«LT«?
M
A-« ï
1
1 | ||
■ \' • \' | ||
.rt .î.
. - .....■^\'^\'\'xJh.\'--
«mu.
-ocr page 2-1 /
1\'
il
liv
l:\' "
I?
f
-ocr page 3-mi
jii^
ï.
-ocr page 4-I
.ƒ rr
■
J-;;-;/.-
- , /
1
t i
i\'
h
:r : ^
I
t»
i
-ocr page 5-r
m
r ■
i
I
U
i
il
»
/
V /
r\':"\':;-^-;^
: ■
i ~
J.
j
*
-ocr page 7- -ocr page 8-It
îi
y ;
I
ïi
if\'-
Il
1;
î;
i\'
il
■
S
1
ti
■f
.S
■-7
■■■ -\'. A \'
IH
j
-fei
i-r y .
î,* ; fel •
«
/
■■ -Äi-ft.\'/
V
I\'
-
>
»
» -1
■ «^ï
\\f
•■H t
^ ) \'
> . ^ -.IT-
^ w ;
-
il
cp
Door de vermaardfte Deelen van
De Eylanden
Mitfgadcrs dc voornaarafte Steden van
En
Verrijkt met meer als 200. kopereKonft-
plaacen, vertoonende de beroemdfte Land-
khappen, Steden, &c- Alles door
den Autheur felfs na het le-
ven afgetekend.
rot ^ E L FT,
Gedrukt bf HENRIK van KROON EVE L\'D, ci3 c xcvni,
Mex Privilegie.
E Staaten van Holland ende Weft-Vriefland, Doen te weeten.
Alzo ons vertoond is by CORNELIS de BRUYN Schilder Gebooren en
Woonachtig alhier in den Hage , dat hy Suppliant bezig was met over groote en
zeer zwaare koften in Folio te Drukken, zyne ISIegbntim Jaange Reizen, gedaan dooi-
de Vermaardfle Deelen van Europa , ende I^leyn tAzia, over \'t Eyland Rhoduf, na
Q^gypten, Syrien, Palefttna, ende Cyprus, ^c.geyndigd in den Jaare 1695. Ferfierd mt ruym t\'wee
Honderd kppere fionfl-platen. Ende bedugt zynde, dat ligtelyk eenige nydige en baatzoekende Men-
fchen door wangunft, ofte anderzints tot zyn Suppliants groote fchaade en nadeel \'t voorfz Boek in
onzen Lande wel mogten willen nadrukken, ofte elders buyten \'s Lands gedrukt zynde, in onzen
Lande invoeren, verkoopen ofte verruylen, waar door den Suppliant in de vreedzame bezittinge
van dit zyn voorfz Boek \'t eenemaal verydeld zoude worden. Zo keerde hy Suppliant zich tot
ons, oodmoediglyk biddende , dat wy hem Suppliant geliefden te begunftigen met een fpeciaal
Odroy, ofte Privilegie voor den tyd van vyftien eerft komende Jaren, waar by aan hem Suppliant
voor zich zelve, zyne erven, ofte Aftie verkrygende geconfenteert eixie^geodrojeert wierde,
omme alleenlyk, met fecluiie van alle anderen , \'t boven gemelde Boek , in zodanigen formaat
ende Taaien als hy Suppliant goed vinde zoude, te mogen Drukken, doen Drukken , ende Ver-
koopen , met verbod dat niemand , wie \'t ook zoude mogen zyn ^ \'t zelve Boek, geduurende
den zeiven tyd, in \'t geheel ofte ten deelen op eenigerhande manieren , ofte in eenige Taaien ,
ofte ook de voorfz Kopere Konft- platen apart zoude mogen nadrukken , verhandelen ofte ver-
koopen, ofte elders nagedrukt zynde , in onzen Lande in te voeren» te verkoopen, te verruylen
ofte anders te beneficeren op zeekere groote poene by de overtreeders te verbeuren ; ZO IST.
Dat wy de zake en \'t verzoek voorfz overgemerkt hebbende , ende genegen wezende ter beede
van den Suppliant, uit onze rechte wetenfchap , Souveraine magt ende Authoriteit, den zeiven
Suppliant geconfenteert, geaccordeerd ende geodrojeerdhebben, confenteren, accorderen, ende
odrojeren mits dezen , dat hy geduurende den tyd van vyftien eerft achter een volgende Jaren
he^t voorfz Boek, genaamd de Negentien Jaarige Reizen gedaan door ds Vermaar-dfle Deelen vm
Europa en KJeyn t^zin, over HEyland Rhodus na ^^.gypten, Syrien j Paießina , ende Cyprus\\ \'^c.
geëyndigd in den Jare 1693. Versierd met ruym tixee Honderd kopere iionß-platen ^ in Folio, fonnenden
den voorfz onzen Lande alleen zal mogen Drukken, doen Drukken , uitgeven ende Verkoopen ,
verbiedende daarom allen, ende een ygelyken het zelve Boek in \'t geheel ofte deel na te Drukken,
ofte elders nagedrukt binnen den zeiven onzen Lande te brengen, uit te geven, ofte te verkoopen,
op verbeurte van alle de nagedrukte, ingebragte, ofte verkogte exemp aren, ende een boete van
drie honderd guldens daar en boven te verbeuren, te appliceren een derde part voor den Officier,
die de calange doen zal, een derde part voor den Armen der.Plaatze , daar het cafus voorvallen
zal, ende het refterende derde part voor den Suppliant: alles in dien verftande, datwy, den Sup-
pliant met dezen onzen Oftroje alleen willende gratificeren tot verhocdinge van zyne fchade doe*
het nadrukken van het voorfz Boek , daar door in genigen deele verftaan den Inhoude van dien
te authoriferen, ofte te advoëren, ende veel min het zelve onder onze protextie ende befcherminge
eenig meerder credit, aanzien ofte reputatie te geven, nemaar den Suppliant in cas daar inne yts
onbehoorlyks zoude influeren, alles het zelve tot zynen lafte zal gehouden we2;en te verantwoor-
den, tot dien eynde wel expreflèlyk begeerende, dat by aldien hy dezen onzen Odroje voor het
zelve Boek zal willen ftellen, daar van geen geabrevieerde ofte gecontraheerde mentie zal mogen
maken, nemaar gehouden zal wezen het zelve Odroy in \'t geheel ende zonder eenige omiffie daar
Toor te Drukken , ofte te doen Drukken , ende dat hy gehouden zal zyn een exemplaar van het
voorfz Boek gebonden ende wel geconditioneert te brengen in de Bibliotheeck van onze Univer-
ziteit tot Leyd^en, ende daar van behoorlyk te doen blyken, alles op poene van het efFeét van dien
te verliezen; ende ten eynde den Suppliant deze onzen confente ende Oftroje mogen genieten als
na behooren, laften wy allen ende een ygelyken, die \'t aangaan mag, dat hy den Suppliant van
den Inhoude van dezen doen, laten, ende gedoogen, ruftelyk , vreedelyk , ende volkomentlyk
genieten ende gebruyken, ceflèrende alle belet ter contrarie. Gedaan in devi Hage, onder onzen
grooten Zegel, hier aangehangen op den vyftienden July, in \'t Jaar ons Heeren en Zaligmakers,
duyzent fes honderd acht-en-tnegcntig.
Ter Ordonnantie van de
Staten
SIMON VAN BEAUMONT,
m
vS;\':,:\'^
V ■ .-.Vi.-» .■ ■• -.\'. ■■■,:• ••:■.•■«• • . ■- ■■ ■
-ocr page 12-......................................................................................................
"Pat. zmde/r J^ceê: m v
Sen zic^K. -Tw-trr tjriy j>laat^
£aat ai^re r^\'z^^^e^i^ ßz^lß^den ^■I\'trtj^a/pLe/re/n..
Ti^^^^it \'^ xt äovji- rrzez e^n. ^oûxù\'-^cuiriere/ri
Ifct ê~e.ter cro-^^m. TLtct cms JVec-rfanh^ où fiet •
ill
\'h
fcSrex^f niet\' a/nè-ers \'^^fxvTt ßü z,l
g : \'i\'a.îch Schitlp ;
Jüoiinc^ ßrcuidt.
-ocr page 13-DEN DOORLUCHTIGSTEN
EN GROOTMÄGTIGSTEN
Door Cjods genade
Koning van Engeland , Vrankryk,
Schotland en Yrland , Be-
fchermer des Geloofs ^
&a
\\
,K neem, onder verlof uwer Ma-
jefteit, met de uiterfte eerbiede-
nis, de vryheid, om dit myn
werk, datikaande voeten van
uwe Majefteit ter neder leg,
met haar Koninglyken naam te
vergulden: ik weet wel dat het
veel gewaagd is , uwe Vorftelyke bezigheden
door dergelyke middelen te ftremmen, die voor
het befte deel der Chriften wereld waakende, alle
Landen met de glori van uw naam vervuld hebt 2
maar ik durvemy hier in vleien, dat uw Koning-
lyke Edelmoedigheid geen ongunftige oogen
^ % zal
-ocr page 14-zal (laan op een werk dat getuigenis draagd van
een Negentien-jaarigcn arbeid: waar door ik.
zo aanmerkelyk een gedeelte van de wereld
doorreizende, de voornaamfte Overblyfzelen
van de Heiligeen Onheilige Oudheid, daar dc
Wereld zich wel eer over verwonderde, na
\'t leven heb befchouwd, afgetekend , en nu
mynen Lands-genooten mededeel. In die dee-
len van \'t Aardryk , is de naam en lof van uwe
Konioklyke Majefteit zelf \'t over bekend, die
door \'t manhaftig ten eynde brengen van zo ge-
vaarlyk een Oorlog, ai \'t Land aan Vrede ge-
holpen hebt; die ruft zal mogelyk , durf ikhet
hoopen, nu en dan dit Bock zo veel geluk byzet-
ten, dat uw Majefteit een enkel oogenblik over
hebbc, voor \'t gedenkwaardigfte dat\'er in begree-
pen is : immers ik hoope dat uw Koninglyke
Majefteit myne vrymoedigheid genadig ten
befte zal opneemen • terwyle ik uw Koninglyke
Majefteits dierbaare Perfoon , van welke\'t wel
zyn van zo veel Koningryken, en onze Neder-
landen , afhangd , de tederfte voorzorge van
den Koning aller Koningen beveelende, met
d\'uiterfte eerbiedigheid my tekene,
"DoorluchügUe QrootmagtigHe Forjl en Heer^
OomoedigUe e?ï onderdaanigHe
C DE BRUYN.
Gunftige
-ocr page 15-L E
;0 verfcheyden als de Reizigers zyn in haare neigin-
gen, zo verlcheyden zyn ze in haare aanmerkin-
gen , en, indien \'c haar hift dezelve aan\'t gemeen
mede te deelen, in haare befchry vingen. Uit welk
verfchil van zinnelykheden dan zo veele onder-
fcheidene verhaalen gefprooten zyn , dat men by na zoude
denken, dat de Befchryvers dezelve Landen niet zouden ge-
zien hebben, ""c Welk hoewel het den geenen, die op de Plaatzen
niet gew^eeft zyn , vreemd voorkomt, zo is \'t echter niet zeer
te verwonderen. Want, de geeft zich hier of daar mede be-
zig houdende , vind men naauwlyks tyd om op \'t overige te
letten. Hoewel nu de Reizen door de Levant^ hoedaanig deze
Oofterlyke Land-fchappen genoemd werden, zo gemeen zyn ,
en door zo veele Braave Lieden ondernomen, die haare gedenk-
fchriften mildelyk aan de wereld, tot luifter van hun naam,
medegedeeld hebben , zo is nochtans deze verfcheydenheid
van groote nuttigheid, voor al voor de laatereReizigers, die
niet kwaalyk doen van zich te bedienen van den arbeid van ande-
ren, die voor haar de plaatzen bezien , en befchreeven hebben.
Immers, ik heb my daar by zeer wel bevonden : hebbende de
reifen van de Heeren de la Valle en Thevenot, altyd by my mede^
gevoerd, en myop de plaatzen daar ik my bevond, van dezelve
bediend; gelyk ik my, daar ik dezelve konde bekomen, ook
over al bediend heb van de befchry ving die D"". Olphert Dapper
nit verfcheydene befchryvingen t\' zaamen gefteld heeft. Dit was
niet alleen een groot behulp, om te weeten wat op elke Plaats
merkwaardig was 5 maar, het was my ook ten grooten dienft
in \'t opmaaken en bekorten van myne aantekeningen j in welke
ik my konde tot dezelve gedraagen, wanneer ik vond dat de
Schryvers niet te verbeteren waaren. Maar , gelyk my dat
veel tyd befpaarde in \'t fchryven, terwyl ik dezelve wel van
nooden had om myne teekeningen te maaken , zo heeft dat
veroorzaakt, dat ik in myne befchryving niet wel heb können
ver-
-ocr page 16-vermyden , veelmaals zodaanig te fpreeken en tefchryven, als
het by anderen gevonden werd. Maar, is daar ook ycs aan-
gelegen ? of is het niet beter gebleeven by\'t geene dat wel ge-
zegd is, als door een gefochte verandering het verhaal te ver-
bloemen , om het een fchyn te geven van eygene vinding?
Immers, ik meine het zo , en zal my nooit fcfiaamen te be-
lyden, dat in verfcheydene Plaatzen de uitdrukkingen van de
genoemde Schryvers ontleend zyn , en datikinde befchryving
van Conftantinopolen de H"^. Grelot, en in de aanmerkingen
over de zaaken der Huidendaagfche Grieken, de Heer Smith in
datgeene, dat my bekend was alzo te zyn, als zy het befchryven,
in veelen nagevolgd heb , oordeelende dat den Leezer die
dingen in mijne Reis-befchrijving niet te vergeefs moeft zoe-
ken , die zo wezentlijk waaren tot de kennis van de wy-
zen en zeeden dier volkeren, \'t Geen ik het grootfte in mijn
werk beoogd heb , is geweeft het geeven van naauwkenrige
aftekeningen van de Steden, Plaatzen , en Gebouwen die ik ont-
moet heb , in welke ik zonder vermetenheid mag zeggen
yts gedaan te hebben , dat van niemand ondernomen is. Wat
de getrouwigheid van mijne teekeningen belangd , dewijl ZC
alle op de plaatzen zelfs , dik wils met groot gevaar van mijn ke-
ven, ontworpen zyn, en metallevercifchte naauwkeurigheid
gemaakt, durf ik my verzekeren, dat ze van niemand tegen«
gefprooken können werden : daar in tegendeel de afbeeldin-
gen in de meefte Reys-boeken, wanneer ik dezelve met de ge-
daante en hoedanigheden der zaaken wilde over een brengen^
dikwils zo verre daar af verfcheelden, als of men Romen voor
Conftantinopolen wilde verbeelden^ \'t Welk daar van daan
komt, dat de verbeeldingen der plaatzen meeften tyd opge-
maakt werden uit de befchrijvingen, die de Autheuren daar van
geven na haare wederkomft j wanneer de Teekenaars , en
Piaat-fnyders *c verhaal naaft getroffen hebbende , de Schry-
vers, die niet anders als een ruw denkbeeld van de plaatzen
können hebben , zich eyndelijk verbeelden dezelve wederom
te zien, of, fo ze hier of daar al een gebrek gewaar werden,
\'c zelve zodanig niet können beduiden aan den Schilder , dat
die magtig werd om het te herftellen. \'t Zal dan ten minften
hier in zyn, dat ik den LetteroefFenaaren, en Beminnaars van
üitheemfche zaaken, meer genoegen zal gegeven hebben , in
dit myn werk , als eenige andere, en waar uit ik een toejuiching
verwacht, die my mag aanmoedigen om \'t felve te doen in een
andere groote Reyfe, die ik, onder \'t gehengen en debefcher-
ming van den Alderhoogften hoop te onderheemen , en 20
ymand op de plaatfen komende fal bevinden dat myn oog
ergens gefeild mocht hebben, fal hetmy veel vermaak geeven,
indien
-ocr page 17-indien ik my mag verbeterd fien. Vaar wel befcheiden Lefcr,
en gebfüyk dit, voor fo verre als myn naarfligheid en pplet-
tenheid het u hebben können mededeelen, \'t welkikmyver-
heuge dat de roeftemming gehad heeft van de volgende Hee-
ren, die \'t werk begeerden re hebben, en haare naamen ter
bekominge en koop van \'t zelve ingeteek end hebben, zelfs eer
het gedrukt vi^as.
Naamen der Perfoonen die voor \'t voorfz werk ge-
teekend hebben.
Exemplaaren
Diederick Dickx.
J. V. Waeyen.
Robbert du Val. i
J. Cunes.
Thieleman van Schelluyne. ^
W. V. Thiel.
Flor. P. Pittenius.
George Rolenboom.
Rutger van Cleef.
W. Houper.
Johan Dedel.
M. IfTac.
Willem Paan.
G. Decker.
G. Wolfswitlkel. i
Matt. Stilte.
G. vander Efck
S. P. V. DufTen.
Theod. vander Scliuer. i
Daniel van Mollem. ]
Jan Makreel.
O. F. Houttuyn.
P. Tierens.
N. A. Flinck.
Johan Kool.
Petrus Noortdyk.
I" Zeegers.
H. V. Hoornbeek.
Ifaac Fremeaux.
David Knibbe.
W. V. Schuylenburch, voor
den Raad van zyn Majt.
van Groot Britagne.
J. Croeflè.
Joh. Hooft.
G. Bilderbeecq.
J. Bouts.
I. Scheltus.
J. Texelïus.
Ger. Zas v. Boflche, van we-
gen den Raad ter Admi-
raliteyt op de Maze. i8
Jacomo de Bucquoy. 18
É. D. Ruuck. 7
Coenraet de Bucquoy. 7
Hieronimus vander Marek. 7
A. Hinojofa van wegen de
Heer van Rofendaal. 37
Pieter Sceperus, 14
ïfaak vanden Boogaard. 7
Daniel GefeUe. 9
Johannes Bronkhorft.
Theodorus Schoon.
Johan de Witt.
Dirck Goris.
A. de Gelder.
Willem Wallis,
loan Wallis.
W. v. Keffel.
J. Cloribus.
Pieter Breft.
Pieter Crommelin.
Jacob van Beverwyk;
Engel Loopes.
Adam Yferhuys.
Barent Viflèr.
Pieter Grootemaat.
Meyndert Uytwerf. 2
S. Kiggelaer.
Lamb. Bidloo.
Pieter vander Veer.
Daniel Verbreek.
Adriaan Beman.
Leendert Eyermeet.
Hendricus Nahuys.
J. Rofa.
J. B. van Waflènaar.
B. Doublet van St. Annelandt
Nicolaas Thomas vander
Marek Heer van Leur.
Cornelis Clant.
Ê. de Nyn.
Ludovicus Suggeraet.
E. vanWeedeHr. vanDykvelt.
G. Hoeuft.
B. Schepers.
Har. van Zoelen.
Jacob Danen.
Ab. Ellevier.
Gregorius van Teylingen.
D. Groenhout.
Johan van Heel.
Laurens Backer.
Jf. v. Hoornbeek.
N. van Zuylen vanNyevelt.
Arnoldus Meyfteris.
Johan Vadericq Helvetius.
J. V. Woeftinghove.
J. Eckhart. .
Joh. Orroeick.
Johan Fridel Muller.
B. D. Lange.
Abraham Ketelaer.
Hermannus Lufneu.
Jofua van Belle,
Jonas Weymans.
W. van Hogendorf.
Pieter Paifecoeur.
Thomas du Val.
Nicolaes Witfen.
Jan Six.
Abraham du Pre.
Gerrit van Santen.
Joan Calkoen.
V D. Wilde.
Cornelio van Laer.
Guglielmo Slaers.
Petrus Francius.
Nicolaus Oortmans.
Anthoni van Maurick.
Pieter Verwout.
Ameldonck Block.
Jacob Verwout,
Henrico Lub.
Sebaftianus van Weenigem.
Hendrick Roos.
Johan Ouderogge,
J. D. Goede.
J. Diert.
J. Mallls.
J. Senferf.
Theunis Pelt.
J. M. de Braeu,
A. Paets.
Ci V. Alckmade.
Joh. Molineus.
Jan Brouwer.
Ad. vander Werf.
Joannis GrifEt.
Ewout Prins.
Johannes Boeken.
Richard van Muyden.
Pieter Oufeël.
Wouter AryenfeHeymonfc
David van Bergen,
J. v. Schinne.
Aletta van Schinne.
Cornelis Vermeer.
Johan Daniel Schenkenberg.
Joannes Georgius Graevius.
Balthafar de Groot.
D. V. Velthuylë, tot Heem-
ftede.
J. V. Someren,
Johan Schaghen.
E. Booth.
Wi vander Meulea
Gerardus de Vries.
Melchior Leydecker.
Cornelius van Eek.
J. Hoeuft.
Hubert van Velthuyfea
Lucas vande Poll.
Joannes Luyts.
H. Wits
Joh. van Rojefteyn.-
B. de Leeuw.
E. V. Sypefteyn.
H. V. Wellandt.
Herm. van Halen.
L V. Hoeven.\'
Gull
-ocr page 18-NAMEN DER INTEKENAARS.
Guill. Bidloo.
Heyman Kient.
If. van Vethuyfen.
Jacob le Fort.
Gysbert de Moy.
Hugo Verboom.
B. Bormans.
Jac. Henricius.
P. des Marets.
S. van Dam.
P. Voet van Winflen.
C. v. Lidt. de Jeude.
Jean van Weede.
L. van Hartevelt.
Eduardus Holthenus.
C. V. Royen.
W. Pefters,
I. Vallan.
L. Walckier.
A. Burman.
Ant. van Rbee.
W. Spoor.
H. van Benthem.
I. M. van Lochdrft.
I. C. Smifläert,
D. Mode\'.
V. Huy-berts.
Ifaac de la Fontaine.
Gaspar de Milange.
Philips de Flines.
Siewert vander Schelling.
Johannes Smith.
Juftus de Vries.
Jan Bus.
David Rutgers.
Joan van Broekhuyzen.
A. Benfes.
I. v. d. Heyde de Jonge.
Antony Bierens.
Adam Redoch.
Joan Beaune.
Pieter Beaune
Jacob en Gilbert de -Flines.
Jacob d? Flines.
Maynart Troye.
Willem van Beeft.
Hendrick van Beeft.
Abraham van Beeft\'.
George Clockener.
Olivier van Deui\'en.
I. Baartmans.
Did. Volmer.
P. Coflbn.
M. Doet.
Lucas van Ryp.
Abram de Vivier.
E. Becker.
Albert de Grevel
I. Roelans.
H. Leeuwen.
A. de Havelaar.
Fryneois van Nydeck.
Daniel de Win.
Dirk Mels.
Ian Thefingh,
P. de Neve
lacob vander Merft.
C. Burgh.
Hendrik Terfmitten.
Ifaac van Hooven.
A. V. Thyen.
Mighiel v. Muflclier.
Erneft van Bevere van Weft
YfTe\'lmonde.
Witte van Gelder.
Bartholomeus Hardewil.
David Amya.
N. la Maire.
looft van Heemskerck.
Willem van Mieris,
Samuel de Hulter.
loh. Antony van Voorft.
Willem vapder Lindei).
I. Hubrechs.
I. BaOee.
L|Paets.
Williem Vergents.
N. Clignet.
Lambert van Müllem*
Corn, van Welfenes.
Hend. Smits.
Mighael vanden Broucq.
C. Iffac.
Adr. van Aflendelft.
loan Wafteau.
lacob van Heemfteng.
Del Court vander Voort.
Ab. Clignet.
lacob des Tombe.
Frans van Cingelshoék.
lohan vanden Berg.
Pieter vanden Berg,
loh. de Plancke. lans Soon,
leremias van Halteren.
Ifaack MalTijs
I. vander Haen
F. bpanheim.
D. V. Waeyen.
Gillis Pellegrom.
Ian le Grand.
Hermanus Doeé,
Baltefar Scott.
Abraham Wafteau.
G Schouten.
L Croefen.
Carpar Alenfoon.
Charles Wafteau.
lacob de Vogelaer.
Philippus vander Vliet.
Albertus Woodward.
lufFr. vau Lier
C. Boflchaart.
lan Boudewynze.
Dirck vander Hey.
Ian van Nes.
Hend. van Halteren.
Hugo Caauw.
Jan Poelaert.
Henricus du Rieu.
leremias Noiret.
Gisb. Cuper.
lan vanden Broeck.
I. Timmermans.
Gerrit Janfê Dwingeloo.
Louis le Blan.
D. Havius.
Adriaan van Cattenburgh.
P. Synjoor.
Ifaak Verdoes.
Marthinis \'t Hooft.
Cornelis Keieman.
De Weduwe N. Verbui^ge.
Adriaen van Swieten.
W. van Neck.
H. Bleiswyk.
C. V. Haeringb.
P. Paets.
C. vander Burgh.
Hulshout.
Adriaan Boogaert van Be-
loys.
Agneta Block de Flines.
Ifaac Arondeaux.
I. V. Waeyen.
Olfert de Raat.
Antoni Koene.
AntonideSont.
Dirck Spruyt.
Cornelis en lan Hallius.
Fridrick Wyberg.
Alexander de Munch.
Pieter van Rofemale.
lacobus de Munch,
lacob Nachtegael.
W. Duffeldorp.
Ifaac Hurgronje.
I. Steengracht,
lohan vander Stringen.
Wilhelmina Heilerüeg.
Abram de Crane,
loan de Crane.
Anna Maria de Crane.
I. Boddaert.
D. V. Kempenaer.
Cornelis vander Merft.
lohan vander Plas.
Ew. van Bleifwyk.
N. Bogaart van Belois.
Ian vander Heydendelonee.
F. Kemp. ^
lohannes Hooghcamer.
I. v. Schoonhoven.
Floris Raven.
Theodor. Lookemans^
Ian van Riedt.
Pieter Veen.
Daniel vander Mera.
I. V. Haffelt.
lacob Muhl.
loan Huydecoper.
Ian Elias Huydecoper.
I. Velters.
Ian Tielens.
E. Scott.
Ifaacus de Rietiier.
lohan de Bye.
C. L. Wolfswinkel. \'
Thomas Halleman,
Wilhem de la Paîma.
Cornelis Verfluys.
Cornells Kien.
Abram de Bruyn.
W. Berdenis.
Steven Voet.
S, Schorei".
I. Meefter.
I. M. Coorte.
lacobus Maertins.
G. Lambrechtfen.
Gerfon Obry-
A. D. Huybert.
Henrick Velters vanAechte-
Kerk.
I. D. Crane.
David Baute.
I. Ockers. vanSchoonewalt.
Z. Pafpoort.
M. Verrunne.
Pieter Parker.
Williem Parker.
H. Tulleken.
I. van Reigersbergen.
C. vanden Helm Boddaert.
Pieter Duvelaer. lunior.
And. Caen.
Corn. Caen.
S. W. Du BuifTon.
A. de la Bieftrate,
Willeia
-ocr page 19-NAMEN DER INTEKENAARS.
Willem Pous,
Dirk Beuckelaar.
Martin Beuckelaar.
N. Riethoven.
Hieronimus Peutenian.
Barent Bos.
Jacob Soutyn.
D. V. Odiens.
Corn. Klink-werk.
F. de la Rue.
I. Macquet.
P. Gauwels.
A. de Crane, voor C. C.
Gillis TliyfTen.
Ab. vander Meer.
I. Radeus.
Kopyn & Sterven.
Heer vander Niflè.
Ferdinandus Gruiwardt.
Geeraert vander Port.
lan Hauweel.
Geardus de Witte.
Tohan de Wolff.
N- Lammens.
Nicolaus Ratel.
Sebaftiaan van Arkel.
D. de Hamer.
Hend. Hoogkamer-
Cornelis Weldyck.
Marynus Godefrydi Deys.
I. van Dörth.
Jacob van Boedonck.
Daniel de Pinja.
G. de Vries.
Ian van Riedt.
Pieter van Veen.
Antony de la Beeq.
lonathan Hardenb. van de
Bempden.
G. Paneras.
Pieter de Meyere.
Daniel Keune.
lohan van Leeuwert*
lacobus Huysduynen.
I. van Campen.
Martinus van Leeuwen-
Balthafar Hoogmade.
Michiel van Overbeecké.
Ifaack Wardenier.
Heer van Heenvliet.
Egbert Edens.
Ian Altena.
Ian Bogaart.
Adriaen vander Heck.
Carolus Difpontein.
Pr. van Bart.
Niclaas Verheul.
Abram van Peres,
loan vander Maar
I. Danckaert.
Matthys van Overbeke.
Everard TemminCfc.
G. Grommee.
I. Keyfer.
Diftaagen,
P. Homma.
P. Kolaarts.
lacob van Rixel.
Nicolaus van Hoora
lacobus Huydenbrouk.
Ian Beukelaar,
lohan van Perel.
I Köninck.
£. A. Thibaut.
Daniel Hoornbeek.
Abr. Duvelaer.
Reyniej; vande Sande«
R. L. Louwerman de Jonge.
Adr. Hennebo.
Emanuel Gratop.
Nicolaes Muys van Holy.
N. Marienburg.
N. van Suchteten.
Godfrey Kneller Rid.
I. Blom.
Adr. V. Hoogftrate.
G. Valette.
Jacob de Breff.
D. V. Barneveit.
Pieter vander Plaes.
David vander Plaes.
Jan Keydel.
Emilia Lovife, Geboore Prin-
cefle van Poortugaai.
looft Grootvelt.
Maria Verberg.
Adam van Rietel.
A. I. Cats.
Selchart van Wouw.
Joannes lenfius.
Friedrick van Scliweinitz.
Adriaen van Rierbeeck.
Otto Walraef, Vryheer quadt
deLanfcroonHr. vanMiel &c.
Rombout Maftrigt.
Imant Cauw.
P. Roeters.
Niclaas Colvius.
Nicolaes Colvius de longe.
Cornelis Spiegel.
Levinus Vincent.
Hermanus Put.
Jan Daniels Schut.
Kärel Kodde.
Chriftiaen van Hoek.
Jan de Vou.
Karel Burgarf voet.
Ian \'t Hart. ^
Joh. Franckeji.
Antony Pefler.
N. I^ruyskerke.
Hendrik J^aven.
Hendrick Poock.
N. Linthorft.
L V. Horft.
lacobus Otto.
Samuel Guldemont,
Ockerus Slingerlaat.
Adam Loofs,
Dirk Peys.
Johannes Goetbardus,deIonge.
Henderik vander Heyn.
Coi\'nelis Verdonk.
A. van Hoorn.
Arent van Duynen.
Quirinns vander Vorm,
N. Peman.
Jean de Plancke.
Jan Burghorft.
K. Drabbe.
Jan de Vogelaer-
Joannes Glauber.
Jan WeftcrhofC
Jfaac Italiaander.
Jacob van Cralingen.
Roelof Fontyn.
Jan Dufart.
Matys van Guluck.
Willem Backer Corneliflf.
Jan van Royen.
Nicokus Ghys.
Louis le Francois.
Cornelis van Wouw.
Gerardus Valck.
Martinus Thielifläns.^
Jacob Adriaen Cuneus.
Coenraedt Riiylih.
Jman. Cau.
Petrus Cuneus.
Elias del Tombe.
Gerard Munnick«.
Ph. Germais.
WilkmHojei\'.
Otto Chr. vander Schuer,
Jan Luycken.
Cornelis Pod
N. van Schie.
Jan vand^ Voort.
Pieter Uylenburgh.
N. S. Gravefande.
Pieter Soufle.
N. van Ciarenbeeck.
J. V. Houven Heer van Dinter.
Jacob Comans.
Johannes Therely.
Adryaen van Walwyck.
Cornelis Brantwyck.
Jacob van Heyningen.
Sybrand Feitema.
Hendr. van Baerle.
N. Valkenier.
Johan van Hage.
N. Tengnagel.
Daniel Erneft Heuglin.
D. Liebergen.
Ritmr. Ruys.
N. Linthorft.
G. Bicker van Zwieten.
Bernardus DoU.
Adriaen de Klercq.
Everard Drakenbotg.
Dirk van Gefiel.
Johan Verhelft.
Daniel vander Muyl.
Magtilda Zwaardecroon. ■
Gerard Munniks.
Vincent Päats.
Fr. Tulleken.
J. A. Roofendael:
M. v. Craght.
W. Hooreman.
Johan van Ouiyck.
G. Suyckers.
Floris Schull.
Jan van Voorft.
Joris Timmer.
Jacoba Cleybergh.
Abraham Slicher.
Wynaud Alftorphius.
Arent vander Wayen.
Pieter de Smeth.
Hendrick Stock.
A. vander Heul.
Abraham Kella*.
Chrii^iaen Benjamin Schtnit.
Carel Hogendorp.
Philip de la Fontaine.
Jfaac de la Fontaine Jan Soon.
Abraham vander Sande.
Hendrick van Beunihgen.
Egidius vanden Bempden.
Samuel Spengler.
Abraham Muyflärt.
Jan de Bruyn.
Jacobus Vermaet.
Pieter Coulier.
Jan ten HocB\'n,.
Leendert van feeck.
Barent Heimond.
Willem Kinkee.
H. V. KrooneveW.
Iiï
Per iEgyptum, Syriam, Paleftinam, Cyprum,
Rhodum, &c.
PTramidum quifquis duBas adßdera molest
Et Telußact ruder a prijca foli,
Atque urbes Aßa varias ^ Cyprumque Rhodumque%
Et Conßantini mania, nojfe cupis}
Adfpice quod dodio populis oflendit in are 5
Luflravitque oculis Brunius ipfe fuis.
Mira viator es alii, fed falfa, nec unquam
l^ifa^ mala référant exhibeantque fide:
Cuniia hie confpexit prafens, dextraque fideli
Reddit, & artifici, vidit ut ante, manu.
Et mores hominum Jpeöiavit, & oppida, Ulyßen
êluem merito facli dixeris effe fui.
§iutn à" nobilior^ quin ipfo major Ulyffe eß.
lUe duo erravit luflra « bis ifle duo.
T Rifles exuvia, calcati Orientis imago
Flebtlisy immenß parva faviUa rogii
Artificum ßupor, & Tharii mir acuta luxus 5
Cuflodes cinerum mar mor a ^ pads opes-,
Atthidos ingenium, Latii decora alta triumphi,
Non niß cum calo nat a cadente mort :
§luis put et hoc unquam fieri potuiße ? fuißis.
Grande tot annorum procubuifiis opus.
Diruit egregios veterum Mars lurca labor es >
Ruder ihufque jacent ruder a teBa fuis.
Nil adeo fuperefi prifci fplendoris, & umbra
Nominis in capta vix bene refiat humo.
H£c funt Fortuna ludibria nempe potentis :
Tam levis incerto vertitur orbe dea.
Ne tarnen ulterius in vos mala faviat at as
Trovidit multis Anna Terenna modis.
Artis opem doBalongifolamina lu6îus,
ViBuro folers Brunius are tulit.
Brunius Attalicis nuper bene cognitus oris «
Brunius z^gea non brevis hofpes aqua.
Vivite nunc veteris monumentaperennia facli.
Dum chartis pretium fiabit O" ingeniis.
Op
J
-ocr page 21-MET OPRECHTE AFBEELDINGEN VAN \'t
GEDENKWAARDIGSTE,
IN \'T LICHT GEGEVEN DOOR DEN HEER
Mores hominum multorum vidit & urbes.
X^At werk komt hier in licht! een werk van luttel menjchen
Zo net tot ieders nut voltrokken ^ of bedacht}
Voor \'s werelts keurigße doorzoekers, naar hm wenfchen f
Uit verre landen nooit zo welkom f huis gebragt.
Ontzinde reislufi jaagt en dryft veel reisgezinden ,
Belufi iet vreemts te zien j door landen en door zeen: ■
^e meeßen zien vergeefs al wat ze zien, als blinden t
Zy zienßechts om te zien: dat \'s \'t oogmerk^ anders geen.
*t Gemeen geniet van al dien arbeit vrucht noch voordeel:
Zy reizen ßechts voor zich ( zo levenze ook ) alleen j
Ja mijfen zelfs \'t genot t by feil van vlyt en oordeel.
De heugnis, als \'t gezigt, is kort van duur en kleen.
Wat baat papier en pen? het werk is tuttel prysbaar^
Waar in de fchryfpen ook niet zelden zich vergiß
Of print - en tekenkunß veel dingen y nooit bewysbaar,
In \'t licht brengt i daar ze in \'t wilt naar raadt ^ en fchendig miß.
De Bruin wyfi reizenden het rechte fpoorniewsgierig
Alleen niet met zyn oog, maar ßerk van yverbrant
Te water en te lande ontvonkt, die kloek en vier ig
Geen zweet noch zorg vergeet voor \'t lieve vaderlant>
Voor \'t vaderlant beßeedt hy negen en tien jaren
Aan\'t reizen door Euroopi door Afé., Afrika ^
Eilanden in d\' Egeefche en MiddeUantfche baren.
Hier ßaat hy V zeldzaamße en het fchoonfle vlyt ig ga.
Hier geeft hy \'t u in prints naar \'t leven afgefchildert ^
Getekent met zyn hant» en bergt dus in zyn blaan
Veel werx y dat minfi verviel^ t^woeß en ganfch verwildert^
Zyn\' naam nu pas behottdt» voor endeloos vergaan.
O fchryf- en tekenkunß i die Trojes trotfe muren
En Sidons pracht verduurt > en Tyrus veße aan zee j
Door u blyft na zyn* v/il dit al veelfins noch duren.
Gy trekt me op deze reis, gy rukt en ßeept my mè.
Gy leitme door een ßadtt die groot is% vlug en vaardig i
Als Konflantynfiadt i daar Turkyenßout opßofti
Gy in een holt of kerk, om d\' out heit ßechts eerwaardig i
Of naar een muurßuk, fchier aan puin ter neer geploft.
Gy toontme Alexandrye , en Kairo, en de Kaalden
Des Nylßrooms, wydt befaamt met Hermes tekenvont}
Zo zi^are brokken, ( fchoon hier vorßen dwaas mè praalden^
Dat zelf geen tant des Tydts, hoe vratig, die verßont.
* ^ 2 Qf
-ocr page 22-G/ leertme Cyprus, V ryk weleer njan Venns, kennen^
En Kos i Apelles wieg en wieg van Hippokraat^
Met Lef bos t Chios^ door veel Griekfche en Roomfche pennen
Verheerlykt j nu te droef verandert van gelaat.
Qy brengtme aan Rodus kufl, op Delos^ Febus eilanty
En daar een berg in zee flaag uitbraakt vier en vlam,
Te Smirne, en t\' Efefus in \'t lant, daar \'s werelts heilant
En heer in armoe tot veel pyn ter werelt quam.
Daar wyßge ons wonderheèn van grote waterbakken,
Uit rots gehakt, waar door een flroom uit berg en rots
Tot nut vermaak van bak in bak komt nederzetten,
T}e waterleidingen van Rome zelf ten trots:
Op Thabor voert ge ons daar, op Liban, groen van cederen ^
Naar Kana > en naar V meer, door Chrifius reis vermaart-,
Sethaanje, en waar zich laag de Hoogfie moß vernederen
In kribbe i aan \'t kruis ^ in \'t grafof opfteeg hemelwaarts
Vertoont de faam een merk van \'t werk noch der profeten t
Der kruisgezanten > of der vorßent groot van naam,
Aan dezen reizer, of hun grafflè niet vergeten,
Hy maalt en melt het uit den mont der gryze faam,
Hy melt om waarheit j door geen logentaal benevelt:
Of wort door bygelooft gedient met fablen-, iet
Hier aangehangen > los geraas kalt en gerevelti
Het geit zo veel ah \'t kan, V verhaal verveelt hem niet.
Hy brengt aaloude munt te voorfchyn^ vorflenbeeldeni
Der volken wyze en dragt-, bewyfi., hoe menfchebeen
En vifch in flenen gront allengs in aart verfcheelden^
Door Nafoos dicht noch droom, maar wis verkeert in fieen.
O eertyts heilig lant, ma4r allerminfi nu heilig,
Jerufalem^ och geen Jerufalem nu meer i
En Bethlems overfchot, hoe vry van lafi en veilig
Betrede ik dus uw\' gront > niet eens, maa»\' keer op keer !
Aaloutheits minnaars, moeite en reislaß kunt gy Jparen.
Zoekt ßromen, diep van gront j noch bergen» hoog van kruin»
Noch boffcheni naar van loof: fchuwt zee- en lant gevaren:
Hier rußge-, en reiß met.luß op koßen van De Bruin.
Men zwyge Uli (fes, die veel landen, volk en fieden»
Gefolt door veel verdriet en zwarigheên, bezocht j
Van wier menfchen aart en zinlykheèn en zeden
Zyns ondanx kennis nam^ na zyn\' Trojaanf^chen togt.
Dat zwerven ßrekte een plaag en pyn^ al viel \'t hem lichter^
Verdient Homeer geloofd door Taüas hulp en gunß.
En wie wiß iet daar van, indien \'t zyn heldendichter
Ons niet ontvoude door ApoUoos brave kunß ?
Voor \'t reiswerk van De Bruin heeft hy geen dichtersklanken,
Maar elk zyn wakkre bant en edel brein te danken.
Op
J
-ocr page 23-REISEN
le kan, wie wil, wie moet uvv arbeidt niet bedanken
De Bruin! wie zet althans geen netten toon noch klanken
Op uwe reifluft , die op wetenïchap en deugt
............ Verlieft, \'tfieraat verftrekte aan uw opgaande jeugt?
l5ie voor den tydt vroeg wys en kundig, vroeg ervaren,
Zoo keurig vóór hadt om juwelen te vergaren,
Als zich vertoonen in het opflaan van uw bladt.
Wat doet zich hier al op, wat heerlyks, welk een fchat,
Verfchiet van kennis, langs het velt van uw papieren!
De nieuwe en oude tydt vlecht om uw hooft laurieren i
Met zoo veel arbeits, zweet, en koften zuur behaalt,
By edle kenners, ryk van glori, wêer betaalt.
Al \'tondt, ó wonder! wort hier jong, en fris herboren.
Hier vindt men dat een reeks van eeuwen hieldt verloren.
Hier leeft de wetcnfchap in levenloos gcfteent.
De kennis zelf zuigt bloet en merg uit dor gebeent.
De vlugge geeft zweeft met gemak op uwen veder.
Dan vliegt hy hemelwaarts, of daalt op \'taardtrykneder}
Vaft fpelemeiende in een opgezochte fchat,
Ontdekt, vergaart hy goudt en zilver uit uw bladt.
Hier ziet het oog zich blint in zonneryke glanflèn.
Hier trekt men zonder moeite in \'tgloriryk Byzanflen»
Nicu Rome, \'t edel werk van grooten Konftantyn ;
Daar Mechaas halve maan de heldere zonnefchyn
Vergeefs in \'t licht ftaat van \'sVerloflèrs Euangeli.
De doorens ruimen \'tvelt: die onbefmette leh
Verfpreit haar kragt en geur dwers door de muuren heen
Der Turkfche tempels, en de daken der Mofqueen.
Waar wendt myn oog zich eerft, naar boven of naar onder ?
De Naaldefpitzen van Egipte, \'s werelts wonder,
Hoe oudtj vernieuwen, toen uw onderzoekzucht zag
Met eigen oogen dat zoo lang verborgen lag:
Daar onder dorft gy j met gevaar van \'t leeven, dooien;
En openbaart ons nu> dat d\'Oudtheit hieldt verhooien.
Kleen Afië hangt zelf haar zegel aan uw vlyt.
De zeve Kerken, die Johannes in zyn tydt
Door laft van hooger handt, met brieven tot haar plichten
Vermaande, hoort men noch de volgende eeuwen fliehten.
Terwyl ze in uw gefchrift, haar zwaar begruifden kruin
Ten hemel heffen, en luidtruftig uit haar puin
De boete preken: dat het Chriftebondtgenootfchap,
Een diep ontzich draagt voor \'s Verloflèrs liefdeboodtfchap.
O volk! dat met den mondt naby, naar \'t harte ver,
Uw Heer belydt, fteroog op deeze zevefter
Wel eer zoo glansryk door den Heilandt zelf geluiftert,
-ocr page 24-En nuidoör nevels van een valfch geloof verduiftert.
Och! \'tzette uw reden, hoe verbaftert, paal en perk.
Hoe deerlyk vielen z\'uit den hemel van de Kerk!
Hoe droevig heeft haar, toen zy zyn bevel vergaten,
De Koninklyke handt van Jefus los gelaaten!
Wie zondigt noch, als met het uiterfte gevaar ?
Geen licht geen vonk blinkt op dien gouden kandelaar.
Betrêe ik met veel fchriks de Heilige landtsdouwen,
Wat zal uw tekengeeft daar wonderen ontvouwen!
Ecrll komt Egipte my te vooren, met het zant
Der roode Schelfzee, zoo verheerlykt door Godts handt:
Aan welker oever zoo veel ruitercn en helden
Hun grafftêc vonden, daar ze zeetropëen fielden
In hun gedagten, diep verzonken in den kolk
Van Godts geduchte wraak , verdadigfter van \'t volk.
Hier zie ik,van naby de Godtgewyde bergen ,
Die met geipitften kruin de lucht en fterren tergen:
Daar Karmel, Thabor, en \'t beroemde Moria
Getuigen ftrekken van de Hemelfche gena.
Noch valt hier \'t Manna, naar den geeft, in woeftenyen.
Noch kan het water uit de rotfen \'tvolk verblyen.
En zoo veel wonders dat \'er voorviel, laag en hoog,
Trekt nu \'taandagtig hart, als toen der Englen oog.
O Paleftyne, met uw\' Godtgewyden Tempel,
Hoe vaak betradt de Vorft Meffias uwen drempel,
Hoe fmeekte en badt hy u, met meer dan menfchen ftem,
O booze burgers van \'t verftokt Jerufalem!
Om \'tmoorden van Godts Zoon, van Godt gevloektj verwaten
Ruim zeftien eeuwen, wordt uw huis u woeft gelaaten:
Noch hat zyn predikflem zich hooren: landt en zee
Getuigen met wat kracht hy gulde leflèn dêe.
Wat vloeide \'er uit dien mondt een pel van Heiige Spreuken!
By \'t Farifeefdom, hoe weerbarftig , niet te kreuken.
Door haaren Heer zag hier Natuur haar loop geftremt,
En ylinks, hoe het ftormt, de golven gladt gekernt.
Gethfemane, daar wee voor weelde ging, gaat hoven,
Waranden, tuinen, ja het Paradys te boven.
\'t Verlies van zweet en bloet, zyn doodtftryt, won ons vrêe.
Een Godtheit was het die voor elk daar fmarte lêe.
Ik zie den kruisberg, hoe gevloekt, voor ons gezegent,
"kZie liefdedruppds , fchoon \'thier bloet als water regent.
Of daal ik dieper met myn geeft in Jefus graf:
De Chriftenheit verneemt de geur die\'t van zich gaf
Dat graf heeft \'t waar geloof voor graf en doodt beveiligt,
De naarfte grafftêe tot een bedt van ruft geheiligt,
\'t Gebalzemt lyk geeft kracht en leeven aan \'t gebeent
Der vroomen, waar toe dan hun zalig lot beweent ?
Wie zou in zulk een ftof zich zeiven niet vergeeten.
Voldoe De Bruin, voldoe üw reifzucht ongemeeten.
Op
J
-ocr page 25-ZEE
WAt vind de Weetzugt, die in velerhande Boeken
De zuy vre waarheyd dér aloudheyd op wil zoeken.
Zig vaak bedrogen! daar zy in verliefde luft,
Een fnood verdigtzel al te eerbiedig ftreeld en knft.
Wat wonder ! een blanket van fchijngebeurlijkheden,
Een ftoet van Naam, en tijd, enyders landfchaps Zéden,
Ge§isrdt met fchildery, om\'t zinlijkft toegepaft,
\'t Eenvuldige geloof van menig heeft verraft. ^
Wy zagen Reysverhaal voor waarheyd aangenomen,
Met tekening van Land, en Steden, Bergen, Boomen,
Paleyfen, Tempelen, en Afgöön, Volk, enDragt,
Door enkle Herfenreys zoo konftig voortgebragt,
Dat, om \'het valfche van \'t waaragtig te verbannen,
Sciierp oordeel werd vereyfcht van wel doorlezen manner,
Maar, ó gelukkige Eeuw! die ons ter goeder tijdt
Een Reyfiger doed zien, wiens onvermoeide vlijt,
Gevaar, enfweet, en goud zijn trouw ons brengt te voren:
De bruyn , geen vreemdeling onmooglijk na tefporen,
Daar regte wantrouw dingt op nader ondei-zoek.
\'t Is onze Landsgenoot; niet uyt een duyftre hoek,
Gelijck een paddeftoel, gefproten en verdwenen;
Een wolk getuygen, by zijn ommetogt verfchenen,
Meeft Vaderlanders, en nog dagelijkx te woord,
Verftrekt, enftaaft al \'t geen tot zijn gezag behoord.
Rome, en Venetie, doorlugte Hogefcholen
Der Schilderkrmft, wierd hy tot voefterling bevolen:
Daar Bouw- en doorzigt-konft hem maakte fterkj envafl,
Om flux te tekenen zoo \'t maat, en omtrek paft,
En kroon, en voetftal, zuyl, en lijft, en ommeringen
Den meefter thonen in haar tweepaar ordeningen:
Om alles in zijn ftand te brengen aan het ligt;
Niet zoo \'t een woorden fchetz metftrik, enquikverdigt.
Op \'t §ierelijkft bedriegt, maar zoo\'t, met enkle klaarheyd ^
Aloudheyd kunde ontfteeckt een toorts van ligt, en waarlieyd:
Om in den Doolhoof van der fchryvers ftrijdiglicen,
En woeften Chaos der geradebraakte lêen
Van Steden, Tempelen, en Toorens, en gewelven
Een regt getrokken werk der wezens op te delven ,
En, by het groot vermaak van vreemder volki-en aart,
En Reysgevaillen in de waarheyd opgegaard.
Den Chriften Godsdienft, door de trouw van zijn berigten>
By Jood, Muhamedaan, en Heydenen te ftigten.
Zoo treft DE BRUYN te regt het allerlioogfte wit,
En klinkt den laftermuyl een breydel in \'t gebit.
Want of de Wrevle Jood, metopgefparde kaken.
De waarheyt logen, en de logen waar wil maken
En, onbefchaamder in zijn vuyl verharde fchurft
Des ouden Ongeloofs diep ingekankerd, durft
Des Heylands Godfpraak in zijn zekerheyd verzaken,
._\'t Verwoeft Jerufalem, de neergeftorte daken
Van Tyrus, Sidon, het vernield Bethzaïda,
Dat trotfche Chorazin, verdelgd als Adama,
En Capernaüm, oyt zoo hemel hoog verheven,
Maar nu in Puyn en afch ter helle neergedreven,
Daar \'t ongediert, gelijk in woeftenyen, fchuyldt.
En naar , en yfelijk in feijn fpelonken huyldt.
Tot de alderminfte ftip, te deerlijk overtuygen.
Al wie dit voorgezegt, door twijfeling, wil buygen
Tot eenig los geval. DE BRUYN zag al te klaar
Het vaft Profetifch woord in zijn gevolgen waar ;
Hy zag d\'inwoonderen tot Herders, Viflchers, Slaven j
Pas diepte voor een boot in die beroemde Haven,
Die vlooten fwaar belaan in hare fchoot ontfïng,
En \'t purper zydezeyl aan hare maften hing.
Pronkte oyt kleyn Afia met feven Chriften Kerken,
Hy kon Gods oordeel in baar fware val bemerken.
Wat is \'t of Smyrna yts van \'t oude wefen draagt.
Daar onfe Godsdienft, fchool,en ftaf is uytgejaagdt.
Wat \'s Sarde, en Pergamus, Ephefe, en Thyathyre,
Met haar gezufteren! Wat is \'t vermaard Palmyre!
Palmyre oyt zoo vol volk, zoo rijk, zoofterk, zoo groot
Dat zy (een enkle Stad) een Koningrijk befloot
De fchrik van Pers, en Parth, en al haar nageburén,
\'E Welk al het Roomfch geweld dorft wagten voor haat
muuren.
Mögt nu Zenobia, haar dappere Vorftin,
Dien Puynhoop zien, het v^t ons zonder twijfel in,
Dat zy in \'t overfchot, Eeuw in Eeuw uyt vergeten,
(Als had een aard\'dreun haar verfwolgen in zijn reten)
Nog zouw vernoegd zijn, en bedanken onze Tyd,
Die hare Stad, en Naam van ondergang bévryd;
En uyt die menigte van Maimere Portalen,
En bogen, pylers van de Vorfiel ij ke Zalen,
Nog blyken geven van haar oude heerlijkheyd,
Schoon \'t nu den Rover flegts ten fchuyl plaats fchi jnd bereyd-\'
D\'Alexandrynfche Zuyl, met zijne Heylig tek\'nen
Bad-
-ocr page 26-Badftooven, Poorten, Sn^aleyfen, doen berek\'neti,
Wat Pragt, en Majefteyt Cleopatra bezat;
Maar het mifmaakt gelaat dier vorftelijke flad,
By de oude.fl:and gepaft, fteld ons DE BRUYN voor oogen;
Die, d\'oevei-s van de Nyl, en Rijkx Steen doorgetogen ,
jïgyptens dartelheyd in \'t overfcliot befiet,
En door Pinceel, en pen, ons haar gedaant« liet.
Die, fpytderoofkift, haat, jeloersheyd, wrok, en nukken
Der woefte Arabers, Turk, en fnode Mammei ukken.
Door luft, en yver tot de waarheyd onderfehraagd,
Vaak Lijf, of Leven of zijn vryheyd heeft gewaagd,
Te water en te land ; om fteden, en gebouwen,
Wel te verbeelden, en nauwkeurig te befchouwen ;
Daar hy, berg op berg neer geklaverdt, fweet, en fwoegd,
D\'jEginer barning, en löner golv doorploegd,
EnChiös, Metylene, en Cyprus gaat bezoeken,
En beurd d\'aaloudheyd uyt haar lang verholen hoeken,
Te Cos, en Andres; en vaß daar aan \'t vafte land,
Af-beeld het overkhot van Troyens val, en brand :
Of\'t zy een andre plaats, die hoofd Stad naaftgelegen,
In \'t Pergamecfch geweft, heeft defe naam verkregen:
Dog is \'t wel vreemd, dat zig een Reyziger vergift?
Daar veler oirden naam, en volk gantfch werd vermift;
Ja felf de grondflag van vermaarde groote fteden
Wierd tot een woefteny, of door de ploeg gefneden.
Hoe is lönïen, hoe Carïe vergaan!
Wat liet Phaenicie van haare fcheepsbouw fiaan.
Vervloekte kryg fchond gy aldus dat fchoon Magnefen,
Zouw zulk een eenig vlek wel Ptolemaïs wefcn i
Men dagt het niet, ten waar, opfchrift van bou, en munt
Van uyt haar puynhoop ons die waarheyd had gegunt.
Wat eyfcht het toevèrzigt ter kondfchap door te boren.
Om in Byzantium de aaloudheyd op te fporen!
By dat barbarifch, vrek, en ligt ergwanend volk,
Al waar men ftracx is veeg voor boeien, ftrop of dolk.
DE BRUYN nogtans maakt zig dwars door \'t gevaar een
open.
En met beleyd, en goud behendig door geki-open,
Conftantinopolen ziet tot in \'t ingewand:
En wyl hy \'t Griekfche fchoon, en wyn, en fpel verband.
Befteedzijn tyd en pen, en onderzoek, endraven
Aan Tuyghi^ys, Veftingen, en Wallen, Slot, eii Haven,
En groote Zeekafteels in d\'Hellel\'ponter golv,
Die Xerxes fchipbrug , en Leanders min bedolv.
De Tyd , en Vorften wraak vernield heeft,en deed plond ren,
Deïi bouw, en grondflag van de drie paar Weirelds wond\'rea;
Het zevenft nog alleen in Kairos zanden praald;
Thans uyt- en inne-waarts naukeurig afgemaeld ,
Gemeten door DE BRUYN ; hier tot den top geklommen^
Daar met gevaarelijk te kruypen, zig te krommen ,
Langs eene galdery, zoo fteyl, zoo fpiegelglat.
Met wanden, en gewelf, zoo net in een gevat.
Als waare \'t gantfch gebouw uyt bergkriftal gegoten.
Om na te fpeuren wat de grafftce hield befloteo;
Daar Dood-kift, en \'t vertrek uyt \'t zuyverfte porphier,
Weerftraalde by de toorts gelijk een fchitt\'rend vier.
Wat viel \'t hem aaklig, bang, yts van Dianas tempel.
De poort van Ephefus, de regte aaloudheyds ftempel
In Chalcedonien, , of Rhodus op te doen!
Wie zouw zulk een geduld, of neerftigheyd vermöenJ
Om Zalems overfchot, en Zions burg, en wallen,
Hoe door het Roomfch geweld verwoeft, verbrand, vervallcß
Met ware fekerheyd te brengen aan het ligt,
Uyt zoo veel nieuw gebouw op de oude grond geftigt,
En alles na de maat met tekening te ftaven;
Zig over nagt, en dag drie etmaal te begraven
In Jefus graf-kapel; te brengen aan den dag
\'t Vermaarde heyligdom, en Guter , en beflag
V«n \'t Roomfche Kerkgeraad ; verfmagten in de dampCD
Der waflche fakkelen, en talleloofe lampen;
Door onvermoeide, en noyt verzadelyke luft.
Op geen verhaal van Gids, af Huureling geruft,
in holen diep, en naar de Tomben der Profeten ,
En Judaas Koningen naukeurig af te meten:
ZiUlkx dat, uyt vrefe voor verradery, of ftraf,
Hem vaak ter halver weg zijn Leydfman felf begaf.
Dan \'t is genoeg een ftaal van \'t groot ontwerp te geven,
\'s Mans arbeyd, trouw, en deugd zal wel in agtingleveo
Byelck, die konft by vlyt in Reysverhaal bemindt.
Waar in het oog \'t penceel aan eygen hand verbindt.
Met vele afbeeldingen naar \'c leven der voornaamfte
dingen, daar gezien ,
In V licht gebragt door den Heer
Us geeft de Bruin ons ftof, en noopt der dichtren hanc
Tot lof van \'t heerlyk werk op hoogft verheven crant.
Een yder ftaat verbaaft, verrukt en opgetogen
Door \'t licht, dat fchoon van Bruin komt flralen in elx ogen.
Zo toont een wakkre geeft , dat hem geen tydt ontflipc,
Gelegenheit., tot nut van velen, nooit ontglipt.
Zyn ichrijfpapier ontdekt ontelbte wonderwerken
Van kunfl: en Van natuur in holen j gräVen, Kerken.
\\ Nieuwsgierig oog verlaadt in eenXaamheit zyn luft,
Doorteift hier iant en zee in veiligheit en ruft 5
Ziet bak en praalgewelf, uit harde rots geklonken ,
Gely k daar Rome braaf wel eer mè plag té \'pronken 5
En kent aan\'c woefte puin van menige oude ftadc
Hoe wankelbaar fortuin omtuimelt met haar radt.
Hier blinkt Byzantium te trots en rijk van glanflen ,
En \'t Vorfteiyk Serrail met pracht van hooge tranfTen 5
Daar Mahomets gebroet zo menig Chrifte ziel
Met zynen Alkoran te lang in boejen hiel.
Hier zucht Jerufalem te deerlijk, van die banden
Noch onverloft, hoewel d^orftaal en yzre handen
Van Godefrooi een wyl ontzet, die fchoon bekladt
Van \'t Sarazynfche bloet, dien vloek de borft in tradt.
Hier vint men \'t Heilig lant bevlekt door Turkfche tempels 5
En naulyx overfchot van Godtgewyde drempels.
Het grote Kairo dankt den ftroom noch, die zyn gront
En vruchtbare akkers meft, daar Ifrel Gozen vont.
De grote Naalden, dat befaamde werelts wonder,
Staan hier noch vaft, ten trots van blixem, brant en donder.
Verbazen door\'t gezigt bezoekers van de Nyl.
De Bruin beklimt dat hoog gevaarte, aanfchout een wyl
Van boven \'t woeft geweft, en maalt de dorre zanden,
Den weg van Jakobs zaat, naar zegenryker landen.
O Reizer, vol van vier, wat zag uw oog al lant.
Al zeen , al eilanden, al wondren van Godts hanc
In Afië , in Egipte , op Paleftynfche gronden !
Nu deeltge ons mè, wat fchoon of vreemt daar is gevonden.
Wie eert dit werk niet met zyn ftem , gezang en gunft è
Wie groet eerbiedig niet dees penne- ert teken-kunft ?
R E
E N
* if *
Bï-
-ocr page 28-AAn d\'Intekenaars werd bekend gemaakt, dat
nog onder handen is , een Kaart, behoo-
rende tot deze Reis-befchryving, welke Kaart
afgedrukt zynde , aan de Intekenaars zal wer-
den ter hand gefteid.
COR\'
-ocr page 29- -ocr page 30-• I
REIZEN,
En verfcheidene EILANDEN van de
ARCHIPEL,
Mitfgaders
EGYPTEN, SYRIEN, PALESTINA, enz.
J\\(eiging des ^Auteurs tot het he^chtigen van Vreemde (ßt
"jueßen en Landen. Vertrek uit \'s Graavenhaage. Komß tot IVeenen,
Schrikkelßk geval van een Leeuwin met haaren Spysbezorger. Komß
te Florence. Koßelykheden in\' des Groot - Hertogs Schatkamer.
\'Prachtige Kapel. Uitßeekende Muskadelwijn te Monte - Fiafcone 5
en Graffchrift van een Reiziger die zich daar aan dood dronk.
Aankomß te Romen.
Elyk doorgaans aUe
menichen van na-
tuiire zekere driften
onderworpen zyn,
waar tegen het als
onmogelyk is zich
te kantenjinzonder-
heid wanneer de jónge jaaren noch
geeii plaats aanrype overweegingen
vergunnen , gevoelde ik van myne
tedere jeugd af een onverzettelyke
neiging om vreemde Geweften en
Landen te bezichtigen, zonder voor
alftoenj ter oorzaak mynernieuwe-
lingfchap in de wereld , te bezefFen
"W^at Iwaarigheden en gevaaren dus-
danige tochten onderworpen zyn.
En dewyl ik, wat rtieèrder jaaren
|;ekreegen hebbendé , oordeelde
niets noodigcr en dienftiger voor een
Reiziger te zyn, om eenige vrucht
uit zyne Reizen té trekken, als ken-
nis van de Teekenkonft te hebben a
ten einde zich de zaaken door der
zeiver verbeeldingen te dieper in de
geheugenis te prenten, en die zich
ten allen tyde, even als of ze weder
tegenwoordig waren , voor oogen
te können ftellen j (het befte middel
om geen voet aan de vergeetelheid
te geeven} befloot ik toevlucht
te neenieri tot de Schilderkonft 5
waarin zo ver gevoorderd zynde,
als ifc oordeelde tot niyn voorneemen
noodzaakelyk te weezen , bereide
ik my ter uitvoering van dien : en
hebbende verftaan , dat \'er in het
aanftaande Jaar 1jr, een Jubeljaar ,
of Anno Santo , te Romert gehou-«
den ftond te worden, befloot ik my
derwaarts te vervoegen , en aldus
een aanvaiig van myne Reizen te
maaken.
A
N»-
-ocr page 31-Vertrek ïlc veitrok dan op den Odo-
uit\'sGraa-jjgj. faars 1674.. uit myne Ge-
^ \' hooxte-plz^ts\'sGraa\'venhaagei^i^jzm
den tot Swol, toog den
choT Hanover vernachtte den
tot Hat 1 en den 20\'\'"^". te Lcipfich, al-
waar ik, dcwyl \'er alftoen de Mis,
of Jaar-markt, gehouden wierd ,
vccle koftelykhcdcn, zag. Hier
wierd ik gebragt ten hjjize van den
Heer Kamer raad Laurens van Ade-
lenhelm, Burgemeefter der gemelde
Stad, die my een Kamer vol van al-
lerhande Raariteiten, doch meeft van
Beeilen 5 en alles wat de Natuur
door het\'Water laai voortkomen ,
vertoonde , die wel een curieus
gezicht verdienden. Na een verblyf
van drie dagen weder vertrokken
zynde, toog ik den 2 door Ma-
rienberg j den November door
Komß tot ^^^ö-^jen kwam den B\'"\'"". totlVeenen-^
Weenen. alwaar ik in de Schatkamer des
Keizers wierd geleid , pronkende
onder anderen met veele trefFelyke
Schilderyen 5 door voornaame Mee-
fters gemaakt. Deze Stad is zeer
fraay en luftig , omringd met een
braave wal, en voorzien van groote
Voorfteden. Rondom de zelve
ftrekt zich een zeer vermaakelijk
vlak land, \'t geen een cierlijk voor-
werp aan het gezicht befchikt.
\'Geduurende myn verblyf alhier
ging ik be-zichtigen het Nieuw Ge-
houw , leggende ongevaar een kleine
uur van de Stad, ter plaatfe daar
de Turken in de belegering van
JVeenen onder Sultan Solyman ,
in den Jaare ï\'yi^. hunne tenten
hadden opgeflagen. \'t Is geflieht om
^er allerhande Wildgedierte in te
bewaaren , als Leeuwen, Tygers ,
Beeren, Wolven, enz. waar toe het
met alle de vereifchte hoedanighe-
den voorzienig.
Schrik- My wierd verhaald , dat zekere
kelijk ge. Leeuwin , eenigén tyd geleeden,
Lee\'uwr Jongen gekreegen hebbende , de
me: haaren
Keizer de zelve, na dat hy zyn
Spysbe- middagmaal had gehouden, ge-
meenlyk by zich deed brengen, om
\'er zyn vermaak mee te neemenj
by welke gelegentheid het eens
gebeurende? dathy ze langer als na
gewoonte by zich hadde gehou-
den , vertoornde de Leeuwin zieh
daar zo geweldig over , dat zy den
geen, aan wien de zorg bevolen was
om haar van fpys en drank te voor^
zien, wanneer hy de Jongen weder
te rag bracht, verwoedelyk op het
Ivf viel, en met tanden en klaau-
wen verfcheurde: na welken tyd de
Vorfb zich met de Jongen niet meer
wilde bemoeijen.
zorger»
Den I / \'^\'".November vertrok ik we- Vertrek
der van JVeenen y en toog den 23^"". van Wee-
door Niemark en Frelo, welke laat-
ftePläats ik t\' eenemaal verw oeft vond,
alzo ze twee jaaren te yqqren gant-
ichclyk afgebrand was. Vervolgens
kwam ik te Straatfpurg, gelegen in
Carinthien , en den te Glouje,
zynde het begin van Italien 5 wy-
ders den December te /^ene-
Hen , van waar ik des nachts met
de Bark op Ferrare vertrok , dur-
vende my daar niet ophouden j om
voor het JubeljaajNte Romen te wee-
zen. \'t Zelfde deed ik dan ogk ten
opzichte van Ferrare en Bolonge, ten
einde noch een dag ä twee tot Flo-
rence te können verblyven, daar ik
den 12^®". der gemelde maand aan-
kwam , en alle de Fraaijigheden in
des Groot - Hertogs Schatkamer
ging bezichtigen, waar af ik dit wei-
nige ter loops aan den Leezer moet
mededeelen.
Men vertoonde my onder ande- Koftelyk-
ren een groot Kabinet, met edele heden in
gefteenten ingelegt, \'t geen men Jjs Groot,
zegt dat een halve millioen gekoft schaJk?-
zou hebben. Aan het zelve is een mer,
fyne Paarl, zo groot ais een ok-
kernoot. Men ziet\'er ook een Rots
verbeeld , altemaal van Paarlen ,
die heel groot zyn 5 mit^aders ver-
fcheidene koftelyke Kabinetten, en
veele andere dingen van pngemeene
waardy : en in het Wapenhuis een
Magneetfteen van een voét groot,
gelyk ook veelerhande foort van
vreemd Geweer , \'t geen men ver-
haalt meellendeel genomen te zyn
van een zekeren Sultan dit rsz Mecca
reifde, van \'t welk wel ruim de groot-
fte helft met edele gefteenten inge^
legt is} als mede het Tuig voor drie
Ry-Paarden , waar af de Stygbew-
gels, \'tgeringfte dat\'er aan is » van
Komft te
Florcnce»
REI
louter goud zyn, wel ter dikte van
een pink. Ook ziet men der een
Kraamftoel , van boven tot beneden
met juweelen bezet, benevens veele
andere ongeloovelyke koftelykheden
van groote Steenen j mitfgaders ver-
fcheidene aardige Indiaanfche Klee*
deren van Papegaaysveeren ge-
lyk ook een Paard welkers Maanen
zes vademen lang zyn geweeft > en
een Riem van een Olie huid, heb-
bende twee honderd vademen in de
lengte > de Wapenen des Konings
van Vrankryk , die in den Slag
van Pavie gevangen wierd j een
Scepter van Agaat Orientaal, dien
men zegt van Keizer Karei den
Vyfden te zyn j een Degen van den
Keizer Charlemagne ^ of Karei den
l\'rachtige Grooten , enz. Ik zag ook een
Kapelle, zeer koftelyke Kapelle, waar aan al
acht-en-feventig jaaren was gearbeid,
hoewel ze noch op verre na niet ten
hal ven voltooid was. Dit werk heeft
begonnen Ferdinand de F\'®. Hertog
van Florence.In deze Kapelle legt een
Kullên, \'t geen dartig duizend kroo-
nen gekoft zoude hebben, zynde met
dierbaare gefteenten bezetten is \'tzel-
ve versierd met de fraaifte lleenen,
die *er te bekomen zyn. Men wees
my een Marmerfteen, waar aan vyf
Meefters zeven Jaaren hadden gear-
beid, eer ze in ftaat was om gebruikt
te können worden, \'t Altaar pronkt
met vyf fwaare Pilaaren van Criftal de
Montagne. In het Paleis vond ik
een menigte van uitftekende Schil-
dcryen, gedaan door de voornaam-
fte Meefters} en, \'tgeen aanmer-
kenswaardig is, een Kamer vol Af-
beeldfels, altemaal van Schilders,
en ieder met zyne eigene hand ge-
maakt > gelyk ook langs eenige Gal-
leryen een groot getal van Anti-
que Marmere Statuen, of Beelden,
\'tPaleis zelve is, inzonderheid van
vooren , byzonder groots en deftig:
de Stad van binnen fraay, en van
buiten zeer aangenaam, doordemie-
nigvuldige Lullhuizen en Tuinen,
die rondom de zelve tegen het Ge-
bergte aan leggen.
Den 14^\'". der gemelde maand De-
cember zette ik de reis weder voort,
en nam myn weg over Monte-Fiaf-
cone, alwaaruitfteekende Muskadel-
wyn is j om welke reden een zeker
Reiziger zich daar, vry wat langer
als hy behoorde, ophield, vinden-
de den zeiven zoo fmaakelyk, dat
hy, konnende die Nedar niet een
oogenbhk mifTen, zyne wclluftein-
delyk met de dood moeft betaalen:
ter gedachtenis van het welk ziet
men op zyn Graf (want liy wierd
alhier ter aarde befteld} de volgende
Latynfche regelen:
Eß. eß. eß.
Troft. nimium eft.
Jo- de fuc. mens
Mortms eß.
\'t Welk van verfcheide Reizigers
getuigd, en ook zo door my be-
vonden is.
Hebbende Monte-Fiafcone t^erlaa-
ten, toog ik over Viterbo, en kwam AaukomH
vervolgens den December te
Romen.
Uitflee-
kendc
Mufka-
del Wyn
te Monte«
Fiafcone ,
en Graf-
fchrift van
eehReizi>
ger,diezig
daaraan
dood
dcofifct
1:1. HOOFD-
A 2
"Befchryvmg van de Tlechtigheden, te %omen in het fubeU
Jaar gebrutkelyk. Aanneeming van den Auteur in de Bend der Ne-
der land f che Konflenaars , en op hoedanig een wyze zulks gefchied.
Bloedig gevecht tuffchen twee Troceßen. Vuurwerk door den Spaan-
fchen Ambajfadeur vertoond. Jaarlyks Vuurwerk van \'t Kafleel S.
Angelo. Byzonderheden wegens het Jubeljaar. Dood van den Taus
Clemens den X. Byzonderheden noopende het Conclave, en het ver-
hezen van een nieuwen Paus. Verkiezing van Innocentms den XI.
Vreemde Tredikfier. Gebuurige Oorden van Romen.
DEn zei ven dag als ik te Ro
men aankwam, wierd de Hei-
lige Poort, zynde een der deuren van
Piet er s Kerkjgeopend.Des namid-
dags vond ik de plaats voor S. Piet er
bezet met een ongeloovelyk getal van
irienfchen, dewyl ze by deze gele-
gentheid van allerwegen in groote
meenigte herwaarts komen vloeijen.
Na een weinig gewacht te hebben,
zag ik den Paus uit zyn Paleis ,
hec Vatikaan genaamd C ftaande
aan de zyde van de gemelde Kerk)
te voorfchyn komen, wordende ge-
draagen in een verheevene zetel, ter
wederzyden vergierd met groote bof-
fen vederen, niet kwalyk na die
van Paauweftaarten gelykende j
gevolgd door veele Priniïen, Kardi-
naalen, en andere van hem afhan-
gende perfoonen: \'t geen gefament-
lyk een zeer groot getal uitmaakte.
Zyne Draagers brachten hem recht
op de gemelde Kerkdeur aan, alreeds
van te vooren (want ze word t\' el-
kens na het Jubeljaar toegemetfeld }
rondom los gemaakt, op de wel-
ke hy dan met een gouden ha-
mer een flag gaf , waar door
het gantfche metielwerk, \'t geen nu
vyf-en-twintig jaaren geftaan had,
in de Kerk nederftortede, op een ze-
kere Rolwagen , ten dien einde al-
daar geplaatft , die dan aanftondts
door d\'Arbeiders wierd weggevoerd.
Midlerwyl gong de Paus door de
deur , daar beneven, in de Kerk,
en verrichtede de ceremonien, by duf-
danige gelegentheden gebruikelyk
terwyl ondertuflchen een ygelyk
van deze fteenen trachtte te bekomen,
om de zelve als reliquiqn , of hei-
ligdommen, te bewaaren. De nieuws-
gierigheid dreef my mede aan om
\'er van te hebben i waar in ik, hoe-
wel niet zonder groote moeite, ver-
mits het gedrang ongeloovelijk groot
was,en men tot barftens toe geprangd
wierd , echter tot myn oogmerk
geraakte. Dit krioelen van zo
menigerhande menfchen onder
malkander vertoonde zich met
zo veel bekoorlykheid aan myn ge-
zicht , dat ik niet wift werwaarts ik
eerft oflaatft d\'oogen zoude wenden.
De Kerk was van vooren zeer ryke-
lyk met tapytferyen langs alle dc
balkonnen voorzien , als dienende
tot zitplaats voor de Koningin Or/-
flina van Sweden , een groot getal
Princeflèn, en een meenigte van an-
dere Dames : ja het gantfche Ge-
bouw , tot boven op den top toe,
zat zo vol gepropt van menlchen,
dat men byna kon twijfelen waarde
meeften waren, of daar, of beneden
op der aardei zulks dat ik moet be-
kennen nooit voor, of na dien tyd,
zo veel volks by malkander te hebben
gezien. Dit duurde tot omtrent den
avond, met zo menigvuldige ver-
anderingen van gevallen, dat my de
tyd niet verdroot, want hier lach-
te, daar fchreide, daar vocht men,
enz.
Deze plechtigheden verricht zyn-
de, trefte ik by geval een perfoon
aan, mede geboortig uyt den Haag,
en Robert du Val geheeten, anders
de Fortuyn, tegenwoordig in dienft
, als
Befchry.
ving van
de Plech-
tigheden ]
re Romen
in het Ju.
beljaar
gebruike-
lyk.
als Schilder en Konftbewaarder zy-
ner Majefteit van Groot - Britanje.
d\'Oude kennis w^ierd met d\'uitterfte
blydfchap A^ernieuwd, tot zo verre,
dat ik hem verfocht te weeg te wil-
len brengen, dat ik verlof bekwame
om dien zeiven nacht in de Verga-
dering der Nederlanders te mogen
verfchynen , ten einde als Eendvo-
gel onder hun Gefelfchap aangeno-
men te werden , waar toe hy zich
gewillig toonde. En alzo een min-
der getal als van zeven perfoonen
niet vermag iemand in de Bend
in te huldigen, waaren wy genood-
zaakt eenige uuren in de nacht gints
en herwaarts te zoeken , eer men
het vereifchte getal van Bendvogels
by een kon krygen : doch eindelyk
vorderden wy zodanig, dat \'er bo-
ven de tweemaal zeven te voorfchyn
kwamen wanneer myn verzoek ter
uitvoering wierd gebracht, en ik
door een braaf Gefelfchap vanKon-
ftenaars met de naam van Adonis
begunftigd.
Het Bendvogelfchap is bekend ge-
noeg: doch dewyl\'t, myns wetens,
nooit van iemand befchreeven is ge-
weeft , wat het eigentlyk zy en in
hebbe , en hoe de inlyving in de
Bend gefchied , moet ik de moeite
neemen van \'er alhier de gebruike-
lykheden van ter neder te flellen.
Men bracht my dan voor eerft in
een kamer, alwaar eenige der Eend-
vogels my verzelden; terwyl men in
een andér vertrek bezig was met de
toeftelj tot het werk behoorende, te
vervaardigen : waar van my niet de
minfte kennis wierd gegeven , voor
en al eer ik zelve met veele omftan-
digheden daar binnen wierd geleid,
alwaar ik onvoorziens, met zodanig
een verwondering, als men zich kan
verbeelden , de fraaifte Vertooning
zag die men bedenken kan, alte-
maal van de Konftenaars zelve in
perfbon, welke de zaaken zo beval-
"g en geeftig weeten te vertoonen,
^at zy\'er de befte Tonneelfpeelders,
hoe zeer zy ook in hunne konft af-
gerecht mogen weezen , mede fou-
den befchaamen.
In deeze Vertooning voert\'er een
de benaaming van Veldpaap, cn
geen ander j alshy, het woord. Dee-
ze zit met groote deftigheid op een
hoog verhevene zetel, en fteld met
veele redenen den Groenen (aldus
werd de geen genoemd , die inge-
wyd ftaat te worden} zekere wetten
en regelen voor, behelfende de ftu-»
die van de Schiiderkonft , ende de
onverbreekelyke inftellingen van de
Bend 3 den Nieuwling daar op met
groote onderdanigheid geant\\voord
hebbende , dat hy genegen is alles
na te komen , word hem door den
Veldpaap een Lauwrierkroon op het
hoofd gezet, en te gelyk door alle
de aanweezendeBendvogels meteen
groot gefch reeuw uitgeroepen : Vi-
va , viva, viva, onzen nieuwen
Medebroeder .... zo als hy dan
by de inwijing genaamt is: het wel-
ke zeer oneigen , en by misbruik
van \'t woord , \'t welk ook aan de
Geeftelykheid zomtyds ergernis ge-
geeven heeft, doopen werd ge-
noemd.
Aannee-
ming van
den Au-
teur in de
Bend der
Meder-
landfche
Konfte-
naars > en
op hoeda-
nig een
wyze
zulks ge-
fchied.
Vervolgens word hem zyn Bend-
brief , ondertekend van alle die \'er
tegenwoordig zyn , overgeleeverd 5
\'tgeen, met eenige andere daar noch
toebehoorende aardigheden , vol-
bracht zynde, vervoegt men zich ter
plaatze daar de tafel bereid is : en
moet de nieuwe Eendvogel d\'onko-
ften , op deezen gantfchen handel
loopende, alleen betaalen.
Na den nacht dan aldus in alle
vrolykheid doorgebracht te hebben,
begeeft men zich met het krieken van
den dageraad na het Graf van Bac-
chus, om het zelve, volgens dege-^
meene wyze van fpreeken , te be-
gieten j zynde een goede uur van de
Stad gelegen , in een Kerkje ge-
naamd S. Agnele.
Dit Graf is van een fchoonen
Porfyrfteen , met d\'afbeelding van
den Wyngod op alle vier de hoeken.
Dicht tegen over ftaat een Herberg»
alwaar men den nieuwen Bendvoge!
doet zien de aangenaamfte Gezich-
ten van Romen , en zich dien dag
vrolyk maakt: doch \'t geen men al-
hier komt te verteeren ftaat aan de
vrije wil van den nieuwen Eendvo-
gel , om het geheel, of ten deele te
betaalen, na dat zyne mildheid, of
A 3 ruim-
ruimheid van penningen toelaat, of
zich daar toe ftrekt.
Men gelooft dat deze Maatfchap-
py al van den tyd des vermaarden
Rafaëls begonnen is , en dat hy v/el
de voornaamfte inl\'celder daar van
zou zyn geweelr i weshalvcn dan de
zelve al niet veel minder als twee
honderd jaren geftaan moet hebben :
zynde deze wydberoemde Schilder
in den jaare 14.83. gebooren in de
Stad Urbino. Hy legt begraven te
Romen , in de Kerk de Rotonde
genaamd 5 hebbende in den ouder-
derdom van maar zeven en dartig
jaaren , wanneer hy op den zei ven
dag zyner geboortte kwam te fter-
ven, aoor zvnc uicfteekendheid in
de Schilderkonft een naam gemaakt,
die alle eeuwen zal verduuren.
De geleerde Petrus Bembus, een
voortreffelyk Poëet in de Latyniche
en, Italiaanfchc Taal , maakte een
Graffdu-ift \'t zyner eere , \'t geen
\'noch ten huidigen dage, onder zyn
afbeeldzel , . deftig van marmer ge-
Ihouwen, in de gemelde Kerk te ke-
zen is.
Doch werd tegenwoordig nie-
mand in deeze Maatfchappy, toege-
laten , als die de Hoog- of Neder-
duitfche Taal fpreekt.
Tot klaarder onderrechting van
den Leezer, heb ik hier een afbeel-
ding van zodaanig een Vertooning,
welke ik meer als vyftigmaal byge-
woond heb , willen invoegen , ge-
teekend met de letter A.
Geduurende dit zelve jaar zag ik
de Proceftie uit de Kerk van Minerva
na S. Pieter gaan, waar in veel groo-
te Figuren, in een zeer fraaije Ichik-
king, omgevoerd wierden: zy waa-
ren alle treffelyk gemaakt: verbeel-
dende , zo my voorftaat, de Ge-
boorte Chrifti.
Boven de zelve vertoonde zich
iets in de gedaante van een Naald,
of Pyramide, ter hoogte van een ge-
meen Paleis, rondom behangen met
lichten, klatergoud, en andere ^ieraa-
den, die een aangenaam gezicht ver-
oorzaakten welke Machine even zo
groot was dat de zelve bekwaamelyk
door de ftraaten konde paflèeren.
\'tGantfche gevaarte, wiens gelykin
fraaiheid ik nooit by eenige Procef-
fie heb gezien, wierd gedragen door
honderd Arbeiders, en des morgens
by de Kerk van S. Pieter geheel en
al tot kleine ftukken verbryzeld.
Want alle dufdaanige werken , hoe
koftelyk zy ook mogen weezen, wor-
den nooit meer als eens gebruikt.
Maar ziet hier wat een ontydige Bloedig
Godvruchtigheid , of liever onver- gevecht
ftandigen yver, van menfchen, die
voorgeeven zich in zulke gelegent- ceflïen.
heden aan God overgegeven te heb-
ben , te weeg kan brengen, \'t Ge-
beurde op zeekeren dag , dat twee
Proceftien te gelyk voorttrokken ,
tegens den opgang van Monte-Ca-
valio, komende d\'eene van de Fon-
tein de Treve , en d\'andere uit de
ftraat de Cours genaamd.Myne woon-
plaats was toen ter tyd op den hoek
in \'t opgaan van Monte - Cavallo.
I Hier kwam na-yver en eerzucht, of
I groots- en opgeblaazendheid in \'t
Ipel. Om de eere van de voorrang
te hebben, hielden deeze twee Rei-
jen ofte Proceftien , door de engte
niet konnende gelyk voortgaan, lan-
ge ftand , malkanderen weigerende
te wyken , ende den een den ande-
ren de voorttred, met zeer veele bit-
zigheid en fcherpigheid , betwiften-
de. In\'t eerften was het maar woor-
denftryd, en dus bleeven zy een tyd
lang ftaan , zonder tot verdrag te
können geraaken.
d\'Omftaanders waaren vaft ver-
wachtende wat hier van komen zou-
de j wanneer elndelyk het befluit
wierd genomen van het geduld, en
met een de Godvrucht, welke on-
trent de Proceftien behoorde gepaard
te gaan, aan een zyde te ftellen, en
in euvelen moede hun Heiligdom,
Santa Croce^ het Kruis, \'t geen zy
gewoon zyn zelfs ter aanbidding om
te draagen, en dat, ten beften geno-
men , behoorde te dienen om aan heC
ootmoedig enlangmoedigLydendes
Zaligmakers te doen gedenken, ten
knodze te gebruiken , en zich daar
van , ó verfoeijelyk misbruik ! teïi
moordgeweere te bedienen, met het
welk \'er een zodanig begroet wierd,
dat hy aanftonds onder het genoem-
de hout dood bleef En dit zelfde
iot viel in een oogenblik noch twee
ä drie anderen te beurt, die op ge-
lyke wyze van het leven beroofd
wierden, ende onder de Kruiflèn ne-
derftorteden. \'t Welk zulk een alarm
voor onze woonplaats veroorzaakte,
dat een meenigte van volk op de
been geraakte j waar van ettelyke
zich tuflchen de ftrydende Partijen
wierpen, en met minnelyke woorden
20 vqd teweegbrachten, datter een
fdlftand van wapenen getroffen
wierd.
d\' Italjaanen vol geeftig van aard,
en tot Ipottemijen genegen, fchert-
ften géweldig met dezen handel j ter-
wyl ondertu&hen fommige, tot wat
hooger jaaren gekomen , en der-
halven meer bedaard , medelyden
hadden met de Vrouwen en jonge
Dochters , welke deeze Proceflien,
20 wel als de Mannen , verzelden,
door dien ze, niet zonder reeden,zich
wegens een zo onverwachte ontmoe-
ting zeer bedrukt en vol vreeze
toonden.
Dit onweer dan aldus eenigermaa-
te geftildzynde, zagen de Vrouws-
perfoonen om een goed heenkomen;
en men verwachte dat ook eindelyk
de Mannen geruft en ftil na huis zou-
den gaan.
Maar haaft verhefte zich weêr
een andere donkere wolk , en den
ftorm begon op nieuws. Want
de gemelde Proceffiegangers kort na
den middag in de Kerk van S. Jan
van Lateranen weder by malkander
gekomen , en de gemoederen noch
ten uitterften verbittert zynde , ge-
raakten ze ftraks aan \'t morren, en
voorts in een oogenblik tot daade-
lykheid, bedienende zich nochmaals
van de zelve wapenen: en wierd de-
ze tweede ftorm "t elkens met zoda-
nig een verbitterdheid hervat, dat
het bloed door de Kerk li©p. "Dit
veroorzaakte een fchrikkelyke wan-
order, en grootte toevloeijing van
menfchen. De Paus ondertulïchen
verftaan hebbende op welk een on-
behoorlyke en argerlyke manier zich
deze Proceflien, tot twee reizen toe,
hadden gedragen, was \'er zo gevoe-
lig af j dat hy rond uit weigerde ab-
folutie te geven j weshalven door Ver-
fcheidene Prinflèn, en andere groo-
te Perfonagien, veele moeite gedaan
moeft worden, eer men hem tot het
zelve kon beweegen.
Geduurende dit geheele jaar heeft
men geftadig Proceflien van alle oor-
den , en on der de zelve een meenig-
te die zich het bloote ligchaam met
fcherpe geeflèls zodanig kaftyden ,
dat\'er by mynen tyd , zo men zei-
de , verfcheidene van kwamen te
fterven.
Aangenaamer fchouwipel was het Vuurwerfe
Vuurwerk, \'tgeen den Ambafladeur g®®"^
van Spanjen in dit zelve jaar deed fchen"\'
aanfteeken, beftaande voornaament- Atnbaflä-«
lyk in drie ftukken , welke zich op
de drie Fonteinen van de Plaats Na-
vona vertoonden. In het midden
zag men een hooge Pyramide , be-
hangen met de Wapenen van Span-
jen, en veele andere 9ieraaden , al-
temaal van brandende ftofFe j welke
geftadig een menigte van vuur uit-
braakten. Aan het eene einde van
de plaats , voor het Paleis van den
Cardinaal Portocarrero , ftond een
Chriftus-beeld, omtrent viermaal zo
groot als \'t leven , uitfteekend fraai
van bordpapier gemaakt, en ver-
beeld als in de wolken ten Hemel
vaarende. Aan het ander einde ,
voor het Paleis van den Prins Pam-
philio 5 vertoonde zich een Lieve-
vrouw, ofMaria-beeld, van gelyke
grootte. En voor de Kerk van S.
Jacomo zag men de Mirakelen van
dien Heilig , zeer 9ierlyk met witte
en fwarte coleuren afgebeeld, en be-
nevens den zeiven de Wapenen van
Spanjen. De plaats was aan alle kan-
ten met een borftweering afgefloo-
ten, om het volk \'er buiten te hou-
den ; en vier voeten hooger in het
rond een lat geflagen, dienende om
een groot getal van brandende toort-
fen te draagen; behalven de geenen,
daar de gebmirige Huizen, met kofte-
lyke Tapyten behangen , door ver-
licht wierden. Ondertuflchen j ter-
wyl de oogen zicii hier in als ver-
boren i fwierden ontallyke Vuur-
werken door de lucht, welke doof
de dikfte duifterniflèn heen booren-
de 5 lange Ijaooren van flikkerende
| ftr aaien achter zich lieten. Dit duur-
de
de ruim een umv tot zonderling ge-
noegen der aanfchouwers. Ik moet
ook bekennen nooit iets diergelyks
gezien te hebben : want zynde de
gemelde plaats heel lang, en tamelyk
breed , kan men zich haaft verbeel-
den j hoe ^ierlyk een werking alle
deze lichten voortbrachten.
De Kerk van S. Pieter ftond mede
van onder tot boven, ja zelfs tot in
het kruis toe, in \'t licht,
jaailyks Ëen ander Vuurwerk, verwonde-
Vuurwerk rens waardig om te bezichtigen , is
fieel\'^S men gewoon jaarlyks op S. Pieters-
An^lo. dag in het Kafteel S. Angelo t\' ont-
fteeken. Het komt als boven uit
het Kafteel , gaat te gelyk aan , en
verbreid zich door de meenigte van
het vuur zodaanig in \'t rond , dat,
wanneer men \'er , omtrent het Ka-
fteel, onder ftaat, het zich vertoont
even als of den Hemel zich kwame
te openen: en een goed halfuur van
daar zynde , kan men het duidelyk
genoeg aanichouwen. Ik had de.cu-
rieusheid , alzo .ik meer als een jaar
te Romen doorgebracht heb , van
het aan verfcheidene oorden te gaan
bezichtigen; doch bevond het, daar
onder zynde, het aangenaamfte.
Byronder- . Het Jubeljaar geëindigd zynde ,
heden we- wierd de heilige Poort weder toege-
gens hec j^etfeld. \'t Is (dewyl veele niet
Ju e/aar. ^^^ Jubileum eigentlyk
zy} een Ceremonie van de Room-
fche Kerk , om volkomeiie aflaat,
zo noemen zy de vergifteniflè der
zonden , tè verdienen, welke de
Paus op deezen tyd aan de gantfche
Roomlche Kerk vergunt. Het wierd
ingefteld in den jaare 1300. doorBo-
nifacius den VIII welke begeer-
de dat het om de honderd jaaren ge-
houden zoude worden , ten navol-
ging van het Jubeljaar der Jooden.
Clemens de VF=. verordende , dat
het om de vyftig jaaren zoude ge-
fchieden. Ürbanus de VI^=. ftelde
het op drie-en-dartig. En Sixtus de
V^®. bepaalde het eindelyk op vyf-en-
twintig, gelyk het noch tegenwoor-
dig is.
Dood van Geduurende myn verblyf te Ro-
den Paus men, kwam aldaar op den
eiemens ly van den jaare 1676. t\'overlyden
den Paus demens dcX^. na dathy
den Stoel zes jaaren en weinige maan^
den had bekleed.
Den Kardinaal Patroon, zo haaft
als hy de dood van den Ouden Va-
der ziet naderen , laat zulks aan
d\'overige Kardinaalen en Ambafla-
deurs bekend maaken , welke zich
daar op na het Paufelyk Paleis ver-
voegen , betuigende hun leedweezen
over zynen gevaarlyken toeftand j
mitlgaders alle de geenen, welke om
fwaare miftladen gevangen zitten, na
het Kafteel S. Angelo brengen , op
dat zy aldaar in te meerder veiligheid
mogen weezen , blyvende als dan
niemand in de gemeene gevangenrP-
fen, dan die daar om fchulden , o£
geringe mifdaden, gezet zyn , wel-
ke vervolgens, zo dra als den Stoel
leedig verklaard is, door den Raad
van Romen, tot teken van haare op-
permacht , in vryheid worden ge-
fteld.
Den volgenden avond wierd het
Lyk van den Paus van Monte - Ca-
vallo na het Vaticaan gebracht, ge-
draagen door twee Muil-ezels in een
opene draagzetel, met rood gebor-
duurd Fluweel bekleed , en verzeld
met een meenigte van brandende
toortfen. \'t Verbeelde zich even of
men een Kryg-overfte, in \'t Veld ge-
fneuveld , ter aarde wilde beftellen 5
vermits de lichte Ruiters , Cavalli
genaamd, mitfgaders deKu-
raftiers, en Switfers, met hun Geweer,
Trompetten , Herpauken , Pypen
en Trommelen, benevens eenige
ftukken Kanon} met de trompen ach-
terwaarts, van het gevolg waaren.
Des morgens daar aan bracht men
het Lyk uit het Vaticaan in de Kerk
van S. Pieter , alwaar het drie ach-
tervolgende dagen in de Kapel van
de Heilige Drievuldigheid ten toon
bleef leggen , met de voeten, daar
roode Fluweele Muylen aan zyn ,
door de traliën heen, welke geftadig
door de voorbygangers met groote
devotie gekuft wierden. Ik had het
geluk van in de Kapel te komen, en
de hand van den overleedenen Paus
aan te raaken ; \'t geen voor een
gantfch byzondere gunft word ge-
houden.
Geduurende dc negen dggcflj
het lyk boven d\'aarde ftond , wier-
den de noodigheden tot het Con-
clave bezorgd ; en de kamertjes
voor de Kardinalen bereid. Onder-
tuflchen had een ieder de vryheid
van het zelve te gaan bezichtigen,
zulks dat \'er geftadig een groot ge-
drang van volk in en uit kwam bar-
ften.
Wanneer de Kardinaalen eens in
het Conclave zyn gegaan , vermo-
gen zy daar niet weder uit te ko-
men eer de verkiezing van een nieu-
wen Paus gefchied is. Eiken Kar-
dinaal worden twee dienaars toege-
laten, en de fpyzen hen dagelyks
uit hunne Paleizen toegezonden.
Op het vallen van den avond werd
een klokje binnen het zelve geluid.
Waar op drie Kardinaalen, met den
Meefter der Ceremonien , alle de
Jioeken en winkels van het vertrek,
tot de verkiezing verordend , op
het naauwfte moeten doorzoeken,
ten einde niemand, welke niet be-
voegd is daar binnen te zyn, zich
daar in verberge. Men draagt ook
zorg, dat de wachten wel befleld
Werden. Op de plaats van S. Pieter
zyn vier Hooftwachten , door den
Generaal der Roomfche Kerk al-
daar geordonneerd. Aan de deur
vaji het Vaticaanfche Paleis ont-
houd zich de Switferfe Garde,
voorzien met harnailen , musket-
ten , twee ftukken kanon, en ander
noodig geweer, d\' Andere wach-
ten, welke hier en daar op de ftraa-
ten ftaan, worden gecommandeerd
door den Prins Savelli, als erfely-
ken bedaarder van het Conclave.
De deur des vertreks, daar de ver-
kiellng in gefchied, is bezorgd met
vier flooten, van twee der welken
de fleutels in bewaaring zyn van
Prelaaten, die zich daar buiten ont-
houden , en die van d\' andere twee,
handen van den Ceremonie mee-
ker, welke zich daar binnen be-
vind.
benevens de Kardinaalen vermo-
gen ook in het Conclave te verbly-
ven de Sacriftain met zyne Onder-
hoorigen, twee Meefters der Cere-
monien, een Biechtvader, een Se-
cretaris van \'t Sacro CoUegio, twee
N. 9
Dodooreri, een Chirurgyn j e^n
Apotheker;, een Timmerman, een
Metfelaar, en twee Baardfcheerders.
En worden boven defen daar noch
binnen gelaten acht i tien knech-
ten , ten dienfte van allen die \'er\'in
zyn, als om de kamers van hec
Conclave te reinigen, hout aan te
brengen enz. Wordende door de
Kerk betaald: doch onder de zelve
mach niemand zyn , die in dienft
van den eenen , of den anderen
Kardinaal is geweeft.
Wyders word het Conclave, nä
dat het eens geflooten is, niet we-
der geopend, dan voor de vreemdö
Kardinaalen, om daar binnenj en
voor de daar in zynde doodelyke
Byron-
derheden
noopeode
het Con-
clave , en
hetverkie-
fenvanefcn
nieuwen
Paus.
kranken, van welker gefteltenis dé
Do£tooren behoorlyke verklaaring
moeten geven, om daar uit gelaaten
te worden.
Den eed , dien ieder Kardinaal
by deze gelegentheid met luider
ftemme voor een Kruisbeeld moet
afleggen , beftaat in de volgende
woorden. Teftor Chrißum Dotni\'
mm , qui me judicaturus eß , eli\'
gere quem fecundum Deum judico
el \'tgere debere , et qtiod idem in ac-
cejfu praßabo. Dat is: Ik betuige
voor onièn Heere Jefus Chriftiis,
die my moet oordeelen, den geenen
te zullen verkiezen, dien ik, vol-
gens God, oordeel te moeten ver-
kiezen , als ook het zelve te zul-
len doen in het acceßt. Met dit
laatfte woord werd betekend het
overgaan tot eens anders ftemme.
Wat nu belangt de verkiezing
van den Paus, indien dezelve voor
wettig of geldig zal gehouden wor-
den , moet ze op eene van de vol-
gende wyzen gefchieden i te weeten,
eerftelyk by Infpiratie, of inblazing^
ten tweeden by Compromis, of het
verblyven aan eenige Kardinaalen 5
en ten derden by Stemming.
Noopende d\' Infpiratie , die ge-
fchied , wanneer alle de Kardinaa-
len gelykerhand , en als door den
H. Geeft gedreven, eenftemmigeen
Paus verkiezen. De tweede manier
gefchied by Compromis , dat is. te
zeggen, als de Kardinaalen aan ee-
nige van hun Collcgie volle macht
B geven,
geyeii) om een Paus te maaken,
niet verzekering van den geenen,
» dien zy tot deze waardigheid zullen
verheffen, voor een wettelyk ver-
koorenen Paus te zullen houden.
De derde en hedendaags gebruike-
lyke wyze gefchied by optelling van
4eßemmen-, en moet de geen, die
aldus -tot Opperhoofd van de
Roomfche Kerk verheven zal wer-
den , de .twee darde deelen van de
zeiven hebben.
Ziet daar eenige der voornaam-
He byzonderheden omtrent het ver-
fa) Te. kiezen van een nieuwen Paus ge-
genwoor- [ji-uikelykj van dewelke ik meer ge-
ftand \'vl." %\'oken zou hebben , indien \'er
het °auie. niet elders een zeer wydloopi-
h k Hof, ge befchryving af te vinden was.
Verkie- ■ Den September van het
zirg van zelve Jaar ió\'/ó, na dat de Kardi-
iDuocen- naaien vyfazes weeken in het Con-
xTden." clave opgeilooten waren geweefl,
wierd tot Paus verkoozen Hemdetto
Odejchalchi die den naam van In-
nocentius den XI\'^\'" aannam.
Straks na zyne verheffingh gaf de
nieuwe Paus order, dat men alle de
gevangen - huizen zou open zetten,
en de geenen j welke geduurende de
leedigheid van den floel daar in ge-
bracht waren , uidaaten. \'tis het
gebruik, by een nieuwe verkiezing
deze gunfl aan de gevangenen te be-
toonen j weshalven dan de geenen,
welken men de zelve niet wil laten
genieten, tot meerder verzeJcertheid,
gelyk ik hier voor gezegt heb, by
tydts in het Kafleel S. Angelo ge-
bracht worden. Dit veroorzaakt
mede een groote vreugde, en ge-
woel binnen Romen; alwaar ook
noch de plechtigheden, welke door
de Geeflelyken omtrent den nieu-
wen Paus gefchieden , een ander
Jubeljaar fchynen te vertoonen.
\'kMoet ook, onder d\'aanmerke-
lyke dingen, welke ik in deze
groote Stad heb gezien, het volgen-
de niet vergeeten. Omtrent het Pa-
leis Farnefe , in de flraat Julia,
woonde een fèker Schoenmaker,
wiens Vrouw alle dagen, en by wy-
len twee, of driemaal daags uit het
Vreemde V^nfler van een bovenkamer ging
Predikftcr. ftaan prediken, waar door gefladig
veele menfclien, eenige uit nieuws-
gierigheid , andere uit Godvrugtig-
heid derw^aarts getrokken wierden-
Ik kon haar bekwamelyk, zynde op
myne kamer, hooren; alzo ik toen
ter tyd daar ontrent woonachtig
was, te weeten, aan het Traift, daar
men overvaart na de Longarde.
d\'Inquifitie, die deeze manier van
doen ligt al lang had verdrooten,
liet haar eindelyk by de kop vatten:
doch na weinig tyd weder los laaten.
Of haar ontflaging met verbod van
noyt meer te prediken is geweeft,
hebbe ik niet vernoomen, maar fy pre-
dikte weder als voorheen ; gelyk
ik dan ook meermaalen een meenig-
te van toehoorders omtrent haare
woonplaats heb gezien, en onder de
zeiven verfcheidene Heeren en Me-
vrouwen , welke met hunne karoflèn
flaan bicven om haar te hooren.
Men zei my, dat ze zelve niet een
woord kón leezen, maar zich ge-
ftadig door- anderen liet voorlezen:
alzo ik d\'Italiaanfche fpraak toen
ter tyd noch niet alte wel verflond,
zynde noch maar weinige maanden
te Romen geweeft, moeft ick myj
aangaande het faackelyke \'t welk-fy
voortbracht door anderen laeten on-
derrechten , die betuigden, dat het
tamelyk goed was, \'tgeen ze aldus
dagelyks predickte.
Terwyl ik myn verblyf te Roo- cebuu."
men hield, (van welke voortreffely- rige oor-
ke Stad ik niets fal aanroeren, ter
oorzaak, dat de zelve door verfchei- *
dene Schry vers zo dikwils, zo wel
en nauwkeurig befchreven is, dat
ik maar vergeeffche moeite zou
doen, en niet anders zeggen, dan
\'tgeene men alreedts voor my heeft
gezegt) ging ik nu en dan de voor-
naamfle gebuurige oorden bezigti-
gen, als het Kafleel Gandolfo, en Tiet
Lac, OfMeirvan Albano\'tgeenzich
omtrent vier uuren in den omvang
uitflrekt, en gelegen is in een byfon-
der aangenaam gebergte, van waar
men door een zeer vermakclyk
Bofch na Albano gaat, een Bifchop-
pelyk Stedeken, vermaard wegens
zyne trefFelyke wynen. \'k Onthield
my ook eenige dagen te Tivoli en
Frafcati, alwaar zich het oog kan
ver-
Véfluftigen in zeiei- fchoöne gezig-
ten 5 zo van Landfcliappen als wa-
tervallen, gelyk ook veele deftige
Fonteinen, inzonderheid te Frafca-
ii
ti, daar boven dit alles noch dè
fraayfte Boerinnen van het gantfch©
Paufelyk gebied zyn.
R E ï % È ÏSJ.
Tocht yan %omen na J^Qi^els, en "&an daar na To^oh,
Grotte van Virgilms. Grotta del Cani» en andere Oudheden hïer
omtrent te vmden. Wederkomji te Romen, enz.
omtrent darde-
A dat ik my
half jaar te Romen had opge-
houden , befloot ik een reis na Na-
pels te doen, en, wanneer ik van
daar weder te rug gekomen zou zyn,
my na Livorno te begeevén j ten
welken einde dan den April
van denlaare 1677. met goed gezel-
fchapop weg zynde geiiagen, kwam
ik den teCapua, van waarik
na S. Maria di Capua ging, een goe-
de uur van de gemelde Plaats geiee-
gen, met het oogmerk van\'er eeni-
ge Antiquiteiten te bezien. Ik vond
""er ook,en nam derhalvenvoor, dat
ik \'er op myne wederkomft van Na-
pels eenige dagen zou verblyven.
Capua is tegenwoordig. een ope-
ne plaats. Was voor dezen een ver-
maarde Stad, by den Poëet Hora-
tius meermalen gemeld , en daar
Hannibal, leggende hier omtrent
met zyn leger\', dc Falcrnifche wy-
nen uit gulde fchaalen heeft gedron-
ken. De Rivier Volturno, berugt
in de fchriften der Ouden, ftroomt
\'er digt langs heen. Hier zyn noch
veele oude Gebouwen , welke wel
verdienen gezien te worden.
Trekkende wyders door Averfa,
merkte ik aan, datter een groote
meenigte van BufFelskaazen gemaakt
word. Ik vond \'er ook een fraay
Holpitaal, of Gafthuis.
Kemttte, Den 25)^"". kwam ik te Napelsi
Napels, Welke Stad men moet bekennen, vol-
gens het Spreekwoord der Italiaan
ïien, dc Tuin van Romen te Zyn,
hebbende aan d\'eene zyde de volle
^eej en aan d\'andere de fchoonfte
en vruehtbaarfte landsdouwe , die
men met oogen mag zien: \'tgeene
oorfaak is, dat hier overvloed van
Vertrek
van Ro-
K
men
Gapua.
Avctfa,
alles word gevonden, en infonder-
heid van zeer lekkere wynen, waar
onder uitmunt de Lagrima diNapo-
li, niet te onrecht zo geheten, de-
wyl het overdadig gebruik, veroor-
faakt door de bekoorlykfte fmaak,
daar de rong, en \'t gehemelt mee
gekitteld konnen worden, veelen de
rraanen uit d\' oogen doet vloeyen.
Na dat ik \'t aanmerkelykfte vari Xocht
de Stad Napels had bezichtigt,daar van Na-
ik, om de zelve reden, welke ik po22uo!oi
hier voor wegens Romen heb ge-
geeven, ftilfwygende over heen zal
treeden, vervoegde ik my na Puf.
fola, ofPozzuolo, een Steedeken
leggende ongevaar acht mylen van
Napels. By deze gelegentheid paf. Grotta
fèert men voor eerfi: door de Grotte ^^^
van Virgilius , dicht by de gemel- ^
de Stad gelegeil. Defc Grotte is
omtrent een quartier mits lang, en
in het midden geheel duifter 3 wes-
halven , als iemand\'er door komt
ryden, hy genoodzaakt is van tyd
tot tyd te roepen, aan wat zyde hy
zich zal houden, om malkander des
te beter te konnen mydeil.
Vervolgens komt men dicht aan gnyni^
den weg by een kleine Grotte, ^^
Grotta del Cani geheeten, die heel
fenynig is, tot zo verre dat , als
men\'er een hond in houd, dezélvè
heel fchielyk komt te fterven. Ik
had de nieuwsgierigheid , van hét
met twee verfcheidene honden tfc
bezoeken, en bevond, wanneer het
beeft op zynbeenen blyft ftaan,dat
het alsdan door het vergift niet be-
fchadigd word : maar als men het
met gewelt nederdrukt, verheft het,
na groote fpartehng, en benaauwde
haaftig fyne krachten,
B 2. ■ m
tegenweer i
cn ZOU zekerlyk in een oogenblik
fterven, indien men het niet by tydts
opnam en in een water ofMeir, aaar
dicht by gelegen, wierp, waar door
het aanftonts weder bekomt, doch
echter met eenige fwymelingj gaan-
de als een menfch die t\'eenemaal
dronken is. Dit Meir is van dezel-
ve natuur als de Grotte, en kookt
op verfcheidene plaatzen door de
groote hette van de Sulfer. De
nieuwsgierigheyd dreef my aan om
t\' onderzoeken , hoe hoog het fe-
nyn in de Grotte wel van de grond
mocht wezen > waarom dan met het
hoofd nederwaarts bukkende, be-
vond ik het maar een voet hoogte
van d\' aarde te zyn.
Sulfer Van hier word men gebracht na
Eerg. de Suiferberg, die op twee onder-
fcheidentiyke plaatfen zeer groote
rook uitgeeft , maar geen brand.
In het midden is een groot gat,
omtrent drie jaaren geleden, eerft
uitgebroken.
E)icht by Pozzuolo komende,
trentPoz- ziet men een Amphitheater ofSchou-
2uolo. burg, als mede een ruine des Tem-
pels van Apollo, en niet ver van
de zelve de Grotte der Sybillen,
öm de welke te bezichtigen men
voorbedachtelyk Pektoortfen me-
de neemt. Ik bevond de zelve om-
trent een quartier uurs lang, en aan
het einde een klein kamertje, ront-
om befet met een fteene bank, en
in het midden een foort van een
Pedeftal hebbende.
Wederkerende, gingen wy de
Badftoven bezichtigen, welke uit
de natuur zeer heet zyn. Deze het-
te deelt zich ook mede aan de ge-
buurige aarde, brandende het zand,
omtrent ter diepte van een halve
voet, zoodanig, dat men \'er de hand
niet in kan houden.
Hier benevens, op het gebergte,
vertoonen zich de ruinen van het
paleis van Nero, en daar dicht om-
trent aan de Zeekant noch een over-
blyfzel van \'t Paleis van Julius Cx-
far.
Alsdan komt men by den Tem-
pel van Diana, die geheel vervallen
is , uitgezondert alleen een half-
rond boven aan defelve, dat noch
in weezen is.
Tegen over ftaat mede noch een
gedeelte van den Tempel van Apol-
lo , waar benevens men ook ziet de
kamer der Nymphen , in dewelke
zy zich verluftigden met Schouwipc-
len te vertoonen. Boven in dezelve
zach ik veele figuuren,en basrelieven,
zeer vreemd , en fraay , alzo het
voorfte inkomen noch redelyk wel
bewaart is.
Thans gaat men voor by het Ka-
fteel van Baja, door Keizer Karei
den V\'\'®". gefticht waar omtrent men
noch heeft de Ti feine mirabiii, een
werk van den Keizer Nero, voor
delen, gelyk de naam medebrengt,
een vyver geweeft, om\'er het wa-
ter voor het leger in goet te houden.
Van dit prachtig ftuk werks ftaan
noch agt-en-veertig kolommen, van
een meer als gemeene dikte, over-
eind.
Thans weder te rug wendende,
beziet men de Centum Ccllas Hon-
derd Kamers , wel eer een gevan-
genhuis voor d\'Edellieden.
Daar beneven, in de Zee, fteekc
uit het water een gedeelte van een
zekeren Tempel , waar in Nero zy-
ne Moeder zoude hebben doen op-»
fiiyden.
Ook ziet men hier aan de Zee noch
een overblyffel van een Kerk, van
gedaante, als de Rotonde te Ro-
men , dienende tegenwoordigh tot
een herberg, of huis, om de goede
wynen van Falerne in te drinken.
Vervolgens komt men aan het
Graf van Agrippina, waardig om te
bezichtigen, zynde versierd met
veel figuurwerk en basrelieven, doch
geheel fwart, ter oorfaak, dat me»
niet zonder Pektoortfen het gezigt
daer van kan hebben.
Niet verre van het zelve ftaat
noch een Kerk, de laatftgêmelde
niet ongelyk: doch het meefte ge-
deelte is onder d\' aarde.
Wyders ontmoet men den berg
Monte-relle i voor dezen, wegens des
zelfs overvloedige vruchtbaarheid,
Monte Chrift:o genaamd. Alhier
heeft men een byzonder fraay gezicht
in de Zee, en rondom veele over*
blyffelen van oude gebouwen, als
mede ccft groote ruiiie, fteekende
ten deele noch uit het water, van de
brug, welke de Keizer Cahgula\'te
dezer plaatfe liet maaken.
Weder- Hebbende alle deze oudheden be-
^cht van zichtigd, begaf ik my met myn ge-
^^^ zelfchap weder na Napels, en den
May van daar nochmaals na
S. Maria di Gapua, van meening,
om\'er alle d\'aanmerkelykfte over-
blyffelen, gelyk ik hier voor gezegt
lan bezichtigen: maar het
anders uit; alzo ons om-
geval van trent drie uuren na den middag on-
den Schry- 2e naamen wierden afgevraagd, en
écnlk^- opgefchreeven, door den geenen,
velhebber die aldaar het bevel had, verzeld
van S. Ma-met een goed getal van Gerechts-
dienaars ; gebiedende ons wyders in
de herberg, daar wy waaren , te
blyven tot nader order des Gouver-
neurs van Gapua, van wien hy zei-
de laft te hebben , om hem aan-
ftondts kennis te geven van alle de
geenen, welke aldaar mogten door-
trekken, of\'er zich willen ophou-
den 5 als zynde deze plaats wat van
den gemeenen weg afgeleegen. De
oorzaak was, dat zy toenmaals met
de Franfchen in Oorlog waren, en
zieh derhalven rrtet alle zor^uldig-
heid voor verfpieders , en diergely-
ken zoort van menfchen trachten
te beveiligen.
Ik, die benevens myne twee by-
hebbende Vrienden een vrye Pas van
Napels had, vertoonde hen dezel-
ve: maar, noch de Pas, noch alle
onze goede woorden, konden zoo
Veel op hen te weeg brengen, dat
zy ons een voet buiten de hérberg
wilden laten zetten, houdende ons
geftadig aan alle kanten bezet. On-
dertuflchen , zo als wy ons avond-
maal hadden doen opdiflchen, kwam
men tyding brengen, dat wy voor
den Gouverneur moeften komen.
Hoewel het alreedts \'t eenemaal dui-
fter was, toonden wy ons echter
zeer genegen ,. op hoop van aan-
ftondts in vryheid herfteld te füllen
Worden: maar omtrent het einde
van.\'hei\'Vlejk gèkotnen zynde,
vef2öcVt\'Irren ons\'\' binnen een ze-
ker huis te treeden , met byvoe-
ging , dat het al te laat was , om
nu voor den Gouverneur te gaan j
heb,
Vreemd ^iel heel
ria di Ca-
pua.
ts
dat wy in hunne bewaring moeften
blyven; en dat zy ons niet konden
toelaaten in de herberg te vernach-
ten. Wy brachten hier wel tegen
in, \'tgeene wy meenden tot onze
verfchooning te können dienen:
doch het was te vergeefs; en ons on-«
geval te verdraaglyker, dewyl alles
met beleeftheid, en in vriendfchap
fcheen te gefchieden. Men zag ons
wel voor eerlyke lieden aan: maar
d\' orders van den Gouverneur lagen
zodanig. Daar wierd dan een deur
geopend met een dubbelde yfèrë
traly van omtrent drie voeten hoog-
te, alwaar men op handen en voe-
ten door moeft kruipen, het geen
myn gezelfchap het hert byna in de
fchoenen deed zinken, inzonder-
heid mynen Reisbroeder, die ee-
nige jaaren met my woonde, en een
heel zedig Perfbon was, tegen wien
ik, ziende zyne verflagentheid,
zeide, laat u de moed zo niet ont-
vallen , wy zullen immers niet om
de Galg dobbelen: het zal maar om
een quade nagt te doen weezen; en
ik zal u met een goed hert voor gaan.
Waar op nederwaarts bukkende
kroop ik op handen en voeten door
het gemelde gat, van myne Med-
gezellen op de zelve wyfe gevolgd.
Hier vonden wy ons in een zeer
vuile plaats , zo vol ongedierte 3 dat
wy den gantfchen nagt geen oogen-
blik konden ruften, hoewel Wy óns
een bed hadden laten brengen > wesr
halven wy duiiendmaalom den mor-
genftond wenlchten. Kort namid^
dernagt hoorden wy onze" gevange-
nis openen, vermits\'er een Perfoon
wierd ingebracht, die zich veel be-
ter, als wy, na die ftinkende plaats
wiff te fchikken, dewyl hy aanftonts
een reiszakje , \'t geen hy by zich
had onder zyn hoofd vleide, even
als een, die zich in volle geruftheid
tot flaapen begaf. Ziet daar , zei
ik tegen mynen Reisbroeder, hoe
fray is het, dat men zich na alle ge-
legentheden weet te voegen; De
gewoonte , pafte hy my ten ant-
woord, is een tweede natuur: die
kwant zal ongetwyffeld de plaats en
de fpraak kennen ; en derhalven
vind hy zich te minder verlegen.
B 3 Hy
r e i z e n*
Hy fcheen \'er , na wy uit de gant-
fche gefteltenis konden oordeelen ,
ook wel meer geweefl: te zyn. Des
morgens, zo haaft als \'t bekwaam
dach was , wierden wy uitgelaaten,
en ha Capua gebracht, in het Huis
van den Gouverneur , daar het ge-
vangenhuis ook aan vaft is. Hier
onthielden wy ons in een kamertje,
tegen over de kotten der gevan-
genen, zulks dat wy malkanderen
door een yfere tralie konden aan-
fchouwenj wordende de deur on-
dertuflchen bewaard door twee Ge-
regtsdienaars met geladene vuur-
roers. Na twee groote uuren wier-
den wy voor den Gouverneur ge-
leid , aan wien ik onze Pas van Na-
pels overleverde; welke door den
zeiven geleezen zynde, gebood hy,
dat men ons vryelyk zou laten trek-
ken , werwaarts wy begeerden.
Zynde dan aldus weder op vrye
voeten geraakt, had ik gaarne weèr
te rug gekeerd, om myne voorige
luft te voldoen; doch ik kon myne
Medgezellen daar niet toe bewee-
gen: weshalven wy de reis dan we-
der voort zetteden.
Omtrent Mola komende, vond
ik een geheel vervallen Amphithea-
ter. Tot hiertoe, *tgeene omtrent
drie uuren van de Rivier Garigliano
word gerekend, ftrekte zich eer-
tydts de groote Stad Minturno, by
welkers Puinhoopen de gemelde
ftroom, die het Landfchap Lavoro
van Campagna di Roma affcheid,
zich in de Toskaanfehe, of Tyrrhe-
nifche Zes ontlaft. By het gezeide
Mola.
Amphitheater vond ik een lange wa-
terleiding , benevens verfcheidene
ruinen : anders kan men van de-
ze plaats niets bekennen.
Van hier vaart men over op Gaë-
ta of Cajeta, leggende meeftendeel
in Zee. Deze Stad is genaamd na
de Voedfter van ^neas, alhier be-
graven. In het Kafteel ziet men het
geraamte van Charles de Bourbon,
Veldoverfte van den Keizer Karei
den V*^\'". gefneuveld op den
May 1^2 7. in het beftormen en be-
klimmen van S. Pieters Burg te Ro-
men. Zyn lighaam wierd herwaarts
gevoerd, en met dit Graffchrift ter
aarde befteld.
Au6ïo Imperio, Gallo \'viSto, Su-
per at à Italiâ, Tontifice obfejfo ,
Roma capta , Borbonius hic ja-
cet,
„Hier legt Bourbon , die heC
„ Keizerryk vergroot, den Franfch-
„man verwonnen, Italien overwel-
„ digd, den Paus belegerd, en Ro,
j, men ingenomen heeft.
Men toont hier ook een zekere
fcheur , of kloove in eene Rots,
welke men zegt gemaakt te zyn ten
tyde dat onze Zaligmaaker den Geeft
gaf.
\'s Anderen daags morgens too- Terfs«^*
genwe door Terracina, eertydts een «a-
vermaarde Zeehaven voor de Ro-
meinfche Schepen, en kwaamen al-
dus den I van de gemelde maand Weder-
May weder te Romen,
J
IS
O haaft als ik my weder te
Romen bevond, begon ikbe-
reidzèlen te maken , om na Livor-
iio te trekken 5 zynde de begeerte,
die ik had, om vreemde geweften
te bezoeken, door het bezichtigen
V3n die Faufelyke Stad, en andere
aanmerkelyke Plaatfen , en zeld-
zaamheden, zodanig aangegroeid,
dat ik my inbeeldde dezelve noit tydts
genoeg te zullen konnen voldoen.
Ik nam dan op den ló»^^" juny
van den Jaare 1677. met eenavond-
Biaakyd affcheid van de Bendbroe-
ders, met dewelken ik geduurende
myn verblyf aldaar den meeften tyd
m vrolykheid had doorgebracht, en
zynde des anderendaags morgens
door de zeiven met een treffelyk
gaftmaal buiten de Stad onthaald,
verliet ik het bekoorlyk Romen,
men. \' niet zonder erinnering van alle de
vermakelykheden, die ik \'er had ge-
nooten.
Wy vernachtten, alzo het reedts
Al\\ura. j op cJe eerfte Poft, AJiura
gelieeten, en kwaamen des morgens
Monte Mmte Fiafcone. Den
Fiafcone.\' wy genoodzaakt door de fwa-
re regenen, vier maaien de Rivier
Rigo t« paffeeren ; komende des
Siëna. avoedfö^e «y/\'i-wd;, en den volgenden
Florence, mörgeii; tót Florence.
Pifa. Hier verbleeven wy tot den 2 ,
op welMen dag wy te Pifa aankwa-
^ men 5 alwaar ik, behalven verfchei-
dene andere fraayigheden ^ aanmer-
kens waardig vond een zekeren
Toorn, die zich niet recht opwaarts
ftrekt, gelyk andere Toorns , maar
fcheef ftaat ï en met zonderlinge
künft voorbedachtelick zodanig ge-
bouwd .is. In voorige tyden is al-
hier de Haven van Florence geweeft.
KoBift tc 25,^«» bevonden wy ons te
Livorno- Livomo, welke plaats my om meer
als c-cne redenen zo wel beviel, dat
Z\'
\'tis een zeer vermaarde Zee
alwaar men dagelyks veele fchepea
ziet af en aanzeilen.
Het fpel van de Baloh gaat hier
in de vaftenavond tyd geweldig in
fwang. \'tBeftaat in twee partyen,
waer van yder zo veel meefter van
de bal tracht te worden, dat hy ze
over de andere party heen flaet.
De plaats, dienende tot een perk,
is rondom heen met een koorde be-
fpannen, en het fpel vermakelyk
om aan te fchouwen.
Terwyl my te Livorno ophield,
toog ik na Pifa, om het Brug-ge-
vecht aldaar te zien. De ftryders
komen geharnaft, met ftormhoeden
op, en hebben ieder haar vaandel,
welke op beydede einden der Brug ,
die tamelyk breed en lang is , ge-
plant worden. \'t Gevecht gefchied
met fekere daar toe gemaakte hou-
ten , welke hen over den arm heen
komen, en \'er aan vaft zyn; waar
mede zy malkander zo louter klop-
pen, datik\'er ettelyken met bebloe-
de en vermorzelde koppen zag weg-
draagen. d\' Overwinning beftaat in
het vermecfteren van de Brug, op
de zelve wysj als het Vuiftgevecht
teVenetien tullchen de Caftellaanen
én de Nicolotten.
Myn verblyf te Livorno, hoewel
de Stad my heel wel aanftond, zou-
de echter geen geheel jaar geduurd
hebben, indien ik niet op de Hollant-
fche Smirnalche Vloot had leggen
wachten, met dewelke ik my na 1 ur-
kyen meende te begeeven. Defelvè
kwam eindelyk, en ick focht gele-
gejathèid om. vricndichap tc maaken
met den Hèer Commandeur Jan
Minne, voerende het Schip de Prins
te Paard , waar in myn oogmerk be-
reikt hebbende, bereidde ik my tot
d\'o\\rertocht.
V. HOOFD^
IV. Hoofdstuk.
Fenrel{^ \'van %omen m Lhotm. Spel yan de ^alon ah
daar. Bnig-gevegt te Tifa. K^mfi vm de Hcllantfche Smirnafche
i/loot te Lavorno, daar den Auteur zich op injcheept.
ik \'er my eert gantfch jaar ophield.
Spel vii
dcBaloü.
Brug. ge-
vecht tbs
Pifa;
van de
HoHant-
fche Smir-
nafche
Vloot té
Livorno >
dair ded
Auteur
2ich cpiri-
fchéepci
t6 CO\'RJ^CSLIS de ^\'R.VYSSCS
Verire\\jfan LivQrno, Cjelegenheid l^an verfcheidene Ei^
landen in de Middellandfche Zee , en d\' Archipel Aankomß Je
Smirna.
Li-
Y vertrokken <lan van
vorno op den lo^^" /"^ny
1678. met een Ooft ten Zuyden
wind, zynde twee ooriogfchepen,
en dartien koopvaarders in gefel-
fchap. Des anderendaags morgens
ïlba, bevonden wyons tuflchen EIba, en
Capri, en kreegen ook d\'Eilanden
Planofa en Monte-Chrifto in \'t ge-
zicht. Den bevonden wy ons
tuflchen dezelve , en hadden des
avondts Monte-Chrifto W. Z. W.
van ons. Den zagen wy ver-
fcheidene zeilen ; en vermoedende,
dat het miflchien Franfchen moch-
ten weezen, maakten wy ons klaar,
of de nood aan den man kwame:
maar na weinig tydts bevonden wy
het een Vloot Engelfche Schepen te
zyn , fterk vierendartich zeilen,
waar onder negen Konings Schepen,
onder \'t gebied van den Heer Ad-
miraal Narbourg , keerende te rug
van Smirna, Scanderona, enZante.
Wy lieten het dry ven, om haar in
te wachten. Middelerwyl kwam een
Chaloep met eenige Ofticieren na
ons toe roeyen , ten einde onfen
Commandant na eenig nieuws te
vraagen waer over geantwoort
zynde vervolgden wy weder onze
reife.
Des morgens van den kree-
gen wy een fwaare donderbuy, die
ons de zeilen deed inneemen. Den
J feheidde van ons Gezelfchap
hec fchip de Nicolaas, gedeftineerd
na Napels hebbende toenmaals het
ïfchia. Eiland Ifchia tenN. O. \'s Namiddags
liet de Commandeur de witte vlag
van de nok der bezaans roede waa-
yen, tot teken van een algemeene
pitsj aaring. Wy lieten het derhal-
ven dryven , tot dat de befluitcn
genomen waren ; waar na de coars
Monte- voortzettende , kreegen wy
Grega. des avondts Monte-Grego N. O.
Vertrek
van Livor
no.
w;
Capri
Planofa
]Vlonte-
Chriflo.
ten N. tien d twaalf mylen van ons.
Den volgenden morgen pitsjaarden
wy nogmaals, zettende wydersonfè
cours Z. O. aan na Meftina. Hier
feheidde een Engelfche Fluit, ver-
ordend na Malta, van ons.
Des nachts zagen wy den Berg
Stromboli branden, dien ik in deze
gedaante aftekende ; gelyk uit de
nevensftaande Figuur te zien is,
getekend met het getal van i. om
dat de fèlve de eerfteis, füllende dc
volgende Prent-verbeeldingen alle
aldus met haar getal gemerckt wer-
den.
\'s Morgens den liepen wy
tuffchen d\'Eilanden Panafi en Strom-
boli door.
Van dezen brandenden Berg werd
verhaeld, dat de geenen die daar dicht
omtrent komen, een afgryfèlyk ge-
huil hooren ; \'t welck veele licht-
gelovigen doet waanen , dat aan
den top van de zelve de mond van
de Hei zoude weezen. Maar de
Natuurkenners houden het voor
zeker, dat dit gehuil, of geloey,
nergens anders uit voortfpruit, als
uit het geweld der winden, welke
zich in de holen, die de Zee daar
in gemaakt heeft , verzamelen, eri
hier en daar geftutwordende, alfbo
dat fchrikkelyk geiuid veroorfaa-
ken.
\'s Middags bereikten wy Sicilien,
en aldaar den Hoek van Milazzo j MÜazzo
en tegen den avond, bevonden wy
ons dicht onder het Pharo van Mes-
fina, alwaar wy binnen het naauw Jj" ^^^^
op veertien Vademen waters het an- \'
ker lieten vallen. Deze doortocht
is wegens de engte zeer gevaarlyk,
vermits de twee uitterfte hoeken,
van het vafte land, en van het ei-
land , als tot malkander loopen.
\'twas ook een groot gelukt dat in
het ankeren niet e^ni^evan ons te-
Sironji
boli..
Panaiö
tl
g^i malkander aandreeven i om het
welke te vermyden wy genoeg te
doen hadden; vertoonende zich als
de Prent geteekent 2.
Scyiiacn Hier omtrent heeft men de Scyl-
Charybdis cn Cliarybdis, welke voor dezen
zo veel ftoffe aan de Poëeten heb-
ben gegeeven , om dat by ouds
deefe engte zoo vervaarlyk geacht
wierd.
Scylla is een Rots, leggende op
den oever van de Zee , tegen over
het Pharo. Charybdis ftrekt zich
daar recht tegen over, by de haven
van Meffina. \'tis \'er niet gevaar-
lyk, dan als deftroomen tegen mal-
kander aan botfen; \'tgeen de fche-
pen doet draaijen, en eindelyk te
gronde gaan. Maar buiten twyfFel is
\'er in voorige tyden het gevaar
grooter geweeft, toen men de zee-
vaart zo wel niet verftond, en de
fchepen , door fwakheid van hun
geftel, het geweld der baaren niet
konden verduuren. \'t Meefte pery-
kel zegt men in het midden te zyn,
\'t geen gemeenlyk gemyd word.
Maar om de waarheid te zeggen,
de Haven zelve is \'er niet fenemaal
vry van. De Poëet Virgilius geeft
\'er een fchrikkelyke verbeelding af,
wanneer Iw zich in het darde boek
van zyn jÊneis aldus laat hooren :
Dextrum Scylla latus, lavum im-
placata Charybdis
Obfidet, atque imo barathri ter
gurgite vajios
Sorbet in ed>ruptum jluöius ^ rur-
Jufque fub auras
Erigit alternos^ et Jidera verbe-
rat unda.
„De boozeZeeplaag Scyl bezet de
rechte zyde:
5ïCharybdis, noit verzaad, bezet
de flinkerhand,
„En florrept dry werf fel de golf
in\'t ingewand
3, Des diepen maalftrooms, en zy
braakt ze drywerf weder
»Ter keele uit in de lucht,
geeflèlt telkens wreeder
„Deftarren met haar fchuim.
en
Sicilien. Het Eiland Sicüien, omtrent vy f-
tien mylen van Italien gelegen,
word voor het voornaamfte Eiland
van de Middellandfche Zee gehou-
den 5 begrypt over de lèventig mylen
in den omvang en is zeer vrucht-
baar in koorn en koftelijke wy-
nen : maar aan d\'andere kant weder
veele zwarigheden onderworpen van
de Montgibello, of denBergiEtna,
die byna geftadig een meenigte van
vuur uitbraakt, en de landeryen
wyd en zyd met de aflche der ver-
teerde ftoffen bedekts en werd ook
zeer bekommert door d\'aardbeevin-
gen , die daar dikwils fchrikkelyke
verwoeftingen aanrechten.
Den \'s morgens, wierd het
anker opgewonden , en d\'uiterfte
vlyt aangewend om door het naauw
te laveeren. Ondertuftchen roeiden
fommige van het Volk met de boot
na Meffina, om eenige ververfching
in de Stad te gaan koopen : maar zy
mochten niet aan Land komen, ter
oorzaak dat ze geen Pratica, of ver-
lof daar toe, uit kragte vangefond-
brieven, hadden.
\'s Avonds hadden wy Cabo Dell* ,
Armi tenOoften vanons» en\'smor-^f^
gens daar aan Cabo di Spartivento, Cabodi
en Montgibello ten Weften, Den Spartiven-
fcheidde een Venetiaanfch ^^ontgj.
Schip, de Ladder Jacobs geheeten, bello.
gedeftineerd na Venetien , van ons.
Den 26^"° kreegen wy het Eiland
Zante in \'t gezicht. Den 28^"" wa-
ren
Zante.
wy digt onder Cabo di Mata- Cabodt
pan, en liepen des middags tufTchen ^Sfgo.
Cerigo en Cerigotto door. Den vol- Cerigotto,
genden morgen zagen wy d\'Eilan-
denMilo, Antimilo, enAnaniaten Milo,
Noorden. Hier fcheidde van ons hef
Schip Nafïau , verordend na Scan-
derona. Den \'s morgens ont-
dekten wy een Zeil, cn maakten \'er
jagt op > dog ftaken na drie glazen
weder by , zynde als doen tuflchen
Cabo d\'Angelo en Cerigo.
Cerigo, het eerfteEiland ind\'Ar-Cerigo.
chipel, of d\'Egëifche Zee , beflaat
omtrent zeftien mylen in \'t rond, en
is maar een goede myl van het vafte
Land van Morea afgelegen, \'t Was
voor dezen Cythera genaamd , en,
zo eenige zeggen , het eerfte Land
\'t geen Venus bewoonde 5 ojii wel-
C ke
ke reden haar te deler plaatzc een
Tempel wierd gebouwd, dicht aan
de Zee, van welke, na eenige zeg-
gen , de puinhoopen noch te zien
zouden zyn.
Den eerften July bevonden wy ons
cïovf,"\'tuffchen d\'Eilanden Milo , Antimi-
Bellepola 3 lo , Falconera , Carovi, en Belle-
\' zagen den S. Giorgio
blTre, Se\'- <i\'Albore,,Sermina, Zea , Serfori,
mina,\'zea, Sifanto, Argentiera, Milo, cnAn-
lulnzo\' > komende wyders dicht on-
Argentie- Serfori, alwaar deKoopvaardy-
xa, fchepen de vlag lieten waaijen, om
op de Rêe te loopen , \'t geen des
namiddags tufTchen Milo en Argen-
tiera gefcliiede , leggende op acht
vademen waters. d\'Inwoonders zei-
den ons hier, dat \'er voor zeven a
acht dagen acht Algierfchc Rovers
ten anker hadden gelegen doch
dat ze weder na Conftantinopolen
waren vertrokken.
Argentiera legt op een hoogc
berg , een klein uur gaans van de
Zee. Van buiten gelykt het redelyk
fraay, en fterk, doch van binnen is
het zeer arm en elendig , vermits
deze rampzalige Eilanders geftadig,
dan door deze, dan door geene Ka-
pers, geplaagd worden. Milo ftrekt
^er zich recht tegen over, ter verte
van omtrent een half uur roeijens.
\'t Is een tamelyk groot Eiland , o-
vervloedig van alle dingen , en in-
zonderheid van wynen , van welke
d\'Inwoonders, zynde altemaal Grie-
ken , een groote menigte verhande-
len. Men ziet hier verfcheidene Sul-
fer mynen , en een warm Bad. De
Plaats zelve, vry beter van huizing
als Argentiera, legt twee uuren gaans
landwaart in , in een Vlakte. De
Griekinnen, met dewelken wy ons
ter loops vrolyk maakten, fchepten
groot vermaak in ons te hooren
]|)reeken en wy niet minder in de
vreemde gebaarden, die zy aanrech-
teden.
Wy verbleeven \'er des nachts ten
huyze van den Conflil , zynde een
Griek van het Eiland, daarwy, al-
zo ons gezelfchap tamelyk groot
was, eenKermis-bed op den grond
jieder lieten bereiden j doch de ruft
wierd ons door een mecBiigtc van
hoender - luizen , en ander onge-
dierte, benomen: weshalven wy ge-
noodzaakt waren den tyd op een
andere wys door te brengen.
Den 4\'^\'=" met het krieken van
den dag , begaven wy ons weder
\'t fcheep, lichteden het anker, en ver-
heten deze Eilanden.
Midlerwyl was onze boot om wa-
ter geweeft, en door de harde wind
des zelfs maft gebrooken. Den
voegde zich een Venetiaanfch Schip
by ons, infgelyks na Smirna veror-
dend i \'t geen wy bevonden het zel-
ve te zyn , daar wy den der
voorgaande Maant jagt op hadden
gemaakt. Den tegen den avond
kreegen wy twee Zeilen in \'t gezigt,
en des nachts een zeer felle ftooker>
wendende het over en weer tufTchen
d\'Eilanden Sifanto , Paris en Anti- Sifantpj
paris. Den 10\'\'\'" \'s morgens , be-
vonden wy ons by het Zuider einde
van Delos, alwaar de Marszeilen
binnen raakten 5 en des middags
omtrent Zira komende , dreven wc
door ftilte. Tegen den avond kree-
gen we een dondervlaag, en maak-
ten weder zeil. \'s Morgens met dea
dag, ver hefte zich een fchrikkelyke
Donder en Blixem , vermengd met
een meenigte van Hagelfteénen, zo
groot als ftuit - knikkers. By deze
gelegentheid verloor onze Vice-
Commandeur , Capitein Meegang,
voerende het Schip Harderwyk, zy-
ne groote Bramfteng, benevens een
gedeelte van de groote Steng : ook
wierd door den Donder een ftuk uit
zyne groote Maft weggeflagen, ge-
lyk mede een marmer Blok , leg-
gende in \'t ruim, aanftukk^n 5 mitf.
gaders Hy zelve, gezamentlyk met
zyne Stierlieden, ftaandc met mal*
kander over dit onweer te fpreeken,
onder de voet geworpen ; en eeni«
ge van zyn volk befchadigd. Ko.
mende onder het Eiland Delos,
wendden wy het over en weer j na-
derden des avonds aan Tino en
kreegen des nachts een ftilte. Den
hebbende den hoek van het
laatft genoemde Eiland , begon dc
wind weder uit het Noorden te blaa-
zen, meteen braave koelte, en lie-
ten de Schepen de Vlag waaijen ,
ora.
DelQ^
Gelegen»
heid van
Argentie-
ra enMilo.
Zir^;
Micona. om onder Micona te loopen , daar
wy op lès-en-twintig vademen wa-
ters ten anker kwamen.
Dit Eiland word gezegt dc ge-
boorte-plaats van Helena te zyn;
ter welkers gedagtenis de Vrouwen
liier alsnocli een Heienas beeld, van
goud , filver , of ander mineraal ,
om den hals draagen. Micona legt
vlak aan de zee , zynde een flegt
plaatsje , en geheel onnofel van
luizing.
Niet ver van hier ftrekt zich het
vermaarde Eiland Delos , zo zeer
CU Over«»
l\'lyfseien beroemd door de Poeeten, \'tgeen
van Oud- omtrent veertien duifend Ichreden
daar" in den omring heeft. De nieuws-
gierigheid dreef ons aan, om het te
bezichtigen : doch wy vonden het
zeer jammerlyk gefteld > zynde door
d\'aardbevingen t\' eenemaal verwoeft.
Tegenwoordig onthoud \'er zich geen
menfch; en is daar ook geene gely-
kenis van gebouwen meer te vinden,
tot zo verre, dat mennauwelyksde
plaats zou kennen, daar wel eer die
vermaarde Tempel van Apollo ge-
ftaan heeft, indien\'er niet eenige
)uinhoopen, en een menigte ftuk-
cen en brokken van marmere kolom-
men blykteken af gaven, \'t Beeld
van Apollo zelf legt daar noch ten
deele , zynde de romp van het
lighaam, en een gedeelte der dycn.
\'t Overige is door dc nieuwsgierigen,
die daar nu en dan zyn aangekoo-
men , weggevoerd > onder welker
getal ik my ook wel mag rekenen, de-
wyl ik\'er mede tot gedachtenis een
ftuk af hakte. Benevens het ge-
melde Beeld legt ook dat van Dia-
na van gelyke geftalte. \'tZyn uit-
ftekend groote Beelden gêweeft,
gelyk aan d\' overgeblevene rompen
genoegfaam te zien is.
Aan de Zeekant vond ik ook
noch een menigte van kolommen,
ter plaatfe , daar voor dezen het
Arfenaal, of Wapen-huis , geftaan
neeft, aan dewelken dc Galeyen
■^aft gemaakt wierden ; mitsgaders
een groote puinhoop van het huis
van i hilippus Koning van Macedo-
drie marmere Kor-
" \'n. ^^ogelyk aan den ingang
geweeft zyn, daar men noch eenige
19
Griekfche woorden en letteren in
gehouwen ziet: betekenende Thilip-
pus Koning van Macedonien.
In het gebergte ontmoet men een
redclyk groote vlakte , rontom de-
welke men noch eenig muurwerk
kan bekennen, dienende tot bewys,
van dat het wel eer een Amphithea-
teroffchouwburg is geweeft. Ik be-
gaf my wyders op cenhoogen berg,
daar in voorige tyden een groot
Kafteel heeft geiban, tegenwoordig
t\'eenemaal verwoeft , \'tgeen men
acht gefticht geweeft te zyn door
de Republyk van Athenen. Onder
alle deze puinhoopen van Oudhe-
den vertoont zich ook noch alhier
een Steen van ongemeene grootte,
op de manier, als een Zark, dien
men my zeide, dat het volk van
Nixia tot een gefchenk aan de
Beelden van Apollo en Diana zou
hebben gezonden j mitsgaders een
zeer groote waterbak.
Tegen over Delos legt het Eiland
Thieno, behorende onder de Repu- Thïeno;
blyk van Venetien. Hier ziet men
op den top van een berg een zeer
groote en onwinbare Sterkte , ter
oorfaak, dat \'er maar een menfch
gelykelyk kan in komen, \'t Eiland
is redelyk volkryk , en heeft eene
Stad, en twee-en-lèftig Dorpen:
dóch ik heb\'er niet in geweeft, ver-
mits \'er niemand, zonder zeven da-
gen Pratica gelegen te hebben, bin-
nengelaten mag worden: weshalven
ik het gezicht maar van buiten heb
genooten.
Terwyl wy te Micona lagen, na-
men wy met de boot en chaloup
des nachts, zonder eenige bloedftor-
ting, een Franfche Polaker van om- Vermeei
trent feventich laft, doch ongelaa-
den. \'k Was op v^erzoek van den fche
Heer Commandeur, met den Op-Po\'^ker.
perlieutcnant in de boot getreden.
De Grieken, die \'er op waren, zei-
den de zelve van de Franfchen ge-
kocht te hebben, en tot Scio \'t huis te
hooren. Zy wierd ook , kort na
dat wy te Smirna waren gekomen,
weder vry gelaaten.
REIZEN.
Geduurende ons verblyf aan het
gemelde Eiland Micona zocht ik na
eenige Griekfche Paters j om te
c:
bezoeken,
-ocr page 51-20 CO\'R^^C^LIS
bezoeken , of ik door der zeiver
behulp niet deze of geene Antiqui-
teiten konde bekomen j en hebben-
de eenen aangetroffen, die my zei-
de, dathy op het Eiland Delos een
Beeld onder d\'aarde had leggen,
\'tgeen daar al vier jaaren door hem
was bewaard gewecfl, met byvoe-
ging, dat, indien ik genegen was,
om het zelve met hem te gaan be-
zien , en volk van het Schip wilde
mede-neemen om het op te graven,
hy my ter plaatfe zou brengen, daar
het lag , ging ik \'er den Comman-
deur aanftondts af verwittigen. Ik
kreeg dan eenige Matroofen mede,
en bevond het een vrouwe beeld te
zyn, weynig kleynderals het leven,
zynde een Basrelieve, op een grooten
fl:een,van een tamelyk goede hand ge-
maakt , doch hier en daar wat befcha-
digd. Wy kwamen over een wegens
de prys, te weeten, voor den Heer
Commandeur , die het na Holland
wilde voeren , latende het wyders
iis opgegraven leggen, in de mee-
ning van het terftond met de boot
n te laaten af haaien. Ondertuffchen,
Gomman" terwyl wy vertrokken waren, komt
deur Min- > qy het volk met de boot van den
T" Schipper Dirk Verburg, een van on-
vvejus" ze Smirnaasvaarders , welke het
een zeker ^ge]^;! aldus vindende, en zich in-
beeldende een gelukkige ontmoe-
ting aangetroffen te hebben , aan-
ftondts raadflaagden, om het na de
Zeekant te arbeiden, en aan hun
boord te brengen. \'d Onfen von-
den hen op hunne aankomft dan
hier mee bezig, waar op onze Lieu-
tenant hen zyne order van den Com-
mandeur te kennen gaf Zy echter
wilden het beeld aan hun fchip bren-
gen, \'tgeen de Lieutenant, \'kweet
niet door welk een foort van onno-
felheyt, dewyl hy het genoegfaam
kon beletten, toeliet. De Comman-
deur hier over t\' eenemaal misnoegd,
ftuurde ftraks iemand aan den voor-
noemden Schipper , met verzoek,
dat hy het beeld beliefde weder te
geeven, alzo hy het gekocht hebben-
de , d\' eigendom daar af aan hem toe-
behoorde. De Schipper pafte ten
antwoord , dat zyn volk het had
gevonden , en hy het derhalven
meende te behouden. Terftont
volgde dan een tweede bezending,
met order, om aan den Schipper te
zeggen, dat, by aldien hy het niet
wilde geloven, hy den Pater zelfs,
van wien het gekocht was, bene-
vens de getuigen, aan zyn fchip zou
ftuuren , en in alle geval, dat hy\'t
weder wilde hebben. De Schipper
even trots als vooren , liet te rug
brengen, indien den Commandeur
het beeld wilde hebben, dat hy het
uit zyn fchip moeft komen halen.
Des morgens wierd dan het anker
gelicht, en , leggende nu boort aan
boort, den zeiven eifch gedaan, waar
op de Schipper, blyvende indeKa-
juyt , ten antwoord gaf: wil de
Commandeur het beeld\' hebben, zo
moet hy het luik openflaan, en het
\'er uit halen, \'t Gefchiede aanftonts:
men heisde het beeld over, en zeil-
de weder van boord. Doch hoe de-
ze zaak naderhand in het Vaderland
opgenomen mag weezen , is my
onbekend.
Den van de gemelde maand
July, na den middag, liet men tot
teken van vertrek, de blauwe Vlag
waayen, een fchoot lofïèn, en ftak
onderzeil. Den volgenden morgen
lagen wy onder het Eiland Scio,
zonder te konnen vorderen. Den
I^den geraakten wy boven d\'Eilan-
den Scio en Ipfera j en wakkerde Sctó
de wind des morgens zodanig, dat ^
wy na de middag aan het water-
Kafleel van Smirna ten anker kwa-
men ; daar wy in het opzeilen van komft^\'tè \'
de Golf den Venetiaanfchen Admi- Smitna.
raai , benevens vyf andere Oorlog-
fchepen , achter het eerfte Eiland
fagen ten anker leggen, wachtende
twee Venetiaanfche Koopvaarders,
welke voor Smirna zeilrede lagen, ^
en des anderen daags \'s morgens, met
het krieken van den dach, vertrok-
ken. d\'Oorlogfchepen blyven een
goede kanon fchoot buiten dit Ka-
fteel leggen, om niet in de macht
der Turken te zyn, \'t is twee goede
uuren van de Stad afgelegen , en
vertoont zich zodanig , als in de
nevensftaande Figuur by het i. tal
te zien is zynde in \'t verfchiet, uit het
fchip afgetekend, van waar zig Smirna
felfe
-ocr page 52- -ocr page 53-felis in \'t verfehlet, als op num. 2.
vertoonde , eit een Kafteel op de
hoogte, ^elyknum. ^.uitwijft.
Omtrent het Waater-Kafteel zyn
veele hiiifen , die alle door de
Turken werden bewoond, en by na
een Dorp verbeeiden, \'t Kafteel
zelve legt regt aan de mond van
de Golf.
\'t Is niet lang verleden dat dit Ka-
ft:eel aldaar gebouwd is , en zegt
men dat zy reeden genomen hebben
om het zelve aldaar te plaatfen , uit
een byzonder voorval, ter gelegen-
heid dat zekere Armenier Tollenaar,
zijnde tot Smirna , genaamt Anton
Siibi, en een zeer rijk Man weefen-
de, door eenige Haveni of valfche
befchuldiging wierd betigt, en door
ordre van den Grooten Heer na Con-
ftantinopolen ontboden , waarfchy-
nelijk , en buiten alle twijffel , om
hem te gelyk van zyn hoofd en goe-
deren te berooven , gelyk gemene-
lyk aan dusdanigen te doen, by haar
gebruikelyk is. Hier van wierd de
voornoemde Anton Silbi door ymant
van zijne Vrienden in tijds verwit-
tigt met «en Voorloper, die op den
weg de Poft van den Keiler voor-
by ftreefde. Deeze Tollenaar zulks
vernomen hebbende, begaf zig aan-
ftonts \'t Scheep, en vertrok, zonder
dat ymand hem \'t zelve konde be-
letten j alles dat hem mogelyk was
mede voerende , en nam zyn wijk
op Livorno , alwaar hy zyn woon-
plaats nam. Hier was hy nog, ter-
wijl ik my aldaar ophield j levende
in zijne huishouding geheel op de
Turkfche wijfe met zijne bedienden,
die alle Turkfche flaven waren,
zoo wel zyn koetzier , als huis-
knegten, als mede verfcheide Turk-
fche flavinnen j en het was voor-
bedagtelyk tot fpijt der Turken ,
dat hy zig daar van deed bedienen.
Waarom dan ook de Turken ze-
dert die tyd noit tot het ampt van
Idllenaar anderen als Turken ge-
bruikt hebben : en dit Kafteel ge-
bouwd , om te beletten dat geen
Schip uit de Haven zoude konnen
vertrekken, zonder aan die van het
Kafteel eerft te vertonen haar Tes-
kreè of paspoort, dat zy den Tol-
21
lenaar voldaan hebben. En zyn
alle Schepen genoodzaakt digt by
het Kafteel heen te varen , door
dien het weinig van daar te on-
diep is : waar door het zelve ook
zeer bekwaam is , om alle Vyan-
den het inkomen van de Golf te be-
letten.
Uit der Zee, en Van buiten ko-
mende , en dit Kafteel gepaflèert
zijnde, zeylt men de Golf in, regt
op Smirna aan s en vertoonen zig
aan \\vederzyden uitnemend hooge
bergen, en vermakelyke boflchen,
werdende deze Haven gerekend
omtrent agtien uuren in zyn omtrek
te hebben.
\'t Gemelde Water-Kafteel is al-\'
leen van vierkant muur-werk ge-
maakt , daar een kleine graft om-
loopt ; de ftcrkte beftaat allenig in
het gefchut. Buiten deflelfs muu-
ren ziet men een byzonder groot
ftuk Kanon , daar een menfch be-
kwamelyk kan inkruipen , met het
welke zy , terwyl ik by toeval op
het Schip van den Heer Comman-
deur was, verfcheide fchoten deden,
met byzondere groote fteen-kogels:
dog zy deeden het alvorens den
Commandeur aanzeggen , tot waar-
fchouwing , of hy zyn Schip wilde
aan een zyde halen , om alle onge-
mak voor te komen : maar den
Konftapel van ons Schip de ftelling
van het gefchut gezien hebbende
oordeelde zulks onnodig te zyn ,
behalven dat onfe Zee-lieden onder
malkanderen dilputeerden, of den
kogel het Schip wel zoude konnen
bereiken- Maar het ftuk gefchut
geloft werdende, vloog de kogel,
die wy door zyn grootte bekwa-
melyk benevens het Schip zagen
heen fnorren, een groot ftuk weegs
in Zee, daar hy zig weder tot twee
a drie verfcheide reizen uit op gaf,
waterende aldus wel zoo verre voor
by ons Schip , als wy van het Ka-
fteel af lagen , en diende dezelve
ons met veel nader gekomen te zyn.
\'t Gene my deed zeggen j dat, in^
dien \'er .veel gefchoten zoude wer-
den , ik my liever met de chaloup
aan Land wilde begeven, om eenig
Wild te gaan fchieten ; niet kon-
C 5 nende
REIZEN.
nende zien i wat behagen te fchep-
pen was in zoodanigen noodeloo-
zen gevaar j en dat veel eer voor
roekeloosheid als dapperheid hou»
dende.
Tefl te Smirna. Voorzorg der FranJ^n legem de^ehê.
Befchryving van \'Smirna , benevens eenige aanmerkelyke byzonder-
heden nopende de manier van leven aldaar. Gelegentheid voor den
Antheur om na Ephefen te gaan.
I Eggende hier onder het Wa-
^ ter-Kafteel ten anker , verna-
Pefl te men-we dat de Peft zeer llerk te
Smirna. Smirna geregeerd had , en \'er ook
nog hier en daar eenige overblijf-
ftlen van deflèlfs woede vernomen
wierden. Weshalven de Kooplie-
den, alfchoorvoetende, hunne Hui-
zen naauwlyks begonden te openen,
die dus lange waaren geflooten ge-
weeft. In der daad , \'t had reden :
want binnen den tydt van drie
maanden waren in , en omtrent de
gemelde Stad over de dartig dui-
zend menfchen door die ziekte
weg gerukt.
Ik oordeelde het dan raadzaam
my nog eenige dagen te Scheep te
houden ; dog dit kon niet anders
als verdrietig vallen, en dreef my
\'t verlangen , om weer voeten aan
Land te zetten > na zo lange op Zee
geweeft te zyn , eindelyk na veer-
tien dagen draalens , uit het Schip,
en deed my een befluit nemen,
om een ruimer verblyf tot Smirna
te zoeken.
Hier aangekomen , ging ik aan-
ftondts den Heer Jacob van Dam
Conful van de Hollandfche Natie
begroeten , en , volgens de manier
van die Landen , zyne befchermin-
ge verzoeken. Ik vond hem te zyn
een zeer beleefd Heer, van wien ik
by verfcheidene gelegentheden veele
gunften heb genooten.
Ik had reedts te vooren in de
Stad geweeft , dog dezelve weinig
bewandeld, verrnits het zeergevaar-
lyk was : want de Turken, niette-
genftaande de menigvuldige onder-
vinding van de befinettelykheid de-
zer ziekte, fchroomen niet, even als
voorheen, by malkander te komen,
en een onbekommerde verkeering
te houden j en gelyk zy haar zei-
ven niet vermyden, nogte ook mal-
kanderen in hunnen ommegang ver-
fchoonen , geven zy ook geen de
minfte verfchooning aan de Fran-
ken , die zy om dezelve te kwellen
en te doen verfchrikken , meenig-
maal voorbedagtelyk zouden op het
lyf loopen , niet\'tegenftaande zy
wiften reeds de kwaaie op het lyf
te hebben, Deefe onbefuifde drik
van haar zelfs in debefmettingeon-
vertfaagd en onbekommerd te too-
nen , voortlpruitende wel uit een
goeden grond, namentlyk het ver-
trouwen op Gods Voorzienigheid
over haar leven en dood , dog die
geweldelyk verkeerd van hun toe-
gepaft werd , doet \'er onder haar
meenigen fneuvelen , wanneer by
hun dit vuur begind uit te berften.
Gelyk dan mede in , en ontrent de
Stad Manaffia , omtrent acht uuren
van Smirna gelegen , binnen den
gemelden tyd over de dartig duizend
perzoonen aan deiè kwaaie waaren
geftorven.
Ondertuflchen , hoewel de Tur-
ken geene vrees voor deze fchrikke-
lyke bezoeking fchynen te betoonen,
is d\'elende, welke men by dufdani-
ge gelegentheden hier te lande ziet,
niet te befchryven. Het gekryt en
gekerm duurt nacht cn dag, zulks
dat men by na niet een oogenblik is
zonder het zelve te hooren : en als
\'er iemand komt t\'overlyden, koo-
penze zekere lieden met geld, wel-
ke voor een tyd, \'t zy langer of kor-
ter , na dat men bedongen heeft,
zoo wel by nacht als by dag , een
afgryfelyk misbaar en gehuil maa-
ken : onder het geftaadig weg draa-
gen van meenigte lyken der ver-
ftorvenen, Waerlyk een droevig
Schouw-
-ocr page 55-Schouwburg voor de goenen , die
het moeten bywoonen.
Maar zelden word iemand van de
Franken of Europifche Chriftenen
door deze ziekte aangetaftj moge-
lyk om dat zy gelioorfaamen aarïdie
Voor. leflè die zegt, dat men de plaagen
ïr?nkt" myden , daar ze vallen. Om
tegens ^ghier in alle mogelyke voorzichtig-
ïiElve.
van
Smirn»^
De
heid te gebruiken vertrekken zich
meeft alle de Koop - lieden , zoo
Engelfchen, Franfchen, als Hollan-
ders , \'t zy in eenig by gelegen
Dorp , daar de Peft zich het minfte
doet gevoelen , .of wel in hunne
eigene wooningen, fluitende dezel-
ve rondom dicht toe , zonder die,
zo lang als zy hooren , dat het ge-
vaar noch niet over is , te openen,
of ymand in te laaten. Alles wat
zy van buiten tot hunne behoefte
van nooden hebben, word voor het
huys in een mande, welke zy met een
touw uit de venfter neederlaaten ,
gelegt, en opgehaald , ert wyders,
eer zy het gebruiken , in het water
gefteeken, of berookt , na dat
de dingen het vereifchen. Om de
fwaarmoedigheid te beter aan een
kant te zetten , en zich vrolyk en
luftig te maaken, (want men denkt
dan nergens anders op, vermits alle
koophandel \'t eenemaal ftil ftaat)
voegen zich de Huis - gezinnen ge-
ineenlyk by malkander, en fluiten
zich aldus gezamentlyk op.
Wat de Stad Smirna belangt, de
inwoonders zeggen , dat ze door
Tantalus geflieht, en naderhand
Bcfchry-Smirna genaamd is na eene der
ving van Amazonen , welke , in Afia ko-
mende , deze Stad vermeefterden.
Langen tyd daar na wierd ze door
cenigeAardbevingen ganfch en al ver-
woeft, doch door Marcus Antonius,
om de bequaamheid van de Haven,
dichter aan de Zee herbouwd.
Deze Stad , door de Turken te-
genwoordig Ifmyr geheeten , be-
roemt zich van de Geboorte aan
den Poëet Homerus gegeeven te
hebben , en dele was èertyds eene
der zeven Hoofd-kerken van Afia,
daar in d\'Openbaring van gefproken
word.
Zy is tamelyk groot, en gebouwd
tegen het hangen van een berg , na
\'t Weften geleegen, gelyk blykt uit
de nevensftaanäe afbeelainge.
Men ziet \'er noch verfcheidenc
ruinen van d\'Oude Stad, inzonder-
heid op den berg de muuren van
het Kafteel, aan dc Ooft-zyde van
de Stad gelegen ; welk maakzel de
Griekfe Keifers werd toegefchreven:
daar binnen is een kleyne Moskèe i
die men meent voor dezen een
Kerk geweeft te zyn j aan den Hei-
ligen Johannes toegewyd , aan des-
fèlfs kleen Portaal zyn noch twee
Pilaren , na de Corintifthe ordre
geboud. Hier benevens is noch een
gewelf, dat door verfcheide Pilaren
ondcrftut werd. Buyten , boven
aan de Poorten van het Kafteel i
ziet men noch (hoewel ten deele ge-
fchonden} de gezeide Amazone,
zynde een half borft - ftuk in mar-
mer gehouwen, gelyk als men de-
zelve op de Medalien vind , die ik
zelve van zilver noch hebbe mede
gebragt. Men vind \'er ook op welke
aan de eene zyde \'t af béeldfel der
Amazone gevonden werd , en op
de andere zyde een dobbele dubbel-
de Byl , en Schild afgebeeld zyn.
Gelyk dé zelve hier nevens gezien
werden.
het welke een groote of Rojale
plaats is , daar alle de goedere ge-
bracht moeten werden.
13 De Befefteyn, of winkelplaats
is een der conftderabelfte gebouwen
van de Stad, daar alle koftelykhe-
den dagelyks gekoft en verkoft
werden.
14 Is den Vizirchan, betekenen-
de zo veel als een brandvry Maga-
zyn, waar in de Kooplieden haare
goederen zeker hebben in de ver-
trekken door haar gehuurt, zynde
yder Magazyn van deze plaats by-
zonder met yfère deuren , en ven-
fters voorzien dit gebouw is ge-
maakt door den Vizir Cara Mo-
ftafa Basja , in de Jaren 1677 en
1678.
15- Is het Oude Kafteel.
\'Het teken 16 wyft de Haven
van de Galeijen , zynde een kleyne
boefèm , of befloten plaats voor de
Galeijen en Turkfche Barken.
17 En daar benevens de Dogane
of kleyne Tol, alwaar de goederen,
die in \'t Land gefleten werden ,
moeten aankomen , te weten , die
door haar eigen Vaar-tuigen, zoo
uit Egypten, als elders daar gebragt
werden.
18 St. Veneranda. Het is een groote
ftreek van den berg, welke dezen
naam voerd, en ftrekt zich omlaag
tot by de graven toe , naar de Zee-
kant , alwaar de Grieken en Arme-
ners haar begraafplaats hebben, gete-
kent 19. d\'Engelfchen, Franfchen,
en Hollanders hebben daar omtrent
mede haare Kerk-hoven, en is dat
van yder Natie in \'t byzonder met
een kleyne muur omtrokken j by de-
ze is het Cyftèr 20 verbeeld. De be-
graafplaats der Joden is de beneden-
fte naar de Zee-kant , alwaar men
menigte van fteenen in de gront ge-
zet ziet, aangewezen met 21. On-
der aan de Stad ziet men noch veel
groote fteenen , zynde eenige over-
gebleven brokken van d\'oude muur >
aan welke veele huizen vaft gehecht
en aangetimmert zyn , dat eenige
willen van den Tempel vanCybele,
de Moeder der Goden, zoude wezen,
dewelke een van de verraaardftevan
het Land was.
Tcö
De onkundige daar te Lande ver-
halen, dat het zelve Beeld aan \'t Ka-
fteel zoude verbeelden de Konin-
ginne Semiramis , of anders , een
zekere Koninginne van Smirna, die
ten tyde van den Grooten Alexan-
der zoude zyn geweeft. Dit Ka-
fteel is getekent met de CyfFerletter i.
Van hier naar beneden gaande
ziet men de Capelle van Polycar-
pus , en d\' overblyfzelen van zyn
graf, daar de 2 getekent ftaat.
Hier omtrent in \'t afhangen van
den berg zyn d\'overblyfzelen van
een Amphitheater, of Collifeum, in
het welke men zegt, dat S\'. Poly-
carpus, Leerling van den Evangelift
Johannes , en eerfte Biflchop van
Smirna, voor de Leeuwen geworpen
■ zoude zyn (andere zeggen ver-
brand) mitsgaders eenige overblyf-
zelen van deflelfs Graf-ftede , daar
de Chriftenen des Lands noch
groote eerbiedigheid voor hebben,
getekent 3.
Komende beneden , alwaar de 4
gezien werd, ftaat het Tjoske, of
i^eelhuys van Hagmet Aga.
Het eerfte gebouw aan de Stad is
een Carvaflera, of woonplaats van
verfcheide Griekfche familien , is
getekent f.
Eenige Huifen der Stad inwaarts,
alwaar een Stok verbeeld ftaat met
een Vlagge bovenaan, is de woning
van den Conful van Genua. Dit
teken van de Vlagge gefchied om
de Schippers, die onder haar be-
hooren, fcheep zynde, daar te ont-
bieden , anders is \'er de Vlagge noit
aan , waar in men de 6 ter aan-
wyzinge ziet.
Het Cyfter 7 is de Woonplaats
van den Conful van de Hollantfche
Natie.
Het Cyffer 8 wyft het Huis van
den Conful van Venetien aan.
Het teken 9 het Huis van den
Vizir Cara Moftafa Basja , \'t geene
het grootfte en principaalfte van de
Franken ftraat is.
Het teken 10 de Woonplaats van
den Conful van Engeland.
11 Die van den Conful van Vrank-
ryk.
12 Is de Dog^ne of het Tolhuis,
i
-ocr page 58-if
d\'eere daar van te hebben , en dié
aan zynen Koning te zenden , het
welke met beleefdheid door de
melde Koopman wièrd afgeflagen.
Eenigen tyd daar naa wierdeii
drie van de zelve beelden op een
Franfch Schip , per Marfeilje , ge-
laden , .Jwelk-Schip door de Algier-
fche Rovers , als hebbende Oorlog
met die Natie, genomen zynde, is
het zelve Algierfche Schip nader-
hand komen te ftranden omtrent de
Kuft van Livorno , alwaar de drie
gezeide beelden weder wierden op-
ge vift , en verder door de Franfche
Natie verzonden naa Parys , vail
waar zy \'gebracht zyn tot Verfaillesi
daar zy jegenwoordig ftaan. Het
vierde beeld is naderhand verzon^
den met het Hollandfche Convoy i
en tot Amfteldam ontladen , van
waar het is verzonden naa Rouaanj
van welke Plaats het mede na Ver-
failles is gebragt j alwaar ze jegen-
woordig alle vier te zien zyn voor
\'t laatfte zyn tot Parys ontfangèn
twaalfhonderd Ryxdaalders, en
wierd, wanneer deze betalinge ge-
fchiede , d^c bygezegt, dat indien
den Koopman alle vier de beelden
had können leveren , hy zekerlyk
daar voor zoude gehad hebben ten
\'minften t\\^intig duizend Ryxdaal- -
ders.
d\'Aardbevingen , die tot Smirna
zeer gemeen zyn , hebben deze
Stad tot zes maaien verwoeft : dog
om haare békwaame gelegenheid is-
ze t\'elkens weder opgerecht. Dé
Grieken des Lands vreezen gewel-
dig voor de zevende maal, ter oor-
zaak van een zekere voorzegginge $
luidende, dat ze door de zelve t\'ee-
nemaal verdelgt zal worden.
Hier worden noch dikwils ver-
fcheidenc fraaye beelden onder
d\'aarde gevonden j als in den Jaare
1671 de Tombe , of Graf-fteen j
van Marcus Fabius , Romein , be-
nevens zynen Zoon , in welke ge-
vonden wierden beide de Lyken ^
leggende by malkanderen in \'t har-«
"t) nasji
Teil Ooflen en Noorden van de
Sïad loopt de rivier Meles , die in
voorige tyden beroemd was , alzo
deur, Monfieur de Guillezage, ge-
komen zynde ^ verzocht dezelve
van den Koopman , die ze gekogt
men geloofde , dat Homerus daar j had, over te nemen, apparent om
digt by zoude gebooren zyn j te-
genwoordig is het als een beek, die
byna droog is , ten zy dat ze door
den regen komt op te zwellen > dit
water doet twee molens draaijen ,
om de bygelegene tuynen het water
te doen hebben.
Een goede -uur -van de- Stad.,, aa»-
de Plainuur, of anders vlakte van
hazelaar, zyn eenige overblyfzelen,
die men zegt van den Tempel van
Janus te wezen het is een kleine
plaatze, die twee ingangen heeft,
de eene ten Noorden, en de andere
na\'t Zuiden. Men zegt dat daar
omtrent eenigen tyd geleden gegra-
ven wierd, en dat \'er een beeld van
Janus, met twee aangezigten, zou-
de zyn gevonden , het welke door
den Gonfiil van Venetien gekogt
wierd , waar door te meerder kaii
gelooft werden , dat het zodanigen
Tempel is geweeft.
Aan deze zelfde vlakte, omtrent
een half uur van Smirna j benevens
de gemeene weg , is het bad van
Diana i \'t zelve is een water, of la-
go, het welke dezeven water-mo-
lens doet draaijen i om meel te ma-
■ fen. " \'""
Een myle omtrent van de Stad,
cn naar het Kafteel gaande , meent
men de plaats te zyn alwaar het ou-
de Smirna eertyds heeft geftaan ,
gelyk men dan aldaar ook nog ee-
nige oude overblyfzelen ziet.
Omtrent deze plaats is het dat de
meefte beelden^ onder dê aarde ge-
vonden werden 5 gelyk dan ook ge-
beurt is,, terwyl ik my tot Conftan-
tinopolen ophield , dat aldaar vier
beelden wierden onverwagt, door
het graven van de Turken j gevon-
den, die men zegt uitftekend fraay
te zyn j de zelve wierden door een
van onze Kooplieden gekogt, en
om de v^yheid te verkrygen van de
zelve te mogen vervoeren , een ge-
fchenk aan den Cady, of Rigter, ge-
geven.
Het vinden van deze beelden ter
ooren van den Franfchen Ambafla-
ge-
nas , of in hunne volle wapenen;
welkers opfchrift, vertaald zynde,
aldus luid-:
Marcus Fahrns i Zoon van Mar-
cus Fahrns , (uit de Stamme
fenaamt} Galeria, toegenaamt
\'unius , van een-en-twintig
jaaren.
aó C0%3^BLIS de \'B%Vr3^S
Deze Graf-fteen ftaat tegenwoor-
dig even buiten Smirna, in den
tuyn van Agmet Aga , en diend
tot een Fontein , vertoonende fich
gelyk de volgende Prent-verbeel-
ding aanwyft.
Dog het ai\'git is , dat, wanneer
deeze beelden in de handen der
Turken komen te vallen , dezelve
terftond , door het in ftukken ftaan
der hoofden , bedorven worden:
want het ftryd tegens hunne Wet
eenige beelden of gelykeniflèn te
hebben.
\'k Heb eens , hier ter plaatze
zynde, een Steen , met basrelieven
behouwen , ftaande boven de deur
van eens Turks huys , in de muur,
willen koopen dog konnende we-
gens de prys niet over een komen,
ejn krygende de Turk mogelyk een
inkeer 5 wegeris beeld^sjerk aan zy^^
huys te hebben , zag ik het zelv^
kort daar na t\'eenei?iaal gefchoiir^
den.
Ik bekwam \'er echter een , waai:
op eenige beelden gehouwen waa-
ren, van een goede hand, die doos
de Vice Conful van Athenen alhie?
gebracht was , dog mede gefchon-
den. Na dat ik hem gekogt hadde
verzond ik hem aanftonds na \'c Va-
derland , alwaar ik hem op myn
aankomft ook gevonden hebbe,
g;elyk hy dan noch in myn bewaa-
ring is, en zich vertoond gelyk als
in
-ocr page 60- -ocr page 61-17
in de nevens gaande fchetfe te zien
is, op het zes tal3 en betekenen de
woorden
MHNOAnPA XAIPE
O Menodora vaar wel.
Ende de andere
ANTIOXE XAIPE
Vaar wel Antiochus,
Welke woorden meermaalen op
der Ouden Graf - fteenen gefteld
wierden, op dat den Reiziger voor
by trekkende, ende de zelve letters
lezende, zo te gelyk den naam der
Overledene mocht erkennen, en
door \'t uitfpreeken van de zelve
mocht aangezet werden , om de
Verftorvene het goede toe te wen-
fchen. \'t Welk de Heidenfche by-
geloovigheid meinde veel te konnen
helpen , en toebrengen tot der zei-
ver rufte.
De Stad Smirna is zeer Volk-ryk,
begrypende wel omtrent tachtig
duizend zielen. Het grootfte getal
maken de Turken uit: daar aan vol-
gen de Grieken : na hun d\'Arme-
niers en Jooden: en eindelyk d\'Eu-
fopifche Chriftenen. Yder van de-
ze heeft volkomene vryheid in den
Godsdienft. De Engelfche en Hol-
landfche Natiën doen haare Gods-
dienft yder alle Zondagen in haar ei-
gen huis, waar toe zy expres een apar-
tement houden , en het zelve als
een Kerke gebruiken , tot welken
einde yder van haar altoos zyn Pre-
dikant heeft. De Armeniers en Joo-
den woonen meeftendeel boven in
de Stad: d\'Engelfchen, Franfchen,
Hollanders , en andere Franken ,
langs de Zeekant, hebbende voor
hunne huizen een lange ftraat, die
men de Franken-ftraat noemt , en
elke Natie haaren eigenen Conful.
\'t Is de voornaamfte Zee-plaats van
de gantfche Levant. De Koopvaar-
dy-fcheepen- komen tot op omtrent
een musket-fchoot na aan de Stad,
van waar zy dan de goederen met
de boot en floep aan land brengen;
öp welke wys de Scheepen ook ge-
laden worden. De Haven doet zig
zeer vermaakelyk op, is een groote
Golf van acht\' uuren gaans in den
omkring, heeft by na op alle plaat-
zen bekwaame diepte en anker-
grond , en begrypt meeften tyd al-
lerhande zoorten van Scheepen i
waar door men dagelyks de nieu-
wigheden uit Chriftenryk ver-
neemt.
Volk-
tyhheid.
Wat het Land rondom Smirna Vrucht-
belangt , \'t is ten deele een zeer baarheid i
vruchtbaare vlakte , bezet met veel
fchoone Vygeboomen , overvloed
van Wyngaarden , en een groo-
te meenigte van Olyf boomen : al-
lerwegen vind men tuinen en
lufthoven , welke van verre het aan-
genaamfte verfchiet ter wereld maa-
ken. De Levens-middelen zyn \'er
overvloedig , en heel goed koop.
Inzonderheid heeft men aldaar uit-
ftekende goede wynen, engewenfch-
ten oly : yder Ok van de wynen ^
\'t geen omtrent een kan is ^ koft
omtrent twee en een halve ftuy-
ver, zynde zeer zwaar en delicaat,
om de zelve met veel water te drin-
ken , zodanig , dat men het water
maar met de wyn , die root is, be-
hoeft de couleur te geven. Gelyk-
ook treffelyk wildbraad , van ver-
fcheide zoorten , en tot een zo ge-
ringen prys , dat een koppel Patry-
zen gemeenlyk maar vier ä vyf ftuy-
vers geld j die in ongelooffelyke
quantiteit werden gevangen, en da-
gelyks door de Boeren te markt
gebracht. De Bekkafigi, \'t gee-
ne het delicieufte eeten is , dat
men bedenken kan, zynder in groo-
te meenigte, die wy Franken ordi-
nair zelfs gaan fchieten > haar groot-
te is gelyk een gemeene Vink, de
zelve zyn ordinair zo vet als fpek.
De Frankolinen , die ruim zoo
groot als een Patrys zyn , zyn rne-
de zeer fmakelyk om te eeten; maar
men vind \'er de zelve zo menigvul-
dig nieti De Ok , zynde twee
en een half pond , oflchen-vleefch
koft ordinair vier ftuyyers , het
fchaapen- en lams - vleefch vyf
ftuyvers : de Hoenders heeft men
yder voor vier ä vyfftuyvers. .Waar
boven de Zee ook noeh een
D 3
Vlooten, begeleid van goede Con-
vojers , jaarlyks een meenigte Hol-
landlche Lakens , en veele andere
koftelyke Koopmanfchappen, daar
heen gevoerd , en wanneer de zel-
ve aldaar aankomen , ziet men dui-
zenden van menfchen aan de Zee-
kant verfchynen om dat een ge-
deelte van de ingefcheepte goede-
ren aan de lieden van dat Land, zo
Turken , Jooden , Armeniers , en
Grieken , toebehooren , ofte wel
met die Natiën aanftonds verhan-
deld werden. Het geene men noit
met zoodanigen toevloejing van
menlchen , by \'t aankomen van an-
dere Scheepen, ziet gebeuren, zelfs
niet by het invallen van de Engel-
fche Vlooten. Dewyl de Engelfche
Scheepen niet anders mede brengen,
als de goederen welke eigen zyn aan
die Natie.
De voornaamfte waaren , welke
door de Chriftenen van hier wer-
den gevoerd , zyn Perziaanfche Zy-
de, die de Armeniers te lande over-
brengen j Katoene Gaarnen en Ly-
waaten van Magnefiaj Geiten-haire
Kamelotten , gewaterd, en van uit-
ftekende luifter, welke te Angoura,
omtrent achtien dagreizens, met de
Karavanen , van Smirna , gemaakt
worden en verkocht ter fommc
van twaalf Ryxdaalders , tot feftig
toe , en noch hooger , naar dat de
zelve fraay zyn : Tapyten , gepi-
queerde Dek - kleeden , Galnoo-
ten, enz.
De Karavanen komen \'er omtrent
de maanden February, July en Odo-
ber , en vertrekken ook omtrent
den zei ven tyd , waar tegen een y-
der zich gereed maakt. Der zeiver
tocht tufTchen Perzien en Smirna,
duurt gemeenelyk omtrent zeven
maanden.
Terwyl ik my hier ter plaatze op- jjen Au-
hield, verftond ik , dat den Heer teur krygt
William Rey, Conful der Engel-
fche Natie, benevens den HeerRi- „\'^ EpS
chard Mondi, Commandeur van de zen te
aldaar leggende Schepen, van voor-
nemen waaren een reize te doen na
Ephezen, en eenige andere der Ste-
den van Klein Afia , aan welkers
Gemeenten voormaals Brieven, in
menigte van goede Vifch uitle-
vert.
De Jacht is hier een dagelykze
bezigheid , en ftaat een yder vry.
Men huird flechts een fchuitje , en
laat zich aan de zyde van het Ka-
fteel j of van Cariljou, aan land zet-
ten , alwaar ten allen tyden zo veel
te jagen valt, dat men om geen
wild verlegen behoefd te wezen.
Als men \'er onze Scheepen heeft,
die \'er doorgaans omtrent drie maan-
den blyven leggen , gaat men dik-
wils met de zegen viftchen, en van-
gen by wylen zo veel, dat men \'er
hondert perzoonen mede zoude
konnen onthaalen. By deze gele-
gentheid ftaat men zich doorgaans
in het Bofch , omtrent het Water-
kafteel, neder, en bereid \'er de ta-
fel , waar toe men alle de noodwen-
digheden met zich voert, \'k Heb
\'er verfcheide maaien gafterijen van
meer als vyf-en-twintig Perzoonen,
onder \'t geluid van trompetten, en
andere inftrumenten , bygewoondj
daar by wylen wel een ftokkendans,
of iets anders , van de Sloep-roei-
jers onder loopt. En deze vryheid
heeft men , zonder een Janitfer by
zich te hebben, waar mede men op
andere plaatzen in Turkijen nooc -
zaakelyk verzeld moet wezen.
De Grieken vervoegen zich ook
op eenige van hunne Heilige dagen
na buiten in \'t veld, nemende fpys
en drank met zich; daar men dan,
onder anderen, verfcheide vrolykhe-
den van de Griekinnen ziet bedry-
ven.
Men heeft \'er dagelyks by de
Kooplieden fraaye by een komften
onder malkander , vermits \'er aller-
hande levens-middelen tot een zo
geringe prys te bekomen zyn: wes-
halven men met recht mag zeggen,
dat Smirna een plaats is, daar men
alles heeft, \'t geen de zinnen kan
verluftigen.
Zo vermakelyk als \'er de manier
van leven is, zo groot is \'er -ook de
Koophandel : waar in de Holland-
fche Negotianten geene de minfte,
en die van de Engelfche Natie ge-
lyk zyn , door haaren beroemden
handel Werdende door kloeke
Koop.
fiandel.
REI
liet Boek der Openbaringen , aan
Johannes gedaan , gerichtet wier-
den i van welke gelegentheid ik het
raadzaam oordeelde my te bedie-
nen. Ik vervoegde my derhalven
by den gemelden Heer Conful, en
verzocht het geluk te mogen heb-
ZEN. 15|
ben , van my onder zyn gevolg té
begeven , \'t geen met groote be-
leefdheid toegeflaan zynde, maakte
ik alles , \'t geen ik op deze tocht
van nooden geloofde te zullen heb-
ben, gereed.
Toch yan Smirna na Efhe^en. T>eerïyhe ßaat yan diè
vermaarde Stad. Ruïnen ^ en Overblyfzelen van Antiquiteiten. Be-^
fchryving van Scala Nova. Wederkomfi te Smirna.
DEn Oftober van den Jaa-
re 1678, na den middag.
met twaalf man ronde deeden, be-
halven de byzondere wachten, die
wy uitgefteld hadden , om wel op
onze hoede te wezen, dewyl het\'er
niet veihg is , en wy alreeds ge-
waarfchouwd waren, dat de Turken
ons by den duifter meenden t\'over-
rompelen.
Des morgens , als het bekwaam
dag was geworden , gingen wy be-
zien , wat \'er van een zo vermaarde
plaats noch aanmerkens waardig
mögt overig zyn. Maar in der daad, beeriy^
\'t is een droevig gezicht: want ikke ftaat vail
geloof niet, dat men een Stad in"^\'®
de gantfche wereld zou konnen vin-
den , welke zo groote, en deerlyke
overblyfzelen van haare oude glans
en l^ler Vertoond. Men ziet \'er
nier^s verwarde hoopen van mar-
Vertrek
van Smir-
na.
na-
men wy , zynde ons gezelfchap
twee-en-tzeventig Perzoonen fterk,
deze\' reis aan , en onze verblyf-
Sedequi. plaats tot Sedequi , een Dorp drie
uuren van Smirna gelegen, aan een
zeer vermaakelyken oord, om wel-
ke reden \'er ider Conful zyn Speel-
huis heeft , vermits de zelve haar
aldaar dikwils komen verluftigen ,
cn het vermaak van de Jagt genie-
ten. \'t Heeft my goed gedacht,
ter oorzaak dat de plaats zo zeer be-
kend is , en dagelyks door Europi-
fche Kooplieden bewandeld word,
een afbeelding van de zelve hier in
te voegen, geteekent 7.
Den volgenden morgen ftoegen
wy weder op weg , en naar eenige
uuren reizens, zag ik aan delinker-
zyde, van den weg af, een oude
ruïne , daar ik na toe reed , en de
zelve bevond als 8 verbeeld; togen
vorder
kwamen voor den avond omtrent
KomHie^\'P^^^^^ * \'t geene by de Turken
Ephezen. werd genaamt Aja Suluk , zo veel
betekenende , als den Tempel van
de Maan, die Diana verbeeld ;
\'t geen veertien ä vyftien uuren van
Smirna word gerekend.
Tuflchen Ephezen en Sedequi,
heeft men een groot gedeelte vlak
land , en niet onaangenaam.
Wy namen onze legerplaats in
het bofch, ter zyden van Ephezen,
alwaar wy onze tenten nederftoe-
gen j en des nachts alle twee uuren
merfteenen , omgeftoote niuuren
ftukken van kolommen en kapitee-
len , enz. \'t Geen \'er tegenwoor-
^ I dig het meeft word bewoond, is aan
door e^ige Dorpen , en i d\'Ooft-zyde van een zeer groote
vlakte , ftrekkende zich tot aan
d\'Archipel, en ten Zuiden, Noor-
den , en Weften met hooge ber-
gen bezet.
d\'Oude Kerk van den Euange- Kericvaü
lift Johannes , die eertyts vier deu-
ren , of ingangen had, heeft \'er nu
maar twee , zynde de twee andere
toegemetfeld.
Men gaat, om in dezelve te ko-
men , langs zeftien trappen af , on-
der dewelke een Fontein is geweeft
met drie kraanen, daar men d\'over-
blyfzelen noch van kan zifn. In dé
D 3 Kerk
Kerk zyn vier pilaaren, van wit en
rood Porphyr fteen , als gelpikkeld
of gemarmerd. Men gelooft dat
dezelve aen den Tempel van Diana
gehoord hebben, alzo men nog ver-
fcheide ftukken van dezelve zoort
van fteenen, onder de oude ruinen
vint. Ik bevond de dikte der ge-
melde Colommen te zyn, van twaalf
en een halve in omme-trek, en de
hoogte van zes - en - dartig voeten,
zynde yder Colomme gehouwen
uyt een ftuk j dezelve onderfteunen
het gewelf: mede zyn\'er noch twee
kleine Colommen van Samos fteen:
welken fteen zeer hoog geacht
wierd.
Buiten om dezelve heeft een Gal-
dery geloopen , welkers breedte
door vier , en de langte door zes
Colommen wierd beflaagen, zynde
omtrent het midden ver9ierd met
een achtkantige Fontein, waar van de
huitenfte omtrek van elke zyde tien
voeten begreep , en de dikte een
voet. Deze Kerk is met lood be-
dekt , en heeft twee Koepels: doch
dewyl ze nu tot een Turkfche Mos-
quée word gebruikt, pronktzenade
Ottomannilche wys, met een fpitfe
Toorn , uit een der muuren opge-
haald. Dit gebouw is gantfch van
marmer , zo van buiten , als van
binnen, en men zou \'er koftelyker
overblyffelen van zien , indien Sul-
tan Soliman niet alles , \'t ge9n hy
tot het verfieren van zyne Mo^^uée
te Conftantinopolen dienftig oor-
deelde , van hier had doen voe-
ren.
Dicht daar by, op een berg, heeft
^Kafleel. men het Kafteel, waar aan noch
een aloude Poort is, boven dewelke
zich. een zonderling fraay uitgehou-
wen beeldwerk of Basrelief ver-
toont, van verfcheidene figuuren,
\'t geen eenige meenen de bekende
Hiftorie van den vermaarden Ro-
mein Marcus Curtius te verbeelden;
andere de verwoefting van Troyen,
en dat men\'er He6tor met de wagen
van Achilles rondom de muuren
ziet fleepen: giftingen, daar uit ge-
fprooten , dat men \'er zelden dicht
genoeg by durft komen , om het
met de vereifchte naauwkeurigheid
II\'
lil
te bezichtigen, \'k Had my al ne-
der gezet, om het af te tekenen :
doch beginnende my te errinneren
dat ymand van ons gezelfchap een
blad uit den Alkoran , leggende in
de gemelde Mosquèe, gefcheurd had,
en dat ik bezieh was met yts aan
een Fortres af te tekenen , \'t welk
de Turken geenfins willen dulden ,
wierd ik zodanig door angft en vrees
ingenomen , dat ik naauwlyks wift,
hoe ik weer Ipoedig genoeg bymyn
reis genooten zou geraaken, de vree-
ze mogelyk daarom te meer vat op
my gehad hebbende, om dat ik by
na alleen was , en niet meer als van
een perfoon , dien ik by my had ,
verfeld.
Het gezegde Basrelief is \'er van
drie verfcheidene Marmere-ftukken
in gemetfeld, met zodanig een fchik-
king , dat men duidelyk kan zien ,
dat het Oude graf-fteenen zyn ge-
weeft , die zich zodanig niet heb-
ben willen voegen, of men kan be-
merken , dat ze uit een Tombe ,
die zo wel op de zyden, als van voo-
ren , met Basrelieven behouwen was,
genomen waren.
De eerfte dezer gewezene Tom-
ben vertoond een Bacchanaal j dc
tweede een Man , van een Paard
dood gevallen , benevens een an-
der perfoon , die met een Raads-
heers tabbaard omhangen, de rech-
ter hand in \'t hair heeft, beteke-
nende zyne droefheid over des eer-
ftens ongeval, en de darde, een uit-
geftrekt dood lighaam , fchynende
ter aarde gebracht te zyn.
Tuflchen het Kafteel, en het ge-
bergte aan d\'Ooft-zyde , heeft men
twee Waterleidingen , waar van de Water«
marmere pilaaren noch meeft in hun
geheel zyn : doch het blykt uit de
fthikking van de fteenen, welke on-
volmaakte figuuren en averechtfe let-
teren vertoonen , dat zo wel deze
Waterleidingen , als het Kafteel,
niet ten tyde van het OudeEphelèn
gemaakt zyn.
\'t Geen zich het aanmerkelykft
voor myn oog op deed , was den,
grooten omtrek des gewezenen Tem-
pels van Diana , gebouwd aan den
voet van een langen berg, leggen-
de
REIZE
31
de in de vlakte van malkander ge-
fcheiden. Men ziet hier ook veele
andere ruinen , en oiidèr defelven
kennelyk d\'overblyfzelen van een
Stryd- Circus Agonalis , of Stryd - perk :
perk > en en Weinig verder die van een Am-
thMter," phitheater, van \'t welk noch eenig
muur - werk over einde ftaat, ge-
bouwd van groote gehouwene ftee-
nen , na de ouderwetfche wyze.
Zynde wyders in het rond , na de
kant van het ftryd-perk , \'t overige
van het gebouw, tegen het hangen
van den berg geleegen, gevuld,
om de plaats gelyk te maaken.
Men zegt, dat aldaar de Schooien
zyn geweeft : \'t geen men nochtans
heel belwaarlyk zou konnen bewe-
zen , vermits alles zodanig is ver-
woeft , dat men van defelve nergens
eenige de minfte ordre meer kan be-
kennen i en \'t geen ten huidigen
dage noch eeniger maten in weefen
is gebleeven , beftaat in het binnenft
van de boogen , daar de buiten fte
fteenen van ^gehaald zyn, om de-
zelve na Conftantinopolen te voe-
ren.
Tuflchen het Stryd-perk en het
Amphitheater ziet men een groot
Portaal, of Poort, geacht voor het
yyf^Jj®\'^" overblyfeel van den Tempel der
des Tem- Godinne Diana , een van de zeven
pels van Wereldts - wonderen , door den
booswicht Broftratus verbrand, om
zich een onfterfelyken naam , dien
hy door zyn deugd niet wift te ver-
dienen , in de volgende eeuwen te
maaken. \'t Geen van deefe poort
noch geften werd, vind den Leefer
m de nevensftaande plaat, op het
negen-tal.
^ Van binnen de Poort , aan de
Noord-zyde , ftaat in een fteen uit-
gehouwen een Man te Paard , met
een Hond by hem , en een Slang ,
die zig om een Boom ftingerd.
AandeZuid-Weft-zydezietmen
m een anderen fteen , te weeten ,
van buiten voor de Poort, met groo-
te Latynfche letteren defe navol-
gende woorden:
ACCENSO.
RENSL ET. ASIAE.
En binnen de Poort:
M. P. VEDI NICERH
VEDIAE. PAVILLIMX
M
HIAE VXORLS EX
Doch defe letters niets geheels
opgevende, doen bewys dateen ge-
deelte van deze opfchriften afgebro«
•ken zyn : weshalven de Geleerden
betuigen in dezelve geenen volko-
menen zin te konnen vinden, ofte
uitdenkken.
Om hoog, voor de Poortï zieü
men ook noch een fteen , daar op-
gehouwen ftaat , VNIOR CAN-
TÜSIUM, doch mede afgebroken 5
fulks daar uit niets te begrypen is.
By hetAmphitheater, in deleng-
te , ftrekt zich een ruim vierkant
plein, daar veele zeer groote brok-
ken van kolommen j kapiteelen, pe-
deftallen, friefen, enz. leggen, wel-
ke men gelooft meeftendeel van
den Tempel van Diana te weezen.
\'kHeb \'er kapiteelen onder gezien j
die by de tien voeten in de hoogte ^
en over de acht in de breedte had-
den. Niet minder fwaar zyn d\'o-
verblyfzelen der vierkante Pylaaren^
die men \'er in menigte vind leggen}
over eenigen der welke noch de
boogen , uit vervaarlyke ftukken
fteen gehouwen , gezien worden.
In de dikte van eene defer Pylaaren
is een trap gemaakt, om langs de-
zelve heel diep onder de aarde ne-
der te daalen j \'t welck wanneer van
eenige beftaan werd , neemt ieder
een toorts in de hand, en gemeen-
lyk een kluwen touw met zich j van
\'twelk men het een einde aan de
voorpoort vaft maakt, en al voort-
gaande laat fchieten. Doch als men
van geen touw voorfien is, ftrooit
men geftadig ietwes op de grond,
\'tfy gekapt ftroo, of iets diergelyks,
\'t welk kennelyk zy , en aan \'t welk
men zich niet kan vergiften j ten
einde in deze onderaardfche dool-
hoven niet verlooren te loopen ^ en
te konnen zien, wat weg men ge-
houden 5 of niet gehouden heeft,
om\'er naderhand weder uit te geraa-
ken j \'t geen anders een volkomene
onmogelykheid foude wezen.
De boogen van onderen op welke het
boven-werk zyn fteunfel gehad heeft,
fehynen van arduinfteen gemaakt ge-
weeft te zyn , en zich zo wyd ge-
ftrekt te hebben , als het gantfche
begrip des Tempels.
In defe naare Grotte , of liever
kelderwerken, verder voortgaande,
ontmoet men een menigte van ver-
trekken j doch de poorten , of in-
gangen der felve, zyn ten meeften-
deele met puin , en aarde geftopt:
hoedanig zich ook doorgaans d\'Ita-
liaanfche Grotten opdoen zulks dat
men met groote moeite van d\' eene
kamer in d\'andere komt. Onder-
tuflchen, zyn de meefte deelen der
zelve , na alle waarfchynelykheid,
noch niet doorwandeld, aangefien
defe Grotte zo groot is , dat \'er
niemand het einde van weet: en ge-
lyk van zulke werken, die in haar
geheel, en ten uiteinde noch niet
na - gefpoord zyn , doorgaans meer-
der gedacht en opgegeven werd, als
de waarfchynelykheid toelaat te
geloven , zo willen eenige voorge-
ven , dat deefe onderaardfche wandel-
plaatfèn zich tot aan Smirna toe
uitftrekken zouden.
Onder de gemelde ruïnen , waar
van veele door geen bedenkelyke
vlyt en naaukeurigheid konnen on-
derfcheiden werden, vind men ook
eenige overblyfzelen van badftoo-
ven, kennelyk genoeg om \'er zich
niet in te vergiften: en ftrekt zich
vlak voor de zelve heen een moeraf-
fige plaats, vol van kleine beekjes ,
daer men zegt eertydts een Lac, of
Meir , geweeft te zyn. Hier ziet
men ook een menigte ftukken en
brokken van Kolommen, dpch van
een veel kleinder, en ftegts gemeene
geftalte, en van welke ik niet
konde vernemen, waar toe\'dezelve
gediend mogten hebben.
Niet wyd van deze plaats word
nog een beek gevonden ^ met uitfte-
kend fchoon water, daar een groote
boom by ftaat, welkers fchaduwe des
Andere
Overblyt-
gelen.
|i>i
11
zomers dient, om de geenen,
zich hier komen verfriftchen, tegens
de ftraalen van de zon te befchut-
ten. .
Aan d\'Ooftzyde van den berg, Grotte
daar zich de droevige overblyfzelen, ^evco
der pragtige gebouwen van deze be-
rugte plaats vertoonen, ontmoet
men een Grotte, de Grotte der ze-
ven Slaapers geheeten , houdende
de Chriftenen hier te lande met ge-
weld ftaande, dat ten tyde van den
Keifer Decius , omtrent den jaare
^\')0 na des Heilands geboorte ,
wanneer het Chriftendom met fwaa-
re vervolgingen geprangd wierd, ze-
ven Jongelingen van Ephezen zich
in deze Grotte hadden verborgen,
welke aldaar in ftaap geraakt zynde,
niet eer weder ontwaakten, als on-
der de Regeering van den Keifer
Theodofius den een y verig voor-
ftander der Chriftenen ; meenende
flegts eenen nagt geflaapen te heb-
ben, hoewel het omtrent twee hon-
dert Jaaren geleeden was dat zy zich
nedergelegt hadden: waare dit een
waarheid , men konde oordeelen,
hoe verbaafd zy waren , wanneer
weder te Ephezen komende , zy
noch de menfchen, nog het geld,
\'tgeen \'er omging, kenden; zynde
alles veranderd, en alle de inwoon-
ders Chriftenen geworden.
Omtrent een klein uurtje van
Ephezen zagen wy hetDoopvatvan
den Euangelift Johannes, daarhy,
volgens het zeggen der lieden van
het land, de Chriftenen ingedoopt
heeft. N° lo: \'tis van graauwejalpis- vat van E
fteen, en feftien twaalfduimige voe- Jan buiten
ten over \'tkruis; doch vry wat ge-\'
fchonden; vermits \'er de Reifigers
meeftendeel een ftuk of brok van
zoeken te krygen, om het als een
reliquie met zich te voeren. Ik
voorzag my mede van twee ftukken,
ten einde, weder terug in myn Va-
derland komende , daar iets van te
laaten maaken. Vermoedelyk zal
dit Doopvat hier in een Kerk geftaan
hebben, en wel licht op geen Pede-
ftal ; gelyk ik \'er verfcheidene by de
Grieken vlak op den grond neder,
ofimmers heel weinig verhevea, heb
zien ftaan.
i
De ruinen hier omtrent geven ge-
noegfaam te kennen , dat \'er wel
eer groote gebouwen zyn geweeft:
Weshalven ik my inbeeÜe, dat hét
gemelde Doopvat niet uit Ephefen
derwaarts gebragt zal zyn - gelyk
het gemeen gevoelen is. \'
Andere meenen, dat alhier, om-
trent, of voor den gemelden Tem-
pel van Diana, de voornaamfte Oord
der oude Stad geweeft zoude zyn;
en in achtinge nemende, dat d\'eer-
ile Chriftenen te zeer vervolgd wier-
den , om \'er dit verbonds teken open-
baarlyk te bedienen, befluiten daar
uit, dat het meergemelde Doopvat
van elders daar naa heenen moet
overgevoerd wezen.
Omtrent een half uur verder ont-
moet men boven op een berg het
gebouw ( N® 11.} t\' geen tot een ge-
Cevan- V^angcnhuis voor den Apoftel Paulus
genhuis gediend zoude hebben, \'t Zelve
van Pau- fl^at noch voor een groot gedeelte
overeinde, en men telt \'er vier on-
derfcheidentlyke kamers, van fchoo-
ne gehouwene marmerfteen.
Van hier heeft men een fraay
gezigt over de gantfche vlakte, mits-
jy^j^. gadcrs oVer de Rivier Meander,
4n. die \'er met ontelbare draayen cn
wonderlyke flingeringen door heen
ftroomtj \'tgeen aan fommigen re-
den heeft gegeven, om te zeggen,
dat wel eer de modellen der Dool-
hoven daar uit zyn afgenoomcn.
Immers Ovidius in \'tachtfte boeck
zyner Herfcheppingen , haalt van
deefèn vloed het maakfcl van den
Doolhof van Dédalus af, feggende
dat het gefchickt was:
Non fecus ac liquidm \'PhrygUs
Maandros in arvis
Ludit i & ambiguo lapjii refluit-
Occurrenfque Jibi Venturas afpicit
mdas:
Et nunc ad fontes , nunc tid tnare
verfus apertum,
Incertas exercet aquas : ita
dalus ir^plet
Innumeras err ore vias. Vix que ip-
fe reverti
\'Ad limen potuit: tanta efi falla-
€ia te£ii*
„ Gelyk Meanders ftroomen
Door \'t Phrygiaanfche-veld, dan
eens zachtvloejend komen
Malkandren in \'t gemoed, dan
gints dan herwaarts vliéten,
En of s\' in de Fontein wéér bin-
nen wilden fchietén,
Dan na haar oorfprong wenden i
dan weder Zee-Waards aan
In twyffling heel vermoeid en
fleepend henen gaan,
Zo deed ook Dédalus zyn Hof
vol dwerfche wegen
Onzeeker wandelen > en brachiÉ
den eeiien teegen
Den anderen verward, en i ftop-
pende hun gangen ,
Wierd hy in eigen fuik by nä
op \'t eind gevangen,
Verlegen hoe hy zoud den drem-
pel weder vinden,
Die hy bezwaarlyk kreeg. ZoQ
konftig was \'t verblinden
Den fchrandren geeft gelukte
Desfelfs water is zeer fchoon, eil
zyn vloed zoo ftil, dat men nauwe-
lyks kan bemerken , werwaarts allé
die keeren hunnen loop neemen, uit-
gefondert in de twee takken, dié
zich na de Zee ftrekken. Men ziet
\'er ook de Zéé , én hét Land vatt
Scio, \'t geen \'er omtrent vier uuren
gerekend word afgelegen te zyn. Ik
tekende dit gezicht van boven uit
het gevangenhüis af, om de loop
der Riviere te verbeelden, van de-
welke Ovidius een zoo fchoonê
foct - vloejende befchryvinge geeft.
Soodanig als het even uit hem aan-
getrocken is én. in de prent-verbeel-
ding op Num. 12. gefien werd.
Thans keerden wy weder langä
den zei ven weg na Ephefen, heb-
bende onze luft voldaa^ in\'t bezig-
tigen der gemelde ruinen, en ovér-»
blyfzelen , welke genoegfaame ge-
tuigenis geeven van de gewéézene
pracht en heerlykhéid dief van oudä
vermaarde Stad , doch tegenwoor-
dig meéftendeel begroeid zyn mét
Gypreflèn, Myrten, en wilde Maf-
tik boomen. Men Ontmoét \'er ook
verfcheidene Granaat boomen vaii
dewelken ik , langs de zelve heen
E rydend^»
3>
5>
3)
3)
33
33
33
33
33
33
33
33
34- CO\'R^BLIS de
plukte:
rydende j eenige appelen
om my te verfrilTchen.
Andere Op onze wederkomft tot Eplie-
Antiqui- fen j vond ik \'er noch een Graf-
daar eenige Griekfche lette-
ren op ftonden , mitfgaders vier
Kindertjes, op de zelve weinig ver-
heven uitgehouwen : \'t welck de
Franfchen basreliefs noemen ; ge-
lyk uit de nevenftaande afbeelding
op N°. 13. te zien is.
Ik tekende ook twee gezichten
van Ephefen, elk van een byzondere
kant, na my de tyd toeliet, welcke
alhier op N°. 14. en if. vertoond
werden. By welcke ick noch een
derde fchetze van een andere geficht-
plaetze, door de Heer Waftiou, al-
daar zeer naauw-keurig afgetekend,
onder N°. 16. hebbe willen voegen,
om den naauwkeurigen Leezer te
meer genoegen te geven.
Daar en boven ontdeckten wy
alhier verfcheidene marmere beel-
den onder d\'aarde bedolven, doch
zoo onachtzaam , dat eenige van de
zelve met de voeten uit de grond
ftaken. Gaarne had ik des nachts
een van deeze willen uitgraven, en
in ftilte na Smirna doen voeren;
doch ik konde niemand tot myne
hulpe koopen, ter oorzaak dat ze
Vreefden verfpied te mogen wor-
den.
Van EpheCèn gaat men op ^cah
Nova , by de Turken Cous-adaß,
(dat is te zeggen, \'tVogelen-eiland^
geheeten. Ik ben \'er zelve niet ge-
weeft i maar andere die daar geweeft
waaren hebben my verhaalt dat het
gemelde Stedeken aan het vafte land
legd , doch voor het zelve zich een
eilandeken ftrekt, daar een vierkan-
te toorn op ftaat , dienende als
voor een Kafteel. Men zecht dat
voor deezen aldaar een groot Kafteel
geftaan heeft, beftrykende een uitfte-
kende punt, Miliot genaamt, daar
een ander Kafteel op geweeft zoude
zyn: en waaren deze twee Kaftee-
len machtig , om de baay of ha-
ven , daar Paulus zich infcheepte,
als hy na Romen reyfde, te bevei-
ligen.
Dit ftedeken behoort onder het
Confulaat van Smirna, en heeft een
nen Ephe-
fen.
Scala
Kova.
Pi
li
•iiir
i\' \'
r
fchoone uitzicht over verfchéidené
Eilanden van d\'Archipel , voorna-
menriyk Samos,. daar dicht by ge-
legen , van waar de befte Muskaat-
wyn van alle de Archipelagifche
Eilanden word gebracht-
Twee mylen van Scala Nova zyn
verfcheidene watermolens , op de-
welke van omhoog uit het geberg-
te, men de wateren op verfcheidene
plaatzen ziét neder ftorten, vlieten-
de uit een bron, die uit een groote
holte van een Rots afi^ald. Dit water
is het fchoonfte, \'tgeen men ergens
kan vinden , en wierd derhalven
door de gemelde waterleidingen,daar
nog verfcheidene overblyfzelen van
in weezen zyn , ter verte van drie
mylen tot aan Ephefen geleid.
In deze Rots, dicht aan de holte,
daar de wateren uit voortfpruiten,
ziet men noch de plaats gehouwen
van de beelden, der Goden of Hei-
ligen , welke voor dezen aldaar fehy-
nen geftaan te hebben; hoedanige
zy gewoon waren te plaatzen aan
verfcheide oorden, welke zy, ter ee-
ren van deezen of geenen hunnen
God, wilden heiligen en toe eige-
nen.
Den 1Oftober vertrokken wy
Wedét^
komft tot
weder na Smirna, tot myn gevoe-sSa!
hg mifnoegen; hebbende my inge-
beeld, dat men nog eenige andere
fteden der zeven Kerken van Afia
zoude hebben gaan bezichtigen,
doch het befluit was veranderd, en
wy bevonden ons den dêr ge-
noem.de maand weder tot Smirna.
Jc wil hier niet van daantrecken,
der iets aangetekend te hebben
vaii de drachten en kleedingen , in
deeze geweften gebruikelyk.
De Griekinnen van de Eilanden
in de Archipel, afgebeeld 17. ver-
tonen haar buitenshuis even als bin-
nenshuis , en hebben het ryglyff
gemenelyk van rood Brokkade, of
Goudlaken , van het welke een
boord boven over de fchouderen
komt; de mouwen van het henibde
zyn byzonder groot, en met kant
bewerkt. Om het hoofd hebbenze
zeer aardig een doek geflingerd van
geel, rozagtig, of witte coleur, me-
de met kant bewerkt aan de einden,
EPHE5U<S\'
14
De Jodinnen in Smirna, verbeeld
op N". 19, zyn op gelyke wyze ge^
kleed , uitgenomen het hoofd-cie-
raad, waar op zy als een bord ge-
bonden hebben , het gene van tin
of koper is , overtrokken zyndé
met wit zatyn , doorwerkt met
goud en zilver 5 als mede de gecou-
leurde neusdoeken , waar mede het
op haar hoofd werd gebonden, heb-
bende een vlegt hair in een geeou-
leurde zyde zakje agter af hangen,
de paarlen om den hals zyn zó
dicht aan malkanderen gevoegd, en
bedekken den gantfchen hals , als
of ze daar om gewoeld waaren.
Deze vrouwen, zo wel Turkfchej»
Griekfche als Joodfche, uitgaande,
zyn volgens de manieren dezer lan-
den bedekt met een wit linnen
kleed, het gene haar van boven tot
een gedeelte over het lighaam komt
te hangen, hebbende voor het aan^
gezigt een fwart flours, het genezy
op en neder konnen ichuyven, by
wylen doenze het geheel over dé
oogen , of wel anders , als gy dé
zelve verbeeld ziet N°. 20. Wanneer
zy het geheel over \'t aangezicht ge-
gefchoven hebben , zulks daar van
niets kan gezien werden , belet dat
haar nochtans niet andere na haaf
welgevallen te zien , om dat het
ftours doorfchynend is.
By ftordig weder gaanze gelyk de
mannen met gele laarzen, anderfins
met hare Tahourches , of müylen»^
De Europifche naden, of Franken,
kleden haar ieder naa haar genegen-
heid, zynde niet alle van eene Land-»
aard.
De Hollanders , die aldaar vry
fterk in getal zyn, wezende aldaar j
behalven de Heer Conful, den Pre-^
dikant, den Thefaurier, noch elf
huizen van negotianten , in welket
yder gemeinelyk twee of drie Coop-
lieden in compagnie woonen, ach-
ter welke den Canfelierrangneemd,
zyn gemeinlyk op de Turkfche wy-
ze gekleed.
De Engelfchen , die wel zo fterk
in getal zyn als de Hollanders, klee»
den zich ook veel op de Turkfché
ttianier.
De Franfchen, die wel in getal de
E 2 Engelfchen
den welken haar voor op het lig-
haam met eene , en by wylen met
de twee eynden komt te hangen j het
voorfchoot, wit zynde , is mede
niet kant bewerkt, den rok heb-
benze van zodanige coleurèn als zy
begeeren , ook veeltyts wit en vol
ployen, waar toe een groote menig-
te linnen vereifcht werd, door dien
dezelve wel een hand breet dikte
heeft , de couflèn doorgaans root,
en met goud bewerkt, de muylen
van gelyken met goud geborduurt.
Tot Smirna hebben de Vrouwen,
opN". 18.afgebeeld, de carpous of
muts op het hoofd van brokkade, of
goudlaken, ook mede wel van rood
fluweel met goud en zilver gebor-
duurd 5 om het zelve heel eierlyk te
hebben nemen veele van haar het
goude laken geftreept , als groen
en geel, oft\'tgene het cierlykft in
haar ogen fchynt te zyn , dezen
muts bindenze om haar hoofd met
een neusdoek van de aangenaamfte
coleur, en mede wel wit, dezelve
zyn zeer fray met zilver en goud
doorwerkt, latende het eene einde
daar van gemeinlyk benevens het
hoofd hangen. De klederen van
de befte ftoffen, en alle zoorten van
coleuren zyn by haar gebruykelyk,
de hembden veeltyts van fyne ge-
geftreepte zyde, welkers ftreepen
eenige van goud hebben, 70 mede
den broek , die onder het hembde
werd gedragen. Van haar hair la-
ten zy een lange tuit, of twee, neder-
hangen , aan welkers einden veele
ftukkp gemunt goud , met gaatjes
ten dien einde doorboord, werden
vaft-gemaakt, het gene zy zittende
op haar fchoot houden. Om den
hals dragen ze paarlen, of een gou-
den keten, als ook paarlen tot cie-
raat der armen , of anders goude
armbanden, gelykze dan de ooren
mede met paarlen, in goud gezet,
vercieren. Het hoofd pronkt al-
toos, ofte immers meeften tyd, met
bloemen , zodanig , datze haar by
wylen met een gehelen krans op-
fchikken , en wanneer dezelve niet
te bekomen zyn, bedienen ze haar
«net de genen > die in Italien ge-
wraakt werden.
Engelfchen en Hollanders overtref-
fen\\\' doch zo confiderabel in nego-
tie en rykdommen op verre na niet
zyn als deze , alzo onder hen veel
ambaditslieden en diergelyke zyn,
kleeden zich zelden op de Turkfche
wyze; maar behouden hun dracht.
De Venetianen, die aldaar zee#
weinige waaren, en by myn tyd een
Griek tot haaren Conful hadden,
waaren op het Turks gekleed.
Fenre\\yan Smirna, en k^mß oyer Land tot CmßmtinO\'-
polen. • "" \'
Een uur verder ontmoet-
Fontein tuflchen het ge-
bergte, omtrent welke veele onge^»
lukkige, door handen van moorde^
naars , het leven gelaaten hebben.
Hier na komt men weder aan een
uitftekend fchoone en wyde \\\'lak^
te, die men zegt zich meer als een
dag reilèns ver te ftrekken, alhier
zoude het zyn , dat Alexander te-
gen Darius heeft geflaagen. Aan
het een einde van deze vlakte, tegen
het gebergte, legt de Stad Magne-
Jïa (daar te lande genoemd Manas>.
JÏMi }een groote, en vermaakelyke
plaats, in, en omtrent dewdJs« de
voorgaande Zomer binnen den tyt
te ftrekt.
T
men een
\' Erwyl ik tot Smirna gelegent-
_ heid verwachtte om te land na
Conftantinopolen te trekken, had ik
het geluk van een Hollander en twee
IFranfche Heeren aan te treffen, wel-
ke zich met het zelve oogmerk ter
gemelde plaats ophielden. Hier by
kwam ook noch , dat twee Turken
van aanzien, zynde den een een Aga,
en den ander de Sou-Bachi, zo veel
als Baljuw van Smirna, zich tot de-
zelve reis gereed maakten > weshal-
ven wy hunne befcherminge gingen
verzoeken.\'
na.
bachi. ^j^^e leger-plaats hielden ten
huize van een Turk; zynde het op
deze reis gemeenlyk zo de ge-
woonte, ende de Turken alhier in
deezen gevalle zeer gaftvry , ont-
haalende de Chriftenen op deeze
weg zeer wel, en hun \'s morgens
met een gering gefchenk vergenoe-
gende. Welke wyze van doen alhier
dus ingekropen is , om dat deeze
weg van de Franken dikwils be-
reift word , waar door de Turken
hen gewoon zyn geworden , en
gaarne zien dat zy hunne huisvef-
tingh by haar komen neemen.
Smorgens vroeg floegen wy weder
op weg en toogen door het dorp
j. . J^kat-jakatfwie, leggende tegen een berg,
waar \'beneven zich een fraaye vlak-
Vertrek Den December Kï/S, tegen
van srair- den avond toogen wy uit Smirna,
maakende te zamen een tamelyk
fterk gezelfchap, dewyl de gezeide van drie maanden , gelyk wy hier
Turken verfcheidene dienaars met voor gezegt hebben, over de dartig
zich voerden. Na twee uuren geree-^ duizend menfchen van de peft wa-
den te hebben, bevonden wy ons j\' ren geftorven. In deze Stad is ket
Barna-aan het dorp Barnabachi, alwaar! eenigfte Gekken-huis van- geheel
Turicyen j waarom dan alle de geé-
nen, welker herflènen niet wel ge-
fteid zyn, derwaarts gevoerd wor-
den. \'tis ook daarom dat men
zegt, h/ moet na Mmajfia ^ waa^
neer men wil te kennen geeven,
datiemandhetnietal te vaft heeft.
Aan de zuid zyde dezer Stad lege
een hooge berg, en boven op den
zei ven een Kafteel, \'t geen zeer-oud
fchynt te weezen , in de neven»
ftaande Figuur (onder N®. 21) gete^
kend met de Letter A. Drie kringen
van muuren omringen den \'feerg j
doch de benedenfte, die ziich om-
trent ter halver weg vertoont, om-
vangd hem maar alleen ten vollen,
en de twee andere omvatten hem
maar voor een gedeelte.
i.i
li
:
■ t
-ocr page 78-31
Ter llinker hand , aan den voet
heeft men een vermakelyk gezicht
op liet oud (B) Serrail van den
Grooten Heer, daar hy zyn Hoff
bield , eer het zelve tot Brufa
wierd overgebracht.
De Stad is redelyk groot en volk^
ryk, en heeft verfcheidene fraaye
Mofqueën, mitfgaders veele \\/in-
kels, welke altemaal , even als in
andere Turkfche fieden , van hout
zyn.
Voor de ftad ziet men de Kerk-
hoven , en op dezelve een menigte
ftukken van Kolommen , met tul-
banden op dezelve gehouwen, zo-
danig als de geenen, welke daaron-
der begraaven leggen, in hun leven
hebben gedraagen > gelyk de Prent
by de letter C aanwyft , daar men
ook de Stadspoort met D getekend
ziet.
Deeze is een der drie fteden,
welke Xerxes aan Themiftocles tot
zyn onderhoud gaf; te weeten Ma-
gnefla voor zyn brood , Mynus
voor zyn vleefch , en Lampfacus
voor zyn wyn. Alhier namen wy
onze nagtruft, hebbende dien dag
omtrent zes uuren afgelegt.
\'s Morgens, zynde de darde dag
van onze reis , trokken wy voorby
eenige huifen, en door een redelyk
fchoone landsdouwe, welke echter
onbewoond legt, en zelfs niet be-
bouwd word. Na zeven uuren
weegs gefpoeid te hebben, kwaamen
wy in een Dorp , Talemout gehee-
raout^^^^\'^^"\' ruftplaats naa-
men.
\'s Anderendaags toogen wy door
Coran. Pf^P Corante-Arbory , \'tgeen
teAïbory.redelyk groot, en aan een vlakte
tegen het gebergte gelegen is ^ en
kwaamen wyders, nadat wy nog-
maals omtrent zeven uuren wegs af-
\'^legt haddwi, te Batfilemme, een
Dorp daar wy dien nacht verblee-
ven.
Den vyfden dag ontmoetten wy
een Dorp zonder menfchen, dicht
hy het welke zich een vlakte ftrekt,
daar acht Dorpen, kort op malkan-
d^, in leggen, \'t Is hier een byzon-
•^er fchoone landsdouwe, doch me-
de onbebouwt. Wy vorderden
weder zeven uuren , en vcrnagteii
in een klein Dorpje.
De zesde dag bracht ohs tot aan
Manderheia^ tien uuren van het ge-
melde Dorpje gelegen. Onzebyheb-
bende\' Turken namen altyt des
nachts hun verblyff in een KaraVan-
zera, of Levantfche Herberg, zynde
plaatzen tot dienft der reifigers ge^
bouwd, daar men huisvefting voor
niets heeft, en wyders alle noodza-
kelykheden voor geld kan bekoo-
men. Wy in tegendeel vernagte-
den overal in de huifen der Turken,
alwaar men met alle beleefdheid
word bejegend , en zelfs van mar
traffen , kuffens , dekens enz.
gediend; waar voor men des mor-
gens , buiten de gemaakte koften,
een kleine vereering geeft.
Deze manier van huisvefting was
oorzaak, dat den Aga, wiens be-
fcherming wy verzogt hadden, ons
liet aanzeggen , dat het hem leed
was, dat wy hem buiten ftaat ftel-
den van zyne plicht omtrent ons te
konnen waarneemen , vermits wy
ons des nachts in de byzondere hui*
zen der Turken onthielden j alwaar
indien ons eenig ongemak mocht
overkomen, hy ons de behulpfaame
hand niet zoude konnen bieden i
wesfhalven hy verzocht, dat wy ons
verblyf met hem in de KaraVanze-
ras zouden neemen , m^ verzeke-
ring, dat wy alfdan volkomen ge-
ruft konden zynt waar op wy ter
antwoord paften, dat wy den Aga
bedankten voor zyne beleefdheid,
en genegen waren ons na zyne on-
derregting te voegén.
Den zevenden dag , na dat Wy
een groot ftuk wegs gevorderd wa-
ren , en door onvoorzichtigheid
den Aga met zy n volk voor uit had-
den laaten ryden, kwaamen wy in
een bofch» alwaar onze Mpecker »f
Katterß (aldus worden de geleiders
of weg-wyfers genoemd} zynde een
Griek van Smirna, agterbfcef, en
ons voort liet ryden. Wy na een
kleine wyl hem niet vernemende,
en vreezende van den rechten weg
af te mogen dwaalen , beftooten
hem in te wachten; denkende dat
hy mogelyk door het een of ander
£ ^ toeval
m
tpeva\\ wederhonden wierd. Maar
wanneer wy hem niet te voorfchyn
zagen komen, en derhalven kwaad
vermoeden kreegen , vonden wy
raadfaam, dat \'er twee te rug zou-
den keeren, van welke ik een was.
Na omtrent een half uur treften wy
hem aan , doch van zyn paard,
daar ons goed op lach, afgeftee-
gen , en zachtjes voor uit treeden-
de , \'t geen niet buiten reden argwaan
in ons verwekte, als ofwy wel licht
omtrent eenige gevaarlyke plaats
mochten weezen. Wy gebooden
hem derhalven op het paard te fty-
gen, en voor uit te ryden en zyn-
de weder by onze reisbroeders ge-
komen, verhaalden wy hen, in wat
ftaat wy hem hadden gevonden,
met by voeging, dat wy wel op on-
ze hoede dienden te wezen , en
het geweer in de hand gereed te
houden.
Naa een weinig voortgereeden
te zyn met onze Moecker geftadig
voor aan , kwaamen wy uit het
bofch in een zekere engte, daar wy
een huis, of liever fpelonk ontmoet-
teden, dcMeerkappi geheeten, ver-
vaarlyk om aan te zien, en recht
bekwaam om een fchrik aan te ja-
gen. \'tIs de plaats, daar de rovers
zich onthouden: en het was maar
vyf a fes dagen geleeden, dat\'er
noch veertien perfoonen afgezet wa-
ren. Toeii bevroedden wy, om wat
ïeden onze Griek was achtergeblee-
ven; alzo hy zekerlyk gedacht fal
hebben: indien zydoorryden, volg
ik geruft, en zo ik hoor fchieten,
ontloop ik het, of verfteek my in
het bofch : want waarfchouw ik
hen, dat wy zo dicht aan de Meer-
kappi zyn, zullen zy my ongetwyfFeld
laaten voorryden, en zal ik derhal-
ven het meefte gevaar loopen. Hoe
\'took by hem gelegen hebbc, alles
\'tgeen wy dan doen konden, was,
dat wy hem met fware dreigemen-
ten bejegenden: daar ik niet geloof,
dat hy zich veel aan kreunde.
Ondertuflchen reeden we metgroo-
te ongeruftheid voort, vermits wy
niet wiften , hoe verre wy noch
van onze Turken af waaren: de an gft
onsdusvry watfneediger weg doen-
de fpoeden , kreegen wy hen na
omtrent twee uuren in \'t gezicht,
komende\' wyders des avondts gely-
kerhand , na een voordering van
tien uuren gemaakt te hebben , te
Sigerloek. Hier vernachtEen wy d\'- siger-
eerfte maal in gelelfchap van den lock.
Aga, by wienwyhet, na degefteld-
heid van zaaken, heel wel hadden.
Den achtften dag toogen wy door
een valeye , daar twaalf of dartien
dorpen, dicht by malkander, inlaa-
gen, en zich een menigte van wild
gevogelte , en onder anderen een
grooten hoop Valken, opdeed.
Na negen uuren wegs bevonden
wy ons aan de Stad Migalis, een
redelyk groote plaats, en de fraai-
fte, welke wy federt ons vertrek van
Smirna hadden ontmoet. Thans
quamen wy weder in een fraaye vlak-
te van omtrent drie uuren lang, en
wyders aan een dorp , zynde het
veer, daar men zichfcheepbegeeft,
om na Conftantinopolen over te vaa-
ren. Wy bedienden ons noch dien
zeiven avond van deze gelegentheid,
doch bleeven des nachts in de eng-
te leggen , alzo dezelve lang , en
zeer moeyelyk is, om uit te roey-
en , als mede ter oorzaak van de
harde wind.
Den negenden dag was het weêr Komß
ons vry gunftiger, zulks dat wy des J®\' pon-
avonds tot Conftantinopolen aan-Sj"""
quaamen, bly vende dien nagt in de
bark.
Den 14\'\'®" \'s morgens vroeg, tra-
den wy te lande , en vervoegden
ons in Galata^ alwaar ik met twee
Hollantfche vrienden -(\'kmoet hier
ook dit ter loops invoegen) die ik
te Smirna had gekend, en met wel-
ker een ik deze reis had gedaan,
omtrent de zes maanden huis hieli
en noch langer gehouden zou heb-
ben, indien zy niet na het Vader-
land wareii vertrokken.
Migalis,
befchryvinge van Conflantinopoien,
De Stad Conflantinopoien ver-
beelden wy op N". 22. A. zoo
als defelve zich uit Galata vertoond j
alwaar ik defelve op een hoog huis
afgetekend heb; en N°. 22. B. ver-
toond het gezicht aan de Bofpho-
rus Thracius van de zeven toorns
af, met Galata, en het grootfte ge-
deelte van Pera , foo als dat door
de H\'. Johan Pieterfon , leggende
op een Oorlogfchip voor Conftan-
tinopolen in\'t jaar 166%. daar ter
plaatfè afgetekend is. Om welke
gezichten aan den Lefer beter te
doen begrypen , en klaar te ver-
toonen wat ze verbeelden , hier
noch nevens gevoegd is de kaarte
Van Conftantinopolen, in platte
grond, op N". 22. C.
In de Kaarte van de Stad, zo als
die zich vertoont uit Galata, ge-
merkt met N°. 22. A, fiet den Lefer
verfcheidene letter-fneeden, tot aan-
wyfinge vande Kerken en Gebou-
wen in dezelve vervat, vertoonen-
de
A. Gountiar Seraie , het Paleys
van den Grooten Heer, gebouwt van
den tegenwoordigen Coningh Sul-
tan Mehemet.
B. AslanGhane, of Beeren huys.
C. AtMeydan, of Renplaats met
paerden.
D. \'Dovanaoi\'Dimbrouk.o^ToX-
huys.
E. Validé Han , of Chan vande
Coninginne Moeder, fijnde een ge-
bouw van veel Camers en packhuy-
fèn.
F. Bala Ghafer Sindani^ hetge-
vangenhuys van Bala Ghafer.
G. EsquiSeraie^ \'toude Paleys.
H. Vejier Seraie, \'t Paleys van den
Vefier.
.1 Aga Capigi) \'tHuys van den
Overften der Janitzaars.
K. Oun Kapan-, \'tMeel-huys.
L. KaddikUi of de Stad Calcé-
«ionien.
M. Scutari Serraie j of \'t Paleys
van Scutati.
N. Kiuperui oftewater-leyding. - _
1. Aja Soffia , de Kerk van S®.
Sophia.
2. Sultan Ahmet Giamifl j de
Kérk van den Coninck Achmet.
3. Validé Giamifl, de Kerk van
de ^Coninginne Moeder.
4. AH \'Pasha Giamifi^ de Kerk
van den Coninck Ali.
f. Sultan Baiazet Giamifl, de
Kerck van den Coninck Baiazet.
6. Solimanie Giamifl, de Kerk
van den Coninck Soiiman.
7. Chehiade , of Kerk van den
Coninck Chehiade.
8. Sultan Mehemet, of de Kerk
van de Coninck Mehemet.
p. Sultan Selim, Kerk van den
den Coninck Selim.
10. Kerk van den Griéckfcheii
Patriarch.
11. Wegh na de Swarte Zee.
12. Weg na de Witte Zee.
13. Alwaar \'t foete water in \'t
Archinaal loopt.
In de Kaarte gemérkt met N^.
22. B. vertoont.
A. Conftantinopolen h^ óiQTmkQn.
Stambol genoemt.
B. Galata.
C. Tera.
D. De Réviér die altyd af Idopts
en tuflchen Conftantinopol en Ga-
lata vloeit i alwaar dezelve zich
ftort in de BofpohorUS Thracius.
1. fSerrail of Hof van den
Grooten Heer.
2. De Kerk van S. Sophia.
3. De Kerk van S. Catharina.
4. Een feer hooge Colom.
5. De Pyramide van Porphyr-
fteén.
6. De feven Torens.
7. Onfe Oorlogfchepen j alwaar
de felve gelegen hebben. h^d
Defe Stad is gelegen in Europa, cónfllmi^
op een hoek van hetvafteland, die nopoien,
zich
-ocr page 82-zich in den Thracifchen Bofplio-
rus uitftrekt, en is geflieht op ze-
ven heuvelen, gelyk ook Romen,
daar het zelve getal van bergen ge-
vonden werd. Zy doed zich van
buiten op als een geheele wereld;
en ik geloof niet, dat\'er een dier-
gelyk gezicht onder de zon getoond
kan werden.
De Inwoonderen Hellen defïèlfs
omtrek op over de fêftien duyfent
fchreeden. Verfcheidene fchryvers,
om de zaaken te wonderlyker te doen
voorkomen , gelyk veele Reifigers
daar omtrent niet fpaarfaam vallen,
vergrooten haar merkelyk , doch
d\' eene vry meer , als d\' andere;
zulks dat het onmogelyk is hen over-
een te brengen, of\'er zich een be-
hoorlyk denkbeeld van te können
maaken. Ik hadde de nieusgierig-
heid van \'er zelfs de proef af te
neemen, en bevond haaren omvang
te zyn drie goede uuren, waar van
men omtrent een derde deel met een
roey-fchuitje te water moet doen,
beginnende van de haven omtrent
het Serrail, en eindigende voorby
de zeven Toorns.
De ftad is drie-hoekig, van wel-
ke de twee zyden zich langs het wa-
ter ftrecken j alwaar de grootfte
fcheepen hunne waaren aan land
können loflen en laaden.
Zy munt uit in fchoone Mosqueën
of Kerken, onder welken de aan-
g merkelykfte is de geene, die S. So-
jphfa.\' phi^ genoemd word, gebouwd door
den Keifer Juftinus, en naderhand
vergroot en verrykt door Juftinianus,
fy was de Godlyke Wysheid gewyd,
en wierd derhalven Agia Sophia ge-
heeten ; welken naam de Turken,
meefters van Conftantinopolen zyn-
de geworden , haar hebben laaten
behouden.\' Deze Kerk , die van
buiten vierkantig en van binnen rond
is, verdiend alleen een Conftantino-
poolfche reis. Zy heeft een Koe-
pel, welkers gelyke in de geheele
wereld niet te vinden is, zynde om-
trent van dezelve gedaante, als die
van de Kerk de Rotonde te Romen,
doch ongelykgrooter. Haare lang-
te (gelyk ik meer als eenmaal ver-
ftaan heb uit de mont van een En-
gelfchman, daar ter ftede woonach-
tig, en getroud , een manbydefe-
ventich jaaren, die heel jong in fla-
vcrny geraakt zynde, Turkfch ge-
worden was, en zich geneerde rnet de
genees-kunde als Do£tor , te oeffe-
nen, in welke hoedanigheid hy het
Serrail over de twintig jaaren be-
diend had) ftrekt zich tot honderd
negen-en-twintig treeden, de breedte
tot vyf-en-tachtig, en de hoogte zo
veel vademen. Van binnen is een
galdery, die rondom de Kerk loopt j
alwaar men twee-en-feftig Pilaaren,
in twee ryen, telt; boven dewelke
men noch een andere galdery heeft,
die van de gemelde Pilaaren onder-
fchraagd word ; welke weder zo
veel kleynderpilaartjesdraagen, die
het dak van dit fwaar gebouw on-
derfteunen. Deze galdery gelooft
men, dat ten tyde, dat de Kerk in
de handen der Chriftenen was, voor
de vrouwen gedient heeft. Men ziet
\'er nog eenige overblyfzelen van het
Mofaïfcli, waar mede zy wel eer
ten meeften deele belchilderd is ge-
weeft. Men zegt dat onder ande-
ren op de vier hoeken, alwaar het
gewelf zich aan malkanderen voegd,
noch gefien werden de vier dieren,
van welke in de Openbaaringen,
aan den Euangelift Johannes ge-
daan, gewaagd werd: hebbende de
Turken van dezelve niets gefchon-
den, dan alleen de hoofden op
welke wyfè zy mede gehandeld heb-
ben met een beeld van onzen Zalig-
maaker, \'t geen zich naa de Grieck-
fche wyfè boven de Kerk-deur ver-
toond , fittende op een Throony
met de hand opgeheven, cn twee
vingeren uitgeftrekt, als willende
feker Heilig, die zich voor hem, met
het aangefichte ter aarde gebogen,
vertoond, zegenen. Benevens den
Throon fbude de Maagd Maria ftaan r
zynde van deeze beelden de aange-
fichten gefchonden. Boven dezen
Throon zoude de H. Geeft verbeeld
zyn in de gedaante van een duifje,
aan welke de Turken niets zouden
gefchonden hebben ; gelyk mede
niet aan het Graf van den Keifet
Conftantinus, \'c welk zy in groote
achtinge houden.
Grootte,
w
M
-ocr page 85-REIZEN.
4t
volgens de verfcheidene Kerk ge-
baarden, welke by de Mahometaanen
onderhouden worden, daar op mo-
gen zitten, nederknielen, voor over
ter aarde buygen, enz. Wyders ge-
bied hen de wet hunne Pabouches j
of muilen, voor de kerk-deuren uit
te trekken, tot teken der eerbiedig-
heid, welke zy die geheiligde plaats
fen toedraagen.
De Bouwkunde van de S. Sophia
isaandeTurkenzo behaagelyk, dat
zy zedert in meeft alle hunne ande-
re Mofqueën die Kerk tot een voor-
beeld genomen hebben, doch hoe
fraay \'er ook onder dezelven mogen
weezen, komen ze echter niet in
vergelyking by dat uitftekend ge*
bouw.
Onder de voornaamfte worden
gerekend de Solymanfche, gefticht
door Sultan Solyman, die
begraven legt > mitsgaders de nieu-änsT SoJ
we Mofqueë, welke Sultan Achmet ly^^n
heeft doen bouwen. Men treed \'er \'
in door een Hof, komt vervolgens
aan een fchoon portaal, bedekt met
eenige koepeltjes, onderfteund door
verfcheidene marmere Pilaaren, en
wyders aan een plaats, die de gely-
kenis van een Kloofter heeft, in
welker midden zich een brave Fon--
tein vertoond. De Kerk is heel
groot, heeft een zeer fraaye Koe-
pel , en is van binnen behangen meC
een menigte van Lampen, en eeni^
ge glaze bollen, daar verfcheydene
konft-ftukken in beftooten zyn, als
een eierlyk Scheepje, een toegeruft
Galeytje, een houte Kerkje, enz.
Achter deze Mofquee is een Kapel,
vercierd met marmere Pilaaren, en
een menigte van brandende lampen.
Hier zyn de graven van Sultan Ach-
mer , van zyne vrouwen , en van
honderd en twintig kinderen , uiÊ
zyne lendenen gefprooten , welke
op eenen dag door order van Sultan
Muftapha, die in het ryk op hem
volgde, geworgd wierdfen. Degra*
ven, by yder der welken een dikke
waskaars ftaat te branden, en gefta-*
dig iemand bezig is, met voor de
ruft hunner zielen te bidden, be-^
ftaan uit een houte kift, met een
en onderken«
Onder deze pragtige Mofquee,
daar men met een fcliuytje onder
heen kan vaaren, \'tgeen echter aan
de Chriftenen niet toegelaten word,
telt men mede een-en-veertig Pilaa-
ren j of kolommen, ftaande in het
water, mitfgaders negen Cifternen
of waterbakken, waar van \'er acht
geftooten zyn, en maar een open,
dienende om uit te drinken, en de
Lampen, en andere, totdenMaho-
metaanfchen dienft behoorende, din-
gen af te waflchen.
Deze Lampen, die van glas zyn,
gelyk ook de Struis eyeren, welke
op een zeekere afftand tuflchen de
zelve hangen, verftrekken wel tot
het meefte cieraad van de Turkfche
Kerken.
De gemelde Engelfchman, diemy
met zynen zoon, een perfoon van
omtrent de dartig jaaren, terwyl ik
myn verblyf te Galata hield , ver-
fcheidene maaien kwam bezoeken,
gelyk ik, begeerig om van deze en
geene byzonderheden onderregt te
zyn, ook hem te Conftantinopolen
deed, bragt my eensin de deur van
S. Sophia, zynde het den Chrifte-
nen op die tyd niet geoorlofd ver-
der binnen te treeden , hoewel het
kortvoormynekomftealdaar, noch
toegelaaten was. Ik verwonderde my
over hare grootheid, en keerde met
droef heyd weder te rug. Dog de mee-
fte andere Mofqueën heb ik tot myn
genoegen van buiten, en binnen be-
zichtigd. In deze S. Sophia komen op
den Bairam, of op Paafchen, omtrent
de veertig duifend perfonen, en bran-
den ten dien tyde aldaar over deze-
ven duizend Lampen, mitsgaders op
deflêlts Mmarccs, wf Toorns, die
vier in getal zyn, omtrent drie dui-
zend.
Pe gronden der Mofqueën zyn
met matten, offtolFenbe^kt, wel-
ke met lange reepen aan malkander
genaaid, op de vloer uitgeftrekt leg-
gen, doch elke reep een weinig van
de andere af 5 verftrekkende deze
tuflbhenwydtetoteen gemeene gang
voor alle lieden, om van d\'eene na
Mof4
daar in^^^^JJsul-
en
Achmci»
CM»
lf|
s
d\'andere plaats te gaan, en hebben
deze matten, of ftrooken ftoffe, y- ______ _______
^er hvumenftandvanmenfeben, die Lywaat overdekt ,
j: f.l
UI
men die van de manlyke fèxe, door
het af beeldfel van een groote bon-
net of Tulband, van zodanig een
maakfel, als de Chiaoux die draa-
gen.
Behalven de genoemde, ziet men
nog twee fchoone Mofqueën, d\'ee-
ne geftigt door Sultan Mehemmet,
en d\'andere door Sultan Selim;
mitfgaders verfcheidene anderen,
altemaal treffelyke gebouwen.
Alle Vry dagen, welke zy voor
hunneSabbath ofRuftdagen houden,
word in deze Kerken gepredikt j
wanneer men den Grooten Heer met
alle vryheid, op de ftraat, by zyne
gewoonlyke Mofqueë kan te zien
koomen.
Ik bediende my derhalven , be-
nevens nog een perfoon, van deze
gelegentheid, en zag dien Monarch
van \'tOoflen , zittende te paard,
didu voorby my lieen ryden, heb-
bende flechts drie of vier Voetknech-
ten , die benevens het paard gingen,
by hem. Daar was niemand, als wy
alleen, om na den Keifer te zienj
zülks dat, indien ik\'erniet uitdruk-
kelyk met dit oogmerk gekomen was
geweeft, ik hem maar voor een per-
Zoon van aanzien genomen zou heb-
ben. Dog op andere tyden zou men
deze vryheid niet durven gebruiken,
gelyk hier na gezegt zal worden.
Aan deze Kerken heeft men ver-
fcheide Min arets, of Toorns, wel-
ker gedaante in myne afbeelding
gezien kan werden. De wanden
van binnen zyn effen en glad, zon-
der eenig cieraad; en aan eene der
zyden ftaat de naam Gods gefchre-
ven. Ook is\'er een zeker teken,
daar zy zich in het bidden naa toe
wenden, ftaande aan de zyde naa \'t
Zuiden , ter oorfaak dat het graf
van hunnen Propheet, tot Mecha, in
het Zuiden gelegen is. Men heeft
\'er ook eenPredik-ftoel, daar hun
Prediker, dien zy Imam noemen, des
Vrydags opgaat, om te prediken.
Bede- Tot vyf verfcheidene maaien
der Tur- > zyn de Turken, indien zy \'er
de tweede op den middag, de dar-
de \'s namiddags ten vier uuren , de
vierde met het ondergaan van de
zon , en de laatfte , omtrent mid-
dernacht.
Des Vrydags, dienzy, gelyk hier
voor gezegt is, voor hunnen Sab-
bath of Ruftdag houden , hebben
zy, behalven de gemelde vyf bede-
flonden, nog een zefde, \'s morgens
ten negen uuren, welke zy altemaal
bywoonen: en uit dit gebed komen-
de, mogen zy hunne Winkels we-
der open zetten, en aan den arbeid
gaan, doch die \'t maar eenigfins kon-
nen miflèn , brengen den tyd in le-
digheid , en met malkander te ver-
gelelfchappen door, en noemen dit
em dag van vergadering. Tegen dat
het uur, om zich tot het gebed te be-
geven, nadert, klimt de Mm zin op
een der gemelde Toorns, (hebben-
de ten dien einde, behalven dat hy
zich na de Son reguleert, een zand-
looper, en horologie by zich} en
roept uit al zyn macht, floppende
zich met de vingers de ooren, dat
het tyd is, om tot het gebed te ko-
men ; gebruikende daar toe eenige
woorden, welke tot eer van God,
en hunnen Propheet Mahomet ftrek-
ken. Dit gefchied vervolgens op zo
veel Toorns, als\'er Mofqueën zyn,
aan vier verfcheidene oorden , be-
ginnende van \'t Zuiden , en eindi-
gende in \'t Weften: want in geheel
Turkyen heeft men geen gebruik van
klokken.
By alle de Keïken ziet men Fon-
teinen , ter oorfaak dat de Mahome-
taanen, eer zy m de kerk tot het
gebed treden, gehouden zyn zich aU
voorens te waflx:hen , of te reini-
gen. ■
De Godvruchtigheid , welke zy ^
uitterlyk in deze gewyde plaatfen
betoonen , is verwonderens waar-Turken,
dig: want, daar mag ook voorval-
len, wat\'er wil, zy zullen zich noyt
na d\'eene of d\'andere zyde keeren,
om \'er het oog na te wenden, maar
houden zich in een geftadige aan-
dacht. Ook ziet men hen nimmer
met malkander praaten, of met yt-
wes bezig wezen, \'t welk geen betrek-
king tot den Godsdienfl; heeft. Men
vin-
God-
ken gelegentheid toe hebben, gehouden
hun gebed in de Kerken te komen
doen; te weeten , d\'eerftemaal met
het doorbreeken van den dageraad j
y
-ocr page 87-vind\'er weinige onderhen, dieniet
dagelyks de bedeftonden bywoo-
nen, ofze ten minften op den zei-
ven tyd in hunne huizen waarnee-
menj en niets is\'er, \'t geen hen hier
in verhinderd.
Ik heb , zynde met hen op de
reis, van dag tot dag gezien , dat
wanneer hunne Gebede-ftonden na-
derden , zy alle de beeften ftil hiel-
den, en hun gebed in het veld de-
den j zoekende altyd omtrent eenig
water te komen, om zich alvorens
te reinigen, waar toe zy t\' aller tyd een
vertinde kopere kan met hun voe-
ren.
De manier, welke zy in dit bid-
den gebruiken, is zeer vreemd, ma-
kende velerhande wonderlyke ge-
baarden, en beweegingen, met de
handen, armen , \'t hoofd, en het
gantfche lighaam. Ondertuflchen
leggen ze geftadig op de knien, kujP-
fen verfcheidene maaien de aarde,
enz. Houdende altyd, om de re-
den , die wy hier voor gezegt heb-
ben , het aanzigt na \'t Zuiden ge-
keert.
Na gefproken te hebben van de
Turkfche Mofqueën , of Kerken,
moeten wy ook eenige melding doen
Patriar-noopende de Patriarchale Kerk der
S. Nico li geheeten. In
deze ziet men een ftuk van de Ko-
lom , daar de Heere Chriftus aan
gegeeflèld zou zyn geweeft, bruin
yfèrachtig van koleur; van dewelke
de Grieken zeggen, datze op den
Goeden Vry dag natuurlyk fweet van
zich geeft: gelyk ook noch drie yzere
kiften, en in een der zeiven het ge-
raamte van de Moeder der zeven
Jongelingen, welke cloui laft van An-
tiochus gemartelizeert zouden zyn,
om dat zy het Heidenfche geloof
niet wilden aannemen. De Griek-
fche Kerk viert haar onder den
naam van S. Machabaa. De twee
andere beftuiten de geraamtens van
een zekere Koningin , die te Con-
ftantinopolen zoude hebben gere-
geerd , en van S. Theodofius , an-
dere zeggen van S. Veneranda, te
Smirna gemarteld , zynde aldaar
over de zes honderd jaaren bewaard
geweeft.
E N. 41
Ziet daar wat het voórïiaarnfte
van de Kerkelyke geftigten belangt
van welke tot die van de Regee-
ringe overtredende, zullen wyvoor
eerft eenige plaats bcflaan met een
korte befchryving van hetSerrail.
Het ftrekt zich in de gedaante van
een driehoek , met de twee zyden
aan de zee , en de derde binnen de
Stad ; omringd met een hooge
muur , daar verfcheidene Wacht-
toorns opftaan , geftadig bewaard
door een goed getal van Aadgomo^
glans , tot welke bediening , gelyk
ook tot andere diergelyké, dedom-
ften der Chriftene Tribuit kindereA
gebruikt worden ; en is gebouwd
(niet alleen ter plaatfe, daar men zegt
eertyts Byzantium geftaan te hebben >
maar men meind ook dat in dezeA
omtrek alle de eerfte wooningen
van Byzantium fouden bevat geweeft
zyn) op den Heuvel, of Hoogte vart
S. Demetrius , zynde een punt van
het vafte land, van waar men eert
zeer fraaye uitzicht langs het Caf^
teel, na den mont van de Swatté
Zee, heeft.
De Wooningen beftaan den kruin>
en de Tuinen den voet van den ge«
melden Heuvel.
\'tWord gereekend een kleine uUt
gaans in den omvang te hebben, eii
beftuit zoo veel menfchen, dat een
ftad van deflelfs grootte daar toedé
genoegzaam zoude bevolkt zyn, en
vervolgens in menigte van ingezete-
nen geweldig zoude konnen aan-
groeyen, indien de geenen, aan de-
welken dit Paleis eer tot gevangenis
als wooning verftrekt, zich met en-
ger en zachter banden te famen kon-
den vereenigen. Want zynde by
na altemaal, zo van d\'eene, als d\'an-
dere Sexe, in de bloey van hunnen
ouderdom, en verkoozen van een
gezonde en wakkere gefteltenis des
lighaams, is \'er niet een onder de
Caplgis, Boßangis.Achis, tnHai-
vagis , dat is te zeggen. Poortiers,
Hoveniers, Koks, en Confïturiers*
en andere Officiers van het Senaih
die niet in korten tyd hooft van een
aanzienlyk Huisgezin zou worden >
wanneer hy met wettige banden aaii
eenige dsx\'Sultanes:, of Odalifquesi
F % ^yndc
Serra\'ik
chale Kerk Qriêken
der Grie. \'^^leken
tsen.
zynde der zei ver kamenieren , ver-
bonden was. Maar een onmede-
doogende bende van fwarte Gelüb-
den laat aan deze ongelukkige Juf-
fers 5 noch aan hunne rampzalige
bedienden , niet toe malkander te
zien, \'k laat ftaan te fpreeken.
Zy worden al tc maal zeer nauw
opgepaft en gade geflagen , d\'eene
in hunne bediening , en d\'andere
in hun vertrek. Tie Sultanes
nooit uit, als onder het geleide van
deze genoemde bewaarders, en nog
gefchied het zeer zelden, en niet
fonder uitdrukkelyk verlof hier toe,
en in klein getal. Welk verlof
verkregen hebbende, worden ze
omringd door een hoop van die on-
machtige Swarten. De Boßangis, of
andere Officiers , die zich by geval
in hunnen weg vinden, zyn gehou-
den metter haafl: aan kant te gaan,
en zich met het aanzicht tegen d\'aar-
de neder te werpen : op dat men
niet moge zeggen , dat eenig
manfperfoon de minfte der Sultanes
van het groot Serrailt terwyl zy\'er
haar verblyf in heeft gehad, gezien
heeft. Dit voorrecht word alleen-
lyk voor den grooten Heer behou-
den , die\'er aan anderen geen deel
af geeft, dan wanneer hy, om een
Bajfa, of iemand anders, van wien
hy een zonderlingen dienft heeft
genooten , eer aan te doen , eene
der Sultanes , welke hy niet meer
gebruykt, uit zyn Serrail her voor
laat brengen , om ze hem ten Hu-
welyk te geeven.
Uit het geen ik hier boven ge-
zegt hebbe, kan men wel begrypen,
dat het Serrail een half Eiland is,
aan twee zyden door de wateren der
zee befpoeld } maar geheel omringd
met een platte muur, voorzien met
verfcheide zo ronde als vierkantige
Toorns, tamelyk dicht aan malkan-
deren geplaatft. Op de meefte dezer
Toorns wort des nachts door de
^eze^deAadgomoglansy of Tribuit-
kinderen , die men niet bekwaam
acht tot hooger bedieningen , wag-
ten uitgezet, om acht te geeven op
de ongeregeldheden , welke binnen
of buiten het Serrail zonden konnen
gefchieden, gelyk mede op het vuur,
\'t geen dikwils fwaare branden tc
Conßantinopolen veroorzaakL
In deze omtrek van muuren zyn
niet alleen de gebouwen van\'t Paleis
begrepen j maar ook de Tuinen of
Hoven , in welker midden de ge-
bouwen ftaan , op de verhevenfte
plaats van het Promontorium, of
Hoofd , als gezegt, eertyts den
Heuvel van SK Demetrius gehee-
ten.
Doch men moet zich niet inbeel-
den, dat de Tuinen van hel Serrail
in gelykheid gefteld konnen wor-
den met de geenen der Koninklyke
Hoven , en zelfs ook niet met de
Luftplaatfen van verfcheidene Par-
ticulieren in Europa: noch dat ook
de gebouwen iets diergelyks hebben,
als men elders in Chriftenryk ziet.
\'t Gantfche uiterlyke van dit Keizer-
lyk Paleis vertoont niets fraays nog
reguliers : en heeft het d\'overhand
op alle de Paleizen , \'tis den groo-
ten omtrek en degelegenheitalleen,
\'t geen het voor een der fchoonfte
plaatlèn des werelds doet achten.
De Tuinen zyn\'er zonder order,
vol van Cypreffen, Laurier, en an-
dere altyt groene Boomen op dat
men van Galata, noch van d\'an-
dere gebuurige oorden, welke hoo-
ger gelegen zyn, deSultanesy wan-
neer zy\'er gaan wandelen, niet
moge zien.
Wat belangt de gebouwen , die
het lighaam van \'t Serrail \\xitmzz~
ken , men ziet\'er gantfch geen or-
der van regelmaatige bouw-kunde,
noch eenige Symmetrie, of propor-
ties zynde flechts een menigte van
ongelyke huizingen, van malkan-
der afgezonderd , op de wys van
Paviljoenen, en fteunende meeften-
deel op groote boogen , beneden
en ter zyden der welken de keukens,
en vertrekken der Ofiicicren, zyn.
Want het bovenfte is maar voor
de Sultanes.
Nopende de eerft genoemde ,
welke zich gelyks de grond ftrekken,
tot hier toe kan men komen fonder
iets te verfielen , vermits ze maar
door de Bedienden bewoond wer-
den : maar wat het bovenfte gedeel-
te, dn^deSu/iarnzichonthouden,
bc^
-ocr page 89-belangt, den Grooten Heer , eil zync 1
Gelübden hebben \'er alleenlyk toe-
gang. »t Is derhalven onmogelyk
oaer van eenige befehryvinge re ge-
ven ; als zynde het een hoofdmis-
daad na die gebouwen zyn oog te
flaen, en dezelve met naeuwkeurig-
heid te willen befchouwen , konde
naeuwlyks met bet leven genoeg-
zaam geboet werden.
Dit Serrail is voorzien met ver-
fcheidene Poorten, waar van de
voornaemfte , ftaande aan de land-
zyde , tegen over de Kerk van
S. Sophia , geftadig door een me-
nigte van Kapidgis, die aldaar de
wacht houden , bewaard word.
d\'Andere Poorten worden maar
geopend voor den Grooten Heer,
en eenige bedienden, welke hun ver-
blyf in dit Paleis hebben.
Langs de muuren , aan de zee-
kant , loopt een kleine kaay, daar
niemand den voet op mag zetten,
of hy moet een ftuk weegs voor by
het Serrail weezen.
Op deze kaay , regt tegen over
Speel. Galata, ftaat een Kioske, of Speel-
huis van huis, niet hoog boven de grond, doch
ten Heer j cierlyk van maakfel, en welkers dak
tegen over door ettelyke marmere Pilaaren on-
Galata» derfteund word.
Hier komt den Grooten Heer
menigmaal de lucht fcheppen , en
treed\'er in zyn Jagt, of Galjoot,
wanneer hy zich te water wil ver-
maaken.
Doch, wanneer, of den Grooten
Heer, of eene van de Sultanes op
deeze Kioske, of Speelhuis, of in ee-
nige van hunne barkken zich ter
vermaak bevinde», mogen geene
vaartuigen, of barkken, zich daar
omtrent bevinden; maar moeten
haar verre daar van daan, cn buiten
\'t gezicht der zelve houden.
\'t Is ook de plaats daar den Capi-
tein Bafta , als hy met de Galeyen
zal uitgaan? zyne orders ontfangt.
Aan d\'andere zyde van het Ser-
rail, welke langs de Zee gelegen is,
ftrekkende zich na de zeven Toorns,
aiet men mede een diergelyke Kios-
ke , of Speelhuis , ten dienfte van
Verft, doch hooger van d\'aar-
Behalven deze luftplaatfen , ver-
maakt hy zich ook dikwils, met in
het gezelfchap van d\'eene of d\'an-
dere der Schoonen, in dit Paleis op-
geflooten , welke het middel heeft
gevonden , van zich in zyne gunft
te wikkelen , langs de fraaye dree-
ven der Cyprefte-boomen , daar de
Tuinen mede beplant zyn j te gaan
wandelen.
\'t Gebouw, niet tegenftaande het
van een wel gefchikte bouw-orden»
als gezegt is , niets heeft, zo is
het nochtans van binnen , na het
getuigeniftè der geenen die daar
in geweeft zyn , zo verre
als het
mag gezien werden , voorz;en
met veele fchoone kamers : on-
der welke uitmunt de geere j
daar de Gezanten in ontfangen
werden.
Niet minder fchoon is de Stalj
en de toerufting der Paarden
koftelyk, dat men moeite zouw
hebben , öm iets diergelyks aan te
wyfèn.
Nopende de vertrekken der VroU^\'
wen , verordend voor des Vorlfen
welluft, men kan daar niet van fpree-
ken, als met d\'uiterfte onzekerheid *
gelyk oókvan derzei ver bezigheden,
enz. De reden is gezeid.
Dit alleen weet meneer met ge-
noegzame zekerheid af, dat ze al
te maal in een gelyke graad zyn:
doch d\'ecrfte , die den Vorft een
Zoon ter wereld brengt, wort voor
Keilèrin erkent en deze volgt zy- Byzööï
ncn Vader in het Ryk. d\'Andere derhedcn
zoonen en dogters werden volgens
hunnen ftaat opgevoed. Zo het ging in h\'ei
nu gebeurt, dat dezen eerftgeboren Rykeui;»
zoon komt te fterven , treed de
geene , die de naafte aan hem is j
in zyne plaats , en deeld door deze
verheffing de Keiferlyke waardig-
heid mede aan zyne Moeder j wor-^
dende d\'andere in het oud Serrail
geplaatft. De Broeders van den *
nieuwen Vorft , welke voorheen
door een Barbaarfche ftaatkunde om
\'t leven wierden gebragt, op dat hy
te zekerder op zynen Throon ge-
veftigd mögt weezen j worden nü
gevangen gezet, en opgeftooten
\' gehouden. _
F a i^ö
digen Keifer\'Mahomet den VI\'^\'".
heeft aan den Janitzer Aga borg
moeten ftellen, dat zyne twee Broe-
ders , uit een andere Vrouw geboo-
ren, nooit geftranguleert zouden
worden, om by aflyvigheitvanden
Sultan , indien hy geene kinderen
mocht nalaaten, een wettige navol-
ger te hebben: want anderfins, ge-
lyk de fpraak gaat , fou de Kroon
aan den Tartarifchen Cham ver-
vallen.
\'sKeizers Moeyen, Zuflers , en
Dochters werden mede Koninklyk
in dit Paleis gehouden, en by voor-
vallende gelegentheden aan de voor-
naamfte bedienden van de Porte uit-
gehuwlykt.
Als den Grooten Heer komt te
fterven , moeten alle de Juffers uit
het Serrail, uitgezondert de Kei-
zerin , Moeder van den nieuwen
Vorft , aan wien terftond van alle
kanten de fchoonfte Vrouws-per-
zoonen toegezonden worden. d\'An-
dere werden in het Oud Serrail ge-
bragt, doch laaten hunne kinderen
in dat van den Keizer , om aldaar
opgetrokken te worden : die geene
zoonen by den overledenen Vorft
hebben gehad, mogen, met des Kei-
zers believen, op nieuws in den Echt
treeden.
Binnen de Stad ziet men bok nog
Byzon- ureele andere Serrails, of Paleizen van
^^■\'^ofPa- byzondere Heeren, welke van bui-
lelïn" ^"ten gantfch geen cierlykheid ver-
toonen , maar van binnen fraaye
kamers en zaaien hebben, waarvan
eenige koftelyk verguld, en met een
fchoonblaauw, of azuur befchilderd
zyn , \'t welk tot meerder cieraad
met een zoort van lofwerk ver-
mengd is.
Wyders beftaat de meefte pracht
in hunne Divans, of Saffas, bedekt
met Tapyten van ongemeene waar-
dy , cn langs de muuren heen be-
legt -met zeer fchoone geborduurde
kuflèns, daar zy zich op neer zet-
ten , op zodanig een manier, als in
de nevens-ftaande Afbeeldingen op
de letters A en B te zien is. Deze
Uivans , welke omtrent een voet
Jjoven de grond zyn, en niet also«\'
zy meeft in alle hunne kamers.
Verfcheidene andere gebouwen
maaken de Stad aenzienlyk, onder
welke niet de minften zyn de Hans ,
of woonplaatfen der Kooplieden,
\'k Noemze aldus, om dat ze tot der
Koop-lieden gerief opgeregt zyn-,
en in defelve ten allen tyden voor
een geringe prys Huys-vefting aan
hen befchikt werd. \'tZyn groote
gevaarten, den Kloofteren niet on-
gelyk, van vafte fteen g;^bouwd,
om voor brand , en diergelyke on-
gevallen bevryd te te weezen; waar
aan de huyzen van Conftantino-
polen , als meeft t\' eenemael van
hout geboud, heel licht onderwor-
pen zyn.
Van binnen ontmoet men een
ruimen vierkanten Hof, of opene
plaats , in welkers midden een fon-
tein ftaat, omringd met een groote
bak.
Rondom heen ziet men een me-
nigte van boogen, verdeeld in zeer
veele kamers, alle van het zelve
maakfèl, en ieder met een fchoor-
fteen voorzien , die gebruikt wer-
den als pakhuizen ter berging van
koopmanfchappen. Noch vertoond
zich een Galdery , door de ge-
melte boogen onaerfteund, en zich
langs alle de vier zyden ftrekkende j
deeze heeft infgelyks haare kamers,
die den Kooplieden tot woonplaet-
zen verftrekken , mits dat dezelve
haer eigen beddegoed, en keuken-
gereedfchappen bezorgen j want
men vind\'er niets als de bloote
muuren. Voor d\'opening van een
der zeiven geeft men den Portier,
die de fteutels heeft, een halve, of
quart van een Piafter , en wyders,
zo lang als men \'er blyft , een Afper
of twee daags. Op dezelve wys
worden ook de pakhuyzen voor de
koopmanfchappen gehuurd , en de
Hans of verblyf-plaatzen des avonds
met een yfere deur geflooten.
Tie^toot^Bezißani of verkoop-
hal verdient ook bezichtigd te wor-
den. \'t Is een ruime ronde zaal, Cróote
al te maal van gehouwen fteen ge-Seziftafl.
bouwd, en met zeer dikke muuren
ojnriogd. Pe winkels, ^ dewelke
\'4Ó CO\'RJ^eLIS de \'B\'SJJr^^^^S
De Moeder van den tegenwoor- gefclioeit betreeden worden, hebben
doorgaans zeer koftelyke waaren
verkocht worden, ftrekken zich
rondom dezelve heen, gelyk op de
Zaal in \'s Gravenhage. Vier fterke
Poorten geeven ingang, en worden
des avonds , als yder zyne winkel
toegedaan heeft, (want niemand
blyft \'er flaapen) wel vaft geftooten:
boven welke verzekering geduuren-
de den nacht j nog eenige wachters
daar binnen blyven , tot dat de deu-
ren des morgens van buiten weder
geopend worden.
Yder Gilde heeft hier zyn by-
zondere plaats, en niemand an-
ders mag\'er diergelyke waaren vei-
len, of verkopen. Ten dien einde
zyn \'er verfcheide verdeelingen
ftraats gewyze gemaakt, gelyk als
op onze marckten, die alle door fee-
kere openinge boven in het dak,
zoo veel ligts ontfangen, als dezelve
van noden hebben. Hier ziet men
de Goud-fmeden en Juweliers; gints
de Koop-lieden in Hollandfche,
Engelfche en Franfche Lakenenj
elders de Handelaers in zyde, en
andere koftelyke ftoffen : verder de
Schoen-maakers en Kleeder-verko-
5ers j en wat van diergelyke zoort\'
can geeifcht werden : leggende in
deeze plaatze allerhande koftelyk-
heden ten toon, en te koop. Men
heeft noch een andere Beziftan, doch
kleinder, en daar zulke koftelyke
waaren niet te koop zyn.
Behalven deze Beziftans zyn\'er
noch verfcheidene Bazaars, of
openbaare Markten , op eene der
welken , Avret-Bazaar , of de
Vrouwen-Markt geheeten, een ze-
Hillori. kere Ko/ow. ftaat , van ongemeene
fche Ko- Hoogte, voerende den naatn van de
lom.
Hiflorifche, ter oorfaak, dat zy aan
alle kanten, van boven tot benee-
den j verfcheidene Heirtochten,
Veld-flagen , en andere diergelyke
dingen, of gefchiedeniftèn van den
Keizer Arcadius , in vakken van
Bas-relieven vertoont, op dezelve
Wyze 5 als de Kolom van Trajanus
te Romen , welke zy , wat de
hoogte belangt, te boven gaat; berei-
kende, na de maat, die de beruchte
petrus Gyllius , de naauw-keurigfte
^befchryver van Conftantinopolen,
van
daar
en-veertig
Trajanus
twintig heeft. \'
Men ziet deeze Kolom alleen i
voor zo veel defelve zich vertoont
boven de huilen, met welke defelve
tegenwoordig befet is: daar defelve
voormaals vlak op de grootte Avret
Bazaar i en open plagt te ftaan.
En laaten de huifen tegenwoordig
zo veel plaats niet overig, dat men
de benedenfte gedeeltens vry en On-
bekommerd kan bezien. Ik hebbé
ook geen vryheid, of toegang, in dié
huifen konnen bekomen i om de-
felve naauwkeürig te konnen be-
fchouwen. Ook weten delnwoon-
ders van Conftantinopolen, of Tur-
ken , zo weinig te zeggen van
\'t geene op de benedenfte gedeelten^
die zich niet boven de omftaandé
flegte en kleene huifen vertoonen y
gehouwen is, dat men geen kennifle
altoos uit het zelve kan bekomeni
Of andere hier van meerder hebben
konnen te zien krygen, als ik, is my
onbekend: hoewel ik moet geloven
dat \'er geweeft zyn die dat geluk
gehad hebben, om dat\'er fchryvers
zyn die de voetftal zelfs befchryven.
Zy is geheel van Mirmer j maar
op verfcheidene plaatfen gebrooken.
De Figuuren zyn fraay gemaakt j
doch de geenen, welke zich aan de
voet, en het benedenfte gedeelte
vertoonen, zyn, zogefegdwerdge-
fchonden, niet zo zeer door ouder-
dom , als wel door het bygeloof der
Turken , die geen Beelden willen
dulden.
Men zegt, dat den Keiler Arca-
dius defelve heeft doen oprechten j
en dat men van binnen met een
wentel trap na boven gaat.
Na\'t getuigeniftè hier van i ziet
men op d\'eene zyde van den voet
ook d\'af beelding van de Keifers
Arcadius en Honorius , verzeld
door ettelyke Raads-heeren. Twee
beelden van de Vi£torie zetten hen
een kroon op \'t hoofd. Op het
onderfte gedeelte heeft men twéé
andere Vidlorien j welke eenige
Vrouwen beelden leiden ^ gekroond
met tinnen van Stads muuren, ver-
beel-
honderd zceven-
, daar die van
geeft,
voeten
maar honderd - drie - en-
4t
beeldende de Steeden , die de Le-
gers van die Vorften aan hun gebied
hadden onderworpen.
Het Labarum, zynde een cyfer,
der twee eerfte letteren van het
woord Chriftus , door malkander
gevlogten , \'t geen de Godvruchtig-
heid der Chriftene Keizers in plaatfe
der Roomfche Arenden liet ftellen,
word \'er op verfcheide plaatfen ge-
zien.
De poort j Welke placht ingang tot
deeze Kolom te geven, ftaat in het
midden van de vierde zyde der
Voetftal , of het Pedeftal , \'t welk
effen , en met geen beeld-werk be-
houwen is , doch men kan tegen-
woordig van de Turken geen verlof
krygen j om daar in te gaan of op te
klimmen. \'tZy dat de trappen ver-
fleten of gebroken zyn , of dat zy
om andere redenen het niet willen
dulden : want ook zoude eenig an-
der voorval daar toe ook wel aen-
leidinge konnen gegeven hebbenj ge-
lyk dan d\'H\'.Grelot in zyne Conftan-
tinopolfche reife , een gefchiedenis
van zulk een aert verhaalt,welkers ge-
lyke zoodanigen verbod wel zoude
konnen te wege brengen. Hy zegt
dat zeker jong Reiziger , vry wat
gelukkiger als wys, had over eenige
J aaren verlof gekreegen , om \'er op
te klimmen. Boven zynde , was
hy onvoorzichtig genoeg om zich
gantfch bloot te toonen j hoewel
men hem alvoorens had gewaar-
fchouwd, zorg te dragen, dat men
hem niet kwame te zien : en hier
mee noch niet vernoegd , tekende
zynen naam boven op de Kolom,
en ftingerde gints en herwaarts met
een neufdoek, welke hy aan het
eind zyner Rotting had geknoopt.
Straks kreegen de geenen , die \'er
voor by gingen , of \'er huizen
omtrent hadden , hem in \'t oog,
en waren geweldig verwonderd
een menfch daar ter plaatfe te
zien, en noch meer, als ze bemerk-
ten dat het een Frank was , die zy-
nen hoed op \'t hoofd had. In een
ogenblik was de geheele ftraat vol
volks, en de gantfche wyk in be-
roerte. d\'Eenen fchooten\'er hol
over b^l na toe? aangedreeyendoor
de nieuwsgierigheid , om deeze
nieuwe figuur te zien geloovende,
dat het de ziel was van den geenen,
die de Kolom heeft doen opregten,
daar gekomen om de plaats, die\'er
zyn beeltenis eertyds beflaagen
had, weder in te nemen, d\'Ande-
ren , opgewekt door de Jalouzy we-
gens dat hunne Vrouwen door een
Chriften gezien mochten weezen,
vloogen ten huizen uit, om te zien,
wie de ftoutheid had van zich daar
boven op de Kolom te vertoonen:
en gelyk de zaaken meeften tyd ten
argften geduid worden, geloofden ze
altemaal, dat hy \'er met geen ander
oogmerk opgeklorïimen was, als
om van daar te gemakkelyker hunne
Vrouwen - timmers te konnen be-
fpieden, en te zien welke hem\'t beft
behaagde. Hier op dan verwoede-
lyk het Huis , waar door hy in de
Kolom was gekomen , beftormd
hebbende, en hem metter haaft ne-
derwaarts doen daalen, bracht men
hem met flaan en ftooten by den
Soubachj/t of Wyk-meefter, en be-
reidde alreeds , om hem voor zyne
nieuwsgierigheid te betaalen , de
Falaque. d\'Arme Frank zou ten
minften een vyftig flaagen onder de
voetzooien gekreegen hebben , in-
dien zyn Ambaffadeur, in aller yl
van de zaak verwittigd, niet ten
Ipoedigften een Tolk met een ge-
fchenk aan den Soubachy had gefon-
den, verzoekende, dat hy niet voorE
zouvaaren, met byvoeging, dat de
geen , die den Frank in de Kolom
had gebracht, meer fchuld had,
als hy die een vreemdeling was,
en de gewoontens van Turkyen niec
kende j en dat hy ten anderen
ook moft betrachten, dat dezen
Jongeling , niet al tefnedigzynde»
uit opficht \'van den Ambafladeur,
en het gefchenk , \'t geen hy hem
kwam te doen, verdiende, datm^u
hem een mifïlag , welke de dwaas-
heid hem alleen had doen begaan,
ten beften hield } en eindelyk, dat
zo eenige ftraffe geoeffend mofi:
worden, die eerder aan denPortiec
van de Kolomme , als aan den ar-
men Vreemdeling, behoorde be-
PP
-ocr page 93-Op deze voorfpraak , vry van de
ftokflagen , en den Turk ontfing
ze in zyne plaatfe.
Kolom Kolom vm den Keizer
van den ^manus bdangt , ik heb ge-
Keizer duurende myn verblyf tot Conftan-
tinopolen noit gelegentheid konnen
bekomen, om dezelve te befigtigen,
daarom zal ik\'er alleen van zeggen,
het geen de vermaarde Reizigers
Spon enWheler,die het geluk hadden
van dezelve t* ontdekken, daar van
fchryven. Zy ftaat in het quartier
der Janitfers, dicht by de Badftoven
van Ibrahim Bafla , op de plaats
van het huis van een particulier per-
zoon. Dezelve is van gefpikkelde
marmer-fteen, en mag omtrent vyf-
tien voeten hoog zyn. \'t Capiteel is
van de Corinthifche order. Boven
het Capiteel ftaat een vierkante
uitgeholde fteen, aan de vier hoeken
met vier Arenden vercierd j \'t geen
my deed oordeelen , dat het hert
• van den Vorft daar in beflooten had
gelegen, want de twee vaarfèn, die
op den voet ftaan, zeggen tot den
Lezer , dat hy daar het beeld , en
bed van Marcianus kan aanfchou-
wen , \'t geen Tatianus hem toege-
wyd heeft. Zo hy een Heidenfch
Vorft had geweeft , zou men\'er
zyne afch in eenig aarden Vat ge-
zet hebben : maar vermits hy een
Chriften was, en de gewoonte,
van het verbranden der lyken, on-
der hen vernietigd, is\'er eenige re-
den , om te gelooven , dat men
wiaar zyn hert alleen daar in had
gelegtj zynde het lighaam mogelyk
onder de Kolom begraaven j en
voormaals \'s Keizers beelteniflè mo-
gelyk boven den fteen, die het Capi-
teel dekt, geplaatft geweeft. Gelyk
die Schryvers uit de Infcriptie, ofte
het Opfchrift der Kolom beftui-
ten : hoewel dezelve befwaarlyk te
lezen is.
Op den Atmeidan, zynde d\'oude
Pronk. Hippodromus , of Renbaan , om-
3en At? trent het midden , ziet men een vier-
meidan« kante Piramide , uit een eenig ftuk
gehouwen, bereikende de hoogte
van omtrent vyftig voeten. Zy is
Van een zekere foort van bruine
fteen > noch weinig gefchonden ,
ZEN. 49
en rondom met Charaéïefs eii Hiero-
glyphifche letteren getekend. Deze
ObelifcuSi of Pronknaald, geloofd
men opgerecht te weezen ten tyde
den Keizer Conftantinus. Op
de voetftal, aan d\'eene zyde, leeft
men een Griekfche Infcriptie , en
aan d\'andere een Latynfche ; beidé
te kennen gevende, dat den Keizer
Theodofius, dit fwaare gevaarte, nä
dat het lang verwaarloofd en ver-
acht ter aarde had gelegen, weder
heeft doen oprechten. Tot tekeii
daar van ziet men op eene der an-
dere zyden, in Basrelieven, verbeeld
de werktuigen , welke men daar
toe gebruikte. Meer andere Infcrip-
tien, zo in \'t Griekfchj alsin\'tLa-
tyn, zegt men dat nog laager opde
voetftal, die voor het meefte ge-
deelte onder d\'aarde is, zouden
ftaan.
Wat verder , na het einde toej
op den zeiven Atmeidan , vertoont
zich een Kolom, beftaande uit drie
mctaale Serpenten of Slangen , welké
door malkander geftrengeld zyn,g.
en met hunne koppen , die boven ^^ \'
als in een driehoek komen uitfprin-
gen , een foort van kroon-cierfel
maaken. \'t Onderfte gedeelte der
bek, van een dezer Slangen j is ge-
broken , daar Mahomet de ff®, de
fchuld af draagt, die wanneer hy
Conftantinopolen vermeefterd had >
uit overmoed met een ftrydhamer
daar tegen ftoeg. Andere bewee-
ren, dat het met een werp-fpies ge-
daan zou Weezen , en leggen het
Sultan Mourati te laft. \'t Gemeen en
bygeloovig gevoelen is, dat deze Ko-
lom door een Talifman,oizekcxc ma-
nier van befweeringe, daar tegens de
Slangen opgeregt zou zyn. \'tWelk
aldus verhaald werd.
Ten tyde van den Keizer Leo Ifaü-
ricus, dien men wil een voornamen
Toveraar geweeft te zyn, onthielden
zich drie vervaarlyke Serpenten om-
trent Conftantinopolen, die de by-
gelegen Land-ftreek \'t eenemaalver-
woefteden , tot zo verre , dat dé
bewoonders dezelve moeften verlaa*
ten. De Keizer, om dit ongeval te
ftutten , nam toevlucht tot zyne
I konft , en dwong de drie Slang®«
IVlafoia.
nus.
Koloin
van dearié
door Tover middelen in een groote,
graft te komen , welke hy in\'tmid-\'
den van de Hippodromus had
doen delven , in welke zy vervol-
gens dood geflaagen, en met aarde
bedekt wierden. Om dufdaanige
ongevallen niet meer onderwor-
Den te werden, liet hy deze Kolom
lier ter plaatze oprechten. Andere
meinen dat door die drie Slangen,zin-
nebeeldig , de drie Werelds deelen
beteekend wierden (want het vier-
de was noch niet bekend} en de
vereeniginge van \'t Oofterfche en
Wefterfche Ryken daar door afge-
fchaduwd zoude geweeft zyn , die
nu haare macht over de geheele
bekende wereld waaren uitftrek-
kende.
Atmei- Maar om ook een woord of twee
dan. van den Atmeidan zelve te zeggen,
\'t Is een zeer ruime plaats, beflaande
de lengte van vyf-honderd en vyf-
tig treden, en de breedte van hon-
derd en twintig. Ten tyde der Oo-
fterfche Keizers wierden \'er wed-
loopen met Paarden gedaan , en by
voorvallende gelegentheden open-
baare vreugde - tekenen vertoond.
\'t Gebruik is niet veranderd ; - want
de Turken oeffenen \'er noch dage-
lyks hunne Paarden , en hebben \'er
derhalven den naam van Atmeidan,
\'t geen Paarden plaats , of veld be-
tekend , aan gegeven.
Aan een anderen oord , te wee-
ten, omtrent de groote ftraat, welke
zich van de Poort van Adrianopo-
ien na het Serrail ftrekt, ziet men
, noch een Kolom , zonder beeld-
deKdom" werk,doch koftelyker, dan alle de
voorgaande , als zynde van Por-
phyrfteen: maar men kan ze tegen-
woordig zeer befwaarlyk van mar-
mer onderfcheiden , ter oorzaak,
dat ze door een brand , die eenige
gebuurige huizen vernielde, gantfch
fwart is geworden, \'t Is de reden,
waarom men haar ook met denaam
van de verbrande gedoopt heeft.
Zy beftaat uit acht ftukken, die,
vermits de voegen eertyds door
uitgehouwene Lauwrier-takken be-
dekt wierden, voor dit ongeval zo-
danig op malkander gefchikt waren,
dat ze uit een enkel ftuk fcheen
te weezen. Tegenwoordig is z;e
met fwaare yfere banden beftagen,
om ze voor het vallen te behoe-
den.
Na defe prachtige gedenkteke-
nen der Oudheid befchreven te heb-
ben , zal ik ook iets zeggen wegens
de Begraafplaats van den Grooten Grafvan
Vizir Mahomet Kiuperli Bajfa, Va- den vizir
der van Achmet Kiuperli BaJSa , die
in zyn ampt op hem volgde. Zy bS*^ \'
ftaat in de groote ftraat, niet ver van
de Kerk van S. Sophia, en vertoont
zich als een kleine Mofquee , over-
dekt met een koepel, hebbende een
open portaal, van de zyde van de
ftraat, waar onder hy begraven legt;
want omtrent den jaare ió73 ,of74,
wierd\'er het dak afgenomen, op dat
het graf door den regen bevochtigd
mocht worden. Dereden, volgens
het verhaal der ingelètenen, is deze.
De Grooten Heer, en zyn eerften
Vizir, Zoon van den "overledenen,
hadden op zekeren nacht een zelve
droom , in dewelke zich den over-
leden Vizir voor hen vertoonde,
biddende, dat zy hen» wat water
en verkoeling wilden geven , alzo
hy lag te branden, \'s Morgens ver-
haalden zy , yder even verbaaft ,
wat hen in den nacht was weder-
vaaren j en gaande met den Moufti
te raad , vond deze goed, dat men
het portaal zou ontdekken, op dat
de regen op het graf konde vallen,
\'tZeggen by het gemeene volk is,
dat hy in d\'andere wereld geftraft
word over de gcweldenaaryen, wel-
ke hy in deze op hunne beurzen
heeft gepleegd.
De voortreffelykeHaven van deze Haren;
Stad dient hier ook niet vergeeten
te worden. De mond van dezelve
is gelegen tuflchen de Witte en
de Swarte Zee, welker Canaalen
zodanig tegen malkander leggen,
dat wanneer de Wind de Schepen
belet langs den eenen weg aan de
Stad te komen, hy goed is , om
dezelve langs den anderen te doen
aanlanden. Want daar regeeren
maar twee Winden, te weeten, \'
de Noorde, cn de Zuide. Als
d\'eerfte waait, komt\'er niets uit de
fVitte Zee, of Tropontis, om dat
het
-ocr page 95-?t
het niet kan door den Bofpliorus
Tliracicus derwaarts gevoerd wor-
den: maar dan hebben de Schepen,
welke uit de Swarte Zee , of Ton-
tus Euxims , en door den Bojpho-
fHsTonticuskoTsxen^ voorwind, en
verzorgen de Stad van alle nood-
wendigheden. Wanneer de Zuide
Wind in tegendeel heerfcht, word
niets langs de Tontus Euxinus,
maar alles langs deTropontifcheTjee
toegevoerd: zulks dat deze winden
te regt voor de twee fleutels van
Conftantinopolen gehouden wor-
den , welke den ingang voor de
Schepen openen en fluiten.
Doch om weder tot de Haven te
keeren. De Natuur heeft haar,
zonder dat\'er de Konft yts van het
haare heeft behoeven by te voegen,
de ft:hoonfte der wereld gemaakt,
zelfs ook voor de grootfte Schepen,
die diepte genoeg hebben , om zo
dicht aan het Land te naderen, dat
ze maar een plank behoeven uit te
werpen, om \'er op te treeden. Den
omvang begrypt ten minften over
de fes duizend fchreeden, en de
wydte omtrent duizend.
Rondom ten Zuiden, en Weften,
ziet men Conftantinopolen, ten
Noorden Fidikli en Tophana , en
ten Ooften Scutari, \'twelk het aan-
genaamfte voorwerp , \'t geen men
zich kan inbeelden , aan het oog
befehikt: want vermits alle deze
plaatfen op de wyze van een Am-
phiteater gefticht zyn, befchout
men alles met een opftag. De ver-
menging van de Cypreflè-boomen,
met de gefchilderde gevels der Hui-
zen , en de ronde Toorns van de
Mofqueen , vermeerdert de fchoon-
heid van dit gezicht. Maar om te
zeggen , gelyk het \'er in der daad
mee gelegen is , alle de fchoonheid
van Conftantinopolen beftaat in
\'t geen men \'er van buiten ziet :
want binnen in de Stad is\'er zeer
Straaten reinig fchoons te vinden j zynde de
en Hui. ftraaten, door d\'onachtfaamheid der
Inwoonders, zeer vuil en leelyk,
meeftendeel eng,bochtig en ongelyk,
liier hoog , en daar laag ^ kortom
zeer ongemakkelyk te begaan j en
gemeene Huizen gantfch niet
fraay , cn meerendeels flechts van
hout opgeftagen.
Eindelyk : noopende de Zaal, Zaai daje
daar wel eer eenConcilie in gehouden J™
is , van dewelke Monf^ de Monco- houden isk
nys , die zich in den Jaare 1648. te
Conßantinopolen bevond , in zyne
Reize gewag maakt, \'k heb de-
zelve niet geften , doch wil \'er ech-
ter den lezer de befchryving niet af
onthouden , of\'er mogelyk ymand
luft mocht krygen om ze te gaaii
opzoeken. Zy is, zegt hy, omtrent
de zeven Toorns, in het huis van een
Armenier , alwaar men een klem
Kerkje ziet, (want wel eer placht-
\'er een Kloofter te wezen) daar de
Turken de fes voornaamfte Ko-
lommen uitgenomen hebben. Buiten
twyfel zal ze tot een Eetzaal hebben
gediend , gelyk men kan afmeeteii
uit de tafelen , welke als noch ter
wederzyde langs de muur ftaan. De
lengte ftrekt zich tot veertig, en dö
breedte tot acht treeden. Verfchei-
dene afbeeldfèls van Kluizenaars ,
die een heilig leven gevoerd hebben,
vertoonen zich , in JPrefio gefchil-
derd , langs de muuren i en daar ,
boven een Fries , gefchilderd met
Patriarchen , ter halver lighaame j
en boven deze, een tweede Fries i
met het leven van de H. Maagd;
Het gewelf maakt een halve koepel j
alwaar men een Avondmaal in Mo-
zaïfch werk verbeeld ziet : doch in
plaats van het Lam , ftaat\'er een
Vifch in een kom met water op het
midden van de Tafel. Aan het eind j
omtrent de deur, ziet men aan d\'eene
Zyde een Griekfchen Keizer gefchil-
derd , en aan d\'andere een Keizerin j
hebbende yder een groote Dochter
nevens zich ftaande : doch tuffchen
den Keizer en zyne Dochter ziet
men noch een kleinder Dochtertje
van tien ä twaalf Jaaren. De Keizer
heeft een geftotene kroon op\'t hoofd,
gelyk die der Aarts-Her togen,gantfch
van gefteenten, met een foort van een
tulband \'er om heen gewonden. Zyn
tabbaard hangt tot\'^aan de voeten i
en heeft zeer wyde mouwen , aan
het eind bezet met een boord van
gefteenten 3 ter breedte van
een
halve voet, even als een brazelet.
G 3 Aart
Aan den elboog , cn boven aan de
fcliouders , heeft men het zelfde,
en ter zeiver breedte. Om den hals
ftrekt zich een zeer groote klap, of
bef i en voor op de borft een breede
ftrook, gelyk men wel aan de klee-
ding van fommigeGeeftelyken ziet,
van Jiet zelve werk , welke tot be-
neden aan den tabbaard hangt.
Midden om het lyf loopt een breede
gordel, dien hy onder den flinker
arm verdubbelt. De Keizerin is op
dezelve wys gekleed, uitgezondert
dat haare mouwen enger zyn , en
om den arm fluiten, Zy hebben
beiden roode Ichoenen aan. \'t Klein
Dochtertje heeft maar een Graave-
lyke kroon op \'t hoofd , en is ^e.-
k\\t&dmGt tQnTaludamentumi voor
op de borft, aan de rechter fchouder,
toegedaan , en met de flinker hand
een weinig opgeheven. De rechter
fteekt door d\'opening heen, Dè
twee groote Dochters zyn gekleed
even als de Keizer, uitgezondert
hunne kroonen , van gedaante als
een Paulèlyke , of drie - dubbelde
Kroon ; en hunne mouwen , die
zeer wyd zyn, hangen tot aan
d\'aarde , gelyk d\'oude kleeding der
Koninginnen van Vrankryk. Men
ziet hier ook CQn Agiafma y of wa-
ter , \'t geen de Grieken gelooven
de kracht te hebben,van allerhande
ziektens te konnen genezen.
REIZEN.
\'Befchryylng yan Qalaia , Tera , Topharia , en mderè
gebuurige plaatfen van Conftantinopolen.
51
N" A aldus een korte befchryving
van Conftantinopolen gege-
ven te hebben , (daar ik te lichter
affcheide, om dat \'er alreeds zo veel
van gefchreven is , en ik\'er 4\'aan-
merkelykfte zaaken zodanig heb ge-
vonden > als verfcheidene Reifigers
dezelve hebben aangetekend) zal ik
overtreden tot Galata , \'t geen niet
te onrecht als een Voorftad van
Conftantinopolen gehouden mag
worden , en alleénlyk door de Ha-
ven , welke tuflchen beiden legt,
Weg van daar van afgefcheiden is. d\'Over-
mpol^T vaart gefchied door het middel van
na Oalata. Katkes en Tar mes , (een foort van
kleine vaarttuigen j of roeyfchuiten,
doch de Kaïkes vry grooter, als de
Farmes) die in meenigte aan beide de
zyden leggen. Echter kan men ook
te Land van Conftantinopolen te
Galata komen , mits dat men langs
de Haven omgaa wanneer men
een klein Riviertje van zoet water j
\'tgeen zich in dezelveontlaft, moet
paflèeren.
Op dezen weg ontmoet men voor
Okraei- cerft den Okmeidan, of \'t Pyl-veld,
da». zynde een wydluftige vlakte, alwaar
de Turken zich in het fchieten met
de boog oeïFenen 3 cn wyders
Kaffum- liet Dorp Kaffiimpacha , daar zich
pacha. op den oever der Zee het Arzenaal,
of de Werf vertoont , alwaar de
Schepen, en Galeyen gemaakt, en
ten dien einde hondert en twintig
boogen geteld worden. De Ka-
poudan-Baffa , of Admiraal, onder
wiens gebied al het zee-volk be-
hoord , heeft alhier zyne woon-
plaats. Niet ver van dit Dorp,
\'t geen tamelyk fraay is , ziet men
de Bagne van des Grooten Heers
flaaven , een gebouw van een aan-
2ienlyke grootte en ruimte. Thans
komt men , na voor by eenige
Kerk-hoven gegaan te hebben, te
Galata.
Galata is een redelyk fraaye en®^\'®^*^
groote Stad, met een oude muur
omringd , en voor een groot ge-
deelte door Grieken bewoond, waar
van zeer veele zich geneeren met
Herberge te houden, \'t Is ook de
gemeene woonplaats der Franken j
of Europifche Chriftenen , weikef
Geeftelyken aldaar vyf Kloofters
of Huizen hebben, daar de Room-
fche Godts-dienft in geoeffend
word.
Aan de Zeekant heeft men een
zeer fchoone Vis-markt. \'t Is een
lange ftraat , aan weder zyden van
dewelke men niet als Vifch-koopers
ziet, en by de zeiven dag aaii dag
een ongelooflyke menigte vanVifch
van verfcheidene foorten , en goed
koop. Inzonderheid uitftekend goe-
de Tarbot, en onder anderen ook
Oefters, waar van men honderd ge-
meenlyk voor twee a drie ftuyverS
kan krygen. Ik heb \'er .ook meer
als eenmaal zeèi\' lekkere Moflèlen
gegeten, als medeSteur-krabbetjesi
die \'er in overvloed te markt komen,
en in het zoet water gevangen wor-
den.
Ter Poort van Galata uitgetre-
den zynde , gaat men opwaarts na
Tera , \'t geen infgelyks door ette- Ferfe
lyke Kerk-hoven , welke men ter
flinkerhand laat leggen , van de
gemelde Stad afgezonderd is.
Tera is maar een vlek, doch echter
redelyk groot. De Chriftene Gezant
ten hebben alhier hunne wooningen i
uitgezonderd die van den Keizer,
en den Koning van Polen , heb-
bende by mynen tyd de eerfte zyn
Huis aan het Canaal van de Swarte
Zee, in het Dorp Arnoutkiou, om-
trent anderhalf uur van Galata, en
den ander in het Dorp Afkiu , aan
de zyde van Galata j na de kant
van het zoet water j aan den oeveir
van de Haven. _
GS
\\
De Huyzen van Pera zyn fchoon:
inzonderheid de geene daar de
Chriftene Ambafladeurs in woonen.
Ook hebben aldaar by na geene an-
dere haar verblyf plaats > als Grie-
ken van aanzien en vermogen , die
zich met het geringer foort niet ver-
mengen willen.
Van Pera, als zynde veel hooger
gelegen , gaat men geftadig, en al
Tophana. vry fteil, nederwaarts na Tophana j
ftrekkende zich beneden aan het
Canaal , tegen over het Serrail.
\'t Woord betekend eigentlyk Ge-
fchut huis , vermits \'er het zelve, ge-
lyk ook meer ander Oorlogs - tuig,
gegooten werdj ter welker oorzaak,
de gantfche ftreek , die als een ge-
meen Dorp is, dien naam voort.
De Hiiizen van Galata , Tera^
en Tophana , vertonen zich op zo-
danig een order , dat, gelyk deze
plaatfen niet op eene zelve hoogte
gelegen zyn , maar d\'eene hooger
en d\'andere laager , zy als een
Schouwburg maaken, van waar men
gemakkelyk, en met een vermaake-
lyk opzicht, de Haven en de Zee
ontdekt.
Van Tera heeft men de bekwaam-
fte overvaart met een Kaïke na Scu-
daret, of Scutari , by de Turken
Ifcodar geheeten. Dit is een zeer
groot Dorp in Aßa , op den oever
van de Zee, tegen over het Serrail
van Conßantinopoleny mede meteen
heel fchoon Serrail van den Groo-
ten Heer voorzien ; wyders uitftee-
kend volk-ryk , en vol van alder-
hande Winkels, even als in een wel
geregelde Stad. d\'Afgelegenheid van
Aßaen Europa hier ter plaatfe word
op omtrent duizend fchreden ge-
fchat.
Het gezicht alhier tuflchen Scu-
daret en \'t Serrail, na de Tropontis,
of Witte Zee geftrekt, is uitftekend
fchoon , en werd afgebeeld in de
prent vertooninge , getekend
in Tera : in dezelve ziet men aan
de zyde van Afia i. Scutari voor-
noemd , en voor het zelve , na by aan
den oever, m de wydte des Canaals,
na de Swarte Zee 2. den Toorn van
Leander. En wat voorwaarts aan
Ii
I
I
Scutari. Wat verder heen aan de-
zelve zyde, byna tegen over de ze-,
ven Toorns, ziet men ten 4. Chal-
cedonien. Aan de zyde van Europa
vertoond zich ten f. het Serrail van
Conftantinopolen , en ten 6. de
Kerk van de Heilige Sophia. De
wateren van \'t Canaal na de Swarte
Zee, tuflchen Afia en Europa met
N°. 7. aangewezen, het gezicht zeer
vermakelyk ter middelweg ftreelen-
de: niet minder als die van \'t Canaal
tufTchen Conftantinopolen en Gala-
ta , daar dezelve haar op N®. 8. na
het zoete water ftrekken.
Chalcedonia was eertyds een be- Chalce-
roemde Stad, en vermaarddoor het donia-
vierde algemeene Concilie , \'t geen
aldaar gehouden wierd j doch te-
genwoordig een ftecht Dorp , daar
my niets aanmerkelyks in voor-
kwam , als een ouwerwetfch Kerkje ,
\'t geen de Grieken in bezit hebben.
Ik tekende het van binnen, als op
N\'\'.24. te befchouwen ftaat, en bui-
ten , gelyk hier nevens op N°. 2
te zien is.
In deze overvaart van Tera na
Scudareti of Scutari gelyk andere
het noemen , ontmoet men den
Toorn van Lea nder, onzeker waarom Toorn
alzo geheeten: werd by de Turken
genoemd Ä\'iJJ-Ä\'tf/^, zo veel gezegt
als den Maagden-Toorn. Hy ftaat
tuflchen Scudaret en het Serrail^
doch dichter aan de Aftatifche , als
aan d\'Europifche kant j is op een
Rots gebouwd , en zeer fterk j en
met verfcheidene ftukken gefchut
voorzien , waar mede de Canaalen
van de Swarte en Wme Zee ^ ftrek-
kende zich aan beide de zyden van.
den Tracifchen Bofphorus , bevei-
ligd konnen werden. In dezen
Toorn vind men een Put van zeer
koel water, uitfteekend goed om te
drinken , by de meeften voor een
onderaardfche Wel gehouden: doch
ik zou eerder gelooven dat het een
reegen bak is.
Maar veel vermaakelyker dan dit Vcrmaa-
alles is het Canaal van de Swarte kelykheid
by dtOndenTontusEuxinust^ll^^ll
en de Italianen Mare-Magiore ge- Swarte \'
heten. Langs het zelve van Con-^^e.
54 COXKSLIS de ^\'B.Vr^S
hec vafte Land, 3. het Serrailopwaartsvaarende,ziet
men
een meniehte van Serrails , en an-
dere Luft-huizen j verzeld met zeer
aangename Tuinen j en het zelfde
ontmoet men ook aan de rechter, in
■^ßa : zulks dat deze twee oevers
het fchoonfte gezicht der wereld
vertoonen. Aan de zyde van Afia
legt een Kafteel, omringd met zeer
hooge Cypres-boomen, in het welk
Sultan Ibrahim iY^dct van Mahomet
denlV\'^\'", die by myn tyd. regeer-
de , zich twintig Jaaren verholen
hield j om niet door Sultan Mor ad,
gelyk zyne andere Broeders, om
\'t leven gebracht te worden. Langs
gemelde oevers , ter weder zyde ,
heeft men ook verfcheidene fraaye
Dorpen welker luftigheid , bene-
vens alles wat zich daar omtrent
vertoont, ik geoordeeld heb veel
beter in prent, als in gefchrifc,
voor het oog te konnen bloot l^eg-
gen j gelyk dan dezelve in de
27. 28. 29. en 30^". prent verbeel-
dingen vervolgens vertoond wer-
den.
Van Confldntinopolen tot aan de
Swarte Zee ftrekt zich dit Canaal
ter lengte van drie goede uuren, en
loopt geweldig krom en bochtig-,
ter welker oorzaak Europa en Afia,
van verre, op verfcheidene plaatfen
aan malkander fchynen gehegt te
weezen.
Niet ver van de Swarte Zee ziet
Kafteeien ^^^n twee Kafteelen, \'t eeninEurO\'
totbevey-/\'^ j en \'t ander in Afia » welke
gebouwd te zyn om de
dszeive, ftrooperyen der Kozakken te beteu-
gelen. Zy dienen ook tot gevan-
geniflèn voor lieden van ftaat. Wel
eer wierd een keten aan deze Ka-
ncelen gefpannen , om den door-
tocht , in onveilige tyden, te be-
letten.
.Water- Aldaar aan Land tredende, en zich
leidingen\' yan \'t Canaal afwendende,
c"nftanti,vind mcn een eind weegs te Land- gefchreven,
nopolcn."
55
men aan de flinkerliand, in Europa^ 1 waart in , aan de zyde van Europa^
twee fchoone waterleidingen , hier ,
nevens op N®. 31. en 32. afgebeeldi
over welke het water tot binnen
Conftantinopolen gebracht, of ge-
leid is, ftrekkende de voornaamfte
zich twee Italiaanlche mylen verre.
Omtrent den mond van de Ton-
tus Euxinus , ter plaatiè daar de
doorvaart zeer eng is, ontmoet men
een eilandachtige Rots , ongevaar
vyftig a feftig treeden aan elke zyde
van het vafte Land afgeleegen, daar
men tot boven toe op kan klimmen j
doch niet zonder groot gevaar j en
men komt \'er met meerder gevaar
wederom af Hier placht een Pilaar pompéi
van wit marmer te ftaan, de Tilaar jus Pilaar«
V2XiTompejus geheeten, ter oorzaak
dat Tompejus (volgens het gemeen
gevoelen} dezelve , na dat hy Mi-
thridates verwonnen had , tot een
eeuwig gedenkteken zyn\'er over-
winning aldaar zou hebben doen
opregten. Zy had, na \'t geen\'er
den Heer Spon af getuigt, niet veel
meer dan de hoogte van twaalf
voeten, een Kapiteel van de Corin-
thifche order, \'t geen niet ten dien
eynde gemaakt fcheen te zyn, maar
veel eer tot een Altaar , om op té
offeren. d\'Infcriptie op de Voet was
ter eere van Augufius. Indenjaaré
1680. omtrent de maand April i
wierd deze Pilaar door een fwaaren
ftorm in Zee gefmeeten.
Hoewel ik deze Rots zelfs afge-
teekend hebbe , zal ik dezelve ver-
toonen N°. 33. na de afteekening
van myn Heer Waftjou, die de-s
zelve gezien, en op de plaats afge-
fchetft heeft. Gelyk dan zyn E. ook
een Ichetlè van de Kolom zelve ge-,
maakt heeft, met de Infcriptie of
het opfchriftophetPedeftaal, welkd
zyn E. zegt zeer naauwkeürig, in het
byzyn van verfcheidene vrienden ^
te hebben aangemerkt, en aldus afr
D I V O. C^far. AuGufto.
L. CLannidiüs
ponto-
Sonder van zyne leefinge te konnen afftappen ] niet tegenftaande de
Heer Spon gelezen heeft:
caesar i augusto
e. c l. an ni diu s
l. f. cxa. fron to.
Doch ook merkt de Heer Spon,
die in diergelyke zaken zeernaauw-
keurig, engeoeffendwas, aan, dat
de letters zeer kwaalyk gemaakt,en
opgegeten waaren : zulks dat het
den Leefer niet onaangenaam kan
zyn, te vernemen wat verfcheidene
daar uit hebben gelefen.
Dicht by, en rondom deze Rots,
ziet men verfcheidene andere klein-
dere Rotfen , van veelen voor de
Cyane\'ifche Eilanden, of de Symple-
gadesy gehouden, waar van de Ou-
den verfcheidene fabulen vertellen»
als ofze op de Zee zouden dry ven»
en nu aan d\'eene, en dan aan d\'an-
dere zyde gezien worden.
Wanneer men omtrent die klip-
pen is, vertoond zich aan den
Orizond , rondom, de Zee fwart-
achtig.
Als men na deze Rots vaart
laat men de volgende Vlekken, en
Dorpen aan de flinkerhand, te
weeten aan de zyde van Galata %
leggen.
Vlekken \'tophana \\ Foudoüchli » DoUma-
en üor-baßa , Bißktaß, Ortakmy , Cum-
K\'van\'"^\'^\'^.^\' ^^nondkluy, Bebekbaßa ,
t-uropa. E\'ßihiffar , of Caftel Vecchio (waar
ónder een zeer fraay Dorp gelegen
IS, voorzien van allerhande levens-
middelen. Aan dit Kafteel moeten
alle Vaartuigen j welke na de tS\'ie\'ör/^\'
Zee gaan , hunne Tefcare , of vry
brief van den Tollenaar van Conßan-
tinopolen vertoonen) Bartoliman ,
Tegna , Jenikiuy , Thèrapin j Bo-
jonckdere > Sareyer j en Mavre-
mole.
Mavremole is een zeer vermaard
Kloofter der Grieken, omtrent een
half uUr van de waterkant gelegen,
werwaarts eenmaal in \'t Jaar duizen-
den van Griekfche huisgezinnen
zich uit Godvruchtigheid begeeven y
\'t geen echter niet belet, dat ze
meeftendeel dronken weder te rug
keeren: daar ze goede gelegentheid
toe hebben. Want rondom heen
ftrekken zich veele fchoone Wyn-
bergen , welker wynen uitfteekend
ftnaakelyk zyn , en door de Paters
aan den gaanden en koomenden man
" , verkocht worden.
De Grieken brengen \'er veel gelds,
om ziel-miflèn voor hunne overle-
dene vrienden te doen, welker naa-
men dan in een zeker boek aange-
tekend worden. Dit Kloofter, ge-
meenlyk van over de honderd Geefte-
lyken, by hen Caloyers geheeten,
bewaard, heeft een zeer fchoon ge-
zicht over de Swarte Zee , gelyk
ook over het Canaal, \'t geen zich
na Conßantinopolen ftrekt.
Ter regterhand, aan de zyde van
Anatolien ^ oï Kleyn Afïa
"n Ceen Vlek of Dorp JL
2yde van groo^ ^^^ Haarlem, en meer be-
Afia. volktj alwaar de Reifigers uit Ber-
ßen , en elders, met hunne i^^r^z-
vanen aankoomen) Cofcongiouk ,
(meeftendeel door Jooden bewoond,
welke dagelyks hunnen handel in
Conßantinopolen komen dryven}
Stamos, Singilkiuy Coula of anders
Coulabakcheßi Candilbakcheß ^ Ef-
^ihiffar , van Anatoliën , (een Ka-
fteel regt tegen over dat van
gelegen) Ghiokfoui, Tchiboukliy In-
Mßirlikiuy , Onkiarfkelohi , Beicos ^
Salihouroun , cnJorOi wel eer .
mm genaamd.
Tegen over dc Rots 3 daar dë
Tilaar van Tompejus op placht te
ftaan, legt aan de zyde van Europa
op den oever, een DOrp Fanari ge-
heeten , voorzien van een tamelyk
hoogen Toorn , die tot een Vuur- Vumbails
baak verftrekt, om de Schepen by
nagt te lichten : want deze Zee is
zeer gevaarlyk , en laat geen Jaar
verloopen, zonder merktekenen daar
van te geven: ter welker oorzaak de
Grieken haar ook met den naam
van Maurothalaffa genoemt hebben,
\'t geen Swarte Zee wil beteekenen
gelyk zy gewoon waren het by-
woord van Swart aan ongelukkige
en kwaade dingen toe te voegen-,
of ook wèl tér oorzaak der menig-
vuldige duiftere wolken, wélke zich
hier meer als elders vertoonen. Want
het water vam deze Zee is nïetiwar-
Van couleur, als dat van andere
ter
Zeen. Ma^r, menigmaal verheffen-
\'er zich afgfyfelyke ftormeri , en zo
fchielyk, dat het niet mogelyk is
zich\'er voor te behoeden. ^Zelfsin
het fchoonfte weêr word men \'er
by wylen in een ogenblik van over-
vallen: en zynde deze Zee niet zeer
wyd , en met verfcheidene dwars
ftroomen belemmerd (veroorzaakt
door den invloed der wateren van
den T)onau , dc Boryfihenes , de
Tanais , en meer andere geringer
Rivieren , die zich in dezelve
ontlaften } worden de , Schepen
gints en herwaarts gedreeven , en
by onftuimige winden dikwils te-
gen de klippen te barften ge-
fmeeten.
Omtrent dit Canaal van de Swarte siakalfefis
Zee heeft men veele Siakalleny of of wilds
wilde Honden welke beeften, den ^«"^len
Voflèn niet ongelyk , en inzonder- het Canaal
heid van muil, men gelooft dat van de
van Wolven en Honden voortge-
teeld worden. Zy maaken des
avonds, en ook by wylen in \'t naarfte
van de nacht, een afgryfelyk gehuil,
voornamèntlyk by kwaad weêr j of
ongemeene koude 5 en zyn by win-
ter tyd, wanneer zenietveelteeeten
vinden , zeer boosaardig, even als
de Wolven.
H Eer
-ocr page 107-Eer ik de buurfchap van Con-
ftantinopolen verlaat, moet ik noch
iets zeggen van de kledinge.
Der Vrouwen dragt tot Conftan-
tinopolen , afgefehetft 34. gf.
en 36. is byzonder groots en deftig j
gaande alle de anderen van deze lan-
den verre re boven, de Carpous, of
Muts op haar hoofd bewinden zy
met verfcheidene neufdoeken,van dif-
ferente couleuren en alle met goud
en zilver doorwerkt, waar op dan
alle zoorten van Juweelen werden
geplaatft j na dat yders vermogen
toelaat. Daar en boven vercieren
fè dezelve nog met verfcheidene bloe-
men j deze muts dus gefteid zynde
können ze op en w^der af zetten,
zonder dat dezelve uit die geftalte
gaat, zo dat ze haar daar verfcheide
dagen van bedienen, en dan weder
in een ander diergelyke form, na
haar welgevallen toeftellen , om al-
toos eenige verandering op het
hoofd te hebben} waar mede zy ge-
meenlyk eenige uuren bezig zyn.
Dezelve is zodanig fwaar door de
grootte, die ze heeft, dat het haar
by wylen verveeld dezelve op te
houden. Het witte kleed, daar
ze bedekt mede uit gaan , hebben
eenige der principaalfte met goude
boorden , en franjes aan de ein-
den. Des winters dragen ze den
Rok met bont, gelyk de mans per=\'
foonen.
C0%^8L1S de \'B\'RVt^S
De Vrouwen in het Serrail van
den Grooten Heer, waar van my
eenige modellen wierden befchikt,
en alhier medegedeeld werden op
37- zyn op verfcheidene manie-
ren
eenige hebbai een Kalpak of
bonten Muts op het hoofd , ande^
re een groot rond bord, op de
manier als die der Jodinnen , uit-
genomen, dat het zelve van het
voor-
-ocr page 108-p
-ocr page 109- -ocr page 110- -ocr page 111-Voorhoofd af naa boven ftaat, zyn-
de aan wederzyden van het zelve
een veder, of pluym, vaft gehegt;
aan de ooren zyn fwart gepluymde
quaften , dewelke haar voor bene-
vens de. borften komen te hangen;
CÊnige niet een Carpous of Muts,
dewelke met diftèrente geeouleurde
neufdoeken, met zilver en goud be-
werkt , zyn om het hoofd gebonden,
en met alle zoorten van [uweelen
verciert: waar toe veele goude bloe-
men expres boquetfgewyfe werden
gemaakt, en in het midden van yder
bloem werd een Juweel gevoegt,
cn zo doorgaans met gefteen-
ten vercierd; ook zetten eenige daar
natuurlyke angelieren of diergelyke
bloemen op.
De ordinaris dragt der Turken
fe een rooden Fluweelen Muts ,
% E N.
met een witten Tulband omvlogten
het geene een fteuyer van Linnen, o
Catoen is ; zoo als dat in de prent-
verbeelding op N". 3 8. te zien is.
De Janitzaren (vertoond op N®.
35).} hebben een foort van Mutzen,
dewelke langagtig zyn, én agter af-
hangen , voor aan is een tuyt j die
regt boven het voorhoofd kömtj
van zilver verguld, zynde omtrent
een halven voet hoog , dit is hun
muts van ceremonien , Serkola ge-
noemd, anders hebben ze gemeen-
lyk den muts gelyk de andere Tur-
ken , daar ze den Tulband omwin-
den } gantfch op eene verfchilligê
wyze, als by de andere perzonen
gebruikelyk is. Doorgaans is dezen
Tulband van witte, roode, ofgeeie
zyde.
s
of
l
Xi. HOOf D^
H 1
Sejchryying yan de Tropontis , of de Witte Zee , e«
van de Steden in de zelve gelegen , mitfgaders der btiitenfie gedaante
van de Stad Conflantinopoien.
N
ke .^la Op den oever van deze
Tropontis vertoonde , zyn genoeg-
zaame getuigen, dat dit groot ge-
deelte der Wereld niets van haare
kant achterweege had gelaten, om
haare ftranden te helpen vercieren.
Alle deze Steden leggen ter rechter
hand der Schepen, welke van Gallï-
poli na Conftantinopolen zeilen 5 en
Europa i \'t geen ze ter flinkerhand
hebben, vertoont ook noch op haa-
ren anderen oever de Steden Redo-
\'fto j Nieuw en Oud Terynthus of
Heraclea, Selivréa, Bevados, Grand-^
ponto, enz. \'k Zal hier een woord
of twee van yder in \'t hyzonder
zeggen , in dezelve order als ik ze
hier boven heb genoemd , en vol-
gens hunne gelegentheid, ten op-
zigte der geenen die na Conftanti\'
nopolen gaan.
De Stad Ki[ica, een der eerfte
welke men ter rechterhand op
d\'oevers van Aßa ontmoet, is in
d\'Oudheid beroemd geweeft, wegens
haare ftichting door d\'Argonauten 9
gefchied by de vyf-honderd Jaaren
voor die van Romen > door haare
gelegenheid op een zeer fchoon
Eiland van de Tropontis ^ ^t geen
met twee groote bruggen aan hec
vafte Land gehecht wierd j door
haare prachtige Toorns en heer-
lyke gebouwen , by na al te maal
van Marmer j en door de groote
Arcenaalen, of Magazynen, ten allen
tyden zorgvuldig onderhouden, en
overvloedig voorzien van alles,
\\ geen tot de behoudenis haarer
Inwoonders noodzaakelyk mocht
weezen : zynde het eerfte vervuld
tis.
Kifia.\'
A aldus in \'t kort een befcliry- Apamea^, \'t bekocwlyk Nicomedien t
ving der omleggende Oorden \'t ongelukkig Calcedonien , en zo
^ ■ \' ■ " \' veele andere Steden van naam, vi^el-
van Conftantinopolen, mitfgaders van
het Canaal der Swarte Zee , gege-
ven te hebben, zullen wy den Lezer
ook door de Tropontis, Witte
Zee ^ heen voeren, en hem die ver-
maarde Zetelplaats der Ottomanni-
fche Vorften van d\'andere zyde la-
ten befchouwen.
Verlchei- Als men Gallipolii de laatfte Stad
de benaa- y^n den HeÜeJpont, van dewelke
van "^^y gelegentheid zullen heb-
Propon- ben om te fpreeken, achter den rug
heeft, komt men in de \'Propontis,
die ook noch de Witte Zee, of
Mare di Marmora geheeten word:
zynde d\'eerfte benaming daar aan
gegeven , tot tegenftelling van de
*Pontus Èuxinus , waar aan de me-
nigvuldige Schipbreuken, en de by
na geftadige duifterheden, den naam
van de Swarte Zee hebben toege-
ëigend; en de tweede, ter oorzaak
der Eilanden van Marmora , welke
omtrent acht of negen mylen ver in
deze Zee leggen.
Gele- De gantfche omkring van de Tro-
gentheid begtypende omtrent hon-
vandezei-en twintig gemeene Duitfche
mylen, is beflooten binnen de agt-
en-dartig,en een-en-veertigfteGraad,
Noorder - breedte , en de vyf - en-
vyftig , en acht-en-vyfdgfte lengte,
min of meer : weshalven men wel
kan oordeelen dat ze in een zeer ge-
maatigd klimaat gelegen is, \'t geen
nog de nypende koude van het
Noorden , noch de verfmoorende
hitte van het Zuiden gevoelt. Men
ziet ook weinig Oorden in de We-
reld , alwaar in een zo yflein begrip
Menigte zo veele groote Steden gefticht zyn
van Steden geweeft , als rondom deze wyd-
ve,
I
rondom
heen«
luftige Waterkom. \'tBerucht met allerhande beleedigende en ver-
vermaard i^Z/t\'^^z, \'tvermaakelyk weerende Wapenen» het tweede
-ocr page 113-REIZE
I
jnét alleiioodzaakelyk gereedfchap,
zo voor de geenen , die in de Stad
woonden, als die ten platten Lande
van deze Republycq verfpreid wa-
ren ; en het darde met de gemeene
voorraad van Koorn, cn andere,
Zo tot de vrede, als den oorlog ver-
cyfchtenoodzaakelykhedcn. De vry-
heid,daar deze Stad altyd voor geftre-
den heeft, maakte haar niet minder
aanzienlyk. Wel is waar, dat zy de-
zelve verloor, door d\'uitfteekende
zucht om ze te behouden; vermits,
de baldaadigheid van eenige Room-
fche Burgers niet konnende verdraa-
gen, zy \'er zommigen van in de ge-
vangenis deed fluiten , en anderen
gee&len, \'t geen haar de gramfchap
van Auguftus op den hals haalde,
die haar deze zo waarde vryheid,
welke zy geduurende den Mithrida-
tifchen oorlog had verkreegen, ont-
nam : maar de Vorft, bewoogen
door de beden der Kifikers , (^ziende
dat zy, om hem te meer tot hen ge-
negen te maaken , den Tempel,
dien zy voormaals aangevangen had-
den ter zyner eere op te rechten,
cn waar af zy , zo lang als hunne
beroerten duurden, den opbouw
hadden geftaakt, voltooid hadden)
ftelde hen weder in hunnen eerften
ftaat. \'t Was in deze zelve Stad,
dat de Keizer Severus de weder-
fpannige Tefcennius Niger, die zich
in Egypten tegen hem had opge-
worpen, deed fterven. Van alle de
voordeden, welke zy eertydts be-
zat , is haar nu niets meer overig,
als die van haare bekoorlyke gele-
genheid. Zy is tegenwoordig aan
het vafte land gehecht door het
middel van een zekere Engte , die
zich aldaar geformeerd heeft, van de
ftukken en brokken der gemelde
twee groote bruggen , over de Zee
geflagen, om te gemakkelyker, en
zonder gevaar op het vafte land,
daar ze maar twee boogfchooten van
afgelegen was j te konnen komen.
Deze Engte is omtrent een halve
«lyl wyd , en heeft aan wederzyde,
weeten ten Ooften en ten Weften,
^en zeer fchoone Haven , tegen-
^voordig \'t eenemaal verlaaten , ge-
lyk ook de Stad ? daar men niets
meer ziet, waar üit men haaren
voorigen ftaat kan erkennen, als af- ,
gryflelyke puinhoopen van prachtige
gebouwen , op malkander geftort.
Onder deze beweenelyke ruïnen
van haare Oude grootheid zietmeni
op een aangenamen heuvel, een zeer
fchoon Amphitheaïery of Schouburg j
van een ovaale gedaante, bekwaam
om meer als twaalf duifend men-
fchen te bevatten. Uit dit Schou-
btirg , gelyk ook van het overigè
des heuvels , waar op men noch
alles vind, \'t geen van Kijika over-
gebleeven is , ziet men de twee
Golven , die de twee Havens van
deze Stad formeerden : maar nie-
mand zet hier meer voeten i als
eenige Reizigers , nieuwsgierig om
noch de dierbaare overblyffelen der
Oudheid te zien. De nacht-uilen
alleen houden\'er hunne wooning:
en deze zelve plaats , daar de ver-
warring van liet groot getal i en de
famenvloeying van de verfcheidene
bezigheden der Inwoonders j een
geraas verwekten , dat men \'ér het
bruifchen van de woedende Zee niet
door kon hooren, wedergalmd nuj
geduurende de ftilte, niet als van het
naar gefchreeuw eeniger Onluks-
vogels, en eenzaame dieren, die in
de puinhoopen van deze verlaatene
Stad , neften en fchuilhoeken ge-
vonden hebben , welke de tyd in
de heerlyke Wooningen, door
d\'eerzucht der Kifikers opgeregt j
voor hen bereid heeft.
Als de StadiY/\'ró^, by de Turken
Ihuit geheeten , niet een van de
vermaardfte der Wereld waar, door
het ftaatelyke Concilie van driehon-
derd achtien Biftchoppen , \'tgeen
aldaar gehouden wierd in den Jaare
3 2 f. onder de regeering, en in de te-
genwoordigheid van den grooten
Conjiantinus, en onder het Pausfchap
van S. Sylvefter , zoude zy zulks
weezen ter oorzaak van haare be-
naaming door Antigonusi Koning
van AJiay Zoon YznThilippuSy dié
haar na zynen niwxAntigonia heéttej
welke naam door Lyfimachusy een
zyner navolgers ^ veranderd wierd
in dien van Nicéa^ ter eeren zyner
Gemalin.
H 2 PêZ®
Niceäi
Deze Stad is by na van een vier-
kantige gedaante gelegen aan \'t eind
van een kleine Golf, in een fchoone
vlakte j en heeft ten Noord-Ooften,
ter verte van omtrent twee mylen ,
een reeks van kleine bergen , over-
vloedig in hout, wyn, vruchten,
en fonteinen. Haare wallen, welke
ongevaar acht duizend fchreeden in
den omvang begrypen, hebben van
plaats tot plaats fwaare Toorns, mee-
ftendeel rond, daar groote kamers
in zyn.
Eertyds liep \'er een bedekte weg
rondom de wallen heen: maar de Tur-
ken , zich niet bekommerende met
ze \'t onderhouden , hebben ze op
verfcheidene plaatfen laaten inval-
len , gelyk ook de muuren daar ze op
ruftte.
Deze Stad is groot, heeft fraaye
ftraaten, en een menigte van kofte-
lyke overblyffelen, der Chriftene, en
ook Heidenfche Oudheden : onder
anderen ten Zuid-Ooften een zeer
pragtige Poort, op de wys van een
Triumphboog , a temaal van mar-
mer, met verfcheidene Basreliefen ^
verrykt met Griekfche enLatynfche
Infcriptien , doch door de Turken
\'t eenemaal gefchonden.
d\'Inwoonders beftaan uit ruim
tien duizend Menfphen , zo Griek-
fche Chriftenen , als Jooden , en
Turken j enleeven\'er altemaal door
het middel van den handel , dien
zy daer dry ven met hunne Graanen,
Vruchten, Katoenen, Lywaaten,
en andere waaren , welke zy te
Conßantinopolen brengen, \'t geen\'er
niaar omtrent honderd en twintig
Italiaanfche mylen, ter Zee, van daan
gelegen is.
Onder het groot getal van Steden,
die den naam van Apamia gevoerd
hebben, is \'er eene, welke de Turken
Monta. tegenwoordig Montagnia heeten ,
zo men anders niet wil zeggen, dat
dit het Oude Nicopolis zy : maar
indien men d\'oude Infcriptien,
welke op de plaatfe gevonden wor-
den , mag gelooven , kan men ver-
zekeren, dat Montagnia niet anders
is, zXsApaméa, of immers, dat het
niet ver af gewyderd is van de plaats,
daar die Stad eertyds gelegen was. \'
I
göia.
i.\'i\'i
■ï
De Golf, op welkers oever > aan
een vermaakelyken oord , zy ge-
fticht is, heette eertydts Cianus
Sinus, na d\'oude Stad Cium , daar
men noch eenige puinhoopen van
ziet: maar tegenwoordig heeft ze
geen anderen naam , als dien van
Montagnia.
Door middel van dezelve dryft
deze Stad, hoewel kleyn van begrip,
grooten handel met Conßantinopolen^
en de nabyheid van haar tot aan
Burfa Mengt haar byna aldenhan^
del van die groote Stad, en van ge-
heel Bithynien , daar ze de Hoofd
Stad van is, toe: zynde Montagnia.
maar omtrent vier mylen wegs van
Btirza i Bruz,ai Bronza, oiBurßa
(want men geeft haar alle deze naa-
men) afgelegen welke geftadig
door zeer aangenaame en wel be-
bouwde landeryen heen leyd.
\'t Getal der Inwoonders bedraagt
omtrent vyf of zes duizend, en be-
ftaat uit Grieken, Jooden, en Tur-
ken , welke by na altemaal Koop-
lieden zyn , en\'er leeven van den
handel, dien zy met hunne waaren
dry ven. d\'Omleggende Oorden van
deze Stad zyn zeer overvloedig in
allerhande foorten van Vruchten,
die tot Conßantinopolen te koop ge-
bragt worden.
Men zoude befwaarlyk een voor-
deeliger gelegenheid können vin-
den, als die van Nicomedien 3 win-
nende deze Stad, na Conßantino-
polen , het zekerlyk van alle d\'an-
dere Steden. Zy legt aan het einde
van een Golf, daar ze den naam
aan geeft , en bedekt al het hangen
van een kleynen heuvel, vercierd
met Fonteinen, en bekaden mee
Vrucht-boomen, Wyngaarden, en
Graanen. Men ziet \'er een menigte
van groote Tuinen , waar van de
Vruchten uitftekend zyn, en onder
anderen de Meloenen, die,na\'tge-
tuigeniflè van de Oofterfche Reizi-
gers , niet wyken voor de geenen van
CachaninTerßeni welke boven alle
d\'anderen geacht worden.
De Reizigers , die nieuwfgierig
zyn, om een meenigte van fchoone
Infcriptien te hebben, können voor
een gedeelte hunne luft in de Stad
^ Ni-
-ocr page 115-riaanery, dien tweeden Doop, door
d\'Arriaanen toegelaaten, aan hem
bediende.
De Golf van Nicomedien is niet
boven een halve myl wyd, doch ta-
melyk lang , en aan wederzyde be-
zet met een menigte van kleme heu-
velen , die door hunne menigvul-
dige bogten en inwyken, gezament-
lyk met de Golf, welke daar tuftchen
heenftroomt, een der bekoorlykfte
landsdouwen maaken , die men
zoude konnen wenfchen.
Wyders is de Stad Nicomedien ^
by de Turken Ifmit geheeten, zeer
groot en wel bevolkt ; beftaande
d\'Inwoonders uit omtrent dartig
duizend zielen , Grieken , Arme-
niers , Jooden , en Turken, welke
zich by na altemaal geneeren met
den handel van Zyden, Katoenen,
Wollen, Lywaaten, Vruchten, Pot-
en Glas-werk , en andere dingen y
die deze Stad tot een braave Koop-
Stad maaken.
Men zier\'er zeer veele Griekfche
Kerken en cierlyke Mofqueën, mits-
gaders verfcheidene i^Tó^j, oiKara-
vanferais , en fchoone Bazars, of
Markten.
De meefte groote Schepen ^
Saïken, Barken, Kaiken en andere
Vaartuigen der Kooplieden van Con-
ßantinopolen , worden te Nicomeäien
gemaakt; doch zy hebben geen meer
verftand van Zeegevaartens te maa-
ken , als van de Burgerlyke en Krygs-
bouwkunde. Inder daat; daar wor-
den zeer kloeke Schepen gemaakt,
maar flechte zeilders ; en licht oni
te nemen ; behalven dat zy \'er ook
nog een eeuwigen tyd mee bezig
zyn.
Ten Weften van Nicomedien, ter
rechter hand van de Golf, vind men
een Fontein van mineraal water i
daar de Turken enGrieken wonderen
van vertellen, noopende het genezen
van allerhande zicktens; weshalven
zy\'er ook dranglingsna toevloeyen;
Kicomeäim voldoen: want daar zyn
geen Straaten noch Kerk-hoven,
daar men\'er niet eenige brokken van
ontmoet, en zelfs ook dikwils ge-
heele Griekfche en Latynfche.
Deze Stad is ook altyd aanmer-
kelyk geweeft, zedert dat Nicomedes
Koning van Bithynien, haar ver-
grootte , en aan haar zynen naam
mededeelde , in plaats van die van
Olbia , welken zy voorheen had
gevoerd na de Nymphe Olbia , die
gezegt werd de eerfte grondveften
daar van gelegd te hebben.
Herwaarts nam Hannibal y na
alle zyne nederlaagen, toevlucht tot
Antiochus en Trußas y Koningen
van Bithynien : maar vreezende,
dat deze Vorften hem in de handen
der Karthaginenzers, welken hy
bedurven had , of der Romeinen,
die hem door Titus ^mntius van
TrujfJtas hadden doen opeyfchen,
mochten overleveren , bracht die
rampzalige Veldoverfte, volgens
het gevoelen van Tlutarchus, zich
met het vergift, \'t geen hy in de kas
van een ring verholen droeg , om
\'t leven. Titus Livius zegt, dat
hy\'er gekruift wierd.
Deze Stad is eene der eerften ge-
weeft, die het Chriften geloof aan-
genoomen heeft j en het groot getal
der Martelaaren , die\'er gebooren
waaren , en\'er hun bloed op een
edelmoedige wyze voor de verdee-
diging des Geloofs hebben uitge-
ftort, hebben dezelve noch door-
luchtiger gemaakt.
\'t Was ook dicht by deze Stad,
in een Vlek Acciron geheeten, dat
de Groote Confiantinus, ter ouder-
dom van fes-en-feftig Jaaren door
een heete koorts, in het Jaar 34,0.
kwam te fterven. Eenige Schryvers
willen, dat deze Keizer tot de ket-
tery der Arriaanen, welke in zyne
tegenwoordigheid door het Concilie
Van ilicèa gedoemd was , overge-
vallen zynde , het beftuit nam van
zich ten tweedemaal in de Jordaan
doen doopen i en dat ten dien
einde van Conßantinopolen zynde
vertrokken , hy te Nicomedien ziek
"^ierd , alwaar Buzebius , die \'er
Wat verder Weftwaart ontmoet
men in dezelve Golf, ter flinker
hand ten Zuiden, een ftreek Lands i
niet boven vyf of zés vademen breet y
en wel een half vierendeel myls lang i
1». - 1 wclcli ---; \' -- " Jiciil IIIJICJ Jdiig, J
öiirchopvan was, befmet met d\'Ar- aan welkers eind 5 aan de landzyde^
een
-ocr page 116-Spreukje een Mafqueè ftaat , daar de Turken
van ver-
een geeftig fpreukje
tellen.
Op een grooten Heiligen dag,
zeggen zy, wilde een zekere Dervi-
<he of Monnik , die aan d\'andere
zyde van de Golf, ten Noorden,
woonde , zyn gebed , volgens ge-
woonte, in deze doen,
maar een ftorm van den voorgaan-
den nacht zyn fchuitje weggevoert
hebbende, en ziende geen kans om
over de Golf te geraaken , bad hy
God, dat hy hem zou ingeven, wat
hem in deze verlegenheid te doen
ftond. Zyn gebed, wierd verhoord j
en Melek Gabrail, of den Engel
Gabrkl, openbaarde hem terftond,"
dat hy op den oever van de Zee in
de ilip van zyn Mantel zo veel
zand zou neemen als hy kon, waar
mede hy zich , met het langs het
^ water heen te ftrooyen , een weg
zou baanen, die hy zonder fchroom
mogt betreeden. De goede kluize-
naar deed \'t geen hem geopenbaard
was j maar hebbende niet zands ge-
noeg genoomen, of het al te ryke-
lyk geftrooyd , vond hy zich in
\'t midden van de Golfverleegen. Zyn
weg, na de maat dat hy voortging,
zonk achter hem te grond j gelyk\'er
nog geen voor hem gemaakt was,
alzoo hy geen zand meer had om
te ftrooyen , nam hy toevlucht tot
bidden en fchreyen , om zich uit
deze bekommering te redden. Ma-
homet ziende d\'uitfteekende God-
vruchtigheid van den goeden Muf-
Jtilman, en het gevaar daar hy zich
in gefteld had, om na de Mofqueë te
gaan , verkreeg terftond van God,
dat zich een ftreek lands voortzette,
tot aan den armen Dervichey ten
einde hem door dit middel gelegent-
heid te geeven, om zich op het uur
van het gebed in den Tempel te be-
vinden. Sedert dien tyd is deze
ftreek landts daar altyd gebleeven ,
om de geheugenis van dit wonder-
werk tc vereeuwigen.
Uit deze Golf \'uan Nicomedien
treed men in de Chalcedonifche Zee,
Chaice- d\'Ouden Oceanus Chalcedonius
geheeten. In \'t raidden van deze
kleine Zee , die maar omtrent acht
wegens
een Turk\'
fchen
Monnik.
donifche
Zee,
mylen waters beftaat, ziet men eert
groote Vuurbaak, op een voorge-
bergte of Hoofd 5 dicht by Chalce-
donien mitfgaders een fchoon Luft-
huis van den Grooten Heer, Vana-
rikiosk, of Lufi-huis van de Vuur-
baak ^ genaamd.
Dit woord van Kiofk betekent in
\'tTurkfch een overdekte Galdery.
De Kiofken beftaan ook meeften-
deel maar uit verfcheidene Kolom-
men , in \'t vierkant gefteld, met Gal-
deryen rondom heen, overdekt met
een laag dak, op de wyze van een
Tavillon.
De gelegenheid van deze Kiofk
is zeer aangenaam, als beflaande het
midden , en de verhevenfte plaats Schoonc
van een zeer fchoonen Tuin , de Tuin van
regelmaatigfte van alle de geenen, fgnHea""
die men in Turkyen ziet. en e ♦
Men heeft\'er ook verfcheidene
linie-regte laanen , en eenige Tar-
terres, of Parken , die redelyk wel
gelegt zyn : daar in tegendeel de
meefte andere Tuinen van den
Grooten Heer niet anders zyn als
een verwarring van boomen, zon-
der eenige order hier en daar ge-
plant. Alle deze Laanen eindigen
aan de Kiofk , van waar men een
zeer fchoon gezicht heeft, ontdek-
kende het meefte gedeelte van Con-
ftantinopolen , van het Groot Serraih
en van Galata.
De gemelde Stad ftrekt zich ten
Weften van dezen Tuin , en is\'er
maar ruim een myl van afgelegen:
de Haven en de Stad van Chaice^
donien leggen aan deflèlfs regter zy-
de ten Noord-Weften, de Trinfe?i-
Eilanden , en de Tropontis j daar
voor, ten Zuid-Weften : een ge-
deelte van den mond der Golf van
Nicomedien aan de flinker zyde,
ten Zuiden: en de fchoone Lande-
ryen van Bithynien , op welker
uiterfte hy geplaatft is , zyn achter
dezen Hof, ten Ooften.
De bekoorlyke gefchapenheid van
dezen oord, dreef Sultan Soliman den
aan, om aldaar deze Kiojktoi
Luft-plaats te doen bouwen, om\'er
zich by wylen met eenige der Sul-
tanes van zyn Serrail te gaan vtr-
maaken. Ten welken einde hy in
het midden, op een plaats wat meer
verheven als het overige , een zeer
fchoone Sopha liet toeftellen, voor-
zien van matraflèn , kuflèns , en
koftelyke tapyten, en omvangen
met een marmere balufter , op zyn
Mor ijks uitgehouwen. Deze Sopha
is vierkantig j en geplaatft by na in
\'t midden eener groote kom van
dezelve gedaante , welke op een
zeer aangenaame wys door een mee-
nigte van kleine waterfpringen al-
lengskens gevuld word , ter hoogte
dat men zich daar behoorlyk in kan
baaden.
Soiiman, die niet minder geneigd
was tot de liefde der Vrouwen , als
tot die der Wapenen , deed deze
oppronken met alle de cieraaden,wel-
ke de Mahometaanfche Bouwkunde
tot begunftiging van zyne, en zyner
Sultanen , vermaakelykheden kon
uitvinden.
Menigmaal begaf hy zich met de-
zelven uit zyn Serrail van Conftan-
tinopolen , \'t geen maar omtrent een
myl daar van af gelegen is, na deze
Kiofki alwaar hy zich in eenzaam-
heid met haar vertrok, om de ver-
voerdheden , welke zo een ongere-
gelde drift, als de zyne , kon ver-
wekken, op een plaats, die niet als
ten dezen einde vercierd , en maar
alleen tot het vermaak gebouwd was,
te heimelyker, en te onbekommer-
der te können voldoen. De Vuur-
baak, die by deze iTio/^ ftaat, diend
voor de Schepen , welke by nacht
na Conftantinopolen vaaren , gelyk
ook voor de Barken , die omtrent
Chalcedonien gaan ankeren , welker
getal echter heel gering is.
De Haven, gelyk ook de Stad van
Chake- Chdcedonien, word zeer weinig ge-
bruikt, daar zyn maar eenige kleine
Barken en Kaïken, die na Conftan-
tinopolen vaaren , om de levens-
middelen j en andere noodzaake-
Jykheden» welke men hier niet ge-
noegzaam heeft, van daar af te
ïiaalen.
Deze Stad was eertyds een der
vermaardfte van de Tropontis.
^en zegt, dat zekere Calcedon,
^en Harder , Zoon van Saturnus,
ïildaar eenige hutten begon te
bouwen op den oever van een Ri-
viertje , \'t geen daar dicht by heen
ftroomt, en noemde ze na Zynen
naam. Langen tyd daar na ftuurden
d\'Inwoonders Van de Stad Chalcis»
gelegen op het Eiland Eubaa (te^
genwoordig Negfoponte geheeten)
een Colonie, of Volk planting, der-
waarts , en beveftigden den naam j
als komende heel na aan die van
hunne Stad. Die van de Stad
Megara , by den Corinthifchefi Jft-
hmus , deederv het zelfde omtrent
het Jaar der Wereld - fcheppinge
3290. Maar deze zoo wel als geene
weinig verlicht geweeft zynde, om-
trent de verkiezing van een fchoone
Lands-douwe, om hunne volk-plan*
tin ge met vrucht en vermaak tevoU
trekken, verzuimende zo fchoone ge-
legenheid , als zy recht tegen over
deze, by hun genomeneplaatfe had^
den können verkiefen , ter plaatfè
daar tegenwoordig Conftantinopolen
is , verdienden dat het Orakel van
Hdphos hen met den naam van
Blinden noemde, dien zy federt altyd
hebben behouden.
yfmöWjdeHiftoryfchryver, die
hun gebuur was, als zynde van iV/-
comedien geboortig , zegt dat deze
Volkeren een tyd lang den dienft
van een Godheid, voor dewelke
hunne Voor-ouders een Tempel op-
geregt hadden , verwaarloofd heb-
bende, daar over geftraft wierden met
een fchandelyke ziekte, die alle
hulpmiddelen verfmaadde: weshal-
ven zy dan het veiligfte oordeelden j
het befmette deel, hoe gewichtig
het ook mocht weezen , af te fny-
den, om het geheel te behouden.
Deze vergramde Godheid was
waarfchynelyk Venus, die een zeer
fchoönen Tempel tot Chalcedonien
gehad heeft, en is de kwaal, die
de Chalcedoniers plaagde, mogelyk
eene der geenen geweeft , welke
deze Goddin toebrengt.
Inder daad , de ziekte was argj
maar het hulpmiddel nog arger: en
indien\'er ymand onzer Pok-meefters
was geweeft, om op de hockender
ftraaten aan te plakkqji > gelyk ze
dagelyks in deze en geene groote
Steeden doen, dat ze alle de Venus
kwaaien
1I"
donien.
Icwaalen onfeilbaer genezen , hy
zou de Chalcedonifche Vrouwen,
welke zich altemael weduwen bevon-
den, zonder hunne Mannen te heb-
ben verlooren , ten uiterften ver-
plichthebben.
Dezen Tempel van Fenus ziet
men niet meer te Chalcedonien ^ ge-
lyk ook niet den geenen van Apollo,
dien een zekeren Cocconas vermaerd
maakte door d\'Oraculen , welke hy
aldaar, den gemelden God, op een
behendige manier deeduitfpreeken.
Deze Cocconas , benydende de
Steden Delphos in Thocis^ Claros
in lonien, en Delos op een der Cy-
cladifche Eilanden in d\' Egeïfche Zee^
die zich door d\'Oraculen van Apollo
vermaard , en ryk gemaakt hadden,
bracht zichfelfs in\'t hoofd, den zei-
ven God in den Tempel, dien hy
te Chalcedonien had, te willen doen
fpreken. Hy deed zich dan tot prie-
fter van ApoÜo aan neemen; en be-
vlytigende zich om dubbelzinnige
antwoorden, op de wys der Oracu-
len, te geeven, kweet hy\'er zich zo
wél in, dat in \'t kort het gerucht van
den Chalcedonifchen ApoUo deze
3tad door het geheel Europifche en
Afiaanjch Tbr aden , Bithynien ^
Thrygieny en d\'andere gebuurige
Landfchappen , vermaard maakte,
van waar alle de wereld drangelings
na Chalcedonien vloeide , om ant-
woorden op hunne twyffelingen te
bekomen.
Alle deze Tempels der Heiden-
fche Oudheid , gelyk ook die der
eerfte Kerk, ziet men niet meer tot
Chalcedonien maer alleenlyk een
kleyn gedeelte van die van S. Eu-
phemia ; \'tgeen nog tegenwoordig
over einde ftaat. De weinige Grie-
ken , welke zich in deze Stad be-
vinden , verrichten aldaar hunne
dienften. In deze Kerk wierd het
vierde algemeene Concilie gehou-
den.
Wat dc andere Oudheden be-
langt, men vind\'er by na geene meer,
als alleen eenige gebrokene Graffte-
den en Inlcriptien, benevens een ta-
melyk fraay overblyffel van een on-
deraardfche Waterleidinge.
De Haven is niet meer met kete-
nen geftooten , gelyk eertyds, om
het inkomen te beletten : en hoe-
wel ze voor al de wereld openftaat,,
word ze echter niet te meer befte-
vend.
\\\'
Eindelyk , die beruchte Stadt
Chalcedonien y waar aan ChryfopoUs
of Scutari eertyds tot Haven dien-
de , om hare Galeyen te bergen, en
tot Magazynen om haar voorraad te
bewaaren , heeft niets van haare
Oudheid meer behouden, als haaren
naam ; zynde tegenwoordig niet
meer als een elendig Dorp van om-
trent duifend of twaalf honderd
haardfteden, vervuld met ruïnen en
Puinhoopen.
Ook is deze ongelukkige Stad
zo menigmaal verwoeft , dat men
zich niet moet verwonderen van de
zelve in een zo deerlyken ftaat te
zien. DePerfiaanen, Gothen, Sa-
racenen, en Turken hebben de zel-
ve beurt om beurt de doodelyke
werkingen van hunne wreedheid
doen gevoelen: en de al-te-na by-
heid van ConftantinopoUn is ook
zelfs een krachtige hinderpaal te-
gens haren aanwas geweeft.
De Keizers van\'t Ooften, welke
zedert Conftantinus den Grooten hun-
ncn Keizerlyken zetel altyd te Con-
ftantinopolen gehouden hebben ,
dachten niet als om die groote Stad,
ten koften, zo wel zelfs van de gebuu-
rige , als de vyandelyke Steden, te
vermeerderen. De Keizer Valéns
was van dit getal. Deze rechtte al-
leen meer verwoeftingen^otC>^<3!/^^>-
donien aan, als alle haare andere vy-
anden. Hy ftneet \'er de wallen, van
fchoone groote fteenen opgemetzelfc
af, en overhoop , en meende de
Stad t\'eenemaal te verwoeften, ter
oorzaak dat ze fchuilplaats had ge-
geven aan Trocopius zynen vyahd,
en des zeiven zyde gefcheenen te be-
gunftigen. De groote Waterleiding
dicht by de Sqlimama tot Conftantu
nopolen-, gelyk ook het meefte ge-
deelte dier Mofqueë i zyn van dè
brokken dezer ongelukkige Stad ge-
bouwd.
Doch men volgt by na nooit de-
ze weg, om na Conftantinopolen té
vaaren. Me^ la^t alle de fchoone
oevers van Bithynien ter rechter
hand, en zeilt by na geftadig langs
die van Thracien heen. d\'Eerfte Stad,
welke men ontmoet , als men den
Hellefpont achter den rug heeft, is
Rodofio of Rudtfio. Deze Stad is
redelyk wel geplaatft, zynde gelegen
aan het einde van een kleine Golf,
die \'er het gemak van een tamelyke
Haven aan mededeelt, \'t Getal der
Inwoonders beftaat uit omtrent vyf-
tien duifend menfchen. Den han-
del , die zy dryft met geheel Thra-
cien , de Tropontis, en de Swarte
Zee, trekt meer volk derwaarts, als
na allp d\'andere Steden welke aan die
zyde leggen. Men telt \'er drie of
vier groote Mofqueën, en verfchei-
dene kleyne. De Grieken hebben \'er
ook eenige Kerken, en de Jooden
twee Synagogen. De Stad ftrekt
zich in de langte op den Oever van
de Zee , daar haar grootfte handel
is, en heeft aan de land-zyde een
menigte van Tuinen , voorzien met
tamelyke vruchten , doch niet wel
bebouwd, even als het ook is
in het overige van Turkyen i verftaan-
de de Mohometaanen zich niet meer
op het Tuinwerk, als op de Bouw-
kunde: en hoewel ze een zeer groot
getal van Boflangis, of Hoveniers,
hebben , die\'er uitdrukkelyk hun
werk van maaken, laatenze dikwils
omtrent alle hunne vruchten de na-
tuur alleen begaan. Men zaait\'er
heel veel Komkommers, gemeene,
cn Water-meloenen, en andere dier-
gelyke verfriffchende vruchten: doch
ze komen \'er zo goet niet voort als
tot Nicomedien.
Even buyten de Golf van Rodofto
vind men ter flinker hand d\' oude
Stad Terinthus, Deze Stad is by na
Pcrin- de veertigfte der geenen welke den
naam van HeracleagpfoQtd hebben:
eracléa, ^^ jndienze onder alle d\'ongeval-
len, welke haar overkomen zyn,
niet nog tegenwoordig haarennaam
had behouden, zou men , ziende
den beweenelyken ftaat, daarze toe
gebracht is , nauwlyks konnen ge-
looven, dat het geen men daar van
noch ontmoet, overblyfzelen zyn
dat beruchte Terinthus\'t^dh
eertydts wetten aan het hoogmoe-
dig Byzantium heeft gegeeven, on-
der welkers Tyrann y het tegenwoor-
dig moet zuchten.
Deze Stad is gelegen op ruim twee-
en-veertig Graaden Noorder breed-
te, rondom een verheven Hoofd i
\'tgeen aan beide de zyden twee bra-
ve Havens maakt, waar af de gee-
ne , die zich ten Noord-Ooften
ftrekt, de grootfte en veiligfte is, en
ook maar alleen gebruikt word: maar
gelyk men geen zorg draagt om ze
te zuiveren, en dat de Turken de
zelve allengskens laaten vullen mee
de ftukken en brokken der oude
gebouwen, waar van zich noch ver-*
fcheidene overblyfzelen op d\' oevers
vertoonen j konnen \'er maar Bar-
ken , Marßliaanen, Turkfche Saiken,
en andere fchepen van middelmaa-^
tige grootte, meer inkomen j daar
ze in tegendeel ten tyde van den Kei-»
zer Severus, en ook zelfs lang voor
en na hem , dikwils een gantfche
vloot beveiligde, en \'er dekloekfte
fchepen een verzekerde grond von-
den.
De gedaante van deze Haven is
by na rings-wyze , en gelykt niet
kwalyk na een tloefyzer j \'t gezigt iS
aangenaam; maar dat van het Hoofd»
\'tgeen ter flinker hand van dezelve
gelegen is, noch fraayer.
Van hier ontdekt men de twee
Havens van Heracléa, tuflchen de-
welke de Stad gelegen is , mitsga-
ders de Marmore-Zee, die zy voor
zich heeft. De fchoone landeryen»
die haar omringen, maaken haare
gelegenheid ook te voordeliger.
\'t Was gewiflèlyk hier ter plaatze
daar zich éSitfcz^cVf^Amphitheater
van Heracléa, \'tgeen in d\'oudheid
voor een van de zeven Werelds
wonderen gehouden is geweeft j
vertoonde. Men ziet \'er noch ee--
nige fchoone overblyfzels van, en
onder anderen zeer groote kelders,
vol vaneen uitftekend klaar en frifch
water j dienende tegenwoordig tot
bakken. Uit deze kelders of kom-
men (welke zekerlyk met een lee-
ven d water gevuld worden j ver=-
mits ze op een al te verhevene plaats
gelegen zyn om maar bakken te we^^
zen j wierd het water doorverfchei-
I % dene
(>1
REIZEN.
és C0\'R:^CSLIS de
dene buyzeii na boven gevoerd, in
alle de plaatzen van het Schouwburg
daar men het van nooden had.
Dit gebouw was het eenigfte niet,
\'t geen in Heracléa aanmerkelyk was:
want behalven de Tempels, Baden,
en een groot getal van andere open-
baare geftichten, zag men \'er nog ver-
fcheidene fchoone Beelden, opge-
recht op de geiheene plaatfen", ter
geheugenis der geenen, welke iets
gewichtigs voor het welweezen van
de Stad hadden gedaan. De Beel-
den zyn door de Barbaarsheid der
eeuwen aan ftukken gefmeeten, en
verbrooken: maar hunne voet ftal-
len, met d\' Infcriptien die daar nog
overig zyn, betoonen genoegzaam
d\' erkentenis van de Perinthiërs om-
trent hunne Weldoenders. Men kan
derhalven niet twyfFelen aan d\'edel-
moedigheid der oude Heracleöten,
gelyk ook niet, dat deze Stad niet het
oude Terinthis geweeft zoude zyn.
De Griekfche en Latynfche Infcrip-
tien , die men\'er aan verfcheidene
oorden leeft, zyn \'er al te getrouwe
getuigen van j en de fchoone over-
blyfzelen der Oudheid , welke men
\'er vind , beveftigen noch, \'t geen
een Poëet zegt:
qua magna Terinthus
\'Ante fuit , prifcum mutavit Hera-
clea nomen.
Men ziet \'er by na in alle ftraaten
zekerheden van. Doch de grootfte
van alle deze Infcriptien is gemet-
zeld in een dikke muur van de
Hoofd-kerk dezer Stad, welke uit-
ficht heeft op de ftraat, die zich. na
de kant van Adrianopolen ftrekt. Zy
is in \'t Griekfch , en gewyd aan de
goede Fortuin van den Keizer Seve-
rus. \'tWas deze, die , om zich
daar van te wreeken, dat de Stad
Byzantium de zyde van Tefcennius
Niger had gekoozen, haar t\'onder-
bragt, en dwong zich aan de wetten
der Republycqvany^ri»/>?>«^j, wel-
kers medeftreeffter zy was, Ponder-
werpen.
Noch is \'er eene andere Griek-
fche Infcriptie, dicht by dezelve
Kerkj in het Huis van den Metro-
poUtaan, of Opper-Biflchop , ge-
wyd aan de goede Fortuin van den
Keizer Trajanus , zoon Yzn Ner-va.
\'tHuis van dezen Prelaat ftaat aan
de Kerk vaft, doch Iaat echter een
plaats tuflchen beiden, dienende tot
een Portaal. Hier ziet men de graf-
ftede van een Engelfch Edelman ,
die na Conßantinopolen gaande, op
het Eiland Tenedos door dcPeft wierd
aangetaft, en eer hy te Heracléa kon
geraaken , kwam te fl^rven. Hy
wierd hier ter aarde befteld in den
Jaare 1627. volgens uitwyzing van
het Griekfch en LatynfchGraffchrift,
\'tgeen men op zyne Tombe heeft
gezet. Mogelyk vereerde men aan
den Metropolitaan en den Kadi een
gedeelte van des Engelsmans reis-
geld , daar hy noch niet veel af ver-
teerd had, om hem hier ter plaatze,
zynde vlak in den ingang der Kerk,
te doen begraaven: want het is by
de Grieken, noch by de andere Oo-
fterfche Chriftenen , niet meer ge-
bruikelyk in de Kerken te begraa-
ven.
Deze Hoofdkerk van Heracléa is
een der fchoonften van geheel Grie^
kenland. Doch men moet zich niet
inbeelden dat het daarom een puik-
ftuk der Bouwkunde is , zynde de-
ze Kerk flechts gemaakt van een
groot vak van eene der Stadts muu-
ren, en van een overblyfzel van een
oud gefticht , even als van een
Toorn, of iets diergelyks, over wel-
ke men een gewelf heeft geflagen, ta-
melyk fraay , \'t geen het gantfche
gebouw bedekt, \'t Binnefifte is vry
goed, en zelfs ook veel beter ge-
ordonneerd, als dat der Patriarchale
Kerk van Conßantinopolen.
Daar zyn noch verfcheidene zn-
dextKetV-en tot Heracléa, doch niet
in zo goede order j dewyl \'er vp
vyf of zes, die men aldaar telt, ruim
twee t\' eenemaal verlaaten zyn: heb-
bende hier in het zelve lot, als het
meefte gedeelte der Huizen van de-
ze Stad, ontbloot van de Heracleo-
dfche Grieken, of door depeft ver-
ftorven , of door de dagelykfche
quellingen der Turken van daar ver-
dreeven. \'tIs ook by na op dezel-
ve wys met alle de andere Steden
vaa
-ocr page 121-é9
van gelegen. Zy^zyn alte-
maal zeer kwalyk bevolkt: want be-
halven dat de befmetting gefta-
dig eenigen oord van het Otto-
mannifche gebied verwoeft , ^zoo
neemt de wreedheid der ftraffen,
woedende in t\' lichtvaardig ombren-
gen van verdachte of fchuldigen ,
\'t elkens veele menlchen weg; en alzo
werd het getal van des Grooten Heers
Onderzaaten geweldig verdunt; de
Staatkunde van dien Vorft niet ge-
noeg verlicht zynde, om te bez^ftèn,
dat de veel-wyvery, volgens de Ma-
hometaanfche Wet geoorlofd, niet
genoegzaam is, om zo een Wyd-
luftig Ryk, als het zyne, met Inwoon-
ders te vervullen. Wat meerder
menfehelykheyd, en wat minder Ty-
ranny in zyne Heerfchappyen, zoude
dezelve gewiftèlyk meer bevolken,
dan alle de Vrouwen van zyn Serrail^
en die van zyne Bafïas, en andere
onderdaanen. Maar verre van daar,
de ftokftagen , de boeyen, en de
gövangeniflên ontbreken nooit aan
de geenen, die hunne fchatting niet
regelmaatig betaalen : en de Prse-
deftinatie, daar de Mahometaanen
mee ingenomen zyn, niet toelaten-
de dat men Lazaretten ^ ofgezont-
iieyds huizen , in Turkyen oprech-
ten zoude, om de geenen, welke
van eenigen befmetten oord komen,
daar quarantaine te doen houden,
eerze met de Ingezetenen omgang
mogen hebben, geeft veeltyds oor-
zaake tot befmettingen. Zy ftaan
zo vaft op deeze voorbepalinge van
God , dat ze de beftaettelykheden
in t\'minfte niet fchouwen. In te-
gendeel , een peft-zieke is zo haaft
niet geftorven, of men brengt zyne
Idedèren, en t\'geene daar wyders
toebehoort, ter markt; en d\'eerfte
die ze van nooden heeft, koopt ze,
en volgt wel haaft, zonder daar op
te denken, het lot van den geen,
die ze voor hem heeft gedraagen.
Dit is een groote en geftaadige wan-
order 5 en echter wordze van niet
«^enen\'Xurk in achting genomen.
I^e arme Grieken denken\'er genoeg
nxaar de dwaaze Godsdienft
hunner Meefters doet hen met de
zelve fneuvelen.
Doch om weder tot de Stad He-
racléa te keeren. De handel, die
aldaar tegenwoordig gedreven word,
is niet groot, doende de Schepen,
die hier ter Haven komen, zulks
eer om eenig onweer, \'tgeen hen
daar omtrent beloopen heeft, te
laaten overgaan, als om \'er lading in te
neemen. Men vind \'er echter Katoen,
Olyven, drooge, en groene vruch-
ten, Leder, en Wolle in tamelyke
menigte.
d\' Edelmoedigheid van verfchei-
dene Martelaaren, die \'er hun bloed
voor de belydenifte des Chriftelyken
Geloofs geftort hebben, onder wel-
ker getal zich bevinden Felix, Ja-
nuarius , Clemens, Thilemon enz^
door de Roomfche Kerk met den
naam van Heiligen vereerd , heeft
dezelve ook vermaard gemaakt.
Van Heracléa tot aan Conftanti-
nopolen ontmoet men niets van be-
lang, noch voor het tegenwoordi-
ge , noch ook noopende d\' Oud-
heid. Men vind al eenlyk op de
kuften van Thracien drie of vier
Dorpen , welke eertyds aanmerke-
lyk geweeft mogen zyn , gelyk
men uit de menigvuldige puinhoo-
pen zoude moeten oordeelen: maar
tegenwoordig heeft het niet veel te
bedieden. Want Selivréa, Bevaäos,
Grandponto , en S. Stefano zouden
met hen vieren geen middelmaatige
Stad konnen uitmaaken, en werden
dezelve, gelyk ook \'t overige van de-
ze kuft van deTropontis ^ door Joo-
den , Turken en Grieken bewoond-
en hun handel, even als van d\'an-
dere Steden, beftaat alleen in Ka-
toen , Zyde, Wolle, Vruchten, Le-
der, Gevogelte, en andere dierge-
lyke waaren.
De Oevers van de Tropontis dan
aldus befchreeven hebbende, zal ik
ook eenige melding wegens deflelfs Söponds»
Eilanden doen. d\' Aanmerkelykfte,
en die men \'teerft ontmoet, zjnd-
Eylanden van Marmoray die hunne
naam aan deze gantfche zee geeven.
Gallipoli den rug toewendende, vind
men ze ter rechter hand, omtrent
acht mylen in zee. Daar zyn \'er vier,
twee groote, een middelmaatig, en
een klein: wyders alle zeer dicht by
I 3 mal-
70 CO%^eLIS
malkanderen , en redelyk wel be-
volkt.
Marmo- \'t Grootfte der viere, Marmora ge-
ra. geheeten, is het Noorderlykfte, en
heeft wel acht of tien mylen in den
omvang. De Hoofdftad is Marmo-
ra , die den naam aan t\' geheele Ei-
land geeft. Onder de verfcheidene
dorpen telt men Galioni, en Craßio,
benevens eenige Kloofters en Here-
mitagien , bewoond door Catoyers,
of Griekfche Monniken, die \'er een
zeer zober leven leiden.
\'tGeen in grootte na Marmora
volgt, en ten Ooften van het zelve
Avezia. gelegen is, heet Avezia, heeft een
\' vlek of dorp van dezelve naam; en
twee andere dorpen, \'t Eerfte
en het ander , zynde het darde in
rang, Arabkivi of \'t Arabiers dorp,
geheeten , ter oorzaak dat het niet
als met Arabiers, ofliunneafkome-
lingen, bevolkt is.
Coutalli. t\'Middelmaatigfte dezer Eilanden
is Coutalli, \'tgeen een vlek van de
zeiven naam heeft.
Cadaro, Het laatfte, Gadaro geheeten, hoe-
wel \'t het kleinfte zy, heeft echter
eenige Wooningen, benevens fom-
mige Kloofters \\znCaloyers.
Deze vier Eilanden leggen ineen
goed klimaat, op ruim acht-en-dar-
tig graaden Noor der breedte Zuid-
Ooft van Heraclea, en geeven over-
vloed van Koorn , Wyn, Vruch-
ten , Katoen , Vee, enz. De vis-
vangft is \'er ook zeer goed j doch
d\'Inwoonders bedienen \'er zich al-
leenlyk af tot hun gebruik: vermits
Conßantinopolen, en d\' andere Ste-
den van d&Tropontis, welke vis van
landen van Marmora ten dien op-
zichte wel konnen ontbeeren.
Aan het einde van Tropontis,
eer men te Conßantinopolen komt,
vind men noch een klein lighaam
van Eilanden, welke de Turken
Tapas-Adaft heeten > de Grieken
princen-Monniken Eilan-
Eilanden. den 5 en d\'Europeërs Tauzen of
Trincen Eilanden. Deze Eilanden
zouden een Paradys weezen j indien
de Chriftenen meefters van Conßan-
mpolm waaren. Ieder zou \'er een
Lufthuis willen hebben: want zé zyn
\'er maar drie a vier uuren van afge-
legen , die men dikwils in anderhalve
of twee uuren over vaarr Zy die-
nen tot een gemeene vermeiding aan
de Franken, welke te Conftantino-
polen woonen , gelyk ook aan de
Teroten en andere Grieken.
Maar \'tgeen het geluk dezer Ei-
landen behoorde te maaken, veroor-
zaakt in tegendeel hun bederf. De
;?ebuurfchap van Conßantinopolen is
len veel minder nut, als nadeelig-
Wanneer eenig Janitzer of ande-
re dronke Turk zyn hert eens wil
ophaalen , vervoegt hy zich der-
waarts , om \'er zich te ombefchroom-
der vol te konnen zuipen. Want
hoewel de Turken zelden wyn drin-
ken , begaan zy \'er echter, alsze maar
konnen, d\' uiterfte overdaad in: en
zo zy \'er geen drie dagen daar na
het gevoel af hebben , zyn ze
niet wel te vreden. Maar als de wyn
hun meefter geworden is, moetende
armeGrieken d\'ongeregeldheden, tot
welke de dampen haar vervoeren,
draagen en bezuuren j wordende
door hen geftooten , geflagen, en
van alles, daarze zin in hebben be-
roofd. Wel is waar, dat zy hen
zeer zelden om \'t leven brengen, ver-
mits de doodflag geweldig ftreng
door geheel Turkyen Ntxbooé&wï^,
en dat men de fles ophangt ter zeiver
plaatze , daar ze eenige wanorder
begaan heeft: maar zy verwoeften
hunne tuinen , wynbergen, boom-
gaarden, en landeryen zodanig, dat
ze het hert niet hebben , om \'er
iets te zaayen of te planten. En aldus
nooden mochten hebben, die niet el- leggen deze Eilanden, zo vruchtbaar
ders behoeven te zoeken, en d\'Ei- als bekoorlyk, by nagantfch en al te
braak. Daar zyn maar eenige C^/^?-
yers, welke rondom hunne Kloo-
fters zo wat moeskruiden, peulvruch-
ten , enz. tot hun gebruyk kwee-
ken , gelyk ook om de Franken, en
andere eerlyke lieden, die^hen ko-
men bezoeken, daar mede t\'onthaa-
len : welken zy ook niet beletten
(hoewelze hen doorgaans vis voor-
fetten, die hier in menigte gevangen
word) vleefchte eeten, wanneer zy
het daar brengen i hoewel ze
altemaal van het getal der vrywil-
Uge
-ocr page 123-i.
der eerfte inftellmg, en andere dier-
gelyke dingen. Zy hebben niets
veranderd omtrent d\'oude manier
van leven. Hunne dracht is ook
dezelve als hier voor , zonder dat
zy\'er iets bygevoegt of afgenomen
hebben, \'t geen den eenen van d\'an-
deren konde onderfcheiden: en niet
tegenftaande de verwoeftinge hunner
landen , en d\'afgewyderdheid der
tyden , is d\'eenparigheid hunner
conftitutien buiten verandering of
verflapping, in een ftand gebleeven.
Zy leiden ook een zeer afgezonderd
zyn , die zich het gebruik van het
vleefch voor altyd verbooden heb-
ben.
Byfon- Deze goede Caloyers zyn Gee- ^
decheden ftelyken van S. Bafilius, zo wel als\' uitgevonden j heeft zo wel plaats in
Cabyers! ^ie Van den Berg Athos, en geheel i \'t Ooften, als in Europa. Verbied
en d\'Oo- Gr/Vyè^\'»-/^»^/, zy volgen altemaal den men\'er den Wyn, de Brandewyn,
Ch\'^ft^ zeiven regel, en draagen een zelve Kofïy , Sorbet, en andere uitfte-
" kleeding. Men hoort onder hen kende Dranken vergoeden het ge
niet fpreken wegens de hervorming " \'
nen.
én arm levert ; eeten nooit vleefch,
én onderhouden , behalven deze
geftadige onthouding , nog vier
Vaftens in het Jaar , behalven ver-
fcheidene andere Vaften-dagen ,
welke door de gantfche Griekfche
Kerke Gods-dienftiglyk gehouden
werden by welke gelegentheden
nog Wereldlyken, nog Geeftelyken,
\'t zy ziek of gefond, zelfs ook niet
of eyeren mogen eeten. d\'Arme-
niers verbieden ook noch den oly.
En niet een dezer Chriftenen brengd
zich ooit in \'t hoofd om daar van,
gelyk in de Roomfche Kerk ge-
fchied , bevryding te verzoeken,
welke ongetwyfFelt ook niet, be-
halven de voorzichtigheid om ze te
brek : die fwaarigheid maaken in
Vifch te eeten, voorzien hunne Ta-
fels met Oefters , en allerhande
Schelpvifch , Kaviaar , en andere
gerechten gemaakt van Eyeren en
Hom > veel lekkerder als de Vifch
zelve 5 en daar men geen graaten uit
te pluizen of te vreezen heeft. En
willen de Armeniers noch boter nog
oly in hunne fauftèn gebruyken, zy
bedienen zich van amandelen, pi-
ftasjes , nooten , en andere vruch-
ten, geftampt in een mortier > welke
te vuur gebracht zynde , een dier*
gelyke en betere werking, doen als
onze boter. Om kort tc gaan, die het
meeft aan d\'onderhouding dezer
Vaftens gebonden zyn , verzetten
d\'onthouding der fpyzen in Vaften
zodanig, dat ze geenfins honger ly-
den, en vergoeden \'t gebrek van ae
eene ipys met het genot van eene
andere. Want ze gelooven niet te
zondigen met geduurende den tyd
hunner Vaftens geftadig iets tuflchen
maar geen Vleefch, Vifch, Eyeren >
Boter , noch Oly is.
Ondertuflchen zyn \'er echter ook
onder deze goede Caloyers y Farta-
hiten , Tapas , en andere Geefte-
lyken, gelyk ook onder de wereJd-
lyke Chrif tenen van \'t Ooften, die
de vaften zodanig by d\'onthouding
Verkrygen en zich af te bedienen, voegen, dat zy zich vernoegen met
zonder een merkelyke aalmoes aan \' \' \' \' \'
de Kerk toegeftaan zou werden.
Hoewel de menigte der Vaftens
«n Vaften-dagen, welken d\'Oofter-
fche Chriftenen , even als de Ca-
foyers , onderhouden , hen by na
drie vierde-deelen van het Jaar vry
"ïaget doed doorbrengen , weeten
echter, d\'eene zo wel als d\'an-
dere , verfcheidene goede gerech-
ten tc maaken , als zy de geenen,
eenmaal daags een weinig brood en
eenig moef kruid, gekookt met zout
en water, te nuttigen. Andere, die
ouder van Jaaren zyn, eeten, door
een lange gewoonte van Vaften, ge-
duurende alle de Vaften maar eens
om de drie dagen: en men heeft \'er
ook zelfs , na men my verhaalde,
die maar zeven maal in de zeven wee-,
ken van hunne vaften fpyfe nutti-
ge».
lige Ichthyophagen of Vifch - eeters I die hen in de Vaften komen bezoe-
ken j willen onthalen, \'t Italiaanfch
^preekwoord5^rö^\'^^<z U legge» trovato
Vinganno, dat is, de wet uitgevon-
den zynde, heeft men ook d\'uitvlucht
in den uiterften nood, boter, vifch, hunne maaltyden te eeten , als het
71
Als men deze Eilanden voor by is,
begint men aan Conßantinopolen te
naderen, \'t geen men ter flinker hand
ziet. Alhier moet men langs deflèlfs
Muuren, welke zich van het Kafteel
der Seven Toorns tot aan de Punt
van het Serrail ftrekken , heen
vaaren, waar na men de ftreek
Noord-Ooftwaard heeft te ftellen,
om de punt van het Serrail te boven
te komen , ten einde de geftadige
ftroom der wateren van den Bofpho-
rus , welke op een onftuimige Wys
uit de Swarte zee in de Tropontis
vallen , en het Schip ongetwyfteld
tegen i^Acropolis (dit is de naam
der punt van V Serrail^ aan zouden
fmyten, te vermyden.
Men laat het Serrail dan ter flin-
ker hand j en het Schip zich na de
kant van Scutari wendende , vaart
men dicht voor by een Rots j daar
een vierkantigeToornopftaat, om-
ringd met een muur van dezelve ge-
daante , aan welkers voet zich ver-
fcheidene ftukken Kanon uit hunne
fchietgaten vertoonen. De Turken
noemen dezen Toorn Kfes-calaß, of
\'t Maagden-Kaßeel i en d\'Europeërs
zonder eenigen grond den Toorri.
van Leander-y want het was liierter
plaatfe niet, daar Leander over
fwom , om zyne Vryfter Hero te
gaan bezoeken , maar wel aan de
"Dardanellen: gelyk wy hier na zul-
len zeggen.
Men kan niets bekoorlyker zien,
noch zelfs met gedachten begrypen,
als deze aankomft van Conßantipo-
len: vindende men zich in het mid-
den van drie groote armen der Zee,
waar af den een van \'t Noord-Ooften
komt, den ander zich na \'tNoord-
Weften ftrekt, en de derde, voort-
gebragt uit de wateren van die bei-
den , zich ten Zuiden in de groote
kom vandePrö^ötóontlaft. Deze
drie groote armen befpoelen ter
wederzyde , zo ver als het geficht
kan reyken , Landeryen , die zich
allengskens door een groot getal van
heuvelen, gantfch bedekt metLuft-
huizen, Tuinen, enKiofkens, op-
waarts ftrekken. En hoe die drie
groote Canaalen, of armen der Zee,
meer aan de Stad naderen > hoe het
by na oneindig getal van Huizen
zich meer en meer op doet. Zy ver-
toonen zich altemaal d\'eene boven
d\'andere, op de wyze van een Am-
phitheater, op dat ze, om zo te
fpreeken, altemaal debekoorlykhe-
den van een zo fchoon gezicht
mogen genieten. In het middqn
dezer Huizen, op verfcheidene ma-
nieren gefchilderd, befchouwt men
een ongeloofelyk getal van fwaare
Dommen, Koepels,en of
LuRige
aankom ft
aan Con-
ftantino-
polen van
de zyde
der Witte
Zee.
Toorn
van Lean-
der.
Klok-toorns , welke zich verre bo-
ven de gemeene gebouwen verhef-
fen, alle deze Dommen en Koepels,
die een zekere grootsheid verbeel-
den", daar lüen weinig weergade aan
zou konnen vinden , zyn bedekt
met lood, gelyk ook de Mmarets,
welkers punten of Ipitfen met goud
zyn O vertogen.
De groente der Gypreflèn en an-
dere boomen eener meeni^e van
Tuinen , helpt ook niet weinig tot
d\'aangenaame verwarring der ver-
fcheidene voorwerpen > daar d\'oo-
gen van alle de geenen, dienaCö»-
flantinopolen gaan , als door betoo-
verd werden.
De veelheid der Schepen , welke
een kroon rondom de Haven deed
maaken, zonder het midden daar
door te belemmeren , gelykt. niet
qualyk na een wydluftigen omring;
van groote boomen , die zich uit-
drukkelyk van hunne bladen heb-
ben ontbloot , om de fraaiheden,
welke achter hen zyn , niet te be-
dekken : en de vervaarlyke menigte
van Katkent Termesy of Gondels,
en andere kleine Vaartuigen, (waar
van het getal op zeftien duizend
gefchat word} welke geftadig, deze
met zeilen, en andere met riemen ,
tot gemak der Ihgefetenen allerwe-
gen vaaren , fchynt onophoudelyk
den aanfchouwers van zo fchoon
een Schouwburg, het vermaak van
een Zeeftryd aan te bieden.
Eindelyk , werwaarts men zich
ook wend, als men in het midden
der Haven van deze groote Stad is,
moet men zich verwonderen , hoe
zeer de Natuur haar begunftigd
heeft in de verkiezing y^tn alles,
\'t geen tot de fchopnheid en cie-
n
raad van haare gelegenheid kan
helpen.
Schoone Na zulke groote voordeelen, en
EKn ^^^ 20 byzonder zyn , moet
Conftanti- "len zich niet verwonderen, dat de
nopolen. Groote Conjlantyn de welluften der
Stad Romen zo gemakkelyk kon
verlaaten, om den zetel zyns Ryks
na Byzantium over te voeren, en \'er
zynen naam aan te geeven. Daar is
geen Stad bequaamer als deze om
het gebied over de gantfche Wereld
te voeren: zy ziet \'er met een eenige
opflag der oogen de twee befte dee-
len af 5 en kan in minder als een
vierde-deel uurs haare bevelen uit
Europa , alwaar ze gelegen is , tot
in Afia doen overgaan , \'t geen \'er
niet aan fchynt te naderen als om
zich aan haare wetten t\' onderwer-
pen. Aldus wanneer de Konft en
de Natuur te famen over een waren
gekomen om een plaats te formee-
ren, daar de fchoonheid , en over-
vloed in een gelyke graad mochten
weezen , zouden ze hun oogmerk
nooit beter hebben konnen bereiken,
als met te maaken , \'t geen te Con-
Jiantinopolen is. \'tAardryk brengt\'er
allerhande fchoone Vruchten voort:
\'toog en de tong konnen\'er zich op
een zeer aangenaame wys verzaaden:
en daar ontbreekt niets van \'t geen
tot de noodwendigheden , of de
welluften des levens vereifcht word.
\'tSoet en Zout water befchikken\'er
alle de gemakken, welke een Element
zo noodzakelyk voor de menfchen,
kan geeven. De Lucht is\'er uit-
fteekend goed j en ontallyke Voge-
len betuigen door het gekweel,
\'tgeen ze des morgens, en\'s avonds
op de boomen , in de tuinen, en
op de omgelegene heuvelen maaken,
dat ze niets ter wereld bekoorlyker
vinden als dit fchoon klimaat. d\'Am,
phibien , welke dan op het land,
dan op het water, en dan in de
lucht leven, onthouden\'er zich ook
in genoegfome menigteom te doen
gelooven , deze clrie Hoofd-
ftoffen tc Conftantinopolen zo zeer
in hun volmaaktheid zyn, alzekon-
nen Weezen.
Deze verkwifting van de gaaven
Juftinianus het gevoelen , dat men
eer al het overige der Wereld be-
hoorde te verlaten, om zich te Con-
ftantinopolen te gaan nederzetten i
als een zo luftigen oord \'t eeniger
tyd onbewoond te laaten j gelyk het
aan verfcheidene andere groote Ste-
den wedervaren is. In deze gedagte
veranderde hy den naam van Con- Verfcheii
ftantinopolen , en gaf \'er die van de bena^
Eeuwige Stad aan v gelyk het blykt
by de Wet : ß qui quinta cap. de
divers: prad: urb: tit 6p. Deze naa-
men zyn echter de eenige niet, wel-
ke die beruchte Stad gevoerd heeft;
Zy heeft\'er by na zo veele gehad,
als Meefters , en alle die haar Ko-
ningen of Tyrannen zyn geweeft,
hebben vermaak gefchept in haaren
naam , zo w^el als haare Fortuin
\'t eenemaal te veranderen.
\'t Was die van Chryfokeras, bete-
kenende Goude Hoorn , of j zo
men wil, Hoornvanovervloedy die
eenige Harders uit Thracien aan die
ftreek Lands , daar Conflantznopo-
len op gelegen is, gaven j vermits
haare voordeelige gelegenheid en
uiterlyke gedaante eenige overeen-
komfi met een Hoorn van overvloed
hebben. Dit gebeurde omtrent het
Jaar 328^. in de twee-en-twintigfte
Olympiade , ten tyde van Ezechias
en Numa Tompilius , of zes hon-
derd negentig J aar voor de geboorte
van Jefus Chrißus.
Na deze eerfte veftiging van eeni-
ge Harders hutten te Chryfokeras,
groeide het getal der Inwoonders i
bekoord door zulk een fchoone ver-
blyf plaats , zodaanig aan , dat ze
in korten tyd tot een tamelyk Vlek
uit deeg , daar men den naam van
AcropoUs of Stad van de punt , en
naderhand dien van Lygos aan gaf.
Vervolgens deed Burzis , Byze i
Byzante , of Byzanta (want de
Schryvers noemen hem op verfchei-
dene manieren) die een Colonie van
Megariers derwaarts voerde , haar
na zynen naam Byzantitm noemen j
welke haar by bleef tot aan den tyd
van den Keizer Antoninus, die haar
deed vermeerderen , herftellen, ■ en
Antonina heeten. Zy kreeg ook
/
der Natuur verwekte in den Keizer \' noch den naam van Anthuza j daar
. K na
na dien vzn nieuw Romen i en ein--
delyk gaf\'er Conftantinus de Groote,
die \'er den zetel des Roomfchen
Ryks overvoerde, haar vergrootte,
en met treiFelyke cieraaden , als de
Hoofd-Stad van een zo doorluchtige
Heerfchappy, oppronkte, den zynen
aan ; en deed haar nieuw Conftan-
tynfch Romen noemen, \'t geen men
verkorte met naderhand Conftantino-
fjolen, oiConftantyns te zeggen.
Zy is ook nog Tarthenopolis ge-
naamd geweeft , ter oorzaak dat ze
door den zeiven Confiantinuszznde
H: Maagd wierd gewyd mogelyk
ten navolging van Antiochien^ \'t geen
Theopolts genoemd wierd.
Eenige willen dat dit nieuw Con-
ftantynfch-Romen , geen beter be-
ginfelen hadde, als het Oude Romen:
en zelfs, zo men Zofimus, die geen
groot vriend van Conftantinus was,
en eenige andere Autheurs , wil ge-
looven, zeggen ze, wierd Conftan-
tmopoten onder doodelyker voor-te-
kenen herbouwd, als de grond-
veften van Romen gelegt zyn. Zy
befchuldigen dien Keizer van zyne
gemalin Faufta, en zynen Zoon
Crifpusy om minder oorzaak te heb-
ben doen dooden, als Romulus zyn
Broeder Remus om \'t leven bracht.
Maar behalven dat dit gefchiedde, zo
men den draad van de Hiftorie van
Zofimus wel in ziet, niet alleen eer-
der als het Conftantinus in gedach-
ten k-v^zm Byzantium te herbouwen
maar ook eer Conftantinus Chriften
was geworden, zal het fpreekwoord
altyd waarachtig weezen, dat de
Groote Mannen niet meer zonder
gebreken zyn , als de Zon zonder
vlekken: behalven dat Zofimus zelfs
zegt , dat Faufta de Huis-vrouwe
van Conftantinus , en zyn Zoon
Crifpus van hem gedood zyn , om
dat dezelve onder den anderen niet
alleen van over\'fpel, ten aanzien van
Faufta, maar ook van bloed-fchande
ten aanzien van Crifpus onder den
anderen begaan te hebben, verdagt
waaren. Doch \'t zy hier mee zo
\'t wil: dien laatften naam heeft By-
zantmm zedert altyd behouden, en
voornaamendyk by de Latynen en
andere Europifche Chriftenen: want
wat de Turken, en andere volkeren
van Afia , Africa , en Europa be-
langt , zy noemen het tegenwoor-
dig altemaal Stambol, \'t geen over-
vioed van geloof hetck&nó.zonder
echter de rechte oorfpronk van dien
naam te weeten.
Chryfokeras , Acropolis, Lygos,
Byzantium, Antonina , Anthufa,
Nieuw - Romen , Conftantinopolen,
Eeuwige - Stad, en Stambol, zo als
men haar belieft te noemen, is dan
I die vermaarde Stad, gelegen op het
uiterfte eind van Thracien , by na
op een-en-veertig graaden Noorder-
breedte, en omtrent zeven-en-vyftig
j lengte. Zy beftaat die gantiche
ftreek lands, welke zich ftrekt langs
den mond van het Canaal dcx Swarte
Zee , die men de Thracifche Bof
\\ phorus noemt, in de Tropontis of de
Witte Zee, en zich van daar ter we-
derzyde uitbreidende, formeert die
fchoone Haven , tot de verzekerd-
heid en het gemak der Schepen, en
d\'overvloedigfte in allerhande Ibor-
ten van Vifch , die men ergens ter
Wereld kan vinden, van welke wy
op het einde van het negende Hoofd-
ftuk gefproken hebben.
Deze ftreek Lands , of dit half
Eiland, daar Conftantinopolen op
gelegen is, begind zich van het vafte
land af te fonderen, om zich tuftchen
twee zeën heen te ftrekken, van het
Kafteel der Senjen Toorns af tot aan
de Punt van het Serrail, en zich van
daar na de zyde van het vafte Land
uitbreidende, maakt een groote
halve kring, die de Haven for-
meert , tot aan een kleyn Riviertje
\'t geen daar in komt ftroomen , en
zyne zoete met de zoute wateren
der Zee vermengende, deze Haven
aangenaam en gemakkelyk Iielpt
maaken.
Van dezen Mond der zoete wateren
af, daar men het Kerk-hof der Jooden
heeft, achter de Stad heen, loopt
een by na gantfch rechte ftreek van
een dubbelde platte muur , voor-
zien met verfcheidene vierkantige
Toorns, die aldus voortgaat tot aan
het Kafteel der Seven Toorns ^ zulks
dat de gedaante der Stad, gelyk wy
hier yoor op onfe eerfte aankomft
y
tot Conftantinopolen aangetekend
hebben, driehoekig is, niet kwalyk
gelykende na een Harp of Over-
vloedshoorn , welkers opperfte aan
het vafte Land gehecht is , en de
twee andere zyden door de wateren
van het Canaal^dcr Swarte Zeesen der
Tropontis befpoeld worden. Yder
dezer muuren is met een wyde graft
voorzien. Doch men zou de bui-
tenfte bekwaamelyker een Fatiffe-
bray, of onderwal noemen j dewyl
ze maar omtrent de hoogte van tien
voeten heeft. De fchietgaten voor
\'c Kanon, zo in de Gordynen als
Toorns , maaken haar aanzienlyk,
en zyn ten getal van omtrent darde-
half honderd. De tweede of bin-
nenfte muur is van dezelve gedaan-
te , doch hooger , hebbende ruim
drie vademen van den grond af tot
aan de fchietgaten : zulks dat de
buitenfte door deze gedekt en ver-
deedigt kan worden. Beide zyn
ze op zommige plaatfen van gehou-
wene, en op andere van gebakkene
Steenen gebouwd.
Men zegt dat deze dubbele muuren
aan de Land zyde gebouwd zyn door
de naarftigheid van een zekeren
CyruSi die onder de regeering van
theodofius den Jongen Gouverneur
van Conftantinopolen was. Dit werk
was het volk zo aangenaam , dat
het\'er openbaare verheugingen over
aanr^chte, en vaarzen ter zyner
eeren maakte, die men aller wegen
hoorde zingen, behelzende , dat
Conftantinus de Stad wel gebouwd
had j maar dat Cyrus. haar had ver-
hy hem in een veel enger omvang
beftuiten, verbannende hem in een
Kloofter, daar hy van hartzeer kwam
^^ fterven.
Kaileel \'t Kafteel der Zoeven Toorns y\'t geen ^ ___________
muuren der landzyde aan die | vryheid aan hen bedienen. En zelfs j
der ^ropontis vafthegt, is het eerft j indien het Ridders van Malta , of
*t welk men van Conftantinopolen ] andere Perzoonen van Hooge qua-
ontmoet, »t Was eertyds eene der iliteit zyn, word hen wel toegelaaten
K % üié
Stads-poorten i beftaande uit vier
fwaare Toorns, en voerde den naam
van de vergulde Toort } \'t zy om
dat de cieraaden , daar ze mee op-
gepronkt was , verguld waren of
dat zich by gelegentheid van ftaate-
lyke intreeden 3 welke gemeenlyk
door deze Poort gefchiedden , het
verguldzei van Co7iftantinopolen 1
door deze Poort vertoonde.
Onder het getal der geenen, die-
\'er met pracht en ftaatfie intraden ^
werd genoemd de Paus Joha7mes den
Iften y^jj ^jjgj^ naam, die \'er mer allé
mogelyke heerlykheid en toejui^
ching wierd ontfangen, niet zo zeer
om dat hy door Theodorik i Koning
van Italien, aan den Keizer Juftmus
den Ouden geftuurd was, als om dat
hy , door deze vergulde Toort ge-
voert wordende , volgens overlee-
vering der Roomfche Kerk, het gei
zicht aan een blinden wedergaf; en
dat hy na Conftantinopolen gingj
om de zaakcn der Katholyken met
d\'Arriaanen , waar af i:\'heodorik de
party volgde, in diebekommerlyke
tyden te vereffenen, \'t Was in deze
by eenkomft van den Paus en den
Keizer,zo men voorgeeft, datja-
fttnus een aanvang maakte van de
gewoonte , welke men zedert altyd
onderhouden heeft, dat de Keizers
de merktekenen en wapenen desRyks
uit de hand, of uyt den naam, der
Paufen ontfangen.
By de vier oude Toorns van deze
Poort voegde Mahomet de IP®, die
de Stad Conftantinopolen innam,
noch drie nieuwe j om\'er een Ka-
/
meerderd en herbouwd : en men ] fteel van te maaken , \'t geen fterk
ftoeg zelfs voor , haar al te langen I genoeg waare tot de bewaaring der
naam van Conftantinopolis in dien | Keizerlyke fchatten. \'t Heeft\'er ook
\\2.nCyropolis te veranderen. Theodo- lange Jaaren toegediend : doch te-
fius vatte hier jalouzy over op, en, om genwoordig is het een eerlyk gevan-
Cyrus te vergelden wegens de Stad | genhuis,daar den Grooten Heer zyne
20 wel geftooten te hebben , deed | llaaven van aanzien, en andere ge-
vangenen van Staat , in opftuit;
Zo \'t Chriftenen zyn, laat men toe*
dat\'er Priefters komen , die\'er de
Mis in een zeker kleyn Kapelletje
doen i en de Sacramenten in alle
uic te gaan, om zich voor eenige
dagen in of buiten de Stad te gaan
verluftigen; behoudens dat een Am-
bafladeur, of eenig ander aan zien-
lyic Man, te Conftantinopolen woon-
achtig , voor hunne wederkomft in-
inftaa , en beloove , dat hy hen,
wanneer den Aga of Gouverneur der
zeven Toorns het begeert, zal leeve-
ren.Deze beleefdheid derTurken ver-
licht noch eenigermaate het verdriet
der geenen, welke door hun onge-
lukkig noodlot in dit Kafteel opge-
ilooten gehouden worden. Ander-
fins ware het zeer rampzahg, zich,
zonder eenige mifdaad begaan te heb-
ben , tot een eeuwige gevangenis ver-
oordeeld te zien, gelyk die der ze-
ven Toorns voot een Ridder van Mal-
ta is: want noopende de geenen, die
in den oorlog gevangen worden ge-
nomen , zy blyven \'er niet langer,
als tot dat men de vrede geflooten
heeft, d\' Ongelukkige Prins Sultan
Osman, eindigde \'er zyne dagen op
een deerlyke manier in den Jaare
1622. HuJJem-BaJfa wierd \'er ge-
wurgd, en men ziet\'er ook noch zyn
graf in den Tuin , immers zo de
Turken zeggen : want zedert dat
Monf^ de Beaujeu, Ridder van Mal-
ta, gelegentheid om \'t ontvluchten
bekomen heeft, heeft men \'er geene
vreemdelingen meer willen inlaaten,
uit vrees dat zy \'er de fwakheid af
zouden leeren kennen. Hy was op
een tocht tegens d\'ongeloovigen ge-
vangen genomen , en hem gedui
rende d^n tyd van vyftien of zeftien
jaaren , \'dat hy \'er had gezeten, tot
verfcheidene maaien, niet tegenftaan-
de dat hy groote fommen tot zyn
losgeld aanbood , de vryheid ge-
weigerd.
Buiten in de muuren , dicht by
een der Toorns welke eertyds de Ver-
gulde Toort mzzkte, zyn twee groo-
te Basrelieven , van wit marmer,
verbeeldende het een, een ftaapen-
den Jongeling, leunende op zynen
arm, mitsgaders een Godin die met
een toorts in de hand van den He-
mel af daalt. Mogelyk is het Endi-
mion en T>iana die hem komt vinden,
\'t Ander , zo ik my niet bedrieg, ver-
beeld de negen Zanggoddinnen met
het paard Tegaßis. Maar alle bei-
de , hoewel reedelyk wel gewerkt,
zyn ze echter niet genoegzaam uit-
gevoerd , om de kenners te doen zeg-
gen, gelyk eenige Reizigers gedaan
hebben, dat men niets in Europa
heeft, \'tgeen met de lekkerheid van
dien beitel in vergelyking gefteld kan
worden , noch zo wel verftaan en
zo ftou taan gelegt zy, als deze twee
Figuuren; en dat men een gefchenk
aan den Katmakan van Conflantino-
polen en den Aga der zeven Toorm,
behoorde te doen , om deze twee
brokken Beeldwerk van daar te mo-
gen voeren.
Van dit Kafteel der zeven Toorns
na het Serraihoe. vaarende, ontmoet
men ter flinker hand een vierkanti-
gen Toorn , ftaande in de Zee, om-
trent twintig treeden van de Stads
muuren , door d\'Ingezetenen de
Toorn van Belizarius genoemd, met xoom
byvoeging , dat die groote Krygs- vanBclüa-:
overfte, tot vergelding der uitftee-
kende dienften, welke hy aan den
Keizer Jufiinianus tegens alle zyne
vyanden in Afia, Africa, en Euro-
pa had gedaan , in dezen Toorn
wierd opgeflooten, ontbloot van al-
le zyne goederen, tot d\' uiterfte be-
hoeftigheid gebracht, en, nagelee-
den te hebben , dat hem d\' oogen
wierden uitgeboord , genoodzaakt
uit een venfter een zakje aan het eind
van een ftok te laaten nederdaalen,
en den geenen, die voorby voeren,
toe te roepen: geef doch een penning-
tje aan den Armen Belizarius, dien
de nyd, en niet dp misdaad, d\'oo-
gen heeft uitgefteeken.
Dicht by de plaats, daar deze
Toorn ftaat, was eertydts een Galey-
haven, in dewelke de Keizers
, Arcadiusy en der zeiver na-
volgers, langen tyd hunne Galeyen
gehouden hebben: doch tegenwoor-
dig is \'er niets meer af overgeblee-
ven, waar uit men zou konnen oor-
delen, dat \'er ooit een Haven is ge-
weeft } gelyk ook niet een weinig
verder na het Serrail-, daar Juliaan
den Apofiaat noch een andere deed
maaken, na zynen naam de JuUaan-
fche, en zedert de Haven van Sophia
geheeten, ter oorzaakdatzegelegen
REIZ E H.
77
was tegen over de plaats daar de
Kerk van S. Sophia gebouwd is.
Vlak achter de gemelde Galey-
haren ziet men over d\'andere gebou-
wen heen de Kolom ^diiQ den naam
van de Hiftorïfche voert. Van wel-
ke reeds gefproken is.
Vervolgende geftadig den weg
na de kant van de Haven, en langs
de muuren van de Tropontis heen
glyende, vind men niets aanmerke-
lyks om zyiïe Kaike te doen ftilhou-
den, dan wanneermen aan de Tui-
nen van het Serrail nadert daar ik
echter weinig af kan zeggen, dewyl
ze maar van buiten bezien konnen
worden.
Fontein Wat verder vertoont zich een
der Hey- Fontein, voor dewelke de Grieken
\'giog. geduurende het gantfche Jaar, doch
voornaamentlyk op den dag van des
Heilands Transfiguratie t een zon-
derlinge eerbiedigheid hebben.Thans
vervoegen zy zich drangelings na
deze Fontein, die zy a\'fia\'sm a of
een Heiligdom noemen, ten einde
hunne zieken , welke zy tot den
hals toe in het omleggende zand be-
graaven , van deflelfswater j wegens
welkers heilzaamheid zy wonderly-
ke dingen weeten teverhaalen, te
drinken te geeven waar na zy hen
terftont weder ontgraven. Doch niet
alleen gefchied dit omtrent de zie-
ken : honderden van gezonden ftel-
len het zelfde, is het niet tot aan den
hals , \'t mag wat minder weezen ,
omtrent hunne eigene lighaamen in\'t
werk.
van deze mirakuleuze Fonteinen.
Daar is by na geen Stad of Dorp,
daar men \'er niet eenige heeft: en
zyn\'ergeennatuuriyke, welke door
metaahge of mmerale aderen heen
loopende, altyd eenige kracht heb-
ben, de Tapas, of Griekfche Prie-
fters, weeten ze te vinden in putten
omtrent hunne Kerken 5 welke altyd
een goede werking voortbrengen,
voor de geenen dien zy \'er af
^^ drinken geeven j of voor hen
zeiven.
Men zePt, dat den Grooten Heer
in deze vreemdeGodvruchtigheid der
Grieken vermaak fcheppende, zich
gemeenly k op dezen dag voor zyne
venilers houd, zonder egter gezieil
te konnen worden.
Dicht by deze plaats ziet men een
groot venfter, waar uit des nachts
de geenen, welke in het Serrail ge- Venfier
wurgd worden, in de Zee worden Ge»
gefmeeten, en zoveelKanonfchoo-"\'"^^\'^«\'
ten gedaan, als \'er rampzaligen op
deze wys hun leven komen re ein-
digen.
Niet ver van de gemelde Fontein
ontmoet men de Kiosk van den Bo- .
ftangi-Bachy , of groot Hovenier ï van \'den
\'tis een Paviljoen , of ruime over-Boftangi-
dekte Balkon , ftaande buiten de^^\'^\'^y*
muuren van het Serrail, en hebben-
de het uitzicht over een goed ge-
deelte van de Tropontis en den Thra-
cifchen Bofphorus. De Turken fchep-
pen groot behagen in dit zoort van
Speelhuizen j en zyn \'er weinige
Ser rails , die \'er niet verfcheidene
hebben : fommige in \'t midden der
Tuinen, om \'er de koelte te beter
te konnen genieten j andere op dé
kant van\'t water, zo \'er water voor
by ftroomt j andere boven op de
huizen, als overdekte platte formen i
enz.
Deze Kiosks zyn zeer bekwaam
om het zwaarmoedig humeur der
der Turken t\' onderhouden. Zy
zetten \'er zich neder op een Sopha,
of zoldering, met een pyp tabak, en
eenige Flingeans, of koppen Kof-
fy j en blyven \'er by wylen twee a
drie uuren in gezelfchap , zonder
\'i malkander het hoofd met praaten te
De Grieken hebben een menigte | breeken. Men hoort \'er by na niet
anders als eenige halve woorden, af-
gebrooken door het ftorpen van de
KoiFy, die ze geweldig heet drin-
ken.
Deze Kiosk van den Boftangi-Ba-
chy word zo veel niet bezocht, als
d\'andere j ter oorzaak dat hy, be-
kleedende het vierde Arhpt des Ryksj
den tyd niet heeft om \'er de koel-
te , en het bekoorlyk gezicht, \'t geen
de fchoone gelegenheid van dezel-
ve aan het oog befchikt, dagelyks te
konnen genieten. Hyheeftgenoeg
te doen met de zaaken van hetiyÉT-
rail, én d\'andere Lufthuizen van
den Grooten Heer, daar hy het op
K ^ ziehÉ
78 eo\\:j\\(^SLis
zicht over heeft > gelyk ook met de
beftiering van alle de Steden en Dor-
pen , leggende op de oever van den
Bofphorus en de Tropontis , welke
van zyne Jurifdidie afhangen. Men
treed in deze Kiosk van binnen door
den Tuin van hetSerrail, en\'er aan
d\'andere zyde uit door een kleyn
poortje, met een trap komende op
den oever der Zee.
Het eerft, \'t geen men vervolgens
ontmoet, roeyende geftadig langs
de Stads muuren , welke hier ter
plaatze tot fluiting aan het Serrail
dienen , heen , is een menigte van
ftukken kanon, leggende meeften-
deel waterpas , om d\'intrede van
Kanon het Serrail en de Haven, ingeval
tot beveel- yj^j^j^^j ddzelve wilde overweldigen,
hl! sirraü te verdeedigen.
en de Ha- \'tSwaarfte en aanmerkelykfte van
allen is dat, \'tgeen de laatfte fchoot
in de verovering van Bagdad deed,
en de Stad, door de wanorder die
het\'er aanrechte , noodzaakte zich
aan Sultan Murat over te geeven.
Men bewaart het veel beter al^
d\'andere , en heeft \'er een afge-
zonderde kamer voor doen maa-
ken.
Deze ftukken worden nooit ge-
loft, hoewel ze altyd gelaaden zyn,
dan alleenlyk op den eerften, of
tweeden dag der Maan van den
Bairam^ wanneer men\'er eenige af-
fchiet, om de MuJ^ulmans te ver-
wittigen , dat de groote Hoogtyd
van den Bairam gekomen is, en
zy , vermits de Ramazatn nu een
einde heeft genomen, niet meer ge-
houden zyn te vaften. Men loft ze
ook noch by gelegentheid van open-
baare vreugdetekenen , als wanneer
den Grooten Heer eenige Provincie
of Stad gewonnen heeft. By andere
ryden worden ze niet gebruikt, of
het moeft gebeuren, dat eenig Schip
zonder ordef in of uit de Haven
wilde loopen ; of ook wel als \'er
eenig aanzienlyk Officier wegens
deze of geene miflag veroordeeld
word om in zee geworpen te worden.
Thans wort\'er een fchoot gedaan,
gelyk hier vooren gezegd is.
In \'t midden dezer ftukken Kanon
ven.
Serrail, te weeten die der Tuinen, Tuin:
Bojian-Capi geheeten. Zy word Poo" van
beftreeken door twee fwaare ronde ^^^
Toorns , ieder met zyn paviljoen
bedekt, en verzeld door twee groote
Cypreflèn, en andere boomen,
welke buiten het Serrail op den oever
der Zee ftaan.
Aan den voet dezer Toorns heeft
men twee ryen van Boßangis , of
Hoveniers , die de Capigis of be-
waarders van deze Poort zyn; door
dewelke niets in of uit kan komen,
als met verlof dezer twee Wachten,
die het zelve niet licht geeven.
d\'OfSciers van hetSerrailhehhen\'exi
alleenlyk ingang. De Sultanes be-
dienen zich ook van deze Poort,
als den Grooten Heer haar op het
Canaal van de Swarte Zee uitleid,
\'t geen haar niet heel dikwils ge-
beurd i of wel als ze na het Serrail van
Scudaret gaan , \'t welk by na reclit
over deze Poort legt.
Eertyds voerde deze plaats den
naam van AcropoUs, of Tunt van de
Stad, als zynde het uiterfte eind
van die ftreek lands, daar Conßanti\'
nopolen op gelegen is. Men noemt
ze tegenwoordig de \'Punt van het
Serrail, of Saraï-Bournu.
Na dat men deze Punt van
\'t Serrail r, mitsgaders een kleine
Fontein, daar de meefte Schepen
water gaan inneemen , voor by is
gevaaren, nadert men aan twee an-
dere .^/öi jé j, of Paviljoenen, welke
Sultan Soliman op den oever der
Zee deed ftichten , ten einde het
inkomen en uitgaan van zyne
Scheeps-machten , toen ter tyd vry
talryker,en in beter order als tegen-
woordig , te gemakkelyker te kon-
nen zien , en het vermaak van die
gezicht ook zyne Sultanes te gee-
ven.
d\'Eerfte dezer Kiosks was voor
zyne Vrouwen , daar hy een goed
getal van had. Zy is veel hooger
als d\'andere , en heeft ingang van
binnenin hetSerrail zonder gezien
te konnen werden, ftrekkende zich
wyders in de langte, op boogen,
en zynde voorzien met drie fchoone
kamers, yder vercierd metverfchei-
Kiosken
van Sultan
Solidiiin.
ftaat een der vier Poorten van het dene vergulde koepeltjes , en een
foor£
?9
foort vankleirxC Alcoves begrypende
de Sophas met hunne matraflèn,
kuflèns , tapyten , en \'c geen daar ,
toe behoort, welkers koflelykheyd ;
de pracht der Ottomannifche Vor- ;
Hen beantwoord. Deze Sophas, of i
folderingen, zyn dicht aan getra-
lyde venfters , op dat de Sultanes
met gemak mogen zien, \'t geen \'er
buiten gefchied, zonder het gevaar
te loopen van gezien te worden,
\'t geen een groote misdaad voor hen
zou wezen, en voor den geen dien
men wift hen gezien te hebben.
Maar de cieraaden der Kiofk van de
Sultanes , zyn maar burgerlyk in
vergelyking der groote zaal van
d\'andere Kiofk. Daar kan niets ter
wereld properder bedacht worden.
Het marmer , de kolommen , de
water-fprongen, de koftelyke tapy-
ten , de galderyen die \'er rondom
loopen j de fraaye uitzicht welke
men aan alle kanten heeft , en de
vergulde en gefnedene befchutfels
maaken\'er een betoverd Paleis af.
Men vind by wylen gelegentheid
om\'er in te komen , mits dat men
den tyd waarneeme, dat\'er niet als
de Wachters zyn , welken men de
handen moet vullen.
Gelyk deze Speelhuizen niet op
den oever der Zee gefticht zyn, als
om \'er het vermaak van het water te
konnen genieten , leggen ten allen
tyden by deze Kiofk vyfofzesklei^
ne Galeyen, eenige groote Kaïken,
en andere lichte Vaartuigen, gereed
om den Grooten Heer en zyn ge-
volg in te neemen, wanneer hy
zich op het Canaal wil gaan Ver-
luftigen. Deze Galeyen en Vaar-
tuigen zyn overal zeer cierlyk ver-
guld en befchilderd , zelfs ook de
riemen , haaken enz. van her een
eind tot aan het ander, om ook het
hunne by te brengen tot her ver-
maak \'t geen den Grooten Heer >
als hy zich te Conftantinopolen be-
vind, dikwils op de Bojphorus gaat
neemen.
Voor by deze Kiofken beginnen de
muuren, welke het Serrail befluiten,
zich van die der Stad af te zonderen ,
en zich opwaarts ftrekkende tot dicht
aan de Kerk van S. Sophia » daar de
groote poort van dit Paleis is, dalen
ze vervolgens weder nederwaards
na de kant van de Tropontis, bo-
ven de Kiofk van den Boftangi
Bachy.
i-
Verhandeling ipan eenige ^ah^n noopende den
Godsdienfi der Turken.
ALzoo de Turken met wat veel
achterhoudendheid, en zeer
fpaarzaam, of by na noit met die
geene die zy ongelovige noemen,
willen ipreeken van de zaaken van
haar geloof, is het zeer befwaarlyk
door haar onderrechtinge tot ken-
nifiè van dezelve te komen, ten waare
men haar hoope gaf van een Muful-
man (zoo noemen zy een gelovige)
te wiÜen werden, \'tïs dan voor-
namèntlyk uit haare boeken , dat
men achter hun geheim kan komen,
wanneer men, gelegentheid vinden-
de , die kan meefter werden. Want
dat gefchied zeer befwaarlyk. Ook
zyn alle Reizigers niet onderwezen
in hunne Taal , en moeten dezelve
daarom onkundig blyven in deze
zaaken. Gelyk ik nu mede in de-
zelve onervaren was, heb ik uit
de Mufulmannen zelve van haare
gronden niet, als ten ruwen, konnen
onderrecht werden: en daar om kan
ik mynen Lezer uit eigene on dervin-
dinge van het innigfte van \'t Maho-
metaans geloof, niet onderrechten.
Even wel,oordelende dat dezelve hier
iets fouden willen vinden van den
Turkfchen Godsdienft en der zeiver
geloof punften , en bevindende dat
andere, onder welke uitmunten den
Heer Ricaut, Secretaris van de Heer
Winchelfey Engelfch Ambaftadeur
aan de Porta , en de Heeren The-
venot en Grelot, in dezen dieper
ingedrongen zyn, meine ik dat het
den Lezer niet onaangenaam zal zyn,
indien ik uit dezelve alhier iets ont-
leene, van het geene zy daar van
mede gedeelt hebben , op dat ik
door haare kennifle in dezen myn
gebrek vervulle. Waar van ik heb
moeten waarfchouwen, om dat niets
voor myne ondervindinge in myn
verhaal wil opgeven , als \'t geene
waar van kennifle heb : hoewel
in dezen veele dingen, my door on-
dervindinge ftukswyze beveftigd
zyn op myne reifen.
Sedert dat Mahomet de IP® dc
Stad Conftantinopolen had ingeno-
men , en zyne intreede in de Kerk
van S. Sophia gedaan , heeft die
\'e Chriftene Keizers
Wysheid van den
Tempel, dien
d\'eeuwige
aan
Soon Gods gewyd hadden , niet
meer gediend tot het celebreeren
van de Godelyke verborgendhe-
den der Chriftelyke Religie: en ze-
dert den Jaare
Maand Mey, toen de Heerfchappy
der Grieken door dit doodelyk on-
heil wierd getroftèn , heeft men in
deze Kerk geenen anderen Gods-
dienft geoeftend , als de Namas,
of het gewoonlyk gebed der Maho-
metaanen. Maar gelyk deze Namds
aangemerkt kan worden door bé-
trekking tot den geenen die bid;,
door betrekking tot zynen Evèfi-
naaften , en door betrekking tot
God j onderfcheiden zy , wat een
goet Mufulman moet doen voorliet
openbaar gebed , geduurende het
zelve, en na het ge-eindigdis, om
zich behoorlyk te kwyten van
\'t geene hy aan zich zeiven fchuldig
is , van zyne gehoudenheden om-
trent zynen Evepnaaften , en van
de plichten welke zyne Wet hem
voorfchryft aan God te bewyzen.
De dingen , die een Turk voor
het gebed moet doen , brengen zy
tot vyf pun£ten. \'tEerfte is, d\'Ar-
tykelen des Mahometaanfchen ge-
loofs te gelooven : de tweede, be-
fneden te zyn : de darde , zyne
vyanden te vergeeven : de vierde,
op de Minarets te roepen , of ter
Mofqueë tQgzzn, als men \'er geroepen
word: en de vyfde, zich te waflchen
zynde d\'onmiddelyke voorbereiding
tot het gebed. In welke waflihin-
gen zy zeer zorgvuldig zyn, gelyk
iuer voor reeds aangemerkt is.
Zoo
-ocr page 133-REIZEN.
8t
Zoo werd van anderen getuigd,
dat het waarnemen van vyf Articulen,
niet tegenftaande de verfchiUige uit-
leggingen van haar geloof, genoeg
zy om voor een waare geloovige door
te gaan. Namendyk , I. Alle de
leeden van het lighaam rein te hou-
den , en zinnelyk in zyne kledinge
te zyn. IL Vyfmaal daags gebeden
te ftorten. III. Den Ramazan of
Vaften van een maand waar te ne-
men. IV. Den Zeket te vervullen,
dat is.aalmoeflèn te geven, na den re-
gel hun voorgefchreven door haare
vier Leeraaren in zeker boek ge-
noemd Af an Embela, en ten V. Zoo
\'thun mogelyk is, in pelgrimagie na
Mecha te gaan.
Artycu. Docli alle d\'Artyculen van het
Mahometaanfche Geloof worden in
taanfche * ^wee Hoofd-pun£ten begreepen, te
Geloof, weeten , dat\'er maar een God is,
en dat Mahomet zyn Propheet, of Af-
gezant is : want het woord Rezul-
alla, zeggen zy, beteekend eer Af-
gezant als Propheet.
\'t Is bekend, dat Mahomet , een
Man niet al te wel gefehikt in zynen
wandel , en vry los-bandig in zyn
geheel gedrag, wiens bedryf in zy-
nen tyd was Kameelen te hoeden,
met behulp van den Monnik Ser-
gius , de vinder is van deze en veele
andere geloofs-pundien , waar om
dan ook dezelve onder den naam
van h&t Mahometaans Geloof hekenó.
zyn.
Eenige meinen , dat het geloof
van een eenigen God , den Turken
by geval aangekomen zy. De Heer
Grelot zegt, dat, zo men Jacob
Elkindi , een Schryver wiens wer-
ken in Syrien te vinden zyn , mag
gelooven , Sergius, wanneer den
Alkoran opgefteld was, Mahomet
aan eenige Afgodifche Arabiers
ftuurde , welke een zeer groot
beeld, \'tgeen zy met den naam van
Hacbar i beteekenende den Aller-
er ootß en i benoemd hadden , aan-
baden , om hen te zeggen , dat
zynde den Afgezant van God , hy
hen van des zelven wege waar-
fchoxi^de d\'Afgoden niet meer aan
te bidden , gelyk zy tot noch toe
gedaan hadden , én voortaan nie-
mand als den eenigen en waaren
God t\' erkennen , die de geen was
welke hem ftuurde. Maar deze
Arabiers ledert langen tyd aan den
dienft van hunnen Hacbar gehecht
zynde , wilden niet na hem luifte-
ren , en voerden hem te gemoet:
Zo wy maar eenen God aanbidden ,
en dat die de uwe is, wat zuil en wy
dan met Hacbar doen ? Mahomet,
niet weeten de wat hy hier op zou
antwoorden , keerde weder na den
Monnik Sergius , om de zaak met
hem te overleggen; w^elke, oordee-
lende het van d\'uiterfte noodzaake-
lykheid te zyn , de gemelde Afgo-
difche Arabiers, die in groot getal,
en gebuuren van den Berg Äw^ waa-
ren , daar hy Monnik af was geweeft,
tot de Wet, welke hy trachte in te
voeren , te trekken , dien nieuwen
Wet-gever weder derwaarts ftuurde,
ten einde hen wys te maaken , dat
hy hebbende ledert met de Godheid
over hun antwoord te raad gegaan ,
den Hemel "zich vernoegde, dat zy
dezelve achting noch voor Hacbar
zouden behouden, mits dat zy God
aanbaaden , en dat tot teken van
dien voortaan alle goede Muful\'
mannen , of waare geloovigen ,
met den naam van God, en dien van
Hacbar tot het gebed geroepen
zouden worden, d\'Afgodifche Ara-
biers bewilligden hier in; en men
hoorde onder deze arme verblinde
menfchen niet anders als d\'aanroe-
ping van God en Hacbar , tot dat
Mahomet machtig zynde geworden,
dien Afgod uit hunne Tempels deed
wegneemen, en \'er met groote Ara-
bifche letteren deze woorden ftellen,
AUa fou Hacber, {God en Hacbar^
welken dé Muëjïnas zedert altyd
gebruikt hebben om het volk tot het
gebed te roepen. Dit is het ge-
voelen van dien ouden Autheur
Jacoub Ebni IJfaac Elkindi, die ge-
leefd heeft omtrent het Jaar des
Zaligmakers acht - honderd , zynde
noch geen twee honderd Jaaren na
Mahomet.
De Turken aanbidden dan niet
als den eenigen God, Schepper des
Hemels en der Aarde, en volkomen
Meefter van alle dingen, \'t Is ook
L on»
hoog houden , met het yzer bene-
denwaarts , om het volk te doen ge-
looven, dat zy zich eer met duizend
fteeken zullen laaten doorbooren,
als het Mahometaanfche Geloof
verzaaken. Maar de Verftandigfte
Turken wantrouwen zich gemeenlyk
wegens d\'opregtheid deler nieuwe
Mufulmans, hebbende al overlang
d\'ondervinding , dat dusdanige lie-
den, welke hunne Religie, daarze
mogelyk nooit goede gevoelens voor
hadden, zo licht verlaaten hebben,
de geene , welke zy als dan om-
helzen , en waarom zy deze cere-
monie aan hun lighaam laaten plee-
gen , even licht verlaaten j \'t geen
hen als een fpreekwoord doed zeg-
gen : Er kim fena Giaour olmichidi
eche ei Mufulman olur-i beteekenende.
Al die een kwaad Chriften geweeji
is , z,al nooit een goede Turk zyn.
En waarlyk, al het kwaad, \'tgeen
in Turkyeii gefchied, komt eer van
de kant der Renegaden , als van
die der Turken , welke gemeenlyk
van een heel beleefden en handel-
baaren inborft zyn , inzonderheid
als ze lieden ontmoeten , die zich
na hunne manieren van doen weeten
te fchikken , en zich \'t onthouden
van de dingen, die hen ärgeren, of
aanftoot geeven. Maar het getal
dezer Renegaden is grooter als dat
der Turken zelfs , en de meefte
Bajfas , en hun gantfche gevolg,
beftaan uit die verloochenaars van
het Chriften, of het Joodfche ge-
loof.
Daar zjn driederhande Renega-
den. d\'Eerfte zyn de geenen , die
het lot onder de Tribuit kinderen,
welke den Grooten Heer van tyd
tot tyd door zyn gantfche Ryk doet
lichten, omvangt: de tweede, die
met opzet van Religie veranderen,
in de hoop mogelyk van hunne
fortuin daar door te zullen verbeu-
ren : en de darden , die het niet
worden als uit vrees der ftraffen,
welken zy mogelyk hier of daar over
hebben verdiend j of door de kwaade
handelingen van den geenen, dien
zy het ongeluk hebben van tot
Patroon aan te treffen, \'c Geta!
dezer laatften is het minfte.
zynde , doet den Imam van de
Mofqueë der Wyk een kleyne ver-
maaning over d\'aanftaande operatie^
waar na een Barbier de Jongen op
de Sopha, of zoldering, gezet heb-
bende , houden twee Knechts een
uirgefpreide doek voor hem. Thans
word de voorhuid, zo ver als\'t mo-
gelyk is , voorwaarts gehaald; met
een tang even boven het hoofd vaft-
gekneepen , en netjes met een
Ichcermes afgefneeden : \'t welk ge-
daan zynde , toont hy het afge-
feeeden gedeelte aan die gene die
tegenwoordig zyn , het zelve ftee-
kende op zyne vinger , rondom ,
roepende ondertuflchen tot verfchei-
dene maaien : JtUa Hecber ia Aüa
Alla. Hier na verbind hy den be-
fneedenen, die door zyn gefchreeuw
genoegzaam te kennen geeft, wat
pyn hem een wond, gemaakt op
een zq gevoelige plaats, veroorzaakt^
en d\'omftanders hun gejuig verdub-
belende wenfchen den befneedenen
geluk met dat hy onder het getal
der Geloovigen is aangenomen, en
neemen plaats aan de Sofra , of
Turkfche tafel, daar ze volgens het
vermogen der Ouders van den nieu-
wen Mußilman onthaald worden.
De mildheden, welke de Lieden
van vermogen op de befnyding
hunner Kinderen betoonen , be-
draagen dikwils groote fommen,want
behalven de getchenken, die zy aan
menigte van kleyne Jongens geeven,
welke met een en op hunne koften
befiieeden worden, en de Gaft-
maalen voor al de Wereld, deelen
ze ook nog groote Aalmoeflèn aan
d\'Armen van hunne buurt uit, op
dat zy van God genade voor den
nieuw befneedenen en zyn gantfche
geflacht mogen verwerven.
De plechtigheid omtrent de be-
fnyding der Renegaden , of ver-
loochenden , is ten naaften by de-
zelve , iiyt gezondert dat, dewyl
ze gemeenlyk arme wurmen zyn,
men hen twee bekkens nadraagt,
om \'er d\'Aalmöeflen , welke de
meefte aanfchouwers hen niet wei-
geren , in te verzamelen. Zy draa-
gen, zo wel als d\'anderen, eenPyl
in de rechterhand , welke zy om
beneden , \'t geen de Anatomiften
den Uom noemen , met de nagel
affcheuren en met de vinger weg
rollen , en de Mahometanen zich
vergenoegen met den voorhuid al-
leen af te fnyden.
Zich zeiven dan den voorhuyd
hebbende doen befnyden» beval hy
dat alle zyne aanhangers haar zou-
den doen befnyden ; \'t zy om de
lighaamen zjnet Mufulmannen y ge-
fneuveld in de ftryden, welke zy
tot d\'invoering en beveiliging zyner
Wet zouden moeten onderneemen
en verduuren, te konnen erkennen,
en hen na de begraavenis als Marte-
laars te eeren; of, als gezegt is, om
de Jooden door de gelykheid van
deze ceremonie, te lichter tot het
volgen van zyne dwalingen te
trekken; of eindelyk, dat deze on-
reine Wetgeever , een uitwendige
zuiverheid verbootfènde, om d\'on-
zuyverheden zyner ziel te beter
voor het volk te verbergen , aan de
geenen , welke alreeds zyne dwaa-
lingen hadden aangenomen , beval
zich den voorhuid te doen befny-
den, om dat\'er, gelyk byfommige
voorgegeven werd , eenige vuilig-
heden tuflchen opgehouden konnen
worden , welke oorzaak zouden
weezen dat een Mahometaan zich,
zonder \'t eenemaal gezuiverd te zyn,
tot bidden willende begeeven), van
God niet verhoord , en voor een
Mor dar, dat is te zeggen ongeloo-
vige, onzuivere, en befmette aan-
gezien zou worden.
Deze befnydenis, welke de Tur-
ken Schounnet heeten, werd alleen-
lyk gehouden als een teken van
hunne gehoorzaamheid aan de ftem-
melyke woorden V2.n Mahomet y die
dezelve niet in zynen Alkoranht&^t
doen fchryven; maar, ziende dat hy
alreeds veele navolgers had , en \'er
dagelyks noch meer kreeg, dezelve
alleenlyk daar na verordende , om
iien t\' onderfcheiden van de Chrifte-
nen , die den voorhuid hebben, en
van de Jooden , die op een an-
«ïere manier befneeden zyn als zy
Heden , hoewel hunne befnydenis
hy de Mahometanen aangenomen
zy.
Nu , gelyk \'t een teken van on-
gehoorzaamheid aan de Wet zou
weezen, onbefneeden te zyn, wor-
den de geenen , welke den voor-
huid noch hebben, als de kinderen
van vyf of zes Jaar, de Chriftenen,
en anderen, daar men nooit iets af-
gefneeden heeft, tot het openbaar
Gebed niet toegelaaten. \'t Is waar,
dat\'er aan de deuren der Tempels
geen onderzoekers van de befny-
denis zyn: maar indien een Chrifteni
gelyk wel gebeurd is , de ftoutheid
had van het Gebed by te woonen,
en \'er op betrapt wierd , zou hy
levendig verbrand, of ten minften
ge-empaleerd worden.
Hoewel de geene die befneden
füllen werden , om redenen reeds
gezegd, elf of twaalf Jaaren moeten
oud geworden zyn, zo werden ook
wel eenige befneden, wanneer zy
den ouderdom van zeven of acht
Jaaren bereikt hebben. Jonger wor-
den ze gemeenlyk niet befiieeden,
maar wel ouder , als van veertien
of vyftien Jaaren, en meer, na het
believen der Ouders, als werdende
deze plechtelykheid wel uitgeftelt
door armoede , als die geene die te
befnyden zyn, of haare Ouders, de
koften, welke tot debefiiydingver-
eyfcht worden , niet konnen op-
brengen , wanneer zy genoodzaakt
zyn te wachten tot dat ymand van
vermogen het de zyne laat doen ,
en zy onder zodanigen gefelfchap
fchuilende , den laft der onkoften
mogen ontduiken.
De dag dan van deze plechtig-
heid beraamd zynde , bereid men
Gaft-maal ten huize van den
een
geenen die befneeden zal worden.
Deze, koftelyk opgefchikt, en op
een Paard of Kemel gezet, word
aldus door de gantfche Stad, zo ze
niet te groot is, omgevoerd, of an-
ders maar, gelyk als te Conftantinopo-
len, door de Wyk daar hy in woond,
Zyne Schoolieren, of Makkers, vol-
gen hem altemaal te voet met een
groot Vreugde-gefchrey , om dat
men hem in het getal der Muful-
mansy ofwaaregeloovigen, ftaat aan
te neemen. d\'Omryding gedaan,
en het volk weder in huis gekeerd
L s zynde»
-ocr page 136-hoog houden , met het yzer bene-
denwaarts , om het volk te doen ge-
looven, dat zy zich eer met duizend
fteeken zullen laaten doorbooren,
als het Mahometaanfche Geloof
verzaaken. Maar de verftandigfte
Turken wantrouwen zich gemeenlyk
wegens d\'opregtheid deler nieuwe
Mttfulmans, hebbende al overlang
d\'ondervinding , dat dusdanige lie-
den, welke hunne Religie, daar ze
mogelyk nooit goede gevoelens voor
badden, zo hcht verlaaten hebben,
de geene , welke zy als dan om-
helzen , en waarom zy deze cere-
monie aan hun lighaam laaten plee-
gen , even licht verlaaten ; \'t geen
hen als een Ipreekwoord doed zeg-
gen : Er kim fena Giaour olmichidi
eche ei Mufulman olur, beteekenende.
Al die een kwaad Chriflen geweefi
is , zal nooit een goede Turk zyn.
En waarlyk, al het kwaad, \'tgeen
in Turkyeii gefcliied, komt eer van
de kant der Renegaden , als van
die der Turken , welke gemeenlyk
van een heel beleefden en handel-
baaren inborft zyn , inzonderheid
als ze lieden ontmoeten , die zich
na hunne manieren van doen weeten
te fchikken , en zich \'t onthouden
van de dingen, die hen ärgeren, of
aanftoot geeven. Maar het getal
dezer Renegaden is grooter als dat
der Turken zelfs , en de meefte
Bajfas , en hun gantfche gevolg,
beftaan uit die verloochenaars van
het Chriften, of het Joodfche ge-
loof.
Daar zjn driederhande Renega-
den. d\'Eerfte zyn \'de geenen , die
het lot onder de Tribuit kinderen,
welke den Grooten Heer van tyd
tot tyd door zyn gantfche Ryk doet
lichten, omvangt: de tweede, die
met opzet van Religie veranderen,
in de hoop mogelyk van hunne
fortuin daar door te zullen verbete-
ren : en de darden , die het niet
worden als uit vrees der ftraffen,
welken zy mogelyk hier of daar over
hebben verdiend; of door de kwaade
handelingen van den geenen, dien
zy het ongeluk hebben van tot
Patroon aan te treffen, \'t Getal
dezer laatften is het minfte.
zynde , doet den Imam van de
Mofqueë der Wyk een kleyne ver-
maaning over d\'aanftaande operatie;
waar na een Barbier de Jongen op
de Sopba, of zoldering, gezet heb-
bende j houden twee Knechts een
uirgefpreide doek voor hem. Thans
word de voorhuid, zo ver als\'t mo-
gelyk is , voorwaarts gehaald; met
een tang even boven het hoofd vaft-
gekneepen , en netjes met een
fcheermes afgefneeden : \'t welk ge-
daan zynde , toont hy het afge-
feeeden gedeelte aan die gene die
tegenwoordig zyn , het zelve ftee-
kende op zyne vinger , rondom ,
roepende ondertuflchen tot verfchei-
dene maaien : Alla Hecber ia AUa
Alla. Hier na verbind hy den be-
fneedenen, die door zyn gefchreeuw
genoegzaam te kennen geeft, wat
pyn hem een wond, gemaakt op
een zo gevoelige plaats, veroorzaakt;
en d\'omftanders hun gejuig verdub-
belende wenfchen den befneedenen
geluk met dat hy onder het getal
der Geloovigen is aangenomen, en
neemen plaats aan de Sofra , of
Turkfche tafel, daar ze volgens het
vermogen der Ouders van den nieu-
wen Mufulman onthaald worden.
De mildheden, welke de Lieden
van vermogen op de befnyding
hvmner Kinderen betoenen , be-
draagen dikwils groote fommen,want
behalven de gelchenken, die zy aan
menigte van kleynejongens geeven,
welke met eenen op hunne koften
befteeden worden, en de Gaft-
maalen voor al de Wereld, deelen
ze ook nog groote Aalmoeflèn aan
d\'Armen van hunne buurt uit, op
dat zy van God genade voor den
nieuw befneedenen en zyii gantfche
geflacht mogen verwerven.
\'De plechtigheid omtrent de be-
fnyding der Renegaden, of ver-
loochenden , is ten naaften by de-
zelve , ttyt gezondert dat, dewyl
ze gemeenlyk arme wurmen zyn,
men hen twee bekkens nadraagt,
om \'er d\'Aalmoeflèn , welke de
meefte aanfchouwers hen niet wei-
geren , in te verzamelen. Zy draa-
gen, zo wel als d\'anderen, eenPyl
in de rechterhand , welke zy om
85
De Slaaven der Turken hebben
het zo kwaad niet, als men zich wel
inbeeld. Zy zyn dikwils de tweede |
Meefters van het huis: en men heeft
zelfs exempelen van Slaaven, welke
zich zo wel by hunne Agas bevon-
den , dat, na dat zy\'er de vryheid
af verkreegen hadden, en weder in
Europa gekeerd waren , alwaar zy
het zodanig niet vonden als zy
verhoopten , zy weder na Turkyen
getoogen zyn , om zich vrywillig
weer te begeeven tot de boeyens,
welker fwaarte hen ondraagelyk had
gefcheenen. Deze Slaaven zyn ge-
lukkig in het midden van hun on-
geluk , wanneer zy zich in eenige
groote Stad bevindende , een goe-
den Aga, en eenig byzonder Talent
hebben j wordende als dan van
hunne Meefters bemind } die hen
niet beletten ter Kerk te gaan, en\'er
hunne Godvruchtigheid te pleegen.
Zy ftaan ook dikwils wel met hunne
Meeftereflèn , welke door d\'aange-
boorene Vrouwelyke mededogend-
heid de ftrengheden hunner flaaverny
met gefchenken cn gaaven veel ver-
lichten. \'t Is derhalven zulk een
rampzalig lot niet, als men zich wel
inbeeld, flaav van
te zyn. Men ziet\'er zelden, die
door hunne Meefters gedwongen
worden het geloof te verzaaken:
en hoewel de goede Mujulmannen
zich een wet maaken van de geenen,
welke zy onder hunne heerfchappy
hebben, ten minften drie maal daags
tot het omhelzen van den Alkoran
aan te maanen, vind men\'er echter
wemige die hen met quade hande-
Imgen daar toe dwingen.
\'k Moet hier ook , noopende de
befnydenis noch b^^voegen , dat de
plaats van deze bloedige ceremonie
onbepaald is, gelyk ook de tyd,
cn de verkiezing van den geenen,
die ze verricht j konnende gefchie-
den in het bad, of in huis dooreen
imam , zo wel als door een Heel-
meefter , als\'er maar een is : want
zynde flechts een teken der Maho-
wetaanery » en niet een Sacrament,
laat het allerhande Perfoonen en
plaatfen toe, zo wel alsdeverfchei-
denheid van Jaaren*
Men verwacht deze cereinonie
niet om den kinderen een naam té
geeven : en hoewel zy een Peter of
Gevader hebben, is het niet om hen
de eerfte te noemen. Dit gefchied
in huis zo haaft als ze gebooren
zyn , wanneer de Vader door een
loffelyke gewoonte hen op d\'armen
neemt, en om hoog heft om ze God
aan te bieden , en , leggende hen
vervolgens eenige korlen zouts in
den mond, hen met den naain
noemt, zeggende: God geve, iV. N.
dat zyn Heilige Naam u altpd zo
fmaakelyk moge wee zen » als dit
zout, geen ik u in den mond leg %
en dat hy u belette d\'aardfche din-
gen te [maaken. Wat belangt de
geenen , welke in hunne jonge Jaa-
ren , voor deze befnyding komen
te fterven , men acht dat ze door
die van hunne Ouders zalig zyni
en breekt hen alleenlyk de Pink van
de flinker hand, eer ze begraaven
worden , tot teken van hunne on~
befheedenheid.
Eindelyk, indien het gebeurd dat
een Jood tot de Mahometaanfche
Godsdienft wil overgaan , word hy
niet befneeden , ter oorzaak dat hy
alreeds beflieeden is , en hoewel de
Joodfche befiiyding, gelyk hier
voor is gezegt, van de Turkfche
verfcheclende zy, kan ze echter by
deze gelegentheid volftaan. Men
doed hem alleenlyk de belydenis des
Mahometaanfchen Geloofs Qla illa j
illala, Mehemet reful aUa, beteke-
nende als gezegt is, daar is geen
God dan God , en Mahomet is zyn
Tropheet} overluid uitfpreeken,
terwyl hy ondertuflchen zyne voor-
fte vinger opheft, en daar mede is hy
een Turk. Zy behoeven ook al-
voorens geen Chriftenen te worden,
gelyk veele zich hebben laaten wys
maaken : want dan zouden ze im-
mers het verbonds teken der Chri-
ftenen , den Doop, moeten ontfan-
gèn hebben j maar dit verbonds-
teken is by de Turken niet in ge-
bruik. Doch moogelyk is deze
waan hier uit gefprooten , dat de
Jooden, wanneer zy tot het Mahov
metaanfche Geloof overvallen, ten
opzichte van onzen Heiland geloo-
L 3 ven
/
ven moeten \'t geen de Mufulmans
gelooven j te weeten , dat Jefus
Chrißus het Woord Gods, is , ont-
fangen door Gods Adem of Geeft,
en geboren uit de Maagd Maria-,
dat hy de Meßas is, enz. Doch
dit geloof maakt hen echter geen
Chriftenen, zo weinig als de Maho-
metanen zelfs Chriftenen zyn; hoe-
wel het haar van Chriftus iets doet
gelooven > \'t geen de Jooden van
hem loochenen.
De Heer Thevenot verhaald dat
de Mooren in Egypten in\'t ftuk der
beliiydeniftè bygelooviger zyn als de
Turken zelve, om dat deze Mooren
zelfs haare Dochters laaten befny-
den, \'t welk de Turken niet doen-,
welke befnydenifle door Vrouwen
gefchied , dezelve een ftuksken van
dat geene dat de Anatomiften de
Nymphe noemen, affnydende.
Vergee- Gelyk de vergeeving der Vyan-
vi»g der ^Jgjj ^o wcl de gemeene ruft betreft,
Vyanden. ^^ uitdrukkelyk door denZalig-
maaker onzer zielen gebooden is,
moet men zich niet verwonderen
dat de Turkfche Wetten (zynde
een verdurvene famen-hooping van
\'t geen zy goed oordeelden te zyn
onder de Chriftenen , Jooden, en
Afgodendienaars) aan de Muful-
mannen gebooden hebben hunnen
byzonderen Vyanden te vergeeven :
want noopende de Vyanden van den
Godsdienft en den ftaat zyn zy ge-
houden gantfch andere gevoelens te
hebben.
Daar is dan by na geen haat on-
der de Turken, en als zy\'er eenige
reden toe hebben , mogen zy den
Vry dag, by hen ge-eerd als by ons
den Zondag , niet laten overgaan,
zonder zich met hunne Vyanden te
verzoenen : of ten minften, zo zy
het niet konnen doen, moeten zy,
eer ze zich tot het gebed , daar zy
op dien dag toe gehouden zyn, be-
geeven , voor God betuigen , dat
ze hunne Vyanden vergeeven > ge-
loovende anderfms, dat ze niet ver-
hoord zouden worden.
Op dezen grond is het aan alle de
Mahometanen, door geheel Turkyen
ten uitterften verbooden zynen Naa
ften eenig ongelyk te doen % \'t zy
met den mond , door hem te lafte--
ren; \'tzy met de handen, doorhem
te ftaan , of hem zyn goed \'t ont-
neemen; of eindelyk, door iemand
anders op te maaken tot hem kwaad
te doen. In tegendeel zyn\'er ftraffen
gefteld voor de geenen , die hier
tegen komen te misdoen. De ftok
(dien zy gelooven van den Hemel
afgedaald te zyn , ter oorzaak dat
ze meerder eerbiedigheid onder hen
indrukt, en hen meer in hunne
plicht houd, als deheiligfte Wetten
onder ons doen) is d\'eenigfte pen,
waar mede zy de vonniftèn, tegens
de fchuldigen geveld, fchryven, en
ter uitvoering doenftellen. \'t Is ge-
noeg , dat de Soubachy nu en dan
eens door de ftraaten gaat, om d\'in-
gezetenen van een Stad te doen ge-
denken dat de minfte ftorm, die\'er
onder hen mag komen t\' ontftaan,
genoeg zal weezen om , niet\'alleen
op de belhamels, maarookopd\'on-
nozele aanfchouwers, een hagelbuy
van ftok-ftagen te doen vallen, niet
tegenftaande al het gefchreeuw van
van Toba Sultanum , dienende den
geenen , die geflagen worden, om
vergeeving van hunne misdaden te
verzoeken. In deze vrees houd yder
zich ftil : en die wel gefchil met
malkander wilden maaken , durven
hunne gal niet ondaften , uit vrees
dat ze ook hunne beurs , indien ze
aan den Divan aangeklaagd wier-
den , van eenige duizend Afpers zou-
den moeten ontlaften en noch min-
der malkander ftaan, op dat ze niet
met gevoeliger flagen geftraft mogen
werden: en die lien een begin zien
maaken van malkander te fchelden,
of te beleedigen, op de zelve ftraffen
gehouden zynde hen te fcheiden»
verlaaten hen niet, voor dat de zaak
geëffend zy. Ook ziet men noch
meeften tyd, dat zy hen noodzaaken
aanftonds na hunne gefchillen maU
kander t\' omhelzen, en een vriend*,
fchap, welke voor altyd verbrookeri
zou zyn, indien men de blinde drift
van twee vervoerden had laaten be-
gaan, zonder \'er tuflthen te durven
fpreeken, (gelyk maar al-te veel aan
verfcheidene oorden van Chriften-
ryk gefchied) weder aan te binden.
Als de geenen, die kyven of
vechten, niet op willen houden
wat vermaaningen men ook moge
doen, en welke plaats uit den
Alkoran men bybrenge, \'tgeenzel-
den gebeurt, trekt men hen met ge-
weld van malkander ; en roepende
ehara uUa, \'t geen zo veel wil zeg-
gen al by de Wet Gods, brengt men
hen voor èsnKady, of een anderen
Rechter , om over hunne hardnek-
kigheid geftrafd te worden. Ten
dien einde legt men den fchuldigen
op den rug j en geevende hem ten
minften twee of drie honderd ftok-
flagen op zyne voetzooien , vaft-
gemaakt aaneen 4 doet men
die geenen, die zynen toorn in
\'t lyden gebracht heeft, zyne ver-
voerdheid met twee a drie duizend
Afpers betaalen.
De ftrengheid dezer Wetten houd
de Turken» welke anderen wilden
fchalden , of verongclyken niet al-
leenlyk met geweld binnen de paaien
van hunne plicht > maar heeft hen
ook allengs gewend tot niet te
fweeren , en den Heiligen Naam
Gods door hunne lafteringen niet
fontheiligen : gelyk zo veele an-
deren ) welke veel heiliger Wetten
hebben als zy heden , ftraffeloos
doen. \'t Is om die reden , dat de
fwaarfte eed, dien zy in den niond
neemen > w^anneer zy iets willen ver-
2ekcren , is vaUa hebiUa , beteeke-
nende j by den God dien ik aanbid :
Maar de Turken , die het verft
van Conßantinofolen af leggen , en
by gevolg meerder omgang met de
Chriftenen hebben , en het flechte
volk onder hen , bedienen zich van
de ccden en vloeken der Grieken,
en andere, dewyl zy\'er geen eigene
in hunne Taal hebben; evenwel ge-
bruiken zy ze eer by manier van
vleyen cn ftreelen, als van fchelden.
Doch zy zyn echter niet altyd zo
gematigd, inzonderheid het flechte
volk , en als ze lieden van een an-
bruiken, hoort men niets uit hunne
mond komen , als giaour , hiper,
diufis , (ofigelöovige i hond, zonder
geloof) en andere diergelyke ver-
vloekingen.
Maar de geenen , die wat boven
het gemeen verheeven zyn , als de
KoopHeden en Wet-geleerden, zy n
gemeenlyk zeer gefpraakzaam en be-
eefd : en als ze zin in een vreem-
deling krygen , betoonen ze hem
zo veel lief-koozingen en goed ont-
haal , als of hy van hun Land of
Godsdienft was , voornaamendyk
zo hy in de Turkfche taal met hen
kan fpreeken.
Ziet daar wat de Vergeeving der
Vyanden belangt; waar na toe het
gebed, en \'t geen daar toe behoord,
overtrecdende, moet men zich, de-
wyl de Mahometaanfche God.^dieuft
niet gegrond is als op de menig-
vuldige Gebeden, niet verwonderen
dat de Turken dezelve zo geftaad.g
herhaalen. Zy gelooven , dat dc
Jooden en Chriftenen het gebod ,
\'twelk God aan hen had gedaan van
hem dikwils te bidden, nier gehoor-
zaamd hebbende, hy aan Mahvmtt
beval den Mufulrnans voor te fchry-
ven, dat zy hunne gebeden vyft.g-
maal daags aan hem zouden richten:
maar deze, voorziende dat zyne na-
volgers dit gebod niet wel zouden
konnen onderhouden, deed zo veel
by God, dat hy zich vernoegde met
het tiende gedeelte, en dat dit groot
getal van vyftig gebeden daags tot
vyf wierd gebracht.
Nu gelyk ze geen Klokken, of
Slag-werken, mogen hebben, moeft
men Menfchen aanftellen, welke hen
met roepen den tyd aankondigden
dat ze ter Tempel moeftcn gaan, of
ten minften in huis bidden. Deze
Roepers heeten Muaffins, van twee
Arabifche Woorden Majaz zin, be-
tekenende Jiem in \'t oor. Zy klim-
men ter geregelde uuren vyf - maal
daags op de Minarets der Mofqueën
Bede«
fiori\'Jtn j
CfZ,
/
deren Godsdienft voor hebben, be- doch zo \'cr geen zyn , gaan ze in
j^Eenen ze dezelve zeer kwaalyk-,
in fteê der zoete woorden
janum, ikigufumt cardache, fmyn
hert,
de deur ftaan, en, fteckcnde dc dui-
men in d\'oorcn , fchreeuwen ze
luids-keels aüah hecber, en het ove-
myne oogen , myn broeder) rige, na de gelegentheid den dag
^ anderen die zy gemeenlyk ge-! mede brengt,
\'cGe-
\'t Gebed word dan vyf maal daags
aangekondigd j te weeten met het
krieken van den dag, op den
middag, \'s namiddags omtrent vier
uuren , met het ondergaan van de
Zon, (\'t geen d\'Itahaanen en Turken
vier-en-twintig uuren noemen} en
omtrent middernacht. d\'Eerfte de-
zer gebeden heet Sakm , of Sabah
namaß 3 de twede, Euylai namaß-,
de derde, Kindt namafi\\ de vierde,
Acchamnamaßi en de laatfte,
namaß, of Slaap gebed.
De Turken blyven zelden in ge-
breke omtrent deze vyf bede-fton-
den, maar voornaamentlyk omtrent
de eerfte, en de twee laatften: want
indien men gewaar wierd , dat zy
van de vyf, welke hen gebooden
zyn , ten minften deze drie niet
voldeeden , zouden zy\'er ftrenge-
lyk en voorbeeldelyk over geftraft
Worden. Daar is ook niets, \'tgeen
\'er hen af kan bevryden : want zo
ze niet in ftaat zyn om ter Mofquee
te gaan, zyn ze gehouden te bid-
den ter plaatfe daar ze zich bevin-
den, en zelfs als ze op eenige Reis
zyn , van het Paard te ftygen, ge-
lyk ik elders gezegt heb. En rei-
zen ze in gefelfchap van een Kara-
\'vaane, houd de Karavan - Bachi,
ofKaravaan-meefter, ftil, en, wen-
dende zich na de Kobbe , of de kant
van Mecha, roept hy zelve, of doed
door een ander roepen, dat het tyd
om te bidden is waar op alle de
Turken gehouden zyn af te ftygen,en
zyn voorbeeld te volgen. De Chrifte-
nen , die zich in deze Karavaane
bevinden , konnen , zo \'t hen be-
lieft, te Paard blyven 5 doch mogen,
terwyl d\'anderen bezig zyn met
bidden , niet voort-reizen : ten
ware dat zy zich veel fterker be-
vonden , want als dan gaan de Tur-
ken aan een kant om hun gebed te
doen.
Behalven deze vyf bedeftonden,
welke de Mueßms dagelyks van de
Mmarets afkondigen , zyn \'er nog
twee anderen , namendyk die van
den Vrydag, zynde hun ruftdag, en
die van den Ramadan , of de vaften.
d\'Eerfte heet Salah, en gefchied des
ten negen
morgens
tweede , laravié namajt, en ge-
fchied des middernachts geduurende
de gantfche Maan van de Ramadan,
en met de volle Maan der twee an-
dere Maanden die\'er voorgaan te
weten den vyftienden der Maan van
Regeb , en Hen zeiven dag van die
van Chaban. Alle deze gebeden,
waar af de voornaamften in d\'Arabi-
fche taal gedaan worden, duuren yder
niet boven een half uur, en de ge-
woonlyke niet boven een quartier.
Als de Salah van den Vrydag
geëindigd is, mogen de koop en
hand werks-lieden hunne winkels
weder open-zetten: want zy zyn niet
gehouden hunne Sabbath-dag verder
te vieren > en die \'t van noden heb-
ben , vallen weder aan den arbeid:
doch de lieden van vermogen , en
die het zonder nadeel hunner zaa-
ken konnen miflèn , gaan malkan-
der gezelfchap houden, en brengen
den tyd in ledigheid door.
De roep der Muéjims is niet lan^
te Confiantinopolen. Zy zeggen niet
anders als AUa Hecber , \'t geen zy,
gaande rondom de Galderyen of
tranfen der Minarets , tot verfchei-
dene maaien herhaalen , gelyk ook
hunne geloofsbelydenis j \'t welk zy
befluiten met te rocken Ahiaelfela,
betekenende, komt dan tot het gebed,
ik aankondig het u. Hoewel deze
woorden Arabifch zyn, worden ze
echter by de Turken gebruikt en
verftaan.
De gebeden vallen doorgaans zeer
eenvoudig , voornaamendyk in de
kleyne Mofqueënen op de gewoon-
lyke dagen : maar geduurende de
Ramadan i en op andere vermaarde
daagen, zyn ze veel hoogdraa-
vender.
De Muêfims , en die hen op de
Minarets verzeilen om met hen te
roepen, maaken fomtyds een lamen-
ftemmingj welke niet onaangenaam
in der Turken ooren is , en inzon-
derheid wanneer de roepers op de
Minarets van eenige voornaame
Mofqueë vergaderen, gelyk die van
Sultan Achmet i gebouwd inde
podromus, of Renbaan. DezeiWö/^
queë heeft zes van die^narets, en
aan yder der zeiven drie Galderyen ,
krie-
-ocr page 141-krielende op groote Heilige dagen
van het yverigfte zoort der Miiftd-
tnansy welke altemaal zeer luid, en
met verfcheidene toonen roepende,
een Symphonie maaken, bekwaam
om het oor der Mahometaanen te
ftreelen, doch niet om dat der Chri-
ftenen te behaagen.
Monft. Grelot verhaalt hier over
een onvoorzichtig, doch ook te ge-
lyk kinderachtig geval, \'t geen ech-
ter met een al te treurig eind wierd
beftooten. Toen ik, zegt hy, te
Conßantinopolen^zSi gebeurde het,
dat op een dag van den Bairam^ of
Paafch der Ottomannen, terwyl de
Muézims een diergelyke harmonie
maakten, een jonge Griekfche Chri-
ften, die tien of twaalf Jaaren oud
mogt weezen, gaande voor by de
M^quëey en hebbende geen beha-
gen in dit gefchreeuw der Turken,
het zelve begon na te bootzen, "t zy
dat hy den fpot met hen wilde dry-
ven, of dat hy niet wift, in wat
gevaar hy zich ftelde. Eenige Ma-
hometaanen, die na de gin-
gen , dit hoerende, greepen hem
aan) en trachtten hem, als een kind,
met gefchenken, en liefkoozingen
tot het Turkfche geloof te verlok-
ken: doch ziende dat hy zich niet
liet beweegen, meenden zy met ge-
weld uit te werken, \'tgeen zy met
geeven en ftreelen niet hadden kon-
nen doen, en fmeeten hem in de
gevangenis. Na eenige dagen wierd
hy op nieuws aangezocht , maar
geen ander antwoord bekomen, als
ftrydende tegens de gedachten van
hem ooit het Chriften geloof te zul-
len doen verzaaken-, willende deze
Jonge Griek, door een t\' eenemaal
heilige Edelmoedigheid, liever de
ftokftagen, en de dood zelve, (ge-
lyk hy ook naderhand voor het
fwaaru moeft bukken) verduuren,
als eenig teken aan de Turken too-
nen van hunne Religie t\' omhelzen,
of eenige woorden van hunne ge-
loofs belydenis te willen zeggen. In
tegendeel, hy befteede de laatfte
zuchten van zyn leven met die fchoo-
ne woorden , welke de Griekfche
ï^erk zo menigmaal in haare gebe-,
89
fermt u onfer O Heere ! \'telkens te
zeggen ; cn ftervende aldus in dé
belydenis van het Chriften geloof,
heeft hy ongetwyfFélt de kroon des
Marteldoms weggédraageh.
Floewel de Roepers zo vèel ge-
ruchts niet maaken met hunne
fteni, als de Klokken met hunne
klank, doen zy zich echter ver ge=
noeg hooren: en gelyk\'er geene ka-
rofïèn langs de ftraaten vaxvLonftari\'
tinopolen ryden, en dat \'er zeer wei-
nige van die ambachten zyn , die
d\'ooren verdooven, dringt hunne
ftem, die klaar en fchel is, rtiet gemak
door alle de wyken der Stad heen,
en doet zich ook zelfs by ftil wedér
op een merkelyken afftand buiten
in het veld hooren.
\'t Getal der Muézims is zeer groot,
éijxword noch niet weinig vermeer-
derd door de geenen, die deze be-
diening niet aan de Mofqueen hebi
bende, echter op de Minarets gaan ,
om het vermaak van het roepen té
genieten , en zich een verdienfte te
maaken, van de Bedeftonden aan
de goede Mufwlmans aan te kon-
digen.
De laatfte bereiding, welké de
Turken tot het gebed maaken, be-
ftaat in zich verfcheidene maaien te
/
Waffin^
wafTchen i welke wafTchingen zy, ter ^n óei
oorzaak datze vyfin getal zyn, met
vyf onderfcheydentlyké naamen noé-
mcn. Wel is waar, datze niet ge-
houden zyn die alle vyf wair te née-
men , eerze zich tot bidden gaan
begeeven; maar des niet tegenftaan-
de maken zy van de zelve groot
werk. eP Eerfte van alleri , en
d\'algemeenfte, dewyl ze zo wel vart
de Chriftenen als van de Turken ge-
bruikt word, is de gewoonlyke ba-
ding ^ welke zy/^«/^«?nóemeh. De
tweede is voor de lighamelykë nood-
zaakelykheden, cn \\!oxóitafaratoi
zindelykheidgéiccten. Tie darde
fchied om zich te reinigen van d\'on-
zuiverheden j waar in zy den nacht
of den dag gevallen mochten wee-
zen , en heeft den naam van Gouslu,
of zuivering. De vierde is ingefteld
om zich te waflchen van alle d\' an-
dere vuiligheden , welke zy door
rJprt 1____1___t. , ^ < . V.\'.^,« nKn
herhaalt, i!><«ï Kve^«, ont- de werktuigen der vyf nätuurlyke
^ M zinnen
90
Zinnen over zich gehaald mogen heb-
ben. Tot het benaamen van deze be-
dienen zy zich van een Perfiaanfch
woord, Abdefi, betekenende V wa-
ter m de hand, of afwaßnge. En
de laatfie is de geene j welke aan de
lighaamen der dooden gefchied, en
word Eubu-jakmaks of dood^waffing
geheeten.
Om dat van deze waflchingen zeer
veel af hangd, \'twelk verftand van
den Mahometaanfchen Godsdienft j
en des zelfs plechtigheden kan geven,
heeft de Heer Grelot van de zelve
nodig geacht breedfpraakelyk te
handelen, van \'c welk wy, om den
Nederlandfchen Leezer \'t vermaak
te geven, van daar aan mede te kon-
nen deel hebben, alhier eenuittrek-
zel füllen inlaflèn.
Amam Van alle de Natiën der Wereld,
I\' zegd hy, is \'er geene, welke zich
zo zeer bekommert met de zuiver-
heid , als de Mahometaanfche, zo on-
der de Turken, als onder de Perfiaa-
nen. Deze volkeren hebben \'er zich
een grondwet, of om beter te zeg-
gen , de gantfche wezendlykheid van
hunne Religie, beftaande niet als in
uiterlyke ceremonien, van gemaakt.
Ter dezer oorzaak zyn zy genood-
zaakt geweeft een menigte van plaat-
zen , verordend tot baden, daar zy
zich het gantfche ligchaam in kon-
den waftchen , te doen bouwen.
Men heeft \'er een zeer groot getal van
in alle de voornaamfte Steden van
Turkyen , en onder die zelfs veele,
welke niet behoeven te wyken voor
d\' oude Thermen der Roomfche
Keizers. Men zie maar die van de
Stad Bourfa, die van een natuurlyk
warm water zyn, \'twelk in groote
marmere kommen ontfangen word,
van welke ftoffe ook de banken of
zit plaatzen zyn gebouwd. Het dak
beftaat uit twee zeer fchoone Koe-
pels , ftrekkende zich over twee
groote kamers, waar af de lucht en
het water van verfcheidene warmte
zyn. Eer nien \'er intreed , ont-
kleed men zich in een andere groote
zaal, die koelderis; zulks dat alle
deze gebouwen noodzakelyk ten
minften drie groote zaaien hebben.
d\'Eerfte is van een zeer getemper-
de lucht, en,echter warmer als de
geene welke men op de ftraat ge-
voelt ; de twede van een grooter
warmtei en de darde zo heet, dat
men \'er geen oogenbhk kan weezen
zonder te fweeten.
Allerhande lieden worden tot deze
baden toegelaaten , de Chriftenen
en de Jooden, zo wel als de Turken,
vermits ze tot gemeen nut, en de
zuiverheid en gezondheid van al de
Wereld gebouwd zyn.- Ik geloof
ook, dat men het aan dezelven moet
toefchryven, dat d\'Oofterlingen zo
veele ziektens niet onderworpen
zyn , als wy en dat zy het noch
veel minder zouden weezen, indien
zy \'er zo dikwils niet in gingen,
\'t Is hier mee als met den Wyn, de
Tabak , de Medicynen , enz. wel-
ke men niet moet gebruiken,
dan uit noodzaakelykheid : ander-
zints doen ze meer fchade, als
voordeel aan de gezondheid j waar
af men ontallyke voorbeelden te
berde zou konnen brengen. Even
zodanig is het ook met d\'Oofterfche
baden. Daar zou geen beter ding
in de Wereld weezen , zo men\'cc
ten hoogften maar een-maal ter
Maand ging : maar vermits \'er de
Turken zich by na alle dagen gaan
wafichen , worden\'er hunne herflfe-
nen zo vochtig door gemaakt, dat de
meefte meteengeftadigeö/\'^/>&^zw/^»
of traanooging » gekweld zyn, die
hen geweldig hinderlykis. Onder-
tuflchen, dewyl de Mahometaanen
zo naauwkeurig zyn in debelagche-
lyke geboden van een zo kwalyk ge-
gronde Religie, als de hunne, t\'on*.
derhouden , willen zy , wat men
hen ook moge zeggen , hunne ge-
zondheid door het menigvuldig ge^-
bruik van het bad liever benadeelen,
als, voor zo veel in hun vermogen
is, niet te voldoen aan \'t geen dc
Wet hen gebied.
Zy gaan altemaal zo dikwils in
\'t bad , dat hunne gewoonlyke in-
komften het niet zouden konnen
optobben, indien het \'er zo duur
viel als elders : maar gelyk\'er geen
vafte prys toegefteld is , en dat yder
geeft \'t geen hem belieft, konnen
ze met drie of vier AJpers volftaan,
L2S de "BKVï^f^QS
welke omtrent twee ftuivers maaken.
Doch de Franken moeten meer ge-
ven. De tyd van het baden is be-
paald. De Mannen komen \'er van
\'s morgens vroeg tot aan den middag-,
en het overige van den dag is voor
de Vrouwen. Nooit gaan zy\'er te
gelyk; \'tzy dat ze met de Ouden ge-
looven 5 dat het niet al te gezond
is voor de Mannen zich ter zeiver
plaatfe , en ter zeiver tyd, als de
Vrouwen, te waffchen of dat, d\'eer-
baarheid zulx niet toelaatende, het
hen uitdrukkelyk op fwaare ftraffen
verboodenis, zich daar flechts om-
trent te vertoonen. De jongens
alleen, en ten uiterften tot zeven
of acht Jaaren , mogen met hunne
Moeders , Moeyen, of Nichten in
het bad komen ; als hebbende van
zulk een tederen ouderdom niet te
vreezen : en voor dezen behoeft
niet betaald te worden , ten ware
het uit beleefdheid gefchiedde. On-
dertuflchen zyn\'er egter onder deze
jonge knaapen liftig genoeg om\'er de
Vrouwelyke fpelletjes gade-te-flaan:
want de Turken gaan\'er al zo veel
om vermaak, als uit noodzaakelyk-
heid. En ik heb\'er gekend, welke in
hooger Jaaren noch wel geheugenis
hadden van \'t geen zy \'er hadden
gezien : maar gelyk het meefte ge-
deelte niet tot eer der Oofterfche
Juffers ftrekt, wil ik liever fwygen,
en gelooven, dat het kinder praatjes
zyn, en van dat zoort, daar
«a/is af Ipreekt.
Cum cufiodeforis tunicam fervanU
puella.
Wel is Waar , dat, zo het Man-
volk aan deze oude gewoonte niec
meer gehouden is, de Vrouwen ze
noch niet achter gelaaten hebben.
Yder tracht zich op \'t beft op tc feli -k-
ken j en gelyk z \'er in groor getal
gaan , en\'er den gantfchen namid-
dag blyven , eerder om te praaten,
en\'er hunne Vriendinnen te bezoe-
ken , als uit noodzaakelykheid, bren-
gen zy haare oude Slaavinnen mede,
welke in d\'eerfte zaal by dc klederen
lunner Meeftereflèn blyven wagten,
want weetende by ondervinding,
zo wel als Ovidius, alle de ftreeken
der baden , is hen ook niet onbe-
kend, dat
Condunt furtivos balnea mzdta
jocos.
\'t Is hierom dat men langs ftraat
altyd Slaavinnen achter hen ziet
gaan , welke het ly waat en andere
noodzaakelykheden van hunne Mee-
ftereffen, en der zei ver Vriendinnen,
op hun hoofd draagen , benevens
de bereidzelen van een Collation ;
welke zy gemeenlyk onder malkan-
der houden , en die niet beftaat
als in eenige Salvas of konfituuren.
Al deze toeftel word, terwyl zy in
het bad gaan, in de bewaaring van
die oude Wyven gelaaten; en aldus
onderhouden zy noch , \'t geen ten
tyde van gefchiedde, daar
het de manier was, dat
Supra togulam lufcafederet anus.
Zo de Turkfche en Griekfche
Chriftene Vrouwen deze gewoonte
der oude Roomfche Dames, omtrent
het bewaaren van hunne kleedeien,
gehouden hebben , zy hebben ook
die, betreffende het cieraad hunner
Perfoonen , niet verlooren laaten
gaan , draagende een byzondere
zorg om zich het hair , en de na-
gelen van handen en voeten , met
het poeyer van een zeker kruid,
\'t geen d\'Arabiers Elhanna , en de
M 2 Turken
Nec pueri credmt, niß qui non\'
dum are lavantur.
Men wacht niet meer, gelyk men
eertyds by de Romeinen deed, na het
luiden van de klok, om het volk bad-
waards te doen gaan. Men opent
ze \'s morgens ten vier uuren , en
lluit ze niet voor \'s avonds omtrent
acht uuren. Geduurende al dezen
tyd, hoort men\'er nooit gerucht of
gefchil, noch dat iemand eens an-
ders kleederen of beurs geftoolen
heeft: en aldus behoeft men, gelyk
Ovidius mddi geen deurwachter te
ftellen , om de kleederen te be-
^vaaren.
als die metaaleinftrumenten, welke
een handvatfel hadden, en by na van
maakfel waaren als een fnoey - mes.
Dezelve vryheid, welke de Romei-
nen omtrent hunne Roskammen
hadden , hebben dc Turken ook
omtrent hunne vryfdoeken. Yder
kan de zyne hebben, cn ze na
\'t bad doen brengen , om ze voor
hem alleen te gebruiken > gelyk die
Crijpyn, van wien de Poëet Ter/ïus
zegt,
I Tuer , & ftrigiles Crifpini ad
balnea defer,
doen.
door zynen knegt liet
Maar gelyk de Turken niet vies
vallen van na malkander uit dezelve
vaten te eeten en te drinken , en
zelfs de kleederen van een geftor-
vene Peft-zieke te draagen, maa-
ken ze ook geen fwaarigheid om met
dezelve zakjes gevreeven te worden,
als men ze maar eens heen en weer
door \'t water haalt, gelyk men altyd
doed.
De menigvuldige verbintenis,
welke de Mahometaanfche Wet
haaren aanhangers heeft opgelegt,
van zo dikwils in \'t bad te gaan,
heeft aan verfcheidene lieden voet
gegeevcn om een vertrek in hunne
huizen ten dien einde te verordenen,
en\'er zich, of zelve, of door hunne
Slaaven te doen waflchen , zonder
gehouden te zyn in de gemeene ba^
den te gaan. Deze vertrekken die-
nen den Mannen ook noch om
hunne Vrouwen in huis te doen
blyven , daar ze anders gaarne uit
willen, onder voorwending van na
het bad te gaan. Zy weeten ze zo-
danig te fchikken, dat, zonder in
de keuken te komen, noch de reuk
van de pot te ruiken, zy dikwils
maar een en \'t zelve vuur van noo-
den hebben om d\'Amamgik i of
Stoof i te verwarmen , en het eeten
te doen kooken. En gelyk deze
vertrekken van een groot nut in een
huis van eenig aanzien zyn , vind
men ze by de meefte lieden van ver-
mogen.
De Mahometaanen zyn 20 zeer ge- Tah?«;
fteld op de zuiverheid des lighaams, H,
Turken Alcana noemen» rood of ros,
en de wink-braawen en hairtjes der
oog-leden fwart te verwen, gelyk
die daar Juvenalis afzegt,
lUa Juperciliumi madida fuligtne
taSium,
Obliqua producit acu , pingitquet
trementes
Attoüens oculos.
De manier van de geenen, die in
\'t bad komen te waflchen is heel
byzonder. Na dat men zich in
d\'eerfte zaal gantfch naakt ontkleed
heeft, bind men een groot fèrvet
om \'t lyf, \'t geen zy Fota of Teftemal
noemen, en gaat aldus door de
twede zaal , die warmer is als de
eerfte, in de darde, daar men fweet.
Hier legt men zich vlak op de buik
neder, in \'t midden van de zaal, op
een verhevenheid van Marmer,
zynde de warmfte plaats van het
gantfche bad , alwaar, na genoeg
gefweet te hebben , een knegt van
de Bad-meefter komt, die den Baa-
der d\'armen rekt en buigt, zo voor-
waarts als achterwaarts , en vervol-
gens ook de beenen 5 waar na hy op
handen en voeten, zynde mede
gantfch naakt, uitgezondert een
doek voor de fchamelheid, met een
wonderlyke gefwindheid langs den
rug en de dyen heen kruipt, en
hem vervolgens na een andere plaats
brengt, daar verfcheidene kommen
en kraanen van warm water zyn,
waar mede hy hem over het gantfche
lighaam wafcht, vry vende hem wy-
ders met een zakje van kamelot,
barkaan, of andere diergelyke grove
ftof, daar hy de hand in fteekt.
Thans zeept hy hem, en wafcht
hem op nieuws. Deze barkaane
zakjes, of vryfdoeken, zyn gevolgd
op de Roskammen der Ouden, voor
zo veel het gebruik belangt, doch
niet nopende de gedaante,ofde ftoffe:
want ze zyn vierkantig , en die-
nen om den huid van alle vuilig-
heid , welke zich op het lighaam
gezet mag hebben , te zuiveren >
gelyk de Roskammen waren om te
fchrabben. Maar vermits zy flegts
van eenige grove ftof zyn , vallen
ze gemakkelyker en handelbaarder,
dat ze 5 vreezende door den uitgang
der excrementen, of natuurlykevui-
ligheden , befraet te worden, zich
met vernoegen met de gantfche
huid in de gemeene baden te
doen walïchen : maar zy zyn ook
noch gehouden alle de Poorten,
Waar door de natuur aan hare nood-
zaakelykheden voldoed, te reinigen,
en dat zo menigmaal als zy zich
van d\'overblyfzels der laatfte fpys-
kooking hebben moeten ondaften.
Zy hebben dan by na altyd den
Embrik , of het water-vat, in de
hand , om de deelen des lighaams,
daar eenige vuiligheid door uitge-
gaan is, af te waiïchen: en daar is
niets plaizieriger, als een Turk met
eenige buikloop , of koude pis, te
zien. Men behoeft hem als dan
geen andere bezigheid te geeven,
hebbende genoeg te doen om zynen
tyd en handen te werk te ftellen.
Zy weeten van geen fponflièn } en
het zou een onvergeevelyke mis-
daad wezen zich ten dien einde van
papier te bedienen, dewyl\'er onder
de letteren , daar het mee belaaden
is, ook die zouden konnen wezen,
welke den naam Gods uitmaaken,
of dat\'er dezelve op gefchreeven
zouden konnen worden.
Om deze reeden is het papier in
een zeer groote eerbiedigheid by de
Mahonietaanen. Zy gebruiken het
niet tot verachtelyke dingen , en
konnen ook zelfs niet lyden dat
men\'er op treed. Als zy een ftuk
papier langs de ftraat vinden, raapen
ze het op , kuflen het, en fteeken
het wel eerbiediglyk in eenig gat
van een muur. Deze groote eer-
biedigheid ten opzichte van het
papier komt hen zekerlyk van die,
welke zy voor de Alkoran hebben,
dien zy nooit, als zy hem draagen,
of verleggen, heneden de gordel laa-
ten daalen} of ook mogelyk wel van
de geene, die zy voor de geletterde
heden hebben, welke by hen in
groote achting zyn-
Deze zuiverheid , zo Godvruch-
aanbevoolen j heeft de Ma-
hometaanfche bouw-kunde verplicht
aan verfcheidene oorden van de
Stad, en voornaamentlyk omtrent
de Mofqueën, gemeené gemakhuis-
jes , of fecreeten te doen ftichten,
welke zy in hunne taal Adophana
noemen j dat \'s te zeggen, plaats
van fchaamte ; waar uit het zo ge-
woonlyk fcheld-woord van Adephis
(fonderfchaamte t oïfchaamtelooze)
gefprooten is. Deze gemakhuisjes i
of fecreeten , zyn zeer zindelyk:
want behalven dat een yder zorg
draagt om ze niet vuil te maaken j
en dat de Maidagi, of Stiüeveeger,
dezelve ten minften alle Donder-
dagen reinigt > is \'er in elke cel, of
afzondering, een Fontein die altyd
loopt, of ten minften een kraan,
dienende tot de noodzaakelykheid
van deze Tahara , of byzondere
waftchinge.
Men moet bekennen, dat\'er niets
zo gemakkelyk in geheel Europa is i
en \'t geen \'er ook met eenen zo
noodzaakelyk zou weezen , voor«
namentlyk in de groote Steden j
om \'er de gemeene zindelykheid j
het voornaamfte cieraad, te be-
houden. Holland alleen heeft\'er j
door den overvloed van water, gele-
gentheid toe: maar gelyk deze zui-
verheid geen verbintenis onder de
Chriftenen is , plaatft men wel hier
en daar, \'t geen men elders be-
hoorde neder te leggen. Men ziet
in het Ooften niet , \'t geen in alle
onze Steden gedaan en geleden
word, te weeten de muuren der
Kerken befmet met pis en andere
vuiligheden der geenen, die\'er niet
omtrent behoorden te komen, als
met eerbiedigheid: en men is\'er ook
niet gehouden zyne gezondheid te
benadeelen met de natuurlyke loo-
zingen te lang op te houden , ter
oorzaak dat men geen plaats vind,
oni zich van een zo laftig pak t\'ont-
laften.
\'t Is de Mahometaanen niet genoeg QoüM
zich het gantfche lighaam in het HL
^ewoonlyk bad gewaftbhen te heb-
ben : zy zyn ook noch (na den
Jbdeß i daar ik zo terftont af zal
fpreeken , te hebben verricht} ge-
houden zich i wanneer hen geduu-
rende den nacht eenige ongemeene
ondafting over gekomen is , \'t zy
dat ze alleen, of met gezelfchap ge-
M 3 flaapen
94 C0\\:ACSLIS
flaapen hebben , in een byzonder
bad af te Ipoelen , om zo te fpree-
ken. Deze zuivering gefchiet in
een vierkantige tobbe of kuip , die
alle morgens met water gevuld , en
\'s avonds geleedigd word. Deze
kuip is het geen , \'t welk d\'Ouden
Labrur/ßoi Oceanus noemden : de
Turken heeten ze Aauz Goujli.
Gelyk zy deze reiniging niet ge-
bruiken j als na dat zy zich wel in
het bad gewalTchen , en den Abdeß
verricht hebben, zyn zy \'er niet lang
mee bezig dompelende zich maar
driemaal in \'t water; waar na zy\'er
uittreeden, en de plaats aan een an-
der overlaaten : \'t geen aldus voort-
gaat , tot dat alle de geenen, welken
de voorgaande nacht tot deze cere-
monie verplicht heeft, zich op de-
zelve wys gezuiverd hebben.
Hoewel het getal der geenen, die
zich in deze zuiverkuip dompelen,
heel groot is, vermits de getrouwde
lieden , welken het huwelyk ver-
fcheidene dingen , aan andere ver-
booden , toelaat, daar^zo wel toe-
gehouden zyn, als d\'ongetrouwden,
word het water daarom echter niet
veranderd, voor dat zy\'er altemaal
in zyn geweefl, en qnaer \'t dompe-
len het gewoonlyk gebed der goede
Mußilmans gezegt hebben, La illa
iUalla. AUam äudikka, AUa Hecber ,
enz. Daar is geen ander God als
God. O Groote God. &c.
Auj O De vierde en laatfte bereiding tot
IV. het Gebed der Turken is d^Abdeß.
Deze kan men over al verrichten,
en zelfs , als men ergens is , daar
men geen water heeft , met krui-
den , fteenen, of aarde. Zy hebben
zich ingebeeld, dat God hunne ge-
beden niet zou willen hooren , in-
dien zy niet alvoorens, immers voor
zo veel in hun vermogen is, aan
deze waffching voldaan hadden:
weshalven zy ook nooit Mofqueën
bouwen zonder ze met eenige Fon-
teinen te vercieren; en als de plaats
daar niet bekwaam toe is , leggen
zy iemand een ftuiver gelds toe, die
dan gehouden is eenige kuipen vol
water te houden, waar uit een yder
zo veel tapt, als hy tot deze waflching
van doen heeft.
\'k Moet hier ook zeggen , op
hoedanig een wys de Turken den
Abcteft verrichten. Zy keeren zich
voor eerft met het aanzicht na de
kant van Mecha , en wafïchen de
handen drie-maal, van de toppen
der vingeren af, tot daar de hand aan
den arm gehecht is. Ten tweden
wafïchen zy den mond even zo
menigmaal, en reinigen de tanden
met een borfteltje. Ten darden
wafïchen zy ook de neus drie-maal,
en trekken het water uit de hand in
de neus-gaten op. Ten vierden
werpen zy zich met beide de han-
den drie-maal water in \'t aanzicht.
Ten vyfden wafïchen zy drie-maal
d\'armen, van de voeging der hand
af, tot aan den elboog: doch eerft
moeten zy den rechter, en daar na
den flinker arm wafïchen. Ten
zefden vryven zy het hoofd met de
duim en de voorfte vinger der rechter
hand, van het voorhoofd af, tot op
den top of kruin. Ten zevenden
waflehen zy met dezelve twee vin-
gers d\'ooren van binnen en van
buiten. Ten achtften worden ook
de voeten drie-maal gewaflchen, te
weeten van de toonen, tot aan d\'en-
klaauwen, en niet hooger; by welke
gelegentheid de rechter voet infge-
yks de eerfte beurt krygt. Doch
zo zy des morgens , eer ze hunne
kouflèn aantrokken , de voeten ge-
waflchen hebben, trekken zy ze niet
weer uit, en verrichten den Abdefl
met de gemelde twee vingers maar
over de Tabouches heen.
God, zeggen zy , beval hen alle
de gemelde deelen des lighaams maar
eens te wafïchen, dewyl hy den
Menfch niet al te veel wilde belaa-
den: xmztMahomet, ftrengerWet-
geever in dezen als God, heeft\'er
de twee andere maaien by gevoegd,
op dat men het niet zou ver-
floffen. d^Abdefi van Godlyke in-
flelling word Fars, en die van den
Propheet Sunnet geheeten.
Omtrent deze waflèhingen zyn
eenige ongeoorlofde zaaken, welke
zy Mefchres noemen , als de neus
met de rechterhand te fnuiten,
eenig deel meer als drie-maal te
Waffchen, zich te waflchen met water
, \'tgeen
De vyfde der Turkfche waflêhin-
gen is de geene , welke men Eulu-
jamaks, of dood-waflching noemt.
Van deze zal ik tegenwoordig niet
fpreeken , dewyl ze niet voor het
gebed gefchied, en alleenlyk na de
dood der Mufulmansgdomikt^/otd^
En zynde dan aldus ten einde van
deze voorbereidzelen geraakt, zu^
len wy tot het gebed zelve over-
treeden , doch alvoorens iets zeg-
gen , van \'t geen de Turken onmid-
delyk eer zy in de Mofqueë treeden
onderhouden.
Als een goed Mufulman aan de
vier gemelde reinigingen voldaan
heeft, moet hy met nedergeftagen
gezicht Tempel-waartsgaan, en, ge-
denkende v.\'at eerbiedigheid hy aan
die plaats fchuldig is, zynefchoenen
aan de deur uittrekken j weshalven
d\'Oofterlingen, dewyl zy \'er zo me-
nigmaal daags toe gehouden zyn ,
een zoort van fchoenen hebben uit-
gevonden , bekwaam om \'er , zonder
het lighaam eens te buigen, of\'er
het behulp der handen toe van
nooden te hebben , met gemak te
te konnen uittreeden. Zy noemen
ze Tabouches , \' en mogen eer voot
een ftag van Pantoffels of Muilen,
als voor fchoenen , te boek gefteld
worden. De koleur is verfcheiden >
geel, rood, paars, fwart, enz. De
Turken en Franken draagen ze ge-
meenlyk geel i d\'Armeniers rood j
de Grieken paars ; en de Jooden
fwart: maar niemand van alle deze
natiën vermag ze, zo lang als ze in het
gebied van den Grooten Heer woo-
nen, groen te draagen i gelyk al de
Wereld in ï\'^-ry^m mag doen. \'tZou
een Chriften , die in Turkyen woon-
de , tot een misdaad gerekend worden
een koleur aan de voeten te draagen ,
welke by de Mahometaanen , door
de genegentheid die hun Propheet
tot dezelve had , voor heilig word
gehouden: en de rechte Mufulmans
zouden de koleur, welke zy niet
als met groote eerbiedigheid op hun
hoofd zetten, en die gebruikt word
om hunne Emirs , daar men den
groenen Tulband aan geeft, als een
teken van het maagfchap \'t geen zy
met hunne Wet-geever en Propheet
hebben
*t geen door de Zon warm gewor-
den is, gelyk ook het water ziehte
fterk in \'t aangezicht te werpen.
Verfcheidene andere dingen maken
den Abdeß vruchteloos j weshalven
men denzelven, wanneer een dezer
dingen komt te gebeuren , weder
van nieuws moet aanvangen : en al
"wilden zy ook het gebed niet doen,
moeten ze by dusdanige gelegent-
heden de handen waflchen , of ze
zyn onrem. Onder deze worden
gerekend, als ze zich van vooren,
of van achteren ondaften , als \'er
eenig bloed of vuiligheid uit hun
lighaam komt, als ze komen te
braaken , uitzinnig te worden , te
befwymen, dronken te zyn, onder
het gebed te lagchen , een Vrouw
t\'omhelzen , en eenig naakt deel
van haar aan te raaken, geduurende
het gebed te flaapen, enz. Indien
ook iemand , terwyl het gebed ge-
daan word, dit overkomt, zullen
d\'anderen die zich gewaflchen , en
tot bidden bereid hebben, zich wel
wachten van hem wakker te maaken,
ter oorzaak dat zy als dan alzo wel
onrein zouden zyn , als hy. Ook
mogen ze van geen hond, of eenig an-
der onrein dier, aangeraakt worden.
Alle deze toevallen maaken den
Abdefi^ te niet, en noodzaaken de
geenen die zich tot het gebed willen
begeeven , den zeiven weder op
nieuws te gaan aanvangen.
Deze enge verbintenis van zich
zo dikwils te waflthen valt uitftee-
kend moeyelyk en verdrietig voor
de geenen , welke in dorre en veer
van water af gelegene landen zyn,
of die in kouder en Noordelyker
€Umaaten woonen. Verfcheidene
Turken (inzonderheid van de gee-
nen , die men Raphafis noemt,
zynde Ketters van het Mahome-
taanfche geloof, welke in zeer
grooten getale in Syrien, en ver-
scheidene andere Provinciën van
Klein Aßa 9 gevonden worden)
wenfchten ook otn die reden wel,
dat ze yan Religie mochten ver-
wiflïèlcn j en een andere aan-
neemen , welke hen tot zo veele
ongemakkelyke waflchingen niet
yerbond
.96 C0%3^êLIS
hebben \'t onderfcheiden , geenzins
aan de fchoenen van een Giaour
dulden, \'t Antwoord, \'t^etnCha-
Abbas Koning van Ter (ten , hier
over gaf aan een Ambafladeur,
dien den Grooten Heer aan hem
gefonden had , is te fraay om hier
geen plaats te hebben. De Gezant,
niet als met hertzeer, door geheel
Terjien de Chriftenen, zo wel als de
Geeftig Turken, groene fchoenen en koufen
antwoord ziende draagen , verzocht uit den
Abba?l?Q van zynen Vorft aan„ G^^-
een Turk- Abbas, dat hy aan alle zyne Onder-
fche Am- zaatcn wilde verbieden, een koleur,
bafladeur
daar de waate Mahometaanen meer-
het groen, der eerbiedigheid voor behoorden
te hebben , langer t\' ontheiligen ,
en aan hunne voeten te draagen:
dat hy zeer wel wift , dat, dewyl
het de byzondere koleur van den
Propheet was, de gelukkige aan-
hangers van zyne Wet, hun hoofd \'er
maar mee behoorden te dekken,of\'er
ten uiterften de voornaamfte en eer-
lykfte deelen van hun lighaam mee
op te pronken : dat men ze, door
een onlydelyke verftnaading , niet
tot zo verre moft vernederen, als
ze aan de voeten te trekkp , en \'er
mee in de flyk te loopen, gelyk men
ftrafteloos door zyn geheele Ryk
deed, en zelfs de Giaours, de Lhi-
fout Iers, daar zy de Jooden mee be-
tekenen, en alle d\'^ndctc Mordars,
of onreinen , zonder eenig onder-
fcheid. Cha - Abbas , die de vol-
maakfte Vorft van het geheel Ooften
was , en wiens treffelyke hoedanig-
heden hem degenegentheidvanalle
de volkeren verwekten , ziende dat
d\'onrechtvaardigheid der Ofmanlis
of Ottomannen , indien het hen
mogelyk was geweeft, de menfchen
trachtte te beletten zich Van de
groene koleur, welke de Natuur hen
zo mildelyk fchenkt, te bedienen,
en hen te noodzaaken , niet aan
hunne fchoenen te durven gebruiken,
\'t geen die goede Moeder hen over
de ganfche oppervlakte der aarde,
zelfs onder de voet - zolen, fpreid,
en willende eenzobelachelykevoor-
llag liever met een geeftige fchert-
fery afwyzen , als de verfmaading,
welke een zo lomp verzoek ver-
ie
diende,, eeniger maaten laaten bly-
ken , geliet zich als of hy bewilligde
in \'t geen den Grooten Heer voor
hem begeerde, en beloofde den
Ambafladeur, dat hy aan zyne On-
derzaten , en aan alle de geenen,
die in zyn gebied woonden, zou
doen gebieden , de koleur van den
Propheet niet meer aan hunne voe-
ten te gebruiken , met byvoeging
dat hy verzekert was, dat, zo haaft
als \'er het verbod af gedaan was,
men geen groene fchoenen in Ter-
gen meer zou zien draagen : maar
dat, eer hy die order liet afkondigen,
den Grooten Heer , die zo yverig
voor deze koleur fcheen , alvorens
een andere over het zelve onder-
werp in zyn gantfche Ryk ter uit-
voering moeft doen ftellen. Weet
gy niet, zei de Vorft tegen den
Ambafladeur, dat uw Meefter zon-
der de minfte bekommering voor
zyne oogen ziet, dat men de koleur
van Mahomet in zyn gebied veel
meer ontheiligd , als men in Ter-
fien doet In myne ftaaten draagt
men aan de fchoenen en kleederen
niet anders als een groen dat dood
is > en alle de beeften van Turly/en
ondaften zich dagelyks, ftrafteloos,
van hunne vuiligheden op het gras,
zynde de levendige koleur, welke
onze Propheet beminde. Gaat dan
aan uwen Meefter zeggen , dat hy
eerft alle dc beeften , die in zyn
Ryk zyn, belette het gras voortaan
met hunne drek te befinetten , en
met voeten te treeden , gelyk ze
geftadig doen ; en ik zal myneOn-
derzaaten als dan wel weeten te be-
letten voortaan groene fchoenen te
draagen. d\'Elchi of Turkfche Ge-
zant, wel merkende óst Cha-Abbas
met dit antwoord de dwaasheid van
zyn verzoek befpotte, ging uit de
Talaro , zynde de plaats daar de
Perfiaanfche Koningen gemeenlyk
gehoor aan d\'AmbaflTadeursgeeven,
zyne geele Tabouches ^ die
om
hy aan de deur gelaaten had , ge-
\'irk men doet aan den ingang
ér Mofqueën , en andere plaatfen
welke men eerbiedigheid moet
toedraagcn , weder aan te trek-
ken.
\'tWaaf
-ocr page 149-Mofquee i wel licht mochten voort-
fpruiten uit een begeerte om van
Religie te veranderen, of my in ge-
vaar ftellen, van \'er toe gedwongen
te worden ; cn hy wierd gedreven
door een yver van liefde ommyaan
op hoedanig een manier de Turken te fpreeken
en te vraagen , of hy
wel mocht weeten , wat my be-
woog om S. Sophia zo dikwils te
gaan bezoeken \\ Ik antwoordde,
dat het de fchoonheid van dien
Tempel was, die my derwaarts trok;
en dat ik my niet moede kon zien aan
een plaats, die zo lang tot de heilige
Geheimeniffen van het Chriftendom
gediend had. De goede Gryzaard
vatte my al bevende by de hand,
en zei met de traanen in d\'oogen :
Ach myn kind! Indien onze !/aders
7tooit als met eerbiedigheid in S. Sophia
haddejt getreeden , gelyk de Turken
tegenwoordig doen, wy zouden noch
de Meeßers van die Kerk weezeni
maar, vervolgde hy, God, die yve-
rtg is van de eer zyns Huis » heeft
deze misdaad der Grieken ßrenger
geftraft, als aüe d\'andere zonden,
welke zy begaan mochten hebben.
Thans verhaalde hy my in \'t lang
\'t geen zyn Groot-Vader hem me-
nigmaal hier over had verhaald, en
zeide onder anderen, dat de hoog-
moed onder de regeering der laatfte
Chriftene Keizers van \'t Ooften tot
zo verre was geklommen , dat de
lieden van aanzien , en van vermo-
gen , zelfs te paard in deze Kerk
reeden , of\'er zich met Rosbaaren
in lieten voeren , zulks dat ze dik-
wils met de vuiligheden van die
beeften befmet wierd j met byvoe-
ging, Mahometdell^\'\', die Con-
ftantinopolen innam , de eerfte-maal
in deze toerufting aldaar niet geko-
men was, als om dat men hem zei-
de, dat, zo\'er de Grieken geen fwa-
righeden in maakten, hy zyn paard
ook wel in den Tempel mocht
voeren , en niet eer als voor het
Altaar afftygen , om\'er zyn gebed
te doen.
\'t Gaat dan zo niet met de Maho-
metaanen. Zy vervoegen zich nooit
tot het gebed, dan in een zo zedige
en nederige geftalte , dat men zich
Vervolg \'tWaar te wenfchen, dat alle de
Kerkte- \' wdke
geen genoeg-
faame eerbiedigheid voor de Tem-
pels, en geen aandacht voor de ge-
beden , die aldaar gedaan worden,
hebben, eens mochten aanmerken,
baardei
n.
Zich kwyten, van d\'enge verbintenis
aller menfchen, om God met nede-
righeid en aandacht te bidden: zy
zouden gewiflèlyk van hen leeren,
niet in den Tempel te treeden met
een ziel bezoedeld met misdaaden,
wanneer ze aanmerkten, dat de
Mahometaanen zich zo zorgvuldig
waflchen van de minfte vuiligheden,
daar zy hun lighaam of kleederen
mee befmet mogen hebben 5 mits-
gaders zich aan de deur der Chriftene
Tempels van de Wereldfche hande-
lingen ontflaan, en \'er niet af fpree-
ken , gelyk dc meeften in de plaat-
fen , verordend tot hec gebed, doen,
indien Zy betrachtten , dat zelfs
de Turken nooit \'m.\\iVLnn&Mofqueën
gaan , zonder hunne fchoenen aan
de deur uit te trekken, en, geduu-
rende het gebed, in een ftilheid en
zedigheid , welke niet genoeg ge-
preezen kan worden , opgetoogen\'
te weezen.
\'tIs ook ten inzichte van dit ge-
bed , zo dikwils en met zulk een
zedigheid herhaald , dat d\' Otto-
mannen gelooven , dat God hen
Meefters van een der fchoonfte
Landen , welke in de drie befte
deelen der Wereld zyn , gemaakt
heeft.
Maar om niet \'t eenemaal te ge-
looven \'t geen uit den mond van
een Mohometaan komt, zal ik hier
in voegen, \'t geen MonP. Greloi ver-
haald , hem, ter zaak van d\'ontheili-
ging der Kerken, met een Griekfchen
Chriften ontmoet te zyn. Deze
Griek, zegt hy , was van Conßan-
tinopolen ) over de tachtig Jaaren
oud , en de Zoon van een Vader,
die\'er over de honderd geleefd had,
gelyk ook zyn Groot-Vader. Hy
^^\'oonde dicht b^r S. Sophia ; en ge-
lyk hy my menigmaal in \'t Portaal
van dien Tempel had zien tree-
den, zeide hem de vrees, dat zo
/
«menigvuldige bezoekingen van een geen dieper onderdaanigheid kan
N
9«
verbeelden : \\Vant na dat zich wel
gewaflchen\', en de fchoenen aan de
deur van de Mofqueë uitgetrokken
hebben, plaatfen zy zich, zo dicht
als ze konnen, aan den Imam, zon-
der echter de geenen, die voor hen
gekomen zyn, te fl:ooten of te ver-
dringen , hier vallen ze op de
knien neder , en gaan op de hielen
zitten, zynde het poftuur, \'t geen
d\'Ooft:erHngen \'t nederigfl:e oordee-
len , om ald^Lis den aanvang van het
gebed te verwachten , zonder dat
ondertuflchen iemand met den gee-
nen, die naaft hemzit, durft fpree-
ken , noch\'er ook zelfs eens om
denkt.
De tyd des gebeds gekomen zyn-
de, ryft den ImamG^y en, ftaande
overeind , legt beide zyne vlakke
handen tegen zyn hoofd aan, waar
na ftoppende d\'ooren met de twee
duimen , heft hy zyn gezicht ten
Hemel, en zingt zeer luid en on-
derfcheidentiyk het gebed, terwyl
hem het volk met een zachte ftem
volgt, en alle zyne vreemdepoftuu-
ren nabootft. \'t Is niet noodig de
woorden van het gebed hier in te
voegen: wy zullen alleenlyk een uit-
legging geeven van de voornaamfte
Arabifche paflagien (want men moet
weeten , dat d\'openbaare gebeden
in d\'Arabifche taal gedaan worden)
van dewelke de Mahometaanen
zich in hunne gebeden bedienen,
en die getrokken zyn uit het eerfte
Hoofdftuk van den Alkoran.
Wanneer de Turken in den aan-
vang van het gebed hunne handen
en oogen om hoog heffen , zeggen
zy, Bis milla hirrakhnan irrachimii
\'t welk betekend in den naam van den
Goedertieren en Barmhartigen God,
waar na de handen beneden den gor-
del latende daalen, leezenzy, heb-
bende d\'oogen ter aarde geflagen,
het gebed , \'t geen zy de Fatiche,
of Fatha noemen, zo veel te zeggen
als de Voorreden, om^ dat het uit de
inleidinge, of den aanvang van den
Alkoran getrokken is. Ziet hier
d\'uitlegging.
Lof zy God , die den Heer der
Wereld is , Goedertieren en Barmher-
ttg. O / Groote Koning van den dag
des Oordeels i wy aanbidden m wy
vertrouwen ons op u : behoud ons ^
dewyl wy u aanroepen, op den rechten
weg der geenen , welke gy -verkoo-
zen hebt, en met uwe genade be-
gunjiigt i laat ons niet afwyken
op den weg der geene7i, tegens dc\'
welke gy vertoornt zyt , noch der
ongeloovigen of dwaalenden. Amen.
Na dat dit gebed geeindigd is,
buigen zy zich nederwaarts, leg-
gende de twee handen opdekniën,
cn zeggen AUa hou Hecber enz. Be-
tekenende.
God is Groot. O ! myn God, eere zy
u: uwe lof en uw ?iaam zy geze-
gend, en uwe grootheid verheven y
wa7it daar is geen andere God
als gy.
Hier na fchreeuwen zy altemaal
luydskeels met den Imam , of den
geenen die het gebed doed , AUa
Hecber i o Groote God! en werpen-
de zich neder , kufl!èn zy tweemaal
de aarde , fchreeuwende \'t elkens
AUa Hecber.
Deze buigingen heeten Rekiets.
Zy zyn verfcheiden in getal, vol-
gens d\'uuren van het gebed, \'s Mor-
gens maaken zy\'er maar zes, \'s mid-
dags acht, naa den middag zes,
\'s avonds acht, en zo veel\'s midder-
nachts, als de Maanen YznRechebt
Chahan, of Ramazan hen verplich-
ten des nachts ten bedde uit te fty-
gen, om na de Mofqueë te gaan.
Als d\'eerfte dezer knie-buigingen
gedaan is, ryzen ze op, en vangen
de voorgaande Fatha weder aan,
welke zy ftaan4e overeind zeggen,
zonder de duimen in d\'ooren te ftee-
kenj vaarende wyders met het zelve
gebed voort, tot dat zy zo veele
Rekiets i of knie buigingen, gedaan
hebben , als het uur vereifcht.
Thans ryzen zy ten halven op, en
gaan op de hielen zitten , kykeode
zeer aandachtig, zonder het gezicht
elders te wenden, in hunne geopende
handen, als of ze in een boek lazen,
terwyl ze ondertuflTchen een getal
van zegeningen ter eere Gods zeg-
gen , welke zy by de leden van
hunne vingeren tellen. Deze ze-
geningen zyn als zo veele dank-
zeggingen , die zy aan God doen,
wegens dat liy hen in het gebed ver-
hoord heeft. Zy worden ook by
wylen aan Mahomet gericht, met
de woorden RezulAUa, {afgezant
van God) welke zy \'t elkens her-
haaien, maar gemeenlyk gefchiedcn
ze niet als aan God, met de woor-
den Subhan Alla, {God zy geloofd)
Allem Duütlla , {Lof zy God) la
illa illala, {daar is geen andere God
als God) enz.
Wanneer de Turken nu alle hunne
Rekiets , of aardkuffingen gedaan
hebben, eindigen zy hun gebeden,
die nooit veel langer als een half uur
duuren , met zich by den baard te
vatten, waar na zich ter rechter eii
flinker hand keerende , groeten zy
de twee Engelen, welke zy geloo-
ven altyd aan hunne zyden te wee-
zen , den een om hen tot het goede
op te wekken , en den ander om
hen te befchuldigen van het kwaad
\'t geen zy gedaan mogen hebben
deze Engelen zyn, na hunne vertel-
ling , de goede en de kwaade :
d\'eerfte is wit, en den ander fwart,
enz. Thans vergaderen eenige zan-
gers op kleine balkons , of galde-
rytjes , en zingen *er by wylen een
foort van een Pfalm, waar af de wys
niet onaangenaam is. \'s Maandags,
Woonsdags, en Vrydags klimt een
Prediker op den Stoel, om de aan-
hoorders eenig punt van den Alko-
ran , \'t geen hy na z^ne manier
verftaat en uitlegt, te verklaaren.
Deze Predikatiën mag een ygelyk
by woonen , zo wel als de geenen
die by wylen op de Markten ge-
fchiedcn , en men eindigt dezelve
altyd met eenige gebeden , w\'elkè
tot de voorlpoed van den Sultan en
des zelfs wapenen tegen zyne vyan-
den worden gedaan; daar het volk,
\'t geen tegenwoordig is , niet an-
ders op antwoord j 3.\\s Amen.
Ziet daar wat\'er tegenwoordig in
den Tempel van S. Sophia , gelyk
ook ïnd\'zndQte Mofquëen, omgaat 5
\'t welk hoe fmertelyk het de Grie-
ken zy aan te zien, is lichtelyk te
denken; zy luchten \'er geduurig om,
dat zy haar Heiligdommen alzo
zien overgebracht, ten dienflie van
die geene, die een andere hoope heb-
ben , als die welke in Chrifto alleen
kan en mag gevefl:igd zyn ; die eert
ander Woord voor Godlyk er-
kennen, als dat vanMofes, dePro-
5heten en Apoftelen ; en die het
lun voor een groote weldaad aan-
reekenen, dat ze geduld werden, met
behoudeniflè van haare belydenüïè.
Doch \'t zal ook niet onaangenaam
zyn voor den Leezer, alhier iets
van der Grieken Godsdienft, ende
byzonderheden van hunKerkbeftier,
te vinden j laat ons daar dan ook
een weinig van zeggen.
/
i /
N
2
Ferfcheidene hj^nderheden ^ noopende de I^erk^lykê bedie-
ningen der Grieken, Kerkgebaarden enz.
N\'aauwlyks hadden de Keizers
\'t Chriften geloof beleden,
of zy begonnen \'t gezag en beftel van
de Eer-ampten, in de Kerk, zoveel
als mogelyk was, van hun te doen
afdaalen , en matigden met\'er tyd
by na de geheele macht daar over
zich zeiven toe.
\'t Is geen wonder, dat op dit
voorbeeld de Turkfche Keizers, de-
zelve mede aan haar getrokken heb-
ben, en dat, de gefchenken by hun
altyd zeer begeerd geweeft zynde,
die Arnpten aan de meeft biedende
veil geworden zyn: vooral, nadat
dezelve meinden in hunne Throon
genoegzaam geveftigd te zyn,
\'t Is zeker dat de Grieken , hoe
zeer gedrukt, zich noch niet ont-
daan hebben van de ambitie, en^
dat ze door deze genoopt, van tyd
to^ tyd met allerhande konften na
de Patriarchsplaatfen, en die dezelve
naaft komen, getracht hebben, niet
alleen met verdienften , maar wel
voornaamentlyk door kracht van
geld.
De Grieken erkennen den Paus
geenzins voor \'t Hoofd van de
Kerk: maar zy hebben tot haarop-
perfte Opzienders vier Patriarchen,
die elk een gelyk gezag in hun Pa-
triarchfchap hebben, zonder onder-
werping van den eenen aan den an-
deren. De eerfte is den Patriarch
van Conftantinopolis, de tweede van
Antiochien , de derde van Alexan-
drien , en de vierde van Jerufalem.
Alle vier werden ze in hunne bedie-
ningen geveftigd door den Grooten
Heer, of zyne Officieren, namendyk
die van Conftantinopolen door ïen
Grooten Vizir , en de andere drie
door de Baffas van yder Landfchap.
Maar de Patriarchs-plaats van Con-
«ftantinopolis is\'de waardigfte,
Zederd dan dat de hoognaoed,
geholpen door de Simonie , zich
meefter van dit Patriarchfchap heeft
gemaakt, moeten alle de mindere
Prelaaten dikwils groote fommeii
opfchieten aan den geenen, die om
deze waardigheid te bekleeden , en
dikwils zelfs om zynen voorzaat
den voet te lichten, de roeftemming
van den Grooten Heer heeft weeten
te verkrygen , door kracht van
veel gefpilde penningen.
Wel werd\'er gezegt, dat de
Sultans eertyds eenige gefchenken
aan de Patriarchen deedén a om de
volkeren , onder hen behoorende,
door dit middel op hunne zyde re
krygen j maar \'t is zeker en wereld-
kundig , dat zy, na dat ze hu ver-
zekerd waaren vaft in haaren zétól
te zyn , van doen ^af, en tegen-
woordig zeer groote gaaven van de
Patriarchen ontfangèn hebben j
welke van dag tot dag\', door de
nieuwe verhöoging der Liéf-hebbefs
van het Patriarchfchap aangröe^eil-
de, wel haaft tot eén zö övefttiay
tigen prys zullen ftygen > \'dat^éheél
Griekenland dién naaÜSvél^^lcs iU
konnen opbrengen.
In twee Jaaren tyds, omtrent den
Jaare 1670. gaven twee verfcheidene
Prelaaten, om het Patriarchfchap te
mogen bekomen , den een vyftig,
en den anderen zeftig duizend ryks-
daalders, tot een gefchenk aan den
Grooten Heer.
Deze fommen zyn groot voor
Caloyers , welke belydenis van ar-
moede doen, en niets eigen behoor-
den te hebben. Maar ondertuflchen
als ymand dier Monniken eenige
ryke kooplieden weet te vinden,
die\'er hem een gedeelte van op-
fchieten, laat hy zyne meening aan
den Grooten Vizir voox&cWeriy welke
niet feilt den tytel van Patriarch te
vergunnen, aan den geenen, die\'er
\'t meeft voor geeft» en ontfangende
terftond \'c geen men hem aanbied,
vervaardigt hy de barat, of bullen
van den Grooten Heer , welke den
ouden Patriarch afzetten , en den
nieuwen in zyne plaats aanftellen,
met order aan de Grieken van hem
te gehoorzaamen, en de fchulden,
welke hy ter zaake zyner promotie
gemaakt heeft, ten fpoedigften te
betaalen, alles op ftraf van ftok-
ftagen , verbeuring van goederen,
of fluiting der Kerken.
Straks ftuurt men deze order aan
alle d\'Aarts - biflx:hoppen en Metro-
3olitaanen , die ze terftond aan
lunne Suftragaanen doen aankon-
digen 5 en deze, zich van de gele-
gentheid bedienende, vorderen van
hunne Tapas^ of Triejiers, en van
de volkeren welke onder hen be-
hooren , niet alleen zodanig een
fomme, als de nieuwe Patriarch hen
op gefchat heeft maar ook noch
wat meer , onder voorwending der
gaaven en gefchenken , die zy aan
hunnen nieuwen Kerkvoogd moeten
doen.
Eene zo verkeerde verheffinge, als
deze, belet niet, dat men den Pa-
triarch } wanneer men tegen hem
fpreekt, met Tanagiotita Sou, dat
is te zeggen, uwe Alheiligheid, of
AUergrootfie Heiligheid y bejegend.
Doch deze tytel word hem niet ge-
geeven , voor dat hy bezitting van
de Patriarchaale waardigheid heeft
genomen} \'tgeen aldus toegaat.
Na dat de brieven voor den Cn\'
loyery die na het Patriarchfchap ftaat,
vervaardigd zyn, vervoegd hy zich
met twee of drie Biflxrhoppen van
zynen aanhang, in het Serrail^ of
by den Kaimakan. Hier gekomen
zynde, en den boord zyner tab-
baard wel nederig gekufthebbende,
worden hem de bullen van den
Grooten Heer voorgelezen i waar
na hem over zyn fwart Caloyers
kleed, fweemende niet kwalyk na
dat der Benediftyners, twee brokade
"beften, of rokken van terfcheidene
^oleuren , door den Grooten Heer
J^n hem gefchonken, getrokken
nebbende, ftygthymetdeBiflchop-
pen Van zyn gevolg, welke op de
zelve wys bekleed en vercierd zyn,
paard, en ryd in deze toerufting
van het Serrail, tot aan de Patriar-
chaale Kerk, die\'er meer als een
halve myl afgelegen is.
DeCavalkade, die hem geleid om
bezitting van deze Kerk te nemen,
beftaat maar uit omtrent twaalf per-
zoonen , te weeten , een Capigit
twee Chiaouz , den Kiaja , of Sc^
cretaris van den Katmakan, en
eenige Janitfers , welke voor hem
gaan. De drie of vier Biflchoppen
van zynen aanhang , en eenige an-
dere Caloyers van zyn gevolg, komen
achter aan, met rokken, gelyk ge-
zegt is , over hunne fwarte kleede-
ren , bekwaamer om voor een mas-
karaade te dienen, als om het cieraad
van een welgeordonneerde Caval-
cade te vertonen.
Na dat de Patriarch aldus aan de
deur zyner Kerk gekomen is, welke
hy gefloten vind, ftygt hy van
\'t paard , en de Secretaris van den
V^iziry of van den Kaimakan^ leeft
voor hem overluid, en voor alle de
geenen, die zich by deze plechtig-
heid bevinden, de Baratt of brie-
ven van den Grooten Heer : waar
na de deuren der Kerk geopend
zynde, leid hy\'er hem in, en keert,
na dat hy hem op den Patriarchaalen
Throon geplaatft heeft, met zya
gevolg weder na het Serrail.
Aldus laat hy hem vreedzaamen
bezitter van zyn Beneficie , tot dat
eenig ander Caloyer in \'t hoofd
krygt eens twintig beurzen, bedraa-
gende tien duizend Ryksdaalders,
meer te bieden , als hy gegeeven
heeft.
De gemelde dingen verricht zyn-
de, gaan de bedienden der Kerk,
yder na zynen rang , den nieuwen
Patriarch de handen kuflfen, en hem
de Tolychronos ti Tanagiotita Sou,
\'t geen men te Romen, ten opzichte
van den Paus , ad muitos annos
noemt, toewenfchen: waar namen
aan alle de Griekfche Prelaaten van
het Ottomannifche Ryk laat weeten,
dat ze de taxe, daar de nieuwe Pa-
triarch hen opgefteld heeft, met den
eerften komen voldoen, zo ze niet
willen , dat hy anderen in hunrte
plaats aanftelle , gelyk dikwils ge-
noeg gebeurt.
N 3
lOl
loz CO%JA(^êLlS
Ziet daar d\'ongeregeldheden, en
den deerlyken ftaat, daar de ver-
drukkinge , de hoogmoed, en de
Simonie, de Griekfche Kerk, welke
niet meer als een fchaduwe is, van
\'t geen ze eertyds is geweeft, toe-
.gebracht hebben.
d\'Eerfte Ofticiers of bedienden van
de gemelde Kerk, na den Patriarch,
zyn d\'Aards\'biJJchoppen , die ver-
fcheidene Suft^ragaane Biftchoppen
onder zich hebben: maar ze moeten
altemaal, zo wel als de Patriarch,
Caloyers, of Geeftelyken weezen, en
den Regel, die zy in het Kloofter be-
leeden hebben, zo lang als ze leeven
onderhouden j zy doen beloften van
.Vader , Moeder, en de Wereld te
verlaaten.
Zy leeven dan altemaal op dezelve
manier , dat is te zeggen , dat ze
nooit vleefch eeten, maar wel vilch,
te weten op de dagen dat de ge-
meente vleefch mag eeten , en
wanneer de gemeente geen vleefch
mag eeten , vaften zy niet alleen
van vifch , maar mede van oly en
wyn., Zy dienen ook op dezelve
manier in de Kerk > en hebben de-
zelve bedienden onder zich, te wee-
ten Geeftelyke en Wereldlyke Prie-
fters.
De Reguliere of Geeftelyke Prie-
fters j Tap as lereus by hen gehee-
ten , zyn Geeftelyken die niet ge-
trouwd zyn, en het ook niet mogen
weezen. De Wereldlyke Priefters",
of Cofmicos lereus, zyn getrouwd
doch mogen maar eene Vrouw heb-
ben-, en na der zeiver dood niet we-
der trouwen j gelyk ook der zeiver
Vrouwen , na de dood van hunne
Mannen, niet weder mogen Huwe-
lyken: maar de dienft van alle beiden
is dezelve, en zo geweldig groot,
dat ze wel vyf uuren op den dag van
nooden hebben om ze maar te kon-
nen leezen: \'t geen ook oorzaak is,
dat veele zich \'er heel licht af ont-
llaan , \'t zy dat ze den tyd , of
de wil niet hebben , om\'er aan te
voldoen , of dat ze geen geld heb-
ben om de boeken , welke tot het
volmaaken van hun Breviarium
noodzakelyk zyn, te koopen. Deze
boeken zyn ten getale van zes,
de
meeftendeel in Folio, en te Venetien
gedrukt, \'t Eerfte is de Triodm, en
word in de Vaften gebruikt, het
twede , d\'Euchologion, begrypende
alle de Gebeden : de derde de Ta-
raklitifki, daar de lofzangen, enz,
ter eeren van de Heihge Maagd,
waar af zy\'er zeer veele hebben, in
ftaan: het vierde de Tenticefiarion,
bevattende alleenlyk den dienft van
Paafch tot aan Pinxter : het vyfde,
de Mineon, zynde de dienft van elke
Maand: enhetzcfde,\'tHorologion,
geen alle dagen geleezen moet
worden , vermits \'er de Canoniaale
uuren in begreepen zyn. Daar en
boven hebben zy het Antoloion,
waar in alles is begrepen, \'t welk tot
de dagelykfche, maandelykfche, en
jaarlykfche Godsdienft gebruikelyk
en gewoonlyk is. Hoe wel de Prie-
fters deze alle moeten hebben, zo
achten ze nochtans voor al het laatft-
genoemde in de Kerk te moeten
hebben.
De langduurigheid van dezen
dienft , en de prys der boeken,
maaken dat by na alle de Biftchop-
pen, Priefters, en zelfs de Cö/ö/étj,
zich\'er nooit mee bekommeren.
Daar zyn by na geen andere plaat-
fen, als te Monte Santo i zynde de
Berg Athos , of Agkn Dros, of te
Neamogni op het Eiland Chio , en
eenige andere welgeregelde Kloo-
fters , daar ze ter behoorlyke tyd
geleezen word: want al het overige
der Griekfche Geeftelykheid ont-
ftaat\'er zich af, zonder zelfs den
Partiarch\'er eens over te moeyen;
vermits hy zelve geen tyd hebbende
om een zo langen dienft te leezen,
den anderen het voorbeeld aanwyft,
om\'er een goed gedeelte van af te
fnyden, of ze gantfch en al te laaten
vaaren.
Buiten d\'eerzucht cn de hoog- Byzon-
moed, de gewoonlyke gebreken der derheden
Monniken , leiden de Calovers een Jf
zeer voorbeeldig en ftreng leven. yers.
Zy doen de drie genoemde ge-
loften, en onderhouden ze ook zeer
naauwkeurig, voornaamentlyk in de
groote Kloofters, welke gemeenlyk
de beft geregelde zyn , als die van
Agion oros, Neamogni, Monte Sind,
S.Saba^
-ocr page 155-REIZEN.
tO^:
ettelyke kniebui-
en by wylen té
Vaften i want wat andere ftraften
belangt, d\'Overften durven\'er niet
af kikken ; en zouden reeden heb-
ben om te vreezen , indien zy een
Monnik met eenige van die kafty-
dingen dreigden , dat zy hem voet
zouden geeven, om\'er zich voor al-
tyd af re bevryden , met eenige
woorden voort te brengen, of alleen-
lyk de hand ten Hemel te heffen, om
Turkfch te worden. Men heeft\'er
maar al te veel voorbeelden af i en
ontmoet by na niet eene plaa.ts in
het gantfche Ottomannifche gebied,
daar niet altyd ymand van die Ka\'
chis Muhammed, Tapas Muftapha,
Mur at Carabache enz. gevonden
word , dat\'s te zeggen dat\'er veele
Griekfche, Syrifche, Armenikhe^
en andere Monniken en Priefters
zyn , die de Kap verlaaten om den
Tulband aan te doen.
\'t Moeyelykfte hier in is , dat,
als deze lieden getrouwd zyn , en
Chriftene kinderen hebben , dó
Jongens beneden de vyftien Jaar»
de Religie hunner Vaders moeten
volgen: maar zo ze ouder zyn;, mogen
ze, indien ze willen, by hunne Wet
blyven , en gezamenderhand met
hunne Moeders en Zufters in het
Chriftendom leeven. Aldus doed de
vrees, welke d\'Overften der Oofter-
fche Kerk hebben, van de lieden te
zullen verliezen , met de zelve wat
hard te willen kaftyden , de tucht
zodanig vervallen, dat alle Pœniten-
tien, welke, zo in de Kloofters j als
in de Kerken verordend worden>
of licht, of vrywillig zyn, immers
zo men niet ymand aantreft , die
\'t eenemaal onderdaanig zy, en ge-
reed om van goeder herte zich aan
alle ftrengheden t\' onderwerpen,
\'k Moet (zegt de Heer Grelot\') hier
over iets invoegen, \'t geen om-
trent den Jare 1670. in Syrien ge-»
beurd is.
Dicht by T>amafcus , is een zeer
fchoon Kloofter van Nonnen en
Monniken , ( \'k noem de Dochters
eerft om dat de plaats haar toebe-
Heilige
Maagd
S.Saba , S.Michiel van Jerufalem, Pœnitentien opleggen , welke niet
en andere diergelyke. Zy eeten
ook , om hen deze dingen te beter
te doen onderhouden, nooit vleefch,
en leeven niet als van peul-vruchten,
kruiden , en \'t geen het aardryk en
geboomte voort-brengt, welke zy
zeiven op de landeryen , by hunne
Kloofters gelegen, kweeken. Maar,
gelyk gezegt is , zy mogen vifch
eeten , afs het niet in eenige Vaften
is i want als dan durven zy ze niet
ruiken, inzonderheid die bloed
heeft : en hunne onthouding gaat
zelfs zo verre , dat ze geduurende
de Vaften, als ze maar melk, boter,
of kaas moeten noemen, daar altyd
de Tarentheßs van timi tis agias
Saracoftis {^behoudens d\'eerbiedigheid
der Heilige Vaften} by voegen,
\'t Volk, na hun voorbeeld, zegt en
doet by diergelyke gelegentheden
het zelfde.
Eenige van deze zyn\'er die alleen
van het veld - gewas leeven , en die
werden Afkitis genoemt. Zy ver-
laaten het Kloofter om op het ge-
bergte te leeven : maar op hoogty-
den vervoegen zy zich gemeenlyk
na de Kloofters, om den gemeenen
dienft by te woonen.
De Monniken , welke in drie or-
ders zyn begreepen, te weeten, van
S. Bafilius, S. Elias, en S. Marcellus,
draagen altemaal het zelve gewaad,
en onderhouden by na altemaal den
zeiven regel. Zy hebben in hunne
Kloofters drie-der-hande Geeftely-
to , te weeten, d\'Overften en
Ouderhngen , de Geprofeflyden en
andere Vaders, en de Nieuwelingen
met de Leeke-broeders. d\'Overfte
voert den naam vznlgoumenos, dat
is te zeggen Leider-, zynde de tytel
van Archimandritis, of Abt, niet
zeer in gebruik onder hen.
Deze Igoumenos yQfOvex^c, is in
groote achting en eerbiedigheid by
de Monniken, voornamendykinde
gi\'oote of welgeregelde Kloofters;
^ant wat de kleinen belangt, daar
eenige andere oude Monniken zyn,
ze hebben daar zulk een volkomen
gezag niet, en fomtyts moeite ge-
noeg om zich te doen gehoorzaa-
beftaan , als m
gingen te doen ,
/
"len, voornaamentlyk als ze eenige hoort) gewyd aan de
Maagd, onder den naam van Effeïde
Saidnaïa , dat \'s te zeggen Onze
Vrouw van Saïdnaïa, en gelegen op
een berg, op welkers top hecKloo-
ller der Nonnen is, en aan den voet
dat der Monniken. Beide zyn ze
in \'t fwart gekleed , en volgen den
regel van S. Antonius. Nu gelyk
deze Dochters van de liefddaadig-
heid der barmhartige lieden leeven,
bracht een jonge Broeder, dien
d\'eenzaamheid der plaats begon te
verdrieten , zich in \'t hoofd (on-
der den dekmantel der gewoonlyke
aalmoes-bidding, welke van tyd tot
tyd door het gantfche gebied des
Patriarchfchaps van Antiochienivoot
deze goede Zufters, gedaan word)
geheel Syrien te gaan door-kruiflèn:
maar vermits hy niet wift , dat
het Kloofter van Saidnaïa binnen
de paaien des Patriarchfchaps van
Antiochieni daar het, zo wel als de
Stad ^Damafcus , onder gelegen is,
moft blyven, voer hy met zyn werk
al voort, tot dicht by JeruJalem j
hebbende ten dien einde de brieven
der Abdis van Saidnaïairxgehoot^-,
en onder die valfche patenten alreeds
een merkelyke fomme, na de ge-
fteldheid des Lands , \'t geen niet
van de rykfte is, verzameld. Aldus
meende hy zynen weg te vervolgen
tot aan Tripoly in Syrien , alwaar, in-
dien hy eenig Schip vond , hy be-
ilooten had na Europa over te ftee-
ken , of het na Conßantinopolen te
wenden. Maar zynde te \'\'Dgebel
Ageloun , een groote berg omringd
met Chriftene Dorpen en Gehuch-
ten , gekomen, bevonden \'er zich ter
zeiver tyd twee Pennigzamelaars des
Patriarchfchaps van Jerufalem, hoe-
danige alle Jaaren door dien Prelaat
derwaarts gezonden worden j welke
den Broeder by de kop gevat heb-
bende , hem vraagden , voor wie
hy zyne Aalmoeffen hier ter plaatfe
kwam ophaalen. Hy antwoordde,
. dat het voor de Nonnen van Said\'
TiaU was. De Jerufalemfche Gee-
ftelyken hielden hem dan vaft , als
een man die zich zonder verlof
hunne rechten toeeigende, enftuur-
den hem aan hunnen Patriarch,
dicj na\'er aan d\'Ahdisvan Saidnaïa
over gefchreven te hebben) hem het
Caloyers kleed afnam, alshetGee-
ftelyk leeven, \'t geen hy beleed, en
het gewaad, \'t welk hy droeg, on-
waardig.
Aldus ontneemen d\'Overften der
Klooflers, om een gedeelte van het
gezag, \'t geen zy eertyds hadden,
te behouden, den geenen, die hunne
orders niet willen gehoorzaamen,
of daar zy iets kwaads af te gemoet
zien , met fchande het Geeftelyk
kleed, zonder acht te geeven op de
geloften, welke zy gedaan hebben,
van in zodanig een kleed, en onder
zodanig een regel , te leeven en te
fterven : dewyl deze geloften niet
gedaan worden, als onder het goed
behagen van den Patriarch , en
d\'Overften der Order en Kloofters.
De Geprofeflyden, en andere
Vaders , doen van gelyken , ver-
laatende, als \'t hen goed dunkt, het
Geeftelyk kleed: en, hoewel ze ten
minften voor hunne Profeflie een
Novitiaat van twee Jaaren door ge-
ftaan hebben , gaan ze echter fom-
tyds uit het Kloofter , om op zich
zeiven te gaan woonen , of wel
t\'eenemaal het kleed en den regel
te verlaaten , maar daar door wer-
den ze zeer veracht, en wanneer ze
komen uit het Kloofter te ver-
loopen , werden ze als vervloekt.
Doch met leedwezen weder-kee-
rende, werden ze, na\'tvolbrengen
van eenige opgeleide Poenitentien,
weder aangenomen. Deze Gepro-
felfyden, en andere oude Monniken,
werken echter noch altemaal ten
nutte van het Kloofter, geduurende
den tyd dat zy\'er in zyn} hebbende
d\'eene het opzicht over de vruch-
ten , d\'andere over de graanen ,
d\'andere over het vee , en wyders
over alles \'t geen het Kloofter mag
toebehooren } ten welken einde zy
zich bedienen van de hulp der
Nieuwelingen , die zy geduurende
hun Novitiaat meermaalen in het
veld gebruiken , als tot d\'oeffenin-
gen der meditatie, en der Geeftelyke
afgezonderdheid, daar zy zich niet
zeer toe beyveren, gdyk ook nier
tot de ftudie \'t geen d\'oorzaak is,
dat alle deze Calojers uitftekend
dom en onwetend zyn. En naauw-
iyks vind men \'er , ook zelfs in de
grootfte Kloofters , die ytwes van
het letterlyk Griekfch verftaan, in
het welk hun gantfche dienft, en
alle hunne gebeden , gefchreeven
zyn.
De gehoudenheid der Caloyèrs, van
zelve hunne Landeryen te bouwen ,
doet hen een menigte van Leeke-
broeders aanneemen ; en daar zyn
by na geen Kloofters , die \'er niet
ten minften zo veel als Monniken
hebben. Deze Leeke-broeders fty-
ten by na den gantfchen dag in het
veld, en komen niet vOor des
avonds weder t\' huis; alwaar, niet
tegenftaande de vermoeying van
hunnen arbeid , zy noch een lang
gebed bywoonen , en een menigte
van kniebuigingen maaken , welke
zy Metamai , of Buigingen tot aan
if Aarde , noemen : waar na zich
vernoegd hebbende met een zeer
fober avondmaal, gaan zy zich van
hunne vermoeydheid uitruilen op
een bed , \'t geen niet veel zachter
is als een houte tafel, verwachtende
dat, het morgen-gebed geeindigd
zynde, de dageraad hen weder
tot hunnen gewoonlyken arbeid
roepe.
Over alle deze Geeftelyken heeft
men Provinciaaleii, of Vifitateurs,
die zeer verfcheelende zyn van die
der Europifche Kloofter-broeders:
■want deze gaan de Kloofters hunner
Provinciën niet bezoeken, als om\'er
de klachten der Monniken te hooren,
cn eenige misbruiken , welke daar
in gefloopen mogen wezen, te her-
vormen : doch d\'andere, met den
naam van Exarchi bekend, bezoe-
ken de Kloofters, welke onder hen
liaan , om geen andere reeden, als
om\'er het geld af te trekken, \'tgeen
de Patriarch van hen eifcht.
Aldus mogen deze arme Caloyers
wel werken» hunne Leeke-broe-
ders doen fweeten: zy hebben altyd
groote moeite om yts te verzamelen,
zy voor hunne gemeinfchap, of
voor hen in \'t byzonder, dewyl
hun Patriarch hen dikwils die Vifi-
tateurs toezend, om hent\'ontlaften
van \'t geen zy\'t beft hebben.
Maar niet tegenftaande alle die
fchattingeii , welke de Griekfche
Monniken moeten betaalen, zyn \'er
echter in Turkjen noch ryke Kloo-
fters , en ook zelfs Monniken, diö
in hun byzonder ryk genoeg zyn,
om den Patriarch den voet te dur-
ven lichten , en zich in zyne zetel
te plaatfen , voornamentlyk zo zé
onderfteund worden, alis gezegd is,
door de beurs en den raad van
eenig ryk Koopman , die hert
\'t geen \'er aan fcheelt, om het Pa-
triarch fchap te koopen, aanbied.
Na d\'order der Geeftelyke Prie-
fters , of Caloyers , volgt die deif
Wereldlyke, of Cofmicos lereus.
Hier voor is gezegt, dat alle deze
Priefters gemeenlyk getrouwd zynj
doch niet op wat wyze zy trouwen.
Na dat ze gefchooren zyn, (want,
zy werden boven op de kruin van
\'t hoofd, met een rond, ter groote
van de palm van een hand,afgefchoo-
ren , en niet zodanig als gefchied
by de Rooms-gezinden) en dat ze
de Kerk eenige maanden gediend
hebben, worden ze in \'r getal der
Anagnoflai, of Leezers , aangeno-
men , dat \'s te zeggen , dat ze de
morgen-gezangen,de Pfalmen, en an-
dere dingen, die de klerken gemee-
nelyk zingen j mogen leezen. Deze
Anagnoßifmus , zegt Grelot ^ komt
ten naaften by over een met \'t geen
de Roomfch-gezinden de vier Ëeine
Orders noemen, als begrypende alle
de dienften , welke d^Anagnoßai
behoorden te pleegen : maar ver-
mits\'er bezoldigde lieden zyn oöl
Poortiers , Luyders, en andere be-
dienden der Kerk te weezen, neemen
ze geenen anderen dienft waar, als
leezen.
Als ik hier fpreek vandeLuyder^
der Griekfche Kerk, moet men niet
meenen, dat het Klok-luyders zyn i
want zedert dat de Turken Grieken-
land t\' onder-gebracht hebben,
hoort men\'er geen geluy, noch an-
dere klank van Klokken meer, om
de geloovigen ter Kerk te roepen.
De Simandirion alleen , zynde een
lange en fmalle houte plank j daar ze
op ftaan , om de Chriftenen te
vergaderen , word tegenwoordig
O tot
/
t
tot het teken van den dienft ge-
bruikt.
De tyd van het Klerkfchap ver-
ftreeken zynde, en deGefchoorene
eenige maanden de Kerk bediend
hebbende , geeft de Biflchop hem
het Diakenfehap , of de macht om
het Altaar te bedienen, en d\'Epiftel
te zingen ; waar na, zo de Diaken
wil trouwen , ftaat het hem vry ,
mits dat hy\'er zyn Biflchop kennis
af geeve, en hem de Dochter, en
haare woonplaats, noeme, op dat\'er
na haar leeven, zeden, en fchoon-
heid vernomen moge werden: want
de Vrouw van een Tapas, of Griek-
fchen Prieft er > moet wys, kuifch,
en fchoon weezen i zulks dat, indien
haar eenige dezer hoedanigheden
ontbreekt, zy niet kan pretendeeren
een Tapadia , of Vrouw van een
Tapas, te zyn.
Alogelyk zal men zich verwon-
deren , dat gezegd werd , dat de
Vrouwen der Griekfche Priefters
Ichoon moeten weezen, en dat men
\'er zich niet mee bekommert, of die
der Wereldlyken het zyn of niet:
maar zo men betracht, dat de Griek-
fche Priefters maar eens mogen
trouwen , en dat de Wereldlyken
het meermaalen mogen doen ,. zal
men het niet onredelyk vinden , dat
een Tapas zich voor altyd verzorge
van een Vrouw , die in zich alleen
zo veele goede hoedanigheden heb-
be , als alle de geenen welke een
Wereldlyke achtervolgens zou moe-
ten behuwelyken. \'t Gelukt hen
ook gemeenlyk heel wel, dewyl,
zo\'er eenige jonge fchoonheid in de
wyk van een trouwzuchtigen Prie-
fter is, yder om\'tzeerftyyertomze
hem te geeven ; \'t is gewiflèlyk op
dat de fchoonheid der Griekfche
Vrouwen altyd, is het niet aan God,
ten minften aan zyne dienaars, ge-
heiligd moge weezen j en dat de
bekoorlykfte vereenigd zynde met
perzoonen , die de zuiverfte moe-
ten zyn, men , als men eenige be-
minnelyke Vrouws perfoon wil pry-
2en, niets moge konnen voegen by
\'t geen de liefde, ofde vleyery, den
Grieken zo dikwils in den mond
de fchoonfte ^^jö^z^/zö te boven gaat j
om te toonen , dat men niets vol-
maakter ter wereld kan vinden. Ook
hebben dtTapadias y behalven hun-
ne natuurlyke fchoonheid, noch een
zeer bekoorlyke zedigheid. De
witte doek , welke zy op \'t hoofd
draagen , de properheid hunnei
kleeding, en d\'eenvoudigheid hun-
ner omgang hebben zulke fterke
aanlokzelen, dat men hen noodzaa-
kelyk moet beminnen, \'tis ook
hierom , dat men aan de Jonge
Tapas toeftaat den dienft , of de
bediening, welke zy in de Kerk heb-
ben , voor een wyl te verlaaten,
om te gaan vryen , en order tot
hun huwelyk te ftellen , \'t geen op
de gewoonlyke manier voltrokken
word, en waar na zy weder tot
hunne voorgaande verrichtingen
keeren, ontfangende wyders het
lerO\'diakenfchap , \'t geen hen dc
macht geeft om het Euangelie in de
Synaxts te leezen, en met den Priefter
het Altaar tc bedienen , tot dat ze
in ftaat zyn, om zelve tot hetPrie- \'
fterfchap aangenomen te worden ,
en, even als d\'andere , de Eucha-
rißie te celebreeren.
Behalven alle deze voornaamfte
bedienden der Griekfche Kerk, zyn
\'er noch mindere, en die geene
Order hebben. d\'Eerfte van deze
zyn de Skeuophtlakes, of Heiligdom-
bewaarders , welke zorg draagen
om de heilige vaten, en het huisraad
der Kerk te bewaaren } de tweede,
d&Colonarki y of Antiphoners, zyn-
de gemeenlyk Jongelingen, die den
zangers de Lofzangen , Pfalmen,
en den toon waar op ze gezongen
moeten worden , aankondigen: de
de darde, de Tyrort^ of Poortiers,
welke de deuren der Kerk moeten
openen en fluiten j en de laatften,
de Candilaphti» die her licht onder-
houden.
Wat d\'orderderdienftenbelangt, ^Dfónfiea
die is verfchelende, volgens de Kloo- f^hg Kak,
fters en d\'Inkomften der Kerken. In
de groote Kloofters ftaan de Monni-
ken ter midder-nacht op, om een by-
zonderen dienft, dien zy Meß-
te doen.
Deze
kgt) dat ze in fraayheid en deugd dienft duurt gemeenlyk twee uuren:
maar
nuäicon noemen
-ocr page 159-maar als \'er een groote heilige dag,
of Hoogtyd , op handen is j \'t zy
van gehoudenheid, of van God-
vruchtigheid , word de Mefonuöiicon
een QlonuSiicon , dat \'s te zeggen,
dat men ze den gantfchen nacht d^oed
duuren. Deze dienft is ingefteld om
Zich, door den gelieelen nacht met
bidden toe te brengen, te beter tot het
vieren van de Hoogtyd te bereiden:
maar de misbruiken , die \'er inge-
ftoopen zyn , zouden ze verfchei-
dene maaien hebben doen verwer-
pen , of ten minften hervormen,
indien de Griekfche Kerk wakkere
Harders had. Want het gaat \'er ge-
meenlyk , door d\'overmaatige toe-
vloeying van menfchen , zo onor-
dentelyk toe , en d\'eerbiedigheid,
welke men aan die geheiligde plaat-
fen verfchuldigd is , word \'er zo
weinig in acht genomen , dat \'er
geene gelyken is van een Kerkelyken
dienft in te vinden is 5 daar niet
weinig toe doed de ruwe manier
van fpreeken j by de Geeftelyken
zelve (die zich niet ontzien hunne
gramfchap , by de minfte gelegent-
heden , opentlyk genoeg te betuigen)
gebruikelyk.
Na het MefomSiicon volgt de
Oortros f \'t gebed voor de morgen-
ftond. Hier na komen nog drie ge-
beden j als Troii ora op een uure in de
morgenftond, Triti ora op de derde
imre , het derde Eegti ora ten zes
uuren. Doch hoewel deze zo altyd
behooren waargenomen te werden,
zo laaten ze daar van wel dikwils
yts achterblyven, endoorflippen,
behalven in de groote Vaften, wan-
neer het altoos moet gefchieden.
Een Priefter diend dit al gedaan te
hebben, eer zyn dienft in de Kerk
begind, als de LtturgiaenSynaxis,
of Eucbartjlia begind : dan komt
de Ennaiit zynde het negen uurens
gebed j ^^^ volgd Efperinos y of
\'t avond gebed, zo dat den dienft,
dié de Priefters gehouden zyn te
doen, omtrent vyf uuren zoude
duuren.
De morgen gebeden geëindigd
zynde, treeden de Monniken na de
Eetzaal, alwaar, terwyl zy over tafel
2itten, geleezen word. Maar als de
maaltyd geëindigd is , zo \'s avonds,
als \'s middags, gaat de Kok aan de
deur op de knien leggen, en, als of
hy de vergelding zyner moeite, of
de vergeeving zyner miflagen ver-
zocht , zegt hy tegen d\'uitgaande
Caloyers, Eulogite Tater es {zegent
my Vaders) en yder hem groetende,
antwoord, O Theos Syncorefi (God
zegene u ) waar na zich altemaal in
hunne Cellen vertrokken hebbende,
blyven zy daar, zo ze willen, of
gaan werken tot des namiddags ten
vier uuren, wanneer zy op het ge-
rammel van de Sunandron, ver-
ftrekkende hen , als gezegd , tot
klok, om hen tot de Efperinos^ of den
avond dienft te roepen , weder in
de Kerk vergaderen. Hier na doen
zy eenige lichte oeffening, en gaan
ten zes uuren het avondmaal hou-
den. Van tafel opgeftaan, vervoegen
zy zich weder in de Kerk, om\'er een
dienft te doen, dien zy Apodiphot
of avond dienft , en de Roomfch-
gezinden de Compleete ^ noemen.
Deze eindigt des avonds omtrent
ten acht uuren j waar na een yder
zich in zyne kamer vertrekt, om te
gaan flaapen, en des morgens weder
op te ftaan. Zy hebben weinige
moeite met zich te kleeden, om tot
de morgen dienften te gaan, ter
oorzaak datzy, gelyk ook de meefte
Wereldlyke Perfoonen van \'t Ooften,
gantfch, of ten minften half, gekleed
flaapen , trekkende alleenlyk het
boven gewaad uit: want a\'Euro-
peërs zyn by na de eenigen in
Jurkyen , die tufTchen laakens flaa-
pen.
Gelyk de Caloyers d\'eerfte bedie-
ningen der Griekfche Kerk beklee-
den, fchikken zich d\'andere Prie-
fters , en de byzondere bedienden
van elke Kerk (die\'er verfcheidene
heeft, zo ze wel van inkomften
voorzien is, of maar een, zo zy\'er
geen meer kan voeden) na der zei-
ver voorbeeld. Doch \'t zy dat dc
Kerken ryk zyn , of niet, daar
word eene Agia koinonia, of bedie-
ninge des Avondmaals, daags in een
Kerk gedaan , en in veele meer als
een , doch niet op de zelfde Al-
\' taar, welke genaamt werd Agi<x
O 2 tra-
t07
REIZEN.
in de Kerken , daar verfcheidene
Tapas zyn , dikwils gevonden
worden , die ze geen viermaal in
\'t jaar konnen doen : want zy vol-
gen malkander , en hebben yder
zyne beurt; deze eene Mis is d\'oor-!
zaak , dat veele lieden dezelve niet
können hooren , dat\'er ook veele
komen, als ze ten halven, en noch
meer als ze gantfch en al gedaan is.
Doch deze laatften bekommeren
zich niet zeer over hunne leuiheid
geloovendc, dat, als ze flechts in
gingen doen, het voor hen genoeg
is te zeggen , dat God barmhartig-
heid betoont aan d eerften , en de
laatften bewaard.
\'t Geen wy gezegt hebben van
der Grieken doen, zeeden, en ge-
baarden , foude den Lezer een in-
druk konnen geven, dat dezelve het
met de Rooms-gezinden eens zyn,
en dat het Paufelyk gezag , de
Ceremonien , de Inftellingen en
Geloofs-poinften des Paufdoms, on-
der de Grieken fouden overgeplant
wezen: maar die zulks zoude den-
ken , bedroog zich dapper. Want
zy hebben zo grooten afkeer van
de Rooms-gezinden, dat ze alle der
zeiver Ceremonien voor afgryfèlyk
en verfoejelyk houden. Daar om
doemen zy de Roomfche Miflèmet
zo groot een afkeer , dat ze haare
Altaaren zelfs afwaflchen , indien
\'t gebeurd dat een Roomfch Priefter
daar op de Milfe komt te doen, als
of ze verontreinigd waaren. Want
zy achten\'tongedeeftemdmeel, ofte
de Oblien van dezelve, voor onreine
zaaken.
Ook verzaken ze wel uitdrukke-
lyk het oppergezag van den Paus,
over de Chriften Kerk, en excom-
municeren op Witten Donderdag
den Paus, en alle de Latynfche
de Rooms-gezinden dezen of geenen
zelven Heilig vieren en eeren.
Aldus is de Roga , of de bezol-
Gelyk zy dan op den Saturdag ook
noyt vaften,hoewel de Rooms-gezin-
den het alle Vry dagen en Saturdagen
gedaan willen hebben: in tegendeel,
zy houden het voor een groüwel op
den Saturdag te vaften, uitgenomen
eens in \'t Jaar :> namentlyk op den
grooten Saturdag van de Heilige
weeke: zeggende haar Wet, zo een
Kerkelyke bevonden werd op den dag
des Heeren , ofte op den Sabbath te
de Kerk komen , en \'er eenige bui-1 vafien , behalven op eenen eenigen,
die zal afgezet werden : maar , zo
het een Leeke bevonden werd te doen,
die zalafgefneden, oftege-excommu-
niceerd werden.
De dagen yder Heilig toegefchre-
ven, keeren Jaarlyks op hunne vafte
tyden , en in dezelve order weder j
doch die zyn niet alle even heiUg:
maar zy onderfcheiden\'er eenige,
welke zy als hooger Feeften vieren.
Als namentlyk op den achtften Sep-
tember (van welke Maand zy haar
Jaar - kring beginnen) vieren zy het
Feeft van de geboorte van de Alder-
heiligfte Maagd Maria.
Op de veertiende, het Feeft van
de verhefßnge,, en vindtnge, van het
waardige en levendigmakende kout
des Cr uic es.
Den XXVL is het Feeft van den
Euangelift Johannes.
In October
Vieren zy den VI. het Feeft van
den Apoftel Thomas.
IjLIC3S
Den XXVI. van den Groot-Mar-
telaar Demetrius.
In novembea
Vieren zy den VIII het Feeft
van de Overften der Hemelfche
to8 CO\'R^SLIS de
trapeza, dat is te zeggen, de heilige | Biflclioppen j haar doemende als
Scheurmakers en Ketters.
Hoewel de Heilige dagen, inge-
ding van twintig of dartig Ryks- j ftelt ter eeren van deze of geenen
daalders s welke de Epitropi , of j Heilig, by haar zeer vermenigvuldigd
Kollers , gemeenlyk aan een Prie-1 zyn ; tot zo verre dat \'er niet een
fter ter jaar geeven, alleenlyk j dag van het Jaar is, die niet eenigen
voor zyne by wooning in den dienll,i Heilig toegeeigend is , zo vallen
en niet voor de Millen ; dewyl\'er i die dagen niet op dezelve tyd, dat
Heirkracliten , de Aartz-Engeleii
Michaël, Gabriel en de overige.
Den XIII. hec Feett van Johan-
nes Chryfoftomus.
Den XIV. van den Apoftel Phi-
lippus. \'
Den XVI. van den Apoftel Mat-
theus.
Den XXI. van den ingang van
de H. Maagd in den Tempel. Luc.
cap. 2.
Den XXX. van den Apoftel An-
dreas.
In December.
Vieren zy den VI. het Feeft van
S\'. Nikiaas.
Den XII. van S\'. Spiridon.
Den XX. van den H. Ignatius.
Den XXV. de geboorte van onzen
Zaligmaker Jeftis Chriftus in het
vleeich.
In Jänuary
Den I. Vieren zy het Feeft van
Chrifti befhydenifle , en van den
H. Bafilius.
Den VI. het Feeft van den Doop
Van Chriftus, en op dezen dag werd 5
na de bedeelinge des Avondmaals,
tot Conftantinopolen het Water, dat
in langen tyd ten Doop zal gebruikt
werden, geheiligd en gezegend.
Den XVII. het Feeft van den
H. Anthonis.
Den XVIII. het Feeft van de
Alexandrynfche Biflchoppen Atha-
nafius en Cyrillus.
Den XXV. van den Godgeleer-
den Gregorius Nazianzenus.
Den XXX. van de drie Aartz
Biflchoppen, Bafilius ,Gregorius, en
Chryfoftomus.
In February
Vieren zy den II. de ontmoetinge
van Simeon aan Chriftus, na de veer-
tigdaagfche reiniginge van Maria.
Luc.
Den XI. het Feeft van den
H.Blafius.
Den XXIV. van den Dooper
In Maart
Vieren zy den IX. het Feeft van
de XL. Bloedgetuigen die tot Seba*
ftiën geleden hebben.
Den XXV. de boodfchap der
H. Maagd.
In April
Vieren zy den XXIII. het Feeft
van den Heiligen , Heerlyken, en
Grooten Martelaar Georgius, of
Joris.
Den XXV. van den EuangeHft
Marcus.
In Mey
Den II. vieren zy \'t Feeft vaii
den Grooten Athanafius.
Den VUL van Johannes theolo^^
gus , of den Gods-geleerden.
Den XXI. van den Grooten Con-
ftantin, en de H. Helena.
Den XXV. de vindinge van
\'t Hoofd vanJohannesdenDooper;
In Juny
Vieren zy den XI. het Feeft van
den Apoftel Bartholoméus.
Den XXIV. van de geboorte van
den Voorloper des Doopers.
Den XXIX. het Martelaarfchap
van Petrus en Paulus.
In July
Vieren zy den XVIL let Feeft
van de H. Marina.
Den XX. van de Propheet Elias.
Den XXVI. van de H. Bloedge-
tuige, of Martelaarefle Parafceve.
Den XXVII. van den H. Bloed-
getuige en Artz Panteleemon , of
Pantaleon , die onder Diocletiaaiï
omgebracht is.
In Augustus
Den VI. vieren zy Chriftus ge-
daant-veranderinge.
Den XV. het fterven van de
H. Maagd.
En den XXIX. de Onthoofding
van Johannes den Dooper.
/
\'109
Op alle deze H. Dagen leezen zy
voor de Gemeinte, VLii\\\\2LzrSynaxa-
num%\\r\\ haar gemeine taal de levens
en daaden van deze Heiligen , en
de plechtelykheid werd befloten met
de uitdeelinge van de Eucharißia,
ofte het Avondmaal, en de Grieken
O
3
komen
-ocr page 162-komen naarffig tot het gehoor, yder
na zyn vermogen gefchenken van
brood, wyn, wafch-kaarllèn, oly,
ofte yts anders, dat tot Kerkelyk ge-
bruik den Priefteren kan aangeboo-
den werden, toebrengende. Ook zyn
ze, by dezeplechtelykheden, byna
boven haar vermogen mild aan de
armen, \'t Geen de Turken ook
fomtyds wel trachten te misbruiken,
haare geketende Chriftene flaven op
zodanige ryden, ter af bedelinge van
Aalmoellên, in de Kerken voerende;
maar die krygen zelden veel, om
dat bekend is , dat zodanige arm-
giften niet genoten werden by de
Haven , die mcdelyden verdienen,
maar by de gierige en graatige
Meefters.
Wanneer den tyd van hctTaafch-
feeft tuflchen beiden invalt, vieren
zy het zelve met groote vreugde,
zulks dat de Kerken wedergalmen
van de ftemmen der geenen, die in
haare ontmoetinge malkanderen toe-
roepen «véfij , de Heere is
opgeßaan, en der anderen, die ant-
woorden , üKn^ui «fê?!}, waarlyk hy is
opgeßaan. Ook noemen zy dat het
het Taafchen der
\'weäer-opßandinge.
Des Sondags na Paafchen vieren
2y de gedachtenilTe van \'t betaften
van Thomas. Joh. 20.
Op den derden Sondag houden
zy gedachteniflê van de Vrouwen,
die uitgingen om het lighaam van
Jefus te zalven.
Op den vierden Sondag, deniid-
delfte tuflchen \'t Pinxter-feeft , ge-
denken zy der gefchiedeniflè des
Geraakten.
Op den vyfden Sondag ver-
handelen zy \'t gebeurde aan den
blinden , en op den vyfden dag
daar na , de Hemelvaart van
Chriftus.
Op den zefden Sondag houden ze
gedachteniflê van de 318. Vaders,
die in de Kerk-vergaderinge, ofte het
Concilie tot Nicéën \'t zamen ge-
komen zyn.
Op den zevenden Sondag houden
zy het Pinxter-feeft, en \'s daags daar
aan het Feeft van de Heftige, en On-
icheidelyke Drie-eenheid.
Op den Sondag, die op Pinxteren
volgd, vieren zy de gedachteniflê
aller Heiligen.
Vier groote vaften-tyden hebben
ze Jaarlyks, waar van zy de eerfte,
de Groote en Heilige noemen, en
dezelve houden veertig dagen lang
voor Paafchen, in naavolginge van
de Oude Kerken, in de tuflchen-tyd
van welke Xt dagen, verfcheidene
ter gedachteniflê van eenige BybeU
fche gefcheideniflèn beftemd zyn,
en de laatfte week, die by de Rooms-
gezinden in Holland de goede weeke
genoemd werd, noemen zy de Hei-
lige en Groote weeke , en vieren de-»
zelve ten uitterften met waaken en
vaften.
De tweede vaften-tyd geduurd
mede XL dagen , en komt voor
het Feeft van de geboorte onzes
Zaligmakers.
De derde vaften-tyd geduurd twee
weeken, ter eeren van de H. Maagd,
ea begind met den eerften van
Auguftus, cn eindigd met den veer-
tienden.
De vierde vaften-tyd, ter ge-
dachteniflê van de Apoftelen Petrus
en Paulus , begind op den tweeden
dag na \'t Aller Heiligen Feeft, en
kan langer of korter duuren, nadat
het Paafch-feeft vroeger of laater in
\'t Jaar komt. Want zo veel dagen
ak\'er van \'t Paafch-feeft tot den
tweeden Mey geftelt werden , zo
veel dagen moet deze vaften-tyd
duuren.
Gelyk ze nu , in \'t houden van
haare Feeften en vaften - tyden, in
tyd zeer veel van de Rooms-gezin-
den verfchillen, zo verfchillen ze
ook zeer veel van dezelve in de
wyze van viering, en verachten
veele Feeft -dagen van de Paus-
gezinden.
Ook bidden ze \'t Sacrament niet
aan in het Avondmaal j maar, na
dat het brood in ftukken gefiieden,
en met den wyn (die met een weinig
water gemengd is) begooten is,en het
gebed daar over gedaan , draagd
den Priefter het zelve om, ineen
bedekt vat, of fchotel, noch niet
geconfacreerd zynde, eens en an-
dermaal, wanneer het volk den
ftoet met zeer groote eerbiedigheid
en devotie groet, met gebogen
hoofden en knien, en werpen fom-
mige zich geheel uit eerbied op
de vloer, kuflênde den zoom van
het Priefterlyk kleed 5 en dit zeggen
zy te doen, eens-deels om dat ze de
voorbiddinge der Prielleren, en der
zeiver gedachteniffe voor haar, in de
bedieninge der Euchariftie, hier door
willen af bidden , ander-deels, om
dat ze de Goddelyke gaven willen
eeren, om dat dezelve, hoewel
noch niet geconfacreerd, Gode
toege-eigend zyn, en tegenbeelden
zyn van \'t lighaam en bloed des
Heeren. Dus brengt den Priefter
dit brood en wyn óp den middelften
Altaar , die zy de Heilige Tafel
noemen.
Mannen en Vrouwen, ja zelfs de
eerft gedoopte kinderen , werd het
brood en wyn toegedeeld , en zy
doemen geweldig de Paus-gezinden ,
die de wyn den Leeken onthou-
den.
Hun werd by haare Kerk-wetten
ook bevolen vier maal des Jaars te
biechten. Maar het nauwkeurig en
angftvallig opzeggen van alle haare
overtredingen (als of een mis-ftag, in
\'t verbergen van eenige omftandig-
heden, of zodanige zonden, die de
fchaamte beft raad te veriwygen,
\'t geheele gebruik van de Bonds-te-
kenen zouden verydelen) en alzo
\'t open leggen van \'t binnenfte van
haar gewiftè, werd haar niet ge-
vergd , gelyk dat de Priefters in
\'t Paufdom eifchen. Waar na de
opgelegde boete volbracht, ofte ten
minften aangenomen zynde , ont-
ftaat den Priefter de belyders , veel
meer biddender wyze , als wel uit
zyn eigen macht. By voorbeeld,
als hy zegt, Onzen Zaligmaker en
Heere Jcfm Chrißus zelve, vergeeve
u alles) \'t geengy in zyne tegenwoor»
digheidi myne geringheid, beleden
f^ebt, en \'t geen gy moogt vergeten
f^ebben. Doch zy bedienen zich
"iet altyd van dezelfde woorden:
zonatyds zeggen ze wel kortelyk,
dat u vergevinge gefchiede l
Geen beftemde, of bepaalde tyd,
is haar geboden om de kinderen te
doopen j maar zy doen het zelden
voor, of na den achtften dag, *t en
waare de vreeze voor \'t fterven des
kinds hun \'t gebruik van dit Sacra-
ment deede verhaaften. Want zy
houden de noodzakelykheid des
Doops zo vaft, dat ze van de onge-
doopte kinderen niets goeds derven
hoopen. Daarom is het in tyd van
nood den Leeken, zo wel Mannen,
als Vrouwen , geoorlofd dat Sacra-
ment te bedienen.
Zy mogen den Doop niet her-
haaien, \'t en zy een Ketter, of af-
vallige , tot de Kerke, na getoond be-
rouw, wilde wederkeeren i en alzo
wederdoopen zy de Rooms-gezm-
den , indien \'t gebeurd dat ymand
van die tot haar wil over komen.
Zy verwerpen \'t eenemaal hec
Vagevuur der Rooms-gezinden, en
nochtans bidden zy voor de dooden ,
en doen voor dezelve ofFeranden m
\'t gebruik van \'t Sacrament des
Avondmaals, gelovende dat de zie-
len der gelovigen niet regel recht
uit haare lighaamen na den Hemeï
gaan maar dat ze tot den dag des
Oordeels bewaard ^exdtntndehand
Gods, ofte in het Taradys^ om dat
Chriftus Luc. 23: 43. tegens den
Moordenaar zeide , heden zult
gy met my in het Paradys zyn,
ofte in den fchoot Abrahams uit
Luc. 16: 22.
Uitgehouwene beelden verwer-
pen zy in haare Gods-dienft met zo-
danig een afkeer, dat ze meinen dat
de Rooms - gezinden , door \'t ge-
bruik der zelve, zich den Heidenen
gelyk gemaakt hebben. Maar gefchil-
derde afbeeldzels houden ze voor
heilig en eerwaardig. Den Priefter,
zullende denAvond-dienft beginnen,
treed niet in \'t Heiligdom, als na drie
buigingen voor de af beeldinge van
Chriftus, en drie voor die van Maria,
gedaan te hebben: en ten tyde van
de bedieninge der Eucharißte, of
\'t Avondmaal , gefchieden drie dier-
gelyke buigingen voor die zelfde
afbeeldingen.
Op de groote Feeften der Heili-
gen werden der zeiver gefchilderde
afbeeldingen in de Kerken gezet,
om \'t volk tot der zeiver gedachte-
niflè
REIZEN.
H2, CO%:^(dLIS de S\'B^V\'Ï^S
iiiflè krachtiger aan te zetten, en op
een verheiden plaats, ter midden van
hec Choor, geftek, dewelke dan yder
tracht te kullen. Indien het een af-
beeldmg van Chriftus is, zo kufièn
zy gemcinlyk dc voeten , zo het
een van Maria is, zy kuflèn de han-
den j is \'t \'er een van eenigen an-
deren Heilig , zy kuflèn hec aange-
zichc.
Zy doemen alle dc Wcflerfche
Chriftenen, om dat ze het verflikte
eeten, en Verketteren dezelve daar-
om.
Voorts verfchillen zy van dezelve
in dien deele, dat ze ontkennen dat
de H. Geejl uitgaat van den Vader
en den Zoon , en willen dat die alleen
uitgaat van den Vader > hoewel ft)m-
inige ftellen dathy ook
uitgaat. Maar de laatfte zyn by
de overige niet van goeden reuk.
Evenwel houden zy alle den H. Geeft
voor eens-wezens God met den
Vader, en den Zoon, uitgaande van
den Vader van eeuwigheid, zonder
begin ; en erkennen dat hy is de
Geeft des Zoons , \'en dat hy van
den Zoon gezonden , gegeven, en
uitgeftort werd. Alleen willen zy
de uitdrukkinge, dat dezelve zoude
uitgaan van den Vaden en den Zoon,
niet dulden, om dat zy de Latynfche
ICerk befchuldigen , van de woor-
dekens ende den Zoon i zonder haar
voorkenniflè, bygeflanft te hebben
in het Conftantinopolitaans geloofs-
formulier 3 en het zelve alzo ver-
"Valfcht te hebben. Maar ook heeft
<le partyfchap haar dit gevoelen met
eenige gevolgen doen befwaaren,
die eerder bewys geven dat zy de
-eigenfchappen van het Goddelyke
wezen niet te recht begrypen , als
dat dezelve haar doen zouden bil-
lyken en rechtvaardigen.
Zy houden zo vaft aan de gevoe-
lens der Oud-Vaderen, en de Regels
der zeven eerfte Conciliën , dat ze
met geene andere yts willen te doen
hebben , en ontkennen dat dezelve
haar verpUchten.
Ondertuflchen houden zy zeer
vaft aan \'t geloove dat haar over-
geleverd is; verdraagende om de
wille van Chriftus ontallyke fmaat-
heden,en knevelaryen, welkehaaï
onder de naam van een hoofd-geld,
by de Turken TovaKaratch geheten,
of uit eenige andere redenen , als
ten tyde van Oorlog , ten inkoop
van koorn, of boskruit, of ook ten
onderhoud van de roeyers van den
Grooten Heer, of op andere voor-
wendzels, onder de naamen van
Lagam, Beldar, tnChurek Atchafe
opgelegd werden.
Behalven dat zy \\ verval van haare
Kerk - gebouwen , (die ze in drie
gedêeltens afdeelen, na de menfchen
zyn, die in dezelve gedeeltens haar
plaats vinden, als namentlyk, eerft
voor de Priefters , in \'t , of
\'t heiligfte gedeelte j ten tweeden
voor de geloovigen , en die onder
geen cenfure, of Kerkelyke ftraffen
leggen , die t« vaw , in de Kerk
komen ; fen ten derden voor die
geene, die berouw toonen van onder
de Kerkelyke tucht te hebben moe-
ten komen , by dewelke de Cate-
chumenen , of die geene die noch
moeten onderwezen werden, mede
gevoegd werden, die srt» ^ v«8,ofin
een plaatfè of portaal, voor aan de
Kerk, haar onthouden} zeer moeten
te gemoet zien en vreezen j alzo
hun niet toe gelaaten werd een ge-
heel vervallen, of ingeftorte Kerk,
\'t zy door brand of ouderdom, te
herbouwen , maar wel eenige breu-
ken te repareeren , of te herftellen:
\'tgeen haar zeer drukt en laftigVald
onder haar zeer geringe inkomften,
die naauwlyks genoeg zyn tot levens
nooddruft, en veel min ftrekken kon-
nen tot metzei en timmer-werken, en
\'t geen daar toe behoord.
Evenwel waaken zy ten uiterften
tegen het verval, en hebben tegen-
woordig noch veel Kerken, die tot
Conftantinopolen alleen wel tot het
getal van if- of 26. loopen , en in
Galata op zeven j \'t en waare de
\' laatfte branden eenige van dezelve
I mochten verflonden hebben. Doch
I ook gebeurd het zomtyds, dat, door
\'zeer groote prefenten, het gierig en
begeerig hert van deze of geene
Baflä vermurwt werd, en de her-
bouwing van een by na vervallen
Kerk toegelaaten.
Maaï
-ocr page 165-Maar daar ze allermeefl: in te be-
klagen zyn, is, dat haar Zoonen, na
den ouderdom van zeven Jaaren,
in de afgelegen oorden , dikwils
van de Ouders weg genomen wer-
den , om tot Jehoglans in de Ser-
rails opgevoed, en in het Mahome-
taanlche Geloof en Gods-dienft on-
derwezen te werden. Deze Jeho-
glans^ die ook genomen werden uit
de Kinderen der Chriftenen , die
door den Oorlog, \'t zy te Lande,
\'t zy te, Water vervoerd en gevan-
gen werden, zyn dan eerft Dienaars
van \'t Serraü, en werden, na dat
yder bekwaamheid heeft, onder-
wezen, zo wel in den Wapen-handel,
als andere bezigheden der Turken,
en uit haar werden veeltyds ge-
kozen , die tot eerfte Dienaars van
ftaat gemaakt en verheven werden-.
Maar, behalven dat dan haaren
ftaat geheel gUbberig is , en als
ze fchoonft fchynt, het naafte aan
den val neigd , zo is dezelve te
duur gekocht, door \'t verlies van
de kenniflè Gods, gelyk hy de God
des zondaars heeft willen worden in
Chriftus Jefus , en \'t gebrek van
zynen waaren dienft.
11,
REIZE R
/
P
114 CO%ps(^SLlS é ^\'B.Vy^S
■ an der Turken Godsdienft hier
or eenige byzonderheden
aangemerkt hebbende, moet ik\'er
ook noch, alvoorens van eenige an-
dere zaaken te fpreeken , met de
Heer Grelot, de volgende byvoe-
gen.
Geboden Zy onderhouden de Tien Gebo-
der Turk- den, ZO wel als de Chriftenen, doch
ïche Wet. hebben behalven die noch anderen,
hen door hunnen Propheet Mahomet
opgelegt, welke eigentlyk voor de
gronden van hunne Religie gehou-
den worden. Zy beftaan voornaa-
mentlyk in vyf > en werden aldus
verdeeld, i. Te gelooven in eenen
God, en hem alleen als zodanig
aan te bidden. 2. In de Ramadan
te vaften. 3. Op de daar toe ge-
ftelde uuren te bidden. 4. Alle
Jaaren het veertigfte gedeelte zyner
goederen aan d\'armen te geeven.
Ten minften eens in zyn leven
de reis na Mecha te doen.
Nopende het eerße dezer gebo-
dighdd\'^\' den, \'t word by uitfteekendheid wel
voor God, van hen onderhouden, alzo zy een
m zynen zonderlinge eerbiedigheid voorGod,
Maam. • gn zynen Naam, hebben; blykende
daar uit, dat zy nooit yts, van hoe
grooten of kleynen belang het ook
moge weezen, by der hand vatten,
zonder alvoorens te zeggen, Bis-
millah , of in Gods Naam : welke
eerbiedigheid zelfs tot zo verre gaat,
dat zy het papier tot geen vuife dien-
ften durven gebruiken, en, zo zy \'er
maar een kleyn ftukje af voor hunne
voeten zien leggen, het opraapen,
en ergens in een gat van een muur
verbergen, ten inzichte dat\'er Gods
Naam op gefchreeven zou konnen
W\'orden. \'tis ook de reden, waar-
om men \'er Qt geen my in den be-
ginne al vry wat vreemd voor kwam}
allerwegen de gaten hunner muuren
vol van ziet fteeken-
XIV. Hoofdstuk.
geboden der Turkfche VF\'Befchryving van der Ma-
hometaanen Bairam, ofTaafch-feeJi, verdere Hoogtyden der Turken ,
Mahometaanfche Tydrekeningy enz..
V
En echter, niet tegenftaande alle
deze eerbiedigheid, fweeren zy yder
oogenblik by Gods Naam ; zynde
het woord Fallah, oUy God, \'t geen
zy geftadig in den mond hebben,
zo gemeen by hen, als de gemeenfte
vloekwoorden onder het flechter
fbort van Chriftenen j doch met dit
onderfcheid, dat de Turken, als ze
Vallah zeggen, geloofd willen wee-
zen , en het ook doorgaans behoo-
ren te zyn : daar in tegendeel het
graauw der Chriftenen, uit een ze-
kere kwaade gewoonte, geduurig
deze of geene vloekwoorden, en wel
deze van by God te fweeren , al te
lichtvaardig gebruikt, zonder dat de
reden eenige beveftiging van nooden
heeft. Daar mede veel eerder be-
wys gevende van een vuile Godver-
getendheid, als geloof verdienende ,
om dat ter goeder trouwe , en met
vreeze Gods yts zouden beveftigen.
Om dat nu de Mahometaanen de
Waarheid beminnen, en betuigen,
als zy onder deze aanroepinge van
Gods Naam yts beveftigen, gelooven
zy niet, dat zy\'er God mee ver-
toornen , als zy VaUah zeggen, de-
wyl zy hem alleenlyk tot Getuige
van een waarheid neemen. Een an-
dere manier van fweeren, mede
by hen zeer gebruikelyk fis, zo waar
als ik een Mufulman ben.
\'t Tweede gebod is de Vaßen, by
de Mahometaanen de Ramadan ge-
heeten. Deze duurt een gantfche ften. II-
Maand, of Maan, (want de Turken
rekenen by Maan-jaaren} en vangt
aan met het begin def Ramazan,
zynde de negende des Jaars: doch
men moet weten, dat de Turkfche
Jaaren niet te gely,k met de onzen
komen te eindigen. Dat deze Maan
heiliger als d\'andere word geacht,
is, om dat den Jlkoran, volgens hun
zeggen , geduurende dezelve van
den
gelyke foort van menfchen
ftuivertje gaan verdienen.
Deze Vafte , die den Mahome-
taanen zeer fti-cngelyk gebooden is,
zulks dat de geenen, welke door op
reis te zyn , ziekte , of eenige an-
dere ongelegciitheden , omtrent
deze verkeerde zoort van God-
vruchtigheid verhinderd worden j
gehouden zyn zich, zo haaft als de
ftaat hunner zaaken het toelaat j
daar na te fchikken , en\'er dartig
ctmaalen mee toe fe brengen j \'t geen
dan voor het zelfde gerekend word ,
als of zy op den behoorlyken tyd
gevaft hadden. Deze Vafte, zeg ik j
valt by wylen zeerlaftig , voornaa-
mentlyk als ze in de Zomer komtr
want gelyk hunne Jaaren uit twaalf
Maanden, of Maanen, beftaan, zes
van dartig , en zes van negen-en-
twintig dagen , en datze derhalven
met de loop van de Zon niet over
een komen, zyn ze elf dagen korter
als onze Jaaren , en aldus verlchiet
de Ramadan yder Jaar zo veel, en
komt derhalven niet t\'elkens op den
zeiven tyd. Als ze dan in de Zomer
voorvalt, worden ze geweldig door
den dorft gepynigd, voornaament-
lyk in de warme Landen > want zy
mogen niet een enkelde droppel
waters over de lippen neemen:
\'t geen d\'oorzaak is, dat ze den
gantfchen dag met flaapen trachten
door te brengen. Laaten echter op
de reis, en zelfs in het leger, onder
de laftigheden des oorlogs, niet na
de Ramadan t\' onderhouden: doch
anderen in tegendeel , gelyk onder
alle foorten van menfchen niet altyd
de zelve Godvruchtigheid gevon-
den word , bekommeren \'er zich in
\'t geheel niet mee, en eeten en drin-
ken even als voorheen, doch echter
heimelyk, om de ftraf der ftokflaagen
niet onderworpen te weezen.
Wat het darde gebod belangt, Gebedeß
daar is hier voor wvdloopio- af ge-
fprooken : en het -vierde , lioewel uilnlV.
de Turken zich in meeft alle dingen
zeer gehoorzaam omtrent hunne
Wet betoonen, word door een
uitwerking der menfchelyke begeer-
lykheid , en vermits men zich niet
wel van zyne goederen kan ontftaan,
P 2 meer-
iiS
daar een
den Hemel gedaald zou weezen.
d\'Aankondiging gefchied aldus. De
Maan Chaaban , zynde de geene,
welke voor de Ramazan gaat, ver-
ftreeken zynde, begeeven zich veele
der yverigften na het gebergte, om
te trachten de nieuwe Maan t\' on-
dekken. Is\'t een Man van geloof,
die\'er d\'eerfte tyding af in de Stad
komt brengen, zo krygt hy een ver-
gelding , en word de Ramadan door
alle wyken met een openbaar ge-
roep aangekondigd , en ook noch
des avonds met een Kanon fchoot
bekend gemaakt: waar op vervolgens
alle de Minarets met lampen worden
behangen , op zodanig een order,
dat ze een heel cierlyke vertooning
maaken , \'t geen alle avonden ver-
nieuwd werd. Geduurende deze
gantfche Maan maaken de Turken
van de nachten hun dagen, en van
de dagen hun nachten : want dewyl
ze , zo lang als zich het daglicht
aan den Hemel vertoond , niet
vermogen te eeten , te drinken, of
yts in den mond tefteeken, ja zelfs
ook niet tabak te rooken , (\'t geen
hen, door een geftadige gewoonte,
mogelyk ruim zo hard valt als yts van
alles} trachten zy den dag met ftaa-
)en door te brengen , en ziet men
5y na geen menfchen langs de ftraat.
In tegendeel, zo haaft als het licht der
Zon plaats voor dat der Maan heeft
gemaakt, krielen de ftraaten en
Kahuës, of Koffymhuizen, van volk j
daar ze dan hun hert in alle uitge-
latene vrolykheid ophaalen, en zich
zo lang met fpys en drank, totbar-
ftens toe , opvullen , dat de mor-
genftond haar begind te vertoonen,
wanneer zy eens-ftags uitfcheiden,
en zich yder na zyn huis begeeven:
volgens uitdrukkelyk bevel van den
Alkoran, mogen zy den geheelen
nachteeten, drinken, enz. tot dat
zy een witte en een fwarte draad
door het licht des morgenftonds
konnen onderfcheiden. Maar als
de Ramadan op het einde loopt,
ftellen ze zich noch veel buiten-
fpooriger aan , ftaande de Kahuës
den gantfchen nach^open j by wel-
Speel-
en dier-
meerendeels juifl: zo niet ten vollen
Liefd-opgevolgd. Echter kan men niet
daadigheic ontkennen dat men groote liefddaa-
ken ^"ens ^^ig^eid onder de Turken ontmoet,
MeófS veel grooter als onder de Chriftenen j
«n Bee- \'tgeen ook voor een gedeelte d\'oor-
zaak is, dat\'er zo weinig Bedelaars
in Turkyen gevonden worden. Een
goed getal der Gaft-huizen , brug-
gen , Karavanferais, waterleidingen
op de groote wegen , Fonteinen,
en meer andere diergelyke dingen,
moet men aan die deugd van eenige
Godvruchtige Turken dank weeten,
\'t zy dat ze dezelven by levenden
lyve hebben doen maaken , of\'er
by uiterfte willen een zekere fomme
gelds toe verordend. En zelfs word
ten dezen opzigte geene Religie in
agt genomen , en die loftelyke
deugd zo wel omtrent de Chriftenen
cn Jooden, als omtrent de Turken,
geoeffend.
Maar zo dit in de ryken te pryzen
is, veel meer behoord het van d\'ar-
men , of immers die het hunne tot
hun eigen onderhoud van nooden
hebben, in opmerking genomen te
worden : want verfcheidene die de
macht niet en hebben om hunne
liefddaadiglieid met de beurs te be-
toonen , doen het met de handen j
verhelpende de groote wegen, vul-
lende de waterbakken omtrent de-
zelven j onthoudende zich by de
vlieten en Rivieren , wanneer ze
overgeftroomd zyn , ten einde den
Reizigers de plaatfen aan tewyzen,
daar ze doorwaaden konnen , enz.
en dat alles , gelyk ik tot verfchei-
dene maaien hebbe ondervonden,
zonder een duit\'er voor te genieten:
zelfs weigeren zy \'t geen men hen
daar voor aanbied, vermits zy het,
gelyk zy zeggen, ter liefde van God
doen, cn niet om\'er eenig voordeel
af te trekken.
Hunne liefddaadigheid bepaald
zich met alleen tot de Menfchen,
maar ftrekt zich ook uit over de
Heeften en Vogelen , weshalven
eenigen alle marktdagen een party
Vogelen gaan koopen , om ze te
laaten vliegen, en in vryheid te
ftellen: waar van zy dit vreemd ge-
voelen hebben, dat de zielen dezer
Vogelen ten dage des Oordeels voor
God zullen komen getuigen het
goed, \'t geen zy van hen genooten
hebben.
De Beeften , tot fpys verordend
brengen zy ook metter haaft om
\'t leven , op dat zy hen niet veel
pyn mogen aandoen j fnydende den
Hoenders met eene fnee de kop af.
Ja het word ook by hen voor een
foort van wreedheid gehouden, een
Luis of Vlooy tuflchen de nagelen
dood te knippen. Zy vryven ze
flechts een weinig tuflchen de vin-
geren , en fmyten ze dan weg dood
of niet; gelyk ik zulks honderdmaal
in het reizen heb gezien : want in
de Zomertyd bezoeken zy zich alle
dagen om zich rein en zuiver te
houden. Hier fchaamen zy zich
niet meer over , als de Hollantfche
Matroozen , en doen het flechts in
het volle gezelfchap; zonder te den-
ken , dat zy \'er de minfte onfatfoe-
nelykheid mee begaan.
Anderen verordenen by teftament
een zekere fomme tot het voeden
van Honden ; of geeven by hun
leven een ftuk gelds ter week , of
ter Maand , aan Bakkers en Vlees-
houwers , om zich met deze zorg
te belaaden : en men behoefd niet
bekommerd te weezen, dat het niet
op zodanig een wyze befteed zou
worden, als daar het toegefchikt is.
Men ziet deze uitdeelders van dus-
danige Aalmoeflèn ook dagelyks op
d\'uuren , welken zy daar toe ge-
woon zyn\' te neemen , met een
menigte van Honden omringd, aan
welke zy de fpys met brokken toe-
fmyten.
Ondertuflchen moet men weeten,
dat de Honden in Turkyen niet uit
d\'eene wyk in d\'andere loopen, en
dat\'er aldus geen verwarring kan
ontftaan. Men heeft\'er vafte Wyk
honden; en die zich buiten de zyne
wilde begeeven , zouden gevaar
loopen van dood gebeeten te wor-
den : weshalven die een Hond by
zich heeft, zorg moet draagen,
dat \'er die Wyk-honden niet aan
komen, zo hy zyn Beeft niet dcer-
lyk wil zien onthaalen. \'k Heb ook
in verfcheidene Turkfche Steden,
. mee;r-
117
konften had doen toonen, die ze met
de uiterfte verwondering aanzagen,
aan ymand van dezelven, terwyl ze
op de Sopha een pyp tabak zaten
te rooken , myne neusdoek > met
byvoeging van die onder zyne klee^
deren te verbergen ; waar op tegen
den Hond , die daar niet omtrent
was geweeft, gezegt hebbende, dat
ze verloeren was, vloog het Beeft,
na een weinig omgefnuffeld te heb*
ben, na den geen, die ze verborgen
had, welke, om niet ontreinigd te
worden, genoodzaakt was, dezelve
van zich te werpen. Dit gelchiede
gemeenlyk met zulk een verbaafd-
leid en gefchreeuw, dat wy ons aan
ftukken meenden te lagchen. On*
dertuftclien konden de Turken > niet
gewoon dusdanige dingen van een
Hond te zien , niet begrypen hoe
het \'er aan geleerd kan worden.
\'k Heb in hec reizen ook dikwils
d\'onkundige Mahometaanen zich
hier over doen verwonderen : wanc
als wy ergens met de Karavane op
de Kouak, of Ruft-plaats, waren, van
waar ik fomtyds een quartier uurs
myn neusdoek bad verborgen, liep
de Hond op het gewoonlyk teken
uit alle macht derwaarts. De Tur-
ken , ziende hem dus loopen, meen-»
den, dat hy nooit weder terugzoa
komen , maar als zy hem met de
geknoopte neusdoek in de mond met
vroolyke fprongen zagen naderen,
was de gantfche Karavane op de
been, en de verwondering zo groot
dat men ze uit hun gelaat kon lee-»
zen , niet weetende wat vrindfchap
zy het beeft zouden bewyzen j en
als\'er ook eenige Honden omtrent
kwaamen , betoonden zy \'er zich
alzo zeer om verlegen, als ik zelve,
en weerden ze van hem af
Vyfde en laatfte gebod der Ma- Reis m
hometaanfchc Wet is , ten minften Mecha,
eens van zyn leven de reis na Mecha
t\' onderneemen. Dit gebod word
het minfte van allen onderhouden:
want hoewel\'er zyn , die zich tot
verfcheidene maaien van deze plicht
hebben gekweeten, word ze echter
van de meeften verzuimd , of om
dat zy\'er de middelen niet toe heb-
ben , of vermits zy t\' elkens door
p y deze
meerder moeite gehad met een ze-
kere Jagc-hond , dien ik op myne
Reizen met my voerde, als met my
zelven te bewaaren.
Van Galata nu en dan na Tera
gaande , heb ik meer als eenmaal
gezien , dat een Teef op de ftraat
Jongen geworpen hebbende , een
muurtje van fteenen daar om heen
opgehaald was , met een luifje of
tent van oude matten , of iets dier-
gelyks j \'er boven, op dat de Jon-
gen niet vertreeden mochten wer-
den , en voor den regen beveiligd
weezen. Zelfs bemoeyen zich de
fatfoenlyke lieden hier mee, en be-
zorgen hen dagelyks van fpys.
Echter worden de Honden voor
onrein gehouden en zo hen by
geval een Hond., tegen \'t lyf komt
te loopen , zyn zy ontreinigd, en
gehouden zich te waftchen j ter
welke oorzaak zy zich ook van een
loopenden Hond al zo zorgvuldig
wachten j als wy van een hollend
Paard.
In tegendeel is de Kat, wiens
goede hoedanigheden, zo\'er anders
eenigen in zyn , op vere na tegens
die van den Hond het getrouwfte
Beeft van allen, niet opweegen, by
hun een rein dier. Zy doen ook
veel goeds aan de Katten , welke
d\'eer mogen genieten van huis-
genooten te weezen , daar d\'arme
Honden zich op ftraat moeten be-
helpen ; ftreelen en liefkoozen de-
zelve; en zetten ze op deVenfters
hunner winkels te pronk , inzon-
derheid zo ze fraai zyn , even
als te Venetien , cn elders gebruike-
lyk is.
Dezen afkeer , dien de Turken
niet tegenftaande alle de liefddaa-
digheid dien zy\'er aan betoonen,
van de Honden hebben , ter oor-
zaak dat zy\'er doorontreinigdwor-
den, heeft ons ten huize van myn
Heer den Conful, of by deze en
geene Hollandfche kooplieden me-
nigmaal gelegentheid tot lagchen
hefchikt: want könnende myn Jagt-
hond, onder andere konften , uit-
ftekend wel opzoeken, gaf ik, wan-
ïieer wy bezoek van Turken kree-
gen , en dat ik den Hond zyne
deze of geene zaaken wederhouden
v/orden. OndertufTchen beyveren
zy zich geftadig om in ftaat te ge-
raaken van ze te konnen aanvaarden:
want behalven dat ze hen gebooden
is, zyn de geenen , die ze gedaan :
hebben, in groote achting; en word |
aan hun ja ra neen meer geloof ge- I
geeven , als aan dat van anderen, |
even of deze reis een zekere foort |
van heiligheid bybracht.
Eer wy dit Hoofdftuk eindigen,
moeten wy , dewyl wy hier van de |
Bairam ^^^^^^^ 5 of Vaße, hebben ge- i
of Maho- iprooken, ook yts van den Bairam,;
of Paafch-feeft zeggen , mitsgaders ;
ook ter loops eenige andere Hoog-1
tyden der Turken aanroeren. }
Zo haaft als men de Maan van |
Cheimal, volgende onmiddelyk na |
die van de Ramadan, gewaar is ge-
worden , loft men eenige ftukken
Kanon, leggende omtrent het Ser-
rail, omBairam, ofhctTaaJch-
feeß, aan te kondigen, \'t geen, zo |
hier door, als door het geflikker
der vreugdevuuren , wel haaft door
de gantiche Stad bekendis, enver-
fcheelt deze nacht in uitgelaatene
vrolykheden niet veel van de nachten
des Ramadans.
Tegen dat deze Hoogtyd begint
te naderen, worden over al groote
toebereidlelen gemaakt : want een
yder tracht by die gelegentheid uit
te munten ; zynde de winkels ver-
cierd met de fraaifte ftoften, die ze
hebben, welke in de langte los ne-
derhangen, en door het middel der
wind op een cierlyke wys door mal-
kander geflingerd worden. Anderen
pronken hunne huizen op met kla-
tergoud , daar zy geeftige dingen
van weeten te maaken ; fommigen
met bloemen en groente, zo het in
den tyd is (want vermits de Paafch,
om de reden hier voor gezecht, alle
Jaaren verfchiet, heeft men\'er niet
altyd gelegentheid toe) eenigen
met koftelyke tapyten, enz. Veele
rechten ook Sophas buiten de huizen
op , daar zy met hunne vrienden
tabak op zitten te rooken , KofFy
en Serbet fchenken, en andere bur-
gerlyke vrolykheden neemen. Ge-
duurende de drie dagen van dezen
meuaa
fche
Paafch
feeft.
Bairam , zyn de ftraaten zo vol
menfchen , dat men moeite heeft
om\'er door te dringen, te meerde-
wyl\'er dan duizenden van Vrouw-
lieden , welke anders het geheele
Jaar in huis blyven , op de been
zyn , en de meenigte helpen ver-
grooten.
Die luft heeft om zich in de lucht
wat te vermaaken, gaat hier of daar
op een wip zitten , van dewelke
men \'er in- alle ftraaten, vercierd met
groente en andere cieraaden , ont-
moet, zynde boven aan de toppen
der huizen vaft gemaakt; zulks dat
men, getrokken door twee, of, zo
men wil, door viermannen, voor
een A/per of anderhalf, vry hoog
kan vliegen. Ook heeft men \'er
een foort van Malmolens , die zeer
gefwind om gedraaid worden.
Doch het fraaifte , \'t geen ik\'er
gezien heb , was een zeker vuur-
werk , hoedanig een zy gewoon zyn,
by deze en andere gelegentheden
van openbaare vrolykheid, op het
water te vertoonen, beftaande ge-
meenlyk uit eenige Pyramiden ,
Kafteelen, enz. omringd met Speel-
lieden , welke een groot gejuych op
hunne manier maaken , met tam-
bourynen, kleyne keteltrommen,
een foort van fchalmeyen , en
andere diergelyke inftrumenten,
waar onder zy ook hunne ftemmen
laaten hooren j bedryvende aldus
een vreugde , die zo uitgelaaten is,
als ik ooit gezien heb.
Dit gefchied midden in het Canaah
tuflchen\' Conftantinopolen en Galata-,
weshalven het water by dusdanige
gelegentheden krielt van Kaïkes ^
daar men zich rondom mee heen
laat roeyen , en die yder een bran-
dende lantaarn moeten ophebben:
doch de meeften hebben \'er, in
plaats van eene , drie of vier , ja
fommige vyf; zulks dat dit groot
getal van Lantaarnen (want men
ziet\'er duizenden) in hetna^fteder
duifternis een wonderlyk gezicht ver-
oorzaakt. Ook moeten alle de Sche-
pen , welke in de Haven of omtrent
de Stad leggen, vreugde vuuren ont-
fteeken: ja men ziet\'er van beneden
tot boven aan de maft toe lichten,
cn
-ocr page 171-en de touwen met hoepels behangen,
rondom vercierd met glaze lampjes,
groente , enz. Met welke lampjes
mede alle de Toorns in Conflantmo-
plen behangen zyn.
Wat hunne vuurwerken belangt,
die beftaan ten meeften-deele in
Vuur-pylen, welke zy heel wel wee-
ten te maaken, mitsgaders in eenige
Raden, die al draayende een regen
van vonken uitfpouwen, en andere
kleynigheden, kafteelswyze toege-
fteld, en met brandende ftoffen ge-
vuld : maar om eierlyke Vuur-werken
te maaken, of die in het water bran-
den, daar verftaan zy zich gantfch
niet op.
Ziet daar een kofte befchryving
van derMahometaanenPaafch-feeft,
\'t geen voor hen het uiterfte vermaak,
maar voor de Chriftenen zeer ge-
vaarlyk is : want vermits \'er als dan
zeer veele dronken Turken langs de
ftraat fwieren, en alle ongebonden-
heden geoorlofd fchynen te weezen,
gebeurt het al vry dikwils, dat, als
ze een Chriften ontmoeten, zy hem
uit baldaadigheid met een Kangtar
een fteek in de huid geeven, of eenig
ander leed toevoegen. Om myne
nieuwsgierigheid echter te voldoen
ging ik alle avonden door de Stad
wandelen , doch verzeld van een
Janitfer, dien ik het ook mogelyk
dank heb te weeten , dat my geen
ongeluk wedervoer : want in Tur-
kyen heeft men geen beter Lyf-
fchutten als deze lieden.
Deze Bairam is de grootfte Hoog-
tyd der Turken ; en onderhouden
dezelve ook by deze gelegentheid,
een zeer loffelykegewoonte, te wee-
ten , dat zy alle haat cn wrok van
zich leggen , en zich met hunne
vyanden verzoenen , met een veel
oprechter hert als de Chriftenen dik-
wils doen: buiten het welk zy niet
cn zouden gelooven hunne Paafch
wel te konnen houden. Ook kuftèn
de gemeene vrienden , als zy mal-
ïkander geduurende deze drie dagen
op de ftraat ontmoeten, zich on-
derling, met toewenfching van een
goede Hoog-tyd» en alle verdere
heil en zegen.
Behalven dezen Bairam, die de Anders
Groote, of de Bairam des Ramadans Hoog-
geheeten word, hebben de Turken
noch den Kleinen , of den Bairam
der Adgis, of Tefgrims van Mecha,
komende zeventig dagen na den
Grooten Bairam, te weeten, op den
tienden dag der Maan ZotUhidge-i
zynde de laatfte des Jaars-, mits-
gaders noch eenige andere Feeften
of Hoog-tyden, waar af de eerfte is,
de nagt tuflchen den elfden en twaaf-
den dag van de Maan RebitilKwel
vermits zy gelooven , dat Mahomet
op dezen nacht gebooren is.
De nacht tüffchen den zes-en-\'
zeven-en-twintigften van de Maan
Rebiul Affir verftrekt hen ook tot een
groot Feeft, ter oorzaak dat Mahomet
dezen nacht op den Albmach, gelyk
in den gefchreven ftaat, ten
Hemel gevaaren zou weezen.
Men ontmoet ook noch een an-
deren Hoog-tyd tuflchen den vierden
en vyfden der Maan Recheb > wan-
neer het gebed tot des middernachts
toe in de Mofqueen gedaan word, ter
oorzaak van den Ramadati, die twee
maanden daar na komt te volgen.
Maar om eenig begrip wegens der
Turken Tyd-rekening te hebben, zul- ^
len wy \'er hier yts af ter nederftellen. kcning,
De twee-en-twintigftejuly van den
Jaare 622. volgens de ftelling der
Chriftenen, maakt den aanvang hun-
ner Hegyre, zynde de tyd van Maho-
mets vlucht die zy met deze benaa-
ming onderfcheiden hebben, \'tJaar
telt by hen maar drie honderd en vier-
en-vyftig dagen , en word verdeeld
in twaalf Maanden of Maanen: want
elke Maand neemt aanvang te gelyk
met de Maan. Deze Maanden nu
hebben , beurt om beurt, d\'eenen
dartig, en d\'anderen negen-en-
twintig dagen , en voeren de vol-
gende naamen.
Maho.
mctaalche
ree®
29
29
29
Muharem 30 Sefer ^y
Rebiul Ewel 50 Rebtiil Affir 29
d\'Giamzil Ewel 30 d\'Giamzil affir 29
Redgeb 30 Chanaban 29
Ramazan 30 Cheuual
Zaulkaade 30 Zoulhidge
XV. HOOFD:
-ocr page 172-^y^nderheden, noopende eenige dingen ivelk^ den Turijn
verbooden zyn. Dwaas gevoelen ten opzichte der Beelden. Onreine
fpyzen. Reden van het verbod des IVyns. Woekerachtige handelingen
der Turken, niet tegenßaande het verbod van Woeker
en^
O naauwkeürig als de Turken
VLv zyi^j omtrent het onderhouden
der dingen, welke hen door hunne
Wet zyn gebooden , zo naauw-
keurig zyn zy ook omtrent de ver-
boodene zaaken: want zy gelooven,
als een ontwyfelbare waarheid, dat
zy zich niet zonder zonde van de-
zelve konnen bedienen. Onder
dezen behooren , de Beelden, en
\'t geen daar van afhangt, van wat
derB^eet ^^^ ^^k gemaakt mogen wee-
den. zen. d\'Oorzaak is , dat het, vol-
gens hun gevoelen, God alleen toe-
komt beelteniflèn te maaken, en de
zielen daar aan te geeven , \'t geen
de Menfchen niet konnende doen,
zullen, na haatgevoelen, de maakers,
ten dage des Oordeels, zeer verbaafd
ftaan, wanneer elk beeltenis zynen
maaker na zyne ziel zal vraagen,
dewelke niet bekomende, meinen zy,
dat de beelden hunnen maakers by
God zullen befchuldigen , dat zy
hen een lighaam hebben gegeeven,
zonder hen ook met eenen een geeft,
om het zelve te beweegen, te hebben
konnen befchikken. Ende is deze
dwaaze meening onverzettelyk by
die domme Mahometaanen, dat alle
beelteniflèn \'t zy gehouwen of ge-
fchilderd, of op eenige andere wyze
gemaakt, op het eind der Wereld
levendig zullen worden , en dat
God aan yder van dezelve een ziel
zal geeven; ftraffende ter zelve tyd
die geenen , die de roekeloosheid
hebben gehad van ze te maaken, en
de macht des Scheppers te hebben
willen navolgen.
Maar men belemmert hen gewel-
dig , wanneer men deze fchoone
redeneering om ver werpt, met hen
te gemoet te voeren , dat Zo deze
beelteniflèn eeji ziel zullen begeeren >
Dwaas
gevoeleo
der Tur-
ken ten
zulks al jfpreekende zal moeten ge-
fchieden j en indien ze redeneren,
fpreeken, en eifchen , met beklag en
befchuldiging , dat ze dan alreeds
een ziel hebben j en \'er derhalven
geene behoeven te krygen.
Met dit buitenfpoorig gevoelen
dan ingenoomen zynde, verbreeken
zy al het Beeld-werk, \'t geen zy in
hun geweld bekomen, van hoe groot
een waardy het ook moge zyn,
immers het hoofd , of ten minften
fchenden zy de neuzen geevende
tot reden, dat het zo groot een zon-
de niet en is beelden te hebben, als
men hen de neus heeft afgefneeden.
Landfchappen, Bloemen, als zynde
onbezielde dingen , mogen zy wel
zien : doch hunne liefde tot dus-
danige wetenfchappen, is echter zo
groot niet, om \'er geld voor te be-
fteeden. Ook is het geen gebruik,
dezelve tot cieraad in hunne huizen
op te hangen ende zouden deze
koften vry noodeloos weezen , om
dat ze uit de natuur geen liefheb-
bers van fraaye konften of konft-
fl;ukken zyn.
Echter heb ik verfcheidene Grp^ote
Perfonagien eenige conterfeitzeis,
van Vrouws-perzoonen dier Landen
laaten zien , waar in zy een zon-
derling genoegen fcheenen te fchep-
pen : doch zy voegden\'er by, dat
de Wet hen niet toeliet die te mo-
gen hebben. In i^T/z/Vö gebeurde my
yts plaizierigs ten dezen opzichte.
Zeker Heer verzocht my , eenige
Afbeeldzels , welken ik in \'t klein
gefchilderd had , en die hem zeer
wel bevielen, aan zyne bywyven te
mogen laten zien, waar op ik hem
te gemoet voerde, indien hymyby
hen wilde brengen , dat ik ze met
jny zou neemen, om ze te vertoonen.
Hy
-ocr page 173-REIZEN.
12t
Hy zei my , ziende my met eenige
verbaafdheid aan , dat zulks tegens
hunne Wet was. \'k Antwoorde,
dat het ook tegens de myne was,
die over te geeven om ze te laaten
zien , Zonder betaaling\'er voor ge-
nooten te hebben. Hy begon dan
te grimlagchen ; alzo hy wel be-
merkte , dat ik ze hem niet ver-
trouwde : want in der daat, \'k was
bekommerd, dat hy ze my niet weder
zou brengen, en ik zou moeite gehad
hebben om hem tot de betaahng te
dwingen.
Gelyk Mahomet, door den Mon-
nik Sergius geholpen, zynen Alko-
ran uit het Oude cn Nieuwe Tefta-
ment te famen heeft gefmeed, wor-
den dezelve fpyzen , welke by de
Jooden voor onrein wier den gehou-
den, ook by de Mahometaanen zo-
Onreine danig geacht. Dit is d\'oorzaak dat
Spyïen. ^y om geen ding ter wereld yarken-
vleefch zullen eeten : ja zy durven
ze niet niet aanraaken, en zelfs ook
hunne Schoenmaakers de borftels \'er
niet af gebruiken , weshalv-en zy
groote moeite met het naayen der
Pabomhes hebben. De Turken
zullen ook nooit met de Chriftenen
eeten, zonder alvoorens gevraagd te
hebben , of\'er ook Varkenvleefch
onder de fpyzen vermengd zy, en
zynde neen geantwoord, vallen ze
met goed vertrouwen aan , dewyl
. zy zelve gantfch niet bedriegelyk
zyn , en dezelve getrouwheid van
de Chriftenen verwachten , welke
zy omtrent hen betoonen. Zy heb-
ben ook een gruwel van de Kik-
norfch , de Schildpad, de Slek, en
andere by de Jooden verboodene
dieren j van alle welke zy zulk een
afkeer betoonen, dat men een God-
vruchtig Mahometaan eer zou doen
fterven, als daar af eeten.
Ook is het gebruik van den Wj>n
hen verbooden, of ten minften een
yermaaning aan hen gedaan, van ze
niet te drinken > waar toe het vol-
gende voet gegeeven zou hebben.
Mahomet, op zekere tyd door een
l^orp gaande, zag daar een groote
vrolykheid op een Bruiloft, veroor-
zaakt door den Wyn , weshalven Reden
hy den zelven beftond te pryzen : ™
maar komende des avonds, of\'s an- jesVyns»
derendaags , weder door het zelve
Dorp trekken , aKvaar hy aan alle
kanten bloed geftort zag , en ver-
ftaande , dat die vrolyke lieden ge-
vochten,en malkanderen zo gekwetft
hadden , laakte hy den Wyn veel
meer , als hy ze te vooren had ge®-
preezen, en ried den zynen zich daar
af t\' onthouden. Maar de Turken
vinden\'er zulk een fmaak in , dat
ze na deze vermaaning van hunnen
Propheet niet luifteren; behoudens
dat het heimelyk , en zonder zich
in opfpraak te brengen, könne ge-
fchieden , en wanneer ze zich by
Chriftene Kooplieden , daar ze op
vertrouwen mogen, bevinden, gaan
zy \'er zich dikwils zodanig in te
buiten, dat hunne beenen hen niec
t\' huis konnen draagen. Indien \'ec
echter maar een droppel Wyns op
hunne klederen komt te vallen, al
hadden zy den drank ook noch zo
lief, trachten zy de vlek met d\'uiterfte
zorgvuldigheid uic te doen: waar uit
men dan moet beftuiten, dat het rei-
ne , en onreine by de Mahometaanen
veel meer in hec uitwendige, als in
het inwendige beftaat, en dat ze
minder fchroomen hunne ziel, als
hun lighaam te bevlekken.
■ f
Onder de verboodene dingen
word ook degeteld, of liever \\^oekef^
het uitzetten van geld op Woeker, ackigc
a
handelin*
groote
\'t geen by hen voor een ^^-----
zonde werd gehouden: maar wat de \'
woekerachtige handelingen belangt,
daar weeten ze zich meefterlykmee
te behelpen. By voorbeeld, ymand,
die geld van doen heeft, vervoegt
zich by den eenen of den anderen
Koopman, en koopt eenige waaren
op geloof, welke hy aanftonds, zon-
der dat ze eens uit de winkel zyn
gegaan , aan den Eigenaar tot een
veel geringer prys weder verkoopt,
die\'er hem gereede penningen voor
fchiet, en hem als fchuldenaar voor
zo veel goederen , tot zodanig een
prysgekoft, te boek ftelt.
/
elyk de Mahometaanen een
_ zonderhnge eerbiedigheid
voor hunne Mofqueën, of Kerken,
hebben, zyn ook deKerkelykePer-
zoonen by hen in een uitfteekende
achting, \'t Hoofd van deze allen
Moufci. is de Moufti , by hun in de zelfde
waarde, als den ^Patriarch by de
Grieken, en den Taus by de Rooms-
gezinden is ; dat \'s te zeggen , zy
achten hem als het Opperhoofd van
den Mahometaanfchen Gods-dienft,
en het Orakel, \'tgeen alle fwaare ge-
fchillen der Wet oploft.
Zyne verkiezing ftaat niet aan een
vergadering van hunne Geeftelyk-
heid , maar enkelyk aan den Groo-
ten Heer, die deze plaats altyd doed
bekleeden door een Man van een
onbefprooken leven, ervaren in de
Wet, en aanzienlyk wegens zyne
deugd. Zyn gezag ftrekt zich ook
zo verre, dat wanneer hy over
eenige zaak oordeeld, den Grooten
Heer zelve daar nooit tegen fpreekt.
De fchiftingen, en oploffingen der
fwaarigheden, werden altyd fchrifte-
lyk door hem gegeven, \'t zy dat ze
de bekommeringen van \'t gemoed,
of andere materien , betreffen j en
het antwoord gefchied (zynde het
geen, \'t welk men verzoekt te wee-
ten , alvoorens in weinig woorden
op papier gefteid) met eeny^, of een
neen , of op een andere heel korte
manier, met by voeging van de woor-
den , God weet het beter, tot teken,
dat hy erkent niet onfeilbaar te
weezen. Deze vonniften, of de
briefjes daar ze opgefchreven zyn,
voeren den naam van Fetua.ofFeßa,
en hebben zodanig een kracht, dat
ze aan den Kady, of Rechter , ter
hand gefteid zynde, den zei ven aan-
ftonds , volgens den inhoud , uit-
fpraak doen geeven, zonder dat men
zich aan eenigen anderen Rechter
Ican beroepen , of de zaaken met;
konftenaaryen fteepende houden,
\'t Staat hem vry te trouwen, zo wel
als aan alle andere Turken , doch
hy moet zyn gewoonlyk verblyf te
Conftantinopolen houden > wordende
in d\'andere Steden, zo wel het Gee-
ftelyke, als het Wereldlyke recht,
door de Kadilefquers waargenoo-
men.
De Sultan gaat met hem te raad
in de zaaken van ftaat, en wanneer
\'er eenig perzoon van aanzien ter
dood veroordeeld , of vrede , of
oorlog gemaakt moet worden, enz.
\'t zy dat hy zich hier aldus inge-
draagt om Rechtvaardig cn God-
vruchtig te fchynen, of om de vol-
keren te gewilliger te doen gehoor-
zaamen.
Immers den Grooten Heer ver-
band by na nooit een Vizir,
of ftelt een Bajfa, onder den dek-
mantel van eenige misdaad, buiten
zyne bediening, of onderneemd
eenige zaak van belang, \'ten zyhy
alvoorens het vonnis van den Moufti
daar toe hebbe genoomen , ver-
mits de menfchen gelooven , dat\'er
meerder billikheid is in het oordeel
van een vroom en eerlyk man, als
in de volkomene macht van een
Vorft. En het gebeurt ook zelden,
hoewel den Grooten Heer boven dc
Wet zy , dat hy zo ongeregeld te
werk zou gaan , als een gezag te
verfinaaden, in het welk hun Gods-
dienft de macht heeft: gefteid, van
allerhande gefchillen te oordeelen.
Niet te min, hoewel de Vorft in de
gewichtigfte ftaats-zaaken met den
Moufti te raad gaat, vind zich deze
echter, zo hy in zyn bediening wil
bl yven, (want die ze hem gegeeven
heeft, kan ze hem ook ontneemen)
menigmaal genoodzaakt zich nadeg
Vorften wil te voegen.
Hier van daan kan het komen, dat
het ampt van dien Opper-priefter,
XVI. Hoofdstuk.
Eerbiedigheid der Turijn Voor hunne ^erhglykgTer!;ponen,
m waar äer zeiver bedimingeninbefiaan. GeeßeljkeOrders^ enz;,
G
REIZEN.
125
eertyds by d\'Ottomannifche Keizers
heiliger geacht wierd als tegenwoor-
dig : want voormaals ondernamen
zy nooit oorlog 5 of ontwierpen
eenige zaak van gewicht, zonder
met eerbiedigheid het goedvinden
van den Moufti daar over te hooren,
buiten het welk men geen gelukkig
gevolg kon verhoopen: doch tegen-
woordig binden zy zich daar zo ftipt
niet aan j en laaten\'er zich zo veel
niet meer aan gelegen zyn : hoewel
het doorgaans noch wel om de
fleur gefchied. Dikwils matigd zich
nochtans den Eerßen Vizir > ver-
zekerd van de middelen, en onder-
fl:eund door zyn gezag , de macht
aan, van de zaak in\'t werk te ftellen,
en verzoekt als dan de goedkeuring
van den Mouftt, volgens den zin der
Wet , die in deze gelegentheden
vry wat gerekt kan worden.
Nooit is \'er op eenen tyd meer
als een Moufti, die, gelyk hier boven
gezegt is , zyn gewoonlyk verblyf
te Conftantinopolen houd : doch, ver-
mits alle de gemoeds-zaaken des
Ryks, \'t geen zich wyd en zyduit-
ftrekt, door den Monfti alleen niet
waargenomen konnen worden, be-
halven dat ook noch , veele zaaken
een fchielyke afvaardiging verey-
Kadi- fchen, bekleeden de Kadilefquers,
lefquers, dat ampt buiten Conßantinopolen,
SyV. y^^^ ^Y" • 2y be-
vlytigen zich zo wel tot het geefte-
lyk , als tot het wereldlyk recht.
Deze Kadilejquers (\'t geen hier ter
loops by gevoegd moet worden}
zyn ook de Rechters van de Krygs-
macht : want in Turkyen hebben de
krygsknegten het voorrecht, met
uitfluiting van alle d\'andere onder-
zaaten, van niet als voor hunne Offi-
ciers te pleiten , en niet als door
dezelve geoordeeld te worden. De
Moufti moet ook , eer hy tot die
hooge waardigheid kan geraaken,
alvoorens Kadilefquer geweeft zyn,
en dat ampt met eer en goedkeuring
bekleed hebben. By gebrek van een
Kaäilefquer, richt men zich aan een
MouÜa , of MoUah, zynde het op-
perhoofd der Kadys: en daar noch
Kadilefquer , noch MouUa is, ge-
iyk\'er zodanige plaatfen onder het
Turkfche
gebied in genoegzaame
meenigte zyn , neemt de A\'^^/y het
werk waar , en is de Rechter in
allerhande zaaken.
Die den dienft in de Mofqueën
verrichten, worden van de Turken j-gnjjgn*
\'Danifmend, en van de Franke n,
of Chriftenen, Talifmans geheeten.
Hun hoofd is den Imam , of
Emaum.
Deze Imams , welke als Parochie- Imaras.
Priefters zyn, moeten het gebed, op
de daar toe verordende uuren, yder
in zyne Mofqueë ^ gaan doen 5 der-
halven in den Alkoran konnen lee-
zen, en, eer zy tot deze bediening
aangenomen worden , betoonen ,
dat zy by hunne gebuuren vooreer-
lyke lieden, en van een goed leven ,
te boek ftaan. Als \'er een Imam ge-
ftorven is , bied het volk der wyk
den Eerften ymand aan, om
de plaats van den overledenen te
bekleeden , met verzekering , dat
hy alle de vereyfchte hoedanigheden
daar toe heeft, en, hebbende daar
op, in de tegenwoordigheid van dien
Minifter , yts uit den Alkoran ge-
leezen , word hy terftond zonder
eenige verdere plechtigheden aan-
gefteld.
De Muëzins zyn een zoort van
mindere bedienden , en hun ampt
is op de Minarets te klimmen, om
het volk tot het gebed te roepen.
Noch heeft men ook Hodgias^
zynde bejaarde en vroome Perzoo-
nen , en zo in de Alkoran , als in
Wereldfche zaaken zeer ervaren:
weshalven men hen niet te onrecht
by onze Regtsgeleerden zou mogen
vergelyken: gelyk zy dan ook dik-
wils in zaaken van belang om raad
werden gevraagd , en groot ge-
zag en aanzien by het voik hebben.
Deze verrichten Ibmtyds den dienft,
en prediken ook zelfs op eenige
Hoogtyden i \'t geen d\'Imams ge-
meenlyk niet durven doen , im-
mers zo ze niet geweldig laatdun-
kend zyn, of byzondere gaaven daar
toe in zich gevoelen.
De Moufti, hoe aanzienlyk zyn
ampt ook moge weezen, heeft
geen gebied over d\'Imams; dewyl \'er
geen Hiërarchie , of Geeftelyke
Kerke;
/
Mu\'èzinsJ
Hodgiasa
Opper-
0^2
Opperhoofdigheid , onder hen is:
zynde yder onafhangende in zyne
Parochie, en konnende van niemand
gebooden, of bcilrafc worden. Zy
ftaan alleenlvk , voor zo veel de
civjle en crmiineele zaaken belangt,
onder dc VVcrckilykc Overigheid.
Geeße- Dc Türken hebben ook vcrfchci-
lYï.e Or- dene Geeftclyke Orders , doch de
meeften zyn zeer Godloos, cn zonder
eenige Religie. De Derviches wor-
de
den voor de gemeenfaamfte en be-
fchaamdfte gehouden. Zy gaan zeer
flecht gekleed, met een hooge muts
van graauwe vilt op \'t hoofd > leiden
een foort van Kloofter leven , en
wilden gaarne voor Santons, of Hei-
ligen , aangezien zyn : doch het zyn
in der daad menfchen van een fnood
gemoed , rechte huichelaars , en
doorgaans groote dronkaards , en
eeuwige tabak-rookers.
Eerbiedigheid der Turken yoor fefus Chriftus , en de
Maagd Maria , mitsgaders voor de Tropheeten. Stelling -wegens de
\'Vier groote \'■Propheeten-, of Wet-geevers door God in de Wereld gezon-
den , gelyk ook wegens het Taradjs en de Hel. Mifflag der Reizigers
•wegens d\'aanbidding der Heiligen, enz.
oe ongerymd de Mahometaan-
fchc Gods-dienft ook moge
veezen, gelooven en aanbidden de
Turken maar een eenigen God,
dien zy zeggen Eeuwig, Almachtig,
cn Schepper van Hemel en Aarde
te weezen.
Eerbie- ^iy hebben ook een groote eer-
if Twv biedigheid voor onzen Zaligmaaker
ken voor Jefus Chriftus, en de Maagd Maria ,
JelusChri- geloovende , dat hy de grootfie \'van
aüe deTropheetenis om fangen door
Gods Adem, in den buik der Maagd
Maria , Maagd voor , en Maagd
na de baaring ; doch zy willen
hem in geenerley maniere voor
Gods Zoon erkennen , en werpen
het ons wel fmaadelyk tegen , dat
wy God , die eenig is, en geen
medemakker heeft , een Zoon toe-
eigenen. Alzo ongerymd komt hen
ook voor , \'t geen wy hen wegens
de Drie - eenigheid trachten in te
^renten : oolc willen zy \'er niet af
hooren , en achten het dwaasheid,
en zelfs voor een groote Godloos-
heid , aan diergelyke ftellingen ge-
loof te geeven. De mirakelen, door
onzen Heiland, geduurende zynen
wandel op der aarde, verricht, willen
zy wel erkennen, of immers dat hy \'er
zeer groote heeft gedaan: maar dwaa-
lende geftadig van het rechte fpoor,
voegen zy\'er by, dat hy de Jooden
de komft van Mahomet voorzegt
heeft : dat zy hem daarom, als mede
om dat hy hen geftadig wegens hun
zondig en argerlyk leven beftrafte,
trachtten te dooden : maar dat hy,
door een Godlyke kracht, uit het
midden van hen verdweenen zynde ,
zy een zyner Jongeren , dien zy
zeggen Judas te zyn geweeft, aan-
greepen en kruiften : dat ook deze
Judas ten Jongften dage het tegen-
deel voor God zal betuigen, en de
Jooden van deze , hun door de
Chriftenen opgeleide, misdaad, vry
fpreeken, enz. \'t Geen ook Johannes
noopende onzen Zaligmaaker voor-
zegt heeft, bëweeren zy, dat Lhriflus
van Mahomet voorzegt zou hebben j
en dat de Chriftenen deze dingen
aldus valfchelyk hebben verdraaid.
H
Maagd
jvlaria,
enz.
De Wereld, gelooven zy, zal ten
Jongften dage door drie Perzoo-
nen , in de tegenwoordigheid van
God, geoordeeld worden, te wee-
ten , door Mo fes , Jefus Chrifius^
en Mahomet 5 zullende yder van
deze zyne aanhangers oordeelen,
namendyk, Mofesde]oodtn, Chri-
ftus de Chriftenen, en Mahomet dc
Mahometaanen : en, indien Chriflm
wel oordeeld , zal Mahomet hem
zyne dochter ten huwelyk geeven.
Kort om , zy eeren onzen Hei-
land (behalven dat zy hem niec voor
Gods Zoon erkennen , en dat\'er
veele beuzelingen onderloopen} met
d\'uiterfte eerbewyzinge, gelyk ook
de Maagd Maria en indien zy
ymand op een önbehoorlyke manier
van dezelve hoorden fpreeken, zou
liy geen mindere ftraf onderworpen j
weezen , dan of hy kwaalyk van |
Mahomet had gefprooken. ■ !
feoTor" gelooven mede aan alle de
vvelgee. Propheeten , voor welker graven
vfs,doorzy een zonderlinge eerbiedigheid
W^\'Jeid\'^^ hebben : doch vier van dezelve
gwondcH, ftellen zy by uitnemendheid door
God in de Wereld gezonden te
zyn , welker eerfte Mojes was, by
hen Mijfah geheeten , aan wien de
Godlyke Wet ter hand wierd ge-
fteld ; welke verkeerd, en kwalyk on-
derhouden zynde, ftuurde God een
ander Propheet, te weeten, \'■David,
aan wien hy gelyke macht gaf, als
aan den eerften , en beval Pfalmen
te fchryven : doch, ziende dat de
boosheid der menfchen van dag tot
dag aangroeide, en dat ze zich niet
bekreunden met d\'onderhouding
zyner Wetten en Geboden, zond
hy den darden Propheet, Jeffe
iJefus) genaamd, met een zachter
en gemaklyker Wet , behelzende
de zaligheid van alle menfchen,
zynde het Euangelium. Maar deze
had ook geen beter lot, ter oorzaak
dat de menfchen nu in het kwaade
verhard, en noch veel arger waren
ff ^P\'^den, als voor heen: weshalven
Ood Mahomet, een vierde Pro-
pheet, afvaardigde , met het zelve
gezag als de voorgaanden, die den
Alkoran invoerde.
De Turken ftellen ook een Para- Parädys
dys, en een Hel, van welker eerfte
zy belagchelyke welluften , en van
d\'andere vreemde ftraffen verwach-
ten. Doch deze hclfchc pynigingen
zullen niet eeuwig duurende wee-
zen , en de verdoemden \'t eeniger
tyd zalig konnen worden : wanc zo
ze ftechcs eenig geloof hebben, en
geen Atheïften, of God verlooche-
naars zyn, zullen ze, na dat ze van
alle hunne zonden gezuiverd, en in
een zeker water, ÓVte^^W genaamd,
gereinigd zullen weezen , m het
Paradys overgaan , en\'er dezelve
gelukzaligheden genieten, als die\'er
vzn den beginne \'af in zyn gekomen.
Doch de God - verloochenaars zul-
len eeuwig leggen branden, en hun-
ne lighaamen wel tot aflclic verteerd
worden : maar, gelyk alles by de
Mahometaanen ftoftelyk is, zal hen
God \'t elkens herfcheppen , ten
einde hen in alle eeuwigheid te doen
lyden.
Wat belangt d\'aanbidding der Mifiag
Heiligen, die den Turken door ver-
fcheidene Reizigers toegefchreven gens d\'aau-
word , welke hen hier in met de bidding
Roomlth-gezinden gelyk ftellen, \'t is
een miftag: want del urken gelooven
geene Heiligen, dan alleen St. Joris,
voor wien zy een groote achting
hebben, doch zy roepen hem echter
niet aan, en zeggen flechts, dathy
een Spahi, of dappere Ruiter, is ge-
weeft.
125
ai
Ferfcheidene foorten vm Huwelyl^n , onder de TurJ^n in
gchmk. Lichtvaardige Echtfcheidmgen der Mannen , en moejetjke
der l/^rouweni enz.
\'t geen
elve gevoelen ,
Chriftenen van het Huwe-
lyk hebben , hebben \'er ook de
,/.. Turken af, te weeten, dat het een
eerlyke en heilige zaak is , en een
wettig middel om het getal der men-
fchen te behouden, en te vermeer-
deren : maar dit onderfcheid is\'er, I
dat, daar de Chriftenen maar op ^
eene eenige wyze trouwen , deTur-
Drieder. ken driederhande ftag van Vrouwen ^
ley ^H konnen hebben, namendyk eerfte- 1
wen by\'de Wettige, ten tweeden op Kebin,;
Turken, of die ze voor een tyd neemen, en
ten darden Slaavinnen , die ze be-
fiaapen.
Wanneer zich ymand op een wet-
tige manier wil verbinden, by welke ^
gelegentheid de Dochter niet gezien
word , voor dat het Huwelyk ge-
ftooten is, maakt hy verdrag met
d\'Ouders, ofj by gebrek van dezeh
ven , met de Broeders , of naafte
Bloedverwanten, wegens de Bruid-
fchat, in tegenwoordigheid van den
Kady 1 (die hier het ampt van No-
taris bekleed} en twee getuigen. De
Bru]d brengt niets ten Huwelyk, als
haare kleeding, en \'t geen daar toe
behoort, \'t welk op den dag des
Huwelyks , na dat de Bruidegom
het zelve alvoorens door een Imam,
of Priefter, heeft doen zegenen, langs
de kamer ten toon gelegt word.
Maar zo de Chriftenen glorie ftel-
len in de Bruiden met opgeheven
hoofde hunne fchoonheid te doen
vertoonen , de Turken , jalourfch
uit de natuur , brengen ze wel ter
deeg gedekt ten huize van den
Bruidegom, wordende de Vrouwe-
lyke pronkery, op paarden of kemels,
voor haar heen gevoerd, en wyders
een foort van Bruiloft gehouden;
doch de Mannen maaken zich met
de Mannen , en de Vrouwen met
de
z
de Vrouwen, yder in een byzonder
vertrek, vrolyL
Indien de Man komt te fterven,
moet aan de Vrouw de bedongene
Bruidfchat uitgekeerd werden , en
niet meer: en zo de Vrouw ft erft,
met achterlaating van kinderen,
konnen deze kinderen den Vader
wegens hunner Moeders Huwelyks-
goed aanipreeken, en hem, by on-
willigheid, dwingen. Doch, hoe-
wel veele gefchreeven hebben dat ze
vier Vrouwen konnen hebben , zo
mogen zy op deze manier maar eene
Vrouw neemen , en dezelve , als
\'t hen belieft, zelfs ook zonder eenige
reeden, verftooten, behoudens dat
zy\'er aan den Kady kennis af gee-
ven : maar zo de verftooting \'t on- Echt-
recht gefchied , moet de beloofde ftheidin-
Bruidfchat gegeeven worden: in te- S®"\'
gendeel, als \'er wettige redenen zyn,
heeft de Vrouw niets ter Wereld te
eiftchen. De verlaatene mag binnen
den tyd van vier maanden met geen
ander trouwen, om te konnen wee-
ten, of ze ook bevrucht zy, op dat
de geflachten niet verbafterd wer-
den: want indien ze befwangerdis,
moet alvoorens het kraambed uit-
gehouden worden, en bly ft het kind
ten lafte van den Vader. Onder-
tuflchen gebeurd het by wylen, dat
de verbrokene Huwelyksband weder
aangehecht werd: doch de verftoo-
tene moet alvoorens aan een ander
getrouwd zyn geweeft j wanneer zy
weder, even als voor heen, met
malkander konnen leven.
\'tIs ook voor de Man geen fchan-
de, wanneer de Vrouw zich in
eenige ongebondenheid komt te ver-
loopen} maar dezelve valt op haaren
Vader, Broeder , of naafte Bloed-
verwanten : invo^en dat een Turk
met d\'Echtfcheiding te verzoeken,
zich
-ocr page 179-zich te gelyk van de Vrouw, en van
de fchande ontllaat.
Huwe- Noopende de Vrouwen , welke
op Kebin , of voor een bepaalden
^ tydj genomen worden (welke manier
men niet wel voor een Huwelyk
te boek kan ftellen, hoewel het on-
der de Reizigers, en anderen, ook
al dien naam voerd} daar word zo
veel werks niet om gemaakt. De
partyen , wegens de prys over een
gekomen , vervoegen zich by den
Kady , en laaten hem zulks aante-
kenen j welke fomme, byfcheiding,
aan de Vrouw uitgekeerd moet wor-
den : en indien \'er kinderen uit dit
foort van Huwelyk zyn gefprooten,
zyn ze ten lafte van den Vader, en
hebben het zelve recht van wettig-
heid en erfdeel. Van dusdanige Vrou-
wen mogen \'er de Turken zo veel
hebben, als ze willen, of als hunne
gelegentheid hen toelaat te konnen
voeden.
„ . Dewyl de Mahometaanfche Wet
of SVede brengt, dat God de Mannen
ge met de vryheid heeft gegeeven, om zich
Slavinnen. ^^^^ ^jg Vrouwen te bedienen, ftaat
hen ook vry zich met hunne Sla-
vinnen te verluftigen , van dewelke
zy het getal insgelyks zo groot, of
klein mogen neemen , als ze oor-
deelen met hun vermogen over een
te komen, en geeft deze zoort van
boelfchap geen jalouzy aan de
Vrouwen, behoudens dat ze ver-
zorgd worden van \'t geen hen wet-
telyk toekomt, waar onder ook be-
hoord, ten minften eens ter week, een
gedeelte in het bed. De kinderen
nu , welke zy by deze Slavinnen
teelen , ftaan in gelykheid met die
der echte Vrouwen , mits dat de
Vader hen door zyn Teftament in
vryheid ftelle want indien zulks
niet gefchied , en dat hy hen
geen goederen nalaat om van te
leven, vinden zy zich, volgens de
Wet ter befcheidenheid van den
oudften Zoon der echte Vrouw,
en worden zyne ftaaven: zulks dat
een zelve Vader vrye en ftaaffche
kinderen kan nalaatea.
Verboo- NieC-tegenftaande alle deze vry-
tl 8\'"dheid, verinogen de Turken echter
wriy\'i. niet met hunne Nichten te trouwen-,
waar af ik hy myn tydjeen voor-
beeld te Conftantinopolen heb ge-
zien, in de perzoon van een Jood,
die , een Nicht van hem getrouwd
hebbende , naderhand tot het Ma-
hometaanfche geloof kwam over te
vallen , zonder dezelve te verlaa-
ten , gelyk hy volgens de Wet had
moeten doen : \'t geen door den
Grooten Vizir , Kara Muftapha,
Baßa, verftaan zynde, liet hy hem
by de kop vatten , en in de gevan-
genis fmyten, daar hy een geruimen
tyd in groote elende , en een ge-
ftadige vrees van onthoofd te zul-
len worden , doorbracht: doch
eindelyk wierd , door middel van
koftelyke gefchenken , en een
fomme van ruim honderd duizend
Ryksdaalders , te weeg gebracht,
dat hy weder in vryheid ge-
raakte , op voorwaarde echter Van
zyn Vrouw nooit weder te zullen
zien. \'k Heb dezen rampzaligen.
Jood zynde Konorte Kalef ^ en na
het afvallen van zyn geloof, Mehmet
^a geheeten , zelve gekend, en
kan\'er derhalven met zekerheid af
fpreeken.
De veelheid van Vrouwen zou in Huwe-«
de Turken , ten aanzien dat een van
eenig Man met verfcheidene Vrou- ^gg^ \'
wen te doen kan hebben , noch
eenigzins vergeevelyk zyn : maar
men vind \'er een ander foort van
Huwelyk , indien \'er zulk een eer-
lyke naam aan gegeeven mag wor-
den, te weeten van gelubden, en
zodanige gelubden, dien men niets
heeft overgelaaten. Ondertuflchen,
hoewel deze lieden voor geen
Mannen te houden zyn , word
hen echter , \'t geen zeer vreemd
is , toegelaaten Vrouwen te nee-
men , met dewelke zy een beeft-
achtige, en onbekende, welluft wee-
ten te pleegen.
„Mannen omtrent Echt,
d tchticheiding is hier veel g rooter, ^cl^eiding
ds dat der Vrouwen: want een
Turkm mag haaren Man niet ver-vTouwcn.
laaten, of zy moet konnen bewy-
zen 5 dat hy haar niet verzorgt
van het beloofde onderhoud , be-
ftaande in brood, \'Ftlau, Kofy,
geld om ten minften tweemaal ter
-vveek
lil
Hl
127
REIZEN.
X
-ocr page 180-week in \'t bad te gaan , en eens
ter week by hem te Üaapen by ge-
brek van het welk vervoegt zy zich
by den Kadjf , en verzoekt Echt-
fcheiding , vermits haar Man haar
niet wil , of kan onderhouden.
Hier op gaat de Kady de waar-
heid der zaak onderzoeken , en
bevindende dat de Vrouw gelyk
heeft, word het verzoek toege-
ftaan. Oeffening van welluft tegens
het natuurlyk gebruik, zeer gemeen
i in d\'Oofterlche Landen , kan\' de
: Vrouw ook tot een reden van Echt-
I fcheiding verftrekken j by welke
^gelegentheid zy haare pantoffel,
I zonder een woord te fpreeken,
[ voor den Kady , \'t onderfl boven
keert: en word ook noch de Man,
wegens de misdaad overtuigd, be-
halven dat hy zyne Vrouw moet
miffen, met ftokken geflagen.
128 C0%P^SL1S de "B^V^^S
>
Omjlandigheden yan der Turken hegraavingen en toeehfagten
over de dooden. Ondervraaging der Overleedenen na de begraaving-,
en Jiaat der Sondaaren en Vroomen. Gevoelen wegens bet laaijie
Oordeel en d\'opftandingy enz.
z
Groot
misbaar
over (ie
Cooden»
waftchen, \'t hair daar af gefchooren
(want de zuiverheid der Turken
ftrekt zich ook zelfs over de dooden)
en met brandend reukwerk, tot af-
weering der kwaade Geeften , om-
ringd. Hier na naayen zy het in
een laken, doch laaten het hoofden-
en-voeten-eind open , op dat den
Afgeftorvenen zich te lichter in ftaat,
moge ftellen, van voor d\'Engelen,
die hem zullen komen ondervraagen,
te konnen knielen. Thans word
hy in een kift gelegd, van maakzel
als d\'onzen , uitgezondert dat het
dekzel, na de verfcheidenheid der
perzoonen, Van verfcheidene koleu-
ren moet weezen: wafit is de over-
leedeneeenkrygsmangeweeft, moet
het rood zyn j indien een Scherift
(met deze naam worden deMaagen
van Mahomet genoemd} groen, en
zo hy geen van beiden is geweeft,
fwart. Dwars over het dekzel werd
een Tulband uit geftrekt, en de
O het fterven der Menfchen i gemaakt, word het doodeLighaam Waflching
^ ^ ergens ter Wereld groot ge- door de Bloedverwanten, of Vrien- «ie""
ruciitmaakt, is het in want den, op de vloer neder gelegt, ge-*®"\'
zo haaft als ymand overleeden is,
inzonderheid een Vader van een
huis-gezin , word\'er door het
Vrouw-volk zulk een misbaar ge-
maakt , dat men niet, zonder een ze-
kere ontroering in het gemoed te
voelen, een fterf-huis voor by kan
gaan. Elders gaat men malkander
vertrooften : maar hier helpen de
Vriendinnen en Gebuur - vrouwen,
den overleedenen maar beweenen,
of befchreeuwen ^ onder welk mis-
baar \'t elkens zyne deugden worden
opgehaald , voerende de Vrouw,
of Weduwe , de bovenzang , ge-
volgd door alle d\'andere, met de-
zelve woorden en gebaarden , en
van tyd tot tyd met zulk een af-
gryfTelyk gefchreeuw, dat men het
ftraaten veer kan hooren , inzon-
derheid als \'er gehuurde Huiljiers
zyn : want deze , -om te toonen
dat ze het geld wel verdienen,
baaren, en gillen , dat\'er de lucht _ __ ^^________
af weergalmt. Dit duurt aldus eenige koleur geregeld na het beroep,\'tgeen
dagen-, doch met het fcheiden van hy in zyn leven heeft waar genomen,
het gezelfchap, houd ook het huilen By voorbeeld, ctn Janitzer httït
op : en dan hebben de gebuuren een roode Tulband, ten Spahi een
weder wat ruft. roode en een witte een Sckerif
Na dat nu de droefheid plaats een groene 3 andere een witte,
voor de zorg der begraaving heeft, enz.
U9
Aldus een wyl ten toon gelegen
hebbende, word het Lyk door vier
perzoonen (die nu en dan door
andere vier, na dat de weg ver is,
afgeloft worden} draagende de kift
op twee lange- ftokkcn , na het
Kerk-hof gevoerd, voorgegaan door
hunne Priefters (welke ondertuflchen
zekere gebeden fpreeken , en van
tyd tot tyd met luider ftemnieGods
Naam aanroepen} en gevolgd door
de Bloedverwanten en Vrienden,
en eindelyk door de Vrouwen, die
nu weder een groot misbaar maken,
flaande de handen , met yflèlyke
wringingen, op de borft, en in het
hair , even als of de droefheid hen
uitzinnig had gemaakt. Op het
Kerk-hof gekomen, neemt men het
Lyk uit de kift (want de Turken
begraaven hunne dooden nooit in
kiften} en legt het in het Graf; aan
welkers hoofdeneind, zo haaft als de
kuil weder met aarde gevuld is, een
fteen geplaatft word , om tot een
zitplaats voor d\'Ondervraag-engelen
te dienen. Doch deze fteenen ziet
tnen niet alleen by de graven der
Turken, maar ook by die van alle
d\'andere Natiën hier te Lande, tot ^
kenteken dat \'er ymand begraaven |
legt. Zy worden ook altemaal zon-
der kiften ter aarde befteld, uitge-
zonderd de Franken , welke zich ï
op dezelve manier laaten begraaven,
als by ons gebruikelyk is.
\'k Had by na vergeeten te zeg-
gen , dat\'er een plank fchuin over
het lighaam heen gelegt word,
ruitende met het eene eind tegen de
grond, en met het ander tegen het
opperfte van het Graf; en hier in
verfcheelen de Turken van alle d\'an-
dere Natiën : doch wat betekenino-
deze plank heeft, is my onbekend!
Na het Lyk dan aldus bezoro-d te
hebben , keeren de Mannen weder
na de Stad (want de Kerk-hoven
leggen altemaal buiten de Steden
langs en omtrent de groote wegen;
op dat de lucht, door de kwaadaar-
dige dampen, uit de graven op-
ftygende, niet befmet moge wer-
den-, en dat de voorbygangers God
Voor hunne Zielen bidden, cn hen
den zegen mogen toewenfchen} en
. Begraa.
Ving,
laaten de Vrouwen, zo lang als het
hen belieft, met hunne weeklachten
voortvaaren.
De Turken van aanzien hebben,
zo wel als de Chriftenen, een foort
van hovaardy omtrent hunne Graf- Graf.
fteeden ; doende dezelven van
^ ^ .] QCr aali^
marmer, en verheven, fweemendezfeijiyi^e
eenigzins na onze Tomben, maa-Turken,
ken, met een Sreen daar bovenop,
daar zy de Tulband van den over-
ledenen in doen uithouwen. By
wylen plaatfen zy ook wel een Steen
aan het hoofdeneind, draagende een
Tulband van dezelve ftofte , van
zodanig een maakzel, als den over-
leden die in zyn leven placht te ge-
bruiken : want men moet weef en,
dat de Tulbanden zeer verfcheiden,
en van velerhanden fatzoenen zyn.
Een anderen Steen, aan het voeten-
eind gefteld, behelft het Graf-fchrift,
pronkende gemeenlyk met de lof
van den geenen, die daar onder be-
graaven legt.
Na de begraaving duuren de wee-
klachten der Vrouwen, welke t\' el-
kens ettelyke uuren by het Graf gaan
verflyten , noch een geruime wyl.
Ook komen \'er de Bloedverwanten
en Vrienden God fmeeken, dat hy
den overledenen van de pynigingen
der fwarte Engelen wille verloflen
en noemende den zeiven by den
naam , roepen zy hem toe : Freejl
niet, maar antwoord Jioutmoedig.
Want zy gelooven , dat de zielen Onder»
der dooden weder in het lighaam der^ora.
keeren j en dat, zo haaft als ymand lendenen
begraaven is, twee fwarte Engelen,
van een afgryfïèlyke gedaante , in
het Graf komen, welke hem by de
Hairlok , die de Turken ten dien
einde boven op het Hoofd laaten,
grypen, en hem doen nederknielen,
en hem ondervraagen , zeggende ,
JVie is uw God, welke uw Godsdienjl,
en wie uw Tropheet ? Hier op moet
hy antwoorden : Alpn God is de
waarachtige God, myn Godsdienft is
de waarachtige Godsdienft , en myn
Tropheet is Mahomet. Maar zo
den overledene zich, wegens zyne
ongerechtigheden, overtuigt bevind,
doet de vrees hem zeggen, Gy zyt
myn God, m myn Tropheet, en in
R li
f:L
if
u geloof ik. Op dit antwoord flaat
een der gedachte Engelen hem een
yzere knods zo geweldig op de kop,
dat hy hem zeven vademen diep in
d\'aarde doet zinken, daar hem den
andere met een yzeren haak weder
uithaald j maar niet zo haaft komt
hy te voorfchyn, of den eerfte ftaat
weer toe : en dit vervolgen zy al-
dus tot aan den dag des Oordeels.
Anderen zeggen , dat de ftag met
een vuurige knods gefchied > en dat
deze rampzalige , door het geweld
Van den ftag een ftuk wegs in d\'aarde
gezonken , door dezelve zodanig
geprangd word, dat de melk, uit
zyner Moeder borften gezoogen,
hem ten neus uit komt loopen. Maar
zo hy wel antwoord, verlaaten hem
terftond de fwarte Engelen, en ko-
men in der zei ver plaats twee an-
deren, zo wit als fiiecuw, die hem,
plaatfende zich den een aan het
hoofden-eind, en den ander aan het
voeten-eind , tot aan den dag des
Oordeels gezelfchap houden.
Ziet daar \'t geen tot de hegraa-
ving der Turken behoord: waar na
Gevoelen wy ook yts wegens het laatfte Oor-
wegens deel en d\'Opftanding moeten zeg-
Oordeei g^n. Zy gclooven dat \'er een Engel
«n d\'Op- in den Hemel is, die een Trompet
Landing, gereed houd, om het einde der
Wereld te verkondigen, en dat, op
het geluid dezer Trompet, de Men-
fchen én Engelen zullen fterven,
en\'er een zo fchrikkelyke Aardbe-
ving , vermengd met het vuur des
Hemels weezen, dat het Aardryk
en de Bergen in Aflche verkeert
zullen w orden. En eindelyk zal den
Engel met de Trompet, die de Men-
fchen en Engelen heeft doen fterven,
ook zelve fterven, verflikkende zich
met zyne vleugelen. Hier na zal
<3rod, veertig dagen lang, een zachte
regen, by de Turken en Arabiers Suy-
rechnment , ofde regen van Barm-
hartigheid, geheeten, over d\'aarde
ftuuren, welke de zielen, en d\'En-
gelen weder zal doen opftaan, en
als dan zal den Engel met de Trom-
pet de laatfte maal blaazen i en alle
t30 COXV^SLIS de "B^Vï^J^^^S
de dooden zullen zich lighaameiyk
vertoonen. Thans zaPer een groo-
te verfcheidenheid van gedaantens
weezen > zullende dezen blinken als
de Zon, die als de Maan, en ande-
ren als de Starren. Daar en te^en
zal men\'er zien fwart, naar,enyflè-
lyk > met gefwollene , en uit den
mond hangende, tongen, fchreeu-
wende zonder ophouden , met een
vervaarlyk geluid. Dezen zyn de
Lafteraars, Woekeraars, en andere
diergelyken. Doch zy wachten zich
wel, van onder het getal der ver-
doemden te ftellen, de Sodomyten,
ter oorzaak dat zy geweldig tot die
zonde genegen zyn. Zy zeggen
ook noch, dat d\'Engelen een blin-
kend en vriendelyk gelaat zullen
toonen aan de geenen , die de ge-
boden Gods onderhouden hebben >
en dat God zich voornaamentlyk zal
vertoornen tegens de Keizers, Ko-
ningen , Vorften, en Prinfen, welke
de goederen van anderen, op een on-
rechtvaardige manier, aan zich heb-
ben getrokken ; \'t geen tot hunne
verdoemenis zal dienen: dat hy ook
zal beveelen , dat de weder opge-
ftaane Menfchen in zeventig deelen
geftieeden en verdeeld , en wegens
het goed en kwaad , \'t welk zy ge-
daan hebben , ondervraagd zullen
werden} en zo het hoofd en het hert
hunne misdaaden niet vrymoedig
willen belyden, zullen d\'andere leden
zulks voor al de Wereld doen.
Dat S. Michiel vervolgens de lighaa-
men , ftuk voor ftuk, in zynefchaal
zal weegen, d\'Engelen verfcheidene
drommen zullen maaken , en de
Cherubynen , en Seraphynen, aan
d\'eene en d\'andere zyde ftaan > ge-
leidende , onder een lieffelyk gezang»
en gefpeel op verfcheidene inftru-
menten , de Turken, Arabiers,
Mooren, Barbaaren , Chriftenen,
en Jooden (na yder door zynen Pro-
pheet , gelyk elders aangeroerd is,
geoordeeld te zyn} na het Paradys:
want zy gelooven dat men in aller-
hande Godsdienften zalig kan wor-
<Jen, enz.
XX. momt
-ocr page 183-REIZE
KJeedingder Turkfche Mannen en Vroutpen^ gelji\\^oo\\der
I
Jooden. Scheering van hair en baard. Mamer van Groeten, ^yde
Fraaye gejialte der Turken, enz.
van eer.
KiecHing
der Turk- _
ZO ftandvaftig zyn de Turken.
Vreuwen. Men weet hier van geen verandering
van Mode; en \'t geen over eeuwen
gebruikelyk is geweeft , is het ook
noch. Hunne kleeding is ook zeer
deftig, manlyk, en fraay omt\'aan-
fchouwcn i daar hunne braave ge-
ftalte zekerlyk mede niet weinig toe
helpt: want gebochelden > manken,
cn lieden van diergelyke uiterlyke
gebreken , worden \'er by na nooit
gezien. Voor eerft trekken zy over
hun naakte lighaam (zo wel de
Mannen, als de Vrouwen , welker
dracht voor een groot gedeelte de-
zelve is als die der Mannen) een
onderbroek, zonder eenige opening
voor of achter j over dezelve het
Hemd j en over dit den "Doiiman,
Zynde een zoort van een lange Rok,
hangende tot op de voeten, met
naauwe mouwen, dicht aan de hand
toegeknoopt. Deze is in de Zomer-
tyd van linden , of wit geftreept
doek-, en ^ Winter vanSatyn, of
andere ftoffen , gemeenlyk met ca-
toen gevoerd. Een zyde gordel,
of ook wel een leederen riem, van
twee of drie vingeren breed , tot
cieraad met een goude of zilvere
gcfp beftagcn, omvangt de lendenen,
en maakt het flot van het lighaam.
Op dezen Gordel zetten de Vrou-
wen van vermogen edele gefteenten:
doch de Mannen draagen ze door-
taans flechs van zyde, en, die wat
oven anderen willen uitfteeken,
met goud en zilver doorwrocht;
Een Feredge (zynde een Rok die
men niet kwalyk by onze omhang
rokken zou konnen vergelyken,
behalven dat ze zich tot aan de
voeten ftrekt) met zeer wyde en
^ange mouwen, hangt los over den
Zo wifpeltuurig als de Chrifte-
nen omtrent hunne kleeding
Doliman heeni en dient hen tot een\'
foort van Mantel. Doch het bene-
denfte gedeelte des lighaams word
niet alleen met deze onderbroek, en
het hembd bedekt: de Mannen draa-
gen \'er een roodlakenfche boven-
broek over heen, hangende tot op de
hielen 5 en aan deze zyn voetelingen
van geel leer, Meß es geheeten, vaft-
genaaid. Van dezelve koleur zyn ook
de Tabouchest en by na van maak-
zel als muilen , de hiel met het
overige der zool gelyk , doch bc-
flagen met een half rond yzertjc,
van gedaante als een faoefyzer.
\'t Hoofd word gedekt met een Muts
van rood Fluweel, en om dezelve
een witte of roode Tulband heen
gewonden, \'t Draagen van de groe-
nen is een voorrecht, daar zich
niemant af mag bedienen , als die
bewyzen konnen van hunnen Pro-
pheet Mahomet afkomftig te zyn.
Zy worden Scherifs of Emirs ge-
naamd, \'tgeen zo veel betekend, als
Edelen , en zyn zeer menigvuldig:
want zo de Dochter van een Emir»
met een gemeenen Turk komt te
trouwen , en een Zoon ter Wereld
brengt, is deze ook een Emir, en
geniet dezelve voorrechten als of
zyn adel van de Mannelyke linie
afdaalde. De Vrouwen van dit ge-
flacht doen zich ook, door een ftukje
groene ftoftè voor op het hoofd aan
de Tarpoes gehegt, voor zodanigen
erkennen. Deze Tarpoes, \'t hoofd
cieraad der Türkinnen, is een groote
Muts met zes of acht kanten , van
goude of andere fraaye ftoffe ge-
maakt , en word door het middel
van een met goud of zilver door-
wrochte Neusdoek, hangende op
een geeftige wyze aan d\'eene zyde
des hoofds los nederwaarts, om de
kruin geflingerd. d\'Aanzienlykfteii
E. % ver;
/
vercieren dezelve met paarlen en ge-1
fteenten; doch die van minder ver-
mogen met bloemen en diergelyke
dingen , met lang fchikken en her-
fchikken zo cierlyk door malkan-
der gefchakeerd , dat \'er het oog
zich m verdwaald, en denatuurlyke
fchoonheid geen kleine luifter daar
door by gezet word : en \'t geen het
gezicht noch te meer bedriegt, is,
dat zy zich altemaal blanketten,
kemmende de wynbraauwen en het
hair der oogleden met een zeker
fwartachtig goet, Sur me genaamd.
Dit hul iel ftaat uitftekend fraay ,
en doet de Vrouwen van vermogen
een zeer groot aanzien
Doch in huis bedienen
llechs van een rood lakenfche Muts,
by na van gedaante als onze ftaap-
murien , maar langer , en met vier
hoornen boven op , in het midden
met een kring van paarlen , of yts
anders, bekwaam om eenige beval-
ligheid by te zetten, vercierd. De
leredges worden ook in het uit-
gaan van de Vrouwen gebruikt,
behalven noch een andere foort van
een geeftiger fwier , Kierkie ge-
naamd. Maar in plaats van deze,
dient hen tot Winter opperkleed,
een Veft of Rok van Laken, met
bont gevoerd. Dezen zyn veel en-
ger , en loopen aan de hand heel
naauw toe. De lieden van aanzien
voederen dezelven met Samour, of
Sabel \'t geen zeer koftelyk valt:
en men ziet\'er die wel op drie
a vier honderd ryksdaalders komen
te ftaan. Kort om , behalven de
deftigheid, is deze kleeding ook
noch zeer gemakkelyk} en men kan
zich metter haaft in de volle rufting
vertoonen gelyk uit myne afbeel-
ding genoegzaam gezien kan wor-
den.
Kleeding De Kleeding der Jooden is mede
op de wyze van die der Turken,
doch met dit onderfcheid , dat de
koleur violet, en het bovengewaad
fwart moet weezen. Maar het Hul-
fel hunner Vrouwen verfcheelt zeer
veel van dat der Türkinnen , van
al het welke myne verbeeldingen,
na \'t leven getekend, aanwyzing
doen.
hebben,
zy zich
der Joo-
den.
de
Gelyk de Turkfche zeden en ge- Sckeering
woonlykheden in zeer veele din-*»"
gen met d\'onze ftrydig zyn, fchee-
ren zy het Hoofd hair af, en draa-
gen den baard en de knevels heel
lang : want hoe langer en ftaayer
van Baard , hoe een Man meer in
achting is. Zy fweeren \'er bok by:
en men kan een Turk geen grooter
hoon aandoen, als dat men hem by
den Baard vat, \'t ware om ze te
kufien} \'tgeen een foort van hoffe-
lykheid onder hen lieden is. Zo
vreemd als het ons voorkomt hen
zo gebaard te zien , zo miflèlyk
dunkt het hen dat wy het hair zo
lang draagen, want zy zeggen dat-
ter de Duivel in neftelt. Evenwel
laaten zy een vlok boven op den
kruin , om de reden hier voren ge-
meld.
In het groeten word het hoofd, Maniwf
waar by zy ook gewoon zyn te Groct
fweeren, niet ondekt, maaralleen-""\'
lyk de hand op de borft gelegt,
en het lighaam een weinig geboo-
gen. De gemeene groet beftaat in
de woorden Sela meon aleicon waar
op de gegroete antwoord Aleicam
effelam ve rafpmet: betekenende het
eerfte , tsrede zy met u-, cn het an-
der , vrede zj over u y en ook de
barmhartigheid Gods.
Onder de dingen , waar in de Zyde van
Turken van ons verfcheelen, is ook «r.
de zyde van eer 5 wordende de flin-
ker by hen voor de waardigfte ge-
houden , ter oorzaak dat de Sabel
of Degen aan die zyde gedraagen
word, en dat men derhalven het
geweer van den geen , die aan de
rechter hand gaat, in zyn geweld
heeft. Doch het draagen van zyd
geweer is hier zo gebruike^k niet,
als in Chriftenryk. Dc Franken 9
draagen\'er nooit Degens, zelfs ook
niet de Capiteinen der Oorlog-
fchepen , op dat zy niet gehoond
mogen worden. De Turkfche
Krygs-knegten hebben ook nimmer
den Sabel op de zyde, of zy moeten
in weezendlyken dienft zya
Eindelyk : de Turken zyn door-
gaans zeer fraay van geftalte, gaande
heel recht op hun lyf > en men vind
in een eenige Stad van Chriftenryk
meerder manken en gebochelde,
als in het gantfche gebied van den
Grooten Heer j wyders fterk van
lighaam , en komen tot hogen ou-
derdom j waar af men natuurlyker
wyze deze reden zon konnen gee-1
ven, dat ze goede en gezonde
fpyzen nuttigen , "zonder zich met
fchadelyk\'e lekkernyen , of menig-
vuldigheid van ftrydende gerech-
ten , de maag , en vervolgens
d\'edelfte deelen , te bederven.
Zy worden ook zelden met ziek-
tens bezocht ; en verfcheidene
kwaaien , by ons genteen , zyn by
hun niet bekend , als de fteen,
\'c graveel , podagra, enz. \'t Geen
aan hunne maatigheid in fpys en
drank, en ten anderen, ook noch
aan het gebruik der baden , indien
zy \'er geen misbruik af maaken»
toegefchreeven moet worden, \'t Is
\'er ook even zodanig met het
Vrouw volk gelegen , en hunne
geftalte en gang niet minder deftig
als der Mannen , daar die lange
manier van kleeding zekerlyk zeer
voordeelig toe is.
133
Spj/f, » ^^ manier yan eeten, der Turken, Vruchten
van der zeiver fobérheid. Strydigheid tujfchen eenige der Turkfche i ft
onze zeden * enz.
Die de gelegentheid hebben, ftee-
ken \'er een Hoen in , of wat Scha-
pen en Offen vleefch , \'t geen \'er
uitfteekend murw in word hoe dik-
ker en drooger de Tilau is, zo veel
te beter meukt het\'er in gaar.
De tafel is de grond, of ook wel een
rond tafeltje, van omtrent een voet
hoog, daar zy zich rondom zetten,
met de beenen kruiflings onder \'t lyf,
gelyk de Snyders. Tot tafellaken
dient een rond ftuk bruin Spaanfch
leer, Sofra by hen geheeten; en tot
fervet\', een lange ftrook, gemeenlyk
van blauw linden , die zich in de
rondte ftrekt.
Neder gezeten zeggen zy , Bis
miÜah , of in de naam Gods , en
vallen aan de Spys. Indien ze yts
voor af hebben, \'t geen by geringer
foort van menfchen niet altyd ge-
beurt , word de Tilau , gelyk by
andere altyd , het laatfte opgezet,
cn met houte leepels gegeeten.
\'t Vleefch werd, door ymand van
\'t gezelfchap , met de handen in
(lukken gebrooken ; doch dit ge-
fchied meer aan de Hoenders, welke
geheel, en in de Tilau bedooven
leggen : want wat het Offen en
, Schapen vleefch belangt, \'t zy dat
het gebraden, of gekookt zal worden,
R 3 fny-
De pracht, die de Turken in
hunne kleeding gebruiken,
word geenzins omtrent de Spys en
drank na gevolgd j en hebben de
Chriftenen de dwaasheid van zich
met flempen en braflèn te bederven,
d\'Onderdaanen van den Grooten
Heer zullen zich hier mede niet te
gronde helpen. Zy vergenoegen zich
met zeer weinig , en yder heeft de
bekwaamheid van met de keuken om
te gaan: weshalven de Paftey-bakkers
en Koks hunne rekening hier niet
zouden konnen vinden.
De gewonlykfte en dagelykfche
Spys is ó&Tilau , zyndeRyft, met
hoender of vleefch-nat, en boter ,
en, by gebrek van het zelve , met
boter en water. Men doet\'er ook
dikwils geftremdemelkin, Jogbourt
by hen geheeten j gelyk ook wel
Saffraan, om ze geelHonig, of
Tekmes ? zynde een foort van Mee,
om ze zoet te maken , en verfchei-
dene andere dingen, om de grillig-
heid van een zo vreemde fmaak, als
de hunne te voldoen. Doch de ge-
"leenfte manier is, als men de
opdifcht, dat\'er ftechs een menigte
van Peper over heen geftrooitword,
om\'er eenige fcherpheid aan mede
6c deelen.
/
Dagelyk-
^heSpys
int
-ocr page 187-Ciyden zy het altyd van te vooren
aan kleine ftukken.
Onder de maaltyd gebruyken zy
geen drank; maar gegeeten hebben-
de, word hen een aarde kop met
water voor gezet, daar een yder zo
veel af drinkt als \'t hem luft.
Thans gefchied de dankzegging,
20 kort als het gebed, beftaande m
een Hamdilah^ of Gelooft zy God-,
en vervolgens de waflching der han-
den : want de Turken w^hen de
handen niet eer zy aan tafel gaan,
maar als zy \'er van opftaan.
By de lieden van aanzien ver-
ftrekt een groote hooge Schotel,
met een kleine rand, Sinie genaamd,
tot tafel. Deze werd boven op de
Sofra en draagt de fchotelen,
met de Spys, doch achtervolgens
€en voor een > want de Turken dif-
fchen nooit meer als eene fchotel te
gelyk op: en met de laatfte werd de
Stnie weggenomen, en htt\'Deffert,
\'tzy van vruchten, of anders, vlak
op de Sofra neder gezet.
Srooi Wat het Brood belangt, zy heb-
ben het alle dagen verfch , en ge-
bruiken, om het te doen ryfen,
zuur deeg. \'t Valt doorgaans vry
Aecht, en \'gelykt niet kwaalyk na een
boekwyte koek, zynde plat en rond,
ter dikte van omtrent een vinger.
Zy gebruiken het ook, ter oorzaak
van de gemakkelyke gedaante, dik-
wils tot een tafelbord, om de fpys
op te leggen, eetende alzo het een
en het andere op.
Zy hebben een zekeremaniervan
Oflèn vleefch re braaden , die het
wonderlyk lekker maakt, \'t Vleefch
word in kleine ftukken gefneeden,
en alzo aan een fpeetje gereegen,
tuflchen yder ftukje vleefch een
tJycD. Uyen. Doch men moet dit
van den Uyen dezer Landen zeggen,
dat ze zonder vergelyking aange-
naamer van fmaak is als d\'onze.
De Grieken gebruiken ze tot een na
fpys, gelyk by ons de boter en kaas.
Op alle plaatfen , daar ik verver-
fching kon bekomen, voorzag ik my
op de Reis van deze Uycns, en
bevond, door de gewoonte, dat ze,
met wat broot en zout gegeeten,
zeer fmaakclyk waren" weshalven ik
my niet meer en verwonderde, dac
d\'Egyptenaaren, onder het bouwen
van de Tjramiden» volgens \'t geen
de Schryvers ons daar af hebben
nagelaaten, zo veel gelds daar aan
hadden verteerd , eer die beruchte
werkftukkcn voltoyt waren.
\'kMoet hier ook yts vandenOly
zeggen, als van een zaak, waar mede
zy hunne Ipyzen voor een groot ge»
deelte goed maaken, zonder dat\'er
eenige viesheid me gemengd is:
want den Oly valt hier uitfteekend
wit, zoet, en zeer aangenaam van
fmaak, zulks dat ze ook , met een
weinigje zout op broot gegeeten, den
dienft van dc boter kan vervullen.
Met wat citroen\'er ingedrukt, of
azyn, en eenig peperen zout, door
malkander geklopt, maakt ze mede
een goede fmaakelykefaus tot zekere
zoorten van Vifch: en men wend \'er
metter tyd zodanig toe, dat men de
boter , hoe voortreffelyk dat zuivel
ook moge wezen, heel gcmakkelyk
zoude konnen miflèn.
Inderdaad, de gewoonte maakt dc
tweede natuur \'t Gebruik der Spy- woonJ
zen beftaat ten meerendeele in de omtrent
gewoonte. De dingen, welken men
als met de moedermelk ingezoogen
heeft, kleeven ons geweldig aan, en
dikwils tot aan het eind van ons leven.
Elke Landaard heeft zo yts byzon-
ders, daar men zich, ter oorzaak,
dat men\'er van kindsbeen af toege^
wend is, befwaarlyk van kan ontflaan.
\'k Heb menigmaal gezien , dat dc
Griekfche Vrouwen, getrouwd met
onze Kooplieden, welke doorgaans
van de fchoonfte Hollantfche boter
en kaas voorzien waren , nooit
mond *er aan wilden zetten , maar
in plaats van dien , met byzondere
fmaak, eenige halfverrotte Oly ven»
of ook wd uitgepelde Roomlche-
boonen , op dezelve wys, als den
Uyen, of anders jonge Artifokken»
met wat zout en peper, ge^yk in
Italien mede gebruikelyk is» tot een
ftuk brood aten. Ook braaden zy
d\'Artifokken wel op den roofter, ArdfoJê
met wat oly, peper, en zout, tuflchen kea»
de fchellen j \'t geen een lekker eeten
is, en zo laf niet als wanneer
ze op onze wyze gekookt zyn»
oiy.
Behalven deze j hebben zy ook noch
andere manier van Arrifokken toe te
maaken, te weeten, zy fnyden ze,
jong zynde, in vier quartieren, en
fruiten ze in de pan. \'t Maakt aldus
mede een fmaakelyk gerecht. Doch
om nu ook yts wegens den drank
te zeggen.
©ranken» gewoonelyke drank is water,
of Kahue, by ons Koffy, welke zy
tot alle uuren van den d^ag nuttigen.
Noch hebben zy een andere drank,
die zy Sorbet noemen, gemaakt van
fuiker, limoenfap , en roofewater,
vermengd met de geur van Muskus,
of andere dingen, die een lieffelyke
reuk hebben. Deze drank is byzon-
der fmaakelyk, en word ook tot een
koek of deeg gemaakt, ten einde
op de reis mede genomen te konnen
werden : want men heeft dezelve
maar in frifch water te mengen, zo
veel als men noodig oordeelt. Ik
voerde ze op myne reizen gemeenlyk
met my , en gebruikte ze , wan-
neer de wyn wat fchaars te be-
komen was : doch \'s morgens en
\'s avonds nuttigde ik gemeenlyk wat
brandewyn , daar ik my altyd zeer
wel by bevonden heb. Gemeenlyk
kan men ze allerwegen by de Grie-
ken bekomen. Wel is waar dat ze
wat flecht valt, als zynde maar van
koorn geftookt: doch ik deed ze in
dikke bottels, en verbeterde die
vunfche fmaak, met \'er een wening
fuiker, eenige kruidnagelen, en wat
citroen of oranjefchel, op te fmy ten.
Maar als ik Franfche brandewyn, met
deze of geene Schepen uit Chriften-
ryk derwaarts gevoerd, kon krygen,
voorzag ik my van zo veel , als ik
zonder ongemak mee kon voeren.
Vruchten Deze foberheidderTurkeninfpys
TÏtkea ^^^ ^^^ humeur der
Jöber, Engelfche en Duitfchers (de eenen
\' berucht wegens hunne lekkere tong,
in het verkiezen Van menigerhande
koftelyke gerechten , en d\'anderen
ten opzichte van den drank) gantfch
niet over een komen. Een zak Ryft
Jaar, benevens eenige potten bo-
ter , en gedroogde vruchten, maaken
^ grootfte provifte voor een tame-
lyk huisgezin. Men mag ook aan
die foberheid wel toefchryven, de
fterkte en goede gefteldheid derLe^
vantynen. En indien zy groote goe-
deren in eigendom mogten bezitten ,
om\'er de ƒ aarlykfche inkomften af te
genieten, zou dezefpaarzaamhejd,
omtrent hunne mondbehouftens,
meerder huisgezinnen in d\'eenige
Stad Conftantinopolen verrykt heb-
ben , als de braflèryen en gaft maaien
in de geheele Nederlanden hebben
bedurven.
Na dit alles, moet ik hier ook noch Maaier
zeggen, dat de meefte Oofterlingen, een
voornaamentlyk de Koop-lieden » ^"^nd-
Handwerks-lieden. Reizigers , en maal ais
anderen, een heel zober middigmaal, Middags
en een veel beter avondmaal houden,
ftrydende tegens het gebruik van *
Europa, alwaar men doorgaans een
zoberder avondmaal houd , en een
beter middagmaal. Echter vind men
in Turkyen, zo wel als elders, lie-
den , welke zich zo wel van een
hartelyk avond als middagmaal be-
dienen, en zich daar wel by bevinden.
De gewoonte (die , gelyk ik hier
voor gezegt heb , een tweede
natuur is) kan die twee dingen wel
te famen doen gaan.
Even zodanig is het met dkmid- Strydigi
dag en avondmaal gelegen , als met heid tufc\'
verfcheidene andere dingen , waar
in de Turken met ons ftrydig zyn. Turkfche
Wy vernoegen ons met een eenige en on^g"
Vrouw, zy in tegendeel hebben \'er
veele: onze kleederen zyn kort, de
hunne lang: wy draagen het hoofd
hair lang, en laaten den baard glad
affcheeren } zy fcheeren het hoofd
hair af, en draagen lange baarden:
de rechter zyde is by ons de zyde
van eer , by hen de flinker , wy
fchryven van de flinker hand na de
rechter , en in doorgaande regels, zy
van de rechter na de flinker, en met
kromme en geboogene regels : wy
ontdekken het hoofd in het groeten 5
zy houden den Tulband op het
hoofd , en maaken ftechs een buir
ging met het lighaam: en honderd
andere dingen , die my nu niet tg
binnen fchieten.
135
xm HOOFP^
-ocr page 189- -ocr page 190-Tjdverdryven, Speelen, O effeningen, Fermaakelyh^eden ^
en Speel-tutgen der lurken , en andere byzonderheden daar toe be-
hoorende.
Gelyk de Turken van een fwaar- tydverdryf ter hand willen neemen,
moedigen en ernflhaftigen in word het Sehaakfpel voor den dag
HmfTe-
lyke Tyd-
d^\'^Turl" borit zyn ziet men \'er, buiten nood-
zaakelykheid, geen groote bewee-
ging in. Zelfs zou men\'er met recht
vry wat luiheid aan mogen toefchry-
ven : want als zy zich t\' huis bevin-
den , en geene bezigheid hebben
kea,
gebracht, daar zy zeer wel in erva-
ren zyn, gelyk ook in het dammen,
en negenftukken. Maar zy fpeelen
nooit om geld , alzo zy het zonde
achten. Niettemin, hoew^elzymet
groote koelheid fpeelen , en datter
zitten zy gemeenlyk op hunne\' noch blydfchap noch droefheid,
\'Divans i rooken een pyp tabak, of, over winft of verlies, getoond word,
Ipeelen op een zekere foort van een I hebben zy \'er zodanig een ver-
Luit , met drie fnaaren belpannen, I maak in , dat zy\'er dikwils gant-
welks geluid niet zeer aangenaam is, fche dagen mee toebrengen,
hoewel zy \'er echter nooit verdriet in j De Mankala of Hoornbord is \'er
krygen , al fpeelen zy\'er, zittende ook zeer gemeen, en by allerhande
aldus in hunneeenigheid, eengant- flag, ryken en armen, gebruikelyk^
fchen middag op. Zy brengen ook zulks dat \'er geen fpel zo zeer in
dikwils een goed gedeelte van den fwang gaat. Nooit, zeggen fommige
tyd met flaapen door. Reizigers , fpeelen zy met fteenen.
Wanneer zy malkander komen of eenig fpel, daar\'t geluk en\'t ge-
bezoeken, word\'er aanftonts Tabak val de heerfchappy in voeren. Meer
en Kaffé gebracht , en wyders met als eenmaal heb ik het tegendeel
groote ftemmigheid gerookt en ge-
praat , zonder van den Divan (^op
welke zy zitten ,in wyze als de nevens-
gaande Prent-verbeelding, in welke
wy op de letter A een gefelfchap
van Mannen, en op deletter B een
gefelfchap van Vrouwen vertoonen,
aanwyft) op te ftaan, \'t en ware om
de noodwendigheden der natuur te
verrichten.
Nooit gaan zy in een kamer, of
op een opene plaats, heen en weer
wandelen, gelyk by ons gebruikelyk
is: zelfs lagchen zyopendykmetde
Franken, wanneer zy hen aldus
zien kuyeren-, en fchelden hen voor
zotten, vragende wat zy aan die
zyde te doen hebben , daar zy zo
menigmaal heen gaan, en t\' elkens,
zonder dat zy\'er hen yts hebben
zien verrichten, weder van daan
komen.
Doch als hen deze leedigheid be-
gezien: want het Verkeerbord is\'er
ook in gebruik, doch echter zo ge-
meen niet. De manier van fpeelen
is dezelve als by ons, maar met dit
onderfcheid, dat men zyn party niet
geheel uit het bord kan ftaan, maar
altyd plaats moet laaten om te kon-
nen aangaan, \'t Bord is ook maar
van eenerley koleur.
De Tydverdryven der geenen die Tydver-
in Oodogs-oefteningen vermaak ^"^y^^^J-^f
ftrheppen , zyn van een andere na-tj^*^^®^\'
tuur. \'t Schieten met Pyl en Boog
is een der gemeenften , en word\'er
wonderlyk wel gedaan. Verfcheidene
Huizen binnen Conßantinopolen be»
fchikken\'er, om gering geld, gele-
gentheid toe, en konnen\'er tamelyk
wel af beftaan. Ook fchieten zy zeer
wel met het Roer in \'t wit j en ik
heb \'er verfcheidene reizen, met een
volle ren te paard, treffelyke proeven
af gezien. Maar hunne behendig-
gpcelen.
gint te verdrieten > en dat zy eenig | heid in het handelen van de Zagay»
munt
-ocr page 191-REIZ
munt boven alles uit \'tIs een ftok
van omtrent vier voeten lang , en
een goede duim dik, voor rond, en
achter plat, van palmenhóut ge-
maakt. \'t Gefchied aldus. Een uit
den hoop (want ten dien einde ver-
gaderen ze gemeenlyk in een groot
getal, hier of daar ineenveld} ftoot
voor uit, en een ander hem, met
de Zagay in de hand , met loflên
toom, na. Die voor is ziet al vlug-
tende ter zyde om> zo om de werp
t\' ontwyken , als om te trachten
meefter van de Zagay te worden
\\ welk gebeurende , gelyk men het
dikwils genoeg ziet , verandert
het fpel van perfonagie , cn die
voorheen de vluchter was, word nu
de volger. d\'Oeffening is ruuw,
en niet zonder gevaar: want indien
de rug , de plaats daar het op ge-
munt IS , door het draayen van het
lighaam, om zich voor het geweld
der werp te behoeden (want ze
zetten \'t met het eind v^xiós. Zagay
in den rug, dat\'er zomtyds merke-
Jyke wonden door veroorzaakt wor-
den) niet getroffen werd , moet\'er
het hoofd by wylen de fmert af ge-
voelen. \'t Is by na ongeloofelyk,
hoe ver zy\'er mee weeten te werpen;
cn indien ik zei, dat ik het ter verte
van drie ä vier honderd voeren had
zien doen , zou ik de waarheid
gantfch niet verkorten : doch ik
moet ook zeggen , dat ze niet alte-
maal of zo fterk, of zo behendig, zyn.
By gelegentheid van ernft komt
d\'ervarendheid in deze oeffening
wel te pas, cn als dan gebruikt men,
in de plaats van Zagayen , zekere
korte Lansjes, van dewelke de Jonge
Heeren , als ze op eenige reis zyn,
drie boven malkander, ter zyde van
het paard, fteeken. Deze Lansjes zyn
van fwart ebben, of ander koftelyk
hout, gemaakt, cn hebben voor aan
een vierkante, of ook wel een platte,
yzere punt.
öansaei s. Die het voorhoofd nog ongefronft
hebben , können zich niet onfmaa-
kelyk vermaaken, met een zeker
foort van Vrouws-perfoonen, \'^yde
Turken Singis geheeten. \'t Zyn
openbare Dansfters , die zich laten
vinden daar ze ontbooden worden j
en zyn gemeenlyk Joodinnen , Ar-
meniichc , of wel Chriftene , en
andere Slaavinnen. De Joodfche
Jongelingen laaten\'er zich ook, in
Vrouwclyk gewaad, wel toe gebrui-
ken. Deze Singis zyn doorgaans
wonderlyk gefwind, en fpeelen on-»
der het Danilèn met zekere lankwer-
pige beentjes, welke zy in de han-
den hebben, boven rond, en onder
plat, waar mede zy een aardig ge-
luid weeten te maaken, geëvenaard
na de beweegingen cn poftu rei,
die zy met het lighaam vertoonen.
\'k Heb dit vermaak menigmaal by
gewoond, en onder andere verfchei-
dene reizen , ten huize van den
Heer Coljers, Ambafladeur van haare
Hoog Mogende aan het Turkichc
Hof, wanneer hy den Franfchen, of
Venetiaanfchen Ambafladeur ont-
haalde. \'t Duurde fomtyds ettelyke
uuren in de nacht, dog zonder die
dartele enonkuifchepoftuuren, daar
de Tnrken zulk een vermaak in
fcheppen. De zedigl^id was echter
ook zo groot niet, of de Heeren
Gezanten moeften nu en dan de lever
wel eens verfchudden. Maar als men
dezcDansfters laat begaan,en dat men
toont behagen in hunne dartelheid
te hebben, maaken ze beweegingen,
die niet arger bedacht können wor-
den : want alle de leden zyn \'er van ^
jongs op zodanig toe afgericht, dat
zy\'er duizenderley poftuuren mee
weeten te vertoonen.
De Turken hebben, behalven de Spee^
Luit, daar zy zich gemeenlyk meo\'^\'S«\'\'»
vermaaken, die, gelyk even gezegt is ,
befpannen is met drie fhaaren, en
niet zeer aangenaam van klank«
noch verfcheidene Ipeeltuigen. Zy
gebruiken ook de Satyrs-fluit ; de
Cymbaal, of Tamhour de Bafque^
die by d\'Italiaanen gebruikelyk is,
dc Kaftinjettent Qm. Maar wat be-
langt die lieffelyke Inftrumenten»
daar men zich in Chriftenryk van
bedient, zy hebben \'er geen kennis
afj en de Muzyk heeft hier tot nog
toe fobere voortgangen gedaan.
s
et onderhouden van een goede
order omtrent alle dingen, is
tcne der zaaken , daar de Turken
zich het meeft aan gelegen laaten
zyn 5 en die zich hier omtrent te
buiten gaat, heeft wel haaft zyne
ftraf te verwachten.
Schoone Omtrent de eetbare waaren is al-
nrdci om- y^fte prys , die men niet
Eetwat durft verhoogen: want indien\'er
ren. ymand op bevonden , en voor het
Gerecht aangeklaagd, word, werden
hem, boven de boete, noch ette-
lyke ftokftagen onder de voeten toe-
geteld. En op dat deze loffelyke
order geen inbreuk moge komen
te lyden, zyn\'er, om zo te zeggen,
zekere Markt-meefters , welke het
opzicht op het gewicht, enz. hebben,
en dagelyks rond gaan , om te on-
derzoeken wat tegens deze orders
gedaan werd. Deze nu, indien zy
ymand aantreffen, die zyne waaren
te duur verkoopt , of zich van on-
behoorlyk gewicht bediend , doen
denzelven aanftonds ter aarde leg-
gen, en behalven de boete, die hy
moet betaalen , ettelyke ftokftagen
onder de voetzooien geeven, gelyk
ik verlcheidene reizen, zo te Conftan-
tmopolen , als elders, gezien heb ,
inzonderheid aan Bakkers, welker
brood te licht bevonden wierd.
Deze ftrafheid houd de lieden zo-
danig in toom, dat men onbekom-
merd een klein kind na de Markt
kan ftuuren , want de gemelde
Officiers fpreeken de kinderen, wel-
ken zy het een of het ander zien
draagen , gemeenlyk aan , onder-
vraagen hen na de prys} en wegen
de waaren : zo omtrent het een of
het ander eenige valsheid bevonden
word, neemen zy de kinderen mee
tc rug , ten einde den verkooper
t\' overtuigen, en te ftraftèn.
Omtrent de gefchillen en moeye-
lykheden, welke op ftraat konnen voorzorg
komen voor te vallen , is ook een om Vech-
treffelyke order: want om een yge-
lyk te noodzaaken dezelven , zo gen te bet
veel als in zyn vermogen is , te be- letten,
letten, is\'er een Wet, behelfende,
dat, zo ymand op de ftraat omge-
bracht gevonden word, en de daader
niet bekendis, de geen, voor wiens
huis de Manftag is gefchied, de prys
des bloeds moet betaalen , bedraa-
gende een fomme van omtrent drie
honderd Rysdaalders. Doch in
eenige Steden is de geheele Wyk
aanfpraakelyk , uitgezonderd de
Franken , die zich aan deze Wet
niet behoeven t\' onderwerpen. In-
dien de daader gevat, en van de
zaak overtuigd word , behoefd de
gemelde fomme niet betaald te wor-
den } en zo zich de vrienden van
den doodgebleevenen willen laaten
vinden, kan de prys des bloeds fom-
tyds met drie a vier honderd Ryks-
daalders afgekocht werden : maar
zyn \'er minderjarige kinderen, moet
de Manftager zo lang gevangen bly-
ven , tot dat zy den vereyfchten
ouderdom bereikt hebben, en als dan
ftaat het aan hen, geld of bloed te
neemen.
Wat de duellen , of opgezette
Lyfgevechten, belangt, die zyn\'er
niet bekend , *t geen men voornaa-
mehdyk moet toefchryven, aan de
wyze voorzienigheid van hunnen
Propheet, die hen de twee groote
wortels van dit quaad benoomen
heeft, te weeten, het dronken
drinken , en het dobbelen : want
de vroome Turken nuttigen geen
wyn cn die ze drinken, zyn niet
meer geacht als die Opit^^ > of yts
anders eeten, daar men een foort
van dronkenfchap af kan bekomen.
En wat het fpeelen betreft, hoe wel ze
veelderhande fpellen fpeelen, dob-
belen
XXIII. Hoofdstuk.
Schoone order omtrent de Eemaaren, Foor^rgen om vech\'
teryen en doodjlagen te beletten. Verfcheidene foortert van ftraffen,
onder de Turken gebruikelyk. Straffen der Janitzers^ enz.
H
beien ze echter niet, dat \'s te zeg-
gen , \'t gefchied altyd maar om
tyd verdryf, en om\'er hunne kennis
in te toonen , maar nooit om geld;
weshalven \'er geen fwaare gefchil-
len uit konnen ontftaan.
Om ook alle ongeregeldheden by
nacht voor te komen , is een yder
gehouden, een half uur na Zonnen
ondergang ■> zich van de ftraat te be-
geeven 5 of hy word van de Koloek
f een zekere foort van Ronde} indien
hy geen Lantaarn by zich heeft,
gevat, en in de gevangenis gebracht,
en des anderen daags \'s morgens,
ondervraagd zynde, na vereifch van
zaaken, geftraft of losgelaaten, doch
nooit buiten fchade. Deze order
werd zo wel by lichte als by donkere
Maan onderhouden ; fchynende de
Turken daar mee te kennen te willen
geeven, dat eerlyke lieden altyd met
licht behooren te gaan.
Gemeene Wat de gemeene manier van
dinier ftraffen belangt, die werd uitgevoerd
van Straf- door de ftokflagen , onder de voet-
zooien. Hier toe gebruiken zy een
£en.
het midden doorboord met twee
gaten , omtrent eene halve elle van
malkander; door dewelke de voeten
van den geen , die tot de ftraf ver-
weezen is, leggende op den rug ter
aarde, met touwen vaft gehord
worden. Thans heffen twee per-
zoonen de Falaque zo hoog op, dat
de Lyder by na niet als op zyne
fchouderen fteunt, en derhalven
gantfch geen geweld kan doen.
Twee andere, yder met eenftokje,
van een vingerdik, inde hand, be-
gmnen hem dan de flagen toe te
tellen, tot dat het verordende getal
vol is, of dat de geen , die hem
ftraffen laat, hen gebied op te houden.
De ftraf is wreed, en belet het gaan
.weeken ja maanden lang , voornaa-
mendyk als\'er drie a vier honderd
Hagen gegeeven worden gelyk by
gelegentheid van fwaare misdaaden
gefchied. Maar een vyf-en-
twintig of dartig flaagen , daar de
ftraf van geringe feilen gemeenlyk in
volbracht werd, kan niet veel hinder
toebrengen j en die aldus begroet
.werden, loopen terftond weer heen j
Dedoodftraffen zyn hangen, ont Hals
dikgeheeten,omtrent hoofden, ftranguleeren , cn empa-fttalFeo.
leeren. Doch het laatfte geichicd
meerendeels alleenlyk aan de geenen,
d e de wegen ontveiligen , en de
menfchen vermoorden, en komt
dierhalven in de plaats van het
radebraaken.
Van alle deze foorten van ftraffen
zjndQ Janitf er stchzerhtvxjd. Ookzejs.
werden zy nooit, wat misdaad zy
begaan mogen hebben , in \'t open-
baar geftraft , maar met een fak uit
een venfter van Serrail in Zee ge-
fmeeten, wanneer te gelyk een kanon
fchoot werd gedaan , tot teken der
uitvoering van het dood vonnis.
Zelfs vermag ook de Groote Viz,ir
geen Janitzer te ftraffen , cn ftaat
zulks alleen aan den Janitzer-Aga^
of hun opperhoofd. Onder den
geenen van dit Lighaam, is ook een
zekere ftraff van fchande, beftaande
in het affnyden van een kraagje,
\'t welk zy, tot teken van het Janit-
zerichap, boven aan den hals van dc
Rok hebben waar mede de geen,
die in deze ftraf gevallen is, als on-
waardig om die eerlyke bediening te
bekleeden, weggejaagd word.
s 2- ^"xxiv. HOOFD,
139
gelyk ik in Galata, by geval over-
ftraat gaande , verfcheidene maaien
heb gezien. Op deze wyze ftraffen
ook de patroonen hunne Slaaven,
dwingende hun aldus tot een gehoor-
zaamheid en eerbiedigheid , daar
men over verbaafd moet ftaan.
De ftokflagen worden mede by
wylen op de &llen, op een dun on-
derbroekje gegeeven , en ook dc
Vrouwen , als ze zich ergens in te
buiten hebben gegaan , aldus ge-
tuchtigd. Deze ftraf is harder als
onder de voetzoelen, inzonderheid,
als men \'er ymand een vyf a zes hon-
derd laat toetellen , dewyl men
als dan het doode en verpletterde
vleefch met fcheermeffen moet laaten
wegfnyden, op dat\'er het kout vuur
geen vat aan kryge, en genoodzaakt
IS maanden lang het bed te houden.
Deze manier van ftraf oeffening heb
ik echter, dewyl ze zo gemeen niet
en is, niet zien uitvoeren, en alleen
uit verhaal van anderen dezelve
verftaan.
T)eugden en gebreken der Turken, Mijßag yan eemge
Reizigers omtrent de Koleur en, die de Chriftenen niet mogen draagtn,
Cjebreken en fchoonheid der Türkinnen. Kleinachting en jalouzy der
Turken, omtrtnt de Vrouwen, enz.
a de voornaamfte byzonder-
heden , noopende der Turken
zeden en gewoontens, aldus afge-
handeld re hebben, zal ikdezelven
tot een kort begryp gaan brengen,
met byvoeging van deze en geene
dingen, welke den leezer niet onaan-
genaam zullen weezen.
De geboorene Turken (want ik
der Tur- wil hier met fpreeken van de geenen,
dxe tot het Turkfche geloof over-
vallen , welke meeftendeel fchelmen
en booswichten zyn , en niet ge-
trouwer omtrent de menfchen , als
zy omtrent God zyn geweeft} zyn
doorgaans eerlyke lieden, en gantfch
niet bedriegelyk, zelfs ook niet
ten opzichte der Chriftenen, want
zy achten het niet geoorlofd, een
Chriften meer als een Turk te be-
dr!egen, ofte befteelen, en indien de
Chriftenen dikwils van hen gekne-
veld, en tot deze en geene dingen
gedwongen worden, men moet het
eer aan hunne onderlinge nydigheid,
en aan den kwaaden aard der Joo-
den , welke menigmaal tot werk-
tuigen dienen , om de Turken hier
of daar toe aan te dryven , als aan
der zeiver inborft, toefchryven. Zy
zyn ook zeer Godvruchtig liefd-
daadig, en yverig voor hun Geloof;
getrouw omtrent hunnen Vorft, die
zy een gantfch blinde gehoorzaam-
heid toedraagen , tot zo verre, dat
zy niet fchroomen op zyn gebod
te fterven; niet twiftig , heel fober
in fpys en drank enz. Maar daar
en tegen ook zeer hoogmoedig ,
verfmaadende in \'t algemeen aller-
hande volkeren , inzonderheid die
hunne Wet niet en volgen , gelyk
de Chriftenen en de Jooden, welker
eerflen zy gemeenlyk, uit een foort
van verachting, Tupekt txi Jouwet^
N
Inborfl
kcii.
of Honden, en ongeloovigen heeten.
Xj achten zich ook de dapperften
van alle Natiën : doch deze hoe-
danigheid zou hen van verfcheidene
betwift konnen werden, immers zo ze
hunne ftoutheid en onverzaagdheid
niet voor dapperheid willen doen
doorgaan. En deze ipruit uit geen
andere reden , als uit het vaft ge-
voelen , \'t geen zy wegens de prse-
deftinatie hebben , die hen de Peft
niet doet vreezen. Voegt hier by >
dat zy gelooven , indien zy tegens
de Vyanden van hunne Godsdienft
komen te fneuvelen, dat zy aanftonds
alle vermaakelykheden , welken
Mahomet hen in zyn Paradys be-
looft, zullen genieten. Niet tegen-
ftaande dezen hoogmoed , achten
zy de Franken echter in verfchei-
dene zaaken meer als zich zelven,
voornaamentlyk te Conflantinopolen %
daar de geftaadige verkeering hen
van der zei ver bekwaamheden over-
tuigd heeft. Maar \'t gemeene volk
valt zeer onbeleefd, cn dikwils
moet men \'er groote baldaadigheden
van verdraagen, daar ook voor een
gedeelte voet toe geeft, dat zy ons
t\' elkens met een nieuwe fnof van
kleederen uit Chriftenryk zien
komen , welke aperyen, (want zy
noemen ons Aapen zonder ftaar-
ten} zy onnoodig achten , als ko-
mende met de mannelyke deftig-
heid niet over een. Maar inzon-
derheid hebben zy \'t op de hoeden
gelaaden, die ze geftaadig van
\'t hoofd gooyen : weshalven het
niet veiliger is, als dat men zich na
\'s Lands wyze kleed. Doch hier óver
fchiet my yts te binnen , *t geen ik
hier tuflchen moet voegen.
Eenige Reizigers hebben gefchre-
den , dat een Chriften geen witten
Mifflag Tulband vermag te draagen (dat\'s te j te neemen. Echter vind men\'er
onder, welke zeer fraay borduuren.
\'k Heb\'er koftelyke Schabrakken af
gezien, en neusdoeken, die zo cier-
lyk , met veelerhande koleuren van
zyde, en goud en zilver, doorwrocht
waren, dat men moeite zou hebben
om ze in Chriftenryk na te maaken.
Zy zyn ook geweldig hovaardig, en
konnen nooit koftelyk genoeg na
hunne zin gekleed gaan , zonder
zich te bekommeren, of het de ge-
legentheid wel mede brengt. Ook
is de kuisheid hunne grootfte deugd
niet, \'t zy dat\'er de kleinachtmg,
of de jalouzy hunner Mannen, hen
omtrent zeggen een gantlch witten,
ren,5irdey™ï;gi«g van eenige andere ko-
Chrific- leuren) en indien hy daar mee ge-
vonden wierd, dat hy, ofTurkfch
zou moeten worden, of zich tot de
dood bereiden, \'t Is een mifllach:
^^ant ik heb \'er zeiver mede na
Ephejen en Conftantinopolen gereifd,
zonder datter my ymand over ge-
moeid heeft, en wat de groene ko-
leur belangt, de ftraf is\'er mede zo
fwaar niet over, als eenige wel
fchryven. \'k Heb ze van onze
Chriftenen wel zien draagen. Doch
het is beeter gelaaten , om alle on-
voor
zonder
nen niet
mogen
dragen.
Immers wanneer ze de franken op
ftraat ontmoeten (te weeten, als ze
gelegenthejd hebben om uit te gaan,
\'c geen \'er zelden genoeg iun toege-
ftaan word} en dat ze buiten het
gezicht der Turken zyn, blyven ze
ftaan, om hen aan te fpreeken, waar
toe zy devriendelykfteendrirgcnfte
woorden gebruiken , zeggende dat
het hen hertelyk leer is, dat zy on-
geloovigen zyn-, datzy zich om hen
wel wilden laaten branden, enz.
met byvoeging van zulke dar.ele
beweegingen , dat men \'er door ge-
troffen moet worden, inzonderheid,
wanneer zy het fwarte ftours, \'t geen
zy voor het aanzicht draagen ,
wegfchuiven, en de lonken hunner
oogen , welken zy gemeenlyk zeer
fchoon hebben , met hunne vnen-
delyke woorden, en geile gebaarden,
te famen paaren, \'t Is my meer als
eenmaal gebeurd 5 en derhalven kan
ik met eenige zekerheid van hunne
bekoodykheden fpreeken. Zy val-
len doorgaans zeer blank, (daar niet
weinig toe helpt j dat ze by na nooit
van Zon of lucht befcheenen wor-
den) en voegen ook noch de konft
by de natuurlyke fchoonheid-, kem-
mende de winkbrauwen, en het hair
der oogleden, met een fwartachtig
goed, Surrne geheeten, \'tgeen zy zich
inbeelden eenige bevalligheid by te
zetten: en in der daat, \'k zou mee
van dat gevoelen zyn. De nagels
der handen worden mede met een
donker roode verw , welke zy
S 5 Elbanna,
»een
der de
Turken.
Gebre-
ken der
Türkin-
nen.
gemakken voor te komen : want reden toe geeft, of dat zy\'er van
dat men zich ftellen wil tegens de j Naruuren de gefteldheid toe hebben.
manieren van een Land , daar men
maar de gaft vryheid geniet, is on-
betaamelyk.
Sodomie Boven de gemelde gebreken is de
zeer ge- Sodomitilche zonde zeer gemeen
onder de Turken , en wort\'er zo
weinig ontveinfd , als elders de ge-
oorlofde minneryen , hunne liedtjes
hebben ook, behalven den Wyn,
geen ander onderwerp ; zulks dat
zy genoegfaam te kennen geeven,
veel meer behaagen te hebben in
deze beeftachtige en onnatuurlyke
drift, als in een natuurlyke ver-
menging met Vrouwen. Zy zyn
ook doorgaans tot de dronkenfchap
genegen, als het maar heimelyk, en
zonder hunne achtbaarheid in ge-
vaar te ftellen , kan gefchieden.
En gelyk de kracht van het geld
hen niet onbekend is, word\'er een
groote gierigheid in befpeurd, tot
zo verre , dat men alles, door het
middel van penningen, by hen te
weeg kan brengen, en by hetftech-
ter flag van volk heeft men \'er maar
drank toe van nooden.
Geen minder gebreken hebben
ook de Turkfche Vrouwen, zynde
onder anderen gantfch niet werk-
zaam , en zoekende maar middelen
^it te vinden om hun vermaak te
ïieemen. Zy zitten, te weeten die
van vermoogen zyn , den meeften
op de Sopha met malkander
Kcfé te drinken , en brengen den
^^g dus in alle ledigheid door,
zonder eenige bezigheid ter hand
t4t
Eibanna noemen, gefchildcrd: en
het gantfche hghaam > waar aan men
zeiden eenig uiterlyk mangel kan
belpeiiren, is zo zuiver en rein, ter
oorzaak , dat zy ten minften twee-
maal ter week in \'tbad gaan, datter
de Vrouwen in Chriftenryk, ja zelfs
ter plaatfen daar de huizen als af-
goden gediend werden, voor zou-
den moeten wyken.
Klein, Niet tegenftaande alle deze be-
schtine en koorlykheden, hebben \'er de Turken
iï\'xur- ^^\'hfer gantfch geen achting voor,
kcii om« houdende hen nauwelyks voor rede-
tient de lyke dieren. Zy gelooven ook niet,
ywumn, ^^^ Vrouwen in het Paradys zul-
len komen en laaten niet toe, dat
ze in de Mofqueen gaan, om hen in
hunnen aandacht niet hinderlyk te
weezen. Ondertuffchen, hoe wel ze
zo zeer veracht zyn , en dat de Tur-
ken , tot boeting hunner minneluften,
2ich meer van Jongens en Jongelin-
gen, als van hunne eigene Vrouwen
bedienen , zyn zy\'er echter zo ja-
lourfch op, en hebben zulk een
wantrouwen, wegens de fwakheid
van het vrouwelyk geflacht, dat ze
zich van geen Mansperzoon mogen
laaten zien , zelfs niet van d\'alder-
naafte bloedverwanten , en een
Vrouw, die haar aanzicht, of flechts
haare handen, ontdekt toonde, zou
voor eerloos gehouden, en met ftok-
flagen op de billen geftraft worden.
Nooit gaan zy ter Markt, en komen
ook by na nooit op ftraat, als om in
\'t bad te gaan. Maar aan hoe grooter
van ftaat getrouwd , hoe ongeluk-
kiger ten opzichte der vryheid:
want die hebben baden in huis, en
laaten hunne Vrouwen door gelub-
den bewaaren j zulks dat ze geen
voorwendingen weeten uit te vinden ,
ora zich eens te verluftigen.
«45
"k meende alles onder algemeene
_iHoofdftukken te begrypen; doch,
dewyl eenige dingen\'er niet wel on-
der begreepen konden worden,of be-
ver, vermits men zich door de menig-
vuldigheid dikwils in de zaaken ver-
ward , en derhalven zommige vergee-
ten zyn, zal ik \'er hier een van eenige
afgezonderde flukken maaken.
Mifflag Eenige Reizigers, niet genoegzaam
der Reizi- in de zaaken der Ottomannifche
gcrs j om- Heerfchappy ervaaren, hebben ons
Sudeel nagelaaten, datier onder de geboo-
de Tur- rene Turken geene geftudeerde he-
ien cn ^^^^ of Doftoren zyn j weshalven
Doftotlzy zich, by voorvallen van ziekte,
van Chriftenen, offooden, zouden
moeten bedienen , of ook wel van
den eenen of anderen Slaaf, die de
bekwaamheid heeft: om de Do£to-
raale rol te fpeelen. Ik kan dit niet
tegenfpreeken, als hebbende by on-
dervinding geleerd , dat het\'er zo-
danig mee gelegen is. Maar echter
heeft men in verfcheidene Steden
geboorene Turken, welke kennis van
de geneeskunde hebben, gelyk ook
van de Chirurgie of Heelkonft, en
deze gebruiken tot het aderlaaten
zeer goede Lancetten , die zy uit
Perfien krygen. \'t Geen derhalven
van fcherp gefteepene fpykers, en
puntige rieten , gezegt word, kan
waar weczen ; doch het moet by
gebrek van beeter gereedfchap ge-
fchied zyn, of noch mogelyk noch
hier of daar gefchieden : maar te
Conftantinopolen, en in de groote
Steden , geloof ik niet, dat men
zich met zulke kreupele Inftrumen-
ten behoeft te behelpen.
Voor deHootdpyn, gelykze in
veele dingentnetd\'onze verfcheelen,
maaken ze een opening, ter plaatfe
daar ze de pyn gevoelen, en leggen,
na datter een zekere maat van bloet
is uirgeloopen , wat katoen\'er op j
om de wond te ftoppen.
Zy bedienen zich ook by ver«
fcheidene gelegentheden van het
vuur, te weeten, met een brandende
lont, of yts diergelyks » tegen het
zieke deel te houden: doch\'tisniet
buiten gevaar en meenig heeft\'er
groot ongemak af gekreegen.
Behalven deSmdicdctMeScymnl Afireïo-
vind men \'er ook die zichpn<f4^^- fesJT
logie , of Starrekunde, oefenen:
maar zelden ziet men , dat ze zich
tot andere wetenfchappen benaar-
ftigen i houdende zich vernoegd met
leezen en fchryven te leeren. Of, in-
dien ze Wet-geleerden trachten te
worden, bevlytigen zy zich om den
Alkoran , daar al hun Geeftelyk en
Wereldlyk regt in begreepen is, te
konnen uitleggen. Veele begeeven
zich tot de Toéz-y» daar ze tamelyke
Meefters in zyn: maar gelyk de
Turkfche Taal niet zeer ryk is,
maakt het Perfiaanfch het meefte
gedeelte van hunne Gedichten, en
Liedjes.
Onder de bezigheden , daar de Vreemde
Turken zich by wylen mee verlufti- maniereni
gen , hebben ze een vreemde ma-
nier van Viflchen, welke by nacht,
en met vuur, gefchied. Achteraan
de Schuit word een yzere roofter
gehecht, waar op zy geftadig eenig
hoy of takkeboffchen branden, om
een groote vlam te maaken. De
Vifch, Serdelie genaamd, van ge-
daante omtrent als de Sprot, ver-
gaapende zich aan deze vlam,
komt\'er in menigte na toefchieten,
en valt onverhoeds in het net»
\'t geen achter de Schuit legt. Op
deze wyze word\'er een ongeloofe-
lyk getal gevangen, \'t Gefchied
ook noch op een andere manier,
te weeten met een vork , gelyk by
ons
XXV. Hoofdstuk.
i^^ifflaz der "Reis^gers omtrent degefluieerde Turken^,
m Turkfche \'Voèiorett y Aßrologißen en \'Pee\'éten. Vreemde manterm
Dm Vtjfchen. Menigvuldige branden te Conftantinopolen t ensi.
l
ons de Aal word gefteeken. Zy
leggen de roofter voor over de
Schuit, en vangen aldus verfchei-
dene foorten van Vifch } gelyk ik
ettelyke reizen, op d\'Oorlogfchepen
te Smirna zynde, gezien heb, alwaar
wy ook met de floep dikwils van
hen gingen koopen.
Gelyk dc Huizen in Conftantino-
polen meeftendeel van hout ge-
maakt zyn , cn dat de Turken om-
trent dusdanige dingen vry wat on-
achtzaam vallen, is men\'er dikwils
brand onderworpen % by welke ge-
legentheid , inzonderheid als de
wind wat fterk is , vermits\'er de
ftraaten zo geweldig eng zyn, fom-
tyds verwoeftingen veroorzaakt
Worden > dat men ze niet zonder
fcnreyende oogen kan aanfchouwen.
Terwyl ik te Galata woonde , heb
ik ettelyke maaien dit ongeluk bin-
nen Conftantinopolen zien ontftaan.
Onder anderen wierden\'er eens om-
trent de vyf honderd Huizen door
verflonden} en indien het wat har-
der gewaait had \', zou het\'er op
ver na niet by gebleeven hebben.
*t Verbeeldde zich te Galata , al-
waar ik op een der hoogfte Huizen
geklommen was, in een afgryflè-
lyke gedaante, en niet anders, dan
of\'cr een gantfche gemeene Stad in
volle vlam ftond. Om den loop
van het vuur te ftutten, worden dc
gebuurige Huizen, en fomtyds twin-
tig of dartig Huizen hooger, als daar
de brand gevat heeft, onder de voet
gehakt: dat \'s te zeggen, dat men\'er
zo hoog een aanvang mee begint te
maaken i want men hakt niet verder
onder de voet, als \'t van nooden is.
Tot dezen arbeid zyn zekere lieden
gefteld, Baltadgisy oïByldraagers^
geheeten , welke van den Grooten
Heer daar een zekere bezolding
voor genieten, en dezen dienft met
hunne bylen verrichten. Onderwyl,
op dat de vlam geftut, en de ge-
buurige Huizen, zo veel als \'t mo-
gelyk is, gefpaard mogen worden,
moeten de Sakkaas , of IVaterdraa-
gers (lieden die zich geneeren met
het water dagelyks in Loeders , of
Lederzakken door de Stad te koop te
brengen} geftadig water aanhaalen;
en aldus word men eindelyk meefter
van den brand, \'t Is waar, dat de
Huizen meeftendeel kleyn zyn, en
derhalven met weinig koften weder
opgeboud konnen worden : maar
men heeft voorbeelden, dat\'er tien
S twaalf duizend , zo Huizen als
Winkels, op eene reis dopr het
vuur zyn vernield.
XXV7. HOOFD-
-ocr page 199-145
^y^nierheden tpegem de Jagten van
Koetzen by den zeiven op de reis gebruikelyk.
order te doen onderhouden. "Dienji ter tafel.
Terfoon j en Zoonen van den Grooten Heer.
Eerbiedigheid en getrouwigheid der Turken
fche Stam, enz.
Vermomming om goede
Gehoor van Gezanten.
Wyje van zyne hulding,
omtrent de Ottomanni-
I ewyl ik ook, na de voornaamfte
___ byzonderheden dezer volke-
ren af gehandeld te hebben , wel
yts van der zeiver Vorft diende te
zeggen , zal ik \'er dit Hoofdftuk
mee beftaan, doch alleenlyk mel-
den , \'t geen van anderen, of achter-
gelaaten, ofnietgeweetenis.
Buiten de vermaakelykheden,
welke den Grooten Heer in zyn
Serrail geniet , verluftigd hy zich
dikwils met de fagt, zo met de
Valken, als met de lange Honden,
jaarlyk- Eenmaal des Jaars word \'er een al-
meenf Jagt aangefteld , en ten
Jagt van äi^n einde een omvang van vyf, of
den Groo zes, dagen reizens genomen, in welke
ten Heer. ^je Landzaaten, van de Dorpen op-
ontbooden (want niemand is by
deze gelegentheid uitgezonderd)
allengskens inkrimpen, beftuitende
het Wild aldus hoe langer hoe enger.
Eindelyk, als het nu altemaal in een
kleinen omvang by malkander is
gedreeven , zet zich de Keizer in
het midden op een verhevene plaats,
en fchept zyn vermaak in het zelve
met ftokken te zien doodftaan ,
\'t geen, ten opzichte der wilde Swy-
nen, dikwils zo heel gemakkelyk niet
toegaat.
Gewoon.- De gewoonlyke Jagt, die by na
yke Jagt. ^Hq weeken gefchied, voornaament-
lyk in het Winter-fayzoen , duurt
gemeenlyk van des morgens tot des
avonds. De Vorft, verzeld door
eenige zyner J aager-meefters , en
vyftig a zeftig Bojiangis , of Tuin-
lieden y zet het dan aan op Haazen,
Voflcn, en Wolven, of ook wel, met
de Valk, op Faizanten en Patryzen.
Als den Grooten Heer op de reis
> bedient hy zich van een zekere
D
zoort van Koetzen , rondom met Koetzea
Jaloufiasy of gevlochtentraly-werk,«Me reis
op dat de geenen zyner Bywyven,fyy"\'\'^^"
welke hem verzeilen , het vermaak
mogen hebben van alles te konnen
zien, zonder zelve gezien te konnen
worden.
Dikwils gaat hy in onbekende Vermom*
kleeding langs de ftraat, om te zien, jen Groo-
of \'t geen hy verordend heeft wel ten Heer*
behoorlyk nagekomen word i en in
geval van het tegendeel , doet hy
de geenen, welke zich ergens in derhou«
vergrypen, aanftonds na verdienfte
ftraffen: ten welken einde hy zich,
i op een afftand van ettelyke treden,
: door uitvoerders zyner geboden
doed volgen.
De Spys word den Grooten Heer
opgedifcht door zynen Opper-kok,
met eene fchotel t\' evens. Hy zit
op de Turkfche wyS , en heeft een
prachtige geborduurde doek voor
zich leggen , om zyne kleederen
niet te bevlekken. Een andere, van
dezelve ftof, die hem over den arm
hangt, diend hem tot een Servet.
De Schotelen zyn van Chineefch
Aardwerk, of Porcelein, of ook wel
van gezegelde aarde , welke men
zegt goed te zyn tegens het vergift,
i Eenige willen, dat hy by wylen uit
: goudene Schotels gediend word ;
\'tgeen ik echter niet al te wel kan
aanneemen : want het word by de
Turken voor zonde geacht uit goud
of zilver te eeten. Dit is ook d\'oor-
zaak, waarom zy niet als houte
lepels gebruiken. Zyn drank is ge-
meenlyk Serbet i vermengd met
Amber de gris.
Buiten op zyne Luft-huizen word
de Keizer altyd uit Porceleyn ge-
T diend 5
Dienft
urTafeL
diend 5 en is ook het zelve gebrui-
kelyk omtrent Gezanten van üit-
heemfche Vorften , wanneer zy,
eer ze ter gehoor van den Vorft
opgeleid worden, door den Tnmo
Vizir , in dc zaal van den \'T>ivan,
onthaald worden.
Gehoor d\'Audientie is zeer kort, enwor-
van Ge- den door de Ambafladeurs maar
aaneen, ^^ Credentiaalen, of geloofs brieven,
overgeleverd, en wyders de zaaken
met den Vizir behandeld. By deze
gelegentheid, te weeten, als\'er ge-
hoor aan een Gezant verleend word,
gefchied ook dikwils de betaaling
aan de Krygs-macht, op dat de
Grootsheid van het Ottomannifche
Ryk ten toon gefteld moge werden.
Geduurende de maaltyd van den
Grooten Heer , is \'er een doode-
lyke ftilte, die niet geftoord word,
als door de grillen en ftiaakeryen,
welke de bootzemaakers, waarvan
\'er een tamelyk getal aan het Hof is,
en die zich om \'t zeerft tot het ver-
maak van den Vorft be-yveren, be-
dryven.
Perfoon, Toen ik eerft te Confiantinopolen
en Zooneo was gekomen, had ik geen grooter
van den nieuwsgierigheid, als om den Mo-
^^^^^^ ^^^ wydluftig Keizerryk
te zien, en hebbende verftaan, dat
zulks des Vrydags, de Sabbath der
Turken, kon gefchieden; als zynde
hy dan gewoon zyne Godvruchtig-
heid te gaan pleegen, nam ik, verzeld
» van maar eenen vriend, hem waar,
omtrent de Validèr , een Mofqueë,
of Kerk, door zyne Moeder gefticht,
in dewelke zy, in een zeer koftelyke
Kapel, begraaven legt.
Wy zagen hem voor by ons heen
ryden, zittende op een fchoon bruyn
Paard, zonder eenig gevolg als van
drie voetknegten. Ook was \'er
niemand omtrent die het oogmerk
had , daar wy om gekomen waa-
ren weshalven wy hem op ons ge-
mak konden bezien, zonder echter
te laateii blyken, dat onze nieuws-
gierigheid zich daar toe ftrekte ,
waarom wy Kalpak^ of
bonte muts, gelyk de Grieken draa-
gen , opgezet hadden, daar de
Franken anders gewoon zyn met
hoeden te gaan.
Zyne geftalte was middelmaatig,
de koleur bruin , de baard weinig,
en den ouderdom omtrent veertig
Jaaren. Hy was Vader van twee
Zoonen , welke hy over al met
zich nam , zo op de Jagt, als in
andere gelegentheden, behalven als
hy zich met eenige zyner Vrou-
wen ging verluftigen. d\'Oudfte was
zeftien i zeventien jaaren, kloek en
fterk van lighaam j de jongfte daar
en tegen heel tenger, doch min-
lyker.
By de komft van een nieuwen Hultling-
Keizer tot het Ryk, is het gebrui-
kelyk , dat hy zekeren dag fteld,
op den welken hy zich te water lia de
Alofque\'é van Trup, gelegen aan het
einde van den ingang der Haven,
doed voeren. By deze Mofquee
heeft men een Kloofter , en in het
midden van het zelve een verhevene
plaats van marmer fteen , ruftende
op eenige Kolommen van dezelfde
ftoffe. De Vorft hier op gefteegcn
zynde , word hem , na eenige ge-
beden en plechtigheden, door den
Aifö^^i het fwaardaangegord) waar
na hy met al zyn gevolg te paard
zyne intreede te Confiantinopolen
doed , rydende wyders tot aan het
Serrail, aan de Poort van het welk
een yder aftreed , behalven den
Keizer, die na binnen ryd, enniet
eerafftygd, voor dathy aan het eind
van het tweede Hof gekomen is,
binnen welkers omvang niemand, als
de Vorft alleen, zich te paard mag
vertoonen: en word deze plechtig-
heid hier te lande gehouden, voor
\'t geen by de Koningen in Chriften-
ryk de hulding is.
Sedert dat dit Ryk aan de Otto- Eejb.e
mannifche Stam is gekomen, is het géfrou-
\'er nooit weder van afgeweeken. wigheid
en
Ook is dezelve in zulk een groote fier Tur-
........ - ^ dat\'^^"\'""?
eerbiedigheid onder de Turken, ciat;;^^^ de
zy niet zouden durven denken Ottomai-:
om ymand, tot nadeel van den
wettigen Erfgenaaam , op den^"""\'
Throon te verheffen : maar in-
dien d\'afkomelingen van die Stam
t\' ceniger tyd zouden komen t\' ont-
breeken , zoude de Kroon , na ik
my heb laaten zeggen, aan den
Tartarifchen Cham vervallen.
Nooit ^
147
Nooit ziet men hier d\'onder-
daanen eenige ongetrouwheid, of
verraadery , omtrent hunnen Vortt
pleegen i en ik geloof ook niet, hoe
wel ze vry gierig vallen, dat zy \'er
met geld , of andere diergelyke
middelen, toe te brengen zouden
weezen. \'t Waar te wenfchen, dat
men het tegendeel niet van de Chri-
ftenen konde zeggen.
Ook zyn zy getrouwer als deze,
omtrent hunnen Godsdienft want,
hoewel \'er voorbeelden zyn van
Turken, welke het Chriften geloof
hebben aangenomen , zyn ze niet
zeer menigvuldig, en daar moeten
zeer kragtige redenen weezen, om
hen zo verre te brengen. De Chri-
ftenen daar en tegen , in die Lan-
den , indien zy\'er eenig voordeel
uit weeten te be-oogen, vallen dikwils
met weinig bekommering tot het
Mahometaanfche geloof over, hoe-
wel zy het nooit tegens hunne wil
behoeven te doen , en dat de T ur-
ken ook ais dan minder achting
voor hen hebben , als dat zy by
hunnen Godsdienft blyven : wanc
d\'ondervinding heeft hen geleert,
dat men niet veel goeds moet ver-
wachten van ymand, die zynen
God niet getrouw is. \'k Heb\'er, zo
tot Conftantinopolen, als elders ondcc
deOttomannifche Heerfchappy meer
als een voorbeeld van gezien , en
die \'er anders van fpreeken, hebben
niec veel kennis van zaaken.
X 2
\'Byzonderheden wegens des (grooten Heers Kjygsmagt, m
\'tgeen daar toe behoord.
Krygs- X^ ewyl een zo wydluftige Heer-
macht van | j fchappy, alsdeTurkfclie,niet
JnHee^!" ronder een kloek getal van Krygs-
benden kan beftaan, onderhoud den
Grooten Heer, zo wel in tyd van
Vreede, als Oorlog , eèn menigte
van voet en paarde Volk, welke alle
twee Maanden hunne bezolding ont-
fangen. \'t Voet-volk is verdeeld in
verfcheidene lighaamen, als daar
zyn de Kapidgis , de Solaques, de
Janitfers i enz.
Kapidgis. De Kapidgis, zo veel gezegt als
Toort\'bewaarders , ter oorzaak dat
zy de Poorten van het Serrail be-
waaren , maaken een getal van over
de drie duizend , en ftaan onder
een Hooftman , die den naam van
Kapidgi- Bachi voert. Deze hou-
den zich by veele gelegentheden,
als in Audientien van Ambafladeurs,
enz : omtrent de Perfoon van den
Grooten Heer, en zyn ook buiten
Lonfiantinopolen d\'uitvoerders van
zyne dood-befluiten : want als \'er
een Hoofd van den eenen of den
anderen Rampzaligen, die het on-
geluk gehad heeft om den Vorft te
mishagen , gehaald moet worden,
gefchied het door een Kapidgi.
Zy dragen, om van de andere Krygs-
lighaamen onderfcheiden te wer-
den , een zeekere zoort van fpitze
Mutzen.
Solaques. De Solaqties zyn eygentlyk de
lyfwachters van den Grooten Heer,
en houden zich omtrent hem, wan-
neer hy door de Stad gaat. Hunne
Wapenen zyn Pyl en Boog; en hunne
Isdutzen mede fpits , doch op een
andere wys , en met pluymen ver-
cierd. Zy voeren dezen naam, die
Shnkfen beteekent, ter oorzaak dat,
als zy, die zich aan de regter zyde van
den Grooten Heer bevinden, moe-
ten fchieten, de pees met de flinker-
hand trekken, ten eynde den Vorft
den rug niet toe te keeren.
Doch de voornaamfte van het janitzctsv
voet-volk zyn de Janitzers , be-
ftaande ten deelen uit Tribuyt-kin-
deren, en voor een gedeelte uit vry-
willige verloochenden, waar van\'er
zeer veele onder zyn, doch wemige
geboorene Turken. Dit lighaam is
zeer magtig , tot verwonderens toe
eenig , en heeft groote privilegiën
en voorrechten weshalven zy van
een yder ontzien en ge-tert zyn.
\'t Maakt hen ook vry baldadig, en
doet hen dikwils vervaarlyke onge-
regeldheden aanrechten.
Ondertuflchen durft\'er niemand, op
ftraf des levens, de hand aan leggen ,
dan alleenlyk hunne Officiers , zy
daar en tegen vermogen, doch echter
zonder reden , allerhande foorten
van menfchen te ftaan , daar de
arme Grieken dikwils her gevoel
afhebben, gelyk ik meenigmaal aan
zeer lichte, of gemaakte oorzaaken
gezien heb. De Confuls en Ambafla-
deurs hebben \'er gemeenlyk in
hunne Huizen , welke zy langs de
flraaten voor haar doen gaan. Die
ook bekommerd is van in of buiten
de Stad, door de moedwil der Tur-
ken, beleedigd te zullen worden,
voorziet zich met een Janitzer,
welke met een fwaare ftok m de hand
voor uit gaat, en den geenen, in wiens
dienft hy voor dien tyd is, tegens
alle over aft beveylicht.
\'t Getal der Janitzers van de
Torta word over de twaalfduizend
gefchat.
Zy woonen voor het meefte ge-
deelte in twee groote gebouwen ,
begrypende honderd en zeftig Odas,
of Kamers, in welker yder zich
I omtrent veertig onthouden , in
I eenige meer , in andere minder:
I \'t ftaat hen vry , zo zc begeeren,
; elders hun verblyf te neemen, doch
izy worden echter onder deze of
1
Maar men heeft noch een andere
zoort van Efpahis, welke in plaats
van bezoldinge een Timar hebben,
waar van zy ook Timar - fpahis ge-
heeten worden, \'tis zo veel als een
Commandery, daar zy d\'inkomften
af genieten, en die hen gemeenlyk
op overwonnen Landeryen betee-
kend v/ord. Zy ftaan onder den
Sangiakbey, of Heer van den oord
daar hunne Commanderyen gelegen
zyn,onthouden zich ook den meeften
tyd op de dezelven, en treeden niec
in dienft , dan als zy door den
Grooten Heer op ontboden werden 5
wanneer zy gehouden zyn hem met
een zeeker getal van Ruyters , na
dat men oordeeld dat hunne Timars
konnen veelen, by te fpringen.
Noch zyn \'er onder de Turken
veele lieden van vermogen , welke
mede voor een zoort van Krygs-
kn echten gereekend worden : maar
zy zyn niet gehouden ten Oorlog te
trekken, of den Grooten Heer, die
hun opperhoofd is, moet perfoonelyk
mede gaan , deze werden Mutefe-
rakas genoemd , een zeekere weer-
digheid , daar men mee voorzien
moet wezen, om het Gouvernement
van eenige plaats te bekleeden.
Hoewel den Grooten Heer tot Mutefe
het dragen van deze laften Jaarlyks nfeas.
fwaare fommen gelds moet uitfchie-
ten, word\'er egter niet altyd evenveel
by verlooren: want hy is erfgenaam-
van alle de geenen, welke gedurende
hun leven bezolding van hem ge-
nooten hebbende, zonder kinderen
komen te fterven > en indien ze niet
als Dochters nalaten, treed hy, als
Zoon, voor twee darde deelen in
d\'erfenis.
geene Oda gereekend, even of elke
Oda een Rot, of Corporaalfchap
was.
Zy hebben verfcheidene Officiers,
en tot opperhooft den Janitzer-
> die in zeer groot aanzien is.
Hunne bezolding is van drie tot zes
Afpers \'s daags, en word een Afper
verhoogd j \'t elkens als \'er een nieuwe
Vorft op den Throon komt te klim-
men , yder Afper nu maakt ruim
drie deuyten.
Arapes, £)e Arapes, een ander foort van
Voet-knechten, zyn zeer oude ben-
den, al voor de Janitzers opgerecht,
doch waaren eygentlyk pioniers, of
fchans-gravers, en derhalven ook in
geen groote achting.
^Gebegis, Meer andere, als de Gebegis, of
enz^ \' Harnas-veegers , de Topdgis , of
Konilapels , enz. behooren ook
nog tot de Krygs-macht te voet :
doch ik zal my vernoegen met van
de voornaamfte gefprooken te heb-
ben , en tot de Turkfche Ruytery
overtreden.
Efpahis. De gemeene Ruyters zyn d\'Efpahis,
welker lighaam mede zeer talryk
is, zy worden, zo wel als de Voet-
knechten , om de twee maanden be-
taalt , en trekken een bezolding van
vyftien tot veertig Afpers \'sdaags,
d\'eene meer, d\'andere minder, na
dat ze lang of kort in den dienft
van den Grooten Heer zyn geweeft.
Zy zyn verdeeld in Regnnenten,
welke yder een Vaandel van by-
zondere koleur , en yder een by-
zonderen Hoofdman hebben, die
zy Euluk-Agaji heeten. Deze zyn
eygentlyk bezoldigde Ruyters, en
derhalven m een geftadigen en dade-
Ivken dienft.
Zegenfraalende intrede van den Qrooten Vi^r, tt^egtns Je
\'verovering van Segrpn in Muskovien. Gevaar van den Rtfident Loljers
en zyn gevolg , door de onvoorzichtigheid eemger zyner Dienaars»
Vuurwerk voor den Grooten Heer ontfteeken t enz.
Onder alle de gedenkweerdige
dingen, welke ik te Conftan-
tiuopolen gezien heb, moet ik ook
met vergeeren de zegenpraalende
intrede van den Grooten Vizir kara
Muftapha Baffa. Hy keerde weder
van Segryn in Muskovien , welke
plaats hy\'veroverd had. \'t Gerucht
hep dat \'er den Grooten Heer zelve
zou by wezen} \'tgeen derhalven te
grooter nieusgierigheid verwekte:
doch het wierd onwaar bevonden.
Ik begaf my dan, op d\'aanbieding
van den Heer Coljers, doenmaals
Rcfidenr , doch kort daar na Am-
balladcur wegens haar Hoog Mo-
gende aan de Porta, welke van
voornemen was zich met zyn gant-
fche gevolg ten dien eynde na Conm
ßantinopolen te vervoegen, onder het
zelve. Wy vertrokken omtrent twee
uuren voor den morgenftond uit
Tera , en namen ons verblyf in een
ftraat, daar den Heer Refident uit-
drukkelyk een Huis voor zich en
zyn gevolg had doen bereyden, ter
oorzaak dat \'er de Vizir met zyn
Krygs-volk door moft trekken.
d\'intrede gefchiedde omtrent drie
uuren voor den middag, en was
zeer luftig.
Voor aan kwam de Ruytery heel
geeftig , en half op zyn Antyks ,
toegeruft , zynde de meefte boven
klcederen van verfcheyde koleuren,
altemaal van zeer koftelyke zyde,
en de monteeringe ongemeen ryke-
lyk } welke verfcheidenheid van
koleuren, zo miftèlyk door malkan-
der gelchakeert , een aangename
vertooninge maakte, \'t Voet-volk,
meeftendeel Janitzers deed zich
ook heel cierlyk op, hebbende zich
op een zo vreemde wys toegetakeld,
dat ik luft kreeg om\'er eenige van
tc tcekenen} daar ik gelegentheid
toe had, dewyl zy nu en dan , ter
oorzaak van het groot getal, ge-
nootzaakt waaren ftil re blyven ftaan.
Boven allen behaagde my een Kok
van den Grooten Heer, zeer geeft g
rond \'om het lyf behangen met
eenige fnuyfteryen van zilver, mits-
gaders een meenigte van bellen en
Koks gereedfchap, daar hy, door de
fchielyke en geweldige beweeginge
van zyn lighaam, vermengt met zyn
vervaarlyk fchreeuwen en juychen »
een vreemd geluid mee maakre.
Van, plaats tot plaats, tuflchen de
benden, wierden verfcheyde dingen
gedragen , als Tulbanden van de
voornaamfte Hoofd-Officieren, enz.
\'t Getal der Krygs-lieden in \'t ge-
heel wierd gelchat op omtrent vyftig
duyzend Perzoonen j weshalven al
vry wat tyds verliep , eer de gant-
iche fleep voor by getrokken was.
*k Had \'er groot genoegen in: doch
dit alleen mishaagde my , dat\'er,
voornamentlyk onder het Voet-volk,
gantfch geen ordre gehouden wierd,
loopende by wylen als een koppel
Schaapen door malkander , zonder
ryen of gelederen in acht te nemen,
of door ymand hier over beftrafttc
werden. d\'Uitgelatene blydfchap
wegens hunne overwinning maakte
hen verwilderd , en zou hen ook
mogelyk niet veel na hunne Bevel-
hebbers doen luyfteren hebben. De
ftrengheid der Krygs-tucht heeft by ^^^
zodanige gelegentheid geen plaats^jn
onder de 1 urken. Rffiaene
Maar d\'onverzichtigbeid van ff
eenige der Dienaars van den Heer ^„ig. door
Refident, zou ons dit vermaak haaftd\'onvoor-
zeer duur hebben doen betaalen.^^gj\'^\'ige
Gaande m de plaats daar wy onze,y„c Dift
barken hadden gelaaten, ten eyndeojais*
weder na Tera te keeren, ontmoete-
den wy in een ftraat, alwaar een der
voornaamfte Turken zyne wooning
had, zommige van deftêifs bedien-
den , aan de Voorpoort j welke
ziende zulken gezelfchap van Fran-
ken , en daar onder Mevrouw de
Gemalin van den Heer Refident, op
zyn Hollands gekleed, ons eenige
fcheldwoorden na het hoofd fmee-
ten. Twee of drie der Domeftyken ,
redelyk beftoöven, en derhalven
vry wat onbedachter, als anders wel
geweeft zouden zyn, (want in Con-
ftantinopolen moer men voor deze
dingen doov wezen) namen devry-
moedigheid, fteunende op het gezag
van hunnen Heer, van hen op de-
zelve wys te antwoorden. De Tur-
ken vloogen daar op na binnen,
kreegen eenige ftokken, die ze altyd
by der hand hebben , en kwamen
daar mee op ons af. Dit veroor-
zaakte een groote verbaaftheid.
Den Heer Coljers die de Landaard
by ondervinding had leeren kennen 5
en derhalven wift van wat nafleep
dit werk zou hebben konnen wezen,
voegde zich met groote voorzich-
tigheid tuflchen beyden, en trachtte
hunne gramfchap te ftillen, met de
fchuld op d\'onwetenheid van zyne
Dienaars te leggen. Mevrouw zyne
Gemalin, benevens MejufferClara,
hunne Dochter, die de Turkfche
taal zeer wel verftaat, en op de
Turkfche wyze gekleed was, voeg-
den haar minnelyke woorden , by
die van den Heer Refident, en
brachten zo veel te weeg, op het
verbitterd gemoed der Turken, dat
zy zich eindelyk lieten gezeggen,
en ons met vreede onzen weg ver-
volgen , niet weinig verheugd dat
wy\'er zo gelukkig afgekomen waa-
ren. Hier zag ik by ondervinding,
niet tegenftaande \'t geen ik van de
Janitzers , en het groot ontzach ,
\'t welk men hen toedraagd, gezegt
heb, hoe weinig zy zomtyds kön-
nen uit-rechten > want de Turken
luifterden \'er zo weinig na, als of
zy\'er niet eens by-geweeft waren
en verre van hunne ftokken te ge-
bruiken , gaven zy de befte woor-
den, dieze geleerd hadden, doch ik
moet ook dit tot hunne verfchooning
zeggen, dat ze wel voorzagen, in-
dien wy handgemeen waren gev/or-
den, dat ons leven, door de groote
toevloeying van andere Turken, in
een baarblykelyk gevaar geweeft
zou zyn. Dit voorval deed my het
befluit nemen, van nooit meer in het
toekomende, met zo fterken gezel-
fchap het een of \'t ander te zullen
gaan bezichtigen.
Met veel minder gevaar, hoewel VumC
op een periculeufè poft , woonde ^erk voor
ik ook by het vermaak van een
Vuurwerk, \'t geen door twee myner omttoken.
vrienden, uitdrukkelyk ten dien
einde van Smirna gekomen, tot
verluftiging van den Grooten Heer
vervaardigd was. \'t Gefchiedde by
gelegentheid dat zy te Smirna
eenige vreugde - teekenen, van die
natuur, over de Vreede tuflchen de
Franfchen, en de Hollanders hadden
aangerecht, welke den Turken zo
wel bevielen , dat \'er zelfs het geruciit
ter ooren van den Grooten Heer
afgeraakte. De Vorft, van Natuure
nieuwsgierig , deed hen aanftonds
ontbieden, op dat hy ook yts dier-
gelyks van hunne\'konft mocht zien.
\'t Vuurwerk vervaardigd, en de tyd
om het aan te fteeken beftemd zyn-
de , maakte ik my gereed om \'er
mede het plaizier van te hebben,
te meer dewyl \'er zeer zelden gele-
gentheden voorkomen, dat men om-
trent eenig lufthuis van den Groo-
ten Heer, wanneer hy \'er zich met
eenig zyner Sultanes bevind., ver-
mag te naderen. Een der Vuur-
werkers , die het Cancelierfchap der
Hollandfche Natie te Smirna be-
kleedde , was weder derwaards ver-
trokken , zulks dat de gantlche zorg
nu op den anderen alleen, Rogier
van Cleefgeheeten, beruftte. Wy
begaven ons dan des avonds in de
bark, en roeiden rot voor het Spie-
gel Serrail, zynde een lufthuis van
des Grooten Heers Bywyven. Op
het gebod van den Vorft maakte
men zich gereed. Ondertuflchen
plaatfte hy zich met dc Sultana,
of Keizerin , op de Sopha , om
het ontfteeken der Vuurwerken,
door de venfters , t\' aanfchouwen.
De
-ocr page 206- -ocr page 207- -ocr page 208-De nieuwsgierigheid , of ik ook
mogelyk yts zou konnen zien ,
deed my d\'oogen nergens anders na
wenden. Wy lagen dicht genoeg,
zulks dat men bequamelyk de ftem-
men kon onderfcheyden, zynde
altemaal, uitgezonderd die van den
Grooten Heer, Vrouwelyke; waar
«it ik dan befloot, dat deze ftoet van
Dames , welke rondom de Sopha
ftonden, van het gevolg der Sultana
moeft zyn ; doch, dewyl het licht
niet groot genoeg was, kan ik niet
zeggen yts anders daar van gezien
te hebben, als een gewemel, en het
geflikker der koftelyke kleederen.
Wat het Vuurwerk belangt, \'t was
ichoon, en moet de Juffers van het
Serrail heel wel behaagd hebben j
want op yder flag der waterballen,
welke by de Turken niet in gebruik
zyn , ontftond een gefchater van
lacchen , gelyk ook op het flaan
van de flag-fwaarden , daar twee
van \'t gezelfchap meefterlyk mede
fpeelden. Een gedeelte der Boftangis
onthield zich middelerwyl aan de
waterkant, om te bezorgen dat\'er
geene onordentlykheden mochten
gepleegt werden. Mogelyk, hoe-
wel ik by deze gelegentheid niet al
te veel gezien heb, zal het niemand
licht gebeuren zo veel te zien; want
dusdanige dingen komen zeer zel-
den voor te vallen.
^edriegljkheid der (^rieken. Hoofd-geld der Manlyk^
kinderen. Gebreken der Griekinne7i. Gevaar der Franken van met
dezelve te ver keer en. Straf der Griekinnen die zich in Hoerery ver-
hopen, Vreemde liefde-teekenen der Griekfche Jongelingen. Het
Trouwen der Grieken^ Jong Joodfch Huweljk.
153
f
er ik de Stad Confiantinopolen
i veriaat, moet ik noch eenige
dingen wegens de Grieken aan-
teekenen.
Bedrieg. Zy verfcheelen > wat hunne zeden
^ykheid belangd, weinig van de Turken j dog
ken. ^y" oprecht niet, wes-
halven men, als men ytv;es met haar
te verrichten heeft, op zyne hoede
moet wezen , om door hunne arg-
liftigheid niet bedroogen te worden.
Wyders vind men \'er niet de
minfte fchaduwe van die deftigheid,
en wetenfchappen , waar door zy
eertyds zo vermaard zyn geweeft j
haare geleerdheid zynde verkeerd in
een domheid, daar men naauw-
lyks weerga van zoude kunnen vin-
den. Doch men moet dit tot haare
verfchooning zeggen, dat het jok,
daar zy onder zuchten, al het vuur
van haar verftand uitdooft: ook
zoude men befwaarlyk eenige natie
vinden, die niet veel van haar luyfter
zoude verliezen , indien zy de ge-
weldenary van de Ottomannifche
Heerfchappy zo gevoelig moeft be-
proeven i waar van wy in het der-
tiende Hoofdftuk al eenigzints ge-
meld hebben.
Alle de Manlyke kinderen van
de Grieken, gelyk ook van de Joo-
den , welke onderdaanen van den
Grooten Heer zyn, moeten tot den
ouderdom van veertien Jaaren ge-
koomen zynde, een zeeker Hooft-
geld betaalen, \'tgeen zy Harache,
of Haradge noemen, \'t Bedraagd
jaarlyks vier Tiafters , zynde om-
trent 10. guldens: doch de geenen,
welkers rykdommen bekend zyn ,
betaalen gemeenlyk eens zo veel.
Van deze fchatting is niemand uit-
gezonderd, hoe arm hy ook mag
E
wezen, uitgenomen die onder de
proteftie van eenige Ambafladeurs
zyn j doch, om malkander te ver-
lichten, gebeurd het wel, dat de;
Jooden in eenige Steden een zeekcrö
zomme gelds in \'t algemeen uitmaa-;
ken, daar dit Hoofd-geld uit betaald
kan worden 5 maar ik heb nooit ge-\'
hoord, dat de Grieken die liefd-da-
digheid voor malkanderen hebben,
mogelyk by gebrek van vermoogen j
waar door dan, dat te beklagen is,
die geenen, die het niet konnen bc^ ,
taaien , zomtyds genoodzaakt wer-
den tot de Mahometaanen over te
vallen.
t Veele gelooven dat derzelver eerft-
gehooïQnéZoomnJamtzersYzn den
Grooten Heer moeten wezen; doch
het is onwaar, en nooit m gebruik ge-
ftelt geweeft , als doen de furken
Conftantinopolen eerft hadden inge-
nomen. Maar in afgelegene plaatlèn
werd getuigd, dat door de Turken ae
Zoonen van de Grieken, boven de
zeven jaaren oud geworden zynde,
menigmaal weg genomen werden,
om in \'t Serrail te dienen , gelyk
reeds op \'t 11 blad gezegd is.
Wat hunne Vrouwen belangd, zy
zyn ongelooflyk hovaardig j maar ktn
op ver na zo fchoon niet, als veele (j\'\'^«;,,;
Reyzigers ons dezplve hebben afge-
fchilderd. De fraaiften die ik \'er on-
der gevonden heb , waaren op het
Eiland Chio, of Scio , daar ik te
zyner tyd van zal fpreeken. Bydeze
hovaardy is een leuyheid gevoegd,
welke voor die der "Türkinnen geen-
zmts behoefd te wyken, en, hebben
wy elders wegens de gebreeken van
deze gefprooken, men beeide zich
vry in , dat de Griekinnen noch
ruym zo gebreekig zyn.
V De
-ocr page 210-Gevaar ^^ Turken (dit zy echter van die
der Fran-van Smirna gezegt) laten niet toe dat
ken, otn jg Franken by de Griekinnen verkee-
ïf^f^tren, maar, gelyk het geld hier te
fecren. Lande alles te weeg kan brengen,
vervoegen zich de geenen, die de
gave der onthoudinge niet heb-
ben , by den Kady, van wien zy een
verlof-briefje gaan haaien , waar
voor gemeenlyk tien a twintig ryks-
daalders betaald word; anders loopt
men gevaar van door den Soubachi j
zo veel als Schout, by de kop ge-
vat, en in de gevangenis gefmeeten
te werden , daar men, zo men een
perzoon van eenig vermogen is, on-
der de twee a drie honderd ryks-
daalders niet uit komt; welke fom-
me , indienze niet fpoedig genoeg
betaald word , zetten ze de Juffer,
daar men by betrapt word, op een
ezel, met de darmen van eenige
doode kreng omhangen, en voeren
ze aldus door de Stad om, roepende
van tyd tot tyd , dat ze aldus ge-
ftraft werd , om dat ze by zulk of
zulken perzoon in ontugt bevon-
den is. \'k Heb\'er evenwel gekend,
die vrywillig aanboden, zich by de
Griekinnen te laaten betrappen,
alleenlyk om het vermaak te hebben,
van dezelve aldus te zien omvoeren:
maar de Soubachi wel wetende dat
\'er niet van te haaien was , en dat
ze wel haaft met de Schepen, daar
ze mee gekomen waaren, weder na
Holland ftonden te keeren , wilde
de moeyte niet doen van haar te gaan
vangen.
Wanneer de Turken ook vermoe-
den , dat zich eenige Griekin tot
hoerery laat gebruiken , haaien zy
ze uit haar huis, en doen haar door
een Vroed-vrouw onderzoeken :
welke haar Maagd bevindende, werd
ze weder los gelaaten} doch anders
loopt ze gevaar van geftraft te wer-
den : maar zo de ftraf met geld
afgekoft word, \'tgeen eigendyk
haar oogwit is, krygt ze weder een
nieuwe Maagdom.
Vreemde ^^^^^^ trouwen van de Grie-
!iefde.tee-ken in een onbedachte Jeugd ge-
kenen derfchied, zyn de liefde tekenen, die
Griekfche de Jongmans aan hunne Vryfters
betoonen , ook van een zonderlin-
gen aartj te weeten, zyfiiy den zich
omtrent der zeiver wooning, of als
ze in gezelfchap met malkander
vroolyk zyn , met een mes in den
arm, en betuigen aldus door het
uitftorten van hun bloed, de hevig-
heid van haare liefde. Voornament-
lyk worden deze zotternyen (daar
de Turken mede niet vry van zyn}
in dronkenfchap aangerecht. Ik heb
\'er gezien welker armen zodanig
gekorven waaren, dat\'ernaauwlyks
een gave plaats aan te vinden was.
De Trouw der Grieken gefchied Het Trour
op deze volgende wyze. De Bruid wen der
werd in een kamer apart geleyd:
zynde heel cierlyk toegemaakt, om
van de vrienden , en de bekenden
gezien te werden : alwaar drie of
vier uuren gezeten hebbende, komen
de fpeelmeysjes, d\'eene aan de rech-
ter , en d\'andere aan de flinker hand,
om haar te vergezelfchappen als
wanneer den Griekfchen Papas werd
gehaald, en in de kamer een ftoel of
tafeltje gezet, dienende in plaatfe van
een Altaar j op dit tafeltje werd een
bord gezet,waar op den eenen, of den
anderen Heihg is gefchilderd. Daar
benevens leggen twee ringen, en twee
van wol gemaakte kroontjes, waar
by twee brandende waskaarflfen wer-
den geplaatft. Als dan werd den Brui-
degom binnen geroepen, en gezet aan
de hooger hand van de Bruid, waar
op dan den Tapas een groote fchotel
doed komen, die hy voor haar bey-
den neder zet, eifchende van de
omftaande vrienden , of die daar
tegenwoordig zyn , eenige ver-
eeringen, voor de geenen die in het
Huwlyk ftaan te treeden. Waar op
den Kompaar, of Peter, die den
Ipeelknegt is, het eerfte een ver-
eering in de gemelde Ichotel legt,
daar aan volgen alle die ter Bruyloft
zyn gekomen , en yder geeft naar
zyn vermogen, of liberaliteit: eenige
geven een goude Dukaat, andere
een Ryksdaalder , en de geringften
een Agt-en-twintig} fommige geven
ytwes tot Huisraad, als een met
goud of zilver geborduurde neus-
doek , kandelaars , of een kopere
ketel, of yts diergelyks. Dit gedaan
zynde , komt den fpeelknegt, en
Grieken.
/ V
155
neemt het geld uit de gemelde fcho-
tel , wind het in een der vereerde
neufdoeken, en fteekt het in de
boefem van de Bruyd , en zet het
gegeven huisraad aan een zyde by
malkander. Dan komen den Bruy-
degom en Brüyd voor den Priefter,
dewelke haar , alvoorens het for-
mulier gelezen werd , met wierook
en andere kruiden j benevens de om-
ftaanders, berookt. Alledeomftaan-
ders houden haar middelerwyle bezig
met prevelen, en menigten kruysjes
te maaken, als biddende voor de
geenen die getroud ftaan te worden,
waar op vervolgens den Papas haar
het formulier voorleeft, en troud, ne-
mende eerft den ring van het ge-
zeyde Altaar, die hy dan geheiligd
wezende, na wederom veel kruyflèn
gemaakt te hebben , aan des Bruy-
degoms regter pink fteekt , en dan
zo mede dezelve ring aan des
Bruyds pink, het geene tot drie
verfcheide reizen, aan haar beyden,
herhaald werd. Als dan doed hy van
gelyk aan beyde, met de kroontjes
op hare hoofden te zetten. Dit
gefchied zynde , geven ze malkan-
der de regter hand , en werd haar
een glas wyn gegeven, daar ze een
mond vol uit drinken, benevens de
Kompaar, of Peter : het glas uit
zynde, werpt het den Papas aan
ftukken als wanneer hy een zyden
kleed over haar beyder hoofden leyd,
en doed haar danflên, of eenige dier-
gelyke bewegingen maaken. Wan-
neer alle deze Geremonien gedaan
zyn, gaan de Mannen, en de
Vrouws-perzoonen, yder apart, en
maaken haar dien avond , of nagt,
vrolyk, en houden Bruyloft, zynde
het gezelfchap veeltyds heel groot,
en de gerechten zeer menigvuldig,
doch alle aangedifcht in kleene fcho-
teltjes , van welke tuflchen beiden,
verfcheidene, geduurende de maal-
tyd , veranderd werden. Als het
gezelfchap zo groot is , hebben ze
geen tafel j maar, gelyk ze alle op
de Turkfche wyze op de grond ne-
der zitten, zo werd de fpyze mede
op de vloer neder gezet, en alle de
gaften bedienen haar van een fèrvet
tot hand reiniginge, \'twelk zolang
is, dat het zich over de fchoot van
allen ftrekt.
Onder de Jooden worden de par-
tyen by wylen ook heel vroeg aan joodTcf
den anderen verknogt. By myn tyd Huwelyk.
trouwde een Jood van vyftien, met
een Meysje van twaalf Jaaren j en
binnen een Jaar waflèr een kind uit
dit Huwelyk gefprooten, wanneer
deze drie te zaamen omtrent zp,
Jaaren konden haaien.
Fertreh^ van Confiantinopolen te ypater na Smirna. J^one
befchryving van verfcheidene onderweeg leggende plaatfen. Mitsgaders
van de oude ennieuweDardanellen. Byzonderheden wegens den Helles-
pmt. Overblyfzelen van Troyen. Gelegenheid van Bababarnoe» en
Mitilene. Bericht wegens Tripolinfche Roovers. JVederkomß t^
Smirna i enz.
L dat ik my omtrent ander-
^ half Jaar tot Conftantinopolen
had onthouden, geduurende welke
tyd ik een zeer gevaarlyke ziekte van
acht Maanden had gehad, vertrok ik
op den eerften van de Maand July des
Jaars 1680. in gezelfchap van twee
myner Vrienden, van daar, ommy
weder na Smirna te begeven. Wy
hadden uitdrukkelyk een bark afge-
huurd , ten einde gelegentheid te
hebben, om het aanmerkelykfte,
\'t geen te water tuflchen die twee
Steden gelegen is, te konnenbezig-
tigen. \'tWas omtrent zeven uuren
in den morgenftond , dat wy van
Galata afftaken, varende dicht voor
by de Seven Toorns heen, welke
Sterkte ik afteekende, gelyk ze hier
onder N^l 4.0. gezien word.
St.Se- Ten tien uuren kwamen wy al
rphano, roeyende tot St. Stephano , alwaar
ik een oud Kerkje, van des zeiven
naam, ging bezigrigen. Hier leg-
gende kregen wy een gewenfte voor-
wind, waar mede wy des naarmid-
dags ten drie uuren vertrokken,
paflèerende Boeyoek-Tfchefme, ofde
. groote Tunt, daar een vermaakelyk
ïanejo. pi^^^g-^ j^jj, Tanejo^ oïdeMadona
genaamd. Met Zonnen ondergang
vonden wy ons , (na voorby, ver-
fcheydene Vlekken, cn Dorpen, leg-
gende geheel vermaakelyk aan het
Canaal, gezeyld te zyn) voor Selym-
Sehvrea» ^ tegenwoordig Selivrea , een
oude Stad in het Ooften, voorzien
met een meenigte van Mofqueën. Des
Rodofto. anderen daags voeren wy voorby
yizivaoxz, Rodofio , Marmora » Gano t Goray
Heraclea , een plaats leggende
dea. zeer luftig in het geboomte, wyders
Verfniga,voor by Fcrfniga, en, mede
yerita.
N
Vertrek
van Con-
fiantino-
polen.
zeer vermaakelyk gelegen. Omtrent
twee uuren nade middag, paflèerden
wy GallipoU , een redelyke groote Gallipoli.
Stad, doeh niet wel bevolkt } daar
woonen veele Grieken , die zich
meerensdeels geneeren met Raki y of
Brandewyn , te verkoopen. Men
ziet\'er een Kafteel, doch van weinig
belang} mitsgaders een kleyne Golf,
dienende voor de Scheepen en Ga-
leyen } en aan de Zeekant her Arlè-
naal of Wapen-huis , alwaar eenige
oude Galeyen onder een zoort van
een boog leggen , welke door de
Turken van de Veneriaanen geno-
men zouden zyn } wanneer zy; heC
Eiland Cyprus vermeefterden. Doch
het is waarfchynlyker , dat heüover-
blyfzelen\'zyn van hunne Vlooü, die
byLepanto geftaagen wierd, en dat zy
ze over den Rorinthifchen IftsnuS
hebben gearbeyd , om dezelve in
d\'Archipel te brengen, daar ze doen-
maals te water niet konden komen,
vermids de Chriftenen, die d\'over-
winning hadden bevochten , den
doortogt bezet hielden. Deze Stad
word geloofd d\'eerfte te zyn, welke
de Turken in Europa, onder Amu»
rath den eerften, indenJaareijój.
hebben veroverd, zy vertoond zich
onder N°. 41. en is eene der geenen,
welke ik na de teekeningen , van
den Heer JVafljau heb gecopieert,
alzo my de tyd niet toe Het zelfs
daar een afteekening van te maaken.
Om de Scheepen by nacht en on-
tyden in geen ongelegentheid te
doen vervallen, ziet men aldaar twee
Vuurbakens, welke zeer gemak-
lyk uit het geld , \'t geen yder die
daar paflèert moet geven , onder-
houden konnen worden.
t57
Tegen over GaUtpèli i op den over
van Afia , aan den ingang van de
Witte Zee , legt het van ouds ver-
maarde Lampfaco, een Stad of Vlek,
meeft door Turken bewoond,en daar
zich weinig Grieken onthouden.
De doorvaart tuflchen Jïfia en Eu-
ropa is hier heel eng, doch zeer ver-
maakelyk. Vervolgens quamen wy
aan een plaats , mayte geheeten,
aan het einde van de Tropontis ge-
legen , daar wy drie Steenbergen
zagen, welke d\'ingezetenen zeggen
plaatfen te zyn geweeft, daar tarw,
koorn, enz. groeide, en aldus ver-
anderd te zyn, om dat den Eigenaar,
tegens alle reden wegens d\'onvrucht-
baarheid aan God klachtig viel.
Hier loopt men met een fterke
ftroom af
Oude \'s Namiddags omtrent vyf uuren
pardanel- bevonden wy ons aan deKafteelen,
daar wy genoodzaakt waren des
nachts te blyven leggen j vermits wy
niet voor des morgens afgevaardiga
konden worden. Deze Kafteelen,
die de naam van de Dardanellen
voeren (ter oorzaak d^tDardanus,
dien Jupiter by EleSira , Dogter
van Atlas, geteeld had, d\'eerfte
Koning van dit Land was, en \'er
een Stad bouwde, die, even als het
gantfche omleggende Landfchap ,
na zvnen naam Dardania geheeten
wierd) leggen op den oever van den
Heüefpont. Het Kafteel aan de zyde
vzn Europa i in Romanien, beftaat
in twee Bolwerken j heeft in het
midden een ronden Toorn} en legt
drie hoekig, aan den voet van een
hoogen berg, daar een fraay Dorp
op gelegen is. \'t Vertoond zich hier
onder N®. 42. \'t Ander Kafteel op
den oever van Aßa , in Natoliën
is gebouwd in de Vlakte i heeft mede
een firaay Dorp by zich leggen, en
vertoond zich, als onderN°\' 43. te
zien is. Na ik kon bemerken, was
het zo wel niet van gefchut voor-
zien , als het ander, \'t Getal wierd
op by de dartig ftukken gefchat ,
veele der welken tot aan den ande-
ren oever reiken j zulks dat, niet te-
genftaande de fwaarte der fteene
K^ogels, daar deze ftukken (die alte-
maal waterpas, en fchuin leggenj
Jé\'
op dat die van het eene Kafteel het
ander niet mogen befchadigen}
m^ gelaaden worden (waar af de
minfte kaliber van zcftig ponden is)
die uit Afia in Europa cn weder
die van Europa in Aßa Icliicten: ver-
mits de doorvaart, welke deze twee
Kafteelen van malkander fcheid,
niet meer als een halve myl wyd is.
Veele gelooven , dat deze twee
Kafteelen, en de Dorpen die\'er by
leggen, op de puinhoopen van die
twee oude Steden Seftos en Abydos,
gefticbt zyn: doch men kan\'er met
geen volkomene zekerheid van oor-
deelen. Echter behouden de Ka-
fteelen noch die naamen j wordende
dat van Europa Seftos , en dat van
Afia Abydos geheeten.
Zy worden voor de Sleutels van
Confiantinopolen gehouden , en ge-
rekend vyftig Italiaanfche mylen van
daar gelegen te zyn.
Niemand mag hier voor by vaaren,
zonder zich aan te geeven , en te
laaten onderzoeken, \'t geen aan de
zyde van Afta gefchied.
\'s Morgens omtrent tien uuren
geraakten wy weder onder zeil, en
paflèerden de twee nieuwe Kafteelen,
welke vier uuren van de oude wer-
den gerekend geplaatft te zyn.
Zy leggen, gelyk de voorigen, aan
wederzyden der oevers : doch de
doorvaart is hier veel wyder , be-
flaande ten minften een myl, cn een
vierde myls j zulks dat men \'er, in-
dien men dezelve trachtte te over-
weldigen , ten argften genomen, niet
als met verwaaide Kogels geraakt
zoude konnen worden.
Dat van Europa is gelegen tegen
het hangen van een berg, cn ver-
zeld met een tamelyk Vlek , gelyk
met N". 44. verbeeld werd. \'t An-
der, op den oever y^nAfta^ ftrekt
zich in een Vlakte, en heeft mede
een vlek by zich, volgens uitwy zing
van N®. 45. \'t Kanon dezer Ka-
fteelen legt insgelyks waterpas: doch
zy zyn wyders beide van geen by-
zondere fterkte, hebbende maar een
eenige muur , zonder graft of bol-
werken.
Hier omtrent is de zo vermaarde
1 engte, die d\'Ouden met den naam
V ^ van
Nieuwe
DardaneU
ien.
Byzon- \'^an Hellefpont genoemt hebben, ter
derheden oorzaak dat\'er, Dochter van
At harnas) Koning derThebaaners,
lefpont.^\' trachtende, benevens haaren Broe-
der Thryxus, de laagen van haare
Stiefmoeder Ino t\' ontvluchten ,
het leven liet, en is op haar wydft,
gelyk gezegd is , een myl en een
vierde myls breed , behalven vlak
voor aan den ingang , daar ze de
wydte van ruim anderhalve myl
heeft. Zy wierd ook noch de engte
van Seßos en Abydos geheeten , en
voerd tegenwoordig den naam van
de Dardanellen , of de Straat van
Gallipoli. \'t Was hier daar de Tur-
ken d\'eerfte maal uit Aßa in Europa
overftaaken, en daar Xerxes^ Ko-
ning van Terßen , een Schip-brug
liet flaan , om achtmaal honderd
duizend Man in Griekenland over
te voeren.
JLemnos. Na dat wy de nieuwe Kafteclen-
verlaaten hadden , , paflèerden wy
Lemnos , de plaats daar Vulcanus,
zo als de Poëeten beuzelen, uit den
Hemel geftooten zynde , zyn been
kwam te breeken. Het ftrekt zich
tegen het Land van Troyen, alwaar
men de Stad Tinda tegen het ge-
bergte aan het water ziet leggen.
Omtrent den middag kwaamen
wy aan het genoemde Land van
Troyen: doch onze Schiplieden, al-
temaal Grieken > en tot Scto t\' huis
hoorende, hadden zich, vermits de
wind vry wat bulderde, gaarneont-
flagen gezien van \'er aan te loopen,
en trachtten ons wys te maaken, dat
het niet zonder gevaar van Schip-
breuk kon gefchieden. Bemerkende
derhalven, dat zy de reis maar
zochten te fpoeden, en ons een
ydele vrees in te boezemen, voerde
ik hen te gemoet, dat zy geen ge-
dachten behoefden te maaken, van
te Smirna het bedongen loon te
zullen ontfangèn , indien zy ons
met aan land zetteden > zynde de
bark uitdrukkelyk daar op gehuurd,
dat zy ons onderwegen moeften aan-
brengen daar wy weezen wilden.
Aldus dan wierd de fteven der-
Troye. waards gewend, en zynde met myne
twee Reis-broeders, benevens eeni-
gen der Schiplieden te land getree-
den , om te zien wat van die door-
luchtige Oudheden overgebleeven
mocht zyn, vertoonde zich voor
eerft , dicht aan de Zee, een foort
van een Kom, waar van het water
zeer ondiep was , en den omvang
ongevaar een Italiaanfche myl be-
greep. Zekerlyk zal het een Haven
zyn geweeft: gelyk men ook noch
kon oordeelen aan d\'overgeblevene
ftukken van Kolommen, daar de
Schepen en Galeyen aan vaft ge-
maakt wierden , op dezelve wyze,
als ik te Delos had gezien.
Ruim een half uur landwaard in,
zag ik op een berg het overblyfzel
van eenig Gebouw , dog het was
zodanig vervallen , dat ik niet be-
kennen kon wat het geweeft mögt
zyrXi en verder voorttreedende ont-
moeteden wy verfcheide Ruïnen, ge-
lyk ook veele ftukken en brokken
van fwaare Kolommen. Maar het
geen al het ander verre te boven
ging, waaren, omtrent twee uuren
landwaard in , d\'overblyfzelen van
een Gebouw , \'t geen van een ver-
vaarlyke groQtte geweeft moet zyn,
gelyk men wel kon afmeeten aan vier
Poorten, ftaande noch over einde,
welke de hoogte van vyf-en-veertig
voeten hadden, behalven\'t geen\'er
van het muurwerk noch boven de-
zelven overig was, waar van de
dikte zich tot vyf Vademen uit-
ftrekte. De Voorpoort ftond noch
by na in haar geheel, en was van
byzonder groote fteenen op malkan-
der gevoegd. Ik ontmoetede ook
aan dit gebouw noch een menigte
van kleine Poorten, zo van binnen,
als van buiten, rondom het zelve
heen; mitsgaders aan d\'eene zyde
een Muur, genoegzaam ongefclion-
den, waar aan ik veertien Poorten
telde, mede van een tamelyke groot-
te. De lengte dezer Ruïne befloeg
honderd en dertig fchreden, en de
breedte honderd. Ik tekende ze af,
zo haaft als my mogelyk was, aan
twee verfcheydene zyden , gelyk
N°. 4(5. en 47. verbeelden. Myns
oordeels zal het een Tempel geweeft
zyn: immers het was van binnen zo
fraay, al^ ik ooit een vervallen ge-
bouw gezien, heb. Maar aan alle
deze Ruïnen vond ik geen lofwerk,
noch yts, waar uit ik de bouwkun-
de kon bekennen. Alleenlyk zag
ik een ftuk Steen, waar aan zich
noch wat lofwerk vertoonde j wes-
halven ik het tot een gedenkteken,
van dat, wel eer, zo zeer beroemde
Troye met my nam, om by d\'ande-
re overblyfzelen der Oudheid, wel-
ke ik hier en daar verzamelde, te
bewaaren. Gaarne had ik noch die-
per landwaard ingegaan, en gevoel-
de een knaaging , dat ik zo haaft
van daar moeft vertrekken. Dcxch
myne Reisbroeders wilden zich met
langer waagen aan een Oord, waar
de boofaardigheid van het volk ons
niet onbekend was.
In het wederkeeren ontmoetten
wy noch verfcheidene brokken van
Oudheden, daar van ik\'er eenigen,
hier nevens verbeeld , aftekende^
REIZEN.
In der daad , de nieuwsgierigheid
heeft my- dikwils dingen doen on-
dernemen, waar van ik het gevaar
aiet genoegzaam bezefte: en de luft
om d\'overblyfzelen van Troye te be-
zien, zou ons duur genoeg hebben
konnen komen te ftaan, indien wy
een ongelukkige ontmoeting hadden
aangetroffen doch tot ons geluk
zagen wy niet een menfch. Niet
te min had ons de vrees op de we-
dertocht zodanig ingenomen , dat
wy gantfch befweet weer aan dea
oever kwamen, ftappende aanftonds
in de Bark, die in een oogenbUk
onder zeil ftak.
\'t Was \'s namiddags ten vyf uuren,
toen wy weder van Troye
ken, zettende deftreek n-xBababar\'
noe, zo veel gezegt als Vaders neus.
\'tIs een Punt indaar het Ka-
fteel Moha oplegt, tegen over het
einde van het Eiland Mitilene. De
meefte vaartuigen komen hier by
ftrydige
-ocr page 217- -ocr page 218-ftrydige winden hunne verblyfplaats
des nachts neemen, ter oorzaak dat
men \'er genoegzaam in veiligheid is.
Op dit Bababarnoe legt een hunner
Heiligen begraaven, genaamd,
geen Vader betekend; voor wien
de Barken altyd eenig brood in het
water werpen : doch de Meeuwen,
die zich hier omtrent in groote
meenigte onthouden, vaaren \'er
\'tbeft van.
Wy beflooten, dewyl het alreeds
laat was, dieii nacht daar te bly ven,
en kreegen noch een vaartuig by ons,
\'t geen mede van Confiantinopolen
kwam j en te Smirna \'t huis hoorde.
Ondertuflchen, terwyl wy hier aan
ftrand laagen, wierden wy gewaar,
dat\'er eenige Viflchers, met hunne
Bark, mede hunne ruftplaats meen-
den te neemen.
Dezen een goede vangft gedaan
hebbende, brachten ons voor weinig
geld de fchoon^e Barbonnen, die ik
ooit gezien heb. \'tis een foort van
Zee-vifch , doch behoeft voor de
Baars niet te wyken. Ook word ze
op dezelve wyze bereid, \'t Was
noch wel een uur of anderhalf voor
Zonnen ondergang ; en yder over-
hongerig zynde, viel men aan den
arbeidom onze Bar bonnen klaar te
maaken. De toeftel was vreemd,
en onze Schiplieden iprongen \'er zo
kluchtig mee in de bocht, dat men
het niet zonder lagchen kon aan-
zien. Voeg hier by i dat de Kok
juift met tandpyn gekweld was, en
een halffleetcn dóek zeer aardig om
zyn tronie geflingerd had; de vifch
wierdaa4i ho«pe|ft;^kèi} gebraadeè
en zo als net ipit wasj was ook de
fchooriteen , en de geheele toeftel.
Deze goede over een komft maakte
my begeerig om \'er een aftekening
van te rnaaken, terwyl myn Confra-
ters bezig waaren met de rotzen te
bckUmmen, daar ik hen plaatfte,
en my zeiven by de keuken, om te
zien of de Kok haaft klaar was.
N®. fo. doet hier aanwyzing van,
alwaar men het Kafteel Molva in
het verfchiet op een berg ziet leg-
gen, getekend met de letter A.
\'s Morgens ten negen uuren ftaken
wy weder onder zeil, en ftclden de
ftreek na het Eiland Mitilene. Mid-
delerwyl ontftond\'er een vervaar-
lyke wind; en de Zee begon zo hol
te fchieten, dat eenigen onzer Ma-
troozen (want de Grieken , die
groote fnappers aan Land , doch
zeer flechte Zeelieden zyn, verlie-
zen terftond den moed, en achten
zich, als ze geen land meer zien,
geheel verlooren , niet wetende waar
de baaren hen heen zullen werpen }
de traanen over de wangen rolden.
Wy booden hen derhalven aan
hand aan het werk te flaan, en vêr-
weeten hen hunne bloodhertigheid
met zulke gevoelige redenen ^ dat
de fchaamte hun weder moed fcheen
in te boezemen. Aldus dan begon
yder zyn werk weer waar te nemen,
en anderhalf uur na Zonnen onder-
gang geraakten wy in de Haven van
Mitilene.
Mitilene,
Deze Stad, die den felven naam
als het Eiland voerd , is redelyk
groot, en heeft boven op den berg
een kloek, en tamelyk fterk Kafteel,
omringd met een dubbelde muur,
en beter bevolkt, als de Stad zel-
aanzienlyk wegens twee fraaye
Havenen, \'t Omleggende land is
heel vermaakelyk, gelyk uit d\' af-
beelding , waar in het Kafteel met
N®. 51. en het gezicht tegen over
de Haven, die gelyk een inham is,
met N°. f2, getekend ftaat , te
zien is.
Te Mitilene leggende wierd ons
bericht, dat zich drie Tripolinfche
Roovers omtrent deze kuft onthiel-fehc Roo-\'
den. Hier van hadden wy te Con- v««-
j^a^ünopiolm. al gehoord, ih en den _
Heef AmÊafladeur \'dér-
halven geraaden , dat de reis over
land zoude neemen, om dat gevaar
t\'ontgaan: doch wat naauwkeuriger
verneemende , wat \'er van mocht
weezen , wierd my gezegt, dat ze
weder vertrokken waaren.
Maar de Turken van deDogane,
of Tol, waarfchouwden ons, dat wel
twintig Barbarojfen zich daar onthiel-
den , om de goederen, welke zy met
de Tripolinfche Zeelchuimers ge-
roofd hadden, (want weinige dagen
geleeden hadden zy een Genueelch
en een Venetiaanfch Schip genomen)
■ tc
Bericht
ve
-ocr page 219-REIZEN.
i6i
te trachten te verkoopen, en rieden
ons derhalven wel op onze hoede
te weezen, ten einde niet in hunne
handen te vervallen.
\'t Leed ook niet lang j of eenige
der gemelde Barbarojfen kwamen
by ons aan het ftrand , om te ver-
Ipieden wanneer wy meenden te ver-
trekken, en ons als dan met het een,
of het ander vaartuig te vervolgen:
weshalven wy, hebbende toenmaals
geen Vreede met de Tripolinen, het
veiligft oordeelden, zo haaft als zy
weder weg gegaan waaren , aan-
ftonds onder zeil te fteeken , alzo
wy een gewenfchte wind hadden 5
waar door wy zo veel gevorderd
zouden konnen zyn, dar, als zy ons
vernamen, zy ons zo licht niet zou-
den konnen achterhaalen. Maar
onze Grieken waaren zo vol vrees,
dat wy moeite genoeg hadden, zo
met dreigementen!, van hen niet een
iluyver te zullen betaalen , als met
beloften» van het bedongen loon te
verhoogen, om hen daar toe te be-
weegen. Wy geraakten dan in een
oogenblik onder zeil , enin\'tkort,
zynde omtrent de middag , uit
het gezicht van de Stad , cn het
Eiland.
De reden nu, waarom de Grieken
niet durven vertrekken, om deRoo-
verst\'ontvluchten, is, dat als ze van
dezelve gekreegen worden , zy ge-
woonlyk een goet getal van ftok-
llagen, en kwaade handelingen te
verwachten hebben, en ook wel het
verlies van hunne vaartuigen cn goe-
deren.
Omtrent vyf uuren paflèerden wy
de Stad Fotia Vecchia, of Oud Fotia,
welke een redelyk fraay en groot
Kafteel heeft, en zich op doed\',
gelyk de nevensftaande af beeelding
vertoond j en \'s nachts omtrent elf
uuren wierd het Anker, met groote jjo^f^^J"
blydfchap,voor het Waterkafteel van
Smirna uitgeworpen.
i!i
:lll
lil
XXXI. Boom
%
d\'Auteur ""\'^Tiet ZO haaft was het bekwaam
neemt zyn J^^ dag geworden,ofwy maakten
ten hmze gereed, om na de Stad te gaan
van den alwaar gekomen zynde, gingikter-
Hoiiand- ftond mynen plicht afleggen by den
IchenCoD. j^gg^ van \'Dam , Conftil van
\' de Hollandfche Natie , die de be-
leefdheid had van my, geduurende
myn verblyf te Smirna , zyn huis
en tafel aan te bieden : daa.r en b,o-
ven heeft my dien Heer, by alle ge-
legentheden , zo veel eer en vriend-
fchap betoond, dat ik ten uiterften
in zyn Edelheid gehouden ben, en
gemeind lieb , tot deze openbaare
dankelyke erkentenifle van deflelfs
weldaden , die ik hier laat invloeyen,
ook na deflelfs overlyden, verphcht
te zyn.
Terwyl ik nu met zonderling ver-
noegen , en weinige bekommering
voor de dringendfte noodzaakelyk-
heden van het leven , den tyd te
Byzonder- Smirna doorbracht, kreeg ik gele-
heden we- gentheid om eenige Kameleons te
bekomen ; zynde nieuwsgierig by
d\'ondervinding te leeren, hoe lang
dezelven in \'t leven konden blyven.
Gemeenlyk had ik\'er vier in een
groote kooy, en liet ze by wylen in
vryheid door myne kamer loopen.
Ook bracht ik ze dikwils achter in
de zaal van het huis, daar de wind
van de Zee-kant door heen fpeelde,
wanneer men befpeurde, dat ze veel
lüftiger, als na gewoonte, waaren,
en die frifle koelte met geopende
bekken inhapten.
- 3 Is een vaft gevoelen by de Na-
\'füüfkehners , dat deze beeften van
de wind leven; en inderdaad, \'t fteund
op d\'ervarenheid, want ik heb de
mynen nooit zien eetm, of drinken,
t\' enwaare eenige vHegen , gelyk ik
in \'t gevolg zal zeggen.
gens de
Kame-
leons»
enz.
Ook is het een waarheid, dat zy
zich zeer dikwils van koleur veran-
deren. Ik heb dezelve by wylen
in den tyd van een half uur, drie of
vier maal van verwe zien verwiflelen,
zonder dat\'er eenige koleur omtrent
was; als wanneer ik hen metrerhaSift
met water, en ook wel mqt oly verw
aftekende. De koleuren, welkexy
het meeft aanneemen, zyn een h,eel
fchoon groen, vermengd met geele
ftippen, of vlekken, zo fraay als men
ze met eenig penceel kan verbeelden;
fomtyds ook met bruine vlekken:
en aldus is het gantfche lighaam ge-
tekend, zelfs tot deftaarttoe. By-
wylen neemen zy een bruine koleur
aan , gelyk die der Mollen. Alle
welke verfcheidene veranderingen
ik afgetekend heb na eene, die zich
wel het meeft, en fraayft veran-
derde. Hunne gewoonlyke koleur is
graauw, of liever muisvaal, en de huid
zeer dun, en by na doorfchynende.
Meeftentyd neemen zy een koleur
aan , als die van een Hagedis.
Doch wat belangt, dat ze de koleuren
zouden aanneemen, van alle de din-
genj daar men hen opzet, ik heb
by ondervinding geleerd, dat de
Natuurkenners in dit gedeelte mis
taften: want zy neemen de roode,
en verfcheidene andere koleuren,
niet aan. Echter moet ik bekennen,
dat ik \'er geeftige veranderingen, ten
dezen opzichte, in heb gevonden,
\'t Gebeurde eens , dat ik wat laat
t\' huis komende, een myner Kamé-
leons , de voornaamfte van allen, niet
in de kamer kon vinden; en willende
niet te bed gaan, zonder hem gevon-
den te hebben, zogten wy met ons
beiden meer als een halfuur , wan-
neer wy hem eindelyk vonden zitten
op een witte linnen Veft of Rok,
XXXIL Hoofdstuk.
Beleefdheid "^m den Heer ijan Dam, Conful der Hollandfche
Natie te Smirna , die den Auteur van huifvejiing en tafel verzorgd.
Aanmerkelyke byzonderheden wegens de Kameleons. Andere foort en
van Gedierten. Vreemde ontmoeting van een Turkfchen Slaafs die
zyne Moeder4aal vergeeten had,
163
zich daar qp neder. Ondertuflchen
blyft de Kameleon onbew^eeglyk
leggen: maar als hy vocld, dat het
getal groot genoeg is, trekt hy de
tong met zodanig een fnelheid in,
dat \'er niet eene van ontfnapt.
Ais deze beeften van eenige hoog-
te na de laagte willen weezen ,
laaten zy, met groote voorzigtigheid,
eerft d\'eenè voorfte poot beneden^
waarts daalen , en dan d\'andere ,
\'t geen zy vervolgens ook met
d\'achterften doen , flaande önder-
tuftthen de ftaart om \'t een of \'r an-
der, daar zy zich aan vaft konnen
houden, welke zy zo lang vieren^
als \'er bot aan is j doch konnende
als dan noch den grond niet berei-
ken , laaten ze zich plomp verloeren
neder vallen. Hun gang is zeer
langzaam , en hunne grootte als in
N®. 5-4,. verbeeld ftaat, daar men ook
de Tong, en de Eyertjes, kan zien,
benevens eenige veranderingen, die
ik\'er in heb aangemerkt: alle welke
dingen getekend zyn na eene , die
ik zelve heb opgezet, en noch
onder myne bewaaring heb beruf-
tende.
Eenige willen dat de Kaméleon
den meeften tyd den bek open heeft:
doch ik heb zulks zeer zelden ge-
zien , cn by na nooit, dan wanneer
ik hem ter plaatfe bracht, daar hy
het vermaak van de wind kon genie-
ten. Thans fparde hy den bek open,
en betoonde door zyne beweegin-
gen, gelyk ook door zyne menig-
vuldige veranderingen , \'t vermaak
\'tgeen hy \'er in fchepte. d\'Oogen
dezer beeften zyn rond , geheel
fwart, en byzonder klein: en\'tgeen
het aanmerkelykfte is, zy draayen " \'
het eene oog na deze, en het ander
na die zyde, zulks dat ze te gelyk
na boven , en beneden konnen
zien.
welke, lang zynde 5 tot op de grond
hing. Hier was hy opgeklommen, en
vertoonde zieh zo wit als het linnen
zelf, zulks dat men hem kwalyk
daar van kon onderfcheiden. Deze
was de vreemdfte verandering, daar
ik hem ooit in gezien heb , wel te
verftaan omtrent de aanneeming van
de koleur der dingen, daar men ze
opzet.
Nooit heb ik\'er langer in\'t leven
konnen houden, als vyf maanden; en
de meeften fticrven my af binnen
den tyd van vier.
\'k Was nieuwsgierig om te weeten,
waar hun ingewand in beftond;
opende derhalven eene, en bevond\'er
een-en-dartig eyeren in, van grootte
als die der kleyne Vogeltjes, zynde
altezaamen als aan een draad nevens
malkander vaft; doch geen gedarmte,
of ytwes anders. Deze was myn
befte Kameleon , daar ik zo even
af gefprooken heb. In eenige der
anderen vond ik\'er weinig boven
de twintig.
De tong is het aanmerkelykft van
allen, zynde zo lang als het geheele
Beeft. Hier vangen zy de vliegen
\'\'inedej \'t geen\'er de Natuurkenners
ook van getuigen, \'t Gefchied op
de volgende wys. De Kameleon
houd zich geheel ftil, en, als \'er een
vlieg komt, fchiet hy met groote
fnelheid de tong uit, gryptze met
de fpits, en flikt ze binnen 3 waar
toe zyn groote wyde bek , die hy
open fpart, zeer bekwaam is. Gelyk
hier nevens vertoond word aan een,
die den bek open heeft. Men ge-
looft , dat\'er eenige vochtige klee-
vendheid aan de punt van de tong
is, waar aan de vlieg zou vaft bly-
ven : doch ik ben van gevoelen, dat
hy ze met het voorfte der tong., als
jn een flouf, weet te beknellen, en
aldus na binnen te brengen. Zy ge-
bruiken (dit is my van anderen ge-
zegd , doch ik heb het zelve niet
ondervonden) noch een andere
manier om de vliegen te vangen,
te weeten , zy houden zich of ze
flaapen , en leggen den tong over
den rug tot aan de ftaart toe. De
vliegen nu , gelyk bekend is , be-
geerig na alle vochtigheid , zetten
Ik kreeg hier ook een beesje,
eeter.
\'tgeen de muizen vangt , en eet.
\'tWas van een graauwachtig geel,
met fwarte vlekken , gelyk gezien
kan worden op N". ff. wyders van
grootte als een Wezeltje, en niy te
aangenaamer, om dat deze bee\'sjes
zelden gevonden werden. Ik be-
hield het een wyl in \'t leven: maar,
X 2 geJyk
gelylc alle gedierte fterflyk is, ftierf
het ray ook af.
Verfcheidene foorten van Aard-
wormen, uitftekend fraay van ko-
leur, en geeftig getekend, als groen,
en graauw, van gedaante en groot-
te als N°. fó. uitwyft, konden my
alhier mede bekooren,
Aard-
wormen.
\'k Zou hier meer van vreemde
gedierten konnen fpreeken , doch
dewylze, door de geftadige vaart der
Hollanders derwaarts, te veel bekent
zyn, zal ik den lezer liever een ver-
haal mededeelen, wegens een ont-
moeting , die vreemd genoeg is, om
hem eenige verwondering; te baa-
ren.
Op zekeren dag aan de Zeekant
wandelende, wierd my een perfoon
geweczen, dien men zeide, hoewel
een Turk- hy niet een woord Hollandfch kon
^hen naaf, fpj-^gj-gn ^ ^ig voor een Hollander uit
Moeder, te geeven. Hy was dien zeiven dag
taal ver- qq^h aangekomen, hebbende veele
getenhad..^^^^^ in ilaverny by de Turken
doorgebracht, en eindelyk de vry-
dom, benevens een getuig brief we-
gens zyne getrouwe dienften , van
zynen patroon gekreegen. Daar la-
gen als toen eenige Hollantfche fche-
pen ) gereed om wel haaft te ver-
trekken. Hier had hy het gezicht
zodanig op geveftigd, dat men \'er een
begeerte tot zyn Vaderland uit kon
befpeuren. Ik fprak hem aan, om
te weeten wat\'er van de waarheid
mocht weezen , en vraagde of hy
een Hollander was ? Hy antwoorde
in\'t Turkfch van ja: waar op ik hem
te gemoet voerde, dat hy dan Hol-
landfch met my zou fpreeken: daar
hy weder in dezelve taal opzei, dat
hy zulks niet kon doen: dat hy op
zyn negende jaar in de flaverny was
geraakt, noemende het Schip, daar
hy Kajuyt-wachter op was geweeft:
dathy^ verkocht zynde, landwaard
in was gevoerd, en federt nooit Hol-
landfch had hooren ipreeken : dat
hem derhalven die taal als vreemd
was geworden , tot zo verre , dat
hy \'er niet het minfte antwoord in
wift te geeven, doch dat hy echter
alles noch wel kon verftaan, enz.
\'k Was toenmaals in gezellchap van
een myner Reisbroeders, die met
my van Conftantinopolen was geko-
men , deze fprak het Turkfch heel
wel, zulks dat wy verfcheidene re-
denen met hem voerden: doch wat
wy ook mochten doen, men kon \'er
niet een eenig woord Hollandfch uit
haaien, \'k Begon derhaiven te ver-
moeden , dat hy zich voor een Hol-
lander trachte uit te geeven, om zig
van ons Convoy te bedienen, en
van de Natie geholpen te worden,
of yts diergelyks, en fprak \'er met
den anderen over. Hy, myne mee-
ning verftaande, verzocht pen en inkt
(want hy had in de jeugd fchryven
geleerd} om te toonen dat hy een
Hollander was, en in der daad, hy
ftelde op \'t papier, \'t geen hy ons dien •
aangaande te zeggen had. Dit
kwam ons zo vreemd voor, dat ik
hem zeide, dat hy met my by myn
Heer den Confjl zou gaan , aan
wien ik \'t voorgevallene verhaalde.
Deze, zo nieuwsgierig als ik felfs,
deed hem voor zich komen, en ont-
bood een zyner Janitfers, die ftaaf
in Spangien was geweeft, aan wien
hy ordre gaf om met hem te fpree-
ken , en, zo het mogelyk was, uit
te vorfchen wat Landfinan hy mocht
weezen. Dejanitfer , na dat hy
met hem gefprooken had, zeide, dat
hy hem volgens de fpraak voor een
gebooren Turk zou aanzien, doch
dat men hem echter wel mocht ge-
looven, ter oorzaak dat hy zo jong
in flaverny was geraakt. Myn
Heer de Conful ftuurde hem dan na
de keuken, met laft van ten zynen
huizp te blyven, willende beproe-
ven, of hem de tong, welke hy zei-
de als vaft gehouden te worden,
niet los zou worden: en, dewyl ee-
nige zyner dienaaren Hollandfch
fpraaken , leed het nauwlyks drie
dagen, of de flaaf begon, met krom-
me woorden, de waarheid van zyn
voorgeven te beveftigen. Onder-
tuflchen was hy, op verzoek van
myn Heer den Conful, op de rol
van myn Heer den Commandeur
als matroos ingefchreeven > en van
fcheeps kleederen , met het geen
daar verder toe behoorde , voor-
zien ; weshalven hy aan boord wierd
gezonden , doch op voorwaarde,
van over zeven of acht dagen we-
der aan land te komen, op dat men
mocht zien hoe het zich dan met zy-
ne fpraak wilde fchikken. \'t Mid-
del was goed: want op den beflem-
den tyd weder ten huize van myn
Heer den Conful zynde gekomen,
was hem de tong,door degeftadige
verkeering met de Matroozen, zo los
geworden, dat men duidelyk kon
hooren , dat hy een Zeeuw was,
zynde geboortig van Tef Veer.
\'tKwam al de wereld vreemd voor,
dat ymand zyne Moeder-taal tot zo
verre kan vergeetcn ; en ondertuf-
fchen zag men \'er hier een voor-
beeld van, daar ik niet geloof; de-
wyl ik alles zelve met de uiterfte op-
merking heb waar genomen , dat
het bedrog de allerminfte plaats in
heeft gehad.
ié?
Tßeßuh van na ferufalem te reifen» Vertre^Dan Smirna.
te befchry ving van Fotia Nova. Plechtigheid over hH aannemen
van een Afvallige tot het Turkfche geloof Gelegenheid van Torto
^Palermo- Coloquiti. Befchryving van het Eiland en de Stad Scio ,
Stanchio , of Ifola Longa , en Rhodus. Gelegenheid van Tyrus.
R omß te \'Damiaten. Vreemde ontmoeting met eenige Arabiers, enz.
IN Italien zynde , had ik altyd
een groote begeerte gehad om na
ril i^-Jerufalem te trekken j welke fè-
Jdzèo? ^^ tiert een tyd my op nieuws , fterker
als ooit, begonnen hebbende te prik-
kelen , maakte ik my, met Rogier
vanCleef, mede by den Heer Con-
ful eenigen tyd gelogeerd hebbende,
en die na Cyprus wilde , daar toe
gereed; en had myn Heer den Con-
ful-»hovtn alle zyne weldaden, noch
tocht te beginnen : maar een fchrik-
kelyk onweder, zoo van wind als re-
gen, \'tgeen dien dagontftond, be-
lette ons \'t volbrengen van ons voor-
neemen ï het welke dan noch den
gantfchen volgenden dag aanhou-
dende, wiert \'er zulk een water in
Smirna gezien, dat men\'er bekwaa-
melyk met fchuitjes in de Stad zou
hebben konnen vaaren, ftaande het
in de Frankenflraat vier voeten
hoog, \'tgeen by menfchen geheu-
genis niet was gebeurd. Den
ï I \'s morgens was het goed weer,
waar door wy genoodzaakt waaren
2:0 fchielyk te vertrekken, dat wy
hy niemand buiten \'s huis affcheid
konden nemen, alzo het vaartuig,
waar op wy ons moeften infcheepen,
gereed lag, om onder zeil te ftee-
ken. Met grooten haaft dan aan-
boord gekomen zynde, liepen wy op
den gemelden February,
\'s morgeris ten tien uuren, uit de Ha- VertreK
ven van Smirna, na dat ik my ruim van Sipit:
zeven maanden , met byzonder ge-\'
noegen, aldaar had onthouden. Ons
vaartuig was een Londer (een foort
van Turkfche Schepen} gemonteerd
na.
de goedheid van ons overvloedig van met twee ftukken Kanon, en veertien
fpys en drank te verzorgen. Wy
meenden dan den February de
Baffen gevoerd met veertig riemen
(cn alzoo al zeer na komende aan
\'tgetal der riemen van de Galeyen,
die \'er felden meer als fellig hebben)
en bemand met feventig koppen ,
meeft Grieken, en d\' overige Tur-
ken. De wind was Zuid Ooll, doch
liep metter haaft na \'t Noorden ,en
Noord-weften ; weshalven wy een
goed ftuk wegs langs de Stad heen
moeften laveeren. Kort na den
middag zerreden wy \'t dicht buiten
onder het v/ater Kafteel van Smirna
ten anker. Weinig voor onze komft
aldaar, was daar ook aangekomen
Capitein Grafilie , komende van
Marfeille, welke lang te vooren was
verwacht , en door de Franfchc
Natie al voor verlooren gehouden i
vermits \'er gerügten waren, dat zyn
X 3 ichip
fchip door de Tripolinen veroverd ,
cn na Rhodus was opgebracht. Hier
haalden wy eenige barken ballaft,
en ftaken des morgens, met het op-
komen van de maan , weder onder
zeil. De wind was toenmaals Noor-
del yk , en niet zeer ftevig; doch ko-
mende omtrent de T aar denhoek, of
ó! Engeljche Eilanden, kreegen wy
zulk een ftooker, dat men geftadig
met de fchoot in de hand moeft
ftaan: en hier op volgde heel fchie-
lyk zodanig een ftilre, dat wy heen
en weder, en by wylen rondomjdree-
ven, en de Caap Calberno voorden
nadit niet te boven konden komen,
ter oorzaak dat de wint uit den Zui-
den kwam. Wy beftooten dan met
een labber koeltje Fotia Nova in te
loopen , alwaar wy , des namiddags
ten vier uuren, het anker, op zeven
en een half vadem waters, lieten val-
len. Den 13 kwaamen eenige
onzer Matroozen, die aan land had-
den geweeft, weder aan boord, met
tydmg, dat d\'ingezetenen zesfthe-
pen, b^oven de Noorder hoek van het
Eiland Scio, van het gebergte hadden
gezien 5 welke wel licht Turkfche
Roovers mochten weezen. Onder-
tuftchen was de ftrydige wind oor-
zaak, dat wy ons fomtyds aan land
gingen vermaaken-, by welke gele-
gentheid ik de Stad ging bezichti-
gen.
Zy is
Lydia 5
Muur ,
Toorns
Fotia
Kova.
elegen in het Landfchap
omvangen met een fraaye
voorzien met ettelyke
en twee Poorten, mede
byzonder fraay , doch die ik, uit
vrees der Turken, niet dorft afteke-
nen, en heeft twee fchoone Havens,
van zodanig een diepte, dat\'er een
Schip, zonder hinder, tegen de wal
kan leggen. De Stad zelve is kleen,
doch zeer vifchryk, en teld, aan de
Noord-weft zyde,vier kleeneEilan-
den, welke onbewoond zyn. Al-
leenlyk hebben de Grieken op het
eene een kleen Kerkje, S.Joristoe-
gewyd, alwaar de Zeevaarende lie-
den van die Natie, als ze daar ko-
men , Miftè laaten doen. Buiten de
Stadts muuren ziet men eenige Fon-
teinen , op de Turkfche wyze. Ik
tekende de Stad eerft af, als ze op
N°. f7 verbeeld ftaat; en noch eens
met d\'omleggende Eilandjes, met
N°. 58 aangeweezen; als mede aan
zekere waterleiding , welke even
buiten de Poort haar begin neemt,
te weeten, aan d\'Ooftzyde,aan een
zeer vermaaklyken oord.
Deze voerd het water van het ge-
bergte na de Stad. Ik bevond de-
zelve honderd en tachtig boogen
lang, boven met beftooten Canaa-
len , en tuffchen beiden met ver-
fcheidene Balancen voorzien, om de
ryzing van het water te beter te gee-
ven. Deze boogen , of Arcades,
zyn acht voeten wyd , en twaalf
hoog , t\'famen met de Balancen
achtien voeten. Zulks dat het wa-
ter in de Balancen zes voeten hoo-
ger ryft, als de boogen zyn. \'t Be-
gin dezer waterleiding voerd tot te-
ken N° 5-9.
\'t Gebergte hier omtrent is by na
altemaal Rots, vermengd met wei-
nig vruchtbaar land, doorgaans be-
zet met laag geboomte. Op de
vruchtbaare grond ziet men weinig
gewas, om dat het dagelyks door
de aldaar komende Galeyen werd
weggenomen; om welke reden zy
\'er geen moeite toe willen doen.
\'t Volk is hier bekend voor zeer
boosaardig.
Zie daar \'t geen ik van de Stad
Fotia Nova kan berichten.
Den 1\'s morgens met Zonnen
opgang, kreegen wy een Schip in \'t
oog, zettende de cours na de Ha-
ven ; doch omtrent de zelve komen-
de, liet het d\'Engelfche Vlag waa-
jeh, en wendde Zuid-weft over, la*
veerende op de Golf van Smirna,
aan.
Dezen dag wierd een Afvallige
onder de Banier van Mahomet aan- Plechtig-
genomen, en derhalven een groote
° j jI j T» I ^ Ut- hecaanne-
vreugde by de Turken aangerecht.
Zy fètteden hem op een Paard , en een Afval-
trokken zoo met hem door alle de jjge\'^wt^^
ftraaten der Stad, met vliegende (^e Cer
Vaandels , onder het geluid van loof.
trommelen enfchalmeyen, altemaal
met bloote fabels in de vuift ^ en
roers op de fchouder, waar mede zy
van tyd tot tyd vuur gaven, maa-
kende ondertuffchen een vreemd
-ocr page 227-té7
gejuich, wegens het winnen van hun-
nen nieuwen geloofs-genoot.
Gelyk de wind ons niet wilde
dienen , moeften wy hier blyven
leggen tot den wanneer wy
des nachts ten drie uuren het anker
lichtten , en met een Zuid-O ofte
wind weder in zee ftaaken : maar zo
haaft als wy ons omtrent de Caap
Calberno bevonden, kreegen wy on-
ze oude Zuide wind weder. Wy
lieten het echter doorftaan , met
hoop van tuftchen d\' Eilanden Spal-
madori en Scio door te komen-,
doch dewyl ons dit mislukte, waren
wy, na veel talmens, genoodzaakt,
des namiddags ten vier uuren aan het
land van Calberno, in Porto Paler-
mo , by de Grieken Gariüima ge-
heeten , op veertien vademen wa-
ters in te loopen.
\'tis een fraaye luftige Haven,
ftrekkende zich geheel in \'t rond, en
over al bezet met gebergte. Ik te-
kendeze af aan het inkomen uit het
Schip, gelyk met N°. 60. werd aan-
geweezen. Doch niet lang lagen
wy hier in ruft: want, omtrent twee
uuren voor Zonnen ondergang twee
Schepen boven de Noorder hoek van
Scio ziende omkomen, konden wy
ons, volgens het bcftieren van hun-
ne zeilen , niet anders inbeelden,
of het moeften Roovers weezen >
weshalven wy ons klaar maakten,
om ons uit ae Haven te verdeedi-
gen, en ftelden Schild-wachten uit
op het gebergte, zynde altemaal in
het geweer, uit vrees van verraft te
worden. Zy laveerden recht op de
Caap aan , een teken van de Golf
van Smirna in te willen ; waar uit
wy dan oordeelden dat het mogelyk
de twee Schepen waren, welke van
Rotterdam verwacht wierden.
Dus leggende , wierden wy in
den duifteren nacht fchielyk door
een fwaare val-wind beloopen j wes-
halven onze Capitein , Michaeli ge-
naamd, na vooren willende loopen,
om te zien of d\'ankertouwen ook
Ongeluk-wel bezorgd waren, ontmoette hy
ïaf det ^y ongeluk een luik, \'t geen open
Capitein ftond , waar door hy plotfelyk ne-
Michaëli. derwaards ftortte, met zo fwaaren val,
dat men weinig leven meer in hem
Porto
Palermo.
kon belpeuren. Men liet hem op
de ballaft, ter plaatfe daar hy geval-
len was, leggen, met een gebroken
been , en andere fwaare wonden,
en daar was niemand, die na hem
zag, of kennis van medicynen had.
Zulks hy met groot ongeduld na de
Meeft\'er en geneezing moeft verlan-
gen , fonder hoop van die beide
eerder, als tot Scio, te füllen vinden.
Deze Capitein Michaeli, geboo-
ren te Napoli di Romania , bereik-
te den ouderdom van omtrent vyf-
tig jaaren , was zeer goed van in-
borft , en had in den oorlog, tuftchen
de Turken en de Venetiaanen, over
de veertig wonden gekreegen. W es-
halven zyn ongeluk ons altemaal
zeer ter harten ging.
Den 2 \'s morgens, lichtten wy
het anker met een Zuide wind. On-
dertuflchen kwam een der Schiplie-^
den, die beneeden by den Capitein
was geweeft , weder boven , aan
wien gevraagd hebbende, hoe hy al
voer, en of hy ook luft had om yts
te eeten, met aanbieding van \'t geen
wy met ons hadden genomen; kree^
gen wy ten antwoord, dathy noch
eeten, noch drinken mocht, ter oor-
zaak, dat hy niet boven kon kornen
om zyn gevoeg te doen. Ik kon
my niet onthouden van lacchen, tn
voerde hem te gemoet, of hy dan
daar om genoodzaakt was zonder
eeten of drinken te blyven leggen ^
De Griek, in plaats van \'er my be-
fcheid op te geven, grimlachte, en
ging heen. Ongetwyfteld moet hier
eenig geheim mee vermengd zyn
geweeft , doch welk , kan ik niet
weeten.
Dezen dag geftadig heen en we-
der laveerende , konden wy Scio
niet bereiken, en liepen derhalven,
na dat wy met groote moeite, en ge-
vaar, Spatmadori te boven waaren ge-
zeild , twee uuren voor Zonnen on-
dergang , op drie-en-dertig Vademen
waters, in Coloquiti, zynde een in-
wyk achter een Klip , daar alleen Coloquiti;
een Griekfch Kerkje op ftaat \'tgeen
drie uuren van Scio word gerekende
Hier lieten wy ons met ons vyven
aan land zetten, vermits wy bevreeft
waren voor twee Turkfche Schepen,
welkê
-ocr page 228- -ocr page 229-welke voor Scio ten anker lagen jen
gingen te voet, met ongemeene moei-
te , over fclierpe rotfen, en ongebaan-
de wegen zynde de grond een zeer
hoog en fteenachtig gebergte , op
verlcheidene plaatfen zo gevaarlyk
door d\' enge paffagien, dat wy ge-
noeg te doen hadden, met ons voor
ongeluk te behoeden, te meer dewyl
ons de duifteniis overviel, zulks
dat wy genoodzaakt waren heel fpoe-
dig voort te flappen, om niet al te
laat in de Stad te komen.
Tuflchen tien en elf uuren traden
KomR te ^vy binnen , en namen ons verblyf
dien nacht in een Griekfch huis,
van \'t welck de meefter bloedverwant
was van een der Grieken, diewyin
ons gezelfchap hadden. Hier wier-
den wy zeer beleefd onthaald , en
hoorden den gantfchen nacht vreug-
■de op de ftraat bedryven, met dans-
len, zingen, fpeelen enz. \'tGeen
omy heel vreemd voor kwam, alzo
men niet gewoon is in andere Ste-
den zodanig een vryheid onder de
Grieken te zien. Des morgens ver-
voegden wy ons by den Vice-Con-
ful , Joarmi de Campis geheeten,
behoorende de plaats onder het
Confulaat van Smirna. Deze bood
ons zyn huis aan, benevens allege-
dienftigheden welke wy van nooden
mochten hebben, \'t Wierd aange-
nomen , en waarlyk zyne beleefd-
heid beftond niet alleen in woorden,
maar ook in daaden j want, geduu-
rende ons verblyf ten zynen huize,
ging ik binnen en buiten de Stad al
het aanmerkelykfte, onder zyn gelei-
de, bezichtigen. Midlerwyl bevond
ik de twee gemelde Schepen te fijn,
het een een Roo ver van Tunis, en
het ander een Koopvaarder van
Conftantinopolen , beide veror-
dend na Alexandrien. Daar lagen
noch fes Galeyen , benevens ver-
fcheidene andere vaartuigen, in de
Haven. Den kwam onze
Londer eerft binnen zetten, daar wy
aanftonds onze goederen afhaalden.
Befchry- Dit Eiland mach met recht het
ving van Paradys van geheel Griekenland ge-
^etE^\'lfn J\'noemd morden, \'t Besrvnt omtrenf-
Scio,
en word \'er ongevaar honderd van
Smirna gerekend. Men ziet\'er twee
groote velden, het een tegen \'t Noor-
den, en het ander tegen \'tZuiden:
doch dit laatfte is wel viermaal zoo
groot als het eerfte. Hier teld men
zes Baronnyen, met hunne aanmer-
kelyke Toorns en Fonteinen, ftrek-
kende zich van het Zuiden na het
Weften, genaamd Criva, Tlatani-i
Camuceffato, CriauriJJi, Tloya , en
Vejiarcata-, altemaal Antykfche plaat-
fen, en de laatfte boven d\'andere
zeer luftig en vermaakly k.
Wat belangd de Stad, welke haa-
ren naam m het Eiland voerd, zy
is tamelyk groot, doch lang en fmal,
en heeft twee Kafteelen: het oude,
\'tgeen heel groot, en als een kleine
Stad is, getekend met de letter A. in
\'t welcke de Turken zich onthouden,
en nooit Chriftenen mogen binnen
komen, ter oorzaak van den argwaan
der Turken: en het nieuwe, leggen-
de beneden aan de Zee-kant. Dit is
maar gemeen gebouwd, van geen
groot belang, en verbeeld onder de
letter B doch omringt met veele
fchoone Tuinen, beplant metOran-
jen, Limoenen, Cederboomen, Oly-
ven, en Wyngaarden, en meeften-
deel vercierd met zeer vermaakly-
ke Speelhuizen , op de wyze van
vierkante Toorns, daar zich d\'in-
woonders by Peft-tyden in onthou-
den.
Behalven de Stad, begrypt het Ei-
land noch twee-en-zeventich Dor-
pen , en onder deze twee , EUata
en Veffa geheeten, daar de patry-
zen tam gemaakt worden , \'t geen
zeer raar om te zien is. Deze pa-
tryzen zyn by dag in het veld, en
hebben gemeenfchap met de wilde >
en des avonds keeren zy weder na ^^j^jj^g
de Dorpen. \'kHeb my laaten zeg-pjtry^en
gen, dat ze de jongens, daar ze aan op het zei-
gewend zyn, volgen, even als de*®»
honden, ja zelfs, dat ze viit de Dor-
pen na het veld vliegen om de jon-
gens te zoekèn. Deze jongens wee-
ten op een fleuitje elk de zynen by
zich te doen komen, enleidenzein
het veld, daar ze de koft gaan zoe-
ken; en \'s avonds keeren ze, op
\'t hooren van het gefleuit, ook weder
te
li-
\'noemd worden, \'t Begrypt omtrent
\' hónderd Italiaanfche mylen , en is
achtien mylen van Afid afgelegen,
tc rug ) yder daar hy weezen moet.
\'t Gantfche Eiland heeft een me-
nigte van Maftik - boomen , doch
voornaamentlyk omtrent het dorp
Hy. Men zeide my , dat ze in de
maanden Augufius en September ee-
nige gaten in de zelve maaken, waar
door de Maftik, zynde dc gom dier
boomen, langs de fchors nederwaarts
druipt tot op de aarde, daar ze zich
als tot een koek zet, en verzameld
zynde door wachters, die in hutjes
woonen, bewaard werd. d\'Ingeze-
tenen weeten, hoe veel zy Jaarlyks
aan den Grooten Heer moeten gee-
ven , en zyn gehouden het overige,
tot een zekere prys, aan den Tolle-
naar , en niemand anders, te verkoo-
pen; die ze met goede winft weder
weet te verhandelen. Zy word in
veele zaaken gebruikt, is als een wit-
te gom, en heeft geen onaangenaa-
me reuk. De Grieken, inzonder-
heid de Vrouwen , gebruikenze in
menigte , alzo zyze kaauwen , en
\'er doorgaans zodanig op verzot zyn,
dat zyze altyd in de mond hebben.
Zy fpuwen \'er af, en beelden zich
in, dat \'er de tanden wit van wor-
den , en \'er den adem een aangenaa-
me reuk af krygt.
Zes Italiaanfche mylen yan de
Stad, na de Noord-zyde, ziet men
School d\'overblyfzelen vin^et School van
van Ho. Hometus. \'t Is uit de rots gehou-
wen , heeft rondom zyne zitplaat-
fen, en in het midden een kleinen
Altaar, altemaal uit de leevendige
fteen. De muuren en \'t gewelf zyn
verbroken , en het overige door
d\'ongemakken der lucht meerendeel
^fchonden. Eenige willen , dat
Homerus hier gebooren, en begraven
zoude v/eezen.
Aan de Weft-zyde, zeven Itali-
aanfche mylen buiten de Stad, ftaat
een vermaard Kloofter , Niamoni
geheeten , ^geen d\'Inwoonders
zeggen doot Helena gefticht te zyn.
Wet doet zich van buiten op als een
bemuurde Fortres, heeft maar eene
Poort, en een kleene, doch zinde-
Jyke Kerk , altemaal meeft van
Porphyrfteen 5 met zeer fchoone
Kolommen.
I^e Roomsgezinden hebben in de.
ZEN. 169
Stad vyf Kerken, als il ^omö Vef-
covato, of de Bifchoplyke Domkerkj
La Madona della Trave ; La Ca-
pella, of de Kapel, zynde het Kloo-
fter der Capucynen; La Madona del
Rofario, of de Lieve Vrouw van de
Roozekrans, ^th^nxxmdS. Sebaßi-
aan, het Kloofter der Dominikaa^
nen, ofPreekheeren; S.Mtolo, de
Kerk vzn de Sokolanti, ofFrancif-
kaanen, en S. Antonio, \'tConvent
der JeCuiten.
Wyders heeft dit Eiland alle be«
hoeften van leevens-middelen, oh-»
der anderen Koorn, en goede Wy-
nen, doch die wat dik vallen j en is
het eenigfte, \'tgeen zoodanig een
vryheid, onder de Heerfchappf^ dér
Turken, behouden heeft.
d\'Inwoonders leeven \'erna hun
welgevallen , betaalende Jaarlyks
flechts hunne tribuit.
Men heeft\'er verfcheidene braave
Familien, en eenige roemen uit den
Huize Juftiniani gefjprooten te wee-
zen.
Daar werden veele Damaften,Sa-»
tynen, en andere ftoffen gemaakt. ;
De Vrouwen zyn hier fchoon.
Schoo tj.
blank, meeilendeeï blond Van--hair, Vrouwen
vroly k van aart, en vol bevall igheid van Scio,
tot zo verre, dat ik moet bekennen,
nergens vrouw-volk gezien te heb\'^
ben, \'t geen zich zo aangenaam in
het oog vertoond. Men vind ze al-
tyd net opgefchikt, en geeftig ge-
huld, met een wit kapfel van Kame-
riksdoek, daar zy, zo wel achter, als
voor, bouquetten vanfwarte pluim-i
tjes op zetten, en waar over een
fwart lintje of koordje heen fwiertj
Ik tekende eene der voornaamften,
gelyk ze op d\'andere zyde verbeeld
ftaat. De gemeene manier is echter zo
Drachtig niet. \'t Overige hunner
deeding beviel my niet zo wel, dewyl
zy \'er de fraaye geftalte van hun
lighaam mede beneemen: want zy
maaken het bovenlyf veel te kort:
ook zyn de rokken te kort en te dik.
De fchoenen zyn hoog, en van bin-
nen met kurke zooien; wyders mee
Fluweel , ot eenige andere zyde
ftoftè, konftiggeborduurd, daarzy
zich meefterlyk op verftaan, over-
trokken. Zy vallen ook niet zeef
y viesa
-A-V-,___
vies, of al te ingetogen omtrent het
manvolk: want zo wel in de Stad,
als op de Dorpen, ziet men\'er, by
gelegentheden van vrolykheid, aan
alle oorden rondedanflèn aanrechten:
en een vreemdeling mag\'er zich met
volkomene vryheid by voegen , en
een der goelykften by de hand nee-
men , zonder dat \'er jalouzy over op-
gevat zal worden. Zy toonen zich
ook zo beleefd omtrent de vreem-
delingen, datmen\'eroververftomd
llaat. Maar om de bevalligheid de-
zer Juffers met te|meer genoegen te
mogen genieten , diend men wel
Griekfch te konnen fpreeken j ver-
mits \'er weinige onder zyn, die de
Italiaanfche taal verflaan. Doch het
meefte deel van het Manvolk weet
\'erzieh redelyker wyze van te bedie-
nen. Wat de dracht van dezen be-
langt, die is by na de zelve, als ze
in voorige tyden by onze Landge-
jiooten gebruiklyk was, eer de
ftemmige Hollanders» met de wif-
peltüurigc Modes vm Vrankryk te
volgen , d\' oude deftigheid verba-
fterden. Zy draagen fpitfè hoeden
met breede randen , en een korte
rok, met vier groote Ichooten j de
mouwen op den arm open, en aan
beide de zyden met een ry kleine
knoopjes bezet. De borftrok is ge-
meen yk van fehoone gekoleurde
zydej en de broek» welfcrs pypen
yder de wydte van omtrent drie vie-
rendeel vaneen elle hebben, op het
been met een ry knoopen, en eeni-
ge ftrikken , van drie vingerbreed
lang, vercierd. Beffen, of dafï^
zyn by hen in geen gebruik, maar in
derzelver plaats hebben ze een reep
van fijn doek, ongevaar een half el
lang, tot een kraag, aan de halsboord
van hun hemd vaft genaaid. Dc
koufïèn en fchoenen zyn op de zel-
ve wyze als d\'onzen.
Terwyl ik my aldus bezig hield
met d\'aanmerkelykfte dingen in cn
oratrenï Scio te ïaiiüclitigen , ver-
-ocr page 233-Ui
van den gemelden Tempel daarvoor,
neemen.
Wanneer de Ridders van Malta
het Eiland Rhodus noch bezaten ,
behoorde ook deze Stad onder hun
gebied.
De vreemdelingen hebben hier
meer bekyk, als hen lief is, voornaa-
mendyk van het Vrouwvolk, \'t geen
met troepen ftaan blyft om hen na te
oogen. Zy vraagden ons met by-
zondere nieuwfgierigheid , of wy
ook Chriftenen waren, en, verftaaii-
de van ja , betoonden zy een onge-
looftyke blydfchap. Ookverneemen
zy gemeenlyk van wat oord der we-
reld men komt, en waar men heen
gaat, even of \'er hun belang aan
hing. Men deed ook deze vraag
aan my, en hebbende geantwoord,
na Jenifalem, wenfchten zy my over
de ftraat, met groot gefchreeuw, en
zonderlinge betuiging van Chrifte-
lyke liefde , een gelukkige reis : ja
het huis, alwaar ik eenige voorraad
van wyn opdeed, was zodanig be-
zet met deze Griekinnen, dat ik\'er
in\'t uitgaan naauwlyks door kon
dringen.
Tegen over deze Stad ftrekt zich
een lang ^ehtx^lefPetrotiny geheeten,
als mede aan de zyde van de zelvej
tuflchen welk gebergte men zeer
vermaaklyk doorvaart, in de ne-
vensftaande aftekening is de Stad
verbeeld met N°. 63, en het Kafteel
aangetekend met de letter A.
Een uur nademiddag gingen wy
weder \'t zeil, met een Noordelyke
wind, houdende het gebergte be-
neven ons, tot ten drie uuren.
Des nachts omtrent een uuren, op
den eerften Maart, kwamen wy aan
de vermaarde Stad Rhodus, daar wy, . , ^
IJ, . j AanKom*
ter oorzaak dat de wind ons tegen jij^
was, genoodzaakt waaren te blyven; Rhodus,
waar door ik dan, tegen verwach-^"\'\'^^\'^^\'\'^^\'
ting, gelegentheid bekwam om my-ïie?eSud,
ne nieuwsgierigheid, in het bezich- e» het
tigen van deze beruchte Plaats, te^\'^\'\'"\'^^\'
voldoen.
Met het opgaan van den dage-
raad maakte ikluy daar toe gereed,
en verbeeldde my ftraks, uit het bui-
tenfte gezicht der Stad, yts fraais te
zullen ontmoeten.
Y 2 Aan
ftond ik, dat\'er goede gelegentheid
Was om na Damiat en te gaan, en
maakte derhalven verding met den
Capitein wegens de vracht, \'t Ver-
trek was beraamd tegen den 27^"".
February; weshalven ik een gedeel-
te van den tyd, dien ik noch ove-
rig had , befteede tot het aftekenen
van de Stad, hebbende my ten dien
einde geplaatft aan de land-zyde op
een berg , alwaar dezelve zich het
fraaifte vertoond.
Gaarne had ik nog eenige dagen
willen blyven, om het gezelfchap
dezer bekoorlyke Griekinnen by te
woonen: doch dewyl de gefteldheid
der zaaken zulks niet toeliet, traden
wy te fcheep op den gemelden 2
en lichtten omtrent den middag het
anker, met een Noordelyke wind ,
vertrekkende in gezelfchap van de
twee gedachte Schepen , verordend
na yllexandrien. Ons vaartuig was
een Saïke, van welke men zich hier
te lande zeer veel bediend. De wind
diende ons zo wel, dat wy des an-
deren daags morgens ten acht uu-
ren , na verlbheidene Eilanden voor-
by gevaaren te zyn, het anker wier-
ofiS?\'®pen voorde SizdStanchio , oilfola
Longa, Longa, op vyf vademen waters.
De Stad legt heel vermaaklyk ,
en is rondom bezet met Oranje en
Limoen-boomen , mitfgaders een
menigte van Wynbergen, welke goe-
de Mufcadel-wyn, en overvloed van
Rozynen uitleveren. Zy heeft een
groot Kafteel aan den oever van de
Zee, doch niet fterk, daar de Tur-
ken bezetting in houden: doch de
Stad zelve word meeftendeel van
Grieken bewoond. Zy is van bin-
nen voor een Turkfche plaats no^^
redelyk fraay, en heeft in voorige
tydén onder de Genuëzen geftaan.
^ Van ouds wierd zy Cos geheeten ,
en waren aan dezelve hunne geboor-
te verfchuldigd, die vermaarde Mee-
fter in de Geneeskonft Hippocrates,
en de Prins der Schilders Apelles.
EenTempel van <iJE.fculapiushs.th
deze Stad eertyds ook een groote
luifter bygezet.
De Inwoonders wyzen noch de
plaats aan, daar Hercules zoude ge-
woond hebben: mogelyk dat zy die
Aan het inkomen van de Haven
ziet men voor eerft een rond K^afteel,
ftrekkende zich wat in Zee, waar
by verfcheidene van gehouwene
fteen gemaakte Molens ftaan, wel-
ker getal van wieken grooter is als
dat der onzen; \'t geen in myne af-
tekeningen meermaalen gezien zal
worden. Van deze Molens zyn ee-
nige vervallen. Hier achter leg-
gen zich de groote Schepen ten an-
ker.
Tegen over, aan de Noord-zyde
van de Haven, ter rechterhand in-
komende , heeft men een zeer fchoo-
nen vierkanten Toorn, welker hoog-
te gezegt werd over de honderd
voeten te zyn , boven op aan yder
hoek voorzien met een Schilderhuif-
je, om alle aankomende Schepen te
konnen ontdekken. Deze Toorn,
behalven dat hy ook noch met een
Gordyn aan de Stadsmuuren loopt,
is gehecht aan een Bolwerk, \'t geen
daar achter legt, en beplant met ee-
nige zeer zwaare ftukken kanon,
waar mede men het inkomen in dc
Haven van alle kanten kan belet-
ten.
Onder dît gefchut is een ftuk van
twaalf duitfche voeten lang , yder
voet van twaalf duim , fchietende
een kogel van ongemeene fwaarte.
Menheziet dezen Toorn aan deland-
zyde door een hout Tralie werk,
waar mede de zelve afgeftooten is.
Men zegt, dat die aldaar door de
Turken gebouwd is, en wel ter plaat-
fe , daar eertyds de Toorn van S\'. Ni-
colaas ftond.
De gemeene Vaartuigen leggen
tulfchen den zeiven, en de Stads
poort ten anker. Tegen over dezen
Toorn, aan d\' andere zyde van de
Haven, echter aan de zelve Noord-
zyde, ftaat het Kafteel S. Angelo.
Deze wydte word op ruim vyftig
vademen gefchat,en gehouden voor
de plaats, daar voormaals Coloffus, of
Zonnebeeld ^ voor een van de ze-
ven Wonderen der Wereld geacht,
geftaan heeft; welkers grootte zo-
danig was, dat de Schepen tufTchen
deffelfs beenen door in de Haven
zeilden , en een gemeen man den
duim naauwlyks kon omvademen :
\'tgeen ook hier uit afgemeeten kan
worden, dat, als het zelve door een
aardbeving nedergeftortwas, negen
honderd Kameelen gebruikt wier-
den, om het koper , daar het van
gegooten was, weg te voeren.
Aan het laatftgemelde Kafteel,
\'tgeen ook de \'Diamant genoemd
word , om dat het achtkantig is,
heeft men een goede Haven voorde
Galeyen. De mond is zeer naauw,
en word des avonds met een keten
geflooten, welke met het eene eind
aan een Toorn, flaande op het ein\'
de van de befchermmuur , en met
het ander aan een Rots op het land,
weinige treden van het Kafteel S. Ari\'
felmo, vaft is.
In de Stad gekomen zynde, ver-
voegde ik my terftond na een Dorp,
niet verre van daar gelegen, om ee-
nige Paters te mogen vinden, die
my aanwyzing van de voornaamfte
oorden en zaaken konden doen:
maar men onderrechtte my , dat
zich geene Franken, of vreemde Pa-
ters , daar meer onthielden. Ik be-
gaf my derhalven na den opperften
der Grieken : doch deze dltaliaan-
fche taal niet verftaande, bleef ik
even wys, en keerde met grootmif^
noegeii weder na onze Saïke.
Ondertuflchen, terwyl ik nu niet
veel vrucht van myne Landgang ver-
wachtte , wierd ik in het Hollandfch
aangefproken door een Venetiaan,
welke dartig Jaaren flaaf was geweeft,
en over een wyle vry-gekogt. Hy
had eenige Jaaren met de Hollan-
ders ter Zee gevaaren, en by die ge-
legentheid de taal geleerd. Deze
bood my blymoedig zynen dienft
aan, en bragt my by een Hambur-
ger, die, heel jong in flaavernyge-
raakt , Turkfch was geworden , ca
hier dc bediening van Konftapel op
een galey, mitsgaders het opzichter-
fchap over het Stads Kanon, be-
kleedde, zynde AU geheeten j ik
vond hem , buiten dat hy tot het
Mahometaanfchc geloof was over-
gevallen, een heel eerlykman, die
groote believing voor my bad, en
my leidde overal, daar hy oordeelde
dat myne nieuwsgierigheid zich hec-
nen zoude konnen ftrckken.
171 C0%3^SLIS de
Watdc Stad Rhodus belangd, zy
is groots, en deftig gebouwd, heb-
bende de Muuren op die manier, als
die Yzn Romen. Twee Poorten gee-
ven ingang \'tot de zelve, d\' eene aan
de Zee, en d\'andere aan delandzy-
de. Die aan de Zeekant is zeer
fraay, en de Stad aldaar voor een
gedeelte met een dubbelde Muur om-
vangen. Voor de zelve ftaat een
houten huisje, daar de lieden van
de Tol zich in onthouden. Aan de
landzyde ziet men een omvang van
drie Muuren , yder ter hoogte van
achtien vademen, en redelyk dik,
verfterkt met een groot getal van
Toorns. Op de Wallen, in \'talge-
meen gerekend, teld men vier hon-
derd en feftig ftukken Kanon, waar
onder veele fwaare metaale zyn,
en op de twee Kafteelen honderd
en feftig.
Het Kafteel binnen de Stad, aan
de landzyde , is zeer hoog , en
groots gebouwd. Hier worden de
voornaamfte gevangenen van den
Grooten Heer bewaard; en bevond
\'er zich noch, toén ik \'er was, een
Tartarifche Koning, die \'er al drie
zichre der vreemdelingen, als ik el-
ders van die van Stanchio hebbe,
gezegt.
Het Eiland begrypt in \'t geheel zes
dorpen, \'t Geen dichtft aan de Stad
gelegen is , word Cafa Nova , of
het Nieuwe \'Dorp geheeten. De
naamen der anderen zyn S. Janar-
gier, S.Naßaifia, Bak/male, The-
poeria, en Trinda. Dit laatfte legt
onder aan een berg, daar de oude
Stad heeft geftaan, gelyk de lieden
des lands my wiften te zeggen, zyn-
de die plaats omtrent acht Italiaan-
fche mylen van de tegenwoordige
; Stad afgelegen. Ter zyde van de
zelve, aan de Zee , zier men noch
eenige oude brokken van muuren,
doch hoe dit met de gelegenheid van
de Haven , en de plaats, daar de
Coloßus geftaan heeft, te famen ge-
bragt zou konnen werden, kan ik
niet bezefFen.
Eertyds pronkte dit Eiland mee
vier Steden, Lynaus, Clamyrus
lijrii}! > en Rhadus. Van de eerfte
zyn de muuren geflechr , en niets
overgebleeven als een kleine burgi,
waar om heen veele Zecvaaniide
Jaaren had gezeten. Echter wierd Grieken woonen: en van \'Limw-us
hy zo naauw niet opgeflooten, of
de Bajfa vergunde hem by wylen,
zich wat te mogen gaan verlufti-
ge«-
De Straat der Ridders van Malta
munt uit boven alle d\' anderen.
Voor veele Huyzen ziet men noch
in marmer hunne wapenen uitgehou-
wen, cn by eenigen noch gefchrif-
ten.
De Poorten pronken infgelyks met
het wapen van den Groot-Meefter
dér Örder.
De Huizen ^.yn hier altemaal van
groote fteenen opgebouwd, gelyk
ook mede de buiten plaatfen, of Dor-
pen der Grieken, welke binnen de
Stad niet vermogen tewooiien.
Deze buiten plaatfen zyn grooter
als de Stad zelve. Men ziet \'er vee-
le luftige Tuinen , en in de zelve
zeer veele Oranje boomen, welker
vruchten, in fmaak en reuk, voor gee-
ne andere behoeven te wyken.
De Griekfche Vrouwen hebben
hier dezelve nieuwfgierigheid ten op-
en FaliJSus ziet men alleenlvK öe
grondveften van de wallen. Boven
op de hoogte van het gebergte, aan
de Zuid zyde, achtien hondeni vs-
demen van de Stad, onrnioer ujcn
een berg, door de Krygs.iedcn v^a
Sultan Pollman den in deii jaa-
re ifzz in eenen nacht opgeworper.s
door welkers middel hy (met diu-
zend Galeyen, die hem als tor een
brug verftrekten ^ ten dien einde v:in
d\' Ooftzyde uit Natoliën overgeko-
men} de Stad in zyn geweld kreeg,
als zynde hooger gelegen, en kon-
nende de zelve derhalven dwingen.
Dicht benevens den gemelden berg
is noch een anderen berg opgewor-
pen, beide in den tyd vanVier-en-
twintig uuren. De laatfte werd ge-
rekend tachtig vademen van de Stad
te zyn.
Buiten de Stad , in de vlakte,
oeftènen de Turken zich in hetwor-
ftelen , \'t geen ik een reis of twee
heb gezien, zynde daar toe een be-
kwaam Perk verordend, \'t Beftaat
y 3 alleen-
r e i z e n.
y
rhoûus
-ocr page 237- -ocr page 238-alleenlyk in malkander over den rug
om,of over,te werpen. De worftelaars
zyn \'t eenemaal naakt,behalven dat ze
een kort broekje aan hebben. Het
gefchied tweemaal ter week, te wee-
ten , Dingsdags en Vrydags, en ftaat
een yder vry , zülks dat \'er by wy-
len wel veertig of vyftig te gelyk
verfchynen. Die overwinnaar is,
gaat om by d\'aanfchouwers, die hem,
elk na dat hy mild is , eenige
j>ers geeven, waar van \'er omtrent
drie m eenftuiver gaan. \'t Opzicht
en gebied van dit werk ftaat aaneen,
die nooit verwonnen is geweeft, en
derhalven voor hun Opperhoofd ge-
houden word. Gelyk ik gewoon
was alle plaatfen, daar ik gelegent-
heid toe had, op papier te brengen,
had ik ook deze op myn aankomft
afgetekend, met twee verfcheidene
gezichten, zo bedekt als my immers
mogelyk was: Want zynde de Stad
Rhodits een van de voornaamfte
Sterkten der Turken , zou ik het
niet minder als met de dood hebben
moeten bekoopen , indien ik\'ci op
betrapt had geworden > beeldende
zy zich in, dat de Chriftenen, met
hunne plaatfen af te teekenen, geen
ander oogmerk hebben, dan\'er zich
by gelegentheid\'tot hun nadeel af te
bedienen, d\'Eerfte aftekening ge-
fchiedde op kleine ftukjes papier,
welke ik vervolgens\'t Scheep in or-
der bracht. Deze is aangeweezen
met N®. 6f. de gemelde fraaye Toorn
met de letter A, en het Kafteel op
de punt by de Molens met B. De
tweede N". 66, is getekend ter hal-
ver weg , tufTchen de Stads Poort,
en de gemelde Molens, ftaande aan
de kant van de Haven , achter de
Muur. In deze vertoond zich de
Stads Poort met de letter K, de
Toorn met L, en het Kafteel S. An-
gelo, c>ï \'Diamant y voor dezen
S. Ermus genaamd, met M. De
Haven is als een kom> om een be-
ter begrip van dewelke te geeven,
heb ik \'er het heele gezicht af ver-
beeld, ziende dezelve als van bui-
ten, niet aanwyzing waar de Colof-
fus, of het Zonnebeeld foude geftaan
hebben, te weeten met den eenen
voet daar de letter O, en den ande-
ren daar de P te zien is.
Tot dus verre van de Stad en het
Eiland Rhodus gefprooken hebben-
de, zal ik den draad myner reis we-
der aanhechten. Den en
Maart hadden wy een zeer harde Hard
wind , en een zo onftuimige Zee, Weêr.
dat de Golven zich over het Kafteel,
daar de Molens ftaan, zynde de be-
fchermmuur , heen wierpen. Den
^den verhefte zich de wind weder
zodanig uit den Ooft ten Zuiden, dat
niemant aan of van boord konde
komen, vermengd met fwaare don-
derflagen en een geftadige blikfem.
Wy lagen wel voorzien met vyf an-
kers\'t Zeewaart, en noch verfcheide-
ne andere touwen aan het land vaft .
gemaakt, waar van eenige achter om
de fpil waren beleid, leggende met
ons achter fchip tegen de wal, of
Klippen, daar de Zee zo verwoed
op aan brandde, dat door het hevig
flingeren van onze iy^/\'/èÉ" de touwen,
die om de fpil beleid waren, dezel-
ve uit de groef rukten j \'tgeen zulk
ccii unuftcldheid onder ons Schip-
volk veroorzaakte, dat eenige hun-
ne valiefen al aangepakt hadden, en
\'er mee boven kwamen loopen, mee-
nende, dat wy al tegen de klippen
aanflieten: want het gekraak, \'t geen
de fpil in het uitrukken had gemaakt,
deed hen niet anders oordeelen, of
het Schip wierd \'er met alle geweld
tegen gefmeeten: maar eenige ande-
re touwen, om de Befaansmaft be-
leid, behoeden ons voor dezelven.
Straks kwam men met lantaarnen
voor den dag: want het was zo don-
ker, dat men malkander niet kon on-
derkennen , te meer, vermits de bhk-
fem ons het gezicht verblindde. Wy
beleiden de touwen zo goed, als wy
in die gefchapenheid van zaaken
konden doen. De meefte Iwaarig-
heid was, dat van dartig mannen ,
welke de Saïke voerde, de klockfte
helft aan land was gegaan, die nu
door d\' onftuimigheid der Zee niet
weder aan boord hadden konnen
komeni weshalven wy ons, indien
de nood ons verder had gedrongen,
mogelyk niet zouden hebben kon-
nen redden. Den nacht dan aldus
met groot gevaar doorgebracht heb-
bende >
bende, begon de wind met het op-
gaan van de Zon een weinig te be-
daaren , draayende zich na den
Noord-Weften. Den iï"^®". was de
wind N oord-Noord-Weft , en het
weêr bekwaam en goed, daar wy dus
lang na gewacht hadden: want de
Grieken verlaaten nooit eenige ha-
ven , voor en al-eer de wind \'t eene-
niaal goed, en het water ftil is, en dat
de lucht zich aangenaam vertoond.
Daar vertrokken dan eenige vaar-
tuigen na verfcheidene geweften:
doch na den middag, zo als wy me-
de ons anker meenden te lichten ,
kwam \'er een Schip van Cf
poïen binnen loopen, gevoerd door
den Capitein Gafimlbrahmi en ge-
monteerd met feftig ftukken kanon,
en over de vyf honderd man , ver-
ordend na Alescandrien. Deze was
toenmaals Admiraal van alle de Turk-
fche Koopvaardyfchepen, en voer-
de de Vlag van de groote Maft. Hy
belettede ons het uidoopen , uit
vrees dat wy eenige,Chriftene Kaa-
pers mochten ontmoeten , en hen
van zyne komft aldaar verftendigen.
Den kortten wy buiten de ha-
ven: doch den Admiraal ftuurde ons
zyne Sloep achter na, met bevel van
niet voor hem \'tzeil te gaan. Wy
brachten dan een touw uit aan de
ïdippen , onder het Kafteel Anfel-
fno.
Omtrent den middag kreegen wy
verlof om te mogen vertrekken, en,
hebbende een goede Noorde wind,
zetteden wy de cours Zuid aan, cn
liepen, alleenlyk met onze Voorblin-
den, tot dric-en-twintig Italiaanfche
mylen voorby de Caap Lendigo, of
Lindoi het Vaderland van Chares
Lydius , dien vermaarden Meefter
Van de Coloffus. Deze Caap is fes-
tig der genoemde mylen van de Stad
khodus gelegen. Thans liet de dui-
fterheid ons toe de zeilen by te zet-
ten, en wierd de cours Zuid-Zuid-
Ooft genomen, meenende dit rak,
en Cacavo, uit het gezicht te loopen,
om van de Chriftene Roovers niet
gezien te worden , ter welker oor-
Zaak wy de zeilen by dag niet had-
den bygezet : maar eenige mylen
*t Zeewaart zynde, echter Aoch in het
gezicht van het land , draaide dé
wind na \'t Weften, doch met zo flap-
pen koelte dat v/y heen en weder
dreeven; weshalven, alzo de Schip-
heden geen kans zagen, om aldus
onzen weg te konnen vervorderen j
en betrachtende, ten anderen, het ge-
vaar wegens de Scamfavißs y of de
Galjoots die zich hier omtrent ont-
houden , wy het befluit naamen, van
weder na Rhodus te keeren , daar ^edisra
wy drie uuren na den middag nog- komö al-
maals binnen geraakten; Den 1
kwam \'er een klein fcheepje van
Venetien j \'tgeen hier \'t huis hoor-
de , in de Haven loopen. Den 1
vertrokken \\iev Saïkennik Confianti-
nopolen. Ondertuflchen hadden wy
noch alle dagen onfluimig wcêr^
vermengd met regen en fwaare don-
der en blikiem; \'t geen Onze fwaar-
moedigheid, over ons lang verblyf
alhier, deed toeneemen, inzonder-
heid de myne, alzo ik vreesde, dat
ik aldus voor Paafchen niet te Jeru*
falern zoude komen.
Ons eenigfte vermaak was , dage-\'
lyks aan land te gaan, en de Stad,
en d\' omgelegene oorden, te bezich-
tigen , daar wy de .Grieken in hun-
ne huizen gingen bezoeken \'t geen
wy met zo groote vryheid deeden r;
als of wy in Chriftenryk waren ge-
weeft , zonder dat ons eenige moeye-
lykheid, van de kant der Turken #
ontmoette. Zelfs deeden de gee-
nen van de® ofTü/, welker
huis , gelyk hier voor gezegt is,
even buiten de Poort ftaat , zulks
dat men\'er Voorby moet gaan, om
in de Stad te komen j my verfchei-
dene maaien by zich roepen , om
wat met hen te praaten : want heb-
bende d" eerfte reis verftaan , van
Wat Land ik was, waar ik al geweeft
had, en waar ik fioch heen meen-
de te trekken, hadden zy groot ge-
noegen in \'t geen ik hen hier en daar
van wift te zeggen. Zy vergelee-
ken ook myn voornéemen, van na
Jerufalem te gaan, by hunne reis
na Mee ha ^ om hét graf van hunnen
Propheet te zien en betoonden
met groote Uitdrukkingen van genc-
gentheid, my een gelukkige en be-
hoüdene wederkomft toe tê wen-
fèhen^
175
n6 CO%J^SLIS
fchen. Dit gefchiedde doorgaans
onder het rooken van een pyp tabak,
cn het drinken van Kaffee-, \'tgeen
zy altyd tot mynen dienft hadden.
In der daad, de lieden van fatfoen
hebben groote achting voorde Fran-
ken , pryzende hun verftand , en
ftoute onderneemingen, omtrent het
bezoeken van Landen en Steden;
daar de Turken zo groote genegent-
heid niet toe hebben. Om kort te
gaan , deze lieden beweezen my zo
veel vriendfchap , en fcheenen zo
veel belang in myne zaaken te nee-
men, dat ikj tot befchaaming der
Chriftenen , voor hen niet kon ver-
bergen , dat het yts zeldfaams zou
weezen , zo zy dezelve genegent-
heid, en eerbewyzingen,by ons kwaa-
men te vinden.
Den 2 der genoemde Maand,
Tweede s\'r.amiddags ren twee uuren , ver-
Vertrek trokken wy met een Noord Wefte
v^rt Kho- .^vind voor de tweedemaal van Rho-
MSi in gezelichap der twee gemel-
de Schepen , die na Alexandrien
Wilden, \'t Grootfte van deze was
een Hechte zeilder , zulks dat wy
hem bekwaamelyk met ons Schover-
zeil, en Blinden konden by houden.
Des anderendaags morgens, met het
opgaan der Zon , hebbende noch
dezelve wind, bevonden wy hon-
derd en vier-en-twintig Italiaanfche
mylen gevorderd te hebben , zyn-
de nu in volle Zee. Den
kreegen wy de wind weder tegen,
zulks dat wy nogmaals na de kant
van Rhodus gedreeven wierden, im-
mers meer ais wy voorwaarts gingen,
\'s Nachts wierd het dood-ftil , tot
zo verre, dat de zeilen gantfch geen
dienft meer deeden. Wy waren nu,
na gifting , omtrent twee honderd
vyf-en-dartig der genoemde mylen
van Rhodus., en twee honderd dar-
tig vanDen 2/"°, te-
gen den morgenftond , draaide de
wind weder goed, en wierd de cours
na \'Damiaten gezet: doch, met het
vallen van den avond, begon het zo-
danig uit den Zuiden teftormen,
dat wy \'tden geheelen nacht, met
de Blinden alleen, voor de wind lie-
ten loopen, komende aldus voorde
\\^yjSLv^XiBarbarjien, Thans kreegen
wy fchielyk een Zuid-Wefte wind j
die ons van voorneemen deed ver-
anderen , en de ftreek, op Gods
genade, na Landia zetten, op hoop
van Torto Chriftiano te bereiken:
maar, ongevaar midden Zee zynde,
kreegen wy den wind geheel uit den
Weften j hielden \'t derhalven op Cy-
prus aan ; en kwaamen zo ver, dat
wy Laap Lagata, op het zelve Ei-
land, in\'t gezicht kreegen. Den 26^«».
dobberden wy noch al in een fchrik-
kelyke holle Zee, zonder haven te
konnen aandoen, ofzeil te maaken.
Voor Caap komende, jaag-
de ons de wind weder van daar.
Ondertuflchen begon men malkan-
der bedroeft! aan te kyken. Som-\'
mige der Grieken brandden den
ganrfthen nacht kaarsjes voor S. Jo-
ris ^ aan wien zy beloofden geld te
zullen offeren, indien hy hen be-
houden te land bracht: want deze
is hun grootfte Heilig, en word by
dusdanige gelegentheden voor hun-
nen eenigen Beft:hermer gehouden.
Een der zeiven ging ook met zyn
muts om, over het geheele Schip,
om te verzamelen \'tgeen zy aan
S. Joris zouden offeren, ter eerfter
plaatfe, daar zy een Kerkje, aan hem
toegewyd, kwaamen te ontmoeten,
\'k Stond verzet over de verkeerde
Godvruchtigheid van deze onnoze-
le menfchen, waar ^ den Inzame-
laar ook eindelyk by ons kwam ,
om mede wat voor S. Joris XQ ver-
zoeken. \'k Haalde de fchouderen
op , en zei, dat ik den Man niet
kende , en ook niet vertrouwde,
dat \'er door middel van hem yts
voor ons te hoopen ftond j maar dat
het, wyzende met de vinger na bo-
ven , van daar zonder geld te be-
komen was. Aldus met groote be-
kommering, te meer dewyl wy van
brood en water zeer weinig meer
voorzien waren, door d\'onftuimige
Zee dryvende, bevonden wy ons
des morgens, met Zonnen opgang,
honderd en tien Italiaanfche mylen
verder van T)amiaten, als daags te
vooren. Nu begon de wind wat te
bedaarenj doch de Zee fchoot noch
geweldig hol. Midlerwyl oordeel-,
de men het raadfaamft, na tripoli ^
It
177
0f S. Jan d^Akriy te wenden. Na
den middag zag men land, daar on-
ze Schiplieden na floegen , als de
blinden na \'t ey. Den 2 \'s mor-
gens lagen wy lang door tegenwind
te dry ven; maar, krygende omtrent
den middag een andere flreek, kwa-
men wy ten twee uuren voor Som,
^Sonr, of of Tyrus, niet weinig van daar de
yrus. Grieken,door hunne onkunde,meen-
den aan te komen: ook geloof ik
niet, dat \'er flechter Zeelieden in
de wereld zyn.
Deze Stad legt in Galilaa , ten
Zuiden vznSaidei oïSidon^, enten
Noorden van S. Jan d\' Akri. Zo
haaft als wy het anker in de grond
hadden geworpen, ftelde ik my om
\'er het gezicht van af te tekenen:
\'t welk hier nevens verbeeld is op
N*. 67, zodanig als ik het zelve, op
onze aankomft, voor anker leggende,
afgeteekend heb , met alle de ruï-
nen , van het eene einde tot het an-
der; het Kafteel werdaangeweezen
met de Letter A. Ik ontmoette met
myn gefigt, behalven \'t gezeide Ka-
fteel, niets van belang, van de Zee-
kant, als Puinhoopen en verwoefte
overblyffelen , over al langs het
Strand verfpreid; uit welker eenigen
echter d\' oude pracht en grootsheid
dezer vermaarde Koopftad noch wel
befpeurd kon werden : en van die
beruchte Haven ziet men hier en
daar noch eenige brokken het hoofd
uit de Zee beuren. Weinig be-
woonde huizen zyn\'er meer overig,
en een Aga heeft\'er het gebied.
Doch óp myne wekerkomft zal
ik wydloopiger wegens deze ftofte
fpreeken.
T Terwyl ik met aftekenen der Stad
bezig was, befteedde myn Reisbroe-
der onderwyl zyn tyd, om vis met
den Angel te vangen, leggende ten
dien eynde den draad op de vinger,
en dezelve , op het gevoel van het
aanbyten der viflchen aan het aas,
aanftonds opppalmende ; door dit
middel bequamen wy een redelyke
fchotel, die wy met byfondere goe-
de fmaak genuttigden.
Ik zou hier wel te land getreeden
hebben, maar moeft het laaten, om
dat \'er de Turken den Reizigers geld
afdwingen. Derhalven deed ik een
Arabier aan boord komen, met wien
wy verding maakten , alzo ik hoe eer
hoe liever te Jerufalem trachtte te
weezen, dat hy ons met zyn vaar-
tuig, over Akri^ n^. Jaffa zou voeren;
geevende hem eenig geld op de hand,
onder voorwaarde van des anderen-
daags morgens vroeg te zullen ver-
trekken. Daar lagen noch vier an-^
devcSaïken:, na Damiaten verordend,
welke des avonds met de Landwind
zeil maakten. Onze Capitein, zulks
ziende, en tot "Damïaten t\' huis hoo-
rende , maakte zich insgelyks ge-
reed , en ftuurde ons derhalven met
zyne Sloep na het gehuurde Vaar-
tuig, \'tgeen wy dicht onder d\'oude
Ruïnen , benevens " het Kafteel,
\'twelk de Turken aldaar gebouwd
hebben , vonden leggen. Straks
wierd door eenige Turken, die \'er
de wacht hielden , geroepen, dat
wy ons van daar zouden maaken,
met dreigementen, indien wy nader-
den, van\'er op in te branden -, zulks
dat wy genoodzaakt waren vruchte-
loos weder na onze Saïke te keeren,
vermits wy bevonden met ondeu-
gende menfchen te doen te hebben.
Wy traden dan nochmaals binnen
boord, en ftaken onder zeil.
Ondertuflchen was ik zeer fwaar-
hoofdig, dewyl ik vreefde, dat, met
na T>amiaten te gaan, de tyd my
zou ontfchieten, om op het Paafch-
feeft tot Jerufalem te konnen wee-
zen; weshalven iktwindg ryksdaal-
ders tot een gefchenk aan den Ca-
pitein prefènteerde, indien hy my
des morgens omtrent Akri., of waar
hy begeerde, aanland wilde zetten:
doch daar waaren, na hy voorwend-
de , verfcheidene redenen, waarom
het niet kon gefchieden. Wy
hadden een Zuiden wind , die ons
den by bleef, doch met flap-
pe koelte., fvvervende den geheelen
dag voor het land van GaliUa, zon-
der den hüt^ Karmelmtows gezicht
te verliezen, en paflèerende S \'Jan
d\' Akri en Jaffa verre van ons. Des
nachts kreegen wy de wind gunftig
uit den Noord-Noord-Ooften, doch
met den dag weder ftilte , en za-
gen nu drie der gemelde Saïkenniee
Z meer.
t
!
-ocr page 243- -ocr page 244-178 C0\\:^{SL1S de
meer, gelyk ook noch geen land,
vermits het \'er zeer laag is. Een
uur na den middag wierpen wy het
anker voor den mond van Dumia-
ten. \'s Anderendaags, zynde de laat-
fte der maand Maart, met het krie-
ken van den dagenraad, zagen wy
het land van Egypten , leggende
noch omtrent drie uuren Zee van
daar, ter oorzaak der groote droog-
te die men \'er heeft.
Weinig na Zonnen opgang wier-
den wy met een Germe, zynde een
open Vaartuig , bemand met vier
d vyf Arabiers, van boord gehaald,
om ons over de Bogas, of den mond
van den Nyl, te brengen. Met dit
Vaartuig wierden wy omtrent drie
Italiaanfche mylen de Rivier opge-
voerd, langs dewelke zeer veele <5*/?/-
ken, en andere Schepen, benevens
malkander ten anker lagen.
Aan het Dorp alhier zag ik ee-
nige Arabifche Tenten opgellagen,
verbeeld onder N". 68; en moeften
wy overgaan in een kleinder Vaar-
tuig , \'t geen ons de Rivier opwaarts,
na de Srad Tiamiaten, bracht, om-
trent acht der genoemde mylen van
daar gelegen.
Ten elf uuren traden wy te land,
en wierden aanftonds in de Uogane,
Komfl te bet Tolhuis, gebracht, om onze
Darniaten. goederen te laaten bezichtigen.
Doch, eer ik verder gaa , moet ik
den Leezer het volgende voorval
mededeelen. Wy traden, gelyk ik
Vreemde gezegt heb, uit onze Zaïke in een
Germe, bemand met vier a vyf Ara-
biers. Onderwege zpde, begon-
den de Schurken , ziende dat wy
Franken waren , yts kwaads te
brouwen, en wilden ons zo terftond
de vracht, voor het overvoeren, doen
betaalen. Ik bemerkte wel dat het
gefchiedde , om dat wy niet zou-
den zien wat d\'andere Paftagiers be-
taalden , en wees hen, dat zy eerft
by die zouden gaan: doch, vermits
wy malkanderen niet verftonden,
diende een zeker Chriften , die
d\'Arabifche en dTtaliaanfche taal
redelyker wyze kon fpreeken, ons
tot Tolk. Deze ging twee of drie
maal over en weêr , en bracht ge-
ftadig het zelve befcheid. Ik liet
dan vragen , wat zy moeften heb"
ben. Den eifch was , niet minder
als een goude Sequin , bedraagende
omtrent twee en een halve Ryks-
daalder, voor ons beiden, \'k W^ei-
gerde zo veel te geeven $ waar op
een de ftoutheid ham, van, na my
toetreedende , met zyne hand te
wyzen, dat indien ik niet wilde be-
taalen , hy de betaaling wel zou
maaken te krygen , met my de rok
van het lyf te haaien. Deze beeft-
achtigheid maakte my het bloed
warm. \'k Rukte de rok, daar ik
myn geweer onder verborgen had,
open i en , grypende met eenen
een Hollandfch mes in de hand,
waar af het lemmet omtrent twee
palmen lang was, voerde ik hem te
gemoet, dat hy my dat dan eerft
moeft afnemen, benevens het fchiet-
geweer \'t geen hy daar onder zag,
en dat wy dan noch eerft een kansje
om de rok zouden waagen. De
fchittering van \'t ftaal deed hem ter-
ftond, met groote verbaafdheid, tc
rug treeden} en niemand van allen
had het hert meer, van zich omtrent
my te vertoonen, als alleenlyk een
wyl daar na , om met alle beleefd-
heid een accoord te maaken, \'tgeen
op een Ryksdaalder voor ons beiden
wierd getroffen: doch , vermits ik
niet als goud had, deed ik hen eerft:
het zilvergeld, \'tgeen ik weêr moeft:
hebben , aan my ovemeeven , eer
zy het goud in handen kreegen.
De Paftagiers zagen vreemd toe, en
betoonden genoegfaam met hun ge-
laat, myne ftoutmoedigheid te pry-
zen. Niet te min bevond ik in \'t ge-
volg , dat ik noch ruim de helft te
veel had gegeeven : want, wanneer
zy de ronde, tot het ontfangen van
de vracht, deeden, zag ik ^tyder
Perzoon maar omtrent tien fluyvers
gaf \'k Feilde niet van hier tegen
in te leggen , doch kreeg tot ant-
woord, dat de Franken ryke lieden
waaren , en derhalven altyd meer
moeften betaalen, als d\'anderen.
Maar wat deze rykdom belangd,
indien ik anders de prys van te voo-
ren had geweeten, z:y zouden *er zo
breed niet mee geftaan hebben : cn
had ik by den Ka^ Willen klagtig
OivtTioe-
ti\'g met
fCfivge
Arabiers.
vallen , en\'er vier ryksdaalders aan
te koft hangen, gelyk my, aanland
komende, door een Griekfchen
Schipper van kennis wierd geraaden,
d\'Arabiers zouden \'cr niet zonder
een goed getal van ftokflagen, onder
üe voetzooien, afgekomen hebben.
Doch dewyl het accoord met beleeft-
heid V/as gemaakt, docht het my
beft die penningen tefpaaren. Wy-
ders , het gelaat, het opzicht, cn
de kleeding dezer Arabiers, wyzen
genoeglaam uit , dat ze groote die-
ven en fcliurkenzyn.
1
REIZEN.
Qyer-een^kprnfi van het Land yan Egypten, omtrent Da-
miat en , met dat van Holland. Springen van een Schip in den Nyl
Befchryving van de T>oode Zee, en een uitfleekend Bofch tuffchen de-
zelve en "Damiaten gelegen. Byzonderheden wegens deze Stad.
Vreemde geboorte van een Turkt de Doode Zoon geheeten. Stoutheid
der Valken hier te Lande, enz.
De gewoonlyke tol voor onze
perfoonen, bedraagende voor
yder Vreemdeling een halve ryks-
daalder , betaald hebbende, ver-
voegden wy ons ten huize van een
Griekfchen Pater, om de vermoeid-
heid van de reis met eenige vrolyk-
heid te verzetten. Deze berichtte
ons, dat \'er een Saïke beneden aan
de Rivier gereed lag, om na faffa te
gaan , en drie Paters , willende na
Jerufahf99 , z,ich dien morgen reeds
op dezelve ingefcheept hadden. Ik
bezag dan metter haaft de Stad, en
verzorgde my van de noodige voor-
raad tot die tocht: waar na met een
Barkje de Rivier afgeroeid zynde,
kwamen wy aan de Saïke-, maakten
verding met den Capitein, wegens
de vracht, en verbleeven aldaar,
op hoop van binnen een dag of twee
te zullen vertrekken.
\'t Land doed zich hier, in het op
en afvaaren van den Nyl, op , by na
even als in Holland, met goede
Weiden, en een menigte van Koe-
beeften in de zelve ; \'t geen my zo
Vreemd, ah aangenaam, voorkwam.
De Rivier loopt zeer fterk afwaarts,
en heeft aan d\'een zyde altemaal
zand , allengskens opgeworpen,
van de zelve gedaante, als het duin-
zand omtrent Schevelingen. Aan
d\'andere zyde, te weeten, de rechter,
van T>amiaten afkomende , zynde
<le Landzyde , heeft men gelyk ge-
zegt is , de fchoonfte Lands-douwè
die men kan wenfchen. Hier ziet
men veelerhande foorten van vreemd
Gevogelte j Arenden j zekere groote
witte Vogels , die zeer fraay zyn ,
en zich te land en te water onthou-
den : gelyk ook een foort als Kie-
vitten , doch wit om den hals, op
den rug grauwachtig, en al hec
overige zwart, mitsgaders veelerley
andere , die zich te water onthou-
den- Ik verftond hier, dat op den
24^"". Maart, \'s namiddags ten twee
uuren , niet ver van de plaats daar
wy lagen , door het kooken van
Kaffeéi de brand in een Schip was
geraakt waar door het zelve,
ftaande dc Vlam in het kruid, inde Springeti
lucht was gefprongen, te gelyk met van een
zeventig van de ophebbende Man- ^^Jj\'^
fchap , zynde maar tien , die zich ^
in tyds te water hadden begeeven,
door middel van zwemmen behou-
den aan land geraakt. Den eerften
April waaren wy door de harde wind
genoodzaakt aan boord te blyven.
Den keerden wy weder met een
Bark na \'Damiaten , alwaar wy de
triumph zagen van twee Turkfche
kmderen , welke door de Stad om-
gevoerd wierden, om befneeden te
worden.
Den zelven dag tekende ik, zit-
tende op een huis, een fraay gezicht
van het land, en den loop der Rivier
de Nj/l, verbeeld onder N°. 69.
Z 2 Ver-
-ocr page 246- -ocr page 247-Ware Vervolgens begaf ik my, in ge-
IWorto,of zelfchap van de gemelde Paters, na
de Ooode ^^^^^ ^ ^Doode Zee, twee
Italiaanfche mylen ten Ooften van
Damiaten gelegen, cn alzo genaamd,
om dat ze allerwegen van het land
omringd is, cn geenen uitgang heeft.
Mogelyk is dit een van die graften,
of poelen, die Strabo in zyn zeftien-
de boek, op de weg tuflchen den
berg Cafius , en de Colom van Pom-
pejus , na Pelufium , of Damiaten
plaatft, wanneer hy zegt, Aldaar is
de weg na PehiJiUm, en Gerra, en de
gr aft Chabrias geheeten , ende de
Barathra ypoelen, of meir en, welke de
overv-loejende Nyl maakt , zynde
deze plaaifen van nature hol en
poilachtig. Van hier kan men in
tweemaal vier - en - twinwig uuren
overvaaren óp Tiena , en wyders,
over Gaza , binnen korten tyd te
"ferufalem komen \'t geen ik ook
gedaan zou hebben : doch dewyl
my gezegt wierd, dat\'er in acht
a tien dagen eerft gelegentheid toe
zou zyn , en dat ondertuflTchen het
Paafchfeeft voorby ftond te gaan,
voedde ik my met de hoop , van
noch te water na Jaffa te zullen ge-
raaken.
Tuflxhen damiaten en de ge-
melde Zee, gaat men door een Bofch,
\'t geen zo vruchtbaar, vermaaklyk,
en luftig is, dat ik moet bekennen,
nooit een diergelyk gezien te heb-
ben , en ook niet geloof ooit te
zullen zien. Ik vond \'er veele
zwaare Oranje- en Citroen- gelyk
ook verfcheidene foorten van Vyge-
boomen , cn onder anderen eene,
welke zy Fico d\'Adamo, of Adams
Vygen noemen. Deze zyn zeer
groot en lang, gelyk ook de Blade-
ren , die zich ter lengte van een
Vadem j en ter breedte van omtrent
twee Palmen uitftrekken. Noch is
\'er een andere foort van dezelve
naam , met ronde en zeer dikke
Bladen. Aan deze hangen de Vy-
gen , even als een bos Druiven, en
zyn zo zoet van fmaak als fuiker.
Van een darde foort , die dezelve
naam voeren , zyn de Boomen by-
zonder groot, doch de bladeren
klein maar heel dicht op malkan-
deren , \'t eenemaal verfcheiden van
de geene , die men in Italien vind.
Daar waft ook veel Suiker-riet, mits-
gaders een menigte van die boomen,
welke de voortbrengen, waar
van ik de takken vol pypen zag
hangen.
Uitfte-
ïsend
Bofch.
De GranaatboOmen zyn \'er rnede
ontelbaar. Doch boven alle munten
uit de Dadelboomen , die hetgant^
fche Bofch vervullen.
Behalven al dat geboomte ziet
men \'er ook noch verfcheidene klein-
der foorten, als Karflê- Pruime- en
Abrikoozenboomen , enz. altemaal
onder malkander , welke onregel-
matigheid een aangenaame vertoo-
ning voor het gezicht befchikt.
\'t Bofch zelve is Tuins-wyze ver-
deeld , na de maat dat\'er yder een
gedeelte van toebehoord ; en zyn
deze gedeeltens met kleine "Wa-
tertjes, ofSlooten, omvangen, eri
van malkander afgezonderd.
Wat deze Tioode Zee belangt,
zy is ongemeen Vifchryk, en leverd
ook een foort als onze Kabeljauw,
en van dezelve grootte. Wy kof-
ten\'er een voor de waarde van om-
trent acht ftuyvers , en vonden ze
heel goed van fmaak. Paling en
Aal , om re ftireeken van de Vifch
die met d\'onze over een komt, i« \'er
mede in menigte. Wy bereidden
ze op de wyze van Pan-aal, daar de
boter, die hier, hoewel ongezouten,
zeer goed is, ons heel wel toe te pas
kwam. De Paters vonden ze fmaa-
kelyk , en aten \'er zo hertig af, als
of men ettelyke liefhebbers van die
fpys, te Sardam aan Tafel had zien
zitten.
\'t Gevogelte \'t geen men hier heeft,
behoeft voor de Vifch niet te wyken.
\'k Zag\'er,onder anderen,verfcheidene
Pellikaanen aan den Oever zwem-
men, en Ganzen, én andere foorten
van Water-vogels, in zulk een menig-
te, dat ze ontelbaar waaren.
Hier werden ook des Winters
veele Hoenders van damiaten., ge-
lyk men ze noemd, gevangen. Deze
zyn byzonder fchoon van koleur,
hebbende den hals en borft gelyk
een Paauw, en vallen ruim zo kloek
als Faizanten.
REIZEN.
i§i
April om een zekeren Turk te be-
zien, dieFigljoMorto, oideTioodt
■.Zifi?» wierd geheeten. De reden der
benaminse was vreemd. Zyne Moe- geboorte
der, van hem ten uiterften zwanger, van een
kwam te fterven, en wierd aanftonds, \'^"\'\'y
volgens het gebruik dezer landen, zo°o°n gsó
voornamentlyk in Pefttyd , in een heeten.
kelder, welke de gemelde Turk
zelve noch tot zyne begraafplaats
had, ter aarde befteld. Des avonds,
eenige uuren na dat de begraaving
was gefchied, begind de Vader zich
in te beelden, dat de Vrucht van zyn
overleedene Vrouw mogelyk noch
wel in het leven kon weezen. Hy
doed het Graf dan openen ; en in
der daad de Vrouw was verloft, en
had uit een dood lighaam een leven-
digen Zoon ter Wereld gebracht.
Anderen verhaalden , dat eenige
Turken , daar omtrent weezende,
het gefchrey van het Kind haddert
gehoord, en derhalven het Graf ge-
opend. Wat \'er eigentlyk van dit
tweederley verhaal zy, weet ik niet:
maar de Man , aan wien men den
naam van den Dooden Zoon gaf, wasi
gelyk men my verzekerde, (wantik
had het ongeluk van hem niet\'thuis
te vinden} noch by levenden lyvei
cn loen ter tyd in de zeftig Jaaren
oud, hebbende Kinds-kinderen, en
genéerende zich met een droogi-
ftery.
Des anderen daags vervoegden wy
ons wederom na onze Saïke % en,
wandelende langs de Rivier tot aah
den Oever der Zee , zagen wy een
zeer grooten Schildpad uit het water Schildpad
opkomen, dien wy, metter haaft der- gedood,
vvaarts geloopen , omkeerden , en
met onze Sabels doodftoegen. Wy
meenden hem mee na onze Bark te
neemen , om de bovenhuid te be-
waaren , en het Vleefeh, \'t geen zeer
goed is, tot fpys te gebruiken: maar
bevindende dat de fchors door het
hakken gefchonden was, lieten wy
het een en het ander leggen.
Hier omtrent zag ik ettelyke
plaatfen landwaard in , die zich als
Meyren vertoonden , in welke zich
verfcheidene foorten van Water-vo-
gels, by gantfche fchoolen, onthiel-
den.
Z % Aan
Gaarne had ik\'er af willen koo-
pens doch kon\'er geene bekomen,-
vermirs\'er dat Jaar zeer weinige ge-
vangen waren j en die weinige, ma-
kende omtrent een getal van twin-
tig , vond ik in handden van zekeren
Jood, die ze bewaarde, om aan den
Koning van Vrankryk gezonden te
worden. Hy had order om \'er hon-
derd te koopen, doch niet meer als
deze twintig konnen krygen.
Alles , wat de Lands-douwe hier
omtrent voortbrengd, is \'er in over-
vloed j en voor een geringe prys te
bekomen , inzonderheid de Vifch,
daar men naauwlyks weg mede
weet : maar \'t geen\'er van buiten
gebracht moet worden , valt \'er in
tegendeel zeer duur, voornamentlyk
de Wynen , welke altemaal van
Cyprus derwaarts worden gevoerd,
gelyk ook hout, rozynen, enz.
Damia- Noopende de Stad Damiaten,:,
die is heel flordig , en mecrendeels
flecht betimmerd j doch zeer volk-
ryk, en een der voornaamfte Steden
Van gantfch Egypten, d\'Arabiers
noemen haar Damiar. Een Reizi-
ger ontmoet\'er niets van belang,
als ettelyke Mofqueen met fraaye
Toorns. Buiten de Stad ziet men
een hooge ruïne van een Toorn,
welke eertyds tot een Vuur-baak
voor de Schepen gediend zoude heb-
ben , mitsgaders, niet verre van daar,
noch een ronden Toorn: zynde dit
het alles, \'tgeen ik daar Antyks heb
gevonden , en in d\'Af beelding on-
der N°. 70. aangewezen; voerende
de Vuur-baak de letter A. en de ronde
Toorn de B. De Nyl heeft zynen
loop nevens de Stad heen, en ftrekt
zich na de kant van Kairo. De
voornaamfte handel te \'Darmaten
Word gedreven met Ryft (die\'er
rondom heen in grooten overvloed
Waft, en door geheel Turkyen ver-
zonden word) Kaffee, Linnen, en
Vlas. Daar worden ook veelerley
fchoone Stoften gemaakt. De re-
gcering ftaat aan een Aga , die \'er
door den Baffa van Kairo werd ge-
zonden.
Terwyl ik hier tot Damiaten een
langer verblyf, als my lief was,
moeft houden, ging ik den 3
tèn.
den
I
-ocr page 249- -ocr page 250- -ocr page 251-tZi tOli^J^SLIS
Aan de rechter zyde, van buiten
3comende , hebben de Turken een
Kafteel, getekend met N°. 72.waar
nevens twee groote Metaale ftukken
lagejf, fchietende het eene twee-en-
zeftig , en het ander tachtig pond
yzer. Tegen over dit Kafteel waren
d\'Arabiers bezig met twee Tenten
op te flaan, van gedaante als 71.
aanwyft.
Den ó«®\'". hielden wy de Paafch
-te Scheep , in gezelfchap der ge-
melde drie Paters, zynde den een een
Florentyn, en de twee andere Span-
jaarden , welke al vier-en-twintig
dagen, voor onze komft, op gelegent-
heid na Jüffa hadden gewacht, ten
einde van daar na Jerufalem te ge-
raaken. Zy waren van de order van
S.Francifcus-, en geen onhebbelyke
lieden.
Den keerden wy weder na
Damiaten, alzo zich noch geen kans
tot ons vertrek opdeed. In de Stad
gekomen , vervoegden wy ons met
de Paters ten hunnen huize , daar
zich noch vyf andere Paters, welke
mede lang na hun vertrek op Tripoli
gewacht hadden , bevonden. Zy
deeden ons met groote beleefdheid
by zich logccren, houdende hier twee
kamers tot hunnen dienft , vermits
veele van hen zich over deze Stad,
na Jerufalem, of elders, begeeven.
Hier vermaakten wy ons drie ä vier
dagen met malkander , en gingen
gemeenlyk na den eeten boven op
het huis (want de huizen zyn\'er a -
temaal plat) zitten , of wandelen,
neemende yts van d\'overgebleevene
Ijpyze mede , \'t geen wy voor ons
neder leiden , om het pbizier te
hebben , van het door de Valken,
welke daar in menigte zyn, te zien
wegneemen.
Nooit heb ik ftouter Vogelen ge- Siouts
zien: want hoewel men \'er rondom V^ken
heen zit, vallen zy \'er aanftonds met
de klaauwen op neer, en vliegen \'er
mede op een der by-gelegene hui-
zen , daar zy den roof met gemak
gaan zitten opeeten: en, zo haaft als
het binnen is, komen ze zien, of\'er
niet meer te haaien vald. Waar om-
trent zy zo veel loosheid, als ftout-
heid, weeten te gebruiken.
Den 12"^\'=°. gingen wy nochmaals
de \'JJoode Zee bezichtigen, verzeld
door alle dc Paters , die zich niet
genoeg konden verwonderen over
de fraayheid van het Bofch, alzo zy
daar nooit geweeft haddén. Wy
namen toen een anderen weg, al zo
vermaakelyk als de voorige.
Ondertuflêhen , dewyl ik nu de
Paafch voorby zach, nam ik het be-
fluit van Egypten in te trekken,
\'t geen ik voorgenomen had te doen,
wanneer ik van Jerufalem terugge-
komen zou zyn. \'k Maakte my dan
gereed j en, vermits een der gemelde
Paters, een Venetiaan van geboorte,
mede na Kairo wilde, waren wy nu
drie fterk, en derhalven gezelfchap
genoeg om den tyd niet verdrietig
door tc brengen.
Vmre\\ yan Dmiaxen. Menigte yan T>orpen langt
^Oever van den Njl. JVys van eeten van eenige Arabtfdje Boeren.
Steden tuffchen T)amiaten en Kairo. Menigvuldige Duifhuizen langs
den Nyl. Komß te Kairo. Logement by den Conful aldaar genomen»
O haaft als wy alle dingen tot
onze reis gereed hadden, daar
niet veel mee toegebracht wierd ,
huurden wy een Bark, die ons twee
»an D? I\'^ahaanfche Mylen de Rivier op-
^Jjsten. bracht, daar wy overgingen in een
Cerme (een Egyptifch Vaartuig ,
^ of het gemeene Vracht-fchip) zynde
toen den 13^*". April \'s morgensten
negen uuren. Straks lieten wy door
het Scheeps-volk een kleine Tent,
Van dadekakken en biezematten, op-
flaan , om van d\'andere Paftagiers
afgezonderd te weezen. Deze Vaar-
tuigen vallen vry wat ongemakkelyk,
want, zynde gantfch open, niet heel
groot, en doorgaans wel gelaaden,
kan men\'er zich naauwlyfc roeren.
Wy lagen hier tot des anderen daags
«Sorgens , vermits de wind ons niet
dienen wilde, en, hoewel ze ons ook
nu noch tegen was, vertrokken wy
evenwel, omtrent ten zes uuren,
wordende door tien of twaalf man
pet een lyn de Rivier opgetrokken,
geen by tegenwind gebruikelyk is:
doch, vermits de iy^/Zgeweldig krom
en bochtig loopt, kan men dikwils
met alle winden zeilen.
Langs den Oever van deze Rivier
is het zeer vermaaklyk, door de
menigte van Vlekken en Dorpen,
nevens de welken men veele Tichel-
ovens ziet. Het land is vlak, zon-
der geboomte , en allerwege met
Ryft bezaaid. De velden, daar de-
zelve op groeit, moeten geftadig
dras ftaan , waarom het water met
zekere Molens, door het middel van
Oflèn 5 daar over heen werd gedree-
vcn.
Omtrent den middag voeren wy
voor by een Tak van den Nyl, die
zich een groot ftuk weegs in het
uitftrekt, en namen ten vyf
z
uuren onze verblyfplaats aan een
Dorp. Den 15^®". raakten wy, ter
oorzaak dat den Nyl op verfchey-
dene plaatfen zeer ondiep is j ette-
lyke reizen op de droogtens vaft»
doch na weinig tyds weder los.
Aldus voeren wy voor by negen
ä tien Dorpen, waar van\'er een ver-
beeld word onder N®. 73. een tweede
onder N°. 74. en een darde onder
N°. 75". paftèerden voor Zonnen on-
dergang de Stad Manfoura , by de
welke het gemelde laatfte Dorp ge-
legen is, en vervolgden onzen weg
tot des nachts ten elf uuren , van
plaats tot plaats tuflchen Dorpen
door: want dezelve leggen gemeen-
lyk vlak tegen over malkander.
Den ló*®". vorderden wy zeer
weinig, alzo wy het meefte gedeelte
van den dag , vermits de wind ons
tegen was, ftil lagen. Thans zagen
wy vyf a zes Arabifche Boeren hun
middagmaal, aan de kant van de
Rivier, houden. Zy zaten op den
grond neder, en hadden in het mid-
den een groote houte bak ftaan,
gevuld met melk. Hier fchepte yder,
in plaats van lepels te gebruiken,
met het hol van de hand uit, en ,
hebbende dezelve aan den mond ge-
bracht, fturpten zy de melk binnen;
Dit deed my betrachten de voor-
zienigheid der N atuur, die den men-
fchen gegeeven heeft, waar mede zy
zich, by gebrek van andere dingen j
konnen behelpen > zonder dat zy,
^ó\'^kDiogenesi toevlucht tot houte
nappen behoeven te neemen. \'k Ver-
wonderde my echter over deze ma-
nier van eeten 5 doch verftond na-^
derhand, dat d\'armoede, welke zich
van vreemde middelen weet te be-^
dienen, het geringer foort van lieden
hier tc lande, die geleerd heeft.
De«
Menigte
van Oor-
pen langS
d\'Oever
van den
Nyl.
Wys va«
eeten vari
eenige A-
rabiiche
Boereni
Den was de wind ons wat
gunftiger , weshalven wy de zeilen
tot omtrent middernacht, wanneer
wy zeftig Dorpen hadden gepaftèerd,
heten byftaan.
Den iS\'^\'", voor Zonnen opgang
wierd de reis weder voortgezet; en
des namiddags, omtrent drie uuren,
zagen wy duidelyk de drie Pyrami-
den. Twee uuren laater voeren wy
voor by den anderen Tak van den
Nyl, die aan de rechter zyde, ten
Noord-Ooften van Rofette., loopt,
en vyftien Italiaanfche mylen van
Kairo werd gerekend. Op den
* avond hadden wy weder vyf-en-
veertig Dorpen gepafteerd , behal-
ven die wy in den donker hadden
voorby gezeild, en kwamen ten tien
Boulak. uuren te Boutak , zynde een fraay
lang Vlek, gelegen aan d\'Ooftzyde
van den Nyl, en de Haven van
Kairo , alzo de Stad zelve wel een
half uur landwaart in gelegen is.
Hier ftiepen wy des nachts in de
Bark.
Steden Tv&htvfDamiaten en Kairo heeft
Sfmiaten men de volgcndc Steden: Manfoura^
«n Kairo, een redejyk groote Stad , gelegen
aan de Ooftzyde van den Kyl. Se-
memit i mede tamelyk groot, aan de
Weftzyde. (Deze Stad is driehoe-
kig , en ftrekt zich met den voet
aan de Rivier. Alle de vaartuigen,
welke na/C^irö gaan , zyn gehou-
den hier aan te leggen , om\'er een
zekere tol te betalen.} En Mit-
gannir, mede een Stad van redelyke
grootte, aan de Ooftkant der Rivier,
voorzien met een fchoone Baf ar ^
of Markt, en verfcheidene fraaye
Huizen. Hier tegen over legt een
groot Dorp, Sitfe genaamd. Wat
de Dorpen belangd, die zyn\'er, ge-
lyk uit het bovenftaande wel af te
meeten is , zeer menigvuldig , en
leggen meeftendeel recht tegen over
malkander, ftrekkende zich, met een
plaizierig verfchiet, langs beide de
Oevers heen.
Menigte Men ziet hier ook , de gantfche
van Dui-Rivier langs, van\'D^w/^/^\'» tot aan
lïnïdc" ongelooftyk veel Dui venhui-
jjy]^ zen, van aarde gemaakt, en boven
Ipits toeloopende. Deze zyn van
binnen rondom met aarde pannen
Den \'s morgens betaalden
wy yder een Ryksdaalder (zynde
een recht, \'t geen de Franken , als
zy d\'eerfte maal te Kairo komen,
moeten geeven} en namen Ezels,
om ons na de gemelde Stad te voe-
ren. Deze Ezels zyn heel klein,
doch loopen zulken fneedigen tel,
dat men \'er zich over moet verwon-
deren. Van Boulak tot aan Kairo
ryd men door een groote Vlakte, van
een goed half uur lang , byzonder
aangenaam door de menigte van
Palm en andere boomen. Deze weg
is heel vermaaklyk, ter oorzaak
van de veelheid des volks , \'t geen
men daar geftadig ziet paftèeren.
Door de Poort van Kairo geree- Komft te
den, kwamen wy voor eerft aan een Kairo»
zeer groote plaats, wel zo lang als
breed, daar koorn opwaft, \'t geen
als toen gewonnen wierd. Deze
>laats is als een vy ver, zynde met een
loogte van aarde omvangen, en
loopt alle jaaren, met het opklimmen
van den Nyly vol water, wanneer \'er
ook by wylen wel vifch in gevan-
gen word. Rondom dezelve loopt
de weg, waar langs zich zeer fraaye
§n groote Huizen vertoonen, onder
welker boogen men op verfcheidene
plaatfen doorgaat, even als te
lonje in Italien.
Wy begaven ons aan het Con-
vent van de Paters der order van
S. Francifcus, waar uit ik verftond,
dzt denlieetBaptißaTarellii Con-
ful der Republycq van Venetien %
ook weinige dagen geleden, door den
Baffa van Kairo, tot Confiil der En-
gelfche en Hollandfche Natiën was
aangenomen, \'k Oordeelde het dan
van myne plicht, dien Heer aan-
ftonds te gaan bezoeken.
Wy wierden met byzondere be- Log«\'
leeftheid ontfangèn, en moeften
hem belooven , dat wy huisvefting fuj gcno-
by hem zouden komen neemen,me«,
hoewel wy ons woord al in het
Kloofter , aan den Pater-Prjeftdent
hadden gegeeven , zynde dan ons
reis-tuig van daar overgebracht (niet
tH C0%3^SLIS de \'B%V73\\(_S
bezet, daar de Duiven, die\'er, door
de groote menigte, uitfteekend goed-
koop zyn, hunne neften
ken.
m maa-
zonder baarblykelyke moeyelykheid
der Paters, welke ons liever in hun
gezelfchap hadden gehouden) ver-
voegden wy ons ten huize van myn
Heer den Conful.
Hier vond ik gantfch onverwacht
noch een Lands-man, mede geboor-
tig uit den Haag, AdriaanBierbeek
geheeten , gehuifveft. Hy was een
Goudfmit, en den 1Maart met
onze Schepen t\' Alexandrien ge-
komen.
Onder alle de Chriftenen, die zich
in deze groote en vermaarde Srad
bevonden, waaren wy de drie eenigen
die de Nederduitfche taal fpraken,
zynde alle drie Hollanders , en in
den Haag gebooren, daar wy mal-
kanders geflachtgn heel wel hadden
gekend. Doch niet lang bleef ons
gezelfchap, hoewel fwak genoeg, zo
fterk: want den 24,^\'®". April, en der-
halven vyf dagen na onze komft tot
Kairo, verliet ons myn Reis-broeder,
Rogier vanCleef (jegenwoordig zich
op het Loo onthoudende, in dienft
van zyne BritannifcheMajefteit, als
Fontein - maaker) daar ik mede uit
Smirna was vertrokken , en begaf
zich na Cyprus , alwaar hy eenige
zaaken te verrichten had. Zynde al
yts merkwaardigs , dat drie Reis-
broeders , en alle Haagenaars, aldaar
malkanderen zo onverwacht ont-
moet hebbende, jegenwoordig zich
wederom gezond in\'t Vaderland be-
vinden , en in haar geboorte-piaats
vriendfchap mogen onderhouden.
A a
r a
-ocr page 255- -ocr page 256-Txk na Matarea. Huys van fofefh en Maria aldaar.
Huys van den Grooten Heer. Huys van Sultan Gori. Mondgefprek
met twee Agaas. Gelegenheid en andere byzonderheden van Oud A airo ,
Koornfchueren van Jofeph. Schoone waterkyding om het water naar
het Kafteel van Kairo te voeren.
enige dagefT \'naar het vertrek van
, myn Reys-broeder, te weten in
liet begin der maand Mey , terwyl
ik my nu gereed maakte » om de
fraijigheden in en omtrent de Stad
Kairo te bezichtigen, wierd ik geheel
fchielyk door een Koorts aangetaft,
<iie my noodzaakte myn voornemen
voor alftoen te ftaaken. Straks
dam ik toevlugt tot myn gewoon-
lyk genees-middel, van in dufdanige
gelegentheden te vaften ; ofte, met
een fobere manier van leven, niet te
nuttigen als een weinig vlcefchnat,
^k Bevond \'er my zo wel by , dat,
hebbende my f. a 6. dagen warmen
ftil te bedde gehouden, ik weder op
de been geraakte, cn in \'t korte zo
fris en gezond wierd als oyt te voren.
Ik hervatte dan myn voornemen,
huerde ten dien eynde eenige Ezels,
en vervolgde myn reize , verzeld
door den Drogeman , en een Ja-
nitzer van myn Heer den Conful,
op den 2 f. der gemelde maand na
Matarea, een vlek, of Dorp, twee
groote uuren ten Ooften van Kairo
gelegen.
Alhier gelooft men dat Joieph
cn Maria , eerft in Egypten geko-
men , hun verblyf plaats hielden, vol-
gens het beveel "l geene hun door den
Engel gegeven wierd , Vlied in
Egypten-, ende weeft aldaar , totdat
ik .het u zeggen zaL Math. 2:13.
Op dat ver\'vuld werde, V geen door
den Tropheet gefprooken is , uit
Egypten hebbe ik mjnen Zoone ge^
roepen. Vers 15-. Vergeleken met
Hof 11: I- Ook toont men \'er
noch het Huys , waar in zy zich
onthouden zouden hebben , en is
het zelve een vierkantig vertrek,
met fteenen bevloerd , en met een
vierkante Fonteyn,of waterput, voor-
zien. Eenige maaken ook gewag van
een zeker venftertje, op de wyze van
een kasje , waar op Chriftus zoude
hebben gelegen , als Maria zyne
doeken wafchte; de Chriftene Prie-
fters plagten\'er by wylen de Miftè
op te doen i tegenwoordig is het toe-
gemetfelt, doch de plaats noch ken-
nelyk ; de Fonteyn is omvangen
met een foort van een hek, gemaakt
van lèkere ruitswyze latten over mal-
kanderen leggende, \'t Huysjedoed
zich van buyten op als een boere
Stal, gelyk op N". 76. te zien is,
en binnen vertoond het zich als N®.
77. nitwyft. \'t Water der gemelde
Fonteyn heeft zynen loop door een
daar aan gelegen Thuyn , en word
door middel van twee Oflèn, die een
rad daar om drayen, waar aan aarde
kannen gebonden zyn , welke het
water fcheppen , na boven gebragt.
Eenige willen dat dit water onder de
aarde uit den Nyl , doch andere
dat het uit een Bron voortkomt 5
\'t laatfte gevoelen is wel het fchyn-
baarfte, eensdeels om dat de plaats
verre van den Nyl af gelegen is,
anderdeels om dat, volgens het ge-
tuygenis der ingezetenen, wanneer
het water van den Nyl op het aller-
onzuyverft is , dit egter altyd even
klaar blyft, en noyt waft of afneemt,
gelyk de Nyl Jaarlyks gewoon is te
doen } ook fchynd de naam der
plaats zelfs te kennen te willen ge-
ven dat het een Bron is. Want
Matarea komt van Matarug, en dit
woord beteekend zo veel als frifch
water. De Mahometaanen willen dat
het zyne oorlpronk heeft uit de Put
Birißmßn , zynde een miraculeus
water van hnnnQnVxo\'p^QttMahomet.
Den Au-
tear krygc
een lichte
«iekte.
Trekt na
Matarea,
Huys van
Jofeph en-
Maria al-
daar.
Deze
-ocr page 257-REI
t)eze Bron is te Mechor, \'t geene
omtrent veertig dag-reyzens, met de
Karavaane, van Kairo v/erd geree-
kend.
Hier nevens, in een Thuyn, legt
noch een groot ftuk van een boom,
die men zegt aldaar geftaan te heb-
ben ten tyde der komfte van Jofeph
en Maria > van dezelve zyn me-
nigvuldige verdichtfeien verhaalden
gefchreven; eenige zeggen dat Ma-
ria by gelegentheid daarop willende
ruften , de boom zich opende, als
om haar een gemaklyker ruftplaats
aan tewyzen; anderen, dat hy zich
nederboog om den Heere Chriftus
eerbiedigheid te betoonen , gelyk
veele der Ouden gemeent hebben,dat
de boomen van Hermopolis in Egyp-
ten omtrent de Goden deden. Van
den gemeldenBoom neemt yderRey-
ziger gemeenlyk een ftukje hout me-
de , \'t geene den meefter van den
Thuyn een groote winft aanbrengt;
ik volgde het voorbeeld der anderen,
en maakte der ook een brokje af te
bekomen, doch meer uit curieus-
heid, als om dat ik\'er yts anders aan
toefchreef Het hout is zeer hard,
maar egter heel licht en fponfieus.
Andere hebben \'er af verhaald, dat de
Maagd Maria met haren Zoon Jefus
voor by dezen Boom gaande , en
ziende dat zy van eenige mannen
vervolgd wierd , de Boom (die zy
zeggen een wilde Vygeboom, of
Pharans Vygeboom te zyn geweeft)
zich opende, en, met terftond den
ingang weder toe te ftuyten , een
fchuilplaats aan den Zaligmaaker, en
zyne Moeder verleende, tot dat de
quaadwillige voor by waaren gegaan.
Wanneer zy zich weder opende j en
aldus zou zy open zyn gebleven i en
z en.
wezen, als de geene, die ik te Alexan-
drien heb getekend.
Verfcheyde Puyn-höopen welke
men hier om heen noch ziet (onder
anderen ook een byzondere groote
vierkante ftecn j, die wel licht tot de
Voet-ftal van een fteene Kolommé
gediend zal hebben}hebben aan eeni-
gen reden gegeven, om te gelooven
dat\'er een Stad heeft geftaan. In dit
veld zegd men dat Sultan Soiiman
zich met zyn Leger onthield, wan-
neer hy ilag leverde aan Sultan
Kajed-bey^^2iXSitx\\ Konink der Mama-
lukken.
In het wederkeeren ging ik eert Huy^vs
fraay Huys van den Grooten Heer be-
zichtigen, bewoond door twee zyner
Agaasi zynde den een , eene heel
zwarte, en den andere een geele, of
halve Moor, zy hadden bey de lange
Jaaren in het Serrail tc Conftantino-
polen gediend, en waaren tot de be-
waaringe van des Keizers Vrouwen
gebruykt geweeft. Deze Heeren uit
mynen Janitzer verftaan hebbende ,
dat \'er een vreemdeling van Con-
ftantinopolen gekomen, en in hun
huys was, deden my door den zeiven
verzoeken j dat ik hen voor myn ver-
trek wilde komen fpreeken. \'kLiet
zeggen dat ik aanftonds byhen zou-
de komen. Want ik was bezig met
uit een Toorntje, ftaande bovenop
ditHuys, een ander prachtig gebouw*
nevens het zelve gelegen, af te tce-
kenen, verbeeld met N°. 78. Men
zegt dat het opgerecht is door Sultan s^JSq"
Gori. ü.
De afteekening voltoyC Zynde
vervroegde ik my ter plaatfè, daar zig
de gemelde Agaas onthielden, welke jt^ond.\'
my met zonderhnge beleefdheid ont- gefprek
fingen, en verzogten dat ik bene-™®\'
vrucht hebben gedragen, tot aan vens hen op de Sofa wilde gaan zit-
den Jare ióf6. wanneer het ftuk, ^ \' \' \'
\'t geene zich van de Stam afge-
fclieyden had, verbrooken wierd.
Mogelyk zal dit het ftuk zyn, \'t geene
aan de Reyzigers vertoond werd.
ßuyten dit vlek ? in een veld, ftaat
nog een fchoone Obelifcus-, of Naald,
over eynde, doch deze heb ik zelfs
niet gezien, maar na ik my van an-
deren heb laten onderrigten, moet ze
®ntrent van de zelfde gedaante
ten. Straks wierd my Tabak en
Kafteé aangeboden ^ gevolgd door
verfcheyde foorten van Confituuren
en andere lekkernyen, by de Turken
gebruykelyk. En, om my te meer-
der eer en vermaak aan te doenj
heten zy eenige fpeelders in de kamer
komen, welke, door met de vingeren
op ronde Trommeltjes te tikken, een
geeftig geluyd wiften te maaken ^
\'t geene zv nu en dan, wanneer zy
A a 3 tóêS
m
-ocr page 259-met zekere
met ipeelen ophielden
.gezangen vervingen.
De zwartile Aga, die een zeer
vernuftig man fcheen te zyn, deed
•my door den Droogeman, ftaande
beneden de Sopha-, zeggen , dat het
byzonder fraay was\'t geene de fpeel-
ders zongen: ik antwoorde, dat ik \'er
niy van verzeekerd hield, dewyle het
zulke braave Heeren kon behaagen,
doch dat ik , tot myn leet wezen, het
geluk niet had van het te konnen
verftaan. Zy begondente lacchen,
en voerden my te gemoet, dat zy
geloofden het moeylykfte voor een
Reyziger in een vreemd land te zyn,
■de taal niet te verftaan ; en, vallende
wyders van d\'eene redenen op de
andere , deeden zy my vericheyde
vragen , zo wegens myn Vaderland,
als andere Landen en Steeden, die ik
bezien had, en voornamentlyk hoe
my Conftantinopolen beviel, en of
ik wel oyt een diergelyke Stad hadde
gezien.^ Ik zeide, dat het my won-
derlyk was voorgekomen j en fprak-
\'er wyders van, zo als ik oordeelde
dat het hen beft zoude behagen. Om
kort te gaan , wy fcheydden groote
vrienden , met toewenfchinge van
alle voorfpoed in myne verdere rey-
zen , en behoudene wederkomft in
myn Vaderland.
OudKaiio. Omtrent Oud Kairo gekomen zyn-
de , reden wy voor by verfcheyde
van die vrywillige Vrouws-perzoo-
nen , welke alhier, ontrent eenige
fteenhoopen, of onder de fchaduwe
Van een boom, zitten, verwachtende
hun fortuyn van den een of den an-
deren lieHiebber, waar mede zy
zich niet fchaamen, in \'t gezigt der
geenen die daar voor by komen, de
fnoodfte geylheden te bedryven. Ik
had alvorens hier van hooren fpree-
ken s en hield my vernoegd, met\'er
de waarheid van ondervonden te
hebben, zonder nader kenniftèmet
haar te maaken : \'t welk ook nooit
veilig voor een Chriften zoude zyn,
wyl het alle Mahometaanfche zyn.
Oud Kairo is ontrent een halfuur
van de jegenwoordige Stad Kairo
gelegen, na de Ooft-zyde des Nyls,
by \'t vlak, tegen over de plaats daar
Memphis geftaan heeft, naar wel-
kers verwoefting het de Hoofd-Stad
van Egipten wierd , zynde ook na
dezelve de oudfte Stad van dit Land.
De Arabiers noemen ze Mazer, na
Mazer of Mifraim, gelyk zy by de
Hebreen geheeten word, na den
Zoon van Cham^ en Zoons-zoon van
Koach, die ze zoude hebben doen
ftichten. Zy was eertyds zeer prag-
tig, en groot, maar gelyk de gele-
gentheden van tyden merkelyke ver-
anderinge toebrengen, legt ze tegenr
woordig ten meerendeele verwoeft,
cn vertoont weynige overblyfzelen
meer van hare voorige grootheid.
De Egyptifche Chriftenen heb-
ben \'er drie Kerken, die van S*. Bar-
bara, die van S*.Joris, en die van
S\'. Sergius.
Deze eerfte is de Kerk der Kophten^
en de voornaamfte van allen j onder
dezelve heeft men een foort van een
Kapel, heel diep en duifter, deze iß
wel eer een kleyn Huysje of grotte
geweeft, welke Jofeph en Maria een
wyl tyds tot woonplaats verftrekt
zoude hebben. Men ziet\'er noch
een brok van een balk (ter plaatfe
daar eenige kleyne Pilaaren het ge-
welf van den grooten Altaar onder-
fteunen) die men my zeide dat uit
Noachs Ark gekomen was , ftee-
kende maar even buyten de muur.
Yder Reiziger tracht\'er gemeenlyk
een ftukje hout af te bekomen, te
meer, dewyl men zegt, dat deze balk
de zoldering van het huysje der
heilige Maagd zou hebben helpen
onderfteunen. Ik bevond dit hout
zo hard en vaft, dat ik groote moeyte
had met \'er een brokje af te fny-
den.
De Kerk van S*. Joris , is hoog,
en redelyk wel gebouwd. De Grie-
ken roemen, dat zy noch een arm
van dien Heilig bewaaren. Men ziet
hier een dikke Pilaar, daar een yzere
keten aan geklonken is , welke zy
zeggen van S\'. Joris te wezen , cn
begaaftmetde kragt, van de geenen,
die hun verftand verlooren hebben,
wanneer ze daar aan gebonden wor-
den , weder te regt te können bren-
gen. Deze Kerk behoord aan het
Kloofter, \'t geen door Griekfe Non-
nen bewoont werd, \'twelk zeer oud,
tamelyk wel gefticht en byzonder
hoog is j hebbende boven op een
vlakte j van waar men ettelyke my-
len ver kan zien.
Vervolgens ging ik de Koorn-
Ichueren van Jofeph , by d\'Arabiers
ilScioni ^tm^xciA j, bezichtigen. De
ingezetenen zeggen, by overleverin-
Koorn- ge, ddxjofepht wetende datdehon-
c ueren gersnood op handen was , dezelve
deed ftichten, en \'er het Koorn van
alle wegen in brengen j \'tgeen\'er
ook noch tegenwoordig, tot het on-
derhouden der Krygs-benderii in be-
waard word. Zy zyn heel groot,
en met een ouwerwetfe muur om-
ringt , wyders in verfcheydene ver^
trekken afgedeeld, en boven opeïi,
dewyle men in Egipten voor den
regen niet zeer bekommerd behoeft
te wezen.
Men ziet hier ook noch veele
fraaye ruïnen, zo van Tempels, als an-
dere machtige gebouwen, en ondei\'
dezelve, die van een, \'t welk men
zegt drie honderd en tachtig kamers
te hebben gehad, van dewelken
hier en daar noch eenige ten deelen
in wezen zyn.
Schoone Ontrent Oud Kairo j dicht aan den
Ja«rley. Nyl, is een waterleyding, aan welkers
begin een grooten Thooi?n is ge-
bouwd , waar aan de waterleyding
met zyn begin vaft gehecht is, ge-
lyk aan de linker zyde van den
Thoorn, die op N®. 75). verbeeld is,
kan gezien werden. Deze brengd,
over drie honderd en zeventien
boogen, het water in het Kafteel van
Kairo. Dezelve is ongemeen hoog;
en heeft een opgang langs veertig
breede en gemaklyke trappen. Bo-
ven gekomen, ziet men verfcheyde
Raden, welke met Often omgedrayd
Worden. Om dezelve loopt een touw,
daar ettelyke aarde kannen aanhan-
gen, die het water fcheppen, en ge-
ftadig in een groote bak uitftorten,
^aar uit het vervolgens, door middel
Van een kleyne goot, vyfizestree-
^^^^..van daar, in de watedeyding
ïBf
vliet, en alzo naar het Kafteel ge-
voerd word. Echter ftrekt zich de
waterleyding zelve ïiiet tot aan het
Kafteel, maar alleenlyk tot aan Ca-
raffoe^, alwaar de grond op een even-
gelyke hoogte ontmoetende , ftort
zy haar water in een onderaardfchc
graft, diè het wyders tot in de ftal
van den Bafla brengt, daar het zich
ontlaft in een bak, en uit deze word
telkens zo veel gehaald, als men tot
gebruyk van nooden heeft. Het is
een gevaarte van óngemeene lengte;
want yder boog heeft de wydte van
veertien voeten en een half, en dc
plaats tuflchen elke twee boogen kan
ruym acht voeten uitmaaken. Van
deze Waterleyding werd dit fpreukje
onder de Turken en Arabiers verteld.
Zeker magtig en ryk Heer , alles
\'t geene hy had aan den opbouw van
dezelve te kofte gehangen hebbende,
en geen geld meer uit de gemeente
wetende te trekken , wierd hy té
rade, zich aan een hunner Heiligen
te rigten, om te vragen op wat ma-
nier hy zyn begonnen werk zou
konnen voltoyen > Den Heilig ^
ziende den yver vah den Mahome-
taan, deed herri aanwyzing van een
zeer grooten fchat, en aldiis wierd
de waterieyding voltrokken. Byzon::
\'kHeb hier vooren gezegd datik derhedén
eenige Ezels huurde, om na Mata-
rea te gaan 5 deze worden van Ara- dryvers.
biers of Mooren verhuürd, welke ge-
ftadig nevens dezelve heen gaan j en,
gelyk die dieren uit de natuur vry
leuy vallen , prikkelen zy ze nu en
dan van agteren in dc billen , ten
welken einde zy altyd van een ftok
met een yzere punt voorzien zyn. Be-
halven dezen dienft, heeft men \'er
noch dit af, dat ze U, al rydende, zo
men \'er genegentheid toe heeft ^ van
een pyp tabak verzorgen. Hunne
pypen zyn van ried j zo lang als de ge-
heelen Ezel, en hebben aan het eind
een aarde ketel, die men\'er kan af-
nemen cn aanfteeken.
van Jo
feph.
XXXVI. HOOFD-
a %
i
-ocr page 262-Togt na de Tyramiden , oorfpronk^der Fabel van Charon,
Befchryving der groote Tyramide. Aanmerkingen over dezelve. Bei
fchryvinge van de Sphynx, en byzonderheden nopende de Sphyngen. <ö-c.
Na dat ik Matarea en Oud Kairo
gezien had, maakte ik my aan-
ftonds gereed, om ook de Pyramiden
te gaan bezichtigen, ik belprak dan
drie Janitzers , den Drogeman, en
eenige Arabiers met hunne Ezels,
die zich tegens des anderen daags
morgens voor den dageraad gereed
moeiten houden : maar den J-^eer
Conful, aan wien ik myn voornemen
des avonds bekend maakte, en die
my geftadig overtuygende teekenen
van zyne beleefdheid en genegent-
heid betoonde, my gezegt hebben-
de , dat, indien ik het een dag wilde
uitftellen, hy zelve met zyn gantfche
huysgezin my zoude verzeilen, wierd
de tocht tot zo lang geftaakt. Niet
weinig was ik verheugd, dat my een
Zo fchoone gelegentheid voorquam.
Want in der daad de Arabiers ma-
ken \'er de wegen geweldig onveylig,
en niet lang voor myne komft te
Kairo had zeker Heer, die mede by
myn Heer denConful gehuysveft was
geweeft , het ongeluk gehad, van
omtrent de Pyramiden, benevens de
geenen die by hem waaren, tot op
hunne onderklederen geplonderd te
zyn. Daar wierden dan zo veel Ezels
. befprooken, als \'er tot de tocht van
nooden waren, en wy vertrokken den
Tocht na z/f«« Mey met het krieken van den
ïnJ""\'* dageraad, zynde omtrent dertig Per-
zoonen fterk , en myn Heer den
Conful alleen te Paard.
De weg wierd vooïhy Oud Kairo
genomen, en, zynde vervolgens aan
den Nyl, ter plaatfe daar men over-
vaart, gekomen , liet\'er den Heer
Conful zyn Paard, om zich aan den
anderen Oever mede van een Ezel
te bedienen. Ik moet by deze ge-
legentheid hier invoegen, dat het
onwaar is, dat men te Kairo niette
Paard mag ryden, gelyk eenige ge-
fchreven hebbenj maar het is\'er niet
zeer gebruykelyk, en hier uit zal men
zich mogelyk hebben ingebeeld, dat
\'er een verbod was.
Gelyk men hier vreemde dingen
weet te toonen (\'t zy dat het\'er
waarlyk zodanig mee gelegen zy, of
niet} wierd my van den Oever de
plaats aangewezen, daarikfö/^j door-
de Dochter van den Konink Tharao
uit het water zoude getrokken zyn,
welke ik uit curieusheid afteekende,
gelyk ze zich vertoond onder N°. 82.
zynde eigendyk maar een Inham-
metje, of Kreek van den Nyl.
De overvoering gefchiedde met een
groote fchuyt, welke, doormiddel
van een touw, aan den anderen Oe-
ver wierd gepalmd, op dezelve wys,
als men by ons de ponten met een
touw gewoonlyk overhaald.
\'tGevoelen is aldaar, datdiever-^pj.Q„^\'^der
maarde Schipper Charon hier ter Fabel van
plaatlè zynen dienft waargenomen Charon.
zoude hebben: want de Beeken van
den Nyl meent men dat aan de oude
Egyptenarenftoftèhebben gegeven,
om de Fabelen van de Helfche vloe-
den te verdigten , daar Charon de
Zielen, na dat ze uit de Lichaamen
gefcheyden waaren, overzette. Die
nauwkeurig over dit land hebben
gefchreven , meenen dat de Fabel
daar uit fpruyt, dat de Lichaamen
hier aan den anderen Oever wierden
overgebracht, om in, of omtrent de
Tyramiden begraven te werden.
Zo haaft wy aan den anderen
Oever te lande waren getreden, reden
wy door een vlak en effen land (daar
veele Safraan - bloemen ftonden)
na dc kant van de Pyramiden, paf-
feerende verfcheyde Dorpen , waar
ontrent veel te fchieten vald, in-
zonderheid op Duyven, van welke
gelegentheid wy ons by wylen be-
dien-
dienden, als hebbende ettelyke vuur-
roers mede genomen. Na datwy al-
dus derde half uur hadden gereden,
kwamen wy aan de Pyramiden, by
de Arabiers Hgebel Tharaon, en by
de Turken Tharaon dagtary, dat \'s te
zeggen de Bergen van Tharao , ge-
heeten.
Zy vertoonen zich van verre als
van kleyne fteenen gebouwd, ter
oorzaake dat men \'er altyd verder
af is , als men zich inbeeld » doch
nader by gekomen zynde , bevind
men \'t eenemaal het tegendeel, \'t Ge-
tal der zelver werd gemeenlyk op
drie geftelt, hoe wel \'cr een vierde
is, maar deze, heel kleyn zynde,
werd niet gereekend. Zy ftaan in
een zeer onvruchtbaare zandige vlak-
te , daar het gezicht zich zonder
eenige verhindering wyd en zyd
kan uitftrekken.
.^efthry. Ik zal alleenlyk van de grootfte,
der als de aanmerkelykfte,ipreeken, want
Vfatni.
vermids de twee anderen (waar van
de kloekfte echter niet veel voor de
geene, die de grootfte geacht werd,
gelyk ze ook in der daad is , hoe-
wel \'er eenige aan fchynen te twyffe-
len, behoeft te wyken) geftooten zyn,
en dat men \'er niet op kan klimmen,
vald\'er niet veel van te zeggen.
Wy deeden voor eerft, om dezelve
van binnen te bezichtigen , door
eenige Arabiers het zand, waar mede
den ingang geftopt was, uitgraven:
Want het word \'er door de wind ge-
duurig zodanig aangedreven , dat
men niet, als het bovenfte gedeelte,
Van de opening kan zien, gelyk de
afbeelding op N®. 83. uitwyft.
Zelfs moet men ook, eer men aan
de gemelde ingang kan komen, op
een heuvel klimmen , die zich aan
deze zyde tegen de Tyramide gezet
heeft, en ongetwyfeld gegroeid is
^an het zand , \'t geene niet verder
Voort konnende» ter oorzaak dat
het door de Pyramide wederhouden
Word, zich aldaar op malkanderen
heeft gepakt. Dezen ingang is, van
beneden af te reekenen , op de
zeftiende trap ha\'t Noorden. Men
wil zeggen dat dezelve eertyds :
"Wanneer het lyk \'er ingebragt was,
gcllootcn wierd met een grooten
191
fteen, uitdrukkelyk daar toe gehou-
wen , die \'er zo net in pafte, dat men
hem van de andere fteenen niet kon
onderfcheyden doch een BaJTa
deed hem van daar voeren, op dat
men\'er geen gelegentheid uit mögt
opvatten, om de Tyramide te ftuy-
ten.
Den ingang is vierkantig, en be-
houd dezelve hoogte en breedte van
het begin tot het eynde, zynde de
hoogte omtrent vierde halve voet, en
de breedte een weinig minder. De
fteen die\'er zich dvvars over heen
ftrekt, is byzonder groot, berey-
kende de lengte van by de twaalf, en
de breedte van over de acht voeten.
Deze gang, door dewelke men al
bukkende heen gaat, loopt allengs-
kens nederwaarts ter lengte van tuf-
fchen de zes-en-zeven-en-zeventig
voeten. Na dat men ten einde van
dezelve gekomen is , ontmoet men
een andere dergelyke gang, die
zich wat opwaarts ftrekt, zynde van
dezelve breedte, doch van zo weinig
hoogte , voornamentlyk ter plaatfe
daar de twee gangen tegen malkan-
deren fteuyten, dat men zich op dea
buyk moet nederleggen, en\'er, met
de handen voor uit, doorkruypen,
hebbende ondertuflchen in d\'eene
een brandende kaars, daar men zich
in deze naare duyfternis mee ver-
ligt. Alle die met m.y hier door
kwamen , brak het zweet van be-
benauwdheid uit, hoewel wy, eer
wy in de Pyramide gingen, uitdruk-
kelyk onze boven klederen ten dien
einde hadden uitgetrokken: ik zoude
derhalven ymand die wat lyvig is,
met raaden zich aldaar te waagen,
want de tengere hebben het \'er quaad
genoeg. Deze gang zeggen eenige
over de honderd voeten lang te zyn,
en de fteenen, die het gewelf maaken,
tuflchen de vyf-en-twintig en derdg
palmen. Voor my, ik moet beken-
nen, dat ik ze, in het doorkruypen
gelyk een flang, hoe wel ik een
brandende kaars in de hand had,
niet heb können zien , ter oorzaak
van de zwaare ftof die ons by na
yerftikte j ook dacht ik maar hoe
ik \'er beft door zou geraaken j en be-
vond nu dat ze geen ongelyk hadden,
die
REIZEN.
die my by na onoverwinnelyke zwaa-
righeden hadden voorgefteld., De
meeften van ons gezelfchap waaren
buytc-n gebleven, en twee of drie der
geenen die ons wilden volgen, en\'er
al op den buyk inzaten, keerden uit
angft weder te rug. \'k Geloof even-
wel dat men hier dezelve hoogte
zou vinden, ais in den ingang der
Pyramide , indien de Arabiers de
moeyte wilden neemen van het zand,
het geen \'er door de wind ingedre-
ven word, weg te ruymen. De lucht
is hier geweldig bang, enverfmach-
tende, dewyl men\'er\', ter oorzaak
dat \'er niet de minfte opening is , by
na geen andere intrekt, als die men
zelve uit-ademt.
Aan het begin dezer gang, die zich
opwaarts ftrekt, ontmoet men, ter
réchter hand, een groot gat, daar
men een ftuk weegs met een gebogen
hchaam in kan kruypen, en over al
dezelve wydte vind, doch eindelyk
fteuyt, weshalven men gelooft, dat
het nooit tot een gang gedient heeft,
maar door lankheid van tyd aldus
uitgegeten zal wezen. Door deze ge-
melde engte heen gewrongen zynde,
vind men een vertrek, daar wy wat
in konden ruften, houdende onder-
tuflchen yder zyn licht voorzichtig
brandende : wy hadden ook een
v^uurflag mede genomen , of onze
kaarflen door eenig toeval mogtcn
uitgaan. Aan het einde der gemelde
opwaarts gaande gang, ontmoet men
twee andere gangen (een laage met
de vlakke grond gelyk , en een die
zich opwaarts ftrekt) en aan den in-
gang der eerfte een put, welkeloot-
recht na beneden loopt, gelyk de
geene getuygen die \'er in geweeft zyn.
In die put neder te daalen dacht my
ongeraaden j maar na \'t getuigenis
van anderen , heeft men zeven-en-
zeftig voeten van boven na bene-
den te reekenen, in deze put, een
vierkantig venfter, waar door men
,in een grotte komt, welke in den
berg hier ter plaatfe, niet van leven-
de fteen, maar gelyk vandryfzand,
\'t geene zeer vaft tegen malkanderen
aan zit, uitgehold is, en zig in de leng-
te van \'t Ooften na \'t Weften ftrekt.
Vyfden voeten laager, en derhalven
\' twce-en-tachtig voeten \'van boven,
vind men een gang in de Rots ge-
houwen,hebbende in de breedte twee
voeten en een derde deel, en in de
hoogte twee voeten en een half, en
lopende honderd en drie-en-twintig
voeten zeer fchuyns nederwaarts,
waar na ze vol zand, en vuyligheid
van vleer-muyzen is ; immers zo
werd verhaald dat het gevonden is
by een Schots Edelman , daar de
Heer Thevenot, in zyne reys befchry-
ving van fpreekt. Voor my, gelyk
gezegd is , ik had geen luft om \'er
de proef van te nemen: mogelyk is
deze put gemaakt om \'er de Lichaa-
men , welke in hooien , die onder
de Pyramiden zyn, gezet wierden,
langs af te laaten.
Langs de eerfte der gemelde twee
gangen, te weten de laage, welke Ho-
rizontaal , of met de vlakke grond ge-
lyk is, en drie voeten en drie duy-
men in \'t vierkant heeft, komt men
in een kamer, lang achttien, en breed
twaalf voeten, welkers gewelf zich
boogswyze vertoond. Dicht by
deze kamer , doch op een hooger
plaats, willen eenige dat noch een
venfter zoude wezen, waar door men
in andere gangen zoude konnen ko-
men, doch ik heb het, ter oorzaak
der hoogte, niet konnen onderzoe-
ken.
Uit deze Horizontaale gang, welke
ter regter hand gelegen is, weder te
rug gekomen zynde, treed men ter
flinker hand in de tweede gang,
welke zes voeten en vier duymenm
de breedte heeft, en aldus ter lengte
van honderd twee-en-zeftig voeten
opwaarts gaat. Ter weder zyden,
langs de muur, ftrekt zich een fteene
bank, van twee en een halve voet
hoog, en tamelyk breed, daar men
zich in het opklimmen aan vaft houd,
waar toe ook niet weinig helpen de
gaten, welke van tree tot tree, doch
zonder ordre of netheid, in de grond
zyn gehouwen, om\'er de voeten in
te zetten, onzeker is \'t door wie zy
gemaakt zyn. Die de Pyramiden,
gaan bezichtigen , hebben \'er hen
dank voor te weten , want zonder
deze gaten waar\'t onmogelyk boven
te geraaken 5 en men diend noch al
192 CO%:SCSLIS de \'B^VTJ^C^
REIHEN.
193
wanneer meji \'er op flaat, een klank
van zich geeft als een klok , dé
breedte van dit Graf is drie voet en
een duym , dc hoogte drie voet en
vier duym, cii de lengte zeven voe-
ten en twee duymen : de fteen, daar
het van gemaakt is , heeft over de
vyf duymen in de dikte, is geweldig
hard, van gedaante als de Porphyr^
fteen , en geflepen , zynde zeer
fchoon-, ook zyn de wanden der ka^
mer met dit lbort van fteen bekleed.
Het Graf ftaat bloot, zonder over-
dekzel, of befchutfel j \'t zy dat het
gebrooken zy, of nooyt overdekt is
geweeft ^ dewyl de Koning ^ gelyk
de Ingezetenen zeggen , die deze
Pyramide heeft doen ftichten, daar
nooyt in begraven is. Volgens het ge-
meen gevoelen, zoude het gemaakt
zyn, voor dutw\'FharaOy die doorGods
toelaating, met zyn gantfche leger,
zo als hy de Kinderen Jfraëls, toen^
maals des Heeren uitverkooren volk ,
vervolgde, in het Roode Meir ver-
dronk.
Eer wy opgeklommen waaren,
was my gezegd, dat ter rechterhand
van deze kamer , zo als men daar in
kwam , een gat was , door \'t welk
men in een ander vertrek konde
komen , en van daar noch in een
andere gang. Ik zocht dan , wan^
neer ik in de kamer gekomen was,
na dat gat , cn vond het , zonder
veel moeite, en liet my, na dat ik,
met myn licht, gemerkt had, dat
het niet boven vyf of zes voeten
diep was,, daar in nederdaalen, en
vond niet anders , als een kleene
vierkante plaats , zo vol vleder-
muizen , dat dezelve my om \'t ge-
zicht heen en weder zwierden, tot
verbaazens toe , zulks dat ik moeite
had , met myn licht brandende te
houden. Waarom ik dan myne
vrienden , die in de Graf-kamer
waaren, toeriep , dat zy haar licht
doch wel zouden bewaaren terwyl
ik, met alle naauw keurigheid rond-
om voelende, en ziende, wel twin-
tig of dertig nêften Van vledermui-
zcn vond, maar geene opening die
elders heen konde leiden.
Aldus van binnen de kamer der
Graf-ftede wel bezien hebbende,
B b fchik-
ïiris ieii fterk te zyn, om j met behulp
Van dezelven, en de bank\'er op te
konnen klauteren, als hebbende
maar eene hand tot zyn volkomen
gebruyk , en d\'andere van nooden
om de kaars, of toorts in te houden,
yoeg hier by dat men genoodzaakt
is vry wyde fchreden te maaken,
als zynde de gaten wel zes palmen
van malkanderen af. Deze opgang,
die men niet zonder verwondering
kan aanfchouwen, mag wel voor het
voornaamfte der Pyramiden gehou-
den werden: want de fteenen, die
de muuren maaken, zyn zo glad als
een Ipiegel, en zo net aan malkan-
deren gevoegd , dat het maar een
eenige fteen fchynd te wezen
\'t zelve kan men ook van die grond
zeggen : \'t gewelfte is hier heel
hoog , en zo groots, dat het beter
verbeeld, als befchreeven kan wor-
den : ik teekende het derhalven af,
gelyk op N°. 84. te zien is, terwyl
myn Landsman, Adriaan van Rier-
beeki daar ik hier voor van gefproo-
ken heb, ter rechter zyde op de bank
zat te ruften, en eenige van ons ge-
zelfchap aireede, met hunne toortfen,
boven in de kamer der begravinge
waaren gekomen, waar door ik dan
bequamelyk het gantfche gewelf kon
befchouwen. Ik weet niet, dat ooit
ymand voor my deze afbeelding
gegeven heeft, en ik durf my vleyen,
dat de geheele wereld my\'er dank
voor zal weten-
Ten einde van deze gang, komt
men in de gemelde kamer , welke
vry groot en ruym is, als hebbende
twee-en-dertig Rynlandfche voeten
in de lengte, zeftien in de breedte,
en negentien in de hoogte, \'t Ge-
welf is plat, en beftaat uit negen
fteenen , waar van de zeven mid-
denfte yder vier voeten breed , en
zeftien lang zyn , de twee andere,
die aan de einden leggen , gelyken
elk niet meer als twee voeten breedte
te hebben , doch de andere helft
■Van yder ruft op de muur deze ftee-
nen leggen altemaal dwars over de
hreedte van de kamer.
Aan het einde van dezelve ziet
rnen een ledig graf, gantfch en al
wit een eenige fteen gehouwen, die,
194- CO%Ü^BLIS
fchikten wy ons, om dezelfde wegs
die wy opgegaan waaren, wederom
af re gaan, zoekende flechts om we-
derom dezelve weg te vinden, \'tgeen
ons geen moeite gaf j wy klommen
dan by de bank, met wyde fchreden,
wederom af, en vonden werks ge-
noeg , om onze voeten vaft te zetten
ter linker zyde , en ter rechter de
glibberigheid der fteenen , met het
fteunen der hand op de bank, te
vermyden. Want, waaren wy eens
aan \'t glyden geraakt, wy zouden
zeer ongemaklyk beneden gekomen
zyn. Dus geraakten wy wederom
tot de grond, en in die vertrekken,
welke in \'t opgaan befchreven zyn.
Terwyl nu myn curieusheid my
dreef , om te zien of\'er ook noch
andere vertrekken waaren, zocht ik
gmts en herwaarts , en ontmoette
van dezelve noch een, \'t welk groot
cn vierkant was, en zeer hoog van
verdieping j doch de grond vol
puin zynde, en een onlydelyke ftank
in dezelve vernomen werdende,
wierd ik genoodzaakt ylings weder-
om te rug te keeren , en de gang
te zoeken , waar door wy op den
buik gekroopen waaren.
Ondertuflchen waaren een of twee
van myn gezelfchap hier door ge-
raakt , na welke ik zullende door-
kruipen , met die geenen die my volg-
den , bleef ik in dit gat fteeken,
zonder my herwaarts of derwaarts
te konnen bewegen. Doch tot alle
geluk was dit aan het einde van het
gat, en konden die geenen, die voor
my daar door geraakt waaren my
bereiken , dewelke my dan by de
handen gevat hebbende , trokken
my by de armen daar door , waar
door die geenen, die my Volgden wat
meerder ruimte vonden, en geraak-
ten \'er alzoo mede door. Aldus
vorderden wy langs dezelfde ope-
ning, die wy ingekomen waaren ,
wederom na buiten, en waaren bly-
de, van onze curieusheid in dezen
voldaan te hebben.
Naauwlyks hier uit gekomen zyn-
de, fliknat van \'t zweet, (\'t welk
ons de benauwdheid, en arbeid, ter-
wyl wy op den buik , met eenen
arm, en de knien, moeften kruipen,
de
en met de andere hand de kaars vaft
houden , \'t geen zeer ongemaklyk
viel, aan alle kanten had doen uitber-
ften) en ontoonbaar bevuild , door
het ftof, \'t welk, zich onder \'t zweet
vermengd hebbende , over al aan-
kleefde, zaagen ons de Heer Conful,
met het overige gezelfchap, niet uit
komen, of zy berfteden van lacchen,
over de gedaante die wy vertoonden,
en konden zich niet bedaaren.
Doch den Heer Conful liet ons,
op dat wy niet koud zouden wer-
den , en bevangen door het zweet,
geen lange ruft ; ons raadende aan-
ftonds na boven te klimmen, indien
onze begeerte noch mocht ftrekken,
om de Pyramide van boven te zien.
Gelyk wy dan ookbeft vonden zon-
der draalen voort te gaan.
Wy begaaven ons dan van buiten
na de hoogte , en klommen , na
fomwylen een weinig aadem gehaald
te hebben , tot omtrent ter halver
hoogte, alwaar wy, aan een der hoe-
ken , te weten tuflchen \'t Ooften
en \'t Noorden, zynde de plaats daar
men \'t bekwaamft kan opklimmen,
een vierkantig kamertje vonden, daar
niets in te zien is, en \'t welk alleen-
lyk diend om\'er wat in te ruften,
\'t geen men wel van nooden heeft.
Want dit klauteren gefchied niet
zonder groote moeyte.
Boven gekomen zynde vind men
een fraaye vlakte, van waar men een
fchoon gezicht heeft over de Stad
Kairo i en d\'omleggen de landen. Ik
teekende hier van boven het ge-
zicht van de zeven Pyramiden, de-
welke omtrent zeven uuren van hier
werden gerekend, ziende aan de
linker zyde de Zee, als N°. 80. ver-
beeld is. Als mede noch een anda-
gezicht, om aan te wyzen, hoedanig
zich het Land vertoond , en dat\'er
omtrent deze Pyramiden differente
i brokken van andere gebouwen,
I Rotzen, en grotten te vinden zyn,
j gelyk de Printverbeeldinge op
81. aanwyft.
Deze bovenvlakte , welke, van
beneden aan te zien , fcherp toe
fchynd te lopen, is van tien of twaalf
groote fteenen , en heeft aan elke
zyde, zynde vlakvierkant, tuflehen
de
-ocr page 268-de zeftien en zeventien voeten. Eeni- i mecten, dien zy bevonden honderd
ge dezer fteenen zyn wat verbroken, en aclit-en-Lwintig vademen te be-
en de voornaamfte van allen, daar\'
de meefte naamen , der geenen die
de moeyten hebben genomen, van
tot boven op te klimmen, op fton-
den , was, ik weet niet door welke
baldadigheid, door eenige Franfche
reyzigers van boven neder gear-
beid, zulks dat \'er nu weinige naamen
meer te vinden waaren. Ik fneed
ook den mynen op een der gemelde
fteenen.
Nu ftelden wy ons, om van deze
Pyramide , die wy met veel moeite
opgeklommen waaren, buitenwaarts
wederom af te klimmen. Want de
fteenen zyn in de bouwing zo op
malkanderen geplaatft , dat\'er van
elke fteen , of elke laag fteenen,
eer \'er wederom een andere opleg-
gende laag gevonden werd, zoveel
fpatie overig gebleven is , dat men
daar op ftaan kan , of ten minften
de voeten veften , om op en af te
klimmen, als by trappen: welke ik,
in het afklimmen, tellende, bevond
ik derzelver getal te zyn twee hon-
derd en tien , zommige van vier,
andere van vyf , en andere van
zes palmen hoog, en eenige twee,
en andere drie palmen breed, waar
uit men lichtelyk kan af meeten, hoe
moeyelyk dit opklimmen moet val-
len. In der daad, men moet zom-
tyds met handen , voeten en knien
te gelyk arbeyden , en is genood-
zaakt nu en dan wat te ruften. On-
dertuflchen vald het afklimmen noch
moeyelyker als het opklimmen, en
wanneer men van de hoogte na bene-
den ziet, ryzen de hairen te berge.
Ik klom derhalven behendig achter-
waarts af, en keek nergens na, als
hoe ik de voeten beft vaft zoude
zetten.
dragen , welke zeven honderd en
vier i-lyn-landfche voeten maaken.
Den ingang is niet recht in\'t mid-
den 5 zynde de zyde na \'t Weften,
ontrent zeftig voeten breeder , als
die na \'t Ooiten , gelyk\'cr van ge-
tuygd werd , want ik heb het ver-
fuynid te meeten.
Thans ftuurde ik dezelve Arabiers
nochmaals na boven , om ook de
maat van de hoogte te nemen, welke
honderd en twaalf vademen wierd
bevonden, mede van vooren. Deze
vademen, yder op vyf en een halve
Ryn-landfe voet gereekend, maaken
zes honderd en zeftien voeten.
Zulks dat zich deze Pyramide als-
doen vertoonde, aan den voet, zo
verre die boven \'t zand konde ge-
meten werden, acht-en-tachtig voe-
ten breeder als de hoogte bevonden
wierd ; na welke metinge dan het
middelpunt der Pyramide zoude
moeten weezen, op drie honderd en
twee-en-vyftig voeten.
Zie hier nu, hoe het met de waar-
heid over een kan komen, \'t geene
eenige zeggen , namentlyk dat een
pyl van den top der Pyramide ge-
fchooren , nooyt de benedenfte trap-
pen kan bereyken : want een ge-
meene arm fchiet wel ter verte van
duyzend voeten j en ik heb \'er onder
de Turken en Arabiers gezien, die
zo handig met de boog wiften om
te gaan, dat de pylen over de twaalf
honderd voeten ver vloogen.
De Noorder-zyde van dit gevaar-
te , is veel meer gefchonden , dan
de andere zyden , ter oorzaak dat
ze veel meer door de Noorde-wind,
die aan andere oorden droog, maar
in Egypten vochtig is, gebeukt
word.
V/at de tweede Pyramide belangt. Tweede
die konden wy maar van buyten be-Py^midc.
zichtigen , als hebbende noch in
noch opgang j want zy is , gelyk
hier voren gezegd is, geflooten, en
heeft geene trappen , om by op tc
klimmen. Van verre fchynd deze
Pyramide , als ftaande op een
hooger grond, grooter dan de eerfte
te zyn , maar dicht daar by geko-
B b 2 men
Eindelyk, met groote moeyte,
cn geen minder angft, weder bene-
den gekomen zynde , ging ik van
den eenen hoek tot den ander , te
"Weeten van vooren , en telde drie
honderd goede fchreden. Toen gaf
ik een touw , \'t geen ik ten dien
einde mede genomen had, aan twee
Arabiers, en liet hen den afftand der
Semelde hoeken van malkanderen
1^6 C0%:^(^BL1S de "B^Vl^S
■ men zynde, befpeurt men het tegen-
dce!. Zy is mede vierkantig maar
hoe breed die\' eigentlyk in \'t vier-
kant zy , heb ik niet afgemeeten,
en kan het dienvolgens niet verze-
keren. Of de Heer Thevenot die
zelfs gemeeten heeft, is my onbe-
kend ; maar hy zegt, dat dezelve
begrypt, aan elke zyde, zeshonderd
een-en-dertig voeten, loopende wy-
ders , met een fpirfe kriiyn , zo
fcherp toe, dat \'er, na alle oogfchyne-
lykheid, geen eenig man op zoude j
konnen ftaan. Dc Noord-zyde is ;
insgelyks, als die van de eerfte, door
de vochtigheid , vry wat gefchon-
den.
De derde is kleyn , en van weinig
belang. Men meend , dat zy wel
eer bekleed geweeft zou zyn , met
dergelyke fteenen, als daar het graf,
dat in de eerfte Pyramide gevonden
werd , van gemaakt is : waar toe
voet heeft gegeven , de menigte
dezelver fteenen, die men daar noch
rondom heen ziet leggen. Sommige
achten, dat de plaats daar de Pyra-
miden ftaan , eertyds de plaats der
begravingen, gelyk byonsdeKerk-
hoven zyn, geweeft is, en wel, die
van Memphis s en zeggen, dat alle
de Arabiiche Hiftoryfchryvers daar
in over een komen , dat de gemelde
Srad gelegen was , ter plaatfe daar
dc Pyramiden ftaan , en regt tegen
over Oud Kairo.
Ik moet hier eenige aanmerkingen,
nopende de Pyramiden, gedaan door
eenen Melton^ Engelfchen reiziger,
by voegen: als,
I. Dat alle de Pyramiden een ope-
Aanmer- ni^ig gehad hebben , door dewelke
ovefde i^i ccn diepe en zeer lange gang
ging, die na een kamer geleyde, in
dewelke de Oude Egyptenaars de
Lichaamen der geenen, daar de Py-
ramiden voor gemaakt waaren, be-
groeven en dat de reden, waarom
men deze openingen in alle de Py-
ramiden hedendaags niet ziet, is,
dat ze toegeftopt zyn door het zand,
\'tgeen de wind\'er tegen aangevoerd
heeft. Tot een zeker bewys hier
af diend , dat ik , zegt Melton,
noch op eenige ettelyke Hierogly-
phifche Charaders gevonden heb,die
ongetwyffeld niet anders wilden be-
teekenen, als de naamen, en ftaat,
der geenen welke daar iri begraven
lagen. Doch, ik heb die Cha-
raéters nergens gezien.
Derde
Pyrami
dsn.
II. Dat alle de Pyramiden zeer
reguher geplaatft waaren, en yder der
drie grooten , die noch in wezen
zyn, in het hoofd van tien kleynen;
maar die men tegenwoordig nauw-
lyks kan kennen , ter oorzaak dat
ze zeer vervallen zyn : niet te min
kan men noch wel oordeelen, dat\'er
mogelyk wel een honderd, zo groo-
ten als kleynen , geftaan hebben.
Welke , indien ze van Melton ge-
zien zyn , zo zyn ze geheel van
\'t zand overftoven. Want daar is
i nu niets ter wereld te zien, als alleen
! \'t geene in myne Print-verbeelding
I vertoond werd.
III. Dat ze altemaal opgerecht
zyn op een hoogte, zynde een
vafte Rots, bedekt onder wit zand.
I \'t Geene men baarblykelyk kan be-
I fpeuren , aan de groeven en hooien ,
I welke omtrent de Pyramiden hier en
1 daar gehouwen zyn; gelyk ook aan
\' een opening , die in den hoek,
tuftthen het Ooften en \'tNoorden,
by de groote Pyramide is , door
dewelke men de Rots gemaklyk kan
zien. Dat\'er ook groote fchyn is,
dat de fteenen, daar ze van gemaakt
zyn, uit dezelve plaats gehouwen,
en niet van verre derwaarts zyn ge-
voerd , gelyk zommige Reizigers, en
eenige Ouden, gefch^reven hebben.
Inder daad moeten de Pyramiden
zeer diep onder \'t zand beftoven zyn.
I Want daar zyn , als men in de
grootfte komt, gangen die neder-
waarts leiden , en gezegt werden
zeer diep te loopen, en aldaar by ver-
fcheide plaatièn te eindigen , daar
mede lyken weg-geleid wierden;
maar wy hadden geen luft om de-
zelve te gaan bezien, na de moeite
die wy gehad hadden om de bovenftc
te befchouwen.
IV. Dat de Pyramiden niet ge-
bouw^d zyn van marmerfteen , ge-
lyk eenige gefchreven hebben, maar
1 van een fteen van wit zand, en zeer
hard. \'t Welk van wel aan-
gemerkt is, en van my alzo bevonden.
-ocr page 270-Want indien 2y van Marmer, of
Rots - fteen , gebouwd waren , zo
zouden \'er zodanige brokken niet
konnen afgevallen zyn, als men be-
vind j Hoewel het ook op verre na
niet waar is , dat de fteenen zo-
danig zouden gefchonden zyn , als
zommige Schryversj en zelfs Melton j
zeggen.
Wat het bouwen van deze Werelds-
wonderen , d\'eenige die noch in
weezen zyn, belangd, het gemeene
gevoelen is , volgens \'t geene ons
\'PUnius daar van heeft nagelaaten 5
dat de grootfte Pyramide, zynde de
geene daar men in en op gaat, in den
tyd van twintig Jaaren voltrokken
zou wezen , door den arbeid van
drie honderd en zeventig duyzend
mannen, en dat deze aan Radys en
Ajuyn alleen, agttien honderd talen-
ten hebben verteerd. \'t Zal den
geenen die hier tc lande niet geweeft
zyn , ongelooftyk fchynen maar
als men eens betracht, dat de dage-
lykfche Ipys van het gemeene volk,
voor een groot gedeelte , hier in
beftaat , en dat ongetwyfteld die
flaafachtige menfchen , met welker
zweet deze fchrikkelyke gevaarten
opgerecht zyn , buyten dit niet
veel anders , als brood en water,
gehad zullen hebben, behoeft men
\'er zich zo zeer niet over te ver-
wonderen. d\'Ajuyn is hier ook by-
zonder lekker en goed van fmaak,
weshalven men, aangezien de men-
fchelyke zwakheid, de Jooden niet te
vermeten moet doemen, dat zy zich
in dewoeftyne, over het derven van
een zo fmaakelyke fpys, beklaagden.
Wyders moet men verbaaft ftaan,
als men overdenkt, hoe men zulke
zwaare fteenen tot zodanig een
hoogte heeft weeten op te voeren.
En jammer is het , daar zo veel
dingen , door de naarftigheid der
Schryversj tot onze kennis zyn
gekomen, dat ons niemant heeft na-
gelaaten , van welke werktuygen zy
^ich, ten dien einde, bediend
hebben.
otntreT" ver van deze eeuwigduurende
3=Pyrami. geftichten, vind men eenige grotten,
«e»* welke mede wel eer tot graf-fteeden
gediend hebben : de tvd liet ons niet
toe
en
mcdcdfc-elcn,
\'r geen\'ér de meer ge-
melde Mctlcri, een Keer van zon-
derlinge curieusheid, van nagelaaten
hcefr. Daar zyn\'crvcifcheyde, zegt
hy, aircmaal gchoinven in de zyde
van een Rors, kwalyk in order ge-
fteid, en kwalyk gcproportioneeit
voor zo veel hec buyrexnfte belangd î
maar van binnen zeer gelyk cn effen.
Altemaal hebben ze een vierkante
3UC , van gelykcn m de Rots ge-
louwen , daar dc Egyptenaars het
Lichaam van den geenen, voor wien
de grotte uitgehold was, inleyden,
vermits ze voor graf-fteeden dien-
den. De vv^anden van ettelyke zyn
vol van Hieroglyphifche fïguuren,
in de Rots gehouwen. In eenige\'
waaren ze zeer kleyn, en in ande-
ren levens grootte , onder anderen
telde ik\'er i zcgthy, in eene zeftien
groote ftguurcn , verbeeldende acht
Mannen , en acht Vrouwen , die
malkandcrcn by de hand hadden,
met noch ettelyke kleyne lïguuren i
aan beyde de zyden.
Een ftuk weegs van de grootfte
Pyramide, aan de Ooftkanc, ver-
toond zich de zo beruchte Sphinx ,
zynde een beeltenis, uit de P^ots
zelve gehouwen , vertoonende het
hoofd en de halve boezem van een
Vrouw j doch tegenwoordig ftaat het
tot aan den ha:;nn\'tzandgtzonkcn.
Ter rechterhand ziet men het zand
meer verheven , als elders , en dat
al in een redelyke geftrekrheid, kön-
nende met reden gedacht werden,
dat onder clic hoogre het lichaam ,
zynde in gelykhcid van èen Leeuw j
verborgen legd , en dat het aange-
zicht na de rccbrer zyde gekeerd is.
\'t Is een fcïirikkelyk gevaarte, waar
in (nier tegenftaande het hoofd de
hoogte van ?:es-en-twintig voeten,
cn van her oor tot de kin vyftien,
heeft, na de maaten die daar dc
Heer Thevenot yxxi geeft} de pro-
portie echter zeer wel is waargeno-
men. Her fchynd van verre van vyf
fteenen, op maikanderen gevoegd,
gemaakt tc zyn -, doch, nader komen-
de, befpeurd men , dat het geene,
\'cwelk men voor de voegen der
B b I ftee-
;, dezelve re gaan bezichtigen j
derhal ven zal i k \'er den Lezer vail
SphinXi
Ï97
REIZ
dat liet den Koning Amafis tot een
Graf verftrekt zoude hebben, \'t Is
niet ongelooflyk dat het een graf-
fteede heeft konnen zyn, te meer,
dewyl het op een plaats ftaat, die
in voorgaande tyden, gelyk gezegd
is, zeekerlyk een Kerk-hof geweeft
is, en by de Pyramiden en grotten,
welke niet anders als graf-fteeden
waren , gevonden werd: maar of het
juyft die van den Koning Amafis
weeft zy, daar zou ik\' niet vaft op
durven ftaan j vermits wy \'er geen
zekere blyken van hebben, als zynde
de rechte aanteekeninge van die oud-
heden \'t eenemaal verlooren. An-
dere willen , dat een Koning van
Egypten deze Sphinx heeft doen
maaken , ter gedachtenis van een
zekere Korinthifche Rhodope, daar
hy geweldig op verflingerd was.
Wonderlyke grillen vertellen de
Schryvers van dit gevaarte, nament-
lyk, dat het den vraagers, zo haaft
als de Zon was opgegaan , als een
orakel antwoord zou hebben gege-
ven : maar veele zeggen, dat zulks
door bedrog der Priefters , door
middel van een onderaardfche weg,
gefchiedde. De Put in de groote Py-
ramide, daar hier voren van gefpro-
kenis, zoude, naeenigergevoelen,
hier ook toe gediend hebben. Doch
dat dit een onwaarheid is , blykt
daar uit, dat niemand, van alle de
geenen die zich daar in hebben laaten
nederdaalen, oyt een doorgang op
de grond heeft konnen vinden. Men
kan derhalven met geen zeekerheid
zeggen , wat \'er van zy , en of\'er
een diergelyke onderaardfche weg,
van hier of daar, tot de Sphinx zy
geweeft, of niet. Immers dit is ze-
ker, dat\'er geen opening is, noch
in de mond, noch in de neus, noch
in de oogen, noch in de ooren, en,
zo de Priefters hier eenig bedrog
mede gefpeeld hebben , moet het
gefchied zyn, door middel van een
gat, \'t welk, volgens het getuygenis
der geenen , die \'er met ladders by
zyn opgeklommen , boven in het
hoofd is, en, allengskens enger wor-
<iende , tot m den boezem loopt,
fteenen aanziet, eygentlyk de aderen
de Rots zyn. Tlinms zegt,
van
daar het eindigd. Myn Heer den
Conful ftond, met het meefte gedeel-
te van ons gezelfchap, in de fchadu w
van dit gevaarte , terwyl ik bezieh
was met het te teekenen. (Het ver-
toond zich onder N°. 8 f.) benevens
alle de Pyramiden, die daar by ftaan.
Konnende uit de proportie van de
perfonagien, die daar by geteekend
zyn , geoordeeld werden , van de
grootte van dit Monftreufe beeld.
Wat nu de byzonderheden der
Sphingen aangaat, daar omtrent be-
haagd my meeft, \'t geen D^ O. Dap-
per, hoe wel mede uit andere ont-
eend, daar van gefchreven heeft.
De Sphingen , zegt hy , in be-
Byzon-
trachtinge van de natunrlyke eigen-
fchap, wierden optweederley wyzeXs^hia-
door de Egyptenaars afgebeeld, na- gen.
mentlyk, of in de gedaante van een
leggende Leeuw, op een recht bank,
of in de geftalte van zeker gedrogt,
\'t geen met het lyf een Leeuw , en
met het aangezicht een Maagd ver-
toonde. Met de eerfte geftalte,
wierd Momphta , een Egyptifche
Godheid, die het gebied over al de
wateren had, en de befchermingen
Geeft van de overvloeying desNyls
was, betekend: ende door de twee-
de , de wasdom des Nyls zelve.
Zy beeldden deze gedaanten af, niet
om dat ze geloofden, dat\'er elders
dusdanige dieren gevonden wierden,
maar om te gelyk daar door de ver-
borgene invallen des verftands te
kennen te geven. De Sphingen der-
halven , dus afgebeeld , beteken-
den den ftand des Nyls, die Egyp-
ten overwaterde : want dewyl de
overftroominge van die Rivier de ge-
heele Zomer , en Oogftmaand, of
July en Augufty, duurden , en de
Zon, in de gemelde twee Maanden ,
voor het meerendeel den Leeuw en
de Maagd doorwandelde, viel het den
Egyptenaars, die uit de Natuur tot
wanftallige en veelvormige dingen
zeer genegen waaren, niet zwaar, uit
een Maagd en een Leeuw wanfchep-
zelen te vormen , welke zy Sphin-
gen noemden , en waaren beelden
aandenNylgewyd, die op den buyk
lagen , waar door zy den ftand des
overvloeyenden Nyls vertoonden.
Volgens het getuygenis van PUnius, ]
was \'er een groot getal van deze
Sphingen, waar onder eenigen, die
zeer groote gevaarten waaren, en op
de beroemdfte plaatfen van Egypten
ftonden j doch alderraeeft op plaatfen
die door den Nyl overwaterd wier-
den , gelyk in de Steeden Heliopo-
lis, en Sais i en in de Woeftyne
Van Memphis of Kairo, alwaar zich
de boven gemelde, die wel de groot-
fte van allen geweeft fchynd te zyn,
noch ten huydigen dage vertoond 5
immers het bovenfte gedeelte.
Het fchynd dat de Sphingen
teftèns ook de merkteekenen van den
Wasdom des Nyls te kennen gege-
ven hebben , gelyk blykt uit deze
Woorden van zekeren Arabifchen
Schryver , Ab en Vafchia geheeten,
om. de "vruchtbaare natuur des Nyls te
kennen te geven , zo ßelien ze dat
gebouw, waar door zy, onder degem
daante van een Leeuw , de was-
dom des Nyls peilen. Ter oor-
zaak van dien overvloed des waters,
die de Egyptenaars , door weldaad
van het Hemels teeken de Leeuw,
alle Jaaren ontfangèn, is by hen in-
gevoerd, en ook hier te Lande, en
by alle de volkeren in Europa, reeds
gebruykelyk geworden, dat de py-
pen , buizen, kraanen en watcrley-
dingen, die het water uitwerpen en
braaken, gemeenlyk in de gedaante
van Leeuws-koppen gemaakt, of
boven op met dezelve vercierd zyn.
Ook wierden de Sphingen, by de
Ouden, voor de portaalen der Tem-
3elcn gefteid, waar mede zy wilden
Deteekenen , dat hunne leere van
Goddelyke zaaken, in een wysheid
beftond, die onder raadzelen en ge-
heimeniftèn verborgen lag.
Immers , \'t fchynd redelyker te
zyn, datmengeloove, datdeEgyp-
^enaars, (die haare wysheid, en \'t be-
grip dat ze van Natuurlyke zaaken,
^n derzelver oor zaaken, maakten, ge-
woon waaren door zinnebeelden af
fchaduwen) eerder yts diergelyks
door deze verbeelding hebben wil-
len te kennen geven 5 als dat men
daar van geloove, \'t geen deFabel-
fchryvers van de Sphinx verdichten,
\'c Was s zegt\'er Hyginus i en an-
199
deren, af, een Monftef gebooren uit
Typhon en Eckidna , hebbende het
hoofd cn het aangezicht de gedaante
van een Maagd, de vleugels van een
vogel, en hec lichaam vaneen hond.
Ofte , zo als Clearvhus zegd i
\'t hoofd en dc handen als een Maagd,
\'t lichaam als een hond, deft-emals
een menfch, d\'e ftaart als een draak,
de klaauwen als een leeuw, de vleu-
gelen als een arend, \'t Onthield zich i
zeggen zy , in Baotien , op het
Sphtngifche gebergte , by Theben i
van waar \'t gewoon was op de voor-
by-gangers aan te vallen, en dezelve
raadlèls voor te ftellen, om dezelve
op te loflèn: waar over, als men met
Apollo te raad ging , antwoordde
het Orakel, dat dit kwaad niet zou
ophouden , voor dat ymand het
raadfèl van het Gedrocht hadopge-
loft. Dit nu was het raadiël, Wat
dier des morgens op viert des mid*
dags op twee , en des avond op drie
beenen ging ?
Als nu verfcheydene, die het raad-
fèl niet hadden konnen ontknoopen,
door de Sphinx verftonden waaren,
liet Creon , die toen ter tyd het ge-
bied ovcï éeThebanen voerdey door
geheel Grieken-land verkondigen,
dat hy den geenen, die het raadfèl
wift op te loflèn, zyne Dochter
Jocafia , de Weduwe van LajuSi
ten Huwelyk zou geven. Oedipus
(de Zoon van den gemelden Lajus
en JocaJia, doch die des onbewuft
was , en die , in zyne onkunde ,
zelfs dezen zynen Vader Lajus om
\'t leven gebracht had , wanneer
hem Lajus hoogmoedig wilde in
Phociën den weg doen ruimen) hier
door opgewekt j begaf zich der-
waarts , en ley het raadfèl in dezer
voegen uit: dat het eenmenfchwaSi
die in zyne kindsheyd op handen en
voeten kniypt ^ in zpie jongelmg-
fchap recht over eind gaat, en in den
ouderdom de wankelende beenen met
een ftok onderfteund. Op welke op-
loffing \'t Gedrogt, vol van fpyt,
zich van een Rots van boven neóer
ftortte; en Oedipus , gelyk hy on-
wetende zyn Vader had omge-
bracht , trouwde ook onwetende
zyne Moeder. Welke dingen, en
R EIZ E N.
andere die noch meer verteld wer-
den, minder fchyn van verborgene
zin-fpeelingen beheizen.
Na dat ik dan myne teekenmg
had voltoid, keerden wy langs den
zelven weg, die wy gekomen waaren,
en geraakten met den avond weder
te Kairo, niet weinig, door de fmoo-
rende hitte der Zon , vermoeid en
verbrand.
200 C0%J^SL1S de ^\'B.Vf^^S
X Heer Conful niet vergen , my
met zyn gezin en volk te geleiden
na de plaats der Mummiën , zeven
uuren van Kairo gelegen , die ik
gaarne had gezien , en \'t gevaar,
dat\'er in ftak , met my te loopen.
Zyn E. raade my ook \'t eenemaal
af, dat ik my met gehuurd volk in
dat gevaar begeven zoude, zulks ik
myn luft, om dezelve te bezichtigen,
niet heb konnen boeten.
Om dat het evenwel den Leezer,
die in een Egyptifche Reize zeker-
lyk yts van de Mummiën zal willen
vinden, niet geheel mag ontfchieten
andere daar van zeggen; want onder
de gedenkweerdiglfe dingen , die
zich in, omtrent, en eenige mylen
van de Stad Kairo vertoonen, ver-
Befchry. dienen de Katakomben , of onder-
ving der aardfche Begraaf-kelders, onder en
\' rondom de Stad gemaakt, (waar
cSftee. door de Stad Memphis , en veele
plaatfen rondom dezelve , volgens
\'t geene de Oude fchryvers ons
diar van hebben nagelaaten, op ge-
welfzelen ftaan) geen kleyne opmer-
king en verwondering; dewyl ze de
onderaardfche graf-fteeden der oude
Romeynen , die te Romen gevon-
den werden» in grootte en heerlyk-
heid verre te boven gaan.
De oude Egyptenaars, diedever-
huyfing der zielen , van het eene
lichaam in het andere , zonderling
fterk dreeven, waren niet alleen be-
kommerd , om hunne lyken , met
groote toebereyding van verfcheyde
/peceryen, tegens alle vergankelyk-
trachtten zulks ook, -met het begra-
ven van dezelve , op een veylige
plaats , te verrichten. Zy ftelden
dan de lyken (na dat ze alvoorens
wel toébereyd waaren, om ze tegens
alle onheylen van lucht, water, vuur,
en de langduurigheid des tyds te be-
fehermen} niet op plaatfen daar de
Nyl overvloeyde, noch op opene
velden, maar, of in eeuwigduurende
Tyramiden ^ of in onderaardfche
fteene Kelders, welke, met grooten
arbeyd, in natuurlyke Steen-rotfen
(waar toe de fteenige grond onder
en omtrent Kairo , omtrent ander-
wonder wel te ftaade kwam) gehou-
wen wierden. De begraaf-plaatièn
dan waaren onderaardfche Kelders,
in verfcheyde overwelfde vertrekken,
gelyk groote zaaien, afgedeeld, en
met zo menigerley omwegen , die
in en uit malkanderen liepen, onder-
fcheyden , dat ze volkomen Dool-
hoven fcheenen te wezen.
Volgens het verhaal der Oude
Egyptenaaren, was \'er zulk een me-
nigte dezer vertrekken onder d\'aarde,
welke altemaal op malkanderen uit-
kwamen, dat ze zich eenige mylen
ver, ja tot aan het Ammonifche en
Serapifche Orakel, uitftrektenj \'t geen
tot groot gerief der Priefteren dien-
de, als könnende door dezelve, zon-
der van de hitte der Zon , en het
ftuyven deszands, beledigd te wer-
den , tot malkander komen : zulks
dat de geheele Zand Zee van onder
hol, en in ontallyke verblyf en ver-
berg plaatfen van lyken afgedeeld
zoude
befchryving der Egyptifche onderaardfche C/raf-helders ^
omtrent het Dorp Sac ar a, mitsgaders van het Veld der Mummiën, en
de Tyramide van Rhodope. Overblyfzelen van de Stad Memphis, &c.
k konde de beleefdheid van den ; heid en bederving te bewaaren j maar
zal ik hier laaten invloejen \'t geen halve voet onder \'t zand gelegen
201
om ze te bezichtigen, doch zal\'er den
Leezer echter een befchryving van
mede deelen zodanig als de
curieuze Heer Thevenot die gevon-
den heeft.
Deze Putten , zegd hy,- zyn vier-
kantig , van goede fteen gemaakt, jjcijef/.^ °
en vol zand , \'c welk men \'er uit
doed graven. Wy daalden in die
geene , die men voor ons geopend
had, met een touw om. \'t lyf, \'t geene
die van boven vaft hielden., tot de
diepte van omtrent drie fpieflen, daar
wy de grond onder de voeten kra-
gen , en , met den buyk tegens de
aarde, door een gatkroopen, door
dien de Mooren hec zand niet te
deeg weg gearbeid hadden. Hier
traden wy in een kleyn kamertje,
welkers wanden en gewelfzel van
fteen waaren, en waar in wy drie of
vier Lichaamen zagen , doch maar
een in zyn geheel leggende, de an-
dere aan ftukken en brokken. Hier
uit konden wy dan wel befpeuren,
dat deze Put meer geopend was ge-
weeft. \'c Gemelde Lichaam was zeer
groot en breed , en lag in een kift,
van ongemeen dik hout , die
aan alle zyden heel wel geftooten
was: dit hout, het geen wy bevon-
den van den oprechten wilden Vyge-
boom , in Egypten Pharaos Vyge-
boom genaamd , te wezen , was
gantfch niet verrot, ook heeft het
daar op verre na zo licht geen nood
I van, als eenig ander hout. Boven
i op de kift zag rnen het aangezicht,
van den geenen die \'er in lag, ver-
heven gehouwen. Men vind ook
j van deze kiften, of koffers, van fteen,
I op welke de gedaante, van die geenq
I dje\'er in beflooten legt, uitgehou-
wen is , en langs heen eenige Hie-
roglypifche fïguuren. Noch zyn\'er
van deze kiften , welke , van ver-
doeKcn , op malkanderen
gelymd , gemaakt, alzo fterk zvn,
als die van hout. Ik heb \'er een
van deze foort in myn kabinet, die
I van racer als veertig doeken, d\'eene
op de andere gdymd , gemaakt is,
aan dewelke men noch gantfch geen
verrotting kan befpeuren. Deze kift
is \'t eenemaal bedekt met Afgoden,
en Hieroglyphifche fïguuren, ftaan-
C e de
«budc zyn. *tSchynd vreemd, en
vry wat ongelooflyk j doch het zal
den geenen, die acht flaan op veele
andere zwaare Egyptifche werken,
cn de moeyte willen nemen, van
de Groote en Aloude Stad Memphis^
mitsgaders de talrykheid des volks,
by de Oude Schry vers, met aandacht
te overleggen, zo vreemd niet dun-
ken, Daar en boven melden de
Arabifche Autheurs , dat de Stad
Memphis , door een verborgene of
onderaardfchegang, (gemaakt, dat
meer is, onder den bodem des Nyls)
met de Stad Hehopolis , vereenigd
zoude geweeft zyn.
De meefte Inwoonders van het
Dorp Sacara , het naafte aan deze
onderaardfche fteene graven der
Mummiëni ofgebalfemdelyken, en
drie goede uuren van de Pyramiden ,
mitsgaders zeven of acht van Kairo,
gelegen , geneerden zich eertyds
(gelyk ook noch ^ als zy \'er gelegent-
heid toe hebben) met het opdelven
dezer Graf-kelders , en het uitgra-
ven der Mummiën, dewyl de Land-
bouw, ter oor zaak van de onvrucht-
baarheid des Lands , hen nauwlyks
kan voeden. Weshalven een yder
zich, na zyn welgevallen , voor
een ftuk gelds , kan laaten dienen,
\'t zy om alreeds gevondene onder-
aardfche Kelders^, onder hun geley-
de, te bezichtigen of nieuwe, en
noyt ontdekte , in het dorre zand,
te doen zoeken, en opdelven. Want
de noyt opgedolve kelders , leggen
zodanig met zand overdekt, dat geen
Vreemdeling , ja zelfs de Inwoon-
ders niet konnen weeten , of\'er
Mummiën onderleggen, of nier. Te-
genwoordig is hec \'er zo druk niec
mede , vermits \'er de Franken van ^
tyd tot tyd zo veel hebben laaten |
openen, dat ze geweldig fchaars zyn
geworden.
Men gaat in dezelve, door een
mond, die boven op den grond des
Aardryks is, en waar door men zich
^aat nederdaalen, even als in een put,
(waarom deze monden ook Putten
geheeten worden) het zy met tou-
wen, of door behulp van een ladder ,
na dat ze diep zyn. \'k Heb, als ge-
zegt is, geen gelegentheid gehad
de Op een zeer dunpleifter, daar de
buytenfte doek mee beftreeken is:
doch het werk is een weinig be-
fchadigt, vermits de pleifter hier
en daar wat afgevallen is. Onder
deze figuur is een parkje, na
beneden toe , dwars over de kift
heen , van twee duym hoog , en
een voet Ijreed , waar in men uit-
gebeeld ziet, de manier , op de-
welke de Oude Egyptenaaren de
Lichaamen balfemden. In \'t midden
yan dit parkje ftaat een lange tafel,
van gedaante als een Leeuw , op
welkers rug het Lichaam , dat ge-
balfemd zal worden, uitgeftrekt legt,
en daar by een Man , met een mes
jn de hand j waar mede hy het zelve
opend. Deze Man heeft een mas-
ker voor \'t aangezicht, van gedaante
als een fperwers bek; buyten twyfel,
volgens de gewoonte hunner Bal-
femersj die zich van dusdanige mas-
kers bedienden, om de kwade lucht,
welke, door de-verrotting, in de
<3oode Lichaamen veroorzaakt wierd,
niet in te trekken ^ gelyk de Genees-
meefters noch tegenwoordig in Ita-
lien doen, die in peft tyden nimmer-
meer zonder zulk een masker , in
welkers lange neus eenig reukwerk
geftopt werd , de zieken gaan be-
zoeken. Hoewel ikookniettwyfele,
of dit masker verbeeld het hoofd van
Ofiris , welke de Egyptenaars ge-
woon waaren af te beelden, met het
hoofd van een Sperwer, gelyk Anu-
bis met een Honds-kop, en de Nyl
met een Leeuws-kop. Tot een vaft
teeken dat dit een ballèming is, zo
ziet men, onder de genoemde tafel,
vier kruiken, of vaten zonder ooren,
welke niets anders konnen zyn, als
vaten, in welke de kruidenieryen,
noodig tot de balleming en hard-
maaking van\'t lyk, ftonden. Ter we-
derzyden van deze tafel , zyn ver-
fcheyde perfonagien , zittende en
ftaande in verfcheyde poftuuren. Bin-
nenwaarts opditdooddekzel, werd
vertoond, de gedaante van een geheel
naakte Dochter, hebbende dc armen
uitgeftrekt. Doch, om weder tot myn
eerfte reden te keeren , na dat wy
dan de gemelde houte kift, meteen
byl, aan ftukken hadden gearbeyd,
vonden wy\'er een geheel lichaam
in, aldus gefteld. \'t Aangezicht was,
gelyk gemeenlyk van alle de Mum-
miën , bedekt met yts als een hei-
met , van doek, met pleyfter over-
ftreeken , op \'t welk in goud het
aangezicht van dezen gebalfemden
uitgebeeld ftond; doch,als wy\'er deze
doeken van af namen , vonden wy
geen overblyfzels van \'t aangezicht:
want het zelve vergaat gemeenlyk
tot ftof; \'t welk , geloof ik, toe-
komt, door dat het zo wel niet ge-
balfemd, of gegomd, kan worden als
d\'andere deelen (en evenwel heb
ik van daar tot Parys gebracht een
hoofd van een Mummie, \'t welk ge-
heel volkomen is ; maar \'t zelve is
geheel gedekt van windfels van lin-
nen, die zo aardig gelegd zyn, dat
ze niet beletten de gedaante van de,
oogen, den neus, en van de mond,
te zien.} \'t Lichaam zelve was in
kleyne, zeer net gemaakte, linnen
windfelcn gebaakert, maar deze
windfelen liepen met zo veel keeren
en herkeeren , dat ik geloof dat ze
meer als duyzend ellen konden uit-
maaken , en waaren zo wonderlyk
door malkanderen gevlogten , dat
men ze nu ter tyd niet zou konnen
namaaken. Over de borft, in de
lengte, liep een reep van ruym drie
vingeren breed , en wel anderhalve
voet lang, welke, op een zeer kon-
ftige wyze, aan de andere windfelen
vaft was: op deze reep ftonden ver-
fcheyde Hieroglyphifche letters, met
goud gefchreven. Ik had gehoopt
in deze kift eenige Afgoden te zullen
vinden, dewyl ik wel wift , dat \'er
de Oude Egyptenaaren verfcheyde
met hunne dooden plagten te be-
graven , \'t zy van fteen , kooper,
of eenige andere ftoffe; maar ziende
noch het een noch het ander, beeld-
de ik my in, dat\'ermogelyk wel yts
van binnen in de borft te vinden zou
wezen: want, als de Egyptenaaren
deze Lichaamen geopend, en gebal-
femd hadden, ftooten zy menigmaal
Afgoden, of derzelver beeldjes, in de
borft. Ik deed dc Mummie dan aan
ftukken breeken, doch daar was niet
meer van binnen, als van buyten, te
vinden. Dieht by deze kamer daar
ik
-ocr page 277-ïl E
töi
wy op de groL \'d gekomen waaren i
en dat yder zyne ■ koorts, gelyk ook
ettelyke lonten , ^\'^^^e wy met ons
hadden genomen, i, ^ahgefteeken had,
kwamen wy , al kri lypende op den
buyk, in dé kelder, z een gang,
uitgehold in de Rot/, omtrent zo
hoog als een man , en c^n vadem
wyd , en van een ongem ^^^^ leng-
te j hier en daar vonden wy noch
meer andere gangen , van ^"^èlyken
in de Rots gehouwen , daa." \'\'ver-
fcheyde i-uynie kamers aan waai "Ö) i
vol potten van ^bakkene aarde, eri
met dekzels van dezelve aarde toe-
geftopt, in dewfelke gebalfemde vo-
gels , van allerhande ftag, bewaard
wierden, yder vogel in zyne eygene
pot, ook vonden wy daar hoender
eyeren, gantfch geheel, maar ledig,
en die derhalven geen kwade lucht
hadden.
Deze kelder , tot ons genoegen , Stinken-
bezigtigt hebbende, deden wy ons, dc Put.
op dezelve manier als Wy daar in ge-
daald waaren, weder op trekken. En,
gelyk Wy van te vooren bevel aan
de Arabiers gegeven hadden, dat zy
ons eert Put zouden openen i die
noch Maagd waare , dat is të zeg-
gen, die nóyt geopend was geweeft^
terwyl wy die der gebalfemde Vo-
gels gingen bezichtigen, vonden wy,;
zo haaft als wy weder boven ge-
komen waaren, de Put al geopend,
waar in wy ons, op dezelt^e manier
als in de voorgaande, lieten neder-
daalen j maar toen wy op de grond
waaren gekomen, wierden wy zulk
een onverdraaglyke ftank gewaar ,
dat wy de Neuzen toe moeften hou-
den. Daar en boven doofde een
zeekere beflootene lucht niet alleen
onze Toortzen uyt, die wy wel drie-
maal weer opgefteeken hadden ,
maar ook zelfs onze Lonten , in-
voegen, dat wy genoodzaakt waa-
ren , ons weder tc laten ophaalen ,
zonder dat wy een eenige tree had-
den konnen voortzetten. Dit weet
ik maar alleen van deze Put te zeg-
gen , dat ze veel dieper was , als
de geene daar wy eerft in geweeft
hadden.
Vervolgens deeden wy een an-
dere kelder openen, die echter
C c 3 geen
ik in was gckroopen , waaren hocli
meer en andere kamers , met dus-
danige Lichaamen, maar zynde de
ingangen met zand geftopt, deed ik
my met het zelve touw, daar men\'er
my mede had ingelaaten, weder op-
trekken &c. \'k Ben echter gelukkig
genoeg geweeft, (vervolgd de Heer
"Thevenot een weinig verder} om op
de plaats zelve eenige dezer Afgo-
den, of beeldjes, welke de Mooren
in de Stad aan de Franken gaan ver-
koopen, te koop tCsvinden: zyzyn
Van veelderhande foorten , en van
Verfcheyde poftuuren. Want nien
heeft\'er van kooper, van verfcheyde
foorten van fteenen , en ook van
verfcheyde foorten van aarde. Im-
mers ik heb \'er van alle deze foorten,
van welke altemaal ik wel verzeekert
ben , dan ze uit de Mummten ge-
haald zyn. Mogelyk zal hier ymand
zeggen, dat ze wel nagemaakt kon-
nen wezen ; doch \'t is t\' eenemaal
onwaarfchynlyk: want, behalven dat
de Mooren daar niet vernuftig ge-
noeg toe zyn , werden ze voor zo
geringen prys verkoft, dat de ftoftè,
daar ze van zyn gemaakt, niet be-
taald word. Dus verre de Heer
Thevenot.
Ik moet hier ook noch yts , we-
gens deze zelve materie, uit den
Heer Melton, by voegen. Na gezegd
te hebben , dat men alvoorens ver-
ding moet maaken, met de Arabiers
van het Dorp Sacara , wegens het
getal, en de hoedanigheid def Put-
ten, welke men geopend wil hebben,
gelyk ook , wegens den prys, die
men hen , voor hunne moeite, zal
geven, mitsgaders, dat Zy, tot hunne
veyligheid , noch twaalf Arabifche
ruyters met zich namen , vervolgd
hy aldus.
Putder. Put > welke wy gingen
«ebalfetn- bezien, was die der gebalfemde Vö-
de Vogels; gels. Na dat wy het zand, \'t geene
den mond van de Put, waar door
men na de grond daald , en ver-
volgens in de kelder komt, aan een
kant hadden doen fmyten , lieten
wy ons nederdaalen, den een na den
anderen, door middel van een dub-
beld touw , \'t geene ons onder de
armen vaft wäs gemaakt : wanneer
Kelder geeii Maagd was , gciyk de voo-
rect twee rige. Na dat wy ons hier in had-
mie^ zakken , vonden wy\'er
v^\'te Mummiën-, een groote, en een
kleyne, van een kind, welke beyde
in kiften lagen, waar van de grootfte
van Marmerfteen was , en op zyn
dekzel uitgehouwen droeg , de ge-
daante van den geenen , daar ze
voor was gemaakt: wy lieten de kiften
openen, doch bevonden dat de
Mummiën niets ongemeens hadden,
weshalven wy \'er geen werk van
njaakten , en niemand zich\'er mee
beladen wilde.
Kelder Uit deze Put gekomen zynde,
de Kerk daalden wy in een kelder , welke
genaamd, ^jgj^ j3yi-jaam van de Kerk droeg, en
d\'ondiepfte was , van alle de geene
die wy noch gezien hadden. Zy be-
ftond flegts uit een lange onderaard-
fche gang , van binnen wel met
pleifters bekleed , en over al met
Hieroglyphifche figuuren befchil-
derd. \'t Zand was hier in zodanig
een overvloed, dat wy, zo lang als
wy \'er in waaren , op onze knien
moeften kruypen.
Zo haaft als de Franken eenige
dezer Putten gezien hebben, vullen
de Arabiers , in dien de wind het
niet doed , die terftond weer met
zand, om \'er een tweede maal geld
van te trekken. Want hier in be-
ftaat de grootfte winft van deze
Rampzaligen; en \'t minft dat zy nee-
men , om een maagdelyke Put te
openen, is dertig Piafters, dereden
dezer duurte is , dat de geenen die
dezelven doen openen , recht heb-
ben, om alle de rariteyten en Mum-
miën , welke daar in gevonden wer-
den, mede te nemen.
Gedaan- Om nu een denkbeeld van dit
te val! het Kerk-hof te geven, moet men zich
Mum^^\'^ voor oogen ftellen, een zeer wyd-
luftig en vlak veld, \'t eenemaal met
zand bedekt, daar noch boom,
noch kruyd , noch huys, noch yts
diergelyks , opftaat, en welkers
vlakke grond bezaayd is , met ver-
droogde gebeenten, armen, beenen,
voeten, hoofden, oude doeken,
gcbrookene dood-kiften, en een
menigte van kleyne Afgodetjes, van
welke eenige van hout, andere van
mien.
pleifter , met groen gevernift, ge-
maakt , en van voor en achter met
Hieroglyphifche figuuren beteekend,
zyn , welke Afgodetjes de Arabiers
uit gebrooken Mummiën gekregen,
en naderhand weg geworpen heb-
ben, niet wetende wat zy\'er mede
zouden uitrechten.
Ik moet alhier den Leezer waar-
fchouwen, dat het, zederd de tyd
van Melton , zeer moet veranderd
zyn, en dat de Arabiers zederd wel
ondervonden hebben, dat voor deze
Afgoden beeldjes geld gemaakt kan
werden , dat ze dezelven nu wel
weten na Kairo te koop te brengen,
gelyk de Heer Thevenot reeds aan-
getekend heeft, hoewel \'t ook waar
is, dat ze niet zeer duur zyn. De
Franken , wetende dat men in Eu-
ropa , na die fiiuifteryen der Oud-
heid , begeerig is , koopen dezelve
op , en verkoopenze daar na we-
derom aan andere. By myn tyd
was \'er een Franfche Apotheeker,
die hier in handelde j maar dezelve
was vry koftelyk. Hy was toen ter
tyd Meefter van drie Mummiën, van
welke eene noch nooit open ge-
weeft was , die ik gaarne van hem
gekoft had j maar hy eyfchte
daar niet minder voor als vier hon-
derd Ryksdaalders.
Men vind \'er ook dikwils, zegd
Melton , groote fteene Tafelen, be-
houwen met Cyfers , en raadzel-
figuuren, welke de Chymie, en hun-
ne andere wetenfchappen en ver-
borgentheden, verbeeden, gelyk
ook vreemde Charaders , die geen
Hieroglyphifche zyn.
Dit zyn de overblyfzelen van de
grootsheid , en ydelheid der Oude
Egyptenaaren , en de droevige tee-
kenen van der menfchen fterftyk-
heid j zy veroorzaaken een fchrik,
aan de geenen die voor de eerfte
maal op dit veld komen , en wan-
neer men het oog laat weiden, over
de gebeenten daar het mee bezaayd
is , zou men zeggen , dat het wel
eer tot een ftrydveld gediend had.
Men ziet\'er noch vyftien Pyrami- ^^JgJ"^
den, onder dewelke\'er drie zyn van j^Jm.
een óngemeene grootte, en daar de mien.
tyd, na het fchynd, eerbiedigheid aan
heeft
-ocr page 279-REIZE
Faraoun genoemd, waar van zy
zeggen, dat de Koningen Tharaos,
wanneer zy een nieuwe Wet aan
hun volk wilden , geven , daar op
plachten te khmmen. Dus verre
Melton.
Omftandiger en netter ipreekt
van de gemelde Pyramide de nauw- bei\'chry-
keurige Heer Thevenot, die egter ving der
zo breed van de twee andere niet
opgeeft, gaande dezelve, even als dope ge-
de overige, ftil zwygende voor by, "oerad,
ook zal men eenige ongelykheid,
omtrent andere byzonderheden ,
konnen aanmerken , welke ik niet
weet waar aan toe te fchry ven, vermits
ik ^zelve niet op de plaats ben ge-
weeft , en derhalven met eygen
oogen het verfchil niet heb konnen
effenen.
Men heeft hier in dit veld, zegd
hy, verfcheyde Pyramiden , welke
zich ettelyke duyzend fchreden ver
ftrekkcn,, maar, gelyk ze van geen
groot aanzien zyn, zal ik alleenlyk
van eene zeer fchoone Ipreeken,
ftaande tuftchen de vier en vyf duy-
zend fchreden van de plaats , daar
wy een Put deeden openen, welke,
in dien ze volbouwd was, in fthoon-
heid voor de groote, daar hier vooren
afgefprooken is, niet zou behoeven
te wyken. Wy klommen om hoog^
eer wy\'er ingingen, en telden hon-
derd en acht-en-veertig trappen, van
zeer groote fteenen , even als de
trappen van de grootfte Pyramide
zyn : de platte forme , of vlakte
boven op, is niet effen , zynde de
fteenen zonder ordre gelegt, waar
uit men lichtelyk kan afmeten, dat
ze niet volbouwd is , en echter iftê
veel ouder als d\'andere , volgens
\'t uitwyzen der fteenen, die \'t eene-
maal opgegeten zyn , en zich tot
gruys en zand zerren, Aan elke
zyde heeft zy zes honderd drie-en-
veertig voeten,en den ingang omtrent
het vierde deel van haare hoogte. Na
het Noorden is ze even gelyk d\'an-
dere. Aan d\'Ooftzyde heeft dezen
ingang drie honderd zeftien voeten,
en by gevolg aan de Weftzyde drie
honderd zeven-en-twintig. Daar is
maar een eenige gang , drie voeten
en een half breed , en vier voeten
C c 5 hoog,-
heeft willen bevvyzen; want zy zyn
by na gantfch geheel, en gaaf; ook
is\'er in yder een opening , welke
doorgang geeft na een kamer. De
nieuwsgierigheid, die den Reizigers
eygen is , deed ons treeden in de
geene, welke het wydft van het
Dorp af ftaat , en gemeenlyk de
Tyramide van Rhodope genoemd
werd. Wy vonden den ingang
myns oordeels beter, als van d\'an-
dere, die wy te vooren gezien had-
den , om dat de weg , die zich na
binnen ftrekt, zyn begin in een
hooger plaats heeft; doch hy is wel
tweemaal zo diep als die van de an-
dere Pyramiden , en niet zo fteyl,
en by gevolg gemaklyker te begaan;
maar zo diep, dat ik vaftelyk geloof,
dat men tot op de grondveft neder-
daald. Beneden aan dezen afgang
ontmoetten wy geen trappen om op
te klimmen , gelyk in de Pyrami-
den , maar alleenlyk de kamer der
begraving, die zeer ruym en hoog,
en welkers gewelfzel niet plat
was, maar fcheuyns opwaarts ging,
en fcherp toeliep. Echter vonden
wy in deze kamer geen graf; moge-
lyk om dat men daar nooit begraven
heeft, of dat het graf verdelgt en
verbrooken is. Deze Pyramide is
gebouwd op de wyze van een Pavi-
lioen, en , volgens het zeggen der
Chriftenen , opgeregt door eene
Rhodope, een vermaarde Hoer ,
die dezelve deed bouwen van het.
geld, \'tgeen zy , ten kofte haarer
Eer , gewonnen had. Maar buy-
ten twyfel is dit een dwaaling , ten
minften zo het waar is, \'t geen
TUniuszegt, te weten, dat de Py-
ramide van Rhodope kleyn , doch
zeer fchoon was , \'t geen op deze
niet gepaft kan werden , als zynde
een der grootfte van Egypten. Wat
belangd de andere kleyndere , die
op het zelve veld ftaan , de tyd
heeft die by na t\'eenemaal vernield:
Want zy zyn tegenwoordig by na
niet anders als brokken zands, die
njct als de gedaante hebben van
\'t geene ze eertyds zyn geweeft.
Oock ziet men \'er een vierkante
Steen-hoop, van groote gehouwene
fteenen, by de Arabiers Mazenbet
NaauW"
hoog j welke , ter lengte van twee
honderd zeven-en-zeftig voeten,
fcheuyns nederloopt, eyndigende al-
daar aan een Zaal, waar van het ge-
welfzel gelyk een Ezels-rug, of
roefswyze, gemaakt is, en die vyf-
en-twintig voeten en een half in de
lengte , en elf in de breedte heeft.
In den hoek van deze Zaal ontmoet
men een andere gang, gelyk met de
grond , deze heeft drie voeten in
\'t vierkant in de breedte, en negen
voeten en een half in de lengte, en
leyd tot aan een andere kamer, die
een-en-twintig voet lang , en elf
breed is. \'t Gewelfzel van deze ka-
mer loopt mede roefs wyze , en is
geweldig hoog , hebbende na de
Weftzyde, daar zich deflèlfs lengte
ftrekt, een vierkantig venfter, vier-
en-twintig voet en twee derde deel
van de vloer af, waar door men in
een breede gang treed van een mans
hoogte, welke gelyk met de grond
loopt. Deze gang heeftin de lengte
dertien voeten en twee duymen, en
aan \'t eynd een groote Zaal, van
welke het gewelfzel zich mede roefs-
wyze vertoont. De lengte dezer
Zaal begrypt zes-en-twintig voeteft
en acht duymen, en de breedte
vier-en-twintig voeten eneenduym.
De vloer, oft fondament, is de le-
vende Rots, die van alle zyden on-
gelyk loopt, en alleenlyk in \'t midden
een kleyne effen vlakte overlaat,
welke van alle kanten door de ge-
dachte rots omringd, en veel langer
is als d\'ingang en benedenfte der
muuren.
Niet ver van deze Mummiën, na
den Nyl toe , zegt Thevenot» ziet Overblyf-
men eenige overblyfzelen van een zeieu^^van
groote Stad, buyten tegenfpreeken J^gJphis.
welkersin woon ders d\'o ver-
ledene, gelyk de Ouden altyd gedaan
hebben, buyten de Stad begroeven,
en derhalven gewiflèlyk dit veld tot
hun Kerk-hof gebruykt zullen heb-
ben; doch,om met zeekerheid te kon-
nen beweeren, dat deze groote puyn-
hoopen de overblyfzelen van Mem-
phis zyn, heeft men maar na Tlinius
te luyfteren , daar hy zegd dat de
Pyramiden gelegen zyn , tuflchen
de Delta van Egypten , en de Stad
Memphis, na de zyde van Africa.
XXXVIII. HOOFD-
m
Omßandtge befchrjvmg Jfan de bemgte StadI^airo. Hoofd^
find van Egypten,
207
N\'a aldus de Pyramiden befchre-
ven te hebben, zo als ik de-
zelve gezien heb , en hec veld der
Mummiën , zo als andere daar van
getuigen, zal ik\'er een befchryving
van de vermaarde Stad Kairo,
Hoofd-ftad van Egypten , byvoe-
gen.
^ Oor. Deze Stadjby uitfteekendheid groot
geheeten, heeft haare benaammg, na
«ïer 5s,a4 zeggen van de Schryvers, van de
^airo. Planeet Mars, die in \'t Arabifch
Kaher genoemt word, welke naam,
volgens hec zeggen van Serrur ,
een Arabiiche Hiftory - fchryvcr ,
haar gegeven wierd , om dat de
grondveften van haare muuren, by
zeeker ongelukkig geval, onder het
Afcendenc van <ieze Planeet gelegt
zyn: de zaak droeg zich aldus toe>
Giauher, Krygs-overfte van Meez Ie
dinaUai&endetKalyphs-vznE^j^-
ten, een nieuwe Stad, tot de Zetel-
plaats van zynen Meefter, willende
doen ftichten , in den Jaare 562.
van de Hegire-, belafte den Sterre-
kykers een goed Afcendent waar te
neemen , om\'er de grondfteen van
te leggen , op dat de nieuwe Stad
gelukkig
mögt wezen j en lang ftand
houden. De Sterrekykers deeden
alle de plaats, welke met muuren
beflooten zou worden, met een touw
of koord omvangen, en aan dezelve
een menigte van klokjes vaft maa-
ken , om de metzelaars te waar-
fchouwen , dat zy , op het geluyd
dezer klokjes (waar aan men, met het
flaan op de koord, zo haaft als men
een goed Afcendent gewaar wierd,
beweging zou geven} een aanvang
met het leggen van de fondamenten
zouden maaken.
Ondertuflchen wilde het ongeluk,
dat , op het zelve oogenblik , als
Mars in zyn Afcendent was, een
ïlaave op de koord kwam zitten ru-
ften , welke dezelve , door het ge-
wigt zyns lichaams, hebbende doen
fchudden , begonden de klokjes te
klinken. Straks vielen de Metfelaarsj
Tcloovende dat dit het gegeven tee-
cen was , gelykerhand aan den ar-
beyd ; \'t geen de Sterrekykers niet
zo haaft vernaamen, of zy oordeel-
den , dat de Stad \'t eeniger tyd in-
genomen zoude worden , door een
Overwinnaar, die uit Romamen, te-
genwoordig Turkyen, \'t geen onder
Mars gelegen is, zou komen. Deze
voorzegging wierd naderhand waar
bevonden , wanneer , na het ver-
loop van vyf honderd en zeftig Jaa-
ren, te weten , in den Jaare 15-17,
na onze tyd reekening, Sultan Selim,
uit Conftantinopolen, Hoofd-ftad van,
Romanien, in Egypten kwam vallen,\'
en niet alleen de Stad, maar ook het
gantfche Land, innam, en den Stam
der Kalyphs , of Soudaanen van
Egypten, met den laaften aan eene
der Poorten , Eabfuaila geheeten,
ce doen ophangen, verdelgde.
Niet te min , hoewel zy geloofd
den, dat dit Afcendent ongelukkig
voor de Stad zoude wezen , lieten
zy\'er echter mede voortvaaren, en
noemden zc Kak ara i oi Kairo ^ ge-
lyk men in Europa zegd > welken
naam zy ook tot op den huydigen
dagt heeft behouden.
Zie daar wat de benaaminge van
Kairo belangd, welke men geloofd
de regte te zyn , en met in twyfel
getrokken te konnen werden. Voor
my, ik zoude voor de waarheid van
deze vertelling geen borg willen
blyven, en achte hem niet verdoemd,
die dezelve niet geloofd.
Maar nopende de grootte dier Stad, Grootte
daar verfcheelen de Reizigers mer-^^n Kairo*
kelyk in \'t geen meeftendeel daar
van daan komt, dat \'er eenigen Bou-
lak , en Oud Kairo , willen onder
trek^
-ocr page 282-trekken, doch met zeer weinig ey- acht zeer wyde Poelen, of ftaande
omringd met fraaye huy-
genfchap : want Oud Kairo is \'er,
door een vlakke Landftreek, be-
ftaande uit Beemden en Weyland,
van afgefcheiden 5 en Boulak , de
Kaaven van Kairo, door verfcheyde
bezaayde Landeryen. Zulks dat
Boulak op zich zelven behoord ge-
nomen te worden, zynde ook \'t eene-
maal met zeer fchoone en dikke
muuren omringd 5 daar veele niet
op gelet hebben: en mogelyk is dit
de oorzaak, dat zy \'er Oud Kairo,
en Boulak i onder begrypen. Deze
Muuren zyn van een zeekere zoort
van fteenen , die zich noch zo wit
vertoonen, als of zeeerftnieuwlyks
opgeregt waaren
van Kanteelingen
wateren ,
zen.
\'t Getal dèr wykén, word gemeen- Qg^^i
lyk op drie-en-twintig duyzend ge- der wy-
fteld: doch, na men my onderrecht ken, en
heeft , zyn\'er maar zeventien duy-
zend met naamen bekend, welke
alle avonden, met hunne Poorten,
afgeftooten worden, door het mid-
del van zeekere houte ftooten , die
met fteutels van dezelve ftoffe ge-
opend worden: want de ftooten en
fteutelen zyn hier altemaal van hout,
zelfs ook die van de Stads Poorten,
\'k Heb ze met verwondering bezien,
en bevond de fteutel te zyn een
en wel voorzien ftukje hout, van ruym een half vier-
en Toorns, op dendeel lang , een goede duym
Ven genoegzaam te kennen, datz\'er
wel eer zyn geweeft.
Ik zoude dan durven zeggen, dat
Kairo , hoe groot het ook uitge-
kreten mag worden, naauwlyks zo
groot is als Conflantinopolen, of Ro-
men , en ruym zo groot als Amfter-
dam. Want men kan het in drie
een afftand van omtrent honderd | breed , en een pink dik : op het
treeden. Wel is waar, dat \'er plaat-1 eynd ftaan zes of acht pennetjes van
fen zyn, daar men de Muuren niet I yzerdraad, of ookwel van hout,in-
Ican zien 5 maar depuyn-hoopenge-Igezet, die een duym breed hoogte
hebben > met dewelke zeekere an-
dere pennetjes, die in het flot zyn,
opgeligt zynde , gaat het zelve
open.
Maar, om te beter te konnen be-
grypen , hoe aldaar zo een menig-
vuldig getal van wyken kan zyn,
moet men weeten, dat alle deftraa-
de langfte ftraat, die van het een
eynde der Stad,, tot aan het ander,
loopt , de Khalits geheeten , daar
heeft men niet ten- vollen een uur
toe van nooden. Door deze Straat,
of liever Graft, of Riool, loopt het
water van den Nyl, wanneer hy,
aan \'t zwellen geraakende, de Lan-
deryen van Egypten gaat bevoch-
tigen.
Celegen- De Stad ftrekt zich op de wyze
hcid. van een Halve-maan, niet zeer breed,
en is gelegen in een heel vermaake-
lyke vlakte , aan de voet van een
zandachtigen berg, daar het Kafteel
op ftaat, doch deze berg is haar
zeer hinderlyk, als haar benemende
(door \'t ftutten van de koelte der
winden , die van die kant komen)
alle de frifïè lucht j \'t geen \'er de
hitte \'t eenemaal verftikkende maakt,
en oorzaak van veele ziektens is.
Men teld \'er zeven Poorten, en,
binnen den omvang der Wallen,
en , uitgezonderd de ftraat van de
Bazar, of Markt a en de Khalits,
die maar omtrent drie maanden in
\'t Jaar geheel droog is, wanneer\'er
zelfs zeer weinig volk door gaat,
is\'er naauwlyks eene braave ftraat in
de gantfche Stad , zynde het alte-
maal ftopjes, en fteegjes, daar men
geftadig moet keeren en herkeeren.
Ja zelfs heb ik \'er, op verfcheyde
plaatfen , onder de gebouwen door
gegaan , daar het heel donker is,
en zo eng, dat men malkanderen zy-
deling moet paflèeren.
\'t Getal der Mofqueën word ins-
gelyks op drie-en-twintig duyzend
gefteld, namendyk, voor elke wyk
een Mofqueë : maar dit houd geen
vafte regel, en men heeft \'er in
d\'een meer , en in d\'ander minder.
Ik wil derhalven wel niet ontken-
nen , dat zy \'t getal van zo veele
duyzcnden konnen uitmaaken^ maar,
buyten eenige,die prachtig gebouwd,
m
uuren bekwaamelyk rond gaan : en | ten van Kairo zeer korten eng zyn
cn met zeer hooge Kinarets ver-
kiert zyn, zouden d\'andere, op zyn
befte, maar de naam van Kapelletjes
konnen voeren.
De rykfte en grootfte van allen,
is die , welke men Giama il Affar
noemt. Zy is geboud door den zelven
Giaufer, die Stichter van de Stad is
geweeft, en word noch tegenwoor-
dig voor de Hoofd-kerk gehouden;
weshalven de vier Mouftis, of Prie-
fters van de Mahometaanfche Wet,
aldaar hun verblyf hebben : men
heeft\'er ook die vt/eerdigheid voor,
dat ze den fchul digen tot een vry-
plaats verftrekt: en zy onderhoud,
uit haare inkomften, omtrent acht-
honderd Mahometaanen,
^Gedaante Wat de Huyzen belangd, die zyn
Zen. van braave maffive fteenen, met ver-
fcheyde verdiepingen , heel hoog
opgehaald, en booven plat, gelyk
ze hier te Lande meeft-alcemaal zyn.
\'t Uiterlyk aanzien heeft echter niet
veel te beduyden: maar van binnen
(inzonderheid die der Voornaame
Lieden) zyn ze zeer-koftelyk , met
fchoone vertrekken en zaaien , be-
vloerd met marmerfteen, en de zol-
dering , even als te Conftantino-
polen , met goud en hemels-blaauw
befchilderd. De §ierlyke Tuynen ,
en fchoone Fonteynen , vermeer-
deren de Luyfter, en doen de Stad,
wanneer men dezelve van eenige
hoogte beziet, zeer luftig voorko-
men. Als de Zon , die \'er in de
Zoomer ongemeen heet, en laftig
vald, vertrokken is, gaat men op de-
ze platte daken dikwils by malkande-
ren zitten, om \'er de lucht te fchep-
3en. Een der grootfte vermaake-
ykheden , welke men hier kan ge-
nieten, is deze; en die niet te zorg-
vuldig omtrent hunne gezondheid
zyn, leggen\'er zich des nachts ook
Wel te flaapen. Deze manier van
zich te verkoelen , en de lucht te
fcheppen, is voor yder even na, maar
de Voornaamfte Lieden , gelyk ze
over al eenig voordeel, boven het
gemeen, hebben, weeten zich ook
noch op een andere wyze te ver-
koelen. 2y laaten in de zolderingen
hunner zaaien een ronde opening
«iaaken , bedekt met een Koepel,
209
rondom met venfters , hier fpeeld
de wind door heen, en verkoeld de
plaats zodanig , dat men het daar
bekwamelyk kan harden.
Hier voor heb ik yts van de isT.^^ï- Byzon-
lits aangeroerd , en dewyl dezelve derheid
wel verdiend, dat\'er wat meerder
, , , ., , . Khahtsjoi
van gezegd werd, zahk er, uit an- Warer-
dere Schryvers , eenige omftandig-graft van
heden van ter nederftellen. Want^^^"^®*
ik heb alhier niet konnen blyven ,
tot de Khalits geopend wierd.
\'t Is een laage Straat of Graft,
welke midden door de Stad heen
loopt , cn door laft van een der
Koningen Tharaos uitgegraven zou-
de wezen. Zedert dat de Arabiers
Egypten, op den Keyzer Heraclïus,
veroverden, wierd dezelve Khalips
genoemd , ter oorzaak van Amzu.
ibn Chottüb^ v^^ceéc Kalyph na Ma-
homet, en die de eerfte de\'Prins der
Geloovigen geheeten wierd, omdat
hy beval deze Gragt tof Kolfnu toe
te doen leyden , een Stad dicht by
de Roode-zee gelegen , ten eynde
de leeftocht van Kairo, tot aan deze
Stad te brengen, en van daar, door
de Roode-zee, tot aan Mecha, al-
waar toen ter tyd groote hongers-
nood was. Aldus bleef ze tot het
honderd en vyfrigfte Jaar der Hegire,
wanneer Giafer il Mmfur, Kalyph
van Egypten , dezelve deed toe-
ftoppen, aan de kant daar ze op de
Zee uitkv/am. Tegenwoordig word
ze Khalits it Ilakern , of het Riool
van Hakem genoemd , ter oorzaak
dat Hakem beann ille , een andere
Kalyph van Egypten , heeft doen ver-
helpen , \'c geen dc fiofheid zyner
Voorzaten had laaten vervallen. Men
noemt ze ook noch il MerachemAi
of het met marmer gevloerde riool^
om dat ze op eenige plaatfen met
marmerfteen gevloerd is.
REIZEN.
Tegen dat dc Rivier aan\'tv/aflen
gaat, werd, aan het eynd van deze
Straat, Graft of Riool, zo als men
ze liefft wil noemen , te weeten,
aan het eynd \'t geen zich na den
Nyl ftrekt , een groote aarde dyk
opgeworpen, om hec water te flut-
ten , op dat het niet in de Khalits
loopt: maar, als dc Rivier nu tot een
zeekere hoogte is gekomen , ver-
D d
voegt
-ocr page 284-voegt zich de Soubachi , met een
groot gevolg van allerhande foort
van menfchen , welke zich uitge-
laaten vrolykaanftellen, derwaarts,
en geeft, met een moker, de drie
of vier eerfte flagen op den gemel-
den dvk, die vervolgens dóór d\'aan-
dringende meenigte verbrooken
v ordi waar na het water, hebbende
Bu dc vrye loop gekregen, zich in een
oogenbiik, door de gantfche lengte
der Srad verfpreyd. Wanneer de
Bafta zelfs ie Kairo is, gelchied dit
met groote piechtiglieid , als het
onifteken van vreugde - vuuren ,
vuurwerken, enz.
Alle de Steden door geheel Egyp-
ten , hebben dusdanige Graften ,
weike hen het water uit den Nyl
toevoeren, daar zy, buyten dit mid-
del j gebrek aan zouden hebben.
\'ris een der grootfte ongemakken
van Egypten , ten opzicht van de
by na o\'nverdraagelyke hitte, die\'er
den gantfchen Zoomer regeerd, en
te onverdraagelyker vald , ter oor-
zaak dat het een geheel zandig
Land is, welk zand door de ftraalen
der Zon , rot brandens toe , ont-
fteeken wordende, de lucht zodanig
verhit, dat men ter naauwcr nood
Adem kan haaien. Door deze hitte
zyn ook alle de Khalits zes maan-
den in het Jaar droog , en worden
niet eer gevu!d , als in de maand
Augüftus , wanneer de Nyl by na
op zvn hoogfte is.
De wasdom van deze Rivier
vangd gemeenlyk aan, m de maand
üiv-/, doch word niet eer langs de
ftraaten uitgeroepen, als den
junv. De meeting gefchied aan een
K olom, ftaande in een huys van den
B^ffa , op een kleyn Eylandje, te-
gen over Oud Kairo. Alle dagen
gaat men hier zien, hoe veel de Ri-
vier gewaftèn is, \'t geen dan aan de
roepers bekend word gemaakt. In
begin van OBoher houd het waflen
op , cn omtrent het eynd van de-
zelve maand , begind de Nyl al-
lengskens weder af te nemen: waar-
om dan , met den aanvang van de
gemelde maand, langs alTe de ftraa-
ten werd uitgeroepen, dat de Sakas,
of Waterhaalders, geen water meer
uit de Khalits zullen fcheppen.
De reden is, dat het water, als het
maar zachtjes begint te loopen, niet
meer deugt, vermits zich de vuy^
ligheid dan al te veel op malkander
komt te zetten. Maar, wanneer het
nu gantfch niet meer loopt , waaf-
femd de Khalits een afgryzelyke
ftank uit, zo door de bederving van
I dit ftilftaande water , als door de
I vuyligheid en drek, ja zelfs ook
\' doode krengen , welke uit de ven^
fters , die \'er uitzicht op hebben,
daar in worden geworpen, \'t Is der-
halven te verwonderen , dat deze
ftank , die het geld en de fteutels,
der geenen, welke omtrent de
ats woonen , in de zakken zwart
doed worden, niet een Jaa,rlykfe peft
veroorzaakt. Dit ongemak waar
echter wel voor te koomen, in dien
men \'er het water by tyds uit arbeid-
de : maar den Soubachi vind \'er zyn
voordeel by. Want,zynde het zelve
als een vette flik geworden , ver-
koopt hy het aan de Hoveniers, die
het, aot het befproeyen van hunne
Tuynen, gebruyken.
Men moet zich echter niet in-
beelden , dat de khalits uit zich
zelfs droog word. Als men ze droog
wil hebben , fnyd men ze op ver-
fcheydene plaatfen af, met een foort
van dy ken, daar het water over heen
geworpen word , \'t geen aldus ten
meerendeels weg gearbeid zynde,
word de grond bmnen korten tyd
droog (gemeenlyk omtrent May^
vervolgens met fchoppen gelyk ge-
maakt, en de uitgearbeidemodder,
of flik, op Ezels geladen, en buy-
ten op het Land gebracht: \'t welke,
indien zy niet deeden , zou de
Khalits, binnen drie of vier [aaren
tyds, zodanig gevuld worden, met
de aarde , welke het nieuwe Nyl-
water met zich fleept, dat alle de
huyzen, geduurende zyne over-
ftrooming, blank zouden ftaan.
Uit het geene hier gezegd is, kan
men dan wel afmeeten , dat men
den meeften tyd des Jaars in Egyp-
ten , in de Steeden en plaatfen, die
van den Nyl afgelegen zyn , on-
deugend water moet drinken , tc
weeten , \'t geene maanden lang in
zit
de bakken heeft ftaan rotten , of
\'t geen, door de Mooren, in Bok-
ke-vellen , langs de ftraaten , ver-
koft word , \'t welk niet veel beter
is. Maar \'t Water van den Nyl
zelve is gemeenlyk j\' wanneer de
zelve niet wafcht , zeer goed en
lekker.
Na deze Khalits , zynde de
langfte ftraat der Stad , volgd die
^^^ Bazar , daar des Maan-
Strïtenen Donderdags Markt gehou-
Slaaven- den, en altyd, inzonderheid op de
^»fktcn. Markt-dagen , zulk een meenigte
van volk gevonden word, dat men
\'er, met de uiterfte moeyte , moet
doordringen, \'t Is een treffelyke
Straat, zeer lang en breed , heb-
bende aan het een eynde de Befeftain,
of Koop-hal i voorzien met immer zo
koftelyke winkels, als die van Con-
ftantinopolen > en aan het anderede
Slaaven-markti te weeten, van de
blanke Slaaven , die \'er van alder-
hande flag te koop zyn, Mannen,
en Jongens, Vrouwen, en Dogters,
enz. Men heeft\'er nog een andere
Slaavenrnmarkt , daar de zwarte
Slaaven en Slaavinnen verkoft wer-
den.
Volkryk-
heid.
Wat de meenigte der menfchen
belangd, ik heb noyt zulk een Volk-
ryke Stad gezien > en men heeft ge-
noeg te doen , inzonderheid om-
trent de Markten , en openbaare
De overige Inwoonders , gelyk
ook meeft over al in Egypt en-, beftaan
uit Turken, Mooren\', (van dewelke^
eenigen Pik-zwart zyn) Jooden, eii
Chriftenen, te weeten , Kophten,
of Grieken : want Franken vind
men\'er weinig, en die ik\'er by myn
tyd gezien heb waaren meeften-
deel Franfchen , welke hunnen Con-
daar hadden. Engelfchen , of
Hollanders , heb ik\'er niet gevon-
den. Deze overvloed van menfchen
is d\'oorzaak , dat\'er by Peft-tyden
fchrikkelyke meenigte komttefneu-
^elen. Een duyzeht of anderhalf,
op een dag, is gemeen; en als\'er,
geduurende zulk een befmcttelyke
ziekte , tweemaal honderd duyzend
menfchen weg gerukt worden, kan
men het nog naauwlyks bemerken.
Ja daar zyn gelegentheden geweeft,
dat \'er zés en zeven maal honderd
duizend aan zyn geftorven : voeg
hier by dat men geen Vrouw-volk
langs de Scraaten ontmoet, immers
heel weinig: want de Vrouwen heb-
ben in de Levant zo veel vryheid niet,
als elders.
De Kophten, zynde de eigendyke
Egyptifche Chriftenen , hebben te-
genwoordig twee Kerken te Kairo
ftaande de eene , die aan de Heilige
Maagd gewyd is, in de Straat Ha-
vei Zueile s en dc andere in die der
Grieken; deze is gewyd aan S. Bar-
bara, zynde kleyn en duyfter. Eertyds
hadden ze vericheyde Kerken , en
Kloofters, en zelfs ook een Biflchop,
in Chandat, eene der Voorfteden van
Kairo, dog tegenwoordig gantfch
verwoeft; maar dit getal is eindelyk
tot op twee gefmolten , d\'eene ge-
wyd aan den Aards-Engel Gabrielj
en d\'andere aan een zekeren Abt,
Merkaiur geheeten. Hier is ook de
plaats daar zy hun Kerk-hof hebben,
en hunne dooden begraaven.
Binnen dc Stad , en de Voorfte-
den , teld men negen gemeene
Vleelch-haüen, daar men den naam
plaatfen, met\'er door heen te drin- van die van den Grooten Heer aan
gen, en noch meer, met zyne beurs toe voegd. Maar als ik aldus fpreek,
te bewaaren ; want d\'Arabiers zyn moet men *er ook Boulak onder be-
de grootfte dieven der wereld , ge-\'
lyk hun wezen genoegzaam te ken-
nen geeft.
_ Bezet-
ting;
grypen, want daar zyn\'er twee, in
d\'eene worden d\'Oflcn, en in d\'an-
dere de Schaapen, cn Geytcn, ge-
flacht; Mogeyk voeren zy den ge-
melden naam , om dat het hooftij
en de huyd , van alle de Beeften,
(dc Geytcn alleen uitgezonderd)
welke in dc Hallen geflacht worden j
den Grooten Heer toebehooreni
wiens Bediendens daar groote zom-
nien uit, in zyne fchatkiften, weeten
tc brengen.
De bezetting van Kairo beftaat
uit zeven vericheidene orders van
Krygs-knechten ,te weeten, de Met-
ferracus, dc drie benden der Spahis,
de Janitzers , de Chiaoux , en de
Jfapere.
Dd 2
-ocr page 286-CAIRO
-ocr page 287-ixt
Alvoorens dit Hoofdftuk te lluy-
ten, moet ik \'er nog het volgende
laaten invloeyen.
Teeke- Op Zekeren dag , met de Dro-
mng vaa geman , of Tolk , van myn Heer
den Conful s buyten Kairo gaande
wandelen, teekende ik, omtrent den
Nyl, een gedeelte van de Stad, ge-
lyk het zich op N®. 86. vertoond:
■ zynde het geene met de letter A aan-
gewezen ftaat, een hoek van het
Kafteel, Deze teekening wierd wel
haaft gevolgd van een andere j want,
weder binnengekomen zynde, ont-
moetede ik , ontrent het einde der
Stad, wat van de hand gelegen, een
zeer plaizierig voorwerp, beftaande
ih een menigte van zeer hooge dadel
ccDige
voorwcr»
pea.
gelyk verbeeld ftaat op N°. 87. \'t Wa-
ter , \'t geen \'er zich by vertoond,
ftrekt zich ovaalswyze, en is beftoo-
ten als een vyver. Dit water werd
uit zyn kom , op de Egyptifche
manier , door het middel van Ra-
deren , uitgetrokken , om de daar-
nevens leggende Tuynen te bevog-
tigen, gelyk \'er voor aan het eerfte
gebouw een is aangewezen: op hoe-
danig een wyze zulks gefchied, zal
ik hier na breeder ver haaien. Aan
dit water ziet men geftadig de Ke-
mels en Peerden , doch aldermeeft
Ezels , brengen , om ze te doen
drinken. Terwyl ik my met het
afteekenen van dit voorwerp be-
zig hield , was het nog wel een
uur voor Zonnen-ondergang, egter
bevond zich de\'Drogemanj die een
Jood was, zo zeer bekommerd, dat
wy door de Arabiers geplonderd
mogten werden, dat hy my geftadig
aanmaande, om het werk te ftaaken,
en \'er een vcyliger gelegentheid toe
waar te nemen: maar wat hy moge
aanwenden (zelfs ook met my ver-
fcheyde voorbeelden van onheylen,
den Franken , die hunne nieuws-
gierigheid al te veel wilden toege-
ven , wedervaaren, voor oogen te
ftellen) hy kon my niet van daar
krygen , eer de teekening voltoyd
was. ik zeg dit alleenlyk maar,
om te toonen , hoe diefachtig dc
Arabiers zyn , die zich niet ont-
zien , zelfs binnen de Stad, en voor
volkomene duyfternis , de lieden.
dat men, ergens heen gaande , be-
halven den Drogeman , noch een
Janitzer , met zich neemt, en als
dan kan men zich genoegzaam ver-
zekerd houden. Ook bediend men
zich hier doorgaans van Ezels , zo
wel de Vrouwen als de Mannen ,
of men moet niet van meiningezyn
verre van zyne woonplaats af te
gaan.
Noeh teekende ik een ander ge-
zicht, van boven den Toorn, hier
voor gemeld, daar de waterleyding
omtrent den Nyl zyn aanvang neemt:
van hier ontdekt men het land, en
een gedeelte der Toorns van de
Stad, achter het geboomte , gelyk
op N®. 8 8. verbeeld word, onderan-
deren vertoonen zich hier ook veele
zeer hooge Dadel-boomen.
en verfcheyde andere foorten van | of met lift, of geweldigerhand, van
Boomen, vermengd met eenige ge-! het hunne te berooven. \'t Is der-
bouwen, en Toorns van de halven hier tc lande gebruykelyk.
\'Befchryving "»an bet j^aßeel Dan K^airó.
[et voornaamfte van de Stad
Kairo bezichtigt hebbende,
ik , op den laatften dag der
^aand May, ook het Kafteel, een
der fchoonfte werkftukken die in
gantfch Egypten zyn, bezichdgen.
\'t Is geboud op een Berg, of Rots,
cn omvangen met hooge en dikke
muuren , welke , van honderd tot
honderd fchreeden » door zwaare
cn fterke Toorns beftreeken worden.
Men klimt \'er op langs een Trap in
de Rots gehouwen, zo breed en ge-
maklyk, dat \'er de Peerden en Ke-
mels , gantfch geladen , zonder
moeyten, op konnen komen. Bin- den,
nen getreeden zynde , komt men den
\' voor eerft op een groote plaats, of
Hof, en van daar in een Straat,
die \'er de gedaante van een Stad aan
geeft, dat is te zeggen , van een
Turkfbhe Stad, want \'t geen \'er deze
Barbaren gebouwd hebbeen, beftaat
maar in een partye lompe Hutten,
en Neften , daar in tegendeel de
noch overige ruïnen , of vervallen,
en onderaardfche gewelfzelen , een
wonderlyke grootheid verbeelden.
Overblyf- Onder dezen ziet men \'er ook
«ejen van noch die Van het Taleys van Tha-
van E ^^^ J ^en in het zelve de Zaal, welke
"■ao. na den naam van Jofeph genoemd,
en door derdg fchoone en zwaare
Pilaaren, vanThebaifche-fteen, on-
derfchraagt word. Het goud en
hemels-blauw , daar een zeer fraay
Mozaifch werk af gefchakeerd is,
zyn hier niet gefpaart, en , niet te-
genftaande die lange reeks van Jaa-
ren, ja Eeuwen, pronkt\'er de zol-
dering noch mede. Een andere
groote Zaal, niet verre vacn deze
gelegen, en door de ingezetenen de
Zaal van Tharao genoemd, pronkt
met het zelve werk, als die van Jo-
feph , na het zeggen en getuigenis
van die geenen > die gelukkiger ge-
weeft zyn als ik. Want ik heb ze
H
ginp-
niet konnen te zien komen, Vermits
ze den meeften tyd van het Jaar ge-
floten is, ter oorzaak dat\'er de veft>
of Rok van Mahomet, die zy Jaar-
lyks na Mecha ftueren, geborduerd
word. Ook is \'er noch de Zaal van
den opziender van Jofephs huys,
doch deze is veel meer vervallen j
niet te min ftaan \'er noch tien of
twaaf Pilaaréa , van dezelve fteen»
overeynd. Behalven deze, ontmoe^»
tede ik \'er verfcheyde andere ver-
trekken , en aan zekeren oord een ^
alwaar nog veèle uitfteekende zwaare
Kolommen, in goede ordre, fton-
welke een
\'t geen we
gewelf onderfteun-
eer met een Koe^-
pel bedekt is geweeft, doch tegen.»
woordig is het open : yder dezer
Kolommen bevond ik drie Vademen
dik te zyn , bedragende, na myne
uitreekening, zeventien voeten Ryn-
landfche maat. In der daad , het
moet een zeer prachtig gebouw ge-
weeft zyn : want, \'t geen\'cr noch
van iii wezen is , hoe vervallen het
ook mag zyn, is bekwaam omd\'ui^
terfte verwondering , ja zelfs een
zoort van verbaaftheid, m te pren-
ten.
Niet verre van dit Paleys, toonde
men my een vervaarlyke gevangenis ,
verdeeld in verfcheyde onderaard-
fche kotten of gaten , welke in de
Rots zelve gehouwen , en zo don-
ker zyn j dat men ichroomt den
voet daar in re zetten. Zy voert
den naam van Jojephs gevangenis , .
ter oorzaak dat men wil deze de-gevVngf *
zelve te zyn , in dewelke hy des nis*
/ï^öw/s^x Bakker, en Schenker,hunne
droomen uideyde.Zy diend ook noch
heden tot het zelve gebruyk, en is
de plaats, daar alle menfchelykme-
delyden volkomen verbannen fchynt
te wezen. Want, zo men geen ge^
legentheid heeft j om den geenen^
die het opzicht op de gevangenen
Dd % beb-
214
hebben, de handen te vullen, is \'er
geen élende te vergelyken, by die,
welke die rampzalige te lyden heb-
ben , die aldaar ingefloten zyn.
Maar zo deze gevangenis , ten
opzicht van het quaad onthaal,
\'t geen mai ^Cr , onl een geringe
mifllag, van de Turken te verwach-
ten heeft, niet verdiend bezichtigt
Jofephs te werden, de Put van JoJepb, die
men wel voor een wonder van de
wereld mag houden , en waar aan
de tyd het minft gefchonden heeft,
verdiend het zo veel te meer. Zy is
geheel uit de levendige Rots ge-
houwen j en heeft, boven aan de
mond , in de lengte elf, en in de
breedte tien voeten, \'t Gezicht daar
af vertoond zich als op N". 89. ver-
beeld ftaat. De diepte bevond ik
drie-en-vyftig Vademen, maakende
drie honderd Rynlandze voeten.
Men put \'er het water uit , door
middel van twee raderen, waarvan
het eene boven aan de mond van de
Put , en het ander negen-en-twintig
Vademen laager ftaat, zynde de
plaats daar het opperfte gedeelte van
de Put eyndigd. Aan yder van deze
raderen heeft men twee Often, die
dezelve geftadig doen omgaan :
\'t water word gefchept met Aarde
kannen, of Emmertjes, {vaft gemaakt
aan een touw , \'t geen om het Rad
heen loopt) en , boven gekomen,
in gooten uitgeftort, die het ver-
volgens door het gantfche Kafteel
leyden.
Men daald van buiten den Put
nederwaarts , langs een Trap van
zeven of acht voeten breed, welke
rondom de Put in de Rots gehou-
wen is , en dezelve allerwegen van
de Rots afzonderd , zulks dat men
in \'t afklimmen altyd , ter rechter
hand, een der zyden van de Put heeft,
en ter flinker de muur, zynde de Rots
zelve. Vermits de groote breedte,
kan men bekwamelyk met 3. a 4.
perzoonen nevens malkanderen af-
gaan, doch men moet zich verzor-
gen van kaarflèn, of toortzen, want
hoewel men \'er hier en daar vier-
kante venfters, yder van ruym drie
voeten, ontmoet, gemaakt met het
oogmerk van\'er, uit de Put, lucht
de
en Hcht door te ontfangèn ,
het, buyten het licht \'t geen men
mede brengt, weinig mogen helpen.
Deze Trap loopt twaalf maaien rond-
om de Put, op de wyze van een
Wentel-trap j weshalven dezelve
by de Arabiers Bie habeidine gehe-
ten word, zo veel gezeid als de
Slek-put i en hebben van de ge-
melde Draayingen zes achttien en
zes negentien trappen , maakende
in\'t geheel twee honderd twee-én-
twintig. Alle deze trappen zyn zo
gemakkelyk , vermits \'er de Oflèn
dagelyks op en af moeten, en daalen
zo langzaam nederwaarts, dat men
den afgang nauwlyks gewaar word.,
\'t Geeft een wonderlyk gezicht ,
wanneer men , door de gemelde
venfters, na beneden in de Put ziet,
zo wegens de diepte en ruymte, als
wegens het vreemd omdraayen van
het Rad.
Als men nu , met al dit draayen
en keeren , beneden op de grond
gekomen is, alwaar de Put dezelve
wydte heeft , als boven aan d«
mond , ontmoet men , een weinig
ter rechter hand onder de Rots, een
tweede Put, of liever het onderfte
gedeelte van dezelve Put, waar af
de mond vry enger is. Hier ziet
men de Oflèn het rad omdraayen,
en het water optrekken , \'t geene
door een goot in een groote bak
word geleyd, daar de gemelde fteene
kruyken, of emmertjes , welk aan
het touw van het bovenfte Rad
hangen , het geftadig weder uit-
fcheppen , en opwaarts voeren.
Deze onderfte Put vond ik vier-en-
twintig Vad?men diep , maakende
honderd zes-en-dertig voeten, eenige
geven \'er een merkelyk grooter diep-
te aan, doch ik heb ze niet dieper
konnen peylen, want, hoewel ikhet
touw, \'t geen ik met my had ge-
nomen, tot verfcheyde reyzen, met
een tamelyk gewicht, liet neder-
daalen, heb ik nooyt meerder getal
van Vademen können vinden.
\'t Water word in deze Put ge-
bracht , door het middel van die
groote waterleyding j tuflchen Oud
en Nieuw Kairo, daar ik hiervoor
af gefprooken heb: doch zommige
willen,
zou
215
willen j dat het uit een Bron zoude
komen ; \'t geen ik niet kan ge-
looven: want, wat fchynis\'er, dat
men zulke vervaarlyke koften ge-
maakt zoude hebbben, om het wa-
ter te leyden , ter plaatfe daar men
het door de Natuur kon ontfangèn ?
Monßeur au Mont toond zich ech-
ter , in zyne onlangs uitgegevene
Reys befchryving , van dit gevoe-
len , wanneer hy \'er - aldus van
fpreekt:
De Heerlykheid van deze Tut,
welke niet^ heeft konnen gemaakt
worden , dan met veel tyd-verlies,
een groot getal van volk-, en zwaare
onkoften , kan doen oordeelen , hoe
dierbaar het water in Egypten moet
zyn ; deze Bron , en die van Ma-
tharea , zyn de twee eenigßen » die
in Egypten gevonden werden j en
het fchynd i dat de Koningen van
dat Ryk noch gevreeß hebben s dat
ze zouden uitdroogen j aangezitn
de zorg , welke zy daar en boven
gedragen hebben , om water te doen
komen uit den Nyl, door een zeer
fchoone waterleyding > die begind
tu ffc hen het Oude Kairo , en Bou-
lake , en het water tot in het Kafteel
brengd.
Ten eynde der gemelde twee
honderd twee-en-twintig trappen,
te weten , op de grond der eerfte
Puc, vind men twee gaten, van ge-
daante als poorten , mede in de
Rots gehouwen , doch tegenwoor-
dig toegeftopt, \'t eerfte dezer twee,
ftaande ter llinkkerhand vandePut,
gaat, volgens het zeggen der Egyp-
tenaars , tot in de Pyramiden, en
het ander, aan de rechter hand van
dezelve , ftrekt zich na de Roode
Zee. Wat het laatfte belangd, \'t heeft
gantfch geen fchyn van waarheid,
vermits\'er die Zee al te verre van
daan legt: doch, nopende het eerfte,
ik weet niet wat ik daar af zal zeg-
gen, immers ik durfhetniet\'t eene-
maal verwerpen , want de Egypte-
naars hebben zulke vreemde werken
onder de aarde gemaakt , dat men
zich hier zo zeer niet over zou be-
hoeven te verwonderen j ten ande-
ren , moeten ook deze gaten, of
ï\'oorcen, fchoon ze tegenwoordig
toegeftopt zyn, eenig gebruyk ge-
had hebben, doch welke is onzeker j
weshalven ik oordeel, dat men dc
overlevering dezer lieden zo licht
niet vai; de hand moet wyzen, ten
minften niet t\' eenemaal. Men kan
ook , langs ettelyke trappen , tot
op de grond van deze tweede Put,
nederdaalen; maar het is \'er gemeen-
lyk zo ftykkig, door het ftorten en
plengen van het water , \'t geene
zich met de omheen zwervende
ftof vermengd , dat weinige die
moeyte willen nemen , te meer
dewyl \'er niets te zien is.
Gelyk dan het Kafteel van Kairo ^
zo ten opzicht van deze Put , als
van de grootlè ruïnen , die men \'er
ontmoet, zeer aanmerkelyk is , en
doorgaans van alle Franken , die \'er
maar eenigzints gelegentheid toe
hebben, bezichtigd word, hebben
\'er de Turken een foort van een \'l ol
opgezet, te weten , aan dc Poort
van het Kafteel komende , is men
gehouden een dukaat te geven , cn
aan de Put een vereenng na be-
lieven , mitsgaders noch yts aan
den deurwachter aldaar , en aan
den geene die u met toortzen de
trap aflcyd , \'t welk mede .omcrciit
een ryksdaalder komt re bedragci > ^
behalven \'t geen men aan den j a-
nitzer , cn voor \'t huuren van de
Ezels , om \'er na toe te ryden,
moet uitfchieten. Maar, niet meer
zoude het gekoft hebben , indien
ik gezelfchap by my gehad had ;
want deze prys van den mgang ftaat
vaft, of men alleen, of met meerder
getal van perzoonen komt. Die\'er
zich, \'t zy hier of daar om , voor
een tyd ophouden , en het Kafteel
niet gezien hebben , wachten der-
halven op de komft van eeiiigen
vreemdeling , om het als dan , met
minder kofren , te konnen zien
doch dc Ingezetenen des lands,
Grieken, en andere Chriftenen, of
Jooden , behoeven dc dukaat niet
te betalen; en konnen volftaan met
maar een vereering aan de Puc ce
geven.
Uit het opperfte van het Kafteel,
dat^is te zeggen , van de Platten,
die\'er noch in wezen zyn j kan men,
met het oog , over gantfch Kieuw
en Oud Kairo , Bmlak , en een
groot gedeelte der Woeftyn , gaan
weiden. \\ Moeyde my derhalven ,
dat ik de vryheid niet dorft nemen,
van \'er eenige gezigten, welke zich
aan verfcheyde oorden zeer luftig
vertoonden , af te teekenen. Want
het was tc gevaarlyk om het te on-
dernemen. Veele, mifleyd, geloof
ik , door de verwarring der om-
leggende huyzen, zo binnen als
buyten de Stads muuren , hebben
dit Kafteel, \'t geen omtrent twee
ïtaliaaniche mylen in den omvang
begrypt, in het midden der Stad
willen plaatfen : doch het is \'er
eigentlyk buyten gelegen , by na
aan een der hoeken van de halve
maanen , welk de Stad maakt, en
bykans recht tegen over Oud Kairo.
Het diend den Bajfa tot woon-
plaats , die \'er , in een byzondere
huyzing , fchoone zaaien en ver-
trekken heeft, en voor dezelve een
zeer groot pleyn , daar zich dage-
lyks een menigte van volk ver-
toond , en by wylen wel duyzend
Paarden te gelyk gezien worden.
Echter is deze Wooning van den
Baffa, door een muur, van het Ka-
fteel afgezonderd, en word derhal-
ven , met een byzondere be-
naaming, h.Qt Serrail Y2in dm Bajfa
geheeten.
REIZEN-
217
iSA^enigte \'dan \'Blinden te K^airo. Egyptifche Heiligen^
Vrouwen met ringen door de Neus. IDragt der Arabiers en Jooden>.
Groot getal van Aapen. Geeftig geval tuffchen een Aap en een Valk.
Jaarlyks vertrek van een der Caravaanenvan Kairo na Mecha. Mild\'
heid van een Turkfchen koopman omtrent de Armen. Gierigheid vart
een Ryken Turk. Manier van Kuikens, door het middel van Ovens,
uit te broeyen. Menigte van Struys-vogels in Egypten. Inkomften
van den Grooten Heer uit dat Landfchap-,
enz.
Menigte ^^ndcr de dingen, die my in Kairo
dent^Kg"" vreemd voor kwamen, was
10. \'\' niet het minfte , dat ik \'er zo veel
Blinden ontmoette, \'t Is by na on-
gelooflyk , en het getal zo groot,
dat men naauwlyks een quartier
uurs voor zyne wooning ftaat, of
men ziet \'er verfcheydene voor by
gaan. Noch maaken ze een grooter
menigte , die met zeere oogen ge-
kweld zyn , \'t geen \'er zo gemeen
is , dat ik \'er zej^fs Kinderen , van
geen Jaar oud, gezien heb, die\'er
alreeds mede befmet waaren, en tot
zo verre, dat\'er geen beterfchap af
te verwachten ftond: want het kwaad
zet zich in \'t bloed , en doed, zo
weldeKinders, als d\'Ouders > traan-
oogen. Ja ik zouw durven wedden,
dat een vierdedeel der menfchen
binnen deze Stad, ofbUnd, of met
kwaade oogen gekweld is. De ree-
den, die\'er myNatuurlyker-wyze van
gegeven wierd , is , dat de kalk-
achrigheid der huyzen , door de
wind, als tot ftof, afwaajende, zo-
danig in de oogen dringd , dat \'er
niet alleenlyk dit kwaad uit ontftaat;
maar ook, dat het, door zich allengs-
kens met het bloed te vermengen ,
in een Erfkwaad verkeerd , gelyk-
men duydelyk kan zien aan de voort-
teelinge. Eenige ondervinding deed
my geloof aan deze reeden geven,
"^ant het is my meer als eenmaal
gebeurd, dat als ik, by windig weer,
wat lang by de weg was geweeft,
de oogen zo zeer deeden , dat
ik \'er naauwlyks gebruyk van kon
hebben. Andere reeden heb ik \'er
^iet van te weeten konnen koomen,
en mogelyk is \'er ook geen andere.
Ter gedagtenis fchilderde ik hier
een blinde Jood , die my , onder
dit flag van menfchen j een der
fraaifte voorwerpen dacht te wezen.
\'k Heb hier ook verfcheydene van
die lieden, welke by d\'Egyptenaars jigg^^
voor Heilige gehouden worden,
door de Stad zien loopen j en by
wylen moeder-naakt , of anders,
met een ftuk van een los-hangend
kleed om het lyf geftaagen j onder
anderen , eens door de grootfte
Straat van gaande, ontmoette
my een dezer Heiligen , een Man
van in de zeftig Jaaren , die my als
een Frank gekleed ziende , ftraks
met de uitterfte ontwaardiging, en
een kwaadheid, tot fchuymbekkens
toe , aan d\'ander zyde der Straat
week : en van deze fchoone gram-
fchap was , volgens \'t zeggen van
mynen by hebbenden Tolk, geen an-
dere reeden , als dat ik een vreem-
deling, en Chriften j zynde, welke
Lieden by hen voor ongeloovige
worden gehouden , niet weerdig
was den Adem, die uit zyne Mond
ging, t\'ontfangèn.
Deze Heiligen zyn by hen in
groote achdng , cn eerbiedigheid ,
tot zo verre, dat het kleed, \'tgeen
zy om hun lyf hebben geflagen, van
een ygelyk gekuft word.
Vreemd kwam my ook te vooren Vroüwaï
een zeker zoort van Vrouwen ^ wel- met rin-
ke, voor cieraad, een reedelykenS^" ^
grooten ring door de Neus hadden
hangen , even als men by ons een
kleyne door de ooren heeft j doch
met dit onderfcheid, dat, daar deze
E e door-
doorgaans van goud zyn , die der \'
gemelde Vrouwen flechts van een
veel geringer Jlofie werden ge-
maakt.
Dr»cht Ik heb hier voor gezegt, dat
der Ara-\'er onder de Invvoonders van Kairo t
ook Arabiers, enjoodenbehooren 5
en dewyl hunne kleeding van die
der anderen onderfcheyden is, en dat
ik ook zelfs de moeyte genomen
heb , van ze af te teekenen, moet
ik \'er hier yts van aanroeren. d\'Ara-
biers gaan gekleed als 90. ver-
toond. \'t Geen zy om \'t Hoofd
hebben geflingerd, en hen met het
eene eind over de borft komt te han-
gen , of, na dat zy \'er op een ander
wyze een zwier aan willen geven
(want zy werpen het ook dikwils
over de ft;houder) is een fleuyer van
zwarte zyde , met goude ftreepen
doorwerkt, en doorgaans met af-
hangende kwartjes , van dezelve
zyde, vercierd. De gemeene lieden
draagen deze fleuyer van flechtet
ftoff^e.
Wat de Vrouwen belangd , zy
hebben op het Hoofd yts, als een
hooge ipitze bol van een hoed,
\'t geen zy met een zwarte, of bruyne
neusdoek , met goude of zilvere
ftreepen doorweven , omwinden;
de kleeding is van koleur als die der
Türkinnen , en zo cierlyk opge-
pronkt , als yders zinlykheid me-
debrengt: gemeenlyk hebben zy aan
hunne Veft, of Rok, twee knoopen
by malkander, d\'eene groot, en d\'an-
dere kleyn , de groote langwerpig,
en d\'andere rond: zie haare kleeding
en geftalte op N°.5)i. Alsze uitgaan
flaanze een wit linnen kleed , om
zich te bedekken, over het Hoofd,
en het geheele lighaam , zulks dat
zy\'er maar met het eene oog tuflèhen
doorzien, op deSpaanfchewyze.
De dragt der Jooden , hier te Lan-
is gelykze op N°. pz. verbeeld
de
word. De Tulband moet met blaauwe
ftreepen doormengd weezen, en de
reft der kleeding van een violette
koleur ; \'t geen zy gehouden zyn
tot hun kenteken te draagen: want
anders is \'er geen onderfcheid tüf-
fchen de hunne, en die der Turken.
De lieden van fatzoen zyn veel
fraayer gekleed, als de geen, die zich
hier ten toon fteld.
Ik heb hem fpeelende verbeeld,
om met eenen te doen zien , van
hoedamge Inftrumenten zy zich, tot
het pleegen van vrohkheid, bedie-
nen. \'t Is befpannen met driefnaa- .
ren, welke met een ftryk-ftok,
even als een viool, geraakt worden,
\'t Speel-tuig zelve is van zwart hout,
\'t geen, daar de fliaaren mee omge-
drayd ofte opgelpannen worden,
van y voor, en \'t geluyd maar tame-
lyk fraay.
De Joodinnen hebben, gelyk
N°. 513. aanwyft, een geheele lange
zwarte bol op het Hoofd , die met
bruyne en wdtte neusdoeken , met
goud en zilver geborduurd , om-
vlochten is. De kleederen zyn ge-
meenlyk van geftreepte zyde. Toen
ik de geene, die hier verbeeld word,
tekende , zat zy op haare Sopha,
dusdanig een pyp tabak te rooken,
uit een Egyptifch ried, van hoeda-
nige flag van pypen hier voor ge-
fprooken is.
Die fnaakeryen van Aapen wil zien,
waar van men hier een zeer groote
menigte, allerwegen langs de ftraa-
ten, ontmoet, heeft maar te ä^ä/Vö
te komen: zy worden door de
Mooren, met de Karavanen van
Mecha, of Mekka, medegebracht,
en op allerhande potferyen afgerecht,
om dat zy , met derzelver konften
voor de liefhebbers te doen oeffenen,
dagelyks zo veel weeten te winnen,
alsze^tot de reys van nooden hebben.
Gelyk de Mooren van natuur groote
potzemaakers zyn, en dat hun aart,
ten dien opzichte, niet kwaalyk met
de gefteldheden van het Aapelyke
verftand over een komt, geeft het
een aangenaame tydkorting voorde
Reizigers. Deze Mooren brengen
ook de Perrokiten mede , van de-
welken ik\'er gaarne eenige had ge-
had , maar daar waaren \'er in dit
Jaar zo weinig gebracht, dat\'er niet
een te bekoomen was. Anders heeft
men \'er dezelve voor een geringe
prys. Geeft^S
Doch om weder tot de Aapen te geval t^J
keeren, gelyk het een belacchelykee»
ftoffe is , werd \'er, gelyk over al,een VaU^\'
2iS C0%3(^SLIS de "B^VYJ^S
voornamelyk alhier , veel van ver-
haald. \'t Is niet de pyne waardig
veel van dezelve te melden , en
eenige, uit duizenderhande grillen,
die\'er van verteld worden , op te
haaien 5 alleen moet ik\'er alhier
eene gefchiedenjis , welke vry be-
lacchelyk is, van invoegen. Op ze-
kere middag over tafel zittende j ten
Huyze van den Heer Conflil Toreüh
cn wegens de aardigheid der Aapen,
cn Valken, fpreekende , verhaalde
den \'Drogeman y dat hy een Arabier
kende , die een Aap had , wiens
weerga mogelyk in kloekheid niet te
vinden was. Deze , wanneer zyn
Meefter uitging , was gewoon de
wacht in de keuken, by het vuur,
te houden, om de dievery der Val-
ken te beletten, welke hier, gelyk
elders gezegd is, zeer meenigvuldig
zyn , en met gantfche fchoolen op
de Huyzen zitten , wachtende na
gelegentheid, om eenige roof te be-
koomen , die ze ook dikwils, ver-
mits \'er de fchoorfteenen meeften-
deel wyd , en laag van verdieping
vallen, van op den haard weten weg
te haaien, \'t Gebeurde nu, dat den
Arabier, op een tyd wat langer, als
na gewoonte, uitbly vende, een ftuk
Vlees , \'t geen hy in een pot te
kooken had gezet, (door het uit-
vuur nu geen hitte meer van zich
gaf, in de pot j met de kaale billen
om hoog , ten einde den Valk als
eer. ftuk V lees in het oog te fchynen.
In der daad, de Valk wederkeeren-
dc, fchoot\'er op neer, wanneer den
Aap, die op zyn luymen lag, zich
gezwind omkeerde , en den Valk
vattede , en hem de keel afgebee-
ten hebbende ^ in plaats van het
ftuk Vlees, in de pot ftak. De Meefter
thuys gekomen zynde, zag terftond
na de fpys,en ziende den Aap, op de-
ze verandering van Vlees, over dwers
aan, fpringd het beeft op , haalde
den Valk uit de pot, fchikte zich
zei ven daar in , in zodanigen po-
ftuur, als hy gelegen had, en wees,
met vreemde gebaarden , hoe de
Valk het Vlees geftoolen, en hoe hy
den Valk bedroogen , en tot ver-
gelding in de pot had geftooken.
De Leezer kan uit dit ftaaltjehchte-
lyk oordeelen, hoe vruchtbaaren
ff ofte tot praaterye de Aapen alhier
konnen verfchaffèn , en hoe veel
fpreukjes daar onder loopen , daar
men van moet denken, fenonévero,
é ben trovatoy zo \'t niet waar is, \'tis
echter zoet uitgevonden.
Uit de Stad Kairo vertrekt ook
Jaarlyks de Karavane van Mecha, een van
en beftaat dezelve, niet alleen uit de verfa*\'
Kairo
waaftèmen van het water) boven het Egyptenaars , maar ook uit alle de
nat geheel droog kwam te leggen:
ccn van de Valken , die boven op
de fchoorfteen zat te loeren, had dit
niet zo haaft gemerkt, of hy kreeg
luft om \'er een torn op te waagen.
De onderneeming gelukte , en de
Valk vloog, met het ftuk Vlees, ter
fchoorfteen uit. Den Aap , al te
fchielyk verf aft , zag bedrukt om
hoog, en, als of hy geredenkaveld
had , dat zyn Meefter zulke
groove miftlagen, niet zoude onge-
ftraft laaten doorfchieten, endat^by
hem yts moeft uitgevoerd worden,
waar door hy vergeving zoude ver-
dienen , op dat hy alzo de ftraf mögt
van den hals fchuiven; niet anders,
als of hy gedacht had , zekerlyk ,
zal den roo ver, als hy de beuyt bin-
nen heeft, weder koomen , om te
zien of \'er niet meer voor hem ten
befte is: fchikt zich, wanneer het
j- . , n ■ fenderKa-
gcenen , die zich van Lonjtantmo- ravancn,
polen , en andere omleggende oor-die "a
den, derwaarts willen begevenj by^^^^S^^n»
welke gelegentheid hier zodanig een
toevloeiing van menfchen is , dat
de v/egen niet tc gebruyken zyn.
\'t Kleed van Mahomet (met deze
naam beteekenen de Franken alle
de gefchenken, welke den Grooten
Heer Jaarlyks na Mecha ft-uurd)
v/ord , gelyk hier voor gezegd is,
in het Kafteel van Kairo gewerkt:
want Kiuro zend de vercierzelen
voor Mecha, cn geld voot Medina:
cn "Damaskus de vercierzelen voor
Medina. Daar gaan in \'t geheel vyf
Karavanen na dc eerfte der ge-
melde Heüige plaatfen : te weten,
die van Kairo , waar onder de zo-
danige behooren , als hier boven
gezegd is: die van ^Damaskus, onder
welke zich begeven die uit Sirie»
Èe 3 der-
NB?
119
REIZEN.
van een
Turks
Koopman
omtrent
de Armen, en dikwils ten zynen huyze kwam
bezoeken. Hy ontfing ons heel
vriendelyk, en liet terftond Kaffé en
Tabak brengen: deze, een Man van
vier-en- tagtig Jaaren, zeer fraay van
weezen , met een langen gryzen
baard , had de reys na Mecha tot
agt maaien toe gedaan, en elke reyze
hem omtrent twintig duyzend ryks-
d^alders gekoft: want, als het wa-
ter in de Caravane begon t\' ont-
\'breeken , *t geen by wylen komt te
gebeuren , alzo men niet over al
zoet water kan bekoomen , en dat
de medegenome voorraad opraakte,
befchonk hy al het volk met Sorbet.
Toen ik hem bezogt , ftond hy,
niet tegenftaande zynen hoogen ou-
derdom , de negende tocht derwaarts
t\' onckrneemen, hy dreef nog Koop-
handel , cn had de mildheid , van
Jaarlyks tien duyzend Ryksdaalders
aan de Armen te geven; waar door
hy ook zodanig een achting onder
de Mahometaanen had verkregen,
dat zy hem als een Heilig eerden,
en, tot bewys van dien , \'t elkens
als zy hem tc gcnioet kwamen, zyne
veft, of rok, kuilen. Hy was ook
een groot vriend van de Franken , en
wenfte my, als metzegeninge, ge-
luk op myne voorgenome reys na
Jeruzalem , cn dat ik met gezond-
heid weder in myn Vaderland mögt
koomen , enz. met zulk een teder-
heid , als of hy zelfs een Chriften
was geweeft.
Maar zo mild als dezen eerlyken
Mahometaan was, zo gierig was een
ander Turks Koopman , die mede
dagelyks ten Huyze van den Heer
Conful verkeerde ; deze was voor
zo ryk bekend, datmenzynefchat-
ten op geen Tonne gouds , om zo
te fpreeken, kon weeten, en egter
zo verfoeyelyk gierig , dat hy Sich
zelfs geen maaltyd eeten gunde.
\'Fes j en Marokko : die van Terjïen,
en die van Indien.
Mildheid Op aanmaaning van den Heer
ConM Torelli, gmgik, met onzen
Tolk, eens zeker Turks Koop-
man , die te Coulak woonachtig was,
\'t Gebeurde, terwyl ik my te Kairo
bevond, dat hem, alzo hy zich on-
paffelyk gevoelde, door den Vene-
tiaanfchen Doétor , die mede de
Tafel ten Huyze van den Heer Con-
ful had , eenig hulpmiddel daar te-
gen wierd verordineerd j maar de
zwaarigheid was , dat het omtrent
veertien of vyftien ftuyvers moeft
koften. De Vrek, hoorende de prys
noemen , wierd bleek van fchrik,
zeyde , dat hy het voor zonde
en ^
zoude reekenen ,\' zo veel gelds op
een tyd aan zyn lichaam te koft te
hangen. Het wonderlykfte hier om-
trent is, dat \'er onder haar veele van
gevoelen zyn , en gelooven, dat,
wanneer zy met zodanigen rykdom
komen te fterven, daar van zy haar
niet bediend hebben , zy zekerlyk
aanftonds in \'t Paradys komen,
immers vind. de heb-luft over al zyne
bewimpelingen. Doch men behoeft
de moeyte niet te neemen , van na
Egypten te reyzen, om gierige men-
fchen te vinden.
De mildadigheid omtrent den
Armen plagt hier te lande heel ge-
meen te weezen; maar, gelyk meeft
allé goede dingen, by verloop van
tyd, koomen te verärgeren , waar
toe, of hier, of daar door, voet ge-
geven word , is dezelve nu ook zo
zeer niet te vinden.
Buyten de Stad Kairo , aan de
zyde , over liet Kafteel , legt een
Vlek , Karajfe geheeten , berucht
wegens dat \'er \'verfcheyde Maagen
van Mahomet, en veele van hunne
Heiligen begraaven leggen. Toen
Egypten onder de Heerfchappy der
Cirkaflifche Mamalukken bloeide,
telde men op dit Kerk-hof (want het
gantfche Vlek is eygentlyk niet an-
ders als een Kerk-hof) meer als drie
honderd en zeftig verhevene Graf-
fteden, of Tomben, en Mofqueen,
van Doorlugtige Mahometaanen :
deze Mofqueen waren als zo veel
Hofpitaalen, altemaal voorzien met
zeer goede inkomften , tot onder-
houd der Armen, en der Mahome-
taanfche Pellegrims , die dezelve
kwamen bezoeken : weshalven een
Pellegrim, te Kairokomendey daar
een Jaar lang konde beftaan, zonder
aio C0%:^SL1S de
derwaarts willen trekken : die der
Magerebins^ ofWefterfchen, begry-
pende alle de geenen van Bar bar jen,
yts van liet zyne uit te geeven, alleen-
lyk met alle dagen een der Mofqueën
van dit Kerkhof te gaan aandoen,daar
hem fpys en drank wierd uitgedeeld.
Maar , na dat de Turken , onder
Sultan Selim , Meefter van Egypten
waaren geworden , hebben zy de
Cirkasßfche Sultans daar uit ver-
jaagd , in het Jaar der Hegire 5)22.
of na Chrifti geboorte i f 17, zyn by
na alle deze Graf-fteeden en Mof-
queën , vermits derzelver inkomften
door de dwinglandy der Baffaas te
niet geraakten, tot de grond toe ver-
vallen.
van^d"\'^"^ Onder de dingen welke te Kairo
Kuikens, de ongemeenfte zyn, diend ook niet
door het vergeeten te worden, de manier van
vanOven ^^ Kuikens , door het middel van
üic te zekere Ovens, uit te broeyen: \'twas
^•^oeyen, my zeer leed, dit niet zelfs te kon-
nen zien en ondervinden ; om dar
het de rechte tyd der uitbroeying niet
was, wanneer ik tot Kairo my ont-
hield ; maar, alzo dat geene, \'t welk
my daar van verhaald wierd , over
een kwam met het getuigeniftè van
de Heer Thevenot, zal ik zyn ver-
haal daar van hier laaten invloejen.
ïj\'t Schynd ongelooflyk , zegd hy,
j,te zeggen , dat men Kuikens te
„voorfchyn weet te doen komen,
„zonder de Eyers door Hoenders
„te laaten broeyen ; en nochonge-
„ looftyker , dat men deze Kuikens
j, by de mudde, of maat, verkoopt,
„niet te min, is het een en \'t ander
„ waarachtig, en gefchied aldus: zy
„ leggen Eyeren in Ovens , welke
„ zy op een zo gematigde hitte, en
,,die zo wel met de Natuurlyke
„warmte der Hoenders over een
„komt, weeten teftooken, dat\'er
„de Kuikens zo fris uit te voor-
„fchyn komen , als die elders door
j, Hoenders uitgebroeyd worden.
„ Deze Ovens ftaan op een laage
j> plaats , by na onder d\'aarde , en
« zyn van aarde gemaakt j wyders
>j van binnen rond , en de vloeren
sj\'t eenemaal met werk en vlokken
j> bedekt , om \'er de Eyeren op te
j> leggen. In \'t geheel heeft men \'er
twaalf, aan elke zyde zes, in twee
jjryen boven malkander > zulks dat
,/er op yder ry drie Ovens zyn.
„ Deze twee zyden zyn van malkan-
„derengefcheyden j door een gang,
„waar langs de geene gaan, die daar
„in werken , wei ke altemaal Kophten
>jzyn, gciyk ook die daar uit nieuws-
„gierigheid komen kvken. Omtrent
„half February beginnen zy teftoo-
„ken , en vervolgen zulks onge-
„vaar vier maanden. De ftofte die
„ zy daar toe gebruyken , is drek
5, van Koeyen, Kemels, en dierge-
,,lyke beeften , welke zy gantfch
„heet voor aan in yder Oven leg-
„gen , en alle dagen ververfchen.
„Dit vervolgen zy aldus tien dagen
„lang, ten eynde van de welke
jjd\'Eyeren in\'t rond, tot acht duy-
»zend toe in yder Oven , opdege-
}j melde vlokken , en werkplaatfen ,
„twaalf dagen moeten blyven leg-
«gen , wanneer de Kuikens door
„den dop heen broeken : invoegen,
„ dat de tyd van ftooken , by deze
„ twaalf dagen gerekend zynde, zy
„ in \'t geheel twee-en-twintig dagen
„ bezig zyn, met de Eyeren op dus-
,1 danig een manier uit te broeyen^
js\'t Is vermaakelyk deze Kuikens,
„ zommigen met het hoofd door den
„ dop te zien komen, anderen met
„ het halve lyf, en weder anderen
„gantfch en al ; welke terftond
„over d\'Eyeren heen beginnen te
»loopen : want, zo men \'er maar
„een weinigje blyft ftaan, ziet men
„\'er verfcheyden uitkomen. Nadat
,3 d\'Eyeren nu op deze wys in Kui-
„kens zyn veranderd, worden deze
„Kuikens al te zaam verzameld 5
,, wyders in maaten zonder boodem,
„welke men tot boven toe vol doed,
„ gemecten i en aldus, na dat men \'er
„de maat over heen gelicht heeft,
„ aan een yder, die \'er afhebben wil,
,, tot een zekere prys verkoft,
„\'tGeld, \'tgeen daar uit voort-
„komt, word , onder de gemelde
„ Kophtenidii den Meefter der Ovens j
5, geaeeld.
„In de vier maanden, dat zy ar-
„ beyden , leggen zy meer als drie
„ honderd duyzend Eyeren aldus te
„ broeyen : dog ze gelukken niet al
„ te maal. Die wat dun van Tong
„ zyn, zeggen dat deze Kuikens niet
„zo wel liïiaaken, als die door
Ee 3 Hoen-
R E I Z . E
Î, Hoenders uytgebroeyd worden :
,,maar daar is weinig onderfcheid
sjin, of,ombeeter te zeggen, daar
s,is geen ander onderfcheid in , als
jïd\'inbeelding daar in wil vinden.
j,En al was\'er een onderfcheid in,
ÎJ \'t geen ik nogtans nooit heb kon-
V nen proeven , is het echter veel,
«de Natuur zo na tc komen.
Verfchil Dog of dit uitbroeycn altyd , en
de^iiecr ^^ \' ^^^^ dusdanige Ovens zyn,
Thevenot, dczcIvc wys gclchicd, is my on-
en deHeet bckcnd , ik zoud\'cr na vernoomen
Mdcon, hebben, indien ik deil.eys-befchry-
ving van den Heer Melton toen ter
tyd gelezen had gehad : maar zynde
dezelve my, na myne wederkomft,
eerft onder d\'oogen gekomen , moet
men niet aan myne achteloosheid
tocfchryven , \'t geen by onkunde
achter weg is gebleeven. Dc ge-
melde Engelsman , die Egypten al
zeer naaukeurig, befchreven heeft,
jfpreekt\'er aldus van.
5, Den 2 April gingen wy de
a. Ovens bezigtigen , daar men de
9, Kuikens in uitbroeyd, deze Ovens
„zyn op dezelve manier gemaakt,
„als de geenen, daar men inEnge-
„ land het brood in bakt j echter met
„ dit onderfcheid , dat ze niet zo
„ hoog, nog zo groot zyn, als onze
„Ovens , nog ook van gebakken
„ fteenen, maar van fteenen die in de
„ Zon zyn gedroogd. Ook hebben
„ze boven een ronde opening, om-
„ trent zo groot als het dek zei van
,, een gemeene ketel , om de hitte
jsdaar door te doen uitwaaflèmen>
„\'t geen dc Brood - Ovens niet
„hebben. Hun getal en ordre was,
„in het huys daar wyze gingen bc-
j, zigtigen, aldus. Men telde \'er in
„\'t gemeen vier-en-twintig , waar
5, van \'er twaalf aan de eene , en
,>twaalf daar recht tegen over, aan
Si d\'andere zyde ftonden , dog niet
„meer als zes op een ry , want
j, d\'andere zes ftonden boven de zes
„eerften. Tuffchen deze Ovens
„loopt een gang, die zo eng is, dat
„wanneer ik daar in trad , om in
d\'Ovens te zien, de hitte en damp,
„die\'er uit kwam , tny by na ver-
„ ftikre. Om nu d\'Eyeren uit tc
„ broeyen, leggen zy ze altemaal in
pepecide
her üic-
brocyetj
van de
Eyeren,
„de onderfte Ovens, en fteekeii
„vervolgens in de bovenfte een
„langzaam vuur van ftroo aan ,
„\'t geen ze acht dagen gaande hou-
„ den, waar na zy de monden toe-
„ ftoppcn , en ze aldus zes andere
s, dagen toegeftopt laaten blyven.
„ Deze zes dagen vcrloopen zynde,
„haaien zy d\'Eyeren uit de onder-
„fte Ovens, om met dezelve tegen
„ de Zon aan te zien , en alzo de
>,goede uit de kwaden te fcheyden.
t. Als zy de vuylen nu altemaal weg
» geworpen hebben , fluyten zy de
„geene die vol en goed zyn , in dc
„ bovenfte Ovens, en maaken een
„ kleyn vuur van ftroo, twee dagen
„lang, in deonderften. Aldus laaten
„zy ze leggen, zonder daar yts meer
„ aan te doen, tot den een-cn-twintig-
„ ftcn dag, wanneer de Kuikens door
„ den dop beginnen te breeken, daar
„ zy den volgenden dag gantfch en al
„ uitgekomen zyn ; zulks dat men
„ twee-en-twintig dagen van nooden
>, heeft, om op deze manier Kuikens
,,te hebben.
„Deze wyze van Kuikens uit tc
„broeyen , word maar vier maan-
„den in \'t Jaar gebruykt, te weten,
„van de maand December af, tot
„aan het einde van de maand April,
„ zynde het overige des Jaars, ter
„oorzaak van de hitte, die in Ëgyp-
,,ten uitftekende is , daar niet be-
„kwaam toe.
De tyd van het ftooken, waar in
de gemelde Reizigers mede niet
weinig verfcheelen, kan ik ook niet
over een brengen , of men moeft
zeggen , dat d\'eenen vroeger , en
d\'anderen laater, aanvangen, of dat
alle Jaaren geen geregelde order
houden. Indien den laatften Schry-
ver my voorgekomen was , eer ik
my aldaar bevond, ik zoude my
zekerlyk op dit verfchil geïnfor-
meerd hebben.
De Heer Thevenot fchynd niet tc
twyftèlen , of dit uitbroeycn van
Eyeren, door het middel van Ovens,
zoude over al konnen gefchieden j
en tot bewys fpreckt hy\'er af, ak
volgd:
„ Veele gelooven, dat dat niet, afe
,> in Bgyptent kan gefchieden,ter oor-
223
.„^"J^J\'oe- jj zaake van de gefteldheid der lucht j
5} maar den Groot Hertogh van
jjFlorencen heeft het tegendeel
jjdoen zien : want hebbende een
dezer Kophten by zig ontbooden,
M gelukte het werk zo wel als in
JJ Egypten. \'k Heb myn ook laaten
JJ zeggen, dat men \'t inPoolen gedaan
JJ heeft i en ik geloof zeekerlyk, dat
jj het over al zoude konnen gefchie-
sjden, behoudens dat men \'t ineen
JJ plaats onder d\'aarde deed , daar
JJ geen lucht by kon komen , maar
jjde meefte zwaarigheid beftaat, in
j, de noodzaakelyke warmte te geven,
5, welke , volgens de gelegentheid
JJ der Landen , geregeld moet wor-
jjden : wat te veel, of te weinig,
j,hoe luttel het ook zy , bederft
3, het gantfche werk.
Behalven ander gevogelte, heeft
men hier te Lande een meenigte
van Struys Vogels, welke zig in de
Woeftyne, en wilderniflen, onthou-
doi. Myn Heer de Conful had*er
yen van
Eyeren ,
door het
middel
^anOveos
over al
«\'oor rao.
Meenig.
te van ^
StruysVo-
|els in
®-gypten.
een over zyn Hof loopen, die van
tamelyke grootte was, en den gant-
fchen dag niet anders deed als eeten.
De veeren dezer Vogels worden na
Conftantinopolen gezonden , om\'er
^epluymde waayers, en andere ga-
anteryen , af te maaken , daar de
Türkinnen zig wonderlyk wel op
verftaan. Gelyk het onder de
Franken gemeen is, van dezen Vo-
gel de Eyeren hier van daan met zig
te voeren, belaadde ik \'er my op myn
vertrek ook met zes, welker grootte
en fraayheid yts uitfteekends in dat
zoort vertoonen.
Eyndelyk, hoe wel dit Land by- In^omft
zonder arm is , trekt \'er egter den crooten
Grooten Heer Jaarlyks een inkomft Heer uit
af, van zes honderd duyzend Se- Egypten«
quinen, doende yder omtrent twee
en een halve Ryksdaalder. Deze
inkomft wort hem door den Baßa
van Egypten , onder het geleyde
van een Sangiak-Bey , die zeer wel
verzeld is, toegezonden.
XLI HOOFD-
-ocr page 301-Fm den ^J^yl^ en des ^Ifs oorfprong en tpa^dom.
Met regt hebben de Ouden al i
gezegd, dat deze Rivier zyns ;
gelyk niet heeft, en daar in geen-
zins mis-getaft , \'t zy men ziet op
zynen oorfprong, \'t zy men ziet op
zyne uitwerkingen.
De Ouden hebben deszelfs oor-
fprong 5 of liever twee en meer-
voudige af komften , gegeven aan de
Maan-bergen , op ruim twaalf gra-
den bezuiden de Even-nacht linie,
welker gelmolten iheeuw, afvlieten-
de in verfcheide Beeken, foude
affchieten in twee zeer groote Mei-
ren , Ooftelyk en Weftelyk wel tach-
tig mylen van den anderen gelegen,
welke door geloopen zynde, dezelve
zich in Mooren-land, op twee gra-
den benoorden de Even nacht hnie,
t\' zaamen voegen , en \'t zelve, op
een zeer lange uitgeftrektheid, tot
meer als op den elfden graad, door
gevloeid zynde, zich wederom
fcheiden by het Eiland Mero\'éy het
welke , by na tot op den zeven-
tienden graad , ter wederzyden,
belproeid hebbende, ende zich al-
daar wederom vereenigd vindende,
zoude hy zich met veele groote en
geweldige bochten, en kromtens,
eindeUk na een zwaar gebergte wen-
den , en door het zelve geboord
zynde , daar uit met een vervaar-
like water-val in Egypten Horten,
en het zelve lang bevochtigd heb-
bende, zich eindelik, na nochmaals
een Eiland boven Memphis gemaakt
te hebben, beneden het zelve Mem-
phis wederom fcheiden , en twee
Rivieren maaken , van welke die
gene , die ziqh Weftelyk afwend
Agathodamon , en die zich Oofte-
lyk afkeerd d^ Bubaßifche Vloedgz-
noemd wierd , welke zich beide in
de Middellandfche Zee uitgeworpen
hebbende het groote Egyptifche
Delta, (alzo genoemd na de gedaante
ran de Griekfche letter a, wanneer
die twee Vloeden met de Zee-kuft be-
fpiegeld wierden} uitmaaken. Uit
welke twee zwaare armen zich dan
verfcheide andere fpruiten zouden af-
gefcheiden hebben , en uit die we-
derom eenige andere, tot zo verre,
dat den Nyl zich eindelik wel door
negen monden in de Middelland-
fche Zee zoude ftorten, op ruim een
en-dertig graden benoorden de Even
nacht linie. Zo komt hy ons in de
Landkaarten vanPtolomxus voor,die
alle die Zee-gaaten, met haare by-
zondere naamen, uitdrukken j hoe-
wel andere der Ouden aan dezelve
alleen zeven zodanige Zee-gaaten toe
eigenen: van welke eenige moeten
verzand en toegefpoeld zyn. Want
tegenwoordig zyn\'er, zo veel als ik
op de plaats heb konnen nalpoo-
ren, maar twee, of ten uiterften drie,
die met eenigzints groote Schepen
te bevaaren zyn, van welke de voor-
naamfte by Rozette gevonden
heb , en de andere by Damiaten,
alwaar ik in Egypten kwam, gelyk
hier voor breeder verhaald is :
de overige zyn klein en zeer ondiep,
en niet veel hooger als voor by-
vlieten te achten.
\'t Is waar, dat deze oorfprongen
van den Nyl, van andere tegen-ge-
fproken werden,en verworpen,als, na
derzelver meininge, niet waarfchyne-
lyk, en daar tegens vaftgefteld, dat
men den oorfprong van de Nyl van
den regen moet zoeken, die in ge-
heel Mooren-land omtrent Paafcheij
begind, en, met geduurige ftort vlaa-
gen, by na geheele twintig weeken
duurd: maar, behoudens derzelver
achting , zoude daar uit beter, en
wel met alle waarfchynlykheid, die
in zodaanige zaaken kan ge-eifcht
worden, te beftuiten zyn, dat den
wasdom van die Rivier (die in
Mooren-land veele dagen eerder als
in Egypten begind, alwaar dezelve
hebben van de vruchtbaarheid der
Landen , onder het gebied van Taap
Jan gelegen , acht ik de pyne waard
te zullen zyn, hier yts van de voor"
naamfie Rivieren en Meïren der lan-
den , onder zyn gebied gelegen , té
verhanlm. Waar onder zich aller
eerft vertoond die grootfte en aüer be-
roemdfte Rivier de Nyl: waar over
zich niet alleen de Oude en Heden-
daag fche Geleerden, en de \'Deftigße
Schryvers verwonderd hebben s maar^
van welke ook dikwils in de H. Schrift
gefproken werd.
Hedendaags Werd hy van de Moo-
re7i-landcrs Ahoigeheeteni enneemd
zyn oorfprong in het Ryk Goyam, in
zeker gebied, ^TikvA-xgeheeteny welkers
inzvoonders Agous genoemd worden i
en Chriftenen zyn; hoewel ze by ver-
loop van tyd, door het verwilderefi der -
Kerke, met verfcheydene waangeloo-
ven befmet zyn geworden zulks dat
zy weinig van hunne Heydenfche
Gebuurvolkeren verfcheelen.
De Bron des Nyls is gelegen in het
Wefter gedeelte van het Koninkryk
Gojam, op de kruynvaneen Hoogte^
welke kruyn een groot Vldk veld ver-
toond, en over al met Bergen om-
cingeld is. In den Jaare zeftien
honderd en achttien , den een-en-
twintigßen dag van April, wanneer
ik my , tejfens met den Keyzer en
zyn Heyrleger, in dit Koninkryk be^
vond , klom ik op deze plaats , on-
der zogt aUes naarftig, en \'vond eer-
ft elyk aldaar twee ronde Bronnen^yder
omtrent van vier palmen in de middel-
linie breed, ziende aldus , tot myn
groot vermaak, \'/ geen de Terfiaan^
fche Koning Cyrus, Cambyfes j Alex-
ander de Groote , en de Beroemde
Julius Q\'x.^-xtjoorgeen wenfchenmcb
\'beloften i hebben konnen verkrygen.
Het water der Bron is zeer klaar»
licht, en aangenaam van fmaak. Men
moet echter weten , dat deze twéé
Oogen der Bron c/^ opperfte vlak
des Bergs geenen ^gank hebben-,
maar aan den voet van den zeiven.
\'k Heb ook de diepte der Bronnen on«
der zogt, en ftak in de eerfte eenpiek\'}
die elf palmen diep inging % eneenigé.
wortelen van Boomen in malkande-
ren verwerd, fcheen te raak-en.
Ff
R E 1
al in ^t begin van Mey vernomen
werd, en tot in het begin van Okto-
ber dmird, wanneer dezelve ophoud
van Waffen, en wederom begind te
vallen, aan deze plas-regenen enkel
toe te fchryven zy j als wel dat de-
zelve zynen oorfprong niet hooger
als Mooren-land zoude hebben.
Immers, het fchynd ons toe, dat
aan de getuigeniflen van die geene,
die haar wérk gemaakt hebben van
op de plaats den loop, en de oor-
Iprong, van deze Rivier na te zoe-
ken, in dezen wat meerder ver-
trouwen en geloof te geven zy, als
aan de redenkavelingen en giffingen
van die geene, die, op haar geinak,
in \'t binnenfte van Europa, van zo-
danigen zaake denkende , door re-
dcnkavelingen willen beflegten, wat
\'er van den loop des Nyls, en des
zelfs oorfprong, verre boven dcEven-
nacht-lyn, zy.
\'t Is zeeker, dat \'er geene zyn, die
diergelyke zaaken beter, en gemak-
lyker konnen navorfchen, en onder-
zoeken , als de Miffionarifen, of Be-
zendelingen van den Roomfchen
lloel; die noeft en bezig, om veele
menfchen \'t gebied van den ftoel te
onderwerpen , op voorwendzel van
haare God-vrlicht, en onder \'t een-
voudig kleed van haare devotie, in
het binnnenfte van alle Landen we-
ten in te kruipen, en met dat kleed
van armoede doorfluipen, en indrin-
gen , daar andere Reizigers, of
door de onherbergzaamheid der
Land-aard, of door de onveiligheid
der wegen en Landen, voor moe-
ten blyven ftaan : en \'t is mede
zeeker, dat onder deze, de meefte, en
wel voor al onder haar de Jezuiten,
de oolykfte fnuffelaars der wereld
zyn : en begeerig om diergelyke din-
gen te ontdekken.
Uit dezen arbeid zyn ons twee
merkwaardige ontdekkingen , van
den oorfprong van deze Rivier, ge-
fprooten.
Pe eene is van Teter Tals, welke
Kireherus ons geeft , en die ook
gevonden werd by D^ Olpherd
Dapper , in zyne befchryving van
Africa, p. ^g. alwaar dezen Pais al-
dus verteld j Na dat wj gehandeld
De tweede Bron legt eenfteenwerp
verre , ten Ooften , van de eerfte.
Wanneer ik deffelfs diepte onderzogty
en * er een piek van twaalf palmen in
ftak 5 vond ik geen grand: daar na bond
ik twee pieken van twintig palmen
aan malkander, maar kond doe noch
geen grond krygen. T>e inwoonders
zeggen , dat de gantfche Berg vol
water is ^ \'t geen zy daar uit bewy-
zen ^ om dat de geheele vlakte , on-
trent de Bron y fchud en borreld y een
klaar bewijs-teeken {meinen zy)van
verborgen water. Uit dezelve oor-
zaak vloeyd het water niet over de
Bron y maar barfl met groot geweld
by den voet des Bergs uit. De in-
woonders y gelyk ook zelfs de Key zer,
die daar met zijn heir tegenwoordig
was) beveftigden, dat het Aar dry k
in dat jaar weinig ge fchud had, ter
oorzaak van de groote droogte des
jaars, maar dat het op andere jaaren
zodanig trilde en borrelde, dat men
daar nauwlijksy zonder gevaar y kon
by komen. De omtrek van deze
plaats ftrekt zich in de gedaante
vau een groot Meir, \'tgeen de grootte
van een ftinger-werp heeft. Beneden
de kruijn dezes Bergs , woond het
volk van den berg» omtrent een miji
van de Bron, na \'t Weften j en word
Gux&geheten. Wyders y het Veld van
de bronnen des Myls is over alzwaar-
lijk te beklimmen ^uit ge zonderd aan de
N.oord-zijdey alwaar men met weinige
moeyte kan opgaan. Onder aan den
berg, ontrent een mijl verrey fpruit,
uit het ingewand der Aarde, ineen
zeer diepe valey, een andere rivier,
die zich evenwel kort daar na met
den Nyl vereenigt. Men gelooft dat
zy eene en dezelve bron met den Nyl
heeft i maar j door verborgene buy-
gen , onder de aarde heenloopt, en
op deze plaats eerft te voorfchyn
komt. De beek der bronnen , die
beneden den Berg uitfpringd, loopt na
Ooften y een mufquet-fchoot verre,
en kromt zich vervolgens na\'t Noor-
den. Na een vierendeel mij Is vertoond
zich een nieuwe beek , die uit de
fteenen en klippen komt borrelen,
waar by zich, een weinig daar na,
twee andere beeken, weiketen Ooften
mtfpringen , vervoegen i en aldus
waft de Nyl, en ontfangdgeduurig )
van meer andere beeken , overvloed
van "Water. Na een dag reyzens ver-
eenigd hy zich met een groote vliet,
Ja Mzgeheeten, die vervolgens Weft-
waart s oploopt, tot vijf en twintig
mylen van deffelfs eerfte bron j thans
verandert hy van loop , fchiet na
\'t Ooft en, en vervald in zeeker groot
meir Qdit meir is gelegen inhet land-
fchap^tó. geheeten, \'t geen tendeele
onder het Koninkryk Goj am, en teri
deele ender dat van Bambie behoord)
waar door hy zodanig heen fchiet y dat
men het water des Nyls duydelyk, vari
dat des meirs , kan onderfcheyden ,
en de geheele vliet y vermengt met het
water des meirs, ^vervolgt zyn loop en
vloeying. Zo haaft als hy uit dit
meir ft ort,fchiet hy, met verfcheydene
bochten, na \'t Zuyden, en bevochtigd
het Land hSsizgenaamd, \'tgeen vyf
mylen van den mond des meirs gek"
gen is, alwaar hy, doorfleen-rotzen
van veertien armen hoog , met een
fchrikke lyk gedruys , en waterige
damp y die van verre een Nevel
fchynd te zyn, nederft ort: een wei-
nig daar na verbergt hy zich zoda-
nig y tuffchen tweefteenmrotzen, dat
hy nanwlyks zichtbaar blyft. De
kruynen dezer fteen-rotzen leggen zo
dicht aan malkander, dat de Key zer
dikwils, over een brug, met zyn ge»
heele leger , daar over getrokken is.
Na dat hy dan ten Ooften het Rijk
Bega midiri. Go jam , en alle d\'an-
dere tuffchen gelegene Rijken , Am-
bara, Olaca Xaoa en Damot, wijd
en zyd bevochtigt heeft, fchiet hy
aanftonds na het Rijk Gojam , en
komt, na het bewateren van de Land\'
fchappen Bifan en Gumancanca,
allengs zo na het Koninkryk Gojam,
dat hy bevonden word maar eendag-
reyzens van zijn bron te leggen.
Van daar neemt hy een zwier , en
loopt na Fazolo en Ombazea , een
Koninkryk der Hejdenen , V geen
Eraz Selachriftas , broeder des Key-
zers , in het Jaar zeßien honderd
en dertien, met een groot Heirleger,
\'t onder bracht, welk Koninkryk hy*
om deffelfs onbekendheid en grootte,
Ayzolan, dat is de Nieuwe Wereld,
noemde. Hier va» daan fchjet de
Nyl
-ocr page 304-Nyi met een bocht van het Ooften na
\'t Noorden, en vald ^ door ontelbaar e
Landfchappen , en wyd ftrekkende
Ryken, in Egypten , en braakt eyn-
delßk zyn water in de Middel-land-
fche Zee uyt.
De andere Ontdekking geeft ons
T. Telles , Jezuït, die zegd , in
zyné. Hiftorie van c^/Ethiopien, te
Lifbon gedrukt, (gelyk dezelve dan
mede gevonden werd by Melton,
in zyne Reizen, in \'t vyfde Hoofd-
ftuk) dat \'er in het het midden des
Koninkryks van Gojam, \'t geen op
twaalf gr aaden ten Zuiden {daarftaat
wel in de Overzettinge van Melton
ten Weften, maar dat is een kenne-
lijke fout van de penne, of van den
Overzetter^ van de Linie ^^Equino-
étiaal legd, en in de TrovintieSzkz-
hala , in een tamelyk groot Veld,
omringd met hooge Bergen j een klein
meirtje is , omtrent een fleenwerp
in \'t vierkant wyd , vol van kleine
hoorntjes i welkers wortelen zodanig
door malkanderen gevlogten zijn ,
dat men^ by Zoomer tyd, daarover
heen kan gaan : in \'t midden van
dit Meir zyn twee groote en diepe
Fonteynen , niet verre van malkan-
der gelegen , uit dewelken een zeer
helder water voortkomt , \'tgeen,
langs twee verfcheyde wegen , on-
der deze boomtjes door , Ooftwaarts
loopt i en zich j een mufquetfchoot
van daar , na \'t Noorden wend.
Een halve myl van deze Fonteynen,
of bronnen , ziet men een menigte
waters, \'t geen een mate lyke Rivier
maakt , welke verfcheydene kleine
Riviertjes in zich ontfangd. Na
dat deze rivier vyftien mylen ver,
al z^wierende, geloopen heeft , ont-
fangd zy een andere grooter Rivier,
Gtmx genaamd , die \'er niet alleen
haare wateren aangeeft, maar ook
zelfs haaren naam daar in verlieft.
Een weinigje van daa.r, ten Ooften,
ontfangd zy de Kelti, en Branti,
twee andere Rivieren , en noch
verder haaren loop Ooft-waarts \'uer-
\'oolgende y werpt zy zich in het
Metr der Abiflinen > Bar Dembea,
of de Zee van Dembea geheeten s
isoaar door heen geloopen hebhende,
des Meirs te vermengen , bntfangd
zj verfcheyde andere Rivieren, van
een zeer aanzienelyke grootte , en
zelfs de Tokoze, dicht by Egyp-
ten.
\\
\\
Zo haaft als de Nyl, zynde ey-
gemlijk de gemelde Rivier , uit het
Aleir Dembea gekomen is , wend
hy zich Zuyd-Ooft, latende ten Ooften
de Koninkryken Begamidr , Amba-
ra, en Voleka , en zich vervolgens
ten Zuyden keer ende , laat hy ten
Zuyd-Ooften het Koninkrijk Sauva,
en van nieuws Oofi Noord-Ooß
ftroomende, laat hy ten Zuyd-Ooflen
Ganz Gaffata, en Bizamo j vervoU
gens loopt hy door de Landen van
Gonga en Gafre , en verder door
dat van Faskalo , daar na komt hy
in het Land van Funch, of in
Nubien, en van daarin\'Egj\'^ten.
Wy zyn een wyl tyds van ge-
dachten geweeft , dat deze twee
Reizigers twee verfeheidene bron-
nen gezien hadden , om dat wy
meinden , dat\'er zo veel verfchil
was, en in de plaats, daar dezelve
van den een en den ander befchre-
ven werden gevonden te zyn , en
in de benaamingen van de Landen
en. Pro vintien, door welke dezelve,
in deze verhaalen , geleid werden,
dat zy niet fcheenen van een en
dezelve bron te fpreeken. Wy
dachten dan, dat wy in deze twee
befchryvingen , niet alleen \'t geen
ons de Kaarten van Ptoloma^üs ver-
toonen , omtrent de Wefter bron-
nen, en\'t Weftermeir, \'t welk ons
zekerlik van "F. Tais befchreven is ,
bewaarhe^ vonden: maar ook, dat
Telles wel mocht dc Oofter bron-
nen, cn het Oofter meir, gezien en
befchreven hebben : en alzo Ttolo-
m£us in alles van deze Schryvers,
tegens zyne wederfpreekers, mocht
gerechtvaardigd zyn.
Maar, als men \'t nader inziet,
blykt klaar , dat de fchynftrydig-*
heid ontftaat, uit het noemen by
F. TeUes van eenige plaatzen , die
T. F ais niet genoemd heeft, nogtans
aantekenende, dat den boven Nyl
door verfcheideLanden loopt, die hy
niet noemd: cn, uit de misvatting
IJl\'\'
Is: i
■ J
\'j\' \'i
15!
bonder echter haare water en met die der uitfpraake van den Land-aard> uic
F f 2 welke
welke misvatting , de fpeliing der
woorden kwaalyk gemaakt zynde,
een verfcliil Tcliynd gevonden te
werden , daar het niet is. Ais
vreemde natiën, Oofterfche, of ook
zelfs noch Europäers (gelyk Spaan-
fchen , Itahaanen , of Franfchen)
een Duits woord ,. uit het gehoor,
op \'t papier zuilen ftellen, hoe ver-
keerd komt het niet voor > even zo
gaat het met ons omtrent de Oofter-
fchc cn andere taaien, \'tis my me-
nigmaal gebeurd, dat ik eenige naa-
men , uit de mond der Oofterlin-
^en , \'t myner geheugen, opge-
fchreven had , die ik meinde won-
derlik wel gevat te hebben , cn als
daar na vernam , by die geene die
derzelve recht kundig waaren, be-
vond ik dat ik \'t zo krom gemaakt
had , dat dezelve zomtyds mein-
den te barften van lagchen. Dat ons
gebeurd is, is gebeurlyk aan anderen.
Men leeze dan beide die plaatzen
eens met die befcheidenheid, en
men zal licht gewaar werden , dat
beide deze Reizigers de zelfde bron-
nen gezien, en befthreven hebben,
en \'t kleene verfchil, dat\'er fchynd
tc zyn tuflchen die beide, zal alleen-
lik een bewys geven , dat tuflichen
hun beide geen \'t zaamen ftemming
geweeft is , om hunne Lezers beu-
zelingen te vertellen, en het zal ons
vertrouwen op haar verhaal vermeer-
deren.
Tel/es zegt deze bronnen gevon-
den te hebben in \'t midden van
\'tKomnkrykGoJamiT. Tais wyft die
mede aan in het Koninkryk Gojamy
en wel in \'t Wefter gedeelte. Waar
uit wy konnen afmeeten , dat dit
die bronnen zyn geweeft , die by
Ptolomaus afgefthetft werden , als
in \'t Weftelyke Nyl-meer vloejende.
Dit Koninkryk plaatft Telles , op
twaalf graaden bezuiden de Even-
nacht-linie. En even boven de
twaalfde graad vinden wy , in de
Kaarten van Ttolommis, de Maan-
bergen, van welke aldaar den Nyl
gezegd werd het fneeuw-waater te
ontfangen. Gelyk dan ook het
Koninkryk Gojam op twaalf graa-
den , ten Zuiden van de Even-
nacht-linie, in de Kaarten van Vif-
fcher gevonden werd j maar in die
van Sanzon werd het geheel niet ge^
meld.
Deze bronnen werden aldaar ge-
vonden , in de Provintie van Saba,-
la , by T. Tais, welke by Telles
Sakahala genoemd werd. Klaarlyk
by de eene, of de andere, by mis-
fpelling , of mogelyk by Tais door
verkorting i een wyze vanuitfpraak
by alle volkeren gebruikelyk , en
onder ons zo gewoon, dat\'er niets
gemeener is.
Beide de Schryvers wyzen aan,
dat ter plaatze der bronnen ge-
boomte is. Telles zegd dat het veld
vol van kleene boomen is, en Tais
wyft aan, dat zyn piek, met welke
hy de eerfte bron peilde , op de
verwarde wortelen van boomen
fteuittede.
Telles belchryft ons dezelve , als
gevonden in een groot veld , om-
ringd met hooge bergen. Tais ver-
toond ©ns die op de kruin van een
valei, welke kruin een groot vlak
veld vertoond , en over al met ber-
gen omcingeld is. Maar , Pais
merkt aan , dat deze groote vlakte
mede op een berg gelegen is , die
van \'t Noorden gemakkelyk begaan
werd (waarfchynelyk , om dat ze
aldaar van de Maan-bergen neder-
daald) maar van alle de andere zyden,
zwaar te beklimmen is.
Telles vind de bronnen in een
kleen Meertje , omtrent een fteen-
werp in \'t vierkant wyd , vol van
kleene boomtjes, welke haar wor-
tels zo door malkanderen gevloch-
ten hebben, dat men in de Zoomer
daar door kan gaan. Waarfchyne-
lyk heeft die in een natter jaar,
enfaizoen, gezien, zhPais. Want
doe de laatfte dezelve zag, vloejde
het water niet over de bron. Maar,
ook teekend hy aan, dat het in
\'tjaar 1618. wanneer hy zich al-
daar bevond , een Jaar van groote
droogte was j en hy merkt wel uit-
drukkelyk aan , dat de omtrek van
de plaats der bronnen, in vorm van
een Meir is, dat de grootte van een
flinger-werp heeft: zulks dat by een
nat Jaar , en vochtig Jaargety ,
Telles y zonder eenig wonder, kan
gevonden hebben , d^t het water,
uit deze fonteinen , niet verre van
malkanderen overvloejde, en onder
die boomen , door twee wegen,
Ooftwaarts hep, en zich, eenmus-
quetfchoot verder , na \'t Noorden I
"Wendde.
leües zegd , dat men een half [
myl verre een menigte water ziet,
\'t welk een tamelyke Rivier maakt,
waarfchynelyk is dit het water, dat
Tais aangemerkt heeft, dat door
deze fonteinen , aan den voet van
den Berg , uitgebraakt werd , (na |
welke voet des Bergs Telles zich niet j
fchynd begeven te hebben) \'t welk j
voortfchietende, by de eene en
de andere Schryver, aangemerkt
werd , als met verfcheidene kleine
Riviertjes , QTais toond drie
beeken aan) vermeerderd te wer-
den.
Wie ziet de genoegzaame over-
cenkomft, tot hier toe, niet.^
Op vyftien mylen van daar, toond
Telles aan , dat de Nyl vergroot
werd, met een andere groote Rivier,
Gm^ genoemd. Zo dit vyftien duit-
fche mylen van de Paskaarten zyn,
gelyk ftaande met twintig Franfche
mylen, zo maaken ze een graad, en
een goede dag reizens. Merk nu
aan , dat Tais zegd , dat hy , na
een dag reizens , zich vereenigd
met een grooten vliet. Ja Ma
geheeten : en \'t zal hcht te erken-
nen zyn, dat hier geen verfchil
^ 3 als alleen in de klank van de
Naam.
Van hier volgen hem beide de ^
Schryvers , na \'t Ooften loopende, |
alwaar hy, na de aantekeningen van I
Telles, noch twee Rivieren, de Kelti,
en Btanti , ontfangèn hebbende,
zich in een groot Meir werpt. Welk
Meir gelegen in \'t Landfchap Bed
geheeten , dat eensdeels onder
\'t Koninkryk G^^z» 5 en anderdeels
On<ietd^tva.nBami>ie, hoord, zegd
Tats. Maar , hier maakt de mis-
vatting van de uitfpraak wederom
van een D. een B. want in het Ko-
ninkryk derAbyftinen, of Mooren-
land , werd ons, by Thevenot, boek,
2. cap, onder de Ryken of
ï*rovintien van Abvflinien, geen
Landfchap dat Bamhia hiet, op-
geteld i maar wel \'Dambia : gelyk
dan dit Meir van Telles , met een
kleene verandering van de klank
der Vocalen, Bar Dembea , of
de Zee van T>cmbea
werd.
Uit dit Meir vervolgen zy hem,
na\'tZuiden, ofZuid-ooften, ftroo-
mende na een Land-ftreek , die by
Telles niet genoemd werd, maar by
Tais geheeten Jllata : en zy be-
fchouwen hem, hoe hy ten Ooften
van zich befproeid, de Koninryken
Begarnidiri , by Telles Beg-a-midr
genoemd , en Ambara , % Telles
genoemd Ambara , en Olaka , by
Telles genoemd Voleka , behalven
verfcheide andere Landen, die Tais
niet noemd, maar van welke eenige
by Telles genoemd werden , gelyk
weder andere by Tais genoemd wer-
den , die Telles overilaat, tot daC
zy hem beide wederom aanwyieen
by Bizan , \'t welk Telles Bizamo
noemd , van waar hy, na de aan-
wyzinge van Tais-, wederom, tot
op een dag reizens na , aan zyn
bron naderd : van waar hy, na bei-
der getuigenis, na FazoloQoj Telles
geheeten Faskalo) loopt, en een
Koninkryk , by Tais Ombarea ge-
heeten, doch by Telles niet genoemd.
Van waar deze wonderlike Rivier,
met een bocht, van het Ooften na
het Noorden, fchiet, en, gelyk Tais
aanwyft , door ontelbaare Land-
fchappen, en andere Ryken, (van
welke by Telles mede geene , als
alleen het Land van Funch of Nu-
bien , genoemd werden) volgens
beider getuigenis , in Egypten
fchiet.
Wie kan, na zo een vergelyking,
twyffelen, of beide deze Schryvers
dezelfde bronnen befchreven heb-
ben , cn wie zal, na zo een netten
aftrek, van de geheele loop van den
Nyl, zich durven verbeelden, dat
zy den oorfprong van de Nyl niet
gevonden hebben is \'t wel moge-
lyk,. dar ymand-een water , dat uit
een fontein, of bron, overloopt, en
uit een Berg uitberft , in zyn loop
zal navolgen , tot in Egypten toe,
en dat die zich zal bedriegen, dathy
Ff 5
genoemd
I
m
de
de Nyl in zyn vloed naloopt ? Is
\'t wel heufch en billyk , dat twee,
dat doende, en daar van , yder op
zich zei ven, zodanigen verhaal ge-
vende , dat\'er een volkomen blyk
is , van geen \'t zaamenftemming,
en nochtans een genoegzaame over-
ecnkomft in de befchryving , aan
hun noch geloof zal geweigerd wer-
den, of tegens haar noch argwaan
van bedrog bewaard? waarlyk, dan
wierd de naarftigheid der naauw-
keurige Reizigers te flecht be-
taald.
Maar, laat ons , ten overvloed,
alhier noch een derde getuigenis by-
voegen, \'t is dat van den Mooren-
landfchen Gezant , die zich tot
Kairo bevond , wanneer de Heer
The-venot dXÓTLZïw^s. Welken Am-
bafladeur, na \'t getuigenis van dien
Schryver, zoude verklaard hebben,
zich meer als twaalfmaal bydeNyl-
bronnen te hebben wezen verlufti-
gen , met den Koning zyn Meefter,
en dat \'t elkens ettelyke dagen na
den anderen. Waar uit dan een
groot voor-oordeel fpruit, tegens
die geene , die ontkennen , dat
bronnen van den Nyl zo verre, ten
Zuiden van de Even-nacht-linie ,
te vinden zyn 5 ofte ook dat die tot
noch toe zouden gevonden zyn,
ofte ook elders te zoeken zouden
zyn , als alleen in den t\' zaamen
vloed van regen , in Mooren-land,
benoorden de Even - nacht - linie.
Niet het minfte waarfchynelyk
zynde , dat een Land-vorft , en
Land-vorften, (want \'P. Tais heeft
die , na zyn verhaal, mede in de
tegenwoordigheid van den Koning
gezien) haar zouden laaten bedrie-
gen, in een zaak die zezelverzien,
en geloof ftellen, in een vloed van
Beeken, uit een of meer bron-
nen , die in haar eigen Land voort-
vlieten , zonder dat \'er de zelve
waaren.
Dien Gezant dan zoude dezelve
aan Thevenot aldus befchreven heb-
ben. De oorfprong des Nyls, is een
bron, die tn een groote vlakte , be-
zet met een menigte van boomen,
uit de aarde fpruit i deze bron,
^f Fonteyn » heet Oüembromma ,
en is gelegen in de Trovintie van
Ago , of Ago genoemt. Dezelve
maakt aldaar een zeer vermakelyke
plaats , op verfcheide plaat zen uit
de aarde opborrelende. Dezelve is
van Gonthar , de Hoofd-ßad van
Mooren-land , twaalf dag reizens "
afgelegen. Deze bron leid zyn wa-
ter , äoor een lange weg, na \'t Noor-
den, ennazeven»maal, met zw aar e
water vallen , en zeer groot ge-
druifch , van zeer hooge plaatzen
afgeßort te zijn , doorloopt ze ge-
heel Egypten , en vermengd einde-
lijk zijn water, door twee monden,
met de MiddeUlandfche Zee.
\'t Is waar , dat in de deze korte
befehryvinge andere plaatzen ge-
noemd werden , als in beide de
voorgaande. Maar (\'t en waare dat
hier de Ooftelike bronnen van Tto-
lomatis befchreven wierden} daar is
volkom\'en reden, om te oordeelen,
dat deze, die den Gezant befchryft,
ten minften op twaall graaden, ten
Zuiden van de Even-nacht-linie,
leggen.
Den Gezant zegd, dat deze bron-
nen op twaalf dag reyzens van
Gonthar afgelegen zyn. Thevenot
heeft ons in dat zelfde hoofdftuk,
pag. 764. bericht, dat Gonthar, de
Hoofd-ftad van Mooren-land, in de
Provintie van Dambia legd. In-
dien de Land-kaarten ons wat meer-
der licht gaven , waar Gonthar ge-
legen zy, wy wezen de plaats nader
aan j maar daar van zwygen dezelve,
als mede van de geheele Provintie
van Dambia. \'t Is waar , dat in
Sanjons kaarten Dambea gevonden
werd j maar ongetwyfi^eld is dat al-
daar, ten minften zeven of acht graa-
den , te verre Noordelyk geplaatft.
Want, wy hebben uit Telles ge-
leerd, dat het Weftelyk Nyl-meer,
Bar-Dembea, o^d&Zte , oiMeer
van Dembea genoemd werd: \'t welk
wy uit zich zeiven zouden oordee-
len, buiten twyffel daar van daan te
komen , om dat de Provintie van
Dembea,o^Dambiaidaat aanpaald:
maar, dewyl T ais ons dat dit
Meir gelegen is in \'t Land fchap Bed
geheten, dat eenigzins onder \'t Ko-
ninkryk Gojam (ten Zuiden en Zuid-
Weften van \'t zelve gelegen) en
eens-deels onder dat van ßambie,
(daar wy Mambie leezen) hoord,
ftellen wy vaft en zeker, dat Dam-
bie na by dit Weftelyke Meir , ten
Zuyden, of Zuid-Ooften, legd. Nu
hebben wy hier voor aangemerkt,
üit Vergelyking van Tais met Telles
dat by de Mooren-landers een dag
reizensj met vyftien mylen golyk
ftaat: en wy vinden, dat op alle Pas-
kaarten vyftien Duitfehe mylen op
een graad, oftwintig Franfche, ge-
rekend werden j en beftuiten daar
uit , dat als wy zelfs G ont har vyf
graaden benoorden het Meir T>em-
bea zouden moeten zoeken , wan-
neer het onder, of by de Even-nacht-
hnie zoude leggen , en alzo Dem-
bea, of Dambia wel een groote Pro-
vintie zoude moeten wezen, dat men
kan verzekeren , dat deze Oüem-
bromma, of Nyl-bronnen , van den
Gezant niet \'c onrecht, of te ver-
geefs , omtrent de twaalfde graad,
ten Noorden van de Linie, gezocht
zouden werden.
De Particuliere Provintie , daar
men het vinden zoude , werd by
Pais cn Telles, Sahala, of Sakahala t
genoemd. Die zoude ons toe-fchy-
nen eene andere te zyn , als Ago,
die by Thevenot gevonden werd.
Maar, alzo Pais aanmerkt, dat de
inwoonders van Sahala^ of Sakahala t
de benaaming van Agous draagen,
komt het ons niet vreemd voor ,
dat den Gezand aan Thevenot zou-
degezegd hebben, dat Oüembrommay
of de Nyl-bronnen, gelegen zyn in
de Provintie van de gezeide Agous^
waar van Thevenot een Provintie,
Ago genoemd, zoude können ge-
maakt hebben.
Zulks dat het ons ten uitterften
waarfchynlyk voorkomt, dat deze
bronnen, waar van den Moorfchen
Gekant gefprooken heeft, dezelf-
de zyn , van welke Pais en Teües
wielden.
Eene eenige zwaarigheid blyft \'er,
^ \'t verhaal van Thevenot , over,
alzo wy hem vinden te zeggen pag.
768. dat \'er by deze bronnen geen
bergen zyn , en dat de naafte ber-
gen , die \'er omtrent zijn» der Jooden
bergen zyn , die "er novhtans "wei
twintig äag-reizens zouden afgele-
gen zyn. Zo den Gezant dat aan
Thevenot gezegd heeft, moeten deze
bronnen , van die van Pais eri
Telles, onderfcheiden zyn , en wy
zouden achten , dat, in dien ge-
valle , deze tuflchen honderd vyf-
tig en honderd tachtig myleh, Zuid-
Ooftelyk , of geheel Ooftelyk, af,
van den uitvloed van den Nyl, uit
het Meir van Tiembea , of het
Weftlyke Meir van Ptolomaus j
zouden konnen gelegen zyn. Hoe-
wel het ook zeer verdacht eh twyftel-
achtig voorkomt, hoe men kan
ftellen , dat een Rivier zeven-maal
van zeer hooge plaatzen nederftort,
eer ze in Egypten komt, en dat die
in haar oorlpronk niet op hooge
bergen zoude leggen. Vliet dié
dan ook ergens uit de laagte na dé
hoogte toe , om op de gebergten i
daar ze eindelyk van nederftort, té
klimmen.^ \'tis zeer waarfchynlyk, dat
Thevenot het verhaal van de afge-
legenheid van der Jooden bergen i
ergens kwaalyk zal toege-cigend
hebben.
Doch het zy hier mede zo als het
wil, uit deze drievoudige getuige-
niflèn behoord het vaft te zyn, dat
de Nyl eerft uit bronnen gebooren
Word, dat dezelve zyn beginzel
heeft, omtrent op twaalf graaden
bezuiden de Even-nacht-linie , dat
dezelve verrykt werd door veele
beeken, en zo met veele flingeringen^
het Mooren-land door vloeyd, tot
in, endoorEgypteii. ^ ^
Wat nu des zelfs water-rykheid
aangaat, \'t is zeker dat de regenen,
en gefmoltenefneeuwj daar toe niet
weinig toebrengen, en dat de ftorten
plas regenen, die zonder ophouden
Jaarlyks geheele vyf maanden, vart
April,tot in \'t laatfte van Auguftus, na
\'t getuigenis der geenen, die aldaar
geweeft zyh, nedcrvallen , en vart
alle kanten na deii boezem van dé
Rivier toefchieten, dezelve zodanig
doen zwellen , dat eérft Mooren-
land, eh vervolgens Egypten, door
dezelve overftroomd worden , Cn,
\'t geen te vooren alleen een zwaare
Rivier was zich naderhand , aaiï
weder-
1
i
f
i]
if
if
i|t
reizen
•I »
Ji
M
M
£ I
-ocr page 309- -ocr page 310-van
in Mooren-land , in \'t begin van
O£tober, wederom begind te vallen,
en eindelyk het water , dat, door
te lang byblyven, de zaajing zoude
beletten, na \'t mede deilen van een
ryken zeegen , zich gaat ondaftcn
in de Middel-landfche Zee, door de
Zee-gaaten , daar reeds van
Iprooken is.
Aanmerkelyk is de wonderbaar-
lyke Voorzienigheid des Alderhoog-
ften , die niet alleen , ter gezetter
tyd , regenen befchikt in Mooren-
land , om het by na regenlooze
Egypten te bevochtigen; maar ook
aan de wateren een flibbe mede geeft,
waar door het fchraalfte, zandigfte,
en dorfte Land des werelds, in den
overloop, zodanig bemeft werd, dat
den Land-man, voor de zaajing, we-
der zand van nooden heeft, om de
naargelaaten flibbe, wanneer de Nyl-
wateren haaren wyk na de Zee ge-
nomen hebben, te temperen. Zynde
\'t overige van Egypten, dat niet be-
fproeid werd met die wateren , ge-
heel dor, zandig, en onvruchtbaar.
En het tweede merkwaardige in deze
Voorzienigheid, is, dat niet alleen
zodanige regen-plaflen afvlieten,
van \'t Moorfche gebergte , tot der
Egyptenaaren zegen; maar ook dat,
na \'t getuigenis der Inwoonderen,
in \'t voorfte van Juny, en vier achter
een volgende Maanden, door deze
Albeftierder, Noord-Oofte winden
befchikt werden, die het water, dat
anders al te fchielyk zoude konnen
weg vlieten , in de Zee-gaaten op-
ftoppen. Dus is de Overvloejing
van deze Rivier , ten grooten en
byzonderen zegen voor de Egypte-
naaren, daar den inbreuk, enover-
ftrooming , van andere vloeden ,
zelden anders als met het bederf der
Bywoonderen verzeld is , hoewel
ook niet zelden, by de overvloejing
van den Nyl, hier en daar eenige
fchaade komt geleden te werden.
Vifch-Ryk is de dezelve niet ,
\'t welk , of het aan de drabbigheid
van \'t water , of aan de verflin-
231 C0%3^eLIS de
weder zyden van zyne Oevers , als j dendheid-der Krokodillen , en an-
eqn kleene Zee, of groot Meir, ver-jdere Rivier-gedrochten, te wyten
to\'ond , tot dat dezelve , na \'t we-j zy, is my niet blykelyk; maar die
derkeeren van het fchoone weder gedierten zich meeft hooger op in de
ge-
Rivier onthoudende, en by JCaira
zelden,of nooit jgevonden werdende,
kan de oorzaak hier van, aldaar, aan
deze gedrochten niet toegefchreven
werden. Maar, beneden is de Nyl
vol Bruin-viflêhen.
\'t Water is zeer gezond om te
drinken, en werd door een Aman-
del, of ander deeg, door de Inwoon-
ders zeer ras van zyn drabbigheid
gezuiverd: het werd mede, inzee-
kere aarde kannetjes gedaan wer-
dende , zeer klaar , en aldus heb ik
het meeft gebruikt. Ook is\'er el-
ders weinig, of geen, water te vinden j
\'t welk oorzaak is , dat de meefte
Steden , Dorpen en Gehuchten ,
langs de Rivier leggen waar door
dezelve, in \'t op of afvaaren , zeer
vermaakelyk zoude zyn, indien het
verval zo groot niet was, als het is,
zynde^ de Inwoonderen ten uiter-
ften arm, en bedorven.
Eer ik van Kairo vertrok , dreef
my myne curieusheid, om yts, ter
gedachtenis van de Egyptifche Afgo-
den-dienft , te hebben. Ik vernam
dan of\'er nergens eenige beeldekens
van derzelver Afgoden te krygen
waaren, en bekwam \'er eindelyk drie,
daar ik my mede vergenoegde; al-
hoewel \'er meerder te bekomen waa-
ren. Ik heb gedacht, dat het den
Leezer niet onaangenaam zal zyn,
dezelve alhier , ter zelver grootte,
als by my bewaard werden , afge-
fehetft te zien.
Het naakte Vrouwen beeld , op
N°. j. afgeteekend, met opgeheven
handen, eenig Hoofd-cieraad, \'t zy
hair vlechten, ofte yts anders, vaft
houdende, heeft op het Hoofd yts,
dat van vooren en achteren recht
over eind ftaat , en dat van achte-
ren, gelyk op N°.3.blykt, verders
het Hoofd dekt, tot dat het zelve, als
in een tuit, \'tzaamen gevat is. Dit
wierd my verkocht voor een beeld\'
van Jfis: maar \'t is merkwaardig, dat
de Geleerden elders die Godinne
op deze wyze niet afgebeeld vinden >
\'t geen haar doet denken, dat door
dit beeldeken , wel eerder eenige
Egyptifche vermaakelykheid, of fpel,
mocht verbeeld zyn.
Het ronde ftukje, N"®. 3. byna in
gedaante van een oud Huk gelds
zich vertoonende , dat van de een
zyde geheel glad is , als of het ge-
flepen was, en ruim de dikre van een
Ducaton hééft, vertoond op zich,
in een geweldig hooge verbeelding,
mede een Vrouwen-beeld, en ismy
insgelyks voor een I/is verkoft.
Maar, ook daar aan werd getwyffeldi
en werd gegift, uit het bedekzel des
hoofds , met zo aanmerkelyke af-
hangzels , dat het wel eenige Prie-
ftereflè mocht verbeelden.
Het derde beeldeken, op N". 4. te
zien, is my gegeven Voor een OJiris j
maar daar van werd gedagt, om de
Wangeftalte van het groote Hoofd,
dat het wel een gedachtenis mogt
zyn, van de oude Pygmeën, ofwel
anders, van een gemeen dwergje ,
draagende in de linkerhand een ge-
vlogten korf, als blykt uit de vlech-
tingen van het gezicht op zyde, al-
waar dezelve zo glad niet gefleten
is, als wel recht voor aan. Het is
gekleed op een zeer byzondere wy-
ze , na het fchynd, in een linnen ge-
waad , met veele vouwen of plooyen.
Het heeft het achter-hoofd ruftende
op het ftuksken koper , daar het
tegen ftaat, en op \'t welke het vaft
gegooten fchynd 5 het welke zich bo-
ven het hoofd weg vertoond , als
een dwars plaatje , gelyk men ge-
woon is den tinü, op het Kruis on-
zes Zaligmaakefs te verbeelden-.
Het fchynd dat het boven-kleed,
aan den hals , met een ftriklint te
zaamen gebondeil is , fcheuins af-
hangende aan beide de zyden, over
de borft, na de armen toe.
Dit zelfde köpcre plaatje, waar te-
gens het beeldje, zo even befchre^
ven, ruft, heelt op dc anderezydê
mede een gedaante van een Menfch j
maar, op verre na 20 hoog niet ver-"
heven, als op de eerfte zyde > waar-
om dezelve dan ook, door de oud-
heid , zeer verfieren is. Voor zó
verre men dezeh-e noch kan zieh\'^
vertoond zich aldaar even zo on-
fatzoenlyk een hoofd, als op \'t voor-
gaande ; maar, dc klceding is ge-
heel verfehillig , en niet verder af-\'
hangende als even over de knien ter
linker , en tot op de fcheen , ter
rechter zyde , fchynende het kleed
omcingeld, of omgord , met tweè
zwachtels, \'t Zelve taft , met de
rechterhand , na een naakt beelde^
ken , aan des zelfs zyde ftaande,
\'t welk niet verder als de fchouders,
en een kleen gedeelte van den hals,
heeft, zynde het hoofd afgebroken.
In de linker-hand heeft het een lang
en rondachtig ftuk koper, waaraan
boven ytwes uitfteekt , als of het
een fleutel wilde ^rbeelden. Dit
werd den Leezer afgefchetft op
^ r
-ocr page 312-Vertrek^ van K^airo, om een tocht na Alexandrien te doen*
Arabifche manier van T>anj[en. Komß te Rozette. Byzonderheden
van die Stad. Gevaar wegens d*Arabifche Roovers aldaar. Vertrek
van Rofette. Ontmoeting van eenige Arabiers. Vis daar de Botar-
ga afgemaakt word. Komß te Alexandrien.
Is ik nu te Kairo alles j tot myn
genoegen , had bezichtigd,
befloot ik, eer ik na T>amiaten ging,
een reysje na Alexandrien te doen,
ten welken eynde ik van den Heer
Conful eenigeBrieven van voorfchry-
ven mede kreeg, om my van dezelve
te bedienen, zo in de gemelde Stad,
als in Rofette. Den tweeden Juny, een
uur na den middag, trad ik te Scheep
te Boulak % in de Bark die na
gaat. De voortgang was heel fpoe-
dig, ter oorzaak dat men , met de
fl:room van de Rivier, nederwaards
gevoerd word: maar naauwlyks waa-
ren wy twee uuren gevorderd, of de
harde wind, die \'er ontftond, fcheur-
de ons Zeyl, op drie verfcheydene
plaatzen , van boven tot beneden j
weshalven wy genoodzaakt waaren,
zo lang aan Land te vertoeven, tot
dat de Schip-lieden de fchaade had-
den verholpen- Met Zonnen on-
dergang geraakten wy weder voort,
en kwamen aan de tak , of arm,
van den Nyl» die zich na Rofette
ftrekt i \'t geen zes uuren van Kairo
word gerekend. Hier fteetenwyde
nacht, s\'Anderendaags , den
Juny , weder onder Zeyl gaande,
zagen wy verfcheidene Arabiers,
op den Oever der Rivier by een
vergaderd, met hunneLanfl!èninde
grond geplant. Deze Lieden , ge-
boorene dieven, en fchelmen, ont-
houden zich hieromtrent, ten eyn-
de alsze de kans fchoon zien ,
eenige beuyt uit de Barken weg te
haaien} welke zy ook wel by nacht,
al zwemmende, weeten te befteelen.
Deze dag vorderden wy weinig, ver-
mits de wind ons tegen was, en dat wy
verfcheydene reyzen , door d\'on-
dieptens, aan de grond hadden ge-
zeten. Wy bleven des nagts aan
de kant der Rivier leggen, zonder
omtrent eenige Huifen te zynj
waarom wy dan , met het weinige
geweer, \'t geen wy by ons hadden,
fterk de wacht hielden , op dat wy
door d\'Arabiers , die zich hier om
heen in menigte bevinden , niet
overvallen mochten worden. Den
derden dag was de wind tamelyk
gunftig , doch omtrent vyf uuren
na den middag liepze ons weder te-
gen : zulks dat wy nogmaals moe-
ften blyven leggen. Den Juny,
zynde de vierde dag , vertrokken
wy , met het begin van den dage-
raad, en raakten ten aicht uuren aan
een droogte, welke gemeenlykhier
ter plaatze is. Wy traden dan al-
temaal aan Land j en het meefte goed
wierd, met kleynder fchuyten, int
de Bark geloft, op dat men ze over
de gemelde droogte konde heen
brengen: tegen de middag ge-
raakten wy weder klaar \\ doch, al-
zo de wind ons ten vier uuren nog-
maals tegenliep, moeften wy leggen
blyven , aan een Dorp , alwaar ik
in een Kaffè Huys, \'t geen redelyk
groot, en vol van Arabiers was, Aarbi-"
eenige Arabifche jongens , in witte fc>e «JJ
hemden gekleed, zagdanftèn. \'tBe-JJjpjjJn,
ftond meeftendeel in het beweegen
van de fchouderen ("wordende met
het overige van \'t lighaam weinig
zwier gemaakt) en een zeekere zoort
van gezang , daar onder gevoegd.
Delpeelders, na welkers muzyk het
danllèn geregeld wierd, vond ik
heel geeftig, en vreemd} gebruyken-
de den eenen, ten dien eynde, vier
gebrooken ftukken van fchootels,
twee in elke hand, daar zy mee te-
gen malkanderen floegen, by na op
A
dezelve
Vertrek
van Kairoj
om een
tocht na
Alexan-
drien te
doen.
REIZEN
drien , aankomen. De Huyzen
zyn \'cr redelyk wel gebouwd , cn
hoog op gehaald. Men heeft \'er
ook verfcheydene fraaye Hans , of
Winkel-plaatzen , daar zich gefta-
dig een drang van menfchen laat
vinden. Kort om, Rozette is een
rechte Koop-flad, en mag, ten dien
opzichte , wel voor een der voor-
naamfte Steden van Egypten gehou-
den worden.
d\'Arabifche Roovers maken d\'In- Gevaar
gezetenen hier zeer omzichtig , en
doen hen des nachts goede wacht fche Roó-
houden: want de minfte achteloos- vers.
heid is het verlies van goederen on-
derworpen. Zy ontkleeden zich
moedernaakt , en beftryken het
lichaam met oly, op dat ze niet ge-
vat konnen wordenj en, zo hunne
dievery bemerkt, en zy van al te
dicht vervolgd worden , werpenze
zich in de Nyl, en zwemmen over
aan dc andere zyde. \'t Zyn derhal-
ven zeer gevaarlyke dieven , daar
men zich bezwaarlyk voor kan
wachten.
Behalven andere gemaklykhe-
den , tot onderhoud des levens,
heeft men hier ook een groote me-
nigte van Vogels , inzonderheid
van de geenen, die zich in het wa-
ter onthouden : daar de menigvul-
dige Poelen , welke men hier om
heen ontmoet, gelegentheid toe-
geven.
Myn verblyf te Rozette was niet Vertrek
lang, want haaftendemy, om hoc^gtte,
eer hoe liever le Alexandriente^^ee-
zen , befprak ik twee Muyl-ezels,
ten eynde des morgens te vertrekken.
Dit gefchiedde omtrent ten acht uu-
ren , met een Arabifche Moor, die my
door den Heer Vice Conful was be-
fteld , doch met wien ik niet een
woord kon fpreeken , vermits hy
geene andere Taal verftond , als
d\'Arabifche.
Wy toogen, omtrent twee uuren
lang , door een Zandige Vlakte,
afgeperkt met eenige groote hoopen
fteenen , oni den weg te konnen
bekennen. Hier wierd ik, door vier
Arabiers, aan gefprooken, waar van eenige
twee mynen Moor vafthielden , en Arabiers.
een van de andere twee myn Muyl
Gg 2 \' by
dezelye wyze , als men op de Ka-
ftinjetten fpeeld j \'t welk geen muzyk
is 3 en echter geen onaangenaam
geluyd maakte. d\'Andere hadden
]J>eeltuygen , by na van gedaante
als onze rommelpotten , dog lang-
werpig , daar ze met de vingeren
op ó>eelden. d\'Arabiers luyfterden
zeer aandagtig , na \'t geen gezon-
gen wierd , en die de taal verflon-
den, zeyden my, dat deze gezan-
gen , of liederen , byzonder fraay
waaren, en Geeftelyke ftoffe behels-
den : waarom zy\'er zulke opmer-
kende ooren toe leenden.
Met Zonnen ondergang wierd
de koers weder voortgezet, doch
de harde wind dreef ons wel haaft
weer na het gemelde Dorp. Des
middags , zynde de wind wat be-
zadigder , en dienftiger tot ons voor-
neemen, ftak men weder onder Zeyl,
en des anderen daags, de vyfde dag
van onze tocht , s\' morgens vroeg,
paflèerden wy Fff/a, een Vlek heel
vermaakelyk aan de Rivier gelegen,
cn rcedelyk groot, \'t Was wel eer
de Haven van Gran Kairo , gelyk
Rozette tegenwoordig is, daar het
tien uuren van af gelegen gerekend
werd.
Komflitc Op den middag kwamen wy te
^ozettc. Rozette-t van Ouds Canopus gehee-
ten , en onder dien naam heel wel
bekend. Straks begaf ik my ten
Huyze van den Onder Conful der
Franfchc Natie , dien ik over tafel
vond , en van wien ik zeer beleeft
wierd ontfangen.
byzonder- Uit de Wooning van dezen Heer,
gjY^" tekende ik, noch den zelfden dag,
• een gezicht van eenige Scheepjes,
leggende aan den Oever derRivierj
gelyk op N°. 95-. verbeeld word.
Vervolgens ging ik de Stad, en
deflèlfs Tuinen, bezichtigen, welke
uitftekende vermaakelyk zyn; waar-
om zy ook in voorige tyden altyd
voor den Tuyn , of de Luftplaats
van Egypen , gehouden is ge-
weeft. . .
De Stad zelve is niet groot, maar
volk-ryk, en beftaat ten grootften-
deele uit den Koophandel, leggen-
de aan de Rivier , alwaar de goe-
deren s zo van Kairo i als Alexan-
_______
■ . —— —
-ocr page 315-by den toom greepen, betoonende
geld tc willen hebben, \'k Haalde
dan metter haaft een Piftool van on-
der myne kleederen van daan , en
plantte het op den geen , die myn
Muyl by den toom had ; van wien
ik , zo haaft als hy de tromp zag,
fchielyk wierd ontftagen. De an-
dere weeken ook terftond af, en
bleeven verbaaft ftaan. Deze lieden
waaren te voet, en hadden niet als
ftokken , onder met lood gevuld,
gelyk by hen gebruykelyk is, waar
mede zy zich heel wel weeten te
verdeedigen. Dus verzet, een wei-
nig van my afftaande , terwyl ik
het Piftool nog in de hand hield,
gaven zy, met vry meerder beleefd-
heid , te kennen , dat ze Kaffirs
waaren, dat is te zeggen, lieden die
de weegen beveyligen, waar voor hen
van yder menfch een Tara, ruym
zo veel als een ftuyver , toekwam,
\'k Gaf hen dan \'t geen zyeyfchten,
waar op zy my een behoudene reys
wenfchten.
Uit deze zandige vlakte komt
men aan de Zee-kant langs de-
welke heen rydende , krygt men
Alexandrien wel haaft in het ge-
zicht. Hier overviel my de hon-
ger , weshalven ik het hert wat
meende te fterken , en den Moor,
die my geleydde , en de voorraad
by zich had, zulks met tcekenen te
kennen gaf Hy antwoordde op de-
zelve wys, en deed my zo veel ver-
ftaan, dat ik noch wat moeft wach-
ten , wyzende my de plaats daar wy
konden ruften. Deze lag achter
een Heuvel j waarom ik , wat hy
ook mocht wyzen en beduyden,
zyne meening niet al te wel kon ver-
ftaan, en noch wel een maal of twee
van den Muyl wilde, om flegts op
de grond neder te gaan zitten Ipy zen.
Eyndelyk kwamen wy, omtrent den
middag , ter plaatze daar wy moe-
ften wezen i zynde een Han, of Her-
berg , by de Arabiers Maddie ge-
heeten } hier word men met een
Schuytje overgezet, vermits \'er een
Arm van de Zee vloeid, die zich
een einde-wegs landwaarts in ver-
fpreid. In een ogenblik was de
fchuytmet Bruyn-viflchen omringd,
welke in het water lagen en fpeel-
den. Aan deze Oord word een,
menigte van zekere Vis gevangen,
lang en fmal, dog egter wel zo
breed als by ons de Snoek. Deze ^\'\'^\'\'Jotï-
word geopend, en de kuyt daar uit
genomen, welke toebereyd zynde ,maakt
de Botarga is , die van daar aller-
wegen heen werd gevoerd , men
eetze aan fchyfjes gefneden, op de-
zelve manier als de Cavejaar; ook
wel droog, met een weinig brood;
zy word voor heel lekker gehou-
den , gelyk ze ook inderdaad is.
Wanneer men dezelve tracht te be-
waaren , legd men elke kuyt by-
zonder in wafch, en aldus kan men
ze met zich voeren daar men be-
geerd : anders is ze de Myt onder-
worpen , gelyk ik by ondervinding
geleerd heb.
Zo haaft als Wy over dat water
gezet waaren , reeden wy een ftuk-
weegs langs de Zee-kant j daar ik
nog eenige wrakken van veronge-
lukte Scheepen zag leggen; en ver-
volgens door het zand Landwaart in
rydende , floeg my de weerfchyn
van de grond, door de ftraalender
Zon, brandende heet gewordens
als een vlamme vuurs tegen het aan-
gezigt. Ondertuftêhen reed ik al
voort; dog voelende na een wyl,
dat het my begon te flnarten, wierp
ik een floerze neufdoek over het
hoofd , en het gezicht , gelyk de
de geenen , die zich voor dit ver-
branden zoeken te behoeden , ge-
woon zyn te doen. Maar de nieuws-
gierigheid om het Land te bezien,
en d\'aangename wind, die my,
langs de Zee-kant rydende, vry wat
verkoeld had , deeden my deze
voorzorg al te laat in \'t werk ftellen-
Ook had ik gantfch geen gedachten,
dat ik zodanig gefteid zoude zyn
geweeft , als ik wel bevond , wan-
neer ik , des naamiddags ten vier
uuren te gekomen, op
het zeggen van twee Engelfche ^i^xsb-
Koop-luyden, welke ik ten Huyze dricn-
van den Heer Conful der Engelfche
en Hollandfche Natiën, aan wien ik
my terftond op myne komft ging
richten , aantrefte, my voor de
\'Spiegel ftelde. Ik fchrikte voor
myn
a3é CO%:S(^eLIS de
myn eygen gedaante : want ik was
\'t eenemaal onkenbaar geworden,
en myn trony zo rood als een kool
vuurs : behalven dat my ook noch
de oogen zo miflelyk en x^erwilderd
in \'t hoofd ftonden , dat ik een
gantfch ander menfch fcheen te we-
zen. Doch had het hier nog by ge-
bleven ! maar na eenige dagen be-
gondik, niet zonder groote fmerte,
te vervellen s en dit diairde zo lang,
rot dat die gantfche verbrandheid
van het aangezicht afgegaan was, om
plaats te maaken voor een andere,
die zich , na ruym dartig dagen,
eerft op een behoorlyke wyze vcr^
toonde.
n.
REIZ
van pjjjï T?ef ^^ ^^ befchryving van
pejus, " -Fi de Stad Alexandrien kome
moet ik den Leezer de Kolom van
Potnpejus vertoonen. Een gevaar-
te, \'tgeen, na verloop van zo veele
Eeuwen, noch over eind ftaat.
Deze Kolom , welke men gelooft
door Cafar opgerecht te zyn , tot
een gedenk-teekender overwinning,
die hy op Pompe jus behaalde, ftaat
ruim twee honderd fchreeden van
de Stad, op een hoogte, of Heuvel.
Den Juny reed ik , meteen
Janitzar, enDrogeman, derwaarts,
om deze berugte Oudheid te bezig-
tigen, en\'er een afteekening van te
maakeni gelyk ik ook daar ter plaatze
deed, van de Stad zelve, welke ik, na
eenige dagen voltoyde j zy vertoond
zich als op N®. 5)6. gezien kauwor-
den. Wat de Kolom belangd,
zy ftaat op en vierkant pedeftaal,
van zeven of acht voeten hoog,
welkers breedte zich , van de eene
hoek tot d\'andere, tot véértien Ryn-
landfche voeten uitftrekt, en ruft
dit pedeftaal op een vierkantig on-
derwerk , omtrent anderhalve voet
hoog , en twintig breed , van ver-
fcheydene fteenen te zaamen geftelt.
Het lichaam van de Kolom zelve,
beftaat uit een eenig ftuk , \'t geen
zommige willen Graniet te zyn, en
andere, dat het een paft, of zeker
foort van cement, zou wezen, die
allengskens de gedaante van fteen
aanneemt. Voor my , ik geloof
dat het een levende fteen is. Im-
mers voor zo veel ik heb konneii be-
lpeuren. En , indien dit de waar-
heid is, (gelyk\'er de meefte niet aan
twyffèlen) heeft men reden om zich
te verwonderen , hoe men zodanig
een brok fteens heeft weeten op te
rechten: want, ik bevond de hoog^
te te zyn , negentig voeten Ryn-
landfche maatj en de dikte kan met
zes mannen niet omvademd worden,
zynde van my bevonden acht-en-
dertig voeten dik te zyn. Boven
op ftaat een cierlyk Kapiteel , ge-
ëvenaard na de Zwaarte van de Ko-»
lom , doch van een byzonder ftuk
gemaakt. Terwyl ik bezich was de
Stad af te teekenen, kwam zich een
Caravane omtrent my nederflaan,
met menigte van Tenten , op de
wyze, als in de Afbeelding te zien
is. Straks zonderden zich eenige
Arabiers van dezelve af, omdeKo*
lom te bezigtigenj en befchouwen^
de met eenen \'t geen ik deed,
(want men hoeft het hier niet ver-
borgen te doen , ter oorzaak het Önöofel»
een vervallene plaats is, waar omtrent \'^eid vaa
de Turken geen achterdocht ■
ben) vraagde een uyt den hoop, ziende\'dert
die my , en myn werk , het aan-^"^«""^
dagtigfte gezien liad, aan d\'anderen, Sn^ll
of zy wel konden bezefFen, wat ik zig*^
deed > waar op neen zynde geant-
woord, zeide hy, wyzende met de
vinger aan het voorhoofd, dat ik een
Perzoon van groot vêrftand moeft
zyn, en dat ik daar bezich was met
eenige Karafters te maaken , waaf
G 5 door
XLIIL Hoofdstuk.
befchryving van de Stad ^Alexandrien , en H geen daar
omtrent gelegen is.
E
|Ô1
-ocr page 320-die zich des verftaan, in dien \'er an-
ders zodanige te vinden zyn. Veele
zullen zich verwonderen , ziende,
dat de figuuren zich boven aan, zo
groot en duydelyk vertoonen , als
beneden j maar, dewyl deze teeke-
nen wel eer voor een fchrift dien-
den, zullen zeongetwyftèld, nade
maat der hoogte 1, grooter gemaakt
zyn, om, met het zelve gemak,
geleezen te konnen werden. Hoe-
wel ik maar een zyde van deze
Naald verbeeld heb, moet men niet
denken , dat de drie andere zyden
glad en effen zyn j ze zyn altemaal
metKaraéters, en vreemde figuuren,
beteekend; en het moeid my , aan
myn eygen verzuym te wyten te
hebben , dat ik ze den Leezer niet
aan alle kanten kan vertoonen.
Benevens deze Naald, ziet men Andere
noch een andere , van dezelve ge- ^jjff^
daante , en die zeekerlyk ook van
dezelve hoogte geweeft zal zyn ,
doch hy legt ter neder , en men
kan ze maar ontrent ter lengte van
tien voeten bekennen , zynde het
overige meeftendeel onder de aarde
bedolven. De fteen , daar beyde
deze Naalden af gemaakt zyn, heeft
groote over een komft, met die der
Kolom van Tompejus.
Om het Paleys van Cleopatra te Paleys
beter voor oogen te ftellen, teeken- ^ilt-
de ik het zelve, van boven een be- ^ecid-
nevenftaandevervallene Toorn, even
als het zich van daar vertoond, ten
deele in de Zee geftort, met meni-
gerhande ftukken van Kolommen
&c. gelyk op N°. tjp. aangewezen
word. Daar zich ook de gemelde
Naald by vertoond, mitsgaders een
der Heuvelen , binnen de Stad ge-
legen , hoedanige twee zich daar,
van de puyn-hoopen, op malkande-
ren hebben gezet.
De Muuren van deze Stad zyn j^uursp
verwonderlyk, en doen zich, nieten TfO\'
tegenftaande dat ze ten meerendeele ens*
verwoeft leggen, noch zo prachtig
op, dat\'er geene ter wereld by ko-
men te haaien.
Niet minder moet men verzet
ftaan , over de zwaare vierkantige
Toorens, omtrent twee honderd
fchreeden ver van malkander ge-
bouwd.
door ik zouw konnen uitvinden»
waar de verborgene rykdommen
onder de puyn-hoopen lagen , om
dezelve , als ik \'er de gelegentheid
bekwaam toe vond, van daar te haa-
ien ; ik vraagde den Drogeman ,
zo haaft als d\'Arabiers vertrokken
waaren , hoe zy het zo druk had-
den gehad, en, verftaande wat hun
gevoelen van my was , voerde ik
hem te gemoet, dat het my moeide,
dat ze zich niet beeter op het waar-
zeggen verftonden.
Gezicht £en dag of twee daar na , tee-
bkomS kende ik een gezicht binnen de Stad,
van Alex- om het inkomen van Alexandrien,
andrienaf-ter zydc, door de vcrvallene muurcn
gcbceld. ^^^ toorens, te doen zien, verbeeld
onder N°. 5)7. Hier vertoond zich de
volle Zee , benevens de twee Ka-
fteelen, het een ter rechter, en het
ander ter flinker zyde , aangewe-
zen met de Letters A. B. Deze
Kafteelen leggen zo vlak tegen over
malkanderen, dat, na my gezegd
wierd , wanneer ze te gelyk fchie-
ten , de kogels by wylen, komende
d\'een d\'ander te ontmoeten, in ftuk-
ken vliegen.
. g Men ziet hier ook noch aan de
van GieJ! Zee-kant, d\'Overblyffels des Paleys
patra, van Cleopatra : welke , voor zo
ver \'er noch eenige ftukken en brok-
ken , van vertrekken en zaaien, van
overig zyn, genoegzaam te kennen
geven, dat het een pragtig gebouw
moet zyn geweeft. \'t Word aan-
geweezen met de Letter C.
Naald Niet ver van dit Paleys, ftaat een
met Hie- Qbelifcm of Naald, betekend met
SSguü- Hieroglyphifche Karafters , gelyk
reu. men ze hier verbeeld ziet, op N ".5)8.
van de zyde daar ik ze met alle de
figuuren , even als ze zich op de
Naald vertoonen, met het uiterfte
geduld, heb afgeteekend. Alleenlyk
zyn\'er onder aan twee of drie Ka-
raders , die zich onvolmaakt ver-
toonen, buyten twyftèl, by verloop
van tyd, zodanig afgefteten zynde.
\'k Heb ze zodanig verbeeld, als ik
ze heb gevonden. Want, niet we-
tende wat deze teekenen beduyden,
heb ik\'er , even als ontrent al het
overige, noch af, noch toe, willen
doen, end\'uitlegginggelaaten, aan
10}
■m
M
trekt, d\'inwendige verdiend
minder opmerking, \'k Heb
eenige geweeft, en by die gelegent-
heid gezien, dat ze altemaal op een
onderfcheydentlyke manier gebouwd
zyn. Waarom ik\'er hier drie af-
beeldingen af geef, gelyk op N".
loo. loi. en I02. gezien kan wor-
den. Zy hebben doorgaans twee
gewelven boven malkander , yder
onderfteund door eenigeKolommen,
in het middenperk in de grond ftaan-
de. Welke , hoewel \'ze in elk ver-
trek verfcheyden van maakzel zyn,
echter, niet tegenftaande deze onge-
lykheid , hier in over een komen,
dat ze altemaal met een Put, of
water-bak, voorzien zyn , gelyk
ik \'er een, verheven boven de grond,
heb afgebeeld pp loi. aan de
rechter zyde, ten einde van een af-
gebroken ftuk muurs.
In de laatfte die ik bezichtigde,
en op N®. 102.. verbeelde, vond ik
de Kolom in het midden vaneen
menigte ftaikken , even als ronde
fchyven, op malkander gezet, waar-
om heen wel eer een wentel-trap
heeft gelodpéiidaar ihéh\'h
eenige overgeblevene trappen van
ziet.
Yder dezer Toorens, welke,gantfch
boven op, een vlakte, van meer als
twintig treeden, hebben, zou een
goed getal van manfchap konnen
bergen , en men heeft gewiflèlyk,
in voorige tyden, een groot geweld
uit dezelve konnen doen. Want de
muuren zyn ettelyke voeten dik ,
en rondom voorzien metfchiet-gaa-
ten , die zich van binnen wyd uit-
flxekken, en van buyten naauwtoe-
loopen, gelyk ze zich in de eene, op
N®. IOI. afgebeeld, vertoonden, \'t Is
jammer dat \'er de hand niet aange-
houden werd. Want, inderdaad,
20 veele Toorns als\'er rondom de
Stad ftaan , zo veele byzondere va-
ftigheden moeten het eertyds ge-
weeft zyn.
vj^enigte \'k Heb nergens zo veele fraaye
KuïneiJJ® Ruïnen gezien, want men ontmoet-
\'er aan alle kanten, en men kan zich
R E f I
boüwd» om dezelve te verdedi-
gen. Doch, zo de uiterlyke gedaante
de aanfchouwers in verwondering
geen
in
naauwlyks omwenden , óf het oog
vald op d\'eene of d\'andere. Uit ,
twee der zelver, op N® 103. en 104,.
verbeeld , kan men eeniger maaten
van de overige oordeelen.
Wat belangd den tegenwOordigen Te^èni
; ftaat van dc Stad Alexandrien t zy woordlge
I is van binnen meeft woeft, en on-jjj^^
\' bebouNyd, hebbende maar eenige drieni "
Huyzen die bewoond worden.
Men ziet hier noch de Kerk van
St. Marcus , welke de Koptifche Kerk va»
Chriftenen in bezit hebben, »t Is
voor dezen een groote Kerk ge*
weeft, doch tegenwoordig maar een
kleyne ronde Kapel, om zo te fpree-^
ken , men toond\'er noch eenige der
oude l^appen ^ mitsgaders een ge-
deelte Van den Predikftoel, daar den
EïTangelift Marcus op gepredikt
zoude hebben: hy ftaat by na noch
in zyn rondte , en is Van buyten
bekleed met fteenen, van verfchey-
dene koleuren : ook ziet men in
deze Kerk noch een ftuk fchilde-
ry, na men voorgeeft, door St. Lucas
gemaakt, verbeeldende den Aards-
Engel St. Michiel i \'t is een halve
figuur, met een zwaard in de hand,
geheel ouderwets, daar gantfch
weinig konft infteekt, gelyk, buy-
têh de fchakeefihg der verwen , uit
lof. afgemeten kan werden»
Behalven dit ftuk fchildery , daar
men mogelyk weinig achting voor
zoude hebben, in dien het den naam
niet had , van door den Euange-
lift Zi^fiïj-gefchilderd te zyn) toond
men een Altaar-ftuk, vry fraayer
gemaakt, en door een Franfchen
Confiil, voor ettelyke Jaaren , uit
Chriftenryk aldaar gebracht: \'t ver-
beeld Maria , met onzen Zalige
maaker. In deze Kerk heeft het
Lighaam van St. Marcus, de eerfte
Patriarch van Alexandrien, en aldaar
gemarteld , in het Jaar na de ge-
boorte van onzen Beyland vier-en^
zeftig, geruft, ter tyd toe, dat
eenige Venetiaanfche.Koop-lieden,
op hunne wedertogt uit het Heilige
Land, het na Venetien hebben ge-
voerd. ^
Men bracht my ook in de Kerk ^erk.^rt
vm^ót. Lat har ma , daar als noch dest. Catha^
iPilaar bewaard word, waar op haar \'
hef
. rina.
het Hoofd zoude zyn afgehouwen.
Hier zag ik veele oude Schilderyen,
en onder dezelve eenige, die rede-
lyk wel gemaakt zyn.
Arabifch Ik teekende alhier mede een
fpeeltuig Arabifche Moor, om te doen zien
het inftrument, daar zy op fpeelen,
\'t gefchied met een ftukje leer, \'t geen
, zy tuflchen de vingeren hebben, waar
mede zy over de fnaaren heen ftry-
Menigte ^^^^ ^ Verbeeld,
van water- Het aanmerkelykfte, \'t geen men
bakken, in, of, om beter te zeggen, onder
deze Stad heeft, zyn de water-bak-
ken , die\' er in zulken menigte zyn,
dat het meefte gedeelte van-^/é-at^?»-
drien op Kolommen ftaat, ruftende
het gewelf, \'t geen eygentlyk de
grond van de Stad is , op dezelve.
Deze bakken werden gevuld, door
het middel van een Kanaal, \'tgeen
buyten de Poort van Rozette is, en,
omtrent een vierdendeel myls van de
Stad , zyn water ontfangd, uit de
Khalits van Cleopatra, die het zelve,
ten tyde der overftrooming, uit de
Nyl i derwaarts voerd. Daar word
geen ander water te Alexandrien ge-
dronken, en derhalven zyn\'er deze
bakken, welke altemaal, door een
vernuftige vond, gemeenfchap met
het gemelde Kanaal hebben , van
een groote noodzaaklykheid.
Men teld te Alexandrien zes poortei^«
Poorten, doch drie van dezelve
werden maar gebruykt, blyvende
de drie andere geflooten. ,
Drie Havens maaken^ deze Stad Havens»
ook aanzienlyk i maar d\'eerfte, die
den naam van de Oude Haven voerd,
en tamelyk groot is, word weinig
gebruykt, ter oorzaak, dat de Sche-
pen al te veel moeyte hebben, om-
\'er in te komen. Deze Haven is ten
wedcrzyden voorzien van een goed
Kafteel, met een kloeke bexetting»
reizen.
welke de vyandlyke Schepen belet
te naderen. De twee andere Havens
leggen hoogei- op, d^eene ter rech-
ter , en d\'andere ter flinker zyde,
van een kleyn Eylandje , \'tgeen\'er
de fcheyding af maakt. Dit Ey-
landje was eertyds verder van het
Vafte Land, daar het tegenwoordig
meteen Brug, van ettelyke boogen,
aangehegt is, afgelegen , en wierd
toenmaals Tharos, oideBaaki ge-
naamd t het ftrekt zich eengoet ftuk
weegs in Zee, en diend tot en Kruyd-
, magazyn van den Grooten Heer,
\'t geen alhier , in een zwaare vier-
kantige Toorn , ftaande omtrent in
het midden van het Eyland , be-
waard word. Aan het eene eynde
van het zelve ziet men ook noch
een Kafteel, voereiide de naam van
de Baak (de Franfchen noemen het
FariUony \'t geen men zeggen wil
gelegen te zyn,ter zei ver plaatze, daar
zich eertyds de berugte Vuür-baak
vertoonde, welke voor een Van de
zeven Werelds wonderen wierd ge-
houden. Van de gemelde twee Ha-
vens j welke door dit Eyland van
malkanderen werden gefcheyden,
diend de eerfte , die wel de veylig-
lle, maar de ondiepfteisj niet als
voor de Galeyen: in dè andere, de
nieuwe Haven geheten , die vry
grooter en dieper is , loopen de
Schepen , welke aldaar befchermd
worden, door het gemelde Kafteel,
cn noch een kleynder , \'t geen aan
dc over zyde gelegen is.
^oI-hnys. Op den Oever van dc groote Ha-
ven , heeft men hctTol-huys, en
by het zelve eenige andere Woonin-
gen. Dezen Tol werd door den
Grooten Heer verpacht , en kan
hem een fchoone (omme gelds op-
brengen. Want daar is een geftä-
dige aankomft , en afvaart i van
Schepen , te Alexandrien. Terwyl
ik \'er my bevond , kwam \'er den
j ^dsn^ Juny een Engelfch Koopvaar- Grootè
dyfchip, den iS«"«", vyf Galeyen van
Conflantinopoleni den vertrok*\'^"\'
een Engelfch Schip na Livorno, den
2^rten arriveerde een Franfch Schip
van Marzeille i den 2 noch een
Franfch-man, den 2 twee Fran-
fche Schepen , den dito een
Bark, en vertrok een Engelfch
Schip &c. Elke Natie heeft\'er ook
gemëenlyk haaren Onder Conful. By-
myn tyd was\'er een Mefllnees, die
het voor de Engelfche en de Hol-
landfche Natiën waarnam: de Fran-
fchen hadden\'er mede den haaren®,
gelyk ook de Repwblycq van Vené-
tien.
Buyten de Stad heeft mCn ceii Grottea
menigte van Grotten , eh Holeü, en Holeri
welkemogelyk,t€nmeerendcele,bë- gjjj^"
graaf-plaatzen geweeft zitllCn zyn. *
Eer ik van Alexandrien fcheidc,
moet ik \'er ook dit by voegen , dat
ik den Jüly, \'smorgens, door
den Aga oritbooden wierd, orii
voor Tolk aan een Nederlander tc
dieiien j maar toen ik daar kwam»
wierd my gezegd , dat de zaak al
verrigt was, en noyt heb ik können
te weeten komen , voor wien meü
my gebruykt wilde hebben.
H to
m-
-ocr page 325-224 de
Fertrek^ van (tAlexandrien. Soher geryf in een Herberg ^
Ontmoeting met eenige Arabiers. Wederkomfi te Rozet te , van waar
den Auteur 7ia Damiaten meende te gaan. Wederkomfi te Kairo &c.
omtrent een Maand met het be-
_ zichtigen van Alexandrien
verfleeten hebbende , was ik van
meening my te water weder na Ro-
zette te begeven, zo om dat ik daar
over Land was gekomen , en eenen
weg niet geerne tweemaal wilde
doen j als om dat men drie Ryks-
daalders voor een Janitzer moet
betaalen, wanneer men het over Land
neemt: maar de wind was my eenige
dagen zo tegen, dat ik \'er geen kans
toe zag, weshalven ik het dan over
een anderen boeg moeft wenden >
en , dewyl men gehouden is, ten
dien eynde , een Teskre , of Tas,
te nemen, alzo men zonder dezelve
niet uit de Stad mag vertrekken,
deed ik\'er my een, voor de waarde
van omtrent een Hollandfche gulden,
bezorgen. Ik zag ook om twee
Muylen te belpreeken , ten eynde
des morgens voort te geraaken j
doch bevindende , dat ik die niet
kon bekomen , ter oorzaak dat ze
altemaal gepreft waaren, om eenig
geld aan den Bajfa van Kairo te
brengen , was ik genoodzaakt my
van Ezels te bedienen, van dewelke
ik\'er drie gereed liet maaken, twee
voor my, en den Ezel-dry ver , en
een voor den Janitzer » die my tot
aan Rozette moeft geleyden.
Den 5)^®".July, een uur voor den
middag, reeden wy ter Poort uit, en
kwamen, \'snamiddags ontrent drie
uuren, aan de plaats daar men over-
vaart, waar af ik hier voor heb ge-
fprooken. Terftond op den aan-
komft koft ik eenige Viftchen, maar,
toen men dezelve zoude berevden,
ryfta\'lenWas\'er geen hout te krygenom
Herberg- vuur te maaken. Wy wiften dan
geen ander middel uit te vinden,
dewyl\'er niets by der handwas, als
eenige beeften drek, in de Zon ge-
droogd , op te zoeken, daar wy zo
fnedig mee te werk tegen , dat wy
O
in \'t kort gezoden en gebraaden
Vifch kregen. Maar , waarlyk de
Janitzer verdiende de koft, met zyn
geftadig blaaièn > want dit vuur wil-
de geen vlam houden, en als men het
maar een ogenbUk liet leggen, was
het aanftonds t\' eenemaal gedoofd.
De Vifch gebraaden zynde , deed
ik \'er de huyd af, of \'er ook mo«
gelyk eenige ftank van ons vuur in-
getrokken mogt wezen ; doch ik
weet niet of het wel noodzaakelyk
was , zynde de appetyt zo goed,
dat ik het miftchien niet eens ge-
proeft zoude hebben.
\'sMorgens, met den dag , ftoe-
gen wy weder op weg , in gezel-
Ichap van tien of twaalfperzoonen j
maar, omtrent negen uuren verlieten
ons de meefte , alzo zy na een an-
deren oord reiiden , en bleven ons
alleenlyk twee Arabiers by , zulks
dat wy nu vyf fterk waaren.
Ongevaar een uur laater zagen
wy vyf Arabiers, te paard, met lan-
ge werplanftèn , aankomen ; om-
trent de voorfte van welke naderen- ■
de , fprong myn Janitzer » gelyk
ook myne by hebbende Arabiers, Ontmoe-
van hunne Ezels , en kwamen my
by den rok trekken, roepende, alsSr^s, \'
verfchrikte menfchen , gelyk zy in
der daad waaren, Arabiers, Arabiersl
Ik fprong dan ook metter haaft van
den Ezel, en na de Zee-kant wy ken-
de, rukte ikeenPiftoolvanonderde
kleederen, en hield het op de voor-
fte twee , zynde de drie anderen
noch wel vyftig fchreden van ons.
Zy, ziende ons dus aan de Zee-kant
gepofteert, hielden zich op den
weg, en zeyden dat ze Caffirs waren,
waar op ik, door mynen Janitzer,
die de Italiaanfche taal verftond ,
liet antwoorden , dat ik niemand
vertrouwde , cn dat, wie zy ook
mogten wezen , zy hunnen weg
konden vervorderen, Zonder nader
te
-ocr page 326-te komen j of dat ik den eerften,
die zich daar toe verftoutte, van het
paard zoude ftchten; , ondertuflchen
naderden ook d^andere drie , cn
zeyden tegen malkanderen , gelyk
de Janitzer my vertolkte , dat ik
een groot Koopman was, mogelyk,
om dat ik een Janitzer , en drie
Arabiers, by my had, waar af ik de
twee by geval had ontmoet. Maar,
of zy niet moeds genoeg hadden,
om ons aan te doen , dan of het
geen Rovers waren , is my onbe-
kend i immers wy zagen \'er hen
voor aan; en ik was verheugd (hoe-
wel ik het zo licht niet meende te
laaten glyen) dat ze dus , zonder
moeyte, voort gingen, d\'Arabiers
ondertuflchen» konden zich naauw-
lyks van hunne vrees herftellen, en
de Janitzer zelve had by na de dood-
verw al gezet. Ik beftrafte hunne
bloodhertigheid , zeggende, onder
anderen, dat dc Franken, als ze ge-
weer by zich hadden , zich noyt
lieten verft;hrikken j en tegen den
Janitzer , dat hy , die my tot aan
Rozette moeft beveyligen j wäar
voor ik te Alexandrien drie Ryks-
daalders had moeten geven , beter
van Wapenen, en inzonderheid van
moed, voorzien behoorde te wezen,
dat het een fchande voor een Die-
naar, en Soldaat, van de Keyzer
was, die het ontzag allerwegen met
zich voerden, zich, omtrent de bloo-
re ontmoeting van eenige Arabiers,
zo lafhertig te toonen &c. Zulke
helden bewyzen zich de Janitzers
dikwils , in dusdanige gelegenthe-
den, wanneermen zoude hoopen by
haar hulpe te zullen vinden; als\'er,
tegens overlaft van Roovers , of
geweld-dryvende Turken, yts te
doen zoude zyn:hoewel men niet kan
ontkennen » dat\'er ook onder ge-
vonden worden, die moeds genoeg
hebben j om ymand onder d\'oogen
te zien 5 gelyk ze dan haar ook in
Weder-Veld gewoon zyn , als wakkere
te luyden, te draagen.
van\'wSr\' ^^^ ^^ gemelde Arabiers
den Aal ^^n goed ftuk weegs van ons afza-
guf na gen , ftegen wy weder op d\'Ezels,
RiciSieTe ■^^\'^^o^den onze weg, en kwamen,
gaan. omtrent de middag, tot Rozette.
Hier vervoegde ik mynogmaal ten
Huyze van den Heer Vice Conful,
van meening des anderen daags na
Damiaten te vertrekken; vermits ik
onderrecht was , dat van Rozette
zo wel Barken na Damiaten , als
van Kairo , gingen; maar ik bevond
her onwaar, en, zynde het hier te
Lande al te onveylig te reyzen ,
voornamentlyk zonder gezelfchap i
zag ik my genoodzaakt, weder na
Kairo te keeren. Dit gefchiedde den
volgenden morgen, met een goedé
wind , die ons bybleef, en een
braaf eind heen deed vorderen. Des
nachts geraakten wy weder op de
gewoonlyke droogtens, daar wy op
bleeven zitten, tot \'s anderendaags
morgens ten acht uuren , wanneer
wy, met dezelve wind, weder voort
gingen : en aldus kwamen wy den
vierden dag, een uur voor Zonnen
ondergan g, weder te Boulak. H ler
bragt ik myn goed in de Dougana ,
of de Tol; en hebbende, mer groo-
te moeyte , ter oorzaak dat het zo
laat was, een Ezel gekreegen, reed
ik, op een volle galop, na Katro$
zulks dat den Ezel-dry ver, aan wien
ik dubbeld loon had beloofd , ge-
noeg te doen had, met het beeft\' m
volgen; Deze Ipoed was ten dee-
le een uitwerking van de vrees
voor de Roovers, welke de wegen«
by avond en ontyden, geweldig ^n-
veylig maaken , en ten deele ^ van
dat ik my niet zeer wel bevoelde,
hebbende den gantfchen dag geen
brood geproeft; weshalven ik dien, ^
nacht geruft wenfchte te ilaapen »
en te nuttigen \'t geen my dienftig
mocht weezen, alzo ik des morgens«,
gciyk hier boven gezeyd is , na
Damiaten meende te vertrekken, i^an^^
Ik kwam dan , met den donkeren
avond , v/eder ten Huyze van den
Heer Conful, geheel onverwacht,
wien ik, na wel verwelkomd te zyn,
myn wedervaaren verhaalde. Fn,
na wel onthaald te zyn, op\'t avond-
maal, begafikmyteruft, met hoop
van, daar door verkwikt zynde,
\'s anderen daags myne reize te zullen
konnen vervolgen: gelyk my dan
ook gelukte.
Hh t XLV. HOOFD-
241
REIZEN-
lOPPE
-ocr page 328-N\'a dat ik dan des anderen daags
morgens, ten tweedenmaale,
affcheyd van den Heer Conful ge-
noomen had , trad ik , den veer-
tienden dag van de Maand July 5 we-
derom te Sc heep, om my na Damia-
ten te begeeven. Op deze reys
ked ik veel ongemak , door de
groote hitte , vermits wy, geduu-
rende eenige dagen , weinig wind
gevoelden. Den ló"^®". kwamen wy
tc Simmenout, \'t geen ter halver weg
werd gereekend, en na den middag
tot aan Manfoura, heel vermakelyk
gelegen , aan de Ooft-zyde van
den Nyl. Deze Stad ftrekt zich in
de lengte, heeft negen oftienToo-
rens, en reedelyke fraaye Huyzen,
bezet met geboomte.
Van hier kwamen wy den 17^®".
des morgens ten acht uuren , te
Damiaten : wanneer ik aanftonds
DamiatVn, ging vernemen na gelegentheid, om
en vertrek my na Jaffa te konnen vervoegen.
Ik vond ook dezelve , en maakte
verding met den Kapitein, wegens
de vragt 5 voorziende my wyders
van alle noodige voorraad, om des
anderen daags morgens ten zeven
uuren te vertrekken: dit gefchiedde
met een Barkje , waar mede ik my
de Rivier af, tot aan het Dorp van
de Bogasy liet brengen. Hier trad
ik over, in een vaartuyg, zynde een
Smibekkien : doch wy konden dien
dag , ter oorzaak van de al te hee-
vige wind , niet uit komen. Den
des morgens, na dat de Tolle-
naars alles bezichtigd, en ten naau-
ften doorzocht, en wy onze meefte
goederen in een kleynder vaartuig
gedaan, hadden, om te beeter over
de BogaSi of droogtens, te konnen
geraaken , begonden wy ten tien
Twee-
tje vertrek
van Kairo.
Komll te
van daar
na Jaffa
enz.
uuren voortgang te maaken , ftoo-
tende ondertuflchen verfcheyde
reyzen aan de grond : en, eer wy,
buy ten leggende, onze lading weder
in hadden , beftaande meeftendeel
in Ryft , wierd het twee uuren na
den middag. Thans lichteden wy het
Anker , met een gewenfte wind,
waar door wy in korten tyd het
Land, vermits het zeer laag is, uit
het gezicht verlooren. \'s Nachts
kreegen wy een weinig ftilte , die
ons tot des anderen daags \'s middags
bybleef, wanneer de wind weder
begon te wakkeren , \'t geen hand
over hand toeneemende, riepen on-
ze Matroozen, voor Zonnen onder-
gang , dat ze het Land van Jajfa
zagen. Ondertuflrhen hadden wy
al dien tyd geen Land gezien, waar
over ik my zeer verwonderde , al-
zo ik onderrecht was, dat men ge-
ftadig, zonder eenig gevaar, langs
het zelve heen zeyld: maar,gewiflelyk
zal de laage gelegenheid hier d\'oor-
zaak van geweeft zyn. In den
avond-ftond zaagen wy vuur bran-
den ; \'t geen de Schip-luiden mee-
nende tot Jaffa te zyn , zetteden
zy \'t daar recht op aan, en lieten\'er
des nachts het Anker voor vallen:
maar, zo haaft als men den volgenden
morgen de voorwerpen kon onder-
fcheyden , bevond men voor een
andere plaats te zyn 5 zynde, door
d\'onkunde van deze elendige Zee-
lieden, Jaffa een groot ftuk weegs Egypti-
voor by gezeyld. Voor Zonnen fche
opgang wierd de koers dan weder
te rug gezet j doch, vermits wy nu
meeftendeel in de wind hadden,
was het om zyn geduld te verlie-
zen, alzo men \'s daags te vooren al tot
Jaffa had konnen zyn. Maar op
defe
Tweede venre\\yan E^airo. Komjl te \'Dmiaten, Enyer-
trek van daar na Jaffa. Onkunde van het Egyptifche Zee-volk,
Komjl tejajfay en byzonderheden van de ze plaats. Gewoonte omtrent
de Telgrims, die te Jajfa koomen, om na Jeruzalem op te trekken.
Andere byzonderheden van Jajfa^,
Onkunde
van het
deze wys vaart men gemeenlyk, als
men, hier omtrent, genoodzaakt is,
zich te water ergens heen te begee-
ven. Eyndelyk, tegen den middag,
zynde den van de Maand
July , wierd het Anker voor de
genoemde plaats , wel eer onder
den naam van Joppe bekend , ge-
worpen.
Komft te Ik trad aanftonds te Land , en,
Jaffa, zynde myn goed door die van den
Tol bezichdgd , vervoegde ik my,
Volgens de gewoonte aldaar, na het
Huys van de Taters, daar men door
den Huys-bewaarder werd gediend.
Twee dagen voor myn komft, waa-
ren vyf derzelve na Jeruzalem op-
getrokken, zulks dat ik\'er niemand
vond , als den gemelden Huys-be-
waarder.
Zo als wy het Anker in de grond
hadden geworpen, leggende voor
Jaffa-, teekende ik deze plaats, uit
de Bark, gelykze zich van de Zee-
kant opdoed , en op N®. 107. ge-
zien kan worden. Mitsgaders ook
noch een gezicht te Land , van de
flinker zyde aankomende, ftrekkende
zich langs den Oever» en verbeeld
onder N®. 108.
^eze plaats j wel eer een tame-
lyke Stad, is tegenwoordig van
gantfch geen belang» en\'er niets in
2yn geheel meer van overig. Zy
wgd aan de Zeekant, tegen het ge-
bergte aan, cn vertoond zich in een
zeer ft)beren ftaat. Een ftuk wegs in
het water, ziet men nog veele groote
brokken van Oude gebouwen uit-
fteeken , die zich inhet rond ftrekken»
Hh 3 en
CO\\J^eLlS
cn als een Haven voor de kleyne
vaarcuygen dienen , aangewezen
met de Letter A. Ter flinker zyde,
ten deele in Zee, ftaat nog een ge-
deelte van een ouden zwaaren
Toorn, geteekend met B. en , bo-
ven op het gebergte, een groot ou-
derwetft:h Kafteel, te zien onder de
Letter C. Het Huys, daar men ge-
logeerd is , ftaat aan de Zeekant, en
werd alhier aangewezen met de Let-
ter D. Aan de Land zyde ontmoet
men ook noch verfcheyde Ruïnen.
Gewoon. Zo haaft als hier ymand is aan-
•te omtrent gekomen, doed men het tot Rama,
g^j^jI^Jjgaan de Taters, weeten, vanwaar
tejaffako- men dan , eer men vermag op te
lïien , cm trekken, ordre van Jeruzalem moet
icm^op"ê afwachten i ten welken eynde de
trekken. F at ers van de laaftgenoemde plaats,
dit Huys hier uitdrukkelyk houden.
Den volgenden morgen wierd\'er dan,
na gewoonte, ymand na Rama ge-
zonden , om kennis te geven, dat \'er
een \'Pelgrim (aldus wordenze hier
altemaal genoemd} aangekomen was,
en verwachtte afgehaald te worden.
Maar, dcwyl den Aga, die het ge-
bied hier voerde, na Gazawdisvet-
trokken , vond ik my genoodzaakt
zyne wederkomft af te wagtcnj \'t geen
myne reys echter maar een dag of
twee vertraagde. Want den
kwam men my aanzeggen , dat hy
te rug was gekomen , en dat ik
kon optrekken , mits betaalende de
gewoonlyke fomme van het hoofd-
geld , beftaande in veertien Ryks-
daalders , alhier tot een Tol gefteld,
voor yder vreemdeling die\'er aan-
komt , om na Jeruzalem te gaan.
Want Jaffa is ten dien opzichte de
naafte Zee-plaats , en werd derhal-
ven voor de Haven van het Heilige
Land gehouden. Der gelyke fomme
moet men ook betaalen, als men
der van vertrekt, en van
deze penningen trekken de
mms, of Tolken, der \'paters, de helft,
waar voor zy gehouden zyn u van een
paard te verzorgen, en te Jeruzalem
te geleyden, en, in de wedertocht,van
Jeruzalem herwaards.
Voor dezen, of nog voor weini-
ge Jaaren , moeften de Drogemans
van het Kloofter , eer men na de
gemelde Stad optrok , de Pel-
grims. drie dagen Ipyzigen 5 doch,
vermits zy tegenwoordig gemeen-
lyk by de Koop-lieden , of by de
Paters, huys-vefting konnen ne-
men,is dit gebruyk allengskens achter
gebleven: zulks dat zy het geld nu
alleen maar genieten, voor het op-
brengen na Jeruzalem. Maar, alvoo-
rens van dezen optocht te Ipreeken,
moet ik noch yts van Jaffa , of
Joppe, zeggen.
Het Huys, \'t geen de Paters al- Andere
hier hebben, zegd men geweeft te bvzonder-
zyn dat van Simon den Leder-be-
reyder, of immers ter zeiver plaatze
te ftaan. Want, volgens \'t geen
men in de Handelingen der Apofto-
len leeft, ftond het Huys van dezen
Simon by de Zee. Hier lag Petrus
t\' huys , wanneer hy Tabitha van
den dooden verwekte, A£b. p. en het
laken vol Dieren van den Hemel
zag daalen , Ad. 10. mitsgaders,
door de mannen van den Hoofdman
Cornelius, verzogt wierd te Cafartea,
omtrent zeftien uuren van Joppe ge-
legen, tc komen, ten eynde-zeJöör-
den der Zaligheid van hem te hoor-
ren , A£l. 10. Hier ging ook de
Propheet Jonas , (indien anders
Joppe de plaats is, die Jon, i. Japho
werd geheeten , gelyk\'er niet aan
getwyfeld werd) \'t Scheep, om Gods
aanfchyn \'t ontvlieden , wanneer
hem bevolen was, den Niniviters
boete te gaan prediken. Deze plaats
is ook vermaard , in dc Fabel Hi-
ftorie , ter oorzaak dat \'er Andromeda»
aan ccn Rots gekluyfterd, voor het
Zec-monftcr ten proy geftaan zoude
hebben, daar ze dooxPerfeuSiV&t-
liefd op haare fchoonheid, vaaver-
loft wierd.
REIZEN.
Fertrek^vdn Jaffa na ^ama. Tegenmordige flaat yan
Rama. Meemgte van Sprmghaanen , die uit de JVoeßyn , over de
Jor daan i komen overwaayen. Ongemeeneflerkte enwreedheid^ van
Omar Baß a, Landvoogd van Gaza. Tocht van een Engelfche Vrouw
na het Heilige Land. Gefchiedenis van een Chrifiene Vrouw > die,
buyten haar weeten, met een Turk getrouwd was. Rouwklachten der
Vrouwen by de Graven haarer nabeßaanden. Tegenwoordige geßalte
van Lydda.
20
Vertek TTebbende verlof van den Aga
jl x gekregen, om na Jerufalem
te mogen optrekken, fteegenwyop
den gemelden 24. July, \'s namiddags
ten twee uuren, te Paard, ten eynde
ons na Rama, vier uuren van Jaffa
gelegen, te begeven, alwaar wy ten
vyf uuren aankwamen, zynde onder-
tuflchen door verfcheyde Dorpen,
en een geftadig vlak Land , gereden.
Straks vervoegde ik my ten huyze
van een Hollandfch Koopman ,
die aldaar woonachtig was, Henrico
Lub geheeten, van wien ik verftond
dat de Peft zeer fterk tot Jerufalem
heerfchte , om welke reden ik de
aanbieding , die hy my beleefde-
lyk, van zyn huys en tafel , deed,
blyhertig aannam , gelyk zich ook
noch, om eenige oorzaak , daar
op hield myn gewezen Reis-gezel,
Rogier van Kleef. Hier ter plaatze
waren mede veele van de gemelde
ziekte geftorven ^ en de huyzen wei-
nige dagen voor myn komft , eerft
geopend.
Tegen. Rama^ mede wel eer een Stad, is
^oordige tegenwoordig maar een open plaats,
ftaande onder den BaJJa v^nGaza^
doch echter tamelyk groot, en van
buyten niet onvermaakelyk , gelyk
uit de nevenftaande afbeelding, on-
der N". lop. gezien kan werden.
Even buyten , ter plaats daar zich
een gedeelte der Oude Stad heeft
geftrekt, vertoond zich nog een
groote vierkantige Toorn, van ge-
daante als een Klok-toorn, die men
zegd in voorige tyden noch eens zo
hoog geweeft te zyn , en gefticht,
ter gedachtenis van de veertig ^
Van
Jaffa
Martelaars , welke ih Armenien ter
Dood zouden zyn gebracht. In de
afbeelding vertoond zich dezelve,
als de tweede Toorn tegen over des
Leezers rechter hand, gehecht aan
des zelfs Kerk , welkers dak boven
met een ronde bocht, half-maans
wyze , zyn verwelfzei van buiten
vertoond. Aan dezen Toorn zyn
noch eenige overblyfzelen , welke
van een Kloofter fehynen te zyn.
Behalven deze afteekening vail
Rama, teekende ik van buyten ook
noch een kleyn gezicht, zodanig
als zich een gedeelte van de plaats
aldaar voor doed } alwaar, in den
hoek der plaat, tegen over des
Leezers rechter hand 3 de voornoem-
de Toorn , en des zelfs maakzel,
duidelyker kan ^gezien werden. Dit
gezicht is aangewezen onder N®. 11 o.
en vertoond zich aldaar in \'t verfchiet
het gebergte van Jerufalem.
Hier omheen ontmoet men noch
veele Putten, die men zegd gediend
te hebben , om\'er het Koorn , en
Haver, in te bewaaren. In eene heel
diepe lieten wy Verfcheydene ftee-
nen vallen , welke, beneden geko-
men , een vreemd en hol geluyd op-
waards ftuurden.
Weinig buyten zag ik noch
een zeer fraaye Cißerne, of Water-
bak , heel aardig met boogen, na
twee zyden loopende , gemaakt ^
welke zeekerlyk de Stad van water
verzorgd zal hebben j gelyk\'ermede
in Italien, op diergelyke wyze, noch
te vinden zyn. Daar ftond noch eenig
water in, toen ik dezelve afteekende,
Zy vertoond zich op N®. 111.
De Latynfche Taters hebben bin-
nen Rama een Convent, of Kloo-
fter , waar in zich gemeenlyk een
Tater Treßdent, bétievens twee an-
dere Geeftelyken , onthouden. Hier
werden de "Pelgrims in gehuis-veft,
teï tyd toe dat ze na JeruJalem op-
trekken. Dit Convent, daar een
fraay Kerkje in is , zegd men ge-
fticht te zyn, op dezelve plaats, daar
wel eer het Huys van Ntcodemus ge-
ftaan heeft, \'t Huys van den Heer
Lub was met het zelve , in eenen
omvang van muur-werk , beflo-
ten. Behalven dezen Heer, woon-
den\'er noch drie, of vier» Franfche
Kooplieden. De handel die\'er ge-
dreven word, beftond in oly, ze^,
katoenen, en katoene gaarens. De In-
woonders maaken, nagifling, een
getal van omtrent drie duyzend zie-
len j zo Chriftenen , als Turken.
Alle de Karavanen, welke van Kairo
na Damafcus, Aleppo , Conftanti-
nopolen &c. gaan, moeten hier langs
heen trekken , gelyk\'er zich eene
nederfloeg , terwyl ik bezig was
met de plaats af te teekenen.
Eenige weeken na myne komft te
Rama , te weten den p. Odober,
kreeg men hier een Zuyd-Oofte
wind, die , komende uit de Woe-
ftyn,van over de Jordaan-iLttx groote
hitte veroorzaakte, en ettelyke da-
gen bleef duuren: mogelyk dat men
aan deze winden moet toefchryven,
het nedervallen van deSpringhaanen,
welke hier, by zommige jaaren, in
zulk een vervaarlyke menigte komen
overwaayen , dat ze gantfche Lan-
deryen bedekken , zulks dat men
de grond nauwlyks kan bekennen.
De grootte van dit fchadelyk gedier-
te is omtrent, als by ons die der
Hippel-koorns, of ftaapels. My wierd
verhaald, dat ze eens , in den tyd
van twee uuren, alle de groente
rondom Rama , en zelfs, in den
Tuyn van het huys , daar ik gelo-
giecrd was, de fteelen der Artichok-
ken onder de aarde , hadden weg
gegeten. Waar uit men kan afme-
ten , wat fchade zy konnen doen j
gelyk breder gezegd zal worden,
ter plaats daar ik zulks met eygene
oogen heb gezien. Het meefte
Menig-
te van
Spring,
haanen >
die uit de
Woefiyn j
over de
Jordaan >
komen
overvvaa-
ycn &c.
gevogelte zoekt dezelven te vernie-
len , zo om \'er zich mede te voe-
den , als, in dien men \'er wat meer
ais Vogelen verftand aan wil toe-
fchryven , de gemelde fchade voor
te komen. Zelfs hebben ze ook de
Oyevaars tot vyanden. Als de Zon
begind onder te gaan, vallen ze al te
maal neder, hebbende als dan geen
kracht om te vliegen, en blyven al-
dus op de grond, tot dat hy weder
te voorfchyn komt. In de broey-
tyd maaken ze een kuil, ter diepte
van een halve el, in de aarde, daar
ze hunne Eyeren in leggen, welke
omtrent zo groot als Muyze keutels ,
en , in een langwerpig bondeltje,
aan malkanderen vaft zyn , ten ge-
tale van tuflchen de zeventig en
negentig. Uit deze Eyeren komen,
na vyftig of zeftig dagen, de jonge
Springhaanen voort, cn in zulk een
menigte , dat men \'er af fchrikt,
thans zyn ze t\' eenemaal zwart, doch
veranderen in eenen dag, ft:hyncnde
de groente , daar ze ftraks op aan-
vallen, hen dezelve koleur mede te
deelen : doch ze zyn wel veertien
dagen, of drie weeken, oud , eer
ze zich van hunne vleugels konnen
bedienen.
Terwyl ik my tc Rama ophield, onge-
kwam aldaar eenen Omar Bajfa % die meene ^^
den Heer Lub verfcheyde maaien ®
d\'eer deed, van ten zynen huyze de heyd va»
maaltyd tc komen bywoonen > hyOmar
wzs BaffdvznGazai Rama^ en het
geheele Philiftynfche Land^ wyders ^
een Man van zulk een byzondere
fterkte, dat hy\'een Lans, of Piek,
van honderd cn twintig Pond zwaar»
te Paard zittende , met zodanigen
lichtheid wift te beftieren, als of
ze maar van een gewoone zwaarte
was geweeft. Deze lans wierd hem,
door twee Perzoonen , tevoet, na-
gedragen. Zyn meefte vermaak be-
ftond in de Jacht, daar hy een groot
liefhebber van was , en de rechte
bekwaamheid toe had i want de wilde
zwynen, en andere diergelyke hee-
ften, doodde hy gemeenlyk metdc
eerfte ontmoeting, en zelden kwa-
men ze hem een tweede werp, of
fteek, te koften. Hy ihiurde eens,
tot een yereering > aan dc» Heer Lubt
het hoofd, cn een gedeelte desHg-
haams , van een wild zwyn , met
zyn eygen hand gedood, en zo ver-
vaarlyk groot, dat ik nooit derge-
lyk heb gezien. Ik hielp het, op zyn
gezondheid, eeten , en vond het
uitfteekend goed. Verfcheydene rey-
zen heb ik hem ook ter Jacht zien
gaan , op de Chükaüen , of wilde
Honden, die zich hier in meenigte
onthouden. \'kHeb op Foho 5-7. van
deze Dieren gefprooken, en zal\'er
derhalven hier geen breeder gewag
af maaken: deze Jacht gefchied met
een Luypaart, die \'er van jongs aan
op afgeregt is j de Jager heeft hem
voor zich op het Paard, en ryd zo met
hem heen, tot dat ze omtrent eenige
Chakal komen , wanneer de Luy-
paart affpringd , en heel behendig
langs de grond voortkruypt, ter tyd
toe dat hy meend het beeft te kon-
nen bereyken; thans doet hy, met
groote fhelheid , eenige fprongen,
doch nooit meer als drie, yder van
zeftien of achttien voeten wyd; deze
moeten hem de C^^a/levercn, an-
ders verlaat hy hem , en doet\'er
gantfch geen moeyte meer toe, too-
nende zich geheelmiftrooftig, jade
Meefter diend hem, met zoete woor-
den, weder tot zich te lokken, be-
klagende kwanfuys zyn ongeval,
en gevende hem moed , dat het in
\'t toekomende beter zal gelukken.
Maar noch grooter was de wre-
veUgheid van den gemelden Omar
^affay als zyne krachten, en door
deze liet hy zich by wylen aandry-
ven tot dingen , daar al de wereld
een gruwel van toonde. Op een
tyd ter Jacht zyde , had een zyner
Pagien het ongeluk van yts te doen,
\'t geene hem mishaagde, en hoewel
het van weinig belang was , en dat
hy deze Jongeling , ter oorzaak
zyner fchoonheid, en braave geftalte,
een uitfteekende genegentheid toe-
droeg , mogelyk wel wat verder als
behoorde , zynde de liefde tot de
Jongens onder de Turken zeer ge-
ileen, liet hy zich, door zyne op-
loopendheid, zo ver vervoeren, dat
hy hem de Lans, die hy in de hand
had, door het Lighaam heen dreef,
zulks dat hy dood ter aarde viel.
Maar, zfe hier eeh ander voor-
beeld, in koelen bloede. Terwyl hy
Baßa van Gaza was , trok hy nü
en daii op tt^end\'^rabiets , welke
toenmaals onder zich oneenig waa-
ren, en derhalven, by verfcheidene
gelegentheden, door hem geflagen
wierden. In eene der zelver flagen j
had hy een Arabifch Prins gevan-
gen gekregen, die hy eenige dagen
daar na (ik weet niet of\'er Cenigé
andere oorzaak toe was , als zynC
aangeboorene wreedheid) terwyl hy j
in koelen bloede , een pyp tabak
zat te rooken, levendig het vel deed
aftrekken , in het by zyn van eeri
Zoontje van den geihelden Trins %
omtrent elfjaaren oud, \'tgeen deer-
lyk ftaande te fchrcyen , door den
Vader, met een onverzaagd gelaat^
geboden wierd tezwygen, of dathy
hem anders niet voor zyn Zoort
zoude erkennen; maar dat hy, tot
manlyke jaaren gekomen , geden-
ken zou, op hoedanig een wys zyn
Vader door de Turken was gehan-
deld. Doch d\'Arabiers, en alle dê
geenen die zynen wreveligen aard
hadden te duchten , wier den wel
haaft van hem verloft want weini-
ge maanden na myn vertrek vatl
Rama , en toen hy noch näuwlyks
een Jaar Baßa van Gazo. was ge-
weeft , kwam hy, zynde, met onv^
trent twee duyzend Man, weder te-
gen dezelven opgetoogen, en allecrl
voorbuit geftooten , onverhoeds in
de voortroepen te vallen, van welke
eenige, op hem aanleggende j hem
levenloos van zyn Paard tèr aardC
deeden ftorten. Hy was een Geor-
giaanfche Slaaf, en in het Hof vari
den Grooten Heer, Sultan Achmet 3
opgebracht, door wien , by ongé-i
luk, met een werpfpies , het eenö
oog uitgefmeten zynde, wiefd hy j
tot vergelding, weinig tyds daar na i
tot Sangiak, of een der vier-en-twirt-
tig Prinflen van Groot Kairo, verhe-
ven , en naderhand tot Baffa vart
Gaza aangefteld.
\'t Is niet vreemd, dat dé reys na foché
Jerufalem door Mans-perzoonen
ondernomen word j maar dat zich mS!ouv^
de Vrouwen hier ook toe laaten aan- nahetHdi
dry ven, moet voor yts ongemeens ^\'S®
. I i aan^
250 C0%:S(^SL1S de \'B\'RVfS^S
aangemerkt: werden? ondertufTchen
gefchied het , en men heeft\'er nu
en dan voorbeelden van gezien.
Niet lang voor myn komft tot
Rama, had zich een Engelfche
Juftrouw, redelyk bejaard , aldaar
vervoegd, hebbende een knecht by
haar. Deze, na dat zy de reys na
JeruJalem gedaan , en aldaar haare
Godvruchtigheid gepleegd had, ver-
trok weder na Franhyk, alwaar zy
«zich , wegens eenige onluften uit
Engeland gevveeken, metter woon
had nedergezet.
Vreemde Doch vry vreemder, en daar men
gefchiede- „g^j^ exempel van zal vinden,
nis van ^ p ^
een was, t geen my alhier van oog-ge-
Chriftene tuygcn verhaald wierd, wegens een
zeekeren Turk, Muftapha ^ehcetctii
haar "we-" zich in den Jaare ió8o. met
ten, met een Ncderlandfche Juffer, daar hy
"tr mede getrouwd was , te Rama be-
was. vond ; omtrent een Jaar te vooren,
eer ik aldaar aan kwam. Dezen
Muftapha , onder fchyn Chri-
ften , en uit Spanjen geboortig te
wezen, (alwaar hy , zynde op de^
m
Zee genomen, eenige Jaaren
Haverny had doorgebragt, en by
die gelegentheid, gelyk hyvernufts
genoeg had , zo natuurlyk de taal
geleerd, dat men hem voor een ge-
booren Spanjaard gehouden zoude
hebben) had zich in Nederland, in
den dienft des Konings van Spanjen
begeven , en het, door zyn goed
gedrag, en betoonde dapperheid, by
verfcheydene voorvallen, zo ver we-
ten te brengen, dat hy tot Lieutenant,
van een Compagnie voet-knegten
wierd verheven. Dus moediger ge-
worden, begind hy het oog op de
Dochter van zyn Collonel te flaan,
cn, zynde de Vader , geduurende
deze minnelyke gemeenfchap , ko-
men te fterven , cn de Juffer der-
halven mogelyk niet in ftaat, om
een veel voordeeliger Huwelyk te
verhoopen, wierd de Partye tuflchen
deze twee geflooten, en de Trouw
tot Antwerpen, met alledeplegtig-
heden van de Roomfche Kerk , vol-
trokken. De eerfte weeken verlie-
pen met de hevigfte lief kozingen,
waar vaMuftapha zyne gemalin voor-
flocg, een tocht na Spanjen met hem
te doen , onder voorwending van
zyn vrienden tc gaan bezoeken, en
met eenen te trachten tot een hooger
ftaat te geraaken, waar toe hy zey de
gelegentheid te hebben, als gefproo-
ten zynde uit het huys van Don
de Valafer. En, om hier te meerder
fchyn aan te geven , dewyl zyn
Vrouw hem als flcgt Soldaat had
gekend, gaf hy voor, om zeekere
redenen, buyten ymands weeten, uit
Spanjen vertrokken te zyn. \'t Be-
fluyt wierd dan genomen , en van
Rotterdam na Engeland overgeftee-
ken. Hier begaven zy zich op een
Engelfch Schip, \'t geen na Spanjen
ftond te vaaren. Omtrent de Spaan-
fche kuft gekomen, ontmoeten ze,
by geval , zes of zeven Algierfche
Schepen , welke hen , als goede
vrienden, aandeeden, dewyl d\'En-
gelfche toenmaals met die vmAlgiery
in vreede waaren.
Muftapha feilde niet, zich v«i
deze gewenfchte gelegentheid te be-
dienen : want hy had de reys niet
aangevangen, als met de hoop van
den eenen of den anderen zyner
natie te zullen aantreffen; hy roept
dan , uit het Engelfch Schip , inde
Arabifche taal, en maakt zich be-
kend voor den geen die hy was.
Straks wierd \'er een Sloep, van een
der Algierfche Schepen , afgefon-
den, die Muftapha , en zyn Vrouw,
kwamen opeyflchen. d\'Engelfche
Kapiteyn ftond verzet, niet weten-
de wat hy hier uit zoude befluyten,
eui ziende dat de gewaande Span-
jaard zich genegen toonde, om op
het Turkfche Schip over te gaan,
dorft hy het hem niet weigerenimaar,
noch verbaafder was de juffer , als
welke de zaak wat nader raakte zy
viel haaren bedgenoot, met fchreyen-
de oogen, om den hals, en vraag-
de hem na de reden.? Doch Muftaphdt
willende zich noch niet \'t eenemaal
blootgeven, voerde haar, meteen
onbekommerd wezen , te gemoet,
dat \'er gantfch geen zwarigheid in
ftak, dat zy hem maar had te volgen,
en dat hy haar naderhand wel ope-
ning van zaaken zoude doen.
Aldus dan geraakten zy, met
hunne byhebbende goederen, in het
Schip van een der Algierfche bevel-
hebbers j met wien , terwyl Mu-
fiapha, in\'t Arabifch j zeer gemeen-
zaam ftond te praaten j na dat zy
malkandcren omhelfd, en de uiter-
fte teekenen van vriendfchap be-
toond hadden , komt \'er een Hol-
landfche Jongen, die den Turk voor
Kajuyt-wachter diende, by de Juffer,
Ipreekt haar ("alzo hy haar by geval
de Brabantfche taal tegen haaren
Man had hooren gebruykenj) aan,
en vraagd of ze met dien Turk ge-
trouwd Was , voegende met eenen
daar by, dat hy zulks verftaan had
uit het Scheeps volk , daar Mii-
ftapha , eer deze overfcheping was
gefchied , aan had geroepen. De
Juffer hoorende, dat haar Man een
Turk, en van Algiers geboortig
was 5 begind hier op zeer bitterlyk
te weenen : doch, willende echter
meerder zeekerheid, als het zeggen
van deze Jongen , hebben , (^e-
lyk men in zodanige zaaken , die
men geerne anders zag, noch altyd
een zeekere twyffelmoedigheid heeft,
verzeld met een kleyn ftraaltje van
hoop) vraagd zy haaren Man, of het
waar was, \'t geen zy van den Kajuyt-
wachter had gehoord ? verhaalende
hem meteenen, deredenen, die\'er
tuflchen hen , ten zynen opzichte,
waaren voorgevallen. Mußapha,
oordeelende dat hy nu geen veyn-
fingen meer behoefde te gebruyken,
zeide ja , dat hy in der daad een
Mahometaan was, en altyd was ge-
weeft , doch dat zy zich daar over niet
moeft bedroeven , dewyl hy haar,
2:0 lang als hy leefde, dezelve gene-
gentheid, als tot noch toe , zoude
betoonen &c.
Nooit trefte de droefheid ymand
dieper in \'t hert: zo haaft als zy, uit
den eygen mond van haaren Man,
had verftaan, dat hy zich alleenlyk
een Chriften had geveynfd, en haar
onder dien fchyn bedroogen, meen-
de zy zinneloos te werden. Mu-
ßapha, die haar waarlyk genegent-
heid toedroeg, wendde alle middelen
^an , om haar te trooften , en be-
loofde haar ook zelfs , hoewel hy
in de Mahometaanfche Gods-dienft
was opgevoed, en nooit tot eenige
andere zoude overtreedeii, dat hy
haar echter nimmermeer , Omtrent
haare gevoelens, zoude laftig vallen.
Eyndelyk ziende dat \'er geen ander
hulpmiddel toe was , als geduld te
neemen, trachtte zy haar gemoed ge-
ruft te ftellen, doch, gelyk de groote
droefheden zo fchielyk niet te vert
\' zetten zyn , berfteden haar telkens j
zhzy Mußapha zznzzg , de traanen
uit de oogen.
Ondertuflchen naderden zy vaft
aan Algiers , daar zich Mußapha ♦
zo haaft als hy voet aan Land had
gezet, met een vroolykgelaat, aan
zyne Maagen , die\'er in een tamelyk
getal waaren, bekend ging maaken i
leydende zyne Chriftene Vrouw by
de hand. Hy wierd zeer minnelyk
ontfangen, gelyk ook zyne bedroef-
de gemalin, omtren t dewelke zy alle
middelen in \'t werk ftelden, om haar
tot het Mahometaanfche geloof te
brengen , zelfs ook eyndelyk zo-
danige, die met vry wat geweld ver-
mengd waaren. Ondertuflchen bleef
de Jufter even volflandig, en bragt^
met bidden en fmeeken, zo veel by
haar Man te weeg, dat Mußapha,
bewogen door haare traanen, het be»
fluit nam, van elders met haar heen
te trekken, gelyk ook, binnen wei-
nige dagen, gefchiedde, werdende
voor eerft de reys na Tripoli di Bar^
baria genomen : hier viel zy in
\'t Kinderbedde van een Zoon ,
d\'eerfte vrucht van haar rampfpoe-
dig Huwelyk. Vervolgens , zynde
de kraam zo tattielyker wyze uitge-
houden , begaven zy zich na Kairot
alwaar Muflapha, verzeld door zyne
Vrouw, zich aanftonds ging richten
aan den Conful van de Franft:he
Natie , verzoekende onderhoud,
om te konnen beftaan. Den Conful^
hebbende uit de mond van de Juffer
gehoord, hoe het met hen gefchapen
ftond, bracht, ten inzichté van haar,
zo veel te weeg , dat Mußapha tot
janitzer van de militie wierd inge-
fchreeven, en, gelyk deConfitlszh
tyd dusdanige lieden hebben , ten
zynen dienfte gefteld. Doch die Van
de militie , vernemende dat hy een
Chriftene ten wyve had genomen *
en die zig nog dagelyks in de Room-
li 3 fchß
45 t
REIZEN
252 de
fchc vergaderingen aldaar liet vin-
den , wierd hy met gantfch geen
goede oogen aangezien ; te meer
dewyl zy hier uit genoegzaam kon-
den bezeffen, dat hy niet dwang ge-
noeg gebruykte, om haar het Maho-
metaanfche geloof te doen aanecmen.
Kort om, de andere Janitzers naak-
ten het hem zo bang, dat hy zyne
dienft liet vaaren , en, op den raad
van eenige goede vrienden , met
zyne Huyfvrouw, en twee kinderen,
welke hy by dezelve geteeld had,
na Jenifalem trok , dit gefchiedde
in den Jaare iö8o.
Hier wierd hy , door de Latyn-
fche TaierSi ten inzichte van dat zyn
Vrouw geftadig een even yverige
belydenis van de Chriftelyke Gods-
dienft deed, wat wederwaardigheden
haar ook mogten overkomen, ruym
acht maanden onderhouden. Heb-
bende ondertuflchen zyn oudfte
Zoontje, \'t geen even ter dier tyd om-
trent driejaaren bereykte, na Hebron
gebragt, en, onder de Naam van Ha-
met, volgens de Turkfche Wetj laaten
befnyden; maar de Moeder was ook,
van haare kant, ten dien opzichte,
voorzichtig genoeg geweeft, en had
haare twee kinderen , zo haaft als
zy \'er gelegentheid toe had konnen
bekomen, heymelyk doen Doopen.
Dezelve redenen ondertuflchen, die
Mußapha van Kairo hadden doen
vertrekken, noodzaakten hem ook
Jerufalem te verlaaten. Want,
willende-zyne geloofsgenooten niet
te wille zyn , omtrent het dwingen
van zyn Vrouw, tot het omhelfen
van den Mahometaanfchen Gods-
dienft, achtte hy zich niet genoeg-
zaam in veyligheid. Hy begaf zich
dan na St. Jan d\'Akri, en zo ver-
ders na Sidon, tegenwoordig Seide
genaamd, daar hy de Franfche Koop-
lieden aanfprak j ten eynde eenige
byftand van hen te genieten, \'t Ging
hier als elders, dat is te zeggen,
dat de Religie , daar zyne gemalin
zich zo volftandig aan hield , de
herten en beurzen voor hen opende.
Na verblyf van een dag of twee,
vertrok Muftapha weder , met een
Bark , na Beyroud: doch de wind
niet Vvillende dienen, deed hy zich
uitzetten , en befloot te Lande na
Tripoli di Soria te gaan.
Terwyl ze dit ondernamen , cn
onderwegen, op een avond, zich in
het veld hadden nedergezet, om te
ruflen, wierd Muftapha, des nagts, zo
als hy wel vaft lag te flaapen, door
eenige Maronitifche Chriftenen, daar
deze Land-ftreek meeftendeel mede
bewoond is (hebbende,men weet niet
op wat wyze, verftaan, dathy met
een Chriftene Vrouw getrouwd was}
overvallen, en om \'t leven gebragt.
Waar na zy de Vrouw, benevens
haare kinderen, met zich in hun ge-
bergte voerden , en by de Prinflèn
van dien Oort bragten. Hier ver-
bleef zy omtrent een Jaar, wanneer
zy gelegentheid kreeg, om meteen
Venetiaanfch Schip, \'c geene te
Beyroud eenige Koopmanlchappen
kwam innemen, weder na Chriften-
ryk te keeren. De Nederlandfche
Kooplieden, zo haaft als zy zich te
Venetien aan dezelve had gericht,
bezorgden haar van de noodzaake-
lyke levensmiddelen , en , door
middel van dezen , geraakte zy,
na zo veel zukkelens en omzwer-
vens, met haare kinderen, weder in
haar Vaderland, en geboorte plaats,
zynde de Stad Antwerpen: daar zy
zich, vermoeid door de wercldfche
wederwaardigheden , na dat zy in
het onderhoud van haare kinderen
had voor zien, in een Kloofter ver-
trok. De geene die haar , geduu-
rende haar verblyf te Jerufalem,
meermaals te hadden gefproo-
ken , zeiden my , dat ze een heel
wel gemaaktejuffer was, en uit wiens
zeden men genoegzaam kon be-
fpeuren , dat ze uit een goed ge-
flagt was gefprooten.
Wy hebben, in het negentiende
Hoofdftuk, de rouwklaagen van de
Turkfche Vrouwen, omtrent haare
verftorvene Mannen, en andere Na-
beftaanden, befchreven. Die wyze
van doen is haar zo eigen niet, of
dc andere Oofterlingen, zo wel de
Maroniten cn Kophten, als andere
Chriftenen, hebben mede deze ge-
woontens aangenomen en gaan,
op zeekere dagen , meenigte van
Vrouwen, by troepen , na buiten,
by dc Graven haarer Vrienden ,
om dezelve te beweenen, of vinden
malkanderen aldaar ; maakende by
dezelve een uitftekende rouwe.
______ Terwyl ik tot Rama was, zag ik
Y^JMde een meenigte van deze Rouwklaa-
toc R^mj. gende Vrouwen na buiten gaan, die
\' ik Volgde j en , wanneer ik gezien
had, waar zy haar zeiven by en op
de Graven neder plaatften, en zaa-
ten te weenen, begaf ik my op een
hoogte, om dezelve af te tekenen,
gelyk dezelve alhier op N°. 112.
vertoond werden. Eerft zaaten zy
alle aan de Graven en fchreiden j
aldus een half uur gezeten hebben-
de , ftonden \'er eenige op, en floe-
gen, gelyk dezelve alhier verbeeld
werden, een ronde kring, hand aan
Rou
w.
hand, malkanderen vaft houdende,
als of zy wilden een rondendans
houden. Straks ftaaken uit dezelve
twee Vrouwen uit, en begaaven zich
in \'t midden van de kring, maakende,
met fchreeuwen, en \'t wringen, en
klappen, en flaan van de handen, zo-
danig een misbaar, of ze zinneloos
waaren, na \'t welke zy alle wedero nx
gingen zitten fchreyen, to t dat ze al -
engskens, de eene voor, en de andere
na, vertrokken , en weder na hu.s
keerden , terwyl andere wederom
aankwaamen. De klederen, d;e ^c
aanhadden, in het heenen gaan, en
in \'t nederzitten, waaren van haare
gemeine dracht, of wit, ofvarian
dere koleuren. Maar, wanneer zy op-
ftonden, om den ronden krin^^rtiet
den anderen te flaan, zetteden zy
zwarte fleujers op , gelyk in de af-
beelding dezelve, om nader te ver-
toonen, zwarter verbeeld zyn.
Terwyl ik my tot Rama ophield,
ging ik zomtyds buyten wandelen,
en alzo kwam ik ook tot Ljdäa, ter
zyden af, drie mylen, va.n Rama ge-
legen. Hier van werd gemeld
Ador. 5>: 32. en fchynd aldaar al een
bloejende gemeinte der Chriflenen
geweeft te zyn, wanneer Petrus den
lammen , en nu acht Jaaren bedle-
gerigen, ^neas, aldaar boodfthap-
te, dat Jefus Chriftus hem gezond
maakte. En werd deze Stad, iMac.
11: 34. gefteld, als eene vundedrie
Gerigtewvanjudeën. Maar, tegen-
woordig is het maar een klein cn
flecht Dorpken ; doch zeer verma-
kclyk , in \'t geboomte , gelegen,
\'t Geen ik aldaar allccnig aanmer-
kens waardig gevonden heb , is
het overblyfzel van de Kerk van
S*. Joris 3 \'t welk zich byzonder
fraay vertoond , gelyk het alhier,
op N®. 113. afgebeeld is. De Chri-
ftenen hebben , onder de ruïnen,
noch een klein plaatsje, of holletje,
in \'t welke zy haare devotie plegen,
en in \'t welke zy ingaan, door een
reet der fteenen, recht in de mid-
delgrond van de;,half ronde koupel
Terwyl ik te Rama na gelegent-
heid wachtte, om my na Je-
rufalem te vervoegen (werwaarts ik
drie Engelfche Koopluyden , van
Smirna gekomen , in September zag
trekken > doch die metter haaft we-
der te rug keerden, alzo\'er de Peft
noch te fterk heerfchte) wierd my
aangezegd , dat ik, als het my be-
liefde , kon optrekken , alzo het
Kloofter binnen weinige dagen ftond
geopend te worden.
Ik maakte my dan klaar, en ver-
trok des nagts, tuflchen den r en
j^den Oktober, omtrent twee uuren
na middernagt, uit Rama, verzeld
door twee Taters , en een \'Droge-
man , van het Kloofter.
\'t Is de gewoonte dus in de nagt
op weg te flaan, alzo men dan ge-
legentheid heeft, om by dag van
Jerufalem weder te keeren. Eerfte-
lyk togen wy voor by het Dorp
Cobeb , \'t geen wy ter "flinkerhand
lieten, en ontmoeteden , een ftuk-
wegs verder , aan de rechter zyde,
een ander Dorp, BeSfdagehecterii
gelegen in een luftige Valley, daar
men het oog wyd en zyd kan laaten
weyden. Omtrent een uur verder,
komt men aan het Dorp van den
Goeden Moordenaar, die met Chrißus
wierd gekriiyft j de Chriftenen, en
Arabiers daar tc Lande, noemen het
Bon hadron. Vervolgens in de
laagte komende , ziet men een ver-
vallene Kerk, daar men goed water
in heeft. het begin van het ge-
bergte ontmoet men weder een
Dorp, Benop geheeten, cn Wat ver-
der St. Jeremia, een kloek gevaar-
te , daar wy des morgens ten zes
Gluren aankwaamcn.
Voor dezen onthielden zig hier
de Taters Franciskaners. Deze Kerk
heeft wel eer drie Kapellen gehad ,
cn is van buyten , zo wel als van
binn^, noch in haar gantfche muur-
werk , van zeer groote fteenen ge-
bouwd. Men ziet in dezelve zes Pi-
laaren, en op dc muuren noch ver-
fcheide ftukken van Schilder-werk,
mitsgaders drie Altaaren. Onder
deze is noch een andere Kerk, van
gelyke gedaante als de bovenfte.
Optoet
van Rama
Jerula-
lem.
Gobeb.
®cdifda.
j^onLa.
®enop.
Thans komt men aan het Dorp, Kastle?
Karitleneb , alwaar heel goed wa- neb.
ter is.
Drie uuren van daar, op den top
van een zeer hoogen Berg, zietmen
een vervallen Kafteel, Jöisc^genaamdi
volgens het zeggen van de lieden
des Lands , zouden de Machabeen
hier hebben gewoond.
Wat verder, op een hoogte, of
Heuvel, ter rechter zyde , legd het
Dorp Subie , aanmerkelyk we-
gens de meenigvuldigheid der wyn-
gaarden.
Hier ontmoet men ook een ver-
vallen gebouw , \'t geen van eenige
fraayheid fchynd geweeft te zyn j en,
omtrent vyftig fchreeden verder, een
brag met vyf boogen: maar de Ri-
vier is droog.
Hier heeft men geftadig kwaade
wegen, zynde niet als Bergen, en
Steenrotzen.
Vervolgens, na noch omtrent een
uur gereeden te hebben, kwaamen
wy in een vlakte, daarwy, aaneen
klaare Fonteyn, affteegen, en den
ontbyt hielden^
Hier zag ik , ter zyde , aan de
rechterhand, op een Berg, Souba,
\'t geen eerft een Kloofter der
Grieken is geweeft > doch tegen-
woordig door de Mooren bewoond
word.
Weder te Paard gefteegcn , ont-
moeteden wy;na weinig tYds,Samueli
zynde een Kerk , op een hoogen
Berg gebouwd. Men zegd dat hier
eertyds de Stad van Samuel geftaan Samtid,
zoude hebben, en hy aldaar begraa-
ven weezen. Dc Jooden gaan deze
plaats
Soud;
Subk»
Souk»
plaats ook noch , uit Godvrugtig-
heid 5 bezoeken,
fütloyc. Th ans komt men aan K aloye,m.Qde
op een Berg , digt aan den weg,
gelegen.
Een weinig ter zyde, ftrekt zich
de plaats, alwaar de lieden zeggen,
dat David den Reus Goliath ver-
flocg.
^^flte Aldus door het gebergte heen ry-
dende, begon ik, met groote blyd-
fchap, Jerufalem in het oog te kry-
gen , daar wy digt by waaren, zoda-
nig , dat wy in een kwartier uurs aan
deflèlfs muuren geraakten. d\'Oor-
zaak, dat zich deze Stad niet eer ver-
toond, is, om dat het gezicht daar
van, door het gebergte, verhinderd
word. \'t Was nu omtrent den mid-
dag, en, zynde het de manier, dat
de Pelgrims aan de Poort van Da-
mafcus afgehaald worden , mogen-
de niemand eer in de Stad komen,
vervoegde ik my derwaarts.
anypy^ng, èn hprte hefchryipmg der Heilige plaatsen, in
en omtrent de Stad ferujalem gelegen*
Dea Aa- 1\\T ^^t lang had ik hier , aan de
t^F wor<f X^ Toort van Damafcus , ver-
toefd, of ik wierd afgehaald, door
Klooßer^^^en Drogeman vande Taters, ver-
gebracfac. zeld doo? twee Turken, zynde be-
dienden , den eenen van den Kadi,
en den ander van den Bajfa, of
Gouverneur van de Stad. Deeze
twee Turken gaan met den \'Droge-
man, om te zien of men ook eenig
geweer, of yts anders, \'tgeenonge-
oorlofd is, by zich heeft voor welke
moeyte zy een vcreering van den-
zelve genieten: doch, \'t geen hy ten
dien eynde uitfchiet, word hem
door de Pelgrims weder goed ge-
daan.
Thans bracht my de Drogman
alleen in het Kloofter , alwaar ik,
door den Pater Trocurator , met
zonderlinge beleefdheid, wierd ont-
fangen , en verwelkomd. De Tadre
Reverendiffmo, of Overfte, was nog
te Bethlehem: daar hy zich, wegens
de Peft , eenigen tyd had onthou-
den j ter welker oorzaak ik het Kloo-
fter ook noch geflooten vond i doch
het ftond in een dag a twee geopend
te worden.
Men bracht my in een Kamer,
vermits in het vertrek dér Pelgrims
nog eenige Paters aan de gemelde
ziekte lagen.
Omtrent den avond wierd my de
fpys in de Kamer voorgezet, en
kwam den Tater Trocurator zelve
by my , verzoekende dat ik het zo
voor hef wilde neemen, dewyl ik de
gemeene maaltyd met de Paters niet
kon bywoonen, ter oorzaak, dat\'er
nog geen byeenkomft wierd ge-
houden , en aldus cyndigde de eerfte
dag van myne koïo&tot Jerufalem.
Des anderen daags morgens, den Tcke"\'*
negentienden Odober , vervoegde een geziè^
ik my boven op het Kloofter , en ^^f
1 \'j 1 ^ t . , , van nee
tekende van daar hec gezicht der Heilige
Kerk van \'t Heilige Graf, gelyk Graf»
ze zich van buyten vertoond , en
op N®. 114. gezien kauworden.
Deze Kerk heeft twee Koepels,
waar van de eene plat, en boven
open, is i doch echter, om geen
volkomene openiag te laaten , ge-
flooten met een yzer traly werk, ruy ts-
wyze gevlochten, en aangewezen
met de Letter A. Hier ontfangd de
Kerk haar hcht door , even als de
Rotonde te Romen. Vlak onder
deze opening ftaat het Graf ^m
Chrißus.
De ronde Koepel, aangewezen
met de Letter B. is die van het
Koor: en kan men van buy ten, tot
boven op dezelve, komen, langs een
foort van een wendeltrap, die daar
om heen loopt.
De groote vierkante Toorn, ge-
tekend met de Letter C béhoord
m ede aan d^ Kerk, en is byzonder
fraay > efi groots gebouwd, ter hoogte
van zeventig treeden, hebbende wy-
ders drie ryen van venfters yder
venfter vercierd met vyf Kolom-
men.
In het verfchiet, aan de flinker zyde,
ziet men , op de Letter D, aange-
wezen den Tempel van Salomon,
daar hier na van gefproken zal wer-
den , gelyk mede van die der Tra-
fentatie, of voorfl^lling > geteekend
met de Letter E.
De fpitze hoogen Toorn , ter
rechter zyde, is la Torre delSantoni,
of den Toorn der Heiligen, te wee-
ten van de Turken.
\'t Geen zich op de voorgrond ver-
toond, zyn de daken der Huyzen,
daar men van boven het Kloofter
het gezicht op heeft.
. Eerfte Na den middag gefchiedde dc ope-
J\'tganguitning van \'t Kloofter , wanneer ik
nfr, om d\'eerfte maal wierd uitgeleyd,
de Heilige verzcld door een Tater , en Dro-
plaatzen geman, buyten welkers geleyde men
nooit een voet wegs verzet, ten
eynde alle ongemakken voor te
komen: want, by aldien een vreem-
deling eenig ongeval ontmoette,
zouden \'er de Turken niet alleen
hem , maar ook het Kloofter, over
aan fpreeken , derhalven draagen
• de Taters goede zorg, om de Pel-
grims met alle voorzigtigheid te ge-
leyden , op de plaatzen die men ge-
woon is te bezien.
Voor eerft dan , weinige fchree-
den voortgegaan hebbende, zag ik
Huys tan het Huis van Zebedeus, Vader van
Zebcdeus. , en zyn Broeder, Jacobus
Minor, welke gezegd worden in het
zelve gebooren te zyn. Tegenwoor-
dig ftaat \'cr een Kerk, die de Grieken
bezitten. Hier gaat men ter zyde
vyftien trappen opwaarts, wanneer
men in een Kapelle komt, die den
Berg Caharie gelyk is. Dit zegd
men de plaats te wezen , daar
Maria met den Euangelift
was, toen de Jooden onzen Zalig-
maker aan het Kruis hegteden.
Aan de felve zyde , wederom af-
Paande, treed men door een kleyn
\'oortje i en wyders nogmaals eenige
trappen opwaarts, daar de Cophten
twee Kerken hebben.
Niet verre van daar ziet tóen dè jjuvsVatj
ruïnen van \'t Huys van de Ridders deRidders
van Malta, welke plaats gehouden van Mal-
werd voor een gedeelte van den Berg "*
Moria , daar Abraham Offerande Plaats vao
deed. Hier by is een Kerkje, dat Abrahamis
de Grieken toebehoord, enlégdeen
ronde fteen, daar geftadig vyf lam-
pen by hangen te branden. Benevens
dit Kerkje placht, zo zy zeggen j
d\'Olyfboomtcftaan, A-xixAbraham
den Ram by vond, die hy inde plaats
van zyn Zoon Ifaak flagtede.
Thans komt men aan het Kloofter
der Abyflynen.
Hier omtrent hadden de Grieken,
omtrent zee Jaaren geleden j onder
d\'aarde, een oude Kerk gevonden,
ter diepte van zevcn-en-twintig
Trappen-, tegenwoordig T>ell\'Apo- Kerk def
ftoli geheeten , deze Kérk is acht-Apoßcleö.
en-twintig fchreeden lang, en twintg
breed > en wil men wel zeggen j
dat\'er onder de zelve nog eene an-
dere zoude wezen > de Grieken heb-
ben \'cr verfcheyde Oudheden in ge-
vonden.
Vervolgens gingen Vy door de y^g^
TortaFerreay of Yzere Poort, daarpootu
Petrus , door een Engel uit de ge-
vangenis geleyd, door uitging, en
kwam wyders aan \'t Huys van äen
EuangeUß Marcus, daar d\'Apofte-
len in waaren, toen hun Medebroe-
der Tetrus uit de gevangenis geleyd
wierd i dit Huys ftond voor dezen
buyten de Stad, dog tegenwoordig
is het \'cr binnen, en werd de plaats
nu beflagen met een Kerk , welke
de Armeniers bezitten.
Van hier komt men aan het Huys
van tS^^. Thomas, daar men niet in mag Huys vatä
treeden , vermits het een Mofquee
der Turken is j en wyders, aan het
Huys der drie Marms , \'t geen te- Huys def
genwoordig (of immers de plaats^^^
daar het zoude geftaan hebben,"\'\'\'
\'t welk eens voor al gezegd zy)
door de Turken werd bewoond.
Vervolgens komt men aan de Kerk
van St. Jacobus^ die d\'ArmenierS Sf-Jacö^
bezitten. Deze Kerk is heel fraayi
met een braave Koepel, daar ze haar
hcht door ontfangd. Ter dezer
plaatze zoude den Apoftel Jacobus
■ onthoofd zyn. Men ziet \'er ook htt
K k Graf
i57
Graf van St. Macarius , Biifchop
van Jerufalem: mitsgaders drie ftee-
nen , welker eerfte die geene zoude
wezen , daar Mofes de Wet tafelen
op brak; de tweede, die op den Berg
Thabor lag, ter plaatze daar het licht
van den Hemel Jefus omfcheen j en de
derde , die in de Jordaan plag te
leggen , alwaar Johannes onzen
Zaligmaker Doopte.
Als dan gaat men door de Toort
van den Berg Zion , of de Toort
^Davids j daar men de Grondveften
ziet (gelyk de my met groote
verzeekerdheid wiften te zeggen)
van het Huys, in welk Maria veer-
tien Jaaren heeft gewoond, en ge-
ftorven is.
Hier ftaat de Kerk van de Berg
Zion, en werd opgegeven voor de
plaats, daar den Heiligen Geeft op de
Apoftelen nederkwam, en Chriftus
het laatfte Avondmaal met dezelve
hield, en hunne voeten wafchte.
In deze zelve Kerk, tegenwoordig
een Mofquee, toond men het Graf
van den Koning en Propheet
(eenige willen van T>avtd, en Salo-
tnon) gelyk ook dat van St. Stepha-
nus: deze werd ook voor de plaats
gehouden , daar Thomas den Hey-
land niet wilde gelooven, en Mat
theus, in de plaats van Judas, tot
de twaalfde Apoftel plaats wierd ver-
heven.
Buyten deze Kerk ftaat een water-
bak, alwaar d\'Apoftelen, zullende
door de wereld gaan Prediken, het
laatft met malkanderen fpraken.
Niet verre van hier ontmoet men
het Huys van Cajaphas , berucht
wegens de verloochening, die Petrus
aldaar, tot drie maaien, van denZalig-
maker deed. Men toond hier ook
nog een ftuk van een Pedeftal, daar
de Kolom op ftond, op den welke
den Haan tweemaal kraayde, ter ge-
dachtenis van \'t welke nog boven in
de muur, in marmer, een Haan ver-
beeld ftaat. Hier meend men dat de
keuken , of plaats zoude geweeft
zyn , daar Petrus zich by het vuur
zat te warmen.
Ter zeiver Stede, daar tegenwoor-
dig de gemelde Kerk ftaat, zoude
ook het Gevangen-huys zyn , daar
Poort
Davids.
Huys
\'daar Ma-
ria geftor-
ven is.
Kerk van
den Berg
Zion.
Huys van
Cajaphas.
Chriftus in was , toen Petrus hem
verloochende.
Men wil mede dat hier de fteen,
of het dekzel, van des Heylands
Graf zoude beruften.
Deze Kerk behoord den Arme-
niers toe.
Weinige treeden van daar is de P\'^ats
plaats, daar de Apoftelen Aif/ïrw, ^JJ^^i^jf\'
Moeder V7LnJefus,m\\dtn begraavenj Maria
by welke gelegendheid een Joode, wiidtnbe-
die hen niet voor by wilde laaten
gaan, de hand wierd afgefneden.
Door de genoemde Poort ter Stad ^yy^ yaa
ingaande , ontmoet men het Huys jen Hoo-
van Annas, alwaar den Olyf-boom gen-prie-
werd vertoond , daar Chriftus aan-""^""**\'
gebonden was, toen Makhus hem
den kinnebak-ftag gaf
Thans traden wy door de Porta
Sterquilina, of deMis-poort, waar
door den Heyland, gevangen zyn-
de , binnen Jerufalem wierd ge-
bracht.
Buyten deze Poort ziet men de spdonk
Grotte a of Spelonk , in de welke van Pc-
Petrus zyne zonde beweende, ftrek- ""s.
kende zich in de Rots aan het ge-
bergte , gelyk op N®. 11 f. te zién
is.
Vervolgens gingen wy weder ter .
zeiver Poort in, en bezagen denjg^^yoot
Tempel der Prafentatie, of voorftel- ftdling.
ling , aldus genaamd , om dat de
Heere Jefus aldaar wierd voorge-
fteld, en door Simeon in d\'armen ge-
nomen , die met groote blydfchap
uit riep : Nu laat gy Heer uwen
dienft-knegt gaan in vrede , na uw
woord \\ want myne oogen hebben uwe
Zaligheid gezien, enz. Luc. 2:2p.
Deze plaats is heel groot, men gaat \'er
met brandende Toortzen onder in,
en ontmoet\'er nog een zeer hooge,
en zeer zwaare, Kolom, waarop
men gelooft, dat wel eer het Altaar
zoude hebben geftaan. Dit is het
vreemdfte, \'t geen ik tot Jerufalem
heb gezien, en zo men zich konde
inbeelden, dat \'er nog yts van \'t Oude
overgebleven mocht zyn, zoude het
dit moeten wezen: zo ouderwets,
en miftèlyk, vertoond zich deze
Kolom, en de plaats daar 2e ftaat>
als zynde zeer Rots-agtig, en bezay<ï
met brokken van awaare fteenen,
half
-ocr page 348-REIZEN
half iiigegetcn 5 en uitgehold, door
ouderdom.
Boven op dit gebouw hebben de
Turken ten Mofquee. Hier aan is
Plaats van de Tuyn , daar het Huys van Salo-
cnTS^el eertyds ftond, daar nog eenige
van Salo- ^^en, en peuynhoopen, van wer-
"ion. den aangewezen. Benevens heen
placht de Tempel van Salomon tc
ftaan. Wy gingen door de voor-
naamfte Poort, die, na men kan
afmeeten , üit \'t geen \'er vanaange-
wezen word, hoewel\'er geen over-
blyfzels meer van te vinden zyn, heel
lang moet geweeft zyn. Zy voerde
de naam van Torta Superba , of de
Tragtige Toort.
van^ Hr bezichtigden wy het Hos-
lena. * ^"pitaal Van St. Helena, \'t geen nog
geheel in wezen is, en nog, tot op
den huydigen dag , voor een Gaft-
huys van de behoeftige Turken
diend.
Hier zag ik zeven groote Ketels,
de rondte van welker klockfte afme-
tende , ik dezelve boven twee-en-
twintig palmen wyd bevond, zynde
beneden nog wyder, en de hoogte
omtrent vier palmen : voor dezen
zyn\'cr acht geweeft.
Cevan- Wat verder komt men aan \'t Ge-
van d"^^ den ApoJielTetrus,
Apoftej waar in nog een gat getoond word,
^■etrus, daar het yzer , met welk hy aan
den hals geflooten was, in de muur
heeft gefteeken. \'t Is een heel don-
kere plaats, daar men met licht, door
een klein deurtje, al bukkende, in-
kruypt. Hier cyndigde onze bede-
vaart, en vervoegden wy ons weder
na het Kloofter.
. Tvveede Des anderen daags morgens maak-
ten wy een anvang met de Tyn-
Kloofter. ^raat, anders de Tynlyke, of Kruys-
vüegi geheeten. Hier wierd my voor
eerft getoond de plaats , daarC^ri-
ftus gcgeelTeld is, wel eer een gedeelte
van het Huys, of Paleys, van Ti-
lat us, mitsgaders de Zaal, waar in
hy veroordeeld wierd, tegenwoor-
werd het door de Turken be-
woond. Aan dit Paleys zyn de Trap-
pen geweeft, die men nu re Romen,
aan de Y^^xk^^-nS.JanvanLatera^
nen, ziet.
Nog zyn\'er groote ruïnen van in
wezen , en gantfch om laag toond
men de plaats, daar den Zaligmaa-
ker de doorne-kroon wierd op
het Hoofd gezet. Tegenwoordig
wordze voor een Paarde-ftal ge-
bruykt.
Hier na bezagen wy het Paleys Paleys
van Herodes, waar heenen Chriftust van HeröS
na dathy gegeeflèld was, wierd ge-
zonden, en ondervraagd 5 doch,
hebbende niet geantwoord, ftuurde
men hem , uit fpotterny , met een
witte rok bekleed , en een riet-ftok
in de hand , weder te rug na Pila-
tus , daar hem de Krygs-knegten
in\'taangezichtfpoogen, zeggende:
Tropheteert ons , wie het gedaan,
heeft.
Niet verre van daar ontmoet men goog van
de boog, \\vaar op Pilatus den Hey- Ecce
land, hebbende geen fchuld in hem homo.
gevonden , met zyn geicheurde
lighaam , voor het volk ten toon
ftelde, zeggende j Ecce homo, aan-
ziet den menfch. Deze boog reykt
van d\'eene tot aan d\'andere zyde der
ftraat, en heeft twee venfters, welke
hun uitzicht op de ftraat hebbenj
cn waar onder gefchreven ftaat, tet
gedachtenis van \'t geen de verbit-
terde fooden riepen: ToUe^ Tollet
Cruciftge eum % Neem weg ^ neem
weg, Kruyft hem.
Hier by ontmoet men een Poortje j , A\'id\':\'^.
daar Maria haaren Zoon , met het
Kruys belaaden, zag. Watverderi
daar Chriftus onder \'t Kruys nedcr-
viel 5 en het Simon van Cyrenen op
dc fchouderen wierd gelegd i wy-
ders de plaats , daar het Huys vart
den armen Lazarus i en weinig ver-»
der, daar het Paleys van den Ryken
Man, ftond. Thans het Huys vart
Veronica, in wiens doek , daar Z3f
het zweet van Jefus mede afdroogt
dc, de gedaante van den Zaligmaa^
ker geprent bleef : en eyndelyk de
Porta Judiciofa, of de Verwys Poort%
die heden geflooten is, cn voorde«
zen eene van des Stads Poorten was,
en dezelve, waar door Jefuswïttó.
uitgebracht na den Berg Calvd\'^
rien, om gekruyft te worden. In het
midden ftaat nog de Kolonl, daar
het vonnis op geplakt zoude zyn ge-
weeft-.
Kk 3 yo ot
-ocr page 349-Voor by deze Poort gegaan zyn-
de , ziet men de plaats, daar de drie
Vrouwen weenden; wanneer Chri-
fius zeyde j IFeent niet over my ,
maar uueent over uwe kinderen. Hier
eyndigd de Tyn-ftraat, of A ruys-weg
die, van Pilattis huys-, tot aan den
Berg Calvarien gerekend, een leng-
te van omtrent duyzend fchreeden
beflaat.
Huys van Van hier ons dan aan de andere
<lcn Phari- x^ée van de Stad vervoegende ,
kwaamen wy aan het Huys van den
Tharifeusy daar Maria Magdalena
de voeten van Chriftus , met haare
traanen, wafchte, en met haar hair
afdroogde; en daarna, aan dat van
Van St. St. Anna , Moeder van Maria , de
Anna. geboorte plaats van die Gelukzalige
Maagd. Tegenwoordig is de kamer,
waar in zy gebooren zoude zyn,
onder de aarde , en de Chriftenen
hebben\'er een Kerk gebouwd, doch
zy is, by verloop van tyd, in han-
den der Turken gevallen, dieze tot
een Mofquèe gebruyken.
Toorn Thans komt men aan de grond-
Antonia. ^^^ Jen Toorn Antonia , die
wel eer met trappen gehecht geweeft
is aan de Zuider gallerie van den
Tempel. Wyders voort gaande,
Poort van komt men aan de Poort van S. Ste-
St. Steven, ^en , in de Schriftuur de Schaüps
Poort geheeten, daar het bad, met
de vyf zaaien, of voorhoven, was,
by het welke Jefus den geenen ge-
nas, die acht-en-dertig Jaaren krank
had geweeft. Joannes y.z.^nhim
mede wierd de tweede dag beftooten.
Den 2 morgens, traaden wy
Derde ten derden maale uit het Kloofter,
uitgang uit en recht toe ter Stad uit, daar wy,
omtrent ter verte van honderd fchree-
den , onder aan den Berg Sion , de
plaats zagen , alwaar Judas zynen
Plaats Meefter verried, voor de dertig zil-
daar Judas verlingen , daar de begraaf-plaats
zynen voor de Vreemdelingen, den Acker
des Bloeds geheeten , voor gekoft
wierd: van de welke men zegd, dat de
lighamen, die\'er begraven werden,
binnen vier-en-twintig uuren\'t eene-
maal verteerd zyn, zulks dat\'er maar
i: \'i
U
Meefter
verried.
heeft geene Poorten, of Deuren, om
in te komen, maar, boven op dezelve,
teld men vyf gaten, waar door \'er de
lighamen in gefmeeten werden.
Weinig verder komt men aan de Spelonk
Spelonk , in welke acht Apoftelen der Apo»
zich onthielden , wanneer onzen
Zaligmaaker gekruyft wierd. Zy is
heel groot , en geeft ingang door
een Poort, tuflchen de Rots. In
iiet inkomen ontmoet men eenige
fteenen, op malkanderengeftapeld.
Altaars wyze j de Geeftelyken komen
\'er ook by wylen de Mis doen.
\'t Afbeeldzel is te zien op ii6.
Men vind in dezelve noch eenige
ftukken van fchilderwerk , op dc
muuren.
Vervolgens gaat men na de Put p^^ ^an
van Nehemiat daar het Heilig vuur, Nehero»»
op dat het niet verlooren mogt wer-
den, ingebracht wierd} maar , na
den tyd van acht-en-zeventig Jaaren,
uit de Babylonifchegevankcniftè we-
der te Jerufalem zynde gekomen,
vond men dezelve Put vol drabbig
water; met het welke, als men hec
hout op den Altaar nat maakte,
ontftak zich het vuur daar in.
2 Mach. 1:22. Deze Put is omtrent
vyftig vademen diep, en uyt de
levende Rots gehouwen. Tegen-
woordig kan men \'er het water niet
in zien, en op de Paf cha loopt het
\'er echter over heen.
Thans komt men aan de plaats,
daar dePropheet Efaias midden door
wierd gezaagd } en vervolgens aan
het Bad Silodm, daar Chriftus den ^^
blinden heen zond, na dathj zyne
ooge^ met fpeekzel en aarde had
beftreeken, Johan. 5>: 6. \'t Vertoond
zich op N". 117.
Van daar gingen wy na de Fon\' p^njcyii
teyn van Maria , uit dewelke zy, vanMa"\'\'
zo de Paters zeiden, komende van
den Berg Sion , water haalde : zy
heeft een fraay en afgang, met veel
trappen, gelyk te zien is op N». 118.
Beneden gekomen , vind men een
groote ingang. Dicht tegen over
ziet men het Dorp Siloam , noch
tamelyk met Huyzen bezet, en wel
voorzien van Grotten , altemaal in
de levende Rots uitgehouwen. Hier
het gebeent van overig blyft. Tegen-
woordig worden\'er nu en dan wel ____________ ^ ____________
misdadigers begraven. Deze plaats woonden de Bywy ven van Salomon,
en
€11 zouden \'er ook , gelyk men by
overlevering zegd, begraven zyn.
Berg der De Berg der Schande, of Arger-
Argernis. nis , alzo genaamd, om dat\'er de
gemelde Bywyven de Afgoden dien-
den , en\'er ook zelfs dien wyzen
Koning toe bragten, word \'er mede
noch aangewezen. Buyten dit Dorp
werden de Jooden begraven.
Tegen over Jemfalem , aan het
^ Dal Jofaphats , ziet men het graf
ZaclirS" ^an Zacharias, de Zoon van
\' chtas , van wien den Heere Chri-
ftus fpreekt Matth. 23: 35-. 0/ dat
i)p u kome alle het regtveerdige bloed,
dat -vergoten is op der aarde, van het
bloed des regtveerdigen Abels af ^ tot
op het bloed Zacharia , des Zoons
Barachia, welken gy gedood hebt,
tuft\'chen den Tempel, ende den Altaar,
gelyk ook mede , by Luc. 11: 51.
Dit graf is geheel uit de levende
Rots , in de zyde des Olyfbergs ,
gehouwen, en verdiend een opmer-
kelyke bezichtiging. De weg, die
zich om het zelve heen ftrekt, is
van dezelve ftoffe , en op gelyke
Wyze bearbeyd. Vier kolommen,
aan elke zyde van het graf, draagen
op haare kapiteelen de bovenbalking,
daar zich de fpits , Pyramidifcher-
wyze , boven vertoond. Aan de
achter zyde is een venfter, of gat,
waar door men veele ftukken en
brokken van fteenen in het zelve
ziet leggen, \'t Gantfche gevaarte,
geen uit een eenigen fteen is ge-
houwen , en ten deele, by verloop
van tyd , met aarde bedekt gewor-
den , gelyk men uit de afbeelding
onder N°. iip. genoegzaam kan
bemerken , beftaat een redelyke
ruime plaats, hebbende yder zyde de
lengte van acht van myne fchreeden,
*t geene in \'t geheel tachtig voeten,
Rynlandfchemaat, uitmaakt.
Benevens dit graf, ter ftinker zy-
de , cn ruim veertig treeden van
het zelve af, ziet men een Grotte,
mede uit de Rots van den Olyfberg
gehouwen , en aangewezen met de
letter A. Zy heeft de gedaante van
een open portaal , met drie Ko-
lommen voor aan; wyders de lengte
van omtrent tien treeden, en de
breedte de helft minder , en werd
gehouden voor de plaats , waar in
den Apoftel Jacobus zich zoude SpeVonfe
hebben verfchoolen , wanneer hyvan Jacos
den Zaligmaaker door de Jooden
gevangen zach neemen 5 hyzoud\'er
ook geweeft zyn, toen hy gekruyft
wierd, en \'er den tyd van drie dagen,
te weten , tot aan zyne verryfenis,
zyn gebleven. Ter gedachtenis van
het welke , de Chriftenen nader-
hand een kapel boven deze Grotte j
in de Rots uitgehouwen, hebben
doen maaken.
De Letter B. vertoond de brügj
die over de Beeke Kedron legd, al-
waar de Paters zeggen, dat Chriftus
onder het Kruis ncderviel, en wy-..
zen ter zei ver plaatze noch de vorm
van zynen eenen voet aan , in dé
fteen ingedrukt. Doch, uit dezen
alleen kan afgemeten werden , hoe
deze Devotariflèn haar zeiven be-
driegen , en anderen niet als beuze-
lingen vertellen. Want, doe Chri-
ftus het kruys opgelegd wierd om te
draagen, was hy niet langer in
Gethzemane , aan den Olyfberg s
van waar hy na Jerufalem geleid
werdende, om van \'t Ooften in de
Stad te komen, over de Beeke Ke-
dron moeft paflèeren maar hy was
in \'t Rechthuys, en moeft van daar^
door de ftraaten der Stad , na het
Weften , daar Golgotha lag , zyn
kruys torftèn, en alzo is\'er geen de
minfte gedachte te maaken , dat .
onzen kruysdraagenden Heyland
de Beeke Kédron, onderweg, kan
ontmoet hebben.
Deze vermaarde Vliet i of Beek
Kedron, ziet men tegenwoordig
droog. Zy ftrekt langs het Dal van
Jofaphat, en heeft maar de wydte
van omtrent drie fchreeden j en geen
ander water, dan \'t geen j door de
regen , van de nabuürige Bergen ^
komt afvlieten. Zy neemt haar b^giri
een weynig beneden het Gr/?/ww
Maria j loopt, onjtrent drie honderd
fchreeden van Jerufalem, na\'tOo-
ften, tni^chtndQnOlyfbergi enden
Berg Moria , door , en ftort haar
water in de Roode Zee. Li voorige
tyden was den Oever bezet met
veele boomen , daar men \'er tegen-
woordig niet een meer van zier.
K k\' ?
i6l
:
Éi
U X
Ë i
ii
t ;
sS ;
-ocr page 352-202
In de feftig fchreeden van het
ikbfalom." Graf van Zacharias , mede aan de
Oo\'^-zyd&y^n Jerufalem, zietmen
het Graf van Abfalom: de Ingezete-
nen des Lands houden het daar voor,
gelyk ook alle de geenen , die\'er
van gefchreven hebben j welke, om
hun gevoelen ftaande te houden,
zulks tragten te bewyzen uit 2 Sam.
18:18. Daar gezegd word, Abfalom
had in zyn leven voor zich opge-
regt een Tilaar , die in het Ka-
nings dal is , want hy zeyde , ik
heb geen ïoon , om myns naams
te doen gedenken. Ende hy had
dien Tilaar genoemd na zyn naam,
daar om word hy , tot op dezen dag ,
genoemd Abfaloms hand. Wel is waar
dat in het voorgaande vers ftaat,
Ende zy namen Abfalom, en wierpen
hem in het Woud, in een groote kuyh
en fielden op hem eenen zeer grooten
fieenhoop éfc. Maar daar blykt niet
uit, dat zyn Lighaam juyft daar ge-
bleven zoude zyn. \'t Is geloof-
lyker , dat \'^avid , die hem, uit
overmaat van liefde , zo geweldig
betreurde , het zelve van daar zal
hebben doen voeren, en in zyn eygen
Graf leggen , indien hier anders
met deze Pilaar een Graf gemeend
word ; of liever , dat hy zelf een
Graf voor hem heeft doen opregten.
Doch , \'t zy\'er mee, zo \'twil, dit
is altyd zeeker , dat het den naam
van Abfaloms G?\'^ voerd, en zo cier-
lyk cn fraay gemaakt is , dat\'cr in
alle d\'omkggende Oorden niets dier-
gelyks is te vinden. Het beflaat
mede een ruyme plaats, en in\'t vier-
kant twee-en-tachtig Rynlandfche
voeten : Want ik bevond aan elke
zyde twintig en een halve voet.
Maar het is veel hooger als dat van
Zacharias, doch niet geheel uit eene
Steenrots gehouwen, zynde de bo-
venfte deelen van verfcheyde ftuk-
ken. Het Lighaam in zyn vierkant,
met de lyft , fg uit een eenig ftuk,
en het cierlyk bovenwerk , \'t geen
fpits opwaarts gaat, daar by geree-
kend , zal het gantfche graf wel de
hoogte van dertig Rynlandfche voe-
ten bereyken. Twintig Kolommen,
uit de cygenfte Rots gehouwen,,
vercieren het zelve. Men ziet\'er.
dooreen gebrooken venfter, ineen
kamer, allerwegen met groote brok-
ken van peuynhoopen bezet. De
voorfte zyde van het graf, die zich na
de weg ftrekt, vertoond een Berg
van fteenen, altemaal met de hand
daar tegen geworpen, door de Ara-
biers, en Turken , die\'cr dagelyks
voor by komen. Want, verfoeyen-
de de. ongehoorzaamheid en weder-
fpannigheid van dien Prins, omtrent
zynen Vader, trachten zy op het graf
te wrecken, \'t geen zy op den per-
zoon niet konnen doen. \'t Gezicht
hier af vertoond zich op N®. 120.
Hier achter , beneven het Graf Crafvao
van Abfalom , onder de Letter C. Jofaphat.
ziet men het Graf van den Koning
Jofaphat, mede in de Rots van den
Olyf-berg gehouwen, doch het bo-
venfte gedeelte van de deur, of in-
gang, ftaat maar bloot voor het ge-
zicht , zynde al het overige, by ver-
loop van tyd , onder de aarde ge-
raakt , cn ook zelfs den ingang,
voor zo ver men hem noch zien
kan, meeftendeel verftopt. De bo-
ven balking onder de Frontifpice ,
bevond ik zeventig palmen in de
lengte, maakende elf voeten en agt
duym Rynlandfche maat, men wil
dat de gemelde Koning in dit graf
begraven zoude wezen , en tracht
het te bewyzen uit i Reg. 22: 51. en
2 Chron. 21:1. alwaar gezegd word.
Ende Jofaphat ontfliep met zyne
Vaderen , ende werd by zyne Vade-
ren begraven , in de Stad zyns Va-
ders Davids, é\'c. Mogelyk fpruyt
dit gevoelen ook wel daar uit, dat
Jofaphat het heeft doen bouwen,
gelyk verfcheyde andere werken in
dit dal, die \'cr zynen naam aan
hebben doen geven. Andere bewee-
ren dat het het graf van den
Manafe zoude zyn , om dat \'er
2 Reg. 21: 26. gezegd word , Ende
men begroef hem in zyn gr af, inden
Hof van Ujfa, &c. Die men meend
hier ter plaatze te zyn geweeft.
De brug die over d« Beeke Ke-
dron legd, daar ik hier voor van
gefprooken heb , word hier noch
eens, met dc Letter D, aangewezen.
In dit Dal ontmoet men ook het Kcrk-hg
Kerk-hof der Jooden, en op hetJ^J,^
263
Zelvc ecii menigte van fteenen, tot
teeken dat ze daar begraaven zyn.
Voor deze vryheid word alle dagen
• een Sequin , wel te verftaan uit het
algemeen, gegeven, behalven \'t geene
zy dan noch voor elke plaats moe-
ten betaalen. De reden, waar om zy
haar aan deze begraaf-plaats zo veel
gelegen laaten zyn , is, dat zy ge-
looven dat het oordeel daar ter Stee-
de gehouden zal worden,.en der-
halven meenen zy , dat de geenen
die hier begraven leggen, te eerder
gedaan zullen hebben: dit Kerk-hof
is aangewezen met de Letter D.
Van hier kwamen wy aan de
grondveften van het Huys , alwaar
Chriftus de acht Apoftelen liet ,
Gethfe. wanneer hy na het Hofje Gethfemane
Oiyf.jjQf" ging, om te bidden, en vervolgens
\' in het Hofje zelve (want men moet
weeten, dat het Hofje Gethfemane
tegenwoordig een en het zelve, met
den Olyf-hof, is_) ter plaatze daar den
Zaligmaaker door de Jooden gevan-
gen wierd genomen , en verraden
door J/^^/öJ, die hem kufte. \'tWas
ook hier, daar Tetrus aan Malchus
het Oor afhieuw, \'t geen hem door
Jefus weder aangezet wierd. Men
teld \'er noch verfcheyde Olyf-boo-
men , van byzondere dikte , waar
uit men oordeeld, dat ze ongemeen
oud moeten wezen.
Niet verre van daar, toonde men
my een grooten fteen , die gezegd
werd dezelve te zyn , daar de drie
Apoftelen QPetrus Jacobus evs. Jo-
hannes) op lagen te flaapen , wan-
neer den Hei and tegen hen zeide,
kond gy niet een uur met my waaken ?
Thans komt men ter plaatze, daar
Maria^ond:, toen Stephanus
nigd wierd. En wyders , aan een
Steen, waar op Maria, ten tyde dat
zy ten Hemel voer , haaren gordel
aan St. Thomas liet vallen.
Noch ziet men in den zelven Hof,
de Grotte, of Spelonk, in dewelke
Chrißus, bloed en water zweetende,
tot zynen Almachtigen Vader uit-
riep , Vader , indien het mogelyk
is , laat dezen drinkbeeker voorbji-
gaan Cc.
.prafvan Uit den Hof treedende , komt
men aan het Gr af van Maria, zynde
een onderaardfche Kerk, doch daar
men tegenwoordig niets, als de voor-
gevel , van ziet. Zy is gefticht in
den mond van het Dal, niet verre
vzn St. Stevens Toort. Om dezelve
te bezichtigen, daald men voor eerft
langs zes trappen nederwaarts, wan-
neer, over een voorhof heen gegaan
zynde, men ontmoet ter regter hand
een toegemetzelde Poort, en , ter
zyde van dezelve, een trap van een-
en-vyftig fchoone en breede treeden,
ter halver hoogte van dewelke, men
aan de regter hand aan een Kapel
komt , waar in de graven van
St. Jofeph, den Man van Maria, en
tiV. Simeon zyn.
Wat laager , en by na beneden,
ter flinker hand, is een plaats, daar
men geen reden van weet te geven,
en waar van de vloer \'echter van
Mofa^ch xfcuk is, \'tgeen zich noch
vry vers en nieuw vertoond, en der-
halven niet lang gemaakt fchynd te
wezen.
Gantfch beneden op de grond, en
ter rechter hand van de trap, ziet men
een Altaar der Armeniers , ter flin-
ker , een fchoone water-bak, en agtef
dezelve een Altaar der Abyffynen,
vervolgens treed men in de Kerk,
en, wendende zich ter rechter zyde j
komt men by het graf van de
Maagd, ftaande niet wel in het mid-
den , in een kleyne vierkante Kapel,
van omtrent vier treeden lang, daar
men door twee kleyne deuren in-^
gaat. De plaats daar haar Lighaam
zoude gelegen hebben , is bedekt
met een graauwemarmerfteendieop
verfcheyde plaatzen gebrooken is,
leggende ter hoogte van omtrent drie
voeten van de grond. De Latynfche
Paters zyn in het bezit van deze
Kapel, en niemand, alszy, vermag
daar de Mis te doen. Doch agter dezg
Kapel is een andere, welke de Griek-
fche geeftelykheyd toebehoord.
Ter rechter zyde van bet Graf der
Heilige Maagd, heeft men een
Turkfche Mofquèe , en ter flinker
een Kapel der Jacqbiten. In deze
Kerk hangen een-en-twintig Lam-
pen ; want, dewyl ze geen ander licht
ontfangd, alsdoordedeur, endoor
een venfter , boven het Altaar van
dc
y
Mana.
de Kapel der Grieken, is het\'er vry
duyfter.
Uit deze Kerk weder boven zynde
gekomen, gingen wy over de Beeke
Plaats Kedron, en bezagen de plaats, daar
daar Ste, Stephanus gefteenigd wierd. Hier
leireënigd ^lerd my een groote fteen aange-
wierd. wezen, daar men zegd dat zich een
gedeelte van zyn Lighaam inge-
drukt heeft, mitsgaders de Put, daar
de Jooden hem inwierpen.
De Afbeelding van alle deze
Oudheden , werd den Lezer aange-
wezen met N". 121. in dewelke de
gemelde graven, en andere Oudhe-
den , by malkander zyn geteekend,
om te beduyden, hoe zich dezelve ,
als men omtrent Jerufalem ftaat ,
aan het gezicht vertoonen. De Let-
ter A. wyft aan het Graf van Abfalom.
De B. de Grotte van den Apoftel
Jacobus. De C. het Gr af van Zacha-
rias. De D. het Kerk-hof der Jooden,
welke in de laagte van het Dal Jo-
faphats is. De E. de Brugge over
de Beek Kedron. De F. de plaats
daar Chriftus onder het Kruis ne-
der viel.
Toen keerden wy weder na het
Kloofter , en naamen het middag-
Vierde maal. Na den middag voor de vier-
uifgaog uit de maal, ten zeiven eynde, uit het
het Kloo. Kloofter getreeden zynde, vervoeg-
den wy ons buyten de Toort van
Damafcus , en bezichtigden voor
Spelonk eerft, de Spelonk, oi Grotte, van
van IW\'den Tropheet Jeremias , daar men
noch zyne ftaap-plaats in aanwyft.
\'t Is een zeer fraaye en heldere Spe-
lonk, in de Rots gehouwen, omtrent
in het midden onderfehraagd door
een Pilaar van de zelve Rots, gelyk
in de afbeelding opN". 122. gezien
kan werden. In deze zoude hy zyne
Klaag-liederen gemaakt hebben.
Als dan komt men aandeG^i;^«-
genis van den ^emtXói&ciTropheet,
daar hy tot de keel toe in het water
ftond. Hier loopt een Brug , met
twee boogen, over heen , en ziet
men noch eenig water in dezelve
Put, als op N®. 123. werd aange-
wezen.
Omtrent een Italiaanfche myl buy-
ten J^r^y^^^«? j ten Noorden, heeft
tnias.
Begraaf-
plaatzen
der Ko-
jeSem""^^" de vermaarde begraafplaatzen
der Koningen van Jerufalem , waar
aan komende, treed men voor eerft,
door een boog, in de Rots ge-
houwen , en komt aldus in een
groote, en tamelyk hooge vierkante
voorzaal, waar aan de Rots tot
wanden verftrekt. Hier uit getree-
den, ontmoet men, ter flinkerhand,
een Galderye, ruftende op ver-
fcheyde Kolommen, en hier en daar
vercierd met een foort van Lof-werk,
in de Rots gehouwen. Aan het
eynde van de Galderye, wat neder-
waarts gaande , is een kleyne ope-
ning , daar men door moet kruy-
pen , om in een groot vierkant ver-
trek te komen , \'t geen ettelyke
kleyne deuren heeft, welke ingang
tot vyf a zes andere kamers geven,
die yder veertig of vyftig treeden in
hun vierkant hebben, mitsgaders
verfcheyde andere kleynder ka-
mertjes om heen, van welke eenige
ovens-wyze gemaakt zyn. In deze
kamers wierden de Lyken geplaatft\',
op verhevene banken , ter hoogte
van twee of drie voeten, in de Rots
gehouwen , gelyk ook wel op de
grond neder. Ik vond daar in vyf en
dertig begraaf-plaatzen. In de andere
heeft men\'er mede eenige, en wer-
den \'er in \'t geheel tot omtrent vyftig
geteld. In eene dezer kamers, die
deswegen boven allen uitmunt,
zagen wy noch drie kiften , d\'eene
verbrooken, doch d\'andere twee
noch in hun geheel, en altemaal
open, op de voornaamfte ftaan van
vooren gehouwen, twee ronden, als
Cirkels, yder met verfcheydelinien
benevens malkanderen. Tuflchen
dezelve vertoonen zich drie Lof-
werken , als palm-vederen , en aan
elke zyde een, maakende aldus een
getal van vyf Het dekzel, \'t geen
daar voor op de grond legd, is mede
met Lof-werk vercierd, deverbroo-
kene ftukken van de derde kift,
leggen voor dezelve neer , en heb-
ben ook wel eer met diergelyke cie-
raden gepronkt. Ik teekende deze
kiften, met grooten haaft , terwyl
onze toortzen noch brandeden, en
zyn dezelve hier aangewezen mee
N®. 124. Deze drie Graven meend
men te zyn, die van de Koningen
Ma-
-ocr page 355-E N.
465
\'Manage 9 zynen Zoon Animon»cn
Jofia. Deze kamer is kleyn en laag
van verdieping, \'c Geen ik hier ook
zeer aanmerkelyk vond, was de
deur van den ingang , die geloofd
werd uit dezelve Rots te zyn gear-
beyd > zodanig als zy in haar herré
hangd, te weeten, twee oogen aan
dc deur , en twee krammen aan de
Rots, welke uitwaarts ftaan, en daar
de deur op draayd. Men moet zich
verwonderen, als men bezeft, hoe
<lit gantfch gevaarte, onder de berg,
wit de Rots is gehouwen , zonder
«ïat\'er yts anders toe gebruykt is:
cn noodzaakelyk moet het altemaal
by toortz-licht zyn gefchied, dewyl
\'er geen de minfte opening is , om
ander licht door te konnen ontfan-
gen.
Kan niet na laaten hier, in het voor
, t i . ■ waffi\'-g 1«
by gaan, bytevoegen, dat, eenige he^ ^loo«
dagen in het Kloofter geweeft zyn- fier.
de, my des avonds wierd aangezeid,
dat my des morgens de voeten zou-
den werden gewaflen, volgens het ge-
woonlyk gebruik, *t geen, aan alle die
tot Jerufalem komen, werd gedaan»
Het gefchiedde mede aan dntTaterSi
die ook nieuwelings aldaar waren ge-
komen , deze Plegtigheid wierd toen-
maals gedaan op de boven galdery,
tegen over de Kerk deur, alwaar allé
de Geeftèlyke perfoneninhetKloo^,
fter tegenwoordig zy n: men werd \'er
gezet in een fraayenarmftocl, waar
voor een koelvat met warm water
ftaat, \'tgeen met róofebladeren, en
andere bloemen en kruyden , be-
ftrooyd legd , daar men den eeneii
L 1 Voêfi
voet, die men expres te vooren zelfs ,
gereynigd heeft, inzet. Dus waft u
den Pater , op zyn eene knie leg-
gende, dezelve: het gefchiedde my
van den Pater Vikario, ter oorzaak ^
dat als toen den Pater Gmräiaan,
of Reverendiffimo, zich tot Bethle-
hem onthield. De waffing gedaan
zynde, kuft hy die uw gewaften heeft,
den voet, en zo doen vervolgens
alle de Geeftelyken van het Kloofter,
na het welke men , tot teeken van
dankbaarheid, den hand kuft, van
die geene die uw den voet gewaften
heeft: dit gedaan zynde, gaat men
alle met een brandende waskaars in
proceffie rondom de galdery van
\'tKloofter, en zo vervolgens in de
Kerk, daar de gewoonlyke gebeden
werden gedaan , waar mede deze
Plegtigheid een eynde neemd.
Togi na Bethanien, en Heilige f laaten , tujjchen fem-
falem, en daar, mitsgaders omtrent Bethanien gelegen»
Togt Da Ta alle de gemelde Heilige plaat-
Betha- X^ zen, in en omtrent ^é\'to/ó/é\'z»,
bezichtigd te hebben , begaven wy
ons, den 22^"". der gemeldeMaana
Oktober, s\' morgen s vrgeg, na Bet ha-
men , en ontmoeteden voor eerft, niet
verre buyten de Stad, de plaats, daar
Plaats Judas, ha dat hy den Heere Chri-
Sch veir? verraden, zich verhing j en
hing. vervolgens die, daar onze Zaligmaa-
^ den Vygeboom vervloekte.
Verders aan Bethanien naderende,
Haysvan zkt men het Huys van Simon den
Simon ^^^ M^aatfchenydaox Maria Magdalena
fchènf\' ^^ koftelyke zalve over de voeten van
den Hey land uitftortte Mare. 14: 3.
Hier na komt men in Bethanien
\'t geene omtrent drie Italiaanfche
mylen van Jerufalem werd gere-
kend. En ziet daar voor eerft, op
een kleynen Berg , of Heuvel, de
ruïnen van het Huys, of Kaßeelvan
^^^^^^^ » > beneden aan den
\' voet van den zeiven Heuvel, zyn
Graf, daar Chriftus hem vier dagen
na dar hy den Geeft had gegeven,
uit opwekte, mitsgaders den fteen,
daar het mee toegeftooten wierd.
Men daald\'er in, langs twintig tree-
den, in de Rots gehouwen, dog vry
wat ongemakkelyk. Ten eynde van
dezen komt men aan een trap,
van zes houte treeden, en door der
zeiver midden m een kleyne Kapel,
waar uit men , wendende ter flin-
ker hand , in het Graf zelve treed.
\'t Is een kleyne grotte, met een tafel,
daar het lighaam van Lazarus op
gelegd wierd, en, op welke tegen-
woordig , door alle de Priefters, die
zich te JerufalemheYÏnd&n-, zonéet
onderfcheid, de Mis gedaan word.
Het Dorp Bet hamen doed zich van Bette,
buyten op, gelyk op N®. 125-. werd«^^"*
aangeweezen, alwaar de ruïnen van
het Huys w» Lazarus, met de Letter
A. zyn geteekend. Het beftaat in
weinige Huyzen, niet veel beter als.
Hutten. d\'Arabiers, die hier woonenji ^
geneeren zich met den Landbouw.
Men heeft \'er ook eenige Olyf-boo-
men, die goede vrugten draagen.
Buyten Bethanien ziet men de
fondamenten, of grond-veften, van
het Huys van Maria Magdalena , Huysvän
gelyk ook die van het Huys van jJ^jSa.
Martha, beyde Zufters van Lazd- lena.
rus, en daar dicht by de water-put,
alwaar Martha tot den Zaligmaaker
zeyde, Heere, indien gy hier waart
geweeß , myn broeder zoude niet
zyngeßorven. Joh. 11: 21. Ik dronk
een goede teug van het weiter der ge-
melde Put, en vond het zeer goed.
Hier by legd een grooten fteen,
daar Jejus, komende van Jericho, op
ging zitten ruften, en met Martha,
over het fterven van haar Broeder
Lazarus, fprak. Voortgaande na
den Olyf-berg , komt men aan het
Vlek Bethphage , alwaar Chriftus Bethpns\'
was, wanneer hy om d\'Ezelinne
ftuur-
-ocr page 358-flüürde, meü dewelke hy zyne in-
trede, op Palm-zondag, in de Stad
Jerufalem deed.
Hier begind den Olyf-berg, en ziet
men de T)oode Zee, berucht wegens
het verzinken der bekende vier Ste-
den. \'t Gezicht van den gemelden
Berg vertoond zichindeteekeninge
N®. 125-, T>e Doode Zee is aange-
wezen met B. en daar de Jordaan
zich in dezelve ftort met C. Be-
kwaamlyk kan aan de flinker zyde,
van waar ik het teekende, gezien
worden, hoedanig hy, met een tak,
of arm, daar inloopt.
Vervolgens kwamen wy aan een
Huys , dat tegenwoordig door de
Turken word bewoond j hier zou-
den d\'Apoftelen in geweeft zyn ,
wanneer den Heere Chriftus ten
Hemel voer,, \'t geen den Engel hen
kwam boodfchappen. Zeggende: ziet
gy de Hemel-vaardChri/li niet? En,
hoewel deze omftandigheden vry wat
verlchillen, van \'t verhaal van Lucas.
Cap. 24. 50, 51. en in de Han-
delingen der Apoftelen i: 9,10,11.
zouden deze Taters deze overleve-
ring niet gaarne tegen gefproken heb-
Plaats ben. Daar na komt men aan de plaats,
^aar Chri-(iaar men zegd, dat de Zaligmaaker
Hamel is ^^^ Hemel is opgevaaren i zynde al-
8«vaven. daar tegenwoordig een Mofquee der
Turken , die in het midden een
kleyne Kapel heeft, en een vryen in-
gang aan de Chriftenen toelaat.
Thans wyft men een Kolom aan,
ftaande in d\'aarde, alwaar de plaats
zoude wezen , daar den Engel tot
Maria kwam , en haar zeyde, dat
zy binnen drie dagen zoude fterven.
Spelonk Hier by toond men de Spelonk van
*aa s. Pe- S. Telagia , een vermaarde Hoer ,
"S". ^jg ^ berouw hebbende van haar on-
tuchtig leven , in mans kleederen,
om niet bekend te zyn , hier haare
zonden kwam beweenen, en\'er ook
geftorven is.
Wyders toond men de plaats,
daar Chriftus zyne Difcipelen het
Vader ons kcrde: gelyk ook, daar
hy het oordeel Predikte, alwaar nog
eeii ftuk van een Kolom ter gedag-
tenis ftaat. ,
der^AÏo- Wat verder voort gaande , ont-
fteicn. \' moet men een groote Spelonk
men in den omvang. In het inko-
men, ter flinkerhand, ontmoet men
een heel groote doorgang, daar
men bukkende moet ingaan. Hier
vond ik veele andere vertrekken j
doch die, door het inflorten van het
bovengewelf, meerendeel verftopt
zyn. Zo men voorgeeft, zouden de-
zen zich ftrckken, tot aan de plaats,
daar d\'Apoftelen het Credo s of Ge-
loof, hebben gemaakt, die \'er egter
een goed ftukweegs van daan legd.
Deze Spelonk is zeer Vreemd, eii
fraay om te zien: doch de begraaf-
plaatzen zyn niet zo hecrlyk j als
die in de Spelonk der Koningen j
vermits\'cr voor yder lighaam maar
een plaats in de Rots is uitgehakt*
ter grootte , daar bekwaamlyk een
Lyk in kan leggen , cn altemaal in
de zyden van de Rots, tWeeofdrie
voet hoog van de grond, gelyk jnen
in veele Oude Grotten van Italien
vind.
Thans kwamen wy op den Olyf-
berg , ter plaatze daar Chriftus de
Stad Jerufalem beweende. Voot
dezen heeft \'er een Kerk der Chrifte-
nen geftaan, doeh tegenwoordig is ze
in een Turkfche Mofquee veranderd.
Van hier traaden wy, door de Toori
van St. Steven , weder in de Stad>
en vervoegden ons na het Kloofter,
daar wy op den middag aankwa-
men.
LI 2 L. HOOF0-
twaalf boogen , door de Keyzerin
Helena, ter gedagtenis van de twaalf
Apoftelen, gefticht, ter inzidht j dat
zy het Geloofs Formulier aldaar te
zamen gefteld zouden hebben.
Vervolgens zagen wy de Spelonk Spelonk
der Tropheet en, die de verwoefting der Pro-
van Jerufalem voorzeyden. Zy is P^ss^®"\'
heel groot, en heel uit de levende
Rots gehouwen. Indenin|attg, of
het eerfte vertrek , ziet men boven
een rond gat, daar het licht door
fchynd en zynde wyders , met
brandende toortzen, in het tweede,
\'tgeen zeer groot is, getreeden, vmd
men \'er hunne Graf-fteden , welke
vyftig in getal zyn, mitsgaders zes
Kolommen, van zonderlmgedikte,
mede uit dc Rots gehouwen. Ik
nam de maat van een der zelven,
en bevond ze acht-en-tachtig Pal-
Togt na Bethlehem , en befchrping der Heilige flaat^en
in en omtrent Bethlehem geleden.
,fun
es anderen daags , den 23
_ der Maand Odober, s\' mor-
gens ten acht uuren, trad ik weder
uit het Kloofter, verzeld door twee
Tatersi en den \'Drogeman, ommy
na Bethlehem te vervoegen : wy
naamen den weg door de Woe-
ftyn , ten eynde gelegentheid te
hebben, om alles te bezichtigen.
Niet verre van Jerufalem , komt
SaloBjons "^^n aan een Vyver, welke men zegd
Vyver. door den Koning David y of liever
Salomon i gemaakt te zyn , die\'er
z-ich dikwils ging verluftigen. Zy
heeft de lengte van honderd vyftig,
en de breedte van zeftig fchreeden,
doch is tegenwoordig droog. By
deze Vyver is de plaats, daar Salo-
mon tot Koning wierd gezalfd.
Wat verder in de laagte , heeft
Kl^Rer men een Klooßer der Georgiaanen,
van boven tot beneden, op de
Griekfche wyze , befchilderd. By
het hoog Altaar is een gat, met zil-
ver beftagen , alwaar geftadig tien
zilvere Lampen hangen te branden.
Hier zeggen de Ingezetenen, dat de
Cipres-boom heeft geftaan , daar
het Kruys van Chriftus van gemaakt
zoude zyn.
Omtrent ter verte van een uur,
buyten Jerufalem , vind men de
Kerk van Kerk van het Heilige Kruys ^ welke
Si" \' ^y ^^ Grieken be-
rfivc- 2eten werd. Hier wyft men ook aan
de plaats , daar het hout van des
Zaligmaakers Kruys is afgehouwen.
Men ziet \'er noch in , een kleyn
Kruysje , \'t geen gezegd word van
het zelve hout te wezen.
jnuys cn Van daar , op een zeer
begraaf- hoogen Berg, ontmoet men de
piaats der graafplu^^t^en der Machabe\'én^ gelyk
ook depeuyn-hoopen van hun Huys.
Van de begraaf-plaatzen ziet men
noch zeven boogen , waar onder
hunne lyken gelegen hebben. Hoe I
D
Togtna
Bethie.
vati Geoi:-
góanei).
ge Kruys,
Huysjen
Heerlyk en prachtig dezelve, ge-
weeft zyn , leeft men in het eerfte
Boek der Machabe\'én Cap. i^.f .25-
daar gezegd word : Ende Simon
eenige zendende , nam de beenderen
van zynen Broeder Jonathan ende
zy begroeven hem te Modin, de Stad
zyner Vaderen: Ende Simon bouwde
over het Graf zyns Vaders , ende
zyner Broederen , een gebouw i en
trok het op met geflepene jieenen t
van achteren, en van vooren, cier-
lyk in het gezicht. Ende hy flelde
daar op zeven Tyramiden , de eene
regt over d*anderen , voor zynen
Vader, zyneMoeaer, ende zyne vier
Broeders, ende by dezelve maakte hy
Injlrumenten, rondomfteüende eenige
groote Pilaar en , ende hy maakte op
de Pilaaren Allerhande foorten van
Wapenen, tot eenen eeuwigen naam^
ende by deze Wapens , Schepen in-
gehouwen , om gezien te werden,
van alle die by de Xeevaaren te
Modin, het welke nog is tot op dezen
dag, enz.
Aldus kwamen wy in het Dorp Dorpvs?»
van S. Jan. Ter plaatze, daar de-
zen Heilig gebooren is , ziet men
een Spelonk , in de Rots uitgehou-
wen , waar op men een Kerk ge-
bouwd heeft, die den naam van
S. Jan voerd, en aan de Paters
Franciskanen behoord. Dit Dorp
word door d\'Arabiers bewoond, en
vertoond zich als N°. 126. uitwyft.
\'t Koepeltje, \'t geen men in het
zelve ziet, is van de gemeldeKerkj
en de ruïnen op den hoogen Berg,
zyn die van de Graven dct Macha-
be\'én. Hier omtrent is dat gebergte
van Judea geheel fteenachtig, en
moeyelyk te gebruyken.
Onzen weg vervolgende , kwaa-jaar Ma-
men wy aan de plaats daar de Maagd ria Elifa*
Maria, haar Nicht Elifabeth
bezoeken. \'
Men
-ocr page 361-Men ziet\'er noch een groot over-
blyfzel van een Gebouw , verbeeld
op N". 127. \'t geen men meend van
een Kerk te zyn, welke de Keyze-
rin Helena aldaar , ter gedagtenis ,
had doen fliehten.
Eenige honderd treeden neder-
waarts gaande , ter rechter zyde ,
komt men aan een zeer fchoone Wa-
ter-put , welkers water van de by-
Ï69
gelegene Bergen daar in komt loo-
pen.
Thans wend men zich mModm i
gelegen op een zeer hoogen Berg.
\'t Was wel eer een zeer vermaarde
Vefting, of Stad ó&tMachabeën j dog
nu een flegt Dorp , gelyk tegen-
woordig de plaatzen meeft zyn * daar
in de Schriftuur gewag van gemaakt
werd, \'t Werd verbeeld op N®. 12 8.
REIZEN.
ß ^oe- Vervolgens komt men in de
ÄnSs ^\'^^ßy^ Johannes den Dooper-,
Doo-^^ wyders aan de Spelonk, daarzy,
hoewel buyten de Schrift, van ver-
tellen , dat \'er EUfabeth haaren Zoon
inbracht, om hem voor de woede
van Herodes te verbergen, en waar
in hy veele Jaaren zoude gelceft
hebben. Deze Spelonk, of Grotte,
is in de levende Rots gehouwen,
aan het hangen van een berg, waar
beneden zich een zeer fteenachtig
ftrekt. Zy heeft twee gaten,
venfters, aan elke zyde, een on-
dier het onderfte boomtje , \'t geen
ïïien uit de Rots gewaflchen ziet,
gelyk d\'Af beelding opN» I2c>.aan-
^^\'yÄ. Men ziet ook nog in dezelve
een plaats, van gedaante als een
oedftede, in de Rots uitgehouwen,
welke dien Heilig tot tuft-pïaats
zoude gediend hebben. Ter zydeil
van de Spelonk vloeid een Fon-
teyn i welkers water in een groote
ronde bak, mede uit de Rots ge-
houwen, cn weinig boven de grond
verheven , word ontfangen , vaii
waar het dan weder door het ge-
bergte nederwaarts loopt: boven de
Spelonk ftaan nog eenige overblyf-
zelen van een groot gebouw, \'t geert
een Kloofter fchynd geweeft te zyn.
By de gemelde Fonteyn , welkers
water heel goed is, hielden wy het
middagmaal, ter plaatze daar men
de twee Paters verbeeld ziet.
Hier na komt men aan de Vlakte viaktë
van Therbinte , alwaar David den van Ther»
Rem Goliath doodde, welke plaatsbinte,
men van verre maar aanfchouwd.
tj 0
-ocr page 363-\'t Is een wydluftige vläkte, ftrekken-
de zich tuflchen het gebergte.
Niet verre van daar , beneden
aan het gebergte van Judea, komt
men aan de Fonteyn, by de welke
Philippus deh Kamerling van de
Koningin Candace doopte, aange-
wezen met N°. 150. \'tWater, daar
wy hertig van dronken, was heel
goed , en vloeid ter halver hoogte
van de midden-muur , uit een half
ovaal, als een nis , en loopt over
een halve ronden fteen, Fonteyns
wyze, op de grond. De Fonteyn
is van groote fteenen gemaakt.
Achter dezelve ftaat nog een groote
ruïne van een Kerk, welke door de
Keyzerin Helena zoude zyn ge-
fticht. Zy vertoond zich achter het
geboomte. Wanneer de Kinderen
Izraëls gelegerd waaren in de Woe-
ftyn Paran , gelyk Numeror. 13.
verhaald werd , wierd Mozes van
God bevolen, dat hy uit elke ftam
een Man zoude nemen, en de-
zelve na \'t beloofde Land zenden,
om het zelve te verfpieden , en te
zien hoedanig het zelve was. Van
welke een tros druiven, afgefneden
zynde in het Dal Efcol, die zy met
haar tween op een draag-ftok droe-
gen , tot Mozes in \'t Legér té rug
gebracht wierd. Wélk Dal sE/^,
waar het recht te vinden waare,
mogelyk aan alle anderen zoude dui-
fter zyn. Doch deze Paters weten
niet alleen dit Dal aan te wyzen}
maar ook, dicht by deze Fonteyn
de nette plaats, daar deze weergae-
loze druiftros afgefneden is.
Vervolgens pafleerden wy de plaats,
daar de vyftig Kolommen , welke
tot Bethlehem in de Kerk ftaan,
uit het gebergte zyn gehouwen, de
teekenen daar afvertoonen zich nog
in de Rots, daar ze met de hamer en
beytel, geheel van een ftuk, uit zyn
gearbeyd.
lyk gefchreven ftaat JeJai. 37: 38.
alwaar de Propheet zegd: Toen voer
den Engel des Heeren uit, endefloeg in
\'t Leger vanAjJyrien , honderd-en-
vyf-en-tachtig duyzend : ende toen
zy zich des morgens vroeg o(jmaak-
ten , ziet die aUe waar en doode lig-
haamen. Zo vertrok Sanberib, de
Koning van Aßyrien, endetooghee-
nen &c.
Noch een weinig voortgetoogen
zynde, kwamen wy te Bethlehem,
omtrent een uur voor Zonnen-onder-
gang. Eerft vervoegde ik my na de
Kerk , die aan S. Catharina ge-
wyd, en in het bezit der Grieken,
is. Hier zag ik de gemelde vyftig
Kolommen. Achttien trappen neder-
waarts gaande , onder de Kerk ,
komt men in een Grotte, of Spelonk,
waar in men u vertoond (doch ech-
ter meer by verbeelding , dewyl de
Grieken, in een Kapelhiernevens,
de rechte plaats bezitten) de ge-Geboorte
boorte plaats van onzen Zahgmaa-
ker, gelyk ook de plaats, daar^
Maria het kindeken in de Kribbe
leyde, mitsgaders die, daar de drie
Koningen het aanbaden. Men ziet
\'er mede een fteen, waar op Maria
zoude gezeeten hebben, wann(^
de drie Koningen den Jong-geboo-
ren J^^i^afibaden. Deze Spelonk
is geheel in de Rots uitgehouwen,
ca zo groot en hoog , dat men \'er
bekwaamelyk kan gaan. Men ziet \'er
mede een Altaar, daar men den naam
van j^öy^/^ aan geeft, mitsgaders dc
Graf-fteede der Onnos^elen , aldus
geheeten, om dat\'er verfcheyde
onnozele, of jonge kinderen , met
hunne Moeders in deze Spelonk ver-
borgen , om hals gebracht, en be-
graven zouden zyn.
Van hier vervoegde ik my in het
Kloofter, daar ik door den TadreRe-
verendiffmo zeer beleefdelyk wierd
ontfangen, en verwelkomd, te meer,
door dien my den Heer Lub met ggicefd
een brief van voorfchry ving aan hem onthaal
had begunftigd, waar voor hy, even van deß
als de Pater Procucator., Paulus het
Milonico, tot Jerufalem, groote Klopftar-
eerbiedigheid betoonde, vermits
den Heer eenige Jaaren te Rama,
ten dicnfte van het Kloofter, hec
Pro-
Thans komt men aan een Dorp
Beitiela geheeten, waar omtrent
Vlakte ^^^ ^f Vlakte van Sennacherib ziet j
vanSenna-öiet dien naam genoemd , ter oor-
cherib. 2aak dat het Leger van Sanherib, of
Sennacherib y Koning van Ajjyrieni
aldaar by nacht, door een Engel,
gantfch en al wierd verflagen , ge-
REIZEN
271
Procuratorfchap had waargefiomcn.
Ook waren \'er eenige Taters , die
ikinii^y/\'if^»gekend, enmeteenige
beleefdheden verplicht had , waar
voor zy my, gelyk ook te Jerufa-
lem, de uiterfte dankbaarheid trach
reden te betoonen : zelfs had ook
de Tadre Reverendiffmo de beleefd-
heid , van my een verblyf, buyten
alle koften of vergelding, voor vyf
a zes Maanden, in het Kloofter aan
te bieden , door dien hy , al voor
myne komft , had verftaan, dat ik
my over al bezieh hield met de voor-
naamfte dingen af te teekenen, ge-
lyk ik dan ook hier geen grooter
dienft aan de Geeftelyken kon doen,
als hen myne afteekeningen te too-
nen. Om kort te gaan, men ver-
hief my hier, als een Man, daar men
alle eerbiedigheid voor betoonde,
en wiens gelyk men zeide nooic
in het Kloofter re zyn geweeft. De
Tadre Reverendiffmo a die my al zo
zeer verhefte, als ymand zyner on-
derhoorige Geeftelyken , was een
heel eerfyk Heer, geboortig van
Milanen, uit een voornaam geflacht,
en genaamd Tetrus Marinus 5 zyn
deugtzamen en minnelyken om-
gang, bracht hem in groot aanzien,
zelfs ook onder de Mahometaanen.
Hy toonde my drie kamertjes, wel-
ke hy ten dienfte der Pelgrims deed
bouwen , zeggende , dat het hem
moeyde, dat wy hier in het Kloo-
fter zo weinig plaats tot geryf had-
den , mitsgaders dat, alzo hy binnen
korten tyd ftond te vertrekken , hy
geerne eerft zyn aangevangen werk
had willen voltooyen dat hy der-
halven over vry wat onkoften heen
had geflapt &c: Inder daad zyzyn
alhier zeer groot, want de Turken
laaten niet toe, dat men den eenen
fteen op den anderen legd, of men
diend ze wel tegen zilver op te we-
gen , anderzins behoefd men niet
te hoopen , dat men verlof tot het
opbouwen of verhelpen, van eenig
ding, zal verkrygen.
Ook koft de vergunning , van
zich te Jerufalem, en elders in het
Heilig landt te mogen onthouden,
aan de Taters een veel grooter fom-
me, als de meefte menfchen zouden
konnen gelooven: en het is zeeker,
by aldien den Koning van Spanjen
hen de middelen daar toe niet be-
khikte, dat zy hunne verblyf-plaats
daar niet lang zouden konnen be-
houden. De gemelde Koning heeft,
al voor eenige Jaaren , een TrocU\'
rator van Jerufalem tot Lonßantinü-
polen gezonden , dien ik daar by
mynen tyd noch gezien heb. Deze
had ordre, om, indien hy het zo-
danig wift te befteeken , dat het
Heilig graf in de handen der Latyn-
fche Geeftelyken mögt komen te ge-
raaken, drie honderd duyzend Ryks-
daalders aan te bieden , en, zo hy
kans zag , om zyn oogmerk daar
mede te bereyken , noch op hon-
derd duyzend niet te zien : doch
men heeft het niet konnen verkry-
gen , ter oorzaak dat de Grieken,
welke onderzaten van den Grooten
Heer zyn , door middel van een
zeekere fomme , die zy met de ui-
terfte moeyte, aangezien hunne ar-
moede, by een brachten , zo veel
wiften uit te werken, dat zy \'t den
Latynen uit de neus geboord heb-
ben , zulks dat \'er niemand vermag
de Mis te doen, als zy alleen.
T^gtna de (jengelde Spring^bron, en befchryving \'paneemge
andere Heilige plaat zen , in en omtrent Bethlehem gelegen. Manier
om zich de teekenen der JeruJalemfche reys op den arm te zetten &c.
^en 24^"". der mcergenoemdei
Maand Odtober, s\'morgens
omtrent zeven uuren, trad ik, in ge-
zelfchap van twee Taters, en twee
Drogemans, uit het Kloofter van
Bethlehem j om de Fons Signâtus,
of, Gezegelde Spring-bron, te gaan
bezichtigen. Na omtrent een uur
Kerk van rydens , kwamen wy aan de Kerk
St, Joris. *i;an St. Joris : hier zag ik twee
yzere ketenen , daar men zegd dat
hy mede gebonden is geweeft, waar
door zy , noch op den huidigen
dag (volgens het gevoelen der In-
gezetenen daar te Lande, zo wel de
Turken en Arabiers, als de Chrifte-
nen} zodanig een kragt hebben be-
houden, datde geenen, die van hun
verftand beroofd zyn, of eenige an-
dere kwaaien hebben, en zich daar
mede laaten binden, weder te regt
werden gebragt. Toen ik dezelve
bezag , lag\'er een Arabier aan de
eene ketting, dien ik liet vragen, wat
hem deerde ? Hy gaf tot antwoord,
dat hy pyn in de lendenen had.
Deze Kerk ftaat in een zeer fchoone
vlakte , uitfteekend vruchtbaar in
Koorn.
Latende dezelve ter rechter hand,
toogen wy een groot ftuk weegs
voort, en kwamen vervolgens aan
Fofis Si- de Fons Signatus, of de Gezegelde
gnatus, of Spring-bron. Dicht by dezelve ftaat
een Kafteel , over veele f aaren, door
Spring- de Turken , gebouwd , alwaar de
J>ron. Karavaanen , welke van Hebron
komen, de Kaffaresmoeten betaa-
len: de Pelgrims moeten\'er ook yder
een Maiden, of ftuyver , voor het
bezichtigen van de Bron, geven.
Ik liet\'er my in neder-dalen, door
een zeer nauw gat, daar eenzwaar-
lyvig Man nauwlyks door zoude
konnen geraaken. Op de grond ge-
komen , bevind men zich in een
D
Grotte , aan welkers rechter zyde
zich drie groote gaten vertoonen,
welke het water, \'tgeen, van het
gebergte , door de Rotzen, komt
heen zypelen, ontfangen. Vanhier
loopt het door de Grotte , in een
Canaal, of goot, in de Rots uitge-
houwen, om het in de water-bakken
te leyden. Wy vonden \'er geen wa-
ter, weshalven ik in het Canaal trad,
daar ik al bukkende eenige fchree#
den in voortging, zo hoog en wyd
is het.
Thans begaf ik my weder na bo-
ven , en wederom uit de Put j ging
na de water-bakken , welke eenige
honderd treeden van daar, en drie
in het getal, zyn, altemaal uit de
levende Rots gehouwen. Ik nam de
moeyte van ze alle drie te meeten,
en vond de eerfte, die het water uit
het gemelde Canaal ontfangd, hon-
derd en zeventig fchreeden lang,
maakende drie honderd en zeven-
en-vyftig voeten, Rynlandfche maat}
cn acht-en-tnegentig ft:hrccden, of
twee honderd en vyf voeten, breed.
De hoogte kon ik niet meeten, ver-
mits \'er te veel water in was,en ik juyft
geen koorde had mede genomen.
Men zegd dat zede diepftc van dc
drie is. Deze by na vol zynde, loopt
het water , door een diergelyk Ca-
naal, als daar ik hier vooren van ge-
fprooken heb , in de tweede bak,
die wat laagcr ftaat, als de eerfte,
door dien de grond allengskens ne-
derwaarts daald: de lengte van deze
ftrekte zich tot honderd en tnegen-
tig fchreeden , en de breedte tot
honderd en vyftien j de diepte be-
vond ik zeftig fchreeden. Steyl af-
gaande aan d\'eene zyde, vind men
eenige trappen, uit de Rots gehou-
wen , om\'cr by neder te konnen
daalen: deze bak was zonder water,
473
door het gebergte , kwatoen wy i Weder.;
omtrent twee uuren na de middag, komft te
weder te Bethlehem, daar ik, tegen Bethlef
den avond , in de Kerk van
St. Catharina, volgens hetgebruyk
der Pelgrims, de gewoonlyke Pleg-
tigheden by woonde, waar na wyin
proceflle, yder met een brandende Preccfile
waskaarsin de hand, ons in de Kerk,de Kerk
in de gemelde Spelonk, vervoegden.
Hier pleegden zy de eerfte Ceremo-
nien aan het Altaar, \'t geen aldaar, ter
gedachtenis van des Zaligmaakers
geboorte, is opgerecht: vervolgens
aan het Altaar van St. Jofeph j wy-
ders aan de Graf-fteede der Onno^
zelen j thans aan het Graf vart
S. Eufebius , Abt van Bethlehem,
en Difcipel van Hieronymus daar
na aan het Graf van St. Taula en
Euftochia , Moeder en Dochter 4
Romeynen van geboorte; toen aan
het Graf van St. Hieronymus s en
eyndelyk aan het Altaar , dat ter
plaats ftaat , daar de gemelde
Hieronymus den Bybel, uit het He-
breeuwfch, in het Latyn, overzet-
tede. Na dit alles verricht te heb-
ben , klommen wy weder op na de
Kerk , en vervoegden ons wyders
na het Kloofter.
Des anderen daags, s\'morgens tert
zeven uuren , trad ik , met het
zelve geleyde, weder uit het Kloo-
fter , om eenige andere plaatzen,
buyten Bethlehem, te gaan bezich-
tigen , en kwam voor eerft, na dat
wy een goed eyndweegs afgeleyd
hadden, aan de Spelonk, daar David spelonk
een flip van SatUs mantel affneed, van David
gelyk gefchreven ftaat i Sam. 24: 2. ^"SauU
alwaar gezegd werd, Siet David is
in de tVoeftyne van Engedi. Doe
nam Saul drie duyzend uitgelezene
mannen, uit gantfch IJrael: endehy
toog heenen , om David ende zyne
mannen te zoeken , boven op dë
Rotfleenen der fieenbokken. Ende
hy kwam tot de Schaaps-koqyen, aan
den weg , daar een Spelonk was :
ende Saul ging daar in , om zjne
voeten te dekken : David nu , en
zyne mannen , zaten aan de zyde der
Spelonk. Toen zeyden de mannen
Davids tot hem: ziet den dag, in
welke de Heere tot u zegd, ziet ik
M m geve
cn heeft aan het eynde mede een
Canaal, even als de voorige, waar
door het water zich in de derde bak
uitftort, die twee honderd acht-en-
dertig ft:hreeden lang , en vier-en-
tnegentig breed is j maakende de
lengte twee honderd negen-en-tach-
tig voeten, en de breedte derhalven
honderd en zeven-en-tnegentig voe-
ten , Rynlandfche maat. De diepte
van deze bevond ik acht-en-veertig
fchreeden , of honderd voeten, te
"weeten, tot aan het water , \'t geen
\'er omtrent vier voeten hoog in
ftond \'t Gezicht van deze water-
bakken verbeeld zich op N". 131.
zodanig als ik ze op een hoogen
berg, daar benevens leggende, heb
afgeteekend. \'t Kafteel is hier aan-
gewezen met de Letter A. de eerfte
bak met B. de tweede met C. en de
derde met D.
Noch teekende ik een gezicht van
een andere kant, gelyk zich de ber-
gen , het geboomte , en een der
gemelde bakken , aangewezen met
de Letter E. van daar vertoonden,
te zien op N°. 132. De derde, of
laatfte bak , ftort haar water in een
Canaal, of waterleyding , die met
de grond gelyk is, en zich tot aan
Jerufalem ftrekt: dit werk geloofd
men gefticht te zyn door Salomo,
en meenen eenige , dat hy in zyn
Hoog\'lied, Cap. 4. f. 12. alwaar hy
zeyd : Gy zyt een beflooten Hof
eene befootene Welle, eenver zegelde
Fonteyn, daar op fpeeld. Doch ik
zoude zeer bezwaarlyk tot dat ge-
voelen konnen overvallen , dewyl
ik niet zie , dat het de alderminfte
fchyn heeft.
Thans fteegen wy weer te Paard,
en reeden langs de waterleyding,
die, gelyk gezegd is, zich na
j Jfmï.falem ftrekt. Ik vond dezelve op
SeG verfcheyde plaatzen gebrooken,
?,egelde geen door de Arabiers , die hier
voor by trekken , gedaan word,
om het geryf van het water te heb-
ben-, en ongetwyfeld zal dit de oor-
zaak Weezen, dat ze metter tyd ver-
ftopt zal werden , door de afge-
brookene fteenen, die zy "er flegts in
laaten vallen.
Vervolgende aldus onzen weg,
--s\'^me
Spring-
bron.
C0\\3^eLlS
geve uwen vy and in uwe hand y ende
gy zuid hem doen, gelyk als het goed
zal zyn in uwe oogen: ende David
(lond op, en fneed flillekens een ßippe
van Saids mantel &c. Deze Spe-
lonk is boven in een zeer hoog ge-
bergte, redelyk groot, en byna als
pik zo zwart. Ik nam \'er een ftuk,
ter gedachtenis, af met my , waar
in veel vuurfteen zit. Van dezelve
natuur zyn ook de meeften , welke
men in dit gebergte vind. \'t Ge-
zicht daar van vertoond zich op
N®. 133. \'tgeen ik met groote haaft
afteekende, vermits wy, onder aan
het gebergte , eenige Arabiers ge-
waar wierden, die zich, met hunne
tenten, aldaar hadden nedergeftagen.
Dit deed ons derhalven, vreezende
van dezelve gezien te worden, wel
haaft weder opwaarts klimmen, daar
wy onze Paarden hadden gelaaten.
Op dit gebergte ziet men noch
de grond-veften van de vermaarde
Stad Engedi, van welke in de Schrf-
tuur meermaalen gewag gemaakt
word, beftaande in eenige overblyf-
p^ zelen van Pcuynhoopen: zy werd
hoopen \' verbeeld op N°. 134. alwaar men met
vandeStad eenen, in het verfchiet, tuflchen de
Engedu j^e^gen door , de Doode Zf^eenig-
zins ziet.
Berg der bcfloot ik my na den
Franfchen.iSé-r^ der Franfchen te vervoegen,
een groot ftuk weegs verder gele-
gen , en die weinig van de Pelgrims
bezogt word. Deze is de hoogfte
die men hier omtrent heeft. Der-
waarts rydende, zag ik eenige
Peuynh oopen, op een by gelegenen
Berg, welke gezegd worden te zyn
van de Stad Thekoa j alwaar de Va-
der van den Propheet Habakuk,
mitsgaders de Propheet Arnos, ge-
booren zyn. Wat den Berg der
Franfchen belangd , zy loopt heel
fteyl en fpits opwaarts , waar door
men niet zonder groote moeyte na
boven klauterd. Op den top vond
ik eenige Peuynhoopen, van het Ka-
fteel , of de vefting , waar in de
Franfchen zich noch veertig Jaaren,
na dat zy de Stad Jerufalem ver-
looren hadden, tegens deOngeloo-
vigen, verdeedigden. Zy zyn van
zeer groote fteenen , en vertoonen
zich, benevens eenige Spelonken,
en holen , op N®. 135-. Om laag,
aan de zyde van den berg, ziet men
noch hunne Vyver , met een Fon-
teyn in het miaden , doch daar te-
genwoordig geen water in is.
Thans keerden wy w^eder te rug,
en omtrent Bethlehem gekomenzY^-
de, bezagen wy de plaats , alwaar pj^^^^
den Engel de geboorte van den Hey-
land aan de Herders kwam verkon- Herders
digen, Luc. 2: S. Daar waaren Her\'
de(
ders in die zelve Landfireek , haar yan^\'^chri-
houdende in het veld, en hielden de flus viieti
Nachtwake over haare kudde. Ende aangekoq-
ziet, een Engel des Heeren ftond hy \'
haar, ende de Heerlykheid des Heeren
omfcheenze , ende zy vreefden met
groote vreeze. Ende den Eng et zey de
tot haar % vreeft niet, uDant ziet ik
verkondige u groote blydfchap 3 die
alle den volke wezen zal. Nament-
lyk dat u heden gebooren is de Zalig-
maker , welke is Chriftus de Heere,
in de Stad Davids &c: Men ziet
hier tegenwoordig niets, als een
meenigte van fteenen op malkande-
ren , gelyk een muur, in welkers mid-
den noch een ingang, of kleyn gat is,
waar door de Geeftelyken by wylen
hunne gebeden doen , de plaats is
een veld, daar veele Olyf-boomen
ftaan , en vertoond zich op
Benevens deze plaats der aankon-
diging van des Zaligmaakers geboor-
te , legd een ftegt Dorp, het Dorp der
Herders genaamd, \'t Word ook by Sers
na niet als van Herders bewoond,
dewyl de Landftreek redelyk vrucht-
baar is. Men toond\'er noch een
water-bak, uit dewelke Maria, daar
voor by gaande, aan de Boeren ver-
zocht te mogen drinken, die daar op
antwoordende , dat\'er geen water
in was, kwam het zelve aanftonds,
tot aan de mond, opryzen, endaal-
de, na dat de Heilige Maagd haaren
dorft had gelefcht, weder neder-
waarts.
Hier omtrent ziet men mede noch
de Peuynhoopen, van het Ää^j daar H^*®*
Jofeph zich in onthield , wanneer I®^®^
den Engel hem aankondigde , dat
hy met het kindeken Jefus ^ en
deflelfs Moeder, in Egypten zoude
Vliigten, gelyk gefchreven ftaat by
den Euangelift Matth.Czp. 2.-)^. 13.
Ziet den Engel äes Heeren verfchynt
Jofeph in den Droom, zeggende,
ßaat op , ende neemd tot u dat kin\'
deken, ende zyne Moeder, ende vlied
in Egypten, ende weeß aldaar , tot
dat ik het u zeggen zal. Want He-
rodes zal het kindeken zoeken , om
het zelve te dooden &c.
Vervolgens traden wy in een
Spelonk Spelonk , dicht by Bethlehem gele-
Mar«, gen, waar in men, hoewel buyten de
Schrift, zegd, dat de Heilige Maagd
zich, met haaren Zoon ƒ , ver-
borg, om de woede van Herodes tc
ontgaan, terwyle Jofeph bezieh was,
met fpyze tot de reyze te bezorgen,
Men verhaald, by overlevering, en
het werd by veele, voor een ftand-
vaftige waarheid, gelooft, dzt Maria,
hier zynde, en bekommerd wegens
het kindeken te voeden , de melk
in zulk een overvloed uit haare bor-
ften kwam vloeyen , dat \'er eenige
droppelen van op de grond vielen,
waar door de fteen , die\'er wit af
wierd, (gelyk ze ook noch een wit-
achtige koleur heeft, doch zonder
dat ik echter zoude durven verzee-
keren , of ze daar door veroorzaakt
zy) de kragt zoude hebben behou-
den , dat ze de Vrouwen , welke
hun zog verlooren hebben , het
zelve doed wederkrygen, alleenlyk,
met hen yts van dezen Steen , tot
poeyer gemaakt, te doen innemen.
Ten dien eynde, werd een menigte
van ftukken te Jerufalem in het wa-
ter gezuy verd, en \'er het wapen van
die Stad opgedrukt, om na Chriften-
ryk, en andere oorden, verzonden
te werden. Want de Turken , en
Arabiers, hebben\'er ook het zelve
«revoelen af. Te Venetien zynde,
wierd\'er my yts, door een Dodtor,
een myner Vrienden, af verzogt, om
het zeekere Juffrouw in te geven ,
ik verzag hem van \'t geen ik zelve
uit de Spelonk had mede gebragt,
doch het is my onbewuft , of het
eenige werking heeft gedaan. Ander-
zints, indien het goed word bevon-
den , heb ik het noch , tot dienft
van die het van nooden hebben, en
niet wankelbaar of twyffelachrig in
het geloof zyn. Deze Grotte , of
Spelonk, is vry groot, rondachtig
van gedaante, mede in de Rots uit-
gehouwen , en voorzien van een
kleynen Altaar, daar de Latynfche
Geeftelyke by wylen de Mis op ko-
men doen.
Uit deze Spelonk getreden zynde,
kwamen wy , des namiddags ten
twee uuren , weder te Bethlehem i
daav ik het School van Hieronymus School
ging bezigtigen. \'t Is een groote van Hier»,
plaats , met eenige Kolommen on-
derfchraagd , in den omvang van
het Kloofter, en voor de Kerk.
Gelyk ik niet verzuymen wilde getj^jgj
deze plaats, zo beruchtin deSchrif-hem afga^
tuur, op papier te brengen, begon teekenti< \'
ik dezelve, den ió\'"\'^\'\'". der meerge-
melde Maand Oétober , af te tee-
kenen , hebbende my ten dien eyn-
de aan een bekwamen Oord gefteld.
Den zeiven dag bezichtigde ik ook
nochmaals de geboorte-plaats van
onzen Zaligmaker , en \'s anderen-
I daags voltoyde ik myne afbeelding
\' van Bethlehem. \'tJs tegenwoordig
een kleyn en llegd Dorp, aangewezen
met de Letter L. waar in eenige on-ßaat.
nozde Huysjes ftaan , welke van
Arabiers, Grieken, en weinige an«
dere Chriftenen, bewoond worden.
Eertyds was het een Stad van de
Stamme Juda, doch die echter
van geen groot belang geweeft
moet zyn , gelyk men kan zien
Mich, f: I. alwaar de Man Godsi
Propheterende van den Meßas ,
zegd, Ende gy Bethlehem Ephrata^
zyt gy kleyn , om te wezen onder de
duyzend en van Juda ? uit u zal my
voortkomen , die een heerfcher zal
zyn in Ifrael: ende wiens uitgangen
zyn van ouds , van de dagen der
eeuwigheid. Ende by dén Euangelift
Johannes werd het flegts een vlek
genoemd. En zegd de Schrift
niet, dat dë Chriftus komen zal uit
den zade Davids^ ende van \'t vlek
Bethlehem , daar David was ?
Cap. 7. t.42- \'t Wierd Bethlehem
van Juda<^t\\\\etttni rot onderfcheid
van Bethlehem in de Stamme Za-
bulons , in Reder Galilea gelegen ï
gelyk men kan zien by Ruth. Cap.
I- t. I. ende by den Euangelift
Mm 3! Matth.
175
Matth. Cap. 2. 6. Ende gv Bethle-
hem ■> gy Land Juda , en zyt geen-
zints de minfte , onder de l^orften
Juda, want uit u zalde Leids-man
qjoortkoomen , die myn volk Ifrael
weyden zal. Welke woorden van
grootheid , den Euangelift toepaft
op de geboorte van den Zaligmaker,
en ten geenen anderen opzigte, ge-
lyk uit het laatfte gedeelte van het
vaars genoegzaam afgemeten kan
worden. De Chriftenen, dewelke
alhier woonen , generen zich mee-
ftendeel , met het maaken van Hei-
hgeGrafjes, kruyften, paternofters,
&c. welke zy aan de Pelgrims ver-
kopen , gelyk ook de gantfche
Kerk van het Heihge Graf, voor
die wat dieper in dc beurs willen
taften, welke zy heel cierlyk, even ge-
lyk ze in der daad is, weeten te ver-
beelden , daar de dagelykfche ge-
woonte niet weinig toe helpt. Eenige
generen zig ook met de Landbouw,
dewyl de grond hier om heen onge-
meen vruchtbaar is. Men heeft\'er
ook veele Olyf-boomen, en Wyn-
gaarden, gelyk in de afbeelding ge-
zien kan werden. De berg , daar
het op legd, is tamelyk hoog, en
ftrekt zich in de lengte, van \'t Ooften
Kloofter Weften. De Latynfche Geefte-
derLatyn-lyken hcbbcn \'er een fchoon KIoo-
fche Gee- fter , aangewezen met de Letterl.
Om in het zelve te komen , treed
men eerftelyk door een voorhof in
een tweede, daar drie water bakken
zyn. Benevens dezelve ftrekt zich
een overwelfde plaats , onder-
fchraagd door zes Kolommen Gra-
nietfteen; hier zegd men dat St. Hie-
ronymus de Heilige Schrift verklaar-
de , of vertaalde. En word dezelve
derhalven het School van Hierony-
mus geheeten. Uit dit tweede voor-
hof treed men, al bukkende, door
een kleyne deur , in een derde,
"t geen aan de Kerk tot een Portaal
verftrekt. De gemelde deur, die zeer
dik, en van achteren met een wak-
kere boom bezorgd is, is eygentlyk
het klinket, van een veel grooter,
welke men, tegens de baldadigheid
der Arabiers , heeft toegemetzeld,
om hen te beletten te Paard in de
Kerk te komen. Ter flinker hand
van dit laatfte voorhof , ontmoet
men een andere groote deur, welke
ingang tot het Kloofter geeft,
\'t geen gemeenlyk door een getal
van ontrent de twintig Geeftelyken
bewoond word : deze deur is van
binnen geheel met yÉer beftagen»
en met een fterke boom, en zwaare
grendels, voorzien, om het geweld
der Arabiers te konnen wederftaan.
De Kerk, die de Grieken zederd Kerk der
eenigen tyd bezeten hebben, te we- Grieken,
ten, na dat zy\'er den Latynen, door
de gierigheid der Turken, en dien
een brok toe te werpen , het bezit
van ontweldigd hebben, is door de
Keyzerin Helena geftigt, ruym en
fraay, van buyten met lood bedekt,
ontfangt haar licht door verfcheyde
groote venfters, en word ten weder-
zyde onderfchraagd, door twee ryen
zwaare marmere Kolommen, elf op
een ry, boven dezelve is de muur,
met een zeer fchoon mozaifch-werk,
befchilderd, zynde de grond t\' eene-
maal van goud , het koor is heel
groot, en heeft aan yder zyde een
Kapel, in een der welken, te weten ,
die ter rechter hand , de fteen ge-
toond word , daar onzen Heyland
op befneden zoude zyn ; en in de
andere zegd men de plaats te we-
zen , daar de drie Koningen afftee-
gen , wanneer zy den Zaligmaaker
kwamen aanbidden. Ter rechter
zyde van het hoog Altaar, \'t geen
by na ten eynde van het koor ftaat,
ontmoet men een trap , waar langs
men opgaat in een Toorn, die wel
eer tot een Klok-toorn aan de Kerk
heeft gediend i doch tegenwoordig
van de Grieken tot een woonplaats
werd gebruykt. In dit koor teld
men mede eenige Kolommen, van
welker getal in \'t geheel ik hier voor
heb gefprooken.
Benevens het gemelde hoog Al-
taar , zo wel aan d\'eene als aan de
andere zyde, langs eenige trappen af
g-aande, komt men aan een fchoone
kopere deur, en door dezelve, noch
wat nederwaarts daalende , in een
Kapel, of kleyn Kerkje, in het welk,
omtrent midden onder het gemelde
Altaar , men een marmer blad ziet
leggen, zynde eygendyk, zo men
voor-
ßclyken.
REIZEN.
het gemelde blad, recht in het mie -
den , een geftraalde zilvere kring
vertoond j voerende in de ronde de
volgende woorden, Hic, de Virgine
Maria, Jefus Chrißus natus efi,
beteekenende, Jefus Chrißus,
uit de Maagd Maria , gebooren.
Benevens dît blad, zietmen, in
een marmerfteen van roodachtige
koleur , de gedaante van een ge-
knield Vrouwen-beeld, \'t geen een
kleyn kind voor haar heeft leggen,
men geeft het uit, voor een ver-
beelding van de Heilige Maagd, en
het kindeken Jefus.
In deze Kapel hangen geftadig
ontrent dertig Lampen te branden.
In een andere Kapel, drie Trap-
pen lager, ziet men de plaats, daar,
zo gezegd werd, de kribbe geftaan
heeft, in dewelke J^y/zj , terftond
na zyn geboorte, gelegd wierd. En
recht tegen over, een Altaar , ter
plaatze daar de drie Koningen den
Zaligmaaker aanbaden.
Maaier Doch eer wy van Bethlehem af-
Zich de1 1 ^ -t ^
teekenen icheyden, moet ik noch zeggen,
^er j^ru. hoe men zich hier de teekenen der
«lemfche Jerufalemfche Reis op den Arm laat
Sn Trm Zetten. Hier hebben zy verft:heyde
doen vormen toe , waar van men de zo-
danige verkieft, als yders zinlykheid
begeerd. \'t Zyn gemeenlyk de
dieditverrigten, en\'er
de gemelde vormen uitdrukelyk toe
houden. Gekoozen hebbende zo-
danigen , als daar men behagen in
heeft, word\'er geftampte houtkool
over de vorm geftroyd , en dezelve
wyders tamelyk ftyf op den Arm ge-
drukt , zulks dat de linien , daar
zich de ftof der kooien ingezet
heeft, klaar genoeg gezien konnen
werden. Als dan omvat de geen,
die hec werk zal verrigten , u den
Richte voorgëefci de plaats daar onze Za-
plaats "ta ^^i^aaket gebooren wierd , ter ge-
«nzen Za. dachtenis van het welke , zich op
arm, met de flinkerhand, en houd
het vel heel fterk gefpannen , heb-
bende ondertuflchen in dc rechter
twee aan malkandcren gewoelde
Naalden, waar mede hy, langs de
linien heen, prikt, zogelyken cflcn,
als het doenlyk is , op dat zich de
teekens te beter mogen vertoonen,
zonder dat\'cr echter bloed uitkomt,
even wel dringd het diep genoeg
door. Doch ik geloof dat de fyn-
heid der gatjes, die nauwelyks zicht-
baar zyn , het bloeden belet. Ver-
volgens word \'cr een zeekere foort
van in6t over de arm heen gevre-^
ven, die, binnen den tyd van vier-
en-tvv\'intig uuren, hoe lang men den
arm, met doeken bewonden , laat
ruften, zodanig indringd , dat de
linien, daar men langs heen geprikt
heeft, zich zwart, of liever blauw-
achtig , vertoonen, en zo net, als
of ze gefchildcrd waren. En deze
koleur behouden ze altyd even
fchoon, zo lang als men leeft. Eenige
ftellen dit geprikzopynlyk, dat het
gemeenlyk een koortsje veroorzaakt 4
voor my ik heb het\'er niet af ge-
voeld , en wat de pyn belangd ,
ik weet niet , of ik hardvochtiger
ben, als andere menfchen, maar ze
viel my zo onderdraagelyk niet ,
en ik geloof, na ik het wel gezien
heb, (want ik heb\'er nooit de proef
af genomen) dat het koppen vry pyn-
lyker vald. Evenwel moet ik dit
zeggen, dat het op andere plaatzen
als den arm, cn die wat tederder van
gevoelen zyn, zo gcmakkelyk niet
toe gaat. VS^ant toen ik my ook
eenige teekens op de borft liet zetten,
kon ik my heel wel van lachen ont-
houden. Ik heb\'cr ook gezien, die ^
of uit Godvruchtigheid, ofuitgriU
ligheid , de gantfche borft vol tee-
kens lieten prenten j maar dan komt
\'er op aan, cn meeftentyd wil hi^
wel een koorts op volgen^
Mgmaa
ker.
LIL HÓOF0"
Mm
Weder
JLj^ ^^esyinenonttentBethlehem,
jetu a em. ^^y^ genoegen, bezichtigd had,
maakte ik my gereed, om weder na
Jerufalem tc keeren > en nam der-
halven des avonds myn affcheid van
den Tadre Reverenätßmo, die my,
met byzondere genegendheid, veel
heil en zegen , in het geen ik ver-
der mogd komen te ondernemen,
toewenfchte.
Den November, \'s morgens
ontrent acht uuren , traden wy uit
het Klooüer , en namen als doen
den rechten weg na Jerufalem. Op
welke men voor eerft, niet verre
Davids buyten Bethlehem , de Wat er-fut
Water- van David ontmott, die ook noch
put, j)y de Ingezetenen den zelven naam
houd, \'t Is ccn groote Put, met
drie gaten, of monden , ftaande
eenige treeden van den weg af Zy
word voor dezelve gehouden, daar
David uit begeerde te drinken,
\'t Geen hy echter, wanneer hy ver-
ftond , dat het water met zodanig
een gevaar gehaald was , niet en
deed , geyk gefchreven ftaat
2 Sam. 23 : 14. David was toen tn
een veflinge, ende de bezettinge der
Thiliftynen was toen te Bethlehem.
Ende David kreeg lufi , en zeyde,
wie zal my water te drinken geven
uit Bethlehems Born-put, die in de
\\Poorte is. Toen braken die drie hel-
den door het Leger der Philißynen,
ende putteden water uit Bethlehems
Born-put, die in de Toorte is, ende
droegen het, en kwamen tot David,
doch hy en wilde dat niet drinken,
maar goot het uit voor den Heere, ende
zeyde, het zy verre van n^y, 0 Heere,
dat ik dit zoude doen, zoude ik drin-
ken het bloed der mannen, die heenen
gedaan zyn, metperykel haars levens?
ende hy en wilde het niet drinken.
Dewyl nu in die plaatze de Born-put
befchreven werd, als geweeft te zyn
tot Bethlehem\'vcié&\'^QOtie, zo blykt
hier ook uit, dat Bethlehem, hoe
gering het in de Schriftuur gefteld
word , echter vry grooter geweeft
moet zyn, als het tegenwoordig is.
Vervolgens ontmoet men, aan de Crafv»"
weg, een kwartier uurs v^rxBethle- \'^^^^^^\'
hem-t het Graf van Rachel y daar ge-
wag van gemaakt word G^\'Wf\'j. 15».
Alzoßierf Rachel, ende zy wierd be-
graven aan den wegna Ephrat, dat
is , Bethlehem , mde Jacob richte
een gedetikteeken op , boven haar
graf, dat is het ge denkt eeken vau
Rachels graf , tot op dezen dag.
Dit graf is gehouwen in het gewelf
der Rotze, en gedekt met een Koe-
pel , die op vier vierkante Pilaren,
of ftukken muurs, ruft, welke gezicht
op hec graf genen, gelyk N°. 13 8. uit-
wyft. Rondom het zelve ftrekt zich
een vierkant muurtje , van ontrent
drie voeten hoog , aan welkers in-
gang men by drie kleyne trappen op-
gaat.
Ten Noorden van het gemelde
gaf, ziet men een ftuk Lands, \'t geen
by de Ingezetenen het Erweten of
C/V^TfÄ-w/^s^geheeten word, ter oor-
zaake, dat\'cr zeekere kleyne fteen-\'
tjes gevonden werden, die nier kwa-
lyk na Erweten zwymen. \'t Heeft
de groote van ontrent twee morgen,
en is geheel onvruchtbaar. Hier van
word ook een mirakel verhaald:
namentlyk, d^t Maria, ^zn Bethle-
hem n^x Jerufalem zeekeren
Boer daar ter plaatze bezig zag ,
met yts te zaayen, die, van de Hei-
lige Maagd gevraagd zynde, wat hy
zaaide, haar ten antwoord toepafte,
dat het fteenen waren j maar, deze
onbeleefdheid kwam hem duur tc
ftaan : want door Goddelyke toe-
laating bracht het zaad, \'tgeen dat
van Erweten was, niet anders voort,
LH. Hoofdstuk.
Vl^edertogt van Bethlehem na feru^^lem, en hefchry>mg der
plaatsen, en ^ak^n, mlk^ tujjchen beyde gelegen ^yn.
• J^ en 3Odober , na dat ik
y
als fteenen > die de gedaante van
Erweten hadden, en \'t zederd dien
tyd heeft het veld , zo zy zeggen 5
nooit vrugt gedragen.
Toorn Hier na komt men aan den Toorn
Ruiarch ^^^ Patriarch Jacob, den Man
Jacobs, van de fchoone Deze zegd
men , na dat hy uit Mefopotamien
was gekomen, door hem gebouwd,
en drie-en-twintig Jaaren bewoond
te zyn, ten eynde het oog op zyn
vee te hebben, \'t geen daar omtrent
ging weyden. Hier zoude zyne
Huys-vrouw Rachel geftorven we-
zen. Deze ftaat op een verhevene
plaats, tegen over het Erweten-veld,
na de zyde van Bethlehem, daar hy
weinig boven de duyzend fchreeden
Van daan werd gerekend. Doch daar
is tegenwoordig zo weinig van ove-
rig , dat men maar even kan beken-
nen , dat het een Toorn geweeft is,
gelyk in de afbeelding op N". 1
gezien kan werden.
Omtrent dezen Toorn heeft men
een menigte van zwaare fteenen, en
oude grond-veften van gebouwen,
welke de Lieden des lands zeggen
d\'overblyfzelen te zyn, van de Oude
hoo ^^^^ Rama, of Ramatha, van welke
^«•»RTrfta gefprooken werd by den Propheet
* Jeremias Cap. 31: f.i\'j.\'Tjo zegd de
Heere , daar is een ftemme gehoord
in Rama, eene klaege, een zeer bitter
geween t Rachel weendom haare kin-
deren i zy weygerd haar te laaten
trooften, over hare kinderen, omdat
ze niet zyn.
Thans komt men ter halver-weg,
tuflchen Bethlehem cn Jerufalem:
hier hebben de Grieken een Kloo-
Geboorte- ^^^» gewyd aan den Propheet Elias,
van die men wil zeggen ter dczer plaatze
gebooren te zyn, gelyk men\'erme-
de noch een fteen aanwyft, daarhy
op plagt te ruften , en die ook nog
de vorm van zyn Lighaam draagd.
\'t Is waar, men ziet\'er de gedaante
van een menfchelyk lighaam inge-
drukt , even als of het\'cr ingehou-
\'^en was, doch of het juyft die van
des Propheeten lighaam is , kan ik
niet verzeckeren. Anderen zeggen,
dat hy zich hier onthouden, cn de-
ze fteen hem tot een Bed ver-
Z E N.
de Koningin Jefabel moeft vlug-
ten. Van hier heeft men een fthoon
gezicht op JeruJalem , cn Bethle-
hem.
Niet verre van dit Kloofter ; zo
gezegd werd, is de plaats, vanwaar
de Propheet Habakuk , door den
HaysvM
Engel, wierd opgenoomen, cn na Habakukt
Babel gevoerd, om ^znT>aniel, in
den kuyl der Leeuwen , fpyze té
brengen. Welke gefchiedenis zy
haaien , uit het Aprocryphe vierde
Aanhangzel van Daniel, \'t welke
gezet werd als het 14. Capittel j van
vers 32. tot 3p. Hier ftaan nog twee
groote brokken van muuren, onge-
twyflèld overblyfzelen van een zwaar
gebouw , waar in de Roomfch-ge-
zinden zeggen , dat zich de Pro-
pheet Habakuk toen ter tyd ont-
hield , men ziet het afgebeeld op
N°. T40.
Vervolgens heeft men op den weg
een Water-put, met eenige opening, pu^
of mond, alwaar de drie Wyzen uit ärie Kö-
het Ooften, van Jerufalem komen- ningenw\'
de, in traaden , om wat tc ruften,
en ter welker plaatze hen de Star j
die hen in \'t Ooften was verfchee-
ncn , cn die zy onderwegen ver-
looren hadden, wederom verfcheen *
cn dezelve van hun, terwyl zy ^^^
hier zaten te ruften , weder gevon-
den wierd.
Noch omtrent drie Italiaanfche
mylen van JeruJalem af zynde,
komt men aan de plaats , daar wel
eer de Terpentyn-boom plag te ftaan, ^
die zich nederwaarts kromde , om ^yJtS
aan de Heilige Maagd meerder van de
fchaduwe tc verfchaffen , wanneer
zy , van Bethlehem na Jerufalem
gaande , om haaren Zoon in den
Ternpcl tc brengen, daar onder zat
te ruften.
Een kwartier uurS verdér oiit-
moet men het Huys van Simeon den
Rechtvaardigen , die den Jong-ge- Simean»
booren Heiland in de armen heb-
bende, uitriep, Nu laat gy, Heere ^
uwen dienftknegt gaan in vrede i nd
u woord , want myne oogen hebben
uwe Zaligheid gezien &c. Het is
noch voor een gedeelte in wezen j
en vertoond zich ab N®. 141«
ftrekt zoude hebben, toen hy voor\'uitwyft.
Hiet
Dorp van ^^^^ ^orp
den kwaa- w» den kwaaden Raad , alduis ge-
deo Raad. heeten 5 ter oorzaak, dat\'er
fhas i met zynen Raad, het oordeel
over Chrijius velde.
Aan Jerufalem naderende , ziet
men een Vyver , of Water-beek,
Bad van welke gezegd word het Bad van
Bathfeba. Bathfebd te zyn. \'t Is by na van
dezelve gedaante, als de Vy vers van
Salomon , buyten Bethlehem , en
voor het meefte gedeelte mede uit
de Rots gehouwen : ik vond de
lengte honderd vier-en-vyftig fchre-
den , of drie honderd acht voeten
Rynlandfche maat, de breedte hon-
derd twee-en-twintig fchreden , of
twee honderd vier-en-veertig voeten
en de diepte , fteyl afgaande tot in het
midden , (want daar is tegenwoor-
dig geen water in) acht-en-tachtig
fc&eden j het ftrekt zich aan den
voet van den Berg Sion , op welke
berg het Huys van David gelegen
was, recht tegen over dk Bad,
zulks dat hy haar van daar heel ge-
maklyk kon befchouwen. Men
toond noch een gedeelte van de
Rots, daar dit gebouw van den ge-
melden Koning aangehegt zoude
zyn geweeft, \'t geen ik hier op
N®. 142. verbeelde.
Benevens het Bad -van Bathfeba, Dal der
heeft men het Dal der Reuzen, welke Re"""\'
ten tyde van David zyn geweeft.
Vervolgens kwamen wy weder te
Jerufalem^ zynde het op den mid- te
dag, zulks dat wy vier uuren met jcrulalem-
deze weg hadden toegebragt, en der-
halven omtrent eens zo veel, als\'er
toe van nooden is, wznt Jerufalem
en Bethlehem worden omtrent twee
uuren van malkander gerekend.
REIZEN
T>en Amheuryemegd ^ich op den Olyf-berg. om de Stadferu^
falem af te teeeJ^nen, ulterlyJ^ gedaante yan de^ehe óre.
28t
Den Au- T^ es anderendaags, na myn we-
derkomft, zynde Zondag,
2ig op den rultede ik my wat uit, zonder ergens
^lyf-berg te gaan, maar den volgenden morgen
ik my na den Olff-berg,
af te tee™ ^^ fe teekenen, doch niet
•\'«len. ter plaatze daar Chrißus dezelve be-
weende, ter oorzaak dat anderen,
die\'er voor my zyn geweeft , haar
altyd van die zyde verbeeld hebben.
Waarom ik my dan wat meer na het
Zuyden van den Olyf herg begaf,
om de Stad, zo veel mogelyk was, van
het Zuyd-Ooften te fchetzen. Ik
was verzeld door twee Täters , en
den Drogeman , die geftadig de
wagt omtrent my hielden, ten eyn-
de van niemand in deze bezigheid
gezien te werden: en op dat wy ons
te beeter mogten voorzorgen, had-
den wy een korf met ipys, en wyn,
by ons ftaan, maakende den fchyn,
zo haaft wy ymand zagen naderen,
\'t geen al ettelykemaalengebeurde,
van \'er onze maaltyd te houden.
Zelfs was ik genoodzaakt het werk
nu en dan\'t eenemaal te ftaaken, en
het op een anderen dag te hervat-
ten , ter oorzaak van het gevaar,
\'t geen \'er uit zoude hebben kon-
nen ontftaan, gelyk ik, fpreekende
ren dezen opzichte van de Turkfche
plaatzen , elders gezegd heb. De
Tater Reverendijßmo had ook wel
ernftig verzogt, dat ik de Stad niet
zoude afteekenen , voerende my te
gemoet, dat\'cr het Kloofter groot
onheyl by zoude konnen komen te
lyden, indien de Turken het gewaar
wierden j doch \'t was te vergeefs,
cn niets ter wereld machtig, ommy
daar van af te raaden.\'k Beloofde hem
alleenlyk, dat ik zorg genoeg zoude
draagen , om \'er niet op betrapt te
worden, cn, wat het overige belang-
de , dat hy zich volkomentlyk op
myne befchcydenheid konde verlaa-
ten , dat ik wel wift waar ik was,
cn de Turken genoegzaam had lee-
ren kennen &c. Den der gemel-
de Maand November , te weten»
drie dagen na den aanvang, zag ik
myne afteekening van JeruJalem
voltoyd.
De Stad doed zich, hier Van den uiters
Oly f berg i zeer aangenaam op, al-ge-
zo het gezicht door geene andere
voorwerpen verhinderd word , en jetufaiem«
met eenen opilag .alle hare fraayig-
heden ontdekt, doch boven alles
munt uit de Mojquêe, die zy dert
naam geven van den Tempel van
Salomon, die zich zeer cierlyk ver-
toond , zynde ten deele opgehaald
van gebakken verglaafde fteenen, die
een heel fchoone glans van zich ge-
ven , inzonderheid als \'er de Zon
opfchynd , wanneer het boVenfte
gedeelte , beftaande uit groene en
blauwe tichelen, zodanig flikkerd,
dat\'cr het gezicht op fcheemerd. De
Tempel is geheel met lood bedekt,
gelyk ook de Koepel. Op de fpits
ziet men ccn redelyke groote ver-
gulde halve Maan. Rondom ftaan
verfcheyde gebouwen, met boogen,
gelyk in de afbeelding gezien kan
werden; als mede is de groote vlak-
te, of het pleyn , op welkers mid-
den de Tempel gebouwd is , zeer
cierlyk met geboomte beplant. Wat
belangd de plaatzen , welke , van
daar ik dc Stad teekende, kennelyk,
binnen cn omtrent JeruJalem , zyn
te zien, ik heb ze met Cyfer geta-
len aangeteekend , in de volgende
ordre.
N". I- Verbeeld het \'DorpSilaë.
2. Het Dorp van den kwaaden
Raad
5. Het Huys, of den Toorn van
Simeon.
4,. De Kerk van den Heiligen
GeeJi, op den Berg Sion.
N n 5. De
-ocr page 380- -ocr page 381- -ocr page 382-282
f. De Toort van David.
6. De Kerk van St. Jacobus.
7. De Kerk van St. Johannes,
doch tegenwoordig een Mofquee der
Turken.
8. Den Toorn nian \'t Kafteel.
5>. De Kerk van St. Tetrus.
10. De Kerk van het Heilige
Graf
11. Den Toorn van den Kady,
waar by het Paleis van hetGeregtis.
12. Kerk derTrafentatie, of
voorfteUing.
13. Den Toorn des Santons van
het Heilige Graf.
14. Den lempel Salomons.
ï f. Den Toorn van Tilatus Taleis.
16. St. Johannes in Monte j of?
de Kerk van St. Johannes op den
Berg , tegenwoordig een Mofquee
der Turken.
17. Den Toorn, van het Huys van
Simon den Thanfeer.
18. Het Huys van St. Anna.
lp. Den Toorn van de Tifcina
Trobatica, of Schaapenvyver.
20. De Torta a^rea , of Goude
Toort.
21. Vio. Toort van St. Steven.
22. De Toort van Her odes.
23. De Kerk van St. Samuel.
24. De Toort van T>amafcus.
25. Den Oly f\'berg.
Befchryving van de J^erk^ des Heiligen Cjrafs^ henemens
andere hy^nderheden, daar toe behoorende.
Den November wierd my
aangezegd, dat de Kerk van
het HeihgeGraf geopend zoude wor-
den > weshalven ik my gereed maakte,
om voor den avond daar in te gaan.
\'t Gefchiedde omtrent vier uuren,
de Griekfche Pelgrims , welke zich
toenmaals te Jerufalem bevonden ,
waaren \'er alreeds, met Vrouwen en
kinderen, \'t geen een groot gewoel
maakte , daar de oneerbiedige oeffe-
ning van hunnen Gods-dienft niet
weinig toe hielp. Des avonds ge-
fchiedde , na gewoonte, de Proceme,
welke ik mede by woonde, doch
die ik niet zal befchryven , om dat
ze reets uit andere Reis-befchryvin-
gen genoegzaam bekend is. Alle de
gemelde Grieken bleven des nachts
in de Kerk , en rechten \'er zo veel
buyteiifpoorigheden aan > dat het
eer eenKermis-markt, als een plaats
van Godvrugtigheid fcheen te we-
zen. Met het aanbreeken van den
dag hield het geraas, door het ver-
trek van deze woefte menfchen, op,
weshalven ik\'er alleen, als Pelgrim,
binnen bleef, en gelegentheid had,
om alles nauwkeurig te bezichtigen,
en af te teekenen. Ik maakte een aan-
vang met de Kerk , verbeeld op
N®. 144. \'t Gebouw in\'t algemeen
is van de Gotfche order , doch de
Capiteelen der Kolommen Ichynen
van de Korinthifche te zyn, zonder
evenwel hunne rechte proportie te
hebben , gelyk men in de afteeke-
ning kan zien. De lengte der Kerk
ftrekt zich uit tot honderd en tien
fchreeden, en de breedte tot viet\'en-
tachtig i elke Ichreede op twee Ryn-
landfche voeten gerekend. Het mee-
fte gedeelte, of ten minften de helft,
hebben de Latynfche Taters in hun
bezit, en goede gemakken, zo onder
als boven. Beneden ter deur in getre^
den zynde, komt men, langs eenige
trappen opgegaan, in hunne Kerk,
of Kapel, \'t groot Altaar geheecen,
alwaar wel eer den Hof van Jößph
van Arimathea zoude geweeft zyn.
De Koepel der Kerk , te weten,
buyten het Koor, werd onderfteund
door twintig Kolommen , zes vier-
kantige, van groote fteenen op mal-
kander gehoopt, en veertien ronde,
van marmer. Boven deze zyn \'er
achttien, die om de Galderye been
gaan-, tien vierkantige, en acht
ronde , van marmer : die de dikte
heb-
Intreede
des Au-
thenrs in
de Kerk
Van het
Heilige
Graf.
hebben van vyftien , en de hoogte
van negentien palmen, op een Pede-
ftal van omtrent zeven , van welke
hoogte y volgens het oog , ook de
Capiteelen zyn. In het midden der
Kerk, en recht onder de Koepel
(die boven open, doch echter met
een yzer trahewerk ruyts-wyze be-
legd is , waar door het licht komt
nederdaalen, even als in de Rotonde
te ÄöÄZi-w) ftaat het Tempeltje, daar
het graf van Chriftus in is, wegens
het welke wy hier na breeder zullen
handelen. Aan de bovenfte Galde-
ry, rondom in de venfters, hangen
kleyne Lampjes , en ziet men al-
daar, in eenige Niflèn, noch deze
en geene Beelden , van Mofaïfch
werk, doch meeftendeel zodanig
verbrooken, dat ze niet kenbaar zyn.
Het Koor, alhier te zien op
N®. I4.f. is in het bezit der Grie-
ken , en omringd, behalven de
muuren, met zeven ronde Kolom-
men , en zeven-en-twintig, zo Groe-
pen, als enkelde, daar de Kerk, om
het Koor heen , op ruft. Wel te
verftaan, elke Groepe voor een Ko-
lom gerekend. Want een Groepe is
een Kolom , beftaande uit veele of
meerder Kolommen , die aan mal-
kanderen vaft zyn , of liever eene
Kolom, die van buyten verfcheide
Kolommen vertoond , en wel, by
wiftèl beurten, vierkante en ronde.
En is het aanmerkelyk, dat\'er hier
zo zwaare zyn , dat zommige van
dezelve tien , en andere zeftien,
zulke Kolommen , in zodanig een
lighaam , vertoonen. \'c Is byzon-
der fraay, en heerlykgebouwd, en
ter weder zyden boven voorzien met
verfcheydene vertrekken , yder op
een byzondere wyze gemaakt, ge-
lyk de afbeelding uitwyft. In deze
vertrekken , welke , even als een
Galdery , rondom het Koor heen
loopen , telde ik zeven-en-twintig
Kolommen, te weten, zo Groepen,
als enkelde. De Koepel is lantaa-
rens-wyze gemaakt, doch daar komt
geen licht door: boven in het rond
van dezelve teld men acht-en-veerrig
Kolommen, \'t Gantfche gewelf is
met Mozaïfch-werk befchilderd ,
Koor,
/
V.
fh
het zelve werk ziet men ook eenigé
Engelen, blaazende op de Trompet i
boven het Chriftus beeld , \'t geen
aan een groot Kruys, aan het hoog
Altaar j ftaat , hiaar insgelyks teii
meeftendeel gefchonden , en ver-
brooken. VoOr het Altaar hangd
een zeer groote kopere Kroon, en
rondom dezelve eenige glafe lampjes.
Deze Kroon werd op en nederge-
laaten, door het riiiddel van eenigo
touwen, welke, boven in de Koe-
peli over zo veel katrollen loopen,
en met de eynden , ter zyde vaii
het Koor, aan de Galdery, vaft wer-
den gemaakt. Twee andere koor-
den , of touwen , ter wederzyderi
gefchoort, houden de Kroon in ba-
lans. Vlak onder de Koepel, indé
vloer , ziet men een ronden fteen
leggen , met een kleyn gat \'er in,
welke plaats de Grieken, en alle de
Oofterfche Chriftenen, het Midden-^
pun£t der JVereld gelooven te zyn.
Ik vraagde den Griekfchen Priefter,
hier over met hem Ipreekende, waar
hy meende een rond, zonder mid-
den pund:, te wezen, daar hy my niet,
als niet een grimlach, op antwoordde*
Ter weder zyde van het Koor ,
ftrekken zich zeekere foort vail
houte geftoeltens,die men gemeenlyk
met de naam van Papen-ftoelen be-
noemd.
Het is gelegen recht voor dén in-
gang van het Heilige Graf. Heeft
drie deüren, een tegen over den ge-
melden ingang, en een aan elke zy-
de , omtrent het hoog Altaar j eii
de lengte van vyftig, en de breedte
van zeventien fthreedeh.
De Grieken hebben hier Vèrfchey-
de Reliquien, en, ondér dezelve,
een ftuk van het Hoofd Van Johan-^
nes den Dooper, \'t geen zy in een
zeer koftelyke beurs bewaaren. See-
keren dag, dat ik met hen alleen
was, haalden zy het\'er üit, en ga-
ven het my in handen , tot teeken
van de grootfte eer die zy my kon-
den betoonen. tetfipd^
Tegen over het Koor , gelyk ik tie.ofKa-.;
gezegd heb, heeft men den inganggj/^J
van het Heilige Graf. Pit Tem-Craf. ^
peltje, of deze Kapel, zo men het
doch meeftendeel verbrooken. Van beliefd te noemen, vertoond zich óp
Nn 2 N®
i
-ocr page 385-a84 C0%3\\C.8LIS é \'S\'R^YS^S
eenigen zich in de af beelding ver-
toonen.
Ten eynde van de Voor-kapel,
om zo te zeggen , komt men aan
Cen kleyn Poortje , daar men mee
een gebukt lighaam moet doorgaan,
om in Kapel van het Heilige Graf
te komen. Hier ontmoet men het
zelve, aan de rechter zyde, gelyk
men in de afbeelding, door de
kleyne Poort, den eenen hoek daar
afziet, ter plaatze daar het licht
der Lampen , die daar boven han-
gen te branden , op ftaat. IkJheh
dit zo uitdrukkelyk , dicht voor het
Tempeltje ftaande, geteekend, om,
tot in het tweede vertrek, tot op het
Graf van den Zaligmaaker, te kon-
nen zien. Ik teekende het, door
de kleyne Poort getreden zynde,
ook noch afzonderlyk, hebbende
my vlak voor het zelve nederge-
plaatft, gelyk het te zien is op
N". ï 47. Deze Kapel is zo kleyn,
dat \'er nauwlyks vier perfoonen
voor het Graf geknield konnen leg-
gen. Het begrypt in de lengte ze-
ven, en in de breedte drie voeten,
op een hoogte van omtrent derde
halve voet: en is bekleed, met een
wit marmer blad, \'t geen de Griek-
fche Priefters welke daar alleen de
Mis mogen doen , tot een Altaar
v^rftrekt. Deze voorzorg heeft men
mieten gebruyken, om de Pelgrims
te beletten daar ftukken af te bree-
ken, gelyk de waan van Godvrug-
tigheid , of het Bygeloof, of de
Nieuwsgierigheid, zich hier dikwils
aan vcrgrypt.
Recht boven het Graf is een houte
kaftè, die met twee deuren open
ftaat, en van binnen, en op de
deuren , befchilderd is. Ook ziet
men \'er ter zyden noch eenig ander
fchilderwerk. Ter rechter hand van
den ingang ftaat een Kolom » die
hoven afgebrooken is. De Kapel
word verlicht door vier-en-veertig
zilvere Lampen, groot en kleyn,
door malkanderen , die\'er nagt en
dag hangen te branden , en het\'er
geweldig benauwd maaken. Deze
werden op en nedergchaald, om\'er
den Oly in te konnen doen, door
het middel van zeekere ringetjes»
14,0. zodanig als het eygendyk
in wezen is, tot de geheele en gebroo-
kene fteenen toe.
Ter weder zyden ziet men een
marmere bank, en op yder der zel-
ven een groote kandelaar, met een
waskaars , en boven de deur een
fchilderytje , daar altyd een bran-
dende zilvere Lamp voor hangd ,
welke den Armeniers toebehoord.
Op deze banken zetten zich de
Griekfche Geeftelyken, als dc Miftè
in het Heilige Graf gedaan word.
Het Tempeltje zelvc isinsgelyks ge-
heel van marmer, en heeft aan elke
zyde drie Kolommen, en achter aan
vier: Doch die men niet kan zien j ter
oorzaak dat ze in de Kapel derKoph-
tifche Chriftenen beftooten zyn.
De Latynfche en Griekfche Gee-
ftelyken hebben groote moeyte ge-
daan , om\'er deze Kapel (alsmaar
flegts van hout\'er aangelapt zynde,
en de plaats in het omgaan van de
proceftie geweldig benauwende,
weder af te krygen: doch tot noch
toe niets, ten dien opzichte, konnen
verwerven.
De lengte van het Tempeltje ftrekt
zich tot vyf-cn-dertig , de breedte
tot vier-en-twintig , en de hoogte
tot twec-en-twintig palmen. Boven
ftaat een Koepeltje met lood bedekt ,.,
ruftende op twaalf Kolommen, twèe
en twee by malkanderen, als tc zien is
op 144.
In hét binnen treeden vind men
de vloer een weinig meer verheven,
als die van dc Kerk , mitsgaders
twee vertrekken, of Kapellen, waar
af de geene , die de voorfte is, de
Kapel des Engels werd geheten.
Hier ziet men , midden in den
grond, een vierkante Steen, alwaar
men zegd dat den Engel heeft ge-
zeten , wanneer de drie Marias het
lighaam des Zaligmaakers aan het
graf kwamen zoeken. In deze Kapel
hangen vier-en-twintig zilvere Lam-
pen, door verfcheydene Naden al-
daar vereerd. Te weten, vier van de
Latynen, waar onder een byzonder
groote, welke van de Maltheefers is.
Vyftien van de Grieken. Vier van
de Armeniers j en een van de
Kophtifche Chriftenen. Van wélke
285
in het gewelf geflagen ï daar de
Lintjes ) waar aan de Lampen zyn
gebonden, doorloopen-, werdende
dezelve wyders aan de zyde der grot-
ten vafl; gemaakt. Ik heb alle deze
dingen met de uiterfl:e nauwkeurig-
heid afgeteekend » om dat het, myns
wetens, noch niemand voor my heeft
gedaan. Van de gemelde Lampen,
die\'er door verfcheyde Natiën zyn
gezonden, behooren\'er dertien aan
de Latynen, een-en-twintig aan de
Grieken, vieraandeArmeniers, en
vier aan de Kophten. Die der Laty-
nen zyn\'er gefchonken , een door
den Keyzer, een door den Koning
van Frankrjk i een door den Koning
van Spanjen-y een door den Koning
van Tooien j een door den Koning
van Tortugaal-, een door de Repu-
blyq Van Venetien 5 een door den
Ceurvorfl: van Beyeren een door
de Ridders van Maltha Scc. De rook
der Lampen trekt uit door drie ga-
ten, welke in het gewelf zyn. Watit
men heeft hier geen andere opening j
dan deze gaten, en de deur, waar-
om het \'er ook zeer warm en be-
nauwd is, en allerwegen zo zwart,
door de rook, dat men \'er by na geen
andere koleur kan bekennen.
Tot dus verre van het Koor, en
het Tempeltje , of de Kapel, van
het Heilige Graf gefprooken heb-
bende , zal ik voort treden tot de
andere Kapellen, en dezelve in die
ordre befchryven , als ik ze in het
bywoonen van de Proceffie bezigtigd
heb.
Wy vingen aan in de Kerk* of
Kapel der Latynen, \'t Groot Altaar
geheten, daar ik hier voor eenig ge-
wag van gemaakt heb. En ons wierd
yder een brandende waskaars in de
hand gegeven.
Deze Kapel (zeggen ze) is voor-
maals den Hof van Jofeph mn Ari^
mathea geweeft, alwaar Chrißus t
Nn 3 ter«
Kapel der terftond na zyne verryzenis, aandc
Verfchy- Marias verft;heen, en word derhal-
"\'"S\' ven de Kapel der Verfchjming gehe-
ten. Omtrent het Altaar ziet men
een Nis in de muur, met een yzere
tralie beftooten , daar een ftuk van
een Kolom in werd bewaard , aan
dewelke den Zaligmaaker , ten
Huyze van Pilatus , eer hy door
denzelven overgegeven wierd om
gekruyft te worden, gegeeftèld zou-
de zyn. De nieuwsgierigheid dreef
my aan, om de dikte van de Kolom
te meten > daar ik gelegentheid toe
bekwam , door het middel van een
der Taters , die de beleefdheid had
van\'er my behulpzaam in te zyn.
De gemelde Nis is redelyk diep, en
derhalven ftaat de Kolom vry verre
van de tralie af, ik nam dan een
ftok, met een touw , en wierp het
daar om heen, en vindende de tra-
hen zo wyd, dat ik\'er myn arm, als
niet van de dikfte zynde, even door
kon wringen, ftreekik, (konnende
nu pasjes de Kolom bereyken} de
de ftrik toe , en bevond de dikte
van dezelve drie en een halve voet,
Rynlandfche maat, en de hoogte
omtrent een voet minder. Ik zogt
te liever deze nieuwsgierigheid te
voldoen, om dat ik drie ftukken ge-
zien heb , welke by de Roomfch-
gezinden geloofd werden , van de
gemelde Kolom tc zyn; namentlyk
het een te Romen, het änderte Con-
ftantinopolen , in de Kerk van den
Griekfchen Patriarch, gelyk ik daar
ter plaatze gezegd heb i en het derde
hier te Jerufalem. Om nu te zee-
kerder te konnen gaan, ontbood ik,
wanneer ik , in myne te rug reis,
weder tot Smirna was gekomen, de
maat van dat van Conflantinopolen,
welke my ook gezonden wierd j cn
willende vervolgens te, om
die van het Roomfche ftuk, fchry-
ven, bevond ik , dat de maat van
het Conftantinopelfche verlooren
had. Ik ftaakte derhalven myn voor-
nemen , \'t geen niet ik had behooren
te doen, gelyk hetmy ook naderhand
menigmaal berouwd heeft, doch ik
hoop , dat eenig ander Reyziger
na my de nieuwsgierigheid zal heb-
ben , van deze maaten nxet malkan-
deren tc vergelyken , en aldus uit
te vorfchen, of de Geeftelyken hier
in al ter goeder trouwe gaan.
Uit deze Kapel traden wy in de Kapel yaü
Kerk, en wyders, gaande ter flinker-
hand langs drie trappen af, in de " ^yg"
GevangeniSi of Kerker van onzen ois.
Heiland , zynde voor dezen een
Spelonk geweeft, doch tegenwoor-
dig een Kapel, die den Grieken toe-
behoord. Hier zegd men, dat de
Zaligmaaker gebracht wierd , ter-
wyl men bezich was, met, op den
Berg Caharien<, de plaats uit te gra-
ven , daar het kruys in gezet zoude
worden. Deze Kapel is heel kleyn
en duyfter.
Hier aan volgd de plaats, daar de
Krygs-knegt, die Chriftus met zyn
Lans in de zyde had gefteeken, zyn
mifdryf ging beweenen , de Kapel Kapellei?
van S. Longinus genaamd. Wyders ginuj J\'^ds
die , daar ze over de klederen van deeling
den Heiland het lot wierpen , de der kledc-
Kapel van de deeling der Kleederen ^^"g yao
geheten. Vervolgens aan die, daar \'c Kruys
het kruys gevonden wierd. En al-
zo aan de Kapel van S. Helena,
alwaar men een venfter ziet, tegen
over de Spelonk , in dewelke ge-
melde Keyzerin gezeten zoude heb-
ben , toen ze na des Zaligmaakers
kruys liet zoeken.
Thans komt men aan de andere
zyde van de Kerk, aan een Altaaar, ya„
ter gedagtenis van den goeden goeden
Moordenaar opgeregt, waar bene- Moord^-
vens men, in een Kapel, dooreen d«r
yzere tralie, de Kolom ziet, daarsefcftim-
Chriftus opzat, wanneer hem depi^Ê*
Doorne kroon wierd opgezet. Deze
behoord den Abyfliynen toe , en
voerd den naam, van de Kapel der
Befchimping , ter oorzaak dat de
Krygs-knegten, den Heiland ge-
ftooten , en een Kroon van ï>oot-
nen op het hoofd gezet hebbende,
fpotswyzc tegen hem zeyden, iVeeJi
gegroet Koning der Joden-
Vervolgens gaat men, by achttien
trappen, eenige der benedenfte van
hout, en d\'andere bovenfte inde
Rots uitgehouwen , opwaarts, om
te komen op den Berg Calvarien i
in een zeer fchoone Kapel, daar k^uj^sis^
twee of drie Altaaren ftaan , voorhegting.
welker eerfte tften , in de grond,
het gat ziet , daar het Kruys van
Chrijtus ingeftaan zoude hebben.
Het heeft de diepte van twee pal-
men) in de Rots, en omtrent twee
duymen meer in de middellyn. Een
zilvere plaat, rondom dewelke alle
de deelen van de paflie , of het ly-
den , verheven uitgewerkt zyn, over-
dekt den mond, en beneden is het
met lood bekleed, doch tuflchen
beyde heeft men plaats gelaaten, om
de Rots zelve te konnen zien.
Ter rechter zyde toond men ook
de plaats , daar het kruys van den
goeden Straat-fchender heeft ge-
ftaan , en ter flinker dat van den an-
deren Moordenaar. Boven het ge-
melde gat van des Heylands kruys
hangen altyd zeven Lampen te bran-
den. Hier by legd een ronde fteen,
tot aanwyzing der plaats, daar Maria
zoude hebben geftaan, wanneer
Chriftus op het Kruys wierd gena-
geld. Men ziet\'er ook noch vyf
andere fteenen, op welker midden-
fte zy zeggen , dat de Jooden den
Zaligmaaker de klederen uittrokken.
Hier vertoond zich ook in de Rots,
de fcheur , of klove, die , zo als
onzen Heiland den geeft gaf, in
den Berg ontftond. Deze Kapel
werd de Kapel der Kruys-hegting^e-
naamd, en begrypt achttien fchree-
den in de lengte , en zeftien in de
breedte, hebbende in het midden
een vierkante Pilaar * daar het ge-
welf op ruft. Anderen verdeden
dezelve in tween , en ftellen deze
Pilaar tot de fcheyding, noemende
het eerfte gedeelte, \'t geen den
Grieken toebehoord , de Kapel der
KrulS\'Opregting, en het ander,
\'t welk in het bezit der Latynfche
Geeftelyken is, de Kapel der Kruys-
hegting. De grond, gelyk ook de
Kapel, is zeer fchoon, beftaande
uit het fraayfteMozaïfch wcrk,\'t geen
öien met oogen mag zien.
Hier benevens ziet men , door
jl^äpei vaneen tralie, de Kapel, gefticht ter ge-
lenden" ^»gtenis, van dat zich hier ter plaatze
Johannes. Magdalena en Johannes onthiel-
den , wanneer Chriftus gekruift
wierd: zy behoord den Latynen
toe, en heeft tegenwoordig geen
Rex Baldewinus, Judas alter Ma^
chabaus,
SpesTatria, -vigorEccleft£^
tus ntriufque,
^em formidabant, cüi dona tr\'A
buta ferebant
Ce dar é" zjMgyptus , Dan» aché^
micida Damafcus,
Troh dolor l in modico claudituz
hoe tumiilo.
Doch ik heb verzuimd het xelvé
af te tekenen: maar, alzo het van ver-
fcheydene aldus eenpaarig gegeveïi
word, is\'er niet aan^e twyffelen of
het is na waarheid gefteld.
Op het Graf van Godefroy , vind
men het onderftaande opN**. i. met
even zodanige letteren in het Mar-
mer gegraveerd , als dezelve alhier
vertoond werden : welke van die
geene , die dezelve afgefchreven 3
en in haare Reisbefchryving mede^
gedeeld hebben , aldus gelezen
zvn-.
anderen ingang , als buyten de
Kerk.
Vervolgens weder nederwaarts
gaande , komt men aan de Kapel Kat>elVaft
van Adam , alzo genaamd om dat Adam.
het Hoofd , of liever Bekkeneel,:
van Adam aldaar gevonden zoude
zyn, waar van daan zy willen, dat
ook de Berg Caharien den naam
wdinGolgotha, o^BekkeneeliVoetd.
Men ziet hier mede de fcheur in de
Rots, gelyk in dè Kapel der KruyS-
hegting: mitsgaders een gat, waar
in het gezeyde Bekkeneel gevonden
wierd. En eyndelyk ook noch drie
Graf-fteeden>van dewelke d\'eene, ge-
maakt van fchoone Porfyrfteen, van
de Grieken gezegd werd van den
Hoogén-priefter Melchifedek te we-
zen. De twee andere zyn van Go-
de froy de Bouillon , en zynen Broeder
Boudewyn, Koningen van Jerufalem.
O^ die YznBoudewyny de welke ter
flinker hand van den ingang is, leeft
men dit Graf-fchrift, ter eeren van
dien Vroomen en Kloekmoedigen
Koning, in\'t Latyn.
REIZEN.
sep^mtn vmto per isto eexi
(smlat^ est ; baldev^^z :
eeem de bat qiem:
ttc\'\' em\\? 1)0 ; spr>e; €n)iïi0¥s
vf eadvvs lace ; lola pos si.
beat feecioüs—
Hk jacet mcïjtus Dux Godefridm
■de Buglion, qui totam ifiam Terram
acqui/ivit Cultui Chrifiiano , cujus
anima regnet cum Chrijio ! Amen.
Deze graven zyn beyde van een
cn \'t zelve maakzel, en ftaan yder
op vier Pilaartjes: dat van Boudewyn
heeft de lengte van elf palmen. Uit
deze Kapel tredende, ziet men,
tegen over de Kerkdeur , langs de
muur van het Koor heen, drie Graf-
fteeden,alle drie van een zeer fchoone
marmer, waar van d\'eene my ge-
zegd wierd te zyn van een Hertog
Van Florencen, de tweede van zyn
Zoon, en de derde onbekend.
Maar andere zeggen, dat dit de
Graf-fteeden zyn van de Huys-
vrouwe, en Zoonen, van den Koning
Boudewyn. Het Graf-fchrift van een
der zelve, zo als het tegenwoordig
gevonden werd, heb ik op het
zelfde Plaatje, met dat van Godefroy
willen vertoonen, zo als ik het, om
de oudheid der Gotdfche letteren,
en verkortingen, waardig geacht
Gaf.
fteedcB
ïisgs liet
heb aldaar af te tekeiiën \\ m
werd het aldaar gezien op N®. 2. cn
gelezen, na het oordeel der Reizi-
gers , op de volgende wyze i
Septimm in tumulo puer ißo Rex
tumulatm
Eß Baldewinusi Regum de San-
guine natus^
§luem tulit e mundo fors pfmdi
conditionis,
Et Taradißaca loca foßdeat re-
gionis.
Hier na omtrent de Kerkdeur ko-
mende, ontmoet men, tuflchen de-
zelve, en het Koor, een lange fteen»
waar op het Lighaam van Chrißus»
na dat het van het Kruys was afge-
nomen , door Jofeph van Arimom^
thea, Nico4emus> en eenige andere
Jongeren , volgens de Joodfche
, -- -;ebalfemd, of
wyze , zoude zyn ö-^aucmu , - .
gezalfd , waarom deze Steen ook
den naam van de Zalfjleen heeft
gekregen. Hy legd omtrent een voet
-ocr page 390-niet had gezien, en Jefus zich aan
haar bekend maakte.
Hier mede eyndigden Wy den om-
aangezien nergens geleezen werd, vang van de Kerk. Men heeft noch
dzt Jofeph van Arimathea, het lig- eenige andere plaatzen, welkemen, „oopTnde
in in het omgaan van de Proceftie, niet eenige
ziet, te weten, benevens het ver- zaaken;
trek, of de Wooning der Latynen,
ziet men een fchoone groote water-
bak, door de Keyzerin, die
hier zeer veele werken heeft doen
ftichten , gebouwd. Zy is geheel
venen deze plicht meer als eens
deede. Gelyk dan den Zaligmaa-
ker , uit een voorkennis , dat de-
ze plicht aan hem , in zyne be-
graavenis, niet zoude konnen vol-
bracht werden, Mare. 14: 8. Aan
die Vrouwe, welke hem, in\'t Huys
van Simon den Melaatfchen , tot
Bethanien, zalfde, het getuigenis
gaf, d^t zy voorgekomen was om zjn
lighaam te zalven ter begraavenis:
ofte , zo als de uitdrukkinge van
Johannes Cap. xz.f.j. zegd , dat
die zalvinge , door die Vrouwe,
voor hem bewaard was , tegen den
dag zyn\'er begraavenis.
Andere Wat verder, ziet men, by de trap
*een. der Armeniers, een ronde fteen, daar
zy zeggen, dat deMaagenvanden
Zaligmaaker opftonden , wanneer
zyn lighaam ten grave wierd ge-
bragt.
„ Langs de gemelde Trap opgaan-
Arme. de, komt men aan de Verblyf plaats,
siers.\' üï Kerk, der Armeniers, en van daar
aan het Heilig Graf, benevens het
welke men, by eenige trappen, we-
Graven^^\'^ opwaarts, na de Wooning der
wnjofcphGr/V/^e», geleyd word.
ÏÏhl?;« "^Ster des Heilands Graf, gaat
ï^icode. ^^^ twee Graf-fteden, m de Rots
Rius. \' \' - . J-
zogt zouden hebben te volbrengen; luit de levende Rots gehouwen, en
nademaal uit geene oudheden blykt, ftrekt zich een groot eynd wegs on-
dat men aan de lyken der verftor- der de Kerk heen.
Benevens de gevangenis Van
Chriftus, ontmoet men ook eeii
groote fteen, van dewelke de Grie-
ken zeggen , dat Chrifius, gaande
om gekruyft te werden , daar op
nederviel j waar over de Putten zyner
knien noch op den huydigen dag
in dezelve gebleven zouden wezen.
Inderdaad, men ziet\'er twee hollig-
heden , doch waar ze door veroor-
zaakt zyn, is my onbekend.
Ter zyden vzn het Koor ftaat
een fteene Tafel , ruftende op vier
Kolommen. De Grieken, wonder-
deze Kolommen niet door kan gaan,
niet in het Paradp zal komen. Deri
eerften dag dat ik my in de Kerk
bevond , zag ik een méenigte vaii
Mannen en Vrouwen , met groote
yver , het lighaam daar door heen
wringen, tot zo verre, dateenigen
het zweet van benaauwdheid uitbrak.
Want de Kolommen ftaan zo dicht
aan malkander , dat, die maar ech
weinigje meer als gemeene dikte
heeft, zich \'er heel bezwaarlyk door
kan arbeyden j waar uit riien\'dan wél
kan afmeeten, hoe bang het de zwan-
gere Vrouwen moet valJen , die \'er
uitgehouwen Tbezichtigen , zynde evenwel 5 mogelyk om tc gelyk
O o hunne
189
d\'eene van Jofeph van Arimathea i
en d\'andere van Nicodemus.
Vervolgens komt men voor dè
Kerk der Latynen, alwaar twee ftee-
nen leggen , op welker eene dé
Heere Chriftus , en op d\'andere
Magdalena ftond, wanneer zy vraag-
lïoog üit de vloer, is, omhetover-
■ gaan, met een yzere traliwerk om-
ringd , en zedert het Jaar i ffo. met
een grauw marmer blad bekleed, op
dat \'er de Pelgrims geen ftukken
meer van mogen breeken. Wanc
de waan van Gods-vrucht doer hen
van over al overblyfzelen, of Reli-1 de, meenende tegen den Hovenier tc
quiew, zoeken: ook van zulke ftuk- fpreeken, of hy haaren Meefter
ken, die nimmer in haar zelfs eenige
waarheid gehad hebben: onder wel-
ke men deze met recht mag tellen j
haam van Chriftus gezalfd zoude
hebben , en indien dat door deze
gedaan waare, na alle waarfchyne-
lykheid , de Vrouwen, op den
derden dag , in den vroegen mor-
genftond, deze laatfte lykplicht aan
den Gekruyften Heyland niet ge-
290 COXS^êLlS de \'B%V\'Ï3\\(^S
hunne kinderen zalig te maaken,
met den dikken buyk, door willen.
Swaarlyvige menfchen zyn derhal-
ven te beklaagen, oFdit geloof moet
niet verder gaan, als tot de proef,
wantik zag\'er eenigen, die\'er zich
gantfch niet mee bekommerden, on-
getwyffeld , dewyl zy wel wiften, dat
ze onverrigter zaake weer te rugge
zouden hebben moeten keeren: en
ondertuftchen kon ik niet befpeu-
ren, dat d\'anderen, die dunner waa-
ren, zich veel bemoeyden, met\'er
hen toe aan te maanen. Doch, zo \'er
elders buytenlpoorige, en onnozele^
Godvrugtigheid, gevonden werd, de
Grieken munten \'er in uit.
Even buyten de Kerk is een tame-
lyk groote gemeene plaats afgezon-
derd , daar verfcheydene gemak-
huysjes zyn j maar als\'er zich deze
woefte menfchen, met hunne Vrou-
wen, en kinderen, bevinden, gelyk
ik in den aanvang van dit Hoofd-
ftuk gezegd heb , konnen dezelve
niet veel helpen , en ontmoet men
des morgens meerder vuyligheid ,
als men in dusdanig een plaats be-
hoorde te zien.
. In deze Kerk van het Heilige Graf,
onthouden zich altyd negen Taters,
van de Latynen , welker geftadige
Geefteiy- beezigheid is, God té bidden , en
ken. voor de Heilige plaatzen te zorgen.
Zy zyn ook de voornaamften , en
hebben\'er het meefte bewind. Van
de Grieken heeft men\'er gemeenlyk
zeven j van de Armeniers vyf, en
van de Kophten een , buyten de-
welken \'er niemand anders tegen-
woordig verblyf heeft. Voor dezen
onthielden zich hier ook de Abyfly-
nen , en de Syriers. De Maroniten
komen den dienft by de Latynen
verrigten, welke, gelyk gezegd is,
het grootfte gedeelte van de Kerk in
hebben. De Grieken bezitten het
Koor , en het Heilige Graf De
Armeniers hebben voor in de Kerk
een redelyke groote plaats, tot hun
verblyf, maar d\'andere Chriftenen,
die zich daar in onthouden , yder
, maar een kleyne.
De Kerk heeft maar eene deur,
boven dewelke van buyten een fraay
Bas-relief, in marmer gehouwen, is.
VerdeC\'
iiog der
Kerk on-
der de
In deze deur heeft men een groot ,
gat gemaakt, waar door de Taters,
en Telgrimsy dagelyks hunne fpys,
en andere noodwendigheden , uic
het Kloofter bekomen. De Turken
zyn\'er de bewaarders van, en is men
t\'elkens, wanneer dezelve geopend
word, gehouden twee en een halve
Leeuwen-daalder, voor d\'intreede,
te betaalen > maar, als men voor de
eerfte maal de voeten \'er inzet, moet
yder Perfoon vyftien Leeuwen-daal-
ders geven , te weten de Franken j
want, wat de Chriftenen daar te lande
belangd, die konnen, even als over
al, met de helft beftaan, gelyk ook
dc Latynfche Taters, \'k Was \'er
drie dagen, en zo veel nagten, in,
zonder daar uit te gaan , alzo ik
geerne in eene reys alles wilde be-
zichtigen , om niet geftadig nieuwe
koften, voor de intreede, tc moeten
maaken.
Indien nu ymand wil weeten, hoe g^ßeld-
men zich gefteld bevind , als men heid dés
de eerfte maal voor des Heylands gerooeds >
Graf nederknicld , ik zal hem zeg- ^^""fu
, til nien zich
gen , voor zo veel my belangd, voor het
dat ik nergens eenige ontroering heb Heilige
gevoeld , als alleen aldaar. Doch
ontftelde zich een der Taters, mede*\'" \'
een nieuweling in Jerufalem, die
met my in de Kerk ging , vry wat
meer j want knielende neder voor
het Heylige Graf, berftede hy uit, in
zulk een overvloed van traanen, en
zuchten, dat hy in twee uuren naauw-
lyks tot bedaaren was te brengen.
Ik wil hier echter niet mede zeggen,
dat het daarom zeeker zoude wezen,
dat dit juift het regte Graf van on-
zen Zaligmaaker is j maar , dewyl
men zich niet kan beletten, laetdie
indruk voor het zelve te verfchynen,
en dat men, by die gelegentheid,
zich het lyden van den Zoone Gods<^
voor onze Zonden en Ongeregtig-
heden, herinnerd, kan het niet an-
ders wezen , of men moet ont-roe-
ringen gevoelen, die tot in hetbin-
nenfte van de ziel doordringen; cn ik
geloof ("hoewel wy een tyd beleven,
dat veele menfchen glorie fchynen
te ftellen, in heel weinig , of niets
met al te gelooven j miflchicn om
geen andere reden, als om zich vaa
de gemeene gevoelens, die te flegt
in hunne oogen zyn , af te zonde-
ren, en een uyterlyke fchyn van
wysheid te vertoonen) dat de vol-
flagenfte Atheift , zich , met alle
zyne gewaande ftandvailrighéid, niet
zoude konnen beletten, dezelve
ontroering, en beklemdheid, te ge"
voelen.
291
befchryving yan de Stad ferufalem, byzonderheden t&e^-
gens het Kloofter van den Heiligen Xaligmäaker, en de Geeftelyken die
zich daar in onthouden. Knevelingen der Turken omtrent het zelve
Kloofter. Koften die tot de Heilig-Landfche reyze ver eyfcht wordem
Roofen,enhouteOlyven, van Jericho.
De Heilige plaatzen aldus door-
wandeld hebbende, zal ik nu
ooJc yts van de Stad Jerufalem g-x-m
zeggen.
Deze, de Hoofd-ftad van
en wel eer zeer vermaard, is gelegen in
een Bergachrige drooge plaats, welke
niets voortbrengd , zynde het Aard-
ryk , drie of vier mylen in \'t rond,
zeer onvrugtbaar. Men teld \'er zes
Poorten, namendyk, de Toort van
St. Steven, de Toort van Herodes,
de Toort van Damafcus, de Toort
van Hebron-, de Toort Davids, en
de Meft-poort » van welker yder ik
hier yts in het byzonder zal mel-
den.
De Toort uan St. Steven , in de
Schriftuur de Fee-poort geheeten ,
ftaat aan de Ooft-zyde der Stad, en
wierd by de Oude Chriftenen alzo
genoemd, om dat S. Stephanus, of
Steven, dicht by deze Poort, buyten
de Stad, gefteenigd wierd.
De Toort van Merodes, of S.Je-
remias , of ook wel de Toort Efra:imSi
ftrekt zich aan de Noord-zyde, en
word alzo geheeten, of, om dat ze
door Her odes gefticht is, gelyk eenige
willen, of, dat ze na het Paleis van
dien Vorft, \'tgeen daar digt by ge-
legen is, gebynaamd is. Het Dal
Jofaphats eyndigd aan dezelve.
De Toort \'van Damafcus ftrekt
zich mede aan de Noord-zyde, en
voerd dien Naam , om dat men
daar door na Damafcus gaat. Door
deze Poort treeden de Pelgrims
binnen Jerufalem , als zynde na
van
J«rHlaIetn.
.^«ortei.
ïoertvan
Steven.
^oortvan
»Merodes.
JPooïtvan
öamafcus.
de kant van Rama, en Joppe, ge-
legen.
De Toort van Hebron , of liever\' poorrvaü
vTin Joppe, oi Bethlehem, is aan de Hcbcon,
Weft-zyde der Stad, en alzo gehee-
ten , om dat ze aan den weg na
Joppe, en Bethlehem , gelegen is;
aan deze Poort eyndigd het Dal
Jofaphats.
De Toort Davids, of, van den Berg Poort nn
Sion, ftrekt zichaan deZuyd-zyde,
en heeft haaren Naam, van den ge-
melden Berg, ter oorzaak dat men
door dezelve derwaarts gaat.
De Meft-poort ftaat aan de Ooft- j^^g^^
zyde, en word alzo genaamd , om poort«
datdeMeft, drek, en vuilnis, door
dezelve ter Stad uitgebracht word.
Door deze-^xetdChriftus, wanneer
de Jooden hem gevangen hadden
genomen , binnen Jerufalem ge-
voerd. Zy word gezegd, de Oud-
fte der Stad te wezen j die van
David, en Herodes, volgen daar aan j
d\'anderen werden nieuwer geagt.
Behalven deze zes Poorten, ziet
men noch een zevende , de Tórtd
Aurea, of, de Vergulde-poort, ge-VerguMc-
heeten, mogelyk om dat ze met ver- poo«« ^
gulde cieraaden gepronkt, en der-
halven boven d\'andere uitgeblonken
heeft, doch deze is \'t zedert langen
tyd toegemetzeld , ter oorzaak van
een zeekere voorzegging , waar af
de Turken d\'uitwerking trachten te
beletten, te weten, dat de Chriftenen
Jerufalem door deze Poort zullen
innemen. Noch\'verder gaat, ten
dien opzigte, hunne bekommering.
O O 2 Want
-ocr page 393-Want alle Vrydagen, op den mid-
dag j werden alle d\'andere Poorten
geflooten, en niet weder geopend,
voor dat het middag gebed ge-eyn-
digdis, dewyl hen, door een ande-
re Profetye , of voorzegging , ge-
dreygd word , dat de Chriftenen
hen, op eenVrydag , geduurende
het middaggebed, zullenvermeefte-
Door deze Vergulde-poort
ren.
kwam onzen Heyland, op de Ezelin,
binnen JeruJalem gereden. Na de-
zelve, als men de Stad van hier rond
wil gaan, volgd die van St. Steven,
en zo wyders alle d\'andere.
De muuren van de Stad zyn rede-
lyk fraay, en van gehouwen fteenen
gebouwd, hebbende , op eenige
afftand , verfcheydene vierkante
\' Toorns, met fchiet-gaten voorzien.
Dit muur-werk heeft de hoogte van
omtrent zes Vademen , en de dikte
_ van ruym drie voeten, \'t Wierd om de
Stad gemaakt in den Jaare iffp.
door den Turkfchen Keyzer Solman.
Eenige willen , dat het door zyn
Vader Se Urn al was begonnen , na
dat hy Jerufalem in denjaareifi/.
op d\'Egyptifche SultaAs had ver-
overd.
De Berg Sion legd op een gelyke
hoogte met de Stad, daar hy ten deele
is ingetrokken; doch ten Noorden,al-
\' waar hy wel de meefte hoogte heeft,
ftrekt hy \'er zich buyten. Waarover
my verhaald wierd, dat de geen die
de Wallen had doen optrekken, een
Genueefche Renegaad , of verloo-
chenaar, zoude geweeft zyn, die\'er
toenmaals Bajfa was: welke het werk
voltoyd hebbende , en de Turken
ziende, dat dit gedeelte van den
Berg over de Stad commandeerde,
kreegen zy argwaan, en geloofden,
dat het met geen ander oogmerk ge-
daan was, dan om den Chriftenen
te beter gelegentheid te geven, om
de Stad t\' eeniger tyd weder te ver-
meefteren : ten welken inzigte zy
hem het leven zouden hebben be-
nomen , want het is gevaarlyk de
minfte reden van achterdogt aan de
Turken te geven.
Grootte. Wat de grootte van de tegenwoor-
dige Stad belangd, ik fchat den om-
vang op drie kwartier uurs, wel te
Wallen.
verftaan, buyten de Wallen om te
gaan. Zy is redelyk digt betimmerd,
en tamelyk volkryk, doch het meefte
gedeelte der Straaten eng en krom.
d\'Inwoonders beftaan uit Mahome-
taanen, inboorlingen des Lands, en
Joden. d\'Eerfte maaken verre het
grootfte getal, de Joden komen\'er
zich dikwils metter woon ter neder
zetten , inzonderheid wanneer ze
tot hooge Jaaren gekomen zyn, met
het inzigt van\'er te fterven, en in,
of aan hctDalJofaphats, begraven
te worden, ten eynde , in het alge-
meen oordeel , te ipoediger afgevaar-
digd te werden: want, volgens het
gevoelen der Ifraëliten, ftaat het zelve
hier ter plaatze te werden gehouden.
Op myn vertrek mx. Jerufalem * om-
trent twee uuren van daar , ont-
moeteden\'er my ook noch eenigen,
welke, met het zelve oogmerk, der-
waarts gingen , onder deze bevon-
den zich drie Vrouwen, van welke
twee van heel hoogen ouderdom
waaren, die een uitfteekend verlan-
gen fcheenen te hebben, om herle-
ven te JeruJalem af te leggen.
Wat belangd den tegenwoordigen Tempel
Tempel Salomons , of de Mofqueë Saloinon?!
die zy zo noemen, de Lieden hier te
Lande zeggen, dat hy op de grond-
veften van den ouden Tempel ge-
ftigt, en van binnen , hoewel in
een veel kleynder begrip , van de-
zelve gedaante is, als d\'eerfte is ge-
weeft. Hy vertoond zich van buy-
ten, gelyk ik hier voor gezegd, en,
in myne afbeelding der Stad Jeru-
falem , aangewezen heb. Na my
onderrigt wierd, begrypt hy inden
omvang omtrent honderd fchreeden.^
Men moet dit alles, op het zeggen^
der Ingezetenen, gelooven, want
de Chriftenen vermogen\'er niet in»
of omtrent, te komen, }a zelfs, geen
voeten te zetten op het gantfche
Pleyn , \'t geen \'er zich om heen
ftrekt, en heel groot is, en die\'er
op betrapt wierd, zoude zeekedyk
Turks moeten worden, of zich laa-
ten verbranden. De Joden hebben
ten dezen opzichte ook geen meer-
der vryheid.
Op dat men derhalven, door on-
kunde, of onvoorzichtigheid, niet
>1
ih diergelyk ongeluk mogt komen
te vervallen, verfet men nooit voet
buyten het Kloofter , zonder met
een Pater, die gewoon is de Pelgrims
om te leyden , verzeld te wezen:
daar en boven heeft men ook altyd
een Drogeman by zich, om aan-
wyzing te doen , van de plaatzen,
daar men de vryheid heeft van te
mogen komen. Want, indien men
zich te buyten ging , of ytwes om-
trent de Turken kwam te misdoen,
zouden ze het Kloofter, en niet de
vreemdelingen, daar over aanfpree-
ken, en de Paters zwaare geldfom-
men afperllèn, welke voorvallen dc
Tater Gardiaan y en de Tater
Trocurator, my zeyden, hen al ver-
fcheyde maaien overgekomen te
wezen.
Byzon- \'tKloofter, d^atdeztTalers\'Ach
ïï\'enï" in onthouden, is gelegen, tuffchen
hec^ Kloo- Toort van Bethlehem, en die van
Rer te Je- Damafcus, in het Wefter, en hoog-
\'»ftlein , fte, gedeelte der Stad, cn voerd den
ftelykSfNaam , van dat van den Heiligen
die zich Zaligmaaker. Hun getal beftaat ge-
meenlyk uit tuftchen de dertigen
veertig Perfoonen , daar de jPö^^t
Gardiaün,oïReverendi(jïmo ihtt ge-
bied over heeft: deze is gemeenlyk
een Italiaan, of onderdaan des Ko-
nings van Spanje , en in dezelve
achting als een Biftchop, gelyk hy
ook , wanneer hy den dienft , op
Heilige dagen, doet, den Myter, en
Biflchops ftaf, voerd. Na hem volgd,
als tweede Perfoon, de Tater Trocu-
rator, welke een gebooren Spanjaard
moet zyn. Die\'cr , geduerende myn
verblyf, deze waardigheid bekleed-
de, was geen Priefter , maar flegts
een Frater, of Leeke-broeder, \'t is
zyn werk, correfpondentie met alle
Groote Perfonagien van Chriften-
ryk te houden, en alle de brieven te
fchry ven, en tc beantwoorden hy
heeft ook de handeling van het
geld. De derde Perfoon is de Tater
Vicaris , die een Franfchman moet
wezen. d\'Andere Geeftelyken zyn
ten meerendeele Spanjaards en Ita-
liaanen. Men heeft \'er gemeenlyk
ook eenige Franfchen, doch weinige
Duytfchers.
Alle de Paters, die uit Chriften-
ryk derwaarts werden gezonden, zyn
gehouden , ter plaatze daar \'t hen
door den Gardiaan verordend word,
zich neder te zetten, \'t zy te Jeru-
falem , of elders in het Heilig Land,
en aldaar driejaaren te verblyven,
na welker verloop zy weder te rug
mogen keeren , indien het den
Reverendißmo e^texbéieid-. wantj
zo hy redenen mogt hebben , om
haar daar te willen houden, moeten
zy, zonder tegenfprceken, gehoor^
zaamen. Ondertuflchen hebben zy
hier een fober leven, vermitszeden
meeftentyd, ter oorzaak der menig-
vuldige vaftendagen , geen vleefch
vermogen te eeten, en zeer weinig
ververffing van vifch krygen , zyn-
J^ffa, of Joppe, \'t geen twaalf
uuren van Jerufalem gelegen is, de
naafte Zee-plaats j en als\'er al ytwes
werd gebragt, is het, gelyk het
ipreekwoord zegd , voor Pater en
Mater , en niet voor het geheele
Convent. Derhalven verlangen de
meefte , om weder na hun Vader-
landfche Kloofters tc mogen keeren i
daar ze het vry beter hebben^
Alle de Reyzigers, welke üit
Europa komen. van wat Religie zy
ook mogen wezen, nemen hun ver-
blyf by deze Taters > egter is men \'er
niet toegehouden, gelyk eenige heb-
ben geichreven. Want men heeft
onder het gebied van den Grooten
Heer, zo wel als elders , de vry-^
heid, om te gaan Huys-veften daar
men begeerd, cn, indien men by de
Grieken, ofte in een Burgcr-huys ^
zyn verblyf wilde nemen, niemand
zoude het konnen beletten, \'t Ge-
fchied derhalven maar uit gewoonte,
dat de Franken by de Latyijen gaan
inkeeren, de Grieken by hunne Ge-
loofs genooten, de Armeniers by de
hunnen &c. Men zoude ook geen
beter Huys-A^efting konnen verkies
zen, want het onthaal, \'tgeen deze
Taters aan de Pelgrims doen, zon-
der onderfcheid van Gods-dienft,
is zodanig, dat men moet bekennen,
aan hunne beleeftheid vcrpligt te
wezen. Eenige van hun hielden my
gemeenlyk des avonds
een uurtje of
anderhalf gezelfchap , doch nooit j
zonder my alvoorens te hebben doen
003 vra-
il
294 de
gen , of de Zee-voogd de Jotdaan
ook geliefde te gaan bezien ? \'t Ant-
woord was, dat de tyd het niet toe-
liet , alzo den Admiraal met zyne
Schepen, welke op de Kuft lagen,
terftond weder in Zee moeft ftee-
ken, dat men den Baffa derhalven
voor zyne aanbieding bedankte &c.
Weinige dagen daar na, ftuurde
den Baßa weder aan het Kloofter,
en verzogt, dat men hem honderd
Ryksdaalders beliefde te betaalen,
voor de prefentatie die liy aan hem
had gedaan, van hem met zyn volk
na de Jordaan te doen geleyden j
want dat het hem even veel was,
of hy derwaarts was gegaan, of niet,
dewyl\'er doch de bereydzelen al toe
waaren gemaakt, en zyn lieden ge-
reed geftaan hadden. Hier viel
weinig tegen te zeggen , en men
was genoodzaakt tachentig Ryks-
daalders te tellen, om Aen Baffa,
wiens beleefde aanbieding geen an-
der oogmerk had gehad, te vreede
te ftellen : den Admiraal betaalde
egter deze fomme , om het Kloo-
fter , \'t geen \'er anders aan gemoeten
zoude hebben, daar af \'t ont-
laften.
Tot onderrigting der geenen, die tot 4e
welke de reys na het Heilig Land Heilig
willen ondernemen , zal ik hier by J^^\'^JgJf
voegen, eenaanteekening, ofLyft,èyfcht
van de koften , welke de Pelgrims wordenJ
gehouden zyn te doen, van wat
ftaat of gelegentheid zy ook mogen
wezen i zynde, ten dezen opzigte,
geene verandering, of onderfcheid,
zelfs niet tuflchen Heer en Knegt s
yder moet even veel betaalen waar
om men\'er niet te onregt den naam
van een hoofd-geld aan zoude mo-
gen geven.
Voor eerft dan tot Jaffa \\ de
naafte Zee-plaats , of de Haven»
van het Heilig Land, gekomen zyn-
de moet men aan den Aga, of Gou-
verneur , een fomme van veertien
Ryksdaalders uitfchieten, waar van
de Drogemans van het Kloofter de
helft trekken, en hier voor zyn zy
gehouden u een Paard te befchikken,
en tot aan Jerufalem te geleyden.
En als men weder over Jaffa ver-
trekt , moet men nochmaals veertien
Ryks-
vragen j of zc my ook belet zouden
aandoen. Want, wetende dat ik
geftadig bezig was, met te teekenen
en te fchryven , wilden ze my niet
geerne ftooren. Zy betoonden my
ook des te meer genegentheid, om
dat ik alle de plaatzen zo nauwkeu-
rig op \'t papier bragt> jawenfchten
wel , dat ik \'er een geheel Jaar had
gebleven. Verfcheydene reyzen
wierd my gevraagd, wat ik begeer-
de te eeten, en daar by gezegd, dat
ik my na hen niet behoefde te re-
guleren , brengende my fomtyds
eyeren, en andere fpys , welke zy
die dagen niet vermogten te nuttigen,
en als ik hen van deze moeyte tragte-
de t\' ontftaan, met te zeggen, dat ik
my geerne met hunne gewoonlyke
portie wilde vernoegen, en , daar
ter plaatze zynde, geenzints op de
welluft der fpyzen dagt, wierd my
ten antwoord gepaft , dat zy wel
wiften, dat ik alles met vryer herte
mogt eeten, dewyl^de Kerk hetmy
toeliet, en dat ze my derhalven tot
die bezetheid van leven , daar de
Regel van hunne ordre hen toe ver-
bond , niet wilden noodzaaken &c.
De Tater Gardiaan aanbood my
ook, indien ik ^er genegentheid toe
had, een halfjaar, en langer, ver-
blyf in het Kloofter , buyten alle
koften. Inderdaad , hy was een
zeer Edelmoedig Heer, gefprooten
uit een der aanzienlykfte geflagten
van Milanen, en Tietro Marino ge-
heeten. Zy voeren den tytel van il
Guardiano del Sacro Monte Sion, of
Bewaarder van den Heiligen Berg
Sion.
Kneve- \'k Heb elders gezegd , dat de
ƒ er Turken veel knevelingen omtrent
omtrent Klooftcr plegen. En zo haaft
het Kloo-doet\'er zich geen gelegentheid toe
op, of zy weten \'er zich wonderlyk
van te bedienen. Kort voor myne
komft te Jerufalem, had zich, ten
dien opzichte, yts vreemds, met den
Capitano ai Nave, of Admiraal van
deOorlog-fcheepen, der Republycq
van Venetien , toegedragen. De
verftaan hebbende, dat dezen
Heer zich in het Kloofter bevond,
ftuurde ymand der zynen aan den
Tater Gardiaan , en liet hem vraa-
fter.
REI
Ryksdaalders betaalen. \'Xe Jerufa-
lem körnende, betaald men voor het
doorgaan van de Poort twee en een
halve Ryksdaalder, en aan den Offi-
cier een halve , aan den opperften
Drogeman van het Kloofter twee
cn een halve , en aan den tweeden j
Drogeman een Ryksdaalder. Voor
den eerften ingang in de Kerk van
het Heilige Graf, geeft men vyftien
Ryksdaalders , en elke reys dat de
deur naderhand geopend word twee
cn een, halve Ryksdaalder , en om-
trent een daalder aan een Turk, die
digt by dcKcrkwoond, mitsgaders
een kwart van een Ryksdaalder aan
den Poortier. \'t Bezichtigen van de
Heilige plaatzen buyten Jerufalem,
met het geen men aan den Droge-
man diend te geven, komt omtrent
op drie Ryksdaalders. Voor het
bezien van het Graf van David,
willen de Turken mede twee cn een
halve Ryksdaalder hebben. d\'On-
koften die men gehouden is te doen,
om na Bethlehem te gaan, zo voor
de Paarden, als \'t geene men aan de
Drogemans moet geven , beloopen
omtrent vier Ryksdaalders j doch, zo
men eenige ongemeene Plaatzen wil
gaan bezichtigen , komt het vry
meer te koften , vermits daar geen
geftelde prys toe is. Voor het tee-
kenen op ae armen hier ter plaatze,
betaald men gemeenlyk, aan den
geen die het doed , een goude Se-
quin , bedragende twee en cen halve
Ryksdaalder: fommige geven \'er wel
twee, en meer, na dat ze zich meer of
minder teekenen laaten zetten: want
däar ftaat geen prys toe. Als men
zich op het Paafch-feeft te Jerufa-
lem bevind, moet yder Pelgrim tien
Ryksdaalders betaalen , om na de
Jordaan te gaan , welke fomme
door den Baffa werd getrokken,
die daar voor een geleyde van zyn
volk met u zend, en zo ymand buy-
ten dien tyd derwaarts wil trekken,
komt het omtrent honderd Ryks-
daalders te beloopen , \'t geen den
Baffa, voor zyn geleyde vorderd.
Op het vertrek van Jerufalem, is
men gehouden een vereermg , tot
dankbaarheid voor het goed onthaal,
aan het Kloofter te geven , doch
hier ftaat mede geen bepaalde prys
toe, en yder geeft na zyn vermogen;
of mildheid. De Hollandiche eri
Engelfche Koop-lieden geven ge-
meenlyk yder vyftig Ryksdaalders j
maar men vermag aan niemand van
de Taters, \'t zy aan de geenen die
u allerwegen geleyden, of anderen,
ytwes te geven , waar over my yts
vreemds met een zeekeren Tater van
Florence, een Man van zeer goede
geboorte , dien ik in Egypten ge^
kend had, gebeurde. Ik was gene-
gen vyftig kleyne Kruysjes , met
paarlemoer ingelegd, daajrikzagdat
lem het hart na jeukte, aan hem te
fchenkcn , doch verftaande , dat
zulks niet buyten kennis van deii
Tater Gardiaan mogt gefchiedCn,
zeyd ik hem, dat ik\'er den zelven
over zoude aanfpreèken. Hy, we-
tende hoe minnelyk ik door dien
Edelmoedigen Heer bejegend wierd»
twyftelde niet, of myn verzoek
zoude my toegeftaan werden: maar
het ging heel anders, en de Gardiaan
voerde my te gemoet, dat, indien
zulks wierd toegelaaten, eenige der
Taters die vryheid ligtelyk zouden
misbruyken, en de Pelgrims al te la^
ftig vallen, welke mogelyk, uitbe*
leefdheid, meer zouden weg fchen-
kcn, als ze geerne kwyt wilden we-^
zen, dat men derhalven geen voet»
tot een zo kwaaden misbruyk, moeft
geven : dat de Jerufalemfche reys,
buyten dat, genoeg kwam te koften %
en, zo men noch ytwes overhield,
dat het beeter was, het zelve te be-
fteeden rot het koopen van eenige
rariteyten, en gedenkteekenen, die
men met zich , in zyn Vaderland,
konde brengen j en eyndelyk, datj
indien hy my hier toe verlof ver^
leende , ik hem mogelyk yts van
meerder belang zoude vereeren. Ik
moeft hem, met ernftige woorden»
het tegendeel belooven, en het voor
een groote gunft opneemen, dat ik
yts gerings van myn eygen goed
mogt weg fchenken.
Gelyk de Pelgrims zich gemeen-
lyk te Jerufalem , van het een en
het ander , \'t geen in hun Vader-
land vreemd is, voorzien (fommige
om aan hunne Lands-gcnooten de
lüee-
-ocr page 397- -ocr page 398-290 CO\\:A(^slis
teekenen hunner Pelgrimagie te kon-
nen toonen, anderen uit een ande-
re foort van nieuwsgierigheid} koft
ik verieheyde vreemdigheden , en
Roozenonder diejenigeRoofenvan Jericho,
van Je- van welk gewas ik hier voor eenige
melding heb gedaan. Ik nam de
moeyte , van twee der fraayften af
te teekenen, gelyk ze zich op
N®\' 148. vertoonen. In een onno-
zelder eeuw, en by onnozeler men-
fchen, gelyk ook noch wel, heeft
men veel van deze Roofen gebeu-
zeld ; te weten, dat ze op Kers-
nagt, in het water gelegd , open
zouden gaan, en anders nooit, ter
gedagtenis van onzes Zaligmaakers
geboorte i maar ik kan verzeekeren,
dat\'er alle nagten en dagen bekwaam
toe zyn, en dat ze altyd in het wa-
ter open gaan , gelyk ze zich ook
altyd, zo haaft als ze daar buyten
komen, allengskens weder fluy ten.
richo.
Men befchikte my ook eenigë Houte
Houte Oly ven van Jericho. DeOly^e"-
fchors van dezelve is groen , even
als van een eetbaare Olyf 5 doch deze
daar af gedaan zynde, bevind men
de vrugt hout te wezen, in de leng-
te ribachtig > en, openende dezelve,
vertoond zich deze tweede, of houte,
fchors ter dikte als die van een aman-
del , met een pit daar in , van ge-
daante als een pingel, of Piftasje.
Noch tegenwoordig , als ik\'er een
openflaa, is deze pit week, en van
binnen Caftangie bruyn doch ik
vind \'er tegenwoordig geen fmaak
meer in , welke mogelyk door den
tyd vergaan zal wezen i evenwel kan
ik niet zeggen , of ze ooit fmaak
gehad heeft , want ik hebze voor
dezen nooit geopend i maar\'t zedert
een tyd , bemerkende dat\'er yts in
rammelde, beving my de luft om zc
van binnen te bezichtigen.
Vi t HOOFD;
-ocr page 399-Çetuygenh brieyen^ welke den Pelgrims medegeg^enWof*\'
den, Wedertogt van Jerufalem na Rama, Cederen van Gaza. Ver-
trek van Rama, om Nazareth , en de Galileefche Zee , te gaan be\'
zichtigen, en komß, door verandering van JVind, tot Tripolis, JBe-
fchryving "uan de Stad, &c.
Getuyge- A Is ik nu weder van Jerufalem
nis bric- x^ meende te vertrekken > wierd
lln pä^ ^^^ getuygenis brief, wegens dat
grims raê- ik deHeilige plaatzen had bezichtigd,
(hoedanige brieven aan alle de Pel-
grims, op hun vertrek, werden me-
de gegeven) ter hand gefteld. Deze
was gelchreeven met een uitfteekende
nette hand , niettegenftaande dat
de Tater, die hier toenmaals toe ge-
bruykt wierd, by de tachtig Jaaren
oud was. \'t Zegel vertoond, in een
ovaal (dat onder en boven eenig-
zins Ipits toeloopt, en om \'t welke
dit omfchrift gevonden werd , SI-
GILLUM * GUARDIANI * SA-
CRI * * CON VENTUS * MON-
TIS * SION * zo veel als ik kan
oordeelen, beneden, de Voet waf-
fching van Chriftus , gedaan aan
zyne twaalf Dilcipulen , en boven
aan, wederom de twaalf Difcipulen,
geknield leggende en Chriftum,
van haar opvaarende na den He-
mel , en van achteren met een licht
omfcheenen. De Ondertekening is
gedaan door den Pater Gardiaan,
Tetrus Marinus , en laager , door
den Frater Procurator Taulus a Mi-
ionico.
Vertrek ^^ "^y« affcheyd van alle de
Jcru-Geeftelyken (niet zonder eeninner-
lyke beweging , dewyl ze my zo
veele beleefdheden hadden getoond,
dat ik ze niet kon erkennen) en
vertrok den 1November, \'s mor-
gens ten zeven uuren, uit Jerufalem,
na dat ik\'er my dertig dagen had
opgehouden. Wy namen den zei-
ven weg , waar langs wy gekomen
waaren, en hebbende Bon Ladron,
of het Dorp van den goeden Moorde-
.naar, bereykt ,teekende ik het zelve,
gelyk het zich op N". 14.9. vertoond.
de gege-
*en wor-
den.
Sikm»
\'t Legd op het gebergte , en is een
onnozel Dorp, \'t geen door de Ara-
biers werd bewoond. Men ziet\'er
noch een tamelyk groot vervallen
gebouw. Omtrent de middag hiel-
den wy de maaltyd tuffchen het ge-
bergte, by een groote Fonteyn, en Weder-
kwamen , met het vallen van den \'^onift
avond, weder te Rama. Rama.
Hier wierden my twee Cederen cederen
van Gafa gebracht, byzonder vreemd van Gaza^
van gewas , hebbende d\'eene tien
uitfpruytzelen, welke aan het eynde
Ipits toeliepen. De vrugt zelve
was van een ongemeene grootte, be-
grypende de lengte, tot aan hetuy-
terfte der punt, ruym veertien , en
zyn diameter vyf en drie kwart duy-
men, te weten, daar\'er van twaalf in
een Rynlandfche voet werden ge-
reekend. De andere was weinig
minder, haaiende de lengte ftyf der-
tien , ende in zyn diameter zes en een
kwart duymen. Deze vrugten hebben
van binnen weinig fap, en konnen ge-
geeten worden, gelyk zoete Limoe-
nen ; de gedaante vertoond zich op
N°. ifo.
Myn verblyf te. Rama was , tOt Verti-ëfe
aan den 8\'\'\'". [anuary 1Ó82. wanneer
ik , verzeld door twee vrienden
welker een myn oude Reis-broeder,
Rogier van Kleef, was, omtrent de
middag, weder van daar toog j van
meening Nazareth , en AeGalilee-
fche Zee, te gaan bezichtigen. Den
Heer Hennco Lub, ten wiens huyze
wy ons onthouden hadden, en aan
Wien ik , buyten dat, oneyndigé
verplichting heb j had de goedheids
van ons tot aan Jajfa te geleyden;
Hier traden wy \'t Scheep , in een
Vaartuyg van het Land, \'tgeenons
tot S. Jan d\'Akre zoude brengen j
Pp om
1 \'
■■\'■f\'i
-ocr page 402-29? COX^^BLIS
om van daar wyders myn voorge-
sioomene reys te vervolgen.
Omtrent midder nacht geraakten
wy onder zeylj en, van des ande-
derendaags morgens af, in het ge-
zicht van S. Jan de Akre hebbende
leggen dry ven, wierden wy, tegens
den avond, fchielyk, met een harde
Land-wind, van daar gezet, zulks
dat \'er geen kans meer was , om
daar ter plaatze aan Land te komen.
In tegendeel dreef een voorwind,
waar af men raadzaam oordeelde
zich tc bedienen , ons zo fpoedig
voort, dat men den volgenden mor-
gen , ecu uur of anderhalf voor de
middag, het Anker voor Trz/ö/zj liet
KomR tc vallen. Op deze Kuft vaart men ge-
Tripolis. meenlyk zo digt langs het Land
heen, dat men alle de plaatzen bc-
kwaamelyk kan onderkennen. Doch
wy waaren de voornaamfte des nagts
gepaflèerd. Hier vonden wy, op de
Ree , een Hollands , cn een En-
gelfch Schip, het eerfte de Juffrouw
Sufanna geheeten , gevoerd door
Capiteyn Daniel vander Merkt.
De Marine, of Zeekant, vertoond
zich hier zeer aangenaam, beftaan-
de in eenige Huyzen. Langs heen
ftrckken zich ook verfcheydeWacht-
toorns , met zwaare muuren opge-
haald, even als Kafteelen, en tame-
lyk van Kanon voorzien, waar door
zy altyd in ftaat zyn, om den aan-
val der Chriftene Zee-rovers af te
keeren. \'t Gezicht hier van ver-
toond zich op N®. ifi.
Te Land getreden, ontmoeteden
wy, voor eerft, eenige Magazynen,
daar d\'aankomende en afgaande goe-
deren , in gelegd worden. Van hier
reden wy , door een vermaakelyke
vlakte, na Tripolis ^ omtrent een half
uur van de Zee gelegen, cn, zynde
vervolgens in de Stad gekomen, ver-
voegden wy ons ten Huyze van den
Heer van Drieffche , Conful der
Hollandfche Natie , van wien wy
zeer mimielyk wierden ontfangen.
met aanbieding van zvn Huys en
Tafel. ^
In het bezichtigen van de Stad , Befchry-
vond ik dezelve heel vermaakelyk, ving van
en aan de voet van een Berg gcle\'\'^"^®^"\'
gen. Rondom ziet men een menigte
van hoven, beplant met Moerbezien-
boomen. Ook valt \'er veel zyde.
Men heeft\'cr verfcheyde aangenaa-
me gezichten, zo binnen als buyten
de Stad, vermits\'er veel water door
heen vloeyd , \'t geen van het ge-
bergte Libanon afkomt. Ik bragt\'er
eenige van op \'t papier , en bevin-
dende my aldus aan een Oort, daar
my de Stad heel wel voor kwam,
teekende ik dezelve , gelyk ze zich
hier nevens verbeeld op N®. ifz.
\'t Water, \'t geen zich als een Rivier
vertoond, is dat, \'t welk van het ge-
melde gebergte komt af daalen, en
reeds door de Stad gepaifeerd is,
ftroomende vervolgens , door het
Land heen, tot in de Zee. \'tisop
verfcheyde plaatzen heel ondiep,
gelyk aangewezen werd, met de
twee Turken te Paard , gereed om
door het zelve , tot aan den ande-
ren Oever , te ryden : \'t welk ge-
meenlyk gefchied , om weg uit te
winnen. Het groot gebouw, in het
midden der Print verbeeld , ver-
toond het Kafteel , daar de BaJ^a
zyn Wooning in heeft.
De Stad in zich zelven, is vaa
geen groot belang, egter zyn\'er de
Huyzen van Maffive fteenen ge-
bouwd, en veele redelyk groot, en
aanzienlyk. De voornaamfte kwar-
tieren zyn wélbevolkt; maar eenige
oorden onbebouwd, en woeft. De
Bafart oï Winkel-Jiraat ^ isintamc-
lyke goede order. De Franfche en.
Italiaanfche Natiën, Iiebben ider
gemeenlyk hunnen Onder-Confiït»
\'t Meefte gedeelte der Kooplieden bo
ftaat in Franfchen. Daarwcr^aoot
de Arabiers veele aflche gcbragt,
dienftig tot het maaken van Zeep,
en Glalèn,
Tocht na het gebergte Libanon,
Tocht na ^\'^elripoUs zynde, wilde ik ook
iec ge. hec gebergte Libanon-) oiLi-
banus y gaan bezichtigen, hoewel
het tegen aller gevoelen was , dat
wy in dit layfoen van het Jaar daar
op zouden konnen komen. Niette
min ik moeft\'er de proef af neemen,
en begaf my derhalven , den 12^=".
der genoemde Maand Januar y, der-
waarts op weg , verzeld door den
eenen myner Reys-broeders , dien
zyne nieuwsgierigheid daar mede
toe aandreef Wy waaren met het
begin van den dageraad te Paard ge-
ftegen, en reéden voor eerft, door
een groote ftreek vlak Land , heel
fraay met Olyf-boomen beplant ,
welke men omtrent Tripolis in me-
nigte heeft. In dit geboomte zag ik
een oude ruïne van een Oly-molen,
Äabo geheeten , die , niet tegen-
ftaande dat ze Zo geweldig vervallen
is , daar egter tegenwoordig noch
toe diend. Wel eer heeft hier een
Dorp geweeft. Vervolgens paflèer-
Riftin.ch den wy het Dorp Riftin, en Kaf are
Kafare Ka- Kahel, een fraaye en groote Ruïne,
waar agter men het gebergte , met
fneeuw bedekt, ziet leggen j \'t ge-
zigt daar van vertoond zich op
Lareli
N«
Thans komt men aan het Kloo-
^ê\'Mado- ^^ Madoria , daar het gebergte
aanvangd. Dit Kloofter is heel groot,
cn legd vermaakelyk tegen het zelve
aan j boven op legd noch een an-
der, Ham hoer e, of ook wel het KIoo-
wn s.to- ^^^ \' geheeten. Zy zyn
ris.
Kloofter
beyde zeer oud. Aldus door een heel
aangenaam en hoog gebergte heen
rydende , kwamen wy aan een wa-
ter , even als een Riviertje, alwaar
men een byzonder fraaye Water-val
heeft, welke, leggende tuffchen het
geboomte, een dommelig geruis
gefteegcn , bereykten wyhet Dorp
Larel, daar het oude Kloofter »Jö«^/^
is. Hier omtrent weid het oog ge-
ftadig , over zeer fchoone en be-
koorlyke gezichten, in \'t gebergte,
zo van Water-vallen, als anders.
Vervolgens paflèerden wy de
Groite van S. Maria, en kwamen,
kort na den middag , te Kanobin, Kanobift.\'
ofStinoba, zo veelgezegd, als^j»^
een komft der Geeftelyken. \'tIs een
Kloofter heel vermaakelyk in het ge-
bergte gelegen, cn rondom meteen
menigte van geboomte bezet, waar
agter menden Libanon, bedekt met
zyn gewoonlyke fneeuw, in het ver-
fchiet befchouwd, gelyk in de neven-
ftaande afbeelding, onder N®. i f4.
vertoond werd. Men zegd dat het
door den Keyzer Theodofius gefticht
zoude wezen. Hier onthoud zich
den Patriarch. Hy voerd den tytel
van Patriarch van Antiochien , en
het gebied door de gantfche Lahd-
ftreek, en langs de geheele kuft, over
al de Maronitifche Chriftenen. Die
toen ter tyd deze waardigheid be^
kleedde, was een heel minnelyken
beleefd perfoon, Stephanus Petrus
geheeten > hy fprak de Italiaanfche
taal heel wel , vermits hy veertien
Jaaren te Romen had geftüdeerdi
Deze moedigde ons aan, tot het vol-
trekken van ons voornemen, en zey-
de , indien het de aanftaande nacht
niet fnecuwde, dat wy zeekerlyk des
anderendaags aan de Ceder-boomen
zouden geraaken.
199
Des ^morgens dan , heel vroeg,
dewyl \'er , tot ons geluk , geen
fneeuw was gevallen , ftecgen wy
te Paard , en paflèerden het Dorp
Broufa , aldus genaamd , ter oor-
zaak van de menigte der Amandel-
boomen, betcekenende Broufa een.
Êröufa;
Hadela\'
veroorzaakt. Bydeze Vliet, of Beek, Amandel: dit Dorp behoord onder
traden wy af, en hielden den ont- den Patriarch. Vervolgens kömt
bytj waar na weder te Paard zynde men aan het Dorp//^<?A behoorende
on-
-ocr page 404- -ocr page 405-waaren , doch het viel binnen kor-
ten tyd af, en verging t\'eenemaal:
de gedaante is , als dat van dcRo-
zemaryn.
Hoewel deze Boomen ten meer-
endeele onder dc fneeuw bedekt
ftaan , zyn ze echter altyd groen,
de blaadjes aan de Takken ryzen
opwaarts , en de vrucht hangd na
beneden, regt ftrydende tegens mal-
kander , zy fweemd heel wel na een
Pyn-appel. De twee gezichten, die
ik \'er af teekende , verbeelden zich
op N®. i ff. cn 1^6. Alle de dagen,
of lichten , welke men op de Boo-
men ziet, vertoonen de fneeuw,.
die op de Takken legd. \'t Was
my niet genoeg, de vruch^ met my
te neemen > maar ik hakte ook een
Jonge Ceder-boom , waar van \'er
zeer veele ftaan, omver, ten eynde
het hout, ter gedachtenis, met my
te voeren. Het zelve, meend men
tot het bouwen van den Tempel Sa/o-
mons gebruykt te zyn, i Kon. f : 6.
\'t Is een gemeene Iprcekwyze, dat
de Cederen van den Libanon ontel-
baar zyn, dat is te zeggen, dat men ze
nooit twee maaien, met een ge-
lyke uitkomft van getal, kan tellen,
\'k Heb dit ook zo aan myn zelven
bevonden. Want, tellende de voor-
naamfte boomen , vond ik\'er eens
vyf-en-dertig, en eens zes-cn-dertig.
Maar dit onderft;heid kan aan geen -
andere reden toegcièhreyen worden ,*
als aan de haaft , waar mede ik de-
zelve telde, en ook, ten anderen,
om dat ze vry wat verward by mal-
kander ftaan, waar door men zich
heel licht kan vcrgiilèn , anderzins
is\'er geen meerder zwaarigheid, om
het regte getal van deze, als van ande-
re boomen, te weeten. Ik had ook de
nieuwsgierigheid, om de dikte van
twee der zwaarfte Ceder-boomen te
meeten, en bevond die van den eer-
ften zevcn-cn-vyftig, cn den ande-
ren" zeven-en-ve\'ertig palmen. On-
der aan den eenen zag ik eenige
fteenen op malkanderen leggen,
welke aan dc Geeftelyken, die\'er nu
en dan komen, tot een Altaar ver-
ftrekken, om\'cr dienft op te doen.
De takken dezer boomen fpreydcn
zich zo wyd uit, dat zich een groot
getal
onder de Arabiers , en wyders aan
Ipfarey. Ipfarey i het laatfte en naafte Dorp
aan den Berg, of het gebergte, Li-
banm. Van hier namen wy eenige
lieden mede, die de wegen, over en
door de fneeuw, bekend zyn, want
zonder dusdanig een behulp, zoude
men \'er niet te regt konnen geraaken.
Omtrent op anderhalf uur na aan
de Ceder-boomen gekomen zynde,
Komft aan vonden wy alles met fneeuw bedekt,
boomenr\'^" ons derhalven genoodzaakt de
Paarden aldaar te laaten, en de voe-
ten te werk te ftellen , tot dat wy,
niet zonder groote moeite, eynde-
lyk aan de (5cdcr-boomen kwamen.
De fneeuw is hier des morgens ,
eer de Zon wat hoog begind te ry-
zen , by na zo vaft als Ys , en
maakt den weg derhalven zeer rouw
cn ongemaklyk. Wy gingen aan-
ftonds nederzitten, om het hert wat
te fterken , doch de felle koude liet
ons niet toe lang te ruften , en ver-
gunde ons naauwlyks zo veel tyd,
dat wy de maag het behoorlyk voed-
zel konden geven, behalven dat wy
ten anderen ook noch genoodzaakt
waaren met \'er haaft weder tc rug te
keeren, ten eynde voor de hitte der
Zon de fneeuw weder gepafteerd tc
wezen , alzo men anderzins, wan-
neer de fneeuw aan hef fmelten ge-
raakt , groote ongelukken te verwag-
ten heeft, cn het meermaalen ge-
beurd is, dat het al te lang famme-
len den nieuwsgierigen, met in die
overvloedige fneeuw , die zich hier
en daar tot zeer hooge Bergen ver-
heft, weg te zinken, het leven ge-
koft heeft. Deze gevaaren voor oo-
gen ziende, haaftcdeikrny, zoveel
als \'t my mogelyk was , om \'er een
afbeelding van op\'t Papier te bren-
gen. Men ziet hier niets, zoverre
als zich het gezicht kan uytftrekken,
dan den Hemel, en de Sneeuw-
bergen i zelfs zyn veele der Ceder-
boornen by na met fneeuw bedekt,
en, indien de wind het niet belette-
de , zy zouden\'er altemaal onder
begraven leggen. Ik plukte, op de
fneeuw ftaande , eenige Cederen,
van de bovenfte toppen der Boo-
men , gelyk ook eenige kleyne takjes,
om\'er het lof) of blad, van tc be-
30 f.
getal van menfchen, onder derzelver
fchaduwe, zoude konnen verfchuy-
len. De Propheet Hofea maakt hier
00k gewag van, wanneer hy zegd,
Cap. 14. f. 6. Jk zal Ifrael zyn ah
de dauw > hy zal bloeyen als de Leli,
ende hy zal zyne Wortelen uitßaan
als de Libanon, zynefcheutenzuUen
zig üitfpreyden, ende zyne He er lyk-
heid zal zyn als des Olyf booms.
Ende hy zal een Reuk hebben als
de Libanon, zy zuUen wederkee-
ren , zittende onder zyne Jchadu\'
we, &c.
Den Libanon aldus voor een goed
gedeelte bezichtigd hebbende , had
ik ook een byzondere begeerte, om
op den Anti Libanus te gaan, een
gebergte, of berg, agter denzclven
gelegen, doch veel hooger, van waar
men zegd , dat men een heel ver-
maakelyk gezicht, na de kant van
Damafcus, heeft: maar het kon niet
gefchieden. Want, leggende deze
Bergen op een afftand van eenige
uuren van malkander, zoude het te
laat op den dag zyn geworden 5
*t was tuöchen tien en elf uuren,
eer wy dc Ceder-boomen verlieten,
cn de Zon derhalven al wakker aan
\'tklimmen, weshalven onzeLeyds-
lieden my verfcheyde maaien ver-
maanden , dat het tyd was te ver-
Cevaartrekken, en dat mynenieuwsgierig-
•Mewje-heid, indien ik langer draalde, hen
altemaal mogelyk duur genoeg zou-
de komen tc ftaan. Inderdaad, wy
vonden , op de wedertocht , de
ftieeuw hier cn daar zodanig ge-
fmoltcn , dat \'er al vry dikwils den
een of den ander in zakte: ik zelve
^zonk\'er, met myn eene Been, eens
ter halver lyve toe in, \'t welk ons zo-
daanig een verbaaftheid aanjaagde,
dat wy niet wiften , hoe wy ons
gaauw genoeg van daar zouden maa-
ken. Ondertuftchen , \'t geen. ons
natuurlyk gewicht mede noch eenig-.
zins verzwaarde, en de gang belem-
merde, was, dat yder zich had be-
laaden j den een met een korf vol
Cederen, den andere met een halve
Ceder-boom, een derde met de pro-
vifie &c. \'c welk wy aldus verdeeld
hadden, op dat niemand , door al
te groote zwaarte, te diep in de
Van den
I^ibanorr.
fneeuw zoude zinken. Een der
geenen die ons geleyden, en, vol-
gens de manier daar te lande , dé
beenen bloot, en de voeten maar
gefchoeid had , zag \'er heel deerlyk
uit, want zynde, \'k weet niet door
welk toeval, ongelukkiger als zyne\'
makkers , waren hem de beenen ^
door het menigvuldig zakken inde
fneeuw , zo yftèlyk gekorven, en
gefchonden, dat men hem niet zon-
der erbarming konde aanzien.
Eyndelyk, na langfukkelcn, we-
der ter plaatfe gekomen zynde, daar
wy onze Paarden hadden gelaaten,
Ipoeyden wy ons, met geen kleyne
blydfchap, na het naafte Dorp, daar
wy het lyf , vry beter als boven op
den Berg, verfterkten. Hier na be^
jgaven wy ons weder op weg , en
kwamen , des namiddags ten vier
uuren, weder te Kanobin,
Deze Plaats is uitfteekend vermaa-
kelyk , cn, hoewel ik \'er in de Win-
tertyd geweeft ben , moet ik egter
bekennen, noch nooit aangenaamer
te hebben gezien, \'k Zou\'er geer-
ne, indien het my de tyd had toe-*
gelaaten , eenige maanden hebben
verbleven, doch het kon, ommeer
als eene reden , niet wezen. Men
ziet de Patryzen hier by na zo tam als
de Hoenders i zy vliegen by wylen
geen tien fchreeden ver, of zetten
zich weer neder , cn toonen heel
weinig befchroomdheid voor de
menfchen. Maar, al was het maar hier-
om alleen , zo zoude Kanobin bo-
ven andere plaatzen te agten wezen j
want men heeft \'er de fchoonfte en
fmaakelykfte wynen , die in al het
overige van de wereld gevonden
konnen werden. Zy zyn rood, en
zeer aangenaam van koleur j en zo
vet, als Oly, in het glas. De Pro-
pheet Hofea maakt\'cr ook een ge^
lykeniflc af, daar hy zegd , Cap^
ï\'f.i/.^- Zy zuUenwederkeeren, zit\'\'
tende onder zyne fchaduwe, zy zuUen
ten leven voortbrengen als koorn ^
ende bloeyen als de wynßok , zynege^
dachtenijfe zal zyn, als de wyn van
Libanon.
Deze wynen worden ajlerwcgeri
heen gezonden, doch de Druyf, die
dezelve voortbrengd , is\'erfchaars;
Pp I d\'An-
-ocr page 407-JJ7
-ocr page 408-ten Huyze daar ik gehuis-veft Was
ten eeten. De Koop-lieden verzofg-
den hem t\' elkens , van \'t geen hy
noodig mogt hebben. Onder an-
deren verzogt hy op een tyd een
vuur-roer, om zich tegens de Wol-
en andere fchadelyke gedier-
ven ,
tens, die\'er zeer veele zyn, te ver-
dedigen i \'t wierd hem ook gege-
ven : hy onthield zich in een Grot
van het Gebergte, en was een heel
beleefd en minnelyk Man, van goe-
de geboorte, en omtrent vyftig jaa-
ren oud. Sedert dat hy hier in deze
eenzaamheid had gewoond, was by
verfcheyde reyzen weder in zyn
Vaderland geweeft , doch telkens
wedergekeerd , brengende altyd
eenige gaaven en gefchenken mede,
welke hy aan den Patriarch vereer-
de, die \'hem ook van alles verzorg-
de , \'t geen hy begeerde. Eer hy
zich tot dit leven begaf, was hy een
Geeftelyke onder de Latynen j doch
oordeelende, dat hunne regels niet
ftreng genoeg waaren, om de Zalig-
heid te bewerken , had hy zich in
dit gebergte opgeflooten , daar hy
een zeer boetvaardig, en voorbeei-
delyk leven voerde.
Den derden dag, na onze komft
in het Kloofter, namen wy affcheid
van den Patriarch , en bedankten
hem, met een kleyngefchenk, we-
gens zyne beleefdheid, en goed ont-
haal , drinkende wyders noch eens
van den gemelden Wyn , om de
dampen van het vochtig weer, ver-
mits het t\' eenemaal veranderd was,
te beter te konnen wederftaan. Wy
vertrokken des morgens , omtrent
negen uuren , met een digte ftof-
regen, die ons tot aan Tripolis ver-
zei de , alwaar wy met den
aankwamen.
Alvoorens dit Hoofd-ftuk te fluy- Afbeel-
ten, heeft het my goed gedacht,
een eygentlyke en cvengroote af-
beelding van de Cederen, of vrug-
ten der Ceder-boomen , te geven.
Ten dien eynde dan heb ik\'er uit-
drukkelyk een open-gefneden , en
bevond de reuk van binnen even
eens als Terpentyn, daar kwam ook
noch eenig fap uit, niettegenftaan-
de dat ik ze nu zo lang heb bewaard.
Deze
Weder-
„A komft te
avond
d\'Andere wynen vallen op verre na
zo goed niet > maar zyn \'er ook in
veel grooter overvloed Myn Heer
den Patriarch, gelyk hy groote
achting voor ons toonde te hebben,
deed ons van den beften drinken
dien ik zo wonderlyk bevond, dat ik
niet weet, ooit zo aangenaame drank
geproeft te hebben. Werwaarts
men hier het gezicht wend , ont-
moet men een groote meenigte van
water, \'tgeen heel vreemd, en hoog,
van het gebergte nederwaarts, komt
ftorten. In het Hoog-lied van den
wyzen Koning Sa/omon, word ook
eenige melding gedaan, van de wa-
teren , welke van den Libanon ko-
(a) Cap. nien vloeyen (O O Fonteyn der ho-
^.versis-w», Tut der levende wateren, die
lilt Libanon vloeyen ! Sommige hou-
den dit geweft, voor het Vaderland
van Noach j gelyk den Patriarch
ook , in zyn kouten met ons , te
kennen gaf, van dit gevoelen te
wezen , en tot beweering der zaak,
bragt hy te berde, dat\'er twee ber-
gen omtrent den Antilibanus zyn,
welke, noch op den huydigendag,
den een Kain, en den ander Abel,
genoemd worden.
Ter zeiver plaatze legd ook een
Stad, met een zeer vermaakelyk Lak,
of Meir, welke Stad de Ingezetenen
hier om heen gelooven, dooTKain
gefticht te zyn, en dat ze de eerfte der
wereld zoude zyn geweeft, en nader-
hand , by verloop van tyd, den naam
van Heliopolis, of Zonne Stad, gekre-
gen zoude hebben.
Vyf uuren van Kanobin legd ook
een Dorp, \'t geen door Chriftenen
bewoond werd , en noch tegen-
woordig den naam van E den \\oetd.
Het ftrekt zich, tuflchen het geberg-
te, in een Vlakte , en heeft in het
midden een Berg, daar wel eer een
Kafteel op geftaan heeft, \'t geen
men zegd, zich veertig dagen tegens
den Turkfchen Keyzer verdeedigd
te hebben , mitsgaders een water,
of Beek, dieser door heenloopt.
Omtrent dit Kloofter, in
Verhaal j^gj. gebergte, onthield zich een
Sn^Tlui- Kluifenaar, een Frans-man van ge-
fenaar. boorte. Deze kwam ettelyke maa-
ien , terwyl ik my te Tripolis ophield,
\'i
-ocr page 409-Deze vochtigheid i wölke den Ter-
pentyn > niec alleen in de reuk»
maar ook in de aanklevendheid a
gelyk is, fpruyt uit de langwerpige
ZEN. m
korleni daar dc huysjesrriéde gevuld
zyn i de gedaante dezer vrucht j ge-
heel, en open gefneden, vertoond
zich op N®. 1
Sternen^ daar^ch degedaantens van FtffcheninVemonm*
Verongelttkking van eentge Schepen, in de Haven van S.JandeAkrè.
Byzonderheden wegens de Stad Tripolis. Vreemde levenswys van eek
Turkfchen Heilig % &c.
Steenen, "EJi^r voor , aan het eynde van
f^ich\' X I het ander Hoofd-ftuk, wegens
te\'nf^^^"" Cederen gefprooken hebbende,
Viflchen » iii ^cn aanvang van dit,
vertoo. fpreeken van zeekere Steenen , in
dewelke zich de gedaantens van ver-
fcheyde foorten van Viflchen ver-
toonen, zo natuurlyk, dat men ze
niet zonder verwondering kan aan-
zien. Deze Steenen werden, eenige
tiuren buyten Tripolis, boven op
ccn Gebergte, gevonden, doch ver-
toonen, geheel zynde, van buyten
niets , maar als men ze tegens de
grond, of ergens op» fmyt, Iplyten
zy van malkander, by na gelyk de
Leyen , of Schaliën , en aldus ge-
fpleeten zynde, ziet men de ge-
daante van de Vifch, gemeenlyk op
een der beyde ftukken, of, om
beter te zeggen, de graat. Om ook
van deze Steenen met my te voeren,
ftuurde ik uitdrukkelyk ymand, met
een Ezel, na het Gebergte, die\'er
my een goede partye af bragt, waar
onder ik\'er een vond , welke , by
geluk, zodaanig is gcfplcctcn, dat
zich aan elke zyde van den Steen de
helft van de Vifchgraat vertoond j
ook fluyten de ftukken zo net op
malkander , als of de Steen in zyn
geheel was gebleven ; en van alle de
geenen, die ik gezien heb, kon\'er
niet een by halen. \'k Heb deze
ftukken, benevens malkandcren leg-
gende, geteekend, om te beter aan
te wyzen, hoedanig men de Vifch aan
yder zyde ten halven ziet, dat is te
zeggen, dat yder ftuk de helft van de
Vifch vertoond, gelyk aangewezen
^ord op N« 1^8. \'k Moet\'er dit
Ben.
byvoegen , dat de Steen eygentlyk
twee duym langer is, als hy zich in
de Prent vertoond.
Gelyk dit Hoofd-ftuk niet als van
afzonderlyke zaaken zal handelen,
moet \'er ook hcc volgende plaats
hebben. Den 22^\'®". der meerge-
noemde Maand January, kreeg men
hier tyding , dat\'cr twee Franfche
Koop-vaarders , door onftuymig
weer , in de haven van S. Jan de
Akre, verongelukt waaren , bene-
vens noch twee Turkfche Saiken,
een foort van vaartuygen, daar meii
zich in de Levant zeer veel van be-
diend. \'s Anderen daags kwamen\'er
in de twintig Matroozen , van dc
genoemde Schecpen , welke verhaal-
den , dat het eene by nacht geftrand
was , en twee Man van het zelve,
te weten , den Schryver, en de
Boots-man, gefneuveld, mitsgaders
dat ze beyde vol gelaaden waaren _
en op hun vertreklaagen. Denzcl-
ven dag wierp hier ook een Saike
het Anker, komende Mafteloos van
S. Jan de Akre, daar ze het ongeluk
van Schip-breuk evenwel noch wa^
ontworfteld.
Ik vond het te Tripolis 20 wel,
dat ik^er het winter iayzoen voor-
by liet gaan , met het voornemen $
van my vervolgens weder na S. Jan
de Akrei daar ik, gelyk hier voor
gezegd is, door de harde wind, niet
aan Land had konnen geraaken, te
rug te begeven j ten eynde Nazareth,
en de Galileefche Zee ^ te gaan be-
zichtigen. Middelerwyl nam ik de
gelegenheid van de Stad , en om-
leggende oorden, op.
%
Vcroniöä
lukking
van eenigiï
Schepen,
in de Häa
ven van
S.Jan dü
Akrei
Byzonder»
heden we=
gens de
Stad tri»
poils.
n
m
-ocr page 411-door welker eene de gemelde vliet
heen ftroomd. Boven over dezelve
heeft men de waterleyding , door
dewelke het water , \'t geen voort-
komt uit een Bron, neemende haa-
ren ooriprong twee uuren van hier,
aan deh voet van een berg , na de
Stad werd gevoerd , cn wel in zo-
danigen overvloed , dat de meefte
ftraaten, ja zelfs veele Huyzen, met
Fonteynen zyn voorzien. Weinig
verder heeft men noch een dergelyke
Brug , welke door de boogen der
eerfte gezien werd, met het Sneeuw
gebergte van den Libanon in \'t ver-
fchiet. \'t Is een heel vermaakelyk
gezicht, en verbeeld zich N®.
Het gezelfchap \'t geen\'er met my
,was, cn die, behalven den Conful
(vertoond in \'t Turks kleed) alle te-
genwoordig in Nederland zyn, is \'cr
by vertoond , zodaanig als ze daar
zaten, terwyl ik de afteekening op
het Papier bragt.
Te ^r^ö/ij zynde, wierd my een Vreemde
vreemde zaak verhaald, welke ik \'ev^s^ys
den Leezer ook moet mede deelen.
Omtrent een Jaar voor myne komft, fchen He»:
was hier ccn zeekere Turk gcftor-I\'g*
ven, die zieh fen weinig buyten de
Stad onthield, na de Zeekant, aan
de Rivier, of Vliet, welke van het
Gebergte Libanon komt afvloeyen.
Een Sopha van enkele planken, op
de wyze als ccn vierkante Tafel,
verftrekte hem tot een Wooning j cn
op deze had hy zeventien Jaar ge-
zeten , zonder ooit \'er van te komen.
Hy wierd by hen voor een Grooten
Heilig gehouden , en de fpys hem
dagelyks van alle kanten toegcbragt.
Gelukkig, dien hy de genade deed,,
van de zyne te nuttigen. Doch,
niet tegenftaande alle deze Heihg-r
heid , had hy by wylen de grillen ,
van \'t geen hem niet aanftond in de
Rivier te fmyten. \'t Aanmerkelykfte
was, dat hy nooit een eenig woord
fprak i de vuyligheid , welke de
natuur hem noodzaakte te loozen,
leyde hy nevens zich neder, en dc
Turken, anderzins zo vies van
diergelyke dingen, achteden zich ge-
ëerd , door dezelve te mogen weg
neemen. Zo veel vermag een ydele
waan van Godvrugtigheid, bydeze
ver-
Zy is een der voornaamfte Zee-
plaatzen van Syrien, en zo handel-
ryk, dat\'er de Koop-manft;happen
van alle geweften, zo te water, als
te Land , heen werden gezonden,
gelyk ook van daar weder na ande-
re Oorden. Daar werden veele zyde
ftoffen gemaakt, als Kamelotten,
Trypen, Tapyten, 6cc. DeLands-
douwe hier omheen geeft uitftee-
kend goeden Oly, en ft;hoone
Wynen. Omtrent een uur van het
Land , regt voor de Stad , leggen
twee kleyne Eylanden , op welker
eene zich een meenigte van Duyven
op houd, het ander krield van Ko-
nynen , die\'cr door zeeker Hol-
landfch Koop-man , eenige Jaaren
geleden, gezet zynde, zich tot ccn
ongeloofïèlyk getal hebben vermec-
nigvuldigd. Op beyde deze Eylan-
den neemt men by wylen het ver-
maak, van te gaan fchieten. Doch
daar zich dc Duyven onthouden, is
het geweldig klipachtig, en derhal-
ven niet wel te beklimmen. Tuflchen
deze Eylanden, en de Stad, blyven
de Schepen leggen, vermits ze door
de droogte niet aan T.and konnen
komen.
Even buyten deStad,aan het water,
of de vliet, die van het Gebergte
Libanon ncdcrdaald , welke haaren
loop , gelyk een Rivier , door de
Stad heeft , teekende ik een fraay
gezicht, ftrekkende zich tegens de
de Brug, waar over men in de Stad
gaat, gelyk op N°. i fp
werden.
Weinig verder van de Stad, aan-
het zelve water, heeft men een
fraay Turks Kloofter, beplant met
Orangie- en Citroen-boomen, waar
in zich eenige Turkfche Geeftelyken,
Derviches geheeten , onthouden.
Het legd byzonder aangenaam, te-
gen het gebergte, in\'t verfchiet ver-
toond zich de Berg Libanon, en
het gantfche voorwerp zich op
i6o. ^
Omtrent een half uur buyten de
Stad, legd de Brug van Godefroy de
Bouillon i aldus geheeten, om dat ze
door dien Dapperen cnGodvrugtigen
Held is gefticht. Deze Brug , die
van Steen is > heeft drie boogen,
gezien kan
30?
Verkeerd-geloovigen, dog het waare! den , die zich, met een gemaakte
te wenfchen , dat\'er ook onder dd fchyn van Heiligheid , laaten mis-
Chriftejien niet wierden gevon- leyden.
Vertrekt van Tripolis* I{aifa» Berg K^armeL Steene^
vrugten. Komft te S. Jan d\'Jkre , en tegenwoordige ftaat van deze
Stad,
Vertrek "^T a dat ik omtrent drie Maan-
vanTnpo.J^\'^ den myn verblyf te
had gehouden , om de Winter tyd
te laaten voor by gaan , trad
ik den April \'t Scheep, op een
Hollandfche Koopvaarder,®^ Goede
Fortuyn Elizabeth geheeten , ge-
fehikt na S. Jan d\'Akre , ten eyn-
de my na Nazareth , en de Gali-
leefche Zee, te begeven, vervolgens
weder na Tripolis te keeren, en van
daar, over Land, n^ Aleppo te ttek-
ken, maar alzo ons de wind tegen
was, waaren wy genoodzaakt tot
den elfden te blyven leggen. Thans
wierd het Anker gelicht, doch kort
daar na, vermits het dood-ftil was,
weder in de grond gefmeeten. Om-
trent den avond raakten wy een
goed ftuk wegs, met de Landwind,
vorderden
,<]en
wy
Kaifa.
Den
in Zee.
weinig , gelyk ook den heb-
bende zeer onftuymig weer, en een
fchrikkelyke holle Zee. Den i-f\'\'®".
kreegen wy óeCaap Bianco digt ne-
vens ons: des nachts ftaaken wy we-
der Zeewaarts in, vermits wy tot
Aire niet wilden inloopen. Den
1na de middag lieten wy het
Anker vallen, onder Kaifa, dewyl de
Schipper, ter oorzaak van de harde
wind, uit vrees van de kwaadcHaven,
het niet binnen Akredox^ zetten.
Deze plaats, wel eer een vermaar-
Stad , en die verfcheyde maaien van
naam veranderd is, legd onder aan,
en ten Noorden , van den Berg Kar-
fel , aan den Oever van de Zee,
omtrent drie uuren van Akre, en is
tegenwoordig van weinig belang,
gelyk men op N°. 162. kan zien.
De Arabiers, en de Turken, noe-
menze Kaf as.
Wy konden dezen dag, door de
holle Zee , met de Sloep niet aan
Land komen, \'t geen my geweldig
moeyde, alzo ik zeer begeerig was om
den gemelden Berg te bezichtigen.
lis.
Op den zelven , aan het eynde
van de Zee , legd het zo berugte
Kloofter , waar in zich de Paters BergKar-
Karmeliten onthouden. Hier toond
men een Grotte, of Spelonk ^ in de
Rots gehouwen, welke den Propheet
Elifaus tot Woonplaats gediend
zoude hebben. Een ftuk wegs van
daar ziet men een Fonteyn, die
dc gemelde Propheet uit de Aarde
deed ontlpringen , en een weinig
hooger noch een andere: beyde ge-
venze goed water. ^ Dicht daar by
heeft men de Peuynhóopen desKloo-
fters van S. Broeardus, die doox
S. Albregt, Patriarch van Jerufalem,
gezonden wierd, om de Kluyze-
naars, welke zonder regel, ofBroe-
derfchap, leefden, binnen zeekere
bepaaldheid te brengen.
Men toond hier ook noch een
Grotte van den Propheet Elias, en
een andere van den Propheet£//y^^j".
Wat laager, na de voet van den
Berg, is een Grotte , waar in men
zegd , dat den Propheet Elias het
volk onderwezen heeft, deze is mede
uit de Rots gehouwen, en heel fraay.
Hier hebben dc Turken een kleyne
Mofqueë.
Op dezen Berg vind men de
Steene Meloenen, en andere Steene-
vrugten, van welker eerfte my ver-
fcheydene uitfteekend fraaye ter
hand wierden gefteld , gelyk ook
eenige Steene Olyven. De gedaan- steene-
te dezer Meloenen vertoond zichvrugten.
op N®. 163. zo als ze geheel, en
opengeftagen, zynj waarom ik\'er
twee heb verbeeld.
Men ziet \'er ook noch by , een
foort van cen Steene Oefter, oiCapo
tonde, gelyk ze by de Italiaanenge-
noemd worden. Hy is in zyn geheel,
gelyk mede de twee Steene Olyven,
die\'er by zyn. Men zegd dat\'er ook
geheele Druyve-troftèn van Steen,
van dezelve gedaante , als men ze
aan
-ocr page 416-aan de Wyngaarden ziet groeyenj
gevonden werden, doch ik heb ze
niet konnen bekomen , hoewel ik
een der Taters zonderling te vriend
had, die\'er my geerne mede gediend
zoude hebben , indien ze maar te
vinden waaren geweeft. Deze Steene
Meloenen hebben van buyten de-
zelve gedaante, als de Natuurlyke,
.eenige rond , andere langwerpig,
gelyk ook dezelve grootte, en de
Ichors omtrent dezelve dikte. Ge-
brooken zynde, vertoonen zich de
holligheden j even als die van de
waare vrucht, ook hebben ze eenige
reuk, die niet onaangenaam is.
Komft te Den der genoemde Maand
S. Jan de April, toogen de Schipper en ik,
met de Boot, m S. Jan de Akre,
woordige daar ik my eenige dagen ophield,
ftaat van en tyding kreeg, dat\'er geene Pel-
e?e Stad. gj-jnis derwaarts zouden komen, ver-
mits dc Taters te Nazareth eenig
verfchil met de Turken hadden.
Ik bragt dan ondertuflchen eenige
fraaye gezichten op\'tPapier, waar
van deze verwoefte plaats cen mee-
nigte kan uitleveren, inzonderheid
overblyfzelen van gebouwen, onder
Ë H. 307
dewelke niet het minfte is , \'t geen
men ten Weften, aan de Zeekant, ziét.
Het vertoond zich heel groots, eil
heeft, geloof ik , wel eer tot een
Tempel gediend. De Bouw-kundé
is\'er, volgens de Gorfche order, ih
waar genomen i gelyk op N° 164.
werd aangev/ezen, \' In \'t verfchiet
vertoond zich de Berg Karmel, en
het Dorp Kaifa , beneden aan het
eynde van denzelven Berg, aan dè
Zee , mitsgaders het Kloofter der
Karmeliten , boven op den uiter-
ften top.
Omtrent in het midden der Peuyn-
hoopen van deze Stad, teekende ik
noch een gezicht van eèn gebouw i
beftaande voor aan in eenige boo-
gen , met vierkante pilaaren , waar
over men , langs ettelyke trappen,
na een foort van een Hof, ofPalcis,
gaat, ftaande noch vierkant in we-
zen. Het fchynd van jonger tyd
gemaakt te wezen, als het onderftè
werk , \'t geene van byzondere
groote fteenen opgehaald is , waar
op de grond ge-
vertoond zich op
van er zeer vee
ftort leggen, en
N®.
Men ziet hier in \'t verfchiet het
Gebergte, \'t geen zich na de Kar-
ftrekt. Kortom, al wat\'er fraay s
in Akre te zien is , beftaat in de
Peuynhoopen van het Oude Ttolo-
maïs , want aldus wierd deze Stad
wel eer genoemd, na de naam van
den Egyptifchen Koning Ttolomms^
toen ze met regt voor een der aan-
zienlykfte Steden van het Ooften
kon\' gaan. De Zee heeft: \'er een groot
gedeelte af weg gefpoeid , gelyk men
genoegzaam kan af meeten, uit de
Ruïnen , en Peuynhoopen, welke
hier en daar het hoofd boven het
water uitfteeken, en zelfs ook inde
Haven; deze loopt halvemaans wyze,
ea ftrekt zich , als met een bocht,
tot aan den uiterften hoek van den
Berg Karmel.
Een kleyn getal van Huyzen,
flegt genoeg, maakt wyders de te-
genwoordige Stad uit. "DeFranken,
welke meeft in Franfchen beftaan,
woonen in een Chan-, zynde een
rond gebouw, met twee verdiepin-
gen , verdeeld in verfcheyde ver-
trekken, waar af de onderfte dienen
tot Pak-huyzen , om de goederen
in te bergen, en de bovenfte tot
Woonplaatzen. Hier hield ik mede
myn verblyf, zynde gerecomman-
deerd aan een Koopman van het
Land , van wien ik zeer beleefd
wierd onthaald. Terwyl ik my hier
ophield , was ons Schip daar mede
op de Reede gekomen , om eenige
Katoen-baaien, die het\'er telaaden
had, in te nemen , en zo weder te
vertrekken , gelyk het ook op den
2der Maand, d^ nachts, onder
2^yl ging, zonder eens in de Haven
te zyn geweeft. De reeden was, om
dat dezelve zeer gevaarlyk voor de
Scheepen is, inzonderheid by Win-
ter tyd, vermits , door de kwaade
grond , ter oorzaak van de Peuyn-
hoopen , die\'er in meenigte zyn,
de touwen aan ftukken ryten, daar
het behoud der zelven in beftaat. Ik
vond\'er ook nog een gedeelte van
een der Scheepen , voor ettelyke
dagen, als hier voorgemeld, alhier
verongelukt, boven het water leg-
gen : maar van het ander wierd geen
ftuk vernoomen.
vm Maria, enz. ^ Fontefn
309
,en der meergemelde
Maand April, na dat ik my
nu zes a zeven dagen f Akre had
opgehouden, zeyde ik tegens den
Tater Trajïdent, dat ik, om ver-
fcheyde redenen, niet langer konde
Tocht wachten , met na Nazareth op te
wns. Jan trekken, en derhalven des anderen
ï^azareth! morgens derwaarts meende te
* gaan: waar op my wierd geantwoord,
dat ik doen kon \'t geen my beliefde,
ik befprak dan den Drogeman, en
deed twee Paarden ten dien eynde ge-
reed maaken; voorziende my wyders,
van \'t geen ik oordeelde noodig te
zullen hebben.
Wy vertrokken des morgens om-
trent negen uuren , en namen den
weg, voor een gedeelte, langs de
Zee, en vervolgens door een Veld,
van den gewoonlyken weg af, alzo
den Drogeman aldaar een ander
Paard te haaien had; weshalven ik
het befchryven tot aan de wedertogt
uitllelde. Ten vier uuren na den mid-
dag bevonden wyons tot
alwaar ik my aanftonds na het Kloo-
fter vervoegde. Hier verftond ik, dat
het verfchil, tuflchen de Geeftelyken,
en de Turken, bygelegd was. Dien
avond bezag ik, in Proceftie, de Spe-
lonk, alwaar (zo my gezegd wierd)
de boodfchap , wegens de menfch-
wording van den Zaligmaaker, aan
de Maagd Maria, gedaan wierd.
Den 24^«". ging ik op den Berg
Seyn , die beneden Nazareth legd,
cn byzonder hoog is , ter welker
oorzaak men van den zelven zeer
fraaye gezichten heeft, en het oog
laat weiden over Akre, en den Berg
Karmel, cn aan d\'ander zyde, over
Damafms, ArabiaDeferta, of het
l^oeji Arabien , Judaa , Samaria,
en den Berg Thabor.
Ter zyde van Nazareth , ftrekt
D
zich een fchoone en groote Vlakte 9
\' Efdrelon geheeten.
Van hier teekende ik Nazareth af,
\'t welk tegenwoordig maar cen on-
nozel Vlek is, beftaande in eenige
flechte Boeren-huyzen , gelyk op
N". 166. kan werden gezien.
Wel eer is Nazareth een Stad
genoemd geworden , immers, by
d\'Euangeliften, z\\s Luc. 1:26. Ende
in de zefde Maand wierd den Engel
Gabriel van God gezonden , na een
Stad in Galilaa, genaamd Nacsareth.
En Math. 2:23. Ende daargekoomert
zynde, nam hy zyne Woonplaatz in
de Stad 3 genaamd Nazareth, of dat
vervuld zoude worden, \'t geen door
de Tropheetengezegd is, dat hy Na--
zarenus zal geheeten worden, \'tis
gelegen in het "EridedNaphtali, en
meenen eenige, dat het aldaar voor
een der vafte Steden aangeteekend
ftaat.
Volgens oude getuygeniflèn, was
het een vruchtbaare luftige oord,
die , door zyne getemperde lucht,
een meenigte van vrugten, kruyden,
en bloemen, voortbracht, doch te-
genwoordig is \'er niets te vinden.
Het legd als op een Heuvel, en is
ten meerendeele met hooge Bergen
beftooten , waar door men weinig
uitzicht heeft.
Ik heb hier voor gezegd, dat zich
de Vlakte EJdrelon aan deftelfs zyde
ftrekt. Doch men moet niet verftaan,
dat deze Vlakte gantfch tegen Na-
zareth aanftoot, want daar leggen
eenige Bergen, hoewel niet zeer
hoog, tuflchen beyden. De inwoon-
ders beftaan uit Arabiers, en Tur-
ken, mitsgaders eenige weinige Grie-
ken , en Maroniten.
Men toond hier noch de plaats,
Hiiys ea
------ —v^iivj. im^i llUL-ii "V- jjiaaiö j miyS(
daar Jofeph gewoond zoude hebben, W^^^ei
wiens winkel in de levende RotsS/\'\'"
Q^q 3 uit- \'
uitgehouwen , en in de Printver-
beelding is aangewezen, met deletter
A. Gelyk ook daar de Synagoge der^
Jooden zoude zyn geweeft, getee-
kend met B. Het Kloofter , aange-
wezen met de letter C. is een tame-
lyk goede Woonplaats voorde Gee-
ftelyken , welke hier gemeenlyk, ten
getale van omtrent twintig perfoo-
nen, zyn.
Spelonk Ik teekende ook de Spelonk, al-
daar de waar de Boodfchap, door den En-
Sap\' aan » ^^ Heilige Maagd wierd
Iviaria gedaan, zynde in den omvang van
wierd ge- het Kloofter beftooten. Men ziet
hier twee Kolommen, van Graauw-
achtige fteen, welke omtrent de
hoogte van vier Vademen hebben,
en\'er door de Keyzerin Helena ge-
fteld zyn. Van dezen word de eene
gezegd te ftaan , op de zelve plaats,
daar Maria zich bevond , toen de
Boodfchap aan haar gedaan wierd.
Kn d\'andere , ter plaatze daar den
Engel ftond. De Turken hebben
van de eerfte, onder aan, wel twee
Voet hoog afgebrooken , zulks dat
ze met het Capiteel aan het gewelf
hangd. De Spelonk zelve is ten
meerendeele met cieraad van hout-
werk bekleed, en vertoond zich zo-
daanig, als hier op N®. 167. te zien
is. Zy beftaat in dc lengte omtrent
vyftien voeten, en in dc breedte zes,
doch is aan het eene eynde ruym drie
voeten breeder, als aan het ander >
de hoogte bereykt omtrent negen
voeten. Ter zyde , in een kleyne
Kapel, ziet men drie Altaaren.
j , ik bezichtigde ook de Spelonk,
dic de naam van Tracipice, oïSteilte,
Steike. voerd , ter oorzaak dat den Berg,
daar ze in is, een vervaarlyke hooge
fteylte heeft. Hy legd ten Zuyden,
een groot half uur van Nazareth,
en word gezegd dc plaats tc wezen,
van waar de Jooden den Zaligmaaker
wilden afwerpen , volgens het ge-
mygenis van den Euangehft Lucas
Cap. 4. f 2p. daar hy zegd , Ende
opfiaande wierpen zy hem uit, buyten
de Stad, ende leyden hem op den top
des Bergs , op dewelke haare Stad
gebouwd was, om hem van defteylte
af te werpen » maar hy , door het
\' midden va» haat doorgegaan zynde,
ging weg; De Rooms-gezinden zegr-
gen , dat hy uit haare oogen ver-
dween , en- zich in de gemelde
Spelonk verborg.
De weg , tuflchen Nazareth en
dezen Berg , kan tc Paard niet ge-
bruykt worden , door de meenigte
van groote Steenen,en Rotzen, die\'er
leggen.
Ik bevond de laagte van deze Spe-
lonk acht-en-veertig fchreeden , de
breedte vyf-en-twintig, en de hoog-
te na proportie.
Tegen over dezelve heeft men cen
groote Put, uitdc levende Rots ge-
houwen , doch daar tegenwoordig
geen water in werd vernoomen :
maar voor dezen gafze zulken over-
vloed , dat het water tot aan Naza\'
reth vlicttc, en het Kloofter zich als
toen daar van bediende. Dit ge-
zicht vertoond zich op N®. 168.
zynde de Spelonk aangewezen met
de letter A. en de Put met B.
Van den gemelden Berg, ziet men vlakte
over de gantfche Vlakte Efdrelon, Efdrelon.
welke zes uuren lang, en vier breed,
werd gereekend. Aan geene zyde
des zelven leggen Naim en Endor.
\'t Eerfte is een Stad, en de plaats >
daar onzen Heyland de Zoon der
Weduwe van den dooden opwekte.
Luc. 7: II. gelegen tegen het Ge-
bergte Hermon , daar de Koning-
lyke Propheet in zyne Pfal-
men , gewag van maakt.
Het Dorp Endor legd wat meer
aan de flinker zyde van de Vlakte,
tegen het zelvc gebergte , en is de
plaats daar Jael^ de Huys-vrouw
van Heber , den nagel door het
Hoofd van Sifera floeg, Judic. 4:21.
en Tfalm. 83: 10. Dit gezicht ver-
beeld zich op N®. i6p. zynde Naim Naim e$
aangewezen met dc letter C. de Berg En^ioiv
Hermon met D. en het Dorp Endor
met E.
Men toond hier ook dezelve plaats
daar de ] ooden, gelyk gezegd is, den
Zaligmaaker van boven neder wil-
den fmyten, \'t geen cen vervaarlyke
hooge fteylte is. Hier ziet men de
Vla&e Efdrelon aangewezen, op
N®. 170. met deletter G. Op de voor^
grond legd een groote fteen, daar
eenigen van fchryven, dathy zelve,
zo
-ocr page 422-ZO als Chriftus vertrokken was, zich
aldaar geplaatft zoude hebben. En
hier ter plaatze zoude het zyn, dat
zy den Heere van boven neder mein-
den te doen ftorten: zynde waarlyk,
wanneer men van daar na het Dal,
en eenige minder Bergen, die noch
tuflchen het Dal, en dezen Berg, in
leggen , nederwaarts ziet, een ver-
vaarlyke fteilte j doch die hier niet
heeft konnen aangewezen werden,
omdat op de ftand-plaatze, daar ik
my bevond, dezelve zich aan\'toog
niet opdeed. In \'t verfchiet vertoond
zich, in\'t gebergte, de Stad Äi»»,
cn ter plaatze daar deletter H. ftaat,
is de Beek Kifon , doch die men
van daar naauwlyks in de Vlakte kan
onderfcheiden. Van de zelve werd
gewag gemaakt Jud. 4: 7. Ik zal
aan de Beeke Kifon tot u trekken den
Sifera, Jabins Krygs-overfte , met
z,yne wagens , ende zyne meenigte,
ende ik zal heminwwehandgeven.
Kerk van het wcdcrkcercn van Nazareth,
JJ\'aria der na Akre, ontmoet mende Kerk van
Maria der Vreeze, alzo geheeten ter
oorzaak dat de Heihge Moeder-
maagd aldaar, vol van vrees, den
Heyland volgde, wanneer de Jooden
hem voort fleepten, om hem van den
top des Bergs af te ftooten. Tergc-
da
;tenis van het welk deze Kerk is
geftigt, zyndewel eer de Kerkvan
een groot VrouwenKloofter geweeft,
daar tegenwoordig niet als de Peuyn-
hoopen van overig zyn. Men toond
hier mede een Steen, waar op Maria
den Heyland, beyde geknield, zoude
omhelfd hebben , na welken tyd
de vormen hunner kniën daar tot
nog toe ingebleven zouden zyn.
Andere zeggen , dat de Heihge
Maagd, in het volgen van den Za-
ligmaaker, kwam te ftruykelen, en
dat ze aldus de gedaante haarer
kniën in de Steen zoude hebben
gezet. Inder daad, men ziet \'er
eenige holligheeden: maar ik zoude
niet durven verzeekeren, dats\'erop
zulken wys zyn ingekoomen, als\'er
van verhaald word.
Vervolgens komt men aan de Fonteyn
Fonteyn van Maria, welke heel goed "" J^sua*
water geeft, het zelve komt uiteen
kleyn Onder-aards Kerkje, \'t geen
de Grieken in bezit hebben, en zeer
oud geacht werd.
Dicht aan Nazareth ziet men een
groote Spelonk, waar uit de fteenen
gehaald zyn , welke ten tyde der
Keyzerin Helena, tot den opbouw
van het eerfte Kloofter al voor de
Taters gediend hebben.
31»
i)
ilt
-ocr page 424-5ÏÏ CO%:h(^SLlS de \'B\'KVrjSC^S
Tocht ^ mn S.fm d\'^Akie^ na deCfaUleefcheZee, (jraf
van den Propheet Jonas. Tegenwoordige ftaat van Cana in Galilea.
Vlakte der Koorn-airen. Berg der Zaligheid. Befchryving van de Gali-
leefche Zee j en de Stad Tiberias. Plaats daar Jofeph verkoft wierd.
Befchryving van den Berg Thabor.
a dat ik aldus weder tot Akre
was gekomen, maakte ik my
aanftonds gereed , om \'s anderen
daags \'s morgens na de Galileejche\'
Zee te trekken , ten welken eynde ■
ik nog een Arabier, tot myn geley-
de, ging befpreeken, Wy vertrok-
ken , omtrent twee uuren voor het
aanbreeken van den dag,verzeld door
een Pater, dien dezelve nieuws-
gierigheid derwaarts voerde, en
paftèerden voor eerft het Dorp
Rena.
Wat verder vertoonde men my,
in een Rots, eenige voet-tekens van
den Propheet Jonas. Hier na ziet
men , ter flinker zyde , het Dorp
Misdefh, alwaar een Spelonk is, in
Craf van ^jg welke , Volgens het zeggen van
ph«r J^ de Lieden des Lands , dePropheet
nas. Jonas begraven legd.
Boven op deze Spelonk hebben
de Turken een Mot \'~que\'é gebouwd,
ten opzigt dat het de Ruft-plaats
van een Propheet is , voor welke
alle zy een zonderlinge eerbiedig-
heid hebben j ja , die voor deze
plaats, gaat zo verre, dat zy geen
Chriften toelaaten daar omtrent te
komen: om welke reden ikmyook
derwaarts niet vervoegde.
Vervolgens komt men in de vèr-
Cana in maakelyke Vlakte van Galileaycn aan
Galiiea. deflèlfs eynde te Cana. Hier ziet
, men,m de laagte,de Fonteyn, welkers
water Chriftus, op de Bruyloft, in
wyn veranderde. Wat hooger op
den Berg, ftaat een Kerk, ter ze-
ver plaats, daar men meend de
Bruyl oft gehouden te zyn. Zy diend
tegenwoordig tot Stalling voor de
Beeften, en vertoond zich van buy-
ten, als een flegt vervallen gebouw,
waar aan men nog twee groote Poor-
ten, en een kleyne, ziet 5 hebben-
de wyders, ter rechter zyde , aan
de halve hoogte, nog een gebouw,
op de manier als een Vleugel, daar
ook twee Poorten aan zyn, gèlyk op
N®. 170. verbeeld ftaat. Van bin-
nen vertoond zich noch een ry van
vyf Kolommen, in het midden twee
aan malkanderen, draagende het ge-
welf. Ter rechter zyde ftaat een
ftuk van een veel dikker Koloni, ter
welker plaats ongetwyfeld de muur
verbrooken zal zyn geweeft, en de-
zelve aldaar gefteld , om ze te on-
derfchraagen > aan de andere zyde
ziet men ook twee Poorten, en aan
d\'eene een Kolom.
Tocht tia
de Gali-
leefche
Zee*
B-ena.
Deze Kerk heeft de langte van
zeven-en-dertig fchreeden, de breed-
te van veertien , cn een laage ver-
dieping. \'t Afbeeldzel vertoond zig
op N® 171.
De plaats zelve, te \\icctcnCanay
behalven dat \'er nog veele flechte
Huyzen ftaan, is geheel vervallen,
cn word bewoond van een zeer boos-
aardig volk , die Arabiers zyn.
Weshalven ik, uit vrees van gezien
te worden , haaftig van het Paard
trad, de Kerkbezigtigde, cn aftee-
kende , zonder dat het ymand ge-
waar wierd. Men ziet hier rondom
nog een meenigte van groote Steen-
ftükken, van Kolommen, en oude
Ruïnen, welke genoegzaam te ken-
nen geeven , dat deze plaats veel
grooter geweeft moet zyn, als ze te-
genwoordig is. Zy legd op een
Berg, cn is aan alle kanten met
hooge Bergen omvangen, welke
zich geheel woeft opdoen, \'t Eenig-
fte dat zy vermaakelyk heeft, is de
gemelde Vlakte, welke, ten haaren
opzicht, ten Noorden gelegen is.
Hier ter Stede genas Chriftus den
Zoon van den Koninglyken Hove-
img , die te Capernaüm dood krank
lag , Joh. 4: 50. \\ Is ook de ge-
boorte plaats van Nathana\'él, Joh.
21: 2. mitsgaders van den Apoftel
Simon, die daarom de Cananiter ge-
noemd word, Mat. 10: 4.
Cana vedaaten hebbende , en
een teug uit de Fonteyn, of Bron,
welkers water Chriftus in wyn ver-
anderde, gedaan zynde , kwamen
Vlakte wy in de Vlakte der Koorn-airen ,
derKoorn-daar wy langen tyd door reeden.
Zy werd aldus geheeten , ter ge-
dachtenis, dat de Difcipelen alhier
op den Sabbath de Koorn-airen
aten, waar over dePharizeentegen
den Heyland zeyden , Ziet , uwe
Difcipelen doen, dat niet geoorlofd is
te doen op den Sabbath, Mat. 12: 2.
daar Chrißus op antwoordde :
Hebt gy niet geleezen , wat David
gedaan heeft , toen hem hongerde,
en haar die met hem waaren ?
hoe dat hy gegaan is in \'t Huys Gods,
en de Toonbrooden gegeten heeft ?
enz : Mat. 12: 3. en Mare. 2: 36.
Men ziet hier nog een Boom, Tere-
binto degliApoftoli, ofdeTarpentyn
boom der Apoftelen, geheeten, daar
men geloofd die eygentlyke plaats,
van \'t geen zo even gezegd is , te
wezen. By dezen gingen wy neder-
zitten, om het hert wat te fterken,
zynde nu aireede watvermoeyd.
Deze Vlakte is omtrent twee uu-
ren lang , en tamelyk breed. Men
toveretti ^^^^ ^^^^ Dorp Toveretti, of Arm-
«nLibic. , geheeten, en, legen het zelve
over, een ander, Libië genaamd.
Een weinig verder voort gereeden ,
en op een Berg gekomen zynde ,
zaagen wy de Galileefche Zee , en
Bethulient in de belegering van wel-
ke Stad Judith Holofernes het
Hoofd afhieuw, Judith
Vervolgens komt men inde Vlak-
Bergderte Ne ftalin, in welkers midden den
^»1\'gheid.ßg^g "der Zaligheid gekgen is , al-
dus genaamd, om dat Chriftus hier,
doorgelykeniffen, over het Koning-
, ryk der Hemelen, en de Zaligheid,
predikte Mat. f. Van dezen Berg
heeft men een zeer aangenaam ge-
zicht , over de Galileefche Zee ,
313
waar achter zich de Bergen van het
Woefi Arabien vertoonen , aan wel-
ker flinker zyde de Jordaan in de
gemelde Zee loopt, \'k Heb dit af-
gebeeld onder N®. 172. De plaats die
zich hier , tegens den middenften
Berg, doed zien, werd Houwari
genaamd, en de voorgrond, geheel
m de Schaduwe , is de Berg der
Zaligheid.
Omtrent een half uur eerder komt
men ter plaatze, daar onzen Zalig-
maaker, met vyf Brooden en twee
Viffchen , vyf duizend menfchen
fpyfde, Mat. 14: 15).. En van daar
aan het Dorp Maven , leggende
beyde op het gebergte, aan welkers
voet de Stad gelegen is, aan
een zeer vermaakelyken Oord , op
den Oever van de Galileefche Zee.
Wy lieten de Stad aan de flinker fche Zeei
hand , eii gingen eerft twee baden
bezien , welke , omtrent een Ita-
liaanfche myl van de Stad , aan de
gemelde Zee gelegen zyn, en uit de
natuur het water geven. Alwaar, ter
zelvcr tyd, eenige Arabifche Vrouwen
bezig waaren met zich te reynigen.
Van hier recden wy langs dö
Peuynhoopen van het oude Tiberias,
\'t geen een groote Stad moet geweeft
zyn, alzo men , nog meer als een
uur in de lengte , de Grond-veften
en overblyfzelen daar van vind.
Wat de tegenwoordige Stad be-
langd , zy is heel kleyn, en heeft
weinige Wooningen, die\'er gantfch
armelyk uit zien , mitsgaders twee
Poorten, doch waar van d\'een maar
gebruykt word, en d\'ander gefloo-
ten blyft. Men ziet \'er nog ver-
fcheyde overblyfzelen van Oudhe-
den , onder dewelken het voornaam-
fte is , de Kerk van S. Tiet er, dié
nog in haar geheel ftaat j zy is kleyn
van begrip , hebbende maar in de
lengte een-en-twintig voeten, Ryn-
landfche maat, en in de breedte
omtrent negen voeten. Men wil,
dat deze Kerk gefticht zy door de
Keyzerin Helena , ter plaatze daar
onzen Zaligmaaker tegen Tetrus
zeyde, Tu es Tetrus, é-fuperhanc
Tetram zyEdiftcabo Eccleftammeam.
Gy zyt Tetrus, en op deze Tetra
zal ik myne Kerk bouwen.
R r Aan
REIZEN.
Maveni
GalileeS
i\'i
lil
-ocr page 426-I
ii
in
-ocr page 427- -ocr page 428-Aaa een andere kant ftaat nog
een Ruïne van een groot gebouw,
\'t geen mogelyk een Kafteel geweeft
zal zyn.
De muuren, daar de tegenwoor-
dige Stad, zynde maar een kleyn
gedeelte van de Oude > mede om-
vangen is , wil men wel zeggen,
dat\'erdoor een Joodfche Weduw om
gemaakt zouden zyn, binnen welke
zy begeerde , dat de Jooden zich
zouden onthouden , die\'er eertyds
in groote meenigte zyn geweeft\'.
dochj voor omtrent dertig Jaaren,
heeft de kneveling , en dwingelan-
dy , der Turken hen van daar doen
vertrekken j zulks dat \'er tegen-
woordig niet een meer te vinden is.
Tuflchen deze muuren, en de Zee-
kant, ftaan veele Dadel-boomen.
Van hier heeft men een zeer ver-
maakelyk gezicht, over de Galilee-
fche Zecy aan welkers zyde zich het
Steenachtig Arabïén vertoond , en
kennelyk de plaats, daar dejordaan
in de genoemde Zee vloeid. Ik te-
kende deze Stad, van boven een
hoogen Berg, zynde dezelve, waar
over wy , herwaarts komende ,
waaren getoogen. De Kerk van
S. Tieter werd hier aangewezen met
de Letter Aj de Galileefche Zee,
ter plaatze daar de Jordaan zich in
dezelve ftort, met B; \'t Gebergte
van het Steenachtig Arabi\'én , met
C. en de Prent zelve geteekend met
N". 173.
Ter flinker zyde van \'t geen hier
met de Letter B. is aangewezen ,
zegd men nog eenige Peuynhoopen
van de Stad Capernaüm te vinden te
zyn, daar Mattheus het Tolhuys ver-
liet, om den Zaligmaaker te volgen.
Dat ze daar omtrent gelegen moet
hebben, getuygen genoegzaam alle
de Euangeliften > en zyn ook hunne
dreygementen, ten haaren opzigt,
niet te vergeefs geweeft t Gy Caper-
naüm, die tot den Hemeltoe zyt ver\'
hoogd, gy zult tot de Helle toe neder
geflort "Worden , enz Mat. 11: 23.
Want zy is zodanig verwoeft, dat
men nu naauwlyks weet, waar zy
geftaan heeft.
Ik tekende ook nog, zittende aan
de Zeekant, ter plaatze daar het
groot gebouw in de Stad verbeeld
IS, twee verfcheyde gezichten, onder
N°. i74.en 175. in het eerfte ver-
toond zich het gebouw , aan de
regter zyde , en in het andere een
ftuk van het zelve , aan de flinker
zyde.
Wat de Galileefche Zee belangd, g^iiieg.
daar men ook nog de naamen, van fche Zee.
de Zee Tiberias^ en het yióxGene-
zareth , aan heeft gegeven , haar
water is zoet, heel goed om te drin-
ken, en uitfteekend Vis-ryk. Voor
dezen plachten zich hier veele Chri-
ftene Viflchers t\'onthouden, die \'er
zich tamelyk konden geneeren, maar
dedwingelandy, en gierigheid, der
Turken, heeft hen, even als de Joo-
den , genoodzaakt zich elders tc
vertrekken. \'kHeb derhalven niet
anders van deze groote Vifch-ryk-
heid konnen genieten , dan alleen
het gezicht: want werwaarts men het
oog , aan den Oever, wend, ziet
men ze in menigte zwemmen. Hier
uit , tc weeten , dat \'er zich geene
Viflchers onthouden , ontflaat ook
nog een tweede ongemak, nament-
lyk , dat men zich niet aan den an-
deren Oever kan laaten overzetten,
\'t geen lichtelyk zoude konnen ge-
fchieden : daar men nu in tegendeel
een grooten omweg te Land moet
neemen, en niet zonder het uiterfte
gevaar , ter oorzaak van de Arabi-
fche Roovers.
Het was aan deze Zee, dat de
Zaligmaaker Tetrus en Andreas,
welke Viflchers waaren, gebood
hem te volgen, om hen Viflchers der
menfchen te maken Mat. 4. f. ip.
Gelyk ook de gebroeders Jacobus
en Johannes , de Zoonen van Ze-
bedeus, welke, met hi^nne Vaders,
bezig waaren om de netten te ver-
maaken i\'. 21. Hier wandelde ook
de Heere Chriftus op het water,
wanneer Petrus verzogt tot hem te
koomen, en, vreezende te verzin-
ken , uitriep Heere behou, ^y,
Mat. 14: 30.
Wy hielden te onze maal-
tyd , met het geen waar mede wy
ons voorzien hadden, in de fchaduw
van een vervallen gebouw, en onze
nacht-ruft niet veel beeter , als in
de
-ocr page 429-31$
in de opene lucht, hebbende maar
een verdckzcltje van ftroo, \'t welk
den Gouverneur der Stad by dag
tot een JöjO^^a verftrekte, boven ons >
\'tgeen uitdrukkelyk gefchiedde, om
het Ongedierte in de Huyzen niet
onderworpen tc wezen , doch wy
vonden\'er ons evenwel genoeg van
geplaagd. De morgenftond wierd
dan met verlangen te gemoet gezien,
en , met het opgaan van de Zon,
de Stad Tiber/as verhaten.
Wy toogen weder door het Dorp
Maffn, en de Vlakte Neftalin j al-
waar men een water ziet vlieten,
Fjume di die Fjume di Donnet of de Juffers-
Home, rivier, geheeten word 5 om welke
oorzaak is my onbekend. Vervol-
gens ziet men twee Dorpen leggen,
het laatfte op een Berg , genaamt
Sabbato. Sabbato. \'t Zelve voor by gereden
zynde , komt men in de Vlakte
\'E.yaetf- Ejmet-tesjaar, of Plaats der Koop-
tcs;aar. Heden. Hier fcheid de Karavaane,
welk vznConJiantinopolenkomti van
malkander, nemende de geenen die
na Jerufalem trekken, een anderen
weg, als die na Kairo gaan, gelyk
ook die na \'Damafcus willen.
Omtrent het gemelde Dorp legd
Kafteel, Finefar ^enzzmd, al-
waar yder Pelgrim een Ryksdaal-
der van Tol moet betaalen} hier af
komt de helft aan den Turkfchen
Bevelhebber, en d\'andere helft aan
de Arabiers. Om den eerfte te vol-
doen y moeft ik van het Paard fty-
gen, ten eynde in zyne tent, welke
hy daar ter plaatze had opgefla-
gen , Kaffé met hem te drinken.
Ik vond hem heel beleefd , en ver-
pligtende , ook wierd hy van al de
wereld gepreezen.
Kaats Alhier zegd men, ddtjofeph,
iaat jo- door zyne Broeders, aan de Ifmaë-
fcph ver. liteji, wclkc met hunne Koopman-
wVrd. fchappen van Gilead kwamen , cn
na Egypten aftoogen, verkoft wierdj
Gen. 3/: ^^ ^"Y^» ^^
Woeftyn was » daar zy hem in-
wierpen , gelyk in de voorige ver-
zen gezegd werd» is nog, een groot
ftuk wegs vandaar, te zienj maar
vermits de Arabiers het hier om heen
zo onveylig maaken , dorft ik my
niet derwaarts begeeven, alzo ze ge-
heel van den weg afgelegen is. Deze
Kuyl , of Put, werd nog heden-
daags by d\'Arabiers Siub Pijfef
geheeten.
Vervolgens komt men in de Valey
Ifralon , daar men over de Beek Ifralon.
Sihon trekt, cn wyders aan den Berg
Thabor, omtrent twaalf Italiaanfche Berg Tha-
mylen van de Galileefche Zee gele-\'\'®\'"\'
gen. Deze Berg is byzonder hoog j
en ryft heel ftcil opwaarts , op de
wyze van een Suiker-brood. Ik te-
kende dezelve , ccn ftuk wegs Van
daar, in het Veld, gelyk hy zich in
de Prent, van alle d\'andere Bér^
gen afgezonderd, op N®. 1/6. ver-
toond.
Vermits men\'er te Paard niet wel
kan opkoomen , lieten wy dezelve
beneden aan den Berg , cn teegen
aan \'t klauteren i daar wy omtrent
een half uur mede bezich waaren
geweeft, wanneer wy\'er ons boven
op bevonden , niet weinig ver-
moeid , door dien ongemaklyken
opgang. Wy rüfteden ons daar wac
uit, en vervoegden ons wyders na een
kleyne Grotte, in het opperfte van
den Berg , maakende een gedeelte
van een vervallen gebouw, van zeer
groote fteenen opgehaald, daar nicïi
nog verfcheydene boogen van ziet«
Aan het eynde van deze Grotte
heeft men een ftapel van fteenen
gemaakt, welke den Geeftelyken i
die daar komen, tot een Altaar ver^
ftrekt. De Pater , dien ik by my
had, deed\'er mede de Mis, terwyl
ik, voorde Poort, de tekening daar
van op \'t Papier bracht, te zien op
N». 177.
Hier houd men de plaats tc zyn ,
daar Chriftus van gedaante veran-
derde , en Mozes, en Elias , met
hem fpraken, en Petrus drie Taber-
nakelen wilde oprechten. Mat 17
f. 2. Den Apoftel Petrus noemd
dezen Berg, den Heilieen Bers;,
zPetnii^, Ik vond alhier nog
veele overblyfzelen van oude ge-
bouwen, waar van de fteenen, we ke
byzonder zwaar , cn groot, zyn,
hier altemaal , met ongemeenen ar-
beyd , opgevoerd moeten wezen:
want de Berg is , uit zich zelfs,
gantfch niet Rots, offteenagtig, in
Rr X tc^
O
tegendeel, is hy over al, van boo-
ven tot beneden , ja zelfs op den
kruyn, met geboomte, enKreupel-
bofch, bezet. Ik teekende, terwyl
ik my hier bevond , een gezicht,
waar in men verfcheyde van de ge-
melde Ruïnen ziet , al te maal van
zeer zwaare fteen gemaakt j \'t fcï-
beeld zich op N°. 178. en wyft aan,
dat de Berg boven niet vlak, maar
geheel Heuvel- en Bof-achtig , is.
De Vlakte vertoond zich in dezelve
Print, beneden aan de rechter zyde,
benevens eenige der omleggende
Bergen in \'t verfchiet. Rondom
heen verluftigd zich het oog , met
zeer fraaye gezichten, van het voor-
naamfte gedeelte des Heiligen Lands.
Men vind hier nog een heel fchoone
Water-put , by dewelke wy wat
gingen zitten eeten, en zeer ftis en
lekker water dronken.
\'«Namiddags ten drie uuren daal-
den wy weer nederwaarts} doch aan
een heel andere zyde van den Berg,
als waar langs wy waaren opgekoo-
men.
J
Il \'i
M
•iJ;
Peneden aan den voet heeft
men het Dorp tDf-^ör^ genaamd, en Debora,
by d\'Arabiers Tour. Dit werd drie
Italiaanfche mylen van den top des
Bergs gerekend, men toond hier een
Spelonk, waar in d\'andere Apofte-
len gebleeven zouden zyn, wanneer
Chriftus met zich nam Tetrus, en
Jacobus, en Johannes zyn Broeder,
en hen op een hoogen Berg alleen
bracht Mat. 17: i.
Niet verre van daar ontmoet men
ook nog een oude Ruïne van een
Kerk , welke men zegd , door de
Keyzerin Helena gefticht te zyn.
Deze was het laatfte , \'t geen wy
gingen bezichtigen 5 waar na weder-
om te Paart zynde gefteegcn, reeden
wy door een Dorp in het gebergte ,
Eymaeym geheeten : kwamen ver-
volgens in de Valey Wadisjem s en,
des avonds ten zes uuren, weder te Weier,;
Nazdreth, \'t geen acht Italiaanfche komft tc
mylen van den Berg Théor werd Nazareth,
gerekend.
I\' 1 ■
•\'I
-ocr page 432-aif
w
i en 2 April i \'s morgens ten
__ zeven uuren , na dat ik den
Pater Prsfident had bedankt, wegens
zyn beleefd onthaal , begaf ik my
weder op weg na Akre, en kwam
Sèfora, vopr eerft aan het Dorp Sefora > of
Safoßri i leggende op een Berg.
\'c Is voor dezen een fchoone Stad
geweeft, gelyk men genoegzaam kan
afmeeten, uit de Grond-veften der
zwaare vervallenegebouwen, ender
verbrokene Kolommen, en Pilaaren,
waar van echter nog eenige in hun
geheel ftaa_n, gelyk mede nog een
;boog, welke gezegd word, vande
Kerk van S. Joachim te zyn. Eenige
houden deze plaats voor d\'oude
SladSaffet.
Van hier heeft men een zeer fraay
Valey Sa- gezicht, over de Valey Sabulon ,
buJoD, gjj jiet; Gebergte \'damafcus , met
fneeuw bedekt.
Tot de Valey komende, welke
omtrent zeftien Italiaanfche mylen
lang, en twee breed, is, paflêerd
Bcdenie.*"^" het Dorp Bedenie, gelegen op
\'een Berg, en, tegen over\'t zelve,
het Dorp Fornendo. Hier heeft men
Gcn Fonteyn, die den naam van de
Valey voerd , en zes Italiaanfche
mylen van Nazareth gerekend
word,
Vervolgens voort rydende, door
een heel aangenaam en vermaakelyk
Gebergte, komt men aan het Dorp
Tieri, alwaar de Vlakte van Akre
Tieri.
vsJaS aanvangd. Dit Dorp werd vyf Ita>
liaanfche mylen van de gemelde Fon-
teyn gerekend, en geefd een fchoon
gezicht over de voornoemde Vlakte,
de Zee, en den Berg Karmel. Hier
in het Veld, onder ccn Boom, liicl-
den wy ons middagmaal: vervolg-
den wyders onzen weg, en kwamen,
\'s middags ten drie uuren, weder tot
Akre , alwaar ik verftond , dat \'er i^ejg^^
een vaartuig gereed lag, om, nog komft
dien zelven avond , na Tripolis te Akre»
vertrekken. Ik befloot dan my
aanftonds by den Patroon te ver-
voegen , en verding met dezelve,
wegens de tocht, te maaken. Doch al-
vooren daar af te ipreeken, moetik
hier de lyft invoegen, van de koften,
welke men , tot het gaan na Na-
zareth, ewAe Galileefche Zee, ge-
houden is te doenj in manier alsik
hier voor , ten opzicht van Jeru-
falem , heb gedaan.
Men befpreekt, alleen zynde, ge- . KoReii J
lyk ik\'er ben geweeft , twee Paar-
den, een voor u, en het ander voor wte^LSj
den Drogeman, die u na Nazareth, ^^ \'og\'
en de Galileefche T^ee, geleyd , en ,
van daar weder tot Mre brengd,?e Gaiif
\'t welk in alles omtrent veertien leefchc
Ryksdaalders komt te bedraagen.
Doch men moet hier niet onder ree-
kenen , \'t geen men tot Nazareth, tot
erkentenis, aan het Kloofter geefd %
daar is ook geen prys toegcftcld, en
yder geefd zo veel, als zyn gelegent-
heid, of mildheid, toelaat. Voor
my , ik moet bekennen j dat ik\'er
wel gehandeld ben j en niemand i
geloof ik, heeft reeden, om\'er zich
over te beklaagen. De Geeftelyken
zyn\'er beleefd , en minnelyk , en
\'t onthaal , \'t geen de Pelgrims ge-
daan word, verdiend wel dat meri
de noodzaakelykhcden van het
Kloofter te hulp kome.
LXII. Hoofdstuk.
VertreXyan ^h(azdYeth. Sefora, Faleye Zahulon ^
bergte van \'Damafcus.J Bedeme. Tiert. Vlakte van S. jan d\'Akre,
Koft en, die men gehouden is te doen, tot de tocht na Nazareth^ ende
Galileefche Zee.
D
LXin. HOOFÖ-
Rr
!
i|
-ocr page 433-11
Pïi
ï
ii^i
-ocr page 434-Vertreh^ Van oJk^e. Ongemak^kg ontmoeting j^an den
Auteur , met den Aga van Tyrus. Tutten van Salomon. Tegen-
woordige flaat van de Steden Tyrus en Sidon. Wederkomß tot
Tripolis &c.
Vertrek
van Akre»
J:uyg, \'t geen na \'Tripolis meende te
:gaan Cgelyk in het ander Hoofd-
Äuk gezegd is} op voorwaarde ,
<lat hy my te Tyrus, en Sidon, te-
genwoordig Saide , daar hy moeft
TÄrezen, te Land zondezetten, en
menige uuren wagten, vervoegde ik
-my, met het vallen van den avond,
-aan boort. Wy ftaaken omtrent
midder nacht, met de Landwind,
onder Zeyl. Des morgens , den
jpften April, paftèerden wy , met
een tamelyke ftooker, Cabo Bianca,
en kwamen, op den middag, voor
Sour, of Tyrus, alwaar wy ten An-
ker bleven. Ik heb hier voor, fpree-
kende van de Plaats, gezegd , dat
men aldaar een foort van geweld,
omtrent de Reizigers, oeftend, met
hen een zeeker ftuk gelds , tegen
alle regt en reden, afteperften; en,
zynde nu, door de Kooplieden van
dezeKuft, onderrecht, dat men\'er
niet ft:huldig is yts te betaalen, en ik
my vrylyk aan Land mogt bege-
ven , liet ik het \'er op aftoopen,
flappende aanftonds uitdeBarL Ik
vond den Aga, die \'er het bevel had,
met eenige van zyn Volk, aan de Zee-
moeting\'\' zitten, van wien ik ftraks wierd
aangefprooken, om de Kaf are, of
Toly te betaalen. Waar op ik hem
te gemoet voerde , dat de Franken
aldaar geen Tol fchuldig waaren,
met byvoeging, dat ik \'er meer-
maalen was geweeft, zonder ooit yt-
wes betaald te hebben , en dat ik
ook nu niet van meining was, een
enkele pennmg te geeven. Den Aga,
die zich aldus niet wilde laaten af-
zetten , gebood hier op aan zyne
Janitzers 9 dat zc my in het Ka-
fteel gevangen zouden brengen.
k"T Tebbende verding gemaakt, met
♦Jlx den Schipper van het vaar-
Cabo
Bianco.
Tyrus,
r!?
Onge
mak-
van den
Autheur;
met den
Aga van
Tyrus.
Straks waaren zy gereed, om zyn
bevel in \'t werk te ftellen, en j wil-
lende myby de armen grypen, zeyd
ik hen, dat ze dic moeyte niet behoef-
den te neemen, cn dat ik vry willig
zoude gaan , ter plaatze daar den
Aga my begeerde te hebben j doch,
dat hy verzcekcrd mogt zyn, dat ik ,
door den Conful te Saide ^ aan den
Baffa kennis zoude doen geven,
van het ongelyk, *t geen my alhier
wierd aangedaan: want deze plaats
behoord onder h.et%chiedde&Bajfas
van Saide, En, om den Aga no^
meerder bekommerd te maaken, en
te ligtcr van hem ontflagcn tc wor-
den , trachtcde ik hem wys tc maa-
ken , dat ik cen Koopman tot Tri,
polis wasj cn\'er ettelyke Jaaren had
gewoond, en dat ik derhalven wel
wift, hoe het zich hier, omtrent de
Tol, toedroeg: maar ik kon, met
alle deze uitvluchten, zo veel niette
weeg brengen, dat men my, zonder
betaaling, wilde laaten gaan; in te-
gendeel , wierd ik in het Kafteel ge-
bragt, cn in een vuyl ftinkend gat
gezet, vol van ongedierte. Hier
vond ik ook noch een ouden Griek-
fchen Priefter , die \'cr om dezelve
reden was ingebragt. Ondertuflchen
kwam de Schipper van dc Bark my
verfcheyde maa en, van buyten, ^
het Italiaanfch, toeroepen, dat ik
doch maar zoude betaalen, cn dat
de Conful tc Saide deuitgefchootcne
penningen my wel weder ter hand
zoude doen ftellen, klagende, dat hy
zonder my niet dorft vertrekken ,
daar hy ook noch by voegde, dat,
by aldien ik cen Exprclfcn , gelyk ik
meende te doen , na Saide afvaar-
digde , den Aga hem zoude doen
ophouden , en my onderwyl niet
als Brood cn Water, tot myn on-
der-
wi
-ocr page 435-REIZ
dcrhoud j laaten toekomen. Deze
gedagten deeden my eyndelyk,
na twee a drie uuren gezeten te heb-
ben , het befluyt neemen, van de ge-
eyfchte fomme te betaalen. Waar
op dan weder voor den Jgn gebragt
zynde, zeyd ik hem, dat , als hy
doch onredelyk wilde wezen , hy
my wel alles kon afnemen , wat ik
had. Doch , hy antwoordde heel
net, en zachtzinnig , dat hy niet
eenen ftuyver meer begeerde ,
als hem rechtveerdig toekwam. Ik
fchoot dan de beurs, en telde hem
omtrent vier Ryksdaalders, zynde
het geen zy voor yder Perfoon van
Tol begeeren. \'t Speet my te meer,
dewyl men het niet fchuldig is, en
dat my ook de Kooplieden van de
Kuft uitdrukkelyk verzogt hadden,
dat ik niet zoude betaalen : want
als de Turken eens ytwes hebben
beginnen in te voeren , is\'er zeer
bezwaarlyk kans , om het\'er ooit
weder af tc krygen, en ik vrees dat
de Franken i a volgden ze ook myn
voorbeeld, en lieten zich gevangen
zetten , deze Tol wel altyd zullen
moeten betaalen.
De reden, dat ik hier aan Land
ging, was, om de Tutten van Sa-
lomon te bezien, ten welken eynde
ik , na dat ik myn gefchil met den
Jga ge-effend had , een Janitzer
van hem mede nam, benevens twee
Grieken, uit onze Bark, en, heb-
bende ons van Paarden voorzien,
reeden wy omtrent twee uuren Land-
waart in, wanneer wy aan de gemelde
Putten kwamen welke ik zo fraay
bevond,dat ze my alle myne geledene
ongencugtcn deeden vergeeten. Men
geeftze de naam van drie Putten, en
inderdaad daar zyn \'er ook drie j
maar de eene verdiend maar getee-
kend te worden , uit dewelke het
water geftadig boven over heen komt
loopen. Men zegd, dat men nooit
grond in deze Put gevonden heeft,
hoewel men\'er verfcheyde reyzen,
door het middel van touwen , met
gewicht, de proef af heeft genomen:
maar ik oordeel, dat beneden, door
de fterke ftpom, de grond niet ge-
raakt kan worden, \'t Gevoelen is,
dat het water uit een onderaardfche
E N.
Rivier voortkomt , welke men
meend, dat haar oorfpronk uit het
Gebergte Libanon heeft, cn dat de
Koning Salomon, door zyne groote
Wyshcid , kennis van die Rivier
hebbende, deze Put derhalven daar
ter plaatze deed maaken. Wat\'cr
van zy is my onbekend , maar ik
moet bekennen , nooit eenige
fraayer, noch vreemder gezien te
hebben.
Het water loopt \'cr in overvloed
boven uit, en ftort zich in een Ca-
naal , ter zyde van de Put, waaruit
het vervolgens over de Velden
vloeyd , tot aan de Zee , daar het
zich in ondaft. Men heeft \'er ook
een waterleyding aan gemaakt, door
dewelke het water, in een vierkan-
tig gebouw, niet verre van daar ge-
legen , loopt. Hier zyn eenigc-
Koorn-molens , die het Koorn van
de gebuerige Bergen, cn Dorpen,
maaien.
Onder uit het gemelde gebouw
ftort het water , \'t geen door deze
Koorn-moleiis werd opgehaald, in
groote menigte , door eenige ga-
ten , uit, en vloeyd vervolgens, even
als wegens het water van Put gezegd
is, mede in de Zee. Dicht by het
Zelve ftaat ccn zwaaren Boom, die
een aangename fchaduwe verleend.
In het afteekenen van deze Put j
had ik de grootte van den mond by-
zonder gemeeten, doch ben ze, ik
weet niet door wat ongeluk, ofver-
zuym, kwyt geraakt, dan heb na-
derhand van anderen verftaan, dat
ze zeftien voeten in den middellyn
heeft. Zy vertoond zich achtkan-
tig , en is opgehaald met breede
fteenen, daar ook de oppervlakte
van den mond rondom mede be-
legd is , \'t gezicht der zelye , met
het gebouw daar benevens, vertoond
zich op N°. 179.
Aan de regter zyde der afteeke-^
nmg, 2iet men duydelyk de Pafta-
g\'e, waar door het water, uit de Put,
na de Velden loopt. \'tIs byzonder
goed om te drinken, weshalven dc
Ingezetenen der omleggende Dor-
pen het geftadig , met aarde kruy-
ken, komen haaien, gelyk zulks ook
noch , terwyl wy \'er waaren , van
een
319
Putten
van Salo-
mpn.
aio co%:j^slis
een nabygelegen Dorp gedaan
wierd.
Op dat die van Tyrus zich ook
ook van dit water zouden konnen
bedienen , Heten zy een waterley-
ding maaken , van de Put af, tot
aan de Stad , van welke men nog
over al, langs den weg , de ftuk-
ken en brokken ziet , even zo-
danig verwoeft, als ik hier voor de
Stad heb afgebeeld. Deze water-
leyding is tamelyk hoog geweeft,
en ftrekte zich over groote boogen
heen , gelyk de overblyfzelen nog
uitwyzen.
\'t Geen in het Hoog-lied Cap. 4:
if. gezegd word, {O Fonteyrider
Hoven , Tut der levende wateren,
äie uit Libanon vloejen! ) meenen
eenige , dat van deze Put verftaan
moet werden , doch ik laat deze
ftoffe over aan de God-geleerden.
Wat de twee andere Putten aan gaat,
die zyn van wemig belang, en ver-
dienen naauwlyks dat men \'er van
fpreekt.
Na dat wy nu weder, langs den
zelven weg , te Tyrus waaren ge-
komen , ging ik de overblyfzelen
van die vermaarde Stad bezichtigen.
Ik vond\'er een menigte van Ruïnen.
Verfcheydene geheele Kolommen,
en ontallyke die verbrooken lagen :
onder anderen een, die by een
kleyn Huysje , of Kapelletje, van
de Grieken ftaat, tegen dewelke ik
zag, dat alle onze Schiplieden zich
den rug fchuerden> waar van dere-
den gevraagd hebbende , kreeg ik
ten antwoord, dat deze Kolom de
kragt had, van alle Pyn in de len-
denen , ende daar omtrent gelegene
deelen, te doen verdwynen.
Maar, het voornaamfte, \'t geen
ik onder deze Peuynhoopen ont-
moetede , was het overblyfzel van
een Tempel, die aan d\'eene zyde
noch by na in zyn geheel ftaat, met
een gantfch gaave trap daar aan ,
waar langs ik tot boven toe opklom.
Voor dit gebouw legd, vlak op de
grond, weder een Kolom, beftaan-
de in drie Kolommen aan malkan-
der. Zy is van een ongemeene
grootte, en zo vreemd van maakzel,
dat ik nooit diergelyk gezien heb.
I
Tegen,
woordige
flaat van
de Stad
Tyrus.
t-f.
Dit gebouw vertoond zig op N®. 180.
gelyk ook de gemelde Kolom, daar
men echter het derde deel, als leggen-
de onder de twee anderen, niet van
kan zien. Twee Figuurtjes, in de
Prent-verbeelding aangewezen, be-
ftaan een goed ftuk van de twee bo-
venfte deelen der Kolom.
Wyders beftaat deze plaats tegen-
woordig uit twaalf of veertien zeer
ftegte Huyzen, welke door de Tur-
ken , en Arabiers, werden bewoond.
Chriftenen zyn\'er niet.
Zy was eertyds de voornaamfte
Stad van Thcentcien, heel volkryk,
magtig, cn berugt, wegens haare Zee-
vaart, en Koop-handel, waar door
zy ongemeene rykdommen had ver-
kreegen , gelyk in de H. Schriftuur
daar van menigmaal gewag gemaakt
werd. Men gelooft dat ze door de
Sidoniers gefticht is, \'t geen ook de
Propheet È/tfi/ïj, wegens haar ver-
derf Iprcekende , te kennen geeft,
wanneer hy zegd , Cap. 23: 12.
Gy zult niet meer vrolyk huppelen^
0 gy verdrukte Maagd ! gy Dogter
Sidons &c.
Ten tyde van den Koning Sah»
mon haalden die van Tyrus de Ce-
derboomen , tot den opbouw van
het Huys des Heeren, van het Ge-
bergte Libanon , gelyk hy aan Hi-
ram , den Koning van Tyrus, ver-
zogt , zyne Knegten te gebieden ,
dat zc hem Cederen van den Liba-
non zouden houwen , i Con. f: 6,
Zoo gebted nu , dat men my Cederen
uyt Libanon houwe, en myne Kneg-
ten zullen met uwe Knegten zyn •
en den loon uwer Knegten zal ik
u geven , na al dat gy zeggen zult t
want gy weet , dat onder ons nie"
mand is, die weet Hqut te houwen
gelyk de Sidoniers. Ook dienden dc
Tyriers den gemelden Koning , op
de Schepen, welke hy te Ezion-Gc"
ber deed maaken , om Goud van
Ophir tc haaien , i Kon. 9\'. 26. T)e
Koning Salomon maakte ook Schepen
te Ezion-Geber , dat by Eloth is ,
aan den Oever der Schelf-Zee, in het
Land van Edom - E.n Hiram zond
met die Schepen zyne Knegten, Schip\'
lieden, kenners van de Zee, met de
Knegten van Salomo ; En zy kwa-
men
REIZEN
311
die van ouds geweeft zyn 5 fnet de
geenen die in den Kuyl nederdaalen,
op dat gy niet bewoond wordet,
en ik zal den cieraad herftellen ,
in den Lande der levendigen, maat
u zal ik tot eenen grooten fchrik
ftellen , en gy zult \'er niet 7neer
zyn , als gy ge zogt word, zo zult
gy met meer gevo7iden worden , in
eeuwigheid, fpreekt de Heere Heere
encynddykookZachar.p-. 2. Tyrus
timmerd vaftigheid, en vergaderd
zilver, gelyk ais zand, en goud, ge-
lyk als ftyk op de ftraaten ^ maar ziet,
de Heere zal ze verderven , en haare
magt, die ze op de Zee heeft, ftaan,
dat ze zal zyn, als de geene die met
den vuure verbrand is, &c. Inder-
daad deze voorzeggingen, en drey-
gementen , zyn ook niet te ver-
geefs geweeft: want ze legd tegen-
woordig zo verwoeft , dat ze zich
in geen erger ftaat kan vertoonen.
\'t Was hier ter plaatze, daar den
Apoftel Taulus zeven dagen Ver-
bleef , en van de Difcipelen geraaden
wierd niet na Jerujalem op te trek- -
ken. Volgens het getuigenis der
Euangeliften , Mare.-^-. Z. en Luc.
6-. 17. volgde uit deze Land-ftreek
ook een groote Schaare den Heyland
na , wanneer hy het Euangelium
predikte. Gelyk dan aldaar eene
Griekfche Vrouwe , benevens een
koftelyke lof haares geloofs, \'de ge-
nezing van haare bezetene Dogter
van den Zaligmaaker weg droeg ^
Matt. 15-. 21. - 28. vergeleken met
Mare. 7: 24. - 29.
Omtrent den avond begaf ik my
weder \'t Scheep, en wy vertrokken
omtrent middernagt. Ondertuf-
lchen liet het zich aanzien , als of
de Schipper Sidon , tegenwoordig
onder den naam van Saide bekend,
voor by wilde loopen: weshalven ik
hem te gemoet voerde ^ indien hy
my daar met te Land zettede, datik
de fchaade te Sour^ of Tyrus,ge\\zden,
op hem zoude verhaalen, al/oik\'er
myn beklag aan den ÉajSa over
meende tc doen. Dé Schipper,\'
zien^de dat het my ernft was, be-
loofde dat hy zich aan zyn woord
zoude houden, en kwamen wy ook, ÄanlcomR
\'s morgens den ao^\'^"-April, omtrent ^«^Sidon^of
S f acht\'^"^^-
men tot Ophir , ende hadden van
daar des Gouds vier honderden twin\'
tig talenten-, en bragten het tot
den Koning Salomo. Wydluftig
fpreekt ook de Propheet Ezechiel,
in het 27^«. Capittel, van de magt
der hunne bekwaamheden tot
verfcheyde dingenden van de gee-
nen die handel met hen dreeven.
\'t Schynd uit de woorden van den
Propheet Efaias, Cap. 23: 2. dat de
Stad Tjrus wel eer van het vafte
Land afgelegen is geweeft, alzo hy
de Tyriers daar ter plaatze Inwoon-
ders des Ejlands notmd. Zwygdgy
Inwoonders des Eylands, gy, die de
Kooplieden van Sidon, over Zee vaa-
rende , vervulden, En 6. Vaart over
na Tharzis, huyldgy Inwoonders des
Eßands &c.
d\'Ondergang van deze Stad, wel
eer zo magtig , dat\'er de gemelde
Propheet over uit roept Cap. 23: 8.
Wie heeft dit beraadflaagd over Tyrus
die kroonende Stad, welkers Koop-
lieden Vorften zyn , welkers Hande-
laars de Heerljkften in den Lande
zyn &c. wierd op verfcheyde plaat-
zen in de Prophetien voorzegd, als
Efai. 23:7. Is dit \'uwe vrolyk huppe-
lende Stad, welkers oudheid wel van
oude dagen af is, maar haare ejgene
voeten zuUen ze verre weg draagen s
9m in vreemdelingfchap te verkeer en.
En Ezech. 26: 17. Zy zullen een
klaaglied over u opheffen , en tot u
zeggen, hoe zyt gy uit de Zeen ver-
gaan , gy wel bewoonde, gy beroem-
de Stad, die fterk geweeft is ter Zee,
zy en haare Inwoonders , die haar
lieder fchrik gaven aan alle die in
haar woonden. Nu zullen de Ey lan-
denftdderen, ten dage uw es vals:ja de
Ëylanden die in de Zee zyn, zuUen
beroerd worden , van wegen uwen
uitgang. Want alzo zegd de Heere
Heere. ^ ftellen tot een
verwoefte Stad, gelyk de. Steeden die
niet bewoond worden , als ik eenen
afgrond over u zal doen opkomen,
en de groote wateren u zullen over-
dekken , dan ^d ik U doen nederdaalen,
mét de geenen die in den Kuyl neder-
daalen , tot het oude volk, en zal u
doen nederleggen in de onderfte plaat-
zen der aarde, in de Woefte plaatzen,
182
-ocr page 439-acht uuren , op de Ree van de ge-
melde Stadj welke, zo als het An-
ker in de grond was geworpen, ik
aanftonds afteekende, gelyk ze zich
hier nevens op i8i. vertoond.
Zo haaft als ik aan Land was ge-
treden, vervoegde ik my in het Pleyn,
daar den Heer Conful, nevens alle de
Franfche Kooplieden , zyne Woo-
ning heeft j doch ik bevond, dat zy
zich altemaal boven in hunne ver-
trekken opgeflooten hielden , ter
oorzaak dat\'er de Peft heerfchte, ik
Iprak derhalven van beneden , te-
gen eenige der Kooplieden, en deed
door dezelven aan den Heer Conful
bekend maaken, \'t geen my te
waar op aanftonds
wedervaaren was,
den Opper Drogemam (want myn fteund door ettelyke boogen ,
Heer den Cöw/ia/bekleedde ook hier Woonplaatzen.
het zelve Ampt, ten opzicht der Hol- Deze Stad is , in voorige tyden,
landfche Natie} na den Baffa wierd een der voornaamfte Steeden van
gezonden,doch hy kwam onverrigter deze Landftreek geweeft , en be-
zaake weder te rug, hebbende den kend voor magtig, cn groot, waar-
Bajja niet te fpreeken konnen ko- j om ze ook in dc H. Schriftuur Groot
men,en, dewyl ik my weder\'t Scheep tSVVöw werd geheeten, Jof. ii: 8.
\'s Namiddags, omtrent twee uuren,
verlieten wy de Stad Sidon, of Saide,
met een groote ftilte , die ons den
gantfchen dag , en ook den vol-
gende nacht, weinig deed vorderen,
dryvende het Schip flegts voort,
\'s Morgens, den i"®". Mey , von-
den wy ons te Bayrout, waar om-
trent het Gei>agte -vaa Kaßrewan
legd , daar een Maronitifch Prins
het gebied voerd. \'t Gezicht van
het zelve vertoond zich opN". 182.
\'t Plaatsje, \'t geen hier in de Print-
verbeelding onder aan den Oever
van de Zee legd , word Tubeletto
geheeten.
Niet verre van Bayrout hceh men
een Dorp , Gie genaamd , alwaar
men zegd, dzt Jonas dootdenVJai-
vifch wierd uitgefpoogen. Hier kre-
gen wy de Wind zo gunftig , dat
wy in korten tyd Efbeyt voor by
liepen, en omtrent den tniddag loeder.
Tatrone i komende wyders ten vierjwmQ w
uuren weder tot Tripolis. ^"Po\'»?
ßaac van
Sidon.
moeft begeven, om de reis voort te
zetten, liet my den Heer Conful aan-
zeggen, dat ik verzcekcrd konde zyn,
dat hy de zaak ter herten zoude ne-
men , en \'cr alles in doen, \'t geen in
zyn vermogen waar. Ik antwoord-
de , by aldien het niet gefchiedde,
dat\'er dan niemand zoude konnen
paflèeren, zonder tc betaalen.
Tegen. Wat de tegenwoordige Stad bc-
woordige langd , zy legd vermaakelyk , aan
den Oever van de Zee, en is een der
fraayfte plaatzen van deze Kuft.
Men heeft \'er zeer veele Tuynen,
en Orangic-boomen , en wyft daar
buyten een graf, \'t welk gezegd
word , dat van Sabulon , cen der
twaalf Patriarchen, te zyn. Zy is ta-
melyk wel bevolkt, heeft omtrent
een half uur in den omvang , cn
ftrekt, ten Weften, zzxx de Middel-
landfche Zee , aan welke kant zy
met een kleyn Kafteel gefterkt is.
der Chriftenen geweeft zullen zyn,
helpen haar ook eeniger maaten ver-
cieren.
De Bafar , of Winkelplaats , is
tamelyk wel geregeld , en pronkt
met veelderhande foorten van Koop-
manfchappen. Men heeft \'er ook
verfcheyde Chans , of Woonplaat-
zen voor de Kooplieden, waar van
de voornaamfte is j die, daar de
Franfchen Conful, met de Koop-
lieden van die Natie , hun verblyf
in hebben, \'tis een gebouw, van
Maftive fteenen opgehaald, en ver^
deeld in twee verdiepingen , die-
nende de onderfte tot Pak-huyzen
voor de goederen, en de bovenfte,
beftaande in een Galderye, onder-
toe
Verfcheydene Oude Mofqueën,
waar af eenige ongetwyfeld Kerken
Fertreh^van Tripolis na zJleffo* Verfcheydene hy^n»
derheden , nopende eenige onderweg leggende plaatzen. Droevig ge-
val van een Oude Vrouw. Komft tot Aleppo, é\'c-
3^3
er Stad ingetreeden zynde, ver-
vervoegde ik my aanftonds
ten Huyze van de Heer George
Klokkenaar, Hollandfch Koopman,
aldaar woonachtig, van wien ik met
zonderlinge beleeftiheid wierd ont-
fangen , en die ook zelfs eenige
moeylykheid toonde , wegens dat
ik zo ichielyk weder ftond te ver-
trekken : maar , gelyk ik geerne
myne reys na Aleppo wilde voort-
zetten , vernam ik aanftonds na ge-
legentheid j om my derwaarts te ver-
voegen, en had het geluk, vaneen
Vituryn , of Weg-wyzer , aan te
treffen.
Vertrek Wy vertrokken dan metonsbey-
vatiTripo- den , den Mey , in gedagte
van de Karavane te zullen ontmoe-
ten , of in te wagten , en toogen
voor by verfcheyde Fonteynen, en
eenige Plaatsjes , aan het Gebergte
gelegen, tot dat ons de duyfterheid
noodzaakte te ruften , en in te kee-
ren by eenige Arabiers, welke, in het
Vlakke veld, onder een Tent, ge-
legerd , aldaar hun vee hoeden.
Des anderen daags morgens weder
voort getoogen zynde 3 kwamen wy,
omtrent den middag, aan een plaats,
niet ver van de Zee gelegen, daar ik
verfcheyde oude Ruïnen vond. Hier
hielden wy voor dezen dag halte,
vermits wy de Karavane van Tripo-
lis wildeninwagten. Doch, komen-
de dezelve niet te voorfchyn, ftoe-
gen wy, niet het doorbreeken van
den dageraad, weder op weg , cn
kwamen, kort na de middag, te Tor-
towüjoßi* een heel oude vervallene Stad,
digt aan de Zee gelegen, en voor-
zien met een fchoon Kafteel.
Hier liet ik de Paarden aan de
Poort blyven, en ging met haaft de
Ruïnen bezichtigen, vermits wy
. dien dag noch wat verte ryden had-
den. \'t Voornaamfte, \'t geen ik\'er
ontmoetede, was een oude vervallene
Kerk, van byzonder groote Steenen
gebouwd, en met een goed getal van
Kolommen voorzien welke, in twee
ryen verdeeld , het gewelf, \'tgeen
zeer hoog van verdieping is, onder-
fteunen. \'t Is een uitnemend fchoon
ftuk werks geweeft , en noch ten
meerendeele in zyn geheel, geven-
de opgang na boven , langs twee
gaave trappen, en aldaar een fchoon
gezicht over het vlakke Land heen.
T
lis.
Thans weder langs de Zeekant
voorttrekkende, ontmoeteden wy
een Kafteel, \'t geen zichin de Zee
ftrekt, en wel eer aan de Stad be-
hoord heeft.
Omtrent vyf uuren toogen wy we-
der Landwaart in , en namen ons
verblyf in het Veld , by een Fon-
teyn, die zeer fchoon en helder wa-
ter heeft.
Den 7^®". met het doorbreeken
van den dag, toogen wy weder voort,
en kwamen voor eerft aan Kaffaar Raffaai:
Bajas, beftaande in eenige Huyzen, Bajas.
waar nevens een aangename zoete
Beek heen ftroomd vervolgens aan
Jebelin i en hielden des nagts onze
ruftplaats, onder den blooten Hemel,
in het Veld.
Den toogen wy door het
Dorp Baloye, en verkoozen, kort
na den middag, ons verblyf onder
____ T>__________1 ^ -
een Boom, aan den weg , by een
klaar ftroomend water ï daar ik een
fraay gezicht teekende, aan een
Brug, waar langs men over deze Beek
gaat, gelyk te zienisopN". 183. Al-
hier verwachteden wy de Karavane i
vermits wy ons niet verder alleen
dorften begeeven , dewyl het Ge-
bergte alhier aanvang neemd i in het
welke het meefte gevaar, van de Ara-
bifche Roevers, te verwachten is.
Jebelihi
Baloyé;
>i
-ocr page 442-324 co%3x^eLis dc
Des anderen daags, met den da-
geraad, kwam \'er een Karavane voor
by trekken , waar mede wy voort-
toogen, en , paflèerende het Dorp
Bedana, vernachtedcn wy weder in
het Veld.
Den 10\'\'®". \'s morgens , kwamen
wy in het Gebergte, en , omtrent
den middag , aan IJfer-Sjoór , of
de Fonteyn Sjoor , \'t geen een heel
fraay Dorp is, vercierd met een
zeef fchoone nieuw gemaakte ii/^» 5
voor by de deze plaats loopt clever-
Orontcs, Rivier Orontes , daar men,
langs een lange Brug , op welkers
midden twee Huysjes, aan malkan-
deren gehecht, ftaan, overpaflèerd.
Deze Brug heeft negen boogen, daar
het water door heen ftroomd. Ik
teekende\'er twee verfcheydene ge-
zichten af , verbeeldende by het
eerfte, het gemelde Dorp , gelyk op
N®. 184. gezien kan worden, cn het
Bedaiia»
Iflèr-
Sjoor,
ander, als men dc Rivier , en dc
langte der Brug , met de boogen,
ziet, aangewezen met N®. i8f.
Omtrent drie uuren vertrokken
wy weder van daar, ziende dat de
Karavane zich \'er ook toe gereed
begon te maaken. Doch, zynde
omtrent een uur voor uit gereeden,
vernamen wy dezelve niet. Wy
toogen echter voort, in de gedag-
ten , dat zy mogelyk een anderen
weg genomen mögt hebben.
Ondertuflehen kreegen wy een an-
dere Karavanei die voor ons trok,
in \'t oog , daar wy wel haaft by
maakten te wezen. Kort daar na
zagen wy onze eerfte Karavane
mede aan komen , onder dewelke
zich drie gemeene Vrouws-perfoo-
nen bevonden, en eene van dezelve Droeyig
zeer hoog van Jaaren, deze zag ik|ê„ Oude
verfcheyde reyzen van den Muyl, Vrouw.\'
daar zy opzat afvallen, waar door
dan de twee andere Vrouwen ge-
noodzaakt wierden , haar in een
houte draagzetel, die aan de zyde
yan een Paard hing , te leggen
doch deze zorg wierd wat te Iaat
genomen ; want de laatfte val had
haar zo hard getroffen, dat zyhaar
het leven deed verliezen. Onder-
tulTchenvaftvoortrydende, kwamen
wy omtrent een Fonteyn , alwaar,
hoewel het nog kort na de middag
was, men de verblyf-plaats be-
raamde.
Na een wyl kwamen ook de ge-
melde twee Vrouwen, die wat achter
gebleven waaren , en zeyden, dat
de Oudevrouw , van de laatfte val,
was dood gebleeven, waar over zy
zich zeer miftrooftig aanftelden,
roepende niet anders, gelyk het
ook waarfchynlyk was , als dat de
geen, die het opzicht over haar had
gehad, haar niet behoorlyk had waar-
genomen , cn dat men hem derhal-
ven haar dood te laft moeft leggen,
dat ze ten Jongften dage wraak over
hem zoude roepen &g. Doch het
wierd , om zeekere redenen , ver-
zuft , en aanftonds geraadpleegd ,
om de doode ter aarde te helpen,
waar toe eenige onder hen ordre
kreegen, om een kuyl, op een by~
gelegenen Berg, te graaven, terwyl
ondertuflchen het lyk in een linnen
laaken wierd gewonden, en\'er eenige
Ceremonien over gepleegd, alzo
het een Chriften Vrouw van het
Land Was. De Kuyl gereed zynde,
voerde men het Lyk na boven, leyde
het \'er in, vulde het Graf weder toe,
en plaatfte ccn groote fteen\'er boven
op\', tot teeken dat daar ymand be-
graven lag. Ik had de nieuwsgierig-
heid , van deze uitvaart mede by tc
woonen, hoewel\'er heel weinig aan
te zien was, want men dompelde het
Lichaam maar, zonder eenigepleg-
tigheden, \'er onder, \'t Is bedroefd te
zien, hoe ongemaklyk het in deze
Landen , voor Vrouws-perfoonen,
te reyzen isj inzonderheid voor de
zulke, die weinig by te zetten heb-
ben.
Des morgens toogen wy weder
voort, cn kwamen , omtrent den
middag, aan een Dorp , daar de
Woonplaats van myn Vituryn, of
Weg-wyzer, was, hier hielden wy
ons met ons beyden op, tot by den
avond, wanneer wy weder op weg
floegen, en aan het Dorp ge-
raakten, \'t geen twaalf uuren van de
Rivier Orontes gelegen is. Hierby
had deKaravane, die ondertuffchen
voor uit was getoogen, zich neder
geflagen, en voegden wy ons weder
by dezelve.
Den 1der gemelde Maand ver-
volgden wy onzen weg, cn kwamen,
omtrent elf uuren, aan een fchoone
Fonteyn, ftaande nevens een groot
gebouw , daar wy ons metter haaft
een weinig ververfchten j en aan-
ftonds , om geen tyd te verzuymen ,
weer te Paard fteegen, alzo men
hier omtrent Aleppo komende, het
meefte gevaar van de Arabifche Roo-
vers tc verwachten heeft. Hier nä
pafleerden wy noch eenige Plaatsjes,
en bereykten, omtrent vier uuren na
den middag, de Stad Aleppo, zyn- k.o\'""^
de den achtften dag van myn ver-
trek uit Tripolis.
KxStki
Komfitöï
reiz;
Sf-
ALEPPO
-ocr page 445-i i
O haaft als ik de voeten bin-
nen Aleppo had gezet > ver-
voegde ik my ten Huyze van d\'Heer
Koenraad Kalkberner, en Johan van
Bobbert, waar aan ik gerekomman-
deerd |was, door des Heeren Kalk-
berners Broeder, die zyn Huys van
negotie tot Livorne heeft. Ik be-
vond dat den voornoemden Heer na
was vertrokken, doch wierd
des met tegenftaande van zynen
Compagnon, den Heer van Bobben,
zeer minnelyk ontfangen, met aan-
bieding van zyn Huys, en Tafel,
voor zo lang als het my beliefde,
weshalven ik voornam , my \'er een
wyl tyds op te houden , en het ver-
maak te genieten, \'tgeen deze Stad,
en d\'omleggende oorden , konnen
geeven.
Befchry- Wat de Stad belangd, zyisgele-
ving van gen aan de Vliet tJi^g-/«, oiKowaik,
(omtrent twintig uuren van den
Eufrates) voor een gedeelte in de
vlakte, en ten deele op drie heuve-
len, welker hoogfte omtrent de mid-
denfte plaats van de Stad beflaat,
en het Kafteel, \'t geen den Baffa
tot Woonfteede verftrekt, boven
op zyn kruyn draagd. Deze Heuvel,
of Berg, is rond van gedaante, en
van groote fteenen te zamen ge-
voegd , verbeeldende zich als een
Rots } wyders omringd met cen
Graft, welke meeften tyd droog,
en zonder water, werd gezien.
De Stad is omvangen met een goe-
de en tamelyk hooge Muur , op
zeekere afftand met vierkante Toorns
gefterkt, doch op verfcheyde plaat-
zen verbrooken.
Zy heeft tien Poorten , is by na
rond van gedaante, en beflaat in
den omkring een plaats van omtrent
drie kwartier uurs.
li\'l
ïi
1
de Stad
Aleppo.
i
■ »^i
|!
jlf :
lil\'
Rondom heen heeft men verfchey-
de Vlekken, en Dorpen.
Aan dc zyde daar men van Tri-
polis herwaarts komt, ontmoet men
veele fraaye Tuynen, cn Luft-hoven,
doch aan dc andere kant, vertoond
zy zich op verre na zo aangenaam
niet.
Ik plaatfte my op een Berg, aan
de gemelde vermaakelyke zyde,
om het fraayfte gezicht van de Stad
op het Papier te brengen. By welke
afbeelding zich ook een gedeelte
van cen Karavane vertoond, zo als-
ze gewoon zyn, met Kemclen, en
Paarden, hier tc Lande tc reyzen.
Dc Tuynen en Luft-hoven, welke
hier voor de Voor-ftad gezien wor-
den , zyn in \'t algemeen met een
muurtje afgeftooten, en eenige noch,
vanbinnen, op gelyke manier van
malkander afgefcheyden. Voorde-
zelve in de Vlakte, ziet men dage-
lyks de Turken, en Arabiers, ziehte
Paard met Lanflcn oeftènen, gelyk
daar van inde afteekening een fchets
gegeven werd.
Een groot getal van Mofqueën (van
welke eenige wel eer Kerken der
Chriftenen zyn geweeft} meeften-
deel met hunne fpitze Toorns,
op de Turkfche wyze , voorzien,
zetten de Stad een mcrkclyk cie-
raad by.
Men teld\'er cen menigte van wy-
ken , welke alle avonden met Poor-
ten , die met Yzer beftagen zyn,
werden afgcfto oten, op dezelve wy-
ze als ik elders, van Kairo fprec-
kcnde, heb gezegd.
De Huyzen zyn\'er van Maflivc
fteenen gebouwd, en altemaal boven
plat, die aldus van zeekere cement,
cn kleyne fteentjes, geheel vlak,
^werden beftagen, \'t welk een harde
B2é €0%U^SL1S de \'B^Vï
LXV. Hoofdstuk,
befchryving yan de Stad aJleppo. Fermaak^lyf^^ facht
omtrent dezelve, en vreemdigheden, ten dienopzicht, indes Autheur s
tegenwoordigheid voorgevallen. Engelfche Jacht, en verkiezing van
een Jacht-meeßer onder die Natie, ^c.
z
V......
-ocr page 446-1
groftd maakt. Rondom deze Platten
werd een muurtje opgehaald , van
©mtrent drie voet hoog , waar aan
jgemeenlyk een opening werd ge-
laaten , daar men bukkende door
kan gaan, en door dit middel komt
men malkander, boven over de
Huyzen, bezoeken. Zy dienen ook
aan al de Wereld tot flaap-plaatzen,
om de naare warmte , die \'er in de
Wooningen heerfcht, \'t ontvlieden,
en mag men zich hier, zonder eenige
bekommering, nededeggen , ver-
mits\'er de Nacht-lugt j meeft over
al zo gevaarlyk, geen de minfte on-
gezondheid veroorzaakt. Ten dien
eynde hebben \'er de Europifche
Koop-lieden gemeenlyk ftegte lede-
kantjes geplaatft j maar de Inboor-
lingen leggen het bedleger flegts op
de grond neder, en, als het komt te
regenen, vertrekt yder na beneden
in zyn Huys.
Deze Stad pronkt ook met ver-
fcheyde fchoone Chans, waar inde
Buyten-landfche handelaars braave
Wooningen, en Pak-huyzen, heb-
ben > om hunne Koopmanfchappen
te bergen, zynde de midden plaats
doorgaans met eén fchoone Fon-
teyn voorzien. Zy werden alle avon-
den , even als de Wyken, afge-
flooten.
Voeg by dit alles nog veele treffe-
lyke Baf ars , of Winkel-ftraaten,
welke, voor de hitte der Zon, bo-
ven overdekt, en geftadig vol men-
fchen zyn.
Warde Straaten belangd, die zyn
doorgaans met groote fteenen ge-
plaveid, en hebben ten meerendeele
aan weder zyden een kleynen op-
gang, van omtrent twee voet hoog,
voor de voetgangers.
Wyders is deze Stad heel neering-
en handelryk, wordende zo wel de
waaren uit het Ooften , als uit het
Chriftenryk, tc water, cn te Land,
derwaarts gevoerd , en weder van
<iaar, na andere geweften , ver-
zonden.
Eertyds plagten alle de goederen
uit Ter/ïen, en Oofl\'Indien, langs
dezen weg te moeten paflèeren,
maar \'t zedert dat de Ooft-ïndifche
vaart ontdekt is, hsdt Aleppge^
lyk ook alle d\'andere Koop-fteden i.
en Zee-plaatzen, onder het gebied
den Grooten Heer gelegen \\
van ^ ^ .
merkelyk verlies, omtrent de Koop^
handel, geleden.
De voornaamfte waaren , welkè
van hier werden verzonden, beftaan
in Perziaanfche zyde, goede foor-
ten van Galnooten, Piftasjes, Drooi
gen &c.
\'t Grootfte getal der Franken
welke zich in deze Stad onthou-
den, maaken dcFranfchenuit j daar
aan volgen de Engelfchen, die hier
grooten handel dry ven , en wel de
voornaamfte van alle de Europeërs
zyn. Zy hebben \'er ook hunneri
Conful, gelyk mede de Venetiaanen.
Van de Hollandfche Natie zyn\'er
tegenwoordig twee Huyzen van ne-
gotie , waar van het geen, daar ik my
gelogeerd bevond , een der voor-
naamfte Negotie Huyzen van geheel
Aleppo was. Onze Natie had zich
toenmaals begeven onder de be-
ièherming van den Franfchen Con-
ful , Laurens d^ Ar vieux gehee<;en * toFva»
een Heer van zonderlinge beleefd- den ^ana
heid, van wien ik overvloedige
vriendfchap heb ontfangèn. Hy
fprak en fchreef acht verfcheyde taa-
ien , als Franfch, Latyn, Italiaanfch,
Spaanfch , Turks , Arabifch , en
Griekfch. Was een Man van ver-
maakelyken omgang, en vrolyk van
humeur, daar en boven Schilder, en
Muzikant, fpeelende op byna aller-
hande foorten van Inftrumenten j
behalven meer andere bekwaamhe-
den , daar hy in uitmuntede: dragen-
de wyders , volgens de manier des
Lands, een langen baart, enzyndé
zo zeer bemind onder de Turken i
en Arabiers , als onder de Chrifte-
nen.
Eyndelyk , het gebied werd al-
hier gevoerd by een Baffa : en dê
Moufti, zo veel als een Aarts-bif-
fchop, heeft het gezag over de Ker-
kelyke zaaken.
Omtrent de Stad Alepp O heeft meft Vertèai-
veel wild , waar door de Franken
gelegentheid hebben , om\'er poot
trentAlep-
vermaakmet dcjachttcneernen\' ^ po*
met het Roer opHaazen, Franko-
linen j Patry zen, &c. (daar ik alhier
^ medd
. i
1 n
lij li
fii
mede myn deel af heb gehad} als
met de Valk , waar toe de Turken
zeer genegen zyn. Op zeekeren tyd
met eenige derzelven, gelyk ook met
ettelyke Engelfche Heeren, op deze
Jacht zynde , een groot ftuk wegs
van de Stad af, omtrent de gemelde
Rivier, die by dezelve heen loopt,
liet een der Turken zyn Valk los,
op een End-vogel. Het End den
Valk vernemende, begaf zich aan-
ftonds onder het water , meenende
zynen vyand aldus t\' ontkomen ,
maar de Valk wapperde met de
vleugels dicht over het water heen,
ter plaatze daar hy den Vogel had
verlooren, welke, niet langer kon-
f nende onder blyven, zich tot zeven
of acht reyzen boven het water ver-
toonde j doch telkens zo fchielyk
weder neer plofte , dat \'er de
Valk geen vat aan kon krygen.
Niet te min verloor hy geen geduld,
en bleef\'er al geftadig boven heen
zwerven. Een ander der Turken,
ziende dat hy \'er Slleen niet wel
meefter afkon werden, liet\'er ook
Vreemde zyn Valk op los, meenende, dat ze
kamp van het werk gezamendet hand beter
pyg^^^gg^ zouden klaaren, maar de eerfte
End-vo- denkende, dat den ander hem zyn
gel. proy wilde betwiften , liet het End
vaaren , en viel hem met zulk een
geweld op \'t lyf, dat hy zich niet
wift te bergen , en zyn Meefter
moeyte genoeg had , om hem on-
befchadigd weder te krygen doch
nu was het ook noch niet gedaan, en
het gevegt gevaarlyker als voor heen,
want ziende de vergramde Valk, dat
de Turk zyn Vogel, daar hy van
nieuws verfcheyde aanvallen op
deed, trachtedetebefchcrmcn, viel
hy ook op hem aan, en, indien\'er
zyn Meefter hem niet had afgehaald,
hy zoude hem gewiftèlyk niet on-
verzeerd hebben laaten gaan , zo
yyer- en wraakzuchtig toonde hy
zich , om dat den ander hem de
glorie zyner vangft zocht te ont-
rukken.
Kort na dat dit was voorgevallen,
een Valk en terwyl wy \'er noch , met groote
op een verwondering, af ftonden te fpree-
grooter ^vvam \'er een fchool van Vogels,
gelyk Ganzen, byzonder hoog bo-
ven ons heen vliegen. Strakswierd
\'er een Valk op los gelaaten, die,
in een oogenblik , met een uit den
hoop , van boven neer kwam tuy-
melen , tot onder op de grond,
daar ze lang met malkanderen la-
gen te worftelen, maar vermits wy,
ftaande op een fteylen Berg , niet
fpoedig genoeg met onze Paarden
na beneden konden rennen , om
hem den Vogel af te neemen, had-
den wy de ongeneuchte, varute
zien, dathy, könnende hem, over-
mits zyne kloekte, niet vermeefte-
ren, noch ook zelfs langer houden,
ten laatften hem los moeft laaten.
De Vogel, nu van zynen vyand
ontflagen, vloog terftond weder na
om hoog , cn de Valk hem achter
na, tot zo verre, dat ze beyde uit
ons gezicht geraakten , en wy ge-
noodzaakt waren een goed half
uur te wachten, eer dc Valk, die,
mogelyk al te zeer vermoeyd, hem
niet had konnen krygen, weder te
rug kwam. Onze gantfche tocht
was dan te vergeefs, ten opzigt
van de vangft i maar wat het ver-
maak belangd, \'t zoude, voor een
liefhebber van de Jacht, niet grooter
konnen geweeft zyn.
Dc Engelfchen hebben hier mede £ngejfj.}ig
een fraaye Jacht, met lange Hon- jach;.
den. Deze gefchied gemeenlyk twee
maal ter weck; neemd aanvang een
weinig buyten de Stad, en eyndigd
omtrent een uur van daar, aan een
zeekeren Berg, dknze den Groenen
Berg heeten , waar op , na dat de
[acht gedaan is, zy het middagmaal
met malkanderen houden , onder
een groote Tent, ten dien eynde
medegenomen. Yder Perfoon moet
hier zyn eygen Eeten, cn Wyn,
mede brengen, \'t geen altemaal, hy
malkander werd gezet, om\'er zich,
ten eynde van de Jacht, mede vro-
lyk te maaken. Daar is \'er altyd een
onder de Natie, die den naam van
Capo voerd, als zynde hun Opper- . Verkie-
hoofdi deze heeft twee Adfiften-^ènVcht-
ten, en een Treforier, om de zaa- mecöer,
ken , nevens" hem , te helpen be-
ftieren. Alle Jaaren worden \'er nieuwe
verkoozen, en gefchied deze verkie-
zing by meerderheid van ftemmen.
Die
-ocr page 448-Die de meefte ftemmen heeft, word
aanftonds door drie a vier Perfoo-
nen , van de anderen, opgeheft, en
op de fchouderen gedragen, en voor
myn Heer den Co»/«/gebracht, die
deze Jacht gemeeenlyk bywoond ,
alwaar dan een yder beloofd , hem
dat Jaar voor hunnen C^/ö te zullen
erkennen , voor welke eer hy , de
naafte Jacht, den Heer Conful, en
de Natie, benevens de liefhebbers,
die\'er van de andere Natiën mogen
by wezen, op den gemelden Groenen
Berg, moet onthaalen: \'t welk, op
dat het te heerlyker moge gefchie-
029
den i vervoegen zich eenige uit-
drukkelyk , twee dagen te vooren,
na een zeekere plaats in het geberg-
te, daar Jacht op wilde Zwynen is i
ten eynde ook geen gebrek hieraan
re hebben. Ik had het geluk, van,
geduurende myn verblyf te Aleppo j
in het gezelfchap van meer andere
Hollanders , deze vermaaklyke pleg-
tigheid by te woonen, en de gezond-
heid van den nieuwen Capo, onder
het vrolyk gefchreeuw van Hufayi
op d\'Engelfche wys , te drin-
ken.
R È I Z Ë H.
Vertreh^yan een K^arayane na Mecha, ^^(jderjlortmglifati
een Huys f Aleppo , met Sneuvel\'mg van eenige Armeniers. Subtjl-
heid der lucht, en Zeer van Aleppo. Kinder-ryke Jood, enz.
\'\'enige afgezonderde dingen, wel-
ke , elk op zich zelven, geen
Hoofd-ftuk konnen uitmaaken, zul-
len het onderwerp van het tegen-
woordige wezen > waar in, gelyk ik
geen order kan houden, zal de Lezer
dezelve believen te neemen, zo als ze
hem voorkoomen.
Vertrek ^en Odober vertrok van hier
van een een Karavane na Mecha, welke op-
byzonder fraay, en vermaake-
^ lyk is om te zien, ter oorzaak van
de toevloeying der Ingezetenen.
Want niemand , om zo te fpree-
ken , blyft alfdan in Huys j en, zo
wel de Vrouwen , als de Mannen,
begeven zich ter Stad uit. \'t Ver-
trek van deze Karavane na de ge-
melde plaats, gefchied maar eenmaal
in \'t Jaar, by welke gelegentheid de
Kemelen, en Muylen, zeer geeftig
werden opgetooyd, zomet pluyma-
gien op het Hoofd, als andere cie-
raaden : want de meeften onder-
neemen deze reys alleenlyk , of
om vermaak , of uit Godvruchtig-
heid, om het Graf van hunnen Pro-
pheet Mahomet te gaan bezichti-
Neder-gen-
fiorting Zo vrolyk als het bovcnftaande,
Hjyj"" befchreyelyk was het volgende
E
geval. Den 2 February van het
volgendejaari 683. kwam, by onge-
luk, een zeeker Huys neder te ftorcen,
waar onder zes Armeniers dood ble-
ven , en een gekwetft wierd, zynde
aldaar gekomen, om met malkander
luftig te weezen.
Men heeft te Aleppo een uitfte- Subtyli
kende fubtile lucht , waar door de ,
meefte vreemdelingen hier een zee- zeer^va?
kere rudigheid krygen, il mal d^A- Aleppo.
leppo , of het Zeer van Aleppo ge-
heeten. Het neemd zyn begin, met
een kleyn Puystje , even als of het
vuurigheid was, en blyfd aldus eenige
weeken j waar na hét dagelyks aan-
groeyd, tot dat het een half lid van
een vinger groot is geworden, ver-
toonende zich als een fchurfde Puy ft^
en in deze gedaante blyfd het een ge-
heel Jaar lang , met een geftadige
zypeling van materie. Maar dit
ongemak is met een foort van ge-
luk vermengd : want die dit zeer
komt te krygen , heeft geen nood
van ziek te worden , ondaftende
zich , na het fchynd, dè vüyle eri
fchadelyke humeuren , door de
gemelde uitvloejing der materie.
Het zet zich op alle partyen des
lighaams , doch meeften tyd op
T t eene
eene <3er handen, \'k Heb gezien j
dat het ymand op de neus had, en
een ander op de Hp » zulks dat
men \'er by wylen hinder door lyd,
cn wel voornamentlyk, als het zich
op zulke plaatzen zet. Ik had al
verfcheydene Maanden t\' Aleppo
geweeft, eer het gemelde zeer zich
aan my openbaarde, maar, gelyk
ik \'er mede myn deel af moeft heb-
ben , kreeg ik het eyndelyk aan de
kin, en , hoewel ik voor den tyd
van daar vertrok, bleef het my
echter by , tot dat het Jaar vol-
komen verftreeken was. Men moet
derhalven oordeelen , als het zich
eens gezet heeft j dat \'er het gift,
te diep ingevreeten, door geen an-
dere ucht kan uitgehaald worden.
Aan dezelve fubtylheid moet ook
toegefchreven worden, dat ymand,
die een foort van een teering , of
eenige andere diergelyke ziekte
heeft, dezelve, alhier komende, ge-
meenlyk binnen korten tyd , daar
aan komt te fterven.
Terwyl ik my tot Aleppo ont- Kinder-
hield, ging ik , in gezelfchap vanük= Joo\'\'\'
eenige Kooplieden , een Jood be-
groeten , de voornaamfte van die
natie aldaar 5 deze woonde , met
zyn gantfche geftacht, in cen groot
aanzienlyk Huys , by malkander,
voorzien , in het inkomen , met
twee Fonteynen , en verdeeld in ,
verfcheyde vertrekken , by na op
de wys van een Kloofter. Hy was een
Perfoon van omtrent tachtig Jaaren,
genaamd Jacob Syton, en had Kin-
deren cnKinds-kinderen, tot ia het
vierde lid j beftaande het getal van
deze zyne familie, in \'t geheel, uic
in de zeventig zielen, waar van zyn
Jongfte een Jaar oud was , \'t geen
hy zelve my in handen gaf Hy
onthaalde ons hd\'el beleefd, en
liet cen deftig Collation op Tafel
zetten.
Hiflorie yan den ^Arabifchen Trins Milhejni*
aai
^ewyl ik my zo lang tot Aleppo
ophield , had ik gaarne de
Stad Tadmor , vyf a zes dagreyzen
van daar gelegen, gaan bezichtigen,
ter oorzaak dat\'er als nog veele
treffelyke Ruïnen, en overblyfzelen,
van te zien zyn: doch, vermits het
\'er al te gevaarlyk is, wegens de Ara-
biers , dorfl ik deze tocht niet on-
derneemen, te meer , alzo my be-
richt wierd , dat ruym een Jaar voor
myne komft hier ter Stede, eenige
Engelfche Kooplieden , gedreeven
door dezelve nieuwsgierigheid, een
zeer ongelukkige ontmoeting, met
den Prins, of Opperhoofd van die
Roovers, hadden, \'t Geval droeg
zich toe , als ik hier gaa ver-
haaien.
Ohgeluk- De Engelfche Heeren, om te be-
kig weder- ter van alle overlaft bevryd te wezen,
vaaren van jj^^akten met malkanderen een ge-
Ë^gfifche zelfchap van twaalf Perfoonen, en
Heeren , brachten te zaamen vier-en-twintig
ïSbf" Dienaars, altemaal heel wel van
fchen Schiet-geweer voorzien zulks dat
Prins zy oordeelden in ftaat wezen, van
Milheym. ^i^j^and te behoeven te vréezen, en
magts genoeg te hebben , om een
bende Arabiers te konnen weder-
ftaan. Van Aleppo dan vertrokken,
en niet verre van Tadmor gekomen
zynde, vernamenze, dat den Ara-
bifchen Prins Milheym j het Opper-
hoofd van alle de Arabiers i en on-
der de Franken heel wel bekend,
met eenige van zyn Volk daar om-
trent lag i weshalven zy beflooten
niet verder te trekken, en te blyven
daar ze waaren, om te zien wat hier
van worden wilde. Prins Milheym
betrachtende, dat hy met geweld niet
veel tegens hen zouwde konnen uit-
rechten , oordeelde met liftigheid
öieer te zullen konnen uitvoeren,
en vaardigde derhalven aan d\'Engel-
fche Heeren vier Gezanten af, om-
ftuuwd met verfcheydene Dienaars,
welke eenige gefchenken mede voer-
den , benevens laft, om de ge-
melde Heeren , uit naam van
hun Opperhoofd , te verwellekoo-
hien , en hen zynen dienft aan te
bieden , met byvoeging , dat zy
vryelyk, en zonder eenige bekom-
mering , alles tot hun genoegen kon-
den gaan bezichtigen, \'t Gezant-
fchap wierd beleefd^elyk ontfangèn j
en met alle dankbaarheid weder
te rug gezonden. Zelfs beflooten
d\'Engelfchen , orh den Arabifchen
Prins niet fchuldig te blyven, twee
der voornaamfte van hun gezelfchap
aan henl af te veerdigén. Deze
waaren de Heeren Tmwtheus la
Noy , en George Metkelf, welke
laatfte naderhand tot Conful van dé
Engelfche Natie t\' Aleppo aangefteld,
en aldaar ook, in die bediening, ge-
ftorven is. Verzeld met eenige Die-
naars , begaven zy zich dan na de
Tent, daar zich Milheym in onthieldj
die hen , met eeii geveinfd gelaat»
verwcllekomde , ën heel vriendelyk
onthaalde: maar, de medegenomenè
gefchenken overgeleverd, en nog
een wyl tyds met onderlinge rede-
nen doorgebracht zynde , voerde
hy hen , liiet een ftüurs wezen, te
gemoet, hoe zy zich de ftoutheid
dorften aanmatigen , te komen ter
plaatze daar hy zich onthield Waar
op geantwoord wierd, dat zy, als
Vrienden van den Grooten Heer,
de vryheid hadden , van te gaan,
en te komen, werwaarts het hen ge-
liefde. Indien, berftcde de Prins daar
op uit, den Grooten Heer zelf
hier kwam, ik zoude hem éven eens
handelen, als u heden zeggende
wyders, gy zyt Verfpieders, en met
geen ander oogmerk hier gekomen,
dan om alles af te zien, en aan den
BaJfa van bekend te maaken,
D
hoe gy het hier gevonden hebt, om,
waar \'t mogelyk , ons door uwe
verraderyen te doen verftrikken j
en gevangen neemen. Gy zyt
Tt % öok
ook d\'oorzaak, vervolgde hy, dat
ik van de Turken niets kan be-
komen j vermits gy, te gelyk met
het uwe, ook het hunne be vry d,
door de Karavanen geftadig, met
zulken fterken manfehap , te doen
uitleyden , en op hunne aankomft
weder te gemoet te trekken : wes-
halven ik u zo aanftonds altemaal zal
doen ophangen: waar op den Beul
hebbende doen roepen, kwam deze
ftraks met touw, en zeep , om de
ftroppen te ftiieeren, te voorfchyn.
De Gezanten, ziende deze .toeftel,
dreigden hem, by aldien dit tegens
hen wierd in \'t werk gefteld , dat
hunne vrienden \'er zodaanigen wraak
over zouden neemen, dat \'er de Ara-
biers in eeuwigheid het geheugen af
zouden hebben, \'t Antwoord was,
dat hy zich met die wraak gantfch
niet bekreunde: dat hy , met al zyn
volk, tegens hen zoude optrekken,
en dat zy mede niet minder als de
ftrop te verwachten hadden. Onder-
tuflchen zochten eenige mindereAra-
bifche Prinflen, daar tegenwoordig,
de zaak te middelen, dat het (\'t geen
eygendyk het oogmerk was) met
een fomme gelds afgemaakt mocht
worden en wierd aldus (na dat Prins
Milheym zich egter vry lang ge-
weldig taay had gehouden, dringen-
de heel hard op het hangen} een
eyfch gedaan , te weeten , dat de
Heeren Gezanten twintig duyzend
Ryksdaaalders aan den Prins zou-
den betaalen: maar het vergelyk wierd
eyndelyk getroffen, op omtrent
drie duyzend, met beding, dat de
betaaling zoude gefchieden in geld,
en \'t geen zy anders van waardy
hadden , doch dat zy hun geweer
zouden behouden, behalven twee
paar Piftoolen, voor den Prins iW//-
heym. Om deze fom nu uit te maa-
ken , moeften alle de Engelfche
Heeren zich ontblooten van hun
geld, \'t koftelykfte tuyg van hunne
Paarden , en \'t geen zy wyders
van waardy by zich vonden , zo
van kleederen, horologien, zilvere
drinkfchaalen, enz. onder dewelke
ook eenige kooper-vergulde voor
zilver doorgingen : waar boven
zy ook noch d\'ongeneugte hadden,
van te moeten vertrekken , zonder
de overblyfzelen van Tadmr te mo-
gen bezichtigen. Doch het duurde
niet lang , of de Engelfche Natie
zag zich , wegens deze trouwloos-
heid, gewrooken.
Omtrent een Jaar, na dat dit
voorgevallen was, ftuurde Kara Ma- ling "e^nd
hometh , Bafia van Aleppo , tot^^n den
verfcheydene maaien, Afgevaardig-
den aan den Prins Milheym, met aan-
maaning, dat hy zich onder de be-
fcherming, en vriendfchap, van den
Grooten Heer foude begeeven.
\'t Verdrag wierd eyndelyk gefloo-
ten, en de zaak zo verre gebracht,
dat Milheym zich in Perfoon tot
Aleppo zoude vervoegen, om zyn
onderwerping aan den Bafla , als
verbeeldende den Grooten Heer, te
doen : de beftemde dag verfchee-
nen zynde , ftuurde Kara Maho-
meth zes van zyne Paarden , met
eenige van zyn Volk, om den Ara-
bifchen Prins, uit zyne Leger-plaats,
vier uuren vz-n Aleppo, af te haaien-,
terwyl hy hem zelfs gereedmaakte,
om hem buyten de Poort van de
Stad t\' ontfangen. Tegen den mid-
dag dan kwam Milheym , gezeten
op een Paart van den Ba(fa , met
zyn Volk aanryden, en was nu al-
reeds ter halver weg gekomen, wan-
neer een zyner Dienaars, een Moor
van geboorte , en die hertelyk van
hem bemind wierd , rydende kort
achter den Prins, verfcheydemaaleji
zeer zwaar verzuchtte , en , ge-
vraagd wat \'er d\'oorzaak af was,
hem , met een bedrukt gelaat , te
gemoet voerde , dat zyn hert hem
niets goeds van deze tocht voor-
fpelde. Milheym , te licht van ge-
loof (dewyl het zeeker is, dat den
Baffa niets kwaads met hem in den
zin had} eyfte aanftonds zyn eygen
Paard, \'t geen, in het uiterlykaan-
zien , heel mager was (gelyk de
Arabifche Paarden gemeenlyk zyn,
doch zo goed van deugd , dat ze
doorgaans , ftuk voor ftuk , vyf
honderd Ryksdaalders , ja zelfs
zommigën tot duyzend toe, komen
te koften} en zeyde t^en de afge-
vaardigde van den Baffa t zittende
nu op een beeft, daar hy zyn leven
Rämpza-
333
in zyn Paleys neder gezeten, of hy
deed water brengen, om zyh han-
den en baard te wafl:chen, zeggende,
HemduUa, zo veel als. Gedankt zy
God. Straks hier na liet hy eenige
lakenze rokken , ofveften\'i gelyk
men ze gemeenlyk noemd , mits-
gaders drie beurzen , yder op vyf-
honderd Rysdaalders gerekend, her
voor brengen , ora ze onder zyne
OiHciers uk te deelen, tot vergeldmgj
van dat zy zich zo wel hadden ge-
kweeten , gevende dubbele portie
aan den geenen , die d\'eerfte de
handen aan Milheim had geflagen:!
doch deze, ziende dat hem niet meer
toegeleyd wierd, wierp zich op de
knien, kufte de veft van den Bajfa, en
zeyde , dat hy hem dankbaar bleef
voor de gift, en zich te vreeden hield,
met gedaan te hebben, \'t geen
hem behaagljk was. De BaJSa be-\'
merkte terftond, waar hy heen
wilde , en verdubbelde de portie
nochmaals.
Thans gebood hy alle de naamen
der gevangenen op te fchryven, gelyk
ook mede der geenen , daar zy de
hoofden van hadden medegevoerd,
welke gewaflchen, en van het bloed
en ftof gereynigd zynde, ftuk voor
ftuk, voor Milheym wierden gebragt,
om hem den naam af te vraagen, die
dan op het voorhoofd wierd gefteld.
Onder deze bevonden zich ook
zommigen, daar de Prins heel veel
van had gehouden, onder het noe-
men van welker naamen hy jam-
merlyk verzugtede, endefchouders
ophaalde. Hier na deed dehBafSa
acht der gemelde gevangens het
hoofd afflaan , en d\'overigcn, tot
nader ordre, weg brengen j en wierd
dit alles binnen den tyd van twee
uuren befchikt. Twee dagen daar
na wierden drie anderen, met een on-
gemeene dood, geftraft, te weeten,
men boorde hen , aan yder zyde
van den hals, op defchouders, een
gat j w^r in ftokken , met bran-
dende Toortzen , wierden gezet,
welker vlammende droppelen i
alzo zy tot den middel toe ont-
kleed waaren , hen geftadig op het
naakte lyfdroopen. Aldus wierden-
ze, op kemels, door de Stad omge-
Tt ^ voerd j
betrouwen , zeg tegen
uwen Heer en Meeßer, dat ik tegen-
woordig op mjn Troon ben geze-
ten , en hem op een andermaal wel
zal komen zien. Hier op begeefd
hyzichj met zyn Volk, zondermeer
woorden te maaken , weder te rug
na zyne Leger-plaats. De Baffa,
dit bericht ontfangen hebbende,
was\'er zeer geweldig over\'t onvree-
de, en keerde , met een verbitterd
gemoed , weder binnen de Stad,
doch met het voorneemen, van den
Prins wel haaft op het lyf te wezen,
ten welken eynde hy order gaf, dat
zich vyf honderd man , al te maal
uitgelezen Volk, gereed had te
houden.
De volgende nacht nu was ge-
weldig duyfter, en daar viel een
zwaare regen; \'t geen den Bafja tot
zyn voordeel nemende , floeg hy,
met de gemelde manfchap , te Paard,
begaf zich in ftilte na de Leger-
plaats van Milheym , en vond het
daar alles in ruft. Straks vielen de
Turken op de ftapende Arabiers aan,
hieuwen \'er ettelyke neder , en kre-
gen den Prins Milheym zelf gevan-
gen , benevens vyf andere mindere
Prinflèn , en zeftien van zyne voor-
naamfte perfoonen.
Echter waare het te bedenken ge-
weeft , of zy hem wel levendig ge-
kreegen zouden hebben (want hy
was alreeds op de been) indien hy
maar zyn Paard had konnen beko-
men , \'t geen door geen ander ach-
terhaald konde worden: maar zyn
Dienaar , de Moor, meer bezorgd
voor zyn eygen leven, als voor dat
van zynen Heer, was\'er mee voort
getogen.
De Bajfa keerde dan zegepraakn-
de in de Stad , daar hy met onge-
meene vreugde , onder het loflen
van\'tKanon, wierd ontfangen. De
voornaamfte Arabiers wierden, op
Paarden gebonden , achter hem na
gevoerd : omtrent veertig gemeene
Ruyters i met touwen om het lyf,
als honden, voortgefleeept, en twee-
én-twintig Hoofden , welke in de
overrompeling waaren gefneuveld,
©planffèn, ten toon gedraagen.
Niet zo haaft was Mahomet
op
voerd , tot aan het Kafteel, en al-
daar onthoofti. Yder dag daar aan-
volgende, lieten \'er twee of drie, op
gelyke wyze, herleven.
Ondertuflchen kwam\'er yts zeld-
zaams te gebeuren. Een van deze
ter dood verwezenen, voor by een
Aga van Mahometh, dien hy eens,
in zeekere gelegentheid van de
, dood had gered , heen gevoerd
wordende, riep hem toe: beugd u
de dag niet, dat ik de geen ben ge-
weefl , die u het leven heb be-
houden ? (beduydende hem wyders
waar het geweeft was) Tegenwoor-
dig flaat het in uwe handen , tnyhet
myne te behouden. Den Aga, hem
kennende geworden , verzogt zyn
pardon van den Baffa , die , de
zaak verftaan hebbende , hem het
leven fchonk, wordende aanftonds
van zyne tormenten verioft.
Wanneer ze nu altemaal, op de-
ze wyze, ter dood waaren gebragt,
wierd de Prins Milheym, benevens
de gemelde hoofden, waar van
de voornaamfte gebalfemd waa-
ren, na Conftantinopolen geftuurd,
doch, zynde voor de tent van
den Grooten Heer gebragt, zeyde
de Keyzer, dat hy niet waard was
aan hem gezonden te worden, en gaf
ordre , dat men hem het hoofd
zoude afflaan , gelyk terftond ge-
fchiedde.
REIZEN.
befchryving yan de Stad Tadmor, of Talmira»
33$
In het voorgaande
eenige melding van
Tiz^i^/ör gedaan hebbende, zal ik hier
een weinig moeten afvvyken, om een
befchryving van dezelve te geven j
hoewel die de myne niet zal zynj
maar ontleend van een ander.
Na dat ik Aleppo had verlaaten j
wierd tuflchen de Turken, en d\'Ara-
biers de vyandfchap , welke zedert
langen tyd onder hen had geheerfcht,
nedergelegd > waar door dan de Fran-
ken gelegentheid bekwaamen , om
de Pragtige Ruïnen, en overblyfze-
len van de gemelde Stad te gaan be-
zichtigen . Onder de geenen, wel ke
de nieuwsgierigheid derwaarts trok,
was ook een Engelfch Heer IViUïam
Halifax genaamd , die de moeyte
nam, van een zeer naaukeurige be-
fchryving der tegenwoordige ge-
fchapentheid van die beruchte plaats
op het Papier te brengen > welke my
ter hand gekomen zynde, zo als die
gevonden werd in de Philofbphifche
verhandelingen,die in En geland,in de
Maand 0£toberi6pf. gedrukt zyn,
oordeelde ik de Neder-landfche lief-
hebbers geen onaangenaame dienft
te zullen doen, met dezelve, in een
Neder-duitfch gewaad verkleed, in
myne Reys-befchryving in te laften:
gelyk ik ze dan zodanig geef, alsze
door den gemelden Heerin het hcht
is gebracht; behalven, dat den Ge-
leerden uitgever, in een nader ver-
handeling , door andere Reizigers
voorzien van een naeuwkeurige af-
tekening van de Peuinhoopen, die
aldaar gezien werden, dezelve voor
Zyne Lands-genooten ten toon ge-
fteld heeft; die ik hier dan ook by
voeg onder N* 187- doch zo, dat de
zelve noch eenigzins door my ver-
beterd is, door een kleen by voegzel,
te weeten , van een ftuk van een
ronde Porfyre Kolom, leggende op
de grond, benevens de zes ftaande
Hoofd-ftuk
de Stad
Kolommen, welke zich in het mid-
den van de Prent, op de voorgrond
vertoonen, aangewezen met de Let-
ter G. \'tGeen my hier voet toe heeft
gegeven, is, dat ik het aldus ge-
vonden heb in een Schildery, op de
plaats zelve ontworpen , \'t welk
den Heer Henrico Lub, jongft van
Aleppo tot Amjierdam gekomen ,
van daar heeft mede gebracht. Zie
hier dan den Brief van den Heer
Halifax, aan de Heer Edward Ber-
nard , ons gevende de geheele be-
fchryving van de Plaats , waar om-
trent ik den Lezer moet waarichou-
wen, dat den Engelfchen Heer Rei-
ziger, uit de Engelfche vertaaling
van den Bybel, Tadmor gefchreven
heeft, uit i Reg. i8. alwaar inde
Nederduidfche overzetnng Tamor
gevonden werd: fpruitende dit ver-
fchil uiteenonderfcheid van leezing,
\'t welk in den Hebreeuwfchen Text
gefchreven gevonden werd, en \'tgeen
op dc kant aangemerkt ftaat van de
leezing.
EERIVAARDE HEER.
ebbende U belooft een befchry^
ving van myn Reyze na Tad^
mor, kan ik my nu niet verontfchul-
digen , zynde niet beter als myn
woord. Hoewel ik wel mocht eene
berifping verdiend hebben, van myn
geld cn tyd gefpild te hebben, in
\'t onderzoek van curieusheden, dic
zo weinig nut geeven i ofte, \'tgeen
ik meerder vrees , dat ik deze "din-
gen zo fteeht opgedaan heb , daar
een Man van meerder welfprekend-
heid, en oordeel, een veel grootzer
onderrechting van zoude konnen
gegeven hebben.
Wy vertrokken van Aleppo, op
Michiels dag lópi. en kwamen in
zes gcmaklyke dagreyzen, door
een
H
een Woefte Land-ftreek , tot Tad~
mor , reyzende geduuriglyk meeft
Zuidwaard , met een weinig veran-
dering na het Ooften. Als wy de
plaats inreeden , namen wy agt op
een Kafteel, op de Prmt getekend A.
omtrent een half uur van daar , en
zodaanig geplaatft , dat het beyde
de paften door de Bergen , door
dewelke wy in de Stad kwamen,
kommandeerd, en te gelyk ook de
Stad; maar wy konden gemaklyk be-
ipeuren, dat het geen Oud gebouw
was, vertoonende geen merktekenen
van ongemeene timmeragien , of
bouwkundige Oudheid. Na onder-
vraaging wierden wy onderricht, dat
het was gebouwd hy Man-Og/eFrince
der \'Drucen , in de Regeering van
Amurath de derde A®. ifSf. Maar
ik weet niet, waarom veel geloof
aan deze Hiftorie te geven, wantik
vinde niet dat nog Man-Ogle, nog
eenig Druciaans Trince ooit zo
magtig in deze geweften is geweeft:
leggende haare fterktens aan denBerg
Libanus , en langs de Kuft van
Zidon , Berytus, &c. Het is een
gebouw van meerarbeid, als konft,
en de eygentlyke gelegentheid alleen
is genoeg, om het onwinbaar te maa-
ken , leggende op de top van een zeer
hoogen Berg, beflooten met een
diepe graft, uit dc Rots zelve ge-
houwen, over dewelke was een eenige
)aft&gc , over een Valbrug, welke
Brug nu ook is afgebroken, zo dat
daar geen ingang meer overig is ge-
bleeven : ten zy men luft heeft met
moeyte op dcRots te khmmen,\'t welk
maar op een eenige plaats doenlyk
is, doch met zo veel moeyelykheid
en gevaar, dat men door een kleyne
glipping in lyfsgevaar is. Daar is
ook niets in te zien, waardig te ver-
gelden de moeyte, die men heeft om
daar by te komen. Het gebouw is ver-
ward , en dc vertrekken zeer kwalyk
geproportionneert. Op de top van
den Berg is een wclle van een vervaar-
lyke diepte, gelyk het zekerlyk een
groote weg is , om van de top van
zo een Rots tot het water te ko-
men. De Graft die het omringd,
heeft niet de minfte vertooning van
vogtigheid, \'t welk een vervaarlyker
gezicht maakte, als wy daar uit een
wilden Beer zagen fpringen, tuftfchen
onze Paarden, wanneer wy daar op
reeden, om naaukeurigerdc plaats te
bezien. Dit Kafteel ftaat aan de
Noord-zyde van de Stad , en van
daar heeft men het befte gezicht van
al hec daar omtrent leggende Land j
men ziet Tadmor onder zich, aan drie
zyden beflooten met een lange reex
van gebergte , \'t welke allengskens
hooger opgaande , zig Ooftwaarts
ftrekt, omtrent een uuc rydens, maar
aan deZuyd-zyde ftrekt zich een vlak
pleyn tot buyten het bereik van het
oog i in dit pleyn ziet men een breede
Zout Valey, gevende daar van een
groote meenigte,en leggende omtrent
een uur van de Stad. En dit is waar-
fchynlyk hetZout-Dal,gemcld 2
8: 13. daar David van de Syriërs
18000. Man verfloeg, waar voor van
een ander opgenomen is, een Dal,
\'t welk maar vier uuren van Aleppo
legd. De lucht is goed, maar de Aarde
ongemeen dor, zynde daar in geen
groente te zien, uitgenomen eenige
weinige Palmboomen in de Tuynen,
en hier cn daar omtrent de Stad > cn
van deze boomen, na myn begryp,
heeft ze (in \'c Hebreeuws) de naam
bekomen, vanTadmor, \'t welk bete-
kend eenPalm-boom, en in\'t Latyn
Talmira, zynde de geheele Land-
ftreek defwegens genaamd Syria
Palmirena, en zomtyds Solitudines
Talmirena : zo dat de Latynen de
naam niet veranderen, maar alleen
de Oude naam in haar Taal overbren-
gen , welke die derhalven als nog be-
houd in deze Oofterfche deelen, en
de Nieuwere is geheel onbekend.
De Stad zelfs fchynd geweeft tc
zyn van een wydcuitftrckking, ten
aanzien van de plaats, als nog door de
uitgeftrektheid der Peuynhoopen af
te meeten maar daar zyn geen merk-
tekenen van eenige Muuren overge-
bleven,nog mogelyk te oordeelen van
d\'Oude gedaante van de plaats. De
tegenwoordige Inwoonders , gelyk
dezelve zyn een arm, elendig, cn
morflig Volk, hebben zich opgefloo-
ten, ten getale van omtrent dertig a
veertig Huysgczinnen , in weinig«
Hutten, gemaakt van Leem, binnen
-ocr page 457-de muuren van een ruim Hof, welk in
zig befluyt een zeer treflyke Heyden-
fche Tempel. Alhier traden wyook
binnen, als wanneer de geheele magt
van dit Dorp (indien ik het alzo mag
noemen} te zamen rottede aan de
deur, alwaar zy zig hielden, miflchien
om haar te verweeren, indien wy Vy-
anden mogten zyn (want zommige
van haar hadden hare roers in de han-
den) of wel mogelyk uit nieusgierig-
heidomonstezien, kond ik niet we-
fen, doch door onze Gidze, (die een
(a) Deze Arabier was, dewelkey^»^ (*) haar
Aflync tegenwoordige Koning gezonden
^ tor ^^ geheele Reys te ge-
x69i. by leyden, zynde een Man onder haar
de Turken bekend) wierden wy gemakkelykin-
lineaD^r gelaaten,en onder een groote menigte
bevor- van Verwelkomingen in haare Tale
dert om geleyd tot het Huys van den Sheck,
lelSienl^y wien wy ons verblyf zouden ne-
20 dat hymen. Om hier tc melden wat de Plaats
nu ge- in *teerfle gezicht vertoond, zekerlyk
k oKn geheele Wereld kan zodanige ver-
Rooi te menging , van overblyfzels van de
leven, grootfte ftaat en trefly kheid, te gelyk
ïoigt^b^y\'met het aller ukterfte van affchuwe-
cen confi- lyke vuyligheid en armoede, niet uit-
gmtvan ^^vcrcn, als hicris. Het naafte daar
manfchap, "^ede over een komende, datikuit-
welke haar denken kan, is dat van den Tempel
"\'^rken\' i^Ä^/j, door vernield, en ver-
of onder keerd in een Drek-Huis zKok. 1 o: j/.
eenige ge-En ZO (\'t welk niet onwaatfchynlyk
GouvT\' ^^^^ gehcel^laatswascenTcm-
nemènt\' P^^ "^an Jupiter Be lus, zo is de verge-
wiiien lykinge wel getroflen.
Sellen. Hebbende aldus myn verblyf in de-
ze plaats, zal ik beginnen, met een be-
fchryving van dezelve, en voortgaan,
tot het geene ik van buyten aanmer-
kelyk vond. De gehele ingefloten
wydte, is een vierkant van 2 20,Yards,
of van omtrent 660. voeten , yder
zyde omringt met een hooge en ftatc-
lyke Muur, gebouwd van groote vier-
kante ftenen, en ver9iert met Pilafters
Van binnen en van buiten, ten getale
Czo na als wy konden uitrekenen, by
\'t geene van deMuur nog was ftaande,
\'t welk nog was het grootfte gedeelte)
van 62. aan eene zyde, en indien de
Barbaarsheid der Turken, vyanden
van \'t geene dat pragtigen deftig is,
uit ydel by-geloof deze fchoone Cor-
317
niflen, zo hier als in andere plaatzen,
niet en hadden voordagtelyk neder-
gefmeten, wy zouden gezien hebben
de netfle fnydingen in Steen , daar
mogelyk ooit de Wereld van zoude
hebben konnen roemen j als hieren
daar een kleyn ovcrblyfzcl, \'t welk
haar woede is ontkomen, ten over-
vloed openbaart. De Weft-zyde, al-
waar het inkomen is, is meeft afge-
broken , cn na by het midden van het
vierkant,ccn andere hooger Muur op-
gehaald uit de Ruïnen, welke fchynt
geweeft te hebben een Kafteel, fterk ,
maar rouw. De oude fteenen, en een
menigte gebroken of gezaagde Pilaa-
ren , waaren in \'t werk te zamen ge-
rold , en kwalyk gemetzelt. Van bm-
nen waaren te zien de grond-vefteit
blykelyk van een andere Muur, welke
dit front mag beantwoorden, en dat
de Mamuluken, welker handwerk het
meeft fchynt geweeft te zyn, het Ka-
fteel hier hebben gebouwd, tot zeker-
heid van de plaats. Voor de geheele
lengte van dit nieuwe front, ukgeno-
men een naauwe doorgang, welke is
gelaaten voor het inkomen, is ccn
diepe graft uitgehouwen, waar van
den opgang aan de binhen-zyde is
opgemctzelt met fteenen, zelfs tot de
voet van de Muur toe, waar door het
zelve zeer kwaalyk kan beftormt of
belprongen werden. Dc toegang, als
ook de deur zelf,is heel naauw, en niet
wyder, dan tot het doorgaan van eert
geladen Kameel, of dat twee voetgan-
gers daar in, nevens malkandcren i
mogen wandelen. En zo dra men is in
dc voorfte deur, maakt men een korte
omdraying ter regter zyde, en gaat
men , door een andere van gelyke
wydte, welke leyd in het Hof j maar
dit alles is nieuwe bouwinge, op dé
oude, cn door deze buyten Muur, is
de grootte ingang, welke behoord tot
het eerfte werk, meeft bedekt, van
welkers aan zienlykheid wy genoeg-
zaam konden oordelen, door de twee
fteenen ^ welke de zyde van de groote
Poort onderfteunden. Yder van de-
welke 3f. voeten lang is, en konftig
gehouwen, met wynranken cn troflèrt
druyven, overtrcftelyk, ftoutenna
\'t leven j zy ftaan beyde in haare
plaatzen, en de afftand tuflchende-
V V zelve
R É ï Z È
können verftaan wat daar van te ma-
ken zy. Van die in het Grieks, hoo-
pen wy op eenige onderregting, maar
het zal klaar Zyn, voor ymand die hef
leeft , dat de fteen van een andere
plaatze is gebragt geweeft, en by
geval in deze gezet. Dezelve is
aldus:
^KTicgN €3iAi«N
zelve is van 15-. voeten, \'t welk ons
de wytte van de Poort geeft. Maar dic
is nu alles bemuurt tot de voorgemel-
de naauwe deur. Over de kleyne
deur, is een Gnek/chOpkhnk, als
ook een ander, in een andefe taal en
Caradters, hoedanige ik nooit gezien
hebbe, als in Tadmor ^ nog ook niet
MNHMgioN ToT TA<t)g«NOC
to
CgnXlMIOC OAaINA©OC O AaMIIPOTATOC
cTNKAHT (IKOC) AIPANOT oTABAAAAeoT Tot
NacwpoT ATToiTe Kai TIOIC ATToï Kai TI«M0IC
^ic ro nAN-reAec ai«nion tSimkn.
Onder dezelve waaren de on beken- voorbeeld zal geven, zynde zo goed
als men die heeft konnen nemen.
de Letters , waar af ik u hier een
Dè Letters tuflchen deze ( ) mer-
ken uitgelaaten, waaren niet leesbaar,
dog ik hebbe het my ondernomen
\'t gebrek te vervullen. Zodanig gy zult
zien in eenige andere volgende, ook
en was de enietinMNHMGioNop de
Steen, maar was ongetwyftèlt by mis-
gryping uitgelaaten, en het Opfchrift
is niet anders, als dat van een Begraaf-
plaats , in vergelyking van verfcheide,
die wy zagen, gelyk ik gelegentheid
zal hebben hier na van zommige te
melden. En aangaande de andere Ca-
ra£ters dezelve waaren gevoegt onder
meeft alle de Griexe Opfthriften, die
wy zagen, en zelden al een. Ik ben be-
kwaam te gelooven,dat het is d« Moe-
der-tale, en Carader van de plaats, en
de zaak, die het inhoud, niet anders,
als \'t geene wy in het Grieks hebben.
Zo haaft als men in het Hof treed,
ziet men de Overblyfzels van twee
ryen van brave Marmere Pilaaren, 3 7.
voet hoog, met haare Capitelen, van
het netfte fnywerk , hoedanig ook
moeten geweeft hebben de Corniflèn
tuflchen dezelve , eer dat ze door
rouwe en bygeloovige handen zyn
afgebroken. Van deze zyn nu geen
meer overgebleven,als 3 8. geheel,dog
daar moeten\'er een groote meenigte
geweeft hebben , want zy fehynen
gantfch rond om het geheele Hof ge-
ftaan te hebben, en eene zeer ruyme
dubbelde Piazza, of Kloofter, onder-
fteund te hebben. De Gallerye van
dezdPiazza aan deWeft-zyde ("welk
is tegen over het Front van de Tem-
pel) fchynt de andere te hebben over-
troffen in fchoonheid en ruymte, en
aan yder eynde van dezelve, zyn twee
Nizzen,tot Statuen in haar volle leng-
te , met haare Pedeftalen, Borders,
Steunders en Overhangzels, gefneden
met de grootfte kunft en curieusheid.
De wydte in deze fchoone influy-
tinge, welk nu is gevuld met niet an-
ders als vuyle Hutten van de Inwoon-
ders , befpeurt men een open Hof ge-
weeft te hebben, in \'t midden van het
welke ftaat een Tempel, (op de Print
getekent B} omringt met een andere
rye Pilaaren, van verfcheide ordres,
en veel hooger als de vorige, zynde
over de 50. voeten hoog. Van deze
zyn niet meer over als 16. dog daar
moeten wel geweeft hebben omtrent
het dubbelt van dat getal. Met dewel-
ke weder een Binnen-Hof was be-
ftooten , of wel dat die hebben onder-
fteund het dak van een Kloofter, maar
zynde nu niets van een dak meer over,
is \'t zelve onzeker. Alleenlyk legd een
groote Steen op de grond, dewelke
fchynt geftrekt te hebben, van deze
Pilaren, tot aan de Muuren van den
Tempel. De geheele wydte tuflchen
deze Pilaren, bevonden wy beftaan te
hebben in 177. voeten lengte , en na
by 84. voeten in de breedte. In het
midden van welke ruymte ftaat den
Tempel, welkers uitbreiding is in
de lengte meer als 3 3. Yards, (dat is
omtrent 92. voetenj enin de breedte
13. ofi4. Yards, (dat is omtrent 40.
voeten) ftaande ten Noorden en
Zuyden, en hebbende een zeer heer-
lyke ingang aan de Weft-zyde ,
juift in \'t midden van het gebouw,
het welk , uit de kleyne overblyf-
zelen, die nog te zien zyn, fchynd
geweeft te hebben een van de heer-
lykfte gebouwen in de Wereld. Ik
zag nooit in eenige plaatzen Wyn-
ranken,enTroflènDruyven, in Steen
gefneden, zo groots, levendig en na-
tuurlyk , en wy hadden ontwylfelyk,
overvloedig veel aanmerkenswaar-
dige dingen gezien, indien zy niet
kwaad-aardiglyk waaren aan ftukken
gebrooken geweeft. Regt over de
deur konden wy ftaat maaken, uit een
gedeelte van de Vleugels,van een wyd
uitgefpreyde Arent, van de geheele
uitfpreyding van dezelve. Deftèlfs
wydte deed my in \'t eerft gelooven,
dat het mogt een Cherubyn geweeft
zyn , om den ingang te overfcha-
duwen j dog niets van het lighaam
overig zynde, had men niets ter ley-
ding zyns oordeels j en eenige kleyne
Engelen, of Cupidoos, vertoonen
zich nog op de Hoeken van dezelve
Steen. Maar ziende naderhand an-
dere Arenden op Steenen, die neder-
gevallen waaren , konde ik beftuy-
ten, dat dit ook zodaanig een moeft
geweeft hebben, alleenlyk van meer-
der grootte. Van deze Tempel is
niets ftaande als de buyten-muuren,
in dewelke opmerkelyk is, dat de
Venfters niet wyd , en boven nau-
wer als beneden gemaakt zyn ge-
weeft j dog alle gecierd met voor-
treffelyke graveeringen. Binnen de
Muuren hebben de Turken , of
eygendyker de Mamalukken , een
dak gebouwd , \'t welk onder-
fteund is met kleyne Pilaren en Boo-
gen, maar vry laager, gelyk ook in
alle andere deelen gedifproportio-
neerd , cn minder als \'t geene het
Oude dak moet geweeft hebben.
En hebben zy de plaats veranderd
tot een Mofquee, hebbende aan db
Zuyd-zyde van dien nieuwe cieraa-
den, na haar manier, gevoegd, met
Arabifche opfchriften en zinlpreu-
ken uit de Alkoran, gewrogtenuit-
geworgt met bloem-werk,niet zonder
kunft. Dog aan de Noord-Zyde van
\'c gebouw, \'t welk is afgefcheiden
van de Mofqueë, zyn overblyfzels
van veel grooter kunft en fchoon-
heid, of die van den aart van ver-
hemelzels, over eenige Altaaren al-
daar geplaatft geweeft zyn , of tot
wat ander gebruyk die gediend heb-
ben, ben ik niet bekwaam te giften.
Maar zy zyn vercierd met het cu- _
rieufte houw- en fnywerk, in \'t mid-
den van dewelke is een Dom of
Koupel, van meer als zes voeten dia-
meter , \'t geen wy bevonden boven
te weezen van een ftuk, uitgehoii-
wen uit een Rots, of gemaakt van
eenig künftig cement i oft\'zaamge-
ftelde ftoffe, metter tyd verhard in
een fteenachtige fubftantie , \'t welk
fch ynd twy ftelachtig te weezen, dog
ik zoude het laatfte licht gelooven.
Het is een fyn eh zeer curieus werk-
ftuk, aan \'t welk wy meer tyd zouden
befteed hebben , als ons gebeuren
mogt om het te bezien, ons haaftende
tot andere gezichten.
Hebbende dit gezicht genornèn
van den 1 empel, gingen wy buy-
ten i alwaar onze oogen aanftonds
vielen op een verfchrikkelyk ge-
zicht van een menigte van Marmere
Pilaren , ftaande verfpreyd op en
neer, op een uitgeftrektheid van by
na een myl gronds , ginds en her-
waards, dog zodaanig gefteld, dat
geen oordeel van een vafté grond
daar van konde werden gegeven; om
te oordeelen wat foort van gebou-
wen dezelve voor dezen geweeft waa-
ren. Ik paifeerde by de Ruïnen
van een Mofqueë, dewelke, onzen
weg Noordwaarts ftrekkende, zich
het eerfte aan ons gezicht op deed.
Daar na kwamen wy uit in het Hof
van de Tempel ^ \\ welk, hoewel vari
künftiger gebouw cn \'t zamen voe-
ging , als menige die wy hadden ge-
zien , dog niet waardig was ons
daar door op te houden, in het bezien
ivan dingen, beide van meerder oiid-
Vv 2 heidi
340 CO\'KK^LIS
heid, en allenthal ven edeler en waar-
diger onze aanmerking. Derhal-
ven dit gepafleerd zynde , hadden
wy het gezicht van zodaanige groot-
ze Ruïnen, dat, zo het geoorlofd is
een denkbeeld te maaken van de
eerfte oorfpronkelyke fchoonheid
van de plaats j uit het geene nu al-
daar overig is,ik t wyftel of wel eenige
Stad in de Wereld yts konde heb-
ben, \'t welk de heerlykheid van de-
ze konde betwiften. Maar het is
onmogelyk , zo die nu ftaan , de-
zelve tot eenige Reguliere methode
te brengen. Ik waare wel genood-
drukt van dezelve een ruwe ft:hets
te geeven, zo als die in \'t gezicht kwa-
men , maar zelfs die zal veel re kort
komen by de grootsheid en aanzien-
lykheid , die dezelve aan het oog
vertoonen.
Vorderende dan Noordwaards,
hebd gy voor u een zeer lange,en aan-
zienlyke Obelisk, of Pilaar, beftaan-
de in zeven breede Steenen, behalven
zyn Capiteel en kroon-werk daar
boven j het ftiywerk daar van, gelyk
dat van alle andere plaatzen, zynde
boven gemeen fyn of ftiyver. De
hoogte daar van is boven de fo.
voet, en ik gis dat daar boven ean
beeltenis mag geftaan hebben, welke
de Turken , yverige Vyanden van
alle beeld-werk , nebben afgewor-
pen , en in ftukken gebrooken. De-
zelve is in de rondte regt boven het
Pedeftal izi voeten. Aan de Ooft-
en Weft-zyde daar van , ziet gy
twee ander jdikke Pilaaren , yder i.
myls van u , welke fchynen d\'een
op d\'ander te correlpondeeren , en
daar is een ftuk van een andere, ftaan-
de na by die aan de Ooft-zyde, waar
uit men mag oordeelen , dat daar
van een doorgaande rye is ge-
weeft j de hoogte van die na \'t Ooften
nam ik met myn quadrant, en be-
floot die te zyn meer dan 42. voet
hoog , en de omtrek na pro-
portie j op het lighaam van dezelve
is de volgende Infcriptie
H BOyAH KAl O AHMOc AAIAAMgNA HANOT MOKIMOÏ
TOY AIPANOÏ TOT MA00A KAI AIPANHN TON nATgPA
AYTOT eTcSBeic Kai ^lAOnATPlAAC K(ai) HANTI TPOn«
(gT;ceiMö)C APécANTAC TH HATPIAI KAI nATPIOIC
egoic tSimhc xapin stoyc nt a mhnoc SaNaikot.
In aanmerking over deze en de vol-
gende Opfchriften tyd te fpillen ,
zoude verlooren arbeyd weezen.
Zynde ter kenniflè van de Wereld
voorgefteld. Uwe eygene giflingen
zullende u gelukkiger daar in leyden,
als yts dat ik bekwaam ben voor te
brengen, \'t Blykt egter klaar, dat-
ze een vry volk waaren , beftierd
door een Senaat, en\'t Volk, hoewel
miflchien onder de belcherming van
grooter Ryken, waarfchynelyk eerft
der Tarthen, en dzzxnzdet Romey-
nen , die over \'t Opper-gezag aldaar
in \'t Ooften lang getwift hebben.
Deze Regeering heeft geduurd, tot
omtrent de tyd van Aurelianus, de-
welke de plaats heeft afgebroken,
en Zenobia, Vrouw van Odenatusm
Romen gevangen geleyd: en hoewel
zy Koningin genaamd werd, vind
ik evenwel met dat haar Man ooit
den Tytel van Koning gevoerd
heeft 5 maar was alleen een der voor-
naamfte Inwoonders, en in den
Raad van groot gezag, (gelyk waar-
fchynelyk Alilamenes en Airanes
voor zyn tyd geweeft zyn) die, terwyl
de Romeynen \'mEuropa bezig waaren,
hem zelven grootgemaakt, endoor
eygen magt de Tarthen verdreeven
heeft i dewelke alles \'t geen de Ro-
meynen hadden aan de andere zyde
van den Euphrates overweldigd
hebbende, een inval deeden in Syrten,
\\ dog wierden door Odenatus over de
Rivier te rug gedreeven. In deze Oor-
log was Odenatus gefneuveld, maar
zyn Wyf Zenobia, een Vrouw van
Manlyke dapperlieid , verdedigde
haar Land , niet alleen tegens de
Vyanden van buyten, maar ook haar
gezag van binnen, behoudende de
Regeering in haare handen. Daarna,
begeerig om \'t Roomfche jok af te
fchudden, lietze de gantfche bezet-
ting, aldaar gelaaten door Aureliaan,
wreedelyk ombrengen: Dog Aure-
lianus ,
lianus, hier met zyn Heirleger we-
der komende, heeft de Stad aan-
ftonds ingenomen , en dezeh\'e ver-
woeft , de Inwoonders vernield door
het zwaard, en Zenobia na Romen
gevankelyk weggevoerd. Dit was
het nood-lot en eynde van de heer-
lykheid dezer plaats.
Deze gewoonte, van in hun ge-
ftagtrekennigen tot \'t vierde en
vyfde geftagt op te klimmen, geeft
te kennen, dat ze eenige manieren,
van de Jooden haare nabuuren, met
dewelken zy mogelyk al van ouds
groote Koop-handel dreeven, en van
wien miftchien veele afkomftig waa-
ren (men zeyde dat zelf ZV^ïo^m een
Joodin geweeft is) ontleend hadden.
Of anders moet het een gewoonte
van al de Oofterfehe volkeren ge-
weeft zyn.
Hun (LyEra, of tydrekening, be-
ginnenze van de dood van Alexander
de Groote, gelyk de Syriers in \'tge-
meyn, en onder haar de Chriftenen,
tot op dezen dag die zelfde ge-
Hl
woonte volgen. Dog, hoewel zy
den datum van \'t Jaar met Griekfche
Letteren fchryven, zetrenze die het
agterfte voor; kezende van de regter-
hand na de flinker toe. Als NY
betekend hier 4,^0. de derde Letter
A, neem ik te ftaan voor de dag van
de Maand, namendyk de laatfte van
Xandicus, welke by oas is April.
Deze, en andere naamen van Maan-
den , welke in andere Opfchriften
gevonden werden j zyn afkomftig
van de Macedoniers, met heel wei-
nig verandering. Datze Afgoden-
dienaars waaren, blykt uit hun Land-
goden , hier en elders gemeld Zo
dat de onderhandehng met de Joo-
den , haar niet heeft gebragt tot
kennis van den waaren God , an-
derzins moeftenze van den waaren
God weder afgeweeken zyn, of zy
moeften daar van anders verbafterd,
en wederom vervallen zyn tot Af-
godery. De andere Pilaar, in hoogte
en dikte met deze over een komftig i
heeft op zyde de volgende Opfchrift,
R E I Z E N.
H BOTAH Kai O AHMoc BAP€lXg;iN
aMPicamcOT TOT lAPiBwAgOTc Kai
MoKiMoN TioN aTToT STcgBetc Kai
^iAoHaTPiAac T^iMHc XaPiN.........
Den datum van dit Opfchrift is niet
leesbaar , ook weet men niet wat
van \'t geheel te oordeelen. Dat men
zulk een Pilaar met naamen van ze-
kere menfchen opregt, zonder te
melden watze deeden , om die eer
te verdienen, fchynd vreemd. Ten
zy men onderftelle, dat deze ydele
poging, om hun faam tc vereeuwi-
gen , in die Oofterfehe Landen al-
gemeyn geweeft is. Een ftaaltje daar
van ziet men in de Schrift in Ab\'
falom, iSam. 18: 18. mogelyk ook
in Saul tc vooren. i Sam. if. 12.
Of anders mag het wel geen onwaar-
fchynlyke gilling wezen , dat de
Pilaar al lang te vooren by andere ge-
legenheid is opgeregt, en daar na
tot dat eynde gebruykt : want ik
houde het voor ontwyfelbaar , dat
verfcheyde Opfchriften , dewelke
wy Zagen, veel nieuwer waaren, dan
dc Pilaaren, op welke zy gegraveerd
zyn.
De f iaflä. Van de ObeBk omtrent i oo.fchre-
den voorttreedende, kwamen wc iïi
een Heerlyk portaal, wyd en ver-
heven , en wegens de uitftekendheid
van \'t werk-ftuk, niet minder waardig
als eenig ftuk hier te vooren befchree-
ven. Ik wenfchte dat het hetzelfde
nood-lot van \'t overige niet was on-
derworpen geweeft, dan zouden we
raar ftuk van de fchoonheid
een
dezer plaats gezien hebben. Dic
portaal brengd u m ecnaanzienlykc
Tiaffa, van meer dan een halfuur,
in de lengte 5538. gaarden ha onzé
rekening, en 40. voet in de breedte,
beftooten met twee ryen marmere Pi-
laaren, 26. voet hoog, en 8.ofc),iri
\'t rond. Daar van zyn \'er nog
geheel 129. dog daar konnnen \'er j
als men maatig rekend, niet min dan
560. geweeft zyn. Van\'tverwelfzel
is niets overig, nog yts op de grond y
dan \'t geen onder de Peuynhoopen
begraven lag , maar op meeft a dè
Pilaaren vondenvve Opfchriften, in
de Griekfche en onbekende Taaien.
Vv 3 Van
-ocr page 462-zonder eenige andre Ordre waar te
nemen, als die, in welke het geval
ons die heeft laaten voorkomen, om
Van welke ons de tyd toeliet eenige
te nemen, en die zelfs niet al te on-
derwyzend of klaar zyn. Maar ik
geev U dezelve zo als ze waaren,
aftefchryven.
lOïAlON ATPHAION ZgBglAAN MOKiMOT
TOÏ Zg;B£IAOT........ AC0«roBAlAAOI
CïN A(Ï)T« KATgAeoNTgC 0C OAOrgClAAA
gNnOPOIAN gCTHCAN APgCANTA AïXOlC
TgIMHC XAPIN 3ANAIK« TOÏ HNO gTOYC..»»
Myn Heer, ik geef u deze Opfchrif-
ten, even als de voorgaande, netzo
als ik ze gevonden heb , zonder
eenige verbetermgen , zelfs van
eenige Letterfeilen; alleen daar een
Letter,ofeen gedeelte van een woord,
niet leesbaar was, wanneer ik flegts
een waarfchynelyke gifling maaken
konde, hoe hec behoorde tc zyn,
heb ik my onderwonden dezelve
daar by te voegen.
Het fchynd dat de laatfte daar op-
gerecht zyn ter gedagtenis van eene
Ambaflade, bekleed by dc Mannen
daar in genaamd, ter vaft zetting van
handel en Koopmanfchap > welke tot
haar genoegen was voltrokken, maar
met wie, des moet ik onkundig bly-
ven , ter tyd dat ik zal konnen uit-
vinden , wat plaats gemeend zy door
oAoreciAAA. Ik wil in my niet
voeden de gedagten van Gelia in
Macedonia , of van Olgaßus , een
plaats gemeld by Strabo , in By-
thinia , dewelke een weinig nader
komen aan de klank van de naam j
zynde beyde daar verre van daan,
en de Stad van Tadmor kwalyk ge-
fteld voor een plaats van neering ,
die verre van dc Zee , en zonder
voordcel van eenige Rivier, gelegen
is j maar de heerlykheid van de plaats,
doed blyken dat het daar aan ryk-
dom niet heeft ontbroken, en haar
zout is een gelegentheid, welke haar
geduurig aanmerkelyke voordeden
toebrengd. De ordre van de tal-
letters zult gy aanmerken dat we-
derom omgekeerd ftaat, maar recht
genomen , maakenze uit het jaar
ff8. en alzo het laatfte Jaar van de
Regeering van Alexander Severus,
\'t welk is \'t Jaar Onzes Hee-
ren 234.
Het is niet onwaarfchynlyk dat
oAoreciAc mag hebben geweeft de
naam van eenPerfoon,/^/ö|-^j\' is een
bekende naam in de Hiftorie, onder
dc Koningen der Tarthen, aan de-
welke de andere zeer na fchynd te
komen.
Op een andere Pilaar, omtrent het
midden van de Ttaßa, was de vol-
gende Infcriptie:
H BOTAH Kat O AHMOc lOTAlON ATPHAION
ZHNOBION TON Kai ZABAlAAN AIcMAAXOT TOT
NAccOTMOT cTPATHrHcANTA €N €niAHMIA
egOT AA€3ANAP0T Kai TOHPSTHCANTA OAPOTCIA
AiHNeKgr POTTIAAIOT KPIcnglNOT TOT
HrHcAMgNOT Kai SniAHMHcACAlC oTHSIAAaTIociN
ArOPANoMHcANTATG Kai oTKoNIc^bna «»eiAHcANTA
XPHMaToiN Kai KaAmc noAglTgTcAMgNoN «c
Aia TaTTA MAPTTPHeSNTA TOO ©gOT iaPIBMAOT
Kai THo ioTAioy....... ToY € = oXi»Tatoy
gÜAPXoY TOY igPOY nPAITWPloY KaI THC
nATPiAoc ToN ^iAoDatpin TgiMHc Xapin
€toyc an®.
Dit is een zo volkomene Infcripte, als
eenige die ik heb ontmoet , door
behulp van dewelke wy mogen oor-
deckn van al de reft , ten minften
dat zy gefteld zyn ter gedachtenis.
van eenigen, die haar in de publyke
bedicningen,die zy waarnamen,loflè-
lyk gedraagen hebben i \'t zy in haar
eyge Rcpublyq, of onder de Romey-
nen, zynde dit een publyque plaats,
daar
-ocr page 463-<3aar haarc namen en waardige daden
zyn gedagt, en overgebragt tôt de
Nakomelingfchap. Dat ik verder by-
zonder hiier in aanmerkte, was de uit-
laating van de naam ageer ioTaioT,
en ik merkte mede een gelyke ledige
plaats, in de andere Taaie, onder de-
zelve > en in beyde plaatzen fchynd
het niet door de tyd uitgeflecten te
zyn maar voor bedagtelyk uitge-
fchrabt, \'t weike my beveiligt inde
gedachte , dat zy beyde een zyn,
en dat de onbekende was de gemee-
ne, en het Grieks de geleerde Taaie
yan de plaats. Op een andere Pilaar
in dezelve wandeling was dic Op-
fchrift. ^
R E I z È
CgnTiMïoN OTOPÛJAHN TON kPATicTON SniTPonok
CÊBACTOT AOÏKHNAPION Kai APOADgTHN lOTAlOç
ATPHAIoC GAAMHs KaCCIaNOT TOT M(€)AgNAIOT
inngTc PwMAIN TON $1A0N Kai npocTATtiN QtOTc
H O MHNei (2)ANÄIK«,
Van een andere Pilaar in dezelve
Pialfa, was dit gebroken Opfchrift
uitgefchreven, \'t welke volgd, dat ik
getragt hebbe op té maaken, uit de
vorige, geloovende dat ih wezeh
in der daad hec zelve te zy n, met een
kleyne verandering der namen.
dat ik dagte de vryheid te mogen
neemen j van deze tot een by voegzel
van de andere te maaken. En wy
mogen üit die beyde beftuiten, als
mede uit andere , van gelyken in-
houd j dat, als den Staat, de Senaat,
en \'t Volk, fomtyds deze eerbewy-
zen deden, aan die geene die by \'t ge-
meen in aanzien geweeft hadden, met
Opfchriften te maakeii op deze Pi-
laren } zo wanneer dit by haar niet
was gedaan, dat als dan private
perfonen de vryheyd hadden, \'t zel-
ve te doen voor haare Vrinden, en
ik zal u zo aanftonds een voorbeeld
geven, van een Opfchrift, geinaakt
by een Man, ter gedachtenis van zyn
Wyf- Op verfcheyde van deze Pi-
laren zyn kleyne Pedeftalen, omtrent
in \'t ttiidden van dezelve uitgezet,
fomtyds alleenlyk een weinig , en
fomtyds meer , xvelke fehynen ge-
plaatzen, van de Beelden. Maar geeri
van dezen zyn óverig gebleeven,
noch het kan ook niet te verwachten
zyn, dat \'er zouden konnen overig
zyn, in een plaats, welke zo lange
in de handen van de Z^riéf\'» geweeft
is. Op deze Pedeftalen zagen wy
menigte Opfchriften, fomtyds wan-
neer\'er geene waaren op het lighaam
van de Pilaar ^ en fomtyds wan-
neer \'er aldaar waaren. Als by voor-
beeld , dit volgd op hec Pedeftali
aldus.
cgnrmiON aipanhm OAaINOÖÖY
ToN aamnpotaton cTNKAHTIKOïÏ.
En op het lighaam van de Pilaar
ftond dit onvolmaakte, *t welk ik
niet dérve Wagen te vervullen, maar
zal het u gevén zo als
vonden.
C€nTIM(10N OTÓPoiAHN) TON KPA(TicToN gniTPo
nON ceBAc(ToT AOTK^HNaPXoN KaCi apoangythn
loTAioc ATCPHAI)oc g(AAMHc) HTiAcoc M(eA€NAI)oG
MAAöiXa NaccoTMo(T) o Kpaiictoc toN ($iAoN) Kai
HPOCTaTHN TgiMHc €N€K€N €ToTc,... (MHNgI
«)aNAiK<».
Déze is zo gelyk aan de vorige, .weeft te hebben deBafes, ofStand.i
wy hcé
ÊSA......NTWN A^PHAI,..,. PHAIOAWP.....
eTPATIWTHC Ag.............T«n IIaTPWN
tSimhc Kai ^TKapictiac Käpin ^toYc
t s
Wv
Wy zien, dat het by haar zeer
heerlyk geacht geweeft is > haare ge-
dagteniflèn in deze maniere te be-
waaren. Dog het is maar een kleyne
kenniflè die wy van haar konnen
weg draagen, als alleen nu en dan
de tyd wanneer zy leeftien. Gelyk
als hier, 563. Jaaren na de dood van
Alexander, reykende tot het Jaar
onzes Heeren 239. Een andere In-
fcriptie , of Opfchrift , in dezelve
Ttaffa was a;ldus.
H botam Kai o AH)Moc CgnTIMlON ToN KPATIc
ton g(nitponon C)€bactot aotkhN(apion) ...goao
THN THc MHT(,POKOAa>,NeiAc Kai ANAKOMIcaCNTA TJac
CTNOAIAC €a lAIwN Kai MAPTTPH0gNTA tiio t«N
apxgmnopwn Kai aamdpmc ctpaththcanta Kai
ArOPANOMHcANTA THc AÏTHc MHTPOKoAwNeiAC Kai
nAglCTA OlKOegN aNaAwcanta Kai ap^canta thtg
aTtH botah Kai im AHM« Kai NTNgI aaMDp^c
cTMnOciApKON t&\'N toT Aioc bhaot ie(p)»n t€IMHC
^NÇKgN Qr.......... SaNAIK«.
Dit beveftigd genoegzaam \'t geene
ik te voren aangemerkt hebbe, dat
dit waaren Opfchriften, ter eercn cn
ter gedachtenis van de geene die
zich, in openbare Ampten, wel ge-
queten hadden. Van dewelke wy
hier verfchciden hebben gemeld,
waar van fommige zeer wel bekend
zyn, dog de andere in geen boeken
te vinden zyn. Door het woord
MHTpoKoAfcNciAc, mogen wy verze-
kert zyn, dat hoewel de Stad door
de Romeynen de gedaante van
een Colonie had gekregen , noch-
tans dezelve een byzonder kentee-
ken van eerc daar op gefteld hebben
om te kennen te geven, dat zy
was het Hooft van der zelvcr Co-
lonien in deze Oofterfche deelen.
Dat het Gezag van haar Senaat en
\'t Volk ook op haar was verbleven.
En daar benevens, dat daar was een
Societeit van Mannen, ofte Cura-
teurs (Bezorgers) van den Tempel
van Jupiter Belus (aan wien de
Tempel hier voor befchreven, mo-
gelyk was toegc-cygend) of opzicn-
ders van de Spelen, enFeeftdagen,
die t* zyner eere gevierd wierden,
van welke Societeit, of gemeenfchap,
deze Septimius , wanneer dit Op-
fchrift gemaakt is, een Sympo-
Jiarch was , miflchien haar Hoofd,
en bevelhebber, of Gouverneur. Wy
vinden insgelyks, dat zynietwagte-
den, tot de dood der geene die zy
aldus vereerden, maar dat veel eer zy
zulks bezorgden ter behoudenis van
haare gedachteniflèn: en veele Roem-
ruchtige Mannen zyn aldus aangete-
kend voor de Nakomelingen, terwyl
zy nog in \'t leven waaren. Op eene
van de Pedeflalcn hier voren be-
fchreven , niet verre van dc vorige,
was het volgende Opfchrift, welke
ik te meer agte, om \'t kleene ovcr-
blyfzcl dat het zelve van denaam van
Talmyra heeft, by welke de plaats
by de Romeynen bekend was.
. .. TniAIoN oTopwAHN CcTNKA)hTIKon Kai
BoTAgTTHN DaAMTpHNoN BHAa Kabocapca
Ton $I(Aon} TgIMHc Xapin qtotc o Ï».
*t Opper-end van deze Tiaffa was
door een rye Pilaren , wat digter
dan die aan de zyden, afgefchooten j
miflchien zal daar boven een flag van
een Banquet-hup (daar men Feeften
en Gaftmaalen hield) geweeft zyn,
dog niets is daar van overig. Maar
een weinig verder aan de flinker-
zyde , lagen de Peuynhoopen van
een zeer aanzienlyk gebouw, \'twelk
ik geloove dat van dat gebruyk ge-
weeft is. \'t Was vaii beter inar-
mer, ook vermakelykerenkonftiger
werk, dan yts dat op deze Ptajfa
konde onderfcheiden werden. De Pi-
laren diehetonderfchraagden, waa-
ren van een geheele Steen, en een daar
van nedergeftort, zo vaft en fterk,
datze ongefchonden was gebleven.
Wy naamen de maat daar van,
en
-ocr page 465-en bcvondenze 12. voeten lang, en
in de rondte 8. voeten en 9. duimen.
Onder deze Ruïnen vonden wy deze
eenige Opfchrift in \'tLatyn, en zó
onvolkomen , dat het weinig ver-»
ftaanbaar is.
......es Orbis ó" Tropagatores Generis Humani 2).
N. N. Diocletianus...........^j^mi Impp. Et Conftan-
tius & Maximianus Nobb. C^ef. Caßra féliciter condiäerunt.
En op dezelfde Steen een weinig lager,
. , . ......ntes Offiano Hieroclete , V. T. Traf. Tro-
•vinci^e N. M. O. Eorum.
De naam van Maximianus Her-
culeus , deelgenoot in \'t Ryk met
Diocletiaan, dewelke in \'t opfchrift
zoude gevolgd hebben, is voorbe-
dagtelyk uitgefchrapt en mifmaakt:
maar om wat reden , kan ik niet
gifïèn. \'t Overige is door \'t breken
van de Steen verlooren.
Aan de Weft-zyde van de groote
Piafïa zyn verfcheyden openingen,
leydende na \'t Hof van\'tPaleys,
twee van welke men denken zou-
de , zo ze volkomen waaren, dat
ze, wegens de fraayheid van\'t werk,
voornamentlyk deftige porphyre Pi-
laren , met welke zy vercierd waaren,
\'t aldertrcffelykfte en hecrlykfte ter
Wereld geweeft zyn. Elke Poort
had \'er vier, niet ftaande in eene linie
met de anderen van de Muur, maar
by koppelen in\'t voorfte der Poorte,
ftrekkende na \'t Paleys, twee aan de
eene en twee aan de andere kant, van
deze waarend \'er maar twee geheel,
cn een op zyn plaats ftaande overge-
blcx\'en, zy zyn omtrent 30. voeten
lang, en 9. in de rondte, zo uiter-
maten hard , dat het groote moey-
ten kofte, een weinig ichilvers
daar af te breken , om dezelve na
Huis te brengen, toteen ftaaltje van
de Steen. De konft van die te
maaken, meyn ik dat verlooren is.
Wy zagen verfcheyde andrc ge-
broken ftukken van Porphyr , dog
geen zo net, nog zo groot; \'t nood-
lot van eenen moeft ik betreuren,
als ik die zag misbruykt, totondcr-
fchraging van een kleyne Hut,
nauwelyks bekwam voor een Hond
of Varkens Kot. Het Paleys zelve is
zo volkomen verwoeft, dat men niet
zien kan, hoedanig \'c zelve in zyn
luyfter gCweeft is , daar is hier en
daar maar ëen gebroken ftuk van cen
Muur overgebleven, met geweld in
ftukken geftagen , en door de tyd
zo gefleetCn, dat men, zonder be-
hulp der overlevering, bezwaarlylc
zoude verzekerd werden , dat al-
daar een Koninglyk Paleys geweeft
EgtCr kan men bemerken, iioe
heerlyk zich deze plaats van voren
vertoonde, omringd zynde met ry-
en Pilaren van verfcheyde foorten,
menige van welke nog waaren ftaande
gebleeven, zommige glad, andere
gewrogt en gegroeft, als die on-
middelyk den Tempel omringdeni
Ende op de kleyne Pedeftalen, in
\'t midden van zommige derzelve uit-
ftekcnde , zag ik verfcheyde Op-
fchriften , dog konde niet wel meer
als een affchryven , welk te gelyk
met de Pilaar, die het gedragen had-
de , op de grond neder gevallen was* \'
MAPeem aaGsaNApoT rot KAnAAHxoT
OTabaAAaGoT To y CTMwNoy Copaixoc
AiPANOY ANHp AïtHc MNHMHc ÇNeKçN
MHN€I AYCIPW TOY ^ Y 6TOYC,
Indien de overige van den zelven
aard met deze waaren , zo hadden
wy weinig vedooren, met dezelve
Aiet af te fchryven, zynde deze alleen
een gedenkteken, \'t welk een goed
Man heeft doen maaken, ter eeren
van zyn Wyf De Maand Dyftrus
komt over een met onze Maart,
X X en
en het Jaar 45)0. van de dood van
Alexander de Groote, met het Jaar
onzes Heeren 166.
Ik hebbe hier voor vergeeten te
melden, dat onder de lange Galle-
rie een beke loopt, van heet Sulpher-
achtig waater , en dat aldaar een
Bron of Put, ende andere openin-
gen zyn, welke na dezelve vlieten.
.Maar, wat dezelve ook by ouds ge-
weefb zy , zy is nu zo bekwaam
niet, als eene andere, omtrent een
halve myl Weft-waards daar van
daan, alwaar een zeer goede afgang
in het waater is, ende het is een ge-
duurig gebruik des Volks, daar in te
baaden. Na by het welke, op het
Pedeftal van een gebroken Kolom,
(of mogelyk zoude het een Altaar
konnen geweeft zyn) is dit Opfchrift
overgebleven.
Au ÏTictw MSFictw Kai €nHKo« BwAANoc ZHNOBIoT
Toï aipanoy toT MoKiMoy Toy Ma©0a eni M^A^Th
CCH AlPg®6lc €^Kac nnrHc YIIO IAPIB«AoY egOy ToN
B^tf(forfan Bo^moN) iAi«n angehken Qtoyc a o r
MïiNoc Yn€pBgpgrAioY K.
Ik ben wel geruft, dat het woord,
dat ik met een lyn onder getekend
heb , wel gevat is , en derhalven
weet ik niet wat te giften dat het zy,
als alleen de eygene naam van de
Fonteyne. \'t Welk vaft ftcllende,
is het Opfchrift licht te verftaan,
toonende dat Bolanus , Zoon van
Zenobius, gekooren Opziender van
deze ontcyn, onder Jaribolus, de-
zen Altaar voor Jupiter bouwde, in
het Jaar van Alexander 474. dat is,
het Jaar onzes Heeren i fo. en op
den 20. Oftober , indien de laatfte
Kappa een Cyfter-lctter is, gelyk
ik vaft ftelle dat ze moet zyn. Dog
wie dezen Jaribolus was , en aan
wien zy , gelyk in \'t gemeen aan
de Roomfche Keizers , welkers
naamen wy in de Opfchriften vin-
den 5 de naam van ®€oc geven, is
zo licht niet te giften. Zy waaren
onder de Parthifche, eer dat de Ro-
meynen haar overvielen. Maarden
datum toond dit te zyn na de tyd
van Hadrianus , cn alzo na haar
komft. Waarlyk in een Opfchrift
te voren vermeld , van een datum
by de 80. Jaaren laater dan dezen,
hebben wy de naam van dezelfde
Perfoon. Heete Sulpher-baaden
zyn zeer gemeen in deze Landen,
en daar van daan is het, dat het de
naam gekregen heeft van Syria Sa-
lutifera. Den aard van dc waate-
ren alhier, is meeft gelyk aan die van
Bath in Engeland , maar niet zo
fthcrp , noch de fmaak zo tegen-
ftaande. En in tegendeel als ze zo
verre van de Bron afgeloopen zyn,
dat ze koud geworden zyn, zyn ze
zeer drinkbaar, en zyn de eenige waa-
ters, die de Inwoonders gebruyken.
Maar geduurende ons verblyf aldaar,
zonden wy na een Fonteyn van zeer
fchoon waater, omtrent eea uur af-
gelegen van de Stad.
Aan d\'Ooft-zyde van de lange
Tiajfa ftaat mede, indien \'t my ge-
oorlofd is zo tc Ipreeken, ecnBoich
van Marmcre Pilaren, zommige vol-
komen , en andere beroofd van hare
fchonc Capitelen, doch zo verftroyd
en zonder ordre , dat het niet mo-
gelyk is, die te brengen in zodanigen
Ichikking, dat men giften konde,
waar toe dezelve van ouds gediend
hebben, in eene plaats waaren \'er 11.
gefteld in een vierkant, op deze
....
manier ; ; gepaveyd op den bo-
dem , met brede platte Steenen, dog
zonder dak of bedekking. En een
weinig van daar ftaan de Ruïnen
van een kleyne Tempel, in de Print
getekent met D. welke uit de over-
blyfzels fchynd geweeft te hebben,
een zeer curieus ftuk werk. Maar
het Dak is geheel vergaan , en de
Muuren zeer ongedaan en gefleten,
door de tyd. Voorden ingang welke
ziet tegen \'t Zuyden, is een plaats,
onderfteund door zes Pilaren, twee
aan d\'eene zyde van de deur, en twee
aan de andere zyde, en een aan
yder eynde. De Pedeftalen van die
in het front, zyn gevuld geweeft met
Opfchriften, beyde in \'t Grieks, en in
de andere Taal } doch zy zyn nu
zo uitgedaan en verfleten, dat zeniet
leesbaar of verftaanbaar zyn.
befte was de volgende.
REIZEN.
347
De
MAAgNTON Kai AFPinnAN IAPAIOT TOT
PAAIOÏ rPAMMATgA rgNOMgNON TO
AgTTgPON eniAHMi(a) eeOT aAPIaNOT
aAIMMa HaPacXOTa SiSNÖic TQ Kai
noA€iTA(ic)......
En een weinig lager waaren deze verftrooyde Letters zienbaar:
TOHPerHcANTA THT,...
ctpatS\'ï\'ma ToT,,. THo.... HKai...., To:<t
Naon TONm„ Aioc..,, NT«T.......
(c)
«fecnf Ik zoude gedagt hebbe dat KAI
dic aange- een koppel woord waare , en de
klaagd of t^vede naam Agrippa , onderfchei-
dia?wa\'s, van dc vorige , maar de woor-
van orv dcn volgcndc in \'t eenvoudig getal,
wettige laaten zulken conftruftie niet toe.
S^teTd De Perfoon dan tot wiens gedagtenis
van ^e dit Opfchrift gemaakt was, moft
rituioên genaamd geweeft il^ö/é-wraj Caa-
gueutof ii,
\' grippa, die bekledende \'t Ampt van
wat nu in Schry vec, of diergelyke, in de Veld-
4ic zaak tocht van Keyzer een AÊte
vaarlig ingefteld hadde, van openbaare wel-
was, of dadigheiden edelmoedigheid, beyde
geperft, Vreemdelingen en Burgers ,
dezen\'cen tc kcnncn gegeven met het woord
vrywillige (\'} aAIMMa, of «Awiw», \'t WClk bctc-
heJ kentiy^te^. Mogelyk deelde hyon-
geUeft der haar zoete Olye uit, om gebruykt
zyn . niet te wcrdcn, in, of na hun badingen.
Pfovintie ^^^ jammer dat het volgende zo
aan den onvolkomen is, en zonderling, dat
Gouver- wy den datum niet konnen uitvin-
neur, maar ^jgj^ Want dat mogt ons de precyfe
gJootSaa tydj van de tochten yztiHadrianüs
aan liet in dczc Ooftcrfchc geweften hebben
Volk. Of^2JJge^yeezcn, daar hy groote winfte
^\'LtSl" maakte, en de paaien vanhetRoom-
mag voor fchc Ryk zcer uitbrcydc.
S°id\'we"r ^^^^^ Graf-fteden (in c!c
dL,teTya Print getekend E.) zyn zo fchoon
een gift, ofcurieus, als yts kan wezen j zynde
gelyk c/«- - , Toorens, vier of vyf ver-
■vmum or /.^^\'Vcimc J-y n i
CuUna- diepingen hoog, en ftaande aan
nara.zom* bcydc zyden ^^^ ^^^^ Holle weg
^^^ n -----------
gebruykt. ftrekken Zichindelangte, de fpacic ! welke zeer edel fcheen} maar meer
X X J na«
van cen Myl, cn\'tkanwclzyn, dat
ze zich voor dezen een groot ftuk-
wcegs verder uitgeftrekt hebben. Op
ons eerfte gezicht van dezelve, als
wy in de p aats traden, konden wy
niet giften wat dic waaren. Zom-
mige dagten, dat het waaren Toorens
van geruineerde Kerken, en waaren
in hoope, datwy hier zouden heb-
ben gevonden, eenige merktekenen
van Chriftenheid, andere, dat het
Baftions waaren geweeft , en een
gedeelte van de Oude fortificatie,
dog daar is niet de minfte grondftag
van een Mnur te zien. Maar wan-
neer wy , cen dag of twee daar
na, met meer naauwkeurigheid de-
zelve kwamen te onderzoeken, von-
den wy aanftonds haar gebruyk $
zy waaren alle van dezelve gedaan-
te , maar van verfcheyde glans en
groote, over een komende met dc
omftandigheid van haare ftichters.
De eerfte dic wy zagen was geheel
van Marnier, doch is nu geheel ver-
vallen-, en liiet meer als een hoop
gebroken Steenen , onder dewelke
wy vonden de ftukken van twee
Beelden , d^ecn van een Man^ en
d\'andere van een Vrouw, gehouwen
in een zittende, of wel eer een leu-
nende gedaante, zynde de hoofden,
en cen gedeelte van de armen, af-
gebroken , doch de lighamen nog
moy geheel, zo dat wy \'c voordeel
hadden, van haare kleding tc zien,
348 CO%!h(lêLIS
naderde aan hetEuropifchefatzoen,
als nu in\'t Ooften gebruykelyk is-,
\'t welk my dede gelooven, dat het
wel Romeynen mogten geweeft heb-
ben. Op gebroken ftukken van
Steenen, die hier en daar afgetuymeld
waaren , vonden wy zommige ge-
broken Opft;hriften, doch niet waar-
dig af te fchry ven, om dat ze geen
volkomen zin gaaven.
Daar waaren menigte andere Graf-
fteden , alzo veel vergaan en ge-
ruineert als deze. Waarom wy die i
voor by gingen, om te gaan na twee,
die meeft regt tegen den ander over
ftonden , en volkomener fcheenen
als eenige andere y doch niet zonder
merktekenen van de Turkfche kwaad-
aardigheid. Hec waaren twee vier-
kante Toorens, een dikker als ge-
meene Klok-toorns, en van vyf ver-
diepingen hoog i de buyten zyde!
zynde van gemeene Steenen, maar |
de Binnen-muuren, en vloeren, van!
goed Marmer, en ook vercierd met\'
zeer levendige fnyd-, en fchilder-
werken, en Beelden, beyde van Mans
en Vrouwen, tot de borft en fchou-
ders , doch elendig ontdaan en ge-
broken. Onder of bezyden deze
Beelden waaren, in onbekende Ca-
rafters, de namen , waarfchynelyk
van de daar begraven Perfoonen, of
by haar verbeeld , of anders eenige
andere gedagtenis van dezelve. Wy
gingen in een van dezelve, door
een deur , aan de Zuyd-zyde van
dewelke een gang liep , kruyfwys
door \'t geheele gebouw, regt in het
midden. Maar de Vloer was opge-
broken, en dat gaf ons een gezicht
van een verwulft beneden, na de-
zelve maniere gedeeld. Deruimtens
aan de beyde zyden waaren weder on-
der deeld door dikke Muuren in zes
afdeelingen, yder ruim genoeg zyn-
de, om het grootfte lighaam te ont-
fangen, en om dezelve d\'een boven
d\'ander te zetten , gelyk dat haare
wyze fcheen geweeft te hebben.
Yder van deze ruimtens mogt ten
minften zes of zeven lighamen hou-
den: watdelaagfte, twede, en der-
de , verdiepinge aangaat, daar waaren
deze afdeelingen van dezelve ge-
daante, en alle eveneens, behalven die
van de twede Vloer , welke tegen
over den ingang was. Een afdeelin-
ge was htwazxdtotetn Trap-/)laats.
Hooger als deze, het gebouw zynde
na boven aan den top eenigzins in-
getrokken ^ konde geen plaatsgege-
ven werden, om na die zelfde ordre
de afdeelingen te fchikken, waarom
dan de twee opperfte kamers zoda-
nig niet verdeeld waaren, en moge-
lyk hadden nooit eenige lighamen
daar in gelegen. Ten waare alleen
dat van den ftichter aldaar gelegen
hadde, wiens beeltenis, op gewon-
den in een of Dood-kleed,
en in een leggende gedaante , ge-
plaatft is in een Nis, of eerder ven-
fter, in de gevel van\'tgebouw, ge-
lyk dat te zien is van binnen en
van buyten. Na by deze beeltenis
was het volgende Opfchrift.
TO MNHM£I0N €KTIcAN gAABHA^c
MANNAIOc COXAglc MAAXOc OTaBAAAASOÏ
TOT MANNA10T TOT €AABHA0T aTT« Kai
TIOIc STOTc A I T MHNOc HANAIKOT.
Het is wat twyffelachtig of voor
AVTft» niet eerder zoude geleezen
moeten werden aytoic j of anders
moft\'er een faut in het woord heb-
ben geweeft, en alle deze maar de
naam van een Perfoon betekend heb-
ben. Het ander gedenkteeken aan
de andere zyde van de weg , is dit
zeer gelyk, alleenlyk is den ingang
na \'t Noorden, \'t is allenthalven
nog zo zindelyk gemaakt, tïog zo
wel gefchildert. Dog het fnywerk
is al zo goed, en het vertoond zich
in alles al zo aanzienlyk en groots,
als het vorige. Behalven dat het in
Oudheid het ander wel een geheele
Eeuw van loo. Jaaren overtrof,
gelyk blykt by den datum van het
volgende Opfchrift » dat geplaatft is
boven in een Nis, in de voorgevel,
ge-
-ocr page 469-gecierd met fraaye bloem-en kroon- eenige Beelden, en waarfchynlyk dat
werken, ongetwyffeld de plaats van van den Stichter.
MNHMglON AliöNION T€PAC Ö<K0A0MHC6,N
riXOc MOKIMOT TOT KAlAKIAAciCOT ToT
MA......OT eicTg gATTON Kai TIOTC KAI
^rrONOTc GToTc A l T MHNgl ÄaNAIKw.
H9
Dit is het Oudfte Opfchrift dat ik
in Tadmor ontmoet hebbe, het 314\'^®.
Jaar na de dood van Alexander de
Groot, gaande omtrent 10.Jaaren
voor de Geboorte onzes Zaligmaa-
kers. Het andere is tuffchen de 20.
en 30. Jaaren voor de Regeering van
Hadrianus , en gevolglyk, eer de
Romeynen hier voet kregen. En uit
deze koftbaare gebouwen, en prach-
tige mogen wy met reden
befluyten , dat het een Magtig en
Ryk Volk geweeft is, eer dat zy de
Romeynen onderworpen wierden: en
dat zy haar grootheid dezelve niet
hebben behoeven dank te weten.
En nu geloof ik, dat ik u moede gé-
noeg gemaakt hebbe, met u de
Oude en vermaarde Stad Tadmor
op en neder te leyden , en u zo
fchraal een bericht van onze ver-
richtinge aldaar te geven. Na vier
dagen keerden wy weder, niet langs
de weg die wy gekomen waaren:.
maar voortgaande Ooftwaarts, tot
aan de Rivier Euphrates. In onze .
weg derwaarts, paffeerden wy den
derden dag door een Dorp, genaamd
Teive, op een Steen, verkeerd om
hoog gezet, in het midden van de
Muur van de Mofquee, ontmoeteden
wy het volgende Opfchrift.
En onder deze was een andere, in
dezelve Tale en Letters , als wy in
Tadmor gezien hadden. Ik was ver-
baafd in deze plaats zulken Opfchrift
te vinden , nog kan ook eeniger
%yze giffen, hoe het zelve daar ge-
komen is : en het melden van T)e-
capótis , maakt my nog meer ver-
byflert. Indien ymand de frontieren
van Decapolis mocht uitftrekken,
als eenige zeggen dat ze gedaan
hebben, tot Calojyria, en onder deze
naam wederom geheel 4^ria begry-
pen, alleen uitgezonderd ,
zo en is het niet van elders gebragt,
maar eerft in deze plaats opgerecht.
Dog dit zal niet gewettigt werden,
by die, die Deeapolisalleen üeïlen,
geweeil te zyn een gedeelte van
lefiyna. Den inhoud der zake die
het begrypt, is alleen ccn bericht,
van de Magnificentie of Grootsheid
van dezen Ag^thangelus Abilenus ,
t
Tis
Enr r.EPriif
XaPEHlEKf.
ivoord
vinde ik
beyde in
"Tacitus eii
Strabo, ga-,
zoo als hy cygendyk geweeft is i die^™^\'\'^^^
dit voor de behoudenis van Keyzer foorc vaii
Hadriaan, op zyn eygen koften, op- Schepen
richtede, enioe-e^gendezm Jupiter ^^
den Donderaar, een Koninklykna"alw,
Banquet-huys (want zo meen ikeniichtj
\'t woord Kamapa) (d) en een Bed
van Staat, agter kainh i^ onge- om^^™;
twyffeld een Letter uitgelaaten, en of ten
dit zal geweeft zyn kaiNhn. Den™^;^»^
datum 44f. komt over een met het te \'voeren^
Jaar onzes Heeren 123. welk was dog wat
het van de Regeering van Ha-^^\'^ "et
driaan. En de Maand a«o c is onze doen" in
Auguftus. een In-
De volgende dag paflèerden wy de ..
Ruïnen van een groot Kloofter
\'t welk ik gifle van de Maroniten ge- of Meif
weeft te zyn, uit een Infcriptie, die wy Sve\',
ontmoeten op de Capite en van ver- kan ik my
fcheide Pilaren , welke het midden daarom
van een fr aay cK erk on de rfteun den,
welke ten dezen eynde was;
EnitK^. Ts ETNrEN" Map^nis?
Xx ?
voege mji
daarom
eerder by
de anderé
beteke-
Van
All MericTw K€paTNi« TP€P CMTHPIAC TPA;
aAPiaNoT cgB..,ToT KTPioT ArAGANrgAoc aBiAHNoc
THc AeKAnoAgoc THN KaMaPaN «KoAoMHcgN Kai
THN KAiNH....e3 lAi»N AN^eHKeN ^ToTc €MT MHNoc
AeioT.
Van hierpaflèerdenwyvoort, en
kwamen dezelve nagt aan de Eu-
phrates : en hebbende twee dagen
gereift, langs den Oever van die be-
rugte Rivier , kwaamen wy by de
Tenten van den Koning der Arabie-
ren, die ons een Guidze of Wegwy-
zer hadde befteld, voor onze reyze.
Wy bleven twee nagten by hem ,
en in nog twee dagen reyzens kwa-
men wy behouden te rug tot Aleppo,
hebbende in\'t geheel juyft i8. da-
gen uytgeweeft.
Hier by voegd den Uitgevir het
molgende bericht.
De Eerwaardige en Geleerden
• Schryver van dit bericht, kan met
geen regt berifpt werden, by aldien
eenige kleene particulariteiten, van
de Hiftorie van deze plaats, zynge-
heugen mogten ontvlogen zyn, zyh-
i de genoodzaakt geweeft te fchryven
I zonder behulp van Boeken, dienftig
: tot zyn oogmerk, welke in die ge-
; weften niet te bekomen zyn. Wy
; hebben zedert een naauwkeurige af-
itekeninge van de edele Ruïnen
; bezorgd, gemaakt op de plaats
I zelfs , welke, met eenige verdere
i aanmerkingen op dezelve, gemeen
gemaakt zal werden in de naafte
; verhandehnge.
De Reyzigers, welker verhaal in
die volgende Verhandehnge gevon-
den werd > zeggen, dat, ter oor-
I zake van zeker ongeneuglyk voor-
I val, hun luft benomen wierd, om die
I Peuynhoopen naauwkeuriger te be-
zigtigen , doch dat zy in \'t voorby
j gaan het volgende Opft:hrift mede
: naamen.
CgnTITAriON OTOPOAHN TON Kpaticton
enitponon cebactot aotkhnapion
Kai ap.. aHHtHN lOTAlOC ATpHAioc Canwhc
kaccianOT tOT w.-A^NaiOT inngTc
POTimawN ton $IA0N Kai npocTATHN
^totc H o $ mkmsi SanAiK«.
In \'t welke de voornaamfte zwa-
righeyd is , in \'t Woord <i§»7nhv
\'t welk in \'t bericht, reeds in\'t licht
gegeven, gelezen is »^oiitilnv \'t fchynt
eenig byzonder Officier , onder de
Syriers, te betekenen, gelyk by de
Latynen Ducenarius. Mogelyk zou-
den die gene , die in de Oofterfehe
Gewoontens en Taaien ervaren zyn,
bekwaam wezen om dit uit te leggen.
Verder merken deze Reyzigers de
plaatzing van Tadmor \\i2it nader aan,
als de eerfte, zeggende : „ zo veel
„ als wy uit onze Dag-regifters, en
3, de Weg-rekening, genomen met
„ twee goede Compaffèn , konden
„ beftuyten, zo is de afgelegenheid
„ van Tadmor van Aleppo, omtrent
,> ifo. Engelfche mylen, en de
j, cours Zuyd-Ooft , of liever een
„ weinig meer Zuydelyk , aange-
„ merkt de afwykinge van \'t Com-
„ pas » \'t welk in deze Land-
„ ftreek ruim een halve ftreek Weft-
„ waarts is.
Doch , alzo deze en dezes gely-
ken dingen veel aangenaamer zyn,
wanneer tot dezelve, door verklaa-
ring, eenig licht toe gebracht werd,
zo laat ons ook dat geene \'t welk
den Uitgever, in de \\^rhandclinge
van dc Maanden November en De-
cember 168 f. tot ophelderingc in de-
zen medegedeeld heeft, befchouwen.
De Stad Tadmor ^ welker Ruïnen
deflèlfs eenmaal bloeyenden toe-
ftand , met zo veel blyken, te kennen
geevenj is waarfchynelyk dezelve,
dewelke Salomo,dtn grooten Koning
JJraels bouwde, in de Wocftyne
I Kon. p: i8. cn 2 Chr. 8:4. De
gemeyne Latynfche overzetringe,
op de naam van Hieronymus, heeft,
Condidit Talmyram in Deferto. En
zegd Jofephus in zyn 8. Boek der
Joodfche oudheden, (in \'t wclkhy
handeld van Salomon, cn zyn daa-
den) Hyt tc weten, Salomo bouwde
een Stad in de Wildernis, en noemde ze
Thadamoras en deSyriers nottmnzc
by die naam tot op dezen dag: dog de
naam in \'t Grieks is Palmyra. \\ Is der-
halven een Griekfche naam, cn heeft
met \'t Latyn« \'c woord Talma
ge-
-ocr page 471-REIZEN.
B3i
fien , in \'t Rooms gebied voerden j
hoewel de regte oorzaak hun fchat-
ten waaren, om zyne Ruiters te
verrykken.
Dog die van Palmyray van den toe-
leg verwittigt, droegen zorge, oni
haar voor te komen} en dc plun-»
dering te ontgaan. Deze onderne-
ming van Antonius veroorzaakte
een vreemde breuk tuftchen de twee
Ryken.
De woorden van Tlin. Gili> f-
Nat. Hift.) omtrent honderd Jaaren
daar na , getuygen dat deze Stad j,
doemaals nog \'t genot van haare vry-
heden hadde : zy komen uitterma-
ten wel terfneede, daarom hebbe ik
het de pynewaardig geacht dezelve
uit te fchryven.
Talmyra Urbs nobils Jïtu , divi-
tiis foii atque aquis amoenis , vajló
undique ambitu arenis includit agros %
ac velut terris exempta d rerum Na-
turo j privata forte int er duo imperia
fumma Romanorum Tarthorumque ï
& prima in difcordia femper utrin»
que cura.
Hier uit blykt niet alleen, dat ze
ten tyde van Vejpajïanus een Repu-
blyk , of vrye ftaat, waaren j maar
ook is deflèlfs gelegcndheid waarlyk
befthrcven, zodanig als of ket was
een Eyland, van zeer vrügtbaar
Land , met een Zee .van Dor-zand
omringd.
Zulke ftukken Lands, ztgdStra-
bo, dat in Libien zeer veele waaren j
en by de Egyptenaaren Abafes ge-
noemd wierden > en van \'t welk
mogelyk de naam van \'r Volk der
Abaffynen zyn oorlpronk heeft.
Door zulke voordeden van vry-
heyd, neutraliteit, en Koophandels
by na twee eeuwen lang genooten, is
\'t niet vreemd , dat ze tot ziilk een
ftaat en rykdom, over een komftig
met zodanige pragtige gebouwen i
gekomen zyn. Dog wanneer Ro-
meynen, ondax Trajanus, blyken ga-
ven , dat het de magt van de Tarthem
tegens die van haar geenzins konde
ophalen , {Trajanus Babiion , en
Ctejïphon, doenmaals de ftoelen vart
\'t Ryk der Tarthen hebbende inge-
nomen)
gemeehfchap , maar fchynd eer af-
komftig van vöiKfivos of Trähjxvs \'t welk
Hefpelinis overzet ßom^w of
mogelyk van ^«^"^»lyj\'t geen, volgens
die zelfden Schryver , onder de
Egyptenaren een Afgod was. Ook
is \'t woord geenzints "iDin Tadmors
maar "IDH Tamar of Tomer ^ \'t welk
in \'t Hebreeuws een Palm-boom be-
tekend.
Aangaande \'t geen deze plaats is
overgekomen, en andere omftandig-
heden, geduurende de groote beroer-
tens, onder de verfcheyden beheer-
fchingen in \'t Ooften, daar van fpree-
ken de gefchied Boeken niet. Dog
\'t is wel te giften , dat zo een aan-
zienlyke Stad, boven de drie hon-
derd mylen van Jerufalem af gele-
gen, in handen der Jooden, over-
mits zy, onmiddelyk na Salomo, in
Borgerlyke twift vervielen, en hun
magt verdeelden, niet lang gebleven
zy. Zo dat \'er niet aan tc twyftclcn is,
of deze Stad is onderworpen gewor-
den aan de Babylonifche en Terfifche
Monarchien, cn, na die, aan de
Macedoniers onder Alexander, en de
Seleuciders. Maar doen de
in deze geweften voet kregen, ende
Tarthen in \'t Ooften haar in hun ver-
der overwinninge fthenen te ftviy ten,
wierd deze Stad Talmyra, ter oorzaak
van deflèlfs gelegcndheid , cn een
frontier plaats, in \'t midden van een
groote zandige Wilderniffe, alwaar
geen Heyr-legers, om \'t met geweld
te dwingen , wel konden beftaan,
door de twiftende Vorften aange-
zogt, gevleyd, en toegelaaten een
vrye ftaat te blyven , om tot een
Magazyn van Koopmanfchap, ten
gerief van beyde de machten, te ver-
ftrekken : gelyk uit de woorden van
Appianus en Tlinius genoegzaam te
beftuyten is.
Appianus verteld ons, in \'t vyfde
Boek der Burgerlyke Oorlogen, dat
M. Antonius zyn Ruytery zond ,
om de Stad Talmyra te plunderen,
alleenig voorwendende dat ze niet
genoeg in \'t intreft der Romeynen
waaren , oh Paj»«*«* è Ux^S-vmuv ovla
^\'P"?®« êj êxciléoou; imHlug hpcof , en
Kooplieden zynde, de Indiaanfche
en Arabiße Koopwaren, éooxTer-
nomen) was Talmyra eyndelyk
genoodzaakt zich voox de Romeynen
te verklaaren j gelyk ze deden, zich
Keyzer Adrianus j ontrent \'t Jaar
Chrifti 130. wanneer den zelve door
Syrien in Egypten trok , onderwer-
pende, En dezen grooten Vorft, met
de natuurlyke fterkte en ftandplaats
dezer Stad zeer ingenomen, heeft ze
believen te herbouv/en en te vercie-
ren. Waarft:hynlyk doen hy dezelve
\'t voorregt van een Colonia Juris
Italici (na \'t zeggen van Ulpian) ge-
fchonken heeft , en de Inwoonders
ten bewys van dankbaarheyd gewillig
waaren hun zelven Hadrianapoliten
te noemen. S^hkIKS-eicyji; mKius vot S
zegd Stephanus. Ook
is niet onwaarfchyiaelyk, dat veele
van deze marmere Pilaren , bezon-
der van de lange Gallery, een gift
van dien Keyzer waaren. Om dat
geen van de Opfchriften van ouder
Datum zyn. Ook was \'t een gewoon-
te der Keyzer en, de Steden dewelke
hun verplicht hadden, met marme-
re Pilaren , om hun publike ge-
bouwen te vercieren» te begiftigen.
Deze waaren alhier niet verre te
zoeken, \'t naaft gelegen Gebergte
een overvloed van Marmere-fteenen
verfchaffende : dog de groote der
Torphyr.fteene Kolommen, is inder-
daad merkwaardig, overwegende,
hoe ver zulke zwaare Steenen, over
Land, tot deze plaats hebben moeten
gevoerd werden. Want\'t is niet be-
kend, datze ergens voortgebragt zyn,
dan in Egypten, tuflchen Kairo en
Siena, tuflchen de Nyl en Roode-zee.
Deze Steenen zyn zeer waardige oni
haar Couleur en Hartheid, en dat die
gegroeid zyn tot blokken, tot aller-
hande begeerde grootte. Plinius
zegd in zyn Boek, quantißihet
molibus cadendis fufficiunt Lapidi\'
cina. En \'z is een zeer groote mis-
vatting , van die geene die meinen,
dat dit een gemaakten Steen was.
Van de tyd van Adrianus, tot die
van Aurelianus , omtrent honderd
en veertig Jaaren, zag men de Stad
bloeyen, en in Rykdom en vermo-
gen zodanig toenemen , dat doen
de Keyzer Valerianus, door Sapores,
Koning der T erf en, gevangen was
genomen , Odanatus, een van de
Heeren dier plaats, (welkers naam
wy in verfcheide van deze Opfchrif-
ten vinden) magtig was, (nademaal
Gaüienus zyn plicht beyde aan zyn
Vader en Land verfuymde) een mag-
tig Heyr-leger in \'t Veld te brengen,
en Mejopotamien van de Ter f en te
herwinnen , en zo ver als tot der-
zelver Hoofd-ftad Cteßphon door
te booren. Doende daar mede aan
de Romeynen zo grooten dienft, dat
Gallienus zich verplicht hield, hem
een deel in \'t Keyzer-ryk te geven:
van welke daad , Trabellius ToUio,
in \'t leven van Gallienus, deze woor-
den gebruykt.
Laudatur ejus (Gallieni\') optimum
faSium, qui, Odenatum participato
Imperio Augußum vocavit, ejufque
monetam, qua T erf as captos traher et,
cudi jußt: quod & Senatus ó" Urbs
& omnis atasgratanter accepit.
Dezelve fpreekt insgelyks in veele
plaatzen van dezelve Odanatus, met
groote agtinge j en zyn dood mel-
dende , zegd hy,
Iratum fuiffe Deum Reip.. credo,
qui interfeäo Valeriano noluit Ode-
natum refervare.
Doch door een vreemde omkering
van \'t geluk, heeft die eer en agting
voor Odanatus, de fchielyke ruïne
en ondergang van de Stad veroor-
zaakt. Want hy , en zyn Zoon He-
rodes , door Maonius, hun Bloedver-
wand , vermoord , en met den eer-
tytel van Auguftus geftorven, heeft
deflèls Wyf Zenobia , als geregtigt
door haar Zoon fVaballatus,doevx
minder jaarig, gepretendeert \'t op-
per gezag van \'t Ooften op zich te ne-
men , en \'t zelve gevoerd tot ver-
wondering : en als Gallienus kort
daar aan door zyn Soldaten was ver-
moord , heeft ze insgelyks \'c opper-
gezag over Egypten aangevaart, en
gevoerd , en dit duurende gehou-
den , tot de korte Reegering van
Keyzer Claudius Gothiens toe.
Maar Aurelianus tot de Keyzer-
lyke weerdigheid verheven , wilde
de eertytel van Auguftus in deze
familie niet dulden , fchoon hy te
vrede was, datze onder hem die van
Vice Lajarts zoude behouden, als
kiaarlyk blykt uic de Latynfche munt
van Aurelianm aan dc eene , en
Wabaüathus (welke naam in de Op-
fchriften dikmaals voorkomc} aan de
ander zyde, mee deze Letteren
V. C. R. IM. OR. \'t welk T. Har-
duin zeer vernuftig heeft uitgelegd
Vice Cafaris Re£ior Imperii Onentis
dog zonder tytel vanC^/^r, of van
Augujius, cn met een Lauwrier in
plaats van een Diadema : maar op
de Griekfche munt, waarfchynlyk
geflagen binnen hun eygen regts-
gebied , vind men Waballathus
en Zenobia, beyde met den tytei
c^BAcTOi. Ik heb\'er twee van de
Latynfche gezien, en zy waaren als
reeds befchreeven is, uitgenomen de
pun£len.
Dog Zenobia met minder dan cen
deel in \'t Keyzer-ryk zich niet verge-
noegendc,en-^^r^\'/>\'^»«j volhardende
in het zelve onverdeeld te willen
hebben, is tegen haar opgetrokken,
en haare Krygs-magten in twee Veld-
flagen gebroken hebbende,heeft haar
in Taimyra belegerd cn opgeftotcn.
Dc Belegerden, bevindende dat dc
groote wederftand dieze booden niet
vermogt tegens den gerezolveerden
Keyzer, gaven dc Stad over j en
Zenobia, met haar Zoon vluchtende,
wierd agtervolgd en gevangen:
waar mede Aurelianus vergenoegd,
verfchoonde de Stad, en, laatende
daar een kleyne Krygs-bezettmg, is
met deze gevangen Vrouw na Ro-
fnen getoogen. De Inwoonders on-
dertuflchen, geloovende dat hy nooit
zoude wederkeercn, maakten noch
een opftand voor haar zelven (ge-
lyk Vopifcus verhaald) en hebben
de bezetting, dic hy daar gelaaten
had , omgebragt. \'t Welk Aure-
lianus verftaande, niet tegenftaande
hy by deze tyd reeds in Europa,
öiet zyn gewoone fierheid, gevallen
was, trok fchielyk terug, en onder-
weg een genoegzaame Krygs-magt
by een verzameld hebbende , nam
de Stad no^^maalsin, zonder groote
tegenftand ^ en verdelgde ze door
het zwaard , met een ongewoone
wreedheid, (gelyk hy zelfsbetuygd
in een Brief, die gevonden werd by
Vopijcui) en gaf dezelve zynSoldaten
ten beuyt over. En\'t is aanmerkens-
waardig , dat geen der Griekfche
Opfchriften van laater date zyn, als
deze verwoefting der Stad, dCwelke
over dezelve gekomen is omtrent
\'t Jaar van Chrijius 272. voor zo
veel als men kan befluyten, na dat
dezelve negen of tien Jaaren, niet
zonder Glory, de Stoel des Ryks in
\'t Ooften geweeft is.
REIZEN.
Hier uit blykt ook de groote nut-
tigheid van de munt, of Oude pen-
ningen, om de gefchiedeniftèn op-
te helderen; want daar door alleen
is uitgevonden, dat\'er zodanig Cen
VorlT, als Waballathus j {Vopifcus
noemd hem enkel BaUatus^ geweeft
is j en uit dezelve munt is \'t ins-
gelyks openbaar, dat Odanatus de
eertytel van Augufius vier Jaar, en
WabaUathus ten minfte zes Jaar
gedraagen heeft j en dat het eerfte
Jaar van Aurelianus, \'t vierde van
Waballathus geweeft is. En na \'t ge-
tuygenis van Toüio was Odanatus
voor Keyzer van \'t Oojlen in \'tJaar
Chrifti 263. uitgeroepen, Gaüienus
en Saturninus Burgermeefters zynde;
en geftorven voov Gallienus, dog in
\'t zelfde Jaar, tc weten 267.\'twelk j
volgens de Penningen, \'t eerfte van
Wabaüathus was. Derhalven is h^
Odanatus onmiddelyk gevolgd ^
zynde ongetwyfeld deOudfteZoon
by Zenobia, en niet haar Kindskind,
de Zoon van Herodes, gelyk zom-
mige Geleerden meynden: want,in-
dien Zenobia niet dulden woude dat
Herodes , Zoon van Odanatus, by
een voorige Vrouw i zyn Vader in
\'t bewind volgde , tot nadeel van
haare Kinderen , en om die reden
zyn Moord toeftemde (gelyk Tol-
lio van Herodes en Maoniu\'s teken-
nen geeft) veel min zoude zy den
tytel van Augujius geleden hebbent
in de Zoon van Herodes j voor-
namentlyk daar haar eygen Zoon
waarfchynlyk ouder was dan deze
Zoons Zoon , zo dat het zeer
waarfchynlyk is , dat Herennianus
en Timolausy dewelke Tollio ondet
de XXX. Tyranrienopteld, Jonger
Y y
Zooneü
-ocr page 474-350 CO\'R^S^C^LIS de \'B%V\'Ï3^S
Zoonen van TéCnobia geweeft zyn,
aan welke zy, uit een moederlyke
zugt , dezelve eertytelen zal ver-
gund hebben.
Maar men moet aanmerken, dat
de naam van deze Vorft op de
Griekfche munt gewoonlyk gefchre-
ven ftaat atf. ^pMiac oTabaaaa0oc
aQHNoT (gelyk Trißan zegd die op
verfcheyde Medalien gevonden te
hebben; doch Tatin heeft \'t laatfte
woord enkel a0h. Ik zou zommige
van die curieuze Penningen zeer
;aarne zien , inzonderheid, zo ze
linnen, of na by ^ä/w/m gevonden
waaren. Want ik ben genegen te
gelooven, dat zyn regte naam was
<C/Eranes WabaUathm^ (gelyk een
zyn \'er voorzaaten geweeft is in \'t Op-
fchrift p. 338 J) niet tegenftaande
dat de afgelegen \'er Steden van Aßen
en lonia, door misvatting, mogelyk
Hermias gefchreven hebben j en \'t is
waarfchynlyk dat a©hn de eerfte
Letteren mogen zyn van denaam
oAHNAeo c, \'t weikin Sj/rifchmtttQn
Ateph begind > en de A wierd by dat
Volk gebruykt in plaats van e, ge-
lyk we de Maand gefchre-
ven zien SotvSms in veele dezer Op-
fchriften , \'t geen twyfclbaar uitge-
fproken wierd, gelyk Blaf urn,
of de Saxifche D.
Hoewel nu die Stad op defè tyd
door Aurelianus zo onbarmhertig ge-
handeld wierd , is \'t nogtans ze-
ker dat hy dezelve niet verbrand,
noch deflèlfs gebouwen verbroken
heeft : cn hoewel Zoßmus by deze
gelegenheid gebruykt de woorden
7«/ ffflAi» KXTXs-mtPxt fchynd dat nog-
tans alleen zyn opzicht te hebben op
dc Wallen, en\'tgeen tot verweering
diende j dewelke hy geflcgt heeft;
en den eigen Brief des Keyzers, by
f^opifcus, toond genoegzaam dat hy
de Stad zelve heeft verfchoond, en
zorg gedraagen, dat den fchoonen
Tem^ van dc Zon , door de Sol-
daten geplunderd , herfteld zoude
werden. Evenwel zyn de Inwoon-
ders de geleden fchade nooit te bo-
vcn gekomen. En ik vind niet dat
deze Stad naderhand in dc Gefchied-
bocken eenige aanmerkelyke rolle
vertoond heeft. Nochtans fchynd
het Latyns Opfchrift p. 34^. te
kennen te geven , dat Diode-
tianus hunne Wallen binnen dertig
Jaaren herbouwd had. Omtrent
het Jaar Chrißi 400. wasze\'thooft-
kwartier van de Legio Trima lUy-
riconim , en hoewel Stephanus het
geen beter tytel, als toevoegd,
blykt het nogtans de Stoel van den
Aarts-biflchop, onder de Metropo-
lis van Damafcus, geweeft te zyn.
Om te zeggen in hoedanigen Eeuw,
of door wiens hand, het eyndelyk
gantfch omgekeerd, en in de elen-
dige ftaat, in welke het nu voorkomd,
gebracht is , vinden we geen licht
in eenige gefchiedenis doch het is
waarfchynlyk, dat het lang daar na
eerft vernield is, in de duyftere eeuwe
der Wereld, geduurende dc Oorlo-
gen der Saracenen: en dat het, ver-
brand en verwoeft zynde, nimmer-
meer herbouwd is , \'t welk de oor-
zaak is , dat de Ruïnen zo volko-
men leggen , cn zo als zy gelaaten
zynj nochte gebruykt tot eenige an-
dere gebouvfcn, noch waardig na
eenige andere plaats vervoerd te
werden , om dc groote afgelegen-
heid van eenige andere Stad daar
omtrent.
Nopende de Geographifche gele-
genheid van Talmyra, Ptolomseus
plaatft het in de breedte van Tripolj
op de Kuft van Syrien, en vier graden
meer Ooft-waarts, te weten,
en noemd het een Hoofd-Stad van
zeftien Steden in Syria Talmyrena»
van welke AlalisfDanaba en Evaria,
namaals Bifdommen waaren. Tli\'
nius plaatft het cciii. mylen van
de naafte Kuft van Syrien , en
cccxxxvii. van Seleucien aan den
Tigris, na by Bagdat (welke getalen
252. en 337. verkeerd gedrukt zyn
in de meefte Boeken, enftrydigmet
\'t gezag der MSS.) Jofephus fteld
het eene dagreyzens van den Eu-
phraat ^ en zes dagen van Babel,
dog dit moet genomen werden voor
reyzen te Paard , doende omtrent
zeftig mylen daags j want \'t is ver-
der van den Euphra^^- Ttolomaus
ge-
È
gewaagd ook van een Rivier omtrent
Talmyra , dewelke onze Reyzigers
niet vernamen, t\' en waarede
of Kanaal, in welke zy door regen-
water overftroomd wierden , daar
van het bedde geweefl zy : \'t welk
miflchien in de Winter, ofals\'tveel
regend , met een geduurige flroom
vloeyd, maar, gelyk de Rivieren
van Aleppo en "Damafcus, ten dezen
dage geen uirioop heeft; maar ver-
minderd door opgaande dampen ,
en werd door de dorflige aarde dezer j
Woeflynen ingezogen.
De <L/Era, of Tydrekening der
der Jaar-getyden by de Valmyrenen,
in deze Opfchriften, is klaarlyk die
van Seleucus, by de Arabiers, na die
tyd Dhikarnain , of Bic or nis ge-
noemd , en by hun tot boven de 900.
Jaar na Chriftus in gebruyk geweeft
(gelyk blykt uit de aantekeningen
vart Albatani , in deze verbande- j
ïmgen op nomber 204, gemeen ge-
maakt) en niet die van de dood
van Alexander : dit kan uit \'t Op-
fchrift p. 342 getoond werden, in
•t welk Alexander Severus genaamd
werd ©Soc j dat is na de dood en
Vergoding van dien Keyzer, of na
\'C jaar des Heeren 334. En uit de
naam van Julius, die, als dit Op-
fehrift daar gefteid wierd, Trafeiius
Tr£{orio was , (en niemand anders
kan geweeft zyn , dan Juliüs \'Phi-
lippus. Arabs , die de Talmyrenen
voor hun Lands-man konnen heb-
ben aangezien) volgd , dat het in
\'t laatfte Jaar van Gordiaan , anno
Chrijli 242. of 243. geweeft is: en dat
de Keyzer door verraad van dezen
Philippus, die hem in \'c Ryk volgde,
kort daar na vermoord is: en dit
verraad naderhand ontdekt zynde,
is \'t niet vreemd,dat zyn naam in deze
Opfchriften voorbedachtelyk is uit-
gefchrapt. De datum daar van j 5\'f4.
wyft aan \'t begin van defe rekening,
311. of 312. Jaaren voor Chriftus ,
dewelke over een komt met de C/Era
Seleucus ■> welke op gelyke wyze
mede by andere Steden in \'t Ooflen
wierd waargenomen.
ïk Zal my niet inlaaten,om over deze
Opfchriften myn oordeel te geven ,
maar dit aan anderen, die in dat ftuk
van Geleerdheid meer ervarenheid
hebben, overgeeven: alleenlyk zal
ik eenige weynige aanmerkingen
maaken, zodaanig als my te binnen
kwamen, ter wylze door myn han-
den gingen.
I. Dat de oudfte dezer Opfchriften,
voor \'tJaar foo. gedateerd, nergens
Romeynfche Voornaamen gebruyken,
\'t geen nogtans in de volgende zeer
gemeen is , byzonder Julius, Au-
reltus, en Septimius, by dit Volk uit-
gekipt, uit agting voor de Keyzers i
die deze Naamen voerden : en ge-
volglyk dat Septimius Odanatus
(\'t Oplchrift van wiens Graf wy
hebben p. 338.) waarfchynlyk\'is
dezelfde, die namaals Auguftus ge-
naamd wierd. Die naam. onder de
Regeering van Septimius Severus ,
onder wien, o^zynXoonCaracallay
deze Od^enatus zekerlyk is gebooren,
in gebruyk komende. En dat dit
gedenkteken by hem opgerecht is,
toen hy nog een gemeen Man was i
maar daar na tot Keyzerlyke weer-
digheid geftegen , was \'t noodzaa-
kelyk dat \'t Opfchrift op deze Graf-
ftede , \'t geen miffchien \'t eenigfte
gantfch van marmer was, veranderd
wierd: by welke gelegentheid deze
fteen in de Stad te rug mag ge-
voerd zyn, en, na de verwoefting
daar van j by geval opgerecht j
over de kleyne weg, waarze nu ge-
vonden werd.
II. Pag. 342. KATeA©oNT€c Stc
oAoreciAAA éNnopQiAN GCTHCAN :
Dejcendentes Vologeftada commer-
cium flabiliverunt Anno 5-58. ßve
Anno Chrifti 24,7. Waar uit blykt, dat
dit Volk in hun Koophandel, doorde
Oorlogen tuflchen de Romeynen en
Terfeny ondet Gordiaan, geftoord,
nu een Gezantfchap afvaardigden
na \'t Hof van Sapores Koning der
Perfen, om dezelve wederom te her-
ftellen i \'t welk ook na hun begeerte
gelukte. Vologeftas was een Stad,
gebouwd door Fologefes Koning
der Tarthen , in de tyd van Nero,
aan den Euphraat, beneden Baby-
Ion: Ttolomaus noemd ze
Stephanus BoAoysV«»? j Jmmianus ,
Vologeffia i en Tünius hb-
gefocirta; . -
Yy2 Ilï-Pag,
355
III. Pag. 342. kai oyKoNicwNa
$eiahc aNTa XphmaTwN; ik laat de Ge-
leerden oordeelen , of men deze
plaats niet zoude verbeteren, met de-
zelve daar te lezen oyk a$€iahcaNTa
&c. mitsgaders of insgelyks m
\'t zelfde Opfchrift AicMaAXoy niet
is in plaats van maAXoy toy maAXoyj
\'t geen de fchrandere giffing is
van den taalkundigen M^ Wiüiam
BaoBer.
IV. Pag. 343. SeptimiumVorodem
Trocuratorem Ducenarium Augufti
&c. APOAngTHN dit woord, indien
\'t Griekfch is , is kwalyk gefchreven j
en ik heb in een Kopy gezien, dat
de O zeer kleyn was , gelyk ik ge-
loof dat het ook op de Steen is,
\'c welk mogelyk de oorzaak is, dat
ze in \'t uitfchryven, in de voorige
reys, is uitgelaaten. Van welke een
kleen uittrekzel gevonden werd p.
^fo. Zo dat waarfchynlyk deze
\'t overblyfzel is van een andere let-
ter j die bv nauitgefletenis. Ikgiflè
dat het APTArETHN geweeft, n voor
T genomen, en dat deze Septimius
Träfe flus Anmnage^eeG-is, wiens
Ampt was zorg te draagen , dat
de Stad van brood genoegzaam
voorzien wierd een bediening ten
hoogfte noodzaakelyk in een plaats,
dewelke \'t Koorn van buyten kry-
gen moeft. Deze zeive Septimius,
in\'t Opfchrift p. 344. word C . . £o.
AotHN THc MHTPOKOAwNglAC, lees
KPgo Aothn, geheeten, \'t welk fchynd
te Detekenen, dat hy wegens des Key-
zers weldadigheid aan \'t Volk vlees
uitdeelde. Deze Opfchriften zyn ge-
dateerd in April in het Jaar des Hee-
pen 2Ö7. niet lang voor de dood van
Odanatus, hier cgBAcToc genoemd j
en \'t is niet onwaarfchynlyk, dat hy
die gewoonte heeft ingevoerd, van,
op koften van\'t gemeen, \'t Volk op
zekere dagen rykelyk Vlees uit te
deelen, om haar de overheerlching
van haar medeburger gemaklyker
te doen verdraagen. \'tis zeker dat
Aurelianus die gewoonte, van vleefch
te geven, te Romen aldereerft heeft
ingevoerd -..de woorden van Vopifcus
zyn. Idem Aurelianus &Torcinam
Carnem Topulo Romano diflribuit,
qua hadieque dividitur j welke ge-
eenen Luciaan , in die bediening van
Zwyns vleefch te Romen uit te dee-
len , by \'t Volk gezag genoeg kreeg,
om Maxentius tot Keyzer op te
werpen ; en Salmajïus verzekerd
ons , dat het tot de tyden van
Heraclius geduurd heeft: \'t moet
derhalven niet vreemd fehynen , in-
dien ik onderftel dat Aurelianus deze
gewoonte te Taimyra gevonden,
en wederkeerende ook tot Romen
ingevoerd heeft.
Ik ben genegen te gelooven, dat
niet alleen deze twee Opfchriften
p. 343. en de eerfte p. 344. maar
ook het laatfte p. 344. ter eer van
dezelve Septimius Vorodes waaren,
die een groot gunfteling van Odana-
tus fchynd geweeft te zyn, en on-
getwyfteld onder de Romeynen daar-
om in hoogachting, welke ik meyn,
dat al de gedenktekens van Zenobia
en WabMathus zal hebben uitge-
fchrapt, in diervoegen, dat niet een
is te leezen , onder die alle die ge-
duurende hun zes-jaarige regeer ing
waaren opgericht. De naam J
fchynd met Orodes dezelve te zyn,
hoedanig ook geweeft is een Koning
der Tart hen, die-Cr^^j verftoeg :
en deTerfen hebbende, omtrent veer-
tig Jaaren te vooren , de Stam der
Arfacides verdelgd , is \'t niet on-
waarfchynlyk , dat de overige van dat
Koninglyk geftacht om byftand na
y^/i^^/ytf gevlucht zyn, en dezen
rodes daar van een geweeft mag zyn.
V. In twee andere Kopyen vaa
deze Opfchriften , de eerfte van p.
343. ^êjTTi\'poy \'Ai^vlw \'OSmdla, en
niet \'O^ciivó^üj gelyk in de eerfte
Kopy , en mogelyk moeft het veel
eer wezen \'o^mvuS\'ov, zynde \'t Op-
fchrift onder een Beeld van dezelve
■Odanatus, die hier zo wel, als op zyn
Graf-ftede , lüuftriffimus Tatridus
genaamd werd: doch zonder datum.
VI. tho iapiBwAoy ©goYpag. 342.
en 346. \'t is zonder twyft^l dat deze
T)eusJariholus dezelve is, van welke
Grut er (pag. 86.) en Spon,in de eerfte
zyner Opfchriften , leeft afaiBwAw.
Uit de afbeelding van dezen Afgod,
by Spon, blykt, dat dezen God afge-
beeld
350 CO%:h(^BLIS de
woonte duurde tot op de tyd van
Conftantyn, toen {volgens Zofimus^
i5f
beeld was met de Maan op zyn
fchouder, en by gevolg Deus Lunus
was j aangebeden by de Syriers: wiens
naam in de Taal van dat Land niet
beter kan werden uitgedrukt, dan
door Jareh-boli ^yn HT Dominus
Lunus, \'t Geen my aanleyding geeft
te denken, dat Gruter, by misvatting
dat ArAiBwAw, voor afaib^^aw geno-
men heeft , de I in \'t begin, en
\'t laatfte deel van de ronde trek van
de P uitgefleeten zynde, zo dat het
na r zweemde. Ik heb zorg gedra-
gen dat de Steen met voordacht
bezichtigd is , om de nette ge-
daante ó.QïSyrifche,oï Talmyreenjche,
Karafters daar op, te verkrygen (in
welke tuflchen Spon en Gruter een
verfchil is , dat niet te zamen te
brengen is} Door behulp van deze j
vergeleken met twee anaere te Tal-
myra opgenomen , die ik by my
heb , zynde by na meeft van de-
zelve dagtekening , hoope ik dat
wy de eene tyd of d\'andere Tal-
myreenfche Alphabet zullen uitvin-
den. Doch \'t waar te wenfchen ge-
weeft , dat onze Reyzigers die met
meerder naauwkeurigheid hadden
uitgefchreeven, en \'er meer hadden
medé genomen.
\'t Is in *t voor by gaan aanmerke-
lyk , dat de Perft)on, aan wien dit
gedenkteken is opgedraagen, by
Gruter en Spon , de naam draagd
A. AVP. haioAwpOc , en dat men de-
zelve naam vind in een verminkt
öplchrift,\'tgeen M^-HalifaXiin des-
zelfs Brief aan D\'. Bernard* als al te
onvolkomen, overflaat. \'t Stond aan
de rechterhand van den ingang des
kleyne Tempels, befchreeven p. 3 4.6
en 347. cn was dus aotkiot aTpH
(AI) OT - - - - haioawpOt tot cn
na \'t open van drie regels, in welke
^lles was uitgefleeten, behalven eene
eenige O, volgde ITe) mhc xapin - -
mhn©c (ao) eaaai (ot) en dat on-
volkomcne p- 99. fchynt opzicht te
hebben op dezelfde naam.
VII. Pag. 347- ^^aaanton kal
arpinnan , lees Maahnton kai
ArpinnAN, zynde gefchreven maahn.
TON met een H» die ik in de twee
wdere affchri^ten gezien heb, waar
doorde zin is opgehelderd.
VIII. Pag. 34p. AFAeANrgAOc
ABi ahnoc agkanoagoc j Agathange-
lus Abilenus Decapolitanus, Tatrony-
mice. Daar waaren in dat geweft
twee Steden bekend by de naam van
Abila i om welke te onderfcheyden
de eene genoemd wierd Abtla Ly-
fania , na den naam van den Vier^
vorft, xvt Luc. 3:1. enisby ^Pfö/o-
maus (in deflèlfs Calofyria\') geplaatft
omtrent half wegen tuffchen Damaf-
cus, en Heliopolis: \'t ander \'mjudaa»
geheeten Mila ad Jordanem % door
Jofephus in veele plaatzen befchre-
ven , als tegen over Jericho, na de
Doode Zee gelegen. Decapolis was
zo genaamd wegens tien Steden, op-
geteld by Tlinius(\\xh. f: I7.}cnmet
die reekend hy onder anderen, de Te\'
trarchte van Abila, in dezelfde Deca-
polis : \'t geen toond datAbilaDecapo-
lis, en Abila Lyfanite dezelfde plaats
is. En fchoon men niet ontkennen
kan, dat eenige van de tien Steden by
Tlinius,vm dat,\'t geen by dejordaan
was, niet ver afgelegen waaren, zo
blykt nogtans nergens , dat dit
ander den tytel van een Tetrarchie
gevoerd heeft. Hier moet men agt
geven , dat \'t geene Plinius noemd
Decapolis, by Ttolomaus Ccelofyria
genoemd word, cn dat C/elofyria by
Tlinius is dat gedeelte van Syrien
omtrent Aleppo, voormaals Chalci-
dßne, Cyrrhifiice &c. geheeten.
Hoe deze Stad Van Teibe van ouds
genaamd is , kan men zo licht niet
giffen: doch indien men zich op de
getalen Van Ttolornxus mag vcrfaa-
ten , is het na by een plaats gele*
gen, die hy Oriza noemd j en mo-
gelyk mag Adada ons Soukney we-
zen, en zyn Rhafapha, \'t geen nü
de naam heeft van Arfoffa.
Men moet vaft ftellen, dat *t oude
Aleppo,yan ouds de Stad van Berrhad
geweeft is : daar ontbreeken geen
getuygeniffen der oudheid om dat te
te bewyzen. Dit vaft gefteld zynde,
meyn ik zonder bekommering te
mogen befluyten, dat Andrene (in de
Philofophifche verhandehgen van de
Maanden November en December
lópf. gemeld pag. 131. cn 139-) de
Peuynhoopen zyn van de Stad An-^
drona: en Efrea , (aldaar gemeld
Yy 3 pag-
-ocr page 478-^ââ
■tx
XI
plaats genomen, te bekomen , bm
de hoogte van de Tok aldaar te
bepaalen, en daar door te beftiftèn
\'t verfchil, of, na de onderftelling
van eenige hedendaagfcheGeleerden,
na zulken langen vedoop van tyd,
in de As van de aardkloot, eenige
verandering is gekomen. En, indien
een nauwkeurig Reyziger of Koop-
man, aldaar woonende , de goed-
heid had , om de Tha fes, of de
Eclipfen in de Maan te Bagdat,
Aleppo, exi Alexandrien, met behoor-
lyke opmerking waar te nemen, om
daar door hun lengtens te bepaalen,
zy zouden de Sterre-kunde geen
grooter dienft konnen doen : want
in en omtrent deze plaatzen konden
gemaakt werden de obfervatien, door
welke de bewegingen van de Zon
en Maan bepaald werden , en dan
kond ik zeggen, in hoedanige pro-
porde de beweging der Maan ver-
haaft, want dat die verhaaft meyn
ik te konnen bewyzen, en zal (zo
God wil) dat de een of de ander
tyd aan \'t gemeen doen blyken.
Daar is niet tetwyffèlen, of de
Heer E. Haüey zal met dit geleerd
bericht van de oude toeftand der
Stad Talmyra, mitsgaders eenige
korte aanmerkingen over de Op-
fchriften , aldaar gevonden, de ge-
letterde weereld zeer veel vermaak
gegeven hebben , en ik geloof dat
onder dezelve die geene, die *tEn-
gelfch niet verftaan, \'t my geen on-
dank zullen weten, dat ik my noch
de koften , noch de moeyte hel^
onttrokken, van \'t hier in te voegen.
Hoopende, dat die geene die\'t En-
gelfch kundig zyn, het niet kwalyk
zullen duyden , indien hier of daar
in de Overzetdng yts mocht ge-
wenfcht werden anders gefteid te
zyn, alzo meer moeyte genomen
is, om het wel te maaken, als men
gelooven zoude j zynde het tot zo
een Overzetting niet genoeg, dat
ymand enkelyk het Engelfch ver-
ftaa , maar daar toe mede eenige
oeftening in de Oudheden vcreyfcht
werdende, welke wetenfchappen wy
beyde tc gelyk alhier niet wel hebben
konnen aantreffen > en ons daarom
op de beholpen, zo alswykondcH.
pag. 141-} die van Serïane , beyde
vermeld in de Reys befchryving van
Antonius, inde reize na \'-DolicaSe-
riane. Maar dit gantfche Landfchap
werd by Ttolomaus een halve graad
meer Zuyd-waards geplaatft , dan
\'t behoord, die Berrhaa, in de breed-
te fteld op 36. graaden. Want de
middaghoogte van de Tropicale
Zon tot Aleppo , is daar maar ge-
vonden op 77. graden , van waar
de breedte is 36. graden 30. minuten.
Gelyk het in \'tjaar 1680. door drie
verfcheyde kwadranten , in tegen-
woordigheid van een zeer naauw-
keurig Edelman, aan wien ik voor
de bekentmaaking verplicht ben
wierd opgemerkt.
Door die zelfde aanmerking van
de breedte van Aleppo, is een veel
grooter mifllag verbeterd in de Ru-
äolfynfe Tafelen van Kepler , die
meynd dat Aleppo het oude An-
tiochta ad Taurum geweeft is , en
plaatft het by gevolg op 37. graden
20. minuten. In \'t welk hy door Bul-
lialdus, en anderen , gevolgd werd,
en verfcheyde Kaarten hebben ook
deze fout nagevolgd Doch een veel
grooter nut ryft hier uit, dat wy daar
by verzekerd werden dat deiStad van
Ara£ia , alwaar Albatani de aan-
merkingen gemaakt heeft, die wy
N°. 204. gemeen gemaakt heb-
in
ben, zonder twyfel dezelve is, die
nu Racca genoemd werd , en aan
den Euphraat gelegen is (van
welke Stad een berigt te zien is, in
de Reyze van Rauwolf) het welk
niet . veel mylen beneden de plaats
was, daar onze Reyzigers eerft op
dc Rivier aankwamen: en zo Aracca^
in de Taal van dat Land (gelyk ge-
zegd is in die zelfde verhandelinge
pag. 148.} op overwinning ziet,
was dit van ouds ongetwyffeld de
Stad Nicophorion , gebouwd door
Alexander de Groot s met dewelke de
gelegenheid net over een komt. De
breedte daar van was by gemelde
jilbatani met groote omzichtigheid
genomen, omtrent acht honderd Jaar
geleden ; derhalven raade ik allen,
die in zulke zaaken nauwkeurig zyn,
hunne pogingen aan te wenden, om
eenige goede obfervatien
Befchryving yan eenige Medalien en Steenen , tot Jleffó
bekomen» "Dracht der Vrouwen
359
Vermits ik my hier tot Aleppo
vry wat lang ophield, had ik
gelegenheid , om eenige Medalien
te bekomen, die daar dikwils, door
d\'Arabiers en Turken , werden ge-
veyld, welke dezelve , omtrent de
vervallene plaatzen , en onder de
Peuynhoopen , en Ruïnen , gaan
opzoeken, om ze aan de Franken te
verkoopen. Ik bekwam\'er een goed
getal, maar heb \'er, te Venetien zyn-
de , weder veele van verhandeld, waar
Onder ook eenige der voornaamfte
waaren. Niet te min heb ik \'er my
zodaanig niet van ontbloot, of ik
zoud \'er noch al ettelyke van
te berde konnen brengen , onder
dewelke ik weerdig oordeel eenige
melding te doenvandenavolgei|j|e,
verbeeld op N®. 18 8. zynde deze van
de Geleerden des waardiger geoor-
deeld , om dat Ze ïeër raaf zyn :
hoewel eenige zo raar niet zyn, of
daar werden \'er elders no«h van ge-
vonden , en de Befchry vers van oude
munten vertoonen \'er deze of geene
van. \'t Welk voor zo verre in de-
zen geen ongeluk is, omdat, gelyk
het zelden gebeurd j of yts van de
Letters, of van de Beelteniffen der
Penningen, is, of afgefleten, of door
ouderdom verteerd , en deze jüift
niet alle haar volkomen Munt-beel-
den, en Letters, vertoonen, daar door
*t gebrek der zei ver heeft konnen
vervuld en herfteld werden.
Doch, alzo het minder genoegen
geeft, dezelve zo maar enkelyk af-
gefchetft te zien , indien men on-
kundig iis, wat dezelve hebben wil-
len beduiden, met de Reverzen, en
der zeiver zinnebeelden, zal ik
oordeel der Geleerden , en kun-
dige in die zaaken, hier by voegen.
Zy meinen dan j dat aldaar op de
Eerße Penning > die van Zilver, en
by na 20 groot is , als dezelve al-
hier vertoond werd , is ter eerfter
zyde verbeeld , het hoofd van de
Godin Diana , met een boog op
haar fchouder. Aan de achter zyde
ftaat Apollo, ruftende tegens yts, dat
van onderen na een drieftal gelykt,
en in zyne hand een Dadel-tak vaii
houdende, welkers Boom aan deze
verzierde Godheid gezegd wierd
eygen te zyn. Met deze legende
feeko-
ining van
eenige
Meda.
lien cn
Steenen,
MAfNETflN nAT2ANiA2 nAÏXANioT,
\'t welk te kennen geeft, dat die van
Magnefia, toen Paufanias, de Zoon
van Paufanias , haar opperfte Ge-
bieder was , dit ftuk hebben doen
flaan. Men vind in de Oude Hi-
ftorien , dat in deze Land-ftreek
Diana byzonder is gevierd gewor-
den , en niemand is onbekend,
dat ApüUo , voor haar Broeder
gehouden is , dien de Magnefiers
hier dan, met zyne Sufter, hebben
willen eeren , op een cn dezelve
Penning.
De 1weede Zilvere Penning, een
weinig kleynder als dc eerfte, heeft
aan de eerfte zyde een Vrouwen-
hoofd,en op de andere zyde vertoond
zich een Paard, en tuflTchendeflèlfs
voeten een kruik, met het Op-
fchrift KïMAmiï, en onder het Paard
SETBHS i te kennen gevende, dat de
Inwoonders van Cyme, in ^olieuj
dezen Penning hebben doen flaan ,
wanneer eenen Seuthes haar Stads-
voogd was.
Op de eerfte zyde van de Derde
Penning, die van Koper is, en noch
wat klccnder , vertoond zich de
JEgis, ofhetKopfere Borft beeld van
Minerva, met het Hoofd van Gorgo
in \'t midden , zynde van buyten
met ftangen omhangen. Op de an-
dere zyde gaat de Victorie, of Over-
winning , met een Palm-tak, met
het bygevoegde woord AMi^ot, waar
uit blykt, dat dien Penning, door
die van Amifus, een zeer vermaar-
de Stad in Pontus, is gemunt.
De Vierde kleynder Zilvere Pen-
ning vertoond aan d\'eerfte zyde,
zonder eenig omfchrift , de Beel-
tenis van een Koning der Parthers,
gt.r\\23XsAArfaces, als op\'het revers te
leezen is. Men ziet hem alhier met
een langen baard, volgens de wyze
van dat Land in die tyden, op zyn
-Hoofd hebbende een Koninglyke
Muts, met veele paarlen, en fchit-
terende vlammen, vercierd. Op de
andere zyde van deze Penning zit
een Beeldeken, op een ftoel, yts in
de hand houdende, in maniere als
een boog die afgefchooten is, met dit
opfchrift
êasiaeils. mefaaot. apsakoï,
©EOOATOPOS. NIKAT0P02.
Arjaces voerd alhier de roemruch-
tige tytels van cen groot Koning,
en , die een God tot Vader gehad
heeft, en een verwinnaar was. Men
geloofd, iht deze. Ar faces y (welke
naam meeft alle de Parthifche Ko\'
ningen, by haare cygene, naderhand
gevoegd hebben) geweeft is de
Zoon van Ar faces dc eerfte ftich-
ter van dit ma^ig Ryk, en die dc
naam van Kon mg der Koningen op
zyné munten draagd, te meer, de-
wyl deze, die alhier vertoond werd,
op zynen Penning aan zyn Vader een
Godlyke eertytel geeft, met zich
Zoon van een God te noemen,
\'t welk op geen andere Arfaces
beter kan tocgepaft werden, als op
de eerfte, zo men zyne daaden, en
de Superftitic, en vleyery, der
Oofterfehe Volkeren in agtneemd.
De Vyfdz Penning is van Koper, en
van dc gemecnftc gr ootte, en draagd
op dc eerfte zyde \'t Hoofd van den
Keyzer tTms , met dit omfchrift,
Kaisap. sebaStos. atto,, . en opdc
andere zyde een Laurier-krans, met
dcLetters «AaOïi. neaOoai. SaMaPE. .;
ai. waar mede die van Neapolis, in
Samaria, eertyds met de naamen van
Sichen, enMamorthai bekend, die
dezen Penning hebben doen ftaan,
de Familie van Vefpafianus hebben
willen vleyen, over haare overwin-
ningen in Judza. Gelyk dan deze
Stad zich ook, ter zelver opzichte,
de eernaam van Jf\'/avia geeft. De
séo C0%3^SLn de \'B%V\'ï
Letter , die voor de laatfte AI niet
wel kan gelezen werden, zoude men
konnen denken, dat de form van een
Latynfche L gehad kan hebben,
welke de Grieken gewoon waaren
voor haar Jaar getyden te ftellen,
zulks dat, door deze laatfte Lette-
ren , zoude te verftaan gegeven wer-
den , het elfde Jaar na de verwoe-
fting van Jerufalem , \'t welk met
het laatfte van het leven en de Re-
geering van Titus over een komt.
De Sefde, een Kopere penning,
mede van de gemeene grootte,
draagd op de eene zyde het Hoofd
van Trajanus, die hier, onder zyne
eertytels, die van Overwinnaar der
Duytfchers, en Daciers, draagd, m
deze woorden attokp.nei\'. tpaIaNcc
APICT. KAIC. C^B. TEp. AaK. Hec
achterftuk verbeeld een getoornd
Vrouwen-hoofd , met dczc Lette-
ren onder de km loX. welke laatfte
niet wel zyn uit te leggen. In \'t om-
fchrift leeft men IoTAi€wN. t«n. Kai.
a/vwaiksfn. bzp. DezePenning is ge-
llagen , door dc Stad Laodicea, in
Syria, gelegen aan de Zee, toe on-
derfcheid van een andere Stad , al-
dus bygenaamd , in dezelfde Pro-
vintie , gelegen aan den Berg Liba-
nus, die dezelfde naam voerde.
De Griekfche Letters e2p. geven te
kennen, dat deze Penning geflagen
is, door die van Laodicea , in het
162. Jaar van haare byzondere tyd-
rekening , die zyn begin genomen
had in het 70Ö. Jaar , na de
bouwing van Romen , en 48. Jaar
voor de geboorte Chrifti} komende
het voorfchreven Jaar van de Lao-
dicenfers net over een met het ze-
ventiende van de Regeering van den
Keyzer Trajanus , gelyk zulks de
Penning-kundige, die in de Tydreke-
ning niet onervaren zyn , genoeg
bekend is.
Ha Zevende, zeer kleyne, Zilvere
Penningsken vertoond hetHoofd van
Marcus Aurehusy met dit Opfchrift
ATT. K. M. ATPHAIoc.ANTONlNoc.ee.
het rug-ftuk verbeeld de Keyze-
rin Fauftina de Jonge , onder
de gedaante van de Godin Ve-
nus, houdende in de eene hand een
Spies , en in dc andere , of een
REI
Appel, of een Offer-napje. Het is
geflagen, door d\'eene of d\'andre on-
bekende Griekfche Stad, ter gedach-
tenis van een Overwinning , be-
vochten door den Keyzer M. Au-
relius j als blykt uit het omfchrifc
TOEP. NiKHc. PnMgnN.
De Achtjie (van gemeene grootte)
Kopere Penning vertoond , op de
eene zyde, het Hoofd van den Key-
zer CaracaUa , met het omfchrift
ATt.k.m. Ai ANTiiNiNoc, cnaan de
andere zyde, vind men de Opfchrift
TABAAgnN. Deze Penning is door
de Inwoonders van Gabata , een
Stad in Syrien, niet verre van Lao-
dicea, aan de Zee gelegen , gefla-
gen , ter gedachtenis van d\'eene of
d\'andere Overwinning , die Cara-
calla op zyne Vyanden bevochten
had , gelyk zulks , uit het af-
drukzel van \'t revers , klaadyk ge-
noeg is af te neemen.
De Negende i mede van gemeene
grootte, verbeeld,op Koper, \'t Hoofd
van Gordianusds.0e.idei en heeft het
omfchrift ATToK.m. ANt^topAianocj
op de andere zyde ftaat mhtpoH. Ko a.
KapphnwN. Onder de Steden, die
de Perfiaanfche Koning j het Room-
IcheRyk, iii Meibpocamien, hadde
afgenomen , was ook Carrha, eer-
tyds befaamd door de nederlaag van
Craffus. Dezelve, door Keyzer
Gordianus herwonnen zynde, heb-
ben de bewoonders, t\' zyner cere,
en tot erkentenis haarer verlofling j
dezen Penning doen flaan i welkers
achterftuk een betoomd Vrouwen-
hoofd verbeeld, met een Pilaartje,
waar op des voorgenoemden Key-
zers Beeltenis ftaat, met Schild en
Spies gewaapend.
Eyndelyk vertoond de Thiende i
mede op gemeene grootte, in Ko-
per j nochmaals het Hoofd van
Gordianus de III. met de woorden
ATToK. M. ANT.TopAianoc. cgu. en op
de andere zyde .......Ao. n€cibi.
De Stad Nefbis, die dezen Penning,
ter eeren van den Keyzer Gordia-
nus, heeft doen munten, en alhier,
door een Vrouwen-hoofd , met
toorns versierd » en met den Ram
daar boven, hebbende voor zich
een Sterre, met acht ftraalen uit-
fchitterende, verbeeld wérd, is ge-
legen geweeft in Mefopotamien;
Hier omtrent heeft de Roomfche
Keyzer Gordianus , tegen de Per-
fiaanen, onder der zelver Koning
Sapor , den Oodog gevoerd j en
dezelve t\' eenemaal verflaagen. Op
de revers werden de Letters i... Ao
NgciBi klaar gezien i maar de Ge-
leerden merken aan, dat\'er van ach-
ter het getoornde Vrouwen-hoofd
eenige andere Letters hebben moe-
ten opgaan, en wel vooral, dat de
Ao. moeten genomen werden, voor
de tweede Lettergreep ^ van een
woord KoAonia , en zy herftellen
dit omfchrift, uit dezelfde woord-
buiging , die wegens \'t herwinAen
van Nefibis , op andere Penningen
gevonden werd, en lezen cen.KoAo,
NgciBl. \'S.i7rlt[*tcts KoT^mlots \'b>i<rtßt. De
Sterre, welke zich alhier laat zien,
werd zeer veel gevonden , op de
Penningen der Steden van Syrien i
als dichtft gelegen na de opgaande
Zon, \'t welk meeft door deze form
van een Sterre aldaar betekend wierd;
De Ram, die alhier, boven \'t Hoofd
van t\' getoornd Vrouwen-beeld, ge-
zien werd, werd meermaalen op de
Penningen van Neßbis gevonden,
als mede dikwils op die van An-
tiochien : en verbeeldde, zo men
oordeeld, dat die Steden haar Jaar-
getyde begonnen hebben ^ wanneer
de Zon in den Ram was.
Behalven de gemelde Medalien j
bekwam ik \'er noch verfcheydene
Steentjes, zeer fraaygefneeden, en
onder dezelve twee , die ik waar^
dig geoordeeld heb alhier , onder
N°. II. en 12. te laaten affchetzen,
Zy zyn noch kleender j als de al-
derkleenfte tekening alhier aan-
wyft , welke ik hier nevens in \'t groot
heb willen vertoonen , om de-
zelve klaarder voor des Leezers oog
te brengen. Wat de betekenis van
dezelve aangaat, daar over heb iki
om dat ze my niet klaar was, \'t gevoe^
len der Gelterden wiücn inneemen^
en zie hier, wat een van de voor-
naamfte der zei ven daar van geoor-
deeld heeft. Hy zegd dan, De Letters
welke op dit Steentjen (\'t welk met
,N®. II . gereekend is)ßaani komen ^
Z z in
1
a
-ocr page 484-in haar begin y wat over een met het
woord Ca BE, V welk gevonden werd
op eenige Oeningen vanci^Emilius Le-
piduslll- Vir, in het Latyn genomen-,
en waar door by eenigen verftaan werd
een Stad in Africa } daar nogtans
ook een Stad van die zelve naam ge-
noeg getoond werd , geweeß te zyn
in Hifpania Batica. Maar, overmits
de laatfte volkomen Grieks is , zo
fchynd ook het voorgaande te moe-
ten "voor Grieks aangezien werden
CABeTAN. JVelke Letters dan i een
onbekend woordßitmaakende, omcin-
gelen aan de eene zyde twee Cupi-
doos , hebbende haare Hoofden ßerk
tegens elkander aangezet, en als
dringende om de plaats, gelyk in zee-
kere worßelingen plag te gefchieden.
Men vind ook een Steentje, waarop
ßaan twee leerlingen in het worßelen,
de handen voor uit werpende , den
Meeßer daar byßaande, op dezelve
plaats, daar hier een Beeldtjeßaat,
en als lettende op haar gebeerden.
T>it doen zy voor een Tedeßaal,
waar op is een gehelmd Hoof dje, als
van Mars , niet anders , als of zy
ter eere van dat Beeldtje vogten,
gelyk aldus de Jonge lieden van La-
ceäamon deeden, voor \'t Autaar van
Diana Orthia. Maar nogtans de
handen omlaaghoudende, fehynen zy
veel eer niets flrydigs te denken, maar,
welaccordeerende, yts te draagen, en
te brengen tot Offerhande , en ver-
eering , aan \'tgezeyde Beeltdje, zon-
der dat men geheel kan bezeffen,
waar dit zal moeten heen gebragt
werden : hebbende Abr. Gorlaus
ook zulk een Steentje gehad , waar
in een gevegt van twee Cupidoos
fchynd vertoond te werden , in zyn
tweede deel Num. 42.
Wat nu het Steentje, met N®. 12.
getekend , aangaat, Dit Steentje
heeft een inval van d\'een of andere
konßenaar , om diergelyken Cupido
te zetten op een groot Dier (\'t zy
dat het is een Leeuw^ ofeenTygery
even alzo zyn hals omkeer ende, als by
Gorlaus in V tweede deel Num. a 11.}
tot betuyging van dejfelfs kragt,
waar mede hy zo grouwelyke Die-
ren dwingen en temmen kan , gelyk
by denzelve Gorlaus, in \'t zeheßuk
Num. fSó. insgelyks te zien is een
Cupido, zitterte op een Zec\'gedrogt,
en by andere meer diergelyke gevon-
den werden, die alle willen zeggen,
dat de liefde alles dwingd, en niets zo
fterk is, dat niet voor deftèlfs kragten,
als de begeerte gaande geworden is,
moet zwichten.
Tot zo verre dan van eenige der Dracht
Medailles , en Steenkens, die my der Vrou.
Aleppo verfchaft heeft, doch eer ik^^JJ" ^
van deze plaats fcheide, moetik,
hoewel de zaaken niet veel over-
een komft met malkander hebben,
nog yts wegens de dracht, of kle-
ding , der Vrouwen tot Aleppo
zeggen: dezelve vertoond zich op
N®, 18p. \\ Geen men hier op het
Hoofd ziet, op de wys als een hooge
bol van een hoed, is van Koper, waar
aan een wit linnen kleed vaft is,
\'t welk los afhangd , het bovenfte
gewaad werd van allerhande zoor-
ten van gekoleurde zyde gemaakt,
na yders zinlykheid: \'t geen ze met
de eene hand oplicht, is het hemd,
waar onder zich d\'onder-broek ver-
toond, die mede van linnen is, hoewel
zy ze ook van andere ftoffe draagen,
na dat de tyd des Jaars het vereyfcht.
Daar de voeten op ftaan, is van
hout.
A
3 H
i^ertreh^yan Jleppo, K^omfl tot Alexandrette ^ ofScm^
drone. Ongezonde lucht aldaar. Infcheep\'mg vande Auteur ^ en etaU\'
komft aan het Eyland Cyprus, \'
enz.
Na dat ik my omtrent elf Maan-
den tot zf/^\'^/\'ö had opgehou-
den > nam ik het befluyt, van na
Cyprus te vertrekken j en verftaan
hebbende , dat eeh Franfch Schip
van Alexandrette derwaards ftond te
gaan, meende ik my van deze gele-
gentheid tè bedieiien , en maakte
derhalven bereydfchap, om den
April 1683. op weg te ftaan:
maar hoorende , dat \'er een Kara-
\'üaane % den volgenden dag, dezelve
reys ftond te ondernemen, ftelde ik
myn vertrek zo lang üit, vermits
het de Arabifche Roovers hier om
heen geweldig onveylig maaken.
*k Zoude anders in gezelfchap van
een Armenifch Koopman, met een
geleyde van drie Arabiers, vertrok-
ken zyn.
Na dat ik dan aan den Heer van
Bobbeft t die my düs lang in zyn
Huys , met alle beleefdheid , had
onthaald, myne dankbaarheid , en
te gelyk d\'ohmacht , om hem
na behooren , wegens zo veel eer,
cn vrindfchap, vergelding te doen,
had betuygd, nam ik affcheyd van
den zeiven , een goed ftuk weegs
buyten Aleppo , tot hoe verre het
zyne beleefdheid geliefd had my te
geleyden.
*t Was omtrent zes uuren na de
middag, als wy uit de gemelde Scad
vertrokken -, en wy kwamen met den
avond in Anjaar j alwaar wy ver-
nachteden. Des morgens met het
doorbreeken van den dag , zynde
den S^® April, floegen wy wederfop
weg, met regen, gelyk wy ook uit
Aleppo waaren gereeden, paffeerende
eenige verwoefte Dorpen , en een 1
Oud vervallen gebouw , daar ons |
de regen verliet. Na den middag |
Siagtnant. kwamen wy aan hetDov^Siagmanh]
waar omtrent men nog eenige oude
Ânjaar;
Ruïnen ontmoet: hier ververften wy
ons, hebbende tot dus verre den
kwaaden en fteenachtigen weg van
Aleppo gehouden. Vervolgens kwa-
men wy aan een groote water plas,
waar benevens zich een A^a, met zyn
tenten, had nedergeftaagen, hebben-
de omtrent vier honderd Perfoonen
by hem. Met Zonnen ondergang
geraakten wy aan het Dorp Maruaney Maruane|
beftaande in eenige licht opgeflage-
ne Huyzen van ried, heelarmélyki
en vermits ons , op d\'aankomft al-
daar , een zwaaren regen overviel,
trachtede een yder , dewyl Wy vart
geen tenten voorzien waaren, zich
onder dak te begeven. By deze gele-
gendhei d dan kroop ik mede i om zo
te fpreeken, in een dezer Huyzen j
daar ik een vuur in het midden vond
leggen, \'t geen zodanig een rook ver-
oorzaakte, vermits\'er niet de minfte
uittocht was, dan door het gat waar
door men inkwam,dat ik by na het ge«
zicht meende te verliezen. Ettelyke
maaien week ik\'er uit, om den rook
t\'ontgaan, doch telkens wierd ik\'er
doör den regen weder birthen ge-
dreeven. Boven het gemelde vuur
hing een groote ketel met ipys tc
kookeh , en onder het zelve lag
het Brood ih d\'afch te bakken.
Niet tegenftaande dit ongemak ^
vond ik ray genoodzaakt den nacht
aldaar over te brengen. Des mor-
gens, met den dageraad, ftegen wy
weder te Paard, enreéden, ter oor-
zaak van den regen, die\'er gevallen
was, geftadig door plaflen, de eene
grooter, én d\'anderekleynder, ver-
mits men hier, tuffchen het geberg-
te , veel vlak Land heeft.
Men ontmoet \'er verfcheydtht
Dorpen, als mede eén groote Brug;
daar men overtrekt, en waar ondei!
een waater loopt, gelyk nog eéfi
Z z 2 tweede
Tama^UvSTA
II
Iii
lil-
Iii
tweede Brug , by dewelke ik» met tyds zo fterk , dat \'er naauwelyks
den Moor, dien ik van A/eppo had arbeyders op de Schepen te krygen
mede genoomen , bleef ruften, en
het hert wat fterkte , laatende de
Karavaane voor uittrekken.
Omtrent vier uuren kwamen wy
aan een Dorp, daar ze de Paarden
ververftenj toogen vervolgens over
een hoog gebergte, en bevonden
ons, met het vallen van den avond,
te Beylan « een Dorp tuffchen een
zeer hoog gebergte gelegen, aan een
heel vermaakelyken Oord. Ter we-
der zyde van het gebergte , heeft
men de Huyzen , en een fraay ge-
zicht over de Zee. \'t Water van
de bygelegene Bergen loopt bene-
vens het Dorp heen , en ftort zich
vervolgens tot beneden > daar het
wegvloeyd. \'t Gezicht van deze
plaats, die drie uuren van Alexan-
drette werd gerekend, verbeeld zich
op N®. 15)0. \'t voornaamfte echter
van allen is de gezonde lucht, die
die men hier heeft.
Den l o*^«». met den dag, vervolgden
wy onzen weg, en kwamen omtrent
Komft tot negen uuren te Akxandrette , of
Aiexaa- Scandrme, alwaar ik my des nachts,
ter oorzaak der ongezonde lucht,
aan Boord van \'t gemelde Franfche
Schip begaf, \'t geen na Q/tï^j ftond
te gaan, %tn^im.dLeTontD"or, of
de goude Brug.
Wat deze plaats aangaat, zy is
de haven van Aleppo , doch anders
van heel weinig belang , beftaande
flegts in een ry Huyzen , aan den
Oever van de Zee, onder aan\'tge-
bergte , gelyk in de Printverbeel-
ding gezien werd op N®. ipi. De
lucht, niet ver van daar zo goed, als
ik even gezegd heb, is hier zo on-
gezond , dat niet alleen de vreem-
delingen , maar zelfs de lieden van
\'t Land, by wylen altemaal, door
een zeekere Land-ziekte, komen tc
fterven. Deze kwaal word Safran
Baffia geheeten, en is een zoort van
geele zucht. Men vind \'er onder de
Fadoors der Europeers, die zodanig
gefteld zyn, als of ze een Lamheid
door de leden hadden , zynde wy-
ders geel en lelyk van koleur, en
den meeften tyd gekweld met de
koorts. De fterfte heerfcht \'er zom-
Bcylaö.
drette.
Ongezon-
de Lucht.
Pajas^
Caap
zyn, en van het Zee-volk, \'t geen \'er
met dezelve aankomt, fneuvelen \'cr,
by dusdanige gelegentheden , ook
niet weinige , ja het gebeurd wel,
om nu niet te fpreeken van de gee-
nen die \'er het leven by infchieten,
dat\'cr zo veele in de kooy raaken,
dat ze op hun vertrek genoeg te
doen hebben , om hunne Schepen
te beftieren j dit is d\'oorzaak dat die
geenen, die hier aankomen, nooit aan
Land zullen flapen, begevende zich
altyd \'s avonds weder aan Boord j
waar omtrent , indien ze nalaatig
blecven, zouden ze te meer gevaar
loopen, van door de gemelde ziek-
te aangetaft te worden : weshalven
ook de Kooplieden , van Aleppo
hier komende , nooit verfuymen,
zich des avonds aan Boord van het
een of andere Schip te begeeven. De
reden van deze ongezondheid der
lucht werd geoordeeld daar vaa
daan te komen , dat\'cr de grond
rondom heen geheel moeraflig is ,
waar af de dampen , door de Zon
opgetrokken, zulken kwaadaardigcn
gefteldheid aan de omzwevende
Wolken mede deelen.
De goederen, welke hier geloft,
en ingefcheept worden, moeten
meerendcelen van de Matroozen,
uit de Boot cn Chaloup , door het
water aan Land werden gebragt}
\'t geen buyten twyffel, voor zo veel
het Zee-vol k aangaat, mede niet veel
gezondheid zal veroorzaaken.
Onder de Schepen , die \'er op
myne komft lagen , vond ik ook
een Hollandfch, weinige daagen te
vooren aldaar aangekomen, genaamd
de Goude Monnik.
Den if«»«. der gemelde Maand, vettrék
met het opkomen van den dag, bc-van Alex-
gaven wy ons onder Zeyl, met andrette,
groote ftilte, doch kreegen tegen den
avond een weinig koelte, en paflèer-
den Tajas , een plaats aan de Zee
gelegen. Den 16^«". bevonden wy
ons benevens Caap Canfa, laveeren-
de met weinig wind. Den ló^^wcanf^\'
paffeerden we de Golf van An-
tiochien, en kreegen dp avonds het
gebergte van Carmina in \'t gezicht.
Den
-ocr page 488-Den 18\'\'«». zynde Paas-dag, bevon-
den wy weinig gevoorderd te heb-
ben , ter oorzaak van de geftadige
ftike. Dezen morgen kregen wy
het Eyland Cyprus in\'t gezicht. Na
den middag wakkerde de wind,
^^^ g^ zulks dat wy op den avond de Caap
Andrks. \' Andrtes benevens ons hadden.
Den zagen wy Famagujia,
paflèerende, met een braave wind, de
Aankomft Caap Deüa Graca , of iS*. Kappa,
aan hecEy- en kwamen, omtrent drie uuren na
land Cy- ^j^jj middag voor de Sahnesten An-
ker, daar ik, aan \'tLand getreden
zynde, my begaf na Larnica, *t geen
ongevaar een Italiaanfche myl Land-
waard in gelegen is , alwaar ik my
aanftonds vervoegde ten Huyze
van Balthajar Sovan > Conful van
de Franfche Natie, en te gelyk ook
van de Engelfche, en Hollandfche,
aan wien ik byzonderlyk was gcre-
kommandeerd: hy had dezelve be-
leefdheid j welke ik elders by Heeren
van Karader had ontmoet, en aan-
bood my alle hulp , omtrent myné
nieuwsgierigheid.
^e^chtiging yan het Eyland Cyprus , en ï^fte befchryving
■van eenige T laat zen en Gebouwen » op het zelve gelegen. Gelyk ook
zommige Vreemdigheden% aldaar te vinden.
Straks na myne komft alhier
maakte ik bereydfchap om het
Eyland te gaan bezichtigen, befpre-
kende ten dien eynde twee Muylen,
mitsgaders eenPerfoon, dien deLand-
ftreek bekend was , met wien ik,
den 22"*°. der gemelde Maand April,
des morgens met den dageraad, uit
Larnica toog, komende , na twee
uuren rydens j aan het Dorp Ttla.
Hier vond ik nog een overblyfzel
van een groot Gebouw j gelyk ook
vier Antykfche Kerkjes, en een loo-
iend water, \'t geen van het byge-
egene Gebergte komt vlieten, en \'er
het Dorp geftadig in overvloed van
voorziet. Thans paflèerden wyn och
verfcheydene Dorpjes , en eenige
kleyne Kerkjes , doch van weinig
belang , en kwamen omtrent den
middag by Famagufta , aan een
Dorp j Spiliotijfa geheeten, daar ik
Huys-veftingging neemen. Naden
middag vervoegde ik my, met twee
Grieken verzeld , na de Stad, om
dezelve van buyten te bezichtigen:
maar wat te dicht daar onder ko-
mende, wierd my , door dc Tur-
ken , van de Muuren toegeroepen 5
dat ik my van daar zoude maaken.
\'k Was dan genoodzaakt af te wy-
ken > en wende my na de Zee-
kant , alwaar ik op een kleynen Famagus
Heuvel ging nederzitten , om de ftavanden
Stad metter haaft af te teekenen.
Doch het werk was naauwelyksaan- flaauw-
gevangen, wanneer ik , fchyncnde te hem by,
Se Zon geweldig heet, gelyk ook
wellicht, door dien ik geftadig heel overge-
fterk had aangereden , door een koroeni
Ichielyke flaauwte , van my zelve
viel j bly veilde wel een kwartier-uurs9
zonder eenige kennis, of beweging,
leggen. Doch , allengskens weder
wat bekomende, volbracht ik d\'Af-
beelding, maar niet zonder groote
moeyte , en keerde vervolgens i
met myne twee by hebbende Grie-
ken , na het gemelde Dorp, leggende
my aanftonds te ruft.
Des anderen daags ïïiorgéhs, aU
zo ik de Stad niet aan de Land-zyde^
daags te vooren , had konnen be-\'
zichdgen , begaf ik my derwaards.
Zy legd omtrent met een darde deel
aan de Zee, en heeft in\'t geheel een
goed half uur m den omvang» met
twee Poorten, d\'eene aan de Land^
zyde i en d\'andere aan de Zeekant;
De Vefting-werken , welke nog in
zyn geheel, en omringd zyn met eert
tamelyk diepe Graft i uic
de Rots gehouwen, en altyd droog ^
zegd mca aemaaktte wezen na dié
Z z 3 tart
Bezich-
tiging van
van het
Eyland
Cyprus.
Pila.
SpiliotiflTa
■ \'A
. > r
daar ik myn verblyf had gènomen,
bracht men my , onder d\'Aarde,
in een Antyks Kerkje, \'t geen den
naam van het Dorp voerd i men
daald, om by het zelve te komen,
af, langs vier-en-twindg trappen,
altemaal uit de levende Rots gehou-
wen, gelyk ook het geheele Kerkje,
\'t geen verzeld is met een Water-
put , en een kamer , daar beneven.
Ik zag\'er ook noch verfcheyde oude
Schilderyen, doch meeftendeel ver-
gaan.
Kort na den middag begaven wy
ons weer op weg , paflèerden na
weinig tyds, een Dorpje, en kwa-
men vervolgens aan een Brug, met
elf boogen , Jeftiery de Trapefe ge-
naamd i waar na noch verfcheydene
Dorpen voor by gereden hebbende,
geraakten wy, met den avond , in
het Dorp Cytheria, mogelyk na de gytherij;
naam van de Min-godin aldus ge-
noemd: men ziet\'er ock. de Fonteyn
van Venus.
Des morgens, zynde de derde dag,
vertrokken wy weder van daar, ne-
mende nog eenige Perfoonen uit het
Dorp mede, die daar om heen be-
kend waaren» uitdrukkelyk, om een
zeekere plaats, in het Gebergte, te
bezichtigen i alwaar de Beenderen Gebeend
van Menfchen en Beeften, in de ten in
Rots eezien werden , aan malkan- Steen ver-
, ^ j • andetd*
der gegroeyd, en m Steen veran-
derd.
Deze Plaats was my , door den
Heer Conful te Larnica, gerekom-
mandeerd te bezichtigen, en, heb-
bende een groot gevoelen, vandaar
ytwes te zullen vinden, deed ik
hamers en beytels mede nemen. Ik
bereykte ook myn oogmerk, enJiet
eenige Beenderen uit de Rots hou-
wen. \'t Voornaamfte was een been»
hebbende de gelykhcid van een pyP ^
van een Menfchen-arm. Dit was zo
vaft in dc Rors gegroeyd , dat wy
wel twee uuren werk hadden > om
het\'er, met voorzichtigheid, uit tc
krygen , doch niet zodaanig , of
het brak in tween : want de Rots
fcheurde op zulk een wys, dat het
ook moeft breeken. Maar,\'tgeen ik
in \'t eerft als een ongeluk nam, viel
tot myn voordeel uitj vermits men
van Rhodus, maar daar is groot on-
derfcheid tuflchen de deftigheid,
en de fraayheid, zynde die van de
laatft genoemde Stad veel aanzien-
lyker.
De Kerk S. Sophia genaamd, in
faet midden der Printverbeelding
op N". ip2. te zien, vertoond zich
byzonder fraay, en moet, voor zo
veel men uiterlyk kan afmeeten, een
prachtig gebouw wezen , gelyk \'er
ook van werd getuygd, \'t Boven
werk , waar uit men een fpitze
Toorn ziet ryzen, is heel cierlyk.
De andere Kerk ftaat daar benevens,
aan de flinker zyde, en pronkt op
het midden met een Koepel , die
boven rond is. Hier ziet men noch
verfcheyde gaaten van de Kogels,
die \'er in gefchooten zyn , en de
Kerk wel ten halven overhoop heb-
ben gefmeeten.
De Haven, welkers ingang langs
het Kafteel, en de Muuren der Stad,
heen loopt, is zo naauw, dat men \'er
deScheepen, met Werp-ankers, moet
binnen korten, en de Galeyen hunne
riemen moeten inhaalen, om\'er bin-
nen te komen. De Turken zyn zo
vol argwaan omtrent deze Stadi,
datze aan geenen vreemdeling toe-
laaten de voeten \'er in te zetten,
ten zy by gelegentheid , dat den
Conful den Baflä, die\'er by wylen
met de Galeyen komt, gaat begroe-
ten. Zelfs vermogen de Grieken,
die daar ingezetenen zyn, niet om-
trent de Wallen te komen en in-
dien zy \'er gevonden wierden, zou-
denze gevaar loopen , van tot het
Turkfche geloof gedwongen te wor-
den.
Om de Stad heen ftrekken zich
vyf Dorpen, waar van eenigen heel
vermaakelyk in het Geboomte leg-
gen.
Hier vald veel zydc. \'t Geboomte
beftaat ook meeftendeel uit witte
Moer-bezien, met welkers bladeren
de Zywormengefpyft worden, alle
Jaaren worden \'er gemeenlyk acht-
honderd Okken gewonnen , welke
omtrent twee-duyzend Hollandfche
ponden maaken.
Van Famagufta weder te rug ge-
keerd zynde, na het Dox^ Spiliott(fai
Onde,-
aards
Kerkje.
567
mi de gedaante van het mergj heel
naauwkeurig , tuflchen de pypen ,
zag leggen. Ik wond het voorzich-
tig in kattoen , om het met my tc
voeren, gelyk ik het ook nog onge-
fchonden in myn bewaaring heb,
en het hier op 19 3- zodaanig
vertoon als het wezcndyk is , be-
zet met veele ftukken van kleyne
fteentjes , en van onder met ver-
fcheydene brokken van andere bee-
nen, daar men mede het merg van
ziet, in de Rots met malkander ver-
eenigd. Ik vond ter zelver plaatze
ook een meenigte van andere ftuk-
ken , die een weinig onder d\'aarde
verborgen laagen, zynde eenige der
zeiven Menfchen-, en andere Bee-
ften beenderen, van allerhande zoor-
ten, zelfs ook veele tanden van uit-
nemende grootte.
Op de Rotzen hier om heen, zag
ik allerwegen , eyndtjes van Was-
kaarsjes geplakt, waar uit ik aan-
ftonds oordeelde , dat deze plaats
in eerbiedigheid word gehouden,
gelyk my ook gezegd wierd,
dat\'er de Grieken % wylen hunne
gebeden gaan doen 5 geloovende
mogelyk, eenige Lighaamen hunner
Heihgen aldaar begraven te zyn. Ik
voerde alles met my: doch \'t geen
onder d\'aarde had gelegen, was zo
hard niet verfteend , als het Been,
\'t welk in de Print vertoond werd.
\'t Was al laat in den avond, eer wy
hier van daan reeden j weshalven wy
in een na by gelegen Dorp gingen
\' vernagten.
Deze in Steen veranderde been-
deren gaan met noch een ander
wonderwerk verzeld. Eenige Ita-
liaanfche mylen van Nicofia heeft
men een Bergje , beftaande geheel
uit verfteende Oefters , van dewel-
ken ik \'er , uit curieusheid , ook
eenigen heb mede gebracht. Deze
Oefters zyn vol zand, in dezelve
gedaante , als een Oefter met zyn
water is > zynde de fchelpen vaft
aan malkanderen geflooten j welke.-
wanneer men ze opend , ziet men
de Oefter j in beyde de fchelpen,
zodaanig ingegeeten, als of ze daar
in gegraveerd was. Deze Schelpen
zyn mede gepetrifieerdj of in Steen
veranderd. \'kHeb\'eronlangs, ter-
wyl ik met deze myhe Reysbefchry-
ving bezig ben geweeft , een van
geopend , om te verbeelden , zo-
zaanig als ze met het zand in de
eene fchelp vol legd , in welkers
midden zich den C^fter geheel ver-
toond; gelyk mede, hoehy in d\'an-
dere fchelp als gegraveerd fchynd.
Wanneer men nu het zand ook uit
d\'eerfte fchelp neemd, ziet men den
Oefter op dezelve wyze, door den
tyd ingegeeten, waar uit men moet
oordeelen, dat deze Oefters daar ter
plaatze levendig zyn geweeft , en
dat, het water hen ontloopen zyndei
het zand allengskens de plaats heeft
ingenomen, en de ftervendeOefter
zyne gedaante in de fchelpen ge-
drukt, gelyk op N°. 194, kan wer-
den gezien, zynde de fchelp ter
rechter zyde de geene, waar in den
Oefter als gegraveerd fchynd j en
die ter flinker de geene, welke vol
zand is, en waar in den Oefter me-
de duydelyk gezien werd. \'cis der-
halven omtrent op dezelve wys hier
mede gelegen , als met de fteenen,
daar men de Vis in ziet, waar van
hier voor , in de befchryving van
Tripolis i is gefprooken.
Den vierden dag, kort na datwy ClFaidS
het Dorp Cytheria hadden verlaaten,
kwamen Wy aan eeh Fonteyn, Cifa-
lofrifo genaamd , \'t geen betekeiid
het hoofd van het water, waar om-
trent byzonder aanmerkelyk is i waar
het zelve, als zynde onder het ge-
bergte i van daan komt. ^ Dit water
vliet van hier i door veele Oordeil
van het Eyland, liet vértoond zich
boven, daar het by een vergaderd j
ovaals wyze, en maakt, door zyn
fterke loop, veele draayingen, ge^
lyk op lp5-. verbeeld word: in
de fchaduwe ziet men de plaats, daar
het water onder de Rots van daan
komt vloeyen.
Van hier weder voortgëréedèn >
kwamen wy , op dén middag, aan s. Chry=
het Kloofler van S. Chryfopmo
waar omtrent men, op een hoogen
Bergi d\'overblyfzelen van een zeer
zwaar gebouw beoogd i werwaarts
ik my na den middag meende te
vervoegen , gelyk ook gefchiedde^
ter-
-ocr page 492-t9 5
-ocr page 493- -ocr page 494-verzeld door drie Perfoonen, maar
wy waaren noch op verre na niet
ten halven gevorderd , wanneerde
Griek, die ik van had mede
genomen, op den weg bleef leggen,
^oeye- ter oorzaak dat dezelve zo gewel-
lyk ge- dig fteyl Opwaarts gaat. De twee an-
be\'^gte\' deren , zynde den eenen uit het
laatfte Dorp, daar ik vernagt had,
en den ander uit het Kloofter, om
\' my den weg te wyzen , bleeven by
my, tot boven toe: doch wy moe-
ften onderwegen wel tien of twaalf
maal ruften, om wat adem te fchep-
pen , gefchiedende dit opklimmen
met zulk een moeyte , en gevaar,
dat ik kan zeggen, het nooit op zo
een gevaarlyke manier te hebben ge-
daan. Wy waaren, ter oorzaak der
hooge fteyltens , den meeften tyd
genoodzaakt, met handen en voe-
ten op te klauteren, en nergens kon
zich het oog wenden, of het gevaar
deed de hairen te berge ryzen. Toen
wy boven waaren gekomen , be-
vond ik , dat wy \'er ander half uur
m,ede bezich waaren geweeft. Hier
vertoond zich altemaal levende Rots,
en ziet men \'er een menigte van ver-
vallen kamers, en water-bakken, uit
welke overblyfzelen wel afgemeten
kan werden, dat het een uitfteekend
groot gebouw geweeft moet zyn.
Het beftaat in verfcheydene gedecl-
tens, doch niet altemaal op een ge-
lyke grond gefticht j maar het een
hooger , en het ander leeger. Van
den top van dit gebergte , uitge-
zonderd aan d\'eene zyde, ziet men
allerwegen over de Zee, en het ge-
heele Eyland, en op het zelve eenige
plaatzen heel kennelyk, -akUkoßa,
mitsgaders een menigte van Dor-
pen, leggende in de Vlakte, \'tgeen,
by malkander gevoegd, een zeer
aangenaam voorwerp aan het oog
befchikt. Na een kort verblyf,
daalden wy weder beneden-waards,
na het Klooilcr, \'t geen ik my aan-
ftonds ftelde om af te teekenen, als
ook met eenen het gemelde geberg-
te , op welkers top zich de over-
blyfzeen van dat groots gebouw
vertoonen, gelyk op 190. werd
aangewezen, leggende het Kloofter
van S. Chryfoßomm m het midden.
\'t Zelve is tamelyk groot j en met
een braave muur omvangen, eenige
vertrekken zyn modern, of volgens
dc hedendaagfche wyze gebouwd,
vermits een ongelukige brand het
eens voor het meefte gedeelte heeft
vernield. Het Kerkje, beftaande in
twee afdeelingen , bevond ik adlt-
en-veertig Rynlandfche voeten lang,
en acht-en-twintig breed. Bovcn
d\'eene dezer afdeelingen , of ver-
trekken , ziet men een Koepeltje,
en in het zelve een groot Chriftus
beeld, met het halve lyf gefchildcrd,
gelyk mede rondom heen verfchey-
dene Figuuren j doch altemaal by
na vergaan. Acht Kolommen , in
de muur gehegt, onderfteunen het
zelve , \'t Altaar pronkt met fraaye
vergulde Lof-wecken, en cieraden ,
zederd maar omtrent vyf Jaaren ge-
maakt. In dit Kerkje legd begraven
een Princes, welke het gebouw,
boven op den top van den gemelden
Berg, zoude hebben doen ftichten,
gelyk mede twee van haare Slavin-
nen, d\'eene ter rechter, cn d\'ander
ter flinker zyde. By veertien trappen
opwaarts gaat men boven op dit
Kerkje» daar men een Grotte ont-
moet , in dewelke gezegd word, dat
voor dezen een zeer groote kift met
goud, door de Turken, gevonden
is. Men ziet in dit Kloofter ook
noch een kleyne Kapel , doch by
na geheel verwoeft. De plaats daar de
keuken gehouden werd , is zes-cn-
dertig voeten lang, en achttien breed,
^t Opperfte gezag word\'er gevoerd,
door een Tater Gardiaan, die drie
Priefters , en elf Broeders , onder
hem heeft, behalven de Vrouwen.
Deze geeftelyken hebben , binnen
den omvang van het Muur\'werk,
een kleynen Tuyn , daar eenige
Oranje-boomen in ftaan.
Ik moet niet vergeeten hier ook
te zeggen , by welke gelegentheid
dit Kloofter gefticht zoude zyn. De
gemelde Princes, die hier begraven
legd, hield haare Wooning in het
gebouw , \'t geen op den \'Berg
ftaat, ten eynde des te beter be-
vryd te zyn, voor de moetwil der
Tempeliers, welke toenmaals zich
ovèt al meefter zochten te maaken.
By
By déze bekommering had zy ook
noch het ongeluk, van gekweld te
zyn met een foort van zeer, by na
als fchurft. Een hondje, hertelyk
van haar geliefd , en \'t geen nooit
van haar week , erfde deze kwaal
over 5 maar zo haaft voelde het zich
niet befmet j of het liep dagelyks
van het gebergte , bleef een uur of
twee weg, eer het weder kwam, en
begon hand over hand te geneezen.
\'t Wierd derhalven nagefpeurd , en
bevonden dat het zich ging baaden,
in een na by gelegene Fonteyn. De
Princes, ziende wat werking dit water
aan haar beetsje had gedaan, be-
floot \'er mede de proef af te neemen,
die zo wel gelukte, datze zich bin-
nen wéinige dagen van haare kwaal
vedoft , en in den ftaat van haare
voorige gezondheid bevond wes-
halven zy, tot bewys van dankbaar-
heid , dit Kloofter voor de Griek-
fche Geeftelyken deed ftichten, en\'er
de naam van S. Johannes Chryfoßo-
mus aangaf, onder wiens befcher-
ming zy het zelve ftelde^ \'t Heeft
ook, tot op den Huydigen dag j
dezen naam behouden, en werd het
water der gemelde Fonteyn als
noch dezelve kragc toegefchreeven,
gelyk \'er dan ook noch dagelyks
veele lieden zich in komen baaden,
en \'er, zo men voorgeeft, van hunne
kwaaien geneezen werden. Een ander
gezicht van het Kloofter, gereekend
op eén hoogen Berg, kan gezien
werden op N®. 197.
Omtrent twee uuren voor den
avond , begaven wy ons weder op
weg, en reeden yoor by den Berg,
daar ik de verfteende gebeentens
had gevonden , komende wyders,
met den donker, aan het Dorp
^jottiOiVbenos i oïS. Romano ^ aldus gehee-
©f s. Ro-ten na het Kerkje, \'t geen\'er ftaat.
mano, J^iQi vervoegde ik my ten Huyze
van een Griekfche Priefter, daar ik
my vry ,wat fobertjes dien nacht
moeft behelpen , want de Griekfche
Geeftelyken zyn gemeenlyk heel
arm, en hebben naauwlyks zo veel
«Jaar ze af leeven konnen.
Des morgens , den vyfden dag,
KlooRer namen ^y den weg na het Kloo-
pfays ^^ ^^ gena^ndCtgeen
werd gezegd gefticht te zyn door
de Tempeliers) die ten meerendeele
zich byzonder moeyelyk, door het
gebergte ftrekt, in het af komen van
het welke , omtrent het gemelde
Kloofter zynde, men het zelve by-
zonder fraay in het gebpomte ziet
leggen, omringd met Oranje-, Olyf- i
Dadel-, en andere fchoone Vrucht
boomen, waar onder een zeer hooge
Cypres het Hoofd boven allen uit-
ftak. Dit vermaakelyk voorwerp
deed my neder gaan zitten i om \'er
een af beeldzel van op \'c Papier té
brengen , \'t geen men kan zien op
N®. 198. Hier vertoond zich het
Kloofter zodaanig , dat men zich
duydelyk genoeg kan verbeelden,
dat het een fchoon gebouw moet
zyn. In ^t verfchiet ziet men het
Dorp Stiernia, eh benevens hetzelve
een fraay Antyks Kafteel, aan de
Oever van de Zee i en daar achter
eenige Bergen. Vervolgens begaf
ik my na het Kloofter, en kwam\'er
omtrent den middag aan.
De Poort, die ingang tot hetzel-
ve geeft, is geweldig hoogè berey-
kende wel acht Mans lengte i en wel
negen palmen dik j Kafteels wyze
gemaakt j en voor het meefte ge-
deelte noch in zyn geheel. Deze
Poort gepaftèerd zynde, flaat men
ter flinker hand om, omtreht twin-
tig fchreeden ver, alwaar men door
een andere Poort gaat, afgebeeld op
N^i99. Boven dezelve zyn, op de
Cornifche , in marmer gehouwen i
drie verfcheydene Waapens, gelyk
dezelve alhier verbeeld zyn.
Aan de regtèr zyde van deze roort
klimdmen , langs negen-en-twintig
trappen, na boven, doch hier vind
men het meeft verwoeft. Thans
weder beneden gekomen zynde,
vervoegd men zich aan de flinker-
zyde , daar wel eer eenige vertrek-
ken zyn geweeft. Vervolgens gaat
men over een opene plaats j bezet
met eenige boomen, en vier-en-
twintig fchreeden verder oritmoét
men een gebouw, beftaande in vier
groote boogen, aan welkers flinker-
zyde een fraay vierkant vertrek is i
doch tegenwoordig boven open. Als
dan paflèerd men noch een vertrek j
A a a doof
door het welke men in het Kloofter
treed, \'tgeen zich vierkant vertoond:
wyders byzonder groots en fchoon
in \'t gezicht, vermits het zo fraay
in zyn geheel ftaat, als of het eerft
gebouwd was, Tuflchen de twee
eerfte Kolommen , welke aan den
Tuyn ftaan, ziet men cen zeer fchoo-
ne marmere Water-bak , van ge-
daante als cen Tombe, of Graf-
fteede , waar rondom een Fefton ge-
flingerd is, welke aan wcder-zyden,
door een Kindje , met beyde dc
handen, werd vaft gehouden, *t cen
wat gefchonden , cn \'t ander het
HooW af, behalven dat ook noch
de overige deelen een weinig be-
fchadigd zyn- In het rond ziet men
zes Lecuws-koppcn , twee op elke
zyde van de lengte des Steens, cn
een op elke fmalfte zyde j en op
yder hoek , zynde vier in *t getal j
een Kalfs-kop , altemaal Bafrclic-
ven, en tamelyk wel gemaakt. Deze
Steen is verbeeld op N". 200. ende
plaats daar dezelve ftaat is hon-
derd en twaalf voet lang, en acht-
en-vecrtig breed. Het gewelfzel,
na de zyde van den Tuyn , werd
onderfteund door achttien Kolom-
men , in het midden op ryen ge*
plaatft, hebbende yder de dikte van
twec-en-dertig palmen, en het Ca-
piteel van de Corinthifchc order :
dczc Kolommen zyn van een goede
hoogte , en maaken fchoone open
boogen, te weten, van d\'eene Ko-
lom tot d\'andere, door dewelke men
in den Tuyn gaat. *t Cieraad, \'t geen
om dc boogen is geweeft» is altemaal
verbrooken, doch de wyze van het
zelve noeh duydclyk te bekennen.
De
-ocr page 497-37i
De binnen-zyde is een vlakke muur:
de doorgang, tuflchen de muur, en
de Kolommen, heeft de breedte van
ruym zeftien voeten , van hier gaat
men, aan de flinker zyde, door een
Poort, in een fchoon vertrek, \'t geen
noch nieuwlings fchynd gemaakt
te wezen, en in de muur zes groote
Venfters heeft, waar door men een
heel aangenaam gezicht over de
Zee heeft. Deze plaats heeft de
lengte van negentig, en de breedte
van twee-en-dertig voeten, \'t Ge-
welf is heel fraay, boogswyze, en
werd onderfteund door veertien Ko-
lommen , aan elke zyde der lengte
zeven j de zyden der breedte wor-
den beflagen door de vlakke muur.
Men ziet hier ook noch eenPredik-
ftoel. Behalven dit vertrek zyn \'er
noch twee andere, docht\'eenemaal
vervallen, van waar men na bovcn
gaat, langs zes-en-dertig trappen,
wanneer men komt aan een ruyme
paflagie, geheel met gras en on-
kruyd begroeid: van hier ftygd men
vervolgens opwaarts , langs zeven-
tien trappen , om op het plat van
de gemelde lange Zaal te komen,
van waar rtoch by twintig trappen
opklimmende , bevind iiicn zich
boven op de muur van het Kloo-
fter. Hier heeft men noch ver-
fcheydene Vertrekken j doch mee-
ftendeel vervallen , mitsgaders een
zeer aangenaam gezicht, over het
Land , cn de Zee. Thans weder
nederwaarts gedaald zynde , begaf
ik my na de Voor-poort van het
Kloofter , alwaar ter ftinker hand
by een-en-twintig trappeii zynde
afgegaan, komt men in een vertrek,
daar men een fraay gewelf boven
ziet, heel geeftig gebouwd, \'tgeen
in het midden door twee Pilaaren
werd onderfteund , hebbende de
hoogte van omtrent drie Mans
lengte i dit vertrek is breed twee-en-
dertig , en lang zes-cn-zeftig voe-
ten , en zo wel bewaard , of het
cerft zederd eenjaar of zes gebouwd
Was. Van hier door een Poort
gaande i "^en in een ander,
van dezelve gedaante. Buyten deze
Poort van het Kloofter is noch een
andere Poort 5 waar door men, over
een kleyne plaats, in de Kerk komt,
daar een fraay Portaal voor is, wel-
kers muuren allerwegen met Mo-
faïfch Schilder-werk versierd zyn,
doch t\' eenemaal vergaan, zulks dat
men \'er niets duydelyk af kan be-
kennen. Ik vond\'er mede\'in de
muur een groote Steen , behou-
wen met zodaanige Letteren, als op
N®. 20I. konnen gezien werden j
zynde zo verfcheelende van ge-
daante, dat\'cr geen eygenfchap van
woorden of zin in tc vinden is. De
lengte dezer Kerk , behalven het
Koor , beflaat omtrent zeftig voe-
ten , en de breedte zes-en-vcertig.
In het midden teld men vier Pilaa-
ren , van gemeene Steen gemaakt i
en tamelyk hoog. De wanden zyn
versierd met zes of zeven oude Schil-
deryen. Benevens het Koor heeft
men noch een ander vertrek. Kort
om, \'tis te beklaagen, dat dit Kloo-
fter niet bewoond word, als zynde
genoegzaam van alle gemaklyk-
heden voorzien , en gelegen aan den
vermaakelykften Oord, die men
elders zoude konncu verkiezen,
\'t Dorpje, \'c geen\'er by gelegen is j
beftaat m weinige Huyzen , cn is
genaamd Kafafani. Hét t)orp
Stiernia , met het Kafteel, voor
heen gemeld i is omtrent drie Ita-
liaanfche mylen van dit Kloofter af
gelegen.
Omtrent drie uuren na den mid-
dag , fteegen wy weder op onze
Muylen, neemende ten dcc en den
zelven weg, noch over het gebergte,
en vervolgens door de Vlakte,
na Nicoßd: alwaar wy , na eenige Nicofiä^
Dorpen gepaflèerd te hebben, met
den avond aankwamen.
Des morgens i zynde den zefden
dag, ging ik deze Stad bezichtigen^
eh vond in dezelve veele fchoone
gebouwen , Paleys-wyze gemaakt j
doch fchaars bewoond, èn noch
flegtcr onderhouden. Vier Antyk-
fche Kerken, tegenwoordig door de
Turken tot Mofqueen gebruykt, ziet
men noch in goede order. Dé voor-
naamfte IS dc S. Sophia, zynde van
een tamelyk beflag, en een byzoiïdcr
fraaye bouwkonfl, cn grooter als die
van den zelven naam te Famagufta,
A a a 3 De
372 CO%^SLIS
DeKerk heeft drie deuren,en voor de
voornaamfte der zelven een fchoon
Portaal Zeftien Pilaaren, daar de
boogen op ruften , onderfchraagen
het gewelf: boven op ziet men noch
een gedeelte van een ouden Toorn,
mitsgaders een van de hedendaag-
fche tyd, of een Moderne (gelyk
men het noemd) die noch in zyn
geheel ftaat. \'t Werd aan geen
Chriften toegelaaten in dezelve te
komen, maar men heeft de vryheid,
van \'er dicht om heen te mogen
gaan , en alles van buyten te be-
zichtigen. Niet verre van deze
Kerk ontmoet men cen zeer fraay
Antykfch gebouw, ten meerendeele
noch in zyn geheel, \'t geen ik oor-
deel in voorige tyden mede een
Kerk te zullen zyn geweeft. \'t Ge-
welf word onderfteund door twcc
Pilaaren, cn diend het zelve tegen-
woordig voor een Bafar, of Win-
kel-plaats , daar de Turken hunne
goederen verkoopen. Behalven deze,
ziet men noch veele fraaye over-
blyfzelen der Oudheid, De Stad is
gemeen , cn doorgaans met ftegte
Huyzen bezet. Dc muur om dezelve
is laag, en voor het grootfte ge-
de b%Vrj\\(S
decke noch in \'weezen : rondom
heen ziet men een menigte van Me-
tale ftukken Kanon, doch meeren-
deels onbruykbaar, leggende in de .
grond. De Vefting-werkenzyn van
weinig belang , en geeven ingang
door drie Poorten. De Grieken
bcwoonen voor een goed gedeelte
d\'eene zyde van de Stad , altemaal
by malkander. Buyten dezelve heeft
men een groot getal Dadel-boomen.
Hier worden veele Zyde ftotfcn ge-
maakt , en onder die zeer curieulè
Dimitten,
Weinig na den middag verlie-
ten wy de Stad Nicofia. Niet verre
van dezelve, doch een goed eynde
van den gewoonlyken weg, is
het Bergje , daar de verfteende
Ocfters , hier voor gemeld , van
daan worden gehaald. Wy ontmoe-
teden hier verfcheyde Dorpen , als
mede een groote vierkante Ruïne,
daar men noch den omvang der
muuren van ziet. Deze weg ftrekt
zich ten meerendeele door kleyn
gebergte. Vervolgens zag ik noch
een kleyn Antykfch Kerkje, en kwam Weder-
mat Zonnen ondergang weder te i?otnß te
Larmca. Larnica.
REIZEN.
Tocht m Chhi, Mofqueé met het (^raf vm Mahomèts
Moeder. Byzonderheden van Larnica. Stedenvanhet Eyland Cyprus.
Manier van de Laudanum te vergaderen. Byzonderheden van een
Griekfch Kloofler , daar een (tuk houts van dei ïaligmaakers Kruys
in bewaard werd. Vreemde gefchiedenis van Sprinkhaanen. Verblyf-
plaats der Oyevaars. Steen, daar Lywaaden Tapier afgemaakt wierd.
Vluchten i en andere gemakken van het Eyland Cyprus, enz.
373
Eenige dagen uitgerüfl: hebbende
reeden wy na Chiti. Deze Plaats,
Chiti. ^gji ggj. 20 berucht, beftaat tegen-
woordig in eenige ftegte Huyzen.
Zommige willen , dat ze de eerfte
Verblyf-plaats van de Godinne Venus
geweeft zoude zyn (hoewel andere
dat aan Baffa, \'t welk eertyds Taphos
genoemd wierd, toeft:hryven) wan-
neerze , volgens het fchryven der
Poëeten, uit de Zee, haare geboorte
plaats, aan Land was gekomen wor-
dende Cyprus eenpaariglyk gehou-
den i voor het Ey and daar ze aan-
landde 5 en werd zy, na den naam
vah hetzelve, Cj/priazeheeten.
Chiti is langen tyd voor een Ba-
ronnie bekend geweeft. Men ziet\'er
noch een gedeelte van een groot
Antykfch gebouw» en benevens het
zelve een oude diepe Put, waar in
ik noch eenig water zag i deze Put
is zo fraay en groot, dat men daar
uit wel kan afmeeten » dat het ne-
venftaande gebouw heel deftig ge-
weeft moet hebben, \'t Is hierom
heen zeer luftig , als zynde over
al beplant met een menigte van
Oranje- en Citroen-boomen: doch
het jammerlykft is , dat het \'er zo
geweldig verwilderd, vermitshet\'er
niet onderhouden werd, waardoor
verfcheydene boomen komen uit te
gaan. Indien \'er andere Inwoon-
ders waaren , die \'er wat meerder
Zorg voor droegen, men zoude\'er
een Paradys af konnen maaken. De
iieftelyke lommer , en aangenaame
reuk der gemelde boomen, deed
ons hier het middagmaal bereyden,
waar na wy weder opfteegen > ten
eynde na Larnica te keeren , van ■
waar deze plaats omtrent anderhalf
uur gelegen is, ftrekkende zich de
weg door vlak en vermaakelyk
Land.
In deze wedertogt paflèerden wy
de Salines, of Zout-pannen. Hier pannen,
zagen wy eenig water, en Verfchey-
dene Zout-bergjes , alzo ze toeh-
maals bezieh waaren met hec Zout
te verzamelen, en het water zich
noch dagelyks tot Zout zettede.
Benevens deze Zout-plaats is een ^
Turkfche Mofqneé, en in dezelve,
na het zeggen der Turken, het Graf Graf vaü
van Mina, de Moeder van hunnen Maho-
Propheet Mahomet. Dit Graf is Moèder^
omvangen met drie groote Steenen, \'
twee recht over eynd ftaande, en
een daar boven over heen gelegd.
De twee zyn dertien Palmen breed i
en ruym eens zo hoog, doch tegen-
woordig met kalk beftreeken, zo dat
men de Steen zelfs niet kan zien.
Anders vald hier onderwegen niets
te bezichtigen , weshalven nu ook
wel yts van Larnica gezegd diend ce
wezen.
Hec is een gemeen Dorp i waar èyzöfc
in noch een oud Kerkje , met een «Eenheden
Toorn , gezien word , gelyk ook
verfcheydene overblyfzelen vah de "\'ArnV
oude Stad. Hier woonen alle de ^ho»
Europifche Kooplieden, zynde Fran-
fchen i hoewel \'er by wylen mede
deze en geene van andere Natiën
hunne Verblyf-plaats hebben > ge-
lyk \'er zich een Engelfch Koopman
kwam nederzetten, terwyl ik\'er my
onthield. Zy hebben hunne Pak-
huyzen by de Salines , of Zout-
pannen , zynde den Oever , daar
de Schepen Ankeren. Ter zelver
plaatg
Aaa 3
-ocr page 500-374 C0%^SL1S é \'B\'RVr:J\\(^S
Agianappa, Larnica , Chiti, Le-
mi/co, Bijfchopia, Abduna, Couglia,
Baffa, Lef cara, Lapida, cn Sarignia.
Van alle deze zyn \'er noch maar
twee in wezen, te weten Ricofia,
en Famagujia , van welks gelegen-
heid hier vooren is gefprooken.
Agianappa , zo veel gezegd als Agianap-
S. Nappa , legd by Cabo de la^^*
Greca, daar niets is te zien, als een
Kerk, in een Hol gemaakt, welke
aan de Maagd Maria is gewyd.
Omtrent deze plaats worden Jaarlyks
de kleyne Vogeltjes , Beccafige ge-
heeten , waar af hier vooren eenige
melding is gedaan, gevangen, welke,
in den Azyn gelegd , na verfchey-
dene geweften werden verzonden.
Men vangtze met Lym-ftokken,
even als men omtrent diergelyke
Vogeltjes by ons in gebruyk heeft.
Ldrnica is tegenwoordig een Dorp,
gelyk gezegd is.
Chiti is mede een vervallen Dorp.
Biffchopia is een fchoon en vlak ^^^
Land, vol oude Ruïnen, befproeid p™
van een fraaye Rivier men zegd,
dat\'cr in voorige tyden veel Suyker-
ried gewaflen heeft, tegenwoordig
werd het metKattoen beplant. Dezen
Oord heeft een groote Viflchery,
en legd omtrent duyzend fchreeden
van de Caap la gata Abdima , en
ongevaar twee honderd meer van de
2Jee, hebbende wyders in \'t rond
veel Boflchagie, beftaande in Olyf-
boomen.
Couglia is maar weinig van de
Zee gelegen, en tegenwoordig niets
aldaar te zien, daar vald veel Zyde
en Kattoen.
Baff^ is mede een vervallen Dorp,
leggende aan de Zee.
Lefcara legd aan de voet van den
Berg Olympus , dicht aan de Zee,
weiten Berg , van deze plaats af,
langzaam ryft, tot dat dezelve, verre
Landwaards in, eyndelyk zynen top
zeer hoog verheft. By dit Lefcara
is mede niets te zien, als dat\'er een
fchoone Rivier, van den gemelden
Berg, komtnederftorten, en\'er zich
verfcheydene vermaakelyke Dorpen
om heen ftrekken. Te dezer plaats
vald de vermaarde Laudanum, die
zyn oorfpronk uit den Dauw heeft,
vallende
plaats heeft men een oud Kerkje ,
aan S. Lazarus gewyd, waar in men,
onder de aarde , de Begraafplaats
van dien Heilig aanwyft, doch het
Graf zelve werd \'er niet meer ge-
vonden , vermits hetallenxkens, met
ftukken en brokken, door de vreem-
delingen is weg gevoerd. De Gee-
ftelyken verhaalen , dat, na dat
Lazarus zich uit de handen der
Jooden had gered , hy zich na
Lyprus begaf, alwaar hy naderhand,
door de daar komende Apoftelen,
tot Biffchop wierd aangefteld, en
aldaar, «a dat hy dezelve waardig-
heid dertig Jaaren , met grooten
y ver, had bekleed , kwam te fter-
ven, en wierd\'er begraven , doch
naderhand zoude zyn Lighaam na
Lonftantinopolen , en van daar na
MarfezUe, gevoerd wezen, ter wel-
ker plaatze men wil dat het tegen-
woordig noch is.
Hoewel ik \'t geheele Eyland
Cyprus niet heb konnen door en
om reizen, moet ik alhier melden,
\\ geen de Cypriotten, en Inwoon-
ders, die aldaar lange vertoefd had-
den , my vaa \'t zelve verhaald heb-
ben : en het aan de kenners der
Oudheden laaten te onderzoeken,
hoe verre zy in dezen van de ken-
nis der Oude Land-befchryving
afdwaalen, of hoe na zy daar mede
over een komen. Immers, indien
men de Oude Steden van dit Ey-
land, uitScylax, Strabo, enTtolo\'
maus, zoude optellen, vond men,
en \'t getal, en de naamen, zeer ver-
Ichillig van deze, welke nu van des
zelfs Inwoonders opgegeven werden.
Maar, \'t is niet zelden gefchied,
dat, de Taaien der Volkeren ver-
anderd zynde, de naamen der Ste-
den en Plaatzen, of verwiflèldzyn,
een andere buyging gekreegen
Larnica.\'
Chiti.
Biflcho;
Couglia*
BafTa.
Lefcara.
of
hebbenj gelyk dan in de klank van
Sangnia, Baffa, Lapida, Citium,
êcc. dè benaamingen van \'t Oude
Ceraunia of Cerunia, Taphos, La-
pathus , en Chiti , noch befpeurd
\' werden.
Steeden \'t Eyland Cyprus dan, zo zy
vaa Cy- zeydcn, placht, in voorige tyden,
Pt"®\' met dertien bemuurde Steeden te
pronken , als Nicoßa^ Famagußai
Vallende dezelve op de bladeren van |
■een kleyne Plant, omtrent een halve
voet hoog, de fmalbladigeSalyniet
Maaier ongelyk. Om deze Lauaamm te
de vergaderen, jaagen de Boeren , des
morgens voor Zonnen opgang,
hunne Geiten door dit Kruyd te wei-
den, en, z^jxidedcLaudanumzzcht
en kleefachtig , blyft dit in derzel-
ver baarden hangen, welke eenmaal
s\' Jaars werden afgefneden , en als
dan boven het vuur gefuy verd. Deze
is de befte i en die men de Maagde
Laudanum noemd} de tweede foort
veranderd zich in het Bosje hair,
\'t geen achter boven de klauwen
zit, en mede afgefneden wordi de
derde werd vergaderd met een dikke
Koe-hairekoord, welke, door twee
Perfoonen, over het gemelde Kruyd
word getrokken. Ook gebruyken
zommige Lahd-lüyden noch cen an-
dere manier, te weeten, zy koppe-
len eenige koorden te faamen, aan
cen korte ftok, en ftryken daar
mede , des morgens, zo lang als
zich de Dauw vertoond j over het
gezcyde Kruyd heen : doch deze
twee laatfte ihahieren van verzame-
len, geevpn de {ïe-.gtflr\' rrwi^rfhe
Laudanum , vermits ze , door be-
hulp van zand, van de koord werd
afgeftrceken j \'t geen zo net niet
kan gefchiedcn, of het zand komt \'cr
zich mede te vermengen. De Lau-
danum is zwart, van een fterke
reuk, en gezond om in Peft-tyden
te gebruyken j ook werd ze in de
Medicynen gebruykt.
Te Lapida is mede niets te zien,
als een Kloofter der Grieken , op
den Oever van de Zee, en een oude
Kerk , welke gezegd werd dat dc
Apoftelen zouden hebben doen
ftichten. Aan eenige overgeblevene
brokken der gebouwen , ziet men,
dat veele Wooningen Vyvers heb-
ben gehad j welke hun water met
dat van de Zee konden ve-r wiflèlen.
Satignia^ Van Sarignia, of Cerines, eertyds
Ceraunia genoemd, is niets overig,
dan cen Haven voor de Galeyen,
eh een fterk Kafteel. Van daar is
de övèrvaart na Carmanien , eii
Natoliën.
Een uur van hier ftaat het heerlyk
van
Laudaniïtn
te verga,
deren.
Lapida
gebouw de laTaajs, ofderTempe-
liers. \'
Omtrent vyf Italiaanfche mylen feyzon.
van Larnka, op een hoogen Berg, derheden
de kenbaarfte voor de Zee-Heden,
om de Baay van Salines aan te doen, Kloofter ,
heeft men een Kloofter , genaamd ^^^r een
S.Croee, oïhet Kruys-kloofter, waar
in zich gemeenlyk twintig C^ï/ö/w , Sigmaa-
zynde een foort van Griekfche kersKruys
Geeftelyken, gelyk elders meer ge-jj^j^ï\'
zegd is, onthouden. De Grieken ww^.
geven voor , hier een ftuk houts,
van des Zaligmaakers Kruys , te
hebben, ruym een Ducaton dik ^ en
anderhalf vierendeel lang , aldaar
gebracht door S. Helena. Volgens
hun zeggen hangd het zelve
tuflchen Hemel en Aarde, zonder
ergens aan vaft te zyn, en zoude,
tot een mirakel, aldaar dus geplaatft
wezen. Een yder voegd zich Jaar-
lyks , op den veertienden Septem-
ber j uit Godvruchtigheid derwaarts
(als wordende onder de Grieken de
dag van S. Croce , of het Heilig
Kruys, voor een grooten HeiHgen
dag gehouden} ten eyüde dit won-
derbaarlyk ftuk houts te kuflen,
\'c geen van al de Wereld, groot of
kleyn van Perfoon , met het zelve
gemak gedaan word , zonder dat
men egter kan bemerken, dat het nc-
derdaald, of opwaarts ryft. Maar ik
heb my van anderen j die het gezièn
hebben (want ik heb \'er zelve geen
gelegentheid toe gehad) laaten zeg-
gen, dat het gemelde ftuk houts be-
llooteii is in een zilver verguld
Kasje, waar door men het ten allen
tyde kan bezichtigen , doch dat\'ec
op Kruys-dag een fchüyf vari een
rond gat j vari grootte omtreiit als
een Ducaton, werd afgetrokken, daar
dit hoüt tegen aan zit, \'t geen als
dan van een ygelyk word gekuft.
Onder dit Kloofter heeft men een
Grotte, waar in men een rosachtig
water vind, in het welk zich de geenen
gaan Waflicherij die met eenige ziek-
ten of kwaaien befmet zyn , gelyk
zy\'er Ook ten zélveh eynde afdrin-
ken , cn, zo men dc Grieken mag ge-
looven, worden zy, zonder eenige
andere middelen te gebruyken ^
geneezen.
iiè
R E ï Z È N.
Vreemde Ik heb in het 46^«. Hoofdftuk van
gefchiede- Sprinkhaanen gefprooken, daar ik dit
volgende verhaal, van de Inwoon-
Kt ders van Cyprus, moet byvoegcn.
\'t Gebeurde op dit Eyland , in het
Jaar 1668. dat\'er , doch meeft om-
trent de Stad Famagujiat zulk een
menigte van Sprinkhaanen wierd
vernomen , dat ze zich , wanneer
ze aan \'t vliegen waaren , als een
duyftere Wolk vertoonden, en
naauwlyks opening voor de ftraalen
van de Zon verleenden. Dit duurde
omtrent een Maand , als wanneer
den Ba{fa ordonneerde, dat alle de
Land-lieden, yder voor zyn hoofd,
een zeekere maat vol Sprinkhaanen,
aan het Hof te Nicqfia moeft bren-
gen, waar toe buyten de Stad gaten
wierden gegraaven, daar men ze in
fmcet, en met aarde toedekte, ten
eynde, door de ftank , geen be-
fmetting te veroorzaaken. Onder-
tuftchen wierden tien achter een
volgende dagen , door de Grieken
geftadig Proceffien, en gebeden, ge-
daan , om van deze Land verder-
vende plaag verloft te mogen wor-
den , ten welken eynde zy ook een
zeeker Maria Beeld, met het Kin-
deken Jefus op den arm , \'t geen
zy zeggen dooï S. Lucas ge£chMetd
te zyn , omdroegen. Deze Schil-
derye word bewaard in een Kloo-
fter, genzzvad Chtcho i tot het welk
omtrent vier honderd Caloyers be-
hooren ; waar van \'er veele , zo na
Muskovien , als elders , gezonden
werden, om dienft te doen.
Dit Kloofter is gefticht op den
Berg Olympus, zynde de hoogfte
van het gantfche Eyland. Wanneer
men op het zelve , by mangel van
regen , gebrek van water heeft,
v/ord de gemelde Schilderye , met
groote plechtigheid , uit het Kloo-
fter gehaald, en daar benevens, op
een Toneel, van omtrent twintig
fporten hoog , geplaatft , met het
gezicht na de zyde , daar zy den
regen van daan verwachten, \'t Ge-
beurde nu (want men had het ook,
by deze gelegentheid van de Sprink-
haanen , ter gemelde plaatze gefteld)
dat\'er heel fchielyk een zeekere foort
van Vogels , jnet zwarte pooten;
den Pluwieren niet ongelyk» kwam ,
overvliegen welke een groot gedeelte
van dit fchadelyk ongedierte, al vlie-
gende, midden door beeten. Hierby
ontftond \'er des morgens, wanneer de
Sprinkhaanen zich j door de hitte der
Zon, van de grond hadden opgehe-
ven , en aan \'t vliegen begeeven, een
fterke Land-wind , welke hen, ge-
lyk ze zich altyd met de wind laaten
voortdry ven , zo ver heen voerde,
dat ze des avonds , als ze de kragt
van de Zon kwyt waaren, altemaal
in de Zee vielen , en verdronken >
\'t geen bleek, wanneer ze, met de
Zee-wind, met groote hoopen, we-
der aan ftrand kwamen dry ven, en
aldus wierd het Eyland van die
fchroomelyke plaag verloft. Men
verhaald\'er ook by, dat de Vogels,
die de Sprinkhaanen midden door
hadden gebeeten, nooit voor of na
meer zyn gezien, zulks dat een gebod
van den Bajfa uitging, van\'er, op
Lyf-ftraf, geen van te dooden.
\'k Heb zelve, omtrent Nicojta»
een groote menigte van dit onge-
dierte gezien , en de plaatzen daar
ze nedervielen zo kaal afgegeeten,
als nf het\'f>r af gehrnnd was, jaon-
der yder voet, \'t geen het Beeft,
daar ik op zat, nederzette, bleeven \'er
tien of twaalf dood. Ik heb , op
\'t 248^\'=.Blad noch een tamelyk breed
gewag van de Sprinkhaanen gemaakt,
gelyk zo even is gezegd, weshalven
ik \'er hier noch maar dit zal by voe-
gen, \'t geen my van verfcheydene
Perfoonen verzeekerd is, te weeten ,
dat \'er zeekere Vogels, in \'t Arabifch
Gor genaamd, en zich meeft in
E0ten onthoudende, komen over-
vliegen, niet kwaalyk zwemende na
de Endvogels, behalven dat ze fpits
van bek zyn, deze byten de Sprink-
haanen midden door , en beletten
hen alzo meerder verwoeftingenaan
te rechten : d\'Oyevaars doen het
zelfde.
Doch ten propoofte van deze v^j^lyf-
Vogels. Men heeft tot noch toe plaats der
nooit, met eenige zeekerheid, kon-Oyevaars,
nen zeggen, waar ze vervaaren,
wanneer ze van ons van daan ver-
trekken. \'k Wil dit ook voor geen on-
feilbaare waarheid verkoopen^ maar
ik
-ocr page 503-m
ik heb my laaten onderrechten} dat
ze zich een groot ftuk wegs aan
^eene zyde van de Jordaan ont-
louden > aan een Oord , by de
Grieken Erimo , zo veel als Een-
zaamcplaats , geheeten , alwaar
niemand ooit komt, zynde een
Bosachtige Land-ftreek, daar groote
warmte is. Zy vertrekken derwaarts
in de Maand O£tober , en komen
weder van daar in de Maand Maart.
Men wil dat ze zich ook in Egypten
onthouden.
Steeh Op dit Eyland werd gevonden de
daar Ly- Steen Amejanthus, daarmenin voo-
waad, cn jp.g tyden Gaarn af heeft weeten te
Papier ai ^ ^ ^ i
gemaakt Ipmnen , cn Ly waad te weeven,
word. waar af men zegd dat fakken wier-
den gemaakt, in dewelke men de
Lighaamen ftak, die verbrand moe-
ften worden , om de Aflche te be-
waaren } want, konnende het vuur
dit Ly waad niet verteeren, maar het
zelve alleenlyk reyn en wit maaken-
de , wierd \'d\'aflche in haar geheel
behouden , en in Steene kruyken,
XJrna geheeten, gedaan. Men heeft
\'er ook Papier af gemaakt, \'t geen
die eygenfchap had, dat, als men
het geichrevene wilde uitdpen , men
het flegts in \'t vuur wierp, daar het
wit en ftiyver weder uitkwam ;
maar, dekonft, omzohetLywaad,
als het Papier J dusdanig te berey-
den, is verlooren De Koleur van
deze Steen is duyfter groen , wat
blinkende. Als men hem uitpluyft,
gelykt dit pluyflèl na Kattóen ? en\'j
houdende \'t zelve in de Vlam, komt
het\'er ongefchonden weder uit, en
blyft in zyn eygen wezen , zonder
eenige de minfte vermindering te
lyden. > ,, .
Onder andere dingen i leverd het
Vrugten, gyland Cyprus, ook byzonder goede
SiM^^ Wynen, en de geenen die hier ge-
ken , van dronken worden , verfcheelen heel
hctEyland yggj yan die , wclkc men in
andere geweften aantreft, hoewel
ze van hier derwaarts werden ge-
ftuurd, en dat ze het overvoeren
heel wel konnen verdraagen j maar
ze krygen in \'t vervoeren een zekere
pikachtige fmaak, die hen vooreen
gedeelte goed moet houden. Ik
heb ze alhier gedronken, die dertig
en meer Jaaren oud was , en vol-
komen aangenaam van fmaak, vet
ais Oly , en fchoon van koleur -, ja
men vind\'er , die over de hoiiderd
Jaaren is. Want als de Ouders een
Kind uithuwlyken, word \'er een vat
van de befte Wyn aan gefchonken j
en dit, \'telkens als\'er wat afgetapt i
of uit genomen word , aanftonds
met dezelve foort weder opgevuld,
waar door de Wyn in zyn wezen
blyft j en , hoe ouder hoe beter
werd. Daar is witte en roode, beyde
goed Î doch zo fterk , dat ze ge-
meenlyk gedronken werd, met wel
eens zo veel water vermengd. Ik
weet niet dat ik ooit zo zwaare, of
fterke , heb geproeft. Ook heefc
men \'er dèugdzaame Muskaat-Wyn i
gelyk mede fchoon Koorn, en, wat
het Wild belangd, \'t is\'er zo over-
vloedig, àztCppnis, ten dezen op-
zichte , meeft alle andere Landen
overtreft.
By dit alles geniet men\'er de vry-
heid , van, zonder eenige fchroom »
het gantfche Eyland te konnen om-
reyzen j zo zeker en veylig , alsi
of men in zyn eygen Huys was. De
Grieken zyn\'er vriendelyk en be-
leefd , en geneeren zich meeft mee
de Land-bouw, Hunne Tuyneri
beftaan in Moerbezien-boömen,
welker bladeren den Zywurmen tot
voedzel ftrekken , die\'er in zulkeri
menigte zyn , dat men geen Woo-
ning zonder dezelve vind. Buyten
de Zyde vald\'er ook veel Kattoen,
\'t geen vier j vyf , en ook wel zes
voeten hoog waft , in doppen als
de Nooten , dicht by malkander j
of als de Kaftanjes , zynde mede
zo dun van baft. Mitsgaders veel
Tarpentyn, en Coloquint.
De dracht der Vrouwen verbeeld
zich j als deze teekening aanwyft :
\'t Hoofd cieraad is niet anders, als eeri
omgebondene bruine , of graauwe
neusdoek , met zwarte en goude of
zilvere ftreepen , gelyk ze daar
mede doorgaans ook wel cierlyk ge-
borduurd zyn. Tot de kleding ge-
bruyken ze allerhande foorten vart
Zyde ftoften. Het hembd is ora
den hals verçierd, als met een franje 5
zynde van het linnen deflèlfs dus-
B b b daanig
daanig uit gearbeid, cn een gedeelte
van zelve op zo een wyzc tot kant
genaaid, gel3rk in de Print ^ voorop
de borft, tot boven aan de flinker
fchoader, kan gezien werden. Ge-
meenlyk doen ze dat ook aan de
mouweü. \'t Overige der kleding
k op de wyze de Türkinnen. -
\'t Geen ik voor vreemd, enniet
min aardig, vond , was , dat de
Boeren gemeenlyk weinig hair op
\'t Hoofd , en groote baarden heb-
ben j en zich iii\'tVeld bedienen van
€ven zodanige groote hooge Hoe-
den » met breede randen , als by
ons , over omtrent veertig Jaaren,
plachten gedraagen te werden, die
nochtans aldaar niet gemaakt wer-
den , zulks men fchier zoude den-
ken , of die van hier, of elders,
daar wel na toe gebracht mochten
zyn.
U
Den omtrek vaa het Eyland word
gerekend op zes honderd Italiaan-
iche mylen.
De ongezonde lucht, in de drie
of vier heetfte Maanden des JaarS»
vald den j/reemdehngen geweldig
laftig, en ftryd gantfch en al tegea
derzelver gefteldheid , zulks datze
daar door gemeenlyk een vaatfche
koleur krygen, en voor hun leeven
lang behouden , zo hen maar niets
argerswedervaard. Want, eenige»
komen \'er af te fterven, anderen ftaa»
zwaare ziektens uit &c. En by aldien
my deze gevaaren geen omzichtte
gedachten hadden doen neemen, ifc
zoud\'cr my zekerlyk eenige Maan-
den hebben opgehouden , om het
vermaak van de Jacht te genieten 5
maar, vermits het my door een yder
wierd ontraaden, bdHoot ik de reys
voort te zetten.
LXXia HOOFD-
-ocr page 505-REIZEN.
379
et dit befluyt j den Heer
Conful, wegens zyne vriend-
fciiap; en menigvuldige beleefd-
heden » bedankt hebbende, trad
ik , den if. Mey , met het vallen
van den avond , t\' Scheep op
een kleyö Vaartuyg j \'t geen met
Zout gelaaden, en na Sattalia ver-
ordend was i verwachtende , door
tegen wind , des nachts de Land-
wmd af, die wy , twee uuren voor
den dageraad, kreegen, en waarmede
wy dicht langs het Land heen zeyl-
den, tot des anderen daags middags
ten twee uuren 3 wanneer wy vlak
in de wind kreegen, en derhalven ge-
noodzaakt waaren ten Anker te gaan
leggen, zynde toenmaals twintig Ita-
liaanfche mylen gevorderd; Omtrent
middernacht ftaaken wy i met de
Landwind , WcJcr onJcr 2Scy I , doch
dezelve veranderde heel fchielyk,
cn nam zulk een verkeerde ftreek j
met een braave ftooker, dat wy
het Anker weder lieten vallen. Hier
begaf ik my aan Land , om eenig
Wild te fchieten, alzo ik een goede
facht-hond met my voerde, die my
van den Heer Conful Sovan ver-
eerd was. Ik hield hef middagmaal
in het Veld, in de fchaduwe van
\'t geboomte , en begaf my des
avonds weder\'t Scheep. Den 18^®".
hadden wy noch al dezelve wind.
Den een weinig voor den dag,
vertrokken wy, en kwamen , om-
trent tien uuren i aan het Dorp
Lemifco, \'t geen een kleyn Kafteel
heeft. Men ziet\'er noch de vervallen
Muuren van de oude Stad. Hier om
heen zyn verfcheyden Mynen, voor-
namèntlyk van Koper , daar in
voorige tyden veele Scheepen mede
gelaaden wierden, weshalven Cyprus
ook toenmaals den naam van het
Kopere Eyland voerde. De Turken
willen aan niemand vergunnen, daar
in te arbeyden. Omtrent deze Oord
vald de befte Wyn van geheel Cyprus,
gelyk ook een menigte van Kappers*
Deze Plaats legd zeer aangenaam in
het geboomte , en belend aan een
fraaye vlakte. De meening was,onzen
weg te vervorderen, zonder hier ten
Anker te gaan leggen , en maaral-
leen met het Bootje eenig goed te
loflen i doch verftaande , dat\'\'er te
Baffa zeven Roovers laagen, wierd
het in de grond gefmeeten j met het
oogmerk , van des nachts te ver-
trekken; maar dc wind verhief zich
zodaanig, dat ons Bootje niet weder
van Land konde komen , voor des
morgens, wanneer de Mnd ons te-
genliep, en zodaanig bleef, tot den
(Jef Maand. Ondertuflchen
ging ik myn vermaak met de Jacht
neemen, en fteet aldus den tyd i die
my anders verdrietig genoeg zoude
gevallen hebben. Dien dag konderl
wy de Kaap niet te bOven koiheh,
en wierpen derhalven dicht daar aan
het Anker.
Den 24.^"=". met den morgenftond,
vertrokken wy, met ftilte, en paftêér-
den de Kaap Bianeo, doch meeften-
deel door behulp van de riemen i
met het Barkje voor ons, krygeiide
wyders Baffa in \'c gezicht. DeS
avonds begon de wind te Wakkèrèn,
doch , door de onkunde der Grie.
ken, konden wy de Haven niet bei
reyken, en fmeeten het derhalven j
twaalf Italiaaanfche rtiylén van de gei
melde Plaats, ten Anker.
Den 2 ff«", weinig voor déh mor-
gen ftondj geraakten wy weder onder
Zeyl, doch by Baffa komende,
wierd het dood ftil, weshalven het
Barkje ons voor de Boeg inoéft
roeyen , om binnen de Havèn te
geraaken. Tegen over dezelve leggen
twee kleyne klippen. Na den mid-
dag begaf ik my hier te Land i en
Bbb 2 ging
LXXIII. Hoofdstuk.
P^ertre\\ van het Eyland Cyprus. Ydele vrees Wegens ten
Qriehfch Vaartuyg. K^ómjl te Sattalia en^,
M\'
Vertrek
van het
Eyland
Cypru».
temifco.
BaÉ;
ging de plaats bezichtigen, die dicht
aan de Zee gelegen is , in het ge-
boomte, vermits\'er de meefte Huy-
zen met Tuynen voorzien zyn, be-
ftaande, gelyk hier voor gezegd is,
in Moerbezien-boomen.
Ik vond hier noch eenige oude
Overblyfzelen, van verfcheydene
Kerkjes, en onder anderen een,
\'tgeen noch in zyn geheel ftaat,
S. George geheeten , waar in de
Grieken hunnen dienft verrigtcni
zynde daar noch eenig Schilder-
werk in te zien.
Niet ver van het zelve ontmoet
men drie groote Kolommen, ftaande
overcynd , doch ik konnietvcrnee-
men, waar ze toe gediend hadden,
of tot een gewyd, of ongewyd ge-
bouw.
Aan de Zee-kant legd cen Kafteel,
waar onder zich alle de Vaartuygen
vervoegen, ten eynde, door deflèlfs
Kanon , bevcyligd te mogen wer-
den. \'t Oude Kafteel legd op een
Berg daar benevens, doch is gewel-
dig vervallen.
Hier omtrent zegd men, dat degc-
vankenis van den Apoftel Taulus
zoude zyn geweeft.
In het Gebergte hier omheen,
werden veele Diamanten gevonden,
die derhalven den Naam van2>/^-
manten van Baffa vocrcn,waar onder
eenige heel fraay zyn.
Den 25^"». met het doorbreeken
van den dag, vertrokken wy, met
een goede wind , hoewel ftil, en
paftèerden des nachts de Kaap van
het Eyland. Den 27\'"°. in den
morgenftond, kreegen wy het vafte
Land van Satt aha in \'t gezicht,
\'t geen een vermaakelyk voorwerp
maakt, vertoonende zich dit aan
d\'eene , cn het Eyland Cyprus
aan d\'andere zyde , op cen afftand
van omtrent vyftig Ita iaanfchc my-
len, te reekenen, als men omtrent
ter halver weg is. Want de Golf
van Sattalia word op honderd
Italiaanfche mylen van het Eyland
Cyprus gefchat.
Ydele Twee uuren na den midd^, ge-
vrees we- raakten wy in de gemelde Golf,
gf\'s ^n wanneer onze Zieheden een Vaar-
VaTa?uyg. t"yg gewaar wierden, \'t geen ze
voor een Schip , en te gelyk voor
cenRoover, aanzagen, weshalven
men aanftonds weder te rug keerde.
Middelerwyl riep een der Matroo-
zen , boven in de Maft geklommen,
dat het Vaartuyg Cen tepken decd^
met het zeyl op en neder te laaten,
als willende daar mede te verftaan
geeven, dat wy niet bekommerd be-
hoefden te wezen } hy £eydc oöfe
noch, dat hy duydelyk konde
kennen, dat het geen Schip, ^naac
flegts een gemeen Vaartuyg, was.i
waar op wy dan beftooten dé
Golf weder in te loopen ^ Doch
naauwlyks was dit gefchied, of het
kwam \'regt op ons afzetten. Dit
veroorzaakte een nieuwe vrees, en
zodaanig een verbaaftheid, onder al
het Boots-volk , dat ze malkander
met bedroefde oogen begonden aan
te zien en de Schipper zelve het hert
niet had om weder te vluchten»
zeggende, wy konnen het doch aan
geene kant ontloopcn. Ik Iprak
hen dan moed in \'t lyf , en bracht
het zo Verre , datze nochmaals aan
\'t vluchten tecgen , met byzetting
van alles wat maar eenige baat kon
doen , maar binnen cen uur tyds
was ons het Vaartuyg , zynde vry
wat beter bezeyld , zo na by ge-
komen, dat de Matroozen, met de
traanen op de wangen, begonden te
raadplecgcn, om de zeylcn te ftry-
ken , en het te gemoet te keeren j
vreezende, dat, indien zy zich tot
het uitterfte lieten vervolgen , daar
ze doch geen uitkomft te gemoet
zagen, zy altemaal deeriyk mishan-
deld zouden werden. Middelerwyl
ziende , zo wel als d\'andere , dat
wy \'t niet konden ontkomen, had
ik alles , \'t geen aan my behoorde s
onder het verdek laaten zetten, op
dat het, door dc Matroozen van
den Roover, niet aan getaft zoude
worden} want al wat het onder ver-
dek is, behoord den Capitcyn toe»en
niemand heeft het hert, van\'cr de
hand aan tc ftaan. Om my ook by
denzelven wel voor te doen, cn te
beproeven, of ik aldus het ongeluk
van my zoude konnen afwceren»
had ik myn befte plunje aangedaan,
en hield een goed gelaat $ maar ik
voelde my van binnen wel anders
gefteid. Want deze Roovers, zynde
mede Grieken , doch uitfchot van
Volk» en niet te goed, gelyk men
zegd, om hunne eygene Ouders te
verkoopen , verfchoonen dikwils
niemand , en derhalven had ik \'er
ook, zo ik ongelukkig genoeg was i
om \'er een van het gemeene foort
aan te treffen , jniet veel beter han-
deling af te verwagten. Onder-
tuflchen hadden eenige der Grieken
my hunne geldbeursjes al overgegee-
ven, beeldende zich in, dat ik niet
geplonderd zoude werden , gelyk
zy my , met verfcheyde voorbeel-
den, trachteden te beveftigen. Maar
de dingen vallen niet altyd evenge-
ii?*aklyk uit. Ook toonde ik-my
altyd even moedig, en zogt hen ten
minften eenige trooft by tc zetten.
Wy hadden een Turk in ons Vaar-
tuig , die, vreezende in flaverny
te vallen, het meeft van allen be-
kommerd was, en ons bad, datwy
hem doch behulpig wilden wezen,
om hem voor dit ongeluk te behoe-
den , weshalven men hem , op de
Griekfche wyze, als een Matroos,
toetaakelde. Aldus dan , meer na
hem toekomende , als afwykende,
wendde hy *t ter zyde van ons > voor
de wind, \'t geen wy meenden met
voordacht te gefchieden, als ver-
moedende, dat wy een andere
Cours wilden neemen j maar wy be-
vonden , met groote verwondering,
dat hy \'t liet afloopen. Wy kreegen
dan een gantfch ander gevoelen van
hem, en geloofden , dat hy geen
Roover was, houdende het derhal-
ven draagende , wanneer wy be-
merkten , dat hy, hoe langer hoe
meer, voor de wind afliep , eh de
Cours na Jaffa zettede , waar uit
men wel kon bezcften , dat hy al-
leenlyk op ons afgekomen was, om
de wind te krygen» Thans deeden
wy groote moeyte , om weder in
de Golf van Satt dia te geraaken,
\'tgeen, door tegenwind, niet kon-
nende. gefchieden , overviel ons de
nacht, by welke gelegentheid de
Grieken by na niet weeten , waar
ze heen zeylen. Hier by kwam het
ongeluk, dat de wind hand over hand
wakkerde, en den gantfchen nacht
geweldig bulderde, \'c geen een
groote verbaaftheid veroorzaakte,
zynde deze Golf voor zeer kwaad-
aardig berucht, want de ftroom van
dezelve, en die van de Venetiaan-
fch e , en andere Plaatzen i vah
\'t Weften, malkander hierontithoe-
tendc , doen de baaren geweldig
hol fchieten. Voor dezen placht
het hier zeer gevaarlyk te weezen i
en kwamen\'er veel Scheepen te ver-
ongelukken: maar, zederd dat\'er j
volgens het zeggen der Zeelieden
van d\'omleggende Oorden, S. He-
lena , van Jerufalem komende, een
Nagel van des Zahgmaakers Kruys
in heeft geworpen , is het gevaar
vry wat geminderd. Den 2 met
den dag i bevonden wy ons een groot
eynd wegs vervallen, hebbende een
harde tegen wind, die ons zo fterk
afdreef, dat wy het Land vaii Sat-
talia, noch van Cyprus, niet meer
konden bekennen, waarom wy het
zo dicht na \'c vafte Lahd hielden ^ als
\'t mogelyk was. Ondertuflchen be-
gon de Zee hoe langer hoe holder té
fchieten, en de wind te wakkerenj
zulks dat ons groot zeyl j te meer
vermits het oud, en vry wat gelapt»
was (gelyk ook het Vaartuyg zelve)
verfcheyde maaien in ftukken fcheur-
de, \'t geen ons telkens noch ineer-
der doende afdryven, vreefden wy
op de Kuft van Barbarpen te geraa-
ken. Wy behielpen ons daii, zö
veel als doeillyk was , met kleyn
zeyl, ten eynde omtrent de Kuft
van Sattalia te. blyven. Na den
middag ftilde de wind heel en al j
waar door wy drceven, verhelpen-
de ondertuflchen ons zeyl j kort daar
na kreegen wy weder goede wind i
en des nachts ftilte. Den 25)^\'«« be-
vonden wy ons voor de Kaap van
de Golf, en zetteden \'t weder op de
Golf aan, daar wy, twee nüréh na
Zonnen opgang i met ftilte j by ge-
raakten i en genoeg te doen had-
den, om het\'er tot by den middag
draagende te houden; wanneer wy
drie kleyne Ey landen, leggende voor
de Kaap ^ én ook de Kaap zelve i
met een redelyke witidi paflèerden.
Voor de Golf komende j dreeven
i B b b 3 wy
V i
a8i
wy weder door ftilte. Hier zagen
wy nochmaals een zeyl, \'t geen wy
oordeelden een Londer te weezen.
Deze, zo als hy in de Golf geraakte,
nam terftond een andere Cours.
Aan wederzyde van dezelve ziet
men het vafte Land , \'t geen om-
trent zeftig Italiaanfche mylen van
malkander werd gereekend. Het
Gebergte is byzonder hoog. Een
weinig van den mond af zagen wy
een plaats, ter regter hand van ons
leggen. Dezen dag begon ons het
water te ontbreeken , gelukkig dat
wy het zo ver gebracht hadden.
Met den avond kreegen wy weder
een ftilte , die den gantfchen
nacht duurde , zo dat wy ons des
morgens op dezelve plaats bevon-
den. Den 30««». met Zonnen op-
gang , hoorde men verfcheydene
fchooten omtrent Sattalia doen,
■
die men oordeelde uit de gemelde
Londer voort te komen, welke des
nachts , met behulp van riemen,
op de reede geraakt zoude weezen.
Dezen morgen hadden wy noch al
ftilte , doch vorderden echter zó
veel, dat wy, omtrent tien uuren,
Sattalia in \'t gezicht kreegen, heb-
bende toen geen water meer , als
een weinig, \'t geen voor my be-
waard was: na den middag begon
de wind te wakkeren , waar door
wy, omtrent ten drie uuren, in de
Haven geraakten, tot myne byzon-
dere vreugde, die nu dacht het
vafte Land wel haaft onder de voe*
ten te zullen hebben , om my na
Smirna te begeeven, en, ten ande- Komft te
ren , dat het de laatfte tocht was, SatwUa?
die ik met de Grieken te doen
had.
rö\'-\'r-
REIHEN.
383
befchryving yM de Stad SattäUa,
Zo haaft als wy binnen de Ha-
ven waaren geloopen, zag ik
daar de gemelde Lmäer leggen ,
zynde van Damiaten<^ek.Qt(m\\, ge-
lyk oök noch verfcheyde Saiken -i
en kleynder Vaartuygen. Ik bevond
dit gezicht > in het inkomen , by-
zonder fraay; te meer, dewyl zich
de MoufeUim , of Prefident, ter
regter hand , op de hoogte aan de
Zee, met eenige tenten had neder-
geftagen ï oni de friflche Zee-win-
den te genieten. Hy blyft daar ge-
meenlyk zo lang , als de warmte
duurd i die elders vry wat onge-
maklyker te verdraagenvald
Te Land zynde getreeden, be-
gaf ik my aanftonds j ten Huyze
van den Conful der Franfche Natie,
die 2ynen Janitzer alreeds aan de
Haven had gezonden % om my der-
waarts te gcleyelcn , vermits Ay uit
zyne Woonig, welke heel vermaa-
kelyk i op de hoogte, ter flinker
zyde van de Stad, aan de Haven ,
gelegen is, geziert had, dat\'er een
Frank in de Bark was. Deze beleeft-
heid zyn zy gewoon, äan de vreem-
delingen te betoonen , alzo zich
niemand anders van d\'Europeers al-
daar onthoud. Doch buyten dat,
had ik Brieven van adres aan den-
zelven Heer, van zo goede hand,
dat ze my van een beleefd onthaal
verzeekerden. Straks op myn komft
verftond ik, dat\'er binnen tien da-
gen een Karavane na Smirna ftond
te vertrekken , waar op ik be-
floot te wagten j hebbende onder-
tuflchen gelegentheid, om de Stad,
en d^omleggende Oorden, te gaan
bezichtigen , van dewelke ik hier
een korte Befchryving zal ter neder
ftellen j voor zo veel de tyd, en eenige
andere ömftandigheden, my toe ge-
laaten hebben, daar af aan te mer-
ken.
De Stad Sattalis, een der fterk-
is van een Oude
ie muüreh ge-
noegzaam uit wyzen , en voorzien
met twee Poorten , d\'eene aaii de
Land-zyde, en d\'andere aan de Zee-
kante De Stad zelve is iiiet groot i
doch de buyten plaatzen beftaan een
vry grooter ruymte, eh leggen alte-
maal vermaakelyk, inhetgeboomtei
beftaande meeftendeel in Tuynen,
die niet onplaizierig zouden wezen,
in dien ze wat beter onderhouden
wierden.
Het aankomen , of de Haven,
legd een ftuks weegs buyten den omr
vang van de Wallen j alwaar eenigé
Huyzen ftaan, gelyk ook de Woo-
ning van den Heer Conful.
van daar zich na de Stad t^ëi:voe«
gende, komt men voor eerft aan
«een opgaande Straat j en ten éyndc
van dezelve aan de Poort, op de-
welke noch het Wapen van Jeru-
falem te zien is. Binnen gekomen^
ontmoet men verfcheyde Oude ge-
bouwen , mitsgaders eenige Kerken
door de Turken tegenwoordig tot
Mofqueën gebruykt , van welker
eene ik de Voor-poort uitnemend
fraay vond, zynde geheel en al uit
Marmer gearbeyd , met kleyne Pi-
laaren ter weder zyden , en met
Lof-werk versierd.
Aan de ftinker zyde der Stad ziet
ttien een byzondèr groot vervalleü
gebouw , \'t geen voor dezen eert
Serrail geweeft zal zyn j voor zo
veel men kan oordeelen ^ uit de
menigte vertrekken i en een lange
gang , die tegenwoordig onder de
Aarde iSi eh wel eer gediend heeft i
om daar door van het eené vertrek
na het ander te konnert gaan j zynde i
te weeten de gang, nog meeftendeel
in wezen. Hier bertevens ziet men
voor een plaats, Koepels wyze, medé
het grootfte gedeelte noch in haar
geheel i
ften onder het
Grooten Heer,
gfebied van den Befchiyi
bouwing , \'t geen de muüreh w»-
S^ATTALI A
203
384. co%:h(^SLis de
geheel, welke tot de Bagno, of het
Bad, van dit Paleis, gediend heeft,
gelyk men kan afmeeten uit de gaten,
daar het water door ontfangen wierd.
Benevens deze Bagno is noch een
groote hooge muur , met ver-
fcheydene Niflèn, gediend hebben-
de, om Beelden in te plaatzen. In
eene derzelve ftaat ook noch een
Beeld , zonder Hoofd en Beenen,
\'t Lighaam op zyn Romeynfch ge-
kleed, veel grooter als \'t leven, en
redelyk wel gemaakt. Ter zyde van
het zelve, ziet men noch een dier-
gelyke, doch vry meer verbrooken,
zulks dat men\'er heel weinig af kan
bekennen, zynde daar van maar een
ftuk overig, \'t Heeft gediend tot
gezelfchap van het ander, alzo het
daar nevens ftaat. Üngetwyfeld
zouden hier fchoone Beelden onder
de Aarde te vinden zyn, maar men
durft niet denken om het te onder-
zoeken , uit vrees der Inwoonders,
die byzonder wantrouwig zyn , en
dat \'er verfcheyde ongemakken aan
de vreemdelingen over zyn weder-
vaarcii, welke deze nieuwsgierigheid
duur genoeg betaald hcbUcu, wes-
halven den Heer Conful wel ernftig
op my verzogt had, geen Pen zelfs
in de hand te neemen, om yts uit te
fchry ven, van \'t geen ik in de Stad
mogt komen te ontmoeten, \'t Viel
my geweldig hard, dewyl ik\'er ver\'
fcheyde fraayigheden vond, inzon-
derheid een fchoone Waterbak,
welke buyten twyfel een Graf-fteen
zal geweeft zyn j tegenwoordig
diend ze voor een Fonteyn. Men
ziet op dezelve nog eenige over-
blyfzelen van Figuuren , op zyn
Romeynfch gekleed , waar onder
eenige te Paard zittende , heel wel
gemaakt. Aan verfcheyde Oorden
ontmoette ik ook groote fteenen,
daar ik wel Letteren op gehouwen
zag , maar ik dorftze niet uitfchry-
ven. Zommige dezer opfchriften
waaren in Griekfche, andere in La-
tynfche Charadters..
j Doch niet tegenftaande het ge-
melde verzoek van den Heer Con-
ful , kon ik my zo zeer niet bedwin-
jgen, of ik teekende, boven van zyn
Huys, zo bedekt als\'t my moge-
! lyk was, een gedeelte van de Stad,
met de Haven, die zich daar voor
i vertoond , mitsgaders de gantfche
Golf, zo als het gezicht zich van
daar over dezelve heen ftrekt. De
Bergen , welke zich aan de rechter
zyde, in de Printverbeelding , ge-
merkt luct 203. vertoonen, zyn
het vafte Land van Sattalia. Aan
het inkomen van de Haven ziet
! men een vervallen Toorn, die ron-
I dom in \'t water ftaat.
LXXV. HOOFD-
-ocr page 512-REIZEN.
van Satta- J M van den Heer Conful, om
my met een Karavaane , die zich
ondertuflchen gereed gehiaakt had,
na Smirna te vervoegen: wy toogen
voor eerfb, door een vlakte , van
omtrent twee uuren lang, beftaan-
de meeftendeel in kleyn Bofch > hier
na over een Berg, en kwamen ver-
volgens weder in een vlakte, even
als de voorige, daarwy een vermaa-
kelyk Lak, of water, vonden, be-
nevens het welke wy ons nederfloe-
gen, aan een Fonteyn , die uit de
grond , door het zand j komt op-
wellen. Weinig voor den avond
voegde het meefte gedeelte der Ka-
ravaane , \'t geen noch achter ge-
bleven was, zich hier by ons. Een
uur na middernacht trokken j wy
weder voort, en vonden ons , na
omtrent een uur gereeden te hebben,
in het gebergte , alwaar men een
byzondere groote Ruïne ontmoet,
benevens verfcheyde andere, gelyk
ook eenige Graf-fteenen : doch ik
kon de Letteren , die, daar in ge-
houwen waaren, alhoewel dc Maan
klaar fcheen, niet leezen i hebbende
de tyd dezelven zodaanig uitgegee-
ten, dat ze niet leesbaar zyn. Hier
omtrent trekt men voor een ge-
deelte , langs een kwaaden weg, vin-
dende , aan weder zyde in het Ge-
bergte , veele overblyfzels j en brok-
ken van zwaare Gebouwen.
Met den dag kwamen wy in een
fchoone en wydluftige Valey, rond-
om in het Gebergte gelegen, daar
wy over al zeer veel Vee ontmoe-
teden. Ik zag \'er ook een Dorpje,
Voorzien met een kleyne getoornde
Kerk , of Mofquee. Hier pafleerd
men meeftendeel door aangenaam
Boflthagie, hebbende het gebergte
rondom. Omtrent negen uuren
kwamen wy aan een Fonteyn, al-
waar men halte hield , tot des na-
middags ten vier uuren, wanneer wy
weder voort toogen, voor by twee
Dorpen, by malkander, aan het ge-
bergte, gelegen, nemende ons ver-
blyf in het Veld, benevens een Dorp,
daar ik een Oud gebouw vond. Doch
ik konde het zelve, vermits het laat in
den avond was, niet wel bezien. Het
wierd voor een Mofqueë gebruykt.
Den I a*\'®". ftoegeh wy, twee imren
voor Zonnen opgang , weder op
weg j en ontmoeteden, aan hét eynd
van de gemelde Vlakte , een Fon-
teyn, van groote fteenen gemaakt,
welke het water ontfangd , \'t geen
van \'t gebergte komt nederdaalen.
By deze Fonteyn ziet men een Oud
gebouw , \'t geen voor dezen een
Kerk, of Kloofter, fchynd geweeft
te zyn. Thans toogen wy over het
gebergte , en kwamen vervolgens
weder in een Valey. Hier omtrent
zag ik verfcheyde overblyfzelen ,
waar van eenige by na onder d\'aarde
bedolven leggen. Omtrent negen
uuren naamen wy ons verblyf, by
een Fonteyn : deze vlakte was op
veele plaatzen met water over-
loopen, daar wy ettelyke maaien
door moeften ryden. \'s Namiddags
ten vier uuren , toogen wy weder
voort, en kwamen, binnen weinig
tyds 3 in het gebergte, alwaar wy voor
den avond onze ruft-plaats namen
by een Fonteyn.
Den 1een uiir voor dageraad,
braken wy weder op , palfeereHdé
een tamelyk groote plaats, met ver-
fcheyde Toorens, en kwamen ver-
volgens in een V lakte, daar men een
groot water ziet, en wyders aan een
Dorp, alwaar wy verbleeven, hebben-
de myn Vituryn hier zyne Woon-
plaats, daar wy de Karavaanet die wy
achtergelaaten hadden, rnoeften in-
wachten , vermits het verder op zeer
onveilig is. Hier om heen ftrekken
zich verfcheydene andere Dorpen.
G e c Oii^
LXXV. Hoofdstuk.
Fertreh^van Sattalia, En wederJ^mJl tot Smirna»
. J^en lo^®" Juny iiam ik affcheid
\'I
Ondertuflchen viel my de tyd ge-
weldig verdrietig , ter oorzaak dat
ik niet uit dorft gaan , vreezende
dat my den Aga eenig geld mocht
aftiwingen , daar myn VHuryn my
voor waarfchouwde, gelyk mydier-
gelyk op deze reys al was ontmoet,
en het dikwils geft:hied, dat zy den
Vreemdelingen, die daar komen te
paflèeren, voor het minft eenig ge-
fchenk afvorderen, \'t geen gemeen-
lyk beftaat in ettelyke ponden Ta-
bak , Kafte , of ytwes van die na-
tuur.
Aan dezen Oord heeft men alder-
hande foorten van vruchten, als
Amandelen , Nooten , Appelen ,
Peeren , Druyven, Kerflèn, enz.
Den kwam de Karavaane,
daar wy ons by voegden, en, ten
drie uuren na den middag, mee ver-
trokken } flaan de ons, voor Zon-
nen ondergang, weder neder in het
Veld , by een klaar loopend wa-
ter.
Den 16^®". twee uuren voor den
dag, vertrokken wy weder van daar,
paflèerende eenige Dorpen, en rufte-
den ten acht uuren,in het Veld, onder
de Ichaduwe van het geboomte, be-
nevens een zacht vlietend water,
tot des namiddags ten twee uuren ,
wanneer wy weder op gingen zitten,
doch wy waaren nog niet verre\' ge-
vorderd , of daar fchoot fchielyk
een Slang voor ons op : ik trok
terftond een Piftool, gaf vuur , en
had het geluk van hem zo wel te
treffen , dat hy dood neder bleef
leggen. De Turken waaren\'er ge-
weldig over verwonderd , en de
Slang meetende , vondenze hem
ruym anderhalf el lang. Vervolgens
ontmoeteden wy, in een Valey, ver-
fcheyde Dorpen , en naamen onze
ruft-plaats, met Zonnen ondergang,
by een loopend water.
Den ijdcn twee uuren voor den
dageraad, floegen wy weder op weg,
en paflèerden, in een fraaye Valey,
rondom met gebergte bezet, tien
of twaalf Dorpen, waar omtrent wy
veel Koorn zagen ftaan. Hier wat
geruft hebbende, toogen wy, \'s na-
middags ten twee uuren, weder
Voort, en kwamen, een uur voor
den avond, in het gebergte , daar
men verfcheyde Dorpen ziet. Wy
waaren genoodzaakt over het zelve
heen te trekken, om goede Weyden
voor de Beeften te hebben. Met
het vallen van de duyfternis, namen
wy ons verblyf aan een fraaye Fon-
teyn, aldaar uitdrukkelyk, tot dienft
der Reyzigers, van groote %en,
opgerecht.
Den iS*^®". weinig voor den dag,
zaten wy weder op, reeden mee-
ftendeel door een redelyk vrucht-
baar gebergte , daar verfcheydene
Dorpen in leggen s en rufteden , van
tien-, tot des namiddags ten twee
uuren, wanneer wy, na een weinig
voorttrekkens, het gebergte van
Smirna begonden te zien , ver-
mits het zich , door de byzondere
hoogte , van zeer verre op doed :
met den avond floegen wy ons ne-
der , in een aangenaame Valey, die
vol Koorn ftond
Den 15»^". twee uuren voor den
dag , toogen wy weder voort , en
paflèerden een heel fteylen Berg,
die men genoodzaakt is te voet af
te gaan, wanneer men aan een boute
Brug komt, daar een fterk loopend
water , \'t geen van het Gebergte
komt vallen, doorftroomd. Omtrent
twaalf uuren namen wy ons ver-
blyf in de laagte van \'t gebergte,
aan een loopend water, tot des na-
middags ten drie uuren. Men paft
hier altyd, zo veel als\'t mogelyk is,
op , om goede ruft-plaatzen voor
de Beeften te verkiezen , alzo men
ze maar in de Weyde laat loopen,
zonder andere zorg voor hun on-
derhoud te draagen, moetende de
plaats, daar men gelegerd is , hen
de koft belchikkcn.
In dit Gebergte , \'i welk t\' eene-
maal Bofch is, ontmoeteden wy een
Karavaane i van in de dertig Per-
foonen fterk , altemaal met fchiet-
geweer voorzien. Straks maakten
die geene , die ander ons van de-
zelve Wapenen voorzien waaren,
zich gereed tot tegenweer, alzowy
hen voor Roovers aanzagen. De
Turken , welke een ongemeen ver-
trouwen op de Franken hebben,
kennende dezelve voor lieden fan
raoed,
-ocr page 514-^87
moéd i en beleyd , die, als zynde
doorgaans met fchietgeweer voor-
zien , en het zelve beeter wetende
te handelen, als zy lieden , de be-
kwaamheid hebben, om, met wei-
nig volks i een gantfche Karavaane
te verdedigen, ftelden my tot hoofd
van hunne bende aan. Maar, wan-
neer wy nu het naaft aan het ge-
vaar meenden te wezen, bevonden
wy onze vrees ydel j zynde de gee-
nen , welke wy voor Roovers had-
den aangezien , niet anders als
Koop-lieden , die , op dat ze te
veyliger mochten reyzen , zich zo
wel van geweer verzorgd hadden.
En dit was het geen ons had be-
droogen , want men is niet gewoon
de Koop-lieden óp die manier te zien
reyzen. Met den Avond naamen
wy onze verblyf-plaats aan een
loopend water.
Den 20^"". een weinig voor den
dageraad, braken wy weder op,
ontmoetende dien morgen nogmaals
een groote Karavaane, en geraakten,
omtrent elf uuren, in het Gebergte,
in een Vlakte, beftaande,\' voor een
groot gedeelte, uit bebouwde Lande-
ryen. Hier namen wy ons verblyf,
in de fchaduwe van \'t gebergte, by
een loopend water, tot des namid-
dags ten drie uuren , wanneer wy
vervolgens verfcheydene Dorpen
paflèerden , en met het vallen van
den avond ons nederfloegen.
Den drie uuren voor Zon-
nen opgang , toogen wy weder op
weg, en , voor het opkomen van den
dag , voor by een Fonteyn , cn
een daar benevens leggende groote
Stad , op welkers muuren by hon-
derden Oyevaars zaten. Met het
doorbreeken van den dageraad i zag
ik, dat de Stad zich, voor een ge-
deelte, op het gebergte ftrekte, en
vermaakelyk in het geboomte lag,
«relyk wy ook veele Dorpen in het
zelve gebergte zagen leggen. Om-
trent tien uuren rufteden wy, hebben-
de daags te vooren , en dien mor-
gen, ongelooflyk veel Sprinkhaaren
voor by getoogen, welke ons, ge-
lyk de Muggen j in \'t gezicht kwa-
men vliegen : tegenwoordig zaten
556 altemaal op de grond neder, zo
dicht als zaad , op dezelve wyze >
als ik op \'t Eyland Qyprm, omtrent
Rïcafia , heb aangeteekend. Ten
twee uuren na den middag , 2aten
wy weder op , en kreegen onder-
weeg noch acht Turken byons, al-
temaal met roers gewapend , die
mede na Smirna toogen. Een uur
na Zonnen ondergang, floegen wy
ons neder , in het Veld , op een
plaats daar geen water te bekomen
was.
i
.i
. !
Den 22^«. met het begin van den
dageraad kwam de Karavaane,
die wat achter gebleven was , daar
wy weer mede vertrokken. Dezen
morgen toogen wy voor by een
plaats , alwaar men veele Ruïnen j
van Oude Heerlyke gebouwén ,
ziet, zynde eenige van heel groote
Marmer-fteenen. Deze overblyfzels
ftrekken zich een groot fluk wegs
heen i tot aan het Gebergte, daar
een Dorpje gelegen is, waar in nog
een Antykfe Toorn , met een ver-
vallen gebouw i gezien werd j ver-
volgens ziet men nog verfcheydene
Dorpen, cn ontmoet, aan den weg,
een fraaye Water-put, Frieds wyze
bedekt voor de Zon , om het water,
voor de Reyzigers, fris en koel te
houden. Benevens de Put heeft men
een fteene bak, vol water j en daar
by een kannetje 5 om uit te drinken j
ik bediende my van de gelegentheid,
en deed een goede teug, vermits het
heet weer was. Vervolgens ontmoe-
teden wy noch een Fonteyn, en rufte-
den, van omtrent den middag, tot
vier uuren , wanneer wy weder voort-
trokken, paflèerende verfcheydene
Dorpen , aan weder zyde in de
Vlakte i in een tamelyk Vrucht-
baare Lands-douwe , laatende wy-
ders nog een Fonteyn aan de weg
leggen j met den avond namen wy
onze ruft-plaats aan een loopend
water.
Den een uur voor dehdagi
zaten wy weder op, en toogen over
een Brug, met negen boogen j daar
eenig water onder door loopt j
\'t geen hier omtrent zeer overvloe-
dig is, zulks dat wy\'er, tot drie i
vier reizen, redelyk diep door moe-
ften ryden. Dezen Oord, vermengd
met
Cec 2
-ocr page 515-met meenigvuldig geboomte, le-
verd zeer fraaye gezichten uit,
ftrekkende zich in een aangenaame
Vlakte. Ten elf uuren fteegen wy
af, en, hebbende tot des namiddags
ten een uuren geruft, kwamen wy,
binnen korten tyd, in het Geberg-
te, en vervolgens aan een Fonteyn,
waar omtrent zich de Zee, Smirna,
qn het Kafteel, byzonder aangenaam
vertoonen. Van daar in de Vlakte
komende, die meeftendeel in Bofch
beftaat, paflèerd men eenige Dor-
pen , tot op vier goede uuren van
Smirna. Hier verliet ik de Kara-
vaane, alzo my dezelve, zynde zo
dicht by de gewenfte Haven, nu te
langzaam voort toog reed alleen Weder-
voor uit i en kwam , omtrent vyf s^^rna."
uuren, \\AnY£xs. Smirna. Daar ik my
aanftonds weder ten Huyze van den
Heer Conful, Jacob van Dam, ver-
voegde.
Vreemd ge^al omtrent de Terfoon van den Auteur, die,
ter oorzaak der gelykheid ,van naam , aangezien word voor een der
Aanranders van den Raad-Tenjionaris Johan de Wit.
N\'a dat ik eenige weeken tot
was geweeft, vernam
ik een zaak, die my zo onverwacht,
als onaangenaam, voorkwam, welke
ik het van myn plicht oordeel hier
in te laflèn, zo, om my van een vuyle
Blaame te zuyveren, als , om te
toonen, hoe vreemde gevallen een
Reyziger konnen overkomen. De
toeleg op den Raad-Penftonaris
handeWit\\6ji.
zo als hy , omtrent elf uuren des
avonds, uit de Vergader-plaats der
Heeren Staaten van HoUandhfjixm,
door vief Perfoonen, uit dollen en
onbezonnen yver , met opzet om
hem om hals te brengen, wierd aan-
getaft, is aan al dc Wereld bekend,
en de Gefchied-boeken melden daar
overvloedig van. En \'t blykt uit het
Vonnis over eenen der hand-dadi-
gen, dat, het lot geworpen zynde,
wie de eerfte aanval op den zeiven
doen zoude, \'t zelve, tottweenia,al
toe, gevallen is op eenen Cornelis de
Bruin. Voor dezen wierd ik , uit
volkomene gelykheid van voor- en
toenaam» gelyk my een zeeker
Vriend op een nacht openbaarde,
aangezien ï en was dit gevoelen zo
vaft in de gemoederen geprent,
dat \'er niemand aan twyfelde. Ik
ftond verzet, en te gelyk verwon-
derd, dat, daar ik, geduurende
een verblyf van by na zeven Jaaren
in Turkyeny by zo veele Aanziene-
lyke Heeren gehuys-veft was geweeft,
die my alle teekenen van gunft en
vriendfchap hadden bewezen, zon-
der eenige gehoudenheid aan my te
hebben, niemand van hen my ooit
ytwes het minfte daar van had laaten
blyken. Ik verftond ook, dat ik,
zelfs voor myn vertrek na Turkyen $
wanneer ik my te Z./wr«öophield,
daar voor al te Boek had geftaan-
\'t Geen my het beft in deze gele-
gentheid dacht, was, my des an-
deren daags morgens, by alle de
geenen, waar aan ik oordeelde ver-
plicht te zyn , te gaan zuyveren,
en voor eerft by den Heer Giacomo
de Bucquoy , by wien ik gehuys-
\\eft was , gevende zo veel bewys-
redenen van het tegendeel, (onder
anderen ook , met aanwyzing van
het merkelyk onderfcheid van ouder-
dom , zynde ik toenmaals maar een
Jongman van omtrent 20. Jaaren»
en den Aanvaller van den Heer de
Wit ongelyk Ouder) als ik immers
te berde konde brengen. Hy ant-
woordde myrondborftig, dathymy
altyd voor die Perfoon had gehou-
den, doch dat hy zich verheugde,
dat hy in die meining bedroogen was
geweeft. Ik klaagde dan, dat, daar
wy , \'t zederd langen tyd , zulke
goede
-ocr page 516-goede Vrienden waaren, hy my daar
nooit yts af te kennen had gegeven,
dat feet niet behoorlyk gehandeld
was , dewyl hy wift , dat \'er myn
achting en goede naam zo zeer
door gekrenkt wierd &c. Doch hy
wift hier eenige fchynbaare rede-
nen tegen in te brengen, waar mede
ik genoegen moeft neemen. Van
hier vervoegde ik my by den Heer
Conful van Dam, met wien omtrent
dezelve redenen gevoerd hebbende,
zeyde my ook deze, dat hymy altyd
voor dien Man had gehouden , en
dat \'er nieman d, in geheel Smirna en
Conßantinopokni aantwyfelde, vra-
gende met eenen , wat redenen ik
konde geven, van niet te wezen de
geen, daar ik voor wierd aangezien ?
Ik zeyde hem, een pas, van den Agent
zyner Keyzerlyke Majefteit, by my te
hebben, geteekend op den dag van
myn vertrek uit den Haag, en daar
en boven, dateer verfcheydene Per-
foonen » in de gemelde plaats ge-
booren , en die my van jongs op ge-
kend hadden j terwyl ik my daar
onthield, mêt de Convoyen te
Smirna waaren geweeft , van de-
welke men niet zoude konrten zeg-
gen , zulks gehoord te hebben j
maar dat ik geloofde, dat de\' eerfte
grond i tot dit gerucht, te Livorno
was gelegd, daar ik veele reden voe-
ringen , omtrent die zaaken, had by-
gewoond , by welke gelegentheid
ik ahyd dc zyde des Princen van
Orange had voorgeftaan, en moge-
lyk wat te fterk, na de zin van eenige,
aan die lyn getrokken.- waar uit dan ,
met behulp der gelykheid van naam ,
of door onkunde , of door kwaad-
aardigheid , ongetwyfeld dit gevoe-
len gefprooten zoude wezen , &c.
\'k Had heel veel vermogen by den
gemelden Heer, en, hoewel hy my
zeyde, dat hy geloof aan myne
woorden gaf, en dat hy my der-
halven voortaan met andere oogen
zoude aanzien , kond ik bemerken
dat \'er noch eeri twyfeling in hem
overbleef j want hy verzogt my heel
ernftelyk j dat ik hem doch niet
wilde mifteyden j zeggende wyders
dat ik groote redenen aan een yder
had gegeven, om het zelve gevoe-
len van iny te hebbeh , zo ter oor-
zaak van myne driftigheid, ten op-
zichte van het Huys van Orange,
als » om dat ik alle onderneeming
zo licht ftelde ; reyzende in myne
eenigheid luchthertig, zonder eenige
zwaarigheid te maaken , waar uit
men dan beftoot, datik, noch jon-
ger van Jaaren , en derhalven ori-
bedachter, zynde , lichtelyk zulk
een aanftag ter hand zoude hebben
derven neemen j met byvoeging
eyndelyk , dat den Heer AmbafTa^
dem, Jußinus Coljers, zelve daar over
aan hem had gefchreeven, endathy
Heer Conful, als een Minifter van
denHollandfchenStaat, verfcheyde
omzichtige gedachten, ten dien op-
zichte , had gehad. Zie daar hoe
het zich met deze twee Heeren toe-
droeg. Wat myne andere goede
Vrienden belangd, de meefte bleeven
halfterrig, en lieten zich met geene
redehen ontwringen, \'t geen zy een-
maal zo verkeerdelyk hadden op-
gevat, gelyk doch gemeénlykd\'avé-
regtfche gevoelens niet lichtelyk zyn
uit te roeyén. Ondertuflchen was
ik het onderwérp van de dagelyk-
fche redenvoeringen geworden: dan
wierd \'er tóede gefcherft, té weten»
van my, en de geenen die myne
zyde hielden , dan het tegendeel
met allen yver beweerd. Kort om,
het liep zo hoog , dat ik opentlyk
zeyde» dat al wie ftaande dorft hou-
den , dat ik die Cornelis de Bruin
was , die den Raad-Penfionaris de
Wit had aangerand , ik denzelven
voor geen eerlyk Man hield , en
dat ik my ook gevoelig zoude too-
nen , omtrent den geen, die my daar
verder mede zogt te bekladden i
zonder ymand te ontzien, hy mogt
dan wezen wie hy wilde. En in der
daad , indien het my meerder was
voorgekomen, daar waar een kwaad
eynde van te verwachten geweeft.
Doch het bleef niet 3 by \'t geen
my hier over te Smirna was weder-
vaaren ; Want j weinig wcëken na
myn komft te Venetien (werwaarts
ik my van Smirna vervoegde , ge-
lyk zo aanftonds gezegd zal wor-
dcn) en wanneer ik\'er niet meer aaft
gedacht, gebeurde het, datik , met
Gee 3 zee-
389
Zû4
zeekeren Heer, mynen Vaderlander,
en goeden Vriend, in redenen ge-
raakende , en onder anderen ge-
fprooken werdende , van dat men
zomtyds aangezien word, voorden
geenen die men niet is , het ge-
melde geval aan denzelven, als yts
zeldzaams verhaalde, voerde hy
my aanftonds te gemoet, dat hier
ook die praat van my ging, dat hy
zelve my altyd daar voor had aange-
zien , alzo men het hem, terftond op
myne komft, als een vafte waarheid,
had ingeprent, en dat ik wel ver-
zeekerd mogt wezen , dat alle de
geenen die my kenden , het zelve
gevoelen van my hadden. Ik ftond
verbaaft , en begon omzichtige ge-
dagten te krygen i want, hebbende
zo veel tyds in Italien verfteCten,
en derhalven weetende, datik daar,
by zeekere voorvallen, meerder ge-
vaar te verwachten had, als onder
het gebied van den Grooten Heer,
nam ik het beftuit, van een Attefta-
tie, uit myne geboorte plaats, te doen
overkomen, ten eynde het tegen-
deel te konnen bewyzen > welke,
na weinig weeken, ontfangèn, en
aan alle myne Vrienden te Venetien
vertoond hebbende > verdween dit
verkeerd gevoelenj en, trachtende
my ook elders daar van te zuyveren,
ftuurde ik een affchrift daar af na
Smirna, aan de Heeren, den Conful
vanDam, en Giacomo de Bucquoy,
welke my , na vedoop van eenige
Maanden, overfchreeven, dat men,na
myn vertrek aldaar, nog in dezelve
gedagten was geweeft, niet tegen-
ftaande \'t geen ik , tot beweenng
myner onnozelheid , te berde had
gebracht, doch dat het vertoonen van
het getuygfchrift, \'t geen, door den
laatft genoemden Heer, in een vol
gezelfchap was gefchied (daar men
by geval over die zaak redeneerde}
die averechtfche waan uit de gemoe-
deren had verbannen. Aldus had
ik, omtrent de negen Jaaren, ge-
pan voor een Perfoon , met wien
ik alleen gemeenfchap van naam,
doch, God zy gedankt I nooit van
daad gehad heb. Zynde dat gevoelen
ook zelfs overgebleeven, in verfchey-
dene van myne Lands-genooten ,
die , voor de tyd van \'t ontdekken
van dit gerucht, tot Smirna myige-
kend hadden, en aldaar van die ge-
dagten waaren in genomen geweeft,
van welke ik noch onlangs tot Amfter-
dam eenige heb moeten difabufeeren,
die my rond uit verklaarden, datzy
my voor dien Man hielden.
Vering van Smirna na Fenetien* (^ehruy\\yan de Oua-^
rantüzne te houden» omtrent de geenen die mt de Levant komert. ^Gele-
gent heid van het Lazaretto, enz.
19*
N-iet tegenftaande de vermaake-
lykheden, welke ik, zomer
de Jacht, als anders, nu weder te
Smirna genoot , hebbende eenige
Koop-lieden van onze Natie , om
daar van bekwaamer het vermaak te
neemen, ten dien eynde een expres
gebouw, of Huys , getimmerd tot
Hafelaar, alhier op N®. 204. afge-
fehetft, in \'t welke dezelve verfcheyde
fchoone gemakken, en kamers, heb-
ben , en een Stal wel van 30. Paar-
den , en rondom beflooten met een
muur, door welkers opening het
Huys , als verbeeld is , zich zeer
cierlyk vertoond j befloot ik echter
wederom na Italien te keeren , na
dat een geruimen tyd gehuys-veft
geweeft was by den Heer Giacomo
d^ Bucquoy, die de Tafel hield met
de Heeren Benediilo Gluk, en Guil-
gelmo Slaarsy altemaal Koop-lieden
van de Hollandfche Natie, alwaar
deThelaurier Giacomo vander Merkt
mede woonachtig was. Middeler-
wyl altyd vrye toegang my gege^
ven zynde , aan de Tafel van den
Heer Conful van Dam, en ten al-
len tyde, als\'tmy beliefde, ookby
de gemelde Heeren , uitfteekende
liefhebbers van de Jacht, en Vif.
fchery, Het befluit dan tot myn
vertrek genomen zynde, oordeelde
ik beft te zyn, my te bedienen van
het aldaar leggende Convoy , van
het welke een Schip na Venetien
was verordend, genaamt de Juffrou
Anna, en gecommandeerd door den
Capiteyn Jan de Vogel. Ik na,m dan,
na een verblyf van omtrent zeftien
Maanden , affcheid van den Heer
Conful \'Van Dam, de gemelde Hee-
ren , en verdere goede Vrienden ^
en kwam , een weinig na midder-
nacht, aanboord, ter oorzaak, dat
ik heel laat met de Chaloep van
Smirna was verfrokkeni
\'s Morgens den 2 Oftober, Vertrefe
van het jaar 1684. lichtte het Oor-van Smiri
log-fchip Elfwoud , daar Comman-
deur op was den Heer Gerrit vander
Dnßen, zyn Anker , die wy aan-
ftonds volgden. Omtrent twee uuren
na den middag, kreegen wy ftilte, cn
tegen-wind, weshalven wy, tot des
avonds toe, moeften laveeren, wan-
neer den Commandeur een fchoot
deed, en vuur opftak, tot teeken, dat
men, gezamentlyk met hem, het An-
ker zoude laaten vallen , gelyk ge-
ichiedde. Den 2 \'s morgens met
den dageraad, wierd het weder ge-
licht, en vertrokken ook de andere
vyf Schepen van het Kafteel, welke
omtrent acht uuren by ons kwamen j
laveerende wy wyders gezamender-
hand, met de Noorde wind, tot des
middernachts, paflèerende ondertuf- Carabo^;
fchen Carabornoe, en het Eyland Scio.scio.
Den 27^"=". met den morgenftond j
waaren al drie van de Schepen uit
ons gezicht gezeyld. Omtrent drie
! uuren paflèerden wy het Eyland
\' Ipjera. Voor den avo«nd wachteden
ons den Commandeur, met de vyf
andere Schepen, in, zynde het toen-
maals zeer leelyk weer , vermengd
met Regen , Donder, en BHklèm.
Dezen nacht lieten wy het meeft
dry ven , vermits wy het gat, tuf-
fchen Negroponto, en Andréa, niet
■dorften door zeylen. Den
I\'s morgens hadden wy het zelve
; weer » en was het zo donker, dat
\' wy geen Land konden bekennen.
Omtrent den middag kwamen wy
tuflcken Negroponto , en Andréa, ï^égrö;:
; daar wy, met een braave Oofte wind j
I door zeylden. \'t Gezicht hier van
verbeeld zich op N®. 20f- \'t Ge-
bergte van Negroponto is aangewé-
zen met de Letter A- Des avonds
I palfeerden wy tuflchen Sea, en
\'i " Ifffla
i \'
! \'i
-ocr page 521-392 CO%J\\(^SLIS de \'B\'KVy^S
voort te zetten , en ons met den
Convoyer niet meer te bemoeyen:
ftaken dan de vlag op , en gaven
een fchoOt, tot affcheid ; waar
mede hy ons van gelyken bedankte.
Kort na den middag, zynde nu de
Cours regt op de Golf aangefteld,
pafteerden wy Stravali , een lang stravali.
ftuk Lands , \'t geen voor het Ge-
bergte van Morea legd, en zich ver-
toond op N". 207. Hier is een
Kloofter, daar gefchut op legd.
Met den avond pafleerden wy Zan-
ten. Dezen nacht hadden wy zwaa-
ren Regen , en ftil de de wind, die
wat Weftelyker liep. Den 31 met
den dag , hadden wy Cefalonia ne- Cefalonia.
vêns ons, kreegen weder een braave
koelte, uit den Zuyden, en paflèer-
den met den avond Tachfu. Den Pachfu.
eerften November, na den middag,
kreegen wy Corfou ter zyde van ons,
en kwamen , omtrent den avond,
nevens het Eyland Fanu, leggende
voor de Golf van Venetien. Hier
zagen wy het Land van Corfou verre
van ons, vertoonende zich als ver-
fcheyde Eylanden , hoewelze alte-
maal aan malkanderen vaft zyn.
Omtrent middernacht zagen wy een
zeyl, dicht nevens ons, \'t geen een
vuur op had , wy lieten derhalven
aanftonds mede een vuur opzetten,
en, denkende dat het eenige Vyand
mogt zyn, bereydden ons met alle
fpoed tot tegenweer. Aldus dreeven
wy, in groote ftilte, dicht by mal-
kander , omtrent een uur tyds, wan-
neer het Schip van ons af week, en
de Cours uit de Golf zettede. On-
dertuflèhen kreegen wy weder onze
voorige wind, die ons, den twee-
den der genoemde Maand Novem-
ber , met den morgen ftond , aan
de Golfhvzchti alwaareenEylandje
legd, Savaceno gehettcn. Hierza- Savaccno.
gen wy weder een zeyl , ftellende
de Cours mede uit de Golf. Wy
hadden hier de vafte Kuft in ons
gezicht, en meeft Regen, die, in
den laaten avond, met harden wind
zodaanig toenam, dat wy tot mid-
dernacht , in een zwaaren iStorm
voortzeylden, wanneer wy byftaa-
ken, uit vrees van de Klippen, die
hier met menigte in de G^?^ leggen.
Na
J/o/a Longa j hebbende wyders den
2met den dag, Beïla Tola agter,
en Caravi benevens ons. Op den
middag paflèerden wy , met een
braave voor de wind, tuflchen Capo
Angelo , en Cerigo door , welke
plaatzen ik mede, in het door zey-
len , afteekende, gelykze zich ver-
toonen op N°. 206. zynde Capo
Angelo aangewezen met de Letter
C. en Cerigo met D. Aldus kwa-
men wy in dt Adriatifche Zee, heb-
bende met den avond Capo Matapan
benevens ons, wanneer, na weinig
tyds , alle de Schepen , door een
vervaarlyke Storm, die ons hier ter
plaatze overviel , van malkander,
en uit ons gezicht, geraakten. Den
\'s morgens, zagen wy\'erook
geene meer, \'t welk een ongemeene
vrees veroorzaakte. Ik wenlchte my
toen wel op het Oorlog-fchip j maar,
vermits \'er tot Smirna gezegd was,
dat wy, tot aan dc Golf van Venetien,
verzeld zouden werden, had ik my
op het Koopvaardy-fchip begeven.
Vroeg in den morgen ftond zagen
wy een zeyl achter ons , zonder
echter tc konnen bekennen, of het
Vriend of Vyand was. Wy hielden
onze Cours na Zanten, waayende de
wind heel fterk uit den Ooft-Zuyd-
Ooften, verzeld met Regen, zwaaren
Donder, en Bliklèm. Omtrent tien
uuren kwam het gemelde Schip,
\'t geen wy inwachteden, meenende
dat het de Commandeur was , by
ons , en bevonden wy het een
van onze Koopvaardy-fchepen, de
Geertruyd genaamd , te zyn. Wy
riepen den Capiteyn toe, dat de
Commandeur geordonneerd had ,
ingeval ymand , door Storm , of
anderzints, mogt komen af te dwaa-
len, dat hy te Zanten zoude in-
loopen, en tweemaal vier-en-twintig
uuren aldaar blyven leggen, dat hy
hem zoude komen af haaien. De ge-
melde Capiteyn had zich geerne,
met zyn Chaloep , aan ons Schip
laaten zetten, maar het konde, door
de harde wind, en holle Zee, niet
gefchieden, weshalven hy na Zan-
ten zeylde. Wy , ondertuflchen,
beflooten het, met de gewenfchte
wind, die wy kort daar na kreegen.
Ifola
Longa.
Bella
P0I3.
Caravi.
Capo An-
gelo.
Cerigo.
Capo Ma.
tapan.
Corfou.
Fanu.
REIZEN.
393
morgen ftond, zodaanig wakkerde ^
dat wy genoodzaakt waaren , de
meefte zeylen in te neemen. Want
het woey een volkomen Storm, die
die tot by den middag aan hield,
wanneer de wind wat begon te min-
deren : doch in \'t kort kreegen wy
nogmaals het zelve weer , cn om-
trent den avond weder verandering, ,
hebbende dezen dag mecft by ge~
fteeken, ten eynde niet in het naauw
aan het Land te vervallen. Des nagts
hadden wy goed weer. Den
met het krieken van den dag , be-
vonden wy ons omtrent de plaats,
die wy des avonds hadden verlaa-
ten. Op den middag hadden wy
Citta Nova , of de Nieuwe Stad,
ten Noord-Ooften, en omtrent den
avond weder onftuymig weer, zulks
dat wy genoodzaakt waaren by te
leggen, \'s Nagts ten drie uuren j
vervolgden wy weder onze Cours.;
Den was het heel ftil, en be-
vonden wy ons , met Zonnen op-
gang, ter plaatze daarwy \'savonds
te vooren begonden by te fteeken,
dryvende dezen dag in ftilte.
\'s Avonds kwam \'er een koeltje,
\'t geen ons zodaanig deed vorde-
ren , dat wy des nagts weder moe-
ften byfteeken , tot ten drie uuren.
Na weinig tyds , terwyl wy het al-
dus , in de duyfternis, lieten dry ven,
ftilde de wind, en kreegen wy een
weinig licht van de Maan. Den
\'s morgens , begon het weer op te
helderen , doch wy hadden meeil: in
de wind, en paflèerden Capo Mon-
te S. Angelo, laatendehet, na mid-
dernacht , meeft dry ven, ten eynde
niet omtrent de Eylanden te geraa-
ken , waar van wy \'er een in \'t ge-
zicht kreegen, Caetfia geheeten.
Den met den morgenftond ,
bevonden wy ons omtrent een me-
nigte van Eylanden , welke wy al-
temaal ter regter hand lieten leggen,
terwyl, met een gewenfchte wind,
onze Cours vervolgden. Midde-
lerwyl kreegen wy twee zeylen in
\'t oog, die wy voor Vaartuygen van
het Land aanzagen, gelyk wy ook
bevonden, dat ze waaren. Met
den avond paflèerden wy dc Klip
Pomo. Tomo , die de Igatfte van alle de
Eylanden is , en^erfcheydene Ey-
landjes omtrent zich heeft, gelyk\'er
by de Klip, in de Printverbeelding,
op N°. 208. werd aangewezen. Als
men dezelve eerft in\'t gezicht krygd,
vertoond ze zich in de gedaante van
een Schip, daar ze , door onkun-
digen , lichtelyk voor aangezien
zoude konnen werden. Dezen nagt
hadden wy in de wind. Den
met den morgenftond,, kreegen wy
ftil weder, en zagen het Land van
Verona, aan de ftinker zyde, bene-
vens ons, \'t geen zich geheel hoog,
en vol Sneeuw, op doed. Des nagts
hadden wy het zelve weer. \'s Morgens
den was de wind Zuyd-Ooft,
en zagen wy de Slavonifche Kuft
zich nevens ons heen ftrekken,
welke met veele Eylanden verzeld
is. Aan d\'andere zyde waaren wy
op de ftreek van de Stad Ravenna,
waar omtrent zich een rond Bergje
Capo
!Montc
S. An-
gelo,
Caecfia.
gehegt IS- Thans bevonden wy ,
ongevaar vier-en-dertig Italiaanfche
mylen van Venetientczjn. \'sNagts
hadden wy meeft in de wind j en
ftil weer. Den weinig voor
den dag, kreegen wy weder de
Zuyd-Oofte wind , die , met den
hier
Den met den dageraad, had-
den wy een gewenfchte wind, die
ons , omtrent drie uuren voor den
middag , in het gezicht van Vene^
tien bracht, tot voor het naauw, of
het gat, daar wy een kleyn Engelfch
Scheepje zagen in zeylen. Lang
hielden wy \'t hier voor, op hoop,
van met de Barken , of Lootzen ,
af gehaald te worden , doch ver-
mits het niet gefchiedde, waaren wy
genoodzaakt , het Anker in de
grond te werpen, leggende op ne-
gen Vademen waters. Omtrent drie
uuren na den middag, deeden wy een
vertoond, in de gedaante van een fchoot, en lieten een sjouywaayen".
Klip, hoewel het aan het vafte Land om af gehaald te werden, doch ver-
namen niemand. Ondertuflchen be-
gon de wind geweldig op te ftee-van Schip-
ken, en het water, door de ondiepte,
zo hol te fchieten, dat wy, opeen
fchrikkelyke wyze, voor ons Anker
lagen te ryen, zulks dat ons Galjoen
meeftentyd de neus onderhaalde :
Ddd
-ocr page 523-394- C0%3Y_SLIS de \'B\'K.V\'Ï^S
was, lieten wy ons aanftonds, met
de Chaloep, na de Stad roeyen, in
het bywezen van een Alfante , of
Deurwaarder, die , met zyne gon-
del , geftadig omtrent ons bleef
Na een uur roeyens , aan de Stad
gekomen , trad de Capitcyn alleen
te Land , en in het Huys van de
gezondheid, daar hy zyne Brieven
over gaf, terwyl wy aan de water-
kant ftonden te wachten» afgezon-
derd van de Ingezetenen, die rond-
om ons ftonden , uit vrees van de
Peft-ziekte. \'t Is een gebruyk, om- Cebmyk
trent alle de geenen die uit de Le\' de
vant komen, datze, alvoorens voet
in de Stad tc mogen zetten, veertig houden,
dagen in het Lazareth moeten bly- on^^ent
ven, \'t geen men noemd, dc ^aran- dfe^uft"de
taine houden. De Brieven overge- Levant
leverd zynde, wierden wy weder op
dezelve wyze , met den Alfante,
na het Schip gebracht, daar ik
geerne de Prattica in gehouden zou-
de hebben, doch het mogt niet ge-
fchieden : echter kreegen wy noch >
door een voorfpraak, de gunft, dat
de dagen, die wy in het Schip had-
den gelegen, mede voor leg-dagcn
wierden gereekend , zulks dat wy
ons maar heel weinig tyds in het
Lazareth onthielden , dewyl het
gantfche getal toenmaals opeen-en-
twintig dagen was gefteid , waar
van wy\'er zeftien in het Schip la-
gen } want eer nam onze êluarnn-
taine geen aanvang: maar, zo men
geen gezondheids Brieven , viit dc
Levant mede brengt, en dat de
Peft is , ter plaatze daar men van
daan komt, moet men \'er veertig
dagen verblyven, gelyk ook alle dc
goederen , die men oordeeld , dat
eenige befmetting zouden konnen
overzetten. En byaldienherkomt
te gebeuren , dat \'er middelerwyl
eenige ziekte ontftaat, onder de
geenen die deze §luarantame hou-
den , worden dc gemelde veertig
dagen verdubbeld, en tot een ge-
tal van tagtig gebracht. Kort om,
\'t is een zeer ongemaklyk ding,
cn \'t verdrietigfte , dat ymand, na
d\'ongemakkcn van de Zee te hebben
moeten uitftaan, zoude konnen over-
komen.
hier by overviel ons ook de nagt,
die, door hetonftuymigweer, heel
donker was. Dus fcheen het alleen-
lyk te hangen, aan het houden van
de Anker-touwen, welke wy, door
het kraaken van het Schip, veroor-
zaakt door het afgryze yk op en
nederfchokken , al ettelyke maaien
meenden gebrooken te zyn. In
deze algemeene benaauwdheid , en
terwyl wy geen andere ftaat maak-
ten , als dat \'er , van negentig Zie-
len , die \'er in het Schip waaren,
geen een af zoude komen , gelyk
ook zeekerlyk gebeurd zoude heb-
ben, indien de touwen ons hadden
begeeven (daar wy , zittende met
ons vieren in de Kajuit malkanderen
heel deerlyk aan te zien, zonder het
hoofd\'er buyten te durven fteeken,
t\' elkens na lieten verneemen} be-
liefde het God, dat de wind, om-
trent twee uuren na middernagt,
begon af te neemen , tot zo verre,
dat wy des morgens den 1goed
weder hadden. Thans deeden wy
verfcheydene fchooten met fcherp,
ten eynde men ons mogt komen af
haaien. Omtrent negen uuren kwam
\'er een Bark aan zetten , met be-
rigt , dat ze ons onmogelyk kon-
den binnen lootzen, dewyl \'er maar
vyftien voeten water in het gat was,
en ons Schip achttien voeren diep
ging. Wy verzeylden dan, tot voor
het gat van Malomocco , daar wy,
op tien Vademen waters, ten An-
ker gingen leggen , wel haaft ver-
zeld , door twee Engelfche Schepen,
die zich nevens ons plaatften. Den
lieten wy weder een sjouw
waayen, en deeden eenige Ichooten,
doch , vermits de wind nochmaals
te fterk was , kwamen de Lootzen
niet , voor des anderen daags.
Wy zeylden dan na het gat,
\'t geen wy een-en-twintig voeten
diep bevonden, cn , hebbende
zich zeven Barken , yder met tien
Man voorzien , aan ons vaft ge-
hegt , Nvierden wy binnen de
Komft te I^^ven geroeyd, verheugd , dat ik
VenetieD, my, na zo veel omzwervens, eyn-
delyk weder in het gebied der
Chriftenen bevond.
Zo haaft als het Anker gevallen
Gelegen- ^^^ ^^^ Lazareth belangd, \'cis
heid van een gebouw, rondom in \'c water gele-
hct La- gen, omvangen met een muur, en met
zareth. yecle gemeene vertrekken voorzien ,
gelyk ook met eenige andere, die
byzonderlyk afgeflooten worden j
want die, by voorbeeld, hunne
rantaine op een dag vier a vyf vol-
bracht hebben , mogen geen ge-
meenfchap houden, met de geene,
die daar nog langer moeten ver-
blyven , of zy zouden zich tot het
zelve verblyf verbinden. By al-
dien ook ymand hier, door een
vriend, bezocht word, vermag de-
zelve niet by hem te naderen; maar
is gehouden, eenige fchreeden van
hem af te blyven } ten welken eyn-
de altyd een wachter by de hand
is, die\'er naauwe achdng opgeeft:
want zo hy hem kwam aan te raa-
ken , zoude hy dezelve ^arantaine
moeren uithouden, die, na de gele-
gentheid van zaaken, zolang, of zo
kort, is, als het den Heerenvande
gezondheid beliefd. Men doed zich
hier, de fpys , en \'t geen men vor-
der , tot onderhoud des levens, van
nooden heeft, uit de Stad brengen,
\'t geen men in de gemelde vertrek-
ken bereyd, zo als \'t een yder wel
gevald, en, na dat de ^arantaine
volbracht is, werd men, met Gon-
dels, of andere kleyne Vaartuygen i
afgehaald.
KjDtnß hinnen Venetien, Vermaah^lyk^ vaart na
Schoone ftukken van den Schilder Bafftan te Baßano. Zwaare
Hagel\'fteenen te Venetien gevallen. Vreemde gedaante van het Beesje
Gerboi enz.
en December, wanheer
-------• JL-^\' ^arantaine geeyndigd
yenetien. ^^^ ^ wierd ik, benevens een vriend,
die mede van Smirna was gekomen,
door een Deurwaarder , gelyk hier
voor gezegd is , uit het Lazareth
afgehaald , en , met een Gondel,
te Venetien gebracht, alwaar ik my
een tyd lang meende te onthouden,
met het oogmerk , van \'er my ver-
der in de Schilderkonfl: te oeffenen.
Ik had het geluk, van een der voor-
naamfte Meefters dezer eeuw t\' ont-
moeten, geboortig van in
Duytftand, en Carlo Loth geheeten,
een Man, hoewel in de ze&g Jaaren
oud , die nog in de volle fleur van
2;yne konft was , fris en fterk van
Lighaam, en van een zeer vermaake-
lyke omgang. Hy bad zich van der
Jeugd af in Italien , doch meeft te
^»^-//V»» opgehouden, daar hy in
een zonderlinge achdng was j deze
deelde my j uit een loutere genegent-
heid , mede» alles \'tgeen ik hem
verzocht, en gaf my zo veel ope-
ning in de Schilder-kunft , dat ik ^
D
Komft
binnen
gaarne wil bekennen J een eeuwige
verplichting aan hem te hebben.
Deze oeffening hield my echter zo-
daanig niet bezig, of ik nam myne
uitfpanningen, en bezichdgde het
voornaamfte , in en omtrent Vene-
tien. Van het eerfte, als tc wel bekend
zynde, zal ik niet fpreeken, en al-
leenlyk yts van het ander aanroe-
ren.
Onder het vermaakelykfte, waar Vermaä^
mede zich een Vreemdehng kan
verluftigen , moet men de Stad Sa"^
Tadua ■ gaan bezichtigen , welke
nog achttien Italiaanfche mylen van
Venetien word gereekend. Men
vaart daar heen van Foreno , een
uur roeyens van de laatft genoemde
Stad , aan het vafte Land gelegen*
langs de Rivier de Brente , welke
zich byzonder luftig op doed , ter
oorzaak van de Dorpen » die op
deflelfs Oevers leggen , doch voor-
namendyk wegens de meenigvuldige:
Paleyzeni en Hof-fteeden, die zich
ter weder zyde vertoonen. Men heeft
hier, ten opzicht van deze vaart^
Ddd» èen
2 O a
XJC-
een kleyne verbeeldinge van Hottand:
want men kan\'er zo wel, met de
lyn, langs opgetrokken werden, als
men aldaar met de Trek- of Jaag-
fchuyten doed, ook bevaart men ze
doorgaans met de Gondel 3 en wer-
den beyde deze manieren dagelyks
gebruykt j behalven dat de ryweg
daar beneven met dezelve aange-
naamheden verzeld is.
Schoone Ik onthield my ook eenige Maan-
ftukken den te Bajfano , een gemeene dag-
Schilder Venetien gelegen, alleenlyk
Baflan, te om myne luft te voldoen , in het
Baflano. bezichtigen der werken , van dien
Wyd-beroemden Schilder Ba(fan :
want, om zyne geboorte Plaats te
vereeren , heeft hy \'er ftukken ge-
maakt , daar geen ander van zyn
maakzel , hoe hoog ook elders m
waarde gehouden, by mogen haaien.
Van deze zyn \'er twee, in twee by-
zondere Kapellen , dienende tot
Altaars-ftukken 5 welke in zodaanig
een achting werden gehouden, dat
ze met Deuren van yzere Traliën,
daar men ze door beziet, beflooten
ïyn : \'t voornaamife is de verbeel-
ding van des Zaligmaakers geboorte.
Maar het fraayfte, \'t geen men oor-
deeld van hem te vinden te zyn,
en men , onbeflooten , in een an-
dere Kerk kan bezichtigen , is een
ftuk, verbeeldende de Hemel-vaart
Chrißi , daar de Apoftelen hem ,
met verwondering, en verbaaftheid,
naoogen. Wat de Stad Bajfano
belan gd, zy legd zeer vermaakelyk,
ftrekkende zich langs de Rivier de
Brente i \'t welk^my gelegentheid
gaf, om\'er verfcheydene aangenaame
gezichten op \'t Papier te brengen.
Zwaare Geen ik hier gaa verhaalen, zal
eenige, die wat wonderlyk Philofo-
fteenen te pheeren, buyten twyftèl ongelooflyk
Vene tien voorkomen : ondertuflchen kan ik
gevallen, yerzeekeren, dat het waarachtig is,
en dat ik het met eygen oogen heb
gezien. Den 4^60, j^jy ^jg^. \'s na-
middags ten drie uuren, ontftond te
Venetien, heel fchielyk, een groot on-
weer , vermengd met zwaare Regen,
en geftadige Donder, en zulke ver-
vaarlyke Hagel-fteenen, datze, aan
de zyde daar de wind van daan
kwam, meeft alle de glazen der
Huyzen inftoegen: onder anderen,
waaren \'er twee gevallen, op de voor-
plaats van het Huys, daar ik my in
onthield, welke ik, tot gedachtenis,
aftekende, zynde derzelver gedaan-
te en grootte, als ze zich op N* 2 09.
vertoonen, \'t gewigt van yder, be-
vond ik by de vier oneen. Onder-
tuflchen waaren ze nog al vry wat
verfmolten, want ik dorft \'er niet om-^
trent komen, voor dat het onweer
over was, men verhaalde my ook,
dat \'er een, dicht by onze Wooning,
was gevallen, die de grootte had van
een gemeen menfchen Hoofd, en,
na gifling, omtrent de vier pond
moeft weegen ; doch deze heb ik
niet gezien , en kan\'er derhalven j
met geen zeekerheid, van fpreeken.
Terwyl ik my alhier te Venetien
onthield, wierd my een zeeker
Beesjevereerd, Gf-r-^ögenaamd, en
tot een Prefent, of gefchenk , uit
Barbarien gebracht. Ik vond het
byzonder vreemd van gedaante,
zynde het lighaam , en de koleur,
op de wyze als een Haas, gelyk ook
het hoofd , en de ooren : de twee
achterfte pooten, daar het alleen op
ging , waaren ongemeen lang, en
de twee voorfte in tegendeel byzon--
der kort, hebbende voor aan yts als
een handje, daar het de fpys mede
nam , op de manier als d\'Eek-
hoorns, of d\'Aapen. De ftaart was
heel lang , en aan het eynde wttt,
en zwart gevlakt, \'t Af beeldzel ver-
toond zich op N®. 210. Na eenigen
tyd kwam het te fterven. Weshal-
ven ik het opzettede , om het al-
dus te konnen bewaaren : doch ik
bevond na een wyl, dat het door
de Myt was vergaan , zulks dat ik
niets, als het gebeente, heb overge-
houden.
Fertre\\yan Venetim, en tpederkgmß in \'s^rimenhagê.
a een verblyf, van weinig min-
der als acht Jaaren, te Venetien
^houden te hebben, befloot ik, ver-
Vertrek moeid van zo veel omzwervens,
van Vene- weder na myn Vaderland te keeren
N
Padua.
Hens.
broek.
ïien.
cn vertrok derhalven den 0£to-
her van het Jaar 165)2. op Sußna,
een Vlek aan het vafte Land , en
omtrent een uur van Venetien gele-
gen , van waar ik na Tadua reed,
daar ik des nagts verbleef. Den
Vincenia,kwam ik tc Vincenza, alwaar my,
terwyl ik \'t aanmerklykfte van de
Stad ging bezichtigen, veele fraajig-
heden van de Schilder-kon ft voor
kwamen. Hier door loopt een
braave Rivier heen. Vervolgens
Verona, toog ik op Verona, daar mede veele
Konft-ftukken gezien werden. Door
deze Stad ftroomd ook een fraaye
Rivier, welke veele aangenaame ge-
zichten aan het oog befehikt. Van
hier pafleerd men de Rivier Ladice,
Tioefa. en vervolgens Tioefa , een Fortres
der Venetiaanen, van waar men zich
Rodrego. na de Stad Rodrego vervoegd. Den
Trente. i kwam ik tot Trente , \'t geen
zich heel aangenaam op doed, ter
oorzaak dat de Stad aan d\'eene
zyde Bergachtig opwaarts gaat.
Aan de andere zyde loopt de Rivier.
Hier ziet men in de Veft veele Har-
ten loopen. Vervolgens komt men
aan de Stad Bolfan , waar omtrent
zich verfcheydene Kafteelen, langs
de wegen, op de fpitzen der Bergen,
vertoonden. Van daar vervoegde
ik my na Hens-broek , alwaar ik,
in de Kerk der Francifcaanen, de
twintig Keyzers , en acht Keyze-
rinnen, die zeer wel gemaakt zyn,
cn veel meer als van levens grootte,
ging bezichtigen. Men ziet\'er mede
het goude Dak , \'t geen wel nkt
groot , maar van Maffyf goud, is,
en van zeer groote en hooge waarde
gehouden word. Deze Stad is uit-
ftekend fterk , zynde tuflchen heel
hoog Gebergte gelegen , \'t geen
haar als tot een muur verftrekt, en
onwinbaar geacht doed zyn , wes-
halven zy voor de befte Plaats werd
gehouden , die de Keyzer in zyn
gebied heeft. Vervolgens trekt men
voor by de Fortres Sjermits, een üit- Sjermitsi
ftekend fterke Vefting, en heel hoog,
boven op het gebergte, gelegen,
daar men onderaardfche hooien in
gegraven heeft j om uitvallen
te
konnen doen. Den 20\'^®°. kwam ik
teMunchen, de Hoofd-Stad van het Muncherti
Hertogdom Beyeren, daar ik eenige
dagen verbleef, en \'er ondertuflchen
het voornaamfte ging bezichtigen,
onder anderen ook het Paleys van
den Keur-vorft , \'t geen van een
tretfelyke bouw-kunde , en uitfte-
kend groot, is.
Thanis begaf ik my na Augs-burg, ^„g^^
welke Stad heel aangenaam, in een burg.
Vlakte, gelegen is, hier heeft men
een beroemd Raad-huys, eh een
heel geeftig gemaakte inlaating aan
de Poort, beftaande in verfcheydene
Bruggen, en Deuren, welke, als\'er
ymand doorgaat, zich, op een on-
gemeene manier, van zelfs weder
toeftuyten.
Vervolgens paflêerde ik Donawert, Döna-
ff^tffenburg, en Swa/bag, en kwam,
den eerften November, te iWar^»-"
, alwaar ik, om eenig goed van
Venetien af te wachten, genoodzaakt
was, my derdg dagen op tc houden.
Deze Plaats is van een tamelyke
grootte, en heeft veele wel gebouwde
Huyzen , rondom heen een rede-
lyk hooge Wal , voorzien met
veele braave Toorns, en een diepe
Graft. Het Kafteel legd op een
hoogte, of Berg, beftaande meeften-
deel uit levende Rots.
Den eerften December vertrok ik
weder van daar, en nam myn weg j
over Nyftad^ Kit zingen, en JVirts-
, waar benevens de Rivier dé
Ddd 3 Mairi
Main heen loopt, daar wy des mor-
gens overtoogen, komende wyders
den tot Frankfort. Thans
kreegen wy groote koude , en het
begon zodanig te vriezen , dat wy
den Ryn niet konden pafleeren,
weshalven wy, alzo ik nu twee
Heeren by my had gekreegen , tot
Ments een Koets namen , en den
omtrent den middag vertrok-
ken , paflèerende Hooghem , en
Cajfel,, waar omtrent men over d.e
Rivier word gezet, hier namen wy
een kleyne Bark , om na Keulen te
gaan.
Den Ryn afkomende, zagen wy
verfcheydene Plaatzen , die door
den Oorlog t\' eenemaal verwoeft
laagen, als Bacherach, \'t welk van
geen menfch bewoond wierd , en
eenige andere. Te S.Goar, o(S.Ge\'
wer, gekomen, zagen wy aldaar een
fchoone Fortres. Vervolgens ge-
raakten wy aan de Stad Coblents ,
welke, aan de andere zyde van den
Ryn, een uitfteekend flerk Kafteel
heeft.
Dezen dag, den 11\'^™. der Maand,
konden wy, door den grooten over-
vloed van het Ys, \'t geen den Ryn
afdreef, niet doorkomen j maar nog
erger was het, dat de Schipper, en
zyne Knegts , de felle koude niet
langer konden uitftaan , weshalven
wy genoodzaakt waaren , de Bark
te verlaaten, en ons, dewyl wy geen
Paarden konden bekomen, te voet
na Bon te begeren , daar wy maar
vyf uuren van daan waaren. Hier
zag ik dat men weder eenige Huy-
zen begon op te bouwen.
Frank-
fort.
Ments»
Hoog-
hem.
Caflel,
Bache-
rach.
S.Goar,
Coblens.
Den j kwamen wy te Keulen,
alwaar ik genoodzaakt was omtrent
drie Maanden te verblyven.
Den Maart 165)3. vertrok ik
weder van daar , den Ryn, af na
Amjieldam. Te Duffeldorp geko-
men , bezag ik aldaar een fraay
Paleys, van den Vorft van Nieuburg.
Vervolgens paflèerden wy Keyzers-
waard-, JVefel, Rees, Emmerik, en
Schenkenfchans , komende wyders
den 1tot Aarnhem. Den 1
toogen wy door Uytregt , en kwa-
men den 14,"^=". tot Amfteldam , al-
waar my, tot den 1opgehouden
hebbende , vervoegde ik my na
\'s Gravenhage , myne Geboorte-
plaats. Daar ik den der ge-
noemde Maand Maart, \'s morgens
ten zeven uuren, aankwam, na een
Reys van omtrent Negentien Jaaren,
met zodaanig een geluk, volbracht
te hebben, dat ik reeden had, om
God met de uiterfte dankbaarheid,
daar voor te looven.
Bon»
Keulen.
Duflel-
dorp»
Keyzers-
waarc >
Wefel ,
Rees, Em-
merik ,
Schenken-
fchans ,
Aarnhem»
Uytregt,
Amftel-
dam.
Weder,
komft in
\'s Graven-
hage.
R E G I-
-ocr page 529-REGISTER
Der voornaamfte Zaaken, in defe Reys-
befchrijving verhandeld.
APag.
Aarts Biflchoppen der Grieken. loz
Acciron een Vlek daar Conftantinus de Groot is ge-
ftorven. 6}
Aleppo befchreeven. j
Alexandriens tegenwoordigen ftaat. ijp
Alexandrette , of Scandrona. 364
Altaar van den Goeden Moordenaar. 186
Amejanthus, een Steen daar Lywaad en Papier van ge-
maakt werd, &c. op\'tEylaud Cyprus gevonden: 377
Amphitheater byPozzuoli. rz
— teEphefen.
—. te Heradea.
Apollo \'s Beeld tot Delos.
Arabiers baar Diefagtiglieyd. i i i
Arabifche Manier van Danflèn. 134
— Speeltuyg. 140
Arapes. 149
Argentiera een Eyland, 18
Articulen vati de Mahometaanen. 80,81
Askitis, feker foort van Monnikken onder de Grieken. 10 j
Atmeidan tot Conftantinopolen. jo
Avezia befchreeven. 70
Avondmaal der Grieken. 11 o
— werd ook aan de Kinderen uytgedeeld. 111
Auteur is ten onregt, om de gelykheyd van Naam,
aangefien voor Cornelis de Bruyn; die A<». 1671.
den Hr. Raadpenfionaris de Wit, onder anderen
aanviel om hem te dooden, waar van by fig verde-
" 00 .0-__
digd. 388, 389 en $90
B
280
12.
580
I i
118
15
Z25
Diamanten aldaar.
lïAbabarnoe.
■•\'Bad van Diana.
Siloam.
^ T" Bathfeba.
Baden tw PozzuoU.
Baffä, or Paphos 379.
Baja.
Bairam of Paafchen der Turken.
Balen, feker fpel tot Livorno, en wat het is.
Baloye.
Barbonnen een feker foort *an Vis, en hoe die-Maar
<60
MJ
io
287
■J?
s
6
10
»73
i6o
m
gemaakt word
Barna Bachi.
Bedeftonden der Turcken.
Bedriegelijckheyd der Grieken.
Beeld gevonden te Delo\'s.
Beelden ontrent \'t oude Smyrna gevonden.
Begraaf-plaatfen der koningea van Jerufalem
Begraving der Turcken.
Beke Kedron.
Bend der Nederlandfche Konftenaers tot Ron.é, én
op wat wijfe de aanneming daar in gefchied.
• afgebeeld.
Benedetto Odefchalchi verkooren tot Paus.
Bergen in \'t eyländ Rhodus in i4- ««ren opgeworpen
iBerg der Ärgernis.
•»» der Franfchen.
— Karmel. j^g
~ Thabot \' ^^^^ gepredikt heeft, j i j
Befchrijving van Smyrna.
— van de grootfte Pyramide. 191 vandetweede- log
—i van de Onderaardfche Graf-keldèrs omtrent
Sacarai
20»
46
8z
z66
deffelvs tegenwoordigen
27J
z66
186
180
144
10}
ȕ
\'S
II
grootte.
Befiftan tot Conftantinopolen, en häar
Befnijdenis der Turcken.
Bethanien.
Bethlehem afgeteekend en
ftaat befclireven,
Bethphage.
B^gt der Gt-iekén. 111
Blinden, haar menigte tot Kairo. 217
Bon Ladron , of Dorp van den Goeden Moordenaar. 15 5
Boom die fig voor de Saligmaker en fijn Moeder foude
geopend hebben.
Bofch omtrent Damiaten.
Brand liieenigvuldig tot Conftantinopolen.
Breviai-ium van de Grieken.
Brug van Caligula , waar van nog Overblijfeels Zijn.
Brug Gevegt tot Pifa en hoe het toegaat.
Buftels Kaafen tot Averza gemaakt.
Bijldraagers tot Conftantinopolen, om de Brand te
fteuyten.
»44
ys
toz
toi
3 iz.
IK
^aloyers
— of Griekfche Monnickèn.
eten geen Vifch in de Vaften.
ea.
Cana in Gali ..
Capua befchreeven.
Cederen van Gaza, 7
Ceder Boomen op den Libanoni j 00 Cederen afgebeeld, j o a
Centum Cells, of Honderd-kamers. iz
Cerigo een Eyland in-de Archipel eertijds Cythera. 17
Cha Abbas Antwoord aan een Turkfche Ambafladeur
nopende het Groen.
Chalcedonia.
I Chalcedonifche Zee.
I Chalcedonien befchreeven.
j6o 1 Chavybdis.
Chiti.
Circus Agonalis tot EpheleHi
Clement de X. Paus van Ronïen fterft.
Coloquiti.
Conclave, en deflelfs byfonderhcden.
Conftantinopolen. ■
9Ó
54
64
»7
37i
8
167
9
39
7®.
Coutalli.
Cyprus befchreeven.
aSsi
i}f
ibid.
ibid.
278
316
114
380
. Iii
Dienft
TAal dér Reufén.-
■^Damiaten.
Danfters by de Turken.
Dardanellen d\'oude.
^ hoe nog genaamd;
— Nieuwe.
Davids Water-Put. _ .
Debora of Tour een Dorp aan ^«n Thaoor»
Delos.
Dervichis Turkfche Geeftelyken.
Diamanten van Baffa.
Diana\'s Beeld tot Delos.
Diefagtigheyd van de Arabier^\'
297
Dienft van de Gdekfe Kerk.
Doode Zee.
Doopvat van S. Jan.
Dorp van den Goeden Moordenaar.
— van S. Jan, daar hy gebooren zoude zijn
der Herders.
— van kwaaden Raad.
Dranken der Turken.
Droevig geval van een Oude Vrouw.
Duyven-huyfen in menigte aan den Nijli
Eed der Cardinaalèninhêt Gonclavé.
Eed fweeren der Turken.
Eerbiedigheyd der Turken voor \'t Papier.
— .voor den Naam Gods.
voor hun Kerkelijcke PerfooneHi
—. voor Jefus Chriftus.
voor het Ottomannifche Huys.
Eeten, op wat wijfe het by de Arabilche Boeren ge-
bruykelyk is.
Egtfcheyding by de Turken aan de kant der Vrouwen.
Egyptifche Heyligen.
— Beeldekens.
Elias geboorteplaats.
Emauon fie Imam.
Engedi en deffelfs Puynhoopen.
Engelfche Mevrouw, haar togt naa \'t Heylige-Land.
Ephefen en deflèlfs deerelijken ftaat.
Erweten Veld.
Efpahis.
Euluk Agafi Hoofd van de Efpahis.
Eylanden van de Propontis.
II
1*0
Jlï
272
63
77
260
1
270
3"
Famagufta.
Feeften der Grieken.
Fenynige Grotte, of Grotte Del Cani.
Fico d\'Adamo.
Fiume de Donne, of Juffer Rivier.
Fons Signatus, of Gezegelde Spring-bron
Fonteinen by Nicomedien.
— der Heyliging te Conftantinopolen
vaü Mäiia
— by de welke Philippus den Kamerling van
Candace doopte.
—— van Maria
welkers Water het Schurft foude genefen, tot
Cyprus 569
Fotia Vechia
Nova , befchreeven
^adaro 7°
\'Gaëta, of Gajeta vatiwien genaamd, enhoegcle-
14
S3
ij6
ÎH
98
366
«49
H4
141
»Î3
124
Jö
7
gen
Galata befchreeven
Gallipoli
Galileefche Zee
Gafthuys van S. Helena tot Jerufalem
Gebeden der Turken
Gebeaitens in Steen veranderd
Gebegis
Geboden der Turkfe Wet
Gebreken der Türkinnen
^ der Griekinnen
Geeftelijcke Orders der
Gekhuys, het eenigfte van Turkyen, tfc Manaflia
• yd van Conftantinopolen
GeSegenthevd van
— deflèlvs verfcheyde benaaminpn ibid.
i
106
180 en 2.67
î^
iji
2.6S
2,74
280
135
ÎH
184
G
9
114
9}
114
I zz
IH
146
183
li7
ii7
ij
179
274
249
278
149
149
69
Gerbo, een vreemd Beesjen uyt Barbaryen jgg
Beesjen uyt Barbaryen
Gethfemane
Getuygenis-brieven aan de Pelgrims van Jerufalem me-
396
z6i
de gegeven
Gevangen huyfen geopend by de verkiefing van Inno-
centius de XI.
Gèvangcnhuys van S. Paulus
— van Petrus
10
53
^59
Gevaar der Franken in \'t verkeeren met de Griekinnen 154
Gevegt tot Romen tuflchen twee Proceffien 6,7
Gevoelen , en plegtigheden der Grieken omtrent den
— der Turken wegens het laatfte Oordeel , en
Gewoonte omtrent de Pelgrims, die na Jerufalem op-
trekken
Gezegelde Spring-bron
Gierigheyd van een Turk te Kairo
Godsdienft der Turken
246
272
220
80
4»
397
5
6
12
50
68
258
261
262
ibid.
263
278
287
ibid.
ibid.
289
Godvrugtigheyd der Turken
Goudé Dak tot Hensbroek
Graf van Bacchus tot Romen
— van Rafaël
~ van Agrippina
van den Vifir Malwmet Kiuperli Bafla
—• van een Engels Edelman, tot Perinthus
— van Macarius
— van Zacharias
— van Abfalom
— van Jofaphat
— van Maria
—^ van Rachel
van Melchizedek
— van Godeftoy van Bouillon
—- van fijn broeder Boudewijn
« van Jofeph van Arimatliea, en Nicodemus
— van Jonas
—. van Mina, de Moeder van Mahometh, op \'t Ey-
land Cyprus 373
Graffchrift van een Reyfiger, die fig dood dronk aan
—• van Charles Bourbon, tot Gaëta 14
— van Boudewijn, Koning van Jerufalem 287
—- van Godefroy, Koning van Jerufalem »88
Graffteden der Turken i 19 en 288
Graffteen van M. Fabius 25, 26, 27
— tot E{^iefus 34
Groeten, by de Turken gebruykelyk »3 ^
Grieken, erkennen den Paus niet voor\'t hoofd der Kerk loo
— hoe die tot de Godftlienft geroepen worden 105
—- haar bedriegelykheyd 15 ï
• haar eerftgeboorene Zoonen behoeven geen Ja-
nitzaren te worden, gelyk fommige meenen i j 5
— haar vreemde Liefde-tekenen I54
— die fig in dieveiy verloopen, hoe die geftraft
Griekfe Reguliere Priefters , mogen niet trouwen 10 z
—. Wereldlyke Priefters, mogen maar eens trouwen i o i,
— — Hoe die werden aangenomen 10 S
— Priefters vrouwen, wat hoedaaigheden inbaar
vereyfcht wordea 106
— Vaften loj
Vaften tyden iio
—. Kerk dienften zo6
— Feeften 108
Avondmaal , no
— Infcriptien tot Tadmor j jS, 340, 341,342, 343,
344, 34S, y47> 348. 349, 3Ï0.
— der Sybillen iz,
—* der Seven Slaapers j t
— te Ephefen j z
— omtrent de Pyramiden t ^j
— en Hooien buyten Alexandrien 241
van
-ocr page 531-vän S. Maria 299
— van Elias, en van Elizeus, op den berg Car-
360
145
ibid.
146
ibid.
ibid.
148
213
i?o
mel
Grooten Heer fijn jaarlykze Jagt
>—- fijn Tafel-dienlt
■ fijn gehoor-geving, aen de Gelanten
— en fijn Sobnèn, en haar geftalte
— hoe hy gehuldigd word.
— fijn Krijgs-magt
t—. inkomft uyt Egypten
Groetten Vifir fijn Zegenpraalende intrede
50
240
en hedendaagfe
158
397
217
47
331
3J0-358
180
"7
iz
K
TT abinet feer koftelijk, tot Florencen 1
•^Kadilefquers der Turken , en wat haare bedie-
ning is
Kady, en fijn bediening
Kafare Kahel, een oude Ruïne 299
Kairo, ihag wel te Paard bereden worden 190
— defTelvs grootte ibid.
—— gelegentheyd dellèlvs 208
— een verfamel-plaats der Caravanen, die na Me-
cha gaan
Kameleons, enbyfbnderhedenwegens de felve 16»
Kanobin, of Stinoba, woonplaats van den Patriarch
Kanon van uitneemende grootte , tot Smyrna 21
—. tot beveiliging van het Serrail 78
Kapelle tot Florence, feer pragtig }
Kapel des Engelsby het H.Graf 284
— — den grooten Altaar , eertijds het Hof
iij
ibid.
, — --------j -
Turken gebruykelyk
Huys van Philippus > Koning van Macedonien
— van Jofeph en Maria
"—. van den Grooten Heer te Kairo
— van Sultan Gori
«— van Zebedeus
— van de Ridders van Maltha, totjei-ufalem
. van S. Marcus
van de drie Marias
—« van Cajaphas
— van Annas
. van Salofflon
—. van Lazarus
—. van den Pharizeus <
—• van S.Anna
M— van Simon den Melaatfchen
— van Maria Magdalena
—• waer in de Apoftelen geweefl: zijn fouden,
wanneer de Heere Chriftus ten Hemel voer 267
— en Begraaf-plaats der Machabeen
—. van Jofeph
— van Habakuk
— van Simon den Regtvaardige» ibid
Huyfen tot Kairo 109
c. ------ ----\'
vah Jofeph van Arimatheä
—- der Verfchyning
— van des Zaligmakers gevangenis
6. Longinus &c.
der Befchimping
—— der Kruyshegting
— van Magdalena en Johannes
— van Adam
Kapidgis
Karavanen, haar vertrek na Mecha
Kafteel van Bajä, door wien geftigt
tot Smyrna
•i.« ..läk. by wat gelegentheyd gebouwd
—- tot Ephefus
— tot beveyliging van de Swarte Zee
—. van de Seven Tooms
- van Kairo
— daar de Machabeen gewoond fouden hebben
— van Lazarus
Katten voor Reyne Dieren gehouden
Kelder, de Kerk genaamd
Kerk van S. Jan, tot Ephefen
van S. Euphemia, tot Chalcedonien
— van S. Marcus, tot Alexandrien
— A^an S. Catarine, ibid.
—- van \'t Heylige Graf
— der Apoftelen, tot Jerufalem
van S. Jacobus, tot Jerufalem
— van den Berg Zion
— van S. loris
w der Grieken, tot Bethlehem ^
der Armeniers omtrent het H. Graf
~ van Maria der vreeze
van S. Pieter, tor Tiberias
Kerken der Kophten te Kairo
\'Kerkhof der Jooden, tot Jerufalem
Khalits, of waterleyding tot Kairo
E e ë
28j
286
ibid,
ibid.
ibid.
ibid.
287
ibid.
148
3^9
12
zo
21
30
78
ii3
265
117
J04
29
66
ibia.
^56-28!
258
272
276
189
31Ï
iit
zót
ió9
Kin-
Haaven van Conftantinopolen
Haavens van Alexandrien
Hellefpont, delTelvsbyfonderheden
benaaming
Hensbroek
Heyligen in Egypten
Hiftorifche Kolom
Hiftorie van den Arabifchen Prins Milheym
— van Tadmor
Hodgias, wat lieden die by de Turken fijn
Hoenders van Damiaten
Homerus foude gebooren fijn by de Rivier Meles
Honden in Turkyen onreyn
Honderd Kamers
Hoofd-geld van de Grieken, en Jooden
Hoog-tyden der Turken 118, i i 9
Houte Sloften en Sleutels tot Kairo 208
Hulding v4n den Grooten Heer 146
Huwelykjen , en verfcheyden foörten van dien, by de
»9
i86
187
ibid.
ibid.
1J7
ibid.
2J8
ihii
260
ibid.
266
ibid.
TafFa, of Joppe
JJagt, algemeene, jaarlijks van den Grooteii Heer
gehouden, en hoe die gefchied
^ op de Chakallen
— omtrent Aleppo
Jagt-meefters verkienng, tot Aleppo g
Jakatswie
Janitzaren
^ werden niet geftraft, als door den Janitzar
Imams der Turken, wat haar bediening is, en hoe ver-
J T Ë R.
^ fl:aen niet onder de Moufti j^jj^*
jindiaanfche kleederen tot Florence n /-l -rt ^
Jooden, Turken wordende , behoeven niét eerft Chi\'ilte-
! nen te zijn
— Hoofdgeld »5 5
fi,\'—. jong Huwelyk »5 5
Jofephs Zaal
—• Gevangenis
jlfmit, het oude Nicomédien ^3
Ifola Longa, of Stanchio
— eertijds Cos genaamd, cn höt Vaderland vaii
Lykftaatfie van d\'afgeftorven Paus.
Maagden Kafteel.
Maanden van de Turken.
Magneet-fteenvan een voet, tot Florence.
Magnefia befchreeven.
Mahomet, wie hy geweeft is.
Manaflia, eertyds Magnefia.
Manier om fig de teekenen der Jerufalemfche Reys, op
Maftik Boomen op het Eyland Scio , en hoe de
Mavremole, een Kloofter der Griéken. 57
Medailje van Smyrna.
Medalien. 359-361
Meyr, dat de dieren in de Grotte Del Cani vergiftigd,
Meles, een Rivier daar Homerus by foude gebooren
zijn
Memphis. 206
Micona, een Eyland , de geboorteplaats vanHelena, 19
Middelpunt des Werelds, naa \'t feggen van de Oof-
terfehe Chriftenen. 283
Migalis.
Mildheyd van een Turks Koopman omtrent den Armen,
tot Kairo.
Milo, een Eyland. 18
Mifflag der Reyfigers , omtrent de Coleuren , die de
Chriftenen onder de Turken moogen draagen. 141
— der Reyfigers, omtrent de geftudeerde Tur-
ken.
Mitilene.
Modin.
Mola.
Montagnia, eertyds Apamefa.
Monte-Grego.
Monte-Rel e.
Mofkee, of Kerk van S. Sophia befchreeven.
— van Sultan Sohman, en Achmet.
Moufti van de Turken , en wat fijn bediening is.
— werd van den grooten Heer verkooren.
— moet eerft een Kadilefquer geweeft hebben
— heeft geen gebied over de Imams.
Moullak by de Turken, en wat fijn bediening is.
Muezims, en haar bediening.
Mufcadel Wijn feer uytneemende ,
Muuren en l oorns van Alexandrien.
Muyfen-eeter.
N
Naald met Hieroglyphifche figuuren.
Namas, of gebed der Turken.
Nazareth.
Nederftorting van een Huys, tot Aleppo.
Nicea befchreeven.
Nicomedien befchreeven
Nicofia.
Nijl, en deflèlfs oorfpronk
O
238
i6j
zjS
80
309
329
61
62
37*
II
M7
199
373
34Î
Î7J
395
Refters in fteen veranderd. 367
^Oever daar Mofes uit het water foude getrokken
190
ÎÎ
267
248
200
364
Onge-
zyn.
Ökmeidan.
Olyfberg.
Omar Baßk ongemeen fterk en Wreed.
Onder aardfche Graf-kelders omtrent Sacara-
Ongefonde Lugt tot Alexandrette.
Lagrima di Napoli.
Lampfaco.
Larel, een Dorp
Larnica, een Dorp op \'t Eyland Cyprus.
Latynfche Infcriptien, tot Tadmor
Laudanum, hoe die te vergaderen
Lazareth tot Venetien, en deflèlvs gelegentheyd
Leeuwin, fchrikkelijk voorval van deielve, met haar
fpijsbeforgers, tot Weenen 2.
Liefdadigheyd der Turken 116
Londer, een feker foort van Turkfe Scheepen 165
Luftige aankomft tot Conftantinopolen.
Lydda.
R E G I
Kinderrijcke lood, tot Aleppo 330
Kiosk, ofSpeelhuys van den Grooten Heer. 45
<— van den Grooten Heer, in de Chalcedonifche
— van den Boftange Bachi 77
—■ van Sultan Soliman 78
Kifica befchreeven ^^o
Kleeding van de Griekinnen, van d\'Eylanden in de
f— van de Vrouwen tot Smyrna 3 5
—. der Hollanders tot Smyrna ibid.
— der Franfchen 56
der Vrouwen tot Conftantinopolen 5 8
— der Turken 5 9 en 131
van de Jooden in Turkyen 132.
— van de Arabiers te Kairo 218
— van de Jooden te Kairo ibid.
— van de Vrouwen van \'t Eyland Cyprus 377
Kloofter der Georgianen, daar den Cypres geftaan fou-
de hebben,, waar van het Kruys Chrifti gemaakt
zoude zijn 26B
>-— der Latijnfche Geeftelijkheyd tot Bethlehem 276
— te Jerufalem 29 5
— de Madona 299
vau S. Joris ibid.
— van S. Chryfoftomo, op\'tEyland Cyprus 367
— by wat gelegendheyd het felve gefticht is 368
— de La Pais, op \'t Eyland Cyprus 3 69
van S. Croce, of\'tHeyligeKruys, op\'tEyland
Cyprus, en deflèlfs byfonderheeden 375
Kluyfenaar omtrent het KloofterHanobin 302
Koetfen die den Grooten Heer gebruykt op de Jagt,
Koleuren die de Chriftenen onder de Turken mogen
119
2
36
81
36
Mï
160
269
14
61
j6
12
40
41
122
ibid.
125
12?
ibid.
ibid.
tot Montefiafcone. 5
draagen 141
Kolom, waar aan Chriftus foude gegeeflèldfijn 43
— van Marcianus 49
—I van de drie Slangen ibid.
i van Pompejus tot Alexandrien 237
daar het vonnis van den Heyland aangeplakt is
geweeft 259
— ftaande daar den Engel aan Maria haar dood
voorfeyde 267
— daar Chriftus het Vader Ons leerde ibid.
— waar aan de Zaligmaaker gegeeflèld is , een
ftuk daar van in de Kapel der verfchijning 286
Koophandel tot Smyrna 28
Koorn-fchuuren van Jofeph 189
Koften noodig tot de Reys van \'t Heylige Land 294
— die men doen moet op de togt na Nazareth,
en de Galileefche Zee 517
Kraamftoel met Juweelen beletjtot Florence 3
Krijgsmagt van den Grooten Heer 148
Kuyekens uyt te broeden, door middel van Oovens 221
REG
Ongeluk van een jonge Griek.
Onreyne Spyfeo by de Turken.
Ontmoeting van den Auteur tot Tyrus met den Aga
Oorfpronk van de Fabel van Charon.
van de naam van Kairo.
Ordre omtrent de Eet-waaren onder de Turken.
Orontes de Rivier.
Overblyfeelen van eenige Kerken.
^ der Oudheden tot Delos.
van Memphis,
van \'t Paleys van Pharao.
Overeenkomft. van het Land van Egypten omtrent Da-
miaten.
Oudheden van Pozzuoli.
— tot Delos.
tot Ephefen.
, ^ van Troyen.
Oud Kairo.
Oud Kafteel tot Smyrna
Onde Steenen in\'t Kafteel van Ephefen.
Oude Steen in \'t kafteel der feven Toorns.
Oude Steenkens.
z
118
I 2
238
^59
M9
43
100
4
53
67
22
279
205
16
85
188
3»
*33
1 2
^57
258
260
264
266
267
ibid
268
27oen 277
Pa»detuyg feer koftelyk tot Florencen.
Paafchfeeft der Turken.
Paleys van Nero en Julius CsfarbyPoZzuöli.
van Cleopatra.
- van Herodes.
- van den Rykenman.
Patriarchale Kerk der Grieken tot Conftantinopolen.
Patriarchen der Grieken.
- - van wien tot die waardigheyd verheven, endoor
watmiddelen. . , ibid.
Patryzen tamme, op het Eyland Scio. 168
Paus, hoe die gedragen word om de Heylige Poort te
openen:
Pera befchreeven.
Perinthus eertyds Heradea.
Peft tot Smyrna.
Peuynhoopen van Raraä-
Pharaos fteenhoop.
Pharo van Meftina.
Pilaar van Pompejus.
Pilaaren uit Noachs Ark.
- - van uitnemende dikte tot Ephefen.
Pilau, dagelykfe Spys der Turken, ën wat die is;
Pifcine Mirabili.
Plaats van Abrahams offèrhande.
- - daar de Apoftelen Maria wilden begraaven.
- - daar Judas fyn Meefter verried.
- - daar Stephanus gefteenigd wierd.
- - daat Judas fig verhing.
- daar Chriftus ten hemel gevaaren is;
- daar Cbiftus het Vader Ons leerde;
- - daar Maria Elifabeth ging befoeken.
- - van de Geboorte Chrifti.
- , daar den Herders de Geboorte Chrifti wierd ver-
- - daar Jofeph verkoft wierd. 315
Plegtigheden in het openen van de Heylige Poort en
Jubel-jaar tot Romen. 4
Plegtigheyd in het aanneemen van een afvallige, tot het
Poort, feer Pragtig tot Nicea. 6 2
- van S. Steven te Jerufalem. 260
Porta Judiciofa van Jerufalem. 259
Porto Palermo.
Predikfter tot Rome. 10
Priefters der Grieken, de Regulieren mogen niet trou-
wen. lOZ
Priefters der Grieken, de Wereldfe mogen maar eene
Vrouw trouwen. i °
Prinflên Eylanden. yo
I
89
III
318
190
207
138
12
19
106
179
ï z
\'9
29 &c.
188
2.3
}o
76
3i5i en 562
STER
Proceffie feer koftelyk, uit de kerk van Minerva na die ,
van S. Pieter tot Romen-
- - in de kerk van S. Cathari tot Bethlehem.
Propheten, welke, by de Turken in eere gehouden.
Propontis befchreven.
Put der geballemde Vogels.
- van Nehemia.
Putten van Salomon. .
Pyramide op den Atmeydan tot Conff^itinopftlen-
Pyramyden befchreeven.
- - der Mummiën.
- - van Rhodope.
394
6
247
114
84
en volg.
299
-67
296
2
O.
Quarantaine tot Venetien, en het gebi:uik daar Van
^ omtrent alle de Schepen die uit de Levant
koomen.
R
J^afaëls Graf.
Rama.
Ramadan of Turkfche Vaften.
Renegaden, driederhande föort.
Rhodus befchreeven.
Riftin een Dorp.
Rodofto, ofRudifto.
Roofen van Jericho.
Rofette, eertyds Canopus, befchreeven.
Rotfe van Paarlen tot Florencen.
Rots, gekloofd ten tyde dat de Zaligmaaker den Geeft
171
14
3 23t
268
309
34
364
5
136
^59
168
169
f4
\'7
13
46
gaf.
Rouw klagende Vrouwen te Rama
Caide, ofSidon.
■^Salomons Vyver.
- - Putten.
Samuel, of Stad daar Samuel gewoond heeft.
Sattalia befckeeven.
Scala Nova.
Scandrona, of Alexandrette.
Scepter vän Agaat Orientaal.
Sehaakfpel onder de Turcken in fwang gaande.
Schildeij door S. Lucas gefchilderd;
Scio befchreeven.
School van Homerus.
- - van Hieronymus.
Scutari.
Scylla en Charybdis.
Sedequi, een dorp omtrent Smyrna.
Serrail tot Conftantinopolen.
6
115
60
205
260
319
.49
191
20 ï
zof
- - van Byfondere Heeren.
Siakallen..
tenen tot de Godfdienft te roepen.
Slaaf, die fijn Moeders Taal vergeeteu had.
Smyrna, hoe van dè Turken genaamd.
— van wien het haar naam heeft.
—■ waar \'t Oude geftaan heeft.
— feer volkrijk.
— fèer vrugtbaar.
— heeft een grooten Koophandel-
Sodomie gemeen onder de Turken-
167 ! Soud\'!"" een Oud Kafteel daar de Machabeen gewoond
\' hebben.
Spelonk der Apoftelen.
— van Jacobus.
K c e £
loi
164
ibid.
ibfd\'\'.
2-8
14t
148
Sidon, of Saide, en deflelfs tegenwoordigen ftaat. 322
Simandrion , of houte plank, om de Griekfche Clirif-
REGI
\' « der Apoftelen , daar het Geloofs Formulier
zoude te zamen gefteid zijn. ibid.
— van de Geboorte plaats Chrifti.
— van Maria. ^75
™ daar de boodfchap , van de Menfchwordmg
Chrifti is gefchied. 309>3i°
— van Précipice, of fteylte. 310
Speelhuys van den Grooten Heer, tot Conftantinopo-
len. 4 5
Sphynx omtrent de grootfte Pyramide. 197
Spreukje wegens een Turkfe Monnik. 64
Sprinkhaanen, menigte daar van, koomendeoverwaa-
376
387
133
45
74
171
37
60
184
3 74
Steen, in de Spelonk van Maria, van een wonderlijke
kragt. ^75
op welke de Zaligmaaker befneeden foude zyn. 276
— op welke Chriftus geknield foude hebben, en
waar van de overblijffels daar nog gevonden
werden. 289
— daar fig de gedaantens van viflchen in vertoonen. 3 o j
— Vrugten. 3 06
St. Stephano. 156
Straf der Bakkers, welkers Brood té ligt is, onder de
— der Griekinnen, die fig inhoa-eiyverloopen. 154
Stromboli, een brandende Berg. 16
Struysvogels, meenigte daar van in Egypten. 223
Strydigheyd tuflchen onfe Zeeden, en die der Turken. 135
Subtylheyd der Lugt tot Aleppo. 329
Succeflie in het Turkfe Ryk. 45
Sulpher- Berg omtrent Pozzuoli. 12
Sultan, gaat doorgaans te raade met den Moufti. : 122
Swaare Hagelfteenen te Venetien gevallen. 396
Swarte Zee, waar van zy haar Naam heeft. j 7
31
171
258
259
279
274
64
313
149
15
54
7»
76
260
»79
Tadmor, ofTamor, of Palmyra befchreeven. jjt-jjg
Talifmans, of Danifmend der Turken , én hun
- vau Diana, by Pozzuoli. ibid.
- waar in Nero fijn Moeder heeft op gefneeden. ibid,
- - van Janus, te Smyrna
- - van Diana, te Ephefen.
- . van ^fculapius.
. - dcrPrefentatie, of voorftelling.
- - van Salomon.
Terpentyn Boom van de H. Maagd.
Terracina. 14
Thekoa , het vaderland van Habakuk, en Arnos, en
deflèlfs Puynhoopea
Thieno, een Eyland.
Thuyn van den Grooten Heer.
Tiberias.
Timar-Spahis.
Toorn tot Pifa, aanmerkelyk om fijn Scheefheyd.
- - van Leander.
- van Leander.
- - van Belizarius,
- - Antonia.
- - van den Patriarch Jacob.
yen, over de lordaane, tot Raraa.
Sprinkhaanen, Vreemde gefchiedenis.
— in meenigte.
Spijs der Turken.
Stal van den Grooten Heer.
Stambol, anders Conftantinopolen.
Stanchio, zie Ifola Longa.
Steden door Xerxes aan Themiftocles gegeven
— rondom de Propontis.
—- tuflchen Damiaten, cn Kairo
— van \'t Eyland Cyprus.
Topdgis.
Tophana.
Tortofa.
Tripolis.
befchreeven
Trouwen der Grieken.
Trooyen, en deflèlfs Oudheeden.
Turken tuflchen Smyrna en Conftantinopolen.
• - haar Godvrugtigheyd.
- - haar Godfdienft.
- - haar Befnydenis.
- haar Naamgeving.
- - haar Straf voor dis Vegten-
- - haar Waflingen.
- - haar Gebeden.
- - haar Eed.
- haar Vaften.
- - haar Liefdadigheyd.
- - Paafch-Feeft.
- haare andere Hoogtyden.
- - haar Tyd-rekening.
- - haar gevoelen omtrent de Beelden.
- - haarWoeker-handeling.
eerbiedigheyd voor haare Kerl^elyke Perfoonen.
haar Gevoelen van Jefus Chriftus. 124
- van het laatfte Oordeel. ibid.
- - van het Paradys, en de Hei. 125
fijn geen aanbidders der Heyligen. 12y
hun Huwelyk. 126
hun Egtfcheyding. ibid.
Waflchen hunne Dooden. 1 28
haar misbaar over de Dooden. ibid.
haar Begraving. 129
haar gevoelen wegens het laatfte Oordcel, en
Opifanding. 130
haar fcheering van Hair, en Baard 1 j z
- - van Eeten. 15 j
haar zyde van Eer. i j i.
hun Spijs, en manier van Eesen. 13}
haar Drank. 135
haar Tydverdryf. ij6
haar manier van Danflèn, onder de Vrouwen, 137
Speeltuygen. ifaid
haar ordre omtrent de Betwaaren. 138
ibid.
»39
140
141
143
haar Voorforg , om Vegteryen, en Doodfla-
gen te beletten,
moeten by nagt met een Lantaarn gaap.
haar inborft.
haar Jaloufy omtrent de VrOUWen.
hun manier van Viflchen.
1
- - hun Eerbiedigheyd voor het OttomannifcheHuys.» 46
-- hun getrouwigheyd aan haar Godfdienft. 147
- - haar Krijgs-magt. 148
Türkinnen haar gebreeken. 14 t
Tydrekening der Turken. 119
Tydverdryf der Turken. 136
- - der Krygslieden onder haar. ibid.
Tyrus en tegenwoordigen ftaat daar van. 3 20
Vaart, die feer vermakelyk is tufllchen Padua en Ve-
netien. 39 j
Valey Sabulon. 317
Valken feer ftout te Damiaten. 182
Vaften der Oofterfche Chriftenen. 71
- - der Grieken. loj
Vaften tyden der Grieken. 110
Veld der Mummiën. 204
Venfter der Geworgden. _ 77
Vergift, in de Grotte Del Cani, niet hooger als een voet
Verkiefing van een Paus, hoe die gefchiedj 9
149
54
223
298
303
154
,58
36
42
8q
82
85
86
89
98
114
Ï14
n8
f\'9
ibid.
120
121
Vifch, waar van de Botarga gemaakt werd, i}6
Viflchen, hoe het gefchied onder de Turken. 143
Vlakte daar Alexander en Darius met malkander gefla-
gen hebben. 36
- - van Therbinte, daar David Goliath verfloeg. 269
- • van Efdrelon. 5 to
« - der Koorn-airen. 313
Voet-wafling in\'t Klooflier te Jerufalem. 165
Vreemde ontmoeting van een Turkfe\'Slaaf, die fijn
Moeders Taai had vergeeten. 164
- - des Auteurs, msc eenige Arabiers 178
Vreemde Geboorte van een Turk te Damiaten, ge-
naamd de Doode Soon. 181
Vreemd geval, tufl£hen een Aap, en een Valk, te
Kaiio 218
Vreemde gefchiedenis, van een Chrifl:en Vrouw, die
buyten haar weeten met een Turk getrouwd was. 2^0
Vreemde wijs van leven , van een Turkfe Heylig ,
Vrouwen met Ringen door de Neus. 217
. - van de Griekfche Priefters, wat hoedanigheden
die moeren hebben. 106
Vrugten, en Gemakken van \'t Eyland Cyprus. 3 77
Vuurbaak op een Toom tot Fanari.
Vuurwerk tot Romen, door den Spaanfchen Ambafla-
deur vertoond. 7
- - Jaarlijks tot Romen, op \'t Kafteel S. Ange-
lo aangeftooken.
- - voor den Grooten Heer ontftooken,
Vyver van Salomon.
R
8
MI
208
- - tot Kairo. 209
-- van de gezegelde Spring-bron. 275
- \' der drie Coningen. 279
Witte Zee. 60
Woeker-handeling der Turken. 121
Woeftyne van Jo lannes den Dooper, 269
Wonderdoende Ketting van S. Joris. 188 en 27 2
Worftelen der Turken tot Rhodus. 174
121
45
Wijn, den Turken verbooden , en reeden daar van
zere kiften met Geraamtens.
z
288
Zaal van een Concilie tot Conftantinopolen.
Zalf fteen.
Zark, ongemeen groot, tot Delos. 19
Zeegenpraalende intrede, van den Grooten Vifir, in
Conftantinopolen.
Zout-Pannen te Cyprus j^j
Zyde van Eer by de Turken. 13a
9
128
« j^agten tot Romen, als de Stoel open is.
VV Waflching der dooden by de Turken.
Letter A. beteekend de eerfte Colom, Letter B. de tweede Colom,
Fol. 2. B. reg. i6. Bolooge, lees Bolc^e.
Fol. f. B. reg. 44. S. Agnele, lees S. Agnefe.
Fol. 25. B. reg. i.Guillezage, lees Guillerages.
Fol. ji. A. reg. 3f. Broftratus, lees Eroftratus.
Fol. 106. B. reg. 35. Skeuophilakes, lees Skenophilakes.
Fol. 109. B. reg. 15. van den Voorlooper deis Doopers, lees van den
Voorlooper, ofte des Doopers.
J\'ol. 110. B. reg. 12. gelcheideniflên, lees gefcfaiedeniflèn-
— reg. }6. geftelt, lees getelt.
Fol. 112. A. reg. 32. Vaden, lees Vader.
Fol. 113. A. reg. 6. en 9. lehoglans, lees Ichoglans.
reg. 15. \'t zy te , water, lees \'t zy te water, *
Fol. it3o, B. reg. 9. hangende, tongen , lees hangendetongjsi.
Fol. 16i. ftaat XXXII. Hoofdftuk, lees XXXI. Hoofdftuk.
Fol. 165. ftaat XXXIII. Hoofdftuk, lees XXXII. Hoofdftuk.
Fol 209. A. reg. i. Kinarets, lees Minarets.
Fol. 269. B. reg. 3 2. onderdragelyk, lees onverdragelyk.
Fol. 275. A- reg. 56. wankelkaar, lees wankelbaar.
Fol. 278. B. reg. 21. genen, lees geven. ree. 28. gaf, lees graf.
Fol. a86. reg. A. ji. \'t geen niet ik had, lees \'t geen ik niet had,
Fol. 310. B. reg. 10. laagte, lees lengte.
Fol. 311- Tocht, van S. Jan d\'Akre , leès Tocht van Nazareth.
Fol. 312. A. reg. i. Akre, lees Nazareth.
Fol. 239. A. reg. 25. roi, lees 100.
j kJ
u
^m \'Boek\'hinder kUeHfen de Tmmeéeeldifigen in te boegen t&
plaatje alhier aangewezen, en daar eenige op een half Blad gedrukt zyn, dezelve
te laaten komen, tegen over de aangewezene Blad zyde.
Et Conterfeitfel des Autheurs voor de
Opdragt.
Letter A.
Nom. i.enz.
Nom. 3.
Nom. 4.
Nom. 6.
Nom. 7. en 8.
Nom. 5>.
Nom. 10. II. la.eni^.
Nom. 14. eni f.
Nom. 16.
Nom. 17.18.15). en 20.
Nom. 21.
Nom. 22. A.
Nom. 22. B.
Nom. 22. C.
Nom. 23.
Nom. 24.
Nom. 2 f. en 2 6.
Nom. 27. 28. en 29.
Nom.30.31.en32.
Nom. 34. en 3 f.
Nom. 37.
Nom. 38.en 39.
Letters A. en B. op een Blad
Nom. 40. en 41.
Nom. 42.43.44. en 4^.
Nom. 46. en 47.
Nom. 5-0.51.cn 5-2.
Nom. 5-4.5 5-, en f5.
Nom. 5-7. en
Nom. 5-9. en 60.
Nom. 6i.
Nom. 63. en 64.
Nom. 6f.
Nom. 66.
Nom. 6y.
Nom. 68. en 69.
Nom. 70.
Nom.71.en 72.
Nom.73.74.e/2/f.
Nom. 76. en 77.
Nom. 78. en 79.
Nom. 80. 81.82. en 83.
Nom. 84.
Nom. 85-.
Nom. 8 <5. en 87.
Nom. 88. en 89.
Nom. 90.91.92. en 93.
Nom. 94. en 95".
Nom. 96.
H
Fol.
Fo).
Fol.
Fol.
Fol.
Fol.
Fol.
Fol.
Fol.
Fol.
Fol.
Fol.
Fol
Fol.
Fol.
Fol.
Fol.
Fol.
Fol.
Fol.
Fol.
Fol.
Fol.
Fol. 136
Fol. 156
Fol. 157
Fol. If8
Fol. 160
Fol. 163
Fol. 166
Fol. 166
Fol. 168
Fol. 171
Fol. 174,
Fol. 174
Fol. 177
Fol. 178
Fol. 181
Fol. 182
Fol. 183
Fol. 186
Fol. 188
Fol. 190
Fol. 193
Fol. 198
Fol. 212
Fol. 214
Fol. 218
Fol. 232
Fol. 237
f
17
21
24
27
29
31
33
34
34
3f
3Ö
3P
40
40
f4
54
54
ff
ff
f8
f8
f9
Nom. 97. Fol. 238
Nom. 98. Fol. 238
Nom. 99. loo. loi.en 102. Fol. 238.en 239
Nom. 103. en 104. Fol. 239
Nom. 107. Fol.24f
Nom. 109. Fol. 247
Nom. iio.en III. Fol. 247
Nom. 112. Fol. 253
Nom. 114. Fol. 2f6
Nom. 115". 116.117. en 118. Fol. 2 5-8
Nom. 119.120. 121.122.en 123. Fol. 262
Nom. 126. en 127. Fol. 268
Nom. 129.en 130. Fol. 270
Nom. 131.132.133.en 134- Fol. 273
Nom. 13 5". en 136. Fol. 274
Nom. 137. Fol. 276
Nom. 138.139.140.141. en 142. Fol. 278
Nom. 143. Fol. 281
Nom. 144. Fol. 282
Nom. 145-. Fol. 28^
Nom. 146. Fol. 284
Nom. 148. i49.en ijTO. Fol. 296
Nom. I5\'i.eni52. Fol. 298
Nom. i5\'3.enif4. Fol. 299
Nom. 15-5-. en 156. Fol. 300
Nom. 15-7. en 158. Fol. 303
Nom. 159. en 160. Fol. 304
Nom. i62.eni63. Fol.306
Nom 164. Fol. 307
Nom.i66.eni67. Fol. 309
Nom. 168.169. eni 70. Fol. 310
Nom. 170.171. eni 72. Fol. 312
Nom. 173. Fol. 314
Nom. 174.eni7f. Fol. 314
Npm-s/Ó- 177.«! I 78. Fol. 316
Nom. 179.en 180. , Fol. 319
Nom. i8i.eni82. Fol.322
Nom. 184. en 185-. Fol. 324
Nom. 186. Fol. 326
Nom. 187. Fol. 33 f
Nom. 188. Fol. 3 f9
j Nom. 189. en 190. Fol. 362
jNom. ipi.en 192. Fol. 364
Nom. 193. cn 194. Fol. 367
Nom. i95\'.eni96. Fol. 368
Nom. i97cni98. Fol.369
Nom. 203. Fol. 3 84
Nom. 204. Fol. 391
Nom. 205-. en 206. Fol. 392
Nom. 207. en 208. Fol. 393
Nom, 209. en 210. Fol. 396
\'i
t
; ■■
r
/ \'t!
Ai
- T. ^
ù
\' {r
H
I
1:;
! \'
i \'M,
■jt^ ■
C».- - . -, , . ,
i
J
O
.■v
1
> x -
-ocr page 539-»
I
l
fri
:
: iisôîJ^^C\';,.. 7-
Î
V.
V "v:^ : :
/ 1 \'
-m
M
i
_ - /
/ I
I
. ;.
-t
I.
f
I
î y
S
-ocr page 541-y \'
1
-ry
■■ V
V À
f
\'\'H.J
■4»
ir-\'v
1- -
T
tr- \'
\'hï\'\'
.y
■.
M
■ .X
. \' ï.
" li
-
f.
.....
■ - V -
-ocr page 542-«