtig schiereiland, nagenoeg
omgeven door een natuurlijke gracht, gevormd door den Ocad Rumel, of Rummel. Het is
het oude Kirtha of Cirta der Phoeniciërs en Romeinen en werd opnieuw gesticht door
Julius Caesar als Colonia Settianorum. Na bij een opstand van inboorlingen verwoest te zijn,
is de stad in 313 herbouwd door Konstantijn den Groote en werd deswege naar hem gedoopt.
Ten gevolge van de haast oninneembare positie werden de Franschen in 1836 bij hun eerste
poging om de stad te veroveren afgeslagen, doch na een wanhopigen strijd, groote doods-
-ocr page 407-
10
<x
ui
o
<
H
w
o
o
_J
UI
S
D
Oi
2
Q
Z
<
>
O
o
_1
UJ
Q
-ocr page 408-
DE WONDEREN DER WERELD.
372
verachting en het gebruik van uitstekend
geschut werd de stad in 1837 eindelijk tot
onderwerping gebracht.
De Rummel heeft zich een weg gebaand
door de kalksteenen rotsen en hier en daar
natuurlijke bruggen gevormd, waarvan som-
mige honderd Meter en meer boven de stroonv
bedding liggen. Intusschen zijn dit geen
geschikte verbindingswegen tusschen Con-
stantinc en de rest van het land, terwijl de
steenen brug, door de Romeinen gelegd, in
1875 was ingestort. Deswege hebben de
Eranschcn onlangs een brug over de kloof
van den Rummel gebouwd, die beschouwd
wordt als de hoogste brug van steen ter
wereld. Het is een viaduct van ongeveer 460
Meter lengte, gebouwd op 27 bogen van
verschillende grootte, waarvan de hoogste
en grootste met een spanning van ruim 80
Meter zich ongeveer 120 Meter boven de
bedding der rivier verheft. Men zegt, dat
deze steenen brug de hoogste der wereld is;
de daaropvolgende is die van Solis in het
Kngadindal, die iets meer dan 100 Meier
hoog is. De middelste boog van de brug is
van ijzer.
//e/ Suczknnaal. Het Suezkanaal is
ongetwijfeld als een der moderne wereldwon-
deren te beschouwen Doch het denkbeeld
om een waterweg te graven door die strook
den Rummel, overspannen door de
zich 120 Meter boven de bedding
De kloof van
nieuwe brug. die
der rivier verheft.
land, welke de Middellandsche Zee scheidt
van de Roode Zee, is niet eerst in de
19d\' eeuw opgekomen. Het behoorde alreeds
tot de plannen van de hcerschers over Egypte, zoodra zij hunne aandacht begonnen
te wijden aan de mogelijkheid van veroveringen in Azië en aan bevordering van den handel
tusschen Roode- en Middellandsche-Zee-landen. Gedurende den tijd, dat het menschdom
bestaat, moet de landengte herhaaldelijk onder water hebben gestaan, waardoor Afrika
een eiland werd, hoewel dan bij die doorbraak bij Syrië tegelijkertijd ook wel eens een
verbinding met Europa is ontstaan bij Sicilië of Spanje. Doch daarna vormde ze weder
een breeden weg tusschen Azië en Egypte, welke niet enkel door den mensch, doch ook
door velerlei Afrikaansehe zoogdieren is gebruikt. Een kanaal van den Nijl naar de Roode
Zee, via Mansoera naar de Bitter-meren, zou, naar men zegt, ontworpen zijn door Ramses
den Groote, doch het plan werd niet verwezenlijkt. Tijdens de Perzische overheersching nam
Darius I het plan weer ter hand, doch het kanaal werd eerst voltooid onder de regeering
van Ptolomaeus II 1\'hiladelphus, in ongeveer 266 vóór onze jaartelling. De stad bij het
eindpunt, haast tegenover het hedendaagsche Suez gelegen, werd Arsinoë, soms ook Cleoaptris
genoemd. Doch de handel tusschen Middellandsche en Roode Zee maakte bitter weinig
gebruik van dezen kunst-waterweg tusschen de Nijl-delta en den Golf van Suez. Behalve in
de meest voorspoedige dagen van het nog onverdeelde Romeinsche rijk gaven de kooplieden
er de voorkeur aan hunne waren te verzenden van uit Alexandrië, dat Tanis verdrongen had
-ocr page 409-
AFRIKA.
373
als de voornaamste stapelplaats van de Delta, naar de Rosctta-monding van den Nijl en van
daar stroom-op naar Kus of naar Koptos. Van uit een dier plaatsen werden de waren door
de woestijn vervoerd op ezels of ossen of wel door de pas in gebruik genomen kameelen
naar Aidhab ol naar Berenice aan de Roode Zee, vanwaar schepen ze brachten naar de
Arabische en Indische havens.
Maar de groote keizer Trajanus maakte het kanaal der Ptolomaeën dieper en brceder en
noemde het „Augustus amnis", den keizerlijken stroom. Dit kanaal verbond vermoedelijk de
Damietta-vcrtakking van den Nijl met de Bitter-meren langs Bubastis, hield ongeveer de
richting van het tegenwoordige Zoetwater-kanaal, dat 50 jaar geleden door de Lesseps was
gegraven om het Nijlwater naar het watcrloozc Suez te voeren. Vanaf de bevaarbare
Bitter-meren voerde een andere zijtak de vaartuigen met weinig diepgang in de dagen der
Romeinen naar de golf van Suez, destijds Sinus Clvsma geheetcn (door de Arabieren
verdoopt in Bahr Kulzum) nadat de naam van Arsinoë of Cleopatris door dien van Clvsma
verdrongen was. Van het kanaal van Trajanus schijnt echter geen druk gebruik gemaakt te
zijn. Ongetwijfeld is het gaan dichtslibben door de jaarlijksche overstroomingen van den Nijl.
Het kanaal Nijl-Bitter-mcren is echter voortdurend onderhouden voor het gebruik onder de
eerste Arabische kaliefen, die over Egypte heerschten. Harocn al Raschid zou daarbij een
kanaal ontworpen hebben, dat dwars over de landengte van Suez liep, ongeveer in de
richting, die later De Lesseps heeft gevolgd: een bevaarbaar kanaal van zee tot zee, waar-
mede te gemoet gekomen werd aan de mocielijklieid om bij Alexandrië den Nijl op te varen
of over de banken bij de monden van Rosetta (Er-Rashid) en Damietta Dimiad) te komen.
Doch hij werd van dit plan afgebracht, doordat men er hem op wees, dat de scheepvaart
van Byzantium zeker voordeel zou trekken van dezen directen zeeweg naar de Roode Zee
en Indië, en misschien wel door het bestaan van het kanaal er toe aangelokt zou zijn om
met inspanning van alle krachten Egypte te overmeesteren en aldus de Mohammodaanschc
wereld in tweeën te snijden.
In den loop der tijden liet men intusschen zelfs het kanaal loopende van den Nijl over
Het engste gedeelte van het Suezkanaal.
-ocr page 410-
DR WONDEREN DRR WERELD.
?»74
de Bittermcren naar Kulzum vervallen en tegen 900 was het niet meer te bevaren. Kulzum
en de er tegenover liggende voorstad „Bir Suweiz" — een bron van brak water, door ver-
sterkingen beschermd — vervielen in puin. Doch toen de sultan van Turkije, na 1518, heer
word van Egypte verrees een nieuwe zeehaven, naar Suweiz gehceten, en werd het voor-
naamste station voor de Turksche vloot in de Roode Zee. In den aanvang der achttiende
eeuw was Suez geworden het voornaamste punt van uitgang voor een zeereis naar Indië —
per Mohammcdaansch vaartuig natuurlijk. Te Djeddah, de havenstad van Mekka werd van
vaartuig verwisseld.
Napoleon I, die de grondslagen voor hedendaagsch Egypte legde, bezocht in 1798 Suez
en vormde eensklaps het plan voor een kanaal tusschen die plaats en de Middellandsche
Zee langs den Nijl. Doch de bezetting van Suez door de Engelschen in 1800 maakte een
einde aan alle Napoleontische plannen Tegelijkertijd had zijn expeditie naar Egypte, bedoeld
als een middel om zijn macht naar Indië uit te breiden, de aandacht van de Engelsche
regeering gevestigd op de grootc beteekenis van Egypte als den sleutel van Indië in die
Het Suezkanaal bij Port Said. De handelskaden ven Port Said liggen op deze afbeelding aan de rechterzijde.
dagen, dat er nog geen spoorwegen waren, en als een land, dat zoo smalle scheiding vormde
tusschen de beide zeëen, dat op de een of andere wijze een kanaal er doorheen moest
worden gegraven, zoo mogelijk onder Kngelsche controle.
Doch de plotseling opkomende macht van Mohammed Ali in Egypte maakte voorloopig weer
een eind aan alle Engelsche plannen. Een inval der Engelschen in 1806 in Egypte werd door
dezen Turkschen pacha afgeslagen. Na de Napoleontische oorlogen werd de bestudeering
van Egypte als het land, waarover of waardoor de weg naar Indië, Zuid-Azië en Oost-Afrika
liep, weer ter hand genomen door schrandere Franschen en onderzoekende Engelschen en
beide partijen wisten concessies en hulp te verwerven van Mohammed Ali. Tusschen 1839
en 1845 had luitenant Waghorn, een officier van het Engelsche geniekorps, een dienst
georganiseerd den Nijl op van uit Alexandrië tot een punt zoo dicht mogelijk bij Suez,
terwijl dan de landreis door de woestijn werd gemaakt in wagens, op kameelen of te paard.
Later nam een spoorweg, de eerste in Kgypte, de taak over van die reis door de woestijn.
De buitengewone aantrekkelijkheid intusschen die deze zeereis van Europa over (Gibraltar
of Marseille naar Alexandrië had, gevolgd door den tocht over land van daar naar Suez en
-ocr page 411-
o
X
o
u
o

UJ
H
X
u
<
l:J
Q
Qu
O
O
UJ
CE
_1
UJ
Uu
<
H
2
LD
G
H
<
(-
C/J
<
<
-ocr page 412-
376                                            DE WONDEREN DER WERELD.
WAAR EENS CARTHAGO VERREES.
De „rotstuin", aangelegd tusschen de puinhoopen van Romeinsch en Byzantijnsch Carthago.
dan weer de bootreis van Suez naar Bombay, had boven de drie maanden durende, ontzettend
vervelende en vaak gevaarlijke reis om de Kaap, trok weldra de bijzondere belangstelling
van de Engelsche regeering. De ver-Engelsching van Suez leidde bijna onmiddellijk tot de
bezetting van Aden in 1839 als een aanlegplaats tusschen Suez en Engclsch-Indië en een
bescherming voor de stoombooten tegen mogelijke aanvallen van Turksche zeeroovers.
Doch terwijl de Engelse-hen met bekwamen spoed spoorwegen aanlegden door Beneden-
Egypte om Alexandrie\' met de (ïolf van Suez te verbinden, schonk een Franschman,
Ferdinand de Lesseps, een nieuw leven aan het stouter plan van een kanaal door de landengte,
een kanaal op zcepeil van de Middellandsche Zee naar Suez over de Zout-mcren, dat bevaarbaar
zou zijn voor de schepen van den grootsten omvang en den grootsten diepgang, die toen
werden gebouwd. Het plan van de Lesseps werd door Engelsche staatslieden niet enkel als
onmogelijk gebrandmerkt, doch er werd ook heftig tegen geageerd omdat de verwezenlijking
er van aan Frankrijk een te grooten invloed in Egypte zou verschaffen. Trots allen tegenstand
op tinancieel zoowel als diplomatiek gebied — wist deze vasthoudende Franschman zijn
plan ten volle te verwezenlijken. Het werk werd in 1859 aangevangen en was in 1869 vol-
tooid, nadat er 230 millioen gulden aan ten koste was gelegd. In 1869 werd het kanaal voor
het wereld verkeer geopend door de keizerin van Frankrijk, in tegenwoordigheid van den
khedive Ismail en wijlen koning Eduard VII, toen nog Prins van Wales.
Het Suezkanaal is genoemd naar het nu bijna geheel op den achtergrond geraakte
plaatsje Suez omdat er vijftig jaar geleden geen andere plaats van eenigc beteekenis lag aan
den ontworpen waterweg door de landengte. Port-Said, aan den noord-oostelijken hoek van het
Menzaleh-meer, is verrezen op grond, afkomstig van het uitgegraven kanaal en is op weg
een bloeiende en niet onvriendelijke stad te worden met een bevolking van bijna 50000 zielen.
Voorbij Port-Said loopt het kanaal door het oostelijk deel van het Menzaleh-meer, volgt dan
een enge doorgraving tusschen zandheuvels tot het \'t kleine Timsah-meer (het „Krokodillen-
-ocr page 413-
377
AFRIKA.
meer", waar weleer krokodillen — thans meer dan een eeuw verdwenen — rondzwommen)
Aan het Timsah-meer ligt Ismaila, het station halfweg het kanaal.
Op het Timsah meer volgt weer een eng gedeelte van het kanaal en dan bemerken
de passagiers met zekere verademing, hoe zich de breede vergezichten van de Groote en
Kleine Bittermeren voor hen openen. Dit is één breed watervlak, dat door de mailbooten
gemakkelijk kan bevaren worden. Dan volgt nog het laatste deel van het kanaal, waarop do
schepen bij PortTaufik een inham van de Roode Zee bereiken. F let Suez-kanaal is 162 kilo-
meter lang, waarvan 120 zijn gegraven, de rest door de meren loopt.
De Engelschc regeering zorgde in 187") er voor, dat de aandeden van den Khedive in
het kanaal door de schatkist werden aangekocht, waardoor zij een grooten invloed kreeg op
het beheer, dat tot 1886 voornamelijk in Fransche handen berustte. In die dagen werden
ernstige klachten geuit door de Fngelsche reeders over de ongemotiveerde vertraging, die
de schepen ondervonden bij de doorvaart door het kanaal. Nadat in 1882 Engeland Egypte
onder zijn vaderlijke zorgen had genomen, werd werkelijk in ernst voorgesteld, dat Engeland
een nieuw kanaal zou graven hetzij van Alexandrië naar Mansocra, Ismaila en Suez, of een
kanaal, dat evenwijdig aan het oude op het Syrisch gebied zou loopen. Zelfs werd het fan-
tastisch denkbeeld opgeworpen een kanaal te doen graven door de Syrische kustlandcn naar
den Boven-Jordaan, dat dan het water der Middellandsche Zee zou gebracht hebben naar het
dal van den Beneden-Jordaan en de Doode Zee, welke in een kloof onder den zeespiegel
ligt, en verder zou worden doorgegraven naar den golf van Akaba. Doch men heeft een vrede-
lievcndcr weg gekozen. Aan den Raad van Beheer, die nog steeds te Parijs is gevestigd,
werd een Engelsche directeur toegevoegd en het bestaande kanaal werd verbreed. De mail-
booten blijven nu niet langer dan 12 uur in het kanaal en kunnen ook bij nacht varen.
In den tuin tegenover het museum der Witte Paters te Carthago.
-ocr page 414-
378                                  DE WONDEREN DER WERELD.
De Tafelberg bij Kaapstad. Kaapstad is reeds in 1291 door de beide Genueezen Vivaldi
omzeild, in 1487 landde er de Portugees Bartolomeo Dias, in 1497 deed Vasco de Gama het
land aan, doch tot kolonisatie brachten de Portugeezen het er niet. Dat was eerst het geval
met de Hollanders, die er in 1601 een kolonie vestigden. In 1652 bouwden zij onder Jan van
Kicbeek hun eerste fort op de plaats van het tegenwoordige Kaapstad. De kolonisten hadden
aanvankelijk onafgebroken strijd te voeren met de Hottentotten, doch onderwierpen deze ten
slotte aan hun macht, drongen dieper het land in en dit kwam tot zoo grooten bloei, dat de
emigratie uit Holland naar Kaapkolonie een zeer belangrijken omvang kreeg. In 1782, tijdens
den Noord-Amerikaanschen oor-
log, deden de Engelschen een
vergeefschen aanval op Kaap-
kolonie, doch in 1795 legden zij
er ten slotte toch de hand op.
Wel werd bij den vrede van
Amiens de Kolonie aan Holland
teruggegeven, doch reeds in
1806 veroverde Engeland haar
opnieuw, en annexeerde het
land stelselmatig, dat in 1814
bij den Parijschen vrede ook
officieel tot Engelsch territoir
werd verklaard. Sedert is Kaap-
land sterk in bloei en welvaart
toegenomen.
Kaapstad is nu, gelijk mede
de afbeelding op bladzijde 375
doet zien, op weg om een der
groote steden der wereld te
worden. Trouwens ook de prach-
tige omgeving werkt daartoe
mede. liet merkwaardigste van
die omgeving is de Tafelberg,
1072 Meter hoog, over welks
vlakke top de wolken zich soms
in zoo dikke laag uitstrekken,
dat zij gelijken op een wollen
tafelkleed. De Tafelberg is het
laatste der steile hooglanden en
bergketens, die een groot deel
van Zuid Afrika beslaan en die
Een driehoekig Phoenicisch graf te Carthago.
zoover doorloopen tot de kust,
dat de golven van den Atlanti-
schen Oceaan er tegen aan klotsen.
De Hottentotten, die weleer het land bevolkten, waren eeuwen te voren uit de buurt
van Walvisch baai en Damaraland er heen afgezakt. In nog vroeger tijden schijnen deze
gewoond te hebben in de buurt van het Victoria Nyansa en waren voortgesproten uit de
vermenging van het Hamitische, half blanke ras van Noord Oost-Afrika en een stam
van Bosjesmannen in Oost Afrika. Een deel dier gemengde bevolking vindt men nog
steeds in het noordelijk deel van het Unyamweziland, waar een taal gesproken wordt,
nauw verwant aan de eigenaardige klappende of smakkende taal der Bosjesmannen en
Hottentotten.
-ocr page 415-
<
z
O
h
ÜJ
N
N
<
O
o
CQ
O
7.
va
Q
2
<
>
UJ
UJ
w
o
UJ
Q
-ocr page 416-
ra
o
C
c
Q
2^
S g
i 3
a £.
o 0-
r?
S.4
II
II
IC
o-r
I
f
I
-ocr page 417-
AFRIKA.
381
Carthago. — Is Kaapstad de vermaardste stad van Zuid-Afrika, Carthago is de meest
beroemde naam van het noorden. Carthago, van onsterfelijke vermaardheid, heeft tegen-
woordig een eigen spoorwegstation, waarop zijn vermaarde naam prijkt. Maar veel meer
dan een halte van een buurtspoorweg is het niet — en dat is voldoende voor de behoefte
van het oogenblik.
Carthago werd ongeveer 822 vóór Chr. door de Phoeniciërs gesticht. Zijn Syrische
naam was vermoedelijk Kart-hadjah, „De Nieuwe stad." Het was volstrekt niet hun oudste
nederzetting op de noordkust van Afrika, want reeds 300 jaar vroeger hadden zij Utica
gegrondvest. Doch Carthago werd weldra de voornaamste plaats wegens zijn prachtige
ligging aan de kust van een diep in het land indringende golf, dicht bij de monding van de
ecnige belangrijke rivier van Tunis, de Majerda (Bagradas). Totaal verwoest door de Romeinen
in 145 vóór Chr. werd Carthago later door hen herbouwd op aanstichting van Julius Caesar in
16 vóór Chr. als het
gevolg van een droom,
gedeeltelijk ook uit wroe-
ging, en in de eerste vier
eeuwen onzer jaartelling
werd Carthago een stad
van welvaart en pracht
in veel hooger mate dan
ooit het geval was geweest
toen het de hoofdstad was
van de l\'hoenicisehe kolo-
niet op Afrika\'s noord-
kust. Trots vele weder-
waardigheden onder de
heerschappij der onbe-
schaafde Vandalen, bleef
het een belangrijke stad,
ook in de dagen van den
eersten inval der Ara-
bieren in Tunis in de
zevende eeuw. Doch de
stad werd in 6C)8 tot op
haar grondvesten ver-
De
woest door Hassan ibn
gebouwd door sultan Saladin in I 166.
An-numan. De eerste
Arabische veroveraars van
Noord-Afrika vervolgden de Christenen niet, doch lieten hen in de omgeving van Carthago
wonen en vergunden hun hunne eigen bisschoppen te kiezen. Maar aan deze verdraagzaamheid
kwam een einde, toen de heerschers van Tunis in dezelfde eeuw, tengevolge van de aanvallen
der christelijke mogendheden, meer fanatisch optraden. Toch bleef Carthago als stad, zij het
ook een stad van puinhoopen, de aandacht trekken, totdat koning Lodewijk IX van Frankrijk
in 1270 landde bij zijn alleronzinnigsten kruistocht tegen de Mohammedaansche heerschappij.
De vorst werd verslagen niet door de beheerschers van Tunis, doch door de pest, waaraan
hij met een groot aantal soldaten en aanvoerders bezweek. Krachtens een tractaat met den
vijand mocht de Fransche legermacht na zijn dood in den hertst van 1270 ongehinderd aftrekken,
doch toen zij goed en wel Carthago had verlaten, werden de puinhoopen door de Arabieren
en Berbers met den grond gelijk gemaakt, opdat zij nimmer meer een onderkomen zouden
kunnen verschaffen aan een Christenleger.
De belangstelling voor Carthago ontwaakte in de achttiende eeuw weder, dank zij de
-ocr page 418-
382
DE WONDEREN DER WERELD.
wondervolle onderzoekingen,
geleid door den merkwaardigen
geleerde James Bruce, die later
de bronnen van den Blauwen
Nijl ontdekte. De Franschen
wijdden weder hunne aandacht
aan de stad, nadat zij Algiers
hadden veroverd, en verwierven
van den Bey van Tunis den
afstand van het deel der streek,
waar vermoedelijk het kamp
en de plaats van het overlijden
van Lodewijk IX (St. Louis)
in 1270, was te vinden. Die
plek werd in 1841 overgedragen
aan de zorgen van een gods-
dienstige nederzetting, die zich
ontwikkelde tot de kolonie der
Witte Paters. Een opzichtige
en leelijkc kapel, van slechten
smaak getuigend, werd hier als
heiligdom opgericht. Later
deed wijlen kardinaal Lavi-
gcrie, aartsbisschop van Car-
thago, er een kathedraal
bouwen. Kardinaal Lavigerie
moedigde ook oudheidkundige
nasporingen aan en de overste
De Moskee ven Muhammad Ali, gebouwd op de citadel van Cairo
en in 1857 voltooid.
van het klooster, alsmede zij,
die onder hem werkten, in het
bijzonder vader Delattre, heb-
ben op hoogst lofwaardige wijze opgcdolvcn en bewaard tal van belangwekkende overblijfselen
en uit de Phoenicische, Carthaagsche, Romeinsche en Byzantijnsche tijden. Die welke geen
plaats hebben gevonden in een zeer bezienswaardig museum, treft men aan in een sehilder-
achtigen tuin, welke er aan grenst. Ook het Fransche bestuur van Tunis toont belangstelling
in het onderzoek van de puinhoopen van Carthago, doch de opmerkelijkste vondsten dankt
men aan vader Delattre.
Phoenicische graven te Carthago. -- Tot nog toe hebben de opgravingen van Carthago
nog niet veel aan den dag gebracht omtrent de oudste Punische overblijfselen der stad. Doch
een groot aantal inscripties in Phoenicisch letterschrift heeft men wel aangetroffen en onder
dak gebracht hetzij in het museum van Carthago of in het Tunesische staatsmuseum op den
Bardo bij Tunis. Wijders heeft men in een der buitenwijken van Carthago, door de Arabieren
„Douimès" geheeten, een aantal driehoekige vóór-Punische of oud-Phoenicische graven bloot
gelegd. Een er van, gelijk aan dat waarvan we een afbeelding geven, werd in 1899 ontdekt
tijdens het bezoek van koningin Alexandra, toen nog prinses van Wales, aan de opgravingen
van Carthago.
Tunis. — Op twintig Kilometer afstands aan den overkant van een ondiep meer, waar-
door de Franschen een bevaarbaar kanaal hebben aangelegd, ligt de schoone Moorsche stad
van Tunis, thans minder schilderachtig misschien dan toen schrijver dezes in 1879 voor het
-ocr page 419-
AFRIKA.
383
eerst er een bezoek aan bracht. In die dagen waren de oevers van het ondiepe meer voorbij
Goletta bevolkt door gansche scharen roode flamingo\'s, groote pelikanen en reigers en in de
wintermaanden door ooievaars, ganzen, eenden en wilde zwanen. Het witte Tunis — de
Burnou van den Propheet — verhief zich aan den zuidelijken oever van dit moerasachtige
meer. In het noordoosten verhieven zich de uitgedoofde vulkaan „de Twee Hoorns" (Bu Karnein)
en de bergvlakte met de loodmijnen — Jebel Resass. Het Tunis van 1910 heeft zich ontzaglijk
uitgebreid buiten de muren der oude stad; er is een moderne Europeesche stad verrezen
met gebouwen, die aan Marseille en Nice herinneren. Doch de Arabische stad verheft zich
nog steeds met zijn platte daken, zijn statige minarets en kubba\'s of kleine witte koepels.
Het gezicht afgebeeld op bladz. 36\') is genomen van het dak van een huis bij de Groote Moskee,
„Az-zeitouna (de Olijvcnboom), waarboven zich verheft de nieuwe minaret die de vroegere,
welke in 1888 instortte, vervangt.
Cairo. — Het Cairo van onze dagen — het oude zoowel als het nieuwe — is een stad,
of een samenvoeging van steden, waarvan de naam dagteekent uit 968, toen het als „de stad
der overwinning" — Al-Kahira — werd gesticht door den opperste der Fatimitische Kaliefen
van Egypte. Maar het was niet veel anders als de herleving van een agglomeratie van neder-
zettingen over een uitgestrektheid van 30 bij 15 Kilometer, waar reeds vele steden waren
verrezen en verdwenen, fn het zuiden, op den westelijken oever van den Nijl, had eenmaal
Memphis gestaan, in het noordoosten Heliopolis, beide hoofdsteden van het oude Egypte.
Nagenoeg op de plek, waar Cairo verrees, stond eenmaal de stad Babyion, gesticht door
de Mesopotamische immigranten in de dagen der Perzische overheersching, on in stand
HET INWENDIGE VAN DE MOSKEE VAN MUHAMMAD ALI TE CAIRO.
Pewonderenswaardig zijn vooral de kristallen lampen, die de ruimte versieren.
-ocr page 420-
384                                 DE WONDEREN DER WERELD.
gebleven ook onder de Romeinsche heerschappij. Babyion werd opgevolgd door Al-Fostat, de
tent-stad van den Mohammedaanschen veroveraar Amr-bin-el-Asi. Het „Oude Cairo" van
heden staat op de plaats van het vroegere Babyion en Al-Fostat. Al-Katai, een uitgestorven
stad, met de moskee van Ion Tulun, is een buitenwijk van haar opvolgster, Al-Kahira, en
een ander oud en verlaten dorp is Al-Askar. Bulaq is een voorstad aan de rivier. Na de
Napoleontische oorlogen werd Cairo de hoofdstad van Muhammad Ali, den Turkschen sergeant
der artillerie, die een monarchie grondvestte en van wien de tegenwoordige Khedive van
Egypte een afstammeling is.
De fontein op den tempelhof van de Moskee van Muhammad Ali te Cairo.
De Citadel van Cairo. — De Citadel van Cairo, in 1166 door Saladin met de steen-
blokken der Pyramiden gebouwd op een uitlooper der Mokattam-heuvels, staat in nauw
verband met de daden van Muhammad Ali, waarvan zeker de verschrikkelijkste is de
Mamelukkenmoord in 1811. Volgens het verhaal is slechts een ontkomen aan den onverwachten,
verraderlijken aanval en hij dankte dit aan den stoutmoedigen sprong van\' zijn paard over de
wallen op de vlakten buiten de citadel. Het paard kwam er bij om, doch de man ontsnapte,
ten minste volgens de legende. De Engelschen hebben de citadel in 1882 ingenomen.
De Moskee van Muhammad Ali. — Deze moskee is niet een bijzonder smaakvol of
mooi bouwwerk, vergeleken met de statige moskees uit den tijd der Sarracenen in de andere
gedeelten van Cairo, doch ze wordt gerangschikt onder de kleinere wonderen der wereld
wegens haar grootte en de pracht van haar kristallen lampen en kandelaars, die het inwendige
tooien, alsmede den rijkdom van marmer en oostersch albast, waarmede ze uitwendig is versierd.