U.. - ..v.v\'.- iV.UA)> -vC _______________
-ocr page 2- -ocr page 3-m
f ->!■•
M
m!:
m
M
ïAj
kv]
EN
HARE BKPEEKENIS IN DE ]\\IECHAN1CA.
-ocr page 8-stoomdruk van J. van Doi^kiioven to Ulieclit
«
EN
HARE BETEEKENIS IN DE ^^lECHANICA.
•tx-..
TEH VEnKnur.ixo van den ghaau van
^octnr in de IDifj- en iatuuiihunde
AAN DE J^IJKS-yNIVERSITEIT TE pXRECHT
na uekomen machtioino vax DEN nECTOI« magnificus
llooglecraar in de Kncullcit van Godgeleerdheid
en
MKT TOK STK M JIINO VAN DKN A C A DKMI SC II MN SENAAT
TKdKX I)i: IIKKKXKIXOKN DKK WIS- K.N NATUUKKUXDIOK KACUI.TKIT
TK VKIIDKDIOKX
op Vrijdag den l\'""" Juni 1888, des namiddags ten 3 ure,
Koboron to NIJKERK (Voluwo).
ÜTKKCHT. — J. VAN liüliKllOVEN.
1S8S.
%M mijne diulcvö.
-ocr page 12- -ocr page 13-Aan het einde mijner Academische studiën breng ik
gaarne mijnen dank aan U, Hooggel. Heeren, Professoren
bij de Faculteit der IVis- en Natuurkunde, \'Mier onderwijs
ik heb mogen genieten.
In het bijzonder geldt dien dank U, Hooggel. Heeren
Buys Ballot, Grinwis cn Kapteyn, voor al 7vat gtj tot
mijne vorming hebt bijgedragen, voor de bexvijzen van
"^vekoillendheid mij meermalen betoond.
Hooggel. Grinwis, hooggeachte promotor, utv steun bij
dit proefschrift en de blijken moer vriendschap zullen mij
steeds in dankbare herinnering blijven.
f | |
"\'S, | |
iU\'
krachten
k\',
dt
MB\'
dor
Bladz. 5 regel 17 v. boven staat: lees: AT.
i) A-
38
45
94
96
107
I 21
onder
boven
onder
is achter de letter d de ver-
anderlijke (ji weggevallen.
trachten
x.
dt\' ■
M\'jr.
van den
-ocr page 16-. . \' \', \'t
-ocr page 17-HOOFDSTUK 1.
Bepaling, verschillende vormen en hoofdeigenschappen
der viriaal.
BEPALING EN VERSCHILLENDE VORMEN DER VIRIAAL.
§ I. Wanneer een krachtenstelsel is gegeven, zoodat
ons de grootte en richting van iedere kracht on daarbij het
aangrijping-spunt bekend zijn, dan weten wij voor iedere
kracht de composanten langs de coördinatenassen A\', J\'
benevens de coördinaten van het aangrijpingspunt
y on z. Door telkens een der laatste met een der
eerste tot een produkt te combineeren, verkrijgen wij
do negen uitdrukkingen:
X, x V, x Z,
y X, y V,
s A-, s y, s Z.
In drie van deze, n.1. x X, y V en s Z, valt de
richting van de krachtcomposante samen met de daarin
voorkomende coördinaat van het aangrijpingspunt; in de
zes andere staan beide loodrecht op elkander. De dimensie
van al deze grootheden is klaarblijkelijk lijn x kracht
(.M l\'\' r-2), en is dus die, welke men sedert lang als
moment heeft gcdelinioerd. Hot is waarschijnlijk naar
aanleiding hiervan, dat Schweins het genoemde zestal
met den naam „Drehmomente" en de drie andere, welke
blijkbaar niet dien invloed op het stelsel hebben, met
den naam „Fliehmomente" betiteld heeft. De verhande-
lingen, waarin deze benamingen voorkomen, en waarin
hij de hoofdeigenschappen dezer grootheden mededeelt,
zijn te vinden in Crelle\'s Journal, Bd. XXXVIII en
XLVII. In deze verhandelingen worden vooral de eigen-
schappen nagegaan der grootheden ^ {x X y Y) voor
vlakke krachtenstelsels, en {x X y V -{- z Z)
voor stelsels in de ruimte. Zonder aan deze grootheden
eenigen naam te geven, heeft toch reeds Möbius in zijne
„Statik" de beteekenis van den vorm ^^ {x Xy Vz Z)
voor het evenwicht in vele opzichten in het licht
gesteld.
§ 2. Een veel grootere beteekenis, vooral voor de toe-
gepaste mechanica op natuurkundige vraagstukken heeft
deze grootheid verkregen, sedert Clausius in 1870 in
eene voordracht in de „Niederrheinische Gesellschafft für
Natur- und Heilkunde" een bewegingsvergelijking mede-
deelde, waarin de gemiddelde waarde dezer grootheid
voor een zich in stationaire beweging bevindend stelsel
optreedt. Aan de halve negatieve waarde van dit ge-
middelde, de grootheid — \'/i - X ■{- y V z Z)
heeft hij den naam: viriaal gegeven.
Toch is in deze geen eenstemmigheid gebleven. Zoo
heeft Grinwis in een verhandeling voorkomende in de
„Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Academie
van Wetenschappen 1884", ten einde de grootheid in
verband tc brengen met de kinetische energie van het
stelsel, den naam viriaal toegekend aan de uitdrukking
- 7, {X X-{- y V z Z).
In het werk van Dr. W. Scheix „Theorie der Bewe-
-ocr page 19-gung und der Kräfte" komt het woord viriaal voor als
benaming voor de uitdrukking
— S {x X y Y z Z).
Wij zullen in de volgende bladzijden eenvoudigheids-
halve met deze laatste bepaling medegaan.
Tevens zullen wij voor deze grootheid dikwijls het
teeken F gebruiken en dus stellen wij bij definitie
F = — {X X y V z Z)
Voor één enkele kracht is dan de viriaal bepaald door
de vergelijking
F - {X X y Yz Z).
Indien meerdere krachten op een punt werken, blijft
dezelfde vorm der functie bestaan, mits men dan A\', Y
en Z als de composanten der resultante dier krachten
beschouwt.
§ 3- Aan de viriaal eener kracht wordt een anderen
vorm gegeven op de volgende wijze.
Stellen r de voerstraal vati het aangrijpingspunt cn R
kracht voor, dan is
= — rR cos (r, A\')
Noemen wij dc projectie van A\' op de voerstraal van
bet aangrijpingspunt P cn nemen P positief in dc richting
van de verlengde voerstraal, dan is
-- {X X y Y z Z) = - r P........(i)
In de benaming door Schweins ter aangehaalder plaatse
ingevoerd i* dus rP het Fliehmoment der kracht A\'.
Projccteeren wij daarentegen R op een lijn loodrecht
op r door het aangrijpingspunt on noemen wij die pro-
jectie Q, dan is rQ het Drehmoment. Wil men deze
woorden in onze taal overbrengen, dan zou mon de
nrehmomente „werkzame momenten" kunnen noemen,
want alleen deze komen in de bewegingsvergelijkingen
voor. De Fliehmomente, die geen invloed op de beweging
hebben, mogen dan „verloren momenten" genoemd worden,
§ 4. IMen kan evengoed de voerstraal r projecteeren
op de richting der kracht, en zoo wij die projectie p
noemen, dan is
- {X X \\ y Y z Z) = - p R........(2)
Uit (i) en (2) volgt
r P = p R
en dus liggen de uiteinden van R on P, de oorsprong
en het voetpunt der loodlijn uit O op de lijn R neerge-
laten op een cirkel.
§ 5. Maakt men onderstellingen omtrent den aard der
krachten, dan kan men verschillende vormen voor de
viriaal afleiden.
Bestaat er ten opzichte van het stelsel een coördinaten-
functie, er gal genaamd — zoodanig dat iedere compo-
sante der in een willekeurig punt van het .stelsel aan-
grijpende kracht uitgedrukt kan worden door het negatieve
partieele differentiaal-quotient van dat ergal ten opzichte
van de aan die composante gelijknamige veranderlijke —
dan zijn, indien U het ergal voorstelt:
en vervolgens wordt
P = -2: {xX-^ y Y zZ)
^ ^ jV r— s ^ .
0 X ■ 0 y Os;
Is daarenboven het ergal [/ een homogeene functie
der coördinaten, dan kan, indien l\' den graad der functie
aanduidt, volgens een eigenschap der homogeene functieön
geschreven worden
P = k U.
-ocr page 21-In dit geval staan viriaal en ergal in een constante
verhouding tot elkander.
Bij constante krachten is /è = i , dus wordt
F = U,
Bij krachten, waar het ergal van den — i s*®" graad is,
zooals bij newton\'sche aantrekking naar den oorsprong is
F = — U.
§ 6. Wordt een punt aangetrokken of afgestooten door
eene kracht, die een functie is van den afstand tot een vast
centrum, dat als oorsprong van coördinaten genomen
wordt, en welke kracht gericht is langs den voerstraal,
clan kan men die kracht aanduiden door
R = ^ {r).
Dan is
C/ = — J (p (r) dr
en dientengevolge
^U . . O Y
— = — (/) —.
O X O X
Daar nu
r-" x-" s^
zijn
O _ X ^ _ 2 ^ = £.
^ ~ 7\' ^ r\' r\'
derhalve zijn
.V £ (r), Y=l\\r (r), Z = = (O
waaruit volgt
F ~ {X X y Y z Z) = — r Cf (r).
Is U tegelijkertijd een algebraïsche homogeene functie
van den /-«len graad, dan volgt uit deze vergelijking en
de laatste der vorige ])aragraaf:
i\'f^{r)dr=rq>{r)...........(3)
-ocr page 22-De onderstelling
q, (r) = Cr»
waarbij wij aannemen, dat « — i is, voldoet aan de
voorwaarde, dat het ergal een homogeene functie der
coördinaten is. Hierdoor wordt
U = —
71 i
Bedenken wij nu dat
k = n I
dan blijkt aan de vergelijking (3) voldaan te zijn.
Dan is de viriaal
F — —
voor n = I
F = — Cr^
voor 7/ = — 2
r
§ 7. Een anderen vorm heeft CtAusms \') aan de viriaal
gegeven door een splitsing in te voeren tusschen de uit- en
inwendige krachten. Geven wij het onderscheid door aan-
hechting van de indices c en i aan, dan volgt uit de
beteekenis van het teeken dat
- y {x X-\\.y Y z Z) = — {X Xi-\\-y Yi-^-z Zi)
is, of
F = Fi F,.
Men noemt dan Fi de inwendige, Fe de uitwendige
viriaal.
§ 8. Nemen wij aan, dat de inwendige krachten werken
langs de verbindingslijnen der deeltjes, en gelijk en
tegengesteld zijn; en beschouwen wij dan eerst twee deelt-
\') Clausius. I\'ogg. Ann. Jubclband.
-ocr page 23-jes, op elkander werkende met een kracht /. terwijl wij hun
afstand z/ noemen, dan is voor het eerste deeltje dat
• 5 2,, tot coördinaten heeft (x^, , s^, die van het
tweede deeltje) de X-composante der kracht
-A-i = ^^^ /
derhalve
y V- __) /■
Evenzoo voor het tweede deeltje
en
(x, —x,) x^ f
— j J\'
Door optelling
= -
Insgelijks
Summeeren wij dit over alle deeltjes der massa, dan
wordt de inwendige viriaal
Fi = J/.
§ Q. Bij vaste (onveranderlijke\') lichamen mogen wij aan-
nemen, dat alle deeltjes steeds ten opzichte van elkander
in evenwicht zijn. Indien dus op het lichaam, terwijl
het in rust verkeert, een krachtcnstelsel aangrijpt, dan
moeten steeds aan ieder punt de uitwendige krachten
met de inwendige evenwicht maken. Daardoor is aan
ieder punt de resultante van alle zoowel uit- als inwen-
dige krachten nul, en dus ook de viriaal voor ieder
8
punt nul. Maar dan is ook de viriaal voor het geheele
stelsel nul, zoodat wij verkrijgen
- Z A f Fe = O
of wel
Bij gassen mogen we als eerste benadering aannemen
dat er tusschen de deeltjes geen krachten werken; in
dat geval is
Fi = o.
Bij vloeistoffen \'heeft van der Waals in zijn Acad.
proefschrift „Over de continuïteit van den gas- en vloei-
stoftoestand" de waarde van Fi op de volgende wijze
bepaald. Wij mogen de deeltjes in het inwendige der
vloeistofmassa als in evenwicht beschouwen. De viriaal
der op die deeltjes werkende krachten is dus nul. De
deeltjes aan de oppervlakte echter worden door de
attractie der overigen naar binnen getrokken. Deze
oppervlaktespanning mogen wij wegens de geringe dikte
van het laagje behandelen als een druk op de opper-
vlakte der vloeistof. Zij dan de grootte van dien druk
per eenheid van oppervlak N, dan werkt in een punt
X, y, z van het oppervlak een kracht — N d , indien
d (T het oppervlakte-element voorstelt. Deze kracht is
volgens dc normaal op d a naar binnen gericht. Laten
de richtingscosinussen dezer normaal cc, (i, y zijn cn de
hoek, dien de normaal met den voerstraal r maakt
dan is
x Xi y Yi -f- z Zi = — N d (s [x a y ^ z y)
= —\' N r d a cos (f.
Bij summatie over het geheele oppervlak wordt dus
Fi = N j r cos (f d 0.
Nu is echter r cos ff d ^ x inhoud der py ra-
mi de, die da tot basis cn den oorsprong tot top heeft.
De integratie geeft dus het totale volumen van het
lichaam. Zij dit ü, dan is dus
Fi = 3 Nv.
Werkt op een lichaam een uitwendige druk normaal
op de oppervlakte, en stelt p daarvan de grootte
per eenheid van oppervlak voor, zoo verkrijgt men rede-
neerende als boven, voor de viriaal van die drukkrachten
F ipv.
§ I o. Hebben wij een stelsel evenwijdige krachten, wier
gemeenschappelijke richting ten opzichte van de coördina-
ten-assen gegeven wordt door de hoeken «, ^ en /. dan
vinden wij vopr de viriaal van zulk een stelsel
F ^ — (^x X ^ y Y -f 2 Z)
= — {cos a. R -}- cos |3. j)- cos y. z R)
De coördinaten van het middelpunt der evenwijdige
krachten worden bepaald door de vergelijkingen
\\ 2: R= y:x R, y^ A\' = A\', 2, R = s R.
X
Zij daarenboven de voerstraal van het centrum r^ en de
hoek, dien deze maakt met de richting der krachten O, zoo is
cos a. V A\' R -I- cos 2\' y R cos y. 2" 2 R =
{x^ cos a -f y^ cos s, cos y) 2\' R = r^ cos & 2 R,
waaruit volgt
F — — r^ cos ^ A\'.
De viriaal van een stelsel evenwijdige krachten is dus
gelijk aan de viriaal van huti resultante aangrijpende in
het middelpunt van het stelsel.
Voor de zwaartekracht verkrijgen wij, als fc de voer-
straal van het zwaartepunt voorstelt:
F = — Tc cos {y 2\' ///^ = — JJ/f rc cos O.
§11. Denken wij een stelsel massapunten in ieder van
welke een massa dm aanwezig is. Door den invloed van
de in P aanwezige eenheid van massa ontstaat tusschen
P en ieder punt Q twee gelijke en tegengestelde krachten.
lO
Wij nemen aan, dat die krachten evenredig zijn aan de
massa\'s \'m Q en P en aan zekere funtie van den afstand.
Op die wijze grijpen in P een aantal krachten aan, wier
totale viriaal wij wenschen te bepalen. Evenzoo de viriaal
van het stelsel, dat door de verschillende punten Q en
de daarop aangrijpende krachten gevormd wordt.
In P grijpt onder invloed van Q oen kracht aan, wier
composanten zijn
\'Zj
X = — (f (q) dm
Q
Y = dm
Q
a—x , rb—y \\ c—z
cf,{Q)dm.
• . . (4)
Q Q (!
c—s
— {xX-\\-yY-\\-zZ) =
Nu is
= {c-zY.......
waaruit volgt
ö p _ a—X O 0 _ b—y ^ q _ c—z
da Q b Q ^ d c C\'
Dit invoerende, verkrijgen wij
do. rd p , . () e
(f iQ) dm.
-{xX-\\-yY zZ)= a ^ b\'^ 4-c
\\ Oa O b d c
Stellen wij nu
(5)
dan hebben wij
7\' (c) dQ — d 1// (e)
<ï\' io) V- = -T-
O a O a
-ocr page 27-11
en dus
En bij summatie wordt de totale viriaal der in Paan-
grijpende krachten
--—\\-c-
= ƒ
dvi.
Ff
Hierbij hebben de integratiën betrekking op het
lichaam; derhalve zijn a, b, c ten opzichte dier betrek-
kingen als constanten te beschouwen.
Laat nu ^ de dichtheid voorstellen in het punt {x,y, z)
terwijl dv = (ix dy dz is en stellen wij
ƒ XII (q) dm =J j^Jfitp (q) dx dydz—U
dan is
Ft =
a ---h O ^-r -f c
^a \' " ö ^ \' " ^c)
Gaan wij nu over tot het stelsel der punten Q.
Op dm werkt een kracht (f (q) dm, welks compo-
santen zijn
a—x
X =
(f) (q) dm
Z = — q (e)
. Dan is de viriaal in Q:
a—x
X
Uit (4) volgt:
e _ x—a y!> Q _ y—^ ^ ^ _ Ezz£.
^y
-ocr page 28-12
Dus
9 (q) dvi.
(x X yY =
y O X èy
Uit (5) volgt evenals boven
Dus ook
-{xX^yY-\\-zZ)=.
dvi.
V X O y ö z J
Vervolgens wordt bij summatie, als wij de viriaal der
op het lichaam werkende krachten F noemen,
F ={[x ^ ^ 2 ^
Of als 11 de dichtheid voorstelt:
Beschouwen wij ieder der termen afzonderlijk, dan is
x lp (q) ^ dx dy dz.
o x
— 2- X X
= jjdydzlfixip (e)] — ƒƒƒ fi ip (o) dx dy dz
-III
Indien ds het element der oppervlakte voorstelt, en
a, ^, y de hoeken, die de buitenwaarts gerichte normaal
met de assen maakt, is
dy dz = ds cos a
ƒƒ dy dz [— Ij, (p) xp ((>,) —......]
= f [— V (Pi) ^^^ «I ds^ -j- ATj tp (ej a, ds^ . . ]
j^ft X cos u (q) ds.
d/u.
I
13
In verband met (6) wordt nu
— Z xX=jfixcos cchj{q) ds—[/—jX lp (p) ^ dv.
en de viriaal
F = J (x cos a y cos ß z cos ■/) flip (e) ds—^ U~
ƒ(
ip ((>) dv.
zi
Of als {)^ de hoek tusschen de normaal en voorstelt,
F = fr cos 9 ^ flip {(>)ds—3 / f^- ^ J)\' ^ ^ V\' (i>) •
J vx Oy O zJ
Herleiden wij nu deze laatste integraal.
Noemen wij daartoe de hoeken, de (t met de assen
maakt ij, dan zijn
q cos ^ = x—a ; q cos y = y—d; q cos = z—c.
Door differentiatie met constante hoeken verkrijgen wij
.„j. dx X—a dy y—b ^ dz z—c
tos I = — =-;cos 1!=-/- — ^-; cos C =-T- = —
a (> Q (i [> a (I
waaruit volgt
X = a -Y {i
dx , , dy , d z
Door invoering dezer waarden wordt de bedoelde
integraal
l \\>X Oj)\' O zJ
f (bi ^ ^ -I- bi p], ^
= A ^ B.
De grootheden rt, ^ en zijn constanten ten opzichte
van de integratie. Wanneer wij nu A in drie gedeelten
splitsen, is hot eerste
« j" ^ ((,) d7> = a fff ^^ xp ((>) dx dy dz
-ocr page 30-14
= ajj dy dz j jp (q) ^ dx
= «ƒƒ dydzluy^{q)-\\-a jfi^^ dv
= a [fi tf, (q) cos « ds—a li dv
of daar ^_ ^ (P)
d da
a ({{>) dv = a l Tji (o) cos « fl^s 4- a (ip (q) ft dv
^ dx d aJ
b fp^ lp (n) dv = b f fi i{t (g) cos ^ ds-{- b ^ C »l\' (») ft dv
J dy J d bJ
^ JPz ^ ^^^ dv = cjfi yj (q) cos / ds i-c ^ j yj (n) ju dv
-------opt.
J J y da d b d c J
Om B te herleiden schrijven wij
Het volumen-clement dv vervang-endc door de uit-
drukking {p- d Q dx verkrijgen wij
Nu is
Dus rcdenccrcnde als boven
B=zjfi tp(Q)i, cos O, ds—3 U — ƒ p dm.
Indien het punt P binnen de massa ligt, geeft de term
[ip (p) q \'/t] behalve de integraal j /t yj (q) q cos ds nog
15
de integraal ƒ ip (q) ft dt voor p = o. Voor krachten,
die aan positieve machten van q evenredig zijn, of aan
de — iste^ — of — macht van q wordt deze
term nul en blijft dus buiten rekening.
Is de kracht evenredig aan dan is ip [q) =—
en geeft deze term dus de constante grootheid 7s
Bij krachten, wier negatieve exponent 5 of meer is,
wordt deze term 00.
De gevonden waarden voor A en B in de uitdrukking
voor de viriaal substitueerende, wordt deze in verband
met (7)
j{rcos&,—dcos~Qcosa^)ip{0)^1 ds—Fp -j-j p^p^d/u.
Do uitdrukking r cos — 5 cos — q cos is de
projectie van den omtrek van den gesloten driehoek O QP
op do normaal op het oppervlakte-element ds en is alzoo
gelijk nul.
Ten slotte wordt
De integraal is een coördinaten-functie, afhankelijk van
de plaats van doch niet van den oorsprong.
In het bijzondere geval, dat de aantrekking plaats
heeft volgens de wet van Newton, is
\'P (c) =
en
— de potentiaal der massa in P.
Dan wordt
tevens is
-ocr page 32-i6
en dus
waaruit in dit bijzondere geval volgt
F ^ Fp = — V.
In woorden: „De som der virialen der beide stelsels
is gelijk aan de waarde der potentiaal in P met tegen-
gesteld teeken genomen."
Plaatsen wij P in den oorsprong, dan is Fp = o en dus
F - V,
dm
wat een zeer groote analogie tusschen viriaal en poten-
tiaal aantoont en met § 5 overeenstemt.
Geldt bijv. de wet van Weber, dan is
dP
(£q
df]
en dus
V ((>) = -
en
=f
dm
dn\'\'
u
dP
Dan wordt
F-j- Fp -h (/= 2 I p ^^^ dm.
§ 12. Is in Pniet de eenlieid van massa, doch een massa
rZ/z/j, en noemen wij die in Q ter onderscheiding dm^,
dan is volgens boven
= I (f<j> (e) dm, dm — a ^ 4- ^ -
J I O fl I
yu yu
bb ^c
dm.
Maakt nu P ook deel uit van een stelsel massapunten,
en noemen wij de totale viriaal van het stelsel Q: F, ,
die van het stelsel P.\'I^^ dan is bij integratie
f
\'1 = ƒƒ Q <J\' (c) dm, dm^ — j ap^
-ocr page 33-17
Maar deze laatste integraal is F^, derhalve is
Indien de wet van Newton geldt en dientengevolge
de wederkeerige potentiaal
— ƒƒ
is, verkrijgen wij
= -
Valt het stelsel P met het stelsel Q samen, dan ver-
krijgen wij de viriaal der tusschen de massa\'s onderling
werkende krachten; wat wij vroeger de inwendige veriaal
genoemd hebben. Deze is dan
1 Iet cijfer Va volgt uit het feit, dat bij het samenvallen
alle massapunten dubbel worden en dus iedere kracht
tweemaal optreedt. Hij het bepalen der inwendige viriaal
moeten wij echter deze slechts éónmaal nemen, on moet
de integraal door 2 gedeeld worden.
Vergelijken wij dit met § 8 zoo zien wij dat de hier
gevonden uitdrukking dezelfde is als de daar bepaalde
in eenigzins gewijzigden cn meer uitvoerigen vorm. \')
1 Geldt ten opzichte der werking de wet van Newton
en is do potentiaal der massa ten opzichte van zich zelf:
dan is ook nu
Fi^—W\'
\') III § 8 ontbreekt voor 2\' // / de factor %, dtuir in die uit
drukking v zich uitstrekt over de coinbinatieCn der punten twee
aan twee.
B. HOOFDEIGENSCHAPPEN DER VIRIAAL.
§ 13. Zij Fq de viriaal ten opzichte van den oorsprong,
dan is
(xx y K ZZ).
Om nu de viriaal ten opzichte van een punt O,
(Xj , Zj) te bepalen, kiezen wij Xf , , z, als oorsprong
van een nieuw coördinaten-stelsel. Wanneer nu de
richtingscosinussen van de nieuwe X-as a, •/ zijn, die
van de nieuwe K-as a\\ •/, die van de nieuwe Z—as
a", (3", y" f hebben wij de volgende betrekkingen
x = x, -j- ax\' -i- a\'/ a"2\'
z = z, /y
waaruit
= « (x—x,) -f |5 O\'-y.) (2—2.)
y = «\' (X-X,) 13\' O\'-)\',) 4- / (z-c.)
Verder zijn
v\' = a\'xy-j- / Z
Zij nu \'
Ft = — ^ {x\' X\' -t-. y y z\' z\')
dan is
F, = {.{x-x,)x O\'-y.) y (z-z,)Z]
of wel
F, == F,-}- 2: (X, X y,y-}-z, Z).
Door invoering van de grootheden
A X, B ^ 2: y, C = 2: Z
wordt dit
= Ax, c-zr
-ocr page 35-tg
De hoeken zijn uit de uitkomst verdwenen; van daar
de eigenschap:
„De waarde der viriaal is alleen afhankelijk van de
plaats van het punt, dat men als oorsprong kiest, niet
van de richtingen der coördinaten-assen."
Dit blijkt ook uit de uitdrukking van § 3 namelijk
F = — r R cos {r, R).
Schrijven wij de vergelijking in de gedaante
= F, ~ {X, A y,B ^ z, C)
zoo zien wij, dat de viriaal in O gelijk is aan de viriaal
in öj, vermeerderd met de viriaal van de resultante der
krachten aangrijpend in het punt O, genomen ten opzichte
van O.
Op de drie grootheden
= v ^y z-z V), M,, = {z X-x Z),K = {X V-^\' X)
dezelfde transformatieën toepassend, worden voor den
nieuwen oorsprong
= « C /i) 1? A-\\-x,C) y B A)
K = C-f c, B) -f A X, C) -h B j, A)
= «" C^z,B) ^ ii\'VM-z, B-^y, A).
En dus
en ook deze grootheid is onafliankelijk van de richting
der coördinaten-assen.
§ 14- Vragen wij voor welke punten in de ruimte de
viriaal nul is, dan vinden wij deze meetkundige plaats
uit de vergelijking
Ax -f By Cz -j- F, = o.
l^it stelt een plat vlak voor, welks normaal met de
assen hoeken maakt, wier cosinussen evenredig zijn aan
B en C.
Hij
krachtonstelsels, dio in een plat vlak gelegen zijn.
-ocr page 36-20
vinden wij op dezelfde wijze een meetkundige plaats
van de gedaante
Ax -h By F^ = o.
Het vlak noemt men hoofdvlak; de lijn hoofdlijn
der virialen,
§ 15. Volgens § 13 is de viriaal in een punter, , y^ , s,
bepaald door de vergelijking
F, =F„ Ax, By, Cz,.
Daaruit blijkt, dat voor alle punten van het vlak
Ax By Cz {F,~F,) = o
de waarde der viriaal constant is. Dit vlak is even-
wijdig aan het hoofdvlak.
Bij vlakke stelsels verkrijgen wij op dezelfde wijze
lijnen van constante viriaal, evenwijdig aan de hoofdlijn.
Hun vergelijking is
Ax By iF,-F) = o.
§ 16. Indien we ons drie punten x, , y,, , x^ , y^, z^,
> J>\'3 > "3 voorstellen, gelegen in een rechte lijn, hebben
wij uit het voorgaande de drie vergelijkingen
F,=F, -h Ax, By, -f Cz,
F,=F„ -t- By, Cz,
/\'; = /\'; Ax, H- By, 4- Cz,
Door vermenigvuldiging resp. met x,—x,, .r,—x, ,
x,—xj, daarna met y,—}\',, y^—y,, yt—)\'2 "ok met
"lil
"3\'
-8
-z,, z, —Zj cn in hot oog houdend dat
_ ^
en dat
"3
verkrijgen wij
i
-ocr page 37-2 i
Legt men nu het punt x^, jj\'^, z.^ in het hoofdvlak en
de beide andere punten aan weerszijden evenver van dat
vlak verwijderd, dan zijn:
Na invoering hiervan worden de drie vergelijkingen
/r =_jr
Ergo, de virialen op gelijke afstanden van het hoofd-
vlak aan weerszijden genomen zijn gelijk en tegengesteld
in teeken.
Legt men x^ , , 2, , in het hoofdvlak dan is = o
en verder
== = y—yx = tTL
y^^-yi 23—2,
Of: de virialen ten opzichte van punten aan dezelfde
zijde van het hoofdvlak verhouden zich als de afstanden
van die punten tot het hoofdvlak.
Hovenstaand bewijs dezer eigenschappen is volgens
ScHWKiNs. Een eenvoudiger bewijs is het volgende:
Kiezen wij het hoofilvlak tot A\'J^-vlak, hetgeen wij doen
door in de vergelijking daarvan, n.1.
Ax By Cz-\\- F„= O
tle grootheden
A = B = F^ = o, C = A\'
te stellen. Hierdoor wordt de viriaal in de punten
. , c, en , y^, 2,
F, = A\'2,
F, = A>2,
Dus
en voor
Voor vlakke krachtenstelsels gelden dezelfde eigen-
schappen ten opzichte van de lioofdlijn.
22
§ 17- Als wij een enkele kracht P beschouwen, aan-
grijpend in een punt x^^y^, Zj is hare viriaal
F, = -{x,X-yry, F z, Z)
Het blijkt dus dat het hoofdvlak door het aangrijpings-
punt gaat. De negatieve viriaal is dan
— F^ = Pr cos {P,r)
Het moment van die kracht ten opzichte van den
oorsprong is
G = Pr sin {P,r)
• Zoo blijken moment en negatieve viriaal elkander in
zekeren zin aan te vullen.
Indien het aangrijpingspunt op de richting der kracht
verplaatst wordt blijft G constant. Zulks is niet het geval
met F.
§ i8. Bij vlakke krachtenstelsels kan men het stelsel
terugbrengen tot een resultante R welks composanten op
de assen A en B zijn en een koppel = (x Y\'—y A\').
Dit koppel is nul voor alle punten der centraal-as, die
tot vergelijking heeft
Bx — Ay — = o.
De hoofdlijn der virialen (zie § 14 bldz. 20) is,
Ax By 4" /\'o = O.
Deze twee lijnen staan alzoo loodrecht op elkander (mi
de coördinaten van hun snijpunt zijn
_ BG, -AF,, • _ _ AG,, -f yy/>:.
--> - -^^--
Dit punt noemt men het middelpunt (astatisch centrum)
van het stelsel. Ten opzichte daarvan zijn het moment
en dc viriaal van het stelsel beide nul.
Herleidt het systeem zich tot een koppel, dan zijn A
en B ieder gelijk nul. Zoo wij alsdan de waarde van het
koppel ten opzichte van het punt at, , y^ als oorsprong
G^ noemen, zoodat (8)
23
= — y, A
is, dan zijn (§ 15)
G, = G^ en F, — F^^.
Dus: èn het koppel èn de viriaal zijn voor het geheele
vlak constant.
Dan zijn, als en de aangrijpingspunten der
koppelkrachten zijn
G =
of als P de grootte der krachten en A, A^ de afstand
hunner aangrijpingspunten is, terwijl hun verbindingslijn
een hoek « met de richting van P maakt
F— — A^ A^. P cos a
G— A, A^. P sin «.
Valt A, yij met de richting van P samen, dan is het
stelsel in evenwicht, want dan is
= O
en is
F=—A, A^. P.
Derhalve een constante grootheid. Eerst wanneer A,
en ^ij samenvallen is ook F=o.
§ 19. Bij krachtenstelsels in de ruimte hebben wij
behalve drie krachten yl, B, C ook de drie koppels
z = v y^^ J^f^ v a- Z), 2 (x X).
De vergelijkingen van de ccntraal-as, de lijn, waarvoor
de as van het resulteerend koppel met de resultante
samenvalt, kunnen ongeveer naar Schell „ Theorie der
Bewegung und der Kräfte" Th. I, Cap. IV, § 10 afgeleid
worden op de volgende wijze:
Daar G, onafhankelijk van «, jï, enz. is, (8. § 13)
nemen wij een evenwijdig coördinaten-systeem, dan is
voor een willekeurig punt .r, y, z als oorsprong
^L—Cy ■ Bz; J/, = M—Az -f Cx; N == N—BxAy.
-ocr page 40-24
Daar G^ evenwijdig aan R (de resultante) moet zijn, is
^ — Ml — ^ — ^
A ^ B ~ C ~ R
en dus
CM^—BN, =o.
Na invoering
O) x—A {By Cz) = BN—CM
of
R-\'x—A {Ax By Cz) = BN—CM.
Een vlak door den oorsprong, evenwijdig aan het
hoofdvlak der viriaal hèeft tot vergelijking
Ax ^ By Cz=o
Noemen wij het snijpunt van dit vlak met de centraal-as
I, t], C. dan verkrijgen wij
A^ Bl] CC = o
en
/e»? = BN—CM.
Dit in bovenstaande vergelijking gesubstitueerd geeft
R-" {x—^) = A {Ax By-\\- Cz)
of
x—^ __ Ax By-\\- Cz
A — R-"
De vergelijkingen van dc centraal-as zijn derhalve
x—^ __ y—t] __ 2—C
A — B — C \'
waarin
I = B N—C M; R-^ij = C L—A N;
RH = AA/-\'BL.
Hieruit blijkt dat dezo lijn loodrecht staat op het
t hoofdvlak der viriaal. Dc coördinaten van hun snijpunt zijn
_ BR CF
-ocr page 41-25
§ 2 O. De hier voorgaande eigenschappen kunnen met
behulp van de methode der quaternions op eenvoudige
wijze behandeld worden. Is namelijk (i een vector, die
een kracht voorstelt, aangrijpende in een punt welks
vector « is, dan is het werkzame moment (Drehmoment)
ten opzichte van den oorsprong Va ^ en het verloren
moment (Fliehmoment) Saß. Dat beide grootheden
elkander aanvullen behoeft bij deze wijze van voorstelling
geen nadere uiteenzetting. Samen vormen zij het i^roduct
« ß dat het totale moment van [i ten opzichte van den
oorsprong moge genoemd worden. Verder is
R= 0 = 2; Faß, F = 2\'Sa(i
De vergelijking van de centraal-as laat zich gemak-
kelijk afleiden uit de eigenschap, dat voor een punt van
die as het resulteerend werkzame moment als vector
met R moet .samenvallen. Stelt dus / den vector van een
punt der centraal-as voor, dan moet
zijn. Nu is
dus moet
R = G— V y R.
Opereert men hierop met ó\'r dan verkrijgt men
y R^ = Sc. R.
Derhalve
VyR = G—R- \' 5\'G R = — R F O R"\'
waaruit volgt als vergelijking der centraal-as
y = FG R~\' -f R.
Eon stelsel is reduceerbaar tot een enkele resultante,
als men maken kan, dat
G — Fy K = O
of met S R opereerend, als
ó\' r G = o............(9)
-ocr page 42-26
Voor een punt y is de viriaal
f, = S{oL—y) § = F—Sy r.
De viriaal is constant voor alle punten y, waarvoor
Sy K = F—Fj = co7isf. = —T s^ — n r^
S{y—n r) r = o.
Dus in een vlak loodrecht op r. De lengte der loodlijn
uit den oorsprong op dit vlak is klaarblijkelijk
rr f, —^f
n T K = -1-—
T r
Het hoofdvlak vinden wij door k, = o te stellen; de
hierbij behoorende waarde van n noemen wij dan is
en de vergelijking van het hoofdvlak
S (/—p r) r = o
of
Sy r = f..............(10)
Verder is
n rR = / y-R
of
In woorden: de viriaal ten opzichte van een wille-
keurig punt is evenredig aan den afstand van dat punt
tot het hoofdvlak.
Substitueert men de waarde van y uit de vergelijking
van de centraal-as in (10), dan vindt men voor den
vector van het snijpunt
5r = AT r\' = f = / r^
of
dus
^ r» = \'^g r-1 -1- /r
of omdat p — v
= f r-\' -f fg r-\'.........(m)
-ocr page 43-HOOFDSTUK II.
A. ASTATISCH EVKNWICIIT..
«. Vlakke krachtcnstclscls.
§ 2 1. Wanneer een stelsel krachten aangrijpt aan een
stolsel punten, die onderling onveranderlijk verbonden zijn,
cn hot krachtenstelsel is in evenwicht, dan zal in het alge-
nieen, bij een willekeurige verplaatsing van dat stelsel
het evenwicht verbroken zijn. Nu kan iedere verplaatsing
van een systeem beschouwd worden als een voortgaande
verschuiving, gevolgd door een draaiing om een zekere
•"^s, die men bij een vlak systeem loodrecht op het vlak
van het stelsel denkt. De verschuiving hoeft op het
ovenwicht geon invloed, de draaiing echter wel,
ï^aten wij nu de voerstralen der aangrijpingspunten
om een punt in het vlak. dat wij als oorsprong kiezen
een hoek (p draaien, terwijl dc krachten in grootte en
richting constant blijven, dan zijn de coördinaten van een
punt .r, y geworden x",/ en wij hebben do betrekkingen
y = X- cos <f — y sin f
y\' = X sin <p y cos ip.
28
Voeren wij de volgende bekortingen in:
2:X=A;i; V= B; S {x K-^\'X) = G; —Z {xX y V) = F.
Nu hebben wij na de draaiing
Z {x\' Y^ X)=Z xY cos qi —Z y Ysin (p — Zx X sin cp —S y X cos (f
G\' — F sin (f G cos q>
{x\'X-\\-y\' Y) =—2" xXcos (p ZyXsin cp —2" at Ysiu 9 —Zy Ycos <f
F^ = F cos cp —G sin 9.
Daar echter het stelsel vóór de draaiing in evenwicht
was, zijn
A=B=G^O
dus
G\' ■=■ F sin (p
F\' ■= F cos (p
Het stelsel is derhalve aequivalent geworden aan een
koppel, waarvan het moment is F sin (p. Een draaiing
van go° of 270° zou dus dit moment zijn grootste positieve
of negatieve waarde geven n.1. ± F; terwijl een draaiing
van 180° het stelsel op nieuw in evenwicht gebracht 1
zou hebben. Een draaiing over een rechten hoek j
had het resulteerend koppel gelijk gemaakt aan de
oorspronkelijke viriaal.
Een stelsel zal alleen dan bij een willekeurige draaiing !
in evenwicht blijven als F=o. j
Daar volgens § 18 de viriaal van een \\\\\\ evenwicht
zijnd stelsel constant is voor alle punten van het vlak,
blijkt het, dat deze voorwaarde onafhankelijk is van den
oorsprong van coördinaten, dat dus het resulteerend
koppel enkel afhangt van de grootte van den hoek van
draaiing, en derhalve alleen dan het stehsel in astatisch
evenwicht is, als ook de viriaal van het oorspronkelijk
\'stelsel gelijk nul is.
De viriaal verandert bij draaiing van 180° van toeken.
Bij draaiing van 90® of 270° wordt dc viriaal gelijk ± G,
29
dat is, gelijk het oorspronkelijk koppel. Bij astatische
stelsels is de viriaal steeds nul.
§ 2 2. Indien het stelsel niet in evenwicht is, kan men
vragen of het mogelijk is het door bijvoeging van een
kracht in astatisch evenwicht te brengen en zoo ja,
waar die kracht dan zal moeten aangrijpen
Noemen wij de composanten dier kracht A"", en en haar
aangrijpingspunt a", , j)\',, dan moet dus voor willekeurige qp
A -f- A\', = O
B -f = O
A\',-^\', J) sin 9 J = o.
Het evenwicht zal dus bewaard blijven, als
F—x^ A\',-;-, FA x^ -f By^ = o
G-\\-Xt r,-^\', A\', = G — Bx^ Ay, = o.
Maar volgens § i8 zijn dit de vergelijkingen van de
centraal-as en van de hoofdlijn der viriaiil. De gevraagde
kracht is dus hiermede bepaald zoowel in grootte on
»"ichting als ten opzichte van de plaats van het aan-
grijpingspunt (het snijpunt der juist genoemde lijnen).
§ i8 gaven wij aan dit punt den naam middelpunt.
Daar dit punt in eigenschappen overeenkomt met het
middelpunt van evenwijdige krachten, wordt deze naam
gerechtvaardigd. Voor de coördinaten vonden wij .
_ B r?—A F __ A G^- li F
- Irqr/yr\'- yj\' ^ JP
Indien wij een systeem evenwijdige krachten hebben,
die alle een hoek met de A-as maken, zijn
A = cos q:. B = st\'u (p .
G = sift (p. l\'xP—coscp. 2: y P,
F = — cos q>.2: X P—sin q,. y P.
en worden de coördinaten van het astatisch centrum
Xq - -p , j)\'(l ^ p
-ocr page 46-30
Dit zijn juist de coördinaten van het middelpunt der
evenwijdige krachten.
§ 23. Ware echter het oorspronkelijk stelsel aan een
koppel aequivalent of in evenwicht, dan zijn
A = jB=o
en onverschillig of G al dan niet nul is, toch worden
de coördinaten van het astatisch centrum tv.; terwijl de
grootte der kracht nul wordt. Een stelsel, dat zich tot
een koppel herleidt, is dus niet door toevoeging van
een enkele kracht astatisch te aequilibreeren, wel echter
door twee krachten. Rekenende als boven, hebben wij
y, K = o
(G r, -f r, —y, X, —y, X,) cos 9
— —y\\ K) \'/\' = O-
Uit de eerste twee
= —r, en dus —
Gesubstitueerd in de derde
G {X, -X,) V, —{y\\ —y,) X, = o
F — {x, —x,)X,—{y, —y,) F, =0.
Wij hebben dus ter bepaling van zes onbekenden
slechts twee vergelijkingen. Daaruit zien wij, dat een
dergelijk krachtenstelsel op een oneindig aantal wijzen
met behulp van twee krachten in astatisch evenwicht te
brengen is. Tevens moeten die twee krachten een koppel
vormen, waarvan zoowel het moment als de viriaal gelijk
en tegengesteld moeten zijn aan het moment en de viriaal
van het gegeven krachtenstelsel. Is het oorspronkelijk
stelsel alzoo in evenwicht, dan moet de -arm A, A, van
het koppel met de richting der beide krachten samenvallen.
§ 24. Möuius heeft aangetoond, dat, wanneer men bij een
vlak krachtenstelsel alle krachten naar een willekeurige
richting ontbonden heeft on men dan van het daardoor
31
ontstane stelsel parallel-krachten het centrum zoekt, de
meetkundige plaats van dat centrum een voor ieder
stelsel bepaalde lijn is, onafhankelijk van de richting
volgens welke men de krachten ontbonden heeft. Hij
geeft aan die lijn den naam centraal-lijn. Om de
vergelijking dezer lijn te vinden, kunnen wij de krachten
naar twee willekeurige richtingen ontbinden, van ieder
dezer stelsels het centrum zoeken en vervolgens de lijn
bepalen, die door die centra gaat. Wij kiezen voor de
eenvoudigheid de coördinaten-assen als richtingen.
Dan is het centrum der A\'-composanten («,,
t)at der }^-composantcn («j,
^ZxV ^ V
a,--» Pi — li
De vergelijking der centraallijn, die door deze beide
punten gaat, is
■ I I I
a,
^
I
x
of
A
ZxX ZxV
y ZyX Zyy
Kiest men deze lijn zelve als richting, langs welke
\'iien (Ie gegeven krachten ontbindt, zoo vindt men op
deze lijn een punt als centrum dier ontbondenen.
l^it punt is het ccntraal-punt.
Kiezen wij dus dc centraal-lijn als A-as cn het centraal-
punt als oorsprong, dan moeten
= = «, = o
of wel
.r A\' = O, Zy A\' = O, Zy }\' = o.
B
-ocr page 48-32
Dus dan worden
G^E xY Qxi F=o.
In dit coördinaten-systeem is nu de verg-elijking van
de centraal-as
Bx — Ay — 2: X V=o
en de vergelijking van de hoofdlijn der viriaal
Ax By = o.
Op de centraallijn liggen, gelijk wij gezien hebben,
twee merkwaardige punten, het centraalpunt en een
tweede punt, dat wij verkrijgen, door de ontbondenen
van alle krachten te vormen volgens een richting lood-
recht op den centraal-lijn, en van die ontbondenen het
middelpunt te bepalen. In het centraalpunt snijden
elkaar volgens het bovenstaande dc centraallijn en de
centraal-as; in het tweede punt, de centraallijn en de
hoofdlijn der virialen. Deze twee punten vormen alzoo
met het astatisch centrum een rechthoekigen driehoek,
die aan het laatstgenoemde punt zijn rechten hoek heeft.
§ 25. Indien in de vergelijking van dc centraallijn de
onderdeterminanten:
A B v^-A\' ExY
— O
zijn wordt de centraallijn onbepaald, maar dan zijn
«1 = «1 en (3, = jïj en vallen deze punten met het
astatisch centrum samen. Is het stelsel tot een koppel
reduceerbaar, dan zijn A — B — o en de drie lijnen
komen alle op oneindigen afstand.
Is het stelsel in astatisch evenwicht, dan worden al
deze lijnen onbepaald.
Krachtcnstclscls in dc ruimte.
, § 2b. Wij voeren de volgende notatieön in:
l - V y=zi 2: Z=C
A |
B |
= 0; |
A B |
= 0: |
v^-A\' |
V |
-yX |
2:yV |
2:xX 2:xV |
f |
2:yV |
33
^ jt a" = <7,, ^X Y= a^^ X Z — a^^
— («11 4- «33)
Cl = -H il/"^ N-\' =
§ 27. Bij een stelsel evenwijdige krachten, wier rich-
tingscosinussen a, (*}, / mogen zijn, hebben wij
j^\'zP, il/=« 2zP—y IxP, 2:xP—a 2yP,
F = — (« V A- P .r / - 2
Substitueeren wij deze waarden in de gevondene voor
het snijpunt der centraal-as met het hoofdvlak der viriaal
(zie § ig) dan worden deze
R X = A\' P, R y = y P> P = = ^ s P-
Maar dat zijn juist de coördinaten van het astatisch
centrum dor krachten.
§ 28. In het algemeen heeft een krachtenstelsel geen
astatisch centrum.
Projecteert men alle krachten op onderling evenwijdige
lijnen, wier richtingen door «, [i, y bepaald worden,
^an kan men van die projecties, die een stelsel even-
wijdige krachten vormen, het centrum bepalen. Zijn de
coördinaten daarvan weder .v, dan is de projectie
van een kracht P op de gegeven richting
" a\' 4- j\' /
en men vindt
A\' = „ y] 4- /y ~\\-y C,
Rx = « 4- ^\'lï / \'
Ry =: (t ffj, 4- ji a^T, 4- Y "ï3 \'
RZ — M^/,, 4-(^«32 y^\'ii-
Elimineert men hieruit dan verkrijgt men als
meetkunstige plaats der centra het vlak
-ocr page 50-34
i |
A |
B |
c |
X |
fl,, |
«12 |
«13 |
y |
«21 | ||
z |
«31 |
^^3 2 |
^^3 3 |
Dat vlak is door Möbius centraal-vlak genoemd.
Voor het geval, dat men tot projectie-richting de rich-
ting der resultante van het stelsel kiest, worden
en men vindt dan een punt in het centraalvlak:
--"J^ >J0— /,>!
Dit punt is het centraalpunt van het stelsel.
Ontbindt men de krachten naar drie loodrecht op
elkander staande richtingen, waarvoor men de coördi-
natenassen neemt, en zoekt de centra dier stelsels, dan
vindt men eveneens het centraalvlak. Die centra zijn
= O.
"3 1
A \'
«3 2
B\'
«33
C\'
a
J>\'u =
"12
B\'
22
B\'
— (f.
Hierdoor een vlak brengend komt men op het centraal-
vlak terug.
Kiest men dit als A\'K-vlak, dan zijn
\'31
21
o , a^, r:.. o ,
Dan bepalen de X- cn }-composanten in het vlak de
centraallijn, en, zoo men die dan als A\'-as kiest, moeten
: o,
Neemt men nu het centrum der aan de centraallijn
-ocr page 51-35
evenwijdige composanten. zoo vindt men het centraal-
punt der centraallijn.
Kiest men dit als oorsprong, dan is
en
M——fl,,, N—a,
F=o.
2 >
\'
Het hoofdvlak der viriaal gaat dus door den oorsprong.
De snijlijn van dit vlak met het centraalvlak heeft dan
tot vergelijkingen
A X -f- By = o, z — o.
Als de minores ten opzichte van de eerste kolom van
den determinant nul zijn, is het centraalvlak onbepaald
en men heeft een stelsel vlakken, die echter allen de
centraallijn bevatten, In dat geval zijn de vergelijkingen
dier lijn
I A B
coördinaten J/
M
n m
dan zijn
z^-\'iz
C
I A B | |
X a„ a,^ |
— 0, |
y (\'ix "li |
x a„ <7,2
Z f7n,
-------j............ o--------
paald wordt, dan hebben wij niets dan een centraalpunt,
lot dit einde moeten
S 29. Wij zullen nu de onveranderlijk aan elkander
verbonden aangrijpingspunten dor krachten van een stelsel
laten draaien om een as door ilen oorsprong en zien,
Welke veranderingen dit in het stolsel geeft.
^-ij dan door draaiing om de as /Miet punt il/in M\'
gekomen en zij
.V H J x y ity
% V
36
De richtingscosinussen van
O P zijn l, ft, r.
De lijn M\' in staat loodrecht
op O P en O m.
Dus
l d X n ^ y r z/ 2 = O
^Jx IJ Jy ^Jz—o
{.\'ixy {jyY -f lüli\':
Hieruit
J X _ ^y__ _ ^z
it C — VI] v ^ — C jy — }t I
2 7nM
^ _ , („ I (p._„ lY
2 VlM
■ 4- .u"^ V\'\') (P c^) - (;. t ,,4- „ I^y
2 P m tg
__2 _ <£
~~ O m sin {P O vi) — ^ 2 •
Hieruit
= 2 fg\'l I (2 \\ s)- O\' V, y)
^2 = 2/^1 jO\' 4- V, ^h\') - V, X)
-ocr page 53-37
waaruit weder
cig ^ /J X » d y — fiJz=2{fiz — f}),
~ fJx-\\- c/g\'^ Ay -Ir l A Z = 2 (i\'X — Iz),
H^x — l Ay Az = 2 {ly — /i x).
Oplossend
2
fi— ). dg I
= 2 1 j , __ ij ^ j",, ^ ^fg _ ^ ^ „ J ^
Door deze draaiingen zijn de veranderingen van L, M,
^ en F
J L = ZZAy — ZVAz,
/! Af — V XAz — Z ZAx,
A N = V VAx — Z X Ay,
A F =— V XAx — 2\' VAy — Z Z A z.
Na substitutie
L,
^ " I - ^ /i^) (m^ - [>\' ^^^ 7
sfn^t _ jij- ^ ^ ^^^^ _ ; a) ^ ^^^ „ A
- a,, _ /. c/g J -f {a,,
Voeren we nu in
«II «12 «13 ^ = «,
«21 «22 «23 \'\' =
«31 «32 «33 "
Dan hebben wij
J L= 2 sm\'\'\'^ \\ fi y — v ^ -{-}. F ctg \'i - (ï
JM= 2 sin^\'^ j (3 c/^ I 4 ^ « (/\'c/^ — (ï
z/ iV= 2stu^\'^^ j / ctg ff • -.u « (Fctg ^ —
2
1
" Hiermede zijn bij een gegeven draaiing om een gegeven
as de veranderingen bepaald
§ 30. Men kan ook omgekeerd als L, // M, // N
gegeven zijn, krachten )., u, r, tp to bepalen. Daartoe
elimineert men uit de drie eersten (i cn y, dan komt er
k i l] ^ ^^ (^-Z\' ^\'\'i\'l) " - /« ctg 1] J A^}.
Stelt men nu
3 J V2 7 Q\' L -f .« d J/
dan worden de drie eerste vergelijkingen
39
% Lcfg\'^-Y V ^ M— /i d N
Telt men deze op na ze respectievelijk met X, ii, v
vermenigvuldigd te hebben, zoo geeft dit
» / r~s— % {IJ L f /t J M V ctg ^ = o.
Hieruit komt
.........(t3)
Indien men do waarden voor «, (ï terug sub-
stitueert , vindt men ter bepaling der onbekenden
T\' ft, i>, waarbij de betrekking 4" fi^ 4" = \'
bestaat, de vier vergelijkingen
- N) 14- — s) f, -f {a,, -!- % ^ •• — Vu ^fctgl-^ O,
Krf Kn-^)\'\'- O,
\\ JL)). 4- (J/i- % J/)/, 4-(yV4- Va
Hieruit moeten eerst )., ft, r en geëlimineerd worden,
^an s bepaald en daaruit door lineaire vergelijkingen de
overige onbekenden.
De
vergelijking voor s is
- V, N a,, - s a,, J/ , ^ ^
J\'-j-s
Hieruit vindt men vier waarden voor s.
— O,
= O,
= O.
40
De verandering der viriaal is dan gemakkelijk uit
A F = — 2 (i^-f j) te berekenen.
§ 31. Wanneer wij nu het bijzondere geval nagaan,
dat het stelsel in evenwicht is, en wij dan een draaiing
zoeken, waarbij dit evenwicht behouden is gebleven,
moet in onze vergelijkingen
L = o-, M = 0, N=o\\ d L = O-, J M = o-, J N= o;
en dus
«13 = «31 \'
«21= «12\' «32 =«23»
gesteld worden, stellen wij verder
= D
a.
\'12
23
•^33
dan worden de vergelijkingen
(«ii — -y) «12 «31 v — ^
«12 («22 — «23 " = O
«31 «23 («33 — " = O
{F-Y s)D=o
Stellen wij als eerste geval D niet = o, dan moet
— F — s zijn. Gesubstitueerd in de drie vergelijkingen
maakt ze onmogelijk, tenzij men ze eerst met /g j vermenig-
vuldigt, want dan kunnen ze door «j = o voldaan worden.
Doch dit is de oorspronkelijke stand.
Het tweede geval is D = 0.
Men kan het coördinatenstelsel zoo leggen, dat
«13 = «23 = «31 = O
wordt. Dan is
Verder hebben wij dan
(fl,,—5);. = o, {a,,~s)fi = o, {a,,—s)y = o,
41
De wortel = o,, geeft = i, /t = o, v = o, q = n,
de wortel j = a,.^ geeft = o, ft = i, t- = o, q, = n,
de wortel s = a^, geeft P. = o, /t = o, r = i, q = tt.
De evenwichtsstanden worden alsdan door draaiing om
een der coördinaten-assen over een hoek van i8o° uit
elkander afgeleid. De bij iedere stand behoorende viriaal,
zoo die bij den oorspronkelijken stand
= — («.1
is, wordt
== — (H- «II —«lï—
= —(—«ii 4-«2i—«.„).
- — (—«,, -«22 «V,)-
§ 32. Heeft de vergelijking
{F^s)D = O
twee gelijke wortels s = — F dan kan men jr — — Fm D
substitueeren. Doen wij dit tevens in de andere verge-
lijkingen, zoo verkrijgen wij
(«M «li «31 \'\' = 0>
«12 («22 «23 " = O. • • • • (\'4)
en
«n
n.
Ml
\'11
«22 ^
O.
\'23
*22
a
•ii
«33 ^
\'31
23
I^e onderlinge onafhankelijkheid der drie vergelijkingen
voor I\' is zoodoende voor alle waarden van 7 ge-
waarborgd; dozo grootheid is bovendien uit de rekening
gevallen. Bij iedere willekeurige draaiing om de zoo be-
paalde as blijft dus het evenwicht bewaard. Het stelsel
\'s ten opzichte van dien as astatisch,
^ulk een as noemt Mömus een evenwichts-as.
Een stelsel bezit dus een evenwichts-as of nict, naar-
"late A al of niet = o is.
42
De waarde s = — geeft verder in (13)
J F= O
Indien dus een stelsel draait om een evenwichts-as,
blijft de viriaal constant. En omgekeerd, indien bij
draaiing volgens willekeurigen hoek om zekere as de
viriaal van een in evenwicht verkeerend stelsel constant
blijft, is die as een evenwichts-as. Wil men echter weten
of een gegeven as evenwichts-as kan zijn, dan moeten
l, it, V aan elke der drie vergelijkingen (14) voldoen.
Dan is van zelf A — o. Vraagt men of de Z-as bijv.
evenwichts-as kan zijn, dan hebben wij
en moet derhalve
of wel
ZzX^o, ZyZ—o, .V-f n= o.
§ 33. De grootheden )., u, r zijn evenredig aan de
coördinaten van een willekeurig punt der evenwichts-as.
Vervangen wij ze door x, y, z in (i.}), dan stellen deze
vergelijkingen drie platte vlakken voor, die door den
oorsprong gaan; en dc conditie A .= 0 zegt, dat die drie
vlakken door een zelfde lijn gaan. Deze lijn is dan de
evenwichts-as. Indien echter
(ö,, 4- 70 : <7, j: r/,, = ff, j: {a^^ /<\'): a^^ a^, : : -f /-\')
wordt die evenwichts-as onbepaald. Men komt tot deze
verhoudingen, zoodra men vraagt, wanneer een stelsel
twee assen tegelijk bezit.
Er volgt uit
I
(«3 3
Substitueert men dit in (14), dan herleiden alle drie
\'\'as; | |
«as |
43
zich tot de vergehjking
X , y , z
"in "31 "12
ledere lijn in dit vlak is dan evenwichts-as.
Zal een stelsel ten opzichte van drie assen in astatisch
evenwicht zijn, dan moet voldaan worden aan de volgende
twaalf voorwaarden:
A |
~~ 0, |
0, |
C= 0, |
"n |
=: 0, |
(f,! =0, |
= 0. |
= 0, |
^22 —0, |
«Zj.t = 0, | |
"21 |
= 0, |
«,2 =0» |
<7,, = 0. |
In dat geval is het stelsel in evenwicht ten opzichte
van iedere willekeurige as door den oorsprong. Het is
m. a. w. volkomen astatisch.
§ 34. Is A niet = o, dan heeft het stelsel geen
evenwichts-as door den oorsprong.
Möiuus heeft echter aangetoond, dat een in evenwicht
zijnd stelsel door toevoeging van twee gelijke en tegen-
gestelde krachten steeds astatisch ten opzichte van oen
willekeurig gegeven as kan gemaakt worden. Laten de
composanten dier krachten en hun rcsp. aangrijpings-
punten gegeven zijn door
A, , J, , A^, } j, Zj
en
Zoo hebben wij dus eerst
A| = — Aj, ^ I ~ — ^ i • ~ »
en worden dc nieuwe waarden van enz die wij
met accenten zullen aangeven
"" KSj-CJA; (=1 —
Het nieuwe stelsel moet in evenwicht zijn, dus
1 = I • 3 = 1 • \'^\'is = \'^\'s 1
44
Maar daar het oorspronkelijk stelsel in evenwicht is,
zijn
«12 =«2I • «13 = «31 \'
Uit deze volgt
■^2—^1 _ j>\'2 —_ ^2 — "i
K
P-:
\'2 "2 ""2
De krachten moeten derhalve gericht zijn langs de
lijn, die hun aangrijpingspunten verbindt.
Voor de viriaal van het nieuwe stelsel vinden wij
F\' = F~{x,-X,) -y,) Z,
of wel
F\' = F-P,r = F F,.......(15)
Noemen wij de cosinussen der hoeken, die r en P,
met de assen maken «, ^, y, dan zijn
X,—X,=ra, y,—y,=r{i, z,—z,=ry.
Alles in aanmerking genomen, worden onze verge-
lijkingen (14)
[«. 2-^2« [«22 ^^-^2(1^2-0].« [«23-^2/^/]"= O,
[«3.-^2« [«23 -^2 /]." [«33 -t- F—F,{y,- !)];.= O.
Of wel
(«II I^) \'- l «12 «31 \'\' = I .). up ii -j- « I-),
«12^- («22 n «23 A • / \'•) ,
«31 «23 («33 n = (« yl-i-atifi y^—i . r) .
De
aangnjpmgspunten zijn uit de berekening wegge-
vallen, terwijl voor de grootte der krachten\'en den
afstand hunner aangrijpingspunten alleen F.^ in de verge-
lijkingen voorkomt. Als men dus een koppelarm ge-
vonden heeft, voldoen alle daaraan evenwijdige lijnen,
mits de viriaal slechts een bepaalde waarde hebbe.
45
Stellen wij verder
(«11 P) «12 «31 \'\' = « I
«12 -f («22 F) II = b J.......(l6)
«31 «23 4- («s:, /O = J, *
Dan zijn
a /] = F.i{i< A — l),
b J — X — /(),
c j = f.i{-/ a - i\').
Vermenigvuldigen resp. met l, u, r en optellen geeft
(ff X 4- .u -1- <r r) j — f., (x^ — I).
ld.
met (t, (i, }\'
a u b (i -j- c y •= O,
tenzij J = o; in dat geval echter was de lijn /../i,»-
reeds vooruit evenwichts-as, wat niet verondersteld is.
Met a, b, c en optellen
J = — F.^ (ff ). -f b}i-\\-c /\')
of Wel
= ........
verder nog
, X» = («?. /;/• -\\-ciy
daaruit «,
Vragen wij bijv. hoe groot de viriaal moet zijn, en
hoe de krachten gericht moeten wezen, opdat de Z-as
<ivcnwichts-as worde. Dan moet
X = O, /< — O, 1 = 1.
Dit geeft
ffj, = ff /ƒ, ffj, = A //, (ff,, F) = r
\'.al, /\'T:.
_ ^ _ \'U.
-ocr page 62-46
§ 35- Een stelsel dat niet in evenwicht is kan steeds
door toevoeging- van twee krachten in evenwicht gebracht
worden, zoodanig dat dat evenwicht ten opzichte van
een gegeven as astatisch is.
Laten P, en de beide krachten zijn aangrijpende
in de punten x,, y, , z, en x.,, y.^, z., en stellen wij
= f a;, r--^(ï.,, i-j, a", fj)\'.,a;, ^-t-c,a;-j-s^Ai\'
3 = «23 <13 ^ «in 2, Z, S,
F\'= F-]-F,, F,^-X, A\\ -y, -z, Z, A.-j)-, Z.\'
dan moet voldaan worden aan de vergelijkingen
A i A", H- A\'. — O, n\'i., — a.,,,
li J\', -I- F, = o, a\'rx —
C-l- Z, I- Z. =o, a\'.,,
n " = O-
Het blijkt, dat wij slechts negen vergelijkingen ter be-
paling van twaalf grootheden hebben. Het vraagstuk heeft
duji een oneindig aantal oplossingen. Voeren wij nog in
x.^ — X, ■-■= r u , z^ -z,=ry.
dan kunnen x^, y^, z.^ geëlimineerd worden.
Indien wij nu de lijn r evenwjjdig aan de gestelde
evenwichts-as willen maken dan noemt Moinus zulk een
as hoofdas van het stelsel. Zoo wij deze beperking
invoeren, geeft dit
Deze waarden substitueerend en x^ , z^, A\', J\',, Z, ,
y elimineerend, verkrijgen wij
(«M O^\' —C)r O.
(flj, —y, j- F i c, Cf-A\', A)a Qz-^o,
(flj,-~z,A) ?. -{- (a,, — 2, B) u -I- /-\' A-, A -\\-y, B)v^o,
-ocr page 63-47
terwijl uit de vergelijkingen =«2/ enz. volgt:
(«23 — «ia —y\\ 2, B) A -j- x, C) u
(«12 — «21 -1-A) r = O.
Voert men verder in
-I — = 5 . \'\' — 2| = .Tl . . (18)
zoo is
I H- V \'h \'\' C — O
en wij verkrijgen
Bi:—Ct; I-- (ff,, -j- F) -j- »i 1 fi f — O,
CI — yi c ffj, /. ! (ffjj -1- .« -i- ff, J = o,
A .i-B^ 1- ff,, l 4 ff,, I- (ff„ -i- /\') r -.0,
A^ B C : L }. -I- M ,i I- JV /-.
Uit deze door eenvoudige omwerking
«21 \'\' («22 4- \'\' «23 \'-\'\'—«31 ." — «3 2.""—(«33 i\'^O." \'\'
-I {Ak -r Bfi Cr)^ = O,
«3, f «.lï /\'V- \'•-(«,, ," ~«13
-t- (A /. B 11 -f C r) tj —O,
(ff,, I-/\'\')/.;• l-\'^ii." H \'^in." \'\'—«21 —(«Ï2-|"/\'V-."—
!■ {Al Bu -f- C,U=-o.
En verder door eliminatie van »/, C uit deze en de
vier vergelijkingen (19)
{B ff,, — C ff„ -f A L) -1- iC r/,, - A ff,, -1- BJ/)fi^
(^lff„-/yff,, I C/V)/.M-(C«n.-^«2i ^\'^(«22—«33)).""
-f(y]ff,, - Ca,,
•f(//ff.,,—yiff,, c>,, -ffj,));..« — O.......(20)
en uit dc drie eerste van (19)
(W(ff,, l-ZO yy./,, I C\'ff,,);.
(ylff,, ^ /iff,, f C(ff„ f /•\')) O......(21)
Vervangen wij door x,y, z dan .stelt de verge-
lijking (20) een kegelvlak voor en (21) een plat vlak.
De top van den kegel ligt in den oorsprong, het
platte vlak gaat door den oorsprong. Er bestaan dus
(•9)
48
2 hoofdassen, i hoofdas of geen hoofdassen naar mate
deze vlakken elkander snijden, raken of buiten den
oorsprong geen punt gemeen hebben. De grootheid r
is uit de berekening gevallen en kan dus willekeurig
gekozen worden.
§ 36. Ter nadere beschouwing der vergelijkingen
kiezen wij het centraal-vlak als XK-vlak, de centraal-lijn
tot JT-as en het centraalpunt der centraal-lijn tot oorsprong.
Dan zijn (§ 28)
L = a,^, M - — 3, iV = ff, j, F — o,
en de vergelijkingen (20) en (21) worden
4- Aa,, l» {B —«13) = O
Aa,.^ u -f (\'^■^«is -{-^«23) I\' = O.
Het platte vlak blijkt door de X-as te gaan. De beide
hoofdassen en de centraallijn zijn dus evenwijdig aan
eenzelfde vlak.
Stellen we 2, = o dan is uit (18)
^ - j^\'i V =
maar bij dit coördinaten-stelsel is ook
dus
A A-, 4- By, = o.
De doorgangen der hoofdassen door het centraal-vlak
liggen in de snijlijn van dat vlak met het hoofdvlak
der viriaal.
Men kan ook vragen hoe het coördinaten-stelsel gelegd
moet worden, opdat de Z-as een der hoofdassen worde.
Daartoe moet aan de vergelijkingen (20) en (21) voldaan
worden door de waarden
1 = 0, n = o, r = I, x, j)\', = o.
-ocr page 65-49
Dus moeten
of anders geschreven
= 2>Z = o, = y(xV—yX) = o,
Leggen wij deze ■ vergehjkingen naast die van § 22,
dan zien wij, dat, wanneer wij een krachtenstelsel projec-
teeren op een vlak, dat loodrecht staat op een der
hoofdassen van het stelsel, deze hoofdas juist door het
astatisch centrum van het geprojecteerde stelsel gaat.
De hoofdassen hebben dus voor een stelsel in de
ruimte dezelfde beteekenis als het astatisch centrum voor
een vlak krachtenstelsel.
§ 37. Is het krachtenstelsel herleidbaar tot een enkele
resultante, zoo is
AL-h BA/-{- CN=o.
Kiezen wij dan het hoofdvlak der viriaal tot A\'i^\'-vlak
en de centraal-as tot Z-as, dan hebben wij
A==o, B = o, C = R, L=:o, J/r- o, /\'\'=o,
en dus ook
o.
Dientengevolge zijn
= \'h 1. 1 = «I a. <h I = a
en de vergelijkingen (20) en (21) worden
1 — /< >• — 1 — "22) =
-1- "22 h ■ = O-
Door eleminatie van v verkrijgen wij de vergelijking
en daaruit ter bepaling van /i/P. (dc tangens van den hoek,
dien de projectieën der hoofdassen mot dc A\'-as maken)
Deze vergelijking heeft steeds twee rcëele wortels.
De projectieën dor hoofdassen op hot iioofdvlak der
50
viriaal staan loodrecht op elkander. Verder blijkt uit
de vierde vergelijking- van (19)
C-o,
en derhalve
jV, X — X, li = O,
De beide hoofdassen ontmoeten dus de centraal-as. \'
Men kan daarom hunne projectieën als coördinaten-assen
nemen. In dat geval worden de vergelijkingen der
hoofdassen zelve
«31 ^ «33 2 = — «33). :v = o,
en
«23 ^ («22 «33 —«\'23)\'
In dit stelsel is de vergelijking van het centraal-vlak
(«12«23- -«22«3l)-^ («31 «12"«11 «23)J^\' "1" («1 1 «2 2" «2) = =
x = o,
«22 «33 —«11 «\'23
«\'31 —«33 «\'12)-
\'22
Het blijkt dat de doorgangspunten der hoofdassen aan
deze vergelijking voldoen.
§ 38. Reduceert het stelsel zich tot een koppel, dan
hebben we in onze vergelijkingen te stellen
A ■= o, B — o, C =■ o
Dit geeft in (19)
(«11 ^- «12 «13 =
«21 («22 F) «23 \'\' = O,
«31 ^- «32/* («33 n \'\' = 0.
LI \\ M fi .{. N o.
Er moet dus voldaan worden aan de beide voorwaarden
:«i.
-=oen r/j,
L
«11 /-^
"12
«22 ^-
«3 2
\'13
\'23
•21
«33 /\'\'
*31
«12 |
«13 |
«22 H F |
«23 |
M |
N |
— O.
Ji
-ocr page 67-51
Indien wij het vlak van het resulteerend koppel tot
Xy-vlak kiezen, zijn
L — O, M ^ O,
en dus
«2.1 ~«32> «1.1 ~ «31»
waaruit volgt
V — o.
Zoo er assen bestaan loopen zij dus evenwijdig aan
het vlak van het resulteerend koppel.
Ter bepaling dient ieder der drie vergelijkingen
(«1, /O «I2 = O,
«12 ^ («22 -I- F) = O.
ff,, A ffj, li = o.
De voorwaarde voor het bestaan der hoofdassen is nu
«II f ff,, : ff,, = ff,, : fl„ /•\': ff„.
Deze vergelijkingen geven maar óén oplossing en daar
I, ;/, C uit dc berekening weggevallen zijn, kunnen dus
alle lijnen evenwijdig aan die richting tot hoofdas ge-
nomen worden.
§ 39. Zijn alle krachten evenwijdig aan een zelfde
vlak, zoo kiezen wij dat tot A }\'-v]ak, dan is steed.s
Z — O en dus
ff,, — O, ff,, =0, ff,, = o, C — O,
L = - ff,,, .1/ ■= ff,, , yV = ff,, — ff,,.
Met centraalvlak wordt dientengevolge onbepaald en
de vergelijkingen der centraal-lijn (§ 28) worden
«22 =
\'n
ff„ = O,
1 |
A |
li |
1 |
A |
B ; | |
x |
«li |
ff,. |
= 0, |
x |
«11 |
«12 |
y |
«21 |
«22 |
«3 1 |
«3 2 |
o
Kiezen wij de projectie dezer lijn op het A\')\'-vlak tot
-V-as, dan zijn verder
52
en worden de vergelijkingen (20) en (21)
{Ba,, —Aa,,) (l\'-j-fc\')-j-(A a,, — B a,,) ). = o,
(Aa,, -t-BF)f. = o;
waaruit
, B a^, — A a^^
u — O met 1 = 0 of — = „ •"-,
l B a,, — A a,^
De eerste oplossing geeft de hoofdas
B a,^ Aa,, — Ba„
A^ B^ \' ^ B\' •
Dit is een lijn loodrecht op het vlak der krachten.
De andere as is
Dit is de centraal-lijn zelve.
De vergelijking van het hoofdvlak der viriaal wordt
Ax-\\- By=z a,,.
De eerste hoofdas ligt dus geheel in dit vlak.
Waren toevallig nog a,, = o en «32 =0, dan wordt de
tweede hoofdas (centraallijn)
jy = o, 2 r= O.
Dit is het geval bij een vlak krachtenstelsel.
§ 40, Voor het geval de krachten slechts een centraal-
punt bezitten, valt het centraalpunt van het stelsel met
het centraalpunt der centraallijn samen en zijn
«11 : «12 : «13 = «21 : «22 : «23 = «31 \'• «3a • «33 —A\\B\\C
of als men de coördinaten van het middelpunt (astatisch
centrum) van het systeem , , 2,, noemt
«II —x^A, <72, —y\\ A, <73, A,
«12 = «22 «32 =
<7,3 = C, <723 — J)\'o C. 033 = =0
Dan kiezen wij dat punt als oorsprong, waardoor
\'L — O, M — O, N — O y F •= O
worden. In de vroegere vergelijkingen dit invoerende,
worden P., , r onbepaald en | = »; ■= f = o.
J
53
Alle lijnen door het middelpunt kunnen hoofdas zijn.
De centraal-as en het hoofdvlak der viriaal gaan door
het astatisch centrum. Men kan, door in dat punt één
bepaalde kracht aan te brengen, het stelsel astatisch
aequilibreeren.
B. Standvastigheid van evenwicht.
w. De cvcnwic/i/s/unctie.
§ 41. Wanneer een zich in evenwicht bevindend stelsel
krachten uit den evenwichtsstand gedraaid wordt, hebben
wij gezien, dat in het algemeen het stelsel acquivalent
wordt aan een koppel. De krachten zullen trachten
alsdan het evenwicht te herstellen en in dat geval wordt
het evenwicht standvastig genoemd of zij zullen
trachten het stelsel nog verder van den evenwichtsstand
te verwijderen, in welk geval het evenwicht wankel-
baar genoemd wordt.
Beschouwen wij eerst een koppel, zijnde een stelsel
van twee gelijke en tegengestelde krachten I\\ en P^
resp. aangrijpende in de punten yi, en A^. Dit koppel
heeft twee evenwichtsstanden. Bij beide valt de ann
van het koppel samen met do richtingslijn der krachten.
In de eeno stand trachten de krachten de aangrijpings-
punten van elkander te verwijderen; in de tweede daaren-
tegen trachten zij de aangrijpingspunten elkander te doen
naderen. In het eerste geval is volgons boven het even-
wicht standvastig; in het tweede wankelbaar.
Gaan wij nu na, wat er is van de viriaal van het
koppel in die twee gevallen.
De waarde dezer grootheid is
-ocr page 70-54
In het eerste geval valt de richting van P^ samen
met die van de lijn en is dus F negatief. In het
tweede geval is de richting van P^ tegengesteld aan
die van en is F positief. Dus is het evenwicht
standvastig of wankelbaar naarmate F negatief of positief
is. Is F — O dan is volgens vroeger het evenwicht
astatisch.
§ 42. In § 21 hebben wij gezien, dat, als een in
evenwicht verkeerend willekeurig vlak stelsel een hoek (j
uit den evenwichtsstand gedraaid wordt, het aequivalent
wordt aan een koppel zoodat
= F sin ff),
terwijl de viriaal
F\' — Fcos
geworden is. Leggen wij nu naast dit stelsel een koppel
en construeeren wij krachten en koppelarm daarvan zoo-
danig, dat zijn moment en zijn viriaal resp. gelijk G en
F zijn, dan zullen het stelsel en het koppel beide in
iederen stand aan elkander aequivalent zijn; dus ook in
de evenwichtsstanden. In dat geval echter moet volgens
boven bij standvastig evenwicht F negatief en G\' = o
zijn, en bij wankelbaar evenwicht F positief en G\' = o.
Is nu voor de gegeven evenwichtsstand F negatief, dan
moet dus bij standvastig evenwicht\' if = o, bij wankel-
baar qj = TT zijn. Dus als F negatief is, is de aanvangs-
toestand die van standvastigheid. Is F positief, dan moet
voor standvastig ev«nwicht <f- = n, voor wankelbaar
•I — o zijn, terwijl dan de aanvangstoestand die van
wankelbaar evenwicht is. In verband met § 21 zien wij
dus, dat het evenwicht van een willekeurig vlak stelsel
standvastig, astatisch of wankelbaar is, naar gelang de
viriaal negatief, nul of positief is.
§ 43. Volgens § 34 kan een stelsel in de ruimte, dat
i
55
in evenwicht is, steeds ten opzichte van een wille-
keurige as astatisch gemaakt worden door toevoeging
van een koppel waarvan de viriaal is. Keeren wij
de krachten van dat koppel om, dan wordt zijn viriaal — F.^.
Dit koppel is dus bij draaiing steeds aequivalent aan het
stelsel en dit laatste in standvastig of wankelbaar even-
wicht naarmate F positief of negatief is. Volgens (15) is
F\' — F F^. Hierin is F de viriaal van het stelsel
vermeerderd met de bijgevoegde krachten zoodanig, dat
bij draaiing om A, ;■, die as een evenwichts-as wordt.
Daaruit volgt dat F\' constant is, maar daarom behoeft
F nog niet het tegengestelde teeken van F, te bezitten;
dit zou slechts het geval zijn, als F nul was De viriaal
van het gegeven krachtenstelsel geeft dus door haar
teeken geen kenmerk voor de standvastigheid van het
evenwicht. Er bestaat echter een andere functie, die
Möhius gevonden heeft, welke zulks wel doet.
Uit vergelijking (17)
volgt
/, - ,
waarin dan
5 - {al I bfi-\\-cv)J
of in verband met (16)
^ = {a,, F) V 4 ) 4 n r\'
2 n r -f 2 l r -1 2 ff, j /i.
Nu blijkt ons hieruit dat een stelsel in standvastig of
wankelbaar evenwicht verkeert al naardat S negatief of
positief is.
Tu.sschen beide toestanden ligt het geval, dat S — o is.
Schrijven wij dan voor l, v de daarmede evenredige
56
grootheden x, y, z, dan wordt dit uitgedrukt door de
vergelijking
(«.F) x-^ {a,, F) y-^ {a,, F)
Maar dit is de vergelijking van een kegelvlak, dat de
assen van standvastig en die van wankelbaar evenwicht
van elkander scheidt.
Voor assen op dit kegelvlak gelegen, is, zoo J = o is,
F, niet bepaald maar toch constant, doch voeren we de
waarde J = o in (16) in, zoo zien wij dat dan de lijn
"k, H, V een evenwichtsas is en dus het stelsel om die
as astatisch is.
Is J >< o, dan is op het kegelvlak F, = «>.
In dat geval is = i en dus is de arm van het
koppel gericht langs de draaiingsas. Dit evenwicht waar
bij draaiing een koppel ontstaat, dat op de draaiing
zelve geen invloed heeft, doch de draaiingsas tracht te ver-
plaatsen, heeft MÖUIUS het neutrale evenwicht genoemd.
Laat men bij voorbeeld het stelsel om de Z-as draaien,
dan zijn P. = = o en r = i en vinden wij
en Ket evenwicht is standvastig, zoo ^negatiefis. Nu is
S=-2:{xX.^yY)
en wij zien dus dat de standvastigheid samen hangt met
het teeken der viriaal van de projectie van het krachten-
stelsel op een vlak loodrecht op de draaiingsas.
§ 44. Men kan de coördinaten-assen zoo kiezen, dat
zij samenvallen met de assen van het kegelvlak 6"= o.
Dan verdwijnen na transformatie uit die vergelijking de
termen die produkten van twee der grootheden , , s
bevatten, en de vergelijking van het kegelvlak wordt
c, AT^ Cj^-\'-f 2\'= O,
i
57
waarin c^, c^, wortels zijn van de vergelijking
= 0 . (22)
\'12
\'3.1
(«33 ^)-^
\'31
\'23
De evenwichtsfunctie wordt in dat geval
= fi-^ c, ,>\\
Zijn nu c^ , c^ en tr, allen negatief, dan is het even-
wicht voor alle assen in de ruimte standvastig. Zijn zij
allen positief, dan is het evenwicht voor alle assen
wankelbaar. In alle andere gevallen is het evenwicht
voor sommige assen standvastig, voor andere wankelbaar,
terwijl beide soorten door het kegelvlak gescheiden
worden.
§ 45. De functie S kan soms in de gedaante van de
som van twee vierkanten geschreven worden; en wel
zoodra bovenstaande vergelijking (22) een wortel nul
heeft. Dit zal het geval zijn, zoodra
"12
«22 F
«11
\'31
= o
\'21
"31 \'♦23 "3 3
is. Maar dan heeft het stelsel een evenwichtsas, die de
gemeenschappelijke snijlijn is der vlakken
«12 = = O.
«31 «23:>\' («3 3 -I- - O.
Als wij aannemen, dat tr, verdwijnt, hebben wij
Zijn en c^ beide negatief dan is het evenwicht voor
alle assen standvastig. Zijn beide positief dan is voor
alle assen wankelbaar. Is een van beide negatief, zoo
hebben wij
S = — n\' = (m X-\\-n fi) (;// X- n /i).
-ocr page 74-58
De kegel is dus overgegaan in de beide vlakken
mx «jy = o en mx — ny = o,
die elkander loodrecht snijden en wier snijlijn door den
oorsprong gaat (de Z-as). In twee tegengestelde qua-
dranten is het evenwicht voor alle assen standvastig, in
twee andere voor alle wankelbaar. In welke hangt van
de waarden van m en n af. Voor assen in een der twee
vlakken gelegen is het evenwicht neutraal, alleen voor
de snijlijn (de evenwichtsas) is het evenwicht astatisch.
Reduceert S zich tot een enkel quadraat, dan vallen
de beide vlakken samen en het evenwicht is standvastig
of wankelbaar naarmate de coëfficiënt van dat quadraat
negatief of positief is.
Voor alle assen gelegen in dat vlak, welks verge-
lijking (zie § 33) wordt aangeduid door
X , y . z
— ^ -f — =0,
«2.1 «11 «12
is het evenwicht astatisch.
(i. Maxima cn minima bij het even\'vicht.
§ 46. Niet alleen het teeken der viriaal heeft in de
vragen betreffende het evenwicht een groote beteekenis,
maar ook de waarde zelve der viriaal kan dienen om
den aard van het evenwicht nader te karakteriseeren.
Beschouwen wij daartoe in de eerste plaats weder een
vlak stelsel. In § 21 hebben wij gevonden, dat bij
draaiing over een hoek (y
F\' ~ F cos 1;. G sin f.
Was het stelsel voor de draaiing in evenwicht, dan is
G = O en dus
F\' = Fcosq.
Bij standvastig evenwicht moet dit negatief zijn, bij
wankelbaar positief, maar dan is ook bij het standvastig
59
evenwicht de waarde van F minimum en bij het wankel-
baar evenwicht maximum.
Het maximum en het minimum vallen alzoo samen
met de evenwichtsstanden van het stelsel en bepalen deze.
Was het stelsel niet in evenwicht, dan is
F\' F cos (j) •— G sin. tp
en is volgens de regels der maxima en minima die
waarde van F maximum of minimum, welke behoort bij
de waarde van q, waarvoor
F sin (f. G cos tj — o
is. Doch § 2 1 zegt ons ook, dat
F sin (f -i- G cos f — G\'
Wij zien derhalve, dat gedurende de draaiing het
maximum of minimum in die gevallen voorkomt, waar
G\' O
d. w. z. zoodra de resultante van het stelsel door don
oorsprong gaat, want dan wordt de vergelijking van de
centraal-as
li X — Ay =■ o.
§ 47. In de ruimte wordt een in evenwicht zijnd
stelsel, zoo het uit dien stand gebracht wordt door
draaiing om een as X, /«, over een hoek aequivalent
aan een koppel.
Uit de formule (12) § 29 zien wij, dat de verandering
van de viriaal bij die draaiing is
// F —— 2 sin^ ^ j l « -I- fi (i -1- )•F -1- i) ctg 1
Was het stelsel oorspronkelijk in evenwicht, dan waren
/, = O , J/ = o , iV — O
en
derhalve
J F-.- 2 sin-"\'\'
2
6o
Nu is
F = F^ dF,
waaruit volgt
en dus zoo F positief is, maximum voor qp = o en mini-
mum voor cp — TT en zoo F negatief is, juist omgekeerd;
maar dus in beide gevallen is F\' maximum bij wankel-
baar en minimum bij standvastig evenwicht.
§ 48. Is het systeem oorspronkelijk niet in evenwicht,
dan is
J F= — 2 sin^\'l^l « -f -I- r -! F
Nu stelt 8 de projectie voor van den as van het resul-
teerend koppel G der krachten in den oorsprong, wan-
neer die as op de draaiingsas )., .u, i> geprojecteerd wordt.
In dat geval wordt
F\' = (F -j- X u u ^ II y) cos IJl — dsinqi — (X M 4-/I ;\')
en dus maximum of minimum voor de waarde van (ji
voldoende aan de vergelijking
ö cos (p -j- (Fu -f II -}- i> y) sin <p = o.
Wanneer wij nu bij de vergelijkingen (12) L,M,N
optellen, vinden wij
L\' = {i—cos (f>) — — (« -I- }. F) sin ip -j- L,
Af = {i — cos ip) (f a — ).y — fi ö) -f- (/? fi F)sin tp -f M,
N\' ={i — cos ij) {). {{ — it « — ^ li) -}-(;,-}-,, F) sin ip -{- M
Vermenigvuldigen wij deze vergelijkingen resp. met
?.,fi, I\' en tellen ze daarna op, dan verkrijgen wij
= — —cos,p) (F-l-Xu ft(i ^ y)sin<p -| if
= (ï cos <p (F « 4 II y ,r) sin ip
en wij zien daaruit, dat F\' maximum of minimum wordt
zoodra d\' = o, dat wil zeggen, voor die waarde van (jp,
waarbij 4e as van het resulteerend koppel loodrecht op
de draaiings-as is komen te staan.
6i
§ 49. Wanneer een krachtenstelsel om een vaste as
draait en wij de draaiingshoek als onafhankelijk variable
beschouwen, zijn
dx dy . d z ,
— = .u 2 — I\'y, = X — l z, -j- = ). y — ux,
(I if a (/\' <7 (j
en, zoo de krachten als onveranderlijk beschouwd worden
dL_
d.y -
of wel met de beteekenis van § 29
<f\'
dF
d
dL I 1 TT dM j , dN , „
\'P
d dq- di\\ )
(." «31 — \'\'«ïl \'\'«12--^-«32 ^-«23--."«13)1
dF
d
Hieruit volgt: F is maximum of minimum, zoodra
lï = o, d. w. z. in geval van evenwicht. F is constant,
als voortdurend = o, d. w. z. bij astatisch evenwicht.
L, Men N zijn tegelijk constant, wanneer tegelijk
« -}-;. -i ... /-\'^o, yJ^-vF—O,
of voluit geschreven
(<7,, F) l -I- <7,3 fi -I <7,3 <• = O ,
(ffjj F) II I <733 I\' = 0,
«31 ^ «3 2 («3 3 -1- F) \'\' =
Wegens het verband tusschen P., /< en r kan dit alleen
plaats hebben, wanneer
dy .^dz
\'d-r ^ d,
= V <7, 3 — /. <733 — ). a^^ -I- ff, J,
«11
\'13
\'12
<7,
= O.
\'23
\'22
•21
«3 3
a
\'32
3 1
In evenwichtstoestand zijn <7, j — (ijy. \'^n ~ «31 < «23 —«32
on deze determinant gaat over in de determinant A van
§ 32. Toch is dit slechts schijnbaar dezelfde, want in
62
§ 32 behoefde de voorwaarde slechts voor één bepaalde
ligging- vervuld te zijn. De beteekenis der hier voor-
komende difFerentiaal-quotienten vordert het voortdurend
vervuld zijn dezer voorwaarde. Differentieeren wij nog-
maals, zoo verkrijgen wij na eenvoudige herleiding
d\'L
du ^ d F__^ ^
d(\\) d (p
a (f ^ ff (f ff (f
In geval van evenwicht wordt deze laatste uitdrukking:
d \'J ^
dip^
en dus is F maximum of minimum naar gelang S positief
of negatief is.
(i-U,
Indien wij nu nog de derde differentiaal-quotienten
bepalen, vinden wij
d\'I.
dcpi
/• — ), ^^^ — P. a li —/i \'^u — r \'^u 4" j\' y
d ff if
en dus
dlL
\'dip^
dL dHI
d^N
dN
d tp
dF
d (f
d
9
d\'F
Hieruit volgt: dat alle volgende differentiaal-quotienten
eenvoudig in de twee eerste kunnen uitgedrukt worden;
dat wanneer tegelijk dLjdq. en d\'^Lfd,)\'^ gelijk nul zijn,
L een constante is, want dan zijn alle verdere differentiaal-
quotienten ook nul. Hierdoor wordt het onderscheid
i
-ocr page 79-63
tusschen de beide determinanten weer opgeheven; want
zoodra in een bepaalde stand u F. F, y v F
en 3 allen gelijk nul zijn, worden ook de tweede difFe-
rentiaal-quotienten = o dus L, M, N en F constant, en
omdat (ï = O is, tevens L = J/= N= o. Dientengevolge
wordt ook weder S = o, wat alles met het vroeger
behandelde overeenstemt. Tevens blijkt uit onze verge-
lijkingen, dat L,xM,N en F allen voldoen aan de
differentiaal-vergelijking
d^ _ _d lp
d(fi^ d (j)
Hiervan is de algemeene integraal
d w • / . \\ • ■
= c, sin (f -1- c.^) =■ m sin tp -j- n cos (f>
en dus
IJl — — /// cos ij, n sin q 4- cons/.
= — M -j- const.
A \\\\) ■= ni — cos <f)) n sin ip
= 2 sin"^ m n cfg \'i^ .
2 I 2
Uit de algemeene waarde van i/» volgt:
d^l =
d ip
Zoo verkrijgen wij
J i}i = 2 sin"^
d l}!
d
•f
Substitueeren wij hierin voor y; achtereenvolgens
Z, Af, N en F, dan komen wij op de waarden van § 29
in juiste overeenstemming terug.
64
C. behandeling met quaternions.
a. Afleiding der grondvergelykingen.
§ 50. De uitdrukking uq — quq~^ stelt voor de waarde
van den vector « in een stand verkregen door draaiing
van dien vector « om de as van het quaternion q, terwijl
de grootte der draaiing den dubbelen hoek van q bedraagt.
Hebben wij nu een stelsel constante krachten ^ aan-
grijpende in de punten u en laten wij die vectoren a
draaien om den as van q den dubbelen hoek van q, dan
blijft Z (i aan zichzelf gelijk. Maar het quaternion « ^
wordt nu
"1 ^ = q uq-^
Gebruik makende van de eigenschap
q = Sq Vq
en van de betrekking
verkrijgen wij:
= 2- {Tq)-^ {Sq Vq) « {Sq - Vq) §
— {Tq)--\'\'USqY 2;c<[i -{-Sq Vq2:u^ — Sq 2 « Vq [i —1\' Vq « Vq (5j
Stellen wij nu
Sq — 7ü , Vq = t»
en, daar wij voor q een versor mogen nemen,
Tq—\\,
dan hebben wij, daar
{Sqy-{Vqy = {TqY,
de betrekking
En derhalve
V I^J = fü\' 2"« w p 2\' a - 70 u Q ^ — 1\'Q u Q
Nemen wij van beide zijden het .scalar- en het vector-
gedeelte f zoo verkrijgen wij
2: Suf(i = 2\' (zü\'\' .S"« ^ -f 7V Sq u^ —W Su Q ^ — Sn « (i (i)
J
6.S
en
§ 51. Ter herleiding dezer uitdrukkingen maken wij
gebruik van de volgende formulen:
= S^an = — SQa^ — — SQ Vu^,
Vqk^ — q Sa (} — a Sq (i (5 Sq a,
Va n ^ = a Sn p — q Su ^ ^ Sq a ,
Sq a q p — Sn Va q ^ = 2 Sq a Sq ^ — q^ Sa /? ,
VQan^= VnSaQ^-]- VQVuqIJ,
= QSaQ^-{- VquSQH- VQpSQa.
terwijl wij nog de volgende herleiding toevoegen:
Sa ^ = Sp a,
a Va ^ = a— V^ a — (i aVa p,
Saji — q F« = p « p Va^,
Fp « (3 — Fp F« = Fp « Vq F«
qsa(i — asqii-{-[isqa— Vq Va /5 =
QSu(i — ^ Sq « 4- a Ó\'p (S -1- Vq Va (i,
en daar
Sq Vq F«,^ = o
is, wordt
Fp ^sqa= Vq « ^p e Fp Va
Door invoering van al deze herleidingen verkrijgen wij:
2\'Sagp = Sq 2 vap — 2 1\'Sqa Sq fJp^iSa^
cn
2 VugP = 70^2: Va (t-\\-q Sn 2 Va — 2 7t» 2(« ^\'p — p (J)
— 2 2 Fp a Sq^—q Vq 2 Va /J.
§ 52. Denken wij ons nu een vlak krachtenstelsel
zoodanig, dat alle vectoren loodrecht staan op den vec-
tor X: cn dus dc as van het quaternion q evenwijdig aan
k is, dan hebben wij
UQ — k, Ska —O, Skp — o, U2:Vap — k
5
-ocr page 82-66
en zoo
Tq = r,
Z S uq = 2 S u ^ 2 w r k-" Z T Va ^ r-" k- S Sa ^
en
= ZVa^ — r"-k\'z TV ^zxDrkzSa^.
Indien wij nu aannemen, dat het stelsel in evenwicht
is en na de draaiing weder in evenwicht zal zijn, hebben
wij in deze formule te stellen:
Vaq (f = Z Va ß = O
en dus
Z Saq ß = Z Sa ß -j- r^ Z S a (i
O = 2 7ü r Z Sa ß.
Wij hebben alzoo drie gevallen:
ic: r—TVq = Q\\
dus geen draaiing, en daar
Z Saqß = Z Saß.
ia — Sq = o;
dat is: hoek = dus een draaiing van 18o° en daar
Z S uq ß = — Z S a ß.
3°: ZSc,ß = v = o-,
de draaiing is onbepaald, doch steeds zijn ZSuß cn
Z Va ß beide gelijk nul en dus
Zaß = 0.
Wanneer wij nu « ß het totale moment der kracht ß
ten opzichte van den oorsprong noemen, hebben wij de
stelling:
„Indien een vlak krachtcnstelsel in astatisch evpnwicht
is ten opzichte van een zeker punt in zijn vlak, dan is
het resulteerend quaternion der totale momenten der
krachten ten opzichte van dat punt voortdurend gelijk nul."
67
§ 53- Is het vlakke stelsel niet in evenwicht, doch
vraagt men het in astatisch evenwicht te brengen door
middel eener kracht (3, aangrijpende in het punt ,
zoo moet voldaan worden aan de voorwaarden:
Va, /3, -f V F«i3 = o,
S a, -{- S a ^ = O,
of wel
Optelling van do beide laatsten geeft:
«I -H F G = O.
^laar
= - r.
Dus
rt, R = K -j- G
of operecrend met V { ) r" \'
«, = r r-\' 4- Vg r- \'
zijnde het snijpunt van ccntraallijn en hoofdlijn der
virialen (zie verg. 11).
§ 54. Koeren wij terug tot do formulen voor stelsels
in de ruimte aan hot einde van § 51 en voeren wij een
functie 9 0 in, dio wij bepalen door de vergelijking
71 O = 2\' (« ^O (3 — O Sa ji),
dan is
S (> (j< Q — — {S (» « S\\i ß — S u ß)
en
Ff,Q = 2\' Fy « Sp ß.
Dan worden onze vergelijkingen:
k\' = Tt;^ K 2 70 S !> t; — 2 Sn (f< (i — K,
G\' = TÜ^G n S\\) G — 2 70 (f Q — 2 V(> tf> o — « <•.
-ocr page 84-68
of wel, zoo wij de veranderingen van F en G met /I f
en J G aanduiden:
y^JF=wSQG — Sn(pQ.......... . (23)
/] g = q S q g — Vq qi q — w q) q......(24)
Deze laatste vergelijking, zijnde eene tusschen vec-
toren is aequivalent aan drie scalar-vergelijkingen.
§ 55. Nemen wij nu aan, dat het stelsel in evenwicht
is, en dat dat evenwicht door de draaiing niet verstoord
worde, dan moeten wij g = ^ g — o stellen, waardoor
wij verkrijgen
/I V = - 2<5\'(J(J)p,
o = Vq q () 70 q> n.
Wij hebben weder drie gevallen:
ic geval:
T(, = T Vq = o,
dat is: geen draaiing en z/f = o;
2C geval:
w=zSq — o en Vq(pq = o,
dus een draaiing van 180° om een as bepaald door de
vergelijking Vq(pq = o. Daar 7v=o is, is in dit geval
tqz=i;
geval:
q, Q = 0 zonder dat Tq = 0,
Tq cn 70 blijven onbepaald, dus: astatisch evenwicht
ten opzichte van een as bepaald door 7) ^ = o.
Dan is
J F = O, dus f\' = f.
De beide laatste gevallen hangen af van de verge-
lijkingen 9p=o en V Q q> Q = O, wier algemeene op-
lossing wij hier zullen invoegen.
Oplossing der liniairc vector-vergelijking.
§ 56.\' Bij dc oplossing der liniaire vector-vergelijking
q,(, = =y,
-ocr page 85-69
n
waarin q een onbekende vector is, treedt herhaaldelijk
de geconjug-eerde functie op. Dit is eene functie,
die met 9 verbonden is door de vergelijking
waarin p en a geheel willekeurige vectoren voorstellen.
In geval
is, noemt men de functie <p een aan zich zelf gecon-
jugeerde.
"Volgens Tait „Quaternions" § 92 is
Q S).(i = Vfi y SXQ Vvl Stt e -j- VI iiS V Q . . (25)
waarin P., /t, v drie willekeurig to kiezen niet-complanaire
vectoren voorstellen. In dat geval is
q\'Q sifiy — Vi> S). Q-{-iji V u l S fi Q VlfiSvQ . (26)
Stellen wij in (25) succcssivelijk q = (p vft v, (j\' vv A.
qp Vkii, dan verkrijgen wij achtereenvolgens:
q\' V/i v Sin v = Vfi i\' SI q> Vii y -f- Vj\' l S{i <p V/ii\'-}- VI (i Sf (fi V(i v,
= Vfi V s{ Vfi r).,/;. v^ X s{ V(i V) v VI li s{ Vf,,-) q.\'r,
= Vfi i> Sfi V q>\' l -{■ Fr l S (i V qi\' n VI fi S fi I\' q \' i>,
q, Vi>XSlfil>=Vfi pSpI q\' l VvlSv l fi VI fi S V l q.\' ,
q, VlfiSlfi p = Vfi r l fi q\' X Fr X ó\'fi q\' fi VI fi S l fi q/ j\'.
Stellen wij nu
Sfi ^\'P. p P. q/ ISfi Q Slfi q/ ).S,> Q = j1 si fi,
S fil\'q/fiSlQ-\\-Si>lq/fiSfiQ-{-Slfiq\'\\uSvQ = BSlftv, . . (27)
\'S\' fi V (j/ VSA p -(" .i\' 1\' P. (// t\' Sfi Q -{- Sl fi q\'r S"I\'Q~ C S). fi
dan zijn A, B en C scalars en na substitutie vinden wij
uit (26)
q^QSlfip^A Vfi B Vp l C VI fi.....(28)
Bedenken wij nu, dat uit (25) volgt
y S l fi = Vfi V S l y Vv I Sfi y 4- VI fi Sy,
zoo verkrijgen wij ter oplossing der vergelijking
q, p — /
-ocr page 86-door substitutie onzer gevonden waarden de vergelijking:
(A — S), y) Vil i; -f {B — Sii y) Vv l {C—Sv y) F/./t = o.
Daar 7., v drie gegeven niet-complanaire vectoren
zijn, moeten
A = Sly,
B = Sfiy,
C = Sy y
zijn. Gesubstitueerd in (27) verkrijgen wij het stelsel
van drie liniaire vergelijkingen tusschen scalars, waaraan
de oorspronkelijke vector-vergelijking aequivalent is: n.1.
if(f)\').S). Q (p^XSj-i Q -j-\'^P«,« (p\'XSi\'Q — SXy Sïfxv, j
S fi V (])\'IXSXQ-];-S vXqj\'fiS^iQSX fiq ^iS V n = Sf^iy SX iii>,\\. . (29)
S[i V (p\'V S). Q -j- iS\'i\' 7. (fi\'ySfi n -f- SXfi q V SV f) — Sp ySX^iv,)
Uit deze drie vergelijkingen vinden wij SXn,SiiQ en
S1; () en vervolgens uit de vergelijking (25) de waarde
van Q.
Een geschikte keuze der vectoren v kan in bij-
zondere gevallen deze vergelijkingen nog vereenvoudigen.
Zoo kan het soms voordeelig zijn voor P., /«, v drie
loodrecht op elkander staande eenheidsvectoren te nemen ;
in (}at geval zijn
Vfi V = l, VV = /t, V). 11 = p, S). 1; = — I
en wij vinden voor onze vergelijkingen:
S). cp IS), n SX <p fi Sfi Q S"l qi V S"Q = — /. /,
Sfi (f) X S X Q SII cp ft /t p \'S\' fi (p p S if n = — .S\' /( y,
^ ip ^ .y p .S* A» 71 /t S fi Q-\\-SpqvSi\'Q = — ^ V y,
terwijl
P = — P, .y P. p — n S fi Q — i\' S t\' Q
en
7/p = — AX — B [I — Cv
wordt.
§ 57.\' In het algemeen echter hadden wij
q,QSXfipz=A Vil p-\\-BVpX-\\-C VXfi
-ocr page 87-71
en de vergelijkingen (27).
Ware nu gegeven de vergelijking:
(jP (7 = O,
dan moeten wij in onze vergelijkingen (29) / = o stellen,
maar dan wordt er slechts aan voldaan door de waarden
p=:0, S fl Q = O, S V Q = O
en dus
tenzij de determinant
S/iyq,\'?. Slfiq/X
S fl V (p\' fl r A. ([/ fl .S\'). fl (p\' fl
S fl V (p\' V S V 7. 71\' i\' S). fl g/ V
worde, in welk geval de vergelijkingen (29) van elkander
afhankelijk zijn. Deelt men ze dan door T p dan blijven
in die vergelijkingen slechts de scalars:
SX Uq, Sfl UQ, SV UQ
ter bepaling over en tusschen deze grootheden bestaat
een betrekking, want uit (25) volgt
Uq SI fl V = Vfi p SI Uq Vv I SfiUQ-\\- VI fl Sv Uq
cn door dit in het vierkant te verheffen vinden wij
-{sifivY={Vfit)\\siuS)\'\'-^{VvmsfiUSY^kVifiYisV UQY
2 SI Uq Sfi UqS. Vil i> Vf l -f- 2 Sfi Uq Sv UqS. Vv ). Vvfi
-\\-2SIUq Sv UqS. VI fi Vfi r.
Ten einde nader uit te werken. maken wij gebruik
van de formulen
SaSSp y—Sa ySpS = S. Va ^ Vyö,
V. Vap Vp y = — (}Sa(} y,
SSaPy = aS(iyS -{-pSyaS-l-ySafiS,
waardoor wij ten slotte verkrijgen
Dc waarde van Tq blijft echter onbepaald, zoodat
ingeval
S" 7/ A (j/ fl (j/ i\' = o
=
-ocr page 88-72
is, alle vectoren van één bepaalde richting aan de verge-
lijking voldoen, terwijl hun lengte onverschillig is.
Lossen wij namelijk de vergelijkingen (29) voor dit
geval op, dan vinden wij uit de twee eerste bijv.
SlUo ^ Sn Uq ^ Sv Uq
S ). qi\' ). q/ u S fi qi\' ). qi\' S f qi\' ). qi\' fi
Uit de eerste en derde komt hetzelfde, alleen met het
verschil, dat in de noemers q,\' ). q/ /.i vervangen wordt
door q/ V qi^ A. Uit de tweede en derde vergelijking
wordt dit q>\' q>\' v. Toch is dit onderscheid slechts
schijnbaar, want uit de betrekking:
S q/ ). q/ i^i q>\' V = O
volgt
U Vqf ,u q.\'p= Cr Vq/ v qf l = U Vqf l q/ {i.
§ 58. Uit de vergelijkingen:
en
Q S). fi = Vfi V S (? V V IS n Q VI /( S v Q
volgt door vermenigvuldiging:
SQq>Q{sin;>y= A(Vn pysiQ b {Vp ),)^SfiQ c {vi^y s vq
-\\-{BSpQ-\\-CSiiQ)S. ViflVX/i ■\\-{CS).q-{-ASi>q)S. VlfiVfiP
. (ASfi Q BSl n) S. Vfi P Vp l
en
Vq qi q . S ). p = {B Sr q — CSfi q) p. {CS), q —A Sv q)/t
{ASiiq — BSIQ)V.
Daar de vectoren l, ft, v niet complanair zijn, kan dus
aan de vergelijking
Vq q) q == O of (p q = g q
alleen voldaan worden door de vergelijkingen
_ B ^ ^ C
»s\'}. n S fi q S p q
Stellen wij nu de waarde dezer breuken = g dan wordt
A=igSlQ, B = gSfAQ, C=£-SfQ.....(31)
73
maar is ook
cp Q SI 11 V {Vfl V S).Q -f V V l S n -{- VI 11 S v Q)
en is volgens (25) voldaan aan
q}Q=gQ of ((Jl —g)Q = 0.
Ter bepaling van g verkrijgen wij door combinatie
van de vergelijkingen (27) en (31) drie homogene verge-
lijkingen in SIq, S\'fi Q, Si> Q n.1.
{Sfiifcfi\').—gSlfi V)SKQ-\\-SI\' ).q)\'}.S}i Q-\\-S).j.ic[/lSvQ =0,
Sn pcp\'fi ó\'P.p -]-(Sp l q\' ft —gSI,« p)Sfip -J- IIq/fiSp() = O, (32)
Sfi pqj\' pSlo-^-Splq)\' pSfin\'{-{S). fi (p\' v —g S ï. fi v)S p Q = O,
In dit geval moet hunne resultante nul zijn, zoodat g
bepaald wordt door de derdemachtsvergelijking:
Sfipq,\').—gSlfip Splq\'X SXfup\'l ^
Sfivq\'fi SpXq\'fi—gSXftP S\'Xftq\'fi = o,
Sfipqi\'p SpXqi\'p SXftq<P—gSXtiP
of uitgewerkt evenals boven met ^ is geschied:
g\' — m^ g^ -^M^g — m^o.......(33)
waarin
jn S X fi p = S q>\' X 7\'\' fi 7\' p
W/, .S\' X ft p = S (X q! fi q>\' P X ft q/ r -f q>\' X tp\' fi p) . (33«)
S l ft P — S {X fi 7/ p ■\\-X 7/ fi p q\' X fi r)
Door substitutie der waarden van g in (32) verkrijgen
wij alzoo naar mate dc vergelijking (33) óón of drie
reëcle wortels heeft, óón of drie richtingen inde ruimte,
volgens welke dc operatie 7/ den vector q niet van richting
doch slechts van lengte doet veranderen.
Verder verkrijgen wij
zoodat bij iedere waarde van g een afzonderlijke waarde
van S p 71 /) behoort.
§ 5g. Zijn alzoo , g.^, do waarden van g cn
t\'j > Qi > C\'3 de resp. waarden van p dan wordt identiek
74
voldaan aan de drie vergelijkingen:
(v —^i) = O, (cp (?2 = O» («P C.-t = O . . (34)
De vectoren q^, q^, q^ vormen den hoofd-drievlakken-
hoek van de functie qp q.
Evenzoo kan men met den geconjugeerden drie-
vlakkenhoek bepalen.
Opdat nu een der wortels g = 0 zij, moet de verge-
lijking (33) of de daaraan voorafgaande determinant door
g = O voldaan zijn, dus moet
m — O of ^ = o.
Of wel, voor dien vector moet
Deze beschouwingen leiden allen tot dezelfde voor-
waarde
Sqi\' /. (j\' n qf i> ~ o.
Uit de vergelijkingen (29) kan, door / = o te stellen,
die vector bepaald worden.
Daar iedere vector q = x q, -\\-y02 is, kan men
op Q successievelijk de operatieën 9 —gi,<p —»\'P —
toepassen.
Dit geeft:
(t —^.i) —-i-y (q> —C2 S (7, —g,) (.,
0 = x(q) —g, ) -\\-y (q> —g^) O 2 (<r —^"\'3) Qi •
Aftrekkend
(9 —.^■3) = ^ —^3) ei y Cfi Q2\'
En hieruit
Derhalve
(9 — ^2) (9 —^3) 0 = ^2) (^1 — ^3) Pi
(f —^sX\'P y (^2 — iTn) (^2 —) e2 • (35)
(9 — ) (f —ii) e = s (^3 — ) (^3 -^2) (\'3
-ocr page 91-75
Opereeren wij op deze respectievelijk met ij/ — ,
1\'——^.".5 ^^^ geven alle drie:
if—^i) (t (9—^3) e = O.......(36)
De operatieën ((jp—g,) enz. ontnemen dus aan een
vector p achtereenvolgens zijne composanten volgdns de
kanten van den hoofddrievlakkenhoek.
Daar qi^ de geconjugeerde functie is, hebben wij
S(T(<p—g)c = S(jcp p—^^ap,
= S Q q/a—gS() (T,
= ^ Q (\'P\' —i) ff-
Nu volgt uit
= O,
Q (\'V — ) ?i = Cl (\'p\' = O.
Dus staat (</ —p loodrecht op p,, evenzoo (<[/—p
loodrecht op p^. Dus staat (<ƒ/ —) (t/ —g,) q = n
loodrecht op het vlak door p, cn p^, dus zijn dc beide
drievlakkenhocken complementair.
Is nu qf p = <fi p, dan is dc functie aan zich zelf ge-
conjugeerd, dan zijn dc wortels steeds reëel
en dus ook de vectoren p,, pj, p.,; want ware dit niet
het geval, laat dan
een wortel zijn, dan zou
T ((\'\'2 ^3 = (^2 -1-/3 V- O ((-\'2 (\'3
zijn en dus
T C\'2 = S\\ t\'\'2 (\'\'3 . <J\' = e\'3 .
verder
Nu is p\'j p\'.T steeds negatief en dus moet = o
of wat hetzelfde is, de wortels reöel zijn.
76
Verder moet dan
(?i (9—.Tl)? = 0.
en ^2)^? = o•
Alzoo staat (qp —(qp —^2)0 of q^ , loodrecht op p, en q.^.
§ 60. In de vergelijking (36) de wor-
tels van
—^^ g — O-
Wij kunnen derhalve (36) ook schrijven
(ip^ — m^ gj^ Wj 9 — in)Qz=o,
of wel symbolisch
q/^ — m.2 (fj^ -j- m, (jp — m = o.
Dit is de symbolische derdemachtsvergelijking van
Hamilton (Elements of Quaternions § 346—366; Lectures
on Quaternions § XCVII).
Opereeren wij hierop met gj-\' en zetten dc termen
om, dan is
m q,-\' = w, — Wj 9 7 ^
Hiermede is de inverse functie uitgedrukt in directe
functieën en dus de vergelijking 9 p = / of p = 9"\' / op
de eenvoudigste wijze opgelost, want wij zien hieruit,
dat alsdan
7;/ p = w, / — Wj 9 / -I- 9V..........(37)
Ware nu gegeven y = o, dan zijn tevens 9 y = q,^ y = o
en de vergelijking geeft p = o of m z= o welke laatste
voorwaarde dezelfde is als Sqi\' X 9\' /t q.\'\'i> — o.
Maar uit de vergelijkingen (30) volgt, dat dan de op-
lossing is
Uq = U Vq.\' [i q: v=U Vq/ r 9\' = 1/ Vq/ X 9\' fi . . (38)
Is tevens =0, zoo geeft dit in verband met (33«)
Vq/ fi qi\' If = Vq/ v q/ = V<p\' ). qfi\' /t — O
Of
Iii!
77
j\\Iaar dan voldoet iedere q liggende in het vlak, dat
bepaald wordt door
S Q ijj\' X = SQ (p\' = S Q qi\' p = O.........(39)
Als laatste geval hebben wij, dat ook nog ju^ = o of
X — = cfi^ p = o.
Dan is q geheel onbepaald.
Hiermede is de liniaire vector-vergelijking opgelost.
De oplossing van de vergelijking Vq q n = o volgt nu
uit de derdemachtsvergelijking (33). Deze geeft,^3,
terwijl uit (35) volgt:
Qi = ^(\'P —^2) (<P —^S\'x) Q
e2 =- ^(\'f — ) (\'P — JTI ) e ..........(40)
(?.1 = ^{\'P—S\'i) (v —
waardoor de bijbehoorende eenheidsvectoren gevonden zijn.
§ 61. Indien nu 9 q een aan zich zelf geconjugeerde
functie is, heeft de vergelijking Vq q o = o drie reëele
wortels. De er aan voldoende drie vectoren staan onder-
ling loodrecht, terwijl de tensors onbepaald blijven.
Stellen wij ze nu door j en k voor, dan verkrijgen
wij uit (25)
p t= — t S t Q —j\'Sj Q — k S k Q.
Verder is dan identiek
q { = q j = g^ y, q k = k
en alzoo uit (27)
Daardoor wordt
q, == g, i S i Q g^ jSj Q -f g^ k S k ().
Ook verkrijgen wij
en
-ocr page 94-7«
terwijl nog
^ ? (s^qY (SjoY^g, (Skoy = . (41)
Deze uitdrukking is een functie van den tweeden
graad in q. Laat men q alle mogelijke richtingen en
lengten aannemen, dan zal S n (p n ook verschillende
waarden verkrijgen. Voor constante waarden van h zal
dus het uiteinde van q steeds eindigen in een oppervlak
van den tweeden graad. Geven wij-nu h verschillende
waarden dan verkrijgen wij op deze wijze een stelsel
gelijkvormige oppervlakken, wier hoofdassen alle samen-
vallen volgens de vectoren ï\', j en k. Indien nu , g,
en g^ gelijke teekens hebben, zijn alle oppervlakken
ellipsoïden. Zij zijn positief wanneer de hoek tusschen
Q en (f Q grooter dan ^, negatief wanneer die hoek < j is.
Zijn twee der grootheden g aan elkander gelijk, dan zijn
de\' oppervlakken omwentelingslichamen om den vector
van de derde grootheid als as. Is een der grootheden
g nul en zijn de beide andere gelijk van teeken, dan
zijn de oppervlakken elliptische cylinders, die den vector
waarvoor (p q = 0 is tot as hebben.
Daar wij veronderstellen, dat g, Cg, C^j is, zullen,
indien dc teekens ongelijk zijn, g, en van teeken ver-
.schillen. Dan vormen de oppervlakken een stelsel hypcr-
boloïden, gedeeltelijk met óón, gedeeltelijk met twee
mantels, welke gescheiden worden door de gemeen-
schappelijke asymptotische kegel S q ij. q = o. Hoe die
twee soorten ten opzichte van de assen geplaatst zijn,
hangt van het teeken van g, en van de operatie rj. af.
Is dan = O, dan worden de hyperboloïden hyperbolische
cylinders, gescheiden door twee elkaar volgens de /-vector
snijden4e vlakken, voor welke S q cp q = o. Voor de
y-vector zelve is dan n = ij. ƒ = o. Zijn twee der groot-
79
heden g geUjk nul, zoo worden de oppervlakken een
stelsel evenwijdige platte vlakken loodrecht op den
vector van de derde grootheid. Voor iederen vector in
één dier vlakken is dan steeds (p n = o. Zijn alle groot-
heden ^ = O, dan is voor iederen vector in de ruimte de
vergelijking q, o = o vervuld.
Voortzetting der behandeling van het astatisch
cvemoicht.
§ 62. Wij zullen nu de gevonden resultaten op het
vraagstuk van het evenwicht toepassen.
Het tweede geval van § 55 eischte tot behoud van
het evenwicht een draaiing van 180° om een as, die
bepaald werd door de vergelijking V()(pQ = o of tp
De vergelijking (33) bepaalt de drie waarden van g,
welke hieraan voldoen; en met behulp van (32) vindt
men de bij iedere waarde van g behoorende waarden van
.S\' Q, S" n en S V q. Hierdoor worden dc richtingen
der vectoren bepaald. Wij weten uit § 55, dat wij
eenheidsvectoren hiervoor nemen moeten. Eenvoudiger
wordt dit doel bereikt uit de vergelijkingen (40).
In ons geval was
en dus
S (f tp {» = Z {S a a S Q ^ — S (S Q S tt (f) = S Q tp\' a,
waaruit volgt, dat dc geconjugeerde functie is
Volgens § 51 is
2:§SQu = 2:«Sn§-]- VQ g
en derhalve
I^it is een bijzonder geval van de algemecne eigenschap
-ocr page 96-8o
Tait „Quaternions" § 174), dat iedere niet aan zich zelf
geconjugeerde liniaire vector-functie van een aan zich
zelf geconjugeerde verschilt door een term van de ge-
daante Ven.
Hebben wij nu zooals in § 55 met een stolsel te doen
dat in evenwicht is, dan is g = o en dus in dat geval
Zoodat dan de functie aan zich zelf geconjugeerd blijkt
te zijn.
De vergelijkingen bepalen nu een stelsel van drie
loodrecht op elkander staande eenheidsvectoron, die wij
z\', ƒ, k kunnen noemen, zoodat de eigenschappen van § 61
op ons stelsel van toepassing worden. Stellen wij dus
X = ƒ« =y, v — k zoo vinden wij
g^ iz= 9 = V si^ — iSuf)
en door met Si te opereeren
g^ = — (.S\'« /i -}- Sk « Sk [{).
En alzoo in verband met (41)
Sicpi= v-\\-S i uSi(},
syq,y=v-\\-2:sjc<syi},
Sk,fk = F-\\- k « Sk^.
Na zulk oen draaiing is de viriaal geworden: — zie
vergelijking (23)
f/ = — (f -i- 2 ^ rf .s\' i ,
i/ = -(f 2 v^-ya-sy/?),
f/ = — (f 22: Sku Sk
Schrijft men voor
dan zijn
2:siusi^=2:xx, 2:SjaSjii=2:yy, 2:SkaSk^=2:zZ,
-ocr page 97-waarmede onze resultaten overgaan in de waarden in
§ 31 door F^, F^, Fj^ aangegeven.
§ 63. Indien nu een der wortels bijv. gelijk nul is,
is voor dien wortel
^i = —g, = o
en wij komen daarmede op het derde geval van § 55,
want dan zijn voor dien vector tegelijk
en V()cf)Q = o
en dus
(>. e = o.
Daar in dit geval Tq gerekend wordt niet nul te zijn,
wat op het eerste geval zou terugvoeren, maar onbe-
paald blijft, mogen wij de vergelijkingen als door Tq ge-
deeld achten en alzoo q = Uq beschouwen.
Volgens § 57 is er alleen in dat geval een oplossing
mogelijk, wanneer voldaan is aan de voorwaarde
^X (f\' fi 1» = o of fU = O.
Dit is tevens de voorwaarde, opdat de vergelijking
Vf, p = o een wortel o hebbe, zoodat de beide be-
schouwingen tot dezelfde voorwaarde aanleiding geven.
Kiezen wij nu voor X, /t, p drie onderling loodrechte
eenheidsvectoren, dan wordt de voorwaarde (daar g\' = (j)
S (jp), if ft (j) i» = o.
Of bij instelling der waarde van </
S. 2(aSX(i—XSa(J). 2:(uS,iii—f,Su{i). 2(uSp(i—pSa{i).
Stelt men hierin
n — X i z
(i = yy-i-Z/L-,
?.=i, /I =y, j\' — k,
dan gaat deze uitdrukking over in de in § 32 berekende.
Hiermede is in quaternions do voorwaarde voor het
bestaan van een evenwichtsas gevonden. lün de as zelve
82
wordt bepaald uit de voor ons geval luidende verge-
lijkingen (38):
Q = U V(p [iq) i> = C/ V(f p (f) l = U Vcp X (j) ju.
Of bij de invoering der waarde van qp
l [/ (a Sfi p — fl S a (a S p P — p Sa §),
Q = }i7V2:{a Sp(i — p Sa p). 2:{aSl(i ^XSap),
f [/ V2: (« Sip — IS a §). 2: (« Sfip — fiSap),
Daar in dit geval S q q) q = o is, hebben wij ook hier
f\' = f.
Alzoo 2:Saq§ is constant, 2 VagP = o.
Wij zien uit het voorgaande, dat bij draaiing om een
as van astatisch evenwicht het resulteerend quaternion
der totale momenten ten opzichte van een punt dier as
voortdurend tot een scalar gedegenereerd blijft, welks
waarde constant is. Deze waarde behoeft echter niet
zooals voor een vlak stelsel (§ 52) nul te zijn.
Is behalve m ook w, = o, dan voldoet volgens § 60
iedere vector, die ligt in het vlak bepaald door een der
drie vergelijkingen:
SQq)X = SQq>fi = SQ qi p = O.
Dit is het geval van § 32.
Is tevens m, = o dan wordt o onbepaald. Het stelsel
is alzoo in astatisch evenwicht ten opzichte van den
oorsprong. De vereischten hiervoor zijn in quaternions:
2\' P = 0, q, ?. = o, q, fl = o, q) p = o.
§ 64. Dc vergelijkingen van § 56 kunnen ook dienen
ter oplossing van het algemeene geval
welke vergelijking wij getransformeerd hebbcli tot de
gedaante (zie verg. (24)):
% J g = (i S q g — Vq q> q — 7v qi q,
-ocr page 99-83
Stellen X, fx, v, drie onderling loodrechte eenheids-vec-
toren voor, dan zijn
(p Q = — A X — B — C p,
Q = - X SX Q -- SQ - V S Q.
Stellen wij voor q hierin g of Ag, dan vinden wij
G=--fl S n G — V S t> G,
A G = — X SXAg —• jw SfxAo — p Sp Ag
en nog is
VQ ,p Q = (CS ft Q —BSv Q)X-\\-{AS PQ — CSX p) f,
-\\{BSXQ—ASftQ)v.
Substitueeren wij nu in onze vergelijking (24) deze waar-
den, zoo verkrijgen wij bij splitsing
SX A G = SQ GSX q 4- {CSfi Q — BSv Q) — 70 A,
\'/j Sft AG = SQ G S fi Q (A S p Q — CSX q) — 7ü B,
Sp A G = SqqSpq{BSXQ—ASfi q) — ?(; C,
Dit zijn de drie scalar-vergelijkingen, waaraan (24)
aequivalent is. Door B cn C te elimineeren verkrijgen wij
% [w\'\' -1- {S XQy)SXAG-\\- 7, (.Vq Sft q —70Spq)Sft Ag
\'Z, (^S\' (» ó\' 1/ p -f" 70 Sft p) S p A G — SX p Sq G — 70 A.
Opereeren wij op (24) met Sq, dan verkrijgen wij
S p g p O -f- 7V S Q (/i p .— O
en in verband met de waarde voor A g verkrijgen wij
door eliminatie van A en C en daarna van B en C:
{S X (fi X — .S\' p qi p) .S\' A, p {S X ft S p d g) S ft Q
{S X lp p — \'/, -S\' ft A g) S p Q ^^S X A G = O,
{S" ft (p X — \'/i ** ^^ X p -(- {S ft (f) ft — »S\' p (f p) S ft Q
4" {Sft ip p 4" \'/ï S a A g) Sr p 4- ^ Sft A G = 0,
(S p <p X -}- Sft A g) .s\' X p 4- (.s\' P .ji ft — \'/i SXAg) Sft q
70
4- {S p p — S Q ip p) S p Q -j- — S"p A G = O,
{S X G 4- Vj .S\' J r.) .S\' X Q 4- (.V ft G 4- 7, .S> A g) Sft p
4- (.s\' g 4" Va r p w S Q (p Q = O.
84
Deze vergelijking-en zijn homogeen in S?. o, Sfj q , S i> n
en w, en dus moet
Slcf)}.—SgqiQ, Jg, SXcpv — ^j^SfiJG, SljG,
Sfiqi). — ^l^Sy^G, Sficpfi — SQqiQ, S^cp p-[-^j^SX/fG, SfiJc,
SvqiX-\\-%SfiJG, Svcpn — ^I^SXJG, Sfcpp — -S\'Qq)Q, SV^G,
SXG \'I^SXJg, S^G \'j^SiiJG, SQq^Q.
welke vergelijkingen volkomen dezelfde zijn als die van
§ 30. Door substitutie van de hieruit gevonden waarden
van S Q q)Q vinden wij de bij iedere draaiing behoorende
waarde van //f uit vergelijking (23).
§ 65. Uit het derde geval van § 55 is alzoo gebleken ,
dat, wanneer n een eenheidsvector voorstelt, samenvallende
met de draaiingsas, een constant krachtenstelsel bij
draaiing om die as alleen dan voortdurend in evenwicht
zal zijn, als voldaan is aan de drie voorwaarden
2: p = O, 2: Vu p = O, (pQ = o.
§ § 34—40 toonden aan op welke wijze krachten-
stelsels , die niet aan drie voorwaarden voldeden, konden
veranderd worden door toevoeging van twee krachten,
zoodat zij er wel aan voldoen. Om die gevallen volgens
de hier gebruikte rekenmethode na te gaan, stellen wij
de \'krachten en (J^ en de vectoren hunner aangrijpings-
punten «, en «j. Dan moet- voldaan worden aan de
vergelijkingen
1^2 = 0.
2\' F«|5-f- Va, (i, Va[ (5i=o,
9 p «, -f «j /Jj = p (Sa, /?, -f ^«j
Is ons bekend, dat het stelsel in evenwicht is, dan zijn
2\'(i = O en 2\' Va (i = 0,
dus
= o,
en stelden wij
= •/
-ocr page 101-zoo is aan de tweede vergelijking voldaan.
De derde wordt:
cpq=IX{Q y^ — y SQ y),
waaruit
VQ(PQ = —X VQySQy, SQ(fiQ = XQ^y^ — x(SQyy,
{v.jqQy = x\'{VQySQyy, =-x(VQyy.
Uit deze beide vergelijkingen:
Verder is Fj = »S"«, -f- — ^ Z^»
dus
O () qp p ^ Q <l> (f
\'2 — e
Maar Fj = x y"^ = — x {Tyy
en derhalve
of
_ (Ei\'
SQUy = ±
TC\'
Sq Uy is de cosinus van den hoek, die / met q maakt,
dus de grootheid, die in § 34 met x is aangegeven.
Uit de formule (17) aldaar is F^ bekend, welke groot-
heid in § 43 uitgedrukt is in de grootheden /I en S.
Wanneer wij nu bedenken, dat
S Q (f n ■= {S Q U S Q ^ - Q^ S(t
en wij, teneinde dit tot gewone coördinaten over te
brengen, de volgende vormen invoeren:
a = xi-\\-yj-\\-zk,
t\' = i- ƒ -}- r L
-ocr page 102-86
dan wordt na uitwerking
S Q q> Q = S
en
De eenvoudigheid en natuurlijkheid der HMmxoN\'sche
symbolen, zooals zij hier voorkomen, is treffend. Om in
§ 34 en § 43 de resultaten duidelijk en eenvoudig te
formuleeren, waren naar jMöbius de grootheden d en S
ingevoerd, maar scheen hun keuze alleen door den bij-
zonderen aard van het vraagstuk bepaald te zijn.
Bij de behandeling met quaternions is de invoering
dier functieën totaal overbodig geworden, daar de functie
(f), die door hare eigenschappen het geheele vraagstuk
van de draaiing van krachtenstelsels behcerscht, ook nu
alleen voldoende is om deze oplossingen in hun een-
voudigste gedaante te geven.
De in de §§ 41—45 behandelde evenwichtsfunctie is
geen andere dan de reeds herhaalde malen opgetreden
grootheid S(>(j>().
In § 44 zagen wij, dat door een geschikte keuze van
het coördinatenstelsel de evenwichtsfunctie kon geschreven
worden:
P -f
In § 61 vonden wij (verg. (41))
c\' 9 a = GS\' /p)\' ir^ WQY -I- (s k
Is nu
dan is
en dus
Zoo blijkt, wanneer wij de mechanische eigenschappen
uit de §§ 41—45 ter vergelijking leggen naast de meet-
87
kundige eigenschappen in § 6i , dat de eerste als het
ware de vertaling zijn der laatste.
Voor den kegel van het neutrale evenwicht vinden wij
in deze symbolen alzoo
S Q Cf) Q = O.
§ 66. Zoo het gegeven stelsel niet in evenwicht is,
schrijven wij onze vergelijkingen
G-f Va, Va,
(jf) p -1- rt, ^p -f «j ^p = p {S
Om nu de hoofdassen te vinden, elimineeren wij met
behulp van de eerste vergelijking cn stellen tegelijkertijd
«2 = «I ^ t\' >
dan wordt de tweede vergelijking
g — F«, r 4- x vp = o.
Om x te elimineeren opereeren wij met sq., dus
S q g = S q V a, k...........(o)
üe derde vergelijking wordt
(p p = «, p R - p Cf, R.........{ó)
Opcreerende met ó\'r
.S\' R (]p p = o,
of
p R = o.
Dus een plat vlak (het vlak van verg. (21)).
Passen wij op de resultante r de operatie ff\' toe, zoo
wordt r normaal op dit vlak. De operatie 71 op de hoofd-
assen toegepast stelt ze loodrecht op r.
Opereeren wij op {&) met V { ) r dan verkrijgen wij
V{ip p) R = Fa, R ^S\'p R — Vq R .S\'«, r
en hierop met ^"p
S q V(l}> p) r = S q Va, r .S\' p r ,
of ingevolge (a)
S R p 7\' p — S q G S p R = O ,
het kegelvlak (20) van § 35.
88
Indien wij alle krachten j5 projecteeren op de richting
Q is de groote van zulk een projectie — Sq De vector
/ van het middelpunt der aldus geprojecteerde krachten
wordt gegeven door de formule
en dus is
= (9 f) p
en omgekeerd
Opereerende met ^r
Dit nu is in quaternions de vergelijking van het centraal-
vlak; want (> is geëlimineerd, zoodat wij de meetkundige
plaats van de uiteinden der vectoren y verkregen hebben.
Uit § 20 verg. (10) is de vergelijking van het hoofd-
vlak der viriaal
r = f,
Uit {b) volgt
9 (> -(- p »S* «J r = <5" p r
en dus als boven opereerend
Sr(ip -f «1 \' «1 = \' •
Opdat «, dus voldoe aan de vergelijking van het
centraalvlak moet a, voldoen aan
S «, r = f
d. w. z. aan de vergelijking van het hoofdvlak der viri-
aal. M. a. w.: de beide hoofdassen énijden de snijlijn van
het centraalvlak met het hoofdvlak der viriaal. (Zie § 36).
§ 67. Is het stelsel herleidbaar tot een enkele resul-
tante, dan is (9)
»y r g = o.
Dan kiezen wij het snijpunt van de centraal-as met
het hoofdvlak tot oorsprong en moet volgens (11)
\' F R- \' f^G R-\' = o
8q
en daar ook alsdan =o is, zijn dus
f = G = o.
Maar in dat geval is ook
of de functie qp is een aan zich zelf geconjugeerde.
De vergelijkingen van het vlak en van den kegel
worden dan
ikS^R 9 Q = O = S Q q) VL,
k^R p 9 p = O.
Aan deze laatste wordt voldaan door de voorwaarde
en door te stellen
Hieruit volgt dat de kegel gaat door de drie loodrecht
op elkander staande vectoren /\', ƒ, k, die wortels zijn van
Vq 9 p = o en door den vector r. Daar het vlak
R 9 p = O loodrecht op r staat, moet dit den kegel in
twee reëele snijlijnen snijden. In dit geval zijn dus de
hoofdassen steeds reëel. Door op hunne vectoren de
operatie 9 toe te passen komen ze loodrecht op r te staan.
De substitutieën
9 p = — A). — lifi — Cl\'
SKcp Q = -yli^RP.-B Sk fl — Có\'r i>,
.S\' R p 9 p ^{BS\' p Q — C S p) .^r A (C.y?. p — A Sf p) ..S\'r ft
{A Sfi p — BSX p) SR ,
voeren wij ter berekening in. Zoo wij daarbij stellen
dan zijn
.S\' R X = »y R /t = o en R = )\' 7\' r
en gaan onze vergelijkingen over in
CrR=:o,
{A Sfi p — BS). (,) Tr== o,
of
C=o,
A Sfi p = BS), p
90
of, de waarden van A, B en C invoerend
-y^cpi\'^P. p S p Q = O,
SXq)fi. (aS\'A p)^ -f- Sn(pfiSXi)S/x Q -{- Sp q\' fl S). Q Sp Q
= SI cp XSXqS^i o -\\-(Sfnf).)(Sn c)^ Sp (p XS/xqSpq.
En met inachtneming der eigenschap qj\' = q, of
S(fq)T = STq>a,
verkrijgen wij nu eliminatie van S p q
Sii q> fl ip p [(i^\'Xny —• {Sfi q) \'^\'\\ = {SXqifiqj p — Sfi q> p q> S?.q Sfi p.
Kiezen wij nu fi zoodanig, dat
S fl qi fl q) p — O,
dan wordt aan de vergelijking voldaan door
»y P. p = O en S fl () = O.
De projectiëen der hoofdassen op het vlak ). fi (het
hoofdvlak der virialen) zijn dus fi en )., en staan dus
loodrecht op elkander (zie § 37). Om de bij SX(> = o
behoorende hoofdas te vinden, hebben wij achtereen-
volgens :
S fl (p p S fl n S p qj p S p (t = O,
C- S p q) p
fl (, = — ----S p q.
S fl q) p
En daar
e — — ISIq — fiSfiQ — p .S" p Q,
n = X (^fi S p qi p — p S fl qj p).
De vergelijking (a) is in ons geval
So Vuy p = O,
X S fl Va, p S p q) p — X S p Va\\ p S fi q, v = o.
Daar S p Vu, // = o is, is ook Sfi Va, ;\'=o, en derhalve
Va, p = X, ).,
«1 =yfi-\\-zp.
Gesubstitueerd in (d) geeft
q) fl S p qi p — qi p S\' fi qi p = fi T R (j)\' S fi q> p Z S p (p p).
Opereerende met Sfi
S" X (f fl q) p = T \\K S fl qi p -}- 2 •S\' r rj)
-ocr page 107-91
Dus vinden wij slechts één betrekking tusschen y en z.
Voor —z schrijven wij x, dan wordt de hoofdas:
u T-&S ficpi V — ftqi V -T x{i.tS V (p V — V S ficp v).
Evenzoo de andere
aTKSXij)P = XSfi(pi\'(p?. -\\-xQ. Spij)i> — j\' X (]p r),
§ 68. Het geval van § 38, dat het stelsel zich tot een
koppel laat reduceeren, laat zich als volgt behandelen.
In dit geval is r = o, zoodat wij de operatieën S r en
)r niet hadden mogen toepassen. Wij moeten dus
terug naar de vergelijkingen («) en {d) van § 66, welke
nu worden
is\' p g = o ,
cj> n — o.
Deze laatste splitst zich nu in
A = o; B = o; C=o.
Daar g = o is, staat p en dus dc hoofdas (zoo er een
is) loodrecht op g. Daar ^ een liniaire functie is, komen
er geen twee oplossingen, doch daar «, uit de bereke-
ning is gevallen, voldoen alle evenwijdige lijnen.
Kiezen wij den vector ril«, dan wordt Sy(> = o, en
dit in de drie andere ingevoerd, geeft
S ?. qi X S ?. (1 -j- S X (/\' n /I (» = o,
Sfi Ijl X S X Q ..S\'fi IJl ji S/t (t — O,
S i> IJl X S X Q .S\' i> (ji (I S fi Q — O.
Deze drie vergelijkingen stemmen overeen, zoodra
S\' X IJl X IJl fi ~ S fi tji X ijl II = S" I\' IJl x IJ fi — O
en dan geeft bijv. de derde vergelijking de hoofdas
— X (x S g IJl ft — n S g (f) p,).
}) 69. Zijn alle krachten evenwijdig aan een bepaald
vlak, dan kiezen we van dc drie vectoren X,ft,p dc
92
laatste loodrecht op dat vlak, dus
Spß = o,
S l> R = O,
R= -P^yP-R-lil S (.iR,
S G = S Va ß = 2-5\'/« «j3,
= 2:Splttß=,2:Sv Vlaß,
= — S p a SI ß.
En derhalve
S [i G = ~ S q\' p = — S i> (fj X,
evenzoo
g = Sfi q)\' p — S p tp fi.
Hierdoor wordt de vergelijking van het vlak, daar
ifj p = — p F, SX q) i\' = O, S/I q> P = O ,
(S?. <p X SX R Sn q) X S [i^) SX Q
(.SP. (jp fl -^\'P. r S fi qi fi S fi r) S u () = o ,
en die van den kegel:
(6- A g P. r Sil G Sfi r) [{S X ny Sfi p)^]
-f- [(^y g — Sfnp X)SX r -}- (\'s\'p\' qi X —Spq>p)S/i r] .y/. qSpi),
"f -j-SpG)S/lR-i-(Sp<pP-Sfupf*)"^^ R]SfiQSpQ=0.
Een der twee oplossingen is
»S*P. p = o, sfl q — o,
of
of
p = p.
Gesubstitueerd in {ö) op bladz. 87 geeft
qi p =z — p S" a, R,
f = a, r.
Maar dan is ook
S{a, X p) r = f.
Aan de vergelijking van het hoofdvlak der viriaal
wordt voldaan door
-ocr page 109-93
dus deze hoofdas ligt geheel in dat vlak (zie § 39).
§ 70. Indien voor een stelsel gegeven is
= -p^ccor,
volgt uit de formulen
SX G = S p (fj fi — Sp,
S fi G = S" X (p p — S p q) X,
S p G = Sfi If X — SX (f ft,
2 F = SX <p P. -(- »y /t ij; ft -j- S P IJl p ,
dat alsdan
g = Vuq r en k = r.
Kiezen wij dan «„ tot oorsprong, dan worden
g = o , f = o, (j) p = o.
Do vergelijkingen zijn nu voor alle p voldaan, terwijl
«, = = o wordt. Dus alle lijnen door «p kunnen
hoofdassen zijn.
Het punt «0 is dan het middelpunt van het krachten-
stelsel.
Daar een functie iji p negen scalar-constanten bevat,
komt de gegeven voorwaarde overeen met negen voor-
waarden uitgedrukt door scalar-vergelijkingen. De eene
vergelijking voor qp p representeert in quaternions alzoo
de negen voorwaarden uit § 40.
HOOFDSTUK IH.
\'\' , d^ X
A. dynamica van een punt.
u. Afleiding der vergelijking van Villarceau cn Clausius.
§ 71. Uit de identieke vergelijking
~dr~ dt
volgt door te differentieeren
\'d X
{dt}
\' dt ~
en door vermenigvuldiging met \'/j cn omzetting der
termen
d\'x ,, d\'iinx\'-)
\'d X
in
dt
of zoo wij d"^ xjd vervangen door A\'
df
in
evenzoo
dt] y \'\'
[ztj ^n^
in
in
95
en door optelling dezer vergelijkingen
= 7, w.........(4.)
Deze vergelijking werd door Clausius en Villarceau
ongeveer gelijktijdig gepubliceerd. Door Clausius in
Poggendorffs Annalen, Bd. 141; in de Göttinger Nach-
richten 1871; in Clebsch Mathem. Annalen e. a. m. ;
Yvon Villarceau in de Comptes Rendus: Tome 75.
Een geheel andere afleiding der vergelijking komt voor
bij ScHELL „Theorie der Bewegung und der Kräfte"
Th. II, Cap. XII.
M}\'
à
Laten M, M\' en iXP\' drie opeenvolgende punten der
baan zijn. Dan is MM\' de richting der snelheid in
il/, Af Af\' dio der snelheid in M\'. Zij de grootte der
snelheid in M: v = MA, in M\' w\' — M A\'.
Ontbinden wij dan die snelheden in hunne compo-
santen langs en loodrecht o^) dc respectieve voerstralen,
dan is
Af C—if.
MB = Vr =
dt
cn zoo wij den conischen hock Af O AI d fi noemen :
Evenzoo aan het punt Af
Af B\' — v\'r
96
Trekken wij dan M\' D = en \\\\ MB en eveneens
M\' F = en II Èl C, dan is de totale versnelling de resul-
tante van
DB\' en FC.
Trek dan Z> ^ ± op MB\', dan is D B\' de resultante van
D F en EB\'
D B\' geeft dus een composante evenwijdig aan de voer-
dr
straal: E B\' = d , en eene loodrecht op de voerstraal:
DE = ^d,u.
a t
Trekken wij verder F G 1. vlak M" M\' O, dan is
i Z^F M\' G = da de hoek, die het vlak O M AF\' maakt
met het vlak O MN. Trekken wij dan verder G Hl. AI\' C
dan geeft FC
ie; een composante 10 Af Ai\': FG = r\'^^dn,
a t
2e : een composante \\\\ r: G II = — r ^ d fi,
du
r
. 3«: een composante IIC=d^
dt]
Nemen wij nu de bij elkander behoorende deelen samen,
dan verkrijgen wij als composanten der totale versnelling tji
dr du , d^u
du d a
Verder hebben wij door ontbinding der snelheid
-ocr page 113-97
De waarde van ^ uit qpr hierin gesubstitueerd geeft
d t
dr
Of wanneer wij met 7/1 vermenigvuldigen:
, r\' I 1; d\'^iinr\'\')
VI v^ = F^ % d^\'
waarmede de vergelijking teruggevonden is.
§ 72. Schrijft men in de vergelijking \'/a ifi = T, dan
verkrijgen wij
welke een betrekking tusschen de kinetische energie en
de viriaal geeft.
Voert men daarentegen de centripetaalkracht in, n. 1.
V
zoo is
Bezitten de krachten een ergal, welks negatieve par-
tieele differentiaalquotienten de kracht-composanten be-
palen, dan is (§ 5)
/\' =x — -^y—-\\-z—\'
0 X O jj\' OS
Is nu U een homogeene functie van den graad,
dan is
F=k U
en dus
I
L
98
en daar T= E—• U, verkrijgen wij hieruit
2 ... . d} {mr\')
of
k 2k df \'
En uit de beide laatsten of uit de wet der energie
E=T-\\-jF.
Zoo verkrijgen wij bij aantrekking naar een centrum
volgens de wet van Newton, in welk geval k = — i is:
of
E = -%F-\\- V,
, d"" {m r^)
ai\'
Is het ergal een homogeene functie van den —
graad, dan is k = — 2 en gaan de drie formulen over
in de eene
ß. Toepassing der vergelijking op de vrije bezocging van
een pnnt.
§ 73. Passen wij deze vergelijkingen toe op de vrije
bcwoging yan een punt.
Beweegt het punt il/zich langs een rechte lijn, als dan
-ocr page 115-99
het voetpunt der loodlijn uit den oorsprong het punt A
is en A AI= X, dan hebben wij
r"" = {O Ayx""
en dus
= F mv\'\'- m X 9,
als 9 de versnelling voorstelt.
Is dus V constant dan is 9 = 0 en dus F=o.
Is « constant dan is F=i — mx «.
Beschrijft M op A AI do projectie van een gelijkmatige
cirkelbeweging, van welke cirkel a de straal moge zijn,
dan zijn
■
X = acos O-, V — — a sin »>
en wordt, zoo i de tijd voorstelt, verloopende tusschen
twee gelijke phasen der beweging
^ _ 27r
dt T\'
Achtereenvolgens verkrijgen wij hieruit:
V — — 2 n ai \' sin «7,
x"^ = a"^ cos {},
d"^ {m x^)__8 Tx\'^ina\'^cos 2 O
rr. 1 n"^ m a^ sin"^ (t
2 1= mv^— ---Rj-,
,, _ 4 TT^ m a^ cos"^ & _ .in^ mx"^
_ ( j,-^- \\ _ 2 w x^ _ 2 tt\' ma\'^ cos^ O
U
en dus
U
2 n"^ m a^
-ocr page 116-lOO
§ 74. Bij de parabolische baan hebben wij
X\'—Vq COS a . t,
y-^v^sifia.t— \\
waarin v^^ de aanvangssnelheid en u de hoek, dien deze
met den horizon maakt, voorstellen, en dus
m = m P f\' — g v sin u .t f
V 4 J
en hieruit
=in{2v\\—bgv^ sin a.tArign
De viriaal is
F=mgy = m g iv^ sin a.t— ^j^g P).
Daar de kracht constant is, is de graad van C/: -f- i,
zoodat wij verkrijgen
F= U.
De viriaalvergelijking is
of na substitutie
T= \'/ï VI vl — tilg\'VQ sin % mg P
Tz=^ T^—F.
. En tevens is (§ 72)
en dus verkrijgen wij
E=%mvl = r„.
§ 75. Ter toepassing op ccntraalbeweging gaan wij
uit van de vergelijking
=
of zoo wij r-\' = p stellen
d Q \' |
2 |
[d 0 |
lOI
Verder is
df — d^"" [dtj ^ d 9 \' df"
d O-
2?
d O
— 2Q-\'
da\'
dit\'
en daar
,d O
is, is
. d 9 c ,
= P =
d"^ a do ^ ^ do
\' di\'
en
Dus is
Nu volgt uit de viriaalvergelijking
\'__^„„,1
En derhalve
= wc" e [o
d\'^Q
F
Als wij nu invoeren
F=-in r cp (r) = ;// \' tp (r)
dan komen wij op de bekende vergelijking
Bedenken wij, dat
zoo zien wij, dat
d Q
in V\'
in c-
U-.
F =
ij -T-i^\'
-ocr page 118-02
en alzoo
d^Q
2 Q
2 k
Stellen wij nu
9 = fir" = fi Q-"
en dus
k = n I
m c\'
dan wordt de energie der centraalbeweging
.(43)
2 {n l)
§ 76. Voor cirkelbeweging, q = const = —, wordt dit
2 n -j- 1
Voor elliptische beweging om het middelpunt is
, I — f^ cos"^ O-
n = I =-- ,
d Q _ t\'\'- cos 9 sin O\'
b{\\ —t\'^cos\'^ a)\'/.\'
^ __ (i — 2 .\'>) f ^ cos^ a
b {1 ~ t^ cos"^ {Pf^ ■
En daaruit wordt:
J7 = = -(2 — fa\\
Voor elliptische beweging om het brandpunt, waarvoor
i ^ f cos {y
dlf\'\'
verkrijgen wij
fi{i—f^) m_ m
-ocr page 119-03
Bij parabolische beweging om het brandpunt is e = i
en dus
§ 77. In § 72 zagen wij, dat als het ergal een homo-
geene functie van den — 2^™ grraad is, wij de betrekking
hebben:
Hebben wij nu bovendien met een centraalbeweging
te doen, dan gelden ook voor dat geval bovenstaande
formulen. Dan wordt de viriaalvergelijking
mv\'\'- = 2 E-\\- in r 9 {r).
Daar er een ergal bestaat, geldt dus het theorema der
levende kracht, dat in differentiaalvorm voor ons geval
wordt
d(\'/i ni VI qi (r) d r = O.
Door eliminatie van (j> (r) uit beide vergelijkingen ver-
krijgen wij:
2 d r in\'
Integrecren wij deze liniaire differentiaal-vergelijking
vem de i® orde, dan is \'t resultaat
, a , 2 E
^ — -ï H--\'
\' in
waarin a de integratie-constante voorstelt.
Door substitutie verkrijgen wij verder
div"^) 2 a , . a
—7—- —--r en \'I\' \\n — i-
De hierbij optredende kracht moet dus omgekeerd even-
redig aan dc derde macht van den afstand zijn. Verder
is in verband met bovengenoemde formulen
04
en
= a Q\'
d\'
dd-\'-
Hieruit volgt
[dgy _ 2 E a — c\'\' .
en
p a —
--Ti— P-
Substitueeren wij dit in de vergelijking (43), dan
komt er
a = fl\'
Alzoo is de differentiaalvergelijking der baan
d»)
m c^^ c^ ^
Eerste geval: c\'^dfi.
Stel dan
vi c^
en de vergelijking wordt:
\' Indien wij de integratie-constante = stellen
dan is de integraal
e =
en de vergelijking der baan
Drukt men met behulp van de perkenwet:
cdt
r va t uit door »> te elimineeren, dan vindt men
\' = - /o)\' 2 - /o) ,
05
waarin in dit bijzonder geval de integraal-vergelijking
uit § 72 overgaat.
Tweede geval: fi.
_ „
Stellen wij dan -^ = zoo vinden \\vij achtereen-
c
volgens
do
d» —
O — {>„=-— are sin —
p cc
en dus de baan
« r sin »0) =
en verder
\' , —/t)
2E \'
in
Derde geval: c\'^ — f»..
Dan wordt de baan de hyperbolische spiraal:
terwijl ten slotte r, in / uitgedrukt, wordt:
§ 78. Uit dc bekende vergelijkingen
r^ —
t-t.
V p = c
en
volgt
m c
U=z E...........(fl)
ip-"
U= — j m (f {r) dr
1
Nu is
io6
en
F = — 7}i r (f (r)
en dus
r
door differentiatie van ia)
derhalve
„_m c"^ r dp
cl ^
Nu is ,-- = —, als R de kromtestraal voorstelt, en zoo-
dr R
doende wordt
4»
F
p^R
Noemen wij de centripetaal-kracht P, dan is
_in v"^_in c"^
IT ~Wp
en dus
F= -P
of
F\'.P^r-\'-.p.
Uit de vergelijking: (zie boven) •
volgt, dat F = O wordt voor
Q = O of r = tv.
of voor
*
n -1--r-^; = o.
-ocr page 123-07
De integratie dezer differentiaalvergelijking geeft
Q = Acos & Bsin O-,
of door met r te vermenigvuldigen
Ax-}-By= i;
F is alleen gelijk nul bij beweging op een rechte lijn.
F is constant voor de centraalbeweging, waarvoor
F
Q
d^Q F
fdpY 2 F J , .
Zoodat de differentiaalvergelijking dier beweging wordt :
d Q
da
y. Toepassing der vergelijkiiig op de ged-ivongcn beweging
van een punt.
§ 79. Wordt een punt gedwongen zich op een ge-
geven kromme lijn te bewegen, en is dan Rt de tangcn-
tieelc composante der weerstand, N die der normale en
(T de hoek, dien de voerstraal met de normaal maakt,
dan wordt de viriaalvergelijking:
viv\'\' ^rRtcosa—rNcos{r,N)\\ %
De werkende kracht kunnen wij ons tevens gesplitst
dv
denken in een tangentieele composante m -j-j cn een
normale. Deze laatste geeft met N de centrepetaalkracht
^ . Na invoering van deze wordt de viriaalvergelijking.
Q
, , dv , mv\'^r , , , ,,
mv\'=z — r {m ^ — Rt) cos a h----^ - cöj (r, q) % —^tt".
io8
Uit beide vergelijkingen volgt:
F—r Ncos {r,N) =
en daaruit
mV-r , dv
cos {r,Q) — r VI — cos a
cl v
dv
F=r\\Ncos {r,lSr)
vi
n 2 Tr
cos (tJ -cos {r, p).
dt
Lossen wij hieruit T op, dan is
dv
mjjcosa
T=
2cos{r,Q)
Als wij het geval beschouwen, dat de krachten een
ergal hebben, dat door de homogeene functie U van den
k^^^ graad wordt voorgesteld, is
en door optelling der beide laatste vergelijkingen ver-
krijgen wij voor de energie
dv
2cos(r,Q)
P-|-p vi-^cosa—Ncos{r,N)
F=
2 cos{r,q)
§ 80. In geval niet de baan zelve voorgeschreven is,
doch slechts een oppervlak gegeven is, tot hetwelk de
beweging van het punt zich beperken moet, dan is de
normale weerstand N steeds gericht langs de normaal
op het oppervlak. Maakt dan de kromtestraal der baan
p een hoek y met de kromtestraal R der normale snede,
die met de baan de raaklijn gemeen heeft, dan is volgens
het theorema van Meunier
n = Rcos y
en dus
Neos (r, N) ■
^^cos ycos (r, q) F-\\-R jn^jcosn—Ncos{r,N)
E=
2 cos {r, p)
-ocr page 125-log
Uit drie van de hoeken {r,N), (r, p), / en a is de
vierde te bepalen, daar zij tot een zelfde drievlakken-
hoek behooren.
Beschrijft het punt een geodetische lijn, zoo is
y = o, {r,Q) = {r,N) en v= constante, dus
F=r Neos (r, N) (r, N)
en dus
R
F— % RN.
.2 r cos {r, iV) k_
Is er geen werkende kracht, dan is
2 T
N =
R
en derhalve
£ = — % RN== T.
Hiermede is het vraagstuk voorkomende bij Gilüert
„Cours de ^lócanique Analytique" Deuxième Edition pag.
232 N". 7 in ruimeren zin opgelost.
§ 81. Is het oppervlak een bol met den oorsprong in
het middelpunt, dan zijn
/_{r,N) — o, p) = o, / = o, p = r = A\'
U,
cn daaruit volgt
en dus
F=RN-^2 2\\
— % RN ^-^F.
2k
Stellen wij weder
dan is
(X- 2) U-2E
R
I lO
Bij zwaartekracht is TJ = —gz, k=\\,
N- —
iV_ - ,
voor k= — 2 is N constant. Derhalve is U van de
gedaante
X z xy
§ 82. Is gegeven, dat het punt zich op een bepaalde
kromme lijn moet bewegen, dan is in de formulen
x^ jV z^ yz
dv
7- 2 Tr , X
=-cos (r, (j) — r
in
dt
cos a — A\'" cos (r, JV)
en
cos a — N cos (r, N)
2 cos (r, ())
dv
li
F-Vq
in
k
2 cos {r, q)
Q bekend als kromtestraal der baan. Maar nu moet de
richting van N bepaald worden.
Bij vlakke banen valt N langs n en verkrijgen wij,
omdat alsdan tevens
F=
is
^ — m^ tg {r,Q)-\\-N r cos {r, q),
ctt •
E =
.2 r cos (r, q)
Is de baan een cirkel, dan komen dezelfde vormen als
voor de beweging van een punt op een bol voor den dag.
5. Transformatie der eerste vergelijking. Tweede
vergelijking van Clausius.
§ 83. Clausius heeft de vergelijking (42) nog een
kleine maar belangrijke transformatie doen ondergaan.
De vergelijking (42) luidde:
1 7- I n d\'^hnr\'^)
-ocr page 127-111
Integreert men deze na vermenigvuldiging met d t
van tot dan verkrijgt men
\'o \'o
Hebben wij nu met een periodiesche beweging te doen,
dan is na afloop eener periode. waarover een tijd i ver-
loopt t = en worden de waarden der beide diffe-
rentiaalquotienten in het tweede lid aan elkander gelijk.
Deelt men nu tegelijkertijd door zoo verkrijgt men voor
de beide integralen de gemiddelde waarden der zich
onder het teeken bevindende functiën. Duidt men die
middelwaarde aan door een dwarsstreep er boven, dan
wordt de vergelijking:
in v"^ = F.
Hebben wij niet met zuiver periodische bewegingen te
doen , maar met zulke, waarbij de voerstraal r van het
zich bewegend punt steeds kleiner dan een bepaalde
grootheid blijft, en binnen die grens toch voortdurend
van grootte verandert, nu eens aangroeiend, dan weer
afnemend, dan noemt Clausius zulk een beweging
stationair. Nemen wij dan de tijd maar lang genoeg
dan mag op den duur toch de vergelijking gelden en wij
verkrijgen zoo de stelling van Clausius:
„Bij stationaire beweging is de gemiddelde kinetische
energie gelijk aan de halve gemiddelde viriaal."
§ 84. Naast deze heeft Clausius nog een tweede vergelijking
afgeleid en in Poggendorfs Annalen Bd. 142 S. 433 mede-
gedeeld. Wij zullen daarvan de volgende afleiding geven.
Denken wij ons dat dc beweging van het punt door
de een of andere oorzaak veranderd wordt. Deze ver-
andering kan een plotselinge zijn, zoowel van plaats, als
van snelheid of werkende kracht of uit combinatieën
I I 2
hiervan bestaan, maar zij kan ook geleidelijk plaats
hebben. De oneindig kleine veranderingen hierdoor ont-
staande geven wij aan door het teeken der variatie J,
dan is de variatie der levende kracht
S T= 8 - (x^^ y z\'2)
2
[dx . dx , dy ^dy , d z ^ dz\\
Beschouwen wij nu een gedeelte der baan, hetwelk in
den tijd tot (/, —■=. t) doorloopen wordt, dan
kunnen wij ons voorstellen, dat niet alleen de punten
der baan Xo,yo,Zg en x, , z, verplaatst worden, maar
dat ook de tijd t verandert, en zoo wij rekenen, dat de
verandering reeds voor den tijd kan ingetreden zijn,
de variatieën zich dus ook tot den veranderlijke t uit-
strekken. Voeren wij nu een onafhankelijk veranderlijke
(j in verbonden met t door de vergelijking
dan blijft 9 bij de variatie onveranderd.
Uit deze betrekking volgt alzoo
d t — i d if
en
3 / = 5 -f (9 — q,„) 5 t.
Differentieeren wij nu de variatie 6 x dan verkrijgen wij
d H X _ d 5 X dijj
dt dep dt
en omdat ten opzichte van de onafhankelijk variable qi,
d en d verwisseld mogen worden
d 8 X _ dq, ^ dx_I Q dx
d t d t dq) t d qi
\'dx d f^
d Cf
jd t d q)_
_: ^ dx , dx ^ •
= "\'77 77\'"
-ocr page 129-113
en dus
d S X
dT
Sdx , dx
8 {logt).
dt \' dt
In bovenstaande vergelijking ingevoerd geeft
(ï T= VI
dx dh x , dy y , d z dd z
[dl dt \'^dl 7/r dl dJ
VI
dx
dt\'
Vermenigvuldigen wij met d t en integreeren van
tot (]p, of wat hetzelfde is van tot zoo verkrijgen
wij, daar door partieele integratie
idx d^ x ,, dx . fd\' x ^
•j Ô Td = m ^ d X -]- 8 y ■\\-^dz
J dt dt
is, vervolgens
i
dt
dt
\'Po
\'l\'o
\'f
• <Jo \' \'/o
Indien wij slechts met óón punt te doen hebben, is
d-\'z „
d-\'x
w
dx V . « \\ dz .
ox-f-f^o y— ÔZ
vi
dt
; „ d.-\'y -,
, = A, VI -j-% = J ,
"\'df
Nemen wij dan verder ip = , cn deelen door t\', waar-
door wij weder de middelwaarden verkrijgen, dan wordt
f\'i
___A 11 -1. —- A "
dt
dt
Ô T =
<ro
— (A\' (ï AT rSy -}-Zdz) — v: Ö log i.
Bij gesloten banen nemen wij voor 7, — een ge-
heele omwenteling, alsdan verdwijnt de eerste term rechts
114
en wij verkrijgen na omzetting de vergelijking van Clausius :
— {Xdx-{-V8y ZÖz) = -jSv^^7nv^8 log ü . (45)
Het eerste lid dezer vergelijking stelt de arbeid voor
der kracht, die het punt in beweging brengt, bij de
verplaatsing der baan, gemiddeld genomen. Indien
men den tijd maar lang genoeg neemt, mag de verge-
lijking ook voor stationaire bewegingen gelden. Hebben
de krachten een ergal, dan wordt de vergelijking
8 U 8 v"^ -\\-m v\'\'- 8 log i.
Bevat het ergal een of meer constanten, die bij de
verandering der baan ook veranderen, dan moeten in
deze vergelijking die grootheden als constant blijvend
beschouwd worden.
Bij combinatie der beide vergelijkingen van Clausius
verkrijgt men: (45) en (bldz. m)
— {X8x\'-^V8y \'^- Z8z) = \'/j 8F-^F8 log i.
§ 85. Clausius geeft in de Math. Annalen van Clebsch
en Neumann bd. IV een toepassing dezer vergelijkingen
die wij hier in gewijzigden vorm willen mededeelen. Wij
nemen gesloten banen, dan is dus
[\'1J4 U0,,],
kV J
8 [/=mv-\'
= in v"^ (\'/j 8 log v\'^ 8 log i),
= VI v"^ 8 log i \\/
Stel nu
zoo is
8 U—viv\'^ 8logX.
De linkerzijde is een volkomen variatie, dus ook de
rechterzijde, dus is viv"^ functie van /. en dus is U een
"5
functie van P., alzoo
U=/(X),
S U=/{l)8l,
verder is
De wet der energie geeft
U^ = E,
of
E=
2
en dus
Indien nu de kracht, volgens welke het punt aange-
trokken wordt, in F\' (r) is, dan stellen wij
jF\'{r)dr = F{r).
Dan is m F{r) het ergal en dus
Om den vorm der functie / (P,) te vinden, maakt
Clausius gebruik van de cirkelvormige baan waarvoor r
constant is, want /{X) is onafhankelijk van den vorm
der baan. In dit speciale geval is
X = 2 n r,
r = ?./2 TT,
X
m
m . F
2 TT
l2 ttJ
-ocr page 132-ii6
Stelt men nu in het algemeen p = —, dan is
2 TT
en dus
v\' = qF\' (p),
E=m
Voor F (r) ■= fi r" met uitsluiting van n = — i ver-
krijgen wij
F{r) = -L r" I,
n -j- I
« 1 |
[2 (« l) |
«4-3 |
E
i-n
1 = 2 TT fl Q \'t ,
Bij cirkelbeweging is q — r en komen wij dus op de
vergelijking van § 76 bladz. 102 terug.
Bij eliminatie van p uit bovenstaande vergelijkingen
komt er
_I__I — w
Voor n = I worden deze:
-V.
fim
l — 2 n fK
-ocr page 133-O
117
2^
2 2 0
Op pag. 102 was gevonden voor de elliptische baan om
het centrum:
en dus wordt
-ï 2 —,
r^ —-rt\'
en
2 71^ Wrt^
E =
Evenzoo voor elliptische beweging om het brandpunt
dus
I I
~ V ~ « \'
waaruit volgt
111"^ = 4 ;t ^ rt (3\'!® wet van Keppler).
De perkenwet cn de wet der energie zijn in dit geval
2 a
en voor n-= — 2
Bij integratie blijkt dan dat
en dus
I I
^ a
-ocr page 134-ii8
Verder door eliminatie van fi
2 Tc^ ma\'
E =
en
1 = A -f
a Tq 2 a É
Of, zoo wij de potentieele energie bij het begin door
Pq aangeven
2 fl : = /J : E.
B. dynamica van een stelsel.
«. De vergelijkingen van Villarceau en Clausius
voor stelsels.
§86. In § 71 vonden wij
{dx^\'\'
" dt]
l^J - de \'
[dt. - ^\'\'\'dë^ dt\' \'
m
m
d\'x , d\'y , d\' .
jnv^ = —
d\\mr\')
dP
en voor meerdere punten
d\'^ X
De bewegingsvergelijkingen leeren wel,
VI -j-^ = 2\' 1\', m -j-"- = Z is, en mede, dat de kop-
d t^ dP
pels ten opzichte van den oorsprong der coördinaten van
de krachten m enz. gelijk zijn aan de koppels der
d t^
119
krachten X enz., maar omtrent de virialen dier krachten
leeren de bewegingsvergelijkingen ons niets. Uit de
vroegere onderzoekingen weten wij reeds, dat de viriaal
van in evenwicht verkeerende stelsels niet gelijk nul
d\' X
behoeft te zijn, en het gaat dus niet aan - = X enz.
te stellen. Dit blijkt vooral ook uit het theorema van
d\'Alembert, dat wel zegt, dat de verloren krachten in
een stelsel evenwicht met elkander maken, maar nog
volstrekt niet, dat zij nul zijn. Ten opzichte van de
viriaal is dit ook niet hetzelfde. Wanneer wij daaren-
tegen onder de krachten 2\' A" enz. niet alleen de uit-
wendige krachten rekenen, die dc beweging bepalen,
doch ook alle inwendige krachten en reactieën, die ten
gevolge van de beweging optreden, dan mogen wij die
gelijkstelling wel invoeren. Alleen in dat geval is het
dus geoorloofd de viriaalvergelijking volgens Clausius
te schrijven
2 / = /• -t- \\----.
Onder de zelfde beschouwingen wordt ook voor ge-
middelde waarden
2 f — F.
De vergelijking (44) luidt bij summatie over meerdere
punten
72 («ï Tdiy = 2 /// j \'b\'log i
• To \'i^\'n \' To
To
-ocr page 136-20
Maar volgens het theorema van d\'Alembert is
özjdt=o.
d-^x
Sx-X-
V^m
7
m
dP]
df^
Door aftrekking verkrijgen wij
\'lo
f
— fz (Xd X -I- V8z,) 2) dt.
Uo
In deze vergelijking stellen Z X, enz. alleen de uit-
wendige krachten voor. Integreeren wij tot en nemen
wij aan, dat bij qpg en en onveranderlijk zijn en
evenzoo aTq , jKo > 2o en x, , , z, dan wordt het eerste lid
der rechterzijde der vergelijking nul en daar alsdan i
constant is, verkrijgen wij
J jö r 2 (Xdx KÖ y ZÖz) jdt=o
\'0
er\\ deze vorm is geen andere dan het principe van
Hamilton zonder de onderstelling eener krachtfunctie.
Indien er een krachtfunctie of liever een ergal bestaat,
wordt de vergelijking
ä f (T— Lr)dt=o.
Geldt het principe der energie, zoo is
S T-]- 6 U=o
en derhalve
, I
8 j 2 Tdt = o,
n
12 1
of wel
5 21 viv ds = O.
Dit is het principe der kleinste werking.
Ingeval de totale energie der beweging veranderen
kan door uitwendige invloeden, doch wij aannemen dat
t de onafhankelijk veranderlijke is, dan hebben wij,
daar dan St = o is
2 fö Tdt = j^f g
en daar
5 7\' Ö U= ö E,
is ook
t t
k \'o
Bij banen met vaste eindpunten en .gesloten banen is dus
h I (2 T—E)dt=^ o,
of
25r fiE.
Voor gesloten banen met veranderlijken omloopstijd
verkrijgen wij op dezelfde wijze
In geval van stationaire beweging daarentegen, valt
ook wel het eerste lid ter rechterzijde weg, doch dan
verkrijgen wij na deeling door i de vergelijking van
Clausius
öT— —2- (Xlfx\'^y\'Sy-f ZTz) — m^S log
-ocr page 138-12 1
of wel
in ,
— —8 v-^^X in v"" 8 log i.
In deze vergelijking behoeft iri het eerste lid bij
vaste onveranderlijke lichamen de som alleen over de
uitwendige krachten genomen te worden, daar bij zulke
lichamen voor de zich in evenwicht houdende inwendige
krachten
2 x-h VSy-\\- Zdz) = o
is, ingevolge het principe der virtueele snelheden.
Clausius heeft deze vergelijking voor stelsels in statio-
naire beweging tot basis genomen voor een afleiding van
de tweede hoofdwet der mechanische warmtetheorie.
(Zie Pogg. Ann. Bd. 142. S. 433)
§ 87. Dezelfde schrijver heeft in Pogg. Ann. Jubelband
verschillende transformatieën der vergelijking medege-
deeld van welke eenige hier plaats mogen vinden.
Als de coördinaten van het zwaartepunt door Xc,yc,2c
en de relatieve coördinaten van een punt ten opzichte
van dat punt door |,»/>C voorgesteld worden zijn,
en\'dus
v = v -t-
!Maar
-ï inxc ^ = Xc2; in § = o.
Derhalve ook
inx"^ — MXc"^ 2 m
Op dezelfde wijze
V [dxV
dxc\\
dï\\
M
2\' in
\\d t
dt
Ook is
I
2 xX— Xc 2\' A\'-t- 21 X.
Vormt men deze drie vergelijkingen eveneens voor
-ocr page 139-23
de coördinaten-assen, dan verkrijgt men door optelling
= Mrc\'\' ;// (?^,
2; VI v^ = Mvc\' 2" mzv^, (46),
l\'-f zZ) = rcR cos {rc, R) 2XI y 3C Z)
waarin n de relatieve voerstraal, zo de relatieve snelheid,
rc de voerstraal van het zwaartepunt, R de resultante
van het krachtenstelsel voorstelt.
Ook voor het massacentrum geldt de identieke ver-
gelijking
Dus ook
M
(47)
dXcV ,, d\'Xr , iM d\'Xe\'
Volgens een eigenschap van het massacentrum is
-, d\'^ A- d\'^ X ,,
Derhalve
en alzoo ook
Mvc\'^ = — rc R cos {rc, R) ^ \'
Indien men de waarden (46) in de viriaalvergelijking
substitueert en gebruikt maakt van (47), verkrijgt men
v = _ v (t A\' -f- ? Z) . . (48)
zoodat de viriaalvergelijking voor relatieve coördinaten
ten opzichte van het zwaartepunt volkomen dezelfde ge-
daante heeft als voor absolute coördinaten.
In de vergelijking (47) treedt een viriaal op, die men
verkrijgt, wanneer alle krachten naar het zwaartepunt
als aangrijpingspunt verlegd worden. De inwendige
U/J
124
krachten, die paarsgewijze gelijk en tegengesteld zijn,
heffen elkander in dezen vorm op. oMaar daar de inwen-
dige krachten in de volledige vergelijking optreden, moeten
zij dus in (48) tot hun volle bedrag gebleven zijn. Dit
volgt ook uit de eigenschap dezer krachten, dat zij ten
opzichte van ieder punt der ruimte in evenwicht zijn,
want dan moet volgens § 13, omdat A=o, B — o,
C = O zijn, de waarde van de viriaal onafhankelijk van
den oorsprong der coördinaten zijn. In § 8 vonden wij
voor de inwendige viriaal
waarin / de grootte der krachten tusschen twee deeltjes
en z/ hun onderlingen afstand aanduidt. Zoo verkrijgen
wij de viriaalvergelijking voor een stelsel gesplitst in de
beide vergelijkingen
Mvc-" == — rc R cos {rc, P) y
waarin nu de uitdrukking 2 X ij J C Z) alleen
over de uitwendige krachten behoeft genomen te worden.
Wordt het stelsel op eenigerlei wijze in zijne beweging
belemmerd, dan moeten de daarvoor noodige krachten
als uitwendige in rekening worden gebracht.
De algemeene viriaalvergelijking verkrijgt bij deze
splitsing de hiermede overeenkomstige gedaante
V = J/- %
of zoo wij voor de uitwendige viriaal Fe schrijven
2: m .
df
2: inv\'\'— d fFe-\\-
§ 88., Ten einde de veranderingen, die de uitwendige
viriaal ondergaat nader te beschouwen, differentieeren
125
wij deze grootheid ten opzichte van den tijd. Dan wordt
dY dZ
"" dt\'^y\'dt\'^-dt]
dFe
d t
— Z
dt)
dt
Ingevolge de regels der differentiaal-rekening wordt
het eerste lid gevonden door in het eerste lid der rech-
terzijde de krachtcomposanten constant te laten, in het
tweede lid daarentegen met de coördinaten der aangrij-
pingspunten aldus te handelen.
Voeren wij dan de drie centra in, die in § 28 beschouwd
werden en dienen kunnen ter bepaling van het centraal-
vlak, dan hebben wij
A-, 2\' A\'= 2 AT .V, y, Zy = l\'y }2 22 Z.
Differentieeren wij deze met constante coördinaten der
aangrijpingspunten, dan wordt:
a\', dZX= ZxdX, y, dZ Y= ZydY, dZ Z= ZzdZ.
Nemen wij verder aan, dat de krachten een ergal U
bezitten , dan hebben wij:
dx
dt
V\' dy
\'dt
dU
dt
dt
en dus verkrijgen wij:
dFe dU
iU f dZX ,
dZ Y , ^ dZZ
d t ~d t r\' dt \' dt \' dt
Bezit het krachtenstelsel een centrum, welks coördi-
naten a-„,_j\'„,2„ zijn, dan wordt deze uitdrukking:
dz Y , dZZ
dt
dZX
dt
dFe dU
a-„
d t
dt
dt
De uitwendige viriaal blijft constant, zoodra
dZZ
dt •
dZY
dZX
dU
= a-.
§ 89.
dt
dt dt \' dt
Uit de vergelijking:
dU
\'il 4. V il u 7\'il
dt dt\'^ dt]
laat zich in geval van beweging om een vast punt nog
-ocr page 142-126
eenige gevolgen afleiden. In dat geval namelijk zijn
dx dy , dz
Voeren wij deze in, dan verkrijgen wij
of, zoo wij de composanten van het resulteerend koppel
door Gx, Gy, Gz voorstellen:
Noemen wij nu de projectie van het resulteerend koppel
op de momentane of de constante draaiingsas J, dan is
d U — — 8 O) d L
Is dus gedurende de beweging voortdurend 8=0 dan is
Uconstant. Dit geschiedt in twee gevallen: i« wanneer de
as van het resulteerend koppel steeds loodrecht op de
draaiingsas staat, 2"= wanneer het krachtenstelsel steeds
ten opzichte van de draaiingsas in evenwicht is. Heeft
een zoodanig evenwicht gedurende de beweging op som-
mige oogcnblikken plaats, dan zal op die oogenblikken
het ergal óf maximum óf minimum zijn. Dit maximum
of minimum kan ook intreden, zoodra de as van het
resulteerend koppel loodrecht op de draaiingsas staat.
Wij zien dus, dat de eigenschappen in de §§ 46—49 voor
de viriaal afgeleid, voor ieder krachtenstelsel ten opzichte
van het ergal gelden. Zijn de krachten in grootte en
richting constant, dan is Fe = U, waarmede het verband
aangetoond is. Bij een krachtenstelsel als in § 11 be-
handeld is, is zoodra P in den oorsprong ligt Fe — — U
en gelden dus eveneens deze eigenschappen, met dit
verschil, dat alsdan met een maximum van Fe een mini-
mum van U correspondeert en omgekeerd.
127
(i. Toepassing der vergelijkingen op eenige stelsels.
§ 90. Bij de draaiing van een lichaam om een vast
punt moeten wij in de viriaalvergelijking
= Af- Z {X X r-f 2 Z) -f \\
daar alle voerstralen constant in grootte blijven, de
laatste term nul stellen en wordt dus de vergelijking
2 T—Fe.
Vermenigvuldigt men de EuLER\'sche bewegingsverge-
lijkingen
/y^-l-(yi-C) rp=Gy,
resp. met p, q ^r cn telt men ze op, dan verkrijgt men
of daar
dU=zaiodf
is, door integratie
Ap"" Bq\' -1- Cr\' — 2 fZ-f constante,
en dus
U=. 7; -f = E.
Hierdoor vinden wij voor 2\' J/de beide uitdrukkingen:
V J /= Af\' Bq^ ^ Cr\'\' — Fc
cn
2: J/c=2{E-(/)~Fe.
Onder het teeken Ft is de
reactie van het vaste punt
niet begrepen, daar men dit punt tot oorsprong kiest,
en dus de viriaal van de in dat punt aangrijpende kracht
128
nul wordt. Als men een ander punt tot oorsprong kiest,
zou deze viriaal niet nul zijn, maar een zekere waarde
F\' hebben. Doch dan zou, ingevolge § 13 bladz. ig,
Fe met dezelfde waarde verminderd worden, en de
waarde der grootheid Z A f dezelfde blijven, want
E — U = T is van de keuze van den oorsprong onaf-
hankelijk. Daar nu Z Af de inwendige viriaal voorstelt,
blijkt het, dat deze voor alle punten der ruimte als
oorsprong constant is, wat geen bijzonderheid is, daar
wij van deze krachten aangenomen hebben, dat zij twee
aan twee gelijk en tegengesteld zijn en dus het stelsel
dezer krachten steeds in evenwicht is. Toch blijkt uit
dezelfde vergelijkingen, dat Z Af ten opzichte van den
tijd niet constant is. Wanneer wij dus een vast lichaam
beschouwen als een aggregraat van massapunten, die op
onderling onveranderlijke afstanden blijven, dan zijn de
verschillende A\'% constant en bij differentiatie vinden wij
dU dFe
dt d t \'
df _
Z A^ =
dt
of daar
dZ\\
dtj\'
dX , dl
dFe
d t
dU
\'d t \'
>\'77
X
d t
dt- ^ d t^ - V d t^Ki t ^
De inwendige krachten blijven constant: wanneer
er geen uitwendige krachten zijn, want dan zijn
= O
en dus
2\' //fz= 2 E= 2 T\\
deze krachten zijn grooter naarmate de snelhejd der be-
weging grooter is;
26* wanneer het ergal een homogeene functie van
den — a\'ien graad is.
dZ
\'d t
i2q
Bij constante krachten is
Is het ergal een homogeene functie van den — isten graad,
dan is
cn derhalve
V j ƒ _ Fe=2E.
In dit geval is het verschil van uit- en inwendige
viriaal constant.
Voor een zich vrij bewegend lichaam kan men aan de
relatieve viriaalvergelijking, die voor een vast lichaam luidt
- m = - (I A\'-f r C Z),
dezelfde beschouwingen vastknoopen en verkrijgt men
analoge resultaten.
Wij zien dus, dat bij de beweging van een vast lichaam
er tusschen de verschillende deeltjes reactieën ontstaan
onafhankelijk van den aard der krachten, die ook in
rust tusschen de deeltjes onderling werken, doch enkel
afhankelijk van den aard der beweging en de op het
lichaam werkende uitwendige krachten. Daar zij steeds
in evenwicht zijn, wofden zij slechts door het niet nul
zijn der viriaal verraden. Op den aard der beweging
hebben zij geen invloed.
§ 91. Clausius en Villarceau hebben beide reeds in
do eerste verhandelingen over hunne vergelijkingen de
toepassing gegeven op een stelsel van een groot aantal
massapunten, waartusschen geen krachten werken, doch
die onder een uitwendigen oppervlakte-druk staan. Daar
voor zulk een stelsel wegens het groote aantal
als constant mag beschouwd worden, kan zoowel de
volledige als de gemiddelde vergelijking gebruikt worden
Beide geven dan (zie § 9)
9
-ocr page 146-30
Voor een massa, die in een stadium tusschen gas en
vloeistof verkeert, kan men dan met van der Waals
schrijven
waarin N\' en f als in § 9 voorkomen.
§ 92. Werken op de deeltjes geen uitwendige krachten,
doch alleen inwendige, die evenredig zijn aan de massa\'s
en een zekere functie der onderlinge afstand, dan is
volgens § 12
Zmv^- = (? 9 («) dm-\' %
Maar dan geldt het theorema der levende kracht, en
dus is
\'/j 2 mv\'\' TF\' = consianic = E,
of
en dus
d\' Z in
dt
of
en daaruit
d\'Zmr\'\'
2 viv\'\' -r
\'fz! = 4 _2][.// ((,) dm\'\' -fl^q (o) dm-\',
^^^ = ^E-II \\ 2 rp (,) (, 9 ((,)I dm■\'.
\' Is nu ij («) — q\' , dan is volgens (5)
4
df\' ^ «-h
Voor n — I wordt dit
d-\'
df\'
Voor n — — 2
d-\'^lmr\'\' „ , dvi\'
= ^E -2 /F\',
-ocr page 147-\'3\'
en daar E=T-\\- W\'
T —_>/ [F\'4- \' ^^
- " i /V .
Voor stationaire beweging, zooals het zonnestelsel,
bereikt 2\' mr"^ bij afwisseling zijn maximum- en minimum-
d \' 2" VI r-
waarden, zoodat —— nu eens positief, dan weer
negatief is. F schommelt dus om de waarde van
— Va ^leen.
d- 2 VI r"^ „
— = 4^
Voor n = — 3 verkrijgen wij
2" 1
~dt
of
zoodat het polaire traagheidsmoment van het stelsel een
quadratische functie van den tijd is. Dit laatste geval
omvat de oplossing der opgaven N". 9 en 10 uit Gilukrt,
„Cours de Alécanique" Ilc Ed. page 261. De daar be-
doelde constante blijkt viermaal de totale energie der
beweging te zijn.
§ 93. Als voorbeeld van toepassing der gemiddelde
viriaalvergelijking op een veranderlijk stelsel kiezen wij
de trillende snaar. Daarvoor geeft de vergelijking
2\' vi v"^ = — 2\' vi yy.
Volgens de bewegingsvergelijking is
verder is vi-=^-dx. Voeren wij dezo in, dan ver-
/__
krijgen wij
Ma"" f f^M ,
2 viv^ =---,— / 1\' „ dx.
132
De algemeene integraal der bewegingsvergelijking is
n = ix>
• nn
y— 2, sm-j- X
^ n TT d , , r) • 11 n a ,
An cos —y—Bn sin —^ I
waarin
t J O l\'
en
Bn = —^ / F (ff) sin ~ (f da.
nairjf^ l
In deze uitdrukkingen stellen f (a) en F («r) de waarden
t) y
van y en voor t — o voor. Wij hebben dus
V t
% n=.ro
1 • llTt
— n^sin-.-x
^ iiTxa . , j. -11 na .
An cos - —t -\\-Bn sin ~ /
2 l
Stelt nu r =- de periode voor en bedenken wij, dat
f cos n-jia . cos pua , ,,
ƒ . —/ . t dt = o
J^ sin I sin I
is, zoolang n en p verschillend zijn, of men het product
van een sinus en een cosinus heeft, zoo verkrijgt men
r T
im
l
« = O
A n — <x>
An\' ƒ cos\'\'J^tdi-\\-Bn\'j sin\'\'!i:^tdt
An\'^Bn\'\'
y ^ V\' 2 • 2
X
= —ii 2 li\'sin\'——X
Hieruit leiden wij af
,2 ir^2« = (»
2 viv\'=-Ti— 2 n\'\\ snr-y-xdx
«=0 Jü I
-ocr page 149-133
en zoo wij de grootheid r» = — invoeren, verkrijgen wij
Gr It
« = O ï"«
Daar iedere term der reeks aan een partiaal-toon der
snaar beantwoordt, laat zich deze formule ook gebruiken
ter berekening der relatieve intensiteit der boventonen
ten opzichte van den grondtoon.
§ 94. Een belangrijke toepassing van de tweede ver-
gelijking van Clausius op een veranderlijk stelsel, vinden
wij in een vraagstuk der hydrodynamika. Werkt namelijk
op het volumen-element dft, welks dichtheid q moge
zijn, de kracht Xqdii, VQdfi, Zpdft, en het drukkings-
verschil — ^d u, — ^ dn, — ^du en zij w de hoeksnel-
Oy Os
heid bij draaiing om de Z-as, dan vinden wij
OA: OJ)\' OS J
C dfc C> log /-.
Is nu ft) constant dan is ook i constant en mogen wij
de dwarsstreepen weglaten. Nemen wij daarbij aan, dat
de krachten A\'", F, Z een ergal [/ hebben, dan wordt
de vergelijking;
dp-]-QS C/= \\ 10\'\'Q b {x\'\'y^)
en dus
Voor vlakken van gelijken druk, zooals de vrije opper-
vlakte, geldt dus de vergelijking:
Dit resultaat hoeft Schkll „Theorie der Bewegung und
der Kräfte" IV Th., Cap. IX, § 10, langs anderen weg
gevonden.
134
" § 95- Wij hebben in § 86 afgeleid voor een stelsel,
welks energie veranderlijk is, de vergelijking:
{TS log- {Tiy — S£) dq, = o.
Deze vergelijking geldt voor gesloten banen. Hierin
stelt ö ^ de verandering der totale energie voor. Alzoo was
ö T—J: {XS X V8y-]-Zöz)
Behooren tot de op het stelsel werkende krachten
zoowel uit- als inwendige en hebben de inwendige tot
ergal Wi, terwijl wij van de uitwendige krachten aan-
nemen dat zij in het algemeen geen ergal bezitten, dan
stelt toch voor die krachten {Xe Sa -f YeSy Ze Si)
de arbeid voor, die zij op het stelsel uitoefenen. Verricht
het stelsel uitwendigen arbeid, dan is de arbeid dier
uitwendige krachten negatief. Nemen wij dit geval in
de formule op, dan wordt
V {Xe Sx-{- VeSy-\\-Ze Sz) = — S PF
en verkrijgen wij
■ ^ 6 = iï .WK
Daar echter S W in het algemeen niet de differentiaal
van een ergal is, kan bovenstaande vergelijking niet
geintegreerd worden, voor dat Sx, Sy en (5s bekend zijn.
Nemen we de inwendige energie Ei dan wordt dit
SE=SEi==S IK..........(49)
Verder volgt uit de vergelijking\'
TS log{Tiy — SE\\ dq> = o,
TSlog{Tiy — SE.
Bij de tweede vergelijking van Clausius , onder aanname
van veranderlijke energie, bij beide leden J 7\'optellend,
verkrijgt men, terwijl dezelfde beschouwingen als boven
gelden, de analoge vergelijking
TS log (Tty = S E.
ƒ<
ƒ
135
Is het nu mogelijk dat na verschillende veranderingen
log{Tiy weder dezelfde waarde kan terugkrijgen , dan is
8log{Tiy een exacte variatie en wordt dus voor zulk
een periode
J Y °...............
De vergelijkingen (49) en (50) zijn mechanisch analoog
aan de beide hoofdwetten der warmteleer.
Voor het heelal, waarvoor wij aannemen dat ô E = o
is, is ook (Î TV = o en dus, zoo de deelen van het heelal
zich niet oneindig ver van elkander verwijderen kunnen, ook
of _
Tl = comtaiitc.
§ 96. Gaan wij nu aan het einde onzer beschouwingen
gekomen, deze na, dan zien wij, dat bij dc bestudeering
van krachtcnstelsels, de viriaal eene belangrijke functie
is, om hunne samenstelling te Iceren kennen. Wij hebben
gezien dat de leer van het astatisch evenwicht en de
daarmede samenhangende der standvastigheid van het
evenwicht er geheel door behcerscht worden. Voor
vlakke stelsels vonden wij astatisch evenwicht, zoodra
de viriaal nul wordt, voor stelsels in de ruimte, zoodra
de viriaal der projectie van het stelsel op een vlak lood-
recht op de draaiingsas nul is. Do evenwichtsfunctie S
is juist dc viriaal dier projectie. Wij hebben tevens
gezien, dat er bij verschillende soorten van krachten een
nauw verband bestaat tusschen viriaal en ergal en dat
bij standvastige krachten deze grootheden aan elkaar
gelijk worden. In dc dynamica is dc viriaal een gemak-
kelijk uit de gegevens van het stelsel te bepalen functie
136
en de vergelijkingen van Clausius en Villarceau geven
daardoor dikwijls een eenvoudig middel ter bepaling der
levende kracht. Ook het ergal kan dikwijls eenvoudig
in de viriaal uitgedrukt worden en zoo verkrijgt men,
zooals wij in de §§ 75—78 voor centraalbeweging
afgeleid hebben, belangrijke formulen ter bepaling der
totale energie. Of wel, de formule geeft een betrekking
tusschen de energie en de reactieën, die bij de bewe-
ging optreden, zooals wij in de §§ 79—82 aangetoond
hebben. Het eigenaardige der viriaalvergelijking, dat zij
een verband aangeeft tusschen drie grootheden: de levende
kracht, de viriaal en het polaire traagheidsmoment, maakt,
dat zij, zoo een dier grootheden bekend is, zonder
integratie een betrekking tusschen twee gewoonlijk in
mechanische vergelijkingen niet samenkomende grootheden
geeft. In de werken van Clausius en in het proefschrift
van van der Waals kan men de beteekenis der verge-
lijking voor natuurkundige toepassingen, waarmede wij
ons minder hebben bezig gehouden, herhaaldelijk vinden.
Al moge nu Yvon de Villarceau overdrijven, waar hij
zijne vergelijking als een nieuw principe der mechanika
betiteld, toch blijkt het, dat er met die vergelijking een
belangrijke betrekking gewonnen is.
In de §§ 20 en 50—70 is tevens getracht een toepassing
te geven van de methode der quaternions op mechanische
vraagstukken. Vergelijking met de behandeling dier
vraagstukken volgens de methode der Cartesische coör-
dinaten, heeft ook hier de zooveel grootere eenvoudig-
heid der IlAMiLTON\'sche methode duidelijk aangetoond.
Tevens is hier ingevoegd een oplossing van de lineaire
vector-vergelijking langs meer elementairen weg, dan de
door den uitvinder der quaternions gegevcne. Moge het
mij gelukt zijn, hiermede een bijdrage gegeven te hebben,
137
die leiden kan tot een grootere waardeering, dan die
waarmede de quaternions tot nog toe in ons vaderland
beschouwd werden. Ik twijfel niet of bij meerdere kennis
zullen deze steeds meer in toepassing gebracht worden,
daar de voornaamste hinderpaal voor hunne invoering
wel daarin gelegen is, dat de meeste wiskundigen te
weinig geoefend zijn in het gebruik dier symbolen. De
zelfde onbekendheid is waarschijnlijk de oorzaak, dat de
voorstanders dier methode uit vrees van niet verstaan te
worden, nog zoo weinig in hunne werken ervan gebruik
hebben gemaakt. Toch zijn de voordeelen groot genoeg
om to vertrouwen, dat die tegenstand met der tijd ver-
dwijnen zal.
i-\'iNr ,;.< .. > . j•:.:•,; ■.
t If
• ; \' ^ i
\' , i ■
-ocr page 155-I.
Het gebruik van imaginaire punten en lijnen in dc
analytische meetkunde is van groote waarde.
De methode van d\'Ai.kmiikrt ter oplossing van liniaire
difFerentiaal-vergelijkingen met constante coëfficiënten
heeft hare zwakke zijde in het geval van gelijke wortels.
«
III.
De theorie der 0-functieën is geen voldoende basis
voor dc theorie der elliptische functieën.
IV.
De definitie van differentiaal voorkomende bij Hamilton
„incments of quaternions" Book 111, Ch. II, n. 1.
df (x) = /Jm u f (x -h -f{x) j ,
;/ = co \'f J )
is ook in de gewone analyse boven de gebruikelijke tc
verkiezen.
-ocr page 156-40
V.
De gewone quaternions kunnen niet als complexe
(imaginaire) grootheden beschouwd worden, wel de
biquaternions.
VI.
Voor sommige wiskundige toepassingen wordt het ge-
bruik van quaternions dringend gevorderd.
VII.
De theoretische mechanica moet hare voornaamste uit-
breiding van de leer der functieën verwachten.
VIII.
De theorie der wrijving vormt een onderdeel der
rationeele mechanica.
IX.
De verdeeling der energie in kinetische en potentieele
energie, behoort in de mechanica gehandhaafd te worden.
De beste definitie van massa verkrijgt men uit den
volgenden regel, aangegeven door Dr. E. Mach in „die
Mechanik in ihrer Entwickelung," Seite 227:
„Das Massenverhältniss zweier Körper ist das negatieve
umgekehrte Verhältniss der gegenseitige Beschleuni-
gungen."
141
XI.
Met de definitie kraclit = massa X versnelling
worden dan de principes der traagheid cn der gelijkheid
van actie en reactie overbodig.
XII.
Het uitdrukken van de eenheid van massa in die van
lengte en tijd verdient eerst dan aanbeveling, zoodra
men een algemeen geldende wet voor de werking der
stofdeeltjes ten opzichte van elkander kent.
De redeneering, volgens welke Fresnel aan de ver-
schijnselen van het gepolariseerde licht bij totale reflectie
zijn grondformulen tracht te doen beantwoorden, is mathe-
matisch onjuist, en verklaart alzoo die verschijnselen niet.
XIV.
De bezwaren welke E. Keiteler „Theoretische Optik"
(Braunschweig 1885, Seiten 79 u. 80) tegen de dispersie-
theorie van Helauioltz opwerpt, zijn ongegrond.
XV.
De electrodynamischc grondstelling van Clausius ver-
dient niet de voorkeur boven die van Weher.
XVI.
De wijze, waarop W. Sie.mens dc kracht der stormen
uit het principe der energie zoekt te verklaren, is onvol-
doende.
XVII.
142
De meerdere of mindere betrouwbaarheid der begin-
selen, waarop de methode der kleinste quadraten berust,
kan slechts door de ervaring aangetoond worden.
XVIII.
Ter bepaling van den afstand, der zon is de zooge-
naamde physische methode de meest aanbevelingswaardige.
XIX.
De physische toestand der zon kan bij den tegenwoor-
digen stand der wetenschap niet verklaard worden.
■ ♦
-ocr page 159-DIadï.
HOOFDSTUK I. BEPALINCx, VERSCHILLENDE VOR-
MEN EN HOOFDEIGENSCHAPPEN DER
VIRIAAL............................I
A. hepaling en verschillende vormen der viriaal . . i
li. hookdeigenschapi\'en der viriaal.......iS
HOOFDSTUK. II. DE VIRIAAL IN DE STATICA . . 27
A. astatisch evenwicht...........27
a. Vlakke krachtenstelsels.........27
|3. Krachtcnstelscls iii de ruimte.......32
standvastigheid van evenwicht.......53
a. De evenwichtsfiinctic..........53
|3. Maxima en minima bij het evenwicht . . . 58
C. iieiiandeling met quaternions........6.^
«. Afleiding der groiidvergelijkingcn......
ö Oplossing der liniaire vector-vergelijking ... 68
Voortzetiing der behandeling van het astatisch
HOOFDSTUK 111. DE VIRIAAL IN DE DYNAMICA, y.»
A. dynamica van een punt..........94
a. Afleiding der vergelijkingen van Villarceau en
Clausius..............94
144
niadz.
/S. Toepassing der vergelijking op de vrije beweging
y. Toepassing der vergelijking op de gedwongen
beweging van een punt.........107
S. Transformatie der eerste vergelijking. Tweede
vergelijking van Clausius........110
B. dynamica van een stelsel.........il8
a. De vergelijkingen van Villarceau en Clausius
p. Toepassing der vergelijkingen op eenige stelsels. 127
STELLINGEN................ï39
st..
m
m
w
■\'M
-ocr page 162-li-
-ocr page 163- -ocr page 164-■timmm
1 | |
: >
\'S«;
\' > >-
a
tw ^ r> \'