-ocr page 1-

\'"^c\' \' \' \' \'-^t\' ^-f^n

<\';•> •\'•.S* ^^Vv • _\'t-V»/ »•.•\'^t-1

VER DE BERECHTING YAN

SSCHEN

GES

FN

JJU J .

m

PATROONS EN WERKLIEDEN

ossEyvi;

f

. VAN

\' 1nL> WKj 1nL> wSj «LJ ^Vi fiLi ll»j InLi wKi whj fXj wiL) WXi Wij HV-

-ocr page 2-

i ;

A. qu.

192

;
/.

h- ■

!

\\

W

-ocr page 3-

■ ■■ -/. \'

r" V ■

•V- ■ \'i

■ ».

■ ■ ■ \\ i
- i;

• " -v

\\ \' ■

I-V

\' - ij,! V" M

\' î

.. i

I A

..

t

- /"

V \' V

■ ■ ■ • ■ ^ \' ; - \' ,

M

\'M\'

■ \' , I ^

v

I

t

) i

•j

<j ■

* "

■ -i.-

c

. I

\\

, /

• ; I f : \' ■

Vv t \' y :

\' . ■ ■ s • ■ ?

\' > .

i ;

-ocr page 4-

: -

r ,

S

i\' ■

.V

- ^

V

V-,

J-

■ ; ■ >
. • \'f

\'i \'
■ ■ . I

•Y .

I

y.

. I.. ■

-J . - 1

livv-

-ocr page 5-

OYER DE BERECHTING

111

ffliii TKii mwmi EN miiffl.

.Ml

-ocr page 6-

0523 2222

-ocr page 7-

OVER DE BERECHTING

vax

GESCILEN lussckQ PATROONS en WEREIEDEN

PROEFSGI-IRIET

TEK VERKRIJOIXO VAN DF.N OHAAH VAN

setsr itt k J|êet|tsietwset|(tjt»

AAN DE JllOKS-jJNIVERSITEIT TE JJtrECHT

NA nKKOMHN MACIITIOING VAN DKN KKCTOR MAGNtFtCUS

Mr. J. Baron d\'Aulnis de Bourouill,

nooKloornnr in do Fnciiltoit dor RochtsRoloonlhoid,

MET TOESTEMMING VAM DEW SEWAAT DER UNIVERSITEIT,

TROr.N DE liKDnNKINOr.N VAN W.

FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID
tc verdedi^ei^
op WOENSDAa 10 JULI 1889, dea namiddags te 3\'/j uro

DOOK

ISAÄC MARIUS JACOB VAN ROSSEM,

geboren to ROTTEHUAM.

11 O T T K n DAM,
Wed. F. G, MOUTKLMANS.
1 8 8 !>.

-ocr page 8-

r-

tm

*

\'W

-ocr page 9-

.AN MIJNE OEDER.

-ocr page 10-

7* -Jtr

tl"»\'»

-ocr page 11-

Op het punt Utrecht\'s Universiteit te verlaten volg ik
de oude., doch niet verouderde., gewoonte om mijn dank
te betuigen aan die Hoogleeraren der juridische faculteit.,
van wie ik op colleges en in meer besloten kring onder-
wijs mocht ontvangen.

Neem gij., hooggeachte Promotor., hooggeleerde Molen-
oraafi\',
in hei bizonder mijn dank aan voor dc mede-
werking die gij mij., bij het samenstellen van dit proef-
schrift., in zoo menig opzicht hebt verleend.

Met een hartelijJcen wensch voor het welzijn van dc
Utrechtsche Academie., van het Corps en van de vele
vrienden., die ik gedurende mijn verblijf alhier mocht
verwerven., zeg ik het studentenleven vaarwel.

Utroclil, Juli 1880.

-ocr page 12-

Milité

: V •j- .., ■ ,-

W\'iR

\'Ha.

■ - .v.. ac^

-ocr page 13-

INLEIDING.

Er gaat geen dag voorbij, waarop niet op de eene
of andere wijze de aandacht wordt gevraagd voor de
„sociale kwestie." Courantenartikels, lezingen, bro-
chures, etc., herinneren er steeds aan dat er in onze
maatschappij wanverhoudingen worden gevonden tus-
schen de bezittende en niet-bezittende klassen.

Elke politieke of kerkelijke partij geeft op haar
programma oenige middelen aan, welke moeten voeren
tot verbetering van den bestaanden toestimd. Die
middelen vei-schillen onderling zeer; het naaste doel
dat zij beoogen is hetzelfde.

Ook zij, die, hetzij wegens hun nog jeugdigen
leeftijd, hetzij wegens nog niet veroverde maatschap-
pelijke poöitie (en onder hen behoort de studeerende
jongelingschap) buiten de partijen staan, of althans door
woord of daad nog van goen besliste keuzo hebben blijk
gegeven, merken allen — de onverschilligen uitgezon-
derd — met groote belangstelling de gebeurtenissen van
onzen tijd op. Zij kiezen zich wellicht, in gedachte,
in de gelederen van deze of gene staatkundige partij
eene plaats uit. Zij overwegen voor zich zelve, welke

-ocr page 14-

van de verschillende oplossingen, die op de vraag-
stukken van den dag worden gegeven, hun de juiste
voorkomt.

Zoo wensch ik naar mijn bescheiden krachten in
dit proefschrift een dier vraagstukken van den dag te
behandelen.

Als zoodanig is namelijk wel te beschouwen de
kwestie, wat of wenschelijk is, dat in geschillen tus-
schen werkgevers en werknemers\'), voortgekomen uit
de tusschen hen bestaande rechtsbetrekking, door den
gewonen rechter, dan wel door een hizonderen rechter
recht gesproken wordt.

Het verdient terstond opmerking, dat, als men
van geschillen tusschen werkgevei-s en werknemers
spreekt, daarbij tweeërlei soort geschillen kunnen be-
doeld worden.

Het kunnen namelijk zijn:

öf geschillen die beoogen de oplossing van een
strijdpunt, dat betrekking heeft op het verleden; die
betreffen de wederzijdsche voldoening aan een gesloten
arbeidscontract;

öf geschillen die beoogen eene regeling voor de toe-
komst ; die loopen over de voorwaarden van een te
sluiten arbeidscontract.

Wanneer men van rechtsjn-aak in geschillen tus-
schen werkgevers en werknemers spreekt, heeft men
Ijepaaldelijk de geschillen der 1° soort op het oog.

\') Onder werkgevers eu wcrkncmors wensch Ik to vorstJian patroons en
arbeiders^lii do ftibrieks- on liandworks-nüverhoid, dus niet ook patroons cn
liunno ondergeschlkton in den handel, boeren en hunne knechts by den
landbouw, meesters cn dienstboden in liet liuisgezin, etc.

-ocr page 15-

Immei-s bij die alleen kan sprake zijn van de hand-
having van rechten.

Bij de beantwoording van het vraagstuk op pag. 2
gesteld bedoel ik derhalve de geschillen der 1° soort\').
De behandeling van mijn onderwerp is als volgt:
In het P Hoofdstuk ga ik na hoe de rechtspraak
in ons land en bij enkele andere natiën voor de be-
doelde geschillen is geregeld. In het 2° Hoofdstuk
bespreek ik de argumenten die ten gunste van de
speciale rechtspraak zijn aangevoerd, en, in verband
daarmede in het 3° Hoofdstuk, in hoe verre onze
rechtspraak voor de bedoelde geschillen verandering en
verbetering behoeft.

\') Do beantwoording dor vrjuig of voor do boslocliting van do geacliillon
der 2® soort do oprichting v.in colleges gowcnschl Is, ligt op occonomlscli
gebied.

-ocr page 16-

HOOFDSTUK 1.

de eechtspraak in geschillen tusschen patroons
en werklieden in nederland en bij eenige
andere natiën.

§ 1. NecUrlanch

De geschillen over het arbeidscontract, tusschen
patroons en werklieden gerezen, komen in ons land
voor den gewonen rechter. Dit is de Kantonrechter,
die, zooals wij in art. 39 2° lid der Wet op de
Regterlijke Organisatie enz. lezen, kennis neemt:
van betaling van arbeidsloonen aan werklieden, en
het volbrengen van wederzijdsche overeenkomsten van
meesters en hunne arbeidslieden \').

Meer bepalingen over berechting van geschillen
tusschen patroons en werklieden worden in onze wet-
geving niet aangetroffen; wij hebben dus geen bizon-
dere rechtspraak: en de Kantonrechter (behoudens in

\') I^ noem hier niet do ook in hot artikel voorkomende dienstboden on
do uit hunno dienstbetrekking voortkomende vorderingen , om reden vermeld
op paR. 1 (noot) hlorlmcn.

-ocr page 17-

hooger beroep de Arrondissementsrechtbank bij vorde-
ringen grooter dan
f 50) is de eenig bevoegde rechter
om van de genoemde geschillen kennis te nemen.

De regelen van het proces tusschen patroons en
werklieden vindt men dus in den tweeden titel van
het 1® Boek W. v. B. Rv., waar de procedure voor
den Kantonrechter behandeld wordt.

De geschillen over het arbeidscontract tusschen
patroons en arbeiders kunnen ook aan scheidslieden
worden opgedragen, doch dat is geen bizondere recht-
spraak voor die geschillen alleen; immers krachtens
den P" titel van het 3° boek W. v. B. Rv. kunnen
als regel
alle geschillen tusschen alle partijen aan
scheidsrechters worden opgedragen.

Die rechtspraak door scheidslieden is bovendien eene
rechtspraak, waaraan partijen zich zelve vrijwillig onder-
werpen, zij geldt alleen voor hen, die een acto van
compromis of pactum de compromittendo aangaan; do
uitspraken der scheidsrechters moeten door don gewonen
rechter uitvoerbaar worden verklaiU\'d.

Men verstaat gewoonlijk onder een bizondere recht-
spraak een zoodanige, uitgeoefend door een rechter
welke voor zeker soort geschillen altijd in plaats van
den gewonen treedt; aan wien partijen dus, willen zij
een geschil laten uitmaken, bij uitsluiting do berechting
moeten vragen; uitgeoefend door een rechter, dio do
nitvoering van het door hem gewezen vonnis zelf beveelt.

S 2. Frankrijk.

Do rechtspriuik in do geschillen tusschen patroons

-ocr page 18-

6

en ondergeschikten in een aantal bedrijven (zie pag. 15)
wordt in Frankrijk niet door de gewone rechters die
van burgerlijke zaken kennis nemen (juges de paix,
tribunaux civils etc.), uitgeoefend, maar door speciale
colleges, genaamd:
conseils de prud\'hommes. \')

Als middellijke oorzaak der bizondere rechtspraak
tusschen patroons en werklieden zijn de gilden te be-
schouwen, waarbij de geschillen tusschen de leden en
hunne ondergeschikten werd uitgeoefend door gilden-
rechters. Deze
prudliommes du métier,, ook wel als
prieurs, doyens, syndics, jurés, gardes-jurés etc. 1x3-
kend (op verschillende plaatsen droegen zij meesüil
verschillende namen), werden door de leden van het
gild uit hun midden aangewezen. Het waren natuurlijk
de meest ervarene, meest vroede leden; van daar de
naam prud\'hommes
(homines prudetdes, wijze of vroede
mannen).

Do naam prud\'hommes kwam niet alleen bij do
gilden voor, ook werden er in do middeleeuwen mede
aangewezen stedelijke ambtenaren of rechters \'), of do

I \') Voor do kennis dor Instolline dor Prud\'hoiilmos raadplccgdo ik: Th.

j Saniizln, Codo prntiquo dos Prud\'homme». Paris 1885: Dalloz, Ui\'perloiro

li méthodiquo et alpluabóUquo do Législation (sub voco Prud\'hommes). Ed.

I 1857; Exposó des Motifs, Projet do Loi sur les Conseils do Pnid\'liommos.

; (Paris 1886). Rapport do M. V. Brants: Projet d\'InsUtution do conseils do

conciliation en Belgique. Bruxelles 1880 (pag. 4 on 13). Lyon-Caen ot
J Renault: Précis du Droit commercial (Paris 1885.)

l\' î) Men denko hierbü aan do latere prud\'hommes assesseurs by do in-

I stelling der juges dc paix (20 Aug. 1790). Uit do 15» eeuw deelt Bon-

cenno (Tliéorio do la Procéduru civile, tome I p. 383) het volgondo modo:

-ocr page 19-

door de rechters benoemde deskundigen. Bepalen wij
ons evenwel tot de prud\'hommes bij de gilden.

Zooals bekend is, gold in de middeleeuwen het
beginsel van berechting door standgenooten algemeen.
Zoo hadden adel en geestelijkheid hunne eigen recht-
banken.

De gildenrechters spraken recht in de geschillen
tusschen de leden van het gild. Dit is juist een voor-
naam verschilpunt met de bevoegdheid der tegenwoor-
dige prud\'hommes, die slechts in de geschillen tus-
schen patroons en hunne ondergeschikten als rechters
optreden.

Die gildenrechtei\'s hadden een uitgebreide macht,
want naast hunne bevoegdheid om geschillen to be-
slissen waren zij nog belast met het toezicht op do
werkplaatsen\'); zij konden bv. indien de hoedanigheid
der waren welke zij daar aantroflen, niet goed was,
er op beslag leggen of boete heffen.

ten bowüzo ilat prud\'honniio ook do bctockenis vnn rechter had. To Marsolllo
•bestond sedert 1451 oen rechtbank voor do vi88chorü-nj\\ngoloBonhcdon, dio
door koning R
ené, gnwf van Provcnco on Anjou zou opgoricht zUn. ZU be-
stond uit vier prud\'hommes, dlo door do vlsschors uit hun mlddon worden
gekozen, en dlo allo geschillen welko op do visschorU betrekking hadden,
boslochtton. Do visschers, dio voor do rechtbank verschencn, moesten, al-
vorens hun z-nak behandeld word, 3 sous In do kas dor rechtbank storten
als bolooning voor do leden. Aan hot vonnis moest dadelijk voldiwn
worden, zoo niet, dan werd hot vaartuig van do veroordoeldo iwrtü In
beslag genomen.

\') niorop wUst hot besluit dat in hot jnj\\r 1200, onder do regeering van
PniLirs
den Schoone, do gomoenteraad van ParUs nam, tot do benoeming
van 24 prud\'hommes, wlor werkzaamheid l)ostond accompagner lo pr^vùt
des marchands ot les échovins dans leurs visites chez los m.iltrcs."

(S.irraziu t. a. ]>. pag 1.)

-ocr page 20-

8

Bij de Wet van 2 Maart 1791 (aangevuld door die
van 14 Juni van dat jaar) werden alle gilden en dus
ook de daarmede samenhangende gilden-rechtspraak af-
geschaft.

Hoezeer nu ook de industrie door die vrijheid ge-
haat werd, toch werd na eenigen tijd de behoefte ge-
voeld de uitoefening van bedrijven aan eenige wette-
lijke bepalingen te binden, en wel in \'t bizonder wat
betrof de verhouding tusschen meesters en hunne onder-
geschikten.

Dit geschiedde bij de wet van 21 Germinal van
het jaar XI.

Bizondere personen\') werden aangewezen als rech-
ters bij zekere strafrechtelijke overtredingen, zooals dio
van het verbod aan werkgevers om een verbond to
sluiten tot het onrechtmatig verlagen van het loon;
aan arbeiders om zich te vereenigen met het doel
eene werkstaking tot stand te brengen, enz.

De kennisneming van burgerrechtelijke geschillen werd
gegeven aan de gewone civiele rechtbanken.

Doch daar deze verschillende tot rechtspraak bevoegd
verklaarde personen geheel stonden buiten de industrie,
voldeed de regeling aan de belanghebbenden slecht.

Toen dan ook Napoleon I in 1805 te Lyon ver-

\') Art. 19 dor wet bciKwlt: -„toutes los affaires do simplo police cntro
les ouvriers et apprentis, „los manufacturiers", fabricants ot artisans seront
portées à Taris devant lo préfoct do police, devant les commissaires généraux
dans los villes où 11 y en a d\'établi« et dans tous loa autres lieux devant
lo malro ou l\'un des adjoints" (Dalloz, tonio 88, n°. H2).

Dit artll^el is stilzwijgend afgeschaft door do invoering van don Codo do
l\'Instruction Criminelle.

-ocr page 21-

9

toefde, brachten zijdefabrikanten hem het onvoldoende
der wet van het jaar XI onder het oog en vroegen
hem een dergelijke instelling als het
tribunal commun \'),
dat vroeger in hunne stad bestaan had, in het leven
te willen roepen. Bij de wet van 18 Maart 1806
werd aan dat verzoek door hem voldaan en te Lyon
een conseil de prud\'hommes ,opgericht. Deze wet
legde eigenlijk de eerste vaste grondslagen voor de
instelling der Prud\'hommes in Frankrijk. Want,
schoon genoemde wet slechts bepaaldelijk de stad
Lyon met een conseil begiftigt, wordt er tevens in
gezegd dat de regeering de bevoegdheid heeft ook in
andere steden, waar daaraan behoefte blijkt te bestaan,
conseils in het leven te roepen\').

Daar de wet van 18 Maart 1806 op vele punten
onvoldoende was, gaven do decreten van 11 Juni
1809 en 8 Augustus 1810 eene algemeene regeling
aan omtrent de samenstelling en bevoegdheid der
conseils.

Terwijl in 1806 het actieve en het passieve kies-
recht slechts toekwamen aan do „marchands fabricants
ot chefs d\'atelier" (de leden der conseils werden
gekozen in eene algemeono vergadering gepresideerd
door den prefect van het departement), breidde het
decreet van 11 Juni 1809 deze rechten uit tot de
„contre-maîtres, teinturiei-s et ouvriers patentés". Dit

\') Ilot tribunal commun, dnt vroeger to Lyon bestond, linil tot t.-uik
do Bosclilllon tusschon do zUdcfabrlkantcn on liunno workllodon door nilnno-
Hlko schikking bU to loggon.

\') Zoo worden op grond dier bepaling in 184-1 on 1847 to 1\'arüs voor
vorschillendo industrlePn conseils do prud\'honnnos opgericht.

-ocr page 22-

10

was een eerste stap tot de gelijkheid der elementen —
patroons en arbeiders — die men tegenwoordig in de
Conseils de Pmd\'hommes aantreft.

De decreten van 27 Maart en 5 Juni 1848 brachten
nog meer verbeteringen in dien geest aan, want nog
steeds hadden de patroons in de conseils de meerderheid
en daardoor een onrechtvaardig overwicht\').

Reeds werden pogingen door de regeering der republiek
gedaan om een algemeene codificatie der wetgeving
op de conseils de prud\'hommes tot stand te brengen,
toen Napoleon III als keizer optrad. Onder zijne
regeering kwam de wet van 1 Juni 1858 tot stand,
die vei-scheidene liberale bepalingen van vroeger wijzigde.
Zoo zouden de president en vice-president der conseils,
tot heden bij keuze der leden aangewezen, door den
keizer worden benoemd, zelfs uit personen niet ver-
kiesbaar tot leden van het conseil.

De secretaris, vroeger evenzeer door de leden aan-
gewezen, werd nu benoemd door den prefect, op
voordracht van den president.

\'Waar in 1848 de leeftijd van 21 jaar en het wo-
nen gedurende 6 maanden binnen het ressort van hot
conseil voor het kiesrecht, en do leeftijd van 25 jaar,
benevens het wonen van één jaar ^binnen het ressort
van het con.seil voor do verkiesbaarheid, vereischten
waren, noemt de wet van 1858 een leeftijd van

\') Als con bizonderheid uit do decrctcn vnn het J.-uir 1848 zü Vermeld
dat do prud\'hommcs-patroons worden verkozen door do arbeiders, cn do
prud\'honfmes-arbeiders door do imtroons. Hot patent vroeger voor do
outriers, werd nu voor de patroons vereischt.

-ocr page 23-

11

25 jaar en 3-jarig verblijf voor het eerste, een leeftijd
van 30 jaar en 3 jarig verblijf voor. het tweede \').

De wet van het jaar 1853 en voorafgegane wetten
en decreten, voor zoover niet door haar afgeschaft,
gelden over het algemeen nog. Latere wetten hebben
slechts partieele wijzigingen aangebracht.

De wet van 4 Juni 1864 maakt voor de conseils
disciplinaire bepalingen die slechts zeer zelden zijn
toegepast.

Die van 7 Febr. 1880 geeft aan de conseils do
bevoegdheid tenig, hun president, vice-president en
secretaris zelf te verkiezen en schaft in dat opzicht
dus de wet van 1853 af.

Volgen de wetten van 23 Februari 1881, 24 No-
vember 1883 en 10 December 1884.

Do eerste regelt de oprichting van conseils de prud\'-
hommes in Algiers; de tweede breidt het kiesrecht
uit en do derde bevordert do uitoefening van do taak
der colleges in gevallen, waarin die vroeger geen
recht konden doen. Ook hebben ministerieele circu-
laires enkele ondergeschikte punten geregeld.

In de zitting van 29 Juli 1884 legde de regeering,
die de wenschelijkheid van het besUuin van eenheid
in de wetgeving betreffend dit onderworp ten zeersto
inzag, aan de Kamer van afgevaardigden een ontwerp van
wet voor, dat in handen eener commissie werd gesteld
om er rapport over uit to brengen, doch bij het einde dor
zitting was die commissie nog niet met hare t^u^k gereed.

\'j Do rutrooim mouten bovemlion sedert 5 J.-uir gciwtcnteord zyn geweest.

-ocr page 24-

12

Hetzelfde ontwerp werd nu door de regeering den
12den December 1885 opnieuw ingediend en nogmaals,
eenigszins uitgebreid en gewijzigd, den 2den Februari
1886 \').

Het ontwerp is nog geen wet geworden. De poli-
tieke toestand: de hevige strijd die tusschen de partijen
in het parlement gevoerd wordt, is niet bevorderlijk
voor de wetgevende productiviteit, noch op dit, noch
op ander gebied.

Ik zal den inhoud der nu nog geldende wetgeving
kort weergeven, en verdeel daartoe de stof in drie
deelen

I. Oprichting en samenstelling der conseils.

II. Bevoegdheid „ „

III. Procedure „ „

I. Oprichting en Samenstelling.

Dc oprichting heeft plaats bij decreet, uit te vaardigen
door den minister van koophandel en landbouw op
aanvraag van een kamer van koophandel of een
„chambre consultative de manufactures." De prefect

\') Hot ontwerp van 1886 bovat 6vn titel meer: ovor do „Dépensesdos-
dits conseils" (Utro V) en verschilt met dat van 1885 in do bepalingen
omtrent het appèl cn het verbod om zich door oon advocaat of procureur
to doen büstaan.

Ik Volgde hierbü hoofdiakeiyk do behandeling van Lyon Caen el
Renault, t.
si. p. n». 3235-3256.

-ocr page 25-

13

der provincie brengt die aanwaag aan den minister
over, terwijl daarbij uit de stukken moet blijken: dat
de gemeente waar het conseil verlangd wordt, bereid
is de kosten te dragen; tevens over welke bedrijven de
rechtsmacht zich zal uitstrekken, hoeveel prud\'hommes
uit elk dier bedrijven zal gekozen ^vorden, enz.

Buiten den president en vice-president moeten er
minstens 6 leden zijn. Zij worden gekozen door de
patroons en hunne ondergeschikten, allen behoorende
tot de bedrijven, in het decreet van oprichting genoemd.

De kiezers bestaan dus uit twee categorieën, nl. de
patroons eenerzijds en hunne ondergeschikten anderer-
zijds, d. z. chefs d\'atelier, werkbazen en werklieden.

Beide categorieën moeten aan zekere vereischten
voldoen. Zij moeten 25 jaar oud, sedert 3 jaar
binnen het ressort van het conseil gedomicileerd, en
sedert 5 jaar als patroon of als ondergeschikto ge-
patenteerd zijn.

Verkiesbaar zijn do kiezers, welke 30 jaar oud zijn
en kunnen lezen en schrijven.

De kiezers der 1® categorie kiezen de prud\'hommes
patroons; die der 2\'; de prud\'hommes ondergeschikten.
Het aantal der beide groepen prud\'hommes is oven
groot\').

De zittingstijd der leden is 6 jaar; de helft treedt
om do 3 jaar af, doch is herkiesbaar.

\') Hieroi) maakt all«on uitzondering liot geval voorzien in art. 1 dor Wet
van 11 December 1884, nl. wanneer na oen liorliaaldo verkiezing hot aan-
tal lodon Incompleet biua, aanvaarden zü dlo gokozon zU» l>un ambt, zoo
hun aantal ton mlnsto do holft is van datgoon, waaruit anders het goheolo
conseil moot bestaan.

-ocr page 26-

u

De president en vice-president worden gekozen uit
en door de leden voor één jaar. Zij zijn herkiesbaar.
Wanneer de eerste een patroon is, moet de tweede
een ondergeschikte zijn en omgekeerd.

Over \'t algemeen worden de werkzaamheden der
prud\'hommes niet bezoldigd; hun kan evenwel een
honorarium worden toegelegd\').

Een secretaris (griffier) en een deurwaarder zijn
aan het conseil toegevoegd. Zij worden buiten het
conseil door de leden gekozen.

Elk conseil is verdeeld in twee bureaux, genaamd:
bureau particulier ,oï\\)me2M van verzoening, bureau
general,
of bureau van vonniswijzing. Het eei-ste
bestaat uit twee leden, een patroon en een onderge-
schikte "); het wordt beurtelings door een hunner ge-
presideerd volgens rooster vastgesteld bij het reglement
van orde, dat elk conseil maakt.

Het tweede bestaat buiten den president en den
vice-president uit een gelijk aantal patroons en onder-
geschikten \'), minstens twee leden uit iedere groep.

De conseils kunnen op voorstel van den minister
van koophandel bij decreet worden ont]x)ndon; terwijl
ook de leden afzonderlijk in zekere gevallen van hun
aml)t kunnen worden ontzet.

H. Bevoegdheid.

De conseils de prud\'hommes hebben zoowel eene
rechterlijke als eene administratieve macht.

\') Dit geschiedt o. a. to Lyon.

Behoudon.s do uitzondering in \'tgoval bedoeld bü art. 1 dor Wet van
11 Dec. 1884. Zio pag. 13 (noot) lilerbovcii.

-ocr page 27-

15

De eerste is èn burger- èn strafrechtelijk.

Als burgerlijke rechtei-s nemen zij kennis van alle
geschillen over het arbeidscontract en het contract van
leerlingschap, gesloten tusschen patroons eenerzij ds en
hunne ondergeschikten (chefs d\'atelier, werkbazen,
werklieden, leerlingen) andererzijds \') in de bedrijven
bij het decreet van oprichting opgenoemd.

De bedrijven moeten zoodanig zijn dat hunne uit-
oefening tot de handelsdaden kan worden gebracht.

Dit moet men afleiden uit de woorden van de de-
creten van 11 Juni 1809 (art. 11) en 3 Augustus
1810 (art. 1) \').

De ligging der werkplaats of der fabriek waaraan
partijen verbonden zijn, bepaalt wolk conseil van het

\') Art. 1 van hot Docrcct van 3 Augustus 1810, dat hier goldt, luidt:
Los consolls do prud\'hommes sont autorlsüs ii Juger toutes les contestations
qui naîtront entre les marchands-falnlcants, chefs d\'atellor, ouvriers, contre-
maîtres , compagnons ot apprentis, etc. Ult dozo woorden Is wol eens op-
gemaakt dat de prud\'hommes konnis zouden kunnen nemen van geschillen
tusschen tweo patroons, voortspruitend uit hun bodrüf. Do Jurisprudentie
hooft zich echter tegen dio opvatUng verklaard; o. a. Is in\'t arrest van het
Hof van Cassatlo van 2 Juli 1823 opgemerkt dat do woorden van het
docrcot van 3 Aug. 1810 nador verklaren art. O dor wet van 18 Maart
1800 waar staat:.. soit ontro des fabricants et dos ouvriers, solt entre dos
chefs d\'atelier et des comiwgnons ou apprentis (Dalloz, t. a. p. n® 88.) Er
moet derh.alvo tusschen do twee jwrtüen dio voor hot Conseil kon>on zokoro
ondergeschikte verhouding zün, zoodat, wanneer dat niet het geval is, de
prud\'hommes tot kennisneming van het geschil onbevoegd zün (Lyon-
Caen ot Renault, t. u p., on n® 3243). Een geschil tusschen een iwitnwn
on een dorde, dio don ondorgeschlkto In dienst noemt, dio don dienst dos
oorston hooft verlaten, valt ovenzeor bulten do bovoegdhold (Sarrazln,
t. a. p. pag. 36).

In do gonoomdo artikelen wordt in de oorsto plaats gesproken van
«wircAnnds-fabricants.

Dalloz (t. a. p., n°. 79) zegt hierover: La Juridiction des Conseils do

-ocr page 28-

16

geschil zal kennis nemen, dus niet, zooals \'t volgens
het gemeene recht gewoonlijk is, de woonplaats van
den gedaagde.

De regel is, dat de Conseils slechts bevoegd zijn
van die geschillen tusschen patroons en ondergeschikten
kennis te nemen, welke betrekking hebben op be-
drijven binnen het ressort van het Conseil uitgeoefend
en bij het decreet van oprichting genoemd. Sarrazin
(t. a. p., pag. 33) meent evenwel dat art. 7 van den
Code de P. C. hier analogisch toepasselijk is, en dat
alzoo met wederzijdsche toestemming van partijen de
geschillen ook in andere bedrijven, welke niet in het
decreet van oprichting genoemd en waarvan de werk-
plaatsen of fabrieken buiten het ressort van het con-
seil gelegen zijn, door de prud\'hommes kunnen be-
slecht worden. Het moeten echter ook dan altijd
geschillen zijn, wier natuur onder de rechtsmacht der
prud\'honnnes to brengen is.

De conseils nemen in hoogste ressort kennis van
.vorderingen ter grootte van 200 francs; is de vorde-
ring meer, dan is van het vonnis appel op het tribunal
de commerce, waaronder het conseil ressorteert, dat
in eersten aanleg uitspraak deed, mogelijk \').

Als strafrechters nemen de \'prud\'hommes binnen
hun ressort kennis van alle overtredingen, zoowel

prud\'hommes étant oxcoptionello, on peut no rappliquer qu\'aux fabriques
et manufactures
proprement dites: les négociants ot marchands on gros qu\'en
détail, il quelque commorco qu\'ils appartiennent, no sont Justiciables dos
prud\'hommes, s\'ils no sont pas on même temps
fabricants.

\') ^Dit appel komt voor do tribunaux do commorco en niet voor do
tribunaux civils, omdat do conseils do prud\'hommes ingesteld zUn voordo
industries commerciales (Sarrazin, t. a. p. pag. 33).

-ocr page 29-

17

door patroons als door ondergeschikten begaan ten op-
zichte van de bepalingen van orde en tucht in de
werkplaats. De straf kan als maximum 3 dagen ge-
vangenisstraf bedragen \').

De administratieve bevoegdheden zijn o. a.: Het
bewaren van teekeningen en modellen, welke op de
griffiën der conseils worden gedeponeerd; het houden
van een register, met het aantal bedrijven en het
aantiil ondergeschikten bij die bedrijven werkzaam in
de werkplaatsen en fabrieken binnen hun ressort.

Met dat doel brengen zij eenige malen per jaar be-
zoeken aan de werkplaatsen om de noodige gegevens
te verzamelen en die aan de Kamers van Koophandel
mede te deelen; bovendien moeten zij, op uitnoodiging
der regeering, bijeenkomen en advies uitbrengen op do
hun door luwr voorgelegde vragen.

HL Wijze van procedeeren =").

Indien oen geschil tusschen een patroon en een onder-
geschikte bestaat, kunnen zij zich samen naar het bureau
particulier begeven ten einde verzoend to worden.

\') Appèl moot hlor naar nnalogio mot art. 174 Codo do l\'Instr. Crlm. op
do Trlbmuux corroctlonaux mogulUk goacht wordon (Savrazin, t. a. p. pag. 71).

nu do conseils do prud\'hommes Is geen oiwiibaar ministerie, zoodat do
vordering in strateikcn van do gelaedeerdo party moot uitgaan (Siirnizln,
t. a. p. CO-70).

Krachtt-ns art. 4 van \'t Decreet van ."ï Aug. 1810 kan een vordering,
Vtmr het consoll Ingesteld, samengaan met
oeno door het oi>enb.\'u»r mlnlsterlo
by oen Tribunal do répression ingostoldo vordering.

Diwr tn hot gonoonulo Decreet van 1810 geen blzondoro procedure In straf-
zjxken Is voorgoschroven, volgt men ook diuirby do regels der burgeriyko
proceduro (Sivrrazin, t. a. p. 70).

S) Vgl. Decreet van 11 Juni 180« (Sarra/.in, t. a. p. jwg. 101 volg.).

\') Volgons art. Ü2 van hot Docroet van 27 Mei 1848 is or minstens
ééno zitting |>4>r week van h«!l bureau do conrillation.

O

-ocr page 30-

18

Wanneer de gedaagde tot vrijwillige verschijning
niet genegen is, zendt de secretaris van het conseil
op verzoek van den eischer aan de wederpartij een
brief, om zich op een aangewezen dag en uur voor
het bm^eau de conciliation te vertoonen. De verschijning
in persoon is noodzakelijk, alleen in geval van ziekte
of afwezigheid kan hij zich door een zijner verwanten

(die patroon of ondergeschikte is), voorzien van een

«

volmacht\'), doen vertegenwoordigen -). Procureurs kun-
nen dus hierbij niet optreden^).

Indien de gedaagde niet op den aangewezen dag
verschijnt, wordt hem een dagvaarding^) beteekend
door den deurwaarder van het conseil, ten minste één
dag vóór de zitting van het bureau particulier. Is
de afstand tusschen de woonplaats van gedaagde en
den zetel van het conseil meer dan 8 mijlen, dan
wordt voor elke mijl grooter afstand de tijd van
dagvaarding met een dag verlengd. (Bij de wet van
3 Mei 1862 is de afstand van 3 op 5 mijlen gebracht).

Indien de eischer of zijn gevolmachtigde op den die-
nenden dag, in den brief of de dagvaarding aangewezen.

\') Dezo volmacht behoeft niet Boregistreord tozUn. (Docrott 1809 art. 20).

Iu het bovengenoemd ontwerp van 188G .behoeft, volgens art. 25, do
govolniachtigdo patroon of ondergeschikte geen bloedverwant van party
to zün.

Niets Iwlot evenwel do partyen zich door oon raadsman to doen
bystaan. In hot ontwerp van 1880, art. 25, zün raadslieden uitdrukkeiyk
verljoden. Zooals uit hot exposé des moUfs biykt om dezelfde reden als nu
roods do procureurs verboden zyn: do verzoening wordt zonder hun
bystand waarschyniyker geacht.

<) In het ontwcn> van 1880, art. 28, is do d.igvaarding vervallen en
wordt by niet verschynlng van don gedaagdo do za.-\\kn!uirdeoor8tvolgendo
zitting van het bureau do jugomeut vcnvezca.

-ocr page 31-

19

niet verschijnt, wordt dit beschouwd als een afstand
van den eisch en veretek tegen hem verleend.

Indien de gedaagde of zijn gevolmachtigde op den
dag, in de dagvaarding aangewezen, niet verschijnt of
partijen niet tot eene verzoening\') kunnen gebracht
worden, verwijst het bureau particulier hen naar de
eerstvolgende zitting van het bureau general, dat zoo
spoedig mogelijk eene beslissing geeft. De oproeping
voor dit laatste bureau geschiedt volgens dezelfde
regels als voor het eerste. De artt. 29 en volg. van
het decreet van 11 Juni 1809, welke over de oproeping
en verschijning handelen, zijn onder het algemeene
hoofd: „des citations" geplaatst, zoodat ze zoowel
voor het bureau particulier als voor het bureau general
gelden -).

Vei-schijnt eischer of gedtuigde niet voor hot bureau
général, dan wordt tegen do niet opgekomen partij
vei-stek verleend.

Evenals in het gewone burgerlijk proces moeten
do excepties van onbovoegdhoid
rationc personae vóór
elke verdediging cn vóór allo andere excepties worden
opgeworpen bij het bureau particulier. Volhardt do
eischer bij zijn eisch, dan beslist het bureau general
over do al of niot-bevoegdheid.

Wanneer eenmjuil oen geschil njuir het bureau génó-
nil verwezen is zonder verzot van partijen, kan

\') Op dczo verzoening nioont Rirrazin (t. n. p. ^1g. dal hol boimlJü
In .art. 04 Code do Proc. civ. t<>op.ns,solUk 1», zoodat bij tot «tjind gebrachlo
verzoening do tusschen parlUon ovi-ongokonion jtunton In hel i)rocos-ver-
b-ijil worden vernield, dr.l kracht hct-a van obligation privée.
Sarrazln, t. a. p. jvig. Gü.

-ocr page 32-

20

genoemde exceptie niet meer worden voorgesteld. De
exceptie van onbevoegdheid
ratione materiae kan echter
in eiken stand des gedings worden voorgesteld en ge-
schiedt dit niet, dan is het bm\'eau géne\'ral verplicht
zich ambtshalve onbevoegd te verklaren\').

"Wanneer de echtheid van een geschrift ontkend wordt
door een der partijen, wordt het geding ten principale
geschorst totdat op het incident door den bevoegden
gewonen rechter is beslist.

Wat de bewijsmiddelen betreft, die voor het con-
seil kunnen worden aangewend, zoo neemt Sarrazin\')
aan dat het getuigenbewijs evenals in burgerlijke
zaken niet toelaiitbaar is, als het onderwerp des ge-
schils 150 frs. te boven gaat. De conseils do prud\'-
hommes zijn wel eene instelling voor
industries com-
merciales
(vgl. pag. 15), maar de overeenkomsten zelve,
welke tusschen patroon en ondergeschikten worden ge-
sloten, zijn geheel van burgerrechtelijken aard.

Do vonnissen, bij verstek gewezen, zijn vatbaar voor
•verzet, dat in den regel moet worden gedaan binnen
3 dagen door den deurwaarder van het conseil. Het
conseil heefb evenwel do Ijevoegdheid den termijn voor
verzet in eenige gevallen te verlengen.

De verstekvonnisson, die na \'G matuiden nog niet
ten uitvoer gelegd zijn, worden als niet gewezen be-
schouwd.

Do vonnissen l)ij verstek of op tegenspraak gewezen
zijn vatbaar voor appèl, wanneer do vordering meor

dan 200 frs. bedraagt.

-ocr page 33-

21

Drie maanden na de betieekening van het vonnis
is het appèl niet meer ontvankelijk, indien het vonnis
op tegenspraak, drie maanden plus den termijn voor
verzet gesteld, indien het bij verstek gewezen was.

Het appèl wordt ingesteld bij liet Tribunal de com-
merce, onder welks ressort het conseil gelegen is en, bij
gebreke van een Tribunal de commerce, voor het Tri-
bunal civil, dat de functiën van het eerste vervult\').

Het appèl moet ingesteld worden binnen 3 maanden
na de beteekening van het vonnis door den deurwaar-
der van het conseil \').

In de wetgeving op do prud\'hommes vinden wij bij
do procedure niets omtrent de buitengewone rechtsmid-
delen: cassatie, verzet door dorden cn requesto civiel.
Sarrazin \') merkt daarover het volgende op: Hot mid-
del van cassatie kan worden aangewend, zooals bij
verschillende arresten van het Hof van Cassatio is
uitgemaakt, omdat cassatio mogelijk is tegen allo uit-
spraken in laatste ressort gewezen; bovendien niet
alleen wegens ovorechrijding van rechtsmacht en onbe-
voegdheid des rechters, maar ook wegens schending
der wet. Voor do uitspraken der Juges de paix alleen
l)estaat do oxceptioneelo bepaling, dat slechts op den

-ocr page 34-

22

eersten grond cassatie tegen hunne uitspraken kan
worden ingesteld.

Ook het verzet door derden, ten doel hebbende te
.voorkomen, dat de rechten van derden worden bena-
deeld, moet evenzeer tegen de vonnissen der con-
seils als tegen die van andere rechtbanken kunnen
worden aangewend (Vgl. Code de Proc. civ. artt.
474 volg.).

Het requeste civiel kan volgens art. 450 Code de
Proc. civ. worden ingesteld tegen vonnissen der
Tri-
bunaux dc première instance
(= Tribunaux civils d\'ar-
rondissement ; artt. 363 en 509 Code de Proc. civ.), en
aangezien daaronder de conseils do prud\'hommes niet
kunnen gerekend worden, is dit laatste middel niet
toepasselijk.

Wat de tenuitvoerlegging der vonnissen der conseils
betreft, zoo is aangenomen \') dat zij wel geschorst
wordt door verzet en hooger beroep, maar niet door
cassatie en verzet door derden, terwijl do voorloopigo
tenuitvoerlegging, niettegenstaande verzot of hooger
beroep, krachtens art. 14 dor Wet van 1 Juni 1853,
bij vorderingen grooter dan 200 francs slechts mogelijk
is, indien cr cautie gesteld wordt.

Indien op eene plaats geen «conseil is gevestigd,
neemt do Juge de paix kennis van do geschillen, dio
anders voor dat conseil zouden komen. En wol in
hoogste ressort bij vorderingen tot een waiirdo van
100 francs; bij hoogere is appèl op do Tribunaux civils

-ocr page 35-

23

mogelijk. Daarbij gelden de regels der procedure voor
do Juges de paix en Tribunaux civils\').

Een aantal bij de wetten op de conseils do prud\'-
hommes geregelde punten behandel ik hier niet, omdat
zij geheel of bijna geheel overeenkomen met do bepa-
lingen in den Code de"Proc. civ.

Zoo zal men ook dat "Wetboek analogisch moeten
toepassen in een aantal, in do wetgeving op do
conseils
niet geregelde, punten: zoo bv. het beroep in
cassatie, het verzet door derden, het proces-verbaal
van verzoening, enz.

Tot het jaar 1854 stonden do prud\'hommes onder
geene enkele bepaling van tucht, zoodat de, bij een
groot aantal conseils wel eens voorkomende, misbruiken
ongestraft bleven. Slechts één maatregel kon do regee-
ring nomen, namelijk het geheele conseil ontbinden,
doch deze was bv. voor een vergrijp van één dor leden
veel te streng en onpractisch tevens. De decreten nu
van IG Nov. 1854 en 8 Sept. 18G0 hielden strafiw-
palingen in tegen prud\'hommes, dio hunne plichten
niet nakwamen. Dezelfde bepalingen vindt men in do
wet van 4 Juni 1804. De inhoud komt hoofdzakelijk
hierop neer:

Elk lid, dat zonder wettige redenen zijn ambt
niet vervult, kan ontslagen worden. Do i)resident
van het conseil constateert het plichtverzuim, maakt,

-ocr page 36-

2i

mmmmm

na het conseil gehoord te hebben, een proces-verbaal
op, dat hij aan den prefect zendt en de prefect geeft
het ontslag.

Indien een prud\'homme zich aan zwaai\' plichtverzuim
heeft schuldig gemaakt, roept de president hem voor
het conseil, dat zijn gevoelen uitspreekt. Een proces-
verbaal van de zitting zendt de president aan den
prefect en deze doet dat met zijn gevoelen aan den
minister toekomen. Oordeelt de minister van koop-
handel dat er van een „manquement gi-avo" sprake is,
dan kunnen de volgende straffen worden toegepast:
censuur, schorsing voor hoogstens G maanden, verval-
lenverklaring van het ambt, dat binnen 6 jaren door
den gestrafte niet mag worden uitgeoefend.

§ 3. België\').

Ook in dit land bestaat eene speciale rechtspraak
voor geschillen tusschen patroon en ondergeschikten
in een aantal bedrijven (zie pag. 28 noot 1). Zij wordt
evenals in Frankrijk uitgeoefend door conseils do
prud\'hommes.

Ook in Belgiö kan men aannemen, dat de gilden do
middellijke oorzaak der conseils zijn geweest; ook hier")
hadden do gilden hunne eigen rechters.

Na tlo inlijving van Belgiö in het jaar 1790 bij

-ocr page 37-

25

Frankrijk, gold in het eerste land de Fransche wet-
geving ook ten opzichte der prud\'hommes en werden
te Gent en Brugge conseils de prud\'hommes opgericht.

Deze bleven later onder den veranderden. stand van
zaken bestaan, terwijl in de latere jaren ook andere
in het leven werden geroepen. Dit geschiedde het eerst
bij de wet van 9 April 18 •12 te Brussel en op nog
16 andere plaatsen.

Deze wet\') veranderde in hoofdzaak de, onder do
heerschappij van Napoleon I in België geldende, wet-
geving niet, doch wijzigde onderdooien, o. a werd do
gevangenisstraf van 3 dagen, door do prud\'hommes
als strafrechters op to leggen, veranderd in do „miso
aux arrêts" gedurende denzelfden tijd").

Aan behoeftigo werklieden werd voorts het recht
toegekend om voor do conseils pro Deo to procedeeren.

Eene wet van 14 Maart 1848\') schafto do vroeger
vereischte zegeling cn registratie voor do processtuk-
ken af.

Er werd echter weldra aan eene geheele herziening
dor wetgeving op de conseils do prud\'hommes behoefto
gevoeld en in Januari 1849 tot do voorbereiding daar-
van eene commissie benoemd.

Hot duurdo tot 19 Februari 1858, voordat do Regee-
ring aan do Kamer van Afgevaardigden een ontwerp-
wet aanbood. Dat ontwerp nu is, na con aantal

-ocr page 38-

26

amendementen, geworden de wet van 7 Februari 1859.
De vorige wetten en Koninklijke besluiten zijn door
haar afgeschaft. Later hebben wetten en Koninklijke
besluiten\') nog enkele punten geregeld. Van de eerste
noem ik de wet van 80 Juli 1881, met bizondere
bepalingen over het kiesrecht bij de conseils; van de
tweede de Kon. besluiten van 2 Mei 1861, over het
Tarief van Justitie-kosten en van 21 October 1861,
over de wijze van invordering der boeten door de
prud\'hommes opgelegd.

In het begin dezes jaars zijn in de Belgische Kamer
van Afgevaardigden de conseils de prud\'hommes weder
ter sprake gebracht, en is het wenschelijke van eenige
veranderingen, in het bizonder wat het kiesrecht be-
treft, betoogd. De Senaat heeft zich evenwel met het
ontwerp, zooals het door de Kamer was vastgesteld ,
niet kunnen vereenigen; hij heeft eenige veranderingen
er in gemaakt, zoodat de Kamer op nieuw zal moeten
beraadslagen "). Volgens courantenberichten heeft de
• Kamer zich in Juni dezes jaars bij de, door den Senaiit
aangebrachte, wijzigingen nedergelegd.

Tot vóór zeer korten tijd gold dus do wet van 7 Febr.
1859 onveranderd; ik geef den korten inhoud daarvan
hier weêr. De wetbestaat uit vier titels, nl.:

Tit. L Do l\'institution et do l\'organisation des
conseils de prud\'hommes.

-ocr page 39-

27

Tit.-IL De la compétence des conseils de prud\'-
hommes.

Tit. III. Du mode de procéder devant les conseils
de prud\'hommes.

Tit. IV. Dispositions diverses.

Titel I. Oprichting en samenstelling.

Een conseil wordt opgericht bij do wet, dio het res-
sort vaststelt, nadat eerst gehoord zijn: do Gedepu-
teerde Staten der provincie, de Kamer van Koophandel
van het ressort waar binnen en het Bestiuir der stad
waar het moet gevestigd worden \').

Het aiintal leden, dat bij Koninklijk besluit wordt
vastgesteld, is minstens G en ten hoogste 16, waarbij
komen do president en vice-president, zoo zij niet
uit het conseil gekozen zijn. Do loden moeten voor
do eene helft zijn
chefs (Vindustrie^ voor do andero
ouvriers

Bovendien zijn bij elk conseil ten minste -1 en
ten hoogste 8 pUiatsvervangors om op to treden bij
verhindering der leden.

-ocr page 40-

28

De chefs d\'industrie kiezen de prud\'hommes van^hunne
soort; de ouvriers evenzoo die van hunne soort.

Kiesrecht voor de conseils hebben de chefs d\'in-
dustrie en ouvriers, welke P. Belgen van geboorte
of genaturaliseerd zijn, 2°. den leeftijd van 25 jaar
bereikt hebben, 3°. sedert ten minste 4 jaar binnen
het ressort van het conseil gevestigd en als chefs
d\'industrie of ouvriers in een bedrijf werkzaam zijn,
40. kunnen lezen en schrijven.

-ocr page 41-

29

Verkiesbaar zijn de kiezers welke den 30jarigen
leeftijd bereikt hebben.

Ook kunnen deel der conseils uitmaken gewezen
chefs d\'industrie en gewezen ouvriere, indien zij de
lx)vengenoemde vereischten bezitten. Zij mogen even-
wel niet meer dan 1/4 gedeelte van het geheele aantal
leden uitmaken.

Voor de verkiezing tot prud\'homme (chef d\'industrie
of ouvrier) bij eerste stemming wordt der stemmen
gevorderd. Zoo deze meerderheid bij eerete stemming
niet bereikt is, worden uit hen, die daarbij de meeste
stemmen verkregen, bij gewone meerderheid door een
tweede stemming do nog ontbrekende leden in beide
categorieen van het conseil aangewezen.

De president en vice-president worden bij Koninklijk
besluit benoemd, nadat door het conseil een dubbel-
tiil candidaten is opgemaakt van personen, dio al of
niet lid zijn. Do zittingstijd van president en vice-
president is 3 jaar , doch zij kunnen herkozen worden.

De griffier wordt bij een Koninklijk besluit luingo-
wezen uit een tweetal pereonen door het conseil gekozen.

Do tijd van aftreding der leden, de indeeling van het
conseil in twee bureaux en andere bepalingen van
dezen titel komen met dio der Franscho wet overeen

Titel II. Bevoeodheid.

I)(> conseils hebben ook in België eene rccJiterlijke
en admumtmticve \') bevoegdheid. Do regeling van

-ocr page 42-

30

beide komt grootendeels met die in Frankrijk over-
een. \') Er is evenwel een belangrijk verschil in de
justiciabelen voor de conseils als bm-gerlijke colleges.
Zij nemen namelijk kennis, niet alleen van geschillen,
ontstaan uit het arbeidscontract of contract van leer-
lingschap tusschen patroons en hunne ondergeschikten,
maar ook van de geschillen tusschen ondergeschikten
onderling, welke voortkomen uit hun bedrijf.

Voorts bestaat voor de bevoegdheid der prud\'hommes
in België niet, zooals in Frankrijk het vereischte, dat
die bedrijven behooren tot de
industries comnierciales;
liiervan blijkt althans uit de definitie van chefs d\'in-
dustrie
en ouvriers (art. 4 wet 7 Febr. 1859) niets.

Art. 4G dezer wet zegt, dat, wanneer partijen zich
met gemeen overleg naar de prud\'hommes begeven
ten einde verzoend te worden, het conseil daartoe
bevoegd is, ook wanneer het vorderingen betreft, dio
buiten zijn competentie liggen.

Op deze wijze kunnen ook twee patroons hunne ge-
schillen, welke voortkomen uit hun bedrijf, indien
zij beiden daarin toestemmen, aan de verzoenende tus-
schenkomst der prud\'hommes onderwerpen.
Vii.ain
zegt, dat wanneer de verzoening in de, krachtens ge-
noemd artikel aan de conseils onderworpen, geschillen
niet tot stand komt, zij niet de bevoegdheid hebben
er in te beslissen.

-ocr page 43-

31

De bevoegdheid is beperkter dan die, welke art. 7
Code de Proc. civ. in België aan de Juges de paix
toekent en verschilt dus ook met die, welke wij zagen \')
dat in Frankrijk de prud\'hommes bezitten, naar analogie
van den Franschen Code de Proc. civ. art. 9.

Titel III. Procedure.

Deze komt met die in Frankrijk overeen \').

Ook geldt in Belgiö de bepaling dat, wanneer op
eene plaats geene prud\'hommes gevestigd zijn, de
Juge de paix de bevoegde rechter is en wel in hoogste
ressort bij vorderingen tot 100 francs en met beroep
op de Tribunaux civils bij grooter vorderingen.

Titel IV. Verschillende bepalingen.

Van deze zijn do voornaamste: De procos- en
vervolgingsstukken bij do conseils do prud\'hommes
bonevens do uittreksels uit registers of de certificaten
door lien afgegeven zijn vrij van zegel- en registratin-
rechten.

Do dagvaardingen, vonnissen en certificaten moeten
evenwel gratis worden geregistreerd

Do prud\'hommes kunnen iemand, die aanvraagt om
pro Deo te procedeeren en een bewijs van onvermogen
overlegt, zonder eenige formaliteit do vergunning
daartoe verleenen

-ocr page 44-

32

De prud\'hommes hebben recht op zittingsgeld, waar-
van het bedrag door de Gedeputeerde Staten van elke
provincie wordt bepaald en op vergoeding van reis en
verblijfkosten, waarvan het tarief bij Koninklijk besluit
van 2 Mei 1861 vastgesteld is. Bij dat zelfde besluit zijn
O. a. ook de rechten verschuldigd aan griffier en deurwaar-
der, en de gelden voor getuigen en deskundigen vast-
gesteld.

Elk conseil maakt een reglement van orde dat,
alvorens in werking te treden, door den Koning moet
worden goedgekeurd.

§ 3. Duitschland^).

De in Duitschland bestaande bizondere rechtscolleges
voor de arbeidsgeschillen tusschen patroons en onder-
geschikten zijn niet volgens één zelfde systeem, gelijk
in Frankrijk en Belgiö, ingericht.

Men kan in het Duitsche rijk twee groepen van
colleges onderscheiden, nl. do zoodanige welke niet on
die welke wèl krachtens de Gewerbe-Ordnung van het
jiuir 1869 bestaan.

Tot de eei-ste moeten o. a. gerekend worden:

r. Eenige conseils do pr.ud\'hommes, dio in do
Rijnprovincie onder de Fransche heerschappij in de jaren
1806 on 1807 zijn opgericht en sedert bleven bestaiin.
Zij zijn op vrij wel dezelfde wijzo ingericht als do
t(^enwoordigo conseils do prud\'liomnies in Frankrijk.

-ocr page 45-

33

Eene verwijzing naar de laatste is dus hier voldoende.
Alleen zij opgemerkt dat de Duitsche conseils wel burger-
en strafrechtelijke, doch geene administratieve bevoegd-
heden hebben.

2\'. De in Saksen, krachtens een wet van 15 October
1861, bestaande Gewerbegerichte.

De voorzitter is een ambtenaar door den minister
van binnenlandsche zaken benoemd; de bevoegdheid
strekt zich uit tot vorderingen van 60 Mark; terwijl
elke uitspraak binnen 10 dagen voor den gewonen
rechter kan gebracht worden.

3". Voorts bestaan in enkele plaatsen nog Gewerbe-
gerichte, ingesteld krachtens do Gewerbe-Ordnung van
1849 en samengesteld uit arbeidei-s en patroons, in
gelijken getiile onder voorzitterschap van een patroon.

Den 21 Juni 1869 kwam de Allgemeine Gewerbe-
Ordnung of Gewerbe-Ordnung für den Norddeutschen
Bund tot stand. Sedert 1873 geldt zij voor het
geheele Duitsche rijk (behalve voor Elzas-Lotharingen \')
wiuir zij deelsgewijze bij afzonderlijke wetten in werking
is gebracht), en sinds den 1 Juli 1883 is do titel:
Gewerbe-Ordnung für das Deutsche Reich.

In dio wet nu zijn enkelo paragraphen over speciale
gerechten voor geschillen tusschen patroons cn onder-
geschikton, nl. §§ 120a-) en 97a «j" 100 i.

3

-ocr page 46-

34

De eerste luidt als volgt:

al. 1. Streitigkeiten der selbständigen Gewerbe-
treibenden\') mit ihren Arbeitern, die auf den Antritt,
die Fortsetzung oder Aufhebung des Arbeitsverhält-
nisses, auf die gegenseitigen Leistungen aus demselben,
(auf die Ertheilung oder den Inhalt der Arbeitsbücher
oder Zeugnisse)\') sich beziehen, sind, soweit für diese
Angelegenheiten besondere Behörden ljestehen, bei diesen
zur Entscheidung zu bringen.

De „besondere Behörden" zijn de bovengenoemde
conseils de prud\'hommes in de Rijnprovincie e. a.

al. 2. Insoweit solche besondere Behörden nicht
bestehen, erfolgt die Entscheidung durch die Gemeinde-
behörde. Gegen diese Entscheidung steht die Berufung auf
den Rechtsweg binnen zehn Tagen offen; die vorläufige
Vollstreckung wird durch die Berufung nicht aufgehalten.

Onder de „Berufung auf den Rechtsweg" moet men
verstaan dat partijen, die niet tevreden zijn met de
uitspraak van den gemeenteraad, hun geschil voor den
gewonen rechter kunnen brengen, waartoe zij 10 dagen
gelegenheid hebben.

-ocr page 47-

35

Indien de partij, die veroordeeld is, niet vrijwillig
aan het vonnis voldoet, wordt het na 10 dagen, of,
als voorloopige tenuitvoerlegging bevolen is, oninid-
middellijk door de politie \') ten uitvoer gelegd. Een
bizonder dwangmiddel hierbij is de „Pei"sonalhaft."

al. 3. Durch Ortsstatut können an Stelle der gegen-
wärtig hierfür bestimmten Behörden Schiedsgerichte
mit der Entscheidung betraut werden. Dieselben sind
durch die Gemeindebehörde unter gleichmilsziger Zuzie-
hung von Arbeitgebern und Arbeitern zu bilden.

In plaats dus van de reeds bestaande colleges die
rechtspreken tusschen patroons en ondergeschikten,
d. z. de conseils de prud\'hommes in de Rijnprovincie,
Elzas-Lotharingen etc. en de gemeentebesturen in hunne
rechtsprekende functie, treden de, door die besturen go-
kozen, scheidsrechters. Het Schiedsgericht wordt, zooals
gezegd is, opgericht krachtens
Ortsstatut d. i. volgens
§ 142. G. O.: een besluit, gemaakt „nach Anhörung
betlioiligterGoworbetreibendor,aufOrund eines Gemeinde-
beschlusses und mit der Genehmigung der höheren
Verwaltungsbehörde."

Do „Berufung auf den Rechtsweg" van do uitspraak
van het Schiedsgericht wordt in al. 3 van § 120a niet ver-
meld, zoodat dezo in hoogste ressort kan gewezen
worden, wanneer dat beroep in het Ortsstatut is uitge-
sloten. De inrichting van hot collego wordt aan dat
Ortsstatut ook overgelaten. Voor do tenuitvoerlegging
wordt meest dezelfde regeling aangenomen als bij die

-ocr page 48-

36

der uitspraken van de gemeentebesturen\'). Het Schieds-
gericlit zelf heeft slechts de „Entscheidung".

Bij de wet van 18 Juli 1881 werd aan de „Innungen"
de bevoegdheid gegeven, welke wij uitgedrukt vinden
in § 97a - G. O.

Die bepaling luidt: Insbesondere steht ihnen (den
Innungen) zu: Schiedsgerichte zu errichten, welche
berufen sind, Streitigkeiten der im § 120a bezeich-
neten Art zwischen den Innungsmitgliedern und deren
Gesellen an Stelle der sonst zustilndigen Behörden zu
entscheiden.

„Innungen" zijn vereenigingen van patroons, die
bij de uitoefening van hun bedrijf gemeenschappelijke
belangen hebben\'). Zij doen zeer denken aan de
gilden van vroeger tijd.

Onder meer is de taak der Innungen om do geschil-
len, voortgekomen uit het arbeids- en leerlingscontract
tusschen patroons eenerzijds en ondergeschikten anderer-
zijds, te beslechtenDaartoe worden, op de wijze als
§ lOOd G. O.\') aangeeft, scheidsgerechten in liet leven

-ocr page 49-

37

geroepen die derhalve, voor de leden der Innung en
hunne ondergeschikten, de bovengenoemde in Duitschland
bestaande colleges vervangen.

§ 100 e\' zegt dat de Innungsgerichte ook kennis
mogen nemen van geschillen tusschen een leerling en
zijn meester in bedrijven, die- wel in eene Innung
vertegenwoordigd zijn, doch terwijl de meester van
die Innungen geen deel uitmaakt.

Bij de wet van 7 Juli 1887 werd de G. O. nog op
eenige punten gewijzigd, o. a. werd met betrekking
tot de Innungsgerichte in § 100 f \' bepaald: dat op
aanvraag eener Innung door de „höhere Verwaltungs-
behörde" kan besloten worden dat patroons, dio een
bedrijf uitoefenen, dat wel in eene Innung vertegen-
woordigd is, doch waarvan zij geen lid zijn, en hunne
werklieden tot do kosten van een Innungsgericht bij
moeten dn\\gen, op dezelfde wijzo als do leden mot
hunne onderge-schikten dat doen. H 100 i zegt, dat
wanneer dio niet-ledon en hunne werklieden tot dio
kosten bijdragen, zij do geschillen bedoeld in § 120 a
Cf. O. voor do Innungsgorichto in plaats van voor
de andere Behörde kunnen brengen \')•

-ocr page 50-

38

Naast elkaar bestaan derhalve in Duitschland ter
beslechting der geschillen, genoemd in § 120 « G. O.:
de prud\'hommes en andere Gerichte uit vroeger tijd;
de Gemeindebehörden; de Behörden, door Ortsstatut in
het leven geroepen, en de, door de Innungen ingestelde,
Innungsgerichte.

Behoudens andere werkzaamheden hebben die allen één-
zelfde taak: de beslissing in geschillen tusschen patroons
en ondergeschikten, in alle bedrijven behalve die welke
in de G. O. uitgesloten zijn. (Zie pag. 34 hierboven.)

Do samenstelling der colleges, bij Ortsstatut opgericht,
en de wijze waarop zij hunne taak ten uitvoer bren-
gen, verschillen onderling zeer. Het is begi\'ijpelijk,
want slechts het gelijke aantal van arbeidgevers en
arbeidnemers wordt als algemeen vereischte genoemd.

Oppenheim \') zegt: An diesem Orte gehen dio Bei-
sitzer aus einer Wahl der betheiligten Kreise, an
jenem Orte aus Ernennung hervor; dio Ernunnung
erfolgt bald durch den Magistrat, bald durch dio Studt-
verordneten-Vei-sammlung, manchmal auch von Seiten
der jedesmaligen Prozesz-Parteien. Hier soll der Vor-
sitzende juristische Bildung haben, dort braucht er sie
nicht. Bald werden Rechtsmittel ausgeschlossen, bald
zugelassen; hier wird dio Berufung auf den Rechts-
weg vorbehalten, dort nur eine Nichtigkeitsbeschwerde,

-ocr page 51-

39

letztere unter verschiedenen Voraussetzungen; und das
Alles, ohne dieUrtheilsvolstreckung, welche untor Um-
stünden auch in Verhaftung bestehen kann, aufzuhalten.
Hier wird der Vorsitzende des Schiedsgerichtes mit
der Vollstreckung betraut, dort die Polizeibehörde, etc.

Hot laat zich denken dat bij de vooi-standei-s der
speciale rechtspraak in Duitschland een groot verlangen
naar meer eenheid in de wettelijke regeling van do
Gewerbegerichte sedert lang bestaat. \')

In het jaar 1878 werd in dien geest een voorstel
in den Rijksdag gedaan; men kon \'t toen over do vraag:
of do voorzitter al dan niet een rechtsgeleerde moest zijn,
niet eens worden. In het jaar 1885 werd door do
sociaal-democratische ft-actio in den Rijksdag een wets-
ontwerp ingediend betreffend vei-schillendo onderdeelen
van het arbeidsrecht. Daarvan kwamen alleen do
Geworbegerichto in Ixihandeling on werd den 24 Maart
1886 aan den Bondsraad do verplichte oprichting dezer
Gerichte, samengesteld uit leden, in gelijken g\'etalo
tloor patroons on werklieden mot geheim rechtstreekscli
kiesrecht gekozen, aanbevolen.

Do Bondsraad nam dio uitnoodiging voor konnisgo-
ving aan, zoodat do toestand niet veranderde. Een
aantal gemeenten maakte toen van do hun bij § 12üa
G. O. gegeven bevoegdheid gebruik ").

-ocr page 52-

40

Den 12 Januari van dit jaar is hetzelfde voorstel
wederom in den Rijksdag gebracht, alleen was de
verplichting tot de invoering er nu uitgelaten. De
Regeering meende dat de reeds bestaande bevoegdheid
der gemeenten, benevens die der Innungen voldoende
konden geacht worden.

Verscheidene leden waren \'tevenwei daarmede niet
eens en meenden, wat de Innungen betreft, dat de
daarvoor bestaande Gerichte met de, door het vooretel
gewenschte Gewerbegerichte, niets te maken hadden.

Veranderd is dus de toestand, die krachtens de Ge-
werbe-Ordnung van 1869 bestaat, nog niet \').

§ 5. Engeland \').

Van een bizondere rechtspraak voor geschillen over
het arbeidscontract tusschen patroons en ondergeschikten,
zooals men die in Frankrijk, Belgiö en Duitschland aan-
treft, is in Engeland geen sprake.

Terwijl voor do bedoelde geschillen do bizondero
rechter in Frankrijk etc. voor don gewonen in do

-ocr page 53-

41

plaats treedt en partijen zich tot den eersten moeten
wenden, indien zij eene rechterlijke uitspraak willen
verkrijgen, staat in Engeland de bizondere rechtspraak
naast de algemeene; wordt aan patroons en onder-
geschikten de
bevoegdheid gegeven hunne geschillen
aan den eersten te onderwerpen.

Het hangt van den wil van partijen af of die bizon-
dere rechter al dan niet van hun geschil zal kennis
nemen; zijn zij overeengekomen een geschil aan hem to
onderwerpen, dan is hij de eenig bevoegde rechter.

Deze regeling doet dus denken aan onze rechtspraak
door scheidslieden, die slechts krachtens contract van
partijen, als rechters optreden. In hoeverre de Engel-
sche wetgeving op de rechtspraak in geschillen tusschen
patroons en arl)eiders punten van overeenkomst met
onze rechtspraak door scheidslieden heeft, zal men uit
de volgende bladzijden kunnen zien.

De wijzo der bizondere berechting en de bevoegd-
heid , aan do bizondero reclitei-s in Engeland toegekend,
i^ijn in verschillende wetten verschillend geregeld. De
vroegero wetten zijn niet door do latere afgeschaft,
isoodat niet éénzelfde maar een verscheidenheid van
i\'cgoling wordt aangetroffen.

Welko dio is, zullen wij nagaan on daartoe den
inhoud der in Engeland geldende wetten in hot kort
mededeelen.

Do Wet van 1824. (Tho prindiwi acd.

In den loop der achttiende cn hot lx?gin dezer eeuw
in Engeland een aantal wetten gemaakt, welke

-ocr page 54-

42

de wijze regelen waarop in enkele bedrijven de be-
slechting van geschillen tusschen patroons en onder-
geschikten op bizondere manier kan plaats hebben \').

Eene algemeene regeling der bizondere rechtspraak
voor eiken tak van handel en nijverheid kwam tot
stand in het jaar 1824 onder de regeering van George IV.

De titel der wet luidt: An act to consolidate and
amend the law relative to the arbitration of disputes
between master and men.

In Sect. 2 geeft de wet eene opsomming der geschillen,
tusschen „masters and workmen", welke in het geheele
Koninkrijk op bizondere wijze kunnen worden beslecht.
De wet spreekt van geschillen „w
any trade or manu-
facture\'\';
bedoelt derhalve zoowel die tusschen koop-
lieden en hun personeel als die tusschen patroons en
hunne ondergeschikten in nijverheidsondernemingen.
Behalve de in Sect. 2 genoemde geschillen, kunnen,
zooals Sect. 13 der wet aangeeft, krachtens overeen-
komst van partijen ook andere op do bizondcro wijze
worden beslecht

\') Volgen« ecno wot van liet Jaar 1803 kunnen geschillen tusschen
meesters on wevers of met personen, dio katoenen stofTen met do naald
bewerken, worden boslocht door scholdsmannmi, aangesteld door den vrede-
rechter.

1)0 wot spreekt van: dlsagreonients rospoctlng tho prico tu bo luild
for work done, or in tho courso of 1>oing done, wheUier such dlsputos sliall
happen or ariso Iwtweon thom rcspecting tho iwiyment of wages as ngrced upon,
or Uio hours of work as agreod ui>on, or any injurj\'or damago donoorall(^cd
to havo Iwon dono to Uio work, or rcspoctlng any delay or suptjosod delay
in finishing tho work, or tho not finishing tho work in a good and work-
manlij^o manner, or accordlng tö any contract, or to bad materials; otc.

Ik zal voor dezo en andero goschillen by do verdere beliandoling dor
Engolscho wetten do algomeeno torminologio aannemen van: geschillen
uit
het arbciihcontract.

-ocr page 55-

43

De wet zegt nog uitdrukkelijk dat, zonder toestem-
ming van beide partijen, door geenen rechter eene rege-
ling voor de toekomst mag worden gemaakt \'), en
dat dus de geschillen moeten betrekking hebben op
het verleden. (Vgl. Inleiding pag. 2).

Over het algemeen moeten alle vorderingen worden
ingesteld binnen 6 dagen, nadat de oorzaak van het
geschil is ontstaan.

De geschillen nu, in Sect. 2 genoemd, kunnen hetzij
op verzoek van den patroon, hetzij op dat van den
werkman, hetzij op dat van beiden op de volgendo
wijzo beslist worden:

Beide partijen begeven zich naar oenen vrede-
rechter of magistraatspei-soon van lunmo woonphuits\'),
of komen bij onderhandsch geschriflt overeen om zich aan
i^ijno uitspraak to onderworpen. In die twee gevallen
moot do vrederechter op eene summiere wijzo het ge-
schil beslechten. Ook kan do eischer zich onmiddellijk
wenden tot den vrederechter, wien hij do vordering
mededeelt en bewijst dat hij van dozen stap do weder-
partij in konnis heeft gesteld. "Wanneer, binnen 48 uur
<laarna, geen verzoening hoeft plaatsgehad, dagvaardt
tlo vrederechter binnen 3 dagen do wederpartij cn geeft

-ocr page 56-

u

van tijd en plaats dier dagvaarding kennis aan den
eischer\'). Wanneer nu de gedaagde, of iemand namens
hem, niet verschijnt, of wanneer, bij verschijning, de
partijen blijven volharden, dan moet de vrederechter op
verzoek van beide partijen minstens vier en ten hoogste
zes personen aanwijzen: voor de eene helft patroons,
voor de andere ondergeschikten en behoorende tot het
bedrijf door partijen uitgeoefend. Dezen kiezen elk uit
de aangewezen personen één patroon en één onder ge-
schikte uit, welke dan als scheidsmannen tot volledig
onderzoek en geheele afdoening van het geschil be-
voegd zijn. De scheidsmannen mogen getuigen hooren
en bij niet verschijning van dezen, na bekomen mach-
tiging van den vrederechter, het dwangmiddel van
gijzeling aanwenden; zij mogen plaatsopneming houden,
enz. De vrederechter bepaalt den tijd wanneer en do
plaats waar de scheidsmannen zullen vergaderen (Sect. 3).

Weigeren een of beide scheidsmannen Inmne tmxk
te aanvaarden, of treden zij binnen 2 dagen niet als
zoodanig op, dan benoemt do vrederechter oen of
twee andoren in do plaats en moeten dozen hot geschil
ton einde brengen. Is een van hen niet opgekomen,
dan beslist de andere scheidsman het geschil alleen
(Sect. 4).

Wanneer de scheidsmannen het niet eens kunnen
worden, of binnen 3 dagen na hunno lx;noeming nog
geene uitspraak hebben gedaan, zijn zij veri)licht zich
to begeven naar den vrederechter, dio hen benoemd

\'} Bü do hier en op nllo volgende plaatwcn genoemde termünen zegt
do wol, dat do Zond.-ig uitgesloten is.

-ocr page 57-

45

heeft, en hem hunne vei-schillende opvattingen voor
te leggen, waarop binnen 2 dagen de vrederechter
het geschil beslist (Sect; 10).

Als de scheidsmannen weigeren of nalaten voor hem
te komen, dan dagvaardt de vrederechter hen en be-
slist het geschil, na de verklaringen gehoord te heb-
ben van eiken scheidsman die voor hem is gekomen
Sect. 11).

Een patroon, die tevens vrederechter is, mag in die
laatste hoedanigheid onder deze wet niet optreden
(Sect. 12).

Wanneer partijen bij contract overeengekomen zijn
om hunne geschillen, hetzij die, welke genoemd zijn
in Sect. 2 dezer wet, hetzij andere, op eene van de
bovenvermelde, afwijkende wijze aan do rechtspraak
van scheidslieden to ondorweriien, is zulk een contract
geldig en kunnen hunne uitspraken op dezelfde wijze
worden ten uitvoer gelegd als do vonnissen der scheids-
lieden dio door don vrederechter benoemd zijn (Sect.

\'). (Zie Sect. 24 dezer wet.)

Patroons, zoowel als ondergeschikten, kunnen zich
<loor iemand, dio van een ondertcekende volmacht voor-
zien is, voor den vrederechter of do scheidsmannen
tloen vertegenwoordigen (Sect. 15).

Wanneer do veroordeelde party na 2 dagen nog
niot aan het vonnis voldaan heeft, zal do vrcderech-
tor, op verzoek van do in \'t gelijk gesteldo partij,
een bevel uitviuardigen om binnen n dagen beslag to
leggen op do goederen van don veroordeelde en dio

\'> Vgl. noot 1 op |). 07 hinrna.

-ocr page 58-

46

gerechtelijk te doen verkoopen, tot eene waarde gelijk
van de verschuldigde som (vordering met de proces-
kosten). Zijn de goederen zooveel niet waard, dan
kan de vrederechter gijzeling bevelen voor hoogstens
3 maanden in een huis van bewaring van zijn rechts-
gebied (Sect. 24).

Wanneer de in gijzeling gebrachte de door hem ver-
schuldigde som ten volle voldoet, zal hij weder op vrije
voeten worden gesteld (Sect. 26).

Tegen geen enkel vonnis, dat krachtens deze wet
uitgesproken wordt, is hooger beroep toegelaten (Sect. 28).

Geen handeling, in deze wet bedoeld, kan nietig ver-
klaard worden wegens een gebrek in den vorm (Sect. 29).

De proceskosten mogen niet meer bedragen dan do
wet aangeeft: aan den griffler van den vrederechter is
verschuldigd voor elke dagvaarding 2 pence; voor elk
bevel tot inbeslagneming enz. 6 pence; enz. (Sect. 30).

Alle stukken, in deze wet vereischt, moeten worden
gesteld op ongezegeld papier. (Sect 32).

Volgens deze wet treedt derhalve öf do vrederechter
zelf als scheidsrechter op, öf do door hem tot scheids-
lieden benoemde personen. In het laatste geval behoudt
toch do vrederechter eene groote macht aan zich,
daar slechts hij bevel tot Ijeslag enz. kan geven \').

Dat door den gewonen rechter do beslissing eener
zaak aan scheidslieden wordt opgedragen is geon l)e-

-ocr page 59-

47

voegdheid die alleen in de besproken wet wordt aan-
getroffen;
o. a. wordt die in \'t algemeen aan den
graafschapsrechter toegekend bij de County courts-act
van 13 Aug. 1888 \') eene bepaling welke is overge-
nomen uit eene vroegere wet van het jaar 1846.

De Wet van 1837.

Uit den titel ziet men wat het doel dezer wet is.
Hij luidt: An act to amend an act of the fifth year
of his Majesty King George the fourth, for consoli-
dating and amending the laws relative to the arbi-
tration of disputes between masters and workmen.

Do veranderingen door deze wet in do vorige wet
gebracht zijn:

1". Do termijn van 0 dagen binnen welken onder
do vorige wet de vordering moot worden aangebracht,
nadat de oorzaak van het geschil is ontstiuin, wordt
gesteld op 14 dagen.

2". Terwijl do vorige wet zegt, dat de vrederechter
dor woonplaats van
heide imrlijen tot beslechting van

-ocr page 60-

48

het geschil bevoegd is, wordt door deze wet de vrede-
rechter van de woonplaats des gedaagden bevoegd
verklaard.

3". Op alle plaatsen, waar in de vorige wet ge-
sproken wordt van vrederechter, zal moeten worden
verstaan: magistraatspereoon.

Gewichtiger veranderingen bracht

De "Wet van 1867. (Iho councils of conciliation Act).

De scheidsrechters, krachtons de vorige wetten in
geschillen tusschen patroons en ondergeschikten op-
tredende, zijn personen voor de beslissing van een
enkel geschil l)enoemd. Zij vormen geene vaste colleges
die geregeld van zekere soort geschillen kennis nemen.
Dat nu worden zij onder deze wet.

Van grooten invloed op het totstandkomen daarvan
zijn gewee.st de
„boards of concilation" en de „arbitration
courts",
die door enkele particulieren omstreeks het jaju\'
1860 in hunne fabrieken en werkplaatsen werden op-
gericht. Er waren veel werkstakingen in dien tijd en
do wet van 1824 bleek geen afdoende middelen
ter bestrijding daarvan op to leveren.

Zoowel do genoemde boards, als courts bestaan uit
vertegenwoordigers van patroons on ondergeschikten;
bij de eersten staat op den voorgrond: verzoening der
strijdende partijen, die door geon gerechtelijk dwang-
middel kunnen genoodzaakt worden, zich aiin de
uitspraak van den Imrd to houden; do sanctie wordt
gQzocht in do goede trouw van hen die zich juan de
poging tot verzoening vrijwillig hebben onderworpen.
Bij de courts is de grondgedachte dat de ondergeschikten

-ocr page 61-

49

zicli vooraf moeten verhinden de geschillen met hunne
patroons door een college (court) te doen beslechten;
eene scheidsrechterlijke beslissing staat derhalve op den
voorgrond en de vonnissen moeten als die van den
gewonen rechter worden ten uitvoer gelegd.

I^Ien bedenke hierbij dat de werkzaamheid der boards
en courts niet alleen betreft de beslissing van geschillen
welke betrekking hebben op het verleden, maar dat
hun taak evenzeer en nog meer is, regelingen voor
de
toekomst to maken. De meeste werkstakingen ont-
staan
niet omdat minder loon betaald wordt, dan den
werklieden toekomt, maar omdat zij voor het
vervolg
meer willen hebben, of omdat, bij het einde van den
afgeloopen termijn, do patroon hen slechts voor minder
loon wil aannonion \')•

\') Qcwoonliik (luidt mon do 2 «ystemon aan nis, syslocm Mun<Ml\\ on
«yntocm
Kettlf. Do ocrslo was oon groot fabrikant to Nottingham ou do
twoodo graafHchapsrcrhtor to Wolvorhampton. «oidon hoblwn zich bü hini
Htrovon om workstakingon to do<\'n olndlgon on lo voorkomen, noor vor-
<lion8(«|yk gemaakt. Wolk systoom do voorkeur verdient, zal ik niet be-
«preken; Ik acht mU niet bevoegd er loo, on bovendien ligt het bullen
\'nlin onderwerp. Alleen zU n»edegedei>ld do conclusie waartoo V. llranls
zün meergenoemd rapiM)rt (pag. 7) komt:

Q"« li contrainte est toujours maiieai« : H "c faut forcer à recourir
n» Rystèmo, mais user do |H>n«u.ision.

Çtie IW/clUion, nifme «i oi* trui I-ffraj/e, n\'ti>t j/drauffe qne woralf
eil« e^t Jurùliquement inexrcuUibU :
di-clsion i>ortant Hur lo ims.\',
«»r un litlgo proprement dit, i>oul î.tro exécuU\'>o; celle relative ii un tarif,
"n rî-gioment, point, piilmiuo rengagement prlncl|>al peut
U clia-ino Instant
rompu, n n\'y a rien, dans rarbltrago, nul pulwe
omp,--cher un jwtron
«le renvoyer Ht>s ouvrier», ceux-ci d\'alwndonner leur travail,
c- roMt
contfil df connlUüwn doit j>rrroir le recours « l\'arbitrage ; il n\'y a )Hi»
tyMrm» d-arhUrage bien elaldi si me }>lace n\'v «« «•\'\'W\'-^\'«\' "
^<mcüi„tion.
Lo rôle princl|wl appartient h la conclllatlûn ; m.ils Parbltrago
K«>t ôiro iwrfolH d\'uno gnvndo uUliUÎ. n on rémilto ..u\'il faut les combiner.

Kono ultvoorigo lM,handeIing der beido systemen vindt men Inhetbwkjo
v«n Henry Cnnnpton (genoemd |wg. 40 hl<rlH>ven) lloofdst. 11 en 111.

4

-ocr page 62-

50

In de wet van 1867 is aan de councils slechts de
kennisneming van geschillen, welke betrekking hebben
op het verleden, en niet het maken van regelingen
voor de toekomst toegekend (vgl. sect. 4 der wet).
Dit geschiedde eerst in de wet van 1872 (zie pag.
56 hierna.)

Toch kan men, met het oog hierop, dat zoowel ver-
zoening als arbitrage de taak der councils is, zeggen dat
de beginselen èn van de
boards èn van de courts in de
wet van 1867 zijn toegepast. Er werd toen alzoo
een wettelijke gi\'ondslag gegeven aan colleges, die eene
navolging kunnen genoemd worden van de Fransche
conseils de prud\'hommes, met eenige bijvoegingen uit
de oudere Engelsclie wetgeving op de scheidsgerechten.

De titel der wet van 1867 is: An act to establish
equitable councils\' of conciliation\') to adjust differences
between masters and workmen.

Na opnoeming der reeds voorafgegane wetten over
scheidsrechterlijke beslissing in geschillen tusschen
patroons en ondergeschikten en do bepaling, dat die
wetten niet worden afgeschaft door deze wet, dio slechts
dient om de beslechting van genoemde geschillen U.)
vergemakkelijken, geeft zij de bevoegdheid aiui patroons
in eenig bedrijf, die gedurende 6 maimden achtereen op
eenige plaats hebben verblijf gehouden \') on aan onder-

\') Do imm councils of concUitUion (zomlcr arbitration) Is zokrr vroonul
to achton. OowoonlUk tocli vcrstjiat nion <laaronik\'r collcgi-s dip zlclimotdo
goHcliillon dcr 2* Hoort (ziu Inloldlng img. 2) Ix\'ziglioudcn.

Do wot zogt in Soct. I----In any particular trade or trades,occu-

Ikition, or emiiloymont, Inilng inhabitant householders or i>art occupiers of
any house, warehouse, couiiting-houso, or other property within any city,
lM>rougli, town, Htuwartry, riding, division, bamny, lilH-rty, or oUier place, etc.

-ocr page 63-

il

geschikter!\') die gedurende denzelfden tijd er hebben
gewoond en bovendien zeven jaren in het bedrijf zijn
werkzaam geweest, om gezamenlijk aan H. M. de
Koningin een verzoeksclu-ift te richten, om een cownc/V
of miciliatioii and arbitration te mogen vormen. In dat
verzoekschrift moet opgave gedtuin worden van het aantal
leden van het op te richten council; de namen, woon-
plaatsen en het bedrijf der verzoekei-s en van de wijze
waarop de kosten zullen worden bestreden. De Koningin
of haar secretaris voor het Departement van binnen-
landsche zaken kan die gevi-aagde toestemming ver-
leenen , mits het verzoekschrift een maand van te voren
in de London Gazette on in een of meer nieuwsbladen
^ler plaats, waar het council zal worden opgericht, is
bekend gemiuikt (Sect. 1).

Het council moet bestium uit minstens twee patroons
cn tweo werklieden of ten hoogsto tien van elk, on
oen vooi-zitter (chairman); hot aantal wordt in de akte
van toestemming vastgesteld. Geen lid z^ll echter als
zoodanig mogen fnngeoron, indien hij zelf, of eenigo
nuniliel)eti\'ekking van hem, eischer of gedaagde is
(Sect. 2).

Binnen 30 dagen na bekomen toestemming tot do
f^prichting, zijn do pei-sonen, die luuu* lumgevi-aagd
hnbl
)Gn, bevoogd uit hun midden het council to kiezen,
tliit in functie zal blijven tot hot door een ander is
vervangen (Sect. 3).

Het council kiest zelf zijnen vooi\'zitter, secretaris
cn andei-o ambtenaren, die het noodig acht. Het mag

\') In .1.<ZÜ wot wuiHlon van .lo ..n.lorg.-HcliikU.n alkn-n nilgozon.lonl, diü

BcnooniJ h, Svct. 17.

-ocr page 64-

52

kennis nemen van alle geschillen, opgenoemd in Sect.
2 der Wet van 1824, benevens van andere welke met
toestemming van beide partijen aan zijne beslissing wor-
den onderworpen. Dezelfde dwangmiddelen, die in de
wet van 1824 worden opgenoemd, om de vonnissen
der scheidsrechters ten uitvoer te kunnen leggen, zijn
ook hier toepasselijk. De vrederechter van de plaats,
waar beide partijen wonen, geeft dan bevel tot beslag,
verkoop of gijzeling. De onderteekening van het vonnis
van het council door den president is voor den vrede-
rechter voldoende waarborg voor de geldigheid van
het vonnis. De councils hebben geene bevoegdheid om
eenige bepaling omtrent loonen etc. voor de toekomst te
maken. Hunne vonnissen zijn luan geen hooger beroep
onderworpen (Sect. 4).

Uit het council kan eene commissie gevormd worden,
bestaande uit minstens drie pereonen (een patroon,
een ondergeschikte en de president), die in plaats van
het geheele council, do aan hen onderwori^en geschillen
zullen be.slissen. Er moeten echter een patroon en een
werkman worden aangewezen welke zullen vormen eeno
commissie van verzoening. Dezo zal op bepaalde dagen
zitting houden en van tijd tot tijd vernieuwd worden.
Aan luuir worden allo geschillen, die
door heide par-
tijen^)
aan het council ter beslissing zijn opgedragen,
gezonden om to beprooveu eene verzoening tot stand to
brengen. Gelukt dat niet, dan wordt do zaiik na;ir het
council verwezen en op de gewone wijze berecht\'(Sect. 5).

In togcnsUlling met do l>Gp!iling bU do consvilfl do prud\'lionunofl In
KrankrUk tn Bulglü w.-ur tdle gcscliillon, dio lot liunno Uivoogdlii\'M be-
lioortn, oorht voor lut luirtMii lurthnillor komon.

-ocr page 65-

53

De president wordt verkozen op do eei-ste bijeen-
komst van liet council, na bekomen vergunning tot de
oprichting. Hij mag zelf geen bedrijf uitoefenen (Sect. 6).

Advocaten, zaakwaarnemei-s of procureui-s mogen voor
het council of de commissie ter verzoening niet optreden
zonder de goedkeuring van beide partijen \') (Sect. 7).

Op den Maandag van November van het jaar
na de instelling van het council en voorts elk vol-
gend jaar op dien dag, zal er verkiezing van nieuwe
leden in het council en tevens van een president plaats
hebben; in geval van tusschentijdsche vacaturen
ziil
eene verkiezing binnen U dagen gehouden worden
(Sect. 8).

Ieder, die den 21 jarigen leeftijd bereikt heeft en tot
een bedrijf behoort, dat vergunning tot hot oprichten
van een council heeft bekomen, en bovendien als patroon
f) maanden of als ondergeschikto 7 jaren op eeno plaats
gewoond heelt waar een council bestaat, is bovoegd
zich te laten inschrijven als kiezer voor het council,
en is ook verkiesbaar. Patroons en ondergeschikten kie-
zen elk hun dool van do leden van hot council (Sect. 9).

De secrotju-is van het council houdt ccn register van
<lio patroons en ondergeschikten, wolko als kiezers zich
aanmelden. In dat register worden do namen, het bedrijf
en do woonplaats, zoowel van patroons als ondcrgo-
schikton, doch in afV.ondoriyko lijsten, vermeld. Blijkt
iemand niot kiesgerechtigd to zijn, dan moet het council
hem van do lyst schi-appen (Sect. 10).

\') Vgl. do 1«>imllng over Iiot optroilon van procureurs etc. voor do cou-
soils do prud\'hommes, iwg. 18 hierboven.

Vgl. ao noot 2 op pag. 60 lilcrbovcn.

-ocr page 66-

54

De secretaris, door het council verkozen, vervult zijn
ambt totdat hij door zijn opvolger vervangen is; hij
maakt een verslag van alle handelingen van het coun-
cil en vervult verder alle plichten door deze wet of
het council hem opgelegd (Sect. 14).

De reglementen en bepalingen (voor de behandeling
der zaken, voor het kiesrecht etc.), en de tarieven (kosten
van processtukken, bevelen tot beslag etc.), die het
council noodig acht te maken, hebben geene bindende
kracht, tenzij zij goedgekeurd zijn door den secretaris voor
het Departement van binnenlandsche zaken (Sect. 16).

Deze wet heeft geen betrekking op huisbedienden
of landbouwerskneclits\') (Sect. 17).

De councils, krachtens de wet van 1867 bestaande,
vertoonen eenige gelijkenis met do conseils do prud\'-
hommes in Frankrijk on Belgiö. Zij verschillen er echter
in een aantal opzichten mede, o.a.:

r. Hierin dat (wat ik reeds pag. 41 opmerkte) in
Engeland patroons en ondergeschikten, als zij willen
pfocedeeren,
niet verplicht zijn hunne geschillen door
een council to doen beslechten, doch
zichzelve slechts
daartoe verplichten, wanneer zij, met wedorzijdscho
toestemming, hunno geschilion (hetzij die genoemd in
Sect. 2 der wet van 1824, hetzij andere) mm do be-
slissing van scheidsmannen hebben opgedragen;

2°. Do councils in Engeland hebben noch strafrech-
terlijke, noch administratieve bevoegdheden;

3". Van do vonnissen der councils is geen hooger
beroep of beroep in cassatie mogelijk;

\') Na do woorden in Sect. 2: //in any trado or manufacturo" komtinU
dezo bepaling tamciyk overbodig voor.

-ocr page 67-

55

4". Yoor de uitvoering der vonnissen, door de councils
gewezen, is het bevel van den gewonen rechter noodig\');

5°. Bij de councils komen niet alle zaken eerst
voor het bureau van verzoening.

Do Wet van 1872. cnio ArbitraUou Miistcre and Workmcn-Act.)

De wet, die met de behandelde wetten van 1821
en van 1867 het, voor do bizondero berechting der
geschillen uit het arbeidscontract, belangrijke drietal
vormt, is van 6 Aug. 1872. Zij is getiteld:
An act to
make further provision for arbitration bctwcm masters
and icorkmm.

De wet laat de wijzo dier berechting geheel afhangen
van de bepalingen welko patroons en ondergeschikton
in \'een contract hebben gemaakt.

Van de bepalingen, welko do wet aangeeft dat bij
het maken van zulk een contract moeten in acht
genomen worden, zijn de volgende do voornaamste:

Sect. I: r. Het contract moet hetzij eenig ge-
rechtshof of council, of één persoon, of eenige poi-sonen
als scheidsrechter(s) aanwijzen, hetzij de wijze, waarop
en den tijd, waarbinnen die scheidrechter (s) zal (zullen)
worden benoemd, aangeven. Bovendien moot het con-
tract op eenigo wijzo een „umpire" noemen, voorliet
geval do scheidsrechtei-s het niet eens kunnen worden.
Ook kan een poreoon of kunnen pei\'sonen worden
belast met dien umpiro aan to wijzen.

2°. Indien een zoodanig contract is aangegaan, worden

\') nier zlon wü dus weder ceno ovcreonkonist mot onze rocht,spraak door
scheidsmannen. Vgl. art. 0i2 D. It. V.

Vgl. hot model-contract, achtor do wet govocgd In hot werkjo van
M. Henry Crompton, t. a. p. pag. 172.

-ocr page 68-

56

de partijen daardoor wederkeerig gebonden. Evenwel
kan de werkman, binnen 48 uur nadat hem een ge-
drukt afschrift van het contract is ter hand gesteld,
aan den patroon of zijn agent verklaren, dat hij zich niet
wenscht te verbinden tot de opdracht van zijn geschil-
len aan scheidsrechters. Alsdan zal het contract geen
kracht tusschen dien werkman en den patroon hebben.

4". In het contract kan bedongen zijn dat de partijen
gedurende den tijd, waarvoor het gesloten is, zich
zullen houden: zoowel aan de bepalingen die er in staan,
als aan die, te maken door den scheidsrechter (de scheids-
rechters) of den umpire, en wel over het loon dat be-
taald, het aantal uren, dat er gewerkt moet worden
etc.; tevens kunnen de straffen aangewezen zijn die
door den scheidsrechter (de scheidsrechters) of umpire
in geval van overtreding worden opgelegd.

5®. Ook kan worden bedongen dat aan de scheids-
rechters of umpire zullen worden onderworpen allo
geschillen, waarvoor do wetten van 1824 en 1867
berechting door scheidslieden toestaan. Is dat beding
gemaakt, dan zal geen ander rechter van zoo\'n go-
schil kunnen kennis nomen, tenzij na hot ontstaan van
het geschil reeds 21 dagen verloopen zijn. Partijen
kunnen evenwel bij hot ontstaan van het geschil
schriftelijk overeenkomen djit geen ander rechter er in
beslissen zal.

6°. Do schoidsrechter(s) of umpiro onderzoekt (onder-
zoeken) en beslist (beslissen) het aan hem (hen) onder-
worpen geschil op de wijze dio hen (hun) \'t bost
voorkomt, of zooals in het contract tusschen partijen
is overeengekomen.

-ocr page 69-

57

8". Het contract wordt geacht een contract te zijn,
in den zin van Sect. 13 der wet van 182\'! \').

Uit de bepaling, voorkomende onder 4"., zien wij dat
aan scheidsrechters de bevoegdheid gegeven wordt om
eene regeling voor do. toekomst te maken.

Zoo merken wij op dat deze bevoegdheid, die in de
wet van 1824 slechts de vi-ederechter\' heeft wanneer
beide partijen daarin toestemmen; die in de wet van
1867 bepaaldelijk uitgezonderd wordt, in do wet
van 1872 wederom aan schoidsrechtor(s) of umpire
wordt toegekend voor het geval dat patroon en onder-
geschikten hunne toestemming daartoe hebben gegeven
(nu namelijk bij een voorafgemaakt contract).

Rcsunieerendo wat ik over do wettelijk goregeldo
rechtspraak door scheidslieden in geschillen uit hot ar-

\') Uit dozo vcrwyzing volgt dat do bopaHngcii omtrent do tomiitvoor-
legging van vonniHSon, waarvan Sect. 13 der wet van 1821 spreekt, op do
uitspraken der bU liet contract aangewezen sclioldsrecliters tocpiwsclük zUn.

Do golicolo wet van 1872 is dus cigenlük niets meer dan eeno uiige-
broider regeling van do bovocgdlioid, roods In do wet van 1824 a;»n parUjon
gegeven. Volgons dio wet kunnen zU namolük van do d;iarln juingogoveii
procedure voor sclioldslloden afwükon, wanneer zü d.U onderling overeen
zUn gekomen.

Diuirgolalen of hot nwkon van dergoiyko boiwilingon al of niet go-
wenscht Is (oono vraag, waarvan do bcsllKsIng op ooconomiHch gebied ligt),
moot ik ojimorkon dat in geen goval partUen kunnen
gcdicongen worden
zich or aiin to houden. Do patroon zal ten allon tUdo zUno werklieden
kunnen wegzenden on dozo zullen hun werk altUd kunnen verlaten.
Vooral zal dit voorkomen wanneer — wat meestal het goval is — hot
loon por uur borokond wordt. Boete, wegens schending van hot contract,
is do eonlgo sanctio dio niogclük Is. Op don meestal onvormogenden arlwidor
zjil dozo echter niot kunnen worden vorhiwld). Vgl. ook do noot op i\\ig, 50
over hot systeem van verzoening of arbitrage).

-ocr page 70-

58

beidscontract tusschen patroons en ondergeschikten ge-
zegd heb, zien wij dat in Engeland daartoe bevoegd zijn:
a. de vrederechters (of magistraatpersonen) van de
woonplaats der partijen, of de, door de eersten op ver-
zoek der laatsten, benoemde scheidsrechters (Wet 1824);

&., de, op verzoek van patroons en ondergeschikten,
met toestemming der Regeering opgerichte councils of
conciliation or arbitration. (Wet 1867);

c. de, in het tusschen partijen gesloten contract
genoemde, rechters, councils of andere personen \').
(Wet 1872).

Uit het voorgaande blijkt dat Engeland geene bizon-
dere rechtspraak voor geschillen uit het arbeidscontract
bezit, zooals die in de andere door mij behandelde landen
wordt aangetroffen, maar slechts eene, op zeereigen-
aardige wijze geregelde, rechtspraak door scheidslieden.

De vraag of deze in genoemde geschillen aanbevelens-
waardig is kan geheel worden afgescheiden van do
vraag: of er een speciale rechter voor dio geschillen
möet zijn? welker beantwoording ik mij ten doel heb
gesteld. Vandaar dat ik in het volgende hoofdstuk do
Engolscho regeling onbesproken laat.

\') Noch do wet v.in 1807, noch dio van 1872 hebben in do pniktUk zich
in ruimo toepassing mogen verlieugen.

Do licorscliendo mooning in Engeland is dat do councils in de wot van
1867 en do collogos (of personen) in do wet van 1872 aan goeno wottolijko
bepalingen gebonden moeten worden en dat do sanctie hunner uitspr.iken
cono moroclo moot zü»: goodo trouw van hon dio zich aan hunno

uitspraken hebben onderworpen.

-ocr page 71-

HOOFDSTUK H.

BESPREKING DER ARGUMENTEN TEN GUNSTE DER SPECIALE
RECHTSPRAAK IN GESCHILLEN TUSSCHEN PATROONS
EN WERKLIEDEN AANGEVOERD.

Alvorens tot dio bespreking over te gaan, wensch
ik eenige woorden aan te halen die, in andere landen
en ten onzent, eenige vooi^standore ter aanbeveling van
speciale rechtscolleges voor do bovengenoemde geschillen
hebben gebruikt.

Hoe in Frankrijk, Belgiö en Duitschland do voor-
standers er over denken, blijkt uit het volgende:

La juridiction dos conseils de prud\'hommes est
justement populaire; elle répond aux aspirations et aux
besoins do la démocratie moderne, en assurant aux
ouvriers et aux patrons pour les questions du travail,
une justice oxpéditivo et à bon marché\').

L\'oxpérienco a démontré que lo commerce et l\'industrie
ont besoin, pour lo règlement des difi\'érends auxquels
leurs opérations donnent lieu, d\'une juridiction spéciale
qui soit initiée à tous lout\'s usages, îi toutes loui*s

\') Exjiosó des MoUfs, Projet do Loi 1880 sur les Conseils do Prud\'hommes,
t. a. p. pag. I.

-ocr page 72-

60

traditions, exempte de formalite\'s coûteuses et dégagée
des complications et des lenteurs de la justice ordinaire.
De là, l\'origine des tribunaux consulaires et des conseils
de prud\'hommes \').

Le principe essentiellement démocratique do leur in-
stitution donne aux prud\'hommes une autorité toute-
puissante pour concilier les intérêts qui tendent sans
cesse à diviser le fabricant et l\'ouvrier, ou pour apaiser
les dissensions des ouvriers entre eux. Maîtres et ouvriers
sont jugés ici par leurs pairs, par des hommes qu\'ils ont
choisis eux-mêmes librement. Chacun des membres dont
le tribunal se forme, cesse d\'être ouvrier ou patron,
dès qu\'il prend place au bureau du conseil. On comprend
toute l\'influence qu\'une semblable magistrature peut
exercer sur les membres divers de la grande communauté
industrielle

Es ist wohl anzunehmen, dasz der Arbeiter dem
ordentlichen Gerichte mehr Zutrauen schenke als dem Ge-
meindegericht, nicht aber, dasz er den Einzelrichter einem
Gerichte vorziehe, in welchem seine Standesgenossen
ihn vertreten. ledenfalls wird diese stilndigo Vertretung,
wenn sie sachgemilsz und zweckentsprechend — hier und
da nach Gewerbszweigon — organisirt werden kann,
entschiedene Vorzüge haben vor der — gar woitlilufigen
und kostspieligen — Zuziehung von Sachverstilndigen
zu den ordentlichen Gerichten, welche bei einer höher
entwickelten Industrio sehr hilufig sein und fast zur
Regel werden müszto\').

\') ViLAiN, t, a. p. pag. IX.
") Vilain, t. a. p. pag. XXI.
OrrzsHEiM, t. a. p. pag. 39.

-ocr page 73-

61

Dat de „juridiction des prud\'hommes répond aux
aspirations et aux besoins de la démocmtie moderne"
kan bezwaarlijk een argument heeten. Het is niets
meer dan eene schoonklinkende phrase, blijkbaar bestemd
om effect te maken. Er moet bewezen worden dat de
rechtspraak door de prud\'hommes beter dan door den
gewonen rechter wordt uitgeoefend. En of zij al dan
niet beantwoordt aan de behoeften der démocratie, doet
niets ter zake. Immei-s de vraag moet beslist of zij,
welke regeeringsvorm er ook in een land besta, aan-
beveling verdient\').

Verder zeggen de aangehaalde schrijvei-s dat de
industrie ") behoefte heeft aan eene speciale jurisdictie,
ontheven van de kosten, formaliteiten en langzaam-
heid der gewone procedure.

Er doen zich hierbij tweo vragen aan ons voor.
Do eerste is, of, als de industrie \') behoefto heeft aan

\') Onder clkon rogooringsvorm zal nvcn aan do rocIiterlUko macht één
grooten olsch moeten stollen, dat zU namolük goed en rechtvaardig
rechl-
nprcekt.
Of aan dien eisch door collcgos met oeno samenstolling als do con-
seils do prud\'hommes kan voldaan worden bespreek Ik pag. C8 hierna.

») In hot clUmt van Vu.ain wordt ook gozogd dat do handel behoefto
he<\'ft aan speclalo handol.srochllwnkon. ü.w dezo hulton mün onderwon»
liggen zal ik zo hlor niet bespreken; alleen maak Ik do opmerking dat,
volgons velen. Juist do ondervinding geleerd hooft dat zU In geen onkel
opzicht a.anbovolenswaardlg zyn.

Het is wel eigemoardig na t« gaan, dat cr in Frankryk, lïolgiP en
nuit.Mchland nog al verschil bestaat In het aantal en do soort dor bedryven
Welko aan eene speclalo rechtspraak voor do geschillen tusschen iwtroous
on worklledon onderworpen zyn. Mon troft dlo speciale rechtspraak aan:

In Frankryk, voor allo Iwdryven, dio tot do Industries commercl.iles
kunnen gerekend worden (zlo pag. 15 hlerlwvcn);

In BelglP, voor do bedry ven genoomd In art. ■! "Wet van 7 Febr. 185«
(zie i«ig. 27 hierboven);

In Duitschland, voor allo iKnlryven Inilialvo die welko art. Ü der O. O.
V
.1U 11 .lunl 18C» uitzondert (zlo pag. .11 hierboven).

-ocr page 74-

62

eene vluggere en goedkoopere rechtspraak, alleen de ver-
houdingen van patroons tot ondergeschikten (zooals in
de Fransche en Duitsche wetgeving), of die tusschen
patroons en ondergeschikten en deze laatsten onderling
(zooals in de Belgische wet), door die betere procedure
moeten gebaat worden? Mij dunkt, dat indien in een
bedrijf een geschil tusschen twee patroons, of tusschen
een industrieel en zijn afnemers, zijn depothouders,
agenten enz., bestaat, zij evenzeer dit op eene spoedige
en goedkoope wijze moesten kunnen doen vereffenen;
zoodat er volstrekt geen reden bestaat de verbeteringen
tot bepaalde rechtsbetrekkingen te beperken gelijk wij
zagen dat in Frankrijk etc. bij de speciale rechtbanken
geschiedt.

De tweede vraag is of niet ook andere personen \')
dan die tot de industrie in betrekking staan eene vlugge
en goedkoope rechtspraak wenschen? \'

Ook deze vraag moet bevestigend beantwoord worden,

\') Dio govolgtrckking m.iakto ook do lioor Lockroy, minister van koop-
liandei in liet jaar 188C, toen hy in do Kamer hot voorstel deed tot do
uitbreiding dor Jurisdictie >van do prud\'hommes, welke uit het volgend
citaat biykt:

M. Lockroy nous semblo avoir été moins bien insplró en recommandant
l\'extonsion do la Juridiction des prud\'hommes aux rapiwrts des iwtrons
commer<;ants et de leur personnel; uno institution, couramment admise h
Oenfcvo, peut ne pas convenir h l\'état do nos mœurs. Sa proiwsition (2 Juin
Ann. Ch. sos.s. ord. 1887 p. 798 n\'. 1810) a ou cependant la chanco do
Héduiro do nombreux o.sprits autour do lui; lo rapport favorablo do la
commission d\'initiative a été déposé sans retard (G Juillet U). p. 1002
No. 1934) et avant quo six mois ne fussent écoulés, la Chambro votait
cetto imprudente Innovation en promlfcro lecture. (17 Janvier 1883.)

(Annales du droit Commercl.il, E. Thaller 1888).

Do SenaalT schünt er over gedacht to bobben als do schrUvor in do
Annales; althans in Febr. 1889 werd liet, diwr de Kamer lungononien, wets-
ontwerp in don Senaat verworpen.

-ocr page 75-

63

zoódat het niet aangaat aan patroons en arbeidei-s boven
anderen een privilege toe te kennen, door speciale col-
leges op te richten, maar wèl: om de procedm-e voor
een ieder sneller en goedkooper te maken, waaniiede
dan de patroons en arbeiders even goed zullen ge-
baat zijn.

De rechtspraak door speciale colleges zou vervol-
gens dit voordeel hebben, dat zij wordt uitgeoefend
door de „pairs" der justiciabelen; door pei-sonen die zij
zelve tot rechtei-s hebben gekozen.

Oogenschijnlijk biedt dit systeem van berechting
door zijns gelijken een voordeel aan: immers in talrijke
technische kwestieën, waarin slechts een patroon of
ondergeschikte een juist oordeel kan uitspreken, zal de
gewone rechter op moeielijkheden stuiten, welke do
speciale rechter terstond weet op to lossen. Doch
onze gewone rechter
behoeft niet op moeielijkheden te
stuiten, want hij kan te zijner voorlichting in allo
zaken een middel aanwenden, wiuirdoor die moeielijk-
heden opgelost worden, namelijk: deskundigen hooren.

Nu voert do heer Opi->enheim (vgl. pag. GO liierboven)
als argument tegen het systeem der gewone rechtspraak
met haxir deskundigen-bericht lum, dat dit huitsto ^ccr
dikwijls noodig, duur cn veel tijd eischend is. Pleit
dit evenwel voor do speciale colleges? M. i. neen.
Wanneer zekere geneeskundigo behandeling niet ge-
•lieel do beoogde uitwerking op oen zieke heeft geluid,
dan zal daarom de geueesheor niet terstond tot eeno
andere overgaan, doch eerst nagaan of or in de ge-
bezigde geeno verandering kan worden gebracht.

Indien nu aan do wijzo wimrop volgens de thans

-ocr page 76-

Gi

vigeerende wetgeving, zoowel in geschillen uit het
arbeiderscontract tusschen patroons en ondergeschikten,
als in andere, het advies van deskundigen wordt inge-
wonnen , gebreken kleven, dan moet men eerst beproeven
die te verbeteren, alvorens bij de geschillen tusschen
patroons en werklieden het stelsel: rechtspraak door
den gewonen rechter met voorlichting van deskundigen,
te laten varen.

Doch behalve de genoemde bedenking, heb ik tegen
eene rechtspraak door pairs tusschen patroons en onder-
geschikten nog twee bezwaren van anderen aard.

1°. Bij de speciale colleges wordt aan den rechter
niet het vereischte gesteld dat hij jurist is, d. i. wets-
en rechtskennis heeft.

Men kan vragen: waarom moet een patroon of
werkman, die uitstekend van zijn vak op do hoogte
en misschien overigens ook zeer ontwikkeld is, ook
tevens die juridische ontwikkeling hebben? Dan is
mijn antwoord: dat, hoewel er zich een groot aantal
geschillen zullen voordoen, tot welker beslechting ju-
ridische kennis niet vereischt wordt, er zeker evenveel
en meer zijn waarbij dat wèl het geval is. Men be-
denke slechts in hoevelo proces.sen, ge.schillon van
formeelen aard, of over de ontvankelijkheid dor vor-
dering, of wel incidenten, geheel onafhankelijk van het
eigenlijk
objectum litis zich voordoen\').

\') Woonlon uit hot Prac.idvlo3 vtin Prof. Assp.n op do vrn.iR: Is oono
oxcoptioncclo rcchtsm.icht in liandolsziikon wonschoiyk? (Ilandullngon dor
Noderl. .Tur^ Ver. 1370, pag. 72).

Dezo woorden, tegen hand(!lsrecht1>anken gericht, kan Jnon o)) het onder-
liavlg onderwerp ook zeer gfU\'d foopa.ss(.\'n.

-ocr page 77-

1492

Oppenheim die, zooals uit zijne op pag. 60 meegedeelde
woorden blijkt, vóór de speciale rechtspraak is, toont
zich toch een voorstander van het juridisch element.
Hij wil dat dit, analogisch met den griffier bij de
Fransche rechtbanken van koophandel, bij de speciale
colleges voor geschillen tusschen patroons en werklieden
door een jurist als president wordt vertegenwoordigd. Hij
zegt: Dem Rigter (dagegen) zu dessen eigentlicher Berufs-
tlUltigkeit das objective Erkennen und das unparteiliche
Urtheilen gehurt, ist in dem Rechtsstaate die höchste
persönliche Unabhängigkeit gewilhrleistet, welche der
Staat seinen Organen überhaupt zu gewahren vermag.
Er ist der gegebene Obmann in dem Streite der Gesell-
schaftsklassen \').

Mij dunkt als de jurist in het speciale college zulk eene
rol vervult, dan zijn zijne medeleden, in den letterlijken
zin des woords, niets meer dan
bijzitters^ en konden ze
or oven goed niet bijzitten, of slechts als deskundigen
advies geven. Is hij daarentegen
niet nummer één in
het college, dan liebbon do patroons en arbeiders door
hun meerderheid toch alles te zeggen, en baat zijn
juridische invloed weinig. In dat goval geldt mijn
bezwaar genoemd op de vorige pagina.

2°. Bij do rechtspraak door de „paire" der partijen
Ixistaat oono verkeerde verhouding tusschen dezen en
hunne rechters.

Ik ben namelijk overtuigd dat do rechters niet
maar
boven de partijen moeten staan. Alleen als zij
boven do partijen staan, kunnen zij werkelijk onpartijdig

\') T. n. p. pag. 20,

-ocr page 78-

66

zijn. Wanneer patroons en ondergeschikten zelve rechters
zijn is het zeer waarschijnlijk dat de patroons meer
de belangen der patroons, de ondergeschikten meer
die der ondergeschikten zullen behartigen en in dien
geest hunne stem bij het opmaken van het vonnis
zullen uitbrengen.

Er is van de speciale colleges gezegd: „Sie mögen
als eine besondere Einrichtung gelten die allerdings
der vorhandenen Klassengegensatz darstellt, aber nicht,
um ihn zu verschärfen, sondern um ihn vermittelnd
auszutragen"\').

Derhalve: eem vertegenwoordiging van partijen — die
als zoodanig tegenover elkaar staan —
in het rechterlijk
college.
Al ligt een goed doel aan die vertegenwoor-
diging ten grondslag, nl. de twee klassen nader tot
elkaar te brengen, in een rechterlijk college behoort
zij niet te huis\'). Het moet den rechters onverschillig
zijn welke der partijen het proces wint: als rechters
moeten zij
objectief het geschil beoordeelen. Dat kun-
nen patroons en ondergeschikten, als rechters optre-
dende, niet doen. Zij zijn onwillekeurig de verde-
digers der klasse waarvan zij de vertegenwoordigers
uitmaken. Hun oordeel zal uit den .aard der zaiik al
te eenzijdig wezen.

Alleen zij, die niet als mede-patroon of mede-onder-
geschikte tot partijen in betrekking staan, die boven-
dien zooals onze rechters eene volkomen onafhanke-

\') Oppcijhoim t. a. p. p. 30.

") Voor collogOH, die zlcli bezig liouden niet do oplossing van go-
schillen dor 2o soort (Vrgl. Inleiding pag. 2) acht ik dozo wUzo van
samenstolling zeer gemotiveerd.

!,
1

-ocr page 79-

67

lijke positie bekleeden , zijn in staat de belangen van
beide partijen bij hunne beraadslaging objectief te be-
oordeelen en een werkelijk onpartijdig vonnis uit te
spreken.

Laat ik echter voor een oogenblik aannemen dat
tegen het stelsel der berechting door „pairs" geen be-
zwaren bestaan; dat dus het deskundigen-bericht niet
kan verbeterd worden en dat
die rechtere hunne taak
het beste vervullen, welke vakgenooten van partijen
zijn; dan zouden van deze verbetering in de procedure
evenzeer als van die wijzigingen, welke haar goedkooper
en sneller zullen maken, (vgl pag. 63 volg.) ook andere
personen, dan patroons en arbeidere in zeker aantal
bedrijven, moeten voordeel trekken: zonden die verbe-
teringen derhalve in de gewone procedure moeten ge-
maakt worden.

Bovendien meen ik dat de volgende bedenkingen
tegen het stelsel der speciale rechtspraak in geschillen
tusschen patroons en ondergeschikten to maken zijn:

1®. De geschillen over de competentie der speciale
colleges zullen niet uitblijven. Prof. Asser heeft eens
gezegd \'): „Elke e.xceptioneele rechtsmacht heeft reeds
als zoodanig hare bedenkelijke zijde. Zij geeft aan-
leiding tot conflicten, tot geschillen over de bevoegd-
heid des rechters, waardoor eene instelling die vereen-
voudiging dor procedure ten doel heeft, dikwijls juist
de bron wordt van zeer langdurige en ingowikkelde
processen".

\') Praoadvios van Prof. Assor ovordovnuiR: Is cono oxcoplioncclo rochU?-
macht in handelszaken wonschelük? (llandullngfn dor Nederlandsche Juristen-
veroeniging 1870, jvig. 72).

-ocr page 80-

68

2o. Het stelsel zal somtijds onuitvoerbaar blijken.

Hoe uitgebreid ook het aantal speciale colleges is,
hoevele bedrijven die ook mogen omvatten, altijd zul-
len er bedrijven overblijven, waarvan te weinig ver-
tegenwoordigers zijn om uit hen een college te kunnen
samenstellen. In dat geval zullen partijen öf van hunne
vordering moeten afzien, öf zich naar den gewonen
rechter begeven. Ook in hooger beroep treedt de ge-
wone rechter voor den specialen in de plaats \').

De terugkeer in deze beide gevallen tot den gewonen
rechter schijnt zeer vreemd, als men van de gedachte
uitgaat, dat deze laatste ongeschikt is om van het
geschil in kwestie kennis te nemen.

3°. De wijze, waarop de speciale colleges worden
samengesteld, kan ook nadeelige gevolgen hebben.

Zooals wij in het Iu, Hoofdstuk gezien hebben, wor-
den in Frankrijk, België en Duitschland\') de tweo
groepen leden voor de speciale rechtbanken door patroons
en ondergeschikten, bij meerderheid van stemmen aim-
gewezen. Geen waarborg bestaat er nu evenwel dat
de meerderheid in beide groepen altijd zal vragen:
"Wie is de beste
rechter? Zeer waarscliijnlijk zullen

\') In FrankrUk cn Belgiö komt dit boroop voor hot Tribunal dccommtrce
dat wel op ziclizolf een speciale rechtbank is, doch ten opzichte v.m de zeer
speciale rechtspraak dor prud\'hommes wel als gowono, is to beschouwen.
Bovendien is het Tribun.il do commorco uitsluitend uit het element pa/rooiis
samengesteld. Men heeft liet verkeerde van dezo regeling ook Ingezien en
in hot ontwerp 1880 een betere gegeven (zio pag. 21 hierboven).

In Duitschland heeft men do „Berufung .luf don Rechtswi>g" dus ook op
( den gewonyn rechter (zio pag. 34 hierboven).

\' ï) Althans bü dio welke in do Rü"provincio bestuin; want In do krachtens

§ 120a 3e al. G. 0. opgorichto colleges worden do loden door do Gemeinde-
behörde gekozen.

-ocr page 81-

69

politieke partijkwestieën er bij komen; zullen soms als
rechters worden aangewezen pei-sonen, voor die taak
ongeschikt wegens hun onbekwaamheid en partijdig-
heid, doch gekozen, eenvoudig omdat zij tot de rich-
ting der meerderheid behoorden \').

Om rechters in het algemeen, door het volk en niet
voor het leven te doen benoemen is, evenals elders, ook
in ons land door de sociaal-democratische partij als zeer.
wenschelijk voorgesteld. De hemel beware ons voor dezo
nieuwigheid! Want als er iets is dat tot heden in ons
land boven partijgeest en onafhankelijk van eenige poli-
tieke meerderheid stond en tevens moet blijven staan,
dan is het de rechterlijke macht.

Die onafhankelijkheid en onpartijdigheid welke do
rechter moeten kenmerken, zijn dunkt mij, alleen ge-
waarborgd bij eene samenstelling zooals dio in ons land
geschiedt, namelijk, door benoeming voor het loven en
door het hoogste gezag in den staat.

In ons land is het stelsel eener speciale rechtspraak
voor geschillen tusschen patroons en ondergeschikten
door een aantal mannen verdedigd en zijne invoering
gewenscht voorgesteld. Ik zal van een hunner Mr.
A. Kerdijk, een betoog") aanhalen, waarin zijne argu-
menten ten gunste eener invoering in ons land duidelijk
uitkomen:

\') Het stroven om do speciale collogos lot oono vortogonwoordlging van
partUon to makon, biykt uit het voorstel dat dit Jaar in do Helgischo
kamer van afgevaardigden gedaan Is (vgl. noot iwg. S8 hierboven) om zoowel
het socialistlscho als nlot-soclalistischo element In do conseils to vorkrügon.

h Uit het Artikel: Geschlllon over hot Arbeldscontruct (Sociaal Week-
blad van O .Mei 1888).

-ocr page 82-

70

„Wat mag de reden zijn, dat zelden of nooit hier te
lande een werkman tegen zijn patroon een rechtsvor-
dering instelt wegens tekortdoening aan het arbeids-
contract? Zou het wezen dewijl bijkans nimmer —
\'t zij wat het bedrag van het loon, \'t zij wat de ver-
deeling of den duur van den arbeidstijd, \'tzij wat het
opleggen van boeten betreft — de werkman reden van
klagen meent te hebben over schending der gesloten
overeenkomst noch over willekeurige uitvoering van
dat gedeelte er van, hetwelk in het reglement van
werkplaats of fabriek is neergelegd? Geen sterveling
met eenige kennis van de werkelijkheid, die het gelooft.
Geklaagd — veelal stellig ten onrechte, even stellig
veelal terecht — wordt er genoeg; soms in even ruwe
als beleedigende bewoordingen. Maar — geklaagd bij
den rechter wordt er niet. Voor zoover de betrokkene
er prijs op stelt bij zijn patroon in dienst te blijven
reeds daarom niet, omdat hij diens ontevredenheid over
zijn stoutheid ducht, vreezend dat zij hem vroeg of
spa\'zal worden ingepeperd. Doch ook niet afgezien
daarvan, en zelfs al is de dienstbetrekking reeds voor
een andere verruild, omdat het verkrijgen van een
uitspraak des rechters geld en tijd van hem eischt.
Van de rechtstreeksche kosten zal hij misschien worden
vrijgesteld; maar tijd offeren moet hij in elk geval,
waarschijnlijk zelfs nog al veel tijd, in uren die gelds-
waarde voor hem hebben. Daarbij weet hij van hoo-
ren zeggen, hoelang het duren kan, vóór en aleer het
komt tq.t de eindbeslissing in een geding, hetwelk de
arbeidgever aanmerkelijk vermag te rekken. Weinig
vertrouwen stelt hij trouwens in den blik van den

-ocr page 83-

71

wetgeleerden rechter op de kwestie, die het geldt.
Niet zelden eindelijk, vervult hem de, zij het ook
alleszins ongegi\'onde gedachte „dat er voor een werk-
man toch geen recht te krijgen is." Zoo doet hij
maar in \'t geheel geen moeit« om het te erlangen.
Waar het vermeende onrecht slechts in zijn verbeelding
bestaat, blijft hij niettemin het als zoodanig beschouwen.
Waar hem wezenlijk onrecht is aangedaan, wordt de
werkgever gestijfd in diens vrijmoedigheid om het
ook voortaan te plegen. Feitelijk ontoereikend — of
wil men liever: onvoldoende bruikbaar is de rechts-
bescherming. Er wordt voedsel gegeven aan een maat-
schappelijk bedenkelijke stemming bovendien. Inderdaad
bestaat hier in onze wetgeving een leemte, welke
mij liever morgen dan overmorgen zouden zien aangevuld.
Niet door een slaafsche navolging, maar toch door
iets in den geest van hetgeen reeds sedert het begin
dezer eeuw in Frankrijk, sedert tientallen van jaren
ook in Belgis inheemsch is. Wij bedoelen do vaak
genoemde, maar weinig gekende „conseils de prud\'
hommes": een bijzondere rechtbank voor geschillen,
welke uit het arbeidscontract voortvloeien; niot be-
staimdo uit rechtsgeleerden, maar uit mannen, dio
door en uit arbeidgevers en arbeidei-s, beiderzijds in
gelijken getale, gekozen worden; kosteloos of zoo goed
als kosteloos recht doende op korten termijn en met
een minimum van formaliteiten. Een rechtbank, dio
door de eenvoudiger vormen, waarin zij zich bewegen
kan, maar ook door de wijze harer samenstelling een
meer huiselijk karakter draagt; in de betrokken kringen
vertrouwen wekkend door do bekendheid harer leden

-ocr page 84-

72

uit eigen ervaring met de onderwerpen, die hun worden
voorgelegd; in zekeren zin als \'t ware een familieraad,
tot wien het niemand euvel kan worden geduid zich
te wenden. Een familie-raad ook in zóóver, als minne-
lijke schikking tusschen partijen bij zijn bemoeiingen
op den voorgrond staat."

In dit betoog voert de schrijver in de eerste plaats
aan dat de werkman in Nederland meermalen vrees
koestert om met eene vordering tegen zijn patroon bij
den gewonen rechter aan te komen.

Indien zoodanige vrees bestaat, dan zal deze, dunkt
mij, wel blijven bestaan al verandert de rechter, bij
wien de vordering moet worden ingesteld. Zij moge
iets verminderen, als hij komt bij een college, waarin
ook zijne gelijken zitting hebben, doch vrees zal er
toch evenzeer blijven bestaan. Immers
hij wien hij ook
recht zoekt, het feit, dat hij recht zoekt en aan derden
de uitspraak van het geschil ondenverpt en een vonnis
vraagt, dat desnoods met dwang kan worden uitgevoerd,
zal door den patroon als een daad van vijandschap
worden opgevat.

Het door Mr. Kerdijk gezegde over de langzaamheid
en duurte der tegenwoordige procedure, ga ik, onder
verwijzing naar de besproking van dat argument op
pag. 61 — 63, hier stilzwijgend voorbij.

Vervolgens hooren wij dat de arbeider weinig ver-
trouwen stelt in den „wetgeleerden rechter."

Dat er wantrouwen jegens den gewonen rechtér,
d. i. den kantonrechter, dio bij ons met de beslech-
ting der geschillen tusschen den arbeider en zijn pa-
troon belast is, bestaat, mag voorzeker oono gewichtige

-ocr page 85-

73

beschuldiging heeten. Laten wij nagaan of daarvoor
gronden zijn.

Men kan zich een wantrouwen, door den arbeider
gekoesterd jegens den kantonrechter,\') denken op drie
gronden:

öf omdat hij niet onpartijdig is;
öf omdat hij van technische kwesties, welke zich
bij sommige vorderingen voordoen, geen verstand heeft;

öf omdat hij in het algemeen niet voor zijn taak
als rechter berekend is.

Ad. L Wat den eersten grond betreft: dat de kanton-
rechter in het bizonder bij geschillen tusschen patroons
arbeiders, partijdige uitspraken op zijn geweten zou
hebben, deze kan als niet bestaando worden aange-
merkt. En dit meen ik omdat er 1". geeno partijdige
uitspraken aan
ccnig deel onzer rechterlijke macht kun-
nen ton laste gelegd worden; 2°. do samenstelling
onzer rechterlijke macht een waarborg in zicli heeft
voor onpartijdigheid \').

liet is eene oude waarheid, doch welke steeds nieuw
blijft, dat er altijd ontevreden menschen zijn, menschen
die niet zijn te voldoen. Dezo waarheid geldt in het
dagelijksch leven algemeen, maar wel in het bizonder
bij do uitspraken der rechterlijke macht.

Wordt iemand tot eenige betrekking benoemd, altijd

\') Indion do worknian jogons don Art>ifonrfcA<cr wantrouwon kooslort,
zal hy dat zokor ovonoonH doon Jogons do rechtbank, als zyno vordering
voor hooger boroop in aanniorking komt on hU daarvan gebruik maakt.

Eciitor hooft do worknian byna uitsluitend met don kantonroclitor le
maken daar do geschillen tusschen hom en zyn patroon over hot arbeids-
contract do som van
f 50 zeker zelden te boven zullen gaan.

-) Zio pag. 00 hiorlwven

-ocr page 86-

74

zijn er menschen, die meenen dat de benoemde geen
verdiensten had, en slechts door protectie geslaagd is,
alhoewel dikwijls voor die gevoelens geene redelijke
gronden kunnen aangevoerd worden. Niet anders gaat
het bij de uitspraken der rechterlijke macht. Vaak
meenen, niet alleen de in het ongelijk gestelde persoon,
maar ook zijne betrekkingen, vrienden, partijgenooten
dat de rechter niet onpartijdig te werk ging.

Gelukkig evenwel dat zich de rechterlijke macht
zelve aan eventueele ontevredenheid over hare uitspraken
niet behoeft te storen, noch stoort en dat zij, volkomen
onafhankelijk van eenige of van
de publieke opinie,
werkzaam kan zijn. Recht moge men volgens den
tegenwoordigen gang van zaken slechts te langzaam
en te duur kunnen verkrijgen — en zooals reeds ge-
zegd, daarin is zeker verbetering wenschelijk - het
recht heeft ook nu, ook bij den kantonrechter
onpar-
tijdig
zijn beloop.

Ad II. Ook wantrouwen op dezen grond acht ik
ongernotiveerd. Wanneer een geschil voor den kanton-
rechter gebracht is, en er blijken moeielijk heden to
bestaan, die slechts door deskundigen in de zaak,
waarover de vordering loopt, kunnen ppgelost worden,
heeft hij, hetzij op verzoek van partijen hetzij ambts-
halve , het recht die deskundigen te raadplegen\').

Indien nu patroons en arbeiders in een geschil zijn
gewikkeld over zaken, die zóó met hun vak in verband
staan, dat het, zonder technische kennis daarvan, on-
doenlijk js een juist oordeel te vellen, dan hebben zij

Over do wi|zo waarop liot deskundigon bericlit wordt, of kan worden
Ingewonnen vgl. hetgeen daarover voorkomt in llfdst. 3 liicrna.

-ocr page 87-

75

slechts tot den rechter het verzoek te richten om een of
meer hunner vakgenooten als deskundigen te benoemen
(De rechter kan dit ookreeds ambtshalve gedaan hebben).
Is die voorlichting gegeven dan wordt de, den rechter
ontbrekende, kennis van het onderwerp des geschils
aangevuld en spreken de deskundigen ook mede door
zijn mond recht. Als hiertegen wordt opgemerkt door
voorstanders der speciale rechtspraak: die voorlichting
van deskundigen is ons niet genoeg, want 1". behoeft
de rechter aan het verzoek van partijen niet te vol-
doen \') en 2". is de rechter aan het gegeven advies
niet gehouden \'), dan valt hiertegen te zeggen, dat men
bij den kantonrechtor toch wel zooveel gezond verstand
en ontwikkeling mag verondei^stellen, dat hij alleen
op goeden grond het verzoek om deskundigen to hooren
afwijzen, of, zijn zij gehoord, van hun advies afwijken zal.

Ad III. De meening ten slotte dat de rechter, die
nu do geschillen over het arbeidscontract tusschen
patroons on ondergeschikten beslist, in het algemeen
niet voor die taak berekend is, kan geen argument
voor eene speciale jurisdictie opleveren.

Ik wil eens aannemen dat soms kantonrechters bij het
berechten van genoemde geschillen van ongeschiktheid
hebben blijk gegeven; dan mag men nog slechts aan
die
kantonrechters daarvan een verwijt maken. Dan kan
men slechts tot do gevolgtrekking komen: dat
die per-
sonen
niet tot rechters hadden moeten benoemd worden.
Of zoudo het geheele systeem van kantonnale recht-
spraiik niet voor do berechting der geschillen over het

•) Vgl. art. 222 U. Rv.
-) Vgl. art. 23(1 ü, Rv.

-ocr page 88-

76

arbeidscontract passen? Als dat waar is, dan moet
men dezelfde ongeschiktheid aannemen voor andere
geschillen die nu aan haar onderworpen worden;
immers er kunnen zich bij deze laatste even eigen-
aardige moeielijkheden voordoen\'). Het zou derhalve
geheel ongemotiveerd zijn voor de eerste alleen bizon-
derlijke rechterlijke colleges in het leven te roepen.

De vraag: of de kantonrechter voor de geschillen
tusschen patroons en ondergeschikten over het arbeids-
contract al of niet geschikt is, komt dus neder op de
vraag: of kantonnale rechtspraak in het algemeen al
of niet gewenscht is. Die vraag echter zal ik, als ge-
heel buiten mijn onderwerp liggende, onbesproken laten.

Wij hebben alzoo gezien dat er voor het weinig ver-
trouwen, dat Mr. Kerdijk bij den arbeider jegens den
kantonrechter veronderstelt, geen goede grond is aan
te voeren. De oprichting van speciale colleges zou
aan dat ongemotiveerde wantrouwen slechts voet geven.

Ten slotte noemt de geachte schrijver als voordeel der
speciale colleges, dat verzoening daarbij op den voorgi\'ond
staat. Indien die verzoening, welke bij de speciale col-
leges op den voorgrond staat, goed werkt, is dat geen
argument voor de speciale colleges, m?iar slechts voor
de instelling der poging tot verzoening, die in het alge-
meen — immers waarom zoudo men alleen processen
tusschen patroons en ondergeschikten trachten te voor-
komen - de beslissing der aan den gewonen rechter
onderworpen geschillen moet voorafgaan.

Zoodanige instelling bestaat in enkele wetgevingen.

I) Vgl. tlo artt. 38-12 K. 0.

-ocr page 89-

r i

O. a. in Frankrijk; daar moeten, behoudens eenige uit-
zonderingen , in alle geschillen die bij de Tribunaux civils
en Juges de paix thuis behooren, de partijen eei^st aan
eene poging tot verzoening door een Juge de paix onder-
worpen worden \'). De wenschelijkheid der poging tot
eene minnelijke schikking moet alzoo worden afge-
scheiden van die tot invoering van speciale colleges
voor geschillen uit het arbeidscontract. Men kan een
voorstander der poging tot verzoening en een tegen-
stander der speciale colleges zijn, zooals uit inliet volgend
hoofdstuk zal blijken.

Na de behandeling der verschillendo argumenten,
ten gunste der speciale rechtspraak voor geschillen over
het arbeidscontract aangevoerd, meen ik tot do volgendo
conclusies te kunnen komen:

dat niet alleen patroons en arbeiders, maar ook per-
sonen in alle andere rechtsbetrekkingen, aan een betere
rechtspraak behoefte bobben;

dat de technische kennis, die voor de juiste beslis-
sing van een aantal geschillen noodig is, bij den
rechter
zelf
niet behoeft te worden aangetroffen;

dat, wanneer de arbeider vrees gevoelt om tegenover
zijn patroon bij den gewonen rechter in rechten op to
treden, dio vrees evenzeer tegenover een speciaal
college zal bestaan ;

dai, wanneer do arbeider wantrouwen koestert tegen
den gewonen rechter, daarvoor geen voldoende grond
is te vinden en derhalve aan dat wantrouwon geen
voet moet gegeven worden;

\') Dezo instolling in Frankrük hosprcok ik in bizondcrhwlon in het
S\' lloofdst. mUnor dlsscrtatio.

-ocr page 90-

78

dat er alzoo geen reden bestaat om speciale recht-
banken op te richten en patroons en arbeiders tot eene
l)evoorrechte klasse te maken, maar wèl om een aantal
verbeteringen in de procedure voor den gewonen rechter
aan te brengen, waarvan zoowel patroons en arbeiders,
als andere personen voordeel hebben; en

dat bovendien aan eene speciale rechtspraak, zooals
die in Frankrijk, België en Duitschland wordt aange-
troffen, groote nadeelen verbonden zijn. (rechtspraak
door pairs en door niet-juristen, onmogelijkheid tot
consequente volhouding van het systeem, competentie-
kwesties).

Ik zal mij bij de bespreking dier verbeteringen bepa-
len tot de procedure voor den kantonrechter. Èn omdat
hij de rechter is die alle geschillen, welke mij aan-
leiding tot dit proefschrift gaven, in eerste, en de
meeste daarvan in hoogste ressort beslist; zoodat ik de
procedure voor de andere colleges kan beschouwen als
buiten mijn onderwerp te liggen. Èn omdat de kanton-
rechter in het systeem onzer rechterlijke organisatie
eene geheel bizondere plaats bekleedt.

De wijzigingen nu, die mij in de procedure voor
den kantonrechter gewenscht voorkomen, zal ik in liet
3° en laatste hoofdstuk behandelen.

-ocr page 91-

HOOFDSTUK HL

de verbeteringen aan te brengen in de burgerlijke
procedure voor den kantonrechter.

Do vorbetoringen, welke mij in die procedure nood-
zakelijk voorkomen zal ik bespreken in 2 afdeelingen.

De 1° handelende over de: Poging tot verzoening,
die de eigenlijke procedure moet voorafgaan.

De 2° handelende over de: Wijzigingen die in de
eigenlijke procedure moeten gebracht worden.

1" Afd. Poging tot verzoening.

In art. 19 al. 1 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering lezen wij dat de rechter in alle ge-
vallen en in eiken stand der zaak, wanneer dezelve
hem voor minnelijke schikking vatbaar schijnt, op
verzoek van eene der of beide partijen of ambtshalve,
hen kan gelasten voor zich te vei-schijnon ten eindo
eene verzoening te beproeven. Het artikel voorkomende
onder de afdeeling: Van de terechtzittingen, in den
titel: Algemeene bepalingen, is op do procedure voor
den kantonrechter toepasselijk.

De kantonrechter heeft derhalve de bevoegdheid eeno

-ocr page 92-

80

verzoening tusschen partijen te beproeven in eiken
stand van het geding. Die facultatieve bepaling is,
naar het mij voorkomt, niet voldoende: de kanton-
rechter moet verplicht zijn vóór den aanvang van het
geding de poging tot verzoening aan te wenden.

Alvorens mijne argumenten voor die verplichte poging
aan te voeren, wil ik kort nagaan hoe in ons land de
verzoening geregeld was, voordat ons tegenwoordig
artikel 19 Rv. tot stand kwam. De niet ingevoerde:
„Algemeene Manier van procedeeren in Civiele en Crimi-
neele zaken", van het jaar 1799 \') regelde in de: „Instruc-
tie en manier van procedeeren voor de Vrederechters en
derzelver bijzitters" in de artt. 1 — 5 de verplichte
minnelijke schikking.

Art. I. Het staat niemand vrij eenig twistgeding
aan te vangen, zonder zich al vorens tot den vrede-
rechter te hebben vervoegd.

Art. 2 : In dezen algemeenen Stelregel zijn begrepen
alle Civiele zaaken, rechtsvorderingen en instantiën,
van welken aart dezelve ook mogen zijn, en zonder
onderscheid van persooneele of reëele actiën; alsmede
of de geschillen in rechten dan in faicten bestaan, of
uit welken hoofde dezelve anderszins zouden mogen
voordkomen; in het bizonder mede de Calanges en
Civiele Actiën, door de Schouten Crimineel to insti-

\') Ik sprook niot van vroeger tUd dan 1709, omdat de In de „Algoinecno
nunlor van procedeeren otc." voorkomende, vredereclitors voor\'teerst eenigo
gelUkenLs vertoonen met onze kantonroclitors.

Voor dt) regeling dor wyzo wjuirop in liot oud-vaderlandsch rocht oono
schikking tusschen partUen, alvorens to procedeeren, word beproefd, verwUs
ik naar eeno dissertatie van don hoer
Y. de Kock. Iets ovor do poging tot
minnelüko schikking (Utrecht 1874) Ilfdst. 2.

-ocr page 93-

81

tuëeren, wegens alle boeten of breuken en andere
kleine poenaliteiten, gestatuëerd bij eenige Wetten,
Publicatiën, Ordonnantiën, Keuren of Reglementen tot
onderhoud van goede Policie;
etc.

Art. 8 zegt dat alleen in de gevallen „waarin de
aart der zaak en de volstrekte noodzaaklijkheid zulks
vordert en welke bij de Manier van Procedeeren in
Civiele zaken Art. 8 en 5 uitdruklijk worden be-
paald," partijen zich niet tot den vrederechter behoe-
ven te vervoegen.

Art. 4 zegt dat in alle de genoemde zaken de vrede-
rechter zooveel mogelijk is
„bemiddelaar en scheids-
rechter
van partijen" \')•

Art. 5 geeft aan, in welke zaken do vrederechter
niet alleen als bemiddelaar en scheidsman optreedt,
maar ook met „een Rechterlijk vermogen bekleed is."

Daarbij lezen wij onder h: „allo InjuriCn on Civiele
Actiën, bestaande of voordvloeiënde uit dreigingen,
vegtingen of kwetsingen, alsmede de
verschillen tusschen
Meesters of Vrouwen en Dienstboden., en diergelijke.,
mids
do Geldsommen, welke voor betering of vergoeding
gevorderd worden, en in de Dagvaarding behooren te
worden uitgedrukt, de (onder o) bepaalde driehonderd
Guldens niet te boven gaan."

In het wetboek van 1809 wordt niot bepaald van
eene poging tot minnelijke schikking bij de vredege-
rechten gesproken, doch art. 527 bepaalt dat in geeno
zaken, welker aard dit toelaat immer een rechtsingang
verleend zal worden, dan nadat de rechter vruchteloos

•) Güluktfi do poging U)t minnciuko sdiikking niot, dan word hot goscliil
door oon hoogor rechtftcollogo bosHst.

O

-ocr page 94-

82

beproefd heeft partijen te vereenigen; het verlof van
dagvaarding (artt. 559 volg.) staat daarmede in verband.

In het Wb. van B. R. van 1889 is de verplichte
conciliatie bij den vrederechter vervangen door de aan
iederen rechter toegekende bevoegdheid om eene minne-
lijke schikking tusschen de, voor hem gedingvoerende,
partijen te beproeven.

In het ontwerp van 1827\') vindt men in art. 19
reeds: „De rechter kan in alle gevallen en in eiken
stand der zaak partijen gelasten voor zich of een of
meer commissarissen (in 1880 werd dit rechters-commis-
sarissen) te verschijnen, ten einde zich te vereenigen" ").
Gelijk bekend is werd het wetboek van 1880 wegens
de afscheiding van Belgiö niet ingevoerd en trad eerst
in 1838 het thans nog geldend wetboek van Burg.
Rechtsv. in werking.

Van 1811-1838 gold bij ons de Code de Proc.
civ., waarin art. 48 de verplichte poging tot verzoening
aan de Juges de paix opdraagt in alle geschillen be-
houdens die welke uitgezonderd zijn en terstond voor
de Tribunaux inférieurs komen. Over dit artikel heb
ik aanstonds gelegenheid nader te spreken.

Naast elkaar moeten m. i. bestaan: de verplichte

\') Vgl. voor do vcrschillondo mconiiigen, dlo by do bespreking in do
2« Kamer van art. 10 uit ontwerp 1827 zyn geuit: van den Honert,
Ilandb. voor do Burg. Reciitsv. bl. 171 on van Bonoval Faure, Ned. Burg.
Procosroclit. 3» Deel, pag. 158.

-) Volgens Faure, t. a. p. is hot weinig twyfolachtig dat men by dezo
regeling gevolgd hoeft do wetgeving van Genèvo (artt. 5, C en 04), waar
aan den rechter wordt overgelaten om do mlnnoiyko schikking to beproeven
op het tydstip dat hom daartoe in leder geval het geschlkst voorkomt
(zie ook hierbeneden pag. 00 noot).

-ocr page 95-

83

poging tot verzoening vóór den aanvang van liet ge-
ding en de bevoegdheid er toe daama.

Het eerste acht ik gewenscht omdat, wanneer een
zaak eenmaal aanhangig is gemaakt, de kantonrechter
meestal geene neiging meer zal hebben eene verzoening
te beproeven en tei-stond, of op de volgende zitting
zijne uitspraak zal doen.

Wellicht komt menigeen de vraag op de lippen of
die verplichte poging tot vereeniging van partijen niet
even weinig goede resultaten zal opleveren als die,
welke nu vóór onze procedure van scheiding van goe-
deren , echtscheiding ot scheiding van tafel en bed\')
wordt aangewend door den president der rechtbank.
Mijn antwoord luidt beslist ontkennend, want terwijl
de scheiding van goederen, echtscheiding of scheiding
van tafel en bed, gewoonlijk als een laatste middel
wordt aangegrepen om tuin een onhoudbaren toestand
een einde to maken on mon zoo goed als zeker vooruit
kan zeggen dat partijen zich niet laten verzoenen,
zullen de partijen voor den kantonrechter meestal onder
andere omsüindigheden zijn. Het komt immers her-
haalde malen voor, speciaal bij de volksklassen, die toch
feitelijk het meest als partijen voor den kantonrechter op-
treden, dat men, door gebrekkige wetskonnis, vermeende
rechten wil handhaven, op de onhoudbaarheid waarvan do
kantonrechter bij zijne poging tot verzoening kan wijzen.
Ook ziet men dikwijls dat in onbezonnenheid besloten
is tot het inroepen van zijne tusschenkomst door per-
sonen die, wanneer zij in de gelegenheid gesteld worden

\') Vlg. artt. 2.17 cn 204 I). W. en 805, 810 J» 820 11. V.

-ocr page 96-

84

mmmm

hunne tegenpartij kahn te spreken, eene verzoenende
houding aannemen.

Eene goede uitkomst der verplichte poging tot ver-
zoening doen ook de cijfers der Fransche gerechtelijke
statistiek versvachten \'). Deze geeft aan dat in de jaren
1856-1859 gemiddeld 8.411740 oproepingen (billets
d\'avertissements) werden gedaan, waarvan 1.429283
wegens niet verschijning zonder gevolg zijn gebleven
en 1.488274 tot eene verzoening aanleiding gaven,
terwijl in de overige gevallen de verschenen partijen
niet tot eene minnelijke schikking werden gebracht.
Onder deze cijfers zijn ook begrepen de geschillen, die
voor de rechtbank komen, docli waarvan de partijen,
krachtens de wet van 2 Mei 1855\') ook door een billet
d\'avertissement van den Juge de paix worden opgeroepen.
Dit doet evenwel aan de beteekenis der cijfers voor
de verzoening in geschillen, waarbij de Juge de paix
als rechter optreedt, niets af.
j.; Mr. Godefroy vindt echter dat wij ons door het

Fransche voorbeeld niet tot navolging moeten laten
leiden. Hij vindt het middel ter voorkoming van pro-
cessen niet noodig, omdat onze natie niet zoo proces-
ziek is en hij acht het tevens een Verkeerd Ixïginsel.
\'t „Hem, die zijn recht wil gaan zoeken bij den rechter,

rr.

te beletten dat hij dit doe en den zedelijken dwang
op te leggen, dat hij vooraf zich met zijne wederpartij

\') Mr. Oodcfrol. Over eenige onderwerpen van burgerHiko reclitfivonlerlnp,
n.iar aanleiding van Lavielle, Etudes sur la Procédure civile etc. (Tlifnils
18C3. 2« verz. 10« deel pag. 43).
-) Zie hieronder pag. 91).
\') t. a. p. pag. 41).

-ocr page 97-

85

trachte te verstaan , \'ligt niet op den weg van den wet-
gever. Het is de taak van de advocaten, die hunne
roeping hegi\'ijpen, waar de aard der zaak en het we-
zenlijk belang hunner cliënten het gedoogen, zich met
dat verzoeningswerk te belasten." Of onze natie al of
niet procesziek is, doet m. i. niets ter zake. Het is
slechts de vi-aag of het middel, dat processen zoekt to
voorkomen, op zichzelt goed is. Verder acht ik do
voorstelling zeer overdreven als zoude de kantonrech-
ter partijen zedelijk willen dwingen van hun proces
af te zien. De rechter wijst partijen slechts op het
gewenschte eener minnelijke schikking, waardoor spoe-
diger de zaak uit do wereld en het bedrag der ge-
rechtskosten ook minder zal zijn. De invloed van den
rechter moge groot wezen; partijen zullen zich niot
zóózeer door hem laten influenceeren, dat zij tegen hun
zin van hun voorgenomen proces afzien\'). En zouden
do advocaten zich met die verzoeningstaak belasten?
Daargelaten of do werkzaamheid der advocaten in die
richting groot is over het algemeen, bij de kantonrech-
ters wordt zeer dikwijls geeno rechtskundige hulp inge-
roepen, en vervalt dus do aan de advocaten toegedachte
Uuvk. Bovendien vind ik do positie van een advocaat

\') Vim do bovoogdliold mooi door don knntonroclilor naluurlUk »lot to
Uvorig wordoii gebruik gemaakt.

Bordeaux een dor FranHcho sclirüvors, dio voorntandors dor voriiliclito poging
tot veniooning zün; zegt in zUn „riiilosopliio do la Proréduro civile," jwïg.
421, van do juges do paix: .,Quelque8-uns do cos magistrats poussent lo désir
d\'ótoindro dos proci-s tolloment nu delà dos limites, qu\'on pourrait
pres<iuo dire qu\'ils conciliont les plaideurs do force. On cite des oxoniples
do parties, qui, contlantos dans un bon droit óvidont, ont cependant été
condamnées par le Juge do paix, p.ir cola seul qu\'elles n\'avalent ims voulu
donner une primo U la mauvaise fol do leur adversaire."

-ocr page 98-

86

daarvoor niet geschikt. Hij is de raadsman van zijne
partij, hij wordt door haar bezoldigd, en voert haar
wil uit;
hij is dus geen onafhankelijk persoon tegen-
over de wederpartij ; alleen
de rechter staat onafhankelijk
tegenover beide partijen.

Bordeaux noemt als tegenstander van het stelsel
van verplichte poging tot verzoening o. a. Bentham,
die in zijn werk: De l\'organisation judiciaire (chap. 22)
zegt: „Qui
6\\t accommodement, dit en d\'autres termes,
déni partiel de justice. Moi demandeur, on m\'engage
à céder une partie de ce qui était mon droit: je fais
un sacrifice qui tourne au profit d\'un homme plus
égoiste que moi.... Dans le système de conciliation, il
s\'établit une sorte d\'enchère, où chacun marchande
de son côté, mais où tout l\'aventage est au plus tenace,
au plus avide."

In denzelfden geest laat zich J. D. Meijer \'), dio ins-
gelijks door Bordeaux wordt genoemd, uit. Wij lezen
bij "hem : „Le citoyen qui connaît la disposition des lois,
qui veut s\'en prévaloir, qui interpelle l\'autorité d\'en
garantir l\'exécution, peut opposer h, toute tentative
obligée do conciliation ce dilemme insoluble : si les
lois accueillent ma réclamation, de quel front celui
qui est chargé de l\'application de ces lois peut-il me
demander un sacrifice qu\'elles n\'exigent pas? Si, au
contraire, mes prétentions sont mal fondées ou exorbi-
tantes, comment peut-il les admettre contre mon adver-
.saire? Les lois sont positives et claires; elles sont rendues

\') T. a. p. pjig. 408.

î) J. D. Meyer, Esprit, origine et progrès des institutions Judiciaires
des principaux pays do l\'Europe Tom. VI pag. DC2.

-ocr page 99-

87

dans l\'intérêt général ; c\'est du moins ce qu\'on doit présu-
mer; que des individus abandonnent volontairement tout
ou partie de ce qui leur est dù, c\'est ce qui doit leur être
permis; mais chercher à concilier des parties qui de-
mandent ce qui leur appartient, leur faire une obligation
de cette épreuve, c\'est proposer à celui, qui a le bon
droit de son côté de renoncer à ses réclamations sans
indemnité ou équivalent, c\'est attaquer la bonté de
la loi, c\'est en éluder l\'application, c\'est méconnaître
les devoii-s du juge chargé de maintenir l\'exécution
des dispositions législatives."

Hiertegen valt op te merken, dat do verzoening door
Meijer te veel als eene verplichting wordt voorgesteld,
als iets, waaraan de partijen moeielijk weei-stand
kunnen bieden. Zien wij wat Bordeaux in \'t bizonder
do argumentatie van Bentham besprekende, zegt: „Hij
schijnt inderdaad te veronderstellen dat de verzoening
door dwang wordt opgelegd, terwijl er niets anders
plaats heeft dan eeno poging om do partijen nader tot
elkaar te brengen. Hij verwijt daarenboven aan do
poging tot verzoening dat zij do kwade trouw aan-
moedigt, omdat zij de partij, aan wier zijde het recht is,
mmzet om er een gedeelte van op te offeren. Met het oog
dtUirop, veroordeelt hij de poging als een aanslag op de
rechtvaardigheid. Maar volgens dat systeem moest mon
do dading uit do rij der geoorloofde contracten schrappen
en Bentham zelf is verplicht wèl de poging tot ver-
zoening goed te keuren, wanneer zij niet door een
rechter maar door een vriend van beido partijen be-
proefd wordt...

De partij die transigeert, en een deel van haar recht

-ocr page 100-

88

ter wille van den vrede opolfert, verschaft zich niet
alleen rust en vermijdt de proceskosten, die evenveel
kunnen bedragen als de waarde van hetgeen zij nu laat
varen, maar ook verschaft zij zicll in zekere mate het
recht eene uitspraak te verkrijgen, nagenoeg luidende,
zooals zij verlangt en om te bedingen hetgeen in haar
belang is. Zij heeft meer de termen van het contract in
handen dan die van het vonnis. Het is inderdaad zeld-
zaam dat de partij die een proces wint geheel hare
wenschen bevredigd ziet. Bentham is in zijne stelling te
algemeen, als hij veronderstelt dat het goed recht altijd
aan ééne zijde is en de kwade trouw aan de andero.
Dikwijls hebben beide partijen in een proces een weinig
ongelijk en somtijds zelfs zijn zij beide geheel te goeder
trouw. Bij twijfelachtige rechts- of feitelijke kwesties, is
dus de verzoening een uitnemend iets. Wanneer partijen
slechts inzagen hoe veel voordeeliger het is vrede te
sluiten met elkaar en overeen te komen over de wijze,
hoe .hun geschil te beeindigen, dan zich aan eene onzekero
rechterlijke uitspraak over te geven,\' zouden velen
eene minnelijke schikking boven de altijd onvoorziene
beschikkingen van een vonnis verkiezen. Slechts de op-
gewondenheid, die zich bij geschillen soms voordoet, doet
partijen hun belang voorbij zien en ik juich het rechts-
voorschrift toe dat aan de rede gelegenheid geeft zich to
uiten te midden van stijfhoofdigheid en eigenliefde.

Dikwijls is de partij, die het stelligst van zijn goed
recht overtuigd was, na zijn proces verloren to hebben,
vertoornd, dat hij aan de voorstellen tot oono schikking
weerstand geboden heeft"\').

■) Bordeaux, t. a. p. 415 ou IIG.

t

( .

-ocr page 101-

89

Aangenomen dat het beginsel der verplichte poging
tot verzoening vóór den aanvang van het proces goed
is, ga ik nu eenige vragen beantwoorden welke zich,
bij het in praktijk brengen van dat beginsel, bij de
procedm\'o voor den kantonrechter zullen voordoen.

a. Moet de kantonrechter zelf, dan wel een ander
persoon de minnelijke schikking beproeven?

b. Hoe moeten de partijen worden opgeroepen en
welk karakter moet aan die oproeping worden toe-
gekend ?

c. Wat moet er gebeuren wanneer de verzoening
wèl en wanneer zij niet tot stand komt?

, d. Mogen de partijen zich ook doen vertegenwoor-
digen ?

c. Zijn er ook gevallen, wiuirbij de poging tot min-
nelijke schikking niet moet worden beproefd?

f. Wanneer moet de kantonrechter zitting houden
om dio pogingen tot minnelijke schikking aan to
wenden ? _

a. In art. 48 van den Code do Procédure civilo,
worden do Juges de paix aangewezen om in zaken, dio
voor do Tribunaux de première instanco berecht wor-
den, tusschen do partijen eene verzoening to beproeven.
Mr. de Koek, in zijn proefschrift\') over dezo bepaling
van don Code sprekende, zegt er van: „Niet do rechter,
die van het geschil zelf kennis neemt, beproeft een
schikking tusschen partijen tot stand to brengen, maar
do juge do paix, die, omdat hij over hot geschil zelf

•) T. II. p. piig. 11.

-ocr page 102-

i

90

J

geen uitspraak mag doen, geacht wordt op een onafhan-
kelijk standpunt te staan, zoodat partijen zijn raad-
gevingen en voorslagen lichter zullen opvolgen."

Hetzelfde verschil van rechter, die de verzoening
poogt tot stand te brengen en die de zaak moet be-
slissen , treft men ook in andere wetgevingen\') aan.

Het motief dat volgens den heer de Koek aan dat
verschil van rechter in den Code de P. C. ten grondslag
ligt, kan naar mijn gevoelen niet gelden. Immers, staat
de rechter, die de verzoening poogt tot stand te brengen
en, daarin niet slagende, later vonnist, op een minder
onafhankelijk standpunt dan hij die alleen
vonnist?
Bij de poging tot verzoening is hij even onafliankelijk
als in het eigenlijk geding.

In Frankrijk zoude men, gelet op het systeem der
poging tot verzoening in zaken, thuis behoorende bij
de Tribunaux, ook bij die, welke komen voor de Juges
de paix, verwachten dat een ander dan deze de min-
nelijke schikking beproefde. Dit is evenwel niet het

\') bv. Het llannovcrsclio Wotb. van Burg. RccliUv. liccft in i 170 do
bepaling dat liet goreclit, waarvoor eeno amk aanliangig Is, dc vereeniging
kan opdragen aan een Amtsgericht (mot ons kautongorccht gelUkstniuido).

(Mr. Godofroi, t. a. p. pag. 44).

In do wetgeving van hot kanton Oonèvo hooft men 2 categorloOn van
personen, dio oono minnoiyko schikking mooton beproeven nl. 1°. do
audi-
teurs
in hunno arrondissementen en tnaires In hunno gemeenten. Voor
dozen kunnen partüon, vry willig, zondor oproeping on kosteloos vorschünen.
2^. do Juges do paix in hunno kantons. Do partyen, wolko een procoj» willen
beginnen, worden voor hen geroepen, ton oindo oono schikking to beproeven.
Do oproeping geschiedt kosteloos per brief. Partyon vorschynon öf in persoon
öf by gemachtigde. Ook later kan, by niot tot stand gekomen verzoening,
door do rechtbank aan oon liaror loden of aan een jugo do paix opgedragen
worden nog eeno poging tot verzoening aan to wenden (do Koek. t. a. p.
pag. 20).

, I

i I

! I
; I
! \'i

-ocr page 103-

91

geval. Volgens art. 17 der Wet van 2 Mei 1855\'),
regelende de bevoegdheid der Juges de paix moeten dezen,
wanneer aan de oproeping, welke door den gi-iffier aan
partijen gezonden wordt, gevolg is gegeven, beproeven
eene minnelijke schikking tot stand te brengen. De wet
zegt :
dans toutes les causes, excepté celles, qui réquicrent
célérité et celles, dans lequel le défendeur serait domi-
cilié hors du canton, ou des cantons de la même ville\')
en doelt derhalve ook op zaken die door den kanton-
rechter
bij niet-verzoening, beslist worden. Op dezelfde
wijze als in Frankrijk moet de verzoeningspoging bij
ons geregeld worden. Juist den rechter, die later, bij
niet-verzoening van partijen, vonnist, acht ik den aan-
gewezen persoon om de poging in te stellen ; hij leert,
terwijl hij de verzoening beproeft, het geschil goed
kennen en dit is hem, wanneer de schikking niet tot
stand komt, bij de latere berechting, natuurlijk zeer
van nut. Eigen ervaring is beter dan het relaas of
proces-verbaal van niet-verzoening door een anderen
rechter opgemaakt.

b) Hij, die eene vordering heeft, welke tot do bevoegd-
heid van den kantonrechter behoort, laat zijne zaak
door den griffier op do rol brengen. Dezo geeft aan
do wederpartij kennis, welke pereoon eene vordering
tegen haar wenscht in te stellen en verzoekt haar
voor den kantonrechter, op een aangewezen dag on

\') Dozo wol verving ilio vnn 26 Mei 1838, cn vorschilt diuirmedo hierin,
dal wal onder do vroegere oeno bevoegdheid was, onder do latere oeno
vcn>lichtlng voor den Jugo do pjiix werd.
Vgl. noot 2 i>ag. 100 hierna.

-ocr page 104-

ii\'
s\'

ÎJ

j 92

i!^ uur, wanneei hij voor verzoeningen zitting houdt\'),

ij| te verschijnen, zoo mogelijk op den eerstvolgenden

; zittingsdag. Voor de wijze van oproeping der weder-

partij zou men de gewone dagvaarding kunnen aannemen.
Ik vind evenwel dat zulk eene officieele kennisgeving
j niet met het karakter van een verzoeningsonderhoud

Ij; strookt. Een deurwaarders-exploit wekt op of versterkt

1\' de vijandschap tusschen partijen. Daarom zou ik eene

j! oproeping verkiezen door een billet d\'avertissement

zooals krachtens de wet van 2 Mei 1855 door de Juges
de paix \'), of een brief, zooals bij de Conseils de prud\'-
hommes in Frankrijk en Belgiö door den secretaris
wordt gezonden.

Bordeaux =>) deelt mede wat de heer Chardon, in
zijne brochure: Réformes faciles et désirables dans
la procédure^), omtrent de oproeping in verzoening

tii

\') Vgl. p.Tg. 101 hicTiia

\'j Van dit billet d\'avertissement Iczcn wo in art. 17 dcr gcnocnido wct: un
avcrUsscment sur papior non Unibró, ródigó ct délivró par lo gricfllcr au
nom ct sur la survelllanco du jugo do paix ot oxpûdlô lur la posto, sous
bando simple, scelléo du sceau de la justice do paix, avec affranchissement.

Zood.inIg billot d\'avortlssomont, ziil moeten gezonden worden dans tontes
les causes excepté
etc. (zlo vorlgo pag.) Ilot Is onder do Franscho rechtsge-
leerden eeno twistvraag of onder dio »causes" ook. begrepen zün do zaken
welko voor do rechtbank worden a;ingcbracht en waarby, krachtens art. 48
Codo do P. C., oono citation en concllIaUon van don eischer mwt ultga.m.
Zoo Ja, dan gajit dus voor dio zakon do citation en conciliation on het billet
d\'avertissement samen. (Vgl. over dezo kwcstio Mr. do Koek t. a. p.
pag. 6). Do strüdvraag Is opgelost In het Projet do Lol (portant révision
des titres 1 a. 10, livre 2, Codo de P. C.) dat sedert 1885 aanhangig Is.
DiiarbU wordt voor alle zaken hot billet d\'avertissement als wUzo van
oproeping ^voor den jugo do paix aangenomen, zoodat do cltotion cn con-
cIlLiUon van 48 Code do P. C. vervalt (vgl. AV. v. h. II. n°. 54 50).

•■\') T. a. p. piig. 419.

Dozo brochure is v.an 1837 en werd alzoo goschroven vóór do wet
van 1838, dio do oproeping bU billot d\'avertissement mogelUk nuuikte.

-ocr page 105-

93

voorstelt: „S\'il y a un huissier, un exploit, les
esprits s\'aigrissent; les défenseui-s, qui s\'appellent
officieux, et ne sont rien moins, s\'emparent des
parties. Ne conviendrait il pas de remplacer l\'exploit
par une lettre du juge, et de changer par conséquence
l\'art. 52?" (van den Code de P. C.) Bordeaux meent
dat zoo\'n brief, van den rechter afkomstig, het
mindere volk even onaangenaam aandoet als eene
dagvaarding, (hetgeen ik zeer betwijfel) en welke
waarborg (vraagt hij) heeft men voor het goed bezorgen
van den brief? wat kan men zeggen tegen de partij,
die beweert hem, niet ontvangen te hebben? Geheele
zekerheid — het moet toegegeven worden — heeft men
voor het bezorgen van een gewonen brief niet, doch
men kan hem aanteekenen \') ter verkrijging dier
zekerheid.

Het karakter der oproeping moet zijn een verzoek
om vrijwillige verschijning ten einde tot eene verzoening
te geraken véór het proces begint ; het moet niet zijn eeno
gerechtelijke aanmaning, met verplichting om te ver-
schijnen, evenals of het geding reeds een aanvang zal
nemen. Als men spreekt van verplichte poging tot
verzoening, moet daaronder m. i. worden verstaan dat
do verplichting uitsluitend aan de zijde des rechtei-s l)e-
staat. Hij moet partijen in do gelegenheid stellen tot
eene minnelijke schikking te gemken. Aan de niet-
vei-schijning op zichzelve, moeten voor partijen geene
nadeelige gevolgen verbonden zijn. Dit is in de wet

\') Vgl. nrt. 28 al. 2 van hot Projut ilo Lol sur los conseils do prud\'-
hommes, waar do opr«H>plng voor het bureau général gosrhiodt *j«\\r lettre
recommandée".

-ocr page 106-

94

van 1855 dan ook niet het geval, wel in den Cdfie
de Proc. civ. (artt 56 en 57)\'). Die regeling van
den Code acht ik met het door mij verlangde karakter
der oproeping in strijd, en daarom niet aan te bevelen.
In geval partijen zich beiden vrijwillig naar den
kantonrechter begeven, (waartoe zij ook nu reeds krach-
tens art. 43 R. O. bevoegd zijn\'), blijft de bovenbe-
doelde oproeping achterwege.

Ten slotte over het karakter van het verzoenings-
onderhoud nog de opmerking dat het een privaat gesprek
tusschen den rechter en partijen moet zijn en de zitting
moet dus evenmin als bij de extra-judicieele werkzaam-
heden des kantonrechters, voor het publiek geopend zijn.

c. Op deze vraag, moet, naar \'t mij voorkomt, slechts
een toestemmend antwoord gegeven worden voor het
geval dat de partijen wettige verhindering hebben; dus
wanneer zij ziek zijn, of in \'t algemeen om eenige
andere, door den kantonrechter bij de verschijning van
den gevolmachtigde, geldig te keuren reden, niet in
staat zijn zelve te verschijnen. De poging tot verzoening
heeft het meest kans van slagen wanneer de partijen
zelve verschijnen; de rechter zal op éen gevolmachtigde

\') Art. öO. Collo des parties, qui no comparaîtra pas sera condanméo à
uno amendo do dix francs, et toute audience lui sera refusée Jusqu à co
qu\'elle ait Justifléo do la quittance.

Art. 57. La citation en concili.itlon interrompra la proscription, ot
fera courir les intéréts; le tout, pourvu quo la domando soit fonnéo dans
lo mois, h. dater du Jour do la non-comparution ou do la non-conciliation.

î) Vgl. ook de vrüwllllgo vorschyning van partyen voor do conseils do
prud\'hommes in Frankrük en Belglö cn voor don Justice of tho peace in
Engeland (pag.
17, 31 en 43).

-ocr page 107-

95

nimmer dien invloed kunnen uitoefenen, welken hij op
in pei-soon verschenen partijen heeft. De gevolmach-
tigden zijn meestal van een bepaalden last voorzien
om wèl of niet in deze of gene schikking toe te stem-
men ; zij hebben, althans bijna nooit,
die vrijheid van
handelen als de pereonen namens wie zij optreden.

In art. 53 van den Code de Proc. civ. staat dat
een volmacht mogelijk is, „en cas d\'empêchement."

\'In Frankrijk koestert men, zooals de heer de Koek
meedeelt, \') de meening dat partijen de wettigheid van
eventueele verhindering moeten aantoonen, doch de
jurisprudentie aldaar heeft aangenomen dat de reden
van verhindering niet behoeft to worden gerechtvaardigd.
Is dat niet meer noodig, dan blijft er van de veii^lichto
pei-soonlijke verechijning niet veel meer over.

In ons wetboek van Burger!. Rechtsvord. wordt
in art. 10 al. 1 gesproken van eene verschijning van
partijen „in pei-soon of door of met derzelver praktizijns"
(procureui-s).

Mr. do Pinto,\') trekt uit die woorden de conclusie
dat bij die verschijningen geene andero vertegenwoordigen
zijn toegelaten. „De bijzonderlijk gemachtigden", ver-
meld in de tweede alinea, komen slechts to pas bij
de tot stand gekomen schikking; hunne volmacht strekt
er niet toe om partijen, vóór hot zoover is, to veiTangen.

Daar in do procedure voor don kantonrechter geene
procureurs, doch slechts bizonderlijk govolmachtigden
bekend zijn en deze huitsten, zooals daareven werd
aangetoond, bij het verzoeningsonderhoud niet in do

\') T, n. p. jwg. 13.

\') Ilaiulloldlug lot hot Wctb. van Burg. Rochtsv. II: 1. l)0 T2.

-ocr page 108-

96

plaats van partijen mogen opkomen, kan men zeggen
dat onze wet bij de, door den kantonrechter aan te
wenden, poging tot minnelijke schikking van art. 19
geene vertegenwoordiging kent. Behalve om bovenge-
noemde reden is \'t dus, ten einde met den regel gevolgd
bij de poging tot verzoening
na den aanvang van het
proces niet in strijd te komen beter geene vertegen-
woordiging aan te nemen (behalve om exceptioneele,
door den kantonrechter geldig te keuren, redenen), bij
het verzoeningsonderhoud vóór dat tijdstip.

d) Als de poging tot verzoening vóór het proces
tot stand komt, moet daarvan een proces-verbaal worden
opgemaakt, dat geteekend wordt door partijen of hunne
bizonderlijk daartoe gemachtigden. De uitgifte van dat
proces-verbaal geschiedt in executorialen vorm en heeft
dus de kracht van een vonnis. Art. 54 van den Code
de Proc. civ. en-art. 17 der Wet van 2 Mei 1855
zeggen dat het proces-verbaal door den Juge de paix
van de tot stand gebrachte minnelijke schikking opge-
maakt \'), kracht heeft van „obligation privée," zoodat
het alleen geldt tusschen partijen en het niet als een
vonnis van rechtswege uitvoerbaar is. Er bestaat m. i.
evenwel geen reden om voor het proces-verbaiil der
verzoening die vóór den aanvang van het geding plaats
heeft iets anders aan te nemen dan wat art. 19 al. 2
voorschrijft \').

-ocr page 109-

97

Het proces-verbaal van elke verzoening moet dus
voldoen aan de vereischten voor een vonnis gesteld
in art. 430 R. V.

De overeenkomst, die tusschen partijen tot stand
gebracht en door het proces-verbaal beki-achtigd wordt, is
eene dading. Immers wat door den rechter bij het verzoe-
ningsonderhoud tusschen partijen tot stand gebracht
wordt, komt geheel overeen met het contract vermeld
in art. 1888 B. W. Yei-schillende oorzaken kunnen er
zijn waarom de verzoening niet tot stand komt.

I. Hij die de oproeping gevraagd heeft of zijn
bijzondere gevolmachtigde" verschijnt niet. In dat
geval wordt de zaak beschouwd als vervallen \')

H. De opgeroepene of zijn bizondere gevolmachtigde
vei-schijnt niet; dan verwijst de kantonrechtei\' eischer
naiu- de terechtzitting en wèl naar de eerstvolgende,
tenzij er andere zaken voorgaan. Eeno dagvaarding
om op den bepaalden dag ter terechtzitting te ver-
schijnen wordb aan de tegenpartij beteekend.\') Dewijl
op den brief van den griflier do wederpartij niet
vrijwillig verechenen is, moet hij nu eeno ofïicioelo
oproeping krijgen wiuiraan hij ook
onvrijwillig moet
voldoen. Daarom is hier een dagvaarding noodig, die,

-ocr page 110-

98

wanneer de wedei-partij niet verschijnt, ten gevolge heeft
dat hij bij verstek wordt veroordeeld.

Bij de dagvaarding, die op de vergeefsche oproeping
tot het verzoeningsonderhoud volgt, moet natuurlijk
niet de termijn van 5 dagen worden aangenomen,
welke volgens de tegenwoordige procedure voor den
kantonrechter (vrgl. art. 7 R. V. al. 1) tusschen de
beteekening van het exploit en de terechtzitting ge-
woonlijk verloopen. Één dag tusschentijd komt mij
lang genoeg voor,terwijl bovendien de eischer nog
de bevoegdheid heeft den kantonrechter te verzoeken
dien termijn te verkorten.

Indien de niet-verschenen partij zich nog binnen een
bepaalden tijd tot den kantonrechter wendt en naar
het oordeel van dezen, zijne afwezigheid of dio van
zijn gevolmachtigde voldoende motiveert, kan de kanton-
rechter nog een tweeden dag voor een verzoenings-
onderhoud bepalen. Daarvan geeft dan de griffier por
brief aan den eischer kennis. Verschijnt op die tweedo
oproeping, de wederpartij niet, dan handelt de kanton-
rechter als boven, na de eerste oproeping, is aangegeven.

Ik acht het evenwel verkeerd, om, bij niet-verschij-
ning van de opgeroepen partij, als
regel eene tweedo
oproeping aan te nemen \'). De onbesliste toestand zou
dan te lang worden gerekt. Do kans op verzoening
is, wanneer ééne oproeping zonder gevolg is gebleven,

-ocr page 111-

99

zeer gering: meestal is het niet-vei-schijnen een bewijs
van onwil van den geroepene. Bovendien blijft krachtens
art. 19, al. 1 ook na den aanvang van het proces de
minnelijke schikking nog mogelijk.

III. Als na eerete of tweede oproeping beide par-
tijen verschenen zijn, maar geene verzoening is ver-
kregen geworden, bepaalt de kantonrechter op welke
terechtzitting — ook hier de eei-stvolgende, tenzij er
andere zaken voorgaan — het geschil verder behandeld
zal worden. De dagvaarding der wederpartij om op
de terechtzitting te komen is nu overbodig.\')

Wanneer geene verzoening tot stand is gekomen, is
ook geen proces-verbaal noodig. Dien regel, welke impli-
cite uit art. 19 al. 2 blijkt"), kunnen wij ook bij do
verzoening vóór hot proces volgen. De Code do Proc.
civ. schrijft in art. 54 voor dat bij niot geslaagde

-ocr page 112-

100

poging tot verzoening toch een proces-verbaal moet wor-
den opgemaakt, vermeldende „dat partijen in geene
schikking hebben kunnen treden." Het nut van een
dergelijk proces-verbaal is zeer twijfelachtig,maar het
is in elk geval overbodig, wanneer de rechter, die de
verzoening beproeft en die het geschil bij niet-verzoening
beslecht, dezelfde persoon is.

e. Er zijn vorderingen waarbij de poging tot ver-
zoening niet moet worden aangewend. Welke dat nu
zijn, is niet gemakkelijk nauwkeurig aan te geven.

Ik meen ze tot vier groepen te kunnen samenbrengen\').

1®. die waarbij de uitvoering van het vonnis zoo
spoedig mogelijk moet verkregen worden, waarbij zoo-
genaamd
pericidum in mora is.

2°. Incidenteele vorderingen.

3°. De vorderingen over ondenverpen, waarbij de
overeenkomst van dading is uitgesloten.
. 4°. De vorderingen waarbij personen partij zijn die
geene dading mogen sluiten of daai\'toe rechterlijke
machtiging noodig hebben.

f. Aan het reglement van orde, dat nu de ver-
deeling der werkzaamheden bij elk kantongerecht
regelt, kan het worden overgelaten te bepalen op welke
dagen de kantonrechters de poging tot minnelijke schik-
king tusschen partijen zullen aanwenden. Naar \'tmij
voorkomt, zijn daartoe als van zelve de zittingen aan-

-ocr page 113-

101

gewezen, waarop nu extra-judicieele zaken (benoemen
van voogden, bewindvoerders, afleggen van eeden etc.)
behandeld worden, \'). Er moet minstens ééne verzoe-
nings-zitting per week zijn "), anders zou de instel-
ling der verplichte poging tot minnelijke schikking te
veel tijd kosten.

Bovendien moet er dagelijks, (den Zondag uitgezon-
derd) gelegenheid zijn, den kantonrechter to spreken,
voor partijen die ingevolge art. 43 R. O. door hem hun
geschil willen laten uitmaken. Dit is bij een aantal
kantongerechten (zooals te Utrecht), doch lang niet bij
allo, het geval. Hem, die vreest dat onze kanton-
rechtei-s \'t op dio manier to druk zouden krijgen, wijs
ik op art. 8 van den Code do P. C. waar van do Juges
do paix, dio bovendien met do hun, in art. 48opge-
dragen, verzoeningstaak belast waren, staat, dat zij:
indiqueront aux moins deux audiences par semaine ; en
vervolgens: Ils pourront juger tous les jom\'s, m(3mo
ceux do dimanches ot fêtes, le matin et l\'après-midi.

2\'\' Afdeeling.

Wijzigingen aan te brengen in de eigenlijke

procedure.

Do verplichte poging tot verzoening statit alleen in
zóóver mot het eigenlijk proces voor don kantonrechter
in verband, dat zij vaak hot laatste zïil voorkomen.

Vandaar dat, afgescheiden van dio poging tot ver-

-ocr page 114-

102

zoening en al wordt zij niet ingevoerd, in de procedure
voor den kantonrechter verbeteringen kunnen gemaakt
worden. Welke die zijn zal blijken uit mijne bespre-
king der volgende onderwerpen:
I. Art. 99 R. V.

II. Onderzoek van deskundigen.

III. Lijdelijkheid des kantonrechters.

IV. Proceskosten.

1. Art. 99 R. V.

Al. 1 zegt: dat partijen ten dage en ure, bij de
dagvaarding bepaald, of tusschen hen bestemd, in pei-soon
of bij gemachtigde voor den kantonrechter zullen ver-
schijnen. De aanlegger zal zijnen eisch en de gedaagde
zijne verdediging voordragen zonder daarbij schriftx3lijke
conclusies over te leggen; — in de 2°. al. volgt dan:
dat de kantonrechter zoo mogelijk op dezelfde terecht-
zitting uitspraak zal doen, of anders deze ntiar een
volgende terechtzitting verwijzen zal.

Behalve in het geval dat partijen zich krachtens
art. 43 R. O. met onderling goedvinden naar den kan-
tonrechter begeven — hierop slaan de woorden: of
tusschen partijen bestemd — is dus bij den kanton-
rechter voor alle vorderingen eene dagvaarding noodig.
De gewone termijn van dagvaarding is volgens art. 7
R. V. 5 dagen; terwijl in spoed eischendo zaken do
kantonrechter, op verzoek van den eischer, dien termijn
kan verkorten.

Ik geloof dat er geen bezwaar bestaat den gewonen
termijn van dagvaarding op 2 dagen te stellen, ten
minste wanneer het aantal terechtzittingen van den

-ocr page 115-

103

kantonrechter wordt vermeerderd. Er zijn weinig zaken
die niet, in het oog van den eischer spoed eischend
zijn, zoodat \'t voor hem, ook al zou de kantonrechter
zo niet spoed eischend achten, zeer gewenscht is, dat
er niet 5 dagen vóór de behandeling behoeven te
verloopen. Daarbij is het voor den kantonrechter zeer
moeielijk op een gegeven oogenblik uit to maken of
eene zaak al dan niet spoed eischend is. Het hangt geheel
af van de omstandigheden van partijen die hij niet, op
het moment dat hij zijne toestemming moet geven,
kan overzien.

Neemt men als regel den termijn van 2 dagen aan,
den kantonrechter behoeft dan (behalve in de geschillen
die nog spoediger voorziening vereischen en waarbij be-
paaldelijk eene dagvaarding van dag tot dag of uur tot
uur noodig is) geen bizonder verlof gevraagd to worden
om op kortoren termijn te mogen dagvaarden. Het
algemeen belang wordt bovendien door die snelle be-
rechting gediend.

Hot voorschrift, dat do aanlegger zijnen eisch en
do gedaagde zijne verdediging zal voordragen , wordt
bij do meesto kantongerechten in do praktijk niot op-
gevat als zou elke partij slechts éénmaal het\'woord
mogon voeren.

Wanneer advocaten of andero gevolmachtigden namens
partijen optreden, heeft er gewoonlijk ook re- en du-
pliek pliuits en bestaat er niet veel voi-schil mot do
pleidooien voor do rechtbank. Als partijen zelve opko-
men , sproken zij in den regel ook meer dan eens en
heeft hun optreden meer van een vrij ongeregeld debat,
geleid door don kantonrechter. Deze opvatting der tamo-

-ocr page 116-

104

lijk rekbare begrippen eisch en verdediging voordragen
acht ik zeer geoorloofd, en voor een juist oordeel van
den kantonrechter over het aan hem onderworpen
geschil noodig \').

De behandeling der zaak kan, tenzij er bizondere
incidenten zijn, in ééne zitting afloopen. Als dit niet
gebeurt, is het meestal een gevolg daarvan, dat er
advocaten in de zaak zijn die uitstel vragen. Als zij
er niet zijn, beslist de kantonrechter in den regel op
de eerste zitting, als hem dit mogelijk is »). Er zijn
echter ook kantonrechters die als gewoonte hebben aan-
genomen om de uitspraak naar eene volgende terecht-
zitting te verwijzen. Wat ook de oorzaak van het
uitstel der behandeling of uitspraak zij, de verwijzing
zal minder bezwaar opleveren wanneer er bij allo kan-
tongerechten minstens twee zittingen voor burgerlijke
zaken per week zijn, zoodat niet acht dagen er tus-
schen behoeven te verloopen. Ter voorkoming van
onnoodige venvijzing naar volgende terechtzittingen
zou do volgende redactieverandering van art. 99 al. 2

kunnen strekken:

» ,

„De kantonrechter zal op do eei1sto terechtzitting
beslissen, tenzij uitstel der Ijehandeling of verwijzing

«) Art. 4 Jil. 1, Titel II, Bock 2, Ontwerp 1865, W. v. B. U. luidt: Do
eischer dra.igt züno vordering en do verweerder züno verdediging voor.
Beiden hebben hot recht d.nania nog eenm.ial het woord to voeren. Dit
absolute voorschrift acht ik, met hot oog op do weinig gorcgeldo wijzo
waarop ^meosUal voor don kantonrechter het woord gevoord wordt, niet
geschikt om in onzo wet to worden opgenomen.

Er zUn kantonnale zaken van zoo ingowikkelden aard, dat do kanton-
rechter do gelegenheid moet hebben om kalm, buiton do tcrochtzilting, zyno
beslissing to overwogen.

-ocr page 117-

105

der uitspraak hem in het belang der zaak beslist nood-
zakelijk voorkomt" \')

Voor de meening dat vereenvoudiging in het aan-
hangig maken en behandeling van gedingen bij den
kantonrechter mogelijk is, vind ik ook eenen grond
in de bestaande wetgeving. Bij den kantonrechter
zou namelijk zeer goed eene dergelijke procedure kunnen
gevolgd worden als de wet op de consulaire rechts-
macht van 1871 voor het rechtsgeding in burgerlijke
zaken aangeeft (artt. 48 en vlg.). Wij lezen daar dat
op het verzoekschrift of de mondelinge verklaring van
den eischer, do consulaire ambtenaar eenvoudig do
vei-schijning van partijen beveelt, hetzij voor zich, hetzij
voor do consulaire rechtbank. In don regel verloopen
tusschen do verschijning en het daartoe strekkend
bovel slechts twee vrije dagen; in spoed voreischendo
z{iken kan de vei-schijning op kortoren termijn plaats
hebben. Als do stukken tot staving van den eisch
to tiilrijk of to uitgebreid zijn om to worden verplaatst,
of in het algemeen bij dagviuu\'ding op kortoren dan
den gewonen termijn, worden zij nodorgelegd tor
kanselarij van het consulaat, waar do verweerder er
inzage van kan nemen. Do beteekening van hot bevel
van verschijning en van do verdere stukken geldt voor
dagvaarding. De consulaire ambteniuir of do consulaire
rechtbank doet,
zoo dc zaak daarvoor vatbaar is,, uit-
spraak in dezelfde terechtzitting, wiuirin zij is behandeld.

-ocr page 118-

106

II. ONDERZOEK VAN DESKUNDIGEN.

De wijze, waarop in de procedure voor den kanton-
rechter het middel van deskundigen-onderzoek kan
worden aangewend, is in de wet zeer onvolledig ge-
regeld. De artt. 101 en 102 slechts spreken er van
en in art. 125 wordt gezegd dat de bepalingen omtrent
de wraking van deskundigen voor de rechtbank
enz.
ook bij den kantonrechter toepasselijk zijn.

Het wordt algemeen aangenomen dat de bepalingen
omtrent deskundigen-onderzoek-, welke wij vinden in
de 8° afd.,T. HI, P boek R.V. moeten gevolgd worden,
nu do wetgever in artt. 101 en 102 geheel zwijgt.

Uit art. 101 blijkt dat de drie deskundigen (of één
deskundige, wanneer beide partijen dat verlangen) door
den kantonrechter, bij het vonnis dat het onderzoek be-
veelt, worden (wordt) benoemd. Wij moeten aannemen,
in verband met art. 222, dat zoowel partijen om deskun-
digen-bericht kunnen vragen, als dat de rechter het
ambtshalve bevelen kan. De laatste alleen kan do
deskundigen benoemen zooals uit art. 101 al. 2 valt af to
leiden. Zij worden door de meest gereede partij go-
dagvaard, met vermelding van den dag, do plaats on
het uur en van het dispositief van het vonnis, ton
aanzien der bevolene veiTichting.

De hier toepasselijk verklaarde bepalingen omtrent
wraking worden gevonden in de artt. 225-227 Rv.
Zooals art. 226 zegt, moet die binnen 3 dagen na do
benoeming worden voorgesteld, d. i.: 3 dagen na

-ocr page 119-

107

het vonnis waarbij zij benoemd zijn en de beteekening
gaat bij zoodanig exploit, als bij den kantonrechter
in de plaats treedt der eenvoudige acte, die bij de recht-
bank enz. noodig is. Als de wmking wordt aangenomen,
benoemt de kantonrechter bij dat zelfde vonnis een of
meer andere deskundigen. Alvorens met hunne ver-
richtingen aan te vangen, leggen de deskundigen den
eed af en de kantonrechter heeft de bevoegdheid na
de verrichting terstond uitspraak te doen.

Uit de woorden der P en alinea van art. 101
zou men de gevolgtrekking kunnen maken dat des-
kundigen-bericht met plaatsopneming samen moet gaan.
De wetgever drukt zich echter onduidelijk uit en wij
moeten dus even goed aan het deskundigen-bericht
denken dat op de terechtzitting van den kantonrechter
wordt uitgebracht. AVanneer de benoemde deskundigen
de benoeming niet aannemen of ter bestemder plaats
en uur niet verschijnen, benoemt do kantonrechter
krachtens art. 229 anderen in de plaats.

Uit art. 102 blijkt dat er met het deskundigen-bericht
in zaken, die wel en die niet aan hooger beroep onder-
worpen zijn, verschillend gehandeld wordt. In het
eereto geval wordt opgemaakt een proces-verbaal inhou-
dende het verslag van gedaan onderzoek en het relaiis
van de eedsaüegging; in het tweede geval dat laatste,
benevens de slotsom van hun bericht.

Art. 236, dat ook bij den kantonrechter toepasselijk
is, bepaalt dat do rechter in geen geval verplicht is,
het met zijno overtuiging strijdend oordeel der des-
kundigen op to volgen.

In vergelijk met do bepalingen omtrent het deskun-

-ocr page 120-

108

digen-bericht, die wij bij hoogere colleges aantreffen, is
de medegedeelde regeling reeds eenvoudig te noemen.

Bij den kantonrechter: geene beteekening door de
eene partij aan de andere van een vonnis waarbij het
onderzoek is geboden\') — omdat de kantonrechter alleen
benoemt; — geen schriftelijk verslag van het onder-
zoek noch eene beteekening daarvan tusschen de beide
partijen\'); geen afzonderlijk proces verbaal van eedsaf-
legging Toch komen in ons middel van deskun-
digen-bericht mij de volgende drie veranderingen ge-
wenscht voor:

1°. Het vonnis dat nu voor eene benoeming van
deskundigen noodig is te vervangen door eene eenvou-
dige aanwijzing van den rechter, gelijk het in de wet
op de consulaire rechtsmacht van 1871 (art. ÖO) reeds
geschiedt. Daardoor zouden tijd en kosten worden
gespaard.

2®. Den regel, dat er drie deskundigen benoemd
worden tenzij beide partijen er slechts één verlangen,
om te keeren; zoodat er slechts één deskundige wordt
benoemd tenzij beide partijen er drie verlangen
Beide partijen, doch ook zij alleen, hebben er belang
bij dat het onderzoek zoo deugdelijk mogelijk is.
Achten zij dat met één deskundige niet mogelijk, dan
is \'t hun zaak de benoeming van drie personen to vragen.
Bestaat er verschil van gevoelen of er één of moer
zullen zijn, dan beslist de rechter. Hij moet evenwel

-ocr page 121-

109

niet dan hoogst nbodzakelijlc de onkosten, die reeds
één deskundige met zich brengt, vergi\'ooten\').

3°. In den titel over de procedure voor het kanton-
gerecht eene dergelijke bepaling op te nemen als nu
art. 121 R. V. reeds bevat, waar gesproken wordt van
getuigen, welke door de beide partijen gezamenlijk mede-
gebracht en door den kantonrechter kunnen gehoord wor-
den. De verlangde bepaling zou ongeveer moeten luiden:
Partijen komen overeen welke(n) deskundigen(ge) zij ten
dienende dage zullen medebrengen op de terechtzitting.
Komen zij daarover niet overeen, dan brengt slechts
eene, of elke partij hare(n) dcskundigen(ge) mede. Op de
terechtzitting beoordeelt de rechter of deskundigen-
bericht noodig is, terwijl tevens op dien dag voor
partijen de gelegenheid bestaat eventueele wraking
tegen de deskundigen harer tegenpartij aan to voeren.

Op deze wijze zou men het geld en den tijd
kunnen vermijden die nu aan do beteekening van
hot vonnis, dat bericht van deskundigen beveelt,
en aan de dagvaarding om te verechijnen worden
besteed

Ook verdient het stelsel, dat in Engeland ter in-
winning van deskundigen-advies wordt gevolgd, aan-

-ocr page 122-

110

beveling. In Sect. 103 der Coifnty coui\'ts-act van
13 Aug. 1888 lezen wij:

„In any action or matter it shall be lawful for the
judge, if he thinks fit, on the application of either
party, to summon to his assistance in such manner as
may be prescribed, one or more persons of skill and
experience in the matter, to which the action or matter
relates who may be willing to sit with the judge and
act as assessors, and their remuneration for so sitting
shall be at such rate, as may be prescribed and shall
be costs in the action or matter, unless otherwise
ordered by the judge; but where any person is proposed
to be summoned as an assessor, objection to him, either
personally, or in respect of his qualification may be
taken by either party."

lets dergelijks is door prof. Asser\') voorgesteld voor
het deskundigen-bericht in handelsprocessen. Hij ^venscht
dat aan de beraadslaging in handelsprocessen op uit-
noodiging des rechters kan worden deelgenomen door
ervaren kooplieden, die den rechter zullen voorlichten,
zonder zelve stem uit to brengen.

Als de deskundigen op die wijze iian de beraadslaging
in het proces deelnemen, heeft do kantonrechter misschien
nog meer nut van hunne voorlichting dan wanneer,
zooals nu het geval is, hunne taiik met het uitbrengen
van een advies is afgeloopen.

HI. Lijdelijkheid des kantonrechters.

De lijdelijkheid des rechters is een der hoofdbeginselen
van ons procesrecht.

-ocr page 123-

1538

Niet exprcssis verbis is zij in onze wet gehuldigd,
maar in een aantal bepalingen\') is zij daarin toegepast.
Onze wet huldigt het zoogenaamd
Verhandlungs-maxime:
De partijen verdedigen hunne rechten, de rechter be-
paalt zich hoofdzakelijk tot het aanhooren hunner ver-
dediging, trekt daaruit zijne conclusies en doet, als
derde onpartijdige, uitspraak. Slechts is den rechter
de verplichting opgelegd om de rechtsgronden aan te
vullen, welke niet door partijen mochten zijn aange-
voerd (art. 48 R. V.), en heeft hij de bevoegdheid om
eene verschijning van partijen te bevelen (artt. 19,
49), getuigenbewijs of deskundigen-onderzoek te bevelen
(artt. 108, 101 j\'^ 199, 222 R. V.), plaatsopneming
to houden (artt. 101 j®. 219 R. V.) of den suppletoiren
eed (art. 1977 B. W.) op to leggen.

Tegenover het Vcrhandlungs-maxime staat het zoo-
genaamd
Untcrsiichungs-maxime. \') Daarbij treedt do
werkzaamheid des rechters meer op den voorgrond:
Ilij vorseht den wil der partijen uit, door zich onmid-
dellijk tot hen zelve to richten; hij wacht niet af wat
een raadsman hem voordraagt en helpt beido partijen
gelijkelijk om imn hun recht te komen.

„De wijze van procedeeren bij den kantonrechter

-ocr page 124-

112

mmmm.

geeft van zelf tot uitgebreider bemoeiingen des rechters
aanleiding", zegt de heer\'Faure \') aan het slot zijner
behandeling van het beginsel der lijdelijkheid. Yan
de uitgebreider bemoeiingen blijkt evenwel door geene
wettelijke bepalingen. Slechts de boven medegedeelde
vei-plichting en bevoegdheden staan den kantonrechter,
gelijk eiken anderen rechter, ten dienste.

Indien het voorkomt, dat kantonrechtei\'s door vragen
en een zelfstandig onderzoek achter de waarheid trach-
ten te komen, is dat eene vrije opvatting van hunne taak.
Er zijn echter evenveel kantonrechters, die niet van
het beginsel der lijdelijkheid afwijken, zoodat personen,
die onbekend zijn met het optreden in rechten, daardoor
reeds alleen veel kans hebben hun proces te verliezen.\')

Zoodanige verschillende opvatting van het beginsel
der lijdelijkheid moet bij de kantonrechters niet kunnen
voorkomen. In de wet moet uitgedrukt en niet aan
de praktijk overgelaten worden in hoeverre bij do
procedure voor den kantonrechter van dat beginsel
mag worden afgeweken.

Die afwijking acht ik zeer wenschelijk. Immers
de verplichte vertegenwoordiging, die bij hoogere rechts-
colleges bestaat en strekt om partijen, wa^u\'van de
eene dikwijls minder dan de andere bedreven zou zijn

f.
i; ■

-ocr page 125-

113

om zelf in rechten op te treden, voor den rechter
gelijk te maken, kent de wet bij den kantonrechter niet.

Hij zelf moet dus de behulpzame hand bieden
aan partijen die, voor hem gekomen, dikwijls niet
weten wat te moeten doen. Het moge waar zijn
dat private rechten door de private pereonen zelve
moeten gehandhaafd worden, het algemeen belang
eischt dat hij hun te hulp komt ten opzichte van het
bewijs. Ten opzichte hunner rechten zelve kan hij
daju-bij lijdelijk blijven. Ik geloof dat onze wet, door
het feit dat zij geene verplichte vertegenwoordiging
van partijen bij den kantonrechter kent, stilzwygend
eenigennate het Untersuchungsmaxime huldigt.

Op welke wijze die bevoegdheid der kantonrechtei\'s
het best in de wet zou kunnen worden omschreven,
is zeker niet gemakkelijk te zeggen. Zeer navolgens-
waardig komt mij daartoe het in het Duitsche proces,
recht aangetroffen „Frage und Aufhellungsrecht" \') voor.

Het doen van vragen enz. wordt als bevoegdheid
luin alle rechterlijke colleges toegekend doch als eene
verplichting aan den kantonrechter opgelegd in het
Ontwerp 1865 van het AVetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering

-ocr page 126-

114

IV. Proceskosten.

In dit hoofdstuk is, bij de behandeling der ver-
plichte poging tot verzoening en der mij wenschelijk
voorkomende veranderingen in de eigenlijke procedure,
reeds gebleken op welke wijze onkosten zouden te ver-
mijden zijn. Doch ook al kwamen deze veranderingen
niet tot stand, toch zou het proces voor den kanton-
rechter goedkooper kunnen gemaakt worden.

In art. 5 van het Tarief van justitiekosten en
salarissen in burgerlijke zaken lezen wij dat van vorde-
ringen ad / 25 en minder aan de griffiers der kanton-
gerechten geene belooning verschuldigd is \'). Verder
wordt opgegeven, welke de belooningen zijn bij groo-
tere vorderingen vermeld in ärtt. 41—43 der Wet
op de R. O.

Op de vraag of dat tarief niet al te ruim berekend
is, en in \'t bizonder op de kleinere vorderingen te
zwaar drukt, zal men moeielijk een ander dan toe-
stemmend antwoord kunnen geven.

Naast de vermindering van proceskosten, door de
vennindering van genoemd tarief te verkrijgen, moet
evenwel de afschaffing der
zegel- en,registratiebelasting
in kantonnale zaken zeer wenschelijk geacht worden.

Die belasting drukt over \'t algemeen in elk proces
zeer zwaar, vooral echter op die vorderingen, welke
bij den kantonrechter worden aangebracht. Men kan
zeggen: die bekisting is wel zwaar, doch het is een-

-ocr page 127-

115

maal regel dat de rechter alleen op gezegelde en gere-
gistreerde stukken recht doet. Doch waartoe, vraag
ik, moet die regel gehandhaafd als hij geen nut heeft?
Want nut heeft hij niet. Aan eene dagvaarding door
een deurwaarder bezorgd en een vonnis door een rech-
ter opgemaakt kan men dezelfde kracht toekennen,
ook al zijn ze ongezegeld en ongeregistreerd.

Ook voor de stukken, die door partijen in het geding
worden gebracht, heeft die belasting geen nut. Immers
het gebeurt nu al dat de partij die stukken
in af-
schrift
in het geding brengt, aanbiedende om, zoo noodig,
het origineel gezegeld en geregistreerd over to leggen,
voor het geval de tegenpartij de in de stukken voor-
komende feiten mocht- ontkennen \'). Waar dit nu al ge-
beurt, is het slechts eene schrede (zij \'t ook eene groote)
verder om de zegel- en registratie-bekisting in kan-
tonnale zaken af to schaffen, daar zij slechts eeno
fiscalc
strekking heeft. _

Do door mij in de procedure voor den kantonrechter
gewenschte veranderingen, zijn, geresumeerd, do vol-
gende: invoering der verplichte poging tot verzoening
vóór den aanvang van het proces; vermeerdering van
het aant^il judicieelo on extra-judicieelo zittingen; ver-
eenvoudiging en bespoediging in het aanhangig makon en
behandelen van het geding; wijziging van het deskundigen-
onderzoek; meerdere afwijking van het beginsel der
lijdelijkheid on vermindering der proceskosten.

-ocr page 128-

116

Y7ellichtzijn ook nog andere verbeteringen wenschelijk,
doch het komt mij voor dat de bovengenoemde het
meest voor de hand liggen.

De slotsom waartoe ik aan het einde van mijn
proefschrift genaderd kom, is:

r. dat men door verbetering onzer kantonnale pro-
cedure aan patroons en arbeiders voor hunne geschillen
over het arbeidscontract eene even goedkoope, snelle en
huiselijke (= niet
te lijdelijke) rechtspraak kan verschaffen
als in Frankrijk, België en Duitschland bij de speciale
colleges bestaat;

2". dat men op die wijze aan patróóns en arbeiders
eene rechtspraak geeft, welke de nadeelen mist, dio
aan eene speciale jurisdictie verbonden zijn (zie pag.
64-69 hierboven);

3°. dat door verbetering der kantonnale rechtspraak
niet alleen patroons en arbeiders maar ook al hare
andere justiciabelen zullen gebaat worden.

Zullen de verbeteringen spoedig tot stand gebracht
worden? Met reden kan men dit betwijfelen. Het feit,
dat het Ontwerp Wb. van Burgerlijke Rechtsvordering
bijna 25 jaar oud wordt, zegt op zichzelf genoeg.

Dat men vooreerst geene verandering in de kanton-
nale procedure kan verwachten, mag echter geen argu-
ment zijn om de toevlucht te nemen tot middelen,
die in beginsel verkeerd zijn.

En onder die middelen moet, zooals ik meen aangetoond
te hebben, eene bizondere rechtspraak voor geschillen
tusschen patroons en werklieden gerekend worden.

-ocr page 129-

^TELLINGEN.

I.

Het formulier-proces lieefb zich ontwikkeld uit het
legisactie-proces zoowel bij den praetor urbanus als
bij den praetor peregrinus.

H.

Eene speciale rechtspi^aak voor de geschillen over
hot arbeidscontract tusschen patroons en werklieden
is af to keuren.

HI.

Tusschen personen, die tot het aimgiun eener da-
ding nadere machtiging behoeven, kan zonder dio
machtiging de minnelijke schikking van art. 19 R. V.
niet plaats hebben.

-ocr page 130-

118

IV.

De invoering der verplichte poging tot verzoening
hij de geschillen, die voor den kantonrechter komen ^
is gewenscht.

V.

Het is wenschelijk dat in art. 75 R. V. aan den
gedaagde, bij niet-verschijning van den eischer, de
bevoegdheid worde toegekend om verwijzing der zaak
naar de volgende terechtzitting te vragen en tegen
dien dag den niet-verschenen eischer op te roepen.

VI.

Het protest van niet-betaling van een wissel, waar-
van-de betrokkene is gefailleerd, moet worden gedaan
ter woonplaats van den gefailleerden betrokkene.

VII. \'

Een handelsreiziger is als zoodanig niet bevoegd
voor de, door zijne tusschenkomst verkochte, goederen
betaling te ontvangen, of daarvoor kwijting to geven.

VIII.

♦ _

Het is wenschelijk den makelaars-eed, in art. 62
al. 2 W.
v. K. voorgeschreven, af te schaffen.

-ocr page 131-

119

IX.

Ter berekening van de legitieme portie van wettige
kinderen, moeten de onwaardige en de verwerpende
kinderen medegeteld worden bij de vaststelling der
breuk, waarmede het aandeel bij versterf van de niet-
uitgesloten legitimarissen moet worden vermenigvuldigd.

X.

Indien natuurlijke kinderen, door eenzelfden man
verwekt bij verschillende vrouwen, of door verschil-
lende mannen verwekt bij eenzelfde vrouw, geroepen
worden van elkander te erven, moeten de regelen
omtrent de erfopvolging tusschen wettige broedei-s en
zusters, van heelen en halven bedde, worden toegepast.

XI.

De nietigheid van het huwelijk , ingevolge van de
bepaling van art. 134 al. 2 B. W. levert grond op
voor eene actie tot schadeloosstelling.

XII.

Iemand, die eenig goed wegneemt, alleen ten einde
in de gevangenis een onderkomen te erlangen, valt
niet onder Art. 310 W. v. S.

-ocr page 132-

120

XIII.

Het verwijderen door een daartoe onbevoegde van
een Nederlandsche vlag, die bij een feest ter eere van
den Koning of de Koningin van overheidswege is,
geplaatst, kan eene beleediging zijn in den zin van
art. 111 W.
V. S.

XIV.

Het stelsel van strafvordering tegen rechterlijke
ambtenaren van artt. 259 en volg. verdient afkeuring.

XV.

In plaats van de artt. 10^« en 12^^ der Kieswet
verdient de voorkeur eene bepaling, die de instellingen
van weldadigheid de verplichting oplegt om jaarlijks,
vóór de vaststelling der kiezerslijsten, aan den gemeen-
teraad opgave te doen van alle personen die van
hunnentwege onderstand hebben genoten.

XVI.

*

De artt. 104 der Kieswet, 9 der Provinciale wet
en 11 dW Gemeentewet voorzien niet in alle gevallen,
dat bij eerste stemming voor alle vacaturen geene
volstrekte meerderheid is verkregen.

-ocr page 133-

121

XVII.

Artt. 137 i. f. en 194 der Gemeentewet beteekenen:
het
wel of niet aanvaarden der aan de gemeente ge-
maakte legaten,
erfstellingen of gedane schenkingen.

XVIII.

De oprichting van staatswege van zoogenaamde
arbeids- en nijverheidsraden verdient aanbeveling.

XIX.

Eeno wettelijke regeling van het leerlingschap in
handwerk en fabriek is gewenscht.

-ocr page 134-

m

A

\'■ \'i.
i

■ i

-ocr page 135-

INHOUD.

Pag.

Inleiding............... 1.

HOOFDSTUK 1.

De rechtspraak van geschillen tusschen patroons eu
werklieden in Nederland en bij eenige andere natiën. 4.

HOOFDSTUK II.

Bespreking der argumenten ten gunste der speciale
reciitspraak in geschillen tusschen patroons en werk-
lieden tuangevoerd...........59.

HOOFDSTUK III.

De verbeteringen aan te brengen in de l)urgerluke
procedure voor den kantonrechter......80.

Stellingen...............

-ocr page 136-

m- ^kmM^j\'r^^;^^

, .. -V-^ î^-ai

. V,

■•fe\'"^\'.\'

1

-ocr page 137-

ERRATA.

Pag

6 noot 2 rogel

1 V. 0. staat

mede :

lees

médo

//

6 « 2

II

8 V. 0.

II

gokozen,

ff

gekozen

H

G ,/ 2

ir

8 V. 0.

ff

geschillen

fl

geschillen,

n

8 ,1 1

II

2 V. b.

n

//les manufacturiers"

If

les manufacturiers-

n

10

If

8 V. 0.

n

prefect,

If

prefect dor provincie,

tf

11 n 1

H

Patroons

ff

patroons

n

13

v

5 V. 0.

If

oa •

" 1

n

2«:

n

13

II

6 V. 0.

ff

prud\'hommes patroons

n

prud\'hommes-patroons

n

13

1\'

5 V. 0.

n

prud\'hommes onderge-
schikten

n

prud\'hommos-ondorgo-
schikten

n

U

II

1 V. 0.

n

rechtorUjko

If

rochteiyko

n

15

If

2 V. 0.

H

fabriek

If

fabriok,

«

15 noot 1

ff

9 V. 0.

n

1806

ff

1806,

K

16

ff

4 V. b.

ff

Conseils

H

conseils

n

16

ff

7 V. b.

II

Conseil

If

conseil

n

19 noot 1

II

2 V. 0.

H

oveoongekomen

ff

overoongekomen

n

32

If

12 v.o.

M

Óen zelfdo

H

éénzeUdo

H

34 noot 1

ff

4 V. b.

ff

gogen.

H

gogen

tt

33

ff

8 V. 0.

u

Ernunnung

H

Ernonnung

n

56

If

3 V. 0.

n

hen

H

hem

n

63

ff

4 V. 0.

H

ondorgoschikten,

H

ondorgo.schlkton

H

69

ff

12 v.o.

n

de

M

don

H

74

If

9 V. 0.

n

mooiolük heden

If

mooloHikhodon

n

75

p

3 V. b.

r

ookreeds

n

ook roods

tf

76

f

6 V, b.

u

bizondorlUko

//

bizondero

If

77

ff

10 V. b.

II

uit In

n

in

It

78

ff

6 V. b.

H

hobben;

H

zullen hobben ;

H

89

ff

10 V. b.

U

c.

ff

d.

H

89

ff

12 V. b.

ff

d.

M

c.

H

92 noot 2

H

2 V. b.

M

grleffler

If

grefaier

n

93

ft

9 V. b.

ff

welko

H

welken

n

95 noot 2

ff

1 V. 0.

ff

bo

H

bl.

-ocr page 138-

H ■

•^.vV-

4V - - ■

i\'J\'-:\'.

m--\'\'\'

lï.-..;,-

i ., ^.

\'Jl ...

F\' r

Is:

. è- \'
.^\'...-■VW

-ocr page 139-

.\'Or. c

( \\

m:. ,

( ■

! ,

( )

■ s ,

v

■ >

. v

\\ * "
■\'■jM^jI

. \' ■ \' \' r . " .
/ ^ •

/ \' \'
. ■ ■ (

-ocr page 140-

ri : ■ -K

{

r. -,

\\ \' •

I\'. ■

J

A \' ■ .

V

I

. \'

S-

- \\ !

V .V

- f

!

U

■. /

/ \\

; ; I.

\' )

/-

\\ \'

J •

I ;
■ J\'t

> i \'

-ocr page 141-

, - r ■ ■ .

» . ■

vv.

• !

1 ..¥

■ c

v

... -

ft

; , • ■ À
■ •
\' -i-i

y . •

l • -

.y.

\' . ■ J

il

S.

J

( . •

., ) ■■ ■

\'.A-

Ü»

■ -4

i

-ocr page 142-

: f

i i-,

Hi\'!\'
\' -:

i "m

p- -,

1 i iii ii
i l \'II Ii