l-IT HKT
UTiuxirr,
.). 1) V: K 11 U Y K 1\' ,
1884.
n
kK -V;-.;\'^
m ^
-ocr page 5-EENE VRAAG
■ * ... ■
UIT IIET
-ocr page 6-mniïïT m i \'w nwiMiHWM--■ - ■■
m-
, ■ \' y. • •
% ■■
m-
V
.. ?
r ■
1
1
-ocr page 7-TEB TEBKEIJGING VAN DEN GEAAD
in it lirlt
AAN DE KIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,
NA MACHTIOINO VAN DEN EECIOE MAGNIFICUS
IIOOGLEEEAAE IN DE FACULTEIT DEE EECIITSGELEKEDltEID,
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT,
KN
01\' VOORDRACHT DER RECHTSGELEERDE FACULTEIT,
TE VEUDEDIGKN
op WOENSDAG, den \'i<lcu AI\'KIIj 1884, «Ich immldtlngs ten il uren,
UOOB
UEDOUEN TE SOEBAUAJA.
UTRKCHT,
Sv.
-ocr page 8-i\'t*-\'- .
1\'
y:-:_ \'--V/^
-ocr page 9-iitii wn\'m
-ocr page 10-LV!-:.-:^
! - !
*
. f;
I V^f
Bij de toenemende belangstelling, dio in don togen-
woordigon tijd do levensverzokering wekt, solioon liet
mij niet onbelangrijk dc vraag to behandelen, welke do
rogtsgovolgon moeton zijn bij hot eontrnct van lovonsvor-
zokcring, zoo hot overlijden van don persoon, wiens loven
verzekerd is, veroorzaakt is door eonigo daad van oen
dor bjj hot contract betrokken personen.
Onze wot brengt do lovonsvcrzokoring tot dc overcon-
koniston van verzekering; uit dnt oogpunt wil ik eerst
onze vrnng hehnndclon, om dnarna oenc nndoro opvntling
too to passen, dio m. i. moor strookt mot het wezen cn
het doel dor lovcnBvcrzekoring.
Do wettelijke bcpnlingon, die op ons govnl vnn too-
pnssing zijn, zijn do nrtt. 27G on 307 vnn hot Wetboek vnn
Kooplmndol.
Art. 27G luidt: „Gcono vorliozon of sclmdc door oigon
Roliuld vnn eenen verzekerde veroorznakt, komen ten Insto
vnn den vorzokornnr. Hij vermng zelfs do premie to
2
beliouden of te vorderen, indien hij reeds begonnen had
eenig gevaar te loopen."
en art. 307: „Indien hij, die zijn leven heeft laten
verzekeren, zich van het leven berooft, of met den dood
■wordt gestraft, vervalt de verzekering."
Het eerste artikel behelst het algemeene beginsel op
elke verzekering toepasselijk; volgens Diephuis en de
Pinto, eene bepaling van dwingend regt, waarvan door
geen uitdrukkelijk beding kan worden afgeweken; hot
tweede wordt doorgaans als eene toepassing van het eerste
voorgesteld; zoo ook do Pinto Ilandl. II. pag. 221.
Dit is niet geheel juist. Wie is bij een contract van
verzekering van eigen loven, do verzekerde?"
De terminologie is bij de sehrijvers over levensverzekering
zeer uiteenloopond.
Malss noemt hem, die zijn eigen leven laat verzekeren,
den verzekeringnemer cn vergelijkt liein mot iemand, dio
voor eens anders rekening eeno verzekering sluit, zooals
do expediteur bij do transportverzekering.
Staudinger noemt hem, den vorzokerondo daar hij het
contract sluit, on tevens den verzekerde, en geeft den nnam
vorzokoringnemer nan hom, wien de verzekerde som wordt
uitgekeerd; Predöhl daarentegen noemt hom don verzekerde
die zijn leven liet verzekeren, wijl hier verzekerd zou zjjn
het belang, dat deze heeft een zekere som bij zjjn over-
lijden na to laten.
De terminologie verschilt, nnnr gelang dor verschillende
opvatting van het doel dor lovensvorzokoring.
,,_____
-ocr page 13-3
IToe liet zjj, volgens onze Wet is het blijkbaar, dat zij
hem den verzekerde noemt, aan wien de verzekerde som zal
worden uitbetaald; dit volgt uit de artt. 304 cn 306
Wetboek van Koophandel, waar zij dezen stelt tegenover
hem, wiens leven verzekerd is; ook is het wol in over-
eenstemming met het algemeen aangenomen gevoelen,
namelijk dat niet zoozeer een belang van hot verzekerd
leven, als wel het belang van eon ander verzekerd wordt,
om dezen, den belanghebbende, den verzekerde te noemen.
jMaar dan hoeft het art. 276 ook op een ander persoon
hot oog als art 307; dit laatste spreekt dan van hom dio
het belang van een andei\' veryekert; het eerste van hem
wiens belang verzekerd wordt.
Ook zou art. 307 eerder eene beperking, dan ccno
toepassing zijn van art. 270.
Ware art. 27G toepasselijk op den persoon, die zijn
lovon laat verzekeren, zoo zou do verzekering ook ver-
vallen , zoo het overlijden het gevolg geweest ware vnn
buitensporige levonswijzo , dronkenschap, enz., \'t geen
door Boinniigo lodon dor Kamer ook werkelijk voorge-
steld werd , maar nict door dc regering werd opgenomen in
liet ontwerp, daar zulks tot eindcloo/.o processen zou
aanleiding govcn ; nicn heeft dua do onbepaalde toepas-
sing van het beginsel van art. 270 nict gewild.
Ik acht in art. 270 èn art. 302 beiden ccno toepassing
van hetzelfde beginsel, dat in do leer der verzekering
eono grooto rol spoelt, dat do vcrzekernar alleen instaat
voor do sclindo, dio door eeno oorzaak onafhankelijk van
een der bij het contract behvnghebbende personen wordt
teweeggebracht.
Het art. 276 vindt zijne toepassing, wanneer bij ver-
zekering van het leven van een derde, of bij verzekering
van eigen leven , het overlijden van het verzekerd leven
door den belanghebbende veroorzaakt wordt; het art. 307
slechts bij verzekering van eigen leven.
Welke schuld wordt in art. 276 bedoeld, was de vraag
van de 4« afdeeling der Kamer ? (Zie Voorduin deel IX p.
240). Is het ook do culpa levissima? Daartegen bestond
veel bezwaar. In art. 554 van het Wetboek 1830 stonden
do woorden: „door toedoen van èoncn verzekerdedeze
woorden gaven aan de Kamer van Koophandel te Rotter-
dam aanleiding tot do vraag , wat onder dio uitdrukkingen
verstaan werd. Meende men dnarmodo moedwil — dan keur-
de men die bepaling goed, doch achtte derzelvor vermelding
noodeloos, daar dc zaak van zelf spreekt — word er
mede bedoeld toedoen, ook zonder moedwil of kwade
trouw, dan achtte men do dispositie gevaarlijk on aan-
leidingt tot vele captiën kunnende geven , alzoo dc ge-
assureerde zeer dikwjjis ter goeder trouw door zijn toedoen
schade kan veroorzaken; bijv. door verkeerde middelen
bij stranding enz. Jlen wilde liover gestold zien: op-
zettelijk toedoen. Voorduin verhaalt slechts verder, dat
in het ontwerp 1835 gesteld word : „door eigen schuld."
Voor zooverre dus uit do beraadslagingen iets blijken
kan , is dc waarschijnlijke bedoeling geweest nannicrkelijkc
nalatigheid van den verzokordo uittesluiten; dit komt
ÉmÊÈ
-ocr page 15-ook overeen met het art. 294 , „de verzekeraar is ont-
slagen van de verpligting tot voldoening der schade,
indien hij bewijst, dat de brand door merkelijke schuld
of nalatigheid van den verzekerde zeiven veroorzaakt is;"
de kracht van dit artikel toch ligt niet in eene nadere
kwalificatie der schuld , maar in het woord „zclven" in
tegenstelling der schuld van bedienden of huisgenooten.
Volgens Iloltius in zijne Voorlezingen over Ilandelsregt,
en Kist in zjjne Beginselen van Ilandelsregt is bij brand-
verzekering de verzekeraar slechts bevrijd door dolus en
lata culpa van den veraekerde; bij andere verzekeringen
door elke culpa. Als reden daarvan geeft Iloltius op „quia
pleruniquo incendia fiunt culpa inhnbitantiuni;" er
zoude alligt eenige culpa to vinden zijn; ook zoude
het artikel andors overbodig zjjn , als zijnde het dan reeds
in art. 27G gezegd. Dit laatsto argument weegt niet
zwaar; zoor dikwijls vindt men oen eenmaal uitge-
sproken algemeen beginsel, in de byzondoro gevallen nog
oons herhaald on dat cr ligt eenige culpa to vinden
zou zijn, geldt evenzoo bij alle andere verzokoringon,
bohalvo natuurlijk die, waar \'s nicnsclion invloed gohool ia
uitgesloten, zooals verzekering van veldvruchten tegen
luigelschttde.
Ook uit do beraadslngiIlgen over do wet ia nict nf to
leiden, dat de schuld hier minder streng zou genomen
zjjn; do opmerkingen der afdoolingon betreilen alleen de
vraag, in hoovorre do schuld \\an bedienden oï liuhgenooien
in aanmerking zou komen.
G
Ik meen dan ook, dat het weinig mot liet doei dei-
verzekering zou strooken, de schade door elk gering
verzuim veroorzaakt, uit te sluiten ; de gewone zorg van
een goed huisvader voor hot verzekerd belang, dezo zal
voldoende zijn; datgene slechts wordt van do verzekering
uitgesloten waarvan men in het dagclijksch leven zegt
„het is zijn eigen schuld."
Schijnbaar in strijd met deze opvatting is het art. 283,
waar de wet den verzekerde de verpligting oplegt om
alle vlijt en naarstigheid in het werk to stellen, ten einde
de schade te voorkomen of te verminderen.
Is door culpa levis eeno schade ontstaan, zoo is toch
niet alle vlijt en naastigheid in het werk gesteld om de
schade te voorkomen ; echtor bedoelt de wet in art. 283
het geval, dat het onheil, de oorzaak der schade reeds
ontstaan is; alsdan is do verzekerde verpligt alle zorg
aan\'te wenden, opdat zoo mogelijk do schade voorkomen
of anders tot dc kleinst mogelijke gereduceerd wordt.
Denzelfden schijnbaren strijd vindt men, zoo men naast
elkaiKler stelt do artt. IG on 17 dor in 1874 herziene
lïclgische Code boek T. tit. X, lioofdst. 1. veroorzaakt door
min duidelijke redactie. Art. IG der dispositions gene-
rales zegt; „Aucune perte ou dommage, causé par le
fait ou par la faute grave do l\'assure, n\'est à la charge
de l\'assureur." Art. 17, vrijwel eeno vertaling van ons
art. 283 zegt onmiddelijk danrop: „Dans toute assurance,
l\'assuré doit faire toute diligence pour prévenir ou atli-
iiucr lo dommage." Opheldering geeft dan weer de vol-
gende alinea: „il doit, aussitôt que le dommage est
arrivé, cn donner connaissance à l\'assureur." Dit art
slaat dus op het geval, dat het onheil reeds plaats vindt.
De Code Beige noemt ook uitdrukkelijk „le fait,"
\'t geen door onzen ^Yetgever of niet noodig geacht werd,
als van zelf sprekende, of onder het begrip schuld werd
gebracht. Namur in zijne commentaire p. 45 van de
Belgische Code merkt daaromtrent op: „le mot fait, dans
cet article, ne doit s\' entendre que d\'un fait doleux,
c\' est-a-dire posé dans l\'intention de nuire et nullement
d\'uno simple imprudence. Ce point a été reconnu for-
mellement dans lo rapport des Commissions du Sénat,
et confirmé par une declaration de De Lantshcoro on
réponse à une interpellation do M. d\'Anothan, dans la
séance du Sénat du 11 Mars 1873."
Hiermede zal men zich moeijolijk kunnen voroonigon.
Tusschen het fait doleux, niet bedoeling om te benadec-
len, en de simple imprudence, ligt nog velerlei mogelijk-
heid van eigen daad, behalve nog dat do imprudence
onder hot begrip faute valt; menige daad, zelfs mot do
boste oogmerken door don verzekerde verrigt, zal den
assuradeur bevrijden, zoo ze goachied is mot den wil; het
feit behoeft volstrekt niot dolens te zijn.
Het vervallen dor verzekering is goon straf van dolus
of grove nalatigheid ; het is eenvoudig het gevolg van het
natuurlijke beginsel dat ieder de schade door zjjne vrjjwillige
daad veroorzaakt voor zich moet nemen. Uitzonderingen
op dit beginsel zal mon alleen mogen aannemen, waar
de wet zulks uitdrukkelijk bepaalt, zooals o. a. in art.
283, volgens hetwelk ook opzettelijke schade voor den
verzekeraar komt, wanneer zulks geschied is om grootere
schade hem anders treffende te voorkomen. Ook zullen
de partijen het mogen bepalen, althans voor hot geval
dat de bescherming van een regtniatig belang, het leven
of de gezondheid van een persoon enz., het motief der
opzettelijke daad zou kunnen zijn.
Art. 276 nu toepassende op de levensverzekering, zal
dan de verzekeraar bevrijd zijn, zoo de dood van den
persoon, wiens leven verzekerd is, veroorzaakt is door
de daad of de schuld van den verzekerde, d. i. bij ver-
zekering van eigen leven, den belanghebbende, en bij
verzekering van het leven van een derde, den verzeke-
ringnemer.
Dat Kist t. a. p. pag. IIG hier yrorenalatigheid eisclit,
is niet consequent, daar hij art. 27G onvoorwaardelijk
van toepassing verklaart, in welk artikel hij het begrip
schuld ruimer opvat. Misschien komt hij daartoe, doordat
bij do, andere verzekeringen het belang meest aan het
bestaan eener zaak geknoopt is; over dezo kan do ver-
zekerde in den regel zeker toczigt uitoefenen, en wordt
nu door de overeenkomst van verzekering verpligt geacht,
ineerdero zorg nan to wenden, dan hij anders welligt
doen zoude; schuld kan hier dus ook bestaan in het niet
aanwenden der noodigo zorg; dit zal nu bij lovensverze-
ring meest het geval niet zijn, althans niet, wanneer de
ijchuldeischer het leven van zjjn schuldenaar vcMzckert;
*
*
-ocr page 19-over dezen behoeft hjj geen waakzaam oog te houden.
Toch is zulks mogelijk, b. v. in het geval dat een
voogd of ouders het leven van hun pupil of kind verze-
ren, maar ook hier spruit die zorg niet voort uit een
vermogensbelang, is niet verbonden aan het verzekerd
zijn van dat loven; er ligt ook iets stuitends in do
rogtsgovolgen van een overeenkomst te laten afhangen
van al of niet verzuim van zorgen aan een menschelijk
leven verschuldigd.
Met Kist ben ik het dus eens, dat alleen do opzettelijke
daad of grove nalatigheid de verzekering zal doen ver-
valleu; niet echter op grond van art. 27G; do verzekering
vervalt niet omdat do verzekerde zelve do schade heeft
veroorzaakt, maar op grond djit do schade door misdrijf
is veroorzaakt, en het niet geoorloofd is zich to dekken
togen do schade door eigen misdrijf teweeggebracht; dit
is een ander beginsel dan dat van art. 270; dit laatste bevat
slechts eon beginsel van verzekoringsrogt, n. 1. dat het
wezen dor verzekering eigen daad en schuld uitsluit; hot
bepaalt slechts do verhouding van don vorzokerdo tot do
schade aanbrengendo oorzaak; daar ia dua do vraag
mogelijk of de partijen daarvan mogen afwjjkon, m. a.
w. of het eeno bepaling van dwingend regt is.
Eeno verzekering echter togen schade door eigen inia-
dnjf (opzet of grove achtclooalieid) veroorzaakt ia, hot
vorzekcringaregt geheel daargelaten, in strijd met do
openbare orde en goede zeden.
Ook Nainur, in zijn commentaar van de Helgischc
-ocr page 20-10
Code, wil in dit geval de verzekering laten vervallen op
oen golijksoortigen grond :
„Mais, si la mort avait été le résultat d\'un dol ou
d\'une faute grave commis par eux (de belanghebbenden),
l\'assureur n\'en serait pas responsable, car un crime ou un
délit ne peut engendrer une action en faveur de ceux,
qui s\'en sont rendus coupables ou de leurs ayants droit."
Tegen dit beginsel, zoo algemeen gesteld , heb ik be-
waren. Dat uit het misdrijf als zoodanig geene action
en faveur van den dader kan geboren worden, spreekt
van zelf ; zulks is hier ook niet het geval ; de actie ont-
staat hier uit do overeenkomst. Dat echter een misdrijf
nooit het openvallen van een regt voor den dader zou
kunnen tengevolge hebben, dat Inj anders mogelijk niet
zou verkregen hebben, of hem geen voordeel zou kunnen
verschaffen, dit regtsbeginsel vindt men in dc wet niet,
en althans niet, zoo slechts eeno faute grave hem to
verwijten is. Wel ontneemt do wet den moordenaar het
erfregt, als zijnde onwaardig zijn slagtoffer to beërven;
noch kan hij uit diens uitersten wil genieten, als zoude
hem eenig voordeel opkomen afkomstig van dengeno,
tegen wien het misdrijf gepleegd is ; dit is hot wat dc
wet niet wil; zij ontneemt hem alleen\'het voordcol, dat
hij verkrijgen zou van of ten koste van hem , tegen wien
de daad gerigt was ; verder gaat de wet niet ; derden
kunnen zich door het misdrijf niet van ccnc verpligting
ontslagen achten ; zij behoeven daaruit geen voordeel to
trekken.^ Zou do eigenaar zijn eigendom niet kunnen
11
torugvoideroii, wanneer de vruclitgebrulkei\' daarvan door
zijn toedoen liet leven verloren had, of de legataris het
legaat, hem eerst verschuldigd bij den dood van zeker
persoon , ingeval hij diens dood veroorzaakt had, do moeder
het vruchtgenot niet verwerven van de goederen der
kinderen, zoo de dood van den man haar te wijten was?
Menig ander voorbeeld is denkbaar, waar ongetwijfeld
door een misdrijf, aan don dader eenig voordeel kan
opkomen.
Trouwens, in geval van levonsvcrzokering kan van
geen voordeel sprake zijn, door do daad teweeggebracht;
do verzekoringssom heet toch juist aan tc vullen do scliado
die de verzekerde lijdt, door den dood vau den persoon.
Maar do overeenkomst zou hier gestrekt hebben tot ver-
goeding dier schade. Daarom vervalt hier de actie.
Ik stel het beginsel derhalve liever aldus: Door de
overeenkomst van verzekering kan mon geen vordorings-
regt verkrijgen tot dekking dor schade, die men zich
door eigon misdrijf veroorzaakt heeft.
Door toepassing van dit beginsel zal men dan do ver-
zekering ook niet doen vervallen, zoo hot dooden van don
persoon, wiens loven verzekerd was, door den verzekerde
in noodtoestand of nooddwang is geschied.
Maar, zal men zeggen, hot beginsel door mij op levens-
verzekering toepasselijk geacht, ligt al o|)ge8loten in
art. 270; waar eigen schuld is uitgesloten, dan a fortiori
grove aciitelooslioid on opzet.
Ik wil ochter liever art. 270 bjj lovoiisvcrzokoring vnn
-ocr page 22-12
geene toepassing verklaren; bij de gewone uitlegging van
dat artikel is \'t ook niet /tï^gelijk; nog duidelijker
gevoelt men zulks bij het daarmede samenhangend artikel
283. Tot welke ongerijmde en stuitende gevolgtrekkingen
zou men hier komen door to eischen de zorg van een
goed huisvader voor het verzekerd leven, en het afweren
van mogelijke gevaren, met het oog op die verzekering.
Dc verhouding van den verzekerde tot het object van het
verzekerd belang, het leven van een mensch, is hier eene
geheel andere, als bij de overige verzekeringen.
Komen we nu tot den persoon wiens leven verzekerd
is, cn gaan we na wolken invloed het op de regtsgcvolgcn
uit hot verzekerings-contract hebben zal, zoo diens dood
door eigen toedoen veroorzaakt is.
Bjj verzekering van het leven van een derde zal volgons
de algomecno beginselen vau verzekering, diens hande-
lingen van geen invloed kunnen zjjn; het zjjn voor do
partijen, louter toevallige omstandigheden.
Voor zooverre de polissen niot anders bepalen, \'tgccn
zooals wo later zien zullen, wel het geval is, zal do
verzekeraar tot uitkeering der som verpligt zjjn, zoo do
persoon wiens leven verzekerd is door eigen toedoen het
leven verliest.
Ook onze wet spreekt in art. 807 alleen van hem dio
zjjn leven heeft laten verzekeren, dus zelf als contractant^
optreedt, en bepaalt daar, dat wanneer deze zich van
i ■
\'iS;
T/!
13
\'t leven berooft of met den dood wordt gestraft, de ver-
zekering vervalt.
Deze bepaling werd het eerst in het Ontwerp 1835
opgenomen, terwijl de oorspronkelijke uitdrukking „door
zelfmoord" vervangen werd door „zich van hot leven
berooft."
De 4® afdeeling der Kamer wenschte hier nog een derde
geval vermeld cn alzoo bijgevoegd te zien „of in twee-
gevecht het leven verliest." Dit nam do regecring echter
niet op. „Zelfmoord en doodslag" zeide zij, „vlocijcn
voort uit do onmiddclijkc daad van den verzekerde, doch
het is anders met dc zaak gelegen bij twcogcvccht, hetwelk
wol middelijk den dood tengevolge kan hebben, doch geen
voornemen kenschetst om zich van het loven tc bcroovcn."
Kwam ook twccgcveclit in aanmerking, zoo meende
dc regecring, dan zou do verzekering ook moeten ver-
vallen als de verzekerde door vcehtorij, ondernomen van
ccnc gevaarlijke reis, onmatig gebruik van sterkon drnnk
of andere buitensporigheden het leven verloren had — "en
dit stolsel zou tot zoovele twistgedingen aanleiding geven,
dat men zich voorzigtighcidshalvc tot do twee nangeduidc
gevallen behoorde to bepalen.
Kist merkt hieromtrent op: „cr schijnt wel ccnigc ver-
warring bij den Wotgovci gcliccrscht to liobhen. iAfcn
schijnt toch gedacht to hebben, dat hij, wiens leven ver-
zekerd is, do verzekerde is."
Toch niccn ik dat althans do regecring, ofschoon dc naam
vcrzokprdo vorkoord gehruikendo, niot zeer verward wns,
14
daar zij inzag, dat nrt. 27G hier niet toepasselijk was,
als daarin wordende gesproken van den persoon, wiens
belang verzekerd is; en dat er dus eene afzonderlijke
bepaling noodig was, ten opzigte van den contractant.
Dat art. 276 niet toepasselijk is op hem die zijn leven
ten behoeve van anderen laat verzekeren, erkennen dan
ook Diephuis en Kist. In Avelk opzicht toch zou men
dezen verzekerde knnnen heeten? Verzekerd is hier hot
belang, dat derden bij zijn leven hebben; nu kan het
hem wel ter harte gaan, dat die derden (mogelijk vrouw
of kinderen) door zijn dood geen schade zullen lijden;
dit zal hom zekere gerustheid geven; een motief dus om
do overeenkomst aan te g.aan ; een belang in den zin
van het vcrzekeringsrcgt is hot nooit; belang bij eene
omstandigheid is aanwezig als men daardoor schade lijden
of verwacht voordeel missen kan.
En welk belang verzekert do sclmldonaar die zijn loven
ten behoeve van zijn schuldoischer verzekert? Alleen dat
van dezen; do overeenkomst zal den debiteur dienstig
zijn oin moer credict to bekomen ; maar of do schuld-
eischer tengevolge van overlijden zijii geld niet terugkrijgt,
zal hem mogelijk weinig deren.
Wat is dan do grond dor bepaling van Art. 307?
Het is niet deze, dat dc wet als straf voor don zelf-
moordenaar het vervallen der verzekering hoeft ge-
meend to moeten vaststellen; inogo al in het ondoro
regt on nog in hot Kngelscho rogt tot 1870, danraim
nadeoligc rogtsgevolgon zijn vorbonden gcwoost, do nieu-
15
were wetgevingen en evenmin de onze liebben ergens
aan zelfmoord of poging daartoe eenige bijzondere ge-
volgen vastgeknoopt.
Sommigen, o. a. ook Goldschmidt, Zum Recht der
Lebensversichering in zijn tijdschrift bd. 23, hoewel niet
juist den grond daarin zoekende, noemt als eeno der
motieven, dat de bepaling zou kunnen strekkon iemand
van zelfmoord to weerhouden, door do gedachte dat door
zijn daad het voordeel voor zijne betrekkingen zou to
loor gaan.
Dit valt m. i. buiten het gebied van hot privaatregt;
het is niet zijne taak door het verbinden van voor-
of nadeel aan zekere handelingen, tot hot doen of laten
daarvan aan te sporen; hot privaat, althans hot ver-
mogonsregt kan slechts daar, waar volgons zijne bepa-
lingen uit een onregtmatigo of onzedelijke handeling een
vermogensvoordoel zon voortvlooijen voor den dader, in
een bepaald geval dit ontzeggen. Uit het familierogt zijn
welligt voorbeelden aan to halen, waar in oono bepaling
een zekere tendenz ligt opgesloten; dit heeft meer eon
publiek-regtolijk karakter; hot zuivere privaatregt echter,
waartoe do lovensvorzekoring behoort, mag wel regelen
bevatten dio hot karakter eener strafbepaling aannemen,
kan ecliter geeno bepalingen inhouden, wier uitsluitend
doel het zijn zoude, vnn zekere handelingen af to houden,
die door de moraal of het strafrogt worden gewraakt.
Uit do geschiedenis van ons art, blijkt dan ook, dnt
tlo wetgever dezo bepaling noch nis eene straf heeft be-
16
schoiiwd, noch als een middel ter voorkoming van
zelfmoord.
Zien wij eerst de Belgische Code. Deze bepaalt in
art. 41 : „L\'assureur ne repond point de la mort de celui,
qui a fait assurer sa propre vie , lorsque cette mort est
le résultat d\'une condamnation judiciaire, d\'un duel,
d\'un suicide, sauf la preuve que celui-ci n\'a pas été
volontaire, ou lorsquelle a eu pour cause immédiate et
directe un crime on un délit commis par l\'assuré et dont
«
celui-ci a pu prévoir les conséquences".
Dc oorspronkelijke tekst: „l\'assureur ne répond, dans
aucun cas, de la mort qui serait le résultat d\'un fait
illicite" werd te algemeen geacht. Een ongeluk iemand
overkomen bij het jagen in verboden tijd, merkte M.
.lottram op, zou reeds do verzekering doen vervallen;
M. van llumbeeck stolde als amendement voor om in
plaats fait illicite te lezen: un suicide volontaire, un duel,
une condamnation judiciaire, ou un fait qui devait en
trainer pareille condamnation ; dit laatste daar \'t geval
mogelijk was dnt het vonnis tengevolge van overlijden van
den persoon niet geveld werd. Men wildo echter nog
bcpaalder uitdrukken, dat de dood het regtstreekscho
gevolg moest zijn van do daad dio do veroordeeling ten
gevolge zou hebben ; in dien zin werd het artikel dan ook
.gewijzigd en op voorstel der regeering, zoo als het thans
luidt, aangenomen.
De Code noemt dus vier gevallen op, wnnrin de ver-
zekering zal vervallen.
17
Onzedelijk zou het zjjn, zegt Namur ten opzigte van
het eerste, dat een moord begaan door don persoon, dio
zijn leven liet verzekeren, en die hem op het schavot
brengt, een bron van voordeel werd pour ses représen-
tants; het duel zegt hij, is hoewel somtijds eene nood-
zakelijkheid voor een man van eer, als een misdrijf door
do wet verboden; en een , misdrijf kan geen bron van
voordeel worden voor de erfgenamen van hem, die er
zich aan schuldig gemaakt heeft; en verder: „un suicide
involontaire ne eonsituo ni un fait doleux, ni uno faute
grave; c\'est pourquoi il n\'exclut point la responsabilité
dc l\'assureur."
Prof. Nainur dus vindt hier weer eene toepassing van
zijn aangenomen beginsel dat un crime on un dclit no
peut engendrer une action en faveur do ceux, qui s\' cn
sont rendus coupables ou do leurs ayants droit, dat ik
als tc algemeen bestreden heb; daarenboven zoo de over-
eenkomst van verzekering uitdrukkelijk ten boiiocvo van
con dcrdo is gesloten, zoo is dezo noch héritier noch mijn
aijant droit; hij verkrijgt een eigen regt onafluinkclijk van
den verzekeringnemer; wanrom hem do actio tc ontzeggenP
Ook kan ik niet als grond aannemen, dat hot onzede-
lijk zijn zou andoren tegen schade to verzekeren, voor
het goval dat die schado zelfs door mijn misdrijf zou zijn
to weeg gebracht, behalve notuurlijk wanneer ik zelf zou
vcrpligt geweest zijn, dio sclmdo tc vergoeden; want dnn
zou ik weder niij zelvcn indirect verzekerd hebben togen
eigene schade door misdrijf berokkend.
18
Ik meen dat het karakter van misdrijf in de meeste
der 4 gevallen der Code Beige (en ook in ons art. 307:
met den dood wordt gestraft) niet op den voorgrond
treedt; \'t is niet het misdadige van het feit, maar het
opzettelijke van de daad die den dood teweeg brengt,
C hetwelk invloed uitoefent.
Degene nu die zijn leven laat verzekeren is wel geen
direct belanghebbende; hij zal geen schade lijden, maar
treedt toch geheel als contractant voor eigene rekening
op; \'t zou dus in strijd zijn met het wezen der verzeke-
ring, zoo hij den verzekeraar ook kon verbinden tot uit-
keering van schadevergoeding voor het goval dat hij zelve
r \'
door opzettelijke daad de schade veroorzaakt had. Schuld
valt op zich zelf nog niet buiten de verzekering; blijkens
de beraadslagingen heeft de regeering om geeno aanlci-
ding te geven tot oindeloozc twistgedingen, alleen hot
! geval uitgesloten dat do persoon met den dood gestraft
1 wordt; het staat partijen vnj ook niocrdcre of mindere
schuld buiten te sluiten. Zoodra het do schuld vnn den
vorzekerdo zelven betreft, is het begrijpelijk dnt do wet
in \'t algemeen belang daaromtrent bepalingen geeft, ofschoon
het twijfelachtig is, of art. 27G ccn dwingend karakter
heeft. Waar het cclitor do schuld betreft van den per-
soon , die in \'t belang van anderen een verzekeringscon-
tract sluit, is het slechts ccn kwestie van risico, die aan
do partijen kan worden overgelaten; hij slaat hier in
geeno betrekking tot do schade, die geleden wordt, of do
vergoeding daarvan.
*
f
m
19
Wolke mate van schuld hier ook in annmórking zou
moeten komen zou moeijelijk te bepalen zijn. üe geheel
bijzondere aard der levensverzekering maakt de toepassing
der voor de andere verzekeringen geldende regelen weder
niet mogelijk; of kan de verzekeraar op grond der ver-
zekering eischen, dat de persoon, wiens loven verzekerd
is, meerdere zorg voor gezondheid en leven aanwende dan
hij anders gewoon ware; of de verzekerde som weigeren
uit to keeren, op grond dat de verzekerde in zijno laatsto
ziekte niet de noodige geneeskundige hulp had ingeroepen ?
„Die thatsiichliche Gestaltung der Verhältnisse, zegt dan
ook Lichtenfels na over het begrip schuld bij do andere
verzekeringen te hebben gesproken: „weicht von den
jenigen Sätzen, welche sich aus der Anwendung des
vorstehend Entwickelten auf die rjobensversichcrnng erge-
ben würden, bedeutend ab; so wohl dio Oosotzgebung
als auch die Polizzen der Versicherer onthnlton sich, alle
jene conscquenzen zu ziehen, welclio sich aus dem für
Bchadenvorsichcrung Geltenden für die Lebensversicherung
ergeben."
Slot het begrip eigen toedoen cn schuld verwant, maar
toch onderscheiden, is liet geval, dnt do persoon zich in
een toestand brengt, wnnrinVlo knns vnn gevaar ver-
ineerdord wordt. Hij Hcliuld is dó persoon volstrekt niet,
of nict genoegzaam bedacht geweest op de gevolgen zijner
\') Liehlcnfcls. Ucbor einige Kragen des Uinncn-vcrsiclicrnn^s-
rechtcs.
20
handeling; het heeft hem aan nadenken ontbroken de
mogelijke gevolgen na te gaan; iets anders is het, wanneer
de verzekerde daarvan bewust zich in een gevaarlijken
toestand begeeft.
Iemand, die een zeereis onderneemt, of zich in levens-
gevaar begeeft, b. v. om iemand te redden, voorziet zeer
zeker de mogelijke gevolgen dier handeling, heeft zijn
oog daarop gerigt; ingeval hij zijn leven er bij inschiet,
kan hij niet gezegd worden door eigen schuïd het leven
verloren te hebben; zoo is het ook bij het duel. De Code
Beige neemt het duël op onder de gevallen, waarin do
verzekering vervalt, als daarstellende een misdrijf. Onze
wet die van een juister beginsel is uitgegaan, alleen de
onmiddelijke daad van den persoon heeft willen opnemen,
spreekt er teregt niet van, en consequent liad zij gedaan
door het geval, dat de persoon met den dood gestraft
wordt, ook weg te laten; van eeno onmiddelijke daad
kan men hier moeielijk sproken.
liet Pruisische Landregt, noemt behalve schuld , ook
zekere gevallen op, waarin do verzekering zal vervallen ,
n. m. wanneer dc persoon zonder toestemming van den
verzekeraar, zich buiten Europa begeeft, of in den oorlog
of op zee gaat, of eeno gevaarlijke levenswijze aanneemt
§ 2152.
Zeer teregt bevat onze wet daaromtrent niets; do
assuradeur moet weten, of hij ook daarvan do risico op
zich wil nemen; in allo polissen vindt men dan ook
daaromtrent conditiën van hoogere premie, enz.
21
Dit behoeft geene wettelijke regeling cn is ook daarvoor
nauwelijks vatbaar.
Toepassende nu het beginsel dat alleen de onniid-
delijke daad van don persoon wiens leven verzekerd is,
de verzekering zal doen vervallen , bepaalt de wet zulks
in het geval dat hij zich van het leven heeft beroofd.
Terwijl ik straks hoop aan te toonen, dat dezo uitdrukking
niet strookt met het juiste beginsel dat we moeten aan-
nemen ten opzigte van den persoon die in belang van
anderen eene vcrzokeringsovcrcenkomst sluit, wil ik eerst
nagaan , wat wo onder dezo uitdrukking hebben tc verstaan.
Daartoe meen ik niet beter to kunnen doen, dan do vol-
gende beschouwing over te nemen , neergelegd in oen vonnis
gewezen in 1867 door hot Handels-Appellations gericht van
Nürnberg, aangehaald in Ooldschmidts tijdschrift bd. 23.
„Schon nach dor gramniatikalisclicn Auslegung be-
deutet suicide so wenig, wie das deutsche: „Selbst-
mord" jede Endigung des Lobens durch eigene Ver-
anlassung. "Wer irrthümlich z. B. gift anstatt Zucker
in seine speisen mischt, wer aus Unvorsichtigkeit sein
Loben verliert, wer unbosouncncr Wciso zich in Gefahr
begibt und darin umkommt, wer eine erlittene Verletzung
oder ein körperliches Leiden vernachlässigt und deshalb
daran stirbt, olle diese Personen sind selbst die Ursacho
ihres Todes, allein Niemand wird eine derselben „Selbst-
mörder" nennen, nochwcniger wird dor Franzoso hierauf
das Wort „So auicidcr" anwenden.
22
Aber auch in demjenigen, welcher im Delirium des
Fiebers sich zum Fenster hinausstürzt oder in der Käserei
des Wahnsinns den schädel an der Mauer zerschmettert
oder im zustande völliger Trunkenheit Etwas vornimmt
was ihm das Leben kostet (soferne naturlich die Trunken-
heit nicht in dieser Absicht herbeigeführt wurde) wird man
Keinen Selbstmörder erblicken und man wird von ihm
nicht sagen „il s\'est suicidé. „Denn in allen diesen Fallen
findet ein Bewustsein der That ihrer physischen Beschaf-
fenheit nach nicht statt, und weil derjenige, welcher
die Handlung vornimmt dieselbe nicht als gegen sein leben
gerichtet weiss, liegt eben nicht blos subjectiv keine
absichtliche, sondern überhaupt objectiv keine gegen das
eigene Leben vorgenommene Handlung rechtlich vor.
Anders dagegen verhält es sich, wenn die Ilandlungs-
und Willensfühigheit nicht aufgehoben, sonderu nur die
Geistes — und Oemüthsphäre getrübt oder in eine un-
richtige, krankhafte Thätigkeit versetst ist. Wer in einem
Anfalle von Schwermuth, wer gedrängt von kürperliclien
echnierzen, wer deshalb, weil er mit seinem geringen
Menschenverstände keinen Ausweg niehr sieht, um einem
ihm unerträglich scheinenden zustande oder einem über
ihn hereinbrechenden Verhängnisse zu entgehen Hand au
sein Leben legt, den nennt man einen Selbstmörder, fur
den wird das wort „So suicider" angewendet. Es mag
ihm immerhin dio That nicht Zugerechnet werden können ,
er mag unter Umständen völlig ausser Schuld sein, er
wird keine Verurtheilung, sondern Mitleid seiner Neben-
23
menschen verdienen j weil die Freiheit seiner Ueberlegung
und seines willens durch Körperliche oder geistige Stö-
rungen getrübt und gebunden war — an der Bezeichnung
der That als: „eines Selbstmordes" ändert dies nach der
algcmeinon Anschauung und nach dem hergebrachten
sprachgebrauche nichts."
Teregt zegt het vonnis : Niet het ontbreken van toe-
rekeningsvatbaarheid is het, wat het begrip zelfmoord
uitsluit, maar het niet weten van de physieke handeling;
„nicht ob die That dem Urheber zur schuld gerechnet
werden kann, sondern ob er sie als gogen das eigene
Leben gerichtet erkannt hat, ist entscheidend."
Alleen diin alzoo, wanneer do persoon do handeling
verrigttc mot do bewustheid , dat dozo zijnen dood ten-
gevolge zal hebben, al moge zjjn geestvermogens min of
meer gestoord zijn geweest, zal men kunnen zeggen , dnt
hij zich van het leven beroofd heeft; hoogst moeielijk,
zoo niet in velo gevallen onmogelijk zal het wezen, to
bepalen of dergelijke bewustheid dor handeling nnnwezig
was; eono nndoro vraag ia hot alzoo of dozo opvatting
voor do praktijk wenschelijk is; daarbij in acht tc nemen
de moeijelijkhoid aan wio dor partijen do bewijslast moot
opgcdrngon worden.
Deze opvnttiug nu vnn het Nürnborgscho gorogtshof dio
m. i. eono juiste verklaring is vnn do woorden van art.
, gaat, dunkt mij , vorder dan do leer dor Vcrzeke-
i\'ing oischt, wat betreft do inwerking van don persoon , dio
zijn leven heeft Inten verzokoren, op het foit van zijn overlijden.
24
Hoe moeten we ons dien persoon denken ?
Het is iemand die het belang, dat een ander bij zijn
leven heeft, verzekert, maar misschien zelve bij dit be-
lang van dien andere, in \'t minst niet moreel noch
materieel geïnteresseerd is. Meest denkt men zich het
geval van den zorgzame huisvader die ten behoeve van
zijne vrouw en kinderen eene overeenkomst van levens-
verzekering sluit; hun belang heet dan ook zijn belang,
cn in zooverre zou hij dan ook verzekerde kunnen ge-
noemd worden , cn art. 307 eene toepassing kunnen zijn
van art. 276. Vroeger wees ik cr reeds op dat dit niet
het verzekerbaar belang is dat bij verzekering in aan.
merking komt, maar ook is het volstrekt niet noodig dat
den persoon die zijn leven laat verzekeren, het verzekerd
belang eenigzins ter harte gaat; zooals een goldopncincr
dio zijn levon ten behoeve van zijn schuldcischcrs ver-
zekert ; de wet cischt alleen, dat degene, ten wiens
behoeve do overeenkomst gesloten \'wordt, belanghebbende
zij bij het verzekerd leven.
Waarom kan nu de handeling van hem, die zijn leven
laat verzekeren , van invloed zijn op het contract ? Alleen,
omdat hij contractant is, mot den assuradeur voorzienin-
gen treft voor het geval dat zijn ovorlij(len, een onzeker
voorval, plaats vindt; het ligt dus in den aard der zaak,
eene stilzwijgende veronderstelling is het, dat do persoon
dat onzekere voorval niet opzettelijk to voorschijn roept ;
men maakt toch geene voorzieningen mot het oog op een fcjt,
dat geheel in mijne mngt staat al of niet te doen plaatshebben.
25
Wél echter voor die gevcallen, die men niet zeggen
kan, geheel buiten mijne magt te staan, waar mijne
wil wel in werkzaam is, maar de vorming van dien wil
op abnormale wijze heeft plaats gevonden door ziekelijke
gesteldheid van ligchaam of geest; of waar hevig op het
gemoed werkende gebeurtenissen iemand tot een daad
brengen die moor het uitvloeisel zijn van oen onweer-
staanbaren drang, dan van een werkelijken wil.
Ik meen dus, dat aan de eischen van het vorzekerings-
regt genoegzaam voldaan is, zoo slechts dan dc verze-
kering zal vervallen, wanneer de persoon , die zijn leven
heeft laten verzekeren , mot vrij gevormden wil zich het
leven beneemt. Betrekkelijk zullen dc gevallen weinige
zijn , waarin iemand uit levensmoeheid, of onverschillig-
heid voor zijn bestaan, den dood zoekt. Dit zou alcchta
con reden zijn, zich misschien geheel van eeno wettelijke
regeling to onthouden.
Zooals WO zagen wordt volgens dc Belgische Code de
verzekeraar slechts bevrijd in geval van suicide volontaire.
Uit de beraadslagingen blijkt niet duidelijk den zin,
dio men aan dat woord hochtto; do toevoeging van het
woord volontaire geschicddo op voorstel van 31. van
Ilutnboock, „alin d\' e.xcluro lo suicido commis par un
individu cn utat do déincnco et n\'ayant plus une volontó
réollo." Dit geeft weinig licht; is déinence in bcjiorktcn zin
opgevat, kan er van suicide geen sprake zjjn. Even weinig
opheldering geeft ons Nainur, dio slechts spreekt van
déincnco oii tout autre fait o.Kchiaif do la volontó.
26
Een gewigtig punt is de regeling der bewijslast. Vol-
gens den algemeenen regel moet de verzekerde de oorzaak
der schade aantoonen, welke dan moet blijken buiten zijn
toedoen of schuld te zijn ontstaan.
Dienovereenkomstig zou degene, die op de verzekerde
som aanspraak maakt, moeten aantoonen dat de dood
door toevallige omstandigheden veroorzaakt was. De
Belgische Code heeft bij de levensverzekering de bewijs-
last eenigzins gewijzigd: Evenals men ook volgens onze
wet aanneemt, dat bij verzekering van gebouwen en
goederen, brand gepraesumeerd.wordt aan, wat denver-
zekerde aangaat, toevallige omstandigheden is tc wijten ,
behoudens tegenbewijs, zoo wordt dc dood van den persoon,
wiens leven verzekerd is gepraesumeerd het gevolg te zijn
van omstandigheden buiten de bij het contract betrokkene
personen, of misschien juister gezegd, do verzekeraar is
tot uitkooring dor verzekerde som verpligt, tenzij hij
j; \' bcwjjst, dat een der gevallen aanwezig is, waarin do wet
!• de verzekering doet vervallen.
ii; •• Volgens de oorspronkelijke redactie nu, zou de ver-
zekeraar do suicido volontaire moeten bewijzen. Dezo
bewijslast den assuradeur optedragen, achtte men to be-
zwarend ; in do meeste gevallen zou zulks hom nict
mogelijk zijn. Vandaar do toevoeging: „sauf la preuvo
quo celui-ci n\' a pas ctó volontaireop grond dnt in \'t
15,,; algemeen iemands daden verondersteld mooton worden
het uitvloeisel te zijn van zijn vrijen wil, en het vopr
don eischer, die den persoon in zjjne laatste dagen nlligt
r
liui
i:\'
I:,
27
lieeft gadegeslagen, meer mogelijk is door getuigen of
verklaring van deskundigen het niet vrijwillige der daad
aan te toonen.
Deze regeling der bewijslast met toepassing dier ver-
moedens schijnt mij én billijk èn praktisch.
In ons regt vind ik hieromtrent eene uitspraak van
scheidsregters te Rotterdam , medegedeeld in het W. v. h.
11. No. 4707, waar ook den assuradeur het bowijs van den
zelfmoord werd opgelegd ; het al of niet vrijwillige der
daad maakte geen punt van onderzoek uit.
Hot motief luidt: „Overwegende, dat bij art I al. 2
der voorwaarden van verzekering do gedaagde (de Nationale
Levensvorzekeringsbank te Rotterdam), zich verbonden
hooft tot de betaling van hot bedrag dor vorzokoring,
dadelijk na hot overlijden van den persoon, op wions
loven do verzekering is gesloten, en na dc vervulling
der in art. 10 onisclirovon formaliteiten, waardoor do
vorzekerdo som invorderbaar wordt.
■ „Overwegende, dat in art. 5 der voorwaarden cnkolo
gevallen van overlijden , o. a. door eigen toedoen worden
opgenoemd, welko zoo zij zich voordoen , do polis krach-
teloos maken, en don verzekeraar van do verpligting
tot betaling bovrjjdcn, wolko gevallen ccn nitzomlering
vormen op don bij art. 1 uitgedrukten regel:
dat do gedaagde, dio zich op zoodanige uitzondering
beroept, dozo zal liebben to bewijzen" enz.;
Do gedaagde had nog oangcvoord, dat art. 10 van do
voorwaarden inlevering oisclit van bewijsdtukkon, waar-
28
door wordt aangetoond de aard der ziekte of van het
toeval, waaraan degene, wiens leven verzekerd werd,
is overleden; dat óf eene ziekte, óf een toeval in den
zin van ongeluk de oorzaak moest zijn van het overlijden,
om het regt op de verzekerde som te doen geboren worden,
zoodat het bewijs van de ziekte of het ongeval op den
eiseher zou rusten.
De scheidregters oordeelden anders: Overwegende dat
evenwel op die wijze aan den zin der woorden geweld
wordt gedaan, daar toeval slechts gesteld is tegenover
ziekte om dc twee soorten van overlijden: de meest
voorkomende tengevolge van ziekte en dio welke plaats
heeft door eene noodlottige gebeurtenis van elkander te
onderscheiden, zoodat de eischor aan zijne verpligting
voldaan heeft door op te geven den aard van hot toeval,
de noodlottige gebeurtenis, in casu, dc verdrinking."
De scheidsrcgtcrs namen dus aan , dat volgons do con-
ditiën der levensverzekering, de verzekeraar steeds tot
uitkeering verpligt is, tenzij een der uitgezondorde gevallen
aanwezig is. Daartoe gaf de redactie dier conditiën veel
grond; ook die onzer wet zou tot eeno beslissing in dien
zin aanleiding geven. daar zij zegt, dat in liet bedoelde
geval de verzehering verridt. Dc vcrzekor/iar zou derhalve
het aanwezig zijn vau het in art. 307 genoemde geval
als exceptie moeten opwerpen. Wenschelijk ware het,
zoo de wet bepaaldelijk de bewijslast geregeld had.
De vraag of elko zelfmoord of slechts dio met bowustpn
wil de verzekering doet vervallen , is voor zoover ik heb
29
kunnen nagaan , niet aan de beslissing onzer regterlijke
magt onderworpen geweest. Het is niet vreemd, dat
dergelijke processen zich zelden zullen voldoen. Aan den
eenen kant toch betalen de maatschappijen in twijfelachtige
gevallen liever de verzekerde som dan do kans te loopen
daartoe veroordeeld to worden, en alzoo in minder goeden
naam bij het publiek te komen ; aan den andoren kant
geven de betrekkingen van den overleden persoon ongaarne
aan het feit meerdere publiciteit; vandaar treedt men
meest in eene schikking of onderwerpt het geschil aan
arbiters. Zoo vindt men eene arbitrale uitspraak mede-
gedeeld in het Magazijn van Ilandelsrogt, deel XXH:
Eene weduwo, wier overleden man to haren behoeve
zijn loven, bij do gedaagde maatschappij (wordt niet
gemeld, welko) had doen verzekeren, vordert uitkoering
der verzekoringssom. De maatschappij antwoordt: dat
aangezien dc cclilgcnoot der eischeres zich door verdrinking
van hot loven heeft beroofd, mitsdien do, ook bij het reg-
lement vastgestelde, bepaling in werking treedt, dat het
regt van vorderen vervalt, indien het overlijden het
gevolg is geweest van zelfmoord."
De cischcrcsse voort hiertegen aan: dat indien het gestelde
feit ook al bewezen ware, het toch niet afdoende zou zijn
omdat, daar do overledene aan eeno hersenziekte lijdende
was, welko toorokenbaarheid uitsloot, mitsdien ten deze
de handeling niet als zelfmoord kon beschouwd worden.
De arbiters beslisten in hot voordeel der weduwo op
grond dat niet olko opzottolijko daad , waardoor do dader
30
>! een einde aan zijn leven maakt, onder het begrip van
zelfmoord naar de wet behoort, maar slechts dan, wanneer
de handeling den dader toerekenbaar is.
en iets verder:
„Zelfs naar het spraakgebruik is het opzettelijk verrigten
eener doodelijke handeling niet genoeg om zelfmoord
aanwezig te achten ; die op^etteljjk van eene vergiftige
spijs gebruikt, zonder te weten dat zij vergiftigd was ;
die opzettelijk een geweer aftrekt meenende dat het niet
geladen was, begaat geen zelfmoord, al berokkent hij
zich door dio handelingen den dood" — hier is eenige
begripsverwarring; men spreekt slechts van eene op-
zettelijke daad, wanneer het gevolg dor handeling ook
gewild is; opzet veronderstelt een oogmerk. — „Er wordt
om van zelfmoord te kunnen sproken, gevorderd dat
de handeling zij verrigt mot den wil om zich van het
leven te berooven ; zoo dikwijls echter in regten die wil
in aanmerking komt, dat is zoo dikwijls aan don wil
rcgtsgevolgen verbonden zijn, moot de wil zijn zelf-
bewust, gevormd door hem, die het vrije bezit zijner
geestvermogens heeft. Waar bewustzijn en (of) het
vrije genot der geestvermogens ontbreekt, bestaat geen
wil, kan dus ook niet plaats hebben^ zelfmoord omdat
tot het begrip daarvan wil behoort.\'\'
Dat, waar het bewustzijn geheel ontbreekt, vnn geen
zelfmoord sprake kan zijn, zal wol niemand ontkennon.
Dat echter als het vrije genot der geestvermogens niet
aanwezig is, geheel geen wil, althans geen wil dio in
31
aanmerking komt, mogelijk zijn zoude, kan ik niet toe-
geven ; geen wil misschien die regtsgevolgen kan in
\'t leven roepen, maar wel een zoodanige die eene han-
deling tot een gewilde daad kan stempelen en dat is
volgens het spraakgebruik genoegzaam om van den dader
te kunnen zeggen , dat hij zich van het loven beroofd
heeft.
Dat alleen aan een zelfhewusten wil door het regt,
regtsgevolgen verbonden zijn , is alleen dan waar, Avan-
neer door den wil een regtstoestand kan in \'t loven
AVorden geroepen, wanneer de wil de direcco oorzaak is
van het regtsgevolg; het scheppend element. Of zal
iemand die in eeno halve roes van dronkenschap mijne
ruiten ingooit, zich van do schadevergoeding kunnen
bevrijden met te zeggen, dat het regt alleen aan den
zolfbewusten wil regtsgevolgen vastknoopt, cn hij toon
niet regt Avist Avat hij deed P
Jlaar de motieven dezer arbitrale uitspraak zouden ons
brengen op een geheel verkeerd terrein. Wo hebben hier
niet te doen met den juridioken Avil.
Ik heb dezo beslissing uit onze arbitrale regtspraak —
men vindt er slechts zeer enkelen vermeld — aangehaald,
niet derhalve als op juiste gronden ateuncndo, maar als
aanwijzende do in ons regt waarschijnlijk heerschendo
opvatting, cn als Avordendo ook meest gevonden in do
Fransclio en Duitschc rcgtspraktijk; o. a besliste het hof
van Appèl te Parijs meermalen dat ölcchts van suicido
kan gesproken worden , waar do handeling volontairemont,
32
fM
; met volle bewustheid had plaats gehad ; ook alzoo het
Reichsoberhandelsgericht in Duitschland, Arrest 1 Nov.
1874 en 18 October 1875. Zie Goldschmidts tijdschrift
bd. 23.
Het Oberappellationsgericht te Dresden daarentegen
noemt Selbstmord: jede act der Selbstentleibung auch in
unzurechnungsfähigen Zustande, namentlich in Zustande
der Melancholie oder gar des Wahnwitzes (arrest 10 Jan.
1868 aangehaalt bij Goldschmidt); in deze\'opvatting staat
het echter vrijwel alleen.
De Engelschc regtspraak neemt meest aan, dat dc
zelfmoord dan bevrijdend voor den verzekeraar werkt,
wanneer de handeling geschiedt tengevolge van een
blijkbaar beraamd plan, met tot het doel geeigende middelen,
oak al verkeert de persoon in zulk een ziekclijken geestestoe-
stand, dat hij het zedelijke karakter der handeling niet kan
bescfFcn. Dit komt hot meest overeen met het vroeger door
mij medegedeelde arrest van het Nürnbergsche appcllati-
onsgcricht, wolk laatste arrest naar mijne meening juist
\' wecr.gecft, welke beteekenis men hechten moet aan do
woorden van ons artikel 307.
Wenschelijk echter zou ik het achten, zoo men kon
ttanncmen de door de hoogste gercgtshoyen van Frankrijk
en Duitschland aangenomen beslissing, ook voorkomende
in de door mij aangehaalde Bcheidsrcgtcriijko uitspraak ,
dat slechts dan de verzekering zal vervallen, zoo de
liandeling met vrijen wil cn volle bewustiicid daarvan
geschied is; vooreerst als zijnde in overeenstemming met
33
(le leer van het verzekeringsregt, zooals ik vroeger meen
genoegzaam aangetoond te hebben en tweedens als min
aanleiding gevende tot beslissingen van zeer betwijfelbare
billijkheid.
In het geval nu, dat volgens de wettelijke bepaling
van art. 807 de verzekering vervalt, wat moet men dan
beslissen omtrent de vraag of de verzekeraar verpligt zal
zijn tot restitutie der genotene preniien of van de in eens
door den verzekeringnemer gestorte som?
De beschouwing van den Belgischen Minister van justitie
voorgedragen in dc zitting van den senaat van 12 Maart
1873 was de volgende :
„Dans tous les cas de suicide, de condamnation judiciaire
etc, le contrat demeure sans effet.\'"
„La conséquence cn est, que les bénéficiaires de l\'assu-
rance n\'ont pas d\'indemnité à recevoir. La compagnie
est déchargée do son obligation à cet égard.
„Mais d\'autre part, il ne serait pas juste qu\'on déchar-
geant la compagnie do ses obligations, ou lui permit
d\'en conserver lo prix, au détriment de ceux, qui cn
ont fait les versements. C\'est pourquoi on impose i\\ la
compagnie l\'obligation do restituer aux ayants droit les
versements efToctués. La vérité est quo lorsque les parties
ont contracté, ni lo duel, ni lo suicido ni la comdnm-
iiation judiciaire, ni aucun événement semblable n\'est
entré dans leurs prévisions.
»On pont donc dire, que s\'il y a suicide, duel, com-
-ocr page 44-34
damnation judiciaire, on se trouve, en dehors du contrat,
dans une hypothèse qu\'il n\'a pas prévue et pour laquelle
il n\'est pas fait.
„II n\'y a dès lors nulle injustice à ce que, s\'attachant à
la réalité des choses, la loi remette les parties dans l\'état -
ou elles se seraient trouvées si aucun contrat n\'était
r
intervenu et opère une sorte de restitutio in integrum.
La compagnie trouvera dans la jouissance des intérêts
une compensation aux frais qu\'elle aurait peut-être dû
supporter."
In dien zin stelde de minister dan ook een amendement
voor, dat veel bijval vond. Ten slotte schijnt die meening
niet gedeeld te zijn geworden, daar alinea 5 van art.
41 der "Code thans luidt:
„Dans ces divers cas, l\'assureur conserve les primes,
s\'il n\'y a convention contraire."
Do beschouwing van don Belgischen minister is vooreerst
onbillijk ton opzigte van den assuradeur, houdt cr geene
rekening mede, dat deze gedurende een tijd de risico
heeft geloopen de verzekerde som te moeten uitkecren ;
en ten tweede maakt zij geen verschil tussehen dc ge-
vallen dat de verzekering slechts voor een bepaalden tijd,
of voor den ganschen duur van het leven wordt gesloten,
*t geen m. i. een gewigtig onderscheid maakt.
Bij de eerste toch draagt de verzekeraar de risico slechts
voor dien bepaalden tijd ; hij verbindt zich slechts tot uit-
koering der verzekeringssom, zoo de persoon binnen dien
termijn sterft; is de persoon na liet verstrijken daarvan
r
35
nog in leven, zoo lucroert do assuradeur de premiën. De
beschouwing van den Belgischen minister alsof nu het
contract moest gerekend worden niet to hebben bestaan ,
zoo de verzekering vervalt, is niet juist; de werking van
het contract vervalt op dat oogenblik faute d\'objet, doorda
het verzekerd leven, waaraan de overeenkomst geknoopt
was wegvalt; het is alsof iemand zijn tegen brandschade
verzekerd huis afbreekt. Tot zoolang echter heeft het
contract bestaan en zijne werking kunnen hebben 5 de
assuradeur heeft de reeds genuteno premiën ten volle ver-
diend ; ze waren het pretium poriculi.
Iets anders is het bij dc verzekering voor den geheclen
duur van het loven.
Voor ik dit geval nader beschouw, moet ik eerst do
meening weerleggen vau sommigen, dio geen verschil
meenen to kunnen vindon tusschen deze twee wijzen van
verzekering.
Zoo noemt do hoor Foest \') de verzekering voor don
duur van hot loven , slechts eeno ontwikkeling van hot
begrip verzekering voor een bepaalden tijd, bijv. 10 jaren,
dio wederom hare ontwikkeling to danken licoft aan do
verzekering op het loven , gesloten voor óón jaar.
Dezo laatste zou do grondgedachte zijn vnn allo assu-
rantie. Ilct bctalcu dor promio is dan ccnc stilzwijgende
vernieuwing der ovcrcenkomat, dio facuhaticf is, namelijk
alleen van den kant van den vorzekerdo, gelijk bij allo
\') Disstrtaliu. Lciileii 1880. Iets üvtr Lovcnsverzcivcring.
-ocr page 46-36
andere soorten van assurantiën ; men heeft dus als \'t ware
zoovele contracten, als er nog jaren verloopen vóór het
sterven van het verzekerd leven.
De onjuistheid dezer voorstelling springt dadelijk in \'t oog
wanneer men bedenkt, dat dc betaling bij premiën vol-
strekt niet de eenige wijze is, waarop een dergelijk
assurantiecontract gesloten wordt. Men kan zich evenzeer
verzekeren door het storten in eens van zeker kapi-
taal. Is het in dat geval nog een overeenkomst die jaar-
lijks stilzwijgend vernieuwd wordt? Hier zal men toch
wel moeten toegeven, dat de overeenkomst eene levens-
lange is. En dat is ze steeds. De betaling mot jaarlijkscho
(dikwijls is het zelfs driemaandelijksche) premiën is alleen
eene faciliteit voor den verzekerde. Vorder pleit tegen boven-
aangehaalde voorstelling het bestaan van tarieven, waarbij
mon slechts tot op zekeren leeftijd eeno premie betaalt,
met het oog op diegenen, dio misschien liever in do dagen
van kracht en gezondheid iets meer willen betalen om
later daarvan bevrijd to zijn; hoe is dit te rijmen mot de
jaarlijkscho hernieuwing van een contract ?
Ook is de berekening der premiën, do terugkoop en
beleoning der polis, alles gebaseerd op eeno overeenkomst
voor het geheele loven gesloten ; do assuradeur rekent op
cone voortdurende betaling dor premiën, alloon eindigende
door den dood van het verzekerd leven ; en de statuten
der maatschappijen bevatten steeds conditi^in voor het
goval, dat do verzekerde do overeenkomst mogt willón
verbreken. ^ Ingeval do overeenkomst eono jaarlijksclie
37
ware, waarom zijn dan de tarieven steeds zoo bepaald,
dat de in de eerste jaren te betalen premiën de risico-
premie verre overtreft? Waarom zijn er dan ook geene
tarieven, waar de jaarlijksche premie, ik bedoel natuurlijk
de netto premie, juist dc risicopromio is, zooals bij brand en
andere verzekeringen en ook bij levensverzekering op
korten termijn? Als reden daarvan geeft men op, — ik
neem hier dc woorden van Foest, — dat elk jaar, dat de
verzekering zou vernieuwd worden, is de persoon wiens
loven verzekerd wordt ouder geworden, do kans van sterven
dus grooter, waaruit volgt, dat do premie, waarvoor do
verzekeraar de risico op zich wil nomen, hooger is en na
jaren zou het bedrag zoozeer gestegen zijn, dat de vol-
doening er van, met het oog op den vermogenstoestand
van den vorzckcringncnier te bezwarend zou worden; on
hij welligt zich genoodzaakt zou zien, juist nu zulks het
meest noodig is, in gebreke to blijven en daardoor allo
vroegere opofferingen van zijne zijde als \'t ware ongedaan
to maken. (Ilicr vergoot men, dat in het door hen aange-
nomen stelsel dio vroegere opolForingen volstrekt niet
nutteloos geweest zijn; daarvoor is men innnors dat jaar
verzekerd gewoost; evengoed innnora ala bij andero ver-
zekeringen. Is dit niet juist het sterkste bowijs dat do
verzekering <jecn jaarlijkscho was P)
Om nu hieraan tegemoet to komen en to verhinderen,
(lat bij oen lang loven allo vroeger gedane geldelijke
praestatics to vergeefs zouden zijn (al weer in dat
Htelscl niet waar; hij had immers in dien tijd kunnen
38
sterven) berekent men met het oog op den waarschijnlij-
ken levensduur het gemiddelde der te betalen premien
d. i. het jaarlijksche bedrag daarvan. Wat derhalve eerst
te veel wordt betaald, wordt later to weinig ingebracht;
het eerste strekt dus alleen en uitsluitend tot aanvulling
van het tweede, maar is in geen enkel opzigt daarvan
onderscheiden en de geheele premie is eene zuivere assu-
rantiepremie.
Bij het vernemen dezer voorstelling van zaken, is men
waarlijk geneigd tot den uitroep: Hoe zorgelijk en belangstel-
lend zijn toch die verzekeringsmaatschappijen ! Uit vaderlijke
vrees dat we op latere jaren do hooge premie niet zullen
kunnen betalen, zelve niet iets hebben weten te sparen,
zegt zjj: geeft mij nu maar vast dat meerdere dat go
anders later zoudt moeten betalen; ik zal hot voor u
bewaren en opsparen (ondertusschcn als do verzekering-
nemer reeds na weinige jaren sterft, wordt wel de ver-
zekerde som uitbetaald, maar waar blijft dan dat cxcedent
der* premie, dat, wat men in de eerste jaren to veel
betaald heeft ?); die gemiddelde jaarlijksche premie is dus
alleen in het belang van den verzekeringnemer, eeno
puro vriendelijkheid van den verzekeraar. Mij dunkt,
die zorg strekt zich dan wel wat ver uit. Zou \'t niet
zeer mogelijk zijn, en meestal zelfs, dat hij dio ccn ver-
zekering sluit — stel hij leefit vau een vast, matig inko-
men — in dc eerste jaren of niot veel daarvan kan missen, of
#
nog jong en sterk, juist voor dc eersto, onzeker nog
hoevelo ^jaron, voor het niet waarschijnlijke, maar toch
39
mogelijk geval van sterven verzekerd wil zijn; waarom
hem geene gelegenheid gegeven jaarlijks uitdrukkelijk de
overeenkomst te sluiten tegen eene geringe, maar do
werkelijke risieo premie, zoolang hij zulks wenschelijk
acht? Hetgeen hij nu minder behoeft te betalen, zal hij
immers zelf wel kunnen opsparen om, zoo hij ook nog op
hoogeren leeftijd verzekerd wil zijn, dio hoogere premien
te kunnen voldoen. Do betaling eener gemiddelde premie
en de daaruit ontstane reserve alleen to willen verklaren
uit berekenende voorzorg der maatschappijen, dat do ver-
zekeringnemer in latere jaren do hoogo premien niet zal
kunnen voldoen, gaat niet aan, en wat de bron en het
juiste doel dor reserve is, hierover bestaat tussehen do
vakmannen nog to veel strijd en dit ligt ook tc veel bui-
ten den kring van het groote publiek, dan dat zulks veel
invloed zou kunnen hebben op de beschouwing van het
levcnsvcrzckcringscontract in het dagelijksch leven. En
bet verkeer beschouwt do verzekering voor don ganschen
duur van \'t leven, niet als vernieuwing van eeno jaar-
bjksclic verzekering; hij, die zulk een contract sluit wil
zich ook gewaarborgd zien dat zijuo gezondheidstoestand
welligt ongunstig wordende, tegen de, bij het begin,
ceiimaal vastgestelde premie, do verzekeraar gebonden
zal zijn tot ccnc bepaalde uitkccring bij zijn mogelijk
overlijden.
Hij verbindt zich daarentegen, om zoolang hij leeft jaarlijks
conc premie to betalen. Dio vcrbindtcnis tot ccnc jaar-
^Ü^Hclie prestatie is bij het verzekeringscontract geboren ;
40
De onzekerheid nu of men wel steeds in staat zal zijn die
som te betalen, zou menigeen afschrikken van het sluiten
van eene verzekering 5 \'t is daarom dat de verzekeraar in
den regel de gelegenheid biedt om of het contract te
verbreken tegen afkoop der polis of de verzekerde som
te verminderen, in welk geval de reeds betaalde
premien in rekening worden gebracht bij dc pre-
miebetaling van de verminderde verzekering. Ook is het
onaannemelijk, dat eene overeenkomst waarbij het zeker
is, dat de assuradeur eenmaal zal moeten betalen, slechts
onzeker wanneer, volgens dezelfde regelen te behandelen
zou zijn als cenc, waarbij het zelfs onzeker is, of de
prestatie ooit verpligt zal zijn.
Komen wc nu terug tot de vrang , of de verzekeraar,
bij het vervallen der verzekering voor den levensduur ,
tot eenige restitutie van premien verplicht zal zijn,
zoo zien wc, dat do wot in art. 281 hem daar van
vrijstelt, daar hij gevaar hooft geloopen gedurende
den tjjd, dat do verzekering bestaan heeft.
Dit is het gevolg der partieelo herziening onzer lovonavor-
zekeringswot in 1875. Voor dien tjjd was liot twijfelachtig of
een dergelijke overeenkomst tot dio van levensverzekering
kon gobracht worden, als zijnde do dood eeno zekere
gebeurtenis, slechts onzeker wat den tijd betreft cn men
dus alleen binnen zekere tjjdruimte vnn den dood als öeno
onzekere gebeurtenis spreken kan. Om dien twijfel op tc
41
heffen, reeds tot het wezen van verzekering genoegzaam
achtende, zoo het slechts onzeker is, wanneer eene be-
paalde gebeurtenis zal plaats grijpen, bragt de wetgever
de levensverzekeringen voor deu levensduur onder dezelfde
bepalingen als die voor bepaalden termijn, zonder verder
na te gaan, welke der daaromtrent bestaande regelen
wijziging behoefden. En waarlijk ware dit wel noodig
geweest, al ware het slechts om het volgende: Bij eeno
verzekering voor bepaalden termijn, zou hij, die zich van
het leven berooft voor den verzekeraar eono verpligting
tot betaling dor verzekerde som ^oaw (jehoren worden, dio
misschicn anders niot haddo plaats gehad; do verzekering
komt dus to vervallen. Bij dio voor den levensduur
daarentegen wordt geono verpligting tot uitbetaling door
dit feit geboren; het feit schept hier do verpligting niet;
do verzekerde som zou in elk geval moeton uitgekeerd
worden, \'tzij vroeger \'tzij later; do dood en dus do uit-
betaling zou eenmaal komen. Door zich van het loven
to beroovon, door zijn dood to verhaasten heeft hij slechts
tic verpligting tot uitbetaling dor verzekerde som ver-
vroegd.
Is liet billijk, dnt wanneer iemand, wiens loven wel-
ligt reeds jaren Inng verzekerd is geweest en die reeds
jaren do prcmiün aan den assuradeur hoeft uitbetaald,
zich op hoogon leeftijd van hot loven berooft, terwijl
\'lo nntuurlijke dood toch spoedig gevolgd zou zijn,
(laardoor do verzekering vervalt en do assuradeur daar-
door eeno winst behaald, of liover een niet te vorwach-
42
ten voordeel, ten nadeele van den bij de verzekering be-
langhebbende?
Prof. Fick te Zürich i) komt tot de volgende oplossing:
Hij beschouwt, naar het voorbeeld van Malsz, de verze-
kering voor den ganschen duur van het loven niet als
een zuiver verzekeringscontract maar als een verzekerings-
contract verbonden met successieve inleg van kapitaal.
Dc premie is voor een deel werkelijk risico premie, het
andere deel strekt vooreerst tot aanvulling van de to
lage premie dio in latere jaren betaald wordt, tweedons
om met renten op renten het kapitaal te vormen, dat
bij den dood zal moeten worden uitgekeerd. Wanneer
dc persoon zich nu van het leven berooft, kan van oen
regt op de volle verzekeringssom geen sprake zijn; maar
zegt Fick, nu ontstaat do vraag, in hoeverre do verze-
keraar moet uitkeeron hetgeen tot dien tijd, jaarhjks, boven
dc risicopremie betaald is, voor zooverre dit nog niet
gestrekt heeft, dio der latere jaren aan to vullen, als
mojlo de renten daarvan; do zoogenaamde reserve.
"Wanneer do statuten niets daaromtrent bepalen, wil
hij dezo reserve, dit dckkingskapitaal zien uitbetaald.
Zonder risico geen promio. Dio roscrvo is den verzekeraar
toevertrouwd, om voor do volgende jaren do tc betalen
premie tot do werkolijko risico promio aan tc vullen ; dit
valt weg, door dat het verzekerde leven als het ware uit
\') Cl^jldsclimidts lijdschrlfl bd. 20.
-ocr page 53-43
de overeenkomst, zich terugtrekt; die reserve is dus sine
causa bij den verzekeraar en kan dus door de regtver-
krijgenden van den verzekerde met eene condictio causa
data causa non secuta teruggeëischt.
Bevatten de statuten bepalingen voor het terugtreden
uit de overeenkomst, zooals meest het geval is (afkoop
der polis), dat een gedeelte der reserve wordt terugbetaald,
dan ook alzoo bij zelfmoord, \'tgeen Fick beschouwt als een
vrijwillig zich terugtrekken.
Tot een gelijksoortig resultaat komt ook Predöhl,
(Ooldschmidts tijdschrift bd. 22). Ook deze beschouwt do
levensverzekering als een contract van gemengde natuur.
Dc premie is deels risicopremie, deels bestemd tot het
vormen van het kapitaal, dat bij het overlijden zal
worden uitgekeerd. Het eeno deel der premie is dus een
inleg van kapitaal, als in eeno spaarkas, dat door den
assuradeur beheerd wordt. Dat, waartegen verzekerd wordt
is bij Predöhl niet iiet gevaar dat bij iemands dood zijne
betrekkingen schado kunnen lijden, maar het gevaar dat
degene dio door sparen eeno zekere som wil vergaren, door
een vroogtijdigcn dood daarin verhinderd zal zijn. Dit
gevaar neemt do assuradeur op zich, door bij den dood
ni^n to vullen wat aan de reserve (de betaalde premiën do
renten) ontbreekt om do verzekerde som uit to maken.
Dan is er ook gcono reden, waarom bij zelfmoord do
ftssuradeur deze reserve zich tot winst zou kunnen maken,
on ia het rogtens, dat dezo reserve wordt uitbetaald.
Hoewel ik mij wat het resultaat hnnner beschouwingen
-ocr page 54-44
betreft, gaarne zou vereenigen met Fick en Predöhl, welk
resultaat ik althans billijk acht, geloof ik, dat zij, die de
gemengde natuur der levensverzekering ontkennen, deze
overeenkomst als eene gewone verzekering beschouwen,
in dit opzigt vfin een juister standpunt uitgaan , dat zij
de overeenkomst opvatten, zooals zij zich in het dagelijksch
leven voordoet, alleen letten op de wilsverklaringen en de
daaruit voortvloeiende prestation der partijen, zonder te
treden in \'tgcen men zou kunnen noemen, de techniek
der levensverzekering. Hoe toch de maatschappijen van
levensverzekering hunne berekeningen maken, wat de
beteekenis en dool der reserve ia, of dc premie al of niet
een dubbel karakter heeft, kan op eene wettelijke regeling
der inrigtingon van levensverzekering mogelijk van invloed
zijn, niet ochter den juridieken aard van het contract
bepalen.
Uit den aard der prestation, waartoe partijen zich
verbinden, besluit men tot het karakter van het contract,
niet uit do wijzo waarop de eene of andere partij zich
daartoe in staat weet tc stellen.
Zijn nu de prestation, dio uit een contract van levcna-
verzekcring voortvloeien van dien aard, dat zij beant-
woorden aan de eischen, die hot contract van verzekering
op den voorgrond atelt ?
Ik meen van neen ; en wil daarom op eenige punten
wijz\'en die m. i. groot bezwaar geven het contract van
45
levensverzekering onder de assurantie-contracten te rang-
schikken.
Vooreerst dan: wat is het onzeker voorval mot het
oog op hetwelk hij zich verzekert, die voor den geheelen
duur van zijn leven de overeenkomst sluit?
Men kan niet kortweg zeggen: de dood, zooals hij ver-
zekeringen voor een bepaalden tijd het geval is ; dit is
toch con zeker voorval, slechts onzeker wanneer. Dit
laatste nu, is na de wijzigingswet van 1875 voldoende
voor verzekering. Het komt dus aan op hot onzekere
wanneer. Nu gevoelt men echtor, dat dan ook het
wanneer, niet onverschillig mag zijn voor hem, dio do
verzekering sluit of voor hom te wiens behoeve zo ge-
sloten wordt. Ingeval het geen verschil maakt, xcanncer
het feit plaats vindt, \'t zij vroeg \'t zij laat, kan cr van
geene verzekering sprake zijn. Hot blijft dan wel on-
zeker wanneer het feit zal plaats hebben, maar het begrip
gevaar valt geheel weg. Ilct begrip verzekering eischt,
dat hot onzeker is of men schade lijden zal; liet is ver-
zekering tegen mogelijke schade ; is het nu reeds volkomen
zeker, wat verzeker ik dan ? Met schade stnat gelijk
gemis van gewacht voordeel. Wanneer het volkomen
zeker is, dat ik een verwacht voordeel zal moeten mis-
sen, is geene verzekering denkbaar; do wet eischt zelfs,
dat het verwacht voordeel naar alle waarschijnlijkheid
mij anders ten deel zou vallen. Wil cr nog iets van hot
denkbeeld verzekering overblijven , dan moet er nog
vaar bestaan in het te vroog voorkomen van het feit.
46
Zoo is men dan oolc tot deze voorstelling gekomen: hij
dio een levensverzekering sluit, verzekert zich tegen het
gevaar, dat de dood op onverwachten tijd intreedt (Licht-
enfels t. a. p. pag. 21), afwijkende van den natuurlijken
loop der zaken, vóór de persoon den vermoedelijken
levensduur bereikt heeft; dat gevaar neemt de assuradeur
op zich door alsdan de verzekerde som uittebetaien. Maar
die voorstelling is volkomen in strijd met de werkelijkheid ;
wanneer toch het onzeker voorval bestond in het over-
lijden vóór den vermoedelijken levensduur, vóór dat men
op andere wijze voorzieningen had kunnen maken, zou
de verzekeraar immers bevrijd moeten zijn, als de ver-
moedehjko levensduur tvel bereikt, de persoon wiens loven
verzekerd was, op gevorderden leeftijd overleden was.
Noch het overlijden derhalve, noch het onzeker tijdstip
van het overlijden kan hier een gevaar genoemd worden;
het eersto niet, omdat het zeker is, het tweodo niet,
omdat ook al heeft zich het gevreesde geval niet voorge-
•daan , het zoogenaamde gevaar dus geweken is, de ver-
zekerde som toch wordt uitbetaald. Hot zou dus eeno
verzekering zijn voor het goval dat een onzeker voorval
wel plaats had, en ook voor het geval dat het uiet
plaats had.
Komen we nu tot hot vereischte van schade, waar-
mede samenhangt, dat van een belang bij den verzeke-
ringnemer.
Dat de dood een schade aanbrengend feit zjjn kan ,
valt\' natuurlijk niet to ontkennen. Toch moet ik op-
47
mei-ken, dat de dood op zich zelve slechts zelden de
directe oorzaak der schade is; zulks zal het geval zijn
wanneer A. bijv. regt heeft op eene jaarlijksche uitkeering,
zoolang B. leeft of in gemeenschap van goederen gehuwd
is met B., die eene lijfrente of pensioen geniet; hier
verliest A. door don dood van B. een vermogensregt.
In do meeste gevallen is de dood slechts do indirecte
oorzaak of brengt slechts in vereeniging met andere feiten
de schade te voorschijn. Zoo zal de dood van den schuldenaar
wiens leven door mij is verzekerd, mij slechts di\\n schade
toebrengen , zoo diens erfenis onder voorregt van boedel-
beschrijving aanvaard wordt. Op dit punt hoop ik later
terugtokomen.
Wat het belang betreft bij levensverzekering gevor-
derd , zoo is meermalen reeds, o. a. door Endemann en
llinrichs aangetoond, dat dit vooral bij verzekering van
het loven, al van zeer weinig beteekenis is. Dc praktijk
bekreunt zich niet om dit wettelijk vereischte. Dit is wel
geen afdoende reden; het wettelijke regt behoort niet
alles in zich op to nomen , wat het verkeer aanbiedt, het
moot tevens do leidsman zijn der volksovertuiging, dio
welligt tijdelijk op een dwaalspoor kan geraakt zijn;
maar het vereischte van belang is met geen moge-
lijkheid consequent vol te houden. Of zou, indien
do persoon, wiens leven verzekerd was, in een tijd toen
hij nog gezond en werkzaam was, tot een toestand van
\') Gohlschiiiidts tijdschrift, bd. 20 cn bd. 10.
, , . ^ H IA r. H ^ >> M A 7Y) L
-ocr page 58-48
verlamming ol\' kindschheid was geraakt, zoodat zijn leven
niet het minste vermogensbelang voor zijne betrekkingen
oplevert, ja de uitgaven te zijnen behoeve gemaakt voor
zijne betrekkingen zeer bezwarend zijn geworden, de
verzekering alsdan nietig moeten worden, en de verze-
keraar bij het overlijden de exceptie van het niet bestaan
van eenig belang kunnen opwerpen ? Integendeel, al
wordt hier door den dood niets geen schade geleden, zoo
wordt de volle vovzekerde som uitbetaald. Goldschmidt
(Zum Recht der Lebensversicherung in zijn tijdschrift bd.
23) zegt, dat in dit geval de voortgezette verzekering van
een later waardeloos geworden leven nu berust op de, juist
door de reeds loopende verzekering, geschapene economi-
sche waarde van dit leven. Derhalve een belang dat
juist door het contract geboren wordt. Maar dat is immers
een geheel ander belang dan bij \'ticven van een persoon
vereischt wordt, en dat verzekerd heet te worden. Door
het contract van verzekering moet een bestaand belang
vcJTzekcrd, niet een niet aanwezend geboren worden ; de
dood zou hier dan een voordeel verschafTen. Ook zou dan
zonder eenig belang daarbij te hebben, men ieders leven
kunnen verzekeren, want door do oepmaal gesloten ver-
zekering , zou eon belang geboren worden.
Is belang eon wezenlijk veroischte, dan zal dit moeten
aanwezig zijn, althans op het oogenblik dat het gevaar,
het onzeker voorval plaats vindt. Veroorzaakt zulks geen
schade, zoo wordt geene schadevergoeding uitgekeerd, dit
is essentieel aan do verzekering, maar die consequentie
49
nemen de voorstanders dor schadetheorie bij levensver-
zekering niet aan.
En zelfs wordt in verscheidene conditiën der maatschap-
pijen, met het geval van den dood gelijk gesteld , het
bereiken van zekeren leeftijd, en wordt soms op 85, soms
op OOjarigen leeftijd dc verzekerde som uitbetaald.
En wordt dit belang ook vereischt bij verzekering van
eigen loven ? Hier neemt men aan, dat uit het aangaan
van \'t contract het belang zelve bljjkt; met evenveel regt
kan men zulks zeggen van do verzekering van het leven
van een derde ann wien de contrnctnnt geheel vreemd
is. (natuurlijk misdadige bedoelingen daargelaten ; maar do
eisch van belang met het oog hierop heeft met de leer
der verzekering niets te maken.)
Maar juist blijkt hieruit, dat het vereischte van belang niet
esscntiëcl is, zooals bij do andere verzekeringen. Dc origine
van dit vereischte is voor een deel: vrees voor misbruiken;
daarom dat het bij verzekering van eigen loven achtorwegc
blijft; anderdeels is het als vereischte ingeslopen, ten einde
het contract niet op spel en weddenschap gelijke. Hij de
andere verzekeringen is het niet hierom zoozeer, als wel
omdat, zoo er geen belang bestaat, er ook van geene schade
of gemis vnn voordeel sprake kan zijn.
Do eisch van liet belang krijgt dan bij levensverze-
kering eeno geheel andero beteekenis als bij het gewone
assurantiecontract, waar hot tot het wezen daarvan behoort.
Zonder belang geen assurantie. Bij de levensverzekering
kan hot zijn nut hebben, dat do wet om mogolijko mis-
50
bruikeii te keer te gaan bepale, dat de verzekenugnemer
bij het leven van een derde daarbij belang moet hebben;
dan is het een bijkomend iets, een vereischte, willen de
partijen hot contract door de wet erkend zien.
Vandaar, dat men het met het belang dan ook zoo nauw
niet neemt, en de verzekering geldig zal geacht worden,
zoo niet blijkt van misdadige bedoelingen , noch van een
voornemen van weddenschap.
üeheel anders bij de gewone verzekering. "SVas hier
geen belang, zoo is ook geene schade geleden, en slechts
die schade welke werkelijk geleden wordt, vergoedt do
verzekeraar. Schadovergoeden, dit is de prestatie van
den assuradeur. Bij levensverzekering keert hij een be-
paalde som uit, onverschillig of de dood al of niet schade
heeft toegebracht. Nu ontwijkt men dit bezwaar door de
levensverzekering voor te stellen als ccnc assurantie mot
getaxeerde polis, waartegen geen bewijs van te hooge
taxatie, van de zijde van den verzekeraar mag openstaan,
ais zijnde eene waardeering van do schade, die \'s menschen
dood teweegbrengt, niet mogelijk of slechts door hem alleen,
dio de verzekering sluit.
Vooreerst is dit laatste niet waar. In de gevallen waarin
dit contract gesloten wordt, ia hot meeatentijds zeer waar-
deerbaar, maar dit daargelaten.
Stol u voor, iemand die op zijn eigen leven eeno ver-
zekering neemt, gaat dio zoo ongeveer na, welko econo-
mische leemte hij achterlaat bjj zijn overlijden ? en berekent
hij d.laniaar de som die hij wil doen verzekerenP Ik
51
meen auders. Hij berekent welke som de betrekkingen die
bij verzorgd wil zien noodig zullen hebben; daarna gaat
hij na, welk^vapitaal als inleg in eens of welke jaarlijksclie
premie hij gevoegelijk zou kunnen missen; met die twee
gegevens rekening houdende sluit hij het contract. Waar
is nu hier de analogie met de getaxeerde polis? En zelfs
bij eene getaxeerde polis wordt de getaxeerde waarde nict
uitgekeerd zoo geen schade in \'t geheel geleden is; dit
vergete men niet. Men let er niet genoeg op, dat bij de
gewone of zoogenaamde zakenvcrzekering de verpligting
des assuradeurs niets bestaat in het uitkeeren eener geld-
som, indien er eenige schade geleden is, indien de om-
standigheden eenigszins ongunstig zijn geworden, maar
uitsluitend in het veigoeden der schade welke bewezen
wordt geleden te zijn.
Van oververzekering on dubbele verzekering kan bij
lovensverzekering natuurlijk geen sprake zijn. Overver-
zekering is verzekering boven de wezenlijke waarde; cn
do waarde van het loven van den mensoh wordt door do
wet geacht niet waardeerbaar to zijn. Do dubbele ver-
zekering acht de heer Levy bij de levensverzekering
verboden, daar in deze afdeeling der verzekering nergens
aan art. 277 zou gederogeerd zijn, en onze wet nict, zooals
het Pruisische ontwerp van 1857, bepaald heeft: „onder-
schcidcno verzekeringen worden zonder voorbehoud toogc-
") Tlicinis 1875.
-ocr page 62-52
laten. De heer Levy keurt nu af dat onze wet verbiedt
om op meer dan ééne wijze voor zijne naastbestaanden
te zorgen. Ik geloof dat de heer Levy i^nze wet ten
onregte beschuldigt. Wanneer immers de begrooting der
som volgens art. 305 geheel aan het goedvinden der par-
tijen is overgelaten, het leven van den mensch niet te
waardeeren is, zoo is de dubbele verzekering van het
leven gelijk te stellen met de gedeeltelijke verzekeringen
van een bepaalde zaak bij verschillende assuradeuren.
Dubbele verzekering toch is eene tweede verzekering van
een object, dat reeds voor de volle waarde verzekerd is;
het leven van den mensch nooit volgens de volle waarde
verzekerd zijnde (zooals de wet aanneemt) kan men hier
van geene dubbele verzekering gewagen, de begrooting
der som is geheel aan partijen overgelaten; ik kan die
zoo hoog nemen als ik wil. Waarom zou ik mij bij één
assuradeur behoeven to bepalen ?
Dat overvorzekering en dubbele verzekering, twee van
\'de eigenlijke verzekering onafscheidelijke begrippen , niet
bij levensverzekering kunnen voorkomen, wijst er ook
weder op, dat de levensverzekering ten onrogte tot de
assurantiecontracten gebragt is.
Men spreekt dan van een assurantiecontract met zekere
eigenaardigheden. Maar als die eigenaardigheden van
dien aard zijn, dat zij het wezen der overeenkomst raken,
het eigenlijke begrip omverstooten , is het dan niet rgdelijker
maar een geheel eigen aard aan de overeenkomst toe te
kennen ?
53
De beginselen der verzekering passen niet bij het levens-
verzekeringscontract. Dit geldt met name voor de essen-
tieele elementen van de verzekering.
Dat er punten van overeenstemming bestaan wil ik gaarne
toegeven; bij beide contracten is do prestatie van den
assuradeur afhankeljjk van eene onzekere gebeurtenis,
maar bij de assurantie is schadevergoeding de inhoud van
dc overeenkomst; bij levensverzekering slechts het motief;
en behoeft zulks niet eens te zjjn.
liet doel dat de levensverzekering beoogt is eene veel
ruimere, zij beoogt niet alleen schadevergoeding. Nomen
we een voorbeeld: remand wenscht een kapitaal te
vormen door sparen, ten einde \'tzij reeds bjj zijn loven,
\'t zij na zjjn dood eeno zekere instelling van weldadigheid
of .anderszins, zijn lievelingsdenkbeeld tot stand moge
komen, maar de dood kan hem overvallen, vóór hot bc-
noodigde kapitaal door hem is bijeengegaard. Tlier komt
dc levensverzokering liem to stade. Tegen eeno jaarlijkscho
premie of inleg in eens van eene bepaalde som, heeft hjj
do zekerheid dat bot benoodigdo kapitaal eenmaal zal zijn
tot stand gekomen. Een overeenkomst, dio vroeger veel
voorkwam cn dio hetzelfde karakter weergeeft als do
levensverzekering on ten onregte tot de gewone verzeke-
ring gebragt werd, is die tegen het gevaar van slavernij;
vergoodt hier dc verzekeraar de schade die men lijdt door
in slavernij te gcrakon? Welke vermogenswaarde gaat
hier verloren of welk verwacht voordcel gemist? liet
doel is Ilicr niot schadevergoeding maar slechts, zoo het
M
geval zich voordoet, eene som beschikbaar te hebben,
ten einde zich uit de slavernij te kunnen loskoopen,
v • zeker te zijn te kunnen losgekocht worden. Evenzoo is
het doel der levensverzekering om op een gegeven
moment een zeker kapitaal beschikbaar te zien. Do
maatschappij verbindt zich dat kapitaal alsdan te zullen
uitkeeron.
t Alzoo behoort de levensverzekering tot die velerlei soort
; van overeenkomsten, waarmee de maatschappijen van levens-
« verzekering en Ijjfrenten zich tegenwoordig bemoeijen ,
t
[ welke allen hetzelfde karakter dragen en allen op dezelfde
* grondslagen, berekeningen op storftotafolen gebouwd ,
berusten.
Vergelijken we eens de levensverzekering met eene
overeenkomst, waarmode sommige dier maatschappijen zich
tevens onledig houden; ik bedoel do deelneming in een
begrafenisfonds.
JNiemand, geloof ik, zal een contribueoren aan een be-
grafenisfonds eeno verzekering noemen, \'t Is waar, ala
iemand voor zijne kinderen aan zulk een fonda contri-
bueert, kan men hem do uitdrukking hooren bezigen, dat
hij zijne kinderen eeno fatsoenlijke begrafenis verzekerd
hoeft. Dit is echter geen verzekeren in den zin van eeno
assurantie tegen schade.
Dat do vader zich hierdoor zou verzekeren tegen schade,
die dc dood cn de daardoor noodzakelijke begrafenis^ hem
zou veroorzaken , is toch ook niet aantenemen, daar do
dood vtin zijn kind hem finantieel eerder voordeel dan
55
nadeel zou berokkenen; men moet ook onderscheiden
tusschen regt op schadevergoeding voor geledene schade
en het regt tot ontvangst eener geldsom , ten einde zekere
uitgaven, door mij gaarne gedaan, te kunnen bekos-
tigen.
Maar om deze nog mogelijke tegenwerping to vermij-
den , wil ik het geval nemen van den man , die zonder
bloedverwanten of betrekkingen in een begrafenisfonds
deelneemt, ten einde niet zoogenaamd van de armen be-
graven te worden; hier zal wel alle idee van verzekering
tegen schade wegvallen. Wat is hier het motief? Het
is : vorming van een kapitaal, dat tot zeker doeleinde zal
kunnen besteed worden.
Ik neem expres dit voorbeeld , daar de heer Melchcrs,
in Theniis jaargang 1850, spreekt van een gevaar, \'t welk
zou aanwezig zijn, dat mijne erfgenamen de kosten der
begrafenis zouden moeten betalen.
Vergelijken wc nu deze overeenkomst met dio van levens-
verzekering, dan zien we, dat er in het wezen der zaak
nict het minste verschil bestaat Bij beiden betaalt de cone
partij eene periodieke prestatie tijdens den duur van zijn
loven, terwijl bij diens overlijden de andere partij ccno vooraf
bepaalde som uitkeert. Ilct oonigo verschil, dat natuurlijk
niet eens in aanmerking mag komen is, dat in \'t geval
van levensverzekering do bepaalde som in den regel
grooter zal zijn, diiar het doel, waartoe de som strekken
moet, eon andere is; do elementen der overeenkomst
zijn echter, volmaakt dezelfde.
56
Waarom is nu het eene contract eeno verzekering, liet
andere niet ?
Geen van beiden zijn het verzekeringen. Ze behooren
onder de contractus innominati, die even als de over-
eenkomst van lijfrenten in het Burgerlijk Wetboek tehuis
behooren.
De overeenkomst van het contract van levensverzekering
met die van lijfrenten is dan ook reeds door Endemann ,
Malss , Lichtenfels en anderea aangewezen. Daar nu vooral
Malss , maar ook Lichtenfels, het begrip verzekering niet
geheel wil loslaten, meent hij dit ook bij de lijfrenten
overeenkomst te moeten aannemen, en komt zoo tot de
zeer vreemde conclusie, dat het gevaar, waartegen men
zich door dit contract verzekert, is het langer leven dan
de waarschijnlijke duur van het leven bedraagt, zoodat
het kapitaal zou zijn verbruikt. Tegen dat gevaar zou
mon zich dan waarborgen, door togen ovorgifte van een
kapitaal zich eene jaarlijksche rente te bedingen.
liet is eene begripsverwarring, waartoe het woord ver-
zekeren zoo ligt aanleiding geeft. Zich verzekeren bij do
gewone assurantie is zich het regt verscliafFen vergoeding
te vragen voor schade, door een onzeker voorval teweeg-
gebracht.
Hoe kan nu bij een langer leven dan waarschijnlijk
was, van zoo iets sprake zijn? Hier is het, evenals bij
de levensverzekering, een zich verschaffen van een regt
«
op uitkeering van kapitaal of jaarlijksche renten in een
bepaald <geval, niet om het vermogen weder op den
57
ouden voet te brengen, waarop het geweest zou zijn,
zoo het ongeval zich niet had voorgedaan, maar ten einde
dat te kunnen aanwenden tot zeker doeleinde, waartoe
het voorval aanleiding geeft.
Dit is het motief, dat voor het karakter der over-
eenkomst onverschillig is.
Er doen zich tal van omstandigheden voor, waarin het
beschikbaar hebben van ecu zeker kapitaal bijzonderlijk
benoodigd kan zijn, of slechts gewenscht.
Die omstandigheden zijn niet altijd treurige of schade
aanbrengende feiten ; \'t zijn niet immer, ons leven boven
het hoofd hangende , gevaren. Ilct kan zijn , het bereiken
van zekeren leeftijd, waarop do vader zijn met aanlog
begaafden zoon do gelegenheid tot\'studccron wil verschaffen
of zijne dochtor een bruidschat wil verzekerd zien; of
zelf tot zekeren leeftijd gekomen zich eene welverdiende
rust wil bezorgen; en zoovele andere.
Hiertoe reiken nu de levensvcrzckcring-maatschappijcn
ons hunne behulpzame hand.
Geef inij zooveel elk jaar als premie, zegt zij togen
den vader en wjj zullen uw zoon gedurende zijn studietijd
eeno jaarlijksche rente uitkeercn, maar sterft hij vóór den
bepaalden leeftijd, dan behouden wij de premiën; eeno
verzekering van tijdelijke renten.
Hem, dio zijn ouden dag in rust wil genieten, belooft
zij op bijv. G5jarigcn leeftijd een zeker kapitaal uit to
koeren, zoo hij elk jaar eene premie stort; sterft hij vóór
dien tijd zoo bljjven de premiën aan de maatschappij;
58
het is eene verzekering van kapitaal bij leven; heeft
hij geene betrekkingen, aan wien hij iets wil nalaten,
zoo kan hij zich van af het 65® jaar een, nu hoogere,
rente bedingen.
Den voor vrouw en kinderen bezorgden huisvader be-
looft zij togen storting van een kapitaal in eens of jaar-
lijksche premiën, het door hem verlangde kapitaal uit te
keeren, bij zijn overlijden, wanneer zulks ook moge plaats
vinden Men sluit eeno verzekering van kapitaal bij
overlijden.
Al dergelijke overeenkomsten bestempelt de praktijk
met den naam verzekeringen.
De tarieven der maatschappijen gebruiken ook dit woord,
maar noemen die contracten Kapitaal of Rentenverzeke-
ringen. Dit geeft aan de uitdrukking „verzekering" een
geheel ander aanzien en hiertegen kan minder bezwaar
bestaan; daar het blijkbaar in een anderen zin als bij do
verzekering tegen schade gebruikt wordt. Men verzekert
zich, maakt zeker het bestaan van een kapitaal, ingeval
eeno bepaalde gebeurtenis zich voordoet.
Do lovensvorzokering-maatschappij belooft tegen genot
van eeno jaarlijksche premie of storting^ van een kapitaal
in eens,, een bepaalde som uit te keeren bij den dood
van zeker persoon of bij het bereiken van zekeren leeftijd.
Do meening door Endcmann opgeworpen, dat do ver-
zekeraar eeno verwaardelijko botalingsbelofto aflegt, elke
assurantie „ein formales Geldgeschäft"\'zijn zou, komt mij
minder ftannemelijk voor. Voor eerst toch, meen ik een
i\'l
i\' i
I ,
59
te groot verschil te zien tusschen de gewone overeenkom-
sten van verzekering met de levensverzekering. De zoo
genaamde zakenvcrzekering zal een indemniteitscon-
tract blijven. Al moge de wet en de praktijk eenmaal
aannemen , dat ook bij de laatste, de begrooting der som ge-
heel aan partijen kan worden overgelaten, het begrip schade
is essentieel aan de eigenlijke verzekering; er moet althans
schade of gemis van verwacht voordcel geleden zijn. En
al moge nu , naast het eigenlijke assurantiecontract nog
eene andere soort overeenkomst bestaanbaar zijn, waarbij
A belooft aan B een zekere som te betalen voor hot geval
dat B\'s huis afbrandt en waarbij die som niet als repre-
sentcorende de waarde van hot huis uitbetaald, niet dus
qua schadevergoeding, betwijfel ik, of het verkeer aan
dergelijke overeenkomsten behoefte heeft voor die geval-
len, waarin thans do zakonverzekering voldoet; ook
vooral daarom nict, daar dergelijke contracten niet zouden
voorzien in hot goval van partieelo schade.
Daar bij de lovensverzekering alle begrip van schade ,
dus ook van partieelo schade, in de praktijk geheel weg-
valt, acht ik Endemanns theorie hier eerder aanwend-
baar; do voorwaardehjklieid eener bctalingsbelofto is ech-
ter m. i. minder vercenigbaar met het formeele karakter,
dat Endemann daaraan geven wil.
TFij wil de polis als een crediet, een geldswaardig papier
beschouwd zien, bevattende die bctalingsbelofto. Hoe
kan echter de circulatie mogelijk zijn van, eeno betalings
belofte inhoudend, papier, wanneer do verpligting daaruit
6Ö
voortspruitende afhtankelijk is van zoovele omstandigheden,
als bij de levensverzekering het geval is ; voor den koo-
per is het slechts zelden mogelijk de geldswaarde van
dergelijk papier met juistheid te schatten. Ik meen toch
dat het karakter van handelspapier eischt, dat de houder
zeker zij van de vervulling der daarin bevatte betalings
belofte, onafhankelijk van de mogelijk bestaande rogts
betrekkingen tusschen den schuldenaar en do eerste of
latere uitgevers van het papier.
Zoover als Endemann geloof ik, dat men niet behoeft
te gaan. Men schcide slechts het contract van levens-
verzekering van de gewone assurantiecontracton cn wel
ten eerste daar het doel een ander is, tweedons de inhoud
verschilt en diensvolgons de formule voor de levensver-
zekering geheel anders gesteld is.
Ilct doel der gewone verzekering is, om schadever-
goeding te bekomen wegens het plaats vinden van
zeker ongelukkig toeval, het vermogen weer in
den toestand hersteld te zien, waarin het zijn zoude, zoo
\'t ongeval niet had plaats gehad. Dat der levensverze-
kering of liever kapitaalsverzekering is, om op een gegeven
moment, \'t welk of de dood van een persoon of het be-
reiken van zekeren leeftijd zijn kan, eene som beschikbaar
te hebben, tot zekere doeleinden te benuttigen.
De inhoud der prestatie bij do gewone verzekering
is, schadevergoeding te geven, zoo dio geleden is en niet
meer dan geleden is. Bij de levensverzekering bestaat
de prestatie in de uitkeering van een vooraf bepaalde
i. I
r
61
vaste som. Daarmede liangt te samen de vorm , waarin
de verzekeraar zijne verplichting kleedt; in \'t eene geval,
de belofte van schade te vergoeden aan dengene, die schade
geleden heeft tot het bedrag van een maximum; in \'t an-
dere geval, do belofte een bepaalde som uit te keeren
óf aan den contractant of aan een door dezen daartoe
aangewezen persoon.
Wilde men zich aan het begrip schade bij de levens-
verzekering vasthouden, zoude mij nog eenigzins aanne-
melijk voorkomen de meening door Predöhl voorgestaan.
Tot eene maatschappij van levensverzekering, zegt hij,
wendt zich degene die wenscht, dat onverschillig hoo lang
of kort hij leven moge, zeker economisch resultaat bereikt
worde.
Kon hij zeker verwachten een bepaalden ouderdom te
bereiken, zou hij zich tot een spaarbank wonden; dit
onzeker zijnde, het gevaar bestaande, dat zjjn dood in
treedt voor de te sparen som gevormd is, sluit hij een
contract van levensverzekering met het doel, dat onver-
schillig hoe hoog do som van zijne jaarlijksche inlagen
gestegen mögt zijn, de verzekeraar zich verbinde bij den
dood de gewenschte som uit tc koeren; alzoo den plaats
gehad hebbenden inleg tot de hoogte dor verzekoringssom
aan tc vullen. Een dool dier jnarlijkscho iiromie is dan
\') fJoldschniidls (ijtlsclirifi, bd. 22.
-ocr page 72-02
II
werkelijke risicopremie; het andere deel dient om met
renten op renten de verzekerde som te vormen; het is de
reserve die, zooals men weet, in deze beteekenis alleen
I bij maatschappijen van levensverzekering en lijfrenten
I voorkomt. De schade waartegen hier dan verzekerd wordt
;f is niet die, welke de dood van het verzekerd leven aanrigt;
deze, zegt hij, is niet te waardeeren en mogelijk niet
eens aanwezig, maar de schade „den er in Beziehung
auf diesen speziellen Lebensversicherungsvertrag anrichtet
oder genauer in Beziehung auf den darin enthaltenen spar-
kassenvertrag , in dem er weitere Einzahlungen unmöglich
macht."
Alzoo definieert hij: „Lebensversicherungsvertrag ist
ein Versicherungsvertrag durch welchen gegen Entgelt
(Prämie), der Versicherer sich verpflichtet Einzahlungen
des Versicherten zu verwalten und im Fall eines be-
stimmten Ereignisses (Tod binnen bestimmter Frist oder
Erleben eines bestimmten Zeitpunktes) diese durch Zins
erträgnisscn oder weiteren Einzahlungen sich stetig
mehrenden Einlagen unter Ergänzung auf eine betimmte
Summe dem Versicherten oder seinen Rechtsnachfolgcru
zurück zu zahlen."
Uij onderscheidt dan ook de verzekering voor den duur
van het leven, van die op korten termijn of tegen onge-
vallen , welke twee laatste zuivere contracten van ver-
zekering zouden zijn.
Hoeveel aantrekkelijks ik in deze voorstelling meen to
vinden , vooral daar zoovele bepalingen der verzekerings-
i i
1
-ocr page 73-Ü3
conditiën omtrent afl^oop, beleoning der polis enz. daaruit
te verklaren zouden zijn, blijven er toch te vele
bezwaren daartegen bestaan. Vooreerst, wat dat econo-
mische resultaat betreft, dat de persoon bereiken wil, en
men door het contract verzekerd meent te zien; \'t is
waar, die zekerheid bekomt hij , maar \\yaüneer ontstaat
dat resultaat ? Eerst als do man dood is ; uiet eerder,
want zijn opgespaarde gelden zijn aan den verzekeraar
toevertrouwd, hij ziet zo niet terug. Zal nu iemand,
die voor zeker doel sparen wil, bij voorkeur een middel
kiezen, zóo dat het resultaat wel bereikt wordt, maar
nimmer tijdens zijn loven ? De mogelijkheid het resultaat
reeds tijdens zijn leven to bereiken zou hij wegworpen tegen
do zekerheid dat zulks ml zijn "dood zou bereikt worden.
Het geval is wel mogelijk, dit ontken ik niet, maar
de strekking der levensverzokering alleen daartoe to willen
beperken , dan miskent men hare groote beteekenis.
Stel: een zoon dio zijn oudo moeder van zijn jaarlijksch
inkomen onderhoudt, maar vreest dat door zijn onver-
wachte dood zijno moeder onderhoud missen zal, neemt
eeno levensverzokering ; doet hij dit, omdat hij van plan was
eeno som optesparen, maar nu vreest, dat do daad hem
daarin verhinderen zou P
Ilij denkt in \'tgeheel niet nan sparen; zoolang tot hij
zeker bedrag gespaard heeft, zal zijno oudo moeder niet
leven. Hot doel is immers, slechts een zeker kapitaal
beschikbaar to hebben, ingeval oen onzeker voorval (zijn
dood) zulivs noodig maakt.
64
Evenzoo is het met met den huisvader, die van zijn
jaarhjksch inkomen zijne kinderen onderhoudt. Waarom
sluit hij eene levensverzekering ? Is het, omdat hij
eigenlijk van plan zou geweest zjjn elk jaar zooveel to
sparen, dat hij den vermoedelijken levensduur bereikt
hebbende, een zekere som zou kunnen nalaten ?
Moet nu weder (volgens Predöhl) de verzekeraar dat
gevaar op zich nemen, dat hij door vroeger overlijden het
tot die som niet kan brengen? Weineen, de man heeft vol-
strekt geen plan om zooveel optosparen , dat hij zulk een
kapitaal kan nalaten ; hij kan mogelijk niets missen, en later
zijn zijne kinderen volwassen en onderhouden zich zeiven.
Juist om eene som beschikbaar te hebben, als hij vóór
den ouden dag in de kracht van zijn leven mogt sterven ,
daarvoor getroost hij zich de opoffering jaarlijks iets to
contribueeren.
Predöhl zou mogelijk mij antwoorden, dat voor zulk
een geval eene tijdelijke verzekering voldoen zou ; maar
juist het onzekere, dat men niet weet of en wanneer die
betrekkingen , waarvoor men zorgt, op andere wijze ver-
zorgd zullen zijn, leiden tot de verzekering voor don
ganschen levensduur.
Ook is het een vreemd begrip van schnde die de dood
volgens hem zou aanbrengen: namelijk do mogelijk-
heid ontnemen om door vorderen inleg eene som optosparen.
Wie is het dan hier, die de schade lijdt ? Volgens
Predöhl zou het de man zelve zijn , v/ant zegt hjj, niet
verzekerd is do som , welke do , bjj de levonsvorzokoriiig
i i
.\'I
i..
i. \'
i ^ ■
ii
■ i\'
G5
begunstigde, het belang heeft na den dood van den con-
tractant to ontvangen, maar do som, welke de erflater
belang heeft licm na te laten.
Zeker bestaan er vele en gewigtige verschilpunten
tusschen de verzekering voor den levensduur en die voor
korten termijn, maar de voorstelling alsof de laatste ten
dienste ware van diegenen, welke in geval van overlijden
schadevergoeding wenschen toegekend to zien, en de eerste
alleen voor spaarlustigen, is weder eene veol to enge op-
vatting van het doel on het velerlei nut dat do lovons-
verzekering kan aanbrengen.
Verscheidene pogingen zijn reeds aangewend om hot
contract van levensverzekering tot een der bestaande
contractvormon te brengen. Mr. M. Qoudsmit noemt het
een depositum door kans gewijzigd ; TIiöl spreekt van een
aleatorischer Darlchn; een mutuum door kans gewijzigd.
De kans zou dan daarin bestaan, dat de som der betaalde
premiën met hare renten mogelijk in geenorlci verhouding
staat tot het bedrag der uit to betalen verzekeringssom.
Maar, hoe dan bij verzekering voor oen bepaalden tijd P
Hier bekomt men bij overleving van dien termijn niets
van het zoogenaamd geleende gold terug; een vreemd
soort depositum of mutuum, waar in zekere gevallen do
vordering tot teruggave geheel vervallen zou.
Ik zie het voordeel er ook niet van in, de contracten
die uit het moderne verkeer ontstaan, steeds to moeten
brengen onder eene der bestaaii^le categoriën. Is hot dan
5
-ocr page 76-()6
niet mogeiijli, dat het verlveer eene nieuwe soort contracten
te voorschijn roept, met geheel eigen karakter? Maar
gevaarlijk wordt het, wanneer de Wetgever eene over-
eenkomst, die van nog zoo jongen datum is als de levens-
verzekering, die zich eerst begint te ontwikkelen, en van
wier eigenaardige natuur de wetenschap ter nauwernood
den tijd heeft gehad kennis te nemen, op grond van zekere
toevallige punten van overeenstemming, onder eene der
bestaande groepen brengt, zo codificeert, en daardoor eene
belemmering in hare vrije ontwikkeling te weeg brengt.
Gelukkig is hot gevaar niet zeer groot, daar vooreerst
in de bepaling, dat de begrooting der som geheel aan de
partijen wordt overgelaten aan het essentieelc beginsel der
schadeverzekering gederogeerd wordt, en tweedens do
praktijk zich weinig aan do wettelijke bepalingen stoort,
waar deze met de behoeften van het verkeer in blijkbaren
strijd zijn.
Echter, het gevaar bestaat eh het geval is denkbaar,
dat eon assuradeur de betaling weigerde, op grond , dat
er geeno schade zou geleden zijn.
Men kent het verhaal van den Engclsciien koetsier, die
het leven van den Minister Pitt,\' van wien hij geld to
vorderen had, verzekerdo. Toen na den dood van Pitt
het parlement diens schulden betaalde, weigerde de assu-
radeur dc verzekerde som uit to koeren , op grond dat
dc koetsier geeno schade geleden had. De verzoTtoriiigs-
theorie hier toepassend, kwam mon tot eeno zeer onbil-
lijke beslissing. Wat toch is het idee van do verzekering
07
door een scluildeischer genomen op het leven van zijn
schuldenaar ? Ze is deze: Sterft de debiteur spoedig,
zoodat de betaling achterwege blijft, dan ontvangt men
de verzekeringssom van den assuradeur; daarvoor offert
men de premie. Sterft de debiteur op ouderen leeftijd en
na betaling, zoo ontvangt do crediteur toch do verzeke-
zekeringssom, die nu equivalent is (altijd nog iets min-
der bedraagt) aan zijne jaarlijks gestorte premiën plus do
i-enten daarvan; winnen doet de crediteur in dit geval
nog niets. Zoo de debiteur op ouderen leeftijd sterft
zonder betaling, dan derft de crediteur nog het bedrag
der schuld (daar de verzekoringssom opweegt tegen de
som der betaalde premiën). Jfaar dat achtte hij on-
waarschijnlijk; het gevaar dat hij vreesde was juist hot
vroegtijdig sterven van don debiteur en met hot oog daarop
hoeft hij de verzekering gesloten.
Zoo nu door betaling na het overlijden van den schul-
denaar, do verzekeraar bevrijd ware, zou dit voor dozen
eeno ongemotiveerde bevoordccling zjjn; hjj behnnlt hier oone
winst, waar hjj niet op mogt rekenen, en waarvoor hjj
geen risico geloopen heeft, liet govaor waarop deze rekent,
waarnaar hij de premie berekent, is enkel cn alleen de
dood van don schuldenaar, het verzekerd leven; do kans
of do schuld betaald zal worden of niet, die risico heeft
hjj niet op zich genomen; niet is verzekerd geweest hot
onzeker voorval of do schuld betaald zou worden, \'t zjj
voor, \'t zjj na don dood van don schuldenaar. Die kans
is eone geheel andere; dan ware de jaarlijksche jiromie
68
ook zooveel geringer geweest, daar er toch altijd moge-
lijkheid hestaat, dat een schuldenaar door erfenis of
andere omstandigheden zijne schuld zal kunnen afdoen.
Eigenlijk ware het contract alzoo gesteld, de contraotvorm
die den schuldeischer, welke vreest door den dood van
zijn schuldenaar geene betaling te ontvangen, te pas
zoude komen. Zulk een contract zoude eene wezenlijke
verzekering zijn; de niet betaling der schuld ten gevolge
van den dood zou hier het onzekere, schade aanbrengen
de, voorval zijn. Dergelijke verzekeringen sluiten nu een-
maal de maatschappijen niet, daar hier in \'t geheel geene
grondslagen voor hunne berekeningen zouden te vinden
zijn; er bestaat geen statistiek van het aantal schuldena-
ren die gestorven zijn zonder hunne schulden te hebben
betaald.
Men redt zich nu met eeno levensverzekering. Heb ik
dan belang bij het leven van mijn schuldenaar? Lijd ik
schade door zijn dood?
Direct niets, want wat hij mij schuldig is, zijn zijne
erfgenamen mij ook sciiuldig. Deze echter kunnen onder
benefice van inventaris aanvaarden en alzoo dc schuld
te niet doen gaan. Maar, \'t is ook mogelijk , dat zij wel
betalen.
De dood van den debiteur is hier niet analoog met het
afbranden van het huis, bij verzekering tegen brandschade,
maar te vergelijken met het inslaan van den bliksem\' in
een huis.. Zeer mogelijk zal ik mijn huis verliezen, gelijk
de sctiuldeischcr zijne vordering, maar \'tis niet zeker.
69
Wanneer ik nu kon verzekeren liet geval dat de bliksem
inslaat (onverschillig de gevolgen), zou ik een hoogere
premie moeten betalen, dan dat ik slechts het geval
verzeker, dat mijn huis door dat inslaan van den bliksem
afbrandt. Zoo zou immers ook voor het geval, dat mijn
schuldenaar vóór den waarschijnlijken levensduur sterft,
eene hoogcre premie moeten betaald worden dan voor het
geval, dat ten gevolge daarvan de schuld niet betaald
wordt. Is het nu juist, dat terwijl do premie naar het
eerste risico berekend is, de uitslag beoordeeld wordt, als
of het tweede het geval ware?
Om nog een geval te nemen, dat in het hedendaagscho
leven af on too voorkomt. Een crediteur verzekert het
leven van zijn debiteur, wiens schulden, zijn vader niot
betalen wil; nu verzekert zich de crediteur voor hot gevaar
dat dc zoon vóór den vader zal sterven; on zijn do to
betalen premien geheel alleen volgons de storftetafels on
de waarschijnlijkheidsrokcning bepaald; de kans dat
mogelijk de zoon door bijzondere omstandigheden tot
betaling in staat zou zijn, daarop is in \'t minst niet gelet.
Stel nu, dat de vader, zijn, zoon overlevende, diens schul-
den wèl betaalt; kan nu do assuradeur zeggen: gij credi-
teur, lijdt geene scliado en dus mag ik daaruit nu oons
eon voordcel behalen , waarop ik niot had mogen rekenen ?
Nog sterker gevoelt men het onbillijke , zoo het leven
van don scliuldonaar (dio misschien eene erfenis te wachten
heeft) voor don levensduur verzekerd was , on de reeds
betaalde premien met do renten het bedrag der verzekerde
70
som mogelijk reeds oversclireden had. Sterft iiier de
debiteur, na uit de verkregen erfenis de schuld betaald
te hebben, zoo heeft de crediteur na ontvangst der ver-
zekeringssom , nog in \'t minst niet gewonnen.
De betrekking tusschen den verzekeringnemer en het
verzekerd leven is den assuradeur gansch onverschillig;
hij let alleen op den leeftijd, de sexc, de gezondheid, het
beroep enz. der betrokken personen, en het bedrag der
verzekeringssom; en daarnaar geven do tarieven do
premien aan.
Het eigenaardige bij de levensverzekering is, dat do dood
slechts zeldeu de directe oorzaak der schade is; meest
is het de dood in vereeniging met andere omstandigheden
Werd nu de premie berekend naar de risico van het ge-
zamenlijk optreden dier omstandigheden, zoo ware het
althans niet onbillijk geeno vergoeding te geven, zoo
geene schade geleden is. Dit geschiedt echter niet en is
ook niet mogelijk; alleen dc kans van het sterven bepaalt
do\' premie. Dan volgt ook daaruit dat het al of niet
plaats vinden der andere omstandigheden don assuradeur
volstrekt niet raakt, aan diens verpligting niets afdoet
Door dus toe to passen dc schadethoorio, komt men tot
eene onbilijkc en naar ik meen aangetoond to hobbcii,
ook regtskundig onjuiste beslissing, daar men een andero
kans in de plaats stelt voor dio, welke werkelijk plaats
had, den assuradeur ccn grootere risico onderstelt, dan hij
wezenlijk op zich genomen heeft.
Vergoeding van schade is slechts eene der veie mo-
-ocr page 81-71
tievcn, waarom con levensverzekoringscontract wordt aan-
gegeven ; het bestaan van schade als noodzakelijk ver-
eischte te stellen beperkt noodeloos het terrein, waarop
dc levensverzekering werkzaam zijn kan. Wil men de
leer van het belang blijven aannemen, een zeker belang
eischen, ten eindo misbruiken te keer te gaan; dan zij
het voldoende, zoo de verzekeringnemer een redelijk mo-
tief wete aan te wijzen voor het sluiten van het
contract.
Meer dan eenige wettelijke bepaling, zal daartoe mode
werken zoo de verzekeringsmaatschappijen en vooral de
begrafenisfondsen meerdere voorzigtigheid in acht nomen
bij het aangaan hunner overeenkomsten. De kennisgeving
daarvan aan dengene, wiens leven verzekerd wordt, ware
niet ongewenscht.
Vatten wij nu dc levensverzekering op als een zuivere
kaïisovereenkomst, verwant aan het contract van lijfron-
ton, alleen afhankelijk van levens en storftékansen ; cn wel
als die overeenkomst, waarbij do eeno partij zich ver-
bindt om togen genot van eene jaarlijksche premie of
storting in cons van zekere som, bij het overlijden van oen
bepaald persoon, een vastgesteld kapitaal (of jaarlijksche
renten) aan de andere partij of aan con door dozen aaii-
gewezen persoon uit te koeren ; zoo stollen wij ons nu voor,
do beantwoording der vraog, aan het bogin vnn dit
geschrift vooropgesteld, uit dat oogpunt te behandelen.
Onderscheiden we weder do tweo gevallen, I": dover-
-ocr page 82-72
zekering van eens anders leven ten eigen behoeve, 2°: de
verzekering van eigen leven ten behoeve van een derde.
Nemen we het eerste geval :
liet is nog geen essentieel vereischte, dat het over-
lijden van den persoon plaats moet hebben onafhankelijk
van een daad van den contractant, den verzekeringnemer;
dc moedwillige doodslag op den persoon, wiens leven ver-
zekerd is, door den contractant gepleegd, blijft voor den
assuradeur een onzeker voorval, een kans ; bij de leer
der voorwaarden zou men van eene couditio potcstativa
mixta spreken.
Het zou echter in strijd zijn met de goede zoden om
dit onzeker voorval, deze kans onder de gevallen opte-
nemcn, waarin de verzekeraar voorziet. Do bedoeling-
der partijen sluit stilzwijgend dit geval uit. Ik bctwijfol
zelfs of men zou mogen acht slaan op bodingen daarom-
trent in de polissen voorkomende , althans wat betreft het
direct of indirect (opzettelijk) toedoen tot don dood van
het .verzekerd leven ; partijen kunnen niet overeenkomen
hunne prestatiën afhankelijk to maken van het al of
niet verrigten van zeker misdrijf. Op zijn minst, zijn dc
bepalingen daaromtrent in de statuten dçr maatschappijen
overbodig.
"Wat voor den moedwilligcn doodslag geldt, is evenzeer
toepasselijk , zoo het overlijden door grove achteloosheid
van den contractant is veroorzaakt ; zulk een verzui;n ,
\'t welk hem het feit toerekenbaar maakt.
Kan dûs gezegd worden, dat de verzekeringnemer
-ocr page 83-73
door opzet of grove achteloosheid den dood heeft veroor-
zaakt, zoo is het contract ipso jure, van af dat oogenblik
ontbonden ; het heeft geen reden van bestaan meer.
Datgene, waaraan het bestaan der overeenkomrt ge-
knoopt was, het leven van den persoon, is vervallen;het
overlijden door eene toevallige oorzaak, Avaartegcn ver-
zekerd was , k.an niet meer plaats vinden.
Dit is dus een ander beginsel als bij de gewone ver-
zekering ; daar is het, dat men zich nict kan verzekeren
tegen schade, die men zich zolf heeft veroorzaakt.
Tot op dat oogenblik van den dood echter, heeft het
contract werkelijk rcgtsgevolgen gehad; de eene partjj
hoeft de premiën betaald, do andere hooft wel geeno
som uittckeeren gehad; in zooverre kan men zeggen,
dat zij nog niet gepresteerd heeft, maar zjj heeft zich
door het contract in een gevaarlijken toestand geplaatst;
(hav^oor zijn haar do premiën verschuldigd; do premiën
zijn geene contraprestatie voor de uitkcering der ver-
zekerde som , maar voor het zich plaatsen in cenc regts-
botrokking , waaruit door een onzeker voorval eono ver-
pligting kan geboren worden.
Ik zie dus geen reden om hier mot den nelgisclien
Minister van Justitie (zio vroeger) cone restitutio in
integrum aantonemcn voor het geval, dnt het contract
vervalt; met hetzelfde regt zou dan iemand, dio zjjn
tegen brandschade verzekerd huis afbreekt, do jarenlang
betaalde premiën kunnen terug vorderen.
Dc assuradeur behoudt de ontvangen premiën, daarvoor
-ocr page 84-74
heeft hij de risico geloopen gedurende den tijd, dat do
overeenkomst bestaan heeft; dit althans bij de verzekering
voor een bepaalden termijn.
In het geval van verzekering voor den levensduur wordt
dit laatste punt iets gecompliceerder.
Ware hier de jaarlijksche premie juist de risicopremie,
zoo zou de assuradeur de reeds genotene moeten behouden.
Dit is echter niet alzoo. Hoe men ook de beteekenis van
do reserve moge opvatten, daarover zijn alle deskundigen
het eens, dat de althans in de eerste jaren betaalde
premie (ik bedoel de netto premie) de risicopremie verre
overtreft; hetzij nu dat excedent slechts dieno om de tc
lage premiën der laatste jaren te dekken; \'t zij alleen om
daaruit en met de renten er van, eenmaal de verzokorings-
som te kunnen samenstellen ; dit excedent zou dc assu-
radeur, indien hij ze behoudt, zonder eenig motief
lucrceren; do risico dor volgende jaren toch is vervallen.
Hetgeen dus van de genotene premien over blijft na
afti\'ok der risicopromien voor zooveel jaren als do over-
eenkomst bestaan heeft, en na aftrek der onkosten, zal
den vcrzokoringncmer door den assuradeur moeten worden
terugbetaald.
Den verzekeringnemer nog gehouden te achten tot
eenige schadevergoeding acht ik onjuist.
Uit dc overeenkomst kan men zulks nooit afleiden; hij
heeft niet tegen het contract gehandeld; dat hij-zich
tegenover den assuradeur zou verbonden hebben den dood
f
niet te woog te brengen, daarvan kan geen sprake zijn ;
-ocr page 85-75
ook uit onrogtniatige daad kan mon liom niet aansprakelijk
stellen; zoover strekt zich de schadevergoeding uit on-
regtmatige daad niet uit.
De door mjj verdedigde opvatting vindt ik ook aange-
nomen in enkele statuten van verzekeringsmaatschappijen,
0. a. in die der Algemeene Maatschappij van Levensver-
zekering en Lijfrenten, waar art. 13 de statuten luidt:
„De verzekerde som of rente wordt niet uitbetaald,
wanneer het overlijden onder do volgende omstandigheden
plaats heeft:
a. direct of indirect door schuld of toedoen van belang-
hebbenden bjj de verzekering.
„In dat geval wordt alleen do reserve terugbetaald."
Hoewel misschien deze bepaling meer in \'t bijzonder
gemaakt is voor verzekering van eigen leven, is zjj toch
zeker ook toepasselijk op ons geval.
AVat nu betreft handelingen van den persoon, wiens
leven verzekerd is; voor zooverre dezo door eigen hande-
ling direct of indirect oorzaak van eigen dood wordt,
of zich in een toestand plaatst, waarin hjj aan
grootoro gevaren is blootgesteld, behoeven deze, bjj
het door ons behandelde geval, de verzekering vnn het
loven van con dcrdo, van geen invloed tc zjjn op de rogts-
govolgen van het contract; hot zijn voor partijen toeval-
lige omstandigheden. De Statuten bevatten echter meest
tal van bepalingen waarin dergelijke omstandigheden den
verzekeraar van dc verpligting tot uitbetaling bevrijden,
76
zoodat de schuldeischer, die het leven van zijn debiteur
verzekerd heeft, zeker wel met angstige blikken de be-
wegingen van zijn debiteur gade slaat. Waarschijnlijk,
dit, daar de verzekering van eigen leven de meest voor-
komende is en al dergerhjke bepalingen deze meer bij-
zonder in \'t oog hebben, waar de beteekenis een geheel
andere wordt.
Het uitsluiten der verpligting tot uitbetaling der ver-
zekerde som in zoovele gevallen staat natuurlijk vrij; rogtens
is dan echter, dat bij verzekering voor den levensduur
de geheele of gedeeltelijke reserve zal moeten worden
terug gegeven. Zulks echter bepalen slechs zeer enkele
statuten. Do onbillijkheid cr van, om niets terug te geven
springt vooral duidelijk in \'t oog, wanneer een kapitaal in
eens gestort is.
Behandelen we nu het tweede geval: do verzekering
van eigen leven ten behoeve van een derden persoon. Ilicr
kurincn wc weer twee gevallen onderscheiden; de dood
kan zijn teweeggebragt door den begunstigde (te wiens
behoeve de verzekering is gesloten) of door don persoon
zelf, wiens leven is verzekerd.
Nemen we het eerste geval.
De begunstigde is hier geen partij in het contract; in
dc praktijk der levensverzekering is deze een persoon,
aan wien in dc polis, door den assuradeur aa>i deiu con-
tractant beloofd wordt, de som uit te koeren; deze persoon
kan door den contractant naar believen met een ander
77
verwisseld worden 5 of wel, wordt het contract beschouwd
als eene overeenkomst ten behoeve van een derde en dezen
derde uit de polis zelve een vorderingsregt toegekend.
Hoe het zij, ten opzigte van het verzekeringscontract
zal men den begunstigde steeds als een derde persoon
moeten beschouwen. Als zoodanig nu, zouden die hande-
lingen, waardoor de begunstigde den dood van den con-
tracteerendc veroorzaakt van geen invloed behoeven te
zijn op het contract; voor partijen zijn het toevallige om-
standigheden; altijd weer, wanneer de statuten niets bepalen.
Dit is begrijpelijker wijze in de statuten wel het geval.
Steeds bevatten deze, de reeds vroeger door mij aange-
haalde bepalingen, dat geen regt op uitkcering bestaat,
zoo do dood direct of indirect door toedoen of schuld van
den belanghebbende veroorzaakt is .
Wat is hiervan de roden? Ts dan het gevaar zoo groot, dat
de belanghebbende don hom zoo welwillend gezinde contrac-
tant van hot leven zal berooven, dat de verzekeraar dit ge-
vaar niet op zich durft te nemen? Of hooft men gedacht,
de levensverzekering zou oen prikkel kunnen wordon voor
don begunstigde, zich de vorzekerdo som door misdrijf to
verschafFen; die prikkel moot nu worden weggenomen
door in zoo\'n geval de verzekering voor v{?rvnllon te
verklaren ?
Daardoor zou nict veel gewonnen zijn. Het gevaar be-
staat niet zoozeer daarin, dat do begunstigde don persoon
0111 \'t leven zal brengen; als wel, dat hij zulks heimelijk
doon \'/al, on dit gevaar blijft natuurlijk ovon groot.
78
Volgens de schadetheorie zou de bepaling aldus te ver-
klaren zijn: de begunstigde, in wiens belang de contractant
de verzekering gesloten heeft, die dus ondersteld moet
worden, door den dood van genen schade te lijden,
kan als verzekerde beschouwd worden; en zoo wordt
weder schade door eigen schuld veroorzaakt nooit door
den verzekeraar vergoed.
We hebben de schadetheorie echter niet noodig; het
geval dat de dood veroorzaakt zou zijn door hem, te wiens
behoeve alleen, het contract gesloten is, is weder als con-
tra bonos mores door partijen niet onder do toevallige
omstandigheden gebragt, waar. togen do verzekeraar waar-
borgt. Dit geldt voor opzet en toerekenbare schuld.
Het verzekeringscontract is dus vervfillen. Bij die voor
bepaalden termijn zal de assuradeur de reeds genotene
premiën behouden, daarvoor heeft hij ricico geloopen. Hoe
nu bij do verzekering voor den levensduur ?
Tlier zal do assuradeur weder verpligt zijn de reserve
terugtegeven cn wel aan de erfgenamen van don ver-
zekeringnemer. Mogelijk is do begunstigde ook erfge-
naam (voor zooverre do daad hem niet strafrogtolijk
toerekenbaar is, in welk goval de Wet hem het erfrcgt
ontneemt); hiertegen is geen bezwaar. Voordeel geniet
hij toch niet on cr bestaat geen roden , dat de assura-
deur daaruit eenig voordeel zou trekken.
Deze terugbetaling der roscrvo is dan ook bepaald
in do Statuten der Algemeeno Maatachappij van Lovons-
vorzekoring.
79
Komen we nu tot liet geval, dat de dood teweeg is
gebragt door eene handeling van den contractant zolven ;
van hem , die zijn eigen leven liet verzekeren.
Zoo zulks het gevolg geweest is van eigen schuld,
zal, wanneer de conditiën niets bepalen , de verzo-
keringssoin moeten worden uitgekeerd; dit gevaar is ech-
ter door de conditiën van enkele maatschappijen uitgesloten.
Zoo vindt men in de conditiën der Eerste Nederl. Ver-
zekeringsmaatschappij op het loven, tegen invaliditeit en
ongelukken, in art. 13 „de maatschappij vergoedt geene
schado, wanneer een ongeluk aan eigen schuld of
dronkenschap te wijten isen in bijna allo conditiën
vindt men opgenomen, dat de som niet wordt uitgekeerd,
zoo de persoon door de hand van het geregt omkomt.
De vele andere gevallen, in welke do maatschappijën zich
van de uitkeering bevrijd stellen, zooals wanneer de ver-
zekerde zeereizen onderneemt, in krijgsdiont gaat, of ten
gevolge vnn een duel omkomt, vallen niet onder het begrip
schuld; hier is het zich begeven in een toestand , wanrin
do risico voor den assuradeur vergroot wordt; liet is (o
vergelijken mot hot verzwjjgcn of onjuist opgeven van
omstandigheden, die op het gcvnar van invloed zijn.
In den regel bestaat or gelegenheid zich ook voor die
gevallen te verzekeren tegen betaling eener hoogere pre-
mie; \'t is slechts een vraag van risico.
liet geval, dat geen schuld, maar eigen toedoen vnn
den persoon, wiens leven verzekerd is do oorzaak van
don dood geweest is, dat er dus zelfmoord hoeft phiafs
gehad , verdient eene nadere beschouwing, ook in verband
met de conditiën van buitenlandsche maatschappijen.
Is de daad verrigt in zulk een toestand, dat de bewust-
heid daarvan geheel ontbrak, is van eigen toedoen geen
sprake. De verzekering zal hare volle kracht moeten be-
houden; het staat volkomen gelijk met een ongelukkig
toeval.
In de zeer weinige gevallen daarentegen, waarin de
daad met volkomen bewustheid is geschied, dit behoort
weder tot die feiten, wier plaats vinden do partijen
in hun contract niot veronderstellen, waaromtrent
geen beding daarin zou kunnen worden gemaakt als tegen
dc goodo zodon; het valt buiten hunne rcgelingsbcvoogdheid.
Dc verzekering moet dus als vervallen worden beschouwd
on, zoo zo voor den levensduur gesloten is, de reserve aan
do erfgenamen van den contractant worden terugbetaald.
Moeielijk is de beslissing in de moest voorkomende
gevallen, waarin men niet bepaald zoggen kan, dat do
daad met volkomen bewustheid of in onbewustheid ge-
schied is. Hier acht ik het onnoodig (tenzij de statuten
daartoe aanleiding geven) dat men onderzocko of do persoon
wist, dat de daad tegen zijn eigen leven gerigt was cn
zoo ja, of hij door een onwecrstaanbaren aandrift daartoe
bewogen werd. Vooreerst, is dit meestal onmogelijk,
maar ook waar wo aannemen, dat slechts die gevallen
van do verzekering zijn uitgesloten, waar het togen de
goodo Steden zou strijden zulks op te nomen, daar kan
zulk\'een onderzoek van geen invloed zijn. Gingen we
81
uit van het beginsel, dat de schade niet door eigon toe-
doen van den persoon mogt worden veroorzaakt, dan
wai\'O het van belang na te gaan, in hoeveri-e het zijne
daad kon worden genoemd. En nioge het nu uit een
moreel oogpunt afkeuring verdienen , als iemand de hand
aan eigon leven slaat, zoo zal toch, wanneer dit geschied
is, niet met volkomen bewustheid en uit afkeer van het
leven, maar als gevolg van ziekte of storing van geest-
vermogens , do persoon meer medelijden dan veroordeoling
verdienen , en het mogelijk voorkomen daarvan , zonder
dat zulks tegen de goede zeden ètrijdt, onder de gevallen
mogen worden opgenomen, in welko do maatschappij zich
tot uitkooring verbindt.
Ingeval do conditiën derhalve niets bepalen , zal de
begunstigde gercgtigd moeten blijven de verzekerde som
op te vorderen.
Onjuist is daarom do bewering van Emminghaus \'),
wanneer hij zegt „den Tendenzen der Lobensvorsichorung
entspricht es zwar ganz entschieden, dass eine gewaltsame
und absichtliche durch den Versicherten selbst herboige-
fiilirte Verkürzung der Frist deren natürliche Dauer eine
der Grundlagen der Priimiënboreclinung bildet, den
Versicherer von der Verpflichtung entbinde, welche dann
eintritt, wenn jene Frist ohne absichtliches Zuthun des
Versicherten abgelaufen ist."
Hot zou te veel bewijzen, want dan behoordo do vor-
\') Die B(\'liaii(lluiig des Sdbslmnrdr» in der LcbonsvrniclicnniR.
ü
-ocr page 92-82
zekeraar ook te zijn bevrijd, wanneer een gewelddadige
dood door toedoen van anderen of een ongelukkig toeval
den natuurlijken levensduur verkort had. Maar ook, de
sterftetafols zijn naar alle sterfgevallen opgemaakt zonder
onderscheid, welke de oorzaak van den dood geweest
is. Zeide men, dat in het concrete geval het gevaar
voor den assuradeur te groot zou worden, dit ware iets
anders; de partijen zyn bevoegd dit gevaar uit te sluiten.
Gaan we de conditiën na van enkele onzer maatschap-
pijen , dan zien we, dat deze meest de verzekering
eenvoudigweg doen vervallen, zoo de persoon wiens leven
verzekerd is, door zelfmoord omkomt; alzoo de IIoll.
Sociëteit van Levensverzekering te Amsterdam, de eersto
Nedcrl. Verzekeringmaatschappij op het Leven tegen In-
validiteit en Ongelukken , de Nationale Levensverzekering-
bank te Rotterdam, de Conservatrix enz. Echter is er
verschil. Sommigen, zooals dc tweede genoemde voegen
bij zelfmoord, de poging daartoe; daaruit zou men moeten
bealuitcn , dat alleen de eigenlijke zelfmoord bedoeld is, do
zelfhewuste daad, anders is cr toch van geene poging sprake.
Zoo spreekt de lloll. Societcit van „opzettelijke" zelf-
moord.
De Conservatrix zegt „waaneer hij zich het loven
beneemt."
Do Nationale Levensverzekeringsbank wil do moeijclijko
vraag, of dc zelfbewuste wil tot do zclfinoord
noodig, is, gemakshalve ocartceren en verklaart de ver-
zekering voor vervallen , zoo dc persoon mogt overlijden
83
door zijn eigen toedoen, hetzij zijn gezond verstand
hebbend of dat missende.
Van terugbetaling der reserve daarvan is slechts bij
zeer enkele nmatschappijen sprake; zelfs bepaalt de Holl.
Societeit uitdrukkelijk, dat het regt ook op de reeds be-
taald^ premiën of storting in eens vervalt: eene zeer on-
gemotiveerde bevoordeeling der Societeit.
De Nat. Levensv. Bank keert, zoo do verzekering drie
jaren of langer geloopen hooft, drie-vierde gedeelte uit
van do waarde der verzekering; dc Conservatrix de helft
der waarde van de verzekering; hier zeggen de conditiën
niet, aan wien dit terugbetaald wordt, bij dio der Bank
wordt van dc erven of regtverkrijgendcn gesproken.
Eene gunstige bepaling bevatten de conditiën der Alge-
meene Maatschappij van Levensverzekering te Amsterdam,
welko in allo govallon, waarin de verzekering vervalt, de
geheele reserve uitbetaalt; en zelfmoord niet onder do
gevallen opneemt, die het contract doen vervallen.
Emminghaus, directeur van do Levensverzekeringsbank
to Gotha heeft do bepalingen nagegaan van een vijftigtal
maatschappijen van levensverzekering van Duitschland,
Oostenrijk cn Zwitserland, llij bevond do omschrijving
van het begrip zelfmoord in dc statuten zeer verschillend ;
in sommigen wordt geen onderscheid gemaakt, in welken
geestestoestand do handeling geschied is, of zulks uit-
drukkelijk van geen invloed vcrkloard ; anderen sluiten
de zelfmoord uit behalve: im geistesgestörten Zustande
oder im Folge Ucbermnasses Körporlichcn Schmerzen.
84
Wat de regtsgevolgen betreft, zijn de voornaamste
regelingen daaromtrent als volgt:
Eenige maatschappijen betalen de volle verzekeringssom
uit, wanneer de verzekering een bepaalden tijd bestaan
heeft, in welke omstandigheden de zelfmoord ook heeft
plaats gehad; sommige slechts, zoo in ontoerekenings
vatbaren toestand.
Andere betalen de premiën terug, of de reserve of
een deel daarvan ; of wel behouden zij zich voor om naar
omstandigheden zelfs de volle verzekeringssom uittekeeren.
Zeer enkelen verklaren zich kortweg tot geene uit-
keering verpligt.
Diezelfde verscheidenheid vindt men in de conditiën
der Fransche, Engelschc en Amerikaansche maatschnppijcn;
bij eenige Engelschc en Duitsche, ook aangolinald bjj
Emminghaus, wordt aan den houder der polis of aan
hem, die eene bona tide interest bjj de verzekering heeft
verkregen, \'t zjj de geheele verzekerde som , \'t zjj slechts
zooveel uitbetaald als zijn interesse bedraagt.
Men ziet in bijna alle deze condition een hinken op
twee gedachten. Men brengt den zelfmoord tot het toedoen
of althans schuld van den contractant, dio zjjn leven liet
verzekeren. Men laat daarom dc verzekering vervallen.
Maar, het geheel tot toedoen of schuld te brengen, durft
men echter ook niet, daar het in elk speciaal geval zoo
«
moeijelijk is uit te maken, of een zelfbewuste wil
aanwezig was, men zeker medelijden met het geval
heeft en het ook hard vindt, dat dc begunstigde wiens
85
schuld ol\' toedoen het uiet geweest is, on dien mon ook
als verzekerdo kan beschouwen de schade koulijden; men
geeft dezen als douceur de geheele of gedeeltelijke reserve
of slechts eeno abgangsvergüting; niet consequent. Is
toch do verzekering vervallen, zou de reserve of do
abgangsvergiitung aan de erfgenamen van den verzekering-
nemer moeten worden terugbetaald , en niet aan don derde,
den begunstigde, qua talis; alleen slechts dan, zoo door
cessie of anderszins het regt vau den verzekeringnemer op
hem ware overgegaan.
De schadetheorie is hier dan ook wol moojjclijk toe to
passen; men komt tot eene transactie.
Zoo ook in de conditiën onzer maatschappijen. Ihj dio
weinige, welke bij het vervallen dor verzekering do reserve
of do godceltelijko waarde der vorzokoring restituoercn,
wordt in don regel slechts gezegd, dat zo uitbetaald wordt
aan do erven of rogtvorkrijgenden: soms in hot geheel
niemand genoemd.
Dit kan niet anders als tot moeiclijkhedcn aanleiding
geven, daar do orvon niet altijd dezelfde zijn als dogenon,
ton wions behoevo do verzekering gesloten ia, en ook do
conditiën niet genoog onderscheiden tusschen de verzeke-
ring\' van eigen leven en dio van eens anders leven. Als
A zijn loven verzekert ton behoeve van zijne vrouw, on
door eigen toedoen den dood vindt, zal de verzekering
volgens do meeste conditiën vervallen. Ingeval nu do
maatschappij do reserve uitbetaalt, zal welligt A\'s hoeder als
erfgenaam daarop aanspraak kunnen maken. Dit is ook
86
zeer rationeel, want de verzekering is vervallen, en uit
het contract kan dus geen regt meer ontleend worden.
Do bedoeling zal wel meest anders zijn; men wil dio
reserve of waarde der verzekering aan de weduwe doen
toekomen; echter zie ik daarvoor geen grond dan alleen
in de alsdan duidelijk uit te drukken bepalingen der
statuten.
Merkwaardig is nog de wijziging, die dc statuten der
verzekeringsbank te Gotha heeft ondergaan, zooals men
weet, eene der grootste instellingen van Duitschland.
De oorspronkelijke tekst luidt aldus:
„Die Versicherung wird null und nichtig, wenn der
Versichorte im Zweikampf, durch Selbstmord oder durch
die Hände der Gorichtigkeit fällt, oder wenn er auf eine
unverantwortliche muthwillige Weise sein Loben auf das
spiel gesetzt und es dadurch verloren, oder sein Tod
dadurch beschleunigt hat." In 1840 wordt dozc gewijzigd:
„Der Anspruch auf dio Versicherungssumme geht, jedoch
mit Ausschluss der bereits angefallenen Dividenden und
der Vergütung aus dem Reservefonds, verloren, wenn
derjenige, auf dessen Leben versichert is, im Zweikampf
oder an den Folgen einer versuchten Solbstentleibung fällt",
terwijl in 1849 daarbij wordt gevoegd: „Dabei gilt es gleich-
viel ob diese Selbtsentleibung im Zurechnungsfähigen oder
nicht zurechnungsfähigen Zustande begangen wurde. In
denjenigen Fallen jedoch, wo dio Selbtsentleibung im er-
wiesenen unzurechnungsfähigen Zustande erfolgt ist, soll
dem Inhaber der Police, ausser den rückstandigen dividenden
87
(do Gothaër bank is eene onderlinge verzekering)
der volle Betrag dor nach der Berechnung der Bank auf
dieselbe treffenden Reserven vergütet werden."
Emminghaus merkt hier omtrent op, dat, wilde men het
vervallen der levensverzekering daarvan laten afhangen ,
of de daad in een toerekeningsvatbaren toestand vorrigt
is, het bewijs daarvan in de meeste gevallen den verze-
keraar onmogelijk zijn zou; het tegendeel daarvan den
begunstigde te gemakkelijker, daar onwillekeurig de
getuigen en deskundigen voor zijno zaak en tegen die
der maatschappij zouden zijn ingenomen. Daarom verde-
digt hij de Gothaer bank, die in principe do verzekering
doet vervallen. Verder, zegt hij, is hot verschil tussehen
de reserve en de abgangsvergütung in den regel niet zoo
groot, dat, wanneer de daad niet in een klaarblijkelijk
onvrijon toestand begaan is, de begunstigde zich met de
abgangsvergütung vergenoegen zal, en dus oen hntohjk
proces ligter vermeden zal kunnen worden; en daar er
zekere hardheid in kan liggen dat ook in het geval van
niet imputabele zclfdooding, do bona fido houder der polis
of do cessionaris schado zou lijden, heeft dan do Gothacr
bank in het jaar 187.5 do clausulo er aan toegevoegd : „Tn
Pallen van Selbstontlcibung oder des Todos an den Folgen
versuchter Solbtsentloibung kann vom Vorstande unter
Beruehsichtigung der besonderen Umstände des einzelnen
Falles dio Zahlung eines dio reserve übersteigenden
Betrages bis zur Höhe der vollen Versicherungssumme
beschlossen werden."
Deze regeling acht Emminghaus in overeenstemming
met de regtsbeginsclcn der verzekering en het meest
doeltreffende in de praktijk, Eene dergelijke regeling is
dan ook door meerdere Duitsche maatschappijen aange-
nomen.
Ik ontken niet het mogelijk praktische dezer regeling ;
geheel met de regstbcginselen overeenkomstig acht ik het
echter niet, om in principe de verzekering te doen ver-
vallen, en nu de reserve, soms opgevoerd tot de volle
verzekeringssom, niet aan de erfgenamen van den verze-
keringnemer , wien het regt restitutie te vragen moest
toekomen, uit te koeren, maar aan personen die eigenlijk
alleen een regt konden ontleencn uit het contract, dat
als vervallen wordt beschouwd.
Daarom meen ik, dat eenmaal dc schadetheorie geheel
verwerpende en het daaruit voort vlooijendo beginsel dat geen
schade door eigen schuld veroorzaakt, vergoed mag worden,
als zijnde bij levensverzekering niet toepasselijk, men tot
de eenvoudigste en billijkste oplossing dor mocijolijkhcid
komt door ook hot geval, dat do persoon, wiens leven
verzekerd is, zich van het loven berooft\', onder die go-
vallen op to nemen, in welke dc assuradeur zich verpligt
de verzekerde som uit te keeren. Ook die risico neme
hij op zich, des noods tegen iets hoogere premie; zooala
de Nationale Levensverzekering-bank, of tegen dezelfde
premie, zooals do Algeincenc Maatschappij van Lévons-
vorzokofing.
Ilct gevaar toch , waar ook Emminghaus op wijst, dat
-ocr page 99-89
een hoog verzekorde, wiens vermogen verloren gegaan
is, do materieelo ondergang van zjjn huisgezin tc gemoet
ziende, mogelijk den toestand van geestesstoring zou veinzen
en zich den dood zou berokkenen, ten einde de verzekerdo
som opeischbaar zou worden , schijnt mij niet zoo heel groot;
vooreerst wordt hem immers door eiken verzekeraar ge-
legenheid gegeven de polis te beleenen of wol tc laten
afkoopen; en hij, dio zich met dat doel van \'t loven wil
berooven, weet zulks wel zoodanig aan to leggen, dat
het aan een ongelukkig tooval wordt toegeschreven.
Dergelijke gevaren zijn aan elke levensverzekering ver-
bonden ; steeds zal dc lovonsverzekcring tot misbruikon
aanleiding geven, cn of do maatschappijen zich in be-
paalde gevallen van hunno verpligting ontslagen rekenen,
de gevaren worden diuirdoor in \'t minst niet weggenomen
of verminderd ; liet gevaar ligt in het heimelijke der daden,
waartoe deze contracten kunnen aanleiding geven.
Mogten de bezwaren echter to groot blijken tc zijn,
do maatschappijen aan tc groot risico zijn blootgesteld ,
indien zij ook het gevaar op zich nemen, dat do persoon,
dio zjjn leven liet verzokoren, zich van het leven berooft,
dan diono het contract beschouwd als van dat oogenblik
to zjjn vervallen, cn do resorvo of zoo kapitaal in eens
gestort is, ccn deel daarvan terug gegeven to worden,
niot aan don begunstigde , daar diens regt mot het contract
vervallen is, maar aan do erfgenamen van den verzekering-
nemer of aan hom , dio door cessie der polis het rogt,
dat don verzekeringnemer toekwam, heeft overgenomen.
90
Zeer dikwijls zal . de erfgenaam dezelfde persoon zijn,
als degene te wiens behoeve de verzekering gesloten is;
in vele gevallen echter ook niet, zooals de man, die zijn
leven ten behoeve zyner vrouw of d« schuldenaar, die zijn
leven ten voordeele van zijn schuldeischer verzekert.
Of wel, vindt men het hard, dat de bij het contract
begunstigde, het regt op uitkcering mist, ten gevolge van
een feit, waaraan hjj ten eenenmale vreemd was, liet
toch ook de bedoeling van den contractant geweest zijnde,
dezeu het regt op de verzekerde som toe te kennen, zoo
bepale men in de conditiën, dat eene som, gelijk aan
de reserve, waarde der verzekering, of hetgeen dan ge-
restitueerd zou worden, zal worden uitgekeerd aan den
in de polis aangewezen persoon of hem, die andors (zoo
geen zelfmoord had plaats gevonden) op de verzekerde
som aanspraak zou hebben kunnen maken.
Jlaar, hot contract worde alsdan ook niot als vervallen
beschouwd; \'t is slechts cenc tvijziging van de overeen-
komst, daarin bestaande, dat, in goval van zelfmoord,
niet do gohoolo verzekerde som, maar slechts een gedeelte
wordt uitgekeerd.
Hotzolfdo zou men kunnen bepalen voor do andere
gevallen, waarin thans, volgens do conditiën der maat-
schappijën, do verzekering vervalt, cn dc reserve zooals
bij oono verzekering voor den levensduur, moet worden
•
gerestitueerd.
t _
r
-ocr page 101-licx. 1 § 1. 1). pi\'o socio 17.2 kan nict uit oeii con-
stitutum possessorium vcrklaard worden.
Do res publicao zijn het eigondoni van den llonieiu-
sclion Staat.
De beslissing van Ulpianus gogoven in lex. -14 I). pro
socio 17.2 is onjuist.
Ten onregto zogt Prof. Diophuis, dut de overeenkomst,
die strekt om eeno verbindtenis te niet to doon gaan ,
ook eene andere doet geboren worden, waardoor partijen
zich verbinden dc vorige als niet bestaande to beschouwen.
92
V.
De geboorteacte van een natuurlijk kind heeft dezelfde
kracht als de erkenning der moeder.
VI.
Zoogenaamd eigendom Jure Publico is Privaat eigen-
dom beperkt door de bestonmiing ten publieken dienst.
VII.
Comnumio pro diviso is bestaanbaar.
VIII.
Alleen de Burgemeester en do leden van den gemeente-
raad zijn tot ambtenaar van den Burgerlijken stand be-
noembaar.
IX.
Art. 281: Wetb. van Kooph. is niet toepasselijk op
Levensverzekering.
De acceptant ter eere is slechts tot betaling gebonden
tegenover hem, die op den vervaldag houder van den
wissel is.
f
93
XI.
In het geval van art. 7G7 Wetb, van Kooph., behoort
het Failissement niet te worden uitgesproken indien do
erfgenamen de erfenis zuiver hebben aanvaard en aan-
toonen genoegzaam gegoed to zijn, om de schulden to
kunnen voldoen.
De rogter heelt algchoolo vrijheid in het bepalen, aan
wio der partjjen hjj den supplctoiren eed zal opleggen.
XIII.
Do beslissende eed mng niet bij voorwnnrdolijk eind-
vonnis worden opgelegd.
Het in botnling geven van een op een gulden gelijkend
stuk lood, stolt geen opligting dnar (Arrest 11. M. (üo-
vechtshof ISG9), maar het bedrog van nrt, 423 C. P.
Ilij, dio voorwendt erfgenaam to zjjn van eon persoon,
dio bljjkt niot to liobbon bestann, knn niet gozogd wonion
o-olu-nik to maken vnn oono vnlsoho kwaliteit.
XVI.
94
Het afleggen van eene valsche getuigenis door een
persoon beneden de zestien jaren is strafbaar.
XVIL
Het bepalen van een minimum is wenschelijk bjj be-
dreiging van gevangenisstraf van meer dan vier jaren.
De straf vnn hechtenis behoorde steeds in afzondering
te worden ondergaan.
XIX.
Een op den ambtseed\' opgemaakt proces-verbaal van
een gemeenteveldwachter kan als wettig bewijs van eene
overtreding worden aangenomen, ook indien de verbalisant
in zoodanige familiebetrekking tot den beklaagde staat,
dat hjj niet onder ecdo getuigenis kan afleggen.
XX.
Bij \'een wetsontwerp tot bekrachtiging vnn Provinciale
beln\'stingen is het regt van amendement uitgesloten.
95
XXL
De permanente vergadering onzer Staten-Generaal is
in strijd met het beginsel der Grondwet.
XXIL {
I
Een gemeenteraad is niet bevoegd, om op de weigering
tot het in de woning toelaten van ambtenaren met do
uitvoering van verordeningen belast, straf to bepalen.
XXIII.
Do Staat wordt verbonden door do overeenkomst door
een i^Iinistor namens don Staat gesloten, wanneer dezo
gehandeld heeft; binnen don kring van zijn beheer.
XXIV.
i.\'
liet verbod bedoeld in art. n". 9 der wet tot regeling
van don Kleinhandel in sterken drank is niet toepasselijk
op oen wethouder. i
!
XXV. \'
f
f\'
De aanwijzing, welko dor ingezetenen tot de persoon-
lijke diensten, bedoeld in art. 192 der gemeentewet, ;
worden opgeroepen, mag niet aan hot college van Ihir-
gemeester en Wethouders worden opgedragen. :
XXVI.
96
Toezigt van Staatswege op maatschappijen van Levens-
verzekering is af te keuren.
XXVII.
De gelegenheid door den Staat gegeven tot inleg van
gelden in een Rijkspost-spaarhank moet er toe leiden de
postkantoren ook voor het aangaan van levonsverzeke-
ringen van matig bedrag en het koopen van Ijjfrenten
open te stellen
XXVIII.
Alleen die belastingen zijn anntcbevelen, welke naar
den maatstaf van ieders vermogen kunnen worden geheven.
ff