tl
r/lv
W A. V IR
-ocr page 2-A. qu.
192
-ocr page 3-\'\'f^Mè
\' \' 1
«
V ■ ?
V
V " ■
\\
^ ^ ^ . " tv,:
> \' ; r" ^ ■■ \\
-ocr page 4- -ocr page 5-ZWAVEL IN EET DARMKANAAL
VAN
MENSCH EN DIER.
-ocr page 6-- î •
- ^îii"
■ -4
Vf
î
î)
VAN
TER VERKRUGING VAN DEN GRAAD
VAN
D0<for itt W
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,
NA MACHTIGING VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS
Hoogleeraar in de Faculteit der Wis- en Natuurkunde
MET TOESTEMMING VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT
TEGEN OE BEDENKINGEN VAN
DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE
TE VERDEDIGEN
op Vrijdag den Juli 1890, des namiddags te 4 ure ^
DOOR -v
f : lÏ/S
geboren te Geervliet.
mM
—cyooo-
UTRECHT - KEMINK & ZOON - IKOO
-ocr page 8-1900
an.;--
- r-^ .»F
-f;
\'II
I
\'f,
i
!
irs-.iii
-ocr page 11-Het is mij em aangename taak aan U, Professoren
en Lectoren in de Faculteit der Geneeskunde., mijn
hartelijken dank te betuigen voor het onderwijs, dat ik
van U, Hooggeleerde en Zeergeleerde Heeren mocht
genieten, alsook voor de welwillendheid, die ik in zoo
ruime mate van TJ heb mogen ondervinden.
Ontvang gij vooral Hooggeleerde Talma, Hoog-
geachte Promotor, de betuiging mijner erkentelijkheid.
De zeer gewaardeerde hulp, mij hij het samenstellen
van dit proefschrift verleend, de steun, weihen ik in
mijn studietijd van U ondervond, de belangstelling,
door U ook later getoond, geven TJ recht op groote
dankbaarheid mijnerzijds.
Hooggeleerde van Goudoever. Het is mij zeer aan-
genaam, dat gvj, op het oogenblik mijner promotie,
den zetsl, welken gij zoovele jaren met eere hebt be-
kleed, nog inneemt; ik maak gaarne van deze gelegen-
heid gebruik om U mijn erkentelijkheid te betuigen
voor het degelijke onderwijs, dat ik van V mocht ont-
vangen.
Uw hoogst vriendelijke raad, Hooggeleerde Wefers
Bettink, kwam mij bij het verrichten der chemische
proeven zeer te stade. Aanvaard daarvoor mijn op-
rechten dank.
Waarde vrienden. Uw bewijzen van vriendschap,
zoowel gedurende als na mijn academietijd, zullen mij
steeds onvergetelijk blijven.
i.fe-iir
Bit.
I. Historisch Ovenicht..............ii.
II. Eigen onderzoek................20.
A. Zwavel in het darmkanaal van den mensch kan den
stoelgang bevorderen............20.
B. 1. Veranderingen in de maag en in de darmen
B. 2. Veranderingen in de maag en in de darmen
door trisulfuretum kalicum.........34.
B. 3. Veranderingen in de maag en ni de darmen
door zwa-velwaterstof...........38.
C. Ontwikkeling van zwavelwaterstof in de maag en
in de darmen na toediening van zwavel. ... 40.
D. 1. Veranderingen van het bloed na het gebruik van
D. 2. Veranderingen van het bloed na het gebruik van
trisulfuretum kalicum..........44.
D. 3. Veranderingen van het bloed door zwavelwater-
stof per anum ingebracht.........46.
E. 1. Onderzoek naar de aanwezigheid van zwavelwater-
stof iu de uitgeademde lucht door zwavel, per os
genomen...............47.
I K H O D D.
Bl>.
E. 3. Onderzoek naar de aanwezigheid van zwavelwater-
stof in de uitgeademde lacht door zwavelwaterstof,
per anum ingebracht...........51.
F. 1. Veranderingen in het bloed door onmiddelijke in-
werking van zwavel...........53.
t\'. 2. Veranderingen in het bloed door onmiddelijke
inwerking van zwavelwaterstof.......54.
111. Besluit...................60.
-ocr page 15-Reeds in overoude tijden trok de zwavel de aan-
dacht der geneesheeren en werd zij door deze toe-
gediend ter genezing van vele ziekten. Ik kan dus
niet nalaten in dit mijn proefschrift een kort histo-
risch overzicht te geven van de voorstellingen, die
men zich in den loop der tijden achtereenvolgens
gevormd heeft over de werking van genoemde stof
op het lichaam van den zieken en den gezonden
mensch.
Ik doe geene aanhalingen uit nog oudere werken,
maar vermeld in de eerste plaats een in het jaar
1618 te Franeker uitgegeven bundel, onderscheidene
verhandelingen bevattende over medische onder-
werpen, waarvan een „de Sul ph ure." Hierin
12
wordt, zooveel mogelijk met verwijzing naar de
plaatsen, het oordeel van verschillende oude schrij-
vers over de werking van genoemde stof medege-
deeld, terwijl daaraan opmerkingen des schrijvers
worden toegevoegd.
O. a.: (het zullen slechts enkele grepen uit deze
verhandeling zijn) deelt de schrijver mede, dat
Hippocrates in zijn werk „de natura mulierum"
zwavel een uitnemend geneesmiddel bij moeilijke
ademhahng noemt.
Galenus zou bloem van zwavel voorgeschreven
hebben bij hoest en dyspnoea.
Quercetanus roemt het zeer tegen asthma.
Forestus maakt melding van een teringlijder,
die door het gebruik van zwavel met versche eieren
buiten alle verwachting genas.
Rubaeus doet een verhaal, hoe door het gebruik
van zwavel een jongeling uit Ravenna, die reeds
stukjes van ,zijn long expectoreerde, volkomen genas.
Door vele andere oude schrijvers wordt voorts
aan de genezende kracht van zwavel, vooral bij
phthisis, vastgehouden, zoodat door Paracelsus
zwavel pulmonum balsamum genoemd wordt.
In die oude tijden werd verder zwavel aangewend
tegen lues pestifera en kwade koorts. Haar genezende
kracht zou zij hier ontleenen aan haar groot ver-
mogen om te doen\' Uitdrogen, waardoor zij ver-
rotting zou afweren^ en tecen alle bederf zou vrij-
13
waren. Ook zou zwavel de verrotting van het doode
lichaam tegengaan.
Weer anderen prijzen de genezende kracht van
zwavel zeer bij vergiftigingen, vooral bij die, welke
teweeggebracht zijn door beten van sommige dieren.
Dio s cor us bijv. zegt: sulphur scorpionum ictibus,
addita resina, medetur, cum aceto vero draconis
marini quoque ictum sanat.
Ten slotte werd zwavel als voortreffelijk genees-
middel door Paracelsus geroemd tegen scabies,
lichen, pruritus, uitwendige wonden en gezwellen.
Welk groot gewicht men door alle eeuwen heen.
aan de genezende kracht van zwavel gehecht heeft,
blijkt nog duidelijk, wanneer men de werken over
pharmacologic en pharmacodynamica uit de eerste
helft der negentiende eeuw raadpleegt. Zoo leest
men van zwavel bij Vogt, „Lehrbuch der Phar-
makodynamik", 1821, O. a. het volgende:
1°. Zij zou de secretie in het darmkanaal ver-
meerderen.
2° zou zij de afscheiding van longen en bronchi
bevorderen.
3°. De respiratorische functie en secretie van de
huid zou er door toenemen.
4°. Zij zou, in de lymphvaten opgenomen, op
alle organen, die met de lymphvaten in betrekking
staan, zooals serosae, klieren, celweefsel etc. werken.
Die werking zou zich openbaren in eene sterkere
14
beweging van eene dunnere lymphe, in de opzuiging
van abnormaal afgezette stoffen en in eene herstelling
van eene meer normale menging en werkzaamheid
dezer organen.
5°. De werkzaamheid der arterieele vaten zou
de zwavel bevorderen en bij neiging tot congesties
zou zij zelfs verhittend werken.
6°. Zij zou de verhoogde veneusiteit, in\'t bizon-
der der venae van buik, rectum, bekkenholte en
vrouwelijk genitaalapparaat tegengaan.
In het kort, Vogt schrijft aan zwavel antiphlo-
gistische, resolveerende, antidyskrasische, anticonta-
gieuse en antiveneuse kracht toe en roemt haar
voornamelijk bij de vólgende ziekten: croup, bron-
chitis, tussis convulsiva, pneumonie, darmlijden,
chronische rheumatische bezwaren, jicht, chronische
exanthemen, syphilis, scrophulose, acute en chroni-
sche metaal vergiftiging, haemorrboïden en amen-
norrhoea.
Aan patienten met chronische ziekten gaf men
zooveel zwavel als noodig was om 2 ä 3 maal per
dag breiachtige ontlasting op te wekken.
In het „Handwörterbuch der praktischen Artznei-
mittellehre", van Sachs und Duik, 1839, wordt
zwavel nog het gewichtigste middel uit den artsenij-
schat genoemd, want, leest men, hoe ook over de
werkingswijze de beschouwing moge zijn, altijd
biedt zij ons hetzelfde als uitkomst aan: gemakkelij,k
15
ingaande in het veneuse bloed, moeielijker daaren-
tegen in het arterieele, wordt zij voor een groot
deel reeds door de longen uitgescheiden, voor een
ander deel met de huidrespiratie, en ten slotte,
niet het laatst, door het darmkanaal, overal het
secretie-proces bevorderend. Niets is daarom natuur-
lijker, dan dat zij hare grootste geneeskundige
werking heeft op de longen, de huid en het darm-
kanaal.
In het werk over de pharmacologie van Mit-
scherlich, 1843, wordt aan de therapeutische
waarde van zwavel veel afbreuk gedaan. Daarna
zien wij het middel, dat sedert eeuwen de mensch-
heid van bijna alle kwalen genas, in enkele tien-
tallen van jaren zoo goed als obsoleet worden.
Mitscherlich zegt, dat men bij aandoeningen der
luchtwegen weinig heil van zwavel te verwachten
heeft,, dat haar nut zeer gering is bij jicht, chroni-
sche exanthemeri en vergiftigingen met kwikzilver,
arsenik en andere metalen. Wel wordt zwavel als
laxans geroemd, doch dat zij eene specifieke wer-
king zou hebben op haemorrhoiden, uterus, vena
porta etc. wordt zeer betwijfeld, zeer zeker onbe-
wezen geacht. Uitwendig wordt zwavel in zalven
nog geroemd tegen scabies en in de zoogenaamde
fumigationes sulphurosae (hiervoor ingerichte kasten
ontbraken in geen enkel ziekenhuis) tegen chroni-
sche rheumatiek en schurftcachexie: een menigte
16
van kwalen, die men aan slecht genezen schurft
toeschreef.
Bij Schroff, Binz, Nothnagel en Ross-
bach en in de nieuwste handboeken over genees-
middelleer wordt aan het eens zoo geprezen middel
slechts een zeer bescheiden plaats ingeruimd. Dat
haar zulk een plaatsje toekomt, moet althans heden
nog erkend worden, nu we in onze nieuwe phar-
macopoea het oude pulvis liquiritiae compositus
weer zien opgenomen en dat, zooals ervaren practici
getuigen kunnen, wel niet alleen om de pulvis
sennae, doch ook om de zwavelbloem, en blijkt
uit het feit, dat onder het volk de zwavel nog altijd
leeft als bloedzuiverend d. w. z. stoelgang bevorde-
rend middel.
Ook over het lot van zwavel, wanneer dit in het
darmkanaal gekomen is, is door velen op verschil-
lende wijze gesproken.
Volgens Hert wig, „practische Arzneimittellehre
für Thierärzte", 1822, veroorzaken tamelijk groote
giften zwavel, aan paarden en honden, een eigen-
aardige, op zwavel, zwavelzuur of zwavelwaterstof
gelijkende lucht in de uitwaasseming der huid, in
flatus, faeces en soms ook in de uitgeademde lucht,
en wordt het grootste gedeelte van de zwavel met
de faeces verwijderd.
Hij vond, wanneer de dieren gedood werden,
nog veel zwavel in de darmen, zwavelwaterstof reuk
17
in het darmkanaal, in de buikingewanden in het
algemeen, in de longen en zelfs in de spieren,
echter niet in bet donkere bloed.
Wöbler vond, dat uit de urine van honden,
die zwavel in hun voedsel namen, na toevoeging
van zoutzuur, zwavelwaterstof ontwikkeld werd,
Mitscherlicb vond evenals Hert wig, na toe-
diening van zwavel, ruime ontwikkeling van zwa-
velwaterstof, doch kon geen zwavel of zwaveligzuur
in bet bloed aantoonen.
Griffith is zelfs van meening, dat zwavel, in-
wendig gebruikt, ook als zoodanig met de urine
verwijderd wordt.
Volgens Andreas Krause (de Transitu Sul-
furis in Urinam, Diss. inaug. Dorpati, 1853) wordt
na het gebruik van zwavel eene grootere hoeveelheid
zwavel in den vorm van zwavelzuur met de urine
uitgescheiden. Echter vond hij geen zwavelalkali
in de urine, want door toevoeging van zuren werd
geen zwavelwaterstof ontwikkeld. Hij meent, dat
een gedeelte van de zwavel door het alkalische
pancreas- en darmsap in oplosbaar zwavelalkali
omgezet wordt.
Oesterlen, „Artzneimittellehre", 1861, vermoedt,
dat zwavel zich met bet alkali van de gal verbindt.
Schroff meent, dat slechts een klein gedeelte
van de zwavel, wellicht door de weriting van de
gal voor opslorping vatbaar geworden, in het bloed
9
-ocr page 22-18
opgenomen wordt, daar geoxydeerd wordt tol zwa-
velzuur om ten slotte, met alkali verbonden, met
de urine verwijderd te worden. Ook zegt hij, dat
het niet bewezen is, dat zwavelwaterstof door de
huid en de longen wordt uitgescheiden, niettegen-
staande beweerd wordt, dat, bij inwendig gebruik
van zwavel, zilveren voorwerpen, die op de huid
gedragen worden , zwart worden.
Erwin Voigt toonde aan, dat de gal niet in
staat is om zwavel op te lossen.
Binz, „Artzneimittellehre", 1873, veronderstelt,
dat zwavel geen chemische verandering in de maag
, ondergaat. Hij meent, dat in den dunnen darm
zwavelalkali gevormd wordt, dat voor het grootste ge-
deelte met de faeces verwijderd wordt, dat een ander
gedeelte in het bloed komt om als zwavelzuurzout
met de urine verwijderd te worden en dat in de
derde plaats dit zwavelalkali door de aanwezigheid
van koolzuur of andere vrije zuren, in het onderste
gedeelte van den darm, aanleiding kan geven tot
ontwikkehng van zwavelwaterstof daar ter plaatse.
Husemann, „Handbuch der Artzneimittellehre",
1874, wil als bewijs voor de verandering van zwavel
in zwavelalkali in het darmkanaal aanvoeren, dat
vleesch van schapen, aan wie langen tijd zwavel
in het voedsel gegeven is, duidelijk naar zwavel-
waterstof riekt en smaakt.
Regensbureer, Zeitschrift für Biologie Bd. XH,
-ocr page 23-19
1876, neemt als het meest waarschijnlijk aan, dat
zwavel, met in ontleding verkeerende eiwitstoffen
in aanraking gekomen, in zwavelwaterstof overgaat
(hierop berust dan hare aanwending tegen croup
en diphtheritis) en voorts, dat zwavel bij eene
alkalische reactie in het darmkanaal overgaat in
zwavelalkali, dat eensdeels in hel bloed kan komen
om daar geoxydeerd te worden tot een zwavelzuur
of onderzwaveligzuur zout, anderdeels met faeces
kan verwijderd worden. Zeer onwaarschijnlijk acht
hij het, dat zwavel als zoodanig uit de darmen in
het bloed overgaat (Ebenhardt, Zeitschrift f. rat.
Med. Bd. I.), om daar in zwavelalkali veranderd te
worden.
Nothnagel en Rossbach zeggen, dat zwavel
in het darmkanaal kan worden omgezet in zwavel-
alkali en zwavelwaterstof, dat beide in het bloed
worden opgenomen en als zwavelzure zouten in de
urine verschijnen. Volgens hen ontwikkelt zich
zwavelwaterstof uit zwavel onder invloed van vetten
en warmte.
Volgens Lewin, „Lehrbuch der Toxicologie",
1885, is het zeker, dat een klein gedeelte van het
ingenomen zwavel door het alkali van den darm in
zwavelalkali en dit door koolzuur in zwavelwater-
stof omgezet wordt, terwijl de zwavelwaterstof door
de longen kan worden uitgescheiden.
2«
-ocr page 24-II.
A. Zwarel In het darmkanaal ran den mensch
kan den stoelgang bevorderen.
Proef 1. Den 10<ien Juli \'s avonds wordt door
X, die geregelde defaecatie en geen stoornissen van
maag- of darmkanaal heeft, 5 grm Lac Sulfuris
ingenomen.
41 Juli. \'s Morgens om 8 en \'s middags om l\'/j
uur defaecatie als gewoon, eenigszins moeilijk wegens
de vastheid der faeces; geen buikpijn, \'s Avonds 5
grm L. S. gebruikt.
12 Juli. \'s Morgens om 8 uur, voorts om l^/g,
om 4 en om IO1/2 uur breiachtige defaecatie.
13 Juli. Om 7 uur \'s morgens breiachtige faeces,
alsook \'s namiddags om 2 en QVa uur. Meer last
van flatus dan gewoonlijk; 5 grm L. S. ingenomen.
1917
14 Juli. \'s Namiddags om 2 uur en \'s avonds 9
uur breiachtige faeces; vooraf gaan krampen.
15 Juli. \'s Morgens 7 uur gewone defaecatie, vele
flatus; om en om 9 uur breiachtige faeces en
vele flatus; 5 grm L. S. ingenomen.
16 Juh. s\' Morgens om 7 uur breiachtige faeces;
vóór de defaecatie krampen. Voorts om 11, om 2,
om 4, om 7 en om IO1/2 breiachtige faeces, ver-
gezeld van veel krampen en flatus. Geen L. S.
toegediend.
17 Juli. Viermaal gewone defaecatie, vergezeld
met pijn.
18 Juli. Driemaal gewone defaecatie met krampen.
19 Juh. Eenmaal dunne defaecatie met krampen.
20 Juli. Driemaal gewone defaecatie, steeds kram-
pen vooraf.
21 Juh. \'s Morgens om 9 uur breiachtige defae-
catie ; \'s namiddags om 2 en om 7 uur gewone
defaecatie met veel krampen vooraf.
21 Juli. Driemaal gewone defaecatie met kram-
pen vooraf.
22 Juli. \'s Namiddags tweemaal gewone defae-
catie met pijn vooraf.
23 Juli. \'s Morgens om 7 uur defaecatie met
weinig pijn, om 2 uur en \'s avonds 10 uur gewone
defaecatie zonder pijn.
24 Juli. \'s Morgens en \'s avonds gewone defae-
catie zonder pijn.
22
25 Juli. \'s Morgens en \'s avonds gewone defae-
catie zonder pijn.
Proef II. Den 10<Jeii Juli \'s avonds wordt door
Y, die geregelde stoelgang en geen stoornissen van
maag of darmkanaal heeft, 5 grm L. S. ingenomen.
11 Juli. Geen defaecatie, 5 grm L. S. ingenomen.
12 Juli. Om 1 uur \'s morgens 1 maal dunne de-
faecatie; meer last van flatus.
13 Juli. Geen defaecatie.
14 Juli. Om 91/2 uur breiachtige defaecatie, om
8 uur \'s avonds dunne defaecatie. Veel last van
flatus.
15 Juli. Om 9^2 uur \'s morgens en \'s avonds om
91/2 uur dunne defaecatie.
16 Juli. Veel gerommel in den buik, vele flatus.
Om S\'/a uur namiddags breiachtige defaecatie;
5 grm L. S. ingenomen.
17 Juli. Om 111/2» 5 en II1/2 uur dunne defae-
catie met veel pijn in den buik en veel gerommel.
18 Juli. Om 6 uur \'s namiddags breiachtige de-
faecatie ; om 12 uur \'s nachts evenzoo met buikpijn.
19 Juli. Om 12 uur en \'s namiddags 7 uur dunne
faeces ontlast; die van 7 uur waren meer gebonden,
en werden zonder pijn verwijderd.
20 Juli. Om 1 uur gewone defaecatie, geen pijn.
21. Juli. Om 9 uur gewone defaecatie, geen pijn;
5 grm L. S. ingenomen.
-ocr page 27-23
22 Juli. Om 5 uur \'s namiddags breiachtige
faeces verwijderd, zonder pijn.
23 Juli. \'s Avonds om 7 uur breiachtige defae-
catie, zonder pijn.
24 Juli. Om 9 uur \'s avonds gebonden faeces,
zonder pijn.
25 Juli. Geen defaecatie.
26 Juli. Geen defaecatie.
27 JuU. Om 12 uur gebonden, faeces; \'s avonds
weder 5 grm L. S. ingenomen.
28 Juh. Om 12 uur defaecatie gewoon; \'s avonds
5 grm L. S. ingenomen.
29 Juli. Om 6 uur defaecatie met snijdingen.
30 Juli. Om 51/3 uur \'s avonds dunne defaecatie
zonder pijn.
31 Juli. Om 1 en om 9 uur breiachtige defae-
catie zonder pijn, veel flatus.
1 Aug. Om IV2 uur breiachtige defaecatie.
2 Aug. Om 9 uur \'s avonds breiachtige defae-
catie, geen pijn.
3 Aug. Om 12 uur \'s middags breiachtige de-
faecatie. om 10 uur \'s avonds harde defaecatie,
geen pijn.
4 Aug. Om 12 uur en om 9 uur defaecatie ge-
woon.
5 Aug.
6 Aug.
genomen.
Om 9 uur \'s avonds gewone defaecatie.
Tweemaal gewone defaecatie. 5 grm L. S.
24
7 Aug. Om 7 uur gewone defaecatie; \'s avonds
9 uur breiachtige defaecatie.
8 Aug. Driemaal dunne defaecatie met buikpijn
den geheelen dag.
9 Aug. Tweemaal dunne defaecatie met buikpijn
alleen tijdens de defaecatie.
10 Aug. Tweemaal breiachtige defaecatie zon-
der pijn.
11 Aug. Tweemaal breiachtige defaecatie.
12 Aug. Tweemaal gewone defaecatie.
13 Aug. Tweemaal gewone defaecatie.
-■\'S-Kl " 1 -JTHtj^ ^^ftfff
B. 1. Veranderingen in de maag en in de
darmen door zwavel.
Proef III. Op den 6den Sept. \'s morgens 10 uur
wordt bij een klein konijn \'/z g™ Lac Sulfuris, in
water gesuspendeerd, per sonde in de maag ge-
bracht.
7 Sept. Aan het konijn valt niets bizonders op
te merken. Op nieuw wordt \'/j grm L. S. gegeven.
8 Sept. Het dier heeft frequente en dunne ont-
lasting; de eetlust is afgenomen. Weer wordt V2
grm L. S. toegediend.
9 Sept. Diarrhoe blijft voortduren, de eetlust is
gering. Weer wordt \'/g grm L. S. in de maag
gebracht.
10 Sept. De ontlasting is nog steeds dun, doch
veel minder frequent. Het konijn zit onbewegelijk
stil en is sterk vermagerd.
Den 11 Sept., \'s morgens om 9 uur wordt het
konijn stervende gevonden en gedood door vernieti-
ging der medulla oblongata.
Sectie. Maag. Deze is zeer uitgezet en gevuld
-ocr page 30-met eene dikke breiachtige massa, die rood congo-
papier blauw kleurt. De inhoud riekt naar Hg S.
De mucosa is met veel slijm bedekt, en zelve vrij
slijmig; in de mucosa zijn vele vrij uitgebreide,
zeer onregelmatige, zwarte plaatsen: bloedige infil-
tratie van de oppervlakkige gedeelten van de mucosa.
Op vele plaatsen zijn deze zwarte infiltraties bedekt
met zwart bloedig slijm. Overal is de oppervlakte
der zwart geinfütreerde plaatsen verweekt.
Darmkanaal: bevat een dunnen met veel slijm
gemengden inhoud; de mucosa is met veel slijm
bedekt en in den geheelen darm komen hier en
daar puntvormige bloedige plekjes voor.
Proef IV. 6 Sept. Bij een klein konijn wordt
des v. m. 10\'/i uur 1/2 grm L. S. in de maag ge-
bracht.
7 Sept. Het dier heeft diarrhoe, de eetlust is
gewoon; Vz g™i L. S. gegeven.
8 Sept. Nog voortdurend dunne ontlasting, de
eetlust is verminderd; Vz gr™ L. S. ingebracht.
9 Sept. Diarrhoe bestaat nog, doch er wordt
weinig ontlast. De eetlust is gering; 1/2 L. S. ge-
geven.
10 Sept. Weinig dunne slijmerige stof ontlast.
Het dier gebruikt in het geheel geen voedsel meer
en is zeer mager; V2 gri» L. S. gegeven.
11 Sept. Geen diarrhoe, geen eetlust.
-ocr page 31-27
12 Sept. Het konijn wordt \'s morgens dood ge-
vonden.
Sectie. De maag is sterk uitgezet en gevuld
met een dikke brei; tusschen deze brei en den
maagwand is op enkele plaatsen veel gas, dat naar
HgS riekt. De mucosa is bedekt met een zeldzaam
dikke laag slijm, die haast een pseudo-membraan
vormt, waarin vele zwarte bloedvlekken; de mucosa
zelf is zeer week, met vele zwarte onregelmatige
puntjes in de oppervlakte met duidelijk substantie-
verlies. Deze zwarte puntjes worden overal, in de
mucosa verspreid, gevonden, zittende in zeer groot
getal bij elkaar voor het antrum pylori.
Darm. Weinig inhoud, overal vloeibaar, ver-
mengd met veel slijm. Op de mucosa ligt eene
vrij dikke slijmlaag en hier en daar, doch vooral
in het bovenste gedeelte van het duodenum komen
grootere en kleinere bloedpuntjes in de oppervlak-
kige lagen van het slijmvlies voor.
Proef V. 6 Sept. v. m. 11 uur wordt bij een
konijn ^/a grm L. S. in de maag gebracht.
7 Sept. Ontlasting en eetlust gewoon; \'/a grm
L. S. ingebracht.
8 Sept. De ontlastte stof bestaat uit dunne scy-
bala; eetlust gewoon; 1/2 gi""^ L. S. ingegeven.
9 Sept. Het konijn heeft hevige diarrhoe, eet-
lust weinig verminderd; grm L. S. ingegoten.
28
10 Sept. Steeds hevige diarrhoe; het konijn ge-
bruikt niets meer; \'/j grm L. S. gegeven.
11 Sept. Ontlasting van dunne slijmige stof,
doch in geringe hoeveelheid; het dier gebruikt
niets.
12 Sept. V. m. 11 ^/g is het dier stervende en
wordt liet gedood. Het is zeer mager.
Sectie. De maag is sterk uitgezet, gevuld met
een dikke, taaie masse, die eene HjS reuk ver-
spreidt en die rood congopapier blauw kleurt. De
mucosa is bedekt met veel slijm, op sommige plaat-
sen bedekt met vele zwarte bloedpuntjes. De mu-
cosa zelf is gezwollen en oedemateus; gelijkmatig
over den maagwand \\j|rbreid zijn vele zwarte puntjes
van onregelmatigen vorm, bijna ahe met opper-
vlakkig substantie verlies.
Darm. Inhoud is vloeibaar, op sommige plaatsen
is eene ophooping van gas, dat naar HgS riekt.
De mucosa is met eene dikke laag slijm bedekt;
hier en daar doch voornamelijk in het coecum zijn
hyperaemische plekken.
Lever. Aan de ondervlakte licht blauw verkleurd;
die verkleuring is alleen aan de oppervlakte: afhan-
kelijk van de inwerking van HgS in den darm.
Nieren zijn evenzoo aan hun oppervlakte blauw-
achtig gekleurd.
Proef VI. Den 13den Sept. v. m. 11 uur wordt
-ocr page 33-29
bij een klein konijn 1 grm L. S. in de maag
gebracht.
44 Sept. Het konijn heeft heftige diarrhoe en neemt
bijna geen voedsel tot zich; 4 grm L. S. gegeven.
15 Sept. Weinig dunne ontlasting; het dier
weigert alle voedsel en sterft den 46e" Sept. te
8 ure V. m.
Sectie. Maag. Inhoud is dik-breiachtig, kleurt
rood congopapier blauw en verspreidt eene HgS
reuk. De mucosa is met veel slijm bedekt en sterk
oedemateu\'fe; het slijm zit als een pseudo-membraan
op de mucosa en bevat hier en daar hoopen zwart
bloed; de mucosa zeil is buitengewoon broos.
Darm. Inhoud dun, vermengd met slijm. De
mucosa is overal met slijm bedekt; de mucosa zelf
is gezwollen en oedemateus; in bet bovenste ge-
deelte van het duodenum zijn oppervlakkige bloed-
uitstortingen in de mucosa.
Proef Vn. 43 Sept. Bij een volwassen konijn
worden 3 grm L. S. in de maag gebracht.
44 Sept. Het dier heeft heftige diarrhoe, geringe
eetlust.
45 Sept. Ontlasting van weeke scybala; het ko-
nijn neemt in het geheel geen voedsel en zit on-
bewegelijk stil.
46 Sept. Het dier wordt \'s morgens om 8 uur
dood gevonden, doch is nog warm.
30
Sectie. Bij de opening der peritoneaalholte ver-
spreidt zich HjS reuk. Maag, darmen, lever en
nieren zijn donker gekleurd.
De maag is sterk gevuld met eene dikke brei en
vooral in de buurt van den pylorus bevindt zich
tusschen die massa en den maagwand veel gas, dat
sterk riekt naar HgS.
Rood congopapier wordt blauw gekleurd. De
mucosa is oedemateus en bedekt met eene dikke
slijmlaag; in de mucosa zijn talrijke bloeduitstor-
tingen, tevens vele plaatsen met substantie v\'erlies.
Darm. De inhoud is overal vloeibaar, vermengd
met dun slijm; hier en daar, vooral in het duode-
num, jejunum en ileum, wordt veel gas gevonden,
dat ook H2S bevat. De mucosa is met dun slijm
bedekt en in het bovenste gedeelte van den darm
tot aan de ileo-coecaalstreek zijn talrijke zwarte
bloedpuntjes.
Proef VIII. Den 16den Sept. n. m. te 2 ure wordt
. bij een klein konijn 2 grm L. S. in de maag gebracht.
17 Sept. Heftige diarrhoe, totaal gebrek aan eet-
lust; 2 grm L. S. gegeven.
d8 Sept. \'s avonds 8 uur wordt het konyn ster-
vende gevonden en gedood door vernietiging der
medulla oblongata.
Sectie. De maag is zeer sterk uitgezet en ge-
vuld met eene breiachtige massa, waarin nog on-
31
veranderde L. S. is te herkennen en die riekt naar
zwavelwaterstof. Rood congopapier wordt blauw
gekleurd. De mucosa is zeer slijmig en met eene
waterige slijmlaag bedekt. In de mucosa zijn vele
bloedpuntjes, sommige met oppervlakkig substantie
verlies, bruin of bruinzwart van kleur, voor het
meerendeel niet rond en bijna alle slechts in de
oppervlakkigste lagen der mucosa. Aan de groote
curvatuur tegenover de car dia, niet in den fundus,
over eene uitgestrektheid van ongeveer 2 cM®, sche-
mert door de mucosa en door de serosa een don-
kere bloedplas door, die zit tusschen mucosa en
muscularis en de mucosa heeft losgewoeld. De mus-
cularis en de serosa daarboven zijn vrij normaal
en de mucosa is licht blauw zwart; substantie ver-
lies is aan dit gedeelte der mucosa niet te zien.
Darm. De geheele darm wand, voornamelijk die
der dunne darmen is bedekt met veel slijm; de
geheele wand heeft een zeer slijmig voorkomen. In
de mucosa van het duodenum zijn een menigte
bloedpuntjes.
Proef EX. 16 Sept. n. ra. 21/2 uur wordt I1/2
grm L. S. in de maag vjin een konijn gebracht.
17 Sept. De ontlasting bestaat uit dunne scybala,
de eetlust is tamelijk goed; IV2 L. S. gegeven.
18 Sept. Hevige diarrhoe; eetlust gering; het dier
zit onbewegelijk.
32
19 Sept. \'s avonds 7 uur wordt het konijn ster-
vende gevonden en gedood.
Sectie. In de peritoneaalholte is eene niet groote
hoeveelheid vloeistof. De buik- en borstorganen zijn
vrij donker gekleurd.
De maag is sterk uitgezet door eene stevige massa,
die rood congopapier blauw kleurt. In de buurt
van den pylorus is eene groote gasophooping, die
duidelijk naar HjS riekt.
Maagmucosa is bedekt met veel slijm, vooral aan
het pylorus gedeelte. In de mucosa zelf zijn vele
onregelmatige, meestal oppervlakkige, somtijds tot
de submucosa doordringende, zwarte plaatsen, verre-
weg de meeste met duidelijk, oppervlakkig sub-
stantie verlies. De grootte dezer zwarte plaatsen
wisselt zeer; de grootste is ongeveer 2X5 cM.
Darm. Weinig inhoud, overal dun en met slijm
gemengd. De mucosa is met veel slijm bedekt,
zelf oedemateus, in het bovenste gedeelte van het
duodenum met oppervlakkige bloedingen.
Proef X. Den Sept. n. m. 2 uur wordt
bij een groot wit konijn 5 grm L. S. in de maag
gebracht.
21 Sept. Het konijn heeft heftige diarrhoe, geen
eetlust, zit onbewegelijk stil en wordt den 22 Sept.
des ochtends 8 uur stervende gevonden en gedood
door vernietiging der medulla oblongata.
33
Sectie. De buik en borstorganen zijn vrij don-
ker gekleurd.
De maag is sterk uitgezet en gevuld door een
dikke pap met H^S reuk. Rood congopapier wordt
blauw gekleurd. De mucosa is bedekt met veel
slijm en zelf oedemateus. Tegenover de cardia aan
de groote curvatuur en naar links daarvan, niet
in het bizonder in den fundus, zijn oppervlakkige
bloedingen in de mucosa, naar het schijnt, zonder
substantieverlies; het slijm is op deze plaatsen ge-
mengd met bloed.
Darm. Van boven tot beneden gevuld met een
dik vloeibaren inhoud, rijk aan slijm. De mucosa
is bedekt met veel slijm, en is zelf ook slijmig.
Hier en daar zijn hyperaemische plaatsen.
Proef XI. Den 22 Sept. \'s morgens te 9 ure
wordt bij een klein konijn 5 grm L. S. in de maag
gebracht; \'s middags 1 uur ontlast het konijn zachte
scybala, \'s middags 5 uur zijn de faeces dun.
23 Sept. Het heeft heftige diarrhoe, geen eetlust
en sterft \'s middags om 2 uur.
Sectie, \'s middags om 4 uur.
De organen zijn vrij donker gekleurd ook op
doorsnede. In de buikholte bevindt zich vloeistof.
De maag is sterk uitgezet, H^S reuk; inhoud
kleurt rood congopapier blauw. De mucosa van
het pylorus gedeelte is met een zeer dikke laag
34
slijm bedekt en de mucosa zelf is op sommige
plaatsen bruin geïnfiltreerd. In den fundus vooral,
maar ook naar rechts van den fundus, zijn zeer
uitgebreide bruine infiltraties in de mucosa, vooral
in hare oppervlakkigste deelen. In dit bruin gein-
filtreerde gedeelte en ook daar buiten zijn vele
haemorrhagische infarcten, in de mucosa doorgaande
tot in de submucosa, die op enkele plaatsen ook
rood is. Deze zwarte infarcten, onregelmatig van
vorm, zijn omgeven door witte ringen, die boven
de oppervlakte uitsteken en brozer zijn dan de ook
broze bruin geïnfiltreerde mucosa.
Darm. De mucosa is met tamelijk veel slijm be-
dekt. Op enkele plaatsen in het coecum is de
mucosa vuil donker groen en broos.
B. 3. Veranderingen in de maag en in de
darmen door trisiilfuretum kallcam.
Proef XII. Den \'24»*^° Sept. \'s morgens 40 uur
wordt bij een klein konijn \'/lo g™ S3K in oplossing
per sonde in de maag gebracht.
Den Sölten Sept. wordt dit \'s morgens en \'s avonds
35
herhaald. Het konijn is rustig; eetlust en faeces
gewoon.
26 Sept. Er zijn zachte scybala ontlast; de eet-
lust is iets afgenomen; weer wordt \'s morgens en
\'s avonds \'/lo gi"™ S3K gegeven.
27 Sept. Dunne en frequente ontlasting, eetlust
verdwenen; \'s middags 2 uur \'/lo gi\'ii\' SgK gegeven.
28 Sept. Status idem, \'s morgens 10 uur \'/lo grm
S3K gegeven; \'s middags 4 uur sterft het konijn.
Sectie. Het konijn is zeer mager. De organen
zijn vrij donker gekleurd.
De maag is gevuld met een dunne pap, die rood
Congo papier blauw kleurt en die tevens sterk riekt
naar HgS.
De mucosa is bedekt met slijm en is zelf slijmig.
In de mucosa zijn vele bloedpuntjes; in den fundus
in de buurt van den pylorus schemert door de
mucosa een bloedplas door ter grootte van 3X2
cJiï®., die zit tusschen mucosa en muscularis.
De darm bevat een dunne slijmige vloeistof; de
mucosa is met dun slijm bedekt
Proef Xni. Den 24sten Sept. \'s morgens IO1/2 uur
wordt bij een klein konijn ^ho grm S3K in de
maag gebracht. De frequentie der ademhaling neemt
daarop plotseling sterk toe, doch wordt weer nor-
maal. Het dier gebruikt weinig voedsel.
. Den 25sten Sept. krijgt het konijn de zelfde hoe-
-ocr page 40-36
veelheid, gevolgd dpor de zelfde wijziging der adem-
haling. Het gebruikt voorts geen voedsel; \'s mid-
dags heeft het konijn diarrhoe.
26 Sept. Weer wordt ^ho grm S3K gegeven,
gevolgd door de zelfde dyspnoe. \'s Middags 4 uur
is het konijn stervende en wordt het door vernie-
tiging der medulla oblongata gedood.
Sectie. De maag is sterk gevuld door een dunne
pap, die zeer riekt naar H^S. Rood congopapier
wordt blauw gekleurd.
De maagwand is op enkele plaatsen, voornamelijk
in den fundus, zeer verkleurd en broos en is overal
met een slijmlaag bedekt. In de buurt van den
pylorus zijn een 6 tal zwarte plaatsen met sub-
stantie verlies.
In de darmen is ook veel slijm en vooral in het
bovenste gedeelte van het duodenum zijn hyperae-
mische plekken.
De lever en de nieren zijn zoowel aan hun op-
pervlakte als op doorsnede donker gekleurd.
Proef XIV. \' Bij een volwassen konijn wordt den
26steii Sept. te 11 ure ^ho grm SgK in de maag
gebracht. Na heftige stoornis in de ademhaling, ge-
paard met contracties van alle spieren, waarbij
het konijn faeces verliest, komt het weer bij en is
dien dag, afgezien van verminderden eetlust, schijn-
baar gezond.
37
Den 27sten gept. \'s morgens 9 uur krijgt het weer
3/10 grm SgK. Het dier, dat na heftige dyspnoea
en krampen dood gewaand wordt, komt na aan-
wending van kunstmatige ademhahng weer bij. Den
geheelen dag gebruikt het geen voedsel; \'s middags
heeft het konijn dunne ontlasting.
Den 28ste" Sept. \'s morgens 10 uur is het konijn
stervende en wordt het gedood.
Sectie. De lever en de nieren zijn donker ge-
kleurd, zoowel aan hun oppervlakte als op door-
snede. In de buikholte is vloeistof. De maag is
gevuld met een tamelijk dunne pap. Tusschen deze
pap en den maagwand zit langs de groote curva-
tuur eene gasmassa, die naar HgS riekt; de maag-
wand is op die plaats geelachtig groen verkleurd
en broos, terwijl in de mucosa, die met slijm be-
dekt is, in de streek van den pylorus vele kleine
bloeduitstortingen zijn,
In den darm, vooral in het eerste gedeelte van
den dunnen darm, is veel slijm, voorts zijn in de
mucosa van den dunnen darm, vooral ook in het
eerste gedeelte, vele hyperaemische plaatsen.
Proef XV. Bij een groot konijn wordt den 28sten
Sept., \'s middags te 2 ure grm S3K in de maag
gebracht. Het konijn bezwijkt 4 minuten daarna
onder heftige stoornis in de ademhaling en alge-
meene kramp der spieren.
Sectie. De buikorganen zijn aan hun oppervlakte
en in de diepte donker gekleurd.
Bij opening der maag ontstaat intense reuk van
zwavelwaterstof. De mucosa is met een weinig
slijm bedekt.
Darminhoud en mucusa zijn niet abnormaal.
B. 3. Veranderingen In de maag cn in de
darmen door zwavelwaterstof.
Proef XVI. Den 29ste» Sept. \'s morgens 10 uur
wordt bij een konijn met behulp van een toestel van
Kipp zwavelwaterstof per sonde in de maag ge-
bracht. Na versnelde, later verlangzaamde adem-
haling, gevolgd door krampen, bezwijkt het dier te
10 uur 2 minuten. (Het toestel was gedurende 1
minuut in volle werking geweest).
Sectie. Bij opening der buikholte HgS reuk.
De maag is zeer uitgezet door HgS. De mucosa
is met slijm bedekt.
De darminhoud en de darm mucosa zijn niet ab-
normaal.
Alle organen zijn aan hun oppervlakte en op
doorsnede donker gekleurd.
Proef XVII. Den 29sten Sept. \'s middags \'2 uur
wordt bij een groot konijn gedurende 5 seconden
zwavelwaterstof in de maag gevoerd. Bijna oogen-
blikkelijk stijgt de frequentie der ademhaling. Om
5 uur wordt deze proef herhaald met hetzelfde
gevolg.
Den SQsten Sept. \'s morgens 8 uur wordt het dier
dood gevonden.
Sectie. Zwavelwaterstofreuk bij opening der
buikholte, donkere kleur der organen.
Maag. De inhoud is breiachtig, riekt naar HgS,
kleurt rood congopapier blauw. De mucosa is
met slijm bedekt; langs de groote curvatuur is de
maagwand over 2 X cM geelachtig groen
verkleurd en in de buurt van den pylorus zijn en-
kele oppervlakkige bloeduitstortingen in de mucosa.
Darmen: niet abnormaal.
-ocr page 44-C. Ontwikkeling van zwavelwaterstof In de
maag en in de darmen na toediening
van zwavel.
Proef XVIII. Den Isten Oct., \'s middags 2 uur,
wordt per sonde 5 grm L. S. in de maag van een
konijn gebracht. Het dier wordt den volgenden dag
\'s namiddags 4 uur stervende gedood.
De breiachtige maaginhoud wordt in een kolfje
gebracht, met water overgoten en verwarmd; de ont-
wijkende gassen strijken door eene slappe oplossing
van loodacetaat met azijnzuur zwak zuur gemaakt i).
Reeds bij doortreding der eerste gasbellen, wordt
de vloeistof bruin gekleurd, ten slotte is eene vrij
groote hoeveelheid neerslag, loodsulphide, gevormd.
In den inhoud van den dunnen darm, zoowel als
van dien van het coecum, wordt HoS aangetoond.
d) Waar in het vervolg van loodacetaat oplossing gesproken wordt,
is deze oplossing bedoelt.
41
Proef XIX. Op den Iste» October en op de drie
daaraanvolgende dagen wordt een konijn dagelijks
\'/a grm L. S. toegediend.
Den Sden Oct. wordt bet konijn gedood en maag-
en darminboud op de wijze onderzocht als in Proef
XVIII vermeld werd. Ook hier blijkt, uit het in ruime
mate gevormde praecipitaat, de aanwezigheid van
zwavelwaterstof in den maag- en in den darminboud.
Proef XX. Van een normaal konijn, waaraan
geen L. S. gegeven is, wordt ten slotte op de zelfde
wijze, de inhoud van maag en darmen onderzocht.
Daarbij vind ik: geen zwavelwaterstof in den maag-
inhoud , geen zwavelwaterstof in de dunne darmen,
geringe hoeveelheid HgS in het coecum.
f
1
D. 1. Veranderingen van het bloed na het
gebruik van zwavel.
Proef XXL Den 6<ieu Mei en drie daaraan vol-
gende dagen wordt een klein konijn dagelijks, des
morgens te 9 uur, 1/3 grm L. S. per sonde in de
maag gebracht.
Den ICHeii Mei v. m. 8 uur wordt de buikholte
van het stervende dier geopend, waarna uit aorta
abdominalis evenals ook uit vena cava inferior 10
ccM. donker bloed opgevangen wordt.
Voor het spectroscopisch onderzoek wordt van
beide 1 ccM. met zijn veertig voudig volume ge-
destilleerd water verdund. Het arterieele zoowel als
het veneuse bloed vertoonen twee absorptiestrepen,
die wat grens, scherpte en breedte betreft, volkomen
overeenkomen met de oxyhaemoglobine strepen tus-
schen D en E.
De overgebleven 18 ccM. bloed worden in een
kolfie door middel van stoom, eerst zonder, later
/j3
met toevoeging van verdund zwavelzuur, verwarmd.
De uittredende gassen worden door ammonia liquida
geleid. Het zeer gevoelige nitroprussidnatrium geeft
hierin geen violette verkleuring.
In het bloed zijn dus noch zwavelwaterstof noch
alkaliverbindingen van zwavel aanwezig.
Proef XXII. Den lOien Mei n. m. 4 uur wordt
aan een groot konijn 5 grm L. S. gegeven, evenzoo
op 11 Mei v. m. 11 uur.
Den 12\'ien Mei wordt het dier dood gevonden;
het is koud.
Bij de sectie vind ik vloeistof in peritoneo, sterke
zwavel waterstoflucht, donkere kleur der organen.
In het hart en in de vaten zijn bloedcoagula. Hiervan
wordt een stukje met gedestilleerd water geschud en
spectroscopisch onderzocht: oxyhaemoglobinestrepen.
De rest wordt fijn gemaakt, met gedestilleerd water
verdund, waarop als in proef XXI de afwezigheid
van zwavelwaterstof en van zwavelalkali geconsta-
teerd wordt.
Proef XXIII. Den 12\'ien Mei \'s morgens 10 uur
wordt een klein konijn 5 grm L. S. in de maag
gebracht.
Den 13<ien Mei wordt het stervende gevonden, de
buik geopend en uit aorta en vena ca va 30 ccM.
donker bloed opgevangen.
44
In het spectrum zijn de strepen van oxyhaemo-
globine te zien.
Voor het onderzoek naar zwavelwaterstof (zie proef
XXI) worden de gassen door eene verdunde oplos-
sing van kaliumhydroxyde geleid. Na afloop van
het destillatieproces wordt eene verdunde oplossing
van nitroprussidnatrium bij de kali gevoegd, doch
geen violette verkleuring verkregen.
Proef XXIV. Den 12den, I3den en 14den Mei wordt,
telkens \'s morgens te 8 uur, 2 grm L. S. in de maag
van een konijn gebracht. Den 14<ieu \'s avonds be-
zwijkt het, nadat eerst 25 ccM. bloed, dat vrij don-
ker gekleurd is, vooral het veneuse, opgevangen is.
I In de door verwarming ontwijkende gassen, eerst
zonder, later met toevoeging van verdund zwavel-
zuur, ontbreekt HgS en in het spectrum zijn de
gewone absorptiestrepen van oxyhaemoglobine aan-
wezig.
1). 3. Veranderingen van het Moed na het •
gebruik van trisulfaretum kalicnm.
Proef XXV. Den 12den, I3den^ I4den Mei, telkens
\'s morgens om 9 uur wordt bij een klein konijn
4
45
2/io grm L. S. in de maag gebracht. Den 14\'\'en
\'s middags 2 uur, wordt het dier door verbloeding
gedood. Er wordt 5 ccM. veneus, 40 ccM. arterieel
bloed opgevangen. Het arterieele is vrij donker,
het veneuse nog donkerder gekleurd. — Beide
laten in het spectrum de twee oxyhaemoglobine
strepen zien.
Vervolgens wordt een stroom GO2, gedurende een
half uur, door het bloed geleid. De hierdoor uit-
gedreven gassen verkleuren eene oplossing van lood-
acetaat niet.
Proef XXVI. Dei) 44^«" Mei \'s middags 4 uur wordt
bij een groot koni.in \'/z ^-rn- S3K in de maag ge-
bracht. Het dier sterft 4\'/2 minuut daarna. Uit
het hart worden 3 ccM. donker bloed opgezogen;
4 ccM. wordt met gedestilleerd water verdund voor
het spectroscopisch onderzoek: de twee strepen van
oxyhaemoglobine worden gevonden. De rest wordt
op een porcelein schaaltje verwarmd, eerst zonder,
later met toevoeging van verdund zwavelzuur; een
filtreerpapiertje\', gedrenkt met loodacetaat oplossing,
dat daarboven gehouden wordt, blijft wit.
46
D. 3. Veranderingen van het bloed door zwarel-
waterstof per annm Ingebracht.
I H
if
j
Proef XXVn. Den IS^en Mei v. m. 9 urn\' wordt per
sonde in hét rectum, uit een zwavelwaterstof toestél,
dat 450 ccM. gas in de minuut ontwikkelt, gedü-
rende 45 seconden HgS gedreven. Viér minuten
daarna is het konijn dood. Ruim twee ccM. donker
bloed is uit het hart te verwijderen. Het bloed als
in proef XXI onderzocht, blijkt noch zwavelwater-
stof, noch zwavelalkah te bezitten.
E. 1. Onderzoek naar de aanwezigheid van zwavel-
waterstof in de uitgeademde lucht door
zwavel, per os genomen.
Proef XXVIII. Den iöden Mei \'s morgens 9 uur
wordt een konijn 1 grm L. S. per sonde in de maag
gebracht. Daarna wordt een buisje in de trachea ge-
bonden. Door middel van een glazen T buis, gummi
buizen en kwik ventielen, wordt de inspiratielucht
door eene oplossing van acetas plumbi van mogelijk
aanwezig HgS bevrijd, terwijl de expiratie lucht
door eene dergelijke oplossing geleid wordt.
Het konijn blijft op de plank gebonden liggen;
om het zooveel mogelijk voor afkoeling te beschut-
ten, wordt de buik met watten voorzien, terwijl
nu en dan een weinig water in den mond ge-
goten wordt.
Des middags 3 uur worden, nadat vele harde
scybala te voren verwijderd zijn, zachte, gevormde
faeces ontlast; de respiratie frequentie is 40 per
minuiit.
48
Den 47^en Mei \'s morgens 8 uur valt het volgende
op te merken: het konijn heeft dunne faeces en
veel urine geloosd, respiratie frequentie 52. Op
nieuw wordt 1 grm L. S. gegeven. Des middags
3 uur is de resp. freq. 55, des avonds iO uur 58
per minuut.
Den 18<i®" Mei \'s morgens 8 uur wordt het dier
dood gevonden; het is nog warm. De oplossing
van loodacetaat is kleurloos gebleven; gefiltreerd,
blijft daarvan op het filtrum niets terug.
Proef XXIX. Den 18den Mei \'s middags 2 uur
wordt bij een groot konyn 5 grm L. S. in de maag
gebracht. Als in Proef XXVIII wordt de uitademings-
lucht op HgS onderzocht; de resp. freq. bedraagt
38; \'s avonds 10 uur heeft het dier zachte scybala
verwijderd, de resp. freq. is 44 per minuut.
19 Mei \'s morgens 8 uur wordt het dier weer ge-
zien en opgemerkt, dat er veel dunne faeces ontlast
zijn, dat de resp. freq. 56 bedraagt en dat de op-
lossing van acetas plumbi kleurloos gebleven is.
In plaats van dit reagens wordt nu eene alkalische
oplossing van nitroprussidnatrium gesteld, welke
oplossing niet in het minst violet gekleurd wordt,
\'s Middags 2 uur bedraagt de resp. freq. 63, er zijn
weer dunne faeces verwijderd.
De alkalische oplossing van nitroprussidnatrium
wordt verwisseld met eene oplossing van l°/„ nitras
49
argenti, die zeer zwak zuur gemaakt is door acid.
nitricum. Om 7 uur \'s avonds bedraagt de resp.
freq. 40, om 9 uur respireert bet nog met 31 diepe
ademhalingen per minuut, die allengs zeldzamer en
meer oppervlakkig worden. Om IOV2 \'s avonds sterft
het konijn. De oplossing van nitras argenti, die
een weinig troebel geworden is, wordt den vol-
genden ochtend onderzocht; zij wordt gefiltreerd en
het flltrum zoolang met aqua destillata doorgespoeld,
tot het filtraat vrij is van nitr. arg. Het fdtrum,
waarop eene niet met het oog waarneembare hoe-
veelheid zilversulfide kan achtergebleven zijn, wordt
nu met verdund acid. nitr. overgoten, waarop het
doorgeloopene onderzocht wordt op de aanwezigheid
van zwavelzuur en zilvernitraat. Beide ontbreken.
E. 2, Onderzoek naar de aanwezigheid van
zwavelwaterstof in de uitadcmingslucht
door trisulfuretum kalicum, per
os toegediend.
Proef XXX. Den SO^ten Mei \'s morgens 9 uur
wordt bij een klein konijn tracheotomie verricht, en
wordt de canule aan den ventiel- en reageertoestel
50
bevestigd; ademhalingsfrequentie 40, polsfrequentie
120. Om 10 uur wordt per sonde \'/lo gfoi S3K in
de maag gebracht. Twee minuten daarna is de
ademh. freq. 55, de polsfreq. 180; om 11 uur ademh.
freq. 53, polsfreq. 172. De oplossing van loodace-
taat is kleurloos gebleven.
Om 11\'/a uur wordt 10 grm SjK in de maag
gebracht. Gedurende IV2 minuut is het konijn vrij
rustig, dan echter wordt de ademhaling eensklaps
zeer frequent, 94 per minuut; bijna tegelijk daar-
mede wordt de acetas plumbi oplossing troebel, er
zet zich een zwart praecipitaat in af. Deze snelle
ademhaling duurt ruim 2 minuten, daarop neemt
de frequentie snel af om na l^/^, minuut onder
algemeene Spierkramp gedurende 1/2 minuut geheel
op te houden; dan vertoonen zich weer enkele
oppervlakkige respiratiebewegingen, die weer spoedig
in frequentie toenemen, zoodat na 3 minuten deze
weer 80 bedraagt; de ademhaling blijft voorts on-
regelmatig, wisselende tusschen 60 en^.
Om 3 uur \'s middags wordt op nieuw ^h^ grm.
SgK in de maag gebracht; de oplossing van lood-
acetaat wordt I1/3 minuut na de toediening donker
gekleurd; tegelijk daarmede stijgt het aantal respi-
raties tot 102 per minuut. Daarna komt onder
snelle vermindering van het aantal en den uitslag
der adembewegingen en onder algemeene spier-
kramp gedurende 1/2 minuut stilstand der respiratie.
51
Vijf minuten daarna bedraagt de respiratie frequentie
80 per minuut. De zwavelwaterstofuitademing duurde
12 minuten.
Om 7 uur \'s namiddags wordt, terwijl het konijn
75 inademingen per minuut maakt, ^ho grm S3K
in de maag gebracht. Na iVa minuut bedraagt het
aantal respiraties 105 per minuut; tegelijk daar-
mede ontstaat troebeling van het loodacetaat. Onder
snelle vermindering van het aantal en den uitslag
der adembewegingen, volgt 4 minuten na het in-
brengen van de zwavelvertmiding onder algemeene
spierkramp stilstand der ademhaling en de dood.
E. 3. Onderzoek naar de aanwezigheid van zwa-
velwaterstof In de uitgeademde lucht door
zwavelwaterstof, per anum Ingebracht.
Proef XXXL Den 21 en Mei \'s morgens 9 uur
wordt, per sonde, die aan een zwavelwaterstof toestel
bevestigd is, in het rectum van een konijn, nadat-
te voren een buisje in de trachea gebracht is, dat
bevestigd is aan een toestel als in Proef XXVIII,
10 ccM. HgS gedreven. Het aantal respiraties stijgt
hierdoor van 40 tot 62 per minuut; de acetas plumbi
A*
-ocr page 56-52
oplossing intusschen blijft helder. Daarop wordt
\'s morgens om 11 uur (het aantal respiraties be-
draagt 59, het aantal hartslagen 175 per minuut)
25 ccM. HgS ingedreven; ruim 1 minuut daarna
wordt de vloeistof troebel; het aantal adembewe-
gingen stijgt tot 102, frequentie der pols niet tel-
baar. Deze snelle ademing en hartswerking duurt
ongeveer 2 minuten, het aantal respiraties neemt
nu af en daarmede de hartswerking, totdat onder
algemeene spierkrampen de ademhaling geheel stil-
staat en van de hartswerking gedurende V* minuut
niets te voelen is. Daarop ontwijkt, als bewijs,
dat het met het leven van het dier nog niet gedaan
is, een luchtbel door de vloeistof, langzamerhand
door vele gevolgd; de adembewegingen worden
weer zichtbaar, de hartswerking voelbaar. Binnen
enkele minuten is de respiratie frequentie geklom-
men tot 80 per minuut, de polsfreq. is zoo groot,
dat zij niet te tellen is. De zwavelwaterstof uitade-
ming duurde 25 minuten.
Ten slotte werd \'s middags om 3 uur 50 ccM.
HjS in het rectum gedreven, waarop onder sterke
troebeling van de oplossing van loodacetaat, bin-
nen de 5 minuten, de dood van het dier kon vast-
gesteld worden.
F. 1. Veranderingen in het bloed door
onmlddelUke inwerking ran zwayel.
Gedurende een kwartier worden 50 ccM, gedefi-
brineerd ossenbloed met 5 grm L. S. geschud. De
kleur van het bloed wordt onder het schudden hel
rood; 24 uren daarna is die hel roode kleur ver-
dwenen, doch komt onder het schudden weer te
voorschijn.
In het spectrum vertoont het bloed vóór, onmid-
delijk na, en 24 uren na het schudden met L. S.
de twee strepen van oxyhaemoglobine. Voorts wordt
het bloed, als in Proef XXI, op de aanwezigheid
van zwavelwaterstof onderzocht: daarvan is geen
spoor aan te toonen.
54
F. 2. Veranderingen In het bloed door onmid-
deiyke inwerking van zwavelwaterstof.
a. Kleurverandering.
Door 5 ccM. gedefibrineerd ossenbloed worden 5
bellen HaS uit een pijpje van 5 mM. wijdte geleid
(de snelheid van doorvoering bedraagt twee bellen
per seconde): geen waarneembare kleursverandering.
Door een zelfde hoeveelheid worden 10 bellen
geleid; het bloed is daardoor iets donkerder gekleurd.
Ter beslissing van de vraag, of er reeds niet-
vluchtige zwavelverbindingen gevormd zijn, wordt
een gedeelte met lucht gedurende 10 minuten ge-
schud, door een ander gedeelte wordt evenzoo 10
minuten lang zuurstof geleid. Door beide methoden
wordt het bloed wel minder donker, doch verliest
zijn, door het HgS verkregen kleur niet geheel
en al.
Nu worden door het zelfde volume bloed 25 bellen
HgS gevoerd; het wordt daardoor donker gekleurd.
Een gedeelte daarvan onmiddelijk geschud met lucht
wordt iets lichter van kleur. Eenige minuten later
met lucht geschud, behoudt het zijn donkere kleur.
Achtereenvolgens worden deze proeven herhaald
ook met grootere hoeveelheden HgS en als uitkomst
wordt steeds het zelfde gevonden:
1° De kleur is donkerder naarmate meer HoS is
-ocr page 59-55
doorgevoerd, en deze verbinding langer op het bloed
heeft gewerkt
2° De kleur wordt iets lichter, wanneer het bloed
onmiddellijk na doorvoering van HaS met lucht of
zuurstof geschud wordt.
3° Groenachtige verkleuring van het bloed, wan-
neer het na doorvoering van HgS eenige uren aan
zich zelf overgelaten is.
Dezelfde resultaten verkreeg ik, wanneer ik het
bloed met zijn 40 voudig volume gedestilleerd water
verdunde, alleen met dit verschil, dat er veel min-
der HgS bellen noodig waren om hetzelfde effect te
verkrijgen. Twee bellen, geleid door 5 ccM. van
deze verdunning geven reeds een gering kleursver-
schil. Vooral valt bij deze proeven duidelijk op te
merken, dat de kleur der vloeistof helderder wordt
als zij terstond met lucht geschud wordt, terwijl
dit niet meer het geval is, wanneer de werking van
HjS op het bloed eenige minuten geduurd heeft.
b. Spectroscopisch onderzoek.
Nauwkeurig worden vooraf de grens, scherpte en
de breedte der oxyhaemoglobine strepen tusschen
de lijnen van Fraunhofen D en E bepaald.
Door 5 ccM. bloed worden 25 bellen HjS geleid
en vervolgens verdund met 40 maal zijn volume
gedestilleerd water. In het spectrum is een derde
streep te zien, gelegen in het rood tusschen C en
56
D. Deze streep komt overeen met die, welke ont-
staat na toevoeging van zwavelammonium aan het
bloed. In de twee strepen tusschen D en E is geen
verandering gekomen.
Bij doorvoering van 5ü bellen door de 5 ccM.
bloed is de derde streep donkerder gekleurd en
wordt dit des te meer naar mate de doorgevoerde
hoeveelheid H2S grooter is.
■Voert men 10 bellen HgS door de 5 ccM. bloed,
dan verschijnt de derde streep niet. Wordt het
bloed vóór de inwerking van H3S verdund, dan
wordt de derde streep zichtbaar door drie bellen.
c. Chemisch onderzoek.
Proef X. Door 25 ccM. bloed worden 50 bellen
HjS geleid. Onmiddellijk daarna wordt het bloed
op de aanwezigheid van HjS onderzocht. Hiertoe
wordt, als boven beschreven is, het bloed onder
toevoeging van gedestilleerd water door middel van
stoom gekookt, de ontwijkende gassen worden in
kali oplossing geleid en nitroprussidnatrium toege-
voegd: er ontstaat eene violette verkleuring.
Proef (3. Door 25 ccM. bloed worden 50 bellen
H2S geleid; 10 minuten daarna wordt op de aan-
wezigheid van HgS onderzocht. 1° door koken alleen,
2° door koken met toevoeging van verdund zwavel-
zuur. Er ontstaat geen violette verkleuring.
57
Dit onderzoek zette ik, telkens meer HgS door de
25 ccM. bloed voerende, op dezelfde wijze voort en
kreeg na doorvoering van 500 bellen nog dezelfde
resultaten nam: ontwijken van HgS uit het bloed
bij koking, onmiddellijk na doorvoering van HaS;
geen ontwijken van HjS, wanneer het eenigen tijd
met het bloed in aanraking was geweest.
Ten slotte voerde ik gedurende een kwartier een
snellen stroom HgS door het bloed. Door dit bloed
te koken, ontweek zeer veel HgS; toen deze gas-
ontwikkeling ophield, voegde ik verdund HgSO^, bij
het bloed en veroorzaakte daardoor weer ruime ont-
wikkeling van H3S.
d. Quantitatieve bepaling van zuurstof,
gebonden aan de haemoglobine, na de in-
werking van zwavelwaterstof.
Voor dit doel maakte ik van den volgenden toestel
gebruik (zie Figuur.) Deze bestaat uit een kolf, die ge-
sloten wordt door eene driemaal doorboorde gummi-
kurk. In deze openingen worden gebracht 1° een
omgebogen buis, die tot op den bodem van de kolf
reikt en welke door een gummi-buis verbonden is
aan een koolzuur toestel van Kipp, 2° een scheitrech-
ter, 3° een omgebogen buisje, dat verbonden is
aan een wascbflescbje, waarin zich eene zwakke
oplossing van loodacetaat bevindt. Dit wascbflescbje
is wederom door een stukje gummi-buis aan een
58
U vormige buis verbonden, die gedeeltelijk met
eene uitgekookte oplossing van kaliumhydroxyde
gevuld is. Tusschen het waschfleschje en het U
"vormige buisje is aan het gummi-buisje een klem-
kraan aangebracht. De gassen uit het bloed worden
opgevangen in een eudiometer, welke door een
omgebogen glazen buis verbonden is met het U
vormige buisje. Het uiteinde van de omgebogen
buis, die de gassen naar den eudiometer voert,
komt in een bak te staan, die eveneens met een
uitgekookte oplossing van kaliloog gevuld is.
Voor iedere proef wordt de lucht uit den toestel
verdreven, hetgeen bereikt wordt door uitgekookt
water in den scheitrechter te gieten, en dit lang-
zaam te laten toevloeien, totdat de geheele steel
gevuld is. Daarna wordt dé kraan van den kool-
59
zuur toéstel geopend. Heeft men nu lang koolzuur
doorgevoerd dan blijkt de afwezigheid der damp-
kringslucht in den toestel hieruit, dat na de sluiting
der klemkraan de kali-oplossing uit den bak door
de omgebogen buis in de U vormige buis opstijgt
en haar geheel vult. Bij de volgende proeven werd
de afwezigheid van lucht geconstateerd voor het
bloed in den toestel gebracht werd.
Het te onderzoeken bloed laat men nu zeer voor-
zichtig door den scheitrechter in de kolf loopen;
de scheitrechter wordt met uitgekookt water nage-
spoeld, zoodat werkelijk al het bloed uit de buis
van den scheitrechter in de kolf gevonden wordt.
Door sluiting van de kraan van den scheitrechter
vóór de laatste druppel water daardoor kan gaan,
wordt het indringen van lucht gedurende het in-
voeren der vloeistof onmogelijk.
In de eerste plaats nu wordt volgens deze methode
de hoeveelheid gas bepaald, die uit een zeker volume
gedefibrineerd ossenbloed kan verdreven worden.
Wanneer ik door 50 ccM. bloed, dat ik door middel
van een waterbad op 37° G. bracht, gedurende twee
uren en langer een COjStroom leidde, dan vond ik
dat daardoor constant 7.1 a 7.2 ccM. gas uitge-
dreven werd. De hoeveelheid zuurstof daarin be-
paalde ik door eene alkalische oplossing van pyro-
galluszuur; deze verminderde het gasvolume met
4.8—4.9 ccM., zoodat hieruit mag worden besloten,
60
dat door deze wijze van onderzoek uit 50 ccM.
bloed 4.8—4.9 ccM. zuurstof kon worden uitge-
dreven. Dit als basis aannemende, leidde ik door
50 ccM. bloed 250 bellen HjS (2 bellen per seconde).
Zooveel mogelijk onder dezelfde omstandigheden
bepaalde ik hiervan de door koolzuur verdreven
gassen en Vond nu bij herhaling 5.9 a 6 ccM. gas
in den eudiometer, waarvan 3.6—3.7 ccM. door de
alkalische oplossing van pyrogalluszuur geresor-
beerd werd.
Uit deze proeven volgt dus, dat door inwerking
van HjS het zuurstofgehalte van bloed afneemt.
. i I
M
li-
In verband met de resultaten, uit mijne proeven
verkregen, meen ik, voorzoover ik althans van bet
konijn tot den mensch mag besluiten, gerechtigd
te zijn, de volgende voorstellingen te ontwikkelen.
4°. Zwavel, per os genomen, geeft aanleiding tot
ontwikkeling van zwavelwaterstof, zoowel in de
maag als in de darmen (Proef XVIII—XX).
2°. De zwavelwaterstof, aldus gevormd, veroor-
zaakt diarrhoe en geeft aanleiding tot intensieve
veranderingen van den maag- en den darm wand,
zoowel wanneer zij gedurende korten tijd in grootere
hoeveelheden (Proef VII—XI) als gedurende langen
tijd in kleinere hoeveelheden (Proef III—VI) inwerkt.
Deze veranderingen zijn: ontsteking van de mu-
cosa , bloedingen in de ontstoken mucosa, necrose,
zelfs diepgaande necrose, tot in de submucosa.
62
Dat werkelijk zwavelwaterstof als het schadelijk
agens moet worden aangezien, blijkt uit het feit,
dat na toediening van trisulfuretum kalicum (Proef
XII— XV), eene verbinding, waaruit door het zout-
zuur van de maag zwavelwaterstof moet ontwikkeld
worden en na invoering van zwavelwaterstof als
zoodanig (Proef XVI en XVII), in principe dezelfde
veranderingen van maag- en darmwand gevonden
worden.
Ik beweer natuurlijk niet, dat in de maag en
darmen zich geen andere schadelijke zwavelverbin-
dingen na de toediening van zwavel vormen.
3°. Zwavelwaterstof kan uit het darmkanaal door
het bloed worden opgenomen, dat daardoor donkerder
van kleur wordt.
Omdat in zulk bloed, zooals door chemisch en
door physisch onderzoek (Proef XXI—XXIV) bipt,
noch zwavelwaterstof, noch zwavelalkali aanwezig
is, mag tot de vorming van eene innige verbinding
van zwavelwaterstof, of van zwavel in het bloed
besloten worden, o, a. tot eene met haemoglobine.
Interessant en leerrijk zijn in dit opzicht de uit-
komsten na doorvoering van zwavelwaterstof door
gedefibrineerd ossenbloed (e. chemisch onderzoek,
sub F. 2). Uit deze proeven blijkt, dat kort na de
inwerking van kleine hoeveelheden zwavelwaterstof
nog vrij zwavelwaterstof in het bloed voorhanden
is, doch dat na eenigen tijd wachtens slechts het
63
bestaan van innige zwavelverbindingen mag wor-
den aangenomen, die niet door koken, zelfs niet
met verdunde zuren, zwavelwaterstof vrij laten.
Ook blijkt uit die proeven, dat eerst dan de zwavel
zich met het alkali van het bloed tot zwavelalkali
verbindt, wanneer zwavelwaterstof in overmaat er
door gevoerd wordt.
4°. De zwavelwaterstof, die in het darmkanaal
gevormd is uit de zwavel, wordt niet met de uit-
geademde lucht uit het bloed verwijderd (Proet
XXVIII en XXIX).
Slechts dan kan zwavelwaterstof in de uitademings-
lucht worden aangetoond als dit gas in korten tijd
in zeer groote hoeveelheid in het darmkanaal wordt
ontwikkeld (Proef XXX en XXXI).
Deze proeven geven een dieper inzicht in de
werking van zwavel, ik mag wel zeggen, nood-
lottige werking van zwavelwaterstof. Wij hebben
toch in Proef III—XI opgemerkt, dat onze konijn-
tjes door het gebruik van zwavel alle in korteren
of längeren tijd omkwamen; uit Proef XXI—^XXIII
zien wij , dat het gebruik van zwavel veranderingen
in het bloed deed ontstaan; uit Proef XXVIII en
XXIX blijkt na het gebruik van zwavel eene eerst
langzaam toenemende versnelling der ademhaling,
later gevolgd door eene langzame vermindering,
die tot den dood van het dier leidt.
In hoofdzaak vindt men diezelfde veranderingen
-ocr page 68-64
en symptomen, wanneer bij konijnen trisulfuretum
kalicum in de maag gebracht wordt (Proef XII—
XV, Proef XXV en XXVI, Proef XXX en XXXI).
Ik herhaal nog eens, dat hierdoor geen andere
werking op het dier kan veroorzaakt worden, dan
die door zwavelwaterstof.
Analoge veranderingen en symptomen zijn bij
invoering van zwavelwaterstof in de maag of in
het rectum van konijnen geconstateerd (Proef XVII,
Proef XXVII, Proef XXXI).
Derhalve: zwavel werkt in hoofdzaak, gelijk
trisulfuretum kalicum, als zwavelwaterstof.
Vermelding verdienen nog de proeven onder d,
F. Daarin toch is aangetoond, dat het zuurstof-
gehalte van bloed afneemt, wanneer er zwavel-
waterstof doorgevoerd is. Gaarne nu had ik het
zuurstofgehalte en de zuurstofcapaciteit in bloed
van konijnen wihen bepalen, zonder en na toe-
diening van zwavel, trisulfuretum kalicum en zwa-
velwaterstof, natuurlijk steeds vergelijkende met
normaal bloed. Echter moest ik deze hoogst tijd-
roovende proeven achterwege laten.
In verband met Proef a, sub F, mag worden
aangenomen, dat de capaciteit voor zuurstof is af-
genomen, m. a. w. dat haemoglobine, die voor het
leven zoo buitengewoon gewichtige stof, er belang-
rijk door gewijzigd wordt, misschien of zelfs waar-
schijnliik onvatbaar wordt voor reconstructie. Ook
65
heb ik helaas! geen tijd gehad orn na te gaan, of
bij langzame vergiftiging door zwavel, de meer of
minder veranderde haemoglobine door de nieren
of langs andere wegen, in ongewoon groote hoe-
veelheden, uit het lichaam verwijderd wordt. Dat
zulke proeven de moeite overigens zeer zouden
beloonen, lijdt geen twijfel.
Ik besef dat mijn onderzoek nog in een andöT
opzicht onvolledig is, nl. daarin, dat ik de wijziging
van het zwavelzuurgehalte der urine, na de toedie-
ning van zwavel, niet heb onderzocht. Ik stel mij
voor binnen niet te langen tijd deze leemten aan te
vullen.
Ten slotte wil ik nog, in verband met mijn on-
derzoek , met een enkel woord spreken over de
zwavelwaterstof behandeling van longtering, zooals
die door Bergeon c. s. is voorgesteld.
Ik ga uit van de stelling, dat zwavelwaterstof een
vergift is. Mijne proeven XII en XIII bewijzen,
dat dieren aan chronische zwavelwaterstofvergifti-
ging kunnen sterven, zonder dat eene merkbare
hoeveelheid zwavelwateretof uitgeademd wordt; en
men weet, hoe gevoelig de chemische reacties op
zwavelwaterstof zijn. Het is gebleken uit proef XXX
en XXXI, dat slechts dan zwavelwaterstof in de
uitademingslucht voorhanden is, als in korten tijd
zooveel zwavelwaterstof in het bloed komt, dat er
tevens ernstig gevaar voor doodelijke vergiftiging
5
-ocr page 70-bestaat. Wil men dus op de tuberkelbacillen zwa-
velwaterstof laten inwerken, in de meening, dat dit
gas als een specifiek vergift mag worden be-
schouwd , — men voere geen zwavel of zwavelver-
bindingen langs het darmkanaal aan, daar men
daarmede onmogelijk zijn doel kan bereiken.
Men zij tevens voorzichtig met lang voortgezette
toediening van zwavel of zwavelverbindingen, per
os of per anum, in kleinere hoeveelheden; de lang-
durige onophoudelijke vernietiging van haemoglobine
moet zich ten slotte wreken in anaemie, een
toestand, dien men juist zoozeer vreest bij teringlijders.
Ik mag niet nalaten te wijzen op zeer onlangs
en dan nog slechts voorloopig gepubliceerde proeven
van Riebet, waaruit blijkt, dat door vermeerde-
ring van de hoeveelheid bloed het gevaar voor de
ontwikkeling van tuberkelbacillen in het lichaam
van dieren belangrijk verminderd wordt. Wie zou
hier niet tevens denken aan de antiseptische wer-
king van bloed en bloedserum, in den laatsten tijd
van vele kanten bestudeerd, zeker van groot ge-
wicht bij de verklaring van het feit, dat in het
lichaam van menschen en dieren vele tuberkelba-
cillen te gronde gaan!
Deze dingen overwegende kom ik tot het besluit,
dat de behandeling van teringlijders met zwavel-
waterstof niet alleen als nutteloos, maar zelfs als
schadelijk te beschouwen is.
Zwavel werkt op het organisme van mensch eu
dier hoofdzakelijk als zwavelwaterstof.
De behandeling van tuberculosis pulmonum door
inblazen van zwavelwaterstof per rectum is te ver-
oordeelen.
Indien zwavelwaterstof werkelijk heilzaam was
voor patienten met tuberculosis pulmonum, dan
zou toediening van zwavel per os de voorkeur ver-
dienen boven inblazingen van zwavelwaterstof per
rectum.
■»i
Bij verplaatsing van personen naar malariastre-
ken is prophylactische toediening van chinine ge-
wenscht.
Men geve bij typhusepidemieën aan personen met
chronische constipatie alvi, prophylactisch, laxantia.
Praktisch zijn de voorbeschikkende oorzaken voor
de ontwikkeling van longtering van meer gewicht
dan de tuberkelbacillen.
De aanwezigheid van vele tuberculeuse haarden
is geen indicatie tegen het verwijderen van enkele.
Scropbuleus en tuberculeus gezwollen klieren ver-
wijdere men zoo ruim mogelijk.
69
Vomitus stercoralis komt niet door anastaltische
bewegingen van de darmen, maar slechts door sa-
mentrekking der buikspieren tot stand.
De excisie van de overgangsplooi der conjunctiva
is bij trachoma ten strengste af te keuren.
Punctie der voorste oogkamer behoort in ruimere
mate toegepast te worden dan tegenwoordig pleegt
te geschieden.
Het „navelstrenggeruisch" ontstaat naar alle waar-
schijnlijkheid in de navelstreng.
Bij belangrijken descensus uteri is ventrofixatio
uteri te verkiezen boven verkorting der ligamenta
rotunda.
70
XIV.
Bij carcinoma uteri, hoe gering ook, exstirpeere
men, zoo mogelijk, den geheelen uterus.
Het is wenschelijk, dat in de verpleging van
armlastige krankzinnigen niet, zooals tot nog toe,
uitsluitend door de gemeenten wordt voorzien, maar
dat daarvoor, zij het ook bij uitzondering, staats-
hulp kan verkregen worden.
De proefnemingen van Weichselbaum met het
filter van Dreier, bewijzen niet voor de deugdelijk-
heid van dit filter.
Diphtheriebacillen kunnen in de melk van dieren
gesecerneerd en met deze verbreid worden.
Slechts bacteriologisch onderzoek kan omtrent de
-ocr page 75-71
aetiologische overeenkomst van „croup" en „diph-
therie" beslissen.
Deelname aan wedstrijden in lichaamskracht is
uit een medisch oogpuut onvoorwaardelijk af te
keuren.
i
S ......
II
II
h
> s
>1
-ocr page 78-. .....\'^wm-.
-ocr page 79-rm
^ %
i^Äii
" A . xJ-