n.
HBT ßBCHTSKARAKTER
VAN
m
Ü
N
J
■ i,
■ /
i \'fA
-ocr page 2-A. qu.
192
(
\\ ...
1 r
) ,
. i
-ocr page 3-. ^ ,
\'"A : \'
•■ ( ■
.\' ■ • 1\' ■ ■ \', ■
i\'. , ! ■ . \' ^
■ ., r \'I \' \'■
■ ■ . ■ ■ -mmà w-:.,:
. f. _
\' /
■ . .h\' A
i^^yi:- r,■
, -vi- |
; ; , 1 . | |
• > ■■ | ||
- \' •( \' | ||
■•H. | ||
-v
■ •..i, - ■ ■
-ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6-^ \'ij
^ r *
HET EECHTSKAEAKTER
VAN
COUPON, DIVIDENDBEWIJS EN TALON.
-ocr page 8-stoomdruk van j. van Boekhoven , te Utrecht.
t
VAX
COUPON, DIVIDENDBEWIJS EN TALON.
ter verkrijging van ben onaad. van
iflïtflr in d£t leclitswctetistljap,
AAN DE JliJKS-yNIYERSITEIT TE yXRECHT ,
na bekomen machtiging van den recton magnificus
D". G. VAN OVERBEEK-DE MEIJER,
Hoogleeraar in de Faculteit van Geneeskunde,
en
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT,
TEGEN DE BEDENKINGEN DER FACULTEIT TE VERDEDIGEN
OP
Dinsdag den November 1886, des namiddags te VU ure,
door
getoren te UTRECHT.
UniECHT. — A. J. VAN HUFFEL.
1886.
ty^ \'.Ir • ■ :
1301 ViO:
Iii rri iDbaf\'
. ■ \'•.■i\'i:-\'.-(,tc ...Oir;;, -.v^.! /•••/; c. . ü.\'iiv
»■ r.
■
-ocr page 11- -ocr page 12- -ocr page 13-Bij het verlaten der Academie is het mij een aamjename
plicht^ (7, lloof/leeraren der Rechtsgeleerde faculteit, mijnen
dank te betuigen voor het onderwijs, van U genoten. Gij
vooral, Hooggeleerde Molenghaaff, hebt recht op mijne
bizondere erkentelijkheid voor de hidp, mij bij het schrijven
van dit proefschrift zoo bereidwillig verleend. Een woord
van hulde zij hier gewijd aan de nagedachtenis van den
Hoogleer aar Fruin, iviens lessen ik te kort mocht bijwonen!
Ontvang Gij, Hooggeachte Mr. A. Verhoeff, de verzekering
mijner innige dankbaarheid voor de vriendschap en vader-
lijke zorgen, die ik gedurende vele jaren van Umocht ónder-
vinden; houd U er van overtuigd dat ik Uwer steeds in
dankbare herinnering zal gedenken. U, Hooggeleerde van
UEN Es, breng ik 7mjnen welgemeenden dank voor alles, wat
Gij, als Rector van het Utrechtsch Gymnasium, voor 7nij
geweest zijt. Gij, mijne vrienden, vaartwel!
iAiJi-ianiii rif Tim
Iii::-;
I
.. m
-ocr page 15-Inleiding.....................^
Hoofdstuk .......................®
Hoofdstuk II.........•..........
Hoofdstuk III..................... ^^
Stellingen.....................
-ocr page 16-.^i-vi.
1". • ■ •
C,- \'
i/ Ni
.<1 ■ t i i t\' K rl
1 1 ■ ■ \' ï^^ VTi
m.
Mn"
V .
^ \' ■ .j^:\':: y,T. -
-ocr page 17-Talrijk zijn de vragen, die zich over het wezen van
coupon, dividendbewijs en talon. en over de verhouding
dier papieren tot het elTect opdoen. \'Die vragen laten
zich echter tot enkele hoofdvragen terugbrengen nl.:
I. Bevatten elTect, coupon, dividendbewijs en talon eene
abstracte of eene concrete verbintenis?
II. Zijn coupon, dividendbewijs en talon ware toonder-
papieren of slechts legitimatiepapieren?
III. Zijn de verbintenissen uit coupon, dividendbewijs
en talon accessoria van die uit het elTect of zelfstandige?
Alvorens tot de beantwoording dier vragen over te gaan,
is eene korte verklaring van de beteekenis der woorden
«elTect», «coupon», «dividendbewijs» en «talon» onont-
beerlijk.
Vooral de beteekenis van het woord «effect» is in litte-
ratuur on pi-aktijk geheel verschillend. Brunner verstaat
onder effect «Werthpapiere, welche nicht Wechsel sind
und einen Markt- oder Börsenpreis haben», terwijl hij met
«We!"thpapiere» bedoelt «Urkunden über ein Privatrecht,
dessen Verwerthung durch die hmehabung der Urkunde
\') Li Ilaudbueh des Deutscheu Handels, See- und Weeliselreclits,
lierausgegcl)eii von Dr. Endemann. J$d. II. 1882. jjag. 148.
i
-ocr page 18-2
privati\'echtlich bedingt ist» Volgens hem dus zijn effecten
oorkonden, wier bezit voor de uitoefening van het daarin
vervatte recht noodzakehjk is en die (met uitzondering
van den wissel) aan koers onderhevig zijn. Gareis
noemt effecten: «Beweisurkunden, welche zugleich Werth-
träger (formelle Werthträger eines Forderungsrechts,
mögheherweise auch eines Pfand- oder anderen dinglichen
Rechts) sind, das sind Beweisurkunden, in welchen das
zu erweisende Recht incorporirt ist. Scripturen, denen
eine nothwendige wesentliche Rolle beim Ent- und Bestehen
und beim Untergehen des durch sie beweisbaren Rechts
zufällt, Scripturen, welche eben desshalb Träger des be-
treffenden Rechts, das in ihnen gewissermassen Gestalt
gewonnen hat, und da das Recht einen (vermögensrecht-
lichen) Werth hat, Werthträger genannt werden » Ilij
begrijpt daaronder:
1 Credietpapieren, waaronder vallen staatsobligaties, wis-
sels, banknoten, cognossementen, verzekeringspolissen enz.
2". Acties, bewijzen van lidmaatschap in eene naam-
looze vennootschap;
Credietgeld, papiergeld en pasmunt, wettelijk be-
taalmiddel.
Het begrip dat Gareis aan het woord «elTect» hecht is
dus nog ruimer dan dat van Brunner. Doch ook diens
verklaring is te veel omvattend: men verstaat daaronder
toch nooit banknoten, die volgens BrUiNNEr\'s definitie
effecten zouden zijn: want, hoewel bankpapier\' in zijn
eigen land niet aan • koers onderhevig is, is dit wel het
1) Eodem, pag. 147.
la Archiv für Theorie und Praxis des Allgcin. Deutsch. Haudcls-
und Wechselreclits. Herausgegeben von Dr. Ruscii, Bd. XXXIV, pag. 105
§ 3 in verband inet pag. 103. tl.
geval, zoodra het aan eene buitenlandsche beurs verhandeld
wordt. De Hollandsche schrijvers, die wij geraadpleegd
hebben, spreken over ((effecten)) als over een bekend be-
grip , zonder nogtans daarvan eene verklaring te geven
Evenmin geeft de terminologie van ons wetboek ons licht,
die ook het begrip ((effect» als bekend beschouwt en daar-
onder eigenlijk elk geldsw^aardig papier schijnt te verstaan
In de praktijlc van het dagelijksche leven is het begrip,
dat men aan het woord «effect» hecht enger, doch tegelijk,
om de heterogene bestanddeelen, die het omvat, moeilijker
te definieeren. Daarom zij het mij vergund de verschil-
lende soorten van effecten op te sommen en van iedere
soort den aard te beschrijven. Bhockiiaus\' Konversations-
Lexicon noemt effecten «Schuldverschreibungen der Staaten,
Gemeinden, Creditvereine und anderer Corporationen, dann
namentlich auch die Antheilscheine der Actiengesellschaf-
ten.» Ik geloof dat deze verklaring meer in overeenstem-
ming is met de werkelijkheid, dan die welke de voor-
gaande schrijvers geven. Echter voldoet deze ook nog
niet geheel, daar ééne soort effecten, de zoogenaamde
«certificaten» niet genoemd wordt.
In het dagelijksch leven verstaat men bij ons, gelijk
mij een ervaren bankier verzekerde, onder effecten, de
zoogenaamde obligaties, aandeelen en certificaten
1) Sommigen gebruiken, „eiïect" eu „obligatie" als synouiemcu. Zio
b.v. Kist, 11. pag. 383, die in liet opschrift van Hoofdstuk IV, spreekt
vim „obligatien of cdccteii ten laste euz." eu iets verder vaii „eirectcu of
obligatien." Cos.ma.n, Do verbiudteuisseii jegens toonders, stelt „aan-
deelen" tegenover „effeeteu," pag. 342.
i) Cf. o. a. artt. 205, 214, 391, 429, CG8, enz. 15. W.
•\') Ook de Frausclie litteratuur heeft geen bepaald begrip van „effect."
Zie b.v. Buchère, Traite des Valeurs Mobilières. 2\'fcmo édition, Nos. GS,
09 en 70. Du Polleville , Traite de la Possession des Meubles et des
Titres au Porteur, 2if!me édition. Nos. ICG eu 1G7.
Obligaties zijn oorkonden, welke de staat, provincie of
gemeente, privaatpersonen of zedelijke lichamen uitgeven,
over eene door hen, op groote schaal en onder voor alle
geldschieters gelijke voorwaarden, aangegane al of niet
rentegevende geldleening
Aandeelen zijn bewijzen van lidmaatschap in eene naam-
looze vennootschap. Het onderscheid tusschen obligaties
en aandeelen is, dat de eerste uitgegeven worden naar
aanleiding van eene geldleening, dat zij zijn bewijzen van
eene geldleening terwijl de tweede zijn bewijzen van
lidmaatschap in eene naamlooze vennootschap, waardoor
men alle rechten als lid dier vennootschap verwerft
Door eene obligatie wordt men schuldeischer van den
uitgever, door een aandeel lid van een lichaam en is
daardoor eerder schuldenaar dan schuldeischer.
Een ander verschil bestaat daarin, dat bij obligaties de
rente bij de uitgifte reeds vastgesteld is: bij aandeelen is
geen sprake van rente \'\'), slechts van aandeel in de winst,
waarvan de hoegrootheid volgens ons W. v. K. art. 49
niet tevoren vastgesteld mag worden.
Certiticaten zijn door administratiekantoren uitgegevene
bewijzen van gerechtigdheid tot obligaties, aandeelen of
inschrijvingen in grootboeken. Dikwijls zijn aan de invor-
dering van de afgeloste hoofdsom of van de* rente forma-
liteiten verbonden, die te bezwaarlijk zouden zijn voor
particulieren; aan die omstandigheid hebben de administra-
tiekantoren hun ontstaan te danken. De certificaten
1) Kuntze, Uic Lelirc vou den luliaberpapiercu. § 110. 2. ,Zio ook
Gaiieis in Buscri\' ^rcliiv; pag. 108 § 4.
■■\') Geen bclalingsbeloftcu naar aanleiding eener geldleening.
3) Zio de Follevicle, N". 107.
Zie DEKJUiURQ, Lolirbueli des Deutsclieu Privatreelits. TT. pag. 80,
noot 4.
o
worden, naar de vordeiingen , waarover zij uitgegeven wor-
den verdeeld in:
a. Certificaten over obligaties
b. » » aandeelen.
c. » » inschrijvingen op grootboeken.
d. » » een aandeel tot een bepaald bedrag
in een gemeenschappelijk eigendom van effecten, onder
berusting zijnde van een administratiekantoor.
Niet alleen naar den inhoud, maar ook naar de wijze
van overdracht kan men de effecten onderscheiden, en wel
daarnaar, of zij zijn gesteld op naam of aan toonder,
terwijl effecten aan order niet voorkomen.
Obligaties zijn of op naam, öf aan toonder. Do eerste
echter schijnen in de praktijk weinig voor te komen; toch
bestaan daarvan voorbeelden, gelijk bijv. uit een prospectus
van een B\'/a pet. Noorweegsche Staatsleening, geautoriseerd
door het Noorweegsche Parlement op 21 Juni 188G en
goedgekeurd door den Koning van Zweden en Nooi\'wegen
dd. 23 Juni 188G. blijkt; daar toch vindt men: «De obli-
gatiën kunnen te Christiania kosteloos op naam worden
ingeschreven, blijvende de coupons aan toonder.» Bij som-
mige obligaties der Vereenigde Staten van Noord-Amerika
vindt men een tusschensoort tusschen recta- en toonder-
papieren, nl. papieren met eene alternatieve toonder-
clausule (N.N. or bearer)
Zijn staatsobligaties (obligaties uitgegeven door den Staat)
op naam, dan zijn zij dikwijls ingeschreven in groot-
boeken; die inschrijving kan verschillende beteekenissen
\') Zie eene dergelijke verdeeling van „titros au porteur" als boven-
staande van certificaten bij Buciièke, N". 51.
Zie Kuntze, pag. 470. 3.
•\') Zie Buunnek, pag. 153.
6
hebben. Zij kan nl. dienen tot vestiging van het recht van
den schuldeischer, zoodat men door de inschrijving te zijnen
name schuldeischer wordt, (het papier dat de schuldeischer
dan ontvangt is geene dispositieve oorkonde, eene oorkonde,
die voor het bestaan van het recht van gewicht is maar
een eenvoudig bewijs van de inschtijving) ; daarentegen
kan die inschrijving ook slechts een maatregel van controle
zijn, zonder invloed op het bestaan van het recht, «damit
die Staatsschuldenkasse die Namen der Gläubiger kennt.»
Evenals de obligaties zijn de aandeelen of op naam, of
aan toonder. _ Volgens ons W. v. K. art. 41 kunnen geene
aandeelen aan toonder worden gesteld, tenzij hun volle
bedrag in de kas der vennootschap is gestort, terwijl vol-
gens art. 42 bij de akte van oprichting wordt bepaald op
welke wijze de overdracht van op naam staande aandeelen
geschiedt. Zij kan plaats hebben door eene verklaring van
den vennoot en den verkrijger aan de bestuurders betee-
kend, of door eene gelijke verklaring, in de boeken der
vennootschap ingeschreven en door of van wege beide
geteekend.^
Certificaten zijn altijd aan toonder ; echter heeft de hou-
der van een certificaat over eene inschrijving in een groot-
boek soms het recht, de in het certificaat uitgedrukte som
te zijnen name in de boeken te doen overschrijven
Nadat wij aldus de onderscheidene soorten van eflecten
kortelings besproken hebben, rest ons de vraag, wat men
onder coupons, dividendbewijzen en talons te verstaan heeft.
Coupons zijn oorkonden, die bij rentegevende obligaties
»■
1) 15RTJÏ.-NER Eodcm, pag. 144.
2) Zie bijv. de cerlificaten der Nederl. Schuld „ ... en is liij (houder
dezes) bevoegd, bovengenoemd kapitaal tc doen overschrijven op zooda-
nigen naam of namen als hij zal begeren,"
en certificaten uitgegeven worden, om het innen der rente
gemakkehjker te maken.
Tot een dergelijk doel worden bij aandeelen dikwijls
dividendbewijzen uitgegeven, d. z. oorkonden, bestemd om
het bekomen van dividend gemakkelijker te maken.
Is de vervaldag der schuld niet bepaald, zoodat men
niet weet hoeveel coupons en dividendbewijzen uitgegeven
moeten worden, of is het aantal dier papieren niet toe-
reikend tot het tijdstip der ailossing, dan worden dikwijls
bij het hoofdpapier zoogenaamde «talons», oorkonden
ter verkrijging van nieuwe coupons of dividendbewijzen,
gevoegd.
Coupons, dividendbewijzen en talons zijn altijd aan
toonder.
EERSTE HOOFDSTUK.
Ieder die zich in rechte vrijwillig tot iets verbindt, doet
dat met een bepaald doel: eene causa. Die causa is bij
wederzijdsche verbintenissen, gelijk tegenwoordig vrij
algemeen aangenomen wordt, de contrapraestatie, b.v. bij
mutuum, voor den leener het ontvangen der beloofde som,
voor den uitleener de verplichting tot teruggave met ver-
meerdering van interessen, zoo die bedongen zijn. Die
causa kan al of niet van invloed zijn op de geldigheid
der verbintenis: heeft de schuldenaar eenvoudig de be-
doeling gehad zich te verbinden en afstand te doen van
het recht zich eventueel tegen den schuldeischer op het
gemis aan, of de valschheid der causa te beroepen, dan
is zulk eene verbintenis eene abstracte: bedoelde hij daar-
entegen slechts zich te verbinden tengevolge van de
causa en die causa van invloed te doori blijven op de
geldigheid zijner verplichting, dan sluit hij eene concrete
verbintenis \'): beslist haar wettig bestaan over de geldig-
heid der verbintenis, dan is de verbintenis eene concrete,
heeft daarentegen de causa geen invloed op die geldigheid,
zoo is zij abstract.
Nu is echtef de vraag, hoe het blijkt, dat de schuldenaar
Ungek, Die rcchtJiclie Natur der luliaborpapicrc, pag. 69.
-ocr page 25-9
bedoeld heeft zich abstract of concreet te verbinden. Dit
moet blijken uit den vorm, waarin hij zijne verbintenis
heeft aangegaan. Voor eene abstracte verbintenis is noodig
dat hij zijn wil, zich te verbinden, geuit heeft in een
vorm, waaruit ondubbelzinnig blijkt dat hij van plan is
zich abstract te verbinden: «Die abstrakte Vei-bindlichkeit
fordert dass der Schuldner den Willen hat, sich, abge-
sehen von der Causa, zu verbinden und dass dieser Wille
in einer Form geäussert ist, durch welche derselbe in
einer sichern und unzweideutigen Weise für den Richter
erhellt Hoe die vorm nu is, is eene feitelijke vraag:
volgens Dernburg kan er van geene abstracte verbintenis
sprake zijn, tenzij zij schriftelijk worde aangegaan
daartegen pleit m. i. de Romeinsche stipulatie, die wel
degelijk eene abstracte verbintenis fundeerde •\'\'). Voor ons
is dit punt echter van geen belang, daar effecten enz.
steeds geschrevene oorkonden zijn: blijft dus slechts de
vraag, hoe bij oorkonden van den wil des schuldenaars,
zich abstract te verbinden, blijkt. Bij de beoordeeling
dier vraag zijn twee gevallen te onderscheiden:
1. Dat de causa niet in de oorkonde is vermeld:
II. Dat zij daarin wel vervat is.
Ad I"™. Door vele .schrijvers wordt aangenomen, dat
eene verbintenis, waarbij de causa niet uitgedrukt is,
per se een abstracte, en dus Jiet niet vermelden der
causa in de oorkonde voldoende is voor het blijken eener
abstracte verbintenis. Zoo zegt Brunneu «Enthält
das Papier keine Bezugnahme auf die Causa promittendi,
\') Dkrnbukg Lclirbucli des Preussisclicn Privatreelits II pag. 35.
Eodem, pag. 36.
Eodem, pag. GS en v. Savigny, Obligationenrcelit, II. pag. 244.
Pag. 151.
li
."ïi
Is -;>
|l \'
lil
It-«
üüKjtAi.
so^ liegt ein giltiges abstraktes Schuld versprechen vor.»
Anderen zijn daarmede niet tevreden en eischen voor eene
abstracte verbintenis, niet alleen dat de causa niet uitge-
drukt is, maar dat er bovendien nog blijke dat de schul-
denaar zich abstract heeft willen verbinden. De grond
voor dit verschil van zienswijze ligt in de verschillende be-
teekenissen, waarin de uitdrukking, «abstracte verbintenis»
gebezigd wordt. Zij, die de eerstgemelde meening toe-
gedaan zijn, bedoelen met «abstracte verbintenis» hetzelfde
als de vroegere «cautio indiscreta», die waar zij verbin-
dende kracht had, den schuldeischer recht tot vorderen
gaf, den schuldenaar echter de bevoegdheid te bewijzen
dat er geene causa bestond en hij das niet verbonden
was. Zij bedoelen dus met eene abstracte verbintenis,
ongeveer hetzelfde als art. 1372 B. W. met de woorden
«indien er geene oorzaak is uitgedrukt»: volgens dat
gevoelen is dus de al of niet abstractheid eener verbin-
tenis slechts eene kwestie van bewijs. Degenen echter,
die, gelijk wij zagen, meer eischen voor het bestaan eener
abstracte verbintenis, bedoelen daarmede die verbintenis
welke defi schuldeischer, onafhankelijk van het bestaan
der causa, recht tot vorderen geeft, en den schuldenaar
onherroepelijk tot betaling verplicht, en hem dus bij
wederzijdsche verbintenissen de condictio causa data causa
non secuta ontneemt, zoodat bij niet tot het bewijs wordt
toegelaten, dat hij geene contra-praestatie ontvangen
heeft, omdat hij, diens ondanks, toch gehouden is zijner-
zijds te praesteren. Wij nu wenschen ons te houden
aan de laatste terminologie, onjdat volgens deze de ge-
volgen van de al of niet abstractheid der verbintenis uit
de door ons behandelde papieren, het belangrijkst zijn,
en noemen dus eene abstracte verbintenis eene zoodanige,
waarbij de schuldenaar zich zei ven het recht ontnomen
11
heeft zich, in welk geval ook, op de causa te beroepen.
Wij eischen dan ook voor zulk eene verbintenis meer dan
het eenvoudig niet vermelden der causa: er moet boven-
dien blijken dat de schuldenaar zich abstract heeft willen
verbinden. Terecht zegt dan ook Dernburg dat de
niet-vermelding der causa alleen de verbintenis nog niet
noodzakelijk tot eene abstracte maakt: «es handelt sich
hier um eine Absichtsfrage und die Auslegung kann im
Zweifel nicht für die Annahme einer abstrakten Verbind-
lichkeit ausfallen.» Eene abstracte verbintenis toch is
iets kunstmatigs, want gewoonlijk verbindt men zich slechts
om eene bepaalde causa, en wil van zijne verplichting
ontslagen zijn, zoodra die causa niet bestaat, bij weder-
zijdsche verbintenis bijv. zoodra de mogelijkheid dercontra-
praestatie vervalt. De gevallen dus,\'waarin men uit de
omstandigheden tot zulk eene verbintenis concludeert,
moeten tot een minimum gereduceerd worden.
Ad 11"™. Zien wij dus dat er zelfs, wanneer de causa niet
is uitgedrukt, sprake kan zijn van eene concrete verbintenis,
dan zal het niet moeilijk vallen aan te toonen, dat daar,
waar zij wel vermeld wordt, altijd eene concrete verbin-
tenis bestaat. Uit die vermelding in de oorkonde van de
redenen, die den schuldenaar geleid hebben tot het aan-
gaan der verbintenis, blijkt toch ten duidelijkste zijne
bedoeling zich alleen te verbinden ter wille en ter oorzake
dier uitgedrukte causa, zoodat, wanneei\' zij wegvalt,
ook de verbintenis ophoudt te bestaan. En daar de be-
hoorlijk bewezene bedoeling van den schuldenaar bij de
beoordeeling van de vraag «abstract of concreet» maat-
gevend is, en die bedoeling door de vermelding der causa
\') Pag. 3g.
-ocr page 28-12
bewezen wordt, mag men m. i. uit die vermelding der causa
besluiten tot het aannemen eener concrete verbintenis.
BrUxNner zegt dan ook: «Nennt das Papier die Causa,
wie z. B. der Zinskupon, der Dividendenschein, die Ver-
sicherungspolice, so ist das Leistungsversprechen nur als
ein individualisirtes wirksam».
lu ons recht nu komt de vraag of eene verbintenis is
eene abstracte of concrete, hoofdzakelijk voor bij schuld-
bekentenissen , daar men in deze zooveel of zoo weinig als
men wil, van de causa zeggen kan. Worden die schuld-
bekentenissen gegeven voor \'eene reeds bestaande verplich-
ting , dan kunnen zij, al naarmate zij abstracte verbinte-
nissen bevatten of niet, van verschillenden invloed zijn
op die verplichting. Bevatten zij eene abstracte verbin-
tenis dan bevatten zij een zelfstandig recht en wordt de
eerste verplichting of genoveerd, of ontstaan er twee ver-
bintenissen naast elkander; behelzen zij daarentegen eene
concrete verbintenis, dan constateert de schuldbekentenis
eenvoudig de reeds bestaande verplichting en is dus de
eei\'ste verplichting en die uit de schuldbekentenis identiek.
In het eerste geval worden het abstracte betaliiigsbeloften,
in het tweede slechts bewijzen van eene bestaande ver-
plichting.
Bij de behandeling der vraag of effect, coupon, dividend-
bewijs en talon bevatten eene abstracte of eene concrete
verbintenis, hebben wij dus te onderzoeken of die papieren
eene abstracte betalingsbelofte inhouden, of eenvoudig
zijn bewijzen over eene reeds bestaande verplichting. Laten
wij ter beantwoording dier vraag effect, coupon en talon
afzonderlijk beschouwen.
\') Pag. 151.
-ocr page 29-43
Gelijk wij hierboven zagen , onderscheiden wij de effecten
in obligaties, aandeelen en certiHcaten, die in wezen en
aard zoo zeer verschillen dat tot lecht begrip der zaak
eene afzonderlijke behandeling der drie soorten onvermij-
delijk is.
Obligatien worden uitgegeven ter gelegenheid van groote
geldleeningen: hunne causa is dus het feit, dat de uitgever
geld geleend heeft en dat moet terugbetalen, m. a. w.
het geleend hebben van geld. Wel beweert Mr. Cosman
en met hem Mr. Levv in zijn praeadvies over «Papier
aan toonder» dat het uitgeven van obligaties eene geves-
tigde of altijddurende rente in den zin van art. 1807
B. W. schept, doch ik geloof dat dit niet juist is; men
zou toch op deze wijze redeneerende iedere leening van
geld op interessen eene altijddurende rente kunnen noemen
en dit is volgens ons wetboek te minder waar, omdat
dit een afzonderlijke afdeeling (afd IV tit. 14 Boek 3)
over geldleening op interessen bevat. Ook het spraak-
gebi\'uik pleit tegen deze opvatting: men spreekt altijd van
leeningen door den staat enz. uitgeschreven en nooit van
altijddurende renten." Daarenboven zouden niet alle bepa-
lingen van het B W. Boek III Tit. 15, bijv. art. .1808,
al. 2 op obligaties toepasselijk zijn.
Wij hebben dus te onderzoeken of de verplichting om
de obligatie te betalen afhankelijk is van de causa, in
casu de verplichting tot afbetaling der geldleening, of
dat zij onafhankelijk van die causa, altijd betaald moet
worden. Gelijk wij zagen zijn de obligaties of op naam
of aan toonder. Over de al of niet abstractheid der eerste
kan, dunkt mij, geen verschil van gevoelen bestaan: de
\') l)c vcrbiudtcnisson jegens toonder. Acad. Proefsclir. Utr. 18G3.
2) llaiideliiigeu der Nederlandsclie Juristeuverecmgiug. 1878.1. pag. 112 .
i4
causa is hier alles beheerschende, hetzij deze in het papier
is uitgedrukt, zooals gewoonlijk het geval is, door de
woorden ((7o geldleening van.....» (een zeker Rijk
enz.), hetzij deze daarin niet is opgenomen. De bedoeling
van den schuldenaar zich abstract te verbinden, gelijk
die noodig is voor eene abstracte verbintenis, blijkt hier
uit niets: het tegendeel is waar; hij zal, wanneer hij de
ontvangene som afbetaald heeft, ook van zijne verplichting
ontslagen willen zijn: dit blijkt bijv. uit de pogingen, die
hij doet om zoo spoedig mogelijk zijne schuld weder te
kwijten door vooruit reeds een plan van aflossing op te
maken. Er is dus geen grond om eene abstracte verbin-
tenis aantenemen; daarenboven ontbreekt hier een der
redenen waarom velen bij obligaties aan toonder de ab-
stractheid der verbintenis aannemen (waarover later), dat
nl. de excepties van een vorigen eigenaar den tegenwoor-
digen niet tegengeworpen kunnen worden. De eigendom
toch van een lateren eigenaar van eene obligatie op naam
is een afgeleide, hij heeft den eigendom in denzelfden
omvang, doch ook met dezelfde gebreken als zijn voorman,
wanneer bij dien.door cessie verkregen heeft: is dit niet
geschied, doch heeft de schuldenaar kennis gedragen van,
en toestemming gegeven tot de overdracht, dan heeft er
delegatie plaats gehad en ontstaat er eene nieuwe verbin-
tenis. In het eerste geval dus zijn die bovenbedoelde
excepties wel toegelaten, in het tweede geval niet, doch
om eene zeer duidelijke reden, nl. dat er schuldvernieuwing
met speciale (en dit is juist de moeilijkheid bij de obligatie
aan toondpr) toestemming des schuldenaars heeft plaats
gehad. Toch zegt Unger dat obligaties op naam bevatten
Pag. 87.
-ocr page 31-15
eene abstracte betalingsbelofte en dat daarom hunne
overdracht niet geschiedt door cessie maar door delegatie:
«Der Staat, der für eine empfangene Geldsumme Obliga-
tionen auf Namen ausstellt, gibt für das empfangene
Geld ein abstraktes Zahlungsversprechen; er stellt für
das empfangene Geld Obligationen, d. h. abstrakte Schuld-
verschreibungen aus und der Uebergang der Staatsobliga-
tionen auf Namen von einer Person auf die andere ist
nicht als Cession, sondern wie später ausführlich gezeigt
werden wird, als Delegation zu betrachten.» Schrijver
vergeet echter m. i. te bewijzen, waarom die obligaties
eene abstracte verbintenis bevatten, want van den wil
des schuldenaars zich abstract te verbinden, gelijk hij dien
voor eene abstracte verbintenis vordert, blijkt niets.
Bij eene obligatie op naam blijft dus de causa, het
geleend hebben eener geldsom, invloed uitoefenen op de
verplichting des schuldenaars, zoodat bij het ophouden
dier causa bijv. door afbetaUng, de obligatie waardeloos
wordt. Zij bevat dus eene concrete verbintenis De
verplichting uit de obligatie is dus dezelfde als die uit
de geldleening: de obligatie is dus een soort van bewijs
van de geldleening. Een soort van bewijs, want behalve
bewijskracht heeft de obligatie ook nog eene constitutieve
beteekenis, die nl. dat de schuldenaar slechts verplicht
is tegen vertooning en uitlevering van de obligatie te
betalen. Zij is toch, wat BrUiNner noemt «ein Präsen-
tationspapier»: het bezit van den schuldbrief is een nood-
zakelijk vereischte voor de uitoefening van het daarin
\') Tag. G\'J cu 70. Zie daartegen V. Gönner „Von Staatssdiulden,"
§ 5S eu 59.
Zie Buciièrk, N». 27.
3) § 1<,)3.
16
vervatte recht. De schuldenaar behoeft niet te betalen,
tenzij hem het papier getoond en uitgeleverd worde, doch
wederkeerig kan hij ook niet betalen tenzij hem het papier
voorgelegd worde: hij kan den schuldeischer niet noodzaken
tegen aanneming deï- betaling het papier terug te geven
Een gevolg daarvan is bijv. dat van mora geen sprake kan
zijn, voordat de schuldeischer zijn papier getoond en daarop
betaling gevraagd heeft.
Schijnt er dus niet veel verschil van gevoelen te bestaan
over het karakter der verbintenis uit eene obligatie op
naam, des te meer is dit het geval met de vraag of eene
obligatie aan toonder eene concrete of eene abstracte ver-
bindtenis bevat. Deze vraag wordt door velen in laatst-
genoemden zin beantwoord met het enkele argument dat
toonderpapier per se in zich sluit eene abstracte verbin-
tenis, dat loonderpapier met eene concrete verbintenis
niet alleen niet voorkomt, maar ook theoretisch ondenk-
baar is. Het zij ons dus vergund, de kracht van dit
argument na te gaan, alvorens wij onze oorspronkelijke
vraag beantwoorden. Het bestek van dit geschrift laat
echter een uitvoerig onderzoek over die hoogst belang-
rijke kwestie niet toe.
Unger en Küntze zijn de voornaamste voorstanders van
de theorie dat toonderpapier noodzakelijk eene abstracte
verbintenis bevatten moet. Ungeu zegt bijv. «Die
Ausstellung eines Ordre- oder Inhabei\'papieres ist den
bisherigen Ausführungen zufolge nichts anderes als die
Uebertragung eines abstrakten Forderungsrechts, als die
sua vi ac potestate wirkende Constituirung eines Nomen.»
Kuntze zegt: «Es ist ausgeführt worden, dass nach
\') Brunner. Eodem, pag. 155.
Die lleclitlichc Natur der Inliaberpapiere, § 15.
■■\') Die Leliro von den Inliabcrpupieren, pag. 375.
17
einer partikulargesetzlich unterstützten und nach einer
der notorischen x\\usstellungsitte entsprechenden, allge-
meinen Rechtsübei\'zeugung der europäischen Kulturwelt
der Vermügenswerth des Inhaherpapieres in der juristischen
Form einer abstrakten oder indiskreten General-obligation
gefaszt ist, in deren Kausal-indilVerenz die Verkehrsbe-
stimmung des obligatorischen Nomen oder Vermogen-
stoffes zu unbeschränkter Negotiation oder Zirkulation
ausgeprägt wird.» Geheel van dezelfde meening als
Kuntze zijn ook de weinige Hollandsche schrijvers over
toonderpapier. Kist \') noemt de verbintenis uit toonder-
papier «onafhankelijk van de regtsoorzaak en formeel»;
volgens Cosman is toonderpapier met «een bijzondere
causa debendi als iets ondenkbaars, als eene contradictie»
te beschouwen. Mr. Levy uitgaande van de stelling
dat de verbindende kracht van toonderpapier schuilt in
de gegevene en aangenomene belofte, neemt ook eene
abstracte verbintenis aan. «Haar natuur (van de moderne
belofte aan toonder), haar wezen is volkomene zelfstandig-
heid. Twee vragen snijdt zij onmiddellijk en onverbiddelijk
af. De vraag «waarom?» en de vraag: «aan wien?» — het
onderzoek naar causa en naar persoon des schuldeischers.»
Ook Mr. Feitii beschouwt de abstractheid der verbin-
tenis als een noodzakelijk vereischte: dit blijkt waar hij
bijv. zegt: «als gevolg der clausule (n.1. toonderclausule)
zou men kunnen stellen dat het den laatsten houder
onbepaald het recht geeft de vervulling der verbintenis
te vragen, onafhankelijk van elke causa en zonder dat
\') Eegiascleii van Ilaudolsrcgt, II, pag. 332.
■\') Preadvies over Toouderpapier, pag. 81.
Preadvies over Toouderpapier. Uaud. Ncd. Jur. Ver. 1878.1. pag. 189.
■ ■ 2
-ocr page 34-48
hem eenige exceptie mag worden tegengeworpen, uit de
rechten van vroegere houders ontleend.»
Gaan wij nu na met welk doel bovengenoemde schrijvers
allen eene abstracte verbintenis aannemen, dan vinden wij
dit in eene poging om het feit te verklaren dat de schul-
denaar zich tegen toonder niet kan beroepen op excepties
prioris creditoris, dat dus de houder van een toonderpapier
zeker kan zijn van zijn recht en niet behoeft te vreezen dat
hem, wanneer hij te eeniger tijd bij den schuldenaar
komt om betaling of in het algemeen voldoening van de
verbintenis te vragen, excepties tegengeworpen zullen
worden, wier bestaan hij niet kennen of vermoeden kon.
Dit is een vereischte voor den onbelemmerden handel
met toonderpapieren, wier doel juist is van hand tot
hand te gaan, zonder dat men verpHcht is gebruik te
maken van de tijdroovende en omslachtige formaliteiten
die aan de gewone cessie van schuldvorderingen ver-
bonden zijn. Dit bedoelt bijv. Kuntze waar hij zegt:
«Ist schon der Wechsel vermöge seiner Indossirbarkeit auf
eine unbestimmte Anzahl successiver Gläubiger berechnet,
so tritt diese generelle Anlage bei dem Inhaberpapiere in
noch entschiedener Weise hervor. Ihr entspricht die
Generalität der Obligation, und daher erklärt sich die
Tendenz, das Papier von dem speziellen Valutaverhält-
niss frei zu erhalten. ï> Wanneer nu aangetoond wordt
dat ditzelfde gevolg verkregen kan worden zonder aan te
nemen dat het noodzakelijk is dat toonderpapier per se
eene abstracte verbintenis bevat, dan meenen wij veilig
te kunnen zeggen dat de verbintenissen uit toonder-
papier, evenals alle andere verbintenissen onderscheiden
>) Pag. 367.
-ocr page 35-19
kunnen worden in abstracte en concrete, blijvende dan
nog te onderzoeken welke verbintenis obligaties aan
toonder bevatten.
Ik begin met datgene wat Unger van een bizonder
soort papieren, n.1. obligaties op naam, zegt op alle
papieren, waarin eene schuldvordering vervat is toe te
passen: «der Umstand, dass der Gläubiger auf dem
Papiere bald benannt, bald nicht benannt ist, kann an
der rechtlichen Natur dieser Papiere so wenig ändern als
der Umstand dass ein Wechsel auf Ordre oder an den
Inhaber gestelt ist an der juristischen Natur des Wechsels
etwas ändern kann.» Omnis compai-atis claudicat, ook deze:
want er wordt hierin eene paralel getrokken tusschen
papieren op naam, n.1. de obhgatie en papier dat ten
minste aan order moet zijn, n.1. den wissel: ik citeer dit
gezegde dan ook hoofdzakelijk om te bewijzen dat zelfs
een voorstander van de abstractheid der verbintenis uit
toonderpapier, iemand die die abstractheid aanneemt als
conditio sine qua non voor de existentie dier verbin-
tenis, tot oogenblikken komt, waarin hij moet bekennen
dat het toch eigenlijk geen onderscheid maakt of de
schuldeischer al of niet met name aangeduid is.
Of de schuldenaar bij de uitgifte van het papier van
het bestaan van de vroegere verplichting abstraheert, is
eene vraag, die evenals bij alle verbintenissen naar den
wil van den schuldenaar beantwoord moet worden; abstra-
heert hij van de causa, d.-^i. de vroegere verbintenis,
dan heeft er door de uitgifte van het toonderpapier novatio
plaats; doet hij dat niet, dan blijft de oude verbintenis
bestaan, doch wordt alleen hare voldoening aan een ander
>) i\'ag. 9-4.
-ocr page 36-20
dan den oorspronkelijken schuldeischer gemakkelijker ge-
maakt. Dit erkent ook Unger «Fehlt es an einer solchen
(Verabredung der Parteien), ist est somit zweifelhaft, ob
die neue Obligation zur alten mit tilgender Kraft oder mit
accessorischer Wirksamkeit hinzugetreten sei, so ist anzu-
nehmen , dass die neue Obligation die alte nicht aufhebe:
jener Contrahent, der die (privative) Novation behauptet,
hat dieselbe zu beweisen.» Hij neemt dus aan dat, buiten
het geval van bizondere bedingen, de verbintenis, het
toonderpapier te betalen, slechts een accessorium is van de
oorspronkelijke, waarvoor het papier uitgegeven is. Een
hoofdkenmerk nu van eene accessoire verbintenis is, dat
zij het lot der hoofd verbintenis volgt: gaat deze te niet,
dan gaat ook ipso iure gene te gronde. Consequent
redeneerende had dus Unger tot het resultaat moeten
komen, dat bij het ophouden der hoofd-, in casu de eerste
verbintenis, ook de accessoire, in casu de verbintenis, uit
het papier, te niet gaat; dit strookt echter niet met de
theorie der abstractheid en daarom zoekt hij een uitweg.
■ Op Ket oogenblik dat de eerste nemer van het papier,
tevens schuldeischer uit de eerste verbintenis, het papier
aan een ander geeft, houdt als door een tooverslag het
verband tusschen hoofd- en accessoire verbintenis op; de
tweede en latere houders worden door novatie eigenaar.
Er ontstaat eene nieuwe verbintenis, en het papier dat zoo
straks nog eene accessoire, bij gevolg eene concrete ver-
bintenis bevatte, wordt zonder eenige uiterlijke gedaante-
verandering de drager van eene abstracte verbintenis.
In gelijken geest spreken ook Kuntze , Kist , Cosman e. a.
De verbintenis toch gaat over door novatio; er ontstaan
») Pag. 107.
-ocr page 37-21
dus telkens nieuwe verbintenissen, daarom heeft de schul-
denaar geen excepties, en eene verbintenis, waartegen geen
excepties zijn toegelaten, is eene abstracte. Ziedaar in het
kort de redeneering.
- De fout van de geheele redenering ligt m. i. daarin,
dat de reden, waarom excepties prioris creditoris tegen
den houder niet geldig gemaakt kunnen worden, gezocht
wordt in het abstracte karakter der verbintenis. Die reden
is, dunkt mij, eene andere nl. die, dat toonder niet weten kan
welke excepties de schuldenaar zijnen voorman kon tegen-
werpen, noch welke afspraken tusschen hen hadden plaats
gehad. De eigendom van de vordering uit toouderpapier
gaat over door novatie; er ontstaat dus bij elke overdracht
eene nieuwe verbintenis; de excepties^die de schuldenaar
tegen A als toonder gehad zou hebben zijn res inter alios
actae, wanneer hij die tegen B als toonder geldig zou
willen maken. Een ander geval echter wordt dit, wan-
neer de grond voor die excepties in het papier zelf wordt
uitgedrukt: wanneer iedeie houder van het pafjier met het
lezen van zijn recht tevens lezen moet aan welke restricties
dat recht onderworpen is, of wanneer een algemeen
erkend rechtsvoorschrift dat recht beperkt. De inhoud van
het toonderpapier is in de eerste plaats maatgevend voor
den omvang van het daarin vervatte recht: evenmin als
de houder gerechtigd is tot eene vordering van 1000
gulden, wanneer het toonderpapier slechts een bedrag
van 100 aanwijst, evenmin is de houder abstract ge-
rechtigd, wanneer het papier door zijnen inhoud of een
algemeen erkend rechtsgebruik bewijst, dat de schuldenaar
zich slechts concreet heeft willen verbinden. «Das Rechts-
verhiiltniss, das durch die Ausstellung des Inhaherpapieres
begründet werden soll, muss nach seiner praktischen Seite
hin aus dem Papiere erkennbar sein. Doch kann der
22
Inhalt der Urkunde in einer allgemeinen Rechtsvorschrift
oder in einem notorischen Gebrauche seine Ergänzung
finden.» «Alles hangt af van de bewoordingen, waarin
de schuldenaar zijne verplichting heeft omschreven enz.»
Nog verder gaat Dernburg waar hij zegt: «die Inhaber-
obligation hat in dem Sinne eine formale Natur, als
Existenz und Umfang der Schuld sich grundsätzlich
zunächst nach dem Inhalt der Skriptur bestimmt. Indem
aber diese selbst wieder unter Umständen auf einen
weiteren Thatbestand verweist, kann der formale Charakter
in den Hintergrund gedrängt sein.» Reeds v. Sayigny
erkent de bestaanbaarheid eener concrete verbintenis
uit toonderpapieren, wanneer hij de obligaties aan toonder
als bewijzen van eene leening beschouwt. Doch ook bij
de nieuwere schrijvers en jurisprudentie vindt men be-
strijding van de absolute abstractheid der verbintenis.
Zoo roept Stobbe uit: «Aber womit ist denn die
Prämisse bewiesen, dass nur über abstracte Summenver-
sprechen Inhaberpapiere ausgestellt werden ?» Dernburg
zegtr «Inhaberpapiere begi\'ünden, wie nicht bezweifelt
wird, abstrakte Verbindlichkeiten, wenn das Papier ein
Summenversprechen enthält, ohne dass dasselbe auf die
unterliegende Causa Bezug nimmt.» Brunner \') onder-
scheidt de toonderpapieren in die met eene abstracte en
met eene concrete verbintenis: «Das Schuld versprechen
aus dem Inhaberpapier kann ein ab.straktes oder ein
\') IIOLTZENDOIIFFS\' llcclitslexicoii, I. pag. 57!), in vocc luliabcrjjapicrc
von H. 15runner. Zie ook Brunner, pag. 108. I.
1\'eitii^ Prcadvics, pag. 147. Zic ook Dernburg, pag. 212.
3) II. pag. 210.
Obligationen, pag. 117.
\') Handbuch des Deutsches Privatrcclit, III. pag. 200, noot 14.
») II. pag. 3ß. 3.
Pag. 201.
23
individualisirtes sein. Es ist ein giltiges abstraktes Scliuld-
verspreclien wenn der Schuldgrund darin nicht angegeben
wird. Nennt das Papier die Causa promittendi so gilt
die Causa für wahr nach den Grundsätzen der Skriptur-
obligationen und ist maassgebend für die rechtlichen
Eigenschaften des Papiers.» Ook vinden wij in de nieuwere
Duitsche jurisprudentie veel voor onze raeening: die
uitspraken echter komen nog later ter sprake en be-
lioeven hier dus geene bizondere vermelding.
Wanneer wij dus het resultaat onzer redenering kort
samenvatten dan luidt dit: toonderpapier behoeft niet abso-
luut eene abstracte verbintenis te bevatten. \') Bevat het
eene concrete verbintenis, dan is die dezelfde als die, welke
aanleiding gaf tot de uitgifte: beide hebben dus dezelfde
causa. Alleen de verbintenis uit toonderpapier heelt eene
wijdere strekking dan de oorspronkelijke, voor zooverre
zij iederen houder gerechtigd maakt. Voor de beoordeeling
van het al of niet abstracte karakter dier verbintenis
is de inhoud van het papier in hoofdzaak maatgevend;
vermeldt het papier de causa, dan is zonder eenigen
twijfel de verbintenis eene concrete: vermeldt het papier
die causa niet, dan kan het nog eene concrete verbintenis
bevatten, tenzij blijken mocht dat het des schuldenaars
bedoeling was zich abstract te verbinden. Dit alles geldt
slechts voor toonderpapieren, over welker al of niet abstracte
verbintenis twijfel kan zijn en neemt niet weg, dat er zoo-
wel toonder papieren zijn die uit hunnen aard eene abstracte,
als andere, die uit hunnen aard eene concrete verbintenis
bevatten, evenals eene stipulatie altijd bevat eene abstracte
verbintenis, en de bilaterale contracten (bv. do ut des)
\') Zie dc Follbville, N". 163.
-ocr page 40-altijd eene concrete, terwijl er dan nog verbintenissen
zijn die naar omstandigheden of de eene, 5f de andere
kunnen bevatten. Zoo bevat bijv. een schouwburgkaartje,
waarop de prijs niet uitgedrukt is, eene abstracte ver-
bintenis, eene abstracte verplichting en een abstract recht
tot toelating, een talon en coupon daarentegen, gelijk wij
zien zullen, altijd eene concrete, terwijl bijv. eene betalings-
belofte aan toonder hetzij concreet, hetzij abstract kan
zijn. Gelijk wij reeds zagen is de causa bij obligaties
aan toonder eene geldleening. Dit wordt door de voor-
standers van de theorie der abstracte verbintenis uit
toonderpapier tegengesproken; zij beweren, de geldleening
kan aanleiding geweest zijn tot de uitgifte van het papier;
de verplichting des schuldenaars ligt echter niet in die
leening maar in het papier; alleen daaruit is hij ver-
bonden. Kuntze zegt van Partialobligationen: «Diese
Theilbeträge erscheinen zwar dem Namen nach, mit Rück-
sicht auf den gemeinsamen Anlass, als Antheile des Anlebns,
haben aber rechtlich einen ganz selbstständigen Bestand,
und, itidem sie als Inhaberpapiere in Umlauf kommen, tritt,
vermöge des Formalkarakters der Skriptur, das Anlehns-
motiv ganz in den Hintergrund; jede Partialobligation
enthält eine abstracte Forderung auf den Nominalbetrag
des Papieres (in Gemässheit des veröffentlichten Tilgungs-
planes). Dus toch «in Gemässheit des veröffentlichten
Tilgungsplanes,)) zoodat de houder bijv. geen recht heeft
van vorderen, vóórdat hem dit door het aflossingsplan
wordt toegestaan. Waar blijft echter de abstracte* ver-
bintenis, wanneer de uitoefening daarvan afhankelijk
wordt gesteld van eene voorwaarde, in casu vervat in
\') Pag. 473.
-ocr page 41-25
het^ allossingsplan ? Unger beweert zelfs dat de rechts-
handeling tusschen den uitgever van eene obligatie aan
toonder en den geldleener is eene ruiling van geld
tegen een geldswaardig papier. Dat dit onjuist is, ligt
voor de hand; principieel toch maakt het geen verschil
of degene die het geld ontvangt, is een zedelijk lichaam
(bijv. de staat) of een privaatpersoon, en of er slechts
een is die geld geeft of meerderen , die dat op dezelfde
voorwaarden doen: men zoude dus, in Ungeh\'s geest
voortredenerende, komen tot het resultaat dat ieder,
die geld leent en daarvoor een bewijs ontvangt, een ruil-
contract sluit. Unger\'s redeneering nu bewijst niets omdat
zij te veel bewijst. Men kan wel zeggen dat in zoo\'n
geval ruil plaats heeft, want men. geeft iets en krijgt
daarvoor iets anders, maar het is juist de vraag of het
papier, dat in ruiling gegeven wordt, ook buiten die ruiling
een zelfstandig juridisch bestaan heeft, of, met andere
woorden, het al of niet bevat eene abstracte verbintenis.
Unger redeneert in ,een cirkel: omdat het papier eene
abstracte verbintenis bevat, heeft bij de uitgifte eene
ruiling plaats; omdat er ruiling plaats heeft is het eene
abstracte verbintenis, maar hij haalt geene gronden aan
voor zijne bewering dat het papier eene abstracte verbin-
tenis bevat.
Wij nu, die niet van eene a-prioristische stelling uit-
gaan, die zeggen, dat bij ieder soort toonderpapier moet
blijken of het eene abstracte, dan wel eene concrete
verbintenis bevat, behoeven niet tot zulke gevolgtrek-
kingen te komen en kunnen, geheel overeenkomstig de
weikelijkheid, zeggen dat de staat, die eene leening
\') Unger, pag. 96. Zie ook Dernbukg, II. pag. 465. a.
-ocr page 42-26
aangaat, wel degelijk een leencontract sluit en dat de
obligaties, die hij daarvoor uitgeeft, niet behoeven te
zijn abstracte betalingsbeloften, maar dat zij even goed
bewijzen van die leening zouden kunnen zijn, die echter
de bizonderheid hebben, dat zij iederen houder het recht
geven de betaling te vordei-en. Wij nu gelooven dat dit
laatste het geval is, èn om de bewoordingen waarin de
obhgaties vervat zijn, èn om den algemeenen aard van
de obligaties. Ten eerste dan de bewoordingen; iedere
obligatie betitelt zich zelve als obligatie over eene leening
zij het dan ook dat dit bij de eene meer opvallend is dan
\') Zie de voorboeldcu liierondcr:
Emprunt à Primes de la ville dc Bucarest.
Obligation de Francs 20.
Emprunt, divisé eu 750.000 Obligations enz.
Staats-scliuldversclircibung des Kk. Oesterreicliischen Anlehens.
Vom 4 Miirz 1854.
Ville de Bruxelles.
Emprunt de Vingt Cinq Millions do Francs.
Divisé cn 250.000. Obliprations de 100 Francs Chacune.
Obligation der Zweiten llussisclien 5 inneren Anleihe mit
Pracmion-Vci-loosungcn von 1800, cnz.
Ein Hundert Ilubcl.
Diese Anleihe ist unter der Benennung Zweite innere 5 ®/o Anleihe mit
Priimicnvcrloosun" in das Rciehsschuldbuch einzutragen.
Zinstragende Priimien-Anleihe
zu Zweckcn der llegulirung der Theiss und deren Nebcnllüsse enz.
Antheilschein von Einliundert Gulden Oestorr. Währ. *
Serie..... N". . . .
An dem Anlehcn enz.
5 o/o Leening Brazilie 188C.
Troisièmement. Cet emprunt étant contracté cnz. toutes les ressources
de l\'Empire seront aiFectées au paiement des intérêts et au rembourse-
ment de l\'Emprunt.
27
bij de andere: (men zie de hier aangegevene voorbeelden
van de meest verschillende soorten van obligaties). Dat
om hun algemeenen aard obligaties concrete verbintenissen
bevatten, blijkt uit het verschil van obligaties en eenvou-
dige betalingsbeloften, beide bijv. van den staat: juist de
laatste ontleenen hun eigenaardig karakter aan de onbe-
perkte gehoudenheid van den staat om te betalen, hetzij
dan dat dat papier wettig betaalmiddel zij, zooals bij ons
het muntbillet, of niet. De schrijvers die eene obligatie aan
toonder eene abstracte verbintenis toekennen, doen dit ten-
gevolge van hunne grondstelling, dat toonderpapier slechts
eene abstracte verbintenis kan bevatten daar wij hier-
boven reeds getracht hebben hunne grondstelling te weer-
leggen, kunnen wij nu volstaan met hunne gevolgtrekkingen
om dezelfde redenen af te keuren. Voor onze meening
pleit o. a. een arrest van het Reichsgericht waar het
zegt dat de uitgifte van obligaties, tengevolge van eene
leening, onder verplichting van kapitaal- en rentebetaling
aangegaan, is eene uitgifte van de «Verbriefungen» dier
verplichtingen, niet hare vervulling. Wij willen hier onze
beschouwing over den aard der verbintenis uit eene obli-
gatie aan toonder eindigen met de onzes inziens volkomen
juiste woorden van v. Savigny •"\') «Sind diese Papiere
(Staatsobligationen) weder Geld, noch Waare, so müssen
wir dagegen wahre Schuldscheine in ihnen erkennen, und
zwar Schuldscheine über Gelddarlehen, von anderen, ge-
wöhnlichen Schuldscheinen in ihre»- Form nur dadurch
unterscheiden, dass sie auf jeden Inhaber, nicht auf eine
Zic bijv. Kuntzk, pag. 3ö7 on 473. llcclilsgcl. Mag. I. pag. 243 en
2\'M. Eodcra, pag. 334.
Entsclieidungen des llciclisgericbts in Civilsachon, V. pag. 255.
3) Obligatioacnrccht, II. pag. 117.
28
bestimmte Person ausgestellt sein.» Gareis rekent de
obligaties tot de bewijsoorkonden, «in welchen das zu
erweisende Recht incorporirt ist.»
Terecht besliste dan ook de Rechtbank "te Utrecht, in
haar vonnis van 20 Juni 1883 niettegenstaande de
conclusie der gedaagde «dat deze obligatie is eene gewone
schuldbekentenis, waaruit geen ander recht voortvloeit
dan dat van aflossing bij uitloting, zooals die obligatie
vermeldt, en rentevergoeding, zooals is gestipuleerd,»
dat de overeenkomst van geldleening, dat is dus de causa,
van invloed blijft op de verbintenis uit de obligatie,
zoodat bij wanpraestatie aan zijde der uitgeefster der
obligatie, ontbinding met schadevergoeding ex art. 1302
B. \\Y. gevorderd kan worden.
De tweede soort effecten, die wij met het oog op de
vraag «abstract of niet» te behandelen hebben, zijn de aan-
deelen of actiën, die weder naar de wijze hunner over-
dracht onderscheiden worden in aandeelen op naam en
die aan toonder. Een aandeel is een bewijs van lidmaat-
schap in eene naamlooze vennootschap: het verklaart een-
voudig dat iemand, de in het papier aangewezen persoon
bij aandeelen op naam, de houder bij die aan toonder,
medevennoot is. Nu kan men wel zeggen dat de basis
der naamlooze vennootschap is het itapitaal, zelfs dat zij
zelve is «plutôt une réunion de capitaux que de per-
sonnes»; in haar wezen blijft de naamlooze vennootschap
toch eene vereeniging van personen •\'\'), en de vennooten
zijn condomini, socii"), en niet eenvoudig gerechtigden\'tot
\') Euscii, Archiv für die Theorie und Praxis enz. Bd. 31, pag. 103. II.
2) W. v. h. R. 1883. 4917.
Zie v. Nikrop, Themis, VI. pag. 39.
••) Zie daarentegen Kuntze, pag. 505.
29
een gedeelte van het maatschappelijk kapitaal: het laatste
is een gevolg van het eerste, niet omgekeerd. De ven-
nooten hebben niet, als geldschieters, recht op eene be-
paalde rente van hun kapitaal, doch omdat zij vennooten
zijn, deelen zij in de winst, die ieder jaar verandert, naar-
mate van de min of meer goede zaken die de vennoot-
schap gemaakt heeft, eene omstandigheid, die voor bloote
geldschieters zonder belang zou zijn. De omstandigheid,
dat men zijn aandeel volgestort heeft of niet, kan niet
van invloed zijn op de juridische hoedanigheid van den
aandeelhouder; aan te nemen, gelijk Kuntze doet, dat
een aandeelhouder vóór de volstorting is vennoot en
daarna eenvoudig schuldeischer van de vennootschap,
kan juridisch niet juist zijn. Het is volkomen waar dat
de vennoot, die zijn aandeel volgestort heeft, zijne verplich-
tingen jegens de vennootschap vervuld heeft, en dat hij
slechts rechten tegenover haar heeft, maar dit sluit nog
niet in zich dat hij daardoor schuldeischer wordt, want
behalve zijn recht op het kapitaal en op dividenduitkeering,
heeft hij bijv. ook recht van stem in de algemeene ver-
gadering, iets wat volstrekt niet uit zijne hoedanigheid als
schuldeischer voortvloeit. INIen zou met evenveel recht
kunnen beweren dat iedere condominus, die aan zijne ver-
plichtingen (bijv. de betaling van den koopprijs, of het
doen van reparatiën) voldaan had, schuldeischer van het
condominium of althans van zijnen condominus werd. Dit
alles slechts om te bewijzen dat eene actie niet is eene
verlichamelijking van een vorderingsrecht tegen, maar
eenvoudig het bewijs van lidmaatschap in, eene naamlooze
vennootschap. Stellen wij dit nu voorop, dan blijkt het
dat bij eene actie op naam geen sprake kan zijn van eene
abstracte verbintenis, omdat zij een bewijs is van eene
rechtsbetrekking en bij een eenvoudig bewijs geen sprake
30
kan zijn van eene abstracte verbintenis , die alleen uit het
papier voortvloeit.
Wordt het bovenstaande niet betwijfeld, anders is het
met de beoordeeling van de vraag of een aandeel in
blanco, of aan toonder, eene abstracte verbintenis bevat.
De voorstanders der theorie der absolute abstractheid bij
toonderpapier voeren deze ook hier door; daar echter
een rechtstoestand, in casu lidmaatschap in eene ven-
nootschap, niet kan zijn abstract of niet, doch slechts
bij eene verbintenis die vraag te pas kan komen, noemen
zij een aandeel aan toonder niet een bewijs van lid-
maatschap, maar de belichamelijking van een vorderings-
recht Zoo zegt Kisï , dat een aandeel op naam is
«een bewijs van eene overeenkomst van vennootschap»,
een aandeel in blanco daarentegen «eene eenzijdige verkla-
ring door het bestuur eener vennootschap afgegeven, waarbij
de houder van het papier gerechtigd wordt verklaard tot
een bepaald gedeelte van het kapitaal enz. Eene weder-
keerige verbintenis van den houder, bijv. tot betaling van
het bedrag van het aandeel, kan een aandeel in blanco
niet bevatten. Vandaar ook dat onze wet terecht de uit-
gifte van aandeelen in blanco zoolang derzelver volle bedrag
niet in de kas der vennootschap is gestprt, heeft verboden
bij art. 41 K.» (M. i. heeft de bepaling van art. 41
niet haar ontstaan te danken aan bovengenoemde reden,
maar aan de overweging dat men bij een aandeel aan
toonder niet weet wie aandeelhouder is en door die onbe-
kendheid geen waarborg heeft voor de gegoedheid van dien
aandeelhouder bij eventueele volstorting; eene reden, die
ook het aanzijn geschonken heeft aan art. 43 K. Bovendien
\') Zie Kuntzk, pag. 471 iu fiuo on 47\'i cu § 114.
IT. pag. 3\'JO CU :5<.)1.
31
is het waarschijnUjlc, dat wanneer de zaken slecht staan
en de aandeelhouders dus tot volstortiug gehouden zouden
zijn, velen wegbleven, zoodat de vennootschap, die de hou-
ders der aandeelen aan toonder niet kennen kan, in de
onmogelijkheid zou zijn hen tot nakoming hunner verplich-
ting te noodzaken.) Mij dunkt echter dat zijne alleszins
juiste bewering dat de «vorm waarin de actie of het
aandeel wordt uitgegeven den aard der overeenkomst van
vennootschap niet verandert», (al wordt dit ook van eene
commanditaire vennootschap met aandeelen in blanco ge-
zegd) in lijnrechten strijd is met hetgeen hij boven beweert.
Ik shut mij dan ook volkomen bij Kist aan, waar hij
zegt, dat de vorm der actie de overeenkomst van ven-
nootschap niet verandert, maar pas dit ook toe op aan-
deelen aan toonder. Een aandeel op naam is een bewijs
van lidmaatschap; een aandeel aan toonder blijft dit, echter
met dit verschil, dat het iederen houder maakt tot vennoot.
Zoo rekent Gareis de actiën onder de «Beweisurkunden
welche zugleich Werthträger sind, das sind Beweisurkun-
den in welchen das zu erweisende Recht incorporirt ist.»
Het is dus geen abstract vorderingsrecht hetwelk voort-
vloeit uit de actie aan toonder, het is het recht van
lidmaatschap in de naamlooze vennootschap •"\'), dat steunt
>) lli:. pag. 288 CU 289.
2) In Buscii\' Arcliiv fiir Tlicorio und Praxis. 15d. 34, pug. 103. TI.
3) Zie dc voorbeoldcu liicroiider :
Koiiiiiklijicc Ncderlaudsclic Stoombootmaatschappij.
Gevestigd tc Amsterdam. Opgericht blijkcus acte oiiz.
Maatschappelijk Kapitaal 2.500.000.
TJowijs van aandeel N®......
Houder dezes .............. is gerechtigd tot oen lialf aandeel groot
tweo lioudcrd vijftig gulden in de bovongeuoemde naamlooze Vonuootschap.
Amsterdam, September 1879.
OommUsarl.i.ien. ! Direcleuren.
-ocr page 48-32
op de deelneming tot het aangeduide bedrag in het
kapitaal, en dat behalve de gerechtigdheid tot dat bedrag,
bijv. bij liquidatie, tegelijk recht geeft tot de uitoefening
van andere rechten. Zoo zegt dan ook Dernburg : «Es
können ferner Aktien auf den Inhaber gestellt werden,
womit die Betheiligung an einer Gesellschaft die leichteste
Transportabilität erhält.» Ook von Savigny is voor onze
mèening, waar hij zegt : «Dass solche Aktien auf den
Inhaber genannt werden könnten, ist einleuchtend, eben
so aber auch, dass sie nicht unmittelbar in das Gebiet der
gegenwärtigen Untersuchung gehören. Denn wir haben
hier mit Obligationen zu thun und mit Inhabern von
Papieren die als Gläubiger zu betrachten sind. Die oben
erwähnten Aktien aber sind Urkunden über Antheile am
Eigenthum einer Eisenbahn oder einer anderen indus-
triellen Anstalt, und der Inhaber einer solchen Aktie ist
ein Miteigenthümer.» Dat een aandeel geen oorkonde
over eene schuldvordering is kan ook blijken uit het ver-
schil tusschen de prioriteiten en de stamacties De
eerste zijn bewijzen eener geldleening door de naamlooze
vennootschap aangegaan, de laatste bewijzen van lidmaat-
schap. Neemt men nu aan dat de laatste ook slechts eene
schuldvordering bevatten, dan heeft men het zeldzame
verschijnsel, dat een medelid eener naamlooze vennoot-
schap in denzelfden toestand is als een schuldeischer dier
vennootschap.
Nadat wij het karakter van het recht uit obligatie en
aandeel besproken hebben, rest ons nog het onderzoek
naar den aard van het recht uit de derde soort effecten.
\') Pag. 210.
Pag. 113.
3) Zie BuciiiiKE, N" 3 cn No. 70, 0«. cn T>. cn N». 499.
-ocr page 49-33
uit certificaten. De onderscheiding in vier soorten, waarin
wij de certificaten verdeelden i), heeft voor dit onderzoek
geene waarde, daar de juridische natuur van allen, behalve
\') Zie dc voorbeelden hieronder.
a. Certificaat van obligatie.
Denver & llio Grande Spoorweg-Maatschappij.
Certificaat N». ... voor £ 1000.—
1". llypotlieck-Obligatieu van het Jaar 1871.
Ten laste der Denver & llio Grando Spoorweg-^raatschappij,
ingeleverd bij het Comité tot waarneming der belangen van do houders
dier Obligatien, op den voet en dc voorwaarden vermeld in de statuten
van bedoeld Comité, vastgesteld bij Acte op den 1°. Dcccmbcr 1884 voor
den Notaris .......... te .......... verleden.
(\'opij van deze Acte ligt ten allen tijde bij de Vereeniging voor den
Eireetcnhaudcl te Arasterdam ter inzage van den houder van dit Certificaat.
Amsterdam ..........
Het Comité voornoemd,
Gezien door mij ................\' ..........
Notivris.
/;. Certificaat van aandeel.
BulTalo New-York cn IMiiladelphia Spoorweg-Maatschappij.
(Common-Stock).
Certificaat van £ 1000. N".....
Houder dezes is geroclitigd tot Twintig gewone aandeelen ii £ 50, in
do Huffalo New-York cn Philadelphia Spoorweg-Maatschappij, met meer
andere ingeschreven op naam van do vereeniging tot administratie onder
directie van ......... gedeponeerd bij den ondergcteekonden notaris enz.
c. Certificaat van inschrijving.
Ncderlandsclic Schuld.
Cortificaat. N»......
Houder dezes i.s gerechtigd tot een kapitaal van Honderd Gulden,
ingeschreven in het Grootboek der Nationale Schuld, rentende vier ten
Honderd in het Jaar, op naam van het administratie-kantoor, opgerigt
door enz.
Cortificaat van aandeel in ccno verzameling verschillende cirecton.
Serie. ...
Certificaat van aandeel groot Honderd Gulden in ccn kaj)itaal
Vereenigde Amerikaansche Fondsen onder administratie van enz.
Houder dezes is gerechtigd tot een aandeel groot veertig dollars, ge-
rekend tegen Honderd Gulden Ncd. Ct. nominaal in do .... Serie
Vereenigde Amcrikaansclie Fondsen; uitgegeven ingevolge do bepalingen,
vervat in het bericht van ...18.., hieromme vermeld.
34
van die over inschrijving, dezelfde is. Een certificaat is,
gelijk het woord (certurn facere) reeds aanduidt, een bewijs,
en wel daarvan dat de houder gerechtigd is, hetzij tot een
obligatie of aandeel of tot een evenredig gedeelte van
meerdere, hetzij tot eene inschrijving; zijne hoofdfunctie is
de bewijskracht, terwijl het weder zijne constitutieve kracht
daarin vindt, dat het iederen houder recht geeft. De cei^-
tilicaten van obligatien, die van aandeel en die van beide
tegelijk zijn oorspronkelijk niets dan bewijzen van bewaar-
geving; de schuldenaar verklaart, dat de houder gerech-
tigd is tot een of meer obligaties of aandeelen, die onder
zijne berusting zijn. Er is hier nu weder geene enkele
reden om aan te nemen dat de schuldenaar zich abstract
heeft willen verbinden, zoodat hij tot uitlevering van
obligaties enz. gehouden zou zijn, wanneer de bewaarge-
ving reeds opgehouden had te bestaan, evenmin als b.v.
een cognoscement aan toonder dezen onbepaald het recht
geeft tot opvordering der ingeladene goederen, wanneer
deze reeds door hem zijn gelost.
Een certificaat van inschrijving is eene oorkonde, waarbij
de uitgever den houder gerechtigd verklaart tot een gedeelte
van eene op zijnen naam staande inschrijving; de houder
van het certificaat heeft dus recht op de daarin uitge-
drukte som, zijnde een gedeelte der inschrijving, staande
op naam van den uitgever. Ook hier blijkt uit niets dat
de uitgever zich abstract heeft willen verbinden; het cer-
tificaat is eenvoudig een bewijs van den verkoop eener
inschrijving, weder met die constitutieve kracht, dat het
iederen houder recht geeft. Dat het certilicaat een\' bewijs
is 0ver^ den verkoop, kan nog daaruit blijken, dat de
meeste certificaten, o. a. die der Ned. Schuld, de clausule
inhouden, dat de houder bevoegd is «bovengenoemd kapi-
taal te doen overschrijven op zoodanigen naam of namen
35
als hij zal begeren.» De uitgever is dan ook niet, onaf-
hankelijk van de causa, onbepaald verplicht tot levering
der inschrijving, hetwelk bijv. daaruit blijken kan dat de
administratiekantoren, die certificaten Nederlandsche wer-
kelijke schuld uitgeven, dit niet doen mogen dan tot het
bedrag hunner inschrijving, ter controle waarvan ieder
zoodanig certificaat van wege den Staat gecontrasigneerd
en geparapheerd is.
Coupons zijn toonderpapieren, uitgegeven bij rente-
gevende obligatien en certificaten, om daarop de rente
te innen; de causa is bij deze papieren weder het geleend
hebben van geld en de daai\'mede correlaire verplichting om
rente te betalen. Vroeger werd vrij algemeen aangenomen
dat de coupon, omdat zij toonderpapier is, bevat eene
abstracte verbintenis ; dat wel de \'rentebetaling aanlei-
ding was tot de uitgifte, dat echter de causa van de
verbintenis uit de coupon was de betalingsbelofte. Nadat
wij gezien hebben dat toonderpapier ook eene concrete
verbintenis kan bevatten, kan ons oordeel over de ver-
bintenis uit de coupon niet twijfelachtig zijn; zij is eene
concrete. Wel zegt prof. Drucker , dat het voor de be-
oordeehng van de verbintenis uit de coupon onverschillig
is, dat deze oorspronkelijk uitgegeven is ter oorzake van
eene verplichting tot rentebetaling, maar dit gezegde wordt
door niets gestaafd en toch is dit de kwestie, waarvan
hier alles afhangt. Wij zagen dat de behoorlijk bewezen
wil van den schuldenaar beslist over de al of niet abstract-
heid der verbintenis, en dat er in geval van twijfel eerder
moet geconcludeerd worden tot eene concrete dan tot
eene abstracte. Nemen wij nu eene coupon in haren een-
\') Kuntce, pag. C05 cii G12. Kist, II. pag. 350.
!} llcchtsgcl. Magazijn, 1882, I. pag. 331.
36
voudigsten vorm , dan blijkt daaruit nog dat zij uitge-
geven is ter gelegenheid van eene leening, wier naam
*) Zie de voorbeelden hieronder.
Dette Ottomane Convertie.
Titre pour Fr. 2500. m IMS, 581—85.
Coupou du 1 Mars 1897.
Payable au taux déterminé par le conseil d\'administration enz. à ____
Theiss-llegulirung und Szegediner Prämien-Anleihe vom Jahre 1880.
Wird am 1 ..... 18... durch den Ungarischen Staat ohne Ai)zug
eingelöst mit 2 fl. Oesterr. Wiilirung.
Zweite Innere 5 Anleihe mit Prämicn-Verloosungen von 1SG6.
Vorzeiger dieses erhält am 1/13 Sept. 1887, Zwei llubel fünfzig Copeken.
2. 11. 50. C. Director____
Serie N\'\'\'.....Am 1..... 18... N".....
Zalilt die Kk. Univ. Staatsehulden-Cassa dem Ueberbringcr zehn
Gulden als ganzjälirige Zinsen der obenbezeiclineten Staats-sehnldvcr-
schreibung v. 4 März 1854.
Ville de Pruxelles.
Emprunt de Vingt-Cinq millions de Francs N°..
3 Francs d\'intérêt, payables lo ...... 18...
Zinsen-Coupon N»...... Zahlbar am 1..... 18...
Pei der Kk. Staatsschulden-Casse in Wien nach Abzug der 10 »/g Steuer
mit ein und zwanzig Gulden Oesterreichischer Wiihrung.
Coupon groot ...... verschijnt p".......18... N®.....
Betaalbaar met ...... voor O maanden renten van .... guldens.
Kapitaal.... pCt. Nederhindsche schuld onder directie van . . . be-
taalbaar na gedane annonce met.....gulden.....cent.
Brazilian 5 per cent, Loan. 188G.
Due .... Jan. 18 ... N"......
For two Pounds ten shillings.
Being six Mouth\'s Interest on £ 100.
Payable at the office of cnz.
37
altijd op de coupon vermeld wordt, dus om rente te be-
talen Nu is er geene enkele reden om aan te nemen,
dat de schuldenaar zich abstract heeft willen verbinden,
het tegendeel is waar; hij heeft eene leening gesloten en
moet rente betalen, het ligt dus voor de hand dat hij de
coupon betaalt omdat hij rente schuldig is en niet omdat
hij eenvoudig beloofd heeft eene som te betalen. Daaren-
boven noemen verschillende coupons wel degelijk hunne
causa (b.v. «als ganzjährigen Zinsen,» «3 fi\'ancs d\'intcrêt»
«voor 6 maanden renten,» «being six month\'s interest»
enz.); over het karakter dier coupons kan dus geen ver-
schil bestaan, want het gaat niet aan, gelijk sommige
schrijvers b. v. Kuntze, doen, de vermelding van de causa
eenvoudig als illustratie te beschouwen; deze bevatten
dus eene concrete, eene renteverbintenis. Bedenkt men
nu daarbij dat het leeken-publiek, in wiens handen toch
de coupons zich meestal bevinden, geen onderscheid maakt
tusschen abstracte en concrete verbintenis, en de coupon
wel degelijk beschouwt als uiting eener renteverbintenis,
dan mag men m. i. veilig aannemen dat de coupon, ook
zij, die hare causa niet uitdrukkelijk vermeldt, bevat eene
concrete, n.1. eene verbintenis tot betaling van rente, en
geene abstracte betalingsbelofte. Dat hierdoor het crediet
der coupons lijden zou, gelijk Bekker beweert (hoewel
hij zelf erkent dat dit bezwaar niet groot is omdat de
coupons niet bestemd zijn lang van hand tot hand te
gaan), is een bezwaar tegen het erkennen der coupons
als accessoria van het elïect, niet tegen de concreetheid ,
\') Zie Eutscli. d. 11. O. H. G. X. pag. 216.
2) Jahrbuch des gcmeineu Deutschen Hechts von Bekker en JMutiier,
I. 1857, pag. 414.
3) Zie Entsch. d. li. O. 11. G. X. pag. 215.
-ocr page 54-38
(behalve in zooverre dat, wanneer aangenomen wordt
dat de coupon eene abstracte verbintenis inhoudt, daar-
mede ook uitgemaakt is dat zij geene accessoire verbintenis
bevat, terwijl dit bij het aannemen eener concrete ver-
bintenis wel het geval kan zijn); want het kan voor het
crediet van belang zijn, hoe lang de coupon betaald wordt,
maar niet om welke reden de schuldenaar betaalt. Bekker\'s
grootste bezwaar is, dat betaling op de coupon geschied,
zelfs aan eenen onbevoegden houder dier coupon, den schul-
denaar bevrijdt ook tegenover hem, die recht heeft op
de rente. Dit is echter óók eene kwestie, die niet hier ter
sprake komt, doch bij de beantwoording der vraag of de
coupon waarde kan hebben voor iederen houder of slechts
voor den eigenaar van de obligatie. De nieuwere Duitsche
litteratuur en jurisprudentie is dan ook van onze meening.
Zoo zegt Brunner \'): «Sie (die Zinsscheine) enthalten ein
individualisirtes Schuldversprechen, nämlich ein Zinsver-
sprechen.» Stodbe zegt van coupons: «denn trotz ihrer
Abtrennung von der Hauptobligation sind sie keine ab-
strakten, der Causa debendi entkleideten Obligationen,
sondern bleiben Zinsforderungen.» Derndurg •■*) zegt van
het uitgeven van coupons: «Diese Form ändert an sich die
Natur des Zinses nicht.» Gareis \'), in zijn bizonder aan
eene beschouwing over den aard der coupon en talon
gewijd opstel, acht de meening dat de coupon niet zou
zijn een «Zinsschuld» in strijd met den regel «dass vertrags-
mässige Verpflichtungen zunächst nach dem Vertragswillen
zu bemessen sind.» Als gevolg van de concrete verbintenis
«) Pag. 203.
2} Pag. 230.
3) Pag. 82.
Busch\' Arcliiv. pag. 114.
Tr
3ü
uit de coupon, uit haren aard als renteverbintenis, is dan
ook door de Duitsche jurisprudentie herhaaldelijk afge-
leid dat, waar het verbod van anatocismus bestaat (gelijk
bijv. gedeeltelijk bij ons ex art. 1287 B. W.), ook van
het bedrag der niet betaalde coupons geen moratoire
interessen kunnen gevorderd worden
Dat coupons en dividendbewijzen niet met elkander ge-
lijk gesteld kunnen worden, zagen wij reeds hierboven;
de eerste bevatten een recht op betaling van rente, de
laatste een recht op een evenredig aandeel in de winst;
het verschil tusschen beide bestaat dus niet, gelijk Kuntze
meent, daarin, dat bij de coupons het bedrag der vor-
dering tevoren bepaald is en bij dc dividendbewijzen
eerst later vastgesteld wordt, want dit feit kan aan den
juridischen aard eener verbintenis niets veranderen. Köop
en verkoop blijft even goed koop en verkoop, wanneer
partijen overeenkomen dat de prijs later vastgesteld zal wor-
den , als wanneer zij dien bij het aangaan der verbintenis
bepalen, en eene coupon blijft eene coupon en wordt geen
dividendbewijs, wanneer haar bedrag later vastgesteld
wordt,\') evenmin als een dividendbewijs, waarvan het
minimum bedrag gagaraudeerd is (gelijk bijv. bij Rus-
sische Spoorweg-Maatschappijen voorkomt), daardoor eene
1) Seui\'fkkt\'s Arcliiv. enz. lïd. XX. N". 59 Entscli. d. llciclisgcr. in
(Jivils. V. N". 09. (ïoLD.scuMinx\'s Zoitsclir. für das gcsainmtc Handelsrecht.
Ed.,XXVIl. bl. 521. Entsch. des 11. O. 11. (i. Bd. X. N». 45. Dat dc ver-
binteuis uit dc coupon eene route verbiutcuis is, uconit ook inplicitc
aau eon vonnis, vermeld iu Eiitscli. d. lleichgcr. iu Civils I. 30.
2) Pag. 610.
3) Zie bijv. dc obligaties vau do geconverteerde Turkscho schuld vau
18S4. „L\'intérêt sera fixé par le conseil d\'administration de la Dette
Publique pour eliaque semestre enz. Il ne pourra jamais dépasser 4
pour cent par an", eu de daarbij behoorende coupons „Payable au taux,
déterminé par le conseil d\'administration" euz.
40
coupon zou worden. Het verschil tusschen beide heelt
zijnen grond in het verschil tusschen de beide hoofdver-
bintenissen, waaraan de coupon en het dividendbewijs
hun bestaan ontleenen; de coupon wordt uitgegeven
tengevolge van eene geldleening, het dividendbewijs uit
krachte van een lidmaatschap in eene naamlooze vennoot-
schap. Hun overeenkomst bestaat slechts daarin, dat zij
beide aan toonder luiden, doch, gelijk wij reeds meer-
malen zagen, dit feit beslist niets over de in het papier
vervatte verbintenis. Ook de text der dividendbewijzen
geeft geene aanleiding tot het aannemen eener abstracte
betalingsbelofte, daar hij altijd doelt op den oorsprong
van het bewijs, als zijnde uitkeering van ccn dividend,
een gelijkmatig aandeel in de winst. \')
Kuntze maakt onderscheid tusschen dividendbewijzen,
wier bedrag vastgesteld is en die, wier bedrag nog onbe-
\') Zie de voorbeelden, hieronder.
Kon. Ncd. Stoomboot-Maatschappij.
Dividend-bewijs.
Half aandeel N"......a
Volgens aankondiging betaalbaar met f .
l^e.......]5ankvereeniging, Firma......
Aandeel N".....groot f ... . uitdeeling /\'....
Bewijs ter ontvangst der uitdeeling over liet halfjaar, geëindigd
den.......18 ... , waarvan het bedrag, volgens bekendmaking en
tegen afgifte van dit bewijs betaalbaar is don......]8 . . . aan
het kantoor der Vennootschaj) te ... .
Betaalbaar met f.....
Van het certificaat N".....zal na incassecring, aankomst cn aan-
kondiging het Drie en Twintigste dividend van Twintig aandeelen in de
Buffalo New-York en Philadelphia Spoorweg-Maatschappij (Common Stock)
ingeschreven op naam van do Vereeniging tot administraiie onder directie
van........ betaalbaar worden gestold tc Amsterdam.
T. a. p.
-ocr page 57-M
paald is, en stelt eerstgemelde gelijk met coupons, terwijl
Bekker de gelijkheid van coupons en dividendbewijzen
in het algemeen aanneemt
De gelijkstelling nu van coupons en dividendbewijzen
dunkt mij onjuist, om de reeds vermelde reden dat de
eerste bevatten de verplichting tot renie-belaling, de
tweede die tot betaling van een aandeel in de winst.
Dubbel onjuist wordt m. i. die gelijkstelling, waar zij
geschiedt om , gelijk beide genoemde schrijvers doen, te
komen tot eene abstracte verbintenis uit het dividend-
bewijs, evenals zij die voor de coupon aannemen. Eene
abstracte verbintenis in een dividendbewijs is eene contra-
dictio in terminis; het begrip van «dividend» brengt
reeds van zelf met zich de gedachte aan de causa,
medelidmaatschap, dat recht geeft\' op dividend, doch
alléén, wanneer er besloten wordt dit uit te keeren.
Neemt men de abstracte verbintenis uit een dividend-
bewijs aan, dan is dit eene abstracte betaling-sbelofte en
die kan toch niet bestaan in een papier, wiens waarde
nog vastgesteld, misschien wel op niets gesteld, moet
worden, in welk laatste geval men eene abstracte be-
talingsbelofte, om niets te beüden, zoude hebben.
Ook de nieuwere Duitsche litteratuur verkondigt de
meening dat de dividendbewijzen geene abstracte vordering
inhouden, b.v. Brunner «Auch der Dividendenschein
enthält kein abstraktes Schuldversprechen; die Causa des
Dividendenanspruchs ist der statutenmässig festgestellte
Gewinn des Unternehmens, welcher an die Aktionäre ver-
theilt werden soll.»
\') Jahrb. I. pa-. 415.
Pag. 203. F. Zie ooic Garkis iu Busen\' Arcldv XXXIV, pag. 107
eu 119. 3 ou 122 iu fine.
42
Nadat wij gezien hebben dat coupon en dividendbewijs
eene concrete verbintenis bevatten, kan er geen twijfel meer
zijn of dit met den talon ook het geval is. De talon
is een papier, dat recht geeft op de uitlevering van nieuwe
coupons, resp. dividendbewijzen^). De causa nu is bij talon
\') Zie de voorbeelden hieronder.
Talon.
Na afbetaling vau het vior en twintigste 13ividcnd-J5e\\vijs van liet
Certificaat N". ... van twintig aandeelen in dc Buffalo New-York cn
Philadelphia Spoorweg-Maatschappij, ingeschreven op naam van de ver-
eeniging tot administratie onder directie van .... zal na aankondiging
cn tegen intrekking van dit bewijs een nieuw stel Dividend-Bewijzen
worden afgegeven.
Koninklijke Ncdcrlandschc Stoomboot-Maatscliappij.
Talon.
Tot bekoming van oen stel nieuwe Dividend-Bewijzen, voor liet half
aandeel. N". ... a.
Namens dc Directie.
Talon.
Zu dom Billot dor zweiten inneren 5 "/o Aiiloiho mit Priimien-Vorloosung
von 18GG.
Nach Ablauf dor Torinino aller mit diesem Hillot ausgcgobcncn Coupous,
wenn dasselbe nicht zur Tilgung gozogon worden ist, orhillt dor Vorzoiger
dieses aus der Staatsbank einen neuen Coupou-Bogon für die Termine
von 1/13 Soptombor 18<JG, bis 1/13 PJll.
Talon.
......... fl. N". ...
Gegen diese Anweisung erfolgt die Kk. Staatsschuldoncassc dem
Ueborbringcr vom Monate Mai 1871 angefangen neue Zinsen-Coupons.
Thoiss-Regulirungs und Zgegediner Prämien-Aulciho.
* Serie____ N". ...
Gegen diese Anweisung erfolgt dio K. Ung. Staatsschuldon-Cassa dem
Ueberbringer vom Monat April 1870 ab, neue Zinscoupons und Talon.
Bewijs ter bokoming van uieuwe Dividend-Coupons bij hot Certificaat
-ocr page 59-43
en coupon, resp. dividendbewijs, dezelfde nl. geldleening
en de verplichting om rente, resp. dividend, te betalen;
alleen is de talon een papier, waardoor men een middel
verkrijgt om indirect, nl. door de coupons en dividendbe-
v/ijzen, die rente te vorderen. Gesteld nu eens het geval
dat de talon eene abstracte verplichting bevatte, dan zou
die verplichting zijn in alle gevallen, afgezien van de causa,
nieuwe coupons, resp. dividendbewijzen, te geven; die
coupons (en dividendbewijzen) echter vinden hunne kracht
in de concrete verbintenis om rente (resp. dividend) te beta-
len ; met het ophouden dier causa, eindigt ook hunne kracht;
er zou zich dus een geval kunnen voordoen dat de coupons
(en dividendbewijzen) geene waarde meer hadden, en toch
zouden op vertoon van den talon nieuwe coupons (en divi-
dendbewijzen), papieren dus die geeil waarde hebben en
die ook niet meer kunnen krijgen, uitgegeven moeten
worden. Hieruit blijkt ten duidelijkste dat, wanneer coupon
en dividendbewijs eene concrete verbintenis bevatten, dit
ook noodzakelijk het geval met den talon moet zijn.
à f...... N". ... Scrio____ van vcrccuigde Ainerikaansclic fondsen
onder administratie vau ........... to .......... mits het ecrtiiicaat
uiot is uitgeloot.
(h-audo Société des Gliomius dc fer llusses.
Talon des 28 Coupons du N". ... à réchéauce du 1er Janv. 18.. au
N". ... à récliéanco du le>\' .Tuill. 18.. iucl. délivrés pour lo titro dc
cin(i actions N". ... à N®. ... Après l\'expiration do l\'échéauec du dernier
eoupou et cn cas oîi le titre d\'actious ne serait pas amorti à cotte époque
par lo tirago, il sora délivré eu temps udle au porteur du présent talon
à l\'un des lieux indiqués pour le payement dos intérêts une nouvelle
feuille dc coupons.
A partir du 1er Juillot 19.. le présent talon domourora do nul effet
et valeur et les nouveaux coupons ne pourront être délivrés que sur la
présentation du titre même dos actions.
Tous los coupons, même ceux afférents aux Titres nominatifs, sont
payables au porteur.
44
Brunner erkent dan ook uitdrukkelijk dat coupon en
talon eene concrete verbintenis bevatten en zegt van den
laatsten: «Der Talon enthält kein abstraktes Schuldver-
sprechen, er verspricht nur die für das Hauptpapier
auszufertigenden Kupons.»
Onze conclusie moet dus zijn dat, hoe beknopt de text
van eenen talon ook zijn moge, de verbintenis, daarin
vervat, altijd is eene concrete.
Onder de verschillende onderscheidingen, die tusschen
de soorten van toonderpapier gemaakt worden, bekleedt
eene voorname plaats, die welke het toonderpapier onder-
scheidt naar het al of niet absolute vorderingsrecht, dat
de houder van het papier heeft. Bij het groote verschil
van gevoelen, te dien aanzien bestaande, en bij de daar-
door heerschende onzekerheid zij het ons vergund, zij het
ook met een enkel woord, ons gevoelen daaromtrent te
zeggen. Voorop gesteld zij dat er sommigen zijn, die
aannemen dat toonderpapier den houder nooit absoluut
recht tot vorderen geeft, dat er altijd gevallen kunnen
zijn, waarin de schuldenaar het recht heeft of verplicht
is den houder betaling te weigeren; ik bedoel hen,
die aannemen dat de schuldenaar niet behoeft of niet
mag betalen, wanneer hij de zekerheid heeft, dat de
houder van het papier niet is de eigenaar der vordering
daarin vervat, bijv. wanneer hij weet dat het papier door
den houder gestolen is. Het bestek van dit geschrift laat
geene bestrijding van dit gevoelen toe: ik verwijs de voor-
standers daarvan alleen naar eene bepaling van geschreven
recht, nl. art. 14 der W^et van 22 Dec. 1803, waarin
bepaald wordt dat de houder van een bankbillet «bij
uitsluiting» gerechtigd is de betaling der daarin uitge-
644
drukte som te vorderen \'). Ik geloof dat er wel degelijk
toonderpapier is, dat den houder onvoorwaardelijk recht
geeft op betaling, welke soort ik waar toonderpapier
zoude willen noemen. Daartegenover stel ik eene soort
toonderpapier, dat den schuldenaar het recht geeft of de
verplichting oplegt, wil hij deugdelijk gekweten zijn,
ingeval van twijfel van den houder nader bewijs zijner
gerechtigdheid tc eischen. Het toonderpapier dat onder
deze rubriek valt, zoude ik met den naam legitimatie-
papier willen bestempelen. Dit legitimatiepapier is niet
hetzelfde als datgene, hetwelk bovenvermelde schrijvers
toonderpapier noemen; dit geeft den schuldenaar het recht
of de verplichting de onrechtmatigheid van den houder
te bewijzen, gene geeft hem de bevoegdheid of nood-
zaakt hem den houder nader bewijs op te leggen. Ons
legitimatiepapier vervalt dan weder in twee soorten:
a. dat toonderpapier, hetwelk den schuldenaar eenvoudig
bevoegd maakt den houder nader bewijs op te leggen;
b. dat, hetwelk hem daartoe verphcht, wil hij deugdelijk
gekweten zijn. Het eerste is dan alleen uitgesteld
ten gerieve van den schuldenaar om hem de betaling,
het tweede ten faveure van den schuldeischer, om hem
het innen zijner vordering gemakkelijker te maken
Bij den eersten aanblik zoude men kunnen meenen dat
volgens ons recht legitimatiepapier niet bestaanbaar is,
omdat in art. 2014 B. W. gezegd wordt dat bezit van
roerende goederen, behalve van renten en schuldvorde-
ringen op naam, gelijk staat met eigendom. Onder de
1) Zie Kist II. pag. 380.
■■\') Zie Kuntze § \'J3, in iuitio, waar liij legitimatiepapier van do oersto
soort noemt „qnalifizirtes Legitimationspapierdat van dc tweede soort
„ bescliriinktes Zirkulationspapier."
/I
47
bepaling van dat artikel valt papier aan toonder ; bezit
daarvan staat dus gelijk met eigendom. Volkomen waar.
maar dit is geen beletsel om aan te nemen dat er papier
aan toonder bestaat, waarbij de vordering niet zóó ver-
eenzelvigd is met het papier, dat het niet mogelijk zoude
zijn, bezitter en dus eigenaar van het papier, zonder die
der vordering daarin vervat, te zijn, hetwelk juist, gelijk
wij boven zagen, het criterium van legitimatiepapier is.
Art. 2014, alinea 1 beslist dus niets over de al of niet
bestaanbaarheid van zulk papier, evenmin als de tweede
alinea. Bij alle toonderpapier is gedurende drie jaar revin-
dicatie mogelijk wegens diefstal of verhes. Geschiedt die
echter niet, dan heeft de houder van een waar toonder-
papier onvoorwaai\'delijk recht op betaling, terwijl bij
legitimatiepapier nader bewijs gevorderd kan worden.
Na verloop van drie jaar is do houder van een waar toonder-
papier onvoorwaardelijk gerechtigd, die van een legiti-
matiepapier niet. Wil dus degene, wien een waar toonder-
papier ontstolen is, of die dat verloren heeft, zijn recht
doen gelden, dan kan hij dit slechts binnen den tijd van
drie jaar, door het papier te revindiceeren, daarna in
het geheel niet meer; doch ook gedurende dien tijd kan
hij niet volstaan met het recht van hem, die het papier
ter betaling presenteert, tegen te spreken, doch moet
hij het papier in handen hebben om met vrucht te kunnen
vorderen.
Passen wij het hierboven, omtrent waar toonderpapier
en legitimatiepapier, gezegde toe op de vraag, of coupon,
dividendbewijs en talon zijn waar toonderpapier of legiti-
matiepapier dan luidt zij: «Is bij presentatie ter betaling
\') Zie Diei\'iiuis, Ilaiidl. Eurg. R. IT. pag. 255.
-ocr page 64-48
van coupon, dividendbewijs en talon, de schuldenaar ver-
plicht nadere legitimatie te vragen, is hij daartoe bevoegd
of is hij daartoe onbevoegd?
Niet te verwarren met deze vraag is die, of de door
ons behandelde papieren waarde kunnen hebben voor
iederen houder, of slechts voor den eigenaar van het
effect. Deze vraag moet m. i. ongetwijfeld in eerstgemelden
zin beantwoord worden Zij bevatten schuldvorderingen;
of die schuldvorderingen ontstaan uit eene verplichting
tot rentebetaling of uit eene andere, doet hier niets ter
zake; iedere schuldvordering nu kan overgedragen worden,
zoo veel te meer dus eene, die in eenen vorm gesteld is,
(gelijk de onzen aan toonder), om die overdiacht zoo ge-
makkelijk mogelijk te maken. Niemand zal betwijfelen
dat, wanneer ik als eigenaar van een effect, aan mijnen
bankier verkoop de coupons, dividendbewijzen en talons,
bij dat effect behoorende, die bankier recht heeft ter
gelegener tijd, de betaling, resp. dc uitlevering van
nieuwe coupons (dividendbewijzen) te vorderen en dat
hem niet zal kunnen worden tegengeworpen, dat hij geen
eigenaar van het effect is, om op dat feit de ontkenning
van zijn recht op betaling te baseeren. Men denke ook
aan het geval dat iemand het vruchtgebruik van een effect
heeft, in \'welk geval hij wel degelijk recht op de rente,
en dus op de betaling der coupons (dividendbewijzen) cn
talons heeft, zonder eigenaar van het effect te zijn.
Wij nu gelooven dat coupon, dividendbewijs en
talon den houder onbepaald recht geven op betaling.
Beschouwen wij een coupon of dividendbewijs in*hunnen
eenvoudigsten vorm, dan is daarin niets uitgedrukt dan
t
\') Zie Entsch. d. R. O. H. G. I3d. X. i)ag. 317 in fine cn 318.
-ocr page 65-49
de vermelding dat zij zijn «coupon» of «dividendbewijs,»
het nummer van het effect, en het bedrag der ver-
schuldigde som, en uit geen der drie gegevens is af
te leiden dat de schuldenaar het recht zoude hebben
nadere legitimatie te vragen. In den vorm zijn het een-
voudig vermeldingen van te betalen geldsommen, die juist
omdat zij omtrent den schuldeischer niets vermelden,
iederen houder recht geven op betaling. Is dit reeds het
geval bij die papieren in hunnen eenvoudigsten vorm, des te
duidelijker wordt dit nog wanneer zij vermelden dat «houder
dezes enz.» gerechtigd is, eene vermelding die niet als
eene uitzondering, maar als eene uitdrukkelijke bevestiging
van den regel beschouwd kan worden. Ook uit de eilecten
en talons blijkt somtijds dat de coupons en dividendbewijzen
ware toonderpapieren zijn; zoo zegt de talon van de Groot
Russische Spoorwegmaatschappij dat «tous les coupons,
même ceux afférents aux Tites nominatifs, sont payables
au porteur.»
Daarbij komt dat do coupon (dividendbewijs) niet alleen
uitgegeven wordt om de betaling of inning der rente
(dividend) gemakkelijk te maken door haar eenvoudig in
te wisselen, maar ook om geldswaardig papier te scheppen ,
dat zonder onmiddellijke inwisseling toch eene waarde
representeert: in de praktijk wordt dan ook de coupon
(dividendbewijs) dikwijls als een soort betaalmiddel ge-
bruikt \'-\'). Voor het verkeer is het dus wenschelijk de
coupon (dividendbewijs) als waar toonderpapier aan te
nemen; het gebruik dier papieren toch zou zeer belemmerd
worden wanneer den houder de verplichting opgelegd kon
worden zijn recht nader te bewijzen.
\') Zio dc coupon, vermeld ia Eutscli. dc sll. O. II. G. Ikl. X. pag. Sik
JïuciiKUK, Traité dos Valeurs mobilières cl Effets publics N», 508.
4
-ocr page 66-50
De meeste schrijvers beschouwen dan ook de coupons
als waar toouderpapier.^). Gareis echter noemt haar
een ((Legitimationszeichen,» hoewel hij erkent dat zij
bijna gelijk staat met toonderpapier; volgens hem is zij
dat echter niet omdat zij ((kein abstractes Summenver-
sprechen enthält:» voor ons echter weegt, gelijk wij zagen,
dat argument niet. Ook Stobbe •\'\') noemt de coupon een
legitimatiepapier, volgens hem een papier over eene ver-
bintenis , die snel vervuld wordt en niet voor het verkeer
bestemd is; daargelaten dat het feit of eene verbintenis
voor het verkeer al of niet bestemd is den juridischen
aard daarvan niet verandert \'\'), is eene coupon wèl voor
het verkeer bestemd, en de vervulling niet altijd zoo
snel, daar bij het effect soms voor eene reeks jaren
coupons worden uitgegeven. Zelfs al neemt men aan
dat Stobbe hier slechts het oog heeft op vervallene
coupons, hetgeen echter uit niets blijkt, dan nog is dit
argument niet krachtig, daar ook vervallene coupons soms
lang in omloop blijven.
Doch ook met Stobbe\'s opvatting van legitimatiepapier
kunnen wij ons niet vereenigen; hij beschouwt de uitgifte
daarvan als gevolg van het feit dat het den schuldenaar
onverschillig is aan wien hij betaalt, maar is dat niet bij
elk toonderpapier het geval? Bewijst de schuldenaar niet
juist, door de toonderclausüle dat hij wil verbonden zijn
jegens iederen houder, onverschillig wien?
Evenals de coupon zijn dividendbewijzen waar toonder-
m
») Zio JJernbukg, pag. 213. Bekkku, (Jahrb.) 4M cn 415. Kuntzk,
§ 134. l^:naun, Das Recht der Acticu gcsellsehaftcu. pag. 440. Buciikue,
N". 472.
«) pag. 114.G.
3) pag. 199.
■•) Gaueis, pag. 109.
51
papier en moeten aan iederen houder betaald worden,
zoodra hun bedrag vastgesteld is
Gelijk bij de vraag «abstracte verbintenis of niet»,
heerscht bij de beoordeeling der vraag of de talon is
waar toonderpapier of slechts legitimatiepapier het grootste
verschil van gevoelen. Schrijvers, die aannemen dat de
coupon is waar toonderpapier, beweren dat de talon is
legitimatiepapier, bijna zonder eenige argumentatie voor
dat gepretendeerde verschil van aard tusschen coupon en
talon. Zoo zegt Kist : «De talons of bewijzen tot ver-
krijging van nieuwe coupons daarentegen zijn geene op
zich zelf staande papieren aan toonder. Zij vervangen
het papier, waaruit de hoofdverbintenis ontstaat en ont-
slaan den houder van zoodanig papier van de noodzake-
lijkheid, om dat tot verkrijging van nieuwe coupons op
te zenden •\'\').» Dit is echter geen punt van verschil, want
is dan eene der functies van de coupon ook niet om de
voorlegging van het hoofdpapier bij de invordering van
rente, overbodig te maken? Toch wordt hierin en in de
overweging dat de talon niet voor het verkeer bestemd
is, een feit, dat gelijk wij herhaaldelijk zagen, den aard
van eene verbintenis niet wijzigen kan, de reden voor
het verschil tusschen den aard van coupon en talon ge-
zocht Gareis schijnt op dit punt eenigszins te weifelen,
waar hij zegt: «auch angenommen, dass der Producent
des Talons dem Verlangen des Ausstellers einen ander-
weitigen Erweis seiner Berechtigung zu führen, nicht
\') Renau«, pag. 410. Buciikhe, N«. 393.
II. pag. 35G.
3) In gelijken zin Cosman, pag. 321. Kuntze, pag. G17 cn 018.
Deiin«uiu:, pag. 212. Druckek, in llogtsgcl. jSIag. 1882, pag. 334.
llaudcl. dor Ned. Jur. Ver., ])ag. 112 cn 191. Stoi)J!E, pag. 199 noot 13.
(lAHEia, § ■\'). Eutscli. in Civils. TV. pag. 111. TII. pag. 151.
52
nachzukommen \'braucht, sich vielmehr auf den Talon
allein stützen darf, so ist damit die rechtliche Möglichkeit
nicht ausgeschlossen, dass diese Berechtigung auf andere
und noch vollkommenere Weise, nämlich durch Vorle-
gung der Hauptobligation dargethan werde enz.» Dit
is echter onjuist: kan de houder van den talon volstaan
met zich op het enkele bezit van dien talon te beroepen,
dan is daarmede ook uitgemaakt dat geen ander meer
recht heeft op de nieuwe coupons, evenmin de houder
van het hoofdpapier als een ander. De fout van Gareis\'
redenering is m. i. dat hij de vraag of de talon is waar
toonderpapier of legitimatiepapier verwart met die, of de
talon ook waarde kan hebben voor een ander dan den
eigenaar van het hoofdpapier, welke laatste vraag niet
anders dan bevestigend beantwoord kan worden. Men
denke slechts weder aan het geval dat een effect in
vruchtgebruik gegeven is, in welk geval alleen de vrucht-
gebruiker gerechtigd is tot rente en daarom ook tot het
ontvangen van nieuwe coupons, tegen teruggave van den
talon, en dus de houder van het effect door overlegging
daarvan volstrekt geen beter recht bewijst.
Wij nu gelooven dat de aard van coupon en talon
dezelfde is, moge dan ook de laatste niet voor zulk een
uitgebreid verkeer bestemd zijn als de coupon. Volgens
ons is de talon wel degelijk de drager van eene verbintenis
tot uitreiking van nieuwe coupons evenals de coupon
dat is voor de verbintenis tot rentebetaling, echter niet in
dien zin, dat het recht op nieuwe coupons alléén door
*.
\') Ilierboveu zagen wij reeds dat de overlegging van liet hoofdpa])ier
volstrekt niet altijd een beter recht bewijst, daar cr gevallen kunnen
voorkomen, waarin de houder van het effect geen recht hoeft op de renten.
Daartegen Gareis, pag. IIG.
53
en met hem bestaat, (evenmin als dit het geval is met
de coupons voor het recht op rentebetaling), welk recht
natuurlijk gebaseerd is op de verbintenis uit het hoofd-
papier, maar slechts in zooverre als zijne constitutieve
kracht bestaat in het feit dat iedere houder recht heeft
op de uitreiking der coupons. Zoo erkent dan ook een
vonnis, vernietigd bij een arrest van het R. ü. H. G.
dat de talon is «ein Werthpapier, da er die Berechtigung
zur Erhebung der neuen Zinscoupons, resp. der Zinsen,
gewährt, und durch Hingabe des Talons der Genuss der
Zinsen auf andere übertragen werden kann.»
llet eenige verschil tusschen coupon en talon is dus
dat de eerste een direct middel is om de rente te
verkiijgen, terwijl de tweede daartoe indirect strekt,
doordat hij nl. het middel is, waardoor nieuwe coupons,
dat zijn middelen tot renteheffmg, verkregen worden.
Beide zijn dus op hetzelfde doel gericht, en nu is er
m. i. geen reden om bij twee soorten van papier, die
tot hetzelfde einddoel en ongeveer in denzelfden vorm
uitgegeven zijn een verschil in hun juridisch karakter aan
te nemen.
Ook de text van een talon in zijnen eenvoudigsten vorm,
geeft geene aanleiding tot het aarmemen van dat verschil;
bevat de coupon eenvoudig eene vermelding van een te
betalen geldsom, de talon in zijnen eenvoudigsten vorm
bevat slechts de vermelding van de verplichting des schul-
denaars tot uitreiking van nieuwe coupons. Is dus de
coupon waar toonder[)apier, dan is de talon dat eveneens.
Daarenboven zijn er talons, die den «houder» (Ueber-
bringer, Producent, porteur) andere die «den houder
>) Zie Entsch. d. R. O. H. G. Ed. X. pag. 317.
2) Zie do aangeliaalde voorboeldeii.
zonder verdere legitimatie» gerechtigd verklaren en nog
andere, die bovendien gedurende zekeren tijd den houder
van den talon met uitsluiting van dien van het hoofd-
papier, die dan toch degene zou zijn, die normaal het
meest recht zou hebben op de nieuwe coupons, gerechtigd
verklaren tot het ontvangen der nieuwe coupons, redenen
te over om aan te nemen dat de talon is een waar
toonderpapier.
In deze onze meening staan wij niet alleen: zoo zegt
bv. Brunner : «andererseits ist er (der Talon) auch
nicht ein blosses Legitimationspapier, sondern ein wahres
Inhaberpapier. Der Aussteller ist nicht bloss berechtigt
dem Präsentanten des Talons die Cupons ohne Prüfung
der Legitimation mit liberirender Wirkung auszuhändigen,
sondern, wen nicht eine bestimmte Voraussetzung vorliegt,
dazu auch verpflichtet, ohne die Einlösung des Talons
von der Vorlegung des Hauptpapiers abhängig machen
zu können.» Hij echter verwart ook de kwestie van
«toonder- of legitimatiepapier» met die, of alléén de
■eigenaar recht heeft op nieuwe coupons en zegt dan ook
iets verder dat bij collisie tusschen den houder van het
hoofdpapier en dien van den talon eerstgemelde recht
heeft op de nieuwe coupons, eene onderstelling die in
strijd is met het aannemen vän den talon als waar
toonderpapier.
De gevolgen nu van het leit dat coupon, dividend-
bewijs en talon ware toonderpapieren zijn, worden het
belangrijkst wanneer er collisie ontstaat tusschen den
houder van die papieren en dien der hoofdpapieren, in
1) Zie den talon, vermeld in Entsch. d. 11. O. H. G. X. pag. 315.
2; pag. 204.
welk geval alleen de eerste recht hebben op betaling,
hetzij van de rente of van het dividend, of op de uitrei-
king van nieuwe coupons Terecht besliste dan ook de
Rechtbank te Amsterdam dat in zulk een geval van
collisie de houder van den talon recht heeft op de nieuwe
coupons, overwegende:
«dat voorts, noch in het algemeen, noch veel minder
in casu, in de gegeven omstandigheden de stelling van
den eischer kan opgaan, dat de houder der obligatiën
regt heeft op interest en mitsdien op de couponbladen,
daar beiden op zich zelve kuimen staan en het regt op
het genot der rente niet inhaerent behoeft te zijn aan
het enkel, zelfs legaal bezit der obligatiën; enz.
dat alzoo blijkens de titels door den schuldenaar, de
gedaagde in deze, afzonderlijk regt van vordering ge-
durende den tijd van de geldleening aan den houder
van den talon, overeenkomstig den aard van het toonder-
papier is toegekend; enz.
dat uit het omtrent den aard der certificaten en talons
overwogene volgt, dat werkelijk afzonderlijk regt bestaat
in casu, waar aan den houder der talon, geheel overeen-
komstig de natuur van het regt uit i)apier aan toonder,
op vertoon van dat papier nieuwe couponbladen worden
afgegeven enz.»
Dit vonnis werd bevestigd bij een arrest van het Prov.
Gerechtshof van Noord-Holland , welk arrest echter
alleen uit consideratie van den uitdrukkelijken inhoud
van den bedoelden talon, en niet uit diens aard als
\') -Zie daartegen do bovenaangehaalde litteratuur, die den talon als
legitimatiepapier beschouwt.
«) W. v. h. 11. 1872. N«. 3492.
3) Mag. v. Ilandelsr. XM. 1873. pag. 33.
5G
waar toonderpapier, den houder van den talon gerechtigd
verldaarde, en dus voor ons van minder belang is.
Daarentegen beshste o. i. ten onrechte het Reichsge-
richt dat de talon niet kan zijn een voorwerp van
pandrecht omdat hij «keinen selbstständigen Vermögens-
werth,)) heeft: «aus dem Mangel eines selbständiges Ver-
mögens- und mithin auch Verkaufs wertes des Talons folgt
dann aber auch, dass der Gezetzgeber nicht daran gedacht
haben kann, ihn als Gegenstand des Pfandrechts zu be-
trachten, da dessen wesentlicher Inhalt gerade in der
Befugnis des Gläubigers besteht, sich, durch den Verkauf
des Pfandes Befriedigung zu verschaffen. Ohne zugleich
Inhaber der Hauptobligation zu sein oder einen Anspruch
auf dieselbe dem Inhaber gegenüber zu bezitzen, würde
der Inhaber solchen Talons auch nicht als redlicher
Erwerber desselben betrachtet werden können. Die bloss
faktische Möglichkeit, sich durch einen Verkauf des Talons
oder durch die Erhebung neuer Zinskupons auf Grund
desselben einen Vermögensvorteil zu verschalTen ist nicht
geeignet, den rechtlichen Mangel eines selbständigen
Vei\'kaufswertes des Talons zu widerlegen.))
Daar wij uitgaan van eene stelling die het tegenover-
gestelde verkondigt als die, waarvan bovenstaand vonnis
uitgaat, daar wij aannemen dat de talon waar toonder-
papier is en dus ook eene waarde kan hebben, komen
wij tot het resultaat dat zulk papier wel degelijk in pand
gegeven kan worden.
Een ander gevolg van de stelling dat coupon, dividend-
bewijs en talon ware toonderpapieren zijn, is\', dat de
rente ^ het dividend en de nieuwe coupons (buitengewone
\') Eiitsch.\' iu Civils. 111. N». U.
-ocr page 73-57
gevallen als amortisatie enz. uitgezonderd) slechts ge-
vorderd kunnen worden tegen vertoon dier papieren en
niet op het enkel vertoon van het effect. Dit is dan ook
door verschillende rechterlijke uitspraken erkend en
bovendien in den text van verscheidene dier papieren
met zoovele woorden gezegd, waar staat dat tegen over-
gifte (gegen Aushändigung, sur la présentation) van die
papieren aan de daarin uitgedrukte verplichting voldaan
zal worden
Dat de coupons enz. waar toonderpapier zijn, heeft
ook nog ten gevolge dat de buiten-koersstelling van het
hoofdpapier niet ipso iure ook die papieren treft, gelijk
voor dividendbewijzen beslist is bij een vonnis van het
Reichsgericht \').
Eene kwestie, die buiten de door ons behandelde vragen
staat, is die, of er, nadat tegen overgifte, van den talon
eene serie nieuwe coupons, wier inhoud de in het effect
bedongene rente vermindert, aangenomen is, nog eene
vordering uit het effect tot betaling der volle rente ot
tot suppletie van het, in de coupon uitgedrukte, bedrag
bestaat. Hier is het de vraag of de houder van het
effect, door zonder protest de vitieuse coupons aan te nemen,
al of niet afstand heeft gedaan van zijn recht, zich op het
effect te beroepen. Want al neemt men aan, dat de
coupon eene abstracte verbintenis bevat, dan nog zoude
beweerd kunnen worden dat er slechts eene abstracte
betalingsbelofte gegeven is voor het in de coupon uitge-
\') Zio Entscli. in Civils. XIV. pag. 159 iu fine cu 160. Eutscli. des
R. O. n. G. M. X. N». 70. BuciièiieN«.466. Zie ook een vounis vau liet
O. A. G. te Lübock, vermeld in Seuffekt\'s Archiv. VIII. 77 cu aaugchaald
bij Bekker t. a. p. pag. 415.
Zio dc voorbcoldon.
••\') Entsch. des R. G. in Civils IV. pag. 142.
58
drukte bedrag, en dat het surplus op het effect gevorderd
kan worden; terwijl dit, wanneer men de concrete \\er-
bintenls uit de coupon aanneemt, wel niet betwijfeld zal
worden. Eveneens kan men, wanneer men aanneemt
dat, waar coupons uitgegeven zijn, de rente slechts op
die coupons gevorderd kan worden, zeggen dat dit toch
slechts het geval is voor dat gedeelte der rente, hetwelk
door het bedrag der coupon gedekt wordt en niet voor
het meerdere. Hoe het ook zij, het Reichsgericht besliste,
dat slechts het bedrag, in de coupon vermeld, gevorderd
kan worden
11
!l
ir
\') Entscli, des 11 G. iu Civils. XIV. N«. 37.
-ocr page 75-DERDE HOOFDSTUK.
Gelijk wij in Hoofdstuk I zagen, bevatten coupon,
dividendbewijs en talon eene concrete verbintenis. Daar-
mede is echter nog niet gezegd dat die papieren ook eene
accessoire verbintenis, dit is eene verbintenis, wier be-
staan afhankelijk is van eene andere, in ons geval die in
het hoofdpapier vervat, bevatten. De abstractheid of
concreetheid eener verbintenis correspondeert met de
vraag waarom zij geldig is, hare accessoire of niet acces-
soire natuur met die hoelang zij geldig is. Vragen wij
dus bij de door ons behandelde papieren, waarom hunne
verbintenis kracht heeft, dan is het antwoord daarop:
«omdat zij eene concrete verbintenis, nl. die tot betaling
van rente enz., bevatten;»- vragen wij, hoelang hunne
verbintenis geldig blijft, dan is het op die vraag te geven
antwoord daarvan afhankelijk, of wij hunne verbintenis
als accessoir aan die uit het hoofdpapier, of als zelf-
standig beschouwen.
* Zij daarentegen, die de abstracte verbintenis uit onze
papieren aannemen, moeten noodwendig ook hare niet
accessoire natuur erkennen, omdat zij uitgaan van de
stelling dat de uitgever alleen verbpnden is door zijne
handteekening, onafhankelijk van elke verdere omstandig-
heid, dus ook onafhankelijk van het al of niet bestaan
60
der verbintenis uit het hoofdpapier. Het gaat dan ook
niet aan, met Bekker \') aan te nemen dat de verbindende
kracht der coupon (hoewel hij haar eene abstracte ver-
bintenis toeschrijft) afhankelijk is van de vervulling der
(stilzwijgende) voorwaarde, dat het kapitaal niet afgelost
zij; want afgezien daarvan, dat het aannemen van zulke
voorwaarde nooit pleit vóór eene stelling, wanneer hare
houdbaarheid daardoor gesteund moet worden, erkent
men juist door het aannemen dier voorwaarde de coupon
als rentebewijs, dus als eene concrete veibintenis be-
vattende, en wordt die geheele stelling slechts een spel
met woorden, wanneer men aanneemt dat de schulde-
naar alléén gebonden is omdat hij verklaard heeft het
te willen zijn, terwijl echter die gebondenheid afhankelijk
wordt gesteld van eene voorwaarde, wier vervulling
evenzeer de eenige maatstaf zoude zijn voor zijne ver-
plichting, wanneer hij zich niet abstract verbonden had.
Neemt men eenmaal de abstracte verbintenis uit de
coupon aan, dan heeft men daarmede m. i. tegelijk gezegd,
dat hare verbintenis onafhankelijk is van die uit het
hoofdpapier. Zoo erkent dan ook Kuntze de coupon
als volkomen zelfstandig papier, waar hij zegt: «folglich
haben die Obligationen aus den Hauptpapieren nicht die-
selbe Bedeutung für Bestand und Geltung der Raten-
obligationen welche eine Kapitalobligation für die ihr
accessorische Zinsenobligation sonst behauptet.»
Eene bizondere vermelding verdient nog het gevoelen
van Mr. Cosman die de coupon beschouwt als eene
\') Pag. 414.
«) Pag. 612. Zie in gelijken zin Dkrnburg, pag. 212. Kist, II.
pag. 356. Hand. d. Ned. Jur. Ver. pag. 112 cn pag. 190.
3) Pag. 317 vlg.
61
abstracte verbintenis met tijdbepaling, voor het geval dat
het uitlotingsplan niet vooraf bekend gemaakt is, of de
schuldenaar de effecten eenvoudig ter beurze inkoopt, en
daarenboven onder eene voorwaarde, wanneer dat uit-
lotingsplan wèl bekend was. De bedoelde tijdsbepaling
is dan het verscliijnen van den termijn, in de coupon
uitgedrukt, de voorwaarde, dat de hoofdsom op den uit-
gedrukten vervaldag niet afgelost zal zijn. Door het
aannemen nu van eene verbintenis met tijdsbepaling kent
schrijver der coupon indirect eene abstracte verbintenis
toe: zulk eene verbintenis toch stelt volgens art. 1304
B. W. een verkregen recht voorop, waarvan de vervulling
slechts opgeschort wordt: de coupon geeft dus een ver-
kregen recht. Dat recht kan echter zijnen grond niet
vinden in de verplichting tot rentebetaling, want die
bestaat nog niet zoolang do termijn, waarop die rente
betaald moet worden, niet verschenen is; het verkregen
recht steunt dus alleen op de uitgifte van de coupon,
dezelfde gedachte die aan de beschouwing der coupon,
als bevattende eene abstracte verbintenis, ten grondslag
ligt. Om dezelfde redenen nu, die wij tegen Bekkeii\'s
gevoelen aanvoerden, is Cosman\'s aannemen eener voor-
waarde voor het geval dat het uitlotingsplan bekend
gemaakt is, af te keuren. Voor het geval dat de schul-
denaar de elfecten ter beurze inkoopt, de coupons echter in
omloop laat, komen wij tot hetzelfde resultaat als Cosaian ,
doch niet op dezelfde gronden, waarover echter later.
Zien wij dus dat de abstractheid der verbintenis uit
de coupon enz. noodzakelijk met zich brengt hare niet
accessoire natuur, zoo is daarmede, gelijk wij hierboven
reeds zagen, nog niet uitgemaakt dat, bij het aannemen
eener concrete verbintenis, het toekennen van een acces-
soir karakter eene noodzakelijke consequentie is. Werkelijk
G2
vinden wij dan ook, èn in jurisprudentie èn in litteratuur,
voorbeelden van het tegelijk aannemen eener concrete en
niet accessoire verbintenis uit de niet vervallene^^) coupon.
Zoo zegt een vonnis van het voormalig Reichs-Überhandels-
gericht -): «Diesz Resultat (dasz Zinsen berichtigt werden
müszten, obwohl ein zinstragendes Kapital überhaupt nicht
gegeben oder doch in gehöriger Weise restituirt wäre),
welches die accessorische Qualität der Couponforderung
auszuschlieszen scheint, führt aber keinesweges mit Noth-
wendigkeit zu dem Schlusz, dasz durch die Ausstellung
von Inhaber-Zinscoupons überhaupt nicht ein Zinsen —
sondern ein abstrakter Geldversprechen gegeben werde:
vielmehr erklärt sich diesz Resultat, falls es überhaupt
anzuerkennen, aus der Bestimmung der Zinscoupons, jeden
gutgläubigen Inhaber derselben, und zwar unabhängig
von dem Besitz des Hauptpapieres, als Gläubiger der
Zinsenforderung zu legitimiren enz.» Ook Brünner
erkent de couponverbintenis als eene concrete, doch neemt
toch aan dat zij betaald moet worden «auch wenn die
Hauptforderung nicht entstanden oder getilgt ist», dat
zij dus tegelijk is eene niet accessoire. Schrijver acht dit
voldoende gerechtvaardigd door het argument dat «nach
Dat bij de vraag, of eene coupou al of uiet bevat eeue accessoire
verbintenis, alleen gedacht kan worden aan ecnc niet vervalleuo coupon,
is niet twijfelachtig. Do vervalleuo coupon toch bevat eene verplichting
tot betaling ecncr verschenen rente. Deze laatste nu is eene opeischbare
geldsom, die afgescheiden van liet kapitaal gevorderd kan worden; dc
vcrvallene coupon is dus een papier, houdende de verplichting .tot beta-
ling eener afzonderlijk vorderbare geldsom, onafhankelijk van het voort-
bestaan djer kapitaal vordering, dus een papier met eene zelfstandige, niet
accessoire verbintenis. Zie Souciiay in Zeitschr. fiir Civil. und 1\'rocess.
von Lixde, V. pag 42 sq.
») Entsch. des R. O. H. G. X. pag. 215.
Pag. 203.
-ocr page 79-G3
den Grundsätzen der Skripturobligation die im Zinsschein
enthaltene Causa promittendi für wahr zu halten ist».
0. i. is dit niet juist. Brunner\'s redenering zou alleen
dan waar zijn, wanneer de inhoud van de coupon alleen
de kracht harer verbintenis bepaalde. Dit is echter niet
het geval; ook de inhoud van het lioofdpapier bepaalt
den omvang van de couponverbintenis, want coupons (en
dit weet iedereen) worden slechts bij effecten, en niet
afzonderlijk uitgegeven. De houder eener coupon kent
dus zijn recht slechts dan volledig, wanneer hij èn haren
inhoud èn dien van het effect kent, en niet wanneer hij
alleen de coupon raadpleegt De «causa promittendi»,
in de coupon vervat, is dus alléén voor waar te houden,
wanneer die ook waar is volgens den iidioud van het
effect, waarvan geen sprake meer kan zijn als dat afgelost
of ingetrokken is. Dit blijkt ook daaruit, dat verschillende
effecten uitdrukkelijk bepalen, dat na hunne ailossing de
coupons waardeloos zullen zijn, een beding dat volgens
Brunner\'s redenering geene waarde zoude hebben.
De schrijvers, die wij tot nog toe behandelden, onder-
zochten slechts of de coupon bevat eene zelfstandige of
eene accessoire verbintenis, en terecht: zij bevat toch een
van beide, tertium non datur. Ten onrechte beschouwt
dan ook Schümm de verbintenis uit de coupon als acces-
\') Zie ook Eatsch. iu Civils. il. R. G. V. pag. 25G iu fiuc eu 257. Iets
dergelijks erkeut eeu arrest vau het 1\'rov. (Jeroelitsiu)f vau N. II. van
20 Fehr. 1873, waar het zegt, dat „de iulioud van den talou noodwendig
verbindende is ook tegenover den eertirieaathoudor." Ook het kennen
vau den iulioud van het efleet is niet altijd voldoende oiu den ouivuug
vau het recht uit de coupou to kennen, daar bijv. de ialous dikwijls bepa-
lingen inhouden over den duur der conponvcrbiutenis. (Zio dc aangehaalde
voorbeelden) cn die ook wel bepaald wordt bij het jilan van uitgifte.
\'O Die Amortisation verlorener enz. Schuldurkunden, iu Archiv für die
Civ. Praxis Bd. Xlll. lieilageheft, pag. 81.
-r- _____.iiMM
soir «in soferne sie sich auf die Haupt-obhgation beziehen»,
als zelfstandig «in soferne darin der Inhaber als der
zum Empfang des Zinsbetrags für den darin angegebenen
Zinstermin Berechtigte bezeignet ist». De fout dezer rede-
neering is duidelijk; dat de houder der coupon gerechtigd
is tot ontvangst, is geen gevolg van de niet accessoire
natuur der verbintenis uit de coupon, maar eene conse-
quentie van haar wezen als waar toonderpapier, en schrij-
ver stelt dus twee ongelijke zaken tegenover elkander: aan
de eene zijde de accessoire natuur der verbintenis uit de
coupon, aan de andere haar wezen als waar toonderpapier,
twee begrippen die elkander niet dekken.
Wij nu gelooven dat de coupon eene accessoire ver-
bintenis bevat, dat hare verbintenis afhankelijk is van
het bestaan van die uit het hoofdpapier. Daarvoor pleit
0. i. dat coupon en effect door gelijke nummering, door
gelijke benaming (nl. die van de leening, waaraan beide
hun ontstaan te danken hebben), en doordat zij weder-
keerig, hetzij uitdrukkelijk, hetzij stilzwijgend, naar
elkander verwijzen, blijken geven bij elkander te be-
hooren. Bovendien betitelt de coupon zich zelve meestal
als «coupon van (de eene of andere) obhgatie of van een
(zeker) certificaat.» Ook zijn bij de uitgifte coupons en
hoofdpapier aan elkander verbonden en is het verbreken
van dat verband vóór den vervaldag der coupon, eene
daad, in strijd met haar wezen. Wij meenen dan ook
uit deze argumenten te mogen besluiten tot het aannemen
der accessoire verbintenis uit de coupon \'); niettegen-
staande een argument, dat door vele schrijvers daartegen
aangevoerd wordt,, dat nl. den bona fide houder der
•) Zie ook Buchère, N». 811. Entsch. iu Civils. d. II. G. V. pag. 250
in iiue cn 257. Seuffeut\'s Arehiv. XX. N®. 59.
65
coupon niet kan worden tegengeworpen dat de hoofd-
verbintenis niet meer bestaat, een gevolg van eene theorie ,
die Brunner die «des üffentlichen Glaubens» noemt.
Mij dunkt die overweging eene petitio principii. Is toch
de coupon verbintenis eene accessoire, dan kan den houder
der coupon wel degelijk al datgene worden tegengeworpen,
wat steunt op den inhoud van het hoofdpapier, dus ook
dat de hoofdverbintenis niet meer bestaat, omdat zij, bijv.
overeenkomstig het in de obligatie vermelde allossings-
|)lan, is uitgeloot, en is dit niet de reden loaarom zij,
maar een gevolg daarvan, dal zij eene accessoire is. Voor
onze meening kan ook nog })leiten dat het aannemen
eener accessoire verbintenis uit de coupon, hoewel geen
onmiddellijk gevolg van hare concreetheid, toch daarmede
zeer in harmonie is. De coupon bevat toch de verbintenis
tot rentebetaling en nu is het meer in overeenstemming
met haren aard, dat die verbintenis ophoudt met het
eindigen der hoofd verbintenis, dan dat zij daarna nog
blijft voortbestaan.
Volgens onze opvatting dus bestaat er tusschen effect
en coupon (als bevattende eene concrete en accessoire
verbintenis), hetzelfde verband als bij mutuum tusschen
de verplichting tot betaling der hoofdsom en die tot uit-
keering der rente.
Hetzelfde wat wij van de accessoire natuur der coupon-
verbintenis gezegd hebben, geldt ook van die, uit het
dividendbewijs; de verplichting tot betaling van dividend
is afhankelijk van het be.staan der hoofdverbintenis.
\') Ook bij ccn vorvallou dividendbewijs kan van eene acccssoiro ver-
bintenis geer. sprake zijn.
•■•) Zie ilkna.ud, Das Rocht der Acticngosollscliaftcn, pag. 441. üakeis,
pag.117. Daartegen Dkrnhurg,pag. 212. Kist, II.pag. ;556. Kuntze, § 135.
ï)
-ocr page 82-C6
Dat da talon eene accessoire verbintenis bevat, wordt
door niemand betwijfeld, ook niet door hen, die dat voor
de coupon ontkennen eene redenering die ten hoogste
inconsequent is, omdat, gelijk wij reeds meermalen zagen,
de juridische natuur van coupon en talon geheel dezelfde
is. Zoo zegt Brunner , nadat hij van de coupons gezegd
heeft dat zij niet accessoir zijn «Aus der accessorischer
Natur des Talons, welcher ja nur die für das Hauptpapier
auszufertigenden fvupons verspricht, ergibt sich die Konse-
quenz , dass mit der Einlösung und mit der Amortisirung
des Hauptpapiers der Talon eiloschen ist.»
Voor ons is, om den gelijken juridischen aard van coupon
en talon, de accessoire natuur van den talon eene nood-
zakelijke consequentie van de stelhng, dat ook de coupon
eene accessoire verbintenis bevat.
Het gevolg nu van de accessoire natuur der verbintenis
uit niet-vervallen coupons, dividendbewijzen en talons, is
dat die papieren niet meer betaald behoeven te worden,
wanneer de hoofdverbintenis afgelost is, hetwelk bij obli-
gaties en certhicaten, behalve bij die over een aandeel,
volgens de gewone regels van nmtuum, geschiedt door
afbetaling der hoofdsom, en bij aandeelen en certificaten
over aandeelen door de ontbinding der vennootschap. Is
dus het kapitaal afgelost, dan is ook de gewezen schul-
denaar niet meer verplicht coupon, dividendbewijs en
talon, die na den dag dier aflossing vervallen zijn, te
betalen, en kan hij den houder dier papiei-en dus de
\') Ook hier is slechts sprake vau do uiet veivalleno, omdat de ver-
vallene weSer een onafhankelijk recht geeft op dc beloofde coupons.
2) Zie b.v. Kuntze, pag. G17. llaud. der Ned. Jur. Ver. pag. 112.
=) Pag. 20fi.
Pag. 203.
G7
betaling weigeren. Die aflossing geschiedt gewoonlijk
volgens een vooraf opgemaakt en gepubliceerd plan, en
ieder belanghebbende kan zich dus overtuigen of de
hoofd verbintenis, waaraan die uit zijn coupon enz. acces-
soir is, nog bestaat; doet hij dat niet; habet quod sibi
imputet. Ook wanneer die aflossing niet vooruit gejiro-
jecteerd is, doch bij algemeenen maatregel, d. w. z. zulk
eenen, die eenen geheelen groep van j)apieren treft, ge-
schiedt, en die maatregel behoorlijk geplubliceerd wordt,
geldt hetzelfde; iedere schuldenaar toch is bevoegd zijne
schulden te betalen, wanneer hij wil, zoo niet het tegen-
deel bedongen is. Verschillende eiïecten, talons en coupons
(en ook de reglementen van hunne uitgifte) bepalen dan
ook dat de coupon niet betaald wordt wanneer het elïect
uitgeloot of afgelost is \'), eene bepaling waaruit blijkt,
dat het verkeer de coupon beschouwt als bevattende
eene accessoire verbintenis.
De vermelding in het elïect dat het bedrag der niet vcr-
vallene coupons, die bij de allossing van het hoofdpapier in
omloop blijven, van het kapitaal afgetrokken zal worden
is niet te beschouwen alsof het verkeer der coupon eene
zelfstandige verbiutenis toekent, rnaar eenvoudig als maat-
regel van voorzichtigheid, opdat de schuldenaar nooit ver-
plicht zal zijn dubbel (nl. het bedrag der niet verschuldigde
reute en het volle kapitaal) te betalen. Die bepaling is
dus niet als eene uitzondering op, n)aar als uitdrukkelijke
\') Zio b.v. liet plan der Utreebtsche goldlconiug van 14 Oet. 1880, in
liet Utrecbtscli Prov. en Stedel. Dagblad van 8 November 188(5, art. 5:
„De eoupons zijn, miis niet tot eene aßoshaar gestelde obligatie behoorende,
betaalbaar ten kantore cnz.
\') Zie b.v. do obligatio van de Theislecuing van 1880, dat „Pehlendc
(\'oupons bei der Auszahlung von dem Capitalsbotragc in Abzug gebracht
werden."
m
68
bevestiging van den regel, dat de coupon eene accessoire
verbintenis bevat, te beschouwen.
Moeilijker is de beantwoording der vraag of onze papieren
ook waardeloos worden, wanneer de schuldenaar de hoofd-
papieren eenvoudig ter beurze inkoopt, doch de coupon
enz. in omloop laat; daardoor gaat toch ook de hoofd-
verbintenis te niet en zou dus, volgens streng recht, ook
de niet-vervaliene conpon enz. waardeloos worden. Wij
meenen echter dat die vraag ontkennend beantwoord moet
worden; de schuldenaar verbreekt door het in omloop
laten dier papieren, zonder dat iemand van het feit,
dat het hoofdpapiei\' ingetrokken is, kennis kan dragen,
zelf het verband tusschen hoofd- en accessoire verbintenis.
Men voere tegen deze redeneei\'ing niet aan, dat wij zoo
even zeiden dat de schuldenaar niet vervaliene, doch in
omloo[) gelatene cou[)ons niet behoeft te betalen, wanneer
de hoofd verbintenis geëindigd is; want daar spraken
wij van papieren, die ten tijde vau het in omloop laten
reeds waardeloos waren, hier van zulke, die op dat tijdsti[)
hunne volle waarde nog konden krijgen; de schuldenaar
zal dus 0. i. de coupons enz., die na den dag van den
inkoop vervallen, toch moeten betalen.
Wij zien dus dat, dit geval uitgezonderd, de schulde-
naar bevoegd is, de betaling van coupon enz. te weigeren,
wanneer het hoofdpapier afgelost is. Ook kan hij dit,
wanneer dat papier uitgeloot, doch nog niet afbetaald is,
doordat de schuldeischer, de houder van het elTect, zich
niet om betaling aanmeldt. Hoe echter te beslissen,
wanneer de schuldenaar in dat geval toch betaalt\'? ITetaalt
hij dan een indebitum?. Ja, doch dit geeft hem nog niet het
recht, om gelijk dikwijls geschiedt, bij afbetaling van het
kapitaal, het bedrag dier onverschuldigd betaalde coupons
enz. te koiten, tenzij dit uitdrukkelijk bedongen ware,
69
(gelijk menigvuldig voorkomt); hij heeft dan eenvoudig
het recht van dengene, aan wien hij de coupon onver-
schuldigd betaalde, het bedrag terug te vorderen; den
houder der obligatie kan de schuldenaar niet in rekening
brengen, hetgeen hij door zijn eigene nalatigheid misdreven
heeft O-
Coupons enz. die vóór den dag van het eindigen der
hoofdverbintenis vervallen zijn, moeten altijd door den
schuldenaar betaald worden; voor hunne waarde is het
bestaan der hoofdverbintenis onverschillig en hij heeft dus
niet het recht, om evenals bij niet vervallene coupons enz.,
het bedrag dier papieren te korten, wanneer hij het hoofd-
papicr atlost, doch die papieren in omloop laat.
Een gevolg, niet alleen afhankelijk van de al of niet
accessoii-e natuur der coupons en talons, doch ook van
hunnen aard als pertinentia van het hoofdpapier, is, dat
die papieren, wanneer zij nog niet vervallen zijn, in den
verkoop van het hoofdpapier begrepen zijn. Zoo lang hun
^ vervaldag nog niet verschenen is, is hunne vordering niet
; opeischbaar, bestaat deze nog niet en evenals eene niet
I verschenen rente nog één geheel uitmaakt met het kapitaal,
; evenzeer zijn de niet vervallene coupon en talon gedeelten
^ van het hoofd papier; dit blijkt daaruit, dat dc coupons en
talon gewoonlijk niet vóór hunnen vervaldag van het hoofd-
papier gescheiden werden Hetzelfde geldt ook voor de
dividendbewijzen, met die uitzondering echter, dat zij geen
rente doch aandeel in de winst bedoelen. Terecht is dan
ook beslist dat in den verkoop van elfecten de niet
vervallene coupons en dividendbewijzen begrepen zijn
\') Zic Buciikre, N". 908. Tollkvillk, N». 3GG.
Zie daartegen Kuntzk, § 153, IV. die eelitor uit utiliteitsbeginsel
tot hetzelfde resultaat, als wij, komt.
3) Entsch. des R. O. IL G., X. N». GS. Beslissing v. h. Amst. Beurscomité.
-ocr page 86-70
Daarentegen zijn vervallen coupons, dividendbewijzen en
talons niet in dien verkoop begrepen. O. i. kan het dan
ook slechts op een beginsel van utiliteit berusten dat de
Vereeniging voor den Effectenhandel, in haar reglement
van 1876, art. 8 bepaalt dat verschenen coupons van
effecten, waarvan de rentebetaling is gestaakt, bij de
stukken blijven en in den koopprijs begrepen zijn, be-
houdens door het bestuur der vereeniging vast te stellen
speciale bepalingen.
De bekende Oostenrijksche couponprocessen zijn hier
niet besproken omdat eene behandeling daarvan buiten
het bestek van dit geschrift valt, daar het hier meer
eene oeconomische dan eene juridische kwestie geldt, nl.
die of verandering van den standaard eener munt,
waarin de coupon betaalbaar gesteld is, van invloed is,
op het op die coupon te betalen bedrag.
11. Bijbl. 1884. B. 142. Zoo besliste eeu vouuis van 21 Januari 1881
van de lib. te Amsterdam (W. v. li. 11. 1881, 4G8G), dat liet leveren
van ccn effect, waaraan eene vóór den verkoop vcrvallene, doeh uiet
betaalde coupon ontbreekt, niet is de levering van datgene, wat verkocht
was, omdat „volgens dc usance ten tijde van den verkoop ter beurze
alhier geldende, die coupon behoorde bij de tc leveren obligatie."
1) Zic 11. Bijbl. 1881. B. pag. 142.
2) Zic llechtsgel. Mag. I. 1882, pag. 235. sq. en 50G.
-ocr page 87-In het Rom. Recht is het voor het karakter der schen-
king geen vereischte, dat het vermogen van den begiftigde
vergroot worde.
«
In Nederland geldt het gewoonterecht als subsidiair-
recht.
III.
Art. \'1003 B. W. is overtollig.
A.rt. 700 B. W. bedoelt met het «gemeen zijn» van de
daarin genoemde grachten en slooten geen gemeen eigen-
dom der gebaren, doch slechts gemeen gebruik.
"Verpanding van eene schuldvordering op naam bevat
geene voorwaardelijke, doch slechts eene beperkte cessie.
72
Ten onrechte besliste de Rb. te Groningen bij haar
vonnis van 23 Mei 1879, dat de schuldeischer van den
erflater niet bevoegd is tegen diens erfgenamen, die onder
het voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard hebben,
de ontbinding eener overeenkomst te vragen.
VII.
Die vóór den dag, waarop hij betalen moest, in dwaling
omtrent dien dag, betaald heeft, kan niet terugeischen,
noch vergoeding vragen voor rentegemis.
Bij het onvolledig endossement is de onvolledig geëndos-
seerde niet tot rembours gehouden.
Ten onrechte wordt beweerd dat, volgens onze wet,
overdracht van het cognoscement is levering der daarin
vervatte goederen.
Polissen aan order zijn in strijd met onze wet.
*
Cassatie is in burgerlijice zaken een ondoeltreffend
middel tot handhaving eener eenvormige rechtspraak.
73
XII.
De vreemdeling heeft liier te lande niet het recht van
overdaging.
Art. 311 N". 3 W. v. Sr., verstaat onder «woning»
ook een bewoond schip en is ook \\an toepassing, al is
geen der bewoneis ten tijde van den diefstal in dat schip
tegenwoordig.
XIV.
Ten onrechte is de misliandeling van dieren onder de
misdrijven tegen de zeden o])genomen.
Dc vivisectie is niet te sti-alfen.
XV.
Ten onrechte is de afkeurenswaardige bepaling van
ai\'t. 410 W. v. Sv. in dat Wetboek 0{)gen0men.
XVI.
Ar t. 71 Gw. heeft niet de bedoeling gehad den Koning
te maken tot lid van den Raad van State, zooals art. 1
der wet van 21 Dec. 1801, Stbl. 129, dat bepaalt.
XVII.
Onder de woorden «huishouding der genieenle» in de
Gw. moet worden verstaan datgene, wat door Rijks- en
Pi\'ovinciaal bestuur- aan de gemeente is ovei\'gelaten.
h ...........- .........................
ii, :
1
\' i:
74
XVJII.
Met het woord «Niemand» in art. 153 Gw. is bedoeld
het Staatsgezag.
XIX.
liet ware wenschelijk in art. 136 Gw. de woorden «uit
hun midden» te doen vervallen.
XX.
De arbeidende klasse heeft meer belang bij besparing,
dan bij groote verteringen der rijken.
èm ■
. . \' r . \' . ; i. ■
.......
.....
ist
^ vr -s
c"\'" ni
.....
«
-ocr page 92-ÏÏW-
tv?\'
V;:\' -Vf
....... ■ /^\'ïv "
f- Or" • ■
■ y\'
T.:
• i- ■ - ■
m
•\'sssrrr,
. H
■: .V
v
? -^••v
y. ■ /
k:- ■ ■ ^.
pr\'ï• :