nooi!
l\'UKlllKAM\' TK. IllillNlNliK.N.
TE CIKONINOKN RI.T .7. 15. WOLTERS, 18R8.
i
-ocr page 2- -ocr page 3-mmrn
-ocr page 4-: ---\'.J ■ • ■
-ocr page 5-Äi^Sii
Iß
«
7
■y\'\'
te
te\'
i
-ocr page 6-I--
>1 ■
VMm
-O-
, t
\' \'M
ife .
•M : - ■■
-ocr page 7-IN DE JAREN 1795—1804.
-ocr page 8-RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
1754 7989
-ocr page 9-TBU VKRKUIJlilNC. VAN UEN (iRAAI) VAK
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,
NA MACIITKUNO VAN DEN ItECTOU MAGNIFICUS
iioogu;kraaii in dk faculteit dkr 00i)0bij;eai)iiKiü
JMET TOESTJiMMING VAN DEN SENAAT DEU UNIVERSITEIT
TKGKN I)K IIKDENKINGKN VAN
DE FACULTEIT DEll GODGELEEKDUEID
TE VERDEDIGEN
op VIllJDAG, 15 Juni 1888, des nniuidrtiijjs lo 3 uur,
Predikant te Gronitujcn.
((lh:il()llEN TK I.KMtlKIl).
TE GUONJNGEN lUJ .1. 15. WOLTERS, 1888.
-ocr page 10-STOOMDRrKKEUIJ VAN .T. li. V\'OLTEKS.
-ocr page 11-AAN MIJNE OUDERS
■Bi
en
MIJNE ECHTGENOOTE.
-ocr page 12-i:;
\'W\'
kf-
■ \'r\'P--\'
èi
f
■ j i. , . "j
.....
Reeds een geruimen tijd ligt liet Acaderaie-leven, met al het goodo
en aangename, dat het aanbood, achter mij.
Tot dat goede reken ik in de allereerste plaats het onderwijs, dat ik
genoot, inzonderheid van de Hoogleeraren der Theologische Faculteit.
Met weemoed gedenk ik hier den Hoog Geleerden van oosterzee,
aan wien allen, die zijne leerlingen waren, veel te danken hebben.
Slechts zeer kort hel) ik de lessen van don Hoog Geleerden lasonoeu
gevolgd, maar toch lang gonoog om ook zijno nagedachtenis in dankbare
herinnering te houden.
Van de nog levenden noem ik, met groote dankbaarheid, U, Hoog
Geleerdo doedes het eerst, niet alleon omdat Gij het oudste lid der Theo-
logische Faculteit zijt, maar bovenal omdat Gij in menig opzicht op mijne
vorming zooveel invloed geoefend hebt. Eischt de onverbiddelijko wet,
dat Gjj weldra aftreedt, God geve U nog menig jaar on stelle U ook
verder voor velen ton zogen.
Dio wensch geldt ook U, Hoog Geleerde ueets. En ik voeg daarbij do
betuiging mijnor orkontelijkheid voor wat ik genoten heb uit de schutten
van lovonswijshoid, dio Gij op Uwo colleges voor ons, aanstaande voor-
gangers dor gomoonto, ontsloot.
Ook Uw naam Hoog Geleerdo valeton doot mij mot genoegen aan
>uijn academietijd terugdenken. Gij wist bij Uwo leerlingen belangstelling
in Uw onderwijs on liofdo voor Uw persoon to wekken. Het is mij cono
hohoofte, U hartelijk to danken voor wat ik voor hoofd on hart van U
"ntving.
To kort hol» ik Uwo lessen bijgewoond, Hoog Geloerde canneoietek,
\'lan dat ik da-arvan veel zou hebben kunnen gonioton. Voor het goede,
\'lilt ik van u ontving, bljjf ik u ochtor van harte <lankbaar.
{
!
Uw leerling in den eigenlijken zin des woords ben ik nooit geweest,
Hoog Geleerde lameus en vaif leeuwen. Maar wie, die van Uwe ge-
schriften kennis nam, zal durven verklaren, dat hij van U niot iets of
veel geleerd heeft? In dezen zin voel ik mij ook aan U verplicht.
Hetzelfde zou ik Ü willen zeggen, Hoog Geleerde cramer, Hoog-
geschatte Promotor. Maar daarbij voel ik mij gedrongen, ook voor de
blijken van welwillendheid, in de laatste weken van U ontvangen, U
mijn oprechten dank te betuigen. De Theologische wetenschap, die reeris
zoo veel aan U verplicht is, vinde in U en in Uwe Ambtgenoten, en
ook in mijn vriend, den ZeerGeleerden kleyn, die U weldra zal worden
toegevoegd, nog lang gezegende en zegenbrengende beoefenaars. Zoo
bloeie ook door Uw aller onderwijs de Utrechtscho Academie, onze Alma
Mater, die de liefde van al hare vroegere en latere kweekelingen ten
volle waardig is.
Ten slotte breng ik een hartelijken groet aan U mijne vrienden, met
wie ik aan de Academie zoo menig nuttig en aangenaam uur mocht
doorbrengen. God zogene U, ieder in zijnen werkkring, en stello U tot
een zegen.
Groningen.
Juiii 1888. c; p)^ y
-ocr page 15-Bldz.
.............................l-f)
hoofdstuk i. De KcrJceltjkc toestand vóór 1795 ..........10—27
§ 1. De uitwendige toestand..........10—19
§ 2. De inwendige toestand..........20—27
hoofdstuk ii. Dc Dcputaten der Si/node van 1704 m de Com-
missie van xes predikanten........28—80
§ 1. De Scheiding van Kerk en Staat......28—37
§ 2. De Synode onmogelijk gemaakt.......37—47
§ 3. De Heffing op de Corpora-goederen.....47—60
§ 4. Het ontstaan van do „Kerkelijke Commissie" . . Cl—80
hoofdstuk iii. Dc Kerkelijke Commissie cn hare wcrkxaamhcdcn 81—209
§ 1. De Utrechtscho Vergaderingen.......81—92
§ 2. Do Vidualia..............92—lOG
I
§ 3. Kerkelijke Goederen on Prodikants-tractomenton . IQG—lüO
§ 4. Hot Kerkelijk Wetboek..........ICO-178
§ 5. Andere werkzaamheden..........179—196
§ G. Voorbereidselen tot do Synodo van 1804 . . . 196—209
hoofdstItk iv. Dr, Synode van Ilcerenvecn in hel jaar ISO f . 210—238
•iijlaokn........................................239—294
REaisTK R........................................295—298
-ocr page 16-M" - ■„
§
Het is in menig opzicht een vreerad bestaan geweest, dat de
Gereformeerde Kerk in ons Vaderland heeft geleid sedert de Nationale
Synode, die in de jaren 1618 en 1619 te Dordrecht gehouden is;
een bestaan, dat nu eens ons met bewondering vervult en dan weer
niet anders kan dan ons met weerzin en afkeer vervullen. Gaan wy
hare geschiedenis na, wat al tegenstrydige gewaardingen en gevoelens
komen by ons op. Soms zün wy geneigd te dweepen met hare
organisatie, als wü zien hoe deze het middel is om het goede te
bevorderen\'); met hare formulieren van eenigheid, als wy opmerken
hoe door den invloed van deze de kerk voor velerlei dwaling behoed
wordt •); met hare positie als Staatskerk, als wy de voordeelen en
de macht aanschouwen, die zy daardoor bezat \'). Maar op andere
oogenblikken gevoelen wy het maar al te zeer, hoe aan dio organisatie
\') Zonder tc willen bcweien, dat er in die organisiitic geene leemten waren of
dat de toenmalige organisatie beter wivs dan dc tegenwoordige, kan toch niet ontkend
worden, dat zij in dien tijd zeer veel uitnemends had. Om mmir iets te noemen,
lÜ-Was het middel, wiuirdoor de vervolgde, de verdrukte of in armoede vcrkeerende
geloofsgcnootcn in den vreemde eene meestal zeer milde en altijd zeer belangrijke
ondersteuning van dc Gcreronneciden in ons Vaderland ontvingen. Ten bewijze
daarvan herinner ik hier aan liotgecn unze Vaderen gedaan hebben in het belang
van (le reformatie in het Graafschap Lingen, dat door mij beschreven is in het .drcAfc/"
voor NeiUrl. Kcrh/cscL Deel 1 (1885), bl. 353—401.
\') liet gedurende twee eeuwen in stand blijven der formulieren-kerk, niettegen-
staande dc roering der geesten en allerlei oj) do kerk werkende invloeden om haar
af tc doen wijken, als mede het groot gezag, dat ook in onze dngcn nan dc formulieren
van cénigheid wordt toegeschreven, wijst ons wel duidelijk op de groote beteekenis
daarvan cn den machtigen invloed, dien zij hebben uitgeoefend.
\') ik denk hier b.v. aan den invloed, dien de predikanten, niet zelden ook op
politiek gebied, uitoefenden, cn aan dc openbare betrekkingen, die alleen vcrkrügb.iar
Waren voor leden vnn dc Staatskerk.
1
-ocr page 18-zeer veel gebrekkigs kleefde, dat weer tot oorzaak genomen werd
voor allerlei misbruiken; boe die formulieren maar al te verleidelijk
dienst deden om hunne onderteekenaars in de armen te voeren van een
doodend formalisme of ben op te zweepen tot eene ergerlijke ketter-
jacht; boe haar voorrecht van Staatskerk te wezen baar aan den
anderen kant ook menigmaal bracht in vernederenden toestand en al
haar heerlijkheid en invloed haar ontroofde.
Dwaasheid zou het zijn en blyk zou het geven, niet alleen van
gebrek aan mensclienkennis, maar ook van volslagen gemis van
kennis der historie in het algemeen, indien wij ook maar een oogenblik
dachten, of zelfs vermoeien durfden, dat de Gereformeerde Kerk in ons
vaderland in ieder opzicht een toonbeeld van uitnemendheid geweest
is en een voorbeeld voor onze tegenwoordige kerken zou kunnen zyn.
Integendeel, met alle waardeering van het goede, dat ook zij in
zich gehad en voor velen gewerkt heeft, kunnen wij toch niet anders
dan haar tot een waarschuwend voorbeeld stellen, hoe eene kerk
niet moet zyn en op welke wijze zy niet mag werken, zal zy zoo
na mogelijk komen bij haar ideaal. Wat in haar dan ook onze
bewondering wekt, het is vooral het uiterlyke, bare openbaring naar
buiten, haar vertoon van macht, glans en heerlykheid, waaraan bet
haar soms niet ontbrak. Slaan wij daarentegen den blik op baar
innerlyk leven, dan wykt de bewondering van zooeven maar al te
dikwyls om plaats te maken voor weerzin, die ons vervult, voor
afkeer, die zich van ons meester maakt.
Laat ons met een paar voorbeelden dit duidelyk mogen maken.
\'t Is niet te ontkennen, dat de leer en de kerkregeering de punten
zijn geweest, die onze Vaderen, voor zoovelen zy tot de Gereformeerde
Kerk behoorden, van het hoogste belang hebben geacht en het meest
hunne aandacht waardig hebben gekeurd.
Ter wille ven de zuiverheid der leer is dan ook vooral de Nationale
Synode van Dordrecht in bet jaar 1G18 byeengeroepen. \'t Is natuurlyk
niet noodig daarby thans uitvoerig stil te staan. Doel, werkzaamheid
en gevolgen dier eerwaardige vergadering zyn daartoe van te alge-
meene bekendheid. Zoo werden dan de Remonstranten uitgeworpen,
en, niemand zal het loochenen, die zich oj) het standpunt der Syno-
dalen stelt, volkomen met recht. Ma ar tevens werd zorg gedragen,
dat de Kerk zou blyven by de zuiverheid in de leer, en de drie
formulieren van éénigheid werden aangenomen als accoord van kerke-
lyke gemeenschap. Ook hiertoe had de kerk, vertegenwoordigd door
de Synode, het recht; en — zy kou niet anders.
Men had nu dus eene belijdenis met algemeen geldend gezag,
voor zooverre namelijk de Overheid het zou toelaten \'). Het kan
niet ontkend worden, dat het hebben van een afgerond, geheel en
al pasklaar gemaakt stelsel, waarbij voorgeschreven was wat men te
gelooven en wat men te verwerpen had, niet alleen voor vele zwakken
eene uitkomst was en velen tragen van geest gerustheid gaf "); maar
ook der Kerk naar buiten een zekere glans en heerlijkheid deed uit-
stralen en den indruk wekte van éénheid en macht. De predikanten
hadden de formuheren onderteekend en al wat gereformeerd was
zwoer bü de belydenisschriften. Zeker, dat gaf een vertoon van kracht
en tot op eene zekere hoogte eischt die zoolang in stand gehoudene
éénheid, althans naar het uitwendige, ons den tol der bewondering
af Iemand niet-gereformeerd te noemen werd als eene beleediging
opgevat en zelfs zy, die klaarblykelyk niet gereformeerd waren, zochten
bunne afwykende meeningen toch nog haast altyd te verdedigen met
een beroep op de formuheren en zouden voor geen geld den gerefor-
meerden naam hebben prys gegeven, zoo zeer gold stryd met de be-
lijdenisschriften voor eene • doodzonde ■1). Ondertusschen waren er in
bet verborgene nog ketters genoeg, die de formulieren in\'t openbaar
voor waarheid erkenden, vreezende anders uit ambt en profi,jt gezet
te worden \')i terwijl de groote menigte, en onder de predikanten
ook een niet klein getal, maar gemoedelijk nasprak wat de kerk
gedecreteerd liad, dat men gelooven moest.
Dit alles nam echter niet weg, dat men tegenover hen, die buiten
waren, yverde voor de ware leer, dikwijls met een ijver zonder ver-
stand. Al wat niet gereformeerd was en niet bij de Gereformeerde
Kerk zich wilde aansluiten, werd verdrukt en stond aan vervolging
bloot. Dat men beducht was voor ,paepsche stouticheden"en „socini-
aensche grouwelen" \'t is te begrijpen; maar wat hadden de stille
Lutheranen, de vreedzame Mennonieten, de dweepende Hernhutters
misdaan! Dat men de Roomschen vervolgde, \'tzou, by de gedachte aan
wat men vroeger van Rome te lyden gehad had, verklaarbaar zyn ge-
weest, al was \'t ook verkeerd; maar dat men als gereformeerden even
echte zonen der reformatie, maar die niet over alle dingen dachten
gelijk zij, tegenstond in de onbelemmerde uitoefening van hunnen
godsdienst en onderdrukte zoo veel de gelegenheden maar toelieten,
dat was in strijd met het beginsel der reformatie, in strijd met den
geest van het protestantisme; dat was Roomsch; erger nog, dat was,
boe men ook sprak van de eere Gods, niets minder dan goddeloos,
t Is waar, bij dit Roomsche doen kwamen ook Roomsche overleg-
gingen. Het bekende ecclesia non sitit sangidnem gold ook op het erf
der gereformeerden. Zy spoorde de afwijkenden op en leverde uit
aan de overheid en liet het aan deze over, placcaten uit te vaardigen
en straffen op te leggen; of ook wel, zy verzocht de overheid, maat-
regelen te nemen tegen de dissenters, die meestal in stilte hunnen
, weg wenschten te gaan. Zoo werd, om maar iets te noemen, in
Friesland herhaaldelijk aan de Edel Mogende Heeren Staten dier
provincie door Deputati Synodi gerequesteerd b.v. ,dat de Boek-
druckers, die by andere Secten professie doen, als Mennonyten,
Papisten, Arminianen etc door ordre van hun Ed. Mog. bet drucken
nioge verboden en voortaen sulcke geweert werden\'"); of, dat er
maatregelen genomen mochten worden tegen „versclieydene mis-
bruycken van de schadelycke secte der Menniston, als namel. 1. het
opbouwen ende vergrooteii der nieuwe meiniiste vermaenhuysen,
2. liet ongeregelde omlopen der Menniste Bisschopi)en ende Vermaners,
3. het verleyden der gereformeerde kinderen tot de Wederdooperse
Secte tot droeffheyt der Ouderen selfFs, 4. dat Mennisten Curatoren
syn van gereformeerde weeskinderen, 5. dat de Mennisten geen for-
mulieren eede willen doen, G. dat de Menuistön by-eenkomsten van
6
haer Oudsten houden"\') en meer andere dingen. Doch waartoe
zouden wij meer noemen?^) Genoeg reeds, om te doen blijken, dat
het drijven voor de echte waarheid dikwijls leidde op paden, dieniet
recht waren. En dat kon ook niet anders, waar leerheiligheid en
letterknechterij heerscliten. Maar zoo was dan ook de bede van den
vromen jodocus vak lodensteyn waarlijk wel gepast:
,0! Heere Jesu! aller oogen
Op u zyn. Komt! komt onvertogen!
En toont ons dat het Letter-Ryk
(Hoe konstig, hoe geleerd verdedigt)
Staat (staat het van uw Geest ontledigt)
Met Satans Heerschappy gelyk" \').
Maar er was, bij het vasthouden aan de ware rechtzinnigheid, iets,
dat nog erger mocht heeten dan het vervolgen van andersdenkenden
en dit nog des te treuriger maakte. Terecht had de vrome dichter
van het zooeven aangehaalde daaraan laten voorafgaan:
„Die sig van waarheyds-woord en Letter
Maar dient, wat scheelt die van een ketter
Als in de klank, die \'t oor bedriegt?
Hy heeft geen waarheyd, als gestolen:
Hy gaat op regte paden dooien:
Hy spreekt dat waar is, cn hy liegt,"
Zulke ketters nu waren er maar al te velen. Het zag er met het
zedelijk leven der predikanten veelal diep treurig uit. En in de ge-
meenten was het natuurlijk niet beter. De kerk was, wat het leven
van leeraars en leden betreft, in diep verval. Wij zullen natuurlijk
daarby nu niet stil staan. Op eene andere plaats hebben wij reeds
gewezen op het bedroevende in het kerkelijk en zedelijk leven onzer
gereformeerde vaderen\'). Ieder dan ook, die niet geheel en al onbe-
kend is met.de ascetische litteratuur van dien tijd, zal zich menige
droeve klacht herinneren en het zou volstrekt geen moeite kosten
eenige honderden bladzijden te vullen met citaten, waarin gesproken
wordt van het verval der Kerk. Van dat de teelincks hebben geklaagd
in de dagen omstreeks de Dordsche Synode, heeft men niet opgehou-
den te roepen om reformatie. De hondiussen, de koklmans, de lodenstkyns
in het midden en tegen het einde der 17de eeuw; üe fruytieus en
anderen bij den overgang van de 17de tot 18de; de van den iionerts
in het midden der 18de en wie er na ben al protesteerend opgetreden
\'^Ün, zy allen zyn getuigen tegen de Gereformeerde Kerk in ons
vaderland, die zy, trots al hare fouten, toch liefhadden met hart en
ziel. Steeds in toenemende mate word het openbaar, dat, hoe men
ook door rechtzinnigheid en formulierdienst aan de Kerk een schyn
van welstand zocht te geven, liare ellende en verdorvenheid toenam
by den dag.
Was het dan misschien beter met de Kerk gesteld in het stuk van
kerkregeering? Waarlyk het doet ons leed, dat wy op die vraag
niet een bevestigend antwoord mogen geven. Koeds de geboorte-
geschiedenis der Dordsche Synode predikt hiide de onzelfstandigheid
der Kerk en de dienstbaarheid, waarin zy geklonken was. Zy beleed
bet koningschap van Christus over de Kerk en verklaarde, dat Zyn
woord regel en richtsnoer voor haar was, maar feitelyk behoonle do
opperhoogheid aan de bnrgerlyke Overheid en golden de roglementen,
door deze of door particuliere Synoden en Classen vastgeslcld, meer
dan de voorschriften van den Heer en Zyne apostelen. Te Dordrecht
had de Synode eene kerkorde vastgesteld, die, hoe gebrekkig zy
ook\' was en hoe sterk haar iiibou»! ook van de slordigheid der samen-
stelling getuigde, toch de kerkelyke sanctie had en door de Kerk
begeerd werd, maar zy werd 5f niet ingevoerd, omdat de Overheid
bet niet wilde, of, waar deze hare invoering goedkeurde, niet zonder
veranderingen in werking gesteld. Overal werd de Kerk geregeerd
door Kerkeraden, Classen en particuliere of provinciale Synoden \'),
maar door het gemis eener Nationale Sjmode, die door de Overheid
niet gewild werd, kwam nooit de innerlijke éénheid der Kerk tot
stand. En het gevolg daarvan was, dat een predikant, die hier afgezet
werd, elders weer in dienst kon treden, dat de Classen onderling
soms de meest tegenstrijdige besluiten namen en uitvoerden, en dat
de Synoden in de toepassing van het gereformeerde kerkrecht soms de
grootste verscheidenheid te aanschouwen gaven. Was de Kerk geroepen
zich zelve te besturen, zij liet het zich getroosten, dat de Overheid
deed wat der Kerke was, en duldde veelal met in elk ander geval
bewonderenswaardige gelatenheid de tyrannie van de Staten der ver-
schillende provinciën. Zoo werden de ketenen, waarmede de Kerk
aan den Staat geklonken was, menigwerf haast met hartstocht gekust
en ook in dezen maakte het goud, dat stom is, veel recht dat krom was.
Maar het kon dan ook niet anders, of de Kerk in haar inwendig
samenstel moest, terwyl aan de eene zyde de staatsalmacht haar
sloopte en aan den anderen kant het clericalisme haar oudermynde,
hoe langer des te onbekwamer worden om eerbied af te dwingen van
wie haar met onpartydigen blik aanschouwden.
Het kan dan ook niet ontkend worden, dat de Gereformeerde Kerk
in ons vaderland tegen het einde der vorige eeuw een treurig figuur
maakte. De omwenteling van 1795 en hare gevolgen deden de zwakke
zyden der Kerk duidelyk aan het licht treden. Wat zou er van haar
geworden zyn, — zoo vragen wij onwillekeurig, — indien die gevolgen
eens consequent doorgewerkt hadden? Wy vreezen, dat zy geen
kracht gehad zou hebben om al de moeiten en bezwaren, die daaraan
verbonden geweest zouden zyn, te dragen, om onder al het lyden en
den stryd, die daaruit zouden voortgekomen zyn, staande te blyven.
Moeielyke tyden toch heeft do Kerk na 1795 doorleefd en al wat
haar aangedaan is geeft ons recht om te spreken van hare ly dens-
geschiedenis. Jammer slechts, dat er niet by gezegd kan worden, dat
zy dat lyden niet had verdiend. Want inderdaad, zy ontving niet
alleen naar dat zy aan anderen gegeven had in den tyd harer heer-
9
schappij, maar zij onderging ook de straf, die de Heer haar toezond
over hare zonden.
Geldt het gezegde voor de geheele vaderlandsche Kerk, in bijzonderen
zm heeft het betrekking op de Gereformeerde Kerk in de provincie
Friesland. Inzonderheid voor haar waren de laatste jaren der vorige
en de eerste dezer eeuw moeielijke tijden; vooral ook ten haren op-
zichte is het waar, dat het lijden verdiend was.
Wy wenschen zulks in de volgende bladzijden aan te toónen, in
welke wy de geschiedenis der Gereformeerde Kerk van Friesland
gedurende de jaren 1795—1804 zullen trachten te beschryven. Na
eerst in het kort stilgestaan te hebben bij den toestand in \'t algemeen,
zoowel de uitwendige als inwendige, der Kerk van dit gewest in
de laatste jaren vóór 1795, willen wy nagaan wat eerst bet collegie
van Deputaten der Synode en daarna de Commissie van zes predi-
kanten tot den dag barer vrywillige ontbinding (12 Sept. 1797) in
bet belang der Kerk gedaan heeft, om vervolgens ons bezig te houden
met de Kerkelyke Commissie, die op genoemden datuna optrad, en
hare werkzaamheden, en eindelyk de acta et \'gesta der Synode van
Heerenveen in het jaar 1804 te behandelen.
Wordt alzoo in dit werk onze aandacht bepaald by wat wy zouden
kunnen noemen bet Synode-looze tydperk der Friesche Gereformeerde
Kerk; wy stellen ons voor, als de Heer ons het leven laat en krachten
geeft, in een volgend deel de geschiedenis te vervolgen van het jaar
1804 af tot het jaar 1816, toen al de gereformeerde kerken van ons
vaderland opgelost werden in de ééne Nederlandsche Hervormde Kerk,
die trots alles, wat tegen haar ondernomen is, nog bestaat en, naar
den wensch van ons hart, bestaan blyve tot in lengte van dagen.
DE KERKELIJKE TOESTAND VÓÓR 1795.
§ 1. de uitwendige toestand.
Gelijk bekend is, was ook in Friesland de Gereformeerde Kerk de
Kerk van den Staat, evenals in de andere provinciën van de Ver-
eenigde Nederlanden. Al spoedig, nadat de Staten, by resolutie van
31 Maart 1580, de roomsche eeredienst hadden afgeschaft en verboden,
en de zuivering der kerken hadden gelast tegelyk met de invoering
van „de waere Gereformeerde religie," werd een aanvang gemaakt
met de organisatie der Kerk.
Reeds in 1578 had de Nationale Synode te Dordrecht „by provisie,"
en drie jaren later eveneens die van Middelburg, Frifsland in drie
Classes verdeeld, Oostergoo, Westergoo en Zevenwouden \') De eerste
Friesche Synode echter, die in 1580 te Leeuwarden gehouden werd,
achttQ het noodig niet minder dan vyf op te richten, namelyk Leeu-
warden, Sneek, Bolsward en Workuni, Franeker, Dokkum. Dat er
geen Classis Zevenwouden tot süind kwam, had ongetwyfeld zyn
oorzaak in het byna geheele gemis van predikanten in dit kwartier.
Eerst in 1596 werd de zesde Classis onder dezen naam opgericht\').
Deze Classes, gevormd door de vereeniging van eenige naburige
kerken, vergaderden, byna het geheele jaar door, iedere maand.
Tot deze vergaderingen, die in de Classes Leeuwarden, Bolsward,
\') Zie: c. iiooyek, Oude Kerkordeningen enz., blz. IC9 cn 224. Eigenlijk nuemdc
de Synode van Dordrecht elk dezer drie Classes „ccn particuliere Synodus."
\') Zie: Dr. j. ueitsxia. Honderd jaren uit de geschiedenis der Ueroorming en der
llcro. Kerk r» Friesland. Leeuw. 1876, blz. 207.
11
Franeker en Dokkum eiken eersten Maandag der maand, in die van
Sneek eiken eersten Dinsdag en in die van Zevenwouden eiken eersten
Woensdag en in alle van de week na Pasclien tot October, in Sneek
echter tot November, gehouden werden, kwamen behalve alle predi-
kanten der Classis, uit iedere dorpsgemeente een ouderling, uit elke
stad twee ouderlingen \'). Men handelde in deze samenkomsten over
sde zaaken raakende de Leere Christi, de bestiering van Gods Kerk
en deszelfs Discipline" en had zich verder „in \'t bij/onder" bezig
te houden met „de Examinatie der Candidaten, de approbatie der
Beroepingen, als Dimissien der Leeraars, de bestelling der vacee-
rende Plaatzen, enz." "). Ten einde in de kosten dezer vergaderingen
te voorzien, trok men „van de Examina der Candidati, approbatie
der Beroeping, als Diraif5sie des Predikants 25 Goudguldens ordinair
zünde; maar van een nieuw beroepen Leeraar, of die verplaatst word,
en ook wanneer hy trouwt nooit meer als 25 Goudguldens"\'). In de
laatste vergadering van iedere Classis koos men een zeker aantal
Predikanten, hier 6, daar 7, in de Classis Leeuwarden zelfs 10, om
«i^ls Deputati Classis, gedurende den winter tot aan de eerste gewone
vergadering, de voorvallende zaken waar te nemen, tenzy deze van
zoo groot gewicht mochten zijn, dat eene extra-ordinaire vergadering
van de Classis noodig geoordeeld werd.
Jaarlyks werd door de Classis Synodaal vóór Paaschachten aan de
respective Classes aanschryving gedaan, om hare gedeputeerden te
zenden tot de Synode, die in de week na de Pinksterweok beurtelings
gehouden werd in eene der Cbissicalo hoofdsteden cn om het zevende
jaar te Harlingen Iedere Classis vaardigde dan ter Synodale Ver-
gadering twee ])redikanton en twee ouderlingen af met behoorlyke
credentie en instructie. Behalve deze leden, die vota defmitiva \\\\iuh\\en,
Waren echter, door Deputati Synodi uitgenoodigd, ook tegenwoordig
«als Middelaers van polityke sakon" twee leden van het college van
Gedeputeerde Stilten, „Ledemaaten zynde, often minsten nn\'s Lmds
llesolutie, Liefhebbers van de waare Geretormeerde Religie," wier
»lulvys deliberatoir" door den Praeses moest worden „gevraagt en
ingenoomen," zooals de kerkelyke bepaling luidde, maar die, gelyk
\') Compendium der Kerkelijke Wetten mn Vriesland enz., samengesteld doorOAVii\'«
naiita, prcd. to Oenkerk c. ii. 2de dnik 1771. Tit. X-XIII, art. I.
\') Compendixm, Tit. XXIII, iirt. 10.
\') Compendium, Tit. XXIII, iirt. 23.
\') Compendium, Tit. XXIV, art. 1, 2.
12
hunne collega\'s in de overige provinciën, ook hier de macht bezaten,
om bij de behandeling van zaken hun veto uit j;e spreken \'). Bovendien
verschenen uit de Kerken . van Gelderland, de beide Hollanden,
Utrecht, Overijssel en Groningen telken jare correspondenten in de
Synode van Friesland, die op hare beurt ieder jaar weer een corres-
pondent zond naar de Synodes der genoemde Kerken. Aan het einde
der vergadering werden uit iedere Classis één predikant en één ouder-
ling benoemd, welke twaalf personen het Collegium Deputatorum
Synodi vormden en als zoodanig de zaken der Kerk gaande hielden
tot de volgende Synode =).
Werd er tot bestrijding der Classicale onkosten niets uit \'s Lands
kas genoten, daarentegen werd alles wat met de Synode in verband
stond jaarlijks van \'s Landswege betaald. En dat deze Synodale on-
kosten niet weinig bedroegen, moge blaken uit de volgende lijst,
die ik, zooals zij voorkomt in eene den 8 Febr. 1803 door de Depu-
taten der Zuid-Hollandsche Synode, namens de Hervormde Kerken in
de Bataafsche Republiek, bij den Raad van Binnenlandsche Zaken inge-
diende memorie over de Classicale en Synodale gelden "^j, hier mededeel.
„1. aan Depp Synodi voor hunne onkosten . . . 300— „ — ,
2. aan 6 Corresp na Gelderland, Zuidholl, Noord-
holl, Utrecht, O very sei en Groningen —
yder 50 Gl.......^..... 300— , - ,
3. om de drie jaaren aan 2 gecomm tot de visie
der autographa, yder 40 Gl. Pro Memoria.
i. aan de Canonicus Frisiae het in order brengen
en boeken der Synodaale Wetten, en Re-
solutien, het Kerkelyke betreffende . . . 25— , — ,
5. aan den tydelyken Scril)a Synodi..... 50— „ — ,
6.\' volgens Resolutie van 9 mey 1774 voor Maal-
tijden, Defroyementen, Schryven der Syno-
daale acte en andere daar toe betrekkelyke
posten.............. 1400-„ — „
Dus behalven de gelden der autographa . . f2075—„ —
Was alzoo de kerkelyke organisatie goed geregeld en werd in do
kosten daarvan voldoende voorzien, toch mocht de uitwendige toe-
stand der Kerk ver van bloeiend genoemd worden.
\') Compendium, Tit. XXIV, nrt. 3, 8.
■) Zie over den werkkring dezer Deputaten, Compendium, Tit. XXV.
\')j ^Deze memorie is liicrnclitcr tc vinden als bijlage IJ.
13
De staatkundige verwikkelingen in de laatste jaren der 18de eeuw
bleven niet zonder invloed op de Kerk. De predikanten over \'t alge-
meen waren Oranje-gezind, een groot deel ^^an het volk hield het
met de patriotten; dit verschil werkte natuurlek ook op kerkelyk
gebied de eendracht niet in de hand en was voor den uitwendigen
bloei der Kerk nadeelig \'). Velen werden wars en los van de Kerk.
Velen ook begonnen haar openlyk te verachten en tegen te staan en
luider en luider werden uit den boezem der dissentieerende kerken
de klachten over eigene achteruitzetting en over bevoordeeling der
heerschende Kerk, als geheel en al in stryd met de meer verlichte
denkbeelden, die zich verder en verder verbreidden.
Daarby deed zich een zeer bedenkelyk verschynsel voor. „Elk im-
mers — zoo klaagde de Classis Dokkum in 1794\')— elkinimers, die
belang stelt in den bloey van den Godsdienst heeft niet sonder aan-
doening opgemerkt, hoe de last tot beoeffening der Godgeleertheid
van Jaar tot Jaar verflauwdt, \'t geen schaarsheid aan bekwame
Euangelie-Dienaars, en moeite om ledige plaatsen te vervullen ten
sekeren gevolge heeft, en nog meer sal hebben\'); Eene schaarsheid,
eene moeite, die in Friesland reeds voor \'t oog der oplettenden sigt-
baar is, want daar Holland het inkomen der predikanten vermeerdert,
en hun, die met een talryk huisgesin beswaard waren, nog boven
dese vermeerdering door eenen edehnoedigen onderstand, in \'t dragen
van dien Last heeft verligt; daar syn verscheiden onser Friessche
Broeders hier door bewogen, ons vaar wel te seggen, en huune
standplaatsen met voordeliger in Holland te verwisselen."
Nu is het niet te ontkennen, dat, wat aangaande het vertrek van
Friesche predikanten naar Holland gezegd wordt, wel een weinig
overdreven is"1). Maar met dat al is het dan toch waar, dat iii het
14
leven der predikanten geen weelde op te merken viel, maar veeleer
de meesten hunner vaak bittere armoede leden, wat zeker voor den
uitwendigen bloei der kerk, evenmin als voor den inwendigen, pleitte.
De tractementen waren over \'t algemeen veel te klein. En waar zij
grooter konden zijn, omdat er toereikende fondsen voor waren, daar
werd hun vaak wederrechtelijk onthouden, wat hun toekwam. Dit
noopte de Classis Dokkum in het genoemde jaar een quaeritur bü de
Synode in te leveren \'), dat met deze klacht aanvangt:
„Daar zedert weinig jaaren het meer dan eenmaal gebeurd is, dat
de Eigen Erfden van een Dorp, welker pastorije inkomsten tot een
aanmerkelü\'ke hoogtte waren geresen, van hun Ed. Mogg. de Staten
van Friesland versogt hebben de vrijheid van een Leeraar op een
bepaald inkomen, veel al minder, dan den opbreng der Pastorye
goederen to beroepen, en dese na de betalinge van dit bepaald
Predikants Tractement te besteeden, \'t sy ten voordeele van algemeene
Dorpssaken, opbouwing van Pastoryen, beter onderhouding van kerk
of Pastorije huisingen, en schnüren, \'tsy tot soodanige andere oog-
merken, als by de ingeleverde versoekschriften breder syn vermeld,
daar heeft \'t E. Classis van Dokkum zig verpligt geagt door dit
Quaeritur den aandagt hunner Eerwaarde Mede Broeders by sulk
een gewigtig onderwerp ernstig te bepalen, ten einde gemeenschappe-
lijk beproefd werde de nadeelen, die hier uit in \'t vervolg des tyds
seker sullen ontspruiten, te keer te gaan, en soo veel doenlyk waare,
voor te komen."
Wel gelastten de Gedeputeerde Staten, by resolutie van den 8sten
Mei 1794, den Heeren eckkinoa en de wendt, als hunne Commissarissen
ter te houden Synode, om daar wel toe te sbian de behandeling van
een tweetal quaeriturs der Classis Leeuwarden, „dog sulx niet toe te
laten ontrent het Quaeritur van \'t Classis van Dokkum, maar sulks
te beletten, en door derselver hoog gesag, des noods de hand er op
te leggen."") Dit was echter weer een nieuw bewys, dat do toestand
15
der kerk, zoolang deze nog liep aan den leiband der Overheid en
vrüheid van beraadslagen eu handelen miste, nog niet was zooals hy
behoorde te zijn.
Intusschen was niet alleen het inkomen van vele predikanten, die
uit pastorie-goederen bezoldigd werden, hier en daar zeer gering; ook
zy, die suppletie-tractement genoten, hadden reden tot klagen gehad,
totdat er eindelyk eenige verbetering in hun lot was gekomen. Vau
300 waren deze tractementen langzamerhand tot 500 gld. verhoogd \').
Maar sints 17G4 was het bij deze som gebleven. Eindelijk meenden
de Staten daarin verandering te moeten brengen en het komt ons
voor, dat politieke redenen daartoe niet weinig hebben by gedragen
eene rol speelde. Het was wel gemakkelijk tc kunnen beschikken over wat luin kerk
en kerkelijke personen toekwam. Daardoor werd men zelf van sommige bezwaren
ontheven. Eene lijst v.an wat er, zelfs nog in deze eeuw, uit kerkekasson is uitge-
geven voor allerlei doeleinden, die met de kerk niets te maken hadden, zou luin-
toonen, dat men ook later het vroeger gevolgde stelsel niet geheel onprofijtelijk heeft
geacht. — Zie over deze (juaestie: De natuur en bestemmiug der kerkelijke, vooral pastorie-
goederen enz. door k. rosTiir.Mus, pred. te Waaxens e. u. Leeuw. 1855.
\') Vgl. over dc supplctic-tractementen het belangrijke werkje van Dr. j. van
i.oenen l. l7,n. Geen Gunst, maar Hecht. Hott. 1885, blz. 27—42. — In 1681 bedroeg
het suppletic-tractcment nog ƒ 300.— In IG82 werd het verhoogd tot ƒ 350.—, in
1683 tot / 400.—, in 1G95 tot./\'450.—, in 17G4 tot ƒ 500.—.
\') Dr. v. loiinen (f. a. p. blz. 40) zegt, dat deze verhooging plaats had „misschien
op een request van belanghebbenden.\'" Dit zou men ook bijna verwachten. Uit dit
„misschien" blijkt, dat zulk een rc<iucst Dr. v. l. niet is voorgekomen. Ook ik heb,
er nivar zoekende, het niet kunnen vinden. Ik meen daarom te mogen veronderstellen,
dat er geen reciuest is ingeleverd. Of dan dc Staten uit eigene beweging tot dc ver-
hooging zijn overgegaan? Ja cn neen. Vooreerst waren er politieke redenen, die hen
konden dringen, ook zonder directe aanvraag, een besluit tc nemen. Maar bovendien
■»varen de wenschen der predikanten hun niet onbekend. Toen in dc Synode vau
Dükkinn in 1703 (zie dc Acta, art. G) bleek, dat in andere provinciën dc tractc-
fnenten verhoogd waren, werd ook de wenschelijkheid eener verhooging in Friesland
uitgesproken. „Dc II. Eerw. Ilr. Voorzitter lag de verecnigdc dankzegging der res-
pectieve dassen [nl. voor dc „prompte betalinge der tractementen"] in den schoot
Van hun Eed. Mog. dc Commissarissen l\'ülitiek eerbiedig necdcr, terwyl Zijn II. Eerw.
iVicslands Geestelijkheid ivan dc voortduurcnde goedgunstigheid Hunner Eed. Mog.
op het ernstigste aanbeval, met eerbiedig verzoek dat naar het hoogst loflijk cn aan
decze 11. Kerkvergadering nu bekend gemaakte voorbeeld der andere Staatcn (: zoo
veel het uit hoofde van dc teegenwoordige tyd-s omstandigheden doenlijk zij:) aan
de zoo lang uitgestchlc hoopc van Frie.slands Geestelijkheid cinderyk eens moogc
Worden voldaan.*\' Van een rc<iuc8t is hier zelfs geen sprake. En vi5ór de volgende
Synode samenkwam, was reeds door de Staten (IG .Mnart 17\'.»4) het goedgunstig be-
sluit genomen. Dit verzoek van den Voorzitter (Ds. u. ha8EI,iioi.i- to Oudkork c. a.)
heeft dus de plaats van een rciiucst ingenomen en wmirschijnlijk is door dc voorspraak
der Commissarissen Tolitick Mhr. i\'. i. i. van hvsinoa cn k. dk wksdt) het overige
gedaan.
16
Door de hulp der Pruissen in 1787 had het Oranje-gezinde deel
des volks de overhand gekregen op de Patriotten; in het daarop
volgende jaar was door eene overeenkomst van Pruissen en Engeland
met de Republiek het erfstadhouderschap gewaarborgd; — maar aan
den gezichteinder kwamen reeds weer wolken op, die langzamerhand
dreigende gestalten aannamen. De oorlog met Engeland baarde zorg;
de inwendige verdeeldheid des volks werd grooter en liet steeds lui-
der zich hooren; in één woord, de toekomst spelde voor Oranje en
al wie \'t met Oranje hield, weinig goeds. Geen wonder dat de Over-
heid heil zocht bij de Kerk en op middelen zon, om haar tot vriendin
te houden. Zooals wy reeds opmerkten was ook nu nog, — iu Fries-
land althans, — verreweg het grootste deel der predikanten op de
hand van het regeerend stamhuis. Wel waren er anderen, maar zy
vormden de minderheid \')• Men was ook in dit opzicht niet afgeweken
van de. oude traditiën. De orthodoxe Kerk in Nederland is altyd
Oranje-gezind geweest. En nu werd het zeer wel, ook door de Staten
van Friesland, begrepen, dat er wel iets gedaan mocht worden om
zich nog meer van den steun der. predikanten, die kansels tot hun
dienst hadden en bij het volk niet weinig invloed bezaten, te ver-
zekeren. De predikanten toch waren, meestal, de KerkTerecht zag
\'j liet meest bekend van hen zijn eelco ai.ta te Bosura, dominicus van der
sciiA.iF te Minnertsga, bernardus arcerii;s snoek, te Oosterwieriim, FRANCiscrs
iiellendoorn kramer te SuawQudc c. a. cn tic later tc noemen I\'atilüs mattiiias\'
kesler te Dronrijp. Dc eerste drie werden in 1787, toen dc patriotten het onderspit
hadden moeten delven, afgezet, kramer den 4dcn Sopt. 1788 cn kesler 20 Dcc.
1793. Na de omwenteling in 1795 werden zij allen weer in hun ambt hersteld. Vgl.
üiest lorgion t. O. ]). blz. 303—305. — Den 27stcn Oct. 1792 was ook jan hakker,
pred. tc Witmarsum, om zijne patriottische gevoelens, bij sententie van den IIovc
afgezet. Door de Provisioneele Hcprcsentantcn in 1795 hersteld, verklaarde hij „in
zulke gunstige omstandigheden geplaatst te zyn, dat hij van zyn ambt als Predikant
tc Witmaarsum afzag, en dat o])droeg aan zynen waardigcn Opvolger in \'t werk
der bediening aldaar, den Wel. Ecrw. Heer .ian cannegieteu." Zie Boekzaal der
geleerde Waereld. Junij 1795, blz. GG7, CCS.
\') Dc predikanten immers regeerden de kerk en dc ouderlingen hadden, tenzij
hier en da.ir in dc gemeenten, zoo goed als niets te zeggen. Dc lezing van Chissicale
en Synodale acta toont duidelijk aan, dat de ouderlingen, als zij ook al tegenwoordig
waren, toch weinig in tel waren en geen invloed oefenden, lin dat niettegenstaande
den presbytcrialcn kerkvorm. Terecht zegt Dr. ii. o. ki.evn dan ook in zijn jongste
werk Algemeene Kerk en Plaatselijke Gemeente. Dordr. 1888, blz. G7 cn C8. „De praktijk
leerde dat de theorie, in de kerkenordening ncdcrgclcgd, waardeloos was, dat het
werk der oudylingen, hoe nuttig ook in de plaatselijke Gemeente, niet de minste
vrucht opleverde voor het bestuur van het geheel der kerken" en „dat men in de
dagen der oude Kerkordening eer aristokratisch, dan demokraliseh gezind was, eer
de macht der Ouderlingen wilde beperken dan uitbreiden."
17
men in, dat op geene betere-wijze de predikanten aan deze Regee-
ring verbonden konden worden dan door het wegnemen hunner
grieven en door het verbeteren hunner positie. Uit de gewezene
pastorie-goederen, die aan de provincie waren afgestaan en overge-
gaan, trok deze aanmerkelyke voordeelen, en onderwijl leden de
opvolgers dier predikanten, die in der tyd deze goederen hadden
afgestaan, soms nijpende armoede, terwijl de Emeriti te veel ontvingen
om te sterven, doch te weinig om te leven. Wat kon men beter
doen, dan in deze nooden voorzien. Een dankbaar hart, men wist
dat toen ook reeds, is trouw. Bovendien, gelijk wy zagen, waren
ook in Holland en in andere provinciën de tractementen der predi-
kanten verhoogd Zoo besloten dan de Staten van Friesland, erken-
nende, „dat de billykheid alleszins vorderde, dat de Bedienaren des
Goddelyken Woords op eene behoorlyke wyze worden gesalarieert,
en considereerende de soberheid van het bestaan derzulken, die
suppletietraktementen ad 500 gld. jaarlijks genieten", den IGden Maart
1794, dat, in te gaan met den Isten Mei daaraanvolgende, zoowel de
predikanten, die suppletie-tractement hadden, als de Emeriti, jaarlyks
eene verhooging van ƒ 100.— zouden ontvangen, zoodat de eersten
voortaan eene jaarwedde van 600 car. guldens en de laatsten een
pensioen van 400 car. guldens per jaar zouden genieten\').
Het is inderdaad der moeite wel waard, hier te wijzen op de rede,
waarmede het lid der Gedeputeerde Staten, de Heer u. eckrinqa, als
voorzittend Commissaris-politiek, de Synode van het jaar 1794, die te
Leeuwarden gehouden werd, sloot. Op eene zeer kiesche wyze, maar
die blyk gaf van zyn tact om deze dingen te behandelen, herinnerde
hy de Synode aan wat de Overheid gedaan had en wees hy de pre-
dikanten op hun plicht <ler dankbaarheid. Uit het gedeelte, waarin
hy hierover spreekt, blykt, onzes inziens, duidelyk, dat de geheele
resolutie van den 16den Maart haar ontstaan meer aan politieke beweeg-
redenen, dan aan bewegingen van barmhartigheid te ihvnken had.
«Wanneer wy letten — zoo sprak hy — oi) den yver en waak-
saandieid, met welke voor de suivere Leere nier waarheid wordt
\') Zoo hadden b.v. de Heeren Süiten van het Gnuvfschap Zutphen aan de predikanten
van Deutichem, Loehem en Groenloo, gelijk ook aan de Emeriti, eene jaarlijksche
vermeerdering van 7.5 Car. guldens, cn aan de i)redikantcn der kleinere steden cn dorpen
<^enc van 50 Car. Gld. toegestaan. In Noord-Holland kon men zelfs roemen over eene „aiui-
\'■»enlijke vermeerdering", door de Staten van dat gewest luvn dc i)redikantcn verleend.
Actn Si/n. Fris. l?!».-?, ari. G. Vgl. ook iji\'kij cn dkkmoi\'t , Gesch.der Mcd. Ilerr. Kerk S7.
") Acta Syti. Fris. 1794, ari. g.
-ocr page 34-18
gesorgdt. Dan gedenken wij met danksegging tot God aan dat heerlyk
voorregt, \'twelk wij genieten, namentlyk, dat in dit ons dierbaar en
allesins gesegend vaderland beide Goddelijke en menschelijke wetten
(ten spyt der vijanden) niet alleen gehandhaaft, en geeerbiedigt
worden, maar ook dat \'t gebouw van staat, nog soo gelukkig en
voortdurend rusten moge op die pylaren, op welke God het selve
door onse voorvaderen gestigt en in grootheid en aansien verheven
heeft. — Dierbaar voorregt, nooyt genoeg te waardeerén! om dat geen
Ryk vaster fundamenten, geen staat beter bronnen en geen volk
sekerder waarborgen voor hunne goederen en Personen heeft als de
vreese des Heeren, en het eeren des Konings. — God zegt immers
„ik sal segenen, die my vresen", maar wordt de vrese Gods verbannen,
\'t is even soo veel, als wilde men de bronnen syner segeningen
stoppen, de sluisen sijner gramschap open rukken, en Gods straffende
hand tot wrake tarten. — Wordt daar by de wet geeerbiedigd, en de
overheid als haren handhaver ontsien, dan is er stilte in een Land —
Elk volbrengt syn Pligt en \'t gemeen belang wordt bevordert; maar
worden die veragt, maakt den geringen sig stuit tegen den Aansiene-
lyken, dan is er verwarring en bose handel; Elk wil de Eerste syn —
Elk maakt zig eenen aanhang, en men is gesamentlyk besig syne
eigene ingewanden te verteeren. — Het sal dan om die reden Hoog
En Wel Eerw. HH. ter beteugeling van sulke euveldaden ten hoogste
nodig syn, op dese wijze voort te gaan — zoekt voor al Christenen
te maken, en uwe gemeenten de diepste eerbied voor God en \'s Lands
vaderen in te prenten, dan sult gy niet alleen nuttig syn voor uwe
kuddpn, nuttig voor Gods Kerk, maar ook voor de gansclie maat-
schappy: want de beste Christenen syn de beste Burgeren; en by
die eerbied heeft voor God, sal ook de wettige overheid, die Gods
Dienares is op aarde, ontsien. Daarom Hoog en Wel Eerw. Heeren,
Hemel en Aarde hebben by de waarneming uwer Pligt belang —syt dan
wagters op Zions muiren, die niet swygen al den dag, en al den nagt, —
doet door yverige gebeden geweld op den Hemel, en wilt op grond van
Jesus soen verdienstell pleiten voor \'t belang van Land en Kerk; dus
doende sult gy meer en meer de Hevde en bet vertrouwen uwer over-
heid verdienen — die door nieuwe blyken van lievde een nieuw regt
op uwe verschuldigde wederlievde, en hoogachting verkregen heeft,
en de heerlykmaking uwer bediening sal nawerken, als eene dankbare
erkentenis van haare nog soo vers betoonde gunstbewysen." \')
\') Acta Syn. Fris. 1794, art. 23.
-ocr page 35-19
Niemand zal ontkennen, dat by de vermelding dezer „nog soo vers
betoonde gunst bewysen" moeielijk aan iets anders gedacht kon worden
dan aan de pas in werking getredene resolutie van den I6den Maart,
betreffende de verhooging der suppletie-tractementen en Emeriti pen-
sioenen. Maar dan is het ook niet te loochenen, dat. hoe kiesch de
Heer eckbinga zich ook uitdrukte en hoe handig hy ook van de wel-
daad der Staten gebruik maakte, het een zoowel als het ander tamelyk
hinderend voor de predikanten geweest moet zyn. De gemeente zorgde
niet voor hen, maar schoof hare verplichting, om die het altaar bedient
ook van het altaar te doen leven, onverschillig van zich af. De goe-
deren, door de vaderen geschonken, en het geld, van de Staten gebedeld,
mochten dienen tot onderhoud der leeraren van de heerschende kerk.
En dezen, zy hoorden het zich voorhouden, dat zy er nu ook naar
streven moesten uit dankbaarheid „meer en meer de lievde en het
vertrouwen hunner overheid te verdienen", en dat het nu ook hunne
roeping was, al zou \'t maar alleen zyn uit erkentelijkheid voor be-
wezene weldaden, „hunne gemeenten den diepsten eerbied voor-----
\'s Lands vaderen in te prenten". Die arme jiredikanten! Iets werd
hun gegeven uit de veelheid van \'tgeen eenmaal het hunne Wiis; meer,
en zelfs dat, waarop zy ten volle aansi)raak konden maken, mochten
zy niet eens vragen. De wyze, waarop) het Dokkumer quaeritur van
<le agenda genomen werd, zoodat de vraag om recht niet gedaan
mocht worden, is hiervan een^sterk sprekend bewys. De Edelmogende
en in zaken der Kerk altyd veel vermogende, soms zelfs alles vermo-
gende Heeren zullen wel hunne wyze redenen gehad hebben, waarom
zy de zaak der pastorie-goederen in stiitu-quo wilden houden en het
volle genot der pastoralia bleven onthouden aan hen, wien het
rechtens toekwam.
Tntusschen is \'t volstrekt niet vreemd, dat, met het oog op den
toestand der kerk, en den kommerlyken staat van vele predikanten,
liet aantal verniimlerde dergenen, die het leeraarsambt begeerden\')-
f)at hiertoe ook nog andere oorzaken mede kunnen gewerkt hebben,
zal ons blyken als wy letten op den inwendigen toe.stand der kerk,
zooals die wa.s in het laatst der 18de eeuw.
\') Dat dit nog al eenige jaren aanhield, blijkt nit eene verklaring, door de Classis
^»" Zevenwouden in 1809 bij dc Synode van Dokkum afgelegd, „hebbende zij in
eenige jauren niemand gehad, die zich tot het li.xamcn bij haar aangaf." Acfa S;/n.
1809, art. 9.
20
§ 2. de inwendige toestand.
Het was in Friesland de gewoonte, dat telken jare de Synode met
eene godsdienstige toespraak geopend werd door den oudsten predikant
der stad, waar deze hooge kerkelijke vergadering samenkwam. Zoo
was dan ook Ds. albeetus snethlage \') aangewezen om den 17den Juni
1794 in de Groote Kerk te Leeuwarden de Synode, die aldaar ge-
houden zou worden, te openen.
Lettende op de eischen der actualiteit lei hy, zooals ik door een
mijner voorgangers in de gemeente te Rijperkerk, den zeer geleerden
jAcOBus ENGELSMA MEBius®), als scriba der toenmalige Synode aangeteekend
vind, „ten grondslag de woorden van den Digter in Ps. 122 vs. 6.
Biddet om de vrede van lerusalem, wél moeten sij varen die uw beminnen;
en leide hier uit af, eene algemeene verpligting van allen, die den
welstand van Nederland, en van den waaren Godsdienst in het selve,
opregt begeerden, om sig, soo in \'t openbaar als in \'t bysonder, veel
tot den Throon des Allerhoogsten te wenden, en den vrede en allerley
heil voor Land en Kerk van denselven met aanhoudenden yver in te
smeeken. Veele bijsondere redenen deden zig hier toe thans op, als
dat de yver voor de waarheid in desen tyd zeer verflauwde; de vyand
intusschen niet rustte maar onophoudelyk syn onkruid onder de tarwe
strooijde, in onse dagen wel veel geroemdt wierd, (eu in sekere be-
trekking ook naar waarheid) van eene bysondere verligting; dan dat
deselve nergens minder plaats vond, als in opsigt van \'t wesen van
den .Godsdienst; dat even daarom de kragt der Godsaligheid, zig
betonende in eene uitoeffening van eene waare lievde Gods en des
naasten, en eerbied van de hoge Overheid zig in desen tyd helaas!
maar al te weinig oi)enbaarde; enz."*)
\') ALHEHTirs snetiii.AOK, gcb. 2^) Fcbr. 1727 tn Wcstcrbork, wmir zijn viider joh. s.
predikant was (1718—."il), bediende het Evangelie achtereenvolgens te IJssclmniden
1753—59, tc Zwijndrccht 1759—60, tc 1\'urmerend 1760—08, tc Leeuwarden 17ri8—f
30 Sept. 179G.
.lACOiius ENQEI.SMA MEititis, gcb. 25 .lau. 1749 tc Nljcliaskc, waar zijn vader
predikant was, w<!rd reeds op 14jarigen leeftijd als student te Franekcringeschreven.
Hij heeft gcstiuin te ITreterp e. a., Acngwirden, Oldcboorn c. a..lorwerd, Kij])er-
kerk c. a. Na ruim 60 jarigen dienst, werd hij 1 .lan. 1830 Emeritus. Hij overleed
te Hardngivijp 30 .lan. 1838. MEiurs behoorde tot de geleerdste mannen van zijn
tijd. In 1809 verleende de Geldcrsche Hoogeschool hem het eerc-doctoruat in dc
Theologie. Zie verder over hem: olasius. Godgeleerd Nederland, 11, 477.
•) Acta Syn. Fris. 1794 , in /route.
-ocr page 37-21
Wy gelooven niet, dat de bijna 70jarige grijsaard door den ouder-
dom de zaken te donker inzag. Integendeel, in zyne „soo wel ingerigtte
en gemoedelijke redevoering" hing hij een zeer gelykend schildery
op van den inwendigen toestand der kerk dier dagen, die door
enkele trekken, welke er aan toegevoegd hadden kunnen worden, nog
donkerder zou geworden zyn, zonder in stryd met de werkelykheid
te geraken.
Van algemeene bekendheid is het, dat langzamerhand meer verlichte
denkbeelden, niet alleen by de predikanten maar ook by velen van
het volk ingang gevonden hadden. Van het styf en strak vasthouden
aan de leer, door de Synode van Dordrecht vastgesteld, had menigeen
reeds sedert lang afgezien en, hoe krachtig de genoemde Synode in
1618 en 1619 ook het Remonstrantisme veroordeeld had, toch was de
arminianery al weer met tamelyken invloed de Gereformeerde Kerk
binnengedrongen. De beginselen van tolerantie, vooral door Prof.
H. VENEMA in Friesland voorgestaan en gepropagandeerd, waren in den
grond der zaak eene afwyking van wat de Kerk altyd gewild en be-
doeld had\'). By menigeen was deze verdraagzaamheid eene overgang
tot overschilligheid, zoodat, al scheidde men zich niet van de kerk
af, men toch koud voor haar werd. Zoo bleek steeds meer de yver
voor de waarheid, zooals deze in de Gereformeerde Kerk werd beleden,
te verflauwen, terwyl in den stryd der meeiiingen en in de verdeeld-
heid op staatkundig gebied „de kragt der Godsaligheid, zig betonende
bl eene uitoeffening van eene waare lievde Gods en des naasten, en
eerbied van de hoge Overheid zig in desen tyd hehuis! nuvar al to
weinig openbaarde". En geen wonder, als de predikanten daarin
voorgingen. In plaats van eenvoudig het Evangelie te verkondigen
en op den kansel zich te bepalen tot hetgeen daar behoorde, brachten
vele predikanten, geheel in stryd met lumiie roeping, de sttiatkunde
op den predikstoel. Dat deden zoowel de Oraiyegezinden, gelyk Ds.
\') Een der grootste Voorstanders vun tolemntie was i-ktimis wiokui, die dit ge-
toond heeft in de gernclitmakende geschillen zoowel van Ds. c. ni.oM tc liccnwarden
als van Ds. ci. t. du cocq tc IJcetgum. Geboren tc Leeuwarden in 1710, werd hij
eerst predikant tc Dongjvim 173.\'»—37, daarna tc l.Isbrcchtum c. a. 1737—41 , en
eindelijk te Oosthcm e. a. 1741—99, waar hij Kmeritus werd. Hij overleed den 9den
Miuirt 1800. Als leerling van venema, was hij verre van Dordsch-gercformecrd. Te
l.Jsbroditum verklaarde daarom ook dc Vrouwe vnn nüUMANiA, „dat ze veel hield
^fljnheer wiOEiu, miuir niet van Dominé wiOEiu." Hij werd gerekend tc bc-
booren tot dc „voortro.lTclijkstc vricschc godgeleerden." Zie over hem: c. sfim-. Joh.
Stinstra en zijn tijd, II, 6G—C8, en mijn Uit dc vorige Eeuw. Utrecht 1887, blz. 144.
22
bulthuis te Sneek\'), als de patriotten, gelyk de predikanten hellen-
dooen kramer ") te Tietjerk en kesmr te Dronrijp Daaruit kwam
natuurlijk twist en tweedracht voort en scheuring in de gemeente
was dikwijls hiervan het gevolg.
Daarbij kwam, dat een groot deel van het volk zich evenmin met
de verlichte denkbeelden van vele predikanten vereenigen kon, als
met het stellen van de staatkunde in de plaats van het Evangelie,
\'twelk in menige zoogenaamde godsdienstoefening geschiedde. Br was
nog altyd eene kern onder het volk, die zich hield aan de oude leer
der vaderen en die de minste afwijking daarvan niet dulden kou.
Waren zij veelal ook eenigszins ziekelijk in hunne opvatting der
goddelyke waarheid en speelde by menigeen de hoogmoed en eigen-
gerechtigheid eene groote rol, het kan toch niet ontkend worden, dat
onder ben vele vromen waren, die God in eenvoudigheid wensch-
ten te dienen en zich daarom niet tevreden konden stellen met de
lichte spijze, die dikwyls in de kerkgebouwen hun, al was \'t ook in
Dordsche schotels, werd voorgezet. Zy hadden aan klanken niet
genoeg, maar wiUlen waarheid en leven en hadden een woord, hoe
ik
\') JOHANNES BCLTHUis Cgcb. tc Groningcn, pred. tc llohvierdc 1757—73, tc
Wirdum (Fr.) 1773—75, te Sneek 1775—86, te Rijsum in Oost-Fricsl. 1786—90, te
Workum 1790—t 29 Mei 91) werd den 4den April 1780 door het hof viin Friesland
veroordeeld tot cenc geldboete van 500 goudguldens, „ter zake, dat hij op den pre-
dikstoel, zoo in zijne redevoeringen als in zijne gebeden, wanneer hij dc mond der
gemeente tot God behoorde te zijn, zich heeft uitgelaten in bewoordingen, geschikt
om daardoor aan dc gemeente bekend tc maken zijne bijzondere begrippen omtrent
staatkundige onderwerpen, ten dien einde misbruikende verscheidene passagien uit
Gods woord." Hij nam daarop reeds den volgenden dag zijn ontslag als i)rcdikant
tc Sneek. — Vgl. e. j. diest loroign, t. n. p. blz. 298—302.
fkanci8cu8 iiellendoorn kramer of cramer, gcb. 23 Octobcr 1 758 tC Stavorcn ,
bediende eerst als candidaat dc gemeente te Huins 1785—87, werd toen predikant
tc Suawoude c. a. 1787—4 Sept. 88. Van zijn. dienst ontzet zijnde, begaf hij zich
buitenlands cn vertoefde meest tc St. Omer. In 1795 te Suawoude c. a. hersteld,
bleef hij diuir in dienst, tot hij 1 Juli 1834 Emeritus werd. Hij overleed te Oenkerk
14 Jan. 1840. Zie over hem v. d. aa, Biographisch Woordenboek, in vocc.
\') Volgens de Politieke Kruier was zelfs Ds. w. n. jei,«er8ma (gcb. te Harlingen,
pred. tc Exmorra c. a. 1777—82, te Wcidum 1782—93, tc Boxum e. a. 1793—96)
toen hij tc Wcidum stond, een jiuvr lang kapitein van het vrijkorps. Hij overleed
den 228ten Febr. 1796 te Amsterdam, wsuvr hij zich bevond als Secretaris der Pro-
visioneele Uepraesentante. Zie t. a. romein. Naamlijst der Predikanten in Frieslatid.
Leeuw, 1^66, I, 183. De Heer o. a. .i. franke geeft in zijne Aanteekeningen over dc
oorzaken der Patriottische woelingen, blz. 257 (te vinden achter het Programma wn
het Gymnasium te Groningen voor het jaar 1887—1888) ten onrechte Wirdum als zijne
standplaats op.
23
eenvoudig ook, noodig, dat uit het hart kwam en het hart trof. Dat
alles meenden zy nu te vinden in zoogenaamde conventikelen of oefe-
ningen, waarby dan de een of andere broeder voorging en het
Woord verklaarde.
Deze conventikelen mochten, volgens Placaat der Staten, alleen „met
kennis en approbatie van de Kerkeraad ter plaatze geschieden". Had
tleze geene toestemming verleend, dan mocht „niemant, wie hy zyn
mag, zich vervorderen zoodanige aparte Vergaderingen te maaken,
uitlegginge, voorlezinge of eenigerhande Kerkelyke oeffening, of uit-
deeling van Sacramenten te doen of te pleegen, onder schijn van de
Gereformeerde Religie voor te zetten, in wat voegen en manieren \'t
ook zoude moogen geschieden, onder paene van 50 goudgulden voor
die zich als Predikant, Ouderling, Diaken of Schoolmeester is en
gedraagt, en half zo veel voor y der toehoorder." En dat er streng
tegen gewaakt kon worden, blykt hieruit, dat iedere kerkera^id en
Classis werd „gerecommandeert zulke opkoomende Vergaderingen of
Conventikelen, en Vrysprekers Byeenkomsten door den ordinairen
weg, te weeten met zich te adresseren aan de resp. Officieren en
Magistraten, te vernietigen".\')
Intusschen waren deze vry strenge bepalingen nagenoeg in onbruik
geraakt. Zy pasten dan ook niet meer in de lyst van dien tyd. Men
liield min of meer in het openbaar deze byeenkomsten. Soms vroeg
inen van den kerkeraad verlof of perste men deze eeno toestemming af,
niiiar meeshil verzamelden de oefenaars, van de eene plaats trekkende
iiiuir de andere, hier en daar dezulken in het geheim by elkander.
Van wie zij wisten, dat zy vrienden waren. Dezo oefenaars waren
,veelal lieden, welke daartoe geensints geschikt waren noch ile ver-
eischte kundigheden hadden". Natuurlyk kwam oók hienloor scheuring
in de Gereformeerde Kerk, en de Classis van Dokkum, die volgens
liaar quaeritur, dat zy by de Synode van 1790 indiende, meende „iuin
de eer van de ware hervormde godsdienst en aan de gewigtige belan-
gen der zaligende waarheid verschuldigd te zyn, zulks onder het
oog van hare medeclassen te brengen en derzelver concurrentie te
verzoeken en in te roepen, om op eene wyze, welke alleen het mis-
liruik beteugelt, zonder het wettig en nuttig gebruik weg te nemen,
<lit voortkruipend cn verderflyk kwaad te keer te gaan", had niet
\') Compendium, Tit. Xlvlll, (irl. 3. l)it placimt was gccmnnucid ilcn Oden Maart
\') Compendium, Tit. XLHl, art. 4.
-ocr page 40-24
geheel en al ongelijk, toen zij oordeelde, dat van al dat oefenen
„meestal het beklagenswaardig gevolg is, dat een geheel valsche en
bedorven smaak in de heilige uitlegkunde en onbekookte bevattingen
van de godsdienst aan de ligtgeloovige en vaak tot bijgeloof overhel-
lende menigte worden ingeboezemd, de dienst der leeraren nutteloos
gemaakt en hun werk zoowel, als de openbare godsdienst in klein-
achting gebragt wordt, de reeds zoo zeer heerschende onkunde meer
en meer veld wint, en de rust en vrede der gemeente vaak ver-
stoord wordt." \')
De Classis sloeg middelen voor, ten einde hierin te voorzien Wel
nam toen de Synode van het volgende jaar eene synodale resolutie
tot beteugeling van dit euvel en bekrachtigden de Staten der pro-
vincie dit besluit , maar het ongeoorloofd oefenen hield niet op en
de rust en de vrede keerden in vele gemeenten niet terug
Ontevredenheid in menig opzicht heerschte in vele gemeenten. En
waar het anders was, viel dikwyls eene groote mate van onverschil-
ligheid op te merken. De kerk werd wel bezocht, maar het geestelyk
leven ontbrak. De Zondag werd niet geheiligd, maar met allerlei
ijdelheden doorgebracht en de kerkelyke tucht was hoe langer des te
\') Acta S>/n. Fris. 1730, art. 6. liet quacritiir in zijn geheel is ook te vinden bij
DIEST I^OROION, t. a. p. blz. 287—290.
3) Dc middelen, door dc Classis voorgeslagen waren: 1". dat geen kcrkeraad iemand
vrijheid zon mogen geven tot catechisecrcn of oefenen, die niet te voren door den
kcrkeraad zijner woonplaats, na een behoorlijk examen, diuirtoe gccinalificecrd was;
2°. dat dit examen ten platten lande en ook in steden met twee predikanten afge-
nomen zou worden in tegenwoordigheid van twee of drie naburige predikanten, die
ook recht van vragen cn stemmen zouden hebben; .1". dat men, om tot zulk een
examen toegelaten tc worden, bekend moest zijn als een onergerlijk en communiceerend
lidmaat cn twee jaren minstens in die gemeente gewoond moest hebben; 4". dat zulk
een toegelaten catechiseermeester of oefenaar, naar elders vertrekkende en daar dienst
willende doen, behalve een testimonium van admissie, ook dc eenparige toestemming
van al de leden des kerkeraads van die plaats ztfu noodig hebben; 5°. bij het examen
zou nauwkeurig onderzocht moeten worden, of dc candidaat eene behoorlijke bevatting
had van de gronden der gewijde uitlegkunde en of hij gezonde bcgrijjpen koesterde om-
trent het beoefenend gedeelte van den godsdienst; C°. dc Staten van Friesland zouden
dan maatregelen dienen te nemen tegen het optreden van niet-geëxamineerdc oefenaars.
\') Acta Syn. Fris. 1791, art. 4 cn 20. Dc middelen, door de Classis vau Dokkum
voorgeslagen, werden bij dit besluit met een paar kleine wijzigingen, die in dc
Synode van 1790 door dc Commissarissen Politiek luin dc hand gcdmin waren,
goedgekeurd. De naburige predikanten zouden bij het examen niet tegenwoordig
behoeven te zijn, cn, om in eene plmits tc mogen oefenen, zou de toestemming van
dc meerderheid der leden des kerkeraads voldoende zijn.
Bij resolutie van den 8stcn Maart 1792. Zie Acta Syn. Fris. 1792, art. a.
\') Vgl. IJPEIJ en DERMOUT, Gesch. der Ned. Ilerv. Kerk, IV, 224—233.
-ocr page 41-25
meer in onbruik geraakt. De predikanten deden hun werk, sommigen
onder hen leefden tamelijk sterk, nagenoeg allen waren zy in hunne
gemeenten de mannen, die alles leidden en alles te zeggen hadden
of wilden hebben.
Eene eigenaardige kenschetsing van de predikanten van dien tij tl
heeft de Classis Dokkum gegeven in het hier boven (blz. 14) genoemde
quaeritur, dat, volgens resolutie der Gedeputeerde Staten, in de
Synode van 1794 niet behandeld mocht worden. Nadat gewezen was
op het misbruik, dat soms gemaakt werd van de pastorie-goederen,
op de nadoelen, die hieruit ontstonden, o. a. het vertrek van predi-
kanten naar Holland, waar zy beter gesalarieerd werden, en de ver-
mindering van het aantal dergenen, die zich tot de Evangeliebediening
voorbereidden, ging de Classis dan aldus voort:
»Het bleev nog altoos een drangreden om den Friesch aan syn
ouderlyken grond te verbinden, een middel om den verflauwden lust
tot het bekleden van het Leeraarampt niet geheel te verdoven, dat
iïi onse Provincie verscheidene gemeentens waren, die door eenen
ruimeren opbreng der Pastorye goederen, gelegenheid gaven, dat de
Leeraar sonder eenige bekrompenheid \'t werk syner bediening kon
verrigtten. Dit was en bleev een bron eener gesegende Naar yver,
l^lk, die in den dienst wjis ingesegend, %vierd hier door aan geprik-
keld zyne kundigheden te vermeerderen, syn ampt getrouw waar te
nemen, ten einde ook met eene dier voordeeliger beroepingen bevoor-
regt te worden, waar in hy by \'t klimmen der jaaren de vrugten
sijner arbeid met genoegen sou smaken; dog de bron van sulk eenen
gelukkigen naaryver verstopt, \'t vooruitzigt tot een ruimer bestaan
verdui.stert, de schaarsheid der Dienaren van het woord, en \'t zigt-
haar gebrek om ledige plaatsen te vervullen, vermeerdert, wanneer
de inkomsten deser voordeeliger beroepingen beiierkt, en tot andere
oogmerken worden besteed, dan om den Leeraar en syn gesin van \'t
nodige en genoegchelyke des levens te versorgen."
Wy hebben in het minst geen reden om aan de waarheid dézer
voorstelling to twyfelen, en evenmin om het af te keuren, ilat de
Dokkumer Classis der waarlieid getuigenis gaf, .al komt het ons
voor, dat die waarheid weinig getuigde voor het gros der toenmalige
predikanten •). Immers wat ons in deze voorstelling treft, is de niateri-
«■distische toon. \'t Is waar, er blykt eenigszins uit, dat er niet meer,
\') Wel niet in even voel bewoordingen, mmir toeli in gelijken geest, iiiid oen i»iuir
jaren tc voren dc Classis van Leeuwarden zich hierover uitgelaten. Zie Acta Syn.
Fris. 1792, nrt. 6.
26 ^
gelijk voor 30 jaren, met epo van buemania gesproken kon worden
,Van \'t gros der Leeraars, die zich binnen d\'enge kringen
Van een systema, daar hun wetenschap op rust.
Beperken, wars van moeite en noeste letterlust."
Elk predikant toch, zoo zegt de Classis, werd aangemoedigd zijne
kundigheden te vermeerderen, met het oog op een groot tractement in
\'t verschiet. En nu duiden wij het der Classis van Dokkum ganschelijk
niet euvel, dat zij voor de rechten der kerk en der predikanten op-
kwam, integendeel prijzen wij dit zeer in haar; en evenmin zyn wy
van gevoelen, dat een predikant alleen van idealen leven kan en niet
ook letten mag op het tractement en er niet over- denken moet, boe
hij zijn gezin met God en met eere onderhouden zal. Maar dat eene
kerkelyke vergadering, bestaande uit tal van opzieners der gemeente,
geroepen ter behandeling van „de zaaken raak ende de Leere Christi,
de bestiering van Gods Kerk en deszelfs Discipline" en in alles b;
handelen „na de onfeilbaare regel van het Heilig Woord", dat zulk
eene vergadering het maar klakkeloos durft uitspreken, dat het uit-
zicht op vette prebenden en de hoop op een onbezorgden ouderdom
de beste prikkels zyn voor een predikant, om zich by zynen arbeid in
te spannen en vol ijver zyne roeping te vervullen, dat komt ons voor
een zeer bedenkelyk teeken te zyn van weinig geestelyk besef en van
gebrek aan ernst; dat teekent, dunkt ons, den tyd, in welken zoo iebs
gezegd kon worden en doet ons geen hoogen dunk opvatten van bet
idealisme bij het meerendeel der predikanten. Plet behoeft ons dan ook
niet te verwonderen, dat er schaarste van predikanten was, want,
indieli er in het hart geen liefde is voor bet ambt en geen begeerte
om zielen te winnen voor het Koninkryk van Christus, indien niet
uit een hooger beginsel dan om een middel van bestiian en in toe-
nemende mate geldelyken voorsi)oed te hebben, de bediening des Woords
wordt gezocht en aanvaard, dan is er op aarde geen zwaarder, geen
KPO 8juk VAN blumania, gcb. 1608, t 177.\'», was ccrst ontvanger-generaal van
\'slands middelen in Friesland; later, in 1738, werd hij hurgnmecster van Dokkum.
Mede aan hem dankte Willem IV, wiens bijzondere vriend hij was en die hem in
zeer gewichtige staat.scommissicn gebruikte, zijne verheffing tot stadhouder. Hij wordt
geprezen als een eerlijk, waarheidlievend staatsman cn deze lof zegt veel. Ilct laatst
van zijn leven bracht hij ambteloos door, zich bezig houdende met dc beoefening der
geschiedenis, oudheidkunde en Latijnsche cn Nederlandsche dichtkunst. — Zie over
hem o.a. c. sepi-, Joh. Stinstra en zijn tijd, I. 53, 2G4; II. 120, 131 , 135, 265.
\') Uit een vers, in het Latijn cn Ilollandsch, gericht aan zijn vriend Prof. ii.
VENEMA, toen deze zijne aanteekeningen over de Psalmen in het licht gaf, en geti-
teld: „Gelofte aan Vulcaan, toegezongen aan den beroemden en zeer geleerden
HERMANMS YENE.MA." Zic: DIEST LORGION, t. a.}). blz. 237, nOOt 7.
27
ellendiger en, gelyk smttegelt het naar waarheid zegt, geen meer
„periculeuse bedieninge" \') dan die van predikant. En ook om die
reden, als wy letten op de mededeelingen van de Classis Dokkum,
verbaast het ons geenszins, dat hoe langer des te minder jongelingen
zich aan de studie der godgeleerdheid, ter voorbereiding tot de
Evangeliebediening, gingen wijden.
Maar uit hetgeen wij zagen en hoorden, blijkt dan ook, naar\'fc ons
dunkt, duidelyk en overtuigend, dat de toestand der Glereformeerde
Kerk in Friesland, — en in dit gewest was het niet alleen! — ook
wat het inwendige betreft, inderdaad diep treurig mocht heeten. De
Kerk was by toeneming eene carricatuur geworden van hetgeen zy
behoorde te wezen. Inwendig verdeeld, ook by eene schyn-eenheid,
die bestond in het instemming betuigen met formulieren, die men fei-
telyk niet langer erkende; uitwendig in meer dan één opzicht afhan-
kelijk van eene Overheid, die, gereformeerd slechts in naam, over haar
heerschen wilde, maar ter oorzake van eigene zwakheid nog rekening
houden moest met den invloed, dien zy in en door hare dienaren
bezat en uitoefende; onderhevig aan al de treurige en voor de komst
van het Godsryk zoo schrikkelyk nadeelige gevolgen der veelvuldige
politieke verdeeldheden, had zy, ja, wel eene belydenis, maar geen
geloof; bouwde zy op de formulieren van éénigheid, maar vond in
deze toch geene vastigheid; en kon zy, by gebreke van een ideaal,
dat hooger was dan het aardsche, niet ontkomen aan de vreeselyke
macht van het materialisme. Van Christus en Zyne zoenverdiensten
sprekende, wiis er toch maar al te veel in haar, dat haar den naam
van gemeente van Christus in menig opzicht onwaardig scheen te
maken. Zich noemende de ware Kerke, voerde zy een ouden titel,
maar handelde veeltyds in stryd daarmede en toonde zy, door van de
waarheid af tc wyken of in stryd met den eisch der waarheid te
handelen, zich eene qualiteit toe te schryven, die zy niet alleen niet
vertoonde, maar zelfs ook niet bezat.
Zoo was de toestand der Kerk in de jaren, die aan de grooto om-
wenteling, in het laatst der vorige eeuw, het naast voorafgingen.
Hoe zou die Kerk, inwendig geheel verzwakt, bestand zyn tegen de
naderende stormen, die weldra op politiek gebied zouden woeden en
niet alleen hare uitwendige voorrechten wegnemen, maar ook haar
zelve in den val van veel trachten zouden mede te sleepen!
\') In zijne predicatic over Zondag XXXI. Df" Chrislem ecmgc troost in leiden eu
sterven enz. door nbiw. smuteoklt. Uitg. 1742, blz. 482.
DE DEPUTATEN DER SYNODE VAN 1795 EN DE COMMISSIE
VAN ZES PREDIKANTEN.
§ 1. de scheiding van kerk en staat.
De stormen, waarvan wy spraken, kwamen, en de ongelukkige
toestand der Kerk, het gebrek aan kracht, bleek maar al te zeer en
op al te treurige wyze. Daarentegen werkte het gevoel dasirvan, aiin
den anderen kant, gelukkig ook weer als prikkel tot krachtsinspanning
en toenemende krachtsontwikkeling.
Daar de gereformeerde Godsdienst de godsdienst van Staat was,
genoot de Gereformeerde Kerk als Staatskerk in de geünieerde pro-
vinciën byzondere voorrechten. De gewestelyke Staten hadden in 1651
eenparig verklaard, dat „zy elk in den hunnen zouden vasthouden en
met de macht van het land handhaven de ware christelyke gerefor-
meerde godsdienst, zooals dezelve alom in de openbare kerken geleerd
wordt en door de Synode van Dordrecht bevestigd is, zonder te ge-
doogen, dat ooit daarin by iemand eenige verandering gemaakt werd." \')
De Gereformeerde Kerk was hierdoor tot heerschende kerk verklaard;
zy werd door de Overheid beschermd, gehandhaafd en begunstigd\');
de andere gezindheden werden hoogstens slechts getolereerd.
\') In dc bekende „groote vergadering\'", den 18den .Iiinnari IfiSl op dc groote
zaal van het hof geopend door den Raadpensionaris .jAcon cats. Dc drie hoofdpunten ,
w,aarover deze, op verzoek der Staten van Holland bijcengcrocpene, vergadering der
Algemeene*Rtaten, tc handelen had, waren: de unie van TTtreeht, de godsdienst en
het krijgswezen. Vgl. ijpeij en dekmout, t. a. p. II, 427 enz.
Die niet tot hare leden behoorde, was onbevoegd tot dc waarneming vnn ambten
cn bedieningen in den staat. In haar belang waren aan de Hoogescholen Theologische
29
Die andere gezindheden waren, wat zeer wel te begrypen is, ver-
langende naar andere toestanden en zagen het met leede oogen aan,
dat de Gereformeerde Kerk boven hen werd voorgetrokken \'). Aan
dezen toestand moest — men begon dit langzamerhand beter in te
zien — noodzakelijk een einde komen. Het kon zoo niet blyven. Ter
wille van de ^jg der bevolking van Nederland, die bij het begin van
1795 tot de Staatskerk behoorden, werden de andere ^/g in zeer vele
opzichten achteruit gezet; en van de ruim 161000 inwoners, die
Friesland toen telde, genoten alleen de ruim 130000 Gereformeerden
het volle recht eener geheel onbelemmerde uitoefening hunner rechten
op kerkelijk en maatschappelyk gebied\'). Alleen zy toch waren bevoegd
tot de waarneming van ambten en bedieningen in den Staat.
Het ligt voor de hand, dat velen er op uit waren, hierin verande-
ring te brengen, zoodra zulks maar mogelyk mocht wezen, daar deze
toestand geheel en al onbestaanbaar was met de begrip[)en van vryheid,
gelykheid en broederschap, die en zooals die door steeds meerderen
gehuldigd werden.
Heerschende kerk noemden wy zooeven de Gereformeerde Kerk en
zoo werd zy in de laatste jaren vóór 1795 steeds genoemd.
»ï\'e recht — merkte de latere Kerkelyke Connnissie in Friesland
op — rec/ii, wanneer men diuirdoor enkel verstondt, dat Regee-
ringsleeden en amptbekleders voor hoen alleen uit de aanhangers en
l\'^iicnlteitcn. Aan liare leeraren werden, voor zooveel het noodig was, traeteinentcn,
kinder-, school- en acadcmiegelden uitbclaald. Hare kerkgebouwen werden, als ge-
noogzamn fondsen hiuir ontbraken, uit de ojjcnbare kius onderhouden, hersteld ot
\'lieuw opgebouwd. Aan hare i)redikanten was opgedragen het houden van doü])boeki\'n
geboorteregisters, het proclaini\'cren en voltrekken der huwelijken, het toezicht o])
lagere scholen. Knz. ICnz.
\') Zie hierover, in do bovengenoemde Annieekenimjen enz. van o. a. j. kkankk,
•\'Ct belangrijke -Idc hoofdstuk (blz. 210—274): Dc dissenters en de Heerschende Kerk.
\') De juiste getallen waren als volgt: Het vasteland van Friesland telde 1,\')7C03
inwoners en de cilantipn Ameland en Schiermonnikoog haddon 3518, samen dus 1G1I21.
"ien\'an behoorden in Friesland I28I5.T, op Ameland 1202 en op Scliiermonnikoog 1077,
samen dus 130432 tot dc riercformeorde Religie. Zio de Ada van den Coelus te Utrecht,
12, 13 April 1797, art. 3, cn van dien van 18 Mei 17!t7 en volg. dagen, se.ts.
2, art. 3, alsmede dc Handelinijen der commissie van d predikanten, 7 Maart 1797, art^i.
In het rapiwrt, door de Heeren i\'. hiiouwkk rzn., w. d. quommk en .t. c. mkt/i.aii
namens de Kerkelijke Commissie ingeleverd bij de Synode to Heerenveen 1804, on
behelzende con beknopt verslag van hetgeen sodort 1795 door genoemde Commissie
en hare voorgangster in het belang der Gereformeorde Kerk van Friesland verricht
was. Dit belangrijke stuk is, vermoedelijk wegens zijn grooten omvang, niet in de
Acta Synodalia opgenomen, maar is te vinden in het Archief van het Prov. Kerk-
bestuur van Friesland, liand 41 (Gemengde stukken 1790—180«) No. 01.
30
Leeden van dat Kerkgenoodschap verkooren wierden, en mogten
worden; waar van zedert geene Godsdienst-belydenis, of Godsdien-
stige gevoelens ymand uitslooten. — Te onrecht, wanneer men daar
door wilde inboezemen, of verstaan, dat het Herformd Kerkgenood-
schap, als zodanig, hier te Lande, in het godsdienstige, en met
opzigt tot andere van haar verschillende gezindheeden, het Heerschende,
zoude kunnen of willen genoemd worden. — Onberaadene en onbedagt-
zame ijver mooge al eens in bijzondere gevallen, of omstandigheeden
misbruik gemaakt hebben, van den invloed, welken de Regeerings-
gesteldheid begunstigde, en hun verleende op het Bestuur der Kerkelyke
zaaken; dit waaren nooit anders dan laakbaare afwykingen van de
groote en gezeegende beginzels der Herforming, waar op ons Kerk-
genoodschap gebouwd is, en in welker afkeuring wij ons verzeekerd
houden, dat alle de Leeden deezer aanzienelijke vergadering met ons
gaarn zullen zamen stemmen."
Zelfs die „afwijkingen" zouden weldra niet meer mogelyk zyn. De
heerschende kerk zou niet lang meer bestaan. Aan de bepaling der
vaderen, dat zy niet zouden „gedoogen, dat ooit daarin by iemand
eenige verandering gemaakt werd", stoorden hunne nakomelingen
zich in het minst niet.
Zoo kwam dan, in den aanvang van het jaar 1795, eene omkeer van
.zaken tot stand, die in hare gevolgen, niet alleen op maatscha^)-
pelyk gebied, maar ook op kerkelyk terrein, van groote beteekenis
geweest is. Wy hebben hier natuurlyk de geschiedenis dier staats-
omwenteling niet te verhalen, maar mogen haar als bekend veronder-
stellen. Alleen voor zoover zy op Friesland betrekking heeft, moeten
wy een weinig by haar stilstmin.
In deze provincie had, al spoedig nadat in Holland de omwente-
ling een aanvang had genomen, het Committc Central Rcvolutionnir
der Landprovintien in Vriesland het werk der revolutie op zich ge-
nomen \')• lil een adres aan de ingezetenen riep het den Burgers toe:
„sta op, sta onverwyld en rustig op: koom in uwe Steden en Plaatsen,
gewapend en ongewapend by een; zeg aan uwe tegenwoordige Regee-
ringen, dal (jy vry zyt, — en dat gy hen van hunne Posten ontshuit"\').
Het college van Provinciale Staten, tot hier toe, zooals de titel
luidde, Wettige Souverain van den Lande, werd door 1iet Committé
j . \') Bij pi/bliciitie van den lOden Februari 1795 belastte dit committé zich met bet
werk der revolutie. Het verklaarde de stedelijke regenten van hunne ]X)stcn vervallen
i en benoemde 10 personen om eene provisioneele regeering uit te maken.
») Jaarboeken der Bataa/sche Itepuhliek. Dl. I, blz. 288.
-ocr page 47-31
afgezet. De Edel Mogende Heeren, „misbruik van hunne magt maa-
kende en afhangelyk van den Despotiken Willem den Vyfden, had-
den zich het vertrouwen des Volks, dat Vryheid kendt, al lang on-
waardig gemaakt" \'). Bij publicatie van den 19den Februari 1795
maakte nu het committé bekend, dat ,de Grietenye en Stedelyke
Remotien geschied, en overal nieuwe provisioneele District en Muni-
cipaliteit Regeeringen, op de goedkeuring en het welbehagen des
Volks, of deszelfs gevolmagtigde Dorpsgecommitteerden aangesteld en
geïnstalleerd" waren; dat het 60 „vertrouwenwaardigen Persoonen",
waaronder ook drie predikanten der Gereformeerde kerk zich bevonden,1)
had voorgedragen aan het volk „om provisioneel de plaats der oude
Staatsleden te vervangen" en dat al deze persoonen „éénstemmig"
gekozen waren, „op eene wyze zoo volkomen als de toestand des
tyds, en de nood des Vaderlands toeliet" Dienzelfden dag werden
deze Provisioneele Representanten van I\'Yiesche Volk na voorlezing
hunner instructie en na aflegging van den vereischten eed, door het
Committé met eene aanspraak geïnsbilleerdDe instructie, die hun
gegeven werd , schreef o. a. ook deze beide plichten voor:
«Dat de provisioneele Representanten zullen verpligt zyn, de vry-
heid van alle Godsdienstoettening geduurende deu tyd vau hun be-
stuur, volkomentlyk te handhaven, dog tevens te waken en zorge te
<hagen, dat vau deze wettige en volkomene Vryheid geen misbrnik
gemaakt worde tot ondermyning der belaugens van het Vaderland,
of liet voortplanten van antirevolutinaire Grondbeginzelen, en daar
van by Publicatie «Ie nodige bekeudmaakiug /.idlen doen."
^Dat de provisioneele Rei)re.sentanten, het Erfstadhouderschap zullen
-ocr page 48-32
vernietigen, en den Stadhouder Willem den vyf den, welke zonder
eenige verantwoording of rekenschap te doen, zyne posten heeft ver-
laaten, by plegtige verklaaring, en Publicatie zullen verklaaren ver-
vallen te houden van alle zyne Posten, Waardigheden en Eminentien,
welke in en van wegens deeze Provintie mogt hebben bekleed."
Aan deze voorschriften werd voldaan met allen mogelyken spoed. Bij
publicatie van den volgenden dag, 20 Febr. 1795, werd het Erfstad-
houderschap „gecasseerd, geannulleerd en vernietigd" en hiervan aan
het volk kennis gegeven \').
Dat de Gereformeerde Kerk bij deze verandering van regeering niet
veel te winnen, maar integendeel zeer veel te verliezen had, sprak
van zelve. De beginselen, naar welke en de geest, in welken de Pro-
visioneele Representanten te regeeren hadden, waren zoo verre afwe-
kende van het bestuur, waaronder men tot liiertoe geleefd had, dat
het wel te voorzien was, dat er van de voorrechten, welke de Gere-
formeerde Kerk nu zoo lang reeds genoten had, zeer weinig of, beter
gezegd, niets zou overblyven. En dat het hun ernst was met deze
beginselen en dat zij de Kerk niet langer in hare oude i)ositie wilden
handhaven, toonden zy reeds des daags na hun 0])treden.
In hunne publicatie van den 20sten Februari 1795 *), waarby de
-ocr page 49-33 ^
Oppermacht des volks en de rechten van den mensch werden erkend,
legden* /ij „een plechtige erkentenis van de Staatkundige beginzelen,
waar door zy gedreeven werden" af en verklaarden daarin o. a. ook:
,Dat ieder Mensch het recht heeft, om God zoodanig te dienen,
als hy wil, of niet wil, zonder daar in op eenigerlei wyze gedwongen
te kunnen worden" en
flDat, daar alle Menschen gelyk zyn, allen verkiesbaar zyn tot alle
Ainpten en Bedieningen zonder eenige andere reedenen van voorkeur
dan die van deugden en bekwaamheden."
De toepassing dezer beide beginselen was van groote beteekenis
voor de Gereformeerde Kerk. Nagenoeg de geheele 43ste Titel van
het kerkelyk Wetboek (Compendium) verviel hierdoor O- De sectarissen
toch kregen vry heid van beweging; conventikelen mochten gehouden
Worden; de Mennonieten of „wederdoopers" konden nu zulken, die als
kind gedoopt waren, gerustelyk herdoopen en vermaanhuizenstichten,
Waar zy te voren die niet hadden, terwyl hunne bisschoppen en
leeraars geene gedwongene verklaringen meer hadden te doen om zich
te zuiveren van Sociuianery; de „Paapen en Jesuiten" behoefden niet
meer bevreesd te zyn, dat de Regeering zou trachten „de superstitueuse
floomsche Godsdienst, het houden der Misse, het inkoomen der
Roouische Geestelyken, het doen van de Paapsche superstitiën, als
ook derzelver stoutiglieden tegen te gaan" en dat de predikanten,
kerkeraden, Classen en Synoden iets [kwaads hun doen zouden; de
Socinianen mochten vryelyk voor hunne meeningen propaganda
maken en daartoe ook hunne boeken uitgeven, zonder dat deze ver-
l>eurd verklaard zouden worden en zy gevaar zouden loopen eene boete
van 50 gouden Friesche ryders te moeten betalen; den Remonstranten
Was het niet langer verboden, „eenige aparte Vergadering te hebben,
om in dezelve de vyf bekende Poincten met de aankleve van dien te
leeren, of Sacramenten te bedienen" en „tot onderhoud van hunne
l^redikanten, en styvinge van hunne leeringen, eenige Collecten te
maaken of te doen"; de Labadisten konden, zonder dat een Gerefor-
meerde Classis of Kerkeniad er iets tegen zou Ivunnen doen, „Labadis-
tische boeken drukken en di vulgeren", ten einde „wederom in te voeren
de dwalingen van de oude Donatisten, de [lublyke Kerk gruwelyk te
lasteren en de eenvoudige van dezelve zoeken af te trekken"; — in
één woord, alle dissenters konden doen op godsdienstig gebied wat
34
zij wilden. Maar de Gereformeerde Kerk, die gemeend had, door
wettelijke bepalingen tegen de dissentieerenden, voor de zuiverheid
in de leer te moeten waken en de uitbreiding der ware gereformeerde
religie te moeten bevorderen, verloor, door de toepassing van het
straks genoemde beginsel, zeer veel van haar invloed en een machtig
wapen ter harer eigener bescherming.
Daarbij verloor zy, door de bepaling ten opzichte der verkiesbaar-
heid tot ambten en bedieningen, een voorrecht, dat in vroegere en
latere tijden menigeen, die eigenlyk in haar niet behoorde, tot haar
gebracht of by haar gehouden had. Ook de 42ste Titel uit haar
wetboek, die „van de Overheid" handelde, werd daardoor buiten
werking gesteld. Mochten tot nog toe „tot de hooge en laage Regee-
ring van den Lande, geen andere Perzoonen geadmitteerd worden,
als die alvooren bekend waren, de Gereformeerde Religie... voor
opregt en wettig te houden, en bereid waren daar van onder eede
verklaaring te doen",^) van nu af mochten geen andere redenen van
, voorkeur gelden dan die van deugden en bekwaamheden en waren
dus, van wat religie men ook wezen mocht, allen evenzeer tot regee-
ren gerechtigd.
Al was dus het beginsel van scheiding van Staat en Kerk nog wel
niet in wettelyken vorm uitgesproken, het was toch duidelyk, dat
men het daarop toelegde, terwyl men reeds begon, die scheiding op
sommige punten tot stand te brengen.
Dit nam echter niet weg, dat de Provisioneele Representanten zich,
waar het hun te pas kwam, nog wel degelyk met de Kerk bemoeiden
èn aan de Leeraars, in hunne betrekking als voorgangers der gemeente,
bepaalde dingen meenden voor te mogen schryven.
Zoo ontvingen de onderscheidene Municipaliteiten en Regeeringen
op \'t platte land en in de steden reeds den 21sten L^ebruari van hen
eene aanschryving, waarin zy gelast werden, „de nodige Order te
stellen, dat het houden der Bedestondenvan nu aan gestateerd of
35
Ingetrokken en de Leeraars van den Godsdienst onder alle de ver-
scheidene Gezindlieeden gelast worden ora in hunne publicque Gebeeden
voortaan te gedenken aan den.geenen, welken het bestuur van Land
en Kerkzaaken voor een tyd is toevertrouwd, zonder eenige verdere
Tytels te bezigen, naardien dezelve alleen geschikt zyn om de denk-
beelden van een eigen dunkelyk gezag te verspreiden".
flElk Mensch, — zoo zeiden zy verder,— Elk Christen — Elk waar
Vaderlander — in \'t byzonder ieder braaf \'Leeraar kan en mag zig
iMet geene redenen onttrekken om gestadig den besten Zeegen des
Hemels af te smeeken over alle die pogingen, welke tot heil en nut
■van \'t heve Vaderland en tot uitbreiding van waren Godsdienst en
goede Zeeden, onvermoeid worden aangewend, terwyl de verhooring
van zulke Gebeeden, door den Opperbestuurder van alles vergund,
zoo wel den heilzaamsten invloed zal verspreiden, als de kloekmoedige
pogingen van brave Volks Vertegenwoordigers onderschragen."
„Gelastende voorts de Municipaliteiten en district Kegeeringen
deezen aan den Bedienaren van Gods Woord tydig ter haud te stellen i
en van de Praedikstoelen te doen afleezen."
\'t Moet wel hard geweest zyn voor vele bedienaren van Gods Woord
in de Gereformeerde Kerk, die het gehouden hadden en in hun hart
ßog hielden met Oranje, den zegen des Heeren te moeten afsmeeken
over eene Regeering, die z\\j onwettig oordeelden te zyn, en overliet
werk dier Regeering, waarvan zy niets goeds konden verwachten,
noch voor zich zei ven noch voor de Kerk, waarvan zy dienaars
Waren. Maar, zy moesten.
Gelukkig voor hen, dat, tegelyk met deze aanschrijving, eene andere
publicatie werd uitgevaardigd, die hun eenigszins gerust kon stellen,
iiiaar toch alle ongerustheid niet wegnam. De predikanten der „voor-
niaals heerschende kerk", die suppletie-tractementen van den Lande
ontvingen, zullen zich namelyk wel eens hebben afgevraagd, toen zy
de omwenteling in gang zagen, of er ook gevaar bestond, dat hunne
tractementen ingehouden zouden worden. Zoolang de Provisioneele
Representanten bet bestuur in handen hadden, behoefden zy, zooals
spoedig bleek, daarvoor echter niet bevree.sd te zyn. Dezen toch oor-
Bcdeclarccrdo intentie vnn \'t edelmoedig Fninsclie Volk reeds genoegzaam aan Ons
gebleekcn is, om met dezelve als vrienden van Ons Vaderland te handelen, zoo
spreekt \'t van zelve dat de Bedestonden, uitgesproken onder do vorige Regccring,
»iet langer kunnen gehouden worden op ccn voet, wmir op [men] \'t Fransche Volk , het
Welk men nu tc recht als Edelmoedige Vrienden erkent, als verwoestende Vyanden
beschouwde." Zie deze aanschrijving in dc .faarb. d. B. R. II, blz. 193, 194.
a»
-ocr page 52-36
deelden, dat zij „zoo wel als de byzondere Munieipaliteiten en District-
regeeringen alléén met het Provisioneel bestuur van zaaken belast waren,
en dus de daadelyke en volkomene herstelling van alle ingeslopene
misbruiken \'), als meede het vormen van eene grondwettige Regeering
moest beschouwd worden voor het Volk, in overeenstemming met de
Bondgenootschappelyke Provinciën, of voor (deszelfs Gevolmagtigde
Repraesentanten voorbehouden en gereserveerd te zyn".
Daarom — dus luidde hunne publicatie van den 21sten Februari
1795 over dit punt — „Zoo is het, dat wy, willende voorkomen,
dat \'er door eene kwalyk opgevatte meening of min bedagten iever
geene verwarringen mogen worden veroorzaakt, provisioneel hebben
gedecreteerd, zoo als decreteeren by deezen, dat, wat het onderhoud
der Leeraars en hunne Weduwen betreft, alles daar omtrent by voor-
raad zal blyven in denzelfden staat, tot daar over by eindelyke oproeping
door het Volk of deszelfs Repraesentanten nader zal worden gedispo-
neerd, zoo als men ten aanzien der regeling van het Kerkwezen
verstaan zal ten meesten nut van het algemeen te behooren".
Eene verklaring echter en eene bedreiging waren aan dit besluit
voorafgegaan, die, naar \'t ons voorkomt, dienen moesten om de
vyanden der Gereformeerde Kerk gerust te stellen en de predikanten
dier Kerk in toom te houden. Immers de Provisioneele Representanten
verklaarden „op het plechtigste een iegelyk, hy zy wie hy zy, te
zullen handhaven by de onbelemmerde Vryheid van geweeten, en
de ongestoorde uitoeflening van zynen Godsdienst, zonder dajir in
eenige hindernis of stooring te willen gedoogen; — mits dat echter
dit onvervreemdbaar voorrecht van elk reedelyk schepsel cloor niemand
zal mogen misbruikt worden, om zynen anders denkendenevenmonsch
te schaden of te benadeelen, veel min, dat het iemand zoude vry-
staan om onder dien geheiligden naam, het vuur van twist-tweespalt
en oproerigheid aan te blaazen, of den eenvoudigen en minkundigen
Burger beginzelen in te boezemen, welke zouden strekken, om de
handtastelykste belangen van Vaderland en Vryheid te ondermynen:
zullende de provisioneele Repraesentanten des Frieschen Volks alle
\') De uitbetaling der snppletie-tractcmenten schijnt dus dooi\' deze revolutionaire
burgers tot de „misbruiken" gerekend te zijn. Dit gevoelen wordt ook nog in onze
dagen door sommigen gedeeld. Dr. j. van loenen i..lzn. heeft echter in zijn hierboven
reeds aangehaalde historische studie duidelijk luingetoond, dat bij deze uitbetaling
door den Lande „geen gunst maar recht" spreekt, zoodat van een misbruik ook zelfs
geen sprake kan zijn.
\') Jaarb. d. B. R. II, 230 -232.
-ocr page 53-37
zulke Leeraars en anderen, van welke gezindheid zy ook zyn mogen,
welke zig hier aan onverhoopt mogten schuldig maken, niet anders
kunnen aanmerken en behandelen, dan als Vyanden van hun Vader-
land, en verstoorders van die rust en veiligheid, welkers strikte
handhaaving zy zoo zeer ter harte neemen".
Wij hebben gezien, welke beginselen de mannen der revolutie
huldigden. Vryheid voor ieder om God te dienen op zijne wyze;
voorrechten voor niemand en dus ook niet voor den Gereformeerde,
die ze zoolang reeds genoten had. Toen dan ook de Nationale Ver-
gadering, representeerende het Volk van Nederland, den 5den Aug.
179G de „afscheiding" van Kerk en Staat decreteerde en verklaarde,
»dat geen hevoorrechte noch heerschende Kerk in Nederland meer kan
of zal geduld worden", kon zy naar waarheid als eene harer overwe-
gingen opgeven, „dat door de erkentenis en openlyke afkondiging
dezer grondbeginselen in Nederland, de Kerk van den Staat reeds
v^ezenlyk afgescheiden was".\')
Van deze wezenlyke afscheiding had de (lereformeerde Kerk van
Friesland de voor haar treurige gevolgen, reeds vóór dat zy wettig
geproclameerd was, op zeer gevoelige wyze gemerkt.
1:5 2. de synode onmogelijk gemaakt.
Telken jare werd, behoudens ééne uitzondering\'), in de week na
de Pinksterweek, „liet Synodus Provintialis" van Friesland gehouden.
\') Jaarb. d. B. R. IX, 141—144. Dozc iifsohfiiding van Kerk cn Staat werd den
ISden Aug. 1796 in eene proclatnatie aan Jiet Volk van Nederland\'bekend gemaakt.
Zie Jnnrh. d. 13. 11. IX, 144—146. Allo placatcn cn resolutiën, uit bet oude stelsel
Van vereeniging van Kerk en Staat voortgevloeid, werden nu voor vernietigd ge-
bonden. „Ilct dragen van onderscheidende tekens, door Lccraavcn of andere Kcrk-
lykc Bcamptcji, op openbnarc straten en wegen, het oeffenen van Godsdienstige
plechtigheden buiten dc mnuren van Kerken en IJedehuizcn, en het luiden van
Klokken, ter aankondiging van GodsdicnstoelTeningen"\' werd afgeschaft. Het vernietigen
der genoemde plncatcn en resolutiën had verreikende gevolgen. De maatregelen tegen
„profanatie des Sabbatbs" golden nu natuurlijk ook niet langer. Dc Synodes konden
"" niet meer oj) \'sLands kosten gehouden worden, noch onder toezicht der Kcgce-
""g, die evenmin meer iets to zeggen had in zake de beroepingen van ])rcdikant«n.
Enz. Enz. Vgl. iji>ki.i & i.eumout, t. a. p. IV, 149—ISl.
\') Wanneer in die „Synodale weck" oen algemeene biddag gehouden werd,
"itgeschrcvcn door dc Hoog. Mog. Heeren Staten-Generaal, moest de Synode eVne
week uitgesteld worden. Ouk als „dc nood korter tijd vereisclitc", kon men meer
dan éénmaal in een jaar de Synode bijeenroepen. Compendiwn, Tit. XXIV, art. 1.
38
Vóór Paaschachten moest dan „het Classis Sijnodaal\') aan de respective
Classen en Deputaten Sijnodi uitschrijving doen, om haar Gecommit-
teerden tot de Sijnode te zenden". De Deputaten op hunne beurt
vparen dan verplicht, aan de Gedeputeerde Staten en aan de Heeren
Correspondenten uit de andere provinciën, de Gravamina\'), die behan-
deld zouden worden, „door een goeden Scribent net uitgeschreeven"
over te zenden en tevens de Correspondenten en uit het Collegie van
Gedeputeerde Staten twéé Commissarissen-Politiek tot bijwoning der
Synode uit te noodigen.
In het jaar 1795 zou de Synode te Heerenveen gehouden hebben
moeten worden en de missive van de Classis Zevenwouden, die daarop
betrekking had, kwam ter tafel in de gewone vergadering, die de
Deputaten Synodi\'), den 5den Mei, in de Kostery der Gi;oote Kerk
te Leeuwarden hielden. Zij werden verzocht, tot by woning der Synode
hunne gewone afgevaardigden te zenden. De Deputaten waren echter
niet zoo zeker, dat die afvaardiging noodig zou zyn. Althans zy
besloten aan die uitnoodiging te voldoen, „indien de strax te doene
uitnoodiging tot die Synodus van de Commissarien Politycq uit het
Collegie wierd aangenomen".") Zij begrepen toch zeer goed, dat,
indien de Provisioneele Representanten niet, gelyk de Staten vroeger
altyd gedaan hadden, de kosten der te houden Synode wilden betalen,
zy ook geen Commissarissen zouden zenden. Zonden zy dezen echter
wel, dan waren zy, de eene gewoonte getrouw blyvende, ook wel
verplicht de andere aan de hand te houden en de Synodale kosten
te betalen.
Wy kunnen ons niet voorstellen, dat de Deputjxten ook maar
-ocr page 55-1333
eenigszins verwacht hebben, dat de Regeering doen zou wat zij
hegeerden; maar in elk geval, het was te wagen.
Terstond wendde men zich nu met de uitnoodiging tot „de Com-
missie ter waarneming der saken van \'t Collegie", namelyk van \'t
vroegere Collegie van Gedeputeerde Staten. Had men nog op een
gunstig antwoord gehoopt, dan werd men bitter teleurgesteld. Nog
dienzelfden dag, vóór het einde der vergadering van Deputaten, kwam
het antwoord. De Provisioneele Representanten hadden in hunne
vergadering na deliberatie „goedgevonden en verstaan, te verklaaren,
dat uit hunne Publicatie van den 20 Febri 1795 en de daarin ver-
klaarde Rechten van den Mensch en Burger, als meede uit die van
tien 21 Febr. 1795\') ten duidelyksten, en onbetwistbaar consteert,
dat het denkbeeld van een beerschenden Godsdienst onbestaanbaar is,
by deeze vergadering geoordeeld word te zyn, met waaren vryheid
en gelykheid, dat het diensvolgens daar jneede nimmer kan bestaan,
dat de Repraesentanten van een Vry volk zig benioeyen met het
houden van kerkelyke vergaderingen van eenige gezindheid, veel min
om aan dezelve door haar afgevaardigden eenig gezag of ingebeelden
luister by te zetten, dat zy diensvolgens die van den Herformden
Godsdienst, zoowel als alle andere gezindheedeu vry en onverlet laaten,
om tot regeling van hunne eigene zaaken zodanige vergaderingen te
houden als zullen verstaan te behooren, des zonder kosten van den
Lande, en laatende dezelve, gelyk ook alles wat daar verhandeld en
heslooten wordt geheel voor Reekening der geener, welke dezelve
verkiesen te houden."^)
Het kon niet duidelyker gezegd worden, dat de Kerk niets meer
Van den Staat had te wachten. Ware zy gezond geweest, zooals zy
behoorde te wezen, er zou veel gewonnen geweest zyn. Immers met
de losmaking der Kerk van den Staat, waren do kluisters afgevallen,
welke de eerste aan den laatsten bonden, en die, hoewel zy van goud
waren, toch menigmaal zwaar genoeg, ja al to zwaar, hadden gedrukt.
Moest vroeger altyd de vergunning der Overheid worden gevraagd
tot het houden eener Synode, ini was men volkomen vry om te ver-
gaderen wanneer en zoo dikwyls men wilde. Moesten vroeger altyd de
Commissarissen-Politiek, dwarskykers en soms zeer lastige dwarskijkers
\') .Taarb. d. B. It. II, 218-221.
\') „Wiiarby gcdecrcteoid word, dat het onderhoud voor de Leeraars cn Weduwen
provisioneel zal blyven als voorheen." Jaarb. d. B. R 11, 230—232.
\') Acta Deput. Syn. :> Mei 1795, arl. 7, 8.
40
*
als zij waren, ter Synodale vergadering worden toegelaten niet slechts,
maar zelfs uitgenoodigd, zoodat men niets behandelen kon en mocht,
wat door hen werd verboden, men mocht nu in alle vrijheid vergaderen ,
spreken en besluiten en behoefde niemand toe te laten, dien men
liever niet wilde zien, en had niet den minsten buiten-kerkelijken
invloed te vreezen Al te maal voorrechten, die op prijs verdienden
gesteld te worden, te meer omdat zij vroeger, wederrechtelijk, der
Kerk onthouden waren geworden. Alleenlijk, — en dit was een
bezwaar, groot en gewichtig genoeg om zich over het verkrijgen der
vrijheid niet al te zeer te verheugen, — met het afvallen van het juk,
hield ook de bron, waaruit men putte bij het bekostigen der Synode,
op te vloeien; de ketenen waren toch van goud geweest; en — hoe
zou men nu het geld krijgen, dat noodig was en waar men niet
buiten kon. Wij zagen het hier boven reeds, eene Synode met al hare
bijkomstigheden, kostte ontzettend veel geld.
Zeer natuurlijk, dat de Deputaten Synodi, na het besluit der Pro-
visioneele Representanten gelezen te hebben, niet terstond wisten,
wat zy doen moesten, maar „oordeelden met \'t houden der Synodus
van Friesland op den gewonen tyd te moeten supersederen, en op
zig namen deze Resolutie in hare byzondere Classen te communi-
ceren".\') Zy zagen toch zeer wel in, dat nu de Staat zich aan de
betaling onttrok en er geene andere fondsen aanwezig waren, waaruit
de kosten van eene Synode en wat daar by kwam, betaald konden
worden, er natuurlyk aan het houden van zulk eene kerkelyke ver-
gadering niet gedacht kon worden, voor dat op de eene of andere
wyze het benoodigde geld gevonden was.
Zoo kwam het dan, dat er in het jaar 1795, evenals in andere
provinciën, ook in Friesland geene Synode gehouden kon worden.
Vond men elders weldra de middelen om weer op den ouden
voet voort te gaan, hier was dat anders. Er was geen geld en er
was ook geen geld te krygen, zoo \'t schynt. Wat er dan nog be-
schikbaar gesteld werd, was voor een Synode niet genoeg, en werd
ook niet gebruikt om de persoonlijke Corresi)ondentie met de andere
provinciale kerken te onderhouden op dezelfde wyze als tot hiertoe
Dat dc verschijning van Commissarissen politiek iets meer dan een vorm was
en deze Ilccren werkelijk als dwarskijkers dienst konden doen en deden, bleek ons
boven (blz. 17) reeds, toen wij spraken over liet Dokkumer quaeritur. Tul van voor-
beelden zouden genoemd kuunen worden.
») Acta Deput. Syn. 5 Mei 1795, art. 9.
Bpi^
-ocr page 57-41
geschied was, maar om op eene andere en minder kostbare manier
dan tot nog toe, de zaken in eigen kring gaande te houden, opdat
de Kerk niet geheel en al zonder bestuur en bescherming zou zijn.
Wat vooral in deze tyden zooveel mogelijk verhoed moest worden.
Er kwam namelijk nog eene andere reden bij, waarom eene Synode
moeielyk gehouden kon worden. Het finantieele bezwaar was niet
het eenige. „Maar bovenal" — zoo hooren wij in 1804 de Kerkelijke
Commissie, waarover wij later zullen handelen, in een request aan
het Staatsbewind der Bataafsche Republiek verklaren — „bovenal
de zonderlinge omstandigheden, Avaar in Friesland zedert het begin
van 1795 en Jaaren daar naa, meer dan eenig ander gewest, zig
bevondt — de publijcque geest, welke daar openlijk en onder de hand
gekoesterd wierdt — de niet dubbelzinnige pogingen daar aangewend
om \'t geheele kerkbestuur in duigen te werpen, en de byzondereGe-
meenten tegen alle Classicaal en vooral Synodaal Bestuur in \'t harnas
te Jaagen, deze omstandigheden geboden de wetten der schroom valiigste
voorzigtigheid te eerbiedigen, en den toen zoo zeer aanstootelyken
naam en uiterlyke gedaante van Synode zorgvuldigst te vermyden."
Het verdient de aandacht, dat hier sprake is van „Classicaal en
Synodaal Bestuur", waar bedoeld wordt Classicale en Synodale verga-
deringen op de wyze, zooals die door de Dordsche Kerkorde voorge-
schreven zyn. Evenzeer moeten wy in het oog houden, dat dit verzet
tegen het kerkbestuur en deze poging om de volstrekte zelfstandigheid
der plaatselyke gemeenten tot stand to brengen, door omverwerping
van het geheele kerkbestuur, in nauw verband stonden met den
toenmaals in byna alle kringen doorgedrongen geest van revolutie.
Er was echter, volgens diezelfde Kerkelyke Commissie, nog een
niotief. Men had aan eene gewone Synode niet genoeg. Men voelde,
dat er in het kerkbestuur eene belangryke wyziging komen moest\').
*üe belioeften der tyden vorderden andere zorgen, werkzaamheden
\') Dit rc(iiie.st werd ingeleverd um ook dc Synodale gelden over liet jaiir 1802 te
verkrijgen. Afsclirift er van is tc vinden in het Archief van het 1\'rov. Kerkbestuur
Van Friesland. Band 41 (Gemengde stukken 17flC—180Gj No. 37.
\') Ook in die dagen bogrec]) men, dat dc kerkelijke organisatie, zooals die was,
»iet meer voldeed en dat b.v. de Synoden bitter weinig bctcckenden. Toen dan ook
vaststond, dat in 1804 weer zulk eene vergadering gehouden zou worden, werd door
de Classis van Dokkum aan de Kerkelijke Commissie aanbevolen „de zorg, dat voor-
taan ccn wczontlijk nut van do te houdene Synodus kan vcrwngt worden." llande-
lingen der Kerk. Commissie, Maart 1804, art. 7. Dit korte woord bevatte een streng
oordeel over de vroegere Synoden.
42
en verrigtingen — zorgen, werkzaamheden en verrigtingen, waar toe
eene Jaarlyksche Synodaale Vergadering, slechts eenmaal, op gezctten
tijd hijeenkoomende, aan eemn vasten Zoop van prewoone werkzaamheden
gebonden, niet toereikend — niet berekend was. Men zag hier niet,
gelijk elders Burgerlijke gemeente commissiën zig gaarn vormen, om
alles, wat de behoeftens der tijden buitengewooiis vereischten, met
eenstemmigheid, kunde en ijver te verrichten, en kerkelyke vergade-
ringen daardoor onverlet te laaten, om den gewoonen Jaargang
hunner Classicaale en Synodaale bezigheden onbelemmerd te vervol-
gen. Neen! die last, hier swaarder dan elders drukkende, bleef hier
alleen rusten op de schouders der respective Classen en derzelver
afgevaardigden in de kerkelyke Commissie".\')
Het schijnt ons toe, wanneer Avy op alle deze dingen letten, dat er
in de gemeenten weinig belangstelling in de ICerk en weinig liefde
voor haar bestond. Had men elders, hier en daar terstond na de
omwenteling, de handen aan \'t werk en de handen in elkaar geslagen,
om met vereende krachten in den nood der I^erk te voorzien en zoo-
veel mogelyk de nog dreigende gevaren af te wenden; in Friesland
deed men nagenoeg niets, maar liet men alles aankomen op enkele
mannen, die wel een warm hart hadden voor de Kerk, maar ioch
niet alles konden doen, hoe gaarne zy het ook wilden.
Gelukkig, dat er zulke mannen waren. Personen van kloeken zin,
rype ervaring, helder verstand en mannelyke doortiistendheid en aan
wier optreden en handelen de Gereformeerde Kerk van Friesland niet
13
weinig verplichting heeft; personen, die ten allen tijde bereid en
gereed waren hunne gaven en talenten, hun tijd en hunne krachten
geheel belangeloos te wijden aan het welzyn dier Kerk, van welke
zij dienaren waren en die zy liefhadden. Inderdaad de Commissie
uit de respectieve Classen en de latere Kerkelijke Commissie verdienen
ten volle de meest eervolle vermelding
Wij spraken zooeven van de Deputaten der Synode van 1794. Zooals
bekend is, bestonden de werkzaamheden van het Collegium Deputa-
torum Synodi voornamelük hierin: 1° al wat door de Synode besloten
was, ten uitvoer te brengen; 2° gerezene geschillen, die door de
Classen niet tot eene oplossing gebracht konden worden, en alzoo
langs den weg van appèl voor Deputaten gebracht werden, öf geheel
en al te beëindigen öf voor de volgende Synode te brengen; en
3" de administratie te voeren van de Vidualia of Weduwen-penningen
en deze onder de rechthebbende weduwen te verdeden. Van dit
college, uit zes predikanten en zes ouderlingen bestaande, moesten
jaarlyks vyf predikanten en vyf ouderlingen aftreden, terwyl by beurt-
wisseling de beide afgevaardigden van ééne Classis continueerden.")
Deze Deputaten nu hadden, gelyk boven gemeld is, besloten de
resolutie van de Provisioneele Representanten, van den 5den Mei 1795,
«in hare byzondere Classen te connnuniceren". Het gevolg hiervan
Wius, dat er door de zes Classen zes predikanten afgevaardigd werden,
om met elkander te Leeuwarden te beraatlslagen, wat er in de tegen-
woordige omstandigheden gedaan moest worden.
Deze afgevaardigden waren de volgende Heeren. Uit de Classis
van Zevenwouden als primus z. van arnhem clokck^), predikant te
Beetsterzwaag, en als secundus joi). iierinoa1), predikant te Oldeboorn.
Uit de Classis van Franeker als primus joh. van assen®), predikant
\') Wij voegen hiemchtcr iils bij Inge A cenc volledige lijst viin allen, die als
leden der beide Commissiën in liet belang der Gereformeerde Kerk van Friesland
Werkzaam zijn geweest.
\') Compendium, Tit. XXV.
ZEOEU VAN AUKHKM ci.oErK trud als Candidaat tc Heetsterzwiuig in dienst in
"■Cr. Hij bleef daar werkzaam tot 180G, toen iiij Kmevitiis werd, cn overleed aldaar
IC» Maart 1834, in den ouderdom van 04 jaar.
\') .lODoct;« HEUIXOA, ccn volle neef van den bekenden rtrcditsclicn Hooglecniar
■\'0I>. IIEUINOA ELZN., was prcd. tc Haaften 1784—8G, tc Oldeboorn c. a. 178G —1837,
toen Ilij Emeritus werd. Hij overleed te Oldeboorn 15 .)an. 1847, in den otulcrdom
87 jaar.
\') JOH. v. ASSEN, geboren 1741 tc Beetgum, waar zijn vader winandi\'S v. a.
P\'edikant was, prcd. te Langweer 1766—70, te Sint-Anna 1\'arocbie 1770—70, tc
Stärlingen 1779—1817, toen Jiij Emeritus werd. Overleden 15 Nov. 1820.
44
te Harlingen, en als secundus jacob casper metzlak\'), eveneens predi-
kant te Harlingen. Uit de Classis van Sneek als primus s. gardintius\'),
predikant te Wolsum, en als secundus h. bangma predikant te Nijland.
Uit de Classis van Dokkum als primus p. sieenwijk , predikant te
Holwerd, en als secundus alexander van giffen predikant te Birdaard.
Uit de Classis van Leeuwarden als primus hermanntjs wesselius ,
\') j. c. metzlar, geboren 10 Juni 1751 te Hulst, werd als candidaat naar Oost-
Indic beroepen in 1774, pred. op \'t eiland Onrust 1775—77, te Batavia 1777—84
(als predikant aldaar nam hij, 1781—84, den dienst op Onrust tijdelijk waar). Terug-
gekeerd in het Vaderland, was hij achtereenvolgens pred. te Beusichem 1785—90,
te Klundert 1790—93, te Harlingen 1763—1810, toen hij Emeritus werd. Het volgende
iaar trad hij echter weer op Schiermonnikoog in dienst, bleef daar maar kort en vertrok
nog in \'t zelfde jaar naar Aduard, waar hij in 1820 Emeritus werd. Hij overleed te
Groningen 14 Sept. 1824. Zijn zoon jan jacob m. was later Hooglccraar te Deventer.
metzlar heeft zich, door zijne werkzaamheden in de latere kerkelijke Commissie zeer
verdienstelijk gemaakt. Door in het jaar 1804 het Archief der Sj\'nodalc Deputaten
op eene voorbeeldige wijze in orde te brengen cn tc rangschikken, heeft hij ook mij
bij de samenstelling van dit werk een grooten dienst bewezen. Daarvan zegt Ds. p.
imouaver i\'zn. (zie Bijlage No. 2, tot de Acta i)e;<uf. 5y)i. 18 Juni 1805) het volgende:
„metslarI waar het werk zichtbaar is, waar daden spreken, daar kan men met
woorden spaarzaam zijn. Dese Kassen — de bewaarplaatsen van Kerkelijke cn tot het
Kerkelijke behorende geschriften van vrocgcren en latercn tijd, behoeven slegts geopent
te worden, dit is genoeg: om de bijzondere verdiensten te doen erkennen, waardoor
gij IT onderscheiden hebt. Ik wil het geen Herkules noemen, \'t geen gij verrigt hebt —
Geen augijas stal vol vuiligheid, dien gij zoud hebben schoon gemaakt tot dien mor-
zigen arbeid wierd alleen reuzekragt vereischt. Uw bedrijf was edeler — Gij her-
schicpt een baijert. Uw scbriftend oordeel. Uw juist oog, uw hand deed uit een
verward mengelmoes het nuttcloose, het overtollige verdwijnen, cn keurige orde
en netheid met daaraan verknocht gemak en gerijf tc voorschijn komen. Treden
nakomenden grif in dat zelve spoor, zij zullen dankbaar erkennen, dat gij hun den
weg gebaand, gij het IJs gebroken hebt, cn zoo zij onberaden genoeg mogten zijn,
het zelve te verlaten, dan zal wel haast dc luide wensch gehoort worden „ach hadden
wij hier een metslar wecrl"" — Er moet van hem eene anto-biographic bestaan,
die mij echter niet is voorgekomen. Zie c. a. l. van TuoosTEMiruo de iirrvn, üe
Ilerv. Kerk in Ned. Oost-Indiëonder de O.-1. Compagnie, blz. 20, 220, 294. t.a. romein.
Naamlijst der jiredikanten in Friesland, blz. 193, 194.
\') SIGEIRIDI\'S OARiHNonrs, gcb. 17 Sept. 1744 te Enkhuizen, predikant te Oppen-
huizen c.a. 17G9—86, te Wolsum c a. 1780—17 Juni 1809, toen hij stierf.
\') ii. iiANOMA, pred. tc Nijland 1784—1831, toen hij Emeritus werd.
\') 1\'. steenwijk, geboren 1750 tc Surhuisterveen, waar zijn vader iiartintr R.
predikant was, pred. te Suawoudc e. a. 1774—78, tc Witmarsum. 1778—80, tc Hol-
werd 1780—96, tc Leennens (Gron.) 1796—31 Dcc. 1813, toen hij overleed.
\') a. van {iii\'ken, geboren 28 Juli 1756 tc Groningen, pred. te Lutkewicrum
1782-88\' te Bi.daard 1788— 181 1. Zie Boekzaal, Jan. 1812, blz. 101, 102.
") ii. wesselirs, pred. te Buitenpost 1777 — 89, tc Hoordahuizum 1789—94, te
Huizum 1794— 1 Juli 1828, toen hij Emeritus werd. Hij overleed kort daarna, 6
Aug. 1828. Ook hij behoort lot dc belangrijkste personen van dit tijdvak. Herhaaldelijk
was hij afgevaardigde tot de Vergaderingen van gecommitteerden uit dc verschillende
45
predikant te Huizum, en als secundus engelbertus haseliioff , pre-
dikant te Oudkerk. Uit de Classis van Bolsward en Workum als
primus joiiannes henricüs regenbogen"), predikant te Stavoren, en als
secundus jan philippüs wassenaar , predikant te Exmorra. De eerste
vergadering werd bygewoond door al de primi en van de secundi is
nooit iemand lid dezer vergadering geweest dan alleen later Ds. jod.
heringa, terwyl in 1796 de plaats van Ds. wesselius werd ingenomen
door Ds. petrus brüining van Wirdum *) en die van Ds steen wijk
door Ds. petrus brouwer pzn^) van Blya, den man, die met alle recht
de primus inter pares genoemd mag worden, aan wien de Gerefor-
meerde Kerk van Friesland, gedurende h_et Synode-looze tyd perk, meer
provinciën, die tc Utrecht gehouden werden cn waarover wij later spreken. In de
stads bibliotheek tc Lccuwardcn berust een afschrift van een belangrijk, door hem
samengesteld handschrift, „geschiedkundige bijzonderheden betrekkelijk den dorpe llui-
«iim" bevattende, waarvan door den heer o. n. van nonssuM waalkes gebruik is
gemaakt bij dc bewerking van zijn De kerkelijke toestand van het dorp^ Huizum voor
de Hervorming. Leeuw. 1875. Zie o. m. dc voorrede.
\') K. iiASELiioKF, gcborcn 8 April 1727 tc Vlachtwedde, prcd. te Oostermeer c.a.
1751—C4, tc Oudkerk c. a. 17C4—1802, toen hij Emeritus werd. Ilij overleed tc
Dokkum 29 Nov. 1805 (volgens romein, Naaml. d. pred. tn Fr. blz. 29) of 180G
(volgens dc Aanteekeningen achter dc Acta Si/n. Fris. 1807).
\') ii. KEGENnooEN, Thcol. Doct., geboren in 17G7 tc Schuttorp in Bentheim,
pred. te Jutrijp en Ilommcrts 1790—92, te Stavoren 1792—97, te Franeker 1797—98.
ïl\'j werd in 1798 Ilooglceraar in dc kerkelijke geschiedenis cn de uitlegkunde der
IL S. te Franeker. Na de opheflïng der academie aldaar, kreeg hij, in 1812, een
professoraat tc Leiden, waar hij 22 Febr. 1814 overleed. Zie over zijne theologische
richting en hetgeen hij geschreven heeft, «r.ASirs, Godgeleerd Nederland, 111, 153—159,
die cchtcr sommige jaartallen onjuist opgeeft.
\') .1. vii. wassenaar, gcboreu 7 Jan. 1757 tc Kornjum, wiuvr zijn vader reonerus
W. picdikant was, kwam als candidaat te Exmorra 23 Oct. 1785 en bleef daar werk-
zaam tot zijn dood, 30 April 1827.
\') 1\'. nnitinino, geboren 15 Oct. 1735 te Oostcrwicrum, waar zijn vader oer-
"uani)i:,s n. predikant was, was eerst ]ncd. te Gorrcdijk 1700—73 (dc lijst van pred.
dier gemeente in v. ai.riikxs N. Kerk. Handb. 1887, is in meer dan ccn opziclit
foutief; Ds. n. ii. crimi\'ixo, 1789—t 1798, is geheel vergeten, Ds. o. n. hein stond
daar niet 1779—1804, maar 1799—1802, terwijl ook de opgaven aangaande enoelsma
cn imniNixo niet in orde zijn cn nog minstens ccn prcd. i.s vergeten) daarna te
l\'ergschcnhoek 1773—75, eindelijk tc Wirdum van 10 Oct. 1775 tot tijn dood, II
•\'uni 1810. Dc naam van niuiixixo verdient, om hetgeen hij, vooral in dc eerste
jaren na 1795, voor dc Kerk gedaan lieeft, in cerc gehouden tc worden. Zie Boekzaal
Gel. Wereld. Aug. 1810, blz. 228—233.
*) 1\'. hrorwer, geboren in 1740 te Tjallcbcrd, waar zijn vader 1\'etri:8 n. toen
predikant was, pred. tc Blija e. a. 1772—1 Jan. 1828, toen hij Emeritus werd. Ilij
overleed to \'fernaard 12 Mei 1830. Zie over hom r. vostihimüs. leerrede ter ge-
dachtenis van den WelEerw. heer P. Brouwer. Ilij schreef Pzn. achter zijn naam ter
onderscheiding van zijn vollen neef, den Dordrcchtschen predikant i\'etrus iiroiiwer n/.n.,
die een zoon was van brokrils hkohwek, pred. tc Amsterdam.
46
dan aan iemand anders te danken gehad heeft en die ten opzichte
harer geschiedenis gedurende dien tyd met alle recht en zonder eenige
grootspraak zou hebben kunnen zeggen: cujus pars maxima fui.
Zoo was dan, door gemeen overleg en samenstemming der verschil-
lende Classes tot stand gekomen „eene vergadering van zes Predikan-
ten, welke, behalven de inzameling en verdeeling der weduwgelden,
het ontvangen en beantwoorden van brieven, de Friesche Kerk in \'t
algemeen betreffende, by elke voorkomende geleegenheid de gewig-
tigste belangens der Kerk, met yver, met standvastigheid, met moed,
maar ook teevens met voorzigtigheid behartigde, die daar, waar de
aart der dingen het veroorloofde, de raad en volmagt der Classen
vroeg; maar ook daar waar elk oogenblik verwyl gevaarlyk wierdt,
niet aarzelde om straks rustige handen aan het werk te slaan,"\') Op
deze wyze werd er een band van vereeniging tusschen de verschillende
Friesche Classes gelegd en „bewaarde men reeds van het eerste oogenblik
af een pvmt van gemeenschappelyke en zamenstemmende werkzaam-
heden" in deze vergadering.
Den 3den November en beide volgende dagen hield de Commissie
uit de respective Classen hare eerste vergadering in de ICostery te
Leeuwarden, „ter verdeelinge der ontvangene weduwe gelden en ter
reegelinge van de meest noodige kerkelyke zaaken." Nadat tot praeses
Ds. van assen en tot scriba Ds. rkgenbooen gekozen was en de rekening
en verantwoording gedaan was over de vidualia, de subsidie-gelden
voor de Deputaten en de liefdegaven voor de noodlydende kerken,
ging men over tot de behandeling der punten, die in de instructie
dezer vergadering vervat waren\'). Onder die punten was het tweede
„noopens het al of niet houden van eene Proviutiaale Synodus ot
Coetus. Zoo Jaa, op welken voet — En van waar de Onkosten daar
op vallende te vinden." Ten opzichte hiervan was de vergadering
„Eenparig van Oordeel dat eene Kerkelyke Vergaadering in \'t vervolg
te houden dienstig zy. En zy heeft volgens hiuir Instructie, een
Praeadvys daar omtrent ontworpen, waar van zy een alschrift aan
elke der Classen zoude over zenden ter Examinatie."
Op dit praeadvys komen wy straks terug, wanneer wy te spreken
hebben over de wyze\'van kerkbestuur, die de Commissie, met het oog
op de tijdsomstandigheden en den toestand der kerk, wenschelyk
achtte. Zooveel kunnen wy hier echter reeds mededeelen, dat zy er
Rapport van de icerkzaamheden der kerk. Comm. Band 41, No. Cl.
\') Zie dc Uandelingen der Commissie, sess. ia, art. 2.
47
in \'t geheel niet aan scheen te «denlfen, of het houden eener Synode
terstond weer mogelyk zou zijn en dat zij daarom ook geene middelen
om daartoe te komen aan de Classen voordroeg.
Vóór wij verhalen, wat de Commissie dan wilde en wat zy gedaan
heeft tot regeling van het kerkbestuur, hebben wü eerst te wyzen op
een zeer gewichtig punt, ten opzichte waarvan zy zich in het belang
der Kerk hoogst verdienstelyk gemaakt heeft. Naar waarheid mocht,
zooals ons blyken zal, van hare leden later verklaard worden, dat zy
«hij elke voorkomende geleegenheid de gewigtigste belaugens der
Kerk, met yver, met standvastigheid, met moed, maar ook teevens
met voorzigtigheid behartigden".
§ 3. de heffing 01\' de coupoua-goedeiien.
De Commissie uit de respective Classen van Friesland, zooals zy
den 8sten November 1796 wederom te Leeuwarden samenkwam,
hestond uit de Heeren predikanten .ion. van assen te Harlingen, s.
"AnmNGiüs te Wolsum, p. brouwer pzn. teBIya, p. bhuinino te Wirdum,
ii. regenbogen te Stavoren en jod. heringa te Oldeboorn. Tot haren
praeses verkoos zy den Heer p. uroining en tot haren scriba den Heer
i\'- brouwer pzn.
Weinig dacht zy er ongetvvyïeld aan, toen zy den Praeses mach-
tigde, om, wanneer het noodig zou zyn, weer eene vergadering uit
te schryven, dat er dien zelfden dag van het Provinciaal bestuur eene
Missive zou uitgaan, die hen dringen zou ten spoedigste weer samen
te komen.
De nieuwe orde van zaken kostte namelyk geld, veel geld, en in
het opbrengen daarvan zou ook de Kerk de zegeningen der omwen-
teling mede genieten. Reeds den 28sten Juni 179G had het Provinciaal
Bestuur"), by zyn optreden, tot vinding van do quota der provincie
\') Dc Provisioneele Rcprescntiintcn iiadden, zoonls luin niiam nandtiidt, slcclita
t\'jdelyk het bestuur aanvaard. In Mei 17\'.>5 was het volli opgoroci)cn tot de keuze van
ccnc vrije volks-representatic. Door grondvergaderingen cn kiezers waren toen gekozen
Representanten van het volk van Friesland, die, ten getale van 08,
den 23stcn .lunij 1795 beëedigd en geïnstalleerd werden en onder voorzitterschap van
den bekenden Dr. si.mok srvi- het bewind aanvaardden. Zij waren slecht.s voor dén
jaar benoemd en hunne instructie hield in, dat zij „zouden doen ontwerpen ccnc
op Vryheid cn Gelykheid rustende Kegeeringsvorm voor deze Provintie. Door allerlei
■^verkzanmhcden verhinderd zulks eerdci tc doen, boden zij in Mei 179G luin hunne
ttedeburgers een „Concept-llcglemcnt ter daarstelling van een Provinciaal Bestuur
48
Friesland in de buitengewone opbrengst van 60 millioen, een placaat
uitgevaardigd, waarby het zijn besluit te kennen gaf, ,om eene Ne-
gotiatie van Penningen te openen, op de Bezittingen van de Publicque
Corpora" en de Administratoren dier goederen vermaande, ,om schik-
kingen te beraamen, dat zy door verkoop van een gedeelte der zelve,
\'s Lands Kas zouden kunnen sty ven, buiten scbaaden hunner Admi-
nistratie". Het voornemen was toen ,om het derde gedeelte van de
bezittingen der Publique Corpora, by weege van Negotiatie te
heffen".\') Hoewel „de nood des Vaderlands groot" Avas, kon het
Provinciaal Bestuur de heffing ten slotte toch wat kleiner doen zyn,
dan oorspronkelijk gedacht was. By publicatie van den 6den October
1796\') kon het dus mededeelen: „wy hebben echter, ten einde zo
veel mogelyk die Goederen in waarde te houden, en vertrouwende
dat de Administratoren zich naauwkeurig van hunne plicht zullen
kwyten, onze berekening voor bet tegenswoordige op het Zesde gedeelte
gemaakt, waar door Friesland zich voor dit Jaar buiten alle verant-
woordelykheid zal kunnen stellen en aan zyne plicht voldoen; onder
afsmeeking van \'s Hemels zegen, dat eenen gunstigen Vrede verdere
Buiten gewoonen bezwaaren zal doen ophouden". Zoo moest dan „het
Zesde gedeelte der reëele of by getrouwe begroting bepaalde waarde"
der Publieke Corpora worden gefourneerd, „de eene helft ten minsten
vóór den 25 November, en de andere helft vóór of op den 25 December
1796 aan het Comptoir der Domeinen, in goeden gangbaaren. Gouden
of Zilveren Münte, welke men gewoon is op \'s Lands Comptoiren te
ohtvangen". Voor de alzoo gecontribueerde sommen zouden afgegeven
worden, eerst „Recepissen, ten laste deezer Ptovintie, rentende drie
en een halve Gulden per Cento Jaarlyks" en een jaar daarna Obli-
gatiën in forma met dezelfde rente\'). Tevens was bepaald, dat ieder
Administrateur van zulke goederen, die bevonden werd nalatig geweest
te zyn of ter kwader trouw gehandeld te hebben, in eene boete aan
voor het volk van Friesland" aan (Zie de rroclamatie van 5 Mey 179G en hetConcept-
Keglement, in dc Jaarb. d. B. li. VllI, 198—210). Door do grondvergaderingen en
kiezers gekozen, aanvaardde nu liet 1\'rovintiaal Bestuur van Friesland den
288tcn .Juni 1796 het bewind. Ilct telde 42 leden, tcrM-ijl er een gelijk aantal pliuits-
vervangers was aangewezen. Vgl. w. ekkhoff. Friesland in 1813, 2de dr. Leeuw.
1864. Bijlage A.
\') Jaarb. d. B. li. X, 2. Over deze heffing en dc daaruit ontstane deficit-tracte-
menten cf. v. am\'iien, Nieulo Kerk. Uandb., 4dc vervolg, 1882, blz. 126, 127; en
Dr. J. vak loeken llzs., Geen Gunst maar Recht, blz. 47—50.
•) Jaarboeken der Bat. Rep. X, 2—7.
\') In den Franschen tijd werd ook de rente dezer obligatiën gcticrceerd.
-ocr page 65-4Ö
den Lande zou vervallen van 500 Car., Guldens „uit zyne eigene Be-
zitting te betaalen". Opdat niemand in dezen onzekerheid zou kunnen
voorwenden, welke goederen hedoeld werden en welke niet, was gede-
creteerd, „dat onder de benaming van Publique Corpora, moeten
Worden verstaan, Stedelyk, Districts, Dorps, Geestelyke Staat, Kerk-
en Arme- of Buiten-Voogdyen, Diaconien, Weeshuizen, Gasthuizen,
Passante Beurzen, en in het Generaal alle zodanige Administratien,
Welke Goederen en Bezittingen hebben die door Publique Admini-
strateurs worden Bestierd, van welke benaming dezelve ook zouden
mogen weezen, en zonder dat dien aangaande eenigzints de Gods-
dienstige Gezindte in aanmerking koomt".^)
Met het oog op deze bepaling meende men, en wat aangaat die
pastoriegoederen, waarvan de predikant het volle vruchtgebruik had,,
meende men zulks, naar \'t ons voorkomt, terecht"), dat onder
deze corpora-goederen de zoogenaamde pastoralia niet begrepen waren.
Moesten kerk en diaconie, weeshuizen en gasthuizen door deze heffing
dus groote verliezen lyden, men dacht, dat de predikanten er toch
zonder schade zouden afkomen. Deerlyk \'vergiste men zich echter
daarin. By uanschryving van den 2lsten October aan de gerechten
Werd eene nadere explicatie en ampliatie van de bedoelde publicatie
gegeven, terwyl uit die van den 8sten November bleek, dat ook de
Administrateurs der Pastoriegoederen het voorgeschrevene zesde ge-
deelte hadden op te brengen, waartoe zy dan ook door de Gerechten
gesommeerd werden.
Een ontzettend zware slag mocht dit besluit met recht genoemd
Worden. Gold de heffing ook de pastoralia, dan werden daardoor niet
ïninder dan GO a 70 predikanten, die voor een grooter of kleiner deel
hun tractement uit zulke goederen trokken, op eene gevoelige wyze
\') Ook in de 1\'rovineie Groningen heeft men in dien tijd heel wiit moeten op-
brengen, nl. 1". den 25sten penning vun de vaste goederen der Hervormde Kerken,
den loden penning van de traetementen der Leeniren, 3°. den -lOsten penning van
diezelfde traetementen, 4". een vierde deel van alle vaste goederen, aan de Kerken,
l\'astoriün eu Kosterijen behoorende. Zie de Uandelingen der Utrechlsche Vergadering
VMi 18 Mei 1797 en volg. dagen, sess. 10, art. 2.
\') Sommige gemeenten met pastomlia beriepen, zoouls wij boven reeds zagen,
Pi-cdikanten oj) een vast tractement, veelal minder dan de geheele opbrengst dier
Boederen. Hetgeen dan overschoot, werd mm andere dingen besteed. Deze pivstoralin
Ovaren daardoor feitelijk, al was \'t ook niet rechtens, kerkcgoedcrcn geworden, maar
zoodanig vielen zij dan ook onder de bepalingen van dc Tublicatic van G Oct.
\'\'fC. Haddon de gemeenten, ten nadeclc der predikanten, ze altijd als kerkcgoedcrcn
beschouwd, het was niet tc verwonderen, dat het l\'rovinciaal IJestuur nu hetzelfde deed.
4
-ocr page 66-50
m
getroffen; sommigen hunner hadden zelfs geene andere inkomsten
dan die hunner pastoralia, zoodat, ging deze heffing door, zy zich
een niet onaanzienlijk verlies zouden hebben te getroosten, wat by
sommiger toch al niet ruime bezoldigingen den geheelen ondergang
van familiën ten gevolge zou kunnen hebben. Het was daarom goed
gedacht van den voorzitter der Commissie van Afgevaardigden, Ds.
brmning, dat hij, in overleg met den scriba Ds. brouwer, zoowel by
Missive als by advertentie in de Couranten, ten allerspoedigste eene
vergadering uitschreef\')
Reeds den 22sten November kwam men te Leeuwarden byeen.
Alleen Ds. regenbogen was absent. „Uit hoofde van het algemene
belang het welk de Friesche Gereformeerde Kerk by deeze zaak had",
achtte men zich verplicht, „ten spoedigste" eene buitengewone verga-
\'dering van al de Classen byeen te roepen\'). Daar „het ten hoogsten
noodzakelijk was, in deze zaak op eenen Eenparigen Voet, zoo veel
mogelyk te werk te gaan", zou men in die Classen als „het eenpaarig
advys en sentiment van alle de Leeden dezer Vergaadering" het vol-
gende voordragen:
„Voor eerst dat in de Publicatie van het Provinciale Bestuur van
Friesland de dato den 6 October 1796 waar by de opbrengst van de
Vede der Corporagoederen enz. wordt gedecreteerd, geene de minste
mentie gemaakt wordt van de Pastorye goederen, in welker bezit de
Predikanten zyn, en waar van zy het Vrye Vrugt gebruik hebben.
„Ten tweeden Dat er dus als nog geen Wet, Publicatie of Uitge-
drukte last aan voorscli: Predikanten voor handen is, welke zodaanig
een Opbrengst of verkooping van Pastorye goederen beveelt.
. „Ten derden Dat de missive aan de Gerechten (hoe men dan ook
dezelve verstaa) nooit meerder is als een Last van het Provinciaal
Bestuur, hoe de Geregten, maar niet hoe de Predikanten, moeten
handelen, wyl zy dan aan .deeze laaste hadde moeten gezonden zyn.
„Ten Vierden Dat in deze Missive ^eene de minste mentie gemaakt
wordt van die Pastoryegoederen waar van de Predikanten zelve vrugt-
gebruikers zyn, en iu welker onbelemmerd bezit dezelve zich bevinden,
maar van de Adtninistrateurs der Pastorye goederen.
„Ten Vyfden, Dat zo dnia (gelyk de eerbied voor het Prov: Bestuur
zulks vordert) men eene gezonden en verstaanbaren zin in deze aan-
schryvinge veronderateldt, dezelve naar ons insien, nergens anders op
\') Handelingen dier Commissie, 22 Nov. 1796, art. I.
») Handelingen dier Commissie, 22 Nov. 1796, art. 2.
51
kan zien als op die plaatzen, waar de kerkvoogden in de beheering eü
bet bestuur der Pastorye goederen zyn, en de Predikanten een vast
bepaald tractement volgens beroepbrief van de Kerkvoogden ontvan-
gen, wyl
»Ten Zesden iemand die in het bezit en eigene administratie van
private of usufructuaire goederen is, geen administrator zonder eenige
by voeging of zonder wyders van dezelve kan genoemd worden, veel
minder nog een publicque administrator.
»Ten Zeevonden zoude de veronderstelling dat die aanschryving aan
de Gerechten zoude zien op die Predikants goederen, welke in der
selve vrye vrugtgebruik en possessie by hunne beroeping gesteld zyn,
direct incurreeren teegens het decreet der Nationaale Vergaadering
van den 5 Augustus .1796 deses Jaars, \'t welk by Publicatie van het
Prov. Bestuur van Friesland de dato den 22 Augustus 1796 kragt van
Wet verkreegen heeft, en by deeze aanschryving aan de Gerechten
op nieuw word ingeroepen, en gereserveerd, als waar by word gesta-
tueerd, dat de wijze van betaaling van de Bedienaaren der geweezene
heerschende Kerk moet worden gelaten in staat, of zoo verre daar van reeds
^fiff afgeweeken zijn, in den voorigen staat moet worden tc rug gehragt.
»Ten agsten. Dat in allen gevalle naar ons inzien door geene Re-
geering aan de Predikanten, in het vrye vrugtgebruik en bezit der
Pastorye goederen zynde de Opbrengst on des noods de verkoop van
die goederen kan worden bevoolen, zonder de naukeurigste bepaaling
van het hoe, wyl deeze goederen door de Steingeregtigde ingezeetenen
in der tyd aan hunne trouw zyn aanbevoolen, en zy verplicht zyn
dezelve te verlauten en achter te laaten, in dezelve en Onverminderde
Staat, waar in zy die ontvangen hebben, waaromtrent de Kerkvoogden
als gelastigden dier ingezeetenen verjjliclit zyn alleen het nodig toe-
zicht te houden.
»Uit al het welk men met\'grond meende te moogen concludeeren^
dat alle ongerustheid des weegen, by de onderscheidene Predikanten
en Gemeenten ontstaan alleen proflueerde uit de verschillende opvattin-
gen daar omtrent by de Gerechten huisvestende en de onderscheidene
^\\jse van kennisgeeving in dien gevolge aan de Predikanten gedaan,
I^at diensvolgens do Commissie zoude van Oordeel zyn en de Classen
praeadviseeren dat de Predikanten in do possessie en het vrye vrugt
gebruik van de Pastorye goederen zynde, nooit kunnen verondersteld
■worden door deeze aanschryving bedoeld te zyn, dat dus, voor als
^og ten minsten, door niemand eenige verdere stappen behoorden
gedaan of eenige maatregelen genoomen te worden, en dat in allen
4*
-ocr page 68-52
gevalle wanneer onverhoopt eenige verdere Orders off poursuites aan
deeze zaak met uitstrekking tot Pastorije goederen door de Predi-
kanten zelve bezeeten en gebruikt, van weegens het Provinciaal
Bestuur of eenige Gerechten mogten gegeeven worden, deeze Com-
missie salvo meliori door de Classen behoorde geauthoriseerd en
gequalificeerd te worden, om naamens alle Predikanten en Classen
van de Gereformeerde Kerk deezer Provincie, zodaanige mesures te
neemen, en adressen \'t z\\j aan Gerechten, \'t zij aan \'t Provinciaal
Bestuur, \'t zy aan de Nationale Vergaadering te praesenteeren, als
zy op bovengelegde gronden ten beste van de belaugens der Gerefor-
meerde Kerk van Friesland, en in Conformiteit aan het Decreet der
Nationale Vergaadering Representeerende het Volk van Neederland\\
van den 5e augustus 1796. verstaan zullen te behooren."
Ons dunkt, dat tegen de motieven, door de Commissie genoemd,
niet veel in te brengen was. Op grond van het placaat van den 6den
October konden de pastoralia geacht worden niet bedoeld te zyn.\')
Publieke goederen mochten zy dan ook in zekeren zin niet heeten.^)
En met hetzelfde recht, waarmede op de kostery- of schoolgoederen
de heffing niet toegepast werd\'\'), mocht men ook eischen, dat de
pastorie-goederen er van vrygesteld bleven.
De Classes vereenigden zich dan ook eenparig met het door hare
afgevaardigden gegevene praeadvies. Intu.sschen werd, zoowel van de
zyde der Gerechten als van die van het Provinciaal Bestuur en de
Commissie, die het vroegere collegie van Gedeputeerde Staten verving.
\') Uandelingen der Commissie, 22 Nov. 1796 , art. 3.
\') Dmiiin werden tocli duidelijk de publique corpora omschreven cn daaronder
kwamen de 1\'astoriën niet voor.
\') Zij waren niet voor het publiek, in ruimeren of engeren zin, maar voor een
persoon in diens bepaalde (qualiteit bestemd.
\'•) Zie: J. van loon 37.., De kerkvoogdij ten platte lande in Frieslatid, blz. 30, 31.
De heffing werd niet op dc kosterij- cn schoolgoedcren toegepiist. Do heer v. loon
meent: „Diuirvoor zal wel geene andere reden kunnen worden gevonden, dan dat
het Staatsgezag van dien tijd die goederen en huizen beschouwde, als niet direct tc
behooren tot de „kerkelijke""\' (blz. 31). Maar dit kan de reden niet geweest zijn-
Immers onder Publique Corpora werden, blijkens jjublicatie van 6 Oct. 179G, ook
verstaan „Stcdclyk, Districts, Dorps.....Buiten-Voogdijen", die ook niet direct
tot dc „kerkclyk" goederen behoorden. Bovendien werden niet slechts „kerkelijke"
maar „in het Generaal alle zodanige Administration, welke Goederen en Bezittingen
hebben die door Publiciuc Administrateurs worden Bestierd" bedoeld. Maar waarom
men wel<-de Pastoralia trof en niet de Kosterij- en schoolgoederen, die van gciiecl
gelijken aard waren, is mij oen raadsel, tenzij hier gedacht mag worden ann eene
zucht om in do predikanten zooveel mogelijk dc kerk to wonden.
53
bij verscheidene predikanten aangedrongen op het tijdig fourneeren
Van de opbrengst van het zesde gedeelte hunner pastoralia. Dit ge-
schiedde echter zoo, dat er onderscheid gemaakt werd, want er werd
«aan zommigen eenig uitstel verleend doch aan anderen niet". Bij de
leden der Commissie van afgevaardigden kwamen dan ook van onder-
scheidene predikanten klachten daarover in.\')
Zoo spoedig als\'het mogelyk was, namelijk den 2den December 1796
reeds, kwam de Commissie weer samen te Leeuwarden. Het was dan
ook dringend noodig. Zooals wy zagen, had men de eerste helft van
de geheele opbrengst reeds den 25sten November moeten storten, en
sommige predikanten, door den nood gedrongen, waren daartoe ook
overgegaan. En de 25ste December, op welken dag uiterlyk de andere
helft aan het Comptoir der Domeinen betaald moest worden, was niet
ver meer af Wat zou men doen? Het eenige middel was, zich per
equest te adresseeren aan het Provinciaal Bestuur, ten einde de
pastoriegoederen van deze heffing vry mochten komen. De Commissie
besloot dus te requesteeren. En, gelyk al wat zy deed, deed zy ook
dit op eene uitnemende wyze.
Het is niet noodig dit geheele request hier mede te deelen"). De
■ gronden, in het praeadvys aangevoerd, worden hier grootendeels her-
haald. Bovendien wordt er nog op gewezen, dat de predikanten „in
de onderscheide Publicatie van de 50e en 25e penning als amttenaaren
beschouwd [zyn], en na derselver uitdrukkelyke teneur de 50e en25e
penning van hunne in qltt revenuen hebben \'moeten oi)brengen".
t Zou (his onbillijk zyn hen nu als administrateurs van publieke
goederen te treffen. Op (He wyze zouden zy altyd het kind van de
rekening zyn. Tevens wordt opgemerkt, dat ook zelfs de Gerechten
^iet aan de pastorie-goederen geilacht hebben als zynde in de heffing
begrepen, „wyl zy wel van Kerkvoogden, Armvoogden, Diakenen enz.
"laar niet van Praedikanten requireerdeii een opgaav van den Staat,
het beloop der revenuen hunner in qltt goeileren". Verder wordt
herinnerd, dat de inkomsten der bedoelde predikanten zullen vermin-
deren en „hoe deeze niet beuzelagtige maar alleraanmerkelykste ver-
Ji^uidering van het onderhoud dier Predikanten proefkundig beweezen
IS door het geene reeds by de opbrengst en verkoop der ,1 van Kerken,
^iaconiie en Gasthuis-goederen enz. gebleeken is, dat naamelyk dezelve
\') Haiidelvige» clcr Commissie, 2 Dcc. 179C, art. 2.
. \') Dit rc(iucst is tc vinden in de Haud. d. Comm., 2 Dcc. 1790, art. 3. liet werd
lianden gesteld van deji Advocniit Torny.MA, die liet bij het 1\'rovinciiuil Bestuur
zou inleveren.
54
in weerwil eener naar tijdsomstandigheeden en verwagting gemodifi-
ceerde tauxatie, echter genoegzaam over al tot zulke lage prijzen
hebben moeten worden verkogt, dat die Corpora (de hu uren ot
Intressen teegen de beloofde intressen der op te brengene Sommen
bereekend) een verlies van Twee, drie, vier en meer guldens per
cento..... Jaa zoo de Suppl^®" meenen gehoord te hebben tot en
over de helft niet van de Capitaalen, maar van hunne revenuen moeten
Lijden. Dat dit verlies in het veronderstelde geval van eene Verkoo-
pinge der Pastorije goederen, welke de waarde van de ^ daar van
zoude beloopen, nog oneindig grooter moest worden, wijl de meeste
by landkopers voor handen zijnde penningen, reeds door de menigte
der overal gedaane verkoopingen geheel geabsorbeerd zijn." Daaruit
zou volgen, dat men op verre weg de meeste plaatsen een derde, de
helft of nog meer der pastoriegoederen zou moeten verkoopen, om
het 4 der getauxeerde waarde te kunnen opbrengen. Maar daardoor
zouden dan ook de meeste predikanten geruïneerd worden. „Jaa de
. inkomsten van die Predikanten welke op de vrye inkomsten der Pas-
torye goederen, naa de Staats Resolutie van den 16 Maart 1794,
beroepen zynde, daar van het Reël of de Respective 4\'^® of 5} penning
moeten betaalen, en nu zommigen nauwelyks of geen 600 Guldens
daarvan genieten, zouden langs deezen weg by naa tot niets geraaken".
Daarom verzoekt de Commissie eindelyk, dat het Provinciaal Bestuur,
„ter voorkoming van alle misverstand en Confusie", verklare, dat de
inhoud der Missive van den 8sten November alleen betrekking had
„op die Pastorye goederen welke onder de Publycque administratie
der Kerkvoogden zyn", en dat hiervan kennis gegeven worde aan de
Gerechten „met wyderen last aan dezelve om overal waar door mis-
verstand, voorbaarigheid, of anderzins reeds tot de Vei koping van
die pastorije Goederen, in welker vrye bezit, en vrugtgebruik de Pre-
dikanten zyn, aanstalte gemaakt, of daar meede mögt begonnen zyn,
alles weder te rug te brengen, in -den zeiven Staat, waar in het
geweest is". „Verzoeken — zoo besluiten dan de zes Heeren hun
request — dat zy in hunne quahteit mogen worden verklaart diligent,
en dat in gevalle van onverhoopten afslag van hun (zoo zy respectueus
vermeenen) gegrond en billyk bovengemeld verzoek, hun in qltt: moge
worden verleend Status en Surcheance van alle verdere poursuites, ter
tyd en zoo lange door de Nationale Vergadering Representerende het
volk van Neederland, aan welke de Supplianten in dien gevalle hoe
ongaarne ook uitiirukkelyk gelast zyn, zig te addresseeren, in deezen
zodaanig zal zyn gedisponeerd als dezelve zal meenen te behooien".
55
Reeds den 9den December nam het Provinciaal Bestuur van Fries-
land eene beslissing op dit request Het erkende, dat de pastorie-
goederen niet uitdrukkelijk waren genoemd,\'^maar ontkende, dat er
bij de gerechten in \'t algemeen twijfel in dezen bestaan zou hebben.
De aanschryving van den 8sten November had alleen plaats gehad,
om die predikanten, die als bestuurders van pastorie-goederen „zich
bevrijd waanden, van de verplichting ora dezelver in qltt. aandeel te
fourneeren, geene geleegentheid te laaten, dat zy door het voorwenden
Van Onkunde zich zouden trachten te onttrekken van de verplichting
welke door de Administrateurs, van andere kerkelyke gesinten zoo
lofïelyk werd(en) volbragt, en die tot hier toe van alle voordeelen uit
s Lands Cas zyn verstooken gebleeven". Wel was het decreet, waarby
alle twyfel aangaande de bedoeling van het Prov. Bestuur was weg-
genomen, „om moverende reedenen" niet gepubliceerd geworden, maar
de missive van den Ssten November was „genoegzaam en legaal" tot
Wegneming van allen twyfel en tot geruststelling met betrekking tot
het decreet der Nat. Vergadering van den 5den Augustus 1796. Het
persoonlyk belang der predikanten en hunner familiën moest, ook op
financieel gebied, even goed als dat van andere particulieren of cor-
poratiën, wyken voor het algemeen belang. Te voldoen aan het ver-
zoek der adressanten zou bovendien zyn het doen van onrecht „aan
de Administrateurs van die Pastorye goederen en aan alle corporation
^an andere Kerkgezinten 1), welke hun eigene Leeraars of Pastoors
ïnoeten onderhouden, nochtans gereedelyk hebben beantwoord aan
de uitschrijving" van het Prov. Bestuur. En wat gezegd werd van
het, ingeval van weigerend antwoord, zich tot de Nationale Verga-
dering te zullen wenden, dat zou toch niets geven, daar vooreerst
de respectieve provinciën de macht hadden „om voor de Finantien te
zorgen" en vervolgens de Nationale Vergadering „ook teevens den
krachtdadigsten bystand had toegezegd, aan de hoogst geconstitueerde
niachten in de Provinciën ter volvoering van derselver Financieele
Operatien op rechtvaardigheid en billykheid gegrond." Om allo ilezo
ïedenen besloot het Bestuur het gedane verzoek te wyzen van de hand
de adressanten zoowel, als hunne lastgevers te gelasten „om eeven
1 Dcic resolutie komt voor in de Handelingen der Commissie, 13Dec. 1796, nrt. 1.
\') Dit herhmildelijk wijzen op andere Gezindten lind wel iets van eene hatelijk-
\'»cid. liet Provinciaal liestuur vergat echter, dat het der commissie niet te doen
^vas om eene gunst boven andere kerkgenootachappcn, maar dat zij opkwam voor
personen. die ten onrechte in het genot der goederen, waaruit zij hun inkomen
liadden, werden aangetast.
56
•i
)
I
als alle andere administrateurs van Corporagoederen aan de voorschr.
Negotiatie te voldoen voor. den 15 Januarij 1797, zonder verder
Termijn, Echter onder guarantie voor het provisioneel genot van de
inkomsten welke zij lieden uit hunne in qltt® goederen genooten in
zo verre daar op zijn aangesteld".
Door hunnen advocaat, den Heer fockema, met deze Resolutie in
kennis gesteld, v?^aren, nauwelijks vier dagen daarna, den 13den
December, de Heeren bruining, brouwer, gardingius en heringa al
wederom te Leeuwarden bijeen om te beraadslagen, hoe men nu
verder moest handelen. Na lezing van de afwijzende beschikking van
i het Provinciaal Bestuur, was men eenparig van gevoelen, dat de ge-
I geven last der Classen eischte, dat men zich zoo spoedig mogelijk
i; wendde tot de Nationale Vergadering, om, ware het mogelijk, van
j deze een gunstiger besluit in deze zaak te verkrygen\'). Terstond dan
; ook werd door hen, mede namens de beide afwezige leden der Com-
^ missie, de Heeren van assen en regenbogen, een adres ontworpen en
^ gearresteerd, dat ten spoedigste naar \'s Gravenhage verzonden moest
^ worden.
I Met klemmende redenen wórdt in dit uitvoerig adres, dat in de
I acta der Commissie niet minder dan achttien folio bladzijden beslaat,
i gewezen op het onrechtmatige en onbillijke, dat er in gelegen is deze
I heffing ook toe te passen op de pastoralia. Al de ellende, die er voor
Ï! de predikanten uit voort zal vloeien, wordt in nog breeder trekken
I geschetst, dan in het request aan het Provinciaal Bestuur reeds ge-
S schied was. Er wordt met nadruk aan herinnerd, dat de predikanten
\'i slechts vruchtgebruikers der pastoralia zyn en dat zy als zoodanig
j geen gedeelte, en dus ook niet het ^ daarvan, mogen verkoopen, daar
dit later op hen of op hunne erven verhaald zou kunnen worden. Er
J wordt uiteengezet, dat het decreet van den 6den October onmogelijk op
: de pastorie-goe<leren betrekking kan hebben, daar deze geen corpora
! zyn en ook niet door „publieke administrateurs" worden beheerd. Er
I wordt herinnerd, dat de predikanten reeds als ambtenaren zwaar
belast zyn en dat zy nu dubbel gedrukt zouden worden; dat het
onbillijk is de nog geen 60 predikanten, die in het vrye vrucht-
gebruik van pastorie-goederen zijn, een last oj) te leggen, die hunne
collega\'s niet behoeven te dragen, en evenzeer, dat het niet recht is,
ten behoeve en tot verlichting van andere particulieren dezen predi-
\') Hand. d. Comm., 13 Dcc. 1796, art. 2, waaronder ook het Ueciucst aan dc
Nationale Vergadering voorkomt.
57
kanten een zeer aanzienlijk deel hunner inkomsten te ontnemen. Na
de gronden, waarop de resolutie van den 9den December rust,
weerlegd te hebben, als zijnde ten deele on.juist, ten deele leugen-
achtig , vragen adressanten dan, dat de Nationale Vergadering haar
invloed bij het Provinciaal Bestuur aanwende, opdat dit nog een
gunstig besluit moge nemen op hun verzoek van den 2den December,
of anders zóó resolveere als dit ten beste van de belanghebbende
predikanten en tot handhaving ^van het Decreet van den 5den Au-
gustus zal zijn, en dat, indien deze zaak niet terstond beëindigd kan
worden, „de loop van het termijn van de Opbrengst der ^ van de
Pastorye goederen vooren gemeld werde gestatueerd tot de eyndelyke
dispositie toe."
In dezelfde vergadering, in welke dit adres werd vastgesteld, besloot
de Commissie, gevoelende in hoe moeielyk geval de betrokken predi-
kanten verkeerden, die niet weten zouden wat zy nu doen moesten,
hun „by weege van Praeadvysseii te raaden om dewyl de Zaak han-
gende was voor de Nationale Vergaadering, zich daarop toe te leggen
dat zy de Penningen van huune geeischte Contributie in gereedheid
Diogten hebben teegen den I5e lanuary 1797. om in gevalle er nog
geen Uitslag van de Nationale Vergadering mögt zyn, of dezelve
insgelyks ongunstig niogte weezen, aan den eisch en last van het
Provinciaal bestuur te kunnen voldoen, of zoo hier toe een Verkoop
Van goederen noodig was, dezelve niet anders te doen dan oniler
Conditie van reclame en nulliteit iler verkoopingen wanneer het
Decreet der Nationale Conventie de Predikanten van het gevorderde
fournissement vry mogte verklaaren".")
«luist één dag na expiratie van den termyn, door het Provinciaal
\') Zij wijzen o. a. cr oj), dut liet Provinciaiil Ikstnnr zich zeer vergist, nis het
"^ecnt, dat de i)astoralia, „onder dc benaaming van Corpora Goederen met alle reeden
^\'jn, en moeten worden begreepen", want dat men nooit die Pastorie-goederen onder
t\'« Corpora, onder de publieke corpora heeft gerekend. Zie s. niNCicKS, Orcr \'s Lands
Ordoiinanlie, Lib. 4, Tit. 19, Art. 30 cn r. wikud.sma in zijne Verhandeling over het
Stemrecht, blz. .18—00. Zij bewceren, „dat .il vcrder.s die Predikanten, welke op de
Vrije inkoomstcn der Pastorije goederen beroepen zijn, en wiuir van hier <iiiaestic is,
nooit een duit uit \'s Lands kas hebben getrokken, cn dat de vergelijking tusschen hen
cn de administrateurs van andere kerkelijke gezinten gemaakt, \'t eenemaal onjuist
\'s, om niet meer te zeggen: — wijl (zo veel de Supj)lt» bekend is) niemand dcrselvcr
eeven weinig als het grootste gedeelte van de Gereformeerde Predikanten in Friesland
in het geval is van zig in de Possessie, beheer, en Vrije Vrugtgebruik van Predikants
oft Leeraarsgoederen tc bevinden."
\') Hand. d. Comm., 13 Dcc. 1790, art. 3.
-ocr page 74-58
Bestuur bij hunne resolutie van den 9den December vastgesteld, den
16den Januari 1797 dus, besloot de Nationale Vergadering op het
request der Commissie, ,dat daar de verkooping niet anders gevorderd
is, dan onder guarantie voor het provisioneel genot van de inkomsten
welke de requestranten uit hunne in qualiteits goederen genooten
voor zo verre daarop zijn aangesteld, is gedecreteerd, het verzoek der
requestranten te declineeren & te wijzen van de band".^)
Vreemd mag het zeker beeten, dat, terwyl dit besluit den 16den
Januari 1797 reeds genomen werd, daarvan eerst den 24sten April
1798, toen de requestreerende Commissie al sedert maanden niet meer
bestond, legaal bericht inkwam bij de Kerkelyke Commissie, die haar
opgevolgd was.
De pastorie-goederen werden dus gerekend te behooren tot de
publieke corpora, en het zesde deel der waarde daarvan moest dus
opgebracht worden. Doch daarbij bleef het nog niet. Voordat de
vaste termijn verloopen en de eindbeslissing door de Nationale Ver-
gadering gegeven was, schreef het Provinciaal Bestuur, by publicatie
van den lOden Januari 1797, op denzelfden voet eene nieuwe heffing
uit van het | der overgeblevene 4 van de waarde der corpora-goederen.
Ook deze heffing gold de pastoralia, zoodat de predikanten, die in bet
vrije vruchtgebruik hunner pastorie-goederen waren, in \'t geheel dus
een derde daarvan aan den lande moesten opbrengen, gelyk zy ook
gedaan hebben.
De schade, welke op deze wyze door die predikanten geleden werd
aan minder inkomsten, dan zy vroeger uit de voor het fournissement
verkochte goederen genoten, werd hun nu, krachtens do beloofde
guarantie\'), van wege de provincie vergoed, en bedroeg, blykens
hetgeen hun uitbetaald werd, een toiaal van ƒ 19000.—. Dit neemt
echter niet weg, dat er nog schade genoeg geleden is®). Immers de
\') Dit stuk is te vinden in liand 23, No. 7 (Archief\' v. h. l\'rov. Kerkbestuur v.
Friesland).
\') Dc slotclausule van de Publicatie van het l\'rov. Best. van 9 Dcc. 1796 over
dc guarantie, had men tc danken aan het ingeleverde rccjuest en wordt, in het meer-
genoemde Itapport aan de Synode van 1804, genoemd „cenc clausule, welke zonder
deeze adressen nimmer aanweezcn zoude gckreegen hebben." Dc Commissie verklaarde
dan ook in haar rciiuest aan dc Nationale Vergadering, dat zij -voör den Oden Dec.
1796 van deze bepaling niets geweten had.
\') Nipt alleen door predikanten, maar ook door kerkvoogdijen. „Om niet te ge-
waagen van de moeite en kosten die of het opspoorcn van Geld of de Tnuxatic en
Verkoop der Landerijen met zig slccpen, hebben wij hier het versch cn onlochcn-
baar voorbeeld van die Kerkvoogdijen cn andere Corpora welke de \'/, hunner in (jlts.
59
■Waarde der landerijen was in die dagen niet hoog, zoodat ook de
inkomsten daarvan niet groot waren, en daardoor ook het te kort,
dat bijgepast moest worden, kleiner werd. Door den verkoop van het
derde gedeelte der pastoralia werd tevens het vooruitzicht afgesneden,
dat men, bij stijging van de pryzen der landeryen, van die waarde
een hooger rente zou trekken, want de by gepaste som was niet voor
verhooging vatbaar. Daarby kwam nog, dat vele boerderyen, door
een derde gedeelte daarvan af te nemen, te klein werden en de pacht
van de overgeblevene twee derde gedeelten ook geringer werd naar
verhouding van vroeger, terwyl de lasten en het onderhoud der
behuizingen gelyk bleven. Hoe men ook de zaak beschouwde, zoowel
aan de toenmalige predikanten als aan hunne opvolgers heeft de heffing
op de corpora-goederen niets dan schade gebracht.
Toch mogen wy ons verblyden over den yver, waarmede de bekende
zes predikanten deze zaak behandeld hebben, \'t Is waar, dat vier
hunner, de Heeren gabdinoiüs, wiuinino, urouweb en iierinoa, er per-
soonlyk belang by hadden, daar ook zy hun tractement uit vrye
pastoralia ontvingen, maar de zestig gemeenten, aan welker predikants-
plaatsen een zoogenaamd deficit-tractement verbonden werd, hadden
dit voorrecht te danken aan het zestal mannen, dat al het werk
daarvoor bly moedig en zonder eenige belooning verricht heeft, terwyl
thans zeventig predikanten nog de vruchten van den arbeid dezer
Heeren genieten Immers het is zeer de vraag, of zonder hun op-
gocdcren hebben moeten opbrengen. Veele administrators hebben tot enorme Into
fessen zelvs van 5, G cn 7 ])er Cent, gelden gctragt tc bckoomcn, cn lijden dus
■^an hunne inkoomstcn, cn Intresscn een Verlies van, een, anderhalff cn diirdchalf
per Ccnto, andere daar toe geen kans en hunne pogingen tot zulke bezwaarendc
^egotiiuitic vruchteloos ziende, hebben moeten overgaan tot Verkooping van een
ecdccltc huivner in (iltts. Goederen, met dien Gevolgen dat Zij Oude Frieschc Obli-
gaticn 2 pCt. rentende tecgcn 28 tot 30 per Ccnto hebben moeten verkoopen dus
|net een Verlies aan Jaarlijkse revenuen van 2\'/, tot 3\'/, en meer i)er Ccnto cn diit
Zij Landerijen hoo zeer ook de op te brengen Sommen bij de Tauxatien, ingevolge
Publicatie van den 21 October gemodereerd was, tot zulk een lage prijs liebbcn
Woeten Liuitcn vaaren, dat dc Koopers daar van G, 7 per Conto on meer kunnen
|rekkcn, en dus de Verkoopers in qltt. al wccderom een Verlies IJ, 2 tot3i enmeer
\'n hunne laarlijkso inkoomen Schaadc Lijden." (Request nnn de Nat. Vergadering).
Kenige cijfers, ontleend aan dc verkooping der rastorie-gooderen te Hardegarijp,
sterksprokende cijfers, geeft Ur. j. v. loenen l.lzn., t. a. }>. blz. 74 (noot 77 on 78.)
\') In dc volgende gemeenten ontving do jjrcdikant een doficit-tmctcmcnt, tot het
daarachter genoemde bedrag:
Aalzum on Wetsens / 551. 3. 4; Achlum en Ilitsum / 20G. 10; Heers en .Tellum
, / 85. 3. 4. lierlikum ƒ 137. 17; Birdaard cn Janum f 397. 1. 12; Blija cn Iloogc-
60
treden in deze zaak, het Provinciaal Bestuur wel ooit de bekende
guarantie zou hebben toegezegd, daar van deze eerst bij het besluit
van den 9den December, in antwoord op hun ingeleverd request,
melding gemaakt wordt. Het ontstaan der deficit-tractementen is dus
eigenlijk hun werk geweest. Al is het hun dus ook niet mogen ge-
lukken te verkrijgen, wat naar recht hun loon had moeten zijn; al
heeft de Friesche Kerk in die dagen ook groote verliezen geleden
in de berooving harer goederen; al zijn ook vele predikanten in
hunne rechten op onverantwoordelijke wyze aangetast; dat er in den
bitteren beker toch nog een zoeten droppel gedaan en menig leeraar
voor broodsgebrek bewaard werd, het zou genoeg zijn om ons met
dankbaarheid de namen der leden van de bekende Commissie te
doen noemen.
Dat de Kerk in deze periode van lyden, van welke de heffing op de
corpora-goederen een zeer pijnlijk moment mag heeten, bewaard is
gebleven en zoo goed als \'t ging by orde en régel gehouden werd,
heeft God bewerkt door middel dezer mannen.
beintum / 268. 14. 4; Boornbcrgum cn Kortclicmmcn / 52. 10; IJoxnm cn IJlcssnm
/ 319. 6. 14; Bozum ƒ 674. 3. 2; Britswcrd cn Wnnswcrd /\'213. 1. 12; Britsiim
/219. 18. 14; Burgwcrd, Ilichtum, linrtwcrd, Oldc cn Ugokloostcr ƒ 374. 12;
Cornjum f 592. 12; Diimwoudc, Dricsum, Wontcrswondc cn Zwangwcstcindc./\'363.
4. 12; Dccrsum en Toppingiiwicr ƒ 450. 4. 10; Deinum / 504. 13. 2; Edens on Spnn-
nuni f 300. 17. 6; Ec cn Engwicrum f G29. 14; Garijp, Suninecr cn I<>crnc\\voudc
/ 309. 4. 8; Goutum cn Rwichnm / 238. 1 ; Grouw ƒ 281. 11. 8; Ilallnm ƒ348. 14;
Ilantum, llantnmcruitburen cn Ilantumlinizen ƒ 438. 0. 8; Ilempens cn Toerns
ƒ 196. 5; Iluiznm ƒ 205. 13. 12; Idaard, Aogum en Friens f 153. 7. 4; Jorwerd
/\'414. 13; Mantgum cn Schillaard ƒ 175. 19. 4; Marrum en Nijkcrk ƒ 59. 18. 2;
Metzlawier cn Nijewier ƒ 621. 19. 9j MoiTa en- Liocssens ƒ 608. 7. 4; Nieuwland
ƒ 440. 11. 4; Nijlerk in Oostcrdongcradool ƒ 527. 6. 2; Ocnkcrk, Giekerk cn Wijns
ƒ 337. 3. 9; Oldcboorn cn Nes f 55. 5; Oosterond ƒ 190. 17; Oosterlittens ƒ 388. 8;
Oostbem, Abbcga en Folsgarc ƒ 261. 8; Ooslrum cn Jouswicr / 752. 2. 4; Oudkerk
cn Hoodkcrk ƒ 387. 14, IJnuwcrd on Imsum ƒ 290. 10.8; Hcitsum, Gcnum cn
Ligtaard ƒ213. 6. 10; Hicd cn Boer ƒ 250. 10; Hinsumagecst cn Sijbmndahuis
ƒ 343. 2; Koordabuizum ƒ317. 0; Kijperkcrk cn Ilardcgarijp / 108. 18. 0; Schame-
goutum cn Loënga ƒ 87. 12. 12; Scbingen cn Slappcterp ƒ 100. U; Sijbrandaburen
cn Terzooi ƒ 180. 5; Twijzcl cn Kooten ƒ 05. 15: Tzum ƒ 208. 7. 15; Tzummarum
ƒ 207. 5;#Wan8wcrd en Jislum ƒ 354. 10; Warga ƒ 347. 17. 8; Wclsrijp en Bajum
/ 267. 13. 4; Winsum cn Baard y\'382.10. 10; Wirdum ƒ 275. 7; Wolsum en Westbcm
ƒ 329. 6. 12; Ysbrechtum, Tims cn Tjalhuizcn f 28S; Zwiuig, Lange cn Korte- en
Luxwoldcƒ 68. 19.
61
§ 4. het ontstaan van de „kerkelijke commissie".
De Commissie van zes predikanten, afgevaardigd door de verschil-
lende Classen, was eigenlijk maar eene voorloopige commissie. Gelijk
Wy boven zagen, was zy benoemd, om te beraadslagen over wat er
in de omstandigheden, waarin de Kerk toen verkeerde, gedaan moest
Worden. Nevens andere zaken had zij ook die van het Kerkbestuur
te overwegen en als \'t mogelijk Wiis te regelen. Volgens hare instructie
n^oest zy aan de Classen een praeadvies geven, ten opzichte van de
vragen: „Zal er in \'t vervolg eene of andere Kerkelyke vergadering
Wegens de hervormde Kerk in Friesland uit Classicale Gecommitteerden
bestaande plaats hebben?" en „Op welke eene voet sulk eene verga-
dering kan ingesteld worden?"
Reeds in hare eerste samenkomst hiehl de Commissie zich hiermede
bezigMen achtte zulk eene Vergadering „nodig tot bewaaring der
goede orde en eensgezindheid onder de gemeentqns, om deze te
bewaaren voor dweepery en dwaabng, ter distributie der . Wed:
Gelden, om de kerklyke wetten tc revideeren, Correspondentien te
houden met de Neder en buitonhmdscbe kerken, ter finale afdoening
Van geschillen onder de gemeentens" enz. *) Aan de Classen werd
\') In dc Handelingen der Commissie komt hicrovci- niets voor dun het weinige,
dat wij boven (bh. 4G) mededeelden. In Hand No. 12 B ("Archief van het Prov.
Kcrkbest. van Friesland) komen, gebonden tusschen een afschrift van dc Handelingen
^cr Commissie ccn ])aar zeer gehavende stukken voor, waaraan ik dc bovenstaande
"icdcdeclingcn ontleend lieb. liet cenc schijnt klad-notulen te bevatten van het bc-
•"»ndelde over het bedoelde onderwerp; het andere is een ,,Concept-plan nopens het
^de poinC (plan van kerkelijk bestuur), eigenhandig ondertcekend, „uit naam der
kommissie\'", door haren voorzitter j. van asshn.
Hit dc genoemde klad-notulen blijkt, dat Ds. cloeck, do afgevaardigde van
Zovenwoudcn, geen mandiuit van zijne Classis had tot het medewerken uan een
\'^onccpt-plan, maar dat hij persoonlijk er voor was, nog eenigen tyd te wachtcn,
^fwijl intusschen de bcstiuindc Commissie van afgevaardigden uit dc Classen zou
aanblijven, om, met goedvinden der Classen, appM in zuiver kerkelijke zaken af te
^oen. Ds. wesseluts was voor cenc kerkelijke vergadering „cn wel om de goede order
\'c houden in dc gemeentens, cn dezelve voor dweperij tc bewaaren, cn liet distri-
bueren van dc Weduwe gelden en de kerkelijke Wetten tc revideren cn tot onder-
bonding van Correspondentien zoo vool nodig mot do andere kerken." Ds. stee-vwijk
■^vas van advies, dat er in \'t vervolg „een kleine Cootus, het Collegie van dcvoorige
ï^cputnaten Synodi vervangende", jaarlijks in November en nis \'t verder noodig mocht
■^vezen, gehouden zou worden, om de zuivcr-kerkclijke zaken, die bij de Classen niet
konden worden afgcdiuin, (iiiiuil af tc doen enz. Ds. v. assen, Ds, heoexbooen en
OAUDiNoirs achtten, behalve het aanblijven van het Collegie van Deputaten, cenc
Jmirlijkschc Synode of Coetus noodig. Dc conclusie was dus, dat er „cone kerkelijke
Vergadering" zou worden gehouden. Over dc wijze waarop werd men het, gelijk
Verder uit het conccpt-plan blijkt, ten slotte ook eens.
daarom voorgesteld, dat deze kerkelijke vergadering den naam zou
dragen van Coetus Ecclesiae Reformatae Frisiae, en bestaan zou uit
12 predikanten, uit elke Classis twee, waarvan elk jaar 6, uit iedere
Classis één, zouden aftreden, en uit 6 ouderlingen, jaarlijks op nieuw
te benoemen uit de respectieve Classen. Deze vergadering moest dan
optreden in November 1796. Tot zoolang zouden de tegenwoordige
commissieleden de zaken gaande houden. Dan moesten nog 6 predi-
kanten en 6 ouderlingen hun toegevoegd worden en zij zeiven zouden
dan met de ouderlingen in November 1797 aftreden. De vergadering
zou jaarlijks den eersten Dinsdag in November samenkomen en verder
zoo dikvfijls als het noodig geoordeeld mocht worden. De gewone plaats
van vergadering zou Leeuwarden zijn, maar indien men samenkwam
in geval van appel, zou het ook kunnen geschieden in de hoofdstad,
waar het appel was aangesteld. Deze Coetus moest datgene verrichten,
wat vroeger het werk was van de Synode en van de Synodale Depu-
taten, voor zoovér het namelyk niet strydig was met de nieuwe orde
van zaken.
De Commissie voegde hierby. ook eene berekening van kosten. Zy
kreeg zelve, ten behoeve van ieder harer leden drie gulden per dag
voor reis en verblyfkosten, maar kon daarmede niet uit. Nu meende
zy, dat ieder lid 4 gulden per dag diende te hebben. Rekende men,
dat men vyf dagen per jaar zou moeten vergaderen, dan bedroegen
de reis- en verblyfkosten voor 18 leden de som van f 360.—. Telde
men daarbij ƒ 22—10.— voor „nodige kosten", dan kreeg men eeno
totaaluitgave van ƒ 382.—10.—.
Deze som zou op de volgende wyze gevonden kunnen worden, door
contributiën van Kerkeraden en Classen.
Iedere Classis zou betalen ƒ 12—... dus te samen f 72— : —
Van de steden zou betalen Leeuwarden ƒ7— : —
3-10-
,3-
,3-
,3-
,2-
.2-
2—
,2-
1—10—
----------te samen
Harlingen
Sneek
Bolsward
Dokkum
Franeker
Stavoren
Workum
IJlst
Hindeloopen
Sloten
33- : —
63
Vau de vlekken zou betalen Makkum ƒ 2—10—
\'t Feen , 2-10—
Jouwer „ 2—10—
Dragten , 2—10—
Gorredyk „ 2—10—
Balk , 2—lo-
te samen , 15— : —
Terwyl van de 175 dorpsgemeenten ieder
f 1—10— zou bydragen, zoodat zy samen
zouden contribueeren.............. 262—10—
Op deze wyze zou dus gevonden worden de vereischte ƒ382—10.—
Geheel dit „omslagtig werk" der Commissie van zes predikanten
hleek echter te vergeefs verricht te zyn, daar de meerderheid der
Classen besloot „om dit ontwerp, ten minsten voor als nog, ter zyde
te Leggen."
Zoo bleef dan voorloopig de oude Commissie met de regeling der
Zaken belast, terwyl de praeses en scriba gemachtigd werden om alle
spoedeischende en geregeld wederkeerende zaken af te doen, waarvan,
Volgens besluit van de vergadering van den Ssten November 1796
advertentie in de Boekzaal geschiedde.\')
Intusschen, hoe nuttig deze Commissie ook werkzaam was, zy
gevoelde zich toch niet by machte, de geheele Gereformeerde Kerk
Van Friesland zóó te besturen, als in deze moeielyke en konnnervolle
omstandigheden noodig was. Niet alleen linancieele bezwaren waren
geweest en dreigden nog in de toekomst, maar de geheele inwen-
dige toestand der kerk liet zoo ontzettend veel te wenschen over.
ï^aaroin dan Hot de Commissie zich niet ontmoedigen door do ver-
Werpiiig van haar concept-plan, nuuir sloeg zy nogmaals de handen
\'lan het werk, om eene andere wyze te beramen, wiuirop de kerk
geregeerd kon worden tot luuxr eigen heil. Zy voelde zich hiertoe ten
"■llersterkste gedrongen „met en beneevens allen, wien de belangens
Van den Godsdienst in het gemeen, wien de belangens vau het Her-
vormd Kerkgenoodschap in het byzonder ter harte gingen, ziende welke
snelle voortgangen de zugt tot ordeloosheid in de Kerk begon te
inaaken, ziende hoe er geeno ondubbelzinnige poogingen wierden te
^erk gesteld, om het gansche Kerk-Bestuur in duigen te doen
\') lleercnvcen.
Hand. d. Comm., 8 Nov. 179fi, art. 7.
\') Hand. d. Comm., 8 Nov. 179G, art. 7.
64
spatten, de gemeenten aan het opzigt van, en de ondergeschiktheid
aan de Classen zig te doen onttrekken; door zommigen, om het tal-
rijkst Kerkgenoodschap in de jammerlijkste verwarring te doen stor-
ten, ten einde op deszei vs puinhoopen te juichen; door anderen,
om voor den schaadelijksten invloed hunner geliefkoosde Dweeperij
eene wijde deur open te zetten — om, waare het mogelijk, de ijzeren
eeuw der blinde onkunde weederom te doen gebooren worden, en
om hunne hunne hoog-geschatte Schoenlappers, en Snijders en andere
van zoortgelijken stempel, ongehinderd op den Godsdienstigen Leer-
stoel te plaatzen".")
Dat men de toestanden, zooals die hierboven met de woorden der
latere Kerkelijke Commissie geschetst werden, niet te donker inzag,
moge uit een enkel voorbeeld blyken. In de maand Mei van het jaar
1797 ontving de vergadering van zes predikanten een klaagschrift van
p. M. KKSLEB, predikant te Dongjum. Deze brief, die thans voor ons
ligt, komt ons in menig opzicht belangrijk genoeg voor om hem, ter
kenschetsing van den toenmaligen inwendigen toestand der Kerk,
hier in zyn geheel op te nemen. Vooraf echter vragen wy verschoo-
ning voor een enkele minder kiesche uitdrukking, die zeker in drift
aan de pen van den ook in andere opzichten niet-voorbeeldigen
leeraar ontsnapt is.
Deze brief is dan van den volgenden inhoud:
„Aan de Commissie ter waarneeming der Friesche
Kerkzajiken, resideerende te Leeuwarden.
Eerwaardige Mede Broeders!
De singuliere omstandigheid myner gemeente, het critieke lotgeval
van my zei ven, vorderen van my het volgende ter kennis van UEEllW.
te brengen, en uw eigen belang eischt van UL: op hetzelve alle regard
te slaan.
Den zeevenden May 1:1: heeft een depltje myner gemeente van zich
konnen verkrygen, haar genoonien wraakbesluit van my als leeraar
te deporteeren, openbaar in de dorpskerk alhier bekend to maaken,
een deeltje bestaande verre weg voor het grootste gedeelte, uit den
verachtlyken aanhang van Oranje en aristocraten, onder welke zyn
die den on[der] geteekenden, onder het voorige bewind in 1793, eene
drie en veertig weekige gevangenis bezorgden\'), en in 95 toen hy zo
\') Rapport aan de Synode van 1804. Band 41, No. Cl.
\') „Na voor nf ongeveer 10 Maanden in eene akelige Gevangenis geslecten te
hebben", werd hij den 20sten December 1793 bij sententie van den Ilove van Fries-
65
Wettig hersteld wierdt, óp\' ééne de oproerigste en wederrechtlükste
wyze werkten, of tot den verachtlijken hoop van dweepers, gedeci-
deerde vyanden van uwen mede-Broeder gebragt können worden,
onder welke zo veele zich bevinden, die noch gedoopt, noch lidmaaten
Wat zeg ik ja jongens zyn, hoerekinders, en wel zulken ook die nooit
in eenige grondvergaadering en kerk kwaamen: Alle welke genoemden
ter afzetting van my vergaaderd zyn geweest, schoon niemand wettig
Was bekend gemaakt, dat men hierover zou besoigneeren, maar slechts
Ijyeen was ter goed of afkeuring van Synoden; die dus naar myn
oordeel moeten aangemerkt worden als eene tegens Dronryps leeraar
opgeruide cabaal, of vooringenoomene factie, welke van zich heeft
können verkrygen op den 7 May 1:1: de ouderlingen en Kerkenraad te
noodzaaken, om den dorprechter rond te zenden, om eene tweede
hy eenkomst op den 10 May te bepaalen, om dan welke eene voorin-
genoomenheid, onrecht en haat! zonder iets te betoogen, voor of
tegens het deportement van den ondergeteekenden naar \'s dorprechters
aanzegging te stemmen, op welke aanzegging zo onwettig als weder-
i\'echtlyk, uit hoofde der dwang die ze veroorzaakte, en persoonen
die ze bevoelen, van de 700 hervormde zielen ongeveer 80 in de
dorpskerk zyn byeen gekoomen, die o gruuwel! waarvan gy Mede
broeders! het schandlyke zo leevendig gevoelt, als een tweede
^Paansche Inquisitie Raad, zonder my te zien, te hooren, bewys of
tegenbewys inteneemen, verre weg voor het grootste gedeelte wille-
keurig, wederrechtlyk, en tyranniek heeft gedeporteerd, zich in
\'nnd niet ullecn „verklaard — vervallen van zijn Ampt als Predikant in de Gemeente
r)ronrijp, en iuhabil om in qualiteit als Predikant den Lande ooit te kunnen
«dienen", maar ook voor den lijd van vier jaren buiten Friesland gebannen en ver-
oordeeld in de kosten. Dit vonnis haalde hij zich op den hals, omdat hij op Woensdag
l\'^cbruari 1793, zijnde een IJid- cn Dankdag, des voormiddag» over .Spreuk. 14:34
des namiddags over Jer. 9 : 23, 24 predikende, „zijne opgcmelde beide Predi-
catiëii en Gebeeden niet heeft ingerigt naar den expressen last vnn den Souverain
"»et alleen, maar zelfs zig niet ontzien heeft, zig van uitdrukkingen te bedienen
^velke geschikt vaaren om twist en twcedragt to vergrooten of te miuvkcn." Met dit
^■onnis conformeerde de Classis zich den 30slen December d. a. v., terwijl zij Dronrijp
^■»caiit verklmirde. Op een request, namens keslkh, door c. iikldku bij de Provisio-
\'>eele Uepresentantcn ingeleverd, werd het vonnis vernietigd en hiervan aan de
Classis mededeeling gediuiii, waarna liiiSLKii in zijn dienst hersteld is. Zie llapport
Iiijlan<jen ocer het Hof van Justitie, gedaan ter vergadering mn Provisioneele He-
Presentanten vnn het volk van Friesland; door c. i.. van heyma, auu. van i>kh nvno
imoiiweii i\'z. Leeuw, bij JOit. skvijkl 1795, waarin ook kesleu\'s request (blz.
h 2) en de Sententie van het llof voorkomen (blz. 3—5). Dit zeldzame werkje werd
l^ij vriendelijk ter inzage verstrekt door den heer Mr. w. n. s. iiokles te Leeuwarden,
^viens bezit een exemplaar er van is.
5
-ocr page 82-66
onkunde en woede verbeeldende biertoe recht en vrijheid te hebben,
sinds het Provinciaal Bestuur in zijn decreet van 23 Febr: deezes
jaars, vernietigd had de Resolutie van den 14 Maart 1645, en zoort-
gelijke Resolutien, Publicatien, en Ordonnantiën die de Politieke
magt een geduchten invloed in het kerklijke verzeekerden; en aan-
voerende eenige futiele bezwaaren, of zulke op welke ik zo gemaklyk
kan antwoorden als geme huis bezoeking te doen, het Katechismus niet te
preediken, onzuiver in de leer te zijn, op welke bezwaaren uw mede-
Broeder te zijner plaats, en op zijn tijd wenscht en verlangt gehoord
te worden. De ondergeteekende ten hoogsten verontwaardigt
over het wreede, willekeurige, en wederrechtlyke door in deeze Mis-
sive genoemde persoenen gedaan, nam verneemende hetgeen op den
7 Maij 1:1: geschied was, schielijk het besluit van ergens een richter
optezoeken, en wel zulk eenen die de by eenkomst van den 10 May
beletten kon, en deeze was de Commissie van gedeputeerden, dan deeze
adviseerde tot myne groote bewondering De kerk was van den staat
gescheiden en dus wa^s mijn zaak geen voorwerp van hun judicaiuure. De
oranje en dweepzieke cabaal hadt dus hier nu een ruim veld, en vryen
loop, en nergens eenige hinderpaal vindende voert zy haar oi) den
7 Maij bekend gemaakte wraakbesluit uit, door den ondergeteekenden
te deporteeren, hy deezen dwaazen en willekeurigen dollemans sbip
verneemende, tegens welken hy op den 10 May door een \'s Hofs
bode wettig hadt geprotesteerd, zonder dat er eenig contraprotest
tegens gedasin wierdt heeft zicb by den Hoove van Friesland vervoegd,
welk hof op zyn Request zo schielyk als mooglyk was appoincteerde
I^ihil hic, Een storm van geweldige aandoeningen woede nu op myne
ziele, vooral zodra ik vernam welk eene aanmoediging myne partyen
hier, uit deeze advyzen tot eene verdere kwaadaardige handel wyze
kreegen, dan hy die den oprechten het licht doet opgaan in de
duisternis, vertrooste myne ziele door de manlyke en voorzichtige
handelwijze van de E: Klassis van Franeker, die zodra myne partyen
vyanden vjin order, en beminnaars eener losbandige vryheid zich by
haar vervoegden, dit cordaat besluit nam Het deportetnent van P. M.
Kesler op den 10 Maij geschied, is onwettig, cn strijdig mei dc zo dnidlijke
Kerken ordonnantiën, cn de Klassis vindt niet goed den predikdienst op
zich te neemen. nadat dit besluit aan den Kerkeraad en haare
volgers gecommuniceerd was, hadt de ondergeteekende verwacht, dat
zyne partyen van alle geweldige, wederrechtlyke attentaaten op de
openbaare waarneeming van zijnen pligt als leeraar zouden afzien, en
op het ergst genoomen, hem slechts ten sterksten wegens gemelde dingen
07
bÜ de E. IQassis van Praneker beschuldigd hebben, in den tyd der voor
het Klassis hangende Proceduures den openbaaren godsdienst geenzinds
stoorende, dan ook in deeze verwachting wierd ik bedroogen; want de
Kerkenraad van Dronrijp slechts gelast van G6 hervormde zielen, by
haar de gemeente genoemd waartoe echter 700 behooren, verzoekt
eenen van Kammen van Leeuwaarden om den 21 May 1:1: alhier slechts
éénmaal te preediken, en doet den dwaazen stap van aan den onder-
geteekenden Zondag den 21 May 1:1: twee hofsbooden toetezenden die
hem den wettigen leeraar van Dronryp, op naam der Kerkenraad, en
der gemeente namenlyk van de 66 genoemden verbooden dien dag en na
denzelven te Dronryp op den leerstoel te klimmen, en deeze booden
plaatsten zich op order Van genoemden by den Kerkedeur van buiten
en van binnen, buiten twyffel voorneemens zynde, den vryen toegang
iiaar den kanzei aan den ondergeteekenden te beletten, op \'t zien
deezer twee werktuigen dacht ik Broeders! o Kerk! wat zijt gij fraaj
■yan den staat gescheiden!
UL: verdrukt op nieuw vervolgd Mede Broeder Eerwaardige Heeren!
ondervind iets dat u alle overkoomen kan, daar men tog zich inbeeldt,
®n by wien der onkundige en eigenwyze leeken is thans deeze waan
niet? Dat de leeraren los zijn, en dat gemeentens zo als hier geschied
ïs, hen konnen afzetten, en aanstellen, het is dus UL: ja aller geest-
lijken der Hervornulen, in Friesland, hun zaak, de handen in eeu
te slaan, en allerlej middelen te gebruiken om zich te beveiligen tegens
de wederrechtlijke handelingen van zulke dwaazen als den onilerge-
teekenden ileporteerden.
Hy beklaagt zich by UL: Broeders! wegens het wederrechtelijke,
tijrannieko iler handelwijze door genoemde partijen te Dronryp tegens
hem gehouden ten ernstigste verzoekende dat gij ter zijner hulpe toe-
schiet, en hem op eene zodaanige wyze voorlicht dat hy ter zijner
stand blijviug tot veiligheid on rust der leeraren in Friesland
zodanig werke als behoort to geschieden, op deezen toon en wijze
spreekt de ondergeteekende wijl hy in het zeekere overtuigd is dat
in verscheidene gemeentens persoonen en plannen gereed zijn, om
gelukt het den oranjevriend en ilweeper hier den ondergeteekenden te
^ipl)en, verscheidene leeraaren hetzelve lot te doen ondervinden. De
J
\') Ik vermoed, dut hier bedoeld wordt de proponent johannk-s oenk van kammkn,
\'lie een Leeuwnrder was (Boekzaal, Aug. 1790, blz. a37> Hij was 4 Oct. 1796 door
Classis van Leeuwarden tot de Evangeliebediening toegelaten. Uuim een jaar
\'"irna, 3 Dec. 1797, werd hij pred. tc Westcr.schclling, wiuir hij werkzaam bleef
1 .luli 1834, toen hij Emeritus werd. Hij overleed in April of Mei van het jimr IS.\').^.
b*
-ocr page 84-68
ondergeteekende neemt de vrijheid het adres dat door hem naar
\'s Haage zal afgezonden worden, ter lectuure van ÜL: beoordeeling,
goed of afkeuring overtegeeven, en is naar UL: Eerwaardige Heeren!
den besten hemelschen zegen toegewenscht te hebben
Uwe Dienstwillige en liefhebbende Medebroeder
Dronrijp den 25 Paulus Matthias Kesler
May 1797. leeraar te Dronryp."
In hare vergadering van 20 en 21 Juni 1797 besloot de Commissie
eenparig, „aan Ds. P. M. Kesler in substantie te rescribeeren, dat
deeze Vergadering schoon medelyden hebbende met zyn lot, zich
nogh bevoegd nogh gemagtigd kon rekenen, om zich op eenige wyze
te inmisceeren in de ongelukkige geschillen tusschen hem en de Dron-
ryper Gemeente plaats hebbende, en hem derhalven moest reuvoieeren
aan zoodaanige vergaaderingen, of rechtbanken, als hy meende met
grond te mogen aanspreeken en competent te zyn."^)
Uit dezen brief en dit antwoord blijkt duidelyk, dat bet kerkbestuur
noodzakelyk op beter en vaster grondslagen gevestigd behoorde te
worden, dan tot nu toe het geval was. De tegenwoordige commissie
kon, daar zy geene rechtsprekende macht bezat, in dezen niets doen
en stond dus in omstandigheden, als men toen doorleefde, tamelyk
weerloos tegenover allerlei revolutionaire stroomingen. Wat in Mei
1797 te Dronryp voorviel, wettigde het besluit, dat de vergadering
van zes predikanten in Maart te voren genomen had.
Reeds in het vorige jaar had men eene missive, gedateerd 29 No-
vember 1796, ontvangen van Ds. B. Eijknia te Wyk by Duurstede,
namens de Commissie der Synode van Utrecht, waarin verzocht werd,
„dat ook Friesland in Conformiteit met Gelderland, Zuid en Noord
Holland, en Utrecht, eene Conmiissie mögt aanstellen om de belan-
gens van het Gereformeerd Genootschap te behartigen, ook in navol-
ging van Zeeland en het Waalsche Synodus." Aan dit verzoek en
69
aan het daaropvolgende, dat ten spoedigste de aanstelling zulk eener
Commissie, tegelijk met de namen van hare leden, bericht mocht
worden, opdat daarmede in correspondentie getreden zou kunnen
Worden, kon men onmogelijk voldoen, daar in den winter de Classes
niet samenkwamen en men de machtiging van deze noodig had in
dit geval. Men besloot echter, dat elk der leden (alleen de Heer
Gurdingius was absent) deze zaak in de eerstvolgende vergadering van
zijne Classis ter tafel zou brengen. Toen men nu den 7den Maart 1797
Weer samenkwam, was er weder een schrijven ingekomen, thans van
Ds. Gr. Masman te Utrecht, als lid der Kerkelijke Commissie in zijne
provincie, „waarin onder andere particuliere zaaken in bedenking
gegeeven wierd, of het in de teegenwoordige tü\'ds omstandigheeden niet
nuttig jii noodzakelijk waare, dat door de Kerkenraden eene Commissie
wierd aangesteld, tot de behartiging van alle de belangen der Gere-
formeerde Kerk in deeze Provincie en met concurrentie van diergelijke
Commissiën in de andere Provinciën, ook die der Hervormde Kerk
in dit Gemeenebest in het algemeen." Zoowel de inhoud van deze
Missive als de toenmalige gesteldheid van zaken, maar „voor al de
teneur van het Decreet, van het Provinciaal bestuur van Friesland,
de dato 23 Febrü 1797 aan alle de kerkenraaden meedegeileeld" gaf
den Praeses (Ds. Bruining) aanleiding tot het doen van eon voorstel
»om de Classen bij eene Missive van deeze Vergaadering te oxhorteeren
tot hot formeeren van een zodaanige thans noodzakelijk gewordene
Commissie." Dit werd aangenomen en do volgende missive werd
uu verzonden :
„Aan de Classen van do Gereformeerde Kerken in Friesland.
Staat is van de kerk gescheiden, dit geeft aan de lierfornide
kerkgemeente in ons Vaderland eeno geheel andere gedaante als
voorheen. Veel wetten en kerkregels, door welke de goede ordre in
de kerken bewaard wierd zijn hier door vernietigd cn buiten kragt
en werking gebragt, andere op losse Schroeven gesteld, verwarring
Losbandigheid zullen, is te vreezen, hier van de gevolgen zijn,
de kerk is als een weerloze wees die zig zei ven nog verzorgen nog
verdeedigen kan en van elders weinige hulp te wagten heeft. Vijanden
Van Godsdienst en Godvrucht, beginnen reeds haar en liaare Leeraars
openlijk te verguizen, en te bespotten, hoe veclen zijn ons gram, en
trachten onze Rechten te ondermijnen, ons daar van te berooven,
oi\'imw, prccJ. tc Vrecliind, en n. evkma, jired. te Wijk bij I)mirstc<lc. Handd. Comm.,
Dec. 170G, nrt. 4, en 7 Miuirt 1797, art. 2.
\') Hand. d. Comm., 7 .Almirt 17!)7, art. 3.
-ocr page 86-70
akelig vooruitzigt, voor al wanneer de band van vereeniging waar
door het hervormd kerkgenoodschap \'t zaam verbonden was, tot een
Lichaam, verder wordt los gemaakt, en iedere gemeente aan zig zeiven
gelaaten, hier teegen diend gewaakt en gezorgd, onze teegenwoordige
toestand vorderd een allernauste vereeniging waar op ook onze geloofs
genooten in de andere gewesten van ons Vaderland ten sterksten
aandringen om met vereende Liefde en kragten alles aan te wenden,
dat tot den welstand en bloeij van het herformd kerkgenoodschap
strekken kan, en om het zelve teegen de gemeene vyanden en derselver
aanvallen te verdeedigen.
„De Gelastigden van de Classen tot de Kerkelijke zaaken aan wien
de waakzaamheid en zorg voor de belangens onzer Kerk allermeest
is aanbevoolen en aanbetrouwd, vinden zig verplicht deeze hunne
waarneemingen en swaarigheeden aan de Respective Classen voor te
draagen, ten eijnde door dezelve de beste middelen tot voorkooming
of remediering der gevreesde onheilen, beraamd en bewerkstelligd
worden, zij zijn salvo meliori van Oordeel het geene ook door een
Synodale Commissie van Utrecht als een heilzame raad aan de hand
gegeeven wordt, dat het nuttig Jaa noodig zoude zyn dat een Circulaire
Missive aan alle de Gemeenten van onze provincie gezonden wierd,
waar in de bovengemelde zorgelijke toestand der Kerk aan dezelve
voorgesteld werde, en zy opgewekt en aangesi)oord werden, om Uder
haare kerkopzienders, en door dezelve de Classen waar onder zy
behooren, te gelasten en to magtigen om een kerkelyke Commissie
uit eenige weinige by voorbeeld zes predikanten en zes ouderlingen
bestaande aan te stellen, met last en magt om een allernauste ver-
eeniging ook met de andere hervormde kerkgenoodschappen van ons
Vaderland te bewerken en to onderhouden ten oynde met eenparige
gemoederen en krachten de belangen van het herformd Kristendom,
door alle geoorloofde, en bekwame middelen te handhaaven en te
bevorderen, tot bewaaring en herstelling van de goede orde in het
kerkbestuur, tot bewaaring teevens van de Zuiverheid der Leer, en
aanmoediging tot beoeffening van waare Godzaligheid, naar den inhoud
van onze Geloofs formulieren in overeenstemming met het onfeilbaar
woord van God, tot verdeediging van de kerkgemeenten, jaa Uder
van dezelve teegen de onderneemingen en aanvallen van de gemeene
vyanden en eyndelyk tot aankweeking van onderlinge Broederliefde
en liefde Jegens allen, alles onder afbidding en gelovige verwagting
van den Goddelyken bystand en Zeegen.
„Hier neevens zoude men de Gemeentens behooren te vraagen eenig
-ocr page 87-71
Onderstand, uit de Kerk of Diakonije Beursen of andere fondsen,
van ten minsten eene Gulden in \'t Jaar tot in Standhouding van zulk
eene kerkelyke Commissie, en die Correspondentie die dezelve door
briefwisseling of afgevaardigden uit haar midden te onderhouden heeft,
ook met die van andere gewesten.
„Ziilk eene Missive der gemeente voorgeleezen zynde van den Pre-
dikstoel moesten de Leeden dien beoordeelen en indien door algemeene ^
of eene meerderheid van stemmen van de opgeroepene de zelve goed-
gekeurd wierd daar van naukeurig aanteekening gedaan worden in
de kerkenraads Handelingen, en door den geheelen Kerkenraad in naam
der Gemeenten onderteekend worden.
»De gelastigden neemen de vryheid een Concept van zodaanig eene
Missive IJder bij zyn Classis ter Tavel te brengen ten einde daar op
haare goedkeuring of verbeeteringen of anders opgave van andere en
beetere middelen tot heil onzer kerk te mogen ontvangen.
«Onder heilbeede en Broedergroet teekenen wy ons
„de Connnissie uit de ses Classen van Friesland
„en uit derzelver naam
Petr. Braining." \')
Volgens besluit van de Vergadering, die van oordeel was, dat deze
zaak ten spoedigste behandeld moest worden, zou elk der leden zorgen,
dat de respectieve Classen zoo dra mogelyk, tegen den 20sten, 21sten
en 22sten Maart extraordinair byeengeroepon werden, ten einde
een be.sluit te nemen over het voorstel der Commissie, die dan den
28sten Maart weer zou sameiikomen. Toen bleek het, dat vyf Classes
het voorstel, cm de gemeenten te laten beslissen over het formeeren
van eene kerkelyke Commissie, bestaande uit zes predikanten en zes
ouderlingen, hadden aangenomen; „alleen de Classis van Zcevenwouden
declineerde \'t zelve voor als nog" «). Ook het concept eener circulaire
aan de gemeenten, waarop de goedkeuring der Classen gevraagd was,
had die van vyf Classen verkregen, terwyl die van Zevenwouden ook
- «dit weederom declineerde voor als nog". Alleen hadden de goedkeu-
i^ende Classen „gaarn zommige uitdrukkingen in dezelve verzacht
billen hebben",») zoodat de Commissie, na de redactie gewijzigd te
hebben, „zooveel mogelyk" naar de consiileratiën der Clivssen, er toe
kon overgaan, krachtens hist en authorisatie barer committenten,
\') linnd. d. Comm., 7 Mmirt 1797, art. 3.
\') Haud. d. Comm., 28 Miuirt 1797, art. 2.
\') Hand. d. Comm., 28 Mmiit 1797, art. 3.
-ocr page 88-72
„\'t nodig getal exemplaaren ten koste der Classen te doen drukken,
tot de bezorging waar van geauthoriseerd zijn de Preses en Scriba" \')•
Voor ons ligt de circulaire, die daarop door de Classis van Leeu-
warden aan de gemeenten, tot haar behoorende, gezonden is. Zij is
natuurlijk van gelijken inhoud als de door de andere Classen verzon-
dene, en luidt aldus:
„Aan de Gemeenten der Herformde Kerk in Friesland.
Genade en vrede zy den Broedere^i en allen, die met Ons in
Onze Godsdienstige Vergaderingen den naam van onzen Heere
Jezus Christus aanroepen.
Wy zyn aan den eenen kant de grootste dankbaarheid verschuldigd
aan de goede hand Gods, die Ons tot hier toe bewaart by de vrije
oefening van onzen dierbaren en duurgekogten gezuiverden Godsdienst;
doch aan den anderen kant wyl thans de Staat van de Kerk geschei-
den is, is\'er reden van vreeze, dat zulks nadeelige gevolgen voor Ons
Kerkgenootschap zal hebben, ten zy\'er in af hanginge van Gods genade
en zegen tydiglyk beboorlyke middelen aangewend worden tot voor-
kooming van dezelve.
Onze Kerkregels en Ordeningen, waar naar bet Kerkbestuur ingerigt
was, zyn meerendeels bier door eeniger maate op losse schroeven gesteld,
en hebben gedeeltelyk haaren klem verboren, ten aanzien van dezulke,
die de Goede Orde haaten of verachten.
Onze band van vereeniging, waar door het Herformd Christendom
hier te Lande één lichaam uitmaakte, en voor malkanders belangen
zorgde, is merkelyk verslapt, en in gevaar om geheel los te geraaken,
ten zy die wederom toegehaald worde door nieuwe verbintenissen en
verstandhouding met eikanderen.
Het is nodig hierom dat beboorlyke middelen aangewend worden,
tot handhaving en verdeediging van onze belydenis, tot staaving van
de goede Orde, en het Kerkbestuur, tot beveiliging van onze Rechten,
daar op wy immers zoo veel aanspraak hebben, als eenige andere
Geloofsgezindheid op de haaren, nademaal Wy in getal van Leden en
Belyders de andere op de meeste Plaatzen zeer verre te boven gaan.
De Classen der Herformde Kerk in deeze Provincie, hebben uit
dien hoofde nodig
en nuttig geoordeeld, om in navolging van, en
overeenstemming niet het geen in andere Provinciën geschied, de
Gemeenten en ieder derzelver door eene Missive deezen toestand der
Kerke onder het oog te brengen, met ernstig verzoek en vriendelyke
\') Ds. r. bruinino, pracses; Ds. r. brouwer i>z.n., scriba.
-ocr page 89-73 •
aanmaning, om opgeroepen zynde over deeze voorgedragene gewich-
tige zaaken en belangen van ons Kerkgenootschap te oordeelen, en
baare Stemmen uit te brengen, of het niet noodzaakelyk vereischt
^orde, dat\'er eene Kerkelyke Commissie uit zes Predikanten en zes
Ouderlingen bestaande, aangesteld worde, en dat iedere Gemeente
iets toebrenge tot in standhouding van zulk eene Commissie, die op
de best mogelyke wyze zorge, dat de vereeniging der respective Her-
formde Gemeenten in deeze Provincie blyve, op den zeiven voet,
Waar op dezelve tot dus verre geweest is, in zoo verre dezelve niet
stryd met de tegenwoordige Order van Zaaken; met verdere last en
"lagtgeeving aan dezelve om alles te doen, in naam der Friesche
Kerkgemeenten van Onze belydenis, wat tot weezenlyk nut en heil
van dezelve kan dienen, echter, in meer gewichtige zaaken, met
overleg van de respective Classen, en des noods ook van de Gemeenten
zelve, vooral ook om eene nauwe vereeniging te bewerken met de
Broederen en Kerkgenootschappen in de andere Provinciën, en daar
^e met dezelve Correspondentie te houden, het zy door Missiven,
het zy door Afgevaardigden, waar toe vriendelyke uitnoodigingen van
daar gedaan worden, op dat alzoo het belang der Herformde Kerk
hier te Lande als eene gemeene zasdc behandeld en gehandhaafd werde;
^dracht toch maakt magt.
Vindt dit voorstel der Classen goedkeuring by de Gemeenten, dan
is wyders hot verzoek, dat door dezelve haare Kerkeraaden, en door
deeze de Classen gemagtigd worden om deeze zaak tor uitvoer te
hrengen, en dat daar van aanteekening in de Kerkeraads Handelingen
gemaakt, en door alle de Leden des Kerkenraads in naam der Ge-
öieente onderteekend worden.
Verre is het van daar, dat de Classen of Kerkleeraaren, hiermeedo
strydig met hunne Leer en Belydenis, zaaden van onvergonoegdheid
zonden willen strooyen, zy spooren daar en tegen ieder aan tot ge-
hoorzaamheid en onderwerping aan die over hen gesteld zyn. Verre
^f^n daar dat zy zouden bedoelen den ouderlingen vrede of verdraag-
zaamheid to stooren, die naar hunnen raad luisteren en zich gedraagen,
zullen trachten vreede to houden met alle menschen zoo veel in hun
IS, en zullen zulken, die in Geloofsbegrippen en Belydenis van hun
verschillen, poogen te overtroffen in bescheidenheid, vriendelykheid
cn liefdebetooning, ten einde zy die Onze Leere lasteren, beschaamd
niogen worden, en de weg daar toe gebaand worde, dat de verschei-
»iene Gezindheden der Christenen eerlang eene Kudde onder eenen
Herder worden.
74
Het is de aanhoudende en vuurige Bede der Leeraren, en van allen
die het wel met Zion meenen, dat alle ongehoorzaame bekeerd mogen
worden tot de voorzichtigheid der Rechtvaardigen, en dat daar toe
de dienst der Leeraaren, en alle aangewende poogingen gezegend
worden, dat de Gemeenten vreede hebben, en wandelen in de vreeze
des Heeren, en de vertroostingen des Heiligen Geestes! Jaa dat ook
eerlang die heuchel^ke tyden aanbreeken waar in naar \'s Heeren
Woord, de Heere één, en Zijn Naam één zullen zijn over de gantsche
Aarde.
Dierbaare Gemeenten,
Uwe heilwenschende en heilzoekende Leeraars,
Aldus gedaan in Onze Leden der Classis van Leeuwarden
Classis Vergadering In naam derzelve,
te Leeuwarden A. Brink\') Praeses
den 25 April 1797. G. van den Broek«) Scriba"
Reeds in hunne vergadering van den 20sten Juni 1797 mochten de
bekende zes predikanten zich er over verblijden, dat ditmaal hun
werk meer succes gehad had dan de vorige maal. Immers het bleek,
dat in alle Classen door verreweg het grootste gedeelte der gemeenten
het plan tot aanstelling eener Kerkelyke Commissie was goedgekeurd
en aangenomen, „met beloften om tot de nodige kosten, door zoodanig
eene Commissie veroorzaakt wordende, het haare te contribueeren,"
terwyl men verwachtte, dat ook die gemeenten, die nog niet toege-
treden waren, daartoe nog nader door de Classen zouden aangespoord
wordenSommige gemeenten en ook eenige Classen hadden echter
daarby hun verlangen te kennen gegeven, „dat de magt en werk-
zaamheeden van boven gemelde kerkelyke commissie door eene voe-
gelyke instructie nader bepaald en aangeweezen wierden" en de ver-
gadering van zes predikanten verzocht, een concept van zulk eene
instructie te maken en aan de Classen ter nadere goedkeuring aan
te bieden.
\') Ai-HEUTi s nniNK, geb. 1755 te \'s Gnivcnbnge, pred. te Vuren en Dulen 1782—85,
te Veb.en 1785— 80, te Delftshiiven 1780—89, tc Leeuwiirden 1789—22 Mniirt 1810,
toen hij overleed. Door hetgeen hij ten behoeve vnn het godsdienst-onderwijs heeft
geschreven cn gcdnnn\', heeft hij zich verdienstelijk gemaakt. Vgl. uruu en dekmoct,
Gesch. der Ned. Ilero. Kerk IV, 225.
\') óiJSHERTUS VAN i>EN DiioEK, gcb. 1708, prcd. tc Ufcterp 1792—93, te .lelsum
1793—99, tc Appingadam (tevens rector) 1799—1811, tc Bierum 1811—SFcbr. 1821,
toen hij stierf.
\') Uaud d. Comm., 20 Junij 1797, arl. 2.
-ocr page 91-75
Terstond werd nu, overeenkomstig dit verlangen, eene instructie
Ontworpen en in de laatste vergadering, die de zes predikanten als
»Kerkelijke Commissie uit de ses Classen van Friesland" hielden, den
I5den Augustus 1797, mochten zy vernemen, dat hun werk geheel
voltooid was, daar door de meerderheid der Classen deze instructie
»met genoegen was aangenomen."
Wij laten haar hier volgen^), om te doen zien, dat de nieuw te
benoemen kerkelyke Commissie, al zou zy ook op eene andere wyze
^yn samengesteld dan de vroegere Synode en al zou zy een meer
bescheiden naam dragen, toch tamelijk wel hetzelfde werk, hoewel
op minder kostbare wijze, zou doen, dat vroeger door de Synode
gedaan werd en hetwelk nu nog in andere Provinciën de Synoden
verrichtten.
I- »De Kerkelyke Commissie van Deputaten uit alle de Classen
deezer Provincie zal bestaan uit ses Predikanten en ses Ouderlingen."
II. „De Leeden derzeive zullen in de respectieve Classen zoo vroeg-
tijdig verkoozen worden, dat die Commissie haare eerste zitting zal
kunnen houden op den 2den Dingsdag in Septemb. 1797."
III. „De Kerkenraden in elke Gemeente zullen door den Predikant
predikanten tydig onderrigt worden, van den dag der Verkiezing
de respective Classen, op dat dezelve des verkiezende, buneevens
^en Predikant, eenen gecommitteerden Ouderling tot die verkiezing
•runnen derwaards zenden." \'
„Daar het do afscheiding der Kerk van den Staat en de tiaar
^»t voortvloeiende gevolgen zyn, welke do aanstelling van deeze Ker-
kelijke Commissie meest noodzaakelyk gemaakt hebben, zoo zal bet
eene der eerste en voornaamste beezighecden deezer Commissie moeten
haaren aandacht te vestigen op do kerkelyke wetten, en de
te beraamen, boe best tot bevordering van den welstand der
Friesche herformde Kerken, een^vernieuwd Plan van kerkelyke wetten
^^ ordening daar te stellen, waar in do gaapingen aangevuld en die
Veranderingen gemaakt zyn, welke de teegenswoordige Omstandig-
beeden veroorzaakt hebben, of vereischen, om het zelve vervolgens
goedkeuring van de Ilespective Classen en Gemeentens te brengen."
,Dat het der Commissie echter geenzins zal vry staan eenige
daadelyke veranderingen te maaken in dio wetten, welke de Zuiver-
\') Namelijk door vijf Classen; die van IJolsward had er nog niet over gedelibe-
reerd. Hand. d. Comm. 15 Aug. 1797, art. 3.
\') Te vindon in dc Hand. d. Comm. 20 Juni 1797, art. 3.
?.
76
Heid der Leer en de kerkelijke discipline betreffen, maar in tegendeel
dezelve in haar geheel en ongeschonden zal laaten, overeenkomstig
de formulieren van Eenigheid."
VL „Dat door die vernieuwde wetten, welke door de Classen en
Gemeenten zullen worden goedgekeurd, onder anderen voor het ver-
volg naukeurig zullen moeten bepaald en aangeweezen worden, de
macht en werkzaamheid, zoo wel als de tijd en geduurzaamheid der
gewoone vergaaderingen van deeze kerkelijke Commissie."
YIL „Dat deeze Commissie voor als nog, en zo lang het naa de
tyds onistandigheeden vernieuwd en herformd Plan van Kerkenor-
dening en Wetten, niet vastgesteld en aangenoomen is, zig generleye
kerkelyke rechtsmacht of Judicature in kerkelyke zaaken zal mogen
aanmaatigen; maar tot zo lang, -ingevallö van geschillen tusschen
Classen en Classen onverhoopt ontstaande alleen hy weege van goeden
raad en praeadvys, strekkende tot vriendelyke wegneeming van zodaa-
nige geschillen, zal mogen werkzaam zyn." \')
VIII. „Dat deeze Commissie zig zal moeten onledig houden tot
het ontwerp en beraming van een Plan en de best geschikte middelen
om in vervolg van tyd in het nodig Onderhoud der Leeraaren, en
Dienaars der Herformde kerken in deeze Provincie, zoo veel mogelyk
te voorzien."
IX. „Dat dit ontwerp eerst ter Deliberatie, en goedkeuring der
Classen, en vervolgens van de Gemeenten, of der zeiver gelastigden
zal moeten gebragt worden."
X. „Dat geene besluiten deezer Commissie kragt van Wet of eenig
verbindend gezag zullen hebben voor Classen of Gemeenten, zoo lang
zy in het eene geval niet door de\'meerderheid in de Classen, of in
het andere der Gemeenten zullen zyn aangenoomen en bevestigd."
XI. „Dat deeze Commissie haare Werkzaamheeden ter regeling van
de kerkenordening enz: zoo spoedig jnogelyk zal moeten voort^ietten,
J
\') Men dncht niet, dut het zoolang zon aanhouden met het in orde brengen der
kerkelijke wetten, nis werkelijk het geval is geweest. Daarom wilde men aan de
kerkelijke commissie het recht van jndicatnre niet geven, ^len beschouwde haar in
den vonn, waarin zij nu op zon treden, slechts als eene tijdelijke verschijning. Vgl-
Art, 18. Anders toch bestond er geen enkele reden, waarom deze Commissie niet
in hoogste ressort recht zou hebben kunnen en mogen spreken,
«) Toen deze instructie vervaardigd werd, was de Staatsregeling, die den .lOstcn
Mei l\'O" door de Nat. Vergadering gearresteerd was (waarover later), reeds gep\'J-
bliceerd (2 Juni), Zij moest nog door het volk worden goedgekeurd of verworpen
Ct laatste geschiedde 8 Aug. d. a. v.) Miuir men zag nu reeds donkere dreigende
volken boven de hoofden der Leeraars hangen.
77
en eindigen, en uiterlijk niet langer dan een laar zal mogen zitten,
Wanneer de helft haarer Leeden, zoo Predikanten als Ouderlingen,
zal moeten afgaan, en door andere en nieuw verkoorene Leeden zal
Qioeten vervangen worden."
XIL ,Dat de Eerste maal de af te gaane leeden door het Lot
Zullen bepaald en aangeweezen worden, en vervolgens bü tourbeurten
de helft laarlyks zal moeten afgaan en verwisseld worden, op dien
t\\jd en wyze als door de wetten zal worden bepaald."
^IIL , Dat de Leeden der Commissie geduurende hunne werkelyke
Zittingen \'s daags zullen gemeten drie Car: Guldens, tot hoedinge
Van hun huisvesting en verteeringen, en dat de vergoeding van reys-
osten zal geschieden by weego van mylgeld, te bepaalen naar de
distantien hunner woonplaatzen van Leeuwarden, alwaar deze Com-
^nissie haare vergaadering zal houden."
„Dat de bezorging en Uitdeling der Weduwgelden, voor
redikants weduwen en Weezen, naar ouder gewoonte en op den
Zeiven tyd alleen zal geschieden door de predikanten Leeden deezer
Commissie zynde."\'
„Dat ingevalle een fonds of versaameling van Provinciale
leWegaaven, voor behoeftige herformde Gemeenten, \'t zy in \'t zy
luten de Republyk plaats mogte hebben, de Uitdeeling en verant-
woording daar van ten laste der geheele Commissie, zoo Predikanten
Ouderlingen zal koonien."
^VL „Dat deeze Commissie Correspondentie zal houden met do
^eloofsgenooten in het Vaderland, en wanneer aan het zelve zaaken
voorkoomen, welke eene spoedige afdoening vorderen en tot heil der
erke kunnen strekken, dezelve in haare Vergaadering zal afdoen,
^oeh de Overige ter kennis en beoordeeling der Respective Classen
brengen."
^Vn. ^Dat brieven die aan den Praeses koomen, en niets behelzen
Waarom de geheelo Commissie zoude moeten zaamen koomen, door
zeiven geopend zynde, beantwoord mogen worden, zullende
echter de Praeses verplicht zyn, daar vau in do eerste Vergaadering
^^\'M)port to doen."
^VllI, „Dat deeze Instructie van kracht zyn zal, tot dat de magt
en werkzaamlieeden deezer Commissie door de Wetten naader en vol-
oomener zidlen bepaald en aangeweezen zyn."
\'^oo was dan de werkzaamheid der Commissie van afgevaariligden
de respectieve Chvssen geëindigd. De vergadering, waarin de door
Classen goedgekeurde instruclie voor de nieuwe kerkelyke Com-
78
missie werd vastgesteld, was tevens de laatste, die de zes predikanten
hielden. Zij hadden wel niet alles kunnen doen wat zij zoo gaarne
gewild hadden; zij konden niet verder gaan dan hunne zeer beperkte
macht hun veroorloofde; maar zij hadden gedaan wat zij konden, met
Üver, trouw en liefde al hunne krachten gewijd aan het welzijn dier
fel geschokte, van alle zijden besprongene kerk, van welke zy die-
naren waren, en, doende al wat hunne hand vond om te doen, zich
waarlyk verdienstelijk gemaakt voor die kerk. En wat wij vooral te
waardeeren hebben: toen zy zagen, dat op eene andere wijze de kerk
beter bestuurd en haar belang beter\' behartigd kon worden, toen
hadden zy den moed voor anderen plaats te maken en zelve het
voorstel tot verandering en tot vorming eener nieuwe Commissie
te doen.
En zoo was dan alles gereed voor die nieuwe Commissie, die eene
moeielyke taak te vervullen zou hebben, te moeielyker omdat van
haren arbeid de Kerk zoo veel verwachtte. Het werk niet alleen
eener Synode, maar ook tevens dat van het Collegium Deputatorum
Synodi, zou op hare schouderen rusten. Hoe zy dat werk verricht
heeft en wat zy deed tot welzyn der Gereformeerde Kerk van
Friesland, en ook mede ten behoeve der geloofsgenoten in de andere
provinciën, zullen wy in het volgende hoofdstuk zien. Wat zy zelve
by de laatste gelegenheid, dat zy optrad, verklaarde, was volkomen
naar waarheid en heeft onze volle instemming: „Wy toch houden
ons verzeekerd niets te veel te zeggen, wanneer wy beweeren, dat
door deeze inrichting de bykans ontbonde band van ondergeschikt-
heid weederom grootendeels is zaamgehegt; — dat daar door de
verderffelyke woelingen der kwaalyk gezinden of verdwaasden zigtbaar
in haaren versnellenden loop gestuit zyn; en dat daar door deeze,
haar gezag uit den boezem der Gemeenten zelve ontleenende verga-
dering, voortreffelyk gerugsteund dopr het versterkt gezag, en de
veel al eendrachtige besluiten der Classen, in staat geweest is, om
in het midden vau de rampzalige verwarringen der tyden, met geen
ongelukkigen uitslag te waaken en te werken voor de gewigtigste
belangen van het Herformd Kerkgenootschap." \') Van dat zy optrad
tot het jaar 1804, toen voor de eerste maal weer eene Provinciale
Synode gehouden kon worden en gehouden is, concentreert zich
de geschiedenis der Gereformeerde Kerk van Friesland in tieze
Kerkefyke Commissie, die, hoe ook soms haar personeel wisselde,
\') li"J>port (inn de Sjnode mu 1804, blz. 7, 8. (Huiul. 41, Ko. 01).
-ocr page 95-79
tocli altyd dezelfde bleef. Hare acta, die, boe uiterst beknopt zy ook
Zijn, tocb niet minder dan circa 500 bladzyden in folio vullen en een
ryken schat van belangryke zaken den historicus te zien en te genieten
geven, zijn een monument, dat steeds luide ter harer nagedachtenis
en tot bare eere spreken zal.
Den 12den September 1797 kwam de Kerkelijke Commissie voor de
eerste maal bijeen.
By het oplezen der Credentialen bleek, dat, door de Resp. Classen
der Herv. Kerk in "Friesland, tot Leden dezer Commissie, zoo Pre-
dikanten als Ouderlingen, benoemd waren:
Uit de Classis van Leeuwarden:
^e Predikanten p. bruinino V.D.M. te Wirdum, Primus;
ii. wesselius V.D.M. te Huizum, Secundus.
I^e Ouderlingen j. andeles, Primus j beide Ouderlingen te Leeu-
j. de wal\'), Secundus i warden.
Uit de Classis van Franeker:
^e Predikanten j. van assen V.D.M. te Harlingen, Primus;
w. verweij \') V.D.M. te Franeker, Secundus,
ï^e Ouderlingen j. ennema, Ouderl. te Franeker, Primus;
s. vrieseman, Oud. te Harlingen, Secundus.
Uit de Classis van Sneek:
^^e Predikanten s. gardingius V.D.M. te Wolsum, Primus;
w. «eckerino V.D.ÄL te IJsbfechtum, Secundus,
^e Ouderlingen ii. iieck Ouderl. te Sneek, Primus;
sjoerd simons Oiidcrl. te Nieuwland, Secundus.
) joiiankes de wal (Irccf tu Lccuwiinlcii een nitgebreiden handel in goud- cn
bekleedde ook vcisehcidcne stedelijke betrekkingen, ten laatste ook
^aii burgemeester. Hij was de vader van CAniNiia de wal, Hoogl. in de Keehteu
° l\'\'»aneker en te Groningen.
wvinuNDus VEIIWEI.I, gcborcn 20 Sept. 1742 te Deventer, pred. tc Idsega-
1785^" 17G7—GO, tc Noordlaren 17G0—7C, te I.IIst 177G—85. tc Franeker
toen hij Emeritus werd. Hij overleed tc Franeker den 22stcn Mei 1822.
^ • aijijcs y., pred. te \'sGraveniuige, mamtjiil v. , pred. tc Dordrecht, eu waiiuandcs
•» pred. tc Winschoten, waren «ync zonen,
toei \' I""1-\'«\'- Wirdum (Gron.) 1779—80, tc I.Jsbrechtum 1780—1808^
^ \' "J overleed. Hij werd gei)rc7.cn wegens zijne „personeele merites en\'ijver." Zie
^^ \'lea- en Jicfflskundige nota ocer de voormalige Pastorie-ijoederen van de dorpen IJs-
""f^chiuiit, Tjal/iut-um en \'Jïrns in de Grietenij Wymbritsenidccl. hcc\\xw.\\8bü, blz. 50—52,
80
Uit de Classis van Zevenwouden:
De Predikanten j. hebinga V.D.M. te Oldeboorn, Primus;
j. f. kobff V.D.M. te Oldeberkoop, Secundus.
De Ouderlingen j. p. eegnerij Ouderl. op \'t Heerenveen, Primus;
HENDRIK JANs Oud. te Makkinga, Secundus.
Uit de Classis van Dokkum:
De Predikanten h. mackat V.D.M. te Twijzel, Primus;
a. adriani V.D.M. te Dokkum-, Secundus.
De Ouderlingen fedue pieters Primus
j. fokkema Secundus
beide Ouderlingen te Dok-
kum.
Al de Primi, zoo Predikanten als Ouderlingen, waren tegenwoordig,
uitgezonderd de Ouderling van Ds. j. heringa, docb de Gecommi-
teerden uit de Classis van Bolsward waren niet present.
Die Gecommitteerden uit de Classis van Bolsward waren:
Uit de Predikanten
t. tadejia^), V.D.M. te Burgwerd, primus;
h. colerus®), V.D.M. te Scbraard, secundus.
Uit de Ouderbngen:
d. rondaan Primus ^ , , ,, , i
, Ouderlingen te Makkum.
j. bakker becundus
Wy meenden de namen dezer mannen bier te moeten noemen, opdat
zy, voor zoover hunne dragers zich in het belang der Friesche Kerk
verdienstelyk gemaakt hebben, ook by de nakomelingschap bekend
mogén zyn.
. En nu hebben wy dan te zien, hoe de „Kerkelyke Commissie",
zooals zy gewoonlyk genoemd werd, werkzaam is geweest.
DE KERKELIJKE COMMISSIE EN HARE WERKZAAMHEDEN.
§ 1. de utreciitscue veroadeuinqrn.
Met liet oog op (len eigenaanHgen toestand, waarin de Gerefor-
Qieerde Kerk in deze tyden verkeerde, en de gevaren, die vau
Verschillende zyden haar dreigden, waren al spoedig in verschillende
provinciën en gemeeenten conmiissiën benoemd om de financiëele
elangen der Kerk te behartigen. Weldra werd het ook noodig
geoordeeld, om samen de handen aan het werk te slaan en afgevaar-
digden der verschillende provinciale kerken samen te roepen, ten
®iude ouderling te overleggen wat in het belang der Gereformeerde
verk gedaiin behoorde te worden.
^00 was dan ook by de Friesche Commissie van zes predikanten
den lOden Maart 1797 reeds een schryven ingekomen van Ds. masman
Utrecht. namens de Gecommitteerden, door de Synode van Utrecht
^enoenid^ „om in desen tyd de belangen van ons Kerkgenootschap te
eiiartigea". „Er is — zoo werd geschreven \') — een decreet van de
Rationale vergadering te wagten betrekkelyk tot onze kerklyke
e\'angens, wy hopen en wensclien dat aan onse billyke begeerte en
Verwagting \'t zelve zal beantwoorden; dog het zon kunnen zyn, dat
. decreet minder of meerder met onse belangen strydig of ten
|Uinsten aan dezelve hinderlijk ware: en \'t zou in zulk een geval
Uiten twijfFel van groote nuttigheid weesen, wanneer men onderling
) Dit sclirüvcn komt voor in dc Handelingen eener Zamenkomsl mn Zommige Leer-
j*«»-«« uit de onderscheidene Getoesten gehouden te Utrecht den 11, 12 en I.O A/iril 1707,
" Vgl. ook dc Hand. d. Comm. in Friesl. 28 Mmirt 1797, art.
Voor af kon beraamen, zo al niet, wat ons in zulk een geval te doen
stond, ten minsten de wijse waar op wij, die nu allen te zamen maar
een belang liebben, met de nodige eenparigheid en Spoed kunnen
werkzaam zijn, nog zoo veel te meer, daar wy niet weeten, hoeveel
of weinig tijd ons in zulk een geval tot het afwenden van \'tgeen wij
gaern zouden voorkomen, zou z\\jn overgelaaten". Bovendien zouden
er nog wel andere „poincten van min of meerder gewigt" te bespreken
zijn. De Friesche Commissie werd nu ook uitgenoodigd, een of meer
Gecommitteerden te zenden ter bijwoning van eene vergadering, die
den llden April 1797 te Utrecht\') gehouden zou worden.
Behalve Zevenwouden, „die zulks als nog onnodig oordeelde",
waren de Classen, die hier over te beslissen hadden, alle „overtuigd
van de nuttigheid van zulk eene zending." Zij magtigden daarom de
Commissie, „om één of meer Predikanten, \'tzy uit de Commissie, \'tzy
buiten dezelve, tot \'t bijwoonen dier vergaadering te committeeren,
en denzelven van behoorlyke last en instructie te voorzien, met aan-
neming om hun aandeel ieder in de daar toe nodige kosten te draagen".
Zoo werd dan Ds. herm. wesselius van Huizum by Leeuwarden tot
afgevaardigde van wege de Friesche Classen naar de Utrechtsche
vergadering benoemd.
Ter bestemder tyd kwamen nu te Utrecht by een: uit Gelderland
Ds. a. van den bero van Arnhem, Ds. r; j. de fremery van \'s Hertb-
genbosch en Ds. n. lange van Bruchem eiiKerkwyk; uit Zuid-Holland
Ds. h. donker vau Oudcrkcrk aan den LIssel; uit Noord-Holland Ds.
a. rutoers van Haarlem; uit Zeeland Ds. a. drijfhout van Middelburg,
Ds. j. m. cluwen van Noordgouwe en Ds. c. r. winckel van Halsteren;
uit Utrecht Ds. o. masman vnn Utrecht, Ds. f. g.imminck van Thamen
aan den Uithoorn, D.s. n. bapi\'ardus van Nederhorst den Berg, Ds.
t. h. van den iionert van Nichtcvecht, Ds. v. gibbon van Vreeland en
Ds. b. eickma van Wyk by Duurstede.; uit Friesland Ds. ii. wesselius
van Huizum; en uit Overyssel Ds. j. rutgers van Kampen. Groningen
keurde wel het doel dezer vergadering ten zeerste goed, maar
kon geen afgevaardigde zenden, daar er eerst tegen den 2den Älei
eene vergadering van gecommitteerden uit de Chussen wivs samenge-
roepen, Drenthe kon evenmin iemand afvaardigen, maar verzocht de
\') Te Utrecht, op voorstel van Gelderland. Zie I/aud, d, Comm, in Frial., 7 MiW\'
1797, art. 2.
\') Hand. d. Comm. in Friesl., 28 Miuirt 1797, art. 4. Tot sccundus van Ds.
8Ei.ii;8 was Ds. r. niioiiWER i>zx, aangewezen.
läi
acta der vergadering te zenden aan zyne Synodale Deputaten. De
Waalsche Commissie eindelijk had eenige bedenkingen ingebracht
tegen het houden dezer vergadering en zond daarom geene gecom-
mitteerden, maar wilde overigens ,gaern met de Commissie van Utrecht
en die der overige Synoden over \'t algemeen belang vriendbroederlijk
correspondeeren". \')
Uit den aard der zaak is het te verklaren, dat deze vergadering
Weinig tot stand heeft kunnen brengen. Toch was zy daarom nog
Verre van onbelangrijk. Ik meen, dat zy het best gekenschetst wordt
door het volgende over te nemen uit het geheim rapport, dat nevens
de acta der vergadering, door Ds. wesselius by „de Commissie tot
Kerkelyke zaken in Friesland" werd ingeleverd\'):
»De Geest der Vergadering was eensgezind, zucht voor het gemeen
belang der kerk, zo in het leerstellige, als het finantiele, bezielde
^llen, die zucht verbande alle heersch-zucht en geest van tegenspraak.
»Allen waren zorgvuldig op hunne hoede, om de palen hunner
iQstructien niet te buyten te gaan, zo dat er niets finaal geconcludeerd,
) iJPEij cn DERMotrr (Gesch. d. Ned. Ilerv. Kerk. IV", 153) geven ccne eenigszins
"^cre lijst, zy maken geene melding van defuemerv, i.anoe, chiwkn en winckkl,
c toch dc vergadering van 11 —13 April hebben bijgewoond. Daarentegen geven
tg\', aanwezig, op dc predikanten j. w. tilancs te Harderwijk, w. i,. krikoku
^ 8 Gravcnhage, o. rmk te Nicuwendam, r. ii. van i.is tc Tholen, z. hachiknk tc
\'»■oningcn cn j. s. nonERT, Waalsch predikant te Amsterdam, van welken cchter
\'\'»cmund tegenwoordig was. Wel woonden deze Heeren dc vergadering van den
^^ en Mei I7!)7 bij, cn dc Heeren krieoeu en uohert ook die van 24 .Juli 1798.
Vermoed dus, dat i.i. vt d. dc Handelingen der Utr. vergaderingen niet hebben
"■^gezien. Daaruit is misschien ook tc verklaren, dat zij zoo weinig mededeelen iwn-
K«iuide (Ic werkzaamheden dezer vergaderingen (Dl. IV, blz. 178, 179). Do vergadc-
Van 11—13 Ajtril 1 797 werd door andere loden bijgewoond dan zij opgeven,
-vcnzüo die van 18 Mei 1797 en volgende dagen. Ook toen was de kuemkrv tegcn-
^^oordig, hoewel hij, wegens ongesteldheid zijner huisvrouw, sjwedig vertrok, terwijl
^^ K.ma niet ufgcvajirdigd En eindelijk ook die van 24 Juli 1798 cn volgende
Ken. Weer waren de fuemery en i.anoe, van wie i,i & ». in \'t geheel geen
iiij -\'"\'\' tegenwoordig, imminck, rai-i-ardus, onmoN, j. uutoer-s, tilanits,
> VAX I.IS cn iiAciirKNE wiireti echter niet aanwezig, terwijl wel tegenwoordig waren
A. aitton te Zwolle, Ds. tii. iuttiK.svEi.i) de ulau tc Grouingcn, Ds. O. a.
fg Harderwijk, D.s. .r. stekn.mei.ier te Vlaardingen (Scriba dier vergadering)
s. a. uoi.danfs te I/ei<lcn. Zie dc Handelingen dier vergaderingen. — Opmerking
>«nt het, dat in geen enkele vergadering ouderlingen tegenwoordig waren.
^^ ) In het Archief van het l\'rov. Kerkbost. van Friesland. Hand 23« No. 2 (blz.
in\'n^^^ einde van zgn rapiwrt verzoekt de schrijver, „dat dit rapport niet
e acta der deputaten geboekt en niet bunten den kring der Urocderschap be-
kend worde."
6*
-ocr page 100-84
WÊm
maar alles aan het nader goedvinden der respective committenten
onderworpen wierd.
„Vooral was men afkerig, om zich enige Superintendentie in een
of ander opzicht aantematigen, of zelv in de geringste dingen daar
van enigen schyn te geven. Men merkte deze zamenkomst slegts aan,
niet zo zeer, als eene formele coetus, dan wel als eene broederlijke
en meer gemeenzame bijeenkomst, die den grond moest leggen tot
nadere vereniging in het vervolg; Wij hebben om deze redenen genen
rang en zo weynige formaliteijten geobserveerd, als met de goede orde
in enige vergadering bestaanbaar is
„Wegens vele omstandigheden, doch die zich niet wel schriftelijk
laten rapporteren, en teffens om enigen onser Broeders in zommige
gewesten, die het oogmerk onser zamenkomst of niet, of verkeerdelijk
begrepen en dezelve of als overtollig of wel als nadelig oordeelden,
genen aanstoot te geven en voor al ora hen, die bnyten ons en kwalyk
tegen ons geintentioneerd zyn niet meer te verbitteren (terwyl er
reeds in eene voorname Stad, niet in een particulier gezelschap, maar
op eene geheel andere plaats de vraag geopperd wierd, of het niet
bedenkelijk ware, zo veele herformde Predikanten te laten bijeen-
komen) ik zegge om alle deze redenen heeft men zich zorgvuldig
moeten onthouden en ook werkelijk onthouden van het behandelen
van zulke pointen, welke ons in verdenking hadden kunnen doen
vallen, als of wij door ons byéén zyn het Herformd Kerkgenootschap
en dus | der nederlandsche natie wilden in \'t harnas jagen tegen den
tegenwt)ordigen Loop der dingen. Men heeft zich niet beinoeijd nog
willen bemoeijen met het leerstellige; er is in de vergadering zelve
niet gesproken van den brief der Remonstranten; alleenlijk heeft de
Ondergetekende met zyne medegekonnnitteerden in een jjarticulier
huys by één zynde, zich volgens zijne instructie geinformeerd, hoe
men in de andere Provintien daaromtrent dachtte en handelde, en
hy rapporteerd ten dezen aanzien bij dezen, dat gemelde briev inliet
eene Gewest voor notificatie aangenomen en in het andere aan de
Boekverkopers, van welke men dezelve had ontfangen, is terug
gezonden — hij heeft bij diezelvde gelegenheijd kennis gegeven van
de circulaire missive, die aan onse resp: Gemeenten in Friesland
eerlang zoude worden voorgelezen, welke maatregel tot behoud van
de zuy verheid der Leere en tot maintien van orde en tucht algemenen
by\'val vond en, zo men hoopte alomine naavolging zoude vinden; ten
dezen einde beloofde de ondergetekende enige afschriften dier circu-
laire aan de aangestelde commissie van correspondentie ter verdere
85
verzending, mits ulieder goedvinden te zullen bezorgen; voor het
overige zijn de acten, overeenkomstig \'t geen in onse vergadering is
verricht, zo ingericht, dat derzelver publiciteijt onse zaak in de ogen
onser bitterste vijanden zeiven, nimmer hatelyk kan doen voorkomen."
De vijand kon er geen kwaad in vinden, dat men besloot, ,een
algemeene Correspondentie door de gantsche Gereformeerde Kerk van
Nederland op [te] rigten, waar in de byzondere Commissiën aan
eikanderen mededeelen haare voorstellen en verrigtingen, ten einde
u^iet eikanderen, zoo veel mogelyk, gemeenschappelyk en te spoediger
te kunnen handelen." Daartoe zou er eene commissie worden aan-
gesteld, „die als in een middenpunt alle die voorstellen en berigten
ontfangen" zou, om ze vervolgens aan de andere (gewestelyke) com-
luissiën mede te deelen. Daar de stad Utrecht het centrum der repu-
bliek was, werden de leden der Utrechtsche Commissie benoemd om
die correspondentie waar te nemen en zich daartoe van de noodige
anianuenses te voorzien. Tn de kosten zou op deze wyze voorzien
Worden, „dat elke Commissie de port der brieven, die dezelve afzendt,
de kosten van de Copien, die dezelve ontfangt, als meede de kosten
der expressen zoo die noodig zyn op haar voorstel, aan de Utrechtsche
Commissie zal restitueeren". En eindelyk zou er van wege elke Com-
niissie een broeder worden opgegeven, aan wien men de brieven zou
"loeten verzenden. \')
Al wsis het alleen om hetgeen in deze zaak besloten is, dan zou
de eerste Utrechtsche Vergadering reeds niet te vergeefs zyn gehouden.
By de losheid der toesbvnden en den wankelenden staat der Vader-
ii^ndsche Kerk, was het noodig, dat er zulk een band gelegd werd,
die de provinciale kerken samen vereenigde en haar in hare gemeen-
®.ehappelyke belangen ook gemeenschappelyk op deed treden. Maar
inzonderheid voor do Kerk van FrieslamI was deze regeling in ieder
opzicht wenschelyk en heilzaam. Daar zy hare gewone jaarlyksche
Synode niet houden kon, miste zy dus ook de regelmatige corres-
pondentie. Zy ontving nu natuurlyk geen correspondenten uit de
\'indere provinciën meer, en kon, wegens iinantiëeloonmacht, evenmin
O ITand. der Utr. Vergadering, 11—13 April 1797, art. 1. — In Friesland was
•■ecda sedert lang de pmeses der Commissie, Ds. r. nuriMNO, gemachtigd om, zoo hij
•»et noodig achtte met assumtie van den Scriba, de brieven der correspondccrendc
berken tc ontvangen en tc beantwoorden, waarvan in de Boekzaal (Jan. 1797 ,
127) bekendmaking gcdiuin werd (Hand. d. Comm., 8 Nov. 179G, art.1). Hiervan
18 ook per missive kennis gegeven aan dc Utrechtsche commissie. (Hand. d. Comm.,
Dcc. 1790, art. 4).
86
afgevaardigden naar elders zenden. Daardoor was het onderling ver-
keer verslapt en de eenheid met de kerken buiten de provincie kwam
niet tot openbaring. Nu echter, door het besluit der Utrechtsche Ver-
gadering, werd de Friesche Kerk weer in staat gesteld, langs ordelijken
weg correspondentie te oefenen met de vertegenwoordigers der kerken
in de andere gewesten.
In de vergadering zelve deed men verder mededeeling van hetgeen
door de verschillende Commissiën reeds gedaan was in het belang der
kerk en opgave van den uitslag der telling van de gereformeerde
zielen in de gansche republiek \'). De vraag, of men zich met een adres
tot de Nationale Vergadering wenden zou, werd in het breede be-
sproken, maar ontkennend beantwoord, daar men van oordeel was,
„dat zodanig adres in den tegenwoordigen tyd geen voordeel, maar
wel, gelijk men om zeer gewigtige redenen vreesde, nadeel zoude
doen" De Heer WESSELms in zijn hier boven aangehaald geheim
rapport deelt dienaangaande nog mede: „de gegronde redenen, die ons
bewogen om ons voor als nog niet te addresseren aan de Nationale
vergadering waren — het niet voltallige onser vergadering \') — het
gebrek van genoegzame qualificatie daar toe by sommigen onser —
en dewyl zekere in \'t algemeen geaccrediteerde, onse orde toegedane,
of wel tot dezelve behorende mannen ons op het ernstigste daar tegen
waarschuwdeji, beloofde geheijmhouding verbied mij hunne namen
te noemen. Eindelyk de stiuat der Herformde Kerk in Nederland was
in alle Gewesten meer of minder ongunstig; men ontfing dejanmier-
lykste berichten uyt de Classis van Maastricht; in zekere Provintie
was een committé van publik onderwijs, naar welks reglement de
respective, niet slegts publique, maar ook private meesters zich ge-
dragen moesten en \'t welk, zonder het zelve eenigzints te taxeren,
donkere vooruytzichten opende voor de voortplanting van den her-
formden Godsdienst by de jeugd; voorzichtigheyd wederhoud den
ondergetekenden daar van iets meer te zeggen, merkende slegts in
\'t voorbygaan op, dat het geheel iets anders is den Schoolmeesteren
het onderwijs in den Katechismus en het Psalmzingen te verbieden
en geheel iets anders den zeiven leerboekjes, waar in de herformde,
zo niet de Kristelyke leer in \'t algemeen ondermynd word, op to
dringen".
87
üit een en ander zien wij, dat liet er voor de Kerlc treurig by
stond en dat de toekomst tamelyk donker scheen. Zoo kwam te Utrecht
dan ook eindelyk nog in bedenking, „of er bij deese vergadering geene
niiddelen beraamd zouden kunnen worden waar van men zich bij de
respective Commissien zoude kunnen bedienen ter afweering van
zwarigbeeden, die er te wagten zijn, zoo ras de Nationale verga-
dering op de finantieele belangens van ons Kerkgenootschap een min
gunstig besluit neemt". Men besloot nu, Ds. kriegkr van \'s Graven-
hage te verzoeken om, zoodra zulk een ongunstig besluit genomen
mocht zyn, daarvan aan de leden dezer vergadering, benevens aan
de absente commissien van Groningen, Drenthe en de Waalsche
Broederen, per missive kennis te geven, .opdat zij den eersten Dinsdag
iia den dag der onderteekening dier missive, weer te Utrecht samen
mochten komen. Tevens werd „nodig geoordeelt, dat voor de zamen-
komst dier vergadering, in de byzondere Commissien overwogen [zou]
W\'orden de volgende vraagen, in geval er onverhoopt een ongunstig
hesluit mogte genomen worden
1- Zal men zich dan aan de Nationale Conventie addresseeren al,
dan niet, of waar elders?
2. Zal men dit terstond doen of eerst na dat \'t plan van Consti-
tutie by \'t volk beoordeeld is?
3- Heeft men, in geval er onverhoopt heslooten wordt, dat de
geestelyke goederen nationaal zullen zyn, ook iets byzonders te doen?
en wat?
Zal liet een of ander het welk hier omtrend goed gevonden
^ord, door elk der Commissien afzonderlyk, of door deese vergadering
^ezainentlyk geschieden? en, in het laatst gemelde geval, welke qua-
hficatie daar toe nodig is? waar vau men zich dan ook daar toe
^f>orzien moet.
Of ook eenige niid«lelen voorhanden zyn tot voorkoming van
hozwaaren nopens onze Kerken, Pastoryen, Schooien, Diaconien, en
^odshuisen?" \')
Het is hier ter plaatse natuurlyk niet noodig, een verslag te geven
der Utrechtsche Vergaderingen. Wy zullen later nog meermalen gele-
genheid hebben, naar het daar verhandehle te verwyzen. Ons doel is
thans alleen om aan te toonen, in hoeverre de Gereformeerde Kerk
^an Friesland een werkzaam deel aan die vergaderingen, en alzoo
hetgeen in het belang der geheele Vaderlandsche Kerk gediuvn
\') Hand. d. Utr. Vergadering, 11—13 April 1797, ort. c.
-ocr page 104-werd, genomen heeft. Daartoe meenen wij niet beter te kunnen doen,
dan de acta der Kerkelyke Commissie over dit punt te volgen.
Genoegen nemende met de verrichtingen van Ds. wesselius, die in
de Utrechtsche Vergaderingen steeds een werkzaam lid zich toonde
en aan wien de Friesche Kerk, evenals aan vele andere mannen van
dien tyd, in velerlei opzicht groote verplichtingen heeft, vaardigden
de Classen hem wederom af tot de Vergadering, die den 18den Mei
1797 en volgende dagen te Utrecht gehouden zou worden \'),
In deze vergadering werd een adres aan de Nationale Vergadering,
door de gecommitteerde predikanten persoonlyk en niet in qualiteit
onderteekend, vastgesteld, waarin zy verzochten: „1. Het daarstellen
van de nodige verordening, dat de eerste dag der week een dag van
stilstand voor alle gewoone bezigheden zy, zoo veel de aart der zaak
\') Verhaal der Handelingen van Praeses en Scriba uit de Commissie der ses Classen
enz. 9 Mei 1797.
\') In de April-vergadering was besloten T)s. w. i,. krikoku te \'s Gravenhage uit tc
noodigen, om, wanneer zulks noodig mocbt zijn, de gecommitteerden weer samen tc
roepen. De loop der zaken in dc Nationale Vergadering was nu van dien ojird, dat,
moest er iets gedaan worden vóór de Conventie een finaal besluit nam, het hoog
tijd werd samen tc komen. De gecommitteerden besloten echter eerst, „om zeer ge-
wigtige en hen daartoe dringende redenen", met het inzenden van een adres voor-
loopig te wachten en af te wachtcn, welke berichten gedurende hunne samenkoomst
zouden inkomen. {Handel, sess. I, Art. 3). Kort daarna vernamen zij echter, dat de
behandeling der kerkelijke zaken in de Nationale Vergadering aanmerkelijk vertraagd
was. Zij vaardigden daarom de broeders a. nrTOEUS en Diiuniorx af, om terstond
naar den Haag tc reizen cn diuir zooveel mogelijk „informaticn in te winnen aan-
gaahde de ware gesteldheid van zaken (sess. Ill, art. 2). Deze beide Ilccrcn ver-
trokken terstond (Vrijdag 19 Mei) cn reeds den volgenden Zondag waren zij weer terug.
Men hield toen denzelfdcn avond nog eene vergadering, waarin de Heeren u. & i>.
verslag over hunne reis uitbrachten. Zij deelden mede, dat bij dc Nationale Verga-
dering twee verschillende rapporten waren ingeleverd, „\'t eerste ingericht tot behoud
van \'t tegenwoordig inkomen der Predikanten, hun leven lang, en dus in zo verre
niet ongunstig, maar \'t andere tot overbrenging der gecstel\\jke goederen onder een
andere administratie cn tot geheele andere cindens dan zij tot hier toe dienden, cn
dus zeer ongunstig." Hun was toen door „deskundigen" tc kennen gegeven, dat men
vóór \'t behandelen van bet eerste rapport niets moest doen, daar zulks misschien
schadelijk zou werken, mwir dat men vóór het decretccren vnn het laatste pogingen
tot bet kecren daarvan behoorde aan te wenden. Zij hadden toen met den Advocaat
oai.i.i^ voorloopige schikkingen getroffen over een in tc leveren adres, door dc leden
der Utr. Verg. persoonlijk tc teekenen, „wijl adressen van niet erkende corporation
niet aangenomen werden." oallk zou dit adres dan aan den President der Nnt. Verg.
ter band doen stellen (Sess. V, art. !). Een adres werd nu gesteld en aan den Heer
oallé verzonden, met verzoek het in tc leveren, zoodra het gunstig rapport zou zijn
verworpen. Ds. RonEUT werd verzocht, het „aan de serieuste attentie van den Presi-
dent Der Nationale Vergadering schimmelpex.siko aantebevelen." (Sess. VII, art. l).
89
de omstandigheden zulks toelaten, opdat \'er als dan eene geraeen-
schappelyke viering van den Godsdienst plaats kan hebben. 2. Dat
in Ulieder schikkingen over de Kerken en Kerkgebouwen zulke ver-
ordeningen worden gemaakt, dat bet ons daartoe in geen gedeelte
Van ons Vaderland aan plaats ontbreke. 3. Dat niet alleen de betaUng
der tegenwoordige Dienaren van ons Kerkgenootschap, nevens de
Emeriti en Predikants Weduwen hun leven lang plaats hebbe; maar
ook aan ons Kerkgenootschap deszelfs aandeel aan dat Voorvaderlyk
Fonds, dat aan het Cliristelyk en Godsdienstoefenend deel der Natie,
dus ten Godsdienstigen einde, onvervreemdbaar toekomt, plegtig
verzekerd worde; of althans, dat, eer bier over uitspraak tot andere
eindens geschiede, nu, of by een volgend wetgevend lighaam, gele-
genheid verschaft zal worden, de gronden van haare aanspraken op
baar aandeel voor te dragen."
Ds. WESSELIÜS hiervan mededeeling doende aan zyne committenten,
»communiceerde verder eenige denkbeelden van de Utrechtsche ver-
gfiadering, by wege van i)raeadvys, boofdzaakelyk bier op neerko-
"lende, dat, zoo \'er omtrent de grieven en bezwa.aren voor de Gere-
formeerde Kerk reeds exsisteerende, of welke in\'t vervolg nog mogten
voorkomen, iets naders by wege van adres of anderzins zoude moeten
gedaan worden, zulks best, haares inziens, door de Provinciaale Ker-
kelyke Commissiën, Classen, of byzondere Gemeenten, zoude kunnen
geschieden, . . . verwachtende de Coetus voor \'t overige dat de resp.
kommissiën der Provinciën wel zullen bericht geeven aan de Com-
"lissie van algemeene Correspondentie te Utrecht van den uitslag
baarer beraadslagingen over dit onderwerji." Ten opzichte dezer zaak
beeft de Friesche Kerkelyke Commissie toen echter terstond, „voorbc-
boudens de nadere besluiten over dit onderwerp, goedgevonden en
verstaan diit de Constitutie afgedaan en alle deliberatien daar over
geslooten zynde, allo verdere adressen voor als nog ontydig en nut- •
teloos zouden zyn." *)
Er waren tevens door do Utrechtsche Vergadering aan de Kerke-
lijke Commissiën eenige punten in bedenking gegeven, waarover in
eene volgende samenkomst het oordeel verwacht werd. Die volgende
samenkomst, in welke volgens de missive van aanschrijving gehandeld
zou worden over ,1. de Kerken en Pastorien en derzelver overgifte
\') Adres i<an eenige Predikanten der Hervormde Kerk aan de Nationale Vergadering,
12, 13.
\') Hand. d. Comm. uit dc G Classen, 20, 21 .hnii 1797, art. 1.
-ocr page 106-90
aan de onderscheidene Gezintheden, 2. Het bewijs van eigendom van
zommige Kerken en goederen, die na de Reformatie zijn aangekomen,
3. De fondsen, waar uit de inkomsten der Predikanten en andere
onkosten tot in stand houding van onzen Godsdienst zouden kunnen
gevonden worden," — zou wederom te Utrecht plaats hebben, den
24sten Juli en volgende dagen van het jaar 1798. Door alle Classen,
behalve die van Bolsward. gemachtigd, weer een gecommitteerde der-
waarts te zenden, koos de nieuwe Kerkelijke Commissie, die nu reeds
bijna een jaar de Friesche „kerkzaken" leidde, daartoe ook dit maal
Ds. WESSELIUS van Huizum. Nevens zyne instructie werden hem tevens
„de noodige elucidatien medegedeeld ten aanzien van den uitslag der
deliberatien der Classen" omtrent de punten, die door de vorige ver-
gadering in bedenking gegeven waren. Daartoe behoorde o. a. ook
het volgende: „Men is hier tot dus verre voor eene schriftelijke Cor-
respondentie; doch de Commissie van Revisie der Kerkelyke wetten
heeft aan de vergadering voorgeslaagen het houden van een jaar-
lyksche algemeene Coetus, die beurtelings in de resp. Provinciën, ot
Departementen zou kunnen gehouden worden, op eene zeer onkost-
baare wijze, en in welk geval, de lemmata by alle de Kerken dezelfde
zynde, eene zeer gemakkelyke handleiding voor de regeling van Ker-
kelyke zaaken, en te gelijk den hesten band van eenigheid zoude
opleveren" \'). By zyne terugkomst bracht Ds. wesselius ten opzichte
van dit punt by de Kerkelyke Commissie dit rapport uit: „Ten dezen
einde wierd in de coetus de voorslag gedaan van èenen algemeenen
coetus, het zy voor eens op een volgend Jaar te houden, het zy
jaarlijks, om als dan de andere Provintiale Synoden te vervangen.
De coetus verklaarde zig daar over niet .stellig, als zynde van oordeel,
dat zulk een voorslag niet uit deze coetus, maar uit den schoot van
eene of andere Synodo komen most. Kunnende egter de gecommit-
teerde by dezen rapporteren, dat zulk een algemeene byeenkomst
jaarlyks, in plaats der Provintiale Synoden zeer in den smaak van
velen onzer Broeders in de andere Gewesten viel. En dat
• om dat op zulk een vergadering en minder kosten en moeyte
lopen, dan op de Provintiale Synoden \'t zaam genomen.
. . daar door word verhoed alle verwarring, die voortvloeyt uit
eene slegts schriftelyke correspondentie.
. . . daar door word de verbintenis tusschen Leeraars en Gemeenten
\') Uand. d. Kerk. Comm., 17 Juli 1798, art. 2.
-ocr page 107-91
en tusschen deze en de Classen én andere kerkelyke vergaderingen
te sterker aangeklemt.
• • • • zulk eene vergadering bevordert de eenstemmigheid in de
Leer en de wyze van werking.
.....de op zulk eene algemene vergadering iugekomene berigten
ïiopens de provisionele gemeentelijke schikkingen en het in werking
hrengen daar van zouden de resp. kerkelijke commissien of classen
m staat-stellen, om met enigen grond te kunnen oordelen over het
meer of min uitvoerbaare van zommige aanwijzingen, tot het vinden
van fonds of fondsen, daar de ondervinding van den dach ons iu dit
geval konde voorlichten.
• \' ! te nodiger word zulk een vergadering, die de jaarlijksche
Pfovintiale Synoden, als \'t ware in zig vereenigt, by de herinnering,
dat dezelve dienen kon tot het oprichten van eon algemeen fonds in
het vervolg en teffens om van den nood van byzondere personen of
gemeenten legaal bericht te krijgen en gezamenlijk daar toe iets bij
te dragen, terwyl zulk eene vergadering, op bepaaldeinstructiensaam-
geroepen nimmer aanleiding geven kan tot kerkelijke overheersching\'")-
Het is bekend, dat zulk eene vergadering niet tot stand gekomen
is, maar eerst bijna twintig jaar later ouder den naam van Algemeene
Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk voor \'t eerst is büeen-
geliomen. Dat eene vergadering, gelyk door de Friesche Kerkelijke
Commissie bedoeld en door de Utrechtsche Vergadering niet afge-
keunl werd, in dio dagen byzonder nuttig werkzaam had kunnen
\'-Ün, zal ieder, die met den toestand der kerk in dien tyd ook maar
een weinig bekend is, gaarne wilde toestemmen.
Te ontkennen is het echter evenmin, dat de drie genoenule Utrechtsche
Vergaderingen, waaraan ook de Friesche Kerk deel nam, zeer ge-
\'\'-egend werkziuim geweest zyn, en wat zy wilden zy\'n, ook werkelijk
^•"^ren, „van groote nuttigheid."
Wy zullen dat by do verschillendo punten, waarover wy nog te
«preken hebben, herhaaldelijk kunnen zien.
Wy hebben ons thans weer meer in het bijzonder te bepalen by
de Kerkelijke Connnissie van l\'Viosland en hare werkziiatuheden. Daur-
\'^oor zal het ons, hopen wü, duidolyk worden, dat te midden van al
lyden de Gereformeerde Kerk dezer Provincie oorzaak tot blijd-
schap en ruime stof tot dank aan God had in het bezit dezer Com-
\') Jland. d. Kerk. Comm., 11 Sopt. 1798, nrt. 17.
-ocr page 108-92
missie en in haar krachtig en beleidvol optreden bij elke gelegenheid,
waar zij iets toe kon brengen tot leniging van den nood der kerk
en der kerkelijke personen.
Het eerst denken wij dan hier aan de predikants-weduwen en het-
geen de Commissie gedaan heeft tot behoud der vidualia.
§ 2. de vidualia.
Tot onderhoud der predikants-weduwen en weezen, moest ieder
predikant in Friesland en ieder Emeritus jaarlijks vóór Allerheiligen,
;bij verbeurte van een Ryksdaalder breuke", 12 Car. guldens betalen.
Die hierin geheel nalatig bleef, was daardoor verstoken van alle
Synodale en Classicale commissiën en sessiën, terwyl zijn naam van
jaar tot jaar in het viduale-boek der Classis moest worden aangetee-
kend \'). Opdat echter door sommiger nalatigheid de weduwen en weezen
geen schade zouden lyden, moest iedere Classis voor hare leden instaan
en aan de Deputaten der Synode telken jare in de eerste October-
vergadering zoo veel maal 12 Car. guldens opbrengen, als er leden
onder haar ressorteerden *). Zy mocht dan toezien, dat zy van die
leden vóór Allerheiligen restitutie daarvan kreeg. Tot het trekken
uit de kas der Vidualia waren gerechtigd de weduwen van overleden
predikanten, die het laatst iu de provincie gediend hadden, of hunne
weezen totdat het jongste kind den leeftyd van 18 jaar had bereikt.
Dit ging echter eerst in, na expiratie van het annus gratiae\'). Niet
gerechtigd waren de weduwen en weezen van gedeporteerde predi-
kanten; weduwen, die hertrouwden, waardoor ook hare kinderen
uit hasir eerste huwelyk het recht op genot der vidualia verloren,
zelfs ook dan, wanneer hunne moeder kwam te overlyden voor dat
de jongste van hen den achttien jarigen leeftyd bereikt had; weduwen,
„zich verloopende in openbaare Hoererye", en do weduwen en weezen
der deficieerende predikanten tot zoolang de achterstalligo penningen
aan de Classis zouden zyn voldaan.
Het ligt natuurlyk voor de hand, dat uit de genoemde contributiën
\') Compendium, Tit. XVI, art. 5.
\') Compendium, Tit. XVI, art. C.
») Compendium, Tit. XVI, art. 8.
\') Compendium, Tit. XVI, art, 9.
-ocr page 109-93
"^^an predikanten en emeriti de weduwen en weezen maar eene sobere
bedeeling konden ontvangen. By resolutie van den 26sten April 1651
badden ecbter de Staten van Friesland, ,na het lofflyk gebruik van
andere Provinciën tot soulagement van de weduwen der verstorvene
praedikanten" een jaarlyksch stipendium verleend van 1200 Car. Guldens.
Op verzoek van de Deputati Synodi Doccumanae verdubbelden zy tien
jaren later, by resolutie van den 15den Februari 1661, „uit Christelyke
^ededogentheid" dit bedrag, onder voorwaarde echter, dat de predi-
kanten, die tot hiertoe per jaar slechts zes Car. Guldens gecontri-
bueerd hadden, hunne jaarlyksche bydrage tot tien Car. guldens
zouden verhoogen. Zoo bleef ruim een eeuw lang de gewone toelage
^en behoeve van de predikants-weduwen en weezen uit \'a" Lands kas
op een som van 2400 Car. guldens bepaald. En hoe ook de uitgaven
dezer weduwen en weezen met den tyd grooter werden en toenamen,
er kwam niets by hetgeen hun in 1661 was verzekerd, totdat het in
1787 den Edelmogenden Heeren Staten van Friesland behaagde, by
resolutie van den ISden Maart van dat jaar de toelage weer met 1000
Car. Guldens per jaar te veriioogen en alzoo op 3400 Car. Guldens
^ brengen, onder voorwaarde echter, dat ieder predikant voortaan
12 Car. Guldens zou contribueeren.
Tot de allereerste werkzaamheden der Kerkelyke Commissie be-
hoorde, te zorgen, dat de uitdeeling der weduwgelden, volgens art.
^•V harer instructie, op den bepaalden tyd door de predikanten-
leden zou kunnen pliuits hebben. Daartoe moest by het collegie van
Gedeputeerden natuurlyk, evenals telken jare, ook nu aanvrage ge-
schieden om de gewone jaariyksche toelage. Reeds des daags na
het optreden der Kerkelyke Commissie, den 13den September 1797,
Wendde zich hanr voorzitter, Ds. r. bruininq , namens haar, per request
^ot het College om de toelage, die „tot Soulaas van ile Predikants
^Veduwen en Kimlers jaarlyks was toegelegd." Toen hierop geen
antwoord kwam, vroeg D.s. biiuinino den „Commys bosma", die het
"bequest had ingeleverd, naar (le reden daarvan en vernam, „dat het
Collegie niet wel op eigen gezag dit Request naar gewoonte had
durven appoincteeren maar het zelve gerenvoieerd had aan het Pro-
vinciajd Bestuur." Herhaalde malen vervoegde hy zich nu by bosma,
ttiaar telkens moest hy zich te vreden stellen met het antwoord, „dat
deeze zaak nog bleef hangen\'")- Ondertusschen moest in het begin
\') Hand. V. d. Gecommiueerden uit dc Kcrk. Comm. tot de Uitdccling der Wcduuyeldcn,
7 Nov. 1797.
94
van November de gewone uitdeeling plaats hebben en deze kon, om
verschillende redenen, niet uitgesteld worden. Den 6den November,
zoo was in de vergadering van 12—14 September bepaald, zouden de
zes predikanten, leden der Commissie, tot de uitdeeling samenkomen.
Dien zelfden dag bad Ds. brdining weer geïnformeerd, maar ook
weer hetzelfde antwoord ontvangen. Er bleef dus niets over, dan
alleen de contributiën der predikanten en Emeriti onder de weduwen
te verdeelen. Deze bedroegen echter slechts 2561 Car. Guldens, daar
207 predikanten en 6 Emeriti voor het volle jaar de contributie be-
taald hadden en één Emeritus slechts voor 5 maanden had bijgedragen.
Uit deze gelden moeten 35 weduwen bedeeld worden voor het volle
jaar, ééne\'over 36 en ééne over 4 weken, zoodat die 35 weduwen
ieder 71 Guld. 10 St. trokken en de beide andere slechts 40 Guld_
10 St, en 5 Gld. 10 St. Voorwaar eene karige toelage! Eene groote
teleurstelling zal het dan ook voor haar geweest zyn, toen zy met
dit gering bedrag naar huis konden gaan, terwyl zy gehoopt hadden
bijna 100 Guld, meer te zullen ontvangen. Het lyden van de achter-
geblevene betrekkingen der overledene predikanten nam reeds eeu
aanvang. Het zou nog erger worden.
Hadden zy ongetwijfeld nog hoop, dat op het request van Ds.
BBUiNiNa een gunstig antwoord mocht volgen, den 20sten November
gaf het Provinciaal Bestuur het volgende korte, maar zeer duidelyke
appoinctement: „In deezen kan niet meer worden getreeden"\'). Ook
dit besluit werd wederom als een nieuw bewys aangemerkt, dat men
zooveel mogelyk de Gereformeerde Kerk wenschte tegen to werken,
nog van achteren als het ware nayverig op de eenmaal door baar
genotene voorrechten. „ Die wrange geestgesteldheid, welke in Friesland
zoo zeer woelde — zoo verklaarde later de Kerkelyke Commi.ssie —
om het Herformd Kerkgenootschap allerle\'ye leed te berokkenen, was
ook bier ijverig in de weer, om de zobore inkomsten van weduwen
en weezen tot over de helfte te doen inkrimpen" \').
Natuurlyk lei de Kerkelyke Connnissie zich niet moedeloos hierbÜ
neder. Reeds den 29stcn November 1707 kwamen hare geconnnit-
teerden tot de uitdeeling der Vidualia bijeen om te beraadslagen, wat
er in dezen gedaivn behoorde te worden. Men be.sloot, zich „by <le
Nat: Vergadering met een eerbiedig adres te vervoegen, om, was
het mogelyk, in dezen ten voordele der Predd: Weduwen eene
\') Hand. V. d. Gecomm. uil de Kerk. Comm., 29 Nov. 1797, art. 1.
\') Rapport aan de Synode van 1804. Band 41, No. Cl.
95
gunstige verandering te verkrygen." In dit adres, door Dr. fockema
gesteld, verklaren zy, na mededeeling der desbetreffende feiten, dat
»z\\i beschouvren de aanspraak van hen als intercesseurs van onge-
lukkige -weduwen en wezen, gegrond op een overeenkomst, waaraan
van den eenen kant is voldaan, — op Staatsresolutien, welke tot na
den 5 aug: 1796 geobserveerd en nog voor het expireren van het
iaarlyks termyn van betaling der gedagte toelage voor dit jaar, nog
na dien tyd buyten effect gesteld zyn, — en welke, behoudeus allen
verschuldigden eerbied, volgens der Supplianten oordeel niet buyten
Werking gebragt kunnen worden, ten minsten voor als nog, op fun-
dament van het allezints merkwaardig decreet van den 5 aug: 1796,
door het Pr: Bestuur van Friesland volgens publicatie van den 22
augustus daar aan volgende gesanctioneert, — op grond van welk
decreet en publicatie de Supplianten vermenen, dat de voordelen der
gewezene bevoorregte Kerk Landswege by iirovisie zouden moeten
^^yven iu Statu (luo". Zy verzoeken daarom, „aangespoort door de
billijkheid der zaak en het belang van veele behoeftige weduwen",
dat de Nat. Vergadering in dezen zodanig gelieve te disponeren, als
»overeenkomstig met recht en billykheid" zal verstaan to behooren
De gunstige verandering, waarop men gehoopt had, kwam echter
^oor dit adres niet tot stand.
Inmiddels was het nieuwe plan van staatsregeling aangenomen en
^^vens, door het optreden van het Administratief Bestuur vau het
Voormalig Gewest van Friesland«), hier eene verandering van regee-
Im
Hatid. V. d. Gecomm. uil dc Kerk. Comm., 29 Nov. 1797, arl. 2.
/ Don 22.sten .Iiiniinn 1798 wcnl dc Niitioniilc ^\'crgiidcring op cclit revo-
^^\'■loiiuiro wijr.c vcrnndcnl in dc Con a t i tuccrcndo Vergadering represen*
/^yendc het Hataafsche Volk, die terstond besloot „to vernietigen alle Pro-
"lale en (.iuartierlyke Souverainiteit", zoodat de Provinciale Uesturen voorloopig
sleclits „al.s blotelyk administrative lichatiincn" bleven voortbestaan, onderverant-^
^«ordelijkheid aan liet Uitvoerend Bewind (Dngi\'erliaal der Ilaud. r. d. Conslit. Verg.
22 .lannarij 1798). Ten gevolge daarvan „hervormde" den 30sten .Januari
^\'rovinciaal Bestuur vun Friesland zich in een A d rn i n is t ra t ief Be-
t\\v " \' \' echter den 8stcn Maart d. a. v. door de Constitucerende Vergadering
"genten, n. w. cro.nk .ju. cn d. v. kijk inuir Friesland gezonden werden, om,
^ Piuits van de door haar ontbonden Landschappelijke en jilaatsclijkc besturen,
J2 ® tc stellen, kozen dezen, op eigen gezng, en zonder eenige volkskeuze,
op 1\'atriotten, dc tegenwoordige orde van zaken toegedaan," die zij,
JJ. ^gevoegde instructie, aanstelden als het Nieuw Intermediair Admi-
^ raticf Bestuur van het voormalig Gewest Friesland. Dit bestuur
vau^ niets uit. Toen nu de Staatsregeling den 23 Aprii 1798 door 154.000
\'\'\'\' de 1G5.500 stemgerechtigde burgers was aangenomen en alzoo dc Hepubliek
-ocr page 112-96
ring ontstaan. Het een en het ander gaf der Kerkehjke Commissie
goede hoop, dat zy slagen zou in hare pogingen tot verkrijging der
toelage voor de weduwen en weezen. Den 24sten Mei 1798 leverden
Ds. p. beuining als praeses en Ds. j. van assen als scriba der Com-
missie een nieuw request in by het Administratief Bestuur \'). Zij
meenden niet alleen, op grond van het genoemde decreet van den
5den Aug. 1796, „een gegrond recht van aanspraak [te] hebben op
deeze toelage", maar verklaarden ook: „De Supplten zyn thans ten
allersterksten bevestigd in dit hun vermoeden nu door de aangenoo-
mene Staatsregeling de pensioenen aan bovengemelde Weduwen, schoon
met eenige bepaaling, voor haar leven zyn verzekerd".*) Zy hadden
hier natuurlyk het oog op het derde der additioneele artikelen tot de
acte van Staatsregeling, dat van den volgenden inhoud was: „Alle
leeraars, hoogleeraars en derzelver weduwen, op den 1 january
1798 gepensioneerd zynde, blyven de hun toegelegde pensioenen,
gedurende hun leven, genieten, mits zy aan het bewind ter plaatse,
waar zy wonen, doen blyken geene zes honderd guldens jaarlyksch
inkomen te hebben, buiten het gemelde pensioen, en bewyzen toonen
van hunne verknochtheid aan de tegenwoordige orde van zaken."
Uit een en ander bleek duidelyk, hoe zeer de Kerkelyke Commissie,
voor de belangen der weduwen en weezen optredende, in haar
recht was en verwachten mocht, dat het Administratief Bestuur dit
verdeeld werd in Departementen, welker besturen door stembevoegde burgers gekozen
moesten worden, bevorderde eene Commissie uit bet Uitvoerend Bewind den21.Iuni
de organisatie vnn Friesland in zooverre, dat dc vroeger genoemde 12 burgers
hunne posten werden vervallen verklaard" en 11 nieuwe leden werden aangesteld
nis Intermediair Administratief Bestuur van Friesland. Maar ook dit
bestuur bleef niet lang luin \'t roer. Hij besluit vnn het Uitvoerend Bewind van 29
Nov. 1798 werden de Grond-, Districts- cn Kingvergaderingen tegen den ISdcn Doe-
opgeroepen om eene nieuwe keuze te doen. \'J\'oen werd dan gekozen het T)e|)arie-
mentaal Bestuur van den Eems, bestaande uit 7 leden uit de 7 ringen, wwirin
ieder der 8 Departementen was verdeeld. Den 30sten Maart 1799 werd dit Bestuur
geïnstalleerd. Ilct Departement vnn den Eems omvatte geheel Groningen en h«\'t
noordelijk gedeelte van Friesland cn Drenthe. Het zuidelijk gedeelte van Friesland,
ongeveer vnn Akkrum af, behoorde tot het Departement van den Ouden l.lsscb
Toen echter in Oct. 1801 de nieuwe Constitutie wns aangenomen cn Friesland woei\'
tot zijne vroegere grenzen teruggebracht als een der 8 Departementen, werd don
4dcn Juni 1802 door het Staatsbewind hot Departementaal Bestuur v«»
Friesland, uit 12 „zeer geachte ingezetenen" bestaande, benoemd, dat tot dc
regeering vnn Koning lodewijk in stand bleef. Vgl. w. kkkiiovf, t. a.p. Bijlage A-
\') iland. d. Kerk Coinin., 17 Juli 1798, arl. 8.
■) Dit request komt voor in Band onder No. 8, blz. 9.1, 94, (Archief Tr«»\'-
Kerkbest. van Friesl.).
J
-ocr page 113-ook «overtuigelük merken" zou. Tocli — hetzy het niet merken xoilde
op de aangevoerde motieven, hetzy het eene andere interpretatie hul-
digde van het decreet van den 5den Aug. 1796 en het derde der
additioneele artikelen dan de Requestranten, — het weigerde gehoor
te geven aan het alleszins billyk verzoek, om recht te doen aan de
Weduwen en Weezen, „van welke niet weinige zugten om het gemis
van het voorheen genooten voorrecht". Den 8sten Juni 1798 werd by
ï^ppointement „het verzoek geweesen van de hand; zoo uit aanmerking
van de goede redenen waarom het Provinciaal Bestuur in der tyd
daarin heeft gedifficulteerd, als vermits het is strydig met de Staats-
^^egeling." \') Opmerkelyk is het inderdaad, dat die „goede redenen"
Vroeger niet door het Provinciaal Bestuur opgegeven waren en ook
evenmin door het Administratief Bestuur werden medegedeeld,
terwyl het zeker vreemd klinkt, dat, wat de Requestranten opgrond
der StaatsregeUng meenden te mogen vragen, zoo maar zonder eenige
nadere verklaring als strydig met de Staatsregeling verklaard werd.
vinden niet medegedeeld, of het Administratief Bestuur misschien
onderzoek had ingesteld naar de geëischte verknochtheid der
Weduwen aan de toenmalige orde van zaken en die niet bewezen
gevonden heeft. En evenmin blykt bet ons, dat alle predikantswe-
duwen buiten haar pensioen een jaarlyksch inkomen van minstens
gulden hadden, wat wy bovendien ook wel betwyfelen zouden.
Alleen in die beide gevallen toch zou bet verleenen van het gewone
pensioen en dus de uitbetaling der tot dusverre genotene toelage in
®tryd zyn geweest met de Staatsregeling.
öok nu was de Kerkelyke Commissie nog niet ontmoedigd. In hare
Vergadering van den 17deu Juli 1798 besloot zy, deze zaak „niet alleen
levendig te houden maar met allen ernst te behartigen" en ten dien
®"ide zich, zoodra het Wetgevend Lichaam van do Bataafsche Repu-
bliek geconstitueerd zou zyn, ten spoedigste „met een eerbiedig request,
grond der Staatsregeling, by bet zelve te addresseeren". Tevens
stelde de Praeses (Ds. r. kbüininq) by het behandelen der particularia
^^ee „bedenkingen" voor: „1. Dewyl de Weduwen en weezen van
verstorvene Predikanten en Emeriti, van nu af aankomende niet
g«vudeeren mogen van eenig Soulaas uit \'s Lands kas, of niet de
Classen behoorden bedagt te weezen op fondsen, waar uit zulke althans
ondersteuning mogen genieten, die van zich zeiven geen toereikende
"middelen van bestajui hebben. Do Commissie zoude van advys zyn
\') Hand. d. Kerk. Comm., 17 Juli 1798, nri. 8.
-ocr page 114-dat iedere Classis eene Commissie diende aan te stellen tot deeze to
zeer aangelegene zaak. 2. of niet de Classen zich informeeren moeten,
of de thans trekkende Weduwen en Emeriti in\'t toekomende, volgens
de Staatsregeling kunnen blijven genieten de toegelegde pensioenen. De
vergadering oordeelde dat dezelve bovengemelde Classicale commissie
deeze zaak zou kunnen behandelen." Reeds in de volgende vergade-
ring (11 Sept. 1798) werd door Ds. j. van assen, namens de Classis van
Franeker, een concept-plan ingediend, waarvan een extract in de notulen
der vergadering is opgenomen, dat van den volgenden inhoud is:
„Provisioneel zullen uit dit fonds bedeelt worden alléén Emeriti en
Predikants Weduwen enz: wier inkomsten niet boven de 600 gld. be-
dragen, ten ware zy nog minderjarige kinders te onderhouden hadden.
„komende het plan zelve hier op uit.
„het fonds zal deels by wege van contributie by de meer en minder
begoedigde hervormde in gezameld deels door toelage uit de classicale
beurzen geformeerd worden.
„het fonds uit de\' contributien der gereformeerden is gebazeert op
de populatie der herformden in dit gewest, welke volgens de laatste
telling bedragen............. 128153 personen.
na aftrek van | voor onvermogenden en wegwer-
ping van de 53 blyven overig.......
deze worden verdeelt in tien Classen, namelyk
in 6 Classen ieder van 2000
in 4 Classen ieder van 3000 huisgezinnen
van deze classen geven:
96050 personen.
Classis huisgezinnen,
9 _ _ _ 3000
10 _ _ _ 3000
geevt
guldens
12
10
9
sommen
24000
20000
18000
16000
12000
10000
9000
6000
3000
1500
f 119500
\') Hand. d. Kerk. Comm., 17 Juli 1798, art. 19, No. 4.
-) Hand. d. Kerk. Comm., 11 Sept. 1798, art. 10.
Ó9
tle rente hier van gerekend tegen pet. beloopt — ƒ 4182—10—,
belangende het fonds profilierende uit de, jaarlyksche toelagen der
classen
Jmo yan ieder examen zou afgenomen worden 10 ƒ
ieder classis gerekend op één examen zou "\'s jaarlyks
bedragen.................ƒ 60—, — „
II van liet adprobatiegeld genomen 6 ƒ en ieder
Classis wederom berekend op ééne adprobatie zou
\'s jaarlijks bedragen.............- 36—, —,
III van de dimissie gelden genomen van ieder di-
missie 6 ƒ gerekend op 6 dimissien zou \'s jaars bedragen - 36— „ — „
IV 6 ƒ van \'t sessie geld maakt voor ses sessien
wederom \'s jïiars..............- 36—, — „
V van het trouwgeld, als boven.......- 36—„ — „
VI van het waarnemen der vacatures zo van ieder
beurt uit de zuivere overschot van elke gulden b.v.
afgetrokken worden 4 stuivers en gerekend dat van
deze beurten \'s jaarlyks in elke classis 600 gulden
wierden ontfangen zou dit op leveren de somma van - 720— , — „
Vil men zoude tragten ene schikking te maken (dog
met toestemming der gemeenten) dat ieder Successor
van eenen Emeritus gedurende het leven vau dien
Emeritus \'s jaarlyks betaalde 2bf, daar uit op 6 Eme-
riti gerekend zoude \'s jaarlyks komen......- 150—„ —,
VIII do liefdegaven wordende ontfangen zoude dit
voor de Classen \'s jaars opbrengen plus minus ... - 500— „ — ,
al het welk te samen rendeerd de Somma .... ƒ 1574—, — „
dit geaddeert by de intressen vau het grote Capitaal ad - 4182—10—,
maakt te samen ... ƒ 5756—10—,
gesteld dat er 24 weduwen zyn in den tyd trekkende
ieder \'s jaars f 100 zou belopen........- 2400—, — „
blyft dus nog............overig ƒ 3356—10—,
de Emeriti gerekend op 7 doorgaans trekkende ieder
400 ƒ \'s jaarlyks maakt een somma van.....- 2800—, —,
blyvt dus wederom overig..............ƒ 556—10—,
welke 556—10—, zouden kunnen strekken tot ver-
nieerdering van dit fonds, indien men die penningen
in den tyd niet nodig had."
7*
-ocr page 116-De uitvoering van dit plan bleef door verschillende omstandigheden
achterwege \'). De toestand van weduwen en weezen was met dat al
diep treurig. Want wat de Kerkelijke Commissie en hare gecommit-
teerden ook deden, de uitbetaling der jaarlijksche toelage had ook in
1798 nog niet plaats, hoewel men ook aan het Wetgevend Lichaam
zich had geadresseerd en den llden September zich per request tot het
intermediair Administratief Bestuur van het voormalig gewest Friesland
gewend had om uitkeering der toelage over 1798 *). Toen den 6den
November d. j. de gewone uitbetaling der vidualia moest plaats heb-
ben, was „er nog geen adpointement gevallen op de onderscheidene
requesten" en kon er niets verdeeld worden dan alleen de gewone
contributiën (ƒ 2556.—), zoodat iedere „volle weduwe" slechts ƒ65.—
kon ontvangen %
Gelukkig was de uitkomst niet verre meer. De Kerkelyke Com-
missie had namelyk voorspraak gekregen. Het genoemde intermediair
administratief Bestuur, dat den 21sten Juni 1798 was aangesteld,
had zich by missive van den 14den September tot de Eerste Kamer
van het Vertegenwoordigend Lichaam des Bataafschen Volks gewend,
„voor de Weduwen der Predikanten intercederende en verzoekende de
spoedige dispositie van het Vertegenwoordigend Ligchaam, ten einde
aan de Weduwen van Predikanten der voorheen bevoorrechte Kerk,
\') Over \'t algemeen vonden de Classen, dat men zich met deze zaak nog niet
kon bezighouden. Dokknm, hoewel het plan zelve „lofwaardig" vindende, oordeelde
het ter uitvoering niet geschikt, „wegens de drukkende gcldheffingcn, die thans
\' gevorderd wierden." Zevenwouden en Bolsward noemden het beide „te pracmatuur".
Terwijl Sneek zich verblijdde „over de werkzame pogingen van de Franeker Classis"
en meende, dat men zich allereerst het lot der Weduwen cn Emeriti moest aan-
trekken, daar de predikanten volgens de Staatsregeling althans nog twee jaren hunne
traetementen behielden, maar de aankomende Weduwen van \'s Lands pensioen niet
kregen cn de Emeriti van allen onderstand verstoken waren; vond Leeuwarden het
plan nog onuitvoerlijk en wilde eerst vaste bepalingen over het onderhoud der pre-
dikanten en ook gunstiger tijden voor het Vaderland afwachten. Daar dus de meeste
Classen zich nog niet met het plan konden vereenigen, bleef het langen tijd „levendig"
en kwam er ten slotte niets van deze zaak. Bij de behandeling van dit Franeker plan
bleek zeer duidelijk dc onvoldoendheid der kerkelijke organisatie. De zaken gingen
niet vlug genoeg. Het plan was ingeleverd 11 Sept. 1798. De adviesen van Dokkum
en Sneek kwamen spoedig in, namelijk 9 April 1799. Dal van Zevenwouden een
weinig later, 9 Juli 1799. Bijna een jaar daarna, 29 April 1800, dat van Bolsward.
De Classis van Leeuwarden had er toen, dus meer dan anderhalfjaar na de inleve-
ring van het plan, „nogh niet over gedelibereerd.\'" Eindelijk kwam haar advies den
8sten Juli 1800 bij de Kerkelijke Commissie ter tafel.
2) Hand. d. Kerk. Comm., 11 Sept. 1798, art. 14 en 19.
\') Hand. v. d. Gecomm. uit de Kerk. Comm., 5, G Nov. 1798.
-ocr page 117-101
het Jaarlijks toegestane Stipendium te verleenen." Thans werd eindelyk
de poging om het recht der weduwen en weezen te doen gelden met
goeden uitslag bekroond. Woensdag den 2den Januari 1799 besloot
de Eerste Kamer, — en de Tweede Kamer bekrachtigde den 4den
dier maand dit besluit en veranderde het in een decreet, — dat de
achterstalhge jaarlykscbe toelage ad f 3400.— tot den Isten Januari
1798 uitbetaald moest worden, en zy authoriseerde daartoe het Admi-
nistratief Bestuur van het voormalig gewest Friesland, „blyvende
voorts — zoo luidt verder het besluit — de Weduwen op den Ie
January 1798 gepensioneerd zynde, gerechtigd tot h\'et behoud van
haar pensioen, des bezittende de vereischtens in het 3e der Addi-
tioneele Articulen tot de Staatsregeling bepaald" \').
Zoodra deze blyde tyding ontvangen was, wendde de ons reeds
bekende Ds. wesselius van Huizum, als praeses der Kerkelyke Com-
missie, zich tot het intermediair administratief Bestuur. Dit schynt
in de meening verkeerd te hebben, dat bet met de betaling van
ƒ 3400.— volstaan kon. Ds. wesselius dacht er echter anders over en
bracht het zoover, dat het Bestuur ,na vriendelyke onderhandelingen
op zyn E. herinnering, dat dit Weduwengeld reeds verschenen was
den 1 novr. 1797, besloot niet slegts het Weduwgeld tot den 1 novr.
1797 maar zelvs tot 1 Jan. 1798 en dus voor 14 maanden te doen
uittellen." Het was ongetwyfeld eene blyde tyding voor de belang-
hebbende weduwen, toen zy in de Couranten eene advertentie van
Ds. WESSELIUS q.q. lazen, waarby zy opgeroepen werden om op Woens-
dag den 13den Februari 1799 des namiddags om 3 uur in de Kostery
te Leeuwarden het haar toekomend deel der uitbetaalde gelden te
ontvangen, en nog grooter zal do blydschap geweest zyn, toen op
den bestemden dag iedere „volle weduwe" ƒ 100 — 2 — 8 ontving van
de ƒ 3849 — 8 — 7, die er, na attrek van den lOOsten penning en eenige
onkosten, ter verdeeling overgebleven was van de uit \'sLands kas
ontvangen j3927.—\').
Zoo was dan nu deze zaak, die zooveel ongerustheid en zorg ge-
wekt had, in orde. Ten minste gedeeltelyk, want hoewel men reeds
l^\'ebruari 1799 schreef, hadden de weduwen toch nog maar ontvangen
wat haar toekwam tot 1 Januari 1798. Door het reeds meermalen
aangehaalde 3de der additioneele artikelen was het echter uitgemaakt.
\') linmi V. d. Gccomm. uit de Kerk. Comm., 12 Febr. 1799, art. 2,1".
lland. V. d. Gecomm. uit de Kerk. Comm., 12 Febr. 1799, art. 2, 2".
\') I/atid. V. d. Gecomm. uit de Kerk. Comm., 12 Febr. 1799, urt. 3.
102
dat die weduwen, die den Isten Januarij 1798 reeds gepensioneerd
waren, buiten haar pensioen geen ƒ 600.— inkomen hadden en be-
wyzen toonden van verknochtheid aan de bestaande orde van zaken,
recht hadden op het tot dusver genoten pensioen. Zou, om dit over
het reeds voorbijgegane jaar 1798 te verkrygen, de Kerkelijke Com-
missie zich wenden tot het Gewestelyk Bestuur? Of zou iedere weduwe
het voor zich zelve moeten doen? Dit laatste was het als van zelve
aangewezene. De weduwen waren de rechthebbenden. Trad de Ker-
kelyke Commissie als zoodanig op, dan kon licht hare bevoegdheid
worden betwijfeld en de zaak zelve op die wijze schade lyden. Maar
sommige weduwen waren misschien onkundig, hoe zy in deze zaak
handelen moesten. Als altyd was ook nu de Commissie bereid om
te helpen. Zoo machtigden dan, op voorstel van de gecommitteerden
tot de uitdeeling der vidualia, 26 weduwen en de weezen van 3 over-
leden predikanten de Heeren heem. wesselius, pred. te Huizum en
HUGH MACKAY, pred. te Twyzel, als voorzitter en scriba der Kerke-
lyke Commissie, om uit haren en hunnen naam „zich by requeste
of andersin ts te vervoegen daar, waar het behoort, ter verkry-
ging van het Landspensioen der Weduwen van gereformeerde Pre-
dikanten &c. lopende van 1 Jan. 1798 en versch. 1 Jan. 1799" \').
Met gunstig gevolg werd hun request bekroond en den 12 Augustus
1799 kon de toelage ad ƒ 3400 verdeeld worden. Volgens besluit der
Kerkelyke Commissie ontvingen ook de weduwen, die volgens het
derde der additionele artikelen niet gerechtigd waren, toch nog een
gedeelte, namelyk van 1 Jan.—22 April 1798, den dag van de aan-
neming der nieuwe constitutie\').
\') Dit request, ingeleverd bij de „Commissie van financien in het voormalig ge-
west Friesland", is te vinden in dc Tland. v. d. Gecomm. uit de Kerk. Comm. 12 Febr.
1799, art. 4. — Dc weduwen cn weezen, uit wier naam het werd gepresenteerd,
waren: „1. Wed. nauta te Leeuwarden, 2« kinders van snethlaok tc Leeuwarden,
3. Wed. hruinino tc Dragten, 4. Wed. de jonqii te Groningen, 5. Wed. van dhu
i.eij tc Oldeberkoop, 6. Wed. ualnetsma to Dokkum, 7. Wed. .ielgeusma te
Weidum, 8. Wed. attama tc Lollum, 9. Wed. rorriNOA te Wolvega, 10. Wed.
noordbeek. to Lccuwardcn, 11. Wed. syhetsma te Ilolwcrd, 12. Wed. i.e.mkk to
Harlingen, 13. Wed. meiiius tc Gordijk, 14. weczen van feenstua te Bornbergum,
15. Wed. mir0tit8 te Groningen, 16. Wed. adama tc ^larsum, 17. Wed. rondaan
tc Oldemarkt, 18. Wed. penninoa te Wommcls, 19. Wedr caiiai te Leeuwarden,
20. Wed. o. lantinoa tc Hartwerth, 21. Wed. ecoma to Elkorzoc, 22. Wed. fikkens
te Oosterbaule, 23. Wed. bultihïis to Groningen, 24 Wed. vlieo tcCollum, 25. Wed.
roSTiiuMüS tc Vleddcr, 26. Wed. iiesiiüsirs in \'sHage, 27 Wed. reinalda te Nieuw-
land, 28 Wed. vi0l1c8 tc Hallum, 29. kinders van laurman tc Oostcr-Littens."
Hand. d. Kerk. Comm., 9 April 1799, art. 3.
2) Hand. d. Kerk. Comm., 9 Juli 1799, art. 24.
-ocr page 119-103
Ook in 1800 kon het gewone bedrag onder de rechthebbende weduwen
en weezen worden verdeeld. Maar reeds in het daarop volgende jaar
deed zich weer een nieuw bezwaar op, indien er althans niet gedacht
moet worden aan een zoeken van bezwaren door de vijanden der
Gereformeerde Kerk, Tydig hadden in 1800 de Praeses en Scriba der
Kerkelyke Commissie een request met de noodige bylagen ingeleverd
by de Commissie van Financiën tot verkryging van het gewone pen-
sioen van den Lande voor de predikants-weduwen en weezen. Men
kan zich hunne verwondering voorstellen, toen zy vernamen, dat de
Agent van Financiën daaromtrent zwarigheid gemaakt en by resolutie
van den 2den April 1801 de Commissie van Financiën gelast had om
alleen aan de weduwen het haar toekomende aandeel te geven, maar : y
de weezen te passeeren, zoodat, na aftrek van hetgeen dezen weezen zou
toekomen, eene som van 2696 Gld, — 11 st, — JJ penn. onder de 23
deelgerechtigde weduwen verdeeld zou mogen worden De weezen
van de overledene predikanten s. u, feenstra \') van Boornbergum en
alb. snethlage van Leeuwarden liepen gevaar hierdoor beroofd te
worden van de hun toekomende en tot hiertoe ook steeds genotene
gelden, \'t Is waar, dat er zoowel in het derde der additioneele artikelen > •>
als in het genoemde besluit der Eerste Kamer van den 2den Januari
1799 alleen van weduwen sprake was, maar even waar ook dit,
waarop de Kerkelyke Commissie wees, dat het eene vaste gewoonte
in Friesland was, dat de weezen traden in de plaats hunner over-
ledene moeder, en dat de resolutie van den Agent van Financiën in
stryd was met die der Staten van Friesland van den 18den Maart
1787, „als waar op de beide Kaamers van het Wetgeevend Lichaam
(in den Jaare 1799) de afgifte van het volle Pensioen gunstig geac-
cordeerd hebben" \'). Er kwam echter nog iets by, waarmee de Ker-
kelyke Commissie zich niet vereenigen kon. De Agent van Financiën
had voor iedere weduwe een vaste som ter betaling aangewezen,
namelyk ƒ 117 — 4 — 13\'/9o. Hy was tot deze berekening gekomen,
door de volgende overweging: den Isten Januari 1798 waren er
29 deelgerechtigden, aan wie dus een negen cn twintigste deel der
ƒ 3100.— als pensioen toekwam. Dat bedrag meende hy moest nu
\'i
\'4
■
\') Hand. d. Kerk. Comm., 22 April 180J, art. 21.
\') SAKK niNSKS KKENSTRA, gcborcn tc Hottcvallc 28 Sept. 1727, stiulccnlc tc
Friinckcr, wcrd ccrst prcdiknnt tc Siniwoudc cn Tictjcrk n.")!—74, diiarnu tc Booni-
bcrgum, waar hij in 179.\'i juist op zijn geboortedag overleed.
\') Hand. d. Kerk. Comm.. 22 April 1801, art. 21,
■.
104
voortaan als vast pensioen gelden Hij vergat echter twee dingen:
1°. dat er, onverschillig hoeveel weduwen er waren, altijd jaarlyks
ƒ 3400.— uitgekeerd was en 2°. dat bij die 29 deelgerechtigden ook de
weezen van 2 predikanten waren, die hy nu wilde buitensluiten.
Hadden zij nu geen recht, dan hadden zij het den Isten Jan. 1798
ook niet gehad en de ƒ 3400.— had dus nu door 27 gedeeld moeten
zyn, waardoor het pensioen dan voor iedere weduwe ƒ 125—18 — 8J
bedragen zou.
De praeses en de scriba der Kerkelijke Commissie, Ds. petrus brouwer
pzn. van Blija en Ds. willem oavro oroiimii vanMakkum, verzochten
nu per request aan het Vertegenwoordigend Lichaam der Bataafschen
volks, 1°. dat ook de weezen feenstra en snethlage gerechtigd ver-
klaard mochten worden tot het genot van „het quoteel aandeel in
\'s Lands pensioen", 2", dat aan de Predikants-Weduwen jaarlyks mocht
worden uitbetaald f 3400, „onder korting echter van zoo veele portien
i Zie de Extracten uit het Register van den Agent van Finantien der Bat. Republ,
1 18 Febr., 23 Maart en 2 April 1801, alsmede bet Extract uit het register der Besluiten
• van de Eerste Kamer van het vertegenwoordigend Ligchaam des Bataaf sehen Volks, 4 Sept.
1801, alle te vinden in Band 41 onder No. 13 (Arebief Prov. Kerkbest. v. Friesl.)
t *) iv. d. orommé, geboren 9 April 1744 te Vlissingen, waar zijn vader willkm
1 jAConus o. predikant was , stond achtereenvolgens te Grosthuizen c. a. (N.-II.) 1775—77,
,■; tc Abbekerk c. a. 1777—88, te Baambrngge 1788—98, tc Makkiim 1798—1807, te
Voorhout 1807—20 Maart 1825, toen hij overleed. Hij behoort tot de mannen, aan
■ wie de Friesche Kerk van dit tijdvak zeer veel tc danken heeft. Nog maar pas in
jl Friesland, werd hij tot lid der Kerkelijke Commissie benoemd en als lid cn scriba
^dier vergadering heeft hij zeer veel gedaan, meer misschien dan iemand anders, in
^ het belang der Kerk en voor de kennis harer geschiedenis. Zijn arbeid is dan ook op
( prijs gesteld. In zijn afscheidswoord aan de Deputaten der Synode van 1804 spreekt
t Ds. r. nnorwEU rzN., die van nabij hem kende, hem aldus aan: „ouommk! Zedert
I Ses jaar, ik zal niet zeggen de werkzame, dc althoos wcrkzaame — maar dc onver-
\'1 moeide — de onafmatbare cn even zoo gelukkige en nauwkeurige pen der Kerkelijke
\'j Commissie cn van dese Vergadering. Hoe\' vaak hebt gij ons verwondert, verbaasd
f\' doen siaan? Hoe vaak deed gij niet ons, mij althans, gevoelen, dat gij in dit vak
van althoos welslagcnde werkzaamheid onnavolgbaar waart. Dc handelingen van zoo
veele Vergaderingen, gedurende een zoo lang tijds verloop, zoo duidelijk — zoojuist
^ gcstelt, in honderden van bladzijden begrepen verzekeren U niet alleen de erkentenis
f. van uwe levende Kerkgenoten, maar ook dc bewondering en dankbare nagedachtenis
C der nakomelingschap zoo lang er menschen gevonden worden, die belang stellen in
Ij de lotgevallen der Hervormde Kerk in dit gewest gcduurcnSe een tijdperk, zoo vol
II ^ wisselvalligheden, zoo vol gevaars, zoo bclargrijk." Zie Acta Dep. Si/n. 18,Juni 1805.
^ Bijldge No. 2. — Een der hier bedoelde belangstellende menschen erkent ter dezer
I plaatse dankbaar, dat orommé, door de nauwkeurige, klare en nette wijze, waarop
; hij de handelingen der Kerkelijke Commissie beschreven heeft, hem bij het nasporen
I van de geschiedenis der Gereformeerde Kerk van Friesland in de jaren 1795—1804,
• groote diensten bewezen heeft.
-ocr page 121-105
aan de thands gepensioneerden als \'er naa 1 Januarij 1798, of liever,
daar dit geen plaats gehad heeft, van nu aan, nieuwe Predikants-
weduwen mogten aankoomen als welke uit kragt der Staatsregeling
aan den Lande vervallen moeten gerekend worden", 3°. zoo men
misschien ,eens en vooral" liever eene vaste som als pensioen wilde
bepalen, dat dit dan gebeuren mocht naar het tegenwoordig getal van
23 weduwen en 2 weezen, dus „hoofd voor hoofd een 25ste deel van
3400 of 13G— „ — ,of het eerste verzoek omtrent de Weezen onver-
hoopt afgeslaagen wordende, een 23ste deel, dat is 147 — 16 — 81-"
By besluiten van 4 en 15 September 1801 gelastten de Eerste en
Tweede Kamer, dat ook aan de weezen feenstra en snetulage ieder
ƒ117 —4—13\'\'/29 moest uitbetaald worden, terwyl de verdere ver-
zoeken van de hand werden gewezen Op deze wyze waren wel de
weezen voor een groot verlies bewaard gebleven, maar de gezamenlyke
weduwen en weezen kregen toch nog f 4C8 —19—minder dan
hun toekwam. Gelukkig voor hen, dat een volgend jaar dit onrecht
niet herhaald werd, daar op een request door den Praeses en den
Scriba aan de Kamer van Financiën gepresenteerd, gunstig beschikt
werd en de volle toelage van ƒ 3400.— weer, na aftrek van eenige
kleine onkosten, onder weduwen en weezen verdeeld kon worden \').
Nog ééne zaak belangende de vidualia mocht de Kerkelyke Com-
missie tot een gewenscht einde brengen. Zooals wy boven zagen,
verschenen de weduwgelden vroeger altyd den Isten November, zoo-
wel die door de Classen opgebracht werden als die uit \'s Lands kas
kwamen, en in het begin dier maand had dan altyd de uitdeeling
plaats. Na 1798 was hierin echter verandering gekomen en de ver-
valdag van \'s Lands pensioen was tot den Isten Januari verschoven.
Dit gaf tot allerlei nioeielykheden aanleiding. De Classen bleven nog
altyd den Isten November hare contributiën behden. De berekening
en verdeeling werd hierdoor „veel ingewikkelder en verdubbeld".
\') Zie Band 41, Nü. 13 (Archief IVov. Kerkbest. v. Friesl.)
\') Tc vinden in Band 41 onder No. 13 (Archief l\'rov. Kcrkb. v. Friesl.). Vgl.
Uand. d. Gecomm. uit de Kerk. Comm., 8 cn 9 Mniirt 1802.
\') Iland. d. Kerk. Comm., 12 Mei 1802, art. 15. Deze toeliigc viin ƒ3400 kon nu,
wegens de nieuwe stualsregeling, weer onder alle wed\\iwcn verdeeld worden. Dut
men zich over dc volle uitkcering dezer som verblijdde, is zeer wel tc begrijpen. De
weduwen luidden het waarlijk niet te ruim. In 1802 kon nu luin eene „volle" weduwe
per jiuir betaald worden, uit dc contributiën der Classen / 82 — 4 — 8 (Hand. d.
Gecomm. uit de Kerk. Comm., 8 en 9 Maart 1802) cn »lit\'s Lands pensioen/\'113 — 2 —:
(Hand. d. Gecomm. uit de Kerk. Comm., 10 cn 13 Mei 1802), tc samen dus nog geen
tweehonderd gulden.
106
Bovendien konden, wegens het saisoen, de gecommitteerden tot\'de
uitdeeling onmogelijk in de maand Januari samenkomen ter regeling
dezer zaak, zoodat van 1799 tot 1803, „uit hoofde van de langduurige
of de laate Winters, en het heslooten water", die uitdeeling driemaal
had moeten plaats hebben in het laatst van Maart of in het begin
van April. Dat het lyden van sommige, in bekrompene omstandigheden
verkeerende weduwen, die hierdoor byna een half jaar het Classicaal
en drie maanden het Lands pensioen missen moesten en gedurende
de .wintermaanden soms met nijpend gebrek te worstelen hadden, op
deze wyze niet weinig verzwaard werd, is licht te begrijpen. Daarom
besloten de gecommitteerden den 29sten Maart 1803, dat de Praeses en
de Scriba der Kerkelyke Commissie, „alle Devoiren zouden aanwenden"
by het Departementaal Bestuur van Friesland, om als jaarlykschen
verschyndag van \'s Lands Pensioen weer te doen bepalen den Isten
November Hun verzoek, by request gedaan, werd den 27sten Juli
1803 door het Departementaal Bestuur gunstig ingewilligd. Den Isten
November van dat jaar zou dus het pensioen over 10 maanden uit-
gekeerd worden, tot een bedrag van ƒ 2833 —6 —10, terwyl „ver-
volgens alle Jaren" op den bepaalden datum de volle som van ƒ 3400
ten behoeve der weduwen en weezen aan de gecommitteerden ter
hand gesteld zou worden
Zoo waren, door de yverige bemoeiingen van de Kerkelyke Com-
missie en hare gecommitteerden, allerlei\' onheilen afgewend en de
zaak der vidualia was, hoewel niet zonder eenig verlies, dan toch
ten slotte weer geheel op den ouden voet teruggebracht.
§ 3. kekkelijke goederen en predikants-tractementen.
Was het inhouden van de vidualia en het bekrimpen daarvan eene
zware ramp voor de weduwen der gereformeerde predikanten, die
daardoor zeer getroffen werden, het gold toch altyd nog maar zeer
\') * Provisioneel besloot men tevens reeds, „dnt tot gerief vnn de Weduwen, de
tijd ter uideeling vnn de Classicnnle Gelden, weederom op den Ouden Voet zou
geschieden in de maand November.\'" Jfaiid. d. Gecomm. uit de Kerk. Comm., 29 Maart
1803.
\') IJand. d. Kerk. Comm., 14 Sept. 1803, art. 17.
-ocr page 123-107
enkele personen. Zeer veel zwaarder echter zou de slag zyn, die al
kort na het uitbreken der revolutie, de predikanten en de geheele
kerk dreigde te treffen. Hadden velen der leeraars door de gedwongene
heiïïng op de corpora-goederen in der tijd reeds een niet onaanzienlyk
nadeel geleden, men liep weldra gevaar van nagenoeg alles te zullen
verliezen. Het grondbeginsel toch van scheiding van Kerk en Staat,
na de omwenteling aangenomen, zou al spoedig verscherpt en tot het
plegen van ongerechtigheid toe op de spits gedreven worden.
Den Isten Maart 1796 kwam, nadat eerst allerlei moeielykheden
daartoe uit den weg geruimd hadden moeten worden, de Nationale
Vergadering, representeerende het volk van Nederland, voor het eerst
byeen. Haar doel was, volgens de openingsrede van haren voorzitter,
PiETKR PAULUS, ,om \'s Volks Nationaal Geluk en Voorspoed op on-
wrikbaare gronden te vestigen, door aan hetzelve den Vrede van
binnen en van buiten, en eindelyk eene Constitutie te bezorgen, die
op de eeuwige en onvervreemdbaare Rechten van den Mensch en van
den Burger gegrond is" Die Constitutie echter zou voor de Ge-
reformeerde Kerk eene bron van groote ellende worden. Heel wat
moeite had de Nationale Vergadering en allerlei bezwaren moest zy
overwinnen, eer zy het eindelyk zoo ver had, dat de Constitutie
voltooid was en aan het volk van Nederland ter goedkeuring of ver-
werping kon worden aangeboden. Den 30sten Mei 1797 gearresteerd,
zou de nieuwe staatsregeling, volgens publicatie van den 2den Juni,
den daarop volgenden 8sten Augustus aan het oordeel des volks worden
onderworpen.
Geen wonder is het, dat reeds vóór de vaststelling der Constitutie
de gemoederen van vele gereformeerden met bange zorg vervuld
waren. Men had van de Nationale Vergadering, die den 5den Augustus
1796 verklaard had, „dat geen bevoorrechte noch heerschende Kerk in
Nederland meer kon of zou geduld worden", en daarom ook, „dat alle
Plucaten en Resolutien der gewezen Staten Generaal uit het oude
stelzel der Vereeniging van Kerk en Staat gebooren zouden worden
gehouden voor vernietigd", weinig goeds te wachten. De uitkomst
bewees dan ook, dat men zich niet zonder reden bezorgd had gemiuvkt.
Allerlei onheil was te vreezen, indien de eerste afdeeling van Titul
\') Jaarb. d. Bat. Jlejmbl., VIII, 1—9. Vgl. urEiJ cn deumout. Geschiedenis der
N. JI. Kerk, IV, 140—149.
\') .Taarb. der Bat. Itepubl., XI, 72--TC.
-ocr page 124-108
VIII, handelende „Over den Godsdienst" in werking gebracht mocht
worden. Deze afdeeling toch bevatte de volgende artikelen \'):
742. De Kerk is afgescheiden van den Staat, en er zyn geene
Burgerlyke voor of nadoelen aan de belydenis van eenigen Godsdienst
gehecht.
743. Alle inrigtingen, ter bevordering van Godsdienst, Deugd en
goede Zeden, en alle Genootschappen, die hier toe strekken, staan
onder gelyke bescherming der Wet.
744. Geene betaalingen uit Kassen, het zy Nationale, het zy De-
partementale, het zy Plaatslyke, nog uit lasten, door de Burgery,
als zoodanig gedragen wordende, zullen aan of ten behoeve van
eenig Godsdienstig Genootschap of Genootschappen geschieden
745. Alle bezittingen en inkomsten der onderscheidene Godsdien-
stige Genootschappen en Kerkgemeenten, die aan dezelve door vrywil-
lige Disposition, Donation, Collecten, aankoop of opbouw sedert den
jaare 1581 zyn eigen geworden, worden als derzelver wettigen eigendom
erkend en voor altyd aan hunne vrye beschikking overgelaten.
746. Alle Kerkgebouwen en Pastoryhuizen, welke voor .den jaare
1581 binnen deze Republiek aanwezig geweest zyn, met de Goederen
en Fondsen, bestemd tot derzelver onderhoud, w^orden door de Natie
erkend, te zyn Eigendommen van de gesamenlyke Ingezetenen en
Bewoonderen van elke Stad, Dorp of Plaats, in welke dezelve gelegen
zyn, zonder onderscheid van eenig Kerkgenootschap.
747. Ten aanzien van het gebruik der Kerkgebouwen en Pastory-
huizen, welke, ingevolge het laatst voorgaand Articul, door de Natie
erkend zyn, te wezen Eigendommen van de gesamenlyke Ingezetenen
en Bewoonderen van elke Stad, Dorp of Plaats, nuiaken dezelve
Ingezetenen onderling zodanige schikkingen, als met de rechtvaar-
digheid en billykheid overeenkomen.
748. De Geestelyke Goederen en Fondsen, niet behoorende tot
die, welke in den 746sten Articul zyn genoemd, maar die sedert den
jaare 1581 gebragt zyn onder Nationale, Provinciale of Kwartierlyke
\') Men vindt het geheele ontwerp vnn constitutie, dat ook, ten behoeve des volks
afzonderlijk in druk verschenen is, in dc Jaarb. d. B. R., Xl, 7G—244.
\') Hierbij moet natuurlijk gedacht worden aan niet-verplichte betalingen, aan sub-
sidiën enz., zoodat b.v. dc Synod.ale cn Classicale kosten voortaan niet meer uit do
publieke kas betaald zouden mogen worden. Mits men bij „betaalingen" maar niet
denke aan zulke, die gegrond waren op bepaalde contracten cn dergelijke, is tegen
dit artikel al evenmin als tegen de beide voorgaande iets in tc brengen, daar alle drie
voortvloeien moesten uit het uungcnomcn beginsel van scheiding van Stiuit en Kerk.
109
Administratien, worden verklaard te zyn Nationaal, en zullen door
het Wetgevend Lichaam, voor het einde van het derde jaar, na de
aanneming der Constitutie, gebragt worden onder eene algemeene
Nationale Administratie.
749. De Leeraaren der gewezen bevoorrechte Kerk, welke, by het
aannemen der Constitutie, in vasten dienst zyn, genieten, zo langzy
daar in volharden, en door hun toedoen daar van niet ontzet worden,
de hun bevoorens toegelegde traetementen, by wege van Pensioen
Tnsgelyks zal het zogenaamd Kindergeld, zo en in dier voegen, als
hetzelve onder het voorig Gouvernement aan de Leeraaren der gewezen
bevoorrechte Kerk is geaccordeerd, blyven voordduuren.
750. Alle Emeriti, als mede de Weduwen van Leeraaren der ge-
wezen bevoorrechte Kerk, welke, by het aannemen der Constitutie,
Traetementen of Pensioenen trekken, benevens die Leeraaren, welke
als dan in vasten dienst zyn, doch aan welken naderhand, om zwak-
heid van Lichaam of Geest, door het Wetgevend Lichaam, op hun
verzoek. Pensioen zal worden toegelegd, gelyk ook de Weduwen van
alle die Emeriti en Leeraaren, behouden insgelyks hun leven lang
geduurende, by wege van Pensioen, de Traetementen of Pensioenen,
die zy onder het voorig Gouvernement zouden genoten hebben.
751. Wanneer in de eene of andere Gemeente een Kerkgenootschap,
tot de gewezen bevoorrechte Kerk behoorende, binnen den tyd van
ses jaaren, na het aannemen der Constitutie, den Leeraar, by het
zelve in vaste bediening zynde, door don dood of anderssins, mogte
Verliezen, midsgaders door onvermogen voor als nog buiten staat
mogte zyn, zich van oenen anderen Leeraar te voorzien, en zich,
uit hoofde der afgelegenheid, met een naastbygolegon Kerkgenoot-
schap, dezelve gevoelens toegedaan, niet gevoeglyk koude veréénigen,
zal zodanig Genootschap zich mogen vervoegen aan het Wetgevend
Lichaam, ten einde, geduurende en tot aan het einde vau gemelde
\') Dit iirtikel had ten gevolge, dat alle vacante gemeenten zich haastten om nog
vóór 8 Aug. een predikant te krijgen. Voor de projioncnten was het een goede tyd. Hoe
spoedig alles soms in zijn werk ging, blijkc uit een paar voorbeelden. Ds. simon
iikani) werd 2 Juli 1797 tc Dordrecht beroepen en deed reeds 30 Juli d.a.v. zyn
intree. Zijn opvolger te Zutphen Ds. c. ii. van herwkudkn deed reeds C Aug. z^n
intree, terwijl op dien zelfden dag diens opvolger te Zaltbommel, Ds. w. c. v. maankn
vnn Driel, bevestigd werd. Zeer haastig ging alles tcDongjum. 23 Juli gaf Ds. a.j. ii.
ahkrino kennis, dat hij een beroep had ontvangen cn aangenomen. Dien zelfden dag
beriep men den Cand. ii. n. hksse. 30 Juli nam Ds. auuiiinq afscheid en C Aug. deed
Ds. HESSE intree. — In Friesland werden den 6dcn Aug. 1797 niet minder dan acht
predikanten bevestigd.
nö
ses jaaren, aan hetzelve, by wege van subsidie, toeteleggen het be-
dragen van het Tractement, het welk deszelfs voorige Leeraar, indien
dezelve by dat Genootschap in dienst gebleven was, anderssins zoude
genoten hebben: en zal het Wetgevend Lichaam daar op, naar bevind
van zaken, gunstig mogen besluiten.
752. Het geen hier vooren, ten opzigte der Leeraaren van de
gewezen bevoorrechte Kerk, welke, by het aannemen der Constitutie,
in vasten dienst zyn en blyven zullen, bepaald is, zal mede plaats
hebben omtrent zodanige, als dan in vaste bediening zynde Leeraaren
van andere Kerkgemeenten, die aan het Wetgevend Lichaam zullen
doen blyken, dat zy door het bepaalde by Art. 744 of door de sup-
pressie van eenige buitenlandsche Geestelyke Corporatien in hunne
gewoone inkomsten benadeeld zyn, en zulks ten belope van het gemis,
het welk dezelve zullen aantoonen, daar door anderssins te zullen lyden.
753. Alle Kerkgenootschappen verrigten hunne gemeenschappelyke
Godsdienstoefening binnen de daar toe bestemde Gebouwen, met ont-
sloten deuren.
751. Niemand zal met eenig teken van Kerklyke waardigheid ot
bediening, noch met de Ordensklederen van éénig Godsdienstig Ge-
nootschap, buiten zyn Kerkgebouw, verschynen."
Wü wezen er boven reeds op, dat, vóór nog de ontworpene con-
stitutie door de Nationale Vergadering was vastgesteld, de negentien
predikanten, die in Mei 1797 te Utrecht vergaderd waren, doormiddel
van een adres, hunne bezwaren hadden kenbaar gemaakt, tegclük
.met hunne wenschen ten opzichte van den wekelykschen rustdag,
voldoende plaats voor godsdienstoefening en betaling van Leeraars,
Emeriti en Predikants-weduwen. Dit gemoedelyk adres, ontworpen
door de predikanten van den berg, krieqer, a. rutgers en drijfjiout,
werd den 22sten Mei aan den advocaat Dr. gallig te \'s Gravenhage
verzonden en door dezen ingeleverd bü de Nationale Vergadering,
die, wel verre van daaroj) gunstig te beschikken het eenvoudig voor
notificatie aannam.
Gelukkig, of, als wy denken aan de bekende geeselsenscorpioenen
van Rehabeam, ongelukkig voor de Gereformeerde Kerk, werd de
constitutie den 8sten Augustus 1797 met eene groote meerderheid
door het volk verworpen. In September daaraanvolgende nam de
nieuwe Nationale Vergadering, die de eerste verving, maar tot welke
ongeveer de helft der vorige vertegenwoordigers behoorde, voor het
eerst zitting. Zij zou nu hare krachten wüden aan het tot stand brengen
eener nieuwe constitutie.
lil
Nauwelijks liad zy hare werkzaamheden aangevangen, of een groote
menigte adressen, onderteekend door duizenden leden der Gerefor-
meerde Kerk, werd by haar ingeleverd. Daarin verzocht men, „dat
by het aanstaande Ontwerp van Constitutie aan de Kerkgenootschappen
worden gelaten, immers niet zonder hunne toestemming ontnomen,
het recht en het bezit van de Gebouwen, Goederen, Fondsen en
Inkomsten, welke tot dezelve behooren of ten dienste van dezelve
zyn geaffecteerd, en dat die geene, dewelke zich daar mede bezwaard
niogten oordeelen, worden gerenvoyeerd tot den weg van de Justitie.
Of — (zoo eindigden de adressanten) — by aldien l>et Ulieden oirbaar
mogte voorkomen, om by het ontwerpen van eene Constitutie mel-
ding te maaken van de kosten tot de publieke Godsdienstoefening
vereischt, dat als dan worde bepaald, dat de Staat zal zorgen, dat
het Godsdienstig onderwys bevorderd worde, dat overal gelegenheid
tot publieke Godsdienstoefening, ook voor de Hervormden zy, en dat
alle kerkelyke Leeraars behoorlyk worden betaald." \')
De uitnoodiging der Zuid-Hollandsche Synodale Commissie aan de
Kerkelyke Commissie in Friesland gericht, om aan deze adresbeweging
met de andere provinciën mee te doen, had ten gevolge, dat door de
goede zorgen van den praeses Ds. p. bbuinino, zyn secundus Ds. ii.
wesselius en den fiscus Ouderling andeles, de adressen ter teekening
verzonden en na door niet minder dan 20213 hoofden van huisgezinnen
onderteekend te zyn, ter bestemder tyd ingeleverd werden \'). In byna
alle gemeenten had men aan dit volks-petitionemeut deelgenomen.
In de Classes Leeuwarden en Zevenwouden mankeerde niet ééne
gemeente, in die van Franeker nnmkeerden Harlingen en Peins, in
Sneek was alleon Bosum „weigerig", in DokkummaidveerdeRinsuma-
geest en was Aalzum „weigerig", terwyl in Bolsward de gemeenten
Koudum, Molquerum en Longerhou mankeerden. Het adres uit do
stad Leeuwarden alleen werd door niet minder dan 2143 personen
geteekend. Te Oosterwierum daarentegen teekenden maar twee \').
Al deze adressen werden eenvoudig door de Commissie tot de con-
stitutie in eene kist gelegd en niet verder ingezien, terwyl de adres-
santen nooit eenig antwoord ontvingen
\') Zie Band 23\', No. 10, blï. 191—193. (Archief l\'rov. Kcrkbcst. v. Friesl.).
\') Hand. der Kerk. Comm., 8 Nov. 1797, art. G.
\') Een „Naiiwkcnrigc Stunt der Ingckomenc Adressen door de Hoofden der Ge-
reformeerde Huisgezinnen getekend" is tc vinden in Band 23*, No.\\!). (Archief Prov,
Kcrkbcst v. Friesl.)
\') IJVEIJ en UEK.M0UT, Gesch. d. N. II. Kerk, IV, 104.
112
Den 22sten Januari 1798 had de staatsomwenteling plaats, die
bewerkt werd door eene minderheid in de Nationale Vergadering en
waardoor deze plaats maakte voor de comtitueerende vergadering, re-
presenteerende het bataafsche volk. Dienzelfden dag was eene commissie
van zeven leden benoemd, om de constitutie gereed te maken, en reeds
den 6den Maart was haar ontwerp gereed Den 17den Maart werd
het door al de leden goedgekeurd en besloot men, het ter vrye be-
oordeeling aan te bieden aan de grondvergaderingen, die echter eerst
door byzondere agenten zoogenaamd geregeld en gezuiverd werden.
Den 23sten April verleende bet volk in deze grondvergaderingen met
groote meerderheid van stemmen zyne goedkeuring aan dit ontwerp
Zoo was dan de Constitutie tot stand gekomen, en voor de Ge-
reformeerde Kerk zag het er nu verre van rooskleurig uit. Het be-
ginsel van scheiding van Kerk en Staat was niet alleen gehuldigd,
maar nog veel scherper doorgevoerd dan in de constitutie van het
vorige jaar. Als grondregels golden: „Art. XIX. Elk Burger heeft
vryheid, om God te dienen naar de overtuiging van zyn hart. De
Maatschappy verleent ten dezen opzigte, aan allen gelyke zekerheid
en bescherming; mids de openbaare orde, door de Wet gevestigd,
door hunnen uiterlyken eerdienst nimmer gestoord worde. Art. XX.
Geene burgerlyke voordeelen of nadeelen, zyn aan de belydenis van
eenig Kerkelyk Leerstelsel gehecht. Art. XXI. Elk Kerkgenootschap
zorgt voor het onderhoud van zynen Eerdienst, deszelfs Bedienaaren
en Gestigten. Art. XXH. De gemeenschaplyke Godsdienst-oefening
wordt verrigt binnen de daartoe bestemde Gebouwen, en wel met
ontsloten deuren. Art. XXIII. Niemand zal met eenig orde\'s-kleed,
of teeken, van een Kerkelyk Genootschap, buiten zyn Kerkgebouw
verschynen." Van de additioneele artikelen tot de Acte van Staats-
regeling, dienden Art. 1—6 ter nadere adstructie van hetgeen in
\') Dc Burgcr.s Hcpresentantcn ocKEnsi;, KOMJNENiirna, iioi\'fman, van zon.sheek ,
ouwÉ cn xolst, uitmakende dc Commissie van Constitutie, verschenen den Gdcn
Maart 1798, des namiddags om 2 uur, in dc vergadering. Burger ockeuse droeg
toen, „by het doen van cenc zeer cnergiciuc en allezints friuiyc Aanspnuik", het
ontwerp van constitutie, dat door Burger nolst gedragen werd, aan dc Vergadering
over. „By het eindigen van deze Aanspraak wierd\'cr van alle zyden, zo in dc Ver-
giidei-jfaal als op de Tribunes een onophoudelyk handgeklap cn het levendigste ge-
juich, het teken van hartelyke blydschap over deze gcbcurcnis, gehoord." Dagvcrh.
d. Hand. v. d. Const. Verg., VIII, 735.
■) Dit Ontwerp van Staatsregeling voor het Bataafsche Fo/i is te vinden in dc ./aar?».
d. B. R., XII, 215—287.
113
Art. XXI der Algemeene beginselen was uitgesproken \'). Deze eerste
zes artikelen waren van den volgenden inhoud:
,Art. I. De Gemeenten der voormaals Heerschende Kerk blyven,
geduurende de eerstkomende drie jaaren na de aanneming der Staats-
regeling, de gewoone Tractamenten van derzelver Leeraaren en Hoog-
leeraaren, by wyze van Pensioen, uit \'s Lands Kas, genieten, ten
einde dezelven, in dien tusschentyd, de noodige schikkingen maaken
tot derzelver verdere besoldiging.
,11. Ook tot zoo lang, word aan dezelve Gemeenten het zooge-
noemde Kindergeld voor derzelver Leeraaren toegewezen.
„III. Alle Leeraars, Hoogleeraars en derzelver Weduwen, op 1
January 1798, gepensioneerd zynde, blyven de hun toegelegde Pen-
sioenen, geduurende hun leven, genieten, mids zy aan het Bewind
ter Plaatse, alwaar zy woonen, doen blyken, geene zes-honderd Guldens
jaarlyksch inkomen te hebben buiten het gemelde Pensioen, en be-
wyzen toonen van hunne verknogtheid aan de tegenwoordige orde
Van zaken.
„IV. Alle Geestlyke Goederen en Fondsen, waaruit te vooren de
Tractamenten of Pensioenen van Leeraaren of Hoogleeraaren der
voormaals Heerschende Kerk betaald werden, worden Nationaal ver-
klaard, om daaruit, eerstlyk, de nog blyvende Tractamenten en
Pensioenen te voldoen, en, daarna, tot een vast Fonds te worden
aangelegd voor de Nationale Opvoeding, en ter bezorginge der
Behoeftigen; blyvende nogthands onverlet de aanspraak, welke eenig
Lichaam of Gemeente daarop mögt maaken, en, met de noodige
bewyzen voorzien, aan het Vertegenwoordigend Lichaam ter beslissiuge
Zal moeten inleveren.
,V. Alle andere Kerklyke Goederen, door vry willige gift, erfmaa-
king, inzameling of aankoop, by eenig Kerkgenootschap verkregen.
Worden als het wettig eigendom der Bezitteren erkend, en als zoo-
danigen aan hun verzekerd.
,VI. Alle Kerkgebouwen en Pastory-Huisen der voormaals heer-
schende Kerk, voor zoo verr\' zy, door aanbouw uit de afzonderlyke
Kas der Gemeente, geene byzondere en wettige eigendommen zyn,
worden overgelaten aan do beschikking vau ieder Plaatslyk Bewind,
om deswege tusschen alle Kerkgenootschappen eenig vorgolyk to
treffen, en wel binnen de eerstkomende zes Maanden na de aanneming
der Staatsregeling.
\') Jaarb. d. B. li , Xll,-.116—318.
-ocr page 130-114
„De grondslag van dit vergelyk is, in iedere Plaats, het grootst
aantal van Leden der onderscheiden Kerklyke Genootschappen, hetgeen
alzoo de relative meerderheid van Zielen zal uitmaaken.
„Hetzelve zal de vóórkeus hebben omtrend de naasting eener Plaats,
lyke Kerk en Pastory, onder bepaling echter, na gedaane begrooting
van de waarde dier Gebouwen, van eene maatige uitkeering, hetzy
in eens, of by termynen, aan de andere Kerk-Gemeenten, naar even-
redigheid van derzelver Leden, welke allen, voor deze bepaaling,
worden gehouden, voor altyd afstand gedaan te hebben van de ge-
meene aanspraak.
„De alzoo genaaste Kerken en Pastoryen blyven, ten allen tyde,
onder de bezitting, beheering, en het speciaal onderhoud dier Kerk-
Gemeenten, aan welken dezelven, volgends het hier voorgaand on-
derling Contract, zyn toegewezen.
„De geschillen, over dit een en ander ontstaande, worden ten
spoedigsten beslist door het Vertegenwoordigend Lichaam.
„De Torens, aan de Kerkgebouwen gehecht, benevens de Klokken,
met derzelver huisingen, worden verklaard, eigendommen te zyn en
te blyven der Burgerlyke Gemeenten, staande ten allen tyde onder
derzelver beheering en onderhoud."
SSSem^
Reeds by oppervlakkige lezing dezer additioneele artikelen ziet men
de grenzelooze willekeur, die by de vaststelling daarvan heel\'t voor-
gezeten. Maar hoe nauwkeuriger men leest, des te meer gevoelt men
ook het onrecht, dat hierdoor aan de Gereformeerde Kerk werd aan-
gedaan. Wie gaf aan de Constitueerende Vergadering en aau de
kiezers in de grondvergaderingen het recht om alle geestelyke goe-
deren, waaruit te voren de tractementen of pensioenen van leeraren
eu hoogleeraren der Gereformeerde Kerk betaald werden, te naasten
en tot Nationaal Eigendom te verklaren? \') Wie gaf het recht die
\') De Ilcei- Jhr. Mr. a. f. dk savounin lohman liceft in <le zitting van de Tweede
Kamer van 11 Mei 1887 getracht dit recht tc betoogen. (Zie van alpiien, N. Kerk.
Handboek-, 1888. Bijlage M. blz. Cl—74). Het komt hem voor, „dat het onbillijk is
om den grondwetgever van 1798 eenige onrechtvaardigheid ten laste te leggen." Hij
laat aan deze woorden voorafgaan: „ik weet hoe moeielijk het is om op historisch
gebied geene vergissingen te begaan." Die vcrgi.ssingen begiuit men zeer gemakkelijk
zelfs, als men gissingen voor feiten wil laten doorgaan. En ^at doet de lieer lohman.
Sprekende over de kloostergoederen zegt hij: „Over die goederen mocht de overheid
gedutende de llcpubliek jure .luo beschikken; zij kon zc bestemmen voor dezelfde
pii usus als waarvoor zij oorspronkelijk bestemd waren, maar zij kon er ook mee
handelen zooals zij meende dat het beste was." Dat heeft zij inderdaad getoond.
Maar dan laat de spreker volgen: „Diezelfde overheid nu administreerde ook veelal
die bijzondere kerkgoederen die aan de locale kerk in eigendom behoorden. Zij achtte
115
goederen te vervreemden, en, door ze te maken tot een vast fonds
voor de nationale opvoeding en ter bezorging der behoeftigen, van
bestemming te doen veranderen? Wie gaf het recht kerken en
zich destijds geroepen om dc predikanten te bezoldigen; het was dus natuurlijk, dat
die goederen in dezelfde handen kwamen, en door dezelfde personen werden gead-
ministreerd , ofschoon zij onder gansch verschillenden titel in die handen gekomen
Waren. Het was immers de bedoeling van de overheid om, naar gelang van de
behoefte van elke kerk, dc traetementen uit tc kecren; zij deed dit zoowel uit dc
goederen die zij ten behoeve van de kerk administreerde, als uit die waarover zij
de vrije beschikking had." Op deze redeneering schijnt de Heer loiiman nu deze
verklaring te bouwen: „Maar wat betcekcndc nu die nationaalverklaring van de
goederen? Deze betrof die goederen, die nooit aan de Kerk, maar altijd jure publico
aan de Provinciale Staten hadden behoord, welke die goederen jure suo beheerden.
Door deze nationaal verklaring werden die provinciale goederen eenvoudig overge-
bracht in de algemeene kas, mede een gevolg van de amalgama der schulden der
verschillende provinciën. Dat was volstrekt geen roof, maar het overbrengen uit dc
eene publieke kas in de andere." Wij begrijpen niet, hoe de Spr. tot deze ongerijmde
conclusie komen kon. Aan locale kerken behoorden goederen toe. Zij gaven die ter
administratie aan de Overheid, of beter gezegd, de overheid nam ze onder hare
administratie. En toch zegt de Heer loiiman een oogenblik later, dat deze goederen
„nooit aan de Kerk, miuir altijd jure publico aan de Provinciale Staten hadden
behoord." Wij willen gaarne verklaren deze beide meeningen niet met elkander tc
kunnen rijmen. Dezelfde goederen konden toch niet geheel aan de locale kerk en
tevens geheel aan de Overheid behooren. Nu is het echter duidelijk, dat de consti-
tutie met de nationaalverklaring wel degelijk ook die goederen bedoelde, welke luin
de locale kerk tot hiertoe hadden behoord. Ook dat schijnt de Heer i.oiiman billijk
te vinden, ten minste indien wij zyne zeer onduidelijke en zeker niet volledige voor-
stelling van zaken goed begrijpen. In elk geval vindt hij de nationaal verklaring geen
i\'ouf. Zij behoorden immers aan de Overheid. Maar waarom moesten zij dan nog
nationaal verklaard worden? Terecht merkte reeds de Kerkelijke Commissie in Fries-
land o]): „\'t Zoude immers de buitcnspoorigste ongerijmdheid zijn tc willen bewceren,
dat, dewijl ])laatzelijke Kerkvoogden, necvens Kerke- ook de Pastorijc-goedcren
bestuuren, om uit derzelver opkomst den Leeraar zijn tractement te betaalen, dit
geen Pastorije, geene plaatzelijkc Gemeente goederen meer zouden zijn! of om
dat veel al de Stedelijke Herformde Kegeerders cn Kcgeeringen het bestuur dier
goederen naa zig genoomen, zig derzelver beheer aangemivatigd, die met andere goe-
deren eu fondsen vermengd, of dezelve veraliënecrd hebben, daar uit tc willen
afleiden, dat die Stedelijke Comptoircn en Kassen welken naam zij dan ook drangen,
uit dien hoofde bevrijd zouden zijn om voortaan de gewoone tnictementcn der Her-
formde Leeraaren uit dezelve te voldoen; of, zoo zij zig met die administratie cn
betaaling niet meer verkooren te belasten, ongehouden zyn, die goederen of hetgeen
Voor dezelve gesubintreerd is, luin do Herformde Gemeenten te cxtradeeren." Request
\'\'oor de gemwjtigden vau genoegzaam alle de Gemeeutens der Herformde Christenen in het
^ormaalig Gewest Friesland. Fran. 1800, blz. 11.
\') Een beroep op hnnne bestemming ad jiios usus kan hier natuurlijk niet toege-
laten worden, d:iar althans de pastorie-goederen eene bepiuild aangewezene bestem-
tning hadden, namelijk om tc dienen o. lu tot onderhoud der leeraren. Zij werden
Vervreemd, als zij deel zouden moeten uitmaken van het vaste fonds voor nationale
opvoeding enz.
ö*
-ocr page 132-116
eigendommen, zoolang zonder tegenspraak bezeten door de Gerefor-
meerde Kerk, eeuwen lang door haar onderhouden, maar eenvoudig
te stellen ter beschikking van ieder plaatselyk bewind?\'). En eindelyk,
wie gaf het recht, om, al was het ook eerst over driejaren, de
gewone tractementen uit \'s Lands kas, tot nog toe aan de Gereformeerde
predikanten toegestaan en waarop zy, ten minsten wat sommigen
aangaat zeer zeker, recht hadden, in te houden? Dit gewaande
recht, niet in de historie gegrond en in geen enkel opzicht vol te
houden, kon alleen verdedigd worden, zoo men het beginsel toepaste:
Macht is recht. Wy kunnen er echter niet anders dan schromelyke
rechtsverkrachting in zien \').
\') Ook al kon men bewijzen, — quod demonstrandum — dat de Gereformeerden
op willekeurige of onwettige wijze in het bezit dezer eigendommen gekomen waren, .
dan was toch nog de weg, die nu ingeslagen werd, evenzeer willekeurig of onwettig.
In geen geval immers mocht het plaatselijk bewind gerekend worden eenige beschik-
king over die eigendommen te hebben cn aan het volk kwam het niet toe, haar het
recht daartoe tc verleenen.
\') "Wij denken hier aan de zoogenaamde suppletic-tractcmcntcn, die zeer beslist,
volgens aangegaan accoord, den predikanten, die ze genoten, toekwamen. Zelfs een
man als Jhr. Mr. a. f. de savounin loiiman is dit met ons eens, als hij («. a./;., blz. G4)
zegt: „In verschillende streken toch van ons land heeft de kerk het verstandiger ge-
vonden om hare goederen vrijwillig aan dc Ucgeeiing tc geven, onder verplichting
dat deze bepaalde traktementen zoude uitbetalen. Het spreekt van zelf, dat dc kerken,
die dit gedaan hebben, ook ten eeuwigen dagen het recht blijven behouden om van
den Staat dc traktementen te vorderen." Naar \'t ons voorkomt, vergist dc liccr
l0i1man zich echter, als hij terstond daarop laat volgen: „Op die soort van aanspraken
nu cn op soortgelijke doelt het tweede gedeelte van liet door mij aangehaalde art. 4\'"
\'(der addit. art.). Immers dat tweede gedeelte spreekt niet van de aanspraak op tracte-
menten , maar van die op „geestelijke goederen cn fondsen, waaruit tc voren dc
tractementen .... betaald werden." En hunne goederen cn fondsen hadden zij, die
aanspraak hadden b.v. op de suppletie-tractcmcntcn, indertijd overgedragen aan dc
Regcering. Zij bezaten die dus niet meer en konden er daarom ook geen aanspmak
meer op doen gelden. liet tweede gcdccltö van art. 4 doelt dan ook — cn zoo is
het toen ook begrepen door dc Kerk — op die goederen cn fondsen, die in het
bezit van kerk of pastorie waren, cn waaruit dc tractementen der predikanten betaald
werden, goederen en fondsen dus toebehoorendc aan locale gemeenten. Aanspraken
daarop, mits van de noodige bewijzen voorzien, zouden, indien het Vertegenwoor-
digend Lichaam gunstig wilde beschikken, onverlet blijven. Natuurlijk past deze
beschouwing, die ons voorkomt dc eenig ware te zijn, niet in het stelsel dcsliccrcn
loiiman. Maar de letter van het artikel is zoo duidelijk, dat aan dc bedoeling er
van niet getwijfeld kan worden. — Eene opmerking moeten wij hier nog maken.
Ilct vertegenwoordigend Lichaam had over het rechtmatige der aanspraken te be-
slissen. Deze rechter was echter tevens partij. Er viel dus wel te klagen over gemis
van „rcchtszckcrlicid."
*) Dit neemt evenwel niet weg, dat wij ons verblijden zouden, indien men toen
reeds, \'maar langs wettigen weg cn tot bevrediging van beide partijen, den fman-
117
Het is niet noodig in bijzonderheden te treden om het duidelyk
te maken, dat van de genoemde bepalingen de ondergang van vele
gemeenten en van de meeste predikanten, na verloop der drie jaren,
het onvermijdelijk gevolg zou moeten zyn \'). Geheel naar waarheid
schetsen tpet en deemout den toenmaligen toestand met deze
woorden: „Allerdonkerst waren nu de uitzigten der hervormde kerk
van Nederland. Zij scheen geheel ten ondergang te hellen De staat
bad de goederen der kerk tot zich genomen, en die tot het wettig
eigendom der natie verklaard. Als gunst en voor genade moest bet
gehouden worden, dat de staat aan de kerk het genot van die goederen
nog eenen tijd van drie jaren had gelieven toe te staan. Vele ge-
meenten kon men ligtelyk bevroeden, dat, na verloop van die drie
jaren, zich niet in staat zouden bevinden, om hunnen godsdienst-
leeraars eene, aan hunne waardigheid eenigzins geëvenredigde, bezol-
diging toe te leggen en uit te reiken. Onmogelyk was dat, naar het
zich op geene losse gronden liet berekenen, wyl er zulk een\'stilstand
van inkomsten, zulk eene scbaarschheid van gereede gelden was, en
het opbrengen van zoo vele buitengewone belastingen niets byna
overliet. Klaar was het vooruit te zien, dat door dien weg de open-
bare godsdienstoefening van het hervormd kerkgenootschap weldra
ciëclcn band tusschen Kerk cn Staat had kunnen losmaken. Voor de kerk zelve zou
het veel beter zijn geweest, dc Staat zou er minder last door hebben gehad, en min
onzen tijd ware menige strijd bespaard gebleven. Dc grondbeginsels der Constitutie
van 1798 waren uitnemend, de wijze, waarop men ze zocht toe te passen, bleek
verkeerd tc zijn, reeds omdat zij onrechtvaardig was.
\') Over \'t algemeen deden de gemeenten weinig voor hare predikanten. Nu en dan
was cr deze of gene gemeente, die, als haar ])rcdikant voor ccn beroep bedankt had,
zijn tractement uit dc kerkvoogdijbcurs met 50 of 100 Guldens verhoogde. Van slechts
eéne gemeente in Friesland bleek mij met voldoende zekerheid (misschien waren er
echter wel meerdere), dat hare leden, met het oog oj) do Staatsregeling van 1798, uit
eigen middelen in hot onderhoud van hunnen leeraar beloofden tc voorzien. Toen Ds.
iiENKici;s MUKTINOII to Marrum c. a. (1797—18 Dcc. 1810; den 24stcnJuni 1798 voor het
beroep naar Oosterend c. a. bedankte, was men in zijne gemeente daarover ten hoogste
verblijd. Uit naam cn last dos kcrkeniads werd daarvan door twee ouderlingen in
de Boekzaal (Juli 1798, blz. 127, 128) kennis gegeven cn daaraan dc volgende mede-
deeling toegevoegd: „Wy hebbon ook tockencn gcgccvcn wat belang wy in zyn Eer-
waarde vcrblyf stelden, vciTnits wy, naar oproeping van dc hoofden der Huisgezinnen
van Marrum en N;/kerk, en van clk ccn zeer groot gedeelte met ons by plcgtigc ondcr-
tcekoning zig verbonden en belooft hebben, wanneer do Tractcmcntcn der rrcdikanten
mogten ophouden en zyn I\'crw. dan nog by ons was, aan zyn Eerw. behalven vrye
wooning Jaarlyks, uit onze eigene bezittingen, aan inkomen in contant geld tc bo-
taaien dc zomma van Duizend Car. Guldens."
\') Gcsch. d. Ned. llero. Kerk, IV, 172, 173.
-ocr page 134-118
op vele plaatsen zoude belemmerd en gestremd worden. Men denke
hier nog bij, dat in die onstuimige tijden velen, die geene voegelijke
gelegenheid hadden, om andere leeraars te hooren, dan zulken, die
van hen in burgerlyke denkwijze verschilden, zich van de openbare
godsdienstoefeningen verwijderden, en met eene koudhartige onver-!-
schilhgheid, waar van geen voorbeeld was, er openlyk voor uit kwamen,
^ \' dat zij voornemens waren, ter instandhouding van dezelve niets by
te dragen. Een kommerverwekkend lot hing dus velen openbaren
godsdienstleeraren boven het hoofd, die of geheel of gedeeltelijk van
eigene tijdelijke goederen ontbloot, en soms met de zorg voor de
belangen van talryke huisgezinnen bezwaard waren. Verwarringen
daarenboven zag men te gemoet, waaraan geen einde zyn zoude,
vooral in zoodanige streken des vaderlands, waar het groote meerder-
tal der inwoners en het burgerlijk bewind van den roomschkatholieken
godsdienst waren. Hier zag men aan de onstuimige lucht der neder-
landsche christenkerk eene zamenpakking van zwarte wolken, die
uitbarstingen dreigden, vernielend voor de hervormde kerk, vernie-
lend ook, naar het te duchten stond, voor den staat, alschoon van
de kerk gescheiden."
In Friesland was men reeds bezig met het zoeken naar middelen
om de gevaren, die men had zien dreigen, zooveel mogelyk onscha-
delyk te maken. Gelyk wy boven gezien hebben, was aan de Ker-
kelyke Commissie door hare lastgeefsters, volgens art. VHI der In-
structie, opgedragen, zich „onledig te houden tot het ontwerp en
• beraming van een Plan en de best geschikte middelen om in vervolg
van tyd in het nodig Onderhoud der Leeraaren, en Dienaars der
herformde Kerken in deeze Provincie, zoo veel mogelyk te voorzien."
Reeds in hare eerste vergadering, den 11 den September 1797 gehouden,
nam zy dit punt in behandeling en besloot zy, dat elk harer leden
„voor zich zeiven zyne gedachten over deeze zaak zou kunnen laten
gaan, of het onverhoopt in den volgenden tyd, noodzaakelyk be-
vonden wierde, van deeze werkzaamheid gebruik te moeten maaken." \')
Door de aanneming der nieuwe Staatsregeling werd dit, zooals ons
bleek, noodig. Daags na die aanneming was de Commissie vergaderd
en stelde de Praeses, Ds. p. bhuinino, voor: „of het thands de tyd niet
zy pm ernstig te raadplegen over de instandhouding van ons Kerk-
genoodschap en of het niet goed zoude zyn, de Leeden der respective
Classen te verzoeken om zo ze iets voordeelig uitdenken kunnen,
\') Hand. d. Kerk. Comm., 11 Scpt. 1797, art. 13.
-ocr page 135-119
deeze hunne gedachten aan hunne gecouimitteerden mede te deelen".\')
Aldus werd besloten en, nadat in de volgende samenkomst nog eene
aansi)oring van de Zuid-Hollandsche Synode ter tafel was gebracht
om in deze zaak werkzaam te zyn=), kwam reeds by de vergadering
van 11 September 1798 in „een ontwerp van een fonds ter instand-
houding van den openbaren Godsdienst by het Hervormd Kerkge-
nootschap in Friesland". Dit ontwerp, vervaardigd door een lid der
Classis van Sneek, Ds. u. iiaga te Deersum , en voorzien van aan-
merkingen zoowel van den steller als van eene Commissie uit de
genoemde Classis, werd met dankzegging ontvangen eri aan de leden,
die in November vergaderen zouden, ter examinatie gegeven om daaruit
en uit andere plannen welke nog mochten inkomen, de bruikbare arti-
kelen over te nemen en de Kerkelyke Commissie in hare vergadering
van April 1799 over deze zaak voor te lichten In de November-
vergadering kwamen behalve het reeds genoemde nog twee nieuwe
ontwerpen van Ds. iiaoa ter tafel, maar toen de Kerkelyke Commissie
in April samenkwam, „adnüreerde" zy wel de werkzaamheid van
Ds. iiaga maar „oordeelde met dat al zyne plans, zo als zy lagen.
ünnil d. Kerk. Comm., 24 April 1798, art. 14, No. 1.
\') Du Synode vun llordreclit (1798") Imd liet iirueadvies, dut door eene eoininissic
bij bnnr ingeleverd wns, overgenomen, met bejialing ook de kerken in de andere
provinciën tot bet nemen van dergelijke maiitregelcn op te wekken. Dit praeadvies
hield in: „Dat de Commissie nodig cn nuttig oordccld dat in iedere gemeente een
Commissie door dc Leeden benoemt worde om gemeenschappelijk met den Kerkenraad
vun dc/.clve ten Spocdigsten te Ondersoeken het recht dat men zoude kunnen Vinden
op Kerkgebouwen, 1\'astorijhnizen, cn geestelijke goederen, om die ulthunds gedeeltelijk
te behouden — om te berftumen hoe fondsen te Vinden ter in Stand houding der
openbaare Godsdienstocffening, Zoo Voor de Gemeente Zelve als ook voor andere min
Vermoogendcn om in doezen de Concert te handelen met Classicale en Synodaale
Commissiën, Ja ook met die vun de algemeene kerk van ons Vaderland — Ook zou
die Commissie geiiualificeerd kunnen worden, daar het gevoeglijk geschieden kan,
om gedurende de drie Eerst komende Jaaren, de Traetementen van de l\'raedikanten
te bezorgen." Hand. d. Kerk. Comm., 17 Juli 1798, art. 18.
\') iiKiiMANKUS iiAüA, gcboicn tc Sncck in 1750, predikant te Oldeboorn c. a.
1773—81, te Hindeloopen 1781—80, te Deersum 1780—20 Oct. 1804, toen hij, zich
pas op reis begeven hebbende, plotseling aan eene beroerte overleed. /Ac over hem:
v. i). aa, liiogr. Woordenboek, in voce. ,
O Handb. d. Kerk. Comm., 11 Sept. 1798, art. 20.\'
\') Er was inderdaad wel reden om dc werkzaamheid van Ds. iiaoa te „admi-
reeren". Indien ten minste, gelijk ik grond heb tc vermoeden, de plannen, die in
Hand 23\', No. 15, blz. 238 — 311 (Arch. l\'rov. Kerk. Hc.st. v. Friesl.) voorkomen,
van hem zijn, hoewel zulks er niet bij wordt gemeld, dan heeft men zich tc ver-
wonderen over de groote moeite en nauwkeurigheid, waarmede hij zijne plannen
heeft bewerkt. — Om tc doen zien, wat hij wilde, dat opgcbmcht zou worden en
120
onuitvoerbaar 1. om dat men daar in ontdekt beeft vele fouten in
de telling der zielen en getalen. 2. omdat er bü zielen gerekend vrord,
hoe hij dit wenschte te besteden, laat ik de volgende korte opgave hier volgen. „Het
Genootschap der Herformden bestaat volgens de Telling uit 128153 zielen 1 Deeze
Contribueren ieder 1 Stuv. per week dit bedraagt een Capitaal van/333197 —16—.
HetClassis van Leu waarden
Heeft 48 Praedikk.
12 onder Suppletie ad /700 / 8400—;
6 in de Stad Leuw. 1400 / 8400—
30 ten platten Lande 1000 ƒ30000-
48 /46800—
Het Classis van Franiker
28 praedikk.
11 onder Suppletie a 700 ƒ 7700—;
4 in de Stad Harling. 1200 / 4800—
2 in Franiker 1100 ƒ 2200—
n^ te Lande a 1000 /11000—
28 ƒ25700—
Classis van Bolsward &ct.
31 praedikk.
19 Suppletie a 700 ƒ13300—;
6 Stads 1000 ƒ 6000—
_6 Lands 1000 ƒ 6000—
31 ƒ25300—:—
Specificatie:
Tractementen
^\'ensiocnen &ct. •
per weck beloopt in \'t
ƒ 182700-
ƒ 111800-
ƒ 294500—
ƒ 499796-14-
ƒ 294500— : -
ƒ 205296—14—
voor 40 weduwen a 300 ƒ 12000—
12 Emeriti a 300 ƒ 3600—
Sijnodus ƒ 2500—
3 Professoren 2000 f 6000—
30 Jongeling 400 ƒ 12000—
„ 208 Kosters 150 ƒ 46200—
„ 208 praemicn 50 ƒ 15400—
Suppletie voor 82 pracd. 100/ 8200—
ƒ111800—
. è
De Contributie gerekend tegen \'/, Stuv.
Jaar ƒ 166598—18—:
Dus in Drie Jaaren......\' •
Hier tegen dc Uitgaaf ad
Blijfd voor Het Vaste Fonds over
Class, van Dokkum
37 praedikk.
14 onder Suppl. ad 700 ƒ 9800—
2 Stads praedik. 1100 ƒ 2200—
21 te Lande ad /"lOOO ./ ^lOOO—
37 ƒ33000—
Class, van Sncck
29 praedik.
16 Suppletie a 700 ƒ11200—
2 in dc Stad 1100 ƒ 2200—
1 te LTlst ƒ 1000—
10 te Lande 1000 ƒ10000—
29 /"24400—
Class, van Z c v c n w.
31 praed.
25 Suppletie 700
1 Heren veen 1000
_9 Lands a 1000
35
ƒ17500-
ƒ 1000—
f 9000—
ƒ27500—;—;
II c c a p i t u 1 a t i e.
Leuwarden f 4G800—;
Dokkum • ƒ 33000—
Franiker ƒ 25700—
Sneek f 24400—
Oiolsward ƒ 25300—
Zevcnwold. f 27500—
Dus voor 208 Praedikk. ƒ182700—
De gehele Uitgaaf.
121
terwijl men by huisgezinnen had behoren te rekenen, 3 de een derde,
die zyn E. in zommige plans aftrekt te laag gestelt is, daar men elk
huisgezin ten minsten op vier moet rekenen, om nu niet te zeggen,
dat er niets afgetrokken werd voor onvermogende, 4 omdat er niets
gerept word van de wijze van administratie," Er werden echter
eenige artikelen in gevonden, waarvan de Commissie meende, dat in
\'t vervolg misschien gebruik gemaakt" zou kunnen worden, Tegelyk
werd een plan behandeld, dat door Ds, p. h. van lis te Tholen achter
eene door hem uitgegevene leerrede over Openb, 14: 46 geplaatst en
met eene begeleidende missive door hem aan de Kerkelyke Commissie
gezonden was. Hierop had men voorloopig reeds deze aanmerkingen:
„1, dat dit plan over de gehele republik gaat en dus zeer omslagtig
is. 2. dat de amalgame der kerkegoederen, in dit plan voorgeslagen,
onoverkomelijke zwarigheden zal vinden. 3. dat het onderhoud van
Kerken en Pastoryen over de gehele republik nimmer nauwkeurig en
zonder schyn van partijdigheid kan geschieden." De Commissie moest
dus nu, gelyk de Classis van Franeker haar ook adviseerde, er zelve
toe overgaan om een plan ter instandhouding vau den openbaren
godsdienst te ontwerpen®). Wel had zy liever gezien, „dat particuliere
Leden en Liefhebbers van onzen Godsdienst zich daar mede bezig
hielden, om dat tog Leeraars, die hier by in de eerste plaats belang
hebben, nimmer den schyn van baatzugt geheel van zig zouden kunnen
weren." *) Maar de reeds ingeleverde ontwerpen „laboreerden" aan
Door direct met het contribueeren to beginnen zou men dus in dc driejaren, ge-
durende welke do tnictcmentcn nog bleven, een niet onaardig vast fonds kunnen
verkrijgen. Daar liet bedrag der 208 praomicn J 5000.— tc hoog gerekend is, zou
het vaste fonds met die som verhoogd en de jaarlijksche uitgaven daarmede vermin-
derd hebben moeten worden.
\') Uand. d. Kerk. Comm., 9 April 1799, art. 11.
\') Hand, d. Kerk. Comm , 9 April 1799, art. 12. in nagenoeg dezelfde bewoor-
dingen laten iji-kij en deumoiit t. a. p., IV, aan/. 198 (blz. 32) zich over het plan
van Ds. v. lis uit. Het droeg dan ook de goedkeuring van slechts weinigen weg.
\') Hand. d. Kerk. Comm., 9 April 1799, art. 13.
\') Ook in onzen tijd is nog cenc stem ojjgogiuin, die dc predikanten dier dagen
vun eigenbelang en baatzucht beschuldigde. In dc zitting der Tweede Kamer van
11 Mei 1887 sprak Jhr. Mr. a. f. de savounin loiiman over het nationaal-verklaren der
geestelijke goederen in 1798 on ontzag zich daarbij niet de volgende opmerking te
maken: „Men weet, dat dc oorzaak waarom dit nooit uitgevoerd is, vooral aan den
tegenstand van de jnedikanten tc wijten is geweest. Men had niet de iH>or:ichti\'ffhei\'d
gehad, om de predikanten ad vitam te pensionceren, zoodat dc mogelijkheid bc.<itond, dat
over enkele jaren hun traktement zou ophouden.\'" (v. ai.i\'IIEN, N. Kerk. Ilandh., 1888,
Bijlage M, blz. 66). AVat den Heer i.oiiman het recht gaf, op zulk ccne wijzo tc
kennen to geven, dat de predikanten boven alles aan hun eigen belang hebben go-
122
een tweeledig gebrek en konden daarom niet gebruikt worden. Zij
hielden namelyk geen rekening noch met de gewilligheid noch met
het vermogen der hervormden, daar beide „meer los vooronderstelt,
dan proevondervindelijk bewezen" werden. Toch mocht op beide niet
al te veel gerekend worden. „Het geen— zoo verklaarde de Kerkelyke
Commissie aan de Classen — „het geen deze belangryke zaakmoeye-
lyker maakt is, dat de Commissie met Leedwezen bespeurt eene zekere
Lauwheid bij die van onze gezindte over het algemeen, voortvloeijende
of uit een gevoel van het moeijelijke en onuitvoerbare dezer zaak of
uit algemene geldeloosheid in dezen tyd, of uit verschil in denkwyze
het zij in het Staatkundige, het zij ten opzigte van den aart van zulk
een fonds, willende de eene het locaal de andere Classicaal, Provin-
tiaal, Departementaal, of wel geheel algemeen hebben, of uit de
onzekerheid, die er plaats heeft omtrent het gebruik der kerk en
diakonie goederen in het vervolg, of uit jalousie, vrezende de eene
meerder te zullen geven, dan de andere of eindelyk uit gebrek aan
Godsdienstig gevoel."
De Kerkelyke Commissie zette zich dus terstond aan den arbeid.
Volgens haar oordeel moesten by, het ontwerpen van een plan de
volgende regels gevolgd worden: „1. zig bepalen tot het voorheen en
als nog Kerkelijk Friesland ... 2. niet de zielen maar de huisgezinnen
der Herformden te berekenen. 3. eene jaarlyksche contributie en niet
aanstonds arbeiden aan een vast fonds. 4. hier omtrent moet geen
Tauxatie hoegenaamd, maar slechts eene vry willige contributie plaats
hebben. 5. geene geestelyke of kerkelyke personen te gebruiken tot
de administratie of distributie der gelden. G. zorg dragen dat deze
gelden nimmer op eenige wyze bezwaart kunnen worden metpolitike
)
I
\' 1
dacht, begrijpen wij niet. Nauwkeurige keanisneming vnn liunnc werkzaamheden
in hot behing der kerk leert ons wel wat anders. Er waren echter ook in hiinne
dagen menschen, die zoo weinig waardecring kenden, dat zij hunne ongemotiveerde
beschuldiging niet achter konden houden. Den 20sten Mei 1801 schreven 18 leden
der gemeente te Warns aan de Kerkelijke Commissie o. a. het volgende: „Verders
dat ulieden Commisse de onderzoek na alle geestelijke goederen doet: waar uijt te
vooren dc Tractamenten van dc Leraars en diverse zijn uijt onderhouden: dat is
tot uwen Eijgcn belang: maar zoo het mogte koome te gebeurin dat Eijder gemeente:
zijn Eijgen Leeraar moeste onderhoude: als dnt wij ondergeteekende ook moetewectc:
wat T^ij onse Leeraar of Dienaar die wij als dan zouden begcere zouden kenne toe-
legge: maar dat da;vr over geen Commissie over ons moet heersche" enz. (Hand 41,
No. 11, waar meer stukken over deze zaak voorkomen). De Kerkelijke Commissie
„was van oordeel, dat deeze I5rief voor :ils nog benccden haaren aandagt was, cn
dewijl er met zulk slag van menschen dog niet konde gevorderd worden, besloot
zij dezelve tc scijonercn." (Hand. d. Kerk. Comm.. 15 Juli 1801, art. 19).
i
-ocr page 139-123
geldheffingen, zijnde dezelve verzamelt onder den titel ad pios tisus
en het fonds direct ontbonden ingeval van dergelyke bezwaren. 7. het
plan moet gebazeerd zijn op proeven en van de gewilligheid en van
het vermogen der respp: Herformden. 8. het plan dient eenvouwig
zig in den eersten opslag uit te strekken tot onderhoud van den
openbaren Godsdienst, niet te veel bepalingen en wijzigingen in zig
te vervatten en dns zig te bepalen tot dat gene, \'t welk de eerste
voorziening vordert namelijk het onderhoud der Leeraars; blijvende
het onderhoud der Emeriti, die aankomen en Weduwen gedefereerd
aan de adtentie der Classen volgens acten van 17 july 1798 art: 19
part: 4,a; — behalven, dat alle plans, die alles in zig vervatten en
voor alles tragten te zorgen omslagtig en meer onuitvoerbaar zyn"
Een concept-plan werd gemaakt, gerevideerd en aan ile Classen ter
overweging gezonden. Deze deelden huune op- en aanmerkingen weer
mede, met verzoek zulke veranderingen te maken, als noodig en
gewenscht geoordeeld werden. Eindelyk, na in hare vergadering van
den 9den juli 1799\') eenige veranderingen aangebracht te hebben,
onderwierp de Kerkelyke Commissie aan het oordeel der Classen het
volgende uitnemend en met zorg bearbeid concept, dat wy hier
overnemen :
,1. het gewezen Gewest Friesland en de eilanden voor heen daar
onder behoord hebbende bevat in alles salvo calculo
lülOOO zielen
dissenters 31000 dissenters, on onwilligen,
onwiUige en onverschilligen, op\'thoog-
onverschillige 10000 sto gerekend.
41000
maakt
rest dus 120000 gereformeerde zielen
deze gerekend op 4
personen in één huis-
gezin nniakt
hiervan trekt men af [
blijven er insgelijks
15000 gereformeerde huisgezinnen, die
30000 gereformeerde huisgezinnen
15000 die onvermogend zyn
volgens dit plan coniribuerai binnen, [de Kerk: Conmaissie njerkt by
dezen aan, dat deze begroting (hoewel men 4 personen in een huis-
\') Hand. d. Kerk. Comm., O April 1799, art. N.
») Hand. d. Kerk. Comm., 9 Juli 1799, art. 9 cn 11. Ilct pliui zelve komt uls
bijlage achter deze Handelingen voor.
124
j
i gezin gerekend heeft) zeer matig gesteld is, met blijdschap vernam
• zy van agteren, dat de gereformeerde huisgezinnen in Friesland door
een kundig mathematicus 600 hoger gerekend worden, dan zy wilde
liever te weinig, dan te veel stellen.] >
II. in elke gemeente, na dat dezelve tot de behartiging dezer zaake,
! by wege ener circulaire, door de kerk: commissie opgesteld en door
; de Classen goedgekeurd, zal zijn op gewekt, zullen de Ledematen,
hoofden van gereformeerde huisgezinnen, vrijgezels enz: worden opge-
roepen eu aan dezelve voorgesteld.
* het conceptplan ter goed of afkeuring
\' ** of men zig, in geval men zelve het plan in alles niet goed
keurt, egter aan de meerderheid der gemeenten wil onderwerpen; in
1 dit geval
\' * * * het aanstellen van twee of meerdere gecommitteerden, het zy
i in of buiten den Kerkenraad (met uitsluiting van Leeraars, organisten,
: kosters en andere loontrekkende kerkelyke bedienden.)
I * * * ♦ dezelve gecommitteerden te verzoeken en te auctoriseren rond
^ te gaan in hunne gemeente met een Lyst tot inschryving, Wiuirvan
j de kerk: commissie (by wege van voorbeeld) de volgende schetze geeft.
; \'s weeks \'s jaars
1 stuiver ƒ 2 —12 —,
2 stuivers 5 — 4 — ,
■ 4 , 10-8-,
^ H . 14- 6-,
: • 6 , 15-12-,
8 , 20-16-,
9 , 2f3- 8-,
10 , 26- ,-,
11 „ 28-12-,
12 , 31- 4-,
15 , 39- ,-,
kunnende elk zig vrijwillig inschrijven voor eene of andere dezer
sommen, met vryheid om voor hogere sommen, of dubbele portien
te tekenen; de gecommitteerden kunnen de ingetekende sommen of
I \'s jaars of \'s weeks innen, wordende er nauwkeurig boek gehouden
van 4at gene, wat elk of dadelijk contribueerd of wiuir voor elk
inschryvt.
III. deze Gemeente gecommitteerden geven berigt hoe eer zo liever
van de Somma, voor welke is ingetekend in hunne gemeenten aan
de Classen van hun ressort, deze aan de kerk: connnissie, dio dan
I\'
Is
if i!
125
uit de in gezondene stukken oordelen kan over het vermogen en den
goeden wil der Herformden en over het al of niet uitvoerbare van dit
conceptplan.
IV. deze Gecommitteerden, of wel een hunner vergaderen.......
in de hoofdplaats hunner Classis en deze ses vergaderingen verkiezen
elk eenen gecommitteerden uit haar midden, die dus ses in getal
bijeenkomen.......te Leuwarden, om als dan te verkiezen twaalv
(twee onder het ressort van iedere classis) vermogende, aan de admi-
nistratie van penningen gewone en over het algemeen in Vriesland
geaccrediteerde mannen, Liefhebbers en Voorstanders van den her-
formden Godsdienst, welke vriendelijk en om het belang der zake
ernstig verzogt zullen worden de administratie en distributie der iuge-
komene gelden op zig te nemen onder den titel van Dirccteurs der
ünantiele belangen van het genootschap der Herformden in het kerkelijk
Friesland.
V. aan deze Directeurs worden volgens instructie, nader te ont-
werpen
— de ingezamelde gelden op enen te bepalen tijd ter hand gesteld
en door dezelve ten meesten voordele geadministreert.
— zij tellen \'s jaarlyks of by zekere terminen aan de Predikanten
hun aandeel in dit fonds uit.
— zy geven aan genen Predikant, dan die door zijne Classis daar
voor geerkend word.
— zy doen van hunne administratie jaarlijks (zo zy verkiezen door
den druk) rekening, met overzending derzelver aan de kerk: Com-
missie, deze aan de Classen, deze" wederom aan de gemeente gecom-
mitteerden, deze eindelijk aan de Gemeenten.
— zy vergaderen zo dikwyls zy het nodig agten.
— de tyd van afgaan derzelver word,.gelijk andere pointen van
hun instructie voor als nog onbepaald gelaten.
VI. Stelt men nu als mogelyk volgende berekening: er zyn in
.Friesland
huisgezinnen
1500 die geven
3000 ---
2400 --
2000 -
1700 ---
1100--
\'s weeks
1 stuiver
2 stuivers
4 -
5\'/»--
6--
2-12-,
5- 4-,
10- 8-,
14-
15-12-,
20-lG-,
in geheel
3900
15600
24960
28600
26520
22880
126
■ü
500 --- 11 ----28 — 12 — , 14300
500 --- 12 ----31— 4 — , 15600
500 --- 15 ----39 - , —, \' 19500
t
15000 huisgezinnen geven dus in \'t geheel ... ƒ 2,16060.
de Kerk: Commissie rekend dit montant om gemakkelijker reke-
ning in \'t vervolg op het effen getal en dus met wegwerping der
60 ƒ op,................... 2,16000 f.
zü geeft het tevens op, bij wege van vooronderstelling, om daar op
hare volgende bedenkingen te gronden, zullende de ondervinding,
wanneer men er de proeve van gelievt te nemen, ook hier de beste
Leermeesteresse zijn.
VII. de hoogte der traktementen kan wel van voren niet juist
bepaald, en de nadere schikking deswegens in \'t vervolg beter ge-
regeld worden, naar mate men bevind, dat deze, als mogelyk, op-
gegevene contributie meer of minder proev houd; — dog men dient
egter eene bepaling en gros in dit conceptplan te plaatzen, op dat
men zie of en in hoe verre de vooronderstelde opbrengst al of niet
voldoe ter betaling der Predikanten, best ware het de traktementen
der Predikanten, zo veel mogelyk te houden op den tegenwoordigen
voet. en dan bedragen de traktementen van 211 Predikanten (namelyk
7 voor Leuwarden en 2 voor ameland hier by gerekend) voor zo verre
dß commissie dit heeft kunnen nagaan wegens de kleinere Steden,
wanneer men elk der Predikanten ten platten Lande, die boven
Suppletie zyn, rekend op 850 ƒ de somma van (alles salvo calculo en
ten ruimsten gerekend.............. 158000
de jaarlykscbe vooronderstelde contributie
zou volgens het bovengemelde zyn......... 2,16000
hier af gerekend de jaarlykscbe traktementen
van 211 Predikanten op gezegden voet gerekend 1,58000
dan behoud men tot het aanleggen van een fonds jaarlyks 58000
ten ware men dit overige voor een gedeelte besteden wilde tot
Soutien van Emeriti, die aankomen, Weduwen enz: of ook tot scha-
vergoeding van Predikanten, die hunne Pastorie door naasting ver-
liezen.
1. — dit overschot zou groter worden, zo men de traktementen der
Predikanten, die niet onder Suppletie zyn ten platten lande, by der-
zelver versterv of vertrek redigeerde tot ƒ 600.
127
2. — iu plaatzen, daar Pastorie goederen overig bleven kr\'ugt de
Predikant zo veel minder, als de inkomsten dier goederen bedragen,
van zyn aandeel in dit fonds.
3. — indien by de inschryving het fonds niet toereikend bevonden
word tot de jaarlyksche traktementen der Predikanten, moeten de-
zelve, daar Pastorien zyn en boven de 600 ƒ belopen, en daar gene
Pastorien zijn en boven 800 ƒ belopen, penningspond vermindert
worden, zo egter, dat indien de traktementen van alle die gemeenten,
wier Predikanten bevorens meerder inkomen hadden, op den gemelden
voet tot op 600 ƒ daar eene pastorie is, en tot op 800 ƒ waar gene
Pastorie is en geen huishuur gegeven word en de contributiën met
dat alles niet toereikend mogten zyn ter betaling dier 600 ƒ of 800 ƒ
zullen de traktementen van alle predikanten zonderonderscheid, voor
zo verre uit dit fonds trekken, mede penningspond vermindert worden.
4. — de contributiën worden voor ééne Gemeente gerekend, schoon
er onderscheidene Kerkenraden zyn
5. — in ydere gemeente zal een zeker getal, geproportioneerd aan
\'t getal der huisgezinnen moeten getekend hebben, (de huisgezinnen,
die gealimenteerd worden er niet onder begrepen), om genot van \'t
fonds te hebben — men zou dit kunnen stellen op ten zy, dan,
dat een getal minder dan in ene gemeente ten j)latten lande
zoveel contribueerde, als de helft van het gewone traktement dier
plaats bedraagt.
6. — zo ene of andere gemeente weigerde in dit plan te treden,
en verkoos voor zig zei ven te zorgen, zal de Predikant, of Predikanten
derzelver niet delen in dit fonds; kunnende egter particuliere Leden
dier gemeente daaraan wel enige contributie peimingen aan de Direc-
teurs overzenden.
7. — gene andere gemeenten worden uit dit fonds bedeelt, dan
die ten minsten 50 huisgezinnen uitmaken, ten zy dezelve door hare
situatie niet geconibineert kunnen worden.
8. — voor elke gemeente rest dan te zorgen voor het onderhoud
harer Kerk, Pastorie, Kerkelyke Bedienden enz:
indien de uitslag dor inschryving en contributie niet vohloe aan
de vooronderstelde berekening vau ƒ 2,16000 of indien do Gemeenten
of wel do meerderheid derzelver een plan begeerde, \'t welk alleeu
\') lil gecombineerde gemeenten hiid, en heeft nog, ieder dorp in den regel zijn
eigen kerkcrand. Vnn daar, dat er gesproken kon worden van onderscheidene kerke-
raden in eene gemeente.
128
toereikend ware voor de traktementen der Predikanten, zonder dat
er iets van belang overschoot, het zij tot het aanleggen van een fonds,
het zij tot Soutien van Emeriti, die aankomen. Weduwen enz: en
waarin dus ongeveer de somma van........ƒ 1,58000
als tot dat oogmerk genoegzaam, wierde voorgesteld, dan zoude men
ook ter voldoening aan dit goedbedunken, de classificatie daar naar
en wel op deze wijze kunnen inrichten;
huisgezinnen \'s weeks \'s jaars in H geheel
2400 geven 1 stuiver 2—12—, 6240
i -
J ,
15000 huisgezinnen geven dus in \'t geheel .... 1,76280
dan resteerde er \'s jaars na aftrek van..... 1,58000
de Oommissie kon het voor als nog niet wel nader bü de benodigde
1\'58000 f door classificatie brengen.
De Kerk: Commissie heeft deze hare laatste bedenking te liever
hier ingevlogten, op dat men er uit zien zoude, dat deze laatste
classificatie, zo men dezelve verkiest, zeer geregeld afloopt, niet onge
makkeluk voor de Contribuanten en. egter toereikend is ter betaling
der traktementen van Predikanten, blyvende met dat alles, zo die
bedenking ingang vinden mogt, de voorheen gestelde regels en gronden
in haare volle kragt.
de Kerk: Commissie waagt het, dit alles op nieuw aan de adtentie
der Classen aan te bieden, — zy geeft het niet hoger op dan een
conceptplan, waar van men in de gemeenten eene proeve zou kunnen
nemei^, welker uitslag, ter kennis der kerk : commissie gebragt zynde,
haar enigzints in staat zou kunnen stellen, te beoordelen de weime-
ning der gemeenten en wat men van het vermogen en den goeden wil
der Herformden met grond kan hopen, en om vervolgens overeen-
komstig bevind van zaken voor de in stand houding van onsen open-
129
baren Godsdienst door het voor dragen van daar toe geschikte middels
te zorgen."
Tot zoover het concept-plan. Men zal niet kunnen ontkennen, dat
het eeu uitnemend, met zorg bearbeid stuk was, \'twelk van groote
wijsheid en ernstig overleg blyk gaf. Dit plan kwam nu in de ver-
gaderingen der Classen ter sprake. Bijzonder veel haast werd er echter
niet mede gemaakt, want eerst in de maand April van het jaar 1800
waren de adviezen van alle Classen behalve van Bolsward ingekomen.
De uitslag was niet gunstig. Zevenwouden oordeelde, dat het nog de
tijd niet was om behoorlijke plannen te maken, maar \\vilde eene
permanente Commissie benoemen, die hieromtrent tijdig behoorde
werkzaam te zyn"). Bolsward wilde, voor dat zy advies uitbracht, dat
eerst eene circulaire aan de gemeenten gesteld en aan het oordeel der
Classen onderworpen zou worden. Sneek was over den inhoud van
het plan „zeer vergenoegd" en zou, als de meerderheid der Classen
er voor was om eene proeve te nemen, zich daarmede conformeeren,
maar had in September 1799 reeds als haar gevoelen uitgesproken,
dat die proeve dan toch in geen geval eerder dan in het voorjaar
(van 1800) genomen moest worden \'"*). Franeker meende, dat het plan
zoo spoedig mogelyk aan de gemeenten ter hand moest worden gesteld,
mits met deze bepaling, dat men zich voorbehield het recht van
eigendom op do pastorie-goederen en fondsen, waaruit tot hiertoe do
predikanten hun inkomen genoten, in rechten to verdedigen. Zy zou
daarom gaarne zien, „dat er in navolging van zoveele aanzienlijke
gemeenten in het gewezen Holland pogingen in \'t werk wierden
gesteld door adressen aan \'t Wetgevend Lichaam ter reclamering of
behouding der geestlyke of Kerkl: goederen en fondsen."®) Dokkum
\') Hetgeen in dit concept-plan aangaande de tractementen der predikanten, die
^vaarlijk niet tc hoog gerekend zyn, \'gezegd wordt, doet duidelijk zien, met hoe
Weinig recht men dc ])redikanten, die deze zaak regelden, van het zoeken van eigen
belang beschiddigen kon en kan. Uovendicn mag niet vergeten worden, dat men.
Zorgende voor of wakende over de tractcmcntcn der predikanten, feiteiyk voor de
kerk zorgde en over de kerk waakte, daar deze zonder predikanten niet gedacht kon
■^Vörden cn predikanten zonder tractement niet bestaan konden.
\') Hand. d. Kerk. Comm., O Juli 1709, arl. 11 en 10 Sept. 1799, art. 9.
\') Hand. d. Kerk. Comm., 10 Scpt. 1799, art. 9.
\') Zie daarover o. a. do Stukken, betreffende de vergadering der Gecommitteerden uit
meeste Nederduitsche Hervormde Gemeenten, tot de Synoden van Zuid-en Noordholland
l\'ehoorende, tot m standhouding en bevordering van den opetibaaren Hervormden Godsdienst;
8 Grav. tiueiiiiy cn mknsino.
Hand. d. Kerk. Comm., 29 April 1800, art. C.
-ocr page 146-13Ó
wilde, dat dit plan ter zyde zou worden gelegd om er, zoodra het
noodig mocht zyn, gebruik van te maken, maar dat er geene pogingen
zouden worden aangewend om het ten uitvoer te brengen, voordat
de noodzakelijkheid het gebiedend vorderde. Alle ontydige overhaasting
toch zou ,van de onberekenbaarst nadeelige gevolgen" zyn, terwyl niet
alleen elke proeve van de bereidwilligheid der gemeenten, in de tegen-
woordige conjunctie van tyden en omstandigheden, geheel mislukken
maar ook tevens „de moeilykheid en zwarigheid voor het toekomende
vergrooten" zou \'). Leeuwarden eindelyk was van oordeel, dat men ter
instandhouding van den openbaren Eeredienst ,op een dubbeld fonds
behoorde bedagt te zyn", deels plaatselyk, zoodat iedere gemeente
beproeven moest zooveel mogelyk in eigen kring byeen te brengen,
waardoor een verslappen en alles van een algemeen fonds verwachten
voorkomen zou worden; deels een algemeen fonds van de zes Friesche
Classen, opdat door middel daarvan de meer welgestelde gemeenten
de minvermogende te hulp zouden kunnen komen
De meerderheid der Classen was dus van meening, dat het plan
nog niet in werking gebracht moest worden. De Commissie had echter
het bare gedaan, volgens den last, haar by hare instructie gegeven.
Zy was het evenwel met de Classen eens, dat het de tyd nog niet
was om nu reeds met zulk een plan by de gemeenten te komen. Zy
hoopte nog op een gunstigen keer der dingen en achtte het nog ten
eenenmaal onzeker, welke bepaalde beteekenis men aan de uitdrukking
„geestelijke goederen", in de additioneele artikelen tot de acte van
Staatsregeling voorkomende, ten slotte hechten zou. Bovendien was
reeds iets geschied, waarmede in 1798 zich niemand gevleid had, dat
het ooit geschieden zou; de Kerkelyke goederen van het Hervormd
Kerkgenootschap waren hier geheel, daar gedeeltelyk bewaard gebleven.
Daarby kwam, dat veel zou afhangen van tyden en omstandigheden
en van de denkwyze der leden van het Vertegenwoordigend Lichaam,
die gedeeltelyk nog gekozen moesten worden. Moest men nu door
openlyke daden toonen, te twytelen aan de rechtmatigheid van do
aanspraken, die de gemeenten hadden op den eigendom der pastorie-
goederen of op de ƒ 500.— uit \'s lands kas, krachtens contract, voor
die plaatsen, waar de pastorie-goederen indertyd* verkocht waren?
Men zou op die wyze hen, die de Hervormde Kerk kwalyk gezind
waren, wakker maken en bun als \'t ware gunstige gelegenheid en
\') Hand. d. Kerk. Comm., 29 April 1800, art. 6.
S) Hand. d. Kerk. Comm., 29 April 1800, art. 6.
läi
middelen aan de hand doen om hunne maatregelen te nemen. Onge-
twijfeld had de Kerk nooit, sedert de Reformatie, in zulke hachelijke
en moeielijke omstandigheden verkeerd als thans, maar men zou hare
„wezenlijkste belangen" slechts schade doen, als men dit plan publi-
ceerde „voor en al eer men den uitslag kon weten van het adres,
door zoo veele aanzienlyke Gemeenten en Classen in het voormalig
Holland aan \'t Vertegenwoordigend Lichaam ingeleverd over de geest-
lijke goederen en fondsen tot onderhoud van Predikanten en derzelver
Weduwen, aldaar tot nog toe gediend hebbende." Men oordeelde het
nooit te zullen kunnen verantwoorden noch voor de eigene gemeenten
noch voor de broeders in andere gewesten, wanneer men die poging,
welker gunstigen uitslag men hartelijk wenschte en ook wenschen
moest, verzwakte en belemmerde „door eene onberadene en door
geene dringende noodzaaklykheid als nog gevorderde voorbarigheid."
Al deze overwegingen, door de Heeren ii. wesselius, p. brouwer eu
N. iiouwiNK\') aan de hand gedaan in een rapport, ingeleverd ter ver-
klaring, waarom zy eene door de Classis van Bolsward gewenschte
circulaire aan de gemeenten, gemeend hadden niet te moeten opstellen,
nam de Kerkelyke Commissie blykbaar over, toen zy besloot, dat
„dit manlijk praeadvies (rapport) looordlijk achter hare acten geboekt
moest worden". \')
Toch kwam het iler Commissie wenschelijk voor, dat de Classen
haar machtigden, om, „zo de omstandigheid der tyden het noodzaaklyk
maakte", het genoemde plan „tot heil der Kerk op de best mooglyke
wyze in werking te brengen." Deze machtiging werd weldra door
alle Classen, behalve die van Zevenwouden, verleend, en men besloot
nu, dat, zoo het noodig mocht blyken, dit plan gezonden zou worden
aan do Hoeren ii. j. van Viersen, j. ennema en f. j. van slooten, allen
leden der Kerkelyke Commissie, „om hetzelve in hunne qualiteit als
Ouderling naemens deeze Vergadering te verteekenen, zynde de meer-
derheid van oordeel, dat zulks door de Praedikanten, als belanghebbende
Partye, niot zoo govoegzaam koude geschieden, on men allen schyn
van eigenbelang zoo veel mogelijk moest zookon voor to koonien" \').
\') NicoLAAS noinviNK, güb. Aug. 17-12 te Meppol, wiis eerst pred. te Borger,
17G8—70, dauruii te Oudeselioot 1770—7.3, vervolgens te Idaurd 1773—79, en
eindelijk te Franeker 1779— 97, toen hij Emeritus werd. Zich tc Leeuwarden ge-
vestigd hebbende, nam hij daar van 1801 at tot zijn dood, 10 Juni 1810, eene halve
predikbeurt waar. Hij zat, als ouderling, in dc Kerkelijke Commissie.
-) Achter de Hand. d. Kerk. Comm., 29 April 1800, als bijlaije No. 1.
\') Iland. d. Kerk. Comm., 11 Nov. 1800, art. 8 cn 9.
6*
-ocr page 148-132
Weldra maakte echter de gunstige verandering van Staatsregeling,
zooals wij straks zullen zien, alle verdere handeling in dezen
overbodig.
Ook in het belang van het behoud der Geestelijke goederen, die,
volgens Art. IV der bekende additioneele artikelen. Nationaal Eigen-
dom verklaard waren, bleef de Kerkelijke Commissie niet werkeloos,
toen zij pogingen aanwendde, om, in geval van verlies, in de nooden
en behoeften te voorzien.
Reeds in hare vergadering van den 17den Juli 1798 sprak de Ker-
kelyke Commissie, naar aanleiding van een door de pas te Dordrecht
gehoudene Synode van Zuid-Holland genomen besluit, \'twelk ook haar
was medegedeeld, als haar oordeel uit, dat het „hoognodig" was, dat
de Classen de gemeenten, die onder haar ressorteerden, opwekten,
„om hoe eer hoe liever te ondersoeken naar het recht op Kerken &c
en om, waar Kerkeboeken en Rekeningen in handen van Roomsche
of Mennoniten Kerkvoogden waren by het Provintiaal Administratief
Bestuur des noods te verzoeken, dat die terug gegeeven werden aan
de herformde Gemeenten." Tegelyker tyd werd, op voorstel van Ds.
gaedingiu3 cn Ds. heringa, besloten om de Classen te verzoeken, dat
zy de Kerkelijke Commissie ten spoedigste zouden machtigen „tot het
Ligten van Extracten uit de Hoffs Griffie weegens de pastory en
Kerkegoederen etc," Deze machtiging werd echter niet verleend,
omdat men groote zwarigheden en weinig vrucht aan dat lichten van
extracten verbonden meende te zien. En wat de opwekking tot een
onderzoek naar het recht op de kerken enz. aangaat, die van de
Classen aan de gemeenten gericht zou moeten worden volgens het
oordeel der Commissie; deze zaak werd door de Classen Leeuwarden
en Dokkum eenvoudig voor notificatie aangenomen, Bolsward ver-
klaarde zich diligent. Zevenwouden was er voor, dat er eene commissie
benoemd zou worden tot informatie, Eraneker gaf geen uitsluitsel»
en alleen Sneek besloot, dat elke predikant onder haar ressort de
noodige schikkingen met zyn kerkeraad zou nemen t:)t dit onderzoek,
om van den uitslag daarvan in de October-vergadering der Classis
kennis te geven, op eene boete van 5 Car, guldens
Inmiddels was te Utrecht den 24sten Juli (1798) en eenige volgende
dagen weer eene zamenkomst gehouden van enkele predikanten uit
de verschillende gewesten, daartoe afgevaardigd door de onderscheidene
\') Jland. d. Kerk. Comm., 17 Juli 1798 , art. 18 en 19 part. no. .3.
«) Hand. d. Kerk. Comm., II Sept. 1798, art. 13 en 11.
133
Synode\'s, of, zoo als de afgevaardigde van Friesland, döor de Kerkelijke
Connnissie namens de Classen. Daar waren tegenwoordig uit Gelder-
land: a. van den berg, pred. te Arnhem, n. lange, pred. te Bruchem
en Kerkwyk, o. a. kramer, pred. te Harderwyk en p. j. de fremery,
pred. te \'s Hertogenbosch; uit Zuid-Holland: w. l. krikger, pred. te
\'s Hage, h. donker , pred. te Ouderkerk aan den Yssel, j. steenmeijer ,
pred. te yiaardingen en j. roldanus , pred. te Leiden; uit Noord-Holland:
a. rutgers, pred. te Haarlem; uit Zeeland: a. drijfuodt, pred. te
Middelburg; uit Utrecht: g. masman, pred. te Utrecht, t. li. van den
uoNERT, pred. te Nichtevecht en it. eickma, pred. te Wyk by Duurstede;
uit Friesland: n. wesselius, pred. te Huizum; uit Overijssel: ii. a.
aitton, pred. te Zwolle; uit Groningen: theod. brunsveld de hlau,
pred. te Groningen; en uit de Waalsche Synode: j.\'s. roberï, pred.
te Amsterdam; terwijl van wege Drenthe niemand gecommit-
teerd was.
Deze vergadering was saniengeroepen, vooral naar aanleiding van
eene, den 12den Juli 1798 uitgevaardigde, „Publicatie van \'t Inter-
mediair/Uitvoerend Bewind, der Bataafsche Republiek omtrend \'t ü
Artikel der Additionele Artikulen tot de acte van Staatsregeling,
betreklyk de Kerkgebouwen en Pastoryhuyzen der Voormaals heer-
schende Kerk", welke publicatie de wijze van naasting dezer gebouwen
nader regelde \'). Wat er in deze vergadering verhandeld is, blykt
uit de volgende Agenda: „A. Kerkelijke gebouwen. B. \'t Geene be-
hoord tot de goederen waar uit onze Kerkelyke goederen onderhouden
zyn. C. \'t Geene behoord tot de Diaconie fondsen. D. \'t Geene be-
hoord tot het toekomstig onderhoud van Kerkelyke persoonen en
dienaaren. E. Commissien uit de byzondere gemeenten, reeds ge-
arresteerd door <le Synode van Zuid-Holland. F. Een middel, om in
\'t behandelen van zaaken, die de algemeene belangen van ons Kerk-
genootschap betreilen eene vergadering te doen byeenkomen, uit alle
de deelen van onze Rei)ubliek, ten einde er een middenpunt van
werking zy. G. Nog eenige bijzonderheden. — Ziuiken aangaande de
Kerk van Maastricht, en overheerde landen. — Collectanten" Ten
einde de gemeenten in deze troebelen voor te lichten werd een
,concept-plan van werkzaamheden in de respective gemeentens der
Hervormde Kerk, ter bevordering harer belangens" met eene bege-
\') Janrb. der Bat. Jtepubl. XIII, 161—165. Vgl. Ilaml. d. Utr. Verijnd., 24 .luli
1798, art. 6.
\') Hand. d. Utr. Verqad., 24 Juli 1798, nr<. 4.
-ocr page 150-134
leidende missive aan die gemeenten opgesteld Die werkzaamheden
zouden zich (Hfdst. I) „moeten tepaalen tot het bewaaren of verkrij-
gen van eigendom aan gebouwen tot den Godsdienst geschikt, of ter
inwooning voor Kerkelijke persoonen" en „tot onderhouding van den
Kerkendienst." Volgens dit plan (Hoofdst. T art. 4) moest dan in elke
gemeente, waar zulks nog niet plaats had, „door den Kerkenraad
gezorgd worden, dat eene Commissie van kundige en Godsdienst-
bevende Persoonen aangesteld worden, bet zü de Gemeente die zelve
verkieze, het zij, zij de door den Kerkenraad voorgestelde approbeere."
Deze commissie zou dan dadelyk door de gemeente gequalificeerd
moeten worden, om bij de te doene keus ot naasting van gebouwen
werkzaam te zijn. Zij zou zich allereerst moeten bezig houden (Hoofdst.
I art. 5) met het onderzoek naar het recht van eigendom, en voorts,
als er eene keuze of naasting te doen zou zijn, in naam der gemeente
handelen en voor de betaling der uitkeering op de meest voordeelige
wyze zorg dragen, gelyk ook, waar het noodig mocht zyn, voor
bet bijeenbrengen van een fonds, zoowel tot betaling der genoemde
uitkeering als tot onderhoud der genaaste gebouwen. Ook voor het
vinden van zulk een fonds werden wenken gegeven.
Van dit concept-plan met missive zond de Kerkelyke Commissie in
Friesland eenige gedrukte exemplaren aan de verschillende Classen
in dit gewest. De meesten van baar zonden ze ter lezing aan hare
leden of aan de Kerkeraden onder haar ressort. De Classis Franeker
achtte het wenschelyk, dat de Kerkelyke Commissie dit concept-plan
met een aanbevelingsbrief aan al de gemeenten zond om het „overal
geregeld en op den zelfden tyd" bekend te maken, terwyl die van
Sneek reeds in September kon mededeelen, „dat Sloten al eene 2
ledige commissie had aangesteld", welker instructie aan de Kerkelyke
Commissie ter lezing werd aangeboden. De Kerkelyke Commissie zelve
achtte met de Utrechtsche Vergadering het aanstellen van zulke ge-
meente-commissiën zeer wenschelyk en verzocht daarom die Classen,
welke zulks nog niet gedaan hadden, het bedoelde concept-plan ter
kennisse der gemeenten te brengen Het bleek echter, dat de ge-
meenten zelve niet wisten wat zy wilden. Slechts op zeer enkele
\') Van dit plan. met begeleidend schrijven, dat bij dc Vergadering ingeleverd
werd door eene Commissie, bestaande uit de Ilccren a. v. d. beuo, w. l. krieoer,
a. rctoeiis, o. masman cu 11. wesselii\'s, cu latcr in druk verscheen, was Ds. a*
.rutgers te Haarlem de „Schrijver en Uedacteur". Hand. d. Utr. Vergad., 24 Juli
1798, art. 8.
«) Hand. d. Kerk. Comm., 11 Sept. 1798, art. 24.
-ocr page 151-135
plaatsen, zooals o. a. te Grouw en te Huizum, werden nu reeds ge-
meente-commissiën opgericlit. Er was in de gemeenten wel eene zekere
onvoldaanheid, zelfs ontevredenheid over den gang der zaken, maar
ook eene lauwheid en laksheid, waardoor men niet tot handelen kwam.
Niet minder dan anderhalf jaar ging voorhij en gedurende al dezen
tyd werd er in de vergaderingen der Kerkelyke Commissie noch over
dit punt noch over eenig ander, betrekking hebbende op de kerkelyke
en geestelyke goederen, ook maar één eenig woord gewisseld. Ten
minste de acta der Commissie bewaren hierover het diepste stilzwijgen\'
In de vergadering van 29 April 1800 en volgende dagen kwam
deze belangrijke quaestie eindelyk weer ter tafel. Er was namelyk
ingekomen een schryven van de Heeren n. van alpiikn en j. c. van
der kemp, houdende kennisgeving, dat er te \'s Gravenhage was tot
stand gebracht eene commissie uit de meeste en aanzienlykste Nederd.
Herv. Gemeenten, behoorende tot de Z. en N. Holl. Synoden tot in-
standhouding en bevordering van de behingen van den Openbaren
Hervormden Godsdienst. Deze Commissie had aan de Eerste Kamer
van het Vertegenwoordigend Lichaam der Bataafsche Republiek inge-
leverd — en ook reeds in druk doen verschynen — een gedetailleerd
request tot behoud en reclame der kerkelyke goederen, hetwelk in
handen gesteld was van het Uitvoerend Bewind, om daarop te dienen
van bericht, consideratiën en advies \'). Tevens bail deze Conmiissie
besloten zich te wenden o. a. ook tot ile Kerkelyke Connnissie van
Friesland, „ter opwekking en aanmoediging om door derzelver invloed
directie en medewerking te effectueren het daarstellen van zoortgelyke
Gemeente Commissiën en het formeren daaruit van een lighaam, het
welk door onderlinge correspondentie met die der andere Synodale
rei^sorten zo mooglyk eenen eenparigen voet zoude kunnen beramen
ter bereiking van het groote oogmerk : do instimd houding n: van den
Herv: G. dienst in ons land, zonder echter elkander in zyne huis-
houdlyke schikkingen te stremnven, of in de vrye dispositie over
byzondere eigendonnnen of goederen to belemmeren, of op iemands
rechten of huishoudlyko bezigheden inbreuk te maken" *).
De Kerkelyke Commissie, dio reeds sedert langen tyd werkzaam
was op gelyke wyze als de Ilaagsche Commissie zulks wenschte.
\') Stukken der N. i- Z. II. Gecommitteerden, 2dc stukje, blz. 5 enz.
\') Hand. d. Kerk. Comm., 29 April 1800, art. 14. Vgl. Notulen der Vergad. v.
Gecommitt. (N. & Z. II.), blz. 33. Deze notulen zijn, volgens besluit der Vergadering
van 23 Juli 1800, gedrukt ten dienste der Leden.
136
verklaarde zicli gaarne tot medewerking en correspondentie bereid en
besloot van den hoofdzakelijken inhoud van het schrijven der Com-
missie, met bijhehoorende bescheiden, aan de Classen kennis te geven.
Er was echter tevens een voorstel van de Classis Leeuwarden inge-
komen, dat de Kerkelijke Commissie een request aan het Wetgevend
Lichaam zou opstellen, „tenderende een verzoek, dat de goederen der
Geestlijkheid niet mogten worden nationaal verklaart". Men scheen
dus in te zien, dat er eindelijk eens iets behoorde gedaan te worden.
De Commissie besloot, dit voorstel aan de Classen ad referendum te
geven en wilde dan gaarne, dat zij iedere gemeente en eiken predikant
zouden sommeeren om bij tijds die gronden en motieven op te geven,
waarmede zulk een request tot behoud der bedoelde goederen zou
moeten worden aangedrongen. Men vond het evenwel, zoowel wegens
den aandrang van sommige Classen, in \'t byzonder van Franeker,
als omdat de tyd, gedurende welken de predikanten volgens de staats-
regeling hunne tractementen nog behielden, ten einde liep en „raet
delibereeren verloren ging", allernoodzakelykst, om, in afwachting
van een meer gedetailleerd request, waarover, volgens het voorstel
van Leeuwarden, de Classen nog beraadslagen moesten, nu reeds, van
wege de leden der Commissie persoonlyk, een praealable request aan
de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam der Bataafsche
Republiek te zenden. Men twyfelde niet, of dit zou, om de opge-
gevene redenen, aan de respectieve Classen „alzins aangenaam" zyn.
Staande de vergadering werd dan ook het volgende request ontworpen
en aangenomen :
„Aan de eerste Kamer van \'t vertegenwoordigend lighaam
„der Bataafsche Republiek
„De Ondergeteekenden door de eenparige zamenstemming van ge-
„noegzaam alle de Gemeenten der Herv: Kristenen in het voormalig
„gewest Friesland, en dus door een aantal van byna loojjoooo»)
„zielen, belast met de behartiging .van der zeiver algemeene belangen,
„en wel in \'t byzonder met de zorg voor de fondsen en inkomsten
„van den Openbaren Eerdienst, zyn uit hoofde van deze hunne be-
„trekking verpligt zich tot UI: te wenden en met Uehoorlyk respect
„UI: te vertonen:
m
„Dat- het verkeerd begrip, waar in zommige menschen verkeren,
„wegens den zin en mening van \'t 4\'\'° der additionele artikelen tot
\') I/and. d. Kerk. Comm., 29 April 1800, art. 15, part. No. 1.
\') Verkeerde schrijfwijze voor honderd dertig duizend.
137
„de acte van Staatsregeling, vele ongunstige gevolgen heeft, en nog
„meerdere in \'t verschiet doet zien; zoo als reeds in een der steden
„van dit gewest — het erroneus en verkeerd verstaan der addit: arti-
„kelen, de opschorting van de betaling der Predikantstractamenten,
„gelyk de Ondergeteekenden onderricht zyn, beeft te wege gebragt —
„dat daar door minkundigen en niet door zienden niet weinig ontrust,
„veele gemoederen van de plaats hebbende order van zaken afkeerig
„gemaakt, of in hunne ingenomenheid daar tegen versterkt worden.
„Dat de Supplianten niet gaarn uwe veelvuldige en gewichtige
„bezigheden willende vermeerderen, of met ontydige of nodeloze adres-
„sen ül: lastig vallen, wellicht nog langer zouden gezwegen hebben,
„ware het niet, dat zij en om allen blaam van nalatigheid, in bet
„behartigen dei gewigtige belangen van een KrkGenootschap, zoo
„zeer verre het grootste getal der zielen in dit voormalig Gewest
„uitmakende, van zich te weren en om de in dezen tyden voor al zoo
„nodige kalmte en eensgezindheid in de gemoederen der menschen to
„bewaren, en te bevorderen; zich hadden verpligt gezien dit stilzwygen
af te breken.
„De Supplianten zullen voor als nog UI: niet ophouden met een
„ampel en bondig betoog der klemmende redenen, welke het recht en
„de aanspraak der Herv: Kristenheid in dit voormalig Gewest op do
„fondsen en inkomsten, waar uit hunne Leeraars tot nog toe zyn
onderhouden geweest, boven allo betwistinge stellen; vele der gronden
„en redenen, in een adres van Gemagtigden te Dordrecht, Delft,
„Leiden, Rotterdam, Schiedam, Gouda, Schoonhoven, Gorinchem,
„\'s Hage, Brielle, Breda, Haarlem, Hoorn, Enkbuizen en Edani —
„onlangs by UI: ingeleverd, kunnen wy, mutatis mutandis, de onze
„maken, zoo als wy ons provisioneel tot de zelve refereren, gelyk
„wy ook doen tot de voorname gronden van een adres in den jare
„1797, door meer dan 20,000 hoofden van. huisgezinnen in dit voor-
„malig Gewest aan de 2de Nationale Vergadering ingeleverd en
„verteekend; terwyl wy zeker zyn in het adstrueren dier grondbe-
„ginzels met betrekking tot dit voormalig Gewest, de zaak tot die
„blykbaarheid te kunnen brengen, welke elk onbevooroordeelden van
„der zeiver gegrondheid zal moeten overtuigen. Daartoe, wanneer bet
„of door UI: verlangd wierd, of anders de omstandigheden bet mogten
,vorderen, zullen de Ondergeteekenden zich gereed houden, terwyl
nzy UI: gedienstig verzoeken in dezen verklaard te worden voor
»diligent, en dat het U:l: behagen moge tot wegneming van ver-
„keerde indrukzels en denkbeelden te decreteren, dat de additioneele
138
„artikelen tot de acte van Staatsregeling nooit kunnen of zullen ge-
„duid worden ten nadeele of eenige praejudicie van het onbetwistbaar
„recht, \'t welk de Herv: Gemeenten in het voormalig Friesland heb-
„ben op de goederen en revenuen, waar van zü \'t vrü genot aan
„hunne resp: Leeraars hebben opgedragen, en zij in der zeiver ge-
„ruste en ongestoorde possessie zullen worden gemaintineerd: of dat
„ten minste aan geene dier additioneele artikelen, in welken zin
„die dan ook mogten worden opgevat, eenige voor \'t Herv: Genoot-
„schap nadeelige executie zal worden gegeven, voor en al eer\'t Herv:
„Genootschap nader zal zijn gehoord, en in de gelegenheid gesteld
„des zelfs, zoo het meent, ontwijfelbare rechten nader te adstrueren.\'\'\')
Al de Classen betuigden aan de Kerkelijke Commissie „haar ge-
noegen" over de inlevering van dit request. Toen men in September
1800 nog geen besluit van het Wetgevend Lichaam hierop ontvangen
had, meende men niet langer te mogen wachten met het doen van
nadere stappen. „Nadien — zoo melden de Acta der Kerkelyke Com-
missie — „nadien men vreesde dat men de betaaling der Praedikanten
van \'s Lands weege met den 23: April den volgenden Jaars zoude
doen eindigen, nadien de toestand der Vaderlandsche Kerk dus hoe
langer hoe hachelyker wierd, en men tot nog toe geen hoop heeft
om zig zonder nader Adres met een gunstigen uitslag te durven
streelen, als mede, nadien de eerstkoomende gewoone Vergadering
van de Kerkelyke Commissie eerst invalt in de Maand April aan-
staande, en des maar zeer weinige daagen voor dat zorgelyk tydstip,
waaren de Leeden van deeze Vergadering vry algemeen van oordeel,
dat zy het nog voor hunne Committenten, zoo de respective Classen
als de Gemeinten van\'dit Gewest, nog voor zig zeiven, nog voor de
Posteriteit zouden kunnen verantwoorden, indien zy niet nogmaals
zig in tyds haasteden, om alle hunne\' poogingen aan te wenden, om
deezen noodlottigen slag af te keeren, door het inleeveren van een
gedetailleerd Request aan het Wetgeevend Lichaam, inhoudende de
kragtigste en gewigtigste motiven en bewyzen voor het deugdelyk Regt
der Herformde Kerk ter behouding van haare Goederen en Fondsen,
waarom de Kerkelyke Commissie tot dit zoo heilzaiun en hoogstnood-
zaakelyk werk gecommitteerd heeft n. d. p. «rouwek, j. van assen en
j. E. MEBros, om met den eersten zodaanig een Concept Request te
ontwerpen, en te gelyk D° Praeses gevolmagtigd als er periculum in
\') Dit request komt voor als Bijlage No. 3 achter de Hand. d. Kerk. Comm., 29
nril iflon.
April 1800.
-ocr page 155-139
mora koomt, en het hinger uitstel geen plaats meer kan of mag heb-
ben, als dan hoe eer hoe liever deeze Vergadering buitengewoon te be-
schrijven, om dit Concept Request te examineren en vervolgens ten
spoedigsten aan het Wetgeevend\' Lichaam te verzenden, hebbende
de Gecommitteerde Heeren, tot blijdschap van deeze Vergadering,
deezen gewigtigen en moe\\jelyken taak op zig genoomen; Terwyl alle
de Leeden van de respective Classen van dit Gewest, zoo het besluit
van deeze Vergadering daar toe nog tydig genoeg ter hunner kennis
koomt, namens deeze Vergadering nogmaals op het ernstigst verzogt
en opgewekt worden, by aldien zy eenige bouwstoffen tot dit Request
meenden te kunnen aanbrengen, zulks op het spoedigste aan een der
drie Heeren Gecommitteerden per Missive te willen meededeelen." \')
Aan een vroeger gedaan verzoek, om eenige by zonderheden mede
te deelen aangaande de fondsen voor den Eeredienst, was maar door
enkelen voldaan. Zoo waren eenige berichten ingekomen van de pre-
dikanten h. mmiuay te Makkum\'), p. kutsch teHemelum®), t. reneman
te Hindeloopen , a. benthem te Schingen , is. hemsing te Min-
nertsga"), p. nota te Berlikum\'\') betrekkelyk tot Oldeboorn, j. van
assen te Harlingen, d. f. van oiffen te Heerenveen ®), r. i. knoll to
140
Gerkesklooster en van eene door de Classis Sneek benoemde Com-
missie. Al deze berichten werden aan Ds. brouwer ter hand gesteld,
voor zoover zij niet reeds vroeger bij hem zeiven ingekomen waren,
om er zoo mogelijk voor het Request gebruik van te maken, terwijl
Ds. VAN ASSEN verzocht werd, om voor ditzelfde doel verscheidene
papieren, die op de pastorie-goederen betrekking hadden, te lichten
uit de Classicale Kas van Franeker.\')
De Heeren brouwer, van assen en mebius zetten zich met ijver aan
den arbeid en reeds den llden November kwam de Kerkelyke Com-
missie buitengewoon byeen, om het door hen ontworpen request te
overwegen en vast te stellen, ten einde het daarna te teekenen en
aan het Wetgevend Lichaam te verzenden. Na voorlezing van het
concept, „betuigden alle de Leeden hetzelve zoo mannelyk, bondig,
gegrond en overtuigend te bevinden, dat zij alle reeden hadden, om
de Gecommitteerden ad hanc causam voor die aangewende moeite
den hartelyksten en wärmsten dank te betuigen — er voor zig zeiven
niets te kunnen by voegen, en gevolgelyk geene de minste bedenke-
lijkheid te hebben om hetzelve als het hunne over te neemen en te
doen inleeveren". Men besloot echter, omdat het request aan zulk
een aanzienlyk Lichaam gepresenteerd zou worden en omdat het onder
de oogen van het groote publiek zou komen, het den volgenden dag
nog eens bedaard over te lezen en te overwegen, „om dit belangryk
stuk alle moogelyke voorzigtigheid en nauwkeurigheid by te zetten" 1).
Dit geschiedde en nadat eenige veranderingen, die men noodig oor-
deelde, gemaakt waren, werd het request door al de leden deir Ker-
kelyke Commissie geteekend en de praeses tot de verzending en het
laten drukken gemachtigd. Veertien dagen later, den 26sten November
1800 werd het 23 pagina\'s drnks beslaande stuk, namens de Com-
missie aan de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam des
Bataafschen volks ingeleverd door den Advocaat n n, andreae Gz.
Nog in hetzelfde jaar verscheen het in druk by den Boekverkooper
dionysius romar to Fraucker, die het tegen den prys van 4 stuivers in
den handel bracht.
i;,
I
\') riETER ISAÜK KNOLI., prcd. tc Gcrkcskloostcr 1798—1802, tc Scxbicrmn 1802—
21 Manr^ 1839, toen liij overleed.
\') J/and. d. Kerk. Comm., 17 Sept. 1800, art. 23.
\') JTand. d. Kerk. Comm., 11 Nov. 1800, art. 2.
\'■) Voor dc copie kreeg dc Kerkelijke Commissie 24 Ex. gratis en 150 Ex. voor
den halven prijs. De 24 Ex. waren voor de Classen en dc leden der Kerk. Comm.
De 150 Ex, werden gezonden aan de leden van het Wetgevend Lichaam, van het
141
Terecht werd dit request bondig en overtuigend genoemd en naar
waarheid zeggen tpeij en dermout er van: „De vriesche kerkelyken
hadden zich hierin ongemeen wel en gelukkig gekweten." Tweeërlei
stelden zy met dit request zich voor. Zy wilden namelyk „I. Het
ontwyfFelbaar recht der Herformde Gemeenten in dit voormaalig Gewest
op de Goederen en Fondsen, waaruit hunne Leeraars enz. tot nog
toe zyn onderhouden geweest" aanwyzen en „11. Aantoonen, dat het
Vierde Addit. Articul tot de Acte van Staatsregeling dat recht niet
wegneemt of kan wegnemen." Ter staving van het eerste beroepen
zy zich op het feit, dat de bedoelde goederen het eigendom zyn der
„plaatzelyke gemeentens", gelyk blykt uit de natuur en gesteldheid
dier goederen, die op de eene plaats meer, op de andere minder zyn
en uit den aard der zoogenaamde suppletie-tractementen, die de
vroegere Staten van Friesland zich by resolutie van den 23sten Juni
1744 verbonden hadden aan de predikanten „ten allen tyde" uit te
betalen. Zy wyzen er verder op, speciaal wat de gemeenten van het
Bildt aangaat, dat de koopera van de zoogenaamde Bildtlanden vol-
gens koopbrief van den 7den Juli 1752 verplicht zyn „voor altoos",
om de predikanten en schoolmeesters der drie Parochiënhunne
tractementen uit te keeren en kerken, torens, pastoriën en school-
meesters-huizen behoorlyk te onderhouden. En eindelyk toonen zy
iuin, (hit de wyze waarop en de personen door wie die goederen en fondsen
bestuurd en beheerd worden, in het minst geene verandering teweeg
brengt of brengen kan in den aard en de natuur dier goederen of
in het recht, dat do plaatselyke gemeenten daarop hebben. — Wat
het tweede aangaat, gelooven zy niet, dat al de goederen en fondsen,
waaruit de Leeraars tier Hervormde gemeenten tot nog too betaald
werden, zonder uitzondering bedoeld zyn, maar al was dat zoo, dan
zou aan dat artikel, als zynde „lynregt strydig met de groote grond-
beginzelen, waarop elk Maatschappelyk gebouw rust", toch geen exe-
cutie gegeven mogen worden, omdat daardoor „de eerste grondregels
van rechtvaardigheid, het heilig, het onschendbaar recht des eigen-
ITitvocrcnd Hcwind, van het l")cpavtcmuntaal Hostiiur cn van dc Commissie van
1\'^inanciën in liet Departement van den Kems (voorm. Fricshind). Tevens besloot dc
Kerkelijke Commissie dc noodige exemplaren tc koopcn tegen den vollen prijs, om
«wn iedere gemeente onder dc zes Classen con te kunnen zenden, met con begelei-
denden brief, dien de Heer romak aannam gratis te zullen drukken. JlanJ. d. Kerk,
Comm. 11 Nov. 1800, art. 4, cn 1.3.
\') Gesch. d. N. If. Kerk, IV, 18G.
Sint Anna-, Sint Jacobi- cn Vrouwen-Parochie.
-ocr page 158-142
doms oumiddelijk verbrooken zoude worden." Zij zetten dan uiteen,
dat bet de bedoeling niet kan geweest zijn, nocb van de ontwerpers
der Staatsregeling, noch van de natie, die de constitutie aannan^,
,dat de plaatzelijke gemeenten haare eigendommen, zonder eenige
bijgevoegde reden zullen ontnoomen worden". Verder toonen zy dan
aan, dat, indien het 4de der additioneele artikelen alle bedoelde goe-
deren en fondsen nationaal verklaart, van tweeën één daaruit volgt,
of dat de natie tot het hare maakt wat het hare niet is, öf dat de
zinsnede uit dat artikel: „blijvende nogtans onverlet de aanspraak,
welke eenig Lichaam of Gemeente daar op mögt maaken^\'\' niets beteekent
maar „van allen zin ontbloot" is. Na verklaard te hebben, dat er in
Friesland geene geestelyke goederen zyn, die in de termen van het
4de Additioneele artikel vallen, daar de kloostergoederen deels voor
de oprichting en tot onderhoud der Franeker Academie, en dus tot
de Nationale Opvoeding besteed zyn, deels reeds lang geleden ten
profyte van het Land, om in Oorlogskosten en andere dringende
behoeften te voorzien, verkocht werden, eindigen zy ten slotte met
hunne wenschen bekend te maken. Zy verzoeken namelyk de Burgers
Vertegenwoordigers gedienstig, dat het hun behage te decreteeren:
„Dat de Goederen en Fondsen, waar uit de Leeraars der Herformde
Gemeenten in het voormaalig Gewest Friesland tot nog hunne Trac-
tementen hebben getrokken, als zynde Plaatzelijke Gemeente goederen,
niet vallen in de termen van het eerste gedeelte van het vierde der
Additioneele Articulen tot de Acte van Staatsregeling, als zynde
dezelve geene Nationaale of Provinciaale Goederen, en hebbende de
Natie dus daar op geene recht en aanspraak. Dat de Vertooners vol-
daan hebben aan het tweede lid van voorschreven Articul door het
maaken van eene wettige aanspraak op de Fondsen en Goederen,
waar uit de Herformde Leeraars in\' dit voormaalig Gewest tot nog
zyn onderhouden geweest, en in allen gevalle ten deezen opzigt ver-
klaard moogen worden voor diligent. Dat diensvolgens de Herformde
Gemeentens en derzelver Leeraars blyven in de Possessie van voor-
schreven Fondsen en Goederen, en daar in zullen worden gemain-
tineerd; onverlet zoodanig recht of aanspraak, welke deeze of geene
op dezelve of een gedeelte daar van zoude vermeenen te kunnen of
moeten sustineeren." \')
Men gevoelde echter, dat er nog iets anders gedaan moest worden
dan requestreeren by het Wetgevend Lichaam. Reeds in de Verga-
\') Dit request is hier achter te vinden als Bijlage C.
-ocr page 159-143
dering van 8 Juli 1800 was, onder de particularia, het voorstel gedaan,
om, daar er waarschijnlijk spoedig met meer zorg gewaakt zou moeten
worden voor de bewaring van de fondsen voor den kerkelijken Eere-
dienst, in elke gemeente eenige gecommitteerden met genoegzame
volmacht te doen benoemen, met welken de Kerkelyke Commissie
dan ten allen tyde correspondentie en ruggespraak zou kunnen hou-
den en die men tevens zou kunnen lastigen om het gerevideerd plan
van kerkelyke wetten, waarover wy later spreken zullen, te mogen
goedkeuren \'). De Classen keurden dit goed en in de daaropvolgende
September-vergadering werden de predikanten s. gardinoiüs van Wol-
sum c. a. en j. e. mebtos van Rijperkerk c. a. en de ouderling f. j.
van slooten vau üokkuui verzocht, de daarvoor benoodigde stukken
te concipieeren. Nog in dezelfde vergadering leverden deze Heeren in
1®. een concept-brief aan de respective classen, 2®. een concept-circu-
laire missive uit naam der Kerkelyke Commissie aan al de Hervormde
Gemeenten in Friesland, om ze op te wekken tot het benoemen van
Gecommitteerden, 3". een concept-plan van de wyze van oprichting
van Gemeente-Commissiën, en 4\'. een concept-instructie voor zulke
commissiën. Na eenige weinige doch noodige veranderingen werden
al deze stukken goedgekeurd, terwyl men besloot dc laatste drie stuk-
ken te laten drukken om ze aan de classen voor haarzelve en voor
de gemeenten, die tot haar behoorden, te zenden, en Ds. van assen
machtigde, ,om zulks zoo spoedig, en zoo menagieus, als mogelyk
was, en onder de striktste geheimhouding te bezorgen\'"). Om te doen
zien, wat men met deze gemeente-comniissiën bedoelde, laat ik het
derde stuk, zooals het door de Kerkelyke Commissie vastgesteld was,
hier volgen.
„Wyze van oprichting van Gemeente-Commissien lu de
„Herlbrnulo Gemeenten van het Kerkelyk Friesland.
„Art. 1. Er zal in ieder der Hervormde Gemeenten, alwaar zulks
„nog geen plaats vindt, of geene behoorlyke volmagt verleend is,
„eene Gemeente-Commissie worden aangesteld, of, waar zy aangesteld
„is, met eene behoorlyke vohnacht .worden voorzien, om de Kerke-
„lyke en Godsdienstige belangen der Gemeente te helpen bevorderen.
„Art. 2. Deeze Commissie zal bestaan of uit den Kerkenraad der
„Gemeente, de Predikant of Predikanten derzelve daaronder begrepen.
\') Hand. d. Kerk. Comm. 8 Juli 1800, arl. 22, No. 3.
Hand. d. Kerk. Comm., 18 Scpt. 1800, art. 13, 22 cn 27.
-ocr page 160-m
144
of uit zulke andere Persoonen, vier, vyt of zes, of meer ofmin, naar
den toestand der Gemeenten, en derzelver goedvinden, buiten ot
benevens den Kerkenraad; alleen dat dezelve voor braave, yverige en
werkzaame Mannen bekend staan, en die boven al liefhebbers van
onze zuivere Godsdienstleere zyn; en onze Kerk een toegenegen hart
toedragen.
„Art. 3. De Gecommitteerden, welke tot deeze Commissie worden
„aangesteld, zullen verkooren worden in de respective Gemeenten
„door dezulken, welke tot de Gemeente-Vergaderingen, naar het
„gebruik, dat by ieder Gemeente plaats heeft, plegen opgeroepen te
„worden; — of, waar het gebruik nog iets bepaalt, door alle Mans
„Ledematen en Hoofden der Huisgezinnen, den Herformden Gods-
„ dienst toegedaan.
„Art. 4. Deeze worden door den Kerkenraad der onderscheidene
„Gemeenten op zekeren dag en uur, door den zei ven te bepaalen,
„tot de stemming van Gecommitteerden opgeroepen.
„Art. 5. De Predikanten en Kerkenraaden dragen zorg, dat liet
„werk der stemming stichtelyk en met orde geschiede.
„Art. 6. In eene Gemeente, waar geen Predikant is, behoort de
„Kerkenraad, een der naastgelegene Predikanten, of indien het op
„Zondag geschiedt, den geenen, die den dienst verricht in de vacante
„Gemeente, ter meede directie te verzoeken; en de verzochte Predi-
„kant zal in dit geval, dit, zonder gewichtige reden, niet mogen
„weigeren, en dit uit liefde tot den Godsdienst verrichten, zonder
„iets daar voor te vorderen.
„Art. 7. De Gecommitteerden, welke tot deeze Commissie ver-
„kooren zyn. worden aangesteld voor eenen onbepaalden tyd, en wel
„tot zoo lang, als de last hun gegeven door de Gemeente wordt
„ingetrokken, of de omstandigheden\' der tyden dien post mogten
doen ophouden.
„Art. 8. In deeze Commissiën worden de zaaken by meerderheid
„van stemmen tot conclusie gebragt; echter met dien verstande, dat,
„waar Gecommitteerden buiten den Kerkenraad worden aangesteld,
„dezelve in zaaken van eenig belang communicatyf handelen met den
„Kerkenraad.
„Art^ 9. Deeze Gecommitteerden met den Kerkenraad van oordeel
„zynde, dat de zaaken van zulk een gewicht en aangelegenheid zyn,
^dat de Gemeente daar over behoort opgeroepen te worden, zullen
„zulks moeten doen.
„Art. 10. Het werk aan deeze Commissiën optedragen, om door
»
I»
n
145
„dezelve met overleg en concurrentie der Respective Kerkenraaden
„uit te oefenen, bestaat in de navolgende stukken.
„1. Dat dezelve in naam der Gemeente beoordeelen onderzoeken,
„en besluiten over alle voorstellen, plans, wetten en regelen, welke
„haar van de hoogere Kerkvergaderingen, waar onder zy behooren,
„zullen worden voorgesteld tot instandhouding van goede orde, een-
„dragt. Kerkbestuur, eenvormigheid en zuiverheid in de Leer, en
„regelmaat in het uitoefenen van Kerkelyke Discipline.
„2. Dat dezelve waaken, zoo veel in haar vermogen is, voor alle
„vervreemding van Kerkelyke of Pastorye Goederen, voor zoo verre
„die aan de Gereformeerde Gemeente haarer plaatsen behooren, —
„het recht der Gemeente op haare eigendommen tegen alle onwettige
aanspraak verdedigen, — eene behoorlyke lyst van de Kerk en Pas-
„torye goederen formeeren, voor derzelver goede administratie zorgen,
„en, zoo veel als mogelyk is, bedacht zyn op de bronnen, welke
„geschikt of dienstig konnen zyn, zoo nu als voor het toekomende,
„tot instiindhouding van den openbaaren Godsdienst der Herformden.
„3. Dat dezelve het zy door de Classis, het zy door deeze Kerke-
„lyke Commissie tot correspondentie of informatie voor de by No. 2
„gemelde zaaken, en over de stiuit en toestand der Gemeente aange-
„zogt zynde, dies aangiuinde een behoorlyk verslag geven, en in
„moeielyke gevallen de inlichting en bystand van de Classis of deeze
„Kerkelyke Commissie inroepen, op dat aldus de belangens der by-
„zondere Gemeenten door eendragt en onderlinge overeenstemming
„zoo veel te beter konnen worden behartigd.
„4. Dat dezelve door de (Jlassis, waar onder de Gemeente behoort,
„opgeroejxm zynde om voor haar te verschynen, om aldaar, het zy
„afzonderlyk, het zy met andere Gecommitteerden uit andere Ge-
„ meenten overteleggen of te besluibjn over zaivken aan dezelve voor-
ntedrageu; (Jecommitteerden uit zich, en tevens uit den Kerkeraad,
„waar eu wanneer dit noodig is, verkiezen en afzenden om op den
„door de Chvssis bepiudden tyd en plaats te verschynen, en wel met
liist en procuratie om aldaar met en uit niuvm der Gemeente over de
voorkomende Zivaken overteleggen, en te helpen concludeeren.
„5, Dat aan deze Commissien een vrye toegang werde gegeven
«tot de boeken der Administratie van de Kerkelyke Goederen en
«andere papieren, welke onder de Kerkvoogden der gemeente zyn
»berustende; wordende hier door Kerkvoogden verplicht om de boeken
«en papieren aan de Commissie overtegeven onder behoorlyk llecipis,
«zoo dikwils als de Commissie dezelve zal oordeelen nodig te heb-
10 ■
-ocr page 162-146
„ben; of, wanneer de Gemeente dit oordeelt, de Administratie der
„Kerkelyke goederen met alles daartoe behoorende aan deeze Kerke-
lyke Commissie overtedragen na gedaane afrekening
„Art. 11. De Commissie ontvangt by haare aanstelling, of wanneer
reeds, maar zonder genoegzame instructie, aangesteld is, hoe eer hoe
„liever, eene behoorlyke last en instructiebrief volgens het formulier
„hier annex, welke door de Gemeente, of door daar toe benoemde
„Persoonen, in naam der Gemeente en in derzelver tegenwoordigheid
„vertekend wordt.
„Art. 12. De Commissie is verplicht goede aantekening te houden
„van haare werkzaamheden, zodra er iets van belang by haar mogt
„voorvallen, en zullen de handelingen door alle de presente Leden
der Commissie telkens met dagtekening worden ondergetekend."
Lang niet alle gemeenten waren voor het aanstellen zulker com-
missiën. Men zag er de noodzakelijkheid niet van in of men meende,
dat zü den kerkeraden het werk uit de handen zouden nemen of
men oordeelde, dat zulk eene commissie veel te veel macht en gezag
zou hebben, wat tot disorder en verwarring aanleiding zou kunnen
geven, of men wilde zijn wettig recht niet in handen van een ander
overgeven. Toch besloten nu vele gemeenten tot het benoemen van
zulk eene commissie over te gaan. De Classis Leeuwarden had aan
de gemeenten onder haar ressort gelast om voor den 12(len November
1800 bericht in te zenden aangaande haar besluit ten opzichte van
dit punt. Bijna algemeen werd hieraan voldaan, hoewel bijvoorbeeld
de gemeente van Suawoude en Tieljierk nog tot den 12den April
1801 wachtte voor zy zich, en toen nog in ongunstigen zin, over
deze zaak uitsprak\'), In de Novembervergadering van de Kerkelyke
\') Opmerking verdient hier dc verhouding, waarin, volgens dit plan, bestuur
cn beheer tot elkander staan. Ilct is duidelijk, dat dc Kerkelijke Commissie van
meening is, dat het beheer moet geschieden onder toezicht van het bestuur, en niet
op zich zelve staat buiten verantwoordelijkheid luin dc gemeenteen derzelver bestuur.
Kerkvoogden toch zouden in hunne cpialitcit op de samenstelling dezer gemeente-
commissie niet den minsten invloed uitoefenen, alleen als gewpne lidmaten der ge-
meente konden zij medewerken; toch werden zij, door het bestuur verplicht aan
de Commissie niet alleen inzage tc verleenen van alles, waarvan deze zulks begeerde,
maar zelfs het geheele beheer over tc dragen aan deze commissie, wanneer de ge-
meente dit mocht verkiezen. Volgens de Kerkelijke Commissie, die deze verplichting
uitsprak, was dus het beheer verantwoordelijk aan het bestuur. Ilct ware, in het
belang der Ncd. Ilcrv. Kerk, tc wenschen, dat dit ook in onze dagen algemeen
erkend werd. Er zou veel ellende door voorkomen worden.
«) Band 23\', No. 20, blz, 529 (Arch. Trov, Kerkbestuur v, Friesl.).
i i
I
i .
BBi
147
Commissie bleek reeds, dat gemeente-commissiën benoemd waren
te Oudega (Cl. Leeuwarden), Boornbergum, Wier, Roordahui-
sum, Jelsum, Lekkum, Wirdum Oudkerk, LJdaard, Mantgum,
Kornjum\'), Berguni, Hempens"), Rijperkerk, St. Anna Parochie,
Marsum, Warga, Warstiens, Wartena, Dokkum, Paesens en de
Lemmer. Sommige gemeenten gaven hoop, dat er met der tyd nog
wel eene commissie benoemd zou worden, zooals b.v. Jorwerd waar
het echter niet geschiedde, in andere, zooals Oostermeer had men
wegens het gering getal van stembevoegden niet tot eene stemming
durven overgaan. Eene gemeente was er zelfs, nl. die van Goutum,
welke zoo weinig van de zaak, die toch duidelyk genoeg was voor-
gesteld, had begrepen, dat zy be.sloot „geene Gecommitteerden te
zenden."^) In eene andere gemeente, te Marrum c.a., had men de
zaak zoo ernstig zelfs opgevat, dat de predikant ii. mtintinoii de ver-
gadering, in welke men stemmen zou, niet alleen met gebedopende,
maar „zyn Eerw\'\'° deed een aanspraak uit Hand: XV vs30, \'t tweede
lid en daar op Las zyn Eerwaarde Langsaam en klaar het booven
gemelde plan de gemeente voor." Vervolgens gaf hy „nog eens met
weinige en duidelijke woorden de inhoud van dit stuk te verstaan,"
maar allo moeite wius to vergeefs, do gomoonto verklaarde zich t^gen
deze ziuvk on de vergadering werd „naar het Opzingen van den
(\'XXXIII Psalm on gevolgde Zeegen Wensch door de mond Ds. ii.
muntingii geëindigt."
lu do April-vergadoring van het jaar 1801 bleek, dat nu ook
gemeente-commissiën waren aangesteld volgens \'t genoemde pbin to
lluizum, Oenkork on Wyns"), Vrouwenbuurt, Zuiderhuister veen.
Tornaard, Poudgum, Nes, Wierum Waaxens, Hiaure, Gorkes-
\') „Met (lee/.c bepmiUng, dut de Commissie alles, wat by baar beliandeld en
beslooten is, mm de geheele Gemeinte zal voordniagen." Hand. d. Kerk. Comm. II
Nov. 1800, nrt. 7.
(\') „Met deeze restrictie, dat dezelve tot geen stuk zal heli>en concliidcren, dan
met voorafgaande goedkeuring der Gemeinte." Hand. d. Kerk. Comm., II Nov. 1800,
nrt. 7.
\') Onder bepaaling, dat de Commissie in alle zaaken, welke eenige vertraaging
loclmitcn, \'t gevoelen en besluit van de Gemeinte zal vraagen en afwagten." Hand.
d. Kerk. Comm., 11 Nov. 1800, art. 7.
\') Hand. d. Kerk Comm., 11 Nov. 1800, art. 7.
\') Band 23\', No. 20, blz. 549. (Arch. Prov. Kerkbcst. v. Friesland).
\') Giekerk, met Oeiikerk cn Wijns eene combinatie vormende, „tot dus verre
"og weigeragtig." Hand. d. Kerk. Comm., 22 April 1801, art. 24.
\') Nes cn Wierum, hoewel samen eei»e gecombineerde gemecnt«, hadden toch ieder
eene afzonderlijke Commissie benoemd. Jfand. d. Kerk. Comm., 22 April 1801, art. 24.
10*
-ocr page 164-"1
148
klooster, Holwerd, Buitenpost, Burum, Schiermonnikoog, Oud woude,
Anjum, Blija, Kollum, Augustinusga, Wanswerd, St Jacoba Parochie,
Sneek, IJsbrechtum, Scharnegoutum, Goënga, Sybrandaburen, Rau-
werd, Britswerd, Oosthem, Wolsum, Oudega en Idsega, Gaastmeer,
Woudsend, Wykel, Oudemirdum, Deersum en Makkum en Cornwerd.
Verder kwamen er geene berichten aangaande deze zaak in, noch
bij de Classen, noch bij de Kerkelyke Commissie. Wel sprak deze
laatste nog telkens over dit punt, totdat zy in hare vergadering van
September 1803 besloot, „dat dit artikel voortaan wel ex actis konde
blyven". Slechts in een zeer klein gedeelte der Friesche gemeenten
had men dus aan den wensch der Kerkelijke Commissie voldaan.
Deze heeft het ongetwyfeld zeer goed bedoeld, toen zy het aanstellen
dezer gemeente-commissiën trachtte te bewerken, majir veel vreugde
van haar werk heeft zy niet beleefd. Van eenige werkzaamheid dezer
commissiën is my zoo goed als niets gebleken.
Intusschen begon men zich meer en meer bezorgd te maken. In
het laatst van 1800 was hier en daar, hoewel lang niet overal, o. a.
onder de Classis Zevenwouden alleen maar in het district van Opster-
land, door den Raad der Gemeente aan sommige predikanten eene
missive gezonden betrekkelyk eene aanschryving van den Agent van
Financiën aan het Departementaal Bestuur van de Eems en door
hetzelve aan de Raden der Gemeenten, ora eene specifieke opgave
van alle zulke Geestelyke Goederen en Fondsen, als by het 4de der
Addjtioneele Artikelen bedoeld waren, en waaruit geheel of ten deele
de Leeraars en andere beambten der Hervormde Kerk tot nog toe
hunne tractementen en pensioenen ontvingen. De Kerkelyke Com-
missie had toen den raad gegeven om wel eene opgave van die goe-
deren te doen maar onder mededeeling, dat die, als plaatselyke eigen-
dommen der gemeenten, niet in het genoemde artikel bedoeld konden
zyn By publicatie van den 31sten Maart 1801 werden nu alle
Ontvangers of administrateurs van zulke geestelyke goederen en fondsen
aangeschreven, om binnen den tyd van zes maanden aan de Eerste
i Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam opgave te doen van alle
geestelyke goederen en fondsen, die onder hun beheer w.aren, van der-
zelver herkomst, inkomsten enz. De Kerkelyke (kommissie benoemde
nu in hare vergadering van April 1801 de Heeren Ds. r. brouwer en
Ouderling f. j. van slooten om baar voor te lichten aangaande de
wyze, waarop dit zou moeten geschieden en over de beste manier om
|. \') Hand. d. Kerk. Comm., 11 Nov. 1800, art. 14.
\'i
i:
1443
zulks ter kennisse van de genieenten te brengen üe Classen zouden
tevens verzocht worden te zorgen, dat de gemeenten ondertusschen
geene voorbarige en onvoorzichtige opgaven of stappen deden, en de
gemeenten op te wekken tot het verzamelen van noodige stukken,
zoo zy daartoe in de gelegenlieid^mochten zyn, ten einde die dan aan
hare Classen of derzelver commissiën toe te zenden. Tevens werden
de genoemde Heeren gemachtigd tot nadere adstructie van het reeds
ingeleverd Request, „zoo zy zulks na bekoomene Informatien noodig
mogten agten" \'). Reeds in Juli daaraanvolgende brachten zy over
het eerste punt een zeer nauwkeurig rapport uit, dat door de Ker-
kelyke Commissie „volkomen goedgekeurd" werd\'). Volgens dit rap-
port werd nu vastgesteld het volgend
\') Ilar.d d. Kerk. Comm., 22 April 1800, art. 30, part. No. 2.
\') In dit iiipport beantwoorden zij twee vragen: 1°. Wie moet dc opgave doen?
en 2". Hoe moet die o])gave ingericht zijn? — Hoe zij meenen, dut het, volgens dc
letter der Piiblioatic, bctwijleld kon worden, of die jiredikantcn, die in het bezit
der 1\'astorie-Goedcren zijn, wel tot de bedoelde o])gavc verplicht zijn, omdat zij
onder de verschillende personen cn qualitciten, van welke die opgave gevorderd
^vordt, niet duidelijk genoemd zijn, achten zij het toch het voorzichtigst, dat ook
die predikanten „onder eenige voorafgaande salutaire clausule die oi)gaavc doen."
Aangaande die predikanten echter, die hun tractement uit \'s Lands kas ontvangen,
schijnt het bun zeker toe, dat zij geene opgave behoeven tc doen , wyl zij hoegenaamd
geene administratie hebben; tc meer nog, daar dc Commissiën van Fin an tien
der voormalige Gewesten uitdrukkelijk in dc luiblicatic worden genoemd onder
hen die de opgave moeten doen, en zij het ook eigenlijk zijn, die de Fondsen ad-
»ninistreeren, uit welke die predikanten betaidd worden. — Ook dc predikanten uit
dc steden, die door Stads- of Geestelijke Ucntmcpsters of Ontvangers betiuild worden,
■kunnen volstiuin met het doen eener opgave aan dezen over te laten, „mits er in een
lader in tc lecvcren Adres eene clausule ingcvlogten worde, dat zoo wanneer bevonden
"logtc worden door die Administrateurs &c. eenige verkeerde of abusive ojigaave ten
"adeele der Herformde Gemeente on Looriuirs gedaan te zijn, zulks ten allen tijde,
dio Praedikanten en Gemeenten zal zijn onschadelijk, mot reserve om doswoegons
hun regt nader te adstrueren." In hetzelfde geval bevinden zich die predikanten ton
platten lande, die hun tmctomenton ontvangen uit l\'astorio-Goederen of Fondsen,
^velko door Kerk- of Dorpsvoogden geadministreerd worden, waaronder dus ook dc
predikanten vnn het Hildt behooren. — Hij hot doen der opgave moeten do i)rincipos,
waaro]) het rocpiest der Hervormden in Friesland gegrond is, in hel oog worden
Kchouden. Waar gcmeento-commissiën zijn behooren do predikanten in „overleg en
concurrontie" mot deze te werk te giuin. De opgave moet geschieden vóór 31 Scpt.
^801 en dient minstens acht dagen te voren ingezonden te worden aan het Deparle-
Wentaal Hostuur van den Eems of den Ouden I.Issel, onder welk van beiden men
behoort, mot eon adres aan de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam.
gecombineerde gemeenten moet de opgtivc van de I\'astorie-Gocdcren van elk dorp
■afzonderlijk plaats hebben. Het formulier, dat ten gobruike aanbevolen wordt, vindt
«non hier boven. Haud. d. Kerk. Comm., 15 .luli 1801, art. 21.
150
„Formulier van Opgaave
„De Ondergeteekende N.N. beroepen in den Jaare.....tot Leeraar
„in de Herformde (Gecombineerde) Gemeente te..............(en
„te..........) op de Vrije Pastorije, het Vrugtgebruik en de adnii-
„nistratie van alle de Pastorije Goederen aan genoemde Plaats (Plaatsen)
„en Gemeente van ouds her hebbende toebehoord, of schoon op de
„gronden in het Request namens de Herformde Gemeentens in het
„Voormalig Gewest Friesland op den 26. November 1800. by de
„Eerste Kaamer van het Verteegenwoordigend Lichaam des Bataafschen
„Volks ingeleeverd, zig volkoomen verzeekerd houdende, dat die
„Goederen en Fondsen waar uit hij in bovengemelde qualiteit zyn
„Tractement tot nog toe genooten heeft, niet kunnen vallen in de
„termen van het der Additioneele Artikelen, en schoon hij eeni-
„germate bij het leezen en herleezen der Publicatie van het Uitvoerend
„Bewind der Bataafsche Republiek van den 31. Maart 1801. in het
„onzeekere blyft of van hem in voorgem: qualiteit zodanige opgaave
„al dan niet gerequireerd wort^), egter uit Eerbied voor de Hoogst
„Geconstitueerde Magten Hever in deezen te veel dan te weinig ^vil-
„lende doen, en onder de billyke reserve, dat zulk eene Opgaave nog
„hem nog zyne Gemeente ooyt ten praejuditie zal strekken, bied hier
„neevens aan eene praecyse Staat van de Goederen en Inkomsten by
„hem bezeeten en genooten wordende:
„Een Plaats, groot na naam en faam.....Pondematen
„beswaard met ... floreen (en Huistsiuxatie) doende jaar-
„lyks te huir (na aftrek der lasten)........ƒ: —: — :
„... Pondemaaten Greide, beswaard met... floreen doende
„jaarlyks te huir (na aftrek der lasten) ......ƒ : —: —:
„Een plaatske, groot ... Pondemaaten, beswajird met...
„floreen (en Huistauxatie) jaarlyks te huir doende (na
„aftrek der lasten)...............f : —: —:
„... Pondemaaten Losland, beswaard met ... floreen
„doende jaarlyks te huir (na aftrek der lasten) . . . . ƒ : —: —:
\') Dc predikanten, beroepen op het vrije vruclitgcbruik enz. der pastorie-goederen
zijn zeer zeker bedoeld in de publicatie van 31 Maart 1801 onder dc gcncnilc tenn.
„Administrateurs van Geestelijke Goederen en Fondsen, wiuir uit te voorcn de Tracte-
menten van Leeraren der voormaals heerschende Kerk betaald wierden."
151
»Nog geniet dezelve jaarlijks uit \'s Lands Comptoir wegens
Jntressen en Revenuen van de in den Jaare 1797 verkogte
»Pastorye Landen en Goederen, waar van de Capitaalen
,in de geforceerde Heffing van de Corpora Goederen tuin
»den Lande zijn opgebragt............
nOf zoo de Gelden daar toe door den Praedikant zonder
,Verkooping genegotieerd zyn
,Dan op deeze wyze:
,Nog ontfangt dezelve uit \'s Lands Comptoir de Intressen
,van een Capitaal groot f : —: —: in den Jaare 1797. in
,de geforceerde Heffing op de Corpora Goederen aan den
, Lande opgebragt ad..............ƒ : —: — :
„Waar teegen die Goederen wederom beswaard zyn met
»een Capitaale Schuld van ƒ : —: —: waar van de jaar-
„lykscbe Intressen beloopen...........J : —: —:
„Wat de origine betreft, daar van zyn den ondergeteekenden
„nimmer eenige Charters of Papieren door Zyne Antecesseurs of der-
„zelver Erven ter hand gesteld, dog zoo veel hy kan nagaan zyn
»deeze Goederen van onheuchelyke tyden geweest en onafgebrooken
„bfcscbonwd als bet eigendom der Dorps Gemeente (en naderhand
„Gecombineerde Gemeente) van W. (en L) en meer dan waarschynelyk
„in vroeger daagen by weege van Testament, Legaaten en Donatien
„aan dezelve gemaakt door particulieren tot onderhoud van den
„Openbaaren Godsdienst en derzelver Leeraars, zonder dat er ooyt
»eenige Titul is voor banden geweest, of eenige aanspraak gemaakt,
»Waar door die Goederen zouden kunnen worden beschouwd, als
»Nationaale Goederen geweest to zyn, of bet justo titulo te hunnen
worden." •
Verder werd hun, dio in staat waren eenige byzonderheden op te
geven, waaruit kon blyken, dat die goederen, of een gedeelte daarvan
na de Iteformatio aan de gemeente geschonken of gelegateerd waren,
aangeraden zulks er by te voegen, „egter in deezen met voorzigtigheid
te werk giuindo". — Door de leden der Kerkelyke Commissie werd
nu alles wat op deze zaak betrekking bad ter kennis der respective
Classen gebracht en door deze werd het weer aan de belanghebbenden
medegedeeld.
Ook ten opzichte van tle adstructie van het Request hadden de
Heeren hrouweii en van slootkn niet stil gezeten. In de vergadering
Van September 1801, toen „reedenen van onverwylde noodzaakelykheid
^rnrnrnrnsmmmimÊmsmimÊiÊm^
152
de spoedige uitvoering vereischten", brachten zij ter tafel een Nader
Adres aan het Wetgevend Lichaam tot behoud van de Pastorie-goe-
deren en fondsen voor het Hervormd Kerkgenootschap. Dit „doorwrogt
en bondig uitgewerkt stuk" mocht de goedkeuring van al de leden
der Commissie, die er „geene de minste bedenking" tegen hadden,
wegdragen. Men besloot er opening van te geven aan Heeren Kerk-
meesters van Leeuwarden, die by de vergadering hadden ingezonden
een Nader Request, dat zy aan het Wetgevend Lichaam zouden pre-
senteeren, en het door den Advocaat andkeae te laten teekenen en
verzenden Weldra verscheen ook dit stuk, tegen den prys van 6
stuivers, bij den Boekverkooper d. bomar te Franeker onder den titel:
„Nader Adres door de Gemagtigden van genoegzaam alle de Gemeentens
der Herformde Christenen in Friesland Aan de Eerste Kamer van het
Vertegenwoordigend Lighaam des Bataafschen Volks ingeleverd. Waar in
Tot nadere adstructie van derzelver Request in den voorleeden Jaarè in-
gcdient, veele belangrijke bijzonderheden omtrent den oorsprong van,
en het recht der Herformden op de zoogenaamde Geestelijke, of liever
Pastorije Goederen en Fondsen gevonden xcorden^\\ \')
Reeds de titel doet eenigszins den inhoud kennen. Adressanten
stellen zich ten doel, ter staving van hun goed en deugdelyk recht,
eenige bedenkingen en zwarigheden uit den weg te ruimen, die aan
vooroordeel en onkunde hun ontstaan te danken hebben, maar oorzaak
zyn, dat het genoemde recht niet zoo gereedelyk erkend wordt, als
men .wel mag verwachten. Zulk eene verkeerde opvatting is het,
H I wanneer door velen „als zeker — als onbetwistbaar — als algemeen
en zonder uitzondering waar, wordt aangenomen en ondersteld, dat
de goederen en Fondsen, waar uit de Leeraars der llerfornule Chris-
tenen hier te Lande tot nog hunne Traetementen genooten hebben,
goederen zyn, die oorspronkelyk de Natie toebehooren, die te onrecht
aan de Herformden gegeeven, of wel door dezelve onrechtvaardig
geroofd, en anderen geweldaadig ontnoomen zyn; — dat hunne
Traetementen {ten minsten ten deele) uit \'s Lands kas behvald worden,
zonder ilat daar toe {want anders zoude dit zeggen van alle kra<jl cn
betekenis te eenemaal ontbloot zijn) eenige andere grond — eenige andere
verplichting aanwezig is, als de denkwyze en gosttildheid der voor-
niaalige règeering en regeeringsform hier te Lande. En wanneer men
if\'
\') Hand. d. Kerk. Comm., 15 Scpt. 1801, art. 9.
\') Hierachter te vinden als Bijlage D.
153
het eindelijk xoil doen voorkomen, als of de Herformden, wel verre van
te klaagen, of te onvrede te zyn over eenig onrecht of hardigheid
hun aangedaan, in tegendeel de ondankbaarheid ten hoogsten top
zouden dryven, zoo zy in den inhoud der Additioneele Ar-
tijkelen, niet gretig en dankbaar erkenden, de uitschit-
terende edelmoedigheid der Bataafsche Natie aan hun
in die Artykelen beweezen." Zy toonen aan, dat die goederen
niet oorspronkelyk aan de Natie toebehoorden, geen „Giften van de
tydelyke Vorsten of Regeeringen, uit Nationaale Goederen en Domeinen
genoomen en gedaan", maar het eigendom der plaatselyke gemeenten
waren. Het blijkt uit het Placaat- en Charterboek van Friesland, „dat
die Goederen Giften waaren van tyd tot tyd aan deeze of geene be-
paalde Gemeente door byzondere Persoonen geschonken of gelegateerd."
Nooit kwam het ook voor de Reformatie den Landheeren in de ge-
ilachten, dat die Goederen door hen of hunne voorvaderen uit \'s Lands
of eigen Domeinen geschonken zouden zyn. Dit wordt nu met een
beroep op oude placcaten bewezen. Maar ook al was het omgekeerde
waar, dan kon men die eenmaal geschonkene goederen niet maarzoo
weer reclameeren en nationaal verklaren. Men zou echter kunnen
beweeren — zoo gaan Adressanten voort — dat tle nationaal-verklaring
gegrond is op de Romeinsche wet „Nnllitis simt res so-crae et religiosae
et sanctnc\'\\ Aangenomen echter, wat niet nuig, dat daaruit volgt, dat
de Natie dus\'over de Geestelyke Goederen en derzelver employ naar
goedvinden kan beschikken, dan zou daaruit voortvloeien, dat niet
alleen de Gast- Wees- en Proveniershuizen met hare goederen, die
door u. j. mibeu (Hedend. Rechtsgel B II. 55. ^ 8.) ook onder do
geestelyke geteld worden, als res nullim, ter beschikking der Natie
stsian, maar evenzeer do fondsen, die door andere gezindheden, door
lloomschen, Doopsgezinden, Lutherschen enz., gebruikt worden tot
salarieering hunner leeraren, daar deze noch in herkomst, noch in
wyze van bezit, noch in bestemnn\'ng van die der Hervornulen ver-
schillen. Zy verklaren verder, dat, als zy de besproken goederen het
eigendom der plaivtselyke gemeenten noemen, zy daarmede niet be-
doelen „de goederen aan de gezanientlyke Ingezetenen van verschei-
dene Dorpen onder één Gemeente Bestuur vereenigd, als zoodaanig
toebehoorende", maar dat zy „door Gemeenten niet anders verstaan als
Godsdienstige Gemeentens, als Gemeentens van Herformden.\'\' Mocht
nien zich willen beroepen op het feit, dat de meeste dier goederen
reeds voor de Hervorming aanwezig waren, dan zou men ze nog niet
nationaal mogen verklaren, mmir hoogstens ze aan de Roomschen
154
moeten toewijzen, hoewel ook dat niet mocht, daar de gemeenten
hij de Reformatie dezelfde gemeenten, hetzelfde corpiis morale bleven.
Zou men daar tegen willen inbrengen, dat die goederen toch niet
aan de Hervormden en Hervormde Gemeenten als zoodanig geschonken
waren, dan wordt opgemerkt, dat niemand „de geheel redelooze onder-
stelling zal durven aannemen en beweeren, dat verandering van Gods-
dienstige gevoelens het recht van Eigendom verändert en wegneemt."
„De Vertooners dus, onder inhaesie van alle de argumenten en mid-
delen van defensie in dit, en hun voorgaande adres gededuceerd con-
cludeeren met fiducie, en vertrouwen beweezen te hebben, dat \'er
geen grond aanweezig is, of zijn kan, waar op, naar de Algemeene
beginzels van Rechtvaardigheid en Eigendoms-recht de goederen en
Fondsen, waar uit de Leeraars der Herformden tot nog hunne Trac-
tementen genooten, Nationaal verklaard kunnen worden." Zy ver-
zoeken eindelijk 1° dat, indien er nog zwarigheden mochten over-
blyven, die „hun by wege van pointen van Officie, praecyselyk moogen
worden opgegeeven, om daar oi), binnen zekeren genoegzaamen, en
als dan te bepaalen termyn, hunne nadere elucidatien en bewys te
kunnen en te moogen inbrengen"; dat, in geval hier of daardoor
de Administratoren der Goederen en Fondsen geene of eene gebrek-
kige en verkeerde opgave mocht zyn geschied, „zulk eene naagelaatene
of verkeerde opgaave, de Herformde Gemeentens, als welke daarom-
trent geene inzaage hebben, in allen gevalle zal zyn en blyven on-
schaadelyk, en aan hun gereserveerd het recht en de vryheid, om
wanneer zulks geblykt, dat verzuimde of gebrekkige ten allen tyde
te redresseeren, zonder dat eenige terminus fatalis of verstek daartegen
zal kunnen worden geiillegueerd"; en 3® dat, zoo men onverhoopt het
bygebrachte niet voldoende en overtuigend mocht achten, „deeze zoo
gewigtige zaak nimmer PEREMPTOIR ten haaren naadeele by eene
Polityke decisie en enkelen Hamerslag worde afgedaan", maar hun
een bevoegden rechter en rechtbank worde aangewezen, die tusschen
de natie en hen in qualiteit de meo et tuo recht kan spreken, „of
anders de nadere Verklaaring der Natie zelve op eene volledige wyze
worde ingeroepen".
Wy kunnen begrijpen, dat men tegen de aangevoerde gronden
weinig heeft kunnen inbrengen, zoodat dan ook later met reden gezegd
kon worden: „dit alleen mogen wij, als eene daadzaak, blykbaar uit
de gedrukte handelingen van het Wetgeevend Lighaam, aanmerken:
dat het recht der Herformde Kerk-Gemeenten in Friesland op de Goe-
deren en Fondsen, waaruit derzelver Leeraaren hunne Tractementen
! • J
<
155
genooten daar in zoo duidelyk, zoo gelukkig is betoogd geworden,
dat de gescherpte tanden van opzettelyke teegenspraak zig daar op
hebben stomp gebeeten." \')
Er kwam gelukkig spoedig uitkomst. Volgens Tit. IX. art. 304 der
Staatsregeling van 1798 mocht er niet eerder dan tegen het einde van
1803 verandering in de Constitutie gemaakt worden Het Uitvoerend
bewind ging echter gebukt onder allerlei bezwaren, die uit deze
Staatsregeling voortkwamen, en bood reeds in Maart van het jaar
1801 een nieuw ontwerp aan, dat echter door het Wetgevend Lichaam
verworpen werd \'). Weer ontwierp bet nu eene nieuwe Staatsregeling
en bood deze onmiddelyk aan het volk ter goedkeuring aan, met dit
gevolg, dat in October, dus slechts ééne maand na de inlevering van
het Nader Adres, de nieuwe constitutie ingevoerd werd. Het Staats-
bewind, aan hetwelk krachtens deze constitutie de uitvoerende macht
was opgedragen, toonde zich zeer gematigd en verdraagzaam. Wel
bleven nog altyd de bepalingen ten opzichte van het Hervormd Kerk-
genootschap volgens de vorige Staatsregeling van kracht, maar met
dit onderscheid, dat de Staat zelve zorg zou dragen, dat er voldoende
fondsen kwamen. Er was namelyk bepaald, dat ieder hoofd van een
huisgezin en ieder op zich zeiven staand i)ersoon, man of vrouw, mits
den leeftyd van 14 jaar bereikt hebbende, zich by een der kerkge-
nootschappen moest laten inschryven. Elk dezer alzoo ingeschrevenen
moest ten behoeve van het onderhoud der dienaren en eigendonnnen
van het kerkgenootschap, tot hetwelk hy behoorde, eene jaarlykscbe
bydrage geven, een zekere som niet te boven gaande, een en ander
nader by de wet te regelen (art. 12)1). Ten opzichte van de hoog-
leeraars, leeraivrs, en andere dienaars der hervormde Kerk schreef de
nieuwe Stivatsregeling voor, dat zy, voor zooverre zy by hare aan-
neming, in dienst waren en uit \'s lands kas bezoldigd werden of
1 Hij be.sluit van het Uitvoerend Hcwind van 28 Se])t. 1801 werd bcpimld, dat 1
do hoeveelheid der te hclTcn contributie en dc w\'^zc van verdecling der contributie i
onder dc respectieve gemeenten bij dc wet geregeld zou worden. \'.
-ocr page 172-i
156
msm
pensioenen trokken, hunne tractementen en pensioenen zouden blijven
genieten, totdat de zooeven gemelde schikking geheel in werking
getreden zou zyn (art. 14). Men wachtte echter en wachtte, maar
merkte zelfs geene voorbereidende werkzaamheden om deze bepalingen
ten uitvoer te brengen. Alles deed vermoeden, dat men de zaken wilde
laten blijven gelijk zij waren. Dit vermoeden bleek dan ook niet valsch
te zijn. Wat in de Staatsregeling bepaald was, bleef eene doode letter
en het gevaar, dat de geestelijke goederen bedreigd had, ging voorby
en de tractementen, die de predikanten enz. gevreesd hadden te zullen
verliezen, bleven behouden, en de Kerk zelve behoefde niet te zorgen
voor fondsen, die zy, naar wy met alle reden meenen, toch niet zou
hebben kunnen bijeenbrengen.
Op nog eene zaak vestigde de kerkelyke Commissie hare aandacht.
Als namelyk het in de additioneele artikelen bepaalde in werking
gebracht werd en dué iedere gemeente voor haar eigen onderhoud zou
moeten zorgen, dan zou, naar alle waarschynlykheid, menige gemeente
niet in staat blyken te zijn een eigen predikant te salarieeren. Zulke
gemeenten kon men natuurlyk niet aan haar lot overlaten. Het was
dus wel gewenscht, dat men, vóór het zoo ver kwam, wist wat
men in zulk een geval te doen had. En dan was wel het beste, dat
men zulke gemeenten met andere trachtte te combineeren. De classis
van Sneek wydde het eerst hare aandacht aan dit punt Zy maakte
namelyk een ontwerj) van eenige bepalingen, waaronder eene vacante
gemeénte zich met eene andere zou kunnen vereenigen, dat, door
haren afgevaardigde, Ds. gakdinonjs, aan de Kerkelyke Commissie in
hare vergadering van Juli 1800 voorgelezen, „de attentii; der Kerk-
lyke Commissie dermate naar zich trok, dat Ds. gardingius verzogt
wierd copie daar van aan deze vergadering tc bezorgen." Twee leden,
3 \\ de Heeren Ds. brouwer van Blya en Ds. grommi^ van Makkuni, werden
verzocht in de a. s. vergadering van September hierover rapport uit
te brengen \'). Dit had ten gevolge, dat zy toen verklaarden, dat zy
het stuk „met oplettendheid en vernieuwd genoegen geleezenhadden,
en dubbel waardig oordeelden, om mutatis mutandis. door alle de
Cliissen overgenoomen en in werking gebragt te worden"*). De Ker-
l\'] j kelyke Commissie besloot nu, aan de Classen ad referendum te geven
ki\'
t\' »
i!3
j , het volgend
\') Hand. d. Kerk. Comm., 8 Juli 1800, art. 22, purt. no. 5.
\') Hand. d. Kerk. Comm., 17 Sept. 1800, art. 24.
157
„Concept Ontwerp van Wetten en Bepaalingen in gevalle
„eene vacerende Gemeinte zig met andere zoude willen
„vereenigen.
„De Kerkelijke Commissie lieeft met goedkeuring van de respective
„Classen, noodig geoordeeld, eenige Wetten en bepaalingen vast te
„stellen tot handhaaving der goede order, en tot voorkooming van
„alle verwarring, onder welke het eene vacerende Gemeinte, die niet
„in staat is, om eenen Praedikantbehoorlyk te onderhouden, wanneer
„zulks aan de Classis, waar onder zy" behoort, gebleeken is, vry zal
„staan zig te vervoegen by eene andere Gemeinte met eenen Leeraar
„voorzien: als
„1. Zy zal zig moeten vervoegen en blyven by eene Gemeinte,
„onder dezelve Classis sorterende, indien zulks gevoeglyk kan ge-
„schieden, en zal de Chassis hier over oordeelen.
„2. Zy zal zig moeten vervoegen by eene der naastgelccgene Ge-
„meintens.
„3. Wanneer een vacante Gemeinte, die uit Gecombineerde Dorpen
„bestaat, gezaamentlyk geenen Praedikant kan onderhouden, zoo be-
»houdt yder van die gecombineerde Dorjien in den haaren de vryheid,
„om zig met eene zodanige Gemeinte te vereenigen, als voor oen
»lijder dier Dorpen het naastgeleegen is.
„4. Eeno Gemeinte, bij welko zulk een aanzoek ter Vereeniging
ngedaan wort, behoudt het volle regt, om hetzelve aan te neemen of
nte verweriien, mits dat voor het laasto geval govoegzaame reodonen
«zyn, waar over de Classis zal oordoelen.
„5. Eeno Gemeinte mot eenen Praedikant voorzien, vermag niet,
„zonder desselfs toestemming, eeno andere Gemeinte of een gedeelte
„van dezelve tot do haaro toevoegen, on zoo tegens het Contract van
„<len Beroepingsbriof zyn dienst vorzwaaren, of zijn arbeid uitbreiden.—
„Edoch zoo dio Praedikant, togen de billijke voorstolling daar over
«ajin hem gedaan, onhandelbaar blyft, zal die zaak ter decisie voor
Tide Clikssis moeten gebragt worden.
„6. Do Onderhandelingen en overeenkomsten tusschen die weeder-
TiZydsche Gomeintons zullen aan de Classis ter goedkeuring en be-
«kragtiging moeten worden aangebooden, en geen Praedikant zal
nzonder dezelve zyn dienst tot eene zodaanig aanzoek doende Gemeintt)
üOi" Dorp moogen uitstrekken.
«7. Bij de Classicale Adprobatie zullen moeten worden overgelegd
»de navolgende stukken.
158
„A. Het Accoord tusschen de Gemeintens getroffen, welk Accoord
in \'t Classicaal Protocol der Beroepingen, waar zulks gebruik-
„lijk is, of anders in de Classicale Acten woordelijk [zal]
„moeten worden geïnsereerd.
„B. Een mondeling of schriftelijk Declaratoir van den Praedikant,
„dat hij, voor zoo verre hem aangaat, die toevoeging tot zijne
„Gemeinte aanneeme, om dezelve als een getrouw Euangelie-
„Dienaar te bedienen, en dat hij in deezen geene onwettige
middelen gebruikt hebbe.
„C. Eene Acte of Beroepingsbrief, in welke den Praedikant de
„waarneeming der Euangelie-Bediening door die toegevoegde
„Gemeinte of een deel derzelve, behoorlyk wort opgedraagen,
„welke Beroepingsbrief in \'t Classicaal Protocol of Acten ins-
„gelijks zal worden geinsereerd.
„8. Eene geheele vacante Gemeinte betaalt in dit geval aan de
„Classis op eene gewoone Vergadering de gewoone Adprobatie-gelden,
„met de Jura voor den Koster. — Edoch indien die Gemeinte uit
„onderscheidene Dorpen bestaat, en zy zig van eikanderen afzonderen,
„zoo zal ijder Dorp zyn aandeel in die kosten betaalen, in dier voege,
„dat een Gemeinte, welke uit twee Dorpen bestaan heeft, ijder Dorp
„een tweede betaalt, indien uit drie Dorpen een derde &c.
„9. Een Vacante Gemeinte zig tot eene andere Gemeinte of Ge-
„meintens gevoegd hebbende, zal verpligt zyn om daar by te blyven
„tot zoo lange als zulks by het Accoord bepaald is.
„10. By het versterven of vertrekken van den Praedikant der beide
„vereenigde Gemeintens, zal die Gemeinte, welke zig bij de andere
„gevoegd heeft, de vryheid hebben, om indien zy zig weederom in
„staat mogte bevinden om eenen eigenen.Praedikant te kunnen onder-
„houden, zig wederom te mogen separeeren, indien zij zig niet voor
„altoos met de andere vereenigd hebbe. — Edoch als zy geenen Prae-
„dikant kan onderhouden, zal zy moeten blyven bij die Gemeinte,
„waar meede zy zig vereenigd hadde.
„11. De Gemeinte by welke zig zulk eene andere Gemeinte ge-
„voegd heeft zal, indien het eerste accoort zulks niet belet, bij \'t
„verstervep of vertrekken van den Praedikant, met die andere Ge-
„meinte, een zodanig nieuw Accoord moogen sluiten, als op billyk-
„heid gegrond is, welk Accoord insgelijks ter adprobatie (als boven
»art. 7 vermeld is) by de Classis zal worden ingeleeverd.
„12, Het Accoord en de Overeenkomst tusschen die twee Gemein-
„tens ingegaan, zal tot voorkooming van twist, en oneénigheeden
159
„naukeurig worden bepaald, vooral ten aanzien van den Dienst, bet
„Onderhoud en de Wooning van den Praedikant, als ook van\'t onder-
„houd der Armen, indien dezelve ten laste van de Gemeintens mogten
„koomen, ten welken einde by het maaken van het Accoord, even
„als by de Beroeping, de gewoone Consulent of Consulenten zullen
„teegenwoordig zyn, welke zorgen zullen dat alles zoo veel mogelyk
„is, naukeurig bepaald worde, en het Accoord zullen teekenen, en
hier van ter eerstkoomende Classicale Vergadering berigt geeven.
„13. De Doo^), Trouw en Leedemaat-Boeken, zullen, indien een
„geheele Gemeinte zig met eene andere vereenigt, aan den Praedikant
„der Gecombineerde Gemeintens worden ter hand gesteld, die ver-
„pligt zal zyn, de aanteekeningen in de Boeken op de bestmogelyke
„wyze te vervolgen, eeven als van eene byzondere Vacante Gemeinte,
„ten zy dat die beide Gemeintens zig voor altoos vereenigd mogten
„hebben, in welk geval er nieuwe Boeken zullen ilienen aangelegd
„te worden.
„14. Indien eene vacante Gemeinte, uit meer dan een Dorp be-
„stiiande, zig mogte uit een scheuren, en Dorpswyze tot andere naiist-
„geleegene Gemeintens overgaan, zoo zullen de Doop, Trouw en bede-
„maat-lioeken van deeze uit elkander gescheidene Dorpen of Gemeinten
„worden overgebragt in de Classicjile Casse, in welk geval de Oudste
„Praedikant, van die Stivd zal gemagtigd zyn, uit dezelve, desverzogt
„Extracten to geeven, zullende hot teevens aan dien Praedikant,
„onder welken die Genieinte zig begeeven heeft, vry staan om, des
„begeerende, visie van dezelve te hebben.
„15. Indien er van elk Dorp in \'t byzonder Doop, Trouw en
„Ledemaat-Boeken mogten voor handen zyn, zullen dezelve aiin dien
»Praedikant worden ter hand gestold, onder wiens Gemeinte zig zulk
„een Dori) begeeven heeft.
„16. Eene Gemeinte, die zig, \'t zy in haar geheel met eene andero
„Gemeinte vereenigt, \'t zy in onderscheidene Dorpen zig met andere
„Gemeintens \'t zaamenvoegt, blyft nogthans veri)ligt, om \'t Wedu-
»wengeld \'t /-y in \'t geheel in \'t eerste geval, \'t zy deelswyze in
»\'t laatste geval te betiuilon tot den tyd, dat er by de Friesche Kerk
»in dit stuk verandering worde gemaakt.
„17. Indien twee naastgeleegeno Gemeintens mogten vaceren, zal
»het insgelijks aan dezelve vry stiian, on» zig te vereenigen, alles o|)
»denzelfden voet als in de voorenstaande Articulen bepiuvlil is." \')
\') Dit concept, dat, met liet oog op de vele vacatures in de Nedcrl. Ilcrv. Kerk
-ocr page 176-160
De Classis van Leeuwarden nam dit Concept aan „als eene inter-
mediaire schikking, om in de voorkoomende gevallen te gebruiken",
terwyl die van Zevenwouden, Dokkum, Franeker en Bolsward het in
advies hielden \'). Een besluit werd dus niet genomen, en, totdat de
Synode van Heerenveen in het jaar 1804 gehouden is, werd in de
vergaderingen van de Kerkelijke Commissie telkens bepaald: „Dit
artikel wort in alle onvoorziene, dog moogelyke gevallen leevendig
gehouden." Het is my dan ook niet gebleken, dat het ooit in toe-
passing gebracht is. Trouwens, de gunstiger omstandigheden, waar-
onder, gelijk wij zooeven zagen, de Kerk weldra weer kwam te leven,
maakten deze toepassing nagenoeg geheel overbodig. Toch zien wy
ook hieruit, gelyk uit alles wat de Kerkelyke Commissie deed voor
het behoud van de eigendommen en rechten der Geretormeerde Kerk
in het algemeen eu van die van Friesland meer in het byzonder, dat
zy geene moeiten ontzag om der Kerk en haren dienaren zooveel
mogelyk van dienst te zyn.
§ 4. het kerkelijk wetboek.
Als er sprake van is, dat de Kerkelyke Commissie geene moeiten
ontzag en zooveel mogelyk der Kerk van dienst begeerde te zyn, dan
is dit ook in het byzonder gebleken by het samenstellen van een
nieuw Kerkelyk Wetboek, waaraan zy zeer veel tyd en krachten gewyd
heeft. Zooals wy boven zagen, moest het, volgens hare instructie,
„eene der eerste en voornaamste bezighéeden deezer Commissie zyn,
haaren aandacht te vestigen op de kerkelyke wetten, en de wyze t«
beraamen hoe best tot bevordering van den welstand der Friesche
herformde Kerken, een vernieuwd Plan van kerkelyke wetten en
ook tegenwoordig, mutatis mutandis, nog wel dienst zou kunnen doen, komt als
Bijlage voor achter de Hand. d. Kerk Comm. vun 17 Sept. 1800.
\') Hand^ d. Kerk. Comm., 22 April 1801, art. IG.
\') Gunstiger, in zooverre namelijk , dat het gcvsiar voor het verlies van wat der
kerk rechtens toekwam ophield te bestaan. Maar ongunstig zeker in dit ojizicht, dat
de kerk weer tot op zekere hoogte aan den Staat verbonden en onderworpen werd.
Er is waarheid in wat Mr. ii. j. smiut t. a. }>., blz. \'J zegt: „Voor een handvol goud
bragt dc kerk hare zelfstandigheid, onafhankelijkheid en ontwikkeling luin den staat
ten offer.
161
ordening daar te stellen," dat dan aan de\'goedkeuring der Classen
en Gemeenten onderworpen moest worden. \')
Gelijk bekend is, had reeds omstreeks het midden der 17de Eeuw
joiiannes wemerus\'), predikant te Marrum en Nijkerk, de onderschei-
dene besluiten der Friesche Synoden uit de Synodale Handelingen en
uit de Acta der Deputaten Synodi byeengezameld en onder zekere
titels gerangschikt. De Kerkelyke Canonicus moest vervolgens de
nieuwe Synodale besluiten en wetten in dat Extractboek ter behoorlyker
plaatse inschreven. Volgens resolutie der Gedeputeerde Staten van
Friesland van den Oden Februari 1722 en op hun last ging de toen-
malige Canonicus gaviüs nauta "\'), predikant te Oudkerk en Roodkerk,
er toe over, deze verzameling van wetten en besluiten meer in den
vorm van een kerkelyk wetboek te brengen. Hij deed dit onder
opzicht, exaniinatie en approbatie van de drie oudste predikanten
van Leeuwarden iiekmannus wesselius {dc Vader)lollius rosTUU-
\') Art. 4—6. Zie boven, blz. ".\').
\') .Tohaknks wkmkuüs was eerst pred. te Twijzcl, dniirna tc Miirnim c. ii. 16.19—
Mei ig\'.i, t<jcn bij overleed. Zie uomkin, Nnnml. v. pred. in Friesl. blz. li.").
\') Over den Cnnonicns zie het Compendium, \'rit. LXIII. De eerste mij bekende
CiinonicHS is geweest qeouou s mtinkuurs ("geboren tc Makkingn, waar zijn vader
joiiannks ja<\'oni:s m. prcd. was, ccrst pred. te licctgnm 1669—78, daarna te Schin-
ken c. a. 1678—1705, toen hij Kmeritus werd. Overleden in 1715_). Op hem volgde
1715 ni!i)0limiu8 nooiioneeiv (broeder van den bekenden elheutus n., is jircd.
tjcwcest tc Lemmer 1680—84, tn licctgnm 1C84—86, tc Oiidcga c. a. (Class. Leeuw.)
1680—88, te Workum 1088—97, tc Lccuwardcn 1097—19 Xov. 1719, toen hij over-
i<-\'cd, oud 01 jaar. Ilij is te Work>tm begraven. Den 10 Sept. 1711 is door hom op
het Vorstelijk Hof te Leeuwarden de latere Prins wii.i.em IV gedoopt). Na hem
^verd 22 Febr. 1720 tot Canonicus aangostold oavn\'8 nauta, (gcb. tc Sneek, prcd.
\'c Sehcr])enzeol 1703—5, tc Mtens 1705-15, te Oudkerk c. a. 1715—24 Nov. 1751,
\'oen h\\j overleed, oud 70 jaar). Hij werd den 18dcn .luli 1746 in deze betrekking
opgevolgd door zijn zoon iietto nxti ta (gcb. 1719 to Oudkerk, prcd. te I.Itcns 1741 —
tc Cubaiird 1765—11 Oct. 1797, toen hij overleed). Op hem volgde weer zijn
^wn EKi;wE NArTA (gcb to LUcn» 8 Oct. 1757, prcd. tc IJtens 21 April 1782—7
^cpt. 1783, tc ICdens cn Spannum 21 Sept. 1783—23 Sept. 1820, toen hij overleed).
\') Ilij resolutie van den 2.\'isten Aug. 1723 werd door do Staten aan Ds. nauta
^oor dit werk 500 gld , aan de drie piedikantcn, ondor wier oi)r,icht hij gewerkt
\'"ld, ieder 100 gld." cn aan don koster to .Leeuwarden 10 ducatons toegelegd.
\') iiEiiMANNr.s WESsELir.s, gcb. to Kmdcn 23 April 1655, word in 1078 rector tc
\'"\'mdcn na het overlijden cn in plaats van zijn vader hkum. w., was daarna jired.
St. Anna-I\'arochio 1080—82, tc Kmden 1082-84, to Leeuwarden 1684—8 Febr.
\'"31, toen hij overleed. Hij wordt bijgcniuimd de Vnder ter onderscheiding van zijn
*oon en naamgenoot uekmanni\'S w. (gob. to Leeuwarden 4 Aug. 1689, prcd. tc
Augustinusga 1710—:i, tc Vrouwen-rarochic 1711—15 cn tc Leeuwarden 1715—31
•^an. 1755, toen hij overleed. Zie over hem dc Boekzaal, Mei 1755, blz. 599—607;.
11
-ocr page 178-162
mus\') en ibertüs fennema en heeft, om zijn werk in orde te brengen,
uit het genoemde Extractboek „het breede gecontraheerd, bet ver-
ouderde uitgelaten, het duistere opgehelderd, en het Contradictoire,
zoo veel mogelijk, weggenomen." Langen tijd bestond dit werk slechts
in handschrift en enkele afschriften. Eerst in het jaar 1757 werd het
gedrukt, maar deze uitgave was zoo vol fouten en bijvoegingen, terwyl
er veel uitgelaten was, wat er in behoorde, dat het geheele werk
onbruikbaar was In 1771 verscheen eindelijk bij den uitgever h. a.
de chalmot te Leeuwardeu eene tweede, tot dat jaar bijgewerkte druk
onder den titel: Compendium der Kerkelijke Wetten van Vriesland, enz.
Toch kreeg dit werk niet het beslissend gezag van een Wetboek,
want er was nooit een formeel besluit genomen, dat dit Compendium
alleen het richtsnoer zou zyn, waarnaar alle kerkelyke zaken behan-
deld zouden worden. Werd er dus eenig verschil opgemerkt tusschen
het Compendium en het genoemde Extract-boek, dan gold het gezag
van het laatste boven de uitspraak van het eerste ■1).
Toen echter de revolutie eene groote verandering van zaken op
politiek en kerkelyk gebied te weeg Jiad gebracht, voldeed natuurlyk
het Compendium evenmin als het Extract-boek meer aan de behoeften
des tyds. Geheele titels moesten wegvallen en andere hadden eene
belangryke wyziging te ondergaan, zouden zy in de gewyzigde om-
standigheden van dienst kunnen zyn. Om maar iets te noemen, her-
inneren wy aan enkele titels uit het genoemde Compendium, b.v.
Tit.\'11 van de Alumni, daar er geene alumniaten meer werden verleend;
XXIX van den Legerdienst, die niet meer van de predikanten werd
gevorderd; XXXVil van de Scholen en Schoolmeesters, die onder het
1 Deze uitgave verscheen bij couselis •toxokhlo to Amsterdam. Na diens dood
kocht de\'Hoer n. a. d^chalmot het copierocht. Door oen „vriend" word hem oen
gecorrigeerd en bijgewerkt oxompliwr tor hand gesteld on zoo verscheen de 2do
uitgave. In de Boekzaal, Juli 1758, blz. 107 maakte Dis. o. nauta bekend, dat dc
Gedeputeerde Staten, bij resolutie van 11 Mei 1758, tot genoegen dor Synode, be-
sloten hadden te publicccrcn, dat het Compendium, in 1757 tc Amsterdam gedrukt,
in geenen dccle voor echt gehouden werd.
*) Zie het Voorbericht voor het Wetboek v. Kerken-Orde enz. Fran. 1806.
-ocr page 179-163
Onmiddelyk opzicht stonden van het politiek bestuur, dat er ook voor
zorgde; XL van het Huwelijk, dat geheel burgerlyk was geworden;
XLII van de Overheid, die het beginsel van scheiding van kerk en
staat had aangenomen en in toepassing bracht; LYHl van de Pauslijke
superstitiën en stoutigheden, waartegen men niets meer dojen kon; enz.
Men begrypt, dat een werk, als waartoe de Kerkelyke Commissie
geroken was, verre van gemakkelyk was. Reeds in hare eerste ver-
gadering, die van September 1797, wydde zy hare aandacht aan deze
zaak en besloot zy, dat ieder barer leden een ontwerp van verande-
ringen in de kerkelyke wetten zou maken en daarby zooveel mogelyk
de orde van het oude Compendium behoorde te volgen \'). Reeds in
de volgende vergadering bleek bet, dat drie leden hunne krachten
aan dit werk hadden beproefd, maar ook, dat de Classis Bolsward
tot nog toe dit artikel pt^seerde en van een nieuw Kerkelyk Wetboek
niets weten wilde\'). Men ging evenwel toch door en de praeses en
scriba der Kerkelyke Commissie namen in April 1798 op zich, een
concept-plan van nieuwe kerkelyke wetten tegen de volgende verga-
dering te zullen inleveren *). Dit geschiedde in de daarop volgende
niaand Juli, toen het plan gelezen en goedgekeurd werd, met het
besluit om het aan de Classen ter goed- of afkeuring te zenden^).
Nu begonnen echter eerst de eigenlyke moeielykheden. In Februari
1799 kwamen eenige aanmerkingen van de Classis Dokkum ter tafel,
niet verzoek, die aan de Classen bekend te makenIn de vergadering
Van April bleef dezelfde Classis er op aandringen, „dat er in het
nieuwe Compendium een beboorlyke plaats werde ingeruimd voor eene
afdeeling over den form van procederen , waar van in het gemelde
\') Hand. d. Kerk. Comm., 12 Sept. 1797, art. 12.
Hand. d. Kerk. Comm., 8 Nov. 1797, art. 12.
\') Hand. d. Kerk. Comm., 24 April 1798, art. 13. Ds. i\'. imrinin« wiis inncses
cn Ds. ,1. VAN A8SBN scribii.
\') Hand. d. Kerk. Comm., 17 .Inli 1798, art. 20. Ds. t. tadkma, dc iifgcvimrdigdc
Wn dc Classis van Holsward cn Workiiin , nam, omdat zyne Classis dit onderwerp
«passeerde", aan dc behandeling cr van geen deel. art. 11.
\') Hand. d. Kerk. Comm., 12 Febr. 1799 , art. part. no. 5.
*) Het was dan ook hoog noodig, dat er bepalingen aangaande deze ziiak gemaakt
Werden. Vroeger kon men b.v. (Compendium, Tit. XXVI. Art. IV), als men zich
over de eene of andere kerkelijke uitsjiniak bezwaard gevoelde, appelleercn „van de
Kerken tot dc Classen, van dc Classen tot dc Deputaten Synodi, van dc Dcimtiitcn
\'ot dc synode zelf." Maar sinds er geeno Synode gehouden werd , waren er ook
geene Synodale Deputaten, en, daar de Kerkelyke Commissie „generlcyc kerkelyke
»■echtsmagt of .Tudic4iture in kerkelyke zaaken" bezat, bcrn.stte dus feitciyk de hoogste
rechtsprekende macht bj de Classen. Dat was echter cone zeer bcdenkciyke anomalie.
11*
-ocr page 180-164
plan niet dan hier en daar een enkele trek voorkomt; terwijl het
gewigt der zaak vordert, dat dit stuk geregeld, volledig, en onder
duidlyke en bepaalde bewoordingen voorgedragen, in het nieuwe
wetboek gevonden worde." Naar aanleiding van dit verzoek nam de
Scriba (Ds. hugh mackay te Twijzel) op zich, »de Commissie van een
zodanige form van procederen door een in dat vak doorkundig man
ontworpen in de volgende vergadering te dienen." Ook de Classis
Sneek had aanmerkingen, die zü ,op haren tijd" zou mededeelen,
maar gaf in bedenking, of er in het ontwerp der kerkelijke wetten
niet behoorde gezorgd te worden voor de goede administratie der
kerkelijke goederen en der kerkgebouwen. Zij oordeelde het daarom
noodzakelijk, dat daarover het een en ander bepaald werd, als b.v.
„wie kerkvoogden of administratores kunnen zijn; door wie dezelve
zullen worden verkozen; hoe verre hunne magt zich uitstrekt; of de
Kerkenraden ook eenig toezicht en inzage in de administratie zullen
hebben; wanneer zy rekenschap zullen moeten doen; voor wie de
rekening geschiedt; en wie de zelve opneemt en sluit; hoe lang zy
continueren zullen enz." \') Üit een en ander zien wy, dat er nog al
leemten in het plan waren, die ten gevolge hadden, dat het nieuwe
wetboek nog niet spoedig in orde zou komen. Bovendien werd door
de Classen weinig haast gemaakt. In April 1799 had de Classis Leeu-
warden er nog niet over gedelibereerd, terwijl de Clivssen Zevenwouden
en Franeker ieder eene commissie van praeadvies benoemd hadden en
de Classis Bolsward zich over deze zaak nog altyd niet wilde uitlaten.
In September kon de Kerkelijke Commi.ssie nog geene conclusie nemen.
Leeuwarden namelijk had haar rapport nog niet uitgebracht, Franeker
had aanmerkingen gemaakt op de aanmerkingen van Dokkum, die
deze weer commissoriaal gemaakt doch waarover zy nog geen rapport
ontvangen had. Zevenwouden bleef by hare aanmerkingen, die zy in
Juli had ingeleverd en Sneek had weer iets nieuws, namelyk „dat
men nopens de beroeping van Predikanten zonder verwijl zulke bepa-
lingen behoorde te maken, als waardoor verscheidene gebreken, die
thands zouden kunnen plaats grypen, met kragt zpuden kunnen
Ken predikant, die bij de Classis werd aangeklaagd en door haar veroordeeld, kon
nu niet in hooger beroep gaan. De eerste kerkelijke rechter in zulk een geval \\va.s
tevens de eenige. Tot welke ongerechtigheden dit aanleiding kon geven, is licht na
te giuin. De Classis had feitelijk alles en daarom tc veel te zeggen. Het was dringend
noodig, dat er verandering kwam. Maar alles wat noodig is, komt daarom nog niet
tot stand. Zoo ook hier. Men diende nog eenige jaren geduld tc oefenen.
\') Hand. d. Kerk. Comm., 9 April 1799, art. 7.
-ocr page 181-165
worden te keer gegaan, en in dit belangryk point de noodige orde
en stichting zouden worden bevestigd." \') Op één punt was men echter
verdér gekomen. De Classis van Bolsward namelyk rapporteerde, dat
zy geene • verandering in de kerkelyke wetten wilde „dan alleen in
zo ver dezelve strydig mogten zijn met de tegenwoordige orde van
zaken". De Kerkelijke Commissie besloot daarom eenparig, „die Cl.
vriendlyk te doen verzoeken om hare Gecommitteerden tegen de vol-
gende vergadering der Kkl. Commissie in staat te stellen om meer
praecies op te geven welke artikelen, het zy in het geheel, of ten
deele naar het inzien dier Classis zouden moeten of behoren veranderd
te worden, en welke zouden moeten blyven, daar dit den weg ter
vereeniging van de gevoelens der Classen meer gemaklyk zoude
maken" In de vergadering van April 1800 waren eindelyk de beden-
kingen van Bolsward tegen het concept-plan ingekomen, maar welke
die waren, wordt niet gemeld. Ook het oordeel van Leeuwarden Wi\\s
toen bekend geworden, namelyk, dat de revisie der kerkelyke wetten
),voor als nog" niet moest plaats hebben, maar dat de Kerkelyke
Commissie „zich diende te bei)alen by deze 8 noodzaaklyke Pointen.
1® wie het recht van stemming tot een nieuwen Predikant behoorden
te hebben. 2° wie stemmen zouden tot Ouderlingen en Diakonen.
3® de methodus procedendi"\'. Daarentegen drongen de Classen Dokkum,
Franeker en Sneek er op aan, dat „dit werk spoedig zyn volkomen
beslag verkrygen" mocht. Zelfs wilde de Classis Zevenwouden, dat de
Kerkelyke Commissie zich niet zou „laten terughouden van deze nood-
zaaklyke werkzaamheid door de nalatigheid van de eene of andere
Classis", maar dat zy aan zulk eene Classis een korten termyn zou
stellen om binnen denzelven haar advies uit te brengen, en, zoo dit
advies niet inkwam, desnoods met meerderheid van stemmen der
andere Chussen zou be.sluiten, „verklarende eindlyk geen langer verwyl
in dezen to kunnen of willen toestaan, dan uiterlyk tot aan do laatste
Vergadering dor Kerkl: Connu, in dit jaar, zo dat althands voor liet
einde van dit lopend jivar het Kerkl: Wetboek gedrukt, en aan ile
resp: genieenten ter goed- of afkeuring aangeboden kon worden;
\') Ook deze opmerking was zeer ter zake. Bij beroc])ingcn liandeldc men hier zoo,
danr weer anders. In de eene gemeente maakte de kerkeraad een drietal en bericj)
ïelve daarnit. In eene andere gemeente liet hij uit een door hem opgemaakt drietal
stemgercehlige inanslidmaten kiezen. Terwijl elders weer de manslidmaten een
drietal formeerden en het beroc]) uitbrachten. Vaste bc]ialingcn, waaraan men zich
^ houden had, waren er niet.
•j lland. d. Kerk. Comm., 10 Sci)U 1709, art. 7.
-ocr page 182-166
houdende zich onverantwoordlyk voor alle de nadeelige gevolgen,
welke uit een langer verwijl zouden kunnen voorkomen".
De Kerkelijke Commissie benoemde nu 3 harer leden, namelyk den
Praeses, Ds. wesselius, Ds. brouwer en den ouderling Ds. n. houwink
(emeritus-predikant van Franeker), om in de volgende vergadering
een praeadvies uit te brengen ter afdoening van deze zaak en uit de
op haar betrekking hebbende stukken een geheel te maken, terwyl
het aan hen werd overgelaten, zóó werkzaam te zyn ,als ter meest
mooglyke bezuiniging van alle kosten strekken" kon \'). Deze Heeren
stelden nu in de Juli-vergadering van het jaar 1800 een gedetailleerd
concept-plan van een nieuw kerkelyk wetboek en een ontworpen
methodus procedendi aan de Kerk. Commissie ter hand, die, na
enkele veranderingen er in gemaakt te hebben, van oordeel was,
„dat dit stuk nu tot rypheid gebragt was", en besloot het ter goed-
keuring aan de Classen aan te bieden^). De Heeren w. d. grommé,
predikant, en 3i. kingma, ouderling, beide van Makkum, Heten echter
het volgend protest tegen deze resolutie in de Acta der vergadering
opnemen:
„Wy Ondergeschrevenen, Gecommitteerden van de Classis van Bols-
ward en Workum, of schoon voor ons zelven met genoegen gezien
hebbende, dat de Commissie ad hanc causam zoo veel reguard heeft
gelieven te slaan op de bedenkingen van hare Classis, en, zoo ver
zy konden nagaan, het oud compendium zoo na mooglyk gevolgd
was\', en behouden had, hebben echter ter onzer decharge nodig ge-
oordeeld tegen de bovenstaande Resolutie, zoo als die daar ligt, onze
aanteekening te moeten doen, en in actis te laten insereren, alsstrydig
met onze instructie; waar uit blykt, dat de Classis van Bolsward hare
toestemming niet kan geven tot het drukken en invoeren van een
nieuw ontworpen concept-plan van Kerklyke wetten, met ter zyde
stelling van het oude compendium, en des aan zich gehouden heeft
het recht om het zelve goed te keuren of te verwerpen, eer zy het
zelve ter kennis brengt van de Gemeenten onder haar ressort.
(was geteekend) w. d. grommé en m. kinoma."
Natuurlyk stoorde de Kerkelyke Commissie zich niet aan dit protest,
want terstond daarna gaf zy omtrent de wyze van invoering als haar
oordeel te kennen, »dat de Gemeenten door de Kerkenraden behoorden
\') Hand. d. Kerk. Comm., 29 April 1800, art. 4.
Dit concept-plan is tc vinden in het Archief v. h. Prov. Kerkbest. van Friesl
Band 23\', No. 19, blz. 419—492.
167
te worden opgeroepen om eenige Gecommitteerden, benevens den
Kerkenraad te benoemen met volle magt om de gerevideerde Ker-
kelyke Wetten te kunnen goedkeuren; bet welk daar voor zal gebonden
worden, dat de geheele Gemeente dezelve aanneemt, en tot bewaring
van de zuiverheid der Leer — de eenigheid des geloofs — en de
handhaving van goede orde, zich daar aan onderwerpt."
Eindelyk bleek het dan in dé vergadering van September 1800, dat
alle Classen, uitgezonderd die van Bolsward, het Concept-plan aan-
genomen hadden, zoodat het nu nog door de gemeenten goedgekeurd
moest worden. De Heeren gardingius, jiebius en f. j. van slooten zouden
de voorbereidende maatregelen nemen, bestaande in bet opstellen van
eene Circulaire-Missive en een Concept-Procuratie. Men wilde het
concept-plan van Kerkelyke wetten echter niet, gelyk de Classis van
Zevenwouden gewenscht had, laten drukken, maar zou zicb met enkele
afschriften behelpen, omdat „het min of meer Publiek maaken van
dit stuk, door tegenwerking van min gunstig denkenden wel eens
eene uitwerking konde hebben, geheel strydig met het heilzaam oog-
merk van de Classis van Zeeven wouden om do invoering van dit Plan
te bespoedigen". Aan de Classen werd nu voorgesteld om tot de spoe-
dige invoering mede te werken by de gemeenten. De raad werd daarom
gegeven1), om uit de gemeente-commissiën, die men, gelyk wy boven
zagen, benoemd wenschto te zien, en uit de respectieve Kerkeraden
geconmiitteerden, met genoegzame procuratie gesterkt, by gedeelten
voor eene Commissie van twee of meer leden der Classis to ontbieden,
hun dan het wetboek voor te lezen, hunne bedenkingen, indien die
mochten opkomen, zoo veel mogelyk op te lossen, en hen er toe te
brengen, dat zy namens bunno gemeenten het nieuwe wetboek zouden
approbeeren. \')
Over bet algemeen vond echter het werk, waaraan de Kerkelyke
(\'ommissio zooveel moeite besteed had, by de gemeenten weinig
byval. Zoo werd het in de Classis van Zevenwouden door de meeste
gemeenten verworpen. Slechts vier, nl. Wynjeterp, Nye-horne, Lan-
gezwaag en Aengwirden namen het terstond aan. Vyf gemeenten, nl.
Wolvega, de Blesse, Langweer, Steggerden en Scherpenzeel, hielden
het in advies tot eeno eventueele herziening der Staatsregeling. Vier
andere gemeenten, nl. Oldelamer, Tjerkgaast, Goïngaryp en Tercivple
168
hadden besloten, zich bij de meerderheid te voegen en moesten dus
gerekend worden het mede verworpen te hebben. Terwyl eindelyk van
ééne gemeente, nl. Noordwolde, in April 1801 nog geen bericht omtrent
aanneming of verwerping was ingekomen \')• Onder de Classis Leeu-
warden waren de gemeenten al evenmin met het nieuwe kerkelyk
wetboek ingenomen. Slechts drie gemeenten keurden het goed, twintig
verwierpen het zooals het daar lag efi vier verwierpen het volstrekt,
terwyl in Juli 1801 van de overige zestien gemeenten nog geen oi
geen volledig bericht was ingekomen. Ook in de Classis Franeker werd
het maar in zeer weinige gemeenten goedgekeurd, sommige gemeenten
verwierpen het en andere passeerden het vooralsnog. Dokkum trachtte
wel op de best mogelyke wyze deze zaak te bevorderen, maar stuitte
op den tegenstand van sommige gemeenten. Evenzoo was Sneek on-
vermoeid werkzaam, ook in \'t byzonder met tegen alle zydelingsche
aanvallen te waken en deze langs den weg van „minzaame overtuiging
der Gemeinten te verydelen". En Bolsward bleef ook nu by haar
eenmaal aangenomen gevoelen; zij zou zich vooralsnog houden aan
het oude compendium en hare deliberatiën over het nifeuwe hervatten,
als zij wist wat de meerderheid der gemeenten in de 5 anilere (blassen
wilde, „kunnende geen reeden zien, om hier in eenige verhaasting
te maaken".
Het is te begrypen, dat de Kerkelyke Commissie hier onder eenigs-
zins verdrietig werd. Eene commissie van praeadvies, bestaande uit
de predikanten bkoüwer, MEBms en gardingius, in Juli benoemd om
rapport uit te brengen over de vraag, hoe en wat verder op de beste
wyze gedaan moest worden, verklaarde in de vergadering van Sep-
tember 1801, „er geen anderen nog beteren weg op te weeten, dan
door de respective Classen aan de Gemeinten, die het Concept Plan,
of geheel, of pro ut jacet verworpen hebben, te laaten afvraagen
welke reedenen die Gemeinten gehad hebben, of meenen to hobben,
waarom zy hetzelve, of deeze en geene Artikelen van hetzelve, van
de hand geweezen hobben?" Hiertoe werd besloten en hiervan aan
de Classen kennis gegeven.
Eeu half jaar ruim ging voorby en toen bleek het weer, hoe weinig
actief de meeste Classen waren en hoe daar alles een slendergang ging.
Bolsward natuurlyk wilde in deze zaak niets doen; Leeuwarden had
169 •
besloten, „zig met dit stuk niet verder te bemoeijen"; Zevenwouden
moest er nog over besluiten en Franeker was het er wel mee eens,
maar had nog niets gedaan. Sneek daarentegen was „werkzaam" en
Dokkum zelfs zeer yverig, want niet alleen h^d zü nog drie afschriften
van \'t concept-plan laten maken, om die by de gemeenten rond te zenden,
maar zü had deze ook verplicht om in geval vau geheele of gedeel-
telyke afkeuring, de redenen hiervan nauwkeurig aan de Classis op
te geven. Reeds waren dan ook van alle gemeenten berichten inge-
komen, die, wegens hunne uitgebreidheid, in handen eener commissie
gesteld waren om de Classis te dienen van rapport en advies \'). In
de vergadering van Juli 1802 kreeg de Kerkelüke Commissie nader
bericht van de Classis Dokkum. Onder haar was door slechts 15 ge-
meenten het concept-plan aangenomen; 17 hadden het, met of zonder
opgave van redenen, verworpen, terwyl de andere gemeenten, wegens
het gering getal der comparanten, geen besluit hadden willen of
durven nemen. Kluchtige redenen werden opgegeven, waarom men
het nieuwe wetboek niet wilde 1). Zoo verwierp b.v. de gemeente van
Nykerk (Oostdongeradeel) het concei)t-plan, omdat „alle de Compa-
ranten wilden en begeerden dat alle Onduitsche Woorden in het
Wetboek geweerd werden", en die van Iliaure, omdat zü „het Examen
van eenen Oefenaar, niet door de Classis, maar door Praedikant en
Kerkenraad wilden verrigt hebben: uit vreeze dat de Classis van zulk
een persoon Vreemde Taaien vorderen mogte, en hü uit dien hoofde
onbekwaam mögt verklaard worden om Oeiïening to houden." Van
meer gewicht en inderdaad zorgwekkend was eene andere reden, waarom
170
men het nieuwe wetboek niet ingevoerd wilde zien. Er waren namelyk
sommige gemeenten, die er eene bepaling in opgenomen wilden hebben,
dat bij vacature, mits er geen annus gratiae was, de gemeenten „met
ses weeken naar welgevallen voor den dienst zouden kunnen zorgen".
Hierdoor zou natuurlijk gelegenheid gegeven word en, in zulke vacante
gemeenten leeraar en predikdienst geheel aan het toezicht en de cen-
suur der Classen te onttrekken. En het was in die dagen wel noodig,
dat de Classen een oog in \'t zeil hielden. In menige gemeente toch
waren door het oefening-houden allerlei verwarringen ontstaan en
de invloed van den bekenden jan de jong , die met jelle corvinüs
predikant by de nieuwe hervormde gemeente of, zooals het volk zei,
by de „pepernootenkerk" te Leeuwarden was, maar heel Friesland
doorreisde, was maar al te goed zichtbaar in de wanorde, die hier
en daar heerschte Geen wonder, dat de Classis van Dokkum het
noodig oordeelde, dat de gemeenten aan het toezicht en de censuur
der Classen niet onttrokken werden door middel van dergelyke bepa-
lingen in het kerkelyk wetboek.
Door de meeste gemeenten verworpen, kon dus het concept-plan
van nieuwe kerkelyke wetten niet ingevoerd worden. Wel had de
Classis van Dokkum verklaard, „het daarvoor te houden, dat die
Gemeenten, welke het Nieuw Wetboek hadden aangenomen, zig naar
hetzelve zouden gedraagen", maar dit geschiedde nergensAlle ge-
171
* dune moeite was dus te vergeefs. Toch gaf de Kerkelyke Commissie
den moed nog niet op. Onder de particularia in hare vergadering
van Juli 1802 kwamen namelyk deze beide vragen ter sprake, die
aan eene commissie gedemandeerd werden: „1. Of men het Oud
Compendium met het Nieuwe WetBoek niet zoude kunnen overeen-
brengen, op dat dit Stuk eens met gelukkigen uitslag tot stand
gebragt worde? 2. Of er geen Plan zou kunnen uitgedagt worden,
weegens de Beroepingen ten Platten Lande?" Toen de Kerkelyke
Commissie in de daarop volgende maand September weer samen-
kwam, werd er een door den Scriba, Ds. w. d. qkomsd^, vervaardigd
stuk ter tafel gebracht, waarin geheel het oude Compendium ver-
werkt was. Alles was in dezelfde volgorde gelaten en wat maar
bruikbaar was, h.-id hy behouden. Alle zoodanige wetten, als de tijds-
omstandigheden vereischten, waren „tusschen beiden en aan het einde
van eiken Titul uit het Nieuw Compendium overgenoomen", terwyl
telkens in margine aanwyzing gedaan was, waar dit of dat artikel
in het nieuw concept-plan te vinden was. De Commissie keurde dezen
arbeid goed en besloot aan de Classen voor te stellen, om in bare
vergaderingen van October ieder voor zicb eenige leden te benoemen
ten einde dit opstel te onderzoeken en dan in de vergadering van
Paasch-achten er over te besluiten. Werd het goedgekeurd, dan ver-
zocht de Commissie gemachtigd te worden, om het „nu voortaan ten
lligtsnoer van Prieslands Kerkbestuur" te verklaren en de respective
gemeenten hiervan kennis to geven. Ten opzichte van de beroepingen
ten platten lande meende men, dat dit een stuk wjis „met zoo veele,
en ingewikkelde zwaarigheeden omgeeven, en van zulk een delicaaten
aard", dat men er voorsbands niets in doen durfde. Men hield het
dus in advies, „in hooi), dat intusschen door do oplettendheid en
voorzigtige Cordaatheid der Classen alle wanorder in dit stuk zoo
veel moogelyk te keer gegaan, en de goede Order gehandhaafd" zou
worden \').
Voordat nog de Classen haar advies konden uitbrengen over den
arbeid van Ds. oiiomm«, was een der voornaamste struikelbrokken uit
den weg geruimd, die het tot stand komen van een nieuw kerkelyk
wetboek hadden tegengehouden. Gelyk w^j boven reeds zagen, waren
er vele gemeenten, die hunne zelfstandigheid wat al te ver wenschten
uit te breiden en in het laten houden van oefeningen en het begun-
stigen van oefenaars do meest mogelyke vryheid begeerden. Hieraan
172
kon natuurlijk niet voldaan worden, dan alleen ten koste van de orde
in de kerk. Van verscheidene kanten kwamen weldra dan ook, „wegens
het Kerkgenootschap der Gereformeerden", klachten iu bij het Depar-
tementaal Bestuur van Friesland, dat particulieren zich niet ontzagen
als Leeraars, Godsdienstonderwijzers of zoogenaamde Oefenaars zich
op te werpen en vergaderingen te beleggen of te doen beleggen niet
alleen in particuliere huizen of in schuren, niaar zelfs in de kerken
Men verzocht nu, dat het Bestuur tegen dergelijke ongeregeldheden
maatregelen zou nemen. Aan dit verzoek werd bij publicatie van den
23sten December 1802 voldaan. Volgens Art. 11 van de acte van
Staatsregeling voelde het Departementaal Bestuur zich v.erplicht, om
alle godsdienstige kerkgenootschappen de bescherming der wetten te
doen genieten, en volgens Art. 25 van het eerste Hoofdstuk van het
Friesche Departementaals Eeglement, om niet alleen zorg te dragen
voor de ongestoorde uitoefening van den Godsdienst binnen de daartoe
bestemde gebouwen, maar ook om alle wanorde te weeren. Uit de
genoemde ongeregeldheden ontstond niet alleen wanorde in het Ge-
reformeerd Kerkenootschap, maar konden ook „scheuringen, verdeeld-
heden, partyschappen en andere voor de Maatschappy schadelyke ge-
volgen geboren worden." Het Bestuur oordeelde daarom, deze dingen
„ten ernstigsten te keer" te moeten gaan , en besloot, dat geene byeen-
komsten, catechisatiën of oefeningen, onder den schyn of het voor-
wendsel om den Gereformeerden godsdienst te bevorderen, gehouden
mochten worden in de kerken, dan met voorkennis en approbatie
van den gereformeerden predikant of predikanten en met toestemming
van den gereformeerden kerkeraad ter plaatse; noch in byzondere
huizen, schuren of andere gebouwen dan met approbatie en toestem-
ming van predikant en kerkeraad en met consent van Drost en
Gerechte van de Stad of het district. Op elke overtreding hiervan
stond voor „ieder persoon, die zich daar in als Leeraar, Oefeuiuvr,
Cathegiseerder, Voorleezer, Voorzanger, of inzamelaar van Collect
Penningen" gedroeg, eene boete van 50 Goudguldens, terwyl ieder
toehoorder zou verbeuren 25 Goudguldens. Van dezo boeten zou de
helft komen ten voordeele der algemeene armen der plaats en de
173
andere helft gestort worden in de kas van het District, waar de
overtreding geschied was \').
Dit hielp wel om de orde in de kerk te bevorderen, want de oefe-
ningen hielden nu weldra geheel op. Maar met dat al kwam het
kerkelijk wetboek nog niet tot stand. De Classen waren verschrikkelük
langzaam in hare bewegingen. De organisatie was verroest en wilde
niet loopen. In Mei 1803 bleek, dat Bolsward het plan-gbomjii: aan-
nam, Franeker daarentegen het verwierp, terwyl de andere Classen
het nog iu advies hielden, Sneek en Dokkum met de mededeeling er
nevens, dat zy eerst bepalingen begeerden ten opzichte van de be-
roepingen ten plaiten lande. Niettegenstaande alle Classen verzocht
waren, om ten behoeve hiervan bouwstoffen te leveren, had nog niet
eene aan dit verzoek voldaan j\\Ien liet eenvoudig byna alles op de
Kerkelyke Commissie aankomen. Alleen de Classis vau Zevenwouden
rapporteerde in Juli 1803, dat zy deze zaak aan hare permanente
Commissie had aanbevolen, om, wanneer het noodig geoordeeld zou
worden, de noodige bouwstoffen aan de Kerkelyke Commissie te geven.
Intusschen namen de wanorde en onregelmatigheden in het stuk
der beroepingen, vooral ten platten lande, dagelykstoe; men voorzag
hiervan hoogst nadeelige gevolgen, daar „de aanwjissemle ongereegelt-
heeden eene in het oog loopemle lioogte" hadden bereikt. Daartegen-
over stond, dat „de Regeering spreekende blyken gaf,\') dat zy de
goede Orde in de Kerk wilde, en dat de ongelukkige tyden voor
by waaren, waar in men de kwaalyk begreepen afscheiding vau Kerk
en Staat te voorwendsel beezigde, om een Ryk van Verwarring to
stichten." Dit alles leidde de Heeren s. gardingius en i>. urouwer, die
reeds vroeger gecommitteerd waren tot het in orde brengen van een
reglement op de beroepingen, in September 1803 tot het doen van
eeu zeer ingrypend voorstel, dat door de Kerkelyke Connnissie in
174
dank werd overgenomen. Het rapport der genoemde Heeren verdient
hier eene plaats. Na gewezen te hebben op de bovengenoemde treurige
toestanden en verbeterde uitzichten, gaan zy aldus voort:
„Het spreekt naar ons inzien van zelfs, dat de maatreegels door de
wyze van verkiesing bij het vernieuwd Plan van Kerkelyke Wetten
voorgeslaagen, schoon misschien het naby beste, \'t welk destyds de
omstandigheeden toen gehengden, niet meer in aanmerking kan
koomen:\') niet alleen dat de Gemeenten op de duidelijkste wijze
getoond hebben, zich daar naa niet te willen gedraagen, maar ook
houdt door de gelukkige verandering, welke de teegenwoordige Staats-
reegeling voor de belangen van het Herformd Kerkgenootschap heeft
daargesteld, de eenige reeden op, waarom byna elk het recht van
Stemming was toegeweezen
„Wy meenen, dat het recht van beroeping van Predikanten moet
worden te rug gebracht, tot die geenen, welke zulks in dit Gewest
van de vroegste tyden af competeerde, van welke de goederen en
fondsen, waar uit de Predikants\'Tractementen voortvloeyen, en van
welken de goederen tot onderhoud van Kerken en Pastorien bestemd,
herkomstig zyn, te weeten tot de daadelyke Bezitters van Vastig-
heeden, die Floreenplichtig of Schotschietende zyn: Dit iseenKecht,
175
\'t geen nog overal in de Republiek gemaintineerd wort, bet welk hun
van de oudste tijden af toebehoort, en \'twelk geenzinsgereekendkan
worden vernietigd te zyn door het afgeschafte Stemrecht, zoo als het
in en na den Jaare 1640 is ingevoerd, en geoeffend.— En wordt bier
door eeven dat zélvde beginsel gevolgd, \'t welk by de ontwerping van
het Vernieuwde Wetboek ten grondslaage was gelegd geworden; eeven
eens als daar by verondersteld wierd, dat de teegenwoordigeFondsen
en Tractementen, zoo als men toen vreesde, Nationaal zouden verklaard
worden, dat de Gemeenten zelve hunne Predikanten zouden moeten
onderhouden, en dat dus die geene, welke daar toe contribueerden^
tot de Stemming van Predikanten geroepen wierden, ofschoon alleen
Leeden der Gemeente zynde in eenen ruimen zin; eeven eens behoort
het zelve, nu de oude fondsen gebleeven zyn, aan die geene, welke
\'zulks uit hoofde van den aart en herkomst der Fondsen van ouds
behoorde, die als de onveranderlijke Opvolgers en Rechtverkrygers
van de oorspronglyke Stichters en geevers dier fondsen moeten
beschouwd worden; — En, bet geen ons daar heen van zelve wyst,
is deels de verplichting, waar onder de Schotschietende Ingezeetenen
van dezelve vroege tyden laagen, en van welke zy, nimmer ontslaagen
zynde, nog aan hetzelve onderworpen moeten gereekend worden,
naamelyk, om, wanneer de Kerkelyke Goederen tot het onderhoud
Van Pastorien, Kerken en Schooien niet toereikende waaren, zulk een
defect als Bezitters der Floreenplichtige Vastigheeden te moeten sup-
pleren; deels de duidelyke inhoud van bet Staatsbesluit van den 11
Augustus 1803. betreffende do Synodaale Gelden, waar in uitdrukkelyk
gezegd wort, dat de Herformde Kerken nog aan desselfs Kerken
Ordening als te vooren gebonden en gehouden zijn, zonder daar van
ooit door eenige wettige geconstitueerde Macht ontshvagen te zyn. —
Om alle welke, en meer andere reedenen wü van-gevoelen zyn, dat
de Schotscbietendo Eigenaars en Bezitters van Vivstigheeden, die van
den Herformden Godsdienst zyn dit Recht van Beroeping van Pre-
dikanten ten allen tyde wettig kunnen reclameren.
„En zouden wy, in gevalle UHoog Eerw: deeze principes aggrö-
eerden, van gevoelen zyn: dat de Commissie, welke belast zal moeten
Worden, met bet ontwerpsn van een lleglemont voor de Synode, met
den aankleeve van dien, teevens behoorde verzogt en gequalificeerd
te worden, om het stuk der Kerkelijke Wetten en Reglementen, zoo
dat, hetwelk door deeze Commissie onder approbatie der Classen ont-
worpen is, als dat, het welk in een andere form, door den Hoog
Eerw: Heer Scriba deezer Vergaadering is gesuppediteerd, op nieuw
176
onder handen te neemen, en daar omtrent zoo ten opzicht van de
Beroepingen en de Kerkelyke Vergaderingen als anderzins, zoodaanige
Veranderingen en verbeeteringen te ontwerpen, als noodig zal bevonden
worden, omme zulks gezien en geëxamineerd zijnde by deeze Verga-
dering, ter deliberatie en goedkeuring der Classicaale Commissiën en
Classen gebracht te kunnen worden, ten einde het zoo noodig stuk
der Kerkelijke Wetten op de eerstkoomende Sijnodus finaal moge
gearresteerd worden, en tot weering van alle Wanorde op eenen vasten
voet worden gebracht. Dit alles echter onderwerpende aan Ulieder
verlicht oordeel.\'\' \')
Zooals wy zeiden conformeerde zich de Commissie met ,dit zoo
bondig, en op zulke gewigtige gronden rustend Rapport," gelijk zy
het noemde. Dat er op deze gronden nog al iets af te dingen valt,
hebben wij hier slechts te constateeren, zonder dat wij thans in by-
zonderheden daarover behoeven te treden Behalve die van Leeu-
warden, die het in advies hield, lieten alle Classen zich dit rapport
met dankzegging welgevallen, In de vergadering van Maart 1804
besloot nu de Kerkelyke Commissie, van de Classen autorisatie te
vragen ,om \'t vernieuwd plan van kerkelyke Wetten, na de omstan-
digheden en behoeften der Tyden gewyzigd noch maals gerevideerd,
aan de Classen Ante Synodaal\'), of zoo veel eerder mooglyk is, aan
te bieden, ten Einde het zelve, op de Synodus Formeel en Finaal
geconcludeerd worde."*) Behalve de Classis van Leeuwarden, die deze
geheele zaak wenschte over te laten aan de Synode, welke weldra te
Heerenveen gehouden zou worden, verleenden alle Classen de gevraagile
machtiging en de Kerkelyke Commissie zou dus, „indien de tyd het
\') Hand. d. Kerk. Comm., 13 Sept. 1803, art. 9.
\') Men zie daarover het Advies van Mr. ii.\'.i. (iuatam.v, voorkomende op blz.
G4—81 van De Vrijmaking der Friesche Kerk enz. uitgegeven door w. m. ori-Kiii.ik,
f. .1. 1\'. moqi;ette en s. s. de koe. Sneek 1875. Mr. o. zegt daar o. a.; „Dat dc
floreenpligtigen , en wel juist in de verhouding Inniner floreenen de kerkelijke goederen
bijeen gebragt zouden hebben, is op zich zelf een zoo zonderling denkbeeld, dat het
bijna tot een glimlach noopt. Maar zeker is dit in strijd met de geschiedenis. Lang
vóiir de llorecnbclasting, lang vo\'or dc (lorcenpligtigen, bcstoiiden, er kerkelijke goe-
deren."\' (blz. 79) cn „Ilun regt (nl. dat der florccnpl.) is, wat zijn grond betreft, in
geenen deele dat der oude stemgeregtigden. Kn het regt der oude stcmgercgtigden
rustte allcên op de vereeniging van Kerk cn Staat, moest vervallen waar die vcr-
vereeniging ophield.\'"
\') De Classis ante Synodaal was de laatste vergadering der Classis, die gehouden
werd vóór dc Synode bijeenkwam.
*) Uand. d. Kerk. Comm., 20 .\\[aart 1804, art. 7.
-ocr page 193-177
toeliet", nogmaals een gerevideerd plan van kerkelijke wetten aanbieden,
«blijvende echter — zoo bepaalde zy tevens — de respective Classen
vrij en onverlet om aan liunne gecommitteerden ad Synodum zodanig
een Last te geeven, als dezelve ten dien opzicht zullen bevinden te
behooren" Reeds in de vergadering van Juni 1804 brachten de
gecommitteerden tot deze zaak, de predikanten p. brouwer, s. gar-
dingius en joh. wesselius , gesterkt met den Scriba Ds. w. d. grommé ,
eenige aanmerkingen op sommige artikelen van het genoemde plan
ter tafel met de veranderingen, die naar hun oordeel, daarin, ook
vooral wegens de gewijzigde tijdsomstandigheden, behoorden gemaakt
te worden. Ook deze aanmerkingen en veranderingen werden weer
aan de Classen bekend gemaakt, met verzoek, daarop hunne adviezen
en besluiten te willen geven en hunne afgevaardigden ter Synode
«van behoorlijke last en Instructie te voorzien", ten opzichte van het
plan van Kerkelijke Wetten „en wel in het bijzonder over/ic< 200/loogrst
belangrijk en dringend stuk der Beroepingen van Predikanten\'^\').
In de laatste vergadering, die de Kerkelijke Commissie hield, na-
melijk den lOden Juli 1804, kwamen de adviezen der Classen nog in.
Franeker, Sneek en Dokkum keurden het op nieuw gerivideerd plan
van kerkelijke wetten goed. Bolsward had wel bedenkingen, maar
wilde toch „voor bijvallend gerekend worden", hoewel zü de manier
van procedeeren, gelyk die in het wetboek gesteld was, afkeurde.
Zevenwouden en Leeuwarden hadden nog geen voldoenden tüd gehad
om een bepaald advies uit te brengen ■•). Zoo bleef dan de eindbe-
slissing overgelaten aan de Synode, die eenige dagen later gehouden
zou worden.
Het moet erkend worden, dat de Kerkelyke Commi.ssie wel geduld
heeft moeten oefenen en geene moeite ontzien heeft om. aan den haar
bü hare instructie opgeclragen last te kunnen voldoen. Eens had zü,
gelyk wü zagen, een wetboek gereed, dat de büna eenparige goed-
keuring der Classen mocht wegdragen. Maar „de geest van tegen-
\') Ilavd. d. Kerk. Comm., 24 April 1804, nrt. 7.
\') johannes wi:flsEi,nis, broeder viin heum. w. te Iluir.um, wns iichtereenvolgeiis
pred. tc Wijnjeterp 1780—85, te Langweer 1785—94, tc Oldeholtpade c. a. 1794—97,
te Oudemirdiiin c. a. 1797—98 , tc Idanrd c.a. 1798—23 Sept. 1829, toen hij Kincritns
>verd. Hij overleed tc Imsum 14 Aug. 1831 , in den ouderdom van 74 jaar. — Hij
werd den 27stcn .luli 1798 to Idaard c. a. bcroojien „door de Mans Ledematen on
Verdere in dc Hervormde Kerk gedoopte hoofden der huisgezinnen, zonder voomf-
gaando Nominatie, by meerderheid van stemmen." Boekzaal, Aug. 1798, blz. 243.
•) Jland. d. Kerk. Comm., 12.Juni 1804, art. 7 cn 30 iVo. 3.
\') Hand. d. Kerk. Comm., 10 .luli 1804, art. 7.
11
-ocr page 194-rnrnmÊ^mmmmmmmmmmm-
178
kanting, voor al omtrent het stuk der beroepingen van Praedicanten
en het betoomen der zoogenaamde oeffenaaren bü veele gemeenten
behendig aangevuurd, verhinderde destüds de daadelyke invoer van
dat vernieuwde Wetboek en bewoog de Classen, na eenige vrugteloose
poogingen, het zelve tot een gunstiger gelegenheid te laaten rusten."
De Commissie echter rustte niet, maar verloor, ,niets vuuriger ver-
langende dan om na zoo veele onzekerheeden en verwarringen, de
orde en tugt in de Herformde kerken van dit gewest, eens eindelük
op eenen vasten voet gebragt te zien dit stuk nimmer uit het oog" \').
Geen wonder, dat zü dan ook verlangde, dat de Synode van Heeren-
veen op haren arbeid het zegel mocht zetten. Wy kunnen dus zeer
goed begrypen, dat zü met de volgende wel wat hoogdravende
woorden haar werk by dit Lichaam aanbeval:
,En zouden wü dan niet moogen hoopen, dat deeze Achtbaare
vergadering, diep doordrongen van het gewigtig belang deezer zaak,
in een vol gevoel van haare eigene waardigheid en gezag, — deeze
vergadering, waar op elk, dien de belangens van den Herformden
Godsdienst van ons aanzienlük Kerkgenoodschap ter harte gaan, een
verwachtend oog gevestigd heeft, zig zal willen vereeuwigen in het
dankbaar aandenken van tüdgenooten en naakomelingen door het
zeegel haarer beslissende goedkeuring op \'t zelve te drukken. En de
veelhoofdige Hydra der ordeloosheid met eenen slag te vellen; Zeeker
dit tüdstip, dat nooit weederkeert — deeze geleegenheid", die nooit
zo schoon wederom kan geboren worden, zal nog kan, (dit vertrouwen
wy).deeze vergadering niet vrugteloos laaten voorbü slippen." \')
Dit vertrouwen werd niet beschaamd; de wensch, hier uitgesproken,
werd vervuld, en de Kerkelüke Commissie zag haar concept door de
Synode tot wet verheven en alzoo haar arbeid bekroond, gelük wü
straks zullen zien. Dat de Synode zich hierdoor evenwel heeft „ver-
eeuwigd in het dankbaar aandenken van tüdgenooten en naakome-
lingen", gelük men meende, dat het geval zou zün, mag met recht
betwüfeld worden. Eer is haar, tengevolge van wat zy in zako der
beroepingen van predikanten ten platten lande heeft vastgesteld, later
menig hard verwüt gedaan. En wat het andere betreft, het nieuwe
„Wetboek en Kerken-orde" is te kort in werking geweest, om hetgeen
de Synode gedaan heelt te hebben kunnen vereeuwigen.
\') Rapport aan dc Synode mn 1804, bl/.. 9 (Archief l\'rov. Kcrkbcst. v. Fricsl. Hund-
41, No. 61).
") Rapport aan de Synode mn 1804, blz. 10.
-ocr page 195-179
§ 5. andere werkzaamheden.
By al wat wij reeds besproken he])ben, kwamen nog telkens zoovele
andere werkzaamheden, waaraan de Kerkelyke Commissie bare krach-
ten te wyden had. Zooals wy boven reeds zeiden, was zy het punt,
waarin de geheele geschiedenis der Friesche Kerk in dit tydvak zich
concentreerde. Alles wat maar eenigszins van belang was voor die
Kerk, kwam in hare vergaderingen ter sprake, en roeping, barer leden
inzonderheid, was bet, steeds te bedenken alles wat in het belang
dier Kerk kon zyn.
Wy zullen ons hier niet ophouden by zaken, die, hoeveel van den
kostbaren tyd der Commissie zy ook in beslag namen, toch te weinig
van algemeen belang waren, dan dat zy afzonderlyke behandeling
hier ter plaatse verdienen. Er zyn echter enkele dingen nog, waar-
mede de Kerkelyke Commissie zich in hare vergaderingen bezighield
en die hier kortelyk aangestipt behooren te worden.
Zoo beeft zy, toen zy de werkzaamheden van de zes predikanten
overgenomen had, zich ook nog een weinig bezig moeten houden met
het iianzoek der llemonstrantsche Broederschap om vereeniging der
Christenen van verschillende kerkgenootschappen Hoewel zy daar-
over, door middel van Ds. r. brouwer, op zeer vriendschappelyke en
broederlyke wyze, met do Broederschap gecorrespondeerd heeft en
zelve niet geheel ongenegen was tot eene nadere vereeniging, heeft
zy echter in dezen niets tot stand kunnen brongen *).
\') Zic tliuirovcr ureu cn keumout, Gesch. d. N. II, Kerk, IV, 210—224.
\') Ecr.st in hiire vergiulcring vim .luni 1797 niim dc Comndssie x-an zen predikanten
deze ziitik in belmndcling, niiar uiinleiding van ccn niidcrsclir\\jvcn der Keinon.stnintschc
Broederschap aan haar. Zij droeg haren scriba, Ds. r. nuoiiWEU r/.N., op tc antwoorden,
dat dc zaak bij de Classen gebracht zou worden, maar dat men wat geduld moest
oefenen, „en voorts te eindigen met dc betuiging, dat deeze Commissie met alle die
Vriendelijke en broederlyke gevoelens, wclko .Iczus Godsdienst loert en inboezemt
der Kemonstrantscho Broederschap goncogcn blijft." (art. .\'» dor Iland.). De mccrdcr-
beid der Classen (nl. Leeuw., Frau., Sneek on Zcvenw.\'l mnchtigdcu do inmiddels
opgotredenc Kerkelijke Commissie, om aan de Hcmonstnuitscho Brooderschnp mede
te deelen, „dat men verlangde to wccten, op welken grond dcczc vereeniging be-
geerde." (Iland. d. Kerk. Comm., 12 So])t. 1797, art. 20, A\'o. l cn 8 Nov. 1797,rtrMG.)
Hierop kwam bij de Kerkelijke Commissie een antwoord van do Broederschap in,
behelzende „cone nandere openinge luingaando de gronden van Vcreenigingc", dat
^\'j de Clas.sen „ter Lccturo" werd rondgezonden. (Iland. d. Kerk, Comm., 24 April
>798. art. ."j). Wat dc Cliv^sen daarop geantwoord hebben, bleek mij niet, diuir dc
Acta der Commissie verder het stilzwijgen over deze ziuvk bewaren.
12»
-ocr page 196-180
Meer heeft zij gedaan ten behoeve van het Nederh Zendelingge-
nootschap. Toen den IQden December 1797 van dit genootschap de
eerste grondslag gelegd was, wendden zich de Heeren i. s. verstek,
pred. te Rotterdam, w. l. kriegeb , pred. te \'s Gravenhage, en b. lee-
DEBOEE te Rotterdam zich bij schrijven van den 12den Mei 1798 o. a.
ook tot de Kerkelijke Commissie van Friesland met het verzoek om
ondersteuning \'). Van dezen brief werd terstond kennis gegeven aan
de Classen, en toen deze in de daarop volgende maand September
nog geen besluit genomen hadden ten opzichte van het gedane ver-
zoek, werd den praeses opgedragen, zulks „aan Heeren Directeuren
van dat loflijk Genootschap" te berichten De Classis van Leeuwarden
was de eerste, die door eene bijdrage toonde in den arbeid van het
Zendeling-genootschap belang te stellen. Zy deelde namelyk in No-
vember 1798 mede, dat zy besloten had, circa ƒ 30.— over te maken.
De andere Classen hadden toen „nog geene ondersteuning in geld
toegedagt". Sneek evenwel beval de belangen van het genootschap,
dat ook zy „loflyk" noemde, aan de Kerkelyke Commissie „ernstig"
aan Daarmede werd natuurlijk bedoeld, dat de Commissie moest
doen wat in haar vermogen was, om de belangstelling op te wekken,
want geld kon zy niet geven, daar zy de middelen, die haar door
de Classen verschaft werden, noodig had voor eigen onderhoud en
voor andere uitgaven, die zy in het belang der Kerk moest doen.
Wat en hoeveel de Kerkelyke Commissie verder voor het Zendeling-
genootschap gedaan heft, is my niet gebleken. Vyf jaar later vieler
echter iets voor, dat de Commissie niet „loflyk" in dit genootschap
vond en waartegen het meende te moeten opkomen, in navolging van
de Synoden van Noord-Holland en Gelderland In een brief aan de
Zuid-Hollandsche Synode had het Genootschap namelyk verklaard,
dat het, als bestaande uit leden van versc)iillende Kerkgenootschappen,
zich natuurlyk niet onderworpen kon achten aan de besluiten van
eenige particuliere Synode, dus ook niet ten opzichte van de ordening
der zendelingen. Hiermede in verband brengende het gedrag van den
Zendeling van maanenbebo aan de Kaap de Goede Hoop, begrepen de
kerkelyke autoriteiten zeer goed, dat het Zendelinggenootschai) op
die wyze aan het opzicht en de tucht der Gereformeerde Kerk werd
Hand. d. Kerk. Comm., 17 Juli 1798, arl. 13.
\') Hand. d. Kerk. Comm., 11 Scpt. 1798, arl. G.
») Ha7id. d. Gecomm. uit de Kerk. Comm., 7 Nov. 1798,.<ir<. 8.
Hand. d. Kerk. Comm., 5 Mei 1803, art. 24, iVo. 3.
181
onttrokken, iets waaraan, zoo meende men, leeraren dier Kerk niet
mochten medewerken. Onder goedkeuring der Classen nam nu de
Kerkelijke Commissie den 14den Juli 1803 het volgende besluit dat
eene afkeuring inhield van het haars inziens al te ruime standpunt,
\'twelk het Nederlandsche Zendeling-Genootschap had ingenomen:
,De Kerkelyke Commissie Uit de Zes Classen van Friesland, en
Uitbrengende der zeiver vota, verklaard in Naam der Friesche Kerk,
dat deselve verblijvende by de Kerkelyke Wetten en Reglementen,
welke hier omtrent by haar onafgebrooken agtervolgd zyn, niemand
tot den Openbaaren Praedikdienst, en de Bediening der Sacramenten
wil en zal toelaaten, ten zy de selve door de tot nog toe erkende en
alleen bevoegd verklaarde, Kerkelyke Vergaderingen en Perzoonen,
op eene wettige Wyze bekwaam Verklaard en geordend zyn; — Dat
zy alle andere Ordening, buiten zulke door wien, onder wat naam
of voorwendzel ook, in de Herformde Kerk gedaan, of gedaan wor-
dende, houd voor nietig en van Onwaarde, en de alzo onwettig aan-
gestelde en geordende Persoonen ten eenemaal onberoepelyk; met
ernstige aanbeveeling aan de respective Classen van dit Gewest, daar
teegen zorgvuldig te waaken, en üitdrukkelyk verbod aan alle de
Hervormde Leeraaren in dit Gewest, om in eenige qualiteit aan zulke
onwettige aanstellingen en ordeningen de hand te Leenen, by poene
van Censuur."
Achtte men zich geroepen, de zending te bevorderen en alzoo meile
te werken aan de bekeering der heidenen, men liet ook do reeds
gevestigde, maar noodlydende kerken niet aan haar lot over. Dit is
te meer lofwaardig, als wy bedenken, dat de Gereformeerde Kerk van
Friesland zelve menigmaal in gevaar verkeerde en steeds moeite had
in hare eigene administratieve behoeften te voorzien. Men was in de
laatste jaren gewoon gewee.st, de liefdegaven te verzenden door bemid-
deling van den Heer i. TAYsPUiT, te Amsterdam. Het was echter vóór en
in de eerste tyden na de revolutie van 1795 wel eenigszins onveilig,
gelden over te zenden. Zoo had dan ook de Heer tayspu.l in Mei 1795
nog verreweg het grootste gedeelte der in 1794 aan hem gezondene
gelden oncler zich berustendei) en in Noveiuber 1795 had de Ex-bursarius
li. napjus nog /■ Ü49—4—: in kas, die hy „weegens tyds onistandig-
heeden" niet had kunnen verzenden. Daar bovendien de Heer xAYSPiMi
\') Hand. d. Kerk. Comm., U Juli 1803, art. 21.
\') Acta Dejtut. Syn. Lcov., .5 Mei 1705, art. 4.
182
tm
van de overmaking der gelden begeerde verschoond te blijven, zoolang
de oorlog duurde, wegens het gevaar by de verzending, hadden de
Classen Dokkum en Zevenwouden dat jaar (1795) geene liefdegaven
gevraagd aan de gemeenten, en vroegen en kregen de overige Classen
de door haar reeds gestorte gelden terug, wel niet om ze aan de
gemeenten terug te geven, maar om ze tot nadere gemeenschappelijke
dispositie te bewaren. Men besloot echter, om ook verder de gelden
voor de noodlijdende kerken in te zamelen, omdat — zoo overwoog
de Commissie — „zoo men deeze bron eens stopt, dezelve niet ligt
weeder zoude geopent worden, ook kunnen de Omstandigheeden die
het Uitdeelen der Laefdegaaven thans beletten ligt veranderen, terwyl
de nood dier Kerken dezeNde blyft — men zoude ook deeze gelden
met voorkennis en goedkeuring der respective Contribuanten tot andere
naast bykomende eindens kunnen beezigen — En wanneer er in het
vervolg, zigh geene geleegentheid of noodzakelykheid op deedt om
dezelve over te maaken en uit te deelen, kon men nog altoos het
innen derzelven staaken." \')
Toen echter in September 1797 nog niets verzameld en overgezonden
was, achtte de Kerkelyke Commissie het noodig, er by de Classen
op aan te dringen, dat zy dit liefdewerk toch niet nalaten, maar
aan den nood gedenken zouden niet alleen der buitenlandsche kerken,
maar ook aan diten der binnenlandsche, die hulp mochten behoeven,
daaronder gerekend ook die van het gewezen Staats Vlaanderen en
van het land van Overmaas ?). Weldra echter (in 1799) achtte men
het noodig, de buitenlandsche kerken en personen voorby te gaan en
alleen de binnenlandsche met liefdegaven to ondersteunen. Alle Classen
besloten hiertoe wegens eigen nood, de geldeloosheid des tyds, de
situatie der bedeeld geweest zynde plaatsen wegens den oorlog, en de
„verschillende sentimenten" der Chvssen welke toch weinig of niets
contribueerden Tot Juli 1803 bleef dit besluit van kracht. Toen
werd het echter ingetrokken, daar de tijdsomstandigheden zich aan-
merkelijk gewijzigd hadden en de toestand der Kerk zelve in ieder
opzicht gunstiger geworden Wiis\'). Trouwens de Classis Dokkum had
reeds in 1802 eene by\'drage gegeven ten behoeve der zeer hulphe-
183
hoevende Waldenzen voor wie reeds herhaaldelijk ondersteuning
gevraagd was door de Waalsche Synode, zonder dat er acht op geslagen
had kunnen worden, wegens het eenmaal genomen besluit.
Dat men zich echter niet onbetuigd liet aan de binnenlandsche
kerken, moge blyken uit de opgave der liefdegiften, die sedert de
omwenteling, totdat de eerste Synode weer samenkwam, door de ver-
schillende Classen gegeven zijn.
De Classis Leeuwarden gaf:
voor de Kerken van Maastricht en Over-
maas ............ƒ 200.—
\') Als daartoe gelastigde door de Waalsche Synode drong Ds. i). moi\'mku in
verscheidene brieven mm de Kerkelijke Commissie herhaaldelijk oj) ondersteuning
der Waldcnr.cn aan. In een schrijven van 2.") Scpt. 1802 deelde hij, om te doen
voelen, dat hulp wel noodig was, en om tot ondersteuning o]) te wokken, mede:
„1. Dat de Diaconie van Amsterdam, Uithoofde van eigen bekrompen toestand haare
gewoone .laai;lijksche Sub.<idie vnn /" 1.50—:—: bij ])rovisic hadde ingetrokken. 2. Dat
verscheidene Beursen voor Wnldeusche Studenten die voor heen door de Academie
van (leneve, Lausanne en Bazel vergund wierden, 1\'it hoofde van dcrselver Secula-
risatie op een na waaren ingetrokken. .1. Dat wijl Picmondt nu in de rransche Ue-
l>ublic<i was ingelijfdt, men al Zeekcr vreesde dat het Koninglijk Subsidie l\'it ICngc-
laud; .\'t geen een aanzienlijk gedeelte van het \'IVactamcnt der Waldcnschc Lecïniarcn
ritmaakt, geheel zoude worden ingetrokken. — Dog dat daar teegen, door de wcrk-
zaame invloed van Dsi noi;viNK 1). M. to Rotterdam, o]) zijne Weldadige Vrienden,
Ken Zom van /\' 1200. aan de Commis.tie der Walscho Synodus was ter hand gesteld,
\'t welk, hoe zeer voor een- tijd tot .Soulaas verstrckkcn<lo, echter niet kan oi)weegen
teegen het te vooren gemelde ^\'erlies." (Hand. d. Kerk. Comm., 3 Mei 1803, art. .5),
\') liet zng er met de gemeenten onder de (Massis Maastricht diep treurig uit.
Den 25sten Mei 1801 schreef Ds. a. m. di: uouvim.k te Maastricht aan Ds. r. nuoii-
M\'ek i\'/n., als voorzitter der Kerk. Comm., dat van dc 17 iiredikantcn en school-
meesters onder die Classis nog tna:ir 7 predikanten en 20 schoolmeesters overig
waren, daar de anderen overleden of vertrokken waren. De gemeenten , „in de uittorste
amocdc gedompeld", konden niets tot hun onderhoud bydragen. Alleen Aaken en
Vaals, Ku|)en cn Borchct salarieerden tot hiertoe hunne predikanten cn schoolmees-
t<!rs, maar waien nu met dc Fransche Uopubliek geünieerd en niet hinger in staat,
hunne predikanten te onderhonden (Hand. d. Kerk. Comm., N .lulij 1801 , art. C).
Den 7dcn Aug. 1702 schrijft hij, „dat het Concordaat tusschen l\'aus 1\'ius den Vilden
en het Fransche Gouvernement ter organisatie van den Godsdienst geptd)licoerd is,
waarin men leest, dat er .^aa Wetten zullen gemaakt worden ter bezoldiging vim de
1\'rotestantschc Pinedikanten, maar niet wanneer cn wanneer die in werking gebragt
zullen worden, on dus dat zij in dezelve verlcegenheid biyvon zitten; als niet wcc-
tende, waar van zij zonder verdere ondersteuning tot dien tijd toe zullen loeven; —
Waarom zij zig in de alleroiuiangennainste noodzaakelijkheid bevinden, om zig aan
dc liefde der ICcrkelijke Commissie te blijven lianbevoelen, met verzoek om hunne
belangens cn dringenden nood aan de Classen voor te draagen, ter hunner onder-
steuning" (Jfand. d. Kerk. Comm., 14 Sept. 1802, nrt. lO). Den 3den Juni 1803 werd
aan de Kerk. Commis.sie door Ds. .?. vkki.oouks, Deput. v. d. Classis van Mmistricht,
184
per transport ... ƒ 200.—
voor Hulst, Sas van Gend en Sluis . . - 50.—
voor Venlo ...........- 50.—
voor Issum ...........- 70.—
- ƒ 870.—
transporteeren ƒ 370.—
een schrijven verzonden, waarin de nood der Miuistrichtschc kerken gekhiagd werd.
Van dc liefdegaven, die uit de verschillende provinciën gezonden waren, had ieder
predikant jaarlijks ongeveer 300 Gld kunnen ontvangen. Dat was dus hun geheele
inkomen, zoodat zij Imn kapitiial hadden moeten vcrtcercn of schulden maken. Wel
was in het genoemde Concordaat uitzicht gegeven op tractementen, maar nu was latcr
bepaald, dat dit alleen „Consistoriale" ])redikanten gold. Voor eene consistoriale
kerk werd echter een getal van 6000 Gereformeerde zielen vereischt cn dc Classis
Maastricht, uit 10 Nederduitschc gemeenten bestaande, telde maar 1500 zielen. Men
wilde nu het aantal predikanten op zeven en dat der schoolmeesters op veertien
brengen, en wenschte, dat, tot hun onderhoud en dat van kerken cn scholen, ccn
vast fonds bijeengebracht mocht worden. Hiertoe werd ook de hulp der Kerkelijke
Commissie ingeroepen. {Hand. d. Kerk. Comm., 12 Juli 1803, art. 4). Van het tot
stand komen van zulk een fonds is mij niets gebleken.
\') Venlo was, door het vertrek van haar tweeden predikant, Ds. j. ouoll, naar
Bommel, in het laatst van 1796 geheel herderloos geworden. Dc Kerkeraad wendde
zich in 1801 tot dc Kerk. Comm. met ccn verzoek om ondersteuning, ten einde weer
een eigen leeraar tc kunnen krijgen (Hand. d. Kerk. Comm., 21 April 1801, nrt. 6).
Dc gemeente had hulp noodig. Ter salariëering van ccn predikant kon zij jaarlijks
maar 200 Car. Gld. bijeenbrengen. Dc diaconie was bezwaard met cenc schuld van
/ 900.— en belast met het onderhoud van 40 huisgezinnen. Vroeger werd dc Kerk
onderhouden door den Raad van State, die ook de predikanten , schoolmeester, koster,
orgaijist cn ziekentrooster salarieerde. Nu waren er geen fondsen. Daarbij kwam,
dat bij de inkomst der Franschen het kerkgebouw in rcijuisitic genomen en zeer
gcdcmoliecrd was. Op de geringe herstelling rustte nogy" 200 Schuld, terwijl men
ter verdere herstelling nog / 500 noodig had. {Hand. d. Kerk. Comm., 16 Sopt. 1801,
art. 12). Daar Venlo niet het ■ minste vooruitzicht had op eenige bezoldiging van
haren predikant door het Fransche Gouvernement, wendde Ds. j. w. a. sciirokdeu
tc Nijmegen zich in 1803, namens de Classis Nijmegen, onder welke Venlo ressor-
teerde, tot dc Kerkelijke Commissie met het verzoek, dat dc Friesche Classen jaar-
lijks / 60.— zouden contribueoren ten behoeve van het predikants-tractement te Venlo.
Dit word aangenomen, doch onder deze voorwaarde: „zoo lang dc Fransche Repu-
bliek gocnc bezoldiging voor eenen Gereformeerden Leeraar gelieve to gccvcn" (Hand.
d. Kerk. Comm., 13 Juli 1802, art. 5). Leeuwarden zou./\' 15.—, Dokkum f 12.—,
Zevenwouden ƒ 10.—, Sneek en Bolsward ieder / 8.— en Franpker / 7.— geven.
■) Ook deze gemeente had dringend behoefte aan hulp. Dc Ouderlingen en Diakenen
schrijven den 25sten Sept. 1801 aan do Kerkelijke Commissie, „Dat van omtrent430
Lecdemaatên miwr 7eer weinige in staat zijn, om iets tot onderhoud van don Gods-
dienst te kunnen contribueren,— Dat dc Pnvedikant gccncandere Emolumenten heeft
dan 7V, Stuiver voor elke Lijkpraedicatie, — D.at Kerk, Pastorie en Schoolhuis zeer
bouwvallig zijn, en geen het minste Fonds tot onderhouding voor handen is. — Dat
dc Praedikant al ses Jaaren van zijn Tractement beroofd is geweest, cn echter zijn
m
185
per transport ƒ 370.-
De Classis Dokkum gaf
voor de Kerken van Maastricht en Over-
maas .............ƒ 150.—
voor Venlo.......-....- 54.—
voor Issum...........- 50.—
voor de Waldenzen........- 75.—
---- 329.-
De Classis Sneek gaf
voor de Kerken van Maastricht en Over-
maas .............ƒ 220.—
voor Venlo...........- 26.—
voor Issum . . .........- 20.—
voor de Waldenzen........- 20.—
- - 286.-
De Classis Zevenwouden gaf
voor de Kerken van Maastricht en Over-
maas .............ƒ 125.—
voor Venlo ...........- 30.—
voor Issum...........- 20.—
------ - 175.-
De Classis Franeker gaf
voor de Kerken van Maastricht en Over-
maiis.............ƒ 105.—
voor Venlo...........- 22.—
voor Issum...........- 10.—
--------- - 137.-
De Classis Bolsward gaf
voor de Kerken van Maastricht en Over-
maas .............ƒ 45.—
voor Venlo...........- K).—
voor de Waldenzen........- 22.—
--- 83.-
Zoodat in de jaren 1708—1803 in \'t geheel gegeven is . ƒ 1380.
dienst nis een brmif Lecninr, met ijver en getrouwheid lieeft wmirgenomen, — Dnt
»ij geen of weinig bijstand vnn buiten hebben genooten, als nllecn een weinig van
de Geldersche, Hollandsche en Groningsche Synoden , — Dat de Gemeente meest
al met levensmiddelen den Praedikant met zijn huisgezin vnn Vrouw en kinderen
had onderhouden &c." (Jland. d. Kerk Comm., 11 .Mei 1802, arl. 7). Issum behoorde
onder de Clnssis vnn Over-Veluwe en de Svnodc van Gelderlnnd.
186
Deze som mag inderdaad belangrijk heeten, als wij nagaan, wat
de Classen nog bovendien jaarlijks hadden op te brengen tot instand-
houding der Kerkelyke Commissie. Gelijk wij zagen, kostte eene Synode,
met al hare bijkomstigheden, jaarlijks niet minder dan ruim f 2000. —,
ofschoon zulk eene vergadering maar éénmaal in het jaar gehouden
werd. De Kerkelijke Commissie, hoewel verscheidene malen in één
jaar samenkomende, ontving sedert 1798 niet meer dan ƒ 700.— per
jaar, die, door de Classen verzameld, door de gemeenten opgebracht
werden. Men had namelijk deze staat van contributie opgemaakt: de
Classis Leeuwarden zou betalen f 175.—, Dokkum ƒ 125.—, Franeker
ƒ90.— , Sneek / 100.— , Bolsward f 100.—en Zevenwouden ƒ 110.—
Wel moest er nu en dan geklaagd worden over onwillige gemeenten
en nalatige Classen, maar toch kon de fiscus der Kerkelijke Commissie
telken jare in de maand September als hy rekening deed, nog wijzen
op een batig saldo. Dit kon dan ook alleen tengevolge van de vele
opofferingen en moeiten, die de Kerkelijke Commissie, hoe ook haar
personeel wisselde, zich altyd met dezelfde liefde getroost heeft. Men
zal toch toestemmen, dat de som van ƒ 700.— voor een collegie van
12 personen, die uit alle deelen der provincie telkens te Leeuwarden
samenkwamen, soms 4 a 5 maal in één jaar, waarlyk niet te groot was,
vooral wanneer men acht geeft op de vele werkzaamheden, die het
te verrichten had. Want niet alleen moesten de kosten der vergade-
ringen, die gewoonlyk meer dan één dag duurden, daarnit betaald
worden, rnaar ook de nog al zware onkosten, die op verscheidene
requesten in den Haag vielen, verder belangryke uitgaven, die aan
het geheel en al in orde brengen van het archief der Friesche Kerk,
de zoogenaamde Deputatenkast, ver])onden waren*), terwyl eindelyk
„ook de kostbaare zending naar Utrecht [van twee personen] tot het
gewigtig werk der Kerkgezangen, en . de aanmerlcelyke verschotten
daar op loopende, behalven nog veele andere buitengewoone uitgaaven",
uit deze som l)estreden moest worden Men bezuinigde dan ook
zooveel men kon. En ieder lid der Connnissie deed al wat in zyne
macht w.os, om maar zoo weinig mogelyk onkosten to maken. De
\') Uand. d. Kerk. Comm., 8 Nov. 1797, art. 18, no. 5.
\') Dit ^n orde brengen vnn het Archief kostte het ccn met het nndcr 81 gld.-1 st.,
nnmelijk: nan den boekbinder 49 gld. C st., aiin uitschotten 1 gld. 18 st. en aan
uitschotten 1 gld. 18 st. cn aan Ds. mktzlau ter belooning voor zijne moeite .10 gld.
Uand. d. Kerk. Comm., 12 Juni 1804, art. 20.
\') Rapport aan de Si/node van 1804. (Hand 41, No. 01. Arch. v. h. l\'no-. Kcrkbcst.
v. Friesl.).
187
vergaderingen werden zooveel het kon bekort. De acta dier verga-
deringen , die voor de zes Classen overgeschreven moesten worden \'),
opdat iedere Classis een exemplaar zou hebben, schreef men zelve uit.
Wanneer men thuis gekomen was, of men liet dat doen op eigene
kosten. Door thuis zooveel maar kon de werkzaamheden voor te be-
reiden of af te doen, bespaarde men een aantal commissie-vergade-
ringen en de daaraan onvermijdelijk verbondene kosten. Vooral de
tydelijke praeses en scriba hadden handen vol werk en het honorarium,
dat de laatste voor sommige werkzaamheden ontving, was zoo schraal,
dat het waarlyk geene vergoeding voor gedane moeite kon heeten.
En eindelyk „zig vergenoegende met een sober en niet, ofnaauwlyks
toereikend dag- en mylgeld heeft de Kerkelyke Commissie gemeend
haare wergelding te moeten zoeken in de bewustheid van haaren wel-
gezinden yver en in de pooging vau nuttig te zyn". \')
Dat deze poging gelukt is, zal wel niemand willen loochenen.
Wy spraken zooeven van de Evangelische Gezangen. De behoefte
aan een bundel gezangen, om nevens de Psalmen by de godsdienst-
oefeningen der gemeente gebruikt te worden, was reeds lang en steeds
sterker gevoeld en de invoering daarvan werd dikwyls verlangd en
vurig gewenscht. Ook de Kerkelyke Commissie liet zich, toen zy tot
medewerking werd uitgenoodigd, niet onbetuigd. Wat er door hare
bemiddeling tot het invoeren onzer Evangelische Gezangen\' gedaan
is, moge zy zelve verhalen.
„Reeds in 1798 had de Kerkelyke Commissie den Eersten voorslag
daar toe naamens de Hoog Eerwaarde Synodus van Noort Holland
gediuin ter kennis en deliberatie der Classen gebragt, welke schoon
niet geheel eenpaarig denkende zig echter in haare advisen alle gunstig
genoog uitten, om ter gclcegener tyd zig van derzelver toetroeding
en meedowerking te moogen verzeekerd houden,
Deeze opgevatte hoop wierd ook geenzinds verydeld wanneer iu \'t
Jaar 1802 deeze zaak een vernieuwd voorwerp van de overweeging
der CliVSSen gemaakt wierd; zoo spoedig moogelyk en ter eerst daar
op volgende vergadering zag de Kerkelyke Connnissie zig door alle
Classen met eene volkomene eenpaarigheid gemagtigd, om 2 of 3
\') „Wiiar mecdc elke Verandering (wanneer de Acten in eenen dag of 2 Zittingen
kiinnen worden afgeschrecven) / 30—:—: (?ar. Gis gemoeijd waaren.*\' De .scriba
maakte ccliter twee afncbriften, waarvoor bij zes gulden ontving. Op die w^zc spaarde
men op elke vergadering f 30.— uit, dus ongeveer y" 100.— in een jaar. Hand. d.
h\'erk. Comm., 10 .luli 1801, art. 23, A\'o. 2.
\') llajij>ort aan de Synode mn .1804. (IJand 41 , No. 01).
-ocr page 204-188
Leeden, het zij uit haar midden, het zij buiten haaren kring te ver-
kiesen en te lastigen, om aan het stuk der kerkgezangen werkzaam
te zijn en daar over met de gelastigden van andere Kerkvergaderingen
te corresponderen. Roemrijk zeeker was de loopbaan, welke hier ge-
opend wierd, dan de Kerkelijke Commissie volgde in het gebruik
maaken van de haar opgedraagene macht geenzints de aanmaatigingen\'
eener valsche eerzugt: zij beoogde alleen de meest geschikste tot dien
post te kiesen, slegts een lid uit haar midden wiens bekwaamheid in
deezen niet miskend konde worden, twee daar en tegen buiten haare
vergadering wierden door haar benoemd en gelastigd\').
Daar het oogmerk der Classen na een maal de band aan deeze ploeg
geslaagen te hebben, noit strekken kon, om dien weederom ter halver
weege te rug te trekken; zoo meende de Kerkelijke Commissie verpligt
te zyn, om alles wat ter bevordering deezer heilzame zaak vereischt
wierd naar vermogen daar te stellen.
\') Deze drie personen waren de predikanten m. j. aduiaki tc Aengwirden, tevens
lid der Kerk. Commissie, i). van weemen tc Leeuwarden en ii. manoeu te .lelsum.
Mangeu, die kort daarop naar Haarlem beroepen werd cn 24 April 1803 dcrwaaits
vertrok, heeft dus in deze ziuvk weinig kunnen doen. De Kerk. Comm. besloot 4 Mei
1803, niet weer iemand in zijne plaats tc benoemen. (Hij was geboren 2 Sept. 1T73
tc Franeker, waar zijn vader Samuel iienkicits m. Hooglccraar in dc Theologie was.
Hij werd predikant tc Bccrs en .lellum 1797—99, tc Jelsum 1799—1803, tc Haarlem
1803—15 Nov. 1844, toen hij plotseling overleed;. De instructie , die deze drie Heeren
ontvingen, was van den volgenden inhoud: „De Kerkelijke Commissie in Fricshind
heeft", ingevolge den Last en Macht haar door dc Respective Classen opgednuigcn
in haare Vergadering van den 14 September 1802 en volgende daagen, benoemd cn
gecommitteerd, gelijk zij benoemt cn committeert bij deezen de Wel lOcrwaarde en
Zeer Geleerde Heeren .m. i. aduiani. Lid van deeze Vergadering, n. van weemen,
en h. manoer, Respective Praedikanten te Aengwirden, Leeuwarden cn .lelsum, om
op Verzoek en Instantie van de Commissie tot de Kerkgezangen bij do Synodus van
Noord-Holland, mccde te werken tot het provisioneel verzaamelen van Kerkgezangen
voor den Oopenbaaren Eerdienst van bet Herformd Kerkgenootschap, in dcczc Ge-
westen, geschikt, met de genoemde Commissie bij de Sijnodus van Noord-Holloud
en andere zoortgelijkcn in do andere Gewesten cn Sijnodcn aangcstolde Commission;
zoo echter dat dezelve Gecommitteerden zich enkel zullen moeten on moogon be])aalcn
tot eeno Schriftelijke Correspondentie, cn ter behoorlijker tijd, van het Resultaat hunner
Wcrkzaamhceden, aan dc Kerkelijke Commissie, of andere, dezelve in tijd en wijle
vervangende. Vergadering, zullen doen ccn nauwkeurig Raj)ort, en onverminderd
dc Delibcrjitien der Friesche Kerken en Kerkvergaderingen ten principaalcn : zullende,
ingevalle een personeele Bijeenkomst van Gecommitteerden uit ondersclieidcnc Gc.
westen mogte nodig bevonden worden, deeze Gecommitteerden, daar toe naadcren
en bepaalden La.st, bij dc Kerkelijke Commissie moeten vmagen. Zullende dc noodige
Briefporten en Verschotten aan dezelve door den tijdelijkcn Fiscus deezer Vergade-
ring gerembourseerd worden." Iland. d. Kerk. Comm., 15 Sept. 1802, art. 24.
189
In den voorigen Soomer was deselfe door eene veelvuldige brief
wisseling zoo verre gebragt en had men zoo veele bouw stoffen bü
een gezaameld, dat de gezamentlüke gelastigden tot de kerkgezangen
eene bü een komst noodzaakelük • keurden ten einde een gereegeld
bestek voor dit gestigt te ontwerpen en te beraanien boe best den
opbouw daar vau in te richten. De Hoog Eerwaarde van Weemen
tot die by een komst door de Kerkelüke Commissie afgevaardigd heeft
bü züne te rug komst dezelve in staat gesteld, om van het aldaar
verrigte aan de Classen een behoorlük verslag te doen\'); het welk
eene algemeene goedkeuring heeft weggedragen. Reeds heeft men in
een tweede vergadering in dit Jaar 1) te Uitrecht gehouden en waar
190
toe de Hoog Eerwaarde Adriani\'^) is afgevaardigd geweest met IJver
en voorspoed de hand geslaagen aan den opbouw zelve."
Tot zoover de Kerkelijke Commissie in haar Rapport over hare
werkzaamheden, bij de Synode van Heerenveen ingediend1). Zij heeft
deze zaak niet ten einde kunnen brengen. Zooals bekend is, kwam
het Oezangboek eerst in het volgende jaar tot stand
Ook ten opzichte "van het houden van eenen algemeenen dank- en
bededag werkte de Kerkelyke Commissie in Friesland zooveel mogelyk
mede met de andere Provinciën. Van 1799 af, toen er, maar te laat om
de Classen daarover te raadplegen, bij haar inkwamen eenige exemplaren
van eene uitschrijving van een biddag, op den eersten Zondag in Maart
te houden, volgens besluit van de Synode van N.-Holl., gehouden te Enk-
huizen in Augustus 1798*), heeft de Commissie zich herhaaldelyk met
deze zaak bezig gehouden. Vooral de Waalsche Synode drong aan op het
vaststellen van een bepaalden dag, op welken in het geheele land eon
biddag gehouden zou worden, en meer dan eenmaal kwam te Utrecht
een Coetus byeenVan afgevaardigden uit verschillende provinciën, om
over dit onderwerp te spreken Niet alle Chissen achtten echter
191
terstond het houden van zulk een biddag „geraisonneerd". De Com-
missie bleef echter werkzaam, zoo dat zy de „herhaalde voorslaagen....
niet alleen telkens ter deliberatie der Classen heeft gebragt, maar ook
door voorzigtige en vriendelyken aandrang de verschillende gevoelens
der Classen daar omtrent heeft weeten te vereenigen en tot een gunstig
besluit te brengen, zoo wel betrekkelyk het plegtig vieren van zulk
een dag als vervolgens opzigtelyk de overeenkomst van den tyd der
viering met de andere gewesten" ■). In de maand April 1801 werd
namelyk, naar het advies van al de Classen, door de Kerkelyke Com-
missie besloten tot het houden van een biddag en tot het kennisgeven
daarvan aan de dissentieerende gezindheden ten einde dezen op te
wekken, om evenzoo te handelen De eerste biddag werd nu ge-
houden op den laatsten Zondag van September, zynde den 27sten
<lier maand. De Kerkelyke Commissie had een biddags-briet opgesteld
en laten drukken\') en met toezending van een exemplaar hiervan was
192
van het genomen besluit kennis gegeven aan den Deken en Aarts-
priester te Sneek door Ds. gardingius, aan de Doopsgezinden te Leeu-
warden en de Vereenigde Christenen te Dokkum door Ds. brouwer,
aan de Lutheranen te Leeuwarden en de Parnassyns aldaar door
Ds. MEBius, aan de Lutheranen- te Harlingen door Ds. van assen en
aan de Hernhutters te Akkrum\') door den ouderling t. van den berg *).
Ook by de volgende gelegenheden werd eene gelyke kennisgeving
en verzoek gedaan en telkens had de Kerkelijke Commissie het ge-
noegen te zien, dat hare uitnoodiging „door alle van de Roomsche
Kerk onderscheidene godsdienstige genoodschappen. Ja zelfs door de
Jooden, met de grootste vriendelijkheid is aangenoomen en gaarne
opgevolgd" \'). Weldra werd de Kerkelijke Commissie van hare werk-
zaamheden in dezen ontheven. Reeds had zy, door de gecommitteerden
van de Classis Leeuwarden, in het laatst van 1802 een brief aan de
gemeenten laten zenden tot vaststelling van een biddag op den 6den
Febr. 1803, toen „men kennis kreeg dat het Politicq Bestuur zulk
eene Staatelyken dag te houden bevolen hadde op Woensdag den 2e
Maart". De Praeses, Ds. brouwer, maakte nu door middel der Cou-
ranten bekend, dat de Kerkelyke Commissie hare uitschrijving introk
en de biddag werd dus den 2den Miiart 1803 gehouden Dit was
weer de eerste algemeene Dank en Bededag na 1794, die op de roep-
stem van \'s Lands Vaderen gevierd werd. De Commissie had zich nu
niet verder hiermede te bemoeien, want ook in het volgende jaar,
kort voor dat zü zelve opgeheven werd, vierde men weder, nl. op
Woensdag 7 Maart, een biddag, die door het Staatsbewind was uit-
geschreven.
Het bleek ons reeds meermalen, — ook weder in deze zaak, — dat
-ocr page 209-193
men in Friesland zooveel mogelyk wenschte te handelen in overeen-
stemming met de andere provinciën. Daartoe was het ook noodig, dat
men van elkanders werkzaamheden op de hoogte bleef. Door middel
van persoonlijke correspondentie ging dat niet, zooals wy\' boven zagen.
En de Utrechtsche vergaderingen waren daartoe al evenmin geheel
geschikt. Zoo werd dan in de Kerkelijke Commissie, den 17den Sep-
tember 1800, het voorstel gedaan, om aan de Correspondeerende
Synoden, alsmede aan de broederen in Zeeland, opening te doen van
hetgeen de Commissie sedert hare oprichting ten opzichte van de
algemeene belangen der Vaderlandsche Kerk verricht bad, opdat men
elders „van het radicale van haare existentie, en het voornaam doel
van haare werkzaamheeden de nodige inligting en kennisse" mocht
verkrijgen. Tevens zou men dan verzoeken, haar wederkeerig „met
zoortgelijke berigten te begunstigen". Men stelde zich voor, op deze
wyze „elkander [te] kunnen voorligten en weederzyds de handen [te]
sterken" Dit voorstel werd door alle leden „gegouteerd" en reeds
in Juli 1801 verzond de Kerkelyke Commissie haar eerste verslagaan
de Correspondeerende Synoden, waarin zeer duidelyk en volledig do
„oorsprong, aart en natuir, en de werkzaamheden" dezer vergadering
werden medegedeeld. Telken jare wen! nu zulk een verslag overge-
zonden, dat met dankzegging ontvangen en met het zenden van de
Acta der verschillende Synoden beantwoord werd. Deze verslagen
waren zoo uitnemend, dat men door de eenvoudige lezing er van
tamelyk goed bekenil kon worden met de geschiedenis der Friesche
Kerk in hot tydvak, dat wij bebandeleiv\').
Eene andero wijze van samenwerking tusschen de provinciale kerken,
die door velen gewenscht werd, kon niet tot stand komen. Toen wy\'
over ile Utrechtsche vergaderingen spraken, wezen wy reeds op het
voorstel, dat in dio van Juli 1798 gedaan werd, om de Provinciale
Synoden te vervangen door eene Generale Synode. De Kerkelyke
Connnissie scheen van zulk eon i)lan niet geheel afkeerig te zyn,
maar, zonder de Chvssen geboord te hebben, kon zy natuurlyk niets
besluiten. Toen nu de Synode van Noord-llolland hiuir den 29sten
October 1790 liet mededeelen, dat zij in hare laatste vergadering, te
Purmerend gehouden, tot het „ineensmelten der Synodale Vergaderin-
gen" had besloten en, op voorstel der Chissis van Haarlem, de voorbe-
11
-ocr page 210-194
reidende werkzaamhederi daartoe wilde opgedragen zien aan een Coetus
van Gecommitteerden uit al de Synoden, met verzoek hiervan aan de
Classen kennis te geven, beval de Kerkelijke Commissie deze zaak
zeer ,aan de attentie der Classen" aan Verschillend was het oordeel
der Classen. Franeker en Zevenwouden namen het voorstel tot ineen-
smelting der Provinciale Synoden aan vond het wel nuttig,
maar zag „daar in door den tegen woord igen toestand van zaken nog
geen licht". Sneeh kon er „voor als nog" niet in treden, maar was
wel geneigd, een gecommitteerde tot een Coetus te Utrecht te zenden
om daar een plan vast te stellen. Leeuwarden, die eerst wilde weten,
hoe de andere Synoden er over dachten, zag ten slotte toch de „on-
uitvoerig kheid" in Zeer beslist was echter Dokhum er tegen. Zy
vond het „volstrekt nutloos en noodloos", en bleef er zich tegen ver-
klaren, „en wel zoo lang haar — gelyk haar advies luidt — niet op
eene overtuigende wyze en met bondige reedenen wort aangetoond,
dat de Eenheid des Geloofs, de goede orde en Kerkelyke Tugt, als
meede de nodige onderlinge Correspondentie op den teegenwoordigen
voet niet eeven goed, jaa beeter, dan door de geproponeerde ineen-
smelting kunnen bewaard en gehandhaafd worden. — Tot zoo lang
als er niet beweezen\' is dat uit een Generaal Synode geen nadeelige
195
gevolgen te vreezen zyn, grooter dan die welke men daar door poogt
te weeren, of weg te neemen. — Voorts kan die Classis niet naalaaten,
haare groote verwondering te betuigen dat men zoo schielyk, zonder
eenige dringende reedenen of blykbaare noodzaakelykheid, eene in-
rigting, en orde van zaaken wil veranderen, bij welke de Herformde
Kerk hier te Lande reeds meer dan Twee Eeuwen is bewaard ge-
bleeven, en gebloeyd heeft, om in derzelver plaats een nieuw onbe-
proefd stelsel van Kerkbestuir in te voeren, \'t welk kostbaar, om-
slagtig en ingewikkeld is, en, of slegts in eene nuttelooze vertooning
zonder weezentlykheid zoude bestaan, of eene wyde deur voor de
ooveriieersching der Kerkelyken in groote Gemeenten zoude openen." \')
Daar dus de meeste Classen tegen het voorstel waren, moest de
Kerkelyke Commissie het als verworpen beschouwen. De ervaring heeft
echttT geleerd, dat de bezwaren, door de Classis Dokkum ingebracht,
in werkelykheid geen reden van bestaan hadden. Zonder nu nog te
willen beweren, dat het „noodzakelyk" was, eene verandering te
brengen in bet kerkbestuur, kan toch niet ontkend worden, dat er
wel degelyk „dringende redenen" waren. Alleen een misplaatst con-
servatisme kon dit voorbyzien. De bloei onder de bestaande organisatie
was te veel een gevolg mede geweest van de staatkundige toestanden,
dan dat de Classis zich daarop mocht beroepen, om een „nieuw onbe-
proelU stelsel" tegen te stivan. Alles wat nieuw is, is toch uit den
aard der zaak onbeproefd. Bovendien was er weinig reden, om, met
het oog op den staat der kerk, nog te spreken van bloei. Ook het
„kostbare, omslagtige en ingewikkelde", waartegen gewaarschuwd
werd, bestond, naar wy vreezen, geheel in de verbeelding der Classis.
De organisatie toch, waaronder zy leefde, was verre van het tegen-
overgestelde van „kostbaar, omslagtig en ingewikkeld". Eu wat ein-
delyk „de overheersching der Kerkelyken in grooto gemeenten" betreft,
wy kunnen ons voorstellen, dat eene (classis, die, behalve ééne stad
met slechts twee predikanten, alleen plattelands-gemeenten onder baar
re.ssort had, daarmede weinig op bad, maar daarvan sprekende, maakte
men zich noodeloos ongerust. Sinds de provinciale Synoden opgehou-
den hebben to bestaan en de geheele Kerk bestuurd wordt door eene
Algemeene Synode, gelyk velen toen reeds wenschten, is er van
„overheersching der Kerkelyken in groote Gemeenten" in het minst
geen sprake geweest. Wel verre dus van de bezwaren der Classis
•) Hand. d. Kerk. Comm., 8 .luli 1800, art. 8.
11*
-ocr page 212-196
Dokkum te deelen, kunnen wy ons zelfs niet begrijpen, dat zij niet
heeft ingezien, hoe weinig zij golden.
Kwam er alzoo niets van het plan om de provinciale Synoden samen
te smelten tot ééne Nationale Synode, weldra mocht de Kerk van
Friesland zich weer verheugen in het vooruitzicht, hare gewone jaar-
lijksche Synode te mogen houden. De voorbereidselen tot het houden
daarvan, die de Kerkelyke Commissie moest maken en die niet gering
te schatten waren, hebben wy nu te beschryven.
§ 6. voobberemselen tot de synode van 1804.
Zooals ons boven (blz. 37—47) reeds bleek, kon er in Friesland,
na 1794, om verschillende redenen, geene Synode gehouden worden.
Wel zou men gaarne weer tot de oude orde van zaken zyn terug
gekeerd, maar het was eenvoudig onmogelyk dezen wensch tot uit-
voering te brengen. Wy kunnen ons dan ook voorstellen, hoe onaan-
genaam de Kerkelyke Commissie, die zoo veel deed in hot belang der
Kerk, het vinden moest, dat telkens uit de verschillende provinciën
allerlei aanmaningen kwamen, ora toch weer eeno Synode te houden
en dat in brieven en in berichten moer dan eens aan het adres dor
Friesche Kerk eene meer of minder ingewikkelde hatolykhoid werd
gericht.. Geen wonder, dat men daarover wol eens wat kitteloorig werd.
Men kon immers geen yzer met handen breken.
Voor my ligt een brief\') van Ds. i>. brouwer pzn., als l^raeses der
Kerkelyke Commissie, aan Ds. j. w. bouvink , predikant te Rotterdam,
waarin hy zich beklaagt over een bericht in de Boekzaal, dat daarin
geplaatst was door Ds. f. h. qelhuis, predikant te Sclioonrewoerd, als
Scriba der Zuid Hollandsche Synode, die in 1803 te Gorinchem go-
houden was. In dat bericht kwamen de volgende woorden voor: „Uit
Friesland was, dewyl aldaar tot dusver geen Synode gehouden is, nog
Correspondent overgekomen, nog Acta aan ons gezonden." Dit laatste
was bepaald onwaar, want oen verslag van de handelingen der Ker-
kplyke Commissie was wel degelyk aan Ds. bouvink, als Synodaal
Deputaat, verzonden en door dezen ontvangen »). Na dit gedeelte togen-
\') Te vinden in Band 41 als no. 28 (Archief Prov. Kerkbest. v. Friesl.).
\') Blijkens een brief van Ds. bol-vink, die te vinden in is Band 41, als no. 27.
197
gesproken en rectificatie in Ae Boekzaal verzocht te hebben, gaat
Ds. BROUWER dan aldus voort:
,\'T Zij my dus gegund in dienzei ven oprechten, en vertrouwelijken
toon U Eerw onder het oog te brengen, dat even diezelve adver-
tentie ook daar, waar zij geene onwaarheid behelst, minaanstootelijk
hadde kunnen ingerigt worden. My dunkt, zoo \'er alléén gestaan
hadde „Uit Friesland was geen Correspondent overgekomen" of men
hadde, zonder van Friesland eenig gewag te maaken, alleen de ver-
scheenen Correspondenten opgenoemd, beide was voor een berigt
wegens de Synode in de Boekzaal genoeg geweest. Den kerkelyken is
het reeds genoeg bekend, dat zedert 1794 in Friesland geen Synode
gehouden is; en elk, die met den loop der zaaken in dit Gewest ge-
noeg bekend is, weet, dat zedert 1794 in Friesland geen Synode heeft
kimnen gehouden worden. \'T was dus onnoodig, om niet meer te
zeggen, de attentie van het Publyk iu de Boekzaal door een openbaar
Bericht hier op te vestigen. Veelligt hadde het een en ander onze
opmerkzaamheid minder tot zig getrokken, waare hetzelve niet van
een stuk geweest, en voorafgegaan door zoo veele van jaar tot jaar,
en als waare het by onderlinge afspraak herhaalde aanmaaningen,
exhortaties enz. enz. van ile Correspondeerende Synoden, om wederom
in Friesland een Synode te houden, niet altoos in dien heuschen en
be.scliaafden styl, als waar van UW Eerw. ter voldaade van eenen zoort-
gelyken last zig bediende, uitgedrukt, gei)aar(l met Missives aan ver-
onderstelde Correspondenten in Friesland, welke men voorhands wist,
dat niet aanweezig waaren, of gezonden konden worden, liet kan,
naar onze gedagten niet anders zyn, of men hoeft zig in de Corres-
pondeerende Gewesten, door verkeerde indrukzels en averrechtsche
vermoedens, in doezen laaten misleiden, daar die tot.verveelens toe
herhaalde aanmaaningen, die voor eenmaal konden verschoond wor-
doji, maar by eene jaarlyksche en als afgesprookene herhaaling op-
merking moesten verwekken, op geenen .anderen grond konden rusten,
als op de veronderstelling, dat het eene grilligheid, eene eigenzinnig-
heid, die men den Friesen wel eens onbedagt aanwryft, of aan iets
ergers wimre toe te kennen, dat zedert de Kevolutie alhier geen
Synode gehouden is. Wy houden ons verzekerd, dat men, gelyk-
uieermaalen, ook hier de Friesen miskend heelt. Men weet niet, of
men vergeet, de byzondere situatie, waar in dit gewest, ook voor
f^l met opzigt tot het kerkelyke, en de wezenlykste belangens van
de Herformden zig in de verschillende tydperken der Revolutie be-
vonden heelt; Men weet niet, of men vergeet, dat zoo men hier
198
capricieus genoeg geweest waare, -om zedert 1795 eene Sijnode te
vnllen houden, Correspondenten more solito te willen zenden en ont-
fangen, men niet alleen zulks nooit hadde kunnen bewerkstelhgen;
maar daar door al warire het mogelijk geweest met er daad zig buiten
staat zoude gesteld hebben, om dat geene ten nutte niet alleen van
Frieslands kerk, maar van alle de Herformde Kerken te verrigten,
het geen nu, by de tegenswoordige temporaire inrichting, geschied
en gepraesteerd is. T was met veele moeite en voorzigtigheid, dat
men zoo veele penningen, die tot het houden van eene Sijnode niet
toereikend geweest zouden zijn, bijeenverzaamelde, om eene Commissie
gaande te houden, welke men zonder eenige vergrooting zeggen kan.
dat onder de moeijelykste omstandigheden, ten minsten zoo veel we-
zenlyk nut voor de belangens der Herformde kerk in haaren kring
heeft daargesteld, als in Holland de Synode en de Polityque Gemeente
Commissiën gezaamenlyk. Nooit is het in onze gedagten opgeklommen
ons eenige reflectien of a,anmaaningen, (die toch altoos ingewikkeld
iets verkeerds en plightverzuim onderstellen) over de behandeling van
de belangens in andere Gewesten, over kerkelyke of 1\'olitijcq-kerkelyke
Commissiën te veroorlooven; en nooit is het ons voorgekoomen, dat
men by die van Zeeland zedert 1795 op zulk eene wyze op het houden
van eene Synodus heeft aangedrongen \').— UWEerw. zal het gunstig
gelieven te verschoonen, dat ik my breeder over dit onderwerp hebbe
uitgelaaten, als misschien het vermelde in de Boekzaal op zig zei ven
scheen te vereischen. Wy maaken alleen van deeze byzondere ge-
legenheid gebruik, om UWEerw. in staat te stellen, de Friesche
Geestelijkheid daar het te pas mögt koomen, en onze maatregels en
werkzaamheden in het kerkely\'ke beter te beoordeelen."
Toen Ds. drouweu dezen wel wat boozen brief schreef, stond het reeds
vast, dat er weldra weer eene Synode gehouden zou kunnen worden.
By den „Coetus van Gedeputeerden der Resp. Synodale vergaderingen
van \'t Hervormd Kerkgenootschap in de Bataaffsclie Republiek"*),
die den 15den en IGden September 1802 te Utrecht gehouden weril.
\') Ds. ituomvKit vergat hier, dat liet met Zeeland geheel iets anders was dan
met 1\'VicsIand. Hier had men altoos eene Sv node gehouden tot 1704, in Zeeland deed
men dat voor 1795 ook niet. Daar was echter in dc laatste jaren een Coetus van
al de Classen geweest, zoodat cr vooniitgang viel op te merken, ter^vijl in Friesland
achteruitgang was.
\') Dit was de vergadering, die belegd was om tc spreken over een algemeenen
biddag. Zic de Iland. van dien Coetus, art. 9.
199
was namelyk het volgende schryven, van den 9den Sept., van den
Kaad van Binnenlandsche Zaken ingekomen.
Burgers!
.Daar wy deeser dagen het bestaan uwer vergadering en derselver
ophanden zynde byeenkomst vernomen hebben, hebben wy dienstig
geagt by Ulieden eene aanvrage te doen, welker beantwoording zal
kunnen strekken, om zommige by ons aanhangige of successivelyk
voorkoomende zaaken, met meer Juystheid, en billykheid te beoor-
deelen; Wy wenschten namelyk te weeten, welke gelden tot goed-
maeking van Synodale, ofF Classicale onkosten, voor, en met den
Jaere,1795 uit de Casse der voormalige Provintien, nu Departementen,
of uit zodanige comptoiren, waar uyt gewoonlyk de kerklyke Uit-
gaven geschieden, pleegden betaald te worden, welk gebruyk van
die gelden wierd gemaakt, en in hoeverre ileselve als Tractementen,
oif I^ersoneele voordeelen, waar op ieder Lid der Classis, ol Synodo
volgens een vaste regelnuiat, eene gelyke aanspraak had, konden
(leconsidereerd worden.
Wy versoeken hier oj) zoo spoedig moogelyk Uwe Elucidatien te
erlangen, en noemen ons na Heylbeede, met agting.
De Raad van Binnenlandsche Zaaken.
j. dk kuuijff Vt L. P.
Tor ordonnantie van den Raad voornoemd
wknckkbacii.
In luiam en op last van den Coetus gaf Ds. n. o. van bujknhüroh ,
predikant te Amsterdam, n^eils den 28sten Sept. daarvan kennis aan
de Kerkelyke Commi.ssie van Friesland met verzoek om ten spoedigste
aan het door den Raad van Binnenlandsche Zaken gere(iuireerde te
voldoen \'). Daar echter de Commissie niet voor den 3den Mei van
het volgende jaar zou samenkomen en eene buitengewone vergadering
t« bezwaarlyk en kostbaar zou zyn, gaf Ds. urouwer, als praeses,
namens de Kerkelyke Connnissie, op eigene verantwoording ten spoe-
digste in eene missive aan don Raad de gevraagde inlichtingen, die
later door zyne medeleden onder dankbetuiging werden goedgekeurd^
Na aangewezen te hebben wat men vroeger uit de kas der toenmalige
provincie genoot, eindigt hy met deze klacht: „Men vergunne ons
\') Hij rond tevens de Handelingen van d«n Coetns aan dc Kerkelijke Commissie
Zie dc Iliiud., art. 10.
200
te doen opmerken dat \'t gemis deezer gelden aan de Herformden
Gemeenten en Classen in Friesland te bezwaarlijker gevallen is, daar
het hen buiten staat gesteld heeft niet alleen om de geregelde en
nuttige Correspondentie met de andere Herformde Kerken in het
Vaderland op de gewoone wijze te onderhouden maar sij deels uit
Classicale Beursen, deels uijt Gemeente Kassen Jaarlijks meerder dan
1000 Guldens hebben moeten spendeeren, zoo, om te voldoen aan
herhaalde Orders en aanschrijvingen van het Friesche Bestuur, welke
in dit Departement byzonder plaats greep, en in de Jaaren 1795 en
1796 en 1797, als om maar Eenigsints een middelpunt van Vereeni-
ging en Zaamenstemming in het bevorderen der algemeene belangens
tusschen de respective Classen te bewaaren, zoodat de Uitgeputte
Classicale Kassen, of met Schulden beswaard, of wel uit de particuliere
Beursen en toelagen der Praedicanten hebben moeten worden gesou-
lageerd, Terwyl de Gemeenten en Diaconye Kassen, Zommigegeheel
en de overige grootendeels geruïneerd zyn geworden, door een aller
verderffelyksten heffing in 1796 en 1797 op de Corpora goederen in-
de toenmaalige Provincie." \')
Algemeen was men van gedachte, dat het schryven van den Raad
van B. Z. ,een zeer gunstig vooruitzigt openend berigt" was, en men
verheugde zich by voorbaat reeds in hetgeen men hoopte, dat daarvan
het gevolg zou zyn. Uit een schryven van Ds. v. iilijknbukgh luvn
Ds. BROUWER, van den 12deu Oct. 1802, \'twelk vöor my ligt\'), blykt,
dat hoogstwaarschynlyk ,een adres der Utrechtsche Synode door der-
zelver Depj). aan \'t Staatsbewind gedaan ter herkryging der Synod:
&z onkosten van den jaare 1795 af, met een gesprek van eene Com-
missie uit de Depp. van Zuid holl. & Noordh. met zeker lid in \'t
bestuur daar toe aanleiding heeft gegeeven, & dat misschien de Raad
voorn., in wiens handen dat adres gesteld is, oordeeld, dat zoo aan
eene Synodus zulks wierd toegestuin, de billykheid dat ook ten ojv/.igt
der andere vorderd."
Reeds terstond by do ontvangst van \'s Raads schryven, had ilo
Coetus te Utrecht geantwoord, dat hy, by gohreko van do noodige
bescheiden, de gewenschte inlichtingen niot terstond kon geven, maar
met den mee.sten spoed in dezen zou handelen\'). Er was echter veol
tyd noodig, voor men van al de Classen ondor de respectieve Synoden
/
\') Ilaiid. d. Kerk. Comm., 3 Mei 1803, art. 8\'.
\') Tc vinden in Band 41 als no. 20 (Arch. Prov. Kerkbcst. v. Friesl.)
\') Jland. V. d. Coetus, art. 9.
201
ile gevraagde informatien kon krijgen. Zoo werd dan door de Depu-
taten der Zuid-Hollandsche Synode, als daartoe gemachtigden, ein-
delyk den 8steu Februari 1803 by den Raad van B.Z. eene hier meer
daar weer minder gedetailleerde opgave ingeleverd , met het verzoek,
dat hunne bezwaren ten opzichte van het niet betalen der Synodale
en Classicale onkosten, eindelyk eens mochten worden weggenomen.
Men had zich niet ten onrechte met gunstige verwachtingen gevleid.
Den 11 den Augustus 1803 nam het Staatsbewind der Bataafsche Re-
publiek een besluit (No. 27). Het ging daarbij van deze overwegingen
uit, dat er wel vryheid van Godsdienst moest zyn, maar dat het toch
zeker was, dat do invloed van den Godsdienst van zulk een gewicht
was voor de burgerlyke maatschappy, „dat dezelve niet geheel aan
het Oppertoezicht van de Politicque Regeering behoort te worden
onttrokken; dat dit te gevaarlyker zoude zyn in een Staat, alwaar
de Leeraars der voormaals Heerschende Kerk, al nog, aan de geëta-
blisseerde, en nimmer door oen wettig Geconstitueerde Magt afge-
schafte , Kerk ördening zyn verbonden, op dezelve zyn aangesteld, en
in hunnen dienst bevestigd, als mede daar op den Eed afgelegd heb-
ben, en dus, als Leden van het geheele Lichaam der Kerk, verpligt
zyn niet alleen Consistoriale, nuiar ook Classicale en Synodale Ver-
gaderingen, en andero daaraan verboiulene Werkziwvmheden waarte-
nemen; dat vooral do Synodale Vergaderingen, alwaar niet alleen de
belangen van do Ilervornide Kerken van één Departement, maar ook
iloor de subsisteerendo Corresi)Ondentiën met de Synoden der andere
Departementen, die van alle de Hervormde Kerken in het Bataafsch
Gemeenebest worden behandeld en behartigd, en die Vergadering
eigenlyk gezegd moet worden to zyn eene zekere Kerkelyke Rechtbank
in het hoogste Ressort, en welkers uitspraken zoms van hot hoogste
gowigt.op de Burgerlyke Maatschappy kunnen zyn, een zeker Politicq
Toezicht behoeven, tot voorkoming van allo verwarring on nadeelige
hotzingen; en eindelyk geconsidereerd zynde, datpartiè\'ele numtregelen
in dezen het gcwen.scht eilect niet kunnen hebben."
Op dezo gronden besloot nu het Staatsbewind, 1® dat de betaling
van alle Synodale en Classicale gelden, die vroeger uit Provinciale,
Quartierlyke, Dominiale, Geestelyke of eenige andere \'s Lands Comp-
toiren gediuui werd, weer op den voet als van ouds en tot het in
Werking treden van Art. 12 dor Staatsregeliug zou geschieden, voor
.\') Hier achter tc vinden als Hij lage H.
-ocr page 218-202
zoo ver betrof de reiskosten, vacatiën, defroyementen en remuneratiën
van de leden der Synoden of Classen, waarvan de beoordeeling zou
worden overgelaten aan de respectieve Departementale Besturen;
2° dat deze Synodale en Classicale gelden ook betaald zouden worden
over het afgeloopen jaar 1802, behalve voor Friesland en Drenthe,
omdat daar toen geene Synode gehouden was; 3° dat aan den Coetus
van Zeeland jaarlijks, ook over 1802, 100 Gld gegeven zou worden
voor iedere Classis, die hare Gedeputeerden tot dien Coetus zou zenden.
Zulks echter alles onder deze bepalingen, dat telken jare aan het Staats-
bewind der Bataafsche Republiek permissie gevraagd zou moeten
worden tot het houden der Synodale vergaderingen; dat, indien deze
toestemming gegeven was, door en van wege het Staatsbewind een
of twee Commissarissen-Politiek benoemd zouden worden, om by de
Synoden te adsisteeren en inzonderheid toe te zien, dat er geene
politieke zaken werden behandeld noch iets werd ondernomen hetgeen
de openbare zekerheid van den Staat zou kunnen storen; en eindelyk,
dat iedere Synode, na afloop harer vergadering, één exemplaar van
hare acta, behoorlyk geauthoriseerd, zou moeten zenclen aan het
Staatsbewind en één aan het Departementaal Bestuur, waaronder zy
ressorteerde.
Met vreugde nam de Kerkelyke Commissie kennis van dit besluit.
Tegen allerlei plannen toch, die gemaakt waren om weer eene Synode
te kunnen houden, waren in den boezem der Classen bezwaren ge-
rezen Nu echter, daar in de kosten voorzien zou worden, kon men
l
\') Eene gednilttc copic vun dit besluit komt vóór in Band 41 onder iVo. .13 (Arch.
l\'rov. Kcrkbcst. v. Friesl.)
Zoo gaf in 1800 dc Classis \\an Franeker haren vertegenwoordigers in dc Kerke-
lijke Commissie in last, om „ernstig ïn bedenking te brengen cn te bezorgen, dat
\'t den overige resp. Classen ad referendum wicrdc gegeven, of het niet allernodigst
ware, dat cr, in navolging der meeste andere Gewesten \'sjaarlijks wederom cenc
Synodale Vergadering gehouden wicrdc, waartoe de kosten wel te vinden zijn, cn
dc wijze, OJ) welke dan nader konde bepiuild worden." De Kerk. Comm. gaf dit
voorstel aan dc Classen ad referendum en beval het „ter ernstige overweging cn
door Franeker verlangde conclusie" aan. {Hand. d. Kerk. Comm., 29 April 1800, art.
I.^, tio. 3). Dc Classis Leemrarden passeerde het echter; Dokkum verwierp het geliccl;
Zevenwouden was cr niet voor; Bolsward zag cr „voor tegenwoordig geen licht in,
rèhijncndc het haar toe, dat het zich met dc kosten zoo gcmaklijk niet schikken
zou, als Franeker wel opgeeft"; Sneek wilde cr niet op adviscercn vóór op het
hangende voorstel van het ineensmelten der Synoden een finaal besluit was gevallen;
terwijl met het oog op dit laatste voorstel, wiuir zij vóór was.....Franeker het
hare introk. {Hand. d. Kerk. Comm., 8 .luli 1800, nr/. 14). — Twecjaar later drongen
gelijktijdig dc Classen Zevenwouden cn Franeker cr op min, weer ccn« Synode tc
203
er stuat op maken, dat in het jaar 1804 weer de eerste Synode zou
samenkomen. Ook zou men weder persoonlyke Correspondentie kunnen
oefenen met de kerken der andere gewesten en alles kwam dus weer
op den ouden voet. Het is te begrijpen, dat de leden der Kerkelyke
Commissie zich gedrongen gevoelden, de „betuiging hunner erkentenis
voor des Bewinds favorabel Besluit" te brengen. Te gelyk daarmede
echter verzochten zij, dat „met intrekking der exceptioneele Clausule
in het 2e art: van opgemeld Besluit ook aan de Hervormde Kerk
Vergadering van Friesland, dezelve Synodale Gelden ook over den
Jare 1802, even als aan andere Kerkvergaderingen, mogten worden
geaccordeerd", en zulks op grond van bet feit, dat de Kerkelyke
Commissie, ook al droeg zy niet den naam van Synode, in de ver-
loopene jaren hetzelfde werk, met denzelfden yver, verricht had als
de Synoden in de andere provinciën Zy mochten, na verloop van
eenigen tyd, het genoegen smaken te vernemen, dat het Staatsbewind,
by besluit van den 20sten April 1804, bun verzoek inwilligde en bun
„de Synodale Gelden over den Jare 1802., op den Voet, zo als dezelve
gewoonlyk, door de Synode van Friesland zyn genoten geworden",
toestond
Het grootste bezwaar, dat jaren lang het houden van eene Synodale
Vergadering had belemmerd, was dus nu weggenomen. In liet uit-
wendig lyden der Kerk, inzonderheid van Friesland, kwam eene
merkbare verlichting. De geldelyke bron begon, dank zy der goed-
willigheid van den Staat, weer milder te vloeien en met eenig uiterlyk
vertoon kon de Kerk weer oi)treden. De lasten, die de gemeenten te
dragen hadden, werden ten deele weggenomen, maar daarvoor keerde
de Kerk tot haren vorigen toestand van gebondenheid terug. In hare
lioiulcn. Nu scheen echter de Kerk. (\'omin. er geen liclit in tc zien cn zij vilde
daarom, dat die beide Classen dan met een jilan vo(u-den dag zouden komen. {Ifniid.
(/. Kerk. (-omm., 12 Mei 1802, ari. 24). Die beide Classen dachten er echter anders
over en verwachtten ccn plan van du Kerk. Comm., die, gesteund door dc andere
Cliusscn, bij baar gevoelen bleef. Ken jaar ging nu met deze (juaestic voorbij, wie een
plan moest maken. (I/aiid. d. Kerk. Comm., 14 Juli 1802, aW. 20 j 15 Sept. 1802 , nW. 22),
Eindelijk verkhuirde Zevenwouden „zich tot het ontwcr])cn van zulk oen l\'lau buiten
Staat tc zijn", terwijl Franeker ecu plan inleverde, in lietwclk zij de wijze, waarop dc
Synode gehouden en de kosten gevonden zoiulen moeten worden, uiteenzette. {Hand.
d. Kerk. Comtn., 4 Moi 1803, art. 17). Toen dit jilan in dc CUussen ter sprake kwam,
Was er echter reeds hoop o]) dc betaling der Synodale kosten >iit \'s Lands kas. Kr
kwam dan natuurlijk ook niets van.
Dit reijuest is te vinden in Band 41, Xo. 37 (Arch. Prov. Kerkbest. v. Friesl.)
\') Jland. d. Kerk. Comm., 12 Juni 1804, art. 12.
-ocr page 220-204
armoede en onder al haar lyden was zij vry geweest, autonoom in
den vollen zin des woords, verantwoordelyk aan niemand dan alleen
aan haren Heer, gebonden aan niets dan alleen aan Gods Woord.
Wel waren zware stormen en donkere wolken over haar henengegaan,
maar trots alle moeite, die haar aangedaan was, niettegenstaande de
vele zorgen, waarmede zij te worstelen had gehad, was zij staande
gebleven, en — al hadden wij ook gaarne meer betooning van kracht,
meer offervaardigheid, meer liefde voor de Kerk onder hare leden
gezien — toch was er kracht van haar uitgegaan, en zy had in de
dagen van woeling en stryd meer vermocht dan toen zy verkeerde
in de roestende rust van weleer. De vraag mag echter, dunkt ons,
gedaan worden, of het niet beter zou zyn geweest, indien zy. met
verlies van Synodale en Classicale gelden, mits met behoud van de
rechtens haar toekomende goederen en inkomsten, op den weg van
inspanning, van offervaardigheid had kunnen voortgaan. Zy zou dan,
naar wy meenen, meer liefde tot de Kerk hebben doen geboren worden
onder hare leden; meer milddadigheid by hare liefhebbers en meer
achting by wie buiten stonden, zou zy hebben gewekt, en eene toe-
nemende openbaring van* kracht zouden wy op den duur in haar
hebben aanschouwd. Het heeft echter zoo niet mogen wezen.
Reeds in de vergadering der Kerkelyke Commissie van den Mden
Sept. 1803 werden nu de allereerste maatregelen genomen tot „re-
ïntroductie" der Synode. Alle leden werden namelyk gelast, om by
de Classen in de vergaderingen van October voor te sliuvn en te ver-
zoeken volledige authorisatie op de kerkelyke commi.ssie, ,A. Tot het
tydig ontwerpen en reguleeren der Lemmata of Poincten van Deli-
beratie, ten minsten voor de eerste te houdene Synodus, met hvst,
om dezelve zoo dra mogelyk ter kennis en goedkeuring der Classen
of derzelver Coinmissien te bréngen. B. Om te bepaalen de plaats
wajvr, en den tyd wanneer in den Jaare 1801 de Synode zal worden
gehouden, mitsgaders de wyze op welke. C. Om nmunens de Friesche
Kerk, het noodig en vereischt Request aan het Stiiats-Bewind tot
het houden der Synode en het benoemen van een Commissaris of
Commissarissen Politiecq tydig in te leeveren.-1). Om de Rooster diir
Correspondenten in orde te brengen, en elke der Classen tydig te
ad verteeren, welke Commissie in het eerste Jaar op haar tour valt.
E. Om de vereischte uitnoodigingen aan de Correspondenten der andere
Synoden te doen, en dezelve daar by toe te zenden de Lyst der
Lemmata voor de Friesche Synodus. F. En voorts in opzicht van de
Synodale Gelden ook die van den Jaare 1802, en derzelver Employ,
205
daar en waar zulks nodig mogte zijn, zoodaanige Voorstellen en
verzoeken te doen, als zy\' ten meesten nutte van liet Herformd Kerk-
genootschap in dit Gewest dienstig en noodig zullen vinden. G. Om
eindelyk de macht, den plicht en de Werkzaamheeden van de Depu-
taaten der Synode te bepaalen en te reegelen." Verder werd besloten,
dat iedere Classis verzocht zou worden, in October eene classicale
commissie te benoemen met ruime en genoegzame volmacht, die, op
uitschryving van de tot de Classis behoorende leden der Kerkelyke
Commissie, zou vergaderen, om met de Kerkelyke Commissie te onder-
handelen en in spoedvereischende zaken namens de Classis de noodige
besluiten te nemen of de Classis extra-ordinair by een te roepen.
Eindelyk benoemde men, in afwachting van het besluit der Classen,
reeds terstond eene commissie, bestaande uit de Heeren r. brouwer
s. oARDiNGius en j. WESSELIUS uict assuiutio van den Scriba (Ds. w. d.
OROMM«), tot het opmaken van een ontwerp voor de Synode, het
reguleeren van de Lemmata en het praeadviseeren van de Kerkelyke
Commissie omtrent de bovengenoemde punten
Al de Classen verleenden gaarne aan de Kerkelyke Commissie de
gevraagde authorisatie. Opmerking verdienen de beide by zonderheden,
haar door de Classis van Dokkum nog aanbevolen, nl. „Ie de zorg
(lat voortaan een wezentlyk nut van de te houdene Synodus kan
verwagt worden. 2e Dat het Collegie der Deputaten zoo worde inge-
rigt, dat het zelve wel met de uitvoering der Synodale Besluiten belast
blyve, maar aan den anderen kant niet to eng bepaald worde, in
haaro verrigtinge en Juist daar door in onvoorziene gevallen, buiten
Staat gestold een weezendlyk Nut to doen" ").
llerhaaldelyk\') kwam nu do Kerkelyke Commi.ssio byeen, om alles
in orde to brengen voor de aanstaande Synode. Op haar voorstel
werden door do Classen verschillende besluiten genomen. De Synode
zou den 17den Juli on volgende dagen gehouden worden te Heoren-
voen, waar zy 1795 had moeten byeonkomen, torwyl men do ordo
in do tourbourten der Synodale steden als van ouds zou volgen. Tn
plaats echter van in do week na Pinkster, gelyk vroeger, zou do
Synode jaarlyks don derdon Dinsdag in Juli samenkomen. Wel zou
de Synode met gesloten deuren gehouden worden, maar tegenwoordig
zouden mogen zyn 1° alle in Friesland dienstdoende en daar gediend
\') Hand. d. Kerk. Comm., 14 Scpt. 1803, art. II.
Haud. d. Kerk. Comm., 20 Miiart 1804, art. 7.
\') 20—22 Mmirt, 24—26 Apfil, 12—14 Juni, 10—12 Juli 1804.
206
m
hebbende emeriti predikanten, 2° de Professoren in de Theologie te
Franeker, de Friesche Candidaten, 4° de kerkeraadsleden der gemeente,
waar de Synode gehouden werd, 5°. alle kerkeraadsleden zonder onder-
scheid van Hervormde gemeenten in Friesland, mits vergezeld van en
binnengeleid door hunne predikanten, 6® die gemeenteleden, ten wier
huize de leden der Synode gelogeerd waren, en eindelijk 7° alle per-
sonen van den Hervormden Godsdienst, die de Commissaris of Com-
missarissen Politiek zouden verkiezen, dat toegelaten werden, mits zy
voorzien zouden zyn van een toegangsbiljet op naam, door dezen
geteekend. In plaats der vroegere Deputati ad Causas zouden drie leden
der Kerkelyke Commissie de Synodale vergadering bijwonen. Door hen
zou een gedetailleerd verslag aan de Synode gedaan worden van het-
geen de Kerkelyke Commissie sedert 1794 ten nutte dor Hervormde
Kerk in Friesland gedaan had. Eindelyk zouden de leden der Synodo
niet volgens een zoogenaamden rooster, en ook niet door het lot,
maar, althans voor dit maal, by vrye stemming gekozen worden,
doch iedere Classis zou zooveel mogelyk „omzien na zodanige Broe-
deren uit haar midden, die in Kerkelyke Zaken, en in het Kerkelyk
gebeurde zedert 1795 de Ervarendste waren", terwyl de post van
Assessor bekleed zou worden door een lid der Kerkelyke Commis.sie
en vervolgens telken jare door een der Synodale Deputaten, dien
zyne collega\'s daartoe zouden committeeren
De Kerkelyke Commissie regelde nu, onder goedkeuring van de
Classen, de zaak der persoonlyke correspondentie, die met de andere
provinciale kerken reeds in 1804 weer in werking trad; stelde een
ontwerp der Lemmata, althans voor de eerste Synode, die gehouden
zou worden, vast; en maakte een concept-plan van de werkzaamheden
der Synodale Deputaten, dat met enkele geringe wyzigingen door de
Classen werd aangenomen.
Zoo naderde langzamerhand het tydstij), waarop eindelyk weer de
Friesche Synode zou samenkomen. De Classen benoemden hunne
afgevaardigden en de secundi van dezen en de Kerkelyke Connnissie
committeerde drie harer leden. Op het request, namens ile Cliissen,
door de Kerkelyke- Commissie by het Staatsbewind der Bataafsche
Republiek ingeleverd, houdende verzoek, de Synodo den 17den .hdi en
\'volgende dagen te Heerenveen te mogen houden en met de zending
van een Commissaris Politiek vereerd te worden, werd den 15den
Mei een gunstig besluit genomen. Het Stivatsbewind vaardigde, op
\') Hand. d. Kerk. Comm., 20 Mavt 1804, art. 7 cn 24 April 1804, art. 7.
-ocr page 223-207
een honorarium van ƒ1 50.—, „te betalen uit no. 5 der Eerste buiten-
gewoone Somme der algemeene Begroting over den Jaare 1803. voor
Onvoorziene Uitgaven geaffecteerd", den Burger b. d. t. van sixma
af en benoemde tot zyn secundus den Burger i. vryjioet uraube, bei-
den leden van het Departementaal Bestuur van Friesland \').
Den lOden Juli en volgenden dagen hield de Kerkelyke Com-
missie, die nu byna zeven jaren lang met trouw en yver, altyd met
liefde en dikwyls met zegen, de belangen der Gereformeerde Kerk
van Friesland behartigd hail, hare laatste vergadering, in de kostery
te Leeuwarden. De toestanden waren, sinds haar eerste optreden,
in menig opzicht gunstiger geworden, en, al kwam dat voor een
groot deel voort uit de gewyzigde politieke omstandighedeji, toch
kon de Kerkelyke Commissie met dankbaarheid en voldoening terug-
zien op hetgeen zy had gedaan, en met het oog op de geschiedenis
der Friesche Kerk in de jaren 1795—1804 mocht zy naar waarheid
verklaren: cvjvs pars maxima fui. Wy kunnen ons dan ook zeer goed
begrypen, dat de Classis van Sneek haren gecommitteerden had
gelast de volgende aanteekening te laten doen in de Acta der
Commissie\'): „Of schoon de E Chvssis van Sneek van tyd tot tyd
haare byzondere vergenoegens heeft betuigd over den Yver moed en
werkzaamheid der Kerkelyke Connnissie en t zoo getrouw behartigen
van de belanggen der Ilervornule Kerk in Friesland, zoo neemt de
Classis van Sneek nogthans die gelegendheid waar, om aan de Ker-
kelyke Conimissie openlyk haaren dank te betuigen, voor derzelver
betoonde verstandigen Yver gepaste moed, en lastige werkzaamheden,
welke zoo veel goeds voor de Friesche Hervormde Kerk hebben
daargesteld, — zy wenscht, dat de Goddelyke Zegen, op de Leeden
uit welke die vergadering bestaan hebbe [rusten moge], en dat het
Collegie der Hoog Eerw: Deputaten voor zoo verre het de Werk-
zaamheden der Kerkelyke Commissie z.d vervangen, met dien zeilden
Yver, moed en werkzaamheid mogte voortgaan om de belangen der
Hervormde Kerk in Friesland te behartigen."
Eindelyk, — het was Donderdag den 12den .luli 1804 des voormid-
dags, — waren de werkzaamheden afgeloopen en-de vergadering zou
gesloten worden. Voor het laatst was men als Kerkelyke Commissie
byeengeweest, en al zouden sonunigen ook weer zitting nemen in
\') Bij besluit vnn 15 Mei 1804. Zie Band 41, no. 46. (Arch. 1\'rov. Kerkbest. v.
Friesl.)
») Iland. d. Kerk. Comm., 10 Juli 1804, art. 16.
-ocr page 224-^BBBSSHB
208
liet nieuwe Collegium Deputatorum, anderen bevonden zich voor de
laatste maal in dezen kring. Zooals men hier thans* zat, zou men
niet weder samenkomen. Het was een weemoedig oogenblik. Maar
laat ons hier het woord mogen geven aan Ds. w. d. gromik, den
Scriba dezer Vergadering.
„De Handelingen — zoo eindigen de Acta der Kerkelyke Com-
missie \') — de handelingen deezer vergadering dus ver ten einde
gebragt zijnde, stond Dns. gardingiüs op, en nam zoo voor zig zei ven,
als in naam der overige Leden, welke van hunne post stonden af te
treeden, een ontroerend en zegenend afscheid, \'t welk te meer trof,
om dat zyn H: E: W: deeze vergadering van deszelfs aanvang tot
het einde had bygewoond. Zyn Hoog Eerw: betuigde zyne opregten
dank voor alle de blyken van achting Liefde en hulpvaardigheid,
welke zyn E. betoond ware, — zyne Erkentenis van een stemmigheid
goede orde en opregte zugt voor de belangens van Gods kerk in dit
gewest, — paarende dit alles met de beste heil wensch en zoo voor
die vergadering welke deeze stond te vervangen als voor elk der
aanblijvende Leeden, in het opnieuw daar te stellen Collegie der
Deputaten.
„Een afscheid door zulk een wel bespraakten mond, — vervuld
van zoo veel meesterlyke trekken van welspreekendheid — met zoo
veel zedigheid van zig zeiven en eigen verrigtingen gewagende, onder
zoo veele ontroering uitgesproken — trof aller harten.
„Moeyelyk viel liet derhalven den H E W llr Praeses het zelve
te beantwoorden, en tevens de Kerkelyke Commissie te ontbinden.
„Geen wonder dat Ds. Praeses, al in den aanvang verklaarde zoo
ooit vooral nu in dit treffend oogenblik, al het moeyelyke van zynen
post te gevoelen, — Weerkerig wierd egter Ds. gart)inoiü8 namens
deeze vergadering den hartelyksten dank den billyksten verdienden
Lof toegewyd en met de welnieenendste oprechtheid het gemis van
zulk een kundig gulhartig, opregt en yverig Medelid betreurd, en
te gelyk de Keur van s Hemels Zeegeningen toegebeeden; —
„Met gelyke dankzegging en heil wensch aan de verdere afgaande
Leden.
„Terwyl Zyn Hoog Eerw deeze vergadering op zulk eene hartelyke
len treffende wyze scheide dat Ds. Scriba zich door ontroering buiten
Staat bevond, om van beide deeze aanspnuikei\\ miar derzelver waarde,
>) Jrl. 22.
Ds. I\'. IlROl\'WEn IV.N.
-ocr page 225-209
eene behoorlijke aantekening te maaken, Diepe Stilte heerschte in de
vergadering! met een bewoogen hart stond Ds Praeses van zyne
plaatze op, en reikte elk der Leden, en die elkander, spraakeloos,
de hand van Broederschap toe.
„Waar na Ds Praeses kort, krachtig, hartelyk, met Dankzegging
tot God, van deeze vergadering, onder de benaming der Kerkelyke
Commissie, een einde maakte."
De Kerkelyke Commissie was dus ontbonden. Zy had niet te ver-
geefs gewerkt.
Vyf dagen later zou de Synode voor de eerste maal weer samen-
komen. Van haar had men hoog gespannen verwachtingen. Over haar
terugkeer in het leven verblydden zeer velen zich en men had grond
voDr het vermoeden, dat niet weinigen zich den 17den Juli te Hee-
renveen zouden bevinden om hare opening by te wonen.
In de beide Friesche Couranten van Saturdag den Mdeu Juli 1804
plaatste daarom Ds. buouwkr, als praeses der gewezen Kerkelyke Com-
missie, eene advertentie, wie al of niet op de aanstaande Synode als
toehoorders en aanschouwers zouden worden toegelaten.
14
-ocr page 226-DE SYNODE VAN HEERENVEEN IN HET JAAR 1804.
Ter bestemder tyd kwam de Friesche Synode te Heerenveen byeen.
„Op eene aangename wyze" hield de Pastor loei Ds. d. f. van giffen,
ter voorbereiding der werkzaamheden, „een zeer uitgewerkte en ter
zake dienende redevoering tm betoge der Naodzaaklijkhcid van den
Godsdienst voor den Staat, welke redevoering door \'t gezang van Lie-
deren voor deeze plegtigheid gedeeltelijk door Welgemelden Ileere
van giffen vervaardigt, voorafgegaan, vervangen en beslooten wierd!" \')
Als Commissaris Politiek was de Heer b. d. t. van sixma tegenwoordig,
terwyl als gewone leden waren afgevaardigd:
door de Classis van Zevenwouden:
Ds. b. bekker te Nyehomc
Ds. d. f. van giffen tü Ileereiiveen (als Secundus van Ds. i.
pauw te Steggerden),
i. pommerol, ouderling te Heerenveen, en
0. a. van dkr sluis, ouderliug te Heerenveen;
door de Classis van Sneek:
Ds. m. vos te Oudega\'),
Ds. i. caiiais te Lutkewierum 1),
ijme aukes, ouderling te LIsbrechtum, en
JAN IJSBBANDS, ouderliug te Lutkewierum;
-ocr page 227-211
door de Classis vau Bolsward en Workum:
Ds. theod. adama te Koudum ,
Ds. B. NICOLAI te Lollum ,
h. jellks, ouderling te Lollum, en
ALüEKT HEUES, oudorling te Molkwerum ;
door de Classis van Franeker:
Ds. e. nauta te Edens,
Ds. a. bruining to Piotersbieruni (als secundus van Ds. r.
JOHA te Oosterbierum ,
d. c. FBEDEKioi, ouderliiig te Edens, en
TJEEBD GEBBiTS, ouderliug te Pietersbierum;
door de Classis van Dokkum:
Ds. A. VAN GIFFEN to Birdaard,
Ds. L. NAi\'Jus te Holwerd®),
212
hendk. putters, ouderling te Birdaard, en
ids idzardi, ouderling te Holwerd;
door de Classis van Leeuwarden:
Ds. p, BRuiNiNG te Wirdum,
Ds. n. wesselius te Huizum,
coRNELis siJBEs, Ouderling te Wirdum, en
heijn eelkes, Ouderling te Huizum.
Verder waren als Correspondenten uit de andere provinciën ter ver-
gadering verschenen:
Uit Zuid-Holland, Ds. l. vogelenzang te Rhoon (als secundus
van Ds. a. voorduin te Rotterdam),
Uit Noord-Holland, Ds. gersit van der goot te Noord Schar-
woude,
Uit Utrecht, Ds. h. rappardus. Emeritus-predikant van
Nederhorst den Berg (als secundus van
Ds. LUDEN te Doorn, die plotseling over-
leden was).
Uit Overyssel, Ds. l. meijer te Steenwykerwold,
Uit Stad en Lande, Ds. i. a. uilkens te Eenrum.
Eindelyk waren nog aanwezig: de Heer j. wesselius, predikant
te Idaard, door de Kerkelyke Commissie tot Assessor benoemd,
en de Heeren p. brouwer pzn. \'), w. d. grosimiï en j. c. metzlar.
213
door dezelfde Commissie afgevaardigd tot het verrichten van dat-
-ocr page 230-214
gene, wat vroeger de Deputati ad Causas te doen hadden\').
Het Moderamen der Synode bestond uit de Heeren l. napjus , praeses;
j. wesselius, assessor; en ii. wesselius , scriba ; terwijl de Heer b. bekker
tot fiscus werd aangesteld.
Het ligt natuurlijk niet in mijn plan, stil te staan bij al de lem-
mata, waarover de Synode te handelen had. Alleen op de meest ge-
wichtige harer handelingen en besluiten wil ik wijzen, om te doen
i uitkomen, dat waarlijk het houden eener Synodale vergadering wel
noodig was, en ook, dat deze van groote beteekenis is geweest voor
de Gereformeerde Kerk van Friesland. ■>
Zooals wij boven (blz. 177) reeds zagen, werd in de Synode door
de Kerkelijke Commissie ter tafel gebracht een concept van een Nieuw
Kerkelyk Wetboek, vervaardigd door de Heeren brouwer, gardingius,
j. wesselius en groiimi-i, dat, daar het nog maar door drie Classen
was goedgekeurd, in de hoogste kerkelyke vergadering beoordeeld
moest worden. Van hare beslissing hing dus de invoering en daarmede
de opheffing van een toestand van gedeeltelyke wetteloosheid af. Het
voornaamste hoofdstuk van dit Nieuwe Wetboek was wel de Gde
Afdeeling, handelende „over de wyze van de beroeping der dienaren
des Goddelyken Woords, zoo in de steden als ten platten lande".
Voor men tot de behandeling van het geheel overging, achtte do
Commissie van advies, die door do Synode benoemd was1), het wen-
schelyk, eerst over deze afdeeling een besluit te nemen, ton deelo
omdat onderscheidene Classen over dit stuk verschillend on afzonderlyk
geadviseerd hadden, ten deelo, omdat de Commissie oordeelde, dat
daaromtrent eenige byzondere consideratiën te pas kwamen.
Deze afdeeling namelyk was nog al van ingrypenden aard. Het
recht om predikanten to verkiezen en to beroepen werd verklaard too
te behooren, „gelyk zulks van de vroegste tyden plaats had", aan hen,
van wien de goederen en fondsen, waaruit de predikants-tractementon
betaald werden, en do goederen tot onderhoud der pivetoriën eu kerken
afkomstig waron, namelyk aan do dadelyko bezitters van vastigheden,
\') „Dc Deputati ad Causas zijn de Burearius nis Praeses, (twee jaaren in \'t Col-
legium Dejmtatorum zittende,) de Exbursarius als Scriba van de Vergadering, cn een
derde daar toe uit de Predikanten Leden derzelver Vergadering verkooren, om alle
in last hebbende zaaken van \'t Collegie der DeputJiten uit te voeren, volgens con-
stante gewoonte." Compendium, Tit. XXV, art. 11.
Î) Bestaande uit de Correspondent van Zuid-Holland, het voorzittend lid der
Kerkelijke Commissie en de voorzittende leden der Classen. Acia Spu Fris. 1804,
art. I B.
215
die floreenplichtig of schotscbietende waren. Zy zouden dus, mits
behoorende tot den Hervormden Godsdienst, dit recht voortaan be-
hooren uit te oefenen in die plaatsen en gemeenten, waar het recht
van beroeping van predikanten voorheen, conform \'s Lands ordon-
nantie , geschiedde door de bezitters van schotscbietende huizen, stellen
en ploeggangen, en zulks op den voet, als by het Reglement van
stemming van Floreen-Ontyangers enz. bepaald was, by Publicatie van
het Departementaal Bestuur van Friesland van den Isten Februari 1803.
Alleen in de steden en in die gemeenten, waar vóór 1795 eene andere
wyze van beroeping had bestaan, zou deze blyven geschieden op den
ouden voet, tenzij hier of daar reeds een ander Reglement mocht zyn
ingevoerd, dat dan echter, om kracht van wet te hebben, nog eerst
door de Synode zou moeten worden goedgekeurd.
Volgens dit Reglementhad de gemeente niets te zeggen. Buiten
haar wonende floreenplichtigen zouden haar een predikant kunnen
opdringen, hoe ongewenscht zy zelve dezen misschien ook vond, en
iemand, op deze wyze beroepen, zou nooit kunnen zeggen door dc
gemeente geroepen te zyn. Deze bezwaren schyneu echter by de Classen
of niet opgekomen te zyn óf niet gewogen te hebben. Want al ver-
wierp de Classis van Zevenwouden deze afdeeling zooals zy daar lag,
zy was toch „niet geheel alieen van deeze wyze van beroeping". Die
v.in Leeuwarden verkliuvrde het besluit, dat genomen zou worden,
„te willen aanzien", terwyl de overige Classen deze afdeeling goed-
keunlen en naar de uitvoering der hier gegevene wyze van beroeping
verlangden. Daar dus de meerderheid der Classen het concept der
Kerkelyke Commissie goedkeurde, werd op Woensdag den 18denJuli
1801 hot volgende, door de genoemde Gecommitteerden gesteld besluit
genomen
„De Synodus van Vriesland na gehoord te hebben de advisen der
Classen en ingenomen hebbende de consideration en advisen van haare
Geconunitteerden ad hanc causam
„overwegende dat de belangens van \'t Herfornul Kerkgenootschap
de rust en orde der Gemeentens dringend vorderen, dat aan de onze-
kerheid, wanorde ongeregeldheden en wetteloosheid omtrent \'t stuk
der beroepingen van Praedikanten vooral ten platten Lande zedert
eenen geruimen tyd plaats grypende en haiul over hand geduurig
toenemende een einde moet gemaakt worden
216
m
„overwegende dat de Kerkl: Commissie na veele en herhaalde over-
wegingen geen ander beter, en met de aloude inrigtingen welke in
Vriesland van bijna onheuglijke tijden af plaats gehad hebben meer
overeenkomende wijze van beroeping geschikt om alle verkeerdheden
welke daaromtrent heerschen met effect een einde te doen neiften,
heeft kunnen uitdenken.
„overwegende dat in deeze te nemene maatregels tot handhaving
der goede orde en rust in de Herformde Kerk in dit departement
waaraan \'t Staatsbewind der Bataafsche Republiek by deszelfs decreet
; I van den 11 August. 1803. No. 27. zo duidlyk getoond heeft zich ten
11 hoogsten te laaten gelegen zyn, niet anders met eenen gewenschten
i uitslag kunnen bewerkstelligd worden, dan onder de Hoge goedkeu-
I ring van dat zelfde Staatsbewind en gerugsteund door deszelfs ver-
mogend gezag
„besluit wat haar betreft het ter deliberatie dezer vergadering ge-
bragt ontwerp omtrent de beroeping der Leeraars van den Hervormden
Godsdienst goed te keuren en aanteneemen gelyk zy \'t zelve Goed-
keurt en aanneemt by deezen
„En dat een naukeurig afschrift van \'t zelve aan deii Commissaris
Polityk zal worden aangeboden, en ter hand gesteld, met gedienstig
verzoek om zulks by hoogstdeszelfs rapport ter kennis en goedkeuring
van \'t Staatsbewind te brengen — en door zyn voordragt te appuyeeren
en tevens te verzoeken dat alle daar mede onbestaanbaar geagt wor-
dende Stivatsbesluiten, of Publicatien mogen worden ingetrokken en
vernietigd — terwyl eindelyk de Leden der Kerkl: Commissie ter
deezer vergadering gecompareerd, en welke by \'t eindigen derzelver
als Deputt. Synodi wederom moeten gecontinueerd worden, mits deezen
gequalificeerd en gelast worden om zo spoedig enigzjna zal kunnen
geschieden, de redenen en gronden waar op dit plan gebaseerd is in
geschrifte te stellen en by wege van memorie aan den Commissaris
Polityk te behandigen ten einde by \'t voorschr, plan gevoegd en met
en beneven \'t zelve aan \'t Staatsbewind der Bataafsche Republyk
werde toegezonden."
Ter voldoening aan den hun opgedragen last, vroegen de Synodale
Deputaten de goedkeuring van het Staatsbewind op het door dö Synodo
gearresteerde reglement, by hun request daartoe dienende eeno uit-
voerige memorie tot adstructie van het beslotene voegende \'). Den
\') Deze Memorio is le vinden in Band 41, No. 58 (Arch. Prov. Kerkbest. v. Friesl."»
cn achter de Acta Dejml, S;/n. Ven. 10 Sept. 1804.
Ti
j
i
»
r-;
-ocr page 233-217
26sten Augustus 1805 werd de gevraagde goedkeuring verleend. Zoo
was dus het recht der Floreenplichtigen tot het beroepen van predi-
kanten, in verreweg de meeste Friesche gemeenten, door Kerk en
Staat beide erkend.
Vóór wy nader over de oorzaken spreken, waaraan dit Reglement
zyn ontstaan te danken had, hebben wy nog te wyzen op een ander
recht, dat de Floreenplichtigen in Friesland, weinige dagen vóór de
Synode het genoemde Reglement arresteerde, verkregen hadden, al
was het dan ook bezwaard met enkele lasten. By publicatie van den
27sten .Juni 1804 had namelyk het Departementaal Bestuur van
Friesland mededeeling gedaan van zyn besluit, „dat tot het opnemen
der Kerkerekeningen en tot liet stemmen van nieuwe Kerkvoogden,
ten Platten lande, moeten worden opgeroepen de lloreenpligtigeinge-
zetenen van ilen Hervormden Godsdienst, en dat daarvoor gehouden
moeten worden alle, die in de Hervormde Kerk gedoopt zyn, en tot
geen ander Kerkgenootschap zyn overgegaan". Het was, zoowel door
gepresenteerde adressen als o{) andere wyzen, aan het Departemenbial
Bestuur gebleken, dat er zeer verschillend gedacht werd over het
recht tot het stemmen van kerkvoogden en de l)ovoegdheid tot het
opnemen der Kerkerekeningen. Het oordeelde het daarom noodig, dat
zulks op een vasten voet geregeld Averd en nam het genoemde besluit,
„onder meer andere redenen"1) ook in aanmerking nemende, dat de
Dissentieerende Kerkgenootschappen, volgens Art. (3. der additioneele
artikelen van de constitutie van 1798 bun aandeel aan de kerken en
kerkegoederen hadden genoten of daarvan openlyk of stilzwygend ten
behoeve der Hervormden afstand hadden gedaan. Dat deze iiublicatio
in lynrecliten stryd was met het beginsel van scheiding van Kerk on
Staat, zal niemand ontkennen.
Door dat het Dejiartementaal Bestuur hun de administratie der
kerkelyke goederen opdroeg en do Synodo hun het recht verleendo
tot het beroepen van predikanten, wius de Kerk nagenoeg geheel aan
1 „Dc „meer andere redenen", wimrvan liet besluit van 27 .lunü 1804 spreekt,
blijven de nieuwsgierigheid prikkelen"; zegt Mr. n. .7. ou.iXAMA in zijn advies (De
Vrijmaking der Fr. Kerk, blz. 72). Zou ook dit cenc dier redenen kunnen geweest
zijn, dat in dc kerk zcNe stemmen opgingen, om luin de iloreenplichtigcn het rocht
van beroeping van predikanten tc geven? Het boven aangehaalde rapport (blz. 174—
17G), dat in Sopt. 1803 door dc llccrcn OAuniNon.\'s cn nuoiiwEK bij dc Kerkelijke
Commissie word ingediend, zou ons dit haast doen vermoeden.
218
!i
(
de Floreenplichtigen overgeleverd. Dit Floreenstelsel, hoe goed ook
bedoeld, is oorzaak geworden van velerlei ellende en kan nooit gezegd
worden der Kerk ten goede gekomen te zijn. Gelukkig daarom, ,dat
na de in werking treding van het Koninklijk besluit van 9 Februarü
1866 het regt van Hervormde floreenpligtigen in Friesland, tot het
benoemen van Kerkvoogden en het oefenen van toezigt op het beheer
der kerkelyke goederen en fondsen in de Hervormde gemeente aldaar
niet meer bestaat"*), en dat „met 1" Jan. 1875 volgens besluit
1 . van de Synode de bevoegdheid van Floreenpligtigen tot het beroepen
van Predikanten vervallen is" *).
I. Men is de Synode van Heerenveen zeer hard gevallen over haar
besluit in zake de beroeping van predikanten. De vraag is echter, of
men zulks met recht heeft gedaan. Om dat uit te maken, dient men
de redenen te kennen, waarom de Synode deed wat zy gedaan heeft,
en te onderzoeken of zy in de gegevene omstandigheden wel anders
en beter kon handelen.
In de bewoordingen, waarmede het besluit is genomen, ontsteekt
de Synode zelve reeds eenig licht over hare beweegredenen. Maar
voller licht gaat daarover op uit de „Memorie tot adstructie van het
Besluit der Herformde Friesche Synode van den 18 July 1804 betrek-
kelyk de Beroepingen van Predikanten", door de Heeren p. buoüweb,
w. d. groumR en j. c. metzlak, als daartoe door de Synode gequalifa-
ceerd, in hunne vergadering van den 17den Aug. 1804 opgesteld en
aan den Heer Commissaris Politiek ter hand gesteld. Deze memorie
5 bevat „de redenen en gronden", waarop het Reglement voor de bc-
roej)ingen is gebaseerd, en bewyst, dat de Heer van eijsinoa zich niet
vergiste, toen hy den 13den Januari 1875 in de zitting van do Eerste
Kamer der Staten Generaal zeide: „Ja ik ben er zelfs niet vreemd
aan om to denken dat toon do\' l\'Viesche Synode in 1804 to Heerenveen
dat recht aan de floreenplichtigen weder \') opdroeg, voel van hetgeen
by verschillende politieke, maar ook vooral Kerkelyke verkiezingen
had plaats gehad, en dus de oi)gedane ondervinding, diuirtoo veol
heeft bygedragon." Zoo was het. De bestaande toestanden cischton
j ■ dringend verandering, en haast elke verandering zou reeds verbo-
ii tering zyn.
n \'»
I ï
\') Advies vnn Mr. ii. j. lintelo bnron de oeeu van JvmiAAH (De vrijmaking der
Friesche Kerk, blz. 101).
^ Advies van Mr. n. j. ouatama (De Vrijmaking der Friesche Kerk, blz. 04).
*) Dit woord „weder" moet echter wegvallen.
It
1 I
I
i
219
Gelyk bekend is, werden voor 1795 de predikanten ten platten lande
gekozen volgens het reglement, dat by resolutie der Staten van den
14den Maart 1645 tot stand was gekomen \'). In art. 1 van dit regle-
ment was bepaald, „dat niemand in de verkiesinge van een predicant
ten platten Lande in de stemminge sal mogen worden toegelaten, dan
diegene, welcke naar older gewoonte en \'s Lants resolutien besitten
een schotschietende huys ofte stelle en hebben ploechgangen, schoon
hy in het Dorp, daar de verkiesinge geschiet ofte valt niet en sy
woonachtig, soo nochtans, dat hy sy een Ledemaet van de Gemeinte,
ofte ten minsten een Liefhebber van de ware gereformeerde Gemeinte
ofte Religie" "). Hoevele klachten hiertegen ook rezen en welke twisten
er ook lüt voortkwamen, deze bepaling bleef van kracht, totdat de
provisioneele representanten van het Friesche volk den 11 den Mei 1795
het stemrecht der grondbezitters in vollen omvang afschaften, en den
yOsten December d. a. v. het recht der verkiezing van plaatselyke
overheden, ook van predikanten en „meer andere ambtenaren" gere-
geld werd. Dorpsrechters, schoolmeesters, kerkvoogden en armvoogden
zouden benoemd worden door alle mannen boven20jaar, predikanten
echter door alle manslidmaten uit een drietal, door den Kerkeraad
opgemaakt.
Nu was het echter niet beter geworden. „Van ditoogenblik af begon
zig alom een geest van ordo- en wetteloosheid in de Gemeenten to
verspreiden, welke in de Jajiren 1796, 1797 en 1798 meer dan eens
het Herfornul Kerkgenootschap in dit Gewest met eene geheele ont-
slooping bedreigde")." Treurige dingen hadden plaats. „Meer dan eens
oiulernam eene Gemeente, of liever eene door den een of anderen
Intriguant misleide bende, om haaren Leeraar, door de ongunst der
\') Nu in r.ijne Bcschrijciug vnn Friesland (bl*. l.lß) dit Uoglcincnt tc hebben med«-
gedeeld, zegt sciiotanis (ii® 1CG4): „Dus verre dit Uegleinent. Om hieinf niet tc
oordeelen, \'t welk myn voornemen nu niet cn is, miicli ik dit seggen met een verlof
van alle, die goede ordre liefhebben, dat mij grootelijcks mishaegt, dat de beroepingen
ten platten Lande buyten tegenwoordicbeydt en van eenig Dienaar, en zonder gebedt:
menigmael met strijdt en gekijf end\' onderlinge bitterheydt, seer rouw worden ge-
daen, tot grooten Iilaem van de Kercke Godts, in een so heyligen werck. Dit mag
ick seggen Historischer wyse, endo is geen ghcheym, maer alle Man bekendt., Ver-
hoope, dat bij nader resolutie daarin sal worden verzien." Het aantal kwesties ovcr
beroepingen, dat voor de Classen behandeld werd, is dan ook, blijkens de Acta der
Classen, legio. Hevige tooneclcn vielen soms voor. Vgl. k. j. dikst i.ohoion. de
Nederduitsche Hervormde Kerk in Friesland, sedert hnre vestiging tot het jnnr 1795, blz.
114—118.
Charterboek van Vriesland, V, blz. 489.
\') Memorie tot adstructie der Synod. Deput.
-ocr page 236-220
tyden van den Vaderlandschen grond gebannen, en wien geene keus
dan tusschen Ballingschap of akelige gevangenis overbleef, tot harde
en vernederende stappen te dwingen, wilde hij zig zelfs en de zijnen
in geene ellende storten. — Meer dan eens ondernam eene zooge-
naamde Gemeente, in weerwil van alle kerkbestuur het Besluit te
neemen, om haaren Leeraar af te zetten. De ontzinde meerderheid in
eene Gemeente , gerugsteund door het Districts-Bestuur, gehandhaafd
\') De gemeente Ilohverd wordt hier bedoeld. Den 22sten Augustus 1797 werd
daar beroepen ii. bucp.jia, proponent onder de Classis Appingadam. Daar hij geen
peremptoir examen had gedaan, gaf hij zich bij de Classis Dokkum aan, om in
October d. a. v. geëxamineerd te worden. Ilij vcrschccn toen echter niet, maar hield
de gemeente op met dc belofte, dat hij zich in cenc Extra-Classis zou laten onder-
zoeken. Dit durfde hij evenwel niet wagen, vooral niet, „zederd in ccn byzonder
tentamen, zyne schandelykc onkunde üi)enbaar wierd; onkunde zo groot, dat hy by
voorbeeld dc vraagen: of men wel hulpmiddelen gebruiken mag, om den By bel ie verstaan?
of men icel gevolgen trekken mag, uit het geen wy in den Bybel lce:enf met Neen be-
antwoordde, en zo alles najir evenredigheid.\'" Dc gemeente van Holwerd, hienncdc
onbekend, verzocht hem, maar over te komen en den predikdienst te beginnen. Hij
deed dit in November 1797 cn preekte van toen af geregeld. Op een verzoek aan de
■\\Vintcr-Dcputatcn der Classis, dat hij dajirmcdc zou mogen voortgaan, tot hij in dc
eerstvolgende Classicale Vergadering examen zou doen, verklaarden dezen zich onbe-
voegd om dit toe tc staan, buuuma preekte ondertusschen maar door en ging zelfs
zoo ver, dat hij den Doop bediende. De groote meerderheid der gemeente nam daarin
cchtcr geen genoegen cn verkhuirde aan de Classis, die den ICdcn April 1798 ver-
vergaderde, „met ondertekening van hun hand, ii. HurnMA niet tc willen admittcercn
als hun Predikant, ten zy hy zich in de Classis, die heden vergaderd, na Kerken-
örde laate cxaminccren."" Hij kwam echter ook nu niet, zoodat dc Classis besloot,
Holwerd als vacant te blijven luinmcrkcn en tc zorgen, dat dc dienst daar werd waar-
genomen. Om alle verwarring voor tc komen, insinueerde men nuru.MA, dat hij nu
den 22stcn April geen dienst meer doen cn dc pastorie verlaten zou. Toen echter Ds.
r. havifs van Foudgum den 29stcn April te Holwerd kwam, om dc vacature te vervullen,
vond hij huurma reeds op den kansel, staan. Tweemaal sommeerde hij hem, om cr
af te komen, doch toen hieraan niet voldaan werd, verliet hij, na zijn lastbrief voor-
gelezen on zich op dc gemeente, als getuigen, beroepen tc hebben, dc kerk. hutrma ,
om zich zooveel mogelijk in zijne ])0sitic to handhaven, vervoegde zich bij den Uaad
der gemeente \'Westdongeradeel, hetgeen hij reeds meor had gedmin, zicli hierop be-
roepende, dat „hy byna met algemeene stemmen te Holwerd beroepen was — dat
men geen tweede E.\\amen van hem vorderen kon, om dat zulks in het voormalig
gewest Friesland, met daar eens gecxamineerden, geen -plaats heeft — dat wat hun
betrof, die buiten de Provincie geëxamineerd waren, zo als met hem het geval was,
^iilke wel onder dc verplichting waren geweest van ccn tweede examen, maar dat
die wet alleen was ingericht om dc Theologische Faculteit der Academie van Franeker
to favorisccren, cn inlandsche boven uitlandschc Studenten te bevoorrechten — doch
dat dc Kepublicii nu een cn ondeelbaar geworden zijnde, zo wel in "t Kerkelyke als
Politique, ccn examen in dc Ilepublicq voldoende moest gerekend worden."\' Hoo dwaas
dezo beweringen ook waren, vond dc Uaad van Westdongcradeel den Isten Mei
1798 toch goed, „tot voorkoming van dadelykhcdcn, die niet dan door geweld van
221
door de toenmaalige Gewestelijke Regeering, ondernam liet een Pro-
ponent, elders ter naauwer nood alleen tot den Predikdienst geordend,
strydig met de algemeene kerkenorde der Herformden in ons Vader-
land, de bediening van Doop en Avondmaal op te draUgen en hem
zonder nader examen of kerkelyke adprobatie als een gevestigd Leeraar
in den openbaaren Dienst te handhaaven \')." De vooruitzichten waren
voor vele predikanten droevig en menige gemeente werd in beroering
gebracht, „Geduurende den tyd, dat zedert 1798 het behoud der
Fondsen, waar uit de Herformde Kerk-Leeraars hunne Tractementen
genooten, hachelyk scheen, en veelen derzelver intrekking als zeker
te gemoet zaagen, hoorde men den dweepachtigen hoop bynaa openlyk
het algemeen ontwerp vormen, om zoo draa dit gebeurde de meeste
Leeraars aan den dyk te jaagen, en voor klein geld derzelver plaats
met ongeöefïende en ongeletterde zoogenaamde Oeflenaars en geestelyke
marktschreeuwers te vervullen \'). Jaa zelfs liep de uitspoorigste dwaasr
222
heid zoo ver, dat men eene Gemeente voadt, waar niet weinigen hij
hy aanvaarde zyn werk met eene plechtige intrêêrede: hy sprak den zegen uit by
het eindigen zyner Godsdienstoefening, en wist een aanhang te maaken by vcelen
in de Gemeente, die verklaarden hem tot hunnen Predikant tebegeeren: en ofschoon
n. LOENE door de Classis het oefenen in die Gemeente verboden wierde, waar aan
hy zich echter in den beginne niet stoorde; en ofschoon de Director en Ouderlingen
alles aanwendeden, om \'t ongerymde en onbestaanbare van zulk eene begeerte aan te
toonen; daar de man geen Proponent, en dus niet berocpelyk was, noch tot\'t gewoon
Examen, volgens onze Classicale wetten, konde toegelaaten worden, niets mochte baaten,
de Diakonen en eenige Leden der Kerkelyke Commissie, gesterkt door eene schriftelyke
verklaring van vcelen uit de Gemeente, maakten zich meester van dc Consistorie, cn
beriepen op den lOdcn Decemb. des voorigen jaars ii. loene, tot Herder cn Leeraar
in die Gemeente, cn gaven, op den volgenden Zondag, door don Voorlezer, daarvan
aan dezelve kennis, zonder wecten van den Director cn de Ouderlingen. Deze lieten,
volgens besluit van eenen wettig vergaderden Kerkenraad, den Voorlezer aanzeggen,
dat hy dc volgende voorstellen niet zoude hebben te doen: doch ook hier aan be-
kreunde men zich niet, immers niet ten aanzien van de afkondiging voor de tweede-
maal, wanneer niet alleen uit naam des Kerkenraads, maar ook van \'t meerendeel
der Leden van de Gemeente, tegen die praetense beroeping opentlyk in dc Kerk is
geprotesteerd. Dit cn dc interdictien, zoo Kerkelyk als politiek, aan ii. loene, op
advies der Classis gedaan, om in der Hervormden Kerk geenen Godsdienst te ver-
richten, gesterkt door dc directie van \'t plaatsclyk bestuur, hadt ten gevolge, dat
de waarnecming van de predikbeurten nog eenigen tyd ongestoord, door de Kreits-
Predikanten, wierde verricht. Dan dit duurde niet lang, de hoofden des aanhangs
van LOENE verstouten zich, dc Kreitspredikanten aan te schryven, dat zy niet meer
moesten komen, ter waarneming van den openbaren Godsdienst; deze, zich hier aan
niet stoorende, wierden daarin door Gerichtsdienaars, op naam van den IIoogHalliti
van Westerschelde, volgens ingekomene Attcstatiën, verhinderd, en ii. i.oeke beklom
den kansel cn predikte; eindelyk kwam de zaak tot dat uiterste, dat meergemelde
11. loene, op zondag, den IGden April, 1.1., des\'voormiddags gepredikt hebbende,
zich door den smit van het Dorp, door het voorlezen van \'t gewone Bevestigings
formidier, opentlyk tot Herder cn Leeraar in die Gemeente liet inzegenen, waarop
hy des nademiddags zyne zo genoemde Intrê-Predikatic deedt; cn vervolgens nam
hy, op eiken dog des Heeren, eenigen tyd, tweemalen den dienst waar. — De
Director cn Ouderlingen lieten inmiddels, gerugsteund door \'t aanzienlykste gedeelte
der Gemeente, niets onbeproefd, om die ongeregeldheden tegen tc gaan: op raad cn
advies der Classis, wierden dc hoofden des aanhangs van ir. i.oexe eerst behoorlyk
tot driemaalen voor den Kerkenraad geciteerd, vervolgens gecensureerd, en, die Ker-
kelyke posten hadden, van dezelve gedeporteerd; en tevens aangezegd, dat zoo zy
niet te rug keerden tot dc orde van \'t Hervormd Kerk-Gcnootschap, men hen als
scheurmakers zou moeten afscheiden, n. i.oese, werd door eene gerechtclyke insinu-
atie het prediken, en het uitoefenen van eenigen dienst, n\\a Predikant der Gereformeerde
\'Gemeente, aldaar verboden. — In den beginne scheen dc man zich hier aan niet te
zullen stooren: daar hy, ondanks die insinuatie, in het Leeraars werk voortging,
doch kort daar na heeft hy Cats verlaaten; en zedert dien tyd word\' er den Predik-
dienst door wettige Leeraars der Kreits weder geregeld waargenomen."— Ciiïs kreeg
eerst den 15dcn Aug. 1802 weer een eigen wettigen leeriiar, toen do Candidaat i.. v.
westekbeek van eeuten bevestigd werd en intree deed. Zie Boekzaal, Oct. 1802,
blz. 503. ^
223
wege van Schriftelijk Protest en Vertekening alle reclames en te werk-
gestelde middelen tot hehoud dier Fondsen durfden wraaken en ver-
werpen Wel deden de kerkelyke vergaderingen tegen deze buiten-
sporigheden wat zy konden. Wel bleef de gunstiger toestand, waarin
het Hervormd Kerkgenootschap door de constitutie van 1801 was
komen te staan, ook in dezen niet zonder invloed. Maar men kon
nog verre van gerust zyn, zoolang één kvraad nog voortbestond, dat,
hoewel ,min gerugtmaakende", toch „niet minst verderffelyk" was
en waarvan men nog veel onheil verwachtte. „Zoodraa — dus klaagde
men — zoo draa wordt niet eene gemeente, byzonder ten platten
Lande, door versterf, vertrek, of ouderdom van den Leeraar vacant,
of telkens opent zig een nieuw toonneel van verwarring, van ver-
keerdheid, van orde- en wetteloosheid. — Er is geen wet, geen regel
aanwezig, om te bepaalen, door wien, of op welk eene wyze de
Beroeping van eenen nieuwen Leeraar zal en moet geschieden: of dit
uit eene voorafgaande Nominatie, drie of meerdertal, of by regt-
streeksche verkiezing zal verricht worden? — Of de Ledemaaten alleen,
of alle Herformde Inwooners, of in het laatste geval alleen Hoofden
van Huisgezinnen, of ook volwassene of omtrent volwassene kinders,
boere knegts, arbeiders tot do stemming zullen geroepen of toegelaaten
worden, dit alles is onzeker, cn wordt op de eene Plaats, en by do
eene vacatuure dus, elders en by eene andere gelegenheid wederom
geheel anders, min of meer regelmaatig bepaald en vastgesteld. Door
wie? en welken? is wederom even onzeker, en wordt dit alles veel al
gewyzigd naar maate de een of ander hoofdbeleider den besten kans
ziet zyne oogmerken te bereiken en door te dryven. Doch het is
onmogelyk om alle de wanordes, ongeregeldheden, en verkeerdheden
op te tellen, welke by zulke beroepingen plaats grypen en gepleegd
worden; daar hot wel eens gebeurd, dat om den begunstigden Leeraar
te doen beroepen, baardelooze en onvolwassene Jongelingen, onge-
doopten, vrouwen, ter hoofdelyko stemming worden opgeroepen eu
toegelaaten. Wy swygen van de ongeoorloofde en schandelyke mid-
delen aangewend, om onkundige, ligtgeloovige, geringe en afhan-
gelyke menschen tot het stemmen van deezen ofgeenen over te haaien,
tlie, schoon veel al in het duister bewerkstelligd en bynaa altoos
\') Memorie tot adstructie enz. — Nuar iillc wiinrsclnjnlükhcid wordt liicr dc gemeente
AViirns bedoeld. Verscheidene stukken daarover komen voor in Band 41 onder iVo. 11
(Archief Prov. Kerkbest. v. Friesl.), waaronder ook een tamciyk uitvoerig schrijven
van Ds. h. w. o a. visskii aldaar aan de Kerk. Comm., gedateerd 17 April 1801,
een overzicht gevende van den toestand dier gemeente sedert 1795.
224
onbewijsbaar, echter wel eens rugtbaar worden." \') In den regel werd
de kring der stemgerechtigden zoo wijd mogelyk uitgebreid en alzoo
de keuze van predikanten veelal opgedragen „aan geheel daar toe
onbekwaame en lonbevoegde lieden, — waar van (zoo wordt ons
medegedeeld) veele geheel niet, andere naauwelyks kunnen leezen en
schrijven — lieden, die zelfs niet het geringste denkbeeld hebben of
zig kunnen vormen van die kundigheden, van die weetenschappen,
welke voor een bevoegd en regtschapen Godsdienst Leeraar, ten minsten
tot in eene zekere maate onontbeerlijk zyn; lieden waar van veele
de eerste beginzelen, veel weiniger den waaren geest van het Chris-
tendom, kennen, en zoo onbedreeven zijn dat zij geredelijk en door
gaans klatergoud voor echt metaal, arglistige huichelarie voor waare
vroomheid aanzien en aanneemen." Dit alles had natuurlyk treurige
gevolgen. De beste en voordeeligste standplaatsen werden dikwijls
verkregen door den grooten hoop naar de oogen te zien. Velen be-
gonnen uit zucht om menschen te behagen, „naar den bijzinnigsten
smaak der menigte hun leertrant te plooijen en zelfs aanstootelijke
wartaal van den stoel der Goddelijke waarheid te doen klinken."
Dezulken werden „alom voorgetrokken", en „de rampzaalige toeleg
om de toejuichingen der menigte weg te dragen" vervoerde daarom
menigeen, „om meer zig zeiven dan Christus te prediken."^)
Zoo stonden de zaken, toen de Synode van Heerenveen het Regle-
ment op de beroepingen, waarover wy spraken, vaststelde. Gelijk
ons bekend is, had de Kerkelijke Commissie, in vereeniging met de
Classen vroeger reeds gedaan wat zij kon. Zij had getracht het vor-
men van een drietal, waaruit de gemeente zoude kiezen, aan den
kerkenraad te brengen, waar ook zelfs dit weinige — en meer te
beproeven had zy niet gedurfd, —■ was mislukt door den tegenstand,
dien het vond in de gemeenten. Er moest echter iets worden gedaan.
Het voorstel van de Heeren s. gardingius en r. brouwer, in de ver-
\') Aan den anderen kant zal men de toejuichingen der gemeente wel niet ge-
kregen hebben door, zooals sommige predikanten nu en dan deden, te preeken zonder
een text uit de H. S. Zoo droeg Ds. is. iiemsiko te Hempens en Teems, den 4den
Juni 1797 (Pinkster-Zondag) des voorm. bij gelegenheid, dat hij aan de gemeente
kennis gaf van het aannemen van het beroep naar Minncrts^a, „cenc Leerles voor
uit de Text: God roept niet tot posten of hj schenkt ook de noodige gaaven." Terwijl
Ds. k. rouenbuho, pred. te Akkrum, den 17den Sept. 1797 den Cand. j. wesselius
te Goïngarijp e. a. bevestigende, „een vrij Vertoog" hield over ,,de plichten van een
Christen Leeraar, in navolging van Jesus"" en „tfe plichten der Gemeente jegens hunnen
Leeraar.""
") Memorie tot adstructie enz.
-ocr page 241-225
gadering der Kerkelijke Commissie van September 1803 gedaan, werd
nu de grondslag van het nieuwe reglement. Men had gepeinsd en
gezonnen, maar niets anders kunnen vinden. „Naa ryp beraad, naa
een bedaard wikken en weegen, naa herhaalde raadplegingen met
zulken, wier kunde, en zugt voor \'t heil van Land en Kerk geen
welberaaden mensch in twijffel mag trekken, kon de Kerkelyke Com-
missie — konden de Classen, geen billyker, uitvoerlyker en aannee-
melijker, geen eenvoudiger, en om den bloey en welstand van het
Herformd Kerkgenootschap in Friesland te bevorderen, meer geschikt
ontwerp uitdenken." De Synode verheelde het zich volstrekt niet,
dat dit Reglement aan zwarigheden onderworpen en aan tegenwer-
pingen blootgesteld was; dat men het van den eenen of anderen kant
in een ongunstig licht zou kunnen plaatsen; maar zy troostte zich
met de gedachte, dat iets, waarop niets aan te merken viel, een-
voudig tot het onbereikbare behoorde; dat „de schoonste Theorien
meest al het grootst gevaar loopen van bij de uitvoering de opgevatte
verwagting te loor te stellen"; en bovenal, dat elk ander ontwerp,
hetwelk men zou willen voorstellen, minder geschikt zou zyn om „de
plaats hebbende verwarring, die grooter was dan men zig verbeelden
kan, te doen ophouden", hetgeen door dit reglement „daadelyk" zou
geschieden.
Wij willen het door de Synode vastgestelde reglement in geen enkel
opzicht verdedigen. De bezwaren, die er van verschillende zijden tegen
ingebracht zijn, komen ons voor van zoo overwegenden aard te, zijn,
dat wy ons in de opheffing van het floreenstelsel hartelijk verblyden.
Maar al keurt men wat de Synode deed niet goed, al keurt men het
zelfs hoogelijk af, dit neemt niet weg, dat men o. i. haar dikwyls
veel te hard is gevallen. Door haar reglement heeft zy orde gebracht
in een toestand van ordeloosheid. Zij heeft gehandeld uit liefde voor
de kerk en in haar belang. Zy deed wat zij kon en zij kon niet
anders dan zooals zij deed. Daarbij was zij geheel ter goeder trouw
en in de vaste overtuiging naar recht te handelen. Bij haar stond
het vast, dat de floreenplichtigen het recht hadden van predikants-
beroeping. Zij was er van verzekerd, „dat de Goederen en Fondsen,
waar uit de Tractementen der Herformde Leeraaren in dit Gewest
voortvloeyen, dat \'de Goederen en Fondsen, waar uit de Kerken en
Pastorije wooningen met den aankleeve van dien onderhouden worden,
van de Bezitters der Floreen-plichtige goederen oorsprongelijk zijn,
\') Memorie tot adstructie enz.
14
-ocr page 242-226
en dat daar op dit recht van Beroeping en hegeeving der Pastoraale
Beneficien van ouds her gegrond is geweest," Daarbij verkeerde zij
waarlijk in de meening, dat zy eenvoudig „die zelfde wijze van Be-
roeping van Leeraars, immers wat den grond en het weezen betreft"
herstelde, die vóór 1795 bestond\'), hoewel het vast staat, dat de
vroegere stemgerechtigden anderen waren dan de floreenplichtigen,
aan wie de Synode nu het recht van beroeping verleende. Terecht is
opgemerkt, dat „zij de vroegere titularissen niet meer vond, omdat
dezen niet meer bestonden, en nieuwe titularissen geschapen heeft."\')
Maar men vergist zich, als men van de Synode vermoedt, dat zy
dit alleen „uit wysheidsredenen",\') op utiliteits-gronden deed. Integen-
deel, uitgaande van de overweging, „dat de Herformde Floreenplich-
tige Ingezetenen in Friesland, gelijk van ouds, zoo ook nog ge-
houden bleven, om wanneer de Fondsen tot onderhoud, herstel of
vernieuwing van Kerken en Pastorije wooningen te kort schoten, dit
ontbreekende te hoeden en aan te vullen, naar evenredigheid van de
Floreen-lasten, welke op hunne goederen waren liggende", oordeelde
zy, dat „redelijkheid en billykheid vorderden, dat zij die de last en
zorg voor het onderhoud van kerken en kerkelijke goederen zig moesten
laaten welgevallen, ook daar en tegen de lust genooten. Of — zoo
redeneerde men — zoude men het welvoegend, rechtmaatig en billijk
kunnen schatten, wanneer Lieden, welke tot die Fondsen geene de
minste betrekking hebben, welke tot onderhoud of herbouw van
Kerken en Pastorije Huisen nooit verplicht waaren of kunnen worden,
van welken het grootste deel zelfs niet in staat zoude zijn, daar toe
iets bij te brengen, en die behalven dat alles elke noodige bekwaam-
heid en geschiktheid tot zulke eene keus volstrekt missen, wanneer
zulke Lieden de magt gegeeven wierdt, om over die wooningen, over
die Fondsen te beschikken ?"
Wy hebben ons hier natuurlijk niet bezig te houden met de wer-
king van dit Reglement, daar dit buiten ons bestek ligt. Ons doel
was hier alleen, te verklaren, hoe de Synode er toe kwam het recht
van predikants-beroeping op te dragen aan de Hervormde Floreen-
plichtigen. Met het oog op den toestand des tyds, waarin de Synode
van Heerenveen gehouden werd, gelooven wij, dat, al bleek ook op
\') Zie de reeds meermalen aangehaalde Memorie tot adstructie enz,
\') De vrijmaking der Friesche Kerk, blz. 16.
\') De vrijmaking der Friesche Kerk, blz. 16. *
\'•) Memorie tot adstructie enz.
-ocr page 243-227
den duur het door haar gegeven recht niet heilzaam te zijn voor de
kerk, zij toch een belangrijken dienst aan de kerk van Friesland
in het algemeen en aan menige gemeente in het bijzonder heeft be-
wezen. In elk geval heeft zij gehandeld uit goede trouw en met goede
zorg voor de kerk, en verdient zy, mits beschouwd in den lijst van
haren tijd, om wat zij in dezen deed, eerder lof dan blaam.
Nadat dus de 6de Afdeeling voor het nieuwe kerkelijk wetboek
aangenomen was, kwamen de overige gedeelten daarvan in behande-
ling. De Classen Sneek, Franeker en Dokkum adviseerden zonder
eenig bezwaar tot de vaststelling van het geheele wetboek. De Classen
Zevenwouden en Leeuwarden hadden, wegens de kortheid des tyds en
de vele bezigheden in hare jongste vergaderingen, nog geen finaal
besluit genomen, hoewel van geene van beide gewichtige zwarigheden
te gemoet gezien behoefden te worden. De Classis Bolsward eindelijk
keurde het ook goed, maar onderwierp aan het oordeel der Synode
of harer gecommitteerden enkele „bijzondere bedenkingen", die zy
uitsprak in de volgende verklaring, welke zij ter Synodale tafel neerlei:
„Ofschoon de Classis van Bolsward en Workum liever zoude zien dat
„de orde van \'t oud Compendium gevolgd wierd om den zwakken en
„eenvoudigen die zich doorgaans aan al wat nieuw is of schynd te zyn
„stoten en ergeren te gemoet te komen, echter daar \'t nieuw Concept
„plan van Kerkl. Wetten reeds door vyf Classen \') is aangenoomen wil
„zy wel voor bijvallende gerekend worden mits dat haare aanmer-
„kingen welke zij reeds aan de Kerkl. Commissie heeft opgegeven,
„van hen die door de Hoog Ew. Synodus tot dit werk zullen ge-
„last worden mede in overweging genomen worden, en dat in \'t zelve
„aan \'t Hoofd van elke afdeling de Ti tul van \'t Oud Compend. ge-
„volgd worde; — alsmede dat, als \'t zelve gedrukt word, als dan
„aan den voet (bij v^yze van aantekening) daar en waar zulks te pas
„koomt, gevoegd worden, de Synodale resolutien van den Jaare 1660
„af, mitsgaders de Kerkenordening der drie Nationale Synoden van
„ Dordtrecht 1578 van Middelburg 1584 en van \'s Gravenhage 1586
„waar aan onze Vriesche Kerken verbonden zijn, welke de opstellers
„van \'t Oud Compendium tot hun basis genomen hebben, en waar
„op zy zich gedurig, ter bekragtiging der Kerkl. Wetten beroepen,
„als niet zelden dienende ter opheldering, en beeter verstand der
„wetten, opdat de banden van eenigheid, in deeze tijd niet losser
„gemaakt worden! — Maar wat de manier van procederen betreft,
\') Dit was, blijkens het boven verhaalde, niet geheel juist.
15\'
-ocr page 244-228
„de wijl daar in \'t forum Ecclesiasticum te veel inmengzels heeft van
„\'t forum Juridicum; zo zal zij \'t zelve passeren!"\')
De bovengenoemde Commissie adviseerde dus, daar vier Classen
het kerkelijk Wetboek goedkeurden, tot de aanneming daarvan te
besluiten, en bij meerderheid van stemmen geschiedde zulks nu ook
door de Synode. Zij hoopte, dat de Classen Zevenwouden en Leeu-
warden hun besluit ten spoedigste aan de Synodale Deputaten ken-
baar zouden maken. Mochten zij echter nog enkele veranderingen
wenschen of het een of ander niet goedkeuren, dan konden zy hunne
bezwaren langs den voorgeschreven weg ter kennis der Classen en
vervolgens van de Synode brengen. De Synode verwachtte echter,
dat die beide Classen het nieuwe wetboek wel zouden goedkeuren.
Zij besloot daarom, dat het ingeleverde plan met alle daarin gemaakte
veranderingen, bijvoegsels en verbeteringen voortaan zou zijn het
„Reglement van Kerkenorde en Wetten voor de Herformde Kerken
in Vriesland", en gelastte haren Deputaten, om, zoodra de besluiten
der beide genoemde Classen bij hen zouden zyn ingekomen, „t zelve
wat Taal Spelling, en in nette orde brenging, betreft met alle nodige
oplettendheid over te zien en in die staat te brengen dat \'t zelve,
zo dra \'t stuk der beroepingen tot de volkomene rijpheid zou zijn
gebragt ter drukpers kon worden overgegeven."
Het duurde echter nog een geruimen tijd, eer het gedrukte wetboek
van de pers kwam. De Classis Leeuwarden lei zich, zonder eenige
aanmerkingen te maken, bij het besluit der Synode neer, maar die
van Zevenwouden had nog eenige bedénkingen over het gerevideerde
plan van kerkelijke wetten zelve zoowel als over de nadere redactie
daarvan en verzocht, dat daarop „byzonder reguard" geslagen zou
worden, eer men het Wetboek ter drukpers bezorgde. Met goed-
vinden van al de overige Clasen, aan welke deze zaak ad referendum
gegeven was, werden nog een drietal bijvoegselen, door Zevenwouden
voorgeslagen, in het Wetboek opgenomen.®) Met den Heer j. eomar,
boekhandelaar te Franeker, handelende onder de firma Dionysius bomab
en bezitter van het copierecht van het oud Compendium van kerkelijke
\') Acta Syn Fris. 1804, art. 1.
\') Bolsward en Workum mede hieronder gerekend.
\') Acta Syn. Fris. 1804, art. I.
") De op voorstel der Classis Zevenwouden bijgevoegde artikelen zijn: Afd. II,
Sect. I, Art. 9; Afd. IV, Art. 17 lid 2; en Afd. XII, Sect. II, Art. 13. Zie Acta
Deput. Syn. Ven. 11—13 Sept. 1804, art. 11.
\') Acta Deput. Syn. Ven. 7 Nov. 1804. Ooer het Wetboek.
-ocr page 245-229
wetten, werden nu weldra scliikkingen gemaakt tot liet drukken van
het Nieuwe Wetboek. \') Toen de sanctie van het Staatsbewind op het
Reglement voor de beroepingen ingekomen was, kon men overgaan
tot drukken. Eindelijk verscheen , door de goede zorgen van de daartoe
gecommitteerde Heeren grommé en Metzlar en den Canonicus Frisine e.
NAUTA, in het voorjaar van 1806 het nieuwe „Wetboek en Kerken-ordre
enz." in het licht. Ten einde zooveel mogelijk de algemeene invoering
van dit wetboek te bevorderen, besloten de Synodale Deputaten, den
22sten April 1806, de Classen „vriendelijk te verzoeken en des noods
te gelasten", zorg te dragen, dat ieder lid der Classis zich binnen
14 dagen een exemplaar van het Wetboek aanschafte, „om onder
de boeken en schriften van den Kerkenraad tot gebruik en gerief
van elke gemeente bewaard te wordèn", terwijl, als dit geschied zou
zijn, op den eerstvolgenden Zondag in elke gemeente de volgende
afkondiging van den kansel gedaan moest worden: \'■\')
\') Het contract met den Heer komak bevatte de volgende bepalingen: „1. Dat
bet Collegie der Deputaten bij dezen aan zijn E. opdraagt en overgecvt bet Kechttot
bet Drukken, Verkoopen en Uitgeeven van bovengemeld Meuw Compendium. 2. Dat
hetzelve op de net\'Jte en naeuwkeurigstc wijze zal gedrukt worden met diezelvc Letter,
en in datzelve Form.aat, als bet Oude Wetboek gedrukt is, als mede dat rnet het
drukken terstond een aanvang, cn zoo veel spoed gemaakt zal worden als mooglijk
is — opdat hetzelve voor de bijeenkomst van dc Deputati ad Causas 14 dagen na
Paaschen 180G afgedrukt zij, waartoe het h.mdschrivt zijn E. bij het tekenen dezes
ter hand gesteld is, die ook bekend hetzelve uit bandon van de Deputaten grommk
cn metslar ontvangen te hebben. 3. Dat zijn E. gratis zal bezorgen 8 Exemplaren
gedrukt op groot Mediaan Schrijv papier, gebonden in Fransche Banden; en noch 24
andere- op ordinair, doch best papier gedrukt; gebonden in halve Fransche Banden,
om daar van het noodig gebruik te maken. 4. Dat zijn E. noch daar tc booven voor
het zoo genoemd Copyrecht zal betalen vijvtig Caroly Guldens. .5. Dat de Proeven door
den Heer Canonicus e. xauta on de Laatste Procv door den Hr. j. c. Metzlar
zullen moeten nagezien en goedgekeurd zijn, eer het blad zal moogcn afgedrukt wor-
den — en als dan van elk afgedrukt blad een aan Ds grommé en een aan Ds.
METZLAR bezorgt worden. 6. Dat zijn E. verplicht zal zijn, zoo dra cr zoo veele ver-
anderingen in de Wetten zullen gemaakt zijn, dat dezelve een halv vel druks kunnen
uitmaken, die als dan, als een Additament gratis te drukken." — Een exemplaar van
dit tusschen den Heer romar en de Heeren grommé en Metzlar gesloten en in
duplo opgemaakt contract, is tc vinden in Band 41, No. 84 (Arch v. h. Próv. Kerk-
best. v. Friesl.) De genoemde 8 Exemplaren waren bestemd: „1. Voor den Hccre
Raadpensionaris. 1. voor Hun Hoog mogende. 1. voor den Staatsraad. 1. voor den
Secretaris van Binnenlandsche Zaken. 1 voor het Departementaal Bestuur. 1. voor
de Synodus. 1. voor den Commissaris Polijtick en 1. voor het Collegie dor Deputaten.—
En de____overige 12 voor de Deputaten, 6 voor de Classen en dc----overige, zoo wij
noch iemand mogten vergeten hebben." Acta Deput. Syn. Ven. 18—20 Juni 1805, ar<. 7.
\') Acta Deput. ad causas 21—23 April 1806, art. 1.
-ocr page 246-230
„De Hoog Eerwaarde Deputaten Synodi Frisiae Snecanae
„aan de Gemeenten der Hervormden in Friesland,
„Geliefde Gemeenten! Genade zij U en Vrede!
„Daar wij ingevolge den ons opgedragen last door de H. E. Sijnodus
„van \'t Heereveen den 17. Julij 1804. zorg hebben gedragen, dat
„het aldaar aangenomen en gearresteerd Wetboek en Kerkenorde,
„als het richtsnoer voor Frieslands Kerk bestuur, behoorlijk gedrukt
„en ter Kennis van de Respectieve Kerkenraden gebragt is, en dat
„by elke Gemeente een Exemplaar van het zelve in derzelve Kassen
„berustend is, zoo vertrouwen en verwachten Deputaten, dat de
„Opzieners der Gemeenten in.sgelijks zullen waaken en toezien, dat de
„besluiten hunner Vergadering overeenkomstig het zelve genomen
„worden; op dat langs desen weg de Zuiverheid der Leer, de heilig-
„heid des levens en de goede orde in Frieslands Kerk bewaard worde;
„hartelijk wenschende, dat dit Wetboek daar toe onder den Godde-
„lijken Zegen tot in lengte van dagen dienstbaar bevonden worde!"
Eindelyk was dus tot stand gekomen, wat reeds zoo lang wegens
de veranderde tijdsomstandigheden noodig was geworden. Wat noch
de Kerkelijke Commissie, noch de Classen hadden kunnen bewerken,
omdat in de gemeenten een krachtige tegenstand bleek te zijn, werd
door de Synode, reeds terstond in hare eerste vergadering, gedaan.
De eer van dezen arbeid komt grootendeels toe aan den man, aan
wien de Gereformeerde Kerk van Friesland in zoo tal van zaken groote
verplichtingen heeft, namelijk aan Ds. p. brouwee pzn. te Blija, die
niet alleen aan de tot stand koming maar ook aan de vervaardiging
van dit wetboek het meeste werk heeft besteed.
En het was een wetboek, dat naast het oude Compendium met
eere genoemd kon worden, dat op uitnemende wijze het onbruikbaar
geworden Compendium verving. Uit dit laatste had men zooveel moge-
lyk overgenomen, wat nog van dienst kon zyn, ook zonder dat aan
den wensch der Classis van Bolsward en Workum, ora de oude orde
zooveel raogelijk te volgen, voldaan was. Terecht zeggen ijpeij en
DERMOÜT er van:\') „Zeer volledig is dit wetboek; het beantwoordt ge-
heel aan de behoeften des tijds. Verscheidene afdeelingen behelzen de
uitstekendste verordeningen, gebouwd op voortreffelijke beginselen
van opklaring," Die beginselen van verlichting deden het wetboek
echter niet in strijd zijn met de beginselen der Gereformeerde leer.
231
Men voorzag natuurlijk allerlei bedenkingen, die gemaakt zouden
worden door de tegenstanders van al wat nieuw is. Men begreep,
dat er vragen opkomen konden als bijvoorbeeld deze: „Is er wel be-
hoorlijk gezorgd, dat in dit zamenstel geene Wetten of bewoordingen
ingeslopen zijn, welke of regtstreeks, of van ter zijde, de gronden
van de Leer, of van de Kerkelijke Tucht van het Herformd Kerk-
genootschap ondermijnen?" Welnu, zulke vragers meende men gerust
te mogen stellen door daarop niet alleen een bevestigend antwoord
te geven, maar ook te verklaren „dat er tegen alles nog te meerder
en te zorgvuldiger gewaakt was, als de toestand der tijden zulks te
noodzaakelijker maakte."
In één opzicht verdiende het Nieuwe Wetboek zeer zeker de voor-
keur boven het oude Compendium. Het bevatte namelijk een zeer
uitgebreid en nauwkeurig voorschrift aangaande de manier van Proce-
deeren, zoowel in cas van censuur als in gevalle van andere geschil-
len , voor den kerkeraad, de Classis en de Deputati Synodi.Men
zou dus voortaan weten, waaraan men zich in voorkomende processen
houden moest en hoe de zaken geregeld voort konden gaan. Het
gemis van zulk een voorschrift had vroeger bij de behandeling van
kerkelijke geschillen enz. niet alleen zeer dikwijls verwarring, maar
ook niet zelden onbillijkheid en willekeur ten gevolge gehad. Ook in
dezen trachte men dus te voldoen aan den apostolischen eisch, dat
alle dingen eerlijk en met orde zullen geschieden.
Eindelijk had dan de Friesche kerk haar eigen wetboek, dat in de
geheele provincie voortaan gezag zou hebben. Ook dit had het voor
bov^n het Compendium. Immers „men had aan dit Compendium nooit
het volledig en beslissend gezag van een Wetboek weten te geven:
nooit was \'er een formeel en wettig besluit genomen, dat het zelve,
en dat het zelve alléén, het rigtsnoer zoude zijn, waar naar de
Kerkelijke zaken in Vriesland zouden behandeld en beoordeeld wor-
den. Hoe naauwkeurig het ook meestal met het Extractboek der
Sijnodale Resolutien, tot in de bewoordingen toe, instemde, vond
men echter, hier en daar, eenig méér of meer wezenlijk verschil, en
wanneer zich iemand daarop beriep, gold het gezag van het Extract-
Boek der Sijnodale Resolutien, boven de uitspraak, en de bewoordingen
van het Compendium der Kerkelijke Wetten: zoo dat, met \'er daad,
het eerste, en niet het laatste, het eigenlijk geldend Wetboek der
\') Zie het Noodig Naberigt achter het Wetboek.
\') A/d. XXI, blz. 113—154 van het Wetboek.
232
Friesche Herformde Kerken was, en bleef.\'") Ook in dit opzicht ver-
dient dus de Synode van Heerenveen allen lof. Zij heeft aan de Kerk
een wetboek gegeven, dat op zijne beurt aan de zaken, der Kerk
aangaande, weer vastheid schonk en alzoo waarlijk als een zegen
voor de Kerk beschouwd mocht worden. De eenige jaren later in het
kerkbestuur gebrachte wijziging heeft met de vervaardiging van een
algemeen reglement voor de geheele Nederlandsche Hervormde Kerk\'
ook de afschaffing van dit wetboek ten gevolge gehad. Alleen de
6de Afdeeling, „over de wyze van de beroeping der dienaren des
Goddelyken Woords, zoo in de steden als ten platte lande", bleef
toen van kracht.
Nog verschillende andere zaken kwamen ter Synode in behandeling,
die wy hier slechts met een enkel woord behoeven aan te duiden.
Zoo, ten opzichte van het stuk der kerkgezangen, verblijdde men
zich „hartlyk in den gelukkigen voortgang van dit voor Kerk en
Godsdienst zo belangrijk werk", en besloot men, ten einde tot de
„gelukkige voltooying daarvan mede te werken, dat men éénen ge-
committeerde zou zenden tot de volgende coetuale vergaderingen, die
nog gehouden zouden moeten worden."
Aangaande de predikants-tractementen bleek, dat er over de be-
taling daarvan geene klachten waren ingekomen. Men was het De-
partementaal Bestuur dankbaar en leefde „in de verwagting van Con-
tinuatie." De Classis van Franeker echter „zoud gaarne zien dat er
pogingen wierden aangewend tot vermeerdering derzelve t zij door
kindergeld t zij anderzins", terwyl die van Dokkum wenschte, dat
de Deputaten, in conformité met de andere Synoden, hun best zouden
doen, „om der predikanten tractementen vrijtestellen van de Geld-
heffing", waartoe zy ook de tusschenkomst van den Heer Commissaris
politiek by het Staatsbewind verzocht.
In het vroegere Lemma „Twejarig Lidmaatschap en twejarig and-
woorden op de Collegia Theologica" werd eene kleine wijziging ge-
bracht, op voorstel der Classis van Sneek, zoodat voortaan van de-
genen , die tot de Evangeliebediening toegelaten begeerden te worden,
geeischt zou worden, dat zy niet alleen reeds twee jaren lang lid-
maten waren en gedurende twee jaren op de theologische collegiën
gerespondeerd hadden, maar ook, dat zij zouden overleggen een
\') Zie het Voorherigt voor het "Wetboek, blz. "VIII.
\') Acta Syn. Fris. 1804, art. 1.
Acta Syn. Frh. 1804, art. 5,
233
„bewijs van \'t gebruik des H. Avondmaals." Naar bet ons voor-
komt, was dit eene zeer nuttige en noodige bijvoeging. Dat zij noodig
was geworden, pleit ecbter niet voor de toenmalige Candidaten.
Ook over „stricta examina" werd gesproken en de Gedeputeerden
der Kerkelijke Commissie spraken daarbij den wenscb uit, dat de
Classen niet zouden toegeven aan verkeerde inzichten. Dit gebeurde
• helaas maar al te veel. Allerlei onbekwame personen werden soms
tot de Evangelie-bediening toegelaten en dit was „eene der voornaamste
redenen, waar door dezelve belaas! in die dagen zoo zeer veracht en
van veelen bespot werd!" Ook in Friesland werd met die stricta \'l
examina wel eens de hand wat geligt. Zoo was b.v. den 16den Augustus
1802 een zekere jan van dalen door de Classis van Bolsward en Wor-
kum tot de Evangeliebediening toegelaten. Deze persoon, afkomstig
uit Zeeland, was eerst tuinmansknecht, daarna hovenier in de nabij-
heid van Middelburg geweest, in welke stad hij wekelyks fruit en
groente te koop ventte. Toen in Mei 1801 zijne goederen verkocht
werden, omdat hij de plaats, die hij bewoonde, ofschoon de huur-
jaren nog niet om waren, verlaten moest, besloot hy, hoewel reeds
ver over de dertig, nog te trachten „dominé te worden." Na eerst
te Middelburg by de predikanten Jon. iienry en h. j. krom beproefd
te hebben, onderwijs in de Latijnsche taal te ontvangen, wat hem
echter geweigerd werd, daar zij hem geheel ongeschikt voor de studie
achtten, begaf hij zich naar Groningen in de hoop, daar als student
ingeschreven te zullen worden. Op de reis daarheen, verklaarde hy,
„dat hy een goede zak met Zeeuwen had, om do Professoren te
bewegen, wanneer zijne kunde niet toereikend was, om een examen
te ondergaan."^) Prof. abresch, tot wien hij zich wendde, merkte
terstond, dat hij het Latyn zelfs niet lezen kon en ried hem aan,
van zyn voornemen af te zien. van dalen vertrok echter naar Lingen,
als reden van zijn heengaan uit Groningen de onrechtzinnigheid van
I ■■
234
Prof. abeescn opgevende. Te Lingen gaf ook Prof. sam. feed. Meiling
hem dezelfden raad, dien hij te Groningen reeds ontvangen had. Hij
nam echter in het Latijn eenige lessen, woonde do colleges bij van
de professoren meiling en l. süringae en kwam, na 8 ä 9 maanden
te Lingen vertoefd, maar in dien tusschentijd meermalen Zeeland be-
zocht te hebben, in Juni 1802 in Friesland aan. In Prof. süringae
had hij een steun gevonden. Terwijl Prof meiling hem de vereischte
testimonia weigerde, omdat hij ze als eerlijk man niet geven mocht,
verklaarde sueingae van v. dalen : ,tum Clarissimum nostrum meijlingium
Theologiam Revelatam, et linguae Hebraicae principia tradentem audi-
vit, tum meao quoque Disciplinae se tradidit, et per annos 1801 et
1802, praelectionibus meis in Sanctissimae Religionis disciplinam inter-
tuit atque in explicando Textu originali N. T. me doctore usus est."
Bovendien gaf hü hem nog een bijzonder schrijven mede ter aanbe-
veling bij de Classis, voor welke het examen zou afgelegd worden,
waarin hy verzocht, „om hem den weg ter bereiking van zijn oogmerk
zoo gemakkelijk te maken als mogelijk is."\') Het blykt hieruit, hoe
weinig men op testimonia af kpn gaan. Maar bovendien, deze testi-
monia waren volgens de kerkelijke wet niet voldoende. De Classis
van Sneek weigerde dan ook, hem te examineeren. Niet alzoo echter
de Classis van Bolsward en Workum. In eene classis contracta, op
minstens ongewone, indien niet onwettige wijze samengeroepen door
Ds. t. adema te Koudum, werd hij door Ds. s. van andeinga \') te Workum
en t. eeneman te Hindeloopen geëxamineerd met dit gevolg, dat hij
tot den dienst des Woords werd toegelaten. Zoo was hij dan in den
tijd van één jaar van groenteboer proponent geworden. Het kon niet
gemakkelijker. Grieksch en Hebreeuwsch kende de man echter niet.
Hoe hij er toch examen in kon doen, bleef een raadsel. Er waren,
die vermoeden durfden, dat men „de Hebreeuwsche en Grieksche
letters, in Hollandsche gemetamorfoseerd" had. Latijn verstond hij
\') LUCAS suRiNGAR was zelf een Fries (geb. 22 Sept. 1770 te Leeuwarden), liad
in Friesland gestudeerd (te Franeker) en was daar predikant geweest (te Oppen-
huizen e. a. onder de Classis Snoek 1792—96,\'toen hij lloogleeraar te Lingen werd}.
Hij kende dus de kerkelijke wetten van Friesland , en wist daarom ook, dat van dalen
niet de vereischten bezat om in Friesland geëxamineerd te worden, üat Trof. siirikgar
oud-lid van de Classis Sneek was en dus velen der predikanten uit die Classis kende,
zal wel ter verklaiing dienen, waarom van dalen zich, met surinoar\'saanbeveling,
het eerst tot haar wendde.
\') siebe van andringa, geb. te Dokkum 23 Juli 1735, pred. te Beetsterzwaag
1759—66, te Sint Jacobi Parochie 1766—92, te W^orkum 1792—1816 , toen hij Emeritus
werd. Hij overleed te Harlingen den 21 sten Sept. 1818.
I
235
ook al niet, hoewel toch het examen in de Latijnsche taal afgenomen
moest worden en ook gezegd werd in die taal afgenomen te zijn. De
Classis zelve moest dan ook later verklaren, „dat i. van dalen het in
de taal der Geleerden niet ver gebracht had — En Cicero zich zeker
over zulk Latijn zou geergerd hebben." Men had hem, toen het met
het Latijn zoo slecht ging, later nog eens op nieuw in \'t Hollandsch
ondervraagd. — Met het oog op deze zaak, die nog, daar er klachten
over ingebracht waren, hangende was, behoefde het niet overbodig
te heeten, op het afnemen van „stricta examina" aan te dringen. De
Classis van Leeuwarden wenschte ook nog, dat men bij de examina
tevens zou waken „tegen de Neologen en andere bestrijders van \'t
Christendom."
Ook over andere zaken werden verschillende wenken gegeven. Het
„stipt leezen der Formulieren" bleef, als van ouds, aanbevolen en
werd door de Classen in acht genomen. Bij het spreken over „ge-
paste middelen om te waaken tegen schadelijke Wangevoelens, tegen
ongeloov en bijgeloov", prees de Classis van Franeker „bondige
Vertogen daartegen als het beste middel om Verderflijke Schriften
tegen te gaan," terwijl zij hare blijdschap er over uitsprak, „dat onder
haar dezulke gevonden werden, die hunne talenten op de Voortrev-
lykste wijze te koste legden ter Wederlegging van de Schriften der
ondermijners van onzen Christelijken Godsdienst." Sprekende over de
„ongestoorde uitoefening van den Godsdienst en Weering van alle
Wanorde", gaf de Classis van Zevenwouden als haar wensch te kennen,
„dat de Drosten en Gerechten door eene rigoreuse uitvoering van
\'s Lands Placaten alle ontheiliging van \'s Heeren Dag en Naam
[mochten] tegengaan", gelijk onlangs daartoe reeds maatregelen ge-
nomen waren door Drost en Gerechten van Schoterland. De Classis
van Bolsward, zich verblijdende „over de Publicatie van het Departe-
! *
\') Klachten tegen de toelating van van dalen waren bij de Kerkelijke Commissie
ingebracht door de predikanten n. \\v. c a. visser te Warns en h. k. ferf te Mol-
kwerum. Deze Machten hadden ten gevolge, dat, na veel tegenkanting, de Classis
van Bolsward eindelijk, op last van de Synodale Deputaten, in hare vergadering Van
den Isten Oct. 1804 haar besluit, waarbij jan van dalen tot Candidaat verklaard
was, introk en vernietigde en daarvan kennis gaf in de Boekzaal (Oct. 1804, blz
524). — Zie over deze interessante zaak Band 41, No. 41 , 45, 53—56, 59, 66 en
Band 45, No. 2 (Archief Prov. Kerkbest. v. Friesl.)
") Acta Syn. Frü. 1804, art. 8.
\'j Acta Syn. Fris. 1804, art. 10.
") Acta Syn. Fris. 1804, art. 11. ,
I
236
mentaal Bestuur, strekkende ter Voorkoominge, dat elk zich wille-
keurig opwerpe tot Leeraar, zag gaarne, dat nomine Synodi het
Departementaal Bestuur verzocht werd, de Kermissen en IJdele
Schouw Speelen op Zondagen te verbieden."
Voor de belangen der Noodlijdende binnen- en buitenlandsche
Kerken toonde ook deze Synode een hart te hebben,terwijl zij zich
niet onverschilhg betoonde tegenover de zaken der Indische Kerken.\')
Eindelijk waren de Synodale werkzaamheden afgeloopen en sloot
de Commissaris Politiek deze hooge kerkvergadering met eene rede,
die ons voorkomt belangryk genoeg te zijn om haar hier in haar
geheel over te nemen.
„Burgers, leeden van de Christ: Synodus des Hervormde
„Kerk in dit Departement.
„Order in het Burgerlijk order in het huislijk order bovenal in het
„kerkelijk bestuur is een der grootste en onwaardeerbaarste voorrechten
„voor eene natie.
„Trouwens geen wonder in eene maatschappij alwaar dezelve in
„alle standen en kringen plaats heeft. Daar gelden goede en wijze
„wetten, bij elk van der zeiver leeden niet alleen, maar zij zijn ook
„het onveranderlijk Richtsnoer\' van hun gansch gedrag en handel-
„wijs. Yder Burger de eerste gelijk de laaste, de lieveling van een
„vorst, zoo wel als de daglooner, de overheidsperzoon zoo wel als de
„ingezeten, zal het gezag dier wetten ontzien en eerbiedigen, en op
„derzelver waarneming en handhaving zijne veiligheid vestigen, dan
„dit is het nog niet al. Zij is boven dien een steunsel en middel ter
„bevordering en instandhouding van den waeren, en zuiveren gods-
„dienst, een behoedmiddel tegen ongeloof dweepzieke bijgeloovigheid,
„losbandigheid, volslagen zedeloosheid, en verder tegen al die rampen
en onheilen, waarvan zij de Rampzalige gevolgen nog in onze leeftijd
„maar al te zeer, bij eene treurige ondervinding hebben leeren ken-
„nen. En welke nog ongelijk veel grooter zouden geweest zijn indien
„niet een weldadige voorzienigheid aa,n de zelve paal en perk hadde
„gestelt.
\') Acta Syn. Fris. 1804, art. 13.
2) Acta Syn. Fris. 1804, art. 9.
\') Act. Syn. Fris. 1804, art. 14. Bij deze gelegenheid bleek, dat de Synode van
Noord-Holland „werkte met die van Zuid-Holland aan de oprichting van een In-
landsch Seminarium, en hadt daartoe reeds eone Commissie benoemd."
") Acta Sy7i. Fris. 1804, art. 18.
237
„Zij is Eindelijk een Bron van Geluk voorspoed en virelvaart voor
„een land volk en kerk, voert het zelve tot den hoogsten top van
„Bloeij en luister op en is de Beste waarborg van derzelver geduir-
„zaamheid.
„is nu deeze orde zoo voortreffelijk in haaren aart en natuir, en
„zoo heilzaam in haare gevolgen, dan is het ook de verhevenste bezig-
„heid en onvermijdelijk pligt van hen aan welk eenig bestuur is toe-
„vertrouwt dezelve in de gansche maatschappü te handhaven en
„deeze daar door, zoo gelukkig mogelijk te maken,
„Van hier dat zij ook te recht in alle tyden als het voorname
„voorwerp van Wetgeving, en regering is aangemerkt geworden.
„Van hier dat wijze wetgevers en Brave Staatsmannen, zoo wel
„van oudere als latere tijd, alle hunne kragten en vermogens aan
„der zeiver daarstelling en bevordering hebben toegewijd.
„Van hier dat het Staatsbewind deezer Eepublyk, met een hoog
„gevoel van Derzelver waarde bezield haare handhaving voor al met
„Betrekking tot het zoo talrijk hervormd kerkgenootschap haare meer
„oplettende zorg heeft waardig gekeurt.
„Ten welken Einde gemelde bewind besloten heeft niet alleen het
„houden der Synodale Vergadering te bevorderen maar ook ter bij-
„woning derzelver Gommiss. Politicq gelijk van ouds af te zenden,
„en mij te verzoeken en te committeren, by deeze uwe Vergadering
„te adsisteren, met last om inzonderheid toe te zien, dat op dezelve
„geen politicque Zaken worden verhandeld of ietwes het geen de
„openbare Zekerheid van den Staat en de rust, der gemeenten zoude
„kunnen storen ondernomen, en geen andere stukken dan kerkelijke,
„en de kerke aangaande behandelt worden.
„Ik heb die last gewillig op mij genomen, in het strelend voor
„uit gezicht dat ik hier recht geaarte kerkelyken zoude aantreffen, die
„den Godsdienst op den rechten prijs weeten te schatten, hunnen pligt
„kennen en behartigen, — en in deeze mijne verwagting ben ik niet
„te Leur gestelt.
„Uwe zugt voor t welzijn van Gods kerk Uwe zorg voor het
„onderhoud van weduwen en weezen en behoeftigen, de Regelmatig-
„heid goede orde, bescheidenheid en gematigdheid welke in uwe
„vergadering hebben plaats gehad — het aflopen derzelver zonder
„dat er iets tegen den aan mij opgedragene last is ondernomen, dragen
„mijn volkomen goedkeuring weg, en met vermaak zal ik hier van
„een gunstig verslag aan mijne Committenten doen.
„Vaert op dien voet manmoedig en Rustig voort — maakt uwe
-ocr page 254-238
„vergadering dienstbaar aan de heilzame oogmerken waar toe zij be-
lhoren te zyn in gericht.
„Vergenoegt uw niet alleen, met voorstanders van den Godsdienst
„in t algemeen en van de Rechtzinnige leer uwer kerk in \'t Byzonder
te zijn.
„Maar tragt voor al de zodanige op een eerbied- en beminnens-
waardige wijze te zijn —
„Wendt alle mogelijke moeite en zorg aan om den schonen gods-
„ dienst vpaar van gy verkondigers zijt in desselfs volkomenheid en
„zuiverheid te onderhouden.
„Oordeelt over de aan de zelve Eigene leerstukken met bedagtzaam-
„heid, en liefde voor de waarheid — met edelmoedige toegevendheid —
„voor zoo verre er de waarheid niet bij lijdt — en met bescheiden-
„heid jegens hen, die in gevoelens van uw verschillen.
„Bevlijtigt uw voor al om ongeloof en dweepzyk bygeloof zoo veel
„in uw is te verbannen, en de pogingen van hen, die den christe-
„lijken godsdienst tragten te ondermijnen of wel geheel om ver te
„werpen te verijdelen.
„Laat alle twist en tweedragt. Sektengeest en vervolgzugt verre
„van uw verwijdert zijn, dat in tegendeel eensgezindtheid, wijsheid,
„voorzigtigheid en waare Broederliefde uw op al uwe wegen ver-
„gezellen. Met een woord, dat de zugt voor het waare welzyn en
„Bloeij der kerk het uitstekend kenmerk van alle uw handelingen zij.
„Keer dan nu met zulke voornemens bezielt naa uwe woningen
„terug en doet daar den Godsdienst door den heilzamen invloed —
„welke hy op uw charakter en gedrag heeft eere aan — en zyt by
„uwe gemeenten voorgangers in het goede.
„De God der liefde en des vredes — die de orde boven al bemind —
„doe uw het gewigt van alle uwe verpligtingen gevoelen, en door
„dat gevoel bezield alle uwe kragten en vermogens tot heil en bloey
„van den godsdienst aanwenden, hij bekröne alle uwe welgemeende
„pogingen ter bereiking van zulke heilzame Einden met eenen ge-
„lukkigen uitslag, hy zij uw leidsman pp alle uwe wegen — gebiede
„verder zijnen zegen over uw, en alle die uw waard en dierbaar zijn
„in tijd en euwigheid — het zy zoo en hier mede scheid ik deeze
„vergadering."
Zoo was dus weer de eerste Synode der Gereformeerde Kerk van
Friesland gehouden en na een tijdperk van stryd en lijden, liet zich
in menig opzicht een betere toestand verwachten.
Deputati Syn. Leov. 1 794.
N. H. Ckimping....., pred. te Gorredijk.\')
F. Sterkinga......, oud. „ „
L. Napjus........, pred. „ Bozura, scriba.
Lieuwe Thijssen . . . oud. „ „
J. H. Regenbogen . . pred. „ Stavoren, praeses.
F. R. Cüperus....., oud. „ „
J. van Assen......, pred. „ Harlingen
M. Block........, oud. „ „
P. Brouwer pzn....., pred. „ Blija c. a.
Eelke Willems....., oud. „ „
N. PXiUiM........, pred. „ Mantgum c. a.
Sjoerd Aukes Algera ., oud. „ „
Commissie uit do zes Classon.
Z. v. Arnhem Cloeck, pred. te Beetsterzwaag, lid 3 Nov. 1795—8 Nov.
1796.
J. van Assen, pred. te Harlingen, lid 3 Nov. 1795— 12 Sept. 1797.
praeses 3 Nov. 1795—8 Nov. 1796.
S. Gardingtos, pred. te Wolsum c. a, lid 3 Nov. 1795—12 Sept. 1797.
P. Steenwijk, pred. te Holwerd, lid 3 Nov. 1795—8 Nov. 1796.
H. Wesselius, pred. te Huizum, lid 3 Nov. 1795—8 Nov. 1796.
\') NicoLAAS HESSELIU8 CKIMPING, geboren te Emden, was eerst pred. te Klein
Borsum (Oost-Fr.) 1776—81, daarna te Nendorp (Oost-Fr.) 1781—89, eindelijk te
Gorredijk 6 Dee. 1789—11 Oct. 1798, toen hij, in den ouderdom van 46 jaren,
overleed. Hij is nooit gehuwd geweest. Zie Boekzaal Nov. 1798, blz. 662.
\'j KIC0LAAS PLriM of PLüYM, geb. te Leeuwarden 4 April 1735, werd den 5den
Sept. 1758 cand. bij de Classis Leeuwarden. Eerst 5 jaar daarna kreeg hij een beroep.
Hij was predikant te Wijkei, 1763—77, daarna te Mantgum 1777—20Meil802, toen
hij overleed. Zie: Boekzaal, Juni 1802, blz. 683.
^ 240
I J. H. reaenbogen, pred. te Stavoren, lid 3 Nov. 1795—12 Sept. 1797.
scriba, 3 Nov. 1795—8 Nov. 1796.
V P. Brouwer Pzn., pred. te Blija c. a., lid en scriba 8 Nov. 1796 — 12
> Sept. 1797.
f; P. Brüining, pred. te Wirdum, lid en praeses 8 Nov. 1796—12 Sept.
1797.
Jod. Heringa, pred. te Oldeboorn, lid 8 Nov. 1796—12 Sept. 1797.
Kerkelijke Commissie.
P. Brüining, pred, te "Wirdum, lid en praeses 1797—98, \')
J. Andeles, oud. te Leeuwarden, lid en -fiscus 1797—98,
J, van Assen, pred, te Harlingen, lid 1797—1803, scriba 1797—98,
J, Ennema, oud. te Franeker, lid 1797—1801,
S. Gardinqiüs, pred, te "Wolsum c, a, lid 1797—1804,
Hieronymus Beck, oud te Sneek, lid 1797—1804,
JoD. Heringa, pred. te Oldeboorn, lid 1797—98.
J, P. Regnerij, oud. te Heerenveen, lid 1797—98,
Hügh Mackay, pred, te Twijzel c, a, lid 1797—99, scriba 1798—99,
Fedde Pieteks, oud, te Dokkum, lid 1797—99,
T, Tadema, pred, te Burgwerd c, a,, lid 1797—Juli 1799.
D, Rondaan, oud, te Makkum, k\'d 1797—99.
H. "Wesselius, pred, te Huizum, lid en praeses 1798—1800,
N, Houwink, oud te Leeuvi^arden, k\'d en fiscus 1798—1800,
Z, van Arnhem Cloeck, pred. te Beetsterzwaag, lid 1798—1800.
Adolf Hamburg, oud. te Beetsterzwaag, lid 1798—1800,
P, Brouwer Pzn. pred. te Blija c. a., lid 1799—1804, praeses 1800—4.
Fedde Jan van Slooten, oud, te Dokkum, lid 1799—22 April 1804,
/ISCM.S 1799—22 April 1804,
W. D. Gbommé, pred. te Makkum c.a,, h\'d Jali 1799—1804, scriba Sept
1799—1804,
M. Kingma, oud. te Makkum, lid 1799—1804.
J. Enoelsma Mebiüs, pred te Rijperkerk c. a., lid 1800—2.
H. J, van Vierssen, oud, te Leeuwarden, lid 1800—2,
J. F, Korff, pred. te Oldeberkoop c. a.i, 1800—2.
T. van den Berg, oud, te Heerenveen, lid 1800—2,
H, "W, Blok, oud. te Harlingen, lid 1801—3.
J, "Wesselius, pred, Idaard c. a., lid 1802—4,
S. Faber, oud. te Leeuwarden, lid 1802—4.
O Telken jare in de maand September traden de nieuwe leden der Kerkelijke
Commissie op.
*
241
M. J. Adriani, pred. te Aengwirden, Ud 1802—4.
Roelof Jacobs, oud. te Aengwirden, Ud 1802—4.
J. C. Metzlab, pred. te Harlingen, Ud 1803—1804.
B. Fostein, oud. te Harlingen, Ud 1803—4, fiiscus na v. sloten\'s dood.
Elze Loüws Siccama, oud. te Kollum, Ud 10—12 Juli 1804.
Als leden der Kerkelijke Commissie zijn verder nog tijdelijk opge-
treden de volgende Secundi:
H. Wesselius, pred. te Huizum, 29 l^oy. 1797 als Sec. van Ds. P. Bkuining.
Hendrik Jans , oud. te Makkinga 8—9 Nov. 1797 als Sec. van J. P. Regnerij.
L. Napjos, pred. te Holwerd, 15—17 Sept. 1801 en 8-9 Maart 1802,
als Sec. van Ds. P. Brouwer. In beide vergaderingen was hij ook praeses.
W. Beckering, pred. te IJsbrechtum, 10—13 Mei 1802, 7—8 Nor. 1803,
24—26 April 1804, telkens als Sec. van Ds. S. Gardingiüs.
JoD. Heringa, pred. te Oldeboorn, 24—26 April 1804, als Sec. van Ds,
M. J. Adriani.
De Gedeputeerden der Christelijke, Sijnodus van
Zuidholland aan Den Raad van Binnenlandsche
Zaaken der Bataafsche Republiek.
Geeerhiedigde Burgers!
De Coetus dor Gedeputeerden Uit de Onderscheidene Sijnoden der
Hervormde Gemeente in do Bataafsche Republiek, vergaderd geweest
zijnde te Utrecht den 15. en 16 Sbpt. des jaars 1802 heeft zig vereerd
gezien met Ulieder aanschrijving van den jjer maand: Ten Eindo te
worden Geinforraeord „welken gelden tot goedmaaking van de Sijno-
„daale of Classicaale onkosten voor en met den Jaare 1795 uitdeCassen
„der voormalige Provintien, nu Departementen, of uit zodanige Comp-
„toiren, waar uit gewoonelijk Kerkelijke uitgaven geschieden, pleegden
„betaald te worden: welk gebruik van die gelden wiord gemaakt, en
„in hoe verre dezelve als Tractementen of Personeele voordeelen, waar
„op Uder lid der Classis of Sijnode, volgens een vaste regelmaat, eene
„Gelijke aanspraak had, konden Geconsidereerd worden,"
14
-ocr page 258-242
Zij was egter buiten staat, terstond, en voorts zelfs met zulk een
spoed, als zij wel gewenscht had, aan U lieder verlangen te voldoen,
vooral uit hoofde van de zucht tot billijkheid en Regtvaardigheid welke
in ü lieder aanvraage zoo kennelijk doorstraald „opdat (namenthjk) de
„Beantwoording daar van zoude kunnen strekken, om zommige bij U
„lioder aanhangige of successivelijk voorkomende Zaaken met meerder
„juistheid en billijkheid te beoordeelen." Grelijk een en ander XJ lieden
uit het Provisioneele antwoord van den Scriba Coetus tijdig zal gebleken
zijn. — Gezegde Coetus had daarop beslooten van deeze aanvrage on-
verwyldo aanschrijving te doen aan alle de Gedeputeerden der Sijnodaale
en Coetuaale vergaderingen binnen do Bataafsche Republiek, met vriend-
broederlijke opwekking, om aan dit Gerequireerde zoo spoedig mogelijk
te voldoen; en met aanbod om alle de berigten dienaangaande, welke
ter behoorlijker tijd bij j: w: bouvink, Pred. te Rotterdam, als Praeses
der Deputaaten van Zuidholland — En wat de walsche Sijnodus betreft
bij haaren tijdelijken Actuarius zouden inkoomen, Gelijkelijk aan TJ Lieden
te zullen bezorgen.
En in gevolge daar van, hebben gedeputeerden der Christelijke Sijnodus
van Zuidholland, tans de eer, alle de berigten, welke dienaangaande,
meest per Missives, bij hunne Praeses voor het einde des laast afgeloopen
jaars (veel tijds was er tog nodig, uit hoofde van de veelvuldige Jmfor-
matien, welke daaromtrent van alle de Classen der Resp, Sijnoden moesten
worden ingewonnen) successivelijk zijn ingekomen, eerbiedig onder U
lieder aandagt to brengen.
Als:
I van de Sijnodus van G elderland
A Ten aansien der Sijnodaale onkosten, alleen berigtendo dat op hun
Request aan het Departementaal bestuur van dat gewest, om de Resti-
tutie der Sijnodaale onkosten, reeds bij hen een gunstig appointement
ontfangen was, en dat de hooge Vergadering in den Hage reeds kennis
droeg, dat de Sijnodaale Gelden in Gelderland alleen dienden voor Vacatie
eii Reisgeld, en tot hunne Traetementen behoorden.
B Ten aanzien van de Classicaale onkosten hebben Gedeputeerden der
Geldersche Sijnode Geene bijzondere berigten ingezonden bij den Praeses
der Zuidhollandsche Deputaaten.
n. van de Sijnodus van Zuidholland
A "Wat de Sijnodaale onkosten betreft, welke jaarlijks van \'s lands
wegen tot Julij 1794 ingeslooten wierden verstrekt.
Wierdèn in Sijnodo zelve betaald de hier navolgende Gelden.
1® vermits de tijdt tot het houden der Sijnodus met uit en \'t huis
Reis, bepaald was op 13 dagen, ontving jder Lid bij het eindigen
der Sijnode 3 Gl 10 St daags, voor vacatie, bedraagende in 13
dagon 45 Gl 10 St Dus voor 4 leden uit Elke Classus 182 —Gl en
243
voor de 44 leden uit de elf Classen...... 2002 —
2® Gelijke vacatie voor de 4 Depp Sijnodi.....182 —„—„
3® Voor de Deputatus, Die voor de Acta Sijnodi de
Extracten maakt.............25—„ — „
40 Voor 2 Correspp na Noordholland jder 60 Gl. . . . 120 —„—„
5*\' aan de Scriba voor zijn werk in de Sijnode . . . . 50 — „ — „
6® aan denzelven voor het schrijven van 9 Sijnodaale
acton, jder 15 Gl.............135 — „ — „
7" aan de drie Moderatoren voor het authentiseeren der
Acte, jder 25 Gl.............75 _ ^ _ ^^
8® voor elf, Geduurendo een week nablijvende scribenten
der Sijn acta — jder 35 Gl Uit jder Classis één . 385—„ —„
9® aan den actuarius Sijnodi, doch wiens werk Zedert
1795 tot nu toe door Depp Sijnodi bij alle hunne
vermeenigvuldigde bezigheedon is waargenomen) op
Quit.................125—„—„
10" voor de toestel van de Sijnode en voor de behoeften
der Sijnodaale Tafel op Quit....... . . 120 — „—„
11® Voor de koster der Sijnodaale Kerk op zijn Quit . 25 — „—„
b Na het eindigen der Synode, aan de vier Depp op een
door hun ingeleeverd Request, jder Jaarlijks een Tractement
van 300 gl, bij hun Eerste vergadering in Sept, voor hunne
werkzaamheden in vier ordinaris vergaderingen, welke
doorgaans Gehouden worden in Sept, Nov, Maart, Junij ƒ 1200 — „—„
Nog zijn Depp doorgaans Jder jaar, 3 of 4 malen Extra-
ordinaar vergaderd, waar van jaarlijks de Rekening wierd
ingebragt, en mede bij hun Eerste Vergadering in Sept. bij
gecomm. Raden de betaaling wierd verzogt, — welke Re-
kening den eenen tijd meerder en den andere tijd minder,
na gelang der werkzaamheden bedroeg, — dog waar om-
trent van wegen de hooge overheid ala een vaste Cijnosuur
bepaald was, dat Depp. in rekening konden brengen.
1" Voor Eiken dag hunner Extraordin. Vergaderingen
jder voor vacatie 3 Gl 10 St, voor verteering 2 Gl
10 St. Dus voor de 4 Depp 24 Gl Daags. En de Reis-
kosten mogten in Rekening gebragt worden na mate
van den afstand hunner plaatsen vau den Haag-
welke Honoraria en onkosten het eene jaar door het
ander gerekend doorgaans jaarlijks beliepen ruim . . 1200 — „—„
2® voor de hun aanbevolene bezorging der Duplicaaten
na Batavia on Ceijlon...........70 — „—„
j! n
3° De Praeses Depp bragt daar bij voor zich Zelven in
Rekening
L-
11*
-ocr page 260-244
a) voor \'t vervaardigen van de Credentien der Cor-
respp na de andere Sijnoden....... 7 — „ —
h) Voor \'t aanschrijven der ordinaare vergaderingen
aan de Depp van Noordh, en gecomm ad Res
Pensylvanicas.............21 — „ — ,
c) Voor het aanschrijven der Extraord. vergaderingen
van Depp van Zuidh........... 7 — „ — .
d) Voor \'t Praesenteeren van \'t Request tot \'t houden
van de Sijnode, 3 Gl 10 St enterbesolliciteering
van \'t Tractement voor den Pred. aan den Bra-
banschen olijfberg te antwerpen, jder half Jaar
3 Gl 10 St alles to zaamen 10 Gl 10 St, dog
welke beiden posten zedert 1795 hebben opge-
houden, dus alleen Gementioneerd, Pro Memoria
e) voor het schrijven van ijdere brief in zijn qualiteit
12 St en indien dezelve uitvoerig waaren 24 St.
Bedragende mede het eene Jaar door het andere
Gerekend Jaarlijks ruim.........125 — „ —,
f) voor het Correspondeeren met de waldensen qn
andere kerken na bevind van zaaken mede door-
gaans jaarlijks............50 — „ —,
4® Jn dezelve Rekening wierd mede gebragt voor den
Scriba Depp wegens \'t Uit en inpakken der Sijno-
daale Kist...............12 — „ — ,
voor denzelven het Copieeren van het Artikel der
Noodlijd. Kerken.............30 — „ —,
c Wat aangaat het waarnemen der Correspondentien tia
de andere Synoden, wierden op het Geestelijk Comp-
toir na ingediend Request by gecomm Raden met
een bijgevoegd Attest van den Praeses of Scriba dier
Sijnodaale vergaderingen, dat onse Correspondenten
dezelve aldaar behoorlijk hadden bijgewoond, — be-
taald
1® aan den Pred\' die de Correspondentie na Gelderland
had waargenomen.............100 — „ — .
En wanneer de Sijnodus to Zutphen wierd Gehouden
120 Gl.
2" aan den Correspondens na de Sijn» van Utreght . . 60 — „ — .
3® aan den Correspondens na Friesland, 130 Gl, doch
alwaar zedert 1795 geen Sijn is gehouden en dus geen
andere Corresp. met die Sijn heeft plaats gehad, dan
door de jaarlijksche overzending onser acte, schoon
er denkelijk in \'t vervolg aldaar wederom eeno Sijno-
245
daale vergadering zal worden gehouden, dus thans
alleen Pro Memoria;
4® aan den Correspondens na Overijssel......120 — „ — „
5® En aan de Corresp na Stad en Lande.....150 — „ — „
Bedragende dus alles te zaamen......ƒ6396 — „ — „
of 6416 Gl. als de Geldersche Sijnodus te Zutphen
gehouden word.
d. Alles behalven de Sijnodaale Maaltijden welko voor
de Correspondenten, Deputaaten, Moderatoren, en
Sijnodaale leden ten tijde van het houden der Sij-
nodus dagelijks, geheel op \'s lands kosten, Gegeven
wierden.
e. Eindelijk genoten nog Depp. van Zuidhll om de 3
Jaaren, lleiskosten vacatie en Honoraria wegens de
visie der authographa welke in den Haag en te Leyden
bewaard wierden, dog wijl die stukken den 15 en
16 oct 1800 als het eigendom der Hervormde Kerk
aan Depp der Eesp. Sijnoden overgegeeven zijn, dient
zulks thans alleen Pro Memoria.
B Wat de Classicaale onkosten betreft,
1 De Classis van Zuidholland heeft dienaangaande het volgende Jnge-
zonden. Dat van alle de leden der Classis uitgezonderd den overwaterse
Ring bericht was ingekomen. Dat alle de leden zeer sobere Classicaale
gelden trekken, 3, 4 of 5 Gl. voor elke Classicaale vergadering waar
voor zij van 3 tot 7 Uuren ver reijsen moeten, en eene Nagt en 2 dagen
to Dordregbt moeten blijven. — Dat Deeze geringe gelden meest van
de Kerken of Diaconien; op een en andere plaats uit de omslagen over
de morgentalen, en welligt ook enkelde uit andere Publique Cassen betaald
worden;
2° Uit de Classis van Delft en Delfsland is alleen beright, dat de
Stads Predikanten van Delft uit Stads Cas op ordonnantie der Regering
Jaarlijks voor Classicaale kosten pleegden te ontfangen 90 Gl. en voor
de Kerkvisitatie 24 Gl. — ook genooten Depp ad res Jndicas voor hunne
moeite en werkzaamheden ten dienste der Jndische Kerken, van de
Kamer Delft jaarlijks een honorarium in Speserijen.
3" De Classis van Leyden en Neder liijnland melde, dat zij jaarlijks
van gecomm. Raden ontvingen 150 Gl tot goedmaking van do meerdere
kosten, welke zij verpligt is te maaken, om dat de Hooge School te
Leijden gevestigd, aanleiding tot gedurige Examina geeft — Hebbende
zelfs de Provisioneele Repraesentanten van Holland Dezelve na 1795 nog
246
eenmaal afgegeeven — Waar op dus de Eaad Eerbiedig verzogt word
te willen letten.
4 De Classis van Gouda en Schoonhoven heeft bericht, dat zij geen
byzondere Classicaale gelden van \'s lands wegen of uit Comptoiren waar
uit Kerkelijke uitgaven geschieden, genooten heeft.
5 De Classis van ScMeland heeft meede geene Classicaale Gelden van
\'s lands wegen genooten, of uit Comptoiren van Kerkelijke Uitgaven —
alleen ontfingen de Stads Predikanten van Rotterdam uit Stads Casse
jaarlijks 30 Gl. tot het doen der Kerkevisitatie, en 20 Gl. voor het
inschryven der Synodaale acte in het volumen des grooten Kerkenraads,
alles ontfangen tot 1795 ingeslooten: ook genooten Depp ad resJndicas,
oven gelijk die van Delft, jaarlijks tot 1794 ingeslooten voor hunne
moeite ten dienste der jndische Kerken van de Kamer Rotterdam een
Honorarium bestaande in Speserijen, en alle de overige Stads Predikanten
een halve portie van dezelve, wordende dit een en ander mede eerbiedig
der attentie van den Raad aanbetrouwt.
6 De Classis van Gorinchem heeft mede berigt, Geene Classicaale
Gelden van \'s lands wegen, of uit eenige Comptoiren van Kerkelijke
uitgaven ontfangen te hebben, maar dat wel eenige bijzondere leden
daartoe van hunne kerken of uit de DorpsCassen eenige Gelden ont-
fingen.
7 De Classis van Voorn en putten meld insgelijks dat zij nimmer eenige
voordeelen uit eenige Comptoiren lot goedmaking van haare Classicaale
onkosten genooten heeft.
8 De Classis van \'s Gravenhage heeft het volgende berigt. Dat de
Pred* van Loosduinen jaarlijks van de Rentmeester der geestelijke goederen
aldaar uit \'t Geestelijk Comptoir -te Delft voor Classis geld ontving 20
Gl. — Het Classis geld voor 4 der Haagsche Pred\' betaalde de Magistraat
aldaar ter Somma van 80 Gl doch heeft dit zedert 1797 opgehouden —
Maar het overige Classis Geld voor de 6 andere Haagsche Predd van 120
Gl word nog door de Rentmeester der Groote Kerk jaarlijks betaald. —
de buitenbroeders bragten hun Classis geld jaarlijks van hunne ge-
meenten in — Eindelijk gaf nog het Collegie van ,de Societeit in den
Hage ijder jaar aan gecomm ad Sijnodurn 56—r4 —„ ten behoeven van
noodlijdende kerken, dog het geen nu ook ophoud.
9 De Classis van Woerden en over Rijnland heeft gemeld, dat zij geene
Gelden voor Classicaale onkosten uit Provintiaale Cassen of Comptoiren
van Kerkelijke uitgaven genooten hebben, dan alleen te Waarder — alwaar
jaarlijks uit het Geestelijk Comptoir te Delft 50 Gl tot huur der Pastorie
volgens resolutie dor Staaten van Holland 18 Meij 1779 genooten wierd,
en betaald is tot 1795 ingeslooten. — dat zulks van dien tijd af is in-
gehouden, en de Predt dus daar door in 7 jaaren tot 1802 ingeslooten,
een verlies ondergaan heeft van 350 Gl— Ernstig verzoekende,-dat Depp
247
solliciteeren, dat deeze schade vergoed werde, en de Kerkgemeente aldaar
hersteld werde in het geen haar, zoo zij eerbiedig oordeelen, onwettig
ontnomen is, waar aan wij voldoen bij deezen.
IQ De Classis van\'Buuren heeft bericht, dat in den ring van Leerdam
geene Bijzondere Classicaale Gelden ontfangen worden, maar dat jder
Pred* uit het Domein Comptoir te Buuren jaarlijks een Douceur geniet
van 9 Gl.— jn den Ring van Cuilenburg zijn ook de Classicaale Gelden
onder de Tractementen begreepen — jn den Ring van IJselstijn bedraagd
\'t Classis Geld voor den oudsten Pred* 29 Gl en voor den jonsten 20
Gl, dog aan wien ook de 9 Gl uit \'t Comptoir der domeinen te Buuren
betaald word. — En van den ring van Buuren is geen Bijzonder naricht
ingekomen.
11 Eindelijk heeft de Classis van Breda een bericht doen inzenden, dat
vooral opmerking en een onverwijld Redres schynt te vorderen. — Deeze
Classis klaagde dat haare Predd zedert 1795 door wijgering van betaaling,
door munieipaliteiten en Kerkmeesteren van een andere gezinte, aan-
merkelijke verliezen en schadens geleeden hebben.
1® aan jder Jnkoomend Pred*^ wierd uit de DorpsCasse tot Goedmaa-
king van de Classicaale onkosten betaald 300 Gl volgens Resolutie
van den domein Raad in 1778. — dog de Munisipaliteiten van Don-
gen, Ginneken, Ghaam, Princenhage, Zundert, de Leur enter Hetj de
(omtrent de laaste zelfs Tweemaal) hebben aan de jnkoomende
Predd. die Betaaling zederdt 1795 geweigerd tot Groote schade van
de Predikanten zelve en van de Classicaale Beurs.
20 alle Plaatsen ontfingen Classicaale Reiskosten. — Zommige genieten
die nog ongestoord. — Maar van 1795 af zijn daar van beroofd
geworden Ter Heide van 24 Gl Chaani van 20 Gl en Zundert van 30 Gl
voor den Pred^ welke Jaarlijks volgens Resolutie van don Domein-
raad uit de DorpsCassen betaald wierden. — Ginnelcen van 13 Gl.
Princenhage van 40 Gl Nispen van 20 Gl Etten van 42 Gl de Leur
van 42 Gl Zundert voor den ouderling van 12 Gl en Rosendaal
voor den Pred* van 40 en voor den ouderling van 12 Gl (zijnde
te Rosendaal de betaaling geschied tot Ultimo Decem:1798) En
dit alles wierd door Kerkmeesters uit het Fonds der Kerken
I . I
betaald.
3« De Predd. van Breda genoten Jaarlijks uit Stads Cas ijder 8 Gl.
Classicaal Geld, dog het welk zedert Dec. 1796 insgelijks niet
meer betaald is.
4° De Pred. van Ter Heide trok wegens de Combinatie met de zoo-
genaamde Schans, \'s Jaars uit de Dorps Cas 150 Gl— Doch zulks
is zedert 1795 mede door de Municipaliteit aldaar ingehouden.
5". En dit alles drukt te gevoeliger — Daar zommige Pred^ zeer veel
verliesen door het Cesseeren van Kerkelijke Ondertrouw en Trou-
248
wen. — Daar op de meeste plaazen de betaaling der voorzangers
is verminderd, — Daar de Tractementen van Organisten Catechi-
zeerrtieesters en andere Kerkelijke bedienden die wel eer uit \'s lands,
Stads, Dorps of Kerk Gassen betaald wierden, ingetrokken zijn —
En Daar Eindelijk do arme Gassen zedert 1795 groot nadeel Geleden
hebben door het inhouden der oortGolden van de verpagting der
Gemeene landsmiddelen.
Gedeputeerden der Zuidh. Sijn vinden zig ten duurste verpligt dit
een en ander aan de Serieuse Deliberatien van dezen Uaad eer-
biedig overtegeeven.
III van de Sij nodus van Noordholland.
A Wat aangaat de Sijnodaale onkosten is bij depp. van Zuidh. het
volgende bericht ingekomen, Gelijk uitvoeriger blijken kan uit het hier
agter, op verzoek van Depp. Noordh. Geannexeerde Rapport, Sub Lit-
tera A.
1. Wanneer de Sijnodus te Alkmaar, Haarlem, Hoorn, Enkhuisen of
Edam het welk beurtelings geschied, gehouden word, ontving de
Classis Sijnodaal voor de Sijnodaale onkosten van \'s Lands wege
I voor den Jaare 1795-............ 1458— „ — „
\' Doch wanneer om de 6 Jaar het Sijnodus te Amster-
dam was, wierd daar voor Slegts ontfangen 1398 —18—„
^ Dewijl zommige onkosten den laasten dag door de
Stads Regering aldaar wierden betaald.
, 2. De Scriba Sijnodi ontfing voor \'t notuleeren en af-
I schrijven der Sijnodaale acten voor Classis en Sijnoden. 180— „ — „
;; 3. De actuarius Sijnodi voor \'t aanvullen van \'t Reper-
ij torium &c 25 Gl en om de 6 Jaaren, als het Sijnodus
te Haarlem was, nog daarboven 150 Gl — Dus 6
i Jaaren door een gerekend, Jaarlijks.......50— „ — „
4. De twee Deputaaten ontvingen voor het bijwoonon
^ der Sijnode, hunne werkzaamheden Geduurende het
15 geheele Jaar, het bijwoonen der examina van be-
roepene prononenten in de 6 Classen, Reiskosten
; Briefporten &c.............. 926—12— „
\'\' 5. aan de 7 Corespp na de andere Sijnoden voor Reis-
kosten, verteeringen &e schoon de gecomm uit de
Classe van Haarlem en Amsterdam op een andere
i voet en Comptoir betaald wierden, dan die van Alk-
|l maar, Hoorn, Enkhuisen, en Edam, welke laaste ook
I eenigzints van elkander verschillende Sommen ontfin-
I.
i| \' gen, dog die te zaamen Jaarlijks bedroegen, Circa . 600— „ — „
Bedragende te zaamen . 3214—12—„
-ocr page 265-249
B En wat de Classicaale onkosten betreft, Deeze wierden merendeels
Goedgemaakt uit de toelagen der Resp. Kerken, behalven dat zommige
Predt en ouderlingen ook uit plaatselijke Politique Gassen Reisgeld,
onder den naam van Classicaal Geld ontfingen, Terwijl ook op zommige
plaatsen, als te Zaandijk, Wormerveer, Wormer en meer andere onder
de Classis van Haarlem uit politique Cassen de Classicaale kosten plee-
gen betaald te worden. — En ook op verschelde plaatsen tot het houden
van de Kerkevisitatie, onder andere voor elf onvermogende Kerken onder
de Classis van Alkmaar 88 Gl.
IV Van de Coetus van Zeeland.
A Aangaande de Sijnodale kosten berigten zij, dat dezelve daar niet
geweest zijn — Maar dat zedert 3 Jaaren om gewigtige redenen en ter
bevoordering der Eenheid, aldaar Jaarlijks een Coetus is gehouden, waar
van wel de onkosten uit de Classen gevonden zijn, dog niet zonder aan-
merkelijk beswaar wegens do armmoedige omstandigheden der Classicaale
Cassen en die van veele gemeenten. En daarom solliciteeren de Repp
Classen eerbiedig om eene matige toelage, al waare het slegts van 100
Gl. jaarlijks voor jdere Classis — Het geen zij aan Depp van Zuidhol-
land ernstig verzoeken, met bescheiden eerbied aan den Raad van Bin-
nenlandsche Zaaken voor te draagen — Gelijk geschied bij deezen.
B En wat aangaat de Classicaale onkosten
1. De Classis van "Walcheren trekt daar voor onafgebroken van gecomm
Raden van Zeeland, Jaarlijks 72 Gl— Gelijk ook de Pred^ ten platte
lande eenig Classicaal Geld genieten — Dat tot het Tractement Gerekend
word, maar niet specifiecq is opgegeeven.
2. De Classis van Schouwen en Duijveland heeft hier omtrent niets
gecommuniceerd.
8. De Classis van Zuidbeveland ontvangt \'t Classicaale Geld: Zommige
bij het Tractement uit de Geesteljjke Goederen; andere uit de Kerke-
goederen en wederom andere uit de Cassen der ambagtsheeren, dog
welko laaste zedert 1795 niet betaald worden,
4. De Classis van Tholen en hergen -op den Zoom bericht dat de Predten
van Bergen op den Zoom zaamen 120 Gl Classis Geld genieten van den
ontvanger der Geestelijke Goederen — De overige Pred^ei in den Bra-
banschen ring ontvangen niets — Maar de Predt®» van Tholen ijder uit
de Kerkelijke Jnkomsten 36 Gl— op \'t platte land betaald den ontfanger
der Geestelijke Goederen aan den Pred^ van Philipsland 36 Gl Classicaal
Geld, aan die van poortvliet, Stavenisse, St. anneland, oud en Nieuw
vosmeer, ijder \'s Jaars 24 Gl, die van St maartensdijk en Scherpenisse
ontfangen het hunne uit de Goederen van den Vorst van Nassau —
En alle die Gelden worden gerekend tot de Traetementen te behooren.
De Prod\'^e»! worden er op beroepen, en zij dienen voor de Reisen na de
Classis en het houden van dezelve.
man
250
V Van de 8 ij no dus van Utrecht. — Gedeputeerden deezer Sijn.
hebben berigt, dat zij in het Toorig Jaar addres gemaakt hadden aan
\'t Staatsbewind der Bataafsche Republiek.
A Over deSijnodale onkosten
1 Dat zij aan het zelve hadden vertoond, dat zij zig over dezelve ter
Somma van 1708—8—„ Jaarlijks, ingaande 1 Sept. 1795 bij de eerste
kamer vrugteloos hadden geaddresseerd — Dat egter het uitvoerend be-
wind dit verzoek den 9 Meij 1802 billijk en gegrond Geoordeeld, en de
Commissie van finantie tot het accordeeren daar van had Geadviseerd den
13 Meij 1.1., doch met bepaaling dat het zoude moeten ingaan met 23
april 1798 en niet met 1 Sept 1795— Waar tegen zij egter aan het
Staatsbewind vertoond hadden, te meenen, op Gelijke Regten met andere
te kunnen rekenen, wijl zulks aan andere Sijnoden en Classen was Geac-
cordeerd, blijkens het besluit van 1 November 1799 omtrent do Walsche
Sijn in Zeeland, terwijl ook de Resolutie der Representanten \'s lands
van Utrecht den 5 aug® 1795 buiten Effect gesteld was: waarom zij
meenden, dat de Sijnodaalë Gelden, als, volgens het advis van het uit-
voerend Bewind zelve, tot de Tractementen behorende van 1 Sept 1795
af hadden behooren betaald to zijn — verzoekende derhalven om alle die
Gelden te mogen ontvangen, en om eene favorabele voordragt dienaan-
gaande door \'t Staatsbewind bij \'t wetg. Lighaam.
2. Jn het bijzonder bedroegen de Sijnodaalë onkosten tot 1 Sopt 1795
genoten, dog het laaste jaar met een dificit van 458 Gl 5 St (waar op
zij meenen egter ook billijke aanspraak te hebben) Jaarlijks
1® aan 15 leden der Sijnode ijder 5 Gl . . . . 75— „ —„
2® aan den Scriba Sijn voor Zyn werk &c . . . 31 — 10 — „
Nog daar te boven 12 — 10 — „
I 1 30 aan vier Deputaten IJder 175 Gl..... 700 — „ — „
! 4® aan den Scriba der Noodlijdende......30 — „ — „
5° voor 6 Correspp na de andere Sijnode en het
li ; , schrijven der acten.......... 286 — 18 — „
* 6° aan den Deurbewaarder.........37 — 8 —
aan don oppasser der Sijnodo.......18 — 12 — „
7" voor briefporten on zegels &c....... 8 — 14—„
\'< f
»
h
8» Maaltijden.............. 507 — 16 — „
1708- 8 —„
Doch waarvan in mindering strekt.....57 — 3 — „X
Rest dus . . . . 1651 — 5 — „
X Wegens de Corresp na Friesl, wijl aldaar van 1795 af geen Sijnodus
gehouden, en dus geene Correspondentie met dezelve waargenomen is —
ofschoon het een en ander in het vervolg denkelijk wederom zal plaats
251
hebben — zoo dat aan deeze Sijnodus jaarhjks van 1 Sopt 1795 afcom-
peteerd de Somma van f 1651 — 5 — „
B En wat aangaat de Classikaale onkosten, welke mede van \'s lands
wegen betaald wierden. —
1. Daar van genoot de Classis van ïJirec/ii voor haare vier jaarlijksche
vergaderingen, telkens 168 Gl........ 672 — —„
2. De Classis van Amersfoort voor haare 4 Jaarlijksche
vergaderingen telkens 92 Gl........ 368 — „ — „
3. .De Classis van Rheenen en Wijk voor haare 4 Jaar-
lijksche vergaderingen telkens 92 Gl..... 368—„ — „
Te zaamen bedragend ... ƒ 1408—„—
Waar uit betaald wierden Depp Classis, Scriba, en quaestor, Correspp
na en van de andere ClassenDeurwaarder, en oppasser, zegels, af-
schrijven der acte voor de Classen, aanvullen der Repertoria en Clas-
sicaale maaltijden, — Hebbende het wetgeevend Lighaam don 7 Jan« 1801
zelve geoordeeld dat de Classicaale onkosten der Classis van Amersfoort
mede tot do Tractementen der Predikanten behoorden.
VI Van de Sijnodus van Friesland. — js van de Kerkelijke Commissie
aldaar een berigt ingekomen hier agter geannexeerd Sub Littera B hoofd-
zakelijk behelsende:
A Dat de Sijnodaale onkosten van \'slands wege tot 1795 betaald,
Jaarhjks bedragen hebben.
1. aan Depp Sijnodi voor hunno onkosten..... 300—„ — „
2 aan 6 Corresp na Gelderland, Zuidholl, Noordholl,
Utrecht, Overijsel en Groningen — ijder 50 Gl . . 300 — „ — „
3 Om de drie jaaren aan 2 gecomm tot de visie der
autographa, ijder 40 Gl Pro Memoria als boven
4 aan de Canonicus Frisiae het in order brengen en
boeken der Sijnodaiale wetten, en Resolutien, het
Kerkelijke betreffende...........25 — „ — „
5 aan den tijdehjken Scriba Sijnodi......
6 volgens Resolutie van 9 meij 1774 voor Maaltijden
Defroijementen, schrijven der Sijnodaale acte en an
dere daartoe betrekkelijke posten......
Dus behalven de Gelden ad autographa .... ƒ 2750 — „ — „
Hier bij merkt de Friesche Commissie aan dat zij door het gemis dezer
Gelden, geen Sijnode of Correspondentien hebben kunnen onderhouden,
en men jaarhjks uit de Classicaale of gemeente Cassen veel meer dan
1000 Gl heeft moeten Uitgeeven, om te voldoen aan herhaalde orders
van het Friesche bestuur in 1795, 1796, en 1797 — zijnde de Classi-
caale Cassen Uitgeput en met schulden beswaard, of uit de particuliere
beursen der Pred^ gesoulageerd, — En de diaconie Cassen of geheel of
50-„-„
1400-„-„
252
grootendeels geruïneerd door de aller verderfelijkste Heffing in 1796 en
1797 op de Corpora goederen.
B Aangaande bijzondere Classicaale onkosten is geen berigt dier
Commissie ingekoomen.
VII Van de Sijnodus van Overijssel. — Van hier is berigt in-
gezonden, om overgegeeven to worden aan den Raad van Binnenlanscho
Zaeken. Dus hier agter geannexeerd Sub Littera C — inhoudende dat de
Sijnodaale en Classicaale onkosten daar jaarlijks bepaald waaren op 2000 Gl
en aldus geregeld,
1 van den ontfanger van Twenthe voor de Classis
van Deventer ............ 645 — „ — „
2 van den ontfanger van Zalland voor de Classis van
Zwolle.......^....... 534 —„ — „
3® van den ontfanger van Vollenhoven voor de Classis
van Campen............ 395 — „ — „
4" van den ontfanger van Vollenhoven voor de Classis
van Vollenhoven &c......... 426 — „ — „
I •
I
f 2000 - „ - „
Dat de Betaaling dezer gelden jaarlijks tot hot jaar 1794 inclusive is
geschied — zoo dat er nu een deficit van 8 jaaren plaats heeft — Dat
er hier omtrent wel aanzoeken gedaan, en dezelve ook niet van de hand
goweezen zijn, maar dat egter de betaaling is gesurcheerd — Dat men
oordeeld daar op aanspraak te blijven behouden, en ora ook de Sijnodaale
en Classicaale kosten voor 1803 te besolliciteeren, daar zulks door het
bestuur zal worden aangeweezen.
VIII Van de Sij no du s van Stad en Lande
A Js ten aanzien der Sijnodaale kosten, door^haaro Deputaten alleen
per missive bericht, dat voor het jaar 1795 tot het houden van de Sij-
nodus uit de Provinciale Cassen — voor de Deputaten Defroijementen
(! i der- Leden, en voor de Correspp na de andere Sijnoden jaarlijks betaald
wierd plus minus 2300 a 2400 Carolij Guldens.
B En wat de Classicaale onkosten betreft, is in dezelve missive allen
gemeld, dat Depp kunnen zeggen, dat veelo Pred\', maar niet allen,
Classicaale Gelden trekken.
IX Van de Sijnodus van Drenthe, is berigt dat aldaar de
Sijn, om de drie Jaaren gehouden wierd, en voor het laast in Angs 1793
gehouden is — Zoo dat dezelve wederom in 1796, 1799 en 1802, dus
driemaalen had moeten Gehouden worden, ofschoon alle pogingen om zulks
wederom op eenen geregelde voet te brengen, tot hier toe vrugteloos
geweest zijn.
A Wat betreft de Sijnodaale onkosten, welke uit \'s lands Cas elk derde
jaar betaald wierden. —
253
Deeze waren de Navolgende.
1® de twaalf Sijnodaale leden ontfingen ijder 31 Gl 5 st. bedragende
te zaamen............... 375 — „ — „
2" de 3 visitatores der Kerken, Pastorien Schooien en
Classen genooten elke 3 Jaaren ijder 100 Gld . . 300 — „ — „
r 675-„-„
3» Nog ontfing de gecommitteerde tot de visie der auto-
grapha voor vacatie en Reiskosten elk derdejaar 200 Gl.
B En wat aangaat de Classicaale onkosten —
ijder Lid der Classis ontfing Jaarlijks uit zijne eigene Gemeente niet
meer dan 6 Gl tot het bij woonen van 2 ordinaris Classicaale vergade-
ringen, en de extraordinaire wierden zoo dikwils zij voorvallen, daar
onder meede Gerekend.
Voorts wierd op den laasten dag van het houden der Sijnodus op
\'s lands kosten aan alle de Sijnodaale leden eene plegtige Maaltijd ge-
geeven.
Eindelijk besluiten gecomm van deeze Sijnodus hunne missive hier
mede „Terwijl wij nu in het Departement van Overijssel zijn ingelijft,
in welkers Cas ook het Landschap Drenthe nu haare Penningen stort,
zoo denkon en verwagten wij, dat er ook voor ons in allen opzigten zal
gezorgd worden."
Ziedaar. Geeerbiedigde Burgers, eene zoo veol ons mogelijk geweest
is beknopte en te gelijk naauwkeurige opgaavo van alle de Rapporten,
welke aangaande de Sijnodaale en Classicaale kosten, bij den tijdelijke
Praeses der deputaaten van Zuidholland, van wegen alle de Sijnodaale
on Coetuaale vergaderingen der Noderduitsche Hervormde gemeenten in
de bataafsche Republiek van tyd tot tijd ontfangen.
Wij hadden zekerlijk wel gewenst, .dat het Gerequireerde, door zom-
mige kerkvergaderingen voor al ten aanzien van de Classicaale onkosten
(voor zoo verre die van \'s lands wege of uit Comptoiren betaald wierden,
waar uit gewoonlijk kerkelijke Uitgaven pleegen te geschieden) wat meer
gespecificeerd waren opgegeeven, en te gelijk door eenigen meer bepaald
waren aangeweezen of en wanneer die betaalingen hadden opgehouden.
Ondortusschen twijfelen wij geen ogenblik, of Gijlieden, Geeerbiedigde
Burgers! zult met ons volkomen geconvinceerd zijn, dat alle de opge-
geeve Sijnodaale en Classicaale kosten (het zij dezelve voor en met den
jaare 1795 of van \'s Lands wege, of ook uit Stads, Dorps en Kerke
Cassen betaald wierden) tot de Predikants Traetementen daadlijk behooren,
waar op gelijk wij stellig vorsekeren, ijder Lid der Classis of Sijnodo
volgons een vaste regelmaat eene evengelijke aanspraak heeft, —
254
Waarom dus, onses inziens, volgens de aangenomenen Staadsregeling,
voor de betaaling van alle de ten deeze opzigten, zoo Sijnodale als Clas-
sicaale agterstallige Gelden, gelijk ook voor het vervolg, op die Comp-
toiren, alwaar deeze betaalingen pleegen te geschieden, door het gezag
en den invloed der hoogste magt billijk behoord gezorgd te worden,
zoo lang de Leeraren der Herv® Kerk op den voorigen gewoonen voet
worden betaald: voor al daar, (gelijk uit het voorenstaande berigt ten
duidelijksten blijkt,) op zeer veele plaatzen, door de administrative Be-
stuuren en municipaliteijten do gewone Classicaale Gelden en teruggaven
van gemaakte onkosten gansch willekeurig zijn ingehouden, zonder dat
het te vermoeden zij, dat dit met voorkennis en Goedkeuring der Hoogst
geconstitueerde magten zal zijn geschied.
1° Zoo wierd het ook beschouwd door de eerste kamer van \'t verte-
genswoordigend Lighaam des bat. volks, wanneer het zelve op het Request
van de Amersfoorsche Classis aangaande de Classicaale kosten den 7
Jan 1801 het volgende besluit nam: „Dat (overwegende, dat de Clas-
-sicaale Gelden voorn moeten gerekend worden een gedeelte uittemaaken
„van het Tractement aan de Leeraaren der geref. Kerk Geaccordeerd, en
„dat dezelve gelijk staan met de Sijnodaale kosten aan de Cl. van Wal-
„cheren toegestaan) dezelve ter somma van 92 Gl jaarlijks op voorschf voet
„zullen worden uitbetaald." — Zijnde dit Besluit den 16 Jan 1801 door
de tweede kamer gesanctioneerd.
2° Zoo had de Commissie in de Zaak van het gepraesenteerde Request
door de Sijnodaale gedeput. van Utrecht omtrendt de agterstalle der
Sijnodaale onkosten van 1 Sept 1795 af, jaarlijks ter Somma-van 1708—8—„
(blijkens het extract uit de besluiten der eerste kamer van 23 Junij 1801)
„geadviseerd, Dat de Resolutie der Repraesentanten van Utrecht in 1795
„genomen tot intrekking deezer betaaling door het aanneemen der Staats-
„regeling door het bat. volk den 23 april 1798 is komen te Cesseren.
„— Dat soordgelijke Concessien reeds bevoorens aan de Walsche Sijn
„in Zeeland en de Cl. van Amersfoort zijn Geaccordeerd; en daar de
„Gelijkheid vordert, om aan de Requestranten hetzelfde te accordeeren,—
„Er behoorde besloeten te worden: de som van 1708—8—„ onder korting
„van 57 Gl 3 st (wegens de niet waargenomene Correspondentie naar
„friesland) aanvang nemende den 23 april 1798 aan gedepp der Sijn
„van Utrecht Uittebetaalen tot zoolang als de Leeraaren der Hervormde
„Kerk uit het Geestelijk fonds betaald worden."
3° Eindelijk zoo heeft ook het uitvoerend bewind het vervolgens in
\'t vorig jaar voor volledig beslist gehouden, „dat alle zoortgelijke Golden
„niet anders kunne worden geconsidereerd, dan als een gedeelte uit te
„maaken van het Tractement aan der Leeraaren der Geref. Kerk bij de
„Staatsregeling Geaccordeerd. — Maar tevens in overweeging gegeeven
„of aan de Requestranten wel competeerd dat gedeelte der Sijnodaale
255
„Gelden, \'t welk zedert de Revolutie van 1795 tot aan de aanneeming
„der Staats Regeling verscheenen is."
iFif willen Geeerbiedigde Burgers! Dit Laasten (of namentlijk de
Sijnodaalë en Classicaale Gelden aan do Leeraars der Hervormde Kerk
in de Bat. Republiek in de daad Competeeren van dien tijd af dat der-
zelver betaaling ingevolge een en andere Resolution der voormalige
Repraesentanten en munisipaliteijten is ingehouden of gesurcheërd, dan
of zij daar op alleen billijke aanspraak hebben van het tydstip af, dat
de Staats Regeling door het Bataafsche volk den 23 April 1798 is aan-
genomen) gaarne aan Ulieder meer verligt oordeel overlaaten, en aanbe-
trouwen — Schoon wij niet kunnen ontveinsen dat het ons zeer beden-
kelijk voorkomt, of er wel naar regt en billijkheid in de gewoone Trac-
tementen en jnkomsten der Leeraaren van het talrijkste Kerkgenootschap
hier te Lande, door eenige Provisioneele of geconstitueerde Magt veran-
dering had kunnen of mogen gemaakt, veel min een gedeelte van dezelve,
zonder behoorlijke schavergoeding, ingetrokken worden, voor en al eer
door het bat. volk eene Staatsregeling, die zulks veroorloofde, was aan-
genoomen.
Hoe het zij, wij vertrouwen, dat uit al het geavanceerde evident
blijkt, dat de Commissie aangaande het Request over de Sijnodaalë on-
kosten van Utrecht, het uitvoerend bewind en het vertegenswoordigend
Lighaam des bat. volks zelve, aangaande die bijzondere gevallen gunstig
geadviseerd en beslooten hebben, en dat daarom eene Gelijke gunstige
Dispositie aan allo niet wel schijnt te kunnen geweigerd worden.
IVij zijn, Geeerbiedigde Burgers! zeer wel overtuigd, dat deeze agter-
stallen, zommige van S andere van 7 en ß Jaaren vrij aanmerkelijke
sommen bedragen — Maar even dat bewijst, hoe veel de Leeraars der
Hervormde Kerk in ons vaderland (welke nog daar bij nevens en zelfs
boven andere Burgers zijn beswaard geweest) in de agt laast afgeloope
Jaaren Geleden hebben — En dat verminderd toch met dat alles onder
verbetering niets van hun goed regt, ora ook de voldoening dier agter-
stallen met verschuldigde eerbied en alle gepasten aandrang te gelijk met
de Continuatie deezer betaaling te imploreeren: Te meer, om dat het
meerderdeel dier Sijnodaalë en Classicaale Gelden door andere zijn opge-
schooten, en het ten hoogste billijk is, dat overeenkomstig de Staats
Regeling die penningen aan dezelve Gerestitueerd worden.
iVif neemen derhalven de vrijheid Geeerbiedigde Burgers, dit geheele
stuk Ulieder Ernstige deliberatien met bescheidene aandrang aan te
bevelen, en met allen eerbied te verzoeken, het zelve na Juistheid en
billijkheid (volgens do in Ulieder aanschrijving gemanifesteerde Jntentie)
te beoordeelen — En vervolgens, zoo ras doenlijk zijn zal dien aangaande
eone Gunstige voordragt te doen aan het Staatsbewind der bat. Republiek
op dat Eindelijk eens deeze onse beswaaren op derzelver voorstel door
256
het wetgeevend lighaam der Bataafsche Republiek mogen worden op-
geheven ! ,
Wij bidden over Ulieder Persoonen, hoogst belangrijke werkzaamheden
en alle Uwe betrekkingen, tot heil van Vaderland en Kerk, de beste
der Goddelijke Zegeningen af, en tekenen ons met alle verschuldigde
eerbied en Hoogagting, Geeerbiedigde Burgers!
11-
Ulieder Heilwenschende Dienaren en MedeBurgers.
De Gedeputeerden der Christelijke
Rotterdam Sijnodus van Zuidholland
den 8 Febr. 1803.
En in aller Naam:
(Was get) j. w. BOUVINK Depp. Sijn.
P
ki\'
t
Zuidh. h. t. Praeses.
fl
Ei\'fi\' ■
^ÊÊiBi
i \'é \' ■
i
REQUEST voor de Gemagtigden van genoegzaam alle de Gemeentens
der Herformde Christenen in het voormaalig Gewest Friesland.
Aan de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend
Lichaam des Bataafschen Volks!
Burgers Vertegenwoordigers!
De Gemagtigden van genoegzaam alle de Gemeentens der Herformde
Christenen in het voormaalig Gewest Friesland, om alles te doen in naam
derzelver, wat tot wezenlijk nut en heil van dezelve kan dienen, en wel
in het bijzonder om te zorgen voor de fondsen en inkomsten van den
openbaaren eerdienst, (hebbende die van de Herformde Gemeente te Leeu-
warden, schoon zig met de gronden, door de Vertooners aangevoerd,
conformeerende, echter, om moveerende redenen, zig een afzonderlijk
adres aan uwe Vergadering voorbehouden) vinden zich thans in de nood-
zaakehjkheid zich bij Ulieden te vervoegen tot nader adstructie van de
257
rechten der bijzondere Herformde Kerkgemeenten, en dus ook van (Jat
geheele Kerkelijk Genootschap in het voormaalig Gewest Friesland op
de Goederen en Fondsen, waar uit de Leeraars van dat Kerkgenootschap
tot nog zijn onderhouden.
Hoe ongaarn zij ook uwe veelvuldige en gewigtige bezigheden inter-
rumpeeren, daar zij echter meenen onderrigt te zijn, dat er schikkingen
gemaakt worden of zijn om de betaalingen van de tractementen der
Predikanten in dit voormaalig Gewest met den 23 April 1801 te doen
ophouden, en andere Gemeenten en Leeraars nog voor dien tijd de Pos-
sessie en \'t beheer der Goederen te ontneemen en zulks hangende uwe
deliberatien over der Vertooners pruiallabel verzoek ten deezen opzigt
aan uwe Vergadering ingediend, zoo zoude een langer stilzwijgen onge-
oorloofd worden.
Het gewigt der zaake waar over de Vertooners Ulieden adieeren ver-
zekert hen dat hunne voordragt alle uwe opmerkzaamheid tot zig trekken,
en aan hunne redenen in uw oog al dat gewigt zal geeven, \'t welk zij
in de schaal van een gezond oordeel, en op het hart van recbtschaapen
Vaderlanders behooren te hebben.
Het bestaan, of de val, het in goede orde bijeen blijven, of in de
rampzaaligste verwarring uit een scheuren van een Godsdienstig en Chris-
telijk Genootschap, \'t welk aanmerkelijk meer als vier vijfde van het
geheele aantal Zielen in dit voormaalig Gewest uitmaakt, de vermeer-
derde of verminderde invloed, welko het een of ander op de Zedelijkheid
der Natie moet hebben, de rust, de goede order, de te vredenheid aan
den eenen, het tegengestelde van dit alles aan den anderen kant, beide
even noodzaakelijk uit den aart der dingen voortvloeijende, dit alles kan,
Burgers Vertegenwoordigers! in uw oog niet gering schijnen, en wij zijn
verzekerd, dat waar billijkheid en rechtvaardigheid aan zulk een. groot
en wijdstrekkend belang gehuuwd, spreeken, Gijlieden geheel oor
zult zijn.
De Vertooners zullen in orde deduceeren
I. Het ontwijffelbaar recht der Herformde Gemeenten in dit voormaalig
Gewest op de Goederen en Fondsen, waar uit hunne Leeraars enz. tot
nog Zijn onderhouden geweest.
II. Aantoonen, dat het Vierde Addit. Articul tot de Acte van Staats-
regeling dat recht niet wegneemt of kan wegneemen.
1. Het is eene zaak van de ontwijffelbaarste zekerheid, dat de Pas-
torije Goederen en Opkomsten waar uit do Leeraars der Herformde Ge-
meenten hun bestaan trekken, en op welker vrije vrugtgobruik zjj beroepen
zijn en worden, toebehooren, en altoos zoo lange dezelve hebben geëx-
17
-ocr page 274-258
sisteerd, toebehoord hebben aan de Plaatzelijke Gemeentens, zonder dat
ooit dit recht bij iemand in twijfFel is getrokken.
Eene menigte yan bewijzen, waar by deeze waarheid of verondersteld
of duidelijk erkend wordt, waare het noodig, zouden ter staaving hier
van kunnen aangevoerd worden.
De natuur en gesteldheid dier goederen wijst dit ten vollen uit, daar
zij op de eene plaatse meer op de andere minder zyn; vaak in kleine
Dorpen en Gemeenten overvloediger, in grootere plaatsen schaarscher;
op zommigen toereikend bij gewoone tijden tot het bestaan en onder-
houden van een Leeraar, op anderen niet; uit welk läatste dan ook
gebooren zijn de zoogenaamde combinatiën of zamenvoeging van ver-
schillende Dorpen of Plaatsen tot eene Gemeente, overeenkomstig de
verordening van de Gedeputeerde Staaten van Friesland van den 7 Maart
1582, (a) waar bij onder anderen gezegd en gestatueerd wordt: „En
„zullen die Dorpen, hebbende Pastorijen, sufficiënt, om den Predikant
„te onderhouden voor haar eigen Dorpen elks een Predikant kiezen,
„assigneerende ende consenteerende dezelvige \'t gebruik der Pastorie
„Landen. Ende zullen andere mindere Dorpen haar t\' zaamen voegen en
„unieeren na de grootigheid van elks hunne opkomsten ende die gele-
„gentheijt van de plaatse, om \'t zamenderhand een Predikant te kiezen
„en onderholden enz. Gelijk dan ook de Staaten van Friesland op don
„8 April 1584 (?>) geordonneerd hebben, dat een ijder Dienaar die vrije
„en ledige Possessie zal genieten van de Pastorije, daar hij op geroepen
„is, om daar mede te doen, geljjk van ouds een gebruik in deoze Landen
„is geweest; dog bij zoo verre daar eenige Pastorijen mogten worden
„gevonden — die voor deeze tijd geen Dienaar eerlijk onderhouden, om
„der groote schatting wille als anderzins, zullen die Gedeputeerde Staaten
„in dier tijd wezende, gezien hebbende behoorlijke blijk van het geene
„voorschreven is, magt hebben dezelve bij provisie ofte naerder dispositie
„met andere Dorpen gaer te leggen die ledig zijn enz."
\'Niet min duidelijk en beslissend is ten deezen opzigt eene Ordonnantie
van de Gedeputeerde Staaten de dato den 31 Maart 1596 (c), waar bij
aan den Neder-gerechten onder andoren wordt aangeschreven: „Alzoo
„men dagelijks hoe langer hoe meerder bespeurt, dat de Ingezetenen van
„veele Dorpen deezer Landschappe, hoewel uit hunne Dorps Benificie
„opkomsten genoegzaame middelen hebbende, alleenig eenen Dienaar
„t\'onderholden, als nog evenwel niet trachten zig van eenen bijzonderen
„Dienaar te verzien: — Zoo is \'t, dat Wij U als nog bij deezen ordon-
(а) p. winsemius, Chronijk van Friesland fol. 716, schotanus, Friesche Geschiede-
nissen, bl. 900.
(б) WINSEMITTS, fol. 74.\').
(c) Charterhoelc van Friesland, IV ]). bl. 897.
-ocr page 275-259
„neeren en amptshalven bevoelen, do Ingezetenen van den Dorpen uwef
„Grietenije alwaar de opkomsten der Beneficie-goederen genoegzaam zijn,
„een bijzonderen Dienaar te mogen sustenteeren, daar toe te holden,
„dat Zijluiden terstond van wegen hun Dorp een Dienaar alleenig be-
„roepen enz."
Gelijk dan ook die Pastorije-goederen, ingevolge Staats-Resolutie van
den 26 Maart 1694, met en benevens de andere Plaatzelijke Beneficiaale
goederen. Dorpswijze en als Gemeente-goederen in do Kerkeboeken, en
respective Secretarijen hebben moeten worden opgetekend en geregistreerd.
Het zoude in eene zaak van zulk eene onlochenbare duidelijkheid en
zekerheid, welke in dit voormalig Gewest met het hoogste recht onder
de zaaken, die \\a,n eonopuMijkenotoriteit zijn, mag gerangschikt worden,
en overboodig en taedieus zijn meer zoortgelijke bewijs-stukken aan te
haaien; te meer daar het vervolg van zelve ons meer dan één aan de
hand zal geeven, \'t welk op zig zelf, en al waare er geen ander, in dit
geval beslissend zal moeten gerekend worden.
2. Er is naamehjk een aantal Plaatzen en Geraeenten in dit voorrnaalig
Gewest, waar zulke goederen, uit welke de Leeraars der Herformden
hun onderhoud genieten niet voorhanden zyn: en welke hun tractement
van half Jaar tot half Jaar of nu bjj quartaalen uit \'s Lands Comptoir
ontfangen, doorgaans onder den naam van suppletie beroepen bekend. —
Men zoude zig intusschen ten hoogsten bedriegen, wanneer men de
betaaling dier tractementen wilde beschouwen, als eene gifte aan Her-
formde Kerkgemeentens vrijwillig gedaan wordende, uit fondsen, waar
toe elk Ingezeten, en dus ook dezulke die tot andere Gezindheden
behooren, hun aandeel toebrengen, en bij gevolg als eene gifte proÜuëe-
rende uit de toenmaalige gesteldheid en denkwijze der Eegeering. Verre
van daar! ook daar waren eertijds Pastorije, dat Plaatzelijke Gemeente
goederen voor handen, welke vroeger of laater en grootendeels ten Jaare
1762, 1763 en 1764 (andere nog laater) ten profijte van den Lande
openlijk zijn verkogt geworden; en zulks op de principes in de Staats-
Resolutie van den 23 Junij 1744 ter neergesteld, bij welke „de Heeren
„Haar Ed. Mog. Gedeputeerden gequalificeerd en geauthoriseerd worden,
„om do Ingezeetenen van zoodanige plaatzen, welkers Predikanten jaar-
olijks suppletie van hunne Pastorije Inkomstcii genieton te doen afvraa-
„gen, of verkiezen de Pastorije Vastigheden to behouden, mits aannee-
„mende en zig verbindende om voortaan te bezorgen, dat hunne Predi-
„kanten jaarlijks het volle tractement volkoomen werde voldaan, dan of
„begeeren, dat het Pastorije tractement koome tot laste van de Pro-
„vincie, omme jaarlijks uit \'s Lands Comptoiren aan de Predikanten
„voldaan te worden, des in zulken gevalle dook dezelve Ingezeetenen
„aan Haar Ed. Mog. werden afgestaan, en in eigendom overgedraagen
„allo do Vastigheden, Revenuen en Gerechtigheden tot iiünne Pastorijen
17*
-ocr page 276-26Ó
„behoorende, omme daar medo te doen en te handelen naar welgevallen,"
In welk laatste geval Haar Ed, Mog, zeggen zig hij deezen te verhinden,
om aan de Predikanten ten allen tijde hun jaarlijks tractement te
betaalen.
De Vertooners stollen vast, dat er geene duidelijker, geene volkomener
verklaaring en bewijs, als het bovengemelde kan worden uitgedagt, ten
betoogo, dat de Pastorije goederen in dit voormaalig Gewest geene
Nationaale of Provineiaale, maar Plaatzelijke Gemeente eigendommen ten
allen tijde geweest zijn, welken het aan de keus der Gemeenten wordt
gelaaten te nEiiooDEN; over welko de Staaten erkennen geen recht ot
beschikking te hebben, dan bij vrijwillig contract, en alleen ingevalle
dezelve Ingezeetenen, aan Haar Ed, Mog. afstaan, en in eigendom over-
draagen de Vastigheeden enz. tot hunne Pastorijen behoorende. Op dezelve
principes en in denzelven toon spreeken de Staaten in do Resolutie van
den 15 Maart 1765 cn 14 Maij 1772 en andere, bij het aanneemen en
uit do handen van de Ingezetenen aanvaarden, van de Pastorije goederen
van Oosterwierum, en van de Oldelamer cum annexis.
Zonder dat daar tegen iets het minste kan worden ingebragt, zelf niet
de nietsbeduidende uitvlugt, dat do Staaten van Friesland zelve voor-
standers en begunstigers van het Herformd Kerkgenootschap zijnde,
zonder genoegzaam onderzoek of kennisse van zaaken, alleen in den geest
dier tijden zig zoo hebben uitgedrukt. Het tegendeel hier van is evident
uit eene ten deezen aanzien allezins merkwaardige Resolutie van de
Staaten van Friesland de dato den 26 April 1752, betrekkelijk het ver-
plaatzen van des Predikants "Wooning uit de Haskerdijkon (welke door
de Provincie onderhouden en als \'s Lands eigendom door de Staaten
wierd aangemerkt, uit hoofde dat Georg van Lalaing Grave van Ren-
nenberg enz. aan de Staaten van den Lande van Friesland bij Acte van
den 9 November 1579 {d) getransporteerd en overgedraagen hadde, alle
de goederen die tot den Bisschopsdom van Lieuwerden geincorporeerd
I ; zijn geweest, met Hasche convent enz.) naa de Nijehaske; zulks accor-
\' deerendo, mits die van Nijehaske den Predikant aldaar ten allen tijde
\\ I voorzien van een behoorlijk huis, on de Provincie zoo van \'t bouwen of
inkopen als van het onderhouden voor \'t toekoomende voor altoos ont-
heffen, des dat daar en teegen de Provincie aan de Ingezetenen van
Nijehaske zal afstaan en in vollen eigendom overdraagen het oude Pre-
dikants huis on grond te Haskerdijken. Dit immers is een onlochenbaar
blijk, dat de Staaten van Friesland in zoortgelijke zaaken wel oplettend
waren, en gewoon waren zeer juist te onderscheiden tusschen het geen
zij wisten de Plaatzelijke eigendommen der Gemeenten te zijn, en dat
li
, J !
I\'- (
I
(d) Q/iarierboek van Friesland, 1). IV. bl. 87 en 88.
I
-ocr page 277-261
geene, \'t welk zij meenden den Lande toe te behooren, alschoon dit
laatste ook eene Pastorije of Predikants wooning was.
Al verder stellen de Vertooners het onbetwistbaar te zijn, dat door
kragt der Resolutie boven gemeld van den 23 Junij 1744 en andere
zoortgelijke is aangegaan en opgerigt een allerplegtigst en vrijwillig
Contract tusschen \'s Lands Regeering ter eenre, en de Gemeenten, die
voorheen suppletie voor hunne Leeraars genooten hebben, en vervolgens
derzelver volle tractementen uit \'s Lands kas ontfingen ter andere zijde;
een Contract, waar bij de Gemeenten, door ijder de Vastigheden, Reve-
nuen en Gerechtigheden tot hunne Pastorijen behoorende, aan de Staaten
des Lands afgestaan en in eigendom overgedraagen te hebben, het hunno
hebbende geprsesteerd, ook aan den anderen kant het heiligst en on-
schendbaarst recht verkreegen en behouden hebben, ora de vervulling
van het aan hun gestipuleerde to verwagten en te vorderen, immers
hebben, naar het zeggen van een der grootste Rechtsgeleerden (e) alle
beloften en toezeggingen, waar door ijmand zich duidelijk verbindt, om
een ander eenige zaak of daad te doen genieten, kkagt en veubintenisse
met recht van eisch en aanspraak, hoe vool to moor dan in gevallen,
wanneer aan den eenen kant de voorwaarde volkoomen vervuld is, op
welke aan den anderen kant de belofte en verbintenisse gegrond wordt.
Geen verloop des tijds, geene verandering van omstandigheden of regee-
ringsform, kan of mag (het zij met eerbied gezegd) aan de heiligheid
van zulk eene verbintenis, onder het onschendbaar zegel der openbaare
trouw gemaakt, de minste atteinte toebrengen, zonder de zekerste grond-
slagen der Maatschappije te doen wankelen. En meenen de Vertooners,
zonder vrees voor eenige gegronde tegenspraak, uit het gezegde dit besluit
te moogen opmaaken, dat even zeer als de nog voor handen zijnde Pas-
torije goederen plaatzelijk. en de eigendommen der Plaatzelijke Gemeen-
tens zijn, eeven zoo zeer do Herformde Gemeentens dier plaatzen welke
voorheen suppletie genooten, en de tractementen wier Leeraaren, nu uit
\'s Lands kas betaald worden, op de voortduuring dier betaaling oen
onbetwistbaar recht, en aanspraak hebben. En dit niet alleen tor somma
van 450 guldens, zoo als bij bovengemelde Resolutie van don Jaare 1744,
tijdo van het eerst ontwerp van Verkooping, \'t geon twintig Jaaron laater
bij de daadehjke aanvaarding en verkooping reeds op 500 gebragt is,
maar tot GOO guldens, zoo als naderhand is bepaald, daar en do waardije
der Vastigheden van 1744 tot 1762 en het montant der inkomsten waar
van het Land zeedert de Verkooping, door elkander jaarlijks de vijfde
penning genooten heeft, verre zeer verre het alterum tantum to boven
gaat, van het geene die goederen en revenuen ten Jaare 1744, tijde,
(c) u. HUiiUU, lied. lieclUijel. 111 B. 1. Caj). § 25.
-ocr page 278-r
262
wanneer door de zwaare Veepest, de waarde der Landerijen, en derzelver
huuren beneeden alle peil gedaald waren, mogten rendeeren; terwijl het
echter eene reeds, in den Jaare 1748, en dus maar vier Jaaren laater,
openlijk erkende waarheid was, dat de Provincie niet alleen hij deeze
Verkooping, maar ook bij versterf en eontinueele veralienatie eene mer-
kelijke somme zoude profiteeren (f).
3. Op geen minder vasten grond rust het recht, \'t welk de Herformde
Gemeentens van het Bild hebben op de Fondsen en Revenuen waar uit
hunne Leeraars tot nog zijn onderhouden, als hebbende de Kopers der
gezamenlijke Bildtlanden, dezelve volgens Koopbrief van den 7 Julij 1752
aanvaard en gekogt onder deeze expresse voorwaarde: „Dat de Kopers
„verplicht en gehouden zullen zijn voor altoos om de Predikanten en
„Schoolmeesters van de drie Parochiën hunne Jaarlijksche traetementen,
„waar op beroepen zijn, of in het toekomende mogten beroepen worden,
„to voldoen, en verders voor het onderhoud der Kerken, Torens, Pas-
„torije cn Schoolmeesters huizen behoorlijke zorgo te draagen, zonder
„dat de Provincie iets daar toe zal hebben te contribueeren" (g).
4. Het is cone zaak die van zelve spreekt, en geen hoegenaamd betoog
vereischt, dat de wijze hoe, en de persoonen door welke die goederen
en fondsen bestuurd en beheerd wierden, geene de minste verandering
maakt en kan maaken, of in derzelver aart en natuur, of in het recht
van Plaatzelijkc Gemeente eigendom. Of schoon dus hier of daar \'t zjj
volgens oude herkomst en gebruik, \'t zij bij voegelijke en vrijwillige
schikking, of om andere redenen, die Goederen door Kerk of andere
Voogden, Rentemeestors of anderen zijn bestuurd geworden, en deeze
belast zijn geweest, om bij quartaalen, halve of geheele Jaars termijnen,
de Herformde Leeraars dier plaatzen de traetementen waar op zij beroepon
waren, te betaalen, zulks brengt hier geen onderscheid te weego. Dio
goederen of wat ook voor dezelve gesubintreerd of gesubstitueerd moge
zyn, blijven des niet to min van denzelven aart, te wooten plaatzelijkc
Gemeenten eigendom, en hot recht cn aanspraak zoo der Herformde
Gemeenten, als der Leeraars, op die toegezegde on vastgestelde traete-
menten, daar door onveranderd! \'t Zoude immers de buitonspoorigste
ongerijmdheid zijn te willen beweeren, dat, dewijl Plaatzolijko Kerkvoogden,
neovons do Kerke- ook de Pastorije-goedoren bestuuren, ora uit derzelver
opkomst den Leeraar zijn tractement te betaalen, dit geene Pastorijet
geeno plaatzolijko Gemeente goederen meer zouden zijn! of ora dat voel
al de Stedelijke Herformde Regeerders en Regeeringen het bestuur dier
goederen naa zig genoomen, zig derzelver behoor aangomaatigd, die met
(ƒ) Regl. Reform, van 21 Decemb. 1748, Art. 41.
(</) Staats-Resolutie van 19 November 1751 cn Rapport van 17 Febr. 1752.
-ocr page 279-263
andere goederen en fondsen vermengd, of dezelve veraliëneerd hebben,
daar uit te willen afleiden, dat die Stedelijke Comptoiren en Kassen
welken naam zij dan ook draagen, uit dien hoofde bevrijd zouden zijn
om voortaan de gewoone tractementen der Herformde Leeraaren uit dezelve
te voldoen; of, zoo zij zig met die administratie en betaaling niet meer
verkooren te belasten, ongehouden zouden zijn, die goederen of het
geen voor dezelve gesubintreerd is, aan de Herformde Gemeenten te
extradeeren. ^
In zoo verre naamelijk de Herformde Leeraars in de Steden in dit
Gewest uit eenige, hoe ook genaamde Stedelijke kassen betaald worden,
moet een van beiden waar zijn, of dat de plaatzelijke Pastorije en Gemeente
goederen in die kassen gestort, nog aanweezig en toereikende waren tot
die betaalingen, en dan zeeker zijn die Regeeringen zoo zij zig overeen-
komstig de met de Herformde Gemeentens en Leeraars aangegaane Con-
tracten, niet langer met die beheering en betaaling verkiezen te belasten,
verplicht die goederen en fondsen aan de Herformde Gemeentens te extra-
deeren; of zoo dezelve niet meer mogten voorhanden, veraliëneerd, of
onder andere goederen to zoek geraakt waren, do betaalingen uit de
Stedelijke kassen te doen, of tcquivalente fondsen over to geeven, waar
uit dezelve kunnen geschieden. En moeten dio Regeeringon waar do
betaalingen der Herformde Leeraars uit eenige Stedelijke kassen geschieden,
gerekend worden stilzwijgend erkend te hebben, dat do Pastorije of Plaat-
zelijke Gemeente goederen, in die kassen gebragt, daar toe allezins suf-
ficiënt waren, wijl zij anders en de vrijheid zouden gehad hebben, enmt
hoofde van do zorg en beheering voor on over die fondsen, welke zij op
i^\'ig genoomen haddon, verplicht zouden geweest zijn, in vroeger tijd
suppletie te verzoeken, en in of na den Jaare 1762 op gelijke Conditiën
als andere plaatzen de Vastigheden, Revenuen on Gerechtigheeden tot
hunne Pastorijen behoorende aan den Lande op to draagen, gelijk zulks
door do Stad Ylst en andere gedaan is, wijl do meerdere zorg en be-
scherming, welke die Stedelijke Regoeringen voor on aan het Herformd
Kerkgenootschap gedraagen on gegeoven hadden van agteren onmogelijk
hetzelve kan pra)judiciooron on benadeelen.
De. Vertooners vertrouwen dus het recht, \'t wolk do afzonderlijke
Gemeentens der Herformden in dit voorrnaalig Gewest, ijder bijzonder,
to zaamen vereenigd, hebben op de Goederen en Fondsen, waar uit
hunne Leeraars tot nog hun onderhoud en tractementen getrokken hebben
200 duidelijk en bondig betoogd to hebben, dat hetzelve door niemand
of kan in twijffel getrokken worden: of zoude het vierde der Additi-
oneele Articulon tot do Acte van Staatsregeling gereokond moeten wordon
264
door ééne pennetrek, door ééne enkele beslissende uitspraak, alle die
bewijzen van eigendom, alle die gronden van onbetwistbaar recht te
vernietigen ?
\'t Zij ons gegund, Burgers Vertegenwoordigers! dit vraagstuk dat licht
bij te zetten, \'t welk wij meenen aan hetzelve gegeeven te kunnen worden;
men verschoone intusschen de vrijmoedigheid waar mede wij dit groote
struikelblok uit den weg zullen tragten te ruimen.
1. Al waare het sclioon (des neen) dat door de Ontwerpers der Acte
van Staatsregeling in dit Articul alle de fondsen en goederen, waar uit
de respective Leeraars der JHerformde Gemeenten in ons Vaderland tot
nog betaald wierden zonder uitzondering, en dus ook die, welke de
Vertooners met zoo veel recht reclameeren, bedoeld waren, dan nog
durven de Vertooners met eerbied, maar ook met fiducio vraagen, of aan
dat Articul, als naar ons inzien , lijnregt strijdig met de groote grondbegin-
zelen, waar op elk Maatschappelijk gebouw rust, en alleen kan rusten,
wel eenige executie kan worden gegeeven, eene executie, waar door in
dien gevalle de eerste grondregels van rechtvaardigheid, het heilig, het
onschendbaar recht des eigendoms onmiddelijk verbrooken zoude worden?
Waar, wij zeggen niet de schijnbaare billijkheid en redelijkheid, maar
het in alle andere gevallen overal erkend en onbetwistbaar recht van
eigendom aan den eenen, en aan den anderen kant eene enkele beslis-
sende uitspraak, door geen grond of reden hoe genaamd ondersteund,
tegen elkander worden opgowoogen, wie kan, wie mag dan in twijffel
staan in welke schaal hij zijn oordeel en uitspraak zal werpen? — \'t Is
waar, en de Vertooners staan gaarn toe dat wanneer de wet als eeno
algemeene regel die voor allen gelijk is, duidelijk spreekt, dan in de
toepassing van dezelve op bijzondere gevallen, geene redeneeringen over
het minder of meerder billijke der wet kunnen of behooren toegelaaten
en in aanmerking genoomen te worden , om reden, dat anderzins het recht
in de Maatschappije geheel zoudo tluctueeren en de uitspraak dor ge-
it schillen afhangelijk zijn, niet van een algemeen rigtsnoer, maar van do
i; veranderlijke kunde, inzigten, vooringenomenheden en caprices van den
I j Rechter.
j: Maar do Vertooners vertrouwen ook tevens, dat oono onbevooroordeelde
i\'i overweeging elk zal moeten overtuigen, dat de bovengemelde grond on
stokregel, in geenen deele, op het voorhanden zijnde goval kan worden
n toegepast, of, ten nadeele van hunne sustenue kan worden geduid, niet ~
;! alleen, maar ook ten sterksten ton hunnen voordeoio militeort. Immers bij
die in zig zelf zoo gegronde aanmerking wordt, een wet dio over het
j geheel billijk is, veronderstelt een wet die eene algemeene regel voor
||i allen is, een wet, die niet voor eenmaal, on in een enkel geval werkt,
; ^ en alleen werken kan, (want dan is het geen wet) maar welke ten alUi^
M tijde en in alle zoortgelijke gevallen van kragt is; zulk eene, over het
-ocr page 281-265
algemeene billijke wet, moet en behoort in de toepassing op enkele ge-
vallen te golden boven redekavelingen uit de billijkheid afgeleid, ofschoon
dezelve uit hoofde der bijkoomende omstandigheden, ten hoogsten schijn-
baar mogt.en zijn. Maar niemand zal kunnen beweeren, dat het vierde
Additionele Articul een JVef, een algemeene regel is, of eene apphcatie
van een wet die voorhanden is op een bijzonder geval; — neen het is
eene decisie, eene uitspraak voor eens die slegts eenmaal en in een enkel
geval kan werken; die niet alleen op geene vooraf bestaande wet is rus-
tende, maar (volgens de in deezen aangenoomene onderstelling) tegen
alle de heiligste wetten der Maatschappije aandruischt. Of zoude men
zich hier kunnen beroepen op het vijfde Articul der Algemeene Begin-
zelen voor de Acte van Staatsregeling om te zeggen: hier is een wet
de ivil naamelijh, van het geheele Maatschappelijk Lichaam, uitgedrukt
door de meerderheid der Burgeren?
Andere reflectien, welke de Vertooners hier op zouden kunnen maaken,
doch welke UI. Burgers Vertegenwoordigers echter niet zullen echappeeren,
met een diep stilzwijgen voorbijgaande, zullen zij alleen de vrijheid noemen
te zeggen, dat die aanmerking door het vervolg van dat Articul volmaakt
ontzenuuwd wordt. Alles (leezen Wij daar) wat overeenkoomt met de onver-
vreemhaare Rechten van den Mensch in Maatschappije, kan door geene
Wet (dat is door do icil van het geheele Maatschappelijk Lighaam) ver-
bonden worden. Zu beveelt nog laat toe het geene daar meede strijdig is:
Zoo draa dus beweezen is, dat eene wet, of \'t geon men eene wet wil
noemen (niet deszelfs toepassing op een bijzonder geval, wanneer anders
de wet algemeen is:) Zoo draa de tvet zelve beweezen is strijdig te zijn,
met de onvervreemdbaare Kochten van den Mensch in Maatschappije,
houdt zij (volgens dit articul) in het eigenst oogenblik op eene Wet te
zijn, verliest zij haare verbindende kragt, on \'t staat niet vrij aan zulke
uitspraaken executie to goeven.
Te vergeefsch zoude het zijn, zich hier tegons op do Oppermacht des
Volks, op do Souveraine wil der Natio te beroepen: gaarn zullen Wij
^lle gezonde begrippen, die ijmand deswogons koesteren kan, onder-
•sclirijvon, maar (behalven hot geen de Souveraine Natie in het aange-
liaalde Articul zelve zegt, en \'t geen ton deezen opzigt, alles afdoet:)
"^^io denkt uitspoorig genoeg om eenige aardsche magt booven do uit-
spraaken der rechtvaardigheid te verheffen, daar hot Godslastering zijn
20udo zig te verbeelden, dat de Almacht des Hemels immer buiten der-
dolver Gronspaalen werkzaam zoude zijn.
Do Vertooners (S. R.) verbeelden zig, dat uit het bovengezegde regt-
streeks volgen moet;\'dat do bijzondere Articulen dor Staatsregeling aan
groote Beginzelen en Grondregels, waar op dezelve gebaseerd is,
boeten voorden getoetst, — bij bewezen afwijking daar naar to regt
S^l^ragt, on ingevalle van duidelijke strijdigheid daar voor moeten
266
swigten. Waartoe anders wierden zij aan het hoofd van de Acte van
Staatsregeling geplaatst? Waartoe anders verklaart het Bataafsche Volk
die stellingen als den wettigen grondslag waar op het zijne Staatsre-
geling vestigt, en als zoo veele reegels waar naar het zijne Burgerlijke
en Staatkundige hetrekkingen wil hebben gewijzigd? — Of hehooren de
Algemeene Beginzelen minder tot de Acte van Staatsregeling als een
Additioneel Articul? of is de wil van het geheele Maatschappelijk Lichaam
met minder verbindend gezag uitgedrukt — minder geldende in het vijfde
en andere Articulen der Algemeene Beginzelen, als in het vierde Addi-
tioneel Articul? of zoo dit (en wie twijffelt daar aan?) ten minsten gelijk
staat, moet dan niet ingeval van strijdigheid der Articulen, de recht-
vaardigheid en billijkheid omtrent de voorkeuze uitspraak doen en moet
dan niet eene bijzondere beslissing in een enkeld bijzonder geval, waar
de dwaaling menschelijk was, zwigten voor zulke algemeene grondbe-
ginzels, voor welker rechtvaardigheid de zaamenstemming van alles wat
ooit redelijk dagt, ten waarborg strekt?
2, De Vertooners, Burgers Vertegenwoordigers! hebben hunne rede-
neeringen over het vierde Additioneel Articul, tot nog gebouwd, op die
voor een oogenblik aangenoomen veronderstelling dat deszelfs meening
zoude zijn, alle, geene uitgezonderde goederen en fondsen, waar uit de
tractementen der Leeraaren enz, der Herformden betaald worden. Natio-
naal te verklaaren, niet om dat de Vertooners voor zig zelf in dat denk-
beeld verseeren, dat zulks het doel en de inhoud van dat Articul zoude
zijn, verre van daar; maar om dat zij vreesden, dat min of meor zulk
eene opvatting omtrent de meening van dat Articul en het gevoelen, dat
ingevalle van strijdigheid niet naa do algemeene grondbeginzcls, maar
naa bijzondere Articulen moet geoordeeld worden, misschien bij den een
of anderen zoude kunnen huisvesten, en ora dat de Vertooners meenen
opgemerkt te hebben, dat een begrip aan zulk eene opvatting grenzende
niet weinig invloed gehad heeft op het advijs van het Uitvoerend Bewind
der Bataafsche Republiek van den 5 Maij 1800 en den 16 daar aan vol-
gende ter uwer Vergadering ingebragt, op verscheidene Adressen van
Herformde Gemeenten, daar bij breeder gementioneerd.
De Vertooners, behoudens alle respect, staan in dat vast begrip dat
men nog de Ontwerpers der Constitutie, nog de Natie, die dezelve aan-
genoomen heeft, gemeen recht zoude laaten wedervaaren, jaa dat men
hen ten hoogsten zoude verongelijken, wanneer men aan het vierde
Additioneele of eenig ander Articul eene meening hegt, welke de opzet-
telijke wil, om een daad van onrechtvaardigheid te doen, en om e®"
ander van zijn recht en eigendom to berooven, zoude veronderstellen.
Of zoudo het geene belediging zijn in substantie oh met er daad de
Natie te doen zeggen: „Wij willen en verklaren, dat in weerwil van het
„1ste, 5de, 6de en 40ste Articuls der Algemeene Beginzels en Grondre-
267
„gels, in weerwil van onze plechtige Verklaaring dat dezelve zoo veele
y,regels zijn, waar naar wij onze Burgerlijke en Staatkundige betrekkingen
„willen hebben geivijzigd, in weerwil van het onschendbaar recht van
„eigendom, dat het geen, \'t welk nooit Nationaal was, of geweest is,
„Nationaal zal worden, — dat de Plaatzehjke Gemeenten haare eigen-
„dommen, zonder eenige bijgevoegde reden zullen ontnoomen worden —
„dat het talrijkst Godsdienstig Genoodschap van alle middelen tot
„instandhouding van haaren openbaaren Eerdienst zal beroofd —
„dat eene meenigte van huisgezinnen van haar wettig bestaan ontzet,
„en aan hoopeloose elende en armoede ten prooije gegeeven zullen
worden ?"
En zoude het dus geene belediging zijn, der Natie als \'t waare te
willen opdringen dat het haar doel en volstrekte wil was, do grondlegging
van haare Vrijheid en Regeerings-form te bezoedelen met een daad van
openbaare verongelijking en beweezene onrechtvaardigheid?
Hoe sterk het licht moge zijn, waar in op deezen voot do zaak
geplaatst wordt, wij verbeelden ons echter, dat het een waar en on-
vervalscht licht is, en houden ons tevens verzekerd, dat er niemand
gevonden zal worden, welko zulk een doel, zulk eene Avilsstrekking,
of aan de Ontwerpers der Constitutie, of aan de Natio zoude willon
toekennen; veel min opdringen, ten zij zulks mot ronde, met do
ontwijffelbaarste en voorgeene andere nitlegging vatbaare woorden
waare verklaard.
3. "Worden in het vierde Additioneel Articul allo Geestelijke Goederen
on Fondsen, waar uit to voron de ïractementon of Pensioenen van Leer-
aaren of Hoog Leeraaren der Herformde Kerk betaald wierden, Nationaal
verklaard, dan moet een van beiden volgen, dat, of do Natie verklaart,
dat het geene niet of nooit hot haaro, maar eons anders was, het haaro
zal worden, en dat zij zig hot goone, waar op zij nimmer recht ot aan-
spraak had haar zal toeeigonen; of, zoo dit de ongerijmdheid zelve is,
dan moet zij alleen zulke Geestelijke Goederen on Fondsen bedoelen,
Welko weezentlijk on met er daad aan do Natie beliooren, waar op zij
oon wettig recht heeft, on op welke eenig Lighaam of Gemeente niet
kan aantoonen eene gegronde aanspraak te hebben. Zoo dit do mooning
niot is, of gestold wordt to zijn, dan zoude het vervolg van dat zelvo
■A-rticul, „blijvende nogtans onverlet de aanspraak, tvelke eenig Liehaam
"f Gemeente daar op mögt maaken,\'\'\' van allen zin ontbloot — loutere
klanken zonder betekenis zijn.
Do Goederen on Fondsen, welke do Vertooners reclameeren, zijn blijk-
liaar van dien aart, dat zij nooit hebben kunnen gerokend worden ondor
^ie Geestelijke Goederen, waar op de Natio eenig recht, eonigen schijn
^elf van aanspraak zoude kunnen maken; zij waren van hunnen oorsprong
on bleovon Gemeente goederen on rechten! \'t zijn zelf geonogoschenkon
i
268
der Natie of van eenig Vorst, die dezelve beheerde. Een Agge Alhada,
een Fries, die van 1553 tot 1559 Lid was van het Hof van Friesland,
en naderhand Assessor van het Kamer Gerichte te Spiers, schreef reeds
in zijnen tijd: „De Kerkelijke Goederen zijn bij ons bij een gebragt en
„geschonken aan Kerken en Armen van onze Voorouders, en niet van
eenig Prins T
4. Jaa zoo veel de Vertooners weeten en hebben kunnen nagaan zijn
zulke Geestelijke Goederen die in de termen van het vierde Additioneel
Articul misschien gerekend zouden kunnen worden te vallen, in dit voor-
maalig Gewest niet voorhanden.
De Klooster goederen, waar van een gedeelte tot oprichting en onder-
houding van de Academie te Franeker, en dus tot de Nationaale Opvoe-
ding bestemd is {h), waar van het grootste gedeelte van tijd tot tijd besteed
is tot Oorlogskosten, en andere dringende Lands behoeften, zijn voor
• lange ten profijte van den Lande op verschillende tijden («\') verkogt,
en de sommen daar van prpvenieerende in de algemeene schatkist
gestort,
Is hier van een of andere kleine brok uitgezonderd gebleeven, die is
(gelijk bij voorbeeld te Leeuwarden aan het Anthonij Gasthuis en Burger
Weeshuis) reeds tot de einden, bij het vierde Additioneel Articul uitge-
drukt , Nationaale Opvoeding en bezorging van behoeftigen, geconverteerd,
of (gelijk mede aldaar, \'t welk geheel buiten de termen van vaak gemelde
Articul valt, en de Vertooners niet raakt) aan de Stederegeeringen over-
gelaaten.
De Vertooners hebben dit laatste stuk, de Klooster-goederen betreffende,
alleen geavanceerd, om daar door te convincanter, en booven allen uit-
j| vlugt, het recht der Herformde Gemeenten in dit voormaalig Gewest op
de goederen en Fondsen door hen gereclameerd te constateeren; schoon
zij, dien onverminderd, moeten bekennen eerbiedig van opinie te zijn—
dat wanneer de toenmaalige Lands llegeoring, aan welko, naa do op*
heffing van den Klooster stand, de beheering cn beschikking over do
Klooster-goederen verviel en toekwam, een gedeelte van deezo goederen
of derzelver inkomsten ad pios usus notoir bestemd, wederom ad alios
pios usus, tot een maatig onderhoud van Godsdienst, Leeraars of dier-
gelijke gewijzigd of geschonken hadden, zulk eene schenkaadjo als alle-
zins wettig, en zonder reclame voor do Posteriteit, volgens alle gronden
van bekend recht zoude moeten beschouwd wordon; ten minsten zoo daar
in geene verkwisting van de kant der Beschikkers dier goederen of mis-
■!i
j;
\' I
(A) Staats-Kesolutie van 17 October 1584,
{i) Staats-llesolutien van 23 Fcbr. 1C16. — 5 Nov. 1623. — 20 Aug. 1624.
22 Novcmb. 1637. — 6 Maart. 1640. cn 21 Maart 1644.
1563
bruik aan den kant der Genieters duidelijk konden aangetoond worden:
waar van \'t zij het eene, \'t zij het andere, hier geen voetstap of schaduw
in dien gevalle zoude te vinden zijn.
De Vertooners, Burgers Vertegenwoordigers! dus (zoo zij vertrouwen
duidelijk en bondig) aangetoond hebbende, dat de Goederen en Fondsen,
waar uit de Leeraars der Herformden in dit voormaalig Gewest hunne
tractamenten en inkoomen hebben genooten, proflueeren uit de nogexis-
teerende Plaatzelijke Goederen en Eigendommen- der Gemeente; en dat
waar dezelve niet meer aanweezig zijn, de betaalingen derzelver uit
\'s Lands of andere kassen uit gelijken wettigen en onverkenbaaren eigen-
dom, en daar op gegronde plechtige verbintenissen voortvloeijen — aan-
getoond hebbende, dat het 4de Additioneele Articul tot de Acte van
Staatsregeling in geenen gevalle die rechten dor Herformde Gemeentens
kan of mag inverteeren — dat men zulk eene beooging aan dat Articul
willende toeschrijven, daar door de Natie zelve op het hoogst zoude be-
ledigen ; — daar dezelve blijkbaar nimmer eenig recht of aanspraak op
die goederen en fondsen gehad hebbende, dezelve nimmer door eene
bloote Verklaring kan verkrijgen, terwijl er geene andere gronden voor-
handen zijn, of uitgedagt kunnen worden: — dat zelfs zulke Geestelijke
Goederen, welke mon misschien Nationaal zoude kunnen noemen, in dit
voormaalig Gewest niet meer aanweezig zijn, of die er nog zijn mogten
Qiet tot onderhoud van Herformde Leeraars, maar tot andore, met het
Vierde Additioneel Articul instemmende eindons, voor lange, zijn besteed
geworden.
Al waarom de Vertooners, aan het vereischte bij het tweede lid van
het meergemelde Additioneel Articul vertrouwende allozins voldaan to
hobben, Ulieden Burgers Vertegenwoordigers! gedienstig verzoeken to
decreteeren:
Dat de Goederen on Fondsen, waar uit do Leeraars der Herformde
Glemeenten in het voormaalig Gewest Friesland tot nog hunne Tracte-
menten hobben getrokken, als zijnde Plaatzelijke Gemeente goederen, niet
Vallen in do termen van hot eerste gedeelte van het vierde der Additio-
neele Articulen tot do Acte van Staatsregeling, als zijnde dezelve geeno
Nationaale of Provinciaale Goederen, on hebbende do Natie dus daar op
geene recht en aanspraak.
Dat de Vertooners voldaan hebben aan het tweede lid van voorschreven
•\'Articul door hot maaken van eene wettige aanspraak op de Fondsen en
Goederen, waar uit do Herformde Leeraars in dit voormaalig Gewest tot
zijn onderhouden geweest, on in allen gevalle ten deezen opzigt
Verklaard moogen worden voor diligent.
Dat diensvolgens de Herformde Gomoentons en derzelver Leeraars
^"jven in de Possessie van voorschreven Fondsen en Goederen, on daar
zullen worden gemaintineerd; onverlet zoodanig recht of aanspraak,
270 " :
welke deeze of geene op dezelve of een gedeelte daar van zoude ver-
meenen te kunnen of moeten sustineeren.
\'t Welk doende enz.
d. h. andreie, g. z. advt.
[26 Nov. 1800.]
ii;
»■ ï ■
m
NADER ADRES door de Gemagtigdex van Genoegzaam alle de
Gemeentens der Herformde Christenen in Friesland
Aan de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lighaam
des Bataafschen Volks ingeleverd.
Waar in tot nadere adstructie van derzelver Request in den yoor-
leeden Jaare ingedient, veele üelangrijke bijzonderheden
omtrent den oorsprong van, en het recht der Her-
formden op de zoogenaamde Geestelijke, of
liever Pastorije Goederen en Fond-
sen gevonden worden.
m
Aan de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam
des Bataafschen Volks.
Do Geraagtigden door genoegzaam alle do Gemeentens van do Neder-
duitsche Herformde Christenen in het voorrnaalig Gewest jFnesZawd, (heb-
bende die van Leeuwarden zig alleen met de aangevoerde gronden gecon-
formeerd , in zo verre dezelve met hun cum foc. ingeleverd adres over-
eenkomen) om alles to doen in naam derzelver, wat tot wezenlijk nut
en heil van dezelve kan dienen, en wel in het bijzonder om to zorgen
voor de Fondsen en inkomsten van don openbaaron eerdienst, noemen,
nogmaals de vrijheid zig tot Uheden te wenden.
Geenzins, als of zij eenigen twijffel koesteren, omtrent do gegrondheid
dor reclame of omtrent het genoegzaame der bewijzen door hun gedaa"
en aangevoerd, bij het adres den 26 November 1800 ter Uwer Verga-
dering ingediend. Verro van daar. De Vertooners zijn cn blijven ten volle"
overtuigd van de volmaakte wettigheid der door hun gedaane reclame)
en van de onweêrlegbaare kragt van allo en elko der bijgebragto bewijz®"\'
welke zij zig verzekerd houden, dat door de gevorderde opgaavo de*"
l
V\'
271
goederen en Fondsen, waar uit de Leeraars der Herformden in dit voor-
malig Gewest tot nog hunne Traetementen genooten hebben, nog nader
zullen bevestigd worden.
Zig tot dat adres en die opgaaven refereerende, zullen de Vertooners
zig thands voornaamelijk bepaalen, om het een en ander tot verdere
adstructie van hun goed en deugdelijk recht aan te voeren, en om deeze
en geene bedenkingen en zwaarigheden uit den weg te ruimen, welke
schoon aan de vooröordeelen van den tijd, — aan losse veronderstellingen,
te onbedagt als bewezen waarheden, zonder eenig onderzoek, aange-
noomen, — en aan onkunde omtrent de waare gesteldheid der zaaken,
voornaamelijk, zoo niet geheel toe te schrijven, echter de oorzaak schijnen
te zijn, dat het goed en onbetwistbaar recht der Herformde Gemeentens,
in welker naam de Vertooners spreeken, bij zommigen niot zoo geredelijk
erkend en toegestemd wordt, als men de aart der zaake, en het hand-
tastelijke der bewijzen van de zijde der Vertooners bijgebragt, in aan-
merking neemendo, met reden zoude hebben moogen verwagten.
De Vertooners houden zig verzekerd, dat het hun nooit euvel kan —
nooit zal geduid worden, wanneer zij in het handhaaven on verdedigen
van de Rechten der Herformde Gemeentens in dit voormaalig Gewest —
en van do allergewigtigste belangens van een zoo talrijk Godsdienstig
Genootschap zig met dio onbeschroomde vrijmoedigheid uiten, welko do
waarheid onbewimpeld durft voordraagen, zonder ooit die bescheidenheid
uit het oog te verliezen, welko van het karakter en de qualiteit dor
Vertooners nimmer behoort afgescheiden to zijn.
Moet het niet als oen spreokond blijk van het te ligt opgevat voor-
oordeel der tijden — of van oono (jaa gaarn verschoonde, maar groote)
onkunde in do waare gesteldheid der zaaken beschouwd worden, wanneer
het bjj veolen als zeker — als onhetivisthaar — als algemeen en zonder
\'liitzonderiiig waar, wordt aangenomen en ondersteld, dat de goederen en
Fondsen, waar uit de Leeraars der Herformde Christenen hier te Lande
lot nog hunne Traetementen genooten hebben, goederen zijn die oorspron-
gelijk de Natie toebehooren, die te onrecht aan de Herformden gegeeven,
of wel door dezelve onrechtvaardig geroofd, en anderen geweldaadig ont-
noomen zijn; — dat hunne Traetementen (ten minsten ton deelo) uit
\'s Lands kas betaald tvorden, zonder dat daar toe (want anders zoude
dit zeggen van alle kragt on betekenis to eenemaal ontbloot zijn) eenige
andere grond — eenige andere verplichting aanwezig is, als de denkwijze
gesteldheid der voormaalige regeering en regeeringsform hier te Lande?
wanneer men hot eindelijk wil doon voorkomen, als of de Herformden,
U)el verre van te klaagen, of te onvrede te zijn over eenig onrecht of
^"-rdigheid hun aangedaan, in tegendeel de ondankbaarheid ten hoogsten
^^P zouden drijven, zoo zij in don inhoud dor Additioneele
■\'^rtijkolon, niot grotig on dankbaar erkenden, do uitschit-
272
terende edelmoedigheid der Bataafsche Natie aan hun in
die Art ij kelen beweezen?
Wat verdiendt den naam van vooringenoomenheid, of onkunde (on-
kunde niet in het algemeen, maar betrekkelijk tot deeze zaak) zoo het
niet zoodanige assertien en veronderstellingen zijn, van welken kant men
dit ook beschouwe? Ot kan men met reden vergen, dat de tegenswoor-
dige Leeraars der Herformde Gemeentens het als eene groote en geroemde
edelmoedigheid der Natie zullen beschouwen, dat hun als eene gunst
slegts voor drie jaaren toegezegd wierdo, het geen hun onder de heilige
bescherming der Wetten als een recht, voor al hun leven was opgo-
draagen? — Of moeten alle Contracten, alle Verbintenissen, onder de
bescherming der Wetten aangegaan, en aan welker rechtmaatigheid en
billijkheid, ten tijde van derzelver sluiting niemand twijffelde of konde
twijffelen, niet altoos heilig en onschendbaar zijn?
Kunnen de Gemeentens der Herformde Christenen het ooit als een
gunst en voorrecht aanmerken wanneer men zonder misdaad — zonder
gegronde of schijnbaare beschuldiging — zonder Eechterlijke uitspraak,
hun de middelen en het vermogen wil benoemen, om hunne Verbinte-
nissen gestand te doen ? —
Dat men het, zonder bewijs, als beweezen aanneemt, dat zij onrecht-
vaardige Bezitters zijn, — dat men niet alleen het recht van Pra;scriptie
en Verjaaring hun ontzegge, maar ook het recht van Possessie als een
wettigen tijtel wegneemt, — van Possesseurs Exeipienten maakt, en hun
het bewijs oplegt, H geen aan hun naar rechten niet zoude inctimbeeren?
Met een woord, is het een voorrecht — is hot een gunst, wanneer alléén
aan het Herformd Kerkgenootschap — aan Herformde Gemeentens, bij
openlijke Verklaaring een recht ontzegd wordt, dat do Wettengeeven —
dat elk ingezeten van het Bataafsch Gemeenebest — dat allo andero
Godsdienstige Gezindheden — allo andere Genootschappon — on Corpo-
ration hebben en genieten — en dat men dus de Herformden en do
Herformden alléén buiten de bescherming stelt van Wetten, waar van
buiten hen elk jouisseert?
Ligt waare het meerdere reflectien hier bij to voegen, zoo wij niet
vertrouwden, dat uit het reeds aangevoerde, voor elk, wiens oog door
den blinddoek dor vooringenoomenheid jniet geheel omsluijerd is, duidelijk
te zien is; dat het Herformd Kerkgenootschap — dat de Horformdo Ge-
meentens door den inhoud der Additioneele Artijkelen, wel verre van
bevoorrecht on begunstigd te zijn, niet eens geljjk, maar beneden de andero
Gezindheden geplaatst zijn, en aan doezen een recht is ovorgobleeven,
\'t welk geenen door dezelve ontnoomen wordt.
Niets anders schiet \'er voor de Herformden en dus ook voor do Ver-
tooners over dan zig een taak te getroosten, waar van men zeldzaam»
zoo immer een voorbeeld in de Jaarboeken der Volken zal aantreffen,
273
om naamelijk hun deugdelijk recht te bewijzen, op Goederen en Fondsen,
in welker ongestoord bezit zij meer dan twee eeuwen geweest
zijn, en welker oorsprong en herkomst grootendeels in den nagt van nog
vroegere eeuwen moet gezogt worden.
Het dunkt ons geheel onbetwistelijk te zijn, dat de Nationaalverklaaring
der Geestelijke Goederen en Fondsen, waar uit de Herformde Leeraars
hunne Tractementen tot nog genooten hebben, in het vierde Additioneele
Artijkel gementioneerd, op geenen anderen grond kan rusten, dan op
de aangenoomene onderstelling, en de persuasie, welke bij de ontwerpers
der Staatsregeling huisvestte, dat die Goederen on Fondsen zoo niet alle,
ten minsten grootendeels, oorsprongelijk aan de Natie, — of liever aan
het Volk van elk der voormaalige Gewesten hadden toebehoord; — dat
het oorsprongehjk Giften van de tijdelijke Vorsten of Regeeringen, uit
Nationaale Goederen on Domeinen genoomen en gedaan, waaren, en
welke dus door de vernietiging van het recht van prajscriptie, en de
gelijkstelling van alle Gezindheden, tot die zelve Natie vermeend wierden
te kunnen to rug keeren, — De Vertooners weeten geenen anderen ver-
onderstelden grond uit te denken, waar op die Nationaalverklaaring zoude
kunnen gebaseerd zijn. En evenwel een grond, \'t zij waar, het zij ver-
meend, moet \'er zijn; — Eene bloote verklaaring geeft geen recht— kan
geen recht geeven. — De Verklaaring van eon Volk kan geen recht van
eigendom goeven, daar het niet is, of het wegneomen, daar het is.
Neen! Het Bataafsche Volk zelfs heeft geen magt, om zig de Geestelijke
Goederen, of het genot derzelver, aan te maatigen, wanneer het bijzondere
eigendommen van Gemeentens of Persoonen zijn.
Maar zulk een verondersteld en vermeend Nationaal Recht op do goe-
deren on Fondsen, waar uit do Leeraars der Herformden tot nog hunno
Tractementon genooten hebben, hoe voel — hoe zeer veol — op het
zolvo zoude zijn aan to merken, is in dit voormaalig Gewest volstrekt
niet aanweezig.
Men doorzoeke vrij de gedenkstukken der grijze oudheid in het Placaat-
on Charterboek van Friesland bij eengezahield, nergens zal men een blijk
vinden, dat de zoogenaamde Pastorijë goederen, welke elke afzonderlijke
Gemeente in dit Gewest zoo voor als na de Reformatie bezat, noch geheel,
^och ten deelo, giften of geschonken van Vorston of Beheerders deezer
Landen waaren; maar wel duidelijke spooron, dat die Goederen Giften
Waaren van tijd tot tijd aan deeze of geeno bopaaldo Gemeente door
l^ijzondere Persoonen geschonken of gelegateerd (a). Trouwens hier kan
^en gemakkelijk en veilig van hot mindere tot hot meerdere redekavelen,
^jji de grootere goederen van Abtdijen, Kloosters en Conventen niet door
(a) Charterboek, 1. D. bl. C79, G80, 708, 709 ciiz.
18
-ocr page 290-•
274
een Prins of Natie gegeeven, maar door bijzondere Persoonen geschonken
en gelegateerd, gelijk daar van ontelbaare blijken voorhanden zijn {b) dan
kan men, zonder eenig verder bewijs, gerustelijk het besluit opmaaken,
dat zulks zoo veel te meer waar is, omtrent de goederen, welke in elk
bijzonder Dorp of Stad aan de Christen Gemeente behoorden, en in elk
derzelver strekten, om in het bestaan der Leeraaren, en het instandhouden
van den openbaaren eerdienst te voorzien; — wijl elk, die met den geest
en denktrant dier tijden eenigzins bekendis, weet, dat Princen en Vorsten
veel eer en meerder een gedeelte hunner Domeinen zouden besteden ter
stigting van een Abtdijë of Klooster, dan ter begiftiging van eene bijzon-
dere Kerk of Pastorij ë. Jaa het genoegzaam volslaagen ontbreeken van
de oorsprongelijke Donatie- en Giftebrieven, Testamenten en andere
stukken, waar bij deeze en geene bepaalde Goederen en Pastorijen ge-
schonken en vermaakt zijn, bewijst reeds van zelf dat het geene Giften
van \'s Lands wege, of van Vorsten en Princen, maar van bijzondere
Persoonen geweest zijn, wijl in het eerste geval die Vorstelijke Giftbrieven,
behoorlijk geregistreerd, in de Publijcque Charters en Registers, ten minsten
veele derzelver, zouden bewaard gebleeven zijn; — daar in het laatste
geval het bijnaa eigenaartig te wagten stond, dat al die stukken, m
bijzondere handen berustende, door dc vernielingen des Tijds, door de
afwisseling der Bezitters en gebruikers, door de slof heid en onkunde van
deezen of geenen moesten verlooren geraaken. En hier vindt men de
reden, waarom \'er nog zoo veele blijken van bijzondere giften, trans-
porten, legaten aan Kloosters en Conventen gemaakt, over gebleeven;
zoo weinige, of bijkans geene, daar en tegen van do bijzondere vermaa-
kingen aan bijzondere Kerken on Pastorijen voorhanden zijn. Kloosters
en Conventen stierven, zoo lang zij bestonden, nooit uit; zij hadden
hunne Secretarijen, waar in de Klooster Charters bewaard wierdon; en
deeze stukken, zoo verre zij niet verduisterd waren, wierden bij do Ver-
nietiging van den Kloosterstand ten tijde der Reformatie in \'s Lands
Secretarije, of andere Publijcque bewaarplaatzen overgebragt, gelijk zulks
uit ontelbaare plaatzen van het aangehaalde Charterboek onlochenbaar
geblijken kan (c).
Nooit kwam het, lang voor de tijden der Reformatie, — tijden, wan-
neer het niet onbekend kon zijn, van waar de Goederen der Gemeenten,
tot in standhouding van den Godsdienst — tot bezoldiging der Looraars
bestemd, herkomstig waaron, den Landsheeren in de gedagten, dat dit
{h) Charterboek, 1. D. bl. .597, .098, 599, GOS, Gil, G19, C20,G21, 623,029, 630,
646, 649, 650, 651, 652, 658, 661, 665 enz.
(c) In het I. B. bijnaa op elke bladzijde, tot een voorbeeld strekke bl. 590, 59-,
598, ÜOO, 608, GIG, 612, 613, 614, 619, 620, 622, 023 enz. enz.
275
goederen waaren door hen of hunne Voorzaaten of uit \'s Lands of eigen
Domeinen en Goederen aan Kerken of Gemeenten geschonken.
Dit blijkt middagklaar uit het Placaat van Keizer karel de vyf de van
den 3 November 1542 (c^) waar bij de Restitutie van door Particulieren
verdonkerde, en ondergeslagene — en voorts de naauwkeurige Registratie,
niet van Klooster ■— maar van goeden der Kereken, Benefieijen ofte Leenen
bevoolen wordende, dezelve verdors omschreeven worden als omoerlieke
goeden ofte Renthen, die bezeten, gegeeven of gedestineerd zijn geweest
tot eenigh Beneficie ofte Godsdijenst, en vervolgens wederom als onroer-
lijcke goederen en renten behoorende totten voorscreiien Kereken en Bene-
ficien: — zonder dat daarbij zelfs met eene enkele sijllabe gewag gemaakt
wordt, dat die onroerlijke goederen in het minst of meest — goheel of
ton deele giften en geschenken van Keizer Karel of zijne Voorzaaten
zouden zijn, \'t geen hier echter van zelfs zoude te passe gokoomen zijn.
Zoo anders in dien gevalle, zulk eene verdonkering mogelijk — zulk
eene Registratie noodig geweest ware, daar zeekerlijk als dan de Verön-
derstelde Vorstelijke Giften aan Kerken on Gemeenten in de respoctivo
Secretarien en Graphien naauwkeurig opgetekend zouden geweest zijn.
Doch dat die goederen geenzins zulke Vorstelijke Giften, zelfs niet in
het geringste, geweest zijn, kan men als zeker ook daar uit besluiten,
dat van do vroegste tijden af het recht van beroep van Personna\'s, Pries-
ters, Pastoors, niet bij de Landsheeren, maar bij do Gemeenten, en hier
en daar bjj de Nakomelingen van rijke begiftigers, dio daar door het
recht van Patronaatschap verkreogon, huisvestte. Zoo beriepen in don
jaare 1436 Buren ende Ghaelijnede, ende menc Menthe van Fraenker heer
Andries Personna to Kinswert to eenen Persona to Franker, en staen him
alle die renten to der Personatscijp, alzoo graet alsse sent{e). — Een
Hecht dat als van grjjze horkomst op het plechtigst erkend, onbevestigd
^ordt in do Regten door Karel Hertog van Bourgondien den Vriesen
U^geeven, naa dat Zij hem tot hunnen wettigen Heer hadden aangenoomen
\'^ij opene Briove van den 9 Julij 1470, to vinden in het Charterbook van
ï\'fiesland L D. bl. 637 tot 643. Waar wij in hot 17de Artijkel, onder
ö\'Uderen deozo opmerkelijke uitdrukking vindon:
«Dat elk dor voorzoide Friosen zoo Kerkelijk als Wereldlijk zal blijven
»in zijne goederen, rechten, vrijheden enz. — welke zij gebruiken zullen,
»zoo als zij dezelvo tot nog gebruikt en bezeten hebben, en wel voornaa-
y>\'>nelijk de magt om te verkiezen — Pra laten, Care\'s, Priesters en Kosters,
n^olke door kragt van zoodanige verkiezing en priwsontatio in de gezegde
ȧonoficien zullen blijvon; zoo dat wij hen daar in niet zullen hinderen,
Charterboek, II. I). bl. 809.
(®J Charterboek, 1. D. bl. .114.
18*
-ocr page 292-276
„aangezien, dat de puncten en Artijkelen in deeze tegenswoordige be-
„schreeven, altoos in derzelver volle kragt en vigeur zullen blijven;
„gemerkt voor al, dat \'er geene menschelyke geheugenis is, dat ooit Paus,
„Keizer of Legaat aldaar eenig beneficie zoude hegeeven hehlen, of gewoon
„geweest zijn te hegeeven.\'" — Elk gevoelt, dat dit geenzins de taal is van
een Vorst, bewust, dat hij of zijne Vporzaaten, de Schenkers dier goe-
deren en Beneficien waaren, of dat hij daar op van Landswege eenige
aanspraak zoude kunnen maaken; maar dat dezelve veel eer de duide-
lijkste erkentenis in zig bevat, dat die goederen en Beneficien aan de
Gemeenten behoorden, en uit Particuliere begiftigingen herkomstig waaren.
En welke inkruipzels en inbreuken men onder de regeering van Keizer
Karel de Vijfde op dat regt van Verkiezing zogt te maaken, dit ge-
schiedde altoos tegen de Doleancien der Friesen, die zig vrijmoedig,
zonder dat dit ooit weêrsprooken wierde, op hun recht, van de Sassensche
tijden her, beriepen; en nooit wierden die Keizerlijke aanmaatigingen,
om jaarlijks het eerste vaceerende beroep in Oostergo, — in Westergo —
en in Sevenwolden te begeeven, gegrond op eenige voorgewende begif-
tiging van vroeger of laater herkomst, \'t welk daar aan ten minsten
eenigen schijn en glimp hadd\' kunnen geeven; maar alleen op hunne
qualiteit als Erf heeren van Friesland, en dus op het willekeurig on aan-
gemaatigd dominium eminens (ƒ). Al het welke al wederom eene stilzwij-
gende, maar des niet te min klaare en onweerspreekehjke erkentenis en
bewijs in zig bevat, dat die goederen, waar uit de Gemeenten hunne
Leeraars onderhielden, niet uit \'s Lands of Vorstelijke Domeinen, maar
uit de giften en Erfmaakingen van Particulieren herkomstig zijn.
De Vertooners vertrouwen dus, zoo verre het mogelijk is het
Negatijve te bewijzen — zoo verre men in een zaak zoo diep in den
Nagt der vroegere Eeuwen verschooven, bewijzen verwagten kan, aan-
getoond te hebben, dat het denkbeeld, als of de goederen en Fondsen,
waar uit (ten minsten in dit voormaalig Gewest) de Leeraars der Her-
formden tot nog hun onderhond genooten hebben, oorsprongolijk Natio-
naale goederen geweest waaren, door Vorsten en Princen, met eono
kwistige hand weggeschonken, niot alleen eene bloote assumtie zonder
eenig bewijs, maar ook zelf van allen schijn van waarheid ten eonoraaal
ontbloot is.
Doch al waare bij dit onderzoek eens het tegendeel bevonden, —
gebleek het nog duidelijker als nu het tegendeel goblijkt, datzommigo-^
dat veele — dat do meesto dier goederen en Fondsen waar uit de Leer-
aars der Herformden tot nog hunno Tractementen genooten hobben,
oorsprongelijk door de Hertogen van Saxen, — door de successive Vorsten
uit het huis van Bourgondie, aan deeze en geene Gemeenten tot onder-
C/) Charterboek, 11. D. bl. 175, 727, 740, 753, 770. III. D. bl. G5.
-ocr page 293-277
houd van Leeraars, en in standhouding van den openbaaren eerdienst
geschonken waaren, uit hunne (toen niet\'s Lands- maar hunne bijzondere)
Heerhjke Domeinen en goederen; dan nog vermeenen wij, onder ver-
betering, dat de stolHng, als of uit dien hoofde die weggeschonkene
goederen nu wederom met recht gereclameerd en Nationaal verklaard
konden worden, ten hoogsten gchasardeerd en van allen grond ontbloot
zoude zijn.
Wij willon gaarn toestaan, dat toen de Spaansche Koning i-iuups de
Vierde lij den Vrede van Munster zijne rechten en eigendommen op de
Nederlanden afstond, hij die afstond niet als een privatijf eigendom aan
de toenmaalige Staten, neen! maar als een eigendom aan het geheele Volk:
maar dan volgt hier uit ook onweorzeggelijk, dat hij niet meer afstond
en afstaan kondo, als \'t goene zijno rechten en eigendommen, ten tijde
van den afstand, waaron, of verondersteld konden worden \'te zijn, —
dat hij het geen hij niet hadd\', niet konde afstaan; — dat hij, het geono
hij hadd\' weggegooven, niet meer hadd\' en dus niot afstaan konde: —
veel minder dat geono \'t welk zijne Voorzaaten voor hom hadden wog-
gegeeveii, \'t welk hij nooit gehad had — \'t welk nimmer het zijno was
geweest. — Nog oneindig minder dorhalven eindelijk, dat goone, \'t welk
nooit of nimmer zijn Eigendom — of het Eigendom zjjner Voorzaaten —
of hot Eigendom der Natio geweest was; maar \'t wolk door bijzondere
Persoonen aan bijzondere Christen Gemoenton gemaakt of geschon-
ken was.
Of zoudo men den grond dor Nationaalverklaaring in hot 4do Additi-
oneele Artijkel voorkomende moeten gissen (want daar in do Additioneele
Artijkelon geon grond, waar op dezelve gebaseerd zijn, van verre of
naabij gevonden wordt, kunnen wij hior onmoogelijk meer doen ah gissen). —
Zoude mon moeten gissen, dat die Nationaalverklaaring gegrond is, op
hot zoogenaamde recht van onëigendom (een wanklank — eono ongorjjmd-
heid — of liever eene tegenstrijdigheid, zelfs in de uitdrukking!) of op
de liomeinscho Wet, „Nullius sunt res sacrw, &> religiosa\'. ó- sanctw?\'\'
Waaro niet van doezo raisselijko stolling bij zommigen zoo voel ophef
gemaakt, als of dezelve do zaak togen do Herformden alleen voldonge,
\'t zoude naauwolijks do moeite waardig zijn daar van to gewaagon. Do
Vertooners zullen hier, \'t geen elders roods, en bijzonder in eono i/cmone
^an Consideratien, door do Gemagtigden uit do Noderduitsche Herformde
Gemeenten to Dordrecht enz. bij Ulieder Vergadering ingediend op den
October 1800, gozogd is, niot herliaalen, om aan to toonen, hoe
Weinig dio Wet, slegts wol begreepen, ton nadeelo van do goedo zaak
«ier Herformden kan opereoren, en hoe verro hot \'er van daan is, dat
^et gevolg, \'t wolk men in allen gevalle daar uit zoekt af te leiden,
^«nigen grond zoude hebben. Trouwens mon behoeft slegts dien geheelen
^it. de rer. divis. mot eonigo opmerkzaamheid to loozen, om te gevoolon,
278
dat die gansche fijn gesponnen redeneering daar op gebouwd, niets meer
is als een spinneweb, \'t welk door het aanraaken van een vinger ver-
nietigd wordt. — \'T zij den Vertooners gegund, alleen eene en andere
reflectie, hier nog bij te voegen. "Wij gelooven niet, en kunnen ons niet
verbeelden, dat waarlijk iemand ter goeder trouwe zoude kunnen ge-
looven, dat de Ontwerpers der Constitutie, bij het stellen der Additioneele
Artijkelen, en wel bijzonder bij het vierde Art. zouden gedagt aan, of
gedroomd hebben van de L. 1 of 6. ff. de rer. divis. — Terwijl wij
meenen het allezins in billijkheid en rechtvaardigheid gegrond te zijn,
dat zoo men van agieren uit kragt van eene Itomeinsehe Wet de Her-
formden het bezit, en eigendom dor goederen en Fondsen, waar uit
hunne Leeraars hun onderhoud getrokken hebben wil betwisten, men
hun daar en tegen ook alle bescherming, van die zelve Wetten, en wel
inzonderheid van die TJti possidetis zoude moeten laaten; om dat het
eene wijdgaapende ongelijkheid en onrechtvaardigheid zoude zijn het
Romeinsche recht te doen gelden wanneer men zig verheelde, dat het
ten nadeele der Herformden was, en het niet te doen of laaten gelden,
wanneer hetzelve zeker ten hunnen voordeele militeerde. — En zoo men
al eens voor een oogenblik concedeerde (des neen) dat die Wet, dat
geen betekende, \'t geen men dezelve wil doen betekenen, dat daar uit
al dat geene volgde, \'t wolk men uit dezelve zoo gaarn zoude willon
elicieeren, dat naamelijk de goederen en Fondsen waar uit de Leeraars
der Herformden hunne Tractementon genieten nitmner te vooren in ijmands
eigendom hebben geweest, en heden niet zijn, en voortaan daar in niet
gerechtelijk kunnen vervallen, on dat (want dit is het gevolg, \'t welk
men daar uit trekken wil) dus de Natie daar over en over derzelver emploij
naar goedvinden kan beschikken, dan vloeyde uit deeze stelling niet alleen
onlochenbaar voort, dat Gast-, Wees- en Proveniers-huizen met derzelver
goederen res nullius niemands eigendom geweest zijn, zijn of kunnon
zijn, en dus ook ter beschikking der Natio staan, wijl die door U. J-
Huber Hed. Rechtsg. B. IL C. 55. § 8. onder de Geestelijke goederen
geteld worden; maar ook die goederen en Fondsen, welke andere Ge-
zindheden, Roomsch-Catholijken, Doopsgezinden, Liiterschen enz. gebruiken
om daar uit de Tractementon hunner Leeraaren te betaalen, en welko
daar toe aan die Godsdienstige Genootschappen in het gemeen, of a»^
enkele Plaatzelijke Gemeenten derzelver in hot bijzonder gegeeven, of
gelegateerd zijn. Want waar in zoude de wezonhjko aart der eerste v»n
de laatste doch verschillen. Niet in de herkomst. Alle doch zijn bot
vroeger of laater vrijwillig geschonkene, gedonateerdo, en gelegateordo
goederen. — Niet in de geene aan ivien dezelve vermaakt of gogeovon
zijn. Alle zijn het doch Godsdienstige Gezindheden, als zoodaanig in o®®
Lighaam of Gemeente vereenigd. Niet in het einde en oogmerk,
toe dezelve bestemd zijn of gebruikt worden. Allo doch zijnzo gegoovon,
279
en wordenze gebruikt ad pios usus — tot in standhouding van den
openbaaren eerdienst — tot betaaUng van de Tractementen der Leeraars
enz. van Godsdienstige Genootschappen en Gemeenten, — "Waar in zoude
dan het onderscheid gelegen of te zoeken zijn? — In het vroegere of
laatere dier begiftigingen? — Om dat deeze in de beide laatst voorbij-
gegaane Eeuwen — die in vroegere gemaakt of gegeeven zijn? — Ora
dat van deeze de Giftbrieven, Testamenten, en Codicillen nog misschien
grootendeels aanweezig — die door het lang verloop des Tijds, en de
wisseling der ondermaansche dingen grootendeels verboren geraakt zijn ? —
Zoude dan de tand des Tjjds ook knaagen, ter vermindering, aan het
recht van Eigendom? — Zoude ijmands recht op goederen of fondsen
verminderen — zwakker worden, naar maate jaaren verliepen — eeuwen
voorbij strecken? — Zouden de Geestelijke goederen en Fondsen (want,
zoo men niet mot woorden spoelen wil, zijn dit even zoo wol Geestelijke
goederen, als die waar uit hier to Lande de Leeraars der Herformden
tot nog hunne Tractementen genooten) waar uit de Leeraars dor lioomsch-
gezinden, Luthersehen, Doopsgezinden enz, onderhouden worden, nu nog
het wettig eigendom dier Gemeenten zijn — nu nog buiten hot bereik
van Nationaalverklaaring vallen; — maar naa het verloop van nog tweo
of drie eeuwen res nulliii,\'^ worden, en ter willekeurige beschikking van
het als dan leevend Yolk en Geslacht staan? — Dit zeker waare onge-
rijmd — contradictoir in don hoogsten graad! En dus moet eon van
beiden volgen, of dat do goederen en Fondsen, waar uit de Tracteraenten
van de Leeraars der Horformdo Gemeenten betaald worden, nimmer uit
kragt der Romeinsche Wet Inst. Jttr. L. II, Tit. I. % 1 en 8. off §§ l.
1 6, rfe rer. divis. Nationaal kunnen verklaard worden, of diezelfde
Wet zoudo dp gelijke wijze moeten werken tegen de goederen en Fondsen,
^aar uit de Tractementen der Leeraars enz, van andere Gezindheden
worden betaald: wijl mon anders tegen het aangenoomen principe van
^lelijkheid en het 20. Artijkel dor Grondbeginzols tot de acte van Staats-
regeling lijnregt zoudo aandruischon, Eon van beiden staat dus paalvast,
of men zal tot dat buitonspoorig uiterste moeten overslaan, om stijfzinnig
staande te houden, dat een Godsdienstige Socioteit, Lighaam of Gemeente,
als zoodaanig, geene Goederen — goono Eigendommen — geeno Fondsen
ooit of ooit kan hebben of bezitten, of men zal moeten erkennen, dat
sustenue van eigendom op do goederen on Fondsen, waar uit de Leer-
aars der Herformden tot nog hunno Tractementen genooten, en welko
door do Vertooners geroclanieord zijn, en als nog in hunno qualiteit go-
feclameerd worden, in don aart on natuur dior goederen on Fondsen
allezins bestaanbaar is. En zeker, hoe wonder vreemd zoudo het niet
klinken, dat bij het vierde der Additioneele Artijkelen het recht van
^«elame zoude wordon opengezet, vrij en onverlet gelaaten, omtrent goo-
»leron en Fondsen, wolko mon boweoren wil, dat uit haar aarten natuur
280
aan geen reclame van ijraand kunnen onderhevig zijn, en waaromtrent
men alle sustenue van Eigendom onbestaanbaar keurt!
Schoon de Vertooners gaarn willen erkennen geene hoegenaamde reden
te kunnen vinden, noch in de algemeene grondbeginzelen van recht, noch
in het der Additioneele Artijkelen, waarom de Herformden ten min-
sten in dit voorrnaalig Gewest, als een Godsdienstig Genootschap geene
reclame in globo zouden moogen doen op de goederen en Fondsen, waar
uit hunne Leeraars tot nog hunne Tractementen genooten hebben, zoo
anders de reclame wettig en gegrond waare, daar zulks zoo wel aaneen
geheel Lighaam, als aan eene bijzondere Gemeente wordt vrijgelaaten,
en het de Bataafsche Natie, naa de afscheiding van Kerk en Staat onver-
schillig moet gerekend worden, of de Herformden die goederen en Fondsen,
welke blijken hun te behooren gezaamenlijk en Massaal, of Gemeentens-
gewijze bezeeten hebben, bezitten, of voortaan bezitten willen: Moeten
wij echter Ulieden wel doen opmerken, dat de Vertooners in qlt. zig
geenzins in dat geval bevinden. Zij hebben, die goederen en Fondsen,
waar uit in dit Gewest, tot nog de Leeraars der Herformden hunne
Tractementen genooten hebben niet gereclameerd, zij reclameeren die
niet, als eene algemeene Massa van Goederen; neen! maar zij hebben
gereclameerd, en reclameeren als nog voor elke Plaatzelijke Herformde
Gemeente, \'t zij alléén een Leeraar of Leeraars hebbende, \'t zij met
anderen in het hebben en onderhouden van een Leeraar gecombineerd,
elk afzonderlijk, die goederen en Fondsen, welke elk derzelver afzon-
derlijk heeft en gehad heeft tot onderhouding van haaren Leeraar of
Leeraars. Do vertooners hebben in hun den 26s\'en November 1800 inge-
diend Adres do (zoo zij vertrouwen, onwoêrleggehjke) gronden, on be-
wijzen aangevoerd, waar op dat Plaatzelijk Gemeenterecht is rustende;
terwijl zij vertrouwen, dat uit do opgaaven dier Goederen en Fondsen
door derzelver Administratoren te doen, zoo dezelve anders juist en
behoorlijk geschieden, met eenen onkelen oogslag gebhjken zal, op
welken der opgegeevene gronden in het bijzonder het recht van elke
bijzondere Gemeente op haaro bijzondere goederen en Fondsen geves-
tigd is.
Meende mon misschien, dat de sustenue van eigendom, door do Ver-
tooners in bovengedagto Adres geävanöeerd, op de gronden in het zelve
gelegd, niet privatijf voor de Herformden, maar voor en ten behoeve van
de geheele Plaatzelijke Gemeente zoude militeeren; on wilde mon daar uit,
dat de Vertooners op pag. 2 van dat Kcquest zeggen, dat de Pastorije
goederen en opkomsten, waar uit de Leeraars der Herformden hun bestaan
trekken, toebehooren, en altoos, zoo lange dezelve hebben geëxisteerd,
toebehoord hebben aan de Plaatzelijke Gemeentens, besluiten, dat de sus-
tenue van privativen Eigendom voor de Herformden tastbaar fautief was:
Do Vertooners kunnen zulks met het grootste recht, in guantum
281
voor profijtelijk aanneemen. Immers daar uit volgt van zelven, dat het
der Additioneele Artijkelen tot do Acte van Staatsregeling nooit kan
toegepast worden, op die goederen en Fondsen, waar uit in dit voor-
maalig Gewest, de Leeraars der Herformden tot nog hun onderhoud
genooten hebben; — dan volgt van zelf, dat die goederen en Fondsen,
noch bij het vierde der Additioneele Artijkelen Nationaal verklaard zijn,
noch behoudens rechtvaardigheid en de Principes der Staatsregeling,
konden worden; — Plaatzelijke goederen der Ingezetenen zijn doch nooit
Nationaal verklaard, — nooit is daar aan gedagt. En in dat geval hebben
de Vertooners ten minscen die goederen Vis a Vis het vierde Addit. Art.
gevindiceerd; ten minsten aangetoond, dat do Herformden daar op een
quoteel, dat is het grootste recht, schoon mot anderen gemeen, hebben.
Hot kan dus geen qua;stie meer zijn, of die goederen vallen in do termen
van hot vierde Artijkel; of dezelve Nationaal zijn, of kunnen zijn? —
maar eene geheel andere — en wel alleen of de Herformden, in do
bezitting daar van zijnde alleen, dan of ook andere ingezetenen van
dezelfde Plaats, niet tot de Herformden behoorende, meede daar op recht
en aanspraak zouden hebben. Eene qua>stie, die geheel en al\'buiten de
Acte van Staatsregeling is, bij dezelve niet gementioneerd, veel min
beslist wordt; en waaromtrent de Herformden het recht van Possessie,
hun volgens de wetten compoteerendo, blijven behouden, onverkort {goW^V.
do Vertooners in hun Request gezegd hebbon) zoodaanig reeht of aan-
spraak, welke deeze of geene op die goederen en Fondsen of een gedeelte
daar van zoude vermeenen te kunnen of moeten sustineeren. Eene quiestio
eindelijk (het zij behoudens allon oorbicd gezegd) waar van do konnis-
neeming on decisie niet aan het Vertegenwoordigend Lighaam, maar aan
den dagehjkschon on Com\'potenten Rechter zoudo behooren.
En wat zoudo uit hot voorenstaande moeten volgen? Dat in allen govallo
hot betoogen van dat recht, hot welk de Vertooners voor zich vermeenden
te strekkon, wel verro van ton eenenmaal tegen hen te kunnen worden
toegepast, ten minsten, volgens deozo stolling, voor het grootste deel, en
"Wat het 4\'ïo Add. Artijkel betreft, geheel voor hen zoude militeoron.
Doch daar do Vertooners, zig in dit stuk voornaanielijk ten doel hobben
voorgesteld, om allo scrupules, on zwaarighoden, schoon ook zijdelingsche,
welke hun hier on daar zijn voorgekoomeu, uit den weg te ruimen; —
en schoon zij meonon, dat voröndorstolde rechten van Roomsche of andero
Clezindheden op do goederen en Fondsen, waar uit do Leeraars der Her-
vormden tot nog hunno Tractementon genooten hobben, eigenlijk ge-
sprooken, bij de reclame, welke de Vertooners, met opzigt op het vierde
^^dd. Art. gedaan hebben en als nog doen, in geeno aanmerking kunnen
koomen: — Zullen zij echter eenen stap verdergaan, en aantoonen, dat
het wel degelijk hunne intentie is en geweest is, die goederen en Fondsen,
als den privatijven eigendom dor Herformde Gemeentens in dit voormaalig
i!
■ 5
Xi
■f i
i
282
Grewest, te reclameeren; en dat diezelfde bewijsgronden, welke men toe-
staat voor den plaatzelijken eigendom (zonder onderscheid van religie)
wigtig en gegrond te zijn, even zeer en beslissend pleiten voor het
uitsluitend en privatijf recht der Herformden op dezelve.
Men zoude de meening der Vertooners in hun meergemeld Request
geheel niet vatten, wanneer men de uitdrukking Flaatzebj/ce Gemeentens,
door hen gebezigd in dien zin opvatte, waar in men thands in het Poli-
tijcque van Gemeenten en Gemeente Bestuuren spreekt; dio zijn in dit
voormaalig Gewest, behalven in de Steden, nietplaatzelijk, — die bestaan
hior niet in enkele Dorpen of Plaatzen, maar alleen in verscheidene
Dorpen en Plaatzen te zaamgevoegd. De Vertooners de goederen en
Fondsen, waar uit de Leeraars der Herformden tot nog hunne ïracte-
menton genooten, reclameerende, bedoelden niet, nog konden immer
daar mede bedoelen, do goederen aan de gozaraenthjko Ingezetenen van
verscheidene Dorpen onder één Gemeente Bestuur vereenigd, alszoodaanig
toebehoorende, wijl die nooit tot betaaling van Predikants Traetementen
of andere godvrugtige einden, maar alleen tot hoeding van de kosten
van het Burgerlijk Bestuur goimpondeord wierden: Keen! Zij verstondon,
on konden, \'t zij men de aart der gereclameerd wordende goederen, \'t
zij men de sustenue der Vertooners in oogscliouwing neeme, door Ge-
meenten niet anders verstaan als Godsdienstige Gemeentens, als Gemeen-
tens van Herformden; en wierdt het woord plaatzelijk \'er alleen bijge-
voegd, om aan to wijzen, dat do Vertooners als Gemagtigden der Her-
formde Gomoontons in dit voormaalig Gewest, geono aanspraak maakten —
niet reclameerden eene onbepaalde Massa van goederen, een algemeen
on vermengd Fonds; maar Pastorije goederen en Fondsen, aan do Her-
formden in elke Plaats, Dorp, en Gecombineerde Gomoonto afzonderlijk
behoorende. Ook meenen wij het allezins Notoir cn duidelijk to zijn, dat
in de verordening der Gedeputeerde Staten van Friesland van don 7
Maart 1582, luidende „En zullen dio Dorpen hebbende Pastorijen, suffi-
„cient om den Predikant te onderhouden, voor haar eigen Dorpen elks
„een Predikant kiezen, aflignoerendo en consontoorondo dozelvige bot
„gebruik der Pastorije landen enz." door Dorpen bij geeno mogelijkheid
iets anders kan verstaan of bedoeld worden, dan do Gereformeerden i»
die zelve Dorpen, om dat het onzm zoude zijn aan do Gedeputeerde
Staten een bevel toe to schrijven, waar bij aan de Ingezetenen van een
Dorp, zonder onderscheid van Religie — aan Geroformoorden on niet
Gereformeerden belast wierdt zig een Predikant — oon Gereformeerden
Predikant to kiezen; on om dat in hot Vervolg van dio Verordening, de
last dat andere mindere Dori-en haar H zamen voegen en tinieeren zidlen,
door het woord Dorpen bij geeno mogelijkheid iets anders als do Gere-
formeerden in die Dorpen, door de zamenvoeging iets anders als oen
zamenvooging in ééne Godsdienstige Gomoonto kan verstaan worden.
283
Het staat dus vast, gelijk de Vertooners in hun meergemeld Request
op den 6 November 1800 bij Ulieden Burgers Vertegenwoordigers inge-
diend, betoogd, gelijk zij in dit hun nader Adres verder gevindiceerd
hebben: dat de Pastorijegoederen, inkomsten en fondsen, waar uit de
Leeraars der Herformde Gemeentens in dit voorrnaalig Geivest hun bestaan
trekken, en op welker vrye vrugtgebruik zij beroepen zyn en worden,
toebehooren, en altoos zoo lang dezelve hebben geëxisteerd, toebehoord
hebben aan de plaatzelijke (Godsdienstige) Gemeenten, zonder dat ooit dit
recht bij ijmand is in twijffel getrokken; — \'T staat vast dat zij van
haaren oorsprong af waaren en bleeven Gemeento goederen en rechten —
geene geschenken der Natie of van eenig Vorst die dezelve beheerde;
maar van onze Voorouders bij een gebragt en geschonken.
Ten betooge van dat Plaatzelijke, behoeft men bij al hetge.ävanceerde
zig op niets anders te beroepen als op het zoogenaamde Beneficiaal boek,
in de Griffie \'s Hofs van Friesland berustende, waar in die goederen,
ingevolge Publicatio van Keizer Karel ue V\'^® van don 3 November 1542 (g)
zoo verre dezelve voor de Reformatie voorhanden waaren, of opgegeeven
zijn, Dorps- Plaats- en Stadswijze zijn geregistreerd; en op de Inventa-
risatie boeken in verscheidene Secretarijen der vorige Grietenijen (nu
Gemeente Bestuuren) on Steden, on gedeeltelijk in de Secretarijo der
Gedeputeerde Staten van Friesland, als nog aanweezig, waar in dezelve,
volgens Staats-Resolutie van den 26 Maart 1694, zoo als dezelve toen,
naa de lieformatie, bevonden wierden en aanweezig waaren, mede Dorps-
Plaats- cn Stadswijze zijn opgetekend.
De Vertooners zijn dus geenzins huiverig toe to staan, dat veele —
misschien wol de meeste dier goederen (schoon dit laatste mooijelijk zijn
2oudo to bewijzen, en zij geenzins gelooven dat hot op vero naa van
ttllen zoude kunnen gezegd wordon) reeds voor de tijden der Reformatie
aanweezig waaren en dienden tot onderhoud der Godsdienst-Leeraars van
dion tijd, dio zoo wel als hunno Gemeentens Roomschgezind waaren.
I^och zij houdens tevens staande, dat hot recht en de aanspraak dor
Herformde Gomoonton in dit voorrnaalig Gowest ijder op de goederen on
ï\'ondsen tot nog bij dezelve bezeten on genooten, daar door in geenen
dooie verminderd, voel min dat daar door ccn schijn of schaduw van do
Nettigheid dor Nationaalverklaring van zulke goederen zoude kunnen
Norden bijgezet.
Immers wilde men daar uit, dat dio goederen on Fondsen roods voor
Reformatio aanweezig waaren — dat do Gemeenten aan welke dezolvo
\'behoorden belijdenis van don Roomschen Godsdienst deeden, bowceren,
die goederen niot aan do Herformden maar aan de Roomschgezinden
Schoorden, en dat dezelve ten tijde der Reformatie door de eerste aan
(f) Charterboek, 11. D, bl, 8G\'J,
L.
-ocr page 300-284
de laatste zouden ontnoomen zijn — dat eindelijk de Herformden onrecht-
maatige Bezitters, de Roomschgezinden alleen wettige Eigenaars derzelver
waaren; dan was op die onderstelling onlochenbaar zeker, dat dezelve,
naar de grondheginzelen van rechtvaardigheid, niet aan de Herformden
ontnoomen en Nationaal verklaard; maar aan de Herformden ontnoomen
en aan do Roomschgezinden te rug gegeeven hadden moeten worden: —
dan was het — konde het geen quajstie zijn of die goederen al dan niet
vielen in de termen van het vierde Additioneel Artijkel; maar de qua3stie
moest zijn tusschen Herformden en Roomschgezinden, wie van beiden al
of geen recht op die goederen en Fondsen hadden.
Doch het zal gemakkelijk zijn aan to toonen, dat \'er niets ongegronder
is, niets strijdiger met den waaren loop der gebeurenissen, als het denk-
beeld, dat de Reformatie in het recht der Herformden op die goéderen
eenige verandering zoude maaken; of dat do Herformden dezelve aan
de Roomschgezinden zouden ontnoomen hebben, en dus bezitters van
dezelve niet door recht maar door magt zouden zijn.
Niets immers is zekerder, als dat voor de Reformatie, (gelijk nader-
hand en nog) geenzins onderscheidene Godsdienstige Genootschappen van
Herformden — Roomschgezinden enz. afzonderlijk en nevens elkander
bestaan hebben. Niets is zekerder als dat, voor de Reformatie hier te
Lande geene andero Godsdienstige Gemeenten waaren dan Roomschge-
zinden — geene andere Godsdienstige belijdenis, zelfs van enkele Per-
soonen, op verbeurte van Lijf en goed (A) mogten en geduld wierden
dan Roomschgezinden.
De Roomschgezinden waaren destijds dus niet do heerschende, maar
de eenige^ Kerk, en als zoodaanig bezaaten zij do goederen en Foiulson
aan elke Gemeente gemaakt en behoorende. — Bij de Reformatie wierden
(ten minsten in dit voormaalig Gewest) do meeste — zeer verre de moesto
Roomsciigezinde Christenen, — de plaatzelijke Bezitters dier plaatzelijke
ad pios usus bestemde goederen, Herformde Christenen, en bleoven dus
met alle recht, en volgens alle grondheginzelen van hot recht van eigen-
dom, in het bezit van die plaatzelijke Gemeente goederen, welko zij>
nog Roomschgezind zijnde, wettig bezeten hadden. — Dezelfde Gemeen-
ten, welke voorheen Gemeenten van Roomschgezinde Christenen waaron
(ten minsten, het geen hier het zelfde is, de onvergolijkolijko moordor-
heid der individu\'s in dezelvo) hetzelfde Corpus morale — Godsdienstige
Christen Gemeenten blijvende, wierden nu Gemeenten van Herformde
Christenen.
Dit alles zijn geeno willekeurige assumtien en onderstellingen, welke
men zoude kunnen vermeenen geheel strijdig ie zijn, zoo niet de witaf^
gesteldheid van zaaken omtrent den uitwendigen staat der Roomsche, en
{h) Charterboek, III. D. bl. 191—199. bl. 216—22C. enz.
-ocr page 301-285
daar na der Herformde Kerk, als met de geschiedenis der Reformatie.
Neen! onbetwistbaare daadzaaken stellen dit boven alle bereik van twijffel.
De naam zelve van Reformatie en van Gereformeerden of Herformden
bewijst de waarheid en juistheid van het bovengezegde; — bewijst, dat zij,
welke in dien tijd leefden, geen voor de Reformatie, met en nevens de
Roomsohgezinden bestaand. Godsdienstig Genootschap uitmaakten: —
Maar dat zij in den schoot der toenmaalige Roomsche Kerk gebooren en
opgevoed, dat geene, \'t welk zij dagten misbruik en bijvoegzels te zijn,
afgeschaft en Herformd hebben.
Iets voorzeker, waar door zij, zoo anders de meerderheid dit deed,
(gelijk onbetwistbaar het geval in dit voormaalig Gewest is) hun recht
op do goederen, hun als een Godsdienstig Genootschap behoorende, nooit
konden verliezen.
De Geschiedenis van dien tijd bevestigt deezen toedragt van zaaken,
ten minsten met betrekking tot dit voormaalig Gewest. En hier vordiondt
voor al onze opmerking dat als nog de naamen van bij de zeventig Pries-
ters, Vicarissen en Prwhendarissen bekend en bij Schotanus en elders
te vinden zijn, welko niet alleen do beginzoion van do Reformatie om-
helsd, maar ook don Post van openbaare Godsdienst-Leeraars bij do
yoor)x(i(in Roomschgezinde, doch nu Herformde Gemeentens hier teLando
bekleed hobben.
Hier too behoort, dat de Geslagthjston der Aanzienehjksto Familien in
dit Gewest, welko voor en omtrent do Reformatie zeer talrijk, vermo-
gend, — bijna do eenigsto Eigenaars van Vastigheden on Landgoedoren,
on wier Voorvaders moestal do Schenkers on Begiftigers van Kerken on
Öomeonton waaron, als nog bewaard zijn (») on dat daar uit ontogenzog-
Sohjk blijkt, hoo deeze, op oenigo weinigen naa, de Roomsgezinde be-
grippen mot dio dor Herformden verwisseld hebben.
En oven dit zelfdo wordt ton opzigte van verre zeer verre het grootste
<leol dos Volks in dit voormaalig Gewest bovon allo bereik van twijlfcl
geplaatst door de jongste Frioscho Volkstelling. Waar uit blijkt, dat do
Naakoomelingen der geene, welko voor ruim tweo Eeuwen in de Christen
G^oineonton hier te Lando do beginzels der Herforming omhelsden op het
goheel van 157511) Zielen oen getal van 127722, togen 29797 Dissenters
uitnaaakon, van welko laatste dan nog naar roden behooren afgetrokken to
"^Vörden 626 Jodon, als welko in dit geval niot in aanmerking kunnen
\'zoomen, als modo 897 Luterschon, dio meestal, mm do Reformatio hior
Lando ingokoomon on gezeteld zijn. Naa aftrek van welko in dit
Voormaalig Gewest de Herformden tot allo do overige Dissenters staan
^^^ 51 tot 1 : on tot do Roomschgozinden alldon als 8[ tot 1. Eeno bo-
W A. Fkkwkuua, Adclijk cn Aanzicnclijk Wapenboek
-ocr page 302-trekking en evenredigheid, welke wij veilig moogen vast stellen, dat
steeds van den tyd der Reformatie af, vooral tusschen de Roomschge-
zinden en Herformden genoegzaam gelijk gebleeven is: wijl enkele indi-
vidu\'s, die in het verloop van twee honderd jaaren hier te Lande van
het eene Kerkgenootschap tot het andere zijn overgegaan, hier geene
verandering kunnen te wege brengen, en het eene te overbekende waar-
heid is, dat die Christenen, welke in dien tijd de beginzels der Herfor-
ming niet hebben aangenomen, naderhand niet dan te sterker de Leer
en gebruiken van de Roomsch-Catholijke Kerk hebben aangekleefd. Gelijk
!er dan ook geen tijdstip in de Geschiedenissen van Friesland, zedert
die groote Reformatie, bekend is, in \'t welk deeze Balans eenigzins,
zoude veranderd zijn, ten minsten aanmerkelijk genoeg, dat de Herform-
den daar door in laater tijd een zoo verbaazend overwigt zouden gekregen
hebben, \'t welk zij,- ten tijde van de Vestiging der Reformatie niet
zouden gehad hebben.
Uit het aangevoerde blijkt dus zonneklaar, dat het getal der Christenen
hier te Lande, welke de beginzels der Roomsche Kerk bleeven aankleeven,
tegen die geene welke de Herforming omhelsden, in geene Vergelijking
kan koomen; en hier uit volgt van zelf dat de groote Meerderheid in
elke Gemeento, met recht Heef zonder eenige interruptie — bleef in hot
bezit der goederen aan dezelve, behoorende, zonder dat de geringe Min-
derheid eenige gegronde aanspraak op dezelve, \'t zij geheel — \'t zij ten
deele geschaapen bleef.
Dit vloeit niet alleen onbetwistbaar voort uit den aart van allo zulke
goederen, die altoos goederen van het Genootschap, en dus, in gevalle van
scheuring, van deszelfs Meerderheid blijven en moeten blijven: maar ook
is dit altijd zoo begreepen en geöordeeld, en door de in hezit hlijvende
Meerderheid van andere Godsdienstige Genootschappen, en door do Uit-
spraak der Rechtbanken, op welke zig do Minderheid beroepen hadd\'.
Men zal zig hier slegts behoeven te herinneren hot geen in do laatste
helft der 17de Eeuw to Amsterdam is voorgevallen, bij de Scheuring
en scheiding der Doopsgezinden van het Lam on do Zon\\ on tor zelvor
Stede voor zeer weinige jaaren bij de Verdeeldheid en Afscheiding der
Luterschen van het zoogenaamde Oude en Nieuwe Licht.
ïe vergeefs zoude men, daar tegen inbrengen; dat die goederen niet
aan de Herformden en Herformde Gemeenten qua tali, zijn gemaakt
of geschonken — dat dezelve, zoo verro zij reeds voor de tijden der
Reformatie aanwezig waaren, aan Roomschgezinde Christenen en Gr®\'
meenten gelegateerd of gegeeven waaren, en dat het dus lijnrecht strijdig
zoude zijn tegen het oogmerk der Begiftigers dat die goederen ton nutte
en dienst der Herformden zouden bekeerd worden en blijven, - Want al
stelde men eens tegen waarheid on waarschijnehjkheid aan; dat in alle die
Erfraaakingon on besprekken (schoon het tegendeel uit nog voorhanden
287
zijnde stukken blijkt (k)) uitdrukkelijk de voorwaarde gesteld was, dat
deeze of geene goederen of Renthen, aan deeze of geene Gemeente van
Christenen, gemaakt, en gegeeven wierden tot onderhoud van derzelver
Leeraars, zoo lang die Gemeente in de toenmaalige, dat is Roomschge-
zinde begrippen bleef, — maar, dat wanneer dezelve ooit of ooit van die
gevoelens afweek, het Legaat of de Gifte even daardoor zoude verbeurd
zijn; dan nog zoude dit eene turpts conditio zijn, die naar rechten, als
niet geschreeven, en ipso jure nul moeste aangemerkt worden. Voorzeker
niet ligt zal \'er ijmand gevonden worden, dio de geheel redelooze onder-
stelling zal durven aanneemen en beweeren, dat verandering van Gods-
dienstige gevoelens het recht van Eigendom verandert en wegneemt. „De
„herfokming (dit wordt met zoo veole woorden erkend in een adres van
„Stemgerechtigde Burgers bij Ulieden ingediend) — de Verandering van
„Geloofsleere en Godsdienstwijze sluit geene verandering van Eigendom
in." Waarlijk wie dagt of droomde ooit, dat zoo veelo Doopsgezinde
Gemeentens, wier Godsdienstige denk- on leerwijze in zoo veolo opzig-
ten — in stukken waar in men voormaals het grootst gowigt plagt to
stellen, van die hunner Voorvaderen zoo aanmerkelijk is afgeweeken,
door die verilndoring hun recht en eigendom op in vroeger tijden aan-
weezigo Gemeonto goederen zouden vorlooron hebbon — of dat dezelve
uit dien hoofde Nationaal verklaard konden oï behoorden te worden? —
Wie dagt of droomde ooit, dat bjj voorb. do Doopsgezinde en Remon-
strantscho Gemeonto of liovor derzelver meerderheid to Bockum of beide
of eon van beidon — door hunne voröoniging — door hunno verilndo-
ring van — of toogoefTolijkheid omtrent karakteriseereiide gevoelens, hunno
Gemeente goederen, of de Fondsen, waar uit hunne Leeraars betaald
■vvierden, zouden verbeurd hebben; on dat, of de daar in niet toestem-
mende minderheid hot recht op dezelve verkreeg, of dat zij jnre aan
do Natio verviolon?
Do Vertooners dus, onder inhiosie van allo do argumenten on middelen
van defensie in dit, en hun voorgaande adres gededuceerd concludoeron
Wet fiducio, on vertrouwen beweezen te hebben, dat \'er goen grond
aanweezig is, of zijn kan, waar op, naar do Algomeeno boginzols van
liechtvaardigheid en Eigendoms-rocht do goederen on Fondsen, waar uit
do Leeraars der Herformden tot nog hunne Tractementen gonooten,
Nationaal verklaard kunnen worden.
Dat hot vast staat en door niemand kan geloochend wordon; dat men
Staatsregeling — de wil des Volks moet af neemen, naar de beginzelen,
^«Ike de fundamenten zijn van alle Maatschappelijk verdrag, en welke
Volk zig zelfs heeft voor geschreeven.
Dat dit zoo moet zijn, wijl anders de Bataafsche Natie, tegen zig zeiven,
(<=) Charterboek, 1. D. bl. 708.
-ocr page 304-288
onrechtvaardig geweest zoude zijn; het eene Voorschrift der Staatsregeling
strijdig met het andere, en de bepaalingen bij zulke bijzondere Artijkelen
vastgesteld, geen Constitutioneel voorschrift, maar eene willekeurige uit.
spraak zouden zijn.
Dat gelijkheid — jaa wel — in een zekeren zin geene Privilegien —
geene uitsluitende voorrechten gedoogt; maar ook niet gedoogt, datijmand,
wie hij zij, onder dien naam van zijn bezit-recht, of het genot van dien
beroofd worde, zoo lang het niet is uitgemaakt, dat hij dezelve niet als
een wettig Eigendom, maar als een zoodaanig uitsluitend Voorrecht bezit\'.
Dat het dus uit het Principe van rechtvaardigheid, zoo ivel als van de
daar mede verknogte Gelijkheid zelve, evident en onbetivistbaar is, dat
zoo lang het niet uitgemaakt en beweezen is , dat de, door de Vertooners,
naamens de Herformde Gemeenten in dit voormaalig Gewest gereclameerde
goederen bij dezelve bezeten, of de vrugten daar van genooten zijn, alleen
hij wijze van Voorrecht, en dat de titul der gesustineerde Eigendom is
onwettig, en het vrugtgebruik precair, — ook zoo lang die Eigendom niet
afgenoomen, of dat Vrugtgebruik niet kan betwist worden.
Dat het Bataafsche Volk zelve geen magt heeft, om zig de Pastorije,
of wil men Geestelijke, goederen en Fondsen, of het genot derzelver aan
te matigen, loanneer het bijzondere Eigendommen van Gemeentens of Par-
ticuliere Persoonen zijn.
Dat, schoon reeds in den jaare 1797 meer als 20,000 Hoofden van
Huisgezinnen der Herformden in dit voormaalig Gewest, in derzelver
Adressen bij de Tweede Nationaale Vergadering ingeleverd, hobbon ge-
sustineerd, dat de Natie als Natie op die goederen en inkomsten, welke
tot in standhouding van den Openbaaren Godsdienst, en bezolding der
Leeraars bij de Herformden bezeten zijn, nooit eenig recht van Eigendom
of van Veralieneering gehad heeft, of hebben kan; veel min de dispositie
daar over aan eene Nationaale Stemming over de Politijke Constitutie van
de Regeering deezer Landen kan worden onderhevig gemaakt: En dat het
tegen alle gronden van Rechten aanloopt, ijmand van zijn wettig Eigendom,
en lang verjaarde Possessie, zonder kennisse en vonnis van den Comp^\'
tenten Rechter te verstecken. En schoon dus die Adressen — het daar bij
gedaan verzoek — on gedeclareerde billijke verwagting, dat bij hot toeu
aanstaande Plan van Constitutie geene schikkingen zouden worden voor-
gedraagen, waar door het Herformd Kerkgenootschap gevaar zoude loopen,
het noodig onderhoud en de gelegenheid voor zijne Godsdienstoeffening tf\'
verliezen — vroeger ingediend on lange anterieiir aan het ontwerpen oï
aanneomon van do Acte van Staatsregeling — naar allo bekende Kecbts-
grondon moet opereoren, dat alles, wat dion contrarie bij do Additioneele
Artijkelen mögt gestatueerd zijn, aan het Herformd Kerkgenootschap
dit Gewest, ten allen tijde, moet zijn on blijven onschadelijk, —
Vertooners echter, naamens die Herformde Gemeentens, hoo zeer, na»\'"
289
gereserveerd recht on algemeene Wetten ongehouden — hoe zeer het
bewijs den Fiscus, of wie anders aanspraak mögt maaken, incumbeerde,
ten overvloede by dit en voorig Adres evident en onweêrspreekelijk
hebben aangetoond, dat die Goederen en Fondsen, waar uit de Leeraars
der Herformden tot nog hunne Tractementen genooten hebben, in dit
voormaalig Gewest, — niet zijn — nooit of ten geenen tijde geweest zjjn,
en niet ullo Titulo kunnen zijn het Eigendom der Natie; en dat de Her-
formde Gemeentons in tegendeel in het rechtmaatig bezit on eigendom
daar van zijn.
Dat \'er (althands voor zoo veel de Vertooners bekend is) in dit voor-
maalig Gewest, door of van wegens Persoonen, Societeiton, of Gezind-
heden, anders denkende, en niet tot de Herformden behoorende, niet
een eenig Antidotaal Adres, waar in do sustenue der Vertooners, of de.
gronden, waar op het zelve is rustende, weersprooken worden, bij Uliedon
is ingeleverd. Terwijl daar en tegen in een Adres door de Gecommitteerden
der Herformde — Mooinseh-Catholijke — Doopsgezinde en Liitersehe Ge-
meenten te Leeuwarden op don 26 November 1800 ter Uwer Vergadering
ingediend (in zoo verre dit met een onderling vrijwillig accoord tusschon
dezelvo gemaakt overeenkwam) do rechtmaatigheid van diezelfde gronden
door Roomseh-CathoUjken — Doopsgezinden en Lutersehen vis a vis het
4\'ic Additioneelo Artijkel met zoo veele woorden erkend en derzelver effect
ingeroepen wordt.
Om alle welke redenon do Vertooners persisteeron bjj do conclusie en
het verzoek gedaan bij hun Request den 26 November 1800 ingediend,
het zelvo houdende voor alhier gerepeteord.
Daar het echter zoudo kunnen gebeuren, dat hoe zeer de Vertooners
zig bevlijtigd hebben, om zoo wel den aart der goederen, welko zij recla-
meeren , als de gronden, waar op die Reclame is rustende, duidelijk on
naauwkeurig voortodraagen, echter hier of daar eonigo zwaarigheid of
scrupule zoudo kunnon overblijven, vooral bij zoodaanigo, welke met do
misschien bijzondere, on van zommigo andere Gewesten verschillende
aloude gesteldheid van zaaken in dit voormaalig Gewest min bokend, on
gemeenzaam zijn; zoo verzoeken do Vertooners eerbiedig, dat in dien
govallo zoodaanigo pointon, bij wogo van pointen van Officie, volgons
bet geeno bij allo Rochtors on Rechtbanken gebruikelijk is, en overeen-
l^omstig het Recht van eene ruime en volledige defensie bij de Publicatie
Van den 31 Maart 1801 don Reclamanten verzekerd, hun pra^cijselijk
\'noogen wordon opgegoevon, om daar op, binnen zekeren genoegzaamon,
als dan to bepaalen termijn, hunne nadero olucidatien en bewijs to
kunnen en to moogon inbrengen.
Daar hot al vorder zoker is, dat niemand door de schuld van eon ander
^ijn goed Recht kan vorliozen, cn het ochter mogelijk moot gerekend
lö
-ocr page 306-2f)0
worden, dat hier of daar door de Administratoren der Goederen en Fond-
sen , waar uit de Leeraars der Herformden hunne Tractementen genieten,
binnen den voorgestelden termijn van zes maanden a dato der Publicatie
van den 31 Maart laatstleden of geene of eene gebrekkige en verkeerde
opgaave dier Goederen en Fondsen gedaan wierde; zoo meenen de Ver-
tooners met recht en reden te moogen declareeren en verzoeken, zoo als
zij mits deezen doen; dat zulk eene naagelaatene of verkeerde opgaave,
de Herformde Gemeentens, als welke daaromtrent geene inzaage hebben,
in allen gevalle zal zijn en blijven onschaadelijk, en aan hun gereserveerd
het recht en de vrijheid, om wanneer zulks gebhjkt, dat verzuimde of
gebrekkige ten allen tijde te redresseeren, zonder dat eenige terminus
fatalis of verstek daartegen zal kunnen worden geiillegueerd.
Terwijl de Vertooners eindelijk verzoeken, dat, zoo men, naa al hot
bijgebragte, de rechtmaatigheid der gedaane reclame onverhoopt en on-
vermoed , niet allezins voldoende en volkoomen blijkbaar keurde, deeze zoo
gewigtigo zaak nimmer PEUEMPiom ten haaren naadeele bij eene Politijke
decisie en enkelen Hamerslag worde afgedaan; maar in dien gevalle hun
een bevoegden Rechter en Rechtbank worde aangeweezen, welke tusschen
do Natie (die in gevalle van dubieteit in haare eigene zaak door haare
Vertegenwoordigers geen Richter zijn kan) en do Vertooners in qualiteit
de meo ó^ tuo oneenzijdig recht kan spreeken; on in dien gevalle zij in
Judicio Contradietorio gehoord en hun alle middelen van defensie, vol-
gens stijle van Rechten, vrij en onverlet gelaaten worden; of anders de
nadere Verklaaring der Natie zelve op eene volledige wijze worde inge-
roepen.
\'T welk doende enz.
KEGLEMENT, OVER DE WLIZE VAN BEROEPING DER PREDIKANTEN
BI.I DE HERVORMDEN, IN HET DEPARTEMENT VRIESLAND.
EXTRACT uit het Register der 8taat.s besluiten van <1\'\'
bataafsche kepubliek.
Maandag den 2(1 Augustus 1805.
wel eerwaaiioe ii e e k e n !
Gelezen een Rapport van den Secretaris vari Staat voor de Binnß^^
landsche Zaken, in dato den 21 Augustus 1. 1. No. 20 3, gerequiroo\'"\'
291
den 27 Maij 1. 1. No. 36, en nader geinhereerd bij Staats-Besluit van
den 12 Augustus daar aan volgende No. 24, op het Request der Depu-
taten van de Sijnode der Hervormden in Vriesland, i) verzoekende de
de Approbatie van het Gouvernement, op het bij voorsz. Sijnodus in des-
zelfs Vergadering gehouden den 18 Juhj 1804 en volgende dagen, aan-
genomen Reglement op de Beroeping van Predikanten in Vriesland, het
welk door den Commissaris Politiek, B. D T. van SIXMA, aan hot
Staats Bewind was ingezonden, en door het zelve bij Besluit van den 24
Augustus 1804 No. 11^ gesteld in handen van den Raad van Binnen-
landsche Zaken, ten einde met terug zending daar op te dienen van
Consideratien en Advijs.
Is besloten het verzoek dor Requestranten te accordeeren, cn mitsdien
behoudens zodanige andere en nadere Disposition, als eventueel bij het
Gouvernement zullen worden goedgevonden dien aangaande, het zij in
het algemeen, het zij meer bijzonderlijk voor het Departement Vriesland
vast te stellen te approberen, gelijk goapprobeerdt wordt bij deezen het
voorsz. Reglement op de beroeping van Predikanten in het Departement
Vriesland, luidende als volgt:
Art. 1. Het recht van Verkiezing en Beroeping van Predikanten be-
hoort, gelijk zulks van de vroegste tijden plaats had, aan hun van wion
de Goederen en Fondsen, waar uit de Predikants Tractementen voort-
vloeijen, en van welken do Goederen tot onderhoud dor Pastorijen on
Kerken bestemd, herkomstig zijn, to weoten aan do dadohjko bezitters
van Vastigheden die Floreenplichtig of Schatschietendo zijn, zoo dat allo
Schatschietende Eigenaars on Bezitters van Vastigheden, dio van den
Hervormden Godsdienst zijn, dit regt voortaan behooren uit te ooffenon.
Art. 2. In alle zodanige Plaatsen en Geineonton, waar het rogt van
beroeping van Predikanten voorheen conform \'s Lands Ordonnantie ge-
schiede , door do Bezitter van Schatschietendo Huizon, Stollen en Ploeg-
gangon, mits zijnde van de Hervormde Godsdienst, zal dan voortaan
diezelvo beroeping geschieden door do Floreenpligtigo of Schatschietendo
Ingezotenon dior Gemeente, mits zijndo van don Hervormden Godsdienst
en met uitsluiting van alle Dissenters, en zulks op den voet als bij het
lieglement van Stemming van Floreen-Ontvangors onz. is bepaald bij
Pubhcatie van het Departementaal Bestuur van Vriesland, van den 1
Februanj 1803.
Art. 3. Aangaande de verkiezing van Predikanten tn do Steeden en
zodanige Vlekken of Gemeenten ten platten Lande alwaar voor den
\') Dit request, gedateert 24 Mei 1805, is te vinden in Band 41, No. 69 (Archief
1\'rov. Kerkbest. van Friesl.) Ds. v. brouwku pzn. had het, op eigene verantwoorde-
lijkheid ingediend, maar gaf daarvan later kennis aan de Syn. Deputaten, door wie
l\'U daarvoor „hartelijk bedankt" is. {Acla Dep. Si/n. FeN.18-20 Juni 1805, art. 6.)
19*
-ocr page 308-292
Jaare 1795 eene andere wijze van beroeping heeft plaats gehad, zullen
dezelve blijven by haar regt cn vorige gebruiken, en aldaar do beroeping
geschieden op den ouden voet, ten zij daar omtrent in eene Gemeente
reeds dadelijk een ander ordenlijk Reglement ware ingevoerd, het welk
echter, om voor het vervolg kragt van Wet te hebben, aan de Sijnode
zal moeten worden aangeboden. ,
Art. 4. De Schatschietende en Floreenpligtige Eigenaars stemmen in
Persoon (doch echter bij getekend en vertekend Billet,) zo zij in de
Gemeente woonagtig zijn, doch aldaar niet woonende door hunne Meijers
of Bruikers, mits Hervormden zijnde, of door een ander gequalificeerd
Persoon, het zij Dorprechter of Practisijn, wien zij daar toe met behoor-
lijke Volmagt voorzien, doch zoo een in de Gemeente woonend Eigenaar
buiten staat is, om in Persoon te compareeren, zal hij een der Leden
van den Kerkenraad, met schriftelijke Volmagt kunnen voorzien, des
echter, dat in alle gevalle, in de gegeven Volmagt de Persoon die men
begeert te stemmen, op eene kennelijke wijze wordt uitgedrukt.
Art. 5. De verkiezing en beroeping geschiedt in de Kerk, en wanneer
twee of meer Dorpen tot eene Gemeente gecombineerd zijn, in do Kerk
van die Plaats alwaar de Pastory staat.
Art. 6. De Kerkenraad eener vacante Gemeonto zal ten minsten drie
Weeken voor dat volgens de Wet in de Vacatuur voorzien moet worden,
bij Drost en Gerecht kennis geven van deszelfs voornoemen, om alle
Floreenpligtige Eigenaaren, die van de Hervormden Godsdienst zijn, op
te roepen ter verkiezing on beroeping van een Predikant, met duidelyke
opgave tevens van den Dag, het Uur on de Plaats waar dio Vergadering
gehouden zal worden.
Art. 7. De aanzegging geschiedt door den Schoolmeester of Kostor
van ieder Dorp namens den Kerkenraad eon Week voor den Dag der
verkiezing, aan de Huizen der Eigenaars of voor zo verre zij daar niet
woonagtig zijn, door Advertentien in do Couranten volgons oen vast
Formulier, achter dit Reglement sub A te vindon, doch deze publieke
Advertentien geschieden twee Weokon voor don Dag dor verkiezing.
Art. 8. Op den bepaalden Dag der Stemming zal den Kerkenraad,
geadsisteerd door de twee naastgelegene Predikanten, tijdig daar too
verzogt en verpligt te compareeren, zich mot do Stemgerechtigden of
derzelver Gevolmagtigden op het bepaalde Uur in de Kork bevinden,
en, na verloop van één vierde Uur over den bestemden tijd, do Dour
of Deuren sluiten, waarna de oudste Predikant do gantscho handeling
zal openen met een Gebod om God to smeeken, dat de to doono kouze,
ten meesten nutto en tot heil zijner Kerk mogo strekken.
Art. 9. De Kerkenraad is verplicht, om, ten tijde der Stemming to
exhibeoren, een Extract uit het Floreon-Rogister dor Hervormde Floroon-
pligtigen van zulk een Gemeente, om in loco to dienen ton Cijnosuur,
293
cn in cas van disputen, in het vervolg als een origineele Bijlaag geëx-
hibeerd te kunnen worden.
Art. 10. IJder stemt slegts een Persoon, en de Leden van den Ker-
kenraad geadsisteerd als voren, neemen de Stemmen op; de Namen der
gestemden en die der Stemmers worden door den jongsten Predikant op
eene Lijst geschreeven, met bijvoeging, of de Stemming in Persoon dan
bij Procuratie geschied zij.
Art. 11. Wanneer dus alle Stemmen opgenomen en aangetekend zijn,
worden volgens de Stemrol de Namen der Stemmers, de quantiteit der
Floreenen, waar voor, en de Persoon welke ijder gestemd heeft, dui-
delijk opgeleezen, de Stemmen opgezomd en de meerderheid beslist.
Art. 12. Alle Protesten, zoo tegen de wettigheid der Stemmen, do
meerderheid derzelve, als tegen de verkoorene Persoon, zullen te dezer
gelegenheid moeten gedaan en naauwkeurig aangetekend worden.
Art. 13. Die de meeste Stemmen heeft word voor verkoozen en be-
roepen Predikant gehouden, doch zoo de Stemmen steken, zullen de
Leden der Kerkenraad en die alleen, (niet de tegenwoordig zijnde Pre-
dikanten) ieder Hoofd voor Hoofd hunne Stemmen uitbrengen op eenen
van dio genen, tusschen wien do verkiezing onbeslist was, en zo dan
Wederom de Stemmen steeken zal het Lot beslissen.
Art. 14. Het bepaalde nopens de Stemming van den Kerkenraad in
het vorig Artikel zal plaats hebben, ook dan wanneer zij reeds als Flo-
roenpligtigen mogten gestemd hebben; on deeze laatste Stemming geeft
aan ieder Lid des Kerkenraads niet meor dan eene Stem.
Art. 15. De meerderheid beslist on dus de verkiezing volbragt zijnde,
ondertekend do Kerkenraad mot de aanwezige Predikanten de handelingen
der Stemming.
Art. 16, Do Kerkenraad vaardigt do Beroep-Brief uit voor den Be-
roepenen in naam der Gemeente, en zorgt dat dezelve hem tijdig ter
hand komo.
Art. 17.\' Bedankt de Boroepene, dan wordt do Beroeping op dezelve
Nijze horvat.
Art. 18. Do Kerkenraad verzoekt de Approbatie van do gedane Bcroo-
I»ng bij do Classis waar ondor do Gemeente behoort, met overlegging
do Stem-Bosoignes.
Art. 19. De gowono kosten over de beroeping, deszelfs Approbatie
en het verzoeken van dezelve vallende, zullen gelijk voorheen gebruiko-
^ijk, on uit de Fondsen als van ouds wordon betaald, dos noods tor
\'I\'auxatie van de Classis aan welke do beroeping ter approbatie is gepre-
senteerd, onverminderd hot regt van partijen in cas van disputen over
•^e kosten daar uit ontroozon.
294
Bijlage Ä. behoorende tot Art. 7.
Formulier ter oproeping van de Floreenpligtigen.
De rioreenpligtigtige Ingezetenen van den Hervormden Godsdienst,
worden geconvoceerd, om op den ten uur, te compa-
reeren in de Kerk te om in Perzoon, of bij behoorlijke
Volmagt te stemmen een Predikant in de Hervormde vaceerende Ge-
meente van (is die Gemeente gecombineerd dan zulks \'er
bij te voegen) en zulks volgens het Reglement daar van zijnde.
En zal Extract dezes gezonden worden aan den Secretaris van Staat
voor de Binnenlandsche Zaken, en aan het Departementaal Bestuur van
Vriesland, als mede aan de Jiequestranten worden uitgereikt, tot infor-
matie respectivehjk.
Accordeert met voorsz. Register,
{was geteekend) C. G. IIU L T M A N.
-ocr page 311-auiming, a. j. ii. 109.
abbring, q. a. 31.
abresch, p. 233.
adama, theod. 211, 234.
adriani, a. 80.
adriani, m. j. 188,189,190, 233, 241.
aitton, 11. a. 83, 133.
albada, agge 2G8.
algera, s. a. 38, 239.
alphen, h. v. 135.
alta, e. 1G, 211.
andeles, j. 79, 111, 240.
andreae gzn., d. h. 140, 152,270.
andries, 275.
andrinqa, s. van 234.
assen, jou. v. 38, 43, 40, 47, 5ü,
01, 79, 96, 98, 138, 139, 140,
192, 239, 240.
aukes, y. 210.
».
Bakker, j. 80.
bavius, f. 220.
beck, h. 79, 240.
»erg, a. van den 82,110,183,134.
berg, t. van den 192, 241.
betjningen, s. van 190.
"evma, c. l. van 05.
blau, theod. brunsveld de 3, 83, 133.
block, m. 38, 239.
blok, h. W. 241.
blom, o. 21.
blijenbürgu, n. g. van 190, 199, 200.
boeles, "w. b. s. 05.
bosma, 93.
bouck, simon 4.
bouvink, j. av. 183,190,19G. 242,25G.
brand, simon 109.
biieebaart, P. 190.
brinck, henr. 4.
biunk, a. 74.
broek, o. van den 74
brouwer pzn, p. 29, 38, 44, 45,47,50,
56,59, 82,104, 131,138,140,148,
151, 15G, 16G, 1G8, 173, 177,179,
183, 192, 19C v.v., 200, 205,208,
209, 212, 214, 218, 224, 229,
239, 240, 291.
bruinlna, a 211.
BRUINING, r. 45, 47, 50, 5G, 59, 69,
79, 85, 93, 94, 9G, 97, 111, 118,
212, 240.
bulthuis, joh. 22.
burg, abr. van der 05.
burmania, e. s. van 2G.
buurma, 11. 220.
€.
cahais, i. 210.
cannegieter, j. IG.
cats, jacob 28.
chalmot, II. A. de 162.
cloeck, z. v. arnhem 43, 61, 239, 240.
cluwen, j. m. 82, 83.
cocq, o. t. de 21.
-ocr page 312-296
coerman, h. j. 42.
colekus, h. 80.
corvintjs, j. 170.
crimping, n. h. 38, 45, 239.
crone, jr. n. \\v. 95.
cttpeiius, f. r. 38, 239.
D.
dalen, j. van 233—235.
donker, il 82, 138, 190.
drabbe, i. veymoet 207.
driessen, antii. 3.
drijfhout, a. 82, 88, 110, 183,
221, 283.
dijk, d. van 95.
E.
eckringa , h. 14
eelkes, h. 212.
eerten, l. h. f. westerbeek van 222.
engelsma, jac. 45.
ennema, j. 79, 131, 240.
effens, m. 170.
eykma, b. G8, 69, 82, 83, 133.
eysinga, f. l l van 15, 218.
F.
faber, 8. 192, 241.
feenstra, s. r. 103.
fennema, i. 1Ö2.
ferf, n. n. 233, 235.
fockema, d. 53, 56, 95.
fokkema, j. 80.
fontein, b. 241.
frederici, d. 0. 211.
fremery, p. j. de 82, 88, 183.
(>.
gallé, 88, 110.
gardingius, s. 44, 47, .50,59,01,69,
79, 132, 143, 156, 167, 168, 173,
177, 192, 205, 208, 214, 224, 289,
240.
geliiuis, f. h. 19G.
gerrits, t. 211.
gibbon, p. 69, 82, 88.
giffen, a. van 44, 211.
gifffn, d. f. van 189, 210.
goch, k. i. 169.
goot, g. van der 212.
gkoll, j. 184.
GEOMMÉ, w. D. 29,104,156,160,171,
177, 205, 208, 212, 214, 218, 229,
240.
GULJÉ, 112.
haga, h. 119.
hamburg, a. 240.
haseliioff, e. 15, 45.
hein, 0. h. 45.
helder, c. 65.
hemsing, i. 189 , 224.
iieneYj joh. 288.
heringa pzn., jod. 48, 47, 56, 59,
80, 132, 240, 241.
herwerden, c. h. van 109.
hesse, h. b. 109.
iieye8, a. 211.
hoffman, b. w. 112.
holst, joan van 4.
honert, t. ii. van den 82, 138.
iioog, th. 13.
iiouwink, n. 181, 166, 240.
hultman, c. g. 294.
idzardi, i. 212.
immlnck, f. o. 82, 83.
jacobs, r. 241.
jans, h. 80, 241.
jelgersma, av. b. 22, 31.
jelles, h. 211.
joha, i\'ll. 211.
joiia, tii. 81, 32,
jong, j, de 170,
K.
kamjien, j, 0, van 67.
kemp, j. 0. van dek 185.
kesler, p. m. 16, 22, 64 v.v., 68.
kingma, m. 160, 240.
knoll, p. i. 189, 140,
konynenburq, j. 112.
korff, j. f, 80, 241,
kramer, f. hellendooen 16, 22.
-ocr page 313-297
kramer, g. a. 83, 133.
krieger, w. l. 83, 87, 88, 110,
133, 134, 180.
KROM, H. .1. 238.
KUTSCH, p. 189.
LANGE, N. 82, 83, 133.
LEEDEBOER, b. 180.
Lis, p. h. van 83, 121.
lodensteyn, jod. v. 6.
loene, h. 221, 222.
lohman, a, f. de savornin 114—110,
121.
luden, g. 212.
maanen, AV. c. van 109.
mackay, ii. 38, 80, 102, 1G4, 240.
manger, h. 188, 190.
maresius, sam. 3,
MAS.MAN, o. G8, 69, 81, 82, 138,
135, 190.
MEiiius, j. engelsma, 20, 138, 140,
143, 1G7, 1G8, 191, 192, 240.
MEILING, s. F. 234.
METZLAR, J. 0. 29, 44, 18G, 212,
213, 218, 229, 241.
metzlau, j. j. 44.
meijer, l. 212.
munkerus, a. igl.
muntingu, h. 117, 117.
müruay, h. 139.
napjus, l. 38, 181, 211, 214,221,
239, 241.
nauta, e. IGl ,211, 229.
^»\'auta, g. IGl, 1G2.
i^a.uta, h. IGl.
nicolai, r. 211.
nieuwold, .1. h. 190.
nolst, l. 112.
\') Op bh. 4, noot 3, heb ik, op gezag der Synodale Acta, Ds. oi.denhuro, prc-
flikunt tc Harlingen genoemd. Dat was cenc font. jac. o., A. L. ]\\Iag ct Plulos. Dr.
wel te Harlingen geboren (18 Dcc. 1C53}. maar stond als predikant eerst tc
Witmarsnm 1674-83, daarna te Dlija c. a. 1G83-84, vervolgens tc Emden 1684-84,
eindelijk tc Dordrecht 1688-t 90. Zie o.a. schotel. Kerk. Dordrecht II, 91-98.
noordbeek, r. IGl.
nota, p. 139.
ockerse, w. a. 112.
oldenboegh, jac. 4.
paulus, p. 107.
pauw, l 210.
pieteks, F. 80, 240.
PLuor, w. 38, 230.
pommerol, l 210.
posthumus, L. 161, 1G2.
pytters, ii. 212.
RAPPARDUS, H. 82, 83, 212.
RECrENBOGEN, J. H. 38, 45, 40, 47,
56, Gl, 239, 240.
REGNERY, J. P. 80, 240.
RENEMAN, T. 139, 234.
RIEDEL, .T. P. n. 212.
ROBERT, J. S. 83, 88, 133.
RODENBURG, R. 224.
ROLDANUS, A. 83, 133.
R03IAK, DYOJV. 140, 141, 152, 228.
ROMAR, J. 228.
RONDAAN, D. 80, 240.
ROUVILLE, A. M. DE 183.
RUTGERS, A. 42, 82, 88,110,133,134.
RUTGERS, J. 82, 83.
KIJK, O. 42, 83.
SCHAAF, D, VAN DER 16.
SCHIMMELPENNINCK, R. J. 88.
SCHROEDEK, J. w. A. 184.
SICGAMA, E. L. 241.
SIMONS, SJ. 79.
sixsfa, I!. 1). t. van 207, 210, 291.
slooten, F. j. van 131, 143, 148,
151, 1G7, 240.
298
sltns, g. a. van deb 210.
smttegelt, b. 27.
snethlage, alb. 20, 103.
snoek, b. a. 16.
somersdijk, jttffs. v. 6.
sottohat, j. o. 190, 191.
steenmeyer, j. 83, 133.
steenwijk, p. 44, 61, 240.
sterkinga, F. 38, 239.
stinstra, joh. 4.
styl, simon 47.
stjringar, l. 234.
sybes, corn. 212. .
TADEMA, t. 80, 240.
TAYSPIL, l. 181.
THIJSSEN, l. 38, 239.
TILANtrS, J. w. 83.
TONGEBLO, CORN. 162.
TEICHT, C. C. VAN 13.
TJILKENS, I. A. 212.
venema, h. 21, 26.
VEBLOOREN, J. 183.
VEBSTEB, I. S. 180.
VERWEY, B. 79.
verwey, s. 79.
verwey, w. 79.
verwey wzn. w. 79.
VIERSSEN, H, J. VAN 131, 191, 240.
VISSER, H. w. c. A. 211, 223, 233, 235.
vogelenzang, l. 212.
voordtjin, a. 212.
vos,. m. 210.
vrieseman, s. 79.
wal, gab. de 79.
wal, joh. de 79.
walta, p. van 6.
wassenaar, j. ph. 45.
Weduwen, 102.
weemen, b. van 188, 189.
wemerus, joh. 161.
wendt, e. de 14, 15.
wesselius, ii. 44, 61, 79, 82, 86,
101, 102, 111, 131, 133, 134,
166, 190, 212, 214, 240, 241.
wesseuus, herm. (de voder) 161.
wesselius, herm. (dc XOOU) 161.
wesselius, joh. 177, 192, 205, 212,
214, 241.
wesselius, j. 224.
wigeri, p. 21.
wilde, p. de 42.
willem iv, 26.
willem v, 31, 32.
willems, e. 38, 239.
winckel, c. p. 82, 83.
wolterbeek, j. d. 13.
ysbrands, jan 210.
zonsbeek p. van 112.
CORRIGENDA.
Blz. Ir. 6 v. b. staat gewaardingen, moet zijn gewaarwordingen.
12
" \' » « u
„ 28 opschrift
„ 208 r. 4 v.. b.
I
bezat,
1795
Gromlé
bezit.
1794.
Grommé.
1)
11
11
STELLINGEN.
-ocr page 316-..1 ■ •
nifllTIIWini^TrT^
! . >
-ocr page 317-) ,
I.. 1
I.
De (\'onslilulie van \'1798 maakte zich tegenover de Neder-
landsche Gereformeerde Kerken schuldig aan onrecht.
II.
Hel Besluit van liel Staatsbewind der Bataafsche Republiek
van den M\'^«" Aug. 1803 betrelTende de Synodale en Classicale
onkosten, is niet in het v^^ezenlijk belang der Gereformeerde
Kerk bier Ie lande geweest.
III.
De Christelijke Gereformeerde Kei-k heeft geen recht of aan-
spi\'aak op de goederen der- Nederlandsche Hervormde Kerk.
302
IV.
li\'
Het Kerkrecht moet in de Encyclopedie der Christelijke Theo-
logie gerekend worden tot de Historische Theologie.
V.
In de Christelijke Theologie is geene plaats voor Casuïstiek.
VI.
Er is geene colli sic officio rum.
VII.
Gen. 6: i—4 is het oudste stuk van het O. T. waarin de
dood wordt voorgesteld als een gericht.
VIII.
Met DM\'^xn in Gen. ü: 2 worden Engelen bedoeld.
IX.
De lezing oi yom<; aCroü in Luk. 2: 43 verdient de voorkeur
boven \'Iwai^cp xai VÏ fXYir/ip avTov.
X.
\'Epevväre in Joh. 5: 39 is een Indicativus.
-ocr page 319-303
XL
ÓTt zateyvwo-fjisvoi; w in Gal. 2: 11 moet niet door »omdat hij
te bestraffen was" maar door »omdat hij beschuldigd
was" vertaald worden.
XIL
Phil.: 4 moet vertaald worden: Ik dank mijnen God
altijd, als ik aan U gedenk in mijne gebeden.
XIIL
De eerste brief van Petrus is gericiit aan Christenen uit de
Joden.
XIV.
I^at in lloofdst. XI van den Brief aan Diognetus de
Schrijver zich een fjia^ri^; cèKoatoXué; noemt, mag niet als grond
aangevoerd worden, om dezen brief onder de geschriften der
■Apostolische Vaders op te nemen.
XV.
Gelooven en welen verschillen niet in graad van zekerheid.
-ocr page 320-^SliÄli
Äil ^ ^
i v\'
.Ä"
r.
-ocr page 321-
\'V V , • \'i.i-vv • | |||
■ |
■ ■ ■ f ! | ||
• |
mmm
•SA\'
m- m
mm