/
DJ
Llq |
Jr |
[J |
u |
/
/
J. E. B O D D A E R T.
DE STRAF VAN OPENBAARMAKING
DKll
UTUECHï,
J. DE KRÜYFF.
1 8 8 5.
UK
B
hL
■ .y; \'-v
-ocr page 3-..... i.H - ai,..;:.
-i
....... ■
■t
*
f.
DE STRAF VAN OPENBAARMAKING
DER
-ocr page 6-..... ■ \' ■ . -\'r ; ï\'"
.r • •4-, \' -
-ocr page 7-DER
ten verkrijgina van den geiad
AAN DE j^IJKS-JjNIVERSITEIT TE pTI^ECHT,
na macutioing van den hecror maonimcus
Iloogleeraar in de Faculteit der Wis- en Natuurkunde,
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT
TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE
FACULTEIT DER RECHTSGELEERDHEID
TE VERDEDIGEN
01» VUIJÜAG den Saen JULI 1885, ilcs namiddags te 3 nren
dook
geboren fe Middelburg.
UTRECHT,
J. DE KRUYFF.
1885.
■m
if\'"\'\'-
I
■i
; V\'
m
-■m
^VS■
-v-!. . \' ■ ■ .
\' .
M
Bij het verlaten der Academie is het mij een
aangename taak aan de Pt^ofessoren der Juridische
Faculteit mijne erkentelijkheid te hetuigen voor het
genoten onderwijs., en vooral mijn hoog geachten Pro-
motor Mr. M. S. Pols dank te zeggen voor de hulp en
bereidvaardigheid., mij hij het maken van dit Proef-
schrift hetoond.
Aan allen., wier vriendschap en imlioillendheid
ik in mijn Studententijd heh mogen ondervinden
roep ik een hartelijk vaarwel toe.
:t
^ if
-ocr page 13-Het beginsel van straffen, die in het openbaar
worden tennitvocrgelegd en waarby dus de wijze
van executie zelve het karakter van openbaarmaking-
draagt, vinden wij in het oud Romeinsch en Ger-
maansch recht. Naast die misdreven toch die voor
privaatverzoening vatbaar waren , had men reeds
in de oudste tyden enkele andere die van staatswege
werden vervolgd en met eene openlijke executie
geboet; zoo in het Romeinsche recht b. v. bij per-
1) Delicta privata: den Schuldigen trifft nicht eine öffentliche
Stnafe, sondern es steht lediglich dem Verletzten, und blos ihm
allein das Eeclit zu, eine gröszcrc oder geringere Entschädigung
(Busze, Coraposition) gegen ihn einzuklagen, Gcih. LelirbucU
des Deutschen Strafrcchts.
duellio en parriciflium , terwijl dan de straffen waren:
ophangen , onthoofden , van de rots werpen , levend
begraven enz.
In het Germaansche recht by hoogverraad, moord
en doodslag, mishandeling, diefstal, brandstichting
en eenige andere misdrijven ; als regel gold hier dc
boete, maar „neben den Geldstrafen kommen auch
bereits eigentlich öffentliche Strafen vor; ja gerade
durch diese, an die Stelle der alten Friedlosigkeit
getretenen öffentlichen Strafen wird jener fortwäh-
rend überwiegend privatrechtliche Character des
Strafrechts mindestens theilweise modificirt, und
auf diese Weise denn jedenfalls die Einleitung oder
den Uebergang zu der Auffassung der spätem Zeit
gebildet" (Geib). Naast de boete had men dan de
. doodstraf in verschillende vormen , als onthoofden ,
verdrinken , radbraken , verbranden enz.
Behalve dus dat deze vonnissen in de volksver-
gaderingen werden uitgesproken en reeds hierdoor
het karakter van openbaarheid droegen, was de
executie in de open lucht en voor iedereen toegan-
kelyk; de veroordeeling was dus door de executie
openlijk bekend gemaakt en diende tot afschrikkend
voorbeeld voor ieder die slechte bedoelingen koesterde
voor Staat en medeburger.
Naast deze straffen vinden wij in het oud Ger-
maansche recht andere , die steeds voor een bepaald
misdrijf bedreigd werden en eveneens het karakter
van openbaarheid droegen
Zoo O. a. het dragen van „Schand-" of „Laster-
steine" voor vrouwen van slecht levensgedrag, hot
loopen met een bezem ten bewyze dat de gestrafte
de veroordeeling tot geeseling verdient, het dragen
van een jodenhoed voor een Christen die zich aan
woeker heeft schuldig gemaakt en daardoor, naar
het destijds heerschende volksoordeel, als jood ge-
handeld heeft, benevens vele andere. Een voorbeeld
van een straf waarbij dat lichaamsdeel gestraft wordt
1) Überdies häufig Beziehung der Strafen auf die Art der
Verbrechen, so dasz z. b. gerade dasjenige Glied gestraft wird ,
mit welchem das Verbrechen begangen ist. Abbauen der meineidigen
Hand, ausreiszen der Verlaümderischen Zunge, verbrennen des
Brandstifters u. s. w. — eine Erscheinung die sich wolil immer
und überall finden wird , wo die herrschende Volksansicht nicht
bh)sz die Grösze der Strafe, soiulcrn zugleich die Art derselbe zu
bestinnneu hat (Goib).
waarmede liet misdryf gepleegd is , is het volgende :
diffinitum fuit, quod ille , qui juratos mendaces et
infideles homines et injustos dixit, cum lingua debet
statuae coram populo in foro per clavum ferreum
affigi, et cultellus in manum sibi dari, ita, quod
tam diu statuae stet afi&xus, donec per abscisionem
hnguae se ipsum redimat et absolvat."
Het doel van deze straffen was dus om op de
meest plastische, prozaische wyze aan het misdrijf
openbaarheid te geven, terwyl haar nadeelig gevolg
was dat zy het eergevoel van den misdadiger doodden
en hierdoor zijne zedelijke verbetering in den weg
stonden. Aan den anderen kant waren zij een middel
om het publiek te waarschuwen voor den persoon
van den veroordeelde en in zooverre hadden zij meer
het karakter van veiligheidsmaatregelen dan wel van
straffen. (Henke).
In den C. P. vinden wij een straf die in karakter
geheel overeenkomt met de bovengenoemde, vooral
ook daar zij in sommige gevallen als bp zich zelf
staand strafmiddel voorkomt on dus ook in die ge-
vallen het vonnis door de executio zelve wordt bekend
gemaakt: het is de straf van de kaak genoemd in
art. 22 C. P. : „Quiconque aura été condamné à l\'une
des peines des travaux forcés à perpétuité, des tra-
vaux forcés à temps, ou de la réclusion, avant de
subir sa peine, sera attaché au carcan sur la place
pubhque: il y demeurera exposé aux regards du
peuple durant une heure; au dessus de sa tete sera
placé un éeriteau portant, en caractères gros et
lisibles, ses noms, sa profession, son domicile, sa
peine et la cause de sa condamnation." Hier wordt
zij dus als bijkomende straf gebruikt, maar uit art.
24, luidende : „la condamnation à la peine du carcan
sera executé de la manière prescrite par l\'article 22"
blijkt dat zij als straf ook op zichzelf staat.
Terwijl dus bij de straffen van het oud Germaan-
sche recht het publiek door de veroordeehng zelve
met het misdrijf Averd bekend gemaakt, heeft de kaak
in art. 22 C. P. dit bijzondere dat zij steeds met
andere straffen gepaard gaat, en dus geen op zieh
zelf staand strafmiddel is.
Ook de straf van het „brandmerk" kan hier ge-
noemd worden, daar zij dezelfde plaats inneemt als
6
de kaak ; al moge zij ook met het oog op recidive
zijn ingesteld, de wijze van uitvoering „sur la place
publique" heeft toch zeker het doel om de veroor-
deeling tot levenslangen dwangarbeid openlijk bekend
te maken.
Ook in art. 13 C. P. vinden wij nog een bijzon-
dere wyze van bekendmaking van het vonnis; de
veroordeeling zelve is hier reeds in \'t openbaar maar
een andere formaliteit gaat er mede gepaard „le
coupable condamné à mort pour parricide, sera conduit
sur le lieu de l\'exécution, en chemise, nu-pieds,
et la tete couverte d\'un voile noir. Il sera exposé
sur l\'échafaud pendant qu\'un huissier fera au peuple
lecture de l\'arrêt de condamnation; il aura ensuite le
poing droit coupé, et sera immédiatement exécuté
à mort".
Het is te begrijpen dat tengevolge der meerdere\'
beschaving deze wyzen van openbaarmaking van het
vonnis vervielen, en, waar zij de straf zelf uit-
maakten (zooals de kaak in art. 24) \'door andere
strafmiddelen werden vervangen die meer aan de
humane beginselen van den nieuweren tijd beant-
woorden; zoo werden de kaak en het brandmerk ,
waar zij aan andere straffen gepaard gingen, bij de
wet van 29 Juni 1854, voor goed afgeschaft, en
werd dc kaak als op zich zelf staande straf bij de-
zelfde wet veranderd in correctioneele gevangenisstraf
van drie tot vijf jaren.
De eenige wijze van openbaarmaking van het
vonnis, die wij thans in den C. P. vinden, bestaat
in het drukken en aanslaan van een uittreksel daar-
van volgens art. 3G. „Alle vonnissen, houdende
doodstraf, straffen van eeuwigen dwangarbeid, van
dwangarbeid voor een tijd, van wegvoering naar een
oord van ballingschap, tuchthuisstraf, de kaak, uit-
banmng of ontzetting van burgerschapsrechten, zullen
bij wege van uittreksel gedrukt worden. Zij zullen
aangeslagen worden in de hoofdstad van de provincie,
in dö stad waar het vonnis gewezen is, in de ge-
meente waar het misdrijf gepleegd is, in die waar
het vonnis ten uitvoer gelogd wordt, en in die waar
de veroordeelde zijne woonplaats heeft". Aan een
crimineel vonnis gaat dus altijd deze publicatie ge-
8
paard, terwijl zij ten koste van den veroordeelde ten
uitvoer gelegd wordt. Hier bestaat een verschil met
het Fransche recht daar volgens décret imperial van
18 Juni 1811 de kosten der publicatie ten laste van
den Staat kwamen.
Behalve nu bij crimes vinden wij in een paar
wetten de openbaarmaking by correctioneele vonnis-
sen toegepast. Ten eerste bij de wet van 19 Mei
1829 Stbld. n®. 35, betreffende de vervalsching
van levensmiddelen, waar wij in art. 6 lezen :
„Onverminderd de straffen in de artt. 1,2,3
en 5 opgenoemd zal door den rechter de aanplak-
king en openbaarmaking van het vonnis worden be-
volen ten koste van den schuldig verldaarde.".
Ook in de Belgische wetgeving wordt in dit geval
het vonnis gepubliceerd, terwijl in het nieuwe straf-
wetboek , isooals wij zien zullen, deze bepahng wordt
teruggevonden in art. 176.
Voorts wordt in geval van enkele bankbreuk vol-
gens art. 4 van de wet van 10 Mei 1837 Jiet vonnis
openbaar gemaakt. „In geval van veroordeeling te
dezer zake, zullen de rechtbanken gelasten dat het
9
vonnis zal worden aangeplakt en in een openbaar
dagblad aangekondigd, met bepaling van de plaats
waar die aanplakking zal moeten geschieden en met
aanwyzing van het dagblad waarin die aankondiging
zal moeten worden geplaatst." Ook in dit geval
vinden wij de openbaarmaking terug in het nieuwe
strafwetboek.
Ten derde en ten laatste is nog van kracht het
décret impérial van 25 Sept. 1813. „Tout jugement
qui sera rendu en exécution de l\'article 410 C. P.,
concernant les loteries clandestines sera affiché aux
frais des auteurs des délits".
Wy zicn dus dat volgens ons hedendaagsch straf-
recht alle crimineele vonnissen openbaar gemaakt
woorden en slechts drie correctioneele, terwijl bij cri-
mes slechts een uittreksel van de rechterlijke uitspraak
wordt aangeslagen en bij genoemde wanbedrijven
het geheele vonnis.
„On entend par affiches des feuilles, manuscrites
ou imprimées, apposées dans un lieu public, soit par
ordre du gouvernement, soit en vertu de permissions
légales ou décisions judiciaires." Deze definitie geeft
Dalloz in zijn répertoire ; de affiche van een vonnis
valt dus hieronder en kan zoowel gebaseerd zijn op
een permission légale als op een décision judiciaire,
zooals wij later zullen zien. Haar doel is dus door
aanplakking op publieke plaatsen het volk met den
inhoud van het vonnis bekend te maken.
Reeds in het oude Fransche recht vinden wij de
Affiche als eene wijze van bekendmaking j zij strekte
toen echter om wetten en verordeningen tot de kennis
van het volk te brengen.
11
Er bestaat een edict van Frans I behelzende : „que
les ordonnances seront attachées à un tableau, écrites
sur du parchemin en grosses lettres, dans les seize
quartiers de Paris et dans les faubourgs, aux lieux
les plus éminents, afin que chacun puisse les con-
naître et les entendre." En een gevolg hiervan was:
„que chaque cour souveraine faisait afficher, dans les
différents lieux de son ressort, les arrêts de règlement
qui devaient y être exécutés." "Wij vinden hier dus
de affiche die ten doel heeft verordeningen op rech-
terlijk gezag, bekend te maken, die echter een meer
algemeen karakter dragen. Maar behalve deze ver-
ordeningen moest de rechter in eenige speciale ge-
vallen zijne uitspraken door middel van de affiche
bekend maken, en hierbij treffen wij beginselen aan
waarop ook volgens den C. P. de bekendmaking
berust. Wij lezen hieromtrent bij Dalloz : „Mais
l\'usage des affiches n\'était pas borné à l\'annonce des
lois; il s\'étendait aussi à divers autres objets. Ainsi
les jugements, les sentences et les arrêts pouvaient
être affichés ; toutefois, l\'affiche n\'en devait avoir lieu
que tout autant que ces actes en contenaient la per-
12
mission. Mais il n\'y avait point de loi qui déter-
minât exactement les cas dans lesquels les juges
étaient autorisés à ordonner l\'impression et l\'affiche
d\'un jugement.
A défaut d\'un texte précis, un usage s\'était établi
qui suppléait à l\'insuffisance de la loi. Ainsi, en
matière criminelle, il était d\'usage d\'ordonner l\'im-
pression et l\'affiche.
1® toutes les fois que le jugement portait peine de
mort naturelle.
2" dans les cas de condamnations moins graves,
lorsque la répression s\'appliquait à un délit dont il
importait de rendre la punition exemplaire.
3° enfin, lorsque l\'accusé avait été déchargé d\'une
accusation qui pouvait porter atteinte à son honneur.\'
Het geval sub 1® genoemd vinden wij terug in
art. 36 C. P., terwijl hier, zoowel als elders waar
de C. P. of bijkomende wetten haar toelaten, de
affiche dient om publiciteit te geven aan een „délit
dont il importait de rendre la punition exemplaire;"
juist het laatste, het stellen van een afschrikkend
voorbeeld is de grond van de openbaarmaking in deu
13
C. P. Het geval sub 3® heeft eenige overeenkomst
met een bepaling uit ons Wetboek van strafvordering,
art. 413 maar met dit verschil dat hier de veroor-
deeling reeds heeft plaats gehad en de delinquent
zijne straf heeft ondergaan, terwyl hij in het eerste
geval van de beschuldiging is ontheven. Het doel is
echter van beide hetzelfde: herstel in eer en goeden
naam.
Behalve nu in genoemde gevallen, waar het gebruik
wilde dat de rechter de affiche beval, kon hij haar
ook toestaan „sur la réquisition de l\'une des parties,
\'J Art. 413 sv. Indien in een der gevallen bij art. 409 vermeld,
na den definitieven afloop der zuak, van de onschuld van eenen
persoon mocht blijken, welke reeds zijne straf heeft ondergiiaii,
zul, op diens verzoek, de hooge raad den veroordeelde in zijne
eer herstellen bij eeu arrest, hetwelk ten koste van den staat zul
worden afgekondigd. Indien de veroordeelde mocht zijn overleden,
zal het verzoek daartoe door een zijner nabestaanden, of, bij het
ontbreken derzelve, door eenen curator ad hoe, door den hoogen
ri\\ad te benoemen mogen gedaan worden, cn zal, iu dat geval,
dc hooge raad de nagedachtenis van den overledene ontlasten van
de vcroordeeling welke tegen hem was uitgesproken.
Dat dc kosten der afkoiuliging iu dit geval tcu laste van
den staat komen, is een billijke bepaling.
14
lorsque son honneur avait été blessé et qu\'ainsi
la partie avait droit à une réparationhetgeen
dus overeenkomt met de bepaling van art. 1409
van ons Burgerlijk Wetboek: „De beleedigde kan
bovendien eischen dat bij hetzelfde vonnis worde
verklaard, dat de gepleegde daad is lasterlijk, honend
of beleedigend. Het vonnis zal, indien de beleedigde
zulks vordert, ten koste van den veroordeelde, open-
baar worden aangeplakt, bij zoovele exemplaren als,
en daar waar de rechter zulks zal bevelen."
Dalloz verdeelt de affiches in:
1" celles qui sont apposées par l\'ordre du gouver-
nement et de l\'administration.
2° les affiches prescrites par la loi.
3" les affiches ordonnées par la justice.
4° les affiches apposées par les particuliers.
De sub en 3" genoemde zijn dus de affiches die
wij hier moeten behandelen.
Het verschil tusschen beide is duidelijk: in het
eerste geval heeft de rechter geen keuze; /le wet
beveelt hem het vonnis te laten afficheeren ; dus zooals
b. V. volgens art. 36 C. P.
15
In het andere geval is het aan de bevoegdheid van
den rechter overgelaten; de wet noemt de gevallen
op waarin de affiche kan toegepast worden en hij
beslist, al naarmate het hem wenschelijk voorkomt,
of zij plaats zal hebben.
Behalve nu art. 36 C. P. vinden wij nog eenige
gevallen waarin de wet de affiche uitdrukkelijk ge-
last en waar het dus evenmin van de vrije wil des
rechters afhangt.
In art. 600 Code de Commerce wordt de affiche
bevolen in geval van enkelvoudige en bedriegelijke
bankbreuk en bij „crimes et délits commis dans la
faillite par d\'autres que par des faillis." Deze be-
paling komt dus overeen met onze wet van 1837
betreffende bankbreuk en met het nieuwe strafwetboek,
tit. XXVI.
Voorts art. 396 Code d\'instruction criminelle.
„Tout juré qui ne se sera pas rendu à son poste
1) Art. 000 Co. Tous arrets et jugements de condamnation
rendus, tant en vertu du présent cliapitrc que des deux chapitres
précédents, seront adichés cl publics suivant les formes olahlics
par l\'article 42 du Code de Commerce, aux frais des cpndamnés.
IG
sur la citation qui lui aura été notifiée sera condamné
à une amende laquelle sera.....pour la troi-
sième fois de 1500 francs. Cette dernière fois il sera
de plus déclaré incapable d\'exercer à l\'avenir les
fonctions de juré. L\'arrêt sera imprimé et affiché à
ses frais."
In deze gevallen en nog eenige andere is de affiche
ordonnée par la loi en moet zij dus altijd worden
toegepast. Hiernaast staat nu, zooals wij zagen,
de affiche ordonnée par jugement. „Mais à côté de
ces cas dans lesquels les juges doivent ordonner
l\'affiche, il en est d\'autres où ils peuvent la prescrire ;
ce n\'est plus d\'une obligation qu\'il s\'agit pour eux;
1) Oorspronkelijk volgens de strafwet van 1791 was de afHclie
sleckts bij enkele correctioneele vonnissen voorgeschreven; het
arrest van 27 brum an G beval de affiche van de uitspraken der
crimineele rechtbanken: «à la fin de chaque mois le commissaire
du pouvoir exécutif fera imprimer, en placard, un état sommaire
des jugements portant condamnation à une peine quelconque, que
le tribunal criminel aura rendus, tant sur accusation admise que
sur appel en matière correctionnelle." Deze bepaling is dus uit-
gebreider dan die van art. 36 C. P., waar toch slechts gesproken
wordt van «arrêts portant condamnation à des peines afllictives
et infamanles.\'\'
17
c\'est d\'un pouvoir dont l\'exercice, de leur part, est
purement facultatif. (Dalloz.)
Er is hier een verschil tusschen civiel en strafrecht ;
volgens het eerste kan de rechter in de gevallen
waarin de wet het hem toestaat ex ofïicio de affiche
gelasten b. v. volgens art. 1036 Pr.:
„les tribunaux, suivant la gravité des circon-
stances, pourront, dans les causes dont ils seront
saisis, prononcer, meme d\'office, des injonctions,
sup])rimer des écrits, les déclarer calomnieux, et
ordonner l\'impression et l\'affiche de leur jugement."
Dit kan liij niet op strafrechterlijk gebied ; de
affiche moet hier gevraagd worden door de j^artij die
de klacht indient; de macht van den rechter is dus
hier vrij beperkt. Uit meer dan één arrest blijkt
dat de rechter beschouwd werd zijne bevoegdheid te
buiten te zijn gegaan, zoo hij ex officio de affiche
had bevolen, b. v. arrest van 17 Mei 1811: „La
cour, attendu que le jugement attaqué ordonne qu\'il
sera affiché dans les communes du canton, et en
comprend les frais dans les dépens de la cause ; (]uo
cette disi)osition n\'a. été provoquée ni par la partie
18
plaignante, ni par le ministère public, que dès lors
elle a le caractère d\'une peine que la loi n\'a point
établie, d\'où il résulte un excès de pouvoir de la part
du tribunal, casse cette disposition dudit jugement."
In art. 23 van de wet van 26 Mai 1839 vinden
wij de affiche ordonnée par jugement. „Tout arrêt
de condamnation contre les auteurs ou complices des
crimes et délits commis par voie de publication or-
donnera la suppression ou la destruction des objets
saisis, ou de tous ceux qui pourront l\'être ulté-
rieurement , en tout ou en partie, suivant qu\'il
y aura Heu pour l\'effet de la condamnation. L\'im-
pression et l\'affiche de l\'arrêt pourront être ordonnées
aux frais du condamné."
Een ander geval waar de affiche voorkomt als
ordonnée par jugement is art. 10 Pr. „Les parties
seront tenues de s\'expliquer avec modération devant
le juge et de garder en tout le respect qui est dû à
la justice: si elles y manquent le juge les y rap-
pellera d\'abord par un avertissement ; en cas de récidive
elles pourront être condamnées à une amende qui
n\'exèdera pas la somme de 10 francs avec affiches
19
du jugement dont le nombre n\'excédera pas celui des
communes du canton."
Behalve nu in de gevallen waar de wet de affiche
toelaat, hetzy zij het den rechter uitdrukkelijk gelast of
er hem slechts de bevoegdheid toe geeft en het dus
aan zijn prudentie overlaat dezelve toe te passen,
kan geen vonnis geafficheerd worden. Zoo zou een
rechter zijne bevoegdheid te buiten gaan door de
affiche te gelasten van een vonnis dat een politiestraf
bevat, daar zij in dit geval niet wordt toegestaan.
Toch kan de bevoegdheid om een vonnis te affi-
cheeren steeds worden verleend op de vordering der
civiele partij, ook in die gevallen waar de wet er niet
van spreekt. „Mais rien n\'empêcherait qu\'elles ne le
fussent sur la demande de la partie civile, par forme
de plus ample réparation." (Carnot)
\') Bourguignon zegt liieromtrent «l\'Impression et l\'afliehe des
jugements ne sont point classées au rang des peines; elles ne
peuvent par conséquent être ordonnées d\'office ni sur le réquisi-
toire du ministîire public que dans les cas où elles sont exigées
ou autorisées par une loi spéciale. Mais l\'impression et l\'afliehe
peuvent être ordonnées sur la demande de la partie civile, par
forme dc plus ample réparation,"
20
De affiche berust hier dus op eeii anderen grond en
draagt daarom een ander karakter; zij is hier niet
als straf te beschouwen maar als een wijze van
schadevergoeding voor de beleedigde party. Het ge-
volg zal hiervan zijn, dat de rechter het aantal
exemplaren der affiche niet meer mag stellen dan
door de civiele partij gevraagd is en dat, wanneer
het openbaar ministerie zich in hooger beroep be-
geeft, dc rechter in appel het vonnis niet kan ver-
anderen, wat betreft de affiche; ook kan het open-
baar ministerie zich niet in cassatie voorzien tegen
dat gedeelte van het vonnis djit de affiche bij wijze
van schadevergoeding bevoelt.
Hieraan sluit zich dc vraag of in die gevallen,
waar de wet haar toelaat, de affiche werkelijk als
straf is te beschouwen.
„l\'Impression et l\'affiche n\'ont pas été mises par lo
Code au rang des peines, zegt Carnot, en Bour-
guignon beweert dit eveneens; dit beteekent dat de
Code pénal de affiche niet als „straf" genoemd lieeft
(zooals b.v. het nieuwe strafwetbk. in art. 9), maar
dit neemt niet weg dat zij in die gevallen waar de
21
wet liet toelaat, als „straf" kan opgelegd wordenen
als zoodanig werkt.
Waar zij verleend wordt op vordering der civiele
partij is zij geene straf maar een wijze van schade-
vergoeding; hierover bestaat geen strijd zooals wij
zagen. Waar zij nu echter niet door de civiele
partij gevorderd wordt, zou ik meenen dat zij als
straf moet beschouwd worden, vooral op grond van
hetgeen wij bij Dalloz lezen (Peine 102). „Le juge
appliquera au fait reconnu constant et imputable au
prévenu la peine que la loi a étabhe pour ce ftiit
même; il ne lui est permis ni de l\'élever ni de
l\'abaisser au delà des limites que la loi elle même
a posées, ni de proncer une peine différente, ni
d\'ajouter à une peine principale prononcée par la loi
une peine accessoire qu\'elle ne prononce pas. Ainsi
il a été jugé que les tribunaux ne peuvent, hors des
cas prévus par la loi, ordonner l\'impression et l\'affichc
de leurs jugements."
\') Ook bij Chauveiiu llclie vinden wij dat dc affiche in dit
geval is «un complement de cettc reparation et non point une
addition de peine."
22
Ook wanneer wij in liet boven aangehaalde arrest
lezen „que cette disposition (l\'affiche) n\'a été provo-
quée ni par la partie plaignante, ni par le ministère
public, que dès lors elle a le caractère d\'une peine
que la loi n\'a point établie", maken wij hieruit de
gevolgtrekking : is de affiche bevolen, zonder dat de
„partie plaignante of het O. M. dezelve gevorderd
hebben, zoo is de rechter zijne bevoegdheid te buiten
gegaan, want de wet erkent in dit geval de affiche
niet als „straf : in het omgekeerde geval dus wel.
Hoewel nu volgens arrest van 25 Maart 1813 de
affiche zoowel als straf als by wijze van schade-
vergoeding kan worden beschouwd, zou ik toch
meenen dat zij slechts dan het laatste karakter draagt^
wanneer zij verleend wordt op vordering van de civiele
partij en overigens een straf uitmaakt ; door den dood
van den veroordeelde zal zij dus b.v. vervallen.
De ött\'ciitliclie lickaiiiitiiiaclmiiff.
In het Duitsche strufwotboek is de öfFenthche Be-
kanntmachung slechts bekcnd in art. 200 ingeval van
beleediging. Art. 200 luidt:
Wird wegen einer öffenthch durch Yerbreitung von
Schriften, Darstellungen oder Abbildungen begangenen
Beleidigung auf Strafe erkannt, so ist zugleich dem
Beleidigten die Befugnisz zu zu sprechen, dicYerur-
theilung auf Kosten des Schuldigen üffentHch bekannt
zu machen. Die Art der Bekanntmachung so wie
die Frist zu derselben ist in dem Urtheile zu be-
stimmen. Erfolgte die Beleidigung in einer Zeitung
oder Zeitschrift, so ist der verfügende Theil des
Urtheils auf Antrag des Beleidigten durch die ulfent-
24
liehen Blätter, und zwar wenn möglich durch dieselbe
Zeitung oder Zeitschrift bekannt zu machen. Dem
Beleidigten ist auf Kosten des Schuldigen eine Aus-
fertigung des Urtheils zu ertheilen.
Wanneer de beleediging dus niet in het openbaar
heeft plaats gehad, is dit artikel niet van toepassing
en in dit geval zou de öffentliche Bekanntmachung
ook niet aan haar doel beantwoorden; zij dient toch
om de veroordeeling tot de kennis van het pubhek
te brengen en aldus den beleedigde in eer en goeden
naam te herstellen, hetgeen dan alleen van betee-
kenis is, wanneer het publiek van het gebeurde is
ingelicht, hetzij het ooggetuige was van het misdryf
of door middel van geschriften daarvan kennis kreeg.
Terwijl volgens Fransch recht, in de gevallen ,
waarin znlks is toegestaan, steeds de affiche door de
partij , die de klacht indient moet worden gevraagd
(voor zooverre zij is „ordonnée par jugement"), zoo is
hier aan den rechter overgelaten ook zonder dat de
beleedigde partij het vraagt, haar de bevoegdheid
daartoe tc verleenen. Het vonnis zal dus vermelden
dat toestemming tot de öffentliche Bekanntmachung
25
gcg-cven wordt, terwijl de tijd gedurende welken en
de wijze waarop zij zal plaats hebben, daarin be-
paald worden; de beleedigde partij is dan geheel vrij
liiervan al of niet gebruik te maken.
Volgens al. 2 kan de beleedigde partij vragen om
de uitspraak bekend te mogen maken; doet zij het
niet, zoo kan toch de rechter de bevoegdheid hiertoe
geven, maar met dit verschil: de beleedigde partij
kan slechts vragen „den verfügenden Theil" van het
vonnis bekend te mogen maken, terwijl de rechter,
zooals wij zagen, geheel vrij is in het vonnis te be-
palen op welke wijze de öffentliche Bekanntmachung
zal plaats hebben, en dus b.v. niet de alleen de ver-
oordeeling zelve maar ook de overwegingen van zijn
uitspraak hierin zal willen zien opgenomen.
Tusschen al. 1 en 2 is nog dit verschil dat in de
eerste het aan de beleedigde partij wordt overgelaten
aan de Bekanntmachung uitvoering te geven, terwijl
in al. 2 de rechter zelf het vonnis publiceert.
Behalve nu aan den werkelijk beleedigden persoon
kan aan een ander die uit kracht der wet de vorde-
ring voor eerstgenoemde instelt, de bevoegdheid tot
26
öfFentliclie Bekanntmachung worden verleend b.v.
ingeval de beleedigde minderjarig of onder curateele
is, kan de voogd of curator de klacht indienen; deze
zullen dus bij vonnis bevoegd kunnen worden ver-
klaard de uitspraak te publiceereu.
Ook wanneer de nagedachtenis van een gestorvene
beleedigd is en dit door de bloedverwanten vervolgd
wordt, kunnen deze by vonnis tot öffentliche Bekannt-
machung gemachtigd worden; hier toch is feitelijk de
familie veel meer de beleedigde persoon dan de ge-
storvene. „Wer das andenken des Todten beschimpft,
verwundet die Nachgebliebenen tiefer als es vielleicht
eine persönliche Beleidigung vermöchte." ITij die
de vordering instelt is hier dus als beleedigde persoon
te beschouwen.
Of in de gevallen van de artt. 195 en 196 Duitsch
Strafwetboek\') de partij die de klacht indient, deze
bevoegdheid kan erlangen is betwist; velen willen
Art. 195. Sind Ehefrauen oder under väterlicher Gewalt
stehende Kinder beleidigt worden , so haben sowohl die Beleidigten,
als deren Ehemänner und Väter das Recht, auf bestrafung anzutragen.
Art. 19(i. Wenn die Beleidigung gegen eine Behörde, einen
Beamten, einen ßeligionsdiener oder ein Mitglied der bewalFneteu
27
ook liier dezelfde uitbreiding- aan de wet geven.
Schwarze b. v. op grond dat hij die de klacht
indient zelf beleedigde partij is.
Ilälschner meent dat de woorden van de wet het
niet toelaten, hoewel hij van oordeel is dat het jure
constituendo moest toegestaan zijn, op grond dat ook
hier de ageerende partij een dadelyk belang bij de
vervolging heeft. Men kan hiertegen aanvoeren dat
er minder grond voor bestaat dan in de andere ge-
vallen, daar hier de beleedigde partij zelve kan ver-
volgen, terwijl daar genoemde personen dc eenigen
zijn die de klacht kunnen indienen.
In het Duitsche strafrecht wordt de vraag of de
öffentliche Bekanntmachung al of niet als straf to
beschouwen is verschillend beäntwoord. „Mit den
genannten Ilauptstrafen", lezen wij bij Ilälschner,
„hat das Gesetz Nebenstrafe verbunden, deren Zweck
es ist dem Beleidigten zur "Wahrung seiner Ehre die
Möglichkeit zu gewähren Anderen Kenntnisz von der
Macht, während sie in der Ausübung ihres Berufes begriffen sind,
oder in Bezicliung, auf ihren Beruf, begangen ist, so haben
iiuszer den unmittelbar Betheiligten auch deren amtlichc Vorgesetzte
das Recht, den Strafantrag zu stellen.
28
erfolgten Verurtheilung des Schuldigen zu geben"
en tot deze Nebenstrafe rekent hij de öffentKche Be-
kanntmachung. Voorts zegt hij: „Als eine Neben-
strafe erscheint die Bekanntmachung des Strafurtheils
nicht nur insofern dem Verurtheilten die Kosten zur
Last fallen, sondern auch sofern ihm damit eine
öffentliche Demüthigung auferlegt wird. Dasz diese
Bekanntmachung allerdings zugleich den Zweck hat
dem Beleidigten eine (Genugthuung) zu gewähren,
steht ihrer Bedeutung als Nebenstrafe nicht entge-
gen." Volgens hem is het dus boven allen twijfel
verheven dat wij hier met een straf te doen hebben.
Ook volgens OppenhofF is hier do öffentHche Be-
kanntmachung als straf te beschouwen. Hij meent
dit naar analogie van art. 188 Duitsch Strafwet-
boek , waar boete bedreigd wordt ingeval van be-
1) Art. 188. In den Fällen der § § 18G en 187 kann aut
Verlangen des Beleidigten, wenn die Beleidiging naolitheilige
Polgen für die Verraögensverhältnisse, den Erwerb oder das
Fortkommen des Beleidigten mit sich bringt, neber der Strafe
auf eine an den Beleidigten zu erlegende Busze bis zum Betrage
von zweitausend Thälern erkannt werden.
Eine erkannte Busze sclilieszl die Geltendmachung eines weiteren
Entschädigungsanspruches aus.
■i
leediging; in dit geval toch wordt de zaak bij even-
tueel hooger beroep in haar geheel behandeld en dus
ook de boete, terwijl deze bij vrijspraak met liet
geheele vonnis vervalt.
Ook de opname van deze bepaling in het strafwet-
boek doet hem tot deze meening komen.
Schwarze meent echter dat de öffentliche Bekannt-
machung geen deel der straf is, maar een Privat-
satisfaction. Naar analogie van het Fransche recht
is ra. i. slechts dan kwestie van privaatsatisfactie,
wanneer de civiele partij zulks vordert. Hoewel nu
volgens Frïinsch recht de affiche niet geheel gelijk
staat met de öffentliche Bekanntmachung van het
Duitsche strafwetboek, daar in het laatste geval de
recliter daartoe ex officio de bevoegdheid kan ver-
leenen, terwijl de affiche steeds door do ageerende
partij moot gevraagd worden, zoo is toch in beide
gevallen naar mijne meening de openbaarmaking van
de recliterlijke uitsi)raak als straf to bcschouwcn.
De openbaarmaking volgens liet
nieuwe Strafwetboek.
In het nieuwe Strafwetboek vinden wy in art. 9
de openbaarmaking der rechterlyke uitspraak als bij-
komende straf genoemd en art. 36 laat het aan de
prudentie van den rechter over op welke wijze hier-
aan uitvoering zal worden gegeven.
Wij zagen dat volgens art. 36 C. P. ieder vonnis
dat een onteerende straf inhoudt, bij uittreksel moot
Bijkomende, straften:
1® ontzetting van bepaalde rechten.
2® plaatsing in eene rijkswerkinrichting.
3® verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen.
4® openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Art. 36. In de gevallen waarin de rechter krachtens de wet
openbaarmaking zijner uitspraak gelast, bepaalt hij tevens de wijze
waarop aan dien Irst op kosten van den veroordeelde uitvoering
wordt gegeven.
31
worden gedrukt en aangeslagen; lioewel nu in het
Strafwetboek het beginsel van onteerende straffen
niet gehuldigd wordt, zou men toch licht tot de
onderstelling komen dat in die gevallen, waar de
C. P. een onteerende straf bedreigt, ook het straf-
wetboek de openbaarmaking zou voorschrijven.
De Staatscommissie van 1870 was echter eene
andere zienswijze toegedaan en meende slechts bij
enkele bepaalde misdrijven deze bevoegdheid te moeten
verleenen. In de Memorie van Toelichting vinden
wij by art. 36: „De behandeling van strafgedingen
geschiedt in den regel ter openbare terechtzitting en
de uitspraak der vonnissen moet zonder eenige uit-
zondering in het openbaar plaats hebben. Intusschen
is het meermalen noodig of wenschelijk dat aan het
veroordeelend vonnis een grootere openbaarheid worde
gegeven dan het door de uitspraak met open deuren
erlangt. Of dit het geval is moet alleen de aard
van het misdrijf, niet de aard van de door den
rechter opgelegde straf beslissen. De openbaarmaking
zelve heeft dus in het strafstelsel van het ontwerp
het karakter eener bijkomende straf door don rechter
32
uit te spreken in de door de wet aangegeven ge-
vallen met bepaling der wyze waarop zy plaats heeft.
De kosten der publicatie komen ten laste van den
veroordeelde."
Bij de behandeling der artikelen zullen wij zicn
dat steeds het algemeen belang op den voorgrond
staat, en het is duidelijk dat vooral daar het publiek
er belang bij heeft kennis te dragon van het vonnis
waar het misdryf gepleegd is in de uitoefening van
eenig bedrijf of beroep. De publicatie staat hier dus
niet in onmiddellijk verband met de straf, zooals
in den C. P., waar zij steeds met een onteerend
vonnis gepaard gaat en slechts bij enkele correct,
wordt toegepast, maar zij hangt af van den aard
van het gepleegde misdrijf. In verband met het
vonnis dat den dader eerloos maakte was zy in de
eerste i)laats gericht tegen den persoon van den be-
klaagde; haar doel was (evenals bij de kaak enz.),
een afschrikkend voorbeeld to stellen voor anderen
en het volk vertrouwen in te boezemen voor eene
goede rechtsbedeehng. Ortolan geeft dit aldus weer:
„ La publicité donnée a la condamnation répond sim-
33
plement à cette nécessité sociale, qu\'il importe qu\'en
l\'esprit de tous ceux qui ont eu connaissance du
délit la condamnation vienne satisfaire le sentiment de
justice, rétablir la confiance dans le droit et dans
les autorités, ou combattre l\'effet du mauvais exemple."
Dit is dus de publicatie zooals de C. P, haar opvat.
In het nieuwe strafwetboek daarentegen neemt zij
een andere plaats in: zij dient hier voornamelijk
opdat het publiek er zyn voordeel mede zou doen
door zich te wachten voor den betrokken persoon in
de hoedanigheid waarin hij het misdrijf gepleegd
heeft. Ortolan zegt hiervan: „Quelquefois aussi en
certains délits cette publicité sera un avertissement
de se tenir en garde, ou une sorte de réparation
civile, qui concourra à la satisfaction des intérêts
lésés. La publicité à propager est en général
plutôt à considérer comme une mesure d\'utilité
publique que comme une exécution pénale contre la
personne."
De pubHcatie is hier dus in de eerste plaats een
maatregel in het algemeen belang ; dat zij niet anders
dan nadeelig kan zijn voor den delinquent behoeft
34
geen betoog. De aard van het misdrijf zal hier dus
moeten uitmaken of de openbaarmaking het publiek
belang zal dienen.
Yoor dat wij de speciale gevallen behandelen waarin
de openbaarmaking wordt toegelaten en de reden
waarom, dient nog één opmerking vooraf te gaan.
Wij zagen dat de wetten van 1829 en 1837 den
rechter voorschreven de publicatie te gelasten, dus
imperatief; in beide gevallen toch is het woord „zal"
gebruikt. Bij de artikelen in het strafwetboek is deze
bevoegdheid facultatief den rechter verleend: hij „kan"
de openbaarmaking gelasten. Dit is geheel in den
geest van het strafwetboek, dat ook in andere
opzichten den rechter grootere vrijheid laat b. v.
waar vroeger de rechter bij het vellen van een
vonnis alle verzachtende omstandigheden moest moti-
veeren, thans wordt hij gemachtigd deze bij zich
zelf te overwegen, en zonder dezelve in het dictum
te noemen, haren invloed op de straf te doen
gelden , zoo hy zich slechts aan de gestelde straf-
minima houdt.
In de eerste plaats dan art. 176 volgens hetwelk
-ocr page 47-35
de rechter de pubHcatie kan gelasten in de gevallen
van de artikelen 174 en 175.
Oorspronkelijk, in het ontwerp der staatscommissie
was art. 174 anders geredigeerd en had daardoor eene
andere beteekenis; van het „verzwijgen" van den
nadeeligen invloed was toen geen sprake; hij die
waren verkocht, wetende dfit zij voor het leven of
de gezondheid nadeelig waren , was strafbaar. Dit
1) Art.. 174. Hij die waren verkoopt, ie koop aanbiedt, aflevert
of uitdeelt, wetende dat zij voor het leven of de gezondlieid
schadelijk zijn, en dat schadelijk karakter verzwijgende, wordt
gestraft met gevangenisstraf vau ten hoogste 15 jaren. Indien het
feit iemands dood tengevolge heeft, wordt de schuldige gestraft
met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste 20 jaren.
Art. 175. Hij aan wiens schuld te wijten is dat, waren, schadelijk
voor liet leven of de gezondlieid, verkocht, afgeleverd of uitgedeeld
worden, zonder dat de kooper of verkrijger met dat schadelijk
karakter bekend is, wordt gestraft, met gevangenisstraf of hechtenis
van ten hoogste zes maanden of geldboeten van tcu hoogste/300.
Indien liet feit iemands dood tengevolge heeft wordt de schuldige
gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste ccn jaar.
De waren kunnen worden verbeurd verklaard.
Art. 170 al. 2. Bij veroordeeling wegens een der in do artt.
174 en 175 omschreven misdrijven, kan de reoliter de open-
baarmaking zijner uitsi)raak gelasten.
36
was te ruim gesteld; wanneer iemand een artikel
wil koopen , en , met den nadeeligen invloed bekend
gemaakt zijnde, hierdoor niet wordt afgeschikt, zoo
is het zyn vrije wil geweest zich aan gevaar bloot
te stellen. „Waar kooper en verkooper beiden bekend
zijn met het gevaarlijk karakter der geleverde w^aar,
is er geen reden een strafbaar feit, allerminst een
misdrijf aan te nemen." (Verslag comm. v. Rapp.).
Voorzeker is hier de openbaarmaking van groot
nut en zal zij velen voor pbysiek nadeel bewaren, men
denke aan het verkoopen van zoovele dagelijksche
benoodigdheden, die men met het volste vertrouwen
gebruikt, onbekend met de nadeelige gevolgen die
zij kunnen hebben. Ons art. is uitgebreider dan in
het ontwerp der Staats Commissie, die in navolging
van de bepalingen van de wet van 1829 het artikel
slechts op eet- en drinkwaren wilde zien toegepast.
Het is dus te begrijpen dat bij de behandeling in de
Kamer tot den minister de vraag gericht werd wat
hij onder „waren" verstond; waarop deze antwoordde:
„het woord waren is zoo algemeen mogelijk, niet
alleen eet- en drinkwaren, maar ook behangselpapier,
speelgoed enz."
37
Ook werd de opmerking gemaakt dat sleclits dan
de openbaarmaking als straf gerechtvaardigd is wan-
neer van de „waren" het gebruik wordt gemaakt
waartoe zij bestemd zijn; de heer van Houten
meende m. i, terecht dat slechts in dien zin het
artikel geïnterpreteerd moet worden en dat de juris-
prudentie vrij blijft het aldus toe te passen. Men
zal dus onderscheid moeten maken tusschen den
winkelier die suikergoed verkoopt, wetende dat het
arsenicum bevat, en dit verzwijgende, en een ander
die speelgoed verkoopt met de wetenschap dat de
verw nadeehg zou zijn wanneer men er een ander
gebruik van maakte dan waartoe het bestemd is;
in het eerste geval zal de bedreigde straf en dus
ook de openbaarnifiking gegrond zijn , in het tweede
geval echter niet.
Dat in dezen titel de openbaarmaking slechts in de
artt. 174 cn 175 is toegestaan, pleit m. i. voor de
bedoehng der St.-Comm. , dat zij daar moet toege-
past worden waar zij dienstig is voor het algemeen
belang , hetgeen het moest het geval zal zijn, waar
het een beroep of bedrijf geldt; dikwijls toch zul het
38
voordeel vau den verkooper hier een groote rol spelen
en is, (Mem, v. Tool.) „Winstbejag zelfs ten koste
van eens anders leven is hier veelal de drijfveer van
den schuldige. De openbaarmaking van het vonnis
en de tijdelijke ontzetting van het beroep zijn dus
zeer gepaste maatregelen, vooral wegens de preven-
tieve kracht daaraan eigen."
Naast de openbaarmaking staat den rechter nog
een ander middel ten dienste zoo het eerste hem niet
voldoende toeschynt, n. 1. de ontzetting van de uit-
oefening van het beroep waarin het misdrijf gepleegd
is , genoemd in art. 17C al. 1 ; ook dit wordt dus
aan het oordeel van den rechter overgelaten.
In de tweede plaats vinden wij do openbaarmaking
in art. 309 bij de culpose delicten. Ook hier springt
in \'t oog dat zij slechts daar is voorgeschreven, waar
het misdrijf gepleegd is in de uitoefening van eenig
ambt of. beroep, dus weer als een waarschu-
wing aan het publiek voor ccn bepaalden per-
soon om van zijn diensten geen gebruik te inaken.\')
Mem. van Toel. «Op hem die een ambt of beroep aanvaardt
rust de verplichting om daarin met dubbele omzichtigheid werk-
39
De recliter zal in ieder voorkomend geval heb-
ben na te gaan hoe groot de mate van schuld
zaam te zijn. Komt liij die verplichting niet na en heeft zijn
schuld de gevolgen in de artt. 333 en 334 omschreven, dan
moet aan hem een zwaardere dan de daar bedreigde straf kunnen
worden opgelegd en dan moet bovendien de rechter door open-
baarmaking van zijne uitspraak te gelasten, het publiek kunnen
doen kennis dragen van het gevaar, waaraan men zich blootstelt
door de diensten van den schuldige in te roepen.
Hoezeer de voorbeelden voor de band liggen kan dc wet in
geen opsomming treden van de verschillende ambten of beroepen,
bij de uitoefening waarvan bijzondere voorzorgen cn omzichtigheid
worden vereischt. De rechter moet in ieder voorkomend geval
overwegen of de facultatieve straf van openbaarmaking van dc
uitspraak doel kan treffen, of in het gepleegde feit aanleiding
gevonden wordt om te vreezen dat de schuldige bij de verdere
uitoefening van het ambt of beroep gevaar voor meerdere onge-
lukken zal doen ontstaan en of een waarschuwing van het publiek
cr toe bij kan dragen om dc verwezenlijking van dat gevaar to
voorkomen.
Bij de algemeenheid van dc bepaling kan de bijkomende straf
van ontzetting uit het beroep niet worden bedreigd. Die straf zou
zelfs bij dc daar bedoelde misdrijven niet zelden tc zwaar treffen
Veelal zal het nadeel dat dc schuldige ten gevolge van de open-
baarmaking vau de uitspraak in zijn beroep ondervindt, voldoende
zijn om Iiem tot meerdere omzichtigheid aan fe sporen cn bij een
voortduring van zijn aclitclooslicid zal dat beroep van zelf geheel
verloopen.
40
is , waarvoor de beklaagde moet boeten; of bet grove
nalatigheid of slechts levis culpa is waarmede hij
gehandeld heeft. De openbaarmaking is hier dus
zeer rationeel en volgens het ontwerp der St.-Comm.
zoude hare toepassing voldoende uitwerking hebben;
de Comm. van Rapp. wilde echter ook hier de ont-
zetting van het beroep zien toegepast; aan deze
opmerking werd gehoor gegeven en aan art. 309
deze bepaling toegevoegd.
Voorts is de openbaarmaking toegestaan in art.
325 in geval van verduistering; in het ontwerp der
St.-Comm. wordt zij hier nog niet genoemd; eerst vin-
den wy haar in het ontwerp zooals het aan de beraad-
slagingen in de Tweede Kamer werd onderworpen.
Zonder eenige discussie en zonder hoofdelijke stem-
ming werd deze geheele titel en dus ook art. 325
aangenomen; men was van oordeel dat de openbaar-
making ook hier goede diensten zoude bewy zen, hoewel
zy in dit geval niet altijd samenging met een mis-
drijf , gepleegd in de uitoefening van eenig beroep ;
De St.-Comm. had hier dan ook van geen open-
baarmaking gesproken en slechts de ontzetting
41
van bepaalde rechten als bijkomende straf gesteld.
In de vierde plaats komt zij voor bij Bedrog en
hier is zij voorzeker een zeer gepaste maatregel daar
in dit geval het algemeen belang in twee opzichten
er door behartigd wordt; waar toch by Yerduiste-
ring slechts een vermogensbelang beschermd wordt
en in tit. 7 de wetgever meer het hchamelijk welzijn
en de algemeene veiligheid van personen op het oog
had , in dezen titel zijn beide belangen vereenigd;
wanneer men b. v. de arrt. 330 en 331 met 334
vergelijkt, zal men licht tot deze conclusie komen.
In art. 330 toch wordt straf bedreigd tegen het ver-
koopen van vervalschte levensmiddelen; hier is het
niet noodzakelijk dat vergiftige en voor het Hchaam
schadelijke bestanddeelen er mede vermengd zijn.
zooals in de artt. 174 en 175; de bijmenging van
vreemde bestanddeelen, al waren deze ook onscha-
delijk, is reeds voldoende, zoo zij slechts de bruik-
baarheid\' of de waarde verminderen.
In art. 331 heeft de wetgever zeer zekei- de alge-
meene veiligheid op het oog, terwijl in art. 334
slechts het vermogensbelang beschermd wordt.
42
Oorspronkelijk was de openbaarmaking in dezen
titel slechts in vier gevallen toegelaten (bij de artt.
358, 359, 364 en 365 Ontw. St.-Comm.); de Comm.
van Rapp. gaf echter in overweging de bepaling alge-
meen te maken en aan het slot van den titel te
plaatsen; voor uitsluiting der overige artt. meende de
Comm. v. Rapp. dat geen grond bestond. Zoo kwam
het nieuwe art. 329 tot stand, welks inhoud dus op
den geheelen titel staat. De artt. waarin de St.-Comm.
de openbaarmaking wilde zien opgenomen, bevatten
weer misdrijven gepleegd in de uitoefening van eenig
ambt of beroep.
Ten slotte treffen wy de openbaarmaking aan in
titel 24 bij benadeeling van schuldeischers of recht-
hebbenden. Dat de wetgever haar hier als straf
gesteld heeft is zeer verklaarbaar; immers wij zagen
dat de wet van 1837 den rechter reeds beval het
vonnis te .publiceeren. Door de bekendmaking wordt
hier het publiek gewaarschuwd geen vertrouwen te
schenken aan een persoon, die zich dit niet waardig
betoond heeft, zooals in het geval van bestuurders
van vennootschappen, of die door slordig beheer of
43
buitensporige uitgaven gebleken is niet l)erekend te
zijn voor liet koopmansbedrijf, zooals bij enkelvoudige
bankbreuk , of eindelijk die de rechten van anderen
aan eigen belang heeft opgeofferd, zooals in de andere
gevallen die deze titel bevat.
Ook hier weer heeft de Comm. v. Eapp. uitbrei-
ding gegeven aan het plan van de St.-Comm.; terwijl
toch volgens het laatste slechts in vier gevallen (art.
367—371) de uitspraak openbaar kon gemaakt
worden, werden er door de commissie nog twee gevallen
aan toegevoegd, de tegenwoordige artt. 345 en 346
van het Strafwetboek.
Wat de wijze van openbaarmaking betreft, deze
wordt volgens art. 36 aan de prudentie van den
rechter overgelaten. Meestal zal zy om aan het
doel te beantwoorden op uitgebreider schnal plaats
hebben dan gebruikelijk is in geval van crimes vol-
gens den C. P. De meest doeltreffende wijze om
aan de rechtcrlijlvc uitspraak algemeen publiciteit te
geven, is voorzeker liet plaatsen daarvan in een of
44
meer dagbladen of het aanplakken op verschillende
plaatsen in de gemeente waar het misdrijf geleegd is.
Nu wij de gevallen opgenoemd hebben, waarin
het Strafwetboek de openbaarmaking als bijkomende
straf stelt, rijst wellicht de vraag om welke reden
zij niet wordt toegestaan bij Beleediging terwyl b. v.
het Duitsche recht juist uitsluitend in dit geval de
publicatie toelaat. Ik meen hierop te kunnen ant-
woorden: het Burgerl. Recht (art. 1409 B. W.)
voorziet hierin, en, al ware dit ook zoo niet, toch
komt haar in dit geval geen plaats toe in het
StrafAvetboek omdat zij hier geen maatregel is
in het algemeen belang; de openbaarmaking bij
beleediging is slechts een voldoening voor de belee-
digde partij, haar toepassing in dit geval zou dus
in strijd zyn met het beginsel dat de openbaarmaking
het publiek belang moet dienen.
Wy zagen welke plaats de openbaarmaking in
het nieuwe strafwetboek inneemt; met de tweeledige
indccling in misdrijven en overtredingen is haar
45
karakter veranderd; zy is niet meer afhankelijk van
de straf maar de aard van het misdrijf beslist hier,
waaruit onmiddellijk volgt dat zij een ander doel
heeft dan de publicatie van den C. P.; zij dient hier
het algemeen belang en dit is in de eerste plaats
haar doel; waar het een misdrijf geldt in de uitoefe-
ning van eenig ambt of beroep gepleegd, zal zij dus
voornamelijk aan dit doel beantwoorden.
If\'
-ocr page 59-STELLINGEN.
-ocr page 60-M: :
r.t V.\'
<
i«
vi
-ocr page 61-Den cessionaris kan liet beneficium competentiae,
in zooverre het berust op een verhouding tusschen
schuldenaar en schuldeischer, niet worden tegenge-
worpen.
Het is onnoodig met Cujacius (Observât. 23 en 35)
in 1 2 § 1 D. ad legem Rhodiam de jactu (14. 2)
in plaats van „quia dissimilis earuni rerum, enz."
te lezen „similis", en in de woorden „voluntate
vectorum vel propter aliquem metum", het woord
„vel" te schrappen.
50
Tegen den beklaagde in correctioneele zaken waarin
gevangenisstraf bedreigd is, moet, indien hij niet
kan verschenen, maar door zyn verdediger aanne-
melijke reden van verschooning doet aanvoeren,
niettemin verstek verleend worden.
Hij die tot een onteerende straf is veroordeeld,
doch volledige gratie heeft erlangd, is niet onbe-
kwaam om in strafzaken als getuige onder eede te
worden gehoord.
Art. 456 C. P. is niet toepasselijk op hem die in
het door hem verhuurde huis de deuren en vensters
dienende tot afsluiting, heeft weggebroken.
De Nederlander die na in den vreemde, volgens,
de aldaar voorgeschreven vormen, een wettig huwe-
51
lijk te hebben aangegaan, zonder dat hier te lande
daarvan de vereischte afkondiging of overschrijving
heeft plaats gehad, bij zyne terugkomst alhier een
ander huwelijk sluit, pleegt geen bigamie.
VIL
De diefstal door meer dan drie Nederlanders bui-
tenslands ten nadeele van een vreemdeling gepleegd,
is strafbaar volgens den C. P.
VIII.
Hij , die borg is gebleven voor den interest, zal,
al is het accoord van den gefailleerden schuldenaar
gehomologeerd, den interest voor het niet voldane
gedeelte moeten blijven betalen.
IX.
De in een buitenlandsch faillissement in het buiten-
land benoemde curator kan ook hier in die hoedanig-
heid optreden.
Pag. 51. Stelling VII aldus te lezen:
De diefstal door meer dan drie Nederlanders bui-
tenslands ten nadeele van een vreemdeling des nachts
gepleegd, is strafbaar volgens den C. P.
52
Een executoriaal arrest gelegd op roerende goe-
deren, waarvan de schuldenaar slechts medeeigenaar
is, is geldig.
De erkenning by openbaar testament vervalt niet
by herroeping van hetzelve.
Hij, die in een vlaag van krankzinnigheid eene
onrechtmatige daad heeft gepleegd, is niet aanspra-
kelijk voor de daardoor ontstane schade.
Een wegens verkwisting onder curateele gestelde,
kan gedurende de curateele zijn curator als erfge-
naam instellen.
De bepaling van art. 403 B. W., heeft slechts
dan grond wanneer de vrouw geen andere kinderen
in leven heeft.
53
XV.
Echtscheiding kan by verstek worden uitgesproken,
zonder dat de eischer de gronden heeft te bewijzen,
waarop de vordering berust.
XVI.
Een plaatselijk bestuur is niet bevoegd last te
geven tot het binnentreden van de woning eens in-
gezetenen, diens ondanks, ten einde te doen weg-
breken hetgeen in strijd met eene plaatselyke ver-
ordening gebouwd is.
XVII.
Art. 5 en volgende van de wet van 22 April
1855 zijn van toepassing op kerkgenootschappen
na het in werking treden dezer wet gesticht.
XVIII.
Een vereeniging opgericht voor de wet van 22
April 1855, behoeft de veranderingen die zij in hare
statuten maakt, niet te onderwerpen aan de goed-
keuring van Koning of wetgevende macht.
XIX.
54
Het is verkeerd de grondrente te verdoelen in
twee bestanddeelen, de werkelijke grondrente en
kapitaalrente.
XX.
Grondbelasting heeft geen invloed op de pachten.
-ocr page 68-■1
y
-ocr page 69-. U.. ■ ;
ir
:
\'WSiMJji WJHML
m.
îî-î
!
mÊ^nmm:
m-
ri-
\' ■> ■