-ocr page 1-

m

i^.i

S -

C.

7m

-ocr page 2-

^

-ocr page 3-

i .

i ■

m

J /

- (

/ 0

Î

r-

i

T -

■■ -y a".

• ■■ -i --^ -.....

■ ^ vs^v:\' - " - ■

■r

.....

■i- ,
" \'-i
f\'-\' ■\' :

!t

••ffiié^i\'K:-

-- \'v \',

;

. ;

iE,».

t ■ -^P:\'

...

y\': :; .

-ocr page 4-

\\

■■t

\' \\

- 1

- .C-ià:-. - ■

1

V-W

.--I J ;

li

- •lA"

li

i

-ocr page 5-

j. b l a E u s

grooten

A

A

5

OFT

werelt

y v i n g ,

besch

IN WELCKE

ï aertryck,

zee,

E N

hemel,

I

WORDT VERTOONT

E N

BESCHREVEN.

d e

-ocr page 6-

u

t

•k.

u

f ■

J\'^v Af-:

.7 ■

j : — - <

^ ■ \\ V

\'ȕl

i f

...

P

H

\'3

\'V

r

J

f "

t

u.

■<v ^
■s»

! i

>

7 ■ r

l

T a Jï O w

t^m O O

^ Ó TT . W

-lïi

rvw

-ocr page 7-

L

S

D E

A E N

E vorige tytel belooft u een geheele Wep-
reltbefehrijving\', beftaende in twee dee- - ccß,,.

t 1 t n grafhum

len , welcker eerlte vervat een befchrij-
ving van de Aerdtkloot , en het tweede,\'
een Hemel-befchrijving\'^ , ofte een
tooning van de hemelfche lichten: het eerfte deelen wy
weder in tweeftueken , waer van\'teen begrijpt een be-
fchrijving der landen op de Aerdkloot en \'t ander, die
van de Zeen,en kuften daerfe aenfpoelt^: Voor yder deel
en ftuck gaet een korte Inleyding, geheel noodigh tot
onderrichting der felve. Doch wy geven nu alleen het
Eerfte deels eerfte ftuck , en volbrengen alfoo eynde-
lijck onfe toefegging voor eenige jaeren aen u gedaen,
namentlijckjdat wy, tot uwen dienll, fouden uytgevea
de afbeelding en befchrijving der landen op den Aerd-
kloot, foo nauwkeurigh als ons doenlijck was, en aen
welcke met alle mogelijcke vlijt en y ver is gearbeyt, en
bygebracht alles wat tot fijn grootfte Inyfter en cieraet
kanftrecken. Wy vertoon en die nu met foodanigh een
ordre, datfe noit verandering fal noodigh hebben : want
oft fchoon na defen eenige nieuwe kaert mocht ge-
maeckt worden, men fal die befonderlijck, op de felve
grootte uytgeven, op dat men die op hare plaets foude
können invoegen. Wy füllen oock, foo haeft als kan ge-
fchieden,de andere deelen van onfe Weerelt-befchrijving
hier oplaten volgen. Ghy befpeurt, hoedanigemerck-
waerdige faken wy tegenwoordigh in \'t licht geven; en
feker, die gene welcke wy u beloven, füllen, gelijck ghy
uyt onfe woorden kunt oordeelen, van geen minder ge-
wicht zijn. Geniet ondertulfchen defen onfen arbeyt,

die

ro*
graphic.

-ocr page 8-

AEN DEN LESER,
die wy in uw vermogen ftellen j en leeft in de hope
van in der daet te bekomen die ftueken van welcke
ghy nu alleen de voorfmaeck in onfe beloften ver-
krijght, die wy füllen volbrengen met geen minder neer-
ftigheyt en fpoet, indien my Godt het leven gelieft te
fparen , oft aen mijne kinderen den felfden onvermoey-
denyver , die mijn Vader fal\'. enickaltijdt gehad heb-
ben, om u in foo fware en ongemeene wercken te dienen.
Dit fijn mijne vierige begeerten, die my niet toelaten te
ruften, totdatick uw verwachting fal voldaen hebben.
Ia ick wenfchte de felve foo fpoedigh te können uytvoe-
ren, als ick in mijn gedachten ontworpen heb het wijd-
ftreckend voornemen , om de finlijckheden van uwen
geeft te behagen j en foude my geluckigh achten, indien
ick \'t felve mocht ten eynde brengen, en u die fchoonfte
fchildery , met de levendighfte verwen verheerlijckt,
ter handt ftellen, tot een volkomen vernoeging van uwe
lofFelijcke genegentheyt tot defe foo Staetnutte kon-
ften. Dit heb ick u willen bekent maken, en, nevens
\'t wenfchen van allerley heyl en voorfpoet, u verfeke-
ren dat ick ben

ir,

u

Vwmfeer toegenejghden

ij\'

J ^

\\

f

JOAN BLÄEV.

-ocr page 9-

CHR

W E L C K IS

HET EERSTE DEEL

DER

N I N G E N

ver

/TT»

E N

BESCHRYVINGEN

VAN DE

G A N T S C H E

W

D.

U k

h:

,4

-ocr page 10-

J.

-.

A

ïT

n:

\\

ia

m

m

m

■firfiy

r

O

> \'t-i

V,

Mij

^ 3 a

.Kil

1 ^

r .-T
» .

/

K H

ü HD EH

Vi ä

a

V;

»■ Jk

M

O

«

^ 1

É

-s». . t^ n

-ocr page 11-
-ocr page 12-

: r"

.v

-. ;

7

i) ■i\'"\'-

. \'■ ■

\'M

m

I

•I-
iï-

>
1

f ■

I

\'i

-ocr page 13-

d e

Oetwillige Lefer, Sy en oordeelen niet qua-
lijck, die de Hiftorie noemen hetooghder
Burgerlijcke wijsheit,en de * Aerdrijcks-be-*^^»x
fchrijving hetoogh en licht derHiftorien.In^"
Hiftorien moet men foo wel letten op plaet-
fen als op perfoonen en tijden ^ want men
niet groots nochte kleens en kan uy trechten fonder plaets,
en geene plaetfen eygentlijck kennen fonder Aerdtrijcks-
befchrijving. Soo ieniandt niet en weet waer Pavia leit,
vergeefs en vruchteloos leeft hy den llagh tulfchen Keifer
Karei den V, en François den 1, Koning van Vranckrijck.
Diendegelegenheidtder zee ontrent Lepante onbekent
is, en kan de groote zege des fcheeps-ftrijdts, die de Chri-
ftenen onder Don loan van Ooftenrijck tegens den Turck
behaelden, niet wel begrijpen. Hoe fal iemandt, die niet
en weet waer Leipfich leit, konnen weten waerGuftaef
Adolf, Koning van Sweden, het eene jaer het Keiferlijcke
leger floegh, en het andere jaer felf verflagen wierdt ? Die
oorlogh wil voeren, moet kennis hebben waer langs hy fijn
volck fal leiden,waer nederflaen^waerden vyand een voor-
deel affien, en waer fijne laegen voorkomen. Tomyris,
der Scythen Koningin, verfloegh hetmachtigh hdrvan
Cyrus, om dat heni de
gelegenheidt der plaetfe onbekent
was. Cralfus vocht ongeluckigh tegens de Parthen ^ Cajfar
overal geluckigh j alleen om dat C^efar alle plaetfen, waer
hy met fijn krijghs-volck doortrock, wel ; en Cralfus niet
bekent waren. Het is oock onmogelijck dat iemandt
iets , van \'t gene in fijn vaderlant niet groeit, foude kun-
nen bekomen uyt verre-gelegen landen, fonder
kenniife
der felve. Dit leert de Aerdtrijcks-befchrijving : foo dat
defe wetenfchap fchijnt den wegh te banen tot eere, ge-
luck, en nut der menfchen. Wat einde van oorlogen en be-
paeling der Koningrijcken foud \'er fijn/t en waer datfe met
rivieren, bergen, eilanden, zeen, of diergelijcken gefchei-
den wierden. Een Vorft, die de paelen van fijn Rijck liever
leert uyt de Aerdtrijcks-befchrijving als uyt eerfucht, fal
fijn begeerlijckheidt een maet ftellen. Die den loop der
ftarren\'^en hemelen onderfoecken,moeten de circulen , zo-

- t

nen

-ocr page 14-

V O O R - R E D E N.

nen en climaten in den hemel , met die op het Aerdtrijck
over een komende, kennen. Sy en kunnen oock het on-
derfcheidt van dagen en nachten, rechte en fchuinfe op en
ondergangen der hemelfche lichten niet begrijpen, fonder
te verlbaen de gelegenheidt van de deelen des Aerdtrijcks,
ten aenfien van den heiiiel. De Medicijns weten uyt Hip-
pocrates, dat men de fiecken nae der landen verfcheiden-
leit, op verfcheide wijle,moet genefenj en dat de kriiyden,
wortelen, faden,gedierten enfenijnen,op andere plaetfen,
anderen aerdt en kracht hebben. De Godtgeleerden en
fouden fonder defe uyt de H. Schrift niet kunnen verftaen
de pelgrimagie van Abraham, de reyfe van Salomons fche-
pen naer Ophir,van Paulus door Alien en Europa^de woon-
plaetfen der Patriarchen en Propheten, van Chriftus en fij-
ne Apoftelen j waerfe propheteerden en miraculen deden.
Ia een iegelijck kan hier uyt mercken de grootheidt, me-
nighvuldigheidt,en wonderlijcke verfcheidenheidt van al-
les dat Godt almachtigh gefchapen heeft: waer uyt klaer-
lijck blijckt, hoe nootwendigh en nut de kennis des Aerdt-
rijcks is, die uyt de Aerdtrijcks-befchrijving fpruit. Met
hulpe van defe lien wy,binnens huys,het gene uytheemfch
en verre van ons gelegen is. Wy fteigeren onvermoeit on-
gebaende bergen op. Wy varen fonder gevaer door wilde
woeftezeen, enover fnelleftroomen. Wy doorwandelen
en befichtigen fonder reisgeldt,fonder koften,de gantfche
wereldt, en geraecken in korten tijdt, fonder laft en onge-
mack, van ooften naer weiten, van zuyden in \'t noorden,
door de fnelheidt onfer oogen en gedachten. En wat is \'er
doch luftiger en vermaeckelijcker, als uyt des Aerdtrijcks
afbeelding en befchrijving , als voor lijn oogen te lien, de
groote Rijcken en wijdftreckende landen van foo vele Ko-
ningen en Vorften? te kennen de verfcheidenheidt van foo
veele landtfchappen, ll:eden,en dorpen ? hoe, en hoe verre,
die van malkanderen leggen ? te bemercken de gelegent-
heidt der wateren, havenen, inhammen, en uytfteeckende
hoecken ? daer-en-boven te verftaen den menigerleyen
aerdt, en de feden van foo veele en ontelbare volcken, en
wat een iegelijck landt voortbrengt en uytlevert ? De gele-
gentheidt des aerdtbodems is ons, foo van den ouden als
nieuwen, elck op fijnen tijdt, op verfcheide wijfe befchre-

ven.

-ocr page 15-

VOOR-REDEN.

ven. Onder de Ouden blinckt uyt boven anderen Cl. Pto-
lemeus, als Prince der Wereldt-befchrijvers, wiens over-
gebleven fchriften, allen anderen nae hem, een groot licht
verftrecken. Onder de nieuwen verkregen in defe weten-
fchap onfterfFelijcken lof Abraham Ortelius, Geographus
des Konings van Spanjen, door fijn
Theatrum orbü Terrarum •
en Gerard Mercator, Wereldt-befchrijver des Vorft en van
Kleef, door fijnen begonnen Atlas, in welcke alleen Euro-
pe, behalven Spanjen, befchreven hebbende, hy overleden
is, en het onvolmaeckte werck, onder vreemden omfwer-
vende,den top van fijn treffelijck voornemen niet heeft kon-
nen bereycken. Van de afbeelding der zeekuften is ons
van de Oude niet ter hand gekomen, indien fy anders eeni-
ge Zeekaerten gemaeckt hebben. By onfe tijden heeft Lu-
cas lanfz. Wagenaer de kuften van Spanjen en Vranckrijck,
aen de Spaenfe zee gelegen, als mede die van Engelandt en
Schotlandt , ten deele, die van Nederlandt, Denemarc-
ken, Sweden , Noorwegen , en de Ooftzee in kaerten af-
gebeeld , en befchrijvingen daer bygevoeght j gelijck oock
Willem Barentfz. een groot gedeelte van de Middellantfe
zee. Defe beyde heeft mijn Vader faP.naderhandt, niet al-
leen feer merckelijck verbetert, maer oock, tot groot nut
der zeevaert, zoo vermeerdert, met \'et gene aen die deelen
ontbrack , dat het met recht
een nieuw werck mach ge-
noemt worden. Indien iemant hier iet foeckt, en niet vint,
oft daer van beter befchrijving kent; dien bidden wy ons
fulcks deelachtigh te willen maken, en foo te helpen bou-
wen tot de volmaecktheydt der Geographie. Want gelijck
het een eenigh menfchen werck niet en is den geheelen
Aerdtbodem te door-reyfen, en bevaren, foo en is het oock
niet, die volkomentlijck te befchrijven. Soo wy dan door
iemandts opmercking en arbeydt geholpen worden , wy
willen fijnen naem, hem ter eere, daer nevens ftellen ^ en
met danck bekennen door wäen ons werck verbetert oft
vermeerdert is. De goedgunftige Lefer gelieve ondertuf-
fchen defen onfen arbeydt in danck te nemen en te ge-
bruycken. Vaert wel. Uyt onfe Druckery, den eerften Se-
ptember , CID ID C LXIIII.

JOANBLAEV.

-ocr page 16-

OP HET

O O N N E E L

DES AERDRYGKS^

ofte

NIEUWE A T L A Si

uytgegeven door

A E

B

J-

U.

E Wereldt is wel fchoon, en waerdigh om t aenfchouvvén y

Maer \'t reizen heeft wat in. de koften vallen fwaer,
® Men magh den Oceaen niet al te veel betrouwen.

De Bergen rijzen fteiL de boffchen zien te naer.
De ftroomen gaepen wijd, omtover heen te ftappeii.
De mijlen recken ftaegh. de landen ftrecken veer.
De Rijcken, tegens een gedeelt door vyandtfchappen,

Die ftaen in \'t harrenas, en trecken het geweer.
De bittre kou verkleumt, de hitte braet de leden.

De lucht die hangt vol damps, of moord met felle peft.
Men vind ongaftvry volck, en onbewoonde fteden ,

Woeftijnen, daer \'t gediert des nachts verlaet zijn neft,
En brult en huik, om roof en aes van vee of menfchen.

Het zand befwaert den gang. de ganger hijght en roockt ^
Op\'t ongebaende pad. dan is\'t vergeefs te wenfchen ^

Na den verlaten haerd, daer moeder eten koockt.
O reisgezinde geeft, ghy kunt die moeite fparen,

En zien op dit Toonneel de Wereld groot en ruim,
Befchreven en gemaelt in kleen begrip van blaren.
Zoo draeit de fchrandre kunft den Aerdkloot op haer duim.

J. V, VONDEL.

-ocr page 17-

i n l e y d i n g

tot de befchrijving der Weereldt ^
en har er deelen.

E E R s T E H O O F T S T V C K.

Vm V onderfcheydt tujfchen Weerelt-hefihrijving , Q^erdtrijcks-hefchnj^ing ,

en Landt-hefihrijving.

E Weerelt, daer by ver-
ftaen wordt alles wat
voor oogen fienlijckis,
te weten,Hemel en Aer-
de, noemen de Griec-
ken
Cofmos , en de be-
fchrijvinge daer van
Cosmographie , die
begrijpt in fich twee
onderÏcheyden deelen,
Astronomie en Geographie. DeA-
stronomie is een befchrijving van de He-
melen , van de lichamen die daer in gedragen en
omgevoert worden, en van hare onderfcheyden
bewegingen -, oft, om met een woort te feggen,
fy geeft ons te verftaen alle dingen die in de He-
melen fijn aen te mercken. De
Geographie ,
dat is, Aerdtrijcks-befchrij ving, geeft ons te ken-
nen des geheelen Aerdtkloots gelegenheydt in
\'t gemeen, en der felver aenmerckelijckfte dee-
len in \'t byfonder, als van alle Lantfchappen,Ko^
ningrijcken, vermaerde Steden, Zeen, Rivieren,
befaemde Gapen ofte hoecken , en uytftekende
plaetfen , foo nae de gelegenheydt die
fj onder
malkander, als ten aenfien van den Hemel, heb-
Ctt^afhie. ben. De
Geographie wordt wederom ge-
deelt intwee deelen, in
Chorographie, en
Topographie,- alhoewel dele twee woorden
een felve betekenis hebben , ibo wordt nochtans
chmgyA\' gemeenlijck by
Chorographie verftaen
fhie. de befchrijvinge van eenigh landtfchap byifbn-
der, als van Hifpanien, Italien , Duytslandt, &c.
met alle fteden, dorpen, bofTchen, bergen, en ri-
vieren daer in begrepen , fonder acht te nemen
op de bygelegen Landen, ofte omloop des ge-
heelen
Aertrijcks. By Topographie, de
eygentlijcke beichrijving van de deelen der
Chorographie,• als, in\'t befbnder , een
ftadt, dorp, kafteel, toren, ofte eenigh ander
kleyn gedeelte , daer in waernemende en aen^
merckende alle byfonderheden , hoe kleyn die
mogen fijn.

nnsivee- ^ Onder de Cofmographi oft Weereltbefchrijvers
reitsmtd\' is twcederky gevoelen aengaende het middel-
d^ifHnt. ^^^^^ der Weerelt, en het bewegen der hemelfche
\' fchamenreenige ftellen daer voor den Aertkloot
vaft, en dat de Son, met alle, foo vafte als dwa-
lende fterren, dagelijcks daer om bewegen : an-
dere, deSonftilenonroerlijck, en dat de Aert-
kloot t\'famen met de dwael-fterren daerom drae-
yen, maer den Hemel der vafte fterren vaft en
onbeweeghlijck ftaet.

> :

jißrofto\'
mie»

fhie

Die van het eerfte gevoelen, daer in volgen- mhtge^
de Ptolemasus , deelen de weerelt in twee deelen,
Elementaels en Hemelfch; het Elementaels
onderfte, de veranderlijckheydt altijdt onder-
worpen, beftaet uyt vier deelen, als de Aerde, die
met het Water, het tweede, maeckt een volko-
men ronden kloot op wekken wy woonen; het
derde, de Lucht,de Aerde en \'t Water bevangen-
de en het vierde, het Vuur, \'t welck, nae haer
meening, begrijpt ofte befit het fpatium tufTchen
de lucht en des maens hemel. Het Hemelfch en
opperfte (bevangende het onderfte regioen der
elementen in fijnhoUigheydt) is doorluchtigh,
blinckende, vry en afgefcheyden van alle veran-
derlijckheyt,en wort gedeelt in acht onderkhey-
de Sphiïïren oft holle klooten, die men hemelen
noemt, waer van de grootfte altijt de naefte daer
aen volgende kloots-wijs binnen fich bevangt,
naeuytwijfenvandefe onderftaende Figuer. Elck

defer Hemelen heeft maer een fterre, die men
planeten noemt, waer van de eerfte (het aertrijck
naeft) is de Hemel van « de Maen, de tweede van
$Mercurius, de derde vanïVenus, de vierde
vanode Son, de vijfde van Mars, de fefte
van lupiter, de fevende van r? Saturnus, de acht-
fte van alle vafte fterren. \'t Getal defer Heme-
len wort bekent uyt de verfcheyden loopen ,
diï; men in haer bemerckt, rondom de polen

des

* *

-ocr page 18-

des Zodiaecx. De Maen doorloopt haren He-
mel met haer eygen natuurlijcke loop van wefl;
naer ooft in 27 dagen 8 uuren. Mercurius , Ve-
en de Son , de haren in een natuurlijck jaer.

nus

Mars den fijne in twee, lupiter in twaelf, en Sa--
turnus in dertigh jaren. Den achtften geftern-
den Hemel voldoet fijn eygen loop in 25400 ja-
ren. Defe Hemelen worden tegelijck, invier-
en-twintigh uuren, op de Polen, om de as der
weerelt omgevoert, door den negenden, oft, foo
eenige willen, door den tienden, ofte, nae het ge-
voelen van andere , door eenen elfden Hemel,
primim mobile , d\'eerfte beweging genaemt; door
welcke beweging, aen ons geficht,dagh en nacht,
het op en ondergaen der hemelfche lichten ver-
oorfaeckt wort.

Die van het tweede gevoelen, gelijck eertijts
de Pythagorici, Ariftarchus Samius , en andere ,
dat lang voor Ariftoteles, Hipparchus en Pto-
lem^us tijden verftaen hebben , en nu omtrent
,100 jaren geleden , weder van Nicolaus Coper-
nicus te voorfchijn is gebracht, oock van de ge-
leerdtfte en befte Mathematici defes tijdts ge-
volght wort, ftellen de Son, {als de ziele en be-
ftierder der weerelt, van welck de Aerde en pla-
neten haer licht ontkenen, ) in \'t midden des
weerelts ftil en onroerlijck, nae uytwijfen defès
tweeden figuurs , en dat Mercmius in de naefte
hemel voldoet Mars fijn loop in twee jaren 5 in de
vijfde , lupiter in twaelf en, in de fefte, Saturnus
in dertigh j aren. Verre buyten die alle, ftellen ly
den hemel der vafte fterren vaft en onbeweegh-
lijck. Welck van beyde defe gevoelens dewaer-
heyt gelijck is, en met het gene daer af eygent-
lijck in de natuur beftaet, en over een komt, wil-
len wy hier niet oordeelen maer den geleerden
in de hemelloopen te difputeren bevolen laten
blijven. Hoewel nae defe ftellingden Aertkloot
fich jaerlijcks om de Son foude keeren, opeen
circkel omtrent 2000000 Duytfche mijlen wijt 5
en der Sterren hemel foo wijdt fijn, datfulck
een diameter van des Aerdtkloots wegh om de
Son geen gevoeHjcke reden, en gelijck als niet
daer tegen is j foo en is tulfchen het eerfte en
tweede gevoelen , aengaende dat de Aertkloot
in \'t midden des Weerelts ftaet, ( gelijck oock
aen de fchijnbare op en ondergangen der he-
melfche Hchten, het veranderen van de lengte
der dagen en nachten , en wat daer aen kleeft)
geen bemerckelijck onderfcheyt. Maer alfoo
de fteUing, gegront op een vaften Aerdtkloot,
voor den onervarenen in de Aftronomie van
meerder fchijnbaerheydt, en lichter om te be-
grijpen is, foo fullen wy defe Inleydinge daer nae
voegen , en de andere meeninge ter zijden
ftellen.

Trmnm
mobile >

De Son het
ir>iddelfmt
nae ^t ge-
voelen Co-
ftrnki.

INLEYDIN G TOT D E

hemel daer aen in 80 dagen ^ Venus, in de twee-
de , in negen maenden daer om loopen. De
Aertkloot ( oock een weerelt licht, gelijck de
andere) in de derde, de welcke, te fanien met de
Maen ( die als in een\' bycirckel in 27 dagen acht
uuren om de aerde draeyt) in een natuurlijck
jaer om de Son loopt, waer door defayfoenen
des jaers, als Lente , Somer, Herfft, en Winter
onderfoheyden worden : behalven die jaerlijck-
fche , fchrijven fy den Aertkloot toe een dage-
lij ckfohe beweging op haer eygen as, waer door
, fy alle vier-en-twintighuuren met alle fijden eens
nae de Son , en eens van de Son keerende, dln-
woonders aen alle plaetfen daer op gelegen,
dagh en nacht doet ontfangen, In de vierde

^ Erftèlijck wordt de Sphaera toegefohre-Pc/e».
ven een As , ftreckende door het midden
des Aerdtkloots , en over wederzijden daer
van tot aen den fterren hemel, om welcke den
gantfchen hemel door het
primum mehik, in de
tijt van vier-en-twintigh uuren wort omgevoert.
De uyterfte eynden der alfe worden genoemt
As-punten ofte Polen der weerelt, om dat de ge-
heele weerelt daer op draeyt j Vv^aer van de eene
geheeten wordt
?olus Aräkus, nae de Beer , het
naefte hemel-teken daer aen ; d\'ander
?olus Ant-
aräkus
, om dat die ftaet recht tegen over die by
den Beer.

Poks ArBkus ^ de Noorder Polus, foo oock ToiusJr-
geheeten nae de noorden-wint, die uyt dat ge-
weft blaeft, is die, welck aen den genen die in
\'t noorder deel des Aerdtrijcks, gelijck wy, woo-
nen, fich vertoont, en boven onfen Horizon fien
laet.

Polus AntarBkus, de Zuyder Polus, van de zuy- ToIph
de-wint alfoo genoemt, is die , welcke in onfe
noordelij cke hemiiph^rio nimmermeer gefien \'
wort, maer altijdt onder onfen Horizon ver-
borgen blijft. Om dit klaerder te verftaen , be-
fiet de volgende figuur, daer in vertoont
t den
Aerdtkloot, de linie
lh des weereldts As, ftrec-
kende door den Aerdtkloot tot aen den Hemel,
h den noorder Polus ofte Arj^ticus, l de zuy der
Polus oft Antardicus.

Voorder wort de Sphaera door verfcheydene,
maer principalijck door acht, circulen, te we-
ten , vier groote en vier kleyne , afgedeeldt :

Groo-

II HOOFTSTVCK.

Van de Hemelfche Sphara, en haer afdeeling.

e

-ocr page 19-

B E S C H R Y V I N G DER W E E R E L T,

Groote circulen worden genoemt fbodanige,
wekkers middelpunten gemeen zijnde met net
middelpunt der Sphsera, de felve op \'t dickfte
omloopende, die , en oock haer lelve onder
malkander, altijdt in twee evengelijck deelen ,
afdeelen i als den ^quinodiael, Zodiaeck, Ho-
en Meridiaen. Kleyne circkelen, wiens

Kleynecir- riZOn
tulen.

middelpunten niet gemeen met het middelpunt
der Spn^ra, die in twee oneven deelen afmeten,
als beyde de Tropici, de circulen Aróticus en
Antardicus, om de Polen.

Vijf der felve voorfèyde circulen worden we-
derom genoemt rechte ofte evenwijdige, om dat
fy , met de geheele Sph^era, gelijcke en de felve
polen hebben, en overal in gelijcke breetege-
lijckelijck zijn verfcheyden, als den i
£quino-
<5tiael, de twee Tropici, en beyde de polare circ-
kels : de andere drie worden genoemt Obliqu^ ,
om dat hare polen niet en zijn gemeen met de
polen der Sph^ra , maer op verfcheyde wijfen
daer van verfcheyden.

Tdrallek
emnkn.

OUique
meden.

Va^e tvt\'
eden.

Jiemegh\'
lijckecir-
cnlen.

II L HOOFTSTVCK.

Van de mer Circulen.

De groote Circulen worden onderfchey-
den in vafte en beweeghlijcke. Vafte ofte
onbeweeghlijcke worden genoemt , die
altijt een felve plaets in de Sph^ra behouden,
en overfulcks op de Sphären ofte wereldtkloo-
ten getekent worden, als de iEquinoiStiael, en
de Zodiaeck. Beweeghlijcke , ofte veranderlijc-
kt, heeten foodanige, welcke niet altijdt een
fèlve plaets in de Sphäre behouden , maerme-
nighvuldelijck daer aen
veranderen, nae dat-
men öp Aerdtrijck van plaets verandert, en daer-
om buyten de fuperficie der Sph^eren ofte Glo-
ben aengewefen worden , als de Meridiaen en
Horizon ^ welcke alle wy elck byfonder vervol-
gens fulpen befchrijven.

Van de yEquinoS^iael circkeL

§}ujnoBialis, degelijcknachtige, ofte j£qui*
^ dialis
, de gelijckdagige circkel, - is onder
de vijf evenwijdige circkelen de groot-
fte , in \'t midden des hemels alom evenwijdt van
bey de polen, deelende de Sphaera in twee even

froote deelen, waer van het eene ftreckt naer
et noorden , het ander naer \'t zuyden : die
wordt foo geheeten, om dat, wanneer de Son
aen de felve komt, de dagen en de nachten, op
alle plaetfen des Aerdtrijcks, dan even lang fijn ;
dat gefchiedt tweemael in\'t jaer , eens omtrent
den xo Martii, wanneer de Son komt in\'t begin-
fel van Aries, dat men noemt het iEquinoótium
der Lente , en noch eens ontrent den zi Se-
ptember , als die komt in \'t beginfel Librse, het
i£quinod:ium des Herffls. Om de voorfz rede-
nen wordt defe circkel oock Equator > dat is Eve-
naer, geheeten.

V

Van de Zodiaeck,

De Zodiaeck , zijnde een groote circkel,
ley t fchuyns tuflchen beyde des Weerelts
Polen, waerom hy oock den dwerfchen
Circkel genoemt wordt, met de eene zijde 23
graden 31 minuten van den .^quinodiael ge-
bogen naer den noorder, met d\'ander fijde foo
veel naer den zuyder Pool, fnijdende den i£qui-
nodiaei in twee gelijcke deelen, van welcke fy
oock op de punten der i£quinoä:ien, in de be-
ginfelen van Aries en Libra, in twee gelijcke dee-
len gefheden wort. Sy wort gedeelt in twaelf ge-
lijcke deelen, en elck der felve een teken toege-
fchreven, welcker namen zijn, r Aries , ^ Tau-
rus , n Gemini, S5 Cancer, si Leo, tt^ Viigo, Li-
bra , m
Scorpius , ^ Sagittarius , -vy Capricornus ,
^Kï Aquarius, K Pifces. De eerfle drie W n be-
ginnen met
y aen \'t i£quinodium der Lente, en
khmmen van den /Equinodiael noortwaert. De
tweede drie © ^ nj?, beginnen met ©, en dalen
van daer weder zuydwaert tot aen den ^quino-
étiael, in\'t iEquinoótium des Herffts. De der-
de drie ^ m , dalen voort zuydwaert. De vier-
de drie -vi»«» x beginnen met v>, en Idimmen we-
der noordwaert tot aen \'t ^quinoétium der
Lente, in\'t beginfel van Aries. De Son deur-
loopt defen Circkel in een natuurlijck jaer van
3 Ó5 dagen, 5 uur. en ontrent 49 min. te weten, in
\'t fayfoen der Lente , van den 10 Martii tot den
11 Iunii,de klimmende noorderteekens vvir, tot
aen het
Solßitium oft Sonneftant van de Somer.
In de Somer, van den
iz lunii tot den zz Septem-
ber, de dalende teekens ©
a Voort tot den 21
December de tijdt des Herffts , devoorder da-
lende teekens Ätn-f^, tot aen bet Solftitium ofte
Sonneftandt des Winters. De drie refterende
klimmende teekens deurloopt hy in de Winter ,
van den
zz December tot den 20 Martii, weder
aen \'t i£quinodium der Lente.

Dat de beginfelen van Cancer en Capricornus soißitUef^
worden
g&nocmt Solflitia ofte Sonneftanden , als
of de Son daer flil ftondt, gefchiet, om dat de

Son,

-ocr page 20-

IN L E Y D I N

Son , daer komende, eenige dagen weyniffh oft
niet in afwijckinge van den Equator veranderen-
de, in dat deel fchijnt Bite ftaen.

Van Ae^ü^mXmn,

E Meridiaen, dat is, Middagh-circkel,
gaende door beyde des weereldtspolen,
en door het punt des Hemels boven ons
hooft, doorloopende den Equinodiael en Hori-
zon met rechte hoecken, deelt den Hemel, ge-
lijckoock den Aertkloot, in twee gelijcke dee-
len, waer van \'t eene ftreckt naer het ooften, het
ander naer het wellen jdie wordt foo genoemt,om
dat wanneer de Son boven onfen Horizon aen de
felve komende, dan aen ons (en allen den genen
die foo naer \'t noorden ofte zuyden onder een
felve Meridiaen fijn gelegen) middagh maeckt ,•
en ter contrarie middernacht, wanneer hy onder
den Horizon de felve komt te raken. Hy wordt
gelèydt beweeghlijck ofte veranderlijck , om
dat, hoe weynigh men naer ooften ofte weften
van plaets verandert, men krijght terftont een
anderen Meridiaen j fulcks dat men foude mogen
feggen , dat het getal der Meridianen oneynde-
lijckis.

D

Van den tlorizjon.

^ ■

E circkel aen welcke ons geficht alom aen
den Hemel eyndight, noemen de Griec-
ken Hor/^ow, en de Latiniften Etóor, ofte
Teminatorlpifus y dat is, geficht-eyndér, oftebe-
paelder des gefichts ; die deelt den Hemel ofte

feheele Sphsera in twee gelijcke deelen y het eene
aer boven, is het deel des hemels dat wy fien ^
het andere, dat daer onder voor onfe oogen ver-
borgen is. Die wort verftaen driederley 5 Wis-
konftigh , Natuurlijck, en Schijnbaer : de wis-
k\'onftige,die meer door \'t verftant ofte finnen be-
grepen als gefien wort, deelt den Hemel in twee
even groote deelen , het fienlijcke van\'t onfien-
lijcke,diens polen fijn het punt in den Hemel bo-
ven , ons hooft, en dat daer tegen over is onder
onfe voeten, fijn middelpunt is een en\'t felve als
het middelpunt des Aertkloots.
T^afueriijc- Dat men gemeenlijck den Horizon noemt, die
keBcnun. circulaire vlackte , die van ons geficht langs het
oppervlack des Aertkloots alom tot aen den He-
mel ftreckt , en die in twee gelijcke deelen
deelt, is meer te verftaen na den fin van de faeck,
als eygentlijck : want, om heel eygentlijck ofte
meetkonftigh te fprekeji, foodanigh een circkel
ën deelt den Hemel niet in twee even groote
deelen j om dat hy niet en gaet door fijn middel-
punt. Nochtans, om dat het Ipatie tulTchen het
oppervlack en middelpunt des Aertkloots niet
foo groot is, dat het eenighfins beletten kan, dat
men van het vlack des Aertkloots (alle beletlê-
len, als bergen en heuvelen, geweert fijnde) niet
eh foude können fien de gerechte helft des he-
lï^cls : (jae, iemant op een bergh ofte eenige
hooghte j kan meer als den halven Hemel fien.)^
100 wordt daerom foodanige fienlijcke circkel

G T O T; D E

voor den Horizon genomen , en tot onderlcheyt
van de Wiskonftige , de Natuurlijcke Horizon
genoemt.

De Schijnbare Horizon wordt genoemt }xQt ScUjnharê
fpatie op d\'aerde ofte zee, dat men met de oogen
alom in \'t ronde kan fien , \'t welck over wederfij-
den niet wijder ftreckt als omtrent twee gemee-
ne mijlen. Want nadien het Aerdtrijck met de
zee rond is, het ooge, boven des felfs vlackte,
en mach niet meer daer van befchouwen, als de
rechte linien, die uyt het ooge tot aen de rondig-
heydt des Aerdtkloots ftrecken, afmeten; gelijck
fulcks weten, die eenige kennis hebben in de Per-
Ipeótive.

Defe Circkel is oock veranderlijck, niet alleen
gelijck de Meridiaen als men op Aerdtrijck naer
ooft ofte weft van plaets verandert j maer oock ,
\'t ly naer \'t noorden, zuyden , ofte eenigh ander
geweft des Hemelsj fulcks, dat foo veel verfchey-
den hooftpunten daer in den Hemel fijn, foo veel
verlcheyden Horizonten fijn\'er oock, dat is, een
oneyndelijck getal. Defe voorfz. vier groote Cir-
culen,worden in de voorgaende figuer afgebeelt,
aldus : A A is de Circkel Equinodiael in \'t mid-
den tulTchen de beyde Polen , BB deZodiaeck
fchuyns daer van gebogen, fnijdende malkande-
ren in de punden V en X, D D ofte G K L
M H de Meridiaen, F F den Horizon, en G M
der lèlver polen.

I V. H O O F T S T V C K.

Van de vier kleyne Circkelen.

^ I ^ Rö^/d, ofte Sonnewenden , fijn twee circ-
I kelen evenwijdigh, en over wederfijden
in gelijcke diftantie van den Equinoa;i-
ael verlcheyden van welcke de eene naer het
noorden ( en aen ons de naefte ) geheeten wordt
Twpicus Cancri, de ander naer \'t zuyden Tropims Ca--
pricornij
om dat die door\'t omloopen des Hemels,
door de punden des Zodiaecks , meeft van den
Equator afgeweken (teweten, door debeginfe-
len van Cahcer en Capricornus) belchreven wor-
den. De Son , gaende langs de Zodiaeck, treet
nimmermeer buyten dele circkelen; want ko-
mende aen een van beyde, keert fich te rugge
weder naer den Equator.

De Tropicus Cancri, die men oock noemt de So- Tropicm
mer-circkel , is van alle circkelen die de Son
door fijn dagelijckfche omloopen , befchrijft,
de noordelijcKfte j de Son, aen de felve komende,
maeckt aen ons , en die in\'t noorder-deel des
Aerdtrijcks woonen, dan de langfte dagh en de
kortfte nacht.

De Tropicus Capricorni, die oock de inlQx-cxxc- Tropkm
kei genoemt wordt, is van alle, die de Son in het
omloopen befchrijft, de zuydelijckfte , en daer \' ,
aenkomende
, maeckt aen ons de kortfte dagh en
langfte nacht.

De twee Polare fijn, die de polen naeft,en bey-
de in gelijcke diftantie daer van verfcheyden
ftaen, te weten 23 graden, 31 minuten. De eene,
om de noorder-pool die wy altijdt fien , wordt,
na de Polus Ardicus ,
é^n Circkel Ardicus de ^in-.^\'J\'^

1 ^TvtlCHSé

der

-ocr page 21-

!

Cirmhii
^ntarÜi^

Ditkanverllaenwor-
den uyt de figuer
hier nevens , aldus :
IH is de Tropicus
Cancri , raeckende
de Zodiaeck G H ,
daer die op het meeft
is gebogen van de
Aquinoéliael C E
aenH. G K de Tro-
picus Capricorni ,
raeckende de Zodi-
aeck , daer die meeft van den Equator naer het
zuydenwijckt, aen G. LM de CirculusArdi-
cus om de Noorder-pool A, en N O de Circu-
lus Antardicus om de Zuyder polus B.

V. HOOFTSTVCK.

Van de Zonen, en njerfcheyde namen van die
op Aerdtrijck woonen,

Elijck de hemel, door de vier kleyne circ-
kelen,
Tropicus Cancri, Tropicus Capricorni,
Circulus ArBicus,
en Circulus AntarBicus, ge-
deelt wordt in vijf deelen : alfbo hebbenfe de
Aerdtkloot , door gelijcke circkelen daer op
( onder die in den hemel befchreven,) in vijf
deeien , die fy
Zona (dat is , riemen ofte ban-
den) noemen, afgedeelt. D\'eerfte , tuflchen
de twee
Tropicos, hebbende de Middellijn in het
midden ; de tweede , tulfchen de
Tropicus Cancri
en de Circulus Arcticus; de derde , tulfchen de Tro-
picus Capricorni
en de Circulus AntarBicus de vierde ,
befloten binnen de
Circulus AïBicus om het noor-
den j de vijfde en laetfte , binnen de
Circulus An-
tarBicus
om het zuyden. Drie daer van hebben-
fe onbewoonlijck genoemt; d\'eene tuffchen de
twee
Tropicos , om dat de Son aldaer (gaende
recht over \'t hooft der gener die daer fouden
mogen woonen) fijne radien recht nederwer-
pende, een ondragelijcke hitte, foo fy meen-
ZomToï- den , moeft veroorlaecken, en die daerom Zo-

rida-

Zandt ïn-

na Torrida, dorre ofte verfengde Zona genaemt.
De twee, om het noorden en zuyden , noem-
denfe
Zon^s Frigide, koude Zon^e, om dat aldaer
(de Son fijn radien niet tegen, maer langs de
aerde fendende, en overfulcks de warmte niet
konnende mede-deelen ) de koude geduurigh
blijft. De ander twee, foo tulfchen de
Tropicus
Cancri
en Circulus ArBicus, als tulTchen de Tropicus
Zon^ Tem- Capricorni
en Circulus AntarBicus, hebbenfe Temperate,
getemperde, genoemt,en alleen bewoonbaer ge-
acht. Dan de ervaring heeft, door de verre zey-
lagien der Spanjaerden, Portugefen , en andere ,
betoont , dat niet alleen de
Zona Torrida met
groote menighte en verfcheyden volcken be-
woont is j oock overvloet van menigerley die-
ren en fchoone vruchten voortbrengt maer dat

oock de koude Zon^ in vele plaetfen bewoont
worden.

De Inwoonders van de Zonls hebbenfe , nae de
verfcheyde fchaduwen ,\' die fy op d\'aerde maec-
ken , gedeelt in
Perijcios, Heterojcios, en AmpH-
fdos.

Die in beyde de koude Zon^c woonen Perifdi Ferjfdi.
Rondom-fchaduwige genoemt , om dat hare
fchaduwen in 24 uuren in\'t ronde drayen , wan-
neer de Son door fijn dagelijckfche loop , boven
haer horizon , fonder ondergaen omgevoert
wordt.

Die in de getemperde Zon£ woonen, hebben
fy genoemt Heterofcii Eenzy-fchaduwige^ om dat Hetcrofdi,
haer fchaduwen des middaeghs altijdt vallen
over een zijde , naer een van des weereldts po-
len j die in de noorderfche tuiïchen den
Tropi-
cum Cancri
en den Circulim ArBicum naer \'t noor-
den j die in de zuyderlche tulTchen den
Tropicum
Capricorni
en den Circulum AntarBicum nacx \'t zuy-
den.

Die in de verlengde Zona , tuffchen beyde de
Tropicos woonen , nebbenfe genoemt Amphijcii ^ri^T^\'f^-
Tweezy-fchaduwige , om dat haer fchaduwen
des middaeghs , op verfcheyde tijden des jaers ,
vallen over twee zijden , foo naer\'t noorden als
naer\'t zuyden , door dien de Son over wederzij-
den van haer Zenith fijn giing heeft : wanneer
hy gaet in de noordelij cke teeckens , vallen die
naer \'t zuyden 5 in de zuydelijcke teeckens, naer
\'t noorden.

Nae de gelegenheydt van woonplaetfen te-
gen malkanderen , hebbenfe die noch onder-
fcheyden met de namen
Pefmci, Antceci, en An^
tipodes,

Peri(Bci, die in een felfde paralleel, tegen over ^^riaci,
malkanderen , onder eenen felven meridiaen
woonen.

Ant(Jeci, die onder een felve halve meridiaen,
d
\'een naer \'t zuyden, d\'ander naer \'t noorden ,
even verre van de middellijn woonen.

Antipodes, die recht tegen ons over op d\'ander
zijde des Aerdtkloots woonen, en met hun voe-
ten tegen onfè aen gaen.

Met onfePef/tedhebben wy gemeen, de fai-
foenen des jaers, als Winter, Somer, &c. de ge-
tempertheydt des lochts, aenwaflïng en afne-
ming van der dagen en nachten langte, en be-
woonen een felve
Zona, Dit hebben wy met haer
verfcheyden; onfe middagh is haermidnacht,
en haer middagh onfe midnacht.

Met onfe Ant(eci hebben wy gemeen, middagh
en midnacht, en met haer verlcheyden de faifoe-
nen des jaers : onfe Somer is haer Winter, onfe
langfte dagen fijn haer kortfte, en bewoonen bey-
de getemperde, maer verfcheyden,

Met onfe Antipodes hebben wy alle dingen ver-
keert , de Jfaifoenen des jaers , dagen en nach-
ten ; als de Son ons den Somer en langfte dagen
geeft, hebben fy den Winter en langfte nachten :
wy hebben met haer een horizon , maer contra-
rie j als de Son, Maen, en Sterren, byonsop-,
gaen, gaenfe by haer on^er,

BESCHRYVING DER WEERELDT.

der daer tegen over, om de Zuyder Polus , die
geduurigli voor ons verborgen is , de
Circkel

Antarciicus geheeten.

V I.

* * *

-ocr page 22-

J N L E Y D I N G TOT D E

VI. HOOFTSTVCK.

Van de Climata en ParaHelen.

E Aertkloot wort oock by den Ouden op een ander wijfe
afgedeelt, te weten , na de veranderingen der grootfte da-
gen. Want die onder den Equator woonen, hebben dagh
en nacht geduurigh even lang, te weten 12 uren: maer hoe eenigh
lantfchap meer van de middellijn leyt, naer eene van bey de polen
afgeweken , hoe de langfte dagen en de nachten grooter zijn. De
oude Aertrijcks-befchrij vers hebben dan , nae fulcke verfcheyden
vergrooting der langfte dagen,het Aertrijck afgedeelt in
Climata tn
PdraÜekn. Clima
noemen fy, een ftroock op Aertrijck , begrepen
tuftchen twee circkelen,evenwydigh met de middellijn, van welcke
de langfte dagen van d\'een tot d\'ander een half uure verfcheelen.
Paralie \'eny in welck de langfte dagen van malkander verfcheelen het
vierendeel van een uure , foo dat
Clima twtc Parallelen in lich be-
grijpt.

Over elcke ftjde van de Middellijn tellenlè feven Climata^ en noe-
men ieder nae een voorneme ftadt, eylant, rivier , ofte bergh , -
door welck de
Paralleel gaet, die het midden der Clima befchrijft.
Het eerfte noordwaert van de middellijn, ftreckt door M^w een
eylant in i£thiopien het tweede door
Syene, een ftadt in Egypten;
het derde door
Alexandria , de hooftftadt van Egypten; het vierde
door het eylant
Rhodes j het vijfde door Roma het fefte door den
BoryflheneSj een rivier in Sarmatia 5 het fevende door de Bergen Riphei
in Sarmatia.

Die even foo verre over d\'ander fijde van de Middellijn naer het
zuyden fijn gelegen, noemenfe met de felve namen , alleen het
woordeken
tegen daer voor geftelt, als tegen Meroë , tegen Syene , tegen
Jlexandrie
, en foo voort. Eenige hebben tot die jfèven noch twee
bygevoeght, andere vijf. Sommige nieuwe hebben die vermeert
tot drie-en-twintigh, gelijck in de volgende tafel te fien is. Eeni-
ge houden foodanige deeling voor onbequaem : ten eerften, om
de groote ongelijck^heyt 3 want het eerfte over de 127 mijlen breet
is, het negende omtrent 34, en het drie-en-twintighfte ortlaetfte ,
kan niet een mijl uyt maken : ten tweeden , datfe fonder eenige
nuttigheyt fijn, en geen gebruyck hebben; want men alfoo ge-
reet de lengde der dagen kan onderfoecken, als het getal van het
ClifJ^a,

Men kan met meerder gefchicktheyt (als men doch by Climata
eenige afdeeling wil doen) ieder helft des Aertkloots over weder-
fijden van de middellijn in negen C/zVw^f^ van eenparige breete, van
tien tot tien graden, afdeelen, aldus : Het eerfte naer \'t noorden
Ibude beginnen aen de middellijn, en eynden op de breette van
tien graden, dat men het
Moorfche moght noemen, om dat Moren-
lant daer in gelegen is. Het tweede fou eynden aen de twintighfte
graed der breette , en
\\\\tt Arahifche mogen genoemt worden, om
dat een goet deel van\'t geluckigh Arabien daer in leyt. Het derde
tot aen de dertighfte graed , het
jEgyptifche. Het vierde, tot aen de
veertighfte graed der breette , het
Syrifche, Het vijfde , tot aen de
vijftignfte graed , het
Italiaenfche ofte Franfche. Het fefte , tot aen de
feftighfte graed, het
Dttytfche ofte Engelfche. Het fevende, tot aen de
feventighfte graed der
breetteyhttS-^ï^eedfche. Het achtfte,tot aen de
tachtighfte graed,
het Noorder-be-yjde. Het negende, tot aen het
noorden onder den Pool, het
Noordjche ofte l^oorderpooljche, van welc-
ke de feven bequaem fijn om te bewoonen.
Parallekn o^ geXi^oke
wijfe in dobbel getal van vijf tot vijf graden.

Over d\'ander fijde naer\'t zuyden ibude men gelijcke afdeelinge
doen aldus : Het eerfte foude beginnen oock aen de middellijn ,
en eynden op de breette van tien graden ,
dat men het Brajïjlfe
mocht noemen, om dat men, varende over gene fijde de linie, Bra-
fl
eerft ontmoetten een deel daer van in fulck Clima is gelegen. He|

de

CUwa.

Taralle\'en.

Noorder
CimAtA,

Zttjder

CiimatA.

jindere

deeltng i»
CtiWAta.

ISfaer het
noorden.

Jsf-er het
xu)den.

TAFEL

van

Climata, Tarallelen.en leng-
de der langfle dagen.

Langfte
dagen.

Vren.Miii.

Cli-

nia-
ta.

Pa-

ral-
le-
len.

0

1

2

J

4

d
7

12. O

12. 15\'

12. 30
12. 4J

»3-

O

13. 30

14. O
14. ly

14. 30
14.
4j:

10

11

12

14

11

16

17

li

20

21

41. 22
43. 32

O

i^ if

ly. 30

ILü

16, O
16. if

16. 30

17. O
17. ly

4f. 29

47. 20

49. 1

33

y2. 5:8
17

S4- 2.9

34

10

2.

II

37

y7. 34

y8. 26
fp, 14

I. 40

12

24
2;

Breedte.

Gr. Mi.
O. O

4. 18

8. 34

43

43

20. 33

23.
27.

10

30. 47
33- 4y
3 <5. 20
39- 2

Spatie
tuflchen
de Clim.
Gr. Mi.

4-

18

8.

7-

yo

7.

3

6.

9

f-

17

4- 30

3. 48

3\' \'3

2. 44

2. 17

22 17\' 30

17-

18. O
18. I J

18. 30
18.

26

26

n

28

30
^

33

34

li
30

E

35


40

11
42

ü
44

4?

99- yp

60. 40

13

61. 18

^LJJ

62. 25-

03.22
03. 46

i.

13

lp. O

ip. 15-

I.

16

17

O. J2

19. 30
19- 4J

20. O

20. IJ

64. 6
<54. 30

O. 44

3<5

64. 49
6

O.

O. 29

21
39

ip

20. 30

21. O

21. 15-

21. 30

22. O
22. ly

47
97

O. 22

20

66. 6

66, 14

O. 17

21

22. 30

22. 45-

66. 20
66. 2y

O. II

22

66. 28
66. 30

46

II

48

23. O

^tliSI

23. 30
23. 4J

23

24

66, 31

O.

67 ïf

6p 30

73 20

78 20
84
90

24.

Menfes.

t

2

3

4

5

6

twee-

-ocr page 23-

BESCHRYVING DER WEERELT,

tweede , aen de twintighfte graed, het Perufche, ExempeL

om dat het befonderfle deel van Peru daer in Sy in de nevenftaen-
leyt. Het derde, tot aen de dertighfte graed, het de figuer A de noor-
Peraguayfche, Het vierde , tot aen de veertighfte der,B de zuyder pool
graed,liet
Chilifche. Het vijfde,tot aen de vijftigh- des Aertkloots,CDE
ile graed , het
iVUde, om dat die ftreeck van Ame- de middellijn, A D B
rica met wilde menfchen bewoont is. Het fefte, de halve meridiaen
tot aen defeftighfte graed , het
Magellaenjche. Het gaende uyt de bey-
levende , tot aen de ièventighfte graed , het
Onbe- de Polen over de Pi-
kende. Het achtfte , tot aen de tachtentighfte co van Tenerife , als
graed,het Het negende,tot aen de \'t begin der lengde.

Pool, het Zuyderpoolfche. F de Caep S.Vincent

De gelegenheyt van ieder plaets wort, op foo in Spanjen , en daer over getrocken de halve me-
een manier, lichtelijck bekent uyt de graden der ridiaen AFB ; De graden des middellijns tufichen
breette, aldus : Roma, Venetien, en Parijs, leg- D G wijfen de lengde van de Caep S. Vincent
gende tufTchen de 40 en 50 graden breette, leg- 2 3 graden 40 minuten , en de boge G F , het deel
gen in\'t vijfde ; Amfterdam en Londen,tuf-. des meridiaens tulTchen de linie en de voorfz.
ichen de 50 en óo graden der breette, leggen in Caep, toont de noordelijcke breette
37 graden\'
\'t fefte ; Goa in India in het tweede 5 Zeylan en om dat de voorfchreven Caep foo veel is gelegen
Guinea in\'t eerfte, en foo voort. van de middellijn naer \'t noorden. Noch.Zy H de

zuydeh jckfte punt van Africa , en daer over aeto-
gen de Meridiaen AI B,het deel des Equinodiaels
Dl is de lengde, en IH de zuydelijcke breette
35 graden.

Om de lengde en de breette in de navolgende
Lantkaerten te verftaen , ftaet alleen dit aen te
mercken; dat het cyfer-getal ftaende langs de
Elijck alle circkelen,alfoo oock de omloo- fijden der Kaerten, ftreckende ooft en weft, wijft
pen , foo des Hemels als des Aerdrijcks , de lengde,- en \'t getal langs de fijden die geftreckt
worden verdeelt in 360 graden , ieder ftaen zuyden en noorden , toont de breette der
graed in feftigh minuten , welcke op Aertrijck plaetfen daer in begrepen,
over-een-komen met 1000 Romeynfche paften,

ofte een Italiaenlche mijl; vier fulcke mijlen,
maecken een gemeene Duytfchêmijl j een graed
dan begrijpt vijftien Duytlche mijlen, die met de
graden des omloops gemultipHceert, brengen
uyt J400 Duytfche mijlen , voor de geheele cir-
cumferentie des Aertkloots : daer uyt wort voort
gevonden, dat de geheele dickte des Aertkloots
mijlen, ditintween gedeelt, wijftdat

VIII. HOOFTSTVCK.

Van de (jeiveßen en Winden,

IS I

E Landen worden oock dickwils belchre-
ven na de Winden ofte Geweften der wee-
relt,-
gelijck als men fcyt, Spanjen hee^t

n -TT- I\'.t\' .Tr^*- ^ .

8 mijlen.

Om de Landen , Eylanden, en Zeen, na rech-
te proportie op een ronde kloot, ofte oock in een
platte tafel op behoorlijcke maet af te beelden,
deelen de Aertrijcksbefchrijvers die af nae leng-

van ons tot het middelpunt des Aertkloots fijn aen \'t ooften Vranckrijck, en de Pyreneifche ge

berghten, en aen \'t weften de groote wefterfche
Zee j desgelijcks, Duytslant wort aen \'t weften
gefloten met den Rhijn , aen het noorden ftoot
het aen de Ooftzee, en diergelijcke. Befonder is
fuick een maniere van doen in\'gropt gebruyck

1 1 r-» 1 V. ■. -

de en breette. De lengde van eenige plaets is,een by de Zeevaerders ; want voor aïle dingen moe-
deel der middellijn, begrepen tulTchen twee hal- ten fy weten, op wat ftreken de landen, die ly be-
ve meridianen , getrocken van de eene polus tot zeylen willen, van haer gelegen fijn, naer wat ge-
den anderen ; waer van de eene,als het begin der weft des Hemels fy haer fchepen moeten ftieren,
lengde , gaet over de
Pko de Teyde, een hooge Ipit- en welcke winden haer mogen dienen om van
fe bergh op TenerifFe , eene der Canarifche ey- d\'eene plaets naer d\'ander te feylen.De oude Cofi.
landen , de andere over de plaets felve j die wort mographi hebben den Horizon, ofte circkel der
getelt van weften naer ooften tot weder aen de Zee, in twaelf maer de nieuwe , en de Zeevaer^
voorfz. halve meridiaen tot 3<5o graden. De ders, om met meerder volkomenheyt haer reyfen
breette is het deel van fulck een halve circkel, be- feeckerder uyt te voeren, die in 31 winden ofte
grepen tulTchen den middellijn en de plaets. Die ftreecken verdeelt, waer van alleen de vier voor-
telt men van de middellijn af tweederley • d\'eene naemfte (die men noemt de vier hoecken der

over d\'een fijde daer van naer\'t noorden tot aen weerelt, dat is, na den op en ondergang, de mid-

de pool 90 graden, die wort genoemt noordelijc- dagh en midnacht, als ooft en weft , zuyden en

ke breette d\'ander over d\'ander fijde tot aen de noorden) met die van de ouden over een komen;

zuyder pool oock 90 graden , die wort geheeten elck vierdedeel deelenfe in plaets van drie , nu in
zuydelijcke breette. Dit fal beter verftaen wor- acht deelen, even verre van den anderen, en noe-

den met diisdanigh een mcnfe met gemengde namen, t\'famen gefet uyt

de voornaemfte daerfe tulTchen ftaen, gelijck uyt
Jiec tafelken hier naevolgende, en het Zee-com-

pas

VII. HOOFTSTVCK.

Ve grootte des Aerdkloots, en der landen afdee^
ling nae de lengde en breette.

-ocr page 24-

mm

nppir^

?

IX. HOOFTSTVCK.

Fkn verjcheyde maten des oAerdtrijcks,

E Romeynen hebben eertijdts de diftan-
tien tuffchen plaetfen afgemeten by duy-
fent paffen , dat fy noemden
milliare, van
het woort m///^ duyfènt j elck fulcke looo paffen
teeckendenfè af in verfcheyde plaetfen nevens
de wegen met fteenen ofte merckpalen, daer van
de fteenen felfs oock
milliaria genoemt worden ,
als tot aen de tiende fleen, dat was , tot aen de
tiende
millepajfus. Vier fulcke duyfent paffen of-
te
milliaria maecken een Duytfche mijl, fülcks dat
een graed op Aertrijck inhoud
6o Romeynfche
duyfent paffen , ofte
mille pajjus, en i j gemeene
Duytfche mijlen. De Griecken hebben hare di-
ftantien afgedeelt door
Stadiën y een Stadie is 12^
paffen, en overfulcks de acht ftadien maken een
Romeyns
milliare oft duyfent paffen, de 31 fladien
een gemeene Duytfche mijl. De Perfianen heb-
ben, om haer diftantien te meten, hare
Parafanges
gehadt, waer van yder inhiel 30 fladien; die van
^Egypten hare
Shanos, maer onder haer van ver-
fcheyde lengden, eenige fchreven die toe 60, an-

I N

gas dat daer nevens gedruckt is , met de aenwij-
lende cijferletteren klaerlijck is te befpeuren.

- ia

; V

D I N G &c.

dere 40, en fommige niet meer als 20 fladien.
Hedensdaeghs is het woort
mijl in gemeen ge-
bruyck byna door gantfch Europa , byfonder by
de Duytfchen, Denen, Noorwegers, Sweden,En-
gelfchen. Schotten, die
meHe en mik, en by de Po-
len , Bohemers, en andere die de Slavoenfche ta-
le gebruycken , en
mila, mïle, feggen. De Span-
jaerden en Fran9oyfen meten haer diflantien af
by
leugas ofte leucas, die de gene leguas en defelieucs
noemen. De Ruffen ofte Mofcoviters maecken
haer afdeelingen door fpatien,die fy in haer lants-
tael
Voïefl oft Woreß heeten. Dan alle dele ver-
fcheydenheyt van maten, en haer vergelijcking
tegen malkanderen, fal allerbefl verftaen wor-
den uyt dusdanigh een tafelken:

Dit flaet te merc-
ken, dat by geene na-
tien onder haer felve
over al een felve en
Telijcke maet ge-
Druyckt wordt want
de Duytfchen , uyt
oorfaek van verfchey-
den lantfchappen, hebben oft groote, oft kleyne,
ofte gemeene mijlen, der wekker 15 een graed
op Aertrijck maken. DesgeÜjcks der Spanjaer-
den en Fran^oyfen
legum en lieuës fijn oock onge-
lijck op verfcheyde plaetfen j alfoo op gelijcke
wijfe met de mijlen van andere volckeren.

IJ

Duytfthe

I7r

Spaenfche

10

Franfche

JO

Schotfche )

do

Engelfche

60

Italiaenjche

80

Rujfche

mylen
\'ken een graed
op Aertrijck\'

ma-

T A F E L

Aen*wijfinde de namen der 31 winden.

»- i -1\'
" .f \'
i \'
Sä :

I OOST

i OofttmzMyden

5 Ooftzuydoojl

4 Zuydoofi ten oojlen

y ZVYDOOST

Zuy dooft ten zuy de ft

Zuydzuydooft

Zuyden ten ooflen

9ZVYDEN

10 Zuyden ten weflen

11 Zuydzuydwejt

II Zuydweft ten zuyden

13 ZVYDWEST

14 Zuydweft ten mftsn
j$ Wefizuydmfl

lê Weft ten zuyden

! i •

i

^ .1

i

17 WEST

18 Weft ten noorden

19 Weftnoordweft

20 Noordweft ten mftesi

21 NOORDWEST
2 2,
 Noor dm ft ten noorden

23 Noordnoor dm ft

24 Noorden ten weften

25 NOORDEN
x6 Nmrdtn ten ooften
27 Noordnoordooft

z8 Noor dooft ten noorden

19 noordoost

50 N&ordooft ten ooften

51 Oo(inoor dooft

53 Ooft ten morden.

:f

\'t\\

1.1

!

/ \'
t i

■ \' \'I

i:

-ocr page 25-

EERSTE STVCK

der

C

eschryving,

WELCK VERVAT

«V -X, f

de landen

ONDER

E NOOR

POOL,

E N

E NOORDERDEELEN

VAN

1.

EUR

^ . !

L^ytgegeven
t\' A M S T E R

A M,

I L

By JOAN B L A E V.

D C L X I

-ocr page 26-
-ocr page 27-

y p

o

VAN

I T

OETWILLIGE LESER,

Hier hebt ghy, \'t gene de naeftvoorgaende tijtel
belooft 5 het eerfte deel der Aerdklootsbefchrij«
vingjdat is die van de landen op \'t Aerdrijck,welck
weder in vijf deelen is afgedeelt, namelijck , in Ar-
dica ofte Landen onder den Noordpool, Europa,
Afia, Africa, en America. Defe deeling der landen des Aerdrijcks
fullen wy foo lange gebruycken, tot dat er foo vele nieuwe ontdeckt
fijn, datfe den naem van een fefte deel verdienen. De gemelde vijf
deelen worden (om de groote menighte der Kaerten en Befchrij-
vingen van Europa, \'t welck meeft en beft bekent is,) in negen ftuc-
ken afgefondert, waer van het eerfte vertoont \'t gemelde Ar6tica, oft
onder de Noordpool gelegene landen , nevens de Noorderdeelen
van Europa, als de Rijcken Noorwegen , Denemarcken met Sles-
wijck, Sweden, Ruffien, en Polen : het tweede ftuck begrijpt Duyts-
landt met Switferlandt, en andere aengrenfende Landtfchappen , als
Hungaryen, Sevenbergen, en de vordere geweften tegen\'t Ooften
ontrent den Donauw geplaetft : het derde vervat beyde de Neder-
landen, te weten, het Konincklijcke, en \'t Vereenighde : het vierde,
t Koninckrijck Engelandt: het vijfde , de Rijcken Schotlandt en
Yrlandt: het fefte , Vranckrijck : het fevende, Italien en Griecken :
het achtfte, Spanje, met Africa en America, om dat die Monarch foo
veel in \'t eerfte, en byna alle \'t gene ons bekent is in het tweede van
defe deelen des Aertrijcks befit: het negende en laetfte is Afia met
Sina. Dit hebben wy dus willen vertoonen, op dat men in \'t kort, en
als met het opflaen der oogen , dit geheele werck, gelijck wy \'t nu in
onfe tael uytgeven, foude können befchouwen. Laet het u welge-
vallen , blijf defe kunften en onfen arbeydt gunftigh, en Vaert wel.

D\'AERD-

-ocr page 28-

"^ftuck.

::at!\' \'r

Eerfte

Noorwegen.

Denemarcken.

Sweden.

Ruffien.

Polen.

Duytslandt met Swit-^

ierlandt, en andere ^^^^^^^

aengrenfende Lan- \'

den.

\'t Konincklijck Ne-]

derlandt, en ^ Derde
\'t Vereenighde. J

het I. is een
AERDRYCKS-
BESCHRY-
VING, dat is,
der Landen op
den Aerdtkloot,
welcke wy dee-
len in

Engelandt.

Schotlandt,
en Yrlandt.

Vranckrijck.

Vierde

1

I Vijfde
Sefte

Italien met Griecken. Sevende

1

Spanje.

it a

AFRICA.

>Achtfte

AMERICA.

\' f

!

\\

r\'

[A S I A, \'t welck Sina behelft. Negende

!- ■

>

t

het II. de

ZEEBESCHRYVING , dat is, der zeen en
kuften op d\'Aerdkloot, wekkers afdeeling wy op hare
plaets füllen vertoonen.

, I

f V

! i

n
Ï i

-ocr page 29-

D ES GEHEELEN

A E R D T R Y C K S

BESCHRYVING.

O D T de Eeuwige en
Almachtige , hebben-
de in den beginne, door
fijne wijsheyt , de ge-
heele weereldt uyt niet
gefchapen , heeft de
Aerde met de Zee in
een geheel ronde kloot
alfoo t\'famen gevoegt,
dat alle iVaerheydt der
felve, van allefijden, ruft op haermiddelpunt,
fulcks dat die, met de lucht omvangen, in \'t mid-
den des hemels, als fonder eenigh gewicht, los,
fbnder eenigh fteunfel hangt en drijft. De Aerde
heeft hy boven de wateren verheven , op dat die
den menfchen en aerdtfche dieren fbude dienen
tot een wooning en als een moeder want fy ont-
fangt ons als wy geboren worden, draeght en ge-
neert ons dewijl wy leven, en ftervende ontfangt
ly ons weder in haren fchoot, en behoudt onfè
lichamen tot op den jongften dagh, in welcke ly
t\'famen met de zielen in den hemel fïillen wor-
den genomen , indien fy anders haren Schepper
en Verlolïer na behooren erkent hebben. Dat
de Aerde befonderlijck als een vriendelijcke
moeder is tegen den menfchen, blijcktbyalle
wegen: Sy en toont tegen haer geen toorn noch
eenige wreetheydt, gelijck de andere elementen
want het water giet dickwils tegen ons uyt groo-
te flagh-regens, ftraffe hagelbuyen, en fomtijdts
geweldige onftuymige vloeden , die niemant we-^
derftaen kan. De Locht verandert fich menigh-
mael in dicke woleken , daer fchrickelijcke en
fchadelijcke donder en blixem uyt voortkomt.
Geene fulcke dingen en doet de Aerde, maer
dient allen en eenen iegelijcken goedighlijck en
mildelijck. Wat brengt fy niet voort ? wat druckt
jfy niet göedtwillighlijck uyt haer, tot des men-
fchen nut en vermaeck ? Allerhande welriccken-
de dingen, welfmaeckende fpijfen, ontallijcke
goede lieflijcke fappen en vettigheden, meniger-
leye fchoone verwen, en waer haer iet wat wordt
toevertrouwt, geeft fy met grooten woecker we-
derom. Wie magh haren rijckdom en miltheydt
uytfpreken , en wie kan haer vruchtbaerheydt
begrijpen ofte nadencken, befonder foo men
daer op acht, hoe veel en menigerley metalen,
fulcke menighte van eeuwen, foo voor als nae
Chriftigeboorte, daer uyt getogen fijn, en noch
heden ten dage, fonder ophouden, daer uyt ge-
trocken worden? hoe die tot in haer binnenfte
vol menfchen krielt, die het goudt, filver, en an-
dere metalen met foo grooten ernft geftadigh
najagen ; hoe veel gout, filver, tin enyfèr is uyt
de Aerde getogen geworden, die wederom afge-
bruyckt, ofte in \'t vuur te niet geworden, en
gantfch verloren fijn? hoe veel is\'er te gronde

gegaen met de verftoorde en verdeftrueerde (le-
den ? hoe veel heeft de zee met fcheepbreecken
verflonden ? hoe veel is door der menfchen gie-
righeyt in de aerde begraven en daer bedorven ?
hoe veel wordt door de hoovaerdige en prachti-
ge menfchen onnuttelijck verdaen ? Sy geeft niet
alleen uyt metalen, maer oock menigerley kofle-
lij cke fteenen van diverfche coleuren, die men ia
haer diepte vindt, verfcheydene heylfaeme foo
warme als koude wateren, diens quellen nimmer-
meer van loopen ophouden : oock menigerley
edel gefteente,Sout,Berghlafuer, Calmey, Aluyn,
Salpeter , Spiesglas, en ontallijcke meerandere
dmgen, die fy voortbrengt, en in haren buyck
laet vinden.Wat een wonderlijcke kracht fleeckt
daer in, die jaerlijcks foo grooten menighte ko-
ren, wijn, olie, andere vruchten , enkruyden
voortbrengt, daer van alle dieren en menfchen
leven ! Voorwaer, dat is die onuytfpreeckelijcke
goetheyt en fegen des levendigen Gods, die foo
mildelijck fijn handt open doet, en alle creatu-
ren foo overvloedelijck haer voedfel geeft. De
Zee, in de diepte, van de Aerde gefcheyden, en ^eelwi1
de felve met hare kromtenalomme bevangende,
onderfcheyt en deelt die af in drie befondere
groote deelen, waer van het eerfte is de Oude
weereltjdaer wy in woonen; de tweede de Nieuwe
Nietme ,
weerelt ofte Americaj en het derde de Onbeken- Onbekende,
de weerelt ofte Magellanica, dat is, het deel naer
^t zuyden dat noch niet bekent is , daer men als
het vierde fbude mogen toe voegen Arética ofte
het noorder-deel, gelegen buyten de andere dee-
len , onder de noorder Pool. Welcke deelen des
Aertrijcks, ofte pundjen , als het fommige niet
oneygentlijck noemen, ten aenfien van de wee-
relt , onfer aller woonplaets is, en de eenige ftof
van alle onfe ydele glorie. Hier is het dat wy foe-
ken door allerley wegen tot ampten en ftaten te
fleygeren , geldt en goet by een te fchrapen en
vergaderen,gebiet over anderen te hebben. Hier
is het dat het menfchelijckgeflacht fiilcke fchric-
kelijcke beroerten en bloedige oorlogen maeckt,
oock burgerlijcke ofte verweckt ofte ftijft, en
met onderlinge moorden en dootflagen elck
voor fich de weerelt ruymerfoeckt te maecken.
En op dat ick voorby-gae de gemeene rafèrnyen
en dolligheden der volckerenj dit is de plaets ,
in welcke wy onfe nabuuren foecken te verdrij-
ven , verjagen, en dieflijck een kluyt aerde onfên
landen aen, en onfes naeftens af te graven. En
waerom doch ? op dat hy, die het meefle landt
befit, en fijn gebuuren verdreven heeft, met foo
een het hoe-weynighft deeltjen des Aerdtrijcks
fich mach verblijden en vrolijck maken ? oft, als
hyfe al tot de uyterfte maet van fijn gierigheydt
heeft uytgebreydt, doodt fijnde, fich daer mede
beter fal konnen bedecken ?

A Dc

-ocr page 30- -ocr page 31-

GEHE ELEN

DES

:ijde

deelen afgedeelt, wekkers namen fijn Europa,
Afia, en Africa j welcke deelinge gelooft wordt
van\'t getal der drie fönen Noachs voortgeko-
men te fijn, en dat Afia aen Schem, Africa aen
Cham,en Europa aen laphet toegevallen is; hoe-
wel de eerfte limiten der felve, uyt de verfchey-
denheyt der Rijcken die daer uyt ontftaen fijn ,
ofte na het goetvinden der Lantbefchrijvers ver-
andert, fomtijds vermeerdert, fomtijds vermin-
dert fijn geworden alfoo dat de deelen van
Cham en laphet den nakomelingen van Schem
toegekomen fijn. Eenige hebben de oude wee-
relt alleen in tween gedeelt, in Afia en Europa,
rekenende Africa aen Europa, als een deel van
Spanjen , daer het wel eertij ts aen vaft foude fijn
geweeft maer naderhant,by de bergen Calpe en
Abyla door de Straet van Gibraltar met gewelt
deurgebroken , afgefcheurt. Andere hebben die
gedeelt in vieren, te weten in Europa, Afia, Egy-
pten, en Africa. Sommige, diefe deelen in Euro-
pa, Afia,en Africa,hebben de Nijl tot een fcheyd-
lel tuffchen Afia en Africa geftelt, en alfoo Egy-
pten Afia toegelchreven j maer de nieuwe, en
\'t welck by ieder heden ten dage gevolght wort,
ftellen de Arabikhe Zee tot een pael tuffchen
Afia en Africa.

America, dat eensdeels om fijne grootheyt
en wijtftreckentheyt, andersdeels om dat het on-
langs aen die van Europa eerft is bekent gewor-
den , de
JSIiew^pe Wemlt geheeten wordt, begrijpt
alle de landen die weftwaert van Europa en Afri-
ca over de groote zee gelegen fijn. Hier van, als
van de voorlchreven deelen, fiallen wy in elcke
befchrijving daer van befonder breeder hande-
len.

Magellanica, ofte het zuyder-deeldes
ÖKheke»de Aerdrijcks tot noch toe onbekent,heeft die naem
tveercit. daer van gekregen, dat men lang gemeent heeft,
dat het lant bezuyden de Strate van Magellanes ,
van F. Magellano eerft ontdeckt, en nae hem foo
genoemt, aen \'t groote zuyder onbekende deel
der Aerde vaft was, \'t welck naderhant, met het
vinden der Strate van Le Maire, bevonden is
eenige eylanden aen\'t zuyd-eynde van America
te fijn. Het wort oock genoemt het Zuyder-lant,
om dat het van ons naer \'t zuyden en om den zuy-
der polus is gelegen : oock het Onbekende lant,
om dat niemant van de Europeers verre daer in
gereyft is, maer alleen tot weynigh plaetfen aen
de kuften befocht, als aen Nova Guinea, \'t landt
van Eendracht by deHollanders ontdeckt,en daer
omtrent. Eenige noemen \'t Antaräkay om dat
het is gelegen recht tegen over het noorder-deel,
dat begrijpt alle de landen, die niet alleen onder
de koude Zona om de zuyder polus leggen, maer
\' die fich wijdt en breet onder de zuyderfche ge-
temperde mogen uytftrecken, oock eenige on-
der de heete ofte verfengde aen fommige plaet-
fen tot byna aen de middellijn, en mogelijckin
groote , Europa, en Africa te famen genomen,
veiTe overtreffen. Het is fonder twijffel daer voor
te houden, dat vele treffelijcke en vruchtbare
landen aldaer gelegen fijn, niet alleen om het ge-
tuygenis van Pedro Ferdinando de Quir Span-
jaert, die daer van een groot deel fèy t befeylt en

Oademe^ Dc oude wecrclt is van alle oude tijden in drie

reit tn arte

Ateen»

Jn tivee
deelen.

f

i : i

Ik vier dee-
len.

!

_ :t
■! ■ i;
H -r

r^j i

i

!

Nieuive
weereit.

\'1

U i

, ; : ■ i

\'t

gefien te hebben j maer dat fulcks licht is te oor-^
deelen uyt hare gelegenheyt, als vele daer van
leggende onder een foet chmaet en toegeneygh-
den hemel.

Tot het noorder-deel ArBica mogen gerekent jrUka.
worden , i het onbekende onder de Noorder-
pool , 2 Groenlant, 3 Spitsbergh ofte Nieulant,
4Yflandt, dat nu is onder de Koning van Dene-
marcken en Norwegen, j Nova Zembla met de
noorderfche bevrofen yszee , en de twee Straten
geheeten Waygats en van Davis, door de welcke
tot noch toe vergeefs de Hollanders en EngeL
Ichen getracht hebben een wegh door \'t noor»
den naer Indien te openen, de Hollanders door
Waygats, en de Engelfchen door die van Davis.

De groote Zee, de Aerde alom bevangen- Zee»,
de , en aen alle fijden de In wij eken der felve ver-
vullende , wort met eenen gemeenen naem de O-
ceanus genoemt. Diens verfcheyden deelen wor-.
den wederom verfcheyden en byna ontallijcke
namen toegefchreven , foo na hare verfcheyden
geweften , als na de diverfche landen en kuften
daer fy tegen ftoot j ten eerften, na de vier hooft-
hoecken der weerelt, als van het Ooft de Ooft-
zee , van het Weft de Weftzee, van het Zuyden
de Zuydzee, en van het Noorden de Noortzee.
Na de landen diefe befpoelt, (op dat ick van het
noorden begin en naer \'t ooften voortga , ) ont-
moet eerft de Sarmatifche Zee , tuffchen het uy-
terfte van Norwegen en de Rivier Obij, langs de
Lapfche en Ruffche kuften. Daer aen volght de
Schytifche oft Tartarifche Zee , langs de kuften
van Tartarien:defe beyde fijn noorderfche en be-
vrofe Zeen. Daer aen volght zuydwaert de Chi-
nefche Zee, en de Archipelagus van S. Lazaro.
Daer aen in \'t zuyden weftwaert tot aen \'t eylant
Madagafcar , de Indifche Zee, wekkers deelen
fijn de Golfe van Bengale, dePerfifche en Ara-
bifche Zeen. Voorder om de Cabo de bona E-
fperan^a, tuffchen Africa en het zuyder-deel van
America, is de ^EthiopifcheZee: daer aen volght
de Atlantifche Zee(foo geheeten van het geberg-
te Atlas) ftreckende tot aen C. de Finifterre, de
uy terfte hoeck van Spanjen. Van daer begint de
Franfche Zee, waer van een gedeelte, om dat het
Cantabriabefpoek, de Cantabrifche ; en een an-
der gedeelte, dat Aquitania raeckt, de Aquitani-
fche Zee geheeten wort. Daer aen volght de Bri-
tannifche ^ tuffchen Britannien en Vranckrijck:
de Yerfche, tuffchen Yerlant en Britannien : ea
benoorden Schotlant,eertijts Caledonien gehee-
ten, de CaledonifcheZee. Tuffchen Britannia
en Denemarcken, om dat die een deel van Duyts-
lant befpoelt, heetfe de Duytfche Zee, oock de
Noordzee, en ftreckt met die naem noordwaert
tot neven de uyterfte deelen van Noorwegen.
Defe namen hebben de oude Schrijvers aendc
verfcheyde deelen van den Oceaen gegeven.
Maer alfoo, voor hondert en weynigh meer ja-
ren,men oock naer \'t weften in de Nieuwe weerelt
gevaren heeft, hebben de Zeevaerders uyt ande-
re gelegenheyt der Zee, den Oceaen in vier be-
fondere groote deelen gedeelt. Alle de wateren
tuffchen Afien, America , en Magellanica, heb-
ben de Spanjaerden Mar del Zur, dat is de Zuyd-
zee , geheeten. Magellanes gaffe de naem van

Uar^

-ocr page 32-

AERDRYCKS B

MdYt Paclfiumy dat is de Vredige Zee, om dat hy,
terwijl hy die overzeylde , noyt onweder ont-
moette. De Zee tulfchen America, Europa , en
Africa, tot aen|de Middellijn, heetenfèM^r^/e/
Kord, dat is de Noordzee : maer die van daer naer
\'t zuyden ftreckt tulTchen America, Africa en
Magellanica,
Mar d\'Mhiopïa, dat is, de ^Ethiopi-
fche Zee. Ten laetften, de Zee tuftchen Africa,
Afia, en het Zuyden, noemenlè
Mar d\'India, dat
is, de Indi/che Zee j gelijck dat onderfcheyde-
lijck in defe generale tafel van den Aerdkloot te
lien is.

Behalven de Oceaen en zijne voorfchreven
deelen, zijn \'er noch verfcheyden binnenzeen,
ofte groote inwijcken van de felve, die gelijck
als in de fchooten van eenige landen leggen als
ten eerften de Ooftzee, die met een groote wijd-
te en diepte fich ftreckt tuftchen Denemarcken,
Pomeren, PruylTen en Sweden, tot voorby Lijf-
lant, ooft waer t tot aen de uyterfte deelen van
Finlant,en noordwaert door de noord-bodem tot
aen Laplant. De tweede is, die in \'t midden tuf-
fchen Europa, Afia en Africa , met een lange
ftreeck tot aen de Meotifche moeraften loopt,
en daer over de Middellandtfche Zee geheeten
wordt, eertijdts by de Latiniften
Mareïnternum,
dat is binnen-zee genoemt. De derde is de Perfi-
aenfche Inham, die Periïen van Arabien fcheyt.
Devierdeisde Arabiiche, tuftchen Arabien en
Africa, die wordt in de H. Schriftuur de Roode
Zee genoemt, nu ter
ü]è.Mars Rojfo, en na Mec-
ca, de geboort^ftadt van Mahumet,
MarediMecca,
De Calpifche ofte Hyrcanifche Zee, van de volc-
keren eertij dts daer aen woonende foo genoemt,
nu oock
Mare de Saba, hebben eenige Oude mede
onder de Inwijcken getelt, meenende dat die een
uytgang had noordwaert in de Scythifche Zee,
gelijck de Perfifche en Arabiiche zuydwaert inde
ïndifche en Arabifche. Maer Herodotus, Arifto-
teles, en Diodorus Siculus , hebben \'t met recht
een beftoten Zee geheeten,- fulks dat Ptolemaeus,
om <lat men \'t rondom begaen kan, dat liever
een Lac, als een zee heeft willen noemen. By de
voorgaende foude men mogen voegen de
GoJfo de
Mexico,
en de Mare Vermeioy d\'een beooften, d\'ander

^innm-
"xetn»

E S C H R Y V I N G. x

beweften Nieuw Spanjen, in America gelegen.

De omloop van de zeekuft des oude werelts ^^^
is defe : Van Waygats tot de Caep Candenoes
leght Ruften oft Sarmatia van Europa , van C.
Candenoes tot de Noordkaep , Laplandt. Van
daer tot de mont van de Belt, Finmarckenen
Noorwegen. Van daer voort tot de uytgang
van de Elve, is Denemarcken. VandeBlve tot
den uytgang van de Rhijn , is de Duytfche zee-
kuft. Van defe tot Bayone de France, die ver-
fcheyden namen heeft, als de Vlaemfche, de
Normandifche, Britannifche, Xantoinfche, en
Aquitanifche. Van Bayona tot Caep de Finis ter-
re , den uyterfl:en hoeck van Spanjen , leydtde
kuft van Bifcayen ; voort die van Portugal en Be-
tica ofte Andalufïa, tot aen de Strate van Gi-
braltar. Van daer tot aen de Cabo Verde, en
voorder tot aen Sierra Liona, leyt de kuft van
Africa. Daer aen volght Guinea, en der Nigriten
landt, voort Congo, Angola, en, aen de Cabo de
bona Efperance,Zanzibat.Daer na de kuften van
Monomotapa, Caftres, Zoftala en Mozambique.
Voort die van Quiloa, Meiinde , en Marodoxo,
tot aen de C. de Guardafu, nevens de Inwijck van
Arabien ofte Roode Zee. Daer aen volgen de
Kuften van Arabien, Perfien, Indien, en aen het
uyterfte van Afien, de Kufte van China, en van
daer weder noordwaert de Tartarifche Kuft tot
aen de Straet van NafTou ofte Waygats.

De twee voornaemfte Straten oft engden van
den Oceaen fijn die van Gibraltar en de Magel-
laenfche, van welcke de eerfte oock by de oude
Schrijvers beroemt is, de andere alleen by de
nieuwe. Voor de derde mach met recht daer by-
gevoeght worden de Straet Le Mair , waer door
men lichtelijck en in korten tijdtindeMar del
Zur kan varen : die is in\'tjaer idry gevonden
van Kapiteyn lacob le Maire Amfterdammer, en
na hem alfoo genoemt.

Wat belangt de Ingangen in \'t noorder-deel Smte» of\'
van America, die men de Straten van Davis en
Husdon noemt, alfoo tot noch toe geen door- oX^^«!
gang in geen van die beyde en is gevonden,magh
men die met meerder recht onder de Inwijcken
als Straten tellen.

OUDE

-ocr page 33-

OVDE EN NIEVWE

S CHI P-V A E R T.

Emë^ixktde Aertkloot niet alleen beftaet
uyt de Aerde, maer oock uyt de Zee , en
fal \'t niet buyten propoofl fijn mede wat
te fèggen vandeSchip-vaert, foo oude als nieu-
f ^^^ ^^^^^ belangt de H. Sclirifture ver-

liaelt, dat, in de oude tijden, de menleken, niet
te vreden met hare palen , gefocht en gevonden
hebben verre landen over de zee gelegen, daer
fy fchrijft van defcheep-vaert der Arabiers naer
Indien, in de hiftorie van lob, en der Konin-
gen van luda en Ifraël, als Salomon, lofaphat,
Ochofias, en andere. Sommige meenen , dat
n4eïw4\' men toen ter tijdt oock naer Weft-Indien geva-
\' ren heeft, om dat in \'t 3 cap. van \'t 2 boeck Pa-
ralip. mentie gemaeckt wordt van \'t goudt van
Parvaim , alwaer van Salomon gefèydt wordt:
Endc hy heeft het huys gedeckt met koftelijcken fteen tot
yercieringe, ende ^t goudt "wasgoudt "pan Parvaim.
Daer
wort oock vermaent van \'t goudt van Ophir,
welck fy meenen \'t felve te zijn met het goudt
van Peru. In \'t z8 cap. van
\'t boeck lob flaet; De
•^njsheydt fal niet Vergeleken -^porden met het goudt i>an
Ophir-, met den koftelijcken Onych ende Sapphir.
Efaiie
in \'t 13 cap. leeft men:
lek fal den man ypeerdiger ma^
ken ah Jijn goudt y ende den menjche als een klont goudts
yan Ophir.
Wat van Ophir te gevoelen is, laten wy
andere onderfoecken.

Strabo getuyght oock de neerftigheydt der
Oude in de fchip-vaert, en feydt in fijn eerfte
boeck , dat men ten tijde van Homerus oock
naer Indien gevaren heeft. Plinius fchrijftin\'t
67 cap. van fijn 2 boeck , dat in fijnen tijdt de
w%rlhe Wefterfche kuft bevaren is, van Gades

kuji ^ en Hercules colommen af , rontom Vranck-
VeNncrd- j-ijck : en\'het meefte deel van de Noordtfche
fcheZee, y door bevel van Keyfer Auguftus, tot de
Cimberfche kaep , nu Schagen genaemt ^ en
J)e Schjti\' dat van daer tot aen de Schytifche kuft, eens-
deels gefien, en andersdeels door den gemeenen
roep bekent is geweeft een groote zee; en dat in
\'t ooften , onder de regeeringe der Koningen Se-
ieucus en Antiochus,door de wapenen der Mace-
doniers, ontdeckt is \'t geheele deel dat van de In-
diaenfche Zee tot de Cafpifche ftreckt. Hy feyt
oock, dat\'er ontrent de Cafpifche zee veel ku-
ften van den Oceaen gevonden zijn , foo dat de
heele Noorder-ftreeck van beyde fijden naer den
Weften en Ooften geopent was. Hy voeght daer
by, dat in fijnen tijdt
van de andere fijde van Ga-
des, oock van den Weften, een groot deel van de
T>e MU\' Middellantfche zee bevaren wierd langs Mauri-
déUndfche j^^j^jj . ejj noch grooter deel van \'t felve , als
oock van het Ooften, tot aen Arabien bekent
geworden is, door de vidorien van Alexander
de Groote : en dat Hanno van Carthago ge-
varen heeft van Gades , ofte den mont van de
Middellantfche Zee , tot aen Arabien : en in
tegendeel, foo Cornelius Nepos getuyght, Eu-
doxus Cyzicenus, vluchtende voor den Koning
Lathyrus, uyt de Arabifche Zee tot Gades ge-
komen is. Hy feyt oock, dat Ci^liusAntipater

Of de

mrn\' In-
dien i

[che kf\'fl\'

De hdi\'

Aenfche

Zee,

fchrijft 3 eenen gefien te hebben, die met koop-
manfchap uyt Spanjen over de zee in -.Äthiopien
gekomen was ^ en dat de felve Nepos verhaelt ,
dat aen Metellus Geler Proconful, dat is, Stadt-
houder van Vranckrijck, gefchoncken zijn van
de Koning der Swaven eenige Indianen , die uyt
haer vaderlandt om te koopmanfchappen geva-
ren waren, en door het onweder inDuytslandt
gedreven door den Oofterfchen en Noordfchen
Oceaen.

Aengaende de fchip-vaert der Nieuwe , en de
kennifle daer van , die is nu ter tijdt door menig-
vuldige nieuwe vonden, befonder door het Com-
pas , een wonder-werck der natuur, \'t welck den
Ouden onbekent is geweeft, tot fo hoogen graed
geftegen, en daer door de ftoutheytder zeevaer-
ders foo groot geworden , datfy alle gevaren der
zee als niet achtende, geene plaetfen des Aerdt-
rijcks uyt vreefe onbefocht laten, en byna aen al-
le geweften der Aerde hare vlaggen wayen, en de
teeckenenvan haer onvertfaeghtheydt getoont
hebben. Onder de eerfte hebben die van Ve-
netien hier in groote eere behaelt boven alle an-
dere in Europa,- wanneerfe , ten tijde van onfe
voorouderen , uyt de Adriatifche door de Mid-
dellantfche Zee zijn gevaren tot Alexandrien in
Egypten, en van daer een ftuck weeghs te lan-
de tot aen de Roode Zee, hebben d^er langs
naer Indien beginnen te varen. Maer alfoo die
wegh, om de macht van de Sultan van ^Egypten,
voor de kooplieden niet heel veyligh was, zijnfe
naer Aleppo , een vermaerde koopftadt, en het
hooft van Syrien gevaren 5 van daer te lande naer
BafTora, by den uytgang van de Rivier Frat ofte
Euphrates,- van daer langs de Perfifche zee naer
Ormus, een treffelij cke koopftadt; en van daer
voort door de felve zee naer verfcheyden plaet-
fen van Indien. Defe wegh is niet alleen korter als
die over zee van de Portugefen gevonden is, en
by haer en de Hollanders, en andere natiën ge-
bruyckt wordt, maer oock luftiger en gemacke^
lijckerluftiger, om dat men daer langs tot ve-
le plaetfen veel overblijffelen en gedenckteecke-
nen fiet van verfcheyden fteden en plaetfen ,
daer de oude hiftorien van fchrijven , oock de
verfcheyden zeden en manieren van foo veeler-
hande volckeren : gemackeiijcker , om dat men
langs dien dagelijcks nieuwe ververfching van
kóit en dranck heeft, daer die ter Zee door de
langduurigheyt dickwijls bederft; waer uyt me-
nighmael groote fieckten en fterften onder de
menfchen voortkomen,- behalven datfy het on-
weder j de menighvuldige ftormen en periculen
der Zee niet onderworpen fij n. Alleen om dat die
over Zee van minder koften en de profijtelijckfte
is , de menfchen , door de gierigheyt gedreven,
ftellen alle die fwarigheden en perijckelenterug-
ge , kiefen defen, en laten den anderen varen.

Naer het weil heeft allereerft Chriftophorus
Columbus, een Genuees , de groote Atlantifche
Zee^ meteenHerculifch beftaen, durven overva-

Kieuwe
fchipvam }

dn Vent\'
timen,

doer de
Mtddel-
lattdfche
Zeei
In ds Roo\'
:de Zee naer
Indien j

over Alep-\'
pi

en langs dc

Ftrfifche

Zee,

Naer het
weß.

ren.

-ocr page 34-

O V D E E N N I E V W E S G H I P-V A E R\' T.

ren. Defe,hebbende van Ferdinandus, en Ifabella gevonden, en na dat hy fhuys crekomen was en
fijn gemalinne, Koningen van Caftihen , eenige het nae/le jaer , door hope van beter uytkomft,
fchepen en voick gekregen, om fo gewichtig een derwaerts trock,is hy gebleven. Naderhant heeft
faeck te proeven , heeft in den jare onfes Heeren fij n broeder Michael Cortefius dele reyfe begon-
1492, over d\'ander fijde der zee , eerft gevonden nen met gelijcke fortuyn. Anno r jo? heeft Seba-
de eylanden Cuba, Hifpaniola, en meer andere, ftianus Gabottus, een Venetiaen, door bevel van
oock eenige deelen van \'t vafte landt. Nae defen Hendrick de V111, Koning van Engelandt,door
heeftAmericusVefputius,eenFlorentijn,in\'tjaer het Noorden eenen wegh gefochtnaer de Mo-
1497 het vafte landt wijder ontdeckt, ennaefij- lucken en Sina,maer als hy den ftreeck langs Ttrm
nen naem America genoemt. noi^a ontdeckt hadde, en de Zee door-reyft tot op

^Mtttjir In \'t felve jaer is Vafco de Gama,Portugees,uyt de hooghte van 67 graden, is hy gedwongen ia
Portugael langs Africa naer \'t zuyden gevaren Engelant te keeren, door dien hec ys , dat veel en
en daer langs, om de Cabo de bona Speran^a , dick inhetengfte vandeZeelagh, hem belette
wegh over zee naer Indien gevonden. voorder te varen. Als loannes Verafanus in het
Als nu tuifchen de Portugefen en Caftilianen jaer 1524, uyt de naem van Francifcus de I, Ko-
jefchilrees, door dien elck om ftrijt de palen van ning van Vranckrijck, het felfde proefde,\'en by
. lare Koningen focht wijder uyt te breyden j foo de Britannifche kaep landde , fs hy van de Barba-
isin\'tjaer i4P3,doorautonteytvanPausAlexan- ren in ftucken geruckt. Sebaftianus Gomezius ,
der de VI, om datfe malkanderen niet fouden een Spanjaert, heeft dit oock te vergeefs begon-,
hinderen, defe Nieuwe weereldt, en dien volgens nen. Na defen hebben fommige Engelfchen defe
de geheele Aerdkloot, door een meridiaen gele- vaert by der hand genomen^ eerft Hugo Willouo-,
gen 100 mijlen weftwaert van de eylanden van by , Ridder, die in\'t jaer 1553, na dat hyeeni?e
Cabo Verde, oft van de Vlaemfche eylanden, A- landen gevonden hadde , op de hooghte van 72
fores genaemt,verdeelt, en geordonneert, dat al- graden , door koude en ongemack geftorven is.
le \'t gene foude gevonden worden van daer ooft- In \'t jaer i j^d heeft Stephanus Borrov^us, een
waert, de Portugelèn,en weftwaert de Caftilianen Engelfchman, de felve reyfè beftaen,en ontdeckt
foude toebehooren. Maer in den jare i5\'24, door de eylanden Colgoja, Nova Sembla, en andere,
nieuwe gerefene gefchillen tuffchen die twee na- en wierd van de koude , ys , onweer , en andere
tien, wijder uytgeftelt,teweten370 mijlen buy- ongemacken, gedurighlijckgequelt. Defen fijn
ten die voorfeyde eylanden fulcks dat daer door uyt de felve natie gevolgt Martinus Forbisherius,
Brafilien en Indien naer den ooften den Portuge- Ardurus Petr^eus, Karolus lachmanus\', en loan-
fen,de refte vanAmerica naer den weften,denCa- nes Davifms, die eenige plaetfen van America,
ftilianen, om te ontdecken en conquefteren, is te naer \'t Noorden gelegen , ontdeckt heeft, en de
beurte gevalleniwaer in fy fo dapper voor tgegaen kuften van Groenlandt. Ten laetften hebben de
fijn,datdePortugefen,vanCalesaf,bynae aliede Hollanders en Zeeuwen defe noordfche reyfe
zeekuft van Africa en Afien,tot aen China toe,en naer Schythien, Cathaia, en China begonnen in
menigte eylanden j de Caftilianen bynae geheel \'t jaer 1J94, door ordonnantie van de Heeren
America, haer onderdanigh gemaeckt hebben. , Staten der Vereenighde Nederlanden. Als fy ge-
In den jare 1519 is Ferdinandus Magellanes,een komen waren aen Nova Sembla, welck ten deele
Portugees,uy tSpanjen langsAmerica naer\'t zuy- te voren van andere gevonden was, hebbende
den gevaren, en, op de zuyder breete van 54 gra- Amfterdamfche fchepen , daer Willem Barentfz.
den,een enge openinge naer \'t weften gevonden , gefagh over hadde, haren loop hooger naer den
die hy met een groote moedigheytdoorgevaren, Poolgenomen,en de kuften van Nova Sembla op
tot in de groote Zuydzee gekomen is: die engde, de hooghte van 76 graden befocht : de andere,
na fi^\'nennaemjdeStrate van Magellanes, tot fij- een van Enchuyfen en een uyt Zeelant onder het
ne onfterflijcke gedachtenis, gegeven hebbende, gebiedt van lan Hugen van Linfchoten, die feven
is hy voort over de Zuydzee gezeylt tot aen de jaren in Indien gewoont hadde^zijn door\'t Way-
Molucfche eylanden, daerhy in een flag tegen de gat gevaren in een groote en breede Zee, tot aen
Barbaren het leven het. Sijne medegefellen zijn de vermaerde Tartarifche rivier Oby, en, foo
voort langs de kuften van Afien en Atrijken , nae fommige giften, tot aen de Caep Tabin. Maer als
datfe de eerfte van alle menfchen den geheelen Linfchoten meende genoeg te wefen voor de eer-
Aerdkloot hadden omgezeylt, met haer fchip , fte reyfe, datle de Tartarifche zee nu gevonden
niet fonder eenigh goed voorfpoock, de Victorie hadden, en Willem Barentfz om het ys niet voor-
genaemt,t\'huys gekomen.Naderhand hebben de der konde varen, fijnfe in de derde maentbehou-
Engelfchen dat tweemael gedaen, te weten Fran- den met de fchepen t\'huys gekomen. Het naefte
\'^oys Draeck,en Thomas Candifch;maer de Hol- jaer zijn tot defe reyfe vijf fchepen in Hollandt,
landers eens meer als die beyde natiën, Olivier en twee in Zeelandt toegeruft,die wederom door
van Noort,Ioris van Spilberge,Iacob le Maire,en Waigats gevaren zijn, en van de Ruften verft-aen
l\'Hermit, waer van de 2 laetfte op de weg geftor- hebben, dat men op fekeren tijdt des jaers door
ven,doch de fchepen weder t\'huys gekomen fijn. defe Straet konde varen , en dat vijf daghreyfen
N^erkt ^^ menfchelijcke nieuwsgierigheydt niet te van daer naer\'t Noorden een Caep was, en ach-
vreden zij nde , datfe de landen in\'t Ooft en Weft ter de felve een groote en wijde Zee. Maeralsfy
gevonden hadde, heeft oock andere wegen naer niet accordeerden, en niet geraden vonden door
den Noorden gefbcht. Als Gafpar Cortefius, in de Tartarifche Zee te varen, fijnfe naer Hollandt
\'t jaer i joo , een Straet focht om door te varen, gekeert, en in de vierde maent de Mafè ingeloo-
heeft hy op de hooghte van do graden een rivier pen. Ten laetften in \'t jaer i jpó heeft men \'t ge-

proeft

Oude u>e
reldt.

V,

-ocr page 35-

; I .!

DE OUDE EN NIEUWE S C H I P-V A E R T.

>roeft te vinden , met twee Ichepen van koop-
ieden toegeruft , die op de hooghte van 80 gra-
den II minuten groote kuften gevonden heb-
ten 5 diefe meenden van Groenlandt te wefen,
om de groente: want het aerdtrijck draegt daer
van felfs gras en kruyden , en heeft oock her-
ten en ander gedierte, hoewel dat het daer kou-
der fchijnt te wefen, om datfe naby den pool
ligt: in tegendeel in Nova Sembla fijn de velden
overal dor en fonder gras, vol beeren, voffen ,
cn andere fchadelijcke beeften , al is \'t datfè ver-
der van den pool is, en naerder de MiddeUinie
en de Son, maer op de hooghte van
76 graden
leyt. Den vijftighften dagh na haer vertreck fijn-
fe gekomen op de hooghte van 72 graden , en
korts daer nae met gemeene bewilliginge ge-
fcheyden, waer van fbmmige gezeylt hebben tot
op de hooghte van 80 graden, en om de gefta-
dige ftormen en onweder behouden met het
fchip gekomen te Cola, een ftadt in Laplandt,
en van daer naer huys gekeert. De andere, nae
datfe op Nova Zembla op de breette van y6 gra-
den verwintert, en veel ellende van \'t wilt gedier-
te, koude, ys, honger, en geduurige nachten,ge-
leden , en haer fchip in het ys , en haren Schip-,
per Willem Barentfz. die daer geftorven was,
achter-gelaten hadden , zijn met twee kleene
fchuyten 400 mijlen door de Zee gevaren, en
het volgende jaer oock te Cola gekomen , en by
groot geval haer medegefellen van \'t voorleden,
toen daer weder gekomen , gevonden, en mee
die in \'t jaer i jpj in Hollandt gekeert»

t

1

l t.

Mf it

-ocr page 36-

EERST

HEL

DES

beschryving

INHOVDENDE

Y C K:

V,

D E

afbeeldingen

E N

BESCHRY VINGEN

DER LANDEN

OP HET

A E R D

Uytgegeven _

hamsterdam,
By JOAN BLAE
M DC LXIIII.

-ocr page 37-

, \\

] ;

t

: 5-

■j S
f

r- r
Î

1 t«

{ :

C:

•\'-is\'

\'1 I

i /

m

J

T-

Vf

k

ff.

a

PI

3

Ï V OH

: a

r.^ \' T
i^-Jl X

If 1

l

* -

è-H

h

t _
r

H

3-

CT

u

^t ^ n IT
.G wi Ci

i ^
V

^ ■ 1

i

r r

nr

1 H A->j R \' a

1
t
I
I

V ;

T 3 IT
^
ß.

O

! \' ►

f \'

i

a

if

^\'JL

!

A

; X\'

àl.

:

W-.

V

v
t.

Mi?

s. A \' ■

O I

r\'s

r.

Ai

r.y

\'XX

f

mm

\'\' (

Hi !!Î »

f »

! -,
i.

I 1

; t

ik

-ocr page 38-

C A,

O E

landen

Onder de Noord-Pool.

N onfe Inleyding
tot de Geogra-
phie , die voor dit
Werck gaet, heb-
ben wy getoont
wat de Pool is : en
in de verdeeling

______ des Aerdrijcks de

landen , onder defe Pool gelegen, ge-
ftelt voor een deel der Weerelt, dat wy
üArätca-, dat is, Noorder-landen noe--
men. Soo iemant vraegt, waerom dat
wy alle defe
geWeften , als een byfon-
der deel befchrijven, van de welcke
eenige eylanden meer tot Europa, an-
dere tot Ai5a, en fommige tot Ameri-
ca fchijnen te behooren ? die antwoor-
den wy , eerftelijck, dat wy niet ver-
plicht fijn , noch dienftigh achten ons
te binden aen de deelingen van andere
fchrijvers : wijders , dat wy d\'Ouden
felf volgen , waer fy defe landen d\'On-
bewoonde werelt noemden. Behalven
\'tgefeyde ftaet te letten, dat geheel
Spitsbergen van Europa, en Groenlant
van America, is afgefcheyden ; datfe
beyde byna onbewoonlijck fijn , en
maer door een eenige dagh en nacht
in \'t gantfche jaer verlicht en verduy-
ftert worden. Groenlandt heeft feer
weynige inwoonders aen eenige van
fijne kuften ^ Spitsbergen, en fommi-
ge eylanden , onder defe twee gewe-
ften gehoorende, fijn gantfch onbe-
woont. Andere fouden können vra-
gen , waerom dat wy defe onbevolck-
re landen, die foo v/eynigh bekent fijn,
en diemen naulijcks heeft können ont-
decken, voor een gedeelte der Weerelt
ftellen ? Wy antwoorden wederom ,
datfe jaerlijcks van onfe en andere
volckeren fchepen befocht worden,
die hare reyfen met voordeel, door de
oederen d
\'iefe van daer hier en elders

Aräica,

brengen , verrichten. Derhalven oor-
deeldén wy, dat het onfen plicht was
voor d oogen der verftandigen de fel-
ve met de verfcheyde en ongemeene
koopmanfchappen, den Ouden onbe-
kent , en die fy in overvloet voort-
brengen , gelijck men hier na fien faL
te vertoonen en befchrijven . Defe
koude geweften fijn by geval ont-
deckt, ten deele door de Hollanders,
en ten deel door d\'Engelfchen , foec-
kende , met feer grooten arbeyt, een
wegh door \'t Noorden naer Cathay,
lapon, China, en de Ooft-Indien.

De voornaemfte van defe landen, die
wy onder de naem van
oArätca ofte
Onder-Noord-Poolfche Weerelt, be-
grijpen , fijn Groenlant, Spitsbergen ,
Nova Zembla, de Straten van Naffau,
van lan Davis , en van Henrick Hud-
fon , met de landen daer in gelegen ,
Yslandt, en lan Mayen eylant, door
de Hollanders ontdeckt, gelijck oock
het grootfte deel aen gene fijde van
Nieu-Engelandt door d\'Engelfchen.
De vermaerde viffchery der walvif-
fchen lockt yder jaer vele fchepen van
de Noordtfche ofte Groenlandtfche
Compagnie derwaerts , die in \'t ge-
meen met goede vangft en groot ge-
win , nae een reyfe van vijf ofte fes
maenden, wederkeeren. De landen, die
in defe geweften noch ontdeckt myo-
gen worden inden toekomendentijdt,
füllen d\'aenhangfelen of vordere dee-
len van onfe
ArBks verftrecken. En
hoewel Yslant > door de Noorwegers
eerft ontdeckt, tot noch toe ftaet on-
der \\ gebied van zijne Majefteyt van
Denemarcken , als Koning van Noor-
wegen , hebben wy nochtans \'t felve
onder\'dit deel
ArBica willen begrijpen,
alfoo het voor t meerderdeel binnen
de
Circulm Aräicus gelegen is.

A GROEN-

-ocr page 39-

9

-ocr page 40-

RO EN LANDT is dat
noorder geweft , het
I welck fich i^romt van \'t
zuyden naer \'t ooften ,
afdalende naer \'t noor-
den , van de Caep
Vaerwel in de Deucali-
donifche zee af langs
de kuften van d Yszee,
welcke naer Spitsber-
gen en Nova Zembla ftrecken. Sommige heb-
ben gefegt, dat dit landt aen Tartarien gehecht
is j maer \'t is geheel onfeker. Groenlant is be-
paelt in\'t ooften met d\'Yszeej in\'t zuyden met
de Deucalidonifche zee j in \'t weften heeft het
de Straet Hotzon, ofte Chriftiaens-ftraet, en
de Hotzonlche ofte Chriftiaen-zee , die het
van America aflcheyden ; fijne breette aen de
noordfijde is onbekent. De Deenfche Chronijck
fegt, \'t gene hier toe dient, dat dit lant het
uyt-eynde der weerelt is naer \'t noorden, en
dat \'er aen gene zijde geen lant meer is te vin-
den. Daer zijnder oock die gelooven , dat
Groenlandt vaft lant en gehecht is aen America,
fèdert dat d\'Engelfchen, die de Straet Davis
pooghden door te varen , om van daer een
wegh naer\'t Ooften tefbecken, ondervonden
dat \'et gene Davis voor een Straet genomen had,
maer een golf, boezem ofte inham was, die hch
in \'t lant ftreckte. Maer het Deenfche Verhael
van een Capiteyn uyt datRijck, loanMunck
genoemt , die een doortocht naer \'t ooften
langs \'tnoordweften van de Caep Vaerwel focht,
toont ons uyt fijn feggen de groote waerfchijne-
lijckheyt, dat dit lant t\'eenemael van America
jjoo^jte. is gefcheyden. De hooghte van Groenlant, ge-
nomen aen de Caep Vaerwel, het zuyderlijck-
fte gedeelte, is feftigh graden dartigh minuten,
volgens het meten van de Capiteyn Munck, een
verftandigh zeeman. D\'andere deelen fijn veel
hooger hoefc de Pool naerder komen: en Spits-
bergen,welcke de Denen onder de geweften van
Groenlant rekenen, leyt na haer feggen, op om-
trent acht-en-feventigh graden.Ick leg niets van
de langte defer landen , dewijl de Verhael-
boecken daer van fivijgen, en dat ick geene by-
fonderheden , als die in onfe kaerten hjn , heb
konnen nalpeuren. Bemerck ondertulfchen
dat de Caep Vaerwel aen gene zijde van de Ca-
narifche eylanden, en onlè eerfte meridiaen is
gelegen.

De Deenfche Chronijck verhaelt, datd\'Ar-
meniers , door een groote ftormwint in de
Noordzee gedreven, by geval aen Groenlant
quamen te landen, waer iy eenigen tijdt woon-
den , en van daer naer Noorwegen overvoeren,
"n welck lant fy hun verblijf inde rotlèn van de
Hyperborefche zee hadden. Maer dit is niet ge-
gront dan op enckele verzieringen , en d\'oude
gewoonte van de verregelegene volckeren uyt
hare landen te trecken, om alfoo de befchrij-
vingen der felve met een fchijn van outheyt en
heerlijckheyt op te toyen. "t Wort meer gelooft
en is lèkerder , dat de Noorwegers naer Groen-
lant overgefcheept fijn , en dat ontdeckt en
bewoont hebben,
\'z welck op de volgende wijfe
verhaelt wort.

- i I

li r^:

It i

\'i -

i
I

I ;

Bepaling,

j:!
} H li

■t ;

ü f:

51; I\'- •

Eerßein-
ivoondtrs.

it

i (.

Een Edelman uyt Noorwegen, Tonald ge-
noemt , en fijn loon
Bric, de Roode gebynaemt,
hebbende in haer lant een dootflagh gedaen,
vluchten naer Yslant, waer Torvald fturf: fijn
loon Eric, een ongeduldigh en grammoedigh
man, doodde onlangs daer na een ander per-
foon in Yslant: en alfoo hy niet wift waer hy
fich voor \'t vervolgen en de ftrengheytvan\'t
heyligh Recht fou verbergen, befloot hyeen
landt,
Gmdehiurne geheeten, dat hy, na fijn
leggen , in \'t weften van Ysland gefien had , te
fbecken : dit vondt Eric , en landde daer in een
inham tulTchen twee kapen of hoofden, van
welcke \'t een fich op \'t vafte lant van Groenlant
verheft, en \'t ander op \'t eynde van een eylant
daer recht tegen over gelegen : \'t hooft op \'t ey-
lant noemt men
Huid/erken, dat van \'t vafte lant
Huarf j en tuftchen beyde is een feer goede
reede
Sandflafin genoemt , waer de fchepen in
groote fekerheyt voor \'t quaet weder bevrijt ^
fijn.
Huid/er hert is een wonderlijck hoogh ge-
berghte , en fonder vergelijcking veel grooter
dan
Huarf. Bric de Roode noemde het in \'t begin
Mukla lokel, dat is, de groote Yskegel fcdert is
\'t
Bloferken geheeten, als of men leyde, blaeu
hemtj en de derde mael
Huid/erken, \'t welck
wit hemt beteekent. De reden van de laetfte
twee naem-wiftelingen is waerfchijnelijck defe:
dat de fneeu, die byna op een fclve tijt fmelt
en bevrieft, een ys wort, \'t welck het mofch,
een gewas dat op de fteenrotfcn groeyt, van
verwe gelijckt: maer de fneeu door \'t gedurigh
nedervallen , hoopt op eickander , wort een
ongewoon dick ys, en verkrijgt alfoo fijn aenge-
bore wittigheyt weder. Sonder foo wijt te gaen,
in Sweden zelf fiet men feer hooge rotfen, die
blaeuwachtigh en wit door de felve reden fchij-
nen. Op de zee tuftchen Elfeneur en Coppen-
hagen fiet men oock fiilcke groote opgehoopte
ftucken ys in verfcheyde plaetfen, wekkers ge-
heele ftapels fcjöimlge uytermaten wit fijn , en
andere als geverfc in \'t fchoonfte hemelblaeuw
fchijnen, van \'t welck men Iwaerlijck eenige
reden kan gevenwant fy fijnvan\'t felve water,
en men fietfc met het fclve geficht, dat foo veel
verfcheydentheden niet heeft , om die yan de
verwen te veroorfaken.

Om weder tot de hiftorie te keeren, Eric de
Roode, eer hy fich aen \'t vafte lant begaf, oor-
deelde dienftigh, dat hy eerft \'t Eylant kende,
en ging daer te lande : hy gaf het de naem van
Ericjm, dat is, Erics eylant, en bleef daer de
geheele winter. Als de Lente quam, ging hy Nams
van \'t eylant op \'t vafte lant, dat hy
Groenland, oorfpro^g.
om de groenheyt van fijne weyden en boomen,

noemde:

i

i

K

l ;

-ocr page 41-

N

R

O

G

landt.

de plichten der menfchelijcke behulpfaemheyt,
die ons van de dieren onderfcheyt, en be wij ft
dat wy redelij cke fchepfelen fijn : hier in voorts
gaende, fprack hy van de liefde, die ons tot
Chriftenen maeckt, en bad fijn vader dat hy
geliefde de Priefter te hooren , die de Koning
van Noorwegen hem fond : dit geluckte foo
wel, dat Eric beweeght wierd om fich felf, en
al \'t volck dat onder fijn gebiedt was, te laten
doopen.

Dit is alles wat men van Eric de Roode, fijn
foon LeifFe , en van de Noorwegers , die eerft
Groenlant bewoonden, verhaelt. De Ysland-
fche Chronijck ftelt het vertreck van Torvald,
en van fijn foon Eric de Roode, uyt de haven
van Jedren in Noorwegen ten tijde van Hako/^
larls, toegenaemt de Rijcke , welck is het begin
van de gemelde Chronijckien in de heerfchappy
van de voorfeyde Olaus Truggerus, die omtrent
het jaer 982 der Genade leefde. Doch de Deen-
fche Chronijck gaet verder , en ftelt het in\'t
jaer 770. Men kon feggen, dat defe laetfte re-
kening waerfchijnlijcker is dan d\'eerfte , dewijl
de Paus Gregorius de Vierde, omtrent het jaer
Chrifti 835 , een bulle of brief aen de BifTchop
Ansgarius fond, tot uytbreyding van de Chrifte-
lijcke Religie in alle de Noortfche landen , en
infbnderheyt in Yslant en Groenlant. Waer op
twee faken ftaen te bemercken : d\'eerfte , dat de
felve Deenfche Chronijck fegt, dat de Deenfche
Koningen, ten tijde van Louys de Goedertiere-
ne, Chriftenen fijn geworden, en dat men van
die tijdt af veel van Groenlant hoorde fpreken.\'
het tweede, dat M. Gunter , Secretaris van de
Koning van Denemarcken, een geleert man ,
en uytmuntend verftant, verhaelde , dat hy in
de Archiven en befcheyden van\'t Aertsbifdom
Bremen een oude gefchreve Chronijck gefien
had, in welcke een affchrift was van de Bulle
waer in d\'AertsbifTchop van Bx-emen tot Metro-
politaen ofte opperfte in \'t geeftelijcke over het
gantfche Noorden, en in \'t byfonder van Noor-
wegen , en d\'ondergehorige eylanden Yslant en
Groenlant, wiqrd geftelt ; en dat hy feker wift
( hoewel hy den dagh en \'t jaer vergeten had, )
datiè voor \'t jaer 900 van onfe faligheyt was ge-
fchreven.

De meergenoemde Deenfche Chronijck fegt
wyders, dat de navolgers van Eric de Roode,
in Groenlant uytgebreyt, fich verder in\'t lant
begaven , en tuftchen de bergen vruchtbare
landeryen , weyden en rivieren vonden. Sy
deelden \'t geheele lant toen in Ooft en Weft Deelmg,
Groenlant, in navolging van Eric , die \'t felve
door de gebouwen van
Ofterhug en Weflerhug had
begonnen. Sy bouwden in \'t oofterdeel een
Stadt, diefe
Qarde noemden , in welcke de Carde^
Noorwegers, fegt de Chronijck, jaerlijcks ver-
fcheyde koopmanfchappen brachten , diefe aen
d\'inwoonders verkochten. Hunne kinderen gin-
gen wijder , en ftichtten een andere Stadt, die
Albe wierd geheetenten dewijl den yver vermeer- en^iyg^
derde onder defe nieuwe Chriftenen,bouwden ly
een kloofter op den oever der zee ter eeren van
S. Thomas. De ftadt
Garde wierd de woonplaets
van hare Biflchoppen, en de kerck van S. Ni-

A 1 claes,

inoemJe: hy landde in een haven, doorhem
Bricsjiorden , dat is Ericshaven, geheetenen
maeckte niet wijt van daer een wooning , die hy
Ofierhug, dat is Ooiler-gebouw, noemde. De
volgende herfll ging hy naer de weftlijde,
daer hy een andere wooning ,
Weftrehug, ofte
\'t gebouw naer \'t wellen geheeten, ftelde. Maer
of hem\'t vafte lant kouder en woefterfcheen
dan fijn eylant, of dat hy\'er minder ièkerheyt
vond, hy keerde de volgende winter naer
Eric-
fm. Evenwel ging hy de naefte lomer weder naer
\'t vafte lant aen de noordiijde, tot aen de voet
van een groote rotfe, die hy
Snefel of Iheeu-
rotfe noemde ; en ontdeckte een haven, die hy
de naem gaf van
Rayensforden , dat is Ravens-
haven, om de groote menighte der ravens die
hy daer vond.
Ralpensjiorden is aen de noordfijde
tegens over
Ericsforden, welck aen de fïïydlyde
legt en men komt van d\'een naer d\'ander door
een arm der zee die daer tufTchen loopt. Op \'t
eynde van den herfft keerde Eric weder naer fijn
eylant, in \'t welcke hy voor de derde mael over-
winterde. In de lente befloot hy zelf naer Yslant
te reyfen en om des felfs inwoonders , met de
welcke hy fich verfbent had, tot een overtocht
naer Groenlant te bewegen , verbreyde hy de
wonderen van dit nieuwe lant dat hy ontdeckt
had ; voorgevende dat \'er een groote menighte
was van groot en kleyn vee, fchoone weyden,
en allerleye jaght en vilTchery : foo dat hy vele
Yslanders op dele wijfe bewoogh, om hem naer
fijn nieuwgevonde lant met een groot getal
fchepen te volgen , en dat te bewoonen.
vmE/r Leiffe, de loon van Eric , was met fijn vader
van Groenlant naer Yslant gereyft, van daer
hynaer Noorwegen overvoer, in welck Rijck
hy, volgens d\'Yslantfche Chronijck, de Ko-
ning Oiaus Truggerus vond , aen wien hy de
goetheyt van \'tlant, dat fijn vader gevonden
hadt, verhaelde. Defe Koning van Noorwe-
gen , die onlangs Chriften was geworden , deed
uord Chri- Leifie in de Chriftelijcke Godsdienft onderwij-
• fèn j en hem hebbende doen doopen, begeerde
dat hy de gantfche winter in fijn hof fou blijven.
De volgende fbmer fond hy hem naer fijn vader
in Groenlant, en gaf hem een Priefter mede,
om Eric, en al \'t volck dat by hem was, de leere
der Chriftenen in te planten. LeifFe, by fijn
vader in Groenlant wedergekeert, wierd door
d\'inwoonders
Leiffdenhepne, dat is de geluckige
Leiffe, genoemt, om dat hy op zee een groot
gevaer ontkomen was. Op fijn komft ontfing
hy een ftraf onthael van fijn vader , dewijl hy
vreemdelingen met hem bracht; defe waren ee^
nige arme matrofen, die hy op de kiel van haer
fchip gevonden had , na datle door de ftorm-
winden omgeworpen, en op de ysbergen ge-
ftrant waren : LeifFe , die door \'t felve onweder
aengetaft was, wierd met medelijden over defe
elendigen ontfteken, en had hen in fijn fchip
ontfangen, en in \'t lant gevoert. Eric, hier over
verftoort, feyde dat
LdSe dus de vreemdelingen
itifthey^. Je wegh naer dit lant geleert had, die hy niet
begeerde dat al de weerelt fou weten. Doch
defe edelmoedige
foon verfachte \'t ongetemt
gemoet van fijn Vader, en vermaende hem tot
Jr^ïca.

-ocr page 42-

.1

D T.

A N

N

L

R

G

m

claes, patroon of befchermer der zeelieden
d€ felve ftadt opgerecht, tot een Dom of
Bif-
fchoppelijcke floei van heel Groenlant. Men
kan het regifter en vervolgh defêr Biffchoppen
fien in dat gedeelte der Belchrijving van Yslant
door Angrimus Jonas, in \'t welck hy van Groen-
lant fpreekt, federt hare indelling tot het jaer
1389, Pontanus gedenckt oock in fijn hiftorie
van Denemarcken , dat in \'t gemelde jaer 1389
Henrick, BiHchop van Garde, in de vergade-
ring der Staten van Denemarcken , die te Nien-
borg in Funen op d\'oever van de Belt gehouden
wierd, tegenwoordigh was. Gelijck Groenlant
flont onder de Koningen van Noorwegen in \'t
weereldijcke , foo waren hare Bifïchoppen on-
der die van Dronthen in Noorwegen in \'t geefte-
lijcke ; en de Bifïchoppen van Groenlant reyf^
den fbmtijts naer Noorwegen , om met die van
Dronthen over de fwaerfte faken die hen voor-
quamen te raetsplegen. Gro^^ lant wierd be-
ftiert volgens de wetten van Ysi-.-it, door Vice-
roys ofte Koninglij cke Stadthouders , die de
Koningen van Noorwegen daer fielden. Men
kan de namen der Stathouders, en de daden der
Yslantfche helden in Groenlant, in \'t boeck van
Angrimus , dat hy van Yslant fchreef, vinden,
in\'twelcke hy die, als een yverigh beminner
van fijn vaderlant, tot haren roem verhaelt.

De Deenfche Chronijck fègt,dat Groenlant in
\'t jaer 1256 oproerigh wierd , en weygerde aen
de Koning Magnus van Noorwegen fchatting te
betalen. De Koning Eric van Denemarcken ,
op \'t verfbeck van Koning Magnus , die fijn
nicht getrouwt had , maeckte een fcheepsvloot
gereet gm hen te dwingen : d\'inwoonders van
Groenlant fiende de Deenfche wapenen op de
fehepen blincken , kregen fulck een vrees, dat-
fè genade riepen, en vrede eyfchten. De Koning
van Denemarcken begeerde fich door de fwack-
heyt van de Koning van Noorwegen niet te
verrijcken , en liet hem Groenlant, ter liefde
van fijn nicht, en fijn kleyne neven : defe vre-
de wierd in \'t jaer i z6i gemaeckt. Angrimus Jo-
nas verhaelt de namen der drie voornaemfle in-
woonders van Groenlant , die dit verdraghin
Noorwegen onderfchreven,\'t welck onder ande-
ren vervatte, dat de Groenlanders op nieu moe--
flen fweeren aen die van Noorwegen eeuwelijck
fchatting te betalen.

D\'Yslantfche Chronijck, een kleyne verfame-
Hng van andere boecken , heeft een capittel met
dit opfchrift,
BeJchrijDing ipan Groenlant : welcke
vervat de bloeyenfte ftaet , na mijn oordeel,
van de Noorwegers in dit geweft. Zie hier by-
na van woort tot woort den inhoutvan \'t ge-
melde capittel: Deooftelijckfle fladt in Groen-
lant wort
Skageßord genoemt , by een onbe-
woonde rots gelegen, en dieper in de
zee legt
een klip die belet dat \'er de fehepen niet dan
met hoogh water in konnen komen : met defe
hooge vloet, of door fware flormen , fwem-
men vele walviffchen en andere in defe haven,
die men in overvioet kan vangen. Een weynigh
verder naer \'t ooften is een haven
Fumhehuder ge-
heeten , na een Pagie van S. Olaus , Koning
van Noorwegen , die daer met vele anderen
fchipbreuck leed. Noch wijder, en dicht by
d\'ysbergen , legt een cylant
Roanfen genoemt, in
\'t welck veelerley beeften, en onder andere vele
witte beeren, door de jaght fijn te bekomen.
Doch aen gene fijde van dit eylandt is niet dan
ys, foo ter zee als te lande. Aen de weftlijde
fiet men
Kindeifiord , een arm der zee , wekkers
kuft geheel bewoont is. Ter rechter fijde van
de felve ftaet een kerck,
Korskirke, dat is Kruys-
kerck, geheeten , welcke ftreckt tot aen
Petrefuik
by Vandalebug j en aen gene fïjde is een manne-
kloofter, dat tot
Bolten ftreckt, aen S. Olaus en
S. Auguflinus gewijdt. Dicht by
Kindeifiord is
Rtmp^nfiord, alwaer een vrouwekloofter ftaet,
en vele kleyne eylanden leggen , op welcke fijn
warme wateren, en in de winter foo heet dat
men der niet by durft komen ; doch des fbm.ers
fijnfe getempert : defe wateren fijn feer heyl-
faem , dewylfe vele fieckten genefen. Niet wijt
van hier is
Ejmetsfiord ; tufïchen dit en Rumpefm-
fiord is\'t
Koninglijck huys Fos ^ en een groote
kerck aen S. Nicolaes gewijt. In
Lmesßord is de
kaep of\'t hooft
Klining; en wat verder een arm
der zee
Granteyig geheeten. Aen gene fijde is \'t
huys
Datier, \'t welck aen den Dom van Groen-
lant behoort; die oock geheel
Lunesfiord befit, en
infonderheyt het groot eylant verby
Fynetsfiordy
Reyatjen
genoemt, na de rhenen , een geflacht
van harten die men in de Noordfche landen
die fich hier onthouden. In dit eylant is

De ßadt
Sk^gfßord.

Haven.

vint

een fteen Talgeftein geheeten , die foo fterck is,
dat hem \'t vuur niet kan verteeren , en foo facht
om te fhijden , dat men\'er drinckvaten , ke-
tels , en kuypen , die tien of twaelf tonnen
houden , van maeckt. Wyder in \'t weften is \'t
eylant
Langen , in \'t welcke fijn acht hoffteden ,
in \'t geheel aen den Dom behoorende. By de
kerck van Eynetsfiord ftaet het koninglijck huys
Helleftad: hier omtrent is Wicsfiordj en in de mont
van een arm der zee \'t eylant
Herriyen , dat is \'t
Heeren eylant, waer van d\'eene helft aen den
Dom, d\'ander aen de kerck van
DiurneSy d\'eerfte
kerck van Groenlant,toebehoort; defè kerck fiet
men in
\'t inkomen van Ericsjtord- Diurnes befit ai-
les \'t welck van
Ericsfiord in \'t noordweften tot
aen
Midjiord ftreckt. Hier naby aen de noordfij-
de is Bondefiord , enin\'t noorden vele eylanden
en havenen, \'t Lant tufTchen
Oflrehug en IVefire^
bug is
woeft en onbewoont, by \'t welck ftaet de
kerck
Strofnes., eertijdts de hooftkerck en fit-
plaets der Biffchoppen van Groenlant. DcSkre-
glingers befitten geheel Weflrehug. Men vint\'er
fchapen , geyten , offen en paerden , en allerley
flagh van wilt gedierte y maer geen volck, noch
Chriften
nochHeyden. Juer Bert, die een tijdt
lang hofmeefter van den BifTchop van Groen-
lant is geweeft , heeft als een ooghgetuyge , dit
verhael befchreven ; en was een der gene , die
de Richter van Groenlant noemde, om de
Skrs-
glingers
te gaen verjagen,-doch als fy daer quamen
vondenfe geen menfchen, maer veel gedierte ,
waer van ly fbo veel mede namen als fy in haer
fchip konden bergen. Aen gene fijde van
We-
firebug
is de groote rotfe Himmelradsfield, voorby
welcke niemant durft varen, om de fteenklippen
die in defe zee gevonden worden : en dit is den

inhoud

-ocr page 43-

A N

Ó

N

G

R

D

Tl

inhoud van dit capittel. \'t Gene dat hier eenige
twijfel of moeyte fou veroorfaken , beftaet in \'t
vorige feggen , dat de kerck \\2LnStrQjnes, (tul^
ichen de woefte plaetfen van
Oftrebug en Weflre-
hug
gebouwt, ) in \\ begin van \'t bewoonen van
Groenlant,
de hooftkerck en fitplaets ipan de Bijfchop
was : want \'t is buyten alle twijfel, dat de ILadt
Garde van d\'eerfte tijden dit voordeel heeft ge-
had. De Deenfche Chronijck , beklagende het
verlies van dit lant, fegt, indien de ftadt
Garde,
de fitplaets ipan de Bijfchop,
noch in welen en te vin-
den was, men fbu daer vele gedencktekenen en
geheughfchriften , dienftigh tot een groote en
Waerachtige hiftorie van Groenlant, konnen be-
komen. Angrimus lonas, een Yflander, (preken-
de van defe fitplaets ,
fegt uytdruckelijck : Fun-
data in Bordum
(men moet in Garden lefen) Upifco-
pali rejïdentia , in finu Ejnatsford Groenlandi<& Orien-
talis
: dat is , in Borde (leeft Garde) gelegen in de boe-
fem yan Eynatsfiord in \'t ooflerdeel Dan Groenlandt, is
de Biffchoplijcke ftoelgeftelt.
Den auteur van \'t vori-
ge Verhael is, geloof ick, beter hofmeefter
dan fchrijver geweeft : en heeft niet verklaert
wie
defe Skreglingers,W3,er tegen hy was gelbnden,
fijn geweeft. Do(5tor Wormius fchrijft in fijn
Onderfoecking van \'t Noorden, dat het Wilden
en eerfte inwoonders van Groenlant waren ,
welcke de Noorwegers, gelijck waerfchijnlijck
is, defe naem, fonder dat men weet waerom ,
gegeven hebben : fy onthielden hen , foo ick
vertrou, pp d\'ander oever van de arm der zee
by
Kindeifiord, in \'t wefterdeel van Groenlant,
wekkers eene kuft de Noorwegers bewoonden.
En als de gemelde hofmeefter fègt, dat
de Skre-
glingers
geheel Wefterhug befaten , heeft hf alleen
de weftkuft daer door verftaen; fijnde niet ge-
looriijck, dat hy van dbverfijde oft ooft-
kuft , die de Noorwegers in hadden , meende te
fpreken. Men vermoedt oock, dat eenige Noor-
weegfche waeghalfen,in kleyn getal voorby Kin^
delfiord gereyft, door de Skreglingers fijn geftagen.
D\'Onderkoning van Noorwegen , die in \'t Ver-
hael
Rechterban Groenlant, na d\'Yslantfche wijfe
van fpreken, wort genoemt > begeerde dit on-
gelijck te wreken , fond een ftercker troep der-
waerts, en deed een goet fchip tot dat voorne-
men gereet maken. Maer de Wilden, fiende het
fchip komen , deden gelijck fy gewoon fijn als fy
fich de fwackfte bevinden, namen alle de vlucht,
en verberghden fich in de boffchen , of rotfèn ,
of in de holen der beeften. De Noorwegers,
die niemant op de kuft vonden, namen al wegh
wat hun diende,en brachten \'t in haer fchip : dit
heeft fonder twijfel de gemelde fchrijver van\'t
Verhael bewogen te leggen, dat men by de
Skreglingers paerden, geyten, offen en fchapen
vind; maer geen volck, noch Chriften , noch
Heyden. Wormius gelooft,dat defe Skreglingers
niet wijt van de golf of ftraet Davis woonen, en
dat \'et Americanen konnen wefen, of wel oor-
fpronckelijcke of eerfte inwoonders van nieuw
Groenlant, (\'t welck de Denen, onder de beftie-
ring van Koning Chriftiaen de Vierde,ontdeckt
hebben)geburen van \'t oude,dat de Noorwegers
bewoonden^en een deel
vanWefterbugyeer dzxEric
de Roode
\'t ander vermeefterde, in hadden.

Maer \'t fchijnt niet noodigh dat men hiëi:
d\'Americanen doe komen en de laetfte giiïing
van Wormius is fèer verftandigh en waerach-
tigh j voeght hier by, door een lèlve reden , ge-^
lijck
Wefierbug fijn eedie inwoonders had, als
de Noorwegers daer quamen, alfoo
Ooflerbug ins^
gelijcks: en dewijl \'t oofterdeel dichter is by
d\'yszee, minder vruchtbaer , en by gevolg woe-
fter als \'t wefterdeel; fbo fijn de Noorwegers,
die in \'t eerfte minder tegenftant als in \'t laetfte
vonden , lichtelijcker meefter van
Ooflerbug dan
van
Weflerbug geworden : oock fiet men niet in
dc Verhaelboecken , datfe naer een verdere
doortocht aen de weftfijde, maer wel aen de
noordfijde, getracht hebben ^ want men be-
fpeurt, datfe acht geheele dagen noordwaerts
gereyft fijn, fonder iets dan fheeuenys, van
welcke de dalen vol fijn , t\'oncdecken. In voe^
gen, dat men hier uyt kan befluyten , dat het
geweft, \'t gene de Noorwegers in Groenlandt
befaten ^ door de zeen van \'t zuyden en ooftea
was omringt, en tulTchen de noortfche bergen^
ontoeganckelijck door de menighte van \'t ys,
en de Skreglingers , die hunnen voortgang aen
de fijde van
Weflerbug verhinderden, gelegen.
Daerenboven ftaet hiei* noch te bemercken,
\'t gene d\'Yslandtfche Chronijck ons voor de
waerheyt verfekert, dat die van Noorwegen feer
weynigh in Groenlandt hadden ^ en al het hare
niet dan voor een derdedeel van een Bifdom in
Denemarcken gerekent wierd ; oock fijn de
Deenfche Biifchopdommen niet grooter dan de
Franfche. De Deenfche Chronijck feght het
felve met defe woorden: geheel Groenlant is
hondertmael grooter dan \'t gene de Noorwe^
gers toebehoorde : \'t word oock van verfchey-
de volckeren bewoont, ftaende onder de be^
ftiering van byfondere Heeren , van welcke die
van Noorwegen noit kennifie hadden.

D\'Yslantfche Chronijck fpreecktverfcheyde- P\'ruck-
lijck van de vruchtbaerheyt van dit landt, vol-
gens de verfcheydentheyt van de verhalingen
waer uyt die beftaet. Op d\'eene plaets feght fy,
dat \'er de befte terwe waft die men in eenigh
deel van de v/erelt kan vinden, en fulcke dicke
en ftercke eyckenboomen, datfè eyckelen fbo
groot als appelen dragen. In een ander verhael
leeft men ^ dat \'er in Groenlandt niets waft van
alles dat \'er gefaeyt wordt, door de groote kou-
de , en dat d\'inwoonders geen broot kennen.
Dit komt Overeen met de Deenfche Chronijck,
welcke fegt, als Erick de Roode eerft in dit ge-
weft quam , moeft hy door de vifchvangft le-
ven , dewijl het landt onvruchtbaer was. Maer
men leeft oock in \'t laetft-gemelde boeck , dat
de navolgers van Eric, die na fijn doot dieper
in \'t landt quamen, tufïchen de bergen vrucht- ^
bare landeryen, weyden en rivieren , die hy niet
gevonden had, ontdeckten. Doch dTslantfche
Chronijck, die haer felf tegenfpreeckt, is niet te
gelooven wanneerfe toont, dat \'er niets groeyt
in Groenlant door de koude : de reden diefè
geeft doet ons aen haer feggen twijfFelen j want,
ieght fy, \'t is feker dat het gedeelte van Groen- ^
lant, \'t welck de Noorwegers eertijts bewoon-
den , leght op een felve hooghte als Vplandt,

het

Sh^eglm\'
gers.

ii\'

-ocr page 44-

GROEN

het vmchtbaerfte gewell van Sweden, \'t welck
in der daet de fchoonfte en befte terwe in me-
nighte voortbrengt. Voegt hier by, dat de ge-
melde Chronijck , door de felve reden der
hooghte , elders met waerhey t feght, dat \'et in
Groenlant foo kout niet is als in Noorwegen.
Nu weet men vaftelijck en uyt de daet, dat \'er
in Noorwegen feer goet koren waft, ja dat\'er
plaetfen fijn , daer men tweemaels maeyt en
oogft in drie maenden : doch dit gefchiet in
vlacke velden gelegen tegen over rotfen , daer
de zon , in \'t heetfte der maenden lunius, Julius
eii Auguftus , gedurig op fpeelt; door wekkers
reflexie of weerfchijn fiilck een hitte van die
rotfen op de velden valt, dat men in fes weken
\'t lant bouwt, belaeyt, en rijp koren maeyt :
dewijl nu dele landeryen vet en vochtigh fijn
door de menighte der gefmolte fneeu, die van
de fon gekoockt, \'t lant watert en drenckt j foo
befaey t men die ten tweedemael, en na andere
fes weken heeft men een tweede oegft, foo goet
als d\'eerfte.

\'t Is waerfchijnelijck, dat Groenlant, gelijck
meeft alle andere plaetfen, uyt goede en flechte
landeryen beftaet, uyt vlacke velden en hooge
bergen , fbmmige vruchtbaer , en andere on-
vruchtbaer ; \'t is oock feker dat \'er vele rotfen
fijn i en d\'Yslantfche Chronijck fegt in\'t by-
fonder , dat men hier marmerfteen van allerky
coleuren vind. Men houd voor een gemeen ge-
voelen , dat de weyden fijn voorfien met feer

foedt voedtfel, en een menigte van groot en
^ ^ ^^ leyn vecj vele paerden, hafen, harten , rheen ,
* ^^ wolven,wilde katten,vofteni oock veele witte en
fwarte beeren : men vint \'er bevers en marters,
met foodanig koftelijck bontwerck als \'t fijne fa-
belbont van Mofcovien. Men fiet hier witte en
graeuwe vakken in feer groot getal , en meer
dan in eenige andere plaets der weerelt; die
men eertijts, als iet fèlfaems, om haere won-
derlijcke fhelheyt aen de Koningen van Dene-
marcken fond, welcke die aen de Koningen en
Vorften , hare naburen oft vrienden, vereer-
den j dewijl het vliegen of jagen met de vakk
op \'t pluymgediert, in Denemarcken , en in an-
dere Noortfche geweften, niet gedaen wort.

De zee is fèer vifchrijck in Groenlant; en
voorfien met zee-wolven, honden en kalvers ,
nevens een ongelooflijck getal van walviftchen.
ïck twijfel of men de witte beeren in Groenlant
onder de lant- of zee-gedierten fal ftellen: want,
gelijck de fwarte beeren \'t lant niet verlaten, en
fich niet dan met vleefch voeden foo loopen
de witte niet uyt de zee, en leven van \'t verflin-
den der viftchen : fyfijn oock veel grooteren
wilder dan de fwarte en loopen naer de zee-
wolven en honden , die hare jongen , uyt vree-
fe voorde walviftchen, op \'tys leggen : defe
zee-beeren fijn feer graeg naer de jonge walvif-
fchen , die fy veel fmakelijcker dan andere vif-
fchen eten : fy füllen fich niet lichtelijck , als \'t
ys gefmolten is, in de volle zee begeven, niet
door gebreck van fwemmen, of datfe niet in \'t
water als viftchen konnen leven; maer fy vree-
fcn de walviffen, die hen , door.een natuurlijcke
tegenftrijdigheyt,en om datfe hare jongen eten,

e» tn t JPd\'

tiU

:: ! 1.
r s;

L A N D T.

riecken en vervolgen. Hierom is \'t, wanneer \'t yS
van de noordkuften van Groenlant afdrijft, en
naer \'t zuyden wort gevoert , dat de witte
beeren , die daer op fijn, van \'t felve niet durven
afgaenj en als fy in Yslant of in Noorwegen,dacr
\'t ys fich fet, aenkomen , fijnfe dol en ralènde
van honger : en men verhaelt vreemde gefchie-
deniften van de wreetheyt defer dieren in die
landen gepleegt.

Groenlant heeft altijt feer vruchtbaer geweeft Eenhorsm.
van hoornen, die men eenhoornen noemt. In
Denemarcken fiet men fulcke die noch heel
fijn, vele ftucken en eynden , en een feer groote
menighte broeken en kleynder deelen , waer
doorle in dit Rijck feer gemeen fijn : defe hoor-
nen , oneygentlijck dus genoemt, hebben geen
gemeenfchap met de ware , en die eygentlijck
dus geheeten worden , hoedanigh die oock fijn;
en dewijl de naem dubbelfinnigh is , wort \'er
van fbmmige getwijfelt, of de beeften diefe dra-
gen uyt vifch of vleefch beftaen. De hoornen
der eenhorens in Denemarcken, \'t fy geheele oft
in ftucken, fijn van de felve ftoffe , gedaente en
kracht, als de gene die men in Vranckrijck en
elders fiet. Die fchoone geheele hoorn, die de
Koning van Denemarcken te Fredricksburg
heeft, is fonder tegenfpreken veel grooter dan
die te S. Denijs : \'t is wel waer, datie niet recht
is, en twee of drie voeten van de punt gequetft
en gelHionden : maer wat het overige belangt,
van de lèlve verwe, gedaente en gewicht, als die
te S. Denys. Alle de ftucken van de hoornen ,
die men op verfcheyde plaetfen te Koppenha- <
gen fiet, houdmen voor tegengiften van \'t fe-
nijn j even als die te Parijs en elders gefien wor-
den. Indien men voor vaft ftelt, dat alle de
foorten van horens in Denemarcken foodanigh
fijn als die men in Vranckrijck fiet, en dat de
Denemarckfche uyt Groenlant fijn gekomen
foo ftaet t\'onderfbecken, wat beeflen in Groen-
landt deie hoornen dragen : Wormius gelooft
dat het viffchen fijn 5 \'t welck fchijnt het gevoe-
len van alle d\'oude Natuerkenners , die van
d\'eenhoornen gehandelt en als aertfche en vier-
voetige dieren afgebeelt hebben , om te ftoo-
ten ja felf tegens eenige plaetfen der heylige
Schrift te ftrijden, die men niet verftaen kan als
van viervoetige eenhoornen.

Maer \'tgaet vaft, dat het woort eenhoorn
verfcheyde beteekeningen heeft, en dat ver-
fcheyde dieren foo genoemt worden getuyge
fijn den Onix en Indifchen efel, daer Ariftoteks
van fpreeckt; en dat wilde dier, dat Plinius be-
fchrijft,\'t welck het hooft van een hert,\'t lijf van
een paert, dichtgeftote voeten als een ekphant, \'
en een onvergelijckelijcke fnelheyt en kracht
heeft en in der daet is die ware eenhoorn waer
van de heylige letteren op verfcheyde plaetfen
fpreken , van fulck een gefwindheyt , dat \'er
als iets feltfaems en wonders van ftaet, dat Godt
de
Schirion (een van de bergen op den Liban) als
een jongen eenhoorn fal doen fpringen j en van
foodanigh een fterckte , dat Godes kracht felf
daer by wort vergeleeken :
Deflercke Godt, {hyde
Mofes , d\'uytleyder Jijns Tpolcks, jijn kracht is als die
"Van dm eenhoorn.
Nu is \'er geen fchijn of blijck,

dat

I

f I ■\'
u I

r

! I

1

-ocr page 45-

t,6

N

L

G

R

O

N

A

D

T.

dat men defè Noordfche eenhoorncn, dat \\va- die walvilch-tanden te noemenmaer veyldenfe

terdieren fijn , fou ftellen nevens de gene die uyt voor eenhorens, om meer geks daer voor te

het zuyden of ooften komen, en tot d\'aertfche krijgen; en gelijck eertijts, doenfe het noch da-

en viervoetige fekerlijck behooren. De Pro- gelijcks. \'t Is niet lang geleden, dat de Groen-

^iheet lefaias, propheterende de Joden dat Godt lantlche Compagnie re Koppenhagen iemant

len van Jerufalem fou verdrijven, met hare van de hare in Mofcovien fond, met een me-

koningen,noemt die aldus : De eenhoornenjfegt hy, nighte van groote ftucken defer horens, en on-

fullen met hen afkomen y \'t welck niet kan verftaen der anderen een eynd derfèlve van een onge-

worden dan van een afkomen te lande : want meene grootte,om dat aen den Groot-Hartogh

foo de Propheet gelooft had dat d\'eenhorens van Mofcovien te verkoopen. Men fegt, dat het

viffchen waren, foude hy, gelijck waerfchijn- de Groot-Hartogh feerfchoon vond, en door

lijck is, in afkomen yaffyoemmengQftgt fijn Medicijnmeefter liet onderfoecken : defè

hebben! Medicijn, die meer kennis daer van had dan

wefên , nademael Bartolinus , een Deenfch der naer Koppenhagen. Als hy aen de fijne
fchrijver, in fijn tradaet van d\'Eenhorens , een reden gaf van fijne verrichting , leyde hy al de
befonder capittel van de zee-eenhorens heeft, fchult van fijn ongeval op dien fiiooden Genees-
Doch men ontmoet hier een tegenftrijdige fwa- meefter, die fijn koopmanfchap veracht, en ge-
righeyt ,• want het ftaet t\'onderfbecken , of fegt had, dat al \'t genehy daer bracht, niets dart
defe zee-eenhorens, van welcke wy fpreken, in tanden van viffchen waren. Ghy fijt een ftecht-
der daet eenhorens fijn ; en of\'t gene wy voor hooft, antwoorde hem een van de Compagnie,
hare horens houden, in der waerheythorens waerom vereerde ghy aen de felve Medicijn
of tanden fijn fachten: \'t weghnemen van d\'eer- niet twee of drie hondert ducaten , om hem te
fte twijfeling hangt aen de tweede want foo het doen gelooven dat het eenhorens waren ^ Twij-
tanden fijn, kan men defe viftchen geen een- feit oock niet, Lefer, of den horen te S. Denys
horens noemen , dewijllê geen horens fouden is mede oorfpronckelijck van de felve plaets ge-
hebben ; en foo het horens fijn, mogenfe klaer- komen , en op de gemelde wijfe verkocht. Se-
lijck eenhorens geheeten worden, dewijlfe dus ker Franfch fchrijver,waer uyt wy dit getrocken
maer eenen horen dragen. Wormius verfèkert, hebben , tracht te bewijlen , dat het foodanigh
dat \'et tanden en geen horens fijn : en Angrimus een tant is als die hy in Denemarcken gefien hadj
Jonas noemtfe
tanden in fijn befchrijving van want fy heeft een felve wortel als d\'andere, te
Yslant, op die plaets daer hy een aenmercke- weten,uytgeholt en afgetrocken aen \'t eynde,als
lijcke fchipbreuck verhaelt, die Arnoud een Bif^ een bedorven tant: en dit
foo fijnde , houd hy
fchop van Groenlant overquam , als hy in\'t jaer ftaende dat het een tant is , van felf uyt het
Chrifti 112(5 naer Noorwegen feylde , wiens kaeckebeen van de vifch,die dTsIanders
fchip door de ftormen op een uytftekende noemen , gevallen , en dat menfe niet voor een
hocck lants in \'t wefterdeel van Yslant wierd ge- hooren behoort te achten,
broken : en in\'t optellen van de dingen die men Laet ons weder naer Groenlant keeren.
van de ftucken vergaderde, yondmen, fegt de D\'Yslantfche Chronijck verhaelt, dat \'er een
gemelde Angrimus,
koftelijcke ende befle -^pahifch- foeter en getemperder lucht is dan in Noorwe- Lnchu
tanden, door de yloet der^ee op flrant gemrpen , s^aer gen; dat \'et daer minder fneeuwt, en de koude
op Rtmijche letteren, met onujtmßlijck root lijm gefchre-^ niet foo ftreng is : hoewel het daer fomtijts feer
yenyflondeniopdateenjder, na\'t volbrengen der rey- hard vrieft, en vreeftelijcke ftormwinden ge-
fe , de fijne fou konnen kennen, \'t Blijckt oock, \'t ge- hoort worden; maer die felle koude en \'t bul-
ne Angrimus Jonas hier
kofteiijcke ypabifch-tanden derend onweder komtfelden, en duert niet lang.
noemt , wort in Denemarcken verfïaen van De Deenfche Chronijck toont, als een feltfame
hare horens, die wy eenhorens heeten, van faeck, dat men in\'t jaer 1308 in Groenland
welcke wy nu fpreken. verfchrickelijcke donderftagen hoorde, en dat

Maer foo een lang verhael van horens wort het hemels vier op een kerck, SkalholtgensLcmt,
verdrietigh , en ick fal\'t eyndigen met het oor- neerviel, en die geheel verbrande. Na defen
deel waer voor wy den eenhoren , die men te donder en vuerftralen verhief fich foo een on-
S. Denys bewaert, füllen houden. Ick heb al- gemeenen ftorm,dat hy de toppen van vele rot-
rêede eefegt, datfè in alles overeenkomt met fèn omfmeet, en dat d\'aftchen der felve in foo
die van Denemarcken; en voege daer by, dat de grooten overvloet vloogh, dat men geloofde,
Denemarckers voor vaft gelooven en aenbieden datfe Godt, om \'t volck van dit lant te ftraffen,
te bewijfèn , dat alle de verfcheyde foorten van Het regenen. Dit tempeeft wierd door foo een
horens, die\'men in Mofcovien , Duytftant, Ita- ftrenge winter gevolgt, dat Groenlant noit dier-
■lien en Vranckrijck fiet, uyt Denemarcken fijn gelijcke had; foo dat het ys een gantfch jaer,
gekomen, waer defe koophandel fterck gedre- fonder te fmelten, in fijn geheel bleef,
ven is, wanneer de vaertvan Noorwegen en \'t Schijnt oock, dat in dit geweft brandende
Groenlant vry en bekent was, dat men jaerlijcks bergen en onder-aerdfche plaetfen vol vuer fijn,
vand\'een en d\'andre plaets af en aen fcheepte. gelijck in de Canarifche eylanden en elders;
DeDenemarckers, die defe horens hier en daer \'t welck oock fonder twijfel kan aengenomen
fonden om te verkoopen , wachten fich wel van worden en niet vremt is, door \\ voorbeelt en de
Aräka. A3 naby-

-ocr page 46-

T.

N

N

A

R

O

G

nabyheyt des berglis Hecla in Ysland , \'t welck
veel noordelijcker leght dan dit gedeelte van
Groenlant 3 als ook \'t exempel van andere bran-
dende bergen die in Laplant verre voorby den
Circulus Arólicus leggen: \'t welck met het voor-
verhaelde wort beveitight uyt de oude befchrij-
wame ba- ^^^ ^^^^ lantjdat \'er fulcke warme baden fijn,
de». dat men die in de winter niet kan verdragen.

De Somer in Groenlandt is in \'t gemeen
Somer. fchoon , foo by dage als by nacht, indien men
de geftadige fchemering , die hier de gantfche
Somer na \'t ondergaen der Son overblijft, een
nacht mach noemen. Gelijck de dagen leer
kort fijn in de Winter , foo fijn in tegendeel de
nachten feer lang ; in welcke de Nature een
wonder voortbrengt , waer van d\'Yslantfche
Nature, Chronijck gewagh maeckt, dat hier in beftaet:
in Groenlandt verheft fich een licht met de
nacht, wanneer de Maen nieuw is , of dat haeft
fal wefen , \'t welck het gantfche landt verlicht,
gelijck of de maen vol was j en hoe de nacht
donckerder is , hoe dit licht allerhelderft
blinckt: het begint lijn loop aen de noord-fijde,
en wort daerom het
Noorderlicht genoemt : het
heeft de gedaente van een vliegend vuur, en
ftreckt ftch in de lucht als een hooge en lange
palilfade of Ichutpael ; \'t gaet van d\'eene plaets
naer d\'ander , en laet een roock achter fich.
Niemant, dan die \'t gefien heeft, kan fich de
fcelheyt van fijne beweging inbeelden : het
duert de gantfche nacht, en verdwijnt met d\'op-
gaende zon. Men houd voor vaft , dat dit
Noorderlicht met een helderen hemel, en een
nacht, vry van alle nevelige wolcken,van Yslant
en Noorwegen klaerlijck gefien wort : \'t ver-
licht niet alleen de volckeren van defè Noorder-
weereltjmaer ftreckt fich uyt tot aen de Climaet
daer Vranckrijck onder legt : en \'t is fonder
twijfel\'t felve licht dat de feer geleerde Gafïen-
dus dickmaels heeft geobferveert en waergeno-
men , \'t welck hy
de lsloorder-dageraet noemt.

De Deenfche Chronijck fègt: in \'t jaer 1x71
heeft eenen ftercken Noordooften wint fulck
een menighte van ys, met foo vele beeren en
hout beladen , in Yslant gevoert, dat men ge-
loofde , dat alle \'t gene in \'t weften van Groen-
lant ontdeckt was, niet het geheele Groenlant
■ kon wefen, en dat dit geweft fich verder in
\'t
noordooft uytftreckte. Hier door werdeii
eenige Yslanders beweegt, om een nieuwe ont-
decking te onderftaen , maer fy konden niets
dan ys vinden. De Koningen van Noorwegen
en van Denemarcken hebben langen tijdt te
voren \'t lèlve voornemen gehadt, en verfcheyde
fehepen derwaerts gelbnden , ja fèlf in eygener
perfoon daer na getracht doch konden niets
meer dan de gemelde Yslanders verrichten. Alle
de gemelde onderfoeckers fijn tot defè reyfe
aengeprickelt, of door \'t verhael van
anderen,of
door een ingenomen meening op \'t
feggen van
iemant gegront, dat \'er in dit geweft vele aderen
van gout, filver en koftelijcke gefteenten fijn te
vindenjofmiffchien heeft defeplaetfè in\'t boeck
lobs, \'t
Gout komt uyt het Noordert, een krachtigen
jndruck op hare gemoederen gedaen : dies fal
ick hier ter fake dienende byvoegen ^ \'t gene

Gout\'en

filveY\'inij-

nen.

de felve Deenfche Chronijck vertelt, dat \'eriti
vorige tijden eenige kooplieden met groote
fchatten van defe reyfe fijn wedergekeert. Oock
fègt fy , dat eenige zeevarende lieden van Frif^
land ten tijde van S. Olaus Koning van Noor-
wegen , de gemelde reyfè tot het fèlve eynde
voornamen : maer datlè door vreeffelijcke ftor-
men wierden beftreden , die hen dreyghden
tegens eenige rotfen van defe kuft te werpen,
waer doorfè gedwongen wierden fich in eenige
flechte havens te falveeren. \'t Gemelde boeck
verhaelt wijders, als fy onderftonden te lande te

faen,datiè niet wijt van de zee fommige geringe
utjes byna in d\'aerde vonden , en daer rontom
fteenhoopen uyt de mijnen, die van filver en
gout glinfterden/t welck hen bewoogh die op te
rapen, en fbo veel fy dragen konden daer van
mede te nemen. Doch wanneerfe naer \'t fchip
keerden, quamen uyt die bedeckte graven eeni-
ge leelijcke menfchen en vervaerlijck als duyve-
len , met bogen en flingers voorfien, en gevolgt
van groote honden. De vreefe, die defe boots-
gefèllen befprong , dwong hen in aller yl, om
niet alleen hare dracht, maer oock hen felf, te
bergen, voort te loopen. Door ongeluck raeck-
te een van de traeghfte onder hen in handen
van defè Wilden, die hem in een oogenblick,
in \'t geficht fijner mackers , verfcheurden. De
Deenfche Schrijver fegt, in gevolg van defè ge-
fchiedenis, dit lant is vervult met rijckdommen ;
dies fegt men, dat Saturnus hier iijne fchatten
verborgen heeft, en dat het alleen van de duy-
velen wort bewoont.

In d\'Yslantfche Chronijck is een capittel met Coms nm
dit opfchrift,
De Sfegh en Jchipyaert yan Noorwegen
naer Groenlant y^/elek\'i
inhoud is aldus : De rechte
wegh of ftreeck naer Groenlant, ( volgens de
vertelling der verftandighfte ftuurheden, daar
geboren , of onlangs van daer gekomen,) van
Nordfladen Sundmur in Noorwegen , gaende recht
naer \'t weften tot aen
Horenfunt, langs d\'ooftfijde
van Yslant, is omtrent fèven dagen fèylens. Van
Suofuels lokel, een fiilferbergh in Yslandt, tot in
Groenlant, moet men, om de kortfte wegh te
houden, weftwaerts aen feylen. Tufïchen Yslant
en Groenlandt omtrent ^ten halven wege , ont-
moet men
Gundehiurne Skeer, Dit was d\'oude paf^
fagie, eer dat het ys foo fterck uyt het Noorden
quam, waer door federt defè fchipvaert feer ge-
vaerlijck is geworden. Daer\'na leeft men in\'t
felve boeck , maer in een befbnder hooftftuck :
van
Langenes in Yslant, \'t welck is fijn uyterfte
eynde in \'t noorden, noordelij ck aengaende tot
aen
Oflerhorn , fijn omtrent achtien mijlen, Ofler-
horn
en Huallshredde leggen omtrent twee dagen
en twee nachten feylens van eickanderen.

In de gemelde Yslantfche Chronijck is eea
capittel met defen tijtel:
Afjchrift uyt een out hoecky
genaemt
Speculum Regale, oft Koninglijcke Spiegel,
aengaende de faken Dan Groenlant:
den inhout is veel
klaerder als \'t vorige. Men heeft eertijts, feght Zeemon^
hy , drie groote zeemonfters , van een fèltfame
gedaente , in de Groenlantfche zee gefien:
\'t eerfte hebben de Noorwegers
Haffftramh ge-
noem.t, \'t welck fy van de navel opwaerts buy-
ten \'t water hebben gefien : het was van ge-
daente

-ocr page 47-

N

Ë

Ö

N

L

R

A

D

Jaente als een menfch, van hals, hoofc, aenge-
ficht, neus en mont, alleen was het hoofc on-
gemeen groot, en fcherp opgaende: het had
breede ichouders, en aen de felve twee uyt-
fpi\'uytfèls , in plaetfe van armen, doch
fondec
handen : \'t lichaem was onder de navel van een
ander geflalte, welcke men nooit kon hen : fijn
opficht geleeck het ys. Soo dickmael als dit on-
dier fich op \'t water vertoonde, verhieven fich
groote flormwinden. Het tweede monfter wierd
Margugmr geheeten en was van \'t hooft tot de
navel als \'t lichaem eener vrouwe : ^\'t had groote
borften , het hair uytgefpreyt, groote handen
aen d\'eynden der wanfchape armen, en lange
vingeren aen eickander gehecht, als de ganfe-
voeten. Men heeft \'et gefien met vifTchen in de
handen, die het at: \'t verfchijnen van dit mon-
fier is altijt van een groot onweder gevolgt: en
fbo het in \'t water ftorte met het aenficnt naer
dematroofen gewent, was\'teen teecken datfe
geen fchipbreuck fouden lijden 5 maer fbo \'t hen
de rug toekeerde, warenfe verloren. Het derde
zeemonfter noemde men
Haf^erdinguer, \'t welck
éygentlijck geen monfter was, maer drie groote
hoofden of bergen van water , die de florm op-
wierp ; en foo door ongeluck de fehepen tuf-
fchen den driehoeck , die defe bergen veroor-
faeckten, inquamen, vergingen die byna al te
farnen, en weynige ontquamen \'t groot gevaer.
Dit genaemde monfter wierdt door de flijve
flroom der zee , en de felle daer tegen loopende
winden, voortgebracht, \'t welck de fehepen
overviel, en in fijn holle keel verflond. Het fèl-
ve boeck verhaelt, dat \'er in defe zee feer groote
flucken ys, verheven als beelden van een won-
derlijcke gedaente, gefien worden. Het raedt
oock hen die naer Groenlant willen varen, fuyd-
weflwaerts aen te gaen, eer datfe\'tlant aen-
doen, om de menighte van \'t ys dat op defè
zee, fèlf in een deel van de Somer, drijft. Hy
fegt oock , dat de gene , die hen tufïchen dit ys^
in gevaer bevinden, moeten \'t fèlve doen dat
anderen te voren gedaen hebben in diergelijck
geval, \'t welck is, hunne booten ter plaetlè daer
\'t ys dickft is, te fetten , met al de levensmidde-
len die fy daer in konnen krijgen, en wachten
dat defe grootfte flucken ys hen aen eenigh
lant brengen j ofte trachten, foofe finelten, hun
leven met de boot te bergen.

De hiflorie van Denemarcken maeckt ge-
wagh van een groote Peft , de Swarte geby-
naemt, die in \'t jaer 1348 het grootfle deel van
defe Noordfche volckeren verflond : de voor-
naemfle zeevaerders en kooplieden van Dene-
marcken en Noorwegen, waer uyt de Groen-
landfche Compagnie
in defe twee Koningrijc-
ken befl:ont, wierden door haer in \'t graf gefon-
den. Men heeft oock
aengemerckt, dat fèdert
die tijt de reyfèn en koophandel op Groenlandt
fijn vermindert, en allengs begonden te ver-
dwijnen. Hoewel Wormius verfekert, dathy
in
een out Deens gefchreven boeck geleien heeft,
dat \'er omtrent het jaer 1484, onder de heer-
fchappy van Koning Joan , te Bergen in Noor-
wegen noch meer dan 40 zeevarende lieden wa-
ren , die jaerlijcks naer Groenlant voeren, en

Schrickc\'
Ifjckelfß.

i

1

ver/clieyde koftelijcke koopmanfchappen vaft
daer brachten: doch als fy die in \'t gemelde
jaer aan eenige Hoogduytfche kooplieden ,daer
gekomen om te handelen , niet wilden verkoo-^
pen , fijn fy van de fèlve op een avont ten eten
genoot, en alle op eenen nacht door de Duy t-
fchen gedoot, Maer defè faeck heeft weynigh
waerfchijnlyckheitjgelyckfè verhaelt wort^ want
het is niet gelooflijck , datmen in die tyt foo vry
van Noorwegen naer Groenlant reysde.

De fchattingen van Groenlant waren eertyts Schmift\'
gefchickt en befteet tot de tafel der Koningen
van Noorwegen; en geen zeevarend man mocht
fbnder verlof naer Groenlant varen , op ver-^
beurte van\'t leven, \'t Gebeurde, in\'t jaer 1389,
dat Henrick, Biffchop van Garde in Groenlant,
naer Denemarcken overfcheepte , en kreeg fit-
plaets in de vergadering der Staten van dat
Rijck , welcke in Funen gefchiede onder de be-
ftiering van de Koningin Margarita , die de
twee Kroonen Noorwegen en Denemarcken
te gelyck beheerfchte: voor defè Staten wierdea
eenige Noorweeghfche kooplieden, die in
Groenlant fonder verlof geweeft waren , be-
fchuldight, datfe de tollen, gefchickt tot de ta-
fel der Koningin, niet betaelt hadden, De
Koningin handelde hen feer ftrengelijck, en
men fou hen opgehangen hebben, indienfe niet
met fèer fware eeden , diefe op de heylige Euan-
gelien fwoeren, beveftight hadden, datfe tegen
hun danck in Groenlant door het onweder ge^
jaeght waren ; datfe niet van daer dan gekoch-
te waren brachten , en geenfins de tollen van de
Koningin beftolen hadden : op defe eeden wiei-
denfè ontflagen. Maer \'t gevaer datfe ontqua-«
men , en \'t vernieuwen der ftrafFe geboden, dat
niemant naer Groenlant fbnder verlof moght
reyfen, fèhrickte alle anderen fbodanigh af,
dat fèdert die tijdt niemant, \'t fy koopman oft
bootsgefèl, dat durfde wagen. Eenigen rijdt
daar na fond de Koningin fommige fehepen
naer dit lant, die men nooit weder zagh, men
gelooft datfe vergaen fijn, hoewel men nim-
mer kennis kreeg waer en op wat wyfe. D\'oude
zeelieden van Noorwegen waeren feer vervaert
door defè tyding , en durfden die zee niet meer
bevaren. De Koningin , fijnde ter fèlver tijdt
met een oorlogh in Sweden belet, wilde hen
niet dwingen, en maeckte geen werck vaa
Groenlant. x

De Deenfche Chronijck toont, dat omtrent
defe tijd , en in \'t jaer 1406 , de BifTchop Eskild
van Dronten de felve forge,die fijn voorfaten te
voren hadden,over Groenlant begeerde,en fond
fekeren Andries derwaerts,omde plaets van Hen-
van Gordel
riek Biffchop van Garde te bekleeden , foo hy
overleden was,of indien hy noch leefde,hem het
felve bekent te maken. Maer federt de gemelde
Andries was tfcheep en t\'feyl gegaen, had men
niets van hem gehoort
^en wat vlijt men aenwen-
de, nooit konnen gewaer werden wat hem of de
voorfeyde Bifïchop Henrick is wedervaren : dit
is de laetfte BifTchop , die van Noorwegen naer
Groenlant isgefonden. De meergemelde Deen-
fche Chronijck heeft een verhael van al de Ko-
ningen van Denemarcken federt de Koningirt

Mar^

-ocr page 48-

N D

L

A

T.

E

N

R

O

Margarita tot aen Koning Chrifliaen de Vier-
de; om te toonen,\' hoe weynigh wercks dat Ibm-
mige van Groenlant maeckten , en de begeerte
die eenige andere hadden om dit lant op nieu
t\'ontdecken en weder te bekomen.

Koning Eric, Vorft van Pomeren, fuccedeer-
de na Koningin Margarita; en dewijl hy een
Noomegm. vreemt Prins was , en eerft in Denemarcken ge-
komen , onderfocht hy niet eens, c^\'er in de
weerelt een geweft, Groenlant genoemt, was te
vinden.

Chriftoffel van Beyeren volghde naer Eric,
en befteede al fijn tijt om de Wandalen , of die
van Pomeren , te beoorlogen.

Het geftacht van Oldenborg , dat nu Dene-
marcken beheericht, begon in \'t jaer der Gena-
de 1448 te regeeren. De Koning Chriftiaen ,
d\'eerfte van dien naem en dit Huys, in plaets
van fijn gedachten naer \'t Noorden te wenden ,
ftierde die naer \'t Zuyden : want hy ging in pel-
grimagie naer Romen , en verworf van de Paus
het lant van Dithmarfèn voor de Kroon van
Denemarcken , en verlof om te Koppenhagen
een Academie oft Hooge Schole op te richten.

Chriftiern de Tweede volghde na Chriftaen
d\'Eerfte , en beloofde fblemnelijck , als hy ge-
kroont wierd,alles te doen watmogelijck was om
Groenlant weder te bekomen. Maer feer verre
was hy van een lant, dat fijn voorfaten verloren
hadden,weder te krijgen; dewijl hy felf fijne fta-
ten die hy befat niet kon behouden. Door fijn
wreetheyt wierd hy uyt Sweden gejaegt; dat de
Koningin Margarita met de Rijcken van Dene-
marcken en Noorwegen had vereenight , en
die drie als een gemaeckt. Hy begaf fich in De-
nemarcken met de felve woedende geeft die
hem in Sweden befk; en de Denen, die hem
foo weynigh als de Sweden konden verdragen,
ftelden hem af van \'t Rijck; derhalven ishy on-
der de Koningen van Denemarcken met een
gebroken fcepter in de hant afgebeelt. Sijnen
Cancelier Eric Valkandor , een Deenfch edel-
man van groote deught en verftant , wierd
Aertsbiftchop van Dronten , na \'t ongeval van
fijn Meefter , en begaf fich in fijn Aertsbifdom,
alwaerhyal fijn vernuft te werck ftelde , om
Groenlant t\'ontdecken , en de middelen om
daer toe te komen : hy las alle fchriften die daer
van handelden ; onderfocht alle kooplieden en
zeevaerders van Noorwegen die daer eenige
kennifte van hadden ; en deed een kaert maken
van de ftreken die men in \'t zeylen foude hou-
den. Maer als hy dit voornemen in \'t jaer
uytvoeren wilde , kreeg hy twift met een groot
Heer in Noorwegen , die hem nootlaeckte fijn
Aertsbifdom en \'t Rijck te verlaten : hy begaf
fich naer Romen, waer hy fturf.

Frederick d\'Eerfte, oom van Chriftiern, had
Denemarcken en Noorwegen ingenomen; en
nademael den aenhang van Chriftiern niet t\'ee-
nemael vernietight was , mistroude en vreefde
Frederick de gemelde Valkandor, joegh hem uyt
Noorwegen , en verftroyde de Compagnie die
hy, om Groenlant t\'ontdecken, had opgericht.

Chriftiaen de Derde volghde na Frederick
d\'Eerfte ; en liet de reyfe naer Groenland her-
vatten, maer fijn volck konden het niet ont-.
decken : dit veroorfaeckte dat de Koning al de
ftrenge wetten fijner voorfaten , dewelcke ver-
boden dat niemant fonder verlof derwaerts
mocht varen, te niet maeckte; en gaf volkomen
vryheyt, dat een yder die \'t begeerde die reyfe
aennam. Maer de Noorwegers waren in die tijt
foo fwack ter zee, en foo verarmt, datfe geen
vermogen hadden , om eenige fchepen , tot een
foo moeyelijcke en gevaerlijcke reyfe, uyt te
ruften.

Koningen
van Vene-
■mm eken en

i ? - ^
s-,; ■

H

I ;

i f r:
5 fii.

^ ij

1\' \\
ï: V

: II

! S

i ;

• i

i, 1

Koning Frederick de Tweede volghde fijn
vader Chriftiaen de Derde in \'t Rijck en in fijn^^^^
voornemen ; en fond
Magnum Heigning\'^n om Heignmg-
Groenlant t\'ontdecken : maer indien de faeck
foo is, gelijck de Chronijckfchrijver die ver-
haelt , bef]:)eurt men een onbekent geheym en
verborgen oorfieck, die fich ooghichijnelijck
tegen \'t voornemen van dit lant t\'ontdecken,
gekant heeft. Magnus Heigningfen , na veel
fuckelens en omfwerving , vond Groenlant,
maer kon het niet naerderen : want foo haeft
hy \'t lant gefien had, wierd fijn fchip in de vaert
opgehouden, waer over hy uytermaten verbaeft
was, en met reden j want het was in de ruyme
zee, met diep water, fond.rys, eneenmoye
koelte. Niet konnende vorder komen , was fiy
gedwongen te rug te varen , en weder naer De-
nemarcken te keeren , waer hy fijn wedervaren
verhaelde , en feyde tegens de Koning, dat een
magneet of feylfteen , op de gront van dele zee
fijnde, fijn fchip had opgehouden. Indien hy
had geweten de gefchiedenis van \'t vifchken Re-
mora, mifTchien dat het hem hier beter gedient
had dan fijn by brengen van de feylfteen. Het
verhaelde voorval van Heigningièn gebeurde
omtrent het jaer i j88 , als de voorfeyde Frede-
rick de Tweede regeerde. De Deenfche Chro-
nijck, die fich aen\'t vervolg des tijts bind, heeft
tuffchen de Koningen Chriftiaen en Frederick
een lang verhael van een reyfe ingevoeght,
welcke Marten Forbeiifer, een Engels Capiteyn,
in\'t jaer 1577, naer Groenlant voornam. Dit
verhael geeft veel meer kennifte van dit lant en
fijn volckeren, dan \'t gene wy tot noch toe daer
af gehadt hebben, en beftaet in \'t volgende :

Marten Forbeiffer fchcyde uyt Engelant, om ^eyfe va»
naer Groenlant te varen, in \'t jaer 1577, als ge^
feyt is : hy ontdeckte het, maer kon het in dat
jaer niet aendoen,door de byna gedurige nacht,
het ys, en de winter,die hem in fijne reyfe over-
vielen, verhindert. Wedergekeert in Engelant,
verhaelde hyaen de Koningin Elifabet wat hy
gefien had; en de Koningin geloofde, als fy hem
had gehoort, datfe dit onbekent lant onder haer
gebiedt fou L\'ijgen. In de Lente van \'t volgen-
de jaer gaf fy hem drie fchepen, met welcke hy
vertrock; \'t lant weder fiende, naerderde en be-
gaf hy fich daer op aen de ooft-fijde. D\'in-
woonders van de plaets daer hy landde , namen
op d\'aenkomft der Engelfchen de vlucht, en
vej.\'lieten hare huyfen , om fich hier en daer te
verbergen : fommige klommen van vreefe op de
toppen der hooghfte rotlèn , van waer fy fich
felf van boven af in de zee ftortten. D\'Engel-
fchen , die defe Wilden niet konden fpreken,

gingen

•van
nm

JS

li

i :

-ocr page 49-

N

il

G

o

gingen in de huyfen diefe verlaten haddenhet
welck evgentlyck maer tenten fijn, gemaeckt
van zeekalvers oft walviffchen huyden , die fy
over vier dwars-ftocken
uytlhecken, en gee-
ftigh met fenuwen aen eickander naeyen. Sy
bemerckten dat alle defe tenten twee deuren
hadden , d\'eene aen de wefl- en d\'ander aen de
zuydfijde ; en datle voor de oofte- en noorde-
winden , die hun \'t meeft hinderden, befchut
waren. Sy vonden in alle defe tenten niet dan
een out leelijck wijf, en een jonge bevruchte
vrouw , die ly met een kleyn kint, datfe aen de
hand had, medenamen,- doch fy moeftenïe d\'ou-
de uyt de handen rucken, die verichrickelijck
huylde. Van daer gefcheyden , voeren fy langs
dele kuft aen d\'ooftfijde, en lagen een monfter,
omtrent foo groot als een os, op
\'t water , het
welck aen
\'t eynde van fijn muyl een horen lbo
lang als anderhalf elle had, datfè voor een een-
horen hielden. Sy voeren met een voorwint
naer \'t noord-ooften, en ontdeckten een lant
datfe aendeden, om dat het hen aengenaem
fcheen : en hoewel die plaets in
\'t vafte lant van
Groenlant was, fy noemden\'t
ÀnalPaDich, om het
onder een andere naem te konnen houden. Sy
bevonden dat dit geweft met aertbevingen ge-
quelt was, die groote rotlèn op de vlacke vel-
den wierpen , en dat\'et gevaerlijck was daer te
blijven. Sy bleven \'er evenwel eenigen tijt, om
datfe lant ofgruys vonden,in welck \'t gout over-
vloedigh blonck, en vulden drie hondert ton-
nen met het fèlve : daer na pooghdenfè door
alle middelen met de Wilden te lj:)reken , of ten
minften door teekenen hunne meyning bekent
te maken^de Wilden toonden defelve genegent-
heyt, en antwoorden door teekenen op die van
d\'Engelfchen, en gaven hen te verftaen, indien-
fe hooger opvoeren , foo Ibudenfè vinden datfe
lochten. Forbeiftèr antwoorde hen , dat hy foo
doen foude , begaf fich in een boot met eenige
foldaten , en gaf ordre aen fijne drie fchepen
hem te volgen. Hy voer langs de kuft hooger
op, maer als hy vele Wilden op de rot/èn gewaer
werd, vreelde hy overvallen te worden. De
Wilden , die hem langs het ftrant geleyden, be-
jfpeurden fijne vreefe ; en om fijne heete gram-
Ichap te beletten, deden fy drie mannen van
frayer gedaente , en beter gekleet als d\'andere ,
op de hooghte verfchijnen , die hem door tee-
kenen en vertooningen van vrientlchap baden
op \'t lant te komen. Forbeifter ging tot hen in
goet vertrouwen, dewijl hy maer drie perlbonen
aen de haven iàg, en d\'andere Wilden wijt ge-
noegh van daer op de rotfen. Maer fbmmige
van hen , achter de hooghte verborgen, waren
t\'ongeduldigh als fy Forbeifter fagen aenkomen,
• ep begaven fich in aller yl over hoop naer de
haven ,
\'t welck Forbeiffer dede te rug wij eken ;
doch de Wilden ftonden daerom niet af van hun
voornemen,
en pooghden gedurighd Engelfchen
tot hen te locken, waer toe fy veel raeuw vleefch
op den oever wierpen, als offe doggen voor fich
hadden. D\'Engelfchen wachtten fich wel van te
- naerderen ; dies de Wilden een andere lift ter
hant namen. Sy brachten een verlemt man , of
die\'t veynfdete wefen, op de zeekant, lieten
Aräka.

îjd

hem daer leggen, en quamen in eenigen tijt niet
te voorfcliijn , gelijck ofiè feer wijt van daer en
geheel vertrocken waren. Sy beeldden fich in dat
d\'Engelfchen , na de gewoonte der vreemdelin-
^Ten, defen elendigen louden weghnemen,dewijl
ly niet vluchten kon , om hen tot een taelman
te dienen. Doch d\'Engelfchen, die aen \'t be-
drog twijfelden , lollen een mufquet na den ver-
minckten , die in der haeft opfprong , en vloog
landewaerts in naer de fijnen. Toen quamen de
Wilden met een fèer groote menighte op den
dijck, en wierpen cn fchoten een hagel van flee-
nen en pijlen met ftingers en bogen waer d\'En-
gelfchen mede fpottcn , en loften hun canon en
musketten , \'t welck al de Wilden in een oogen-
blick deê verftuy ven.

Defe volcken fijn verraders, en woefte wilde ^Afv^ aen,
menfchen,die noch door beleeftheyt,noch door
gefchencken te temmen , of tot goede fèden
fijn te brengen. Sy fijn vet, en fris, en geel- gedaeme^
achtig van verwe. Men gelooft dat ^er onder \'veru>ei
hen eenige foo fwartfijn als de Ethiopers. Sy
kleeden fich met vellen van zee-honden , met kieëdmg,
fenuwen t\'faemgehecht. De vrouwen laten de
hairen in \'twilde hangen, fomtyts werpen
fy
die achter d\'ooren , om hare aengefichten,
die blaeuw en geel gefchildert fijn, te toonen.
Sy dragen geen rocken als onfe vrouwen , maer
onderbroecken, gemaeckt van viftche-vellen,
welcke fy d\'een over d\'ander aentrecken. Yder
onderbroeck heeft fijn facken, daer fy hare
meffen , garen , naelden , kleyne fpiegels, en
andere kleynigheden , die de vremdelingen hen
brengen, of die de zee hen uyt de fchipbreuc-
ken toewerpt, in bewaren. De hen den voor de
mannen en vrouwen worden van de darmen
der viftchen gemaeckt, en met de fenuwen der
felve, die fèer facht fijn , t\'faemen-genaeyt.
Hunne kleederen fijn leer wijt, diefe met rie-
men van viflche-vellen toegorden. Sy fijn ftinc-
kende, vuyl, en affchuwelijck : hare tonge ß^en^
verftreckt hen tot een handt- en neusdoeck : en
fy fchamen fich niet te doen \'t gene andere
menfchen een fchande achten. Die veel bogen,
fiingers, fchuytjes, en riemen hebben , wor-^
den onder hen rijck geacht. Hare bogen fijn
kort, en de pijlen dun , op \'t eynde met Ipitlè
-beentjes of horens gefcherpt. Sylyn feer ge-
oeffent met den boog en llinger , en met worp-
3ylen de viftchen in \'t water te treffen. Hare
deyne fchuytjes, die maer een man konnen
dragen , fijn met zee-honde-vellen gedeckt:
de groote fijn van hout, \'t een op \'t ander ge-
leyt
en ffaemgevoegt, en met walviftche-vel-
len , met groote fenuwen genaeyt, overdeckt j
en. können niet meer dan twintig menfchen
voeren : de lèylen worden , als hare hemden,
van de darmen der viffchen, met kleyne fènu-
wen t\'faemgehecht, toegeftelt; en fchoon daer
geen yfer aen defè fchepen is, foo fijn fy even-
wel met lillek een kunft en kracht gevoegt, dat-
fè fich ftoutelijck daer mee in de volle zee , fon-
der de ftormen t\'ontfien , begeven. Sy hebben
in dit lant geen fenynig gedierte dan fpinne-
webben. Daer fijn een groote menigte muggen-
die feer fcherp Heken, loo dat \'er hen \'t aenficht

A 4 van

A

r.

N

D

en wapenéHi

-ocr page 50-

G R O

N

D T.

N

van opfwelt. Daer is geen foet water dan \'t gene
datfe van de gefmolten fneeuw vergaderen. De
Clironijckfchrijver meent /dat de groote kou-
de, die d\'aerde fluyt, de water-aderen verdopt.
Zy voeden honden van ongemeene grootte,
diefe in de fleden fpannen, endoen hen die
voorttrecken , geHjck by ons de paerden. Dus
verre uyt het gemelde verhael.

Laet ons wederkeeren tot de Koningen van
Denemarcken. Chriftiaen de Vierde (foon van
Frederick de Tweede , en vader van Frederick
de Derde, die nu dat Rijck befit) nam de faken
van Groenlant ter harten, en belloot het felve
t\'ontdecken , hoewel fijn vader en grootvader
daer vergeefs na getracht hadden. Om dit fijn
voornemen te doen gelucken , ontbood hy uyt
Engelant een feer ervaren Stuurman , die men
hiel dat vele en groote kennis van die zee en
hare kuften had. Als hy defe piloot bequam ,
deed\' hy drie fehepen gereet maken , onder de
Eerße reyfe beftiering van Gotske Lindenau , Deens Edel-
^^^^^ haren Admirael, die uyt de Sontinde
Lente van \'t jaer 1605 vertrock. Defe drie fehe-
pen feylden eenigen tijdt t\'famen t maer als
d\'Engelfche piloot de hooghte die hy focht be-
komen had, ftelde hy fijn cours fuydweft aen ,
uyt vreefe van \'t ys , om de kuft van Groenlant
met meer gemack , en minder gevaer , aen te
doen : oock quam fijnen cours over-een met den
ouden van Yslant, daer ick van gefproken heb.
Den Admirael, van ander gevoelen als den En-
gelfchman , vervolgde fijnen cours recht uyt
naer \'t noord-ooften,en quam fbo met fijn fchip
alleen in Groenlant. Hy had naulijcks \'t ancker
uytgeworpen, als vele Wilden , die hem van
de hooghte der kuft ontdeckt hadden , in hare
fchuytjes fprcngen, en quamen hem in fijn
fchip befoecken. Hy ontfing hen met blyfchap,
en gaf haer van fijnen beften wijn te drincken:
doch de Wilden hadden \'er geen finaeck in, en
trocken\'t aenficht feer leelijck in \'t drincken.
Zy wierden gewaer dat \'er traen was die fy
eyfchten 3 men gaf hen geheele kannen, die zy
met vermaeck en graegte infwelgden. Defe Bar-
baren brachten vellen van vollen , beiren, en
zeekalven, nevens een groote menighte ftucken
en einden van hoornen, die de Chronijckfchrij-
ver koftelijck noemt, diefe verruylden tegen
naelden, meffen, fpiegels, haecken, en dier ge-
lij cke fnuyfteringjdat de Denen hun vertoonden,
Sy Ipotten met het gemunt gout en filver dat
men hen aenbood, en waren uy termaten begee-
rig naer alles dat van yfer of ftael gemaeckt was,-
want dat beminnen fy boven alle dingen, en
geven daer voor het waerdfte datfe hebben , als
hare bogen en pijlen, fchuytjes en riemen; en
als fy niets meer hebben , ontkleeden fy fich
felf, en geven hare hemden. D\'Admirael Lin-
denau bleef drie dagen op defè reede , en de
Schrijver fegt niet dat hy te lande ging. Hy
heeft fich, buyten twijfel, niet willen in gevaer
begeven, nochte wagen het kleyn getal der
fijnen, tegen de groote menighte der Wilden
van dit geweft. Hy lichte fijn ancker, en ver-
trock de vierde dagh doch behiel twee Wilden
t\'fcheep, diefbodanig hun uyterfte vermogen

door bevel
van Chri-
ßiaen de
Vierde.

deden, om uyt de handen der Denen te komen,
en fich in de zee te werpen , dat men genoot-
faeckt was die te binden, om hen te behouden.
Die te lande waren, fiende de haren vaft maken
en weghvoeren, fchreeuwden fchrickelijck , en
wierpen een ontallijke menighte fteenen en pij-
len naer de Denen ; die een grof gefchut loften ,
en hen fbo verftroyden. D\'Admirael keerde we-
der in Denemarcken, gelijck hy alleen met fijn
fchip de voorfeyde kuft had befocht.

Den Engelfchen Capiteyn , en het andere
Deenfche fchip, quamen in Groenlant,als de fèl-
ve Schrijver fegt, aen \'t uyterfte van \'t lant dat
tegen over \'t weften ftreckt j en dit uyterfte, ge-
loof ick , is de Caep Vaerwel. Oock is \'t feker ,
dat hy in de Straet Davis quam , en voer langs
het oofterfche deel van \'t lant der felve. Hy
ontdeckte vele goede havenen , fchoone lande-
ryen , en groote groene valleyen. De Wilden Koophm-
van dit geweft verruylden haer goet met hem ,
gelijck d\'andere volckeren hadden gedaen met
den Admirael Lindenau. Defe toonden fich veel
wantrouwiger en vreesachtiger dan d\'anderen ;
want fbo haeft fy ontfingen \'t gene fy met de ^
Denemarckers geruylt hadden, vloden fy na
hare fehepen, gelijck of\'tgeftolen goet was, en
dat men hen vervolgde. De Denen wapen-
den fich, om te landen in een van defe ha-
venen. \'t Lant fcheen hen daer fchoon genoeg,
maer fant-en fteen-achtig , gelijck dat van
Noorwegen. Sy oordeelden uyt de roock die
van d\'aerde opging, dat \'er folfermijnen waren,
en vonden vele fteentjes van filvermijnen , die-
fe in Denemarcken brachten , daer men uyt
hondert ponden der fèlve 26 oneen filvers trock.
Den Engelfchen Capiteyn,die fbo veel fraye ha-
venen langs defe kuft vond , gaf hen Dene-
marckfche namen,en maeckte voor fijn vertreck
van daer , een kaert van de fèlve. Hy deê oock
vier van de fraeyfte Wilden , die de Denen kon-
den krijgen , opvatten ; een van de vier wierd
fbo rafende als hy fich gevangen fag, dat hem
de Denen niet mede konden nemen , en met de
kolven van hun mufquetten dootfloegen, het
welck d\'andere foo verfchrickte , dat fy fchenen
gewillig mee te gaen. Toen vergaderden eenige
Wilden , om de doot van d\'eene te wreken en
d\'andere te verlofTen. Sy fneden de Denen de
wegh af naer de zee , om op de ftrant met
hen te vechten , en t\'fcheep-gaen te belet-
ten : doch de Denemarckers loften hunne mus-
ketten , en van de fehepen \'t grof gefchut fbo
van pas, dat de Wilden , verfchrickt van \'t ge-
rucht en \'t vuur, yder fijns weegs vluchten,
en lieten de wegh open voor de Denen, die ■
na hare fehepen gingen , d\'anckers lichten,
en naer Denemarcken keerden met de drie
Wilden die fy den Koning brachten , die hen
veel frayer en gefchickter vond dan d\'ande-
re twee die Gotske Lindenau derwaerts gevoert
had j want fy van andere tael, kleeding en zeden
waren.

De Koning van Denemarcken , vernoegt van riveede
d\'eerfte voyagie, befloot de tweede ^ en fond het
reyfe.
volgende jaer 1606 de felve Gotske Lindenau
met vijf groote fehepen naer Groenlant. Hy

voer

-ocr page 51-

GROEN LAND T.

voer uyt de Sont den achtften Mey, en nam met Groenlant, onder \'t bevel van een Holfteyns
hem de drie Wilden, die d\'Engelfche Capiteyn Capiteyn ,
Karften Richkartfen genaemt, welcke
in de Straet Davis gevangen had, om aenwijfmg hy Noorweegers enYflanders tot matrofèn gaf,
door hen te bekomen, en hem voor tokken te om hem als tot leydslieden te dienen. De Chro^
dienen. Defe onwetende menfchen toonden de nijck fegt, dat defe Capiteyn den 13 Mey uyt
grootfte vreucht, datfè weder in hun vaderlandt de Sont vertrock , fonder \'t jaer aen te wijfen ^
lóuden keeren : een van hen fturf van fieckte dat ick nooit heb konnen vernemen. Den acht-
op zee, en wierd buy ten boort gefet. Gotske ften lunii fach hy de toppen der bergen van
LindenaunamdeftreeckvanAmerica,dieden Groenlant : maer hy kon \'tlantniet aendoen
Engelfchen Capiteyn gefeylt had naer\'tfuyd- ofnaerderen, om de menighte van\'t ys dat\'er
weft,en de Straet Davis, langs de Caep Vaerwel. voor lagh, \'t welck fich wijt in de zee uytftreck-
Een van de vijf fchepen verdwaelde door de te,- en in groote fchoflen foo hoogh opgefta-
mift , en d\'andere vier quamen den derden Au- pelt lagh , dat \'et groote rotfen fclieenen. De
guftus in Groenlant. Aen d\'eerfte reede , daer veelgemelde Schrij ver aenmerckt op defe plaets,
f^/de^j cle Deeaen \'t ancker wierpen , vertoonden fich datfommige jaren het ys in Groenlant , fèlf in

in rrt-nnl-p tripnio-hte OD de ftmnf rlorh de fnmpi- mVt-f^nf^lt- j

enfihnyten^

Verde
■mß.

deWilden in groote menighte op de ftrant,doch de fomer, nietfmelt. Defe Capiteyn wierd ^e
begeerden niet te handelen : en gelijck fy de dwongen, fonder iets te verrichten, weder te
Deenen niet betroudenals men fach , foo be- keeren \'t wekk t\'eerder gefchiede, om dat het
taelden defe hen met de felve munt : ditdeê tweede fchip van \'t fijne door een ftorm ge-
de fchepen hooger opvaren, daer fy een beter dwaeltwas; en dat hy alken was, als hy \'t ys
haven als d\'eerfte vonden maer de Wilden foo naderde. De Koning ontfing fijn verfchooninL
qualijck gefint als de vorige : want fy befchouw- dewijl hy fich met d\'onmogelijckheyt van iets
den de Deenen met wantrouw, en meening van te doen, ontkhuldighde.

hen te bevechten, indien fy te lande quamen. Ghy fult, geloofick , vragen na de vier eer- Hijloriedef
De Denemarckers betrouwden defe foo weynig fte, en de vijf laetfte Wilden , die van de twee
als d\'anderen, durfden oock niet te lande gaen , eerfte voyagien overig waren. Ick fal u van de
en voeren vorder; en dewijl fy de kuft langs felve een kkyn verhael geven, om uwe weet-,
feylden , voeren deWilden oock ontrent hen gierigheyt te voldoen, en leggen, dat SijneMa^
met hare fchuytjes, van de wekken de Deenen jefteyt van Denemarcken eenige perfbonen ,
in verfcheyde reyfen fes perfoonen met haer om hen te fpijfen en te bewaren, ordineer-
vaertuygh overvielen, en in hare fchepen brach- de op fulck een wijfe nochtans , datfe vryheyt
ten. Als fy aen een derde reede gekomen wa- hadden om te gaen waer \'t hen geliefde. Men
ren , was \'er een dienaer van Gotske Lindenau , voede hen met mekk , boter en kaes , én rauw harefpyp,
een kloeck en ftout foldaet, die hem emftigh vkefch en vifch, na de gewoonte van haer lant;
bad, om alleen te lant te gaen, en kennifïe van dewijl fy fich tot ons broot en gekoockte fpijfe,\'
\'t voornemen der Wilden te krijgen; en te trach- veel min tot wijn, niet konden wennen en dat-
ten, of hen te bevredigen met koopmanfchap- fe niets liever dan groote teugen oly, of traen
:)en die hy hen fbu brengen, of fich terftont te van walviffchen, droncken. Sy keerden menigh-
jergen , indien hy merckte datfe hem eenigh mael \'t hooft naer \'t Noorden , en fiichten met
quaetwilden. De meefter liet fich verwinnen fulckeengenegentheytnahaervaderlandt, dat
h^emeet\' door de gebeden van fijn dienaer : maer nau- de gene, die hare fchuytjes en riemen konden
hh lijcks washy te lande, ofhy wierd in een oogen- krijgen, ( dewijl men hun niet naeuw bewaerde)
bliek gevat, gedoot, en in ftucken gefcheurt daer mede fich t\'zee durfden begeven, om d\'o-

door de Wilden, dkfich terftont daer na van vervaert na haer lant te wagen. Maer een ftorm,

de haven lande waerts in , om van \'t gefchut der die hen tien of twaelf mijlen van de Sont over\'
Deenen bevrijt te zijn, begaven. viel, deê hen op de kuft van Schonen ftranden,

enjvapenen. De mcfïen en fwaerden defer Barbaren fijn daerfe de boeren kregen, en weder na Kop-
van hoornen of tanden derviffchen, die men penhagen brachten. Dit was oorfaeck dat hare
eenhorens noemt, gemaeckt, en met fteenen wachten hen beter bewaerden , en minder vry-
geflepen of gefcherpt i en fnijden niet minder heyt gaven. Maer fommige wierden fieck, en
danoffevan
yferof flael waren. Gotske Lin- ftorven van droef heyt.

denau, fiende dat\'er voor hem niets te verrich- Daer waren noch vijf van defe menfchen le-
ren was in dit landt,keerde weder na Denemarc- vendigh en gefont overig, als een Ambaffadeur
ken;
en een van fijne gevangene Groenlanders van Spanjen in Denemarcken quam. DeKo-ö#m«|j
kreeg fbodanig een droef heyt, om dat hy fijn ning toonde hem defe Wilden, en \'t vermaeck
lant moeft verlaten , dat hy uyt wanhoop in de dat men had,als men hunne vaerdigheyt in hare
zeefprong, en verdronck. De Deenen vonden fchuytjes fagh, om die op\'t allerfnelfte door de
in\'twederkeeren het vijfde fchip , dat van hen zee te jagen. Om degedaente ofhet fatfoen
afgedwaekwas : doch fy waren alken vijf da- van defe fchuytjes wel te vatten, foofteltfeu

fen by ekkander; want een ftorm verftroyde voor oogen als een wevers fchktfpoel, tien of
en alle vijf, fy konden oock niet weder by een twaelf voeten lang, uyt ftocken van walvisbeen,
komen, dan een maent na het
onweder. Na veel omtrent een duym dick en breet,gemaeckt, pn-
moeyte en gevaer, arriveerden fy den volgenden der en boven gelijck de ftocken van een para-
vijfden Oótober te Coppenhaven. fol, offodnefchut, met vellen van honden of
De Koning van
Denemarcken fond voor de zeekalvers, met fenuwen t\'famengehecht, be-
derde en laetfte mael twee groote fchepen naer deckt ; denckt oock dat defe fcheepjes in \'t

mid-^

1

-ocr page 52-

lïiiddeti een ronde opening hebben , ruym foo
wijt als een man is op fijn dickfte en datfe al-
lengs enger worden , tot aen \'t voorfte en ach-
terfte eynde , na proportie van hare groote in \'t
midden. Dat voorts de fterckte en kunft van \'t
werck beftaet in de beyde eynden, alwaer de ge-
knelde ftocken van walvisbeen t\'fam enge voegt
en gebonden zijn j in d\'opening, welck is de
bovenfte circkel ^ in den omtreck, daer aide
walvisbeenen van boven in ftrecken ; en in den
benedenften halven circkel die aen den boven-
ften is gehecht, gelijck een omgekeert oor aen
een korf. Verbeeld u, dat alle de ftocken van
beneden en van de fijden, door defen halven
circkel gaen,of daer in eyndigen j en dat alles fo
wel gebonden, genaeyt, en uytgelpannen is,
dat het door fijn lichtneyt, en geeftigen toeftel,
fterck genoeg is, om een ftijven ftorm in de vol-
le zee te konnen uytftaen. De Wilden fitten op
den bodem van defe fchuytjes, door de boven-
fte opening, en ftrecken de beenen uyt na een
der beyde eynden dan ftoppenfè \'t overige
open met de flippen van hare hemtrocken, ge-
maeckt van zeehonde-vellen, diefe boven toe>
gorden ^ j(y bewaren hare vuyften in de mou-
wen, bedecken haer hooft met mutfen, vaft ge-
maeckt aen de flippen van hare hemt-rocken ^
in fiilcker voegen , dat het water , fchoon een
ftorm haer \'t onderfte boven werpt, ( gelijck
dickwils gebeurt) in hare fchuytjes, noch in
hare kleederen, nergens kan indringen. Zy ko-
men t\'elckens weder boven , en weten veel be-
ter, dan offe in een groot fchip waren,den ftorm
t\'ontkomen. Sy gebruycken niets dan een kley-
ne riem, vijf of zes voeten lang , aen d\'eynden
plat, en omtrent een halve voet breet , welcke
fy in \'t midden , daer hy rond is, met beyde de
handen vatten j en hen dient, om fich in \'t ge-
wicht te houden, en tot een dubble riem, om
aen de beyde fijden te roeyen. \'t Is niet Ibnder
reden, dat ick
defe icheepjes by wevers-ipoelen
heb geleecken j want een Ipoel, uyt de handt
van een der gaeufte wevers gefchoten, loopt
niet fneller over fijn werck , dan defe fchuytjes ,
door de gauheyt der Wilden met de riemen
voortgeftiert, deur \'t water loqpen. De Spaen-
iche Gelant was
feer verwondert over d\'oeffe-
ning van de vijf Wilden des Konings van Dene-
marcken : fy voeren kruyswijs door eickander
met iulck een fnelheydt, dat men \'er naulijcks
\'t oogh kon ophouden en met fulck een gee-
ftigheyt, datfe nooit t\'Iamen ftieten. De Ko-
ning wou de vaerdigheyt van een deler fchuyt-
jes beproeven tegen een floep, verfien met
feftien kloecke roeyers. ; maer de floep kon
naulijcks het fchuytje volgen. Den Ambaffa-
deur fond een fbmme geks aen yder Wilde in \'t
beibnder, waer mede fy hen kleederen op de
Deenfche wijfe deden maken. Sommige ver-
cierden hunne hoeden met groote pluymen ,
gingen geleerft en gefpoort, en Heten aen den
Koning fèggen, datfè fijnMajefteyt tepaerde
wilden dienen.

Defe goede genegentheyt duerde niet lang ;
want fy vervielen weder in hunne gewoonlijcke
fwaermoedigheyt : en dewijlfè nergens meer

Im

ii

■H

n

y I

opdachten, dan middel te krijgen om weder
naer Groenlant te keeren^ twee van hen die fich
ter zee begeven hadden , en door de ftorm in
Schonen geworpen waren, ( op welcke \'t minfte
nabedencken was, datfe fich ten tweedemael
in\'tuytgeftaen gevaer fouden ftellen) wiften
hunne fchuytjes te bekomen , daer mee fy fich
noordwaert aen fpoeyden. Men vervolghde
hen , fy wierden ontrent de mont der zee ach-
terhaelt j doch men kon alleen d\'eene beko-
men, d\'ander ontquam \'t, of liever , wierp fich
in een wiffe doot; dewijl gantfch onwaerfchijn-
lijck is, dat hy ooit weder in Groenlant is geko-
men. In defe laetfte had men aengemerckt, dat
hy t\'elckens weende, als hy een kint fagh op de
fchoot van de moeder of voedfter^ waer uyt men
oordeelde, dat hy getrout was , en om fijn vrou
en kinderen fchreyde. Die noch te Koppenha-
ven waren, wierden daerom te naeuwer bewaert;
\'t welck in hen de begeerte van weder in hun
vaderlant te keeren, en de wanhope van ooit
daer toe te komen, vermeerde.

Sy fturven meeft alle dOor defe droefheyt,
foo dat \'er maer twee van defe ongeluckige
Groenlanders overbleven , die noch tien of
twaelf jaren , na dc doot hunner lantslieden , in
Denemarcken leefden. Men deé alle mogelijc-
ke vlijt om hen tot vrolijckheyt, en lufl tot het
leven, te bewegen , en gaf hen te verftaen , dat
n;en haer als lantslieden en goede vrienden
fou houden : fy getuyghden eenighfins daer
over hun genoegen. Men pooghde hen tot de
Chriftelijke Rehgie te brengen j maer fy konden
nooit de Deenfche tael keren : en dewijl \'t Ge-
loof uyt het gehoor is, foo was \'t onmogelijck
hen de verborgentheden van \'t felve te keren.
De gene die allermeeft op hare wercken acht
namen, wierden gewaer, datfè dickwils d\'oogen
ten hemel floegen , en d\'opgaende zon aenba-
den. Een van hen fterf van fiefckte te Kolding
in lutlant, om dat hy \'s winters paerlen gevifcht
had. Men moet weten , dat de moffelen in De- ^^erie-vif
nemarcken vol graentjens fijn van onvolmaeck--^^^^\'
te paerlen, en als men die eet, voelt men \'t ge-
kraeck van \'t gruys tuffchen de tanden : fulcke
moffelen worden in overvloet in de riviere van
Kolding gevangen. In eenige vind men fijne
paerlen , in andere vele kleyne , en in fommige
tamelijcke groote en ronde. Defe Groenlander
had te kennen gegeven, dat men in fijn landt
paerlen vifchte, en dat hy ervaren was in defe
viffchery. De Gouverneur van Kolding nam
hem mede in fijn gebiedt, en gaf hem mid-
del om fich t\'oeffenen in de rivier daer men
die paerlen vind. Degemelde Groenlander was
hier in wonderlijck geluckigh , want hy ging
onder\'twater\'^als een vifch , en cjuam t\'elckens
weder met moffelen die fijne paerlen hadden.
De Gouverneur dacht, indien dat foo vervolgh-
de , dat hy wel haeft de paerlen met mudden
fou uytmeten. Maer fijn gierigheyt bedroogh
hem, om dat hem de winter overviel; en dat hy
geen gedult had om de fbmer af te wachten ,
en dan in \'t viffchen te vervolgen : want hy
fond defen armen Groenlander ter zee als een
waterhonden deé hem foo dickmaels tuftchen

de

\\

i %

-ocr page 53-

Ö R O Ë N

de ysfchollen in \'t water duycken dat by \'er van
/turf. Sijn mackerwas over dit verlies niet te
trooften : hy vond middel, in \'t begin der Lente
om met lift een van hare fchuytjes te krijgen,
daer mee hy in ftilheyt, eer dat iemant fijn
vluchten
gewaer wierd, door de Sontpalfeerde.

^ Men vervolghde hem met alle naerftigheyt 5
maer dewijl hy voor was, kon men hem niet,
dan 30 of 40 mijlen in de zee, achterhalen.
Men gaf hem door teekens te verftaen , dat hy
noyt Groenlant had konnen vinden , maer on-
twijfelijck van de baren ingelwolgen en gedoot
fijn. Hy antwoorde met wijfen , dat hy de kuft
van Noorwegen tot fekere hooghte fbu gevolgt,
en van daer dwars overgevaren hebben j en fbo,
door\'t behulp der ftarren, fijnfcheepje naer fijn
vaderlant geftuurt. Als hy weder te Koppen-
haven quam , viel hy mede aen \'t quijnen, en
fturf.

Dit was\'t eynde van alle d\'ongeluckige Groen-
landers; zy waren , als de Laplanders, kleyn
vanftature, tamelijck dick , bruyn , met platte
neufèn , en groote omgekrulde lippen. Hare
goederen, als fchuytjes , riemen, bogen, pijlen,
flingers, en kleederen, fijn in Denemarcken ge-
\' bleven.

De Koning van Denemarcken verwierp
Groenlant, en fond geen fehepen meer der-
CroenUnd\' wacrts. Maet de kooplieden te Koppenhaven
fche Cm- j^^men defe vaert ter hant, maeckten een Com-
pagme. p^gj^j^ ^ die noch in wefen is onder den naem
van
de Groenlantfche Compagnie , in welcke eenige
voorname perfbonen fich begaven. Defe fonden
in\'t jaer 16^6 twee fehepen na die koude lan-
den y die in de Straet Davis feylden , en na dit
deel van Nieu Groenlant , dat ftch langs de
\'kuften van-de gemelde golf ftreckt. Sy hadden
naulijcks \'t ancker uytgeworpen , als acht Wil-
den, met hare kleyne fchuytjes, by hen quamen.
Sy waren op den overloop, daer de Denemarc-
kers aen d\'een zijde hare meiïen , fpiegels, nael-
den , en diergelijcke , hadden uytgelpreyt en
Koophandel aen d\'andere de Wilden hare vellen van voffen,
metdewil- bonden en zeekalvers, en veel horens, diefe
eenhorens noemen ,• als men op \'t onvoorfienft
een ftuck gefchuts lofte , fonder eenigh ander
voornemen , als dat \'er een gefontheyt gedronc-
ken was. De Wilden , verfchrickt van \'t gerucht
en het fchudden , liepen na de fcheepsboorden,
d\'een hier d\'ander daer, en fpfongen in de zee,
uyt de welcke fy\'t hooft niet opftaken dan twee
of drie hondert treden van\'t fchip. De Dene-
marckers , verfet door defe onverwachte voor-
val , deden hen teeckens datfe wederkomen
fouden , en verfekerden hen, dat haer niets
nuaets fou wedervaren | \'t welck de Wilden ge-
loofden : fy quamen weder t\'fcheep, na dat hare
vreefe over was , datfe geen roock meer fagen,
en de lucht, weder in ftaet als te voren. Haren
koophandel gefchiet op de volgende wijfe: Sy
kiefen uyt de vreemde koopmanfchap alles wat
hun aenftaet, en leggen \'t op een hoop; en
maken een anderen hoop van \'t gene datfe daer
voor willen geven en de beyde partyen nemen
van defe hoopen af, of leggen daer by, foo
lang tot datfèovereenkomen. Terfelver tijt,
Artlica.

T.

als de Denemarckers met de Wilden handelden^
fagen fy van hun fchip een der viiïchen met die
hoornen, diefe eenhorens noemen, uytgeftreckt
op de ftrant, waer hem d\'ebbende zee ophet
drooge had gelaten. Men gelooft, dat de zee-
kalveren fich dickmael op de ftrant komen ver-
maken j en dat defe vifTchen, welcke fijn als
groote zee-ofTeti, de felve gewoonte hebben»
De Wilden befj:)rongen de gemeelde viich,dooden
hem, en braken fijnen hoorn of tant in ftucken,
diefe terftont aen de Denen verkochten. Dit
zee-dier is als fonder kracht op \'t lant, maer
uytermaten fel in de zee : het is tegen de wal-
vifch , gelijck den Rinoceros of Neushoorn te-
gen den Elephant: want het vecht met de wal-
vifch , en fteeckt hem met fijn tant, die dit
monfter tot een lancie dient. Men fegt, dat het
daer mede met fuicken gewelt fehepen getrof-
fen heeft , datfe fijn geborften , en te gronde
gegaen.

Maer een koophandel van kleyne beufelinged
was niet \'t voornaemfte ooghmerck.v/aerom de
Denemarckers defè reyfe aenvaert hadden. De
Schipper had een ftrant op defe kuft gefien ,
wekkers fant had de verwe en fwaerte als gout:
hy liep in aller haeft derwaerts, en hebbende
fijnfchipmet fulck fant geladen, feyde tot fijn
volck , datfe alle rijck waren, en keerde wedet
in Denemarcken. De Cancelier of Groot-Mee-
fter van \'t Rijck, \'t hooft van de gemelde Com-
pagnie ( die hy infonderheyt opgerecht had ,
om \'t lant t\'ontdecken, daet op te gaen, en
wel te onderfoecken,) was feer verwondert over
foo een haeftige wederkomfl j maer de Schipper,
vol yvers, feyde hem , dat hy een gouden berg
in fijn fchip bracht. Doch hy had een man voor,
die vry was van Ijchtgeloo vigheyt: want hy deê
van dit fant brengen en onderfbecken by de
goutfineden te Koppenhaven , die daer niet
een grain gouts konden uyttrecken. De Groot-
Meefter, vergrämt om dat de Schipper fich fbo
had laten bedriegen , om te toonen dat hy geert
deel in dit werck had, gebood hem, dat hy
terftont naer de Sont, daer fijn fchip was, fbu
gaen, \'t ancker lichten, en in de volle zee varen,
om daer het fèlve t\'ontladen, fijn gout en dwaes-
heyt t\'famen te begraven , en daer niet meer van
te fpreken. De Schipper was gedwongen te ge-
hoorfamen , en\'t fy, dat hy geloofde al fijn
welvaren in de zee geworpen te hebben, of dat
hy al fijn groote hope van ongemeenen rijckdom
te niet fag, \'t is feker dat hy onlangs daer na van
ongeneugt fturf De Groot-Meefier had geen
berou van\'t bevel dat hy den Schipper gaf; hoe-
wel dat men daer na in de mijnen van Noorwe-
gen fulck fant, als dat van Groenlant, gevonden
heeft,- en fèker goutfmit,kennifïè hebbende van
mineralen en berghwercken, federt te Koppen-
haven gekomen , heeft \'er goet gout uytgetroc-
ken, en na de veelheyt van \'t fant in redelijcke
menighte. Doch de voorfèyde Groot-Meefter
wierd tot foo een haeftigh bevel bewogen door
d\'onwetentheyt der andere goutfiTieden , die
alfbo weynig gout uyt de ftoffe daer men \'t in
Peru uythaelt, als uyt dit fant, konden trecken.
Dit was de laetfïe voyagie naer Nieu Groenlant,

A j mee

D

A

-ocr page 54-

R O

T.

N

E

N

D

A

G

met welcke overgebracht is dat groot ftiick van
dien hoorn 5 \'t welck de Medecijn-meefter van
den Groot-Hartog van Mofcovien oordeelde
een tant van een vifch te wefen. Men fiet het
fèlve noch te Koppenhaven , gewaer deert tot
6000 Rijxdalers. De Denemarckers , eer fy van
Groenlant vertrocken , hadden twee Wilden ge-
vangen en in hunne fchepen gebonden , om die
in Denemarcken te brengen. Sy ontbonden hen,
als fy in de volle zee waren maer defe vertwij-
felde menichen , gants begeerig na hun vader-
lant, fich los fiende , fprongen over boort, om
met fwemmen weder in haer lant te komen;
doch\'t is waerfchijnelijck datfe in dien moeye-
lijcken weg verdroncken fijn, dewijlfe foo ver
van hare kullen waren.

Dus verre van al \'t gene dat wy van Oudt en
Nieu Groenlant hebben konnen bekomen; van
\'t Oude , dat de Noorwegers bewoont hebben ;
van \'t Nieuwe, dat het felve volck, de Dene-
marckers, en Engelfchen , foeckénde het Oude,
hebben ontdeckt. \'tis leer gelooflijck, dat de
doortochten van d\'overvaert uyt Yslandt naer
\'t Oude Groenlant, geflopt fijn door de fware
ysgangen, die de lange en fcherpe winters, en
de felle noordoofle winden uyt de Yszee gejaegt,
en in defe engten opgehoopt hebben: in voegen
dat de Stuurlieden d\'oude cours niet konnende
houden,fijn gedwongen die te volgen,diehenna
de Caep Vaerwel en in de Straet Davis bracht,
wekkers ooflkufl Nieu Groenlandt word ge-
noemt. D\'ondervinding toont oock, dat d\'oude
paflagien van Yslant in Groenlant geflopt fijn ,
dewijl men geen kenniffe meer heeft van de vo-
rige courffen of ftreecken : en d\'Yslantlche
Chronijck, hier voren gemelt, geeft\'er ons een
fèkere proef van in \'t capittel van defe fchip-
vaert, waer fy aldus fegt: dat men ten halven
wege tuftchen Yslant en Groenlant
Gondehiurne
Skeer
ontmoet, dat fijn kleyne eylanden en rot-
lèn , in defe zee als gefaeyt, en een verblijf der
beer én , waer de drijvende ysbergen, na alle
waerfchijnlijckheyt, fich gefet hebben, en foo
vaft gehecht, datfe , dewijl de fon haer niet
heeft konnen fmelten, door\'t verloop der tijden,
als in fteen fijn verandert: in voegen dat defe
wegh geftopt fijnde, oock mét een de toegan-
gen naer\'t Oude Gtoenlant fijn gefloten: waer
uyt komt, dat men federt die tijt gantfch geene
kennis van dat lant heeft konnen krijgen , noch
wat d\'arme Noorwegers, die het felve bewoon-
den, is wedervaren, \'t Is gelooflijck , dat de
felve SwartePeft, die de Noordfche volckeren
ontrent het jaer 1348 vernielde, en die ontwijfe-
lijck uyt Noorwegen daer is gebracht, hen mede
als d\'andere heeft verflonden. Men fou konnen
gelooven , dat Gotske Lindenau , (welcke hiel,
als wy gefegt hebben, de ftreeck van \'t noord-
ooft\',) in fijn eerfte voyagie \'t Oude Groenlant
heeft aengedaen of genadert en dat de twee
Wilden, die hy Tan dit geweft mee braght,
miftchien van d\'oude Noorwegers, waer van wy
d\'overblijffekn fbecken, fijn afgekomen. Maer
vele perfbonen, diefe te Koppenhagen gefien
en mee omgegaen hebben, verfekeren, dat defe
alfoo weynig als d\'andere die van de Straet Davis

gebracht fijn, hoewel onder hen in tael en fedèn
verfcheyden , nochtans niets met die van Dene^
marcken en Noorwegen , \'t fy in de fprake oft
manieren , gemeen hadden 3 en dat de tael van
defè Wilden lbo verfcheyden was met die van
Europe, dat de Denemarckers noch Noorwe-
gers niets daer van konden begrijpen. De Deen-
fche Chronijck heeft aengemerckt, dat de drie
Wilden,die d\'Engelfche Pdoot van de Straet Da-
vis gebracht had , foo haeftig en overhoop fpra-
ken, datfe niets met onderfcheyt voortbrachten,
uytgefeyt defè twee woorden ,
Oxa , wek-
kers beteykening men noyt heeft konnen weten,
\'t Is oock feker, dat het gene wy \'t Oude Groen-
lant noemen , niet is dan een kleyn deel van alle
defe wijtftreckende Noordfche landen , die wy
befchreven hebben ; en dat die kuft aldernaeft
aen d\'overvaert van Yslant was gelegen; dat
oock de Noorwegers die \'t bewoonden niet wijt
in \'t lant fijn gegaen , gelijck mede die Nieu
Groenlant ontdeckt hebben, flechts eenige ken-
nis van de havens en kuften namen ; en , als wy
verhaelden , fich naulijcks, uyt vreefè van ge-
vaer, te lande durfden begeven. De Denemarc-
kers van de laetfte voyagie naer Groenlant, in \'t
jaer 163«^ gedaen , onderfochten door teeckens
van de Groenlanders met welcke ly handelden y
of oock aen gene fijde der bergen , die fy on-
trent tien of twaelf mijlen van de zee lande-
waerts in fägen, menfchen van de fèlve gedaente
als fy waren: de Wilden antwoorden hen door
teeckens en wij fingen (die hen wederfijds tot
tael verllreckte) dat \'er meer menfchen over
de bergen woonden als fy hayren op \'t hooft
hadden ; dat het groote mannen , met groote
bogen en pijlen, waren, die alles wat hen nader-
de dootfloegen. Doch defe menfchen, en \'t lant
datfe bewoonen , fijn noyt van iemant gefien ,
foo veel ons bekent is j en geheel Groenlant,
fonder vergelijcking , is veel grooter als \'t gene
de Noorwegers, Denemarckers , en d\'Engel-
fchen tot noch toe ontdeckt hebben.

Maer hier fijn twee voorname faken aen te twee oen-
mercken : d\' eerfte is, dat het niet blijckt of fe- f^^^ki^g^»\'
ker gaet, dat Groenlant, na de fijde van Tarta-
rien , aen \'t vafte lant van Afien is gehecht: het
tweede , dat het met America is gevoegt. Wat
het eerfte belangt,\'t is feker dat men tot noch
toe niet door \'t ys van Nova Zembla heeft kon-
nen komen, om te weten of daer door een pafTa-
gie in de zee naer \'t Ooften is te vinden; en dat
daer tot nu toe door d\'ervarentfte Stuerluyden ,
daer wy ooit van gehoort hebben, te vergeefs na
getracht is. Defe Schipvaert, die de befte Piloten
van \'t Noorden tegenftreefde, heeft hare ftree-
ken tot aen Spitsbergen, \'t welck de Denemarc-
kers onder Groenlant rekenen , bepaelt , alwaer
de groote viffchery der walviftchen gedaen
wort, en de Bifcayers en Hollanders jaerlijcks
hene varen. E)e Groot-Meefter van Denemarc-
ken had in fijn dienft een Spaenfch Edelman,
Leonin genaemt, een geleert Natuurkenner, en
onderfoecker, die hy naar Spitsbergen fond,
om hem, wat hy gefien en onderfocht had, na
fijn wederkomfl bekent te maken. Zie hier kor-
telijckfijn verhael: Dit lant legt op 7 8 graden

hooghte.

-ocr page 55-

op d\'ander gehoopt. Sy krijgen hunne gedaen-
te van defè gemelde fleentjes en dit fant, dat de
wint op eickander fiTiijt, of dat de dampen op-
trecken. Sy groeyen dat men \'t fien kan , en de
t)ootsgefellen worden yder jaer nieuwe gewaer.
De gefèyde Leonin, fich hebbende diep genoeg
in \'t lant begeven, vond niet dan dusdanige fpit-
lè bergen, waer mede \'t lant geheel bedeckt is,
en ontmoete niets dan alleen eenige rheen die
hun voedfel fochten. Hy was niettemin verwon-
dert , dat hy op \'t hooghfle van een defer ber-
gen , ontrent een myl van de zee , een kleyne
maft van een fchip fag , met een katrol aen fijn
eynde: hy vraegde de bootsgefèllen,die hy mee-
genomen had, wie die mafl daer gebracht had
iy antwoorden, datfè het niet wiflen , en datfè
hem altijts te voren gefien hadden, \'t Is geloof-
lijck , dat de zee eertij ts by defèn berg gevloeyt
heeft, en dat\'et een overblijffèl is van eenige
oude fchipbreuck. Men vint \'er weyden , maer
\'tgras is foo kort, dat men \'t naulijcks buyten
d\'aerde of buyten de fleenen fien kan j want,
om eygentlijck te f]j)reken, dit aertrijck heeft
geen aerde , maer kleyne fteenen , tuffchen
welcke en dit kort gras , fèkere foort van mofch,
gelijck als op de boomen in Europa, waft,
\'t welck de rheen in dit lant eten , en worden
daer foo vet af dat het tot vier vingeren dickte
aengroeyt. Dit lant is onbewoont, oock is\'t door
de groote koude onbewoonlijck : want hóewei
de zon in vier maenden niet onder gaet, en datfè
in fes weeken niet meer dan drie ellen van den
Horifon afdaelt, gelijck de Denemarckers fpre-
ken, volgens de mate des hemels van Virgilius :
dat is, hoewel de middernacht (indien men foo
mach fpreken ) in dit lant, van de zon in fes we-
ken niet genadert wort als in fijn ondergang ,
dan ontrent van negen tot elf graden en een half
van den Horizon j foo is evenwel, hoe de zon
klaerder is en meer glinftert, de koude te fcher-
per: de reden is, de lucht is dan dunner, en, by
gevolg, kouder. Doch infonderheyt kan men by
defè bergen, die als open fijn, niet duren ,• dewijl
daer uyt foodanig een kouden damp komt, dat
men in weynig tijts als geheel bevrieft: en om
fich eenighfins van die ftrenghey t te bevryden,is
noch befl: dat men in fulcke plaetfen gaet die de
zon van alle zijden beflraelt. Daer fijn veel bee-
ren in dit gewefl, doch alle wit, en meer tot het
water dan \'t lant genegen: ipnen fietfe in de volle
zee fwemmen , en tegen de grootfte ftucken ys
opklimmen. Inde zee ontrent Spitsbergen fijn
veel walviffchen, fommige van zoo voeten lang,
en dick na proportie; de middelbare fijn van
130 en 160 voeten : fy hebben geen tanden en
als men defe groote lichamen opent, vint men
niets daer in, dan tien of twaelf handen vol van
kleyne fwarte fpinnewebben, die uyt de bedurve
lucht van defe zee groeyen j en een weynig
groen kruyt, dat de zee van haer gront opwerpt,
\'tiswaerfchijnelijck, dat defe walviffchen niet

van dit kruyt, noch van de fpinnewebben leven |
maer van \'t zeewater dat die beyde voortbrengt.
Defè zeeis fbmtijts foo bedeckt met defe bees-
jens, datfe daer af geheel fvvart fchijnt; en dat
is een onfeylbaer teeken voor de viftchers , dat
hunne vangft goet fM wefen; want de walvif^
fchen foecken fulck water , waer uyt dit dier
voortkomt. In die tijdt worden fiilcke groote
en foo vele walviffchen gevangen, dat het . •
fcheepsvolck al de traen diefè gemaeckt hebben^
nietkonnen mede nemen, en fijn gedwongen
een deel daer te laten tot datfe \'t volgende jaer
wederkomen. Niets verrot noch bederft in dit
lant. Dedooden, federt dertig jaren begraven, wondahe-\'
fijn noch foo fchoon en geheel als offè eerft ge-
ftorven waren. Men heeft daer over lang eenige
hutten, om de traen te koken , opgerecht;
doch fy blijven in de fèlve ftaet als fy in \'t begin
waren en \'t hout der felve is noch föo vaft en
geheel, als of het eerft van de boonien quam. -
Om de waerheyt van defè Noordfche landen te
fèggen, de dooden blijven frifch en in hun ge-
heel , maer de levende worden fieck. Tot ge-
tuyge ftreck de goede Leonin,die van defè reyfè
met lamme leden weerkeerde, en eenigen tijc
daer na fturf. In dit geweft fijn geene dan zee- Vogelen,
vogelen, en niet een der felve leeft op\'t lant :
daer fijn veel entvogels, en ander vliegend ge-
dierte ons onbekent; fommige gelijcken de pa-
pegayen in beek en pluymen, maer d\'entvogelen
van pooten : diefè gevangen hebben, feggen
datfe feer foet en aengenaem fingen; en als fy
dat te gelijck doen, hoort men op zee een feer
lieflijcke melodie.

De fchepen, die naer Spitsbergen om de wal-
visvangft varen, komen daer in Julii, en on-
trent half Augufti moeten fy weder vertrecken.
Indien fy voor de maent Julii daer quamen , lbo
fbudenfè, door \'t ys niet konnen raken ; en om
de fèlve reden, dienenfè daer niet langer dan
half Augufti te blijven. In defe zee fijn fchricke-
lijcke groote ysbergen, fomtijts van
60, yoyCroóte ys-
en 80 vademen dickte : want daer fijn plaetfen
daer de zee van boven af tot de gront toe is be-
vroren en \'t ys ftapelt fich foo hoogh op defe
ysbergen boven de zee, als die daer beneden
diep is: \'t ys is oock klaer en helder als glas. In
eenige plaetfen fijn draeyftroomen, alwaer het
ys in een oogenblick fmelt en weer bevrieft, die
defè fchipvaert feer gevaerlijck maken.

Na dit alles moet men niet vreemt vinden,
dat wy van onfè eerfte twijfeling of voorftel
niets fèkers beft uy ten, noch vaft ftellen , of
Groenlant vaft lant is met Afien en Tartarien, of
niet. Dewijttevan onfe zee tot aen de Yszee;
d\'onfekerheyt van die open en fonder ys te vin^
den; de ftormwinden op defe wateren; d\'oner-
varentheyt van de ftreecken en wegen door de
zee, en de woeftheyt der felve; en dat de groot-
fte ongelegentheyt veroorfaeckt, dat \'er geen
hulpe noch verblijf in dit woefte lant en zee is te
vinaen. Alle defe fwarigheden t\'famengehoopt,
ftellen fich tegens \'t voornemen van de naer-
ftige onderfoeckers, en benemen hen de mid-
del len, om de gefbchte waerheyt der faken t\'ont-
decken. De felve moeyelijckheden, en by ge-
volg

■I;

-ocr page 56-

R O

A

N

T.

D

N

G

volg de felve onfekerlieden , ontmoet m.en foo
wel in de tweede ais d\'eerfte twijfelen wy kon-
nen al lbo weynig bcflayten , of Groenlant vaft
lant is met America, of niet. Siet over defe
laeck het Verhael van den Deenfchen Capiteyn
Jan Munckjdie een palfagie naer \'t Ooften focht
als ick gefeyt heb 5 aen de noordweft-fijde tuf-
fchen America en Groenlant. Ick fal van mijn
voornemen niet afdwalen, als ick dit Verhael
befchrijve j want behalven dat\'et aengenaem is,
het betreft Groenlant en d\'eylanden daer onder
gehoorende.

Chriftiaen de Vierde, Koning van Denemarc-
ken , gebood de Capiteyn Munck, dat hy een
paffagie naer d\'Ooft-Indien door d\'engte van de
zee, die America van Groenlant icheyd, fou
gaen foecken. Seker Engelfch Capiteyn, Hotzon
genaemt, had dele engte en zee, eenigen tijdt
te voren , met het lèlve voornemen ontdeckt;
doch hy is op defè reyfè omgekomen , en men
heeft noyt konnen weten op wat wijfe.
\'t Is fe-
ker , foo hy de ftoutheyt van Icarus had, om
door een onbekende wegh te vliegen, fijn vleu-
gels , in dit onvertfaegt voornemen , eer fijn
bevroren dan gefmolten. Hy had in fijn ongeval
dat met Icarus gemeen, dat defe engte federt de
Straet Dan Hotbon, en de Zee Dan Hotbon genoemt
wort.De Capiteyn Munck vertrock den i<5 Mey,
1619, uyt de Sont met twee fehepen van de
Koning van Denemarcken ; op \'t grootfte fchip
waren 48, en op \'t kleynfte, dat een fregat was,
16 mannen. Hy quam den 20 Junii daer op vol-
gende aen de Caep
Faruel, in de Deenfche tale
dus genoemt, als of men in Duyts feyde
Vaer
mij fonder twijfel dus geheeten, om dat de
gene die voorby defe Caep feylen, fchijnen naer
een andere werelt te gaen, en een lang affcheyt
van hare vrienden te nemen. Defe Caep Faruel
legt op de hooghte van fèftigh en een half gra-
den , in een lant vol bergen, met fneeu en ys be-
deckt ,• welcke veroorfaken door hare verande-
ring , nevens de witheyt, die d\'oogen verblint,
dat men \'t niet wel kan afbeelden. De Capiteyn
Munck, fijnde aen defè Caep, nam fijn cours
vveft ten noorden , om de Straet Hotzon in te
feylen , en ontmoette veel ys, dat hy mijdde,
dewijl hy in de volle zee was: hy raed den genen
die defe voyagie doen , datfe hier ontrent niet te
veel naer \'t weften feylen , om \'t ys en de harde
ftrcomen,die fèer fterck na de kuft van America
loopen. Hy verhaelt, dat in de nacht van den
achtften Julii, op defè zee hjnde, hem fulck
-een dicke mifl en groote koude overviel, dat
het touwerck van \'t fchip met fulcke lange en
harde yskegels bedeckt wierd , datfe het niet
konden gebruycken. Hy voegt\'er by , datfe
\'s anderen daegs van drie uren namiddag, tot
dat de zon onderging, fbodanig een hitte kre-
gen , datfe genootlaeckt waren een deel van
hunne kleederen af te leggen.
, Hy quam daer na in de Straet Hotzon, die hy
de
Straet Chriftiaen, na de naem van fijn Meefter
de Koning van Denemarcken , noemde 3 en
landde den 17 van de gemelde maent aen een
eylant op de kuft van Groenlant gelegen, Hy
fond eenige van de fij.ne, om kennifïè van dit

Onqelmk^
van Hot-

Ui

Straet van
Hotzjon.

r. i;-, \'

"Reyfè vm
Mmcki

I ;

i i

t

f I

StrmChn-
ßtaen.

lant te krijgen , die hem verliaelden, datfè voet-
flappen van menfchen gefien , maer geene ge-
vonden hadden. Den volgende morgenftont
ontmoetten fy een hoop Wilden, die over d\'aen-
komft der Denemarckers verbaeft waren 5 en
liepen in wan-ordre hunne wapenen diefe droe-
gen , achter een hoop fteenen , niet wijt van de
plaets daerfe waren, verbergen. Dit gedaen
fijnde , quamen fy naerder , en groeten beleef-
delijck de Denemarckers , die \'t hun eerft ge-
daen hadden : de Wilden waren forghvuldig om
fich altijdt te houden tuffchen dele vreemden,
en de plaets daer hunne wapenen lagen. Maer
de Denen willen fich fbo wel te draeyen , en
d\'andere behch te houden , datfe achter het
heuveltjen quamen , daerfe een hoop bogen ,
pijlkokers en pijlen vonden. De Wilden , fèer
bedroeft om dit verlies, verfbcliten de Dene-
marckers , met alle teyckenen van gebeden en
ootmoedigheyt, datfè hen \'t genomene wilden
wedergeven : en wefèn hen , datfè fich met de
jaght onderhielden; dat defe wapenen hen de-^
den beftaen; en datfe liever hare kleederen, om
die weder te bekomen , wilden miffen. De De-
nemarckers, door medelijden beweeght,gavenfè
hun weder en de Wilden wierpen fich voor
hen op de knien , om haer voor die gunft te be-
dancken. De beleeftheyt der Denemarckers
tegens defe Wilden bleef daer niet by : want
fy haelden hare koopmanfchap, en vereerden
de Wilden eenige van hare fnuyfleringen, die
fy met verwondering befchouwden , en met
vreught ontfingen : fy fchoncken de Denea .
verfcheyde flagh van vogelen , en het vet van
vele viiïchen. Een van hen wierp fijn geficht op
een fpiegel, en fich daer in gefpiegelt hebben-
de , was fbo verwondert dat hy fich felf fag,
dat hy de fpiegel nam, ontrent fijn borft ver-
berghde , en weghvluchte : maer de Dene-
marckers lachten daerom , \'t welck fy niet min-
der deden, als alle d\'andere Wilden toeliepen
om een van dc Denemarckers t\'omhelfen, en
toonden hem alle vrientfchap, als offe hem over
lang gekent hadden; om dat hy fwart hayr,
en een platte neus had , geheel bruyn was, ea
in een woort, hun gantfch gelijck. De Capi-
teyn Munck vertrock den volgenden dagh, fijn-
de den 19 Julii, van dit eylant, en hebbende
feyl gemaeckt om fijnen cours te vervolgen,
wierd hy door \'t ys gedwongen fich wederom in
de felve haven te begeven, alwaer hy,wat moey-
te hy daerom deê, noyt geen eylander meer
fagh. De Denemarckers vonden eenige touwen
langs de kuft geipannen; daer fy hunne mef^
fèn, fpiegels, en diergelijcke krameryen aen-
hingen, om de Wilden daer door te noodigen
tot wederkomen; maer niemant quam, \'t
fy
uyt vreefe voor defè vreemden, of dat het hua
door eenigh Rechter of Gouverneur, die hun
regeert, Icherpelijck verboden was meer ge-
meenfchap met haer te hebben. Munck, die
geen menfchen kon vinden, ving een groot
getal rheen in dit eylant, dat hy
Reinßnt, óatRei^fm,
is, Straet der rheen,,noemde j doch de haven,
daer hy eerft aenquam , wierd, door fijn bevel,
na hem felf,
Mmckems geheeten. Dit eylant

leyt

-1

-ocr page 57-

O R O E N L A N D T. xj

ieyt op de hooghte van 6i graden en 20 minu- lant mag geheeten worden) Chrifliaensziee, Hy
ten. Hy hechte daer aen een boom de naem en hiel foo lang hy kon de flreeck van weftnoord^
wapens van de Koning van Denemarcken , fijn weft,tot dat hy quam op de hooghte van <$3 gra^
Meefter, en fcheyde den iz Julii van daer. Maer den en 20 minuten , daer \'t ys hem tegenhiel ,
hy liep foo groot gevaer, door de vreeffelijcke en dwong by de kuft van Groenlant t\'overwin-
ftormen die fich verhieven , en \'t ftooten van \'t teren in een haven , die hy
Munckenes Winterha- ^icuw Ve^
ys tegen fijn fchip, dat hy fich den 28 van de yen, en dit geheele geweft Meu Denemarcken y
felve maent naulijcks tuffchen twee eylanden noemde. Hy en teyckent niet aen in fijn Ver-
kon falveeren, alwaer hy al fijn anckers uy t^ hael, hoe veel mijlen dat hy feylde eer hy in de
wierp, en verfekerde de fchepen met groote ka- gemelde haven quam, om dat hy daer een kaert
bels aen\'t lant, om dat\'et felfin de haven foo af- af gemaeckt heeft, tot welcke hy den Lefer

frijfelijck ftormde. \\ Afloopen der zee liet fend. Hy fpreeckt maer van twee eylanden in
unne fchepen op \'t drooge en \'t waffend wa- de zee van Chriftiaen , die hy
de Sufters eylanjen Su^m(.f
ter,, dat met groote fnelheyt vloeyde , wierp noemt,- en van een ander aenmerckelijcker,
hen zoo veel ys voor de boeg , datfe daer in foo de Nieuwe zee gelegen , door hem
Dixes xuland.
groot een gevaer van te vergaen als in de volle geheeten. Die door de Straet Chriftiaen feylen,
zee waren, indien fy niet met groote forge en raet hy , datfe fich , foo veel mogelijck is , in \'c
arbeyt daer tegen voorfien hadden. Tuflchen midden houden , om de felle tegenloopende
defe twee eylanden lag een groot ftuck ys dick ftroomen, die men aen beyde defe kuften ont-
22 vademen, \'twelck van\'tlant raeckte en in moet, door\'t vloeyen van de twee zeen , den
twee fpleet defe twee ftucken vielen aen de Oceaen en die van Chriftiaen, d\'een tegen d\'an-
beyde fijden op de gront van de zee , en ver- der; wekkers ys van ongemeene dickte , met
weckten in\'t vallen fulck een beroering in de fulck een kracht tegens ekkander ftoot, dat de
zee, dat het weynigh kheelde of eene van hare fchepen, die daer tuffchen fijn, fonder eenige
chaloupen wierd door de baren ingefwolgen. genade verbrijfèlt worden. Oock fegt hy , dat
Cnhnoen- Sy fagen geen menfchen in defe twee eylanden, de zee van Chriftiaen alk vijf uren vloeyt, en
\' maer wel voetftappen en klare teyckens, dat dathetwaffen en ebben de loop der maen vokt.

• . ______ . r _ 1- - J J ,^ C______________T^ ^ • r 1 -- , P

Stteetfey-
Und.

daer eemge waren, of geweeft hadden. Sy von- De Capiteyn Munck quam\'den fevenden S^\'e\'
den hier mijnen, en onder andere veel takk,
^temhex in MunckenesMnlrhayen fich

\'t wekk fy verfamelden en eenige tonnen vol met fijn vokk ververfte : eenige dagen daer na
daer van mede namen. By dek twee lagen meer bracht hy fijne fchepen , om van \'t ftooten der
andere eylanden , na gifïing bewoont, maer ysgangen bevrijt te fijn, in een andere haven
de Denen konden daer met aenkomen , de- niet wijt van d\'eerfte, daerhydk, foo hy beft:
wijl de toegangen ongenaeckbaer en foo woeft kon, kalefaterde. Sijn vokk maeckten voor alk
wai;en, datk noyt diergelijcke gefien hadden, dingen fommige hutten, om fich eeniohfins te-
Sy leggen op
6i graden en 20 minuten, en gens het quade weder, en de winter die hen over^
wel 50 mijlen in de Straet Chriftiaen. DeCapi- viel, te befchermen. Defe haven is de mont
teyn Munck noemde defe golf oft Straet, daer van een rivier, die in Oétober noch niet was be^
fiyaenquam,
Harefmt, dat is, Straet der hafen, vroren , hoewel de zee in veel plaetfen met ys
öm dat hy foo veel van defe dieren in dit eylant geftopt lag. Munck verhaelt, dat hy den feveL
vont; en rechtte daer
o]^ de Chrißianus quarm, den der genoemde maent in een floep gin?"
Chriftiaen de Vierde, of het teycken van de om kenniffe van defe rivlere te bekomen- en
naem des Konings van Denemarcken, datfe ge- dat hy die maer ontrent anderhalf mijl om de
woon fijn aldus g: te vertoonen. Hy vertrock fteenen diefe ftopten, kon opvaren. Hebbende
den negenden Auguftus van defe eyknden, en dit vergeefs befocht, ging hy met een deel van
fette fijn cours naer
\'t weftzuydweften met een fijn vokk drie of vier wijlen Jandewaert in om
noordweften wint; en quam den tienden aen menfchen tefbecken, maer hy vont niemant.

de zuydkuft van de Straet Chriftiaen, \'t welck Als hy door een andere wegh wederkeerde fagh
is de kuft van America. Sijnde van daer ge- hy een breede en verhevene fteen, op de welde

fcheyden, vond hy aen de noordweft-zijde een het beelt van een duyvel, met fijn klauwen en
groot eylant, \'t wekk hy
SnecEU-land, of Sneeu- horens, gefchildert was. By defe fteen was een
eylant, om dat\'et geheel met fneeu bedeckt vierkante plaets, yder fijde acht voeten breet,
lag, noemde. Den zo Auguftus ftelde hy fijn en met kkynder fteenen befloten. Aen een der
cours weft ten noorden: E^
toen, fegt de Schry- hoecken van dit vierkant lagh hy een heuveltje
ver van \'t Verhael,
hiel ick mijn rechte flreeck op de van kleyne platte fteenen, en mofch van boomen
hooghte "pan 6igraden en 10 minupen. Doch de mift daer tufkhen gemengt. Op d\'ander fijde van
was foo dick, datk geen lant konden fien : hoe- de plaets was een platte fteen, na de wijfè vari
ml, hy , dat de Straet Chrifliaen hier ontrent een autaer, op twee andere fteenen; op\'t fèlve
merfeflien mijlen breet -^as : \'t wekk my doet ge- autaer lagen drie kleyne kolen, kruyswijs d\'een
looven, dat hy veel wijder is op andere plaetfen. over d\'ander. Maer hoewel Munck geen menfch
Van de Straet quam hy in de zee van Hotzon, op de wegh ontmoette , foo vont hy evenwel
die hy, gelijck hy de Straet gedaen had , een op vele plaetfen diergelijcke autaren, met kolen
andere naem,of liever twee voor een, gaf: want daer op als de vorige; en al waer hy die fagh,
hy het deel van dek zee, dat naer America befpeurde hy voetftappen van menkhen; waer
ftreckt, de Meme ^ee noemde; \'t andere, dat uyt hy gifte, dat d\'inwoonders van dit geweft Of™«-

naer Groenlant loopt, (indien die kuft Groen- aen defe autaren om t\'offeren vergaderen • en ^^

de
den

* ✓ ,

A ó

dat

wilden.

Aräica.

-ocr page 58-

T.

N

L

D

N

E

A

R

O

dat hare offerhanden aen \'t Vuur met vuur ge- had vergeten,waren\'s morgens gebroken of ver-
daen worden. Hy wierd oock gewaer aen alle brijfeit op de felve hooghte als
\'t water daer in
plaetfen , daer de voetftappen der menfchen ftont en bevroren was. Dit felle weder , dat dé
itonden, vele geknaeghde beenderen 3 waer uyt metallen en hardfle floffen vermeeflerde, fpaer-
hy befloot, dat het milfchien d\'overblijffekn de oock geen menfchen. D\'ellendige Denen
van de geofferde beeften waren,die de Wilden op wierden fieck, en hare fleckten vermeerderden der
hare wijfe,dat is,raeu en verfcheurende, (gelijck met de koude. Een buyckloop overviel hen, ^^^^^^^^
de honden met pooten en tanden de proye van die haer niet verliet, tot datfe hen meêfleepte.
een rucken,)geèten hadden.In \'t voorbygaenfag Dus fturven fy d\'een na d\'ander , en in fulck een
hy door een bofch vele boomen met inftrumen- menighte, dat in \'t begin van Maert haer Ga-
ten van ftael en yfer afgekapt:en vont behalven piteyn gedwongen was felf de wacht voor fijn
dat alles eenige honden , met banden van hout hut te houden. Defe fieckte, in plaets van met
gemaeckt, gemuylbant. Maer niets verfterckte de komft van de Lente te verfachten , verarger-
hem meer in \'t geloof dat dit lant bewoont was, de : fy maeckte de tanden los , en deê hare
dan de teekenen van tenten , op verfcheyde monden van binnen ontfteken lbo datfe niets
plaetfen opgerecht geweeft alwaer men fag de konden eren dan broot in\'t water nat gemaeckt.
ftucken van beeren, wolven, harten, geyten , Ontrent de maent Mey wierden d\'overgeble-
honden, en zeekalveren huyden , die tot deck- vene met fulck een elende geflagen, dat by de
fels van defè tenten gedient hadden : foo dat \'et verhaelde fwarigheden noch een roode loop
feer waerfchijnelijck bleeck, dat defe volckeren quam, en fulcke fchrickelijcke pijnen in defe^
leefden als de Scythen, en fich legerden na de nuwachtige deelen, dat \'et hun was als oflè over-
wijfè van de Laplanders. al met punten van meffen gefteecken wierden.

De Denemarckers, hebbende hare hutten tot Sy namen dagelijcks af, verlamden aen armen
de winterlegering toegeftelt , deden grooten en beenen , hun verwe was loot-achtig en fwart
voorraet op van hout, om fich te warmen, en over \'t geheele lijf, als offe gerabraeckt waren,
van wiltbraet, om te eten. De Capiteyn Munck Defe leite fieckte wort Scheurbuyck genoemt,
was d\'eerfte die fèlf een witten beer doode , die feer bekent in alle de Noordkhe zeen , en onder
hy met de fijne at, en fegt uytdruckelijck , dat alk \'t fcheeps-volck die verre reyfen verrichten,
die hen wel bequam. Sy vingen vele hafen, Die fturven en konden niet begraven worden,
perdrijfen en andere vogelen, die hy nieten dewijl dat\'er niemant was die de krachten had
noemt, maer die hy fègt dat fèer gemeen fijn in om haer ter aerde te brengen. D\'overige fiec-
Noorwegen. Oock kregen fy vier fwarte voftèn, ken hadden broot gebreck : en wierden ge-
en eenige Sabelen , foo noemt men in alle de nootfaeckt onder\'t Ineeuw te foecken , waer fy
Noortfche geweften de dieren , die by andere een fbort van kruyt vonden , dat haer tot voed-
Marters ( beeften als civet-katten , met kofte- fel ftreckte. Sy moeften het terftont eten , en
lijcke huyden) worden geheeten. konden\'t niet bewaren, om dat het onder de

De Denemarckers kregen vele bedencking, fneeuw vers bleef; maer gepluckt fijnde , ftracx
alsfy in den hemel boven dit lant eenige dingen verwekkte. \'t Meergemelde Verhael fpreeckt
fagen die fy niet gewoon fijn in Denemarcken te
Van den iz April, als van een aenmerckelijcke
fien. Het Verhael fègt, dat den 27 van Novem- dagh, om dat het regende, en datfe fulck ge-
Wonderen bet fich drie fonnen onderfcheydelijck aen den luck in defe geweften den tijt vanfeven maen-
eenden he- j^gj^gj vertoonden; en fegt op de felve tijt, dat den niet genoten hadden. De Lente bracht ve-

ÖveYßrenge

ipimer.

mel.

de lucht van dit geweft feer grof en dick is. Deri lerley flag van vogelen te voorfchijn , die men
24 Januarii daer aen volgende fag men klaer- in de Winter niet gefien had: doch defe fter--
lijck twee fonnen; enden 10 December, tuf- vende fiecken konden die , om hare groote
fchen de twee verhaelde dagen, dat is denzo fwackheyt, niet vangen. Ontrent half Mey fa-
nieiiwen ftyl, \'s avonts ontrent ten acht uren, gen fy wilde ganfen, fwanen, entvogelen, en een
een eclips in de maen:en in defelve nacht,was de ongelooflijcke menighte kleyne vogels, hoppe
maen twee uren lang met een helderen ronden genoemt; fwaluwen , perdrijfen en fneppen^
ring omfet, in welcke een kruys, dat de maen oock ravens, vakken, en arenden. Den vierden
als in vier deelen fneet, fich vertoonde. Defe Junii wierd de Capiteyn Munck oock fieck, en
Meteore, ofverfchijning in de lucht, fcheen een bkef vier dagen fonder eten, en met groote
voorbode van d\'ongevalkn , die defe Dene- fmerte, in fijn hut. Hy bereyde fich tot de doot,^
marckers fouden lijden, en byna van haar ge- en maeckte fijn teftament,\' in\'t welcke hy de
heel verderf, te wefen , gelijck ghy terftont fult gene , die hier na hem komen fouden , badt,
hooren. datfe hem wilden begraven ; en \'t Journael of

De winter wierd foo ftreng en fel, dat men dagh-regifter , dat hy van fijne voyagie ge-
ftucken ys vond, dick 300 en 360 voeten. Het maeckt had , aen fijn meefter de Koning ^an"
bier en de wijn , felf de fuyverfte Spaenfè en de Denemarcken beftellen. Na de gemelde vier
fterckfte brandewijnen, bevroren van boven af dagen voelde hy fich wat beter, quam uyt fijn
tot de gront toe van de vaten. De koude brack hut, om fijn volck, levendigh of doot fijnde,
de hoepen en deê de tonnen barfl:en, en maeck- te befoecken. Hy vont\'er maer twee levende
te het bier en de wijn tot fulcke harde ftucken van de 64 die hy hier gebracht had. Defe twee
ys, dat men die met bijlen moeft doorhouwen , arme bootsgefellen , ontfteken van vreughde
om tefmeltenentedrincken. De tinne of ko- over\'t fien van haren Capiteyn, quamen by
pere vaten, daer men \'s avonts eenig water in hem, en brachten hem by haer vuur, daer hy

wat

-ocr page 59-

D T.

N

G

R O

E

N

A

wat tot fich felfs quam. Sy gaven elckander
moedt, en belloten te leven, maer ly wiften niet
op wat wijfè -y en vonden goet de Iheeuw op te
krabben , en \'t kruyt, dat \'er onder was, t\'eten ;
in dit voornemen waren fy foo geluckig , datfè
fèxkere wortelen kregen die haer in fulcker voe-
gen voedden en verfterckten, datfè in weynigh
dagen hare gefontheyt herftelden. In defè tijt,
fijnde den i8 Junii, begon \'tys te breken, en
fy vifchten fchollen, vorens, enfalmen. Hare
vifch-vangft en jaght deê hen fulcke krachten
en moedt krijgen, datfe befloten t\'onderftaen
offè in die ftaet niet foo veel zeen weder konden
overvaren , en foo velerley gevaer ontgaen, om
eenmael in Denemarcken te komen. Oock wierd
de lucht warmer, met regen waer uyt fulck
een menighte muggen voortquamen, datfè fich
niet wiften te bergen voor \'t quellen van dat on-
gedierte. Sy verlieten haer groot fchip, gingen
den ló Julii t\'fcheep in hun fregat 3 en fèylden
uyt defè haven, waer in fy hare fchepen , om
van \'t ys bevrijt te fijn, gebracht hadden, ge-
lijck ick te voren verhaelt heb ,- welcke de Ca-
piteyn na fijn naem
lens Munckes bay, dat is , de
baey of haven van Jan Munck, noemde. Hy
vond de zee van Chriftiaen met drijvend ys be-
deckt, alwaer hy fijn floep verloor, en had
groote moeyte , om fijn fchip daer door te krij-
gen j want het roer brack, en terwijl het weder
gemaeckt wierd, bond hy fijn fchip aen een klip
van ys, die met de ft room van de zee weg dreef.
Hy geraeckte uyt dit ys, dat fmolt en kreeg
fijn floep weer, na datfe tien dagen verloren
geweeft was. Maer hy bleef niet lang in defè
ftaet want de zee bevroos weder, ontdooyde
ftracx daer na, en was in die ongeftadigheyt van
vriefen en dooyen eenige dagen na elckander.
Eyndelijck quam hy door de Straet Chriftiaen
wederom aen de Caep Vaerwel, en zoo in den
grooten Oceaen 3 alwaer hy den derden Septem-
ber foo een grooten ftorm kreeg , dat hy byna
verging : want hy en fijn twee bootsgefèllen
waren foo vermoeyt, datfè gedwongen waren
\'t
werck te ftaken, en fich ter genade van \'t on-
weer over te geven. De ree van \'t feyl brack,
en dat wierd in de zee gefmeten, waer uyt fy
\'t niet dan met de grootfte moeyte weder kre-
gen. Dit onweer bedaerde voor eenige dagen,
en gaf haer tijdt datfe den 21 September in een

haven van Noorwegen quamen , alwaer fy fich
fètten met een overgebleve ftuck anckers ; en
geloofden nu buyten alle perijckel te wefen.
Doch een andere ftorm befprong hen noch dien
felven dag in defe havèn met fulck een gewelt,
datfè noyt in diergelijck gevaer van te vergaen
geweeft hadden. Sy ontquamen \'t evenwel door
een befonder geluck, daer andere bleven, en
vonden een fchuylplaets tuffchen de rotfen : van
hier geraeckten fy te lande, ververfchten fich ,
en quamen eenige dagen daer na met haer fre- J^ederkomß
gat in Denemarcken. De Capiteyn Munck gaf Tapüfjn
reden van fijn geheele reyfe aen fijn Meefter de
Äimck;
Koning Chriftiaen de Vierde, die hem ontfing
als een perfbon die men gelooft verloren te
hebben.

Het fchijnt nu dat hier mede al d\'ongelucken
van defè Capiteyn behooren t\'eyndigen ^ maer
fij n geval is fèer ongeftadigh, eh waerHigh ver-
haelt te worden. Hy bleef eenige jaren in Dene-
marcken , alwaer hy langen tijdt overleyde de
misflagen in fijne reyfe begaen , door te weynig
kenniife van plaetfèn en faken ,• en bedacht dac
het mogelij CK was de wegh, die hy door defè zee
naer \'t Ooften focht, te vinden. Eyndelijck
kreeg hy daer door luft om defe reyfe noch eens
aen te nemen: en nademael hy dat alleen niet
doen kon , foo kreeg hy eenige van de treffe-
lijckftè Edellieden en rijckfte borgersin Dene-
marcken tot fijne deelgenoten , die t\'famen een
aenfienlijcke Compagnie oprechten, en twee
fchepen tot de felve reyfe , onder \'t beftier van
defe Capiteyn, uytruften. Hy had fich tegen
alle ongevallen en wan-ordre,diehemin d\'eerfte
voyagie overkomen waren , voorfien: en was
nu gereet om t\'fcheep te gaen, als de Koning
hem vraeghde , op wat dagh hy foude vertrec-
ken j en van \'t een gefpreck in \'t ander vallende,
hem verweet, dat d\'uytrufting, die hy gedaen en
hem vertrouwt had , door fijn quaet beleyt
vruchteloos en verloren was : waer op de Capi-
teyn wat te trots antwoorde; \'t welck de Koning
vergramde, en foo bewoog, dat hy hemmet
het eynd van fijn ftock op de borfi ftiet. De
Capiteyn , fèer ontftelt over defe finaet, gingßjndooü
naer fijn huys, begaf fich te bedde, daer fijn
lichaem foo verfwackte, dat\'er de hongeren
fpijt, na tien dagen, de ziel uytdreef.

»

JAN

-ocr page 60-

Y de noordhoeck van
dit eylandt is een feer
hooge en uytflekende
berg, de Beereberg ge-
noemt , welcke aen de
noordfijde fchijnt in
tween gedeelt te we-
fen,doch naer \'t ooflen
en weflen van een
ronde gedaente: fijne
uyterfle eynden flrecken tot aen de zeekufl
van dit eylant, uytgefeyt een hoeck,die fich wat
meer naer \'t noord-ooften uytbreyt.

Defen hoeck beflaet uyt laege rotfèn , na de
wijfe van een vlackte ten aenfien van \'t overige
omleggende lant, dat feer hoogh uytfteeckt.
Van daer na \'t zuyden ontrent een half mijle is
de kuft, om hare rotfen en fteylten , feer ge-
vaerlijck. Een kanon-fchoot verder is de zee
wel twee hondert vademen diep. Als men meer
naer \'t fuyden, en ontrent een mijl voorwaerts
gaet, fiet men een kuft van kleyne fteenen, op
verfcheyde plaetfèn met fant bedeckt, en daer
door fèer bequaem om de floepen op \'t lant te
trecken. Hier fiet men drie bergen met ys be-
deckt, en van fneeu opgehoopt, dat des fomers
fmelt, en fich gemeenlijck met een fchrickelijck
gekraeck inde zeeftort. Twee defèr bergen
ftrecken fich uyt tot aen defè ftrant.

Van hier noch meer naer \'t zuyden voort-
gaende , vind men weder een fèer gevaerlijcke
en fteyle ftrant : doch een half mijle verder,
kan men met floepen , dewijl het oock een
fandtkuft is met kleyne fteenen vermengt,
dicht aen lant komen. Hier vertoont fich de
BetYefikrg. zuydoofthoeck van de Beerenberg op \'t alder-
vreeflijckfte aen ons geficht, om fijne fteylten,
overhangende deelen, en ongelijcke hooghten
want op fommige plaetfen is die 20 of 25 , en op
andere 30, en meer vademen.

Tegens over defèn hoeck fiet men eenige
rotfèn van defe kuft afgefcheyden, fbo dat men
daer met floepen rontom kan varen , en \'t ver-
maeck hebben vaneen groote menighte voge-
len , die daer hare eyeren uytbroeyen, t\'aen-
fchouwen.

Hier by achter defen hoeck leggen noch
eenige rotfèn en overhangende klippen, aen
wekkers voet fich een fandigen inham open-
baert, die tot een haven voor de floepen dient,
dewijl\'t water altijt flecht en effen is, en fbnder
bancken, Maer buyten defen inham moet men
wel op fijn hoede fijn, om \'t gevaer te mijden.
Een mijl van defè rotfèn naer \'t weften ge-
naeckt men een feer onefFene en fteenachtige
ftrant, en als de vorige ^ met vele fteyle plaet-
fen, doch niet fbo verheven en uytftekende.
De zee is gelijck befaeyt met vele hooge en

fcherpe klippen, wekkers benedenfte fbo diep
in zee ftreckt, dat men een musketfchoot van
de fèlve jo oft (5o vadem waters vint, en een
weynigh verder geen gront.

Na defe kuft befpeurt men een vlacke ftrant
van ontrent een mijl lang met fwart-achtig fant
bedeckt, en t\'faemgegroeyt van verrot hout,
dat hier door de kracht der zee opgeworpen
wordt, welcke , ontrent een kanon-fchoot van
de kuft, meer dan fes vademen diepte heeft in
een gront van fwart fant. Defe kuft wort de
Golf van \'t hout genoemt. De vreeflTelijcke
klippen fchijnen hier oock d\'aerde en
\'t fant
veroorfaeckt te hebben , om daer kleyne vlacke
heuveltjes van fwart fant, en niet fèer fteen-
achtigh, op te hoopen. Het lant is hier final,
want van d\'een fijde defer bergskens tot aen
d\'andere kan men feer lichtelijck
\'t geroep van
iemant hooren.

Niet wijt van defe groote golf van verfamelt
hout naer \'t zuydweften is de kuft bedeckt met
fteylten en rotfen als in \'t ooften : een kanon^
Ichootoftwee van daer fiet men een fant-ach-
tige vlackte , dicht by de kuft die men de kleyne
Golf van \'t hout noemt.

Van defe golf naer\'t zuyden, een vierendeel
van een mijl in de zee , vertoont fich een rotfè
van gedaente als een fchip, verciert met al fijn
feylen, van welcke men aen alle fijden de zee
befchouwt.

Ontrent defe golf aen de fèlve zuydfijde be-
fpeurt men noch veel andere rotfen in de zee,
nietwijt van de kuft , die oock veel duynen en
klippen heeft, tuffchen dewelcke men aen de
zuydzuydooft-fijde een groot gat fiet, het Bee- Betre-gau
regat genaemt, met een fteenachtige gront,
vier vademen diep, foo dat \'er de fehepen, in- ,
dien\'er anckergront ware, fouden konnen in-
loopen.

Anderhalf mijl van de voorfèyde rots, die
een fchip gelijckt, fiet men noch een andere
van de felve gedaente, doch niet fcherp als de
vorige , en ontrent een kanonfchoot van \'t lant
gelegen : fy is riiet foo fteenachtig en onefien als
d\'andere , en fèer overvloedigh in vogelen, die
daer neften maken, en hare jongen uytbroeyen.

Tuffchen defe plaets en \'t gemelde Beeregat
fiet men een heuveltje, in gedaente van een
kleyn hooft, op de ftrant, ruw en yflijck, met
een kleyne opening als eengraft, maergants
niet bequaem tot d\'aenkomft der fehepen. Slaet
men d\'oogen naer \'t zuyden , foo wort men ge-
waer dat het lant fich allengs tot hooge en uyt-
ftekende rotfen verheft. Den voorfèyden uyter-
ften hoeck, ftreckende naer de zuydweft-fijde,
is over al langs de zeekuft met duynen en ftee-
nen bedeckt, en van binnen met rotfen en fèer
hooge bergen befet. Doch in tijdt van noot fou

men

-ocr page 61-

3

J AN MAYEN

men aen de voet der gemelde bergen op lom- de lomer daer na, met veèl kollen en arbevt
mige plaetfen met floepen ofkleyne fchuytjes verbeterden dat ongeval, en maeckten noch
konnen aenkomen. twee nieuwe hutten.

Gaet men een half mijl verder langs defe kufl:, in d\'inkomll van defe zuydergolf is de gront
foo fiet men niet dan fl:eenen ; maer flaet men fwart en fant-achtig tot necren , vijftien of ach-
d\'oogen naer \'t zuyden, foo befpeurt men feer tien vademen ; maer boven de 25 of 30 , is die
hooge en verfchrickelijcke rotfen, die tot aen flreenachtig en fcherp , en boven de 80, een ka-
de zee ftrecken, welcke daer ontrent jo of do non-fchoot van daer, weeck en fonder fteenen,
vademen diepte heeft. Tuftchen de golf van Guinee en die van \'t zuy-

Drie mijlen van de zuydhoeck naer \'t zuyd- den te voren genoemt, is de ftrant met fteenen
ooften, daer de zee maer dne vadem diep is, en duynen bedeckt.

verfchuylt fich een vierkante klip, feer gevaer- Twee kanon-fchoten van daer fijn de Klippen
lijck voor de zeelieden. Van dele klip naer het der iPogelenyhY een kleyne rots, waer ontrent men
ooften is de gront, ontrent een half mijl, vol een berg fiet,
de Roode gemtmt, en rontom de
holen en gaten,diep3jenmeer vademen. Maer noordhoeck van defe golf, is goede ancker-
als men van de felve klip\'t geficht naer\'tlant gront, hoewel het daer niet diepeos dan vier of
keert, is de zee daer op het diepfte ontrent 36 vijf vademen.

vademen : doch foo men alleen een kanon- Ontrent een mijl van de gemelde zuydbay
fchoot van de ftrant af komt, vint men 80 vade- naer \'t ooften vint men een kleyne hoeck , van
men weeke kleygront. Rontom de voorfeyde welcke men gemackelijekineen bay komt, in
klip is de gront fant-achtigh. Het fregat Mid- welcke de booten, dienftigh tot de vangft der
delburg , door de ftorm aengedreven , ftiet fich walviftchen, verfamelen : defe golf wort van
\'t
op de uytfteeckende hoecken van defe gemelde fcheepsvolck Hoepflocks-Bay, nae \'t verrotte hout
klip aen ftucken. dat daer
t\'famen drijft, genoemt.

Klaes Dirckfz. Heynen verhaelde in \'t jaer Een kanonfchoot voorby defe bay fiet men
161 <5,dat elf oft twaelf mijlen van de zuydhoeck een hoeck die men aen eenige rudfen kent, en
van dit eylant naer \'t zuydzuyd-ooften, de zee van defe plaets tot aen den Rooden berg, is de
35\'of3<5 vademen gront heeft van fwart fant, kuft overal met fteyle en overhangende klippen
gemengt met kleyne fteentjes. befet.

Jan Sybrandfz. Paelman fegt, dat naer den Ontrent een mijl van de gemelde rudfen naer
hoeck aen de zuydooft-fijde , ontrent twee mij- \'t zuydooften , befpeurt men een opening ,
het
len zuydooftwaerts van lant, de gront overal Walruffen~gat genoemt, mttm]tvm den Widkn J^^^mjjc».
ongelijck is, en met klippen bedeckt, fijnde op toren. Tuftchen defe klippen heeft de Natuur -
eenige plaetfen dartigh, en op andere daer dicht een groote bay, de noorder geheeten, ge-
by feftigh vademen diep. maeckt,\'t welck is de voornaemfte en bequaem-

Ontrent een vierendeel van een mijl van de fte plaets van alle defe kuften, om de traen der
zuydhoeck gaende naer \'t zuydweften , fiet men walviftchen te bereyden.

een klip boven water, met meer andere kleyn- Een vierendeel van een mijle voorby de
I>e njf der, in \'t gemeen de Vijf klippen genoemt; tuftchen meergemelde rudfen fiet men de zee tuftchen
klipen. welcke, in tijt van noot, men bequamelijck de felve heen ftroomen , welcke men de Hout-
deur kan feylen; en dicht by\'t lant befpeurt men zee noemt, opwekkers uyterfte het lant, dat
een kkynen berg, die fijne punten uyt het wa- daer hooger is, allengs fteyl afgaet, en in den
ter .oplleeckt. Van de voet defer vijf klippen afgront van den Oceaen als verdwijnt,
tot aen de zeekuft, vint men dat de diepte Van hier tot het Walruffengat fiet men een
meerdert en mindert tot 25 vademen; hoewel vlacke plaets, daer de Hollanders en Zeeuwen
het dicht by de kuft maer vijf vadem diep is. des fomers hare hutten maken, en ketels ftellen.

Een kleyne mijl van de zuydhoeck naer het Defè bay heeft een effen en fandigegront, diep
weftnoordweften , word men een kennelijcken 15 of 16 vadem,en bequaem om t\'anckeren.Een
hoeck gewaer, in \'t gemeen den benedenften kanonfchoot van \'t lant leggen de fchepen in \'t
zuydhoeck geheeten, daer de booten en ander begin van de fomer op de diepte van acht of ne-
kkyn vaertuyg gewoon fijn hunne fchildwach- geil vademen geanckert.
ten te fetten. Aen de noordfijde van de fèlve Na den Brielfen toren ftreckt fich \'t lant
zuydhoeck vint men eenige klippen , waer van naer \'t ooften, daer men langs de ftrant een
fommige boven water leggen , en andere onder vlackte fiet byna een mijl lang , fèer be-
de
ruyfchende baren verborgen. Van hier naer quaem tot wachtplaetfèn voor de fchepen. Den
\'t ooften ftreckt fich \'t lant ontrent een kanon- hoeck van defe walvifchbay verheft fich ontrent
fchoot wijt tot aen de Golf van Guinee, met de zee, in welcke
fy fich fteyl afloopende ver-
vele bochten en kromten. lieft.

Een halve mijl voorby defe bochtige ftrant Een mijl verder vint men noch een oneffen
naer \'t noordnoordooft ontdeckt men een fèer e n fteenachtig lant, fonder dat men byna eeni-
Zfiyder\' kleyne zuydergolf, waer men in\'t jaer 1(524 tien ge bequame aenkomft kan befpeuren. Een ka-
rf tenten of loodlèn oprechte, om de traen der nonfchoot van daer wort men een rots, oflie-
walviffchen te koken ; drie der felve wierden de ver een fteenhoop gewaer, van de Natuur, in
volgende winter , met dertien booten die men gedaente van een toren, voortgebracht,
daer gelaten had, door de ftormende baren der Aen\'t uyterfte van dit fteyle lant, niet wijt
zee weghgevoert. Maer d\'Amfterdammers in van de gemelde toren, ontmoet men een kley-
Ardica. B nen

E Y L A N D.

I i

In

üevaer"
lijckek^ip,

F.

11

-ocr page 62- -ocr page 63-

JAN MAYEN EYL AND.

nen arm der zee,Mary Mus genoemt.De gront is
hier effenden defe Bay,een icanonfchoot van lant,
is niet dieper dan vijf, fes, feven, acht en negen
vademen ,• lbo dat men die feer bequaem acht
om t\'anckeren, en de kuil; om traen te heden.

Aen d\'ooftfijde van defe bay fiet men een berg
fich verre boven de wateren verheffen: en aen
de weftfijde befpeurt men niet dan hooge rot-
fen , en fteyle verheve plaetfen. \'t Vierendeel
eener mijl van de voet defer bergen naer het
noordnoord-ooften is de kuft vlack, daer noch
onlangs een kruys op een graf ftont.

Tuffchen defe bergen is \'t lant uytermaten
krom, en de gront ontrent de kuft fteenigh,
maer de ftrant beftaet in een fandige vlackte ,
die op vele plaetfèn feer bequaem is om de hut-
ten der viffchers op te rechten.

Ontrent twee musketfchoten van lant dicht
by defe bay, fiet men een arm der zee , diep
negen, ii, en 17 vademen j en drie musket-
fchoten is de gront fandig en fèer bequaem :
maer van 2 j tot 5^0 vademen diepte is die foo
goet niet, om de klippen die men ontmoet.

Van het kruys tot een kleynen berg, de heynfle
Tsherg
genoemt, is de kuft, ontrent het vieren-
deel van een mijl, fandig en effen, en in fbmmige
plaetfen met fteenen en duynen bedeckt.

\'t Vierendeel van een mijl voorby de gemelde
Ysberg naer \'t noordnoord-ooften, ontmoet
mende Noordweftkaep : tuffchen defe kaep en
devoorfeyde berg is de kuft effen, en fèer dien-
ftig om floepen aen te brengen, en daer wachte
te houden. De gront begint hier fèer diep en
Icherp te wefen, ja fèlf onbequaem om de fehe-
pen te verfekeren.

Van de noordwefthoeck naer \'t ooften tot
een vierendeel van een mijl aen gene fijde is de
kuft fteyl en fteenigh, daer men een kleyne
bay fiet, bequaem om ketels tot het traenkoken
te fètten .• maer dewijl dat defè bay, een kanon-
fchoot verder, in de omgelegen plaetfèn,
300

vademen diepte heeft, moet men die onbe-
quaem,ja felf gevaerlijck houden om t\'anckeren.

De kufl ftreckt van hier naer \'t ooften een
groote halve mijl, waer een kleyne bay is, feer
dienftig om een ketel tot het traenkoken te fèt-
ten, en floepen op de wacht te houden. Maer
buyten defelve kan men geen kanonfchoot ver-
der varen,of men vint wel 300 vademen diepte.
Een halve mijl van hier tot aen den oofthoeck,
is \'t lant, dat tot aen de zee ftreckt, fteen-achtig,
oneffen, en vol fteyle plaetfen.

De ftreeck van Hetland of Scetland tot dit
eylant is noorden ten weften , of een weynig
meer naer \'t weften , als men de Hollandfche
compaffen gebruyckt. Maer men vaert ge-
meenlijck meer naer \'t weften , om aen de weft-
fijde, daer men de walviffchen vangt, aen te ko-
men : want foo men by geval aen d\'ooftfijde
komt, is men gedwongen naer \'t noorden te
gaen , (daer men of groote ftilte, of ontfteltenis
der zee , en ftormwinden , die fchielijck van de
Beereberg neêrftorten, onderworpen is,) en dus
voort te feylen , om aen d\'andere fijde van
\'t
ooften te geraken. Aen de gemelde ooftfijde
fiet men weynig ys in de Lente, maer in\'t noor-
den is de zee daer door geftopt 5 en \'t overige
van de fomer kan men ontrent tien mijlen, fbnr
der ys te vinden, in zee varen.

De zuydwefte wint is de gemeenfte in dit ge-
weft.In de zuydbay maeckt de maen,als fyzuyd-
zuydooft en noordnoordweft is, hoogh water.
De vloet komt van \'t zuyden en gaet naer het
noorden,- de weérom-vloet in tegendeel. De
noordhoeck leyt op de hooghte van 71 graden
23 minuten^ de zuydhoeck op 71 graden, \'t Ey-
lant is ooftnoordooft en weftzuydweft uytge-
ftreckt de langte van tien mijlen: het wort oock
Mauritius, den Hoogen berg, &c. genoemt:
enisin\'t jaer 1(^14 door de Hollanders, onder
welcke was Schipper Jan Jacobfz. May, wiens
naem het in \'t gemeen heeft^ ontdeckt.

SPITS-

f.

-ocr page 64-

G

i^mm. It lant is door de Hol-

landers dus genoemt
om fijne fpitfe bergen,
wekkers toppen fy den
19 lunii 1eerft ont-
deckten , onder \'t be-
leyt van den dapperen
lacob Heemskerck ,
Willem Barentfz. van-
der Schelling, en ïan
Corneli^\'\' Rijp, alk Hollandersen feer ervare
zeelieden; welcke in\'tbegin meenden datfè
Groenlant, of een deel van\'t felve fagen; maer
namaels befpeurden fy , dat het een befonder
lant was, en van \'t vorige afgefondert,

D\'Engelfchen noemendat is,Nieu-
land, of\'t Nieuwe lant van Koning lacob ; oock
Greene-landjd^t is groen j en feggen,dat\'et in \'tjaer
\' 1573, door Hugo Willoughby, een Engels-man,
ontdeckt is; hoewel hy alleen\'t
eyhntSeynam,
onder Noorwegen hoorende, ix Hooghduytfche
mykn van Spitsbergen gelegen, gefien heeft.
Celege»heyt. Dit lant legt in\'t noordnoordweften van\'t
Beeren-eylant, ten noorden van Noorwegen
en Lapland, ten ooflen van Groenland, en ten
Booghte, weften van Nova Zemla , op 35: graden van den
eerften Meridiaen, en 76 graden van den Equa-
tor of Middellij n , om dat het fich meer naer
\'t zuyden ftreckt; maer op 82 graden ter plaet-
fen dichtft by \'t Noorden en de Pool gelegen :
en dus verre is dit lant ontdeckt, fonder dat men
noch weet, oft een eylant is, of vaft lant. Daer
Bajen, fijn vier groote en aenmerckelijcke bay en met
hare havens: d\'eerfte is tuffchen de noordhoeck
van \'t eyland
Kin, en \'t vafte lant: de tweede is
die van
Ejsfond, oïGrenharhor, met twee havens,
wekkers kuft fich tot aen
Uagdalenen-bay uyt-
ftreckt: de derde is de bay van
Hornjond, dus van
d\'Engelfchen genaemt, om datfe daer een een-
hoorn vonden, of fulcke horens die de felve ge-
lijck waren : de vierde is
Kaurits-hay, anders der
Bolianders hay
, die drie havens heeft, Lowlbnd,
Belfond, en Schoonliaven geheeten^ Iwaer
d\'Amfterdammers, Middelburgers, Denemarc-
kers en Rotterdammers fijn gewoon hare hutten
te ftellen , om daer alle haer gereetfchap tot de
walvifchvangft, en hare ketels en andere dingen,
noodig tot het traenkoken,te brengen; en oock
het tyefchut, om haer te befchermen, te planten.

Dit lant legt onder de Zona frigida , oft kou-
den circkel, die d\'oude
Schrijvers voor onbe-
woonbaer hielden , om d\'uytermaten groote
koude. Als de Holknders den 13 lunii hier
quamen, kg \'t ys noch foo vaft , foo aen de kuft
als in de mont der havens, dat de fchepen daer
niet konden inkomen ; en de
fneeu, die op fom-
mige plaetfen altijt hard
blijft, was op foo wey-
nig andere gefmolten , dat de harten, rheen en
wilde geyten, geen voedfel konden krijgen , en
feer mager waren. D\'oorfaeck van defè lange
winter is , dat de zon van den Equinoc1:iael der
Lente (dat is, Lentefiaee, foo wy \'t in Duytsnoe-
Aräica.

men, welcke komt in\'t gemeenvop den 21
Martii, ) als fy ten zuyden op de hooghte van
elf graden en een half ftaet, tot den 10 of 12
lunii niet hooger klimt dan tot 33 graden en
40 minuten boven den horizon , en derhalven
fijne ftralen feer fchuyns fchiet, foo dat defelve
\'t aertrijck niet genoegkonnen verwarmen,noch
de nevelen en dampen , die van d\'aerde opklim-
men , en op de bergen en op zee blijven , doen
verdwijnen ; want het fcheepsvokk kan fomtijts
door de mift geen fchips-kngte van fich fien.

Hier fijn geen velden, boomen , noch vruch-
ten , en men fiet\'er geen ander groente, als kort
en dick mokh, gelijck als \'t gene dat men in
vele plaetfen van Noorwegen fiet, het welck
geel-achtig is; en vermengt met een groote
menighte kleyne blaeuwe bloemen : evenwel
feyt het zeevarend volck, datfè daer groen kruyt
gefien hebben. Wat het hout belangt, dat men
op de kuften vind, \'t felve word van de zee uyt
Noorwegen, en elders, daer gevoert. Men heeft
hier nooit geen inwoonders gefien. Dit lant ge-
niet een gedurigen dagh van fes maenden in de
fomer zonne-ftant, en een evengelijcke nacht
in de winter-zonneftant.

De climaet van dit lant is fboftreng in koude,
dat de dieren geheel wit worden. Daer fijn veel
voffen , en meeft wit; doch men heeft \'er des
fbmers oock eenige graeuwe en fwart-achtige ge-
vonden. Men fiet \'er een groote menighte j^heeft,
rheen, harten en wilde geyten, van de jfèlve
gedaente als die men in \'t lant der Samojeden
by Nova Zemla vind. Defè rheen fijn een fbort
van onfè harten, maer fhelder, hooger, en
ftercker. Sy hebben twee hoornen, op de fèlve
plaets daer de harten haer getackte hooft-cie-
raet hebben, maer breeder; fy fijn oock foo
van hair, maer korter. Sy leven van \'t mofch
datfe op de bergen, en elders vinden , en in de
winter onder de fiieeu , door een drift der na-
ture, weten op te krabben en uyt te halen. Hun
hair aen \'t hooft en de fteert gelijckt dat van de
paerden; de voeten fijn geklooft, en byna rond.
Haer vkefch is feer goet en gefbnt, en als \'t ge-
fbuten of gedroogt is, kan men \'t fèer lang be-
waren. In de befchrijving van Sweden fiilt ghy
vinden, dat men defe dieren, getemtfijnde,
gebruyckt om wagens en fteden voort te tree-
ken ; en behalven dat noch groot voordeel aen
hare meefters toebrengen, door haer melck,
huyt, fènuwen , gebeente, nagelen, hoornen,
en hair: dit fijn ongetwijfelt de harten daer
Vopifcus van fpreeckt, als hy verhaelt,dat de wa-
gen, daer Keyfer Aurelianus op fat, wanneer hy
te Romen triumpheerde wegens d\'overwinning
van Cannabus Koning der Gothen, van vier
harten wierd voortgetrocken.

Oock fijn hier een overgroot getal witte bee-
ren , grooter dan offen, wekkers huyden veel-
tijts 14 voeten lang fijn, en foo vet dat het byna
ijck is die tedroogen: men gelooft.

oninoj

datfè fich voeden enmeften met viftchen , diefè

C meer

-ocr page 65-
-ocr page 66-

meer dan 12 mijlen in zee foecken. Als de win-
ter op \\ felfle is, verfchuylen fy fich in holen ,
en uytgeholde rotfen met fneeu vervult, en fla-
pen daer twee of drie maen den , gelijck men
fchrijft, fbnder iets t\'eten , en te doen , dan
alleen fomtijts de voorfte pooten te lecken.

Hier fijn veel zeevogelen , tweederley duyc-
kers , andere vogelen met een rooden beek, die
wel konnen fingen j oock ganfen en ehtvoge-
len in groote menighte, en veel grooter dan
d\'onfe.

Ontrent de mont der havens vint men ver-
fcheyde flagh van groote walviffchen, waer van
eenige 200 voeten lang fijn , andere 180, 170,
i6öy 150, en de minfle 80 voeten maer alle fbo
vet, dat al haer fpeck lichtelijck in traen veran-
dert. Oock is \'er een fbort van defe zee-mon-
fters , die geen vinnen hebben, maer in de
muyl, in de plaets van tanden , lange baerden
als vijlen , en die van de groote fijn een vadem
of twee läng.Met defe baerden weten fy\'t fchuym
in te halen en te kauwen, \'t welck hen , gelijck
men fegt, nevens de viffchen die fy ontmoeten,
tot voedfel dient. Defe walviffchen hebben aen
de fijden dicht by\'t hooft groote vinnen, achter
dewelcke de viffchers hen met hare haecken en
harpoenen quetfen, om datfè op defe plaets ge-
voelijckfl fijn. \'t Is vermaeckelijck de viffchers
met defe groote vangfl belich te fien , als fy be-
fpieden wanneerfe hen met een ongemeene ver-
heffing uyt de baren naby komen , en met twee
of drie booten fbnder vreefe navolgen , tot dat
de harponier, fijn tijt waernemende , de vifch
het harpoen in \'t lijf fchiet, gelijck de Griecken
en Romeynen eertijts de j avelij nen of korte
fjDieffen plegen te werpen. Dit monfter, fich
voelende dus getroffen, ftort fich nu als in d\'af-
gront van de zee, om fich van diergelijcke Ha-
gen te bevrijden, dan met een opgefpalckte
muyl boven op de baren fpringende , als of het
fijn vyant wou infwelgen, en finijt het water,
van fijn bloet geverft, met fulck een gewelt om
hoogh , dat het de toppen van de maften der
\' grootfte fehepen kan befproeyen. Na vele dier-
gelijcke fprongen , nu hoogh dan laeg , die het
maer t\'eerder fijn bloet doen verliefen, beginnen
fijn krachten fbo te minderen, dat het gedwon-
gen wort het touw, aen \'t harpoen of haeck
vaft gemaeckt, te volgen en dus wort dit dier
aen ftrant gebracht, daer het een vermaeck en
offer voor de viffchers verftreckt, die het ter-
ftont in feer vele ftucken fiiijden, welcke fy in
groote ketels koken, om daer de traen uyt te
krijgen. O wonderlijcke ftoutigheyt en verftant
der menfchen, die fonder fchrick defè over-
groote zee-monffers in haer eygen element dur-
ven befpringen!

Men moet hier aenmercken, dat \'er fekere
foort van walviffchen fijn, die geen vinnen dan
op den rugge hebben , doch defè worden felden
aengetaft door de viffchers, dewijlfè met meer-
der fnelheyt dan andere fwemmen, en daer door
de booten konnen meeliepen of omwerpen.

Men fiet in defe zeen een fbort van kleyne
fwarte viffchen , gelijck kreeften, die uyt de
vuyligheyt der zee groeyen , en de walvilfchea

Walvif-
fchen :

hoe wen
die vangt.

L

tot fpijfè dienen : als men dit ongedierte in me-
nighte gewaer wort, is \'t een voorteecken van
een goede vangft ; want de walviffchen bemin-
nen \'t water, dat defe dieren voortbrengt.

Hier fijn oock vele zee-paerden, gelijck d En- .Jndere
gelfchen die noemen j of zee-koeyen , als de^^\'^^\'
Franfchen feggen 5 of zee-elephanten , na \'t ge-
voelen van andere, om datfe byna fbo een groot
lijf, en fulcke lange tanden in de mont hebben :
de Ruffen , by de welcke fy in overvioet fijn,
noemenfe
Morfen, en de Hollanders Walruffen.
Sy hebben veel fpeck , om traen daer af te ma-
ken 5 maer de huyt, hoewelfe feer dick is, en
fbmtijts 400 pont weegt, is weynig waert, om
datfe byna vol is van kleyne blaertjens; doch de
tanden worden
meer dan yvoor geacht. Als defè
dieren befpeuren, dat men iemant van hen ge-
doot heeft, vallen fy in foo groot getal op den
dooden, datfè hem bederven en doen verrotten.
D\'af beelding defer beeften , na \'t leven gedaen,
flilt gy in de volgende belchrijving van Nova
Zemla vinden. Ontrent de havens fiet men oock
vele zee-honden.

\'t Vermogen en dapperheyt der Hollanders
blijckt klaer in \'t aenvangen van de viffchery op
defe kuften die beminnaers van den koophan-
del hebben fich vereenight met Zeelanders en
Vriefèn , en t\'famen een maetfchappy , met de
naem van
de Groenlantfche Compagnie , opgerecht,
\'t Is wel waer dat d\'Engelfchen feggen, dat Hugo
Willoughby , Commandeur over drie fehepen,
d\'eerfte was die dit lant in \'t jaer 1573 ontdeckte;
en daerom verftonden alleen recht te hebben
tot de viffchery onder Spitsbergen, welcke fy
de Hollanders, Franfchen, Bifcayers, Spanjaer-
den , Duytfchen en anderen wilden verbieden :
maer fy worden, door de redenen van Willough-
by felf, tegengefproken j want hy verhaelt, dat
hy den tienden Mey 1573 nyt Engelant ver-
trock, om na de fijde van\'t noorden het lant
van Cathay te foecken, en dat hy weft ten noor-
den , op de hooghte van 72 graden, een lant
ontdeckte , daer hy evenwel maer acht kleyne
eylanden vond : fbo dat de Hollanders voor vaft
ftellen , dat Spitsbergen onbekent bleef tot den
19 lunii , 159Ó, als het door haren Zee-helt
Jacob Heemskerck ontdeckt wierd j hoewel dat-
fe daer geen meer recht begeeren als fy aen d\'En-
gelfchen willen toeftaen , om datfe bekennen,
dat het eerfte fien van een lant geen eygendom
geeft, en dat de fchipvaert en viffchery ter zee
gemeen en vry fijn aen alle volckeren ; gelijck
de Koning van Vranckrijck fèlf dat oockver-
ftaet, als hy yder toelaet in Nieuw-Vranckrijck
te gaen viffchen, hoewel de Franfchen in fijnen
naem \'t befit daer van genomen, en fèdert vele
jaren vafte woonplaets hebben.

De voorgemelde Groenlantfche Compagnie
fend jaerlijcks een goet getal fehepen naer Spits-
bergen , welcke in de maent Mey uyt de Hol-
lantfche havens vertrecken, en in \'t gemeen wel
geladen door hare vangft in September van \'t
fèlve jaer wederkeeren.

De gemelde Hollanders, altijt kloeckmoedig
en ftantvaftig in\'t gevaer, (voorwelcke geen
lant te heet noch te kout is, om hooge en profij-

telijcke

zee- mon-

t ■

-ocr page 67-

AlefWillemJzc van Gelderlant, Koek.

Chrißiaen Andrießi uyt Holfleyn. ^

Marten lacobßj Tandel, van Dantzich.

Ariaen RuttenGout, uyt het lant van der Goes^
Timmerman.

Mams Paulus^, van Amflerdam. ^ ^ . ^____^^

Eerßeover- Defe fevcn mannen , uyt kracht der groote be- men in een boeck lefen. De volgende dagen wa-
^\'»tirmg. j^gj^ gedaen door de Compagnie , fielden ren droog en helder , foo dat men des mid-

hunne hutte in dit lant Spitsbergen, en feven an- daegs niet meer de flerren kon fien, dewijl de
dere in \'t eylant Mauritius , en gaven fich dus eerfle fonneflralen die verduyflerden.
over aen de felle en overflrenge koude van dit Den achtflen Martii wierden fy d\'opgang
gewefl, en aen \'t gevaer der wilde beeilen : fy der fbnne gewaer door de fchaduwen van eenige
waren hier van den 30 Augufti 1633, tot den hooge bergen; en de volgende dagen begon-
27 Mey 1634, met alle pro vifie noodig en dien- nen fy fich te verquicken, fiende allengs dit
ftig om fich voor d\'ongenade van foo een droe- groote licht wederkomen , om hen te ver-
vige en vreeftelijke winter, die op fijn voorhooft lichten.

SPITSBERGEN.

telijcke aenflac^enuyt te voeren) befloten in\'t byna van fmaeck als de kerfTe , of hof-kerfïe,
iaeri^33
eenige perfoonen in dit koude gewefl Sy vonden oock wilde furing, die fijn groen-
van Spitsbercren te laten overwinteren, om te te, niet tegenflaende d\'overgroote felheyt der
beter de faifoenen, de natuur en hoedanigheyt koude, bewaert. Defe twee foorten van kruy-
van dit climaet door
ondervinding te leeren ken- den dienden hen tot ververlfmg en ver fiere king,
nen • die fich hier toe gewillig aenboden ^ met terwyl de winter duurde. Na defè maent quani
hope van eer en voordeel, waren foodanig een bittere koude, datfè alles vermee-

lacob Zegerfen van Brugge. fterde , ja felf de rotfen deê fplijten ; foo dat \'er

ïan Bendrikfi,. Kmfl, van Ziericzee in Zeelant. een gedurige flrijt was tuifchen \'t ys en de fneeu,
AhJ^Wiih\'^f\'r- xrcin r;plrlpr1^>r>i- Knrlc. met fulck een fclirickelijck ^eraes, dat de har-

ten der kloeckmoedigfle deé vertfagen, en de
hairen op yders hooft rijfèn.

Den 25 lanuarii begon men , den tijt van fès
of feven uuren, den dagh van den nacht te
konnen onderfchey den , en op de middag kon

I

\' I

I\'.

niet dan een aflchuwelijck beek van de Doot Als de Compagnie in\'t jaer 1(^34 Weder ha-
vertoonde, eenigfïns te befchermen. Weynig re fchepen tot de viffchery herwaerts fond,
tyts na dat defe zeeHeden (ich van hare mede- wierden de voorgemelde feven mannen in rede-
gefellèn verlaten fagen,die met hare fchepen lijcke goede gefontheyt gevonden, in wekkers

fl-
il! .

cy \' .i

weder naer Holknt gekeert waren , verUet hen
oock het aengename fbnnelicht;
foo datlè de
geheele winter in diepe en dicke duyfterniffen
als begraven faten, fonder andere gunft als het
genot van een duyfter-achtig licht op den dag ,
(voortkomende uyt de weerfchijn der ftralen
van dat heerlijckfte hemekieraet, ) \'t welck
evenwel hen bequaemhey t gaf om te gaen waer-
jfè begeerden.

plaetfe men fèven andexe liet blijven , die
waren

Andries lanfii- van Middelburg.
Cornells Thyf^- van Rotterdam.
leroenCarcoen y van Delfts
Tjehbe Mis
, uyt Vrieflant.
Claes Florifii. van Hoorn.
Ariaen lan/si, van Delft.
Fetje Ottes , uyt Vrieftant.

In^t begin van November fagen fy d\'eerfte- Maer defe waren foo geluckig niet als d\'eerfte
mael de fbrren , en genoten hare flickeringen want fy wierden foo fel van de fcheurbuyck be-
\'t overise van de winter. Sy vingen den eerften vochten, datfe alle d\'een naer d\'ander daer af
vos den
13 van de gemelde maent, enmerck- fturven : by de laetfte vond men een journael
ten dat dit dier quam als de zon van de zuyder- of dag-aenteeckening van hare gemeene fieck-
kuften vertreckt; en als die wederkomt, dat te, en andere faken ; oock datfe geen voffen,
het dan weg gaet. Sy bevonden fijn vkefch goet tot ververiïing en genefing van haar quak, dan
om t\'eten, en dat het een haeftig cn krachtig diep in de winter, hadden konnen bekomen,
hulpmiddel was, om de fcheurbuyck:, die ge- Hare lichamen , meer dan twintig jaren begra-
nieene fieckte der zeelieden, te genefen. ven , fijn noch foo verfch en geheel, als of de

In Oótober, als fy op een berg niet wyt van zkl daer geen uur uyt geweeft had fbo vry is
hun wooning rontom föchten, vonden fy een dit overkoude geweft van alle verderffenis en
lattuw met groote hoofden en breede bladeren.

verrotting.

NOVA

ArBica.

C 2

-ocr page 68-

\\

i« il
ili

■f.-

nova zemla.

En de Scheeps-reyfen naer defe geweften.

. \'i

E Hollanders ( die lie-
den al den roem, die
d\'Argonauten in de Hi-
ftorien gegeven wort,
toekomt) lijn door
hare fchipvaert foo
vermaert geworden,
datlè voor Jafon noch
andere onbekende lan-
den, om fijn eergierig-
heyt te verladen, fouden ontdeckt hebben,
indien hy met haer fijn reys naer Indien aenge-
vangen had. Defe Batavifche zeeleeuwen, na
datfè fich ten zuyden een wegh gebaent had-
den dwars door den grooten Oceaen tot aen
d\'uyterfte eynden van Afien, (welcke reyfèn
hen nu byna foo gemeen fijn dan die naer Span-
jen en Italien) pooghden die lange voyagien
merckelijck te verkorten en in plaetfe van
d\'Africaenfche kuften om te fèylen, een wegh
langs Noorwegen, Mofcovien, enTartarien,
door d\'Yszee en de Straet van Weygats, naer
Ooft-Indien te foecken. Seker, menmagfeg-
I ren , dat dit het eenighfte voornemen is, dat
len niet geluckt is, en na \'t welcke fy meermael
vergeefs getracht hebbenj maer datlè in alle an-
dere faken de kunft en natuur te boven fijn ge-
komen. Maer hoewel fy in defè fchipvaert hare
hope niet bereyckten, fbo heeftfe hun foo-
danig een heerlijcken lof, met de wonderen der
fèlve verfeit, doen verkrijgen, dat die allen an-
deren roem van hunne reyfen naer \'t Ooften,
Weften, en Zuyden, verre overtreft. Sonder my
meer uyt te breyden in hare welverdiende eer,
en niet te fèggen,datfe den Oceaen doenopfwel-
len door den laft van de ontelbare menighte ha-
rer fehepen , die alle plaetfèn waerfè aenkomen
voordeel toebrengen, en die al de rijckdommen
van Afien overfchepen, om die aen alle d\'ande-
re geweften des Aertbodems uyt te deelen 3 fbn-
der gewag te maken, datfè machtiger fijn dan
fy fich betoonen 5 want hoewel fy geboren oor-
loghs-lieden fijn , evenwel beminnen fy veel
minder het fel geraes der vernielende wape-
nen , dan den lieflij eken klanck der gefegende
vrede ; fbnder iets van defè dingen, noch van
vele andere, die my van hare dapperheyt en wijs
beleyt voorkomen, te verhalen, laet ons komen
tot de vermaerde reyfe , die fy tot driemael her-
vat hebben door de Noordzee naer den
Poliis
Arßicm
, oft Noordpool, om alfbo een door-
tocht naer de Rijcken van Cathay en China
te vinden.,

In Zeelant wierd hier toe in \'t jaer 1594, op \'t
verfbeck van Balthafar Moucheron, koopman
te Middelburg, en fijne compagnie, een fchip
toegeruft 5 en een ander t\'Enckhuyfen , met toe-
ftaen van hare Hoogh-Mog. de Staten Generael

t \'
-
.i
r f

n
:

der Vereenighde Nederlanden,en fijn Excellen-
tie Prins Maurits van Nalfou, als Opper-Admi-
rael van de zee. Als die van Amfterdam \'t voor-
nemen van de voorfeyde compagnie verfton-
den , verfbcliten fy oock aen de Hooge Over-
hey t, (door Petrus Plancius, in die tijt een ver-
maert Cofmographus oft Wereltbefchrijver,
daer toe aengemaent,) een fchip tot het fèlve
eynde af te fènden, doch door een geheel ande-
re wegh , te weten, boven Nova Zemla over ,
onderden PolusArdicus, \'twelck Plancius de
doenlijckfte wegh achte maer d\'andere, door
Weygats , Nova Zemla en Tartarien , hield hy
voor onmogelijck om door te komen. De Hee-
ren Staten daer ophebben Plancius onderfbè-
king oock toegeftaen dies hebben de Raden
ter Admiraliteyt en de koopUeden terftont een
fchip gereet doen maken, waer op fy tot Opper-
stuurman ftelden Willem Barentfz. van der
ScheUing , een feer ervaren man in de konft der
zeevaert, en gaven hem tot gefèlfchap een vif^
fchers jaght mede: dus is hy den vijfden lunii
IJ94 uyt Texel geloopen, en quam met voor-
fpoet den 23 der felve maent tot Kilduyn, daer
hy d\'andere twee fehepen (\'t een van Zeelant,
\'t ander van Enkhuyfèn) vond j want die waren
wat te voren in zee gegaen. Den 29 vertrock r«\'/,
hy van hier, latende de twee gemelde fehepen,
die naer Weygats moeften , (van welckers reyfè
wy hier na breeder fpreken fiillen ) hier leggen ,
na dat hy met hen verdragen was, datfe mal-
kanderen op de wederom-reyfe tot den laetften
September te Kilduyn fbuden inwachten. Den
vierden lulii zag \'t volck van Willem Barentfz.
dit lant, \'t welck de Ruften
Noyo Zemli, dat is,
Meu-lant, noemen j en quamen des nachts aen
een lange flechte uytftekende hoeck, Langenes Langenes,.
door hun geheeten , daer fy aen lant gingen ,
doch vonden geen menfchen , maer teekenen
dat \'er geweeft waren. Sy bevonden fich op
de hooghte van 73 graden i j minuten j en feyl-
den voorts voorby den Lagen-hoeck, vier mij-
len van Langenes gelegen, naer Lomsbay, die ^H^r^
ontrent noch vijf mijlen vorder legt, en defè
naem kreeg van fekere vogelen , Lommen ge- Lommen,
heeten, (eenighfins de Papegayen gelijck,) die
hierin feer groote menighte gevonden worden,
welcke groot van lijf, maer fbo kleyn van vleu-
gels fijn, dat \'et wonder is, hoe die kleyne vleu-
gels dat fwaer lijf konnen dragen : fy hebben
hare neft-en op fteyle bergen , om van da bee-
ften bevrijt te wefen ^ en broeyen maer een ey
t\'elcker reyfè : fy fijn voor de menfchen fbo
weynig bevreeft, dat fchoon men eenige op hun
neften grijpt,d\'overige niet weghvliegen. Dit is
een groote wijde bay , en heeft aen de weftfijde
een fchoone en diepe haven: fy voeren hier
met het jaght aen lant, en ftelden een baken

van

-ocr page 69-

NOVA ZEMLA.

van een oude maft diefe daer vonden. Louis- der gemelde maent ontmoete A fy foo veel vs"
bay legt op de hooghte van
74 graden en zo als men uyt de mars overfien kon : den volgln!

Vanhier voerenfe naer\'tAdm.raü- den dag waren fy op de hooghte van 77 grfden

7 , eylant, \'t welck de zeevaerders moeten en zo minuten , en ïjuamen ^en weder fis aen
gouwen
j en denfeften lulu aen den Swarten een effen veld van ys, dat foo lang was, dat\'et
hoeck op 7J graden lo minuten hoogte ge- pficht geen eynd daer van kon bereycken.
legen. Acht mijlen verder legt Willems eylant, Den 19 \'s morgens waren fy weder dicht by het
daerfe veel.drijvend hout vonden en een groo- lant van Nova Zemla , omtrent de vooiLde
te memghte walruflchen daer wy hier voor m Caep de Naifou.en den zó aen Caep de Trok
de befchrijving van Spitsbergen van gefproken Den zj, vonden fy fich op
77 «aden , en doen
hebben i en terftont by hare afbeelding meer ag d\'allernoordel^cklle hoeck van Nova Zem-
van füllen fpreken. Den negenden lulu hepenfe a, genaemt den Yshoeck, recht ten ooften van
Sm,40». inBeerenfortonder Willems eylant op de ree-
haer af. Daer vondenfe eenige fteentiéns die
de, daerfeeen witte beer vonden diefe, terftont gout glinfterden, en daeroni goutfteentjes ge
m de boot fpringende,door t lijt (choten; maer heeten wierden. Den 31 lulii voeren fy tuffchen
dit felle beeft , dus gewont, toonde lich noch \'t land en \'tys, met liellijck ftil weder , en qua

\' foo fterck, dat men millchien nooit van dierge- men aen d\'eylanden van Oranie.

* ^ \'\' . -----— .... ^ 1 J------- _ ^ i \' . _ Oranje.

f

■ I ;

Vi

Krufs-ey"
lm.

Jf^eeck 1
Najfou,

kracht van

««w. Jijcke gehoort heeft : want hy Iprong op, en Na dat nu Willem Barentfz/en de fijne , met
fwom even fterck in\'t water; dies\'t volck met foodanigen geval als verhaelt is, tot d eylanden
de boot hem volghde , een ftuck om den hals van Oranje gekomen waren , en na alle gedane
wierpen, en\'meenden hem foo levendig in \'t moeyte en arbeyt vernam, dat hy door\'tys niet
fchip, en voort tot een wonder in Hollant te verder konde komen , om de reyfe te volb en^
brengen ,• doch waren daer na blijde datfe van gen , en \'t volck oock begon verdrietig te ^ or-
hem bevrijt waren,en lietenlich met de huytge- den , foo heeft men befloten tot wederkee. en
noegen : want hy maeckte fbo een fchrickelijck om alfoo by d\'ander twee fchepen van Zeelant^
geluyt, en bewees fulck een kracht, dat \'et on- en Enckhuyfen , die na de Weygats of Straet
gelooflijck is voor d\'onervarene ; dewijl hy na Naftou gefeylt waren, te komen, en te verne-
wat ruftens, met het touw nagefteept, om hem men wat opening die daer gevonden hadden,
mat te maken, na de boot fwom, en ftoeg fijn Den eerften Augufti hebben fy haren cours r^ed^rom^
pooten daer achter aen, met fulck een gewelt, tot de wederom-reyfe geftelt,en fijn voorby den
dat hy byna met het halve lijfin de boot was, Yshoeck, Cabo de 1\'rooft, Cabo de Naffou,
waer door \'t volck foo verfchrickte,dat fy alle na en andere hoecken gevaren: den achtften der
voren liepen, in vreefe van \'t leven te verliefen gemelde maent quamenfe aen een laegh kleyn
doch wierden door een byfonder geval verloft , eylandeken, dat een half mijl van landt lagh,
dewijl de ftrick, die de beer aen denhals had, \'t welck fy , om dat het boven fwart was, het
aen de vingerHng van\'t roer vaftraeckte , foo Swarte eylant noemden. Hier peylde Willem SzPm^
dat hy niet voort kon , en onmachtig wierd Barentfz. de Poóls hooghte, en vond
71 graden
dies een van
\'t volck fich verftoute, en ftack zo minuten; en oordeelde dat defen grooten
hem met een halve fpies , dat hy van de boot inwijck de felve was , daer Olivier Bennel te vo-
geheel in
\'t water vieldus roeydenfe met hem ren geweeft was, Conftintfarck genaemt. Drie
na\'t fchip, tot dat hy, byna krachteloos, voort mijlen van hier vondenfe een andere üechteMck,
dootgeftagen en gevilt wierd, en fijn huyt daer hoeck , daer een kruys op ftont, en wiert daer-
na t
\'Amfterdam gebracht. ^ om de Kruyshoeck geheeten. Vier mijlen vor-

Den tienden lulii quamen fy aen \'t Kruys-ey- der was noch een anderen effenen hoeck , diefe
lant,
dus genaemt na twee groote kruyften die den vijfden- of S. Laurens-hoeck noemden, s
daeropftaen : \'t heeft een kleyn haventjen. Drie mijlen verder leyt de Schanshoeck , met
daer men met de boot in kan varen;
\'t is heel een lage fwarte klip dicht aen landt, daer een
onvruchtbaer 5 legt ontrent twee groote mijlen kruys op ftaet. Hier gingenfe te landt, en ver-
van \'t vafte lant,en ooft en weft ontrent een half namen dat \'er volck geweeft was , die voor haer
mijllang, met een rif op yder eynde. Ontrent komft gevlucht waren : want fy vonden hier fès
acht
mijlen van daer leyt den Hoeck van NafTou facken met roggen-meel begraven , en een
op de hooghte van 7Ó graden 30 minuten; een fteenhoop by \'t kruys. Een gotelingfchoot van
lage en vlacke hoeck, die de
Schippers moeten daer ftont noch een kruys met drie huyfèn, op
fchouwen. Van hier fèyldenfe vijf mijlen voor- de Noordfche wijfè van hout gemaeckt: in de
der, en toen dacht haer datfe noordooftten felve waren veel tonneduygen, waer uyt fygi-
ooften van haer af lant fagen, daer fy op aen ften dat hier eenige falmvangft moeft wefen.
lèylden, meenende dat het een ander lant was By eenige graven ftonden vijf of fes dootkiften
noordwaert van Nova Zemla gelegen : doch boven d\'aerde, met fteenen gevult. Hier was
het begon fbo hard te wayen, datfe terftont alle een fchoone haven voor alle winden, die fy, om
harefeylen moeften innemen,- en de zee gir^ \'t gevonden meel , de Meelhaven noemden.
foo hol,
datfe fèftien uren dreven fonder eenig TufTchen defè haven en de Schanshoeck leght ven.
feyl. Des anderen daegs wierd haer roey-iaght de baey van S. Laurens, op de hooghte van 70 5. ^^^^^^^
door een groot zeewater in de gront gefmeten , graden 4j minuten gelegen. Den iz Augufti
fbo dat fy \'t verloren , en noch lang fonder feyl quamenfè by twee eylandekens, van welcke het sxl^\'^\'^
dreven,
tot datfe met de zuydwefte zon dicht uyterfte een mijl van landt lagh, diefe S. Clare
aen\'t lant van Nova Zemla quamen. Den 13 noemden.

ArBka* D Afhed^

hoeck.
WiUems

eyUtjd.

m

-ocr page 70- -ocr page 71-

I

NOVA

E M

A.

oJfbeelding vaneen Walrus, meteen fijner jongen.

Op defe reyfe fagen ly , niet wijt van feker
«ylant, ontrent 200 Walrulfen, die op het fand
in de zon lagen, om fich wat te vermaken. Het
fcheepsvolck mieende dat defe dieren te lande
krachteloos fijn, dies bevochten fy (Je felve, om
Strijtmet de tanden te krijgen ; maer floegen alle hare
bijlen, houwers en JfpielTen daer op in ftucken,
fonder een te konnen dooden j alleen een der
felve wierd een tant uytgeflagen, die fy mede
namen.

Defe monfters zijn veel grooter als een os j

Cchnvm. ^^^^^^ ^^^ een zeehond, met feer

kort hair j de muyl is die van de leeuw gelijck:
fy leggen veeltij ts op\'tys; en men kanfe niet
wel dootftaen, \'t en fy dat menfe in de flaep van
\'t hooft treft: fy hebben vier voeten, doch geen
ooren : fy brengen maer een of twee jongen
voort; en als fy op een Ichos ys met haer jongen
verraft worden, werpenfe die in \'t water ^ en
ftellen fich tot vechten , en komen fomtijts met
kracht na de fchuyten : hare tanden, die ten
wederfijden van de muyluytfteken, fijn een half
elle lang, en werden foo waerd als yvoor geacht.
Op de fèlve tijdt, na datfè met defe dieren ge-
JBeergedoot. vochten hadden, fchotenfe oock een flapende
groote witte beer , die in \'t water liep doch fy
roeyden met de boot na hem, floegen hem
voort doot,en fleepten hem op \'t ys,daer fy hem
aen een korte fpies vaft maeckten maer door
\'t
hard weder , en \'t fcheuren van \'t ys, kondenfe
dit beeft niet afhalen.

have he-

■ I

Den 15 der fèlve maent mat Willem Barentfz
de hooghte van de Pool, en bevond gra-
den 15 minuten; twee mijlen ooftwaerts aen
gefeylt hebbende,vervielenlè op d\'eylanden van
Matfloe en Delgoy , waer fy des morgens by ^/iW
d\'ander twee meergemelde fchepen van
landt en Enckhuyfen quarhen, welcke dien fel-»
ven dagh uyt de Weygats gekomen waren,, en
meynden dat Willem Barentfz. rontom Nova
Zemla gefèylt had , en allbo door de Weygats
wedergekeert. By eickanderen komende , de-
denfe allerley teeckens van blyfchap met eer-
fchoten en anderfins, en vertelden d\'een d\'an-
der waer fy geweeft waren, en wat plaetfen yder
had befeylt en opgedaen. Die van Enckhuyfen
feyden, datfe deur Weygats geweeft waren , en
daer na een ruyme zee gevonden hadden, van
welcke wy hier na, in de befchrijving van dat
geweft en van de Straet Naftou, breeder füllen
fpreken. Daer na keerden fy gefamentlijck naer
\'t vaderlant, en bleven by eickander tot voor
Texel. Toen feylde het fchip van Zeelant voor-
by , en dat van Enckhuyfen na die ftadt maer
Willem Barentfz. quam met fijn fchip en jacht
den
16 September 155^4 voor Amfterdam , en
bracht daer een Walrus, diefe op een fchos ys
gevangen en gedoot hadden.

Na dat de gemelde fchepen t\'huys gekeert
waren, en d\'Overften alles wat hun wedervaren
was, aen de Hooge Overheden, en hare Ree-
ders, verhaelt hadden, foo kreegh men groote

. hope

-ocr page 72-

\'li

< I \'\'

I i

\'ri

nova ^ZËMLA.

liope, dat men door de Weygats of Straet Naf^ en niet af te krijgen was, gelijck ghy in de der-
Ibude voorgenomen reyfe loude konnen vol- de fchipvaert, diely naer Nova Zemla deden ,
brengen,- dies hebben de
Heeren Staten Ge- terftont fult hooreü.

nerael en fijn Excellentie laft gegeven, om fèven De twee gemelde voyagien niet na wenfch
fchepen gereet te m^aken , met allerley koop- geluckt lijnde, hebben de Heeren Staten niet
manlchap geladen, en Commifen om de fèlve goetgevonden een derde op \'s Lants koften te
te verhandelen ; hier toe meeft beweegt door wagen; maer ftelden voor, indien eenige fteden
de redenen van de gene die op \'t Zeeuwiche en of kooplieden met hare eygen middelen die
Enckhuyfer fchip,onder welcke was lan Huygen reyfè wilden onderftaen , dat fy fich , uyt naem
van Linfchoten , geweeft waren. Defe nieuwe van den Staet, verbonden, de fèlve, wanneer fy
vloot had bevel om door de Weygats na de die volbrachten,fbo dat het klaer bleek,dat men
Rijcken van Cathay en China te fèylender- de begeerde wegh konde befeylen, met een
halven fullen wy hier na , by de Kaert en in de merckelijcke fomme geks, die fy noemden, te
befchrijving van de gemelde Weygats, breeder vereeren. De ftadt Amfterdam , die altijt d\'eer-
daer af verhalen; en hier alleen feggen, dat defe fte en voornaemfte is, om hooge voornemens,
tweede reyfe geen beter uytkomft had dan d\'eer- is \'t doenlijck, ten eynde te brengen, gelijck aen
fte, om de menighte van\'t ys , dat gedurigh haer macht en rijckdom blijckt, was defe aen-
uyt de rivieren van Tartarien op hen quam af- bieding aengenaem ; derhalven liet d\'achtbare
drijven,
waer door fy gedwongen waren weder Magiftraet in \'t begin van \'t jaer 159Ó twee
uyt de gemelde Straet, en naer huys te keeren. fchepen toeruften, waer toe fy \'t fcheepsvolck
Evenwel giffen eenige, dat het doenlijck fy defe op tweederley conditiën aennamen ,- d\'eerfte,
wegh te befèylen , en deur te komen , indien watfe fouden hebben , fbofe onverrechter faken
men op de rechte tijdt, en hooger in zee voer, wederquamen d\'andere , watfy fouden genie-
en niet foo dicht langs de kuft : want, fèggen fy, ten , indien fy de reyfè na wenfch volbracTiten ;
dat fommige uyt d\'oude Schrijvers verhalen ,dat waer toe fy , om \'t volck te moedigen , hen fèer
de zee, meer dan 300 mijlen aen weder fij den goede conditiën toeftonden; en namen foo vele
van de Noordpool, niet kan bevaren worden, is ongehuwde perfoonen aen als iy konden beko-
een groote misflag , en d\'ondervinding leert het men, op dat niemant van hen, doorgenegent-
tegendeel; dewijl de Witte zee,en verder naer\'t heyt tot vrouw en kinderen,in\'t werck vertfagen
Noorden,nu bevaren,en veel vifch in gevangen oft van\'t vorderen der reyfè fou afgetrocken
wort, tegen \'t gevoelen van de fèlve Schrijvers : werden. De twee ichepen waren in \'t begin van
oock fijn vele plaetfen nu befocht, daer fy geen Mey feylreede ; op \'t een was lacob van Heems-
kennis van hadden. Derhalven waer het geen kerck (die in\'tjaer 1607 de Spanjaerden in de
wonder , dat \'er 23 graden aen wederfijden on- zeeftag voor Gibraltar , met verlies van
fijn le-
der de Noordpool geen meerder koude was, al ven , overwon ) Schipper en Gommis van de
is\'t niet ten vollen ondervonden.Wie fou geloo- koopmanfchap , en Willem Barentfz. als Op-
ven, dat in de Pyreneefche en Alpifchegebergh- per-Stuurman; op\'tander had Jan Cornelifz.
ten,die
inSpanjen,Italien,Duytslant en Vranck- Rijp \'t bevel, als ^chipper en Gommis van de
rijck ftrecken , fbo grooten koude is , dat het goederen die de kboplieden hun mede gaven»
fneeu daer nimmer fmelt, hoewelfe veel naerder Den vijfden Mey wierd het volck van beyde de
aen de zon fijn , dan defe aen de Noordzee ge- fchepen gemonftert, den 10 fijnfè van Amfter-
legen landen. De reden daer af is natuerlijck, dam, en den 18 uyt het Vlie geièylt.
dewijl de fneeu fich op de fteylten der bergen, Haer ontmoette niets aenmerckelijcks tot
en in de diepe valleyen, fbó ophoopt, dat de den vierden lunii, als fy begonden geen nacht
zon , door de hooghte der bergen belet, op de meer te krijgen; en hen een feltfame Meteore
lage dalen geen ftralen kan ichieten dan in fijn oft hemelteecken verfcheen, te weten, aen yder
opgang of ondergang , als hy weynigh kracht fijde van de zon fagh men noch een zon, en
m»deriijck
heeft. Soo gaet het oock , na haer oordeel, in twee regenbogen deur de drie zonnen ; daer f^^^^eiteec
de Tartarifche zee, oock d Yszee genaemt, 011- na noch twee regenbogen , d\'eene wijt af ront-
trent Nova Zemla, daer \'t ys, van de rivieren om de zonnen,en d\'andere dwars door de groo-
uyt Tartarien en Cathay inkomende, niet kan te ronde , welcks onderfte kant ftont 28 graden
fmelten,door de groote menighte; en dat de zon boven den horizon verheven , gelijck men op
niet hoogh boven die plaetfèn komt, en der- de volgende fijde in de figure hen kan. Des mid-,
hal ven daer toe te weynigh hitte van fich geeft, daghs, als de zon op
fijn hooghfte was, bevon-
Soo dat het gelooflijck is, dat het ys in defè ge- den fy , door \'t meten met den Aftrolabium ,
weften foo een uytermaten groote koude ver- datfe op de Pools hooghte van 71 graden wa-
oorfaeckt, en dat dieper zeewaert in die niet ren. De twee Opper-Stuurlieden waren toen
foo ftreng fou bevonden worden. Dit fijn hare van een ftrijdigh gevoelen : Willem Barentfz.
giif ngen, en redenen ; doch wat wy daer van feyde, en had oock gelijck, datfe te verre wefte-
gevoelen, fullen wy hier na , in \'t eynde der be- lijck waren; maer die van \'t ander fchip ant-
Ichrijving van Weygats, den lefer bekent ma- woorde, dat hy niet begeerde in den inham
ken. Hoe dat het zy, de Hollanders, die een van de Weygats te wefen; fbo dat Willem Ba-
rechte kennifte van alle defe zeekuften begeer- rentfz. d\'ander een ftreeck in \'t gemoet moeft
den, en fich niet midden in zee begaven, wier- gaen, om byeen te blijven,
den gedurigh door d\'ysbergen beftreden, en
eyndelijck foo befet, dat haer fchip daer bleef,

ArBica. D 2

I

Berde

ï

-ocr page 73-

N O V A

E M L A.

Aßeelding n)m een wonderlijcke Meteore^ oft hemelteycken.

Des anderen daeghs fegenfè \'t eerfte ys, dat
een van hen van verre meende eenige fwanen
te wefen doch het waren maer kleyne ftucken
van de groote afgelcheurt. De drie volgende
dagen kregen ly foo veel ys voor de boeg , dat
ly daer naulijcks konden deurkomen. Den ne-
genden der fèlve maent quamen fy aen een ey-
lant , op de hooghte van 74 graden en 30 minu-
ten gelegen , na hare gilling ontrent vijf mijlen
groot. Hier wierpenfe \'t ancker, fetten de boot
in\'twater, en WillemBarentfz. metfevenvan
de fijne voeren aen boort van\'t ander fchip,
uyt welcke oock acht mannen by hen quamen,
waer onder haer Stuurman was. Willem Ba-
rentfz. vraeghde hem, of fy niet een groot ftuck
te veel om de weft waren ? Maer hy wilde het
niet bekennen, daer veel woorden over vielen ;
want Willem Barentfz. begeerde hem fijn onge-
lijck te toonen. [Aen lant getreden fijnde , von-
den fy veel meeuwen-eyeren; en geraeckten in

groot gevaer van haer leven : want fy cyeotgt-

een fteylen fneeberg op, en als fy afgaen fouden, voer van
fcheen het datfe alle van bovenaf moeften ne-
der ftorten, en den hals breken, lbo om de
fteylte als om de klippen die beneden waren:
doch fy gingen op den rugge liggen, en lieten
fich foo afglyen,\'t welck vreefèlijck te fien was,
en Willem Barentfz. die \'t fag, meer dan hen felf
verfchrickte: niettemin fy waren lbo geluckig,
datfe alle onbefchadight beneden quamen. Eer
fy dit eylant verlieten,verwonnen fy den 12 lunii
een grooten en feilen beer,die fich vier uren lang
verweerde. Sy belprongen hem met veel volcks
in twee fchuyten, een van hen trof hem foo met
een bijl in den rug, datfe daer in bleef fteken;
hy fwom evenwel met de bijl in \'t lijf voort, om
fich te bevryen maer fy vervolghden hem
met de fchuyt, tot dat een van hen \'t beeft met
een bijl \'t hooft in ftucken kloofde , foo dat hy
doot bleef. Sy brachten hem tTcheep, vilden

hem,

Bt

(kfchil.

-ocr page 74-

hem, en vonden fijn huyt ii voeten lang : fy
aten van fijn vleefch, doch het bequam hen
niet wel. Sy noemden defe plaets, om \'t ver-
haelde gevecht, het Beiren-eylant. De vol-
gende dagen wierden fy veel ys gewaer, foo
datfe Ibmtijts daer niet deur konden komen en
warenden 15? van de gemelde maent op de
J^eire \'a i ^oogtc van 8o graden en 11 minuten. Den 21
te Uütsr, \' hadden fy weder een lang gevecht met een ver-
woede beir, die hen noch meer wercks gaf dan
de vorige: want fy vervolgden hem met drie
fchuyten vol volcks een mijl t\'zeewaert in , en
deden grooten arbeyt met fiaen, houwen en ker-
ven, lbo dat hun geweer meeft in ftucken
brack : hy ftoeg met fijn klaeuwen foo geweldig
vooraen defchuyt, dat\'er de teekens in fton-
den,- eyndelijck met vele moeyten fijn fy mee-
fter van dit felle beeft geworden , na dat fy hem
tuftchen drie fchuyten befet, en met vechten af-
gemat hadden : iy brachten hem t\' fcheep , en
vilden hem 3 zijn huyt was 13 voeten lang. Sy
wierpen hier ontrent \'t ancker uyt, en roeyden
aen een eylant dat in \'t midden van andere lag,
daer fy te lande gingen, en vonden veel eyeren
van rotganlèn, die fy van hun neften verjoe-
gen , en in \'t vliegen riepen,
rot, rot, rot, \'t welck
hun natuerlijck-geroep is: defe vogel gelijckt
de gene die jaerlijcks in Hollant op \'t eylant
Wieringen gefien wort: fy dooden een der lèlve,
en kregen wel
60 eyeren , daer mede fy fich te
fcheep met hare mackers verheugden. Tot defe
tijt toe had men niet geweten, waer defe vo-
gels hun eyeren leyden en uytbroeden 5 dewijl
niemant voor Willem Barentlz,, dat men weet,
op de hoogte van 80 graden geweeft had. \'t Is
oock een leer aenmerekens-waerdige laeck , dat
dit lant, (\'t
welck fy meenden dat een deel van
Groenlant was ) gelegen op de hoogte van 80
graden, gelijck gefeyt is, kruyt en gras heeft, en
dieren die \'t eesten, als rheen en andere: en
dat in tegendeel Nova Zemla, \'t welck maer op
de hoogte van
76 graden legt, dat is , vier gra-
den minder van de Pool, gantfch geen groente
voortbrengt, en geen beeften dan die vleefch
eten, als beiren en voften.

Den 24 gingen fy weder aen land, en von-
den daer twee Walrufte-tanden, t\'famen
fes pont
fvvaer, en eenige kleyne. Den volgenden dag
waren fy op de hoogte van 79 graden : twee
dagen daer na moeften fy van \'t land wijeken,
om de menigte van \'t ys. Den eerften lulii kre-
gen fy weder
\'t Beiren-eylant in \'t geficht, toen
quam lan Cornehfz. Rijp met fijn officiers aen
boord, en bevonden datfe van verfcheyde mey-
ningen waren; doch beftoten eyndelijck tot
een verdrag, \'t welck was, dat yder fijn koers
I^e fchepir^ fou volgen ^ en lan
Cornelifz. volgens fijn be-
geerte, wederom feylen op 80 graden, dewijl
hy vertroude aen d\'ooftfyde van dat lant deur te
konnen komen;
hy feylde oock terftont noor-
den aen : Willem Barentfz., die wy verfellen,
daer tegen zuydwaerts aen , wegens \'t ys.

Den 17 der laetftgenoemde maent waren fy op
de hoogte van 74 graden en 40 minuten en
op de middag wierden fy \'t lant vap Nova Zem-
la ontrent Lomsbay gewaer.

fcheyden
^an dkati\'
der.

Den 18 quamen fy boven den hoeck van het
AdmiraliteytsEylant,en den volgenden dag aen\'t
Kruys-eylant, daer fy \'t den 20 onder fetten, de-
wijl fy niet verder, door \'t ys verhindert, konden
komen.Sy roeyden met haer achten aen lant, en
gingen fich by \'t eene kruys wat ruften , om naer
\'t ander te gaen maer op den weg fagen fy twee
beiren by\'t lefte kruys,dies fy verfchrickten;want
fy hadden geen geweer : de beiren rechtten fich
fleyl by \'t kruys op,om \'t volck wel te befien, de-
wijl fy fcherperruycken dan fien konnen, en
quamen voort op haer aen,- dies fy genootfaeckt \'
waren weder na de Ichuyt te keeren.

Den vyfden Augufti gingen zy weder t\'zeyl,
en fagen geen ys , en quamen den fevenden aen
den Hoeck van Trooft, daerfy haer fchip aen
een fchos ys vaft maeckten, die 36 vademen
onder\'t water lagh, en wel 16 vadem boven
uytftack. Den negenden quam weder een felle
beir tegen \'t fchip met groote ftouthey t opklim-
men , doch wierdgefchoten, en liep weg. Toen
wierden fy gewaer dat het ys hen rontom be-
fj.nong , en dat met fulcke dicke fchoften , datfè
alle hope verloren om die in ftucken te breken.
Evenwel Icheurde een fèer groote fchos ys, met
fulck een fchrickelijck gekraeck, dat het niet is
uyt te drucken, in meer dan 400 ftucken 3 foo
dat het fchip daer af uyt het gevaer geraeckte,
en voer noch eenige dagen van d\'een fchos aen
d\'ander, niet fonder perijckel. Den i j quamen
fy aen d\'Eylanden van Oranje , en wierden daer
van \'t ys befet by een groote fchos, daer fy in
groote vreefe waren van \'t fchip te verlielèn;
doch raeckten daer af met groote moeyte , en
dooden noch een beir. Den voeren fy voor-
by den Hoeck van Begeerte.

Den 21 naderden fy aen een ftuck ys , daer fy wonderlijck
haer vaft maeckten , en klommen daer op , fich
niet genoeg over de vremdigheyt van \'t lèlve
konnende verwonderenwant boven op was het
vol aerde , daer fy wel 40 eyeren op vonden;
\'t had oock geen gedaente als ander ys, maer
lafuerblaeu j foo dat fommige van haer het voor
bevrofen lant hielden j want het lag 10 vadem
hoog uyt het water, en wel 18 vadem diep
daer onder tot aen de gront. Den 24 quam het
ys met een ftijven noordnoordweften wint
noch ftercker aendrijven, foo dat de pen van \'t
roer, en \'t roer en de fchuyt in ftucken raeck-
ten,ja fy dachten dat het fchip felf door \'t ys fou-
de in ftucken geparft worden. Den volgenden
dag dedenfy groote moeyte om uyt die ysbergen,
die hen foo befet hadden , te komen,- maer al-
les te vergeefs. Den 2(5 meenden fy naer den
Hoeck van Begeerte,en weder naer \'t Vaderlant
te feylen, dewijl fy befpeurden dat het onmo-
gelijck was om langs dele weg door de Weygats
te komen; doch ly ^wierden byna heel in \'t ys
befèt, hoewel fy met veel arbeyts poogden deur
te komen, maer alles vruchteloos: foo dat den
fèlven dag het ys haer foo vaft befloot aen devan\'tys
weftfijdevan de Yshaven, datfe niet verder,noch g^i^^eihefeu
te rug konden komenmaer den gantfchen kou^
den winter daer met groote armoede , elende en
verdriet overblijven.

Den 29 trachten fy met alderhande inftru-

menten

I tï

-ocr page 75-

A.

M

n

A

v

O

menten de y^fchoffen te breken ; raaer \'t was
haer onmogelijck : en den volgenden dag be-
gon \'t ys, noch veel geweldiger als te voren , op
malkanderen tegen \'t fchip aen te fchuyven met
een krachtige wint j waer door \'t gantlch opge-
fchoven en lbo geknelt wiert, dat het alles be-
gon te kraken en te barften dat \'er om en aen
was, ja het fcheen aen hondert ftucken te Iplij-
Schrkhe- ten 5 \'t welck foo fchrickelijck te hooren en fien
was 5 dat hen de hairen op \'t hooft refen door
dit afgrijflijk Ichouwtooneel. In dit gevaer wierd
het Ichip daer na, toen\'t ys aen wederlijden
tegens elckander aen daer onder fchoof, recht
op in de hoogte gedreven , als of men \'t opgevij-
fèlt had. Den tweeden September begon \'t fel-
ve weder met fulck een geweldig gekraeck van
\'t ys te fchuyven, dat fy goet vonden , niet te-
genftaende \'t quaet weder , de fchuyt aen lant
te brengen met 13 tonnen broots en twee vaet-
jes wijn , om in alle noot haer te konnen on-
derhouden. Des anderen daegs brack een touw
te loefwaert, met een nieuwe Kabel die op \'t ys
vaft was, door deftelfs geweldig aenparften
5
doch \'t jfchip bleef noch dicht, dat te verwonde-
ren was, dewijl ter fijden \'t fèlve fbo groote ys-
bergen , als de foutbergen in Spanje fijn , dre-
ven. Den vijfden begon \'t gemelde fchip, door
\'t parffen van \'t ys , geheel over een zijde te hel-
len , en\'t leed veel 5 doch bleef, dooreen be-
fondere genade, noch dicht. In dit gevaer
brachten fy d\'oude fock, met kruyt , loot,
roers, musketten, en ander geweer aen lant, om
daer een tent of hutte te maken, waer toe fy
oock broot, wijn, en allerley timmer-gereet-
fchap, om de boot te vermaken, aenvoerden,
Rontom \'t fchip was gantfch geen water.

Den fèvenden gingen drie mannen twee mij-
len landewaert in, daer fy een rivier van foet wa-
ter vonden en groote menighte hout, dat daer
uyt Tartarien, Mofcovien, of elders, was ko-
men drijven; \'t welck hen alle foo\'verblijde,
alsof Godt felf hun dat toegefbnden had 5 want
daer was fbo veel, datfe niet alleen een huys of
hutte daer van konden timmeren, maer oock tot
brant in d\'aenftaende felle winter gebruycken.
Den IJ quamen drie beiren, waer van d\'een door
\'t hooft gefchoten wierd, dat hy doot neerviel
d\'andere bleef ftaen en ftar-oogde op den doo-
den , als verwondert waerom hy foo ftil bleef
leggen ; hy roock daer aen, en fiende dat hy
doot was , ging weg maer quam weder, en
ging op fïjn achterfte pooten ftaen, om \'t volck
aen te vallen : dus ftaende wiert hy in den buyck
gefchoten, en liep met groot gefchrey van
daer: den dooden beir haeldenfè \'t ingewant
uyt, en ftelden hem over-eynd, om te laten
be vriefen, en foo in Hollant te brengen. De vol-

fende dagen waren fy dapper beefig om hout te
alen, dat te bereyden, en haer huys op te
rechten ; waer op fy den tweeden Odober een
fchos ys, in plaetfe van een Meyboom, ftelden.
Sy waren noch 16 mannen fterck, waer van
fomtijts noch iemant fieck was,- en moeften
door den noot alle timmerluyden worden. Defè
gantfche maent waren fy den meeften tijc doen-
de (want fy konden om \'t quaet weder niet al-
tijt wercken) met hun huys geheel op te ma-
ken , en tegen de koude , foo veel doenlijck
was, te verfbrgen; en d\'overige provifien uyt
het fchip te halen; de felve koude deé hun bier
bevriefen, ja eenige yfere hoepen om de ton-
nen in ftucken breken : foo datfè met d onge-
nadigheytdes weders , en de felle verflindende
beiren, gelijck te voren tegens \'tys, gedurig
te ftrijden hadden : want als fy op den 2j defer
maent de lefte flede geladen hadden , quamen
drie beiren na hun toe ; maer de Schipper waer-
fchouwde \'t volck met roepen, die met alle vlijt
naer \'t fchip Hepen; terwijl de Schipper en Ger-
rit de Veer yder met een helbaert fich tegen de
beiren ftelden : eyndelijck geraeckten fy alle te
fcheep, daer fy hen met werpen van branthout
afweerden , tot datfe ten laetften wegh liepen ,
fonder iemant befchadigt te hebben. Sy fcho-
ten of vingen fomtijts een witte vos, die fy , ge-
braden zijnde, aten , en hen als konijnen-
vleefch fmaeckte. Den 4 November, en wey-
nig volgende maenden wierden fy niet meer
van de beiren gequelt; maer dewijl twee voor-
fpoedigheden fèlden t\'famen gaen, foo is dat ge-
luck gematigt en bedwelmt door een byna ge-
durige duyfternis: want op defen dag verlo-
ren fy \'t gefichte der zon , die niet weder quam
dan den 24 Januarii in \'t jaer 1597, dat is,
meer dan elf weken. De Chirurgijn ordonneerde
hen te ftoven en baden, \'t welck van haer allen
in een wijnpijp met warm water gedaen wiert,
en tot hunne verftercking ftreckte. Sy fagen
toen dagh en nacht de maen fonder ondergaen,
dewijl fy in haer hooghfte teycken ging. Al d\'e-
lenden, die(y defe lange nacht geleden hebben,
fijnverfchrickelijckte hooren,- wantfy waren
tuffchen \'t fneeuw en ys als levende begraven:
en \'t was een wonder, dat fbo weynig menfchen,
die de ftrengheyt der koude, en de verwoetheyt
der felfte heeften, tot noch toe gefpaert had,
dus bewaert wierden in defè woefte plaetfèn, van
alle hulp, ja fèlf van d\'aengenaemfte ftralen
van \'t grootfte licht,dat alle dingen kracht geeft,
berooft. Sy leefden in alle d\'ongelegentheden
die men kan bedenckenwant hoewelfe fbo
veel vuur ftoockten als mogelijck was, foo kon-
den fy de koude en vorft niet verjagen.Den acht-
ften November deelde men \'t broot uyt, en
yder man kreeg vier pont en tien loot in acht
dagen : gefouten vleefch en vifch hadden fy
noch genoegmaer geen dranck na behooren,-
dewijl het bier dat \'er noch was, van al fijn
kracht door \'t vriefen berooft was: de wanden
en folder van haer huys, ja zelf haer flaep-
plaetfen, bevroren wel twee vingeren dick : foo
dat het horologie , door de groote koude, niet
kon omgaen. Den fevenden December , alfoo
\'t feer quaet weder was, ftoockten fy fteenko-
len,om haer van d\'on verdragelij cke koude te be-
fchermen, welcke groote hitte gaven; om die
te behouden,floten fy alles dicht toedoch daer
na beving hun fulck een bangigheyt, datfe fon-
der twijfel alle fouden geftorven hebben, indien
niet de kloeckfte van haer de deur en fchoor-
fteen geopent had; foo dat de koude, haer
grootfte vyant, hen toen van de doot verlofte»

l

\'choH-

toaeel.

h I
M t

I

■il i

f

S^ vinden

In

homvcn een
hnjs :

vechten te--
gens dïie
beiren:

en hrijaen
een gedurigs
Tjachtt

\' "Vi

Elenden.

O^gelosf\'
lijcke koMde,

Cevatr vm

\'t volck,^

f jte/^ii^yo \'.

-ocr page 76-

II

- . I imnjujiS

■ \\

Iii iJ
P-

:.! i

A.

hc

o^of. In defe maent fcheen de ftrengheyt van de win- tuffchen twee zeen befloten. Den lo lanuarii
\'\'\'\'\' \'\'\'"\'\'ter noch te vermeerderen ^ want de Seréfche bevonden fy dat het water in het fchip wel een
fecke, die doch foo heet is , bevroor foo feer, voet was gewaffen. De volgende dagen begon
dat menie over \'t vuur moeft fmelten , als men de lucht wat klaerder over dagh te worden : en
die uytdeelen fou : ja de koude wierd foo on- van die tijt af gingenfe nu en dan buyten de
lijdelijck , dat d\'onverfochte het nauwlijcks fou- hutte , om hare leden met gaen , werpen en
den gelooven want de fchoenen bevroren om loopen te verftercken ^ op dat ly niet verlammen
de voeten van \'t volck foo hart als hoornen, fouden : oock begondenfe eenige roodigheyt
foo datfe die niet langer konden dragen ^ maer aen de lucht te hen, als een voorbode van de
maeckten wijde klompen , het bovenfte van genakende zon. Sy gevoelden allengs wat meer
fchapen-vellen , daer ly met drie of vier focken, warmte over dagh, als fy een goet vuur hadden -
over eickanderen getrocken, konden in gaen , foo dat \'er nu en dan groote ftucken ys van de
om de voeten te verwarmen : felf de kleederen wanden en folder van \'t huys vielen , dat te vo-
aen haer lijf waren van de vorft uytgeflagen en ren , hoe groote vuren datfe maeckten , niet
berijpt en als fy een weynigh te lang buyten gefchiede : doch des nachts was \'t even kout.
het huys bleven , kregenfe , door d\'overftrenge Het vangen der voffen begon oock te minderen
koude, buylen en blaren aen aenficht enooren. \'t welck een voorteecken was dat de beiren
Somtijtshaddenfy fulcke tempeeften met jaght- haeft wederkomen fouden, gelijck fy daer na
fneeuw, datfè vijf of fes dagen als belegert wa- ondervonden.

ren , en niet konden uyt gaen en dan wierden Den 24 lanuarii was \'t helder weder, en lacob
de knippen, daer mee fy nu en dan voffen vin- van Heemskerck, Gerrit de Veer, en een derde
gen, (wekkers vleefch hen tot fj>ijfè, ende gingen na de zee-ftrant aen de zuyd-fijde van
vellen tot mutfèn dienden ) onder de fneeuw Nova Zemla, waer de Veer, buyten alle gilling,
begraven : dies fy met groote moeyte t\'elckens d\'eerfte de kimme der zon gewaer wierd ; daer
de fiieeuw moeften op-ruymen, om uyt haer over fy terftont weder naer huys fpoeyden , om
huys te konnen komen: fbnder te fpreken van Willem Barentfz. en alle d\'andere defe blijde
den roock, die hen d\'oogen bedurf, en de keel, tijding te brengen : maer Willem Barentfz. als
byna tot verftickens toe, vervulde; foo datfe een kloeck en ervaren Stuurman , kon dat
fomtijtsliever fonder vuur waren. Als haer hout geenfins gelooven j dewijl het noch 14 dagen
begon t\'ontbreken, kloofden fy \'t block, waer voor den tijt was,dat de zon fich op die hooghte
op datfè gewoon waren hare ftockvifch te beuc- foude openbaren. Die de zonne gefien hadden ,
ken. Den 14 December (hier met de grootfte ftreden daer hart tegen. De twee volgende da-
reden Winter-maent genoemt) vonden fy fich gen was \'t miftigh weder, foo dat men niet fien
opdehooghte van 76 graden. Vier dagen daer kon maer op den 27 lanuarii, klaer weder
na gingen fy weder naer\'t fchip, en wierden fijnde, fagen fy de zon in fijn volle rondigheyt
gewaer,, dat het water in 18 dagen ( dat fy daer boven den horizon, waer uyt bleeck, datfe die
niet geweeft waren ) een duym gewaffen was , den 24 öock gefien hadden,
hoewel geen water, maer ys , dat, fbo haeft het Dus verre hebben wy gevolgt de Journalen of
boven quam , door de koude ftremde , gelijck daeghlijckfe Aentekeningen van defè reyfe , in-
oock de vaten, die fy uyt Hollant met verfch fonderheyt die van Gerrit de Veer: en gaen
water gebracht hadden, tot de gront toe be- voorby de redenen, diefy, om haer gevoelen
vrofen waren. " te beveftigen, bybrengen ^ dewijl fy de felve

Na datfe dus met de koude (want het vuur gaf eerft bedacht hebben, niet alleen na haer weder-
hen naulijcks hette) en allerley ongemack \'t j aer komft , maer oock na datfe met Robbert Rob-
uytgeworftelt waren , traden fy in \'t jaer 1597, bertfz. gefproken hadden, gelijck men uyt fijn
dat op de felve wijfe begon, als \'t ander eyndigh- brief kan verftaenwant die fal den verftandi-
de : want d\'eerfte dagen van \'t fèlve moeften fy gen Lefèr onderrechten van een groote misflag,
om de koude en üieeuw in huys blijven j maer die de/è lieden in hare tijt-rekening begaen heb-
als den vijfden dagh van\'t jaer het weder wat ben dewijl de geleerde Werelt-befchrijvers
bedaerde, groeven fy hare deur weder open, \'t weghblijven van de zon van den vierden No-
maeckten alle dingen gereet, haelden en kloof- vemb^er tot den 24 lanuarii voor onmogelijck
den hout in voorraet, offe op nieuw mochten houden: dies heb ick hier byge voeght de ge-
gedwongen worden niet uyt te gaen: dus wa- melde brief van de voorfèyde Robbert Rob-
renfe dien dagh gedurigh beefigh, tot datfè des bertfz. Ie Canu (een man die de kunft der zee,
avonts, moede en afgeftooft, begonden te denc- vaert wel verftont, en anderen als Meefter daer
ken, dat het drie
Koningen-avont was, dies in onderwees) aen wijlen mijn vader Willem
fy aen den Schipper
verfochten, dat fy fich, tuf Janfz. Blaeu gefchreven; op dat den waerheyt-
fchen foo veel geleden en
aenftaende elenden , lievenden Leier een ware kenniffe van \'t difpuyt
een weynigh mochten verheugen , daer toe fy foude bekomen, dat de gemelde Meefter over
den wijn , ^die yder van fijn uytdeeling gefpaert defe faeck met de perfoonen fèlf, die de voyagie
had, toebrachten: de Schipper gaf hun verlof, gedaen en gefchreven hadden, heeft gehouden;
en eenigh middel daer toe ^ dies fy fich vrolijck welcke brief luyt als volght:
maeckten , en deelden
briefkens om, waer door Goeden \'print Willem lanfii-\' Aengefien 11L. op my
Je Conftapel (men hou hen defè vreught te goe- begeert hebt, dat ick U L. uyt mijn memorie foude
Je) koning van Nova Zemla wierd, een lant opfihryyen -Spat redenen ick gehadt hebbe , met lacob
dat meer dan twee hondert mijlen lang is, en Heemskerck, Gerrit de Veer, lan Cornelif^- R^p , ende
Aräicds ^ } meer

n

O

v

2

M

H

i. jiJ
ifj

iH

\' fi

i li

f i!

ni

é

ii:
Mf

-ocr page 77-

SttB

NOVA Z E M L A.

meer andere y>an mijn Scholieren, die in\'t jaer ^ijn föchte ende yraeghde , ■^■>aer dat fy den 24 lanuarii
uytgeyaren , ende in \'tjaer
1597 -wederom ^^n gekomen, ( doen fy feyden dejongeßen te hebben ) des avonts te fes
fonder iet -^at yan hare commißie ofte fendinge, daer fy uren , ofte des middernachts ten twaelf uren , ofte des
cm uyt gefonden yparen, uytgereét te hebben , om de morgens te fes uren , ofte op eenige andere uren , ofte
Koninckrijckenyan Catthay\'ende China te Joecken. Ende ftreecken yan haer Comp as, demane, ofte eenigerleye
in \'t jaer
1J97 in de maent November by my ^ngeko- andere yafte fterren, ofte dsvael-fterren geßen ende haer
men, om my haer -svonderlicke eryaringe te verteilen, yan genomen hooghte gedaen hadden, ende fy my niet een
dat fy beneffens yeel andere toonder dingen, de fon miften "Scoort daer op en mften te antsipoorden, om dat [y fulcx
üp den
4 Noyember in \'t jaer 1^96, ende de fon ypeder- op de febe tijt niet -scaergenomen en hadden; foo -^^as mijn
om fagen in \'f jaer 1
597 den 24 lanuarii, op de Jebe befltiyt, dat(y haer ypel tien ofte elf dagen in den t\'^t yer-
hooghte yan 76 graden, daerß feyden dat fy haer huys giß endegemift hadden, ofte meer.
op Noya Zembla hadden geboum. Ende daer fy af fchry- Des anderen daeghs quamen [y -wederom by my , ende
yen dat alle Geleerden genoegh aen te kayelen füllen heb- sniften my te feggen -^aer dat de mane op den
24 lanuarii
hm. Ende daer ghy my yan gefeyt hebt, dat de geleerde i ft&nde. Maer ick antycoorden haer ende feyde: Dat
Uathematicijns in geheel Europa, daer yan in onruft en hebt ghy nu uyt eenigen der Geleerden Ephemerides, ofte
in roeren zijn: Joo fal ick il L. hier in \'t korte verteilen, almanachen nage fien ende gereeckent: maer gift er en en
-^at redenen ick met lacob Heemskerck, Gerrit de Veer , mft ghy my een mort daer yan niet te feggen , doen ick
ende meer andere yan mijn Scholieren,op defe reyfe gesceeft u-lieden fulcx yraeghden.

zjjnde, gehadt heb. Deredenen die ick gehadt heb, ^jn defe Gerrit de Veer, die den Schryyer yan de Navigatie
navolgende: De^ijle fy meer dan tien soeecken lang, altijt om den Noorden gey^^eeft is, had veel meer ander onge-
dagh ende geen nacht en hadden, ende dat de dagen in de fondeerde \'^oorden met my , die ick hier voornam te
felve tijt, niet altijt klaer en yparen, om al de omloopen fchryven , maer hebbe fulcks onnodigh geacht, ende door-
derfonnenfoo juyft te tellen i foo vraeghde ick haer, y^aer gejchrabt; ypant hy is by ßjn meyninge oft opinie hart
uyt dat Jy mften dattetjuyft den
4 November ypas, doen gebleven, ende heeft fijn lournael daer naer in druck uyt^
fy de fon verhoren ofte miften-, s^ant de fon -was op gegeven,ende defe fake met een ander letter, fol. ^^en^j,
de felve tijt meer dan i J graden hy fuyden de linie: fy {om dattet uytmunten fal) befchreven : gelijck te fien is in
antwoorden my, dat fy haer uurwercken ende fantloopers het Boeck in \'t jaer
1598 hy Cornelis Claej\'^. op \'t Water
altijt by haer hadden, daer uyt fy fulcx voorfeecker ypel in \'t Schrijf-boeck tot Amfterdam gedruckt, daer in hy
konden weten: ick vraeghde haer, of Jy aen haer uur- fchrijft, dat hy geern reeckenfchap Van \'t felve wil geven:
wercken in haer fchip noyt geen feyl of faut bevonden en maer wav reeckenfchap Gerrit de Veer gedaen heeft, aen
hadden, ende oft ß haer fantloopers noyt niet leedigh en D. Martinus E.Verardus Bruggenfius, ervarings dagh-
hadden bevonden: oock vraeghden ick haer, hoe oudt de tafel-fchryver tot Leyden, die een brief aen hem gefon-
mane doen ter t^t was, doen fy de fon miften, dat en den, ende reeckenfchap van fijn fchryVen ge-eyft heeft,
wiftenfy my niet te feggen, ^t welck my dede gelooven, dat dat is my noch wel bekent-, want hy is met den felven
fy den dagh Van den
4 November niet recht getreft en brief tot my gekomen , ende heeft my die felve laten lefen,
hadden» Maer genomen {ß>rack ick) dat ghy dien dagh ende my gevraeght wat hem daer \'heft in te doen ftonde ?
Van den
4 November recht getreft hebt, ende in den ïck antwoorden hem, ende feyde: datter geen beter raedt
Somerniet een dagh in \'t tellen gemift en hebt, waer uyt Voor hem en was, dan fijn fchult te bekennen, van dat
%jjt ghy Verfekert dat ghy in den Winter, doen \'t meer dan hy met fijn gefelfchap haer in den langen fomerfchen dagh,
elf weecken lang nacht was, u-lieden niet een dagh in het wel eenige kleyne dagen Vergift ofte gemift mochten heb-
tellen Vergift oft gemifl en hebt ? de^ijle ghyluyden in het hen ende in de lange winterjche nacht, door groote koude,
hi^^s hleeft leggen fchuylen, ende om der grooter koude ende fneeuw-jaght ende onweer, wel eenige kleyne nachten ver-
Jneeuw-jaght, ofte onweders wille, uwe hoofden in Veel flapen mochten hebben. Maer neen
3 hy en hadde fijn ïour-
dagen niet eens en dorft uytfteecken, ende geen fon, maen, nael niet onder Verbeteringe gefchreven; maer heeft fulcx
noch fterren fien en kond. Gerrit de Veer antwoorden my, als een feker ervaring [onder bewijs ofte réeden gedreven
ende feyde dat ß door haer fchoorfteen de noordfter wel tot aen \'t eynde van fijn leven. Want hy Gerrit de Veer
fien konden, ende hoe dickwils daer de wachters omgin^ heeft in fijn lournael tuffchen den 24 lanuarii, ende den
gen, daer beneffens hadden fy oock haer uurwercken ende 21 Maert, dagen weten te ftoppen, in den wekken
ßntloopers, daer ß daeghlicxi^foohy Gerrit de Veer fey de) hy fchrijft, dat de fonne maer 14 graden hoven haren
wel op paften, \'t welck ick heb laten gelooven wie dat Horizont verheven was fol 39
3 ende moft in de felve tijt
ypoude: maer ick konde fulcx Voor geen waerheyt aen- Van j<5 dagen, meer dan 19 graden boven haren Horizon
nemen
3 -angefien fy fSomers genoegh te doen hadden, om geklommen ende verheven hebben geweeft: waer uyt ick
haer te verweer en {na haer feggen) tegen de beeren, ende befluyt, dat Genit de Veer , tuffchen den
24 lanuarii
\'sMnters met voffen te Vangen, alfoo datß niet Veele op ende den 21 Maert, wel ofte 14 dagen te Veel heeft
haren tijt ( na mijn geloove ) van fon, maen, en fterren, ingeftopt: welcke dagen Gerrit de Veer, in fijn lournael,
uurwercken noch fantloopers en hebben gepaft
3 maer dat (om fijn opinie daer Van ftaende te houden) weer en wint
^fy. dickwils haer uurwercken bevroren oft ftilftaende , ende heeft toegefchreven, maer geen declinatie en heeft gegeven:
haer fantloopers ledigh bevonden hebben. Na defe en dier- alfoo dat ick mijn heßuyt noch Voor Vaft en goet houde ,
gelijcke redenen fprack lacob Eeemskerck tot my. Soo Van dat ß haer in den langen kouden winterfchen nacht
meynt ghy dan, M^. Robbert, dat wy ons in den tijt Van elf weken , eenige kleyne dagen ofte etmalen Verßa-
vergift ende daer in gemift hebben : daer op antwoorden pen, ende haer in den tijt vergift ende gemift hehhen,
ick
3 dat fulcks niet alleen mijn meyninge , maer oock alfoo dattet wel den 6 ofte 7 Februarii geweeft is, als
mijn ongetwijffelt Vaft geloove was, dat ß haer in den ß door haren langen flaep gemeynt hebben , dattet noch
tijt vergift endegemift hadden, alfoo dat ß niet feker en eerft den
24 lanuarii was 3 welcke dagen fy oock wederom
hnden weten, of ß in \'t eynde van lanuarii, ofte in het tuffchen den
24 lanuarii,ende tuffchen den 11 Maert heh-
hegin Van Fehruarii waren 3 want angefien ick haer onder- hen geftopt, om alfoo met haer ervaringe te triumpheeren,

ende

-ocr page 78-

J

nova 2 E M L A.

ende alle -^ijfe Geleerden te ahufeeren, ende haer oyer vingen , en d\'ongelucken van defe evenwel hel-
hetfihrjyen ende wijlPen Dan Gerrit de Veers lournael der-blinckende zeeheiden , die lbo lang in hare
laten dij^uteeren. Ick laet anderen gehoben y an de fake hutte Tonder zon , en byna gedurio-e duyfternis
al -^at haer belieft; maer ick geloof ^ dat Gerrit de Veer gewee/l: hadden. ^ \'

de Coflergeßacht heeft ^ mens kloek ypel een mr mis In\'t laetfte van lanuarii, Februarü, en Martii
floegh, na \'t TP^fen der fonne: ende als hem eenige yp^fi hadden iy veeltijts iulck cjuaet weder, datfè niet
luyden daer op aenjpraken-, foo antSfoorden hy; de fon uyt haer huys, met fneeu geftopt en gedeckt fijn-
mach liegen j maer mijn kloek en lieght niet. Alfoo iperfla de ^ konden komen, waer deur dan eenige de
ick , dat Gerrit de Veer lieber fon, maen en fierren fchult fchoorfteén uyt klommen , om hare nootfaeck-
heeft mllen geyen, dan dat fy foude binnen fijnleDen Üjckfte dingen te verrichten.Nu en dan quamen
bekent
hebben, dat hy hem in fijn reeckeninge foude ipergifl haer weder de beiren befbecken, die fy fomti jts
oftegemiflj ofte in\'t tellen ende ftellen der dagen eenige fchoten, of verjoegen. Door de langduricre.kou-
^z//^^/^
Joude gedaen hebben. Dit is in \'t korte myn ant- de en ongemack fèer verfwackt fijnde , moeften
-woort op iw begeerte; mnt ick noyt gelooft en hebbe, fy evenwel, dewijl de brant op was, met de flede
noch niet geholpen en kan , dat men de fon op eenderleye om hout uyt; dit gefchiede door \'t meefte deel
hooghte fijnde j op den 4 Noyemherj alsfe meer dan 1 j gra- van\'t volck , wel gewapent, en met grooten ar-
den by fuyden de linie is , uyt het geficht onder den Hori- beyt, en in vreefe van te befwijcken : doch de
^ont foudt mijjen , ende op de f ehe hooghte de fon-^eder- noot en hope gaven haer nieuwe krachten;
om, op den 24 lanuarii, alsfe meer dan graden by want fy , fonder vuur, waren in gevaer van kou-
fuyden is , in \'tgeficht bolpen den Horifont foude fien ofte de te fterven. April gaf hen noch vele koude
ge-spaer wden: ende op den 21 Maert, defonsvederom dagen , en fommige met harde en ftormende
juyft 14 graden boven den Horizon yerheyen Dint, foo winden. Somtij ts dreef de wint \'t ys wegh, foo
als Gerrit de Veer, in fijn lournael fol. 39, fchrijft, het datfe de zee open fagen ; dan ftopte hy die we-
flrijt in mijn fin tegen natuur en redenen: daerom is mijn der met groote ysfchoffen. Den tienden defer
gelooDe, datfy in den langen dagh des fomers eenige om- maent quani het ys met een geweldige noord-
loopen der finnen gemift, ende in den langen nacht des ooften wint foo fel aenfctten,en dreef op eickan-
Wters haer yerflapen ende in den tijt vergift hebben, der, dat het rontom veel hooger en vafter lagh
ende haer lournael foo net niet en hebben kunnen houden, dan te voren. ^ Den i j gingen fy naer \'t fchip ,
als den genen, die uyt avont ende morgen, alle 24 uren^ \'t welck fy noch in de felve geftalte en acn alle
dagh ende nacht Van malkanderen kunnen fcheyden, ende fijden van \'t ys befet vonden : in \'t wederkomen
haer dagen juyfl ende net kunnen tellen ende ftellen, ontmoette hen een grooten beir , doch dewijl fy
H ypelck defe Schipvaerders om de Noorden foo niet en heb- haer tegen hem ftelden, weeck hy van haer af.
hen kunnen doen-, ende daerom oock -^el te vergeven is. Toen Ipoeyden fy fich naer de ftrant, en fagen
JSIiet meer op dit mael, dan Godt in genaden bevolen, d\'ysbergen foo hoogh op malkanderen gefcho-
Anno 1617, den September. ven , als offe heele fteden , metuytftekende to-

Hier uyt fiet men , na mijn oordeel, kUer rens en bolwercken, waren. Twee dagen voor-
genoegh , dat fy in hunne rekening gemift heb- der, naer \'t fchip gaende, wierden fy open water
ben
; want dat Gerrit de Veer aen Meefter Ro- inzeegewaer, dies iy over d\'opgedapelde ys-^
bert feyde , dat>hy de Noordfter (gelijck ghy fchoffen klommen tot aen\'t water, daer fy in fes
hier boven in de brief gefien hebt,) gedurigh oft feven maenden niet by geweeft hadden :
door d\'opening van hunne fchoorfteen gefien hier fagen fy een kleyne vogel, die ftracx onder
heeft, is gantfch onwaerfchijnlijck; want die doock: dit namen fy als een teken dat \'er in zee
wasaltijtmeteenton gedeckt, behalven datfe meer open waters was als tevoren. Dentwee-
byna
fonder ophouden met den roock vervult den Mey was met een geweldige ftorm uyt den
was, ja fbmtijts door haer felf geheel geftopt, :£uydweften verfeit, daer door \'t ys meeft wegh
om de warmte in hun wooninge te houden , dreef, en fy te meer begonden naer huys te ver-
drie faken daer de gemelde Meefter Robert langen : den volgenden dagh wierd de zee van
felf niet op gedacht heeft: voeght hier by , dat \'t ys geheel bevryt; doch r^tutom \'t fchip bleef
uyt
het Journael van Gerrit de Veer, daerhy het noch even vaft. Den vierden defer maent
den fevenden November befchrijft, genoegh- vonden fy\'t fchip noch vafter in\'t ys dan te vo-
faem blijckt d\'onfekerheyt
van fijn voorgeven, ren ; want ontrent half Maert lagh het maer 7 j
in defè
woorden : den feVenden November ypas \'t duy^ treden van \'t open water, en nu wel yoo. Som-
ßer teeren ftil, demntyvefi, men konde den dagh Van mige dagen van defe maent quam \'t ys nu en
den nacht qualijck verfcheyden , fonderlmge om dat op dan met kracht weder aendrijven ; dies fy, met
dien tijt ons oorlogie ftil geftaen hadde, daer deur ver- toeftaen van de Schipper, gereetfchap, om van
moeden ^ygeen dagh, doen \'t al dagh ■9Pas; ende ons daer te komen , begonnen te maken. Maer fy
vokk hadde op dien dagh niet uyt de koygeweeft, dan om waren foo verfwackt, dat tien mannen de fchuyt
haer ypater te maken, daerom mßen fy niet W oft licht niet voort konden krijgen, om die by \'t huys te
datfe fa<renvandemaen oft van den daghw, &c. vertimmeren; waer door fy feer kleynmoedigh
of dit\'laetfte niet meer en dickmael in die tijdt wierden, met
vreefe van \'t werck niet te konnen
van elf weeken gefchiet is, gelieve den lefer uytvoeren. Doch de Schipper fjirack haer een
felve te oordeelen. Dus verrq uyt het gemelde moedtin,metvermaen van haer uyterfte kracht
Journael, tot
beter onderrechting, en bewijs van te toonen ; dewijl harer aller wel vaert en leven
d\'ongerijmtheden defer lieden , die alleen door daer aen hing; want foo fy de fchuyt niet vaer-
onkundegedoolthebben. dighkonden krijgen, foo moeftenfe, als bur-

Maer laet ons wederkeeren tot hare befchry- gers van Nova Zemla, daer blijven, en hun graf

^ maken^

1E.1

i i i

P

: ifi.

! 1

-ocr page 79-

v

maken. Evenwel jflaeckten fy op die tijdt het
werck, niet uyt gebreck van wil, maer van
kracht, \'s Namiddaghs grepen fy nieuwen
moedt, vermaenden d\'een d\'ander , en vielen
met yver, aen den arbeyt; maer op \'t allerbee-
fighfthjnde, wierden fy drie dagen na elckan-
der verhindert door aenkomende beiren, die
meeft fijn gefchoten en gedoot; fy hadden van
een defer beeften de lever gekoockt, en met
fmaeck gegeten doch fy wierden alle fieck van
die ongewoone fpijfè , en infonderheyt drie,
die in gevaer van fterven waren. In \'t begin van
lunii gebetert fijnde , arbeyden fy met alle
macht aen de bock of boot, die fy in fes dagen
vaerdigh. kregen. Daer na gingen fy met elf
mannen na de fchuyt, en fleepten die naer het
fchip j want den arbeyt viel hen nu lichter, \'t fy
dan dat de wegh beter, of haer moedt meerder
was geworden. Terwijl eenigen van hen de
fchuyt optimmerden , waren d\'andere beefigh
met de koopmanfchappen, eetwaren, en andere
noodige dingen , naer de fchuyt te voeren. In
defe tijdt ontftont foodanigh een onweder uyt
den zuydweften, met hagel, fneeuw, en regen,
dat de timmerluyden niet konden voortgaen in
het werck. Den achtften Junii was de fchuyt
oock heel gereet, en fy bereyden alles tot de
reyfe , verdeelende de goederen en provifien in
beyde de fchuyten fbo fy beft konden. Vier da-

fen daer na gingen fy gelijckelijck met bijlen ,
ouweelen , en allerley gereetfchap daer toe
dienende, aen het werck, om de wegh te effenen
waer langs fy de fchuyten naer \'t water fouden
flepen , \'t welck fy met fwaren arbeyt uytwerck-
ten. Den 13 Junii, alles gereet fijnde , fchreef
de Schipper twee brieven, voor yder fchuyt
een , die fy meeft alle onderteeckenden, waer
in hy verhaelde, dat fy daer te lande fbo lang
met groot verdriet en ongemack vertoeft had-
den , op hope,, dat het fchip los worden, en
fy daer mede naer huys feylen mochten : maer
dewijl\'t felve even vaft bleef, de tijdt verliep,
en haer eetwaren fèer minderden , datfe derhal-
ven genootfaeckt waren, tot behoudenis van
haer leven en koopmans goederen , \'t gemelde
fchip te verlaten , en met de fchuyten op Godts
genade naer huys te feylen. Hier op hebben fy
de fchuyt en bock te water gebracht, en daer
by elf fteden met goet, te weten , fes pacxkens
met fijn wolle laken, een koffer met linnen-
doeck, twee pacxkens fluweel, twee koffertjes
met geit, twee tonnen met het goet van \'t volck,
13 tonnen broot, een ton kaes , een zijde fpeck,
twee tonnekens oly, fès kleyne vaetjes met wijn,
twee vaetjes edick, en voorts der bootsluyden
kleederen en ander goet; foo dat men, alles
overhoop fiende, meende, dat het onmoge-
lijck was \'t felve in de fchuyten, nevens de men-
fchen, te bergen. Toen brachten fy Willem
Barentfz. die een tijt lang fieck geweeft had, en
noch een fieck man, met fleden naer de ftrant,
en deden in yder fchuyt een fiecke. De fchuyten
wierden by een geleyt, en de Schipper deê hen
de fchriften onderteeckenen. Den 14 Junii fijn
Gaen tjeyi fy van Nova Zemla en \'t vafte ys met een wefte-
wint gefeylt 5 en begonnen een faeck ( hoewel

i Iii;

A

N

O

i i\'

i iS

\'1 ï

!:. - ft

door noot) daer men in de volgende eeuwen
altijdt van fal fpreken 3 want met twee open
fchuyten, en ii of 14 mannen , moeften fy
400 mijlen van de woefte zee overvaren, om
aen de kuflen van Laplant te komen , van waer
fy te lande t\'huys konden reyfen. D\'eerfte dagh
quamen fy tot den Eylands-hoeck en hier , en
aen den Ys-hoeck wierden fy weder van \'t ys
befet, en aen de laetfte gedwongen al hun goet
te lande te brengen. Op fommige eylanden kre-
gen fy vogelen , die fy voor de fiecken gereet
maeckten. Den 17 quam \'tys foo gruwelijck op
Groot ge-
haer aendrijven , dat hen de hairen over-end
refen: want fy meynden dat het haer laetfte
dagh was; dewijl fy fbo fel tuflchen d\'ys-fchoffen
geparft wierden, dat het fcheen als of de fchuy-
ten in hondert ftucken fouden barften : in dit
gevaer fprong Gerrit de Veer, als de lichtfte
Stomigheyt,
fijnde, op \'t ys, en kruypende van d\'een drijven-
de fchos op d\'andere, bracht een tou aen \'t vafte
ys, daer hy \'t felve aen een heuvel vaft maeckte,
by \'t welcke fy de fchuyten optrocken : toen
brachten fy eerft de fiecken , daer na het goet,
en eyndelijck de fchuyten op \'t vafte ys; en
wierden dus als uyt de kaken des doots verloft.
Hier lagen fy eenige dagen van \'t ys beftoten ,*
en den lo defèr maent flurf Willem Barentfz.
Doot van
waer over fy feer bedroeft waren : want hv de f^^PP^^\'

n % i j • c b tu firma».

voornaemfte beleyder en eenige Stuurman was ,
op welcxke fy naefi Godt vertrouden; en in de
fèlve uur noch een van haer volck, Klaes An-
driefz. genaemt. Den zi open water fiende,
pooghden fy voort te reyfen ; maer fy moeften
met grooten arbeyt de fchuyten over een ftuck
ys flepen dat wel 50 treden lang was, daer na
weder op \'t ys halen , en dan andermael 30 tre-
den daer over flepen, eer fy aen \'t water qua-
men. Sy voeren voort, doch wierden t\'elckenè
in \'t ys befet; als fy weder opening kregen ,
fpoeyden fy langs \'t lant na haer vermogen. Den
volgenden dagh quamen fy aen Cabo de Trooft,
daer \'t ys hen oock ftutte; en vonden fich toen
op de hooghte van /(S graden 30 minuten. De
zon had toen, hoewel die helder fcheen , noch
fbo veel kracht niet, datfè het fneeuw kon fmel-
ten , op datfe dranck mochten bekomen , waer
doorfe grooten dorft leden. Den 24 fagen fy de
kaep Naffau : de volgende dagen waren fy we-
der in groot gevaer van alle te vergaen, door
de ftercke wint, die hen t\'zeewaert in dreef.
Den 27 vonden fy fulck een groote menighte
van walruffchen op \'t ys leggen, datfe ontelbaer
waren, \'s Anderen daeghs haelden fy de fchuy-
ten op \'t vafl:e ys , dewijlfe van \'t drijvende foo
geparft warenen maeckten met haer feylen
een tent, om wat te ruften; doch dat lieten hen
de beiren niet toe : want daer quamen^drie de-
fer beeften op hen aen, d\'een wierd gefchoten,
d
\'ander twee verliepen\'t; maer miften niet weder
te kom.en ; toen nam een van de twee den doo-
den beir in fijn muyl, en fleepte hem een ftuck
weeghs van daer; ftracx vielen fy beyde aen
het eten van dat aes, fbo datfe het in weynigh
tijdt byna half verflonden , doch Werden met
fchieten verjaeght. Den eerften Julii geraeckten
fy in foodanigh een lijfsgevaer als fy noch
ooit

geweeft

V

-ocr page 80-

J-i\'

P

f!: i

NOVA 2: E M L A.

geweeft waren ^^ want het ys quam foo geweldigh 30 fterck waren, ën fy niet wiften wat het voor
uyt de zee aenletten , dat alie de fchojfTen , daer volck was. By eickander komende , deden
fy
de fchuyten op lagen , aen ftucken braken, en d\'een d\'ander groote eerbewij fing : twee van de
op malkander wierden gefchoven : al hun goet Ruften floegen de Schipper en Veer vriendelijck
viel meeft in\'t water ly deden alle vlijt om de op de fchouder, dewijlfe hen kenden van de
kleynfte fchuyt wat verder over \'t ys naer \'t lant vorige reys diefe naer de Weygats gedaen had-
te liepen, daer fy meenden beter voor
\'t aendrij- den j en deden al het volck vrientfchap, vereer-
vende ys befchermt te wefen : maer als fy nu den hen een broot, en geroockte vocrels. De
wederkeerden om\'t goet te bergen , trof hen Schipper befchonck hen met een teug wijn , en
noch grooter ongeval; want als fy na \'t eene eenige befchuyten. Den leiten defer maent qua-
taften , viel \'t ander weder in \'t ys ; ja \'t volck men fy aen een eylant, daer fy, tot haer
Proot
felf brack\'tysveeltijtsonder de voeten wegh, geluck, veel lepelbladeren vonden, eenwon-

foo datfe\'t eynde raet waren, en den moedt der haeftigh hulpmiddel voor den fcheurbuyck
verloren: de fchuyt wierd feer befchadighten daerfe meeft alle fieck van waren, en dus op
reddeloos, door al het fchuy ven en\'t ftooten \'tfpoedighfte van verloft wierden. Denderden
van \'t ys : dus warenfe in dit verdrietigh gewoel Augufti wierden fy te rade van Nova Zemla naer
eenige uren beefigh ; en verloren twee tonnen Ruftant over te varen , daer fy toen noch in \'t ys
broot, een koffertje met linde laken, een ton quamen, dat haer verbaefde; want fy meenden
met haer befte goet, den Aftronomifchen ring, daer al van bevrijt te wefen. Den vierden qua-
een pack root fcharlaken, een kleyn vaetjen olie, men fy aen de kuft van Ruflant, daer fy een jolle
fommige kafen, en een kleyn vaetje wijn. De offèheepje f^en, eri riepen,
Candenoes, Candenoes
volgende dagen waren fy te lande , fochten en maer de Ruften antwoorden , Pit^ora, Pit^ora,
vonden hout, om hare fchuyten te vermaken , waer door fy befpeurden , datfe daer ontrent
fchoten vogelen, die fy tot hunne verftercking waren. Na foo veel geledene elenden, quam hen
aten, kregen oock eenigh van hun verloren goet den honger, dat verftindend dier, noch befprin-
weder. Den vijfden fturf Jan Janfz. van Haer- gen ,• want al haer voorraet was ten eynde , uyt-
lem. Den negenden kregen fy open water, dies gefèyt noch wat verfchimmeh broot. Dus\'wor-
fy de fchuyten wel 340 treden moeften voort- ftelden fy noch eenige dagen met tegenftrijdifye
fiepen, om aen de zee te komen. De volgende winden, arbeyt, honger, onweder en mismoe-
dagen raeckten fy noch verfcheyde malen in \'t ys dighey t j foo dat fommige om de doot wenfch-
vaft, en moeften de fchuyten ontlaften, over het ten. Eyndelijck, na foo vele fwarigheden , ver-
ys henen halen, en foo weder naer \'t water bren- dwaelden de fchuy ten van eickander; d\'een ont-
gen.
Daer na quam een felle en feer vetten beir moete eenige Ruffche fcheepjes, waer uyt fy
op haer aen, die fy met drie fchoten t\'evens foo eenige fpijfe kochten ; en quamen ten leften aen
raeckten, dat hy roereloos bleef leggen. Toen Caep de Candinoes, by de mont van de Witte
gingen drie van hen naer een eylant, daer fy wel zee gelegen, daer fy over moeften, fijnde 40
70 eyeren kregen, die alle \'t volck feer verquick- mijlen weeghs; een gevaerlijcke faeck, met foo
ten. Den 18 hebben fy de fchuyten weder ont-
kleyne ïchuyten fulck een reyfe te doen : doch
laden, op en over\'tysgetrocken, tot aen\'t open Godt, die hen foo menighmael verloft had,
water, en daer na \'t goet meer dan duyfent tre- holp hen in de tijdt van 30 uren met een goe-
den voortgefleept , \'t welck foo een laftigen den wint daer over,- fbo datfe aen de Laplant-
arbeyt was, datfè daer onder meenden te fino- fche kuft, aen de weft-fijde van de Witte zee ,
ren doch de noot gaf moedt. Sy gingen t\'feyl quamen. Hier fijn veel klippen, tuffchen de

maer\'t duerde niet lang, of kregen de vorige welcke fy invoeren,en weder een Ruffche lodgie

verhindering: want fy raeckten op\'t nieuw in \'t vonden, en eenige hutten op den oever, daer fy
ys vaft. De volgende dagh gingen feven mannen vriendelijck ontfangen wierden van 13 viffchers
naer \'t Kruys-eylant, daer fy in \'t weften veel die hier alle morgen met twee fehepen hun nee!
open water gewaer wierden, \'t welck haer fèer, ring deden: fy leefden armelijck genoegh , en
verblijde , enhaeften deê om aen de fchuyten aten vifch tot vifch: daer waren oock twee Lap-
te komen , die fy Z70 treden over \'t ys trocken, landers, met drie vrouwen , en een kint, die
met grooten yver, moed , en hope dat dit de van \'t overfchot der Ruffen fbo elendigh leefden,
laetfte reyfe fbu wefèn. Sy fèylden met een goe- dat de Hollanders groot medelijden met hen
den wint en voorfj^oet geheel uyt het ys, waer hadden. Den 11 Augufti kocht de Schipper ver-
door fy met groote blijdfchap Godt danckten, fche vifch van defe lieden, waer mee fy fich ver-
die haer uyt lbo vele en menigeiley gevaerlijck- blijden, en haer bekomft aten ; want fy hadden
beden verloft had. Den 20, en eenige volgende een tijdt lang fich met vier oneen broots yder

dagen feylden fy voorby den Swarten-hoeck, dagh moeten behelpen. Des namiddaghs gingen

Admiraliteyts-eylant, Cabo Plancio, Langenes, fy dieper in \'t lant om lepelbladeren te foecken,

en Cabo de Cant, daer fy den 24 op de hooghte en fagen van verre twee mannen ,• als fy daer by

van 73 graden 10 minuten waren. Den 27 voeren quamen, befpeurden fy dat\'et van hun eygen

fy voorby den Kruys-hoeck; de volgende dagh volck van d\'ander fchuyt was dies fy fich tfa-

quamen fy by S, Laurens-bay of Schans-hoeck, men verheughden : defè vertelden datfe noch

daer fy twee Ruffchelodgien of fcheepjes von- meer ellenden uytgeftaen hadden, dan de gene

den,\'t welck hen groote blijdfchap baerde, datfè daer wy nu van gefproken hebben. Den vol-

d\'eerfte mael in 13 maenden weder menfchen genden dagh quam de bock of kleyne fchuyt by

fagen,- maerftracks oock vreefe, dewijlfe wel de groote, waer door fy alle te gelijck feer

Aräica, 4 vrolijck

r; I- i

i

it ^

li u

m

f\', \'1
<! !

U

m-

1

. \'V-- •

-ocr page 81-

i;

nova ^ è m l a.

vrolijck waren; en bewlliighden de koek van de den,- \'t welck die van Cola niet alleen^ maer
Rullen, dat hy hen een iack meeis tot bröot lèlf de gantfche weerelt , tot een veiwondering
Wken Ibude: ondertulfchen kocht de Schip-
behoort te ftrecken. Maer laet ons haer voort
per weder verfche vifch; en als fy nu aten, quam fhuys brengen. Den 18 fijn ly van Cola t\'feyi
d\'overfte van de Ruften , en vereerde hen een gegaen, en quamen den 19 te Wardhuys,daer ly
broot, datfe weynigh hadden : doch hoe fy hem tot den feften Odober bleven. Den 29 der felve
noodighden , hy wilde met haer niet eten, om arriveerden ly in de Maes , en den eerften
dat het haren vaftendagh was : de Schipper be- November f Amfterdam , met de felve kleede-
fchonckhem en dé kock,over d\'ontfange dienft, ren die ly op Nova Zemla gedragen hadden ,
en beleeftheden, met eenigh geit, en vertrock en bonte mutfen van witte voft\'en : dus gingenfe
van daer. Den 24 quamen ly by de feven eylan- naer
\'t huys van Pieter Haftelaer , een van de
den , en ontmoeten eenige viftchers , die haer Bewinthebbers van Amfterdam. \'t Gerucht van
vraeghden , waer haer
crabble oft fchip was: fy hare komft verfpreyde fich over de geheele
antwoorden met al het Rulfifch datfe konden , ftadt, (want men hadfe hier oock voor doode
crabble propal y dat is, \'t fchip is gebleven : waer op heden geacht ) en quam mede in \'t Princen-
deviflchers wederom riepen, hof, daer in die tijdt den Cancelier en Gefant

uyt welcke woorden de Hollanders verftonden, van fijn Majefteyt van Denemarcken over tafel
dat\'er de Cola eenige Nederlantfche fchepen fat: dies fijnfe door den Heer Schout, entwee
waren. Den 2 j arriveerden fy te Kilduyn, daer Heeren uyt de Magiftraet derwaert gebracht,
fy weder hoorden , dat \'er te Cola eenige fche- daer fy voor den hoogh-gemelden Heer Gefant,
)en van hare natie lagen 5 en kregen een Lap- en den Heeren Burgermeefteren , hare reyle
! ander, die met een van \'t volck naer Cola ging, en wedervaren verhaelden : daer na fijnfe eer-
om te fien na de felve fchepen. Vier dagen daer lijck geloont, en yder ging naer de fijne,
na quam de Laplander alleen weder, \'t gene Dus hebben wy defe ongeluckige en altijdt
hun in \'t eerft quaet vermoeden gaf; doch hy prijswaerdige zeehelden op hare reyfè verfèlt,en
bracht een brief van Jan Cornelifz. Rijp, die weder t\'huys gebracht: en vinden goet, als een
hen fchreef, dat hy verblijdt en verwondert was kleyne vergelding van haren grooten arbeyt, en
over hare komft , meenende datfe al vergaen den lof die fy voor haer fèlf en alle Hollanders
waren; en dat hy hen haeft met alle nootdruft hebben
verworven, de namen van de voor-
fou komen befoecken. Defe tijding verheughde naemfte hier by te voegen, namelijck,
lacoh yan
hen, hoewel fy eerft twijfelden, of de fchrij- Commijs en Schipper; Pieter Pieterß^.

ver de felve Jan Cornelifz. was, die \'t voorlede Vos, Gerrit de Veer, en M^. Hans Vos, Chirurgijn,
jaer met haer in gefelfchap de reyfè aennam,
W^atbdangtPf^llem Barentfz-yan der Schellingyharen
en aen \'t Beiren-eylant van haer fcheyde. De Opper-Stuurman, op de reyfe geftorven, ick
Laplander wierd met geit beloont, en met klee- verwonder my , dat ick niet van fijn begraefte-
deren vereert, wegens fïjne naerftigheyt. De nis, noch fijn graf, in de Journalen vinde : want
Schipper verlofte hen van hare twijfel, dewijl foo eenkloeck en ervaren zeehek is niet alleen
hy onder fijn brieven een vont met de fèlve hant een heerlijcke begraef-plaetfe , maer oock een
gefchreven, waer aen hy\'t fchrift kende. On- onfterffelijcken lof waerdigh : doch laet hem
dertuftchen quam de gemelde Jan Cornelifz. met vele dappere mannen dat gemeen hebben,
zelf met een fchuyt by naer; daer ontfingen fy dat de gantfche weerelt hem tot een graf ver-
elckanderen met de grootfte blijdfchap , als offè ftrecke ; op dat de nakomelingen fijnen roem
d\'een d\'ander van de doot verrefen hadden ge- verhalen, en fich over fijn dooduchtigh beftaen
fsen; dewijl fy aen wederfijden hadden gewaent, verwonderen : want men mach defe derde voya-
datfe door ongeval omgekomen waren. Jan gie onder d
\'aenmerckelijckfte gefchiedeniffen ,
Cornelifz. bracht hen een ton Roftocker bier, daer men ooit van gelefèn oft gehoort heeft,
wijn en brandewijn , broot, vleefch fpeck , met reden achten: dewijl nooit iemant fbo verre
falm, fuycker en andere eetwaren, dat het volck om de noord langs Nova Zemla heeft geweeft,
feer verheughde. Sy bedanckten en befchonc- noch op dat landt overwintert, en byna 400 mij-
ken de Ruften voor haer herberge , en fijn den len langs en deur de woefte zee met twee kleyne
laetften Augufti van daer naer Cola gevaren, fchuyten gevaren. Voeght hier by d\'ongeloof-
Den tweeden September quamen fy aen \'t fchip Hjcke koude, de menighte van ysbergen, de
van Jan Cornelifz. Rijp , daer fagh men weder wreede dieren , overf^-aren arbeyt, verteerende
nieuwe vreught onder\'t volck, die elckander ja doodelijcke fteckten, fcherpen honger, ontel-
hartehjck verwelkomden, en omhelfden, als offè bare ongemacken, en perijckelen , verfèlt met
uyt het Rijcke der Doot wedergekeert waren, geen voordeel , maer feer groote fchade, ja
-Te Cola brachten fy al haer goet aen lant, en verlies van \'t fchip felf, niet door de felle ftorm-
ververfchten en ruften haer eenige dagen van al winden en zeebaren verdelght noch ingefwol-
hare gelede elenden , om alfoo hare gefontheyt gen; maer, als tot een eeuwigen roem der dap-
eh krachten te herftellen. Den elfden Septem- pere Hollanders, door
de geftremde golven om
ber brachten fy, met toeftaen van den Gouver- hoogh verheven, en op een bergh van de dickfte
neur der ftadt,hare fchuyten in\'t huys der koop-
ys-fchoffen ten toon geftelt: als of haer onge-
lieden
, tot een eeuwige gedachteniffe, datfè luck fich met haer grootmoedigh voornemen
met de fèlve foo een verre,lange, en overmoeye- wilde evenaren ; en een verwinnings-teycken
lijcke reyfè van byna 400 mijlen, door een onge- over fich felf, dat geen weerga heeft, voor
baende zee, tuftchen en over
\'t ys, gedaen had- vergelijckeÜjcke mannen oprechten. _

^ E

.1

i? \'i

•I

I

li

i

\'i i

J

-ocr page 82-

e y g a t s.

EN DE

STRAET NASSOU,

Met de Scheeps-tocliten der Hollanders naer defe plaetfen.

N de voorgaende be- van be/etwierden ; fonder eenige andere ope**

fchrijving hebben wy ning,als in die wegh diefe gekomen waren,te be-

van dne voyagien naer fpeuren. Daer na, fiende geen voordeel te doen.

Nova Zemla en Wey- fijn fy uyt hetys weder zeewaert in gefeylt.
gats gefproken 5 doch Den fevenden wierden fy.een hoogh effen

niet dan de derde ge- vlack lant gewaer, \'t welck fy voor Candenoes

heel befchreven , de hielden, en op aen voeren hier vonden fy een

tweede maer aenge- bocht oft inham, en nevens "t water een fteyl af-

roert, en d\'eerfte ten gebickt berghsken, daer een kruys op ftont.
deel, en voor lbo veel Niet wijt van daer was een bergh-achtigh fraey
diedoor Willem Barentfz. naer\'t gemelde Nova lant, daer hen foo een warme lucht in\'taen-
Zemla gedaen is,verhaelt : foo dat noch overigh ficht quam , als offe voor een heeten oven ge-
is , een deel van d\'eerfte, en de tweede in \'t ge- ftaen hadden , \'t welck hen feer verwonderde,
heel,welcke naer de Weygats gedaen fijn, en tot om datfe te voren en daer na koude genoegh
defe plaets behooren, den Lefer te vertoonen. gevoelden. Den volgenden dagh fagen fy fulc-
Tot d\'eerfte voyagie waren , als te voren ge- ke vreeftelijcke ys-fchoften, dat eenige foo
feyt is, drie fchepen met een Viftchers boot uyt- hoogh waren als het fchip ter halver feylen ; an-
geruft, op\'t fchip van Amfterdam was Willem dere gelijck groote fchepen, met holen en ga-
Barentfz. tot Schipperen Stuurman: d\'ander ten als klippen en fteenrotfèn, daer\'t water uyt
twee waren, het fchip van Zeelant, daer op tot en in ruyichten, gelijck het by onweer aen de
Schipper was Cornelis Cornelifz. Nay, (die als zeeftranden raeft ; fy feylden de gantfche nacht
Admirael over de Vloot het gebiedt had , ) tot door foodanige en noch grooter ftucken ys, \'
Commis François de Ia Dale en \'t Enckhuyfèr waer mede de zee ,
foo verre men fien konde
fchip, daer op BrantTetgales als Schipper bevel in fiilcker voegen befèt was , dat men geen wa-
had , en Jan Huygen van Linfchoten tot Com- ter kon kennen. Den negenden giflen fy by het
mis geftelt was. -lant yan Swetenoes te wefen. Den tienden fèyl-

De gemelde drie fchepen , en boot, wel ver- den ly naer de haven van Pitzora, na datfè de
forght voor acht maenden, liependen vijfden jaghten daer gefbnden hadden, om de diepten
lunii r 594 uyt Texel, en quamen den z 3 der ge- tepeylen, en te fien offe bequaem was om de
melde maent te KiJduyn in Laplant bj^ elck- fchepen te bergen : hier verftonden fy van de
ander. Den
zp fcheyde Willem Barentfz. van Ruften, (die met een lodding uyt de Witte zee
haer, om met fijn fchip en viftchers boot quamen, en naer Pitzora wilden, ) datfè buyten
naer Nova Zemla te feylen , na datfe t\'famen \'t eylant Colgoye om
geïeylt waren, en niet
verdragen waren, eickander in de wederom-rey- binnen deur gelijck
fy meenden; want de ee-
fetot den laetften September daer in te wach- melde Ruffen verfekerden hen, om haer uyt de
ten , om gelijckelijck naer\'t Vaderlant te kee- dooling te helpen , dat fy felf de vorige nacht
ren. D\'ander twee, die naer Weygats moeften, aen \'t eylant gelegen hadden, fonder ys te ver-
verlieten Kilduyn den tweeden lulii, en waren , nemen, ( \'t welck de Hollanders feer verwop-
drie
dagen daer na, ontrent zo mijlen van\'t ey- derde,-) en dat de haven, daer fynu geanc-
lant Colgoye , en 4J van Nova Zemla. Onlangs kert lagen, was \'t ooftergat van \'t eylant Toxar,
daer na wierden fy \'t ys gewaer met fulcke groo- te voren hen onbekent, op de hooghte van d8 Tox^rT\'
te fchoften , die drie en vier vadem dick boven graden, en 30 minuten ge egen. Van Weygats
\'t water fchenen : fy fagen hier de gedaente van wiften de Ruffen niets dan van hooren feggen,
lant, maer\'t waren niet dan nevelige dampen, datheteen enge en altijts bevroren paffagie is.
De zon rijft daer tot over\'t zuydzuydweften, van weynigh diepteen als men daer deur was,

eer hy fich op \'t hooghfte vertoont j en dan is dat men dan in de Zuyder-zee quam, die fy

hyfeer laegh, en maeckt een fchaduwe als in oock de warme zee noemen, ten aenfien van

Hollant des fomers ten feven of acht uren\'s mor- defe Noorder, by hen de koude genoemt : en

gens. Sy waren toen op de hooghte van 71 dat al het ys naer Nova Zemla drijft, en daer

graden en zo minuten : en feylden omtrent een \'t geheele jaer blijft leggen. Den elfden fagen

^ijl door \'t gemelde ys, ( dat op fommige plaet- fy weder drie Ruftche loddingen of fcheepjes ,

fendriftighengefcheurt was,cnopanderedicht die alle naer Pitzora wilden : defe feyden haer

aen een gevoeght,) tot datfe aen alle fijden daer \'t felve van de Weygats,datfe de vorige dagh van
Jrclica, ^ d\'andere

. flt

igm

hr

f
«

i

fi .

. i!

f 1"

-ocr page 83-

d\'andere Ruffen verftaen hadden: doch eenige
voeghden daer by 5 dat men de gemelde Wey-
gats ibude konnen deur-feylen , foo men niet
door de menighte van walviffchen en zee-paer-
den, die de Ichepen vernielden , belet wierd :
andere lèyden, dat de fteenrotfen, klippen en
drooghten de deurtocht onmogelijck maeck-
ten: fommige verhaelden, dat de Groot-Vorft
voor eenige jaren drie loddingen derwaerts ge-
fonden had , maer datfe door \'t ys vergaen fijn,
fonder iets uyt te rechten, met het verlies van
\'t meefte deel des volcks, uytgefoyt eenige wey-
iiige, die te lande wedergekeert waren. De Hol-
landers, alle defe verfcheydentheden hooren-
de , namen die voor verfierde faken, en alleen
gef^ht, om hen af te fchricken; of dat de
Rufïen félfs eickanderen die beufelingen deden
gelooven; en kregen daer door meerder hope
van tot hun voornemen , en deur de gemelde
engte , te komen. Den volgenden dagh fpra-
ken fy met twee jagers, d\'eerfte menichen diefè
op\'t lant gefien hadden; die feyden, datfè uyt
de Witte zee quamen, en dat haer de voorfèy-
de lodding aen landt gefèt had, om met hen te
fpreken, en voorts te lande naer Colcocova tè
reyfèn, daer fyfich jaerlijcks den gantfchen
fomer met viffchen en jagen beefigh houden;
want daer fijn vele beiren, fabels, marters, vof.
fèn, en andere foodanige dieren, van welcke
fy fchoone vellen krygen : en dat hier anders
geen volck of inwoonders waren. Men fiet
daer over-al veel voetftappen van beiren, en an-
dere heeften : oock fijn hier veel meeuwen ,
rot-ganfèn, bergh-enden , en diergelijcke wa-
tervogelen.

Den der gemelde maent , dewijl meeft
al het ys weghdreef, fijn fy , met ftil ea
heet weder, gelijck men in Hollant in de
Hontsdagen heeft , t\'feyl gegaen naer de ri-
vier van Colcocovaj doch waren fchrickelijck
van de muggen geplaeght : maer fy hadden
voor haer vertreck te Toxar, op \'t hooghfte van

de

de duynen, een kruys opgerecht, en eenige na-
men van de hare daer op gefneden opdat die
vandAmfterdamfchefchepen, inien fy daer
quamen, daer aen fien fouden dat defe hier ge-
weeft waren. Den 17 feylden fy tot voorde
riviere van Pitzano hier fagen fy de zon, met
verfchricking, door de nevel en mift foo toot
als fcharlaken ,• en giften , dat het een voorte-
ken van hitte en drooghte was, maer \'t gevolgh
was een ftorm uyt den ooften. Den ip quamen
fy ontrent Pitzora, elf mijlen vande rivier Pit-
zano gelegen; en van daer feylden fy ooftelijck
aen naer Weygats. Van Swetenoes af tot hier
toe vonden fy brack water , en niet te zout, het
welck, nae haer oordeel, door de menighte
van \'t ys, en d\'afwateringen van \'t fheeuw, dat-
fe hier veel belpeurden, word veroorfaeckt. Se-
ven mijlen voorder hadden fy de hooghte van
70 graden. Den ii waren fy ontrent 30 mij-
len voorby Pitzora, en begonden , na giffmg,
Wcyim; \'t eylant Weygats te fien; het was toen ontrent

TitUfto.

Titzjora,

drie mijlen ooftwaerts van haer afgelegen. Hier
namen fy de hooghte by ftil weder met\'et Aftro-
labium en met de graedtboogh, en vonden 70
graden, en 20 minuten. De zee was hier byna
gantfch bedeckt met drijf-hout, van ftruycken,
tacken en wortelen van boomen en \'t water
was foo fwart, als dat van de flooten in Hollant.
In \'t voorby-feylen fcheen hen defè weft-fijde ^^^^^^^
van Weygats een fohoone landouwe te wefen, \'^"ß.ßj^f
een weynigh opgaende, boven vlack ^ en over-
al groen , doch fonder eenige boomen ^ en aen
de zeekant klippigh en rudfigh, op fommige
plaetfen als graeuwe fteen aen te fien, op ande^
re met afgaende ftranden, die oock graeuw
fchenen. By den eerften hoeck fagen fy aen dö
waterkant twee kruyflen ftaen, waer uytfy gi-
ften, dat hier menfchen waren: dies eenige tö
lande gingen, doch wierden in \'t eerfte niemant
gewaer ; maer dieper landewaerts in, een man ^
van gedaente en kleederen als de Laplanders të
Kilduyn,- uyt welcke
fy niets konden verne-

mtn^

-ocr page 84-

men, dan datfe by den hoop van fijn volck fou-
den komen j want hy liep eerft al deyfende met
vreefe, en daer nae geheel wegh, met fulck een
fnelheyt, datfe hem niet konden achterhalen :
foo dat hier uyt fchijnt, dat \'er verder in \'t lant
meer menfchen woanen. Op fommige plaet-
fen fijn ftilftaende en beftoten wateren, of moe-
raffen, die , buyten twijfel, uyt d\'afwatering
van de fneeuw haren oorfjprong krijgen. Over al
fijn velerley veltbloemkens van allerhande ver-
jim van wen, en fommige van feer goeden reuck. Hier
\'t imu en daer is oock fchoon gras, maer meeft een
verlengt groen kruyt, fonder kracht. De gront
gelijckt die van \'t eylant Kilduyn , dat is, veen-
achtigh, ofte als mos. Sy fagen geen gedierte ,
Cedknt,. dan alleen twee rheen; doch vonden eenige
gebeenten van beeften, maer geen voetftap-\'
pen; want die kan men op\'t lant, om dat het,
geen indruck heeft, niet gewaer worden. Oock
was hier feer weynigh gevogelte, dan een of
Voelen, twee velt-vincken , een fwaluwe , en op de zee-
kant meeuwen , die op de klippen en fteenrot-
lèneyeren en jongen hadden, die fy ten deel
verftoorden : hoewel men gift dat\'er verder
in\'t lant dieren genoegh moeten fijn, dewijl
daer menfchen woonen. Een vierendeel mijls
van den gemelden eerften hoeck fiet men een
grooten inwijck ofte baye, en aen de noord-
weft-fijde een groot Ruiïifch kruys op eenen
hoogen hoeck en fteenklip. Den 22 lulii qua-
men fy by eenen anderen hoeck, daer fich vier
of vijf eylanden fchenen tevertoonen,en op een
der felve weder twee houte kruyffen gelijck de
vorige. Drie mijlen verder fagen fy een ope-
ning , welcke eenige hielden voor d\'engte oft
Straet tuftchen het eylant Weygats en \'t vafte
lant, om dat d\'onderrechting diefè hadden van
de flreckingen en mijlen van Weygats, de
hooghte van de zon , en de diepten van de zee,
daer mede over-een quamen. Hier fagen fy
recht voor \'t gat, drie of vier zee-paerden , die
deRuffchen Morfen, en de Hollanders Wal-
ruffchen noemen, daer wy in de vorige be-
fchrijving , by hare afbeelding, genoegh van
gefproken hebben. Den 23 feylden fy tien of
elf mijlen voorby de voorgemelde opening, en
te lande gegaen fijnde, vonden \'t felve als hier
boven gefèyt is : maer als fy gewaer wierden
datfe geen voordeel deden, en de diepte be-

fon te minderen , fbo datfè gantfch geen hope
adden om daer eenige deurtocht te vinden,
fijnfe wedergekeert langs defelve paffagie die-
fè gekomen waren , na de gemelde opening ,
om die te onderfoecken; en fbo hen dat mifte,
dan een andere , noordwaerts aen , waer \'t mo-
gelijck, t\'ontdecken. De fèlve nacht ging de
zon voor d\'eerftemael in\'t noordnoordooft on-
der; maer quam korts daer na weder op in\'t
noordooft ten noorden : want fy hadden die,
federt den 17 lunii, geftadigh den gantfchen
nacht behouden.

Den 2j liepen fy in de meergemelde ope-
vAnWej\' riinff, foo het fcheen, tuffchen twee hoecken

grf«, m de ^ O \' ^ ^

Straet lants : t gat was hier ontrent een kleyne mijl
NaQou. ^ijt. lant aen beyde fijden niet feer hoogh,
vlack boven op, en groen-achtigh, maer kael

? .

ß

van geboomte, als al het vorige. De zuyd-
fijde, die fy voor \'t vafte lant hielden , was in \'t
eerfte inkomen , ioo \'t fcheen , zandigh lant.
Langs de kuft lagen veel rudfen en klippen ,
doch genoegh bovenwater. De noord-lijde,
naer hun oordeel \'t eylant van Weygats, was
wat fteylder aen te fien , doch boven op oock
vlack lant, hebbende aen de waterkant graeuw-
achtige arduynkhppen , op eenige plaetfèn af-
gebicktlant, en op andere afgaende graeuwe
fingelftrant. Op den eerften en uyterften hoeck,
fbo \'t fcheen , ftonden vele houte kruyffen ,
waer uyt fy giften , dat de Ruften hier komen ,
hoewel fy geene blijcken van huyfen of volck
konden befpeuren. Sy feylden \'t gat in, en hiel-
den , fbo veel doenlijck was, de middelwegh ;
toen fagen ly \'t lant voor haer\' uyt een ftuck
weeghs inwaerts, gantfch en rontom befloten,
fbo dat het fcheen aen elckander vaft te wefen;
doch dewijl het een donckeren ruygh weder
was,vonden fy raetfaem t\'ancker te werpen, om
meerder fèkerheyt met de jachten te bekomen.
Hier wierden fy viffchen gewaer, die op en ne-
der uyt en in het water fprongen , en fpier-wit
waren. Sy ontmoeten een fty ve ftroom die uyt
het ooft quam , en fterck naer \'t weft zeewaerts
in liep , waer door fy te meer hoopten dat het
een deurgaende Straet moeft wefen. Als fy dus
geanckert lagen , fagen fy veel ys , met de har-
de vloet, langs de zuydwal naer de zee drijven,
\'t welck fy van Pitzora af niet meer gefien had-
den ; die deê hen vermoeden , fbo dit een deur-
tocht oft Straet was, gelijck fy meenden , dat \'er
dan meer ys fou komen, tegen hun vorigh ge-
loove. Na de middag quamen de jachten weder,
en brachten goede tijding , met hope van \'t gat
deur te konnen komen; want fy feyden, datfè
een eylant gefien hadden ontrent een half mijl
groot, doch niets daer op gevonden, dan voet-
flappen van rheen en vogelen. Aen d\'ooft- en
zuyd-zijde van \'t felve vonden fy weynigh diep-
te met een vlacke gront; maer van daer noor-
den en noordooft aen,quamenfy weder in meer-
der diepte, en bevonden dat fich \'t gat noord-
noord-ooft uytwaertsaenftreckte tot in een ruy-
me zee , gelijck fy niet anders konden bemerc-
ken, om dat het doncker en fneeuw-achtigh
weder was: fy feyden oock, dat het water hier
weder blaeu en feer fout was , als de groote zee
overal is; en feer verfcheyden van \'t water dat-
fe by \'t lant hadden , \'t welck brack van fmaeck
is , en fwart-achtigh. Sy waren aen de noord-
fijde, datfe

voor Weygats hielden, te lande
geweeft, daer fy weder een houte kruys von-
den , en een plaets, daer men onlangs te vo-
ren vuur met gehouwen fpaenderen gemaeckt
had; oock veel knippen oft vallen in d\'aerde,
om voffen, marters en fabels, fbo\'t fcheen , te
vangen. Niet wijt van daer lagen vele hoor-
nen van rheen en rhinnen , ten been toe afge-
knaeght, gelijck feer waerfchijnelijck is,van
wolven en beiren. Sy brachten oock het hooft
mede van eenen Walrufch, met de tatiden en
geheelen hals daer aen vaft, \'t welck naermaels
t\'Enckhuyfèn is vereert en bewaert. Den 2(5 was
het helder weder , maer kout, met een harden

ooften

-ocr page 85-

ê

S T R A E

T N A S S O IT.

ooflen en ooftnoordooflen wint, waer mede konnen in acht nemen. Den laetften der jre-
eenen geweldigen ftroom ging, die
fulck een meldemaent Julii gingen fy weder in hun jacThr>
menighte ys-lcholfen, met een fel geruylch, op om d uytkomft van
defe Straet oft Engte noch
haer aenvoerde, dat het hen onmogelijck was beter t\'onderfoecken. Sy voeren langs de noor-
die t\'ontwijcken : onder de ièlve was een ftuck der wal, ontrent twee mijlen tot aen een uyt-
ys , een morgen lants iii grootte , en byna drie ftekende hoeck daer een Ruflifch kruvs op ftaet, „
vadem dick onder water; foo dat hen\'t hair dies ly hem de Kruyshoeck noemden. Defe ^^^^
van fchrick op\'t hooft rees: dit raeckte met geheele kuft is krom en ino-ebo aen , en eer men
het een end aen de gront, en \'t ander naer het by den hoeck komt, liet men een \'grooten in-
fchip , \'t welck fy met foo wel konden ontwijc- wijck. \'t Is in \'t geheel een laegh vlack lant van
ken, ofhaer touw brack , foo datfe met het ys graeuwen arduynfteen en lingelftranden. Het
wegh dreven ., \'t welck fomtijts foo vreefelijck landt van de zuydfijde is wat hooger aen te fien
op\'\'t fchip aenftiet, datfe in groote vreefe wa- doch oock vlack, en fchijnt a^n de zee-kant
ren : eyndelijck verloren fy bey d\'armen en het foo fteenigh niet te welen , \'t ftreckt oock met
hout van haer ancker, en behielden alleen de bochten tot tegen over den Kruys-hoeck toe,
fchaft : toen haeldenfe de feylen op, om uyt meeft ooft en weft : doch recht over de gemel-
de
Straet te komen tot buyten dicht onder de de Kruys-hoeck begint de zuyder-wal met ee-
noordhoeck, daer fy een goede reede, en be- nen grooten inwijckzuydwacrts in te ftrecken;
fchut voor de ftroom en ysgang, vonden : fy en dit fy gefeyt van de zuyder en oofterwal van
lagen hier een goteling-fchoot van de w^al,en \'t vafte lant. Wat belangt de noorder en wefter-
waren op de hooghte van
6p graden en 43 wal, te weten, van den Kruys-hoeck af voor-
minuten. Toen noemden fy d\'engte van Wey- waerts, ftreckt de kuft weder noordnoordooft
gats,
daerfe in geweeft en nu uyrgekomen wa- uytwaerts aen, gelijck die van d\'ander üjde
ren, de
Straet yan Najfou. Den 27 voeren ly ontrent drie mijlen , tot een andere hoeck , die
met klaer weder aen lant, recht tegen over fy den Twift-hoeck noemden, om dat te vo-
daerfe lagen , daer het een eylant fcheen , en ren veel getwift was, of de Straet hier ey ndigh-
vondenopden uyterften hoeck aen de zuyd- de, of niet. Recht over de Kruys-hoeck leght
fijde wel drie oft vier hondert houten beelden een kleyn kael eylandeken, byna midden in de
van afgoden, foo kleyn als groot, feer plomp Straet, doch de zuyder en oofterwal naeft, on-
gefneden , foo datfe nauwelijcks na menfchen trent een vierendeel van een mijl groot. Van de
aenfichten gelijcken. Of dit nu in der daet beel- laetft-gemelde hoeck af noordnoordooft aen,
den fijn van haer afgoden, of van afgeftorvene, heeft het lant weder een inwijck of bocht; in
hier begraven, of van levende , hier te beévaert voegen dat de felve Kruyshoeck leght \'tuftchen
komende, kan men wel giften, doch niet fe- twee inwijcken als een uytgeftreckten arm. Van
ker weten : want fy en konden geen andere defen inwijck af tot aen den Twifthoeck , is alle
teyckenen van huyfen of menfchen gewaer wer- een laegh vlack lant, met wit-achtige klip-
den, hoewel uyt het verhaelde genoegh blijckt, pen en rudlen aen den oever, en fomtijdts af-
datlèhier woonen, of ten minften fomtijdts gaendeftranden, Iiier en daer met kleyne in-
komen. De volgende dagen hadden fy hart
wijeken en bochten. Den Twifthoeck beftaet iwi{ih«eck.
weder , en fagen noch feer vele en groote ftuc- in hooge, fteyle , afgebickte, graeuwe en fwart-
ken ys drijven; foo d^t het Admiraels fchip, achtige fteen-klippen : het bovenfte lant is
dat dus lang in de Straët gebleven was , mede fteen-achtigh met kley gemengt ; landewaerts
daer uyt moeft , om fich van
\'t ys te bevryen. in is het gelijck alle \'t vorige lant, fonder boo-
\'t Volck van dit fchip,aen k zuyder-lant geweeft men, doch groen-achtigh, en hier en daer fijn
fijnde, hadden een hutte, en oock vele beel- ftil-ftaende wateren en moeralfen. Wat be-
den oft afgoden gevonden, doch beter ge- langt de diepten, ondiepten, courffen oft
maeckt en verciert als de vorige aen de noord- ftreecken, ftreckingen, en diergelijcke faec-
fijde;
want d\'oogen en tepels der borften van ken, die tot de kunft der zee-vaert behooren,
tin waren. Onlangs daer nae fagen fy een man foo van defe Straet, als de bygelegen en
op een ftede, die van drie rheen wiert voort- andere zeen en rivieren, daer van fullen wy
getrocken.
Sy gingen naer hem toe, om hem breeder fpreken in onfe Hydrographie, oft
teipreken, of te krijgen; maer als hy fagh, Zee-Atlas, daer inwy, foo Godt wil, van alle
datfe hem foo fterck naerderden, Iprong hy op, de kuften der weerelt lullen handelen,
en maeckte een gefchrey; waer op terftont Als fy met het jacht dus langs de noorderwal
wel dertigh perfoonen op fleeden, yder van foylden, fagen fy van de zuydlijde veel volcks
twee of drie rheen getrocken , uyt een valleye van \'t hooge lant af en naer hen komen j
aen quamen, die haer fchielijck omcingelden, \'t fcheen dat het de felve waren, daer d\'Admi-
en de wegh naer \'t jaght affneden : doch fy joe- raels volck by geweeft had, en datfe vreefden
gen daer deur, om in
haer fchuyt te komen, dat de Hollanders te lande fouden komen , om
diefy ftracxin
zee ftaken: terftont daer na qua- haer eenigh leet te doen; maer defe voeren
men vijf barbaren op de ftrant , en fchoten voorby. Toenfe aen den Twifthoeck quamen
eenige pijlen op hen af, maer fonder fchade te wierden fy door de mift genootfaeckt daer wat
doen, dewijlfe buyten fchoots waren. Syfey- te blijven ; dies fy daer een ftuck van een maft
den , dat defe
barbaren groot van ftature wa- oprechten van \'t drijfhout, door de zee inover-
ren,
doch de befonderheden van hare geftalte vloet opgeworpen. Hier was de zee weder ge-
en kleederen hadden fy door de vreefe niet heel met ys bedeckt, dat met den ooften wint
Jrcl/ca. ^ 2, eens-

E N

D E

ii\'

m

\\

i

Straet van
NaJJoa,

i\';

\'i IJ \'

^

!i \'

Afgoden-
hotck*

i! i.

-ocr page 86-

w

T

G

Y

A

E

eensdeels aen de wal quam fetten, en ten deel ken in Spanje. Hare kleederen fijn van vellen, .
met de ftroom\'t gatinwaerts aen dreef, \'t Is feer \'t ruyg naer\'t lijf,
en\'t andere buyten 3 fommige
waerfchijnlijck , dat alle\'t felve ys van Nova dragen bonte huyven op\'t hooft, andere kap-
Zemla ( daer het feer hoogh en dick op elck- pen, als de monicken , aen de rock vafl: en fijn
ander leght) met de
ftormwindenafgelcheurt, gewapent met bogen en pijlen,, als de Perfianen. wa^-^en,
en alfoo deur defe Straet gedreven word, gelijck Sy toonden fich leer kloeckmoedigh , licht en
fyklaerlijck ondervonden, dat het van die ge- ras in\'t Ij^ringen en loopen; foo dat men hen
weften quam afdrijven ;\'t welck over-een komt niet fou konnen achterhalen. Sy leven alleen
met het gene datfe van de Ruffen verftonden, van de jaght want men kon by haer gantfch
te weten, dat de kuft van Nova Zemla \'t gehee- geen vaertuygh, of iets anders tot de viftchery
lejaer deur met ys befet is. Van de gemelde dienftigh,belpeuren. De Hollanders, fiende dat-
Twifthoeck voeren ly dwars over naer d\'oofter- fe niet meer van dit volck konden verftaen, en
wal van d\'ander fijde, om den uyterften hoeck onderfoecken, gingen te fcheep , en Heten de
van dat lant oock t\'onderfoecken. Als fy \'t lant trompet blafen ; waer deur de Wilden in \'t eerft
genaeckten , quamen twee of drie Samoyeden verfchrickten , en begonden te vluchten : maer fe\'mn,
op de klippen loopen , om haer te befien. Sy alsfy verftonden, dat het een vriendelijck af-
ftelden fich aen als offe op \'t lant wilden komen, fcheyt was, quamen fy alle op den oever , ont-
toen begonden de Wilden tefchreeuwen en te deckten hare hoofden , neyghden en bogen
loopen. Sy lieten haren Rufch (diefe uyt Hol- haer, met een gefchrey en ffamenllaen der han-
lant om de tael medegebracht hadden ) en den, als een teycken van geluckwenfchen. Toen
noch een man fonder geweer te lande gaen, en voeren de Hollanders weder naer hare fchepen,
hielden al\'t ander volck ftil in\'t jaght, om
de en verhaelden hun wedervaren.
Wilden niet te verfchricken. De Rufch nader- Den eerften Augufti feylden fy de Straet in
de en riep haer toe, datlè ftant hielden , om in voorby de Kruyshoeck naer den Twifthoeck
vrientfchap te fpreken: fy fiende dat\'er maer en van daer naer den uyterften hoeck van d\'00-
twee en fonder geweer waren, quamen allengs fterwal, daer fy een ton oprechten , en daerom
by hen ,• doch altijdt met de pijlen op de bogen , den Tonhoeck noemden , welcke fy bevonden tonheeck,
en met omfien, of men haer niet wou verraften dat fich van \'t vafte lant affcheyde , en een deel
en ftelden oock drie of vier van hen op de wa- van een eylant was , datfe\'t eylant van Maelfbn, ^aeifim^
terkant, die met gefpannen bogen op de Hollan- ter eere van den Heer Fran^oys Maelfon, noem-
ders acht namen : die fonden hen broot en kaes, den. Defe kuft langs feylende , quamen fy door
dat de Wilden blijdelijck ontfingen en fmake- de Straet van Naftou, in de ruyme Tartarifche
lijck aten; en bedanckten hen vriendelijck met zee, die van hen de nieuwe Noordzee wierd ge- meuive
neêrbuyging van\'t hooft en Hchaem. Sy be- heeten , en van verwe, wijtte en gedaente, t\'ee- ^\'lordxeu
fchouwden hare bogen, maer de pijlen begeer- nemaelgelijck de Spaeniche zee. Als fy dus vier
den de Wilden haer niet te laten handelen : fy mijlen hadden gevaren , fagenfe \'t lant met een
hadden alle hunne fteden, met twee of drie groote bay zuydtwaerts in ftrecken ,• en lbo -
rheen of rhinnen gereet, om daer mee, foo wel by\'t fèlve, als zeewaerts in , fulck eenme-
\'t noot deê , in aller yl te vluchten, \'t Scheeps- nighte van ys, en fchoften als geheele eylanden
FreefeUjck$
volck vraeghde hen na de gelegentheyt van met heuvelen en bergen, die hondert jaren out
defè Straet en\'tlant. De Samoyeden antwoor- fchenen , en nimmermeer te konnen fmelten ;
den, nae \'t feggen van de tolck, ( die hen in alle ^öo dat \'et fchrickelijck te ften was. Sy moeften
dingen niet wel verftaen kon , gelijck fy onder- van de wal af en t\'zeewaerts in wenden; en als
vonden,) dat dit een kleyne zee was maer als fy dus anderhalf mijl vorder gefeylt waren, qua-
men daer deur reyfde, quam men in een groo- nien fy op 80 vademen diepte, en een geheel
ter. Sy vraeghden hen oock , of fy onder den lafuerblaeu water,- waer deur fy fich verfekerden
Grootvorft van Mofcovien ftonden: de Wilden als in een afgront van den grooten Oceaen te
fèyden, neen , en datfè hem niet kenden : fy wefèn : toen kregenfe wederom een grooten
wiften gantfch niet van Pitzano , Pitzora, Wey- ipifl, een gemeene en gevaerlijcke plaegh op de-
gats, en meer andere plaetfen, te feggenen lè reyfe, die hen t\'elckens belette uyt te ften, en
gaven Weygats
een andere naem: doch deden een perfede kennifte van alle faken te nemen,
hen verftaen , dat
daer op fbn^erling geen volck Dit lant was aen te fien als een vlacke landou-
woonde, dan weynige van hai-è jagers, die fich we, niet te hoogh, en boven op gants kael, ge-
hier en daer onthouden,- en datfe vele vellen lijck\'tgene datfe te voren gefien haddenen
van voffen, marters, fabels, en diergelijcke heeft hier en daer oock eenige kleyne bergen,
hadden • die de Ruften , foo \'t fchijnt, nen af- Defe nacht fagenfe d\'eerfte ftarre, ièdert datfe
handelen: want fy van Rufte loddingen wiften te voorby de Noortkaep gefeylt waren,- maer fy
fpreken. Na het ys en de fbmer gevraegt fijnde, konden de maen , hoewelfe in die tijt vol was,
antwoorden, dat \'er na tien of twaelf dagen geen noch niet gewaer werden. Den volgenden dagh
ys meer fou fijn , en dat men in fes weken noch voerenfe noch door \'t ys, en ontrent het vierde
geen vorft fou hebben. Dit volck is kleyn en deel van een mijl van een fchoone kuft, maer
middelbaer van ftature, plat en leelijck van aen- gantfch fonder eenige opening oft rivieren: het
ficht, kleyne oogen, fonder
baert, diefè, tot cie- water was foo klaer, datfè op de diepte van
raet, uyt trecken, met peck fwart, ftecht en glat feven oft acht vadem, de krabben op de gront
hair, dat hen tot over d\'ooren hangt; fy hebben der zee fagen loopen. Dus feylden fy tot over
een fwarte en onaengename verwe ais de moris- de middagh, en waren, na gilling, langs de kuft:

. heen

cn fchrich
voor trom\'

Ge/preck,
wet de Sa-
woyeden j

s
u

hare ge-
daente^

-ocr page 87-

E N DE STRAET N A S S O U.

Iieen tot hier toe , ontrent 17 of 18 mijlen, van
de Straet af te rekenen, gevaren, ibnder eenige
blijck van rivieren, havenen, bayen oft eylan-
den te vinden, om de fchepen te konnen bergen
voor
\'t ys of onweder. Sy bevonden hch hier op
de hooghte van
70 graden, en kregen noch
meerder en fulck dicht ys , datjfè nergens geen
open , dan in defelve wegh diefè gekomen wa-
ren , konden befpeuren : dies hen de noot, die
geen wet heeft, dwong tot wederkeeren, met
voornemen van t\'onderfoecken,
offy, meer zee-
waert in loopende, niet beter fouden konnen
deur komen : dit dedenfè den geheelen dagh,
doch met fialck een mifl, datfè geen fchipsleng-
te van haer konden fienen vervielen meer en
meer in \'t ys, daer fy t\'elckens, door gebreck van
uytßcht, foo hard tegen aen fèylden, dat het al
beefde wat in\'t fchip was. Zy flreken eynde-
lijck de fèylen, liever willende met het ys wegh
drijven , dan met fulck gevaer en fchade daer
tegen aen flreven. Als \'t weder opklaerde, fagen
fy \'t aen alle fijden vol ys leggen , en geen deur-
komen; derhalven wierden fy genootfaeckt we-
der te rug naer de Weygats te fceren, daer min-
der ys fcheen te wefen. Toen fagen fy eenige
Morfen oft zeepaerden, oock walruflèn ge*
noemt, op de fchoffen leggen, waer van fy een
met een roer , en daer na met een harpoen-yfer
in \'t lijf fchotenmaer, dus gewont fijnde , f tel-
de die fich fbo dapper tot tegenweer, dat hy vijf
oft fès mannen genoegh te doen gaf, die hem
niet konden overwinnen: doch van defe zee-
dieren hebben wy hier voren, in de befchrij-
ving van Nova Zemla,by hare af beelding, bree-
der gelj^roken.

Den derden Augufti ontdetkten fygelucke-
lijckeen bequame en welgelegen haven, om
fich voor \'tys te bergen; toen fy naderden, deê
de kufl fich op als een eylant, gelijck fy oock
ondervonden: fy liepen daer aend\'ooftfijdein
een inwijcksken, daer fy \'t een fteenworp van de
wal af fètten.

I. O RDIKVM

Statcv^ Cyt^j^D

Sy hadden dit eylant in\'t hen evaren voor-
by gefeylt, fonder datfe het konden onder-
fcheyden, fijnde toen door de wint gedwongen
d\'ander fijde te kiefèn: het leyt ontrent vier mij-
len van dé Straet Naffou, en beooften Maelfbns-
eylant, een half mijl van \'t vafte lant ; \'t is een
kleyne mijllang, en twee in \'t omgaen : de bin-
nen-ßjde beftaet geheel uyt hooge, fteyle , uyt-
ftekende, gehackelde en graeuwe fteenrotfen,
tuffchen welcke vijf oft fes inwijcken fijn, met
jfchoone fingelftranden van graeuwe keyfèl-
fteenen : \'t heeft byna over-al fteen-achtige aer-
Je, aen te fien als offe verbrant ofgefèngt was,
faeckt: hier en daer is wel eenigh gras,maer bol
en mos-achtigh in\'t betreden, dat dus op de
fteenige aerde van de vuyligheyt en ftof fchijnt
gegroeyt te wefen, en op fommige plaetfen met
kleygront vermengt. Sy vonden hier gantfch

feen gedierte, dan fagen een of twee veltvincx-
ens vliegen, en een doot liggen; nevens vele
dootshobfden en beenderen van zeepaerden of
Morfen, die uytnemende groot waren. Op dit
eylant,enop dat van Maelfbn,vont het fcheeps-
volck tuffchen de fteenrotfen in en boven op,
onder de fteenen en d\'aerde , een fbort van
bergh-kriftal, \'t welck fy in menighte daer uyt

Staten ej\'
Cm.

welck men giFdTt de koude en fneeu veroor- haelden , fomtijts noch met het minerael daer

aeq

-ocr page 88-

Ib-r..

m

W

aen vafl; oock by kleyne (luxken-s, die geflepen
diamanten Ichenen , eenige als tafels, andere als
punten, gelijck of fygepolijft en bereyt waren :
doch dit kriilal is bros in \'t breken, \\ welck men
gelooft, dat door d\'ongemeene groote koude
van dit geweft, daer de zon oock geen kracht
heeft, om\'t felve tot perfeétie en rijpheyt te
brengen, word veroorfaeckt. In \'t kort, dit
eylant kan altijt een toevlucht verftrecken , om
fich met de fehepen daer onder te bergen , en
voor alle winden en \\ ys befchut te leggen. Sy
noemden \'t felve, ter eeren van de Heeren Sta-
ten der vereenighde Nederlanden ,
het Staten ey-
lant
, gelijck ly te voren d\'engte, tuftchen \'t va-
fte lant en \'t eylant Weygats, met de naem van
Straet Naffau, ter gedachtenis van fijn Excellen-
tie, Prins Maurits van Oranje, vereert hadden.

Den vierden dagh der gemelde maent voeren
j(y aen \'t vafte lant, by een lantbay, maer kon-
den gants geen Ichijn van huyfen oft volck be-
fpeuren 3 doch vonden twee houten afgoden,
met het aen/icht tegen \'t ooften geftelt, en
een hoorn of twee van rheen , die daer, foo
\'t fcheen,voor geoffert waren : fy fagen daer on-
trent eenigh gekloven , en half verbrant hout
en \'t fpoor daer fteden hadden gereden : waer
uyt blijckt, dat hier fbmtijts menfchen komen,
om , foo men gelooft, branthout te foecken,
\'t welck hier in groote menighte aen de ftrant
gevonden wort, ja boomen ièlf met hare wor-
telen , hoewel fy op \'tlant nooit boom of plant
konden vinden, dan alleen op Ibmmige plaet-
fen eenigh gras en veltkruyden : lbo dat het
op \'t hooghiïe is te verwonderen , van waer lbo
vele drijfhout afkomt, \'t Lant is aen te fien als
een fchoone landouwe van goede kley- en fant-
gront, doch klippigh aen de waterkant. \'tHeeft
oock fommige deurloopende beecken van
verfch water, die doorde fantftrant tot in de zee
uyt loopen. Hier waren weynigh gedierten,
doch een foort van entvogels als rotganfen en
bergh-eenden in menighte, die hier des fomers,
foo \'t fchijnt, hare eyeren uytbroeden , en fich
meeft aen de waterkant onthouden : op \'t lant
fijn fommige veltvincken van bonte verwe. Sy
vonden hier oock op de fteenrotfen eenige ftuc-
ken bergh-kriftal, doch foo veel en foo vaft
niet als aen \'t Staten eylant.

Den vijfden fagen fy noch vele groote ftuc-
ken ys heen en weder drijven, en onder die een
fchos by \'t fchip aen de gront, die vier vademen
en een halve onder water, en twee boven \'t fèlve
dick was, en evenwel met een kouden mift in
korten tijt vermorfèlde. De volgende dagh wa-
ren fy op \'t eylant, daer fy van\'t vafte lant hoor-
den roepen ; als fy \'t geficht derwaerts ftoegen ,
fagen fy een man die hen wenckte; dies fy naer
\'t lant voeren , op \'t welck fy een Samoyeed met
een fteetje, en twee rhinnen daer in geipannen ,
gewaer wierden: maer als hy hen op\'t lant fagh,
vluchte hy terftont met fulck een fnelheyt, dat
hy met fijne rhinnen fcheen te vliegen : fy ver-
volghden hem te vergeefs, en verloren hem
ftrax uyt het geficht en konden gantfch geen
blijck van hutten oft wooningen befpeuren.
Den fevenden wierden fy gantlch van\'t ys be-

Y

tiü
\' ■ li

Am van
\'t vaße lam.

G Ä T S,

vrijt; want fy fagen in twee dagen het ys feene-
mael tot water worden , met groote verwonde-
ring , aengefien de groote menighte en dickte
van die vervaerlijckeysfchoffen , de tijdt van \'t
jaer, en de nabyheyt van de Pool.

Den negenden befloten fy noch een tocht
zeewaerts in te doen : buyten \'t gat fijnde, had-
den fy een uur of twee fchoon water , lbo datfè
\'s avonts gants geen ys m.eer fagen , hoewel fy
door de mift niet wijdt zien konden. Als \'t op-
klaerde, wierden fy weder, fbo verre fy aen bey-
de fijden beoogen konden , een ftreeck van ge-
broken ysfchoflen gewaer 5 maer fy raeckten
daer haeft deur, en quamen weder in een ruyme
open zee , die hol ging m.et opheffende baren,
diefè nooit in defe geweften gevonden hadden ,
\'t welck hare hope , van tot haer voornemen te
komen, feer vermeêrde te meer, dewijl fy oock
foo groote diepte kregen , datfe met het uyt-
worpende loot geen gront konden bereycken.
Den volgenden dagh fagen fy een riviertjen,
datfe na \'t eene fèhip , Mercurius noemden : en ji/ercmius,
giften toen ontrent 30 mijlen van Weygats af,
en voorby de riviere Oby, te wefen, fbnder
eenigh ys te vernemen ; \'t welck fy voor een fè-
ker teeken hielden , dat \'er noorden en noord-
ooft aen , een ruyme zee, en onverhindert vaer-
water, is te vinden. Den elfden liepen fy langs
de wal van een laegh, effen en vlack lant, fbnder
eenige heuvelen ofte binnelandfche bergen die
fy hen konden: toen ontdeckten fy noch een
riviertje,datfè,na \'t ander fchip,de Swaen noem-
den, tot gedachteniffe dat hare fehepen d\'eerfte
waren , die dus verre fijn gekomen. Sy giften vieren,\'
het uyterfte lant, datfe met het geficht be-
reyckten, ontrent vijftigh mijlen van de Straet
Naftou af te leggen.

Dus verre gekomen, en alle de voorverhaelde
teeckenen aengemerckt fijnde , oordeelden fy ,
datfè noch ter zee noch te lande meer konden
onderfbecken,- en twijfelden niet, of daer was
van hier voorwaerts aen niet dan een ruyme
zee, en vrye deurtocht, (fonder eenige beletfe-
len te vermoeden, menfchelijcker wijfe ge-
fproken) langs defe kuft tot den hoeck van Ta-
bij n , en van daer wederom krommende , naer
China : voorts lettende datfe een geftadigen
wint en koelte uyt den noordooften en noorden
hadden, recht tegenftrijdigh om haren cours
verder te vervolgen; dat den tijdt begon te ver-
loopen, en de nachten hen t\'overvallen, fonder
te weten wat hen in \'t wederkeeren mocht be-
jegenen; alle defe faken wel overleyt hebbende,
belloten fy eenftemmigh weder naer \'t Vader-
lant te keeren, om daer (foo hen Godt behou-
den t
\'huys brocht) defè begonnen vaert met
blyfchap te verhalen.

Volgens dit voornemen, fètten fy hun cours mderem^
tegen den avont tot de wederom-reyfe, mct^^fi-
goet weder , hoewel fy in vele dagen de zon fbo
niet gefien hadden, datfe fijn hooghte konden
peylen : doch den volgenden dagh, fijnde den
I z Augufti, was den hemel feer klaer, dies fy fich
in \'t meten op dehooghte van 71 graden en
minuten bevonden , fijnde toen ontrent oft
17 mijlen te rugh geleylt. Tegen den avont

fagen

-ocr page 89-

E N

D E

fagen fy landt, en eenige fchoffen ys, oock vele
walviffchen , die haer fomtijts half wegen boven
de zee vertoonden, en \'t water om hoogh ten
neusgaten uyt, als een fonteyn, lieten fpringen.
Toen begonden fy \'s nachts weder de klaerte en
fchijnfel van de maen en eenige flerren te fien ,
die fy, federt eenige weken , niet gefien hadden.
Den 13 quamen fy op de plaets,daer te voren foo
veel ys geweefl was datfè daer niet deur konden
komen , het welckt\'eenemael was gefmolten,
dat haer toen onmogelijck fcheen, en nu tot de
grootfte verwondering fèreckte. De volgende
dagh voeren fy langs d\'ooftkufl van \'t eylandt
Weygats , voorby den Twifl-hoeck, naer den
Kruys-hoeck , daer fy \'t fètten 5 en van daer
naer \'t Afgoden-eylandt, daer fy oock \'t ancker
iiytwierpen, om den Admirael in te wachten,
die \'s avonts by hen quam. Den i j feylden fy uyt

NASSOU. 6,c

de Straet van NafiTou, om \'t eylandt Colgoye te Sy feyUn
fbecken j en fagen weflwaerts voor uyt drie ey- ^^
landen, ontrent elf of twaelf mijlen van de ge-
melde Straet naer \'t weften gelegen en terwijl
fy tuffchen de fèlve eylanden deur liepen , wier-
den fy \'t fchip van Willem Barentfz. en fijn jaght

1- -..T r^ i j 1 U Willem Bar

gewaer, die naer Nova Zemla tot op de hoogh- rmfK.
te van 78 graden geweeft had , -en door de
fchrickelijcke menighte van \'t ys niet voort en
konde komen, gelijck wy hier voren in de be-
fchrijving van Nova Zemla, en fijn eerfte voya-
gie, verhaelt hebben. Dus by-een gekomen
fijnde, verwelkomden fy d\'een d\'ander met eer-
fchoten,- en d\'Admirael Het Willem Barentfz.
en d\'Officiers van d\'andere fchepen aen boort
halen, daer fy eickander met blijdfchap ont-
fingen,, hun wedervaren vertelden, en t\'famen
befloten naer huys te keeren.

STRAET

Uil

I.Mavritivs

Ir

Den 17 voer Jan Huygen van Linfchoten aen
het noordelijckfte der gemelde drie eylanden ,
( datfè, ter eeren van fijn Excellentie Prins Mau-
Mamtfus rits van Naftou , Mauritius-cylandt noemden,)
eylandt. qijj (J^t te befien; en vond het van de fèlve ge-
daente , als "t landt van Weygats, aen de noord-
fijde van de Straet Naftou : \'t aertrijck is kley-
achtigh met harde gront, en heeft yder fteen-
worps-lengte een ftilftaende waterken, by welc-
kemen fchoon en lang gras , paertsbloemen,
klaverbladen, en diergelijcke veltbloemen vind.
De kuft van \'t fèlve heeft hier en daer tuftchen
de fteenrotfèn fbmmige kleyne inwijcken. Het
Jeght ooft en weft geftreckt een groote half mijl
lang, en is ontrent een gotelingfchootbreet.
\'t Gelijckt twee eylanden in \'t eerfte aenfien ,•
vi^ant het fcheyd fich byna in \'t niiddea van den
ArBica,

ander door twee groote inwijcken aen v/edet.*
fijden, en heeft alleen eenfmalle opgeworpen
fingelflrant tufTchen beyden, daer \'t vaft is,
welcke noch in\'t midden met een ftilftaende wa-
terken in de lengte is afgefcheyden; foo dat
men genoegh fien kan dat \'er de zee met onwe-.
der ten wederfijden over henen jaeght.De ftrant
lagh over-ai vol drijfhout, onder welcke twee
ot drieplancken van een Ruffche lodding , die
meer dan 38 voeten lang waren, gefien wier-
den,- en veel groote boomen, waer onder een
was over de
60 voeten lang, en meer dan een
halve vadem dick, midden deur gebroken, foo
recht als een maft, en met de gedaente der
wortelen; waer van men fich billick mach ver-
wonderen , in \'t bedencken uyt wat geweft defè
boomen hier komen , dewijl langs alle defè

E 3 kuften,

n

-ocr page 90-

g

kuften , op d\'eylanclen en \'t vafte landt, niet een
eenige boom in d\'aerde.gefien word. Sy vonden
hier oock dootshoofden en beenderen van zee-
paerden,die men Morfen en walruftchen noemt;
en walvisbeenen oft baerden dielè in de mont
hebben. In de lacken oft ftilftaende wateren
waren veel iwanen , rotganfen, bergh-eenden ,
en diergelijcke watervogelen. Op dit eylandt
ftonden verfcheyde kruyifen opgerecht, onder
.welcke een was lbo kunftigh met Rulfche lette-
ren verciert, dat het een wonder kan ftrecken,

\'t welck de gemelde Linfchoten afteeckende,
en wy, om fijn vremdigheyt, oock hebben la-
ten fnijden, en tot vernoeging der lelèrs, hier
bygevoeght.

D\'eylanden Het tweede oft middelfte eylandt noemden

wSJen fy \'^y^andt Dan Oranje, ter eeren en gedachtenis
van Prins Willem van Oranje, en de Princes fijn
gemalin. Het derde oft zuydelijckfte, \'t welck
ly niet konden weten oft een eylandt of vaft
landt is, wierd
het Nieu\'9pe landt Dan Walcheren ge-
heeten, ter geheugenis van die van Zeelandt,
als medegenoten van defe ontdecking. \'t Landt
befuyden de Straet van Nalfou tot de riviere
Oby , kreegh den naem van
Hew^-Bollandt
\'t gene dat voorby de felve vloet ftreckt, Niemv-
Wefl-wiejlandt;
en \'t landt van Weygats, wierd
het Enckhuyfer eylandt genoemt. De hoecken ,
punten, bay en , en andere plaetfèn , fijn oock
verciert met de namen van trejfifelijcke perfona-
gien in \'t Vaderlandt, die defe
fcheeps-tocht
bevordert hebben; en van de gene die haer
leven vrywilligh in de felve , ten dienft en eere
van\'t lant, hebben opgeoffert, en in de grootfte
perijckelen overgegeven.

Den 18 feylden fy van \'t eylandt Mauritius;
en namen de hooghte, als fy ontrent tien mijlen

A T S ,

na giifmg gevaren hadden, die fy op dp graden Cmot
en 34 minuten vonden. Den 20 waren fy in
groot gevaer j want twee fehepen , (fy waren pen.
nu met het boot vier in getal,) als dat van Zee-
landt en dat van Enckhuyfen, lèylden des nachts
aen de gront, fbo dat het al fchudde en daverde
wat \'er in de fehepen was, \'t welck hen fbo ont-
ftelde , datfè van verbaeftheyt byna niet wiften
watfe doen of laten fbuden,dewijlfe niet konden
weten waerlè waren, en bevonden datfe met het
dragende te houden, meer en meer begonden te
ftooten fbo wel van voren als van achteren: -
doch eyndelijck waren fy foo geluckigh , datfe,
na dat het eene fchip wel twintigh hortenen
ftooten gedaen had, onbefchadiglit van defè
ondiepte quamen: dies fy Godt danckten , dat
hy hen foo genadigh uyt dat groot gevaer, van
fchip en goet, ja lijf en leven, te veiiiefèn,
verloft had. Den Amfterdammer, die hen met
fijn jaght volghde, wierd tijdelijck van hen ge-
waerfchuwt, waer door hy het perijckel mijdde.
Sy wierden daer na gewaer , datfe binnen in de
bocht aen \'t landt van Candenoes waren ,• en
ontrent
60 mijlen van de Straet Nalfou, foo fy
giften. Den 23 vonden fy fich op dehooghte
van
71 graden en 15) minuten, fijnde toen, ge-
hjck fy meenden,
60 mijlen voorby \'t gemelde
Candenoes. De volgende dagh quamen fy op
de reede voor Wardhuys , van waer fy dert
16 vertrocken, na dat fy fich van ballaft en
verfch water voorfien hadden. Sy fèylden naer
Noordkijn,en van daer naer deNoordkaep,daer
fy de volgende dagh tegen den avont arriveer-
den ; en fulck een menighte van jonge kabel-
lauwen fagen, datfe als by duyfenden over hoop,
half boven water, en door elckander fj^rongen:
fbo dat het hen tot een groot vermaeck en ver-
wondering ftreckte, om datfe nooit diergelijck
gefien hadden. Defè kuften van Wardhuys af
tot de Noordkaep en voorder , fijn alle be-
woont , hoewel net daer \'s winters vreeftijck
kout moet wefen want fy\' leggen anderhalve
graed noordelijcker, als d\'Engte of Straet van
Naftou : hoewel de zee daer nooit bevrieft, ge-
lijck d\'inwoonders feggen. Den 28 quamen fy
aen \'t eylant Stappen , negen of tien mijlen van
de Noordkaep gelegen ,• en ontdeckten den fel-
ven dagh d\'eylanden van Surroy. Den 31 fagen
fy d\'eylanden van Trompfont 5 en waren op de
hooghte van
70 graden en 30 minuten. Den
eerften September Hepen fy voorby d\'eylanden
Wero, en Ruft , en den tweeden en derden
langs die van Heyligelant en Grijp. Den feften
fagen fy vele walviffchen het water om hoogh
blafèn, een fekere voorbode van ftorm en on-
weder , dat oock dien avont quam , en defelve
nacht en de volgende dagh duerde. Den 14 ge-
naeckten fy Doggersfant, daer den Admirael
Cornelis CorneÜfz. Nay fijn affcheyt nam van
d\'andere fehepen, die den
16 September, 1594,
het Texel infèylden, na datfe niet meer dan
drie maenden en tien dagen in defe moeyelijcke
reyfe , met fbo veel arbeyt en gevaer vergefel-
fcnapt, befteet hadden.

Laet ons nu, volgens onfè belofte, tot de
tweede voyagie oft fcheeps>-reyfe komen. Als

de ge-.

/

-ocr page 91-

\'! I

En de straet nas so it.

de gemeide fchepeir aengekomen waren, heb- ys in d\'andere zee te vinden. De volgende dagh
. ben d\'Officiers der felve haer wedervaren aen de feylden
fy door\'t ys heen, tot datle weder in
hooge Oyerheyt verhaelt.
Daer op is befloten, klaer water quamen; doch dat geluck duerde
infonderhèy t op \'t feggen en d
\'ondervinding van niet lang : want fy ontmoeten tegen den avonc
Linfchoten en de fij ne , een nieuwe vloot van fulck een groote menighte van die geftremde en
feven fchepen derwaerts te fenden , te weten, drijvende eylanden, datfe daer af verfchrickten,
twee van Zeelandt, twee van Amfterdam, twee dewijl fy daer geen eynd aen konden befpeuren :
van Enckhuyfen, en een jaght van Rotterdam, evenwel fijnfe daer, op Gods genade, met groote
Tot Admirael over defe vloot wierd geftelt de kloeckmoedigheyt, weder deur gejaeght ; foo
l^vllu voorgemelde Cornelis Cornelifz. Nay op het datfe wederom in klaerder water , doch met
fchip van Zeelandt, Brant Tetgales tot Vice- drijvende fchoffen gemengt, quamen. Toen
Admiraelop\'t fchip
van Enckhuyfen , Willem kregenfe d\'eylanden van Mauritius en Oranje,
Barentfz. tot Schipper
en Stuurman op\'t fchip en\'t landt van Nieuw-Walcheren in\'tgeficht,
van Amfterdam ; op \'t jaght van Zeelandt was dat hen wat verquickte. Den r9 quamen fy voor envmde
Schipper Lambert Gerritfz. Oom , op dat van de Straet van Naftou , die fy fbo vol ys vonden,
Enckhuyfen Thomas Willemfz, op dat van Am- dat het inkomen geheel fcheen geftopt te we-
fterdam Harman Janfz. , en op dat van Rotter- fèn tot fbo verre als men kon be-oogen ; in voe-
dam Hendrick Hartman. De Opper-Commifèn gen dat het als een vaft landt was, \'t welck hen
van wegen de Heeren Staten over de gantfche niet weynigh verfchrickte , en byna radeloos
vloot waren, Jan Huygen van Linfchoten , en maecktedoch eyndelijck befloten fy daer deur
François de la Dale : en voor de belbndere te hooren tot onder d\'Afgoden-hoeck, daer het
.Compagnie der kooplieden van Hollandt en een weynigh open was, om dat\'et buyten de
Weft-Vrieflant,waren tot Commifen de gemelde ftroom lagh ; hier fetten fy \'t, om uytkomft te
Linfchoten, Jacob van Heemskerck, en Jan verwachten,- doch lagen als in een fuyck ; want
Cornelifz. Rijp ; voor die van Zeelandt, de daer liep gefladigh veel ys uyt de Straet, waer
voorfèyde Françoys de la Dale, en N. Buys, door\'t gene dat voor uyt lagh vermeerde, en
nevens andere coufijns van Balthafar Mouche- de wegh ftopte ; foo dat het, rontom geloopen
ron : den tolck van de vloot, fbo in de Slavoen- hebbende van \'t een landt naèr \'t ander, op de
fche , en andere talen, was Meefter Chriftoftel fchepen aenfette : dies fy gedwongen wierden ,
Splindler , een geboren Slavonier. Alle de fche- niet fonder groot gevaer , d\'anckers te lichten,
pen waren wel gemonteert, en met veel volck, en in de nacht ffeyl te gaen op Godts genade,
krijghsbehoefte , en eetwaren voor anderhalf nochtans met verbaeftheyt, naer een inwijck
jaer voorfien. De vloot wierd, dewijl andere aen de noordfijde van de Straet gelegen, daer
wichtige faken des lants \'t werck verhinderden, fy, onder \'t befchut van een punt, \'t ancker wier-
foo haeft niet gereet als d\'Officiers der felve pen, om wat beter voor de ftroom en\'tysver-

Jiveede

wenfchten want fy niet voor den tweeden fèkert te wefen. Den 20 lagen fy noch rontom
Julii, 1595- , "yt Texel t\'feyl gingen, mef hope in \'t ys befèt; en eenige van hen gingen op het

voyagie oft van een goet fucces , en eenighfins met vreefè , eyJant Weygats te Jande, en fagen wijt en zijt

jcheeps- , r»rn rlof-Vi- in rif» (nmer Sv voeren nvf-rfnf-fi^r/Ttr/^ri»! t^oÏ Trc l-irrï-.

rejffê.

Gevaer»

Kernen aen
het y s i

■M

/ ■■

om dat\'et fbo diep in de fomer was. Sy voeren uyt dat hec overal vol ys lagh, fonder eynd daer
met genoeghfamen voorfpoet tot aen d\'eylan- aen te befjieuren: aen de weftïijde van dit eylant
den van Loffvoet, daer fy den 23 der gemelde lagh een Ruflthe
lodding, van welcke \'t volck ,
maent ontrent waren. Den tweeden Augufti op\'tgerucht van\'t fchieten des Admiraels , de
quamen fy niet verre van \'t eylandt Trompfont, vlucht namen, achterlatende hare netten , eu
40 mijlen van de Noordkaep gelegen. Den vol- andere kleynigheden. Sy konden geen andere
genden dagh feylde \'t fchip van Enckhuyfen op teeckenen van wooningen , noch menfchen ver-
een blinde klip, niet fonder groot gevaerdoen nemen; maer wel vele blijcken, dat\'er ftjn, of
raeckte daer met weynigh fchade en feer geluc- fbmtijts komen.

kigh af, en waerfchuwde terftont d\'andere fche- De volgende dagh ging Linfchoten met vijf-
pen , om de felve te mijden. Den vierden qua- tigh gewapende mannen aen \'t gemelde landt Gm» té
men fy recht over den hoeck van\'t eylant Stap- van Weygats, om t\'onderfoecken doch fy
pen : hier ging de zon noorden ten weften on- vonden geen volck, hoewel fy diep landewaert
der
\' die een uur daer na weder verrees. Deni2 in liepen, maer verfcheyde fleden met velle-
warenfy,
na giffmg , ontrent Kegor ofte\'t Vif- werck, traen, en diergelijcke dingen; oock
fchers eylandt. Den 17 wierden fy een groote voetftappen van mans, vrouwen, kinderen, en
ftreeck ys gewaer, dat vaft aen een lagh, en rheeden, waer door fy niet twijfelden, ^^at\'er ^^«J« ^
fich
ten noorden opwaerts, foo verre als men menfchen op waren , om te handelen, welcke, .

be oogen kon, uytftreckte : fy giften ^^^^^ t^oen door \'t flen van de fchepen en \'t volck, de vlucht
^\'^f f. mijlen van Nova Zemla, en 25 of 30 genomen, en doorhaeftigheyt degemelde fle-
miilen
benoorden de Straet van Naffou waren; den en goederen verlaten hadden. Sy lieten al-
en vonden fich op de hooghte van 70 graden en les leggen, gelijck fy \'t vonden, fonder iets te
minuten Sy fèylden den geheelen dagh en verminderen; en leyden daer kaes en broot by,
de vokendê nacht langs dit ys over de 25 mij- en eenige fnuyfteryen of kleynigheden , om dat
tn - want het lagh foo dicht en eenparigh in volck te verfekeren datfe hen met wilden be-
l>reckincT als of het eenlantkuft was, \'twelck fchadigen, Sy vonden oock op de binneftrant
hen fee? verwonderde, en deê wanhopen van van de Straet vier of vijf doode zeepaerden, oft
hare reyfe te volbrengen, uyt vreefe van meer walruffchen leggen, die tot het been toe afgevilt

-ocr page 92-

: , ■ : I
ï : I

i\'^ i

( .

W E Y G

waren, van wiens fpeck fy traen maken , welcke
in lacken gedaen en onder eenige fteenen ge-
berght was. Dus liepenlè feven oft acht mijlen
heen en weder over \'t landt j en quamen aen een
gemaeckte wegh in\'t moeras , ontrent ter halve
kniediep; daerfe ondiepft was, tradenfe daer
in tot over de fchoenen. Aen den oever komen-
de, docht hen datlè opening fagen , en lbo
weynigh ys, datfe hoopten daer deur te komen :
deiè tijding brachten fy \'s avonts t\'fcheep. De
Schipper had een roey-jaght uytgefonden , om
te fien of de Tartarifche zee open was, maer fy
konden niet verder dan tot de Kruys-hoeck
komen , daer fy \'t jaght lieten leggen, en Hepen
over landt naer de Twift-hoeck, waer fy fagen
dat het ys van de Tartarifche zee de kuften en
hoecken ten beyden fijden had vervult doch
dieper in zee was het, lbo fy lèyden, open
water.

Den 22 voeren fy met het jaght, om verfch
water aen \'t Afgoden-eylandt te halen, daer fy
van\'t ys belèt wierden, en fes vaten moeften
laten ftaen, om haeftigh wegh te komen. An-
dere waren achter dit eylandt, maer fijn fchie-
lijck door \'t ys overvallen, foo datlè \'t jaght
moeften op de ftrant halen , en te lande en
over \'t ys weer naer \'t fchip keeren. Den 24 voe-
ren fy naer een Ruffche lodding aen de ftrant,
\'t volck der felve was beefigh met gerften-meel
tot hun Ipijfe te koken, en een zeepaert te vil-
len. Als fy de Hollanders fagen, gingen fy hen
fpreheti met eerbiedigh in \'t gemoet j en leyden, (gevraeght
de Rpijlen, fjjnde wat volck fy waren ) datlè van Pennegó ,
\'t welck by Colmogró in de Witte zee boven
Archangel is gelegen , quamen , en eerft gifte-
ren daer gekomen, door de menighte van\'tys
belet, waer door fy de heele fomer onder\'t lant
van Nova Zemla gelegen hadden. De Hollan-
ders vraeghden hen vorder na de gelegentheyt
van \'t landt, volck , ys, winter , lomer, en
andere belbnderheden : waer op fy antwoor-
den , dat \'er nu een lange en harde winter ge-
weeft had , en dat die hier feer ongelijck waren,
en Ibmtijts vroeger , en in andere jaren , later
diehenvan begonnen j doch dat al\'t ys , gelijck jaerlijcks
gebeurde , noch foude fmelten : dat de rechte
winter niet, dan na tien weken, fou beginnen :
dat het gat of Straet, d\'inwijcken, bochten en
de zeekant, wel bevroren j maer dat de ruyme
zee, aen gene of defe fijde, nimmer bevrieft ;
dat het landt aen de noordfijde van de Straet
( daerfè toen t\'famen op ftonden ) een eylandt
^vas, Weygats genoemt, dat fich ontrent een
dagh feylens noorden en zuyden uytftreckte,
en dat het hem aen de noordfijde van Nova
Zemla affcheyde, doch dat de deurtocht vol ys
geftopt lagh: dat het volck, \'t welck op Wey-
gats is, fich daer alleen des fomers onthoud 5
en des wintefs aen de zuydfijde van de Straet
diep in \'t vafte landt vertrecken , daer vele bof^
fchen fijn : dat dit volck Ichuyten doch weynige
hadden , daer mee fy vifchten , en zeepaerden
vingen j en datfè vellen, traen, en diergelijcke
koopmanfchap die hier valt, aen de Ruffen
verhandelden : dat d\'afgoden , diefè over al in
menighte vondep, van d\'inwoonders als goden

il
ii

t ;

l| i \'!

i

!

Il ;i 1-

:t rJ

i !\'!

\'i
I

\'•r I

>

li

aHei onder\'
rechten.

\'f ■

iii

A T S,

aengebeden worden. De felve Ruffen gevraeght
fijnde, of fy eenige kenniffe van de Tartarilche •
zee hadden, fèyden , dat fy daer nooit geweeft
waren doch dat \'er van Colmogrö ên van hare
geweften jaerfijcks eenige loddingen oft fem-
men ( dat fijn fcheepjes , foo genoemt) deur
voeren, tot voor^ de riviere Oby , in een
andere diefè Gillifty noemden , daer fy met
lakenen en andere dingen handelen: dat het
volck ontrent de gemelde rivier Gilliffy, ge-
lijck fy , Grieckfche Chriftenen waren. Van
diftantien der plaetfen , mijlen, en andere ge-
legentheden van die geweften, wiften fy niets
anders te feggen. De Hollanders vereerden hen
een oudt compas ,\'t welck fy met groote danck-
baerheyt aennamen ,• en verlbchten hen, de
Samoyeden te willen waerfchuwen , datfe niet
voor hen vluchten fouden j want fy haer niet
dan alle eer en vrientfchap wilden bewijfen j
\'t welck de Ruffen beloofden : en dus verheten
fy eickander. Ontrent de middernacht quam
het uytgefonden jaght weder, en bracht tijding,
dat het tot den Kruys-hoeck en verder vol ys
laghmaer dat het felve weghdreef, foo datfè
tot den Twift-hoeck konden varen , en eeri
open en ruyme zee fien, \'t welck hen allen ver-
blijde.

Den 25 gingen fy gelijckelijck t\'fèyl de Straet Seyhnwe-
in , en
voeren tot voorby den Twift-hoeck,
om in de ruyme zee te komen , fonder ys te ^
fien ; maér niet lang daer na lagh het foo vol
en dicht, dat men van de ftenge af geen eynd
oft open kon befpeuren , want het een vaft lant
fcheen ; foo datlè gedwongen wierden weder-
om te keeren voorby den Twift-hoeck tot den
Kruys-hoeck , daer fy \'t ancker wierpen : doch
de volgende dagh quam \'t ys met een harden
voortgang op hen aendringen met de ftroom ,
maer tegen den wint, dies fy de Straet weder
doch ver-
uyt, naer hare vorige plaetfe, om fich voor \'t ys
te bevryen, moeften feylen.

Den 27 en 28 quam\'tys hoe langer hoe
meer tegens hen aenlètten, lbo datfè daer van,
als in een fuyck, diep in de bocht befèt lagen,en
by eickander droogh voets over \'t ys heen van
het een aen \'t ander fchip konden komen : en
al \'t water, lbo ver hun geficht ftreckte, was als
met geheele velden van ysfchoffen bedeckt :
oock vroos het fterck in delè nachten. Sy lagen
al defè dagen in hope en vreefe tot den 30 defèr
maent i want toen wierd het ys, door een
noorden wint, van de fchepen ar en t\'zeewaert
ingedreven 5 \'t welck het volck , dat feer onge-
ruft was, een weynigh verquickte.

Den 31 oft laetften Augufti fonden fy twee
jachten , om alles t\'onderfbecken , en aen het
vafte lant te gaen, om d\'inwoonders , die fy de
vorige dagh gefien hadden, te Ipreken. Dat
van den Admirael quam \'s avonts, met groote
moeyte door d\'ysfchoffen heen gevaren fijnde,
weder aen boort; \'t volck der felve feyde, dat
de geheele Straet, binnen in, foo verre als fy
fien konden, weder foo vol, en met foodani-
ge groote velden van ys lagh, als fy noch nooit
gefien hadden : want het was op fbmmige plaet-
fen op fès en acht vadem aen de gront vaft, dat

verfchric-

J

-ocr page 93-

s^m

N A S S Ö tï.

É N

Ö È

S T R À Ê T

veiTchrickelijck was te befcliouwen , foo dat Hollanders, in \'t jaglit fijnde, lieten tot lia-
het onmogelijck fcheen ooit door de Straet te re eere de trompetten blafen ;
waer over fy hen
konnen komen. Willem Barentfz. voer met vrientlijck bedancktèn.

fijnjaght op een ander plaets aen\'t vafte lant. Den volgenden dagh, fijnde den eêrften z/^/chfr^
daer fy zo Samoyeden vonden, die met hen, Sepuember , voer Jan Huygen van Linfchoten
ontrent een mijl landewaerts in, fpraeck hiel- en François de la Dale, met eenigh volck, aen
den. Dit volck fchij nen Wilden te wefen, maer \'t vafte lant, om noch naerder befcheyt, foo
fyfijn \'tniet; wantfygoet verftant toonden: \'t mogelijck was, te krijgen. Te lande komen-
\'t was miftigh weder, waer doorle onverwacht de, fagenfe als een kleyn leger van Samoyeden,
byelckander quamen. De tolck der Hollan- met hare lieden , van gedaente, verwe, klee-
ders ging vopr uyt, om met hen te fpreken : ding , aert, feden, wapenen 3 en andere fa-

\'Samojedcn.^

hleedere»,

gedaente^

Kotimg

fchricky

toen Ibndenfe oock een man voor uyt, die in \'t ken, gelijck de gene die fy \'t voorleden jaer ge-
naerderen een pijl uyt fijn koker trock, drey- fien hadden , daer wy in defe befchrijvincr ^ in \'t

gende den tolck te ichieten welcke , Ibnder verhael van d\'eerfte voyagie, genoegh van ge-

geweer fijnde , met vreefe in de Ruftche tale iproken hebben ; oock als de gene , die Willem
riep: fchiet niet, wy fijn vrienden. De Sa- Barentfz. de vorige dagh gefien had , vanwelc-^
mojeed dat hoorende, wierp fijn boogh en ke wy terftont Ipraken. De Hollanders ver-
pijl ter aerde : de tolck weder leggende, wy fochten hen, datfe aen hun jacht wilden ko-
fijn vrienden 5 lbo antwoorde d\'ander, fijt dan men , om hen met eten en diincken t\'onthalen;
hare mjfe wellekom ^ cn groeten d\'een d\'ander, na de wij- \'t welck ly toeftonden. In \'t hene-gaen vraefrhde
v^gnetcn,^^ der Ruffen, met nederbuyging van hare hen de gemelde de la Dale na alle gelegenthe-

hoofden. Toen vraeghde de tolck na de gele- den , doch eerft nae haren overften. Sy toon- Ben Over-
gentheytvan\'tlant, en dezee ooftwaerts door den hem een bedaeght man, die ontrent ^q ßi^^derSa-
de Weygats : waer op d\'ander antwoorde, als jaren oudt fcheen, en alleen van d\'andere t\'on- -
men een hoeck voorby fbu wefen ontrent vijf derfcheyden was door fijn hooft-cieraet, wek-
dagh-reykns , wijfende naer \'t noordooften, ke kyde : datfe alk van een geflacht en bloet-
dat\'erdaneen groote zee is zuydooft op; en verwanten waren j en dat alk het vokk van
datfe het felve feer wel wiften, dewijl een van Weygats, Nova Zemla, en aen\'t vafte lant,
haer, van wegen haren Koning , met een deel te weten, van Pitzora af tot de riviere van Oby
volcks,
daer hy overfte van was, derwaerts toe , fijn onderdanen waren en dat het groot-
had geweeft. Hare kkederen fijn van de vel- fte deel van diehy nu by hem had, onlangs
kn der rheeden gemaeckt, waer mee fy hen van de voorfeyde Weygats en Nova Zemla ge-
van\'t hooft tot de voeten bedecken, uytgefon- komen waren, daer fy hen alleen des fomers
dert de voornaemfte, die \'t hooft met geverft onthielden, doch datfe daer dit jaer weynigh
laken, waer in fy bont voederen, vercieren. voordeel gedaen hadden ; dat fy haeft naer
D\'andere dragen alk mutfen van rheens-vellen , Pitzora, daer fy des winters woonen , fouden
\'t ruygh buyten, en dicht aen \'t hooft gevoeght.. vertrecken , daer vele boffchen fijn , en brant-
Hun hair is lang , en in een vlecht gevlochten, hout genoegh te bekomen is. De Hollanders
\'t wekk hen op den rugh hangt. Sy hebben verftonden oock,
datfe heydenen waren , en
meeft alk kleyne lichamen, met breede platte de houten beelden en afgoden,
die op vele
aenfichten, kleyne oogen , korte beenen , ha- plaetfen ftaen en leggen ( gelijck wy te voren ^fgo-
reknyen ftaenuytwaerts; en fijn feer fhel in\'t verhaelt hebben) aenbidden : fy eeren oock,
loopen en fpringen. Sy fijn oock feer wantrou- foohetfchijnt, de zon, en hemelfche teecke-
wigli;
\'t wekk bleeck,als een der Hollanders hen nen j want als fy eenigen eedt en beloften wil-
de volgende dagh een boogh eyfchten, om die kn beveftigen , wijfen fy na de zon, diefe tot
te befien, datfe daer toe gantfch niet begeer- getuyge nemen. Van de getijden des jaers
den te verftaen. Diefe haer Koning noemden , wiften ly weynigh te kggen maer wel, dat \'er
had fchildwacht uytgefet, en lette op al \'t gene van haer vokk op Nova Zemla , aen de riviere
dat\'er gefchiede. Een van\'t fcheepsvokk naer- Oby, en andere die verder fijn ,\'t geheele jaer
derde hem met vrientfchap na hare gewoon- woonen : dat de Straet, en d\'inwijcken
des
te ,• en gaf hem een bekhuyt, \'t wekk hy eer- winters dicht toe vriefen maer dat de ruyme
biedigh aennam , en terftont op-at. Hare zee ten
weder fijden fonder ys blijft : datfe ia
fleeden ftonden altijdt vaerdigh met rhee- de Mey-maent, de tijdt wanneerfe weder ko-
den ingefpannen, die veel fiielder dan onk men, de Straet over op \'t ys naer Weygats en
paerden loopen. Als een der Hollanders een Nova Zemla loopen; en van die tijdt af be-
mufquet t\'zeewaerts in lofte, verkhrickten fy gint het te minderen , en in en om de Straet
foodanighdatfealsuytfmnigen liepenenfpron- met de winden heen en weder te drijven, fbo
gen; doch bedaerden weder, dewijl daer geen wel aen d\'ooft- als aen de weftfijde , tot dat het
quaet navolghde. De tolck feyde hen, datfe fmelt of elders gevoert wort. Sy feyden oock,
die bufkn in plaetfe van bogen
gebruyckten; dat men van hieraf in vijf dagen in de rivier

enomhen te toonen wat kracht datfe daer mee van Oby kon feylen; en dat voorby de fel-

Joen konden, fchoot een van \'t vokk een fteen, ve een andere lagh, Gilliify genaemt , daer ^hkrg»

die hy op een bergh geftelt had, in ftucken , de RuflTen handelen, (gelijck wy hier vo-^^^\' ^

ep verm waer over fy fich noch meer verwonderden, ren verhaelt hebben; ) en noch verder een ,

Xoen namen fy met groote eerbiedigheyt aen derde rivier, Makonfay geheeten; en dus ver-

wederhjdenafkheyt van malkanderen; en de re ftreckte\'t gebkdt van den Groot-vorft Van
Ardica. E 4 Mofco-

I

1!

-ocr page 94-

A

B

G

Mofcovien, Zijnde alie van Samoyeden , defes
Konings eygen volck , bewoónt : want die was
tributaris van de gemelde Groot-vorft. Sy
voeghden by \'t vorige ,, dat al \'t gene over de
lefl-genoemde rivier Malconfay legbr, onder
den Tartar behoorde : en dat het lant van
voorby de voorfèyde Oby af uytwaerts aen
ftreckte, en eenen hoeck, die fy Noes noemden,
maeckte, tegen over welcke \'t eynde van Nova
Zemla uytfteeckt : maer als men den gelèy-
den hoeck om is, komt men in een groote en
geweldige ruyme zee , die langs Tartaryen , en
vorders naer andere warmer landen loopt. Dit
was al \'t gene dat de Hollanders van dit volck
konden vernemen : waer uyt oock blijckt, dat
de tolck van de vorige dagh in vele faken, door
onkunde van de tael, hen niet wel verftaen had.
Defe Samoyeden hadden niet te verkoopen,

Yootman- ^ , < i r ^ r

]chAf eiefr ^an eenige tanden van zee-paerden oit morlen,
volckeren. die fy tegen gout wilden opwegen. Sy eyften
geen koopmanfchap , dan alleen meel, vleelch,
Ipeck, en wolle laken ,• doch waren foo gierigh
en liftigh , dat ,men met haer niet kon han-
delen. Na datiè wel gegeten en gedroncken
hadden, namen de Hollanders ancheyt met
groote vrientfchap ten wederfijden.

Den tweeden September was \'t ys lbo verre
naer de wal gedreven, datfe voor uyt opening
kregen; dies fijnfe terftont naer de Straet t\'fèyl
gegaen doch konden door de ftercke wint niet
verder dan tot de Kruys-hoeck komen : van
waer iy de volgende dagh afvoeren, en qua-
men met klaer water in de Nieuwe Noordzee ;
\'t welck hen verblijde : maer het duurde niet
lang ; want fy vervielen weder in fbo groote vel-
den van ys , als fy noch nooit gefien hadden op
de geheele reyfe : hier op volghde een donc-
kere mift en ftilte , fbo datfè geen fchips-lengte
van hen fien konden : dus tuffchen \'t ys fèylen-
de met vele ftooten, dewijl \'t felve door de mift
niet te mijden was, waren fy genootfaeckt als
by den taft wederom te keeren. Voor de mift,
fijnde noch in \'t geftcht van \'t lant, en ontrent
vier of vijf mijlen beooften de Straet, hadden
fymetiio vadem geen gront konnen krijgen:
fy fagen oock eenige walviffchen een lafuerblaeu
water blafèn , \'t welck fy voor fekere teeckenen
van in den grooten Oceaen, die fich naer China
uytbreyt, te wefèn ; in welcke hen alleen \'t ys
belette voort te feylen.

In\'t gemelde wederkeeren fbu hen de mjft
byna hebben doen verdwalen,- doch door\'t
geluytvan fchieten en trompetten quamen fy
weder te famen , als door een wonderlijcke be-
waring voor ongeval, in de haven en op de
reede van \'t Staten eylant j want fy waren in \'t
grootfte gevaer door de mift, \'tys, d\'aenftaen-
de nacht, en nabyheyt van \'t lant geweeft:
maer een uur voor den nacht klaerde de lucht
op, foo datfe\'tlant konden kennen. Nauwe-
lijcks waren fy geanckert, of een grooten ftorm
verhief fich uyt den noordweften : wie fiet hier
niet de vinger van den
Opper-Heerfcher aller
dingen , die hen niet alleen uyt het tegenwoor-
dige , maer oock uyt het aenftaende gevaer,foo
genadelij ck verlofte ?

Ontkpwen
veel gevaer:

Den vierden quam\'tys weder fpO dicht äen- uordtn
fetten , dat het de geheele zee bedeckte ; dies
dtdoor ha
fy in groote vreefe voor een noorden-wint wa-
ren i want dan fbudenfe geen opening gehadt
hebben om uyt te komen : foo datle defe en
de volgende dagh foo valt befet wierden, datlè
genootfaeckt waren dicht onder\'t lant te loo-
pen, en de fehepen boort aen boort te
leggen , om ficli voor \'t ys te bevryen. Sy lie-
pen op \'t eylant, om te beter zeewaert in te
hen maer konden nergens geen opening ge-
waer werden ; \'t welck het volck feer ontfteide \'txvekk,hen
en murmureren deê , dat men dus met voor-
dacht in de doodt liep , en in gevaer was van
hier te moeten
overwinteren , ja fchip en goet,
en lijf en leven t\'famen te verliefen. Om hare
bekommering te verdrijven , liepen vele te lan-
de , om berghkriital te foecken en fchoten
twee hafen op\'t eylant: fy verjoegen oock een
grooten witten beir, die lich ter zee over \'t ys
begaf, om fich te bevryen.

Den feften ging veel volcks te lande, om Schrkke\'ijk
het gemelde berghkriftal te fbecken j en op het ongeval^
vafte landt, niet verre van de zee , waren wel ,
dertigh van delè fteengravers, die hier en daer
op knyen en ellebogen lagen, fbnder eenigh
geweer, om iets te vinden : onder de felve wa-
ren twee bootsgefellen feer beefigh met dat
werck , als hen van achteren een witten mage- dooreen
ren beir, byna fbo groot als een os, fèer f til \'
overquam , die d\'eene van achteren in de neck
greep: hy, niet wetende wat het was, riep,
wie grijpt m.y daer van achteren ? Sijn macker,
die by hem in de kuyl lagh, om hoogh liende ,
wierd de^beir gewaer, en riep : och maet l \'t is
een beir , en gaf fich terftont feer verbaeft op
de vlucht. Dit felle beeft beet in alle haeft den \'j^\'JJn^
ellendigen een ftuck van de wang,
en\'t halve mhengty
hooft af , en foogh daer \'t bloet uyt, foo dat de
bootsgelèl, die hem te vergeefs met fijn mes
pooghde te verweeren , ftracks den geeft gaf.
\'tScheeps-volck liep wel
zo fterck derwaerts,
om de man te verloffen, of ten minften den
beir het Hchaem t\'ontjagen: maer als ly de roers
geloft en fpieffen ge velt hadden , en den beir
naerderden, die noch van den dooden at, is
hy feer fel en onbefchroomt tot haer ingeloo-
pen , en heeft noch een man weghgeruckt en
verfcheurt, waer door alle d\'andere de vlucht
namen. Die van \'t fchip en \'t jaght , fiende
haer volck naer den oever loopen, vielen in de
fchuyten, en roeyden naer \'t landt, om hen
t\'ontfètten. Daer komende , fagen fy het deer-
lijck fchoufpel, en dat de beir noch voortvoer
met fijn aes te verftinden, fonder eenige vreefe
voor hen, hoewel fy 30 fterck waren, te toonen.
Drie van hen gingen wat voor uyt, en driemael
vergeefs gefchoten hebbende, trat Hans van
Uftèlen, fchrijver van Willem Barentfz., wat
voorder, en den beir binnen fchoots fiende,
leyde aen, en trof hem by d\'oogen in door het
hooft,- doch de beir hiel evenwel noch het doo-
de lichaem by de neck vaft,en hief het fèlve met
fijn eygen kop te gelijck op doch begon wat te
fuyfeboUen : toen ftoegen hem twee mannen ^^^^^
met hun houwers op de huy t, datfe in ftucken mrt.

fjirongen;

I i

-ocr page 95-

ën de stüaet na ssov.

i|irongen ; en noch begeerde dit fchrickelijck Den 14 moefien fy noch blijven leggen ^
beeft lijn aes niet te verlaten : eyndelijck trof wachtende na wint en weder, om naer huys te
hem een van de drie met het roer over de fnuyt, feylen. De volgende dagh quam \'t ys weder
dat hy ter aerden viel, Iprong hcm^ op\'t lijf, en dicht op elckander de Straet indrijven , met
fieet hem de ftrot af: daer na vilden ly hem, en fulcken voortgang, dat ly hen niet genoegh
brachten \'t vel t\'Amfterdam. D\'omgebrachte konden haeften om de Kruyshoeck voorby %
bootsgefellen wierden de volgende dagh op het feylen : fy waren ten hooghften verwondert
Staten eylandt eerlijck begraven. Ditellendigh over dit laetfte ys, dewijlfe voor vaft meen-
ongeluck verfchrickte \'t volck foodanigh , datfè den , dat \'er geen ys meer in zee gebleven was,
geen luft meer hadden om aen landt te gaen, of dat het ten minften wel fes dagen feylens ,
da-n wel gewapent. door den vorigen harden ftorm, van daer moefl

Den achtften waren al d\'Opper-officiers in wefen. Eyndelijck wierden fy klaerblijckelijck
het fchip van den Admirael vergadert, om te gewaer, dat het niet raetfaem was langer te
befiuyten wat beft gedaen was. Den Admirael vertoeven, dewijl dat\'er dit jaer geen bete-
felfen\'tmeefte deelverftont, dat de tijdt ver- ring was te verwachten : en quamen in des
loopen was om iet goets uyt te rechten : want Admiraels fchip te fämen , om het befte te be-
bet bleeck klaerli^ck , dat al de beletfelen van fluyten; daer fy met gemeene ftemmen een ad:e
het weder, als wint, ys, en mift, niet beteren, maeckten van\'t gene hen bejegent was, en
maer door d\'aenftaende winter vermeerderen dat hen nootfaeckte weder te keeren , om yders
fouden. Die
van Amfterdam waren daer tegen, onfchult te toonen, en van alle quade na-
en floegen voor, benoorden of boven Nova fpraeck te bevryen; welcke al de Schippers,
Zemla om,de wegh of deurgang naer de Tarta- en de twee Opper-Comraifen van de vloot, on-
riiche zee t\'onderfoecken : doch d\'andere be- derteeckent hebben. Daer op begonnen
fy
geerden dat gevoelen niet te volgen , dewijl noch den felven dagh de wederom-reyfe, en m^rom-
den tijdt veiioopen was, en hare inihudie daer vervolghden die eenige dagen met een harden
geen gewagh van maeckte. wint, en groote koude, met hagel en fneeu :

Den neo-enden defer maent, dewijl \'t ys een -foo datfe van malkander raeckten ; en voor-
weynigh afgefet was, gingen fy ffeyl naer de by Candenoes en de Witte zee fèylden, tot
Straet Naffou, om daer weder deur te komen, datfe den 24 ontrent de Seven eylanden in
op dat hen \'t wederkeeren door \'t ys niet fou groot gevaer quamen : want fy hadden een
belet werden maer in\'t voortvaren vonden fy, grooten ftorm , met buyen van onweder en
dat het fèlve over-al foo vol en dicht lagh , dat donckerheyt verfelt, fbo datfè tegen \'t landt
het
een ftalen bergh geleeck : en als fy \'tlant aen geloopen fouden hebben, door de ver-
van Weygats naerderden, quam het ys even haelde oorfaken, en de quade aenwijfing van
hart de Straet uytdrijven, en op haer aenfèt- de paskaerten : maer den hemel gaf hen eeni-
ten, fbo datfe naer haer oude Nootwijck on- ge klaerheyt in defe duyfternis, waer doorfe
der \'t Staten eylant moeften keeren ; in \'t felve \'t lant fagen, dat geheel wit van fneeuw was, van
raeckte den Admirael op een verborgen klip, ^t welcke fy\'t afwenden. Dus lang met quaet
daer hy niet fonder fchade , en groote moeyte weder voortgevaren fijnde , begon\'t fèlve den
afquam. Den volgenden dagh gingen fy ten 2j wat te bedaren, als fy giften ontrent Swete-
tweedemael van \'t Staten eylant t\'feyl, om deur noes te wefèn. Den
z6 föchten fy een haven om
de Straet, en uyt het ys te komen; en voe- de fchepen te bergen, dewijlfè foo weynigh
ren tot tegen over Maelfbns eylant : wat vor- oft geen voortgang deden met de tegenworfte-
der was geen ys, en een vrye deurvaert, het lende baren en buyen; doch konden geenree-
welck hen foo verblijde, als offe uyt de gevan- de aendoen : en overal waerfe lant fagen was het
genis van de geftremde golven geheel bevrijdt foo wit en dicht met fneeuw bedeckt, dat men
waren : dus geraeckten fy in de Straet, daer geen aerde kon bekennen: daer uyt men be-
fyby
den Twifthoeck\'t ancker wierpen. fpeuren kan, wat weder en betering fy in de

■ -

Seyienm- Den elfden befloten fy noch een tocht t\'zee- Straet, indienfe daer gebleven waren , fouden
derzxtwatvt ^r^erts in te doen om te fien of het eenigfïns gehad hebben. Ondertuffchen nam de fcheur- \'
mogelijckwas daer deur te komen : maer als buyck feer toe onder\'t volck ; waer by quam
fygeen drie uren gefeylt hadden, quam\'tys datfe foo lang heen en weder gefworven had-
hen wederom te gemoet, foo datfe tuffchen den, door tegenftrijdige winden, op de hooghte
de
fchoften moeften deur feylen en fagen die van Swetenoes ; voeght daer by de koude,quaet
over-al en aen alle fijden foo vol en dicht, dat weder en ongemack: in voegen dat haer gedult
hetonmogehick was om deur te komen ; dies op verfcheyde wijfen wierd geoeffent. Den eeiO
fy wederkeerden tot aen den Twifthoeck, ften OcWr quamen fy,na gilling,op de hoogh-
daer toen open water was;
en van daer naer tevan Kilduyn: de volgende dagfagenfe Kegor,.
den Kruyshoeck ; want
fy konden om den oft het Vjflchers eylant : denderden Ward-
harden wint, die noch den geheelen volgen- huys; doch alle
\'t lant met fneeu bedeckt. Tien
den dagh duerde, niet verder komen. Den- dagen daer na quamenfe by d\'eylanden Wero
11 veranderde de felve in fulck een feilen ftorm, en Ruft; den i j by Heyligelant: den 18 feylden-
dat de Schippers feyden nooit diergelijcke op fe voorby Noorwegen; en den 2Ó defer maent
eenige reeden
beleeft te hebben ; doch Godt, quam\'t fchip, daer Jan Huygen van Linfcho-
diehenfoomenighmaelindefe reyfe van\'t ge- ten op was inTexel, fijnde \'t eerfte van de
vaer verloft had bevrijde hen oock nu voor
Vloot, na datle vier maenden ram feven dagen

doch ver-
gf\'ß-.

Grmen
ßorm.

uyt

\'j-i

alle ongeval

-ocr page 96-

1.

A

w e y g

uyt geweeft hadden. Willem Barenrfz arriveer- Sy feylden met geluck de Straet in, en met eéh
de den
lo November 1595 in de Maes : en goede wint quamenfe by de Kruyshoeck, waer
d\'overige fchepen van de vloot fijn nu en dan ly/t ancker den elfden uytwierpen j en fonden
ingekomen. eenigh volck met de boot, en drie vaten , om

Dus hebben wy, gelijck wy in\'t begin defer water te halen, aen lant: niet lang daer na qua-
befchrijving beloofden, d\'eerfte en tweede vo- men ly weder te fcheep , en hadden niets gefien
yagie naer de Weygats afgehandelt: de derde dan eenige rhee-horens , en bloemkens: de
was naer Nova Zemla, en is hier voor, by de
gront was mos-achtigh 3 daer waren veel velt-
kaert van dat lant,verhaelt: welcke drie fcheeps- muyfen, fonder ftaerten, en byna foo groot als
tochten m.eer eer en onfterftelijcken lof voor rotten; oock eenige voffen. Als men by de
\'t Vaderiant,en de beleyders en uytvoerders der Kruyshoeck legt, kan men in de Tartarifche zee
felve, dan nut en voordeel, hebben verworven, fien; en te rugin de nieuwe Noordzee, als men
Lactflerey- Eeiiige jaren daer na is de Noordtfche , of in de mars klimt. Den 12, na datfe fich met wa-
fedtj m- gelijck fy nu genoemt wort ) Groenlantfche ter voorfien hadden , gingen fy met vreughde
r^y^l\'Compagnie opgerecht, die haer odroyvande
t\'feyl, te meer, dewijlfe in\'t uytloopen geenys
Heeren Staten Generael der vereenighde Ne- gewaer wierden : maer foo haeft fy om de Twift-
derlanden den 27 lanuarii 1614 bekomen heeft, hoeck quamen , veranderde al hare blijdfchap
welcke federt die tijt tot op heden in hare vif- indroetheyt: want daer was foo veel ys, dat
fcherye voortgaet, en jaerlijcks eenige fche- het
onmogelijck fcheen daer deur te komen :
pen daer toe uytfend, die in \'t gemeen met goe- derhalven liepen ly naer \'t Staten eylant, tui-
de vangft t\'huys komen. Defe Compagnie fchen \'t felve en\'t vafte lant deur : toen feyl-
heeft in \'t jaer 1Ó2 j een fchip toegeruft, om on- den fy weder naer \'t ys, dat als een onbeweegh-
der\'tbeleyt van Cornelis Teunifz. Bosman,
lijcke kuft lagh , en wel vier mijlen daer langs
door Weygats, foo het mogelijck was, naer
henen voorby\'t gemelde eylant, waer fich\'tys
Cathay of China te varen , die den 24 lunii uyt tegens \'t lant aen uytftreckte : foo datfe niet
Texel t\'feyl ging,- en eenige weken met rede- verder konden varen; en waren byna radeloos,
lijeken voorlpoet gevaren hebbende, beftoot niet wetende watfe doen fouden , dewijl nergens
den 24 lulii boven Kolgoy henen, en foo op geen deurtocht was te beipeuren. De volgen-^
Nova Zemla aen te loopen , om alle ondiepten de dagh
laveerden ly weder te rugge naer \'t Sta-
te mij den, en de kortfte wegh te foecken. Den ten eylant, en rekenden datie ontrent twaelf
28 lagen
fy lant, en eenige ftucken ys in zee mijlen voorby Maelfbns-eylant de kuft langs ge-
drijven :
fy waren toen op de hooghte van 71 feylt en befien hadden,- en dat defe twee eylan-
graden en 55 minuten,- hoewel
fy giften foo den ontrent drie mijlen van eickander leggen,
hoogh niet te wefèn. Den 29 geraeckten fy Den 14 ging de Schipper met eenigh volclcaen
met groot gevaer in\'tys , en op een droogh- lant, doch vond geen redelijck fchepfel, maer
te ,- doch door \'t behulp van de wint wier- wel eenige dieren en kruyden tot ververfching ,
den fy fonder fchade daer af bevrijt: en liepen en hier en daer , fbmmige bloemkens van ver-
daer na heen en weder door \'t ys tot den der- fcheyden verwen, als geel, blaeu en wit. De vol-
den Augufti, wanneerfe in een bay, raet ys ver- gende dagen was het meeft miiligh weder, foo
vult, quamen, daer fy 12 of 13 eylanden gewaer datfè niet konden vorderen,
wierden. Den fevenden der gemelde maent, Den 17 haelden fy de feylen op, met voorne-
fiende dat de fchoffen naer \'t lant gemindert wa- nien van alles te befien, en opening te foecken ,
ren , fijnfe door een velt van ys gefèylt, daer fy om deur te komen ; maer al hun poogen was
klaer water vonden, en liepen langs de wal vergeefs : want fy konden geen water meer
fien;
tuffchen de fèlve en \'t ys deur ; doch wierden doch wierden gewaer dat het ys in de Tartari-
daer aen alle fijden van\'t fèlve omringt,- en hier fche zee anders is als \'t gene dat buyten de
warenlè in \'t grootftegevaer van door d\'aendrin- Straet is, vermits het daer binnen veel flechter
gende fchoffen tegen de klippen in ftucken ge- leyt,- en als men daer tegen aen komt, drijft
ftooten te werden, indienfe niet, buyten alle het aen fchoffen , die foo groot fijn als een mor-
verwachting, dooreen opftaende wint gehol- gen lants, en fommige kleynder, oock grooter
pen , langs een kleyne opening deurgeboort en ten laetften dicht aen malkander : lbo dat het
waren, dewijlfe, naulijcks daer uyt fijnde, \'t ys t\'eenemael onmogelijck was om daer deur te
tegen \'t lant aen lagen leggen. De volgende komen. Hier op beraetftaeghden alle d\'Officiers
dagh kregen fy een hard weder, met donder en
gefamentlijck wat beft gedaen was; de Schipper
blixem, welcke in defe Noordfche geweften feer feyde, dat het noch te vroegh was, om van daer
fèlden gehoort en gefien worden. Den negen- te fcheyden, dewijl daer merckelijcke verande-
den , na datfe eenigen tijt met de wint, \'t ys, en ring tot haren voordeel kon komen dies be-
de miftgeworftelt hadden, quamen fy aen\'tey- floten fy weder naer de Straet te loopen, om
lant Walcheren: den tienden ontrent Mauririus van \'t ys niet befet te worden,en daer beter gele-
eylant, op welckers ooft-hoeck fy twee of drie gentheyt te verwachten. Volgens dat voorne-
kruyftèn fagen ; en voortfeylende, aen Mou- men voeren fy den 18 defèr maent met groote
cherons-hoeck: terftont daer na wierden fy ge- moeyte door \'t ys, dat uyt de Straet op hen aen-
waer datfe voor de mont van de Straet Naftou dreef, en hen in de fèlve onder den Twifthoeck
waren: want Linfchoten heeft in fijn afteecke- dede fetten, en van daer de volgende dagh naer
ning \'t eylant Mauritius te verre van de gemelde de
Kruyshoeck dwong te verhuyfèn. Den 21
Straet geleyt, nae \'t oordeel van defe Schipper, quam weder een groote menighte ys op haer

aen.

-ocr page 97-

m

straet n a s s o u. 6, è

dus verre vifchten, om dat hier de befte vifch
wierd gevangen , die om fijn vettigheytin Ruf.
lant van de Grooten feer begeert word. Sy
fohoncken de Schipper twee vofien; en verkoch-
ten hem twee tonnen met gefouten vifch , diefe
aen boort brachten, daerfy wel onthaelt wier-
den. Den 24 ontftont in de nacht een groot
onweder , met veelfneeuw en hagel verfeit: fy
waren in vreefè van haer anckers te verliefèn ;
en om datfe niet verre van de vlackte van de
Kruyshoeck waren : fy deden grooten arbeyt,
om van geen aendrijvende fcholfen befchadight
te worden, \'s Morgens verhief fich dit harde
weder foodanigh, dat het fcheen of de weerelt
vergaen fou ; en \'t water fprong langs het fchip,
dat men \'t niet kon gebruycken : tegen de mid-
dagh braken beyde de touwen, oft feylgaren
geweeft had. Een weynigh voorby de Kruys-
hoeck fijnde, waren fy alle raet ten eynde: want
de wint was foo fterck, datfe geen ancker kon-
den uytwerpen , fbo datfè tegen danck de Straet
uyt dreven. De Schipper was fèer bedroeft om
d\'anckers, dewijlhy gaenie noch een tocht deur
de Straet gedaen had, om\'t ys in de Tartari-
fche zee te befien; doch de Commijs en al
\'t volck verftonden, dat het beft was weder naer
\'t Vaderlant te keeren; \'t welck van een yder
wierd onderteeckent.

Den 2 j begonnen fy de wederonvreyfe met FTf^ifj-o»»-
een goeden wint. De volgende dagh namen fy
de hooghte, en vonden die op graden , 40
minuten ; en feylden voorby het eylant Kolgoy.
Sy wierden geen ys gewaer, dat hen feer ver-
wonderde, fèdertdatfe vande Straetgefchey-
den waren, dewijl onlangs te voren daer foo
veel ys gelegen had; waer uyt fy giften , dat het
felve gemorfèlt, verder van de wal gedreven,
en foo allengs gefmolten was: maer in de Tarta-
rifohe zee fcheen het ys onbeweeghlijck, dewijl
het door de wint niet beroert wierd ; oock kon-
den fy aen \'t felve geen vermindering befpeuren,
en beftoten daer uyt, dat het in de gemelde zee
nooit finelt, en derhalven geen deurtocht is te
bekomen: foo dat het gevoelen van defè Schip-
per met de fijne, ftrijt tegen dat van Jan Huy-
gen van Linfchoten. Maer laet ons met haer de
wederom-reyfè bevorderen en eyndigen. Den
2 8 hadden fy de hooghte van 70 graden; en den
31 liepen fy voorby Noortkijn.

Den eerften September waren fy ontrent de
Noordkaep, dicht onder \'t lant op de hooghte
van
71 graden, en 8 of 10 minuten ; en de vol-
gende dagh nevens Trompfont. Sy fèylden met
fpoet,en konden den
10 het lant van Schuytenes
fien; voeren den elfden voorby de kuft van
Noorwegen : en quamen den ij September
162 J met behouden reyfe in Texel, en van daer
voor de ftadt Amfterdam, die om defè en dier-
gelijcke fcheeps-tochten naer alle ge weft en der
weerelt, met recht een Keyferin der zeefteden
genoemt wort.

Dus hebben wy de foheeps-reyfen der Hol-
landeren en Zeeuwen naer de Weygats, ofte
Straet Nafïou, en benoorden om Nova Zemla,
verhaelt.

Uyt alle\'t voorverhaelde blijckt genoegh-

E j faem

EN DE

daer van fy twee of drie fcholfen voor de
boegli kregen , op welcke \'t volck liep , en (tie-
ten die met haecken en Hocken weder wegh.
De volgende nacht hadden
fy oock groote
moeyte met het ys, lbo dat vele van haer oor-
deelden , dat het beter was te rugge , en naer
\'t Vaderlant te keeren
: doch de Schipper wilde
met goet weder noch eens belbecken, of de
tijdt middel verfchafFen fou, om deur de Tarta-
riiche zee in China te komen: hy wilde oock fien,
of het ys, nae \'t gemeen feggen, foo haeft fmelt;
want hy kon niet gelooven dat die groote
fchoffen in de felve zee voor de vorft tot water
ibuden worden. \'sAvonts quam een Ruifche
lodding, en lette het achter \'t eylant met de
ftaert: d\'Opperftuurman en de tolck, met eeni-
ge mannen, begaven iich den iz derwaerts om
t\'ondervragen : want de Schipper meende , dat
het een derlodgien was, die jaerlijcks door dele
Straet varen, om in de rivier Giliify te handelen,
gelijck men geloofde, van welcke wy hier voren
in \'t befchrijven van d\'andere voyagien gefpro-
kenhebben. De Stuurman, weder gekomen,
verhaelde, dat het viftchers waren , welcke hy
naerlodgien ofte femmen gevraeght had; en
daer op tot antwoort bekomen , datfe van geen
femmen wiften die jaerlijcks door de Straet
voeren ; drie fcheepjes, die
fy femmen noemen,
hadden voor eenige jaren\'t lelve onder ftaen,
maer twee
van die waren gebleven , en de der-
de, na datfe een jaer uyt geweeft, en groot ge-
vaer uytgeftaen had, was fonder iets te verrich-
ten wedergekeert. Den 23 fond de Schipper de
Stuurman met een wei-bemande boot naer den
Twifthoeck, of foo verre hy komen konde , om
te vernemen , of het ys niet gemindert was: hy
bracht tot befcheyt, dat fy \'t ys in groote me-
nighte , dicht en vaft op malkander , foo verre
als fy van\'t hooghfte lant met het geficht kon-
den bereycken, hadden fien leggen, fonder
eenige opening te belpeuren. De volgende
dagh voerde Schipper felf aen de voorfeyde
Ruifche lodgie, om met de Ruffen te fpreken ,
en van alles, indien \'t mogelijck was, noch meer-
der kennis te bekomen : want hy geloofde , dat
dit volck dus verre niet quam alleen om te vif-
fchen , maer dat \'er eenige koophandel onder
fchuylde. Doch hy kon van hen niets anders
vernemen , dan dat het gat ofte deurvaert alle
jaren niet open ging, maer om de twee of drie
jaren eenmael : dat de Tartarifche zee nooit
open quam; en datfe van geen femmen, die
daer deur fouden varen , iets wiften : dat de win-
ter na twee of drie weken weder fou beginnen;
en meer diergehjcke faken, diefe te voren gefeyt
hadden. De Schipper deê hen daer na door de
tolck feggen, dat hy verwondert was, datle van
foo verre quamen om hier te
viffchen, daer op
de kuft van Kandenoes en
Laplant fulck een
overvloet van vifch was; en dat hy geloofde,
datfè meer quamen om te handelen, dan om
iets anders. Sy antwoorden , dat al \'t gene fy ge-
feght hadden, in
der daet foo was: datfe om
geen andere faken hier quamen; datfè oock
niets hadden, by de Lappen
komende, dat
waerdigh was om met hen te handelen : datiè
Aräica,

aen

11,;
_ 1

■ A

\'i\'
I/\'

-ocr page 98-

mÊÈm

■\'Mn ^

f t.

w

E

\' i ■ i ■
! ïH^

t i

1
I

! \' \' I !

I ■

i

faem d\'onmogelijcklieyt van die reyfe , dewijl
die zeen byna \'t geheele jaer met ys bedeckt, en
geftopt leggen : en genomen dat men om de fe-
ven jaren eens daer deur fbude konnen geraec-
ken} foo is \'t onfeecker die tijt foo wel waer te
nemen, om fulcks te doen fonder gevaer te loo-
pen van in \'t ys befet te worden, en fchip en
goet, ja lijf en leven, te verliefen; en dat
t\'eerder , dewijl men, na foo vele gedane rey-
fen , noch geen meer kennis van de gelegenheyt
der kuften, havenen, reeden, bayen, inwijcken,
&c. om fehepen te bergen, heeft konnen be-
komen : nocht oock van den aerdt der volcke-
ren , en of men by fbodanige voorvallen ergens
eenige toevlucht foude mogen nemen, niet
alleen tot verfekering en berging van fehepen
en goederen, maer oock van volck, nootdruft

S.

a

voor het felve, en andere nootfakelij§ke be-
hoeftigheden : voeght \'er by, dat hier fijn me-
nighte van verflindende dieren , een overftrenge
koude , en opgeftapelde ysbergen , tegens welc-
ke men byna fonder ophouden foude moeten
worftelen. Alle defe redenen , en meer andere,
doen ons beftuyten,dat die paffagie naer \'t Noor-
den niet raetfaem is maer de gemeene om de
Zuyd (hoewelfe lang is) die jaerlijcks in ver-
fcheyde tijden foo menighte van jaren fonder
ongemeen gevaer gedaen is, als de fekerfte,
en, na ons oordeel, de profijtelijckfte , te ge-
bruycken; ten beften van de Generale vereenigh-
de Ooft-Indifche Compagnie, en \'t geheele
waerde Vaderlant, dat ick wenlche door "de felve
en andere fcheeps-reyfen altijt bloeyen, en fon-
der ophouden in voorfpoet magh toenemen.

y s-

; l

iM. i

i

;

ïl-^

. ■: i!

-ocr page 99-

l a n d

Jslandt, zijnde onder
verlcheyden eylanden
van de Wefterfche zee,
en die den Koning van
Norwegen lubjeótzijn,
het grootfte, heeft lij-
nen naem van het Ys,
daer mede het altijdt
gequeltis; wordt oock
Snee-landt ghenoemt,
van wegen den fnee Gardartholm, na \'t eylandt
Gardart. Vele houden dat dit het eylant is, van
de Ouden Thüle geheeten. Sohnus ftelt het vijf
dagen en nachten zeylens van de Orcades j en
foo oy t eenigh eyland by den Poëten is vermaert
geweeft, is het dit j want foo dickwils ly van een
wijdt gelegene plaetfe wilden gewagh maken,
hebbenlè dit eylant, ofte Thüle genoemt, als aen
\'t uyterfte eynde der werelt gelegen gelijck Vir-
gilius :
Tibifemat ultima Thüle, U diene het verft-
gelegene Thüle. Doch of daer eenigh Thüle zy
geweeft, twijffeltSynelius, en Giralduslchrijft,
dat men \'t nergens vint; derhalven oock de aller-
geleertfte en ervarenfte niet fekers daer van kon-
nen feggen. Sommige willen dat Yflandt eertijts
Thüle zy genoemt geweeft, gelijck wy boven
gefeyt hebben, doch de felve wederfpreeckt Saxo
Grammaticus, Crantzius, MiHus, lovius en Peu-
cerus.

Zoek,

Hier is een ongetemperde locht, daerom het
land oock meeftendeels onbewoont blijft, infbn-
derheyt naer \'t noorden, van wegen den ftrengen
noorden wint, welcke gelijck Olaus fchrijft, ver-
hindert , dat daer geen ftruycken of heyfteren in
Vruchten, (Je liooglite können opwaften. Oock is het aer^-
rijk gantfch onbequaem om in te zaeyen, brengt
oock geen vruchten voort, doch is van gras en
weyden vruchtbaerder, gelijck fulcks betuygen,
die daer van gefchreven hebben. lonas een Ys-
Dieren. lander bekent, dat \'er anders geen vee is,als paer-
den en runderen en zijn de often en koeyen
fonder hoornen, doch niet de fchapen. Daer zijn
witte hondekens, daerfe veel wercks van maken ,
oock leer veel valcken en ravens die wit zij n, en
, feer graegh zijn op de jonge lammeren en verc-
kens. Men vint daer oock witte beeren en hafen,
en (gelijck onfe voornoemde Yflander verhaelt)
arenden met witte ftaerten, de welcke Phnius
?y-
gargoe
noemt. Vellejus getuyght, dat dit eylandt
anders geen boomen en draeght, als Bereken en
Genever-boomen, waerom daer groot gebreck
van houtis. Sedert\'t
jaer ij20is dit eyland den
Koning van Norwegen onderworpen geweeft:
daerom de Koning van Denemarcken, als Ko-
ning van Norwegen, jaerlijcks aldaer een Stadt-
houder fent,
die fijn Hofhoudt in \'t ftot Beftede,
aen wien fy gehoorfamen, gelijckfe in voortijden
deden hare Biftchoppen
, van welcke fy tot het
Chriftelijck geloof bekeert zijn onder Adelbert.

Daer zijn\'er van opinie, dat dit eylandt eerft
zy bewoont geworden,ten tijden van Harald met
het fchoone hair,
eerfte Monarch van Norwe-
fren

Regeering.

als hy verdreven hadde de menighte der
cleyne Koningskeus en Heeren uyt Norwegen ,
de welcke wederom nieuwe woonplaetfen ibec-
kende , fich hier nedergeftagen hebben met hare
huys-gefinnen, en geen begeerte meer hebbende
in haer vaderlandt wederom te keeren, fouden
alfoo hier verbleven zijn. Het is waerfchijnlijck,
dat dit gefchiet is ontrent den jare Chrifti 1000 ;
hoewel lonas de Yflander fchrijft, dat het was in
\'t jaer 874 , de welcke oock verhaeldt alle de na-
men der Biftchoppen, en hoe zy malkanderen in
de regeeringe gevolght hebben.

Dit eyland wort in vier deelen afgedeelt het Veeling,
oofter-deel noemenfe
Aufllendingafiordung ; het
wefter,
Wefllendinga fiordungi het deel naer \'t noor-
den,
Nortlendinga fiordung; en naer \'t zuyden, Zuyd-
, lendinga fiordung.

Hier is een fonteyn, die door de boofe eygen- wateren,
fchap hares roockenden waters , den oorfprong,
>roeyen en waften van alle ding verderft, en al
iet gene dat door defen damp befprengt wordt,
verandert in fteenachtige hardigheydt, behou-
dende lijn vorige forme. Daer is oock een fon-
teyn, welckers water fo vergiftigh is, dat wie daer
van drinckt, fal neder-ftorten als of hy fenijn
ingenomenhadde. Daer zijn oock wateren , die
byna als bier fmaken. De noord-zee, in de welc-
ke dit eylandt leght, is aldaer foo vifch-rijck, en >
voor defe inwoonders foo profitabel, dat het de
welvaert van \'t geheele eylandt is, want hier van
leven en geneeren zy fich.

In Yfland, gelijck Georgius Agricola getuygt, -Berien\',
zijn drie bergen, foo hoogh, datfe door de wole-
ken fchijnen te dringen , wekker fpitfen gedue-
righlijcken van fneeuw blincken, en beneden ge-
ftadigh vuur uytwerpen. De eerfte wordt
Hccla
genoemt, de tweede de Kruyshergh,dc derde Helga,
\'t welck heyligh te feggen is. Niet wijt van Hecla
zijn fwevel-mijnen, uyt de welcke grooten koop-
handel , tol en inkomen defes eylandts beftaet,
want de koopHeden heele fchepen vol daer van
wegh voeren. Als defe bergh begint te woeden,
maeckt hy fiilck een geraes en getier, als of het
fchrickelijcke donder-flagen waren, werpt ge-
weldige fteenen uyt, en fpouwt uyt fwevel, alles
rondtsomme met aftche foo vervullende, dat de
aerde niet kan bebout worden op twintigh fteen-
werpen weeghs daer omtrent. De gene die fich
ónderftaen uyt nieusgierigheydt defen bergh te
naerderen, om de nature oft oorfake van fodani-
gen brandt te befchouwen, worden Hchtelijck le-
vendigh in-geftockt door verborgen diepe put-
ten, die daer veel zijn,en Hggende met aftche foo
bedeckt, dat men ftch qualijck daer voor hoeden
kan. Daerom oock defè plaetfe een gevancke-
nifte der vuyle enbefmette zielen geheeten wort:
hier toe komt noch, dat, als het ys van malkan-
deren gefcheurt is, en acht geheele maenden de
fchollen gelijck bergen tegens de oevers geftoo-
ten en geperft worden, \'t felve foo een fchricke-
lijck geluyt en kraken van fich geeft, dat de in-
woonders feggen, fiilcks te zijn hetkarmen en

F klagen ,

1:, ■

• \'iit;

:s i.

\'■men.

-ocr page 100-

iti

fi

II,!

Üii

ii\'î
Tll

i;

t-

-ocr page 101-

T.

N

S

D

Y

klagen der arme zielen. Even van fiilcke nature

is oock de bergh Helga , de welcke in \'t jaer 1581,
gelijck ïonas getuyght, met Mek een kraken en
donderen vuur en ileenen uytgeworpen heeft,
dat 80 mijlen weeghs men anders niet gemeent
en heeft als of de allergrootlle ftucken hadden
afgeichoten geweeft. iCrantzius fchrijft, dat de
Yuanders door-gaens in fpeloncken en holen
woonen, welcke zy aen de zijden der bergen felfs
uytholen, \'t welck Olaus beveftight, feggende,
dat, infbnderheydt in \'t hartfte van de winter, fy
fich daer io behelpen. Hier tegens feydt lonas,
dat\'er tempelen en veel huyfen gevonden wor-
den van hout, loden en fteenen, redelij ck wel ge-
bouwt.

Dit eyland heeft twee voorneme Bifdommen,
namentlijckHolam,onder \'t welcke behoorende
kloofters Pingora, Remefted, Modur en Munke-
niere ; en Scalholt, waer onder ftaen de kloofters,
Videji, Pimebar, Kirckebar en Skirda; nochtans
uyt de fchriften Velleir blijckt, dat\'er
zun ne-
gen kloofters , en 319 kercken. De Bifïchop-
pen worden uyt de Univerfiteyt van Coppenha-
: ^en aldaer gefonden, waer van de eene \'t gebiedt
leeft over het noordelijckfte deel van \'t eylandt,
de andere over het zuydelijckfte; en heeft een
yder van beyden een openbare fchole allernaeft
fijne wooninge, in de welcke hy op fijne koften
vier-en-twintigh jongers onderhouden en onder-
wijfen moet. De inwoonders behelpen fich met
het vee onder een gemeen dack, levende wel eer
in heylige eenvoudigheyt, niet anders foeckende
ofte begeerende, dan haer de nature verleende.
Doch hebben de Engelfche en Deenfche koop-
lieden haer in defè rufte en vergenoeghfaemhey t
niet te vreden gelaten j want frequenterende dit

Bi/dam^
nm.

eylandt, voornaemlijck om het vifch-werck daer
van te voeren, hebben daer-en-tegen met hare
menigerhande waren, oock hare gebreken daer
ingebracht.

De gefchiedeniffen en daden harer vooroude- hmonds.
ren fingen fy rijms-wijfe vervat , ofte houwen
de fèlve in fteen-klippen, om alfoo in eeuwiger
memorie die te bewaren. Sy leven meeftendeels
van de viffchen , de welcke fy oock in plaetfè van
broot aen de tafel gebruycken, die eerft drogen-
de en tot meel vermalende doch die wat rijcker
zijn, eten tweeback. Eertijdts was water haren
draiick, en melck voor de rij eken; maer tegen-
woordigh hebbenfe een af
Keer van flecht water
te drincken,weten nu oock wel het kooren te ver-
mengen , van die tijdt datfè met de uytlandtfche
hebben begonnen te koopmanfchappen;want de
Lübeckers, Hamborgers en Roftockers, jaerlijks
dit eylandt met hare fehepen befbeckende,bren-
gen aldaer meel, broodt, bier, meede, wijn. En-
gels laken, lijnwaed, yfer, ftael, goud , filver en
andere cierlijckheden,oock hout tot het gebruyk
en timmeragie der huyfèn en fehepen; hier te-
gens voeren fy wederom uyt, Yftandifch doeck,
\'t welck fy
Wutman noemen, groote hoopen fwe-
vel, gedrooghde viffchen, boter, fmeer, vlufèn,
vellen van wilde gedierten, voffen, witte vakken,
:)aerden en diergelijcke waren. Infonderheyt is
lier fiilck een groote menighte van vifch-werck,
datfe daer van groote hooge hoopen en ftapels
maken onder den blaeuwen hemel, en alfoo te
koop en ten toone ftellen , zijnde de felve fom-
tijts hooger als de huyfen felfs. Daer is oock een
fuicken overvioet van gefoute boter, datfe de fel-
ve,behalven de gewoonlijcke tonnen,in welriec-
kende kiften doen.

-ocr page 102-

J

a.

u

r

o

p

L in oude tijden is Eu-
ropa om veel redenen
meer geacht geweeft,
als Alia oft Africa. Pli-
nius noemt het een
roedtfter van
\'t volck
dat alle natiën verwon-
nen heeft , ende het
fchoonfte van alle lan-
den. Want het overtreft
de andere deelen des werelts , foo in getempert-
heydt des lochts, natuur des aerdtrijcks, als oock
in menighte, beleeftheydt, goede manieren, en
kloecke daden der inwoonderen. Afia heeft drie
voorname fteden
gehadt, Babylonien, Ninive en
lerufalem.
Africa maer een, Garthago. America
heeft nu ter tijdt twee, Mexico en Cufco. Maer
wat is dit elck oyfonder, oft altemael t\'famen by
Europa te vergelijcken ? in vergehjckinge van
welcke alle de andere onbewoont en woelt fchij-
nen. Want behalven dat het veel groote en heer-
lijcke fteden heeft, volbergen ende rivieren is,
en van alles verfien, dat tot onderhoud des men-
fchen noodigh is , foo moet het oock geprefen
worden, om dat het de moeder en voedtfter is
van alle ambachten, vryekonften, geleertheydt
en wetenfchap
; en boven al om de waerdigheydt
van de Chriftelijcke Godtsdienft, die hier meeft
blpeyt, al| oock de goede rechten, wetten en po-
lici\'e, waer mede het geregeert wort, de lofielijc-
ke krijghshandel, de macht der Koningen, Prin-
cen, en vrye Republijcken, die nu fbo groot is,
dat die van America , Afien en Africa, haer on-
derworpen zijn, oft vreefen.

Herodotus feydt in fijn vierde boeck, dat nie-
mandt
weet den rechten oorfprong van de naem
van Europa; alhoewel fommige willen fèggen
datfe komt van Europa , dochter van Agenor,
Koning van Phoenicien , de welcke lupiter op
haer verlieft, en in een witten ftier verandert
zijnde, op fijn rug uyt
Sy don in Greta ofte Cy-
prus weghgevoert heeft, pelijck de Poeten dich-
ten eri ver heren. Andere houden dit voor fabu-
len, en meenen dat een Cretenfer, die
7aurus, dat
is een Stier te feggen, genoemt was. Europa, des
Konings dochter, met eenige andere dochteren
gerooft heeft. Andere wederom houden het daer
voorV^dat het fchip, waer mede hy haer nam,
Taurus heette. Andron Tejus feydt, dat de
Oceaen twee Nymphen getrouwt hadde, by wel-
ker eene hy wan twee dochteren , Afia en Africa
genoemt, by de andere Europa , welcke aen de
drie deelen van de werelt hare
naemen gegeven,
en naegelaten hebben. Het fchijnt oock fommi-
gen, dat het den naem bekomen heeft van eenen
JEuropes, die eertijdts in dit deel des werelts gere-
geert heeft, volgende \'t
getuygeniffe Pompeji
Trogi, en Euflathii. Wy laten yder fijn oordeel
vry , en \'t is ons voornemen niet defe dichtfelen
tot de waerheydt der hiftorie felfs te brengen.

Uyt Theocrito blijckt, dat het eertijdts oock
Tyria was geheeten, na de
moeder,of,foo eenige

Naem,

Andere

mnten van
JEaropa,

fèggen, het vaderlandt van Europa. Vele van de
oude heylige Scribenten hebben het lapetia ge-
noemt na laphet. Ptolemieus in \'t tweede boeck
van fijn groot werck, noemt het Celtica , nae de
volckeren die daer in woonden. Soo iemandt
vraeght waer de Celtic in Europa gewoont heb-
ben, die antwoorden wy : Over al. Want in wat
deel van Europa zijnfe eertij ts niet geweeft ? Be-
fiet Spanjen Strabo noemt de volckeren aen de
Ba:tis, Celten; Ptolem^us de Portugefen j Hero-
dotus, alle die aen de weftehjkfte deelen woonen;
Phnius , de allerooftelijckfte ; Pomponius , die
ontrent de Cabo de Finifterr^e , welclce
Promonto-
rium Celticum
daer van geheeten wordt. Dio en Xi-
philinus, de Cantabers .en Afturien; Hifpania
Tarraconenfis wort oock
Celtiheria genoemt. Wil
men Vranckrijck en Duytflandt befien: De oude
Hiftory-fchrijvers noemen defe volckeren , alle
uyt eenen mont, Celten. Derhalven wy hier de
byfondere deelen daer van voorby gaen aen tc
wijfen. Uyt Vranckrijck over de Alpes in Italien
komende, daer fal men oock vinden de naem der
Celten ; door ganfch Lombardyen langs de Po,-
in Illyrien, Thracien, en aen de mont van de Bo-
rifthenes , waren oock de Celten ; felfs in Scy-
thia; ja de Noordtfche volckeren van Europa
zijn oock Cel ten genoemt geweeft.

De palen, daer het in \'t ooften van Afien mede TaUn.

tefcheyden wort, zijn by de oude Schrijvers niet
eel feecker. Want die ftellen dat de rivier Ta-
nais, nu Don geheeten,het van Afien deelt; heb-
ben door een groot misverftant fijnen oorfprong
oft fonteyn geftelt in \'t Ripheilche geberghte,
daer de rivier Petzora door-loopt, niet verre van
de Sarmatifche zee. Andere die den Ifthmus,
tuffchen de Swarte en Cafpifche zee gelegen,
voor frontieren van Afien fètten, hebben ge-
meent , dat de Cafpifche zee een deel oft inham
was van de Noort-zee , loopende in dat geweft,
daer de wijden uytgang van de rivier Obi is. Op
dat men dan de fèkere palen tuffchen Europa en
Afien mach vinden , moet men nae d\'^Egeifchc
zee, Hellefpontus,Propontis,Bofphorus in Thra-
cien , de Swarte zee , Bofphorus Cimmerius , en
het Mseotifche lack,allereerft ftellen de mont van
de rivier Tanais of Don, en langs den felven gaen
opwaerts tegen ftroom , tot dat men komt, daer
hy hem keert by de ftadt Taja; en voorts van
daer een rechten ftreek houden tot aen den nae-
ften oever van de rivier Obi, en alfoo door den
felven in de Noort-zee loopen. Want het gaet
vaft,dat de gantfche Noortkuft die van Weft naer
Oofl ftreckt, tot de mondt van de rivier Obi toe,
onder Sarmatien, aen Europa hoort. In \'t zuy-
den wordt Europa van Africa gefcheyden met de
Middellandtfche zee, de engde van Gibraltar, en
een deel van de Atlantifche zee; in\'t weften wort
het befpoelt met de Atlantifche oft Weft-zee; in
het noorden met de Noort- ofte Ys-zee. Haer
meefte lengte is tuffchen Cabo de S, Vincent, en
den mondt van de rivier Obi,omtrent 800 Duyt-
fche mijlen. De grootfte breette is van de uyter-

D fte

-ocr page 103-

ÉiÊÊmÊÊmmÊÊm

w

■tmrnm

-ocr page 104-

A.

O

R

V

E

fte frontieren van Peloponnefus tot de Caep van
Scritofinnen Rutubas, gemeenlijck Noort-kaep
geheeten, vijf hondert vijftigh duytfche mijlen.

De Landtfchappen van Europa zijn eensdeels
vaft landt, eensdeels half eylanden , eensdeels ey-
landen. Vafte landen zijn Vranckrijck, Duyts-
landt, Slavonien, Grieckenlandt, Hungaryen, Po-
len, met Littau en Pruyften. Ruften met Mofco-
vien. De voornaemfte half eylanden zijn, Span-
jen, Italien, Noorwegen met Sweden en Gothen.
De principaelfte eylanden in de Oceaen zijn, En-
gelant met Schotlant, Yerlant, en fommige kley-
ne , als dertigh die men Orcades noemt, de vier-
en-tfeftigh Hebrides geheeten , en omtrent En-
gelant Mona oft Anglely en Wicht; en omtrent
de Franlche kuften lerfey en Gerneley. In de
Middellandtfche zee liggen, SiciHen, Sardinien,
Corfica, Creta nu Candien genoemt, Majorca,
Minorca, en vele andere kleyne in de^Egeilche
zee ,
nu gemeenlijck de Archipelago genoemt.

• De vermaerde Ptolemxus heeft Europa in tien
kaerten befchreven , beginnende in \'t weften, en
voortgaende naer \'t ooften. De eerfte kaerte be-
grijpt Yrlandt en Engelandt, met de mindere ey-
landen. De tweede, Spanjen. De derde, Vranck-
rijck. De vierde , Groot-Duytftandt. De vijfde,
Rh^e tien, Nortgou, Opper- en Neder-Hungaryen
enillyrien. De lefte kaerte begrijpt Italien, en
het eylandt Corfica. De fevende, de eylanden
Sardinien en SiciUen. De achtfte, Sarmatien in
Europa gelegen, en de Taurifche Cherfonefiis.
De negende, Dacien, Myfien enThracien. De
tiende, Grieckenlandt.

Europa is nu ter tijdt in veel Koningrijcken
en mindere Heerlijckheden gedeelt. De princi-
paelfte zijn, Spanjen, Vranckrijck, Engelandt,
Schotlandt, Yrlandt, Norwegen, Sweden, Dene-
marcken, Duy tftandt, Polen, Bohemen, Hunga-
rien, Slavonien, Croatien , Dalmatien, Bofnia,
Servien, Bulgarien , kleyn Tartarien, Napels en
Sicihen. Daer is een Aertz-Hertoghdom, te we-
ten , Ooftenrijck. Drie Groot-Vorftendommen,
Mofcovien, Lithuanien, enTulcien oftTofca-
Veel Hertoghdommen , Prinfdommen ,

Recken.

.1 ■

Steden,

! f

Rivteren.

Bergt

en.

Koningen*

i ;f

nen.

Marquizaetlchappen en Graeffchappen.

De vermaertfte en heerlijckfte fteden van Eu-
ropa zijn, Romen, Conftantinopolen, Weenen,
Praegh,ParijsXonden,Venetien,Genua,Naples,
Milanen, Lisbon, Toledo, SiviHen, Antwerpen,
Amfterdam, Dantzick, Hamburgh, Franckfort,
Coin, Norimbergh, Augsburgh, &c.

De principaelfte rivieren zijn , de Donau,
Rhijn, Elve, Weixel, Boryfthenes, Niper, Tanais
oft Don, Maes, Moelèl, Seyne, Garonne, Loyre,
Rhofne, Po, Tyber, Ebro, Guadiana, Tejo, en
de Temefe, &c.

De voornaemfte bergen zijn de Alpen en de
Pyreneen, Apenin, Iura,
See,

Van de tijden der Macedonianen en Romey-
nen is Europa de ftoel der Monarchie geweeft, en
nae Chrifti geboorte de woonplaetfe van \'t ware
Geloove. Sy wort hedens-daeghs van verlchey-
den Heeren geregeert. Karolus Stuart, is Koning
van Engelandt, Schotlandt en Yrlandt. In Span-
jen, Philippus de IV, zoon van Philips de III,
neve van Philips dell, die zoon was van Key-
fer Karei de V. Vranckrijck is onder het gebiet
van Koning Louys de XIIII, zoon van Louys
de X HI, die de zoon was van Henrick de Groote.
Duytftandt onder Keyfer Ferdinandus de III,
Aertz-Hertogh van Ooftenrijck. Noorwegen en
Denemarck onder Koning Frederick de III, zone
van Chriftianus de IV. Sweden onder Chriftina,
dochter van Guftavus Adolphus, die in\'t jaer
153 2 in de Duytfche oorlogh gebleven is. Polen
enLitthau onder loannes Cafimirus, zoon van
Sigifmundus. Bohemen, Dalmatien, Croatien
en Slavonien onder Keyfer Ferdinandus; en Hun-
garyen , onder fijn zoon Ferdinandus. Griecken,
Thracien en Bulgarien, befit de Turckfche Key-
fer Amurath. De landen naeft Afien, hebbende
Ruften en Tartaren. Een deel van Nederlandt,
regeeren de Staten, wiens Generale Velt-overfte
is Willem de tweede, Prince van Oranje. Het
deel dat onder den Koning van Spanjen ftaet,
heeft, na de doot van Don Ferdinand, Cardinael
Infant, broeder van Koning Philips de IV, voor
Gouverneur den Aertz-Hertogh Leopold Wil-
helm , broeder van Keyfer Ferdinandus de III.
De Koningrijcken Napels en Sicilien,\'t Hertogh-
dom Milanen, en meer andere, ftaen onder den
Koning van Spanjen. De andere principaelfte
Heeren in Italien zijn, de Paus van Roomen, de
Hertogen van Florentia en Mantua. De Switfèrs
regeeren hare Cantons oft dorpen, Republijcks-
oft Staets-wijfe, gelijck oock de Venetianen, Ge-
nuefen en Lukefen hare landen doen.

Landett\'

■HI\'??

De ReHgie is door heel Europa niet eenderley. Religk.
De Catholijcke Religie volgen alle de Princen
van Italien , de Koningen van Vranckrijck en
Spanjen ; in Duytflandt de Keyfer ; de Hertogen
van Savoyen, Lothringen , Beyeren, en de Gee-
ftelijcke Keurvorften. De Koning van Enge-
land , Schotland en Yrland, heeft de Rehgie, die
men de Gereformeerde noemt. Noorwegen, De-
nemarcken en Sweden, de Lutherfche. In Polen
en Lithau, is de Koning met veel Heeren Catho-
lijck ; de andere Religien, te weten, de Luther-
fche , Calvinifche, Arriaenfche , Samofateniaen-
fche en loodtfche worden daer toegelaten,en in\'t
openbaer geoeffent. Bohemen volght nu de Ca-
tholijcke Religie, hoewel datter oock Huftiten,
Waldenfen en Luterfche zijn. In Moravien en
Silefien zijn oock Menniften ofte Herdoopers.
Alle de Nederlandtfche Provincien,die onder den
Koning van Spanjen hooren, fijn Catholijck:
maer de Vereenighde Nederlanden hebben de
Gereformeerde Religie aengenomen ; nochtans
latenfe publijckelijck in veel fteden toe de exer-
citie van de Lutherfche, Menniften, Puriteynen,
Bruniften, en in weynigh fteden oock de loden.
In Switzerlandt zijn fbmmige dorpen oft Can-
tons, Catholijck, als Lucern, Zugen,Zwytz,On-
derwalt. Solodoren, Friburgh en Vr ; fommige
Zwingels oft Calvinift, als Zurich en Bern. in
Turckyen zijn de Mahumetanen , en Grieckfche
Schifmatijcken, dat is, die haer van de Roomfche
Kercke afgefondert hebben, en nochtans Catho-
lijck willen wefen. In Ruften hebbenfè de Grieck-
fche en
Armenifche Religie, hoewel dat \'er oock
Heydenenzijn.

De talen die men in Europa gebruyckt, zijn Talen,

moeder-

I

-ocr page 105-

.................. -

m

E IT - R O P A. ^

moeder-talen , (die men oock grondt en hooft- hedensdaeghfché Yrlandtfclie gelproten is, welc-
talen magh noemen) ofte die daer van fpruy ten. ke van de Noorwegers foo wel veriben wordt, als
Wy heeten moeder-talen , die van geen andere de Itahaenfche van de Fran9oyfea,en de Hollant-
voortkomen, maer van welcke veel andere haren fche van de Duytfchen. De moeder-tale
Dem, Uu^n^
oor^ong hebben. De Spraecken die van een dat is de Latijnlche, heeft voortgebracht de Ita- \' "
moeder-tael komen, hebben m.et malkanderen liaenfche, Spaenfcheen Franfche, die altemael
eenige gemeenfchap en gelijckenilfe: maer de
Rcmanß, dat is, Roomfche genoemt worden,
moeder-talen
met malkanderen ingeenen deele. wekken naem de Barbaren defe talen gegeven
SulckezijndernutertijdtelfinEuropa,waervan hebben, naedatfe de landen gewonnen hadden,
vier de voornaemfte zijn: daerom fullen wyhier Want in haer wetten is
tweederley conditie van
de vier voornaemfte de groote moeder-talen vrygeboren , dat is , van die geen Haven waren,
noemen , en de andere feven , de kleyne moeder- waer van de ftechtfte der Romeynen was, gelijck
talen. De felfde woorden fchijnen een tael te eertijts der Latijnfche te Romen. In Vranckrijck
wefen,
maer de verfteUinge , veranderinge, ver- wierden in vorige tijden de Fran^oifèn en Bur-
drayinge der letteren in de felfde woorden maekt goignons in Italien, de Longobarden ; in Span-
de verfcheydenheydt, als verfcheyden Ipruyten jen, de Gothen van de Roineynen onderfchey-
van
eenen wijngaert-ftam oft boom. Alfbo noe- den, gelijck eertij dts de ^/rä^j, oft Roomfche
men wy de Itahaenfclre, Spaenfche en Franfche borger en, van de Latijnfche borgeren. Daerom
tale, de Latijnfche ; om de Latijnfche woorden, onderfcheyt Luitprandus het Thiotifch Vranck-
die in die drietalen op verfcheyde manieren ver- rijck van\'t Rooms. Van de motAcr-t2id®iog,dztGnechfche.
ändert zijn. By exempel, dat de LatiniftenG^wer is de Grieckfche, zijn\'er vele talen, welcke niet
heeten, noemende Itahanen, deSpanjaer- wonder is, gemerckt de felve meeft gebruyckt
den
Term, en de Fran^oifen Gendre. Oorlpronke- wordt in vele eylanden die verre van m.alkande-
lijck zijn het Latijnfche woorden; maer de ver- ren leggen.

Icheyden veranderingen maeckt de drie andere De leven kleyne moeder-talen zijn defe: T>e^?\'rotifche:
talen. Epirotijche, die men de Albaenfche noemt, en in \'t

Om dit wat klaerder te beduyden, fullen wy geberghte van Epirus gebruyckt wordt, daer een
van elck der vier groote moeder-talen een woort kloeck volck woont, in de oorlogh ervaren, en
alhier ftellen , dat gemeen is met talen die daer van welck men niet fekerlijk kan leggen offe daer
van Ipruyten, en nae welck woort wy demoeder- gefprotenzijn, oft van andere landen gekomen,
tael haren naem fullen geven. Wy ftellen dan De tweede,
dtCafacJcheenPMcopieniche ohTanari-Caßchßh,
defe vier woorden: y em y Godt y Boge y zk ^ßhe. Dc der de is de Hungerfche, die dem ccde Bun-
exempelen en teeckenen van de vier groote moe- nen en Avaren uyt Afien in Europa gebracht/ck^.
der-talen, te wéten, de Latijnfche, Grieckfche, hebben. De vierde is de
Ennifche, waer van deBmifck^
Duytfche en Slavonifche. De tale
Boge y dat is , Lappijche komt, die men in de noortfche deelen
Slavonifche , wordt met tweederley letteren ge- van Scandinavien, dat onder Sweden is, fpreeckt.
fchreven, te weten, Ruftche oft Mofcovilche, De Tr/^zw^/^/^^ is de vijfde,waer van gefproten is de
welck bedorven Grieckfche letteren zijn, van het tael, die nu de wilde Schotten gebruycken. De
felfde getal, en byna gelijck fatfoen, daer weyni-
oude Brittannifche is de lèfte, die de Engellche in het
ge barbarifche bygedaen zijn en met Dalmati- geberghte Ipreken, en de Fran9oyfen in Brctai-
fche, die men oock Hieronymiaenfche noemt,die gne, diefè oock Britonfche noemen. De fevende
de felfde pronuntiatie, dat is uy tfpraeck, met de is, die de
Cantabri gebruycken, welcke de Fran-
Ruftche letteren hebben , en gelijck van getal ^oyfènen SpanjaertsBifcainen noemen; en zijn
zijn, maer van heel
ander fatfoen, In defe tale is over blij ffelen van oudt Spanjen. Haer landt leyt
tweederley overfettinge van den Bybel, de nieu- over defè en gene zijde der Pyreneen , beginnen-
we met Ruftche letteren, en de oude met Dalma- de van Bajona, wekken ftreeck Sidonius, en an-
tifche oft Hieronymiaenfche. De moeder-tale dere oude Schrijvers, der Layurdenfen heeten.
Boge is in veel andere verdeelt, als de Ruffche, Dit zijn de elf moeder-talen van Europa, die geen
Poolfche, Beemfche , Illyrifche, Dalmatifche, gemeenfchap met malkanderen hebben; van de
Windifche, en andere. Van de moeder-tael Godt, Roomfche en Gonftantinopelfchekercken onder
Duytfihe. dat is, de Duytfche, zijn drie principale fpruyten malkanderen gedeelt ; en die met vijf foorten
of talen, de
Thuytfchey Saxfche en Deenfche. De Tbuyt- van letteren gefchreven worden , te weten, La-
Jche wordt weder in tween gedeelt, als in de Hoogh- tijnfche, Grieckfche , Hieronymiaenfche , Ruf-
thuytjchey die wy hier by exempel Waffer heeten; fche en Gotfche. Want de oude Gotthen hebben
en
l^ederduytjche, die wy by voorbeelt iVater noe- haer eygen letteren , en doen haren Godtsdienft
men: Daer zijn noch twee fpruyten oft talen, op de Grieckfche wijfe in de oude Gotfche tael j
Water, maer fy fpruyten van de Saxfche, te we- maer in haren gemeenen handel fpreecken zy
ten, der Nord-Albingeren, Vriefen en Engel- meeft Duyts.

fchen; de tale nochtans der oude Nord-Albinge- Van defe moeder-talen wort de Latijnfche in\'t
ren en Duringeren was Engelfch en Schots. De wefterfche deel van Europa naer \'t zuyden meeft
Deenfche is driederley, te weten, de talen van die gebruyckt, die oock de Itahanen , Spanjaerden
op de grenfen woonen, die men eygentlijck De- en Fran9oyfèn Ipreken, foo wy hier boven gefeyt
nemarckers noemt; van die in \'t ooften woonen, hebben, maer op diverfche manieren verandert,
en daerom Sweden geheeten; ten laetften, van Naer\'t noorden, de Thuytfche , waer van de
dieinhetnoordenwoonen, en Noormannen ofte Deenfche komt. De eerfle fpreeckt men in
Noorwegers genoemt worden; van wiens tale de Hoogh- en Neder-duytflant, nochtans met groot

E onder-

iï-é i

Ui "é.

SUvoen-

-ocr page 106-

if

A.

P

O

R

V

onderfcheyt. De andere, by de Denemarckers,
Sweden en Noorwegers, by elck op een verfchey-
den maniere. Hier by komt de byfondere Fin-
iandtfche , daer die van Laplandt af fpruy t. In \'t
oofterdeel van Europa naer het noorden, is de
Siavoeolche taei in \'t gebruyck, die in veel lan-
den verlpreyt is; want die wordt gelproken in
Opper- en Neder-Meyften, Opper- en Neder-
Hungaryen , Polen, Tranßlvanien, Walachien,
LiJ llandt, Lithao, Podolien, Moldavien, Bulga-
rien, en meer andere landen.

Deniof van Europa heeft Strabo in fijn derde

boeck, en de feven naeft-volgende, heerlijck be^
fchreven. En onder de nieuwe Schrijvers , Vola-
terranus, Munfterus, Dominicus Niger, Georgius
Rithaymerus; en allerbeft -£neas Sylvius, die
daer nae geworden is Paus van Roomen, Pius
de II genaemt; Chriftophorus en Anfelmus
Cella. De reyfen oft boecken , om door heel Eu-
ropa te reyfen, hebben befchreven Cherubinus
Stella, Johannes Herbaceus , Georgius Mayerus
en Guihelmus Gratarolus, in \'t eynde van het
boeck, genaemt IIa
göuymemmtt>an den reyßnden

m

man.

fl;
I

I

■J

äi

-ocr page 107-

scandinavien,

Befchreven door

ANDREAS BVRBVS.

M

Et Noorderdeel
van Europa wort
gedeelt in Scan-
dien en Dene-
marcken . Scan-
dien oft Scandina-
vien,welck Plinius
noemt een Eylant
van een grootte
daermen niet fekers af en weet, fluyt
de noortfijde van Europa. Het is een
feer breedt landt, tuflchen den 5 j en 72
graedt noordelijcke breette , en van
den 25 graedt der lengde tot den 55:
uytgeftreckt. Het heeft aen het zuy-
den Denemarcken en Hooghduyts-
landt ; aen het noorden en weften de
Groote zee; en aen het ooften Rus-
landt. In de zuyder-deelen,alwaer den
Pool hem niet over den feftighften
graedt verheft, is de locht tamelijck
facht en getempert maer de middel-
fte, tuflchen den feftighften graet en
den Circkel Arélicus genaemt, gele-
gen , hebben wel de locht niet feer
foet, doch de vruchtbaerheyt des aert-
rijcks vergeit de ftrengheyt der locht,
op die plaetfen de welcke met bof-
fchen en klippen niet befet en fijn,
voornamelijck in de deelen die meer
naer het ooften en zuyden gelegen
fijn. Maer de uyterfte
deelen, liggende
tuflchen den Circulus Ardicus en den
Pool,genieten noch foetheyt der locht,
noch des aertrijcks. En daerom heeft
die wonderlijcke Schepper derNatue-
re en aller dingen, alfoo het koorn al-
daer om de flauwe hitte der fonne niet
rijp wort, tot onderhoud der Inwoon-
ders , die landen met de jacht van ver-
fcheyden dieren, de armen der zee, de
meiren en rivieren met overvloet van
menigerley viflchen, verrijckt.
l^oorzuegeri.

Scandien is eertijdts veel volckrijc- vokhijk^
ker geweeft dan het nu is, het welck
getuygen niet alleen die veelvuldige
tochten en als overvloeden der Scan-
zianen in de andere deelen der wee-
relt , van de welcke de hiftorien ge-
wagh maeckeh : als fy eensdeels, om
de veelheyt des volcks en aengeboren
vruchtbaerheydt; anderdeels om den
dieren tijdt van Gode toegefonden;
ten derden, om de natuere des volcks,
gewent tot den krijgh , en vliedende
de luyheyt, gelijck byen, voor haer en
haere kinderen nieuwe wooningen ge-
focht hebben : maer oock de hoopen
van fteenen, om het landt te fuyveren,
by een gedragen, de welcke , felfs in
de grootfte, ongebaende en alderdick-
fte boflchagien , heden ten dage feer
vele gefien worden , bewijfen oogen-
fchijnelijck,datfe eertijts alle bewoont
fijn geweeft. Waerom de oude Schrij-
vers haer met recht genoemt hebben
eenwinckel en fcheede der volcken.
Want hier uyt fijn niet alleen getroc- verfihej*
ken die ftriidtbaere Sweeden , Noor-

KÊTêtÈ

mannen , Wandalen, en andere; maer
oock de Wefter-Gotthen en Oofter-
Gotthen { die de weerelt gedwongen
hebben , en eenen fchrick voor de fel-
ve waren,) fijn mede ingeborenen en
• een geflachte van t Swedifche Goth-
landt, de welcke vele koninckrijcken
en provintien doorwandelt, en met
oorlogen vermoeyt hebbende t mee-
fte deel der volckeren van Europa, ten
leften in Spanje haer woonplaetfe ge-
nomen hebben, en het gebiedt daer
van tot op onfe tijden behouden.

ür

iiroptte.

Talen.

Loehf.

Vrucht\'
baerheyt.

Scandinavien begrijpt twee Ko-
ninckrijcken van de Noorderfche wee-
reldt, namelijck, Sweden en Noorwe-

gen.

NOOR-

-ocr page 108- -ocr page 109-
-ocr page 110-

3

GEN.

oor

Oor WEGEN , door
d\'oude Schrijvers, en
infonderheyt Plinius,
bekent onder de naem
van
Nerigon, wort in de
tale der Denemarckers,
Sweden en Noorwe-
gers , N
O R RI G E en
Norrike geheeten,
als of men feyde Noor-
der Landtfchap, oft Koninckrijck yan \'t Noorden.

Niemandt van alle de Noortfche Schrijvers
toont eenige fekere kenniife, wanneer de Noor-
derfche landen eerft bewoont fijn : hareout-
heden verhalen alleen van eenen inval der
vreemde volckeren, die, gelijck ly feggen, om-
trent vier-en-twintigh jaren voor Chriftus ge-
boorte , uyt Afia in dele Noordfche geweften
quamen, als de Romeynen , onder het beleyt
van Pompejus, in Phrygia, dat een deel is van
Afia, oorlogh voerden.

De Noordfche outheden fpreken evenwel
van vele volckeren,ouder dan de gemelde Afia-
nen , die defe Noordfche weerelt bewoont heb-
ben : want daer fijn noch eenige Hiftorifche
overblijffelen\'van Noor, van wien Noorwegen
de naem heeft, dewijl hy \'t Rijck ftichtte , en
oock van andere Koningskeus, die hier, eer
Noor de Monarchie of \'t Oppergebiedt ver-
kreegh, geheerfcht hebben , onder welcke ee-
nige van Noors voorouderen fijn, infonderheyt,
de vader Porre, dien fy Thor noemen, koning
van Gothland, Finland , en Kuenland , een verr
maert Vorft in fijn tijdt, met wiens naem d\'ou-
de Noorwegers , en nu noch d\'Yslanders, de
maent Thorre noemen, die na den ouden lu-
liaenfchen ftijl op den 10,11,12,13,14,15
ofte 16 lanuarii begint ,• want na den loop van
haren kalender ofte flijl heeftfe verfcheyden
beginfelen: en nademael Thor ia defè maent
fijne goden een kalf plagh t\'offeren, hebben de
Kuenlanders hem, na fijn doot, als een godt,
een jaergetijde in de felve maent ter eeren ge-
houden i op dat fy een geluckigh jaer, welck
ly van den kortften dagh begonden,fbuden ver-
krijgen , en noemden de maendt Thor daer na
Porre.

Alle de voorfaten van Noor worden oock
verhaelt tot op Fermot der Finnen koning,
fijnen vierden Grootvader, die drie lonen na-
liet, van welcke d\'eene, Logie geheeten, om fijn
uytnemende fchoonheyt , Halogie , dat een
heerlijcke ofte verheven vlamme beteeckent,
wierdt.genoemt; en defe Vorft heeft het land-
fchap Heyligelandt by Drunten de naem \'ge-
geven.

De gemelde fchriften maken oock gewagh
van Goe, Noors fufter, en Thors dochter , die
gerooft en weghgevoert wierd derhalvenTond
haer vader fijn fbon Noor, om\'haer weder te
halen ; doch op dat die reyfe wel vergaen fou,
JSloorypegen,
heeft Thor den goden eenen nieuwen godts-
dienft ingeftelt in de maent, welcke op d\'eerfte
(die men daer na Thorre noemde ,) volghde,
en gaffè de naem Goe na fijn dochter, welcke
benoeming fy noch by d\'Yftanders behoudt.

enßjn OW-
fprong.

Nooy , Ko\'
tting van
JSIoorm\'
gen-.

en ftjn ge-
flacht.

Daer word oock gefproken van Goor, Noors
eygen broeder, en van Gylve , Goors kints-
kint, die in Sweden geheerfcht heeft, in wiens
tijdt Odinus oft Otninus , de voorganger of
\'t hooft van den gemelden Afiatifchen inval,
leefde. De vader van Gylve was Geyter, een
broeder van Beyter, beyde lonen van Goor:
van Beyter heeft Beytftadt by Drunthem de
naem gekregen.

Siet het yoorfiyde in de Volgende tafel.

Fermot, Koning van Finlandr.

■ ■ iii;

Hlar.

Kare. ^

1

Goor.

Goe.

Geyter.

Logie.

Frofte.

Snacr. ^

Dryfa. Porre, Koning van Faunn.\' Mioll. ^
Gothlant, Kuen-
lant en Finlant.

Noor.\'

Beyter.

Gylve.

\' Oeck Agieri V tvelck zee heduyt, genoemt. Men meende\\
dat hy, als een tweede lieptunus , over de zee heerfchte.
* Kare beteeckent wint j want men geloofde dat hy onder de
goden, als een andere Molm, over de winden gebood. \' De/è
naem isfio veel als vlam: hy U na ßjn doot, als een Vukanus,
ge \'éert, gelijck of hy over \'/ vuur regeerde ; doch om ßjn
fchoonheyt wierd hy Halogie toegenaemt. Oock lokuUge-
heeten ; defe twee namen komen van vorfl oft koude. * Deß
naem heduytfhee: fijn bynaem was de Oude; want menßght,
dat hy ^00 jaren leefde. ^ Wort fachfnee vertaelt, ^ Dit
beteeckent free, die door V onweder dicht op elckander is ge-
drongen. ® Is foo veel als ondichte fnee , die fonder wint ne-
dervalt, \' Van hem heeft Noorwegen de naem, en hy was *er
d\'eerfle Monarch oft opper vorfl.

Harald Schoonhair is in de recht nederdalen«
de hnie de twaelfde na defen Noor geweeft.
Sommige houden hem, doch t\'onrecht, voor
d\'eerfte Monarch van Noorwegen ; want hy was
de derde oprechter defer Monarchie ; nade-
mael dat Hemagh, de fbon van Odinus, tuffchen
hem en Noor dit Rijck beftiert heeft.

Onlangs voor Harald Harfagers tijdt was in
de uyterfte geweften van Scandinavien een Ko-
ning , foodanigh een als die tijdt had , Dumb
genoemt, die tot een gemalin had Miolla , een
dochter des konings van Kuenlant, een landt
(fbo Angrimus lonas uyt een oude kaert geleert
heeft) aendefijde vanDumbshaf gelegen, en
naer de grenfen van Noorwegen en Finmarc-
ken ftreckende. Men feght dat Dumb tuf.
fchen het uyterfte van den noordbodem , en
een andere merckelijcke inbocht van de groote
zee, in het noorden daer tegen over, woonde ;
welcke bocht beooften Wardaöhus ingaet, en

B heden

m

lilf

-ocr page 111-
-ocr page 112-

1 \'

t

4 NOORWEGEN.

heden van de Noorderfche lieden , die op War- Koningen fchatting gegeven hebben: want de
daöhus woonen , Dumbshaf, gelijck het vafte Noorweeghfche Koningen, pogende Engelandt
landt daer benoorden , daer Wardaö buyten en andere rij cke landen onder haer macht te
leght, Dumbmen , en den hoeck van dat landt brengen, hebben haer vaderland en naefte bue-
daer Kibar binnen leght, Dumbsnes wort ge-
ren meeft in ruft gelaten.

noemt. De Finnen, die aen de zeekant woonen, waer Fmmu

Defe Dumb had een foon , Bardur Snefelfas van ick eerft Ipreken fal, vertellen , dat in Gees-
genoemt, die in fijn jonge jaren in Dofrafiell ke (een eylandt in het zuyden van Drontmer-
(nu Dorrefial geheeten) by Dofron, een Noor- leen,) in feer oude tijden een man was, die een
weeghfche reus, is opgevoed , wiens dochter kint of wanlchepfel by een höht teelde; en de-
Flamgerda hy, een jongeling geworden., ten wijl dat een vondeling was, foo wierd het by
wij ve nam.
\'t Gemelde Dorrefiell is een groot, hem die \'t vondt, om het vinden , V i N, en het
laegh , en byna gantfch onbewoont velt be- geflacht dat van defen Vin voortquam, \'Vin-
noorden Gulbrandsdael, daer men over reyft, nen oft Finnen genoemt.
als men van Opflo en Hammar naer Drunthem Maer hoewel dit een feer wanfchickelijcke en
gaet. grove fabel is, evenwel poogen ly de felve met

D\'oude Noorwegers waren van nature kloec- eenige waerfchijnlijckheyt, foo fy meenen, vaft
ke uytleggers van droomen, gelijck oock de te maken, te weten, wanneer eenigeFinfche
voorleyde Bardur, welcke door een droom de vrouwe wetende oft onwetende op een beiren-
voorlpoet van Harald Harfager voorlagh, die huyt oft ftuck der felve komt te fitten, datfy
de landen van Noorwegen, federt Norus tijden dan terftont haer water laet loopen, uyt oorfa-
gedeelt, onder een Monarchie ofte Opperheer- ke , foo ly feggen, datfe van een hond fijn ge-
Ichappy Ibu brengen ; derhalven heeft de ge- Iproten.

melde Bardus, achtien jaren out fijnde, het huys Dit Rijck heeft Denemarcken ten zuyden,
van Dofron verlaten. de Zee ten weften en ten noorden , en Sweden

Sijn droom was dusdanigh : hy lagh in de en Laplandt ten ooften.
flaep een boom uyt fijns meefters bedde gelpro- De lucht van dit landt is feer kout, en gevaer-
ten, wiens tacken (onder welcke een was die alle lijck voor de gene, die fich niet wel hoeden, om \'j^uchu
d\'andere in glans overtrof,) haer buyten de dat de koude hare lichamen, hoewel fy \'t nau-
wanden van\'t huys verlpreydden, en Ichenen lijcks voelen, vermeeftert ,- lbo datfe fbmtijdts
geheel Noorwegen te omvatten. Bardus heeft fterven, eer datfe eenige fieckte belpeuren. De
de felve droom dus uytgeleght : dat \'er een noorde-wint isfoo fcherp aen de weft-kuft,datfe
jongman van koninglijcke afkomft door Do- daer geen hout laet groeyen; fbo datfe door
fron opgevoedt fou worden, wiens nakomelin- gebreck van \'t lelve, de beenderen der viffchen,
gen in Noorwegen wijt en breet fouden heer- om hare fpijfe daer by te koocken, verbranden,
ichen , en een van hen foude iets nieuws voort- De lucht wort fomtijdts befmet door de ftanck
brengen. van fekere doode ratten, diefe
Lemmer noemen;

D\'uytkomft heeft eenige jaren daer na defè en defè vuyligheden veroorfaecken draeyingen
voorfegging waer gemaeckt want Harald Har- in \'t hooft, en de geelfucht.
fageris van fijn vijfde tot fijn tiende jaerby Hier fijn veel meiren, doch het wonderlijck-
Dofron opgevoed, en daerom oock Dofrafoftre fte is dat by Druntheim leght, welcks water
genoemt, en hy en fijn nakomelingen waren nooit bevrieft, hoewel alle d\'andere meiren oft
namaels Koningen van Noorwegen. Oock heeft ftaende wateren in de winter met ys bedeckt
Haquijn Adelfteyn , Harald Harfagers foon, nae fijn. Oock is de zee foo diep, dicht by vele ku-
\'t affterven fijns broeders Erick Bloedoxe aen ften yan Noorwegen, met bergen befet, dat
de heerfchappy gekomen, dit nieus voortge- men met het dieploot, hoe veel touw daer oock
bracht, dat hy d\'eerfte van alle met fijne onder- mocht aengedaen worden, geen gront kan be-
danen veel ftrijts kreegh, om de Heydenfche af- reycken. Dit landt is, fbo ten noorden als ten
godery te verlaten, en de Chriftelijcke Godts- weften , byna overal met eenige armen of in-
dienft aen te nemen maer fchoon hem dat mis- hammen der zee deurfheden , die fich tot fes,
luckte , hy bleef evenwel felf ftantvaftigh in het acht, en tien mijlen in \'t vafte landt uy tftrec-
Chriften geloove. ken, doch fijn in\'t gemeen niet breeder dan

Dit is \'t gene men van d\'oude inwoonders der een halve mij Ie, of daer ontrent.
Noordfche landen weet by te brengen , waer in Dit Rijck is niet feer vruchtbaer,infonderheyt Amrijck^
wel gefeght wort, dat de Noorweeghfe Konin- aen de noordfijde, daer het aen Laplandt en
gen van de Finnen hun oorfprong hebben, maer Ruflandt grenft, alwaer het gants geen koorn
niet van wien de Finnen fijn afgekomen.
 voortbrengt. Het heeft vele rotlèn, waer tuf^

Op de gemelde vertelling van Harald Harfa- fchen eenige valleyen fijn , vervult met boomen
gers afkomft ftaet te letten, dat hy en fijn na- en boffchen. Daer groeyt oock veel gerft, en
komelingen de landen van Noorwegen , naer een groote menighte van hafèlnoten. Dicht
by M^nm
\'t weften en zuyden gelegen, onder haer ge- Skin fijn koper- en yfer-mijnen.
bracht hebben j maer de Noorder-landen, als Doch dit land voedt vele offen, fchapen,boc- Oedimc*
Kuenlant en \'t Koningrijck van Dumb, fchij-
ken, gey ten, en wilde dieren: en nadien fy des
neninhaer vorige ftaet gebleven,- en dat, na winters op de jaght gaen , om de fabelen of fi-
verloop der tijden, d\'inwoonders niet alleen aen bellijnen , die dan het dickfte en fterckfte hair
de Noordfche, maer aen yder van de naburige hebben, te vangen, fbo hebben fommige ge-
looft.

I f

!■ :t

I

■ • I .

i ; . , 1
1 "> \' >

-ocr page 113-

R W

N O

O

N.

looft, dat de koude in de winter niet foo moe- in de plaets van \'t felve , gedrooghJe vifchi
yelijck is aen d\'inwoonders , als fclierpenge- Maer de rijcke en vermogende hebben broot
lijck onverdraeghlijck voor de vremdelingen. dat de vremdelingen hun brengen , \'t welck ly
Hier fijn paerden van middelbare groote,en van in haere maeltijden gebruycken. Doch aen de
wonderlijcke fterckte en fnelheyt, om over de zuydfyde, en \'t lant van Bergen, ftreckende
bergen en fteenrotfen te loopen. naer Denemarcken , fijn felfde boeren met

Maer boven al is hier overvloet van vifch , broot, en alle nootfakelijckheden , voorfien.
hoewel de viffcheiy met groot gevaer gefchiet. Sy leven oock van de jaght, en vilTchery: maer
Van hier komen de ftockviffchen, die men in haer vleefch en vifch heeft geen goeden Imaeck,
feer groote menighte te Bergen brengt, waer- enfchijnt byna al tijt half verrot, hoewel datfe
om datfe door dinwoonders Bergervifch wort aen de zeekuften feer veel fout maken. Syheb-
genoemt. Sy vangen oock, infonderheyt by ben oock kaes, dieie meeft beminnen als fy
de kuft daer Anflo legt, vele makreelen, die vol wormen fijn; want datachtenfe een bewijs
ongefouten fchadelijck fijn , maer fèer goet, van fijne goetheyt.

fijnde gefouten. In defè zee fijn oock monftreu- Die fich aen d\'uyterfte kuften van Noorwe- monwgen.
ie villchen , welcke geheele fchepen , met volck gen aen de noordfyde onthouden , woonen in
voorfien, konnen omwerpen ; en ontrent de holen onder d\'aerde, om de felle noordnoord^
noorderkuften fijn Morfen , (die de Hollanders wefte winden, en de dickte van de liieeuw;
Wairuffen, en zeepaerden noemen, vanv/elc- en fommige bouwen hare verblijfplaetfen van
ke wy hier voren, in de befchrijving van Nova de beenen en ribben der zeemonfters.
Zemla, by hare af beelding, breeder gefproken De Koning van Denemarcken treckt een Rikhdom^
hebben,) feer ftercke zeemonfters, die alles feer groot inkomen van de haring-vifïchery, ""^\'"desKa-^
watfe vangen verflinden. Sy fijn byna foo groot die ontrent,de ftadt Marftrand tuflchen S. Mi-
als een elephant, en hebben een dickhairige chiels-dagh en Kersmis gedaen wort,welcke fbo-
huyt ; fy worden om hare tanden , die de danigh is, dat men daer mede vele landen in Eu-
Tartaren en Mofcoviters fbo waert achten als ropa verfbrght.

d Indianen \'t y voor, gevangen. By de kuften Byna heel Noorwegen , felf in de befte jaren, en derlei
van Noorwegen wort oock een andere mon- leeft van \'t koren dat de vreemdelingen daer
Suamjifct fti-eufe vifch gevonden, died\'inwoondersSz^^wj- brengen, daerfe vifïchen en bontwerck voor
fifck noemen, byna heel ront, die een groote geven. Die aen de zeekuften woonen , koken
klomp vets gelijckt. veel fout, foo voor haer eygen als andere lan-

D\'inwoonders van dit Rijck fijn goet, een- den, infonderheyt in de winter, om dat het
voudigh , en vrienden der vreemdelingen, dee- krachtiger is als \'t gene fy in de fomer maken,
len gewilligh mede aen andere \'t gene datfè De voornaemfte koophandel van\'t Rijck is te
hebben i dienden eertijts byna voorniet, cn Bergen, daer die door de Koningen van Dene-
doen het noch voor geringen prijs. Sy fijn niet marcken geftelt is : want nadien dat dit lant,
geneyght tot dieveryen offtroperyen, \'t welck "fbo groot fijnde, geen oft weynigh koren in
onder anderen blijckt, dewijl defè kuftenvry vele plaetfèn door d\'overgroote koude voort-
fijn van zeeroovers. De ingefètenen van Be,r- brengt,
foo hebben fy het met granen willen
gen fijn meeft Hooghduytichen en Noorwe- befbrgen , en daer toe de Hooghduytfche
gers , en die van d\'andere plaetfen van ver- kooplieden met vele vryheden en privilegiën te
fcheyde volckeren. De Noorwegers fijn oock Bergen getrocken , onder andere hen voor-
feer goedé foldaten , want fy fijn geene wel- fiende met een eygen Magiftraet, en een plaets,
luften gewoon;
maer plomp en grof van feden, diefe Comptoir noemen, welcke fijn wetten en
en, gelijck het gemeen gerucht fègt, feer ge- ordinantiën heeft. Dus begonden de kooplie-
negen tot toveryen. den haer graen en andere koopmanfchappen Koopfnm

Ontrent het jaer 700 na Chriftus geboorte te verhandelen tegen het koftelijck bontwerck
hebben de Noorwegers, die men Noorman- der Noorwegers , hare ftockvifch , baerfèn,
nen noemt , om de burgerlijcke oorlogen, en andere viffchen, hout,fmeer, boter, huy-
haer lant verlaten , nieuwe wooningen gefocht, den , traen , peck, en diergelijcke waren , van
en fich naer verfcheyde geweften begeven , als welcke dit lant d\'andere geweften van Europa
Saxen, Vrieflant , Schotlant, Engelant , kan voorfien. Maer toen de koophandel ver-
Vranckrijck en Nederlant, ftellende te vuur meerde, begonden vele Hooghduytfche koop-
en te fwaerde de fkden Amiiens, Atrecht, Ca- lieden, die om de groote winften hiergeko-
merijck, Terouane, Nieum.egen, Luyck, Keu- men waren, te vreefèn dat die fouden vermin-
len Aken en andere. deren door te vele nieuwe aenkomelingen uyt

Hare voornaemfte oeffening is de jaght, het Duytslant; derhalven bedachten fy fekerfpel,

vee te hoeden, en de viifchery , diefe met datfe Gautenfpiel noemen, \'t welck alle de gene,

veel gevaer plegen , hen voor fiende met vivres die te Bergen wilden komen woonen , moeften

oft levensmiddelen voor twintigh ja dertigh da- uytftaen^waer door vele handelaers afgefchrickt

gen , infonderheyt als fy in de maenden van Ja- wierden. Dit fpel gefchiede op verfcheyde wij-

nuarii Februarii en Maert, fich ter zee fèn ; want fommige wierden met roeden gefla-

begeven, om de kabelauwen , daerfe de ftock- gen,en deur \'t flijck cn diergelijcke vuyligheden

vikh van maken , te vangen. getrocken; andere wierp men van een fchip, aen

In de landen die meeft naer het noorden een touw vaft fijnde, in \'t water, met welcke

Viffchen.

Morfe

Seden, en
gene genthe-
eien.

lliii^V

r

Toeken,

Oejfenin-
ge»\'

Spijfe.

ftrecken,fijn d\'inwoonders fonder broot,en eten men haer weder ophaelde : eenige hingen fy

C

in den

Noorwegen.

-ocr page 114-

N O O R W E G

in den roock , gelijck of fy hen wilden ver-
fticken , en diergelijcke dingen , diefe nu noch
onderhouden.

Doch dewijl hedendaegs de fchipvaert op
Wardhuys, en van daer naer S. Niclaes in Rus-
lant, feer gemeen is geworden, foo is de koop-
handel te Bergen vermindert , infonderheyt
nadien grooten handel met viffchen te Ward-
huys , Kilduyn , en Malmuyen werd gedreven;
en dat de gene die derwaerts varen , felf vifch
vangen , diefè in de wint droogen, of infbuten.
Van alle defè havenen komen vele bakken,
maften, plancken, en allerley flagh van eyc-
kenhout, dat tot de gebouwen inNederlant
dient, en om fchepen te maken velerley fmeer,
vellen , huyden , en veel halèlnoten j oock
ftockvifch en haringen , wekkers voornaem-
fte viffchery meer dan twaelf mijlen in zee on-
trent Marftrant gedaen wort, \'t welck byna twee
maenden duert. Dit lant geeft oock vet, en
boter in grooten overvloet.

Dit Koninckrijck is erffelijck want het is
onaffcheydelijck vereenight met de Kroon van
Denemarcken door \'t huwelijck vanHaquinus
met de Koningin Margarite; gelijck de hifto-
rien verhalen.

De voornaemfte fteden fijn , Nidrofien,
Bergen, Stavanger, Anfto , Mafterlant, met
kafteelen verfterckt, en een wijtftreckend ge-
bied verrijckt; by welcke men Wardhuys moet
voegen, \'t welck fich aen de noordfyde tot aen
de grenfèn van Ruftant uytbreyt.

Wat belangt den Kerckelijclcen ftaet: Noor-
wegen wort in vier Bifdommen gedeelt, te we-
ten, Opfto, oft, als de vremdelingen fèggen,
Anflo j Stavanger, Bergen, en Druntheym ,
welcke alle, in plaets van een Biffchop, beftiert
worden door een overfte, diefy Super-inten-
dent noemen.

Indien wy de Noordfche Chronijck , door
Witfeldius befchreven, gelooven, foo waren
te fijnen tijde in \'t Bifdom Opfto 350 kercken ,
door 135 Priefters bedient: in dat van Stavan-
ger was \'t getal der felve 133 , en deSuper-in-
tendent had parochiën onder fijn gebiedt:
het Bergerftift heeft 148 kercken , en alleen 37
parochiën ; eyndelijck het Bifdom Dronthem
telt 298 kercken , en Paftoren.

Noorwegen, fbo veel den burgerlij eken oft
politijcken ftaet belangt, wort door een Vice-
Roy oft Onderkoning beftiert : de voornaem-
fte onder den Adel worden
Lensmannen genoemt,

JErf-Rijcki

Steden,

KeYckeUjc\'
ken fiaet»

; - K :

Burgerlijc
ke beftte-
ring.

onder welcke vier lijn, diefe Stichts-Lensfnanneny
en Gouverneurs der kafteelen , heeten : want
in dit Rijck fijn vier kafteelen die boven d\'ande-^
re uytfteken.

B A H U Y s,

0

eerfte kafteel van Noorwegen.

Et eerfte kafteel in dit lant, in \'t zuyden
gelegen , wort Bahuys genoemt 5 Ha-
quinus de Vierde deê het, in \'t jaer 1309,
op een rots van de
rivier Trolhette,aen de gren-
fen der Wefter-Gotten, bouwen. Daer onder
ftaet het geheele lantfchap dat fy Wigzyden
noemen; en de fteden Kongel, Odewal, en
Maerftrand.

A G G E R S H U Y S, .

tweede kafteel van Noorwegen.

Ggershuys, het tweede kafteel, legt 20
mijlen beneden Bahuys. Het heeft niet
wijt van fich de ftadt Afto. Van hier ko-
men de maflen tot de fchepen, en de bakken en
plancken tot de gebouwen , die men in groote
menighte naer Spanje, Hollant, en andere ge-
weften , vervoert. De fteden hier onder be-
hoorende, fijn Aflo, oock Anflo door de vreem-
dehngen , en Opflo door d\'inwoonders ge-
noemt,een Biffchoppelijcke fetel: voorts Tons-
bergen , feven mijlen van daer ten weften gele-
gen : Fredrickftadt, Saltsburgh , en Scliine ,
daeryfer- en kopermijnen fijn; en men onlangs
oock filvermijnen heeft gevonden , die , door
de forge en het kloeck beleyt van Koning Chri-
ftiaen de Vierde , fijn bearbeyt en onderföcht.
Noch fijn hier de twee fteden Groot en Kleyn
Hammar,die eertijts yder haren eygen Biflchop
hadden , doch lèaen nu onder den Biffchop
van Aflo , van welcke ftadt ly ontrent 20 mijlen
naer \'t noorden fijn gelegen : en haer Thyle-
marcken fchijnt oorfake te fijn , dat Procopius
den naem Thyle aen geheel Scandinavien heeft
gegeven. Van alle plaetfen in Noorwegen ap-
pelleert men aen het Hof van Aflo, wegens alle
Opper-Hof.
gefchillen en rechtsfaken ; en alles wort gevon-
nift in tegenwoordigheyt van den Lieutenant
oft Stedehouder op \'t kafteel, welcke is als Gou-
verneur of Opper-Richter van dit gantfche Ko-
ninckrijck.

\'t B I S D O M

Ih

li\' :

■ i I

, I
li t\',

-ocr page 115-

O M

g e r.

B I S

\'t

! f

Mit BilHom (welckers hoojftftadt Stavanger felfs
iSy hy een grooten boefem of inham ^ in een pen-in-
fel, oft half-eylant gelegen ) wordt in de volgende
Vooghdyen gedeelt :
Stavangersleen, T>alerney Ieren, Lißer-
leen , MandaU-leen, Nedeles4een,
en oAhygdelag. Niet wijt van
de gemelde inham, fiet men een eylant, dat feer
vermaert is by d\'inwoonders van defe geweften ^ en van hen
Smdenes
genoemt, \'t welck drie mijlen lang is, en omtrent een half breet. In
de vooghdye van Lifterleen legt den uytftekenden hoeck, die fy Lin^
desnes, en de Hollanders T>er noemen, by alle zeevarende lieden,
die voorby defe kuften naer d\'Ooftzee willen, feer wel bekent.

■ i

Noorwegen*

HET

ir

/ f!

d

!\' j

-ocr page 116-

i

I

-ocr page 117-

■f

I

i ï

■--.J?* vi\'

■■»iÄ.-

5- .

•y-.; .

-ocr page 118-

I

1

m

m

:

4

i r
\' \'lÄJ.

X

t • f

-ocr page 119-

i

-ocr page 120-

y

G\',

-

V

i

i :
g

I w ^

¥
i

/■I

-ocr page 121-

• ___: ^

»Mm

m

m

l

■ ■ - - ^ ■ ;
- , . !

1 i

S

-ocr page 122- -ocr page 123-

Mr

■■i

1 - \' "" -

I l

i:.. 1

■ v

, m

( 5

-ocr page 124-

Ml

P

HET B I S DO

E R G ,E N is de hooft-
ftadt van \'t gantfche
Koninglijck, en oock
van dit Bifdom : ly
heeft de naem van de
bergen, oft om datlè
de Ichepen bewaert en
berght want haer
haven is groot en vry ,
omcingelt met hooge
bergen, waer in de fehepen tegen de baren en
gewelt der zee geberght en befchermt worden.
\'t Is een feer oude ftadt, van welcke Pomponius
Mela en Plinius gewagh maken. Bewoorden
Omheju van Mela fijn defe : Ihyk light tegen oDer den oeyer
Dan
Bergen, Dermaert door de Grieckfche en onfe ( dat
isLatijnfche)
Wéten. Hier^jn, omdat de fon daer
laet ondergaet, korte nachten maer \'s mnters, donc-
kere, gelijck op andere plaetfen; in de fomer, lichte,
om dat de fon dan hooger klimmende, al mrtfe niet gefien,
nochtans met hare ftralen de
naeft-gelegene plaetfen Der-
licht ^ maerinSolßitio
y dat is, den Sonneftant j is "er
geen nacht, om dathy dan niet alleen fijn klaerheydt,
maer oock het meefledeel Dan fich felDen Dertoont.
Pli-
nius feyt mede :
Daer fijn \'er die noch Dan andere ey-
landen, in de
Duytfche z^ee gelegen, Derhalen,als Dan Scan-
dien, Dumne, Bergen,
en\'t allergrootßeNerigon,Dan
•^aer men naer
Thyle Daert. Hy dwaelt, dat hy Ber-

fen een eylant noemt; dan \'t is ons genoegh
at Bergen de Oude bekent is geweeft. lorrian-
des vermaent oock van een eylant
Bergion, fbn-
der tv/ijfel defè plaetfe willende te kennen ge-
ven. De ftadt Bergen met de haven light in een
inwijck, daer men in komt door de baey Car-
mefunt, aen beyde fijden met hooge klippen
befet , die den.ingang met ongelijcke wijde
fommige mijlen lang bevrijden. Defe baey is
foo diep, datfe geladen fehepen van 1200 laften,
en meer , fonder eenigh gevaer in de haven
brengt tot aen de huyfen der koopHeden, daerfe
ancker konnen worpen , oft haer touwen aen
de fteenen vaft maken; wantin de rotfen fijn
yfere ringen gemaeckt. Soo dat defe goede ge-
legenheyt de Ouden oorfaeck fchijnt gegeven
te hebben om hier een ftadt te bouwen. Bergen
leght80mijlen van Schagen, welck is in den
uyterften hoeck vanlutlandt na \'t noorden, een
ftadt de Schippers wel bekent. Denlangften
dagh tot Bergen is van twintigh uren , dekort-
ften van fes. De Borgers en inwoonders fijn

Naft».

Gelegen\'
hejt.

eenfdeels uyt Noorwegen , welck Plinius Nerigcn
noemt ten deel uyt Duytslandt, waer onder
oock andere volckeren woonen, door hope van
winft herwaerts getrocken. In \'t weften is \'t Ko-
ninglijck ftot,
Bergershufe genoemt, daer de Can- ßZ^^^\'^\'
celier recht doet. Hier is een Biffchoplijcken
ftoel , ftaende onder den Aerts-biftchop van
Nidrofien. De kercken fij n redelijck fchoon ,
Kercken.
en heerlijck, als mede de huyfèn van de Henfèn
gebouwt: de gemeene en\' ftechte van t\'faemge-
voeghde balcken getimmert, bedeckt met groe-
ne fbden in plaets van pannen oft leyen. De
Henfe kooplieden hebben veel privilegiën van
Koopliedem
de Koningen van Denemarcken gekregen , om
datfè hier fbuden komen woonen , en het landt
met lijftocht befbrgen, daer\'t groot gebreck
van heeft. De gemelde kooplieden , die men Koopma
oock Oofterlingen noemt , hebben de fèer fi^^P\'
groote plaets, die men de wage noemt, befèt,
daerfè alle by elckander woonen, en defè huyfèn
worden
Garten genoemt. Hier woonen die van
Lubec, Dantzig, Keulen, Hamburg, en Bre-
men , en andere : fy hebben yder hunne befon-
dere plaets daerfe vergaderen , en de koopman-
fchappen , die van hare fteden komen, ontla-
den worden: of andere waren, diefe naer Duyts-
lant willen fènden, bewaert. Defè Henfifche
koopHeden hadden vier comptoiren , foo fy die
noemen, feer vermaert door geheel Europa:het
gene dat eertijts te Brugge in Vlaenderen was ;
dat van Londen in Engelant ; het derde te
Neogard in Mofcovien ,• en het vierde in defè
ftadt Bergen. Sy brengen daer tarwe, rogge ,
meel, tweeback, bier , wijn en brandewijn :
daer tegens koopenlè hier gedrooghde vi fch.
koftelijcke vellen en hout. De vilèh fijn falmen^
cabeljau en lengen. Defè vangenfè in lanuarii
als\'t fel kout is, en droogen dien in de windt,
dat hy fbo hardt wordt als een ftock, waerom
diQ StockDifch genoemt wort. De vangft gefchiet
niet alleen in de zee, maer oock in de meiren
enbaeyen, wiens wateren meeft fbetfijn. De
Nidrofianen en hare nabueren brengen oft fèn-
den defe viffchen foo gedrooght naer Bergen,
of verkoopenfe de kooplieden diefè naer Bergen

I; \'I

van*

voeren.

Defe hooftftadt van dit Rijck plagh veel met
brant geplaeght te wefen; dewijl meeft al de
huyfen van hout fijn gemaeckt.

HET

e

-ocr page 125-
-ocr page 126-
-ocr page 127-

HET BISDOM

XX

. Iii

ii \'

I

d r v n t

e y m.

Idrofien heefc fijn
naem van de rivier
Mder, mhct gemeen
Trmheym en Irmtm ge-
noemt. \'t Was eertijts
de hooftftadt van ge-
heel Noorwegen 5 en
de ftoel van den Aerts-
bilïchop, onder welc-
ke voor defen ftonden
tiiet alleen de kercken van dit Koningrijck,
maer oock die van Yflant; en, gelijck toen de
tijden waren, die van Groenlant, en d\'Orcades.
De Gouverneur van wegen de Koning woont in
defe plaets, als oock den Bilfchop. Defe ftadt
is fèer vermaert door den koophandel die d\'in-
woonders met de vreemdelingen drijven. De
Billchoplijckekerck, S. Olaus toegewijt, wort
heden noch gefien, die genoeghfaem getuyght
van haren eerften welftant; en men gelooft niet
dat\'er in geheel Chriftenrijck een diergelijcke
is in grootheyt , en van gebouw, het welck
gantfch van gehouwen fteen was : doch in defe
tijdt is fy t\'eenemael vervallen, en verbrant,
niets vertoonende dan d\'overblijffelen van hare
vorige heerlijckheyt. Behalven defè kerck fijn
hier noch twaelf andere , gelijck men fègt ,
geweeft. Wat het gebiedt des Biiïchops belangt,
en hoe wijt dat het fich noch heden uytftreckt,
behalven het treffelijck kloofter van
Bake y
d\'omleggende landeryen fijn daer van genoegh-
lame getuygen, als
Herdalie, Nomedalie, Heilege-
lande, Froftene, Indere, Heroe,
en andere : want
de Gouverneurs van
Nordmeer, Surendael, en Sun-\'
dael y
gehoorfàmen de Gouverneur van Nidro-
fien; als oock die van d\'eylanden
Hiteren, Fooß
ferleen, Stadsbugden
en Noortbugden ,• die van. No-
mendaely
van Inderoyen, en Suaaffen y van Schoorsdael,
Strinden y Selboe, Leenflrand, Buynes, Schonien
en
die van
Guldael, Meldael, Orckedaely Singefogen y
Ronde boe y enOpdael.
Behalven de gemelde Gou-
verneurs of vooghden,is \'er noch feker perfbon,
die het opficht heeft over al de geeftelijcke
goederen , en de kloofters. De Gouverneur oft
Vooght die te
Saltem woont, heeft de volgen-
de feven vooghdyen onder fijn gebiedt :
Heilige^
land, Saltem y Loffoeren , Weßrolleny Andenes, Sen-
nejen
, en Tronfo. By welcke fommige noch voe-
gen het lant I^w^jj^fö, in Sweden op de grenfen
van Angermannien gelegen , \'t welck met veel
vee en weyden is verrijckt en verciert.

■I j

Noorwegen-

F I N-

;;
ii

à

-ocr page 128-

rl

\'I \'1

Vil

f

■1\'

f \'

-ocr page 129-

BEASSE

■r

Iii

tJï 1

S

j,

; - ƒ

-CS.

■ :

; \' ■

- J

; i

! I

! .

; r-

r !

! !- j
i

V

m

-ocr page 130-

13

arc

InmaRCKEN wordt
in \'t gemeen Take-
marck genoemt doch
dit begint niet by Lox-
fund, tulTchen Loppen
en de Noordfögelö,
(\'t welck de palen lijn
tufTchen de vooghdyen
van Salten en Wardao»
huys ,) maer van recht
boven Sanjen tot aen Dornmesnes is alles Ta-
kemarck: want dewijl het\'gantfche Noorwe-
gen en Noordland verdeelt is aen befondere
eygendommen , als de landen , velden , boT-
fchen en wateren herwaerts over, op welcke
de Koning fijn recht, en fijne invorderaers van
landlchulden heeft, die hem, na gelegenheyt
van de plaetfe , en na de fetting, met boter , vel-
len oft vifch, betaelt worden,- loo is in tegendeel
de ftreek die de NoordliedenTakemark oft Fin-
marck noemen , geen eygen land want alles is
voor een yder open : die eenige plaetfe in-
neemt, magh die in befitting houden, niet als een
eygendom, maer tot vry gebruyck ; op voor-
waerde dat d\'een d\'ander niet te nae kome, tot
belet van fijn viffchery e. Dit is een gewoonte
by de Noord-lieden , die d\'eylanden, en den
zeekant van\'t vafte land, bewoonen. Maer de
Finnen komen met weynigh onderfcheyts aen
zee, d\'een hier en d\'ander daer, om te vilTchen,
en verhuyfen feer licht ,• want als het hout om
of by haer legerplaets verbrant is, loopen ly
elders, \'t Grootfte deel der Finnen , die des for-
mers aen zee komen om te viftchen,trecken des
winters in \'t landt; maer de Noordluy, die in
Heymeland en in Takemarck, ja felf op d\'eylan-
den woonen , en oock op de holmen , als de
Stappens (by de Hollandtfche Schippers de
Moer met de dochters geheeten ,) haer onder-
hout foecken, blijven des winters en fomers op
haer plaetlè, hebbende kercken en Paftoren in
Troms, Suroy , Maggeró, in Wardaö, en op
verfcheyde andere plaetfen. Defe Noordlieden
fijn hier in de later tyden gekomen want in \'t
jaer Chrifti 8c?o , als uyt de vertelling van
O der blijckt, was de zeekant benoorden Hey-
hgelandt noch onbewoont.

De rijckdom , daer defe Noordfche lieden in
defen kouden hoeck naer trachten, beftaet in
de viftcherye van den
Torfch, welcke men met
recht de fchoonfte diamant aen de Kroon van
Noorwegen magh noemen. Als de Henfe-fte-
den haer rekenplaets te Bergen hadden, ftont
deviftcherye van den Tor//? door gantfch Noord-
land en Finmarcken aen die van Bergen; in voe-
gen dat al d\'eylanders door hen daer fijn ge-
ftelt.

Dit volck, dat langs de gantfche zeekant en
in de beneden-landen van
Noorwegen woonde,
fprack meeft Deenfch en Duyts, foo dat de
Finfche tale hen byna foo vreemt als Latijn oft
Noorwgen.

l^men.

Rtjckdom-
m»*

TaeU

V
f.

Griecks was: oock hadden fy nauwelijcks eenige
woorden van \'t oude Noortfch in haer fpraeck
behouden.

De Torfch wort by de Neêrlanders cabellauw,
en by de Spanjaerts
Bacalao genoemt: fekere feer
kleyne vifchkens, die men naeuwelijcks voor
vifch magh achten, en by de Noorwegers
Lodd
geheeten worden , ftrecken de Torfch tot fpyfè,
en waer de
Lodd fich onthoudt,is veel te vangen.
De viftcherye, van welcke de Koning de tien- rfchery,
den geniet, en byna alleen in de
Torfch beftaet,
(alfoo daer weynigh
HjJing oft fchelvifch koomt)
gefchied in de wyde inhammen , en meeft in de
ruyme zee een ftuck weeghs van land, op fekere
gronden.

De gemelde Lodd is, gelijck als van de Torfch,
oock het aes der Walviffchen, die de Noordlie-
den
Hwalen en 6lualen noemen, welcke op feke-
ren tydt van \'t jaer langs dit lant en binnen de
voerden door loopen; want fy komen van Suyd
de Wefterwijck in , en binnen de eylanden
door, en de Tromfond weer uyt in zee oock
tuftchen Sil en Suroy in, deRefsbottenuyt, oft
van de Refsbotten voort door Maggerfont by
Keelwijckuyt, enfbo voort by de wal om, fom-
tijts oock de Tanefioerd in , waer mede fy den
Somer , haren tyt van voort-teelen , deur-
brengen.

Maer hoewel in oude tyden de looptijt der
Uwalen oft walviffchen wel bekent was , foo
hebben de Noord-lieden nooit anders daer op
aengeleyt, dan die fomtyts op het drooge te
benaeuwen, ofte in een bocht te jagen, en
foo te dooden en tot traen te maken, tot dat in
\'t jaer i<5i3 eenen Benjamin Jofephs, Generael
van d\'Engelfche Walvifchvangers, aen het landt
van Spitsbergen, (ten noorden van Finmarc-
ken gelegen,) alle Duytfche , Spaenfche en
Franfche fchepen, die hy daer vond, pionder-
de , en meeft al van\'t landt verdreef, en daer
na met een Franfch fchip van ^de verdrevene
van Spitsbergen inKeelwijck feylde, op eeni-
ge kennis die by haer van deri loop der walvif.
fchen aen Finmarcken te voren was genomen :
maer dewijl het toen te laet in den fomer was ,
hebben fy niets bedreven. Het volgende jaer
i<5i4 fijn fy weder in Keelwijck gekomen, en
hebben fèer geluckelijck gevifcht; maer fy wier-
den van de Deenfche oorloghfchepen genomen,
en van alles berooft. Door het gerucht van defè
dingen fijn verfcheyden lieden met begeerte
ontfteken , om diergelijcke vifch-vangft in
vryheyt te doen en te genieten : derhalven^
heeft Severijn Severijnfz. Burgermeefter te
Bergen, en andere van die ftadt, by den Ko-
ning van Denemarcken , als Koning van Noor-
wegen , de gunft verkregen, datlè met hare
Participanten oft deelgenoten op de walvifch-
vangft aen Noordland fouden mogen toeruften:
dies hebben in de twee volgende jaren lóijen
1616 de Berger en Hollandlche fchepen, foo in

G Suroy,

I-

-ocr page 131-

.i: t\'\'

I i!

:iî

■f J i

( F

j\'

I,

-ocr page 132-

: \' 1

il:!\'

I N M A

K E N.

R

H

Suroy 5 in Keelwijck en Tromlbnd , en d\'En- en gewent, als fy in de Duytfche fchepen ko-
gelfche,oock Deenfche en Noordfche, Konings men , met Roftocker oft ander Ivvaer bier (dat-
pasport oft vrybrieven hebbende , in Ingen
fcOe/, ofte Meede , diely Loddekees noemen, )
gevifcht, en d\'een met minder, en d\'ander met befchoncken en opgevult te worden en als hen
meerder geluck gevangen. fulcks wort geweygert, \'t welck felden gebeurt.

De Walviffchen, die op de Tatemarckfche foo doen fy door befweering de hoepen der va-
ofte op de Heymelandfche bodem gejaegt wor- ten afberflen ; nademael byna alle d\'oude en
den , lijn wat kleynder dan die van Spitsber- jonge lieden, gelijck men fegt, in de fwarte
gen, doch hebben de felfde gedaente en deugh- konft fijn onderwefen. Men vertelt feer veel f»
den , en geven traenbaerden en walfchot, van hare wonderlijcke wercken, als datfe de
maer geen amber. wint befweeren den fchepen tegen oft vorder-

Op de voorfeyde zeekant van Finlant wort, lijck te fijn, na datfe begeeren ,• datfe het ge-
behalven de To^l» oft kabbelauw,
endeBwaien weer , ja felf de roers , konnen belweeren ,
oft walviftchen, feer groote menighte van len- dat men daer mede noch menfch noch dier kan
gen, heylbotten, en andere vifch gevangen , quetfen; datfe ty dingen uyt verre landen weten
welcke alle op de klipperf in den wint gedrooght te halen; en dat meer is, dat fy op fekere ge-
worden. Op de monden van de vedche wate- noemde plaetfe eenige dingen die men begeert,
ren, daer die op\'t zeewater aenkomen, wort in weynigh uren op een dagh, van over meer
veel IMm oft
Lafs gevangen , als oock op ande- dan hondert mijlen weeghs, konnen halen en
re wateren van Sweden en Noorwegen. Van brengen. Ick fal dit alles in fijn waerde laten,
defe
Lajfen oft lalmvangften aen Noordland en om alleen te verhalen, dat feker Schipper van
Finmarcken fijn de voornaemfte, die op Alten- fijn eygen wedervaren fèlf vertelt heeft; te we-
botten, en in de Taen-elve, welcke plaetfen ten, dat hem een Fin vraeghde, of hem beUef-^
van Finnen en nu oock van eenige Noordlieden de iets te weten wat hy begeerde, voor een
bewoont fijn, gefchieden. i kanne
Loddekees ofte Meede : de Schipper wil-

inweonders. p^f^ Finnen aen de zeekant plegen in oude lende weten , of\'er oock haeft eenigh Duy tfch
tyden aen drie Heeren, te weten, aen den Tzar ofte Noorfch fchip in die haven foude komen;
der Ruften, aen den Koning in Sweden, en lbo is de Fin ter fijden den bergh afgegaen, en
aen den Koning in Noorwegen, fchatting te heeft fich op d\'aerde , met d\'armen uytge-
geven, gelijck noch hedendaeghs doen die van ftreckt,
neder geleyt, fonder meerder gebaer
de binnenlanden, te weten, de Field-Finnen ofte uyterlijck gelaet; en nae een quartier oft
en Lappen, van welcke wy hier na fpreken ful- half uur weder boven by \'t gefelfchap komende,
len. Maer alfoo by fèker verdragh tuffchen de noemde de naem van de Schipper die komen
Ruffen en Sweden, het recht , dat de Ruften foude, en den eygen dagh wanneer ; \'t welck
op deFinnen aen de zeekant woonende,eifchten, daer na even foodanigh,als hy gefegt had,wierd
by hen afgeftaen , en aen de Sweden opgedra- bevonden.

gen was ,• en de Sweedfche de laffen en falm- Maer defe quade kunften worden , foo door
vangften op de binnenvoerden eygenden, waer de naerftigheyt der Paftoren, die opSontfte-
toe fy op verfcheyde plaetlèn, tot bewaring denin de halfFinfche en halfNoordfche dorpen
der fèlve, eenige block-huylèn ofte vaftigheden op de binnenvoerden woonen , als door de
maeckten ; foo is fulcks by den Koning in Dene- dwang der Vooghden , die over defè plaetlèn
marcken qualijck genomen, die om defe en geftelt fijn, allengskens uytgeroeyt, en eenige
andere grooter oorfaken een oorlogh tegens Finnen tot het Chriften geloove gebracht,
het Sweedfche Rijck aennam, waer op een ver- doch feer weynige,- dewijl fy nu noch meeft alle,
dragh volghde, by \'t welcke den Koning van foo wel die ontrent de Noordfche Paftoren
Denemarcken aen Sijne Majefteyt van Sweden woonen, als die boven in de Fielden haer loop
opdroegh oft overgaf het landtfchap Jempter- hebben, by haer oude onwetentheyt, afgode-
landt, dat eertijts den Sweden toebehoort had, ryen en befweeringen blijven en volharden, en
maer voor fekere fbmme van penningen aen die leven byna als wilde beeften. Als fy tot fulcke
van Noorwegen verpant was ; waer tegens den jaren komen, dat haer de hitte van de Na-
Koning van Sweden afftont, en aen de Kroon tuur begint t\'ontfteeken, loopen fy, fonder
van Noorwegen opdroegh , al het recht en de onderlèheyt van maeghfcliap, by eickander; en
befitting van de zeekant van Finmarcken : in de gene die nu al hooger
jaren hebben, leenen
voegen dat defe Finnen, in plaetfè van fchatting gewilligh , ja komen felf de Schippers aenbie-
aen drie Vorftèn te geven, die nu alleen aen de den haer
Ackc (foo noemen fy haer wijf,) op dat^
Koning van Noorwegen fchuldigh fijn; aen fè , voor een kanne
Loddekees oft Meede,
welcke ly, beneffens de tiende van de vifch, lbo vleefchelijcke gemeenfchap daer mede moch-
die uyt der zee opgebraght wort , jaerlijcks ten genieten. *

voor yder huysgefm een Rijcksdaler moeten En defe Finnen, die aen de zeekant woo-
betalen, oock gehouden fijnde foodanige tol nen, hebben hedendaeghs gantfch een andere
ofte impoft, als de Koning mochte goet-vin- tale, dan de Finnen in de Fielden ofte boven-
den op te fetten, fonder eenigh tegenlpreken te landen, alfoo dat d\'een den ander niet kan
geven. verftaen; maer moeten door tokken tot ekkan-

Sedem Dit volck heeft een arm leven, want fy ver- deren fpreken.

drincken byna alles wat fy met viftchen winnen, De Field-Finnen is een felve volck als de Lap-
dewijl fy feer genegen fijn tot ftercken dranck, pen die onder de Kroon Sweden ftaen; foo dat

de

:i , ; I.

t^ï i Ml\'!
• " ■ : \' i

■ •

!

J\'nn

Mi \'

i;. i
l\' •
; i\'t i

iifinr

ï lUi I
ijpii!

lïi.

!\' \'\'

i :; ; !
li: 5

w ! , r

:

;f . E \' i ; . i

fliir:

.! I

!

i

:\'

fl\'-

:

■ I

I I M

i\'

\' l\'i t

! I

-ocr page 133-

iF I N M A

de gene, die in de Noordfche boecken Fin
heet, by de Sweedfchen en RuiTchen Lap ofte
Lopkin.wort genoemt, gelijck men in de ver-
telling van Bardur Snefelfas hier voren befchre-
ven , (in welcke Tornelapmarck geftelt is als
het landt van Dumb , Koning der Finnen,)
genoeghlaem kan bemercken; als oock in \'t ver-
hael van Oder, waer in d\'aller-uyterfte Lap-
pary niet t\'onrecht Teer-Koy-Finnen genoemt
worden. Het lant van dit volck wort,
foo wel
van de Ruften en Sweden, als oock van d\'in-
woonders felf , Lappary ofte Laplandt ge-
noemt.

De Finnen in de Fielden hebben hare eygen
Konga oft Koningen, lbodanigh als van outs
het gantfche Noorwegen heeft gehadt , te
weten , yder lantfchap een bylbndere ; die het
gebied had over de boeren , welcke in de vel-
den en bergen hare loopplaetle hielden , noem-
den ly Fielde oft Fielkes Konga; maer die aen
de zeekanten öp fekere hoecken hare heer-
fchappy pleeghden, foodanigh als daer waren
by Lindesnes, by Scutenes, by Stadt, en by
Kynnes, wierden Neffa Konga geheeten; delè
fijn meeft al door Harald Harfager tot gehoor-
laemheyt gedwongen, en tot Jarl ofte Herto-
gen onder lijn gebiedt gebracht.

Alfoo dat hedensdaeghs , gelijck oock eer-
tijts , de overften van de hoopen der Finnen
Fielde Konga worden genoemt, welcke ly , als
hare Princen en Rechters, eeren , om alle twi-
ften, die onder haer eygen volck voorvallen, lbo
van erffenilfen als andere dingen, te beftech-
ten ; want yder heeft fijn afgemeten plaetfe
hoe verre ly met hare rheen mogen komen:
maer voor het Noordfche Gerechte verfchynen
fy alleen als fy over de Noord-lieden willen kla-
gen , ofte om haer te verontfchuldigen van het
gene daer men hen van aengeklaeght heeft in
fbmmige voorvallen , als, tot een voorbeelt,
dat de Finnen met hare rhee-dieren omtrent
der Noorder-lieden zaey velden fij n gekomen,al-
foo het rhee een dier is dat veel vernielt. Oock
komen fy jaerlijcks, (te weten,die om ofte by de
Noord-lieden woonen,) by den Vooght ofte
Slotsheer , om hare fchattingen te betalen, het
welck is voor yder huysgefin een bever , mar-
ter, otter ofte rhee-vel; hoewel de voogden van
alle het wiltvang de tienden wel begeerden,
gelijck van de vilfcherye ter zee ; doch de Fin-
nen , om daer van bevrijt te wefen , brengen,
foo vele fy konnen j haer veile-werck niet aen
de Noordfche zeekuften ; maer gaen aen de
Sweedfche fijde, om daer meeft al\'t gene dat
fy hebben te verkoopen. Hier toe hebben fy
jaerlijcks twee marckten in lempterlant, d\'eene
omtrent S. Katarina , in het
zuyd-eynde van
Hamerdael; en d\'ander op Palmfondagh, welc-
ke fy Kermiffe noemen, in \'t
noord-eynde van
Hamerdael , waer fy haren
koophandel met
de Sweden en Ooft-Finnen in rheehuyden ,
elantshuyden , wolfsvellen, voffen en beere-
vellen
verrichten; voor \'t welcke fy brandewijn,
meel, laken, en andere noodige behoeften be-
komen ; want in haer gantfche lant is niet te
fieyen noch te maeyen ; derhalven onderhou-
ISloorypegen.

Konga oft
Komngen.

E N.

den fy fich met a llerley wilt gedierte , als voften,
die des fbmers graeuw en des winters wit fijn,
oock beeren , rheen , hafen, velthoenders,
patrijfèn , en diergelijcke.

By hen is mede \'t onderfcheyt, gelijck by
ons, dat d\'eene rijck en d\'ander arm is: haer
meefte rijckdom befhet in vele rheen; want
fbmmige hebben wel vier hondert, en andere .
vijf hondert van defè dieren , die fy mekken als
men hier de koeyen en de geyten doet, en ma-
ken van de melck kaes en boter.

Als fy eenen beer gefchoten hebben , houden
fy een groote feeft, op welcke geen vrouwen
mogen komen ; en koocken \'t gebeente van dat
dier in \'t water, dat fy op dit feeft, met fèer
groote vrolijckheyt, drincken.

Hare vrouwen en kinderen houden fich bee- Oefemn-
figh met kleederen te maken van allerley veile-
werck , als leerfen , beurfen , malen en taften ,
die fy , op een fonderlinge wijfe, met draden van
zenuwtjens der beeften , weten te naeyen.

hl de winter-tijdtis haer kleeding meeft van Kleedere»,
rhees-vellen , daer mede fy hen van den hoof-
de tot de voeten bedecken : maer des fomers
kleeden fy hen geheel in groen laken, waer me-
de fy in \'t veldt, om dat gelijck te fijn , loopen.

Als fy in \'t velt gaen, om het wilt te fchieten, ^^^^(i^^yH
en haer vader by haer is, en van ouderdom en
fwackhey t niet voort kan komen, binden fy hem
ergens aen een boom, feggende tot den ouden
man : ftaet daer tot dat
Zycus (dus noemen fy
den wolf) koomt; welcke hem daer na ver-
fcheurt : ofte fy begraven haren vader leven-
digh in d\'aerde, en werpen een grooten hoop
fteenen en houten op \'t elendigh Hchaem.

Als haren Koning geftorven is, fteecken fy Begrafenis*
hem in eenen dicken , vuuren en uytgeholden
boom, welcke fy op eenen hoogen bergh bren-

fen, oft leggen hem op een boom , waer fy
em laten , geloovende dat hy van eenen fterc-
ken wint ten hemel wert gevoert; ofte, \'t welck
beter fchijn heeft, dat hy eyndelijck van een
beer wort verfcheurt.

Gelijck van de Finnen , die aen de zeekant
woonen, is gefègt, datfe feer weynigh tot het
Chriften Geloove komen, ofte het gefchiede
door groot bedwang, (hoewel fy evenwel ter
kercken komen , als fy een kint te doopen
hebben, oft datfe te famen fiiUen trouwen, het
welck veeltij ts gebeurt, na datfe aHeede eenige
jaren in Hchamelijcke gemeenfchap gekeft
hebben; ) fbo is het in de velden by defe Field-
Finnenin dien deele noch ongelijck erger; want
defè hebben een afgrijfen van der Chriftenen
Gods-dienft en ceremonien, ofte plechtelijck-
heden.

Sy hebben onder hen hare bylbndere eere- jfgode^^
monien en Godsdienft, oft Hever afgodendienft,
nadem.ael fy houten en fteenen oprechten , die
fy eere bewijfen. Haren dienft doen fy op het
hooghfte van de bergen,daer fy fèer veel tacken
van boomen te famen ftepen, diefe op de wijfè
van een autaer ophoopen , en offeren daer op
rheen, ofte iets van de rheen , en van aUerley
gevogelte. Dit houden fy voor groote heyHg-
heyt; doch doen defè dienften niet in \'t open-

H baer ^

R

ïj

-ocr page 134-

ä.

U\'

M A

baer,iiyt vreefe van by de Noordfche Vooghden
daer over geftrafc te worden. De fteenen, die fy
oprechten , hebben geen andere dan haer ey-
gen gedaente , dat is, ly fijn foodanigh, als die
in de Fielden ofte velden worden gevonden.

Sy willen niet lijden dat men eenige kercken
by haer bouv/t, ofte dat eenige Paftoren by
haer louden komen woonen , alfoo ly hen la-
ten duncken , dat haer liilcks tot ongeluck Ibu
gedyen. Seker rijcke Fin , van een Paftoor
aengefproken fijnde, dat lly moefte biechten en
communiceren, oft het Sacrament deelachtigh
lijn, antwoorde : wy lijn flechte lieden, en
weten niets van lulcke kleynheyt; wy leven in
oniè oude leden , foo die ons van onfe voor-
ouders van aver tot aver lijn aengegeven. En
dus houden ly voor hare grootfte wijsheyt,
datie van over vele geboorten te i\'ugge weten te
rekenen, dat haer ouders hier in die , en daer
in gene velden en boftchen gelegen, en die
fomtijts weder verlaten hebben : want hoewel
defe Field-Finnen geen lekere woonplaetfen
befitten , maer d\'eene tijdt des jaers hier , en
d\'andere elders lijn foo behoud nochtans yder
Erffemfn. geflacht ofte hoop fijn eygen plaets tot een erf-
tenis; \'t welck aldus te verftaen is, dat haer
©uders haren loop fes ofte feven blaeuwen in het
ronde aen defe fijde van fekeren bergh , en an-
dere wederom hunnen loop feker getal van
blaeuwen aen d\'andere fijde van de felve bergh
gehadt hebbende, fiilcke velden blijven erft\'e-
lijck aen de nakomelingen yder aen fijn fi\'jde ,
tot bruyckweeren en dele blaeuwen is een le-
kere verhey t, waer mede ly den wegh afmeten,
dat is,lbo verre hem eenigen hoogen bergh blaeu
vertoont. Defe lantfchappen ofte Fielden fijn
foo verre onder een geflacht, als het wilt fijnen
gewoonen loop houdt en foo lang als dat op
een plaetfe van delè Fielden blijft, foo lang
blijven oock de eygenaers daer omtrent maer
als het wildt naer een ander plaets in het felve
lantfchap verloopt , foo verhuyft oock het
volck , het welck alfoo in hun erffenis met het
vee omdwaelt.

Delè Finnen konnen haer tamme rheen met
feker gefluyt uyt het velt doen komen ; en in-
dien iemant naer d\'een of d\'ander plaetfe be--
geert te reyfen , foo geeft hem de Fin een ftede
met twee ftockjens, daer hy hetrhee voor lj3ant,
en luyftert het beeft iets in \'t oor,\'t welck dan lbo
veel blaeuwen, als hem van fijnen meefter is be-
volen , voortloopt, en houd daer ftil, fonder dat
het verder begeert te gaen , waer toe men het
oock met ftagen niet fou konnen krijgen.
jaeL De tale van de Finnen is feer lelfaem en
vreemt maer de gene die hare loopplaetfen
omtrent de Noord-lieden hebben , verftaeit
meeft alle de Noordfche Iprake.

N

i

■ 11

1

I

I

■ I

■ I ■

R C K E N.

Om defe Finmarckfche befchrijving te be-
fluyten , dient feker vertellinge , die men ver-
ftaen heeft van een koopman , die op \'t Heeren-
huys te Drunthem te gaft geweeft was in \'t gefel-
fchap van feker Fin, een neve van den Koning
der Finnen , die omtrent Snaaften haer loop
hebben j welcke Fin nae de maeltijt, om de ge-
noodden met een vrolijck fchouwlpel te verma-
ken , de beere-lpriet in de hand nam, en ftelde
hem als een jager , terwijl fijn knecht den hont
Ipelende nabootfte , en op handen en voeten al
baftènde langs de kamer ging , om het wilt op
te doen ; ondertuftchen was de vrouwe van de
Fin , die den beer Ipeelde , onder de tafel ge-
kropen , en lagh daer te gnorren en knorren
als of ly in der daet een wilt beeft had geweeft :
als de jager den beer vernam , ftelde hy hem op
\'t felfte om die te vermeefteren de gemaeckte
beer daer tegen, eerft op vier voeten uytko-
mende , fette fich
ovè^-eynd op d\'achterpooten,
de voorpooten tot afweering voor uytftekende ,
en quam al knorrende en grollende den jager
ontmoeten, terwijl den hont fijn vlijt dede om
het beeft te bijten , tot dat eyndelijck den
beer als doot nederviel, en als in belwijming
op den rugge lagh , toen tafte de jager met de
beerefpriet tuffchen de beenen van het dier, als
ofthy dat aen \'t gemacht woude kloppen , on>
te weten of het noch eenigh gevoelen hadt.
Dit Ipel, dus levendigh gefpeelt fijnde, was feer
geneughlijck tefien, en wierd van al\'t gefel-
Ichap met veel lachens en vrolijckheyt be-
fchouwt.

In Finmarcken worden tien Parochiën gt- -^arochym.
telt; de eerfte is Wardaöhuys, welcke twee ka-
pellen , d\'een in Vadföcn , en d\'ander in Ki-
bergh , onder haer heeft; de tweede is Omme-
^angs-kercke ; de derde Sköttingberghs-kerc-
ce; de vierde KieHngs-kercke, die een kapel-
Ie onder fich heeft in Hellenes, dat oock op
Maggerö is gelijck als Keelwijck; de vijfde is
Thunes-kercke, oock op Maggero beweften,
Kniefskanes; de lèfte is Hiellemskens-kercke,
waer onder een kapelle , die op Stappen ftaet ,
behoort ; de fevende is Ingiens-kercke ; de
achtfte Meifioerds-kercke op Suroy; de negen-
de Sörffuerds-kercke, waer toe de kerck in Hars-
woge behoort; de tiende en laetfte is Loppers-,
kercke : welcke dus voor ons door een Priefter ,
die daer eenige jaren gedient heeft, fijn aenge-
teekent. In de Fielden, gelijck hier te voren ge-
feyt is, fijn geen kercken , dewijl de Finnen die
by haer niet willen lijden. De Finnen, die foo
hier en daer, als in Aröa,en elders by de Noord-
fche kercken woonen , konnen het Vader-onfe
niet in hare moeders tael, maer lefen dat in de
Noordlche fprake.

EYNDE.

-ocr page 135-

Het Koningrijck

NEMARCKEN

P

d e

van S. Quintin , een oudt Schrijver (gelijck
Camdenus getuyght) feght datfe uyt Scandia
gekomen fijn in de oude woon-fteden der Cim-
bren. Het fchijnt oock datfe defen naem heb-
ben van de wateren, naedien Aha by haer te
feggen is een riviere , en fy haer felfs oock Da-
neman noemen \'t welck een Water-man be-
duydt.

Denemarcken is een Peninfuk of half eylandt;
en wordt gedeelt in 184 ampten of vooghdyen,
die fy hered noemen. De Koninglijcke weer-
digheydt beftaet meer in de keur der Stenden ,
als in defuccellie. De oude maniere van de Ko-
ningen te kiefen, was defe : Als men ftemmen
foude 5 begaven fy ftch in het open veldt, fton-
den op feeckere fteenen , toonende , door de on-
beweeghlijckheydt der fteenen , de ftandvaftig-
heydt der verkiefïnge. Doch worden hedens-
daeghs de Koningen te Koppenhagen gekoren ,
en van de Rijcks-Raden, in onfer L. Vrouwe
kercke voor den altaer geleydt, en de Koning-
lijcke teeckenen voor haer gedragen , te weten,
het fweert, de appel of de weereldt, en de Kroo-
ne. Daernae móet de Koning fweeren , de arti-
culen, die voorlangen tijdt in gebruyck fijn ge-
weeft, ftricktelijck te willen onderhouden, de
Chriftelijcke Rehgie, alle rechten en ufantien
des Rijcks te
fullen hand-haven en befchermen.
Hier op wordt hy van de Biftchop van Rofchild
gefalft, en van alle de Rijcks-Raden eerft de
Kroone opgefet, die hare Majefteyt dan oock
fweeren, indien fulcks voor de krooninge niet
gefchiet is. Daernae flaetde Koning, met het
aen-roeren des blooten fweerts, eenige van den
Adeldom en voornaemfte Heeren, die fich vro-
melijck , foo in tijde van vrede als oorloge, ge-
queten hebben, tot Ridders.

De Deenen hebben hare Monarchie en poli-
tijcken ftandt foo beveftight, dat noyt eenige
natie haer geheelijck heeft konnen fubjugeeren,
ofte van hare ftatuten en privilegiën berooven.
lae men heeft ter contrarien gefien , dat de
Noordfche volckeren , als Deenen , Sweeden ,
en Noorwegers byna geheel Europa verwoeft, en
aen fommige plaetfen\'oock Koningrijcken op-
gericht hebben: want by alle Hiftorie-fchrij vers
IS genoegh bekent der Cymbren heyrtoghtin
Italien ; het innemen van Spaenjen der Gothen;
der Longobarden op-gerichte Koningrijck in
Itahen; der Normanniers woninge in Vranck-
rijck ; en het oprichten des NeapoHtaenfchen
en Siciliaenfchen Koningrijcks; des Gothfridi
inval in Vrieflandt tegen Karolum Magnum, en
het lang-duurigh gebiedt over Engelandt. Ca-
nuto Magnus heefc over vijf Rijcken geheerfcht;
want hy is geweeft Koning van Denemarcken ,
Sweeden , Noorwegen, Engelandt, en Nor-
mandien , en fchoon-vader des Keyfers Hen-

Enemarcken is groot
en volckrijck , wordt
gcmeynlijck genaemt
Denemarchia , dat is ,
\'t landt der Denen. Der
Denen oorfpronck de-
duceeren fommige van
haren eerften
Dano

Dahis in A/ia. Dudo

Koning
andere van de

Veelifsge.
Kegeermg.

rici III. Hier uyt blijcktgenoeghfaem (alsoock
uyt de oorlogen , die de Koningen uyt den Ol-
denburghfchen ftam geluckelijck gevoert heb-
ben) dat dit een feer ftrijdtbare en volckrijcke
natie is.

De voornaemfte Heeren en Rijcks-Raden
hebben tot allen tijden een vrye en onbepael-
de macht gehadt hare Koningen te kiefen, ge-
lijck fy noch hebben , doch plachten gemeen-
lijck des Konings oudtften foon daer toe te ne-
men, \'t en ware dat fulcks wichtige oorfaecken
verhinderden, doch fijnfe van de Koninglijcke
ftamme noyt geweecken. Sy hebben oock het
Rijck noyt willen deelen, dan daer toe gedwon-
gen doorinlantfchen oorlogh. De jongitefonen
ofte broeders der Koningen , dewijlle aen het
Rijck geen deel konden hebben, fijn dickmaels
in andere Provinciën verfonden.

Om dat defe natie volck-rijckis, en niet alle
in haer landt met ofïicien konden verfien wor-
den , hebbenfe dickwils vreemde landen ingeno-:
men, en de inwoonderen verjaeght,om fob haren
ftaet te verbeteren. Sy leven lang , fijn fchoon,
en groot van ftatuure, fcherpfinnigh,en getrouw.

In de Deenfche regeringe fijn vijfderley Sta-
ten. De eerfte is het Koninglijck geflachtde
tweede den Adel, fonder onderfcheydt van tij te-
len ; fy bewijfen alle haren Adel van oudts, heb-
ben flechte wapenen , welcke foo lyfe verander-
den oft vermeerderden, fouden meenen dat het
de oudtheyt van haer geflacht te na foude gaen.
Daer fij n noch eenige farhihen, die over het tra-
étaet geftaen hebben, \'t welck gemaeckt is op de
riviere Eydor,tuftchen Karolus Magnus,en Hem-
mingius Deenfche Koning, gelijck de Vren , en
meer andere. De Edelen voornoemt befitten
haer goederen met hoogh en laegh gericht, mo-
gen op de felve vryelijck jagen,gelijck de Graven
in Duytflandt; wantfè geen leen-goederen,maer
allodiale en erffelijcke fijn. Alle de floten, meye-
ryen en foo meuble als immeuble goederen, van
de ouders naegelaten , worden gelijckehjck on-
der de broeders gedeelt; en door fpeciale privi-
legie de fufters oock geadmitteert, met conditie,
dat de broeder ontfangt twee deelen , endefuf^
ter maer een : de kafteelen en floten oock den
broeders blijvende. Uyt defe Ridders, oft Adels-
ftandt, worden de Rijcks-Raden gekoren, welc-
ker getal felden meer is als acht-en-twintigh.
Defen allen wordt van de Koning en het Rijck
eerlijck onderhoudt verordineert; want een ie-
der der felver heeft fijne floten (fbo lange fy

H Raedts-

Rade».

I li

State»*

\' I

!

1 ?>

-ocr page 136-
-ocr page 137-

DENEMARCKEN.

Raedts-Heeren fijn) waer van iy deinkomften de is. Deie heeft noch een anderen Admirael
alleen genieten , daer voor fy eenige ruy terenon- onder hem, en op een ieder fchip wordt een,
derhouden moeten, foo in vrede als oorloge, uyt de Ridder-flandt , tot Commandeur ge-
die, als de noot vereyfcht, en de Koning fulcks fi:eldt. Aen des Rijcks Cantzler wordt geap-
begeert, op haer eygen koften, den Koning in pelleert van alle de Provinciën en eylanden ,
a-z/^j
het Rijck ten dienibe ftaen. De andere Edelen van wekken wederom appel valt aen den\'Ko-
hebben oock eerfijck onderhoudt van de Ko- ning en
Rijcks-Raden.

ning, \'tf/datfe aen het Hof dienen , oft buyten Een ieder Provincie wordt gedeylt in Har-
\'t felve leven. Want de Koning heeft byfondere ret, gelijck menfe genoemt, ofte Bifdomm.en ,
pr<edia of meyeryen , op Deenfche fprake onder welcke vele Parochie-kercken hooren.

uiltje genoemt, met welcke hy voorfiet de ge- Aldaer wordt eerft de jure gedilputeert, als\'er
ne, die het aen fijn perfoon of het Rijck ver- twift tuftchen eenige ontftaet en van hier
dienthebben , en dat voor eenige jaren, enfom- magh men appelleren aen den Rechter van de
tijdts haer leven lang. Hier op moeten ly eeni- felve plaetfe, daer nae aen den Cantzler, en
7e ruyteren onderhouden, en jaerlijcks een fe- eyndelijcken aen den Koning en de Rijcks-
ver fomme geldts in des landts reken-kamer le- Raden. Sy hebben haer befchreven recht, by
veren, foo datfe voor haer moeyte en dienften een vergadert en geftelt door Voldemarum
wat konnen
over-houden. De Koning mag van den I, en door de Biftchoppen en Raden. By
de Edelen
geene onroerende goederen koopen , foo verre de eerfte Rechters een onrecht oor-
op datter geen vcrfchil ofte twift foude ontftaen deel vellen , worden ly gecondemneert in de
tuftchen den Koning en de Staten des Rijcks. helft van de goederen , waer van de Koning
Doch is het\'den Koning geoorloft te mogen competeert de eene helft , en de gene over
mangelen eenige goederen met de Edelen : het welcke het onrechtveerdige vonnifte gegaen is ,
en ftaet den Edelen oock niet toe, eenige goe- genietende ander helft. Nae de Rijcks Cantz-i^öw»^^
deren te koopen van des Konings boeren j want Ier, volght des Konings Cantzler , welcke ge-
eenige der felver oock vrye erfgoederen befit- meenlijck den Koning te Hove volght j hem
ten. fijn by-gevoeght feven of acht Edelen tot Se-

De namen der voornaemfter Adelijcke ge- cretariften. Alle faken worden van den Koning
flachten in Denemarcken, fijn defe : van Kaas , felfs verricht j doch indiender iet fwaers voor-
Guldenftern , Munck, Rofenkrantz, Grubbe , valt, als van vrede of oorlogh , van nieuwe ver-
Walkendorp , Brahe, Schram, Pasbergh, Har- bonden te maken, frontierenbefchermen, &c.
ftenbergh, Vlftandt, Bing , Bilouw, Wipfert, dan befchrijft de Koning de Rijcks-Raden.
Goe , Schevelt, Rantzou, Schelen, Friefen, lul. Het ftaet den Koning oock niet vry , fonder be-
Bilde , Dreftelbergh, Green, Broeckenhufen, willfging der Staten, het Koningrijck, oft der
Holcke, Trolle, Knutzen , Biorn , Scheftede, Edelen boeren en onderdanen , te befwaren
lenfen , Stuege, Mattieften, Lunge, Banner, met eenige fchattingen. Des Rijcks Rentmee- Rentme^-
Luck, Raftorp,Krufen, Fafti, Lindeman, Suvon, fter ontfangt alle des Rijcks inkomen, foo van
Sandbeke , Quirrow, Lange, Gelfchut, Glambe- de kafteelen als meyeryen, toflen te water en te
ke, Krabbe, Marizer, Kragge, Achfel ^ Beek, lande, verhoort alle rekeningen , examineert-
Ruthede, Negel ^ Witfeldt, Spht, Ofren, Appel- fe, en geeft quitantien aen die betaelt hebben,
gard, luenam,Podeffen,Reuter, Podebuften, Defen fijn twee uyt de Edelen by-gevoeght,
welcke voor defen Vry-heeren fijn geweeft in als oock veel fchrijvers uyt de gemeente,
\'t Hertoghdom Pomeren j van welck geflacht De derde ftandt is de Geeftelijcke, in de welc-
Gee-
noch aldaer gevonden worden : dievanVren, ke leven Biftchoppen fijn geweeft , als de Aertz-
\'die ten tijden van Carolus Magnus gekeft heb- Biftchop van Lunden, de BiflTchop van Rofchild,
ben , die van Bliek, Galle, Wogerfen, Bafti, Solle, Ottenfee in Fuynen, Rippen,Wyburgh,Arhufen,
Daac, Bax, Bafelich, Wenfterman,Hoken,Lin- en van Skfwijck tot wekken ftandt oock hoo-
douw, Bilk, Ruten, Hondertmarck, Heyderftor- ren de ofte Dom-heeren. Defe genieten

per , Wolde, Papenheym, Spar, Falfter, Narbu, de tienden in \'t Rijck, welcke nochtans in ver-
Worm, Bilde , Bockholt, Budde, Swaben, Sand- fcheyde Provinciën , op verfcheyden wijle wor-
bargh, Gram, Lutken, Vhrup, Spegel, Bammel- den verdeelt; want de helft voor den Koning is,
bergh, Rofenfpart, Duve, Hube, Schawgard, een deel ftrijcken de
Canonici en Priefters , een
Muft, Gris, Falke, Brune, Laxman, Duram, Bag- deel is tot het opbouwen en onderhoudt der
gen, Norman, Gofz , Matre, Rofengard , Tot- kercken. Wat belangt het
jus Canonicum of Gee-
ten , Ronou en Krumpen. Uyt defen Adel ftelijck recht, is altijdt in dit Rijck,
als oock
wordt gekoren de Stadthouder of Hof-meefter , in Vranckrijck, gebruyckelij ck geweeft, dat de
welck bynae foodanig officie, als de
Major Domus Koningen felfs de Prelaetlchappen en Bifdom-
in Vranckrijck is defe refideert gemeynlijcken men hebben uytgedeelt, en daer toe genomi-
te Koppenhagen als Koninglijcke Stadt-hou- neert, die het haer behefde. Gelijck Karolus
V
der, en dirigeert de faken, die hem van den verboden heeft, dat voortaen geenGeeftelijc-
Koning worden bevolen. Nae defen volght de ke perfoonen meer fouden mogen koopen im-
Maerfchakk , welcke befchickt het gene dient meuble goederen, fonder confent hares Prin-
tot dekrijghsruftingeenheyrkgers. DesAdmi- een,- ibo oock Chriftianus de III. Doch fijn de
raels officie is, fchepen te laten timm.eren , re- Geeftelijcke , in dit geheele Rijck, wel van hem
ftaureren , en ordineren , wat tot belcherminge verfien. In het gantlche Rijck is maer eenLTni- -
der zee, en krijghs-ruftinge te water van noo- verfiteyt , te Koppenhagen , gefondeert van nyu

Chri-

ij

\'i ^ :

l :

■■

Ceßachtcn.

■r i:
li 1

Hof me-
Pr.

Afacr-

Jchü^ck,
Admirael.

-ocr page 138-

DENEMARCKEN.

Chriftierno den ï , door toelatinge van Paus Zich uyt-ftreckt , en is gedeelt in Zuyder en
Sixtus de IV, in\'tjaer Cliriftii478/welcke Fre- Noorder-Iutlandt. Zuyder-landt (in voor^
dericusde II feer verbetert heeft, enhetinko- tijden
Nordalhingia geheeten) begrijpt het voor-
men met <5oooo daelders vermeerdert. treffelijcke Hertoghdom Slefwijck , waer by
De vierde ftandt is der burgeren en koopluy- nu gevoeght kan worden het Hertoghdom
den : defe hebbe n hare belbndere privilegiën, Holfteyn , belchreven neffens hare bylbndere
daer ly haer nae reguleren. Uyt delè, als oock kaerte.

uyt de kinderen der boeren, worden gekofen de Zeelandt ofte Sialandt, is het grootfte van al- ZeeUndu
Biffchoppen, Canoniken, Priefters en Raedts- le de Denemarckfche eylanden, wordt van Mela
Heeren der fteden, de Schrijvers indekaftee-
Codanonia genaemt , gelijck Ohvarius en Orte-
len en floten, de Regeerders der fchepen j eeni- lius feggen van andere Zeelandt, als een landt
ge der felve worden oock verordineert tot de van de zee, om dat het rontommemet de zee
tollen : met defe worden oock alle de kleyne omringt is. Sommige willen het Saylandt noe-
rechts-bancken bekleet,- over welcke fomtijts men, als een lant oftt aerde des fayens, dewijl
een uy t de Ridderfchap prelideert. dit landt van felfs allerhande faet en vruchten

De vijfde ftandt is der boeren ; defe lijn van voort-brengt , fonder dat men \'t alle jaer be-
twee foorten, d\'eene wordt genaemt ^mbuttDett/ hoeft te meften. Het begrijpt 15 fteden, en i z
\'t welck is te feggen vrye boeren, befittende erf« Koninglijcke kafteelen.

felijcke goederen, doch moeten jaerlijcks iet- Onder de fteden h Hafnia okt Coip^tnhagQvi Cofpenha-
wes daer van geven; defe begeven fich oock tot de principaelfte en de Hooft-ftadt van gantfch
de koopmanfchap en viffcherye : worden met Denemarcken , fbo van wegen hare grootte,
geen fervile dienflen of tribuyten befwaert, dan rijckdom, en bequame haven ; den welcken de
met confent der Rijcks-Raden. De andere foort diepte, en het tegen over-gelegen eylandt A-
is der
gener, die geen erffelijcke goederen befit- magger noch veel fekerder maken. Uyt defe
ten, maer huerende felve van de Koning, ofte ftadt, als een geduurigh Seminario , wordende
van de Edelen, en Geeftelijcken. Koningrijcken Denemarcken en Noorwegen,

De hooghfte digniteyt in Denemarcken is de met Doéloren, Predikanten , en andere geleer-
Ridderfchap, welcke men van wegen hare orna- de luyden verfien. Boven Koppenhagen leydt
menten, die fy dragen, i^wr^fo^ heet, by ons Rid- Helfmgor , en daer by het Koninglijcke flot
ders met de gulde fpooren ; doch wordt nie- Kronenburgh, op\'t welcke refpondeert het flot
mandt met defe eere verfien, \'t en ware hy , ten met de ftadt Helfinburgh, gelegen aen d\'ander
tijde van oorlogh ofte vrede , fiilcks aen het fijde over de zee: aldaer naerderen haer Zee-
Rijck verdiendt hadde. Over dit bloeyende landt en Schonen fbo dicht met hare uytfteken-
Rijck regeert, by onfe tijden, Fredericus de 111, de hoofden , datfe door de zee naulijcks een
fone van Chriftianus de IV; wiens oudfte broe- kleyne mijle van malkanderen verfcheyden fijn,
der Chriftianus , gekoren Koning van Dene- welcke engte de Sundt genaemt wordt. Hier
marcken, voor fijn vader overleden is. moeten alle de fchepen, die naer Ooften willen ,

De overvloet der zee ( als een wel-geftoffeerde aen den Koning den tol betalen. Rofchildt was Rofihild,
keucken ) voedt de Denemarckers met het eertijdts een Biffchoplijcke refidentie hier
grootfte deel van Europa,- jae denatuureheeft worden veler Koningen en Hertogen begraef-
de Denemarckers alle het gene verleent, niffen gefien, die feer fchoon fijn, doch is nu
\'t welck tot onderhoudt des menfchelijcken le- wat vervallen. Onder Zeelandt hooren de ey-
vensvan noode is. landen, Amagger, Huena ofte Ween , Moen,

Van \'t gebiet harer voor-ouderen fchrijft waer in de ftadt Stegoa is, en meer andere.
Munfterus , dat Danus , eenige hondert jaren Schonen is onder de Denemarckfche Provin-
voor Chrifti geboorte, het Koningrijck Dane- cien aen grootte en rijckdom niet de geringfte,
marcken eerftmael befeten heeft. is een vaft landt aen Sweden palende. Eeni-

Denemarcken is maer op twee plaetfen aen ge hebben \'t genoemt Scandinaviam ofte Sconda-
\'t vafte landt gevoeght, en leght in \'t weften niam, \'t welck foo veel als Schoon Dannemarck
aen de
Noord-zee,- in \'t ooften aen de Balthi- te feggen is j andere Scaniam, en fommige hee-
fche
zee ,-noordtwaertsis Norwegen en Sweden; ten \'t Sconingiamy oftegemeynlijckSconen. Pli-
en zuydwaerts, Holfteyn, Meckelenburgh, en nius noemtfe
Scandiam, oock Scandina\'piam maer
Pomeren. Het wordt gedeelt in veel eylanden , is bedrogen, dewijl hy meent dat het een groot
die wijdt
van malkanderen verftroythggen. De eylandt is. Ortelius is van gevoelen, datPhnii
locht
iffer getempert, foet en gefondt. De voor- Scandia en Scandinayia geenlins Scania is , maer de
naemfte deelen fijn lutlandt, Fionia, Zeelandt, Peninfula , welcke hedensdaeghs de machtige
en Schonen, behalven de
andere eylanden on- Koningrijcken Noorwegen, Sweden, Gothlandt,
trent defe deelen gelegen. en andere landen begrijpt. Schonen is over al

lutlandt, het welck fommige den naem van met de zee omringt, behalven dat deel, \'t welck
Gothlandt\'willen geven, eertijdts een woon- fich als een arm uyt-reyckt naer het noorden,
plaetfe der Cymbren, wordt van de Hiftorie- en kromt fich daernaomv in
\'t ooften, alwaer het
fchrijvers en Geographis
Cimhrica Cherfone/us ge- aen Sweden grenft doch komender tuffchen
naemt.
Dit landt ftreckt fich noordwaerts, be- beyden fulcke diepe dalen en fteyle klippen ,
einnende van \'t landt van Saxen, en loopende de welcke den wegh uyt Schonen in Gothland
tuffchen de Ooft en Noordzee , gelijck Itahen en Sweden foo onwandelbaer maken , dat het^ZZl\'
tuffchen twee zeen in de lengte naer\'t zuyden
veel lichter ter zee, als te lande te reyfen is. heßt.

ï Dit

lo

JK Bur-
geren.

V, Boeren,

Ridder-
fihap»

i\';

taletj.

Deele» van
Demmarc-
ki».

Imlandt.

-ocr page 139-

VYUcht" Dit landt magh met recht by de befte verge-
bmheydt. j^j^^jj worden, foo om de gefonde locht, vrucht-
baerheydt des aerdtrijcks , bequaemheydt der
havenen en koop-fteden , rijckdom der zee,
treffeiijcke meyren en rivieren , overvloedige
viftcheryen , en menighte van wilde gedierten ;
als oock van wegen de onuytputtelijcke mijnen
van goudt, ftlver, koper , yfèr, en loot, groot
getal der fteden en goede regeering. Daerom
het den naem van Schondia behouden heeft,
nae het getuygenifte van Munfterus.

In vorige tijden is het in twee Hertoghdom-
men gedeelt geweeft , als Hallandt en Bleking ,•
nu begrijpt het 13 vooghdyen oft ampten, en
15 fteden, waer van Londa ofte
Lundia de Hooft-
ftadt is , alwaer de Aerdts-biftchop van het Rijck
fijne refidentie heeft. Malmogia (\'t welck oock
Ellebogen genaemt wordt) is mede een fchoone
koop-ftadt, en de principaelfte defes landts, van
wegen de jaermarckten en grooten handel, die
de inwoonders aldaer drijven. In Hallandia is
het ftot Warburgh , gelegen op fteyle hooge
klippen^ welck in \'t jaer 15(^5 van de Sweden is
ingenomen, en met garnifoen verfterckt; maer
wederom hart belegert in \'t jaer 15(59 door Da-
niel Rantzou, uyt bevel des Konings van Dene-
marcken Friderici de 11 • foo dat het fich eyn^
delijcken moefte overgeven , daer den voor-
noemden Rantzou , die een wel-geoefient en
ervaren krijghs-man was , met een kogel het
hooft afgelchoten wierdt.

De eylanden, die ontrent dit landt liggen, fijn BjUnden
Landoc, Hanaoe , enBornholm, \'t welck ver-

. ( . . . Schotun*

maert is, en wordt m vier vooghdyen gedeelt,
heeft drie fteden en een Kafteel. Onder defe
wordt oock gerekent Gothlandt, waer in leydt
de oude koop-ftadt Wisbuy , in ouden tijden
feer bloeyende.

Dit landt Schonen, behalven kooren, kaes,, f/^jw?;,
boter en verlcheyden pelteryen , geeft oock
veel danne-boomen , bequaem om fcneeps-ma-
ften te maken, oock fteenen om te timmeren,
en leer veel kalcks.

F/W^ ofte Fuynen is naeft Zeelandt het voor-
naemfte eylandt in de Belt. Waer van de be-
fchrijvinge met fijne particuliere kaerte hier op
volght.

Huena, gelegen in de Sund, is dat eylandt, al-
waer de vermaerde Tycho Brahe het flot Urani-
burgh gebout hadde , en allerhande Mathemati-
fche inftrümenten toegeruft, met welcke hy die
treftelijcke oblèrvatien gedaen heeft.

ilü\'l^

i\' r

H

11 ■

I\'

i i

,■ i I

Ifi

■ i:
i ■ .1

i

li ■

li

IIa l\'

-ocr page 140-

mSm

10, b

u t l a n t.

Et eerfte deel van De-
nemarcken , \'t welck
ïutlant genoemt word,
ftreckt fich van d\'Ey-
der noordwaert in de
langte uyt, drie dagh-
reylens groot/oo men
fich naer \'t eylant Enne
keert : maer indien
men \'t van
Sliafioig en
Omtrecki langs de rechte wegh meet, foo heeft men
een wegh van vijf of Teven dagh-reyfen. Dit is
de ftreeck van de Keyfer Otto , tot aen de zee
de nieuwe
Wendile , die noch heden, om des
Konings verwinnings,
Ottinfmd word genoemt.
De breette van ïutlant by d\'Eyder ftreckt lich
wijder uyt : maer van daer wort het allengs
fmalder, volgens de gedaente van een tong,
naer die hoeck, de welcke
Vïndik wort gehee-
ten , daer
ïutlant eyndight. D\'overvaert naer
Noorwegen is hier feer kort. Het lant is \'er on-
vruchtbaer. De plaetfen, aen de vloet gele-
gen , fchijnen byna alle woeft, en \'t lant brack,
en als een groote wildernis. Voorts, hoewel
alle de geweften van Duytllant door hun groo-
te boftchen fchrickelijck fijn, foo is echter M-
lant alleen fchrickelijcker dan d\'anderen, het
welck gefchuwt word , te lant, om \'t gebreck
van vruchten, en ter zee , om de moeyelijck-
heyt der zee-roovers. Men vind \'er leer wey-
nige plaetfen, die gebouwt worden, en tot
menfchelijcke wooning bequaem fijn j maer
ter plaetfen, daer men eenige inwijcken van de
zee vind, worden oock feer groote fteden ge-
vonden. Keyfer Otho , dit landtfchap eer-
tijdts onder fchatting gebracht hebbende, deel-
de het in drie Bifdommen, van de welcke hy
het een te
Sliafmg oprechte, het welck oock
Eeithehyv^oxtgmoemt, daer fekere arm van de
woefte zee aen fpoelt, die fy
Sik noemen , daer
af de ftadt oock de naem voert. Uyt defe ha-
ven varen de fchepen gemeenelijck naer
Slalpa-
nien, oinztï S\'90eden,
of naer Semlant, ja tot in
Griecken. Het ander Bifdom is te Ripe, een
ftadt, aen een ander engte gelegen, die van de
Noordzee invloeyt, en
van daer men naer
Vrieflant, oft naer ons Saxen, ja oock naer
Engelant feylt. Hy ftel^ie het derde Bifdom te
Arhufe, \'t welck door een feer kleyne engte der
zee van
Enne afgefcheyden word. Defe engte
der zee , van de Ooft-zee inkomende , ftreckt
fich met lange bochten in
Ftnne en lutlant noor-
dewaerts uyt, tot aen de felfde ftadt
Arhufen,
van de welcke men naer Finnen, oft Seelant, ja
oock naer
Schoonen , tot aen Noorwegen toe,
feylt. Doch dit Bifdom, het welck wy het der-
de geftelt hebben , is federt afgefchaft; in voe-
gen dat
lutlant niet m.eer dan twee Bifdommen
behouden heeft, namentlijck , dat van Sliafmg>
en van Ripen, tot dat onlangs, na de doot van
Waldemarus, Biftchop van Ripe, dit Bifdom,
Denemarcken.

/

in vier Bifdommen is gedeelt, met goetvinden
van d\'Aerts-Biftchop, die terftont daer na Od-
do in
Ripen, Chriftiaen in Arhufen, Haribert in
Wiborgh,en Magnusin jVendela inwijde : maer
defè lefte , naer fijn inwijing wederkeerende ,
leed fchip-breuck op d\'Elve, daer in hy ver-
ongeluckte ; in voegen dat Albericus in fijn
plaets geftelt wiert. Defe vier Biftchoppen
verkregen toen de Parochie van Ripen, die de
Koning Sueno aen hen fchonck. Maer d\'Aerts-
Biftchop verforghde oock fijn klercken. Hy
fteldeRatolf in
Sliafmg, \\7i\\lemmSieiant, El-
bert in
Enne, van de welcken de lefte, gelijck
men \' verhaelt, van de zee-roovers gelchey-
den , en bekeert fijnde, het eylant Farria,
Hoedanig-
in de Noordzee gelegen, en fich verre in de^^^^tvZ\'^
mont van d\'Elve uytftreckende,eerft gevonden, Fania,
en, daer een kloofter gebouwt hebbende, dat
bewoonlijckgemaeckt heeft; want het is feer
vruchtbaer, rijck van vruchten, en voedt veel
vogelen en vee. Het heeft niet meer dan een
bergh , niet een boom, is van feer woefte klip-
pen befloten, en heeft niet meer dan een toe-
gang , daer oock foet water is. Het is in hooge
achting by alle de zeelieden , maer voorname-
lijck by de zee-roovers, daer af het oock de
naem van
Heylighlandt heeft verkregen. Het
word, gelijck wy verftaen hebben, in \'t leven
van S. Willebrord,
Fotijlandt genoemt, \'t welck
aen de grenfèn der Denen en Noordt-Friefen
gelegen is. Daer fijn noch andere eylanden , te-
gen over die Friefen en Denemarcken gelegen^
maer geen daer af is fbo gedenckwaerdigh.

De fèlfde Schrijver geeft ons oock te ver-
ftaen, dat dit geheel geweft, het welck fich
van d\'Elve naer d\'Eyder en Slie ftreckt, noch
in die tijdt Nort-Albing, en de volcken, de
welcke het bewoonden, Nort-Albingers wier-
den genoemt, die dickwijls in Regino,enia
de tijdt-belchrijvers van die eeuw voorkomen,
fonder dat de naem van Holfteyn, of Hol-
fteyners, die nu defe landen befitten, in die
tijdt gebruyckt wierde. Wy ontkennen niet
dat de Holfteyners in die tijdt bekent oft ge-
noemt fijn geweeft, maer feggen dat in die
eeuw ( gelijck uyt Adam van Bremen , een feer
vermaert Schrijver, blijckt,) hun benaming
noch niet algemeen was, en meer volckeren,
die daer fijn, begreep. Hywijftdaer na oock
dit aen, dat d\'overige ftreeck van dit half-ey-
lant, die fich noordewaerts uytftreckt, in dele
tijdt gemeenlijck
lutlant wort genoemt. Maer
de
Barbare ^ee, die hy fèght dat tot aen Slie
ftreckt , is
deBaltifche^ee ^ oft de Belt, die hy
Barbare noemt, ten opficht van de volcken, de
welcke fy aen d\'uyterfte grenfèn, toen noch
weynigh bewoont, befpoelt : want dus fchrijft
hy elders 5
Defe inham yport yan d\'inmonders de Bal-
thifche^ee, of de Belt genoemt, en oock de Barbare oft
Woefle , of de Scythifche ^ee , nae de barbarifche
oft wflc yokkeren^ daerfy aenjpoelt.
Wijders, de

I i uyt-

Bipom"
men»

-ocr page 141-

\'ii\' [ i
■I \' ;
1
i

1

iu\'

f"\'

\' î

il

III I

\' \'i

-ocr page 142-

J V T L

uy tilrecking van , die van d\'Eyder afge- fy fcheen te vluchten, uyt oorfaeck Van d\'overkomfl

rekenü wort, geeft genoegh te kennen, dat ^s Konings Har aldus. Want hy, fijn ff eer, die hy ge-
lutlant
tweevoudigh is , om dat het in zuyder- hruyckt had, in de golven Van de ^ee geworpen heb-
lijck en noorderiijck onderfcheyden word j van bende, om een geheugenis van fich na te laten, noem-
\'t welck het zuyderlijcklich niet verre voorby de defe ^ee-boejem nae fijn naem. Maer gelijck hy
Coldingen ftreckt, daer, tegen over Finne, traegh in d\'aenval had geweeft, foo bleeck oock d^uyt-
feker eylant, heden Fyn genaemt, Melfaert, gang vruchteloos. Want Haraldus, de achtertocht der
oft, gelijck men \'t anders noemt, Middelfurt wechtreckende Vyanden met groote fnelte achterhaek heb-
is. Wat de wegh aengaet , die hy de Straet bende, doode Éppo, Overfte van d\'achterfte bende,
van Keyfer Otho noemt , men
moet dit van met alle de gene diehy vond. Yoons, dat hj verhaelt
die wegh verftaen, de welcke Keyfer Otho dat men uyt de haven van Slelwijck naer Slavia , v
Magnus, in de tijdt van Haraldus, Koning Sweden, Semlant en Griecken fcheepte, en de
van Denemarcken, met fijn heyr gemaeckt
waren derwaerts voerde, in dele\'plaets is Sem-
heeft, tot aen d\'engte van\'t noorderiijck lut- landt, en de Semlanders de Sembers, gelijck Saxo
lant, van d\'inwoonders
Lymfiord genaemt. Hy hen noemt. Een weynigh lager fal gefeght
noemt dit een nieuwe zee. Indien hy (gelijck worden, dat dit
volck feer oudt is, en van de
fchijnt) dit van de Noorweeghfche zee ver-
Semnonws , voor foo veel die oock voorname-
ftaen wil hebben , aen de welcke, ontrent het lijck aen de Sweedfche zee raecken, hun naem
voorgeberghte van Schagen , Schagerhoeck en oorfprong hebben , en dat dit van weynigh
genoemt, dit noorderiijck geweft van lutlant menfchen aengemerckt is. Om dan d\'orde-
ophoud , foo is hy gantfch verdoolt, dewijl ning , die voorgefchreven is, te houden , foo
men defe inham moet verftaen, niet van de laet ons nu dit half-eylant foodanigh,
als het
Noordzee , maer van defe inwijck van
Lymfiord, nu is, befien.

oft Limicum, (van\'t welck hier na meer ge- Dewijl buyten twijffelis dat lutlant de naem Oorfprong
fproken lal worden,) de welcke noch heden, van lutia heeft, foo fbeckt men naer ïutia fèlve: ^
of liever een gedeelte daer af,
Ottefund, dat voornamelijck dewijl Beda, de volckeren van
is,
Ottoos engte , word genoemt, en dit naer de dit geweft optellende, die, naer Britannia over-
benaming en fpeer van defe Otto , die hy daer gevoert, daer nieuwe namen , en nieuwe bena-
in wierp, als het uyterfte van defe Noortfche mingen van volckereningevoert hebben, behal-
tocht fijnde: gelijck de hiftorie dat te voren
yen d\'Engelfchen en Saxen oock Viten noemt. Ea
breedelijckerop hare plaets getoont heeft. Hel- hy, oock elders gewach van defe
Viten makende,
moldus, die Adam van Bremen gevolght heeft, toont dat\'er veel volckeren in \'t Engelfch geweft
gelijck fchijnt, in een felfde doohng verwart, uyt defe hun oorfprong hebben, als hy fèght:
De
noemt defe zee oock nieuw, en voeght\'er by Kantauriers fijn uyt de Viten gefproten, gelijck oock de
dat fy de Noormannen van de Deenen fcheyd; Ve5auriers, dat is dit Volck, \'t welck het eylant Wicht
daer door hy klaerlijck genoegh te kennen befit, en oock dat volck, \'t welck tot heden toe ia
geeft, dat hy de zee van Noorwegen, niet de- \'t lantfchap der wefterfche Saxen het volck der
lè zee-boefèm, gelijck behoorlijck was, ge- Viten wordt genoemt, tegen over \'t eylant
meent heeft. Wy ontkennen ondertuffchen Wicht fèlve gelegen. Veel achten dat defe
Viten
niet, dat men uyt defe engte of zeeboefem naer de lutten fijn, en dat men geen onderfcheyt
Noorwegen kan varen 5 en dus fbu men mif^ tuffchen de
lutten enViten moet maken,- maer,
fchien Adam van Bremen konnen verontfchul- met verfetting van een letter,
lutten oft lutcn
digen, als hy Wendele ,\'t welck voorby defe in plaets van Viten fchnjven. Immers Camde-
engte is, tot een eylant maeckt. Doch hybe- nus , eertijts een vermaert fchrijver van Enge-
drieghtfich echter weder hier , dewijl het geen lant, fijn Vaderlant, fegt dat defe plaets van
eylant, maer een half-eylant is, en naer\'twe- Beda, die hb. i,cap. ij, ftaet,
d\'Engelfchen fijn
ften aen \'t vafte lant van lutlant hangt. Wij- van dat Vaderlant, \'t welck Angeln wort genoemt, en dat
ders ftaet aen te mercken, dat Adam in fijn federt die tijt onder de lantfchappen derViters en Saxen
tijdt hier de grootfte fteden heeft etkent woeft gebleven is, anders in de boecken , met de
daer voornamelijck d\'armen en engten van de hant gefchreven, ftaet j en dat, in plaets van
zee waren. Voorts, dat hy\'er byvoeght, dat
Vïten, luten geleCen won. Beda is geftorven in\'t
dit geheele landtfchap door Otto aen \'t Keyfer- jaer na Chriftus geboorte 732. Twee eeuwen ,
rijck fchatbaer is gemaeckt, men kan dit geen- en meer, daer na,volghde ]Ethelwerd,naneef van
fins toeftaen, indien wy de laerboecken der
de Koning Adulf, die ontrent het jaer derfa-
inwoonders, en voornamelijck Saxo volgen, ligheyt 9J0 heeft gebloncken. Defè, vande
welcks Hiftorie men daer over nafien moet. On- felfde faeck handelende, fchijnt Bedaes gefchre-
dertuffchen fal het niet ondienftigh fijn ; dat wy ve fchrift te beveftigen, dewijl hy hen niet
hier de woorden van Saxo felf, als tot geheuge-
Viten oï ïuten, vnaer onderfchéydelijck G/of^»
nis van\'t voorgaende, oock bybrengen :
Maer noemt. Want hy feght : Oud-Engelant leght tuf-
toen de Keyfer,
feght hy,lutlant, geen aenfienelijck heyr fchen de Saxen en Gioten, hebbende een hooftftat, die
hebbende, en fonder tegenftant vindende, deurgetrocken in de Saxifche tael Slefw\'^ck, maer hy de Denen Haitehy
had, en hem, uyt oorfaeck
Van d\'ontmoeting des ^eeboe- word genoemt. In welcke plaets niemant ontken-
fems van Limicum (nu Lymfiord,) die in die tijdt Ven- nen fal dat de naem van Gioten met de minfte
dile metwater befloot, belet wierd Verder te trecken, keerde verandering naer de ïuten en Gothen, niet nae de
hy, fijn^eer in de golven geworpen hebbende, niet alleen- Viten , afgebogen wort: in voegen dat het fèlfde
lijckwecr naer dEyder, maer verhaefte fich foo, dat gefchrift van Ethelwerd genoeghfaem het ge-
voelen

,1
\'i

■j ^t
^
\' i

\'li

> ii

I

■ ?

ii \'!\'
Ü\'

ii

u

i( i
:i
\'I

V\'

I 1 \'

(I
iV

I t

■1-

I I

I \'

■ ,!:

i i . \'

-ocr page 143-

J V T L A N T.

voelen van by na alle de Geleerden beveftight, ten en Weftergotten noch heden Öfler oh Vefler ïyU
namelijck, dat d\'oorljwig der lutten en van W. Doch men kan in\'t left van d\'aenmercking
hitland van de
Gothen en Giithen (aendewelc- defer namen Ipreken. kk heb noch niemant ge-
ke Ptolemeus , in fijn befchrij ving van Scandia, vonden,die hen fekerlijckverklaert heeft. Doch
gedenckt, gelijckmen hier na fal leggen) gehaelt onlangs is fulcks beftaen door een man van uyt-
moet worden. Ondertuftchen toonen veel din- fteeckende geleertheyt, en door fijn fchriften
gen, dat men de benaming der
Viten geenfins vermaert, genoemt Angrimus Jonas van Ys-
dempen moet. Want (om van de gene te Iwijgen, lant, de v/elcke in \'t ys , en in d
\'uy terfte koude
die by Tacitus gedacht worden, die gebuuren des hemels fijn vernuft oeffenende , en fich be-
van d\'Engelfchen fijn , namelijck de
Nuithonen , Ibnderlijck tot het woort Giothen keerende , fegt,
oft, gelijck ick acht, dat men hen waerlijcker
dat Ut by de Noorwegers en Yllanders reus
Buithonen
moet fchrij ven , met d\'N in Hte ver- betekent, en dat \'er in leecker geweft van Noor-
anderen) fijn de
Vitungen niet leer vermaert by wegen een lant is, \'t welck Rifalant, dat is, Reufen-
de Schrijvers ? welcker naem noch heden met lantj wort genoemt, en dat niet verre van daer is
klare blijcken in dit Cimbrifche Cherlbnefus
Ut haimar , dat is, svooning der Reufen, en dat het
overigh is, niet verre van de beroemde ftadt Cimberfche Cherfonefus van oude tijden, nu
Ripen, een fèer vermaerde lantvooghdyj^-^W^^f?^ ïutlant genoemt, nietandersis dan , oft
H^mW?genoemt,en niet verre van daer in Scania
Ijtlant: in voegen dat de gene die eertijts Kern-
de Gungenyhyna Giutungi
genoemt. Ia dewijl oock pers en Cimhers, dat is, Vechters, Cimhren en Cimhrie
de Vitungen fèlve by Suidas, en by andere fchrij- by de Romeynen fijn genoemt, daer na, alleen-
vers
Imhungers worden genoemt, en dat volck lijck met verandering van de naem , niet van de
gemeent word, \'t welck, van \'t Noorden komen- faeck ,
lyte en ïiitlant fijn genoemt. Maer mif-
de,over de Donau is getrocken, en dewijl S, Am- fchien fiillen wy elders hier af breeder fpreken.
brofius, dickwils in fijn brieven van hen fpre- Doch, op dat dit ons niet ontgaen fou, fonder
kende , hen niet anders dan
Juthungen noemt iets daer af aen te roeren , foo heb ick nu alleen-
wie fal , defe dingen overwegende , niet tot dit lijck dit te feggen, dat \'er in dit lantfchap felve,
gevoelen komen, dat de benaming van
ïuten en \'t fy men\'t ïutlant of Gutlant wil noemen, een
Viten gemeen heeft geweeft t Siet oock wat Si- vloet is,de vermaertfte van alle de rivieren in dit
donius Apollinaris, de benaming vanVithungen geweft, die Gudius oft Guttalis wort genoemt.
behoudende, in fijn fèvende Gedicht heeft ge- Doch dat veel volcken hun namen van de vloe-
feght:
Nampofl Vithungos i5f Norica hella; dat is^ypant den hebben verkregen, dit toont immers de ri-
na de Vithungen en de Norifche oorlogen. Doch Pro- vierl^^r in Spanjen,nae de welck d\'Iheriersf\\]n ge-
f]7er van Aquitanien, de naem van
luthungen, noem.t, om nu geen anderen totgetuygenis by
gelijck Suidas hier voor,en S. Ambrofius benou- \'te brengen, gelijck wy elders gedaen hebben :
dende, [chrijfc dus van ^tius : Mius heeftgepooght als onder andere diergelijcke de vloet Indus
het yolck der luthungen te verdelgen.
Ja men kan uyt is, van de welcke d\'Indianen de naem hebben en
Ammianus Marcellinus bemerckeff, dat de fèlfde de
Suelpus in Duytflandt, daer nae de Sueyers fijn
lieden by d\'Ouden oock
Guthungen fijn genoemt, genoemt; en de Lanus, van de welck dAlanen de
dewijl men by hem , lib. 27, dus leeft:
Ey heeft naem dragen en d\'Alcmanus of Alemonus, oock in
de Grutingen , een flrijdtbaer Dolck, aengetaffl. Want Duytflant, van de welck de naem der Alemannen
wie fal twijffelen dat men daer Guthungen moet is gelproten ,• en eyndelijck daev oock Rhenum ^
lefèn, in plaets van Grutingen, oft, dewijl d\'uyt- de Rhipy nae de welck de Rheners fijn geheeten ,
fj^raeck der volckeren niet even-eens is, dat fy gelijck fy by Perfius in plaets van Duytichen fijn
dus fijn
genoemt, in plaets van Gutingen , de- genoemt, als hy in fijn fefte Satyrdichtfèght :
wijl,gelij k wy gefèght hebben, het een Noortfch
Ingentefque locat cJfonia Rhenos, dat is, C^fonia berght
volck heeft geweeft, en met de Gothen verbon- feer groote Rheners. Stephanus de volckbefchrijver,
den , volgens het verhael van de fèlfde Ammia- hier op fiende, feght:
De Rheners, een yolck, aen dé
nus , die hen meer dan eens noemt Uyt al yloet yan de Rhijnmonende, daer af fy oock dus genoemt
\'t welck, gelijck ick acht, niet duyfterlij ck kan fijn. Ick heb, dit aengaende, meer gefèght dan
blijcken dat, het fywy
oï Vithungen, luthingen y ick voorgenomen had : maer ick verfoeck dat
Guthungen y of eyndelijck Buithonen, of luthonen de Lefer het my ten goede houde , dewijl ick
feggen , alle defe namen en uytfpraecken feer het noch niet alles gefèght heb.
nalcomenaen de
Vïten, ïuten, Guten, en luthonen oft Het Cimberfche Cherfonefus, door foo veel Deehfjg:
ïutlandersi maer dat fy van verfcheyde volckeren vermaerde Grieckfche en Romeynfe Schryvers
verfcheydelijck uytgefproken worden : en dat geroemt, en eyndelijck genoemt, word

eyndelijck defè felfde namen Viten, ïuthen, Guthen in twee deelen gedeelt, in voegen dat het een
en tóöww niet min dan de vorige gemeen fijn, deel het Zuyderlijck , en \'t ander het Noorderljjck
en niet op een wijfe, naer dat de volcken en uyt- word geheeten. Het begin van \'t zuyderlijck
fpraecken verfcheyden fijn
, uytgefproken wor- deel word geftelt ontrent d\'Enge-hals, die niet
den. Doch defe gewoonte heeft echter ftant verre van Slefwijck is
, foo dat dit geheel ge-
eekregen, dat wy
ïuten, en ïutlant feggen , hoe- weft , \'t welck binnen en buyten d\'Eyder is , tot
wel
d\'inwoonders van dit byna-eylant fich aen d\'Elve , nu Holfteyn genoemt, buyten defe
felven
ïuder , en hun lant ïu/landt noemen, ge- deeUng word gefloten, \'t welck door Adam van
lijck
oock d\'eygenfchap van die tael aenwijft, Bremen Nordalbingia is genoemt, en vanPtole-
dewelcke aen dit volck gemeen is. Want de meus en Ethelwerd aen de Saxen toegefchreven
Denen noemen op de felfde wijfe d\'Ooftergot- is. Wy fullen dit landtfchap befonder houden ,
Denemarcken^ ^ 3 hoewei

, c

I

r

-ocr page 144-

J u T L

hoewel eenige Schryvers , fèlf die feer oudt
fijn, dat ten deel voor \'t erfgoet der Koningen
van Denemarcken ftellen, en het altijt aen dele
Cherfonefus toefchryven. Heden word het ge-
meenlijck onder Duytslandt gereeckent. De
langte van dit geheel landtfchap , lbo \'t zuyder-
lijck, als \'t noorderiijck deel, van dit nieuw
voorgeberghte der zee af, \'t welck heden van
de vreemden en van d\'inwoonders ©c^i^^Clt ge-
noemt word,tot aen de vloet de Leeuw,gemene-
lijck Sccc^cné 2(<l geheeten, ftreckt fich uyt tot
drie-en-vijftigh Duytlche mijlen; en is op fijn
breetft, namelijck by de Lymifche zeeboefem,
en Alburgh, boven de twintigh mijlen. Indien

T.

D

N

A

men hier de langte van Holfteyn by telt, dat
zich van de felfde rivier tot aen die van Bille en
d\'Elve naer\'t zuyden en weften uytftreckt, foo
fal men bevinden dat dit geheel Cherfonefus oft
byna-eylandt ontrent feventigh Duytfche mij-
len lang is , en fich niet veel min dan Italien in
de langte uytfïteckt : in voegen dat defe Cher-
fonefiis niet voor een van de minfte onder de
vermaerde Cherfonèfen des weerelts getelt moet
worden , \'t fy men op de kracht der volckeren,
of op de fchoonheyt van \'t landt fiet. Laet ons
dan voor eerft het
Zuyderlïjck deel van dit landt-
fchap befichtigen.

HET ZUYDERLYCKE DEEL

VAN

} u t l a n d t.

It begrijpt, onder an-
dere landen,
het Har-
toghdom van Slefwijck ,
Anglen
en Vrieflandt, en
word van Saxo Gram-
maticus het
Minde-
re
oft Kleyne genoemt :
doch van d\'inwoonders
word het met een ge-
meene benaming Su-
der-Iutlandt geheeten. By Slefwijck fèlve, daer af
dit vermaert Hartoghdom de naem heeft, fiet
men noch heden aen d\'Enge-hals van \'t landt,
die daer is, tot een geheughteecken, en op dat
aen yder fou blijcken, dat dit Hartoghdom al-
tijdt aen de Koning van Denemarcken heeft ge-
weeft , een dijck , die noch fpeuren van grach-
ten en van een bolwerck vertoont; welck werck
der Denen gemeenelijck
Daneypirck word ge-
noemt y en eertijts , toen men dagelijcks d\'inval
der Slaven en Saxen vreefde , tot een felfde ge-
bruyck acn defè landtftreeck fchijnt geftreckt
te hebben, als in Engelant
SeVeriis~wal, diefy
gemeenlijck noemen. Maer men weet

niet wie d\'eerfte ft-ichter daer af heeft geweeft,
noch wie defè wal, daer na vernieuwt fijnde,
onderhouden hebben, noch oock wat Overften
der gienfen de toeficht op dit werck hadden,
en dat op de gemeene koften van het Koninck-
rijck in acht namen.
Smeking. Dit Jutlandt ftreckt fich uyt van de vloet de
Leeu
(Leechens-Aa genoemt) in een rechte ftreeck
naer \'t noorden tot aen de vloet van
Schodburgh,
de welcke d\'eyndpael der breette van dit noor-
deriijck byna-eylandt is. Naer de weftlijde
ftreckt het fich tot aen de Noord-zee , en naer
het zuydooften tot aen de landen en ftadt
Koldin-
gen
, die daer feer vermaeckelijck is. Indien men
Breette, het in de breette meet, van de vloet d\'Eyder ,
en van de ftadt
Rendeshtirgh , gelijck men doen
\'moet, men fal bevinden dat dit landt achtien

mijlen breet is tot aen de ftadt Koldingen, alree
genoemt. De langte is ongelijck, en bellaet
echter, als men
Anglen en kleyn Vrieflant daer
in beftuyt, fes oft feven , ja op eenige plaetfèn
acht mijlen. Wat het Hartoghdom felf aengaet,
de Vorften van Holfteyn ontfangen het te leen
van de Koningen van Deneir.arcken, behalven
de Biffchoppelijcke waerdigheyt, die welcke
voor altijdt aen \'t Koninckrijck van Denemarc-
ken is gebleven. De ftadt Slie leght aen de vloet, sufiyijf^
of eerder aen de zeeboefem, daer af fy de naem
heeft. De hiwoonders van\'t geheel landtfchap
worden by Ptolemeus
Sigulonen, oft eerder Slie-
Vonen
genoemt. Daer is oock de ftadt Hedcby,
voor eenige eeuwen naer Betha, Koningin van
Denemarcken , foo genoemt. Want dus luyden
de woorden van de godtvruchtige Koning der
Engelfchen , Ethelred genoemt, die in \'t jaer na
Chrifti geboorte (>05 geleeft heeft:
\'tOude landt
der Angelen leght tujfchen de Saxen en Gioten, en heeft
een hooft-ftadt, die in de Saxifche tael @(cft>t(^/ maer
by de Deenen J^aitcbt) word geheeten.
Men kan oock
uyt een onbekent Schryver van \'t leven van Ka-
rolus Magnus bemercken, dat defe ftadt oock
by oude tijden
Sliestorp genoemt is geweeft. Defè
Schryver verhaelt dat tuffchen Karolus Magnus,
en
Godefried, (van anderen Göfr/cA genoemt) Ko-
ning van Denemarcken, twift heeft geweeft, om
de grenfen tuffchen het Koninckrijck van Dene-
marcken , en Saxen , \'t welck Karolus befat,
en datfe verdragen hebben dat fy in gefpreck
met malkanderen fouden komen : dat dieshal-
ven Karolus in
Hodinflede is gekomen , en de
Koning in
Sliestorf: dat de Koning, van de fij-
nen afgeraden , het gefpreck heeft geweygert,
en dat de faeck door de Raetsheeren afgehan-
delt wierd , gelijck men breeder in de Hiftorie
kan fien. Defe fladt was eertijts feer grooten
machtigh, uyt oorfaeck van haer gelegcnheyt
en Biftchoppelijcke zetel, en om het groot getal
der kooplieden, die uyt Engelant, Vranckrijck,

Spanjen,

V

-ocr page 145-

] tt T L

iri|èn , Vlaenderen , en uyt geheel Neder-
landt derwaerts quamen. Want fy, uyt de Noord-
zee ïn de mont van de vloet Eyder met him
JÉchepen aenkomende, voerden hun waren langs
èe rivier Treene tot aen Hellingftad , van daer
Ty naer Slefwijck wierden gebracht, en fbo voort
Vervoert naer de fleden aen d\'Ooflzee gelegen,
namelijck naer Denemarcken , Noorwegen,
Sweden, Lijflant, Polen , Ruslant en PruyfTen.
Adam van Bremen , die ontrent het jaer elf
hondert geleeft heeft, noemt defè fladt door-
gaens
epn feer soeeldige en "volckrijcke fladt. D\'eerfte
kerck wierd geflicht door Koning
Mek, broe-
der van die van S. Anfchar tot het ge-
loof bekeert wierd. Maer de Slaven, defe plaet-
fèn overvallende , overweldighden de ftadt, en
verwoeften tot in de gront de kercken en tem-
pelen , en rechtten daer oock het Heydendom
weer op , in plaets van de ware Godsdienft: van
het welck, gelijck men acht, noch eenige ge-
heughteeckenen overigh fijn in eenige geburige
gewijde gebouwen, en voornamelijck in dat,
\'t welck , nu aen d\'Aerts-Engel Michiel gewijdt,
buyten de ftadt gefien word, ront van geftalte,
op een bergh , en aen de wegh langs de welck
men naer Flensburgh gaet. Toen de Slaven
verdreven waren , wierd de Godsdienft allengs
weer opgerecht, en de hooft-kerck herbouwt.
d\'Engelfche kooplieden bouwden daer oock aen
de marckt de kerck van de Heylige Geeft, by
de welcke het Gafthuys heeft geftaen. De kerck
van S. Nikolaes ftond oock aen de zuydTijde
van de hooft-kerck, die een kloofter naer de
ooft-fijde by fich heeft gehadt. Doch dit alles
is nu foodanigh tot aen de gront geflecht, dat\'er
nauwelijcks eenigh teecken van overigh is. Het
kloofter der edele maeghden in d\'ilythoeck van
Slefwijck, die fy
Holm noemen, is echter ge-
bleven.

By Slefwijck is Gottorp , door de wooning der
Hartogen van Holfteyn, en om haer bouwing
vermaert. Niet verre van daer , aen de zuyd-
fijde,
is oock Bckelfurt y dat de naem heeft van
d\'inkhoren, een kleyn beeftje , \'t welck het
oock, beneffens drie torens, in haer wapen
voert. Defè ftadt is in een uythoeck van d\'Ooft-
zee foodanigh gebouwt, dat fy die met ontrent
hondert fchreden omringt ; het welck veroor-
faeckt dat fy een bequame en veyhge haven
heeft; in voegen dat men van daer lichtelijck
naer Denemarcken , en naer de geburige Ko-
ninckrijcken en landtfchappen kan fchepen.
Noordwaerts , ontrent een dagh-reyfens van
Slefwijck, leght
Flensburgh, tuffchen \'t welck,
en tuflchen Slefwijck felf,
d\'Anglen hun wooning
hebben , oft van de welcke ten minften noch
een weynigh van de naem overgebleven is.
Ethelwerd, aen de welcke wy hier voor gedacht
hebben , een Engelfch Schryver, die ontrent
in\'t jaer950 heeft geleeft, noemt dit geweft
Oudt Engelant, en voeght \'er by dat het Slefwij ck
tot fijn hooft-ftadt heeft, en dat\'et het eerfte
landt is, daer d\'Engelfchen uytgekomen fijn,
de welcke namaels het edele Koninckrijck der
Engelfchen, dat heden in Groot-Britannien ver-
maert is, opgerecht hebben. Wy hebben hier

Cottorp.

T.

N

D

voor fijn woorden bygebracht ; uyt welcke
plaets men klaerhjck kan befiuyten,dat defè En-
gelfchen , by Tacitus en Ptolemeus dus ge-
noemt, en die fy meer ooftwaerts fchijnen te
plaetfèn , dewijl fy hun wooningen byna buyten
dit Cherfonefus , naer d\'Elve, en naer de Suevi-
fche zee , oft, gelijck wy die elders noemen ,
naer de zee-bodem van Codanus ftellen, federt
hun wooningen meer innewaerts hebben ge-
trocken : of ten minften, gelijck wy oock hier
voor gedacht hebben , dat defe Engelfchen een
groot volck heeft geweeft , en oock in defè
^laets,in welcke de gemelde Ethelwerd hen ftelt,
lun vaftigheyt hebben genomen; voorname-
lijck dewijl Ptolemeus, tweederhande Engel-
fchen ftellende ,
de SueDiJche Engelfchen vooïhy de
vloet Chalufe , of Trave plaetft. En feker,
wie fal niet fèggen dat defe niet boven d\'andere
volckeren, namelijck de
Saxen en Viten, die, ge-
lijk men verhaelt,met hen naer Britannien over-
gefcheept fijn, uytgemunt hebben, dewijl voor-
namelijck op hun benaming dit vermaert Ko-
ninckrijck van Engelant, dat over de geheele
weerelt bekent is, in \'t felfde Groot-Britannien is
opgerecht ? welcke naem noch heden in de
mont en geheugenis der menfchen duurt, en
nimmer vergaen fal: want hoewel nu alle de
volckeren van dit groote Eylandt feer geluc-
kighlijck onder de heerfchappy van een eenigh
Koning bloeyen, foo heeft echter het grootfte
deel daer af de naem van Engelfchen voor fich
behouden.

Flensburgh, van \'t welck gefproken is, leght
oock aen d\'Ooftzee, oft Belt : want de rivier
She , die aen Slefwijck de naem gegeven heeft,
word van eenigen (en oock met meerder recht)
geen rivier, maer eerder een zee-boefèm vai4
d\'Ooftzee oft Belt geacht ; gelijck oock de
zee-boefèm van Flensburgh ,
Flen genoemt, de
naem van Flensburgh aen laet kafteel en ftadt
heeft gegeven. Eenigen achten, dat fy de naem
heeft van feker Fleno , een Edelman, die in defe
^laets eenige viftchers huysjes, en boere hutjes
lad, de welcke hy verhuurde. Jacob Mey er,
een feer treffelijck Schryver van de Vlaemfche
faken , op \'tjaer 1427 van Hendrick, Hartogh
van Slefwijck, fprekende, die in de belegering
van Flensburgh fneuvelde, feght, dat men niet
Flensburgh , maer Vlensburgh moet fchrijven, om
dat
Vlens de vloeying en ebbing van de zee be-
teeckent. Flensburgh , van Chytr^us
Flenopolis

Flenshmih»

O . •

en, en

renoemt

—.«w , leght tuffchen hooge ber
„eeft een haven, die foo diep,
veyligh en be-
quaem is, dat gelade fchepen daer in veylighey t
konnen aenkomen, en dat byna yder burger
uyt fijn huys de fchepen met waren kan vullen;
en hen oock, alsfyna de
verkoopina vanhun
koopmanfchap wederkeeren , ontladen. De
plaets is feer aengenaem, de lucht gelont, en
het landt heeft veel levendige en Ipnngende
wateren , uyt oorfaeck van de bergen, die daer
rontom leggen. Het overige van t landt heeft
overvloet van alle dingen, die tot het leven
nootfakelijck fijn. De huyfen fijn heerlijck,
voornamelijck op een rijgh m een ftraet ge-
bouwt, diei3Ji (andere ftellen 2341) fchre-
den

\'i i

K

<j

-ocr page 146-

1

mim

"Iii

ji

II

d«n langis. Hetkafleelleght in de voorftadt,
op een iieuvel die over de ftadt en iiaven het
gebied heeft. Daer fijn oock eenige Parochyen,
-van de welcke de Parochy van S. Jan d\'oudtfte
is. Hier leght de dochter des Konings van De-
nemarcken , Waldemar de Tweede, op welcks
graf
defe woorden gehouwen ftaen : Sophia,
Marckgravin van Brandenburgh , eertijts doch-
ter van Waldemar de Tweede, leght hier met
haer afkomft begraven. In de Hiftorie word op
ftjn plaets breeder gewach van haer gemaeckt,
en oock hoe ly geftorven is.
Melchior Lorich,
ecn over-treffelijck beelt-fnijder en Ichilder, die
Griecken , Italien , Vranckrijck en Nederlandt
deurgereyft heeft, om ervaren en uytfteeckende
-mannen in die kunft te vinden, en hen daer in
na te volgen, heeft door fijn geboorte oock de
ftadt Flensburgh veredelt.
Thomas FincküfSj door
de Geometrie en door fijn fchriften vermaert,
oock Profelfor onder de voornaemften der
Konincklijcke Academie van Koppenhagen,
■verftreckt mede tot een verciering aen Flens-
burgh, fijn vaderlandt.

Hadersleben leght feven mijlen noordwaerts
boven Flensburgh j welcke plaets de geheugenis
der oude Haruden , aen de welcken Ptolemeus
in fijn Cimbrifch Cherfonefiis gedenckt, fchijnt
te vernieuwen. Eenigen paften haer toe op de
Koning
Hotter, anderen op Hater, \'t welck twifien
en gek^f beteeckent j maer wy hebben hier af
elders gefproken. Men feght dat fy van Wol-
demar, Hartogh van Jutlandt, ontrent het aer
1291, het recht en de voorrechten van een ftadt
heeft verkregen. Sy heeft eertijts een kafteel
gehadt, op een heuvel gelegen, die door Joan-
nes , Graef van Holfteyn, tot aen de gront ge-
ftecht wierd. Defe Joannes begon daer af een
andere ftadt, niet verre van defe, in d\'llytlioeck
te bouwen , die hy naer fijn naem
Hansburgh
noemde, daer hy een kapelle by ftichte, die
met marmer en gout verkiert is. De Koning van
Denemarcken , Frederick de Tweede, defè ftadt
federt by recht van erffenis verkregen hebben-
de , heeft haer tot volmaecktheyt gebracht.
Alle de ftraten van de ftadt fijn fchoon en breet.
De marckt is ruym. Daer is oock een hooft-
kerck, in de welcke Rombold,Hartogh van Sile-
fien , van Keyfer Sigifmundus derwaerts geibn-
den, in een marmer graf begraven leght. Want
hy , door des Keyfers bevel in defe geweften
gekomen, om de verfchillen te beftechten, die
tuffchen Erick van Pomeren, Koning van Dene-
marcken en de Graven van Holfteyn, om het
Hartoghdom van Slelwijck gerefèn waren,wierd,
eer men de faken bygeleyt had,in fijn gefantfchap
door de doot wechgeruckt. Erick van Pome-
ren , Koning van Denemarcken, deê dieshalven
een graf bouwen, dat voor Rombold, voor hem
felf, en voor de Keyfer, die Rombold uytge-
Ibnden had , waerdigh was. Doch de Hiftorien
fpreken breedelijcker van defe faeck , en van de
geheele rechts-vordering. Defè ftadt heeft oock
een Gafthuys, voor aen d\'ingang, en een Schole,
om de jeught t\'onderwijfen,eertijts van Hartogh
Joannes gefticht, en met rijcke inkomften be-
giftight. Hier is oock een haven, die veyligh

J

< ■

f\'

i
I

t

h

(1 ;

ii \'

\'i

Uaders-
Uhen,

ili

iL

i ■ i

T.

is, en bequaem om veel fchepen te bèrgen.\' Tuf^
fchen defe ftadt en Flensburgh , hier voor ge-
dacht, ontrent ten middenwege , leght
Apenroa ,
van\'t welck oock dickwijls in de Fliftorie ge-
wach word gemaeckt. Voorts, aen de ftrant ter ^»dereßi-
weft-fijde leggen Hufum, en Tonningen, gelijck
oock groot en kleyn Tonderen. Daer leght
oock de ftadt Eutine.
Hoefen, of Hufum is gelegen
aen de riviere van de Hever.
Tonningen leght
tegen over de mont van de rivier d\'Eyder. Hujum,
aen de Noordzee gelegen , is van huyfen , ftra-
ten , langte , breette en vruchtbaerheyt van
gront ontrent met Flensburgh en Hadersleben
gelijck.
Adolf, Hartogh van Holfteyn, heeft
defè ftadt met ftadts-rechten befchoncken , en
met een feer treffelijck kafteel ver9iert.

Op defe fèlfde ftrant fijn de mindere Vrie-
fèn , by Saxo Grammaticus vermaert. Defè
lieden worden gemeenelijck
Strand-Vriefen ge-
noemt , en, niet verre van Hufam hun begin
nemende , ftrecken fich noordewaerts uyt, niet
minder dan vier mijlenverre , en bewoonen het
geweft van een enge ftrant. Sy hebben in het
midden van defe wegh een fraye en ^ieiiijcke
marckt, veel fteden van dat geweft niet onge-
lijck,en door de koophandel vermaert
,Breedftede
genoemt 5 en dit is \'t eynde van de vette gront
in die geweften van de zee , en \'t gene , dat ver-
der leght, is fandigh. Maer aen weérfijden fijn
twee dorpen, op de Vrieflche wijfe gebouwt,
van de welcke het lefte ,
Langeh&rn genoemt,
fich naer \'t noorden ftreckende , eyndelijck ge-
heel Vrieflant aen die fijde eyndight. Van daer
tot aen Flensburgh, d\'edelfte ftadt van dit zuy-
derlijck geweft , van \'t welck gefproken is, leght
een wegh van vier mijlen lang. Saxo heeft oock
eertijts dit landtfchap met defè woorden bekent
gemaeckt :
Kanutm trock ondertuffchen ^ met eenige
ypejnigen
Dan degenen , die fijn medegefellen in fijn bal-
lingfchap geweefl hadden , naer het minder Vrieflandt,
\'t welck aen Denemarcken behoort. Dit landtfchap is rijck
yan ackers, en overyloedigh Van
Vee, en aen de i^eekant
foo lang, dat fomtijts de vloet
Van de daer over
loopt. De geheele flrant is bedijckt, op dat de golven daer
niet fouden inbarften i en indien ß by geVal daer inbre-
ken , foo fetten fy de landen onder, en bedecken de dorpen,
en \'t gene dat gefaeyt is. Want daer is d een plaets van
natuur niet hooger dan d\'ander. Defe gohen nemen dick-
wijls de landen van de gront af, en voeren die op ändert
plaetfen, en maken een groote diepte ter plaets daer ff
eerfl geweeft hebben. Op defe overvloeying Volght vrucht-
baerheyt.) die het landt in graen doet óvervl&eyen. De
klonten aerde, droogh geworden fijnde, Verander en in fout.
Het landt is des winters gedurighl^ck met water bedeckt,
\\ welck maeckt dat de Velden een ruyme binnen-\'z^ee fchij-
nen te fijn: in voegen dat men niet weet of men defe
plaetfen onder \'t landt, of onder de ^^eefal teilen, dewifi
ß^\'t een deel van\'t jaer lijden dat de fchepen daer over
varen,
en in \'t ander deel r^an \'t jaer gehouwt worden.
DTnwoonders van dit geweft fijn ^van natuur ftraf, ge-
fwint van iichaem,
en , de fware en kommerlijcke wa-
penrufting\'verachtende , gebruycken fchilden, enftrijden
met werpgervpeer. Sy befluyten hun ackers met flooten en
grachten^enmakenboffchen Vanfpieffen.omfich teftercken.
Sy ftellen hun huysgoden op hooge heuvelen, die fy van
opgehoopte aerde gemaeckt hében. De gemeenfchap van

hun

N

D

A

> \' ii

-ocr page 147-

i.iJi N

J u T L And T.

\'km naem en tael met de Vriefen , geeft een klaergetuyge^ dat dit noch gefchiet, en dat daer af een feer
nis dat (y yan hen gej^roten fijn, de^l fy, nieuype wit, en \'t befte fout gemaeckt word, en dat
svoömngen foeckende, eerfl by ge-val dit landt hebben ge-
tot groote winft der inwoonders. Ick heb ver-
yonden y\'typelckte ^uoreni^eeck en moer afigh fijnde ,[y flaen , dat in de voorgaende jaren defe felfde
door gedurigen arbeyt hardt en gehruyckbaer hebben ge- kunil in een eylandt van Nederlandt, Zeelandt
maeckt. De heerjchappy yan dit landt is daerna onder genoemt, aen de Schelde gelegen, gepleeght
onfe Koningen gekomen. Dus verre Saxo, die federt, is , en dat defe klompen van fwavel-achtige en
de daden van Kanutus in dit geweft vervol- fout-achtige aerde, daer gemenelijck
darry word
gende, aen de vloet Milde gedenckt, van de genoemt. Voorts, dat de felfde Saxo feght, dat
welcke hy dus fpreeckt:
Kanutm, hulp en onder- d\'inwoonders daer hun landen met flooten en

.ii w

f

taelden, yerlichten foude. De Vriefen, naer defe belofte gelegen is , gedaen word; maer ftelt ons oock
janckende, belaften fich met een feer grooten arbeyt, ten de gewoonte, die men in Hollandt en Zeelandt
opficht yan de kleyne yergelding, en maeckten yoor-eerfi onderhoudt, voor oogen ; voornamelijck als
ypallen yoor de yloet Milde, diefy daer in ontfingen. En hy \'er by voeght, dat fy gewent waren met lange
terftont daer na ;
Ter fijde daer aen -^as de yloet ftocken, van de Holländerspolfen genoemt, over
Milde , die in enge grachten fachtelijck yloeyde. Doch de flooten te fpringen. Eyndelijck, dewijl Saxo
hier ftaet aen te mercken , dat Saxo oock d\'Ey- feght, dat de gemeenfchap van de naem en tael
derfchen, die naer de zeeboefem der Hevers getuyght, dat defe Vriefen van\'t volck, eygent-
leggen, onder fijn Vrieflant heeft gereeckent. lijck Vriefen genoemt, gelproten fijn , foo fal
Want men gedenckt dat Eyderftadt voor fèer het de moeyte waerdigh fijn t\'onderfoecken,
veel jaren een byna-eylandt oft een uythoeck wanneer fy fich in dit geweft neêrgefèt hebben,
heeft geweeft, en dat de rivier Milde, door lek lees wel by Helmold, dat Adolf de Tweede,
een feer kleyne ruymte, naer \'t noorden van Graef van Holfteyn , ( die in defe oorlogh , aen
d\'Eyder afgefcheyden heeft geweeft , hoewel de welcke Saxo hier voor gedenckt, by Kanutus
fy in defe tijdt gantfch aen\'t vafte landt is ge- heeft geweeft, ) na dat deMekelenburgers on-
voeght. Want de gemelde rivier , in veel enge dergedruckt waren , alreê te voren nieuwe in-
grachten, en watergangen, met grooten arbeyt woonders uyt Vrieflant, Hollandt, Weftfalen
der inwoonders naer \'t weften gemaeckt, ver- en Uytrecht vergadert, naer Wagrien heeft ge-
deelt fijnde, behoudt heden naeuwelijcks fijn voert. Maer dewijl verhaelt word , dat Wagrien
naem te meer , vermits de kley-achtige aerde, alleen toen van defe volcken wierd bewoont, fbo
die tuffchen beyde lagh , door d\'overvloeying is waerfchijnelijck dat defe colonie of voortplan-
van de zee vermeerdert, en in dijcken befloten ting der Vriefen veel ouder is , voornamelijck
is. Daer was, behalven defe rivier Milde, noch hierom, dat, toen Kanutus tegen de Koning
een andere vloet, Melde genoemt, aen de welck Sueno defè oorlogh voerde, fy oock hun hulp-
Meldorp , een ftadt van Ditmarfèn, leght. En ick benden aen de fèlfde Kanutus hebben konnen
bevind dat de wallen, van de welcke Saxo ge- leveren. Ick verfwijgh noch,dat dit Minder Vries-
denckt, dat fy aen de rivier Milde fijn gefticht, - landt niet onder Holfteyn, maer onder Dene-
fijn genoemt. En\'t is waerfchijnelijck marcken behoort , gelijck de felfde Saxo ge-
dat Saxo dit Minder Vrieflandt wijder uytge- tuyght: invoegen dat defe voortplanting den
ftreckt heeft, dewijl hy nergens gewagh van Vriefen veroorloft heeft geweeft, niet van de
Ditmarfèn maeckt. Want hy, weder daer af Holfteyner, maer van de Koningen van Dene-^
eenige woorden makende, fpreeckt dus in de marcken. Doch wat belet ons ondertuffchen om
voor-reden van fijn werck : Aen dit landt (name^ Helmolds woorden, in\'t 58 capittel van fijn
lijck het Noorderlijck Jutlandt)
leght Minder eerfte boeck ftaende, hier by te voegen daer
Vrieslant, \'typelck feer groote inkomflen yan yruchten hy dus fchrijft: Op dit gerucht rees een ontellycke
yerkrijghtdoor middel yan ioyeryloeyende^ee , die fy menighte yan yerfcheyde yolckeren op, die, hungefinen
yan lutlandt ontfangt, \'f mlck hooger gelegen is dan de middelen medegenomen hebbende, naer \'t landt yan Wa-
ylacke landen, die daer als onder leggen. In yoegen dat grien,tot Gr arf Adolf trocken, om de landen te befitten, diê
men fïï^ffelt of defe oyeryloeying yan de den in\'Scoon- hy aen hen belooft had.
En een weynigh daer na :
\'ders meer nuttigheyt of fchade toebrengt. Want als de Weßfalingen beypoonden het dorp Dargun, deHollanders
dijcken der grachten, in de -^nekken hy hen de ^eegoben datijan Vtine, en de Vriefen Süße*
mtfangen -porden, door f-^are ftormen deurbreken, foo
Het eylandt Alfe^ leght beneden het Bifchdom
loopt \'er foo groot een memghte -van wter oyer de bouw- van Slefwijck, en is, ontrent de zeeboefem van
landen, dat fomtijts niet alleenlij ck de gebousi^de landen Flen, een weynigh van\'t vafte landt gelegen.
onderkopen , m.aer dat oock de menfchen met de huysgoden Defe naem komt feer na met dAloßers van Ptole-
daeraf oyerßolptmrden. Voorts, in SaxoosVoor- meus over-een , foo flechts dc gelegentheyt en
den , hier voor gedacht, moet, onder andere d\'andere dingen op malkander paften. Men fiet
dineren, dit geenfins met fwijgen voorby ge- in dit eylandt, behalven verfcheyde faken , een
oaen worden, dat hy verhaelt dat \'er klompen burght, heerlijck gebouwt,
Synderburgh genoemt,
aerde, die in de winter onder\'t zee-water be-
daer de deurluchtighfte Vorft en Heer Hartogh
deckt hadden gelegen, federt droogh geworden loannes, volle broeder van Koning Frederick
/linde, door ä\'inwoonders van die tijdt, door de Tweede, nu al veel jaren lang fijn hof en
ïniddel
van\'t vuur, en van koken, in fèer fliia- wooning heeft gehadt. Laet ons nu het Noor-
kelijckfout fijn verandert; dewijl men verhaelt
derlijck Jutlandt befien.

Denemarcken. HET

-ocr page 148-

(

■s :. t

ils

bil
iilï

1:.

E E L

E T

VAN

j j

i ■; I

; i !\' i
■ !
i i

H i i\'i •

Et Noorderlijcke Jut- vol gepropt waren,dat men dickwijls,met fchuy-
landt is veel grooter ten daer in varende, nauwelijcks met riemen
dan het Zuyderlijck
voortkomen kon , gelijck defe Schrijver feght.
deel, en heeft een leer Doch dit verhael fchijnt ongelooftèlijck; \'t fal
ruym landt om te be- dieshalven niet ongerijmt fijn het gene te ver-
woonen. Het heeft halen , \'t welck, gelijck de Hiftorien fchrijven,
drie-en-twintigh ft-e- eertijts onder de Gefanten der Koningen van
den ; en vier Biftchop- Europa , in \'t Keyfer-rijck te famen geroepen ,
pelijcke fetels , van de gebeurt is. Want gelijck yder weet, alle dingen fff\'jv\'^\'
wekken het Bifchdom f^jn niet aen een landt gegeven , en \'t een heeft
van
Ripen d\'eerfte plaets bekleed ; het tweede is overvioet oft gebreck van \'t een, en \'t ander van Gefamen.
het Bifchdom van Arhufe ; het derde dat van het ander; en een landtfchap draeght niet alle
Burghla-pe y en eyndelijck dat \\an Wybwgb het dingen , gelijck de Poeet feght. Hier uyt rees
lefte. Het Bifchdom van Burghlavé word nu een twift onder de Gefanten , om de voortreffe-
gemeenelijck het Bifchdom van Alburgh ge- lijckheyt van hun Koningen, namelijck wie met
noemt,- en dit geweft heeft ontrent Alburgh recht voor de voortreffelijckfte en rijckftege-
felve de grootfte ruym te. Hier is oock de groote houden moeft worden. D\'een roemde op het
Dezeehoe- zecboefèm , van Saxo Grammaticus Ljmicus, gout, d\'ander op het filver, en een derde op
fi^ Lym- niaer gemeenelijck
Lymfiord genoemt, die , uyt d\'overvloet van graen en wijn. De Gefant van
\' d\'Ooitzee afkomende , en hier geheel Jutlandt Denemarcken had de lefte te fpreken,- en toen
weftwaerts in de brcette deurloopende , dat ly alle met groot verlangen verwachten wat hy
byna in een eylandt verandert, en, fich eynde- bybrengen löu , feyde hy dat, fchoon men alle
lijck in een breede gracht uytgebreydt heb- de fchatten , middelen en inkomften van de
bende, veel treftèlijcke eylanden en uythoecken rijckfte van alk de Koningen van Europa ver-
in fich maeckt , gelijck hier na fal blijcken. kocht, en dat men met het geit, \'t welck daer
Saso geeft in verfcheyde plaetfen te kennen,dat af quam, foo veel houte Ichuttels voor de minfte
eertijts in defè zeeboefèm gemeenelijck fcheeps- prijs kocht, de Koning van Denemarcken , fijn
vloten toegeruft wierden, die uyt Denemarc- Meefter, alle delè fchuttels, Ichoon fèer groot
ken naer Engelant wierden gefonden. Het landt in getal, met driederhande vifch , verfch ge-
Boedanig- is door de naerftigheyt der menfchen fbodanigh vangen fijnde , fbu konnen vullen en vergieren.

^ en tot ackers en luftige velden ge- Door welcke reden hy , met toeftemming van Gduckdes
\' maeckt, dat het voor fèer vruchtbaer in aller- alle de gene, die daer tegenwoordigh waren,
hande vruchten bekent is. Het is vermaert om toonde dat het geluck des Konings van Denc- marden.
fijn verfcheydenheyt van often , paerden en marcken hooger geacht moeft worden dan alle
viftchen , door wekker overvioet en ruymheyt de rijckdommen van d\'andere Koningen. Hy
de geburige Koninckrijcken grootelij cks ver- verkreeg hier door,dat hy naeft aen de Franfch-
licht worden, als fy met fchaersheyt van lijftocht man, die aen de rechte fijde van de Keyfer ging,
belaft fijn. De bolfchenhebben doorgaens over- geftelt wierd. Dewijl dit dufdanigh is , lbo moet
vloet van wilde beeften , en voornamelijck van men oock belijden , dat\'er heden in dit geheel
herten , die daer fbo overvloedigh fijn , dat Koninckrijck, waer het oock is, geen fop groote
men ter geftelde tijdt van de jacht, die ge- vangft van vifch is , en dat voornamelijck de
meenelijck in de maent van Auguftus gevalt, haring-vangft elders is vervoert, oft door de
meer dan feftien-hondert herten in de kafteelen verandering der menfchelijcke dingen , of door
en Konincklijcke pakyfcn heeft gebracht, be- een verborge Goddelijcke gramfchap , die niet
halven dc daflèn , geyten , wilde fwijnen , ha- toelaet dat het gene, \'t welck de maet te buyten
fèn, en meer andere beeften. Wat de vogel- gaet, langdurigh is, voornamelijck als d\'over-
vangft aengaet, die is \'er over-al feer gemeen ; daet, en \'t misbruyck der goederen, die van den
voornamelijck van patrijfèn , en wilde ganfèn, hemel komen, daer onder fpeelen. \'t Welck
en oock in de Herfft-maenden van fiieppen, oock eertijts de Schimp
-dichter heeft bemerckt,
die van Plinius en Martialis der boeren patrijfèn die tegen de bedorve feden van fijn eeuw een
worden genoemt. Voorts, indien ick voorge- vers heeft gedicht, \'t welck hier plaets kan heb-
nomen had de menighte van viftchen in defe ben, en wy oock, met hem mogen feggen :

■ n

Dieren.

ï

Jacht.

Vo^U
Vanafl.

1\' ■

VtjTchen.

plaets te vertoonen , foo behoefde ick alken-
lij ck de woorden van Saxo , de lofverkondiger
van fijn tijdt, te verhalen, namelijck, dat eer-
tijts in defè geweften foo- groot een overvioet
van viftchen, infbnderheyt van haring , heeft
geweeft, dat ly niet alleenlijck met de handen.

vi ; ; ■

r\'

Atq^ue ita defecit noftrum marejdmn gula filPiL
dat is :

Tem\'jlde keel-verflind en faelght,
Word alles in de ^ee yerdelght.
Laet ons nu de Bilchdommen, die hier boven
gedacht fijn, in de felfde ordening befien , daer

en fbnder fchuyten of netten gevangen wier den, in wy hen geftelt hebben, gefamendijck met de

maer dat oock dickwijls alle zeeboefèms en in- fteden, kafteelen , rivieren , en d\'andere dingen

wijeken foo door de menif^hte van defe vifch die daer toe behooren.

^ " HET

i

:!

u

.\' ii.

y-.

i- h

fi\'

i

W /

«1\'

■ii\' ; i

-ocr page 149-

ïo^e

HET ZUYDER-DEEL

VAN

NO ÖR DE

T L A N T.

HET BISDOM

VAN RIPEN.

E hooftftadt van dit
m imm^^r^S® Bifdom is
Ripen, aen de

oever van de Noord-
zee , naeft aen het
zuy derlij ck lutlant ge-
legen,- een moeder van
fèer veel mannen , die
in geleertheyt uytge-
bloncken hebben, en
noch heden vrucht-
baer van doorluchtige vernuften. De rivier
Nipfaa, die fèerklaer water heeft, defe ftadt
met drie grachten deurfhijdende , en een wey-
nigh laeger in de Noord-zee ftortende, heeft
door fijn drievoudige loop, en gemack, defe
plaets met drie leeuwen in haer wapen ver9iert.
En hoewel fy, door de loop van defebeeken,
in drie deelen is gefneden, fbo wort fy echter
weder met drie houte bruggen, en met drie
koren-meulens aen malckander gevoeght. De
gelegenheyt, van Ptolemeus aengewefen, ge-
lijck hier voor gefegt is, fchijnt te getuygen
dat hier d\'oude wobning van die Cimbren heeft
geweeft, de welcke van de fèlfde Ptolemeus
Phmdußers worden genoemt, Wy hebben al-
ree te voren aengewefèn, datTacitus woorden,
op de wekken eenigen hardt dringen, (als hy
in fijn boeck van Duytftant, aen het leger der
Cimbren gedenckt, wekker merckteeckenen
hy getuyght,dat op defe beyde oevers gebleven
fij n,) konnen geenfins op defè Rip^, dat is, oe-
vers , toegepaft worden, dewijl hy daer van
\'t leger der Cimbren, aen d\'Athifb gelegen ,
het wekk eén vloet van Italien is, jj>reeckt:
fchoon ick ondertuffchen wel weet, dat de byge-
legenheyt der zee d\'oorfaeck van defe naem
heeft geweeft, en gelegentheyt tot defe ftadt
te bouwen gegeven heeft. Hier af fijn oock
getuygen de namen der ftraeten, die noch he-
den foodaenigh worden genoemt, gelijck de
Vlamingen, Engelfchen, en Franfchen , hen
eertij dts, toen de ftadt bloey de, genoemt heb-
ben. Sy heeft een kafteel, \'t welck men eer-
der een konincklijck borghftot magh noemen ,
dat naer de fijde van de Noord-zee feer fterck
is, van daer men de voorby-vloeyende beeck
Nibfe , van de welcke ick gelproken heb, fiet,
die, door de toevloejing der geburige rivieren
grooter geworden, al drayende in de fchoot
van de geburige zee loopt. Een mijl van de
ftadt vertoont fich, in een bequame haven,
daer men van alle fijden eylanden fiet, by den
Dmmarckm*

Uy fpeelt
kier met
den naem
Rip®, het
wekk f«
Zjatij» ooch
oevers be-
tnckent»

Köninck:
Itjcke burgt.

Zeehaven
met eyUn-
äeti.

zee-lieden wel bekent, namelijck Mando\'é, Pha-\'
no\'é , Rom , Forde, Sßdt, Amrom , Helgeland
met het half-eylant Canglegie, en verfcheyde
voorgebergten, die in de lelfde zee fèer wijt uyt-
loopen, daer van eenige volckeren met rijc-
ke vangft gevifcht wort. Daer is oock een
kerck, ruym,en groot, van vierkante fteenen
met een tooren van wonderlijcke hooghte,
opden bergh Lilie, eerft van Erick heerlijck
gebouwt, die van S. Anfgarius , ontrent het
jaer 848 , in de Chriftelijcke Godtvruchtigheyt
is onderwefèn. Behalven de ftadt Ripen, van
de welcke nu gefproken is, behooren noch tot
dit felfde Bifdom defe volgende fteden ,
Koldin-
gen, Wellen, Warde, Hodjehro , Lemwig , Ring-
kopen.
Het heeft tien kafteelen en konincklijc-
ke gebouwen maer wel ontrent hondert Ade-
Ii j cke huyfen. Dit lant wort oock van fèer veel
beecken wijt en breet befproeyt, van de welc-
ken de genen, die eenige achting hebben,
gedacht worden , gelijck onder anderen de n-^
vier van
Schodburgh, die het Zuy derlij ck lutlandt
van \'t Noorderiijck affnijdt, en door de ver-
maerde neêrlagh der Slaven fèer bekent is. Des-
geÜjcks
Holftede, die in de voorgenoemde beeck
vloeyt, dewekken gefamentlijck met een gracht
in de Noort-zee vloeyen. Daer is oock de
beeck van
Warden, van Carupen, en oock de Spier-
ne,
beneffens meer andere gedenckweerdige
rivieren, dewelcke, ooftwaerts uyt kleyne
beginfelen ontftaen , én daer na door \'t invloe-
den van veel rivieren vermeerdert, gefwinde-
lijck weftwaerts loopen, en in de Noort-zee
vallen. De rivieren van
Veilen, Koldingen, Hyl-
chens
, en die Trux genoemt wort, ontlaften
fich in d\'Ooft-zee. Dit geheel Bifdom is ge-
deelt in
dertigh Vooghdyen,twee hondert twee-
en-tachtigh Dorp-parochien, tien Koninck-
lijcke veftingen , hondert voortreffelijcke huy-
fen van Edellieden, en fes fteden, behalven Ri-
pe felve.

Koldingen befit d\'eerfte plaets nae Ripe. Koldifigent
Defe ftadt\'is feer vermakelijck , en om haer
oud
theytgeacht, dewijl fyde geheugenis der
gener , die by Ptolemeus
Cobanden, of Chalen ge-
noemt worden, fchijnt te vernieuwen : want
fy leght ontrent ter felfde plaets,daer Ptolemeus
de Chalen ikek y recht over Ripen , namentlijck
daer dit byna-eylant, of defe uythoeck,fijn uyt-
ficht naer
Fuynen, en naer \'t ooften heeft. An-
dere beweeren , dat fy haer naem van de La-
tijnfche benaming
collis , dat is, een heuvel,
verkregen heeft : doch of dit recht is, laet ick
hen felf oordeelen. Sy wierd , onder anderen,
van Chriftianus de Derde in hooge achting ge^
houden, fbo om de gelegenheyt der plaets,

i J ak

I. !
\'t I

, \'1\'

:

i, "I

VV !

iff.

ff

I

-ocr page 150-

tin

-ocr page 151-

f

• ■ :

l!

Y D

U

Ir-\':; !

1

: ï:

iii^\':

M (;

Ir ; .

!

» J

? \'1

^éii

1:1

iriin<;fi| s

II:

lil."

i : i

Ml: :

1 \' f

AndreAS
Vellejus.

s Ui

Kleyne ej^
landen.

,1

<

i ^ \'I I ;

H\'

•^■filli::\'

als om haer lachte en gefonde lucht. Hy her-
bouwde dieshalven daer van nieuws , en met
groote neerltigheyt, het kafteel, gemeenelijck
Arnsburgh genoemt, dat als over de ftadt hangt,
en \'t gebiedt daer over heeft : hoewel, on-
trent drie hondert jaren te voreUjErick de Sefte,
Giipping gebynaemt, de grontveft daer af ge-
leght had. De rivier, aen de zuydfijde de wal-
len van de ftadt befpoelende, Icheyd, als een
fchey-pael, Cimbrien van Holfteyn, en ont-
loft fich in de Ooftzee door twee monden, de
een naer het zuyden , en d\'ander naer het noor-
den. Over defe riviere is een brugh,van de
welcke alle de landen, ontrent de ftadt gele-
gen, de naem hebbenj en dele brugh, gemeene-
lijck
Broherrit genoemt, verftreckt den Kö-
ninck van Denemarcken als ecn metael-mijn,
daer hy gout, dat alreê konftelijck gewrocht
uytkrijght : want alle d\'often en paerden

IS

(behalven noch d\'andere waren) die uyt dit
Cimbrifche Cherfonefus naer Holfl:eyn,en d\'El-
ve, en naer d\'andere Henfefteden, en dierge-
lij cke marckten en koopfteden van Duy tslant ge-
voert worden, moeten op defe brugh een
rijcksdaelder betalen, daer af een onwaerdeer-
hjcke fchatting getrocken wort. Chriftianus
de Derde, van de welcke wy gefproken heb-
ben , is hier oock uyt de weerelt verhuyft en
geftorven. Wellen, oft, gelijck fy gemeene-
lijck fchrijven ,
Weele y leght oock aen de zee-
boefem van d\'Ooft-zee : defe ftadt is niet fbo
feer om hare grootheyt, als om de cierlijck-
heyt en beknoptheyt van hare huyfen en ftrae-
ten vermaert. Andreas Vellejus is oock fijn ge-
boorte aen defe ftadt verplicht. Hy , een feer
vermaert man,en eertijdts des Konings Hiftory-
fchrijver fijnde, heeft, behalven andere werc-
ken, Saxo Grammaticus in fijn moederlijc-
ke tale vertaelt, en d\'eerfte geweeft, die ge-
leerde Aenteeckeningen op Adam van Bremen
heeft gemaeckt. ,
IVarde en Ringkopen leggen
aen een en de fèlfde rivier, die fich in de Noort-
zee ontlaft, doch foo, dat Ringkopen naeft
aen de zee leght.
Hodfehro, en voorname-
lijck
Lemwigh, \'t welck eenighfins de naem der
LemoDicen gelijckt, leggen oock aen de felfde
foom, niet verre van de zee-boefem, die fich
daer uytbreyt, en Lfm/öri genaemt wort, aen
welcks uyterfte, naer de weftfijde,
Lemwigh
felf gelegen is, \'t welck oock de naem daer af
heeft verkregen. In defe fèlfde zee naer het
weften en noorden fiet men over-al veel kleyne
eylanden , gelijck heuveltjens ter zee uytftee-
ken , die byna alle de heerfchappy van de Bif.
fchop van Ripen onderworpen fijn. Onder
defe eylanden is
Harboore,het oorlelletje vanH^r-
filie. Niet verre van hier vertoont fich BoVens-
bergh
, het eerfte voorgeberghte van lutlandt,
welck een feer hooge bergh fbnder haeven
toont , die door de menighvuldige fchip-
breucken vermaert is, wekkers top met het
eerfte geweft des luchts gelijck fchijnt te fijn.
Voorts,
Numindie, Huge, Mandie, Fandie, Rimme,
Lyflr^a, Sildrsa , Feore
, en andere mindere
eylandekens, op een rye leggende, befchut-
ten defe ftrant, van de welcke
Lyftr^a, Lifloe,

R - D E EL

en Sildr^ea, Silderoe wort genaemt, en in
rochien word bewoont.
Feore heeft
rochien. De gene, die als Bilfchop
over dit Bildom gebiedt heeft gehadt,
lijck men verhaelt, Leofdagus, van
een Vries , van Adeldagus de tweede ,
van Bremen, ontrent het jaer
waerdigheyt verheven.

H

het bisdom
VAN AARHVS.

Et lant van Aarhus, oock om fijn Bif-
dom vermaert, paelt naeft aen \'t Bifdom
Oerjprong
van Ripen. De genen , die d\'oorlprong

van de naem onderlocht hebben , gelooven dat ^rhufin.
ly niets anders dan
het huys der riemen beteec-
kent , naedien de Denen een riem 2(ai*, en een
hujys ^Uê noemen. Dewijl Ptolemeus ontrent
defe plaets de
Haruden in fijn Cimbrifche Cher-
foneliis geplaetft heeft, fbo hebben wy hier
voor geacht dat men overwegen moeft, of
d\'AarhuJers oock iets konden toebrengen tot de
nafpeuring van defe benaming,- hoe-wel wy
hen oock
Haderslehiers hebben genoemt : en
fchoon defe benaming in d\'eerfte fylben maer
de naem van
Haruden fchijnt uyt te drucken, foo
heeft het ons echter geluft , dewijl fy oock in
dit Cherlonellis gelegen fijn , d\'Arhulërs tot de-
fe deelen te beroepen, hoewel fy wat zuyder-
lijcker fchij nen te leggen , dan de Haruden van
Ptolemeus, als veel noorderlijcker fijnde dan de
Haderslebiers. Dele ftadt leght geheel aen de
zee , op d\'ooftfijde van dit half-eylant aen d\'oe-
ver van d\'Ooftzee, en heeft het eylant
Samus te- ^tEyiam
gen fich over , het welck heden
Samjon genoemt Samfon,
word. Hier wierd, gelijck men feght, de Bif.
fchoplijcke fetel opgerecht ontrent het jaer
van Chriftus geboorte 1014. Doch indien
Poppo d\'eerfte BifTchop der Arhufèrs heeft ge-
weeft , gelijck de Jaerboecken aenwijfen, en
wy op fijn plaets gedacht hebben, foo fal de
inftelling daer af byna hondert jaren ouder
fijn. Maer hieraf eldersnaeuwkeurighlijcker.
Indien men op de gelegenheyt van defe ftadt Gelegen*
merckt, men fal bevinden dat fy als in \'t mid-
den van dit noorderiijck lutlant gelegen is , en
vele boffchen, wilde beeften , en weyden heeft,
en met ackers is verfien, die aengenamer en
vruchtbaerder fijn , dan d\'overige deelen van
dat geweft. Het heeft drie-en-dertigh Voogh-
dyen , fêven Steden, drie hondert en vier Dorp-
parochien , en vijf kafteelen, onder de welc-
ke meeft uytfteeckt
Scanderhurgh, byna Schoon- Sca»der^
derhurgh y
van fijn fchoonheyt en aengenaem-
heyt dus genoemt. Het leght aen de vloet Gw-
tulum, die wy gemeenelijck Gude noemen , de- -
welcke met een lange omfwier deur aengename
landen ftroomende, in d\'Ooftzee loopt, na
dat ly hier en daer verlcheyde kafteelen, Ko-
nincklijcke gebouwen, en kloofters befpoelt
heeft,- onder de welcke dit het voornaemfte
en edelfte kloofter is, \'t welck
Emekloofter word ^\'»\'k/^^
genoemt. Het heeft oock fijn boffchen en ja-
geryen, en feer groote inkomften uyt d\'om-
leggende vooghdyen. De vloet
Gude, van de

welcke

vier Pa\'
drie Pa-
d\'eerfte
was, ge~
afkomft
Bilfchop
tot dele

-ocr page 152-

NÄ^elcke wy geiproken hebben, is vermaert, en in
dit geweft lèer groot, en feer overvloedigh en
wonderlijck van verfcheyde foorten van vifl
fchen. Onder de fteden verdient
Aarhus, van
het welcke gefproken is,d\'eerfte plaets, om haer
bequame gelegenheyt, en om \'t voor-recht van
de Biftchop , die daer lijn fetel heeft : de twee-
de is Horsnels daer na volght Randers, van
de welcke de lefte, een treffelijcke ftadt, aen
de rivier Gude gelegen , noorderlijcker is dan
Aarhus , en d\'eerfte zuyderlijcker; beyde naer
d\'ooft-ftrant van dit byna-eylandt ftreckende,
en aen d\'oever van d\'Ooftzee. Niet verre van
Randers leght Ebeltoft , leer dicht aen de
ftrant. Yder heeft een zeeboelèm, die naer de
zee open leght, in de welcke fy, als in een
fchoot, de fehepen , uyt Schoonen , Zeelandt,
Funen, en uyt de Wendefche fteden, en eynde-
lijck uyt Sweden en Noorwegen komende, en de
waren , uyt vreemde geweften aengebracht,
feer bequamelijck ontfangen. Hier is oock
Grimftad, mede aen d\'oever van de zee gelegen.
Eenige verhalen dat Hobroe en Mariagre tot
het felfde Bifchdom behooren hoewel andere
hen elders , en op het naeftvolgende toepaffen.
Hier fijn oock eenige eylanden , die onder dit
Bifchdom behooren , onder de wekkeSamJon,
\'t welck ick terftont genoemt heb,verdient voor
te ftaen, en dat met recht het Deenfch Samus
geacht moet worden. Want dit eylandt is feer
aengenaem om fijn viftchery, en om de jaght;
en heeft vijf Parochiën. Het heeft oock een
kafteel, eertijts
Brattingshurgh genoemt, en noch
een ander, dat
iVeshurgh word geheeten; van de

JUTLANDT. jo^f

wekken het eerfte in\'t jaer iz88 tot aen de
gront verdelght wierd door de Marfchakk Sti-.
got, gelijck men uyt de Hiftorien verftaen kan;
D\'inkomft van dit eylandt wierd eertijts , na
Randeshem , vergunt aen de Koningin Doro-
thea, gemalin van Chriftiaen de Derde. Niet
verre van daer , en byna recht-over Ebeltoft, is
het kafteel Hielme, dat veel kkynder is; maer
echter feer vermaert om de boosheyt van de
felfde Stigot, een grootmoedigh man, maer al
te ftreng tegen de Koning Erick , uyt oorfaeck
van d\'erghwaen, die hy, \'tfy met recht, oft
onrecht, tegen fijn Koning over de gelchonde
kuysheyt van lijn gemalin ontfangen had. Want
nadat hy Erick gedoot had, en uyt het Rijck
verdreven was, verfterckte hy dit eylandt in
deler voegen ; op dat hy, en d\'andere doot-
ftagers daer een fekere toevlucht fouden heb-
ben. Dit eylandt is wel feer kleyn „ maer door
de natuur van de plaets fèer fterck, en bequaem
voor alk de gene , die uyt d\'Ooftzee naer
Noorwegen reyfen : want fijn ftant
lèlve maeckt
een haven ; en het heeft oock bronnen van foet
water: het leght op een hooge en breede heuvel
hoogh uyt de zee; en is feer bequaem om van
alle fijden het gewelt af te weeren. Het word
oock
Grotehelm genoemt , ten opficht van de
kleynder Helmen, die by het voorgeberghte van
Schagen leggen. By defe eylanden leggen noch
anderen , doch niet fbo vermaert, maer naerder
aen malkanderen;
mmeVijckThune, Melfe f Ram-
foy EndelaVie, Biarne,
doorde begraefïènis van
de Koning Hiarnus , gelijck fy feggen, ver^
maert.

VAN NOORDER

Hf

\' (

i :

i

I

\'f

Denemarcken^

het

I 6

-ocr page 153-

II

T NOORD ER-DEEL

VAN

T L

>3

Iet verre van Arhufen,
naer de well-fijde, is
Aalburgli , de hooft-
ftadt van dit Bilch-
dom , mifTchien van
d\'overvloet der aelen,
en van der felver rijcke
vangfl, dus genoemt.
Sy is de lefte van alle
de voorname fteden,
de welcke in \'t noorderlijck geweft van dit byna-
» eylandt fijn , aen de Lymilche zeeboefem , van
de welcke gelproken is, gelegen, en op een
feer bequame plaets gebouwt, op de hooghte
van feven-en-vijftigh graden vier minuten. De
Eiftchop van dit Bisdom heeft in defe ftadt
rM\'n^. fijn ftoel. Het geheel landtfchap word gedeelt
in dertien vooghdyen , i8o dorp-parochien,
( by Witfeld 167,) fes fteden, en 100 kafteelen
van Edel-heden.
Fvo^hdjen. Onder de vooghdyen , oft aenmerckelijckfte
deelen van dit Bisdom fijn,
VenfJie, Hanmarc-
ken , Thye, Morfing , Kiarhemt, Btiithye,
en Ven-
nehergh. Venfilie
wordt by Saxo Grammaticus
Vendela, hj Lxtus Vendfolia, èn by Witfeld Ven-
delboa
geheeten. Het heeft eertijts oock Burg-
la genoemt geweeft , daer af het Bisdom
Burgblaw is geheeten , oft, gelijck men \'t anders
fchrijft,
Borghlum , en heden gemcenelijck Al-
burghy
naer de ftadt Aalburgh felve. En noch te-
gen woordigh is \'er,met verre van de Noord-zee,
noordwaerts aen, een dorp, het welck
Borle
genoemt,- dat eertijts een kloofter heeft ge-
weeft, van de Koning Sueno Efthritius eerft
gefticht, en daer na dc fetel van de Biftchop
geworden, gelijck men uyt de gefchrlften
van dit Bisdom bemerckt. De ftadt Vendela
fèlf,
Venfyjfel genoemty heeft een rivier, die daer
J)erivier deur vloeyt, en die, in de moeder-tael Rjaa
Mjaa. genoemt, fich in de Lymifche zeeboefem ont-
laft-. De grenfen van dit geheel geweft fijn,
naer \'t zuyden de Lymifche zeebodem, naer het
noorden de groote zee ; en word aen d\'ooft- en
weft-fijde oock van de zee belpoelt, aen d\'ooft-
fijde van d\'Ooftzee , en aen de weft-fijde van dc
Noord-zee. Het flreckt fich in de langte uyt
van\'t zuyden tot aen\'t voorgeberghte van
Scha-
gen , \'t
welck ontlaggeiijck voor de fcheeps-
lieden is , tot ontrent veertien mijlen lang.
Wie fou durven ontkennen , dat de Weiidifche
volckeren, van de welcke hier na gefproken fal

HET BISDOM

VAN BVRGHLAW.

worden, d oorfprong van hun naem uyt dit ge-
weft hebben getrocken, hoewel weynigh Schrij-
vers daer op gemerckt hebben ? Het heeft fes
vooghdyen , lèventigh parochy-kercken, een
kafteel,
Selflrup genoemt. De fteden, behal-
ven
Venfyjfel, fijn Sebje , Hiering , en Schagen. De
vooghdy Hanmarcken word in de Deenfche
tale
Hanhmet genoemt, en begrijpt in haer lang-
te van \'t ooften naer \'t weften ontrent vijf mij-
len , en in de breette twee. De rivier die,
naer \'t zuydweften afvloeyende, fich in de Lymi-
fche zeeboefèm ftort, fcheyd defe vooghdy af
van de vooghdy Huitbye, die meer dan twin-
tigh parochy-kercken begrijpt. In een parochie
van dit geweft , de welcke kleyn genoemt word,
in de Deenfche tael
LidenSoghen, fiet men de
klip
Scarrinaa , Skarring klinth , de welcke wel be-
fiens-waerdigh is. In defe geweften fijn gevaer-
lijcke klippen, altijdt met water bedeckt, die Blinde klip"
van d\'inwoonders
Sandoren en Bragen worden ge-
noemt. Veel menichen lijden hier aen fchip-
breuck. Men fiet hier oock eenige eylanden ,
gelijck
Oeland, en Oxholm. Naeft aen Hanmarc-
ken is de vooghdy
Thye , als d\'oever en foom van
het vafte landt, en fcheyd, gelijck een aflchut-
fel, de loop van de Lymifche zeeboefèm van de
zee af. De Theutonen, die Duytslant bewoonen,
worden heden van de Deenen ^^fcfe genoemt
en hun oorfprong word door Tacitus van de
godt Twj/co afgeleyd. Maer eenigen achten dat
hun naem waerlijcker van dit geweft
Thye afge-
bracht kan worden. Dit landt is feer vruchtbaer,
en voornamelijck door de viffchery vermaert,de-
wijl aen d\'een fijde de groote zee , en aen d\'an-
der de zeeboefem, die wy genoemt hebben,aen-
fpoelt. D\'inwoonders achten dat dit landtfchap
Thye genoemt is van wegen \'t gehuyl: want men
feght dat het, hoewel nu fonder boomen fijnde,
eertijts van dichte boftchen befet, en een fchuyl-
plaets van wolven en andere wilde beeften heeft
geweeft : doch ick acht dat men dit gehuyl niet
de wilde beeften of wolven moet toeichrijven ,
maer het geruyich van de groote zee , die daer
aen flaet. Het is onderfcheyden in vier voogh-
dyen , in de welcken fes-en-vijftigh dorp-pa-
rocliyen begrepen fijn. De ftroomen van regen-
water , in de dalen der felve befloten , maken
daer veel poelen, en vier-eo-veertigh vifchrijcke
waterplaftèn. Daer is niet meer dan een kafteel,
Orumne genoemt, en oock niet meer dan een
ftadt,
Thyfladt geheeten , daer Chriftiaen de
Derde , d\'eerfte eenfchool, tot onderwijs van
de jeught, opgerecht hecfc. Daer is oock een
feer oudt kloofter ,
Weftemjck genoemt, in de
wcicke, onder anderen, begraven leght een

Kcnings

■1

i I

■. ■ -1
■ vi;

Ml

i\\

i

f I

-ocr page 154-

NOORDER JlTTLAND T.

Konings dochter , in hun tael Lidm kierflen ge- lum de ftoel van de Biffchop gebleven tot aen

noemt, om haer fchoonheyt en deught met het jaer ij3(>, in\'t welck aen Stigot ^ Biffchop

Deenfche gedichten en gefangen verheerlijckt. van de Roomfche Godsdienft, bevolen wierd

Daeris noch een vooghdy,HW^rr# geheeten, het Biftchops-ampt af te leggen, enlijnleven

als tot een fcheyd-pael tuffchen de zeeboefem lang in \'t kloofter van Borghlum te blijven,

en de groote zee geftelt. Wat d\'eylanden aen- Sedert begonnen de Biffchoppen van de veran-

gaet, die tot defe vooghdy behooren, voor eerft derde Godsdienft, en voor eerft Petrus Thomaf^.

het men in de Lymifche zeeboefem het eylandt die in de plaets van Stigot geftelt wierd, en d\'an-

Hansholm, een mijl lang, tuffchen tweefnefte deren na hen, Aalburgh te bewoonen. D\'andere

rivieren gelegen , daer drie parochyen op lijn. vooghdyen , gdijckKiarberret, Huitbye, enrenne-

Daer na volghtOoflhoIm , een ront eylandt, het bergh, en d\'anderen , foo \'er noch eenigen hjn,

welck oock met drie parochyen verciert is. wijeken in vermaertheyt voor d\'eerften,^en voor

legene heeft een kerck. Men telt daer oock Lm- de gene die alreé genoemt fijn.

HET BISDOM

VAN WYBVRGH.

N\' U volght het Bisdom van Wyburgh,
\'t welck, van \'t ooften naer \'t weften ,
twaelf mijlen groot is , aen defe fijde van

land, en Bgholm , en eyndelijck Bodumne, \'t welck
geen eylandt, maer een eylandt gelijckt,en een
3arochy-kerck heeft. Daer na volght
Morfingen,
iet rijckfte en grootfte van alle d\'eylanden, in
de Lymilclie zeeboelèm gelegen : want het be-
grijpt in lijn langte vier Duytfche mijlen , en
twee in de breette, en ftreckt fich ooft en weft
in de langte. Men kan in vijf plaetlèn daer aen

komen en het begrijpt drie vooghdyen, en de Lymilche zee-boefèm gelegen, en in fèflien
negen-en-twintigh dorp-parochyen. Aen de Vooghdyen onderfcheyden, dewelcke twee
Zuyd-fijde van dit eylandt is in oude tijden een hondert achtien Parochy-kercken begrijpen,
kafteelgefticht, datgenoemt is. Daer drie kafteelen, en oock lbo veel fleden, van
Ntkpen, is niet meer dan een ftadt,
Nikopen, gemeene- de welcke Wyburgh de voornaemfte is, daer de
lijck iV^AîÂ^ geheeten , op dehooghte van fes- Biffchop fijn ftoel heeft, een vermaert Colle-
en-vijitigh graden en vijftigh minuten gelegen, gie van Kanonicken is, en daer men feer cre-
In dit felfde eylandt is een ander eylandt,
Aggero mackelijck kan leven. Daer is oock een gene-
geheeten , en tweemeyren , en oock een rivier, rale vergadering van drie voorname Edelman-
die niet onbekent is, en
Skarmaa genoemt word. nen , die in de faken, van \'t Recht fèer ervaren
Daer fijn oock verfcheyde zeeboefems en inwijc- fijn, om byna \'t geheel jaer deur van burger-
ken van de zee, van de wekken het befpoelt lijckefaecken onderfbeck te doen , ent\'oordee-
word j en onder anderen
Fegefondt, \'t welck om len : tot de welcke alk de gedingen , om de
de Koning
Fengo (miffchien dat hy een Ko- grenfen , en om d\'erffeniffen van\'t geheel Cim-
ninckje van Jutlandt heeft geweeft) vermaert brifche Cherfonefiis gebracht worden, gelijck
is, die, gelijck men gelooft, daer begraven oock alk faken, die\'t lijf aengaen , als dootfla-
leght. En gelijck het eylandt fèlf
Morfe is ge- gen, overf|->ekn, dieveryen, en diergelijcke
noemt,
foo worden oock des fèlfs inwoonders mifdaden. Daer fijn oock Over-heeren van
Morfingers geheeten 5 \'t welck ons aen d\'oude delè vergadering , gelijck mede anderen in an-
volckeren , Marfen en Marfingers genoemt , dere landtfchappen van \'t Koninckrijck, die
doet gedencken. Niet verre van Morfingen is van de Koning fijn geftelt, en niet veel van
Thyrholm, van Thyre ( foo ick my niet bedriegh ) d\'Areopagiten der Atheners verfchilkn , often
gemalin van d\'Engellche
Gormon, dochter van minften by hen gekken konnen worden , de-
Hedelrad , Koning van Engelandt , dus ge- wijl fy niem.ant boven hen kennen, en hun
noemt wekks uytlleeckende gaven , en oock vonnis onveranderlijck is ; ten fy iemant fich
haer Chiiftelijcke Godtvruchtigheyt in de Hi- miffchien op de Koning felf, en op de jaerlijck-
ftorien geprefen worden. Tuftchen dit eylandt, fche vergaderingen van de Rijcks-raden, be-
en\'t vafte landt, naer\'t zuyden , is d\'engte der roept. D\'andere fteden van dit Bifdom fijn
ztcOthefond, dus genoemt van de Keyfer Otto, Mbe en Scheie, D\'engten der zee, waerdigh
en van fijn intocht tot aen dit gewefl, gelijck om daer
aen te gedencken , fijn ©affm^fUttD/
hier voor verhaelt is. Daer is oock een dorp, îîircfcfunî)t / ^UaiffUïM / ©cbcrfmiDt / en
Of^)\'geheeten, doch in\'t eykndt felf, van de naer Keyfèr
Otto dus genaemt,

felfde Otto, en tot geheugenis van fijn vermaer- niet verre van Lemwijck, in de hiftorie bekent,
de tocht in defe geweften, dus genoemt. Het en
hier voor verfcheyde malen gedacht. Het
Bisdom wierd gelijckelijck opgerecht met de heeft tien vermaerde rivieren, van de welcke
ftichting van \'t kloofter Borghlum , het welck , de
xivier Gudius oïGutalus, gemenelijck
gelijck gedacht is , eerft door
Sueno Bfthridm is S(a genoemt, en oock ergens Guddenus gehce-
gebouwt, die daer oock \\ yxex 106^ Magnus ten, de voornaemfte is. Onder d\'andere ge-
tot Biffchop ftelde , de welcke, niet lang daer weften van dit Bifchdom, \'t welck fich wijdt
na van d\'Aerts-Biffchop van Bremen ingewijdt uytftreckt, ishetbyna-eylantS^/%,feer vrucht-
fijnde, en fich toeruftende om weer naer huys baer.,
dat van de Lymifche zeeboefem omvan-
te keeren, in de rivier d\'Elve
verdronck; en gen, en naer\'t ooften tegen \'t Bisdom van
Alherick wierd in fijn plaets geftelt, en daer na Vendelbo aenleght. Wy hebben hier voor
\' weer anderen en anderen, volgens een lange gefeght dat dit Landtfchap ons weder aen d\'où-
rijgh. In defer voegen is het kloofter van Borgh- de
Sahalingers doet gedencken, die van Ptole-
Denemarcken^ I 7 meus

IO

-ocr page 155-

o J&trmaL

o ^eoTtp 0

rL

.-Ä/O-

C- O (?•■.

II 1 ............ , 1-

ml°

^o .....^ -•

c

>

S&iler

u

el ^ " Ve^^ty
3 OMZ TT J^o^^

jt»S \\ \'tif&rir.
o * o

jUi-

: JE »

WrM

Jti^\'

J^en^ <3 \' ^ -k

o \'Jr/au»>f ^ ^

° JCierier-

RH.

m

H

\'^o T. „ ^

J/Mra ■ Ä

m^taim oj^lZi

"^olLxr 0 ^ ^ ^
f o \'Xamtm- ^ errüsttiff

i

^^eßft^

ii ¥

A

« / i ^t

^ J&iro

jj, ^^a^tm. JCro

XaieU.

A - "

jLß^ ^^ fi^ 4

...Jen? , Xc/krikr V^irk&oU
o

^htttw

eäer

^ „ ; w ® ----

\'Sterletts ^

JjonJom-^ O

Olty

JiiynJrih o Clan» , ff

^^ ^ 1

o V (J O JV;^

^ o

ii^ " ZenJäm- ^J^eJeit^t-

S I N V S

Im I

C o D A-

-Jirß\'ry^l

K

Kelz UM

L

m

F A R S .

n35

» hotfrL-

4

^ctoits hafii^ir

tf^yß-

o J* ^»-^jEfjEXJjJE r.

o

\'Metfum^

-Lihtely

I *\\M ° \' ° o l " , ^ o ^

^CrTVUtA

^J^eJtfro

^ ^^e^f 2C

IJ

Syttdaßar ^^^ i ^

.. b

O

2

Mi

-ocr page 156-

N O O R D E

mtVLS in dit Cimbrifcli CheiTonefus worden ge-
plaetft, behalven dathy hen ziiyderlijcker ftelt,
dan heden dit SaUing is, van\'t welck wy ipre-
ken, Het wort in vier Vooghdyen gedeelt, de-
welcke dartigh dorp-parochien begrijpen. Het
is oock feer vruchtbaer van treffeiijcke paerden,
die voornamelijck van d uytheemfchen gefocht,
voor groot geit gekocht, en in groote menigh-
te weghgevoert worden , om in andere landen
te verkoopen. Het eylant
Leßb , tuffchen
Noorwegen en \'t Hooft oft hoeck van Schagen
gelegen, behoort
oock onder\'trechts-gebiedt
van Wyburgh. Dit is, naer \'t gevoelen van eeni-
gen , het eylant
Gleffaria, op welcks ftrant,
naer lutlant gelegen, eenigen willen dat amber
gevonden word, van het welck wy elders fuil-
len fj^reken. Hier toe behoort oock het ey-
lant gaffucrJant^t / tuftchen Thye en Salinge
gelegen, van fijn fchoonheyt dus genoemt,

; 1 4 \' I. ; ;1 1 .

Mi

■ f ? I ■ ^ i ;!

■OK

■Ur:
1\'\' I

i\';!\'
,>1 ^ ■

t.i\' ï-f\'\'M i

R - D E E L

vermits het op fijn boftchen roemt, en door
de rijcke viffchery van d\'ael feer vermaert is.
Dit Bisdom erkent een felfde ftichter als dat
van Borghlum, namelijck Suenon Efthricius,
een feer treffelijck Koning van Denemarcken,
en door ftjn groote geleertheyt en ervarent-
heyt lbo vermaert, dat Adam van Bremen, fijn
tijdt-genoot, en feer gemeenfaem met hem,
het lof van defe Vorft verfcheyde malen ver-
heft.
Hmhert was d\'eerfte, die van defe Ko-
ning in dit Bisdom wiert geftelt, en dit in\'t
felfde jaer, in \'t welck Magnus tot Biftchop
over\'t Bisdom van
Burghlayp is geftelt : invoe-
gen dat men fwaerlijck kan oordelen, welck van
beyde voor \'t oudtfte gehouden moet worden.
Doch Witfeld, die feer vermaert is, ftelt dat
van Borghlum voor, in d\'optelling der Bisdom-
men van geheel Denemarcken, die hy in de
tael van dat landt uytgegeven heeft.

DE KLEYNE EYLANDEN

VAN DENEMARCKEN,

Van de Hoeck van Schagen, langs d\'ooftkuft van Jut-

landt tot aen Ferneren.

Atd\'eylanden van de Kodanifche
zee aengaet, en wat de oudtfte
Schrijvers daer af gefchreven heb-
ben , en hoe verre defe zee by hen
bekent heeft geweeft , men kan
fulcks in d\'oude Lantbefchrijving ften. Maer
wy füllen in defe plaets met weynigh woorden
toonen, in welcke ftaet heden dele geheele
zeeboelèm is. En voor eerft vertoont dit ge-
weft , \'t welck tuffchen \'t Hooft oft Hoeck van
Schagen, I^oonoegen en Halland legt, d\'eylanden
Lejfoa , en Anholt, die de voornaemften fijn, be-
halven de drie mindere
HelmenjVnet Niding en Ha-
felin:
van de welcken Anholf, om fijn drie kercken
vermaert , leer gevaerlijck is voor de fcheep-
lieden, die dat moeten mijden, uyt oorfaeck
van fijn blinde klippen, die onder de golven
verborgen fijn,- gelijck oock
Lejfo en Niding.
Doch Lejoa , of Leffo, gelijck Saxo dat noemt,
(geheelanders dan
Niding, \'twelckwarelijcker
een klip dan eylant genoemt mach worden)
heeft niet minder kercken dan Anholt, van de
wekken een tooren van de genen, die daer
voorby varen, als tot een baken word ge-
bruyckt , om \'t gevaer te fchuwen. Wy hebben
elders gefeght, dat\'er fijn die geacht hebben
dat dit Plinius
Gleffaria is. Het heeft oock by
fich een kleyne heuvel, als een eylant,
Komme
genoemt, gelijck de kaerten aenwijfen, on-
trent fès mijlen van
Anholt, en byna acht van
Niding gelegen. Maer de klejne Helmen leggen
op een rye aen malkander, op de felfde wyfè
alsPtokmeus fijn drie
Alocies , niet verre van
hier, befchrijft , behalven dat de
Helmen aen
d\'ooftkantvan\'t Cimbrifch voorgeberghte zuy-
dewaerts fijn geftelt j maer
diAlociers van Ptok-
meusaen de weftfijde. En dewijl\'er geen ey-
landen dus gelegen fijn, foo is waerfchijnelijck
dathy defe heeft gemeent, ofdatfy hier on-
trent gelegen hebben. Hier voor is van ons
aengewefen, dat d\'inwoonders van
Leffo onder
de rechtfpraeck van Wyburgh behooren. Doch
hoe gevaerlijck en fchrickelijck defè eylan-
den voor de zeevarende heden fijn, wijft dit
fpreeck-woort aen, het welck fèer gemeen on-
der hen is ;

SKac^ett mcnt^ ftwctmatt nk^t ft)ctl) oföt

Van hier naer de Lymilche zeeboefem, geme-
nelijck
Limßord genoemt, (van \'t welck hier
voor op fijn plaets gefeght is) en als men al
nederwaerts vaert, het men fèer veel kleyne
eylandekens, die als gefaey t leggen in delè zee-
boefem , de welcke eygendijck de Belt is ge-
noemt: gelijck
Helm, Ttme, Kitholm, lordholm,
Alroe, Gernoe , Vorfie, Samfoe , Arroe, Smder-
yide, Aare, Alfen
en \'Ferneren, van de wekken
Holm en Samfoe hier voor, daer wy van \'t Bis-
dom Aarhus gefproken hebben , gedacht fijn.
tune is van Aarhus in ïudandt ontrent drie
mijlen af gelegen, en beftaet in de langte nau-
welijcks een mijl, en heeft een Parochie. De
fchepen , die naer Noorwegen varen , nemen
gemeenlijck hun cours tuffchen dit eylant, en
Samfoe deur , en heeft Kitholm en lordholm fèer
na aen fich gelegen. Niet verre van daer, in
de mont van de zeeboefèm van Horfe , fijn drie
andere eylanden,
Aroe, Gernoe en Worße j ge-
lijck oock
Bndole, een mijl lang, en een half
breet, \'twelck een Parochie-kerck heeft, en

van

■i 1 :
il i [

-ocr page 157-

to, intunen, naer Affens, een ftadc van Fu- van Zeelant , en haer gebueren, bewoont,

nen, overvaert. Dit eylant is in vier dorpen Defè volckeren woonden in Tacitus tijdt in \'t

onderfcheyden. Sundenvide en Arie leggen dicht midden van Duytßant, tot de Lygiers en der

aenAlfe, van de wekken het lefle ontrent een felfJer bondtgenootkhap behoorende : want

half mijl van Allè is, en met aengename bof^ dus f].:>reeckt Tacitus van hen ter genoemder

fchen verfien, die dieshalven becjuaem tot plaets, Een achteryolgende hooghte ^an bergen deelt

de jacht fijn. Het heeft drie parochyen, en en Jcheyd StieVia , voorby de-Reiche ^eel-volckeren fijn,

eenige landen der Edelen, met een kafteel en onder de-veelcken de naem der Lygiers feer ydjt in\'veel v

ftadt. Koping genoemt, die niet onbekent fleden yerfpreythlijckt. Het fal genoegh fijn de dapper-

is. Het heeft twee parochy-kercken , met een flen genoemt te hebben, d" Ariers ^ Hehekonen y Hani-

Hartoghs kafteel, Sandpergh genaemt. Doch men, Elyfiersy en NaharDalen. En terftont daer nae

Alfè felve is een eylant van middelbare groot- ter felfde plaets : Voorts, d\'Ariers , spreet bogende

heyt j want het is vier mijlen lang, en twee krachten y met de ypelcken fy de yolckeren, een yeeynigh te

breet, en niet verre van \'t hertoghdom Sklwijck ^orengenoemt, overtreffen, hebben f-^-arte Jchilden,

afgefcheyden, ftreckende naer de zeeboefèm geDerfde lichamen, en yerkiefen de duyftere nachten tot

van Flensborgh, (die Flensburger-?: ij ck) en heeft tot de flrtjden. lafy Deroorfaecken grooten fchrick door hun

gebueren d\'Angeifche volckeren, (daer van wy, Deifchrickelijcke gedaente, door de fchadusp ^ an hun

als van de ftichters der Engelkhen in Engelant, doodelijck heyr, uermits niemant der ^yanden defe nieu-

hier voor gefproken hebben ,) van de welcke ly "^e , en als helfche aenfchoumng verdragen kan. Voorby

door de zeeboefem afgefcheyden worden, de Lygiers heerfchen de Gotthonen , en yan daer de Ru-

Daerisoock een kafteel of fetel van Hertogh giers tot aen de groote :^ee y Scc.

Joannes van Holfteyn , Sunderburgh genoemt, Fimbriay in\'t gemeen Ferneren genoemt ykhijnt Femeref}.

en een ftadt van de felfde naem , van de wek- by eenigen het overblijffel van de Cimbrifche

ke hier voor, daer van \'t hertoghdom van Sief- naem , alleen met een letter te veranderen , te

wijck is gefproken, eenigh gewagh is gemaeckt. vertoonen. Daer af het oock by hen kleyn

Daer fijn noch andere vkcken, ah Nordburgh, Cimbren v^oxt genoemt. Doch in dien wyd\'eygen

Ooflerholt , Holle en Gamelgarde. Het heeft lèer naem , daer mede het genoemt wort, naerder

vokkrijcke parochyen, totdartienin \'t getal: befien, fbo fal nauwelijcks iets dufdanigh aen

invoegen dat, als de faeck fulcks vereylcht, ons blijcken. ant dit is Femeren , dat met C/w-

daer uyt feer vaerdighlijck eenige duyfenden bria of met de Cimbren niets gemeen heeft. Het

van gewapende mannen gehaelt konnen wor- leght tegen over Wagria , met een kleyne over-

den. Het is oock feer rijck van boftchen en ge- vaert van \'t vafte landt afgefcheyden , en om

boomten, en dieshalven fèer bequaem tot de fijn viftchery en vruchtbaerheyt vermaert, de-

jacht van herten, en verfcheyde andere wilde wijPer nauwelijcks in \'t geheel eylant eenige

beeften. Het heeft vruditbare weyden, en ac- klomp aerde is, die niet overvloedelijck koorn,

kers, die bequaem fijn om koren te dragen, en voornamelijck tarwe, voortbrengt; en dit

Den edelen Rantzou noemde eertijts defe eylan- foodanigh , dat het, om fijn voortreffelijck-

ders Elifiers, en d\'inwoonders van\'t eylant , heyt, in overvioet naer vreemde landen wort

daer by gelegen, Ariers, en die in Uone woo- gevoert. Fktisinvier parochyen onderfchey-

nen , (van\'t welck hier na gefproken fal wor- den , namelijck Landtskircken, Burgh y Petershoff,

den j Manimen, daer in hy op de Elifiers fiet, en Badendorf. Daer is oock een treffelijcke ftadt,

aen de wekken Tacitus in fijn Duytftant ge- Burgh genoemt, en niet verre van daer is het

denckt, by de wekken hy oock de Ariers en kafteel, eertijdts vermaert ,èn meermaels in de

Mammen voeght, als of fy van Alfen, Ar en Mo- hiftorien, onder de naem van Glabece gedacht;

ne dus genoemt waren 3 \'t welck niet ongerijm- van\'t welck nu de puyn-hoopen alken overigh

delijck van Ranfou gedaen is, foo wy feggen fijn-
dat defen aen hen, gelijck aen de Theutoni-

I \' li

it:

^ i

Denemarcken^

I 8

het

\'ïlK

-ocr page 158- -ocr page 159-

Uyneti oft Fionia is
naeil Zeelandt het
voornaemfte Eylandt in
de Belt. Het heeft defen
naem van fijn oft Ichoon;
want het in gedaente en
geneuchlijcke gelegen-
heydt uytmunt. Het
wort van het vafte landt
van Denemarcken ge-
fcheyden door fbo engen kil oft ftrate,
Middel^
farfimt
genoemt, dat het bynae vaft daer aen
fchijnt te leggen. En om dat het in \'t Weften aen
lutlandt grenft, en in\'t Ooften recht tegen over •
Zeelandt leydt j wort het voor het midden van
Denemarcken gehouden. Het is twaelf mijlen
lang en vier breedt.

Dit landt is fbo rijck van koren, dat het jaer-
lijcksveelin andere Provinciën fendt, byfonder
rogh ea garfte : ende hoewel de ackees fbo
vruchtbaer fijn , wordenfe nochtans nimmer-
meer gemeft: hierom iffer altijt voor de fteden
een vuylen ftanck; want de mefthoopen daer by
menighte leggen, die nergens toe gebruyckt wor-
den,gelijck Munfterus fchrijft. Van offen, koeyen
en paerden is hier oock fuicken overvloedt, dat
geheel Duytftandt daer alle jaer mede voorfien
wordt. Daer gebreeckt oock geen jacht van har-
ten, hinden, hafen, en voffen, van wegen de me-
nighte der boifchagien.

In\'t midden van het Eylandt light de hooft-
ftadt
Ottom\'a oft Ottenße, een Biftchoplijcke ftadt
van Otto den eerflen gebouwt, ontrent die tijdt,
als hy den Koning Hiroldus dwong het Chrifté-
hjck geloof aen te nemen. Het is oock een koop-
ftadt, alwaer jaerlijcks, ontrent drie Koningen
dagh, een groote vergaderinge gehouden wordt,
gelijck te Kyl in Holfteyn.

Fuynen wordt gedeelt in 24 Vooghdyen , 16
"fteden, en lès Koninglijcke kafleelen. De fteden
leggen bynae even verre van Ottenfee als van een
middelpunt, op den oever van de zee, fbo ge-
flieht , datle met haer havenen en goede gele-
genheydt, den koophandel niet alleen in de Belt
oft Ooftzee drij ven^ maer oock in Sweden, Noor-
wegen , Ruffen, Duytftandt en Nederlandt. De
principaelfte van dele fteden fijn
Mburgh, Sten"
burgh, Faborg, Ajfins
, Eugens, Middelfort, Kettemynde:
de voornaemfte Koninghlijcke ftoten, Neuburgh,
Hagenfchouw , Hinsgagef Efcheburgh,
en het luft-
höfRugardt. Hier lijn oock vele dorpen en ade-
lijcke huyfen, foo om de luftigheydt, als vrucht-
baerheydt des Eylandts. Die op de Zeeftrandt
woonen, geneeren haer niet
alleen met den land-
bouw, maer oock met viffchen, waer mede alle in-
hammen oock foo vervult zijn, datfe bynae de

Vfucht\'

haerhejdt.

Ottcnfee,

Deelinge

Andere
ßedin.

vaert der fehepen beletten, en met de handt ge-
vangen worden. .

In dit eylandt fijn fbmmige gedenckwaerdige Gedern]^
plaetfen , om de veldtftachten die daer in ge-Zy»!^^
fchiedt fijn. Want niet verre van
\'t ftot Hagen-
fchouw is
Ochenberg, in welcke loannes Rantzo-
vius, Veldtoverfte van Koning Chriftiaen de III,
Chriftoforus den Grave van Oldenburgh ver-
wonnen heeft den 11 lunii anno 1535: in welcke
flagh de Graven van Hagen en Tecklenburgh
gebleven fijn, wiens beyde hchamen daer nae op
den voorfchreven bergh uytgegraven , en te Ot-
tenfee gebracht, in S. Canutus Kerck begraven
fijn. Ontrent den felven tijdt, bynae een halve
uure van de ftadt Afcens, fijn op den
Faufcheburg
ettelijcke duyfènt boeren verftagen en verftroyt.

In de ftadt Ottonia oft Ottenfee fijn twee
fchoone Kercken, een ter eere van S. Canutus, en fc^«.
d\'ander ter eeren S. Francifcus gefticht. In defe
is Koning loannesbegraveninhet jaer 1513 , en
fijn foon Koning Chriftiernus in \'t jaer 155p,
nae dathy 37 jaren foo in ballingfchap als inde
gevangeniffe overgebracht hadde. By defe Kerc-
Ke is een groote ende wijdemarckt, daer de Ko- Mankf,
ning van Denemarck het oude verbondt met de
Hertogen van Holfteyn en Slefwijck vernieut
heeft in\'t jaer i j8o. Men feydt dat demoeder
van Koning Chriftiaen de II, een konftelijck
werck, fèer aerdigh op hout gefneden, op fekeren
autaer tot Ottenfèe in de Minnebroeders Kerck
heeft doen fteften, wiens gelijck in Europa niet te
vinden is.

Onder Fionia oft Fuynen hooren 90 eylanden fff^f^l^^
naer den zuyden gelegen, meeft al bewoont: waer nen.
van de voornaemfte, tegen de fteden der Wenden
ftreckende, fijn defe :
Langelandt, lalandt, Falßern,
ArrayAlfayTofinga,Arroe.

Langelandt is feven Duytfche mijlen langeneen
breedt: hier legt de Stadt
Rudkeping, en \'t Ko-
ninglijck ftot
Traneker, daer fijn oock veel dorpen,
prochien en heerenhuyfen. Den inham van de
Ooftzee ontrent dit eylandt word eygentlijck de
Belt geheeten, foo men in de kaert kan fien: en De Bek,
\'t is waerfchijnlijck dat het de bocht is, die Ph-
nius in fijn vierde boecks 13 capittel
SinumLago-
num
noemt, en aen de Cymbren feydt te grenfen,
wordt met
dcGronefundt van Zeelandt,
en een kleyne overvaert der zee van Falftren ge-
fcheyden: is
foo vruchtbaer van koren en hafe-
noten,
datter veel Ichepen mede geladen in an-
dere landen geftuurt worden. Hier fijn vijf fte-
den, te weten,
Nifladt, Nafco, Togrop, Rothus, en Ma-
ribus:
daerenboven, fbmmige Koninghlijcke fto-
ten, edelmans huyfen, en veel dorpen.

Falßren is vier duytfche mijlen lang, en heeft Faijlren,
twee Steden, Stubekopen en Kicopen, die om haer

K deught

-ocr page 160-
-ocr page 161-

1 i-i

F V Y

deiighten ludigheydt \'t Napels van Denemarc-
ken genoemt wordt. Uit dît eylandt ontrent des
Konings lufthof is eenovervaert in Duytflandt,
die van hier tot Warnemundt feven mijlen breedt
is. Dit eylandt brengt veel koren voorts,daer het
de omliggende plaetfen mede beforght.

Arra leght anderhalf mijl van Alfa , heeft veel
boffchen enwildtvang, drie prochien, en fom-
mige adelijcke huyfen, met de ftadt en \'t flot
Koping: \'t hoort onder\'tHertoghdom Slefwijck,
als oock Alfa.

Alja oft Alfen is redelijck groot, want het vier
mijlenlang en twee breedt is. Diteylandt leght
niet verre van \'t Hertoghdom Slefwijck , en
ftreckt nae de
Bent^burger^ijck , met welcke bay
het van de eerfte woonplaetfeh der Engelfche
geicheyden wordt. De inwoonderen van dit ey-
landt fijn van de Romeynen
Blyjïi geheeten, loo
ons de oude befcheyden , in de Bibliotheca ofte
boeckkamer der Rantzovianen beruftende , ge-
tuygen gelijcklè die van\'t naefte eylandt
Arios
noemiden , welcken naem fy noch behouden.
Ptolemaeus fchrijft, dat de
Engelfche de oudtfte in-
woonderen lijn van de Noordfche landen aen de
zee : daer Tacitus de
Elyjios , Arios, en Monimos by-
voeght ; welcke namen daer noch gebruyckt
worden, als
Aljen, Arr, Moen. De principaelfte ftadt
in Alfen is
Sunderhurgh, met een kafteel van den
felven naem : de andere fteden lij n
Norhorch, O fier-
holm, die Holle
, en Gammelgaft. Hier lijn derthien
volckrijcke prochien, in de welcke men met der
haeft eenige duyfendt gewapende mannen kan
by een brengen. Door de menighte der bof.
fchen valt \'er veel jaght van harten en ander
wildt-braedt. Hier is oock verfcheyde rivier-en
zee- vilch. Het heeft mede goede weyden voor
\'t vee.

Tojïnga oft Topnga heeft een mijle in de lengte
en is gelegen ontrent
Smmburgh een ftadt van
Fuynen. In dit fijn eenige prochien en het flot

J\'fa.

I «

TofrigX,

N.

N

Kettorp , toebehoorende de Rofenkranfen en
Rantzoven. In dit eylandt van de ftadt Afcen tot
in lutlandt fijn twee mijlen: van Niburgh vaert
men in Zeelandt door de Ooftzee in de tijdt van
vieruuren, met groot gevaer , byfonder als het
ftormt: want als de wateren van de Ooftzee, met
veel rivieren, die daer in loopen, vermeerdert
worden, en tuftchen fbo veel eylanden eenen
uytgang foecken, met een ftercken ftroom ge-
dreven worden, gelchiet het hchtelijck, datlè om
hoogh verheven worden, door de winden die van
alle kanten ruyffen en tegen malkanderen worfte-
len, fbo dat veel fchepen en menfchen daer ver-
gaen. In\'tjaer II70 is de Biftchop van Slefwijck
met vele van fijn huyfgeftn en goede vrienden
in \'t overvaren hier verdroncken, die lang daer
nae gevonden, in \'t kloofter van Furen in Zeelant
begraven is. In het jaeri5i3 , als loannes Ko-
ning van Denemarcken, omtrent een maent voor
lijn doodt, naer lutlandt foude reyfen, om de ge-
Ichiflen van de inwoonderen te ftechten en recht
te doen, quam \'er fchielijck een ftorm op, foo
dat het Konings fchip door de windt en baren
vreeftelijck geflagen wierdt, en hyin groot ge-
vaer des levens was : daerom komende aen de
ftadt Niburgh, en uyt het fchip op de bergh
getreden fijnde, keerde hy zich naer de zee, en
als fijn doodt voorfeggende fprack: Vaert wel
Ooftzee, vaert wel; want ghy hebt van daegh fbo
toornigh en wreet tegen ons geweeft, dat ghy ge-
toont hebt, dat ghy ons voortaen geen doorvaert
wilt verkenen. En hoewel alle fchepen gemacke-
lijck tuffchen Scanien en Zeelant door de Sund
gewoon fijn te varen, nochtans gebeurt het dick-
mael, dat de kleyne fchepen, die minder gevaer
hebben van de eylanden en ondiepe plaetfen, uyt
Holfteyn, Lubeck, en andere byliggende landea
t\'feyl gaen, en door de Ooftzee oft Belt varen,
en evenwel den behoorlijcken tol in de ftadt Ni»
burgh betalen.

-ocr page 162-

ALAND wort dus
om fijn gelegenheyt,
welcke laegh en nede-
righ is 5 genoemt, \'t is
acht mijlen lang, en
vijf breet. \'t Wort van
Zeelandt, waer van wy
hier na /preken fullen,
door de Straet , de
Groenefond geheeten,
gelcheyden , en van Falfter alleen door een
kleyne overvaert, dielè Guldborghllind noemen.
Dit eylandt is feer vruchtbaer van tarwe; en
heeft, behalven vele dorpen en parochyen,
vier fteden , te weten ,
Naxko-^p, Saxköping,
Nyfled, en. LaDinsköping.
Hier is oock het ver-
maerde kloofter
Mariboe, daer de hiftorien ge-
wagh van maken, \'t Was eertijts een Hartogh-
dom : en heeft nu noch vele kafteelen en huyfen

Vrucht-
baerheyt.

Steden,

der Edel-lieden. Den treffelijcken en wijtver-
maerden Theologant,oft Godsgeleerde,Mcö/42^J ^\'i^oiam
Hemmingius is op dit eylandt, in \'t dorp Embolds,
geboren ; welcke hebbende de ftudien der vrye
kunften en talen , met grooten arbeyt, feer
gevordert met een geluckigh beginfel, tot groot
voordeel van de leergierige jonckheyt in d\'Aca-
demie oft Hooge Schoole te Koppenhagen,
wierd tot Profeftbr in de Theologie gekoren ; in
welcke bediening hy, door een korte en vatifame
maniere van leeren, de Schriften der Propheten
en Apoilelen footreflijck wel verklaerde, dat
hy niet alleen den Geleerden in lijn landt, maer
oock door geheel Europa , tot een wonder ver-
ftreckte : en eyndelijck, fijnde oudt en afge-
ftooft, en tot feven-en-tachtigh jaren ouder-
doms geklommen, is hy te Rofchild , daer hy
fich naeft eenige jaren tot ruft begeven had,
vermoeyt van \'t leven, in vrede geftorven.

jf\'i

A

A L S T E R is vier mijlen lang;
begrijpt vele parochyen , twee
fteden, en de twee Konincklijc-
ke ftoten oft kafteelen,
Niköping
en StubkÖping genaemt. Eer-
tijts, fijnde toegeftaen tot een
douarie oft huwlijcksgoet, ftont dit eylandt on-
der de gehoorfaemheyt van de Koninginne
Moeder Sophie , gemalin van Frederick de
Tweede. Dit lant verfchaft jaerlijcks veel tarwe
aen fijn naburen , en aen de vreemdelingen.

Vrftcht\'
baerheji.

Men vaert in\'t gemeen van dit eylandt naer
Duytslant, dicht by\'t Konincklijcke huys en
dorp
Geffor geheeten , \'t welck ons doet gedenc- Cejfor^
ken aen dat
Gejforiacum, dat Suetonius en Ptole-
meus op de kuft van Vranckrijck tegen over
Engelandt geplaetft hebben. Warnemonde, een
dorp beneden Roftock gelegen, ( dus genoemt
om dat de rivier Warne ftch daer in de Balthi-
fche oft Ooftzee ftort,) is niet wijder van dit
Geffor, dan fèven Duytfche mijlen door de ge-
melde zee gelcheyden.

11

mona.

I :if f \')

Et eylandt Mom, en de ^kadt Stege
daer in gelegen, fijn aenmercke-
lijck, dewijl Gefar , Plinius en
^Ptolemeus een ander eylandt,
tuffchen Engelant en Yrlant, ge-
heel met de fèlve naem, befchrij-
ven : Tacitus gedenckt oock van feker eylandt
Mona geheeten, dat niet wijt van Engelant legt;
\'t welck evenwel van \'t eerfte
moe%onderfchey-
den worden , gelijck klaer blijckt, om dat het
laetfte dicht by Engelant is gelegen nademael
de felve Tacitus fchrijft ,\' dat
men van daer in
Engelant kan komen, als men de deurwadingen
en ondiepten overfwemt. Maer voor ons heeft
aireede den hooghgeleerden en wijtvermaer-
den Cambdenus getoont, dat men \'t laetfte,
om het te beter van\'t eerfte t\'onderfcheyden ,
niet
Mona, maer Mannia behoort te noemen :
Ptolemeus noemt het
Monoeda, als Monumeithe,
dat is, het
-^pyder afgelegen Mona, tot affonde-
ring van \'t andere.

Dit Mona in Denemarcken , behalven de
caem, heeft dit noch gemeen met het ander
Denemarcken,

X^aem,

Drie Mo\'
maSt

b

in Engelant, dat het van Zeelandt door een
enge overvaert wort gefcheyden , als het vorige
van Engelant. Het laetfte is ongelijck, en heeft
vele heuvelen : dit Denemarckfche is befèt met
hooge bergen, en infbnderheyt met een hoogh
en uytftekend hooft, in\'t gemeen
IVoenskUnte
geheeten , dat tegen over Duytslandt Jeght.
Tacitus feght, dat het
Mona in Engelant fèer
volckrijck was; en Cambdenus verhaelt, dat
het nu noch met verfcheyde dorpen, en een
ftadt of twee is verciert : lbo is oock dit Dene-
marckfche ; want behalven de dorpen en pa-
rochyen , die daer in goet getal fijn, heeft het
noch de ftadt
Stege, hier voor aengeroert, en
het Konincklijcke
Ermelmdgard. Hier boven,
in\'t befchrijven van Falfter, hebben wy van
Geffor gefproken, en dat d\'oude Schrijvers van
een ander op de noorder kuften van Vranck-
rijck gelegen, fpraken: dies ftaet hier alleen
te feggen, dat het
Geffor van Falfter niet fèer
wijt van dit eylandt leght en dat men fich
over de gelijckheyt der namen
Mona en Geffor,
hier boven verhaelt, niet moet verwonderen,

L ZEE.

ip

t rJtf

ji

-ocr page 163-

Septeatrio .

-.A..

Z î: I: L A -

ïojt^^J^knte \\

Tir® Ad

1

iitl

D

Stt^f

Jthr^if

erett-^

LA LAN

\\u>

^ecJunff

U>\\

FAL S TRIA

fyijjr

Ans

. .-.fe.

SjtJh\'hi^^s

et

A

I N s ^r J. M

MASI BALTHICO

i

ion

^■tege

O

hatigeltek^

/\'I Si^een.

/jTrfj/\'^

urà

tniià

!

Groixe Sunà

^lifl

\'Feh,

^ A X J C J

M A 3

IST ^ ÏL 31 H ^ork^yir^

(Feîire

(Ttng - .

Ujfrr^r\'

iFemvi

iTe/ O

^j-rf

m

;

^raarvî | H H 3t ÎL E T .
lŒkhe

^-tadager ^

^^^^ # Jrjh^

OorfelitK

l^eUifig

G .

BintJeiubn.
portus

S Tl^ T» JËj R

A.

Jî E JL T .

jderJ-triyp - JÏ^,,

A

M V" 4? s E

T A Œi s .

ûrehj^

OTaretir -À

jMiuril

iSa^Jc^ping-

\'•enJiei-

"t

-••■.«91»....,

SUtnm^

V

rde

^ ]D Olflru,

S T \'N Ti :E4 TL

H

H:e it H T.

^eJiti^aat\'il

m

•^^Utotmy^

^bjlun^

jUiHiaria^ G-emtanica,

îi^

^kettj^

Lodty- jâ..

"Mlllilir tllllllil!l!!l!f \'

Merx^en s

-ocr page 164-

: i \' ^ :

i: I

Jl

■ ■ - ■V«? .,

fl;

ïii !ii

.lil\'

it!

-a

H-

Ji,

m.

m-

-ocr page 165-

t\' I

w\'

I

Z E

L

Iet verre van Funen,
naer d\'ooilfïjde, is het
eylandt van Zeelandt,
het welck onder d\'an-
dere eylanden van dit
Koninckrijck voorliet
aengenaemfte van al-
len word gehouden,
gelijck oock voor het
grootfte , dewijl het
achtien Duytfche mijlen lang, en twaelf breet
wort geacht. Wy hebben hier voor verhaelt,dat
dit het
Codanonia der Teutonen y van Melaaenge-
wefen, fchijnt. Het heeft heden dertien ver-
Steden» maerde fteden. Koppenhaven, HelfingÖr , Roskildy
Ringßedt, Koge, Neßved , Kallundburgh, Slan-
gendorp y Prefl\'ó y Slagely Corfora , Scieljore,
en
HolbA. Hier kan oock bygevoeght worden de
ftadt in\'t aenpalende eylant Mona gele-

gen ; en Nicope in \'t lant van Draecksliolm,
defgelijcks
Soburgh , het welck eertijdts in een
meir van Seelandt vermaert heeft geweeft, en
nu tot aen de gront verwoeft leght, van welc-
kers ftichting verfen wierden toegeftek,die voor
defen aen de poort, by dlngang van \'t kafteel,
gehouwen waren, namelijck defe:
Vlxit Ariftoteles, ^ Alexander dominatury
Dim per gentiles caflrum Soborghfabricatur.
Door de welcke te kennen gegeven word , dat
defe plaets in de tijdt van Alexander de Groote
gebouwt foude fijn. Eenigen hebben fich, doch
üihrqh. t\'onreclit, vroedt gemaeckt dat dit
Soburgh , in
de Lethrifche poel gebouwt, \'t kafteel - en het
werck van d\'Aerts-lBiftchop Efchillus heeft ge-
weeft , aen de welck Saxo gedenckt, en van de
welcke hier voor gefproken is. Wy hebben
oock , in de faeck en van Waldemar de lefte, ee-
nigh gewagh gemaeckt van fijn gemalin, de
Koningin
Hedemga, moeder van de Koningin-
\' ne
Margarita, op het kerckhof van Söburgh ,
met kleyne toeftel, begraven, en van het vier-
kant hout op haer graf, dat noch over weynigh
jaren gefien wierd, op de wijfe van een graf-
fèeen, op het welck de beeltenis van de Ko-
ninginne , met een kroon op haer hooft, en
met een lang kleet tot op de voeten, gefneden
was. Want fy was op Söburgh geftorven, nae
datfy daer eenige jaren in bewaring gehouden
had geweeft, gelijck wy in de jaren 1353, en
1375, verhaelt hebben. Doch uyt dit gedicht
verflaet men dat \'er niet foo feer een ftadt ge-
bouwt , als een kafteel verfterckt is. Onder-
luhr<». tuftchen, dewijl \'er van de poel Lethra gefpro-
ken is, foo moet men niet vergeten te verhalen
dat in Zeeland defe ftadt Lethra heeft geweeft,
van de welcke Saxo fbo dickwils gewag maeckt,
en foo hoogh roemt. Want eenigen verhalen,
dat ten tijden van Chriftoffel de Eerfte, Ko-
ning van Denemarcßren, in\'t jaer iijó, byde
brugh van Lethra , onder \'t beleyt van de Ko-
ning felf, een veldtftagh is gefchiet. Maer wy
Denemarcken^

fullen terftont van de fteden fpreken , gelijck
oock van de Konincklijcke kafleelen , die ten
meeftendeel by fteden fijn gelegen ^ uytgefon-
dert eenige weynigen ; en voornamentlijck dit
heerlijckfle van allen, \'t welck Fredericus de
Tweede, in een feer vermakelijcke plaets , met
fbnderlinge toeftel, gebouwt, en nae fijnen
naem Fredericksburgh genoemt heeft.

Dit eylant heeft lèer veel Parochiën , onder
de welcke drie hondert feven-en-veertigh ge-
telt worden, die met koftelijcke kercken ver-
ciert fijn, behalven de genen, die in\'t naefte
eylant Mona fijn. D\'ackers en landen fijn daer
feer vruchtbaer, en brengen , fbnder gemeft te
worden, een overvloedigen oogft van alderhan-
de koren voort. Het wort by Adam van Bre-
men voor feer vermaert gedacht, foo om de
fterckheyt van des felfs inwoonders, als om de
overvioet van fijn vruchten. Het is de geboort-
plaets van Saxo Grammaticus , een feer ver-
maert Hiftoryfchrijver, die met recht by de
ouden vergeleken mach v/orden , foo om fijn
welfprekentheyt,als om fijn hooge geleertheyt;
en die van de gekerde lieden in de voorgaende
eeuw, en voornamelijck van de groote Eraf-
mus van Rotterdam, niet onbecjuaem, om
van gauwe verftanden t\'oordeekn, foo veel te
wonderlijcker is geacht, om dat hy , in een tijt
levende, die vol van alk woefthey t was, name-
lijck ontrent het jaer 1200, tot foo hoogh een
trap van geleertheyt en welfpreeckentheyt is
geraeckt. Ick bevind dat eenige d\'oorfprong
van de naem hier uyt willen halen , dat het, in
de zee gelegen , aen alle fijden van de golven
omringt is. Doch anderen, op iets anders
fiende , en oordeelende dat defe reden niet ge- oorjprong^
noegh is, om dat in defer voegen alk eylanden .
Zeelant genoemt fouden worden, hebben defe
naem liever
aferendOyOÏvan fajen,m\\len afleyden;
om dat het laet, dat daer in
gefaeyt wort, feer
overvloedighlijck , en fbnder eenige mefting , ,ƒ.
gelijckgefeghtis, weder uytgeeft.
Want fejert , • ■
en beteeckent by d\'inwoonders het gene \'
dat by de Latijnen
ferere is, en faet, dat by hen
fegetes is. En hier uyt fpruyt, dat Saxo Gram-
maticus , van de welcke gefprokenis, fich een
Sialander, geen Seelander, fchrijft, miftchien om
detwij
fel-achtigheyt van\'t woort, van ^ee af-
gekyt, te mijden, \'tis gedenckwaerdigh, en
moet oock niet in defe plaets overgeftagen wor-
den , tot geheugenis en meerder eere van de
Zeelandtfche naem,namentlijck \'t gene de Zee-
landtfche Kronijck, cap. 7, van Zeelandt, het
welck een Landtfchap van Nederlant is, heeft ;
te weten, dat de Zeelanders van Denemarcken
de ftichters daer af fijn. En de Hiftorie toont
op haer plaets, dat Rollo , Hertogh der Dee-»
nen , Wakheren , en des felfs geburige eylan-
den, eenige tijdt ingehouden heeft, eer hy naer
Vranckrijck overtrock. En elders fal getoont
worden^dat de Zeelanders van Nederlant in hun

M tael

\'\' I

i- Ili\'

■1

I

ili
i!

!! I

I

.il
\'■li

-ocr page 166-

Septenxçj^io.

zg

à\'\'

3"

S KJLNI^

S I N V s

C o V ^ N V S

ZEELANDIA

IN S V L A

Danicarum Maxima.

^jBMrup

ffTS.JyeitelàU ^Tf^alhy

mo^ HAAI.BO.d^\'^

JS J^

VÛyby
o

, O ° E^eUerj
o

7%

56

-SoÛerîrd- \' \'J

SelanâsOdde

OP

p ^ it ^ .

\'Titno

J---

Stelao

® - ,

\\ MramsT
trt^

^iorî^ ^
^^ Oit-r^^
B^finîw^i»^ Skueîlelef

Hl^Ul

\'fsrsl^

Jp5AM5Ô

I^atidsltrooii.

^tlun-às

Sieenl^

lo

"^arev^U

O ^

Vfexet

...

„ --^-ŒlyiS

o Kirlcgrt^.

Tutzemcù

^Ttas^aard

JÙrsUf "

O ^J^ \'

.JÛrfy

i ÏÏBREIT

TtaUUff^ o

■Br^

Ûrfy ® o

^ili) TZ HER.^

^ o «

SwolUnip ^lerUjS

S oM^ jîJEit \' ^

.....

tj^ilAn,

" ^fùrrejtel \\^rSnJs iiiy

\'I^fyn^ O

^ glàn.

Vtden^.

Tvtzx

O jç®:

, Oureo^e

/

Ssh^

^^«rff O"-.

^ag

i: Sût^olîTt^

■.A O
fft /i
•\'Torhen:

0 ^ ^

Ttne- H eu.,

oSnôMérf

o ICitserug

Wolburgs Herrii-.^Uij

o StenJenu^U ,
•J- ^ il/\'

® StÉnemOle > •

A>

Sallérod.

Kimnuru
O

jSm^sied\'^o

. ÎMiefiiershmv •

lliNGSTE» HER. •

ti\'^rain^jî \'■■.3mTVRSKo-Mr

_ a flw "à.

^Ih-oJJiOrier^

SOBR BIRC^;^^^

SirlHer^ O

JCiertem^nde

F I ONIJt

Srummu-

O S^riem^\'i,
[,...-■\' ffuddem^\'-y*

SiMeV - J .^xu^a-\'i^

SLAM-GI^lsi.

^ierast^

iMifliariei
^ermanica^.

\'Trel^aty
SMshctlm^

^ Jffun.

emmer
Taamhorff

JCerh^\'

-Sorfye

Shifi^\'
SUuirptt^

ytnt,\'

Tybj:er&s

\'^hter^

T\'lackbbiergs

\'^Stamfà (

cjtund . .

V^e ® crabs\' ® ^^ ■ O/i,/^/

_ ________^ li o

e

^ C

Ojindrt^
TCefl^er

.0 P^

O"

o -^Uen^U-bn-S^^^^S^^^^ OJ

ffu-dmo

® o \'Mmiteei, ig»,-^ - Spaftsltt^m\'

^roictm^ O

C^hebn-

33

Sn^ori

SORSZ

Sufenior^

^HERRÏT. o

himJly

O

Ke^rt^

o Swerhor^

fZanJti

^P^/âckei^

l o

IcHntr

O

m

^téyl

StrJthdhtt^

o

^anlàer

lOIST^.

TotteUtte
O

XAND.

.^Jlâf

ICafln^

" -OfiC^orjO ^ |Oi

^Steeii^

® o

Ta^âUe o
Xîttdeye

O

\'^(fdflet
O

O IJÛtmiteAy

ICw^trt^

Ib.PETRO CHARISI0\\1

Ser. Reg. Maj.

&eneral3e{fficanϏeratie Con^tarui
^^^^jJicei^ato Orhmaru:;Iâlulam, ianc JiH.

mjs

^ehre,

o

Xittelfreni

\'Témiè\'

.Aa^trt^

jCniéli^

■® O ®

" FaLS oTRIA..

f

Veirè\'

O

Meiï i^idiesT

ta\\

/

-ocr page 167-

K T

" I : N

\'Jl

I\' \'

2 E E L

tael veel eygenfchappen der woorden van de
Deenen hebben behouden.

Voorts, van de fteden, die wy opgetelt heb-
ben , is
Rofchild de voornaemfte van alle de ge-
ne , die in de middellanden leggen, en was,
lbo wy Adam van Bremen gelooven,
de grootfle,
dus genoemt, gelijck men leght van de Ko-
ning
Roe, en van Kille, dat i$,fonteyn, welcke daer
uyt een plaets voortkomende , die een weynigh
verheven was , door lijn ftroom feven meulens
omdreef. Sy word oock van een leer groote
en vilch-rijcke zeeboelem belpoelt,
Ifore, ge-
menelijck
Ifejïort genoemt. Sy was eertijts niet
alleenlij ck de hooft-ftadt van\'t geheel Koninck-
rijck , of, gelijck de felfde Adam van Bremen
fchryft,
de Konincklijcke fetel der Denen, maer oock
de hooft-ftadt van \'t Bifdom van geheel Zee-
landt welck Bifdom opgerecht wiert door Sue-
no , Suenotho genoemt, Haraldus fbon, Ko-
ninck van Denemarcken, Noorwegen en En-
gelant , die daer, ontrent het jaer Chrifti
I0I2, Gerehrand tot Biffchop ftelde. Ick be-
vind by de Tijtbelchrijvers, dat het ontrent een
eeuw daer nae door Sueno Groot-hooft met een
muer omringt, en met grachten en bolwerc-
ken verfterckt is en dat te voren Harald, va-
der van Sueno, daer een heerlijcke kapelle heeft
gefticht, en dat hy felf daer begraven is, ge-
lijck oock fijn foon Suenotho, welckers lichaem
uyt Engelant derwaerts gebracht wierd. En de
graven, door Chriftiaen de Derde, en Frederick
de Tweede heerlijck opgebouwt, toonen noch
heden dat de plaets door de graf-fteden fèer ver-
maert is. Ick fwijg noch van \'t graf van de door-
luchtighfte heldin Margareta, een feer mach-
tigeKoningin van Denemarcken, Sweden en
Noorwegen, de welcke
Alhert, Koning van
Sweden, in den ftrijdt gevangen hebbende,
de wet-fleen, dewelcke
Alhert een weynigh te
voren aen haer gelbnden had, als een verach-
telijck gefchenck , en tot lafter en fpot van het
vrouwelijck geftacht ftreckende , aen een pi-
laer in de kerck van Rofchild , tot een eeuwige
geheugenis, niet verre van haer graf, dede
ftellen. De menighte der verwoefte kercken, en
de puynhoopen der oude paleyfen en kloofters,
toonen oock klaerlijck genoegh de vermaert-
heyt, heerlijckheyt en outheyt van de ftadt
gelijck oock de brief van den Paus Alexander ,
die, ontrent het jaer ii8<5, in de hiftorie wordt
ingevoeght, door de welcke hy \'t eylant Ru-
gen , foo veel het kerckelijck recht aengaet,
het Bifdom van Rofchild onderwierp. In de tijt
van Koning Chriftoffel van Bèyeren, die in \'t
jaer Chrifti 1445 geleeft heeft, gelijck daer ter
plaetfe aengewefèn word, wiert Haralsburgh in
Rofchild , beneffens andere giften, tot een
houwelijcks-gift toegewefèn aen fijn bruyt de
Koninginne Dorothea, m.et het Konincklijcke
rechts-gebiedt, dat daer was. En noch he-
den is Rofchild feer vermaert, om de bequa-
me gelegenheyt van de plaets, en om de ver-
gaderinge en menighte der geleerde mannen,
die daer fijn. Want eertijts heeft Saxo Gram-
maticus, Prooftvande kerck, daer geleeft,
cn onlangs
Nicolaus Hemmingius,tc voren gedacht,«

t:) V

JRo/child.

liH f ii

inlü;!

ij\';
Ü ■;

; ^ M
flf

; ! : !
fi

I;

i\' \' \' ;

t i

iJ

1

l(

t \'

1 \'

!

T.

onder de Canonicken, gelijck fy gemenelijck
genoemt worden. Oock wort de afch van defe
beyde mannen in de hooftkerck van defè ftadt
bewaert.

Koppenhaven, aen d\'ooftfijde van \'t eylant ge- jcopptnhA-
legen, word van een zeeboefèm van d\'Ooftzee w«,
befpoelt. Want het eylant
Amagh , feer na daer
aen gelegen, maeckt daer een feer bequame
haven, die door de natuer van de plaets ver-
maert
is. Dit eylant, ontrent vier ftadien ooft-
waerts in de Ooftzee uytloopende , breeckt,
door fijn fanden en bancken , het gewelt van
de zee, die dickwijls feer krachtigh
is, het
welck tuffchen dit eylant, en \'t lant van Kop-
penhagen aen d\'ooftfijde, eenveyligeree voor
de fehepen geeft, van vyf hondert fchreden
groot. Doch hoe gering de beginfelen van
defe ftadt hebben geweeft, blijckt hier uyt,
dat
Axillus Tidus, anders Snare gebynaemt, van
Saxo altijdt
Ahfolon genoemt, Aerts-Biffchop
van Denemarcken, een man van adelijck ge-
ftacht, wijs, grootmoedigh, een liefhebfcr /
van fijn vaderlandt, en voorfpoedigh
in faec-
ken uyt te voeren, fèkere vefting in dat eylant,
en \'t welck nu \'t kafteel van Koppenhagen is,
dede maecken, dewelcke hy naer fijn naem
Axelhuys noemde\'y om defe plaets vaerdighlijc-
ker tegen de zeeroovers te befcherm^en. Ick
bevind, dat het te voren en in \'t eerft
Stegel--
hurgh
genoemt heeft geweeft-, Saxo Gram-
maticus feght,
dat Ahfolon dit eylant ( Amagh ) in dc
grontvefien uan een nieu-^ kafleel begreep, om de ^eeroo\'^
Verste uerdrijven. Defè plaets dan, dewijl fy,
om haer welgelegénheyt, niet alleen van vif^
fchers hutjens wiert befet, maer oock met veel
groote huyfen van kooplieden bebouwt, wierd -
Kióbmanshafen, dat is. Koopmanshaven, genoemt,
in \'t Latijn
Mercatoi\'umportus met welcke bena-
ming oock eertijdts Saxo Grammaticus defè
ftadt tot verfcheyde malen heeft genoemt, na-
melij ck in de hiftorie van Woldemar de Groote,
Sy word heden in de Deenfche tael ^tobctt^
^aun/ eivby de Duytfchen ge-

noemt. De benaming van Hafnia , gelijck nu
de meefte Latyniften Ichryven, is uyt de twee
lefte fylben
hafen, haVen en haim verkort. Daer
fijn dieshalven eenigen, die niet fchromen defè
ftadt
Portua in \'t Latijn te noemen 5 doch ick wit
hier niet beweeren of dit recht is. Saxo, die
haerPortm mercatorum,de Haven der koopliedenyhee£t
genoemt, kan fich met eenige diergelijcke be-
namingen van fteden by de Ouden verantwoor-
den , gelijck daer fijn
Portus Herculis, Hercules ha-
Ven ; Portus Augufli, Auguflus haven y Portus Monm,
Monicus haven y Portus lulii y lulius haven.
Maerde
felfde Saxo fchijnt, in fijn veertiende .boeck,
delè ftadt
Abfolons-fladt genoemt te hebben. Ja-
cobus Meyer, een vermaert Hiftoryfchrijver
van Vlaenderen , gift uyt een belachelijcke
oorfprong van de naem, dat fy 5.
lacobi Portus,
Sint lacob
S\'haVen genoemt is, van Koppen, het
welck by de Vlamingen
lacob beteeckent, en
van
haven, in \'t Latijn portus genoemt. Doch hoe
fy federt toegenomen, en dickwijls met fèer
groote voorrechten befchoncken,en eyndelijck
met een Academie, dat is een wooning der Mu-Acadmie,

fen

N

A

D

V i

)
I

-ocr page 168-

li ;l

U lp

Z Ë Ë L

fen en der wijflieyt is verciert, fal de hiftorie op
fijn plaets vertoonen. Doch hoe grcotelijcks
in onfè eeuw haer vercieringen, door de groote
weldadigheyt van Chriftiaen de Vierde tot haer,
toegenomen hebben , dit toonen over al de
vergrootte wallen , de gemaeckte bolwercken ,
mtpenhup. en het Konincklijck wapenhuys, van \'t welck
in geheel Europa nauwelijcks weerga is, het fy
men op de krijghs-gebouwen, en allerhande
oorloghs-rufting , of op de plaets fiet, daer het
feer bequamelijck te lant en te water ten oor-
logh uytgevoert kan worden. Daer is oock,
tot het gebruyck der kooplieden, een houte
brugh , met een beurs daer neffens ,• welcke
brugh foodanigh is gemaeckt, dat fy het naefL
gelegen eylant Amagh, en de nieuwe fijde van
de ftadt, die daer in leght, met d\'oude ftadt
te famen voeght; en onder een gedeelte van de
brugh , dat hoogh verheven is, konnen gela-
de fchepen , als fulcks noodigh is, naer het ka-
fteel , en naer het wapenhuys, deurvaren. Buy-<
ten de Noordpoort is des Konings kft-hof, het
welck fèer vermakelijck , en onlangs feer gee-
ftigh toegeftelt is, met een paleys daer by, het
welck men oock een landthuys kan noemen, en
in treffelijckheyt niet voor het overige be-
fwijckt.

De Hooftkerck van de ftadt is aen Maria ge-
wijdt , en de Koningen van Denemarcken wor-
den daer in gehult, en gekroont. Delè kerck
heeft eertydts een Collegie van Canonicken ge-
weeft. De tweede kerck is die van den HeyÜ-
gen Geeft. De derde voert de naem van S. Ni-
colaes, niet verre van de haven ftaende. De
vierde is in \'t kafteel. De vyfde is S. Pieters
kerck,die door Frederick de Tweede met groo-
te koften weder opgebouwt is , op dat de Duyt-
fche volckeren daer in hun heylige vergaderin-
gen fouden houden.

Het eylandt Amagh, van \'t welck gefproken is,
oft, gelijck anderen het noemen,
Amagria, leght
aen d
\'ooft-fijde van de ftadt Koppenhaven , en
is fes
duyfent fchreden lang, en vier duyfent
fchreden breet, het vruchtbaerfte van allen,
en feer bequaem tot de jaght, en voorname-
lijck om hafen te vangen. In dit eylandt fijn
twee parochiën, van de welcken d\'een van oude
tijden daer heeft geweeft, en van inboorlingen
bewoont word ; d\'ander is een Colonie der
Hol-
landers , voor een eeuw en langer derwaerts ge-
voert , en dit door de beftelling, of ten minften
door behulp van de fufter van Keyfer Karei de
Vijfde , die Chriftiaen de Tweede tot fijn ge-
malin aengenomen had. Defe Hollanders, oft
Amackers verforgen de ftadt, die door de koop-
handel en toevloeying
van menfchen feer ver-
maert
is, met lijftocht, en voornamelijck met
butter , kaes, wey, melck, en met andere dier-
gelijcke eetwaren, de welcke fy, volgens de
gewoonte van hun volck , dagelijcks op de
marckt, die de naem van Amack draeght, te
koop brengen : in voegen dat men dit eylandt
als het treloor der Koppenhagers kan noemen.
Dit ftaet oock aen te mercken, dat defe naem,
daer het mee genoemt word,
eertijts niets an-
ders beteeckende , dan een huys en trefoor, by
Venemarckm.

Houte
brngh.
Berns.

Laßof.

Kercken.

A N D T. ï4

d\'oude Duytfchen , by de welcke heden Dnfo^
magum , Borhetomagum , Rigomagmn, Dmvmagum ,
en Magundacum is ; en in Italien Magafino, \'t welck
als een trefoor der dingen, cn groote waren,
die men verkoopt, beteeckent. \'t Is meer dan
vijfcigh jaren geleden, dat Chriftiaen de Vierde
dit eylandt met een brugh aen de ftadt Koppen-
hagen heeft o-evoeght.

O Ö

1 egen over Koppenhaven , naer \'t noorden,\'
is
Eljeneur, een ftadt, op de ftrant, aen d\'engte E\'fenefir:
der zeej Orefimd-genoemt, gelegen. D\'uytheem-
fchen , en voornamelijck
de Hollanders, en
d\'anderen, uyt Vrieslant, Hollandt, Vlaende-
ren , Vranckrijck , Spanjen , Engelant, Schot-
landt , Pruyffen , Sweden, Noorwegen, Moflco-
vien , Pomeren, en uyt geheel Wendenlant, en
anderen, dagelij cks daer te famen aenkomende,
noemen defe plaets de ©mi^t- \'t Is wonder hoe
feer de genen , die onlangs d oorfprong van defe
naem nagevorfcht hebben , in hun meening be-
drogen fijn,- dewijl fy willen dat dit van
or is
gefèght, \'t welck in\'d\'oude Deenfche tael lant
heeft beteeckent. Doch dat defe engte der zee
Orefmdt word genoemt, van ore , \'t welck oor be-
teeckent , hier af is de ftadt felve een bewijs, de
welcke niet fbo feer van de,Helfingfche volcken
Helfingora genoemt is, als fy wel van defe lange
zee-ftreeck, die van\'t voorgeberghte Co/af tot
aen d\'engte van d\'Or^J/mif toe voortloopt, met
de benaming
vmHals, Halfingora genoemt moet
worden , gelijck Adam van Bremen voorname-
hjck getuyght,
die oock gedurighlijck Halfing-
burgh,
niet Helßnghurgh fchrijft: in voegen dat
d\'uytftrecking van defè zee een
Hals gelijckende,
en van daer tot in d\'engte ftreckende , van de
welcke wy gefproken hebben , de geftalte van
een oor vertoont. Wy hebben oock gedacht
dat de
Helle^onen oft Halfe^onen van Plinius hier
geplaetft moeten worden. En
feker , dat feer
veel geweften van landen en zeen naer de leden
van \'t menfchelijck lichaem genoemt worden ,
dit toonen de voorgeberghten, die gemeene-
lijck om hun uytfteecking
Neufen oft Tongen wor^
den genoemtgelijck het voorgeberghte van
Noorwegen
de Neus. Doch dat de voorgebergh-
ten, die niet hoogh fijn, maer allengs vlack
nedergaen,
Tongen genoemt worden , dit geven
onder anderen
te kennen de plaetfen in \'t Ne-
derlantfch Zeelandt gelegen,
Nieuyoe Tonge en
Oude Tonge genoemt.
De Landt-belchryvers en
Hiftory-fchryvers fijn oock gewent d\'engten
der zee niet anders
danfauces, halfen te noemen ;
\'t welck voornamelijck hier plaets heeft, dewijl
Helfingora niets anders is, dan \'t oor yan halfen, oft
rvan de hals i niet gelijck eenige ^dfui^ qualijck
verftaende , dat het
gefegent oor verklaren. Soli-
nus noemt
het \'voorhooft of hetyoorfie derLokrers
d\'eerfte zeeboefem van Europa, van Cadis ge-
lproten. En Tacitus noemt het gene , \'t welck
van de Donau befchut is,
Frontem Germanü , het
ni^oorhooft wan Duytslandt. Defe zeeboefèms ont-
fangen oock dickwijls van elders hun benamin-
gen, gelijck van de wer-sae, als ©JOttfUltf/ dat is ,
Groene zße-engte en oock van de langte, als Lan^
gefunt.
In Grieckenlantis Trapefuntium,"welcke zee^
boefem de Grieken fonder twijffel dus genoemt\'

N hebben,

■ .,4:\'
■■■-■SC
\'li:!,;; ,

I

! J\'.,\'sil

te

■ „ lil

■ME \'i:

i\'.i^J i: ■■ ir

■ l\'V i

-ocr page 169-

T.

D

N

A

hebben , naer de gelijckenis van Trapezia , dat is,
een
tafel, die dele plaets vertoont. Hier ftaet
aen te rnereken,
dat de benaming van Sunt, die
in defe Noordfclie geweften dikwijls voorkomt,
gelijck
Straeljimt\'m Pomeren , Karfund in Noor-
wegen , Gronfund
en Langejmd in Denemarcken,
en dit
Orefimd, van \'t welck wy nu geiproken
hebben , oock in Griecken plaets heeft gekre-
gen, gelijck defe naem aenwijft. Wat
fègh ick Griecken d\'Oofterlche Indianen, en
de Javanen, die op het veerfte van ons afgele-
gen lijn , noemen fy defe engte der zee , die
tuftchen Sumatra en \\ eylandt Java is, niet
Smda
Calapa ?
Saxo Grammaticus noemt haer eens
vol uyt de ftadt der
Eelfingers, in \'t veertiende
boeck van Woldemars bedrijf. Hy heeft oock
elders gefeght, gelijck in\'t begin van
het felfde boeck, en oock de ftadt
Uelfingum
in\'t vijftiende boeck. My heught oock niet,dat
hy haer elders anders noemt, hoewel men , ge-
lijck fchijnt, in defe lefte plaets niet fbo feer
Heifingorum, Elfeneur kan verftaen, als Eelfenhurgh,
\'t welck in Schoonen is, tegen over Elfeneur j
dewijl hy feght :
Toen men de lijftocht ten eynde \'9casy
beval de Koning dat men naer de ftrant van Sialand,
de "^elck fijn naem
Van de fladt Helfingum (Elfeneur)
heeft j overvaren fou.
Want ick bevind niet dat
men dit van een andere ftrant moet verftaen,
als van de ftrant van Elfeneur , die tegen over
Helfenburgh, of Ellenburgh is. Saxo toont oock
hoe kort d\'overvaert tuftchen de beyde fteden
over defè engte der zee
is, als hy fèght, dat de
Koning Harald , tegen de Sweedfche Ringo te
fcheep ftrijden fullende , gelijck een andere
Xerxes , defe zee met fbo groot een menighte
van fehepen vervult heeft , dat de fèlve een
brugh verftreckten, en dat men daer langs te
voet uyt Zeelant naer Schoonen kon gaen. Hier
dient oock niet het geen verlwegen, \'t welck
Adam van Bremen van defe engte der zee ver-
haelt , de welck, van defcheeps-ftrijtfprekende,
die tuffchen Olaus de Noorweger, en Suenotho
gefchiet is , genoegh te kennen geeft, dat de
geburige Koningen defe engte tot de plaets van
hun fcheeps-ftrijden hebben verkofen , als hy
feght;
Ey y een ontellijck getal Van fehepen vergadert
hebbende , deè den Koning wan Denemarcken d\'oorlogh
aen, tuffchen Schoonen en Zeeland, daer de Koningen
ge-^pent yparen te fcheep te flrjjden: "^pant te Ealfinburgh
is een korte oVerVaert oVer d\'Oofl^ee, in "Spelcke plaets
men Zeelant uyt Schoonen kan fien. En dat men \'t fien
kanis feer fèker, dewijl hier nauwelijcks een
half mijl ruymte tuffchen beyde is, gelijck oock
ontrent tuffchen Abydus en Seftus is. Doch dit
is ooftwaerts, maer naer \'t zuyden is een ruymte
van ontrent twee mijlen , namelijck daer\'t ey-
landt
Euena , of Wien leght: in voegen dat men
defe engten der zee bequamelijck
de Deenfche Eel-
lefpontus
fbu mogen noemen. En fijn wijtte naer
het eylandt
Wien kan een fèkere Propontis ge-
noemt worden. De viffchery is hier niet minder,
dan in \'t Thraciaenfche Bofphorus, voorname-
lijck in de Lenten, en in de Herfft; invoegen
dat men defe met recht voor een goude, en
d\'andere voor een ftlvere moet achten, gelijck
eertijts, nae degetuygenis der Schryvers, de

Griecken hun viffchery aengewefen hebben.
Saxo , een Schryver van fijn tijt, getuyght, hoe
groot hier de vangft van haring , en van andere
vilch heeft geweeft,
als de fehepen, tegen de menighte
der viffchen aenflotende, nauyoelijcks
(gelij ck hy lèght)
met riemen iiytgeroeyt konden yporden. Voorts , de
ftadt Elfeneur felve, dus lange fonder muren
gebleven , wierd eyndelijck , door \'t beleyt van
Chriftiaen de Vierde, met wallen omringt, diens
Vader, hoOghloffelijcker geheugenis, Frede-
rick de Tweede , Kronenburgh gebouwt heb-
bende , niet alleenlijck een feer groote vercie-
ring, maer oock vaftigheyt aen defe ftadt heeft
gevoeght. Want dit kafteel is het fterckfte van
alle kafteelen in Denemarcken , en foo wonder-
lijck van gelegenheyt en kunft, dat het onder
d\'onwinbare veftingen wort getelt. De vefting ,
die te voren in des lèlfs plaets was,
Croge ge-
noemt , uyt oorfaeck van een kromme bocht
op de ftrant, is gantfchelijck uytgeroeyt, gelijck
oock
Elondersburgh, \'t welck, gelijck de Hiftorie
aenwijft, op een hooghte aen de zee, niet verre
van Elfèneur , daer nu
Flonderupe is , tegen over
het voorgeberghte van Col , geftaen heeft.
Tegenwoordigh leght daer Kronenburgh , tot Krone»\'
bewaring van \'t uyterfte geweft van Zeelandt,
en van defe engte der zee , die, gelijck wy alreê
gefeght hebben ,
Orefund wort genoemt. Dit is
een lèer vaft gebouw , van feer groote en ontel-
lijcke fteenen, van alle fijden te famen gebracht,
en met groote kracht op malkander gedreven,
en gelijck palen ingeheyt, de welcke tot een
fondament verftrecken^ en in defer voegen is dit
gebouw uyt de gront van de zee felve opge-
trocken, dat de woefte baren, van groote ftorm-
winden voortgedreven, en met fchrickelijck ge-
druys tegen de wal en muur aenftaende , geen
fchade daer aen doen. Voorts , in dit geheele
werck is de bouw-kunft nauwkeurigh waerge-
nomen , van binnen met heerlijcke kamers, ver-
trecken en wandelryen verkiert, van de welcke
de grootfte de Koningen van Denemarcken,
in tapijten geweven, in hun ordening vertoont.
Het dack is van kopere platen. De muren fijn
cierelijck gemaeckt aen alle fijden van gehouwe
fteen, de welcke Gotlant, een eylandt van De-
nemarcken , verfchaft. Rontom op de wallen
ftaet veel koper gefchut , en andere groote
krijghs-gebouwen, en ftangftucken, om, als het
noodigh is , de deurtocht der fehepen te belet-
ten , de welcke alle foo gefchickt en vaerdigh
fijn , dat ick acht dat men nauwelijcks ergens
diergelijcke toeftel van krijghs-rufting fal vin-
den. Aen de voet van dit kafteel, ooftwaerts,
daer men d\'uytficht naer de zee, en naer\'t eylant
Wien heeft, is een feer groote fteen van won-
derlijcke grootheyt, met dit opfchrift:
In het
jaer
1589 heeft Frederick de Typeede, Koning Van De-
nemarcken , defe fteen
Van fijn eerfte plaets, daer "Vp eer
een andere fteen is geftelt, naer defe ftede doen "Spen-
telen.

Hier langs dan, en deur d\'engten van defe
zee, van de wekken gefproken is, ftroomen
niet alleenlijck defe groote vloeden van Duyts-
landt , Sweden , Lyflant, Ruffen, en Pruyffen,
(die fich in d\'Ooftzee ontlaften) in de Noord-

T>eettfche
Fantas en
Tropmis.

zee

-ocr page 170-

T.

z

L

A

Ö

N

zee, als deur £^kere fluylèn 5 maer oock de fclie-
pen van geheel Europa , naer Sweden , oft naer
d\'Ooftzee ièylende , om daer hun koophandel
te doen , en van daer met waren geladen weer-
keerende, lïjn gehouden altij t defe engte deur
te varen. Doch indien \'er eenige kleyne Ichepen
fijn , die van Lübeck, oft uyt de naefte fteden
van Holfteyn oft Jutlandt vertrecken, de felfde
komen deur de Belt, de welcke tuffchen Zee-
landt en Jutlandt is, en van veel kleyne eylan-
den , gelijck gefeght is, en drooghten belem-
mert is, hun kours nemen; doch echter in dier
voegen, dat ly te Nieuburgh,
\'t welck , gelijck
wy gefeght hebben , een ftadt van Fuynen is ,
moeten aenkomen , en daer aen des Konings
fchip, \'t welck defe engten bewaert, tol van
alle hun goederen betalen. In voegen dat dit
voor de poorten vande geheele Ooftzee, daer
fy fich naer Mofkovien , en naer de Sarmaten
op het breetfte uytftreckt, geacht moet worden :
en voornamelijck defe engte van d Oiefont, die
niet alleenlijck door Kronenburgh , maer oock
door Elfenburg, op d over-oever van Schoonen
gelegen, verfterckt is : foo dat alle de gene,
die ooftwaerts of weftwaerts willen fchepen, ge-
nootfaeckt fijn, hier ftil te houden, Kronen-
burgh , als een Konincklijcke Setel, met be-
hoorlijcke eerbiedigheyt, t\'eeren , en, alle hun
feylen vallen latende, en \'t ancker uytwerpende,
aen landt te komen, en de tol, die men den
Koning fchuldighis, aen fijn ontfangers, die
van de Koning in de ftadt Elfeneur geltelt fijn ,
te betalen. Want de gene, die anders doet, is in
gevaer van alle fijn goederen te verliefen. De
Vorften van Griecken roemden eertijts op hun
Goude Vlies j anderen op Hermus , Tagus oft
Paétolus , goude tacken dragende i en anderen
op Jupiters goude regen , van de hemel gefbn-
den. Maer gelijck defe dingen niet anders fijn
dan fabelen van de Poèten verdicht, om dé
geeft te vermaken en
te verluftigen , fbo heeft
men hier de ware faeck en defe mont van
d\'Ooftzee magh warelijck goutdragende ge-
noemt worden, om datfy overvloet van gout
enfilver, alreê gemunt fijnde, als uyt een hoeren
van overvloet, fbnder dat men met kommer en
gevaer
by dagh en nacht onder d\'aerde behoeft
te foecken , in des Konings fchatkift ftort. Het
Koninckrijck felve heeft ondertuffchen fijn
rijckdommen , en onder anderen oock filver-
mijnen , voornamelijck ter plaets, daer Dene-
marcken aen Noorwegen en Sweden paelt, die
onlangs door des Komngs vlijt
geluckelijck ge-
vonden
, nu onderhouden worden. Ick fwijgh
noch van de landt-vruchten , en van d\'inkom-
ftenderzee, en van fop veel
duyfenden van
offen, en kloeckmoedige paerden , voor de
welcke men, om hen in veyligheyt uyt het landt
te voeren, op fekere plaetfen de geftelde tollen
moet betalen
,• \'t welck oock den Koning f^r
groote inkomften toebrengt: hoewel het eerfte
verre d\'andere tollen overtreft, en met recht
hooger geacht moet worden, aen \'t welck byna
geheel Europa, en alle de landen,
aen de zee
gelegen , fich fchatbaer erkennen, voor loo
veel fy met hun fchepen hier deur moeten varen.

De ftadt Elfeneur heeft, behalven haer in*
boorlingen, noch veel vreemdelingen en uyt^
heemfchen tot burgers, uyt oorfaeck van loo
veel volcken, die daer dagelijcks uyt Schodant,
Engelant, Vranckrijck, Spanjen, Portugael,
Italien, Vlaenderen , Hollant, Zeelant, Vries-
landt , Sweden , en uyt de geburige fteden
van Wenden-landt, gelijck oock van elders,
aenkomen.

Ontrent drie rnjjlen van Elfeneur is het ge- Prederickt
denckwaerdigh Slot
Fredericksburgh , van Koning
Frederick de Tweede , die dat gefticht heeft,
dus genoemt. Want het was eerft
Ebelholt ge-
heeten y en heeft een kloofter geweeft, aen
S. Paracletus gewijdt, van \'t welck
Willem Van
P^rjfx Abt heeft geweeft, die, in\'t jaer Chrifti
I zo I geftorven , federt in \'t getal der Heyligen
is geftelt, gelijck de Hiftorie getuyght.
Her-
molam Trolle y
een man van Ridderlijcke ftaet,
en Admirael in d oorlogh , die ter zee tegen de
Sweden gevoert is, defè plaets fèer vermakelijck
vindende, dewijl fy aen een meir van fbet water
lagh , en van alle fijden met boffchen was be-
fcliaduwt, en dieshalven als van de natuur tot
de jaght j en tot diergelijcke eerlijcke oeffenin-
gen bequaem gemaeckt fcheen , had daer eerft
begonnen een kleyn kaiteel te fiichten , de
welcke daer na van Frederick de Tweede , door
des felfs treffelijcke gelegenheyt bewogen , met
fèer groote koflen volbouwt, en aen de Kroon
gevoeght is. Eyndelijck, men kan met recht
leggen, dat Chriftiaen de Vierde dit werck vol-
komelij ck opgebouwt heeft, die, van alle fijden
treffelijcke werck-lieden, bouw-mieefters, beelt-
fnijders en fchÜders ontboden hebbende , het
kafteel van binnen en buyten rnet lbo veel heer-
lijcke beelden en fcliilderyen , en andere künfti-
ge wercken heeft verkiert, dat
fy eenighfins de
treffelijckheyt der Romeynen overtrefien , of
ten minften tegen hen fchij nen te ftrijden. Voor
de deuren van \'t kafteel is een feer ruym pleyn,
behalven \'t gene , dat binnen
is, daer men oock
een rcarmere fonteyn fiet, de welcke klaer water
in overvloet tot verfcheyde gebruyck uytgeeft,
en om d\'uytfteeckende versieringen van ver-
fcheyde beelden grootelij cks geprefen word.
Hier is oock fbo groot een ruymte , dat fy lich-
tc\\i]ck alle des Konings Adel , en een groot
getal van ruyters, kan bergen. Eyndelijck ,
dit
verftreckt oock tot geen Meyne becjuaemheyt
van defe plaets, dat fy ontrent even verre van
Elfeneur, en van Kronenburgh, als van Kop-
penhaven , de hooft-ftadt van \'t Koninckrijck,
gelegen is.

Nu ftaet ons van Ringflad te fpreken.\' Indien Riftgß^d*
wy op des felfs oudtheyt fien, foo fal het d\'eer-
fte plaets, of ten minften de naefte aen Rofchild
verdienen. Defè ftadt is heden door haer ou-
derdom byna afgefteten, en leght omtrent in \'t
midden van \'t eylant, daer eertijts de heerlijcke
graven der Koningen getoont wierden. Want
Waldemar d\'Eerfte , de Groote gebynaemt, die
in \'t Jaer i i8z te Varinburgh geftorven is, leght
hier begraven, gelijck oock fijn beyde fonen ^
de Koningen
Canutus en Waldemar de Tweede,
efamentlijck met fijn foon
Waldmar de Dei de ,

wekkers

i ;

\' f I
f ;i

iilifiti

■ II

1 1

■ iill\' \'\'
li "

ii

i /

-ocr page 171-

\\velckers geraaliii, Koningin Eleonora , een
dochter des Konings van Spanjen, hier oock
haer begraf-plaets heeft verkregen en oock
Margareta Damour, dochter van Periflaus,
Köninck van Bohemen die m \'t jaer 1213 ge-
ftorven is.
Hier leght oock , doch-
ter des Konings van Portugael , in \'t jaer 1220,
overleden, die beyde aen Waldemar de Twee-
de gehuwt hebben geweeft. Ick fwijgh noch
van
S. Erich , oock een loon van Waldemar de
Tweede en van feer veel andere Koningen en
Koninginnen, die, uyt het aerdfche leven ver-
huyft lijnde, hier, daer hun gebeente begra-
ven leght, het geklanck van de hemelfche ba-
fuyn verwachten.

Wat d\'andere fteden aengaet , welcker na-
men wy hier voor geftelt hebben , eenigen daer
af, die eertyts vlccken waren , v/erden nu on-
der de fteden getelt : want Saxo,
lib. 14, pag.
229, noemt Slangendorp een landtvleck. Men kan
oock, ten deel uyt Saxo felf, li en dat
Kallenburgh,
eer het tot een ftadt gemaeckt wierd door
Esbern Snare , volle broeder van Abfalon Vi-
dus, die in \'tjaer onlèr filigheyt 1158, oft 1171,
daer een kafteel by voeghde, met een kerck,cie-
relijck gebouwt, niets anders was dan een woo-
ning van viftchers, uyt oorfaeck van de boefem
der zee , die daer van nature een bequame ha-
ven maeckt, en dat het
Herwigh wiert geheeten,
fchoon Saxo het gedurighlijck
Kallmda noemt;
want lijn woorden ,
lib. 14, luyden dus: Esbern,
in defe tijdt de ftadt Kalmda met een nïemne yefting iper-
flerckt hebbende , maeckte de haloen weyligh woor \'t ge-
\'^elt der ^eerooyers.
Men weet nauwelijcks van
waer ly de naem heeft gekregen, ten waer
miftchien van de volcken, by Ptolemeus
Chali
genoemt, die hy in \'t Cimbrifche Cherlbne-
liis, tegen over Kalunda, gelijck- wy te vo-
ren geleght hebben, plaetften ,• daer oock van
Cailoe , cn van andere plaetfen wort gelpro-
ken. De hiftorien geven klaerlijck tc kennen,
dat defe ftadt federt, tot aen \'t jaer 1276, al-
tijdt in de macht der Snarers en Vidi heeft ge-
weeft , daer van
Ingehurgh, dochter van Esbern
Snare, gewach word gemaeckt, die uyt het
Koninckrijck wierd verdreven. Doch of dit
door haer cyge fchult, of door \'t mildrijf van
de hunnen is gefchiet, dit kan men niet klaer-
iijck uyt de hiftorie verftaen. Dit wort echter
voor feker gehouden , dat by defe gelegentheyt
Kallenburgh en Seburgard aen \'t Rijck fijn geko-
men , gelijck de Schrijver der giften van het
kloofter te Sore getuyght.

Men kan d outheyt van Slagel oock uyt Saxo
bemercken , die het verfcheyde malen noemt.
Dicht hier aen leght het kafteel
Anderfchoyp , in \'t
welck Frederick de Tweede , de loftelijckfte der
Koningen, geftorven is.

Coage is wel niet feer groot,maer heden fterck,
en bloeyt van koophandel, voornamelijck van
granen. Defe ftadt leght aen d\'oofterlijcke ftrant
van \'t eylant, omtrent vier fteenworp van Cop-
penhaven naer \'t zuyden. Sy wort in \'t gemeen
niet Coage, maer
Coege oft Koge genoemt : in
voegen dat fy van \'t oude volck der
Cogenen,
fchijnt te komen , of ten minften hare geheu-
genis tc vernieuwen.

I

I
j

I

f : ;
\' I

Slangen-
dorp.

Mm-

I ■

I ^ I

> , i; i I \'

l; ,

\' \' ■ M I

\'\' i I

p-

\' tii!

■r

.j ■ \'l-

ir

t\'

■ I

SUgel.

Ander-
[choiv.

I •
\\\' j

: ( ,
: S »
^ I
!l

h\' ^
i I."

i ! :

Koge.

t ^ l

ï ^ }

A N D T.

Recht over delè plaets, aen d andere fijde
van \'t eylant naer \'t weften , leght
Corfore, door
het konincklijck kalleel vermaert, hebbende
recht tegen fich over, op de kuft van Fuynen,de
ftadt Nieuburgh , daer af hier voor geiproken is.
Sy heeft de naem Corfore van de kruyffen , die
door \'t by geloof onfer voorouders overal ge-
ftelt wier den , en hier , gelijck waerfchijnelijck
is, in grooter getal, of feer ae n mcrckens-wacr-
digh geftaen hebben.

Schelfore leght aen die fijde van \'t eylant, de-
welcke van de Belt, een zee eygentlijck dus ge-
noemt, befpoelt word,en heeft Langeland recht
tegen lich over. Anderen noemen het
Scelfifcore,
en feggen dat defe naem van de fchubben der
viftchen , cn van de Ichelpviffchen , die daer in
overvloet op deftrant fijn,fpruyt.
Neflyede leght Neßveds,
aen een kleyne inwijck van de fèlfde zee , aen
d\'andere fijde van \'t eylant, en heeft tegen fich
over naer d\'ooftfijde
PreftÖ, \'t eylant der Priefters
genoemt, om dat de geeftelijckheyt en Priefters
dat d\'eerften hebben beginnen te bewoonen.
Niemant heeft te dencken, dat dit de Preften,
een volck van Indien, fijn, aen de welcke Curtius
gedenckt. Dele plaets is niet onaengenaem, een
weynigh afgaende , en van een zeeboefèm, die
niet fèer breet is, als van een rivier, omringt, en
heeft overal fijn uytficht op boftchen,en boom-
rij cke bergen. Hier tegen over leght het eylant
Mone, dat, om fijn witte krijtbergen verre in
zee gefien wort, en een ftadt heeft.
Stege gQ- stege.
noemt. Mona is van Preftö afgefcheyden door
de kleyne zeeboefèm, van de welcke ick gefpro-
ken heb, die uyt de zee komt, en dit eylant, en
defe ftadt, gelijck een rivier, naer de fijde van
Zeelant, befpoelt.

D\'andere fteden Mcope en Holkd leggen in \'t
noorderlijck geweft van \'t eylant, van welcke de
lefte gelegen is aen de zeeboefem , 3[f^fÏ0tt ge-
noemt , welcks arm, of eer rivier , naer Rofchild
ftreckt.D\'andere ftadt leght in \'t lant, ^(^^evrit
genoemt, by Saxo \'t
landtfchap Odda, door d\'over-
vloet van vruchten en andere waren vermaert.
Dit geheel landt ftaet onder de heerlchappy van
een Lantvooght, door de Koning daer geftelt,
en die fijn wooning in
\'t kafteel Draecksholm
heeft.
Holb^k heeft befonderlijck fijn Steevooght Holbek-
en
kafteel, en leght aen een kuylachtige rivier,
daer af het oock de naem heeft.

Nu gebreeckt \'er noch de befchrijving der Kaßeelen,
kafteelen; \'t welck alleen hier vereifcht kan wor-
den. Doch dit werck fou te groot fijn, dewijl
die niet allcenlijck aen de Koning , maer eeni-
gen, fèer treffelijck van gebouw, en cierelijck
fijnde, aen d\'Adel behoo ren. En echter moet
onder de gene, die alreê gedacht fijn ,
Sore Sore,
niet vergeten worden ; \'t welck niet fbo feer een
kafteel is, als een konincklijck kloofter , in een
feer aengename plaets, niet verre van Ringftad,
tuffchen boftchen gelegen , feer naby fich een
meir van foet water hebbende, dat overvloet
van verfcheyde foorten van vifch heeft. Van
welck treffelijck kloofter
Abfalon Vïdus, Aerts-
biffchop van Lunden., en des felfs broeder
Esbern Celer, gemeenlijck Snare gebynaemt, om-
trent over vijf eeuwen ^ de flichters hebben ge-
weeft.

ore*

-ocr page 172-

ZEEL

weeft. Behalven de mildadigheyt van Ahfalon aen
defè plaets, daer af te voren gewaeh is gemaeckt,
bevind ick dat Esbern veertien dorpen tot dit
kloofter heeft gegeven, en noch verfcheyde ge-
bouwen , en dat hy het fèlve met een hof, en
met eenige andere wercken , heeft vergroot.
De gebeenten van hun beyde leggen hier begra-
ven :
Snare ftorfin \'t jaer iioz , en Ahfalon een
jaer te voren. Heden behoort het aen\'tRijck.
Hier moet oock niet vergeten worden, dat Fre-
derick de Tweede, van hooghloffelijcke geheu-
genis , die te Fredericksburgh een hooge School
voor d\'Adel hadt opgerecht, de felfde naer dit
kloofter, als bequamervoor deMufen en Stu-
denten fijnde, deê vervoeren,- en het getal,
en d\'inkomften , fbo der onderwijfers , als der
leerhngen, vermeerderde. Defe konincklijcke
mildadigheyt van de vader heeft federt niet op-
gehouden in fijn fbon, navolger in\'t Rijck,
Chriftiaen de Vierde , die in fijn tijt de felfde
fchool tot een heerlijcker ftaet bracht, en
daer, behalven d\'andere dingen, infonderheyt
tot behulp van d\'Edelen, openbare Profeftors
byvoeghde, en foodanigen , die niet alleenlijck
de geeften in alle geleertheyt en talen, de
La-
tijnfche,Grieckfche,en Hebreeufche, ja oock de
Franfche en Italiaenfche fbuden onderwij fèn,
maer oock hun lichamen na behoren oeffenen,en
gewennen de wapenen en paerden te handelen
\'twelck d\'Adel voornamelijck geprefen maeckt :
op dat in defèr voegen de jeucht allengs be-
quaem gemaeckt fou worden, niet alleenlijck tot
de geleertheyt; maer oock, om , gelijck hy
lèght,
de kr\'jgs-oeffeninge en \'t ßpare pack des oorlogs te
verdragen. Ick heb noch niet d\'oorfprong van
de naem
Sore konnen bedencken. Ondertuf^
fchen moet
men niet met fwijgen voorbygaen ,
dat by Strabo en PHnius oock aen fekere ftadt,
Sore genoemt, een colonie fijnde,gedacht word,
aen de wegh Appia, op de rivier Liris gelegen.

Omtrent drie mijlen van Sore leght H^r/^/jr-
holm, een feer vermakelijcke plaets tuffchen de
boffchen,
en aengename fchaduwen der boo-
men gelegen, eertijts
Schoukloofler genoemt,
\'t welck
Bofchkloofter betekent, oft hever wooning
der bofchgoden.
Berief Trolle, een feer loffelijck
man, in alle geleertheyt geoeffent, eertijts
Raetsheer en Admirael van\'t Rijck, heeft defè
treffelijcke plaets, die hem aengeërft was, om
van fijn genegentheyt tot het vaderlant, en tot
de goede kunften een eeuwige getuygenis na te
laten, tot gemeen gebruyck verandert, en daer
een vrye en deurluchtige School opgerecht,
in
\'t welck niet alleenlijck de kinderen der Ede-
len, maer oock van anderen, eerlijck en wel op-
gevoed fijnde, in de letteren en ware godvruch-
tigheyt onderwefen fbuden worden ^ daer hy
noch andere goederen, die hy naefl daer aen
Jiad, byvoeghde.

Dit is dek Berief Trolle, een eeuwige geheuge-
nis waerdigh, die , Admirael van de Deenfche
vlootfijnde,in \'t jaer eenbewenelijckedpot
ftorf in de fcheepsftrijt tegen de Sweden , daer
hy groote dapperheyt betoonde. De bynaem

Utrlefs\'
holm.

T.

van Trolle, met welcke naem oock eertijts de
Gotten , als wreeder fijnde, van de Wenden fijn

fenoemt, gelijck Olympiodorus getuyght,is uyt
et oudtfte en voornaemfte geftacht der
Trollers
onder de Denen gefproten. Want de gene,die uyt
dit geftacht fijn , voeren noch heden Trollen in
hun Ichilden, dat is, de romp van een biincken-
de duyvel, van dewelcke het hooft buyten op de
top van de helm uytfteeckt. Ick Ibu niet kon-
nen feggen, by welcke voorval of gelegentheyt
dit wapen, tot bewijs van hun dapperheyt, aen
hen gegeven is : maer dit is fèker, gelijck wy
oock elders gedacht hebben, dat Suetonius
Tranquillus, ter plaets daer hy fpreeckt by
welcke gelegentheden het geftacht der Clau-
dien de bynamenvan Nero en Drufus aengeno-
men heeft, onder anderen van Druliis defè
woorden,
cap. in Tiberio , bygebracht heeft:
Drufus, d\'overfte der wyanden, Draujusgenoemt, \'van
naby gedoot hebbende , heeft
Voor fich en voor fijn nakome-
lingen een bynaem gevonden : en Draufusok\'^i^té h
by de Duytfchen even\'tfèlfde, als ÏI\'OÏ by de
Denen , namelijck de duyvel gelijck de gene
konnen getuygen, die eenige kennis van de
Duytfche en Deenfche tael hebben : in voegen
dat defe Velt-overfte Draufus, door Drufiis ge-
doot , die toen over Vranckrijck gebood , van
,geboorte een Celt, of Ligurier fijnde,of eynde-
ijckuyteenig noorderlijck geweft gefproten,
defe naem by de volckeren heeft verkregen,
om de ftrafneyt van fijn gemoet , en om de
groote kracht fijns lichaems, als fèer verfchric-
Kelijck aen alle fijne vyanden fijnde. En fèker ,
devolcken, foo van Duytftant en Nederlant,
fijn noch heden gewent niet alleenlijck het gene
dat verlchrickelijck en affchuwelijck te fien is,
maer oock de duyvel fèlf, ©♦atli? / oft ©jpc^ te
noemen. Soo dat niet onwaerfchijnelijck de Got-
ten om hun gelijcke wreetheyt,
Troli, Trollen ,
door de Wenden gebynaemt fijn, gelijck
Olympiodorus, alreê gedacht, getuyghtj de
welcke echter, als uyt Theben in Egypten ge-
fproten , en onkundigh dat dit
Duy^elm de tael
van dat volck beteeckent, gelijck alreê getoont
is, als een naeuwkeurigh navorfcher, de kracht
van dit woort van een ander heeft willen ver-
ftaen, daer door hy de verdichting van een leu-
Ten-achtigh menfch in fijn gefchrift heeft ge-
bracht , ais of d\'oorfprong van defe naem uyt
een fèer groote dierte van lijftocht was geko-
in de welcke de Gotten gedwongen wa-

Mi-,

rnen

ren een trulle tarwe (fekere kleyne maet fijnde)
van de Wenden, voor een ftuck goude munt,
te koopen.

De gene, die uyt Zeelant, en van verder, als
van Ween en Mona zuyd-oo ft waerts vertrecken,
ontmoeten op een rye noch andere eylanden,
maer alle kleynder dan de gene, die alreê ge-
noemt fijn, voornamelijck als defè
t^ee,Funen en
Zeeland ;
van de wekken Saltholm het kleynfte is,
en als een pleck tot de zee uytfteeckt, ooft-
waerts tegen over Amagh gelegen , vruchtbaer
van hooy en gras, maer fbnder inwoonders, en
vlack en open.

N

D

I !

Denemarcken.

H U E

O

-ocr page 173-

i

wir

ji iJlllfl

iii

S

é

-f

■X

i r ,,, ,

; \'
1

, .. . V
■ >

: ,\' .\'J :

l,
f

- )

ii

■ i ..

in

i] I

11

Ii

F .

-ocr page 174-

ïr

h

u

e

e.

Egen over Elfèneur, en
als voor de fladt, fiet
men het eylant Hmne,
waer op, ontrent in \'t
midden van \'t felve ,
Tycho Brahe het ka-
fteel Uraniburgh heeft
gebouwt,\'t welck leght
op de breette van 55
\' graden , en 54 en een
half minuten, gelijck de gemelde Tycho \'t felve
verfcheyde reylèn heeft aengemerckt en naer-
ftigh waergenomen, en op de lengte van gra-
den en 45" minuten; gelet fijnde op de verfchey-
denheyt der Meridianen,door Ptolemeus en Co-
pernicus geftelt en gebruyckt, gelijck wy oock
in onfen Atlas gedaen hebben. Dit eylant leght
ontrent twee mijlen ter zee van\'t kafteel en de
ftadt Kroonenburgh, en byna foo veel van
Schoonen en van Zeelandt s foo dat het defe foo
wijt vermaerde deurtocht, in
\'t gemeen de Sont
genoemt, door fijne gelegenheyt tot een cieraet
ftreckt, en
verheerlijckt. Aen de fijde van
Zeeland , behalven Kroonenburgh en Elfeneur,
en \'t vermakelijck geficht van een oneyndelijck
getal heen en wederom varende fehepen , kan
men hier oock Koppenhaven, de hooftftadt
van \'t Koningrijck, en feer vermaert door haer
Academie en koophandel, befchouwen. Hel-
fingborg, ten noorden op de kuft van Schoonen
gelegen, is oock ontrent twee mijlen van dit
eylant 5 en Landskroon aen de felve fijde , is\'er
ontrent een mijl ten ooften afgefcheyden. Men
fiet hier oock
Lurrdeyhocwd geen zeefi:ad,ontrent
vier mijlen ooftwaerts gelegen. Ten zuydoo-
ften kan men mede Malmuyen, dat byna vijf
mijlen van hier is, langs
een heldere lucht, op
eenige hooghte ftaende, met het geficht be-
reycken. Behalven dit alles is de geheele zee-
kuft van dit eylant rontom feer aengenaem,
fijnde
op vele plaetfèn met boomen omringt j
\'t welck oock, als men daer voorby vaert, een
vermaeck voor d\'aenfchouwers geeft, te meer,
dewijl het hoogh uyt de zee is verheven. \'tHeeft
S160 groote treden in fijn omgang, welcke om-
trent twee kleyne Duytlche mijlen bedragen;
en is wat meer dan een half mijl breet. Hoewel
het hoogh genoegh is verheven,
als ick gefeyt
heb, fbo is het evenwel boven plat, en byna
over al eenparigh, niet fteen-achtigh, noch lee-
lijck in\'t aenfien. \'tis vruchtbaer van goede
gewaften , en heeft geen deel dat dor en onge-
bouwt is : daer is overvioet van allerley groot
vee : \'t voedt een groote menighte van daften,
hafèn, lampreyen , en patryfèn. De viftchery is
rontom goet: hier is oock een kleyn bofch van
hafèlaren en noteboomen , van welcke de noten
noch \'t pit der fèlve nooit van de wormen gege^
ten worden. Men vint hier geen ratten noch
mollen. Eertijts waren hier vier kafteelen , die
\'t eylant aenhenlijck maeckten, wanneer de
kinderen van de reufinne Huenelle hier woon-
den , onder welcke Hugo en Grunilde fèer ver-
maert fijn in de hiftorie van de Ridders en
kampvechters by de Duytfchen fbo men die
boecken magh gelooven. De namen der voor-
fèyde kafteelen worden noch genoemt, als
Sjtt-
derhorgh,
in \'t zuyden gelegen, en daer tegen over
Nordborgh; een ander lagh in \'t weften ; maer
H^w^r^ in \'t ooften. Men het noch de fonda-
menten van de gemelde kafteelen 5 doch daer is
geen metfelwerck van overigh. Dit eylant heeft
geen rivier ; maer menighte van beecxkens en
fonteynen van foet water , onder andere eene ,
die nooit bevrieft, dat feltfaem is in defe gewe-
ften. D\'oorfprong van de naem
Huene brengen
fbmmige af van de mannin, oft heldelijcke vrou,
Huenele, van welcke wy gelj-iroken hebben : hoe-
wel men oock kan feggen , dat dit eylant en fijn
gelegenheyt, \'t welck niets heeft noch fiet dan
\'t gene aengenaem , fchoon en vermakelijck is ,
dus genoemt wort van de woorden
Huene en
Henelle y die niets anders in de Deenfche en
Hooghduytfche talen beteekenen : om de fèlve
redenen wort het oock
Venußa geheeten, fèlf
door Jonas Jacobus van Huene ,een uytftekend
man, en Koninglijck Profeffor in d\'Academie
te Koppenhaven, en eyndelijck Prefident van
\'t kloofter te Sore, die \'t felve dickmaels foo
noemt in fijne brieven : oock weten wy , dat de
gemelde Jonas Jacobus zelf, door eenige
Venußa
msy om dat hy hier is geboren,wordt gebynaemt.
Dat het van fbmmige vreemdelingen
Scarlatim
wort geheeten, daer van fullen wy, als onnoo-
digh, niets meerder feggen.

\'Denemarcken.

HET

iV<,c •

f

-ocr page 175-

fli
il)

;

m

I

-ocr page 176-

-1

/ \'

I

4

. \' . If •

. .ii--\'

\' M

•»V
;

II

-ocr page 177-

11\'\'

- il

i8

HET KASTEEL

u r a n i b u r g>

in fijn geheel begrijp.

Et eylant Huene , fijn-
de op een vermakelijc-
ke plaets, eÉFen,en fon-
der heuvelen en val-
leyen , gelijck wy te
voren gefegt hebben,
heeft oock een goede
lucht j en wierd door
Frederick de Tweede,
van heerlijcker ge-
dachtenis, in\'t geheel aen Tycho Brahe ge-
fchoncken, op voorwaerde, dat hy daer de
iludie van de Philofbphie foude oeffenen, en in-
fonderheyt deStarre-kunft, om die wetenfchap
in fijn Rijck te herftellen. Tot defen eynde Het
de gemelde
Tycho in\'t midden van dit eylant
het kafteel Uraniburgh bouwen, dat hy dus
na den hemel felf noemde , tot welckers be-
fchouwing en obfervatie het felve eygentlijck
fou dienen. In \'t jaer i jy^ en de volgende,heeft
hy het oock met vele en verfcheyde Mathema-
tifche oft Wiskunftige inftrumenten verciert.
Doch ick fal het wat naerder befchrijven, om
dat men te beter de gedaente en grootte fou
begrijpen : dit gebouw was vierkant, welckers
vier hoecken fich naer de vier deelen der weerelt
uytftreckten
; foo dat\'er ten zuyden en noor-
den twee kleyne torentjes waren, maer de pvèe
poorten in\'t ooften en in\'t weften; yder fijde
was ontrent fèftigh voeten lang, met een muur
van vijf-en-veertigh voeten hoogh: elcke ronde
toren had twee-en-twintigh voeten diameter,
oft wijdte I d\'omring der fèlve van buyten wierd
daer boven met tien andere voeten vermeer-
dert. De portalen naer\'t ooften en weften,
beneden vierkant fijnde, waren i j voeten yder
fijde breet. De gantfche hooghte van \'t huys,
van \'t benedenfte deel tot den top, was 75 voe-
ten. \'t Had oock aen alle fijden gebouwen on-
der d\'aerde, diep 12 voeten, en onder die noch
eenige andere. Doch op dat \'er niets fbude ont-
breken dat tot aengenaemheyt ftreckte, fbo ver-
cierde Tycho \'t fèlve met een bloem-tuyn, en
vele boomen van allerley vruchten , en befloot
die in
\'t vierkant met muren , en yder muur een
perck in \'t midden van gedaente als een half
rond, en vier uytgangen. Yder fijde van het
vierkant had 300 voeten langte, twintigh dick,
en 12 hoogh : maer de diameter of wijtte van
\'t
binne-perck was 90 voeten : defen omring had
twee poorten, d\'eene ten ooften, en d\'andere
ten weften, gebouwt na d\'orden die de Bouw-
meefters Kuftica en Tofcana noemen. Ten
zuyden was de Druckery, en toonde in \'t kleyn
\'t geheele groote huys : en ten noorden ftont
een kleynder huys voor de dienaers, \'t welck
oock in vele deelen naer \'t groot gebouw ge-
leeck , infonderheyt in de voorgevel.

.. ; if

i\'

II

! 1 i
1

IV,

Denemarcken-

B E-

a

-ocr page 178-

A R C I S V R A Ki I B V R G I,

m INSVLA HELLESPONT! DANICI HVENNA CONSTRVCTTE ,

A T ÏCHONE BRAHE, DT^^O Di: KT^VDSTRVP,
Q^UO AD T O TAM C AP A C IT AT EM, D E S I G N A T I O .

:

f

; f

ijl

-ocr page 179-

.jiMi

- -v —- -

P

-r

i!

; ■ ■ ^^ÛTÏ
■ ■

r-

i n

-ocr page 180-

E.SCHRYVING

VAN

t g r o o t huys.

\\

Ycho heeft dit groot
en voornaeme huys
van Uraniburgh be-
gonnen te bouwen in
\'t jaer 1^76, Die de
eerfte fteen van \'t fei-
vige geleyt heeft, was
d\'edele Heer Carolus
Danzeus, veel jaren
wegen den Köninck

die in oprechtigheyt, dapperheydt, en
ervarentheyt voor niemant weeck , en bovén
dien treffelijck in de vrye konften ervaren, die
een fonderlinge en ftantvaftige liefde, foo lange
als hy leefde, aen Tycho , en aen fijn arbeyt
betoonde : in Voegen dat hy, verftaende dat
de gemelde Tycho dit huys bouwen fbude., fich
van fèlf aenbood om daer den eerften hoeck-

niail

fteen te leggen; welcken hy van porfyr te dien
wc^wn la^^ix eynde hadde doen bereyden, en naderhandt

van Vranckrijck Gefant in Denemarcken : een defe volgende woorden dede inhouwen :

• \'i

REGNANTE IN DANIA FREDERICO II.

CAROLVS DANZiEVS AQV IT AN V S, R. G. I.D. L.
DOMVI HVIC, PHILOSOPHIC, INPRIMISQVE
ASTRORVM CONTEMPLATIONI, REGIS DE-
CK ETO, A NOBILI VIRO TYCHONE
BRAHE DE KNVDSTRVP EXTRVCTC
VOTIVVM HVNC LAPIDEM MEMORISE
ET FELICIS AVSPICII ERGO P.

Anno cId. Id. lxxvi. vi. id. Avgvstl

Dat is :

Terwijl Érederick de Tweede in Denemarc-
ken regeerde, heeft Carolus Danzeus van Aqui-
tanie geboren, en des Aller-Chriftelijckften Kö-
nincks Gefant in Denemarcken, aen dit huys,
het welck den edele Heer Tycho Brahe van
Knudftrup , met \'s Konings wille, gefticht, en
der
Philofophie, en infonderheyt tot de oeffe-
ning van de Sterre-kunft toegewijt heeft, tot een
gedenck-teecken, en met een wenfch van een
geluckigh begin, defen eerften grondtfteen ge-
kght, in \'t jaer den achtften dagh van

Auguftus.

De dagh, >tot het leggen van de eerfte fteen
gefchickt, gekomen fijnde, quam de gemelde
Gefant Danzeus, vergefelfchapt metfbmmige
Edelen , en eenige geleerde mannen, die by dit
werck fouden fijn, en plaetfte den eerften fteen
op d\'achtfte dagh van Auguftus des ochtens met
het rijfen van de zon , na datfè eerft
wel omge-
droncken hadden op \'t goet fucces van \'t werck,
met toejuyching van alle de vrienden, die daer
rondtom ftonden. De bovengemelde fteen wierd
geftelt in \'t oofterdeel van \'t huys, naer \'t zuyd-
ooften,gelijck in de bygeftelde figuer, by de let-
ter F, te fien is. Dus wierd het geheele huys be-
gonnen te bouwen, en in de volgende jaren vol-
maeckt, fchoon \'er ondertuffchen geen geringe
oft kleyne fwaerigheden en hinderniffen voor-
vielen; van welcke wy hier niet
fpreken fullen.De
Dmmarckm.

verklaring van d\'afteeckening van \'t fèlfde hüys y
hier afgebeeldt, is dusdanigh : A de oofterdenr,
op de Jonifche en Dorifche wijfè gemaeckt;
B winter-zael, F de porfyre hoeckfteen, hier
voorgedacht, door de Franfche Gefant gelegt.
G enH venfters van de kelder onder de aerde.
C een kamer vOor de gaften, en twee eveneens
naer de weft-zijde. M ftudeer-kamer, met de
bibliotheeck.
L ronde Chymifche werck-
plaets onder de aerde, en daer in fèftien ver-^
fcheyde ovens, tot de Spagyrifche kunft ge-
fchickt.
I een gat, door welck de kolen, om de
fourneyfen te ftoocken, ingebracht worden.
Z een kelder onder de aerde, om hout in te leg-
gen. q de koken. D de roode kamer. de
achtkante geele kamer.
E de geele kamer. Met
defe drie accordeert naer \'t weften de groote
zomer-zael, die groen geverft is, en met de
fchilderyen en afbeeldtfels der voornaemfte
kruyden aen de folder verciert , uyt welcke
men met vermaeck, infonderheyt in de fbmer^
een fèer groot getal van fchepen, die voorby
varen, fiet. X venfters van de bovenfte verdie^
ping.
O de groote O bfervatie-plaets in\'t zuy-
den , alwaer eenige treffelijcke en groote Aftro«
nomifche Inftrumenten ftaen, voornamelijck de
Azimuthale halve circkel, de Ptolemeïfche Re-
gulen, de latoene Sextant om de hooghten te
nemen; \'t middelmatigh Azimuthale Quadrant,.
van latoen gemaeckt, die yder op fijn plaets ver-

R toont

i\'iViJ

fl

»j

ii\' w

ii\'t:

-ocr page 181-
-ocr page 182-

toont en verklaert worden. P fèkere kloot, gé- \'t fy men dat van \'t ooflen oft van \'t weflen aeii^
lijck die inde figure van de Sextant wort af- fchouwt : en indien iemant het
zuydelijck met
ge beeldt 5 dienende in plaetfè van eenfchrage, het noordelijck deel te famen vergelijckt , hy
om het Sextant op te leggen, en naer alle gewe- fal de gedaente daer af lbodanigh gelijck vin-
llen gekeert te konnen worden, en allbo de di- den, dat alles onderling over-een-komt, en in
llantien der Herren te oblèrveren. Een andere gelijcke proportie beftaet, gelijck in de din-
klootyals de bovengefeyde, ftaet naer de weftfij- gen van d\'Architedura , foo men die konftigh-
de. Q^achtkante ommegang, daer de voor- lijck en op een behoorlijcke wijfè maken fal,
verhaelde kloot in ftaet. N de kleyne Obferva- vereyfcht wordt. Voorts, het gene dat on-
tie-plaets in \'t zuyden , in de welcke de kopere der de aerde is , en met geflipte trecken bene-
Armillas .^quatorix ftaen. W afgang naer de den aengewefèn wordt, is dus te verftaen ; Al
werck-plaets , en opgang nae de Obfèrvatie- \'t gene,\'t welck men beneden de toorn aen de
plaets. R de groote Obfervatie-plaets in \'t noor- zuydfijde fiet, vertoont, foo veel als mogelijck
den, oock met eenige groote inftrumenten be- is, de werck-plaets, alwaer de fuyveringen, uy t-
fet, gelijck met Regelen , oft het groote latoe- treckingen, en andere diergelijcke wercken
ne Parallatilche inllrument, dat oock de Azi- door \'t vuur gedaen werden , daer i een ron-
muth in de circumferentie van de muur aen- de tafel is, recht in \'t midden ftaende, op de
wijft. In de felve plaets was mede de Sextant, welcke \'t gene dat men maken fal geleght
omme, door een oblèrvateur alleen, de diftan- wordt. De cyffers
2 vertoonen verfcheyde foor-
tien waer te nemen; en daer by de in twee-ge- ten van ftoven oft fournaifen rondtom geftelt,
deelde boogh , en het inftrument welck eertijts tot een get;al van jfèftien. Drie ovens van ver-
tot het oblerveren van de nieuwe ftar gebruyckt jfcheyde gellalten. Eene in affche, geeygent tot
was. Hier wiert oock bewaert lèker houte Paral- digereren ; vier groote athanores, twee kleyne,
laticum, eertijdts van de groote Copernicus ge- twee difteleer-ketels in zant, oft in afch. Een
bruyckt,en vanWarmienaenTycho tot een ver- groote blaes, met twee pypen. Een ander hey-
eering gefonden. S de kleyne noorderlijckeOb- melijck oventjen, met lampen. Twee reverbe-
fervatie-plaets, in welck andere ArmillaeiEqua- ratie-fornaifen, vande welcke d\'een het vuur
tori^e fijn. T een andere kloot, gelijck de voor- recht op treckt, en d\'ander door omwegen. Het
gaende , dienende in plaets van een fchrage, grootfte deel defer ovens was gemaeckt van
om Sextanten op te fecten : noch een naer de uytgedolve fteenen , uyt Noorwegen gebracht,
weft-fijde, die met defe over-een-komt. Maer in die men Berghfche fteen noemt, om dat die
het bovenfte van \'t felve huys, daer men ronde een heet vuur konnen verdragen, en waren feer
venftersfiet, fijn acht kamers voor deftuden- konftelijck gewerckt. Maer indien men alle de
ten. De bovenfte acht-kante kamer, even onder dingen, die in defe werckplaets waren , yder
het Ipits van \'t huys, van daer men over al
een in \'t bylbnder wilde vertoonen , ly Ibuden groo-
vrye uytficht heeft,hebbende rondtom een om- te plaets beftaen. Beneden onder\'t groot huys
megang , ofte galdcry boven het dack van \'t worden de onderaertfe kelders
en plaetfen, in
huys. y y achtkante gebouwen, en daer in vier welcke men de voorraet en huys-behoeften
gefnede beelden , die
de deelen van \'t jaer bewaert, vertoont. De cijfFers 3 wijlèn de deu-
vertoonen. ^ /3 feven fchoorfteenen, naer \'t zuy- ren aen, door welcke men op verlcheyde plaet-
den , in een eyndigende, en feven andere naer
fèn inkomt. De cyffers 4 vertoonen de pylae-
\'t noorden: in voegen dat alle de fchoorfteenen ren, gefchickt tot fteun en voet van het werck.
van\'t geheele huys in twee plaetfen onderfchey- Onder de toren naer \'t noorden, by de cyfier y,
delijck te famen komen,
a een vergulde Pega- fiet men een cemente put, veertigh ellen diep,
fus, dienende voor een weer-haen. v een uur- van de welcke hier na in de
Gront-befchrijving
werck, welcks kloek boven hangt,
die met een breeder gewagh gemaeckt fal worden. De cyf-
draeyende wijfer , beneden de folder van de fers
6 fijri cemente kiften, in de welcke eenige
boven-kamer, wijft van waer de wint waeyt: eet-waren bewaert wierden. D\'andere dingen
daer
is oock noch een andere wijlèr in het worden ten deel door de figuur vertoont, en
fèlve center, die omgaende de
uuren aenwijft. moeten ten deel door \'t verftant begrepen wor-
Soodanigh is d\'uyt erlij cke gedaente van \'t huys, dep»

I:!

i

li:

:: 1 i

i ik: ;
!

GRONDT

-ocr page 183-

beteeckent de oofter-
deur

C de wefter-deur;
O de vier gangen,
die in rechte hoecken
eyndigen, die daer nae
evenwel tot maer drie
gemaeckt fijn, om de
winter-flove, geteec-
kentmetD,fbo veel te
grooter te doen vallen j en in een hoeck een
kleyn heymelijck laboratorium oft werck-plaet-
fe te maken achter het fournais, daer niet te
min vyf byfbndere fournaifen in waren, tot
de fiiyveringen , uyttreckingen , en andere
wercken die door de kracht van \'t vyer gedaen
werden op dat men niet altijdt genootfaeckt
fou fijn de groote werckplaetfe te gebruycken.

B is een fonteyne , die het water om hoogh
werpt door een bewegelijcke buys, welcke het
water uytwierp, daer \'t den draeyer van de buys
geliefde.

D winter-vertreck,ofte flovc.

EEG vertrecken voor het volck.

L trap, leydende tot de hooghfle folder.

H dekoockens.

K een put veertigh ellen diep, doende werc-
ken een water-werck, en verdeelende fijn wa-
ter in de boven en beneden-kamers door goten,
welcker tacken in de mueren verborgen lagen.

P trap, welcke men afgaet naer het werck-
huys van de Chymie.

T de boeck-kamer.

W den grooten hemel-kloot van koper ver-
gult.

V vier tafels voor de Studenten.

4, fchoorlleenen die van onderen uyt de groo-
te werckplaetlè opkomende, in de hoecken van
de kamers opgetrocken fijn.

Y de bedtfleden op verfcheyde plaetfèn in
de fèlve kamers. Het overige kan lichtelijck
van den naeuwkcurigen aenmercker gevonden
worden.

van het voorname huys van \'t kafteel

U R A N I B V R G H.

Gunßige Lefer , ivy hehhen niet können naeUeten u in de ordre ^vm de eerße ßgure te njertoo^
nen de grondt van het voornaemße huys \'van Mranihurgh; nademael men ujt de fèl-
ve lichtelijckßen kan hoe het van hinnen geßelt is 9 en hier by willen flellen de aenteecke^
ninge van elck gedeelte 3 om de moeyelijckhep en wan-orde , van die indeplaet felfs te
fetten, te ontgaen.

:

^ni\'i\'

: iT

i-J J

ih

: -^.lipl

! i

I. Ifi

i) \'

irtf!

ASTRO-

Denemarcken,

-ocr page 184-

IC HN O GR APHI A PR^CIPV^ D O MV S ARCIS VRANIBVRGI

a Ttchoni: BR-AHB exsedificat^..

-ocr page 185-
-ocr page 186-

astro no mische

instrumenten

VAN TYCHO BRAHE.

xCunHige Lefer,wy \'vertoonen u in de volgende figuren de \'voornaemfle Inflrumenten ^anTycho
Brahe, en in welcke Obfern)atorien hy yder meelï gehruyckt heeft , te wetenj den Sextant, de
Quadrant, en de ArmiUiZ jEqmtori& , met hare befchrij^ingen: by het welcke wy
noch
gevoeght hebben de befihrtjnjingen van alle ßjne andere mindere Inßrumenten, ten deels
hy hem felf, ten deel byß]n Schrijver door ßjn bevelgeßelt, en van ons dm overgefet:

In het groot en zuyderlijck Obfervatorium van Uraniburgh, in de figuur

mee de letter O aengewefen.

D E s E X T A N T,

dienende tot het waernemen der hooghten: en des felfs

maeckfel en gebruyck.

, ii.
t;

\' ■ ijl
f i\'!

Et Sextant is van Tyeho
Brahe eerft gepradifèert, en
in \'t werck geftelt, en alfoo
genoemt, om dat het in lijn
omtreck vervat het fefte
deel van een circkel; lijnde

__________genoeghfaem bequaem om

te dienen tot de gemeene oblèrvatien : eeni-

f2\'niet te min hebben de vindinge van ditln-
rument fxch toegeeygent, nae dat fy het felve
eenighfins hadden vervormt , gelijck oock
fommigen in Duytslant en elders lich niet ont-
fien en hebben fich de eere toe te fchrijven van
\'r vinden en maken van verfcheyde andere Inftrü-
menten, van welcke Tycho de vinder geweeft is.
Hy fegt, dat hy drie van defe Inftrümenten elck
nae d\'ander (om van de anderen, die op ver-
fcheyde wijfen tot het felve gebruyck dienen, te
fwygen) van eenderley fatfoenmaeckte,lbo veel
de buytenfte omtreck en vifieren aengaet j maer
verlcheyden van ftellinge der binnenfte ver-
bantlèls, naer dat het te paffe quam. Delè, die
hier vertoont wert,was de eenvoudigfte,als heb-
bende de minfte verbanden. Want hy maeck-
te het met voordacht op die wijfe , op dat hy
gemackelijck ontdaen , en weder in een geftelt
ibude konnen werden door
fchroeven^ omme
allbo nevens fijnen voet, die oock uyt malkan^
deren kan,in een kas gepackt, e n in andere lan-
den , niet alleen te water, maer oock te lande
te konnen vervoeren, en de Polus hooghte op
verfcheyde plaetfen exadelijck waer te nemen.
Want dit Inftrument dient niet alleen omme de
diftantien van de fön en van de fterren, maer
oock om hare hooghten te obferveeren : als
men dan het felve wil in \'t werck ftellen, is het
noodigh dat men het Inftrument ftelt even
als in de figuer aengewefen wert. Doch eer wy
Denemarcken,
tot het gebruyck desfelfs treden, fal ick korte»
lijck aenwijlèn hoe het gemaeckt is. De letters
ABC wijfen u aen den Sextant, ofte fefte
deel eens circkels, over al met kopere plaeten
ibo net bedeckt, dat m^en, terwijl nergens eeni-
ge voeginge fich openbaert, meynen foude,
. ly ware geheel van koper. Van fijn center
af tot de circumferentie fijn vier cubiten ofte
acht voeten: ontrent het center is een cylin-
der geteeckent met A, door welckers middel
de oblèrvatien gefchieden, daer toe helpende
het pinnacidium M, in de regula A N M. Dit
pinnacidium ofte vifier heeft twee fpleten , even
foo verre van malkander geplaetft, als de dia-
metervan de cylinder is: op dat de oblèrva-
tien gedaen fouden werden van beyde de fijden
door parallele linien, ende de ftarre fonder
moeyten juyft midden in het centrum waer-
genomen. De circumferentie B C is gedeelt
door dwars-overgaende punden, volgens onlè

fewoonte ; terwijl delè laanier van ons bevon-
en is de bequaemfte, en de gemackelijckfte
te maken , en fonder eenige onlèkerheyt, ge-
lijck in \'t breed aengewefen wert in het eynde
des boecks vande Comeet van het jaer 1577.
In Duytslant fijn eenige geweeft die haer de vin-
dinge van defe manier toegefchreven hebben,
nae dat Wittigh die by Tycho nevens de ftellin-
ge der vifieren gefien, en te Caftelgeopen-
baert, en miffchien oock voor de fijne uyt^
gegeven hadde. Maer hier ftaet aen te merc^
ken; dat als men de hooghte der Sonne wil
obferveeren , het groote gemackelijckheyt by-
brengt, om netter de fchaduwe te onderlchey-
den,"dat men aen de regel ontrent fijne cylin-
der,ofte
dioptra, enpinnacidiajohe vifieren,voeght
een fekere vierkante langwerpige buys van lich-
te ftoffe toegeftelt, op dat hy door fijne fwaerte

T

vil

\\ V

i

: \'i! 1\'

i

:ifil!

-ocr page 187-

Si:XTA:bf S ASTRONOMIC us

PROUT AXTITUDIÎ^IBUS

infervit.

-ocr page 188-

I

SEXT

de regel èn Vmnaddia niet en beïchadige. Defè
buys moet ontrent de Cylinder A, lbo onder
als boven, een openinge liebben, door de welc-
ke de ftralen van de zon doorfchijnende op de
binnen-kant van het onderfle
pinmddmm, de
fchaduwe van den Cylinderheel duydelijck too-
nen. Hierom is \'t noodigh datter een openin-
ge in de buys is, door de welcke men gemacke-
hjck en diÉndelijck dat kan af fien, gelijck
wy gewoon fijn te doen in de oblèrvatien der
, zonne, op dat de fcheydinge van het licht en
der fchaduwe foo veel te klaerder foude gefien
werden. Dit inftrument wort gefloopt, ende
weder herftelt door fekere \'ftercke fchroeven
A B C D L, ende op meer andere plaetfen, die
in de figuur juyfl met letters niet aengewefen
werden. Maer fijn boogh t\'famen met de pees
B C werden niet gefcheyden,- maer blijven
altijdt t\'famen gevoeght en vafl aen, op dat de
boogh niet kome ietwes van fijne perfede ron-
digheytafte wijeken. Het heeft daer en bo-
ven een voet, op welcken het geftelt wert, als
men de hooghten wil nemen (gelijck hier afge-
beelt is ) diehier door deletteren E G H aen-
gewefenwert; aen defen voet wert het inftru-
ment gehecht door een nagel in een rondt gat
ontrent de letter D, ende naer dat het heen en-
de weer geroert is, wert het ontrent G vaftge -
ftelt, daer een waterpas , boven ontrent L,
aengehangen, onder aen het eynde van de ver-
deelinge ontrent C aenwijft , dat de fijde A B
paralleel is met den horizont. Door de letter L
wert aengewefèn een pund, daer men een fijn
koper-draet, in het midden tuftchen A het
center, ende B de circumferentie, aenhanght,
maeckende op die wijfe een evenfijdige drie-
hoeck A B C : want het is uyt de beginfelen
der Geometrie bekent, dat de halve diame-
ter van een circkel, en de fubtenfa, ofte pees
van\'t
fefte deel van een circkel eikanderen ge-
lijck fijn. En dewijle de linie C L recht
perpendiculaer valt op de linie A B, ende het
perpendiculum fich voeght aen de linie C L;
volght het nootfaeckelijck, dat de eene naer
het Zenith recht op en neder, ende de andere
met het vlack des Horifbns water-pas ftreckt:
foo dat men dit inftrument allbo net kan ftellen
om de hooghten te nemen , als of men \'t ge-
heele quadrantgebruyckte. De voet van het
Inftrument is gemaeckt van vaft hout,op de ma-

A N T. u

nier gelijck de figuur tiytwijft^ van binnen
niet te min meerendeels hol, op dat het niet
alte fwaer foude fijn om te vervoeren. Het
heeft hier en daer , daer\'t noodigh is, eenigh
yfer-werck,
\'t welck hem behoedt, om niet be-
Ichadigt te werden.Buyten defen heeft het noch
drie ftutten van ylèr, van het midden tot het
uyterfte des voets, van welcke twee door de
letters l H aengewefen werden : ende het der-
de is in delè figure fchuylende achter de ftijl;
defè konden oock aengehecht ende afgeno-
men werden, naer beliefte,door fchroeven. Bo-
ven defe warender vier ftale fchroeven die het
geheele werck vaft houden, van welcke men
hier maer drie kan fien , geteeckent met de let-
ter H. Door defe fchroeven wert het inftrument
naer believen van den Obfervateur geftelt, ver-
mits ly op eenige kopere plaetj es omgedraeyt
werden, op dat fy door de fwaerte en fcherpte
de vloer niet ongelijck fouden drucken, tot dat
den Obfervateur door het aengehangen per-
pendiculum gevonden heeft , dat het inftru^
ment recht water-pas hangt. Men gebruyckt dit
Inftrument op fulcker wijlè, tot het nemen der
hooghten,foo van vafte als dwalende fterren,tot
op een derde ofte vierde deel van een minuyt,
als fy maer niet boven het fefte deel eens circ-
kels , ofte 60 graden van den ander verfchey-
den fijn, Oock kan men, als men het op een an-
der manier ftelt, te weten dat A, C, nae het
Zenith gekeert ftaet, het refterende deel heb-
ben,- maer ftaet aen te merckendat men op
die manier de hooghten alleen, niet de Azi-
muths kan hebben. Dusdanige Sextant is be-
quaem om feer net, niet alleen de hooghten,
maer oock de diftantien der fterren te onder-»
fbecken, fbnder eenige moeyten oft onlèker-
heyt, dewijl het beftaet uyt weynige, wel cn
fterck t\'lamen-gevoeghde deelen ; op dat\'er
niets in het oblerveeren foude konnen uyt fijn
behoorlijcke plaetfe fchieten ; buyten dat men
het daer door met kleyne moeyte, fonder ge-
vaer van het te befchadigen, kan vervoeren ^
\'t welck men a»dere inftrümenten oock behoort
te doen , om niet aen een eenige plaetfe gebon-
den te fijn : want een Aftronomus behoort,
meer als eenig andere Wijsgierige, een inwoon-
der des gantfchen werelts te wefen , en alle
plaetfen , nae de nootfaeckelijckheyt ver-
eyfcht, voor fijn Vaderlandt aennemen.

; ■■ ■

m$

, i<

: nu

l.

fT

Ir

I ■ k

! 4

oAndere Jnßrumentm in hetßhe groot en Zjuyderlyck Ohßrvatorium

door Tychoos lafl befchreven.

I I.

En halve circkel, wiens diame-
ter in de lengte heeft fès cubitenj
aen het begin van de circum-
ferentie is aengehangen een per-
pendiculum. Voorts ishy ver-
deelt in po graden, foo dat de
45 komen boven recht in het midden van de
boge onder de perpendiculaer : ende met ko-
per b\'ekleet fijnde, ruft hy op een Horifont Azi-
muthal , van louter yfer ^ de welcke heeft in
diameter vier cubiten, ende gefchraeght wert

van vijf ftijlen met haer yfere Ichroeven, door
welcken het geheele inftrument in evenwicht

met den Horifont gehouden wert. Maer de
halve circkel
wert rondom gedraeyt door mid-
del van fijn handtvatfel. Van de andere kant
wort hy geftut van vafte yfere handtboomen,
op dathy van alle kanten fijn ftandt recht op en
neder foude houden. Tot vercieringe fitten
feer konftigh uytgebeeldt de Geometria ende
Arithmeticaj aen de Aftronomia, die noch

hooger

-ocr page 189-

SEXT

iiooger geplaetft is, hare behulpfame handen
reyckende , defe met cyfFer-letters, de andere
met drie-hoecken, &c.

III.

El En Quadrant, fijnde van boven tot bene-
\'den geheel van louter koper; wiens hal-
ve diameter een en een half cubiten heeft,,
ende boven de gewoonlijcke , noch twee
befbndere verdeelingen. Binnen den Horizont
(die, vanftael fijnde , in diameter ontrent drie
cubiten vervat) is een voet, daer den Quadrant
op ftaet, op dat hy water-pas geftelt, en tot
de obfervatien geaccommocfeert kan werden.

I V.

|E Regulen van Ptolemeus met koper ront-
om bekleet, in welcken elck van de twee
fijden, die den gefochten hoeck omvatten,
houden vier cubiten, en de deyHnge van de Hy-
pothenufa, houdende fes cyfers der tafelen Si-
nus , voor den geheelen Sinus t\'eenemael vol-
doet. Sy hebben aen de voet van de opgerech-
te fijde naer fchroeven, door welcken het ge-
heele inftrument water-pas kan gerecht wer^
den. Hetperpendiculum hangt daer nevens,
fijnde eendraetmet eenkoocker befloten, op
dat het de wint niet heen en weer fbude drijven.

V.

"^rOch een ander Inftrument, om door mid-
. del van een Obfèrvateur te nemen de di-
ftantien , die niet boven de 30 graden van den
anderen fijn verfcheyden. De boogh van dit

i\' N ; i

I I

\' \' !

D

; I ! ,1

!l i . I

. ^ : I-
J . i h : !

A N T.

Inftrument is van koper, en Tycho heeft hef
veel gebruyckt in het obferveeren van de nieu-
we fterre. Het heeft vier cubiten van het cen-
ter tot de circumferentie; maer is federt het
jaer ijpi niet meer by hem gebruyckt.

VI.

HEt Quadrant met fijn Horizont, regulen,
en fchroeven, alle van koper, konnen t\'la-
men gevoeght en weder geftoopt, ende over-
al vervoert werden , riaer believen. Het heefc
van het center tot de circumferentie in diame-
ter anderhalve cubit,

VII.

MEn fiet daer mede de JrmilU Zodiacaks,v/c\\c-
kers circkelen uyt louter koper gegoten
ende gedraeyt fijn j ende dewijle fy byna drie
cubiten in diameter hebben, is elcke graedt
verdeelt in
60 minuten door de dwars over en
weder over-gaende punden. Maer dit Inftru-
ment is van geen gebruyck : want defe Ringen
fijn foo fwaer, dat met defe foo net niet, als
wel door de andere
Armillas Zodiacales , ofc
jËquatorias, geobferveert kan werden.

InditObfervatorium is noch een groot ko-
per uurwerck, \'t welck de uuren, minuten, en
lêcunden aenwijft, door middel van een radt
van twee cubiten in diameter, ende net
verdeelt in 1200 tanden ; niet verre van dit
groote hangen noch twee kleyndere uurwerc?.
een, welcke oock de uuren, minuten, enfe-
cunden aenwijfen.

A R M ï L-

i I

I \'\' i I

I i

-ocr page 190-

l l

m i

a

M Q_V A T O R i M,

l! I

i i

Ofte

EVENA ERRINGEN.

Haer toeftellinge en gebruycL

In \'t kleyne zuyderlijcke Obfervatorium N.

;: I

ck hebbe oock laten
maken
Armillas Mquato-
rias y
van welcke u hier
de aftekeninge ver-
toont weidt. De uyter-
fte circkel, door welc-
ke de Meridiaen afge-
beelt wert, is van ge-
polijft en eiTen ftael,
verdeelt in foo veel
deelen als een gehee-
len circkel is vereyfchende, en yder graed we-
der in fijne minuten , in welck alles, aengaende
het perpendiculum , polen, en alfe, even foo
moet verftaen werden, als in de voorgaende.
Defe vervat noch drie andere circkelen, beftaen-
de alfoo het gantfche inftrument uyt vier circke-
len , hebbende een meer als het voorgaende,
behalven de lange ronde alfe, endecylinder
op de alfe vaft gemaeckt, welcke voor een ring
konnen verftrecken. En daerom heeft dit Inftru-
ment drie binnen-circkelen , fonder den Meri-
diaen te tellen , om dat den ./Equator, niet vaft
is als in de voorgaende, maer gedraeyt kan wer-
den. Waerom hy oock des circkels IF G H hulp
van noode heeft, om hem rechthoeckig te hou-
den, en te bedwingen,welcke, om tot dien eynde
bequamer\'en ftercker te fijn, oock van louter
ftael
gemaeckt is, doch niet verdeelt: maer den
i£c]uator felve , door de letters P S R aenge-
wefèn , is verdeelt, felfs in minuten , en oock
van beyde fijden, omme, naer dat het gebruyck
vereyfcht, loo wel te onderfcheyden de diftan-
tien, als
dejuyfte tijden. Ontrent de letters
P R fijn aen hem gevoegt de
pimacidia ende
meer andere, dienende tot de obfervatien , die
hier niet aengewefen fijn wekkers gedaente,
gelijck mede de verdeelinge der graden, even
defelve is als in de voorgaende. De tweede bin-
nenfte Armilla, geteeckent met N K L M,is be-
quaem om de declinatien te
onderfbecken
men kan defen om drayen in den iEquator,welc-
ke fy
rechthoeckigh fnijt; op dat fy, daer fy den
felven raeckt, foude aenwijfen door kopere
plaetjens daer toe dienende , ende geftelt on-
trent
S en M. Sy heeft mede hare pinnacidia on-
trent O en Q^ benevens noch twee andere,
die inde figure niet aengewefen , even gelijck ^
van de andere fijde verftaen moeten werden te
fijn :
voorts is fy mede verdeelt met deelen , die
\'Denemarcken.

in elck vierde-deel des circkels de minuten aén-
wijfèn. Defè circkelen binnen de Meridiaen
begrepen , fijn alle bekleet met kopere platen,
foo konftigh, dat men meenen fbude dat fy
geheel van koper gegoten waren. De affe, ge-
lijck mede
de pinnacidia, is mede koper het loot
RT hangt, gelijck wy dat gewoon fijn, aen een
dun koperdraetj de reft hier uytgelaten kan lich-
telijck door \'t gelicht, gelijck in de voorgaende,
begrepen werden. Defe
Armlk fteunen óp een
voet van louter ftael, dewelke getekent ftaet met
XTVYZ, en andere tuffchenftaende lette-*
ren defes bovenfte deel, gemaeckt als een hal-
ve circkel, bevat ende onderfteunt den Meri-
diaen, die de andere circkelen omvat, fijnde de-
fèlve op vier plaetfen, gelijck in de voorgaende,
aen hem gehecht. Het overige van de voet kan
lichtelijck uyt de figuer bemerckt werden ;
daer men kan fien dat verfcheyde dingen , alle
van mailif koper,om cieraets en fterkte wille by-
gevoeght fijn. De onderfte ring Z van de voet
is dick ende van yfèr, hebbende vier even verre
van een ftaende fchroeven ; onder welcke op
een vierkante fleen geftelt fijn vier ftucken yfer,
te weten onder yder fchroef een fteen, omme
door middel van die fchroeven, op defelve
drayende, het Inftrument foo foude konnen
gerecht worden , dat alle de ringen van dit In-
ftrument fouden op de circkelen des hemels
efponderen, door het middel van het perpen-
diculum B T, de Polus geftelt fijnde naer de
Polus-hooghte van de plaets daer men het
gebruyckt. Het Inftrument fèlfs , fijnde geheel
van metael, is fterck genoegh om geen verande-
ringe onderworpen te fijn.

Het gebruyck van dit Inftrument is even het
felve , als dat van die , welcke in het noorde-
lij ck
Obfervatorium S fijn, uytgenomen dat hier
den
jEquator naer belieften in den Meridiaen om-
gedraeyt werd. De
Declinatien werden op defelve
wijs genomen , als hier voor op de circkel der
declinatien door de pinnacidia ontrent de cßk"
\'der by het center A. De diftantien van den jEqua^
teur, oft de rechte afcenfien werden genomen in
de
Armilla transverfa Mquatorla, gelijck als hier
voor, uytgenomen dat hier toe oock eenigh^
fins de ftale circkel, die d\'andere onderfchraegt,
gebruyckt kan werden. Waer by dit gemack
noch is,dat als men een fterre in hare behoorlijc-
ke afcenfie aldus obferveert, het puna, \\ welck

Y den

! f

i

i! \'

ü

-ocr page 191-

A R M I I. L ^ ^ q^v AT O R I ^

-ocr page 192-

n

,A R M I L L iE M CLY A T Ö K ï JÈ.

M

den Meridiaen Yan den jEquator fnijt, aenwijft de
rechte afcenfie vande helfte des Hemels, ende
bygevolgh oock het oogenblick des tijts ièlfs
te weten, als de nette plaets der
fon bekent is,
.Telijckonfe tafelen de felve aenwijfen. Men
im oock den ^^uator aen den Meridiaen hech-
ten j en allbo door een pinnacidium, dat in hem
beweegt wert, nemen de diftantie van alle fter-
ren, ende by gevolgh oock bekennen het jiiyfte
tijts oogenbhck : gelijck oock in het voorgaen-
de , \'t welck ick naergelaten hebbe aen te wijfen.
Soo dat men door defe twee Inftrumenten ge-
mackelijck/oo de rechte afcenlien, als de decli-
natien, benevens de alderminfte oogenblick
des tijts, aen den hemel meten kan. Die meer
begeert van deftelfs gebruyck ende toeftellinge
te weten, kan fien in het tweede hooftftuck van
onfe Aftronomifche oefteningen behalven dat
wy het hier genoegfaem , nevens eenige andere
dingen meer, aengewefenhebben.

Dit fal ick \'er noch byvoegen , dat defe Ar-
millen , als mede de ftale voet, konnen t\'lamen
gevoegt, ofte uyt malkanderen genomen wor-
den , door fekere fchroeven , en fulcker wijs ge-
mackelijck vervoert: \'t welck men in alle andere
Inftrumenten , daer het fonder haer fchade kan
gelchieden, moet pradilèren. Terwijle het toch
een Aftronomus toeftaet een inwoonder des
gantlchen werelts, ende aen geen oort lbo ver-
bonden te fijn , dat hy niet Ibu^e konnen elders
verhuylèn als hy wilde, ende alle fijne Inftru-
menten medevoeren. Want nadien weynige
gevonden werden , die in defe fware wetenfchap
haer oeffenen , ende voornamentlijck onder die
gene, die de beftieringe van het Gemeen^
beft foecken, nauwelijcks een, die in defelve
groot vermaeck fchept, ende die te onderftut-
ten ende begunftigen geraden achte j maer veel
meerder die defe uyt onwetenheyt haten, en als
onnutte verfmaden;
foo moet een liefhebber
van defe Goddelijcke kunft, liilcke onverftan-
dige oordeelen niet onderworpen fijn ; maer de
felve verfinaden, ende alle fijn arbeyt in delè
ftudien hefteden , verachtende d\'ongeftuymig-
heyt van anderen. Ende als de Poh tij eken ofte
andere hem al te moeyelijck vallen , met al het
fijne fich elders begeven , lbo oock dat hy leere
fijn eygen Vaderlant niet boven dele hemel-
Iche Ibrgen te achten; en met een ftantvaftigh
gemoet in alle
voorvallen gedencken , dat
Vhdique terra infra, Ccelumpatet mdique fupra.

Etpatria eft forti qu<elibet ora yiro.

I.

I ;; \'j :
li\'i

I

i

het

-ocr page 193-

I-

INSTRVMENTVM PARALLAX I
. RJE:GVLJ£ PTOLEMAIC^
NIC. COPERNICI.

-ocr page 194-

V

HET

PARAL L A T I C U M,

Welck is in het groot Noorderiijck Obfervatorium

gemerckt R.

Sijn maeckfel en gebruyck.

Éer wy van het gefeyde Infirument handelen , hebben wj noodigh gedcht eer^ van de
Regulen van Ttolemeus , die in het grootfte Obfervatorium O fiaen^ te fpreken,
om dat Jj fijn van een en de felve aert en gebrujck.

\'i.\'(

Et Inftrument, \'twelck ge-
noemt wert de
ReguU Pto^
kmaiu
, dient om met wey-
nigh omflach, namentlijck
. met drie Hnien, te meten de
diftantie der fterren, van het
Zenith ofte top-punt, ende
dien volgende hare hooghten boven den Ho-
rifont. Ick heb \'er een van hout, \'t welck eer-
tijts den onvergelijckelijcken Copernicus met
eygen handen, foo gefeyt wert, gemaeckt ende
gebruyckt heeft, tot een vereeringe gekregen
van den Heer Joan Hannovius, Domheer tot
Watmien,daer Copernicus eertijts gewoont had-
de ; als ick in het jaer 1584 een van mijne difci-
pulen met een Sextant, even als die ick hier
voren befchreven hebbe , derwaerts gefonden
hadde; op dat hy de Polus hooghte, die tot
War mien is , met het felve nauwkeurighlijck
foude meten : want ick was in het vermoe-
den , dat in Copernicus obfervatie ontrent drie
minuten ontbraken ; \'t welck ick gemerckt
hadde uyt bevindinge dat de beweginge der
Sonne , ende de grootfte obliquiteyt van de
Ecliptica, anders in der daet waren, als fijne ge-
talen uytwijfen; gelijck oock de ondervindinge
naderhant het felve geleert heeft. Want door
middel van mijn Inftrument , wiert de Polus
hooghte aldaer bevonden te fijn J4 graden,
zi-^ minuten , gelijck wy breeder verklaert heb-
ben in het eerfte deel van onfe Aftronomifche
©effeningen , op het 34 en volgende bladeren
daer ick aenvvijfe Copernicus dwalinge in de
loop der. Sonne, en dat die niet recht van hem
vernieuwt is: want Copernicus heeft vaft ge-
ftelt de breette van die plaetfe te fijn 54 gra-
den , 19^ minuten, foo dat aen de ware hooghte
drie minuten gebreken ; \'t welck ick te voren
feer wel merckte uyt fijne gegevene grooten,
en daer op gebouwde reeckeninge ontrent de
Sonnen-loop. Als mijn difcipel hier nae weder-
keerde , bracht hy my niet alleen den Sextant,
die ick hem mede gegeven hadde , onbefcha-
dight wederom,- maer oock dit inftrument van
Copernicus, my van den gefeyden Domheer
rot een gefchenck gefonden. Soo haeft als ick
\'pmcmarckcn.

het fblve fach, alhoewel het geheel van hout ge-
maeckt was, en onbequaem om gebruyckt te
werden ; behaeghde het my fbo fèer, om de ge-
dachteniffe vanibo grooten konftenaer, die ge-
feyt wiert het felve gemaeckt te hebben, dat
ick niet konde naelaten, het Latijnfe gedicht te
maken, \'t welck in het eerfte deel van onfè Aftro-
nomifche brieven pag. 195 , en de volgende ge-
plaetft is. Naderhant liet ick \'er oock een nae
maecken, met kopere platen bekleet, in het
welcke ick eenige weynige dingen , om het ge-
macks wille, dede veranderen, en byvoegen. In
het fèlve fijn drie
Regulen D E, E F, en F D, van
de welcke de eerfte , die recht op en neder
en naer het Zenith geftreckt ftaet, by E D noch
eenen anderen Regel heeft, die om een lan-
ge ronde kopere nagel naer believen gedraeyt
wert. Voorts fijn fy beyde vat» een langte , te
weten, elck van vier cubiten, als men de langte
van de hooghfte neemt van de letter D tot F ^
want het langer gedeelt, of dat beneden de on-
derfte regel uy tfteeckt, te weten FG, is dub-
beld, ende alleen daer bygevoeght, om noch
een anderen langer regel, fijnde den derden,
vaft te houden, ende te dwingen. Maer defe
derde en langfte regel E H, die oock aen de
eerfte, D E, ontrent E, gehecht is, en oock op
de fèlve plaetfe op een koperen nagelkange-
draeyt werden, is even foo lang als \'er vereyfcht
wert j op dat de twee fijden D E en E F een rech-
ten hoeck foude befluyten,- te weten, als D F
foo
hoogh geftelt is, dat fy recht waterpas met den
Horizon geftreckt leyt. Boven by de letters HI,
in de tweede regel, is een cylinder, oft plat ko-
pertjen in des felfs plaets. Onder by H, in de fèl-
ve regel, is een vifier, fijnde een kopere plaetjen
even breedt als de cyhnder bóven by I in fija
diameter dick is: aen dit plaetjen wordt weder-
fijts een plaetjen, daer toe bereyt, met kopere
veeren aengefet, fbo dicht aen, dat daer aen
elcke fijde maer als een fchreef blijft, makende
de vifieren , door welcke men de fterren
fchiet, en de obfervatie wert gedaen door de
voorfeyde fchreven, boven en beneden paralleel
ftjnde, op fekere manier die wy gevonden heb-
ben. In het inftrument van Cópernicus wareti

X m

\'i \'i

I\'}
lif

!\'; i \'f

lijjlllf

\'ll

■ \'
f\'l

t:

\'IJ

ii\'

-ocr page 195-

P A R A L L

in plaetfe van defe ichreven , ronde gaten, door
welcke
de Sterren feer ongemackelijck gefien
werden, Daer oock by komt, dat het bovenfte
gat in hetpinnacidimii I grooter moet fijn als het
andere,indien men de Sterren bequamelijck daer
door fien wilj endedewijle het felve nootfakelijk
ten alderminften een achtfte oft tiende deel van
een graedt bellaen moet, en men onder het ob-
ferveren niét recht kan weten oft men de fterre
recht in het middelpunt van het gat fiet; ende
men in dier voegen hcht eenige minuten kan
komen te verliefen , dunckt laet my wonder
hoe niet alleen Copernicus, maer oock de Ou-
den , die foodanige vifieren gebruyckten, op
die wijle iets fekers konden vinden, niet te-
genftaende al de reft wel was. De langfte regel
is op onle wijfe in gelijcke deelen verdeelt door
ovcrdwarfe pund:en ; ende daer fijnder even
ibo veel, dat fy net uytmaken konnen het laetfte
getal van de Tafel Sinuum van fes getalen op
hare behoorlijcke plaetlè , te weten, daer ly de
twee andere Regulen foo gelijck wert, dat fy
eenevenfijdige driehoeckte famen komen uyt te
maken. Het ftaet aen te mercken, dat de Regel
D K die naer om hooge ftaet, een holligheyt
heeft,deur welke het koper-draet hangt,met het
aengehechte lootjen K, op dat de wind het felve
niet foude verwayen : daerom oock de felve hol-
ligheyt , naer den eyfch met langwerpige deurt-
jens gefloten , ende geopent kan werden. Dit
koperdraetjen flaet dan recht op feecker teec-
ken , als de fijde D E recht naer boven gekeert
ftaet; foodanige rechte ftelling des inftru-
ments gefchiet door fchroeven, dieby deletter A
order in de voet fijn, ende op yfertjes omge-
draeyt werden. Terwijl doch defè drie Regulen
aen de Colomne B vaft fijn,ende op het gefèyde
pedeftael fteunen,op dat ly fouden konnen door
middel van ronde herretjes rontom gedraeyt
werden. Welck gemack, foo veel de ftutten aen-
gaet , door my aen het inftrument gevoeght is ;
want in dat van Copernicus was het niet. Ick
hebber noch een veertje toegevoeght,
\'t welck
ghy fiet ontrent G, en te weegh brengt, dat de
Kegel A F , in yder geobferveerde hoeck komt

A T I C V M.

te ruften , tot dat de tellinge op de fijde van de
langfte Regel gefchiet ly. Buyten delè hebbe
ick noch verfcheyde dingen , om het gemacke-
lijcker te konnen gebruycken en handelen, daer
bygevoeght, die ick naelaet te verhalen, op
dat ick niet foude fchijnen , de vindingen der
Ouden, door het al te veel verbeteren der fèlve,
te verkleynen.

Men gebruyckt dit inftrument om de diftan-
tie der fterren van hetZenith te nemengelijck
Ptolemeus. dickwils gedaen heeft om des Maens
grootfte latitudo uyt te vinden , alhoewel hy het
fèlve niet wel,nochte recht gevonden heeft, ge-
lijck blijckt uyt het gene wy,aengaende de loop
vande maen,herftelt hebben in het eerfte hooft-
ftuck van het voorgefèyde boeck van onfe
OefFeningen ; waer wy aengewefèn hebben ,
dat uyt nauwkeurige aenmerckingen bevonden
is , dat de grootfte latitudo van de Maen , als fy
vol is, niet eveneens is in de quartieren Maens;
ende dat het onderfcheyt wel is van een derde
deel van een graed : gelijck als de Lefèr op de
aengewefene plaetfe uyt de omftandigheden
en occafien fien kan. De hoeck van de diftan-
tie van het Zenith EDE kan genomen werden
uyt de Tafelen Sinus diemen telt op F E, terwijle
toch in den driehoeck de twee fijden F D
en E D gelijck fijn. Door de derde F E telt-
men naer gedane obfervatie op de langfte re-
gul ; \'t welck de oorfaecke is waerom den hoeck
F D E, die de diftantie der fterre van het Zenith
te kennen geeft, niet onbekent kan fijn, en het
geen tot defelve moet bygevoeght werden , om
het Quadrant uyt te maecken , is even de ge-
fochtehoochte. Defe regulen hebben oock dit
ïemackelijcke , dat ly feer hchtelijck uyt mal-
kander gedaen, en t\'famengevouwen konnen
werden, ende alfoo over al vervoert; maer om
de waerheyt te feggen, fy geven foo nette fè-
kerheyt niet, hoe neerftelijck fy oock gemaeckt
fijn , als de Quadranten ; doch fy konnen fèer
fwarelijcklang in een rechte linie blijven hou-
den ; want wat lang fijnde, wijeken fy af door
hare Iwaerte; ende kort fijnde konnen fy het
beloofde door hare kortheyt niet volbrengen.

PARALL ATI CVM,

ofte Ptolemaïfche Regelen ^

in het Obfervatorium R.

Ck hadde eenige jaren te voren
fommige Regulen gemaeckt in
een feeckeren tooren ( die fy , als
het noodigh was omgedraeyt
te werden , geheel befloegen) op
een byfondere wijfe, de alderout-
fte manier van Hipparchus naervolgende; by
de welcke ick oock verfcheyde nieuwe by-
voeghlèlen van my uytgevonden gedaen had-
de , om de felve van beftendiger en gemacke-
lijcker gebruyck te maecken: hare forme en
toeftellinge wert u in de bygaende figure ver-
toont, in de welcke A D genomen moet werden
voor de eerfte fondamentele regel, geftelt naer
het vlack van den Horizont, en kan gedraeyt
weiden naer de nootwendigheyt het vereyfoht;
heeft acht en een half cubiten langte, ende
op de boven fijde tweemael de getalen van de
Tafel finus van fes cyferlftteren, op mijne
wijfe door kruyftende punden verdeelt. Op
defe worden twee andere gevoeght , yder
half foo lang , en beyde te famen gelijck van
lengte als de eerftej te weten AB en BC,
elck lang fijnde 4 ^ cubiten. De eerfte van defè,

welc-

-ocr page 196-

R A

L

A

Welcke met de letters A B aengewefen wert,
wort gevoegt aen het begin van de langfte
by de letter A, op ibodanige wijfe, dat ly op de
fclve opgeheven ende weder neergeduwt kan
werden , ende met eenen gelijckelijck met ftch
trecken de Regula B C , die aen defelve by
B alfoo vaft is, dat fy mede drayen kan. In dele
twee kleyne Regulen ftjn geene verdeelingen ,
maer de eerfte A B alleen heeft vifieren om
door te obferveren,fijnde de onderfte Ichreve in
het onderfte vifier ontrent het ooge E met de
bovenfte F t\'eenemael paralleel : op dat men
door de felve foo wel de hooghten als de Azi-
muths aen alle kanten foude konnen waernemen.
Voorts fijn alle defe drie Regelen van koper,wel
net, en even gemaeckt ende gepolijft; vier-
hoeckigli ende van bequame groote, om datlè
niet licht noot fouden hebben van krom te wer-
den. Ende op dat de twee bovenfte Regulen foo
veel te macKelijcker fouden konnen opgeheven
ende nedergelaten werden , is haer bygevoeght
een fekere uytftaende ftut, aengewefen door de
letters LNOP , \'twelck oock fijne fchraegh
heeft getekent met de letters P V Z. By V is
een fchroef, die defe fchraegh in de voet, ( daer
wy hier nae van füllen fpreken ) leyd van aUe
kanten , langs en om een kopere plaet rondom
de voet van \'t Inftrument gaende , op dat fijn
eyge fwaerte hem niet en hindere. Maer naer
het Zenith gekeert, brengt dit gemack by, datfe
de bovenfte regulen opheft ende nederlaet naer
welgevallen, oock in fijn plaets houd en be-
dwingt, dat ly naer delè oft gene fijde nietaf-
vijcken fouden. Sy worden opgeheven ende
•weder nedergelaten door middel van een tou-
wetje K L N M , \'t welck boven over een ka-
trolleken loopt, daer het gemackelijck om ge-
trocken wert 3-het touw wert ontrent K vaft ge-
maeckt, aen een koper welck dubbeld is, en aen
wederfijden de regel A B bevattende , op een
ronde kopere nagel, door het gemelte dubbeld
koper ende Regel A B gaende, draeyt. Dit
dubbelde koper is lbo wijdt, dat het vifier by F
van het oogh ontrent E van alle kanten fonder
eenig
beledèl gefien kan werden. Daer by is oock
\'dit gemack, dat men
fien kan of het inftrument
wel recht geftelt is, door een perpendiculum
eyndigen^ie in Q^^ te weten, oft A D juyft met
den Horizont gelijck ftaet, en oft LN P O
in een rechte hoeck tegen A D ftaet j behalven
dat men het felve oock kan foecken door het
perpendiculum B R; want het felve altijt net
tuftchen A en C moet fijn. Ende op dat de Re-
gulen te gemackelijcker
opgeheven fouden kon-
nen werden, ende op de begeerde plaetlè ruften,
ende o^>ck dat fy niet fouden gins en weer
wanckelen , maer over al, oft zy gelieft ofte
neergelaten werden, winckelrecht op de onder-
fte end; langfte ftaen blijven, fijn haer van bey-
de fijdd^ bygevoeght twee Quadranten , aenge-
wefen tnet I H G , tuftchen welcke de eerfte
regel / B geftelt is, ende bewogen wordt, op
een fti ve veer, daer aen gevoegt ontrent H. De
Quadianten fijn met latoen rondom bekleet,
ende lebben van het centrum A tot den omme-
treck I bynae drie cubiten. Alsmen nae de ge-

A T I C V M,

dane obfervatie, by exempel, ontrent C wil de
verdeelingen tellen, worden fy aldaer aenge-
wefen door een feer fcherpe ftale wijfer , in het
midden tuftchen beyde de beenen van de
ftale veer , die oock helpen om de regel B C
te houden, dat hy door fijne Iwaerte niet neder^
waerts lacke.

De letters X W ftaen getekent aen de voet, op
welcke het geheele inftrument fteunt en draeyt,
en voornamentlijk het achterftedeel des Inftru-
mentSj om hoogh in de felve voet, ontrent T, is
een fchroeve , gehjck als die, waer van ick
in de befchrijvinge van het half circulair inftru-
ment gefproken hebbe, welcke door een hand-
vatfel by T opgedreven , ofte nedergelaten, het
geheel inftrument feer net beftiert, foo dat
de onderfte en langfte regel juyft met het vlack
des Horizonts gelijck ftaet en overeenkomt.
Ten laetften ruft het end van de regel op de ron--
de muur, aengewefen door de letters Y : onder
hem heeft hy in de fèlve muur vaft een koperen
Azimuthal circkel, fèer gemackelijck verdeelt
fijnde,oock paralleel met de Horizont, en corre-
fponderende op de hooghte van de voet van het
Inftrument, houdende in Diameter ii cubiten.
Men gebruyckt dit inftrument om de hooghten
te weten,alsmede de Azimuths als fijn uyterfte
en ontrent de wijfer by D den Azimuthalen
Horizont raeckt en aenwijft. De hooghten
werden op defe wijfe genomen. Terwijlen
beyde de fijden van de twee regulen A B en B C
gelijck fijn , ende de derde A C volgens de ob-
fervatie en teliinge bekent is 5 fbo volght daer
Uyt de hoeck BAG, die de gefochte liooghte
aenwijft. Men doet het oock op een andere wij-
fe , alsmen telt, terwijl het perpendiculum B R
de onderfte regel in fijne verdeclinge raeckt,
beginnende van A; want als dan krijght ghy
een
rechthoeckige driehoeck , wiens eene fijde
uyt het maeckfel bekent is , ende de andere ge-
teltvolgens de obfervatie j waer door de hoeck
by A, die gefocht wort, bekent moet werden.
Maer waer toe het weten van de hooghten en
Azimuths dienftigh fy, moet men uyt de prac-
tijck der Aftronomie leeren , gelijck ick tevo-
ren geleyt hebbe. Dit Inftrument wij ft alles net-
ter aen als de voorgaende Regulen , om dat het
de felve in groote en langte overtreft,- en is oock
veel beftendiger ende bequamer om gebruyckt
te werden,
voornamentlijck om de hooghten te
nemen. Want terwijle het inftrument groot en
fwaer is, is het eenighfins moeyelijck de Azi-
muths daer benevens te fbecken ,• \'t welck men
evenwel voorkomen kan, als men die naerftig-
heyt maer aenwend van de onderfte regel vaft
te ftellen in eene fekeren Azimuth, daer de
fterre die geobferveert moet werden naer toe
gekeert ftaet,en datmen dan, eermen de hoogh-
te neemt door middel van de perpendicula,acht
neemt dat alles recht geftelt ly, loo wel de regel
A D parallel met het vlack van den Horizont,de
regel LNOP op A D recht perpendiculaer
5
want alsdan falmen fonder eenige merckelijcke
misftagh met dit inftrument de hooghte en Azi-
muth alfoo wel te gelijck konnen nemen,als met
de grootfte Quadranten hier nae befchreven.

Befchry^

f\' i

-ocr page 197-

Befcbrjvinge vande andere Inßrumenten in het felve Noordelijcke
engrootße Obfervatorium^ door Tjchoos ordre gefielt.

X.

lE.n halven Sextant, hebbende twee on-
derfcheyde doch even groote boogen;
-\'maer elck fijn byfonder Cylindrifch Cen-
trum : dit Inftrument is gemaeckt van dee-
len van twee circkelen, die malkander gelijck
fijn j ende elcke boogh is foodanigh gedeelt in
15: graden , dat d\'eerfte graet van den eenen,
en weder d\'eerfte van den ander paralleel gekeert
ftaen naer de gefeyde centers. De centers ftaen
van malkander de lengte van een groote cubi-
tus , oft tweevoeten ; gelijck oock de beginfels
der verdeelingen van de gefeyde bogen even
verre van malkander ftaen fijnde de wijdte
tuftchen beyde het vierdepart van de halve
diameter des circkels, daer dit inftrument fijne
proportie van heeft; het fteunt op een voet,
in lbodanige wijfe gemaeckt, dat het op alle
vlacktennaer de Sterren kan gerecht werden.
Men gebruyckt het om de kleynfte diftantien
der Sterren te nemen, alsmen de felve door be-
hulp van de andere Sextanten, daer oock twee
Oblervateurs toe vereylcht werden , niet wel
kan nemen. Dit inftrument is vier cubiten lang.

XI.

EEn feker ftalen Inftrument, welcks hoge ver-
deelt is in 60 graden , fteunende op feeke-
^^ geheele en halve circkels door welcker
mid~
«leihet bequamelijck naer alle deelen des hemels
kan gekeert werden : ,met dit inftrument wer-
den de diftantien der Sterren genomen door
eenen Obfervateur, alhoewel foo gereet noch
^onftigh niet als met de andere Sextanten.

XII.

NOch een tweetandige Sextant, hebbende
een ftalen hoge,vier cubiten lang, ende twee
verfcheyde vifieren buyten het center, daer-
men het ooge aenfet, ende twee andere op de
boogh, naer welcke de ftralen des gefichts ge-
leyd werden : met dit inftrument werden de
diftantien tamelijck net genomen, alhoewel
met wat meer moeyte.

XIII.

De Parallatifch houte regulen,diemea fèyt dat
door d\' eygen handt van den fèervermaer-
den Nicolaes Copernicus gemaeckt en ge-
bruyckt fijn, en welcker deelinge men iïet
door linien met inckt geteekent, heeft de Heer
loan Hannovius, Domheer van Wariïiien, van
Erouwenburg inPruyffen,ofte van Watmien een
Biffchoppelijcke ftadt, daer Copernicus voor
defen gewoont heeft, aen Tycho tot een ver-
eeringe gefonden. De fijden van de tweeeven-
gelijke regulen lijn vier cubiten lang: ende hier
door kan men de derde wel afmeten, om den
rechten hoeck uyt te maecken. Ende alhoewel
het felve Inftrument, tot het uytvoeren van
Obfervatien, geene nuttigheyt bybrengt, niet
alleen om dat het out en bynaer verlieten is ;
maer oock om de brosheyt van het hout (dat
Copernicus evenwel door fijn vernuft focht te
verbeteren, door het oplijmen van verlcheyde
houte latten ) ende om deftelHnge der gaten en
de verdeelingen, welcke niet geheel pertinent
ofte net geftelt waren, ende meer andere rede-
nen , die ick voorby gae; niet tegenftaende al
het voorgaende , maeckte Tycho groot werck
van dit inftrument, achte het (èer hoogl^ ^ eft
bewaerde het ter gedachteniffe Van dien oa^
vergelijckelijcken Copernicus.

A R Mï L-

-ocr page 198-

a r m i l

equator!

V

In het Obfervatorium geteeckent S.

Verklaring van het werck, en fijn gebruyck.

E voorgaende Inftru- met fich fleept,en daer uyt treckt \'t welck meiï
menten dienen princi- om de groote jfwaerten der cirkelen,in de groote
palijck om te vinden ArmillenderZodiaeckniet wel voorkomen kan,-
aen den hemel de doch in de kleyndere is het foo fichtbaer niet;
hooghten eii de Azi- maer op de felve kan men van wegen hare
muths, te famen en kleynte niet net de minuten obferveren ; endé
gelijck, ofte wel oock om dele reden is het, dat wy weynigh dele Ar-
elck byfonder : maer millen gebruyckt hebben , voornamentlijck
terwijle
dele faecken, als\'er een groote precijsheyt vereyfcht wierde^
tot\'tAftronomifchge- Hierom is\'t dat wyuytgevonden hebben fe-
bruyckjvoor \'tmeefle deel Van nooden hebben kere Armillen van den Equator, die het voor-
de reeckening der
drie-hoecken, die yder fbo fchreven gebreck niet onderworpen fijUjCn we-
wel niet verftaet, en anderen oock,die met geer- derfij ts in het even-wicht van de affe der Polen
ne veel moey ten doen,moeyelijck valt j fijn an- geftelt, door haer gewicht oft het omdraeyen
dere Inftrumenten gevonden, door welcke men naer geen fijde vertrocken werden, ofte van
de langten en breetten der fterren, die meeft het even plan der circkelen , die fy uytbeelden ,
gelocht werden,
met weynigh moey ten, en fbn- afwijcken : hoe de felve gemaeckt fijn, kan
der moeyelijcke
rekeninge, lichtelijck kan heb- men uyt de bygaende figure lichtelijck afne-
ben; onder defe bevinde ick dat \'er twee voor- men : het fijn in \'t geheel maer drie ringen, met
namentlijck by de Ouden in gebruyck fijn ge- een ronde affe , die fbo wel de diftantie der fter-^
weeft
; waer van fy het eene Armillare Inftru- ren van den Equator, als oock hare declina-
mentum noemden, dat Hipparchus en Ptole- tien, afmeten. De grootfte ende eerfte van haer,
meus gebruyckten , ende van haer oock de aengewefen met de letteren A E S F, die de
naem gekregen heeft. Het andere is genoemt andere twee ftut ende beftuyt , beelt den Me^
Torquetum , \'t welck ick achte van de Arabiers ridiaen af ende heeft ontrent vier cubiten in .
ofte Chaldeën uytgevonden , en oock ge- diameter. Naer defe kan men de andere, die
bruyckttefijn : dit laetfte hebbe ick tot noch nae haer vlack geftelt en gerecht moeten wer-
toe niet laten maecken; om dat, indien men den, afmeten. Ontrent A en onder by D
het felve fijne behoorlijcke grootte wil geven, heeft fy een ronde affe , die te gelijck met de
door fijne fwaerte onbequaem is om gebruykt te binnenfte circkel omgedraeyt wert, en dient
werden : maer indien iemant begeert te weten om de declinatien af te meten j in het midden
het maeckfel des felven, die fal hervinden in van defe affe, (daer oock het middel-punt
het eynde van het
Opus Aflronomicum C^fareum van van alle defe ringen is) ftaet ecn cylinder on-
Appianus, ofte oock in het boecksken dat trent Gy die hem recht-hoeckigh ingevoeght,
Schonerus daer van gefchreven heeft; \'t welck en in diameter even groot als de affe felf is. Nu
voor de Obfervatien van Regiomontanus ende fbo moet men den aftè , met de Meridiaen, die
fijn difcipel Walterus van Neurenbergh geftelt hy diameters-gewijfe fnijt, foo lange heffen , tot
is. Maer het Armillaer Inftrument hebbe ick dat het perpendiculum B V, foo wel boven als
al eenigen tijdt geleden laten maken, ende in beneden ,
aenwijft in de verdeeHnge des Meri-
het felve eenige dingen van Ariftarchus en Pto- diaens , die oock elcke minute begrijpen , het
lemeus gebruyckt, om de fekerheyt en gemac- complement van de Polus hooghte dier plaetfe ,
kelijckheyt wille , doen veranderen.
 en dat het even den Meridiaen raeckr^De tweede

Ende alhoewel dit Inftrument feer bequaem ring , die ick gefeyt hebbe te dienen tot het ne-
is om de plaetfen der fterren ras en
vaerdigh af men der decUnatien , is aengewefen door de let^
te meten 3 en , op onfe manier
gemaeckt, min- ters N M O P ; ende kan oock met het vlack
der perijckel onderworpen is,
als itl de andere, van dett Meridiaen gelijck gefteh werden, en
die hare circkelen uyt hare behoorU cke plaet- weder binnen de felve herwaerts en derwaerts ,
.fen wijeken foo is het nochtans,dat hetop defe nae dat de plaetfe der fterre die men obferve-
manier noch foo net niet voorkomt, oft daer ren wil is vereyfchende, omgedraeyt: en op
kan noch al een verfchil van een minuyt ofte
twee plaetfen, daer fy den anderen ring die den
twee inftuypen : voornamentlijck doordien
^Equator uytbeelt, recht-hoeckigh deurfnijdt,
de Armilla Zodiacalis niet over al
evenwichtigh heeft fy van buyten een kopere plate, welcke de
draeyt, maer door hare fwaerte felfs wat buy- graden en minuten van den iEquator,die foo op
ten hare behoorlijcke vlackte wijckt ^ en de an- de eene als d\'andere fijde van de nng geteeckent
deren oock op verfcheyde wijfen eeniger maten fijn, aenwijft. Daer fijn op de felve vier vifieren
Denemarcken^ . ^ ^P

^ 5

-ocr page 199-

•■^•îiâÊ?\' V

AUMII^X^ je (^T AT O RI^.

/

-ocr page 200-

I:

i . I

: ä» -

i \'<: ■

A R M I L L iE

£

op vier verfcheyde plaetlên,oft in yder quadrant
een ; van welcke in defe figure maer twee uytge-
beek worden, neffens de letteren M en O : defe
vifieren hebben parallele fchreven,en fi:aen even
verre van de Cyhnder G, en van de andere fijde
van de afïe A D. Eick quadrant is op de uyterfte,
en nae het oogh gekeerde fijde van de ring, ge-
deelt in
po graden , elck van die weder in óo
minuten,op mijne gewonelijcke manier. De der-
de ring , die den ^Equator uytbeelt, is getekent
met H L K I; en in twee plaetfèn recht over
malkander ftaende aen de bovengefeydeiEqua-
tor , en aen de diametralen vaft gehecht, en
onbeweeghlijck fijnde , maeckt met de felve
een rechten hoeck. Sy is mede op hare buyten-
kant in graden , en de fèlve weder in minuten,
kunftelijck verdeelt; heeft oock vier vifieren
even-eens gemaeckt als de voorgaende ,• van
welcke twee hier uy tgedruckt ftaen in het eene
halve deel des circkels, moetende de twee an-
dere in de andere helft verftaen werden, De
vifieren fijn alle van koper konftigh gemaeckt,
ende de geheele
Meridiaen van louter ftael, om
bequaem de andere binnen-ringen te konnen
houden j maer de twee andere ringen , die
dwars door malkanderen paffeeren , hebben al-
leen hare buy ten-fij de met een ftercke kopere
plaet bekleet, op welcke de verdeelingen gefne-
den fijn 5 om dat fy anders, geheel met koper
omvat^ fijnde, te fwaer fouden vallen : maer
fy fijn gemaeckt van lange, dunne, en welge-
fchaefde houte latten, die rondt gebogen, en
foo kunftigh aen eengelijmt, en t\'famengevoegt
fijn, dat fy maer uyt een ftuck houts fchijnen ge-
maeckt , naedien het met defè voorfichtigheyt
t
\'famen-gevoeght is, dat als het een ftuck leght
gelijck het naer om hoogh waft, foo wert het
andere ftuck weder contrarie daer tegen aen
gevoeght, met het endt dat dicht aen de wor-
tel geweeft is foo dat het hooghfte van
het eene, cn het laeghfte van het ander , tegen
malkanderen aen leght. Want de ervarent-
hey
t heeft my geleert, het hout in \'t maken der
Inftrumenten dus te handelen, op dat het lbo
veel te minder het krom worden en krimpen
foude onderworpen fijn,- ende hier toe is wel
bequaemft het dennen-hout, van die foorte ,
welcke de Duytfchen ^cWC^tCtt^OltJ noemen ,
als het niet quaet van aert en te lang gedrooght
is. Als nu de ringen uyt lbo vele ftucken t\'la-
mengehecht fijn, en gebracht tot hare juyfte
form en grootte,worden ly met een dun lijnwae-
te doeck, oft een parckement bewonden en daer
op gelijmt en geverwt met vermillioen , loot-
verwe, en lijn-olie t\'famen gemengt, om het
weer te konnen wederftaen. Voorts fteunen
defe ringen op een voet door de letteren Y aen-
gewefen , van vaft ende
fterck hout, op een by-
fondere \\vijfe, gelijck ghy fien kont, gemaeckt.
Hetönderfte vierkant
desfelfs heeft op elcken
hoeck een fchroeve by X, door welcke het gant-
fche Iriftrument gedirigeert wert naer de difpo-
fitie van dèfiemellche circkelen, die van defe
naegebootft werden; van de felve hoecken
gaen opwaerts naer het hooghfte gedeelte des
voets, daer hy de Meridiaen omvat, vier yfère

Q^V A T O R ï Äi. i§

ftangen, om de ringen foo veel té ftercker té
ftutten , dat fy niet gins en weder fouden ftaen
waggelen ; van defe ftangen fiet men \'er twéé
in de figuur met de letters F B X, en E A X
geteyckent, de twee andere fijn aen de andere
hjde. Boven aen de Meridiaen is de voet rondt,
half circkels gewijs, om dat de Meridiaen op
hem fteunende, hem in alle kanten foude ge-
lijckelijck konnen raken. Waerom hy oock vier
metalc houvaften heeft by F S E R, in de welc-
ken de Meridiaen begrepen fijnde.langfaem en
fekerlijck kan omgedraeyt worden , loo lange
tot dat fijn affe met des werelts afte evengelijck
komt te ftaen; ende als dan onbeweeghlijck
vaft gefèt. Beneden op de fijden van de voet
van elcke fijde van het gat daer het loot in
hangt, hebt ghy vier beelden om cieraets wil-
le daer gefchildert, te weten , van Ptolemeus,
Albategnius, Copernicus, en my ; waer van ghy
de twee laetften in de figuur mede fiet, de twee
overige fchuylen aen de andere fijde. Het ove-
rige van de voet, gelijck de kruys-houten G,
oft foo daer eenige andere deelen om cieraet oft
fberckte bygevoeght mogen wefen , kunt ghy in
de afteeckening met gemack genoegfaem fien.

Dit inftrument wert gebruyckt, gelijck ick
gefèyt hebbe, tot het obferveren foo van de
declinatien als rechte afcenfie ; want als de ring
D N M P, met fijne afte na de fterre die men ob-
fèrveren wil gedraeyt ftaet, verfèt men de vifie-
ren op de felve foo lang, tot dat deur de vifieren
langs de boven-kant, en oock langs de onder-
kant vande cylinder G, de fterre paralleel gefien
wert; ende als dan wert de gefochte dechnatie
door het vifier fèlf op de uyterfte kopere fijde
by de verdeeHngen aengewefen. In de andere
ofte dwars-ring verfèt men het vifier op eene
fter, wiens rechte afcenfie ons te voren be-
kent is , ende het andere vifier, dat bequaemft
gebruyckt kan werden, moet den anderen ob-
fervateur (want\'\'er als dan twee vereyfcht werden)
verfetten op eenige andere fterre , tot dat de fel-
ve van beyde kanten ontrent de afte van\'t Inftru-
ment gefien werdt; dat gedaen fijnde, telt men
den hoeck tuffchen de twee vifieren begrepen ,
die het verfchil afcenfionael der fterren uy twij ft,
welcke naderhandt van de bekende afcenfie af-
genomen , ofte by de felve gevoeght, na het de
ordre dan vereyfcht, bekent maeckt de te vo-
ren onbekende rechte afcenfie. Het fèlve kan
men oock doen,alsmen den ring der declinatien
vaft ftelt op de plaetfè van de rechte afcenfie die
bekent is, en ontrent defelve de bekende fterre
gefien wert,en ondertuffchen van een ander een
van de vifieren in des Evenaers-ring verfèt Wert,
tot dat de fterre, wekkers rechte afcenfie ge«
focht werdt, benevens de affe gefien werdt; en
als dan wijft het fèlve vifier op de buyten-fijde
van den ^Equator de gefochte hoeck aen , fon-^
der dat men behoeft iets te addeeren ofte af te
trecken. Waer toe het noodigh is de declinatien
en rechte afcenfien der fterren recht te fien, en
hoe gemackelijck men.claer uyt de langte en
breedte der lèlver kan uytvinden, wéten die ge-,
ne wel, die eenighfins in de Aftronomie geoef-
fent fijn, \'t welck wy elders fullen uytleggen.

D E

h i

■ \'i

■ I

Iii

Vfi\'

-ocr page 201-

\' \'JT

w

■ !

V

-ocr page 202-

D E

mu ür-quadr a

VAN TYCHO.

Y hebben oock een feer
groot Quadrant, hier door
B D E C vertoont, het Ty-
chonifch oft Muur-quadrant
genoemt, om dat het aen een
muur vaft gemaecia wort,
doen maken, van dicht lat-
toen gegoten , en infonderheyt glad befchaeft,
vijf vingeren breet, twee dick , en foo groot in
fijn circumferentie , dat de halve diameter van
de circkel bynae vijf cubiten beflaet : en heeft
dieshalven tamelijcke groote graden , ja fooda-
nigh, dat yder minuyt noch weer in fes deeltjes
gedeelt wort ,• m.aeckende alfoo yder gedeelt-
jen tien fecunden, foo dat de helft van elck,
te weten vijf lècunden , gemackelijck daer in
onderlcheyden konnen worden, en dit alles
met feeckere Ichuyns overgaende punten, op
een naeukeurige wijfe, gelijck by ons gebruyckt
wort, afgeteeckent.

Dit Quadrant wort aen feeckere muur vaft
gemaeckt, die met lijn vlackte heel naeukeure-
lijck tegen \'t zuyden aen gekeert is, en dit met
feer ftercke lchroeven,dat het door geen kracht
of gewelt, van fijn behorelijcke plaets, daer het
te voren geftelt is, afgedrongen kan worden :
in voegen dat het overeenkomt met het Qua-
drant van de hemelfche Meridiaen , van de Hor
rizont naer het Zenith geleyt, voornamelijck
van het tegengeftelde deel. Het heeft aen d\'an-
dere muur L M N B, die met de voorgenoemde
\'rechthoeckigh is, en Zich lijnrecht naer\'t ooften
en weften ftreckt, bovenwaerts, daer\'tCen-
\' trum van \'t Quadrant is, feeckere cylinder,
van verguit ktoen, op dat hy van \'t weer niet be-
fchadight foude worden , oft eenige vuylnis vat-
ten , die vertoont wort by de letter A, in lêecker
vierkant gat van de felve muur, dat van buyten
geopent en gefloten kan worden met een deur,
die daer in paft, foo dat by de geleyde cylinder
verlcheydelijck de obfervatie gele hied als \'t hel-
der weer is , en dit door de vifieren D oft E :
want defè Quadrant heeft \'er twee, om die gene
die men wil te konnen gebruycken, naer dat
men bequaemft fal vinden om de hooghte te
meten,- en yder van defe vifieren is van de breet-
te van een palm , gelijck oock de diameter van
de voorgenoemde cylinder is van de felve dick-
te, ja foo, dat door de parallele fchreven in de
vifieren gemaeckt, in alle de vier plaetfen de
obfervatie gefchied, indien de hooghte en te ge-
lijck het-deurgaen door de Meridiaen waerge-
nomen fal worden. Anderfins, indien de hoogh-
te alleen gefbchtwerd, gefchiet fulcksdoor de
boven en beneden fchreven van \'t vifier en cy-
Dmmarckm^
linder (die even dick fijn) van d\'Obfervator, die
by F gefchildert ftaet, om de getelde hooghte
aen d\'andere ftudent, die by G met een kaers
aen de tafel fit, aen te feggen, om die in \'t boeck
der Obfervatien te fchrijven. Maer om de tijt
der Obfervatie,en\'t oogenblick fèlf van de deur-
gang wel te weten, foo ftaet by H een derde
fludent, die op d\'uurwercken IK merckt, wan-
neer d\'Obfervator by F een teken geeft, welck
oogenblick van tijt oock van die gene , die by G
fit, in\'t boeck gefchreven werd. D\'uurwercken,
daer af ick gewach gemaeckt heb, fijn fooda-
nigh , dat fy niet alleenlijck de befondere minu-
ten der uren, maer oock der fèlver fècunden,
foo na als mogelijck is, met afftipping aenwij-
fen , en de gelijcidieyt van de hemelfche omme-
loop navolgen. En hoewel dit fwarelijck te doen
is, fbo kan men\'t echter, behorelijcke naer-
ftigheyt aenwendende, in eeniger wijfè verkrij-
gen, en de faute, foo \'er eenige ingeflopen is,
bemercken en verbeteren. Dieshalven moeten
daer ten minften twee uurwercken wefen^op dat,
indien aen het eene iets gebreeckt, fulcks door
het ander verbetert werde. Maer wy hebben hier
toe vier foodanige uurwercken vaerdigh, van de
welcke \'t een en \'t grootfte met drie raden
gaet, van welcke raden \'t giootfte van dicht en
vaft koper gegoten, twaelf hondert tanden
heeft, en in de diameter twee cubiten groot is :
van d\'andere raden kan men hier uyt gifteng
maken. D\'andere drie uurwercken fijn kleyn-
der , \'en met meerder raden. Voorts , alie de
fchilderyen , die men binnen de circumferentie
van\'t Quadrant fiet, fijn alleenlijck tot vercie-
ring daer by gevoeght, en op dat die plaets niet
ledigh fbu wefen : en wy achten dat het niet on-
gevoegelijck fal fijn een korte verklaring daer
over te doen, fchoon het niet ter faeck behoort.
Beneden de letter T is mijn beeltenis gefchil-
dert, opeen ftoel aen een tafel fittende, met
een lange tabbert aen, ftekende, gelijck een, die
wijft, de rechter hant naer de cylinder, en met
d\'andere hant op de tafel, by een boeck, en by
eenige andere dingen , als of ick dus mijn leer-
lingen aenwees wat fy moeften obferveren , en
hoe dat tot gebruyck brengen. Tobias Gem-
perlinus, een konftigh werckmeefter, die ick
eertijts met my uyt Augsburgh naer Denemarc-
ken meegenomen had , heeft defe beeltenis met
groote naerftigheyt gemaeckt, \'t welck foo wel
gelijckt, dat men naeuwelijcks een gelijcker Ibu
konnen maecken , en naer de ftature en groot-
heyt van\'t geheele Iichaem in gelijcke forme
vertoont. Boven \'t hooft, by de letter X , is
een Globe , van verguld koper, die door fekere

2, raden,

-ocr page 203-

M n U R - Q^ u

raden, van binnen konftighiijck gefchickt, van
felf omkeert, en de dagelijckiche beweging
navoJght, en met eenen vertoont de ftrijdige
loopen van de Son en Maen uyt de polen van
d\'Ecliptica ; in voegen dat oock de Maen lich,
naer haer hchten cn fchijnlèlen , vermeerde-
rende oft verminderende, omkeert. Maer
de Son, binnen fijn vier-en-twintigh uur-circke-
len, behalven fijn eyge beweging, rontom
d\'alïen van d\'Equator door fijn dageiijckfe loop
gekeert, toont met eenen d\'uren van de dagh,
en oock de tijt van fijn op en ondergang, en
fijn deurgang deur de Meridiaen. Boven defe
Globe,by de letter V,vertoont fich een deel van
mijn Bibliotheeck. By Y en Z hangen twee beel-
tenilfen in ronde lij ften, wel getroffen, vande
welcken \'t een is Frederick de Tweede, Koning
van Denemarcken, van hoogloffelijcke gedach-
tenis , \'t ander van de Koningin Sophia, fijn ge-
malin, die my , en mijn ftudien altijt gunftelijck
bewogen fijn geweeft. Voorts dedingen, die
ia de binnenfchildery gefien worden, en voor
eerft boven, by de cijffers i,
2, 3, 4 , fijn eenige
van mijn Inftrumenten, daer gefchildert. In de
middelfte vierkanten is de ftudeerplaets, daer
nevens de cijffers j en 8 tafels fijn, aen de welcke
mijnleerhngen in d\'Aftronomie in \'t rekenen, of
in d\'andere dingen, die hier toebehooren , te
doen, gemenelijck fitten ; en in yder ftudeer-
kamer waren vier foodanige tafelen. Want ick
plagh altijt ten minften lès of acht, en lom tijts
tien of twaelf lbodanige leerlingen te houden,
die van verfcheyde geweften quamen, behalven
de jongens, en andere difcipulen. Tuftchen defe
tafels fiet men , by ó en 7, achter de pylaer, die
in \'t midden van de kamer ftaet, defe groote
kopere Globe , die lès voeten in fijn diameter
heeft, en die wy hier na op fijn plaets fullen ver-
klaren. Eyndelijck onder dit alles, by de cijffers
pj 10, II, fiet men mijn Chymilche werckplaets,
die heel onder d\'aerde , en gewelft was, en daer
in leftien vyer-ovens ofte fournailèn van ver-
fcheyde foorten en formen geftelt. Want ick
heb, van mijn jonckheyt af, niet min tot defe
oeffening, als tot d\'Aftronomie genegen ge-
weeft , en die met groote naerftigheyt, en met
geen kleyne koften , onderhouden. Ten leften
leght aen mijn voeten, by de cijffer 11, een van
onlè jachthonden , die getrouw en liftigh was.
Defe, in de lèlve gedaente en grootheyt ge-

A D RANT.

fchildert, als hy gefien wierd, verftreckt tot
een afbeeltlèl, niet lbo lèer van edelheyt, als
van fchranderheyt en getrouwheyt. Daer fiet
ghy degantfche lchildery,voor foo veel als men
die in loo kleyne plaets heeft konnen uytbeel-
den, met korte woorden verklaert dewelcke
drie verfcheyde treffelijcke meefters gefchildert
hebben. De fchilder van Augsburgh , van de
welck ick gefjiroken heb, fchilderde mijn beel-
tenis ; en mijn Archited:, Joannes Steenwichel
van Embden , Ichilderde de dingen die tot
d\'Architedure behooren , en die daer in begre-
pen fijn. Maer \'t geen dat daer boven , als d\'af-
beelding der landtfchappen en bergen, daer
men oock de Son fiet ondergaen, gefchildert is,
heeft Johannes van Antwerpen, iconincklijcke
fchilder tot Kronenburgh, daer by gevoeght:
want yder van defe drie gefeyde meefters heeft,
in\'tgene dathy gedaen heeft, boven anderen
uytgemunt. Noch hoger by de letters R en S
is, gelijckmen fiet, \'t opfchrift van mijn beel-
tenis, en van de geheele Ichildery.

\'t Gebruyck van dit groot Quadrant beftaet
in naeuwkeurighlijck de hooghte der fterren op
het fefte deel vaneenminuyt t\'onderfoecken,
als de obfervatie gefchied, fiende door de fchre-
ven der vifieren langs de circumferentie lbo on-
der als boven van de cylinder, die even foo dick
is,als het koperofte de wijdte die daer is tuffchen
beyde de Ichreven van \'t vifier,tellende de geno-
men hooghte felf op het uyterfte vlacke des
Quadrants neffens de vifieren. Men kan oock
\'t oogenbhck van d\'overgang deur de Meridiaen
te gelijck van weêrfijden, foo van de vifieren als
van de cylinder krijgen , en dit doormiddel van
lerfeóte uurwercken , daer af wy gefproken
lebben. Maer hoe uyt de bekomene hooghte
en oogenbhck tijts, in welcke de ftar door den
Meridiaen gaet, de beweging der Ibn daer by
komeiide,des felfs plaets bekent wert, dit weten\'
alle die gene die kennis van d\'Aftronomie heb-
ben. Ick heb my meeft vertrouwt op dit Qua-
drant , in \'t herftellen van de beweging des
Sons, uyt des felfs hooghte als die in de Meri-
diaen was, met behulp van de vierkante fchaduw
van de cylinder , vallende lijnrecht op het
middelfte kopertjen van de vifieren. Ick heb
echter noch andere groote Qaadranten hier toe
gebruyckt, op dat lbo fubtijl een ding vry van
alle vermoeden van dolin^ foude wekn.

B E-

-ocr page 204-

I

30

BESCH R YVINGE

VAN DE GROOTE HEMEL-KLOOT

in Tychoos Cabinet.

\' X.

N het Cabinet daer de leer-
lingen van Tycho by daegh
ftudeerden , ofte beeiigh
waren , en hun oeffenden in
de Aftronomifche werckin-
gen (daer oock de Biblio-
theeck was, op de middelfte
verdieping van een kleyne tooren die in \'t zuy-
den ftont) was eeh groote kloot, van alle kan-
ten bekleet met uytgelbchte en redelijcke dicke
kopere platen , fbo konftigh t\'iämengevoeght,
dat hy t\'eenemael van een ftuck fcheen gegoten
te fijn j en van alle kanten perfed rondt. Alle
de graden foo wel op den Evenaer als Ecliptica
fiin met dwars-over-gaende punden in feftigh

minuten verdeelt. De kloot heeft in diameter
les voeten. De Meridiaen, in welcke hy gedraeyt
wert, is van louter ftael, en op de felve fijn me-
de alle de graden in hare minuten verdeelt; den
Horizont is boven bedeckt met een kopere
plaet een Ipan breet, daer de Azimuthale gra-
den op ftaen. De voet, ontrent vijf voe-
ten hoogh fijnde, is met konftigh gemaeckt^
yfer-werck wel aen een gehecht, lbo dat hy de
kloot bequamelijck en fterck onderfchragen
kan: en op de fèlve fijn nederwaerts verfcheyde
Mathematici om cieraets wille gefchildert.

Rondtom de buytenkant van delè kloot, die
men \'t eerft in Y geficht krijght, is met vergulde
ietteren het navolgende te lefen:

ANNO A CHRISTO NATO cb. b. xxciv,
REGNANTE IN D A N IA FR E D E RI C O SECVNDO,
HVNC COELESTI MACHlsNiE C O N FOR ME M GL O B VM,
IN QVO AFFIXA OCTAVO SPH^ERiE SYDERA
COELITVS ORGANIS DEPREHENSA
SVIS QViEQyE LOCIS AD AMVSSIM REP RiESENT ARE:

ERRANTIVMQVE STELLARVM
PER
HyEC APPARENTIAS PERVESTIGARE DECREVIT:

COELO TERRIGENIS,
QVI RATIONEM EAM CAPIVNT,
MECHANICO OPERE PATEFACTO,
TYCHO BRAHE O. F.

SIBI ET POSTERIS F. F. -

dat is:

In\'t jaernae de geboorte Chrifli cb. b. xxciv, -wanneer Frederick de Tyoeede in Denemarcken regeerde ^
heeft Tycho Brahe, fone rvanOtto, yoorfich , ende fijne nakomelingen, defen Globus, oDer-een~kommde met
die yan den hemel, aen de ypelcke de fierren loan de aehtfte Jph^ra ofte kloot yafl gehecht, en aen den hemel door
middel yan eenige Infirumenten "^aergenomen fijn, doen maecken, en fiellen; om yder der fehen in en op hare
eygen plaetfe regel-recht uyt te beelden en te rvertoonen : en door de febe, de ri;erfchijningen der dfvalende fierren
te doorgronden, om op fulcke een ypijfe, door dit "^erck-fiuck, den inypoonderen defer yperelt, yooral aen die defe
wetenjchap yatten en yerfiaen , den hemel fontfiuyten.

1\' \'I

Het, gebruyck van defè kloot is het felve, als
dat van andere gemeyne : maer dit voordeel
heeft hy, uyt oorfaeck van fijne grootte, dat
men alles op de fèlve tot een minute toe feer
perfeót kan fien ende uy tvinden; ende alles wat
de leeringe van het
primum mobile, en de ob-
fèrvatien vande hemelfche lichamen ten aenfien
van de Ecliptica en ./Equator ofte andere circke-
len der fph^re aengaet, met weynigh moeyten,
en fbnder moeyelijcke reeckeningen hier me-
chanice of werckelij ck uytvoeren.

Buyten defè grootfte waren in de felve ftu-
deer-Kamer noch fes ofte acht foo groote als
kleyne hemel- en aerd-klooten j ende allerhande
flach van kleyne Aftronomifche en Automati-
fche inftrumenten. Aen de muure tuffchen de
venfters hingen fchilderyen en afbeeltfels - van
de voornaemfte Aftronomij als van Hipparchus,
Ptolemeus , Albategnius, en Nicolaes Cóperni-
cus i gelijck als mede van Willem Landt-gra-
ve van Heften, een Prince feer ervaren in de
Aftrologie: men fach daer oock het afbeeldtfel
van den vermaerden Poëet Buchananus, het
welck de
Heere Petrus Junius , Gefant van fij nen
Koning , wiens geheymen Raedt hy is, aen
Tycho vereerdt hadde, toen hy hem op Ura-
niburgh

If in

-ocr page 205-

: I 1

DE GROOTE H E M E L-K L O O T.

niburgh befbcht ^ defè fchilderye beelde het men \'er noch verfcheyde dingen tot de Philo-

welèn en gedaente van Buchananus foo heer- fophie en Aftronomie gehoorende , welcke te

lijck uyt, dat naderhandtin\'t jaer ijpo , lacob verhalen te lang-wyligh foude vallen. Tycho

Koning van Schotlandt,lijnde in Denemarcken, hadde oock defe ftudeer-kamer verciert met

en komende Uraniburgh befien, foo haefl als noch veel andere byfondere Cabinet-fluckskehs

hy in het Cabinet getreden was, ten eerften de en fchilderyen aen alle kanten; als mede met

gedaente van fijn oude Leer-meefter erkende , rymen en fpreucken der Philolbphen^ gelijck

en wefen daer van fcheen te maken , alfoo hy als dat van Plato , daer hy feyt, dat de kennilfe

met de vinger nae \'t felve wees. der getalen en beweeging des hemels is de

Daer-en-boven fiet men in een ftuck fchilde- eenige en ware wegh , om in dit leven de wijf-

rye de afbeeldtfels van feven Itahaenfche Phi- heyt te verkrijgen j welcke fpreucke met ver-

lofbphen, die toen voor hondert jaren geleeft gulde letteren op een porfyr-fteen gelneden

hadden : en buyten alle het voorgaende fach ftaet.

li Si

;i r

i\'

i-

u

;f

n •

B

I

-ocr page 206-

i ïi

Bi

ESCHRYVING

VAN

r e n b u

G,

En van de Inftrumenten aldaer in donder-

aertfche kelders.

Oewel, in het voor-
naemfte huys van U-
ranieburgh, de torens,
naer\'t zuyden en noor-
den gefticht, met der
fèlver by timmeringen,
die fich aen weêrfijden
vertoonen, groot ge-
noegh waren om daer
in veel groote Inftru-
menten op een behorelijcke wijfe te ftellen,
nochtans dewijl Tycho bygevolgh van tijt, om
fekere oorfaecken , noch meer andere dede
maken , die niet bequaem genoegh in defè fpa-
tien geplaetft konden worden, op dat yder,
fonder hinder van \'t ander, fijn vry gebruyck
kon hebben,fboheeft hy daer na,in \'tjaer 1584,
op fekere heuvel buyten Uranieburgh, naer
het zuyden, omtrent feventigh kleyne paffen
van de wal af, fekere onder-aerdfche Obfèrva^
tie-plaets, met geen kleyne moeyten, en met
groote koften, doen maken; en daer in ver-
lcheyde gewelffelen, van de gront af tot boven
toe opgehaelt, ten deel, op dat hy daer eenige
van fijn Inftrumenten foo vaft foude flellen,
dat fy van geen winden bewogen konden wor-
den, en bequamelijcker ten dienft fouden wefèn;
en ten deel,om fijne leerlingen, dewijl hy\'er veel
had, van malkander af te fcheyden, en fommige
van hen in \'t kafteel felve , en d\'andere in defè
gewelffelen, met ftjne obfervatien t\'onderwij-
fèn; op dat fy malkander niet hinderlij ck fouden
ftjn , oft de geobferveerde dingen , eer dan hy
bcgeerde,aen malkander mededeelen. Hy heelt
defe obfervatie-plaets in de Deenfche tael
Stiem-\'
burgh
genoemt, \'t welck by de Hooghduytfchen
byna eveneens is, en by de Nededanders Star-
tenburgh betekent, daer af u hier de gedaente
en afteeckening, en daer beneffens de gront-
teeckening, vertoont wort. De verklaring daer
af,die hy in \'t kort aenwees,is dus: A hetportael,
nae de Jonifche ordre gemaeckt van Gotlandfè
fteen, daer deur men in de gewelffèlen van defè
obfèrvatie-plaets afgaet, hebbende boven drie
gekroonde leeuwen,konftighlijck gefneden,van
welcke de middelfte houd een hieroglyphifche
ftaf, gemaeckt van twee driehoecken door mal-
kanderen, rechthoeckigh pafterende in twee cir-
kelen. Onder defe leeuwen, op een fteen byfon-
der, is dit halve vers gefneden , waer mede kort
en bondigh geantwoort wert, op de ftille tegen-
werping van die gene, die door kleyne ervarent-
Demmarckm^

heyt lichtelijck van gevoelen fijn, dat fbo heer-
lijeken toeftel naer defe werelt onnut foude fijn ;

NEC FÀSCES, NEC OPES,

SOLA ARTIS
SCEPTRA PERENNANT.

Dat is,

Qéen Staet nccht eer beftaet, geen rijckdom kan
hier blipen :

Alleen de ypetenfchap yereeumght door het fchrijven,

Maer onder dit halve vers boven de deur,
door welcke men naer beneden gaet, tuffchen
de wapenen vanTychos Vaderlijcke en Moe-
derlij cke geflachten , die in \'t hooghfte van het
portael gefneden ftaen , is noch een ander Hie-
roglyphicum , uytgebeelt door een goude dia-
mant punt-ring , onder welcke een gewapen-
de handt opfleeckt twee javelynen over mal-
kander gekruyft, op een der welcker een vat vol
vuur, op het andere een vol water, \'t welck door
de duygen heendruypt; alle beyde de vaten
hangen elck aen de eene fijde buyten den ring
en nevens de diamant; maer het vers, rondt-
om dit finnebeelt gefchreven , en dat desfelfs
fin uytdruckt, luyt aldus:

NON INIMICA ABOLET

VIS VLLA
NEC VND A NEC ÏGNIS.

Waer van de fin is ;

Geen Vyandlijck gemlt fal dit door hare macht
Vernielen-^ \'t "^ater, Hwuur, en heeft hierop geen kracht,

Aen de andere fijde van defen inganck, naer
het zuyden, in de volgende figure aengewefèn
met de letter A, is een andere groote vierkante
Porphyrfteen, op welcke het volgende opfchrift
met guide letteren is gefneden:

D. O. M.

POSTERITATIQVE SACRVM.

J^tronomiam fcientiarum omnium antiquißimam iff
pr^fflantißimamy diu quidem multumque cultam^non^
dum tamen fatis folide conftitutam, aut a mendis yindica^
tam animadlpertens, ei inftaurand^perficiend^eque , yaria
eademque exaBa adinyenit conflruxitque organa , ad
omnimodas cdeftium corporum obfervationes fufficientia,
labore, diligentia, impendioque incredibili, qu^ partim
proxima eandem ob c^ufam exMfaata Arce Vraniburgo^

A a partim

-ocr page 207-

SUBTERRANETM, A T Y CHOlSrE BRAHE kobili DA^O

i^XTRVCTYM i CIRCA ANNVM M D LXXXIIII.

1

-ocr page 208-

pf\'iÊaaaai^s^W.

32 B E S C H R

partim hifce Crypth ad conflantiorem ilf opportuniorem
ufum dijpvfuit j tihique o inclyta omni ^yo Jucceßhrapo-
fleritas hmc thejaurum rarißimum tf preciofißimum
commendans, dicans , conßcrans, ut in (€terni Deiad-
mirands cceleftis machina Opißcis gloriam, ^artißque diyin^e
propagationem, ac patri<e honorem, perpetuo confiryes,
nee yetuflate, alioye incommodo collabafcere, aut aliorfum
$ransferri,yel quocumque modo yiolarißnas :ß nihil aliud
Authoris ßaltem uniyerß yindicem reyerens oculum:

G}m ea cunäa in hac inßula tf inch\'oayit, ahfohit ;
hoc monumentdpoßto te rogat iff ohteßatur

TYCHO BRAHE O. F.

HAVE QVI H^C LEGIS FACISQVE,
ET VALE.

\\ Welck in Neerlants dus luyt :

Ter eeren den grooten Godt, en aen
de nakomelingen gewijd

^Tcho Brahe, 0. F. hemerckende dat d\'Aßrvn^mte,
ioutfle en yoortreffelïjckfle yan alle mtenfchappen,
\'Vpel oyerlang, en feer geoeffent, maer echter noch niet yafl
genoegh geß^lt,oft ^ an fouten gefuyyert -^as,heeft,om die
€p te rechten,en te ^olbouypen,yerJcheydeen feer naeukeuri-
ge infirumenten, die tot allerhande obfiryatien yan hemel--
fchelichamenhequaemßjn, met ongelooffelycke moeyte, ar-
beyt en koflen , geyonden en gemaeckt, die hy ten deel in
Vranieburgh , om defeßehe oorfaeck gebouiï>t,en ten deel in
defe geypelffeien,tot geduriger en bequamer gebruyck gefielt
heejt, aen u,
0 nakomelingen, in alle eeu-voen yermaert,
defe feer \'Wonderlijcke en kofielijcke fchat opdragende en
toê\'Wyende i op dat ghy, ter eeren wan deewsfige Godt, de
Schepper yan \'t "^onderl^ck hemelfch gehou-vp,en tot yoort-
breyding wan deß goddeltjcke konfi , en naem wan \'t ya^
derlant, die foud be-^aren, door geen ouderdom, noch
eenige ongelegentheyt laten yeryallen, of elders weme-
ren, of in eeniger "S^^ijfe, \'t ß oock hoe, yer deryen enfchen"
den: indien ghy niets anders ontßet,foo wreefi ten minfien
het ^reeckend oogh yan de Schepper der geheele "^eereldt.

De gene, die alle defe dingen in dit eylandt begonnen
en yolmaeckt heeft, yerßoeckt en bidt fulcks yan u, door
St opgefielt geheugh-teecken.

tycho brahe, o.f.

S^t gegroet ghy, die dit leefi, en doet, en yaert s^el

Als men verder de trap neder gaet, vindt
men, ontrent de letter B, een ftove ofte kamer
onder de aerde, boven welcks deur men het
volgende gedicht leefI: op een porphyr-fteen

Vrania h^c cernens terrefiria ccelitm antra,
noya fub terris techna paratur ? ait.
Delapfa ingreditur : cdi quid Sidera celo ?

Rurfum ait, en tellus in mea Sacra wolat !
Hk terrd, in gremio quicquidfeclufit Olympus

Panditur , has latebras Sidera nulla latent,
■^orfum opus immenfo Cdos difiare recejfu ,

Curye tot abfirufis Ä^thera yoho rotis ?
Si penetrant humiles mea celfa Theatra cayern<e,
Ima etiam Tellus fi dat in A fir a yiam.

TYCHO BRAHE F.

\'t Welck wy dus vertaelt hebben :

"Urania (loegh hier wan boyen af haer oogen

Op \'t onder-aerts gebouw : en fprack, word ick bedrogen

\' :l i

I !

Y V I N G

Met lifi 1 fy daeM daer in, Waerom frygh ick yan ^tlicht
Der fiarren ? [eydfe "Speêr ^fie d\'aerde, die niet Jmcht,
Tot in mijn heylighd\'om opyliegen ! AVtwerborgen
Der hemelm blinckt hier in \'s aertrycks fchoot: mijnforgen
Sijn wruchteloos ypant niet een fiar blijft hier bedeckt.
Waer om of d\'hemelfich foo ypjjt wan d\'aerd uytfireckt ?
Waerom draey ick de kloot des hemels foo wer holen ?
Dewijl een nedrigh holopfiijght tot aen de Polen ,
Mijn hooghfie fihouwtooneel: en dat het aertrijck fe^
Een wegh fich baent tot aen het opper jl\' fiar-gespelf.

Dit vertreck is geheel onder de aerde, behal-
ven dat het ontrent de aerde met fijn fleen-ge-
welf lich rondt opwerpt, heuvels-gewijs, en met
groene zooden bedeckt met voordacht, om al-
ioo eenighfins een kleyne Parnalfus der Mufen,
daer llrania de eerfle onder is, uyt te beelden,
en ten miinften aen de geleerden dit te verftaen
te geven. Voorts heeft defe ftove op de vier
hoecken vier venfters, even boven de aerde van
hart-fteen gewelfs-wijfe gemaeckt van welck
yder gekeert is nae dat deel des werelts, \'t welck
is tuftchen den Meridiaen , en die circkel verti-
cael die de Meridiaen recht-hoeckigh fnijdt j en
aldus komt het dat dit vertreck, hoewel onder
de aerde, niettemin licht genoegh van den
dagh ontftingt.

Aen elcke muur van de ftove, op de lij ft van
hout konftigh gefneden, fiet men de beelden
twee aen twee van de Aftrologen , in half leg-
gende geftalte j en elck beett twee verskens
onder hem , kortelijck haer voornemen te
kennen gevende. Haer namen en de verskens
fijn de volgende:

TI M O C H A R E S van Alexandrien,
leefde in \'t 300 jaer voor Chrifti geboorte. J

Sahete Heroës, yetus 0 Timochari ayeto,
jEtheris ante alios aufe fubire domos.

In Neêrlants dus gevolght:

ïck groet u, helden ,• en u eerft, ê Timochaer!
Want ghy wierd eerft door kunfi der fiarren-loop gewaer.

HIPPARCHVSvan Rhodus
leefde in \'t 120 jaer voor de felfde geboorte.

Et qui menfus er as Solls Lm^eque recurfus,
Bipparche: ac quotquot Sidera Olympus habet.

Waer van de fin is :

En ghy, die dommeloop yan fiarren, ^on, en maen,
Gemeten hebt, Bipparch, doet ons ten hemel gaen.

CL. P TO LO M E V S van Alexandrien
leefde in\'t 140 jaer na Chrifti geboorte.

Antiquos fuperare yolens Ptolem^e labores,
Orbibus mmeris promptius Afira notas.

Dat wy alfoo vertaelt hebben:

Maer defe wil de kunfi der Ouden oyerßchrijden;
En toont y door gloob en tal, der fiarren fekre tijden.

albategnivs aratensis

leefde in \'t 880 jaer nae Chrifti geboorte.

Emendare aliquid licet Albategnius orfus,
Non tarnen exaäaspertulit ire yias.

Dat

-ocr page 209-

STAR

^t Verbeteren ten deel begon dees , door ßjn fchrtjyen:
Doch kon niet in dat fpoor, met s^ijje jchredenj blijyen*

ALPHONSVS Koning van Spanjen
leefde in\'t jaer 1250 nae Chrifti geboorte.

G}uod Labor ^ Studium reliquis, tibi contuUt Aurum
Alphonfe, m tantis annummre Viris,

\\ Welck in onfe tael luy t:

\'f Gout gaf Alphons, dat hy by fulcke mannen praelt,
Wiens naerftigheyt "Soort
door ionflerflijckheyt beftraelt*

NICOLAES COPERNICVS

vanThoorn
leefde ontrent\'tjaer i J20 nae Chrifli geboorte.

Curriculis tritisdiffife Copernice, Terram
Inlpitam Aflriferum fteäere cogis iter.

Waer van de meening is:

Copernicus miftrow^t der Ouden\'ppegh; en d\'aerde
Hy, fpijt haer felf, bedmngt den fonneloop faenvaerde,

TYCHO BRAHE uyt Denemarcken,
Heer van Knudstrup.

§}U£ßDi Veterum ^propriis Norm^ Aflra fubegi:
^anti idy judicium Pofleritatis erit.
Dus naegevolght:
Ick focht, naer dVudren "^ys\', de ftarren in haer maet:
Maer \'t oor deel van m^n -werck aen den nakomers ftaet.

TYCHONIDES.

Te yenerande Parens, tuaque alta Inyenta fequentem
Det Deus, Atlantum continuarc yices,

\'t Welck foo veel is:

O Vader! Godt geef my te flappen in w^fchreden ^
En hooge vinding, om den Atlas na te treden.

In defè onder-aertfche flove oft kamer na het
ooften was in de muur een gewelfde bedtftede,
daer Tycho fomtijdts, als des nachts de locht
met woleken betrock, fich ter neder leyde om
te ruften 5 aen de ander fijde is\'er noch een ,
maer ongelijck grooter, voor fijne leerHngen, in
een byfondere kelder, mede geheel onder aer-
de , daer toe met voordacht gemaeckt ende
alhoewel die mede overwelft is, niettemin is
fy boven plat en water-pas met de horizon, om
niet in de wegh te fijn.

XVII.

A En de weft-fijde van defe ftove ftaet een
-^lange tafel, daer de ftudent, die de Obfer-
vatien teeckent, aenfit : achter de tafel hangt
aen de muur een Inftrument
als een halve circ-
kel, van alle kanten wel belbrght met dwars-
houten , en hebbende fijne circumferentie be-
kleet met koper; met dit Inftrument, \'t welck
fes cubiten in diameter heeft, kan men nemen
alle diftantien der fterren hoe groot ly fijn, felfs
in het geheele hemifphxrium ; fomtijdts wiert
het elders plaets gegeven; ende als de noodt-
faeckelijckheythet vereyfchte (dat felden ge-
beurde) fette men het buyten, op een voet
Denemarcken.

V

A N

Dat is :

\\.

R E N B V R G. 33

daer toe gemaeckt, door welck middel men
het op fijn gemack konde rechten nae de ge-
legentheyt der fterren; evengelijck de andere
Sextanten.

Nae het noord-weft ontrent de tafel ftaen
drie konftigh gemaeckte
uur-wercken , die de
uuren, minuten , en de fècunden aenwijfèn ,fbo
dat die gene, die de Obfèrvatien in het boeck,
dat alle jaren expres daer toe gemaeckt wierd ,
aenteeckende, nevens de fèlve konde gaen fit-
ten , opmercken , en aenteeckenen het oogen-
bhck op \'t welcke de obfèrvatie gefchiedde. Aen
een van defe uur-wercken was het volgende ge-
dicht op een latoene-plaet gefneden :

Tempora circuitu Cœlum fugientia vohit,
Nee modo pr^teriens Eora redire poteft.
Temporibustotus fugitiyis clauditur Orbis.

Prétérit toto quicquid in Orbe wiget.
Ergo quid expediet Mundi fugitiya figura ?

Cur his conformes, qu£ peritura ^fumus ?
Eft aliud quod nos Cœlum expeBatque, vocatque,

îdque (nyo, afpeäu, limitibufque caret ;
îoya Sol hîc eß, fimilatque Eccleßa Lunam,
Angelico Stellis conyenienteChoro, •
Huc huc tendamus, manet hk nos Patria verä,
Immundi Mmdi nec remoretur Amor.

Dus naegevolght:

Des hemels mmeloop beypeeght de fnelle tijden.

D\'uurjdie ftracx ging voorby,niet "^eèr te komen flaet.
AVt merelts houd geen ftant) maer vlucht : me kan
\'t vermeden?
Al ypat op \'t aertr\'jck bloeyt3 vnekkt, en haeft ver--
gaet.

Wat baet de fchadu-si> dan der ypeerehlijcke faecken ?

Waerom gelijcken ypy al ^t gene fal vergaen ?
Een andren hemel yoacht en roept ons tot vermaken,

Onfichtbaer, onbepaelty die fonder eyndfal flaen ,•
Godt felf is hier de ^on, de Kerck de maen, de fcharen
Der Engelen fijn als de flarren: laet ons ffaem ,
Dit ar6 vaderlant ingaen : enonsbe\'^aren

Dat \'s ypeerelts liefd ons niet bekt, en nooit hefchaem.

Recht over die plaetfe, in een hoeck nae het
noordt-ooft , ftaet een yfere kachel in een
bequaem welffèl foo dat de felve geen plaet-
fè in het vertreck beflaeten wert gebruyckt
om de koude te verjagen, als by winter-tijdt ge-
obfèrveert wert.

Boven tegen het welffel van \'t vertreck ftaet
gefchildert de nieuwe Inventie der hypothefen
van Tycho, beftaende het gantfche gewelf;
en nederwaert tegen de muur nae het noorden
is hy felfs afgebeeldt, Hchtende fijn handt om
hoogh, met een rolleken papier, daer op ge-
fchreven ftaet:

QJID SI SIC?

Even of hy de oude Aftronomen,rondtom af-
gebeeldt , haer gevoelen van fijne inventie af-
vraeghde. Uyt dit vertreck gaet men door
verfcheyde deuren in alle de andere kelders,daer
de Inftrumenten bewaert worden.

- Bb GRONT

ins.

Hl il

A

-ocr page 210-

TT

•TIC\'

34

gront van

starrenburg

I .

de drumpeljdaer langs men
met trappen naer d\'Oblèr-
vatie-plaets toegaet. B een
vierkant vertreck. C\'t ge-
weiflel voor de grootfte
Equatorie Armillen. Dge-
welffel voor\'t drayend Qua-
drant. E gewelffelvoor de SodiaeckfcheArmil-
len. F\'t gewelflel voor\'t groot ftale Quadrant,
hebbende naer buyten een Geometrilch Qua-
drant, oock van ftael. G gewelffei voor\'t Sex-
tant van acht voeten, op fijn drayende Globe
gefet. H H fteene kolommen, naer de weftfijde
ftaende. 11 andere fteene kolommen, oaer
\'t ooften geplaetft. K L N T globen buyten
gefet, om dAftronomilche Sextanten t\'onder-
fteunen. M een ronde fteene tafel. O bed, op
\'t welck Tycho fbmtijts rufte in \'t obferveren,
fbo,
door tuftchenkomft der woleken, de lucht
niet altijt klaer en helder was. Q^en ander dier-
gelijck en ruymer bed , tot een felve gebruyck
voor de ftudenten. P een fornais.
V een tar

fel.

-ocr page 211-

GRONT VAN

fe].|S \'t begin vaneen deurgang onder d\'aer-
de , welcke hy voorgenomen had beneden de
wal en\'t hof naer\'£ kafteel, en naer de werck-
plaets te leyden : dit is wel begonnen , maer niet
volmaeckt. Het buytenpleyn met fijn galdery
heeft inyderfijde van fijn vierkant, fich naer
de vier geweften des weerelts ftreckende, lèven-
tigh voeten; maer de diameter van de halve
circkel,in \'t midden deurgefneden, vier-en-twin-
tigh voeten. In de twee hoecken van dit vier-
kant pleyn, naer\'t zuydooften en zuydweften ,
fijn eenige bequame kaften, en daer in dat groot
Inftrument van een halve circkel, door \'t welck

STERRENBVRG.

de diftantien der fterren , die wijder als po gra-
den van malkander ftaen, gemeten worden;
welcks afteeckening niet onder d\'andere In-
ftrumenten vertoont , maer daer na met kor^
te woorden aengewefen is , gelijck oock an-
dere Sextanten, en diergelijcke bewegelijcke In-
ftrumenten , wekkers gebruyck men niet altijt
behoeft, en echter hier bewaert worden; gelijck
hy oock voorgenomen had aen de noord-ooft
en noord-weft-fijde eenige andere dingen met ^
der tijt te fetten. Dit fy in\'t kort van defege«
welfde gebouwen gefeght.

DE

-ocr page 212-

Armillj^. maxima

SESqviALTEKo CONSTANTES CIRCTJLO.

-ocr page 213-

\'■^ÄiirwiifcÄti- -ft.»

37

\'t GROOT E VEN AERS

ring-instrvment,

Beftaende uyt een en een halve CirckeL

In de groote kelder geteeckent met C.

^llli\' 1

1

\' ï:

Oor de middel-deur
vande groote gewelf-
dekamer, komt mert
in de grootfte kelder,
aengewefèn met de
letter C , daer dit
feer groote ennetfte
Evenaer - Ring-Inftru-
ment van Tycho ge-
plaetftis. Wathylèlf
daer van fchrijft, fullen wy befien in het vol-
gende,\'t welck ick uyt fijne Mechanica geno-
men hebbe:

Alhoewel de twee Ring-Inftrumenten van
den Equator, hier voor vertoont en befchreven,
(die ons oock niet weynigh gekoft hebben) tot
het voor-verhaelde gebruyck genoeghfaem be-
quaem waren; lbo hebbe ick niette min nae-
derhandt eene gevonden, ende laten maecken,
in welcke minder deelen van nooden waren, te
weten, eenen geheelen ring die draeyen kan ,
ende een halve circkel die onbeweeghlijck vaft
ftaet» Door hulpe van defe twee kan men niet
alleen alle het gene ick van de voorgaende ge-
fèyt hebbe , gemackelijck uytvoeren , maer
oock veel behendiger,fonder dat het ongemack
dat in de andere gevonden wert, (voornament-
lijck foo de obfèrvatie dichte by den ^qua-
tors-ring felve moet gefchieden, door dien
als dan het voorfte deel uw geficht belet,)
uw kan hinderen: gelijck als oock in de ring
der declinatien de obfervatie oft waerneming
ontrent den ^Equator, geheel ongemackelijck
gefchiet; behalven noch fommige andere be-
letfelen die ly hebben, en ick hier voorby gae.
Daer en boven hebben defè dit voordeel, dat fy
veel grooter konnen gemaeckt werden; en dien
i^olgens de graden met hare verdeelingen daer
op veel duydelijcker vertoont; en, niet tegen-
ftaende hare groote, noch mackelijcker konnen
gebruyckt werden als de voorgaende, uyt oor-
iuke van hare ftevigheyt en onbeweeghlijckeyt.
De geftalte van defe groote en fèer beknopte
ringen,wort u inde hier tegenoverftaende figuur
aengewefen,voorfbo veel de felve in \'t plat heeft
konnen vertoont werden : de letters A wijfen aen
de grootfte ring, die rondtom bekleet is met ko-
pere platen, hebbende feven cubiten is diame-
ter , en dien volgens fbo groote graden, dat fel-
ve de minuten noch in vier deelen verdeelt
fijn. De afte van defen ring, geteeckent met
B , is van ftael, over al net rondt; doch van
binnen hol, op dat de fwaerte niet hinderlijck
foude fijnten is drie vinger breedt in diameter; op
Dmmarcken.

het midden des fetfs ftaét eèn ronde koperèrl
Cylinder , om de welcke dicht aen de affe rond^
om gedraeyt werden twee kopere regulen E F :
ontrent F, by de bovenkant van den ring, heeft
elck fijn vifier van de felfde breedte als de Cy-
linder dick is. De andere houte ofte yfere
dwars-ftangen, die ghy met de letter G aenge^
wefen fiet, fijn ftutten om den geheelen ring
te houden en te dwingen; op dat hy, door fijne
groote, van fijne rondigheyt en vlackte ner«*
gens foude afwijcken en veranderen. Neder-
waerts ontrent D is een vieifkant van ftael,heb-
bende een gat, gemaeckt nae proportie van het
pund der affe, welcke daer in draeyt. Dit kan
inen heeti en weder wat verfetten , door mid-
del van de fchroeven die aen de fijden van het
voorfeyde vierkant ftaen. Op dit vierkant ruft
de affe , die de geheele ring vaft houdt en om-
draeyt. Het vierkant felfs is vaft gemaeckt op
een ronden pylaer lang vier cubiten , twee on-
der de aerde op een vaft fondament fteunende ;
ende twee boven, daer voor het beeltenis van
Atlas, Köninck van Mauritanien, uyt de fèlve
fteen konftigh gehouwen is I; wiens kroon even
de fteene kloof H en I, die op de colomne om
cieraets wille
gefetis js raeckende : het bovenfte
deel van de alle ruft op een andere yfère ftut
ontrent C , welcke onderwaerts , vorcks-
wijs, in twee tacken verdeelt is ontrent K, waer
van yder fterck aen een ronde pylaer, uyt een
ftuck fteen gehouwen, feer vaft gehecht is j
welcke twee pylaren, aengewefen door M en L,
even foo verre van malkander ftaen, als\'er
plaets van nooden is voor de deur, door welcke
men tot het Inftrument in gaet; boven ontrent
C is een fchroeve dwers door defè yfère ftut
gaende , op welcke defè affe ruft , om dat
hy
op het vlack van de Meridiaen recht foude
refponderen. Anderfins werdt hy daer,
gelijck
oock
nederwaerts ontrent D, opgetilt en be-
weeght, tot dat hy met des werelts affe in eene
fèlve ftant fy; en fbo wert hy dan vaft geftelt.
De andere ring ofte halve circkel wert getoont
door de letters C j en fteunt op acht fteene py^
laren, door P aengewefen,onbeweeghlijck op
het vlack van den Equator; fy wert vaft gehou-
den door even veel yfère hou-vaften, die by de
letters Q^ftaen, en den ring dwingen en rech-
ten , dat ly een perfede halven circkel om het;
midden der affe maecken, en daer en boven
volgens het vlack van den ^Equator lager en
hooger ftaen. Defe halve circkel is oock ge-,
heel bekleet met koper, en heeft negen cubi-
ten in fijn diameter; daerom hy oock bequa-

C c mer

! ii;i

■J!

m

\'I
i

iPf

■ i

1

il

-ocr page 214-

DE GROOTSTE RINGEN

mer is om in heel kleyne deelen verdeelt te
werden , gelijck de geheele circkel 5 en hy is
twee cubiten grooter als de felve,op dat men by
nootlaeckelijckheytgemackelijck tulfchen den
een en anderen Ibude konnen doorgaen. Buy-
ten de ring klimt men op en af met fteene trap-
pen (die in defe figuur niet afgebeelt fijn) die
naer de rondte van den ring gemaeckt fijn, op
dat den Obfervateur gemackelijck fijn ooge aen
het Inflrument fbude konnen voegen. Maer
van binnen fijn andere trappen,gaende in \'t rond
om de geheele ring , aengewefèn door de letters
T, langs welcke men op en af treet als men ob-
ferveert , naer het dan de hooger ofte lager
flant van de fterre vereyfcht. By de letter
N fiet ghy de muur, die rondtom het Inflru-
ment vervattende, uyt maeckt een torentje, en
kelder, hebbende boven op een dack, \'t welck
men van alle kanten waer men wil onder \'t ob-
ferveren kan afnemen, en naderhandt weder
fluyten, om dit koftelijck Inftrument tegen de
locht en regen te bewaren.

Men gebruyckt dit Inftrument om de decli-
natien te vinden op de geheele en beweegelijc-
ke ring, verfèttende fbo lange de vifieren F, dat
men de fterre door de felve van beyde de kan-
ten komt te fien neffens de Cylinder E, ende als
dan wij ft u het vifier de declinatie aen. Dit kan
oock dubbelt gefchieden, te weten met beyde
de vifieren , de circkel omdraeyende tot dat de
andere fijde mede by het ooge komt; en als
dan vindt men tweemael de declinatie van een
en de felve fterre^ die even gelijck moet fijn aen

38

VAN DEN ^QVATOR.

beyde de kanten,en geenfins verfchillen. Op de
andere halve circkel moet men de vifieren R
verfetten, tot dat men door hare fchreven van
beyde kanten ontrent de afte B de fterre fiet, en
alsdan wijft het vifier felf aen, op de felfde halve
circkel des felfs diftantie ^Equatoria van denMe-
ridiaen,die men oft naer de nondergang,oft naer
den opgang tellen moet ^ ende uyt de bekende
ftant der fonne ende fterre kan men het oogen-
bhck des tijdts perfed weten. Maer indien ghy
de rechte Afcenfie van een fterre wilt foecken ;
moet een Obfervateur het vifier fetten op een
fterre , wiens rechte Afcenfie bekent is, ende
de andere Obfèrvateur moet het ander vifier
rechten op die fterre wiens Afcenfie men
fbeckt, in fulcke wijfe dat alle beyde de fterren
te gelijck op een oogenblick ontrent de aftè
door de fchreven der vifieren gefien werden:
ende alsdan fal de boge , tuffchen beyde de vi-
fieren vervat, aenwijfen het verfchil van hare
Afcenfie , daer uyt men dan Hchtelijck de ge-
fbchte afcenfie weet te vinden , gelijck hier vo-
ren aengewefen is. Indien iemant begeerigh
is om meer te weten , aengaende het maecklèl
en gebruyck van dit Inftrument, fiet ons eerfte
boeck der Aftronomifche brieven op \'t 24Ó en
twee volgende bladen daer fbmmige dingen
wat breeder befchreven werden , die ick hier,
om de kortheyts wille, naegelaten hebbe: men
kan oock uyt de neven-gaende figuur, als men
de felve naeuwkeurighlijck aenmerckt, fbo het
maeckfèl als gebruyck gemackeiijcker afne-
men , als uyt veel toeftel van woorden.

rsr

D\' A S T R O-

-ocr page 215-

-^vièOW;:-. liHPf ""\'lÄkiÄV-;

39

D\' ASTRONOMISCHE

e x t a n t,

Öm de diftantien te foecken , in de kelder G,

Ls men uyt de ftoove
naer het zuyd-ooftenin
de kelder G gaet, vind
men aldaer een Sex-
tant van vier cubiten,
daer Tycho met de
volgende woorden van
handelt :

Ick kome nu,fèythy,
tot de uytlegginge van
de Aftronomifche Sextant, voor loo veel defelve
feer bequaem is.om de diftantien der fterren in
den hem.el uyt te vinden. Want terwijle ick
door de ervarentheyt van vele jaren bevonden
hadde, dat de Radius Aftronomicus niet be-
quaem genoegh was , om dit werck met de ver-
eyfchte naukeurigheyt uyt te voeren 5
foo ben
ick genootfaeckt geweeft uyttevinden eenige
Sextanten van verfcheyde fatfoen, die het fel-
ve fonder eenige haperinge uytwrochten ende
onder de felve hebbe ick de bequaemfte gevon-
den te fijn, die op het nevensgaende fatfoen ge-
maeckt waren ,• ende de uytlegginge der fèlve
is defè : Het lichaem tuftchen ABC begrepen
beeltaf den Sextant met fijn dwershouten ;
wiens center ontrent A een ronden Cylinder
heeft. De circumferentie C B , hjnde het fefte
deel des circkels, is door de twee fijden A C en
ABjde lengte van vier cubiten van het center
afftaende. Aen de felve is een Regula AD,
met fijn vifier D, beginnende aen de onbeweege-
lijcke cylinder, geappliceert, en het vifier heeft
fijne openingen , om door te fien, met de gefèy-
de Cylinder paralleel ,• defe Regel kan op de cir-
cumfèrentie rontom gedraeyt,ende naer behefte
vaft gefèt werden. Voorts heeft het Inftrument
noch een anderen onbeweeghlijcken Cyhnder
ontrent F, den anderen gelijck; tot welcken een
ander vifier oock gebruyckt wert,met G in de fi-
guur aengewefèn, \'t welck men naer welgevallen
afneemt ofte aenvoegt. Al de andere tuffchen
ofte dwarsftucken , die men fietafgebeelt, fijn,
gelijck men lichtelijck fien kan , om de fterckte
wil daer toegevoegt. Ontrent E is een vierkant
gat, bynaer in het midden ende evengewicht
des inftruments, door welcks middel men het op
4e voet vaft leght, en naer gedane obfervatie
weder afneemt. De boord van de circumferen-
tie ofte boogh (die verdeelt is met transverfale
oft dwers-overgaende linien, fbo dat elcke minu-
te noch in vier minder-deelen is gedeelt) is van
koper ; gelijck oock de Cylinders en vifieren :
voorts is alles van hout; ende foo konftigh van
verfcheyde ftucken te famen gevoeght, gehjck
als ick hier vooren in de befchrij vinge van de

Armill^e ^quatori^e aengewefèn hebbe, dat het
geenfins kan krimpen oft krom werden tegen
de locht en regen met een doeck bekleet en
met olyverwe geverft : ick hebbe het niet
geheel met koper overdeckt , om dat het
alsdan door de groote fwaerte qualijck te han-
delen foude fijn, oft naer behooren konnen blij-
ven ftaen. De voet ofte Pedeftal is gemaeckt
als volght : By de letter I is een recht ronde
kloot, hebbende in fijn diameter weynigh meer
als twee voeten , en rondtom met dun koper be-
kleet. Onder om de felve gaen vier yfere halve
circkelen kruyswijs over malkanderen,en bevat-
ten op acht plaetfèn een ronden yferen ring, die
om het midden der kloot gaet welcke circkels
en ring binnen rondom een weynigh meer als
de dickte van een vinger van de kloot afftaen ;
maer op alle acht plaetfen daer die halve circ-
kels de ring raecken , is een yfere fchroeve, die
elck een rondt plaetjen, en in\'t lang befneden ,
op dat het voor een veer foude konnen dienen,
tegen de kloot aen houden , op dat hy van alle
kanten,
\'t fy oock hoedanigh men hem gekeert
oft gedraeyt fal mogen hebben , vaft gehouden,
en ftaen foude blijven. Behalven defe acht vee-
ren hebben defè halve circkels , daer fy onder te
famen komen, van binnen noch fbodanigen ne-
genden veer,op welcke de kloot ruft en gevoegh-
lijcker gedraeyt wort. De kloot wert met eea
yfer, welck van buyten vierkant en van binnen
hol is, op een vierkante houte pylaer vaft gefet;
welcke pylaer door het pedeftael, met de letters
K aengewefèn, heen gaet, foo dat hy naer be-
lieven , hoogh ende weder laegh gedraeyt, en
op fbodanige hooghte als de oWervatie ver-
eyfcht, vaft geftelt kan werden: want om lage
diftantien te meten, moet de pylaer verkort wer-
den,en om de hooge weder uytgehaelt ende ver-
langt; op dat de mickingen fonder moeyten fou-
den konnen gefchieden. Nu foo wert de Sextant
by het gat E op den kloot gelegt, ende met hem
t evens gelijck naer het begeerde vlack van twee
verfcheyde fterren gerecht : en op dat de Sex-
tant foo veel te vafter en fonder
waggelen foude
pal ftaen, tot dat de obfervatie gedaen is, fijn-
der bygevoegt twee lange ronde ftocken IM en
N 0
,die in \'t kruys over malkanderen ftaen,heb-
bende onder aenfcherpe yfere pennen OM,
om te vafter op de
vloer te ftaen; ende defe ftoc-
ken houd een van
de Obfervateurs, delelve naer
fijn welgevallen rechtende. Tot het gebruyck
van dit Inftrument werden vereyfcht twee ob-
fervateurs ;
wekker een fijn ooge gevoeght
hebbende aen het vifier C, fiet door deslelfs
fchreven eenige fterre ontrent de cyhnder A ,

ende

-ocr page 216-

SEXTANS ASTRÖNOMICUS TRIGONICUS
PRO DISTAîfTIIS RIMAÎ^DIS.

-ocr page 217-

i?

D\'ASTRONOMIS

ende houd alsdan de Sextant jftil door behulp
van de twee gefeyde ftocken ontrent P. Het plat-
te van de Sextant felve moet leggen gelijckmet
het vlack der twee fierren welcker diltanüe men
Jfbeckt te meten ; \'t welck door behulp van de
kloot gefchiedt, op welcke de Sextant fbo lang
gedraeyt werdt, tot dat beyde die fterren gefien
werden ontrent
fijn vlackte. Alsdan verfètde
tweede Obfervateur den Regel met
fijn vifier D,-
tot dat hy oock door desfelfs fchreven fiet den
anderen ftar langs beyde de fijden van de cylin-
der : \'t welck foo lange gefocht moet werden,
tot dat beyde de Obfèrvateurs even te gelijck
elck fijne fterre in het vifier heeft ^ en alsdan
gevende een teycken door eenigh geluyt met
de mont., ophouden , ende trecken de Sextant
naer het ooge van een van beyden, om alsdan
met gemack op de circumferentie te konnen
tellen, hoe groot de fpatie C D is tuffchen bey-
de de vifieren,\'t welck de gelochte diftantie uyt-
wijft. Maer op dat men oock de mindere di-
ftantien met dit fèlve inftrument foude konnen
afmeten, hebben wy dit middel bedacht; dat
geftelt fijnde een cylinder by F, ende een vifier

CHE SEXTANT. 41

by G , beyde even verre van de linie A E , ge-
trocken uyt het centrum A tot het midden
der hoge ofte circumferentie B C, dat alsdan
de eene Obfèrvateur door \'t gefeyde vifter G
langs de cylinder Fde andere door het vifier
D, naer de cylinder A, de fterren fchieten: ende
alsdan moet men de diftantie der fterren tellen
van het midden der circumferentie, ofte de
dertighfte graedt, tot aen het vifier D ; ende op
defè wijfe kan men alle diftantien, hoe kleyn fy
oock mogen fijn , met dit inftrument afmetèn.
Indien de lefer begeerigh is meer aengaende dit
Inftrument te weten , die fie in het eerfte deel
van mijne Aftronomifche oeffeningen op het
247 en drie volgende bladen, daer defè dingen
breeder verklaert ftaen ; door dien het fèer in
gebruyck is, om te obferveren de diftantie der
vafte fterren , welcke wy aldaer in het tweede
hooftftuck uytgeleyt ende naerftigh naer des
hemels loop aengemerckt hebben : want ick
kan getuygen, dat men door middel van dit In-
ftrument foo gemackelijck, vaerdigh, en fèecker
de diftantie der fterren kan weten , als men fbu-
de konnen begeeren.

ri ^ v
i\' .1

I

m

i \'!!i

li

li]

iï; I

Dd

Dencmarckm.

\'t G R O O T

lil

iLii

-ocr page 218-

^ Ii

QY A D R A N S MAGNUS C H A L I B E U S

in C^adrato etiam chaliteo comprselieiifus , unaque AzimuthaxIS

-ocr page 219-

\'t GROOT STALE

43

d r a n t.

q u

in een vierkante Stale raem befloten, dienende met
eenen tot de Azimuths. In de kelder F.

Echt tegen over het voor- wijle als in de voorgaende.Het deel van de Regel
feyde Inftrument naer het P Q^ dat buyten\'t Quadrant fteeckt, foo verre,
noordweften, in de kelder F, dat het de hoeck van \'t Quadraet ofte raem, die
I fietmen een leer groot Geo- verfte van \'t center ^^afgelegen is , bereyckt,
metrifch Quadrant, het kan, na dat men wil,\'daer bygedaen of afgeno-
welcke Tycho befchrijft als men worden. Dit Inftrument heeft oock fijn
volght; fteunfèls en banden , om vaft te ftaen, doch

Dit Quadrant, geheel van echter minder dan \'t voorgaende, vermits het
ftael gemaeckt,
en in een ftale vierkante raem geheel van metael is, en om niet door \'t gewicht
beftoten , doet even foo veel, als het voor- derfelvegedruckt te worden,-want defe fteunlèls,
gaende, ja nOch fubtijlder , dewijl het door geheel van ftael lijnde,gaen kruyswijs,als ribben,
ftjngrootheydt noch eenighfins het voorgaen- door malkander, hier afgebeelt met de letters
de overtreft. Want het heeft van fijn een- GHNO, enEKLM, en houdengefament-
trum tot de circumferentie byna vijf cubiten, lijck het Quadraet en \'t Quadrant , in haer
behalven de Kaem oock van ftael gemaeckt, vlacke en rechte flrant. Voorts is dit Qua-
welcke het Quadrant beftuyt. Maer het Qua- drant met fijn Quadraet vaft gemaeckt aen een
drantfelf is ^an die fijde, op welcke de ver- ftercke yfere pylaer , met X en Y aengewe-
deeling gemacktis, fookonftighlijckmet een fen, daer door dit werck lichtelijck naer alle
kopere reep pgeleydt , dat\'et fchijnt dat fy deelen des hemels gekeert wort. Want defe
met het ftael aft gegoten is, en dit om dat het pylaer draeyt boven in een ront gat, \'t welck
koper tot denaeuwe verdeelingen bequamer in\'t midden van d\'yfers is,die met de letters a ar a
is dan \'t ftael, Ifoo \'t gladder gefchaeft kan wor- aengewefen worden, en over dwars in de muur
den,en niet fodichtelijck van de roeft ingegeten van \'t gewelflel vaft gemaeckt fij n en beneden
word. Yder giedt wort niet alleenlijck weer in in een yfere plaet, by Y, op gelijcke wijfe,
belbndere miuten gedeelt, maer yder
van de als in \'t voorgaende gefeght is : foo dat door de
minuten noch> fes deeltjes, foo dat yder deelt- fchroeven, aen de vier fijden gevoeght, het ge-
je tien fècond^i vertoont, op die wijfè als by heele Inlfrument behoorelijck tot gebruyck
ons gebruyck^ijck. Het Quadraet, welck het dienftigh gemaeckt wort, en in fijn draeying
Quadrant oivat , is niet met koper befla- vaft gehouden, op dat het niet van fijn plaets ar-
gen , om d- het niet foo veel gebruyckt wij eken foude. Maer d\'yfere plaet, met fijn
word , verms het Quadrant felf uytdrucke- fchroeven , van welcke ick gefeght heb, wort
lijck genoeg! het gene dat men weten wil in een ronde fteen, door b aengewefen , inge-
vertoont: inoegen dat het Quadraet, fchoon laten en vaft gemaeckt, op welcke het geheele
het nergens Itters toe gebruyckt wierd, dien- Inftrument ruft,en diep in d\'aerde op een andere
ftigh is tot eun en vaftigheydt van \'t Qua- fteene bafis geveft is. Dit felve Inftrument heeft
drant, dat d^r in befloten is. Daer is echter op mede in de gewelfde muur, die oock overal ront
defe ftale rae^ een feer nauwkeurige verdeeling, is, fijn Azimuthale Horizont T V W geheel van
oock na onfpefbndere maniere : in voegen dat koper in^eleyt, en als in\'t midden van de muur
op yder van^ fijdendie rontom de circumfe- geftelt; op dat d\'Obfèrvateur, ftaende op de bo-
rentie van
\'t l^adrant gaen, (foo wel die gelijck yen-trap, (want dit Inftrument heeft oock fijn ci=
met de
HorPnt D C leght, als die naer het Ze- mente trappen,om daer langs op oftaf te treden,
nith B C geirrt is,) geteekent ftaet het lefte ge- na dat d
\'obfervatie,en de grootheyt van \'t Inftru-
tal van de Qon Sinus,welcker radius is looooo: ment vereyfcht) d\'Azimuth, die aen weêrfijdea

ende Rege» ftreckende van\'t center langs de door de wij fers R en S uytgedruckt worden, fbu-

vlackte,ovatie circumferentie van \'t Quadrant, de konnen tellen. De diameter van defe Azimu-
tot op die v^ de vierkante ftale raem, toont, foo thale Horizont is foo groot, dat hy van alle

wel op het feadrant als op de raem,de begeerde fij den buyten het geheele Quadrant, en \'t Qua-

hooghte irt oblèrveren j in \'t Quadrant door draet omgaet, en dat men oock daer binnen,

gelijcke grfen , en in \'t Quadraet door de te weten tuffchen het Quadrant en die Horizon,

meetkonfti- middel der Sinuflèn en Triangu- deurgaen kan, en dieshalven in fijn diameter

len j en k<nen defè beyde juyft even-eens en negen cubiten bereyckt. Dit geheele Inftrument

gelijck uyt>y \'t Quadrant wort verftaen A G M is loo hecht gemaeckt, en foo wel met fchroe-

E, by \'t (^draet A B C D, by de regel A P Q, ven verforght, dat het, eens wel geftelt, niet

dieoockßvifier en dioptersbyP heeft, gelijk\'\' hchtelijck voor het gewelt van menfchelijcke

o^ yiijnJinder by\'t center A : op gelijcke kracht behoeft te vreefen, dat het uyt fijn plaets

bewogen

-ocr page 220-

44 \'t G R O O T STAL

bewogen fal worden. Dit fy gefeght van de fa-
brijck en geflaite van dit ïnitrument, \'t welck
oock geheel, in \'t bovendeel van de muur, met
feker dack, konftighlijck gemaeckt, van \'t quade
weer befchut is. Dit dack heeft oock fijn ven-
fters, die geopent, en door raden, het dack
dragende, in alle deelen des weerelts omgevoert
konoen worden,naer dat d\'obfervatie vereylcht,-
en die men oock kan fluyten, terwijl het Inftru-
ment recht geftelt wort, op dat de wint het loot,
by D, langs de ftaende balck afhangende, niet
verwayen foude; en oock op dat het Inftrument,
als men \'t niet gebruyckt, voor \'t onweer van
wint en regen belchut foude fijn. Dit, lbo veel
het dack aengaet,is oock in \'t voorfte Quadrant
gedaen, gelijck wy daer gelèght hebben.

\'t Gebruyck hier af is even \'t felve als met het
eerfte, foo in de hooghte, als in d\'Azimuth
te nemen, en te tellen, en voor fbo veel defè
dingen tot d\'Aftronomie dienen , gelijck voor
aengewelèn is. Maer dewijl dit Quadrant, met
fijn bygevoeght Quadraet, geheel van metael
fijnde,
\'t eerfte in grootheyt overtreft, fbo ver-
toont het nauwkeuriger, dan \'t ander, fbo wel de
hooghte als d\'Azimuth: ja fbo, dat men die

!■ :

I ii

Ii

E Q^U A D R A N T.

oock tot op een fefte deel van een minuyt daer
door vinden kan, voornamelijck als daer foo
groote curieusheyt vereylcht wort, gelijck in
het onderfoecken van de loop derSonne uyt fijn
hooghte en declinatie van nooden is.

Ick fal hier, om een eynde te maken , noch
byvoegen , dat op defe twee Quadranten, na-
melijck de voorgaende drayende,
cn defè ftale,
die mee
drayen kan, en daer by het groote
latoene Tycho nifch oft Muur-Quadrant, wy
ons federt voornamelijck vertrouw^t hebben in
de declinatien der Son forghvuldelijck na te
fpeuren, om daer uyt fijne rechte plaets en
loop te herftellen.

Wy hebben dit oock dickwijls gedaen in de
declinatien der ftarren , als fy deur de Meridiaen
gingen,nauwkeuriglijck t\'onderfoecken, daer de
meefte en nauwfte precijsheyt van nooden was.
Want defe drie groote Inftrumentm, behoore-
lijck gefchickt,en tot het gebruyck bequaem ge-
maeckt , toonden , oock tot de deelen van een
minuyt, een en de felve hooghte, m verfchilden
niets van malkander. De Sextanten en andere
Inftrümenten, die hier by (^uameU, gaven oock
een en de felve getuygenis.

M

>

He

• \\

i .!

i .

t .,

-ocr page 221-

4f

HET BEWEEGHLYCK

THAEL QUADRANT,

Staende in de kelder D,

Aende uyt de groote vier-
kante ftoove, die tegen over
de deur ftaet , gaet men
fbo ter rechter als terflinc-
ker handt wederfijts in een
andere kelder. Soo ghy u
naer het ooften keert, fiet
hy in de kelder D, die op de noord-oofter-
loeck van de groote ftoove ftaet , een ande-
ren Quadrant, wiens toeftel en gebruyck van
Tycho op de volgende wijfe verklaert werd :

XVy hebben oock een Quadrant gemaeckt op
de manier als ghy fien kondtwelck ons niet al-
leen de hooghten, gelijck de voorverhaelde
Sextant, maer oock met een en de felve moeyte
de Azimuthen feer net aenwijft. Het heeft van
het middelpunt A tot de circumferentie B ofte
C vier cubiten , en de circumferentie is foo
nauwkeurig door dwers-overgaende punden en
linien verdeelt, dat fy aen den obfervateur, die
fcherp toefiet, felfs het vierde part van een
minute aenwijft,- te weten als hy fijn oogh ge-
voeght heeft aen het vifier K , en de Regel A K
verfet, tot dat hy de fterre , die hy obfèrveren
wil, aen beyde fijden van de Cylinder A even
gelijck fiet blincken ; als dan wijlt de Regel aen,
op de plaetfe daer hy de verdeelingen fnijt, on-
trent K, de gefbchte hooghte : en de wijfèr Q,
die tot op de Azimuthale circumferentie gere-
ken t met R uytgeftreckt is, wijft dan te gelijck
aen
den juyften tijdt der Azimuthen. De dwers-
houten , die binnen den omtreck van het Qua-
drant fich vertoonen, fijn foo verfcheydentlijck
met voordacht gefchickt, om den fèlven recht
vlack, ende in fijn vereyfchte gefchicktheyt te
behouden ende bewaren : de boord, op de welc-
ke de verdeelingen fijn, gelijck oock de vordere
deelen van het Quadrant, fijn bekleet ten deele
met koper, en ten deele met ftale platen naer
^n ey fch en nootfaeckelijckheyt. Het Q^\'i"\'
draiiu is heel vaft gehecht aen een ftercke vier-
kante yiei-^olomne L M N, met de welcke het
oock gehjckelijü. ^jedraeyt kan
werden, fonder
moeyte, naer fuicken ti^^^j^ j^g hemels men be-
geert: want de gefeyde colomne, boven rondt
fijnde , wertm een gat vaft
gehouden van een
dickyfêr, \'t welck in de
ronde muur, die het
toorentje daer het Inftrument in bewaert wert
omvangt, vaft ingehecht is: aen het onderfte
eynde van defe yfere colom is een ftale fpits oft
punt aengewelt, draeyende in een gat daer toe
bereyt
in een ftale plaet , welcke door vier
buytenfchroefjes werwaerts men wil verfchoven
kan werden , foo lang tot dat men dcor behulp
Denemarcken,
van beyde de perpendiculen van \'t Quadrant^
beginnende by A ende eyndigende by S , be-
fpeurt hoedaniger wijfe men het oock draeyt^
dat het met alle verticael-circulen refpon-
deert. Ende als dit eens gefchiet is , ende
men wel fbrgh gedragen heeft voor de ftellingé
des Quadrants naer verfcheyde oorden des we^
relts, ende het felve wel vaft geftelt met fchroe-
ven is het niet meer noodigh dat men veel tijts
befteet om naer de perpendiculen te fien, endé
daer uyt te weten oft het Quadrant van fijne ver*
eyfchte ftellinge afgeweecken is want het fèlve
niet gefchieden kan , als door eenigh fchielijck
overvallend groot gewelt: ende als dan kan het
gemackelijk op de gelèyde wijfe herftelt werden
terwijle het feer vaft en onbeweeghlijck fteunt
op de ronde fteen H, de welcke maffyf fijnde ,
diep in de aerde ruft op een ander fteenen funda-
ment : en oock het yfer, welck boven kruyswijs
uyt de onbeweeghlijke muur, daer het in gemet-
felt is,uytfteekt,laet niet toe dat de yfere Colom,
aen welcke het Quadrant gehecht is, uyt het gat
dat in het midden is, eenigerwijfe foude konnen
waggelen. Defè ronde muur,welcke juyft de ron-
de ommetreck eens circkels uytbeelt, (wiens dia^
meter ontrent is van fes cubiten, op dat \'er be-
quame plaetfe tuftchen den ommetreck van-ï^et
Quadrant, ende de holligheyt des kelde\'^i» ibude
fijn , daer den obfèrvateur met ge^iack rondom
fbude konnen gaen,) is boven op gedeckt met
een circkel, beftaende uyt kopere platen, die on-
beweeghlijck vaft leyt j op welcke alle de Azi-
muthen van den gantfchen Horizon , (die met
het vlack defes circkels afgebeelt wert) verdeelt
in hare kleyndere deelen, aengewefen werden;
fijnde het beginfel der Azimuthen , \'t welck van
de middaghlijn hangt, met foodanige nauwkeu-
righeyt nagevorfcht, dat het den Obfervateur
felfs niet een minuyt fal bedriegen. Wy hebben
de Middaghlijn op een andere en veel fekerder
wijfe, als ooit by iemant gedaen is, gevonden, te
weten door de noord-fterre ,• voornamentlijck
als de felve van beyde de fijden des Pools de
grootfte hoeck maeckt op, d\'afwijcking des Ho-
rizons ; want als dan fchijnt fy byna in het felve
pund des Azimuths eenighfins ftil te ftaen ; het
welcke oponfeylbare en fekere redenen fteunt.
Ende het is de moeyte wel waert geweeft dit
alfoo op te foecken, dewijle het onmogelijck
is veel uyt te rechten in de Aftronomifche ob-
fervatien , fonder een juyfte kenniffe van de
Meridiaen oft Middaghlijn te hebben.

Men gebruyckt ende handelt het befchrevene
Inftrument op defe wijfe: voor eerft recht men

E e het

■ !!\'

• r i

■in

il!

IIW

iH\'

-ocr page 222-
-ocr page 223-

XXlL

R Echt tegen over defè kelder naer het
noord weften, gaet men in een andere
^ ^ ^ even groot ende van een form fijnde y

telijck eens ende te gelijck kan waernemen, foo aengeteeckent met de letter E ; in welcke men
is het beter dat men de wijfer Q^vaft ftelt op vint een feker Inftrument circulswijs gemaekt,
feker Azimuth, daer de fterre naby is, wach- het welcke niet alleen de aflèn heeft refponde-
tende tot dat de felve met de gemeene hemel- ^ende op de Polen des werelts, hangende in een
loop daer komt, ende op het felve oogenbhck koperen Meridiaen, maer oock een Zodiakalen
waerneemt door de vrfieren van de Regu en,- circkel, die op fijn Polen kan gedraeyt werden j
\'t welck men byna fonder eenige moeyte doen waerom Tycho dit
mrnment Amillas Zodiaca^

. . V T n .1 tisZodiaeks-ringen pleeg te noemen.Men

HET BEWEEGHLYCK AZÏMVTHAAL QVADRANT. 47

het naer de fterre welcke men voorgenomen foo veel het mogelijck is, moet waernemen

heeft te obferveren, omdraeyende het Qua- want de felve koftelijck fijn, ende feer lichtlijck

drant, ende opduwende ofte nederhalende fijn bederven konnen,- ten zy men de felve voor

Regel met de vifieren, tot dat men door de ope- het gewelt ende de vuyligheden der Elementen

ningen van het vifier, \'t welck ontrent het ooge wel bewaert.
b , eerft fiet door de bovenfte de fterre juyft op

de bovenkant van de Cylinder; ende terftont T r ^ ^ i\' . * lil »

oock alfoo langs de ondLkant van \'t Cyhnder ^efer, tot bter toe hehhen wy t,

door de onderfte opening van \'t vifier: ende \'^^^^^ont de voornaemfte InprUmenten, ge-

als dan wijft de Regel , daer hy de verdee- ^^Jgen vanTjchoos konfi en wêtenfS\'ap, met

hngen fhijt, de gefbchte hooghte der fterre hare eygene afbeeldingen * en alhoewel dove^

feer pertinent aen. Maer indien men oock be- rige van foo grooten waerde niet fijn, hebbê

geerigh is om met eenen den Azimuth te we- ickevenWel^om mv weetmrigh gemdet te vol^
ten, draeytmenhet Quadrant op fiin ftiil een i , ^ 1 j ^ n ■■ -

weynigh tot dat men de fterre door de twee f ^^ Je moeyte tuaert geacht de befchry^^^^

fy-fchreven, ontrent de vlackte van beyde de der felver hier by te voegen.
fijden des Cyhnders gelijckelijck verneemt 5
als dan wijft de wijfer Q op de horifbntalen
ommetreck de juyfte Azimuth aen. Maer ter-
wijle men defe twee dingen uyt oorfake van de
gedurige ende fnelle loop des hemels niet Hch-

W

i

Het gebruyck van dit Inftrument is het felve ^oet met defe alle \'t gene Hipparchus en Ptole-
als dat van alle andere, die door de hooghten j^e^g ^^^ Inftrumenten konden uy twerc-
endeAzimuthenuytgewercktwerden;hebben- ken, doch veel beknopter en nauwkeuriger,
de nochtans dit voordeel boven alle de anderen, v/^^t vooreerft beftaet dit onfe Inftrument niet
dat men a les door het felve met geen moeyten, „yt foo veel circkels, als de haren vereyfchten ,
feer nauwkeurigh ende leker, felfs tot het vierde ^aer heeft\'er maer vier in als, onder welck getal
deel van eenminute, kan uytvinden : \'t welck jfejfs oock de gefeyde onbeweeghlijcke Meri-
men met de anderen, foo om haer kleynte, als ^jaen vervat wert; en evenwel konnen door de
mede om het maeckfel, (\'t welck foo juyft ende felve, met hulpe van twee Obfervateurs, in een
tot het gebruyck bequaem niet is) niet doen ommefien , ende fonder eenige moeyelijcke
kan om welcke oorfake ick oock defe maniere tekening, foo wel de longitudines, als de latitu-
van maeckfel de Aftronomen recommandeere. ^^i^es der fterren feer nauw, felfs tot een minuyt,
Om oock dit Inftrument te gemackehjcker, foo uytgevonden worden. Ende men twiiffèlt, niet
in\'t obferveren als tellen te konnen gebruyc- fonder reden,oft deRing-inftrumentender Ou. -
ken, fijnder van^le kanten trapp inde figure ^en foodanige nauwkeurigheydt wel hebben
aengewefenmetT; opwelckerhooghfteover- können toonen; terwijlen nocht Hipparchus
ent ftaende, men obferveren kan de fterren on- nocht Ptolemeus ooit in de latitudines oft longi-
trent den Horizon fijnde; die op de onderfte fit, tudines der fterren precifèr metinge gevonden
kan de fterren die boven \'t hooft fijn obferve- hebben,als tot het fefte deel van een graedt, dat
ren, ende foo vervolgens op de tulfchentrappen jj tot de tiende minute. Waer uyt waerfchijne*
weder andere. Voorts is dit Inftrument met fijn üj^k fchijnt te volgen, dat alhoewel hare Rin^
ront torentje gedeckt met een dack 5 netjes op- ge^ y^^ louter koper waren, ly evenwel foo
gemaeckt van gladt-gefchaefde plancken,\'t welk groot niet geweeft fijn , dat fy in minuten ver-
beneden op de\'horizontale muur buyten den deelt hebben konnen werden ; ofte wel dat de
Azimuthal-circkel, op een ronde ftercke houte Ouden verliiymt, ofte onnodigh geacht hebben
ring vaft ftaet. Noch heeft defe ring op ver- de felve lbo nauwkeurigh te verdeelen. Hoe het
fcheyde plaetfen,dwars over malkander ftaende, fy^ men moet altijdt bekennen dat defe wilde
eenige rolletjens, op welcke de felve met wey- ^nde onfèkere manier van \'t meten der fterren,
nigh moey ten werwaerts men wil op den omme- j^^er, tot geen kleyn beletfel van de herftelhnge
treek van den Horizon kan gedraeyt werden ; der Sterrekonft,
ongevoelijck heeft doen af-
ende op defe maniere kan men de langwerpige d^^len van de rechte kennifte der hemelfche
venfterkens in het dack dwars over malkander bewegingen. De ftaele Meridiaen, van welcke
fijnde, drayen naer de fterre die men obferve- ^^ gefproken hebben, ende die de voordere
ren wil. Naer de gedane obfervatie werden de ringen in fich beftuyt, heeft drie cubiten in fijn
venfterkens weder gefloten, om het Inftrument cJi^nieter ; waer uyt ghy af kondt nemen de
van lucht, regen, en van wind te bewaren ; groote van de voordere
binnen-ringen. De ver-
\'t welck men oock in de andere Inftrumenten, deehngen , foo op de yfere ring des Meridiaens,

■ i fi\'V

I! •

- m\'

■il

r >

als

-ocr page 224-

zm

Q^IT A D R A N T. ^

en diftantien,als het maer onder wegen niet door
eenigh gewelt ofte verfuym ontftelt en is. Het
heeft mede fijn eygen voet, die even fbo wei
met fchroeven uyt- malkander gedaen , ende
nevens het inftrument in de felve kaffe gepackt
kan werden.

als op de binnen-ringen, die buyten op met
koper bedeckt lijn, fijn met dwers-overgaende
punden foo nauw waergenomen , dat op dele
Ringen yder graedt in lèftigh minuten noch
verdeelt is: daer-en-boven fijnder verfcheyde
vifieren die fo op den Zodiaecks-ring,als op den
circkel der breette, heen ende weder konnen ge-
draeyt werden ; door welcker parallele ope-
\' ningen op onfe gewoone wijfe men de fterre
moet foecken. Want in defe Ringen pafteert de
recht-ronde alfe door de Polen van den Zo-
diaeck, en alfoo dwars door het Inftrument, aen
wekkers circumferentie men de longitudines der
fterren moet nemen ^ hy heeft recht in het mid-
den een cylinder, door wiens behulp men op de
gefeyden circkel der breetten, obferveert de
afgelegenheydt der fterren van de Ecliptica.
Ende op defe manier ontgaet men het overtol-
lige, \'t welcke in de Inftrumenten der Ouden
de obfervatien onfekerder maeckte; ende doet
alles met meerder lèkerheyt ende beknoptheyt.
Want defè ringen konnen door hare fwaerte fbo
niet afwijcken van hare behoorlijcke ftellinge,
als om wichtige redenen wel gelooflijck is dat de
oude gedaen hebben. De voet van dit Inftru-
ment is van yfer , hecht gemaeckt, ende heeft
onder een dickachtige yfere circkel, daer vier
fchroeven aen vaft fijn, die op vier korte fteene
boven op met yfère platen bekleede ftijlen
ftaen; ende door middel defèr fchroeven wert
het geheele Inftrument tot fijne behoorlijcke
ftellinge ende nette over-een-kominge met des
hemels circkelen gerecht. Voorts als het eens
wel geftelt is, gebeurt het nauwelijcks, vermits
alle de deelen fbo wel geordonneert fijn, dat het
fèlfs naer langen tijdt ietwes vande eerfte ftel-
linge komt te verfchillen. De kelder,daer dit In-
ftrument in bewaert wert, heeft oock trappen
lbo wel om af te dalen, als oock om over al
rontom het Inftrument te konnen klimmen daer
het vereyfcht wert 5 ende heeft boven mede een
dack, \'t welck men half opflaen kan , en drayen
naer welck gedeelte des hemels men wil.

i I

D

I ,
I

XXIIL

Aer als men naer de gefeyde Circkel op-
klimt , vint men aen de rechter fijde des
muurs, in een expres daer toe gemaeck-
te plaetfè, hangen een anderen Sextant, die vier
cubiten begrijpt van fijn middelpunt tot den
omm.etreck. Welcken Sextant Tycho van koper
met verfcheyde fchroeven heeft laten maken,
op dat, als hy eenige Obfèrvateurs naer verge-
legen landen wilde fenden, om aldaer de Polus
hooghte ofte ietwes anders te obfèrveren, de
felve dit Inftrument gemackelijck mede ne-
men , ende op de beftemde plaetfe gebruycken
fouden konnen. Waerom oock het fèlve Inftru-
ment gemaeckt is dat men het met fchroeven
kan t\'lamen ftellen , ende weder naer beHeven
uyt malkanderen doen, ende in een kaffe, daer
toe gemaeckt, packen, ende alfoo fbnder eenigh
letlel te water ende te lande over al heen voe-
ren : ende weder gekomen,ende door de fchroe-
ven t\'lamen geftelt fijnde, fal het evenwel als
te voren dienen tot het foecken der hooghten

XXIV.

ït fijn de voornaemfte Inftrumenten die
men in het onder-aertfche Obfèrvato-
rium fiet; maer buyten defè is \'er noch
een fèkere Armilla die verdragen kan werden |
ende in fijne diameter ontrent drie cubiten
heeft, oock met koper bekleet, en in minu-
ten verdeelt. Als men defè gebruycken wil,
draeght men die buyten, ende fetfe op een van
de fteene pylaren naer het ooften en weften
met de letters H en I aengewefen j en met dit
Inftrument neem,t men de declinatien der fter-
ren als de fèlve den Horizon beginnen te nade^
ren, ende niet wel met de groote Armillen kon-
nen bekent werden.

De Regulen van Ptolemeus, die wy hier voor
befchreven hebben, werden oock fbmtijts op
defè columnen geftelt 5 want beyde defe fteene
pylaren, die naer het ooften en weften in de
3oogen ftaen, fijn foo wel met yferwerck en
fchroeven van beyde kanten voorfien; dat men,
naer het vereyfcht wert, op de felve en de voor-
fèyde Regulen, ende oock de gemelte Armilla
der declinatien voegen kan : maer ten opficht
van de Regulen alleen , is beneden op de felve
fijde des pylaers een yfere plaet met fchroeven
befet, in welcks bovenfte gat ruft die fijde der
Regulen, die naer het Zenith gekeert ftaet,
ende wert alfoo recht perpendiculaer gerecht,
ende in het felve lichte ijck omgedraeyt: doch
fbo daer ietwes Ibude mogen aen komen te ha-
peren , dat fèer felden gefchiet, kan den eenen
pylaer des anders fout verbeteren : ende aldus
can men defe Regulen, ontrent dit onder-aert-
fche Obfèrvatorium, gemackelijck gebruycken,
als men veele hooghten te gelijck ofte in korten
tijdt wil aenteyckenen.

XXV.

MEn vint noch op de felve plaets een
kleyn Quadrant, \'t welck vervat van fijn
center tot de circumferentie een cubit,
uyt een dick-achtige kopere plaet gemaeckt,
ende door middel van het vuur rondtom ver-
guit j het welcke gedraeyt wert op een yfere
voetje, foodanigh met fchroeven ende andere
nootfakelijckheden verfien , dat het Quadrant
geftelt kan werden naer behooren. Het uyterfte
van fijne circumferentie is op onfe gewoone-
lijcke wijfe fbo verdeelt , dat elcke graedt
noch iideeltjens heeft, lijnde elckgedeeltje
vijf minuten; maer binnen defè buytenboort
is noch een andere verdeelinge op die wijfe,
welcke Petrus Nonnius in fijn boeck äe
Crepufcu-
/w befchreven heeft j te weten door veele bo-
gen binnen ingetrocken, ende weder verfchey-
dentlijck verdeelt, foo door het veranderen
van het geheele getal, als door het
fèlve vervol-
gens te verminderen, naer de verfcheydentheyt

van

AZIMUTHAEL

48

-ocr page 225-

ANDERE

van den rechten hoeck; ende dit fiet men op den
eenen kant van het Quadrant, want op de an-
dere fijde
fijn de getalen als op een plaet gefne-
den , die fbnder veel tellens dateiijck de graden
en minuten , door punden volgens de verdee-
linge van Nonnius aenwijfen.

Ontrent het center ftaet op een plaets, die
anderfins ledigh foude fijn, een Hieroglyphicum
in een ronde figuur konfligh gefiieden : daer
men fiet een jongeling met een laurier-krans
gekroont, hebbende in de eene hant een
he-
mel-kloot, in de andere een boeck, fittende
by een boom, aen de rechter fijde groen ende
vol bladeren ; maer aen de andere hjde , heb-
bende dorre ende naeckte tacken, onder welcke
een tafel ftaet , daer alle het gene , \'t welck in
dele
weerelt meeft in waerden is, gefien wert ,•
te weten, een kift met geit, fcepters, kroonen,
geftacht-wapenen, goude ketenen,
edel-gefteen-
te, vrouwen-cieraet, kannen, glafèn , kaerten,
dobbelfteenen, ende diergelijcke meerwelcke
dingen alle van een geraemte, de Doot uytbeel-
dende, met handen en voeten omhelft wert ;
ende boven dit alles ftaet het volgende veers ,
den ftnuytleggende,

Viyimus ingenio : utera mortis ermt.
op fulcke wijfe dat het eerfte gedeelte van het
veers,
Vivimus ingenio, op een papier gefchre-
ven komt te hangen aen de rechter en groene
fijde des booms, daer de wijsgierige jongeling
fit\': maer het overige, te weten.
Cetera mortis
erunt y
fiet men aen de dorre fijde gefchreven
ftaen. Gelijck als Tycho elders dit finnebeelt
gebruyckt, daer het niet tot het tijdelijcke,
gelijck hier , maer tot de eeuwige en betere
faken geduydt wert. Want aldaer wert aen de
groene fijde des booms vertoont een afbeeltfel
van des Heeren onfes Salighmakers leere ende
leven, daer boven gefchreven ftaet,
Vivimus in
Chrißo :
ende de teeckenen van de Philofbphie
ende geleertheyt werden daer recht anders , te
weten aen de dorre fijde,onder des Doots gewelt
vertoont, blijvende aldaer het felve opfchrift
als in het tijdelijcke finnebeelt: foo dat het ge-
heele veers in dit hemelfche ftnnebeelt komt te
luyden,

Vilpimus in Chriflo, cetera mortis ermt.
Ende aldus wilde Tycho met het voorfeyde fin-
nebeelt te kennen geven, dat ware geleertheyt
ende kenniffe,foo wel van de hemelfche als aert-
fche faken , ende in volgens de Philofophie , in
dit fterffelijcke ende wereltfche leven den men-
fche veel eer onfterffelijck maken, als alle de
andere faken, die de aertfche menfchen veeltijts
in het werck ftellen 5 maer evenwel niets by-
brengen tot het verkrijgen der eeuwige falig-
heyt ,* ende diens aengaende mede de doot ende
verderffeniffe onderworpen fijn 5 terwijlen al-
daer de goedertierentheyt en barmhertigheyt
Godes door de verdienften fijns Soons Chrifti
onfes Salighmakers , en het onderhouden van
fijn leere ende geboden , alleen plaetfe kan heb-
ben , ende eeuwighdurende is. Daer-en-boven
heeft hy noch veel andere fèntentien , op ver-
fcheyde plaetfèn ,
foo op het Slot, als op eenige
Inftrumenten doen fchilderen, welcke de waer^

Denemarcken.

XXVI.

En de muur van de ftove hangt mede een
koperen Aftronomifche Radius , wiens
grootfte Regel, ofte de Radius felve, uyt-
beeldende den halven diameter des Circkels,een
weynigh grooter is als drie cubiten; ende is voor
defèn fèer konftigh gemaeckt van Gualterus
Arfcenius, neve van den fèer geleerden Mathe-
maticus Gemma Frifius , op de felve manier, als
in het boeck \'t welck de genoemde Gemma van
dit Inftrument gefchreven heeft , aengewefen
wert. Behalven defen hadde Tycho noch een
ander Radius, mede van kopere platen tTamen-
gevoeght, van buyten driehoeckigh, ende van
binnen om de lichtigheyts wille hol , welcke
door dwers-overgaende punden , die \'er op ge-
teeckent ftaen, veelmeerder ende nauwkeuriger
de verdeelingen vertoont, als de gemeene ver-
deelinge van de Radius in evengroote deelt-
jens : lbo dat hy oock voldoet aen het grootfte
getal van de tafelen der rechthoeckige driehoec-
ken , dat uyt vijf cyfers beftaet. Maer Tycho
betrouwde fich weynigh op eenige Oblerva-
tien met de Radius gedaen, voornamentlijck als
de diftantien der fterren wat groot waren ; heb*
bende het felve aengemerckt door lange erva-
• rentheyt, ende vergelijckingè met andere In-
ftrumenten.

XXVII. ^

DAer-en-boven is \'er noch een Aftrono-
mifche Ring,geheel van koper gemaeckt,
welckers fijden foo konftigh door ge-
fmolten filver t\'famengevoeght fijn, dat men de
felve voor louter metaelfbude nemen, daer niet
te min alle fijne ringen van binnen hol fijn, om
dathy te lichter foude vallen te dragen , ende
door fijne fwaerte niet van malkander wijeken,
Ditlnftrument heeft in fijn diameter een wey-
nigh meerder als een cubitus. Defe Ring is oock
.van den felven Arfcenius fèer finnelijck ge-
maeckt , naer het voorfchrift van de voorfèyde
Gemma in een feker boecksken dat hy van dit
fèlve Inftrument uytgegeven heeft. Ende alhoe-
wel defè Ring met fonderlinge naerftighey t ge-
maeckt ende verdeelt is, acht Tycho nochtans
de felve t\'eenemael onbequaem om de hemel-
fche Obfèrvatien op fijn nauwfte te nemen ;
evenwel bewaert hy het om de Ouden hare
meeningen, ende voornamentlijck om de ge-
dachteniffe van den feer vermaerden Gemma
Frifius, die fijn Neve dit Inftrument buyten
alle twijffel heeft leeren maken. Hy heeft daer-
en-boven noch een anderRing vry wat kleynder
als de voogaende , die qualijck een kleyne fpan
in diameter heeft en des niet tegenftaende fijn-
de van louter koper , ende naerftighlijck in fijn
circkelen verdeelt, het felve bynaer doen kan
dat de voorgefèyde groote ; want in dufdanige
fpeei-inftrumenten beftaet de deught, gelijck
men
gewoonlijck feyt, oiet in de groote, maer in
de hoedanigheyt; ofte wel in geen van beyden.

Ff XXVIIL

I N S T R 11 xM E N T E N. 49

heyt door finnebeelden tot in het mergh felfs
te kennen gaven , die ick hier alle om kortheyts
wille voorby gae.

t;

. I (I:

rnii\'f;

i I :,

I

\'In

-ocr page 226-

fl I

■ ^ I\' !
■ , 1

ï .

t\'i

andere instrumenten.

XXVIII.

Aer is oock een kleyn Aftrolabium geheel
van koper, na de befchrijving der Ou-
den gemaeckt, hebbende na gewoonte
van binnen verfcheyde matriculen naer de ver-
fcheydentheyt der Polus hooghten : het heeft
maer een palm in diameter. Ende alhoewel
Tycho niet veel ftaet maeckt van die Inftru-
menten, die de bewegingen der fterren eer voor
bekent ftellen, als dat ly de felve naervorlchen :
foo heeft hy niet te min gereet ende by der hant
feeckere ronde platen van koper, plat van beyde
de lijden , ende tamelijck dick j van welcke hy
meende t\'eeniger tijt op lijn gemack een Aftro-
labium Catholicum te maecken
; \'t welck met
minder omllagh als het oude,Ibude dienen voor
alle landen , ende veel meer als de voorgaende
uytvoeren.

Daer-en-boven lijn fbo in dit Obfervatorium,
als oock boven op het Slot vele andere Inftru-
menten, nut fijnde om de ftralen der fterren ,
als mede de fchaduwe der Sonne ofte Mane te
ontfangen, ende tot ander gebruyck welcke
ick,als lbo principael niet lijnde,onnodigh achte
hier te verhalen.

Nu hebt ghy gefien dat\'er XII Aftronomi-
fche Inftrumenten hier voren Verhaelt, behoo-
ren tot dit onder-aertlche Obfervatorium ge-
naemt Sterrenburgh,gelijck ick gefeydt
hebbe 5
onder defen fijn de eerfte ende grootfte, alleen
de vier laetfte uytgenomen, genoeghfaem be-
quaem , om de obfervatien van de hemelfche
hchamen te volvoeren met de grootfte fubtijl-
heyt, die ooit kan in fienlijcke finnen vallen.

l i I

1

I !

ï I

i i

i \'
i S

!

Voor de reft ( op dat ick dit oock noch aen-
wijfe) als men komt uyt de ftove van dit on-
der-aertfch gebouw, is aen de rechte-hant naer
het noorden begonnen een overwelfden deur-
gang j die leyden fbude onder de aerde deur tot
in de kelders van het groote huys j door welcke
men uyt het onder-aertfche Chymifch Labora-
torium,\'t welcke daer onder het zuydelijck too-
ren tje is , fbude konnen doorgaen , op dat men
by winter-tijdt by nacht , als de lucht klaer
was , niet foude genootfaeckt fijn om juyft de
3oort van de wal te openen. Maer defe gang
leeft Tycho veellicht uyt eenige oorfaken laten
fteken, derwijl hy toch niet feer nootfakelijck is,

In het midden van al defen onder-aertfchen
omflach , buyten op het bergsken dat het dack
van de ftove omhelft , plach Tycho te hebben
een feker beelt van Mercurius van koper gego-
ten , ende feer konftigh op de wijfe van eenigh
oudt Romeyns beelt gemaeckt, fbo dat men\'er
cjualijck een fbude konnen vinden , dat ten aen-
fien van de juyfte geftalte der leden by dit fbude
mogen vergeleken werden. Het beelt een wey^
nigh grooter fijnde als een cubitus, ftont op een
voet daer een Infbument in was , door welcks
middel men het beelt, als of het van felf draey-
de, als men wilde, konde doen rondtom gaen.

n

y

e

e.

d

-ocr page 227-

tHARTOGHDOM

W Y C K.

\'t Artogdom Sleiwyk, die de natuer kan toebrengen , om een geweft

wekkers naem oht- prijs waerdigh te maecken. Want alhoewel dac
leent is van fijne aen defe fijde van Flensborgh, als op den rugh
hooftftadt Slefwyk, van dit Hartogdom , de aerde eenighfins on-
wort by Saxo Gram- vruchtbaer is ; evenwel is \'t verby Flensborgh,
maticus, als oock by naer \'t noorden , langs de zeekant, ongelijck
andere Schrijvers ge- waerdiger, fbo om fijne deucht en vettigheydt,
noemt
Auflralis ïutia, als om datfe alle dingen, welcke tot het onder-
in \'t Hooghduyts
Sü- houdt van \'s menfchen leven noodigh fijn, feer
der-Iutland j naem af- mildelijck voortbrengt: doch infonderheyt
komftigh vande lutlanders,volckeren van \'t Ko- langs de weft-zee, van de rivier d\'Eyder tot ver-
ninckrijck Denemarcken , die het noorder- en by Tonderen , fietmen wonderfchoone weylan-
een groot gedeelte van dit Hartogdom , bewoo- den , welcke van den Hooghduytfchen
Marfch^
nen. \'t Heeft tot fijne landtfcheydinge aen de- /iW^r, van den Latinen H^rÄ^ regiones oftP^-
felve noorder zijde de rivier
Schodtburg, welc- ludes^ en \\an ons hroecklandenjoke gev/tfien langs
ke dwars door de ftadt Coldingen loopt; naer de zeekant,konnen genoemt worden : aengefien
\'t ooften en naer\'t weften heeft het fijn uyt- die in een laege plaets gelegen, en door het ge-
ficht in twee zeen,-welcker eene, genoemt M^rd welt der zee gelijck als afgeruckt fijnde, door
Balthicum, ofte de Ooft-zee, \'t Hartogdom Slef^ feer fware dijcken tegens \'t fèlve befchermt wor-
wyk, van Finlandt en van de andere eylanden den; fbnder welcke men die oock naeulijcks fou-
van\'t voorgenoemde Koninckrijck Denemarc- den konnen bewoonen. Tegens defèn naem
ken affondert en naer \'t zuyden heeft het de van
Marfch wort geftelt een ander woort Goß,
riviere d\'Eyder, welcke Holfteyn en het Room- Geeft ofte Göfe, \\ welck beteeckent droogh en
fche Rijck, van welck dit Hartogdom te leen ge- dor : metwelcken naem de inwoonders genoemt
houden wort,affcheyd : Defe landtpalen van net hebben de plaetfen die wat verder van de zee
Hartogdom Slefwik, naer\'t noorden en\'t zuy- gelegen,
en fbo vruchtbaer niet en fijn. d\'Aer-
den, worden oock door dit rijmdicht aengewe- de van de zee-geweften is leemachtigh (\'t welck
fen: de Duytfchen noemen,) voortbrengende

Slefyicum tf lutos dirimit Schodthurgicus amnis 5 groote menichte kleverbladen, die gemeenlijck
Eidora Teutonicum dirimit Imperium. in de weyen gevonden worden, en een uytnee-

Dat is : de rivier Schodtburg verdeelt lut- mend voedfel voor de Vrieftche beeften is,die\'er
landt en Slefwik ,• d\'Eyder fnyt het Duytfche wonder vet en kloeck van worden. Dit Hartog-
Rijck af Voorts fijn\'er inde Ooft-zee noch dom ftelt niet onder de minfte gunften der na-
eenige andere eylanden, welcke onder\'t gebiedt ture, den ongeloofelijcken overvloet van vifch
enheerfchappye
van\'t Hartogdom Slelwik be- die\'theeft, door\'t inkomen van velerhande
hooren, te weten de navolgende :
Alfen, Arroë en boefemen der zee, daer rondtom zijnde, en
Vemeren. Van gelijcken fijn\'er iii de Cimbrifche oock uyt een menighte beecken en rivieren,
ofte Weft-zee eylanden, die onder\'t felve ge- Ick wil niet overftaen dat men by Tonderen
fagh ftaen, doch in grooter getale:
Mandoë, en Hufïim ,t\'allen tijde feer uytnemende oefters
Rjm, Syld, Fohr, Amrum^ Nordtftrandt, en Helgelandt. vangt, waer af wy inde befchrij vinge dier fteden
Dit geheele geweft ftreckt fich inde lenghte hier onder breeder fullen fj^reecken.
uyt 15 oft 18 mijlen: maer aengaende fijne De voornaemfte boefemenen havens
van .
breete, die is ongelijck; nu 8, dan i o , en op ee- \'t Hartogdom Slefwyk fijn, i, die van Coldingen,
nige plaetfen oock wel 14 mijlen zijnde. Duf- fijnde de landtfcheyding van\'teen en\'tander
danich is \'t indien ghy de eylanden
uy tfondert, lutlant. z, die van Haderslebe, die feer vifchrijck
welcke foo ghy \'er by voeght, fal recht in tegen- is, maer om fijne doorgaende ondiepten kan
deelde breete tot lenghte
worden, gemerckt daer geen groot fchip inkomen, j, die van Gen-
die 21 mylen bevat. Indien men reeckenen wil ff^r, is, om \'t eylandt Barlbe , waer mede die aen
naer het getal der bunderen, dit Hartogdom be- de fijde gefloten is , wel eenveylige haven, ech-
grypt\'er tien duyfent drie hondert en
negentich, ter niettemin tot op heden weynigh gebruyckt,
in welcke fijn gelegen 14fteden, 13 bailjuw- vermits de nabuerfchap van Apenrade. 4, die

fchappen, 13 kafteelen, 17 burchten, Z7S van Apenrade is feer gerieflijck, hoewel de groots

kercken ofte parochiën , 67 edele huyfen, i6z fte fchepen, door de tuftchenleggende ondiepe

hoeven 1480 dorpen, 116 watermolens, lo^ bancken , niet en konnen aen de ftadt komen,

ofte edele vrye landen. j, Flensburgh is een feer bequame haven , ja byna

Voorwaer dit Hartogdom is wonder fchoon, degeriefelijckfte van alle die\'er in dit Hartog-

overvloedigh in alle foorten van vruchten , dom langs de Ooftzee fijn. 6, Sonderburg en eeni-

moeskruyden, beeften, en alle andere dingen, ge andere die \'er aen vaft fijn. 7, Die van Skf^jk

Slesi^ycL ^ ^^^

L E

NaewJ.

1

LdudtpA-
lm*

Creme.

tloedanig-
kejdt.

m

-ocr page 228-

20,

D V C A T V S

^sxESWICVJMi

fiVe

lYTIA AVS TRAU S .

zo.

. /f.

10,

I XT T H
X-i^ . _ « «

A R D.i

Jem

See

M

Ve^e/i.
yJialt.

yo^ /"i

27

to.

A U I M, P AIR S.

^^iittelfardt

IS^aw

o

a

StS 5 .^CoUini:;

S-A.

Schotior^

^ Jigr-um.^ ,// •\'»««/j\'-V l". ^ i /

......

Jucrstii/i

Sar/kd

à.

ri

I ^ m

X IL
peiiL

lino et Poteiitißinio,Prnici^^
f I>n.rRII)llRICO III.

Cornài m OUcfiAot^a
\'Serenißimo Celsißimo^tte Principi ac Domine

üii.Fridrrico IV:

\'(U CS/or-joe^ùe, ^uci Stormarùz et\\

^mitTii^^Juif CLinintif^imis, ^^ttlarnnanc GiK^rc^Jfic
^^^^ aut/jor^ loîianires

^rohotm-

Scl^wint

Î^oIJ«

.rg-.

\\to\\

\\io\\

ilUt

01*

o Mrcndnip , tat--- "^Sii^ \'iS\': "<r A

Vvi jBor^ ^S^uTK^mcr^^j^a\'.

Oenaef \\

lé-

vacroc

iz

IP
Sek

lalîn

^ J

\'aroc

¥

lnl?ui Alßcil

"Jaufto

îAT 3J

J- :

: Sm/^.

StranJôci

JK-ZÄ

Sel

V

Aj^roel

Irarter/i.

Jiautrtw _

S

rarJe/

\\Jitde/>uU
.Gk

yiarj\' \\ ^^

\'m

é\'

Sk/tw

jrJeiul

sunäe^C

liGaiiiUf

wt,

Gaf\'\'

m\'

B

\'«"\'V ^udslunJt

-îip

<4 fHf^

^Mumpdorjy

I —^ éi.

ecyhd;

l-crc.

larÀ

\'^mivs

■■ \'\' ! / •
4M

•M

^Carlum
J latdenAorn.
\\4citenff
o
JLicl

le-/«/«//

oßp

m

fol

koe^

A ThU C

U

«

\'^tiintl

nîor

^cAu/l

vttfj

M

ttc^eJn

Mm/eaive

.......

^ V\\ ■

•me^t^

^ Rl

X/inJen

s Laurentif. \\

\'h

^Ost/uaà

s^^anfi

6k-

tmnonv.

\'■■-/.\'Ifi\'iV/ffi

^OçMûtm

IPi^us cwtCJ^mj^
^obtlium- tedes.

m

M

te!

ime/unJt- \\

ernJi\'K

V

écier^\'J

IJZC:

!

Vul^o

A.

U

ColJmiiittet

"A-

f.

iO:

.....

y , ; îi

jcen^s

Gy1c0U>

IvUtksnljorç

^ewenfm/oL

(^SuJermuetr

^ Ifein

Jlem

fj^\'

Hîi

30

H ©l^-ela n dt

dH^aitkas

ßollifn

tfivt^

st^\'

^ JhOmers/ia^

Sûvenan

D Ii T H M ^ K 5 ^^^

/-Sä-,

r ^ n 5. ^ Holsati^

^^oi-el/ioep

ihm::*:

______________

/y.

^etmefsJorjt

ARS.

^ l\'Untiecke

I JL

\\

?<astz<s

Pars

10\'

J ^r. l o/f£ttr.

-ocr page 229-

ij S L E S

WS eertijts een fèer vermaerde haven,- maer
tegenwoordig isfe byna geheel geftopt, door
\'t lanc dat\'er de vloet en ebbe der zee in brengt.
^y Eckerenfurt is een wijde en diepe haven , be-
quaem voor de grootfte fchepen. p. Die van
\'Chilon ofte Kiel, eenijts genoemt den boefem yan
Chalm,
lo, Die van Burg in Ferneren, welcke
eertijts veel bevaren wierd , maer jegenwoordig
niet lbo beroemt is. Alle de voorfeyde havens
komen in de Ooftzee.

Aen de fijde van de Weft ofte Cimbrifche
zee vertoont lich i,
d\'Eyder, de welcke aen d\'in-
woonders van Fredrickftadt en Tonningen een
bequame haven verfchaft.
if Heber, dele is\'t,
in welck die riviere uytwatert, op welcke Huliim
leyt. 3,
Das Schmale Tieff, en andere rivieren,
die\'er fijn
bygevoeght, berghplaetlen voor d\'in-
geletenen van
\'t Noordftrant. 4, j, Rutebul en
Boy er, twee tamelijcke havens voor die van Ton-
deren.
6, Lifte, gelegen in\'t eylant Sildt, in
een merckelijcke wijde en diepe haven , hoewel
weynig bevaren.
7, De haven van Ballume, ko-
mende uyt de rivier Lok , alwaer oock weynig
perfoonen landen. 8,
Nipje is vermaert om den
overtocht van eenige duyfent oflen, die men
derwaerts leyt omfe in Nederlant te voeren.

i^wtmn. De voornaemfte rivieren fijn Coldingaw, Schodt-
hurgifchayp, Nipfa, Lohbeck, Widaw, Gronaw, Suderaw,
Scholnaw , Trene
en Eyder. Oock dient dit aenge-
merckt , dat alle de voorverhaelde rivieren, uyt-
gelbndert Coldingaw , haren loop van\'t ooften
naer \'t weften nemen, vermits de natuur den,
oever van de Ooftzee hooger als die van de an-
dere gemaeckt heeft, de lelve befettende met
een groot getal bergen, en de fijde van de
weftzee meer doet dalen. Defe rivieren nemen

Céerghtetj, haren oorfpronck uyt defe bergskens, ofte liever
heuvelen , waer van de uytfteeckenfte, die on-
trent Slefwyk zijn, gelijck alle d\'andere, ha-
ren naem ontleenen van de naeftby-gelegene
plaetfen.

Steden. De fteden van het Hartogdom Slefwyk zijn,de
hooft-ftadt
Slefipyk , Flensborg, Baderslebe, Tonde-
ren , Eckerenforde, Burg,
in \'t eylant Femeren,
Apenrade, Hufum, Tonningen, Fredrickfladt, Gardin-
gen
en in\'t Hartogdom Sonderburg , de hooft-
ftadt
Sonderburg en Hart^koping, in \'t eylant Arroë.
De ftadt
Ripa is wel gelegen onder \'t gebiedt van
\'t Hartogdom Slefwyk, maer fy behoort niet te
min onder\'t Koninckrijck Denemarcken. Hier-
om is \'t, daöè in de Staten van \'t Hartogdom
Slefwyk niet en verfchijnt.

/»mo)}ders. De Jutlanders maken een groot gedeelte van
dit volck, d\'andere fijn Saxen en Friefen. De
Jutlanders befetten de noorder fijde , van Col-
dingen af tot de ftadt Slefwyk, gebruyckende de
Deenfche tale; van Slefwyk af tot aen d\'Eyder
en Levenftow hebben de Saxen hare woonplaet-
fen, en gebruycken de Neder-Saxifche fpraeck.
De Jutlanders beftaen wederom alle de wijtte
die \'er is van de rivier Schodtburg tot by Ton-
deren : de welcke gevolgt worden van de Noor-
der-Friefèn , die niet alleen befitten de Broeck-
landen (
Marfchldnder) van Tonderen af tot aen
de rivier d\'Eyder maer oock een groot gedeelte
van\'t vafte landt, genaemt
Geeft, die d\'oude

K.

Fliefen Forgeefi noemden ; en behelft de volgen-
de kreytzen:
Karharde, Riesftnohr in Böckenharde,
een gedeelte yan de kreyt^yan Tonderen, Norgoejsharde^
en Sudergoefsharde. Meeft alle defe volckeren ver-
ftaen de Duytfche fpraeck 5 doch d\'andere , dié
verder naer het noorden leggen , konnen boven
deDuytfche noch deDeenlcheenOudt-Friefche
fpraecken. Eyndelijck op de grenfen leght Fre-
drickftadt , die door Hollanders bewoont wort,
welcke,gelijck fy de tale,alfoo oock de zeden van
hun vaderlandt in acht nemen.

Om nu iets te feggen , rakende de regeering Reieeringe.
van dit Hartogdom , moet men weten , dat den
Köninck van Denemarcken en Noorwegen, als
Hartog van Slefwyk , en daer naer den Hai\'tog
van Slefwyk en Holfteyn , ( die fijn Hof tot
Gottorp houdt) alleen beftierders van \'t Opper-
gebiet van \'t Hartogdom Slefwyk zijn : want
\'t grootfte gedeelte van dit Hartogdom is hun
onderworpen; vermits de Hartogen van Son-
derburg geen kleyn gedeelte, rontomme Flens-
borg en Apenrade , daer van befitten, hoewelfe
tot de opperfte regeeringe niet worden toegela-
ten.Eyndelijck heeft oock \'t Bifdom van Slelwyk
fbmtijts fijnen Biffchop : doch het Bifdom van
Ripe is \'t Koninckrijck Denemarcken geheel
onderdanig , hoewel een gedeelte van het felve
in \'t gebiedt van Slefwyk is gelegen j in voegen
dat \'er altoos een Raeds-Heer van den Köninck,
uyt den grootften Deenfchen Adel, de beftierin-
ge van dit Bildom aenneemt. \'t Provinciale ofte
Lands-recht, dat in dit Hartogdom gebruyckt
wort, komt overeen met \'t Boeck der Jutlaiit-
fche Wetten, in \'t licht gegeven tot Wordinboxg
in\'t jaer 1240, door Woldem.ar de II, Koning vaa
Denemarcken , in tegenv/oordigheyt van des
Konings kinderen, Hartog Erik, Abel en Chri-
ftoffel, de Bilfchoppen van \'t Koninckrijck, eti
den Adel, \'t geen oock fèdert door vele ordon-
nantiën der volgende Koningen vermeerdert is.
In dit Boeck is begrepen , een wonderlijcke, eö
voor de Duytfche een vreemde Wet, de welcke
in de fcheydinge der goederen de foonen twee
deelen, en de dochters een deel, uyt de erlfe-
niffe , toeleydt : als oock noch een andere,
welcke den naeften bloet-vrient gebiedt de erffe-
niffe aen te vaerden : in voegen dat het recht
van reprefentatie hier gantfch geen plaets grijpt:
welcke laetfte nochtans, door een uytgedruckt
bevel, in dit Hartogdom gedaen in \'t jaer 1649,
is verandert. Slelwyk heeft een ander en eygen
recht, hun vergunt door den Köninck Suenon
Gratteheide, en overfulcks een weynig ouder
als het Boeck der Jutlantfche Wetten van Wol-
demar, \'t welck fy nochtans evenwel aenneemt^
en in fommige voorvallen daer mede te rade
gaet. De ftadt Eckerenforde gebruyckt het recht
van Slefwyk. Flensborg heeft oock fijn befbn-
der recht, hoewelfe in de overgeftagenê faec-»
ken, fijn toevlucht neemt tot de Jutlantfche
Wetten. Aengaende de fteden Tonderen en
Borg, in \'t eylant Ferneren gelegen, die volgen
\'t Lubeckfche Recht en in feeckere faecken ,
\'t welck ongemeen is , appelleert men van daer
voor de gemeene Vierfchaer der vier Holfteyn-
fche fteden, Kiel, Rendesborg, Itzehoe en

Oldefto

Y

W

-ocr page 230-

S L E S

Oldeflo van waer men voorder tot het Provin-
ciale recht appelleert. Onder de Vriefen hebben
die van Hufum , Eyderftede , en de inwoonders
van de Noord ftrant, belchreven en gedruckte
Rechten, die hun eygen zijn.

Ontrent de tijden der Koningen van Dene-
marcken Harald Blatandt, loon van Suenon
Harald, en oock van Canutus de
Groote, onder
welcke Denemiarcken
\'t Chriften geloof heeft
aengenomen , vint men nergens, dat \'er eenigh
Hartogh van Sleswijck is geweeft. D\'oorlaek,ge-
loof ick , daer van is geweeft delè , dat de ge-
lèyde Koningen geen broeders gehadt hebben ,•
en hoewel de Koning Canutus eenige lonen
heeft gehadt, fy hebben nochtans liever
\'t Ko-
ninckrijck onder hun verdeelen willen , en den
Konincklijcken naem aennemen. Maer nae dat
Suenon , foon van Eftrid, \'t Konincklijck ge-
flacht met twaelf jonge ionen hadde vermeer-
dert, heeft den Köninck Canutus de Godt-
vruchtige, fijn broeder Olef ofte Odulphus, on-
trent het jaer 1085 , het Hartoghdom van Sief-
wijck vergunt gehadt. Invoegen
du Odulphus is
geweeft d\'eerfte Hartogh van Sielwijck,die, nae-
demaelhy aen fijn broeder den behoorlijcken
eedt niet dede , van den fèlven wiert geboeyt en
in Vlaenderen gebannen,- van waer hy , nae
de doot van Canutus, door de Staten wiert ge-
roepen, en tot Köninck van Denemarcken ver-
koren ; maer alfoo om dien tijdt eenen wreeden
honger het Koninckrijck verdruckte, wiert de
Köninck daer van gebynaemt
Olef Hunger,

Odulphus doot fijnde, is hem gevolght fijn
broeder Erick , die in \'t reyfen te Cyprus over-
leden fijnde, wiert
Melfius door de Staten des
Rijcks tot Köninck verkoren, om dat Canutus,
foon van Erick, minderjarigh was; doch
Canutm
{ om de woorden van Helmold te gebruycken )
als hy nu begon tot ßjn jaren te komen, Dreefende dat hy
door de lagen yan fijn Om ypel licht kon overvallen ypor-
den, trock na de Keyfer Lotharim, en bleef een ge-
ruymen tijdt van jaren by hem, mrdende, gelijck de Ko-
nincklijcke heerl^ckheyt betaemt, in volle pracht eerbiede-
lijck gehouden. Van daer in \'t Vaderlandt keerende, -^oiert
hy vriendelijck
Van fijn Oom ontfangen, en met het Har-
toghdom van \'t gantfche Denemarcken
(\'t befte oft wel
\'t grootfte gifte ick )
begiftight. Naderhant, als
Henrick, Köninck der Wandalen, overleden
was , heeft de Keyfer Lotharius \'t Koninckrijck
der Wandalen aen Canutus te leen gegeven, de
welcke, nae dat hy het eenige jaren geluckelijck
geregeert had, ooor Mogon, foon des Kö-
nincks van Denemarcken, verradelijck gevan-
gen , en ellendigh omgebracht wiert.

TVoldemar, geboren nae de doot van fijn
vader Canutus, volghde hem in \'t Hartogh-
dom, defen hebbende den Köninck Suenon
byftant gedaen tegens Canutus, foon van Mo-
gon, kreegh van den felven \'t Hartoghdom Slef^
wijck. Maer met Canutus verfoent fijnde, en ten
huwelijck nemende Sophie , fufter des Konings
Canutus van\'s moeders zijde, haelde hy op fich
de ongunft en den haet van Suenon , als oock
de lagen van den fèlven. Hierom is \'t, dat hy fich
gedwongen fiende, mettoeftemming van fij-
neonderdanen, den tijtel van Koning aenge-

^ervolgh
der Har-
^oge.

W Y \' C K. iij

nomen heeft; in voegen dat hetKoninckrijk van
Denemarcken is verdeelt geweeft in drie kleyne
Koninckrijcken foo dat Suenon , Schoonen ;
Canutus, Zeelant, Falfter, Lalant en Funen; en
Woldemar, lutlant, foude behouden welcke
verdeelinge echter niet lang ftant gehouden
heeft. Want als Canutus, weynigh tijdts daer na,
Suenon te gelijck met Woldemar op een mael-
tijt genoodight had , heeft Suenon , fijnen tijt
waernemende, Canutus door fijne dienaers om-
gebracht ,- Woldemar ter nauwer noot, hoewel
fonder quetfinge,ontvlucht zijnde, heeft Suenon
tot in lutlant toe vervolght, aldaer hy fèlf
de begeerte van fijn Rijck en leven te famen
eyndighde en allbo is Woldemar gekomen in
\'t befit van het gantfche Koninckrijck Dene-
marcken.

Den vierden Hertogh van Slefwijck is ge-
weeft
Woldemar de 11, die\'t felve Hartoghdom
van fijn broeder Canutus heeft gekregen : delè,
door \'t bevel fijns broeders, met een groote
macht in Holfleyn treckende , heeft Graef
Adolf, tegens wien hy ontrent Itzehoe vocht,
overwonnen , en hem op de vlucht gedreven
hebbende , tot Hamborgh gevangen : terwijl
hy fijne viótorie ver volghde , en \'t kafteel Sege-
bergh belegerde, kreegh hy tijding dat Canutus
was geftorven: overfulcks is hy in aller haeft
naer Denemarcken gekeert, en heeft het Ko-
ninckrijck, met toeftemming der voornaemfte,
aen fich getrocken. •

Woldemar overleden fijnde, aenveerde Prins
Erick de beftieringe des Rijcks, en Hertogh
Abel kreegh \'t Hartoghdom Slelwijck. Toen
rees \'er tweedracht onder defe broeders; want
den Köninck Erick begeerde,dat Hertogh Abel
hem voor Leen-heer,als van wien hy \'t Hertogh-
dom te leen hield, fbude erkennen; doch Her-
togh Abel oordeelde, dat hy , als fijnde \'s Ko-
nings zoon , dit Hertoghdom, gelijck een ge-
deelte van fijns vaders erffenis, dat hem toe-
quam , en ingevolge oock vry was, mocht be-
fitten ; en defè twift heeft geduert, tot dat,
nae een fwaren oorlogh, Hertogh Abel wierd ge-
dwongen dit leen van fijnen broeder t\'ontfan-
gen. Maer weynigh tijts daer nae heeft hy Ko-
ning Erick, die ter goeder trouwe tot Slelwijck
was gekomen om fijnen broeder te befbecken,
in een fchuytjen doen van kant voeren, en ge-
laft hem te vermoorden. Naderhant plechte-
lijck gelworen hebbende, dat hy aen de moort
fijns broeders t\'eenemael onfchuldigh was, wiert
hy tot Koning aengenomen. Eyndelijck, als hy
de Vriefen in Eyderftede te fware laften opley-
de, wiert hy, fy aen \'t muyten rakende, omge-
bracht 5 naelatende drie mannelijcke erven,
Woldemar de Hl, Erick, en Abel de III, nae
fijn doot geboren.

Woldemar de III is, nae dat hy den tijt van
vier jaren tot Keulen ineen ruyme gevangenis
was gehouden , en door Chriftoffel, zijn Oom
van \'s vaders fijde, op verfcheyde wijfe bekom-
mert , eyndelijck (door hulp van lan en Gerard,
Graven van Holfteyn, fijne Oomen van \'s moe-
ders fijde,) zijn
vader in\'t Hartoghdom gevolgt,
\'t welck hy nochtans niet lang befeten heeft, dit
^ b fterf.

¥
\'"i

ii;

-ocr page 231-

\'^\'^^-ZMsmsiH——Mimirmiir^-^

\'4t

L JVt I IST ü V

^^^^^ I 3 B. xr s c ir Hzru M \' .

^ - . -ITM^^^ -T I O ISsT I ^

Ä.

CoItiin^Äl

// Jir^tef^ _

ij H X Ä u

X

ScAa^
X. ■ A

H j: R

k A 1

Ä^A \\ a

UU.l.fTUr\'

Jolianne ä Mejpus ^ßn.

^Siifinca

S x/^ s E ,

/

HXRdz., V

Jft/üim \\ . . Waar^ 

>3 C H ^ D 5

ta.

" _____ na^mimMI

ÜEIEnBüTj

ir

S X 5 5. Z L .

"v C A. TV

"S L E S W I C

PAUS B O R E ALIS
D. C H It\' I S T I A K O VI

^i^tmJalerum^üt^or\'/m^

Pjfincipi Slo^a,

n^o C/^menit/Hmo,
^^pßiiZznt^anc ^ Qeof,

\'/ter^

^ Ajsr n s

IB/v/t^/n

I ^^

-AKm

Pars.

/

H z Jt Ip E .

J^rfWi
vaa^

oZis^\'

Hf I S

VinJertt/

y

^/um

TX)

Tet

jT

kl

B A l\'T H I C I

I JV G

^v/ma/"\'..

^irarum

Aöu

cum-arce

I

Xlsn^ta. -iiv\'Bamt^J^St.
\'Tea^la^-ifCE^rpiii-
.....-

pTT-

^^ H X R D

P ^ R S B

Mll

Tdu/\'ap

\'mancA^

^^aitum\' ledes.

.......

^rnLä,

^lart^ il

w^m^^^

Ga^d

„Ii

1 /1i-f !>\'
!■ I

toi;

X X .

a^tuttta-.

»je

M //

m

Swe/u/il:.

JO X

o/t

.ScAtifaiA

. ...S T 0 ji P

\'läi

!VV

GrgtvJuni/mh

teil

^iToi

\'"\'\'To

8

jdsc^

Ii:

H X R ,

m

m

«

C H

Ik:

5\'

■\' ^^

/ Ibntler^

j^^fx il

ß/tte/u// © ^

1T JS3" U X

\'t O X i\'

1

H X Ä D X ■

,Gar-a

\'tolte/t/m/ir Xf

T

%

-ocr page 232-

iiij SLESWYCK.

fterffelijck leven, in het bloeyenft fijner jaren , ke men niets gedenckwaerdighs leeft , als dat
eyndigende. \'t Welck Koning ChriftofFel ver- hy\'t eylant Alfen den Koning van Denemarc-
nomen hebbendejOverweldighde hy \'t Hartogh- ken weder afnam.

dom, en befette de kafteelen en fterckten met Nae de doot van Erick , heeft Koninck Chri-
fijn krijgsvolck: in voegen dat Hartogh Erick ge- ftoffel de II \'t gantfche Hartoghdom, uytge-
dwongen wiert naer Holfteyn te vluchten. Maer fondert het kafteel van Gottorp, onder voor-
Chriftoffelkorts daer nae komende te fterven, waerde van het te behouden in fijn bewaring,
verfocht Hartogh Erick van Koninck Erick, die en het tegen \'t gevaer fijner buuren te befcher-
noch minderjarigh was, het Hartoghdom Slef^ men , ingenomen : want
Woldemar de V, eeni-
wijck te leen te houden ; \'t welck hem de Ko- ge foon van Erick, was maer elf jaren oud. Doch
ning niet, als voor fijn leven, of foo lange het Geraerd , Grave van Holfteyn , Oom van defèn
hem goet docht, wilde vergunnen. Waer uyt dan jongen Prins, beducht fijnde dat de Koning
een oorlogh ontftaen zijnde, was \'t geval den dit Hartoghdom
mocht aen fijnRijck vaft hech-
Hartogh gunftigh 3 in voegen,dat de ftagh op de ten, en fich de naefte tot de Vooghdye achten-
Lohfe-heyde geievert fijnde , de Koning , met de , heeft fijne krijghshoopen by een vergadert,
fijn moedetjonder de macht van Hartogh Erick den Koning voor Gottorp aengetaft, en hem
raeckten. Waer uyt fich willende bevryen, wiert met alle fijne Deenen uyt het Hartoghdom ge-
hy gedwongen Erick\'tHartoghdom van Slef^ dreven. Niettemin, tot vergoeding van de
wijck in erf-leen te laten. Doch Koning Erick, onkoftenjbehielt
hy Gottorp: invoegen dat Har-
trachtende die fchade van fijn Rijck en fijnen togh Woldemar gedwongen wiert fijn hof tot
naem te herftellen, voorwendende fijn recht op Sonderborgh te houden,
d\'eylanden van Alfèn en Arr, viel, buyten ver- Niet lang daer nae hebben de Bilfchoppen,
moeden, den Hartogh, die nergens min om met eenige t\'faemgeipanne Edelingen , Chri-
dacht, en overfulcks oock niet bequaem was ftoffel de II uyt den throon gefchopt, in welc-
hem te weder ftaen, op
\'t lijf, en nam in \'t gant- kers plaets fy kofèn Woldemar,Hartogh van Slef^
fche Hartoghdom, de ftadt Slef^jck alleen uyt- wijck, de welcke fijn Hartoghdom in erffelijcke
gefbndert: waer door den Hartogh, overftelpt onderworping heeft gegeven aen
Gerard de Gm-
van droefheyt,\'t volgende jaer geftorven is. Na te, Grave van Holfteyn , van den welcken wy
de doot des Hartoghs, heeft den Koning Erick, korts te voren gefproken hebben. Maer Chri-
\'t gene in \'t Hartoghdom noch overgebleven ftoffel, wederom moedt grijpende en fijn leger
was, oock onder fijn gewelt gebracht, en onder herftellende , wièrt met de hulp-troepen, hem
den tijtel van leengoet behouden, gevende niet door fijn broeder lan gefonden , verflerckt,
te min een gedeelte aen des overleden Hartoghs waer door hy een groot gedeelte van \'t Ko-
kinderen Woldemar, Abel en Erick: doch hy ninckrijck weder innam, löo dat hy Gottorp
ftelde Suenon tot Lant-vooght van Slefwijcl^, door belegeringe benaeuwde. \'t Welck ter ken-
diedit Hartoghdom,in\'s Konings naem,, tien nilfe van Gerard gekomen fijnde, bracht hy
jaren lang befHert heeft. een heirlegér op de been , tafte Chriftoffel aen,

Woldemar de IV, ondertufTcJieti tot fijne dien hy ftagh leverde en op de vlucht dreef^ waer
mondige jaren gekomen fijnde,^ en fiende dat door Chriftoffel, fiende dat hy niet lichtelijck
hytothet Rijck niet wiert vcfiieven, heeft een in\'t befit van\'t Rijck foude komen, met den
verbont gemaeckt met des Konings vyanden : Koninck Woldemar , en den Grave Gerard vre-
waer door Erick Wiert gedwongen \'t Hartogh- de maeckte , onder voorwaerde, dat Woldemar
dom aen Woldemar weder te geven, behouden- den naem van Koninck verlatende ,
\'t Hartogh-
de evenwel de eylanden Femeren, Arr en Alfèn, dom Slefwijck foude hebben^ den Grave Gerard,
welcke hy voorgenomen hadde aen \'t Koninck- Funen , en een gedeeke van Jutlandt j en hy
rijck te hechten. Woldemar , die fach dat dit \'t Koninckrijck Denemarcken.
onrechtvaerdigh was,befloot \'t verbont van den En alfoo wierd
Woldemar de V voor de twee-
Koning van Noorwegen, zijnde een geftagen demaelgemaecktHartogh van Slefwijck. Sedert
vyant van Erik, te verfbeckenj maer terwijl hy op dien tijt, na nieuwe oorlogen tuffchen Chri^
reys was, wiert hy van defèn verrefienden Ko- ftoffel en Gerard, Grave van Holfteyn , ick
ning gevat en gevangen gehouden; tot dat hy, fegge nae de vlucht en doot des Konings, heeft
op de voorbede van eenige Princen, een fchrift hy wederom begonnen nae de kroon van De-
van fijn eygen hant gaf, waer in hy beloofde de nemarcken te trachten 3 gefterckt fijnde door
gefeyde eylanden, met alle haer toebehooren, Gerard, de
welcke Ottho, foon van Chriftoffel,
den Koning weder te leveren. Als nu Erick door gevangen hield. Dan alfoo
\'t den Adel van het
de fijne omgebracht was, wiert Woldemar, van Rijck tegens de borft was , dat de verkiefinge ,
de Koninginne weduwe, en van de Staten des die behoorde vry te zijn, hun gewapenderhant
Rijksjtot de vooghdye van Koning Erick Men- onttrocken wierd , is\'er een uyt d\'edelingen
wid,die minderjarigh was, en oock te gelijck tot gevonden , die heymelijck in de ftaepkamer
de beftieringe des Rijcks geroepen in welcken van Gerard tredende, hem vermoorde welcken
tijdt hy delè eylanden feer lichtelijck weder- omgebracht fijnde, wiert oock ter felver tijdt
kreegh: maer Koning Erick tot de regeringe ge- de hoop van Woldemar uytgeblufcht. Hierom
vordert fijnde, wiert ny,naer eenen oorlogh, die is\'t, dat hy met Woldemar, foon van Chriftoffel,
hem tegen viel, gedwongen de fèlve weder te die door de Staten tot de Konincklijcke weer-
geven. Woldemar is geftorven in \'t jaer
131 z. digheyt geroepen was, vrede maeckte; onder
ErMde II volghde zijn vader, van de, vele- defe voorwaerde nochtans, datby, gelijck te

voren.

! ■

il:::^
I I ■;■

\' !

i ■ !

H

Is

ii i !
i

■«!

-ocr page 233-

S L E S

voren,het Hartoghdom Slelwijck behouden fou-
de , en den Köninck alle andere plaetlen, by
hem ingenomen, wedergeven.

Woldemar in\'t jaer 1^64 overleden fijnde ,
wierd fijn foon Henrick in lijn plaets gekoren. In
de perfoon van defen is \'t, dat de flam van Kö-
ninck Suenon , foon van Eftrid , is te niet ge-
gaen , naedemael hy in \'t jaer 1385 fbnder kin-
deren quam te fterven.

Odulph, Koning van Denemarcken , wift
het openftaende Hartoghdom,dat wederom aen
fijn Rijck vervallen was, feer bequamelijck te he-
fteden. Want, om het Huys van Hollteyn, dat
aen Albert, Köninck van Sweden, tegens wien
hyoorloghde, vermaeghfchapt was, op fijne
fijde te trecken, heeft hy dit aen den Graef
Gerard, oudtfte loon van Henrick Yferen-arm ,
te leen gegeven. Belangende Gerardt,die wierd
door de Ditmarfers gedoot in \'t jaer 1404.

Graef Henrick, krijgende de tijding van fijns
broeders doot, trock uyt fijn Bifdom Ofenbrug-
ge naer Holfteyn , fich tot voocht en belcher-
mer van de weefèn aenbiedende. Eenige Edel-
lieden , welcke te vooren door Gerard tot die
faeck geftelt waren, wederftonden hem, nae-
dien fy hem mistrouden; en de weduwe van den
overleden Hartogh was op hunne fijde : doch
nae gedane veltflagh feer verlwackt lijnde, ver-
trocken ly naer Margarite, Koningin vanDene-
marcken, die, hoewelfe tot haer voornemen niet
quam,de weefen eenen fwaren oorlogh aendede.
Maer Henrick allerhande goede dienften aen de
weefèn doende, heeft den oudtften, Henrick de
11, toen hy tot de jaren bequaem om te regeeren
was gekomen, in het Hartoghdom herftelt, en
floot fich fèlven in het kloofter Bordesholm,
alwaer hy in\'t jaer 1421 fijne dagen heeft ge-
eyndight. Henrick de 11, aireede Hertogh van
Slefwijck zijnde,is,naer weynigh jaren geregeert
te hebben, in \'t belegh van Flensborg onverfiens
geftorven, fijnde door
een Deenfchfoldaet in
iet jaer 1427 gedoot.

Naer Henrick volghde Gerard,de jongfte van
fijne broeders,welcke by fijn gemalinne Agniet,
dochter van Bernhard, Marck-graefvan Baden,
feven maenden nae de bruyloft, twee kinderen,
tweelingen, gewonnen heeft; waer van den
eenen, die tot de jaren fijner jongelingfchap
noch niet gekomen was, in de Schlie verdronck:
maer d\'andere , fijnde een dochter, is Abdifte
van \'t Waftenfer kloofter in Sweden geweeft.
Hierom is \'t dat Adolph , die de middelfte was
onder de voorlèyde Hartogen fijne broeders,
by fijn broeder verdacht was, dat hy de maegh-
delijke kuysheyt van fijn huysvrouw verkracht
hadde ,• dewelcke als Gerard, vluchtende naer
haer Vaderlandt, vervolghde, ftierf hy tot Em-
merickop den Rhijn, in \'t jaer 1433.

Door dit middel wierdt Adolph niet alleen
Hartogh van Slefwijck,maer daerenboven oock
gemaeckt Graef van Holfteyn : en is geweeft een
Prins van fulcken macht en aenfien, dat hy, nae
de doot van Chriftoffel de III, Köninck van De-
nemarcken , door de Staten wiert verfocht den
teugel van het Rijck te willen in de handt ne-
men i den welcken hy, fbnder kinderen fijnde ,

K.

met toeftemming der Staten, aen Chriftiaen,
Graef van Oldenburg, fijn fufters foon, heeft
overgegeven. Adolph is overleden in \'t jaer
H59-

Na de doot van Adolph is het Hartoghdom
Slefwijckwederom aen \'t Koninckrijck Dene-
marcken, en alfoo aen de ftam van Oldenburgh,
gekomen, \'t Sal niet onbetamelijck fijn, dat
ick by defe gelegentheyt verhale het geval van
Chriftiaen de I, Koning van Denemarcken,
dewelcke eerft alleenlijck Graef van Olden-
burgh fijnde , in weynigh jaren tijts, door ver-
kiefinge tot het Koninckrijck van Denemarc-
ken en Noorwegen is gekomen; daer nae,
door kloeckheyt fijner wapenen , tot het Ko-
ninckrijck Sweden; en door erffenifte aen\'t Her-
toghdom Slefwijck en aen\'t Graeffchap Hol-
fteyn , uytgefondert het Graeffchap Pinnen-
bergh.

Aengaende de verdeelingen van dit Hartogh-
dom , die gedaen fijn tulfchen de Hartogen uyt
de ftam van Oldenburgh , fiillen wy elders bree-
der fpreecken \'t fchijnt aüeen noodigh te wefen
hier iets te feggen van de twiften en oneenig-
heden die gerefen fijn tuffchen de Koningen
van Denemarcken Chriftiaen de III, en vervol-
gens Frederick de 11, ter eender fijde,en de Har-
togen lan en Adolph ter ander fijde, rakende
het leen en d\'erffenilfe,fonder teftament,van dit
Hartoghdom. De Hartogen oordeelden, dat het
Hartoghdom Slefwijck een vry leen was,en ont-
laft van alle krijghsdienften. 2, dat de erffeniffe
fbo wel\'t vrouwlyck als \'t mannelijk geflacht,vol-
gens de Deenfche ordonnantiën en gewoonten,
toequam. 3, dat de naefte bloedtverwanten erf-
genamen waren , en derhalven de verfte uytge-
floten ; in voegen dat het recht van reprelenta-
tie in de broeders-kinderen gantfch geen plaets
hadde : van alle welcke articulen de Koningen
niet een en hebben willen toelaten. Maer eynde-
lijck , in \'t jaer 1579 , fijn fy overeengekomen ,
dat het Hartoghdom Slefwijck voor een manne-
lijckleen fbude worden gehouden ; maer dat de
Hartogen fèekere krijgsdienftenaen \'t Koninck-
rijck Denemarcken louden doen; bhjvende
het verfchil van erffenis onafgedaen , welck erf-
recht nochtans weynigh tijdts daer na, als Har-
togh lan den Ouden overleden was, een groo-
te twift veroorfaeckt heeft: want Hartogh A-
dolph wilde datelijck in fijns broeders befit tre-
den : maer Köninck Frederick de 11 ftelde fich
daer tegen , verfeeckerende dat hy \'t recht van
reprefentatie in dit leen voor hem felven hadde
behouden. Men koos dan fcheydts-mannen,om
dit verfchil te flechten ; te weten, Auguftus
Hartogh van
Saxen,Vlrich Hartogh van Meke-
lenborgh, en Willem Landtgraef van Heften.\'
Delè rijpelijk over de faeck beraetllaeght, en de
redenen van d\'een en d\'ander fijde onderfocht
hebbende, wefen Adolph toe alle de roerende ,
en de helft der onroerende goederen, en d\'an-
dere helft der onroerende aen den Köninck.
Fredrick waren toegeleytde Landvoogdyfchap-
pen van Hadersleven,Tonningen,en Rensborg:
Adolf fijn ten deele gevallen, Tonderen, Lohm-
kloofter, Ferneren, Nordtftrandt^ enBordes-

Q holm:

Y

C

il;-\'\'..
. 1
1 <

-ocr page 234-

f ■

-ocr page 235-

vj S LES W

holm: Tj deelden oock \'t derde deel van Hartogh
lan in Ditmarfen, en een gedeelte in den tol van
Gottorp en Rensborg : maer in de ftadt Ham-
borgh behielden ly een gemeen recht. Defe han-
deUngen worden genoemt \'t verdrag van Oden-
fee. Maer nu is dit Hartoghdom,door de traéta-
ten te Coppenhagen,voorgevallen in\'t jaer idj 8,
en door de vrede onlangs in Denemarcken be-
veftight, van allerhande dienftbaerheyt volko-
mentlijck ontftagen ; in voegen dat de Harto-
gen van Slelwijck, te weten, den Köninck van
Denemarcken en den Hartogh van Gottorp
geenlins en hangen aen \'t Koninckrijck Dene-
marcken, noch geenen anderen Oppervorft en
kennen. ïn dit Hartoghdom is gelegen \'t Bifdom
Schwabftede, lijnde eertijts een lidt van \'t felve
welckers Biftchoppen delèlve laften , die alle de
andere Stenden, in hare Landts-vergaderingen
hebben omgeflagen en gedragen, onderworpen
fijn. Sedert de nervorminge, waer vanwyop
een ander plaets füllen lpreecken,is dit Hartogh-
dom gekomen aen Adolph, Hartogh van Got-
torp ; \'t welck nochtans nae ftjne doot door
koninck Fredrick de 11, voor het Rijck van De-
nemarcken ingenomen is, onaengelien de te-
genftrevingen der Hartogen van Gottorp , die
voorwendeden,dat dit Hartoghdom hun foo wel
als de Koningen van Denemarcken toequam;
maer door de voorlèyde handelingen van Cop-
penhagen heeft de Koninck dit Bifdom met alle
de gerechtigheden van dien aen den Hartog van
Gottorp vergunt, alleenlijck vier prebenden in
\'t Kapittel van Slelwijck voor fich behoudende.
\'erMinge. ^^^ Hartoghdom van Slelwijck is verdeelt in
Bailjuwlchappen ( by hun genoemt
Ambter) defe
wederom in Kreytlèn, d\'inwoonders feggen
Harden, en defe noch in Parochiën ofte Ker-
J>^/^».Maer Noorder-Iudantwort verdeelt in Syjfel
of Kreytlèn, van gelijcken als alle de andere
deelen van \'t Hartoghdom Slelwijck, de naem al-
leen veranderende , maer de verdeelinge blijft
altijt de felve: dit is dan de eerfte verdeelinge.
Wederom wort ditHartogdom niet onbequame-
lijck verdeelt in \'s Konings en \'s Hartoghs deel,
in \'t Vorftendom Sonderborgh, en Geeftelijcke
roederen. Eerftelijck dan ftaen onder de ge-
loorfaemheyt des Konings van Denemarcken
de naervolgende Landtvooghdylchappen ofte
Bailjuwfchappen : i. die
Haderslehe, dié be-
grijpt feven Kreytlèn,te weten,Haderflebharde,
Tufterupharde , Grammharde , Frösharde,
Kalslundt-harde, Guiddingharde, Norderrangs-
torpharde, en \'t Bailjuwlchap van Bolderlleben,
leggende tuftchen de Bailjuwlchappen van Ton-
deren en Apenrade. 2, hetBailjuwfchap van
Ripe,
welckers minfte gedeelte in \'t Zuyder-Iutlant is
gelegen; den heelen Kreyts van Lohe-harde en
Mogeltunder-harde, de helft van \'t eylant Föhr
en Amrom : al \'t overige van dit Bailjuwfchap
ftreckt fich uyt in de kreytlèn van\'t Bailjuwlchap
van Haderftebe. 3, dat van
JElensborgh, \'t welck
bevat vijf Kreytzen , Wyhesharde, Husbyhar-
de, Nieharde, Vggelharde, en Norgoeshar-
de. 4, het Bailjuwfchap van
Schwahflede , behel-
fende die van Schwabftede, Treye, Borium,
Rodemifz, Fufing in Angeln, Rutebull in Vin-

I :i

il :

fil,.

t ■ I, i
<

U \\

4

f5

».\'S\'

AC

0

Y C K.

diwith, Golftrup by Apenrade, als oock drie
kleyne Bailjuwlchappen in Stapelholm,te weten,
Suderftapel,Nirgenhufe, en Buing. \'t Bailjuw-
fchap van
Chrifliaen-pries, in \'t bolch van Dene-
marcken , \'t welck door Chriftiaen de IV, die
\'t gekocht hadde , aen dit Hartoghdom is ge-
hecht, doch tegenwoordigh wederom verkocht.
11. Defe Bailjuwfchappen fijn den Hartogh van
Slelwijk-Holfèeyn onderdanigh: i. Dat van Got-
torp , \'t welck fes Kreytfen begrijpt, Arens-
harpe, Struckdorfsharde, Schliesharde, Hutter-
harde , Kropharde, Honerharde, en \'t land-
Ichap Stapelholm. 2,
Tonderen, waer onder fijn
negen Kreytlèn , Hoyersharde , Tunderharde,
Sclilauxharde , Lundtofttharde, Karrharde ,
Bockingharde , Horsbullharde , Sik , en \'t oo-
fterdeel van \'t eylant FÓhr. 3,
Apenrade yin \'t welck
niet meer dan twee Kreytfen fijn, Riesharde
en Suderrangftorpharde, met het Bailjuwlchap
(Birck-yogtey) van Warnes. 4, Lohm-cloßer heeft
maer een Bailjuwlchap, \'t overige is in verfchey-
de Bailjuwfchappen verfpreyt. 5,MorA/rcte, welc-
kers grootfte gedeelte is gelegen in Anglen;
maer eenige andere ftuckjens fijn in verfcheyde
Kreytfen verdeelt.
6, dat van Hufum, be-
ftaende in twee Kreytfen, Süder-Goesharde, en
Hatftadeharde: voor delèn teldemen \'er met
Lundenberg drie kreytfen.
7,\'tLandfchap Eyder-
flede
, dat drie kreytien begrijpt, Eyderftede ,
Everfchop , Vthholm. 8, D^r
Nortßrant, die te-
genwoordigh niet en heeft als twee Parochiën,
Halligen en Pilworme voor de groote water-
vloet van\'t jaer 16^4 was hy verdeelt in drie
kreytfen , Edomsharde , Beltringharde , ea
Pilwormharde. 9,
Lundenburg, dat federt eenige
weynige jaren van \'t Bailjuwfchap Hufiim afge-
fcheyden is geweeft, tegenwoordigh niet dan
twee Parochiën hebbende, wort het van fijn
eygen Griftier bedient. lo, \'t Eylant
Ferneren, leen
van Denemarcken, \'t welck niettemin geregeert
wort door den Droft van Altenborg en Cilmar,
daer \'t dichte by leydt. III. \'t Vorftendom Son-
derburg heeft onder fich: i,
Sonderburg, dat de
helft van \'t eylant Alfen, en twee Parochiën in
Sundewith begrijpt. 2,
Norburg, ofte het ander
deel van\'t Eylant Allèn. 3,
Luxburg leggende
in Angeln , Husby en Newharde , waer by vier
Parochiën in Sundewith en in \'t eylant Arroe
getelt worden. IV. \'t Bifdom van Slefwijck
of Schwabftede begrijpt\'t Bailjuwfchap nae het
kafteel en de burg van Schwabftede : alle d\'an-
dere Bailjuwlchappen van dit Bifdom fijn in ver-
fcheyde kreytfen en Bailjuwlchappen verdeelt.
V. \'t Capittel van de hooft-kerck van Slefwijck
heeft eenige bunderen lants, haer aengewefen,
welcke niet by den anderen, maer door ver-,
fcheyde plaetfen heen verftroyt leggen. VI. De
landen die\'t kloofter der Geeftelijcke Maegden
van Slelwijck,uyt edelen ftamme gelproten,toe-
behooren, zijn gelegen in \'t Bailjuwlchap van
Gottorp. De derde Icheyding van \'t Hartogh-
dom Slelwijck beftaet in\'t gedeelte der goederen
van de Edelen in vier kreytzen, die de fèlve na-
men dragen van de vier groote Bailjuwfchap-
pen, Haderftebe, Tonderen, Flensborg , en
Gottorp.

G E.

-ocr page 236-

CHrifliaen de I, Graef van Oldenborg en
DelmenhorH",Koninck van Denemarcken
\'1448
j van Noorwegen 1449, en Sweden
I4j7j heeft het Hartoghdom van Slelwijck ge-
kregen in \'t jaer 14J9, en \'t Graeffchap Holfteyn
en Stormar
1460 ; den titul van Hartogh van
Holfteyn , van den Keylèr Fredrick de III ; en
dat het geweft van Dithmarfèn in\'t Hartoghdom
Holfteyn
foude ingelijft worden. Hy is geftor-
ven in \'t jaer 1481. Sijn gemalin is geweeft Do-
rothea , dochter van lan , Marckgraef van
Brandenborgh , uyt welcke hy heeft geteelt lo-
\'hannes ; Margarita, gemalinne van koninck
lacob van Schotlant ,■ en Frederick. Sijn broeder
was Gerard, Graef van Oldenborgh eri Delmen-
horft, uyt wien de ftammen der Graven van
Oldenburgh tot op defe tijden fijn gefproten.

ïoames, Koninck van Denemarcken, Sweden
cn Noorwegen , Hartogh van Slefwijck en Hol-
fteyn, heeft het Rijck van Sweden onder lich
gebracht in \'t jaer
1497, en is geftorven in \'t jaer
15-13. Sijne gemalinne is geweeft - Chriftina ,
dochter van Erneft, Keurvorft van Saxen by
dewelcke hy heeft gewonnen Chriftiernus oft
Chriftiaen de 11 ; en Elizabeth, die aen loachim
de I, Keurvorft van Brandenburgh, getrouwt is.

Chrifliern (^ft Chriftiaen de II, koninck van De-
nemarcken , Noorwegen en Sweden, Hartogh
van Slelwijck en Holfteyn, heeft in Sweden
wreedelijck gewoedt in\'t jaer 1J20 ; is daer uyt
verdreven in\'t jaer ijii , als oock uyt Dene-
marcken en Noorwegen 1523 : hy is gevallen in
Noorwegen 1531 , en aldaer gevangen fijnde,
fturf hy in de gevangenifte te Callenburg in
Zeelandt, ij
\'59. By fijne gemalinne Ifabella ,
fufter van Keyfer Karei de V, heeft hy gewon-
nen , loannes, die in het Keyferlijck Hof is op-
gevoedt, en 1532 in Ungeren geftorven ; Do-
rothea, gemalin van Frederick de 11, Keurvorft,
en Paltz-Graef aen den Rhijn ; en Chriftina,
aen Francifcus, Hartogh van Milanen, en nader-
hant met François, Hartogh van Lottheringen,
gehuwt.

Frederick de 1, foon van Koninck Chriftiaen
de I, Hartogh van Slelwijk en Holfteyn,gekoren
Koninck van Denemarcken en Noorwegen,
heeft den Koninck Chriftiaen de 11 uyt.Dene-
marcken en Noorwegen gedreven, en is in des
fèlfs plaets verkoren. Hy is geftorven te Gottorp
in\'t jaer
1533, en leght te Slelwijck begraven,
Sijne eerfte vrouwe is geweeft Anna, dochter
van lan Keurvorft van Brandenburgh, fufter van
Keurvorft loachim de I ; de tweede was So-
phia, dochter van Bugillaus de X, Hartogh van
Pomeren. Uyt defe twee huwelijcken fijn gebo-
ren Chriftiaen de III ; Dorothea, de oudtfte ,
gemalinne van Albert, Hartogh van Pruyften
loannes is ongehuwt geftorven in \'t jaer i j8i
Elifabeth de I, getrouwt fijnde met Magnus, en
daer na met Ulrick, Hartogen van Mecklen-
borg, moeder van de Koninginne Sophia;

Adolph; en Dorothea de jongfte , gemalinne
van Chriftoffel, Hartogh vanMeckienborgh.

Linie der Hartogen van Sleßvijck en Holßeyn.

ADolph, foon van Fredrick de I, Koninck
van Denemarcken en Noorwegen, heeft
fijn Hof gehouden tot Gottorp en den
Keyfer Karei de Vijfde in \'t beleg van Mets
en Gotha gedient, als oock den koninck Philips
in Nederlandt: hy was voornaemfte hooft des
oorlogs, in welcken de Ditmarfers in \'t jaer i
overwonnen fijn ; en is geftorven in\'t jaer 1586.
Hem fijn uyt Chriftina , dochter van Philips,
Lantgraef van
Heffen, geboren,Fredrick de 111,
waer van terftont breeder fal gelproken worden,-
Sophia, die aen Hartogh lan van Mecklen-
borgh getrouwt is Philippus regeerende Har-
togh van Slelwijk en Holfteyn; Chriftina,die aen
Karei, Koninck van Sweden, is getrouwt, en
moeder van Guftavus Adolphus; loannes Adol-
phus , Hartogh van Slelwijck en Holfteyn ;
Anna en lohannes Adolphus tweelingen ; van
welcke die getrouwt is met Enno, Graef van
Ooft-Vrieflandt; Agnes, die in Sweden by haer
fufter ongetrouwt geftorven is; en loan Fre-
derick,
Aerts-Biftcliop van Bremen, en Bif.
fchop van Lübeck
1597 ? is geftorven 1^34.

Frederick de 111, regeerende Hartog van Slef-
wijck en Holfteyn, is in fijne jongelingfchap
geftorven 1587 , als oock fijn broeder

Philippus y van gelijcken regeerende Hartogh
van Slefwijck en Holfteyn, in \'t jaer i J90.

loan Adolph yllMo^ van Slelwijk en Holfteyn,
geboren in \'t jaer i j7j ; en geftorven
1616. Hy
heeft tot fijn gemahnne gehadt Augufta, doch-
ter van Koninck Frederick, by welcke hywon
Frederick de IV, Hartogh van Slefwijck en Hol-
fteyn ; Elifabeth Sophia , die daer na aen Au-
guftus Hartogh van Neder-Saxen is getrouwt
Adolph, die aen een wonde, welcke hy in de
flagh voor Leipzigh hadde ontfangen, in \'t jaer
1631 is geftorven; Dorothea Augufta, welckex
aen loachim Ernft,Hartogh van Slefwijk en Hol-
fteyn , is ten huwelijck gegeven; Hedewig , ge-
malin van Auguftus , Paltsgraef van Sultsbach
Anna, welcke ongehuwt geftorven is in \'t jaer
1623; loannes, die geboren is in\'t jaer
1606,
tot het Bifdom van Lübeck gevordert in\'t jaer
7 wiens gemalinne geweeft: is Julia Felicitas,
Hartoginne van Wirtenberg,
1640.

Frederick de IV, Hartogh van Slefwijk en Hol-
fteyn , is geboren in \'t jaer
1597 j hy heeft Fre-
drikftadt gebouwt in\'t jaer 1622, en totfijne ge-
malinne getrouwt Maria Elizabeth, dochter van
loan, Keurvorft van Saxen, uyt welcke geboren
fijn Sophia Augufta 1630, die in \'t jaer 1649 met
loan, Hartogh van Anhalt, is getrouwt; Magda-
lena Sibylla, y loannes Adolphus 1(532,
geftorven 1633 ; Maria Elizabeth 1Ó34, welcke
in \'t jaer i<5;o met Lodewijck, Landtgraef van

d Heffen;

ii;:!:"

.i\'i.

li

\'i:

:

iiil

I ■

f

n

ùy

w

G E S L A C H T . R E G I S T E R \'\'

der Hartogen van Slefwijck en Holfteyn, uyt de ftam van Oldenborg.

m

^r, \'s

-ocr page 237-

Viij geslacht - register:

Heflen, is getrouwt. Frederick 1635 Hedwigh Alexander, foon van loannes Junior, had by
Eleonora iÓ3<5, welcke in\'t jaer IÓJ4 met Karei fijne gemalinne Dorothea , dochter van lohaii
Guftaef, Koninck van Sweden, is getrouwt; uyt Gunther , Graef van Schwartzenburgh, loannes
welck is geboren Karei ; Adolplius Auguftus Chriftianus; AlexanderHenricus,geboren in het
1^37, is in\'t felve jaer overleden; loan Georg,ge- jaer 1Ó08; Erneft Gunther 1609; Georg Fre^
koren Biftchop van Lübeck in \'t jaer 1638 ; An- derick 1611 ; Auguftus lói i; Adolphus 1^13,
na Dorothea 1640; Chriftiaen Albert 1Ó41; Gu- en geftorven 1616; Anna Elizabeth 161 j ,
ftaef Ulrick geboren en geftorven
1642 ; Chri- en geftorven 1616 ; Wilhelmus Antonius, gebo-
ftina Sabina 1(543 , en geftorven ^ugu-
ren en geftorven 1616; Sophia Catharina, gebo-

ftus Fredericus 1646; Adolph en Elizabeth So- ren 1617, welcke met Antonius Gunther, Graef

van Oldenburgh , gehuwlijckt is; Eleonora Sa-
bina , geboren en geftorven 1619 ; en Philippus
Ludovicus
lóio,

lohannes Chriflianus, regerende Hartogh te Son-
derburgh, geboren in \'t jaer
1Ó07, heeft tot lijn
gemalinne getrouwt Anna, dochter van Antho-
nius, Graef van Oldenburgh, de welcke hem ge-
baert heeft Dorothea Augufta; Maria Elila-
beth; en lohan Frederick, geboren in \'t jaer
Ohannes Imior, oft de longe, Hartogh van Son- ^^ geftorven 164^.

derburg, foon van Koninck Chriftiaen de III,

Linie van Norhurgh.

F

yRedrick, Hartogh van Norburgh, foon van
lohannes lunior, Hartogh van Sonderborg,
is geboren in\'t jaer 1581; uyt fijne eerfte

Frederick, Hartogh van Lignitz en Bregen is ge- gemalinne Maria, dochter van Francifcus, Har

trouwt; Chriftianus, die fijn Hof op \'t eylandt togh van Saxen Lauwenburg, is hem geboren,in

Arroe houdende , aldaer ongetrouwt geftorven bet jaer 1629, loannes Bugiftaus; maer uyt de

is in\'t jaer 1633; Erneftus 1J72, die in de tweede, Eleonora, dochter van Rudolph, Vorft

flagh by Erla van de Turcken is gedoot; Alexan- van Anhalt, Chriftianus Auguftus; Elizabeth

der IJ73, die naderhant regeerende Hartog van luliana ; Dorothea Hedwigh ; Louyla Araosna i

Sonderburg geweeft is; Auguftus, die met fijn en Rudolphus Fredericus.
broeder Erneftus in de flagh by Erla is gebleven

Linie van Luxhurgh.

HilippuSjWzïtogh. van Luxburgh,geboren in
het j aer I j 84, broeder van Frederick,Hartog
van Norburgh , heeft tot fijne gemahnne

Linie van Tlone.

Oachimus Erneftus, foon van loannes lunior,
heeft tot fijne gemalinne getrouWt Doro-
thea , dochter van lohannes Adolphus

m \'t jaer iJ9(5; Maria, Abdilfe te Itzehoe in
Holfteyn; loannes Adolphus, die te Norburg
Ibnder erfgenaem geftorven is in\'t jaer 1(524;
Anna, welcke met Bogiftaus de XIII, Hartogh
van Pomeren getrouwt, en in \'t jaer 1616 over-

leden is; Sophia, welcke met Philips de II, getrouwt Sophia Hedwig, dochter van Francifi:us

Hartogh van Pomeren, getrouwt is ; Elifabeth, de 11, Hartogh van Saxen Lauwenburg, uyt

welcke aen den Hartogh Bogiflaus de X IV en welcke geboren fijn lohannes in \'t jaer 1625,

laetfte befteet is ; Fredericus, geboren in\'t geftorven 16401 Francifcus Philippus 1616;

jaerij8i , die fijn broeder loannes Adolphus Chriftianus i(527 i Maria Elizabeth 1Ó2 8 ; Caro-

in\'t Hartoghdom van Norburgh gevolgt is; Mar- lus Albertus 1629; Sophia Hedwigh, i <530, welc-
gareta, gemalinne van Graef lan van Naftauw aen Maurits Hartogh van Saxen is ten houwe-

Dillenburg ; Philippus, geboren 15:84, die lijck belooft; Adolphus 1631; Adolphus 1(533 j

Luxburg en\'t meerder gedeelte van Sundewith Chriftiana 1634, ten\' houwelijck belooft aen

verkregen heeft; Albertus , die in \'t jaer 161 ^ Chriftiaen Hartogh van Saxen; Dorothea 163(5,-

te Drelden is geftorven. De tweede gemahnne Magdalena Sibylla 1(539, geftorven 1640; Hed-

van loannes lunior, is geweeft Agnes Hedwigh, wigh, 1640; Anna Sabina 1641, overleden 1641;

weduwe van Auguftus, Keurvorft van Saxen, en Anna 1643, ^Y^ ^^^ leven geruckt 1644,
dochter van loachim Erneft, Vorft van Anhalt;
uyt welcke fijn geboren,Eleonora in\'t jaer 1590;
Anna Sabina, welck aen lulius Fredericus van
Wirtenberg ten huwelijck is gegeven; lohannes
Georgius, die te Tubingen in\'t jaer 1(513 ge-
ftorven is ; loachim Erneft, Hartogh van Plona;

■ 1 r-X ^ A..I.« O^L__«i» 1 ^ ___ _____ •

Dorothea Sibylla, welcke in\'t jaer 1J97 is ge- Hartogh van Slefivijck enHolfteyn,welcke moe-

boren en geftorven; Dorothea Maria, welc- der geweeft is van lohannes Adolphus in\'t jaer

ke in \'t jaer 1599 geboren en geftorven is; 1634; van Auguftus 1635; van Erneftina 1636;

Bernhardus, geboren en geftorven in \'t jaer vanloachimus Erneftus 1637; van Bernhardus

1601 ; Eleonora Sophia, die aen Chriftiaen van 1639; van Agnes Hedwigh; Carolus Henricus

phia tweelingen, geboren en geftorven in het
jaer ^647; Augufta Maria 1049. Frederick is ge-
ftorven in \'t jaer 1^59.

Chriftianus Alherm , gekoren Biftchop van Lü-
beck , Hartogh van Slelwijck en Holfteyn , re-
geert nu met geluck en voorlpoet.

Linie van Sonderhurgk

heeft het kafteel te Luxburg gebouwt i j 87,
en is te Sonderburgh geftoryen 1(522. Hy heeft
uyt fijne eerfte gemalinne Elizabeth, dochter
van Erneftus, Hartogh van Brunlwijck, geteelt,
Dorothea, geboren in \'t jaer 15^9, welcke aen

Anhalt is ten huwelijck gegeven; AgnesMagda- en Sophia Eleonora.
lena geboren
1607,

o o s t e r.

-ocr page 238-

\' I :

IX

O OSTER-GEDEELTE

van \'t Bailjuwfchap

EN.

s l

It Bailjuwfchap ont-
leent lijnen naem van
de ftadt Hadersleben.
Sijne lengte van de
Ooft-zee tot naer de
Cimbrifche, ftrektfich
uyt tot over de negen
mijlen; en vier of vijf
in de breette. By dit
felve wort gereeckent
het Bailjuwfchap Boldersleben 5 \'t welck in de
Bailjuwfchappen van Tonderen en Apenrade is
gelegen. Het is\'t grootfte van\'t geheele Har-
toghdom,en dat de meefte inkomften opbrengt;
want het begrijpt 1563 bunderen landts, uytge-
fondert de ftadt vanHaderslebenfèlf. Boven dien
befluyt het in fijnen omkring eenige weynige
bunderen der Edellieden gronden, als het lant
van Gram met 30 bunderen^ Hoxbmj
Weflerheck
en Spandetb met
20 bunderen. Sijnde alle d\'an-
dere gekocht, voornamentlijck ledert 100 ja-
ren, door Hartogh lan den Ouden , en door de
Koningenvan Denemarck en, en aen dit Bailjuw-
fchap vaft gehecht. Oock begrijpt het de ftadt
Ripe, met eenige ftucken lants , welcke in ver-
fcheyde kreytlèn verdeelt leggen. Dit fchoone
Bailjuwfchap , welck waerdigh ware by een ma-
telijck Graeffchap vergeleken te worden , is aen
beyde de fijden bepaelt met de voorlèyde zeen,
langs dewelcke het ftch eenige mijlen verre
uytftreckt, hebbende in\'t noorden defelve
grenfèn met het Hartoghdom Slefwijck.

Onder de wateren die dit Bailjuwfchap be-
fproeyen,is de voornaemfte de rivier Schotburg.
Defe, haven oorfpronck nemende uyt het bofch
van Odyfe, ftelt, naer eenige beexkens te heb-
ben ontfangen, de landtpalen van dit Hartogh-
dom by de molen van Wanderupe; daer nae
voorder loopende , en door de rivier de Weyen
gegroeyt fijnde , looptfe door de Parochie
Schodtburg, waer vanfe haren naem treckt, tot
datfe haer vermengt met de Nipfe, tuffchen
\'t eylandt Phano, \'t Koninckrijck Denemarc-
ken toebehoorende, en Mandoa ,
\'t welck een
eylandt in Slelwijck is, die te famen de haven
van Ripe maecken.

De rivier Nipfe, welcke groot genoegh is,
heeft twee armen, waer van de noorder fijnen
oorlpronck neemt in de Tuftrupfche kreyts,
by de parochie Wanfyld , wordende vervolgens
door verfcheyde namen onderfcheyden; endoor
de beeken Brambeek en lelfaw vermeerdert
fijnde,voeghtfè haer met de
zuyder-arm na
Okrup, alwaerfè eerft de naem van de Nipfe be-
gint te krijgen : by de lamenvloeying der twee
Slefwijck.

J^Am,

Tdcn,

Rivieren,

rivieren fiet men d\'overblijffels van een oude
Sterckte; foo dat het fchijnt,aldaer eertijts een
kafteel öf bolwerck is gebouwt geweeft. Den
anderen arm van de Nipfe, te weten de zuyder-
lijcke , heeft fijn begin in de Kreyts van Suder-
rangftorpe by Haberslundt, van waer fy , door
eenige beecken en rivieren gewaften fijnde,
en verlclieyde namen , naer de gronden daer-
fe doorgaet, hebbende ontfangen , haren loop
neemt tuffchen Gramhardeen Noorderrangs-
torpharde, en daer nae vermengtfe haer m.et
de noorder-arm by Okrup. Van waer fy langs
de ftadt Ripe heen loopende, nae datfe, gelijck
wy gefeghthebben, de rivier Schodtburg inge-
nomen heeft, inden Oceaen uytwatert
: lyis
feer vermaert door den grooten overvloet van
viftchen, die in defe rivieren gevangen worden.

Wy hebben dit Bailjuwfchap verdeelt in twee Medin-
kaerten, niet alleen om fijne groote, maer oock
om dat het verfcheyde kreytfen en voogdyfchap-
pen omhelft. Nu defèlve kreytfen van dit Bail-
juwfchap noemt men met de volgende namen:
I Haderslebe. 2 Tufterupe. 3 Gramme. 4Frófte.
5 Kalslundle.
6 Guiddingen. 7 Norderrangftor-
pe: waer van de drie eerfte begrepen fijn in de
eerfte kaerte ; de vier andere worden met dat
gedeelte van \'t Bifdom van Ripe , \'t welck in het
Hartoghdom Slefwijck gelegen is, vertoont; en
Lohmclofter is in een befondere kaert te fien.

D Inwoonders van dit Bailjuwfchap fijn Dee-
nen ofte lutlanders , fpreeckende de Deenfche
tale,welcke hier eengenoegfaem goet en vrucht-
baer landt befitten; waer af wyhier onder in
yder kreyts breeder fullen fpreken.

I. Kreyts van Haderslehe , gemeenelijck
tiadersleher-barde»

Eeft fijnen naem van de ftadt Hadersle-
ben , dewelcke leght in \'t midden van de
"Kreyts. Door den boelèm van Haders-
leben wort hy verdeelt in Opper en Neder. En
voorwaer defè Kreyts is fèer vruchtbaer, en dat
meer en meer hoehy dichter aen de Ooftzee
naerdert. Men befaeyt dit landt met tarwe,
rogge , haver , en allerhande koremverck: de
velden, die hier en daer heuvelen hebben, over-
vloeyende van vruchten , ftaen lbo groen dat
het wonder is. Alleenlijck vind men hier foo
groote meenighte van hout niet, welck ge-
breck nochtans door de gelegenheyt van drie
vifchrijcke wateren vergoedt wort.

De ftadt Hadersleben treckt haren naem van n^ St^d»
feeckeren Heer genaemt
Hader of Batter. Aen-
gaende de Pools hooghte , fy legt op j j graden
eniji minuten. Haren oorfprong is vry out,

e als

ui

-ocr page 239-

S

■IIIIINIUlilllMIIIII .JUMIUlllliimig

SO

3S

je

2^11

lo

PARS ORIJE^lSrTALIS
pr^fectvrtî:

ADEB SLEBE

m

Vtilgo diél^e BaririgfyjSel.

.AÈÎÎutre Qermanicum.

Wy.

w

Q^f^S Y S:

eT

CW ^ ■ ^ &

Andîlvircli

^ k

§

[M-Alv T

Weyen

■ ■ fc^

H B R D {

A

^randerttp

lîB V R ^ c H H BR 13

iHaard.

è

l^egerfclicH^ ^
S

o

Sleft

S\'cl^derup

Ai. S

i 4% /î-\'-rifiT/

larderup

■t

î

î-e

trencln^/?,^
„ a e

s.

•eifau

____------

Strari^l Shenderi^

^Uff/TEl^VT.xfc^

. Kii^. As ri> - J

"mrt

Dt

/

O

m

Wenoe

OAott

^ode

iz

s

BalfcMo,

A

L«^ «

iS

1= \'
f^^feMilte^rt

sundt.

(Wèyiî\'erirp

y\'5 S E L.

Wf

wch.

i\'Tm

Ok

St^hoi^or^

O

Aller

ai

if

-, — V ^ \'\' ^ § # .

Schratcwe ■ — ^ ^

lo

V ~ ^^ ^ s / !

...........

= " ■ g .• â $ .....

S^S a ®

. s

1s r

lelis

Werup

. ScriterJ^ «

fy-a „ f

^^kmiÂf Iwvet

^ ..it^î,-:«:«:/--? I •.

i ® A

M"

/-\'a Gmifelln^

Z) é:

<i, . ■ Or/tede

Oir

NI.

s

Uc

I^gum

Sh/a-fl^

Qb

ibmmeri

9 â

Okkief.

î^eriwatlL

Toj^
db

.Ofterliimet

-4Sà

s «/ \\

S;

StJii\'

Mt^ J

-ci":

yen

H

5uy

R

Ulkicf

m

Qk

"Zdrû\'ekaH

ïâcidld

A

Sj^îcndeth

m

/il»

A. ^ .r-v. ^ ^ UJfff-S-f*^***^ ^

Qk,

il\'
J-

Jofil&lM^

Jemmir\'clc\'^^

HERDE.

Lir^a

1.

A

Garni\'-

J^tuifrt^

(T^lfU^

Tiefiluiid

k è) OrJr\'Ujr

VB^unt

à

cminenti,Generojo ,
^ M-aanifico ac Mreiuio,
|ii.C^oVbiiAllfelcle.^^ cuu^ato,
1 \'MMheck S^doi^, Uc.

êccl^iai Slejmca^ Ctffliedrcâi»
irc/7ukacono,Oie^fMcy. Coi^tliaric
jntimc^ ac Seiiatoriin \'Ducatiljj SîeC
mco Jfo^atiar^^ecfto^ ^Jc^::
\\l}te,^J^tDnJtio OyertuuKL}, hanc
^kec^ fBartn^iIia ^iahulmi Cna^
"vajjhicain O^^iojjpimi dcdicat,
.Juthar
lolmiine s Mejcr^. Htilum.

Aimo J 5 j.

3eu££toB:

ot^/te,

l^otartun
explicafio

O^ptJmn.

ai.(

■^^HerreatCted

S^B A Xy T H f c

cum. arce.

^Ifkûrr

Uo\\

® ^ e § ^ s ®

rde^.

iS

12^

léii^îa^ aJt^------

ilnium. tedes .

LS%raruleli

KORTRAT^XSTO
H.ERDE.^^

i-z

%

idia^\'

\'rte,

6

zv^-

\'oîil-

SatijîC

p ^ R s

a^uattO\'.

r.

^des

ÎS-\'

10

$T

O RE;

t^atdnas pQ) Claujl Fctcrfett.. ,

J^unuiS-. /adnr

her:

2.51

35^

-ocr page 240-

OOST ERDEEL vän HADERSLEBEN.

als welckers laer-boecken gewagh maken ten
tijde van Koning Erick, door de welcke ly,noch
maer een vleck hjnde, verbrandt wiert, gedue-
rende den oorlogh die hy tegen lijnen broeder
Abel voerde. Doch federt die tijt fteldefe Wol-
demar de 11 onder de fteden, en vercierdefè
in\'t jaer 1292 met veele voorrechten, \'tWa-
pen van defe ftadt is een brugh , geleydt voor
een poort, waer onder wort verftaen een brugh
gebouwt over de rivier tuftchen de oude en
nieuwe ftadt. Hier uyt kan men giften , dat ten
fèlven tijde als defè voorrechten haer vergunt
v/ierden, ofte ten minften toenfe dit wapen
kreegh, \'t nieuw en oudt Hadersleben is ge-
bouwt geworden. In defè ftadt fijn twee kerc-
ken ; d\'eene, in de nieuwe ftadt, fijnde oniè
lieve Vrouwe ; d\'andere, in de oude , S. Severin.
Deiè oude ftadt vertoont gantlch geen fraeyig-
heyt in hare huyfen, noch eenige fchoonheyt
in al haer getimmer : maer de nieuwe is , door
\'t groot getal der prachtige en heerlij cke ftee-
ne gebouwen, feer aenfienelijck. In \'t jaer 1627
verloorfe , door eenen droevigen brandt, ( die
oock \'t opperfte deel van de Hooft-kerck heeft
vernielt, dewelcke nochtans naemaels in ha-
ren ouden glans herftelt is,) een groot deel van
haren omkring. Eertijts was \'er te Hadersleben
een Collegie van Canonicken, feer beroemt
door veel geleerde mannen , \'t welck den Ko-
ninck Frederick, met toeftemming van fijn
foon Hartogh Chriftiaen, in\'t jaer 1530, aen de
konincklijcke breuck-kamer heeft getrocken,
den Kanoniken die noch in \'t leven waren , de
gewoonelijcke prebenden, tot hun noodigh
onderhoudt, latende. Defe ftadt in \'t jaer 1544
in deelinge gegeven fijnde aen Hartogh lan,
vefte hy \'er fijn woonplaets , en vercierde de
felve met een Collegie, tot onderwijfinge der
jeught, en met een gafthuys voor de armen ;
en by de nieuwe ftadt leyde hy in \'t eylandt de
gronden van een kafteel, \'t welck hy begonde
te bouwen: maer nae dat Hartogh lan quam
t\'overlijden , ftoegh\'er Koninck Frederic < de
laetfte handt aen , en volmaeckte het. Gedue-
rende den Sweedichen oorlogh , heeft fich den
Velt-Marfchalck Torftenfon alhier eenigen
tijt gehouden, en \'t kafteel met machtige bol-
wercken verfterckt 5 maer \'t wierd Ièdert in de
hitte van den oorlogh, fonder dat men kan we-
ten door wat toeval fulcks gefchiet fy, in de
affchen geleght, fbo dat\'er j egen woordigh an-
ders niet dan de bloote muuren van fijn overge-
bleveji.

2. T^e Kreyts ^ußerufe, of Tufleru^-harde,

Efe kreyts heeft fijnen naem gekregen
fvan het dorp Tufterupe : \'t wort om fij-
ne vruchtbaerheyt en dc deught van het
lant gereeckent onder de befte van dit Bailjuw-
fchap , niet tegenftaende het in eenige plaetfen
bos-achtig en met heuvelen hier en daer befet is:
want het brengt voort rogge, koren, gerft, ha-
ver , en velerhande vruchtdragende boomen :
daer fijn fchoone en vette weyden, foo dat hier
de befte often van \'t gantfche Hartoghdom ge-
vonden worden 5 als oock een menighte paerden
van fèer goeden aert, met overvloet van fcha-
pen. Sijne lengte is drie, en fijne breette twee en
een halve mijlen.

f !

In defe kreyts is eenen bergh van tamclijcke
hooghte, te weten van 120 cubiten, ofte 180
voeten,die gelegen is by\'t dorp Grönwickhoed,
en
Groenhoed genoemt wort. Oock fijn\'er eenigè
andere berghskens in de Parochie van Step-
pingen en Fielfterupe gelegen, maer den voor-
lèyden bergh feer ongelijck. \'t Bofch was eer-
tijts veel grooter, en wel acht mijlen uytge-
ftreckt j tegenwoordigh is \'t niet doorgaens aen
malkanderen , maer in veel plaetfen afgebrooc-
ken. \'t Levert grooten overvloet van wiltbraet,
en voornamentlijck wilde verekens. Voorwaer
\'t geeft een groot gerief door de menighte van
eycke- en beucke-boomen die \'t voortbrengt,
dewelcke groot getal van verekens en dier-
gelijcke beeften voeden. Behalven eenige beec-
ken, waer van de Tapfe de voornaemfte is,heeft
het oock een groot binne-water , dat wel 900
roeden lang en 300 breedtis , waer ineen me-
nighte van allerhande uytnemende goede vif^
fchen krielt.

3. Kreyts van Gramme, of Gramm-harde.

E Kreyts Gram, die fijnen naem heeft van
(het dorp Gram, en de voorgaende in
grootte weynigh toegeeft, is van een drie-
hoeckige gedaente: fijne lengte is fes mijlen,
maer de breette feer ongelijck. Wat de vrucht-
baerheyt aengaet, in dien deele is \'t by d\'andere
gantfch niet te vergelijcken, fijnde \'tlantop
veele plaetlèn onvruchtbaer , en met heyde be-
fet alleenlijck naer de Ooftzee toe ifte de an-
dere niet feer ongelijck, als oock naer \'t binne-
water Iel : in welcke geweften men oock eeni-
ger maten overvloet van hout vint: al \'t overi-
ge van \'t landt leyt braeck, en mach alle jaer
niet gebouwt worden; \'t brengt niet anders
voort als haver, rogge, en weynigh gerft : in te-
gendeel fijn de weyden, welcke langs de rivieren
leggen,tamelijk vet en vruchtbaer. Oock fijn\'er
in defe kreyts drie vifchrijcke binnewateren ,
waer van het grootfte is 300 roeden.

Van gelijcken fiet men oock in defe kreyts
de plaetlè
Dornmg, alwaer eertijts een treffelijck
en vermaert kafteel geweeft is, toebehoorende
\'t geflacht der Lembecks. Toen Henning van
Lembeck ontrent het jaer trachtede de
ftadt Kiel te vernielen, haer veel fchade en na-
deel veroorlaeckende,en door den Hartogh ofte
Hartoginne van Slefwijck wiert befchermt, heb-
ben de Graven van Holfteyn de Bailjuwfchap-
pen van Tonderen en van Hadersleben ingeno-
men, en dit kafteel, hoewel voor die tijt vruch-
teloos , belegert: want Graef Gerard heeft na-
derhant \'t voorlèyde kafteel ingenomen, ende
troepen , die Graef Woldemar gefonden hadde
om\'t felve weder te veroveren, op de vlucht
geflagen.

W E S T E R^

.Sii.

-ocr page 241-

\' li\'

iT

WE STER-GEDEELTE

I . • - ^

van \'t Bailjuwfchap

hadersleben.

i ^

!li ,

negentigh bunderen landts, die Lohm^klofter
toebehooren. In defe kreyts is een geweft,
\'t welck fich wel vijf mijlen verre uytftreckt,
altijt nat erf vochtigh , daerenboven oock veel
heyde: niettemin is d\'aerde in veele plaetfen
vruchtbaer, en (ïraeght menighte van granen,
oock op fommige plaetlen tarwe. By Gaftoa
leght eenen bergh, nae de lèlve plaets ge-
noemt, van welcken men fiet Ripe, Tonderen,
Meeltonderen, Balume , de Parochie van Rom ,
\'t kloofter Lohme, en bynae alle kercken,welc-
kein de kreyts en in die van Lohme fijn gele-
gen. Hy heeft by Agrupe noch eenen bergh,
doch niet ibo hoogh ,• behalven delè twee ber-
gen wort\'er geen gevonden, die van eenigh aen-
fien isvermits defe kreyts meerendeel vlack
en effen is.

7. Kreyts vm j^rderrangßorpe, ofte
Norderrangfiorfhar^e,

^E naem van defè kreyts is genomen van
ihet dorp Rangftorf, hoewel eenige, wey-
nige letteren veranderende , hem willen
trecken van voften , die, gelijck oock konynen,
met groote menighte in deiè plaetlèn worden
gevonden, \'t Landt van defè kreyts is mate-
lijck vruchtbaer ; \'t heeft overvloet van fchoone
fonteynen ^ maer oock fèeckere plaetfen, die al-
tijt vocht en ftibberighfijn. Hier komt voort
haver , rogge, boeckweyt, en op eenige plaet-
fen garft. De lengte van defe kreyts is twee mij-
len, de breete anderhalf mijl.

It gedeelte van \'t Bail-
juwlchap Hadersleben,
dat naer\'t wellen leyt,
begrijpt de vier overi-
ge Kreytlèn, te weten,
die van FrolTe, Kals-
lundte, Guiddingen, en
Norderrangftorpe,met
t: een gedeelte van \'t Bif^
\' dom Ripe.

4. lOeyfs vm Trojfe, oft Frojs-harde.

DElè Kreyts is tamelijck vruchtbaer, en
brengt voort allerhande granen,uytgeno-
men tarwe: waerom het oock by dien
van Tufterupe niet kan vergeleken worden. Hy
is drie mijlen lang , en niet meer als anderhalve
breedt: oock heeft hy in feeckere plaetfen
boftchen.

5. T>e Kreyts van Kalslundte, oft Kals^
lundt-harde,

DElè Kreyts, die fijnen naem heeft van \'t
dorp Kalslundt, is op vele plaetfen met
heyde befet, niettemin heeftfe, by de ri-
viere Schotburgh, een grondt die tamelijck
vruchtbaer is, en by de mont van de Nipfe uyt-
nemende weyden, die in deught de aen de zee-
kant leggende geweften (gemeenlijck Marfch-
landen genoemt,) naeulijcks wij eken. Hier in
vint men noch binnewater, noch geberghten,
noch
boftchen. Sijne lengte is drie mijlen, en
fijne breete drie vierendeel: de helft komt toe
de ftadt Ripe, en \'t overige Hadersleben.

6\' Ve Kreyts van Giddingen, of Guidding-
harde,

^ii

Voor foo veelde eylanden Mandoë en Rom
belangt, daer van fullen wy in \'t vervolgh , be-
fchryvende de overige eylanden , wat breeder
fpreken.

\'t Bailjuwfchap van RIPE.

\'t Ailjuwfchap van Ripe, welckers koninck-
Ijlijcken Bailjuwfijn woonplaets heeft op
"^\'t kafteel van defe ftadt in Zuyder-Iudant,
is meerendeels gelegen in Noorder-Iudandt, be-
hoorende onder \'t koninckrijck van Denemarc-
ken , in welckers befchrijvinge men eygentlijck
daer van fal moeten fpreken. De Hooftftadt
van dit Bailjuwfchap is Ripe, welcke van hare D^ß^^^
gelegenheyt ( namentlijck
op de Ripa, of oever ^^pe,
van de rivier Nipfe) haren naem treckende,
nietièer groot ofte wijt is: maer\'t is een oude
en beroemde ftadt
van\'t koninckrijck Dene-
marcken , hoewellè , gelijck wy verhaelt heb-
ben , in den omkring van \'t Hartoghdom Sles-
wijck leght befloten. De Nipfe belj^roeyt de

E Kreyts van Guiddingen is fèer groot;
Jwant hy begrijpt in de lengte twee en
drie vierendeel mijlen , en bynaer ibo
veel in de breedte, tot
aen de voorfte zee, en
daer buyten is \'t eylandt Mandoe, en \'t meefte
deel
van\'t eylandt Rom, die aen defe kreyts
behooren : welcke eylanden men verfeeckert
dat eertijts aen\'t vafte landt gehecht geweeft
fijn : invoegen dat d\'inwoonders aen des Kö-
nincks Landtmeter veele plaetfen met hare na-
men getoont hebben, die nu
door\'tgewelt der
zeebaren fijn verdroncken, gelijck men in defe
kaert kan fien. In\'t gebiedt van defe kreyts fijn
geleaen feeckere Adelijcke landeryen, Hox-
broe"^ Wefterbeck en Spandet i als oock ontrent
SlefaïjcL

i H

ui

\'it\'

il»

luftige

-ocr page 242-

jliiin(i|fii|i||[i|

. £0.

A D ^ /it 31 IL D E, .

M A JL T

H E It I) E. r

Foldii

[Wamdftm

• • • * ••

•UJoA

^Dai-umlj

Joi-(

-^intfui

PARS OCCIDENTAIyis
PR^FECTVR^

^ADERSLEEENi

ciim adjacentitus
LRIPEN et I.OHMCI.OS TER

PRiErXCTVRIS .

miltlei-

r, cit \'•.\'éJ/ft\'/r-unil

ó

.wV®, .\\r T3 II- * f s: « Ö ^ ck . V ^^^ M . ^^

éCBai^/IiuU

......<sk...-.

Hii ^ I» BT^^

Zfi^tutttt.

jj

trrrk

^f-fumt

r

t Clii\'ti\'hj^^i\'

iS\'oiM.mejfft-e Je
G R -A. JVC ..

^Br\'aMti\'^A^

■JlMiare

la

rrv»

m

Gi\'tunltf

G

D

[fiC

y ck 5 é-B^ffunJf

^^ H i:

D B . \'

R

Roal

um exviicatxo.

€k 1
\'Jir-uttjfufu^, >

------.Ä

alüi^.....-.........Ä

^des....:.....U

_________________ét

...........ó

_________________-t

.Mola- aquaria-..........@

mn^la, va^tata.. .-......-S

Vi^tatC............

Locus, nld aitreutiv cornu-.

ek m

INT.. ö

\'^ff/nafé

.O

jSt-fMft^,

odJor

^ifl

Vin

Hetffe i

* •• °

jM.rJ/^l\'i-\'i\'

JRu,\'.

S ^ -N X 5 T O R JP

Arxn\'ldt f5

IQlO

w

"f.........%

Bi-oncJei-i

^cS-gr

II J-

K Xï X

--

c

iDoil

S X
s .Clem<

jm:.

^Suderhoue^,

^iMüU

\'3 au^hifiJe-,

XAT ü R

a s

............

r"

jft^^/ümit-.

JC^^jtfd

R

R P

S T

. •» ekX\'\'

5

Ok

\'JJ

/////iv

IB

H R R D R

(^f^w/uuJt^ I

ïofter

. /

^ :b

Ga^tlkr-

^^\'"M^fri ^^ifica ac ^rciuia

pefeauritL-oDn tiu*.

Ottroni m

f Tvrisr x> È\'ü\':«..

Wtfißty. ^ ^ ^

* ja ^ «

larat.
fandt

FVvSeJJjt^

^ QafMjr/l\'y. ^
ct

i

Abiild

H R D ^

\\

Q/^^\'/ mB.

tt*i

ck

[rrd

/■^{ChchA

\'RaJtrj^l

C TwiJcfc

cv .

Qofck

* B 1

S YI^T.

B!Ti7M|m|

\' imiiiiiii

-ocr page 243-

yij W E S T Ë

luftige weyden die om defe ftadt zijn. Defe
rivier, wanneer de zee verbolgen is, haeren
ftroom te rugge keerende , ranft dickwils de
ftadt aen , en overloopt met hare wateren een
gedeelte van de felve. De ftadt heeft twee poor-
ten , die haren naem ontleenen van \'t noor-
den en van \'t zuyden : \'t kafteel dat in \'t wefter-
deel van de ftadt leyt, is verfien met vier ronde
en kleyne bolwercken; doch met diepe grach-
ten , nae de oude wijfe, omringt fijnde, be-
\' fchermt het de ftadt, hoewel fy van alle ver-
fkrckinge t\'eenemael ontbloot is j men fèght
datfe gefticht is in \'t jaer iiij. De Hooft-
kerck is een treffelijck gebouw, opgemetfèlt
van gehouwe fteenen, met eenen hoogen toren
van de felve ftoffe , wekkers top vierkant fijn-
de , tot een fchoone galerye dient om te wan-
delen, en van waer men 64 kercken der omleg-
gende plaetfen kan ontdecken en befchouwen.
Bovendien is\'er in defe ftadt noch een andere
kerck, de H. Catharina toegewijt. \'t Bifdom
van Ripe heeft fijn begin gehad ontrent de tijt
van Louys Koning van Duytfchlant, loon van
den Keyfer Louys de I, en van Erick de Jonge,
Koning van Denemarcken; want in dien tijdt
heeft den H. Anfgarius de kerck van Ripe ge-
fticht , haer gevende tot een Opfïender, veel
eer als tot een Biffchop, fijnen difcipel Rem-
bertus. Maer de Deenen den Cliriftelijcken
Godtsdienft gantfch verlatende^ en al de Prie-
fters en geeftelijckheyt ombrengende, is den
Sfr Aerts-Biffchop v^n Hamborgh wey-

tpe, Denemarcken en in Swe-

den getrocken, alwae^^ hy een groot getal in-
woonders wederom tot het waerachtigh geloove
bekeerde: doch wiert eyndelijcken , Sweden
doorwandelende , gedoot. Sijnen naevolger
Adeldagus van Meyendorf heeft door fijne vie-
righeyt en yver defaeckefoo verre gebracht,
dat de Bifdommen van Slefwijck, Arhufè, en
Ripe, onder\'tKeyferrijck van Otto de I fijn
gefticht geworden, ontrent het jaer onfes Hee-
ren 958, in welcke tijt hy bf
Leeffda-^
gus
tot Bilfchop van Ripe maeckte.

Naer defèn.wiert geftelt Odinkarus, derde Bif^
fchop, in\'t jaer 991: hy was uyt een edel en
rijck geflacht gelproten, van welcke goederen,
na \'t getuygenis van Adam, \'t Bifdom van Ripe
is gefticht.

4. Wal okWaldemarus, te voren Voor-fan-
ger te Bremen, volghde in \'t jaer 1035, en ftierf
in\'t jaer 1060. Naer de doot van defèn deelde
de Koning Suenon, foon van Eftred , met toe-
ftemming van Adalbert,. Aerts-Biffchop van
Hamborgh, het Bifdom van Ripe in vier Bif-
dommen, te weten, dat van Ripe,Aerhufe,Borg-
lume, en Wieborg.

y. Oddo.

6. Chriftierms.

7. laraldus,

8. Thuro.

9. Notellus.

10. Afcherus.

11. Elias y die tot de Biftchoplijcke waerdig-
heyt is verheven in \'t jaer 1142. Hy volghde de
partye van Suenon Gratteheyde, wien hy on-

iS

R D

der andere dingen rade , dat hy fich foude dra-
gen als een goet hovenier , die de quade plan-
ten uytroeyt, om de goede fpruyten te beter te
doen groeyen: maer defen wreeden en bloedi-
gen raet behaeghde den Koning niet. Defe Bif^
icliop was van lbo grooten gefach , dat het ver-
deden des konincl^rijcks, onder de koningen
Suenon, Canut en Woldemar, hem wierde aen-
bevolen.

ii.Radulphus.
Stephanus.

14. Homerus : defe is in Lohm-kloofter met
dit eer-dicht begraven : ^

-----Decus orhis, forma Sophi<e,

Gloria Pontificum, magnifeêlator Oni^*
dat is : Defèn Prelaet is geweeft \'t cieraet des
weerelts , \'t voorbeelt der wijsheyt, de eer der
Biflchoppen, en den naevolger van den groo-
ten Onias.

Olaus: defè is op de felve plaets begra-
ven , en dit graf-fchrift geftelt:

Nohilis ^ clarus pofl humJurrexit Olaus y
Bic decimaspetiit, quasprorfus habere nequiioit,
dat is: Nae defen is opgeftaen den edelen en
vermaerden Olaus: defe heeft de tienden be-
geert, welcke hy gantfch niet heeft konnen
kri/gen.
.Thuo,

ly.Gunnerus: defe legt oock in Lohm-kloo-
fter begraven , vereert met dit pronckdicht:
Hunc fapiens fequitur Gumerus, pacis amator, -
Gemma Sacerdotum, cunäaque rei moderator.
dat is : Nae defen is gevolght de wijfè Günne-
rus , een Hefhebber der vrede, de parel der
Priefteren, en de beftierder van alles.

18. Efgerus heeft geleeft in den oproerigen en
ongeruften tijt van koning Chriftoftèl de I, die
hem liet gevangen fetten. Hy heeft met de vier
voorgaende fijn graf en graf-fchrift te Löhm-
kloofter, namentlijck:

Poft EJgerus adefl, qui muitos nohilitaiolt
Eccleßamquefuam perplurima dona bealpit,
dat is: Daer nae komt Efgerus, die vele edelen
gemaeckt heeft, ea fijne kerck door veel goe-
deren verrijckt.

19. Tycho.

Chriftianus: onder defèn Prelaet wiert de
ftadt Ripe wederom door eenen droevigen
brant vernielt, in \'t jaer 1301.

11. lacohusHee.

12. lacobus Spliet: defen BiflTchop heeft koning
Chriftoffel de II, toen hy tegens Gerard de
Groote, Graef van Holfteyn, oorlogh voerde,
trouwe dienften gedaen.

Petrus Thuronis,
24. Magnus,

ïohannes Michaelis.
16. Efchillus.

17\' Petrus Liiche: defe is geweeft op \'t Conci-
lie van Coftnits, en wiert daer nae gekoren
Aerts-Biffchop van Lunden.
z8. chriftianus Bemmingius,

29. Henricus Spangenberg.

30. Petrus Nicolaus.

31. Hartwicus luel.

3 2. luanis Münk: en eyndelijck

E L

-ocr page 244-

HADERSLEB

N.

xijj

3 3.die, met lês andere Biffchop- Den ouden kreyts van Lohe, met des fèlfs

pen , naer Denemarcken gevangen wechge- kloofter , bevat drie mijlen langte , en ontrent

voert wiert, en van lijn Bifdom afgefet in\'t jaer twee mijlen breedte. Den hedendaéghfchen

Ï53Ó\', eenige geeftelijcke goederen de koninck- kreyts, die onder \'t Bailjuwfchap Ripe ftaet,

lijck breuck-kamer toegewefen lijnde, en \'t ove- heeft feer vruchtbare landeryen, en die op vele

rige gefchickt voor een jaergelt, tot eerlij ck plaetlèn van de zee-geweften niet veel en ver-

^ onderhout van eenen Lutherfchen Bilfchop Ichillen dragende allerhande grane n , en felfs

oft Superintendent. oock tarwe. Hier vintge felden modderige en

Onder dit Bifdom, voor foo veel de kercke- onnutte landen, en gantfch geen boffchagien.

lijcke beftieringe aengaet, hebben gehoort de De mont van de Lohe maeckt een tamelijc-

fteden, Ripe, Coldingen, Weel, Ward, Holflebroë, ke haven, en indien\'er eenige vlijt wort aenge-

Rincopen en Leemwkk, met de volgende kreyt- went om\'t gebreck te verbeteren, lalfe groote

ofte Süjfel: fchepen konnen bergen. Den Koninck van De-

1. Wardjüjfel, in welcke de ftadt Ward gele- nemarcken hadde,eenige jaren geleden,voorge-
geu is. nomen op delè plaets een Sterckte te bouwen,

2. Haarfülfel, waer in fijn Ringcopen, Holfte- en den oever van dé zee-gewe\'ften met een goe-

broê en Leemwick. " de aerde-walte befchanflen. De diepte van Lifte

3. Almyndtfiïfiel y waer in lijn Coldingen en {Lifler-Tieff) is een wijde en diepe haven, be-
Wedel. quaem voor de grootfte Ichepen,en die niemant,

4. Gellmg-SüffeL ^Is den Koninck, onderworpen is. Voor defe

^.Süder-Iutlandt-Süfel, in welcke leyt Ripe , en haven gefchiede den fcheep-ftrijt tuffchen de

miffchien oock Tonderen want men houd fe- Sweden en,de Denen, geduerende den naeft-
ker datfe \'t opficht van defen Biftchop oock on- leften oorlog die \'er geweeft is tuffchen de voor-
derworpen is geweeft. fèyde volckeren,alwaer de Deenen overwinnaers
In voegen^ dat den Biffchop van Ripe onder waren,hebbende de tegenwoordigheyt des Ko-
fijn gebiedt gehadt heeft 30 kreytfen, eninde nings , vervoeght met het gunftige geluck, hun
felve 27jParochien,van de welcke drie-eivveer- dek glory-rijcke zege veroorfaeckt.
tigh leggen in Zuyder-Iutlant en in \'t Hartogh- . 1« defe kreyts leght het kafteelTroyenburgh,
dom Slefwijck; d\'andere in Noorder-Iutlant. met het landt dat\'er aen vaft is, \'t welck Chri-
Bovendefe kreytfen , onder verfcheyde jurif- ftiaende III, ten tijde van de verandering, aen
diétien van dit Hartoghdom verfpreyt, hadde \'t Koninckrijck gehecht heeft. Daniël Rant-
den Biftchop niet alleen het geeftelijcke, maer ^ou, heeft dit lant van Koning Frederick de 11,
oock het wereldt- en borgerlijck gebiet over de in verwiffeling van Wammendorf, gekregen,
kreyts van Lohe , Lyft , \'t noorderdeel van

1 ■ jf

■ i ■\'
ii\'ii

Ve kreyts van Mogeltunderen,
of cMogeltunder-barde,

HOewel delè kleyne kreyts eertijts een ge-
deelte van die van Tunderen is geweeft,

I : !

I.

I ,\'

2.

\'t eylant Sylt, de kreyts van Mogeltunderen,
\'t wefterdeel van \'t eylant Fohre en \'t eylant Am-
rom : alle welcke geweften Chriftiaen de 111,
ten tijde der verandering , in \'t jaer 1536 naer
fich genomen, en aen de Konincklijcke fchat-

kamer gehecht heeft; waerom fy oock-noch ^^^ daerom ter felver ftede b"ehoorde

tegenwoordigh door denBailjuw van Ripe be- befchreven te worden, foo hebben wy even-

ftiert worden. -wel, vermits hy na by de kreyts van Lohe ge-
legen, en\'t Bailjuwfchap van Ripe onderworpen

i. J)e Kreyts van Lohe , of Loh-harde. is, hem liever hier ter plaetfe willen ftellen.

, - ^ Hy heeft fijnen naem van het oude dorp

De kreyts Lohe heefc fijnen name gekre- Mogeltunderen, alwaer eertijts een kafteel
gen vande rivier Lohe , die middelma- ^as, het welck in de oude oorlogen vernielt
tigh
IS, nochtans met foo groot als de Het heeft een vruchtbaren grond, overvloe-
Nipfe, de ftroom Schotburgh,en als de Wide of digh in
allerhande vruchten van granen en van
deTreen. Sy neemt haeren oorfpronck in de terwe. In defe kreyts is begrepen \'t dorp Gal-
kreyts Norderrangftorpe, in een bofch, \'t welck huefs, in \'t welck een jonge dochter van Ofter-
is tuffchen Herrefted en Aggerfchouw ; behal- ^jg gouden hoorn, van uytnemende konft
ven eenige andere kleyne beeckskens, loft fich e^ waerde , heeft gevonden , die in de Ko-
de rivier Kiesbeck in de felve dicht by Lohm- nincklijckefchat-kiftword bewaert, wegende
kloofter; en van daer neemtfe
haren loop tot aen twaelf hondert rij cksdaelders; doch de prys fij-
\'t dorp Bredbro, alwaer men met een brug over- oudtheyt kan niet gefchat worden. Debe-

gaet, langs de welcke \'s Heeren wegh van Ton- fèhry vinge hier van kan men fien by Olaus Ma-

deren naer Ripe leydt; hier naer ver volgtfe haren gn^s i^\'t boeck der outheden van Denemarcken,

\\ Bailjuwfchap van
L O H M - K L O S T E R.

HEt Baljuwfchap van Lohm-klofter was eer-
tyts een Moniken-kloofter, het ryckfte en

\'toudtftevan dit gantfche Hartoghdom:
g want

t iM

loop tot aen de Cimbrifche zee , alwaerfe dicht
by Wifthufe, door de golf van Lift heen loopen-
de, in uytwatert. Dele kreyts begreep eertijts
de landeryen die om en om
het fioofter Lohe
gelegen waren, dewelcke
federt van al\'t overi-
ge van de kreyts gefcheyden fijnde, de monic-
cen wiert gegeven, die van de heerfchappye des
Bailjuwsontllagen waren.

(i; 1

-ocr page 245-

14

A D

R

H

illij

(iMlfï

want liet is gefticht geweeft door Odincarus,
derde Biftchop van Ripe, den welcken Adam
van Bremen noemt Odincar den Jongen en
den Edelen. Den laetften Abt van dit kloofter
is geweeft broeder Martinas, die overleden is in
\'tjaer 1548. Want hoewel in de verdeelinge, die
in \'t jaer 1544 gelchiede, dat kloofter gegeven
wierd aen Hertogh lan den Ouden : niet te min
heeft hy , uyt ftjne ingeborene goetdadigheyt,
den Abt, die aireede bejaert was , noch de mo-
nicken, die onder fijne beftieringe ftonden, niet
verjagen willen; maer ftelde ftilcks uyt tot nae

S L E B EN.

de doot van den Abt; den welcken overleden
fijnde , wierden de monicken gedwongen te
vertrecken: een Bailjuw in de plaets van den
voornoemden Abt tredende. Nae de doot
van den Hartogh quam dit kloofter door erf-
recht aen fijnen broeder Adolph, wiens nae-
komelingen het tegenwoordigh noch befitten.
Men houdt dat dit Bailjuwfchap begrijpt 151
bunderen lants,- maer die, gelijck bynae alle
geeftelijcke goederen , in vele kreytfen en Bail-
juwfchappen verfpreyt fijn.

B A I L-

S

-ocr page 246-

B A I L J U W S G H A P

VAN

t o nd eren.

iilil.
f 1,1-

It Bailjuwfchap is \'t
grootfte en befte van
alle die , welcke den
Hartogh van Sleswijk-
Holfteyn befit, inhou-
dende ppp bunderen ,
uytgenomen j/^ bun-
deren, die het goet van
Solewtegh y dat aen dit
Bailjuwfchap is ge-
hecht, begrijpt. In voegen dat het gantfche ge-
tal der bunderen beloopt tot duyfent fes en vijf-
tigh toe. De lengte van \'t Bailjuwfchap van Ton-
deren van de Wefterftrandt van \'t eylandt Syldt,
tot aen \'t eynde van de Lundtofter-kreyts , is
by de dertien mijlen, de breette niet meer als
acht. \'t Landt is bynae over al wonder vrucht-
baer, en brengt fijne inwoonders grooten
rijckdom aen; waer by noch komt die rijcke
vangft van vifch en oefters, nevens menighte
van beeften en allerhande vee; foo dat dit
Crenfea* Bailjuwfchap, aengefien fijne deught en groote,
voor een tamelijck Graeffchap naeulijcks en be-
hoeft te wijeken. Het is in \'t noorden bepaelt
met de kreyts van Lohm in\'t Bailjuwfchap van
Ripe, met de Bailjuwfchappen van Lohm-
klofter en Apenrade in \'t ooften met Sunde-
with, en met de kreyts van Wyhes, gelegen in \'t
Bailjuwfchap Flensborgh,- in\'t zuyden grenft
het aen \'tBailjuwfchap Flensborgh, en in\'t
weften aen de Cimbrilche zee, in de welcke leg-
gen de eylanden Meeltorideren, Fohr, en
Amrom, die, hoewelfe in defe kreyts leggen ,
^t Bailjuwfchap van Ripe onderworpen fijn.

Men reeckent in dit Bailjuwfchap fêven
kreytfen, entwee kleyne landtfchappen, ofte,
gelijck andere willen, negen kreytfen, maec-
. cende \'t eylandt Syldt en een gedeelte van Fohr
twee kreytfen. Defè kreytfèn worden genaemt
van Hoyers, van Tonderen, van Schlaux,
Lundtofte, Karre,Boeking, Horsbulle ofWi-
dingen , byna \'t geheele Syldt, de helft van
Fohre ^ met het eylandt Amrom. En aengefien
eenige matelijcke rivieren defe kreytfen be-
vochtigen , dunckt my niet qualijck paften fal
alhier iets van defelve te léggen. De voornaem-
fte rivier is, die genoemt wort
Tmderasp, of oock
WidaWy beftaende uyt twee armen,- dewelcke
Saarbeck en Wirleaw hebbende ingefwolgen ,
met hare wateren de ftadt van Tonderen be-
vochtight: beneden welcke fy door de famen-
vloeying der rivier Groenawaengewaften fijnde,
in de voorfte zee uytwatert.
Groenaw neemt
fijnen oorfjwnck uyt een heyde , in de
kreyts
van Lundtofte leggende, van waer uytgeloo-
pen fijnde, krijghtle verfcheyde namen nae de

SkfwijcL

verfcheydenheyt der omleggende plaetfen ,• en
naer eenige lengte haer gevoeght hebbende
met de rivier Schlauxaw,vermengtfe haer met de
rivier Tunderaw. In defe fèlve plaets is een an-
dere rivier genaemt
Suderayp, dewelcke mede
haer begin neemt in den kreyts van Lundtofte ,
en weynigh daer na door de rivieren Geilaw en
Scheidaw gewalfen fijnde, looft haer eyndelijck
door de engte van Lifte, by hun
Lifier-tief ge-
noemt, in den Oceaen.
%

I, Kreyts van EToyers, of Hoyers-harde,

DEfè kreyts heeft fijnen naem ontleent van
\'t dorp Hoyers hy behelft in de lengte
van \'t dorp Ballum tot aen Rutebull twee
en een halve mijlen, en omtrent drie vierendeel
mijls in de breedte. De grondt is \'er vrucht-
baer, en van Rutebull tot aen Hoyer ftreckt de
zeekuft, langs welcke ftreeck het met dijcken is
beforght. Hier fijn twee havens, te Rutebull en
te Hoyer: maer die van Rutebull kan de fche-
pen, als de zee door onweer aen\'t woeden
raeckt, niet befchermen. In defè kreyts wort
gereeckent\'t eylandt lordfandt , in \'t welck
eenige honderden Sweden, die in de ftagh van
Lyfte doot bleven, begraven leggen.

2. Kreyts van Tunderen, ofTonder-harde.

De kreyts van Tonderen brengt voort al-
lerhande vruchten, en oock terwe. In
eenige ftreecken fijn kleyne plaetfen , al-
tijt vol water en modder, en met heyde befet,-
maer men vint \'er geen boffchagie. Defè kreyts
is, federt dat die van Möltonderen daer van af-
gefcheyden wiert, feer kleyn geweeft.

De ftadt Tonderen is wel niet fèer groot, i^ejïadt
maer niettemin is fy volckrijck, en in
defelve
wort grooten handel gedreven : fy leght in een
feer goet en vruchtbaer landtfchap, behooren-
de onder Noorder-Vrieftandt, hoewel de in-
woonders hun meer raet de Deenfche als met
de Vriefche fpraeck behelpen. Naer Slefwijck
wort \'er in dit Hartoghdom geen ouder gevon-
den, welcke Abel, eerft Hartogh, daer nae
Koning van Denemarcken, de groote van een
volmaeckte en bebouwde ftadt gegeven heeft,
in\'t jaer 1243
haer\'t Lubeckfche recht ver-
gunnende, \'t Is
feecker datfe eertijts, om hare
vaert, en groot getal fchepen die \'er waren , ter
welcker oorfaeck fy oock een fchip in haer wapen
voert, is vermaert geweeft. Henrick Rantzow
bevèftight in fijne ichriften, dat de Engelfchen
uyt defe haven fijn t\'zeyl gegaen, om naer En-
gelant te varen, \'t welck fy door gewelt van

h wape«

I

s\'

Iji\'

f,

r ,

&w
\'■ifft

m

li) I •
üil

ill

ii

-■I

-ocr page 247-
-ocr page 248-

xvj \'tB A I L J U W S C H A

wapenen nae hunnen naem genoemt hebben ,
aengefien het te voren Britannia wiert geheeten.
Waer toe oock geen bewijsteeckenen ontbreec-
ken : want by de ftadt Tonderen leyt een kley-
ne ftreeck die men Angeln oft Angelen noemt,
\'t welck men feght dat van de oude Engelfchen,
met het grootfte gedeelte van\'t Hartoghdom
Slefwijck, is befeten geweeft. Dicht by de ftadt
leyt een tamelijck fterck,hoewel niet feer groot,
kafteel, den Hartogh toebehoorende \'t is de
gewoonelijcke verblijfplaets van den Bailjuw.
Den voornaemften handel der ingefetenen be-
ftaet in tarwe, olfen, boter, en diergelijcke din-
gen. Sy worden geregeert door twee Borger-
meefters, en den Raedt.

3. Kreyts van Schlaux , of Schlaux-harde.

DEfe kreyts heeft langs de rivieren , die
\'t vet en vruchtbaer maecken/goedt lant,
voortbrengende de befte ftagh van tar-
we , welck naer Tonderen , Huliim, en andere
plaetfen wort vervoert. Hy vervat omtrent 23
bunderen , de lengte en breedte omtrent twee
en een halve mijl fijnde. Onder defe kreyts
reeckent men \'t landt SoHwijck, dat eertijts ie-
mant uyt den Adel toebehoorde, maer nu den
Hartogh van Holfteyn eygen, en aen \'t Bailjuw-
fchap van Tonderen vaft gehecht is.

4. Kreyts van Lundtoft, of Lundtoft-harde,

\'t^ yTEefte deel van delè kreyts is door de
j\\/| heyde, en om dat de landen veel met
"^^-■-flijck en modder fijn bedeckt, on-
vruchtbaer. Ia felfs het overige landt, uytgeno-
men dat na de fijde van \'t ooften en naer \'t noor-
den, alwaer het landt, dat een weynigh hout
voortbrengt, efteneris, niet feer vruchtbaer.
Niettemin fijn in defe kreyts twee groote mey-
ren, overvloeyende van vilch, waer van \'t eene,
genoemt
Segard-i^ee, 800 vademen lang ,enzjo
breedt is ; \'t ander, genoemt
Hofterup^ee, begrijpt
joo roeden in de lengte, en 300 in de breedte.

j. Kreyts van Karre, ofte Karr-harde,

Efe kreyts moet onder de minfte niet ge-
Iftelt worden j want hy begrijpt in de
lengte drie, en in de breedte twee mijlen.
Boven de gronden die den Hartogh toebehoo-
ren , omvat hy oock eenige adelijcke lande-
ryen , als fijn Trefenhage groot 20 bunderen ,
Lutkenkorn 18, Clicksbull en Bourftede 20.
De grondt van defe kreyts is, mits de heyde, en
landeryen vol modder en fant, daer hy mede
doorfaeyt is, onvruchtbaer: niettemin langs de
riviere Tunderaw , en ontrent een derde der
zeegeweften in Gotteskoge,fijn goede weyden.

6. Kreyts van Boekingen, of Boeking-harde.

DEfe kreyts moet om fijne vruchtbaerheyt
onder de voornaemfte gerekent worden,
hebbende goedt landt, \'t welck rogge ,
haver, gerft en terwe voorbrengt; in den felven
p
tonderen,

fijn oock groote menighte van de befte oflen ,
koeyen,, en hamels 3 oock fijn \'er paerden , die
men uyt lutlandt overbrengt, die \'er in fterck-
te aengroeyen , en veel fchoonder worden. Dit
landtlchapis van nature tamelijck fterck , met
een gracht, die haren naem van de Deenen
draeght, omringt fijnde; in voegen dat de Swe-
den daer noch niet in fijn gekomen. De inge-
fetenen fijn kloeck en fterck van Iichaem, hoog-
hartigh, vaft in haer gevoelen, ernft-achtigh,en
begerigh om vafte landtgoederen te verkrijgen.
Sy fijn oorfjpronckelijck uyt Vrieflandt, hoe-
welfe fomtijts de yriefche , Deenfche en Duyt-
fche talen Ipreecken , onder dewelcke de Vrie-
fche hun isaengeboren, d\'andere leerenfe in den
handel diefe met hunne naburen drijven.

In de byleggende eylanden , en die defe
kreyts onderworpen fijn , maeckt men\'tlbut
op delè wijfe : Sy varen met kleyne fchuytjens
in de rivier , en de vloet verloopen fijnde, gaen-
fe in de modder, dielè afnemen en weghdra-
gen, tot datfe komen aen een feeckere foort van
aerde, diefe
Torricht noemen : defe aerde bren-
genfè in de eylanden , en leggenlè om te droo-
gen in de fonne ; daer nae die in een klomp ver-
gaderende, fteeckenlè daer \'t vier in, en brengen
het tot ftof,\'t overige leggenfe wederom in de
Ibn, befproeyen \'t met water, en daer op gaende
vertreden \'t, liiyveren \'t van fteentjens, lant en
van al watfe daer onbruyckbaer in vinden; daer
nae droogen en bevochtigen fy \'t wederom:
eyndelijck doenfe \'t in een ketel en koocken \'t.

7. Kreyts van Horfshulle, Horfshull-harde ,
ofWidin-harde,

E kreyts van Horfibulle, gemeenlijck ge-
1 noemt Widingen, is wonder fchoon , en
geheel leem-achtigh. Hyis al meer als
voor hondert jareneen eylandt geweeft ,hoewel
over veel eeuwen defe gantfche Vriefche ftrant,
aen\'t vafte landt, en aen deNordtftrandt ge-
voeght was; maer federt heeft \'et gewelt der zee
hem daer van afgelcheurt, en defe kreyts ge-
fcheyden. Invoegen dat in \'t jaer ten tijde
van Hartogh Jan den Ouden , hy met dijcken
omringt, en weder aen\'t vafte landt gevoeght
is. Defe kreyts was voor omtrent ijo jaren veel
grooter: maer op verfcheyde tijden fijn ftuc-
ken landts van 10, 30, 40, ja 60roeden lengte
door de zee ingeftockt; en hierom heeft men
den dijck des te dichter aen de kerck moeten
leggen. Den inbreuck van\'t jaer 1634 is den
ingefetenen oock feer fchadelijck geweeft, heb-
bende om verre geworpen de huyfen, de ko-
renbergen, de hoornen , en menighte van bee-
ften , ja felfs vele menfchen verdroncken.

V Eylandt Syldt,

IN dit Bailjuwfchap is gelegen \'t eylandt Syïdt,
dat den achtften kreyts gemaeckt heeft: het
en is niet feer groot; want \'t is maer vier mij-
len lang, en van ongelijcke breette: men feghc
dat het getal der inwoonders is 1750, dewelcke
ten meeftendcel hun onderhouden met naer

Groen-

i

-ocr page 249-

N D E N. xvij

Groenlandt en d\'omieggende plaetfen op de het eylandt Syldt. Sy volgen in hare kleederen
walvifch-vangfl: te varen, en in haer landt be- en fpraeck de Oude Vriefen, hoewel eenige on-
geven fy haer tot het vangen van de oefiers. Sy der hun oock de Saxifche tael fpreken. \'t Eylanc
ipreecken de tael der Oude Vriefen, wekkers felve aengaende, dat is lanckworpigh rondt,
feden, hoewel byna in alle dingen rouw en on- een gedeelte van fijne rondte in de lengte , die
befchaeft, fy mede behouden. Men vindt in door \'t gantfche eylandt anderhalve, en in de
dit eylandt verfcheyde graven der Oude Vrie- breedte op een groote Duytfche mijle is , uyt-
fèn, wekkers affchen en beenderen in aerde loopende. Het brengt voort grooten overvloet
kruycken bewaert fijn; in voegen dat men hier van allerhande vruchten , en heeft oock tot het
uyt giffen kan, datfè , gelijck vele andere vok- onderhoudt der beeffen lèer bequame weyden.
keren deden, de doode lichamen verbrant heb- Men fèght dat het begrijpt twee duyfent twee
ben. Vorders is dit eylandt niet feer vruchtbaer: hondert inwoonders.

want het is over-al met fant, heuvelen, en kleyne \'t Eylandt Amrom is feer kleyn, gelijck fijnde V
boomkens befet, niet te min fijn aen de zeekant een waffende maen : \'t heeft byna niets dat ver-
eenige weyden,bequaem om beeften te voeden, halens-waert is; de feden der inwoonders komen
Nergens vint men in de naburige plaetfen , van over-een met die van
\'t eylandt Fohre. Tuffchen
de rivier Elve tot aen Schagen, beter haven, als dit eylandt en dat van Fohre is een plaets, die
die dit
eylandt heeft in de engte van Lift. fèer bequaem is tot de oefter-vangft, den Ko-

Fohre is wel een tamelijck eylandt , maer ning van Denemarcken toebehoorende , de
bewoont door rouwe en plompe inwoonders, welcke den Amptman van Ripe in huur heeft,
hoewelfe een weynigh beleefder fijn als die op

H i:

: M \'.1

m

\'t Ëylandt
Fohre.

1 :!

. ii ll
Jlf

\'J.

I\' >

\' I i!

iii:

m

N O O R D T-

Slefip^ck.

i\'l

m

-ocr page 250-
-ocr page 251-

iï\'i \'Vf

il

-V

V

, - - ■■

i-i

l «

• ■

h

\'Mm

U

■ • • . ; :, -•;■\'. ___

v:

-ocr page 252-

xit

N OOR D T

j

i
i

I ■
i i

I !

v r i

s l

a n t

Oo meeniglimael van
de Vriefen gefproken
hebbende , fal het niet
ongevoeghelijck fijn
oock hare woonplaet-
fen aen te wijfèn.Ubbo
Emmius fchrijft,dat de
Vriefen eertijdts heb-
ben befeten de gant-
fche kult der wefter-
fche zee, van Hollandt af tot by Tonderen,
foo lange tot de Saxen die allencxkens quamen
ontleden , heel Dithmarfen , en \'t gebiedt van
Bremen, en van Hadelen daer van aficlieydende,
bleef al \'t overige van die kuft noch onder de
Vriefén. Nu uyt het verhael van Tacitus en
Plinius blijckt, dat de Meerdere en Mindere
Chaucen, welcke tegenwoordigh de Saxen fijn,
defè landtfchappen befeten hebben j want aldus
heeft \'er Plinius van gefproken :
Wy hebben in het
Noorden gefien de fokkeren,Meer dere en Mindere Chaucen
genoemt. Den Oceaen Derjpreytfich door een wijde water-
loop tweemael des daeghs en P^eemael \'s nachts in defe
plaets , geyende {lof yan eeuwigen twifl in de Nature,
om te weten of het landt ofte een gedeelte Dan de T^ee is.
Aldaer heeft dit ellendige yolck feer hoogh-yerheioene graf
fteden, als of het richterfloelen waren yoor de afge-
ftoryene geeflen, opgerecht: hare hutjens alfoo boyen de
hooghfie yloeden der ^ee geftelt wefende, fijnfe altijdt,
gel\'^ck die ter z^e yaren, met wateren diefe bedecken om-
ringt , en als de febe gey allen fijn , is het eyen oftfe
fchipbreuck hadden geleden.
Maer Ptolomeus leght
de faeck veel klaerder uyt:
De Vriefen, feght hy,
bewoonen de plaetfen die naeft aen den Oceaen gelegen fijn,
boyen de BruBeros, tot aen de riyier d\'Eems naeft haer
komen de Mindere Chaucen, tot de riyier de Wefer daer
na de Meerdere Chaucen, tot aen d Blye.
Ja \'t fchijnt
gelooffelijck dat de Vriefen toen ter tijdt oock
die kuft niet bewoont en hebben : want defe
fèer naeuwkeurige Schrijvers fouden\'er fonder
twijffel eenigh gewagh van gemaeckt hebben;
vermits men van de mont van d\'Eyder tot by
Tonderen acht mijlen reeckent. Saxo Gram-
maticus fchrijft oock, dat de inwoonders van
Noordt-Vrieflandt de Vriefen tot ftichters heb-
ben gehadt my dunckt het niet onnut fal wefen
fijne woorden alhier te \'verhalen :
Ondertuffchen
trock Canutus , met weynige medegefellen fijner balling-
fchap, in \'t Mindere Vrieflandt, \'t welck oock op de fijde
der Denen is : die proyincie is rijck yan landt, en oyer-
yloeyende in yee en beeften: maerfe grenft aen den Oceaen,
foo laegh fijnde, datfe fbmtijts door fijne baren oyerftroomt
wortwaerom oock , uyt yreefe dat de febe mochten
doordringen, de geheele kuft met een fwaren dijck omringt
is: en in gey alle die komt door te breken , loopen alle
dorpen en yelden onder water, en \'t koren yerdrinckt:
want in al dat geweft is niet eene plaets boyen d\'andere
yerheyen. Syyeryoeren fomtijts de weyden, diefe uyt-
grayen, op andere plaetfen, niet dan een groote diepte
daer ter ftede latende , en geyenfe te be\'S^oonen die , de
welcke toebehooren aen de landen, alwaer fy hun neder-
fiaen. Met dien oyerloop der wateren gaet een oyerploe-
dige yruchtbaerheyt yergefelfchapt. d\'Aerde is geheel met
groene kruyden oyerdeckt, de kluyten gebrant fijnde ,
worden door koken tot fout gemaeckt. By winter tijde be-
decktfe haer onder een gedurige warmte, de yelden een
foort wan wijyers wertoonende. Hierom is \'t oock dat de
Natuur in twijffel gelaten heeft, wat naem men haer on-
der de dingen geyen fal; want een gedeelte wan \'tjaer is
het bequaem om te beyaren, en \'t ander gedeelte om te
beploegen. D\'inwoonders fijn uyt der aert trots en wreet,
ftucx wan Iichaem \',fy werachten die benaeuwde en fware
wapenrufting, die haer la ftigh walt; ft gebruycken kleyne
fchilden ft ftrijden met kracht wan fchichten en werp-
Jpieffen ft omringen de welden met grachten fy dienen
hun wan korte ^ieffen ofte landen; fy fetten hare huyfen
feer hoogh, die onder leggende met groote foden wan aerde.
De gemeenfchap wan naem en tael getuyght, datfe de Vrie-
fen tot ftichters hebben, en datfe, eenige nieuwe woon--
plaets foeckende, ontmoet hebben dit landt, \'t welck in het
begin wocht en moerafch-achtigh was , maer ft hebben het
met lang te houwen hart gemaeckt. De regeeringe wan
het landtfchap heeft daer na beginnen te raecken onder
de handen wan onft Koningen.
Waer uyt blijckt, dat
langen tijdt voor de gefèyde Schryvers , en ge-
lijck men kan giften, ontrent het jaer der genade
400, de Vriefèn eerft in dit landt fijn gekomen
\'t welck voornamentlijck wort beveftight door
dien dat Ptolomeus getuyght, dat\'er
drie eylanden
der Saxen
waren, te weten EyderftedeEver-
fchop, en Uhtholm. De Oude Vriefèn waren
rouw en bars van feden; eenige Schryvers noe^ Oudefede».
men de Vriefen trots en wreet van aert, een
hoovaerdigh en opgeblafen volck , vermetel
op hare vryheyt, onbeleeft, die om datfe naeuw-
lijcks oft fèer lèlden met andere volckeren om-
gingen , in hunne eygene bedorven feden
walchelijck ve^vuylden. Crantfius noemtfè een
moerafïigh volck, \'t welck hoe \'t grooter en
grover van lijf was , hoe \'t minder geeft hadde,
en dat tot de wapenhandelinge niet fèer handigh
noch bequaem was. Defe gebreecken fijn on-
der de hedensdaeghfè Vriefen, die \'t vafte landt
bewoonen, byna t\'eenemael uytgeroeyt; doch
onder de inwoonders der eylanden, voorna-
mentlijck die van \'t eylandt Syldt, Fohre en
andere geenfins, aengefien die boerfch en onbe-
leeft van feden fijn. Maer alhoewel dit volck
fbo onbefchaeft geweeft is , foo en fijnfè daer-^
om niet min kloeckmoedigh geweeft in de oor-
logen. Defè fijn het, die den Koning Abel,
welcke ftjne fware fchattingen , die hem ge-^
weygert waren , door den
oorlogh wilde af-^
perftèn, by Eyderftadt, in een hevige ftagh,
vernielt, verjaeght, en gedoot hebben. Even-
Wel nochtans hebbenfe ongelijck meerder fcha-^

k de door

||

■ \'iV i

lli.i1

, t\',1

(\'

-ocr page 253-
-ocr page 254-

Mi

Mi\'

i!.; ■ ;

XX NOORDT-V

de door de zee , als van de vyant geleden : want
door \'t gewelt van hare baren heeftlè d\'inwoon-
ders veele dorpen en Parochiën ontnomen,
verfcheydene met hare vloet overftolpende,
Swaer m- Voomamentlijck is \'er in \'t jaer i^34 fbo fchric-
kelijcken onweder opgeflaen, dat de woedende
zee alle zee-geweften van de Vriefèn aenge-
rant heeft , tot onwaerdeerlijcke fchade van
vele, de welcke fèer rijck fijnde, binnen den

? ■ I

R I E S L A N T.

tijdt van fès uren , tot de uyterfle armoede
vervielen en gebracht wierden , hebbende ter
nauwer noot hun eygen leven, voor de ver-
woetheyt defèr afgrijfelijcker ftormwinden, kon-
nen bergen. Het landtlchap der Vriefen ftreckt
fich jegenwoordigh uyt vand\'Eyder, langs de
zee, tot aen Tonderen waer van wy een be^
fondere befchrijving en kaert gegeven hebben.

I! Ü

,i -

! 1

f

APE N-

It

-ocr page 255-

; i

(

1

I ; ■

f

XXJ

a d

e n

ItkleyneBailjuwfchap, liet huys van het Bailjuwfchap {Ampt-haus,) ge-
het welck niet boven noemt Bmnlundt, wiert gebouwt ter felver
de 27J bunderen be- plaetfe daer het tegenwoordigh ftaet, door
grijpt, ftaet onder de Margarite, Koningin van Denemarcken, in het
gehoorfaemheyt van jaer 1411, \'t Kafteel lagh eertij dts in de ftadt,
den Hartogh van Sief- omringt met wallen en mueren , waer van
wijck-Holfteyn : van noch eenige overblijffelen te vinden lijn : dit
de twee kreytfen die heeft de Koningin doen afbreken, en het
het heeft, is die, welc- hedendaeghfche in de plaets deftelfs\' doen op-
ke
Riesharde genoemt maecke 1ftjnde in der daet een ftecht ge-
wort, vruchtbaer en uytnemende vermaecke- bouw, ten opftcht van foo machtigen en rijcken
lijck : in voegen dat den leer geleerden, en in Koninginne.

alle foort van letteren ervaren man loannes De kreyts van Ries, of Rieß-harde, die lijnen
Wouwerius, eertij dts Raetsheer van den Har- naem van het dorp Ries ontleent heeft, is
de
togh , en deftelfs Stedehouder in het Ampt befte van de twee kreytfen, die wy gefeght
van Gottorp, defe plaets verkoren heeft, waer hebben, dat in dit Ampt oft Bailjuwfchap lijn
in hy fijnen geeft, vermoeyt van Staetforgen, begrepen, \'tis het fchoonfte en aengenaem-
\' verlufte, en de krachten van fijnen afgaenden fte deel van het Bailjuwfchap, op het welck men
ouderdom oock eeniger maten mocht her- wel te recht magh paften alle de lof-getuyge-
la}7é\'p4\' ftellen. \'t Is aen \'t noorden omringt met het niften, die wy hier boven defe kreyts oft \'t gant-
Ampt van Hadersleben; in \'t weften van het fche Bailjuwfchap hebben gegeven. Het heeft
Ampt van Lohm-klofter en van Tonderen; op de grenfen een fchoone haven, maer die
in \'t zuyden en in \'t ooften van de Ooft-zee, weynigh wort bevaren : in de felve leght een
envan\'t eylant Allèn. Het is bergh-achtigh en kleyn eylandeken, genaemt
Kalloeen tegen
van gelegentheyt feer hoogh , uytleverende over het vafte landt is een ander, doch wat
menighte beeken en rivieren, van de welcke ee- grooter, genaemt
Barfoë, het welck, naede-
nige naer \'t ooften, en andere naer\'t weften maelhetvruchtbaerenvermaeckelijckis, door
haren loop nemen : in de felve vangt men de boeren wort gebouwt: maer naer de fijde
overvloet van vifch ,• en uyt de boftchen haelt van het Ooften ont-aert het allengskens, ver-
men een ongeloofelijcke menighte van gevo- mits de zee-baren het felve afbrijfelt en uyt-
gelte, en kleyn wilt-braet,- het welck men Ipoelt, invoegen dat de velden fomwijlen heel
moet rekenen onder de voordeden die de na- onder raecken. Defe kreyts heeft veel bofch-
tuer aen dit Bailjuwfchap heeft gegeven. Apen- achtige ftreecken, als oock eenige bergen, on«
rade is een ftedeken, dat lijnen naem heeft ge- der v/elcke den Blaubergh 46, Hockelbergh 61,
haelt van de Swabifche Engelfche , beteecke- Brunbergh j/ cubiten hoogh is. Ia die ge-
nende een
Opene reede, in \'t Hooghduyts OjfettC heele ftreeck, van Riefs tot Baftnarck toe, is
SKcïï^e. \'t Leyt niet verre van de Ooft-zee,
in een over al befet met heuvelen, bergen , en vrucht-
wat laegere, doch feer bequaeme plaets, infon- bare dalen, die foo vermakelijck fijn, dat men
derheyt voor de viftcherye, dewelcke in die een deel van dit gebiedt , de naem van Pa-
ftreeck
uytnemende goet is. Joris Hubfchman radijs gegeven heeft. In defe kreyts is een plaets
reeckentd\'outheytenhet begin van defe ftadt die genoemt wort Vrnehovet, by het dorp
ver boven Flensborgh en andere fteden : want Toftftede, alwaer den Adel van Slefwijck eertijts
hy verhaelt dat Woldemar de II, Koning van was gewoon hunne vergaderinge in \'t open velt
Denemarcken, haet met fijne voorrechten be- te houden; gelijck den Adel van Holfteyn by
gunftight heeft : Maer in Cypreus leeft men, Bornhovede plagh te vergaderen.
In defè fèlve
datfe ten tijde van Koninck Erick Glipping niet plaets wiert door feecker Edelman, genaemt
anders als een geding-plaets was, welcke Wol-
Schwarte P%,in het jaer 1139, den Koning Erick
demar de 11, uyt de ftam van Hartogh Abel, Ehemunt omgebracht, en in de ftadt Ripe be-
anderftns de vierde van dien naem, ontrent graven. Aen delè kreyts voeght men de Pa-
^en jare 1288 onder
\'t getal der fteden geftelt, rochie Warnis , welcke tuftchen twee rivieren,
en haer der lèlver vryheden en voorrechten ge- als een eylandt, is befloten, en een belbndere
geven heeft. D\'inwoonders
geneeren hun met recht-banck heeft. Hier is een vruchtbare
viftchen, brouwen , landtbouwen, en met veel gront, voortbrengende , onder andere, groo-
beeften op te queken. Defe ftadt is dickmaels ten overvloet van tarwe. By den blaeuwen meu-
met fware branden gequelt geweeft, infonder- len, gemeenlijck
Blaumuhl, vangt men menighte
heyt in de jaren 1610, en van lalm\', welcke viftcherye onder dit Ampt be-

In defe ftadt fiet men maer een kerck, die hoort; maer ly is aen iemant te leen gegeven,
de Monicken, dienaers van de Maget Maria, Den anderen kreyts
Süderrangstorff-harde is
gelijck die genoemt wierden, ter eeren van meerendeel dor en onvruchtbaer landt, heb-
den Heyligen Nicolaes gefticht hebben : eer- bende weynigh boftchagie, veel heyde, en ^
tijdts waren\'er vele , maer die fijn op ver- vochtige
modder-achtige landen: niet te min\'
fcheyde tijden afgebroken
, infonderheyt wiert vint men op fekere plaetfen velden die tame-
onder
andere in\'t jaer 1600 vernielt die , welc- lijck dragen, en haver, rogge, boeckweyt, en
ke Sint loris toegewijt was. Het kafteel ofte oock wat gerft voortbrengen.

Slejw\'jcL S \'t V O R- -

! .\'A

Deßadt
■^pmdde.

I :

t

I

I \' \\

4

ijif

-ocr page 256-

- \' \'

!3

SflilüilliBIHilJ t

-ocr page 257-

mm

{

> y

\' f

- k

■ X

-•V /

■■A

M.

; _ ■ t •

-ocr page 258-

t VORSTENDOM

e r b o

It Vorftendom begrijpt handt te regeeren, maer fijn als befondere Hee-
de twee eylanden
AU ren. Niettemin wort hun toegefta^n den titel
fen en Arroe, in \'t Har- van Erfgenamen van Noorwegen , van Harto-
toghdom Slefwijck, en gen van Slefwijck en Holfteyn, aengefien die
de twee kleyne land- uyt Hartoghlijcken ofte liever Koninckkjcken
fcliappenSundewith en bloede fijn gelproten.

Luxburg,in Anglen ge- Dit eylant is eertijts verdeelt geweeft in drie ^eMin-
legen, \'tVoornaemfte kreytfen, Süderherrit, Eckungherriten Nor-"^\'*
nochtans is \'t eylandt derherrit : de kreyts van Süderherrit omhelf-
Alfen,\'t welck fich drie de eertijdts de ftadt en het kafteel Sonder-
mijlen in de lengte uytftreckt: maer aengaende borgh, de Parochiën Vlckebull,Hörup, Lüftap-
fijne breete die is ongelijk; want fomtijts begrijpt pel, Tanzdlet, Afterballigh en Gammelharde ,
het drie vierendeel van een mijl, en fomtijts wel Ronhof, en Kekenisharde, welcke eertijts Ade-
Hoedamg- anderhalve. Voorwaer dit is een leer treftèlijck lijcke landen waren, maer jegenwoordigh niet
eylant,\'tfy dat ghy de deught van\'t lant,\'tly de dan hoeven fijn. In Eckungherrit waren gele-
menighte van wiltbraet,van gevogelte, van vee, gen de Parochiën Eckung, Notmarck, Kettung,
van tamme beeften,en eyndelijck den overvloet en \'t Bailjuwfchap in Stavensbull, en twee hoe-
van allerhande viftchen, aenmerckt. Daeren- ven Ofterholm en Rumorsgarde. In de kreyts
boven heeft het oock begraefde weyden, en van Norderharde was begrepen\'t kafteel Nor-
vruchtbare bergen, onder welcke boven andere borgh met het dorp Köping ofte Newköping,
\' uytfteeckt den
Igeherg by Berensmühl, van waer de Parochiën Schwenftrup , Hackenbergh,
men \'t heele eylant overfiet. Het brengt foo Oxenbull, en Tundtoft, als oock de hoeven
grooten overvloet van granen en vruchten Hirfchprung en Melfsgarde. Doch nu is dit
voort, dat het fijne buuren genoeghfaem kan eylant alleen verdeelt in twee kreytlèn , te we-
verlbrgen, fbnder dat nochtans de boomgaer- ten, de Suyder en de Noorder kreyts, waer van
den en hoven, die de inwoonders van dit eylant d\'een en d\'ander den Vorft worden opgedragen,
uytnemende vruchten leveren , daerom eenigh- fcheydeifde den kreyts Eckungharde midden
fins ont-aerden : de havens fijn\'er fèer wel gele- door in twee deelen. lan de longe hadde by fijne
gen , en maecken den handel aen de inwoon- tv/ee vrouwen veel lonen geteelt, waer van ee-
ders , ja felfs aen de vergelegene geweften , lèer nige buyten huwelijck geftorven fijn; Alexan-
geriefelijck : de voornaemfte haven is voor der heeft gehadt het Vorftendom Sonderborgh,
/««\'cWm. D\'inwoonders fijn Deenen, hoe- met de helft van\'t eylant Alfen ; lan Adolph

welfe de Deenfche tael foo fuyver niet enlpre- heeft voor fijn deel gekregen \'t Vorftendom
ken, als die in Zeelandt. Hier boven , alwaer Norborgh ; en hy overleden fijnde , is hem in
wy gehandelt hebben van de verandering der
\'t felve Vorftendom gevolght fijnen broeder
Heeren, is van dit eylant gelproken : waerom Fredrick : Philips is toegeleyt het Vorftendom
wy hier ter plaetfe
\'t geen \'er van gefeght is niet Luxborg ; en de Ampten, in Holfteyn leggen-
mkringt, herhalen fullen. Wat aengaet de regering van de, fijn loachim Erneft gegeven. Nu fullen
dit eylant; Koninck Frederick de II hadde wy van yder in\'t befonder Ipreken.
\'t grootfte deel van\'t Vorftendom Sonderborgh Sonderborgh heeft fijnen naem gekregen
gegeven aen fijn broeder Jan de Jonge in\'t jaer van de Deenen, ter oorfaecke van hare gele-
1564;
en hadde\'t andere deel, te weten Lux- genheyt,om datfe naer\'t zuyden gekeert is. \'tis
borgh,met fijn aenklevenen toebehooren , in onfèecker wie de Stichter van defe ftadt ofte
leengegeven: invoegen dat dit Vorftendom van\'t kafteel fy; uytgelbndert dat men dit te
toen \'t van Hartogh lan de longe wiert befeten, Steffensbull-Fohrde eerft heeft beginnen te bou-
begreep\'t eylant Alfen ,Luxborgh in Anglen, wen, doch daer nae overgebracht is tot de
Sundewith en\'t eylant Arroë in\'t Hartoghdom plaets daer het tegenwoordigh ftaet. Defe ftadt
Slefwijck; en in Holfteyn het Ampt Pioen, leght drie mijlen vanAgenrade, en van Flens-
en twee andere, die eertijts kloofters waren, te borg, fes van Slefwijck, feven van Hadersleben,
weten, Reinfeldt en Arensböck. Evenwel noch- en negen van Hufum. Sy is volckrijck genoegh,
tans is het foo groot niet geweeft, als \'t nu is, maer heeft gantfch geen fraeye huylen. De
dewijle niet alleen Hartogh lan de longe , maer ftadt wort beftiert door een Borgermeefter, een
oock fijne kinderen , vele adelijcke landeryen Stedehouder,en een Vooght. \'t Kafteel is groot
gekocht, en aen dit Hertoghdom verknocht en ruym, en nae de wijfe der oude Franfchen,
hebben.
Hartogh lan hadde tot fijn woonplaets matelijck gefterckt met ronde torens. De vyan-
verkoren\'t kafteel Sonderborgh , waer van het den hebben dickmaels na defe ftadt getracht,
gantfche Vorftendom fijnen
naem heeft. De maer hunne aenftagen fijn meerendeels onnut
Vorften
van Sonderborgh worden niet toege- geweeft. \'t Lant, dat dicht aen de ftadt leght,
laten om \'t Hartoghdom
Slefwijckgemeenfamer draeght foo grooten overvloet van allerhande

son

■ ;i li f

.lil\'

il.;]\';;

i r

-ocr page 259-

Sehnwiui^

ff

KIJB:S iJ £ R D E:

Gi : .

D V C A^ Y S

SONDERBORG

cum a^acentitus Territoriis

ALS s en; svnd ewitt,

et Liocturgli.

^Uimidiunv jUtJliare Grermattiamv.

Strplt^
ok

lo

i^ectki^.

s

r C^A

k Cuflf^rtc

ck

yarnt/J Ju^^^j^^

■0 /T. \'

lu^n odt^.

3

Sa

lutiJir

# #

J-2. J^S

V // JE.ekeio\' „ ^ , _

.....

t^rtlfeeLi haue^

".J^A " "

J

Jl

trt/^afJ ^^ .•\'< «i^

S 11

r ei

10

\\L^VJSri> TOF T

V
\\

........

etk ^

f

\'unl\'j\'i

He.

tmtnaty

ok

^ Jf

Vuig-

O

ƒ ^
ii-oackej^

Zr

w

Tss

JLi

LI

\'tjjc--.

iiitiiiiijiiir[|nnf E

Gau/l

*Tininiiii»Tiïï"

s.

,1,

• O nel ert org.

ek/\'

liiMijai ..
-a

______ .

\'TT/^ u/ffta^f^^i-._____

A

G^a/l^war\'/rAir

J

^mis et-Cehi^imis
ac1>ormms_
erico

iJej

Pliili^po.

Liiiii Chriihian.0.

Iri
lo

nu

ac:

±0

DlX

^^e^Mms ^rM^^^^Ducilms Slespvici
t/atü& ^orTftarüe
 ""

^shtcnhor "

#

IR A :mv T

ixaaw

1 ^

m UUtL

nijJ^

"J^tdarrt k

\'Stmt^.

^anc^

dc\'

^ommtj

^jr

zrtr

\'c-nuiticj.

- —.

J

TN^ofcannn explicAtio

K^tt^la- T^e^tls ^SionioM\'

Jtve Ottoniam..............

.édtiV ^t/^ta-^.............

^ATohiJtum. ted^s...........^

\'PfteJiet-.. - , -...... . - -\'ê

/ - . . . . ,.....-

.........-

_______________

Clauf J^Gah^hmida Unir^Im
Cimi, J^i^ \'

Lttxljoirg-X ^ *

xo

D

m

cJl

f4-

m

^n^^u^airJi. Siyard 4

M I

^ O*

ÜVoe.r

■ A111 # ^ r # ^ wir\' "—^ 1

R

\'^/^tJc^l/i-^t ak

Güyir^t

i:

fii.:
i\' I ■

: (■ ( I

6

^ V

C^/.^^ £ R D £ ,

S teixdtiei\'Q\'

4 ^

JiT JE H D X ,

Fi

\'ftf^wfa-

-E INT S B O R G.R^lfeW

Gel^mg"

L

HuUrelmü

i :
lifï

/ft^iir-:

s\'

^Cf\'

il

-ocr page 260-

xxiiij SON DER BORG II.

vrachten van granen, van haver, en van geril, veel naerder waren, in defe plaets overgebracht,
dat een groote menighte der felver in de om-
Koninck Chriftiaen de III heeft, ten tijde der
leggende plaetfen wort vervoert. De haring- verandering, in\'t jaer 1544
dit kloofter in een
vangft is om die ftreeck feer goet, in voegen dat Ampt verandert, en gaf het inleen aen
men aldaer tot fèer kleyne koften leven kan. Hartogh lan, die \'er, in plaets van \'t afgebroken
\'t Kafteel van Norborgh is \'t oudtfte van \'t kloofter, een fchoon kafleel Het bouwen.

feheele eylant,men noemden\'t gemeenlijck het \'t Landtfchap Sundewith is byna foo gxoot
afteel van Alfen, in \'t Hooghduy ts Mé als \'t halve eylant Alfen, en \'t felve geenfins in

AUjf Ï5tffcu; maer federt dat het kafteel van Son- deught en vruchtbaerheyt der velden wijeken-
derborgh gebouwt was, wiert het, om van \'t an- de. De haven
]s!ibull~Noër levert een groote me-
der t\'onderfcheyden,\'t Noorder gebynaemt.\'t Is nighte vifch; fy begrijpt meer als negen hon-
gebouwt door de Koning Suenon Grateheyde, dert vademen in de lengte, en vier hondert in
toen hy tegens den Koninck Canutus oorlogh de breete. Recht tegens over defe leght den
voerde, \'t Gedeelte van\'t eylant dat\'er aenge-
hockm Wemminghondp, die van gelijcken vifch-
voeght is , wort gehouden als de keerne , en rijck is.

\'t befte ftuck van\'t gantfche Vorftendom. Hartogh lan Chriftiaen, foon van Alexander,

Lushorgh. Het Vorftendom Luxborgh begrijpt het die hem heeft geteelt byDorothea, dochter van ,
Ampt van den felven riaem,Nieboll en \'t meefte lan Gunther,Graef van Schwartzenborgh, heeft
gedeelte van Sundewith en Arroë. \'t Bailjuw- tegenwoordigh dit Vorftendom ; Hartogh Fre-
Ichap Luxborgh in Anglen is gelegen by Flens- drick, foon van Jan de longe , oom van lan
borghj\'t was eertijts een kloofter genoemt Chrifliaen, befit dat van Norborgh; en den
Klofter : den Biftchop Nicolaes hadde de Monic- Hartogh Philips, broeder van Frederick, geniet
ken van S. Bernard, die voormaels Slefwijck dat van Luxborgh.

\'t Kafteel
urn Nor\'
borgh.

Éii

! i:« :

\'t Ampt

-ocr page 261-

i .

ili\'\'-

g h.

It Ampt is 3 na dat van
Hadersleben, \'t groot-
fte van alle die den
Koninck van Dene-
marcken onderdanigh
ftjn : \'t ftreckt fich uyt
in de lenghte negen
mijlen , maer de bree-
te is veel min: want op
eenige plaetfèn is het
ongelijck, en begrijpt\'er maer drie en een
halve, \'t Grenft in \'t ooften aen \'t Bailjuwfchap
van Geltingen in Angeln ; in \'t noorden aen de
Ooftzee; in \'t weiten aen het Ampt van
\' Tonderen ; en in het zuyden aen de Ampten
van Gottorp en Hufum. De vruchtbaerheyt
van dit geweft is in alle plaetfen niet gelijck:
want het midden van dit Ampt is droogh,
dor , en vol heyde, feer veel verfchillende van
de kanten, alwaer over-vette landen fijn , en
menighte zee-velden, gemeenlijck
genoemt, die doorgaens feer vruchtbaer fijn ,
en alle dingen, die tot het menfchelijcke leven
noodigh fijn, voortbrengen. In dit Bailjuw-
fchap nemen twee rivieren haren oorfpronck ,
welckers eerfte, genoemt
die Soholm oft Sahoim-
AWj op twee plaetfèn by Flensborgh uyt d\'aerde
fpringende,en,door eenige beken en de rivieren
Wyhebeke en Lec-aw gewaffen fijnde, in de
Cimbrifchezee uytwatert. D\'andere rivier,Tr^ew^
genoemt, nemende fijnen oorfpronck uyt twee
aderen dicht by Lofterup, loopt na verfcheyde
omwegen uyt in de Eyder.

Dit Ampt begrijpt vijf kreytfen, te weten,
Wyhefsharde , Husbyharde, Newharde, Vggel-
harde, en Nordgofsharde.

ï.

Kreyts van Wyheß, ofWyheßharde,

De kreyts van Wyhefs, alfoo genoemt
nae het dorp van den felven naem , be-
grijpt omtrent drie mijlen. Dit lant is niet
feer vruchtbaer want op vele plaetfen is \'t niet
dan heyde , modder en lant, uytgefondert by
Flensborgh , ( welcke ftadt wel in defe kreyts
leght, maer al voor lang het gefagh van defen
Amptman onttrocken is;) alwaer \'t een weynigh
beter is, overvloet van rogge en haver voort-
Bemhrgh. brengende. Daer fijn \'er eenige die fchrijven,
onderfteunt nochtans
door feer onfeeckere be-
wijfen, dat een edelman , genoemt Fleno , be-
feten heeft eenige viffchers hutten, op de eyge
plaets alwaer Flensborgh nu gelegen is, en dat
dienfelven den naem en de beginfelen gegeven
heeft aen defe ftadt in\'t jaer 1200.
Sy legt in
de engte van \'t hartoghdom
Slefwijck, by de
Ooftzee, alwaer een haven is, feer
bequaem tot
den koophandel, waerom oock veel kooplieden
Slefayck,

aldaer hare huyfen gebouwt hebben, op datfè
des te gemackelijcker fiunne waren in de fche-^
pen mochten laden en ontladen. In de ftadt fijn
foo menighte van fonteynen en fpringende
wateren , datmenfe in dien deele te recht met
Bafèl vergelijcken mach , hoewel defè veel hoo-*
ger en bergh-achtiger leyt, dan Flensborgh:
want Flensborgh leyt in een lage plaets, heb-
bende in \'t weften heuvelen en bergskens, van
de welcke men door de ftadt en in veele byfbn-
dere huyfen menighte fonteynen afleyt. Sy
wort jegenwoordigh, nae dat Slefwijck eeniger-
maten afgenomen heeft, gehouden voor de
rijckfte en voornaemfte ftadt van dit hartoglv
dom. De huyfen der befbndere lieden fijn van
fteen , feer ruym en fterck gebouwt, doende
blijcken den rijckdom der gener diefè toebe-
hooren , welcken fy verkregen hebben door
hunnen handel ter zee en te lande, gaende op
de gewoonelijckejaer-marckten van Lübeck,
Hamborgh, Leipzigh en Franckfort, en hun-
ne waren met de vremdeHngen vermangelen-
de. Tegenwoordigh koopmanfchappen fy veel
ftercker ter zee als te lande ; want dingefetenen
handelen in Denemarcken, Sweden, Noor-
wegen, Yftandt en Mofcovien. Nu alhoewel
een groot deel der borgeren de Duytfche tale
verftaen, niettemin gebruyckt het gemeene
volck binnens huys doorgaens de Deenfche
fpraeck. Belangende de eygen tael A-an Flens-
borgh, die is gebroken Duyts en Deenlch; hoe-
wel \'er eenige fijn,die, door \'t reyfèn in vreemde
landen geftepen fijnde, fuyverder Ipreecken. In
de ftadt fijn vier kercken, die van onfè Vrouwe,
van S. Nicolaes,van S. lan, en van den H. Geeft,
als oock een feer rijck gafthuys. Oock is\'er
in\'t noord-eynde van de Itadt een kafteel, den
Koninck toebehoorende, die aldaer , federt dat
de Sweden de Bifdommen Verden en Bremen
hebben ingenomen, fomtijdts fijnwoonplaets
houdt.

*T>e Kreyts van Hmhy, of Hushyharde.

DEfe kreyts heeft fijnen naem van\'t dorp
Husby , gelijckerwijs meeft alle de andere
nae de dorpen ofte fteden, diefè in hun-
nen omkring befloten houden, fijn genoemt
geworden. Dit,op dat het herhalen van een felve
faeck niet walchelijck valle , fy eens voor al te
defer plaetfe genoegh gefeght. Oock wil ick ho-
pen , dat den goetwilligen lefer fal in \'t goede
nemen de vreemde namen , door de welcke wy
getracht hebben de gewoonlijcke en eyge na^
men van de plaetfen en verfcheyde heerlijckhe-
den uyt te drucken. Want de nootfaeckelijck-
heyt is een ftercken bant j en wy konden hier
ter plaetfè oock niet anders doen, aengefien ons

n fiilcke

!ii

! 1\'

1?

t.

\' I

-ocr page 262- -ocr page 263-

sxvj FL ENS

fulcke naemwoorden en faecken voorkomen,
die gelijckfe den vreemden onbekent fijn, oock
door hunne eygene woorden niet en konnen
uytgeleght worden. Hierom bidden Wy, dat
fchoon wyde naeflbykomende woorden ge-
bruycken, en alfoo eenighfms af-treden, fulcks
onfe onachtfaemheyt niet worde toegefchreven.
Defe kreyts is meerendeels vruchtbaer, en wort
door verfcheyde rivieren befproeyt: oock heeft
fy boffchen en fèer aengename en vruchtdra-
gende bergen.

3. .T^ewharde.

Efè kreyts, gelijck oock de voorgaende ,
Iis gelegen in Anglen, die fy mede in
vruchtbaerheyt geenfins behoeft te wije-
ken , hebbende een aengename verfcheyden-
heyt van bofïchen en van bergen onder welcke
Schierbergh den hooghften is fbo dat, indien
eenige naerbygelegene boftchen \'t uytficht niet
verhinderden, men gantfèh Angelen van daer
foude overfien. Defe kreyts is lang twee mijlen,
en een en een halve breet.

4. Krey ts van Vggel, ofVggelharde.

E kreyts van Vggel,die fich uytftrekt drie
Imijlenin delengte, de breete ongelijck
fijnde, is,fbo veel den aert van \'t lant aen-
gaet , fèer verfcheyden : want vier Parochiën
van defe kreyts, die in Anglen fijn gelegen, fijn

1

B R G H.

denfelven niet feer ongelijck; maer geven groo-
ten overvloet van vruchten en alle andere din-
gen : doch die twee, in dat geweft, \'t welcke
vol heydeis, gelegen, fijn ongelijck flechter als
de andere: een uyt defelve is leer vermaert door
den flagh, die tuffchen de Overften van Kö-
ninck Erick, Magnus Monck , en lan Scharpen-
berg^en Adolph Graef van Schauwenburgh,met
Henrick de longe , Hartogh van Slefwijck, is
gefchiedt.

5. Kreyts van Nordgoß, of Nordgoßharde,

Y fullen hier defe kreyts byvoegen,
alhoewel fy in de kaert van \'t Ampt
van Hufïim wort vertoont. Sy grenft
in\'t noorden aen het Ampt van Tonderen;
in \'t ooften aen de kreytfèn Wyhes en Vggel
in het Ampt van Flensborgh; in \'t zuyden
aen\'t Ampt van Hufum ; en eyndelijck in \'t
weften aen de Cimbrifche zee, hebbende tegen
over d\'eylanden van Nordftrand. Defe kreyts
is onder alle die van dit Ampt, fbo ten op-
ficht van fijne groote, als dedeught van het
landt, de voornaemfte, beftaende meeft in
kley-achtige landen ; niettemin het landtfchap
Geefl, hoewel het droogh en onvruchtbaer is,
enbefwijckthet!tnder niet : want het draeght
ten deele vruchten,en ten deele is het veenlant,
fèer bequaem om te branden, met merckelijck
voordeel van d\'een en d\'ander.

■f

\'kt
II-

i i!\'

I

N OOR-

-ocr page 264-

\'if.,

i\'firi

xxvij

D E R-D E E L

van \'t Ampt

i\' r\'

\'II1

r -1 ■ \'

G O

, : i\' ;

It Ampt is in \'t noor-
den bepaeit van Flens-
borgh; in \'t ooften van
het Bofch van Dene-
marcken
{pdmfche Wali)
van Schwantzen en
Ruftel; in\'t zuyden van
d\'Eyder en Rendes-
borgh; in \'t weften van
een gedeelte van Ey-

t J

derftede, en van d\'Ampten van Schwabftede en
Hufum ; in voegen dat het fich feven mijlen in
de lengte , en fes in de breete uytftreckt, be-
Hoedmk- grijpende 88 j bunderen landts. Den aert van
kej\'t, de gront in dit Ampt is feer ongelijck ; want in
eenige kreytfen valt die eeniger maten dor,
en in andere overvloedigh vruchtbaer.

hl dit Ampt reeckent m^en fes krey tien: SchÜes-
harde, Strucksdorfsharde, Arensharde, Crof harde, Hut-
tenharde
ofte Bergharde, Eonerharde, en \'t kleyne
kndtlchap
Stapelholm. Drie van delè kreytfèn
füllen in d\'eerfte kaert van dit Ampt vertoont
worden; en de andere, met een gedeelte van\'t
Bifdom van Schwabftede, fal men in de tweede
vinden.

Veelmg»

De fladt
Cottorp,

oArensharde.

Aer is gantfch niet aengelegen, of wy
defe kreyts , ofte eenigen anderen d\'eer-
fte plaetfè geven : maer overmits des Har-
toghs Gerecht van Gottorp te defèr plaetfè ge-
houden wort, fullen wy, alvorens van andere
te fpreecken, defen eerfl; aenvangen. Nu alhoe-
wel Slefwijck niet verre van Gottorp leght, wort
het niettemin gebracht onder een andere kreyts,
te weten , die van Strucksdorf; fchoonfè , fbo
veel de heerfchappye belangt, noch de Ampt-
mannen, noch de Stedehouders der kreytfen en
erkent,
\'t Landt van defe kreyts, die omtrent
twee mijlen foo in de lengte als inde breete be-
grijpt , is
\'t befte niet, maer op veele plaetfèn
m.et heyde befet, en modder-achtigh. \'t Kafteef
van Gottorp is fallen tijde geweeft de woon-
plaets van de Hartogen van Slefwijck en Hol-
fteyn ; \'t is een feer vafte plaets, gefterckt met
bolwercken, wallen en grachten, ofte veel eer
met een meyr , waer aen het gelegen is, hoewel
het lager leght als de heuvelen daer omtrent
fijnde. De huyfen daer rondtom gebouwt,bren-
gen \'t niet weynigh cieraet en heerlijckheyt aen,
dewelcke in korte jaren fèer fijn toegenomen.
Voorwaer fijn fchoon en
aengenaem vertreck
tuftchen de vyvers, meyren en heuvelen , is
waerdigh , dat het voor de wooning en verblijf-
plaets van de Vorften wort gehouden. Sommi-

ge Hartogen hebben\'t noch heerlijcker opge-
haelt , door het planten van vermaeckeiijcke
tuynen en lufthoven met allerhande fchoon-
heyt , en welluftige wandelplaetfen. Noch
was\'er een ander kafteel, dat men groot Got-
torp noemde, en nu den naemdraeght van het
oude , \'t welck Nicolaes, Soon van Rafè, Ampt-
manvanSlefvvijckjheeftdoenafbreecken. Sulcks
gefchiede korts nae de tijden van PausAdria-
nus de IV, tuftchen wien en Frederick de I,
Roomfch Keyfer, fèer groote vyantfchap ge-
weeft is ; vermits defèn Keyfer ftaende
hielde,
dat hy \'t opper-gefagh hadde om den Paus van
Romen te ftellen en te verkiefèn. Nae de doot
van Adrianus fijn\'er twee Paufen gekoren,
Alexander de III, en Viótor de IV. De Key-
fer met eenige Gardinalen hadden Viétor ver-
koren ; alle d\'andere Gardinalen kofen Alexan-
der. Hierom heeft Frederick de I , door het
gantfche Rijck en de naburige koninckrijcken
alle ftemmen doen vergaderen : maer Eskillus,
Aerts-Biftchop van Schoonen, met alle de an-
dere Biffchoppen van Denemarcken, hielden
\'t met Alexander : alleen Ricco , Biffchop van
Rotfchild, enWoldemar, Koninck van Dene-
marcken,onderfchreven\'t oordeel van den Key-
fer: ter welcker oorlaecke de Koninck door den
Aerts-Biffchop in den ban gedaen wiert, en de
binnelantfcheoorlogen opquamen ; geduerende
dewelcke de gefèyde Nicolaes , Soon van Rafe,
\'tkafteel van Gottorp met gewelt innemende ,
dat heeft doen afbreecken, engelijcks der aerde
laten flechtcn: alwaer hy niet tegenftaende,door
de dienaers ofte de krijglis-lieden van Esbern,
BiffchopvanSlefwijck , welcke hy hunne roe-
rende goederentrachtte te ontneemen , wiert
gedoot. Esbern in fijne ballingfchap overleden
fijnde, volghde hem Ricco, die fich met eenen,
niet verre van Slefwijck, een nieuwe fitplaets,
welcke hy met de naem van kleyn Gottorp
noemde , opgerecht heeft, alwaer oock fijne
nalaten gewoont hebben, totdat hondert ja-
ren daer na Nicolaes de II dit kafteel met de
boffchen, velden, weyden en andere toebe-
hoorten, heeft verwiffelt aen Hartogh Erick,
die hem in de plaets der lèlver gaf drie dorpen,
Brokeftot, Brodersby, en Huxmarck. Doch al-
foo defe dorpen aen Gerard , Grave van Hol-
fteyn , waren verpant, waer tuflchen quam de
doot van Biffchop Nicolaes, handelde den Har-
togh verder met fijnen
nafaetBunde, en in ftede
van de gefeyde dorpen, gaf hy hem de goederen
die hy in Sondergoesharde befat, tot dat defe
drie dorpen waren afgeloft.

Wat het aebouw en timmeragie van \'t kafteel
belangt, dat is door de voorgaende Hartogen

il

■\'ilh\'

II\'

1 \'

\'i

iia!:^

i i

: Ui..

i r
i:

■i t^r
\'i

■Jü

il::!,

Frede^

O

\'f\'

■\'tl\'

I

r
h.ill!

fi

iml

-ocr page 265-

^nnuïBinnEi

^ ^ ^

H V S B V X

^cfen\'ttm. exrjalicatio i

I, T I TV G ,

n

plit.

^-TieJïa..

\\ 4 ■

Gut^ebl

............

4

1 JÖeüieiifölfc^

.MUUare S-ermanicutn.

PUiErXC TVRJE

IGOTTORPIENSIS

éi

rSt^inJet-«^

Her 13 E

\'êtiff V- G

Borealis

oUmarvk

jpars

Gamslh.

(Katlrt^.

uy

SxtaalfRuJjrf]^^

^ Ok

jiuelanJè\'
dl

éi

lal iB^ ^ .VtMH

— y

JB Y ir C K ,

# ^ ^ ^ / #

ot ^ 1 * © « ^ ^

Qndde^ ^ ^ Seorderuf ot

owh\\

Ctaufhofti-

-ttw/^a

^CVot-enrolfc

et ^ .

•S.

^•dti^er

è ^ ^UroU^\'l^\'Y M Saadhe^ek . _ ^ ,

"^^^ruerlundtr\'. O^ar^

A © ^

\'S T

R O

riLee^d^ ^

^rjimevhohn-

jSJ^mutulZ^

\'^Ctr.fltalti.

C±L

f^tthttu^dtb «ï

\'ió/he-ri^ v,

; , I ,,
: 11:!.\'

lldenJnrra

^ f-f ^ ^ # . ^

{>»mim

« dt

■ 4

"•-•^Mmln^

\'tdaO--

^ „ ft.

ó

CVti/^l

<k

o/ dl . ^^ CM

-beefe.

L\'Dalrötl\'K-. #

Öi

snSbi^j

y

-k

\\

i liStw/re.

■ ^ /}

dt ^

^^ ^ ^ ^

\'dt Lan^\'h^dt^

H E R, ü R ,

\'\'^fUtntri\'he

ScltM

"^onsuraldtr

Oi ve-

^cltwran^

^lói-dell

len^ecU^

& & „

iKaltffi

-

4

k

CarUPAf^^
_ dl
JclténdaiL
tiL

dl

: •Oi^indemarti.it-^ rSivatifi\'e-\'ik

& »

è é \'

«hl

\'Eiea^ede

\'Süteie^^Sj^.i^,.....

dl

SSnfhuif

J»i»la

eVt! ^

/

fPWÜ^

dl

6 %

f,a&4tdi

I ok

is JR. ^

tJ

moer:

Qt^^efte^de^.

Mdi ^^erst^

GrroM jife " ■ • Jj.\'S;

■ * \\\\ ^

%,dfe-nhottr

CBplufUr )i

ó l^iiV&lireaftrede\'.

H R D J: .

\'Ml

« ^

4 ISriibeil

4 dl A § ^ . ilbidenittr \'t« ^ # # ^W fe ^ % ^ ^

H E R T) JE, .

^ ®--

«t

dt

Hl^lumstr

Seh/mlm^

Oir;

cb^

UeiiBre^tre.

4 # #

li^aeki^r:

^ ^ ƒ ^ ^ # ^^

s> \'.X.....:

^-è^^-Vê^Vf ......

^ &■ ^ if ^X^oq/ijfhheholtM

üColnp

^ -

......

. ^

-

Kofi]

H K R I> E. ,

\'iBpr-^medetf^

xS^cklwugt^

.o^tredl^ è ^ ^

^

& «a

^ ^ B R G

t> # a.
■ ^ ® ^

JCiifde^al^^P

4 ^

\'jteivaftik. ^

rcDMinrum

^ i -1«

4 ^ L # \\ ^ - ^

.cket^afórde

CA\'

\\ee

%

^^^h^Jima, St \'^nuo ac
»ji.IolmriMi A^ ^plio

dl

rDéfj^e^
dt

\'Suinfi

_________.......^ \' é ^ # *

^^Im^t^fcltaMt:^,

ttpubhe ndorj^
I dl

• T^Pi^ iv f HT O

KI R O B H ER Tt É \'

UtkBstmvehe^ek ^ ^ ^

\\ CBpcHimdtrl^ \'

iarim\'tif^^

"^oeldt^.

l ¥

dt

at^ni.

P^ R ^ ^

:\\Latt4iiad und GlauC Petcn^enJ
GoUlrfcknrvlcle,^!-.. Hur. üulpCj

..........LU......mi|

4

ck

-fe

ï f

.. I; I

1  r ^

^St^vwfth^

-ocr page 266-

f

xxviij NOORD

Frederick de I, Adolph, en Frederick de I V, foo
%Trandert, verciert en vergroot, dat \'er naeu-
lijcks eenige teeckens van haer oude gedaente
konnen belpeurt worden. Voornamentlijck
heeft \'et Frederick de I V met veele kamers
vermeerdert, en met een aengename verfchey-
dentheytvan uytnemende huysraet koftelijck
opgeciert. Hy heeft oock door devlytigheyt
van den beroemden Adamus Olearius de biblio-
teeck in beter ftant gebracht, verdeelende de
boecken in vericheyde ryen naer de verlchey-
dentheyt der faculteyten daerfe van handelen
\'t welck gedaen wiert naer dat liy een groote
menighte boecken, tot vermeerderinge der
felver , hadde gekocht; en laft gegeven, dat van
jaer tot jaer diergelijcke opgadering foude ge-
daen worden, \'t Aenmerckelijckfte nochtans
van alles is die Schatkamer, alwaer een won-
derlijcke verlameling der keurlijckfte dingen
van de oudtheyt, en alle de ftucken uyt het ca-
binet van Paludanus,die den felven Hartogh van
fijne erfgenamen heeft gekocht, te fien is. Ick
achte oock dat men niet verlwijgen moet, hoe
defen fchat van dagh tot dagh vermeerdert
wort, infonderheyt ledert dat dien laft gegeven
is aen Olearius, die uyt Ruffen, Perlien, en Tar-
tarien een grooten hoop der ongemeenfte din-
gen heeft vergadert.

De ftadt Slefwijck , die den naem aen \'t gant-
fche Hartoghdom geeft, is gelegen in dit Ampt,
dicht by de rivier de Slye, ofte veel eer van den
boelem der Ooftzee, van waer ly haren naem
heeft, als of men
feyde iF^d hj S^^e. Sy leght
vier mijlen van Flensborgh , Hufum, en Frede-
rickftat,vijf van Tonningen,en drie van Rendes-
borgh. Defe ftadt heeft een uytnemende vif^
fcherye, niet foo feer van rivier- als wel van zee-
vifch. De voorgenoemde boelem van de Slye,
waer in van alle kanten vele beeken en rivieren,
onder welcke Oxbeeck de voornaemfte is ,.uyt-
wateren , brengt haer dit gerief en defe wel-
daet aen. De lengte van defen boelem , van
Gottorp af tot aen de mont, ofte tot aen de
Ooftzee, is vijf mijlen. Eertijts was hy feer diep
en van veel fchoone fchepen bevaren , waer uyt
de ftadt, vermits den koophandel, feer groote
voordeden quam te genieten : maer federt dat
Margariet Sambirie, Koningin van Dene-
marcken , in de mont van defen boefem groote
fteenen hadde doen worpen, heeft \'er de ftadt
groot nadeel door geleden; want hoewel de
fteenen weghgehaelt fijn, is\'er foo grooten
menighte van fant en llick gaen fitten , dat de
groote fchepen aldaer jegenwoordigh niet en
konnen aenkomen} cn indien men hem niet
jaerlijcks fchoon maeckte, liep hy gevaervan
t\'eenemael te verftoppen. De ftadt is rechte-
voort niet fterck, geen muuren hebbende, uyt-
gefondert na den boefem , tuftchen de ftadt en
de voorftadt, alwaer noch een ftuck van een
oude muur overigh is. In defe ftadt is niet
meer als een Hoofc-kerck, feer uytnemend
en treffelijck gebouwt, waer op ftaet eenkley-
nen toren : d\'andere kerck , S. Nicolaes toege-
wijt , ftaet in de voorftadt. In de hooft-kerck
fijn veel graffteden, infonderheyt dat prachti-

De ßadt
Sleßvijck:

E R - D

ge der Hartogen van Slefwijck j alwaer vcv-
Icheyde Koningen van Denemarcken fijn be-
graven.

Aengaende \'t Bifdom van Slefwijck, dat oock Btfdom van,
van Schwabftede genoemt wort, om dat den
Biffchoplij eken ftoel daer ter ftede was, ^"ort
nu bedient door een Aerts-diaecken en acht Ca-
nonicken , die meerendeels wereltlijcke fijn uyt
de Ridderlijcke ordre. Belangende den rijcke
dom van dit Bifdom, die is altijt onder die van
Denemarcken de minfte geweeft, om dat deBif^
fchoppen het veeltij ts hielden met de Konin-
gen van Denemarcken tegens de Hartogen van
Slefwijck, dewelcke hun daerom groote fchade
hebben aengedaen.

Vnno, Aerts-Biftchop van Hamborgh, lieeft
de eerfte gronden van dit Bifdom geleyt, wdcke
Erick , een uytnemend Predicker, tot eerfte Bif. Gevoighdn
fchop over \'t felve heeft geftelt. Ghy fult met Mckpfen,
groote reden twijfelen , of men hem Biftchop of
Prediker moet noemen ; en men kan niet fcker-
lijck feggen hoe lang hy dit ampt heeft bedent,
Maer na dat Harald , Koninck van Denernarc-
ken,tot het Chriften Geloof bekeert wiert,Éich-
te Keyfer Otto \'t Bifdom van Slefwijck, eii gaf
die bedieninge aen fijnen Cancelier
Mafcoriy
die aireede tot Biffchop van Oldenborgh was
verkoren ; op dat, indien mogelij ck de Denen
ofte Wenden den nieuw aengenomen Godstlienft
mochten verlaten,den Biftchop een feeckere ver-
treck-plaets mochte hebben.

Nu alfoo de Deenen onder de regeerinj van
Harald volftandigh bleven in \'t Geloof, wiert, in
de plaets van den overleden Marcon, in jaer
^64 geftelt Bar aldus ofte Harkus; en\'tßifdom
van Altenburgh en van Slelwijck wierdea we-
derom van een gelcheyden. Defen is gevolght

Volckhertusy omtrent het jaer 5^74: onder defèn
Prelaet fijn de Deenen van het Chriften geloof
afgeweecken , en den Koninck Sueno Ibnd fijn
eygen vader Harald , om dat hy een Cbnften
was, in ballingfchap , in welcke hy ellendelijck
ftierf aen een wonde, die hy in den ftagh, tegens
fijnen foon , gekregen hadde.

Poppo, een uytnemend Prediker, quain aen
het Bifdom in \'t jaer
984, nae dat hy eenige ja-
ren, in \'t Koninckrijck Denemarcken en \'c Har-
toghdom Slefwijck, Godts woort bedient had-
de. Defen Poppo is in een hoogen ouderdom
geftorven in\'t 3aer 10

Efico.

Rudolphus de I. wiert geftelt tot Biffchop van
Slelwijck door den Aerts-Biffchop Belëlinus,
wiens Kapellaen hy geweeft was. Hy is geftor-
ven in \'t jaer io<5o, oit io6i,

Siyardus y wien den Koninck Sueno in An-
glen dede wyen tot Biffchop, vergrämt fijnde
tegen Adelbert, Aerts-Biffchop van Hamborgh,
om dat den Koninck, naer \'t oordeel van Adel-
bert, gehouden was fijne waerde gemalinne
Bona, welcke hem feer na in bloet beftont ^ te
verlaten.

Rudolph is een feer goet Prelaet geweeft, en van
groote oprechtigheyt.

Sïvardus de 11.

Gumer, geboortighin Denemarcken, isBiP

fchop

E L

\\

-ocr page 267-

XXlX

VAN G OTT

Jcliop gemaeckt door An/clierus , eerfte Aerts- de tuftchen Chriftoffel de ï, Koning van De-,
Biftchop van Lunden, omtrent het jaer II o<5. nemarcken , en de kinderen van Abel, waer
Alherusy een Deen. van wy te voren breeder gelj^roken hebben,

RkcOy ofte Occo, insgelijcks een Deen, dede wiert hy van de Graven van Holfteyn gegrepen,
den Koninck Erick Emund, tegen den Koninck en tot Segebergh gevangen gehouden : maer
Mogon, goede dienften^ waerom den Koninck, de twiftende partyen verlbent ftjnde, wiert hy
begcerende hem,tot vergelding, eenige gunft te vry gelaten, doch ftierf korts daer nae in het
bewijfen , trachte met al lijn vermogen , na de jaer iij/.

doot van Anfcherus,Aerts-Biftc:hop van Lun- Nkolausde H, Erick Glipping, Koning van
den,
hem in fijne plaets te doen komen : maer Denemarcken, byftant doende, wiert hy met
die
van Schoonen , ftellende Eskillus , Biffchop den felven in den ftagh gevangen : maer door
van Rotfchild, neef van den overleden Anlche- loofheyt uyt de gevangenis ontfnapt lijnde,
rus, voor Ricco, deden foo veel, dat, na Erick wierd hy, korts daer na, de vrede gemaeckt fijn-
by Vrnhövede gedoot te hebben , Koninck de, by nacht door feecker Edelman overvallen ,
Erick Lam hun begeeren toeftont, hoewel hy en vaft gehouden, tot dat hy duyfent marck ftl-
feer
genegen was, Ricco, dien hy in de ledigh- vers voor losgelt belooft hadde.
ftaende plaets
van Eskillus ftelde, te begunfti- Bundó volghde in de Biffchoplij cke waerdig-
gen. heyt in\'t jaer

Eshernus: onder defen Biffchop was \'t, dat de lacobus in \'t jaerx 2 81.
Gibellinnen en Guelphen, fchadelijcke namen Bartholdus in \'t jaer 1288 hy is te Coppenha-
der oproerige, groote onluften in Denemarcken gen geboren, en heeft het Bildom getrouwelijck
veroorüeckten • de Koninck Woldemar , met bedient, en met vele inkomften vermeerdert,
den eenigen Biffchop van Rotfchild, \'s Keyfers
ïoames de II volghde , door overgifte van
lijde houdende en den Aerts-Biffchop met alle Bartholdus , in dit Bifdom in \'t jaer
1309 , en
d\'andere , onder welcke Esbernus was, die van heeft fijn leven geeyndight in \'t jaer
1331.
Alexander volgende. Maer Nicolaes, loon van
Heliehertus is gekoren in \'t jaer 1332.
Rafe, Stedehouder des Könincks tot Slefwijck , Mcolaus de III, Bruen, quam tot die waerdig-
den Biffchop aentaftende , vernielde oudt-Got- heyt in \'t jaer 13 jo, en heeft die bedient twaelf
torp, ftjnde de Biffchoplijcke fitplaets; als nu jaren,
fijne foldaten des Biftchops goederen pionder-
Benrkus de L

den , ontftont\'er een hart gevecht tuffchen den loannes de III, Scondelef, wiert met gewek
Amptman van den Biffchop , en Nicolaes, foon door den Paus op den Biffchoplijcken ftoel ge-
van Rafe , waer in defen doot bleef. Hierom Es- ftelt. Maer alfoo dien Biffchop\'s Konings fij-
bernus,in ballingfchap gegaen fijnde, is in Saxen de hielt in-den oorlogh dien hy toen ter tijdt
aen een fieckte, die uyt droef heyt was ontftaen, tegens den Hartogh van Slefwijck voerde, wiert
geftorven. Op de tijding van fijn doot heeft hy van feeckere Edellieden by nacht gevangen,
Rkco, die door den Aerts-Biftchop van fijn door veel wonden mismaeckt, en \'t gantlche
Bildom van Rotfchild afgelèt was, geholpen jaer door fijn Bifdom gints en herwaerts omge-
door Woldemar en de Paus Vidor, fijn Bif^ voert, tot dathy voor fijn losgelt feven hon-
dom van Slefwijck wederom gekregen. Ricco dert marck filvers betaelde. Hy is overleden
is overleden in \'t jaer
1163 oft 1167. in \'t jaer 1421, nae dat hy \'t Bifdom negen-en-

Frederkus de I, een geleert en kloeckmoedigh veertigh jaren beftiert hadde.
man , ja felfs meer dan een Biftchop behoeft.
Benrkus de 11, yon dem See : delèn is geweeft
Hy trock met Woldemar de I, en den Aerts-Bif- eene,en den voornaemften uyt die gene, welcke
fchop Abfalon in Rügen, om d\'ingefetenen fijnenvoorfaetfoo geplaeghthebben ^ waerom
in\'t Chriften-geloofteonderwijfen,- maer wil- hy oock den haet van den Aerts-Biftchop van
lende weder tot hun keeren, is hy onderwegen, Lunden , die hem in langen tijdt niet wilde be-
een ftorm opkomende, geftorven. veftigen, op fich gehaelt heeft. Maer eynde-

Woidemams Canuti volghde in\'t jaer 1182. De- lijckwiert hy van den felven Aerts-Biftchop,
fen heeft van den Koninck Canutus veel vryhe- met hem verfbent fijnde, beveftight : doch
den voor fijn Bifdom verkregen : maer dewijle nae dat hy den ftoel twee
jaren befeten hadde,
hy trachte hem van fij n Koninckrijck te beroo- gaf hy \'t Bifdom over.

ven, wiert hy gevat, en in de gevanckeniffe ge- Mcolaus de IV, Wulff, wiert tot dit Bif-
worpen. dom verheven in\'t jaer
1429 : hy heeft het

Mcolaus de I, een godtvruchtigh en vrede- feer wel geregeert, en met veel goede inkom-
lievende man ,
die Woldemar dickwils heeft be- ften vermeerdert; en eyndelijck , nae dat hy
focht, en fijne vryheyt door veel fmeeckingen het vyf-en-veertigh jaren bedient hadde, over-
en beden uytgewerckt. gegeven.

Tucco , oorfpronckelijck een Deen : onder de- Belrkus yon der Wifch ; defen heeft veel fchul-
fen Prelaet hebben de Monicken van S.Francif- den gemaeckt, en niet ter goeder trouwe be-
cus, en die van S. Dominicus, in\'t Hartoghdom taelt de jaerlijckfche gelden die hy fijnen
van\'slefwijck begonnen kloofters te ftichten. voorfaet hadde belooft. Hy heeft fijne dagen

loannes del, ftont over d\'afkondiging van\'t geeyndight in\'t jaer 1488.
boeck der
lutlandtfche wetten, in\'t jaer 1240. Bggardus Duerkoep wiert Biffchop gemaeckt
Eskillus, een Deen, is aen het Bifdom ge- door den Paus Innocentius, hoewel die van\'t
komen in\'t jaer Oorlogh ontftaen fijn- Capittel onder dies eenen anderen, genaemt

p ErauaV

4

i: .

i

I

\' i li-^

I ..

UI

ï\'ï.: ij

-ocr page 268-

I

\' \'i

r:(

i:

Iii\'ij.

I

-ocr page 269-

XXX

O

P.

T

R

O

Emualdus, die gedwongen wiert fijn recht af te
ftaen, gekoren hadden. Maer Eggardus, merc-
kende dat hy fèer ongefien was, trock naer Ro-
men, als hy alleen een jaer geregeert hadde, al-
waer hy overleed in \'t jaer 149p.

ïoames aCaßro, Cardinael, en tevoren Bif^
fchop van Agrigente, door den Paus Alexander
de VI gefonden fijnde om delèn ftoel te be-
kleeden, vont aldaer Dethlevus Pogwilch, Edel-
man uyt Holfteyn, die door \'t Capittel was ver-
koren , met den welcken hy overquam , onder
defe voorwaerde,dat hy \'t Bifdom aen Dethlevus
Ibude overgeven, mits dat den felven Dethlevus
hem jaerlijcks 300 ducaten Ibude betalen.

Vetbleyus Poppifch heeft fijn leven geeyndight
in \'t jaer 1
507, en in \'t lèlve wierd

Godefchalcus ah Ahlfelde met gemeene toe-
ftemminge van alle de Heeren van \'t Capittel
tot de Biftchoppelijcke waerdigheyt verkoren :
van defen diende fich Chriftiern , Koninck van
Denemarcken, om van Keyfer Karei verlof te
krijgen, dat hy fijne liifter Ifabella mocht ten
huwelijck nemen. Onder defe Prelaet gelchie-
de groote verandering in de Godtsdienft. Hy
is overleden in \'t j aer 1541.
lïlemamus de Hi«J^^,eerfte Lutherfche Biftchop,
is geftorven in \'t jaer 1551, alvorens tot fijn
Medehelper Frederick Hartogh van Slelwijck
gekoren hebbende.

Frederick de II, Soon van Adolf, Biffchop
van Slelwijck en Hildesheym , Medehelper van
Bifdom Bremen, ftierf in \'t jaer i J jó.

Adolphus y regerende Hartogh van Slefwijck,
heeft dit leven veriaeten in\'t jaer 1586. Na de
doodt van Adolph trock Koninck Frederick de
II het Bifdom van Slefwijck naer fich, in de
plaets van den Biffchop een Amptman ftellende,
tot op \'t jaer 1602, in \'t welcke

Vlricus, Hertogh van Slefwijck, tweede foon
van Koninck Frederick de Tweede, dit Bifdom
verkreegh; welcke ftierf in \'t jaer 1624.

2. Kreyts van Strucksdorpe , oft Strocks-
dorpharde.

.Elè kreyts is groot genoegh, fijnde vier
jmijlen lang : de gront is overvloedigh
vruchtbaer , tamelijck bergh-achtigh , en
door veel rivieren belproeyt. In defe kreyts fijn
oock veel meyren , die d\'inwoonders overvloet
van vifch verlchaffen.

3. Kreyts vm Schlye, of Schlyesharde,

E kreyts van Schlye, die fich in een lange
fftreeck, feer aengenaem landt, tot de
Schlye uytftreckt, draeght allerhande
vruchten in overvloet : en den boelèm van de
Schlye levert geen minder menighte van haring
en vifch, die d\'inwoonders met fèer groot voor-
deel aen de omleggende plaetlèn lenden. En
defe drie kreytfen worden in de eerfte kaert ver-
toont j de vier andere volgen in die van Got-
torp, dat in \'t zuyden leght.

Z 11 Y D E R

-ocr page 270-

xxxj

zuyder-deel

VAN

R p.

G O

i-r-i

4. Kreyts van "Berge ofte tfutteren, Berg-
harde oft Hutterharde»

Ele kreyts is, wat fijne
vruchtbaerheyt en de
deught van \'t lant aen-
gaet, veel flechter als
die van Anglen want
hy is doorgaens befet
met boflciien, bergen
en dalen
, hoewel die
niet gantichelijck on-
vruchtbaer fijn. Daeti
entegen echter trecken
d\'inwoonders geen kleyn
gewin uyt twee meyren , waer van d\'eene een
mijl lang en drie vierendeel mij
Is breet is , \'t an-
der is lang 400 vademen, en i jo in de breete.

Het geeftelijck gefagh des Bifichops fi:reckte
fich niet uyt over het geheele Hartoghdom. i
maer vijf kreytlèn omtrent Ripe, als oock het
Ampt Lohm-Clofèer, waren\'t opficht van den
Biffchop van Ripe onderworpen.

In delè kreyts is een uytnemendt groot bol-
werck , dat fich veel duyfent fchreeden verre
uytftreckt, genoemt
das Ddnetmerck, \'t welck
men feght dat Gothofi edus, Koninck van Dene-
marcken, tot belcherminge van fijne landtpa-
len , heeft doen maecken ten tijde van Karei de
Groote, die, als hy de Wenden en Saxen in
verfcheyde veltflagen overwonnen en cijnsbaer
gemaeckt hadde, heeft den Koninck Gothofre-
dus, merckende dat hy te lande tegens Karei
de Groote te fwack foude vallen, hoewel fijne
krachten ter zee veel ftercker waren, dit bol-
werck tot fijne verfeeckeringe doen opmaec-
ken, fcheydende allbo Saxen van fijn Rijck af.
Van dit bolwerck vindtmen hedensdaeghs noch
eenige overblijffelen, die van het ongeval der
tijden, der vyanden, en felfs der inwoonders,fijn
ongefchonden gebleven.

Oock leght in de kreyts van Bergen de ftadt
Eckelenfohrde, welcke fich langs de golf van de
Noortzee uytftreckt, fijnde gelegen drie mijlen
van Slefwijck en Kiel, vijftien van Hamborgh
en Lübeck, vijf van Flensborgh, twee en een
halve van Rendesborgh. Naer het weften heeft-
fe \'t meyr , genoemt Echelenfohrder Nor, waer in
grooten overvloet van vilch is. De ftadt is eer-
tijts rijck en lèer welvarende in koopmanfchap
geweeft ; hoewel die jegenwoordigh uyterma-
ten is vervallen, aengefien de krachten der in-
woonders door de verwoetheyt der oorlogen,en
\'t ongeval der tijden , feer vermindert wierden.
Men brouwt hier ongemeen loet bier ,
\'t welck
d\'inwoonders by lomer tijt in de naburige plaet-
fen overvoeren : defe foort van bier wort van

Das Dä\'
»enmrck»

Eckekfi\'
fshräe.

hun genoemt Cacahelle, welcken naem het gekre-
gen heeft door den Kardinael Raymundus,
(wanneer hy ,geduerende fijn gelandrlchap,fich
hier verlufte,) ten opficht van fijne purgerende
kracht. De beftieringe van defe ftadt beftaet in
twee Borgermeefteren, en eenen Raedt, die uyt-
fpraeck doen volgens \'t Recht van Slefwijck.

j. Kreyts van Krope, of Kropharde»

E kreyts van Krope,die omtrent twee mij-
len in de lengte,en anderhalve in de bree-
te leght, is belèt met groote woefte hey-
landen : en indien \'er eenige vruchtbare velden
fijn, die brengen niet anders voort, dan boeck-
weyt oft rogge,en lèer fèlden tarwe. Al eer men
komt aen het dorp Kroppen , ontmoetge een
groot hey-velt, dat door verfcheyde veltflagen ,
en ftruyckrooveryen vermaert is; waer uyt het
Ipreeckwoort komt:
du hifi Kropperhufch noch
nicht Dorïthr
, dat is, ghy fijt noch niet over de
Kroppcr-hcyde : \'t welck gebruyckt wort tegens
die gene welcke \'t gevaer, dat hun dreyght,
noch niet fijn overgekomen. In defe kreyts fijn
geweeft twee tamelijcke meyren , welcke de
Hollanders , leydende elders eenige rivieren die
haer in defè meyren ontlafteden, hebben droogh
gemaeckt.

6, Kreyts van Höne, oft Hönerharde.

Efe kreyts is maer tamelijck vruchtbaer 5
\'d\'aerde brengt voort rogge, en de befte
foort van boeckweyt: van d\'eene fijde is
hy omringt met de rivier d\'Eyder j doch van het
noorden met de Sorge : de lengte deftelfs , die
met de breette over een komt, is twee mijlen*
Oock vint men in delè kreyts tamelijck veel
houts.

7. Het kleyne geWefi van Stapelholm.

Nder \'t Ampt van Gottorp reeckent men
oock \'t kleyne geweft van Stapelholm, StapëMm.
\'t welck tulfchen de rivieren d\'Eyder en
de Treene is gelegen en van \'t ooften met de
Gottorpfche kreytfen Krop- en Honer-harde ;
van\'t zuyden met Dithmarfènvan \'t weften
met Eyderftede ^ en van \'t noorden met de
Ampten van Schwabftede en Hufum wort be-
paelt. Belangende fijne lengte, die is twee
mijlen,en fijne breete ooftwaerts even foo veel^
welcke nochtans naer \'t weften dapper afneemt,
en niet meer dan drie vierde van een mijl
maeckt.
D\'inwoonders fijn noch Saxen, noch
Friefen,- maer fchijnen overblijffelen der oude

q EngeU

-ocr page 271-

J^oyr^jrit-

tß,

.s

Splen.
Gstttl/ar\'ff
 ..

UÜJEILG O E ^

IS"

Gsdt

JCletLfltu,

a.Iufyieti-

^sjielsnvn\'clc

_A It JE^

(Eir

Ornum^

p:

L-CT-..

A

v.

IBaßitrjr
\'eb

cottoi-p

s

OTTOHPIENSIS

FAR S AV S T E.ALI S . 1

W ^ IST

"i^^tuifctz

^jk^itte Ireikc

^ulßftnall

____^

nKoiSleiP

^

ik

\'\'^laftftiiii

^t^ckßtie

\'rr

GaniHi^ Ck

, HAcJclelji^^

Or^ hvit

B

Ä

I

^ R G

Ctlsitudinhi S\'Brn^tiirarunh (Dirt^trari
G^ai^^raJiClälytdarrihanü Cra^raphicatiL
iic-ilicatj aiijb-hor
Tohitiities V^\'ii/um.znf

S5Ä

tuCDetmafarch\'^
iJCJil^attrMft^

\' Offcenifelcltr

......

R It JD E /

G-eiu^\'ck. i

A« ^

;.....

\'•TXHolImo^edeJ:.....i::;\'"-^"\'-"\'\'\'"" „ (

H i: u D

tuu^mHttlL

ijterettp-.

^alcl-ern

^I^cls.ex\'tiFo&f^

VckS,

^^

SS*\'"\'

Girteiij

Stu/e^f ma^ßJt

Ok

I\'S-dinnet-iti-

-.Cit

thf\'

la^e-l

(jreldtroijr

\'^iJr-uiurerdiun

ob

\'rLj\'ort*\'

A

on.

& ^ / ^ & oi

: Tt O P P

^ \\

6 ■

• Snellen nutfeU

y. ^ ^

(.sG^t-er^ haeif

^H je: r b ^ r U

4 \'^M^nß.-isde Ä a

\'li)oeldtrL __

dy

Ci-opjpe

futr.\'MetmeJfeeUjTf^

Ii\'..\'-"

^ ^ ^

M OJenhrfrai^

attrk

oh

yjjCi^ ^ c H i:
th.

&

- \'Hfudbaf^ndf J

# ^ 1. ^

f

Obt

\'Buh^^

tj T

P K I.

fteW

. 1

^ A ixna. leun^h^^

qftStf^ldtr

• \'

<k

^efsn/har^

-ÖW\'Äw«

«t

JÜfM^ imrer

T) I T H
M A It 5 I ^ P A R 5 .

^ ^ ^

^^KiekeLr^
da\'

Satu/.Ifef(f -

/,■ iSteittxrat^

^ \'S.

^ S # A it ^ ^..^ifmeJcrv^

J^Ba/^-artie^

H o j>r K ^

i

u.

/

r^T/Ji?/-

Cajoipeti

Jt^e^inwafalc

Scftl^fU

i

& \'

^ \'a

S-

•S»

/ -\'\'lÄ

31

\'-Budefftv^
imM.

4

-20

^irdaL

dt

TIT O Iv ,

f!

CBotreWx ^^ 1

^ «Ol ^ ^^

1

^rtmJsHfS cQr- Jhafßr

Xckernfberde

Jchritfen-\' lit..

I : Ijorinty-

^iCeirr-eit\' haU^

tftuUpJtMn. .. ^ ^ ■

M

Scfnerltt^apck.

Ä ^ ^ ,

\'rucJ

JehuU

(j^rUfkitite^J

iljfc

l^rcl-tr

Ob

^■/iSfe:

\'"öftren.

ohUUn

Gfimdtf^

S-^feictfc

[Ericliric

if

W5

ttaj^r" n^tet\'

\'^i^ettiitJritt-^e^o
ck

\'dx

^UilHare G-efntanicmtv.

Mfefictxe^

Lntßitr-.-

IM

351

15.

y

ijr\'

-ocr page 272-

. V -

xxxij 2 U Y D E R - D E E L

Engelfclie te fijn, welcke in dele geweften hun-
ne wooningen hadden : hunne tale evenwel is
defelve met de naburige, namentlijck Saxifche.

In dit kleyne landtlchap van Stapelholm is
Fredrickftadt gelegen , een plaets die voorwaer
niet ftilfwijgens behoort verbygegaen te wor-
den. De Hollanders , die om eenige gefchillen
in de Godts-dienft uyt hun Vaderlant in balling-
fchap vertrocken Jiebben defe aen het Hartogh-
dom gefchoncken : want ly herwaerts, als in
een feeckere haven, tot hunne rufte haer bege-
vende , hebben , door toelaten van Fredrick,
Hartogh van Slelwijck en Holfteyn, de ftadt ge-
bouwt , gevende defelve den naem van den
Hartogh. Defe ftadt gaet in fmnelijckheyt alle
andere verre te boven, als eene welcke door de
Hollanders is gebouwt. En niet tegenftaende
dat \'er, naer het overHjden van Prins Maurits ,
vele wederom naer huys gekeertftjn, foo is
nochtans dit verlies door d\'inwoonders der na-

Fredrick^

VAN GOT TOR P.

burige plaetfen wederom vergolden , welcke
oock een eygen kei\'ck, waer in de leere der
Lutherfchen gepredickt wort, is toegeftaen.
Defe ftadt is gelegen op de famenvloeying der
rivieren d\'Eyder en de Treene , die een bequa-
me haven, waer door groote fehepen konnen
komen , maeckt. De Hollanders hebben de ri-
vier de Treene, welcke eertijts vloeyde door de
Koge der Vriefen , toen , door nieuwe grach-
ten ,in de ftadt gebracht, gelijckerwijs ly oock
de ftadt allefins met de dijcken wel befbrght
hebben foo dat die hooge vloet van het jaer
1634, welcke vele lbo merckelijcken Ichade ge-
daen heeft, defe ftadt in \'t minfte niet hin-
derde. Door de jongfte oorlogen der Sweden
heeftfè weynigh fchade geleden , aengefien de
vyanden van wederfijden, defe om datfe de
Hollanders toequam, en d\'andere, als die defelve
in hunne maght hadden , haer verfchoont heb-
ben.

A N-

I ii I ;

11!

-ocr page 273-

xxxnj
9

a

g

E N

SCHWANTZEN

A N G L E N.

Et landtlchap Angilia of
Anglia y dat de Duyt-
Ichen
Angkn noemen,
vereyfcht oock dat
men hier ter plaetfe
daer van gewagh ma-
ke. Dit, leggende tuf-
fchen Flens burgh en
Slelwijck,begrijpt twee
kreytfen, S trucksdorp-
harde en Schlies-harde, welcke tot het Ampt
van Gottorp behooren ,• als oock noch twee
andere, Husby-harde en New-harde, onder
het Ampt van Flensburgh, \'t grootfte gedeelte
van Uggelharde, te weten, vier parochiën, Oyer-
fee , GroffenSolt, Kieynen Süiti,, enSuyerflede, een
gedeelte van het Vorftendöm van Luxburgh,
en eyndelijck het geheele Ampt Geltingen,
met eenige Adelijcke landeryen. Uyt dit fbo
kleynen geweft fijn
de gemelde Angili ofte Angli
voortgekomen,welcke door hunne wapenen dat
beroemde Rijck van Groot-Britannien t\'eene-
mael innamen, aen\'t welck fy hun naem gaven,
\'en daer door een onfterffelijcke gedachtenis
van hch fèlven aen de naekomelingen. Dit
is gefchiet ontrent het jaer na Chrifti geboor-
te 400, wanneer den luyfter fbo wel als de
grootheyt van het Roomfche Rijck beginnende
te verdwijnen, en Britannien van de Roomfche
befettingen ontbloot fijnde, om de Gaulen oft
Franfchen dies te vaftér tegens overval der woe-
ft:e volckeren te verfeeckeren, de Piden , oude
nwoonders vanBritannien,en by wien deRoom-
fche naem gehaet was, de overige Britten over-
vielen , en hun dwongen hulpe en byftant op te
foecken. In voegen dat de Britten tot hun rie-
pen d\'Engelfchen en Saxen,om hunne kracht en

\\

Wapenen gefamenderhant te voegen tegens de
Pió^en , welcke van hun verHagen fijnde , wier-
den de Britten van de felve, welcke fy tot hulpe
geroepenhadden,onder\'t juck der flavernye ge-
bracht , gemerckt haer het rechtmatigh voorge-
ven , genomen uyt de gemeenfchap hunner wa-^
penen, als in diergelijcke voorval dickwils placht
te gefchieden, niet en quam te gebreken.

Anglen ftreckt ftch uyt vijf mijlen in de leng-
te, en vier in de breette : maer tuffchen de twee
Forden van Kappel tot aen Geltingen, is het
niet breeder als twee mijlen.

SCHWANTZEN.

Et kleyne landtfchap Schwantzen, dat
fich uytftreckt van Slelwijck tot aen
Eckerenfohrde, plach gemeenelijck aen
Anglen gevoeght te worden. Het draeght den
bedorven naem van
Sch^avensheim, dat is, vader-
landt der Swaben; welcke men weet dat op defè
plaets gewoont hebben. De lengte van dit kley-
ne landtfchap is drie mijlen, fijne breedte ander-
halve. Weft en noordwaerts is het omringt met
de Schlye , ooftwaerts met de Ooftzee , en
zuydwaerts eenfdeels met den boefèm van Ecke-
renforde , eenfdeels met de kreyts van Bergh-
harde , in welcke geen kleyn gedeelte van het
Deenfche bolwerck is. \'t Is in der daet fèer
kleyn , maer overvloedigh vruchtbaer in alle
dingen, wordende bevochtight door een me-
nighte van wateren en beeken,diefeer vifchrijck
fijn. \'t Is byna geheel eygen aen den Slefwijck-
fchen Adel j den Hartogh van Slefwijck heeft \'er
alleen twaelf bunderen lants in. In Schwantzen
fijn vijf parochien,Schwants-kirch,Wabs-kirchj
Siefeby, Riefeby en Borby, met de Adelijcke
landeryen daer onder behoorende.

■, I

\'t A M P T

Slefm\'A

I • : ;,

-ocr page 274-

nKo::33Kai

J5.

mui-.

Kelcet^

t0

CkCDantr

Lj^jsr D T O T
ct

f^pcke^ri^

\' i^ulnuifck

dl --

\'^-iTTsr D ïL Wi TH

jlicatnc

l^ot

//

exp

Zlen^ïa------

^^Iniam-\'edes ^

...... -

S

.AioLt- a^tutr^.
:Mdes..............

dl

S

K

Game^aib Qfc

^iîkare G-emurntctOTv.

\'5

Wff\'V

TEURITORIA

ANGLi::Nr

IE T

y

5

-7

ó

s

t8

9

~jktanèlma.l

/

i\'

:■ ft-

/z

J

Ó

- M ,

iealcetc^M

Trueftundtr

ÉL kèr

J^zris- ö^encr^ ^emns acj.^-^-......^ ^

r -Dix.IIemrxco Jörocl^i-tt

ayomùw UI £fùmmAm4WcU.Scri:tM.ac

-iucisShjh^i^i KÜ^olßiCut^ibmw mmtumj-orti^ntno,

ci

Ck

iv

et-

ck

rekohl^offy^

03IX.

iL

OB

Susderu^

4xîelt-î

■f.
i-

Ttnmeruft

itig-en
ZDua^iult

■•.GrtuiitoiÂiât

oil

"li < \'^att/ïsltow &

^ a ôk^

^ \' hIT^ VS/^ ^VY

j-

eta - .il>-f " et

m

• % Ok

^ZlCieraalcer Oi

Oùftu^Uî

ck

■Sam^hla» olt

SnoMf ^
Ot

S

^^oi-tip

#

\'Mirfi/l^ckX

tet^.j

A

GiMteüiolt"

"VV&^mc

\'■m R i>. .-E 7

Otdarp^

G E Li

Y^rort^

ck i

ft\'

^ • • # ^acUhaU^.^ - - ^ ^

Ora^
dl

--- tiSlifnmnJir

z ^^ t

: -Sl^

ffXäftißhi^-

^ ^ ci

oh

i^liS/nedshuy.

\'^OMenhot^

Jtrf^ali^
"" ~ oà

T JtTj

Vulgo

SLoyth /ickeniio^. - ^ ^ - yi ^ ______

•** ƒ •

dl

..Ïiivei^fi^e

ofi^

m

c

latm fy^t
.......<i

\'•fmfhéBre.

4

^■^HsiUtêmdt^

^^^ w -

à ; "

^0

\'^\'^éeljaul

. CiC

rBaUin^Jhed^

Jdfied^

W -m. ^

4Ë:

1

folck

i\'

0

%

GamdUtndtr
(k

âL

l^Ä^j&JtMSK

J

cb.

R 3sr

cftter«

Juite-ck-

^^^ ^/^S ^^ XU^ay^^. ^ G^eUà).^

éAfe^nhottr

r^ ^

i.

S ^Jrdmuwd:^ &

* ÎL ^ I

- « ^ V \' a »"i «

\\ ..fe vSt-è

: ^ ,
: S ûtuUfiy ^

JT It I> E \'

—^of^ffiruet-

r-\'-sä y \'

\' ScJ^öuei^

5 X isr ^ jgi^twr"^

Borfn^ ƒ

# \'

{(RutMndtr-

UMfDeane^üfiovUói::. ^ .....» ;; ^

"" atttp- ......;

\'ütm-

OÏ^

Ch

# 3 z; K &

la

^Comsi^irem.

^fî^erem-
ah

t^ Ch^ \'Hte^n QclA^dmùL. jctr.

Ott

JZafhor^ ......................

..............-^hk^rate^

fe

T^ ast.

oi

l^s

OJ

\\

KR O JP } R JO ^

^ li^"! t5 C

He R X> E »

4

(if ^/Wj^
Schantni

(jyofj^ede^
cb

S

di-.

-ocr page 275-

I-

I

\' s •

», ;

-, -if

_____

■ -, ■ j-

\'I, I

*

A

-ocr page 276-

Et Ampt van Hufum
is aen d\'ooftfijde be-
:)aelt met de twee
, creytfèn van Gottorp ,
Ar ens- enKrop-harde,-
aen de zuydfijde met
Stapelholm , Schwab-
ftede, Eyderftede, en
Lundenbergh; nae het
^ weften met deHever en
Nordftrandt 5 en naer \'t noorden met de Flenf^
burghfche kreyts Nordgoes : hjne lengte is drie,
fijne breedte twee mijlen. Het is weynigh ja-
ren geleden, dat het een Ampt is geweeft, doch
dat alleenlij ck twee kreytfen , Sondergos-har-
de en Lundenberger-harde, en het Ampt Had-
ftede , behelfde, maeckende een gedeelte van
het Ampt van Gottorp onder eenen naem van
Sudergoes en is beftiert geweeft door een
der Amptmannen van defe kreyts : gelijcker-
wijs oock tegenwoordigh het dorp ofte de
kreyts van Bredtftede en Nordgoes-harde door
een Amptman beftiert worden. Doch aenge-
fien dit geweft uytnement fchoon, en wonder
vruchtbaer was, en het gebiedt van Hufum t\'fè-
dert omtrent twee hondert jaren groot en
volckrijck is geweeft, wiert den Stedehouder van
die kreyts gehouden in die felve achting als den
Amptman, fbnder dat hy voor hem behoefde
te wijeken, oock na dat de ftadt Hufum van de
kreyts was afgefondert, hoewel hy alleen den
tijtel van Stedehouder
(Hardes-yoght) en niet
van Amptman
{Jmptsyenpalter^ gebruyckte tot
op\'t jaer r<539, als wanneer den Hertogh van
Slefwijck defe kreyts in een Ampt heeft veran-
der^ , en over het felve tot Amptman geftelt
eerden Marcus Luders,- en in\'tjaer 1(542, heeft
hy over dit Ampt een Griftier geftelt, en de
hooghfte bedieninge daer van gegeven aen Lu-
der Defïïn , opfiender van des Hertoghs Sale.
Dit Ampt is niet feer groot, maer begrijpt
alleenlijckin fich hondert negentigh bunderen
landts : echter nochtans fijn de inkomften def-
felfs, naer fijne kleynheyt, tamelijck. Wat de
ftadt Hufum felver aengaet, die is gelegen op
een fèer bequame plaets aen de rivier Ow, nae
by de zee-geweften, welcke rivier, hoewelfe
kleyn is, en haren oorfprong heeft twee mij-
lenvanhier, by het dorp Treye , door eenige
toevloeyende riviertjens ofte beecken aenge-
waften lijnde, en ontrent een vierendeel mijls
door het meyr
der Muhlen-teich genoemt, loo-
pende, in de mont deftelfs, recht over de ftadt,
een bequame en diepe haven maeckt, die
machtighis middelmatige fchepen te bergen.
Men vint hier fulcken grooten overvloet van al-
lerhande vee, dat uyt de
zeegeweften komt,dat
byna een ongeloofelij cke menighte der felver
naer Slefwijck, Gottorp en andere fteden over-
gevoertwort. Oock vangt men voor de ftadt
veel oefters, welcke van gelijcken naer andere
fteden worden verfonden.
Weeckelijck houd
Slefy^ycL
men hier een ofte-marckt, op welcke een aen-
fienelijck getal oftèn , paerden, en fchapen
word verkoft. Wat hare oudtheyt aengaet,daer
op kan fich defe ftadt niet beroemen, aenge-
fien eerft in het jaer 1410, in de laerboecken
gewagh der felver wort gemaeckt, op Melcke
tijdt het krijghsvolck van Koninck Erick, on-
der Magnus Munck, Hufum en Bredftede , als
oock meer andere Vriefche dorpen, hebben ge-
plondert. Als fy naderhandt te gelijck in groo-
te en rijckdom dapper toegenomen hadde,
heeft fy haer, in \'t jaer 1473 , in een fwaer ver-
derf ingewickelt, namentlijck, wanneer fy Ge-
raerd Graef van Altenburgh , broeder van
Koning Chriftiaen de I, voor haren Heer erken-
de ; naedemael het weynigh fcheelde, of de
Koning, hebbende in aller yl fijn broeder uyt-
gebannen, foude defè ftadt door een beklaege-
lijck vier vernielt hebben, waer toe die van
Hamburgh groote moeyte deden , alfoo fy toen
ter tijdt de voorfpoet defèr ftadt met een af-
gunftigh oogh aenfchouwden. Doch eynde-
lijck wiert den toorn des Konings, door een
groote fbmme geks, en het plunderen van eeni-
ge huyfen, op het tuftchen-komen van Pieter
van Ahlefeldt, Heer van Gottorp , en van Te-
te Eedderkens, Amptman van Eyderftede ,
wederom bevredight. Oock heeft fy in
de-
laetfte Sweetfche oorlogen jammerlijcke on-
heylen en mishandelingen uytgeftaen, fijnde
doorgaens open voor de moetwil haer er vyan-
den. Hier is een Vorftelijck kafteel, \'t welck
Hertogh Adolph in\'t jaer rjSi, op die plaets
alwaer eertijdts \'t kloofter is geweeft , van de
gront heeft opgebouwt in dit felve heeft Au-
gufta, weduwe van Hertogh loan Adolf, doch-
ter van Frederick de II, Koning van Dene-
marcken, Noorwegen, &c. meer dan twin-
tigh achtervolgende jaren van hare weduwfchap
gewoont.

De eerfte die Hufum onder\'t getal en ordre
van de fteden ftelde , is geweeft Hertogh Joan
Adolph, in\'t jaer 1Ó03 , die twee uyt de Bor-
geren gekoren heeft, om de ftadt in ftaet van
Burgermeefteren te beftieren , fijnde in den laft
van hunne bedieninge onderfteunt door acht
Raedts-heeren : en in \'t achtfte jaer van de felve
eeuwe heeft den Hertogh een nieuw Stadts-
recht, volgens welck alle fwarigheden en ge-
fchillen fouden beflecht worden, doen uytge-
ven. Vanhier appelleert men voor de kamer
van Gottorp, en van daer d\'uytgefproke vonnif.
fen aen de Magiftraet van Hufiim, om door hun
uytgevoert te worden. In tegendeel heeft Her-
togh Joan Adolph niet gewilt, dat de ftadt Hu-
fum ftem oftefit-plaets in de gemeene landtsver-
gaderingen foude hebben. Hier is eertydts ge-
weeft \'s Hèrtoghs munte, welcke naderhandt
naer Gottorp overgebracht is. De parochie-
kerck is niet al te groot, behalven welcke noch
een kapelle op \'t kafteel is, als oock een kleyne
kerck in \'t Gafthuys.

f KREYTS

i\' i I

II !

I .i

t .

t i

^f i
h

Ulil\'
.
Vt:

m

fc Ï

Hufm»

I

. I

.iï

ti\'^iir

ri^

I

-ocr page 277-

30

20

IC A R

Q E^XJÄ

PRjEF I C T VRA

HVSVMENSIS

LVNDERBERGH ^fORD S TRAÏfD
et N OUD GOES HERDE .

M^lii\'/\'fai^^y&araumerl^

H X I> E.. /^r

m

\' -----____-^i-

——

j^dTiJ. .MtUütre Cermamcum. .

\'Iki-etoflT,

\'ftei^

ïno {jretufèfO; STTtumo ac hylatt.____

Dia.Xvllde ro Deßieii,

f^ten^.Ctisit. Canjuffis SeratMima, Jlula: ma^ij^c}
pnaf^eétiu-\'a: J£^ifwnance cundtori. O£xref/S(nio
tn ÜJ^chow Sudcrholts ^

^olfJi an^lißimo ac prudattißimir 0\'iro

D u. loliaiiiii Witte naalce,

CcntttfiPtn iR^a et C^marchci \'tn C^itr^oifhenle ,
faut-pfiliit futj Cahjulis, (falttilain hmc Gao^ranhicam
pei-offtcioß^ uißrthTt- 3iciciT

^ jZiifiunenf . ^^.CQ.mcv.Ü^athanatic^
^intia j ^■

. /

t-4,

/olJ^maU aldek"^-

GaUe /unéft:

^ loideluiid

VJ^^A

w/Al

.......- ■

t ■

(

-Sumt^hJi

$ g ^

X

C Heiden^

-rty

te-elitojrp .

;ck LÜum

ït R J D .

koeff

TI K R

T^mi

D Ï:

/rWoldt

loi-aell

SutlfVM

reck/uftt^-.

mat^/r

wCj/tervTolclt

^ol^trcfbui

\'Wiol

jyjr^irk/hta

^ §

S^Jldn\'t^

Bupfce

Eit^hoi

(f

Hoo^É

\'^RoJert/tt^

D Ej

"Olc

llAinti

iftti^J*^

Tl^rof

R

/

a i

I Cr/\'i^i^

T>

A/, Kerck

(el
wojr-m

5 V Dffilièsipis

Scholnil

^it)

)clcnbul ^

/ \\

SitJerHoJi-O\'

§ g

-___^

lufimi/

/

\\ <S -O\'

nsbuJ

.........

.O-

^ \'jgT\'"^; v\'

Mclij

\\ Siaisti

i^iuidejiï

T^deleciM/

m

[euer ^ troetrf

Satu/kfif^\'

iveïibul

: i

^VVltzrwortJir

•»TTTI?\'

W/^^^^ jsr 1 Wï ^^ L HOi^cj

^IdenMWel

P A R 5

_ Y

^er^rei-li etter

T. Bj

ü R

roßerliet

Old.

KI

TOffWlffl^HlfltHtllHl

5

-ocr page 278-

\' I

V R G

xxxvj

N D

N B

II

KREYTSvan LVNDENBERG, \'c E Y L A N D T

en het Ampt N O R D S T R A N D T.

SCHWABSTEDE.

Ic kleyne landtfchap, dat eertijdts in drie
iParochyen, Lundenbergh, Simensbergh,
en Padeleck beftondt, is ter geheuge-
niife onfer vaderen geweeft een gedeelte van
de kreyts van Hufiim , in voortijden dicht aen
de Noordflrandt, en een gedeelte deftelfs. Den
ommetreck van dit Lantfchapken is niet groot,
behelfende niet meer dan vijftigh bunderen
landts, die nochtans vereenight hjnde , tame-
lijcke inkomften uytleveren. Dit heeft in het
jaer 1(534 fwaere fchade door den Oceaen ge-
leden , door wien het geheel wiert overftolpt,
en in verfcheyde kuylen en diepten van den an-
deren gefcheurt, in voegen dat het toeftoppen
van een der felver den inwoonderen groote
fommen geks en fchrickelijcken arbeydt heeft
gekoft. Van gelijcken is onder het gebiedt
van de kreyts van Sondergoes-harde gelegen de
Biftchoplijcke wooning van Slefwijck, te weten,
Schwabftede , die voorwaer feer kleyn en ge-
ring is ten opficht van foo grooten Prelaet.
Doch federt de doodt van den Biffchop Gode-
fchalck , is \'er niemant onder de Biffchoppen
geweeft, die hier fijne vafte ofte doorgaende
wooninge heeft willen houden. Defè plaets
heeft haeren naem ontleent van de Engelfche
Swaben, gelijck fommige willen, even of men
feyde
Schwaben-flede^wdckQ wy voor defen meer-
maels gefeght hebben , dat in defe ofte de na-
burige geweften hebben gewoont. Doch op
wat wijlè defè plaets aen de Biftchoppen van
Slefwijck is gekomen, hebben wy hier boven
inde befchrijvinge van Gottorp aengewefen.
In\'tjaer 139J hebben de jonge Graven van
Holfteyn, Geraerd Hertogh van Slefwijck, en
Graef Aelbert, dit Biftchoplijcke flot,door aen-
dringen van den Stadtvooght van Slefwijck,
Henricki^om
See , door een belegering omringt,
en eyndelijck ingenomen , fbnder eenige wette-
lijcke reden, dan alleen om den Biftchop een
merckelijcke fbmme af te perffen , als gefchiet
is. Weynigh tijdts nochtans daer nae heeft den
Biffchop het kafteel aen de Koninginne Marga-
rite te pande gegeven voor drie hondert Lu-
beckfche marcken jaerlijcks, welcke hem de
Koninginne oock alle jaren naer Lubeck over-
fondt i ftellende tot Slotvooght over \'t felve ,
met een befettinge, Nicolaes Everaertz., die na-
derhandt, in den oorlogh die\'er tuffchen de
Koninginne en den Hertogh van Slefwijck was
ontftaen, die van Eyderftede , en de omleg-
gende plaetfèn, door groote plonderingen ge-
plaeght heeft j waerommede Hertoginne , die
weduwe was, en hare minder-jarige fbnen, het
kafteel Schwabftede in\'t jaer 1411,hebben doen
belegeren, moetende de Biftchoppen hunne
fitplaetfen derven tot het jaer 1430 > wanneer
Nicolaus Wulff, Biffchop , die van Henrick
Meinstorff lofte.

iS

ili :

■^Er naeuwer noot kan men dit eylant wel
befchrijven, fbo kleyn is het tegenwoor-
digh en in een getrocken : aengefien den
Oceaen in\'t jaer 1(534, door een fchrickelijc-
ken overloop , fbo grooten gedeelte daer van
ingefwolgen heeft, dat \'er , uytgenomen de
kreyts van Pillworm, nauwelijcks eenigh ge-
deelte, om bebouwt te konnen worden, overge-
bleven is. Het leght op de fijde van drie kreyt-
fen, Nordgos-harde , Südergos-harde, en Lun-
denberger-harde. Men houd voor waerach-
tigh, dat dit eertijdts niet, als nu , een eylandt
is geweeft,- maer dat het aen het vafte landt
gehecht was, alwaer tegenwoordigh fijn de
kreytfèn Lundenbergh, Simensbergh en Pa-
deleck, ja oock eeniger maten was gevoeght
aen de kreytfèn Sudergos-harde en Nordgos-
harde , waer van men noch de teeckenen fiet,
te weten, dat men, fbo wanneer de zee geweken
is, van daer te voet op \'t eylant over gaen kan.
Hertogh lan haddein \'t jaer 1569 voorgeno-
men het eylant, dooreen fwaeren dijck, aen
\'t vafte landt te hechten, waer toe de pennin-
gen oock waren ingefamelt: doch wat hem van \'t
werck te beginnen heeft te rugh gehouden , is
onfèker. Voor de gefeyde watervloet was de
lengte van dit eylandt drie mjjlen , de breette
een : op \'t eylandt, dat allefins en rondtom met
dijcken wel verfien, en welcker geheelen om-
metreck was i^iii Arithmetifche roeden , wa-
ren II ofte 22 parochyen,en acht duyfent men-
fchen , en men hieldt dat het acht hondert bun-
deren lants behelfde. De vruchtbaerheyt des
landts was lbo groot, dat het byna ongeloofe-
lijck fcheen, gemerckt men uyt een mudde
terwe ofte gerfte 18,20,22, ja tot 24 mudden
toe , weder opgaerde: men vont\'er oock geen
minder meenighte van offen, fchapen , en
andere tamme beeften , welcke in vettigheytde
naburige verre te boven gingen. En lbodanigh
was dit eylant voor de watervloedt, welcke loo
groote onheylen en jammeren veroorfaeckte,
dat \'er meer dan fes duyfent menlèhen, van
verfcheyden geflacht, en ouderdom , nevens
negen Predikanten, \'t leven lieten; en dat \'er,
door de Goddelijcke goedertierentheyt, om-
trent vijftien hondert fich felven kónden ber-
gen. Dat gewelt der zee heefc meer dan vijftigh
duyfent tamme dieren ingefwolgenick fwijge
het onwaerdeerlijck verHes van huyfen, woo-
ningen , huysraedt, en alle vruchten die \'er op
waren: alleen de inwoonders van Pilworm , die
op een hooger geweft faten, fijn door het
koeck vernuft van feecker Hollander behou-
den , die hun derhalven in der waerheyt voor
een heylfamen engel heeft gedientaengefien
hy door fware dijcken hun van het gewelt der
woedende zeebaren heeft befchermt.

\'t A M P T

\'\'i

-ocr page 279-

i

XXXVIJ

\'i

\'tAMPT oft GEWEST

I! ■ I

\' Hl.

VAN

EVERSCHOP en VTHOLM.

; ■1]

i:- i i

Et Ampt Eyderftede,
dat oock met een an-
deren naem genoemt
wort
Everfchop en Vtholm^
legt tuftchen twee rivie-
ren d\'Eyder en de He-
ver. \'tWort van\'t noor-
den bepaeit aen d\'over-

Vg lijde van derievermet
^^^^ het eylant Nordftrand i
van \'t zuyden met Dithmarfen , d\'Eyder tuf-
fchen beyde loopende; van \'t ooften met Stapel-
holm en Schwabftede j en eyndelijck van het
weften met de Weftzee. Sijne lengte van het
weften naer het ooften is vier mijlen ftjne
breedte een oft anderhalve mijl ; doch den ge-
heelen omme-ring miaeckt veerthien mijlen.
rcrdeeiin- Jegenwoordigh wort het gedeelt in oofter en
wefter : eertijts waren \'t drie kleyne landtfchap-
pen , Eyderftede, Everfchop, en Utholm van
welcke de twee eerfte naer de rivieren van de
felve naem, by welcke fy gelegen fijn, genoemt
JHo&danig- wierden. De vruchtbaerhéyt van dit geweft is
uytneemende : aengefien het niet alleen over-
vioeyt in alle foort van granen , m.aer oock
groote menighte van aert-gewas en allerhande
vruchten voortbrengt. Ja oock geen minder
getal van moeskruyden en kooien , welcke on-
gemeen groot worden. De inwoonders houden
daer moedige en ftercke paerden , welcke fy in
meenighte naer Vranckrijck overvoeren , en
feer dier verkoopen. Evenwel nochtans brengt
dat geweft felfs geene paerden voort, dan in
tegendeel is \'t hun uytdruckeüjck geboden, gee-
ne mefryen te houden,ten opficht van het groot
gevaer des levens waer in fich iemant fïellen
foude , die willende te paert reyfen , op een
hengft over foo hooge dijcken heen reedt j ge-
merckt het hchtelijck kon gebeuren, dat de
hengfkn, aengeprickelt naer de merryen , haer
felfs met hare opfitters van boven defe fteylten
afwierpen. In dit Ampt vint men oock een ta-
melijcKe meenighte van fchapen, die veel melck
en wolle geven. Voornamentlijck nochtans on-
derhouden hun de inwoonders door landtbou-
wery , door \'t opvoeden van koeyen , door het
maken van kaes en boter. Sy vergaderen oock
eeniger maten witten honigh, fchoon fy hun
met het houden van byen , als een veel te lafH-
gen forge,weynig willen bekommeren, \'t Schijnt
den vreemdelingen wonder, dat foo kleynen
geweft, het welck door de meenighte der in-
woonders , en het groot getal der huyfen, alle-
Slefipijck,

ftns dicht aen den anderen ftaende, maer een
eenigh dorp gelijckt, niet alleen fich felfs foo
rijckelijck onderhoudt, maer felver verre-gele-
gene geweften, mildelijck alle \'t gene tot onder-
loudtdes menfchelijcken levens ftreckt, kan
mededeelen. Hun gebreeckt alleen het hout
en andere ftofFe om vuer te ftoocken , welcke
fy van Tetenhaufen ofte Rendesburgh op Ton-
ningen , en van daer herwaerts laten overbren-
gen. Waerom men oock geen wiltgedierte t\'Ey-
derftede vint, behalven halen en andere van
dien aert; doch gevogelte in meenighte : en
fbo veel vifch als voor den inwoonderen ge-
noegh is, dewijl fy hunne vijvers niet en derven
doen vermenighvuldigen, uyt vreefe van over-
loop der zee, waer van fy niet bevrijdt fijn,
welck zeewater de rivier-viftchen terftont doet
fterven. Dit landtfchap is door veel grachten
verdeelt , langs de welcke d\'inwoonders hunne
waren afvoeren, en met groote fchepen aen-
komen , hier in den forghvuldigen yver van de
Hollanders nae-bootfende. Tn dit geweft ont-
houden hun geen Edel-lieden, maer alleen de
boeren, welcke meerendeels van Vrieftchen af^
komft fijn , niet tegenftaende fy doorgaens de
Saxifche tael gebruycken. Hun Bevel-hebber
is een Landt-vooght, dien den Hartogh heeft
geftelt, en d\'inwoonders in hunne fpraeck, door
verkorting, voor
Statthaltery Staller noem,en. Tot
hem fijn gevoeght noch feftien andere met een
Griffier. Defe Magiftraet heeft een volkomen
jurisdidie, van welcke men tot des Hartoghs
Hof tot Slefwijck, als voor de laetfte inftantie,
appelleert. Hun Recht, dat fy gebruycken , is
genomen uyt het Dithmarfifche , waer onder
nochtans eenige oude Vrieftche wetten fijn ver-

!

■iVi
■ !

i i

!!l i

X

h

/ !

^ J 3

I I

mengt.

In Eyderftede, by de rivier d\'Eyder, is ge- Deßede»
legen Tonningen , dat van Fredrickfladt en
Gardingen maer een, doch twee mijlen van gen.
Hufum is. Het voor-recht van een ftadt te fijn
heeft fy nevens Gardingen gekregen in het
jaer 1589 , \'t velck, als Hartogh Philips onder-
tuftchen quam t\'overlijden, Joan Adolph in het
jaer 1590 beveftight en vermeerdert heeft hun
evenwel niet vergunnende het hooge gefagh;
maer \'t vonniften in crimineele faken aen \'t Ge-
recht van Eyderftede latende, tot het jaer 1(548,
in welck Hartogh Frederick defe fteden \'t hals-
gerecht , nevens
eenige andere rechten, heeft
vergunt gehadt
j in voegen datfè jegenwoordigh
van het gerecht van Eyderftede afgefondert fijn,
en van daer voor de tweede en laetfte inftantie

voor

[1 \\t

>

-ocr page 280-

Tmren. ^ jHtlftlllL

Pell \\woriiv

N o R T:

Jlldeh^^,

X PARS

EwcisbiiU LA\'

iperji

e market

TrinJ

mdeJ^ra

Ojier J^,

^ \\\\ I PadScki\'\'\'

MiMedel

VVieiiaTtv. - •

jrfitull

"h^enhull S

^dcnm.

WP^lecks^ardf.

^wn haiS^.

^ CRaniruttv.

OU^eci

Le^ftno.

\'Ji^ens horn. I

nam.»

OJ\'anxte^Uir

j^lroeiit

A M

V

\'^woe-r-.

B T.

SWAfeXEDi:

\'hantemoer.\' -=

Ca^^U.

if ,

e\'y-^fViuinarr^ V

\'di

II I ,
Coldm.\'.

■i 1 )

iuM,

1

O^erkev^r.

kyran^tiM^

FML.

e

OUeJclM^

^ ^inshtdl

\' . \' 1

J^nanlton^

^ ■ VWo - - ^ — ---—__ - ^ X\\ A w^ ^if^Oihcrkac

^ ^ s ,

Otdek^a,

jim^ard^

Dam,^

\'Jj^.

w

" \\1ndl<

kaim^ \'A&g\'

Gl

hmejetm

I-«.,.

^Mmos-.. I \\ \\x ^

"jnAnna,

tt^iOrn, II5

^urnumpwrtA

IttwarJt. -^J \'\'-^ieckst

\\Mar7ie,

^H^. XpARDING^

C H \\0 P "

Cafrmherde,

lOrcliiig,

\'\'Bweiruufs tve^i

J^midm,

dtfLe

Tonehult,

r

\'erjutrt,

•ettant,

TBrritori^

lyderstede:

Ever s chop

Uthholiii.

H\\0

jSi,«

f

oS

\'Bori^fl.^J^t.

a/

ampu^^nis, Scti^imis

Dn loicliimo Danckwertli, 1

Drio. AUQ*IIS%0 l/Utll , ^^Z^ilf^-^/

tyaero/fai/ia:: Qfictpyb\' £&af\'i7at- autfior-
lolianner 3Cs?;ej-ns

O-CiMUerfchantz^

SenJtu/ett,

.JUtltM\'e

G-ei*rrutnicum..

fo.

t, min_

.^eo. Vtt^ie.

I mi-u - \'f--:^: -sr~.f

mm.

-ocr page 281-

xxxviij EYDERSTEDE, EVER

voor de Hartoglilijcke kamer te Gottorp appel-
leeren. Tonningen was eertijts kleyn , maer na,
met eenige nieuwe wercken, naer de hedens-
daeghfche wijfe, gefterckt, en door veel nieuwe
gebouwen feer verciert ftjnde, behoefde voor
geene andere te wijeken. Boven al komt noch
hier by, datfè een aenfienelijck , hoewel niet
al te grooten, kafteel heeft. De Borgeren fijn
vermengt, foo uyt Vriefen, Saxen, Deenen,
als Hollanders.

In de parochie van Wefterhever was eertijts
een burght ofte kafteel, genoemt
Wogensmanne-
hurgh,
ontrent het jaer Chrifti 1370, uyt het
welck eenige roovers den inwoonderen van Ey-
derftede, foo ter zee als te lande, groote fchade
deden , hare maeghden roofden, en de felve
hunne Haven ten huwelijck gaven. Welcke on-
heylen den inwoonderen foo feer geterght heb-
ben , datfe dit kafteel, onder hunnen Overften
Ove Hering, belegert, en door gewelt hebben

iii\'i !
Mjiij I

I\'iil,

\'. i!

I

!!!
I,

■ i

li

M

Ld

Ui

SCHOP en LI T H O L M.

ingenomen. Daer was een val-brugge , die de
laetftgeroofde maeght, (welcke hare Uiacghdom
eenfdeels door gebeden , eenldeeis door die
fchielijck overvallende belegering , hadde be-
houden , ) de wapenen aengedaen hebbende ,
beloofde te verdedigen. Soo dat de roovers
hun op het bolwerck van \'t kafteel begaven ,
om dat voor \'t gewelt der acnvallende inwoon-
deren te befchermen ; onderwijlen liet dcfc
macght de val-brugge neder , en verdcdighde
die foo ftantvaftigh tegens eenige rooveis, die
het gemerckt hadden , dat hare lantdicden ge-
noeghfame tijdt vonden om haer te hulpe te
komen. De brugh ingenomen fijnde , kon men
licht het kafteel overweldigen. Seftigh roovers
wierden \'er met de doot geft-raft, en dc vreemde
vrouwen in \'t water verlmoort, doch de geroof-
de maeghden haer leven nevens haer vryheyt
gefchoncken.

■f

• I
, i

\' I

\'t Ampt

\'1\'
; ȕ

-ocr page 282-

Ba

. i

EYLANDT

HET

A N

H

G E

T.

Et is veel eer een gil^
finge, dan een feec-
ker gevoelen, van fbm-
mige die feggen dat dit
eylandt eertyts aen het
vafle landt der Vriefen
gehecht was j doch op
wat wijfe en in wat tijt
het daer van afge-
fcheyden is, kan men
geen het minfte bewijsteecken bybrengen. Den
naem van dit eylandt was ten tijde der Heyde-
nen
Phojeay oft Terra Fofetanea, Fofleland en Phofte-
land,
van de godinne Fofta ofte Phofeta, welcke
alle Vriefen gemeen was. Naderhandt is \'t ge-
noemt geweeft het eylandt van S. Urfèl, welc-
ke haer eenige tijdt in dit eylandt opgehouden
heeft: doch eyndelijck heeft het den naem ge-
kregen van
Helgolandia, in \'t Hooghduy ts Hel--
gelandt, Helgerlandt, Ueyligeland, en. Billigelandt,
naem qntleendt van den Vorft Helgon , die ee-
nige jaren voor de geboorte Chrifti den Saxen
ïudandt weder afgenomen, en drie Vorften over
\'t felve geftelt heeft,

Hedensdaeghs wort het verdeelt in opper en
neder. Het opper is niet anders dan een rots,die
allefins fteyl, en van een roodt-achtige verwe is,
fijnde op lommige plaetfen foo hoogh, datfe
de hooghte van
160 cubiten kan bereycken
van d\'ander fijde is het ontoeganckelijck, en
heeft niet meer dan eenen wegh naer het ne-
der-eylant, welcke wel verfterckt ftjnde, oock
feer Ibrghvuldigh met geftadige wachten wort
bewaert, om allen overval van vyanden, in-
dien \'er eenige waren , af te weer en. De kruyn
van dit opper-eylandt is vlack en effen , uytge-
nomen dat \'er gins en herwaerts ftch vyf heu-
velen vertoonen, en dat het ten minften met
anderhalf elle, en ten hooghften met drie ellen
vaneen roodt-achtige en landige aerde over-
deckt is. Het neder-eylandt, dat met heuvelen
als befet is, leght veel laeger, fijnde overvloe-
digh in konijnen ,• doch echter heeft het aen de
noordfijde een rotfe, welcke van hare witheyt
de Witte genoemt wort 3 tuftchen defe en het
opper-eylandt, leght een ftuck landt tuffchen
beyde , uytgeftreckt in de lengte , breedt fijn-
de 120 fclireden, dat in wintér-tijdt van we-
derfijden een veylige haven voor de fchepen\'
maeckt. Dit eylant is gelegen tuftchen Vrief-
landten het Hertoghdom Slefwijck , verre ge-
noegh van het vafte landt ^ in
voegen dat de ge-
ne die naer de monden van de Weier,d\'Eyder,de
Hever en van d\'Elve willen , fès mijlen over zee
moeten. Van dit eylandt af is een fèer verma-
kelijck uytlicht, voornamentlijck in fomer-tijt,
over alle omleggende en naburige plaetfen.

Eertijts, al voof 900 jaren, ofte daer om-
trent, was fijne lengte twee mijlen, fijne breed-
Sleßpyck. \'

Naem,

■(} r

Verdeelin*

.A I

(

4 . I\'
f/ \'

ï.

Cehgtn-
heyt.

Croom,

te een : maer door volgende wiftelingen der tij^
den heeft den Oceaen het grootfte gedeelte
daer van ingeftvolgen, foo verre dat den ge-
heelen ommekringvan \'t eylant tegenwoordigh
nauwelijcks een mijl kan uyt-maecken. Het
leght onder een fachte en gefonde locht, niet Hoedanig*
tegenftaende lilleken menighte van inwoonders,-
ten opficht van fijne groote , welcke meer dan
duyfent in \'t getal fijn. De grondt is vruchtbaer
genoegh in koren, boonen , en erweten , met
welcke d\'inwoonders, in benauwde voorvallen,
een geruymen tijdt den hongers-noot\'fouden
konnen afweeren. Nochtans vint men hier
gantfchgeen boomen; maer,\'t gene wonder-
lijck fbude mogen fchijnen , in de lente en
herfft-tijdt, een groote menighte van kleyn ge-
vogelte , dat met het net gevangen, ofte met
het roer gefchoten fijnde , naer Hamburgh
overgevoert , en aldaer tot groot gev/in der
inwoonders verkoft wort. Sy dienen hun van
geen paerden, dan om te arbeyden ; fchapen
houden fy ter llachtinge en de koeyen geven
hun melck tot hun dagelijcks voedtfel. Schapen
en hameien weyden op de witte Idippe ; de koe-
yen en paerden fbecken hun voedtfel op het
opper-eylandt, doch vaft aen den anderen ver-
bonden fijnde, om \'t gevaer te mijden , dat
hun , los fijnde , klaerblijckelijck dreyght van
de fteylte der rotfèn in de zee te worpen. Dus-
danige fbrge draeght men voor de kudden in
den lomer : doch by vinnige winter-tijden ge-
ven die van Eyderftede , Vrieslandt bloot
van alle voorraedt fijnde , die van \'t eylant een
gedeelte van hun hoy , ftroo , en haver. Op
dit geheele eylandt fiet men niet het minfte
fenijnigh kruypende gedierte oft gewriemelte,
dat ly met Yrlandt gemeen hebben. In tegen-
deel is \'er een grooten overvloedt van vilch,
met welcke te vangen, te verkoopen, ofte te-
gens andere waren te verhandelen, de inwoon-
ders hun broot winnen. Onder de lborten van
vifch, wort voornamentlijck gereeckent, ka-
beljauw , fchelvifch , ael, kreeften , roch ,
zeehonden, en andere. Men feght oock, datfe
eertijdts grooten
haringvangft gehadt hebben ,
diefe naderhandt felver door hun eygen fchuldt
geftoort en vernietight hebben.

In voortijden was dit eylandt, als wy gefeghc
hebben, wel drie vierde gedeelten giöoter,
dan tegenwoordigh, befet met weelderige wey-
den en boftchagien, die den inwoonders van
\'t eylandt grooten overvloet van alle dingen
fchaften, wekker nootdruft hun tegenwoordigh
eeniger maten ongemack
veroorfaeckt : aenge-
fien fy genootfaeckt fijn, tot groote koften,
hunnen brandt, als turf en hout , uyt Hol-
fteyn te doen komen. Maer onder de wonde-
ren der nature moet gerekent worden , dat op
foo kleynen eylant fulcken overvloet van foet

u water

i\' i

i-1

< -1,-

-ocr page 283-

I I

V;f ;l
{ *

\' i :r

1; i

^ r ,

- [■ ■

,r ;• ;

Or ■ 1

I i ;

iV

fB

i. i; Ml;

/ i\' : ^ I! ^^

J - ^

HELGELANDIA

A^ 16 4.5 .

5

iiiiiuiim \' iiiiiiiiiiiii iiuiiiiniii

im^ I

\\min.

_JI^jlgevldt ,

in annis Clirifti 800.,

Z40, 4.S0>

jm

CJ^rMmten. ^Jp J^ttmm ^ A \\ ^

_ .A -it. ^ ; ^ A

S^tenrio

Wx s T-

—^ & J^Ul ^ a

i- \'i

\'SO^e^fttfuft

k

^z^^ ^ i

k

GunJcruf

^^te-flt^n

ilk

WSS>tltd4if

{atmttull\'
yie/^thfttis.

pillHlgMHI!J|Wlllllil|HJIIJIIHIIIII»ll|l|i^ .........

(pins ^obihlm, ^nwlt/Jtrhis, doctUivms ac

WXO.Serer^.Celptntd. Ccfi^iliaru3,acjt^retm
Jic^hery Goit-orpe^ls ^^on,

Bn . Utilliarclo Scliaclitren., Seren^.ac CeLsO^i

Hucts Sleftvtci et ^Ifatia:, in (upremo Die Maries
^ */ /t /• »J. ■ r-J^ -1 r-- -^^ir

ettiuU

Sxx,

»Aft

^^Mattkoj\' Zla^ Rter^,

hwaiTv,

loliarmes ASejefj. ^^m,.

hematic^

Meridiem.

gr. ^ zo\\ jninAatt^-

<^o\\mttt.

.\'I

-ocr page 284-

H

water gevonden wort,nademael het rondom ee-
. nige mijlen verre met zeewater omringt is. Be-
halven de putten der belbndere Heden , lijn \'er
twee gemeene, welcker grootlle,die gemeenlijk
tk ©ap^-fu^k wort genoemt, nimmermeer
gebreck aen water heeft, hoe groote drooghte
dat de fomer-hitte doet ontftaen : dieshalven is
dit eylant oock voor lange jaren al beroemt ge-
weelL hl defen hadde Radbodus, Koning der
Vrielen , reets een voet geileken , wanneer hy,
hoorendedat het grootlte gedeelte der men-
ichen , en infonderheyt der rijcken, ter helle
gedoemt wierden, doch het kleynfte aen de
heerlijckheyt der hemelfche gelucklaligheyt
deelachtigh wiert, dien allbo haeft te rugge
trock, achtende dat het veel beter was met
de menighte verdoemt, als met een kleyn ge-
tal behouden te worden : op wien overfulcks
een onbekende vrouwe , geoeffent in de dicht-
kunft , feer aerdigh, nae d\'onwetentheyt van
die ruwe eeuwe , heeft uytgevaren :
\' O jocus, O dirum ^ tihiformidahik femper
Blogium, Radbode, mumpofl trißiafata!
dat is ;

c ycryloeckelijck jockjpel, o ongeluckige en altoos Ver-
tfaerlijckekeure, die ghy. Radbode, nae u droeyigb
overlijden doet.

* Oude in- Eri dus verre wat het eylandt aengaet ^ \'t gene
monders, wy noch overigh hebben, raeckt de leden van
de oude inwoonders. Daer ftjnder die voor
vaft fchrijven, dat de oude Vriefen hier een co-
lonie geplant hebben, welcker ièden, tael,
- dracht, en rechten fèer naeuw met die van onfe
inwoonders over-een komen. Tacitus noemt
de eerfte bewoonders van dit eylant
Pbocos, ofte
Fofos, enhetPhofeifch rvolck, welcke men fèker
weet dat dit eylant over de 1900 jaren bewoont
hebben. Noch het en is defe eylanders niet
wedervaren, gelijck alle andere volckeren, die
hunne oude wooningen verlaten , om weder
nieuwe te gaen foecken : maer hebben h^er ,
vernoeght ftjnde met hun eylandt, vreedt^aem
daer gehouden , nimmer door hunne naburen
verdreven, oft door nieuwe befettingen ver-
^edat* meerdert fijnde. De natuer heeft hun door-
gaens begaeft met een vernuft dat tot alle din-
gen even vaerdigh en bequaem is ^ in voe-

fen datfè hun d\'eene reys konnen quyten als
rave fbldaten, op een andere, als geflepe
kooplieden, en wederom als bedreve fchippers.
Doch echter meerendeels hun met de viftche-
rye bemoeyende, loopenfè meer dan dertigh
mijlen zeewaerts in, en komen felden fonder
rij cke vangft weder binnen , hoewelfe niet te
min dickwils in gevaer van lijf en leven door
het bruyftchen der zeebaren geftingert worden.
Waerom fy oock foo behendigh fijn , in het
ontdecken van alle klippen en drooghten , dat
de fehepen, die uyt Vranckrijck, Italien, Span-
jen , Engelandt, en Indien komen, en door
de^Wefer oft Elfftroom heen willen, haer voor
loots-mannen mede nemen, om de ondiepe
)laetfèn van de zee door haer diep-loot te pey-
en. Niet m.inderftjnfe afgerecht op\'t vogel-
fchieten , welcke ly, terwijlfè in de lucht vlie-
gen, met een algemeene verwondering der

E

E

G

XL)

om.ftaenders , fèer behendigh weten te treffen»
De dracht der mannen komt over-een met die
van de naburige fchippers : doch het vrouwe«
volck heeft in die ongemeene en oude klee-
dinge der Vriefen fuicken gevallen, datfe nim-
mer eenigen treek hebben om die te verande-
ren : weshalven ly oock lichtelijck van alle an-
dere volckeren konnen onderfcheyden worden.
De tael der inwoonderen is afkomftigh van de Taeh
Vriefèn, doch met veel uytheemlche woorden
vermengt fijnde, vertoontfè oft fchijntfè by-
nae gelijck een manier van Ipreken op haer fel-
ven : fbo datfe feer belwarelijck, of liever naeu-
welijcks van de vreemdelingen kan verftaen
worden.

Den eerften Godtsdienft, die hun met alle Cüdts"
andere Hey denen gemeen was, is geweeft ver- ^\'^"ß*
fcheyde afgoden aen te bidden , onder welcke
nochtans drie waren , te weten, Jupiter, Vefta,
en Fofta , dienfè meerder eerbiedigheyt dan aen
eenige andere bewefen , en voor yder een by-
fonderen tempel hadden opgerecht. Hunne
borft was gewapent met een fchildt, hun hooft
met een helm , hunne armen en voeten bloot,
en op den rugh hadden fy vleugelen. Als nu
Dagobertus, Koning van Vranc&ijck, ontrent
700 jaren na de geboorte Chrifti, Radbodus
de Eerfte, Koning der Vriefen, tot hulp geroe-
pen hadde tegens Pipinus Hartogh van Bra-
Dandt j quam Radbodus met een ftercke macht
aentrecken, doch wiert door de vyanden , niet
verre van Utrecht, geflagen , en van fijn Rijck
berooft in voegen dat hy genootfaeckt was
te vluchten op \'t eylandt Helgolandt j als hy
dan eenige tijdt fich alhier ophielde, fondt Pe-
pin , Aerts-Biftchop der Vriefen, tot hem den
H. Willebrord met fijne twaelf leerlingen , daer
bygevoeght eenKonincklijck geley , op datfe
ongekreuckt, en door geene giften omgekoft
fijnde,Radbodus in de beginfèlen van den Chri-
ftelijcken Godtsdienft fouden oeffenen. Doch
als den H. Willebrordus nade.rhant de tempelen
van lupiter cn Vefta afgebroken, en drie Vrie-
fèn gedoopt hadde, heeft Radbodus, geftoort
fijnde, gelaft den H. Wighbertus door het
fwaert te dooden : dit is gefchiet in \'t jaer 6^1,
Doch den H. Ludgerus in \'t jaer
76% prediken-
de en Godts H. woort den inwoonders verkon-
digende, heeft het geheele eylandt Chrifto
toegebracht, verbrij feiende den afgodt Phofe-
ta, en alle geloovigen doopende. Eyndelijck,
hunnen yver wiert foo vierigh , datfe eerft twee
kloofters, en daer na in\'t jaer i oio , noch ne-
gen kercken daer
toegevoeght hebben, welcke
naderhandt door het gewelt van den op drin-
genden Oceaen verftonden fijn. Waer door de
inwoonders genootfaeckt wierden in het mid^
den van het opper-eylandt een kerck te ftich-
ten, daer in noch
hedensdaeghs de leere der
Lutherfchen gepredickt wort.

Dit eylant ftaet onder de gehoorfaemheyt van Beßimn^^
den Hertogh van Slefwijck, in wiens naem het
eensdeels ab een Ampt, eensdeels als een fterck^
te, door een Capiteyn beftiert word. Defe heeft
nevens fes andere hem toegevoeghde Raedts-

heeren, het opperfte gefagh om in alle burger-
lijcke

T.

A

N

D

\' U !

i! i h

l!

! Mi ■ i

,■ f I,

i 1

..i!

\'ii \\

-ocr page 285-

XLij H E L G E

lijcke gefchillen te wijfen : doch wat de crimi-
nele laken, als oock\'t cas van appel belangt,
daer in is het beyde de paityen toegelaten voor
het Hof van den Vorft te appelleeren. Behal-
ven de Deenfche wetten, en het gemeene recht,
hebbenfe noch eenige eygene infettingen , op
welcke in het wijfen wel voornamentlijck gefien
wordt: onder andere is delè welnaeuwkeurighft
onderhouden , dat geen vreemdeling op dit ey-
landt met een vreemde vrouwe mach trouwen ,
ja felfs lich niet ter neder flaen : maer indien
daer een van beyden isgeboren,volgenfc daer in
hun welgevallen , fbnder dat fich iemandt daer
durft tuftchen ftellen. Oock heeft Hertogh
Adolph hun met een befonder voor-recht, na-
mendijck met het
Strandt-recht^foo ly \'t noemen,
begiftight, \'t welck door de volgende Hartogen
beveftight fijnde, fy niet foo lèer tot hun ey-
gen gemack, als wel tot voordeel van de koop-
man, onderhouden.

Gdenck\' Aenmerckens-waerdigh Ichijnt, dat by den
heuvel van Radbodus, inde Noorder-haven,
door het opftuyven van de zee eenige ftuckjens
aerde afkabbelende, aldaer fomwijlen feer veel
goude, filvere, en kopere penningen gevon-
den worden, welcke feer waerlchijnelijck is, dat
de oude Heydenen by de hchamen der afge-

faecken.

T.

N

D

A

L

ftorvene begraven hebben ; gelijckerwijs noch
hedensdaeghs by eenige Joden oock gebruycke-
lij ck is. Oock liet men in het wefter-deel van
dit eylandt een rotfe die van \'t overige van de
klip is afgefcheurt, dien fy, by gelijckenift\'e, den
naem van Monick gegeven hebben : daer be-
nevens noch een andere die wat lager ftaet en
kleynder is, dragende den naem van
ftC\\)n/ om dathy den inwoonderen, die van
Hamburgh wederkeeren, als voor een Pharus
dient, op welcke ly hunne vaert naer huys recht
aen ftellen. Oockis\'er aen de felve fijde een
hol, genoemt *ptepcré^O(/ waer in veel gewrie-
mels wordt gehoort, en niet gelooft wort, dat
eenige grondt te vinden is. Doch infonderheyt
fchijnt het wonder , dat foo wanneer \'er eenige
ftorm op handen is, de inwoonders daer van, als
door een beklagelijcke Item , gewaerfchouwt
worden, en dat die als uyt het diepfte van de
aerde op de ftrandt tot aen de zee uytbarft :
op welcke plaets iemant der inwoonders ftch
by geval om eenige verrichtinge ophoudende ,
dit gehuyl gehoort hebbende, naer huys liep,
en een fchop met fich genomen hebbende, d^
voorbeteeckende plaets opgroef doch heeft
voor goudt, maer kolen, als men lèght, ge-
vonden.

t A M P T

-ocr page 286-

; I. h.\'j

XLiij

\'t A M P T

christi an

E N

DANISCH WOLDT.

3

ihii

i u

^ fl;

j : iïi

■ 11

!

li iH

Et geweft van \'t Deen-
fche Bofch, ofte
Danifch
iVold ,
is gelegen tuf-
fchen de bocht van
Eckerenforde en het
Hartoghdom Holfteyn,
fijnde meerendeels ge-
lijck met Anglen en
Schwantzen, en befet
met vele Adelijcke lan-
deryen en dorpen. Het draeght fijnen naem van
de Deenen, welckers ken het is, en van dat
fUcfmjcL
groote bofch, daer van noch jegenwoordigh
een gedeelte overigh is, en
die Schneliemarck ge-
noemt wort. Dit landtfchap ftreckt ftch uyt in
de lengte twee en een halve, doch in de breed-
te een en een halve mijl. Van \'t ooften wort het
bepaelt met de Ooftzee , en de bocht van Kiel;
van \'t zuyden met de rivier Levens-aw, en een
gedeelte van de Eyder ^ van het weften met de
kreyts van Hutterharde; en van \'t noorden met
de bocht van Eckerenforde. D\'inwoonders ge--
bruycken de Saxifche tale.
Chriflian-Pries, een
Sterckte die Chriftiaen de IV, Koninck van

X Dene-

■. ■ i!

-ocr page 287-

. V\'^^-

XLiÜj CHRISTIANPRIES en

Denemarcken en Noorwegen heeft doen boa-
wen in \'t jaer 167^7, is niet fèer groot geweeft,
maer aüeen omringt met vier bolwercken. De
mening van den Koninck was, dit Hartoghdom,
en inlbnderheyt dat van Holfteyn, door defè
Sterckte meer te verfeeckeren j doch de faeck
heeft geen gewenften uytflagh konnen hebben ;
gemerckt den Sweedtfchen Velt-Marfchalck
Torftenfon, die Sterckte , welcke met weynigh
volcks befèt was , als hy d\'eerftemael in Hol-
fteyn viel, heeft ingenomen en de Sweden
hebben hun naderhandt van des felfs be(]|uame
gelegenheyt en haven feer wel weten te die-
nen. Evenwel nochtans foude de Konincklijcke
Deenfche vloot daer nae de Sweedtfche, op die

DANISCH WOL DT.

plaets, in groot gevaer gebracht, en oogen-
Ichijnelijck geflagen hebben , ten waer een
ftormwint uyt het weften opftaende, de Swe-
den uyt de haven hadde geruckt, en in volle zee
gedreven , niet tegenftaende alle vruchteloofè
tegenweer der Deenen , wekker Admirael Pie-
ter Gald, dit ongeluck, nae fijne wederkom fte
in Denemarcken , te Koppenhagen veroordeelt
fijnde, met het verlies van fijn hooft heeft moe-
ten boeten. In \'t jaer 1648 is de Sterckte Chri-
ftian-Pries door lalt van de Koninck (om wat re^
den is onbekent) geflecht, en vier Adelijcke
landeryen, welcke hy te voren van de Ranzouws
hadde, verkoft geworden.

I.\' li\'

H E T

-ocr page 288-

■ i

3JLV

EYLANDT

H E

T

m e

f

n.

I\'
i.ü\'

i\'-i\'

1

: j

■!i li

I \'
fl\'

Et eylandt Fernerenjo(tQ
Fimhria
, genoemt, en
van andere
Cimhria par-
ipay het kleyne Cim-
brien, als of het fijnen
naem trock van de
Cimbers, ftreckt fich
twee en een halve
mijle in de lengte ,
en een in de breedte,
behelfende in fijnen ommetreck acht mijlen.
Men gelooft dat het houdt 290 bunderen landts,
daer onder begrepen\'t ftedekenBorgh,waer on-
der boven dien noch drie parochyen fijn^ Het
geheele landtfchap is vlack en eften,ofte hier en
daer met foo kleyne heuveltjens befet, dat men
op eenige plaetfen over \'t geheele eylandt heen
kan fien. In \\ lèlve fijn gantlch geene meiren,
maer alleenlijck een doornen-bolch,
Staherholt^,
genoemt: en dieshalven vintmen \'er oock geen
wildt gedierte behalven hafen. Voorts en be-
hoeven de landeryen, die vruchtbaer fijn in
koren, aert-gewaftèn, en vruchten, de naburige,
die aen
\'t vafte landt gehecht fijn, niet te wijc^
ken, behalven dat het noch door eenige rivie^
ren noch door beecken wort bevochtight; waer-
om oock d\'eylanders by lange drooghte groot
gebreck van verfch en foet water lijden. De
eerfte die dit eylandt aen het Hartoghdom van
Slelwijck heeft gehecht, is geweeft Woldemar
de H, en heeft het fijnen broeder Abel gege-
ven. Naderhant heeft Koninck Erick Glipping
daer over in gefchil geweeft met Hartogh Erick,
foon van Koninck Abel en defe twift heeft
gehangentot op Woldemar de UI, Hartogh
van Slefwijck, die het met de eylanden Allen

y en Ar=f

tl\'si

: Hl

I n *
■f-il

; \'i :: i

;t

/ il

-ocr page 289-

N.

M

R

E

F

en Arroë aen Koninck Erick Menwid opgedra-
gen heeft, welck Koninck Chriftoffel, de Twee-
de van dien naem , naderhant nochtans aen Jan
Harcogh van Holfteyn,fijn broeder van moeders
wegen, heeft verpant gehadt, en eyndelijck te
leen gegeven. Het wort beftiert door .een Ampt-
man , wien van \'s Hartoghs wegen toegevoeght
is een Griffier, hoewel \'t nochtans het opficht
van den Amptman van Cifmar en van Olden-
burgh onderworpen is.

De ftadt Borgh^ die miftchien haren naem

V
■t\'.

I

van feker kafteel ontleent heeft, is de eenige
op dit eylandt, en van een feer oude oorfprong |
fy gebruyckt te gelijck met de ftadt Tonderen
het Lubecks Recht. Voor eenige jaren heeft fy
een haven gehadt, welcke de zee door
\'t opwer-
pen van ftijck en fant heeft toegeftopt ,• in voe-
den dat de fehepen jegenwoordigh by Glam-
Deck aenkomen. Glambeck is een kafteel, dat
al voor lang geftecht is, welckers voetftappen
men in de overblijffelen van de wal en muren
noch belpeuren kan.

»\\

; li

HET

-ocr page 290-

itro-c. ^^^^ ^^ ^^ laetfte eylant

van het Hartoghdom
van Slelwijck, gelegen
ftjnde in de Ooftzee,
lang twee en een halve
mijlen, doch nauwe-
lijcks een halve breedt,
behalven als het op de
weft-fijde uytloopt. Dit
eylandt is vry bergh-
achtigh j doch niet te min heeft het vruchtbare
landen, maer geen wildt-braet, uytgenomen
hafen. Daer en boven brengt het voort veel
fchoone paerden, en andere tamme dieren. Het
heeft vericheyde havens, onder welcke eene
das
Mr genoemt, \'die eertijts op beyde de fijden
een kafteel hadde , die tot belcherminge des
lèlfs gebouwt waren. De befte haven is jegen-
woordigh by de ftadt Harizköping, welcke door
het eylandt Dreijeroë , dat \'er tegen over leght,
befchermt wort. Hartogh Woldemar de V.
ck\'

heeft het wederom aen het Hartoghdom van
Slefwijck vaft gehecht, nae dat, gelijck wyte
voren gefeght hebben, Koninck Erick Glipping
\'t felve met de eylanden van Femeren en Alfen
met het Koninckrijck van Denemarcken wilde
vereenigen , en onder fijn gebiedt brengen.
Rontom dit eylandt fijn noch eenige andere
kleyne eylantjens, die wy om hunne geringheyt
over\'t hooft lien.

De eylanden Röm en Mandoë fijn eertijts onge- nê^ ta
lijck grooter en wij tluiftiger geweeft als nu, in
voegen datfe eeniger maten aen het vafte landt
naelden. Doch een lèlve ongeval en rampfpoeC
leeft hun m,et de naburige getroffen , foo dat
het gewelt der ftuyvende zeebaren een groot
gedeelte der felver heeft ingelwolgen. \'t Eylant
Mandoë is jegenwoordighlang
800 roeden, en
ontrent
joo breet. D\'inwoonders, die door-
gaens ontrent 130 fterck fijn , begeven hun
weynigh tot de lantbouw, maer onderhouden
hun meeft met de viftcherye. \'t Eylandt Rom is

X grooter^

ii:

B! \' i

(\'

M:

1;

: ■ i
I, J

-ocr page 291-

^ I

xEviij ^ A R R O E

grooter, en leght in de lengte ontrent ander-
halve , in de breedte ontrent een halve mijle.
Daer op lijn weynigh min oft meer dan 1500 in-
woonders : en aen d\'ooll-fijde fijn uytnemende
weyden, en twee matelijcke havens. Een en het
grootfte gedeelte ftaet onder Haderftebe j en
het andere onder het Ampt van Ripe.

Fobre is wel een tamelijck eylandt , doch be-
woont van onbefchaefde en ruwe inwoonders,
hoewelfe een weynigh beleefder fijn dan die van
Syldt : ly gebruycken noch hedensdaeghs de
dracht der oude Vriefen, gelijck oock hunne
tael, hoewel eenige de Saxilche fpreken. Het
eylant felve leght in een langworpige gedaente,
fijnde een weynigh langer als rondt de lengte

lohre.

ass

R O xM, &c.

van\'t geheele eylant is anderhalve, fijne breedte
een groote Duytfche mijle. Het brengt voort
grooten overvioet van verfcheyde granen het
heeft foo veel weylandt als tot onderhoudt der
beeften nodigh is. Men feght dat d\'inwoonders
ontrent twee duyfent twee hondert fterck fijn.

\'t Eylandt Amrom is feer kleyn , leggende in de
gedaente van een waftende m.aen , daer af valt
byna niet gedenckwaerdighs te fchrijven : de
feden der inwoonders komen met die van Föhre
over-een. Tuffchen dit eylandt en Föhre is een
bequame plaets om oefters te vangen, welcke
den Koninck van Denemarcken toekomende,
aen den Amptman van Ripe wort verhuert.

a :

-ocr page 292-

■! I ! it:

V t. ] ■

I 1

t

HET KONINCKRYCK

n.

e

w

s

d

e

Et Koninckrijck Swe-
den , foo de Hiftorien
getuygen , is\'t oudtfte,
van wiens Koningen de
oude geflachten der
SweedtTche en Deen-
fche Koningen gefpro-
ten fijn. Want Dan, de
eerfte Koning der De-
nen , van wien Dene-
marck den naem heeft, is de foon van Humblus
geweeft, de feftiende Koning der Sweden. De
Noorwegers tellen in haer Chronijcken vijf-en-
twintigh Sweedtlche Koningen , die haer gere-
geert hebben , eer fy eenen uyt haer eygen
volck hadden. Van defe is gekomen Haldanus
oft Hwitben , die, van fijn moeders wegen,
gefproten is van Solvone, een Prince in Noor-
wegen , die hem in de regeringe gevolght is, en
daer nae vele landen verwonnen , en fijn erfge-
namen nagelaten heeft ,• wiens neve in de derde
graed Haraldus Harfager alle de Princen van
Noorwegen verwonnen heeft, en allereerft daer
een Monarchie gefticht j gelijck de oude Chro-
nijck van Noorwegen verhaelt, in het jaer 1594
in Denemarcken uytgegeven van Meefter loan-
nes Martinius van Slangerupe.
l^egemng. Het Koningrijck Sweden is ettelijcke eeuwen
geluckelijck van fijn eygen Koningen gere-
geert, tot dat Magnus , met toenaem Ericfen
ofte Smeek, geen fbrge dragende voor fijn Ko-
ningrijcken Sweden en Noorwegen,en de Heer-
lijckheyt van Scanien , fich tot welluft en luyig-
heyt begaf, en de Stenden des Rijcks fijn fullers
foon Albert, Hertogh van Mecklenburgh, tot
Koning gekofen hebben. Als defe het Gouver-
nement den Duytfchen betroude, fijnder vele
Sweden Margareta Koninginne van Denemarck
en Noorwegen toegevallen , die met Albert om
het koningrijck Sweden oorloghde. Daer nae is
het fekeren tijt, als van drie koningrijcken een
gemaeckt was, onder de regeeringe der Denen
gebleven, tot dat die Koningen de conditiën,
in de krooninge befworen , niet onderhielden ^
en, de Sweden verachtende, de Denen Gou-
verneurs van de kafteelen maeckten. Hierom
hebben de Sweden en Noorwegers,Karel Canu^^
ti, een ervaren man , en van den principaelften
Sweedfchen Adel,Koning van Sweden en Noor-
wegen gemaeckt. Hier nae hebben de Noorwe-
gers haer onder Denemarcken begeven, aenge-
lockt door de beloften van Chriftiernus de Eer-
fte. Den voorfchreven Karei fijn in Sweden ,
als Stadthouders en Viceroys
, gevolght de Stu-
rii, tot dat de Groot-vader van Koning Gufta-
vus de Eerfte, gefproten uyt het oudt geftacht
der Sweedfche Koningen, het Rijck t\'eenemael
van de macht der Denen verloft heeft ^ en, tot
Sweden,

een teecken van danckbaerheyt, met fijne wet-
tige mannelijcke naekomelingen , Koning van
\'t Rijck gemaeckt is.

De geduerige oft veeleer eenparigeoorlogen,
die ly nu bynae drie hondert jaren tegen haer
nabueren gevoert hebben, geven te kennen
de macht en mannelijcke vroomheyt van die
van Sweden. Want van dien tijt af (op dat ick de
voorgaende verfwijge) hebben fy altijt van haer
nabueren beroepen fijnde, Ibmtijts tegen alle te
famen , dickwils tegen een ofte twee oorlogen-
de , de fèlvige en haer felven moede gemaeckt;
en hebben daer en tuffchen aen alle lyden gee-
nen, oock niet tienjarigen vrede gehadt: fy fijn
oock dickwils met borgerlijcke tweedracht
deerlijck gequelt geweeft.

In het Koningrijck Sweden fijn fes Standen, ^t^^^\'^des
De Erf-Vorften des Rijcks, deEdelen , de Gee-
ftelijcke , Soldaten, Koop-luyden , en Boeren.
De oudtfte fbon des Konings is erfgenaem in\'t
Rijck; de andere fbnen worden met een Her- ße
toghdom verfien j de dochters krijgen haer
houwelijks-goet van de Staten des Rijcks , haer
by teftament van Koning Guftavus gemaeckt,
te weten 100000 Joachims daelders. En hoewel
de Koningen nu \'t Rijck erven , nochtans moe-
teniê in haer krooninge fweeren , datfe de Chri-
ften Evangelifche Religie , de wetten en ordon-
nantiën van de Voor-ouders fullen onderhou-
den , oock de privilegiën van den Adeldatfe
mede geen nieuwe wetten fbnder confènt fullen
inftellen dat anders de onderdanen oniftagen
fijn van haren eedt, en een ander uyt het felfde
geftacht mogen kiefen.

Den Adel beftaet in de Graven, Baroenen,
Ridders van de gulde Spoor,en die men gemeen-
lijck Edelmans noemt. De Graven wierden eer-
tij dts lorl genoemt j en gemaeckt op een be-
fonder wijle van de Koningen om befondere
verdienften , gelijck oock de Hertogen; doch
den tijtel, noch het Hertochdom , ofte Graef-
fchap quam niet op haer erfgenamen. En de-
wijl de ervarentheyt leert, dat fy haer dickwijls
tegen de
Koningen ftelden, foo heeft men ee-
nige tijden de tijtels van die weerdigheden nae-
gelaten 5 tot dat Erick de XIV, en fijne fuc-
cefTeurs, nae het exempel van andere Konin-
gen , de fèlven tij telen wederom inge voert heb-
ben , en begonnen erffelijcke Graven , en Ba-
roenen, te maken. De Ridders worden oock om
haer deught en vromicheyt van de Koningen
gemaeckt, maer den tijtel en komt niet op haer
nakomelingen, ten fy datfe de voetftappen van
haere ouders volgende , zodanige eer verdie-
nen. Onder den naem van gemeenen Adel wor-
den gerekent de andere leegere Edel-lieden , die
geenen befonderen graedt van eer gekregen
hebben, eertijts genoemtoft om dat-

A fe

Hl)\'

i\'ir:

: i.!\'

■. ■

n.M:

\' \'\' r i\' \'i

" 11

ten.

IL AU.

)

\'! i

: I\'\' \'

f\', t I

1:

1

-ocr page 293-

■ I*. •

I

i I

I !

■ I

I ■

ii .

. \' I K

il\'

I : i il!\'

I

iiM

Iii!

! i: 1

I 1 . \'
< •

I

! I :

-ocr page 294-

N.

D

E

E

w

fc in den krijgh uytinuntten met veerdige wape-
nen 5 ofte om dat fy iiaere fehilden met de wa-
penen van haer geilachte verciert hadden. Sy
lijn gantfch van de felve conditie met de gene
die de Hooghduytlchen gemeynelick t)ic t)Ont
2lt»c(/ oOer €t)CÏmatt/ de Fran^oifen G^w^ta-
me y en de Engelfchen Elquier , Squire ofte
Gentlemen noemen. Defe alle fijn begaeft met
feer groote privilegiën, en hebben erffelijcke al-
lodia ofte vrye goeden , uytgenoir.en de Graef-
fchappen en Baronnyen, en die erven die fy on-
lancx vande Koningen ontfangen hebben , de
welcke leengoederen fijn. Uyt de voorfeyde
Staten van den Adel worden gekoren de Raets-
heeren des Koninckrijcks de Erf-hofmeefter,
die fy Drotfet noemen i den Marfchakk des Ko-
ninckrijcks , die fy met eenen ouden naem
Marfk
noemen, den Admirael, Cancelier , Threfo-
rier, Opper-kanierlingen , Lant-richters, Stadt-
houders van de Provinciën , Cafteleynen, en
bedienders van diergelijcke hooghfte ofïicien,
de welcke feer groote inkomften genieten.

Droftet is foo veel te feggen als des Konings
Stadt-houder. Eertijdts was fijn ampt de Ko-
ning te vermanen, als hy hem te buyten ginck
in de wetten des Rijcks: nu ter tijdt is hy Pre-
fident van den Koninglij eken Raedt , diefè
^ofmtm/ en ^omm^fliatttït heeten.

Het ofhcie van de tKijitfm^ SJïarstis, in
abfèntie van de Koning, over het geheele le-
ger te gebieden. Sijn voornaemfte mede-hul-
pers zijn de Rijckfens Tuych-meefter , die for-
ge moet dragen van \'t grof gefchut, alle krijghs-
gereetfchap en amonitie ; de Marefchal van \'t
veldt, daer de Kolonellen, Kapiteynen, en
andere officieren onderftaen, fbo van\'tpeerdt-
als voet-volck, en door wiens beftier de fblda-
ten in allerley wapenen geoeffent worden, en
geftraft alsfè haer qualijck dragen.

De derde der voornaemfte Officieren is des
Rijcks Admirael, die over des Rijcks fehepen
bevel heeft , en draeght forge datfè bequaem,
getrouwelijck , en in tijts gemaeckt, en met
ervaren piloten , en ftuurmans, kapiteynen ,
gefchut, en alle noodige amonitie verfien wor-
den.

De Cantzler moet fbrgen , dat niet alleen
de ledematen des Rijcks , dat is, de Staten met
malkanderen accordeeren, en een welgemaeckt
poHtijck lichaem blijven; maer oock acht ne-
men , hoe des Republijcks gelegentheyt is,
ten opficht van de naeftliggende landen : op
datfe van de felve door bequame middelen pro-
fijt mach genieten, en de onheylen , die van de
felve fouden ontftaen, beletten.

De laetfte van de vijf groote Raeds-heeren
des Rijcks is de Thefaurier. Defe beneerftight
dat de renten en tollen op haren behoorlijcken
tijdt ontfangen, wel bewaert , en uytgege-
ven worden , en goede rekeninge van alles ge-
fchiede.

ITT. Gee- Den Geeftelijcken ftaet begrijpt denAerts-

jieUjck\' biftchop-van Upfal, de Biffchoppen van Lin-
copen, Scaren, Strengnes, Arofien, Vexien
en Abo j waer by gevoeght worden de Superin-
tendenten van Calmar , Wiburgh , Revel,

Marie ftadt , en Gottenburgh. Defè befaten
eertijdts vele ftoten en goederen , die Guftavus
haer meftendeel genomen en den Adel gegeven
heeft, léggende datfe tegen hem wilden rebel-
leeren. Sy plachten oock de principaelfte in des
Konings Raedt te fijn ,• maer nae dat de Luter-
fche Religie daer ingevoert is , worden fulcke
officien van Predikanten , koopmans, en boe-
ren fbnen bedient.

De ftaet der Soldaten begrijpt het peerdt-l V.
en voet-volck , doch alleen inlandtfcne. De
voet-knechten worden uyt jonge borften, tot
den oorlogh bequaem , genomen , en van tien
een gekolen, die foo lange fy dienen geen Ichat-
ting van hare landen geven , en foldy van den
Koning ontfangen. Defè doet de Koning eeni-
ge jaren , eer fy te velde trecken, in alle krijghs-
handel leeren, en gebruyckt daer-en-tuftchen
de oude : lbo dat het Rijck genoegh befchermt
wordt, al is \'t dat het vele Ibldaten tegen den
vyandt fendt, gelijck voor fommige jaren als\'t
met de Mofcoviten , Polen, en Denemarckers
op eene tijdt oorloghde. De ruyters fijn twee-
derley , Edel-luyden , en gemeene burgers,
oft boeren. Want de Edel-luyden , na datlè
rijck van ackers en renten zijn, houden ruy-
ters tot befcherminge des vadeilandts: en de
gemeene man , die vele en goede ackers heeft,
dient oock te peerde, om de felve tol-vry te
houden.

De Kooplieden handelen in fteden en vlec- f \'
ken met de inwoonderen des Rijcks, enkoo-
pen allerhande waren, diefe in vreemde landen
voeren, oft aen de vremdelingen , die daer
komen, verkoopen. Alle de fteden hebben
hare befondere vryheden en wetten, waer mede
eertijdts geordineert was , dat de zee-fteden
met de uytlandtfche, en de binnen-landtfche
met de zee-fteden en inwoonders des Rijcks
fbuden koopmanfchappen ; op dat elck wat
winfte fbude genieten, en malkanderen geen
achterdeel doen.

Daer fijn tweederley fborten van Boeren. De VLBoem.
eerfte heeten Schat-bonders , die eygen en
erflanden hebben , van welckefy jaerlijcks den
Koning eenige fchattinge betalen, behalven
als fy, oft hare fonen , den Koning met haer
eygen peert en wapenen in de oorlogh dienen.
Onder defe worden oock gerekent,diefe Berghs-
mans noemen, om datfe in de bergen woonen,
de metalen uytgraven, en verfcheyden werc-
ken daer van maken. De andere woonen op de
goederen van de Koning , Geeftelijcke, en
Edelen, diegehoud en fijn jaerlijckfche renten
te betalen , en fekere dienften te doen: en
nochtans groote nuttigheden hebben uyt de
viftcheryen , vogelryen , en hout-makinge,
fomtijts oock uyt de jachten, de welcke den
boeren van andere Koninckrijcken geweygert
fijn : dewijle dit landt overvloedt heeft van
vifchrijcke meiren en rivieren , op fommige
plaetfen oock van boftchen, welckers nuttighe-
den den Lants-heeren , om dat\'er foo vele fijn,
en datfe van haer refidentien zo verre fijn gele-
gen, niet nut konnen fijn. Waerom de viftchen,
vogelen, hafen en andere diergelijcke dingen,

nergens

1

-ocr page 295-

S W E

nergens in andere Koninckrijcken tot minder
prijs ais in Sweden fijn te bekomen.

Eertijts heeft yder Provincie in dit Rijck fijn
eygen rechten en wetten gehadt, van de welcke
men (èyt dat verfi:heyden autheurs fijn geweeft,
welckers namen den meerderen deel van wegen
haer outheyt onbekent fijn : de Vplandilche
nochtans worden eenen Vigero Spa, ende
Weflrogottifche eenen fekeren Humberus toe-
gefchreven. En die Weflrogottifche fijn foo
oudt, datfè gewach maken van de Gotthen in
Grieckenlant en Thracien woonende, namelijck
dat niemant van haer deelachtich en fy van
eenige erffeniffe in Sweden oft Gothlandt, ten
fy dat hy derwaerts weder wil komen, en al-
daer woonen. En
\'t is feker dat de Gotthen al-
daer voor de tyden van Alexander de Groote
gewoont hebben , de welcke hy fèyde dat men
moefle mijden. De felve hebben oock nae de
geboorte Chrifti den Romeynen foo ten fchrick
geweeft, dat fy de lantpalenhaers Rijcks over
den Donauw niet konden uytbreyden. Hare
wetten komen meeft over een met de wetten
der Vifigotthen van ïfidorus hoewel datfè
veel korter fijn. Derhalven fchijnt het de waer-
heyt niet ongelijck te wefen, dat de felve wetten
der Vifigotthen van ïfidorus van de ordinantiën
onfer Weftrogotthen eerft afgekomen fijn; en
daer nae, gehjck de tytelen felve getuygen, van
de Koningen der Vifigotthen in Spanj en ver-
meerdert. Uyt de verhaelde provinciale wetten,
en andere ordinantiën des Rijcks hebben deBif-
Ichoppen en Raetsheeren des Koninckrijcks
over 270 jaren, ofte daer ontrent, eenalgemeyn
recht van het gantlche Rijck verfamelt, fèer wel
over-een-komende met de wet der natuere , en
niet veel verfèhillende van het Burgerlijckrecht,
dan dat uyt kracht van dit de proceffen en
twiften eer ten eynde gebracht worden.

De oude Sweden en Gotthen hebben eygen
letteren gehadt, die fy Runas, en de uytlant-
fche in \'t gemeen Gotthifche letteren genoemt
hebben, dewelcke ick niet en weet waerom
dat de eerfte verbreyders der Chriftelijcke Re-
ligie by haer hebben willen te niet doen, en
in haer plaetfe de Latijnfche geftelt. Eenige ver-
moeden dat met die letteren eertijts vele din-
gen van hare oude religie befchreven waren, en
dat de fèlve niet geheel kon uytgeroeyt wor-
den , tot dat de letteren mede te niet fijn ge-
daeni en meynen dat de Rooms-Geeftelijcke,de
felve letteren niet kennende, t\'famen met het
onkruyt de tarwe mede uytgeroeyt hebben, en
fbnder twijftel feer vele dingen wechgenomen,
die anders voor den nakomelingen feer nut fbu-
den hebben geweeft. Het welck
oorfaeck is, dat
feer vele van haere outheden, die
weerdigh wae-
ren dat menfe fbude weten, nu door eeuwige
vergetentheyt begraven blyven. Want die van
defen lande fijn alleen, uytgenomen de Griec-
ken , de welcke onder alle de
volckeren van Eu-
ropa van eygene, en
van geen andere ontfangen
letteren fich roemen
mogen. Derhalven indien
foo vele eeuwen, d\'outheden , met de felve let-
teren jt\'famen gevoegt en
opgehoopt, tot nu
toe gebleven waeren, de Sweden fouden fbnder
Sypeden*

Wttm.

Weten\'
(chafftn.

N.

twijffelin alderley fchatten van wetenfchappen
met de Griecken en Latijnen geftreden hebben.
Want dewijl de letteren de voedfters,verbreydt-
fters en behoudtfters der konften en weten-*\'
fchappen fijn, foo is het der waerheyt gelijck ,
dat die van defen lande , boven de andere in-
woonders van de Noorderfche landen, de kon-
ften en wetenfchappen geoeffent hebben. Hier-
om fijn eertijts de Gotthen fbo wel den Grieck-
fchen , als den Latijnfchen Philofophen, een
verwonderinge geweeft, om dat fy voor alle
andere volcken de onfterffelijckheyt der fielen
feer vaft gelooft hebben. En hoewel haere
fchriften van die heerlijcke ftoffe nu vergaen fijn,
alwaer \'t dat men oock hier van de getuygeniftèn
van vreemde niet en vonde, nochtans Ibude een
neerftigh onderfoecker der outheden, uyt die
ontallijcke opfchriften , die noch hedenfdaeghs
by haer fijn, met Runifche letteren , in leer
groote fteenen en klippen gefneden , hier van
konnen een fèker en onfeylbaer giffinge nemen,-
want in de fèlve worden meeft op het eynde de-
fe woorden bygevoeght :
dat is,
Godt helpefijnfiek. Daerenboven dat fy de
konften geoeffent hebben, daer van is een klaer
bewijs , dat de boeren als noch op haer ftocken
de kalenders, met Runifche ofte Gotthifche let-
teren gefneden, dragen,uyt de welcke fy de jaer-
getijden, de nieuwe en volle manen , de fchric-
keljaeren, \'t gulden getal, defondaghs-lette-
ren, en andere dingen hier toe gehoorende,
feer nauwe weten te rekenen.

Adamns Bremenfis fchrijft , dat alle de
Noordtfche volckeren gaftvry fi n,infbnderheyt \'
de Sweden, die voor groote fchande houden ,
den reyfènden man herberge te weygeren. Hy
voeght \'er by , datfè beleeft, openhartigh , en
oprecht fijn,- fbo dat de vreemdelingen haer
verwonderen van het kleyn getal der moorde-
naren , die in fbo vele boftchen fijn. De in-
woonders aen de zee geneeren haer met vif-
fchen ; die binnen in het landt woonen, met
landt-bouwen en beeften te weyden.

Dit Koningrijck is vruchtbaer van koren en Fruck-
honigh, vol vee, wildt-braedt, en viffchen, ^^i^^jdt,
die men over-al in de meiren vindt, waer van
de principaelfte fijn, Meier, Vener, Veter, Meiren.
Hielmer, Sirian, Aava, Lulatresk, Tornetresk,
Eneratresk , Vlatresk , Pejende, Ladoga , en
andere. Uyt welcke de voornaemfte rivieren ha- Rivieren.
ren oorfprong hebben, te weten , Dalacarlus,
Saga, Vla, Angerman, Titalida, Nos, Eda, Vsk,
Niska, Laga, Helga , Marboa , Aam , Cu-
moelf, Cimielf, Hoelf, Vlaelf, Voxen, Prin-
fioki, Poventz , en Nieva.

Het landt en is wel niet op alle plaetfen effen , Bergen.
maer voornamelijck is het in de noorder- en
wefter-deelen berghachtigh en bofchachtigh.
Vele bergen fijnfeer rijck van verfcheyde foor-
ten van metalen, de welcke om te fuyveren, feer
groote menichte houts van noode hebben.
Waer uyt te fien is een wonderbare goedertieren-
heyt van den Werckmeefter der natuere , de
welcke,op dat foodanige aderen van metalen den
menfchen niet onnut fbuden fijn , iiaer altijt in
dit lant boifchagien bygevoegt heeft, en gedue- Bojfcher

B

rige

O

d

3

1\'

.\'j £.;

iïi-

-ocr page 296-

4 S V/ E

rige \\vater4oopen , door de welcke iy louden
konnen bearbeyt worden : de leive bergen en
bolTclien hebben oock andere nutcigheden ,
want fy geven den bywoonders rijcke jachten
l^Atmrlijc\'en vogelryen. De Schepper der Natuere heeft
% ßerckte. zec-kuften en den oever niet alleen van Swe-
den , maer oock van Finlandt, allenthalven met
eylanden, en ontelbare fteenrotfen , en fteyle
klippen omcingelt, en als rontom geftercktj fbo
dat het voor d\'uytheemfchen onmogelijck is,
fonder een ervaren leydtsman, aen die kuften
te komen : die fteenrotfen fijn fcherp van ftee-
nen, ofte ongebaent door de klippen, en nauwe-
lijcks met groen gras bekleet.De eylanden oock,
voornamelijck in de zee,alhoewel datlè op haere
plaetfen ackers , feer aengename beemden en
weyden hebben , fijn nochtans den meerderen
deel met klippen en feer dicke boftchagien be-
fet. Waer uyt het den uytheemlchen, die al-
daer eerft aenkomen, groot wonder dunckt, dat
foo rouwen en ongebouwden grondt, den in-
woonderen haer voedlèl kan geven : maer als
J(y binnen in \'t landt komen, foo ontdeckt fich

N.

eenichoone landouwe , rijck genoegh van alle
dingen die tot het leven noodigh iijn : waer
door die eerfte verv/ondering, die fy te voren
genomen hadden, verdwijnt. Het heele landt,
gelijck oock Britannien , Noorwegen , Dene-
marcken, Polen en Moicovien, en afte de Noor-
derlanden onderden 51 ofte 52 graetder breete,
en heeft geenen wijn : waer van nochtans groo-
ten overvioet, en oock van alle fooi ten , van
de kooplieden derwaerts gebracht werdt:onder-
tulfchen is het bier^ van geweyckt koorn ge-
brouwen, in plaetfe van den wijn. Die van de ej^
landen en zeekuften leven meeftendeels by de
viffcherye; die midden in \'t lant woonen, by het
lantbouwen en
\'t vee : waer uyt komt dat delè
de andere van koorn en diergelijcke dingen,die
het lant overvloedelijck voortbrengt, de gene
defè van viffchen voorfien.

Het Koninckrijck van Sweden wordt ge- BeeUnge.
deelt in Sweden, Gothlandt, Finlandt, en
Efthonien. Sweden wordt weder onderlchey-
den, in Sweden eygentlijck foo genaemt, en in
de Noordlanden: waer van hier na breeder.

D

S V E O- 1

,: I

i ^

-ocr page 297-

!■ !

e n,

Uecie,oft Sweden,foo wy feggen/chijnt(na r fchrijven van oorfprong
Wexion) fijn naem ontleent te hebben van fijne boffchen ,
door d\'eerfte volckeren,die daer Colonien en woonplaetfen
wilden oprichten , verbrant. Eenige brengen d\'oorfprong
van defe naem af van / om dat het meer naer \'t zuy-

den ftreckt dan Noorwegen en Helfingie. Andere gevoe-
len , dat Suenon, hebbende defe volckeren onder fijn ge-
biedt gebracht, haer met fijn naem vereerde. Sommige,
die fich bottelijck vergapen, en hartneckigh toonen in
diergelijcke moeyelijcke en onnutte vindingen , willen defen naem uyt de wa-
teren van de Sontvloet opviflTen-.anderenjfoo weynigh te verdragen,verlatende
\'t gemelde element, fchynen in de lucht te vliegen, om daer d afkomft van
den felven te leeren : maer wy fullen hen de handen en \'t verftant vry laten ,
op datfe met al de vier elementen hier over raet houden , want het fal doch
vergeefs wefen , en alleen met de waerheyt feggen , dat Sweden , enger geno-
men , in Sueonien en Noorderlanden wort afgedeelt.

■1; ;|

\'i\'r\'^ i

i : \'il

Sueonien heeft vijf lantfchappen , d\'eerfte twee fijn Vpl^nt (waer van wy
terftont hier na by fijn af beelding breeder fullen fpreken,) en Weftmannien,
beyde met de tytel van Hertoghdom verciert: het derde en vierde , Dale-
carlien en Nericien genoemt, fijn Graeffchappen ; en het vijfde, Suderman-
nien geheeten , heeft oock den eernaem van Hertoghdom.

WESTMANNIEN.

pmannien, oft Weftman- De beroemfle van de fteden in dit lant is Aro- Arcf^n,
lant, paelt m \'t ooften aen fien, in \'t gemeen iVefleras geheeten, met een
Vplant, in\'tzuyden aenSu- Biftchoplijcke fetel vereert, met een fchoone
dermannien en Nericien , in Domkerck verciert, en een fterck kafteel be-
"t weften aen Wermelant, en fchermt: oock is \'er een Collegie voor de weten-
in \'t noorden aenDalecarlien. fchappen , en fraye marckten tot de koophan-
Dit lant isfoo vruchtbaer niet del , infonderheyt voor\'t koper en yfer het
_ als Vplant, maer \'t gaet het welck de naburige berghlieden daer brengen,
t^. boven UI njckheyt van mijnen : want het Defe ftadt legt niet wijder dan tien mijlen van
heeft te Salbergh een feer goedefilvermijneStockholm, en wierd eertijdts mfmmbm
en elders onuytputtelijcke aderen van ftael en genoemt, als of fy wilden feggen, de Wefter-
yler : oocK gebreken hier geen mijnen van ko- haven oft reede voor de
fchenen.

> V P befproeyt met een rivier, die

dienftigh de nabygelegen boftchen en rivieren, een weynigh beneden dele ftadt in \'t Meler-meir
nevens de naerftigheyt en \'t verftant der in- loopt, én is feer vermaert om hare yferfineden.
woonders, om die te bearbeyden. Koping legt in een vlackte tuftchen Arbogie xopi...

Dit geweft wort oock belproeyt met de wate- en Arofien, bevochtight door \'t water van\'t
renvan\'t Melermeir, en de meiren van ^alia^ gemelde Meler-meir: fy is beroemt om haren
nn y van ^(ilm\'cboftölt, en andere. handel met offen, en diergelijcke beeften.

De voornaemfte der rivieren, die dit lant be- fm^ef^S^ is niet wijt van den SmfDerbdt^, Imbcfa^
vochtigen , is de ©fwt^. feer rijck van yfer-mijnen, gelijck oock
Nohra,

De ^ vermaertfte bergen fijn / ^^ in\'t zuyden en ooften met water omringt,en vier

mijlen van Arbogien en Oerebrogien gelegen.
De Koningklijcke huyfen , hier gebouwt, Sahla is gebouwt dicht by de rijckfte en ver^
fijn ^BMfSbt)/ ©tVpJti^^Otm / QSlfffUttD/ en maertfte filver^mijnen van geheel Sweden : fy is
^Cfïuiia. \' rondt van gedaente , met breede ftraten ,

De aenfienlijckfte Adelijcke huyfen fijn , welcke foo wel gefchickt fijn, datfe meeft alle
ên^jOO
/ Tydeu , Mulhammar, Lindoeu, Froeuf op^ de marckt uytloopen. Defe plaets is waer«
%ptcr, Aggarn, JVykufa , Hejlé , Heddenholm, Ku- digh om van de naeukeurige onderlbeckers be-
fta, Ifalfla, Gmuneu, en andere. fbcht te worden, om de wonderen, die de Na-

Sweden. C tuur

MeirerJ.

Rivkr.

iM

Bergeif»

JComtigkf
lijcke hny

en der Edel-
lieden.

rlliMi
üi

li\'

-ocr page 298-

—-,

-ocr page 299-

I,

tuur en Kunft in de duyftere holen van hare Weftmannien heeft tot haer wapen een filvc-

mijnen voortbrengen , t\'aenfchouwen , waer ren velt, met drie roode bergen , die, als ofie

van eenige, meer dan drie hondert vademen afkomehngen van den vermaerden bergh i£tna

diep , door de kracht van \'t vuur fijn uytgeholt. waren, eenige vuurvlammen om hoogh werpen.

J

li.

D A L E C A R L

Alecarlien, dusgenoemtvan wegen fijne de redenen of oorlaken t\'onderfoecken; hoe-
vlacke landen, aen alle fijden met bergen wel dat fommige veel tijdts hefteden met on-
oniringt, is een Hartoghdom ,• en grenft nutte queftien en verfohilpunten , welckers ken-
ten ooften aen Helfingien en Geftricien, ten nis ons niet wij
(èr noch deuglidelijcker maeckt.
zuyden aen Weftmannien en Wermien , ten De rivieren van dit geweft fijn ,
weften aen Hennemarcken in Noorwegen, en ft^att / -O^Ura / en ^Baiimt. \'t
Grootfte van de
ten noorden aen de bergen van Noorwegen.Het meiren is Selian , d\'andere fijn ^Xoitü /
Jerm^ck, aertrijck is niet feer goet om koren voort te ftocU/Sklffft^anpCCU/^Batpan /"Smtfcn/
brengen maer dat gebreck wordt door de (ett / 5^00 / SK^UcftCtt /

rijckdommen der mijnen vergoedt. Een Philo- De rijckfte en vermaerdfte , en , om foo te .gf«.
fooph , wandelende op defè bergen, als op de fpreken , onuytputtelijcke bergen , om de lèlt- ^
galeryen van een oude Academie, kan hier fulc- famen overvloet van koper en filver diefe in ha-
ke heerlijcke ftoffen befpeuren , datfe fijnen ren fchoot verholen houden, fijn,
geeft fèer wijfe gedachten fouden konnen in- ^ct / ©arpcbiirget / SofafcU/ ©ol^crbslr^cf / en
Koper-wij\' florten : hy fou hier groote hoopen koper fien, andere.

Crsfifen.

\'j\' Rivieren,

Meiren.

welcke voor goutbergen van dit Rijck verflrec- De granen , die in dit bergh-achtigh geweft
ken,door de Naturein den fchoot des aerdrijcks wafïen , fijn niet genoeghfaem om d\'inwoon-
voortgebracht, en door de wonderlijcke neer- ders te voeden , welcke in feer groot getal in de
ftigheyt en kracht der inwoonders daer uyt ge- mijnen arbeyden , om het filver, koper, loot,
trocken : hy fou hier leeren, dat de hope en yfer, en andere ftoffen , te bereyden.
begeerte tot winft al d\'elementen kan vermee- De volckrijckfte deelen van dit lant , fijn rofckrijck
fteren , en de hardfte rotlèn tot ftof vermorfe-
Oeflro-Dalarna en JVaefire-Dalarna- Men fiet hier
len : hy fou fich hier verwonderen over de diep- feer weynigh paleyfen oft lufthoven , en infon-
ten der nare afgronden , welckers aenmercking derheyt over de rivier Dalecarle , als oock niet
alleen genoegh is, om de hairen der ftoutften te in Helfingien, en \'t oofterdeel van Bothnien.
doen oprijfen^en nochtans de minfte inwoonder - fahlun is de beroemfte ftadt van dit geweft ,
van dit lant niet doen befwijcken : hy kon hier en geniet treffeiijcke voorrechten : op defe
fijn geeft oeffenen over d\'oorlaken en feltfame plaets foude de voorfeyde Philofooph, door fijn
hoedanigheden van \'t vliegende vuur in defe eygen ondervinding , oock leeren dit groote
fwarte fpelonckenrhy kon beproeven of de klom- wonderwerck, dat hy oock by Plinius, dien naer- wonder,
pen folphers geen koking van nooden hebben 5 ftigen Schrijver der Nature, heeft konnen le-
of het aluyn, dat men daer uyt treckt, een fou- fen , namelijck, dat de dieren , en infonder-
tigheyt der aerden is , oft dat \'et voortkomt uyt heyt de menfchen, ontrent defe bergen niet van
de
vochtigheyt oft het geftremde fweet der rot- de koorts noch van de peft fterven , gelijck of
fen : of het koperroot deelachtigh is van den fy in hare ingewanden een kracht, om die fieck-
aert der Chalciten, of dat \'et komt van de drup- ten te verdrijven, verborgen hadden,
Hedemora
pelen koperwater in defe mijnen. In\'tkort, hy is oock een ft-adt van dit lant, niet wijt van de
foude daeruyt vele treffeiijcke leeringen konnen kopermijnen j met dit metael, en met het hout
halen , om die aen anderen mee te deelen, die der naby gelegen boftchen, drijven d\'inwoonders
dagelijcks defe wonderen befchouwen , fonder haren koophandel.

mn.

I\' ii

•il: I
.il

.\'1

iJ!

N E R I C I E

\'Ericien, o£t Nederrijcke, (\'t welck eertijts
fijn befondere Koning had) paeltin\'t
ooften aen Sudermannien , in \'t zuyden
aen Oofter-Gothlandt, in \'t weften aen Wefter-
Gothlant en Wermien , en in \'t noorden aen
Weftmannien. Het aertrijck brengt weynigh
koorn voort; maer het befluyt in fijnen fchoot
feer rijcke mijnen van yfer, folpher, aluyn , en
koperroot, waer mede d\'inwoonders (die feer
ervaren fijn om defe ftoffen te bereyden) koop-
handel doen : hier ontbreken oock geen filver-
mijnen , maer om dat\'er elders genoegh andere
fijn, worden defe verfuymt.

De voornaemfte meiren of ftilftaende wate- Miren,
ren van dit Lantfchap fijn, de ^khmx/ "ïoff^CIt/

^orfreit / ^iêxtm / ©imt^aftan / Zm / SHul^

tm / / SJÏoftfton / 4:5ft)ifmar / &c.

De bekentfte rivieren fijn ^rofa / ^CiMmé/ ^ivkren,

scmma-

Hier is een aenfienlijck bofch, M^lan ge-
noemt, in \'t midden van \'t welcke men uyt een
rots het fonteyn-water met groote ftrakn fiet

oplpringen.

Men fiet in dit geweft veel Paleyfèn en Ade-
lijcke huyfen, van welcke de vermaertfte en
beft-gebouwde fijn, ©öf^hc^toi / MgtMm/

1\'

M

i i

; i

li ;

-ocr page 300-

S V E O

^Wmcratcrg / gfpelunba / &cb\\) / en andere.

Hier is maer een ftadt, OrcbtOO genoemt,
met een kafteel gefterckt, en met de wateren
van de riviere Trofe belproeyt. Vijf mijlen van
hier
fiet men het fchoone vleck 2(£?fcrfu»D/
voor weynigh jaren dicht by\'tmeir ^dUV ge-
bouwt , feer dienftigh om de hennip te fuyve-
ren en bereyden , waer mede d\'inwoonders
fterck handelen j foo dat hier een jaermarckt
van delè koopmanfchap wort gehouden.

Stadt,

N.

Dit geweft is in negen landeryen en jurisdi-
dien gedeelt, te weten ,

-Orcbroo

©(ané^ammarj

N

Sléfcr^
@täikfta
Äumbla
^arDmo

©iittObo

Den gantlchen omring van dit Graeflchap is
omtrent vijf-en-twintigh mijlen.

S V D E R M A N N I E R

Grefifi^. ITdermannien (dat de naem heeft van fijn
^ gelegentheyt naer \'t zuyden) grenft naer \'t
^^ ooften aen de zee , naer \'t zuyden aen
/ iiaer \'t weften en noorden aen de
5Jïd(er» \'tHad eertijts den tijtel van Koninck-
rijck , en inlbnderheyt ten tijden van Gramus,
die byna alleen ontging de lagen van Ingellus,
Koning van Vpfael.
rruchthm- \'t Aertrijck is hier vruchtbaer van granen,
infonderheyt in de plaetfen aen \'t Meler-meir
gelegen. De rivieren en ftaende wateren fijn
vifchrijck. \'t Heeft oock treftelijcke mijnen,
byfonderlijck by
Dmker ^ S-^artuna , en?tl»a=*
: en op fommige plaetfen fchatten van
kofteiijcke fteenen.
Vceling. Dit geweft wort in drie deelen afgefcheyden ,
\'t eerfte wort genoemt, het welck de

riviere Meier, die het omringt, tot een eylant
maeckt ^ het tweede is
Rekarna , overvloediger
in graen dan d\'andere , inlbnderheyt aen de
fijde van Strengnes; het derde behoud de ge-
meene naem van Sudermannien.

De vermaertfte meiren, behalven de zee,
fijnOkar,^m^dkïftO/ JJiltt^^alfctt / Ronmjck,
/ Lijksdam, Tngm, Sillen
, en andere.
De voornaemfte rivieren fijn ^rofail >
Nico-
pin
die fich in de zee ftort, en Torfilie die in\'t
Meler-meir valt.

De boftchen fijn Akersheed, Dmkersheed y Blom-
Imdaheed
, en Silleshogh.

D\'aengenaemfte en bekentfte fonteynen fijn
5^dt1ttcW((a / die met hare foete wateren de
huyfen en tuynen van
INicoping befproeyt, Ra-
gnilla r ^^Ludgoj
aen de voet van de

laetfte fiet men een wonderlijcke fteen van
d\'oude Gothen , daer eenige teeckenen van
die tijt ingefneden fijn.
mjfi». Dit lant is verciert met vele hoven en paley-
fen van groote Heeren. De Koningen hebben
hier heerlijcke lufthoven te weten,
Grijpsholmy
Hoeurning^holm y Wyhyholm y Toeunnelfoeu,
ea meer
andere.

Stede». Nicoping is de hooftftadt van Sudermannien,
jsikofing. in tween gedeelt door de rivier die haer bevoch-
tight : dit is een zeeftadt, heeft een bequame
haven, en een feer
fterck kafteel, met torens
voorfien. De Koning heeft hier een fchoonen

J^^tlren,
Rivieren,

^ojfchen.
Jmtejnen,

lufthof tot fijn vermaeck. De Hartogen van Su-
dermannien hebben hier eertijts hun hof ge-
houden , om d\'aengenaemheyt der plaetlè, en
de vruchtbaerheyt van d\'omgelegen landeryen.

Smngnes , in \'t Latijn Stregnefium y een ftadt Strengmsl
op \'t Meier-meer gelegen , is vermaert door
den Biftchoplijcken ftoel, Collegien, en fraye
Scholen : maer veel heerlijcker , om dat \'et
d\'alfchen bewaert van verfcheyde Koninglijcke
perlbonen , als van Karei de IX , en de twee
Koninginnen fijne Echtgenoten , van fijn loon
Prins Karei Philips, en andere.

Telge is tuftchen de zee , en het Meler-meir
gelegen, in een vermakelij cke plaets, rontom
met boftchen en velden belèt. S. Ragnilde, ge-
malin van Koning Ingo de 1111, heeft hier
een vrouwe-kloöfter gefticht 5 en verordineert,
dat haer hchaem na hare doot in de kerck van
\'t felve Ibude ruften. De fonteyn, die noch hare
wateren aen d\'inwoonders fchenckt, wort de
fonteyn van S. Raineld genoemt.

Troß is vermaert door de Schippers, om dat- Troß,
fe gebouwt is aen de voet vaneen der hooghfte
en uytftekenfte rotfen van \'t Rijck , welcke
men in de zee aen de fijde van \'t zuyder-Telge
ontdeckt.

Mariefred is op \'t ftaende water Meier, niet Mariefred,
wijdt van Grijpsholm gelegen, en is een kafteel
op \'t prachtighfte door de Sweedfche Koningen
gebouwt , en daer fy felf het aengenaemfte
deel van haer leven overbrachten.

Torßlie , van d\'inwoonders ^orgj^Ha ge- Torßiif.
noemt, is een kleyne ftadt, op de rotfe
Edk
geplaetft, welckers voet door een rivier, die
vele meulens tot gemack der ftedelingen doet
omgaen, wert befproeyt.
Ima en Mfchils fijn Tuha m
geringe plaetfen,

■■ y: ■■ i

t :)

Dit lantfchap, dat 29 mylen lang, en 16 breet crmte
is, wort in tien deelen of Jurisdidien onder-
fcheyden, te weten,

Otmbo

&tvê
&tkbvo

CeiiftreW^.

i
"1ö

D E

D

S-^peden!

J

-ocr page 301-

>4

\'\'I .

I

-ocr page 302-

V P L A

7

N D.

Pland , een landt-
fchap van Sweden ,
doorluchtigh door de
troon der Koningen,
en om haer verfchey-
de bequaemheden ,
heeft van oudts de an-
dere overtroffen. De
riviere Saga fcheydt
het aen de well-zijde

nmn.

van Weftmannia de vloedt Dalecarlus loopt
van het noorden tulfchen haer en Geftrocin,-
van \'t ooft en het zuyden wordt\'et hefpoelt
van de Sweetfche zee , en \'t ftaende water Mei-
ier. Haer bodem is vruchtbaer in fèer goede
tarw, daer men de gene , die de bergen bewoo-
nen daer men de metalen graeft , en andere
volckeren mede verforght. Het heeft oock veel
ftaende wateren, onder welcke de Meiler is,waer
in veel Ichone eylanden leggen; is oock vermaert
door haer groote viftcherye. \'tis mede verfien
van mijnen , voornamentlijck van yfer, en loot ,•
oock op eenige plaetfen van ftlver-mijnen, doch
Dtelinge, niet overvloedigh. Uplandt wordt gedeeldt in
drie lantfchappen :
Tihundre, Athundre, en Viedrun-
dre. Tihundre,
noorderlij cker als Opflo, heeft haer
naem van tien Prevooftlchappen, waer in \'t af-
Tcdeelt is.
Athundre y gelegen tuftchen Stock-
lolm, Opfto, en de zee , heeft haeren naem van
acht.
Fiedrmdre, daer Enecopirs in geftelt wort,
ontleent haren naem van vier. Vele hebben dit
voor een merckwaerdige faeck gehouden, dat
de Prevooftfchappen van Uplandt haer naem
hebben van
Hnndrad, dat is te feggen bende, ge-
lijck
Erlinghundrati Seminghundrat, Conghundrat, &c.
\'t Gene ly beftuyten om dat de huys-gefinnen
die daer eerft quamen woonen, aen benden wier-
den verdeeldt, en datfe van toen af tot nu de
namen der Prevooften hebben behouden, noch
ramende dat daer in het leger van de gene, die
daer eerft in quamen , twee duylent en hondert
huysgeftnnen waren.
In de andere landtdouwen
fijn de Prevooftfchappen geheeten , van
Bar, dat Armade beteeckent, en Odh, beftttinge.
Daeruyt ftellenfe voor, dat men, toen dit volck
foo
aenwies, dat het in de bepaling van Vplandt
niet konde woonen, dat deelde in legeren, die
men fondt om nieuwe wooningen te foecken, en
dat de plaets daerfe bleven geheeten wierdt de
befittinge van defe Armade, gelijck
Vagaharodh,
Lyßng\'^harodh y Scc.
Stockholm, Stockholm, een ftadt in Sweden, fchijnt haer
Ä2 ^^^^ ^^ hebben van ftock, oft balck, en holm
beteeckent een eylandt, \'gelijck oft men wilde
feggen, ftock, oft balck-eylandt, om dat, daer
vele bakken gebracht ftjnde van d\'omhggende
>laetfen in dit eylandt, fy d\'eerfte gelegentheydt
cregen om defe Stadt te
bouwen, door de be-
quaemheydtvan dit hout, en de toevoer : want
die gene bedriegen hen bottelijck > die gelooven
dat Stockholm haer naem heeft van datfe ruft
op palen i dewijl lyis gelegen op een heuvel, en

heeft niet van noode dat men haer aerde met
heyen van palen vaft maecke, mits de gront door
natuure van haer eygen vaftighey t vaft genoegh
is. De golf, die van de Codaenlè zee tot Holme
(lang drie mijlen,) loopt, noemt men gemeen-
lijck de Meiler. Hier en daer leggen veel rotlèn,
diefè fcheerep noemen. Daer ftjn oock eylanden,
onder andere twee vermaerde , genaemt
Tmoje, r-w^ever-
en Suartofe, Maer Stockholm is de voornaemfte, maêrdeey^
en de Koninginne der fteden van Vplandt, en
net gantlche Koningrijck , naer welcke veel Smmfc,
vloeden t\'famen loopen. Sy is de Koninglijcke
zetel, de hooftftadt van \'t Koningrijck , en een
feer vermaerde marckt, gelegen in een feker ey-
landt aen de mondt van de Mefter, op een be-

Bee^men}"

quame fteê geplaetft, doch die niet feer aenge- f^^ßfjjj^
naem is voor het gelichtdoor de rotfen die haer wuterMel-
omringen. En* niet konnende de burgers, door
de kleynte van \'t eylandt, van een fbo groote
marckt onderhouden , heeft groote, en dicht
aenliggende dorpen als Toren naer \'t zuyden,
en een ander naer\'t noorden in Athundren. De
bequaemheydt der fcheepvaert geeft veel pro-
fijten aen defe Stadt ^ want men brenght daer
over \'t ftaende water de Meiler lichtelijck het
yfer, en het koper, dat de burgers derlandt-
fteden van de bergh-bewoonders koopen ; als
oock koren, rijs,gerft,haver,boter, kaes, vleefch,
fmeer, leer, verfcheyde vellen, en andere bequa-
me dingen tot gebruyck en behoudenis der
menfchen, defgelijcks tot den handel : met de
felve gemackelijckheydt brengt men daer oock
vreemde koopmanfchappen , als wijn, fout, oly,
zijde, linnen , en wolle lakenen, fuy cker, Ipece-
lyen , en andere waren, waer van dit eylanat ten
deele niet voorfien is: en dat het ten deele niet
genoeghlaem voortbrengt, wordt daer over zee
gefonden van alle kanten uyt Europa, fonder te
Ipreken van die daer in groote overvloet ge-
bracht worden uyt de noorderlijcker plaetfen,
door welcken handel de burgers niet weynigh
rijck worden. Het Koninglijck Kafteelheerkht
over de Stadt, \'t is een vaft werck , voorfien en
verciert door den yver van veel Koningen, waer
de Stede-houder, door den Koning geftelt, forgt
voor de welftant van de Stadt ; en moet oock
verforgen al wat tot d\'algemeene landts-regee-
ring van noode is. Men leydt dat daer veertigh
metale kanons fijn. Vier Burgermeefters, geko- Regeerhg
ren uyt de burgers, beheerfchent, fonder van hun
laft verfteken te worden , waer van datter twee
by beurten \'t meefte gefagh hebben. Defe heb-
ben eenige Raden by hen , om over de faecken
van de Stadt te raetflagen, doch yder heeft fijn
ampt befonder. De eene is toegewefen over de
huyfen en ftraten te fien j een ander is geftelt oni
te oordeelen d\'ander doet de geboden verkon-
digen , dat nochtans niet gefchiet fonder de wille
des
Stede-houders, die de Koning over het ge-
biedt van \'t kafteel geftelt heeft; defe is boven
de Burgermeefteren. De Konings Raden, de
gront van de gewichtighfte faken wel ondertaft

£ hebban-

•1 -1
.1,

li :

1.3

i

i;ii

1:

i

f"
l

! ,il:

itl

-ocr page 303-

i!

I ; :

: i

ïi;j.

li

I (

-ocr page 304-

hebbende, fpreken daer gewoonlijck het recht
van, en men kan fich van hen aen den Koning
beroepen. De Raden met de Burgermeefteren
iïjn twaelf in getal, hun laft duurt altijdt, foofe
fich niet met eenige lafterlijcke mifdaetbefmet
hebbende, verlaeght worden , oft van hen felve
eenige wettige redenen weten te vertoonen,
om ontflagen te fijn. De wetten van het Ko-
ningrijck fijn oudt, ingeftelt doorHenricus, en
heylighlijck onderhouden van ftjn tijdt tot nu.
Defe Stadt, in\'t jaer duyfent vier hondert fèven
van \'t vuur des hemels fijnde geflagen, verbran-
de bynae , veel perfbonen vergingen door defè
brandt, vele, in defèhepen gevloden fijnde, wier-
den door \'t water verflonden , vermits de fehe-
pen fbo grooten laft niet konden verdragen. On-
der Chriftiern de 11, Koning van Sweeden en
Denemarcken, wracht de tyranny veelquaets
leeft hier van \'t boecksken van Zieglerus Lauda-
vus, gedruckt tot Straesburgh by Rihehus, met
delèn tijtel: De wreetheyt van Chriftiern de II,
Koning van Denemarcken, bewefen tegen de
voornaemfte van Sweden, en de inwoonders van
opjla* Holm. Opflo volgt Stockholm, dit was eertijds
de Koninglijcke Stadt van \'t gantfch noorden
(waer van fy de tijtel had van Koninglijck Opflo)
en d\'oudfte Biftchoplijcke zetel, waer\'t hoogfte
recht was. Op defe plaets was alleen een tempel,
voor al de drie noorder-lantfchappen, buyten en
binnen verguit, waer Thor heerlijck gekroont
fat, houdende een goude hellebaerd in de hand j
aen fijn rechter fijde was Othin, ofte Vothan,
dat is Mars te feggen, gefeten, met vergulde wa-
:)enen omringt ^ aen de ftincker fat Trigga, heb-
bende een vergulde hoogh en pijlen in fijn han-
den : fy hadden geen mannelijcke leden , om duc
daer oock vrouwen in den tempel quamen. De
toren van defe tempel was met een goude handt
omgort, en was op een effen plaets , van alle fij-
den met bergen omringt,- dicht by de tempel
ftont een groote boom, die fijn tacken hoog en
wijdt uytfpreyde ^ men weet fijn aert niet, mits
hy des fomers en\'s winters groen blijftj omtrent
dit gewas ftont de wooninge der Priefteren , en
de gene die den autaer bedienden. Noch was \'er
dichte by een put waer in fy de menfchen wier-
pen , geloovende dat dit een aengename offer-
lande aen de goden was-
Sy hadden een gewoonte, datfe op negen da-
Oudeiiijs gen, negen verfcheyden offerhanden van dieren
van offeren, offerden, waer by fy op yder dagh een menfch
voegliden: Het lot wiert daer geworpen, om te
weten wie tot het ftacht-oft\'er ge-eygent was ^ en.
die, daer \'t lot op viel, wiert van hen voor faligh.

en geluckigh gehouden; niemant was vry van
\'t gevaer des lots, de Koningen felfs waren het
onderworpen, en men offerde hen fbo\'t lot op
hen viel, in de tegenwoordigheydt van de ge-
meente voor de behoudenis van de Staet : men
offerde niet als \'t hooft van de dieren, \'t lichaem
wiert in het naeft aenleggende bofch eenige da-
gen, nae het goedtvinden van de offeraers, ge-
hangen. Eenige van de gemeente offerden fich
oock aen hen, op datfe, d\'offerhande onder hun-
nen naem vermaert wordende, door de toverye
en guychelerye der duyvelen, geloof fouden krij-
gen.

Nu iffe d\'Aertsbiflfchoppehjcke troon, voor- jerts-hif-
fien met een vermaerde hooftkerck, en een feer
fchoone Sterckte, gebouwt op een bergh , die ^ \'
moeyelijck te betreden is. Sy leydtbynain het
midden van Uplandt, aen de oever van de vloet
Sala , die in het ftaende water Ekolen vloedt, in
een effen, en aengename plaetfe. In\'t jaer duy-
fènt twee hondert vijfendertm in de heerfching
van Ericius Balbus , Aertzbiftchop van lerlere,
was\'er tot Opflo een vergadering van vier Pro-
fefforen,de welcke van andere Profefforen in alle
?rofeftien vermeerderende , wierde daer een
, looge School opgericht, genietende een befon-
dere vryheyt, diergelijcke als Paus Sixtus de IV
aen de hooge School vanBolognegafin\'t jaer
duyfent vier hondert fes-en-feventigh : door de
alvernielende tijdt dickwijls verdorven fijnde, is
eyndelijck herftelt in haer eerfte luyfter , en
mildelijck verrijckt met veel vryheden en in-
komften door Karei de IX, in \'t jaer duyfent
vijf hondert vijf-en-negentigh. Maer Guftavus
Adolf, geweckt door de onvergeUjckelijcke ge-
negentheydt die hy tot de geleertheydt, en de
Geleerden droegh , heeft haer vryheden, cn
het getal der Profefforen, en hun belooninge fbo
vermeerdert, datfe in vergelijckinge komt met
de vermaertfte hooge Scholen van Europa, en
vreefende datfe op een nieuw mocht vervallen,
fbofè niet als op onfekere renten wierdt gehou-
den , bewees haer , door een wonderlijcke mildt-
heyt, in \'t jaer duyfent fes hondert vier-en-twin-
tigh , jaerlijckfche, en genoeghfame inkom-
ften , van fijn eygen erfgoederen, haer die in een
eeuwige befittinge gevende met kenteeckenen
en blijcken, met fijn Koninglijcke merckbe-
fegelt, en begiftighde hen met de felve vryhe-
den , met de welcke de Edel4ieden van dat Ko-
ningrijck hun vaderlijck inkomen befitten. In
Vplandt fijn noch
Enecopia, S\'igtunia , Oregrundia ,
vermaerde dorpen om haer handehngen, maer
niet by de eerfte te vergelijcken.

I

1

i

tl

-ocr page 305-

DE NOORDLANDSCHE

PROVINCIËN,

te weten

GESTRICIEN en HELSINGIEN.

GESTRICIEN.

11

Eflriden (in \'t gemeen
Geflrijcklandt genoemt)
is een landtlchap van
kleyn begrijp ^ want
het heeft maer twaelf
mijlen in\' de langte, en
foo veel in de breette.
Ten ooften wordt het
van de zee, ten zuyden
van de riviere d\'Elf be-
fproeyt , ten weften heeft het Dalecarlien, en
ten noorden Helftngien. Het aertrijck is hier
vruchtbaerder van yfermijnen dan granenjeven-
wel krijgen dinwoonders fbo veel koren van
dit landt datfe fich daer van konnen voeden,
\'t Aenmerckelijckfte lac oft ftaende water is

Bammarfloeun i en de vermaertfte rivieren ftjn
êiFlffi en
Hcefunda.

Delè Provintie heeft maer een ftadt, Geuyalie CchvaUs.
genaemt, welcke is feer out, fterck van gelegen-
heyt, en dicht by de zee, waer de grootfte fehe-
pen bequamelijck hare koopmanlchappen kon-
nen ontladen , welcke d\'inwoonders aen de
berghlieden verkoopen , infbnderheyt aen die
van de ^oppcrber^J. Defe ftadt wort door een
groote rivier in twee deelen gefcheyden , welck
water met twee fraeye bruggen is verciert, en
van daer voortloopende,maeckt het \'t aengena-
me eylandt ; hier ontmoet het de

zee, die het, gelijck alle andere rivieren, in fijne ___

afgronden verfwelght.

Naem,

i

r li,

imH

t > ■ ! t

Meht ett
rivieren*

DE LANDTSCHAPPEN

*

ó

VAN

HELSINGIEN

Elfïngien was eertijdts een
gemeenen naem, die d\'ande-
re Noorderfche landen in
fich begreep; want daer fijn
noch brieven van Canutus
Jonfon , d\'eerfte Senefchal

_____ »oft Opper-Richter in \'t hof,

van \'t jaer 1318, in de Rijcks-vergadering, ge-
houden te Telge, gefchreven, welcke getuygen,
dat de palen van Helftngien in \'t noorden de ri-
viere nia, en \'t meir Vlatresk waren , nu beyde
in de noorder-deelen van Cajanien gelegen.
Men noemt het hedensdaeghs in \'t gemeen
Noorderlanden en grenft nu in \'t ooften aen de
Bothnifche golf oft zeeboefem 5 in\'t zuyden
aen Vplant en Weftmannien ten weften aen
Dalecarlien en Noorwegen en ten noorden
aen Laplant. De lengte is 73 mijlen, en de breet-
te ontrent 90.

Eertijdtt Elelfingien wierdt in over-oude tijden door
fijn eygen Koningen beftiert, tot dat Ingellus,
Koning van Vpfael, de Koning van dit landt,
met vijf andere, deê verbranden, en hare ko-
ninckrijcken onder fijn gebiedt bracht.

lemptien ftont eertijdts onder de Kofiingen

OwXA /% jJ ^ajm

Naem*

Grenfen*

\\

van Helftngien, als Saxo Grammaticus in fijn
vijfde boeck getuyght. D\'oude graffteden, die
men noch in dit landt fiet, fijn onfeylbare blije-»
ken , dat dit volck weleer haer eygen letteren
en Caraders gehadt hebben, geheel van de Ru-
nifche en Gotfche verfcheyden, gelijck men in
defe wey nige fien kan, Delè

lieden hadden oock haer eygen wetten en ge-
woonten , diefè nu noch bewaren ,• de welcke
in \'t breede fpreken van haren koophandel en
fchipvaert, die d\'inwoonders
Skipsiaght noemen.
Yder geweft heeft fijn Richter oft Amptman
in \'t befonder, die laft heeft Recht te doen , de
^gemeene ruft, en de veyligheyt der wegen voor
de reyfende, te belbrgen.

De dapperheyt der Helfingiers was fbo groot, x)apperheit
datfe felf van
verre, gelegen volckeren gevreeft
wierd, gelijck de Paus Gregorius en Keyfèr Lo-
dewijck de Godtvruchtige in hare brieven , ge-
fchreven in \'t jaer 835, getuygen: want defe
lieden, hoewel tuffchen
yfer en ftael geboren^
wierden
fomtijts van hare geburen befprongen s
maer de begeerte tot een heerlijcken naem (die
men
kan gelijcken by de fluyten, welcke men
in de
ceremoniën van Cybele, de moeder der

E G goden^

tl;
üii

( i

Ü!

•i \\

i i ■ Ü

1 ^ \'<
\\ ! I

n

ai Hi\'g

H

■ii

!

-ocr page 306-
-ocr page 307-

NOORDLANID

CHE

goden , dede klincken ) vervoerde hen fooda-
nigh , datfe veel krachtiger dan ooit te voren
hunne dapperheyt opweckten, en elckander tot
ftrijden ophitften , foo datfe , met uytgetogen
fwaerden , ftch als verwoedt op hare vyanden
wierpen, en met fulck een felhey t vochten, dat-
fe die voor altijdt uyt haer landt deden wije-
ken, ja fèlf aen gene fijde van den Orefuntj daer
fy , tot een eeuwige gedachtenis van hare over-
winning , op den oever een ftadt bouwden , die
fy Helfingburg , na haren naem, noemden. De
felve Hiftoryfchrijvers , die ons den lof en dap-
perheyt der Sweden , oft oude Gotten, nagela-
ten hebben , fjireken in \'t befonder van defe
volckeren, en verhalen : datfe tegen de Finlan-
ders, Cajanen , en CareUers feer feUe oorlogen
gevoert hebben , en die uyt hare woonplaetfen
verjaeght: foo daffe in die geweften colonien
oprechtten, daer van noch heden d\'overblijf-
felen gevonden worden : want wie (die eenige
kennis van dit volck heeft,) kan onbekent fijn,
dat de bewoonders der zeekuften van Cajanien,
en van Noorder-Finlandt , meeft Helftngifch
fpreken ? \'t Is oock feker, dat de Nylanders (een
volck uyt Helfingien gefproten,) aen de gren-
fèn van de Careliers woonende , de Finnen en

Careliers verdreven, en hare landen ingenomen
hebben, en noch heden de Helfingifche tale ge-
bruycken 5 en datlè oock na haren naem de Pa-
rochie van Helfingeby , en Helfingie , waer
uyt
de benaming van \'t ftedeken Helfingfors ge-
fproten is, genoemt hebben.

De Helfingiers fijn herberghfamer dan d\'an-^\'^/i^^r
dere Sweden : fy konnen feer wel begrijpen alle i\'^i^o^^^^rs,
leeringen en konften ,• en fijn boven andere lbo
groote beminnaers van de geleertheyt, datfè,
hoewel fy weynigh gemeene fcholen hebben,
felf elckander met grooten vlijt onderwij fen ,
wanneer fy eenighfins van anderen fijn geleert:
fbo dat de geringfte lieden felf niet Ibnder ken-
nifte van de letteren gevonden worden. Sy fijn
oprecht en eenvoudigh van zeden , vyanden
van bedrogh en boosheyt j en feer net en fin-
lij ck in hare huyfen. Maer dit fal genoegh fijn
van dit volck in \'t gemeen ,• laet ons die in \'t be-
fonder gaen befoecken en de lantfchappen van
\'t oude Helfingien na elckander doorwandelen
welcker inwoonders fijn ten deel naturelijcke
Helfingiers, ten deel Laplanders van oorlprong:
de landen van d\'eerfte fijn Helfingien, eygent-
lijck dus genoemt, Meaelpadien, Angerman-
nien, en Bothnien j doch van d\'andere Laplant.

HELSINGIEN,

eygentlijck dus genoemt.

HElfingien, eygentlijck en in een enger be-
paling genomen , wierd eertijdts
Sundhede
genoemt , als blijkt uyt de Helfingifche
wetten, en het fegel van \'t fèlve lantfchap,dat nu
noch in wefen is met dit opfchrift: S^^/fa commu-
nitatis in Sundhede :
dat is, het fegel der Gcmejntein
Sundhede.

Wat d\'oorfprong van de nieuwe naem be-
langt , de Chronijckfchrijver van Noorwegen
meent, datfe komt van
Thor-Helfing eenige ge-
looven , dat die fpruyt van \'t woort
HJfa oft
1/4\'^, wegens de gefontheyt van de lucht j an-
deren foecken die elders. Doch hoe het fy , dit
Lantfchap is vruchtbaer van graen, en over-
Vrmkhm\' ^Jq^jjgi^ fn vee, waer mede, en met haer lin-
nen , boter , kaes, vifch, en wiltbraet, d\'in-
woonders fterck handelen.

Defè Provintie (die 27 mijlen lang, en 16
breet is) wort in drie landeryen gedeelt, te we-
ten , in Alora, het welck de rivier Liufne be-
vochtight j Sundhede, door welcks midden het
meir en riviere Dil loopt j en Nordftig, aen het
bolch Arskog gelegen : maer dewijl Sundhede
het middelfte, en voornaemfte deel des lants

Oude
tmnti

en mewvt.

kejt

Groette.
Veelittg-

begreep, fbo heeft het gantfche lantfchap daer
van de naem gekregen.

De vermaertfte meiren van defe Provintie
fijn,
deBanpijken, de Dille ^ en meer andere.

De rivieren fijn Liufne, Woxne, Kjle, en Tone.

De voornaemfte boftchen fijn^Jaffdé/ en Bojfche».
Boeuleskogen.

Sy heeft maer twee fteden, van welcke d\'eer- Steden*
fte is
Hudingswald, oft Eudwyckswald, aen twee
fijden van de zee befpoelt, en daer door fterck
van gelegenheyt, en bequaem tot de koophan-
del , waer toe d\'inwoonders genegen fijn, welc-
ke hare waren , als koper, boter, fineer, huy-
den, vellen, peck, harfi, maffen, bahken,
en deelen oft plancken van dennenhout , in
vreemde landen brengen. D\'andere ftadt is
Soeuderhampn, voor weynige jaren aen den oever
der zee, en op een aengename plaets, gebouwt,
feer wel tot de fchipvaert gelegen , welcke d\'in-
woonders verrijckt door de koophandel, iie fv
hier feer bequamelijck konnen oeffenen.

Defe Provintie heeftin haer wapen eenift\'art
velt, en daer ih een gouden bock.

MEDELPADIEN.

MEdelpadien heeft den tytel van Graef-
fchap, en fchijnt defe naem van l^jn
gelegenheyt te hebben j want het legt
tuffchen de groote rivieren 5ïi«r«ttt>i €(|f / en
^«t\'i^ffSAertrijck is byna van defelve
natuer als dat van Helfingien , uytgefeyt dat het
fbo groot niet is, en meer boffchen en bergen
heeft, en overvloediger in gevogelte en wilt-
braet. De voorgenoemde rivieren, die dit lant
befproeyen, verfchaffen den inwoonders een
groote menighte vifch, en infonderheyt fal-
men.

Dit

N^iet»\'

Rivkycn.
Asrtrijck^

-ocr page 308-

. i 1 ™

M

P R O V I N C I E N. p

Dit lant paelt in \'t ooften aen de zee, in\'t gehouden hebben , ongetwijfelt om de me-

zuyden aen Helfingien , ten weften aen Noor- nighte der boffchen , feer dienftigh tot de jaght

wegen en lemptien, en ten noorden aen Anger- op vogelen en beeften.

mannien. Hier is maer een ftadt, Smdswald genoemt, die stadn

Verfcheyde Schrijvers feggen, dat d\'oude ftch meer op haer konftigh gieten van\'t gefchut.

.

f rt ,

il 1

)¥ U \'

Crenßft,

t

J\'5

u

Koningen van Helftngien eertijts hier haer hof als op d\'outheyt van haer muren kan beroemen.

, l I

- 1 \'

i. ^

ANGERMANNIEN

ANgermannien fchijnt defè naem t\'ont-
leenen van \'t woort
Angari, \'t welck in de
Finnifche tale ftraf, ftuers, oft wreet
beteekent : of liever van de rivier Angermann ,
die defe Provintie bevochtight: welcke grenfl
in \'t ooften aen de Bothnifche zee, in \'t zuyden
aen Medelpadien, in \'t weften aen lemptien, en
ten noorden aen Lap-lant.

Dit lant heeft feer vele bergen en klippen j
maer de dalen en evene plaetfen hebben fulck
een vruchtbaren gront, dat d\'ackers, hoewel
die jaerlijcks befaeyt worden , nochtans naeu-
lijcks in twintigh jaren meftinge behoeven j en
geven verfèheyde fborten van goede graenen :
derhalven is \'t buyten alle twijfel, indien eeni-
ge landen , die onder een fachter lucht leggen,
lilleken aertrijck hadden, datfè overvloediger
en betere vruchten fbuden voortbrengen.

\'Sälen,

hep.

De voornaemfte rivier is Angerman, fèer rijck Riviereft,
van vele viffchen, en infbnderheyt falmen.

Defe Provintie wort als in twee armen oft Deeling,
ftreecken gedeelt, waer van het zuyderdeel ftch
van de zee by de gemelde rivier na het zuydweft
uytftreckt maer het noorderdeel fpreyt ftch
uyt langs de zee : defè twee geweften worden
door het bofèh Scula van elckander gelcheyden,
\'t welck fijn naem heeft van den wonderlijcken
bergh Scula, fbo verfchrickelijck om ftjne fteyl-
ten, als uytmuntende om fijne hooghte.

In dit geweft is maer een ftadt, Hernofand ge-» Stadt,
noemt, wekker inwoonders met de felve waren
koopmanfchappen, als die van
Hadingswald in
Helftngien, uytgenomen koper.

Sy voert tot haer wapen drie goude falmen mpen,
in een blaeuw velt, die ongevoelijck in de net-
ten loopen.

i r w

f.j ■

i

•f

!

■ j

BOTHNIE

N.

BOthnien wort dus genoemt na de Bothni-
fèhegolf (eertijts bekent met de naem
van ® umf^aaff / nu^ottim/) waer van
het ten ooften en weften befpoelt wort.

Dit lantfchap is niet fbo bergh-achtigh als
Angermannien j maer \'t is in vele plaetfèn feer
fant-achtigh, \'t welck, nevens de ftrengheyt
der lucht, de vruchtbaerheyt niet weynigh ver-
hindert,- doch dit gebreck wort door d\'over-
vloedigheyt van andere noodige dingen ver-
golden.

Het wort befpoelt met vele groote rivieren ,
( overvloedigh in afterley ftagh van viffchen, en
befonderlijck falmen,) waer van de vermaertfte

ftjn Snio^&ff/ Miê/ Zätniä/

en andere mindere beroemde , als ^xnM/

^^ffmuv/ &c. De meiren fijn

^mctväii/ S(me-3erffft)t/ en

Defe Provintie heeft niet een eenige ftadt
maer alle de parochiën oft dorpen fijn meeft
alle als goede vlecken , en vermaert om hare
jaermarckten : want fchoon het naburige Lap-
lant geen granen, noch diergelijcke faken voort-
brengt, fbo heeft het evenwel overvioet van
vifch , gevogelte, verfcheyden dieren, en kofte-
lijcke vellen: derhalven weten d\'inwoonders van
Bothnien, infbnderheyt die fy Byrcarlesnoe-
men , van de kooplieden, die in haer landt ko-
men , alle noodige dingen, den Laplanders en
anderen dienftigh , des fbmers in te koopen
welcke fy des winters, als de meiren en rivieren
met ys bedeckt fijn, in Laplant brengen, en
handelen daer weder een groote menighte vif^
fchen , door de koude als een ftock gedrooght,
Sweden,

Nam,

uiert van
"t landt.

\\\'vmen.

Meiren,

Koophan-
del,

koftelijcke vellen, uytgelefèn pluymen , en an^
dere waren.

De vermaertfte plaetlèn, om hare jaermarck- TUetßn.
ten , ftjn ?4mtO/ "^SlttO/ "PU^O/ en SulO-

Bothnien kan men bequamelijck deelen in Dee/tag.
oofter- en wefter-deel. Het Oofter-Bothnien,
(volgens het fchrijven van Meffenius,) anders ge-
naemt Cajanien , voert in fijn wapen fes marters frapen*
oft zibellinen, feer gemeen in defe geweften :
dit dier is kleynder dan de marters gewoonlijck
ftjn j \'t is geheel geel, en den hals is wit met
fwart gemengt. De Natuur-befchrijvers fpreken
van drie oft vier foorten van marters het kleyn-
fte van allen draeght de naem van ftjn geftacht ;
het huys-wefelken onthoudt fich by de men-
fchen in hare wooningen \'t bofch-wefèltjen is
veel wilder j \'t fret, een ander ftagh, is dienftigh
om konijnen te vangen f de groote wefèl is van
tweederley fbort , d\'eene wort van fommige
fluwijne genoemt, en d\'andere marter, waer
van eenige geeler, fchoonder en fachter van
hair fijn dan d\'andere. Alle defe dierkens fijn
foo gemeen en fbo eygen aen dit landt, datfè de
Bothmers in hare wapenen voeren , gelijck de
Egyptenaers de crocodil, en de Lacedemoniers
den nacht-uyl daer toe plachten te gebruycken,
om dat het
eerfte, een landt- en water-dier, feer
veel aen d\'oevers van den Nyl wierd gevonden ,
en dat die
vogel fèer gemeen was in Attica.

Het Wefter-Bothnien, feght de felve Meffe-
nius , heeft in fijn wapen een hert met getackte
hoornen, een finnebeelt van fnelheyt, lichtig-
heyt, en vreefe. ^

Olaus Magnus, in fijn hiftorie van de Noord- J^oedanig-

H I fche^^^\'-

i. 4

li

m

i.k j

11

h\'
Î.1
Î ?

\'m :
ffi = « {

m4i

ïm

ijti

il 1

li

\'i il! i

I

\' i i ! 1

ij M

-ocr page 309-

ïO N O O R D L A n D S C H

fche landen , fprekende van defe Provintie ,
feght, datfe hchwijt en breet uytftreckt, en
datfe in drie groote geweften wort gedeelt, te
weten, \'t Wefterlijcke , Noorderlijcke [hyml
figgen, de Ncorderdeelen , foo yan \'t Oofter- als Wefter-
Bothnien
) en het Oofterlijcke. Die \'t Noorder-
deel bewoonen , leven alleen van de viffchery ,
tot het welcke ly fich liever dan tot de landt-
bouw begeven ,• want op vele plaetfen fijn on-
vruchtbare ackers. Sy doen grooten koophan-
del met de vreemdeHngen, van welcke ly in
wilfeling krijgen al \'t gene tot haer onderhoudt
noodigh is : Spanjen en Portugael verforght
hen van wijn , Engelant van fout, (
dit was Por-
tugaels fout, dat d\'Engelfchen, ten t^de ipan Olaus,
hier brachten,
) Nederlant van laken, Duytslant
van huys-cieraet, Sweden en Gotlant voorfiet
hen van tarwe, rogge, garft, en alle andere
dingen door \'t middel van de fchipvaert. Alle
zeeboefems, meiren , rivieren, en andere wa-
teren , fijn met overvioet van allerley ftagh van
viffchen verrijckt. Óock fijn hier veel eylanden,
die feer aengenaem fijn , om hare kruyden,
\'t natuurhjck tapijt van hare velden , en de
groente der boomen, en boffchen, daer de
ieffelijcke ftemmen der vogelen den voorby-
gangers ophouden, enfichlèlf doen vergeten.
De zee brengt hier geen monfters voort; het
aertrijck voedt geen fenijnige ftangen; de fo-
mer heeft byna een gedurigen dagh,- de zon
fchiet geene dan getemperde ftralen ; de lucht
is niet befmet, noch vergiftight in \'t kort,
^lles is aengenaem , vermakelijck en vreedt-

E PROVINCIËN.

volckfaem. Maer dat meer is te verwonderen, in
dit gantfche lant, met ruft gefegent, hebben
de boofe zeden, noch d\'overdaet geen plaets, en
d\'onkuyfche wercken worden van hier ver-
bannen : want man en vrouw beminnen d\'een
d\'ander met een kuyfche en getrouwe liefde
foo dat de bloetlchande, overlpel, en hoerery
hier vermijt, veracht, ja vervloeckt worden
tot een klaer bewijs, dat de wet des grooten
Gods feer diep in de harten van dele eenvoudi-
ge volckeren is ingedruckt, die d\'allerkuyfte
kloofterlieden in \'t waernemen van de fuyver^
heyt Ichijnen gelijck te wefen.

Men fiet oock (fegt Olaus) uyt de bergen van
dit lant een rivier met groote waterftralen
voortkomen, welcke ftch hebbende in twee
tacken oft armen gedeelt, om te beter in zee
te vloeyen, loopt voorby een kleyne ftreeck
lants, waer op de ftadt Torne is gebouwt, wek- ^^^^^
kers hooghte is graden breette, en 41 lang- ßadt,\'
te. Delè ftadt is feer wel gelegen , en vereert
met de beroemfte jaermarckt van defe koude
geweften : want vele gebuur-volckeren , ja fèlf
vreemdelingen,met menighte derwaerts komen,
te weten , de Mofcoviten , of volckeren van
Wit-Ruffen , de Laplanders , Einlanders,
Sweden , Tavaftiers , Helfingiers, en verfchey-
den andere uyt Noorwegen en Denemarcken ,
welcke hier te fcheep aenkomen , oock wel met
wagens oft fteden,door harten, oft liever getem-
de rheenen, voortgetrocken. De ftadt Lula is in
dit geweft, en genoegfaem bekent.

eea

I E M P T E R L A N D T.

\'Emptien oft Iempterlant(indien wy de Chro-
nijckfchrijver van Noorwegen willen geloo-
^ ven) brengt fijn naem af van
 f

die in dit landt met eenige volckeren gevlucht
was, en met de felve het bewoonbaer maeckte.

Het paelt in \'t zuyden aen Dalien, in \'t ooften
aen Angermannien en Helfingien , ten weften
aen de bergen ^tiJKcU en ^tof. loan Gothus
feght aldus van dit landt : ïemptie grenft aen
Sweden , Noorwegen, en Medelpadien en
is gevoeght met het laetfte , 3 p mijlen lang, en
1breet. Men ftet in defe Provintie aen de voet
der hooge bergen , die het van Noorwegen
fcheyden , in een groene valleye , een fteen van
ongelooffelijcke grootte, op welcke met Gothi-
fche letteren een wonderlijcke prophetie oft
voorfègging is gefneden, die Wexion in \'t Latijn
verhaelt, en uytgefproken door den heyligen
Stephanus, medegefèl van den heyligen Adal-
vardus toegenaemt den Ouden, wanneer hy het
Euangelium in defè geweften verkondighde,
onder de regering van Erick Stenchillus. Delè
fteen is voor eenige jaren voor-over gevallen,
als of het een quaet voorteecken was van d\'aen-
ftaende elenden, die over dit Rijck fbuden ko-
men: waer op lelper Marcus,Leeraer te Vaften,
een gedkht maeckte , door\'t welcke hy defe

Naem,

Crcnjèn,

Grootte,

AenmeYc

hekjcks

ßeen.

volckeren tot berouw en leetwefen pooghde te
bewegen.

Dit landtfchap is gedeelt in veertien Paro-
chien , welcker inwoonders van de jaght, en
\\ vee aen te qüeecken leven. Op eenige plaet- Boedmi^
fèn waffen oock granen. Hier is een groote me-
nighte van rheenen en elanden : de rheenen Gedmtu,
fijn een gedierte wat grooter als een hart, en
\'t felve gelijck, uytgefeyt dat het grooter, bree-
der en platter horens heeft, en byna foodanige
als een das. Den elandt oft Ellen is een wilt dier,
niet foo wel te temmen als de rheenen; en heeft
de gedaente van een geyt, en de grootte van
een paert.

De Koningen van Helfingien hadden eertijts
defe Provintie onder haer gebiedt, en na hen
de Koningen van Noorwegen; maer door het
tradaet oft vrede-verdragh, te ^Sjémfcbroo den
13 Augufti 1^45 gefloten, wierdt ly weder on-
der de Kroon van Sweden gebracht, om daer
mede vereenight te blijven.

Sy voert in haer wapen twee leeuwen tegen fr^^e».
over elckander geftelt,die het wapen van Noor-
wegen in hare pooten houden, en van achteren
door twee mannen,gewapent met bogen en pij-
len, gedreyght worden.

L A P-

i \'i
i ^

-ocr page 310-

i:

i :

IK li ;

rl

d

\' : l il. v i

Aplandt, de laetfte
van al de Noordtlclie
Provinciën van Eüro-
pe, is feer groot, belet
met vele wijtftrecken-
de boftchen,met vreef-
lèlijcke klippen en ber-
gen , rivieren, meiren
en ftaende wateren in
fèer groot getal. Men
ftet \'er niet een eenigh dal noch vlacke velden ;
maer alleen op fbmmige plaetfen eenige weyden
van geringe waerde; als oft dit volck door de
Natüur vergeten was, en datfè hen hare gun-
ften , die fy in \'t gemeen alle volckeren bewijft,
had geweygert. Dies fy, dewijl hun landt geen
granen voortbrengt, meeft van de jaght en vif.
fchery leven 5 en hebben oock geen fteden
noch dorpen , noch vafte woonplaetfèn ,• maer
dwalen en reyfèn op \'t lant en de zee, van d\'een
plaets naer d\'ander, waer fy \'t meefte voordeel
weten te doen j foo dat fy , wanneerfe een meir
oft ftaende water van alle ftjne viftchen,oft eeni-
ge boffchen van alle \'t gevogelte en gedierte
ontbloot hebben , fich elders begeven , om
daer meerder vangft te krijgen , als of al \'tge-
fchubde en viervoetige gedierte hunne voet-
ftappen navolghden, om alfbo het geluck en le-
ven van defe volckeren te helpen onderftutten.
Des winters verfamelen fy ftch in hoopen op ver-
fcheyde plaetfèn , om op de verordende dagen
hare fchattingen te betalen en dan komen de
Byrcarliers en andere vreemden hunne waren
met een te koop fetten. Op de fèlve tijdt ver-
fchijnen dan oock deKerckelijcke perlbonen,
om hare kinderen te doopen , en in d\'Artijcke-
len van\'t Chriftelijcke Geloove t\'onderwijfen,
op\'t welcke fy gehouden fijn\'t volgende jaer
te antwoorden. De Kercken , in de welcke het
catechiferen oft onderwijlen gedaen wordt, fijn
door \'t bevel van Karei de Negende, vader van
Guftavus de Tweede, gebouwt.

Dit volck was eertijts feer genegen tot toove-
rye en ydele fuperftitien , van welcke fy, fèdert
hare kenniffe van\'t Euangelie, een afkeer ge-
kregen hebben : fy fijn eenvoudigh en oprecht,
en bequaem om goede fèden te leeren. Onder
hen gefchieden weynigh overlpelen, noch wey-
niger dootflagen , en allerweynighft eenige die-
veryen, diefe t\'eenemael nalaten: in voegen dat
de vreemde koopheden, fchoon fy hunne waren
eenigen tijdt ongedeckt op\'t landt, en onder
\'t fneeu, laten leggen , niet behoeven te vreefèn
dat fy \'t minfte ftuck cïaer van fullen verliefen ^
foodanige beminnaers fijn fy van de gerechtig-
heyt, en vyanden van alle gewelt. Sy fijn oock
verftandigh en naerftigh genoegh in allerley
hantwercken. Hare kleederen fijn meeft van
ruyge vellen , en met dick hair , om te beter de
koude te konnen wederftaen. Sy gebruycken
geen linnen ; en in plaets van garen, om hare
Sweden,

Ceivcontett

der inji^oon-
ésrsi

hm aen
e» fidtit;

et kleede-
ren.

kleederen te nayen, nemen fy gedrooghde,dun^
ne en uytgereckte fenuwen der beeften : en als
fy hare kleederen willen verderen, in navolging
van hare gebuurvolcken , fbo boorden fy die,
op hare wijfè , met uytgetrocken draden, in
plaets van fmalle paftèmenten oft koorden. Sy
woonen in geen huyfen, maer onthouden fich
in tenten , gemaeckt van de fchorftèn der berc-
keboomen , en andere. Op lèkere plaetfèn in \'e
geberghte van dit landt vint men diamanten,
amethyften, topazen , en andere koftelijcke
fteenen.

Defè volckeren gehoorfamen hedensdaeghs Heeren,
aen drie Monarchen, te weten, aen den Koning
van Sweden, die van Noorwegen,en den Groot*
Vorft van Moicovien. Het grootfte deel van dit
landt, \'t welck is het zuydelijckfte en middel-
lantfche, ftaet onder de heerfchappy van de
Kroon Sweden , en is in vijf lurisdittien oft ge-
weften gedeelt, van d\'inwoonders Lapmarcken
genoemt, te weten , Vma-Lapmarck , Pyta-
Lapmarck, Lula-Lapmarck, Torne-Lapmarck,
en Kimi-Lapmarck, welckers bewoonders geen
fchatting dan aen de Koning van Sweden beta-
len. Haer landt is foo groot, dat het meer dan
hondert Duytfche mijlen in de langte begrijpt,
en ontrent negentigh in de breette j en ftreckt
fich uyt van den 64 tot aen den 71 graedt.

Het gedeelte , dat onder de Koning van hWc-
Noorwegen ftaet, ftreckt fich met de noord-
fijde langs de zee, en wordt Finmarckenge^
noemt : dit geweft is tamelijck groot, en in
twee landeryen gedeelt , die yder befondere
Heeren onderworpen fijn: het zuydelijcke,waer
in de ftadt letaborgh leght, erkent deKomng
van Denemarcken en Noorwegen 5 het noor-
derlijcke ftaet onder fijne Majefteyt van Swe-
den. De volckeren worden
Siojïnni, dat is, Zee-
Finnen , genaemt, die oock van de viffchery ,
fbnder broot te gebruycken, leven, en fich on-
derhouden.

Het overige van Laplandt ftaet onder \'t ge- Terfchana-
biedt van den Groot-Hartogh van Mofcovien ,
\'t welck men neemt van\'t kafteel Wardhus tot
de mont van de Witte zee. Dit geweft wort van
de Sweden
Trinnes, van de Laplanders Fyheniems,
en van de Mofcoviters Terfchanayoloch genoemt ;
by d\'Ouden met de naem van Biarmien bekent,
welcke fchijnt van \'t woort
Varama (\'t welck
een bergh-achtigh geweft beteekent) te ko-
men , waer van, door de tijt, die alles be-
derft,
Biama oft Biamia is voortgekomen. D\'in-
woonders van dit geweft behouden noch de tael
en d\'uytfpraeck van d\'andere Laplanders.

Saxo Sialandicus, en vele andere oude Schrij- scricftn^
vers, ftellen by dit
gev/eik hethntScricfinnien, f^^ f
als fijnde een befonder lantfchap van\'t Noor^
den y maer het is onder eenen naem en onder
een Hchaem met Laplant en Finmarcken begre-
pen , welckers volckeren wierden, met een ge-
meene naem ,
Skidhjinniers , van \'t Sweedfche ^

K L woort

i i j-i -i\'
! Ih M

j ir-l

-\'Ml

I-, 1

aMI

1\'. I

\' il ; i

li: : I r

i\'J ii-\'

^iSit,!! i!

iiipi

iii: W\'h

t \'I

ili,\'

li.

\' »li

\'i \'i

-ocr page 311-
-ocr page 312-

N

D

II

woortSkidbjdai is,Iioute fchoenen,oft klompen,
genoemt, om datfe eertijts, gelijck noch heden,
i\'ekere houte fchoenen oft gehooghde klompen
gebruycken, waer mede ly, met een wonderlijc-
ke fnelheyt, de hooghlle fneebergen weten over
te rijden , de wilde dieren te vervolgen , en hun-
ne vyanden op de vlucht te drijven, oft die op \'t
onvoorfienll te belpringen : het meefte deel der
Noordtfche volckeren weten ftch nu noch met
foodanige fchoenen te behelpen.De Sweden ftjn
feer fnel in \'t loopen op de felve , ja foodanigh,
datie van de wint oft de lucht fchijnen weghge-
voert te worden ; en hebben Ibmtijts, op defe
wijfe, en lèer Ichielijck, hunne vyanden, oft
hare fteden , verrafcht, hoev/el wijt van hare
woonplaetfen gelegen. Onder vele voorbeelden,
die ick daer van foude konnen bybrengen , fal
ick alleen \'t volgende verhalen: dat onder de re-
geering van loannes de Derde,Koning van Swe-
den , les hondert boeren en leskes van Finlandt,
methet behulp der voorfeyde patijnen oft fchoe-
nen , hondert duyfent Mofcoviters op de vlucht
gebrachten verjaeght hebben , we cke in Fin-
landt gevallen waren , om dat te vermeefteren,
oft te verwoeften , dewijlfe kennis hadden dat
het in die tijdt on voorfien was van Sweetfche
foldaten, om dat te befchermen.

A N D T,

L A

■ !: I \'

■ \' l ■ ;

I !

.! I

door J. MESSENIUS befchreven.

\'\' f >

LApIandt (welckers inwoonders van de
Hooghduy tfen
Lappen , en van de Ruffen
oftMolcovitersLo^^i genaemt werden,)
is gedeelt in \'t Oofterlijcke en Wefterlijcke , en
heeft Tornien op fijn uyterfte eynde aen de zee.
Het paelt in\'t ooften aen de Witte zecjin \'t noor-
den aen verfcheyde Provintien, die fich wijt
en breet uytftrecken; in\'t weften ten deel aen
Noorwegen, en ten deel aen Sweden, Finlandt,
en Bothnien. _

D\'inwoonders van dit lant, hoewel niet van
hooge , maer van middelbare langte , fijn
evenwel lèer fterck en kloekmoedigh, en fonder
weerga in \'t handelen en gebruycken van bogen
en pijlen ; hare kinderen, foo haeft die begin-
nen te loopen, worden in die oeffening afge-
richt j in voegen dat die onnoofèlen , indienlè
begeeren t\'eten , dat moeten winnen en verdie-
nen met hunne bogen na het doelwit te fien, en
dat te treffen. Sy hebben fcheepkens, fèer wel
gebouwt en dicht gemaeckt , fbnder dat \'er een
Ipijcker oft eenigh yferwerck aen is : ly laden
die met vilch in de wint gedrooght, en met vel-
len, diefe by hare buren brengen, om daer voor
geit en eetwaren in wiffeling te krijgen : defen
handel gefchiet alleen door teeckenen ,• want ly
konnen met eickander niet fpreken , om de
vreemdigheyt, en ruwheyt van hare tael. In
plaetfe van paerden hebben fy rheenen , van
d\'inwoonders Rengen geheeten, diefè allengs
temmen, en gedwee maken. Defe dieren fijn foo
gefwint en fterck, datfe in minder dan twaelf
uren een flede meer dan veertigh Hooghduyt-
fche mijlen van hare plaetle konnen brengen.
D oude Laplanders hebben aen \'r vuur, en leec-
kere beelden van fteen, goddelijcke kracht toe-
gefchreven, welcke fy aenbaden. Sy voorfeggen
u \'t gene dat u dien dagh fal wedervaren, in ge-
volgh van d\'eerfte ontmoeting die ghy des mor-
gens krijght. Sy bewaren de huwelijckfe tron-
we ongefchent, en fijn veel met jalouiy oftmin-
nenijt gequelt. Sy fijn fbo feer genegen tot
tooverye en befweeringen , datfe in een oogen-
blick, gelijck \'t gerucht fèght, de fnelfte vaert
van een fchip in zee konnen ftuyten, fbnder
dat al de krachten van Eolus, en de bruyfende

Naem.

M I

Grenßn.

; ■\' ^
\'h \'.
■ ti

Iflivoott\'
ders }

hare fiden,

[1: ■ I

1 ■■ !
J

\'i

\\

\\ i

li.\'

ende godtS\'
dietiß,

engsnegent-
kcdeii.

■ t: f

Ui\' ■

\' :■; f

baren van Neptunus daer iets tegen vermogen,
lacobus Ziglerus in fijn verhael van Scandien
fèght van hen, datfè haer geheele lichaem met
beerevellen bedecken, ja felf het hooft, fbo
dat \'er niets dan d\'oogen bloot blijven. De
grootfte lafter,die een vrouw kan bedrijven,be-
ftaet hier in, datfe uyt haer tente gaet, als haer
man op de jaght is: fy mach oock, uyt eerbie-
digheyt en lèdigheyt in den godtsdienft, \'t ge-
vangen wilt niet aenraken,- maer haer man geeft
haer van \'t gebrade fbo veel als fy tot haer voed-
fel van noode heeft, \'t Aertrijck brengt hier
geen fèrpenten voort; maer daer fijn groote
en fchadelijcke muggen.

Om weder te keeren tot onlè gemelde toove- imerjm.
naers, Ziglerus feghtdatfe in \'t gemeen drie
knoopen, hangende aen een Iedere riem, by
fich hebben , van welcke de dunfte den Schip-
pers weynigh fchade kan doen; maer indien fy
twee der lèlve ontknoopen , dan worden de
winden feller en fchadelijcker > doch fbo fy
die alle drie te gelijck los maken, fbo verheit
fich terftont een fchrickelijcken ftorm, met
onweder en donder verfelfchapt, op fulck een
vreeftelijcke wijfe , dat die krachtigh is om
de grootfte fchepen der weerelt te vernie-
len , en in de holle kaken van den Oceaen
te jagen: gelijck oft dit onmenfchelijck volck
de krachten van hun verftant befteedden,
om door hare befweeringen het geluck en on-
geluck van onfe fcheepslieden in hare handen
te hebben, en de zeebaren en noorde-win-
den te temmen oft los te laten na haer wel-
gevallen. Sy maken oock korte pijlen van loot,
en niet meer dan een vinger lang, welcke fy naer
verre-gelegen plaetfen fchieten , om fich aen
hare vyanden te wreken. Wanneer fydekanc-
ker in den arm, oft in het been krijgen , fterven
fy gemeenlijck na drie dagen, door \\ gewelt van
fchrickelijcke pijnen.

Laplandt heeft in haer wapen een wildeman,
op de wijfe van een Faunus, die de befchaemde
deelen en \'t hooft met bladeren bedeckt heeft,
en een knodfe als d\'oude reufèn in fijne hand,
en op fijne fchouders gelegen.

G Q T H^

V

i

-ocr page 313-

bthlandt wordt van
Sweden gefcheyden
met de bollchen Kol-
mordt en Tidweth. De
naem der Sweden, feyt
Krantzius, is altijdt,
foo in haer eygen
landt, als by de omlig-
gende volckeren groot
geweeft : maer der
.Gothen by de uytheemfche. Dit is \'t vaderlandt
en de geboort-plaetfe, daerde Gothen,overwin-
ners der volckeren, uytgekomen lijn , welckers
vrome daden eere alle de naebuurige landen haer
felven trachten toe te fchrijven. Nochtans (foo
onfe wetten feggen) vind men in geen rijcken oft
volckeren den naem der Gothen en wooninge,als
in \'t Koningrijck Sweden : uyt welck den naem
der Gothen in andere rijcken verfpreydt is. Van
dit gevoelen fijn oock alle de Oude, die de daden
der Gothen befchreven hebbenjgelijck men fien
kan in de belchrij vinge van Spanjen jdoorRofen-
dius verlicht. Maer de nae-komende Schrijvers
der Duytfche en andere volckeren,om datfe den
roem der kloecke daden van de Gothen haer
eenighfins Ibuden toe-eygenen, hebben Scan-
dia, daer Gothlandt in leght, onder de Duytfche
eylanden geftelt.Doch niet alleen de oude Schrij-
vers , maer oock den menighvuldigen koophan-
del en maeghfchap, die onfe landcsluyden,in ou-
de tijden , met de Gothen, die in Grieckenlandt
en Thracien woonden , gehadt hebben, getuy-
gen dat de Gothen uyt ons Scandia gekomen
fijn. Want\'er dickmaels veel van hier gereyft
fijn,om haer bloedtverwanten en behouden ma-
gen daer tebefoecken.Het felfde is oockgefchiet,
gelijck lornandus fchrijft, nae dekomfte der
Gothen in Italien; want hy verhaelt dat fêkeren
Rudolphus Koning van Scandien, fijn eygen
Rijck verlatende,Theodoricum Koning der Go-
then in Italien befocht heeft. Defe Rudolphus,
foo onlè hiftorien melden,was de 8 j Koning van
Sweden. Wolfgangus Lazius vertelt mede , dat
uytdelèNoordtfche eylanden dagelijcks menig-
te van volck getrocken is, naer haer landts-luy-
den de Vifigothen, diein Vranckrijck, en de O-
ftrogothen, die in Illyrien en Italien woonden.
Maer niet allen in die tijdt alftein de voornoem-
de landen woonden, maer oock voor de de-
ftruaie van Troyen, toenfe noch in Thracien
waren, fijnder met hoopen derwaerts gereyft.
Welcke tochten fy gewilligh gedaen hebben, ge-
lockt fijnde door \'t geluck en eere der hooge da-
den van haer patrioten in vreemde
landen. Welck
merckendede Koningen van Sweden en Goth-
landt,hebbenfe ontrent dien tijdt ofte kortsdaer
nae een wet gemaeckt, dat
niemandt,uytfijn va-
derlandt treckende , eenig erfdeel in het felfde
foude bekomenj op dat de landen niet Ibnder in-
woonderen fouden blijven , en om dat de doodt
van den vertreckenden man naer andere volcke-
ren,onfeker was,- wierdt hy van de uure fijns ver-
trecks voor doodt gehouden, en fijn goederen
van de naefte erfgenaem befeten , om dat daer
nae geen gefchil tuftchen fijn verwanten foude
rijfen. Hedensdaeghs fijn by ons noch groote
verheven fteenen, wiens opfchriften te kennen
geven,datfe opgerecht fijn totgedachteniife van
eenige kloecke helden, die in Grieckenlandt,
Thracien , en andere Provinciën by de Gothen
beoorloght, in den krijgh gebleven fijn. Het
blijckt oock uyt de hiftorien,dat de Gothen,nae
datfè in Spanjen haer Rijck beveftight en verfè-
kert hadden, gemeynfchap en vrientfchap ge-
houden hebben met de Gothen van Scanzien ofc
Scandien: welck het achtfte Conciliutp van To-
ledo klaerlijck getuyght, door dien\'t onderte-
kent is van Adulfus, Euantius, Fandila, Aphrila
en Venedarius, Graven van de Scanzien. Dat
Lazius, uyt \'t gene nu gefeyt is,wil befluyten,dat
de Gothen, die in vreemde landen woonden, ge-
biedt hadden over haer vaderlandt, daerfèuyt
gefproten en getrocken waren,is niet waerfchij n-
lijck,en ftrijdt tegen de wet hierboven verhaelt.
Want hadden de uytheemfche Koningen der
Gothen eenigh gefagh gehadt op de ingeboorne
oft inwoonders,fy en fouden geenfins toegelaten
hebben, datfè in haer vaderlandt fouden ont-
erft worden, die haer legers in andere landen
volghden. \'t Is beter te gelooven, dat Alfonfus
Carthagena hier van fey dt, te weten:
Dat hoewel
de Gothen dickwils naer de andere volckeren trocken,noch^
t ans hare Olper ft en in Schytien lieten,hy welcke de regeerin-
ge des volcks was.
Welck dit Schytia is , verklaert
Rodericus Sancius met defe woorden :
Ifidorus en
andere yan den oorfprong der Gothen fchrijyende,\' komen
hier in oyer een, dat de Gothen uyt het eylandt Scandia oft
Noordt\'Schytiagefprotenfijn.
Albertus Krantzius,in
\'teerfteboeckseerftecapittelvan Sweden, be-
fchrijft in het kort het gene de Gothen buyten
haer vaderlandt uytgerecht hebben, nae de
doodt van Alexander de
Gxoote.Inde lange corlogh^
fey d t hy , is den glans en roem der Gothen hoogh yerhe-
yen : Want met de Romeynen, Heeren der wereltjheeft dit
yolck langgeworftelti maergeftut fijnde, haer ruft gehou-
den fomwijlen haer leet met oyerwinninge der Romeynen
gewroken, fomtijden met gelijcke uytkomfte geyochten.
Ten laetften \'t Roomfchejock met de yoet tredende, is het
door geheel Italien geloopen,heeft de ßadt Romen yerwoeft,
en in Italien yoorfchreyen yeel jaren een Koningrijck ge-
hadt : het heeft Vranckrijck bemachtight, in Spanjen Ko-
ningrijcken gefticht, en uyt haer afkomfte yeel adelijcke
en Pr incelij
cke geflachten yoort-gehr acht. In welcke faeck
de Roomfche Hißorifchrijyers (welck met haren oorlof ge-
feydt fy) meer haer eygen natie, als de Barbaren, foo fy die
noemen,prijfen.
Dit fy gefèydt van de uytlandtfche
Gothen; laet ons nu tot Gothlandt en fijne inge-
fetenen keeren.

Gothlandt, op dat ick de woorden van loannes
Magnus gebruyck,
leght tußchen twee machtige en on-
eenige yolckeren, de Sweden en Denen» Om dat het dart
yan de yyanden befet ^ niet gedwongenfoude fijn, beyde de

M fijdm

1 i iU \'

iiii\'

\'• li

,!
!i\'\'

Ulk

\' I

\' I P llV
I tf

ii lif

i! i f l

-J»

-ocr page 314- -ocr page 315-

T H

\'P t

r:

lil

D

T.

N

A

O

fifdengefladigh te befchermen, heeft het een eeuyoighyer-
hondt cn Drcde met de S\'s^>eden gemaeckt^ cm datfe machti-
ger en rijcker waren^ oft beter gemaniert.
Soo dat, van
dien tijdt als de monarchie in Sweden ingevoert
is,de Sweden en Gothen meeftendeel eenen Ko-
ning gehadt hebben , en als een volck geworden
fijn, hoewel fyfomwijl elck eenen byfonderen
Koning verkofen hebben , om dat d\'een d\'ander
in kloeckheyt meynde te overtreffen,doch defen
twift heeft niet lang geduurt, maer weder-kee-
rende tot den ouden vrede , hebben met dege-
meyne wapenen de vyanden wederftaen. Dan
het is grootelijks te verwonderen,dat de Gothen
(die by andere natiën om den krijghshandel foo
vermaert waren, en van geheel Europa gevreeft)
in haer vaderlandt de Sweden foo veel toe-gela-
ten hebben , datfe recht hadden in alle beyde
Koningrijcken eenen Koning te kiefen en te ver-
werpen, gelijck de wetten der Weftrogothen ge-
tuygen.

n&simge. Gothlant wordt gedeelt in Oofter- en Wefter-
Gothlandt. De Provinciën van Gothlandt in het
weften fijn Weftrogothen, Dalia en Vermelant,
daer eertijdts Hallandt onder begrepen was.
Weftrogothen is een vlack en vruchtbaer landt;
hoewel Vplandt, Weftmannen en Sudermannen
het felve in vruchtbaerheydt te boven gaen, ge-
lijck Weftergothen delè in menighte van vee.
Want gelijck de profijten der landdieden in We-
• ftergothen meeft beftaen uyt het vee, foo fijn de
inkomften van d\'andere uyt den landtbouw.

Rmeren. ^e rivieren loopen eensdeels in het lack Ve-
ner,als de Tida, Lida,en Nos,die wederom door
de groote rivier Trolbet loopt, en met twee uyt-
gangen by
Elffborg en Kongeiff in den Codaen-
fchen inham ftort : eensdeels loopenfe naer
\'t zuyden , en vallen in den felven inham, te we-
ten de Eda en de Vift.

De fteden fijn, Gotheburgh een koopftadt,
Scara een Biftchoplijcke refidentie, Marieftadt,
en Lidecop : de mindere ftedekens heeten Fale-
cop , Skedvi, Hio , Bogefunt, Brettam, en oudt
Ludofien.

DdU. Daha leght tuftchen Norwegen en \'t meir Ve-
ner, en is meeft berghachtigh. Hier fijn vifch-
rijcke rivieren en lacken: heeft oock vette wey-
den, foo datter veel vee is, en grooter often als in
de omliggende landen.

Vetmhnt Vermelandt is, onder alle d\'andere Provinciën

ernenn. ^^^ Gothlant, de laetfte bewoont en beboutge-

y weeft, door toedoen van OlavusTretialia, die
daer eenige colonien van volck en inwoonders
gebracht heeft. Dit landt is vol bergen en bof-
fchen, heeft mede
ylèr-raijnen,en een van koper
onlangs gevonden : meiren vol vilch, en rivieren
daer men veel falmen in vangt. Hier is de ftadt
Caroloftadium, foo genoemt nae Karei de IX,
dielè gefticht heeft in een plaets te voren Ting-
valla geheeten.

Hallandt. Hallandt ftreckt fich langs den Codaenfchen
inham, en fcheyt den felven van Weftrogothien.
De fteden daer van fijn Halmftadt, Laholmia,
Falkenburgh en Warburgh , die den meeften
koophandel drijven metWeftrogothien en Sma-
landt verre van de zee gelegen. Hallandt is maer
anderhalfmijl breet,en daer\'t wijtfte is,drie mij-
len. Nu ter tijdt hoort het onder den Koning
van Denemarcken.

■ (

iiii\',

lil

i i
■ \'n !

iir ■!
li\'. ?
liii

!i i ■

■ iM

i i

I t

I

Steden,

il

1\'! ^
ï

1 :i
^
.1

11
1 j

<

(\'1
l\'l f^t

De principaelfte Provinciën van Ooft-Goth- Oofl-coth-
landt fijn Oftrogotliien, Smalandt, en Oelandt,
daer men eertijdts by-voeghde Gothlandt, Sca-
nien, en Blekingen.

Oftrogothien wordt van Weftrogothien ge- Oßrogs-
fcheyden met de Veter-meir, in \'t ooften grenft
het aen de Sweedfche zee. Het is meeft vlack,en
overtreft de andere landen in vruchtbaerheydt,
oock Vplandt, foo fbmmige meynen , om dat
daer meer granen in de uytheemfche landen uy t-
gevoert worden als uyt Vplandt: niet mercken-
de de menighte der granen die Vplandt dear-
beyders geeft, die in de bergen de metalen gra-
ven. Maer foo iemant wel acht neemt op de on-
koften die de huys-lieden van defè twee Provin-
ciën doen, nae advenant de inkomft des oogfts,
fal anders oordelen. Sy is nochtans onder al de
Sweedfche landouwen feer luftigh,en rijck in al-
les dat tot \'smenfchen onderhout noodigh is,
uytgenomen wijn en fout.Want behalven uytne-
mende goet koren, ifter veel vee, honigh, wildt-
braet, vogelen, viftchen, en andere gerieven,die
wy om kortheyts wil achter laten.Daer fijn oock
mijnen in de gebergten Godegard,Helleftabergh
en Vongabergh. De fteden fijn Wadftenen, be-
roemt door \'t kafteel en kloofter van S. Birgitta:
Lincopien een Biftchoplijcken ftoel, Norcopien
en Sudercopien koopfteden. Scheningien was
eertijdts een fchoone ftadt, nu is\'t maer een vry-
heyt.

De boftchagie Holavedh fcheyt Smalandt van SmJands,
Oftrogothien. \'t Is een groot landt,begrijpende
in fijn omloop pj Duytfche mijlen : het is meeft
met boftchen befet; hetbouwlandtis nochtans
vruchtbaer , gelijck de naeftgelegen Provinciën
Scanien en Blekingen. Het is vol vee, waer van
\'t oock den naem heeft: want fy noemen haer
beeften Smala, foo dat Smalalandt beduydt een
vee-rijck landt, weickfe in \'t kort Smalandt noe-
men. Dit en levert niet alleen fijne inwoonderen
genoeghfaem beftiael,gelijck ook andere Sweet-
fche Provinciën doen, behalven daer men meta-
len graeft; maer fendt daer-en-boven jaerlijcks
een groote menigte in Denemarcken , waer me-
de fbo veel duyfendt often vermeerdert worden,
die alle jaer uyt Denemarcken in Duytflandt en
Nederlandtkom.en.

\'t Heeft veel vifchrijcke meiren: waer van de Meiren.
voornaemfte fijn, Bolm, Viofter, Moklen en Ai:
nan.

De vermaertfte rivieren fijn , Niftèa, Laga, Rivieren,

Helga, Marboa en ^m.

Smalandt wordt in veel deelen gefcheyden,
waer van de principaelfte fijn Tieherad, Veren-
dien, Tiuftien ,Finheidien en Mauringien, in de
hiftorie van Paulus Longobardus vermaert door
den tocht der Longobarden. Defe deelen heb-
ben elck noch verfcheyden vooghdyen. Veren-
dien heeft van oude tijden befondere rechten
gehadt, niet over-een-komende met de wetten
van d\'andere , die wy hier met fommige andere
dingen, om korter te fijn, voorby-gaen. In Tiu-
ftien heeft men onlangs koper-mijnen gevon-
den. In Tabergh fijn ftaekgroeven. Men graeft

daer

-ocr page 316-

G O T H

daer ook uyt morafTchen,en vifcht\'er öyt de mei-
ren rouwe yfère klonten , diefe met kleynen ar-
beydt fmelten , en goet yfer daer van maecken.
Smalandt wort in t zuyden omcingelt van Hal-
Jandt,Scanien en Blekingen,met wieos koopman-
ichappen fy hare waren mangelt. Nae advenant
hjn groote heeft het weynigh lieden, welcke fijn
Calmarnien,Ienecopien,Vexio een Biffchoplijc-
ke ftadt, Ekefio en Wefterrijck.

Oelandt is een luftigh en vruchtbaer eylandt,
daer veel groot en kleyn vee is, oock wilde peer-
den. Hier gebreeckt geen wiltjaght oft vogel-
vang. \'t Heeft twee-en-dertigh kercken en het
flotBurchoIm.

Gothlandt is een vee-rijck eylandt, heeft veel
abeel-boffchen,en fteen,bequaem tot den bouw.
HierisVisby, eertijdts, toenfe onder het Ko-
ningrijck Sweden ftont, een fchoone koopftadt,
nu is \'t maer een vryheydt. P. Bertius fchrijft
daer aldus van : Inden Codaenfchen oft Dene-
marckfchen bocht, tegen over Gothien is een
vermaert eylandt, datfe
Gothlandt noemen , in \'t
lang geftreckt, hebbende in de weftzijde maer
een ikudtïVishuy 1 oudt, en, foo de hiftorien en
vervallen overblijffèlen getuygen, eertijdts door
den koop-handel beroemt. Hedensdaeghs fijn-
der noch feven kercken, en fommige kloofters
fèer konftigh van marmor gemaeckt. Buyten de
ftadt is de kercke van S. Gregorius: in de ftadt,
van S.Clement, S Olaus,gefticht van Ericus Cy-
prius: van de H. Maget en moeder Maria , de
H. Dryvuldigheydt,S. Laurens, S. lan, S.Pieter,
S. Michiel, en den H. Geeft: de kloofters van
S.NiclaeSjS.Iacob, en S.Catharina. De burgers
huyfen fijn meeft prachtigh en koftelijck ge-
bouwt,fbo dat Geulen oft Neurenbergh naulijks
diergelijcke heeft.Men gelooft dat hier in vorige
tijden de wetten der zeevaert gemaeckt fijn met
gemeyne bewilliginge der koop lieden. Den
oorfprong defer ftadt meent men te fijn den on-
dergang van Wineten , een ftadt der Wenden.
Want nae dat Wineten met de zeebaren bedeckt
was, feght men dat de Sweden met haer fchepen
daer gekomen lijn,en alle \'t marmor,yfèr,koper,
dat \'er van foo groote gebouwen overigh was ,
als mede tin en filver, gevifcht,en door de duyc-
kelaers uyt den grondt gehaelt hebben,als \'t wa-
ter van den wint wat verdreven was; welck fy in
Gothlandt voerden, daer twee fware metalen
poorten by waren. Dit is de oorfaeck der rijck-
dommen van Wisbien. Daer nae (gelijck alle
wereldtlijcke faken veranderen) is fy oock fbo
vervallen, datfe niet behouden heeft als den
grooten naem en gedachtenis van den eerften
ftaet, met eenige vervallen gebouwen. Nu ter
tijdt ftelt de Koning van Denemarcken een Gou-
verneur over de ftadt en \'t kafteel. Niet verre
van de ftadt fiet men feer groote fteenrotfen ,
daer eenige graf-fchriften in gehouwen ftaen met
Gothifche letteren, om welcke te recht te ver-
ftaen veel neerftige onderfoeckers der oudthe-
dengearbeyt hebben. In\'t jaer 1288 heeft Ma-
gnus Koning van Denemarken,deburgers toege-
laten haer ftadt te verftercken^ en hoewel de by-
liggende nabuuren dat fochten te beletten,noch-
tans hebben de burgers haer begonne werck

Oelmdt.

CoihUndt.

Wtfist^.

L A N D T. 14

volmaeckt. In \'t naeftvolgende jaer is\'er een
grooten vifch gevangen, uyt wiens buyck een
kindt gefneden is. In \'t jaer i 3<5
t is Koning Wal-
demarus in Gothlandt met een leger getrocken,
en heeft Wisbien belegert. Men feydt dat\'er
1800 burgeren gebleven fijn in den ftagh , diefy
met den Koning voor de Zuyder-poort gehadt
hebben. By de felve poort ftaet een graf-fteen
van marmor tot gedachtenifte, met dit opfchrift
van Latijnfche letteren:

ante portas visbii in manibvs

danorvm cecidervnt hic sepvlti.

Daer nae in \'t jaer 1398 is Hertogh Ericus, foon
van Koning Albertus , overleden in het flot van
Gothlandt,
Landtskmn genoemt, en tot Wisbien
begraven in de kapel van de H. Maget Maria, In
het felve jaer den 11 Meert, ftjn de Ridders van
de Duytfche Orden uyt Pruyffen in Gothlandt
gevallen , haer meefter maeckende van de ftadt
en \'t geheel eylandt. In \'t vijfde jaer daer nae,
als de Denen en Sweden met alle haer macht qua-
men om haer landt weder te winnen , fijnfè van
de Duy tfche geflagen en verjaeght. In het jaer
1408 is de Denen Gothlandt wedergegeven voor
9000 goude nobels. Het wapen van de ftadt is
een lam, dragende een vaenken meteen kruys
daer op, daer rontom in gefchreven ftaet :
AgnvsDei,qvï tollïs pecCata mvn-

di, miserere nobis , et da ^ternam
pacem temporibvs nostris.
Om de
heerfchappye en eygendom defes eylandts, als
oock van Scanien, Hallandt en Blekingen,, heb-
ben de Koningen lang met de wapenen, en de
Schrijvers met de pen geftreden:defe haer recht,
d\'andere hare langduurige poftefïie oft befit
voorwendende: welcke gefchillen wy hier ach-
terlaten. Nu ter tijdt ftaenfe onder den Koning
van Denemarcken.

Scanien is vruchtbaer in kooren en vee, heeft
veel boftchen en wildtvang. Sommige fèggen ,
dat hier oock gout,filver,koper,en loodt mijnen
fijn,die men\'er noyt gevonden heeft,ten fy datfè
degoudt en filver-mijnen verftaen van den tol
die uyt de bygelegen zee komt. Maer men moet
haer dit vergeven , om datfe het onderfcheydt
van Scanzien oft Scandien, en des felfs deel Sca-
nien niet en weten. Over den Hellefpont, feydt
Chy trxus, leght Scanien, het grootfte en laetfte
deel naer \'t zuyden van \'t half eylandt des
Noordtfchen weerelts, welck Plinius Scandiam ,
Scandaviam, en een ander wereldt noemt, \'t Is
voorwaer een fchoon en luftigh landt, vrucht-
baer van granen, volckrijck en vol fteden.
Waer van de principaelfle fijn Helfenburgh,
Landtskroon , Lunden , eertijdts een Aertz-
bifdom. Ellebogen , in fterckte en fchöonheydt
van huyfen met Coppenhagen te vergelijcken ;
Falfterbo, Scanor, Somershagen, Trellen-
borgh, Uftede, Wee, Arus, Solsborgh, Elholm,
Ronenby
, Lykou aen de palen van Sweden by
Calmarnien, altemael eensdeels in\'t zuyder,
eensdeels in \'t wefter-quartier gelegen. In het
wefter-deel
van Scanien, boven Helfenburgh op
den oever, fijn de fteden Wegholm,Engelholm,
Catterop, Laholm , Helmftede, Falcken-

N ^^ergh,

. ■ I 1

i\'i\'
ni

■M\'il

"IS

, 1! !J , li

■ : i ■

SE:.!,

\' ■ \' \'i

■\'1 ji

I

it ■.

1

. r

4

I ^ I

. (

C:

-ocr page 317-

G O T H L

bergh, Warborgh, en Koningsback,tot aen EIs-
burgh een haven des Koningrijcks Sweden , en
Nylofien , daer de palen vande drie Noordt-
fche Koningrijcken Denemarcken, Sweden , en
Noorwegen aen malkanderen komen. Van hier
llreckt Blekingen naer \'t ooüen nelfens de zee

A N D T.

als een arm, gelijck men in de Kaert kan lien.

In de befchrijvinge en kaerte van Sweden
hebben wy gevolght den voortreffelijcken An-
dr^am Burxum de Boo , Koninglijcken Secre-
taris , en Opper-Fabrijck-meefler des Koning-
rijcks Sweden.

: !

! .
• . I ■ •

■i :

il\'!

i\' ii .
li

i .

\' !. : i !

^. i

-ocr page 318-

L A

T.

InlaI^dt wort van
Plinius
Finningia , en
daerom d\'inwoonders
Fimes van Ptolemeus
genaemt,en
Fennes door
Tacitus : ly worden nu
noch Finnen en Fen-
nen , en hare Provintie
Finlant geheeten; doch
de Moicoviters noe-
menfe
Chainskafemla. De ooftlijde van dit landt
wordt van Mofcovien door de riviere Polna ge-
fcheyden ; het grenft: in \'t noorden aen Wefler-
Bothnien; in \'t weflen aen de Bothnifche zee;
en in \'t zuyden wort het door de Finnifche golf
van Lijflandt afgefondert.

Dit geweft heeft overvloet van terwe, en van
alle dingen,noodigh tot het menfchelijck leven,
boven alle de Provintien van Sweden. Sijn wijt-
ftreckende landeryen geven lèer goede granen;
de bergen lijn vervult met mijnen van filver,
koper , en andere metallen ; de heuvelen en
plaetfen ontrent de rivieren ftjn rijck van groe-
ne velden en weyden ; de nabygelege zee ver-
fchaft een ontellijcke menighte van viftchen;
ende boftchen voeden een ongelooflijck getal
van wilde dieren. Sy hebben goede paerden,
en bequaem om te arbeyden.

Delè volckeren waren eertijts fèer wilt, vuyl
en arm: ly hadden geen paerden , wapenen,
nocht huylèn ; leefden van kruyden , en kleed-
den fich met de vellen van hunne beeften : fy
fliepen op d\'aerde, en befchermden fich met het
fchieten van pijlen, welckers punten waren van
■ been in plaets van ylèr. De vrouwen gingen op
de jaght met de mannen , en de kinderen had-
den geen ander fchuylplaets voor de beeften
en den regen , dan de t mmenvoeging van eeni-
ge tacken ; en aftbo weynigh d\'oude en andere
jonge heden, die fich geluckiger achten dus te
leven , dan naer landeryen te trachten , en f ar-
beyden om huyfen te bouwen; want fy waren
buyten alle begeerlijckheden, en hadden geleert
niets te wenfchen noch te befitten , jalpotten
felf met hare buren, die fich vermoeyden door
den arbeyt, met voornemen van rijckdommen
te verfamelen: als oft dit volck in de fchole van
Democritus,die de weerelt met hare ydelheden
en fchatten uytlachte, geweeft hadden; oft dat-
fe leerlingen waren van dien Wijfen man, welc-
ke bekent, dat al \'t gene de menfchen met foo
veel Iweet en moeyte foecken , niets anders is
dan roock en een voorbyvliegenden droom; en
dat ons leven is even als de gene, die in haren
flaep meenen datfe eten , en als fy wacker wor-
den, fich fèer hongerigh bpinden.

Greȧfj.

VrptchthiUY-
kejt.

Oftde fe-
den j

De hedendaeghfè Finlanders fijn van aenge^ enheden^
name feden, feer beleeft tegen de vreemdelin- ^^g^ß*
gen, heufch, en langfaem in gramfchap ontfte-
ken ; maer, wanneerlè heel vergrämt fijn , feer
wraeckgierigh. Sy fijn van fraye en hooge ge-
ftalte, en fchoon van aenficht; maer eenvou-
digh. Sy gebruycken drinckvaten gemaeckt als
hoornen uyt de wortel van een uytgeholde den-
neboom , en \'t buytenfte met vericheyde beel^
teniffen en verwen , fèlf met goude platen , ver-
ciert. Sy hebben kafen die lèer goet fijn, en die
men vele jaren kan bewaren , londer datfe van .
de wormen worden gefchonden.

Sy hebben eertijts hun befondere Koningen negeerhg^
gehadt, welcke veeltij ts met de Koningen van
Sweden in oorlogh quamen ; doch eyndelijck
wierden fy gedwongen door de wapenen van
S. Erick, Koning van Sweden , fich over te ge-
ven ; want hy verftoegh hen ten deel in\'t jaer
II50 in een volle veltflagh, en dwong hen de
Chriftelijcke Religie t\'omhelfen. Na S. Erick,
verwon Pirgerus lerl, door een fèlven yver ge-
dreven , de Tavaftiers; en Turgillus Knutslbn
deê de Careliers , door de fcherpte van fijn
fwaert, huygen: en om te beter dele verneder-
de volckeren onder fijn gebiedt te houden, en
de byftant en invallen der naburen te beletten^
deed hy, ontrent het jaer i ip3 , bet kafteel Wi-
borgh bouwen.

Dit volck heeft een befondere tael en uyt- rasK
fpraeck, en geheel verfcheyden van alle andere
volckeren van Europa. Sy gebruycken de letter
F niet, en fpreken de B D oft G niet üyt, noch
twee confonanten oft medeklinckers in \'t begin
van een woort; fbo dat ( om het in onfè tael te
toonen) in plaets
Y^ingralpen fèggenfe ralpeni voor
krijgen, rijgen; en in ftede van floppen, fpreken fy
toppen, en lbo met andere diergelijcke.

Sedert dat de Finlanders tot net Chriftelijck
geloove bekeert fijn, hebben fy feer heerlijcke
kercken gebouwt; maer nu volgen fy \'t gevoe-
len van Luther , gelijck alle d\'andere volckeren
van Sweden.

Het Groot-hartoghdom Finlandt begrijpt de Veeling,
Hartoghdommen van Noorder-Finlandt en
Zuyder-Finlandt, Tavaftien,en beyde de Care-
lien; de Graeffchappen van Cajanien , Nilan-
dien, Alandien , en Savolaxien, welcke , fbnder
iemant anders onderworpen te fijn, alleen het
Rijck toebehooren.

Dit Groot-Hertoghdom voert in fijn fchilt, wapm,
met negen roofen belaeyt, een klimmende en
gekroonde leeuw, die in fijn rechter-pooteen
bloot fwaert houd, en in de flincke \'t geveft van
een kromme fabel, op welcke hy treet.

ir?

11

Uli

■A ■■

Z U Y

O

Syi>edem

I

!

j

t :

1

I\'

-ocr page 319-

w

i s I

Il : I \' ■ •] I

î:: \' i ;

■ 1 i \' : ■

■ \' ■ ■ "I

! ;

-ocr page 320-

Uyder-Finlandt is van \'t Noorderlij cke
door de riviere Aurajoki gelcheyden. Het
is 29 Hooghduytfche mijlen lang , en
28 breet: en heeft den tijtel van Aerts-hartogh-
dom 5 welckers hooftftadt is
Aho, ftoel van een
Biftchop 5 die onder den Aerts-Biftchop van
Upfael ftaet. Men telt in dit Bisdom
500 Paro-
chiën, Ibnder die van de fteden daer in te begrij-
pen, en meeft alle volckrijck , foo dat \'er eenige
lijn die duylènt huysgeftnnen hebben, andere
8co , en de minfte 500. De gemelde parochiën
lijn door de boftchen verlpreyt, waer henen ly,
door de bequaemheyt van huylen te bouwen,
overvloet van hout, en \'t belchut voor de noor-
dewinden , getrocken werden. Defe ftadt Abo
leght in een hoeck tuffchen de Bothnifche en
Finnifche zeen,omringt met hooge bergen, die,
tot gerief der inwoonders , met wintmolens fijn
befet. De riviere en de fonteyn Cupis-kella be-
vochtigen haer om ftrijt met hare fiiyvere wa-
terftroomen: de heerlijcke kerck,in\'t jaer
1300
door S. Henrick gebouwt , haren achtbaren
Raet, Academie, Stadthuys, en andere gemee-
ne gebouwen, nevens het kafteel oft vefting,
fchencken geen kleynen glans en cieraet aen
defè ftadt: ja fy foude konnen geacht worden
voor een der fchoonfte en aengenaemfte fteden
van\'t Noorden, indiende menfchen en d\'ele-
menten niet foo dickmaels tot haer verderf
t\'faemgefpannen hadden : want het vuur heeft

haer in de jaren 1310,1425,1429,1459, 1473^
1510, 1521, 1537,154^,1565,15(59,1592,
1593,
i<5oi, 1603, 1618,1624, fomtijts ten
deel, en nu en dan byna geheel vernielt. Ick
heb dit befonderlijck aengemerckt ; want ick
geloof niet, dat men in de hiftorien van een
plaets leeft, die fbo dickmael van dat verllinden-
de element in lbo weynigh eeuwen is belpron-
gen als defe ftadt. Derhalven fchijnt ly iets met
de natuur van de Phenix gemeen te hebben, de-
welcke , door de vlammen vermeeftert, t\'elc-
kens uyt fijn aftellen weder verrijft.

Dit geweft wort in twee Landeryen oft Bal-
juwlèhappen, te weten
Fykis Qn Haliko, gedeelt.
Hier is een oude Baronnye
Kimiteu genaemt, uyt
welckers aerde feer fchoone marmer, en die feer
dienftigh is tot bouwen, wort getrocken. Ver-
fcheyde Heeren en Edellieden van dit lant heb-
ben hier fraye kafteelen en aengename woonin-
gen , van welcke de voornaemfte fijn EminuCy tdeyfn.
Runegard, Omdia, Brinkala, Am, Worentacka, K^tcf««
nd^, en andere. Aen de weftfijde van dit landt
fiet men de ruïnen en overblijffelen van het
fterck kafteel van CwJ^o , en aen d\'ooftfijde de
Sterckte van
Rafehorg.

\'t Wapen van Zuyder-Finlant is een gekroon- mpe»*
de gouden helm, en achter de felve twee blaeu-
we vendels kruyswijs over eickander, yder met
een goude kruys verciert.

i.\'\'\' i

n

■I

0

[

*

f- i

vi

I

NOORDER-FINLANDT.

T Oörder-Finlandt, van d\'inwoonders Nor-
finland genaemt, paelt in \'t ooften aen
Tavaftien en Nylandie , in \'t zuyden en
weften aen de zee , en in \'t noorden aen Caja-
nien, en ten deel aen Tavaftien. Dit landt wierd
eertijdts gedeelt in twee
Satagmdien, dat is, lant-
fchapjes, waer van \'t eene Kumoj na \'t Koninck-
lijck kafteel ^umO^^tD/ en het ander ÄUttlO^
wierdt genaemt: hier fijn noch twee
lantlchapjes, te^^eten ,
Memo en M^^Ao, die van
een groote riviere, van d\'inwoonders
Cumo-Elff
geheeten , rijck van falmen en andere viffchen,
befj3roeyt werden, welcke hare wateren, na dat-
fe voorby de ftadt Biorneborg is geloopen, in
de zee ftort. Verfcheyde andere rivieren be-
vochtigen dit lant, als de Sappod / ^ït)-»

hjvtm/ 2omi 3ofi/ Tïouftfil / "Bitmoä / SJiaé^

^Od / en meer andere , welcke alle fich in den
fchoot van de zee werpen.

Naem.
Cr en fen.

DeeUng.

Rtviereni

Men fiet hier verfcheyde huyfen van groote iTeeren-
Heeren, als Saris, Anoila, Kiulsholmy Konkas, Lakeis^
See,

De befte fteden fijn, eerft Biorneborg, \'t welck Steden,
beteeckent Beiren-kafteel, eertijts wierdlè Vlff^by
geheeten, en delè naem wordt noch aen de
kerck en parochie gegeven,- daer na ftelt men
Raumo, op den oever van de Bothnifche zee ge-
legen.
Nyfladh is de hooftftadt van \'t Graeffchap
Wafaborg.
Nedhendal was eertijts lèer vermaert
door haer treffelijck kloofter , datfe in haer om-
ring had,
Fal de gr aces genaemt: fy is nu in geen
hooge achting, alleen wordfe geprefen, om dat
men daer goede kouftèn maecKt.

\'t Wapen van Noorder-Finlandt is verciert wa^tn,
met een gekroonde en klimmende beir, die in

fijn rechter-poot een gouden fwaert houd , en
met twee filvere fterren in \'t opperdeel van de
fchilt.

CAJANIEN.

AjanienoPt Oofterdeelyan Bothnien,Yan d\'in-^ landt, cn d\'uyterfte deelen van\'tMolcovifche
woonders genaemt, grenft in Rijck,- en ten weften aen de Bothnifche zee.

\'t ooften aen Savolaxien en TavaftienHet is 28 mijlen lang, en 60 breet: en wort van Grootte*
in \'t zuyden aen Fenningien oft Finlandt, ey- verfcheyde rivieren bevochtight, van welcke
gendijck foo geheeten; in \'t noorden aen Lap- de voornaemfte fijn,
J^imielff, die het van Both-
nien

Naem.
Talen,

-ocr page 321-

T.

N

D

A

I

N

nien fcheyd , lioelff, Simoelff, Vlaelff, @ifa ^ofj /

"pij^ä yti / Äala 3oft / 2o(^toä / Oudt-§avic^

Nieu-gar{eb^3/ en andere. Hare

meiren oft ftaende wateren fijn

m/ &c.

De fteden fijn, PFafa, dicht by de zee gelegen;
Vhla oft Vlahorg (^dus genaemt van de rivier üla
die haer befproeyt) heeft een fraey kafteel, en
is vermaert om de koophandel van boter, fal-
men, vellen, en andere waren.
Nieu Carlehy is be-
kent door de fchipvaert, trafijck, en haer Colle-
gie;
het Oude Carlehy is niet wijt van\'t nieuwe;
en beyde fijnlê op vermakelij cke en aengena-
me plaetfen gelegen, en van Guftavus Adol-
phus , gebynaemt de Groote, Koning van Swe-
den , gebouwt. Oock fijn hier noch eenige ka-
fteelen en fterckten , als
Cajaneburg, Muflajar, en
andere.

Wat belangt de feden der inwoonders van
Cajanien oft Oofter-Bothnien, die verlchillen
niet veel van die van Noorder-Bothnien , van

Riviereti,

Meiren,

Steden,

SedeH,

welcke wy hier voor gelproken hebben. Sy fijn
in \'t gemeen kuys, en van eerlijcken wandel; foo
dat men onder hen nooit van bloetlchande,
overlpel, nocht hoerery hoort Ipreken, Som-
mige van haecfijn groote toovenaers; maer die
worden geftraft. I)es fomers is dit landt fonder
duyfternis , en fbnder groote hitte van de zon;
Tijden des
de lucht is \'er feer gefont en getempert: maer
in tegendeel is de winter overftreng en als on-
verdraegelijck, door de koude , en de lange en
byna gedurige nachten. Hier is een groote me-
nighte van verfcheyde vogelen ; en vele bee-
ften , welckers vellen fèer geacht en gefocht
worden; en oock fiilck een overvloet van frna-
kelijcke viffchen, datfe voor de felve , en d\'an-
dere genoemde dingen, in verwifteling koren
konnen bekomen, \'t welck hier door de koude
niet rijp kan worden , hoewel \'t aertrijck goet is,
en bequaem om vruchten te dragen.

Cajanien oft Oofter-Bothnien heeft fes we-
fèlkens in haer wapen.

I \'U;:

\'5 .

S A VOL A X I E N.

Avolaxien, als Wexion feght, paelt in \'t oo-
ften aen \'t landt van Kexholm , in \'t zuy-
den aen CareHen, in \'t weften aen Tava-
ftien, en in \'t noorden aen \'t Ruftilche Laplandt.
Sijn langte is 20 , en de breette 40 mijlen. Dit
landt wordt gedeelt in opper en neder Savo-
laxien : het opper begrijpt de Parochiën van
Pelloniefmi, Wefulax oft S. Michiel, lokais , en
Piexfemo : het neder-deel vervat de Parochiën
van Pumala, Seminge, Randalalmi, Copio, en
Idafalmi, die alle den Aertsbiftchop van Vplael
onderworpen fijn. Dit geweft is wijt van de
zee, maer wordt bevochtight van verfcheyde

S

groote meiren en rivieren , die \'t meefte deel in Rfvyett eh
de Voxen vallen, die hen daer na in \'t meir van
Ladoge voert en vermengt. Defe meiren heb-
ben overvloet van allerley flagh van viffchen,
infonderheyt zeekalven, en fhoecken daer Au-
fonius van fpreeckt, welcke d\'inwoonders droe-
gen , en naer Wiborg brengen. Men fiet hier
een Sterckte, Nypt genaemt, en van de Finnen
Sterckte*
Vfl-linna, dat is, het nieu kafteel, in \'t jaer 1475
door Erick Axelfbn, een Sweeds Heer, gebouwt,
die het toen \'t kafteel van S. Olaus noemde.

Sy voert in haer wapen een gefpannen boogh
met een goude pijl in een fwart velt.

Crenßn,

!;

Crootte,
Deden,

TAVASTIEN.

Ayaftim is met den tijtel van Hertogh-
dom vereert; en wort van de Finlanders
Bemenma genaemt. \'t Is 27 mijlen lang,
en 3 3 breet. Het grenft in \'t weften aen Noor-
der-Finlandt , in \'t ooften aen Savolaxien en Ca-
relien, in \'t noorden aen Cajanien , en in \'t zuy-
den aen Nylandien, en \'t Ampt Rafeborg.

Het wort in vijf landeryen gedeelt, te weten,
^mn&W Hatmlay Eanhoy Oeffre, en Nedra.

\'t Aertrijck foude vruchtbaer fijn, indien de
ftrenge koude het rijp worden van \'t gewas niet
belette. Maer fchoon het graen ontbreeckt, de
meiren en rivieren voeden, fèer vele viffchen ;
de vermaertfte meiren fijn
Pejende, Rautalambi,
(waer uyt men yfer van de gront af haelt) Ruod-
4lainy Holola, Longelma-ïer^i, Ko-ler-

^i, Rauta-ler^i, en andere. De rivieren fijn Ta-
merkoski, Orhiroefi
, en andere : de rivier Kjmen,
die fijn oorlprong heeft uyt het meir van Pejen-
de,
bevochtight de landen der Nylanders en Ca-
rehers, alwaer iy een Konincklijcke fortrefte, na
haer
Kymenegard genaemt, belproeyt; en van
daer,fijnde nu in vier armen oft tacken verdeelt,
ftort fy fich met een fnellen loop in de zee.

T

JHartogh\'
dom,
Naem,
Crootte,

Talen,

Deelen,

Aen Vim
"tlant.

Meiren,

Rivieren.

In dit landt is oock een kafteel, van de Fin- KaßeeU
hndersHemeniinna geheeten, in \'t jaer 1250 door
Birger lerl. Koning van Sweden, gebouwt; om
de Tavaftiers, die hy overwonnen had , in hun
plicht en gehoorfaemheyt te houden.

Tavaftien heeft in haren fchilt oft wapen een wapent
gevlackte lynx oft lofch in een root velt, welcks
opperdeel is met drie ftarren, en\'t benedenfte
deel met drie roofen, verciert.

^ff:

ïlï

il

Smdeff,

N Y-

O I

,! f ■

li : <

\'f I ■

i

-ocr page 322-

T.

N

D

N

NYLAND IER

Tlandien wierd in de vorige eeuwen door
de Fennen, en daer na door de Sweden
en Helfingiers bewoont,
cn toen Njplan-
dim,
om fijn nieuwe inwoonders, genaemt. Het
paelt in \'t ooften aen Carelien, in \'t zuyden aen
de zee, in \'t weften aen Zuyder-Finlandt, en
in \'t noorden aen\'t Hartoghdom van Tavaftien.
De langte van dit landt is 30, en fijn breette
omtrent tien mijlen.

\'t Aertrijck is hier redelijck vruchtbaer : de
mijnen van
Ansko en Syparta verlchaften yfer: de
boftchen geven wiltbraet en gevogelte in over-
vloet : de meiren en rivieren voeden vele goe-
de viftchen en watervogelen. De grootfte mei-
ren , die golfen oft zeeboefems gelijcken , fijn
So^tattfelW/ en De rivieren fijn

@tmO-6(ff/ &C. De voornaemfte woo-
ningen der groote Heeren noemt men

n^é/iSvoitia / ®mmtbt) / ©tuun^bi) / ©raff^
bada/ ^totmip / ^Mfta/ O^mtb^ / ^bbmxa^

fo:^/ en andere.

Tuffchen Finlandt en dit geweft leght het

Crertfen,

Croate*

Uoedantg-
hep*

\'jMeîren,

Rivieren.

Weerert-
hn^fen*

Graeffchap Rashorg, waer men een feer fchoon Rasberg,
kafteel fiet dat den Graef toebehoort.

Dit landt heeft de fteden Borgo, Helfingfors, en
Eskenes. Borgo is een feer oude zeeftadt, tuffchen
de Pehngskers gelegen. Sy wierd in \'t jaer 1578
byna in haer puynhoopen begraven , wanneer
ly op \'t onvoorfienft door de Mofcoviters inge-
nomen was,- gelijck oock
Heifingfors, in\'t i^Lcr
1550 door Koning Guftavus d\'Eerfte gebouwt,
die hier een ftapelrecht ftelde, om t\'ontfangen,
te vifiteren , en bewaren alle koopmanfchappen
van uytlandtfche koopheden, die uyt Mofco-
vien oft Nederlandt quamen. Defe ftadt groeyt ^
dagehjcks in welvaert, federt datfe een betere
haven heeft, en dat hare huyfen op den oever
der zee gebouwt worden.
Ekenes leght op een
aengename plaets , niet wijt van de zee j en
ftaet onder den Grave van Rasborg.

\'t Wapen van Nylandien is een gouden fchip,
met twee rivieren, d\'eene in \'t hooft oft opper-
deel en d\'andere in \'t beneden-deel van de
fchilt.

ARE

CAreïien fluyt d\'ooftzijde van Scanzien , en
wordt aen de lelve fijde door het meir
Ladoga en Molcovien beftoten : het
grenft ten noorden aen Savolaxien, ten weften
aen Tavaftien en Nylandien, en ten zuyden aen
de Bothnifche zee. Dit landt brengt tamelijck
veel granen voort, en is overvloedigh in velt-
Tewas, fchapen, vogelen, en wilde dieren, ge-
ijck oock de rivieren in viffchen.

Doch de zee, een waer tooneel van onftant-
vaftigheyt, en \'t Ipeeltuygh der winden, veran-
dert niet foo menighmael van gelaet als dit ge-
weft van Heer is verandert, gelijck of\'t Geval
het tot fijn lufthof, en den oorlogh tot een velt
van fijn gevechten,had verkoren.\'t Is om \'t befit
van dit landt, dat de Molcoviters en Sweden foo
dickmael hebben geftreden ; het fijn defe plaet-
fen, en op defe zeekuften gelegen , die\'t graf
van foo vele dappere mannen fijn geweeft, die
veel meer een heerlijcker graf by de overwin-
liings-teeckenen der Romeynen verdient had-
den , dan defe velden en beecken met het edel-
fte bloec van \'t Noorden te verwen. Eyndelijck,
\'t is in defe geweften, dat den glans der Sweed-
fche Kroonen d\'oogen van den Molcovilchen
Arent eenighfins verduyftert heeft: want d\'eer-
fte fijn meefters geworden van defè geweften,
als fy Carehen, Savolaxien en Ingrien de Ruffen
afnamen, en die als paerlen aen hunne kroonen
hechtten. Maer om dit wel te verftaen, lbo ver-
gun my , dat ick , in plaets van een Geographus
oft Landtfchaps-befchrijver , een weynigh my
drage als een Hiftory-fchrijver.

Wanneer de Finlanders noch ftonden onder
hare belbndere Koningen , gehoorfaemde
Care-
Urn
, in \'t gemeen Carelen genoemt, aen de felve

prenpn.

ffoedamg\'
hep*

Ooïkgen in
en om
dh
landt*

uiBuße oft
ßmeden op
de wapem
der twee

Kijcken.

N.

Koningen, welcke in \'t eynde verwonnen en af-
gelet wierden van de Koningen van Sweden,
die, foo door fachte middelen als met de wa-
penen , alle de Provintien van Finlandt in haer
gebiedt pooghden te brengen. Maer de Ruffen,
3ie de Sweden niet tot geburen begeerden,
fiende hunnen voorfpoet, deden hun vermogen
om oock eenige ftucken uyt dit gefloopte kley-
ne Koninckrijck te krijgen , en eenige plaetfen,
dienftigh om hunne grenfèn te verftercken,
in
te nemen j tot defen eynde brachten fy veel
volcks te famen, en vermeefterden Carehen.
De Sweden daer tegen, die geen andere Heeren Vermde^
in defe geweften konden hjden, dewijl fy byna
alle voor de kracht hunner wapenen hadden
moeten fwichten , brachten hunne macht te fa-
en befprongen de Mofcoviten met fulck

men

een dapperheyt, dat ly hen defè Provintie de-
den verlaten. Doch de Ruffen bleven hen niet
lang Ichuldigh, maer braken hen dit landt we-
der uyt de handen j foo dat het noch verfchey-
den reyfen daer na van defe ftrijdbare volcke-
ren gewonnen en verloren wierdt, als of het
den twift-appel van hare gramfchap was. Eyn-
delijck hebben Magnus Smeek, Koninck van
Sweden, en Georgius Hertogh van Novogrod,
het onder hen verdeelt, en ftelden de grenfen
omtrent
Syflerbeck, waer van wy hier na fullen
fpreken.

Eenige eeuwen daer na was Ivan Bafilius Sus- De Sweden
ki, Groot-Hartogh van Mofcovien, (fich fien- Hjj^
de byna verwonnen door de Poolfche wapenen, ters^
die een groot deel van fijn Staet vermeeftert
hadden,) genootfaeckt een Ipoedige hulpe van
Karei de Negende, Koning van Sweden, te ver-
foecken, die hem een goet getal krijghsvolck

I

toe-

-ocr page 323-

T.

i

a

n

n

l

O

toefcnd,onder \'t beleyt van Jacob de la Gardie,
Graef van Leckoo, welcke,als een anderen Her-
cules , fcheen alles te verwinnen en niets te vree-
fen, oft, als een fnel afloopende rivier , alles met
fich te Heepen j alfoo brack defen Helt door de
frontieren henen , floegh de Polen, die de ftadt
Moskou belegert hadden, verjbegh hen naer
hun eygen landt, en ftelde aldus den Groot-
Hartogh , en alle fijn onderdanen , in hun vori-
gen flaet. Defe weldaden verdienden groote
vergeldingen ,• en de Groot-Hartogh toonde
oock m \'t begin dat hy niet ondanckbaer fbude
wefen want hy beloofde aen den Koning van
Sweden geheel Carelien,en eenige andere plaet-
die ftch on- fen te geven: maer hy weygerde daer na het
toornen- volbrcngen van fijne beloften: waer mede hy
Koning Karei foo vergramde , dat hy fijne wa-
penen tegens Molcovien wenddeen (terwijl de
Polen de hooftftadt Moskou innamen) Kex-
holm 5 dat hem belooft was, veroverde: daer
na vervolghde hy fijne viótorie, en plantte fijne
ftandaerden in de fterckfte frontier-plaetfen van
Ruftien. Na Koning Kareis doot hervatte Gu-
ftaef Adolf, fijn foon, van geen mindere dap-
:)erheyt dan fijn vader, den lèlven oorlogh , en
tracht Notheborg, en verfcheyde andere plaet-
fen, onder fijn gebiedt,- foo dat hy fich, door
fijn overwinnende wapenen, foo gevreeft en
geacht maeckte, dat hy alles wat tegens fijn
voornemen ftreed, vermeefterde : in voegen
Vrede onder jviichaël Feodorowitz, navolger van de ge-
maec^\'. melde Bafilius Suski, vreefènde de befte Provin-
tien van fijn Rijck te verliefen , gedwongen was
in \'t jaer lói/^een Vrede met Koning Guftavus,
door tuftchenfpreken van fijn Majefteyt van
Groot-Britanje, te maken, op voorwaerden, dat
de Koning van Sweden aen den Groot-Hartogh
van Mofcovien foude overgeven de fteden No-
wogrod, Stara RufiTa, Porkow, Lagda, en Aug-
dow 5 niet de landeryen die daer onder behoo-
ren , en andere landen door hem ingenomen :
en dat in tegendeel den Groot-Hartogh aen den
Koning, en aen fijn nakomelingen in alle eeu-
wen fou afftaen en inruymen de Sterckten Iwa-
nogorod, lama, Coporien, en Notheborg, met
hare onderhoorige landen en plaetfen; dat Kex-
holm,en haer gebiedt, (eertijts door den Groot-
Hartogh Bafilius aen Koning Karei gegeven,
om de hulpe aen de Moicoviters tegens de Po-
len gefonden,) foude blijven aen den Koning
Guftaef Adolf; en dat de Groot-Hartogh na die
tijdt Lijflandt foude afftaen, en den naem van
Hertogh over \'t felve lant uyt fijne tytelen laten:
meeft faken feer nadeeligh aen defen Prins;
want fommige feggen, dat hy meer dan een
millioen inkomen jaerlijcks aen Lijflandt alleen
verloor. In voegen, dat foo men wil acht ne-
men op de naburige Vorften van Mofcovien,
men fal bevinden , dat de Koning van Sweden
de grootfte voordeden op hen heeft behaelt,
en daerom als de gevarelijckfte, en die hen ve-
le fchade foude konnen toebrengen, meeft voor
haer te vreefen.

Maer laet ons wederkeeren tot de befchrij-
ving van Carelien ; \'t welck gedeelt wort in
het Finlandtfche en Mofcovifche Carelien, dat

dies de
Sweden hen
beoorlogen.

men oock het Kexholmifche noemt: van dit
laetfte is
Kexholm de voornaemfte ftadt, niet wijt
van Ladoga gelegen , en van fteen gebouwt,
verfterckt met een vaft kafteel j fy leght festien
mijlen van Wyborg, en foo veel vanNothe-
borgh, doch vijftigh mijlen van groot Novo-
grod: delè ftadt is in\'t jaer 1611 voorde Kroon
Sweden verovert door den dapperen oorloghs-
helt Jacob de la Gardie, gelproten van Pontus 1°Zden
de la Gardie, een telgh van een over-out ge- verovetu
ftacht in Languedoc , \'t welck vermaerde Cardi-
nalen voor de Roomlèhe Kerck, Velt-overften
voor de legers, en Gouverneurs voor de fte-
den van Vranckrijck , heeft voortgebracht.
Delè Pontus , veel bequamer tot het dragen
der wapenen, dan van \'t geeftelijcke kleet,
daer hy van fijn jonckheyt toe gelchickt was,
begaf iich ten oorlogh in Sweden, ten tijden
van Guftavus dEerfte, die hem , om fijn dap-
perheyt en voorfichtigheyt, in fiilck een hooge
achting hiel, dat hy hem tot fèer hooge amp-
ten en waerdigheden verhief, en in fijn hoogh-
fte en aenfienlijckfte voornemens en aenftagen
gebruyckte: en d\'afkomelingen van defen helt
leven nu noch in Sweden in feer groote acht-
baérheyt, en fijn in \'t gemeen met de treffe-
lijckfte ampten verheerlijckt. De ftadt Kex-
holm wordt dus genoemt van (dat is,
Koeckoeck) en van d\'engte
Salmi genoemt,
in welcke veel falm wort gevangen.

Het kafteel Taipal, in \\ Kexholmifche Ca- Kafieei
relien gelegen, is oock een van de fterckfte TatfaU
plaetfen op delè frontieren, en dienftigh om
d\'aenftagen der vyanden te beletten.

De meiren fijn le[l; lenoi, Kopra ïerfpi^lmala Ier- Meiren, tn
m,
en Lapypefi, welcke het grootfte is. De
ren fijn
Woxen, die door de kracht van haren wa-
terval Imatra, en door de fnelheyt van haren
ftroom , de baren en ongeftuymigheyt weder-
ftaet van
Imatra-Ladoga, het grootfte m.eir oft
binnenwater van geheel Europa; want het is
meer dan 36 Hooghduy tfche mijlen lang , en
over de
zo breet. Seja, Heugfors, Kailiokoski, Sy-
fterheck 3 Vnders locki
, en andere, bevochtigen
oock defe Provintie. Men fiet hier verfcheyde ^^^^^
fraye huylèn van de grootfte Heeren des Lants,
van welcke de voornaemfte fijn
Txpo, Niemis,
Kaypentholm, ©tfömfni^/ KaifiillaXy Kelkala, Pjyt-^
terlaxy Samniemy
en andere.

De uytftekenfte plaets van \'t Finlandtfche
Carelien (om het van \'t Mofcovifche t\'onder-
fcheyden) is Wyhorg, byna aen alle fijden van n^bt^g,
de zee omringt, verciert met een bequame«
haven, en
een kafteel dat niet alleen onwinbaer,
maer oock ongenaeckbaer fchijnt. Defe plaetfe
veroorfaeckte in de Mofcoviten vele nijt en on-
ruft, foo datfe menighmael,doch te vergeefs,ge-.
tracht hebben die te vermeefteren : want de
Koningen van Sweden dragen foodanigh een
forge voor defelve, dat men hen van verwaent-
heyt oft dwaesheytfoude konnen befchuldigen,
die voortaen
defè fterckte pooghden te befprin-

gen en in te nemen. \'

Behalven de zeehaven Wyborg, fijn hitt umm,
noch die van Lap-^efi, feer vermaert om hare
marckten,
Mela, Wekelax^ en andere.

Men

j ^ i i.

^ . ! ■ . ■
:: ■ ■

i!

411:\'\'

5

, r

1. 1

!

t

y li
1

■ iyd

! |i

! \'I
,! ■•iJl.i

-ocr page 324-

N

Lantfchap\' Men telt hier vijf lantfchapjes oft Ampten
onder het gebiedt van de Gouverneur oft Ka-
fteleyn van Wyborg, te weten,
Kyme^negard, Lap-
ypefij leskis, Eurepe,
en Stranda. Alle d\'andere lan-
deryen van Carelien, en van hjne frontieren,
ftaen onder de beftiering van de Gouverneur
Grootte» van Kexholm, oft die van Narva.

Dit Carehen heeftin fijn langte j^óHoogh-

I

L

A N D T.

duytfche mijlen, en fes-en-dertigh in de breette.

Het wapen van\'t Finlandtfche Carelien fijn ^^^^
twee gebogen en opgeheven armen, d\'een met
yfer gewapent en een fwaerdt in de vuyft, d\'an-
dere met mahen en een pijl in de toegeftoten
handt, \'t Mofco vifch e Carehen heeft een ka-
fteel met drie muren befloten, en twee ro.ofen
in \'topperfte deel van haer wapen.

\'t EYLANDT A L A N D T.

A Landt wordt op verlcheyde plaetfen van
de zee doorlheden, en legt tuffchen Swe-
den en Finlandt, maer dichter by \'t laet-
fte : d\'inwoonders niettemin fijn Sweden. Onder
dit eylandt ftaen vele andere, \'t Volck onder-
houdt fich hier met de viffchery, gevogelte,
eyeren, (welcke fijn de Oom vän Sohnus,)en met
de Ichip vaert. Vele winnen haren nootdruft met
hout af te houwen en te verkoopen, en kalck te
maken. Men fiet hier vele elanden en hafen, die
men tot de jaght en des Konings vermaeck be-
waert. Daften en wolven fijn hier weynigh. Dit
graeflchap is verfterckt, en wort befchermt door
\'t fort
Caftelholm, Het heeft byna feven mijlen in
de langte, en foo veel in de breette. \'t Wapen is
verciert met twee daffen tuflchen negen roofen»

\'t H E R-

-ocr page 325-

w.

t HERTOGHDOM

INGRIEN.

OFT

INGERMANNIEN.

i VJ .\'I

■] I\'
1!

It Hertoghdom Ingrien, in
\'t gemeen Ingermannien ge-
naemt, paelt in \'t ooften aen
de riviere gaba / en aen Rnf-
hen; in \'t zuyden aen \'t fel-
ve Ruftien,en de rivier

- ---------ten weften aen de zee en de

Narve ; en ten noorden aen de riviere Nieve ,
en \'t meir van Ladoga. De langte is 36, en de
breette 19 mijlen.

\'t Aertrijck is hier goet, en bequaem om be-
bouwt te worden. Oock heeft het vele velden
en weyden, om \'t vee te voeden en boftchen
tot gerief der inwoonders, en voor de jaght.
De kuften en rivieren geven fulcke viftchen, die
in de zeen van \'t ooften niet gevonden worden.
D\'elanden (wilde dieren, en omtrent foo groot
als een paert) kan men hier in groote menighte
vangen , infonderheyt als fy in de lenten deur de
rivier Nieve fwemmen, om in Carelien te gaen ;
en als fy die in den herfft weder over komen ,
om in Ruftien, van waer fy quamen, weder
te keeren.

In de mont van \'t meir Ladoga fiet men een
Sypedm*

Crootte,

JJoedanig\'
liep.

feer ftercke plaets, Nothehorg genaemt, in een NoMorg.
eylant gelegen, en met rivieren , die niet Hchte-
lijckdes winters toevriefen, omringt, welcke
hare wateren uyt het gemelde meir van
Ladoga
ontfangen , en omtrent defè plaets verfamelen,
gelijck vele leden fich aen een lichaem t\'famen-
voegen, om alfbo een treffelijcke rivier, diemen
Narlpa noemt, te formeeren, die den rijckdom
van hare wateren tien mijlen van daer voert,
om die, als een fchatting, in de fchoot van de
Finlandtfche golf te ftorten. Notheborgh is ge-
fterckt met bolwercken , torens, en muren die
tien ellen dick fijn ^ fbo dat men haer onwin-
baer acht: oock heeft fy altijdt alle onheyl,
wanneer fy van hare vyanden wierd bevochten,
door \'t voordeel van hare gelegenheyt van fich
geweert: want vele rivieren en moeraftchen,
die breet en diep fijn, en haer omringen, ma-
ken haer foo fterck, dat men vier ftercke legers
van
nooden foude hebben, om haer rontom te
beftuyten. Sy wierd evenwel verovert door Gu-
ftaef Adolf, met recht de Groote gebynaemt,
voor wie niets onwinnelijck fcheen : en vele
duyfent Mofcoviten lieten hier \'t leven , om het

O 3 p^i\'pei^

;! il

l!

" 11
f\'

r: M\' ■

-ocr page 326-

l N G R I E N.

purper van defen doorluchtighften Monarch vijftien mijlen van de Narva: dit landt daer
te heerlij cker te doen uytblincken. Het fcheen rontom is tamelijck vruchtbaer van granen,
oock dat den hemel defe overwinning in\'t be- De Barohnie
Duderoff y en de heerlijckheyt
fonder begunllighde, om dat de belegerden van
Carlhergh fijn in dit geweft begrepen, dewelcke Carikrg.
honger ftorven, by overvloet van Ipijle want oock in Pogoftien oft Ampten gedeelt worden,
iy niets konden infwelgen, om de wratten , die als
Lopesko , hnf(^lsko, Ifersko, Oriumko, Grifenski^
hen in de mont en keel quamen, en dat verhin- ïaftroyinskiy en andere,
derden. In defe plaets fijn twee kercken, en on-

De Landen van WotzJiay Wofchiptin,
en Solomki,

trent hondert huyfen voor 4e foldaten.

Dc VortrciTen hvanogorod , Jamagorod,
jiugdöw y en andere plaetfen van
Ingrien, en fijne grenfen.

Iveano^\'
red.

lawA,

jingdoiv.

Caporlen.

HEt landt van Wot^a is tuffchen \'t noor- m/zk^*
den en weften, en ontrent
26 oft 27 mij-

len van Novogrod gelegen : het heeft
aen fijn ftincker fijde
\'t gemelde fterck kafteel
E Koninck van Sweden heeft oock by
I-^anogorod, dat op de Narva leght, en federt de
\'t laetfte Vredens-tradaet de Sterckte laetfte oorlogen onder\'t gebiedt van de Koning
Isvamgorod bedongen,de voornaemfte van van Sweden ftaet, gelijck oock de ftercke ka-
Soloufcie, op de riviere Narve gelegen, enin
{kcdcnTbeda, Ripensko, Notheborg y en andere. Dit
drie deelen gelcheyden. Defe plae\'ts wierd den landt heeft dit belbnder, dat al de dieren, die
Mofcoviters afgenomen , en voor de Koning men hier brengt, wit worden.

van Sweden in \'t jaer 1612 verovert, door Graef Wofchipitin leght tuftchen Kexholm , en No- woßipi-
Jacob de la Gardie,Velt-overfte van\'s Könincks theborgh, aen de noordfijde. Dit landt is groot,
leger , die oock in \'t felve jaer lama, Augdow, en tamelijck vruchtbaer ,• maer des fomers kan
Coporien , en andere plaetfen vermeefterde, men daer niet wel inkomen,om de rivieren,mei-
welcke den hooghgemelden Koninck befit uyt ren, en moeraftchen, die hier in groote menigh-
kracht van \'t gelèyde tradaet, waer van wy ter- te fijn. Daer fijn veel granen, vilTchen,fchapen^
ftont gelproken hebben. " vogelen, en wilde dieren.

lama oft lamagorod is de voornaemfte plaets SotoAi oft So/i^/^ is een eylandt,indeNoordt-Sö/öw^\'.
van Ingrien 5 het is evenwel maer een kleyne zee, tuffchen de Provintien Dwina en Carelien,
ftadt, van de riviere lama bevochtight, die in de ontrent 20 mijlen van \'t vafte landt, en 310 mij-
Narva loopt, van welcke fy ontrent drie mijlen len van Moskow, gelegen. In de zomer-zonne-
is gelegen. ftant, dat is ontrent den 21 lunii, is \'t maer twee

Augdow , dat negen mijlen van lama leght, is uren nacht 3 en in tegendeel in de winter-zon-
een ftercke plaets : en het omleggende landt is neftant fiet men de zon oock niet langer. Hier
feer aengenaem, vruchtbaer en overvloedigh wort veel Ibut gemaeckt; en een groote me-
van koren, gelijck de rivieren van viftchen. nighte haring , die
d\'inwoonders fe/ges noemen,

Coporien oft Kaporien is een fortrefte van hooge gevangen,
achting, niet wijt van de zee van fteen gebouwt, Defe landen geven jaerlijcks eenige fchatting
gelegen in Ingermanlandt oft Ingermannien, en aen den Koning van Sweden.

L Y F-

\'f-ti\'i V

1! ■ I

-ocr page 327-

vóorgebuuren de Mofcoviters, oft Ruften ,• aen
de zuydt-fijde de Lithuanerf en Boruften^aen de
weft fijde de Baltifche zee aen de noordt-fijde
de Finnifche golf, en een deel van Ruflandt, aen
d\'uytgangen der vloeden Nerva,en Lovâtes. Al-
thamerus fpreeckt aldus van haer naem : \'t Kan
fijn datdeLivoniers vandeLemoviersftjn voort-
gekomen, die de uyterfte Hooghduytfen zijn die
deVehedifche oever bewoonen , op de felve
hooghte van\'t Eylandt Scandinavia, genaemt
Gothlandt : maer ick fou eer achten datfè uyt de
Eflui haren oorfprong hadden, uyt oorfaeck dat
de gemeene naem defè naem gunftigh fchijnt,
wordendeEyflanders geheeten. Ptolemïeus ver-
haelt vande Lijflanders in \'t tweede boek, i leap.
een weynigh na dat hy van de itftiens heeft ge-
fj?roken,feggende,dat de bedorven text van Ta-
citus door Beatus Rhenanus verbetert was, die
daer de iEftien herftelt hadde. Soo daer, fèydt
Althamerus, Eflui geftaen heeft, ick fou durven
fweeren dat de Eyflanders van hen hun naem ge-
nomen hadden, door een weynigh verandering
van letteren. Defe volckeren zijn oock Sudinen
geheeten, en hun landt Sudina, palende aen
Pruyfl^en. Eenige willen wederom in defè plaets
de Lec^unen fteilen,daer\'c nochtans niet moge-
lijck is dat defe naem daer van gekomen is.

\'t Gantfche landt is effen , en feer vruchtbaer,
het brengt fbo grooten overvloedt van koren
voort, dat het, geduurende de dierte van de lijf-
tochten,d\'aenliggende landen kan onderhouden j
\'t is oock O vervloedigh in goet linnen, en voed
vele beeften. Haer boftchen zijn verfien van bei-
ren , vofien, herten metgefpickeldehuyden,
maerten, harmelinen,zebellen,en Caftoren. De
hafèn veranderen hier niet min van verwe als by
de Switfèrs in de Alpen, fy zijn wit in de winter,
en afch-graeu in de fomer. De jacht van de wilde
beeften is \'er over al foo gemeen , datfe nimmer
aen de Landtlieden is verboden geworden, hoe-
wel deEdeldom hen wredelijck handelt. Watter
noodigh is tot de behoudenis van \'s menfchen le-
ven gebreeckt\'er niet, uytgenomen wijn, oly,en
eenige andere becjuaemheyt , die Godt gegeven
heeft aen plaetfen die onder een fachter hemel
zijn, de welcke daer nochtans v^an andere Land-
fchappen gebracht worden.

De Koop-luyden van Bremen, in\'t jaer ii(^o,
door een ftorm gevoert wordende in de golf van

geerwqe tn ai i i t r^

tChrtpefi\' Lij flandt aen de mondt van de rivier Duna,Open-
den de wegh tot de handel met defe volckeren
aen de Duytfchen, waer fy , nae\'t eerfte gevecht

Yflandt ftreckt naer de
oofter oever van de
Baltifche zee,de wijtte
van hondert twintigh
Duytfche mijlen van
\'t Landtfchap Nerva,
tot aen de mondt des
vloedts Crona, dienfè
nu Memela noemen j
heeft aen de ooftfijde

Lands\'
Herdt»

O^de re"

dam.

tegens de Lijflanders, die de ftrant, van de mont
des vloeds Duna tot Parnovien toe, bewoonden,
vriendfchap, en verbont maeckten, voor hen,en
de koop-lieden die fy \'er brengen fouden. Toen
begonnen hun eerfte handelingen onder malkan-
deren met mangelingen Van waren : en daer
wiert, door de bewilliging der Lijflanders,op een
Eylandt van devloedt Duna een kapel gebouwt,
die daer nae Kircholm wierd geheeten. Menard
monick van Zegenbergh, door de koop-Heden
in Lij flandt gebracht fijnde,verfpreyde de Chri-
ftelijcke Gods-dienft fbo,dat eenige Lijflantfche
Koningskens, alfoo genaemt, met hun huys-ge-
finnen bekeert wierden. Defè een Biffchop ge-
eyfcht hebbende, wierd hen de felve Menard ge-
geven, om dit ampt daer te bedienen, door Paus
Alexander de derde; in \'t jaer 1
170 worde fijn
ftoel beveftight tot Yxkel aen d\'oever van de Du-
na , waer hy eyndelijck ftorf. Berthold fijn na-
volger, van Bremen uyt S.Paulus kloofter gefbn-
den,defè Barbaren met kracht en wapenen,meer
als met predicatien en leerbeelderi beftaende te
dwingen, wierd wel haeft door hun handen ver-
moort. Albertus, de derde Biftchop, bouwde de
Stadt Riga, en omringdefe met muuren in \'t jaer
ï loo. Albertus,de vijfde Biffchop, wierd de eer-
fte Aerds-biffchop in Lijflant en Pruyfl^en verko-
ren in\'t jaer 1234. Want als de Lijflanders haer bißchop.
den Meefter van de Duytfche Order in Boruffen
onderworpen hadden ; fbo hebben de Biftchop-
pen van Warmien,Sambien,Pomezanen,en Cul-
men,de Aertz-biflfchop van Riga voor haer hooft
aengenomen. In \'t vervolg der tijden hebben fbo
wel inlandfche als vreemde oorlogen Lijflandt
overweldight, en de gebuurige Koningen van
Mofcovien , Polen , Sweden, Denemarcken , en
d\'andere omliggende Princen hebben\'t jammer-
lijck aen ftucken weghgeruckt, als men fien kan
indeHiftory van Chy tribus. Heden is\'t geheel
de kroon van Sweden onderdanigh.

Gants Lijflant is gedeelt in drie deelen/00 wel Mi^ge.
dooi\' de plaetfen als fpraken, Efthia, Lettia, en
Koerlandt.

De Lantfchappen der Efthien zijn Harria, van
welcke Revel de Hooft-ftadt is, gelegen aen de Revei.
noord-fijde van de Baltifche zee,nergens minder
in als Riga, gebouwt door Waldemarus Koning
vanDenemarckenin\'t jaer 1223 , en fèer ver-
maert door haer haven. De Burgers hebbender
\'t fèlve Recht dat die van Lübeck hebben ,-fy ftaen
vierkant geit. De waerheyt, van datfe wel ver-
fterckt is, is gebleken in \'t jaer 1
577, alffe van de
Mofcoviten belegert was,en feven weken geduu-
righ met canon en granaten te vergeefs beftre-
den wierd. Wiria heeft Wefenberg,ToIsburg,en
Borkholm, de ftoel des Biftchops van Revel. Al-
lantakia heeft Neirva en Nyfchlot op de vloed , ^\'yva.
die, de felve naem hebbende., Lijflandt van de
landen der Mofcoviters fcheyt. In \'tjaer 1551,
als die van Revel begeerden , dat de koophandel
van Ruften meeft te Revel fbude gedreven wor-
den den tijdt van vijftigh jarenj en wilden belet-

P ten,

j

-ocr page 328-

&A -sep.i

■Bimiimirfl Wl

wj

:PeHtB

X yl J!sr jy J: M

fW-A jt i xs\'

mar}y

y

Alandia

Sßjltn^

\'Bcrßel

Stno

ra

■\'^nata.

V

Lemtn^

O) y

Xa^yrha, o

X^^îo

WSttun^af

F

^i\'lat-

mahn

M

■Xitf^atß
/TiUi^ee

I ir G

lama.

Sumofco

O

ILIM

^uet^éhöjiL

OJensho

OffttS^

O , \' Tj/tei\')^^ yXarvaj

Xe^^enhußA — J

Al C \\

Sithe

Ir. ia"

^fW.^ ^Ï^N TT

i^ertffta.

iwanogorod

P ^ It .

O ^ ji

^ettna ■f\'.-\'-\'^ïft,,..

Da.^h.6

■Xanà

\'h ovo ^^

wiria.

s^ll^ t\\h pq»-^ ma. 4

Hiyliefttl^:

-f^nier»-

CT

\'aïcus ,

SiHuteioiy

Ofel

"itt

Saftdè\'

I

Hutilx,

) c t.

Salt^,

Sinus

\')e Jmef,

Sam

iraftfef

£ttajkr ment.

\'iJlfiamn

Salster^

V

Utmi\'

"x

^loiier

\'VJisiy

_______________^ùtmpa

J^.^DftJaitA
o .y o

&ros Itian. \' \' \\

/ Srwateri

v

tti^k

Xivonicui •

Sennc

Smdteit

\'VJoronoeg

Oftr,

\'Cf

\'OW

I,use

I -X-ohzeti

Seit.

^ Seriell

\'ohoty

bacove

tas;.-: 1

%

O^olztza.

w

Duiie

l : *

i

O

sfyi^

CtitiJaw

-O

^S« ^Cv-^ ^ O -O

è ^ ___^

G^ldtn

itn^tv

Steensort

4% j.... . ^

lyurhen

a a.-

If^ihaus

° ^ C V R"

D I

X AK

..O \'^■\'-yj\'^^^.^ZaUmoiize o)

Lih

\'Jyunebvrj Vj\'.:

X^^Vfes^ .....y-";;;-...

.....\'

\'^t-uia.

-v., A A

■^\'stvef-a.

O SaÂowa

CBitnùves

Jy

r&o\'ï\'

Vuig

Tetaezho

JRet-oif

O

^^ânitie

^/ivtmiaßeße

<Iûro3v1a

e Xkarma

-JUryswiaé ^ Zam«ße

^oiïêit

OUmiany
O

Siaây

^lafàjy Q^

^etra miaftecxizo ^
O

, Satail-

Tofvoie

\\rJa.

S

-J-e/^

Sokpi

Jdn^i.

"JCw^ßanif

.O V O SzawUf

Szvah^i

St^itns

XAnkov

\\^ontenHu

.y\'

\\

IVONI

T

■\'rK.ro^e

\'S.^enie

Sv»exna

\' o Vjomata
■^aaJîateti

Sùrteza-^^Û

^ßar

o itJiihohe

\\intri:_,

^etce

liiotijmtam/

\'Jhtnilcwiei

MitUjtri/t GettTuut: ootnnv. k
JliUùtrûv -Livcnicd-^

yij

i lufiur.

r^

•SA

-ocr page 329-

Iii Si
sliii^.

ïfiSriU !\':,.
rCisvfi^\' \' ,

T.

D

N

A

\'ij\'ï^\'i
\' illi t ! \'li ■

ten, dat de Ruften geen waren fouden ruyien met
de Hooghduy tfchen,en andere overzeefche vol-
keren, gelijck fy gewoon waren; maer alleen met
de Burgers van Revel: alfte daer-en-boven wil-
den , dat de goederen van over zee aldaer ge-
bracht, door die van Lübeck en anderCjaen nie-
mant voor de eerfte reyfe fouden verkocht wor-
den,als aend inwoonderen vanRevel,diefè voorts
naer Ruften fouden ftuurenjhebben de Rulhfche
kooplieden fich niet alleen van
dit onrecht aen
hun Groot-Vorftbeklaegt, die defè ongerech-
tigheyt mede flelde in fijn oorlogs faeck tegens
de Lijflanders j maer hebben oock, fich meefter
gemaeckt hebbende van Nerva door den Mof-
coviter, de Ruften handel,die te voren tot Revel
was,te Nerva gevoert. De Lubeckers,en andere
overzeefche volckeren , om de felve oorfaeck
vergrämt, voorby Revel varende, landen met
hun fchepen tot Nerva,en planteden daer de fta-
pel van de Rufte marckt. Hier door is \'t dat de
haven dapper befbcht wiert, niet alleen door de
Hanfè-fteden ; maer oock door de toevoer van
de vreemde volckeren,als Fran9oyfèn,Neerlan-
ders, Engelfchen ,dieder alle foorten van koop-
manfchappen brachten. In\'t jaer 1581 vielfeop
een nieu onder de macht van lohannes Koning
van Sweden. Daer tegen over leyt een kafteel
van de Ruften geheeten Iwanogorod.
Odenpoa
heeft onder ftch Darbate, oft Topate, gemeen-
lijck Derpt, Vernebeck, Helmede , en Ringen.
lema, hier in hebt ghy Wittenfteyn, Lais,Over-
polen, Vellin.
ïVichiay heeft Habfeel, Leal,Lode,
en Parnovia. De Eftii hebben voor aenliggende
Eylanden, Oefel groot 24 mijlen; Dageden lang
p, en breet 4 mijlen ; Mona, Worma, Vrangen,
Kien, en andere, waer in men ten deele de Efti-
fche, en ten deele de Sweedfche tale fpreeckt.

fe\'! ■

il\'T; :
:rj)(:

ti I; -

!\' i
ii ;

ii\'i

Hi \' ;

I \'l

I ■ ■
11

Effifche
Bylandcn.

if! li ^^

De fteden van Letten fijn Riga, Kokenhufèn,
Wenden, Wolmar, en\'t gantfche Aertz-bifdom
Riga. Rigayde voornaemfte Stadt van ganfchLijf-
landt, leyt aen de Düna,daer fy in de Livonifche
golf loopt. Sy is van Revel 50 Hooghduy tfche
mij len gelegen, van Torpate 30 , vanVilnain
Littauwen 40, van Konincks-bergen in Pruyften
do.Rondtom ifte voorfien met een ftercke muur,
bülwercken,dicke toornen,en een onbeklimme-
lijcke
wal,omringt van twee grachten,en rondom
verfterckt met drie lagen canons, omfèt met feer
fcharpepalen,en bewaert door een garnifben te-
gens d\'onvoorfiene toevallen des oorloghs. Sy
heeft een fterck kafteel, wiens Gouverneur niet
over de ftadt,die haer vryheyt dapper voorftaet,
te feggen heeft. Sy is
na Dantzick de voornaem-
fte Koop-ftadt van dit gantfche Landlchap,vcr-
maert door \'t verfoecken van verfcheyde volcke-
ley t in een vlack landt, gelijck byna geheel

TJya.

il t
t

ren

Lijflant.De vloed Duna oft Duvinabelproeytfe,
gelijck de Elve Hamborg befproeyt.\'t Is blijcke-
iij ck dat defe fladt overvloedigh in lijftochten is,
door de menighte van koren , dat de Holland-
fche,Zeelandlche,en Engelfche koop-Heden van
daer halen met hun fchepen , \'t welck fy in ver-
fcheyden deelen des werelds verkoopen.

De gene die men eygentlijck Lijflanders
noemt, hebben bewoont het landfchap aen de
zee, van Riga en de mond van de Duna , tot aen
Salis, en Parnou.

De fteden en kafteelen van Koerland fijn,Gol-
dingen, Windau, Durben, Strunda, Grubin, Pil-
tyn,Ambotez,enHafenpot. Die van Semigallia
fijn , Mitou, fetel van het hof der Hertogen van
Coerlandt, Selburgh, Baufchenburgh, Doblen,
Dalem. De vloed Duna fcheyd Semigallia, en
Coerlandt van de Letten, en de reft van de Lijf-
landfche volckeren; defe rivier loopt met een ge-
duurige loop uyt Ruften door Littauwen, en
ftort eyndelijck, twee mijlen onder Riga, in de
Baltifche zee. Winda , uytnemende diep, voert
haer wateren oock in de felve zee, niet veer van
haer begin. Becca, door d\'inwoonders Einbeck
genoemt, loopt door een kanael in d\'Oceaen,
met een barft vallende uyt de fpleten van de rot-
fen, geeft haer gebuuren (fèydt Leunclavius) de
felve plage die de Nijl geeft aen de gene die dicht
by haer afloopinge woonen , hen makende al-
lengskens doof. Veel ftaende wateren fijnder in
Lijflandt; het voornaemfte is Beibus oft Peipus,
dat fich
46 Italiaenfche mijlen uytfpreyt, en van
verfcheyden foorten van viftchen wel voorfien
is. Nevens \'t Aertz-bifdom van Riga fijnder vier
andere Bifdommen, Derpt,Revel,Oefèl,en Ger-
lanet.

Aen de mond van de Duna, dicht by de zee,is
een kafteel geheeten Dunemunde, twee mijlen
van Riga gelegen , waer al de vreemde fchepen
tol betalen. In \'t midden van de wegh is noch
een ander genaemt Blokans, waer de fchepen op
een nieuw tol betalen.

Eerft leefdenfè in fulcken flechtigheyt, datfe
dc honigh uyt de raten gedaen hebbende , het
was verfmeten, geloovende dat \'et geen nuttig-
heyt in fich hadde: maer door de vreemde daer
nae onderwefèn fijnde, verkoopen\'t voor geldt.
Het arbeyden is onder hen verachtelijck. De in-
geboorne vrouwen van ditlandt fijn feer hoogh-
moedigh, en verachten alle vreemden; fy willen
geen vrouwen, maer meeftreften genoemt wor-
den ; en veronachtfamende de gemeenlijcke ge-
bruycken van haren aert, gaen haer fomers in
wagenen, en \'s winters in fleden verluftigen.

De rijckfte drincken niet als Rhijnfche wijn.
De vrouwen onteeren de fchoonheyt van haer
lichamen door de toeflel van haer kleding. De
koopmanfchappen dieuytLijflandtinDuytflant
en andere landen gebracht worden,fijn was,ho-
nigh,afch, piek en teer, linnen, verfcheyde bee-
ften vellen, en leder. Men haelt \'er oock alle jaer
groote menighte van rogge. Veel koopduyden
komender tot Riga uyt verfcheyde landen, als
Mofcovien, Turckyen, Spaenjep, Engelandt,
Schotlandt, Sweden, en Duytflandt, om te han-
delen.

Wie de fabelen diemender van verhaelt, hoe
in defe landen eenige menfchen in wolven fijn
verandert/en diergelijcke oude vcrteflingen, wil
weten, die lefe Olaus Magnus.

De Lijpn-
ders eygen
landen.

Voc-maem-i
ße flede»
vm Coer*
Ur.dt.

Ve vlced
Vptna.

noed
Wmda.
Vloed
Becca.

Staende
wateren.

Bijfchop-
pen.^

Vmtrnm-
de.

Inwoonde\'
ren jxrdt.

Kleding,

Koopmétn-

fchfippen.

!M .

1)1 1 I

1, \'

-ocr page 330-

tf

N

in \'t gemeen

O N E N.

II

Choüen, feght Adäm äengaet, lulcks te toonen uyt het getal derkerc-
van Brenden , is het ken, om dat Zeelant nauwelijcks half foo veel
fchoonftelantvanDe- kercken heeft als Schonen, en dat in Funen
nemarcken om faen- nauwelijcks het derde-deel is. In voegen dat
Ichouwen, daer af het men te gelijk hier uyt kan bemercken,dat Adam
oock de naem heeft, hier alleenlijck van Schonen Ipreeckt, als mi en
Het is met dappere het in enge palen befluyt , niet in \'t geheel,
mannen verfien, heeft Dieshalven de felfde Adam , om te toonen dat
overvloet van vruch- hy hier Schonen alleenlijck noemt, voor lbo
ten, is rijck van wae- veel het een gedeelte van\'t Koninckrijck van
ren, cn vol van kercken. Schonen is tweemael Denemarcken is, gefamentlijck met Bleking en
fbo groot als Zeelant, dat is, het heeft drie hon- Halland , na dat hy van d\'Ooftzee , en van des
dert kercken : want men feght dat Zeelant niet ielfs eylanden heeft gefproken, hoewel hy Scho-
meer dan de helft, en Funen het derde-deel nen fèlf (doch t\'onrecht) een eylant noemt,
heeft.
Schonen is ontrent het uyterfte gedeelte fbo fpreeckt hy , fijn reden hervattende , van
van Denemarcken, rontom van de zee omringt, de Koninckrijcken van Sweden en Noorwegen,
behalven aen een arm lants, die, naer d\'ooft- dan leght van Zeelant ooftwaerts , mdanh

fijde aen\'t vafte landt gevoeght, Sweden van in een aengename lucht, en is vruchtbaer van
Denemarcken fcheyd; daer dichte boftchen en gront, dewijl het in vruchtbaerheyt van ackers,
fchrickelijcke bergen fijn , die men nootfake- en vettigheyt van aerde geenfins voor d\'overige
lijck deur moet, om uyt Schonen in Gotlant geweften van\'t Koninckrijck wijckt. Het paelt
te komen : in voegen dat men twijffelt of het ooftwaerts aen Sweden, daer het aengevoeght
veyliger is te landt of te water derwaerts te is , en noordewaerts aen Noorwegen. Veel
reyfen. achten dat het, om fijn uytfteeckentheyt, en

Dus verre defè Schrijver, die terftont in \'t be- om fijn voortreffelijckheyt, die het boven de
gin aenwijft, dat dit lantfchap dus genoemt is geburige geweften heeft, \'t fy Wy op de groot-
om fijn fchoonheyt en aengenaemheyt. Dit heyt, of op de rijckdommen fien.
Schonen gQ-
fal noch meer blijcken , foo wy, de verkorting noemt is. In voegen dat het, uyt oorfaeck van
van de naem voorbygaende
, \'t fèlve Scandinavia, fijn getemperde lucht, vruchtbaerheyt van fijn
gelijck de Latijnfche Schrijvers Plinius en. So- landt, bequaemheyt fijner havenen en koop^
Imus, noemen. Want in delèr voegen fullen fteden , viftcheryen der meiren en rivieren,
de benamingen der inwoonders beter uytblinc- jaght der wilde beeften , onuytpnttelijcke ade-
ken, by de welcken defe naem fpruyt uyt
Schon, ren van verfcheyde metalen, menighte der fte-^
euaw, van de welcken het lefte ^rj^röwf, en het den, en burgerlijcke infettingen, niet minder
eerfte
fehoon beteeckent. En als liy leght, dat het is dan eenigh geweft van de geluckige landt-
met dappere mannen wer fien is, oVerDloet wan wruchten fchappen. ïck acht het onnodigh te fijn de na-
heeft, en rijck wan waren is, foo ftaet aen te merc- men te verhalen, met de welcken het van de
ken, dat hy niets anders daer af feght, dan Schrijvers verfcheydelijck genoemt is, dewijl
d\'oudtfte Schrijvers daer af getuyght hebben , fy het fbmtijts fomtijts , fbmtijts

die\'t een andre weerelt, een winckelwan wokken, en Scania, en Scandinavia, en eyndelijck Schoningia
een fchcde wan menjchen
hebben genoemt j en oock hebben genoemt j gelijck fy de vooghdyen van
niet anders , dan Procopius , die
een feer groote dit fèlfde geweft Helfingia , Fieringia , Moringia,
menighte wan menfchen
in \'t gebouwde deel van dit en Blekingia hebben geheeten , om dat alle delè
lantfchap erkent: en dat Solinus gantfchelijck namen, van
Schoon afgeleyd , daer op gepaft
te
verwerpen is, die , van defe voorgenoemde moeten worden, foo men op d\'eygenfchap der
Schrijvers afwijckende, verhaelt heeft (doch tael van dit volck fiet.

t\'onrecht) dat\'er niets groot in is, dan\'t landt felf Crantzius. feght, doch t\'onrecht, dat het
De felfde Adam van Bremen voeght\'er by ,
en aen alle fijden van de zee omringt is, daer in
ruol wan kercken, van de welcken, gelijck hy ver- oock d\'anderen, en voornamelijck d\'Ouden,
haelt, drie hondert in fijn tijdt hebben geweeft. gedoolt hebben, dewijl het van d\'een fijde aen
Doch hier na fal blijcken, hoe feer dit getal, met Sweden, en van d\'ander aen Noorwegen paelt,
d\'aenwas van de Chriftelijcke godtvruchtigheyt, welcke lantfchappen oock felven, door middel
toegenomen heeft. En hy, dit lantfchap daer van Finlant , aen Moskovien geknoopt fijn,
na met de geburige eylanden Zeelant en Funen Doch als men het ruymer neemt, gelijck Scan-
vergelijckende , pooght, foo veel de grootheyt dinavia eertijts gemenelijck van d\'Ouden geno-
Sweden, men is.

■ li

: ■ \' !

• ; ■ i\' I

M,

l^aem.

li

-ocr page 331-

jBiiilt mmc

TCnarôJ-^

S CA N I

"Vlilgo

S c H o o IsT E

EoiG JL:errit.

{Bestitb^

Jif^

i

l^trsMtt^

HT

, O

o JCitttutwra\'

J\'-fna^ O

<7^

f^^/ùttôse-
^aUtttrp o

Tîrtùay

o

o o

Jst&t

asoJtf

^or-Jama^ o

taialt

Ssicmo

va.

o

^^reenots

it^werum^

Srotuhb^o

.^taesio\' o

O o

o JVaK^let-

O

I °

1

o

Ketsiorp
o

"Norrie-

^Bich^ereÀ

OGttöng BJSRRJT.

o \'lâsiffrp

iS-ùtmher^^

i

o i

V».

o

/tfytte^iot^

tôt^

j/ëriitt^t

____ _ _® SôrJiebare

I :.. o

Seurit, ^ _

1&\'

o

^ o

„0 . „

&ßJJero

0,\'Raly

iPoftvelriorp

Smi&tiitrim^

j^lOO

isacv«^

S6T):er AS^O

o CBaaLly ^ o

TCüly \' ^M"

To

lCr(yck:rbtrp

Zar^t-

1 \'Si^meUuUa-^\'

JSier

0/ I /

- htymmatjr o

Hjerri:

Vh-oms

TiMof-

Helfingo^^p HelCngtc

i

iCtätftenr

o .^esle^ ^

t^meroj^ j ^^

lifeJier _

^ O

fr\' - •-

o

o

o o

S V ^ D

jUjJtiarüv

G-erWJtftLCiL

k^aea-U 1

O ,-Tfc -

Cttrùtùm-

.mtRIT.

Skiiastii Jierlaw

^Bnm^ler^

t^ont\'

O V Iteresta

Cas-löse.

nUar-el

o

3 Säd^e^

1 n -I 1 y/^\'Meme, ^

\'1 ■ • ^\'V.-iftC,. Osir/tiy t>

LandsUrài

Ttereie

o

CBierre^\'

Sütmenste^

l^firta

^éaJeiw

£>tîUeh
^^grArbt^ o

o / \'\'iifaBecke

^eerjtor^

- -

lonâttrlm^ »

r ^ Jt^ynftJ \' O

7>Mor

^JÙrel

mJeio

^trwjer,

THatt-t/ot^

.ZtUe. o

^trre^

Kolben
Ixafven

° Ô \'i^atkere- ,

0 1 ^

J _ ■ o
^rmrt*

o M/Ä

Jrei^

Jjumme-,

cn

I; àoît^ottTV

Amag

\'^aelriorp

Omeshl^^^

(Stotirhyt^

m

Œteram^

Me

Ojtyiy

jf fsftjfJt

ShaßrJ

#0 o

p "o \\ 1 ---^r-rTd

® l p " Si^H Tiym^r^

O Jhl/ O ^^ _

^^^ I, o f:^ ^

Harpen

ƒ

QTj

Suenstor^
o

ik/-

\\

\'JkytS i HER:\'

\\

VStoreSU^^

O

o

\'tv^.

Hemsit.

-ocr page 332-

SCAN

men is, foo begrijpt het in fich BMmg en Hal- vergaderingen by oudts geweeft hebben, ge-
land. Maerwy, yder van defe geweften in\'t be- tnygen oock defe woorden by Saxo , in iijn
fonder nemende, bevinden dat Sckwew ontrent tweede boeck, daer Biarco, Ruta al dreygende
twaelf mijlen breet, en achtien mijlen lang is, aenfprekende , feght :
Ghy fuk nooit behouden uyp
in \'t midden tuffchen Bieking en Halland gelegen, Lethra komen. Anderen ftellen dele plaets in Zee-
van de wekken \'t lefte naer \'t noorden , en \'t an- lant, daer oock , ontrent het jaer Chrifti 1156,
der naer\'t zuyd-ooften leght. Een lantfchap,
de hrugh Lethra v/ort genoemt. Want de hiftorie
gelijck alreé gefeght is, het vermakelijckfte van getuyght, dat toen daer een heftige ftrijt voor-
Denemarcken , dat met dappere mannen ver- gevallen was tuffchen de Koning Chriftoffel de
ften is, overvioet van vruchten heeft, rijck Eerfte, en\'t volck. Saxo, daer na tot de faken
van waeren, vol van kercken is, en overal met
van fijn tijdt voortgegaen, maeckt gewagh van
kafteelen van Edellieden , paleyfen, lanthuyfen een ftadt, door Efchillus , Aerts-Biftchop van
en kloofters is verciert. Ter plaets, daer de Lunden, in de poel van Lethra gefticht, als
kortfte overvaert uyt dit landt naer het gebu- hy
dus in fijn veertiende boeck fpreeckt: EjchiU
righ Zeelandt is , fiet men een Konincklijck lus dan trock , om het gevaer te fchuwen, naer de rverre-
kafteel, op een hooge bergh, Helfingburgh ge- gelege geweften "van Verundie, en focht fijn behoudenis
noemt, en een ftadt daer by, van de lelfde naem. in \'t ^vertreck, niet in d\'oorlogh. De Koning belegerde
Zuydewaerts , drie mijlen van daer, leght aen toen de ftadt, die Efchillus op de vaftigheyt ^an de
de zee een andere ftadt en kafteel, gemenelijck Lethrijche meir gebouwt had, en die men Jwarelijck kon
Lantskroon
genoemt ,• en twee mijlen van daer winnen, om datJy ^van nature fterck, en -van alle be-
Malmuyen
, \'t welck van de vreemdelingen oock hoeftigheden wel verfien was, Saxo noemt het oock
Ellebogen word genoemt, en een voorname koop- een kafteel 1 en eenigen achten dat dit nu Elholm
ftadt is, infonderheydt van geheel Schonen , is, van\'t welck wy elders in Bieking gedacht
uyt oorfaeck van de marckten , en veelvoudige hebben. Maer anderen achten, dat men dit eer-
handehngen. Tuftchen
Malmuyen en Lantskroon der op Zeeburgh moet toepaffen, van \'t welck
leght
Lunden, eertijts de wooning van d\'Aerts- alreê gefproken is. Doch onder de vier voorge-
Biffchop. Twee mijlen van daer, zuydwaerts
noemde fteden is Lwwi^e« wel landewaerts in ge-
aen, is het dorp
Falfterbo, weleer fèer vermaert legen, maer echter niet wijder,dan een mijl van
om fijn haringvangft. Doch naer\'t noorden is de zee. En haer bequame gelegenheyt, onder
Engelholm, te Yoven een ikadt, maer nu een dorp. andere dingen, was oorfaeck dat hier in het
Schonen is feer vruchtbaer van alderhande ko- jaer 1104 een Biffchoppelijcke Stoel geftelt, en
ren en het volck is ftrijdtbaer. Onder de daer gebleven is tot aen de tijden van Chriftiaen
vooghdyen, die
Herrit genoemt worden , fijn de Derde , die in\'t jaer IJJ9 geftorven is. Dit
Gungherrit en Froften de grootften van de genen Bisdom was in hooge waerdighey t: want eer-
die aen Sweden palen. Uyt welcke vooghdyen tijts, gelijck in d\'oude regifters van\'t Roomfche
van Denemarcken men langs twee wegen, doch Keyferrijck ftaet, wierd gemenelijck d\'Aerts-
die fèer kommerlij ck fijn, in Sweden kan ko- Biffchop van Lunden tot de Rijcks-vergaderin-
meru Het eerfte van delè vooghdyen, \'t welck gen geroepen, daer in hy recht van te ftemm.en
Gungherrit en Gudenherrit word genoemt, komt had. My heught niet dat ick ergens in de hifto-
fèer naby aen de benaming der Guters , alreê te rien gelefèn heb wanneer , en van wie Lunden
voren uyt Ptolemeus gedacht,- invoegen dat gefticht is. Want de genen , die feggen dat
de
Gungers de Guten hebben geweeft. d\'Engelkhen de ftichters daer af hebben ge-

Onder de fteden, die wy alreê in yder voogdy weeft, Ichij nen alleenlijck door de naem bewo-
opgetelt hebben , fijn in Schonen defè vier aen- gen, de welcke delè ftadt met
Londen, de hooft-
merckelijckft :
Lunden, Lantskroon , Malmuyen, en ftadt van Engelant, gemeen heeft : want de
Helfinghurgh, Eertijts, toen de heerfchappy van Duytfchen noemden de beyde iïeden Lunden,
Denemarcken onder de Koning Rolvo ftont. De Deenen noemen defe ftadt Lund, welcke
de welcke , gelijck de tijdt-regifters uytwijfen , naem by hen
bofch beteeckent. En uyt Cambde-
voor Chriftus geboorte geleeft foude hebben, nus blijckt dat defe naem by d\'oude Britanners
heeft hier de vermaerde ftadt
Lethra geftaen, niet anders te fèggen is: in voegen dat dit ons
daer af de felfde Rolvo de ftichter heeft ge-
Lunden, en Londen in Engelant, oock by Tacitus
weeft. Want Saxo Grammaticus feght in het genoemt, een felfde oorfprong van hun naem
tweede boeck van ftjn hiftorie;
Als de fehepen een hebben. Ick kan niet feker feggen, welck van
onrechtyaerdige laft wan tollen ingenomen hadden y trock beyde ouder is. Men moet ondertuffchen de
men naer Lethra, welcke ftadt, van Rolvo gebouwt, Deenfche verfen die van Lundens oudtheyt om-
m met uytfteeckende rijckdommen van\'t Koninckrijck wandelen, niet vergeten :
verheerlijckt, door d\'achtbaerheyt van de Konincklijcke ©Cn ti^ fot) jt\'^ fot^C /

ftichting, en wooninge d\'andere fteden der geburige lant- Sutté ©C^miOV fegcrfte ^tla^C /

fchappen overtrof. Dat\'er een kafteel, wonder- vande welcke de fin is, dat, toen Chriftus geboren
lijck fterck fijnde, by defe ftadt geweeft heeft, wierd, Lunden en Schanorgebloeyt heeft, Schanor was
blijkt uyt de woorden van de gemelde Schrijver, een feer oude ftadt van Schonen, en is nu een
daer hy in \'t felfde boeck fèght:
Toen defe dingen kleyn dorpje , ontrent drie mijlen van Malmuyen
bekent waren, befloot Helgo fijn foon Roho in
\'t kafteèl gelegen, naer de noord-ooft-fijde. Lunden was
van Lethra, om voor de behoudenis van fijn erfgenaem eertijts met een wal, en met grachten omringt,
te forgen, op de welck het geyal een proef gedaen had. en had drie poorten, een aen de noord-fijde ,
Dat hier oock een Konincklijck hof, en Rijcks- die heden S. Olaus-poort wort genoemt, om

S. Olaus

\' I ,! ,
: !

Steden van
Schonen,

m

-ocr page 333-

OFT SC

S. Olaus kerck, die naeft aen de kerck iSi Delè
poort wort oock de poort van de breeftraet ge-
noemt , om de ftraet, die recht op defe poort
aenloopt. D\'andere poort aen d\'ooft-ftj de wort
S. Martens poort genoemt, om de kerck, die
daer by geftaen heeft, van de welcke de ftraet
oock de naem heeft verkregen. De darde poort,
aen de zuyd-fijde gelegen , de welcke de Rode
poort wort genoemt, ftreckt naer Malmuyen.
Daer fijn noch fommige overblijffèlen van defe
poorten , de welcke men in eenige puynhoo-
pen kan befpeuren. Maer de wal is neerge-
worpen in voegen dat men nu niet deur drie
wegen , maer wel deur fes of feven plaetfen in
de ftadt kan komen.

5. Zamf^s Onder de parochy-kercken, die \'er ontrent
twintigh in getal hebben geweeft , heeft de
hooftkerck wan S. Laurentius altijdt d\'eerfte plaets
gehadt, een groot en heerlijck gebouw , byna
in \'t midden van de ftadt gelegen. Want het is
van gehouwe fteen gebouwt, en met loode pla-
ten gedeckt. D\'eerfte ftichting daer af wort
aen Sueno toegefchreven, die in\'t jaer Chrifti
I0I7 geftorven is. Doch fy is eyndelijck vol-
bouwt van S. Canutus, Koning van Denemarc-
ken , onder de welcke fy oock gewijdt is in het
jaer io8j, op d\'een-en-twintighfte van May,
dat is, een jaer voor dat hy gedoot wierd.\' In
welcke tijdt oock het Collegie der Kanonicken
eerft opgerecht is, en de kerck en kerckelijcke
perfbonen feer rijckelijck van de felfde Koning
Canutus befchoncken.

Defe felfde kerck wan S. Lhrens heeft oock
drie aenmerckenswaerdige dingen ,
een kelder on-
der d\'aerde , een uurwerck
, en een autaer. Dit hol
is oock in hooge achting by Saxo Grammaticus,
en wort heden kelder genoemt, en beflaet byna
de geheele plaets, die onder \'t koor is, daer
oock eertijts , niet min dan in de kerck felve,
de gewijde dienften gedaen wierden. Hier leght
Barnardus d\'Engelsman begraven, die aen Olaus
de Sweed, gedoopt fijnde , de naem van Jacob
heeft gegeven. De geheugh-fchriften der ge-
dane dingen getuygen , dat hy door de Konin-
gen van Denemarcken uyt Engelant ontboden
wierd. Crantzius noemt hem oock Biffchop van
Lunden, maer qualijck. Want d\'eerfte Biftchop-
pen van Lunden,aen de welcken Saxo gedenckt,
waren
B^guinus en Richwaldus, beyde Engelfchen,
gelijck oock Willem, Biffchop van Rofchild,
leeft
geweeft. In de tijdt van defe Eguinus en
Richwaldus bloeyde S. Canutus, Koning van
Denemarcken , waer van gefproken is; welcks
droevigh eynde, gelijck oock van fijn foon Ka-
rel , Graef van Vlaenderen, door Eilnothus,
oock een Engelsman , befchreven is: want defe
Eilnothus noemt fich felf een Engelsman, en
fchrijft dat hy vier-en-twintigh jaren in Dene-
marcken verkeert heeft. Om welcke dagelijck-
fche handelingen der Engelfchen met de Dee-
nen, en om de gemeene naem van Lunden met
die van Londen in Engelant, gelijck ick oock
onlangs aengewefèn heb , veel Heden, doch eer
by giflïng , dan uyt waerheyt, de ftichting van
dit Lunden den Engelfchen
toegefchreven heb-
ben. \'tUurss^erck , van \'t welck ick gefproken
Sweden,

honen. i8

heb, ftaet beneden in de kerck, daer men naer
de zuyder-toren opkHmt, alwaer men een lang-
werpige vierkante tafel, tamelijck groot, aen
de muur vaft gemaeckt fiet, met eenige circke-
len van verfcheyde koleuren, van de welcken
de grootfte een diameter van acht voeten heeft.
In defe tafel fiet men feer klarelijck , met fekere
teeckenen, de loop van \'t jaer, der maenden ,
weken , en dagen, ja oock der befbndere uren,
gelijck ooek der heylige feeften , zoo \'er eenige
voorkomen, \'t zy der vafte, of veranderlijcke
heylige dagen^ Men fiet \'er oock de loop van
de fbn , en van de maen, en in welcke plaets
van de Zodiack fy yder dagh fijn. Men fiet defe
dingen van buyten maer van binnen wort het
werck door fekere konftige werckftucken gedre-
ven. Hier komen noch verfcheyde ver^ierfelen
by , gelijck gewapende paerden, die, tegen
malkander rennende, met fèkere ftagen yder
uur van de tijdt aenwijfèn, en noch andere dier-
gelycke dingen, de welcken , behalven de kun-
ftigheyt van dit gebouw, tot een bewijs verftrec-
ken van dat dé voor-ouders niet onkundigh in
de Mathematifche faken hebben geweeft. Want
dit werck is geenfins nieuw , hoewel niet blijckt
van wie, of wanneer het gebouwt is» Eyndelijck,
men fiet in defe kerck oock een
Altaer , die feer
heerlijck is, doch echter nieuw, namelijck in
hetjaerij77 met groote koften van de kerck
gebouwt, door \'t beleyt van d\'Edelman
Hilarius
Gruhhe
, Kerck-meefter en Prooft van de felfde
kerck, en oock een feer verftandigh KanceHer
en Raetsheer van Denemarcken. Defè altaer
is feer groot en breet, ten deel van wit, en ten
deel van fwart marmer, en oock van verfcheyde
koleuren , konftelijck geordineert en geftelt,
daer in , beneffens eenige andere afbeeldingen,
oock de beelteniffen van Koning Frederick de
Tweede, met fijn gemalin, de Koningin So-
phia, en hun wapenen uytgedruckt fijn. In het
midden van defe tafel fijn de beelden van onfè
Salighmakér, en van de twaelf Apoftelen, als
aen de tafel aenleggende , namelijck op die
wijfè, alsby d\'Euangeliften verhaelt wort, dat
fy in d\'inftelHng van \'t heyHgh Avontmael aen-
gelegen hebben.

Lantskroon is een zeeftadt,van Erick d\'Achtfte, Lmtshm.
Koning van Denemarcken, eerft gebouwt, in
het jaer na Chriftus geboorte 1413 , hoewel te
voren in defe plaets een dorp heeft geweeft,
Sehj genoemt, naer \'t wekk noch heden fekere
ftraet daer in de naem behoudt, by d\'inwoon-
ders
Sehygade genoemt, dat is, Sehys-flraet. Saxo,
van Erick de Vierde , en Waldemar d\'Eerfte
fprekende, noemt defe plaets
Landor. Dit was
geen ftadt, maer, gelijck hy fchrijft, alleen
fèker lange fantftreeck, van de ftrant af in zee
uytloopende. Men kan fwarelijck feggen aen
welcke ftrant van Schonen dit geweft heeft ge-
weeft , hier, daer
Lantskroon nu is, oft ergens
anders. Saxoos woorden, uyt fijn veertiende
boeck, fijn waerdigh om hier by gefchreven te
worden : De Koning, met fijn vloot te Landor
gekomen , en begeerigh om fijn heyr te fien ,
deê fijn krijghsbenden op de vlackte in flagh-
ordening ftellen ^ op dat hy, alle fijn krachten

R voor

Ml I

I •

ü\'l-i:

i

r ; -

I (U

lil.

1! !

-ocr page 334-

t .

SCANIA,

voor oogen fiende, overwegen Ibude of hy met tijdt daer de grootfte koophandel wort gedaen.
ditheyrd\'oorloghveylighlijek voeren kon. Hier Want verre van d\'oofterfche zeepoort is een
aen de wal is een lange fantbanck, met deur- lèer ruyme marckt, en daer by een groot ge-
wadingen afgefneden, die, door fijn kromme
bouw, dat feer heerlijck gebouwt is. En ontrent
bochten een haven voor de fehepen maeckt j de marckt, gelijck oock de geheele ftadt deur,
doch defe fantbanck is lbo lang, dat ly , als de infonderheyt nae de noord-poort en ooft-poort,
vloet komt, onderloopt, en met d\'ebbe boven fijn de huylèn der befondere lieden oock tame-
leght. Want des felfs ingang, die men deur- lijck wel opgetimmert.

waden kan , beftuy t in een grooter ruymte foo Malmogia oft Malmuyen is een weynig ouder dan Mdmujm.
diepe golven, dat men de gront daer af niet fien Lantskroon , en ontrent het jaer 1320 gebouwt,
kan. \'t Welckicknietongevoegelijckopdeha- in\'t begin der heerfchappy van Chriftoffel de
ven van Lantskroon foude toepaffen. Want, ge- Tweede, Koning van Denemarcken. Nu is fy
lijck de faeck fèlve, en de kaerten der gronden de hooftftadt van byna geheel Schonen , en dit
toonen, aen de mont van defe haven is noch door de bequaemheyt der koophandel, die haer
heden een verborge deurwading, daer de genen, fbo vermaert heeft gemaeckt. Zy leght aen de
die in de felve komen , ftch fbrghvuldigh- zee , nauwelijcks twee Duytfche mijlen van
lijck moeten voor wachten, en hun cours naer Lunden naer \'t zuyden , en geheele vier mijlen
het zuyden keeren, om niet met hun fehepen te van Lantskroon. D\'inwoonders noemen haer
ftooten. Maer, om breeder van defe haven te
Malmoe, \'t welck in \'t Latijn vertaelt wort Mal-
fpreken; niet verre van de ftadt,aen d\'ooft-ftjde, mogia. Wy bevinden dat fy eertijts neder Malmoe
is een vloet, niet meer dan een half mijl van de of Malmuyden genoemt wierd, tot onderfcheyt
ftadt ; defe , zuydewaerts vloeyende , en fich van feker dorp , \'t welck , veerder van de ^ee ,
in de zee ontlaftende, buyght ftch in fijn loop en een weynigh hooger gelegen, de felfde naem
iets naer \'t noorden , en, met de zee vermengt, heeft gehadt, doch met dit onderfcheyt, dat
loopt voorby Lantskroon , en maeckt de voor- dit
hoogh Malmoe , en \'t ander neder Malmoe wierd
genoemde haven , die oock groote fehepen kan genoemt in de Deenfche tael
offre Malmoe, oc
bergen. En defe bequame ftant fchijnt, be- nedre Malmoe. Doch na dat dit dorp hoogh Mal-
halven d\'andere dingen , gelegentheyt gegeven moe, van \'t welck men noch eenige overblijf-
te hebben om in delè plaets een ftadt te bouwen, felen vint, verdelght was, wort dit neder Mal-
Ja defè haven was oock een groot behulp tot de moe fonder eenige naem by te voegen ,
Mal-
verwinning voor Chriftiaen de Derde, toen hy, muyen genoemt. De Hollanders noemen \'t in hun
na \'t overlijden van ftjn vader, gedwongen wierd tael
Ellebogen, om dat het de gedaente van een
om de heerfchappy tegen fijn tegenftre vers, en elleboog vertoont. Men foude het oock ifwco;^^,
voornamelijck tegen de Graef van Oldenborgh, de welcke een ftadt van Italien is , mogen noe-
te ftrij den. Want hy, de ftadt ingenomen heb- men. Want by defe ftadt is fekere bocht van de
bende , had hier een veylige ree voor fijn vloot, zee, de welcke , gelijck waerfchijnelijck is, van
En dit, behalven d\'andere dingen, maeckte de Duytfchen is belbcht , die eertijts om te
defè haven en ftadt foo geacht by de verwin- viftchen naer Schonen fijn getrocken, fèlf eer
nende Koning , dat hy namaels daer oock een Malmuyen gebouwt was. In \'t Koninckrijck van
kafteel deê bouwen, namelijck in die plaets, Bohemen is een ft-adt van een felfde naem, voor-
daer te voren het kloofter der KarmeHten had namelijck indien wy de naem van Ellebogen vol-
geweeft. Hy voegd\'er noch dit tot vermeer- gen, gelijck de Nederlanders haer ten meeften-
dering by , dat de jaermarckt van Engelholm deel noemen, volgens \'t gene, dat hier voor
naer Lantskroon wierd vervoert , voorname- gelèght is want daer wort oock een
Ellebogen
lijck toen hy verftont dat die marckt niet t\'En- gevonden. Indien \'t ons luft d\'oorfprong van\'
gelholm gehouden kon worden, fonder klaer- defe naem na te fpeuren , wy fullen bevinden
blijckelijcke ondergang der drie geburige fte- dat het niet onwaerfchijnelijck is,datfy van M^/,
den,
Helfenburgh , Lantskroon cn Malmuyen. Defe of Maaien oe dus gefeght is , om dat eertijts in
dingen, in\'t jaer
1547 gefchiet, worden op doude-tael van Duytslant, en voornamelijck
hun plaets in de hiftorie gedacht. De ftadt in de tijdt van Karolus Magnus,
Mallus een T^r-
heeft drie poorten naer\'t zuyden, en naer de beteeckende,gelijck het woort

zee : en oock foo veel naer de fijde van \'t vafte noch heden gebruyckt, genoeghfamelijck aen-
landt j d\'een aen de ooft-fijde, d\'ander aen de wijft. En
oe beteeckent een eylant oft golf van
noord-fijde , en de derde naer \'t zuyd-weften. een half-eylant, felf by d\'inboorlingen van De-
Door defè poorten wort een groote overvioet nemarcken, gelijck yder weet : in voegen dat
van alderhande waren, die uyt het geburigh
M^/^ö^ niets anders is, dan een Vergadering, of
landt komen, ingebracht, gelijck deur de poor- plaets , of eylant der vergaderingen, als of men
ten, aen de zee gelegen , de waren, die ter
Ualfoe feyde. De tael felve van \'t volck is van
zee aengebracht worden uyt
verfcheyde ge- groot belang hier toe : want Maal beteeckent
weften van Europa , uyt Lijflant, Ruffen, Swe- noch heden by de Deenen, Sweden en Noor-
den , Pomeren, en uyt de zeefteden van Duyts- wegers, een reden , of gefpreck j gelijck
Danfch-
lant j en oock uyt Hollant, Engelant eu Schot- maal, Suenfchmaal, Norjchmaal, \'t welck te feg-
lant, en uyt d\'uyterfte geweften van Noorwe-
genis,DeenJche,S-Sf>eetfche, en Noortfche reden. Wal-
gen
, en feer veel andere plaetfen. Doch daer demar, Margaritaes vader , Koning van Dene-
is nooit grooter overvioet van waren en men- marcken, vergunde onder andere dingen , noch
fchen, dan in\'t begin van de fomer , in welcke defè befondere gunft aen Malmuyen, in-die

tijdt.

-ocr page 335-

OFT SC
tijdt, toen hy geheel Schonen weêikreegh ,
h welck te voren door de Sweden en Holfteyn-
ders afgefcheurt was , namelijck ontrent het
jaer 13Ó0 , dat alle de Malmuyers vry van tol
fouden fijn , in welck geweft van Denemarcken
fy oock met hun waeren aenquamen. Dit voor-
recht, vernieuwt fijnde, wierd door Erick be-
veftight , ten opficht van defe nieuwe fteden
van Schonen, Malnauyen en Lantskroon, van
de welcken hy de lefte , gelijck gelèghtis, ge-
fticht heefc. Malmuyen is vermaert om fijn
fterck kafteel, en om de treffelijckheyt van fijn
gebouwen, die nergens in geheel Schonen heer-
lijckerfijn dan in defè ftadt. Ick bevind dat
dit kafteel gefticht is onder de heerfchappy van
Koning Erick uyt Pomeren, in \'t jaer Chrifti
1434. De ftadt is naer de zeekant geheel met
een muur omringt, daer eenige poorten in fijn,
uyt de welcken twee de voornaemfte geacht
worden : d\'een , daer deur men naer \'t kafteel
gaet, en d\'ander naer de brugh , die fich in zee
uytftreckt, aen de wekken alleenlijck de kleyne
fchepen aenkomen , of eenige vifch-fcheepj es
en roeylchuyten , die, nu met menfchen oft
waeren van Koppenhaven aenkomen , oft van
Malmuyen vertrecken, om naer Koppenhaven
of elders te vaeren. Maer de groote fchepen,
hukken of fluyten genoemt, blijven verre van
de brugh, of van de ftadt, als in een haven,
daer men fich wel kan onthouden, maer echter
niet fèer veyligh is,voornamelijckals de noorde-
Wint waeyt. \'t Overige deel van de ftadt naer
het vafte landt en naer \'t zuyden is wel verfbrght
met een wal , en met grachten , en wort
noch door eenige moeraffchen verfterckt ^ be-
halven daer hoeven fijn, (die men veel rontom
de ftadt vint) of vyvers. De voornaemfte poor-
ten fijn hier, d\'een naer \'t ooften , d\'ander naer
het zuyden, daer men oock torens opgefet fiet,
met niet weynigh ftucken gefchuts, die tot de
torens
uytfteecken. De derde poort, aen de
weft-fijde
ftaende, wort niet foo feer gebruyckt,
als de twee voorgaende, dan in de tijdt van
de
haring-viftchery , de welcke jarelijcks ge-
pleeght wort van S. Bartholomeus-dagh af, tot
aen de feeft-dagh van S. Denys, ontrent fes
wekenlang : want defe poort is de naefte aen
de zee, en dieshalven wort hier door, als oock
door de zee-poorten, in die tijdt een groote
overvloet van haring gebracht: want dan is\'er
dagelijcks een fèer vermaerde marckt de geheele
ftadt deur , en door middel van de fc^iepen
worden feer veel waeren van buyten deur de
zee-poorten in de ftadt gevoert. Ontrent in
het midden van defe ftadt is een feer ruyme
marckt, en daer op , naer d\'ooft-fijde , het
Stadthuys, dat feer groot en heerlijck is, in
het jaer 1^46 op groote koften van de ftadt ge-
bouwt , na dat men eerft het kloofter der Fran-
ciskaners, dat daer by was, geflecht hadt. Op
het midden van de marckt is nu een feer groote
waterback, de welcke, door pijpen en verborge
kuylen onder d\'aerde, uyt fekere beeck , buyten
de ftadt tot het dagelijckfche
nootfakelijck ge-
bruyck derwaerts geleyt, aen alle d\'inwoonders,
die daer woonen , overvloet van water ver-

HONEN.

fchaft. Verre van de marckt, naer d\'ooft-fijde
is fèkere kerck, eertijts aen d\'Apoftel Petrus
gewijdt, fèer groot en heerlijck, met gebacke
Iteen , behalven het fondament, gemaeckt, de
welcke aen d\'ooft-fijde een toren aen fich heeft,
daer een feer hooge en harde pyramide op ftaet,
geheel met platen , ten deel van koper, en ten
deel van loot , bedeckt. Dit is de parochy-
kerck van de geheele ftadt, hoewel daer veel
vokk in is. Naeft hier aen is de School, naer
het noord-ooften, die tamelijck vermaert is,
in de welcke een Redor , en vier andere
Meefkrs fijn.

Helfinghurgh is een zee-ftadt van Schonen, by Heifin^-
Saxo Grammaticus
Uelfinga , en Helfingium ge-
heeten , van de volckeren, gelijck fchijnt,
Hel-
fingiers
genoemt wekkers naem noch in Swe-
den bekent is. Adam van Bremen noemt haer
niet
Helfeburgh , maer nae haer ftant fèlve Hal-
fingburgh
, om dat fy aen de hals der zee gelegen
is. Defe ftadt felve leght dan aen de feer ver-
maerde engte der zee , door d\'inwoonders
Ore-
fund
genoemt, of liever de hals der zee , door
de welcke de Noordzee in d\'Ooftzee , oft, ge-
lijck Plinius en Mela haer noemen , in de Co-
danifche zeeboefem valt. D\'overvaert uyt Scho-
nen naer Zeelant, van \'t welck wy gefproken
hebben, is hier feer kort. De ftadt ftreckt fich
langs de ftrant meer in de langte, dan in de
breette , uyt, en dit van wegen de bergh, die
als over de ftadt hangt, en een kafteel heeft,
van een fèlfde naem als de ftadt. Dit kafteel is
foo groot, dat het een kleyn ftedeken fchijnt,
in \'t midden fiet men een vierkante toren, die
tamelijck dick , en feer hoogh is , en eenige
mijlen verre gefien kan worden. Defe toren is
van een dubbelde muur omringt , d\'een van
fèernabyj d\'ander, die verder af is, begrijpt
het geheel kafteel, en gefamentlijck veel huy-
fèn , tot het dagelijcks gebruyck der gener ge-
fchickt , die \'t kafteel inhouden. Defe buytenfte
muur is aen d\'ooft- en noord-fijde met een
gracht, tamelijck diep fijnde, omringt, om
dat die fijde niet foo wel van de natuur ver-
forght fchijnt , dan naer \'t weften , daer fy
fteyl en afgebroken, en van haer natuur ontoe-
ganckelijck is. Wat de tijdt belangt, in welcke
dit kafteel gebouwt is , men vind die in de twee
volgende oude Latijnfche rijmen :
Tempore natalis Chrifti turris capitalis
Helfingburgftruimr, Delutinjcriptisreperitur.

^ Dat is:

*Ter tijdt dat Chriftus eerft op aerde wierd geboren,

Wierd, als gefchreven is, gebouwt dees"groote toren.

Saxo Grammaticus verhaelt , foo ick my
niet vergis, dat in defe tijdt Fronto de Derde
de heerlchappy der Deenen heeft gehadt. In
het midden van de ftadt is een kerck, aen de
heylbarende Maeght gewijdt, wel van gebacke
fteen gebouwt , maer feer ruym en hoogh,
daer een toren , die noch hooger is, by ftaet.
Het geheel gebouw is foodanigh, dat het eeni-
ge be
vallij ckheyt heeft, om dat het, wegens fijn
welvoegelijckeflechtigheydt,prijftelijckis, en
aen
alle^fijden van over vlo edigh hcht over ftort
wort. Men fiet nergens meer wapenen van

d\'oude

\'iE

hjil!\'

É

i\'Ut

E

i- t i: .

i ^

i 1 .

) ,

1 i

; :

-ocr page 336-

d\'oude Deenfche Adel, dan hier, die aen de
noorder-muur van de kerck gefchildert fijn ,
vermits daer in veel mannen van Adelijcke Itam
begraven leggen. Niet verre van de kerck ,
aen de zuyd-lijde , is het Stadthuys, en oock
de marckt, daer dagelijcks de waeren van het
omleggende gewell: te koop gebracht worden.
Behalven defe dagelijckfche marckt, die voor-
namelijck ten dienft en gerij f der burgers en
geburen ftreckt, lijn \'er noch twee jaermarck-
ten , van de wekken d\'een in \'t midden van
de Vaften, en d\'ander op Palm-fondagh ge-
houden worden , en dit van foo groot een me-
nighte van menfchen, niet alleenlijck uyt De-
nemarcken alleen , maer oock uyt de vreemde
en verre geweften , en met foo groot een over-
vioet van waeren, dat \'er nauwelijcks in eenige
jaermarckt van \'t geheel Koninckrijck grooter
toevloet van goederen en menfchen is.

HA LL AND T.

En de noord-fijde van Schonen leght
Hallandt, het welck aen de noord-fijde
Noorwegen , en aen d\'ooft-ftjde Sweden
raeckt, en is by oude tijden voor een gedeelte
van de Wefter-gotten gehouden. Daer het aen
Schonen paelt , heeft het fijn begin van dit
fchrickelijck voorgeberghte , \'t welck van d\'in-
woonders
Haliands-AJ?, en van de bootsgefellen
en vreemden Co/genoemt wort.Van daer ftreckt
het fich langs de ftrant tot aen Elsburgh, een
kafteel van Sweden. Aen d\'ooft-fijde raeckt het
aen dat geweft van Sweden, \'t welck Wefter-
Godant genoemt wort. Het is rijck van vrucht-
bare landen, en overal vol van fteden, kafteelen,
kercken , wooningen van Edellieden , dorpen,
en lanthuyfen. De zee-fteden fijn
Halland-Aafy
Laholm, Halmftad, Falkenhurgb, Warhurgh
, en lês
mijlen van daer E/iW^^, een Sweetfch kafteel.
Warhurgh , onder anderen , is een feer vafte be-
Ichutting tegen de vyanden , gelijck oock
Halm-
flad,
door Chriftiaen de Vierde onlangs met
groote konft en naerftigheydt met wallen en
grachten verfterckt. De ftrant heeft byna on-
tallijcke eylanden en klippen fonder naem , de
wekken fich op een rijgh langs de geweften van
Noorwegen , en de voorgeberghten heen ftrec-
ken. Het heeft overvioet van koren en vilch.
Swanen, kranen, ganfen, en wilde eenden, die
daer des Ibmers met groote m.enighte naer toe
vHegen, worden hier op de ftrant, oft in de
naefte poelen met een vernuftige vogel-jacht,
die daer gemeen is, gevangen. En dewijl in dit
felfde geweft fèer veel boftchen fijn, in de wek-
ken veel wolven, harten, geyten, voften en
hafen fich onthouden , foo befteet men daer
veel tijdt en arbeyt met jagen. Ja het levert
oock een talrijcke menighte van cftën en paer-
den uyt, die jaerlijcks naer Duytslant gelbnden
worden.

\' I

J, !

h: I
ij: i
! i

. i

yiï "

ïl®:!.\'

I\' 1

B L E K I

Leking leght aen de zuyd-fijde van Scho-
nen , niet verre van dat dal van Sweden,
in\'t welck de ftadt Kalmar met\'er kafteel
gelegen is. Het heeft fijn uytficht naer Duyts-
lant , en defe fteden, ten deel aen de zee , en
ten deel aen eenige zeeboefem gelegen, name-
lijck
Trelieburgh\', Vftad, Santhamer^ Ahufe, Sehburgh,
Elleholm y
en het welck aen de grenlen

van Sweden gelegen is. Hier fijn noch onlangs
twee fteden by gekomen, die van Koning Chri-
ftiaen, de vierde van die naem, gebouwt fijn,
te weten
Chrißianflad, en Chriftenflad. D\'inwoon-
ders handelen ten meeftendeel met de Duyt-
fchen, en voornamelijck met de ftedelingen van
Lübeck en Roftock. Sy bouwen hun landen,
maer fy hebben meer behagen in weylanden.
Defe drie lantfchappen , die wy gedacht heb-
ben , fijn tweemael grooter dan \'t geburigh-ey-
lant van Zeelant, van
\'t welck op fijn plaets ge-
fproken is. Hallandt en Bleking hebben eertijts,
onder de naem van Hartoghdommen, vermaert
geweeft , daer Schonen, van \'t welck nu ge-
iproken is,
bygevoeght wierd. In dit geheel Be-
grip worden vijftien fteden getelt, en les hon-
dert en vijftien dorp-parochyen , hoewel \'er in
de tijdt van Adam van Brem.en niet meer dan
drie hondert waren, gelijck hier voor is aenge-
wefen.

Defe twee landen HaUand en Bleking, fijn
met Schonen, door het laetfte Vrede-verdragh,
in \'t jaer
1660 tuftchen de twee Kroonen Swe-
den en Denemarcken geftoten, aen fijn Ma-
jefteyt van Sweden gekomen , diefè jegenwoor-
digh, onder den tijtel van Hartogh van Scho-
nen , befit j en dit is d\'oorfaeck dat wy de felve
nu op defe plaetfe geftelt hebben.

SCANIA OFT SCHONEN.

G.

EYLANDEN IN D\'OOST-ZEE.

G O T L A N T.

^ Er ftincker-fijde van Bornholm leght Oe-
lant y
dicht aen Sweden , en gelijck het
naerder daer aen is,foo behoort het oock
tot des felfs gebied : en zuyd-ooftwaerts van
daer leght
Gotlant y okGotia. D\'ingeborenen,
Deenen en Sweden noemen het
Gutlant, een
woort, \'t welck feer na over-een komt met dat
van Ptolemeus, de welcke fèght, dat de gene,
die hy
Guten noemt, en van anderen Gothen ge-
noemt worden, in defe geweften woonen. Dit
eylandt, aen de Kroon van Sweden behoo-
rende , is feer rijck van jacht en viffchery, en
van d\'andere dingen, die tothetmenfchelijck
gebruyck nootfakelijck fijn, behalven dat het
oock van groot en kleyn vee, en van koren
overvloeyt. Ja men graeft hier oock fekere
fbort van fteen, oft liever marmer,
Gotlantfche
fteen
genoemt, die hier in groote menighte uyt
de fteenkuylen gedolven, en tot het bouwen
van treffelijcke huyfen, en Konincklijcke kaftee-
len

ïiifï
lil

»i I

T

-ocr page 337-

hn gébrüyckt Wort, fonder dat fy buyten het nen fchuwen, en tergewenfchte haven inkomen,
Rijck wort gevoert, dan met des Konings be^ Ibnder langs de kromme flranden te ièylen^maer
lieven. Daer fijn oock veel boffchen, met fteyle met een rechte cours te houden , foo flechs de
hoornen, en mall-boomen,feer dienftigh om tot wint goet is. De jaer-boecken, daer in alles op
maften op de fchepen gebruyckt te worden. Dit hun ordening geftelt is, treven te kennen hoe
eylandt heeft in de langte ontrent achtien , en veel veranderingen dit eylandt heeft geleden,
mhuy. in de breedte niet boven de vijf mijlen. Wisbuy en nu onder Sweden , en dan onder Denemarc-
moet niet foo leer voor de hooft-ftadt, als voor ken heeft geftaen , maer ten meeftendeel, en
d\'eenige ftadt gehouden worden. Frederick de beftandighlijck onder Denemarcken is geble-
Tweede , Koning van Denemarcken^ heeft ven,- doch ftaet nu
onder de Kroon Sweden.
hier d\'eerfte Biffchop over de kercken geftelt. Laet ons hier de woorden van Adam van Bre-
Daer na is \'er, onder \'t gebiedt van Chriftiaen de men byvoegen , de
welcke van d\'eylanden , did
Vierde , ( gelijck fchijnt door de fchult van de onder \'t Koninckrijck van Denemarcken ftaen ,
Biffchop felf, die, van fijn Biffchoppelijcke ftaet geiproken hebbende, terftont kapittel 208 daer
berooft, lange tijdt als een onbeampt man leef- aengevoeght heeft:
Defe eylanden behooren aen het
de,) weder een Prooft geftelt, gelijck\'er te KoninckrijckyanDenemarckenyenVoeren alle deChrijlè-
vooren was, de welck over alle de kercken, lijcke naem. Maer daer fijn anderen, ncch meer naer bin-
die\'er ontrent hondert lijn, gebieden foude. De nen gelegen , die onder ~de heerfchappy Van Sweden be-
ftadt felve is feer edel, en heeft eertijts de koop- hooren; wan de welcke het grootfte Curland wort ge-
ftadt van \'t geheel Noordtfche geweft geweeft. noemt, acht daghreyfen groot i een feer wreedt wolck, het
W
ant na dat Vinete en Julino ten gront toe ver- ypdck om fjn al te groote afgoden-dienft yan alle yolcken
delght, en Slefwijck uytgeplondert en verbrant gefchuwt wort, Daer is yeel gout, en treffelijcke paerden.
wa5 , wierd de gantfche koophandel der uyt- Alk huyfenfjnyol yan waerfeggers, wichelaers en toye-
heemfche waren in \'t Cimbrifch Cherfonefus naers, die oock met Monicks-&ederen bekleedt fijn- De
naer Ripen, een ftadt der Phundufiers,vervoertgeheele werelt haelt hier antwoorden en godtfpraken, en
van daer, niet lang hier na , een\'Colonie van woornamelijck de Spanjaerden en Griecken. Wygelooyen
uyheemfche kooplieden naer dit eylant, en naer dat in \'t leyen wan S. Ansgarius dit eylandt Chori wort
defe ftadt trocken , welcks oude waerdigheyt en genoemt, \'f welck toen aen Sweden fchatting moeft betalen.
grootheyt oock ten deel nae de menighte der Bier is nu een kerck gehouwt, door de naerftigheyt yart
kercken en kloofters gefchat kan worden. Want feker koopman, die yan de Koning yan Denemarcken
uyt het verhael der inwoonders blijckt , dat hier door yeelgefchencken derwaertsgelockt wierd. Want de
eertijts tien kercken , en vier klooflers hebben Koning felfs,Jich in den Heer werheugende, heeft my defe
geweeft, die in konfl en ftoffe niet voor mal- rpcrtelling werhaelt. Dus verre de woorden van
kander weecken. Onder de kercken heeft \'er Adam van Bremen, in de welcke hy d\'eylan-
een geweeft, aen S. Olaus gewijdt, en door den, Denemarcken onderworpen fijnde, waer
het bevel van Erick van Cyprus, Koning van van hier voor gefproken is , en die ontrent
Denemarcken , gebouwt. De ftraten , eertijts Jutlanten Schonen gelegen fijn , verftaet ^ ge-
overwelft van \'t een tot aen \'t ander eynde , be- lijck daer fijn
Morfe, Samfoa , Femeren, Falfter, La^
fchutten gefamentlijck de waeren , en de koop- land, Langeland , Funen en Zeeland. Maer wie fal
heden van regen en quaet weder. Noch heden feggen wat
Curland hy hier meent} want indien
fijn \'er eenige overblijffèlen van dit werck , dat wy, gelijck de naem luyd,
Curland, oft Koerlant
konftelijck gemaeckt was, en oock yfère deuren felf daer by verftaen , dit is geen eylandt, maer
envenfteren, dewelcke hun voorgaende ftant een vaft landt, dat aen Lijflant,
Pruyffen, en aen
genoeghfamelijck aenwijfen. ]a men fiet\'er d\'overige deelen van Duytslant paelt. In voegen
oock veel huyfen van burgers, die van marmer dat ick vermoede dat Adam, als hy feght dat hy
opgebouwt fijn. De ftadt is met een muur om- defe dingen van de Koning felf verftaen heeft,
ringt, behalven aen dat deel, \'t welck naer de eerder de klanck, dan des Konings woorden
haven ftreckt, welcks grootheyt en ftant, gelijck heeft verftaen, en dat
hy Curland, in plaets van
fy eertijts heeft geweeft, d\'oude zee-kaerten , heeft gefchreven. Want dewijl het, in

vertoonen. Het kafteel, daer des Konings Gou- d\'eygen tael der inwoonders, niet Gö^W, maer
verneur woont, is niet verre van de haven. De
Gulland wort genoemt, fbo heeft hy miffchien
Tijdt-befchrijvers verhalen, dat de ftadt eerft het
gene, dat hy GWW moeft noemen , Curland
fterck gemaeckt is in \'t jaer 1288, toen Magnus, geheeten. En \'t geen, \'t welck defe giffing ver-
Koning van Sweden , de ftedelingen en lant- fterckt, is dat Adam in defè Ooft-zee nergens
lieden, tegen mialkander in de wapenen fijnde, aen Gotland heeft gedacht: ja hy maeckt dit
in vrientfchap bevredight, en de twift , die van
Curland den Sweden onderworpen, als naeft aen
weérfijdengerefen was,beftechthadt. De Ko- de Sweedfche Oofter-gotten gelegen,- hoewel
ningin
Margareta bracht daer na befètting in het men uyt de fèlfde woorden van Adam kan be-
kafteel. \'t Is feker dat in defe ftadt, foo wel als mercken, dat het in die feer oude tijden niet al-
eertij ts by de Rhodiers, de zee-rechten fijn ge- leenlijck onder de Sweden heeft geweeft, maer
maeckt, en dat daer eerft zee-kaerten , door de
oock onder de Deenen , als hy de groote naer-
naerftige waerneeming der zee-lieden, fijn ge- ftigheyt en fbrghvuldigheyt des Konings van
reeckent, de welcke , federt van anderen ver-
Denemarcken, (de welcke Sueno Bfthritius heeft
Troot en verbetert, feer nut tot de fcheepvaert geweeft ) in \'t bekeeren der inwoonders van dit
lebben geweeft , dewijl door der fèlfder behulp eylandt tot de Chriftelijcke Godts-dienft, aen-
de zee-lieden de blinde ondiepten der zee kon- teeckent.

Sweden., S O E S E L,

1

j i I

ii ri-r

\' :,< iii

\'11(1

1!\'

I i -:

i , ; 1 i \'

1

". 1

I

^ \'in.

ii^ij

I I : 1

-ocr page 338-

N\'A Gotland volght Oefil, tegen over de
groote zee-boefèm van Lyflant naer het
weften. Dit eylandt is veertien mijlen
lang, en ontrent feven breedt. Een CoUegie der
Kanonicken van de Teutonifche ordre heeft het
eertijts geheel belèten, doch met behouding
van \'t recht dat den Koning altijdt toebehoort
heeft. Hier ftaet een kafteel,
Arnsburgh genoemt,
met des Konings befetting verfterckt. Het getal
der inwoonders wort op vier duyfènt, en meer
begroot, onder de wekken dertigh huysgeftn-
nen van Adelijck geflacht fijn. Wy hebben hier
voor gefeght, dat dit het
Oferiäa van Plinius
fchijnt, van\'t welck in het tweede capittel van
ftjn fèven-en-dertighfte boeck gefproken wort,
daer hy, van \'t amber handelende, dus fpreeckt;
Mithridates feght dat \'er aen de ftrant yan Duytslant een
eylandt is, dat het OferiBa yport genoemt, enhofchrijck
yan ceder-hout is, en dat het amber daer uyt op de fteenen
afyloeyt.
Het is heden in acht of tien parochy-
kercken onderfcheyden , van de wekken de
voornaemften fijn
Schworne, Piya, Kareis, Kargisy
Wolde, Cormel,
en Kikkan, Het leght van Lubeck
hondert, en van Koppenhaven tachtigh mijlen,
en niet verre van Lijflant.

Dit fijn d\'eylanden van d\'Ooft-zee, de wek-
ken niet alleenlijck onder \'t Rijck behooren,
maer oock fèer na aen de ftrant van Schonen en
Sweden leggen, behalven
Oefel, van \'t welck left
gefproken is. Want dit leght fèer na aen Lijflant,
en aen dit geweft van Duytslant.

EYLANDEN IN D\'OOST-ZEE.

Iii

ilri

N

E.

D

\'lil

li ■■\'i

-ocr page 339-

\'7

i

Het Groot-Vorfbendom

O S C O V I E N

E N

N.

R

V

E

rffla ofte Ruflandt, \'c welck
oock
Roxolmia genaemt
wordt, is tweederley het
fwarte, en witte. Het fwar-
te paelc aen PoJen , en het
witte is een deel van Mofco-
vien.
Mofcovia heeft onge-
twijfelt defe naem van de ri-
viere Mofcho, welcke oock
aen de Koninglijcke ftadt,
daer fy door loopt, haer
naem mede gedeelt heeft.

Dit landt ftreckt in de lengte en breedte feer wijdt; het
heeftin\'moorden de Ys-zee tor limiten , in \'c ooften de
Tartars, in \'t zuyden de Turcken en Polen, en in het
weften de Lijllanders en den Koning van Sweden totnae-
buLiren.

De lucht defes landts is ongetempert, en rou, doch feer
gefont i foo dat men noyt bevonden heeft, dat noordwaert
en ooftwaert, aen gene zijde van den oorfprong der rivie-
re Tanais, de peft geregneert heeft; hoewel daer oock een
fieckte is, de peft niet feer ongelijck, dewelcke fy
Calorem
ofte hitfucht heeten, welcke hec gedermte en \'t hooft foo
quelt, dat die daer van overvallen worden , in weynig dagen
fterven.

Die geheele landt en brengt geenen wijnftock noch olijf-
boomen voort,oock geen ooft noch vrucht van aengename
fmaeck, als Meloenen en Kerften^ want de teere vruch-
ten verdroogen en verfchrimpelen meeft door de noorde
winde. De ackers dragen allerley graen , als tarwe, rogge ,
heerfe, en boeckweyt, en allerley
foorte van erten en
boonen, doch haer meeftenooghft beftaet in Wasen Ho-
nigh, en drijven grooten handel in pekery, en allerley bont-
werck.

Tot hier toe ftreckt hem het oft Sjf/va

Hercynia, vol van allerhande wilde dieren ^ en in het ge-
wefte het welck naer Pruyffen ftreckt, vindt men de groo-
te wreede Our-oflen, die men
Bifontes noemt; als oock
Elandts van gedaente als een Hart, hebbende een vleefch-
achtige fnuyt en hooge beenen,- fy worden van de Mofcovi-
ters
lozzi, en van de Duytfchen Heienes genoemt j aldaer
vindt men oock Beeren van ongelooflijcke groote, en feer
groote vreeflijcke fwarte wolven. Ter weerelt is nergens
beter jaght ofte vogehvang, als daeren de Valcken
(welcke feer goedt in de Provincie Pecerra gevonden wor-
den ) weten de inwoonders foo te leeren, dat fy niet alleen
Phafanten, en Enden, maer oock Swanen en Kranen
vangen.

De Landen vanRuflien en Mofcovien fijn feer groot, en
alle de Steden, Vlecken, Kafteelen, Dorpen, Boffchen,
Velden, Meiren,en Rivieren , zijn het gebied en heerfchap^
pye eenes Vorften onderworpen, welcken de inwoonders
den grooten Czar,het welck is Koning oft Keyfer,noemen ^
en alles wat iets profitabel en vorderlijck is, wordt t\'famen
vergadert in de fchat-kamer v^n de Groot-vorft, die defen
tijtel gebruyckt : Den Grooten Heere N. door Godes ge-
nade, Keyfer en Heer van gantfch Ruflandt.en Groot-vorft
van Wolodemiria, Mofcovien, van groot Novogrod, van
Pskonia, Smolensko, Thweria, lugaria, Permia, Viathkia,
Bulgaria, &c. Dominateur en Groot-vorft van Novogrods
nederfte landt, Cernigovia, Rezania, Woloclidia, Rfovia,
Bielloja, Roftovia,Iaro{]avia,Polozkia,Biellozieria,Vdoria,
Obdoria, en Condinia, &c.

Daer zijn geen Hertogen en Graven die vrye Leen-goe-
deren befitten, en de felve aen hare erven mogen nalaten.
En ofwel de Vorft eenige dorpen en ackeren aen fommige
verleent/oogebruyckt hy doch der boeren dienft,en neemt
haer die wederom als \'t hem belieft, foo dat hy een abfoluyc
gebied over fijne onderdanen in alle dingen heeft j wordt
derhalven oock van haer ge-eert als een Godt, en in alles
gehoorfaemheyt getoont, fonder eenigh tegenfpreken ofte
weygeringe.

Talen.

Locht.

VtHcht"

Gedierte»

Regeering.

Onderda-
nen,

De hooft-ftadt en het hooft van \'t geheele rijck,is Mofco-
via, gemeenlijck Mofcuwageheeten : fy is niet alleen van Mofcué,.
hare fituatie feer bequaem, als gelegen in het midden van
het Landt, maer oock feer vermaert van wegen de veel-
heyt der rivieren, en groot getal der huyfen; heeft oock
een fterck Kafteel, en ftreckt langs de riviere Mofcha, vijf
mijlen weeghs, met huyfen befet, de welcke meeft alle van
hout gebouwt zijn, onderfcheyden in falen, keuckens en
flaep-kameren, welcker getal men wel over de
41000 re-
kent, en alle defe hebben bykans een yder in \'t befonder ha-
re hoven.Een yder gedeelte ofte contreye der ftad heeft fijne
Kapellekens. Daer zijn oock twee Kafteelen, waer van het
eene Kitaigorod,het ander Bolfigorod genoemt wortj voor-
by het eene loopt de riviere Mofch, en voorby het ander de
Neglinna.

Ruflandt begrijpt noch veel meer andereLandfchappen,
als \'t Hertoghdom vanVoldomiria,waer van de Groot vorft
Voldmiria,
den tijtel voert,heeft defen naem van de voornaemfte ftadt,
gelegen aen de riviere Clefma,die hem in de Volga verlieft:
defe Provincie is foo vruchtbaer, dat dickwils een mudde
tarwe zo mudden geeft.

De Provincie Novogrod is van tarwe wat flechter, doch Novogrod,
niet^geringer in vruchtbaerheydt der ackeren, heeft een
houten ftadt, van de felve naem met het Hertoghdom
Novogrod , light daer de rivieren Volga en Occa te famen
loopen. Defe ftadt is altijdt in grooter waerde geweeft, var;
wegen\'t ongeloofiijck getal van huyfèn, als oock om de
groote en vifch-rijcke Meiren, en infbnderheyt om den ou-
den en beroemden Tempel, welcke, ontrent vijf hondert
jaren geleden, S.Sophia! is toe-geeygent, daer in men nae-
gevolgt heeft de Keyferen van Conftantinopolen. Alhier
is oock een feer vermaert Kafteel, van den Hertogh Bafi-
lio met groote onkoften, van fteen, op een klippe gebouwt.
Defe ftadt is van Mofcovia gelegen 100 Poolfche mijlen,
en van Riga, de naefte zee-haven, niet veel weyniger als
500 mijlen.

De Provincie Rhezan , gelegen tuffchen de rivieren Rheza»,
Occa en Don, is in tarwe, honig, viffchen en vogelen feer
vruchtbaer ^ de fteden van hout gemaeckt, zijn Rhefan, ge-
legen aen de riviere Occa, Corfita, Colluga, en Tulla, by
welcke de riviere Tanais ontfpringt.

Het Hertoghdom Worotin heeft, drie mijlen van Collu- mretrn.
ga, een ftadt en kafteel des felven naems.

Severiais een groot Hertoghdom, en abondant in alle Severia,
dingen, heeft feer groote en woefte velden , en veel fte-
den, van welcke de principaelfte zij" Starodub, Novogrod,
Siviersky en Czernigouw. De boffchagien zijn vol her-
melkensen marters. Van de byen bekomen fy een groo-
te menicrhte honigs. De inwoonders zijn alhier,van wegen
de contmuele oorlogen met de Tartaren , feer ftrijdbaer en

rafch ter handt. , m

Het Hertoghdom Smolensko, aen den Boryfthenes ge-^^^^^^^^^^
legen, heeft een ftadt van de felve naem, met de eene zijde
aen de riviere Boryfthenes ofte Neper, op de andere zij-
de is fy befloten inet diepe graften en fpitfe palen. In hec
jaer
16 u heeft Vladiflaus Koning van Polen, de ftadt Smo-

Q^ lensko.

Mi\'

JH

1

iii\'i

r^i

«il

|fi M

iiiR

-ocr page 340-

yA

65

6o\\

0û\\

lût-

SO]

lûc

Nov^

.A . \'Uremelenct-^arûd-, uAtila Jm^eintoris

E . ■Vi\'bs med m

^ . Skûivdpm , Vrbs exterior

C .\'Tzar-^^{7r0d Vrks Cajaren.
E. Streletska.ßahodfl.vA
Vicus militaris .

\'DW^.ffilM, b , Fatritircheim

C\'. \'Temj/tnm D. iAltdtaelis\\

[mperat. Jêjfldtnra.

d,PûJium i\'ccl^i^icon
m ßiplicatiauihis Odieo
■proclamittwmbtis Imper^
ntariis d^matimt
C.Tabernie utercatarièè,
f. Tî\'lbnndlu itrl^ana.
0. R^rimn lerameitto
rmn

h. \'Fûrnm f^ttat^mm
t. Balnete jjublicie-
k. "Forum Ij^ttariunt
t .Vwidarmnt
arts

( \' \' i

■^endêj^

oei

reca

Wil

•trnjrM

ANS KO Y ^O]

Mf

^ m

rJ^U.

KifL

uy

PSüS

CiVniuoßS :

ajiii

irf^\'

mm.

bymm
i

ohh . I

.appmai^

wa- aft

W

»fitwiiii •\'•\'•"ty^

\\

jFa/fe Orei^

iosi

Peg

Albu

ra orcla.

ïSIal\'ûtM

Feitnawehck
Fattiri

m

S I ^

M05CVA

adJjrhity\'pum. Foederi ßm\'ißomtsi

J.

Koordzei

C

WAG.

! Lanj^^

rt

.BEK.

• I

: 1 !

iiit

I I Ruhens^"\'

Ctlrn^n

wirst: jett. Jlilltam Rii/Md ^ttût-um unißrddm rmcmdmtr

éttur

M

^\'AKF BAi;iyîCVM

iija jfet^«^/

T^lPUUtS J\\^akûVttlS, titßia. LiéiliiniarTahnlti, Kimi\'Jah laMuâ.^ajr. w
Czii-kitMai^^r.jjcfuit:etûczak!nv fyimtiórthié verstis Mef\'dîeni a C^rcasjl
d^irteptJahuh vctv lUie uiéi, m ktc ddinaittia.^j.msjttstnayiitii m\'hiru
Bari^^radiL, ^isßiv, nec mit Astracan in IttHud^. i^rad. callffcavit: ami vera
umtJetalta\'ij^aiiej Si^^ttiiam^is nmmlveijt^ Jbyç &

hciisq^imiy adAfnidkmvei^srdthiJ\'ijsßdJnadhtht^ trcfA ^ V^ •/

•^veîa\'tim aictIifftibrtE in euitmi. C^^ftttttiioi^alîs cjltxalione. Fartes "

"aotmi^pvfterea tiuad Anßi, ^raccrn ia îidctud- ^f.jrud. \' t"^—

jj^^oKirt^ Bah^na

ImM-

^flé
Fereslaw

j^oL

^tha

/Breimn-

m

\' Çwâtdt>qtwd!vwiû^hicolaiit.
\'jCzcreniist câniimate
Tm^nwrmit

?

V\'

V -^ I

tosctia

51

viWt

^^l\'tt\'^^^^eni^a ^^riim unigraMn re^mdeut-

(^vitiîs

uv\' \' W\' tai\'

/-^ai^ {[Breneßi ^^ ,

Doncka

yiaretz^ ^ ^ \'

.5X5

t/m Temfa^l

//

cT^rÄ/Ty yryi Q

l\'ué/m^

I - Fianzi

& ^^

rvRMEn. IX\'

Scaüu

Cakatan\'^
SCA
OR.VO

\\

ÖTF

\\

ASTRACAm

m

te

TÄBVLA

, 5 IÄ:

^ ddtneandum \\

, 7 ƒ curnvk- Fücdorßlius \'Izarif Bern dcmnt\'
\'J: / ta-,ctadßm\'ksj}wmm,2uchanam.,aliiuitte
ƒ Icca, qiiantiim. ex tnhdirehiûtitûs (tdttosdeh.-.
tisjieri ampl^cata ac

iVkgno Domîtio, \'éart.et Alàgno
DuciMicMeîi foeàvomts omniutn

Rul^mmAutocratoriWhdimerie^Moi
cewaîctKovcgardiar, Tzat\'i CazaiiiiCjIzari
i^HracaniW, Trarî Sihia\'i^, I^mmo FMrovcc

niir,Wiatkiti Bulgaiir etc : Itmt Domine»
etMa§noî)iiàN(mgxvdi£lnfevums etc-.
Domino regionum IverLe Kartalin\'
d: woefinWlzan-cfc;
^dicataah
H^elo Gerardo .

IiVI«ïtl5..

Palvs

Ccpaßt\' ,

pe

„I/ff»

Soiischa
re^io

iere

Tarh\'

\\CHIA?

Romania ,

il m

9

TV5 EVXINV5

ZOKNO Mont

Rhutâtu -Oacftirt-

qtta

-r

Smops

Nat/o lia

liiiiimiiiiij

yf

Ziwûmfohùt

IIPELAÛO

m

JMARE \\cASrïVMjjuoA^
Ktisjt ■■■■

oira

11:s QUA MORE

?evi

G,l

nEOio^.

: V- Gv-^lj

hmtr

PE RS

ZIKPU^m^SC

M

[iiiperiujii

S

-ocr page 341-

ilifil

O V I E N.

Bafilio, en Nazianzeno, lefen de Priefters in de vergade-
ringe het volck eenige Sermonen voor : want fy niet toe-
laten, het volck van goddelijcke dingen al te eergierigh-
lijcken en fubtijl te predicken j meynende dat het gemoedt
Voorts zijnder noch de Hertoghdommen en provinciën, der onervarene meer met eenvoudige leeringe, als met ver-
Mifaiskia,Bielskia, Rufchovia.Tweria, Pskovia,Vodska, klaringen van hooge verborgentheden, en fcherpiinnige
Corella, Bielejeziero, Wolochda, Vftiuga, laroflavia, Ro- difputatien, tot een heyligh en godtfaligh leven gebracht
ftow, Dwina, Sufdali, Wiarhka, Permia, Sibior, lugra, kan worden.

Petzora, en Groot-Novogrod, dat fy Nowogrod Wielki De Mofcoviters zijn een arch en bedrieghelijck volck, Vddisaert,
noemen, in het welcke leyt een ftadt met den felven naem , meer tot flavernye als tot vryheydt gewent j fy bekennen
Romen in grootheyt te boven gaende. Petzora heeft den haer alle ftaven te fijn haers Princen. In hare huyfen leven
naem van de riviere, welcke op beyde zijden met bergen fy leckerlijck en wel, want alle de leckernye, die van de
en fteenrotfen befet is. Behalven defe, zijn daer nochan- welluftighfte menfchen foude begeert konnen worden,koo-
dere Provinciën, die aen den Groot-vorft chijnsbaer zijn, pen fy om een gering geldt, namelijck een Hoen oft Een-
de welcke haer noordwaerts ftrecken met een lange ftreeck; de, vooreen kleynen filveren penning; de treffelijckfte
als de Provincie Obdora, alwaer de afgodt Zolota Baba is, fpijfe bekomen fy op de jacht, en met vogel-vangen, ge-
\'t welck is te feggen, het gulde oudt-wijf, Condara, Luco- lijck by ons oock gefchiedt. Sy hebben gantfch geenen in-
moria, en Lappia. landfchen wijn, maer gebruycken die van buyten gebracht

In Mofcovien zijn veel groote Meiren, als llmen, van de wordt, doch alleen op hare feeft-dagen en gafteryen. Sy
Ruffenllmer geheeten; Ladoga, het witte meir, van de in- hebben oock Bier, het welck fy des Somers met ftucken ys
woonders Bielejezjorogenoemt. (diefy daer in werpen ) verkoelen. Sommige hebben oock

Daer zijn oock vele en groote rivieren, als de Boryfthe- een fonderlingen luft met uytgedruckt fap van fuure Kerf-
nes, gemeynlijcken Nieper en Nefter genaemt,oock ÏDnie- fen, die \'t coleur van feer heldere en purper-verwige wijn ,
perenDnefter. De gene die Ptolomeus
Turuntas heet, en lieftelijckenfmaeckt heeft. De Mofcoviters fenden oock,
wordt van Sigifmund Herberftein, Rubo, en van de in- in alle geweften van Europa, feer koftelijck vlas, hennip
woonders Duino , genoemt. Die van Ptolomeus Rhage- tot touw-werck, veel ofïen-huyden, en groote was-fchijven.
heeten is, wordt nu Volga en Edel genoemt. Tanais wordt De naem der Mofcoviters is jong en verfch, hoewel Lu- MojcwU
van de Italianen
Tina, en van de ingeboorne Don gehee- canus in Pharfalicis mentiemaeckt van de Mofcoviters, ge-
ten. Het begin van de riviere Occa is in de Provincie Mfe- buuren der Sarmaten; en Plinius de Mofchos ftelt, daer de
zeneck. riviere Phafis begint, boven naer het ooften. Der

De Montes Rifhd worden alleen in Mofcovien gefien, felver lande wordt hier uytgeleyt en alleen befchreven, \'t ge-
welcke, om datfe fteedts met fneeuw en ys bedeckt zijn,niet nein \'t voorgaende niet geroert is.

wel mogelijck fijn te pafTeren, waer van befiet Plinium in \'c Dit landt is meeftendeel effen velt, heeft veel weyden, Vrmht-
4 b. i2c. Mela in\'t 3 b. enden Baron van Herberftein in maer des fomers is het feer morafïigh en broeckachtigh. bmhejt,
fijn befchrijvinge van Mofcovien. Van honich is daer fuicken overvloedt, dat men die in de

Dc Harcynia Syha, oïtcS^ax^ en (Sd^av^ttJdDf beflaet boffchen, fpeloncken , en uytgeholde boomen, in fuicken
een groot deel van Mofcovien, wordt oock hier en daer menighte vindt, oft het berghskens van honich waren; en
met huyfen befet, en bewoont: is nu ter tijdt wat dunder \'c gebeurt fomtijdts, dat menfchen en gedierten onverfiens
gemaeckt door der inwoonderen grooten arbeydt, en niet in de honich-moraffen ofte meiren vallende , perijckel loo-
meer, als fommige meynen, foo fchrickelijck dicht, en on- pen, als een muys die in \'t Teer gevallen is j \'t welck uyt
ganckbaer. \' Pauli lovii Mofcovien klaerlijck blijckt. De felve verhaelt,

Mofcovien heeft oock ontallijcke veel koftelijcke Kerc- dat eenen Demetrius, Mofcovitifche Ambaffadeur, placht,
ken , en feer veel Kloofteren. De regieringe des landts en niet fonder lacchen van ieder een, te vertellen; dat een
adminiftratie van de juftitie is aen twaelf Raedts-heeren, boer, uytgaende om honich te foecken, gefprongen was
die geduurigh te Hove zijn, van den Hertogh bevolen: on- in eenen hollen boom van boven nederwaerts, en tot dc
der defe zijn alle de Gouvernementen van Steden en Ka- borfttoe in den honich gefoncken, en alfoo twee dagen
fteelen in\'t geheel Mofcovifche gebiedt verdeelt, welcke fijn leven alleen met honich onderhouden, dewijle hem
oock alle brieven en requeften , aen den Vorft gefchreven, niemandt konde hooren roepen in defe wildernifie; en dat
ontfangen, en in fijnen name beantwoorden»Want de Vorft hy eyndelijcken, als hy den moedt verloren gegeven hadde,
felf geen brieven ontfangt, noch onderteeckent^ die aen fijn om daer uyt te geraken, wonderbaerlijck daer uyt getroc-
onderdanen oft vreemde Princen gefchreven worden. ken is, door hulpe van een wilden beer, die, als hy mevn-

De Biffchoppen worden uyt de Monicken (als voerende de met fijn achterfte voeten hem nederwaerts in defen hol-
eenheyliger leven dan andere menfchen } gekofen; van len boom te begeven, om honich te eten , heeft defen boer
welcke men feer vele Kloofters vindt heel Moicovien door, hem by de voeten gegrepen, waer op terflont de beer, foo
alle van eene kleedinge en orden, (waer van fy feggen dat door vervaertheydt, als oock door het kryten van den boer,
de heylige Bafilius de ftichter is) daer zijn Biftchoppen wederom te rugge uytgefprongen is, den boer met hem
door gants Mofcovien, die fy Wladiccas noemen, \'t welck treckende. Van hennep en vlas is dit landt feer rijck. Daer
in hare fprake te feggenis,
Oeeonomi, difpenfiers; hare en zijn geen filver ofte gout-mijnen, ofte van eenigh ander
Priefters en Papen heeten fy
Popps oft Archipoppos. De metael, als yfer. Men vindt oock in \'t o-eheele landt geen
Metropolita, ofte Patriarch, heeft fijn refidentie in de ftadt edel-gefteenten. Van wilde dieren en vogelen is daer geen
Moskouw, placht in voorige tijden van de Patriarch van gebreck. Onder andere wordt daer een vogel gevangen,
Conftantinopolen beveftight te worden ,• wordt nu ter tijdt fwartachtigh van coleur, met purper-verwige wijn-braeu-
van de Groot-vorft alleen gekofen, en door twee oft drie wen, van de groote als een ganfe, van fmaeck beter als de
Biftchoppen gewijdt, en als \'t den Prince goedt dunckt, Phafanten , hy wordt in de Mofcovifche fprake Tetroa ge-
fet hy hem af. Onder defen ftaen twee Aertz-biflchoppen, noemt, en by Plinius Erythratao; de volckeren in de Alpi-
die van Groot-Novogrod, aen de riviere Louwta, cn die fche geberghten, en den Grifons wel bekent,
van Roftovia. In gantfch Mofcovien worden geen Univer- De Grootvorft van Mofcovien heeft abfolute macht over Macht
fiteyten oft Collegien gevonden. De religie der Mofcovi- \'t leven en de doodt vpi fijn onderdanen, die haers Princen
des Groot-
ten
is de Griecxfche , die fyin\'t jaer 9H7 eerft aengeno- opinie in de Religie vooreen onveranderlijcke wet hou-
men hebben. Sy meynen, dat de heylige Geeft, de derde den j want des Princen wille wordt geacht als Godts wille,
perfoon van de heylige Drievuldigheydt, alleenlijck van de en wordt de felve ge-eftimeert als een fteutel-drager, kamer-
Vader voortkomt:fy gebruycken het Sacrament des Avont- linck, en een uyt-voerder des Goddelijcken wils : derhal-
maels met gedeeflemt broodt, toe-latende het gemeene ven en derfniemandt fijnen wille weder-ftaen, alwaertdat
volck \'t gebruyck des bekers. Sy lefen de H. Schrift in haer hy wifte, het felve hem, ja \'t gantfche landt hinderlijck te
eygen fprake , en verbieden den Leken niet het lefen der zijn; fy omhelfen, ja aenbidden fijne woorden en wercken,
felviger. Sy hebben de Oudt-vaders, Ambrofium , Au- hoedanig die oock mogen zijn,om dat hy foo wel de geefte-
guftinum, Hieronymum, en Gregorium in de Slavoen- lijcke als wereltlijke met fware flavernie onderdruckt houd.
fche fprake overgefet: uyt de felve, ofte uyt Chryfoftomo, En als de felve Grootvorft een wijf wil trouwen, doet hy by

een

M O S C

lensko, die van de Groot-vorft van Mofcovien bekgert
v. as, onrfet, en het gantfche Mofcovitifche leger ióobe-
naeut, dat fy hebben moeten alle de wapenen en amonitie
overgeven.

! 1

jAndere

Hertogh-

domme».

T^ttora,

I;

Meiren.
Mivunn.

; I

Ber^n.

Boffchcn.

Kaden.

;f: i i

Ceefielijch;^
hejt.

I:
1 j

i ! i

! !

Religie.

I :

I

111 i

-ocr page 342-

M O S C O

€en vergaderen de fchoonfte maegden van het gantfche
Rijck, daer uyt kiefende die hem beft behaeght; d\'andere
befteet hy aen de Vorften en Edelen.

Hoewel wy hier boven wat van de ftadt Moskou gefeydt
hebben, nochtans om de vermaertheydt van de felve,
hadden wy hier noch veel by te voegen : maer dat fal hier
na, by d\'afbeelding defer treffelijcke ftadt, en \'t Groot-
Vorflelijck Kafteel, met een wijtloopiger befchrijving
gedaen worden.

In de velden omtrent de ftadt, is een groote menighte
bockskens en hafen, welcke niemant met netten of hon-
den vangen machj\'tenwarede Prince fulcks toeliet,en ver-
gunde fijne favorijten, oft aen uytlandtfche Gefanten. Te-
gens over de ftadt loopt een riviere, Laufa genaemt, die de
ftadt oock verfterckt, en valt in deMosko, een weynigh
beneden defelve.

Behalven defe hooft-ftadt, fijnder in Mofcovien twee fte-
den, verkiert met Aerts-biftchoplijcke digniteyt, en ach-
tien andere, daer Biffchoppen refideeren. De Aertz-bif-
fchoplijcke fteden fijn
Rojiavia ofte Roftouw, en Novo-
grod ; defe is voor weynigh jaren het hooft geweeft van
geheel Mofcovien.

De Biffchoplijcke fteden in Mofcovien fijn Corfita, Re-
zania, Columna, Sufdalia, Cafanum (Cazan) aen de riviere
Volga,waer van de Cazanier Horde den naem heeft; fy light
vijf hondert duyfent treden van de mondt der riviere Volga,
en de Cafpifche zee. Voorts fijnder de fteden Volochda,
Tweria, Smolensko, Pleskovia, Staritia, Sloboda, laroflavia,
Wolodimiria; welcke ftadt oock den naem van den Ko-
ninglijcken ftoel gekregen heeft, en leydt meer dan twee
hondert mijlen van der Moskouw naer \'t ooften; en is al-
hier eertijdts dc fit-plaetfe des Keyfers geweeft , om te
beter de invallen der Tartaren te beletten.

Noch is daer de ftadt Mofaysko, S. Nicolaus, Suga-
na, Uftiug, en Gargapolia. De principaelfte koop&-
den van het geheele Rijck fijn Aftrachan aen de Cafpi-
fche zee, een ftapel van de Perfiaenfche enArmenifche
waren ; en de ftadt S. Nicolaus, alwaer d\'Engelfchen en
Hollanders veel met hare fehepen komen, brengende
lakenen en andere waren, de welcke van hier naer Volog-
da vervoert worden. Hondert en vijftigh mijlen boven
Cazan, daer de rivier Sura begint, is de ftadt Surcicum;
gefondeert van Bafilio, ten dienft van de koop-lieden en
reyfende man, op dat de felve in die woeftijne een fekeren
toevlucht fouden hebben, en de Gouverneurs van de
frontieren beter onder-rechten van de Tartaren en haren
inval. Daer fijn veel meer andere kleyne fteden, die ick
om kortheyts wille achterlaet.

De rivieren van Mofcovien fijn feer veel, van welcke
de principaelfte
is de Boryfthenes, welckers oorfprong
(hoewel Herodotus onbekent)te vinden is in \'t dorp Dnie-
persko, in \'t bofch Wolkonski, van daer hy voorts loopt
idoor Littauwen en Rusland, en foo voorby de ftant Smo-
lensko en Kiovia; daer nae omtrent Chimielnicco ont-

Moshou.

Acnx\'Vt[-
dommen.

Bifdom-
mtn.

Koopjïeden,

Boryfihe*
ves.

.V l E N. iyj

fangtfe de riviere Bogh, en verlieft hem eyndelijck in den
Pontus Euxinus, die nu de Swarte-zee genoemt wordt;
de lengte daer van is over de 300 Duytfche mijlen.

De firoom Turuntus, dc welcke oock Rubo en Duna Dma,
heet, neemt fijn begin niet wijdt van den oorfprong van de
Boryfthenes, en loopt by Riga in de Ooft-zee. DeRha>
welcke oock Volga en Edel heet, neemt fijnen oorfprong
uyt het meir, \'c welck den felven naem heeft, het welcke
vijf-en-twintigh mijlen van Mofcou gelegen is, naer de
frontieren van Littauwen; defe feer krom loopende, en
veel andere rivieren ontfangende, ftort hem eyndelijck in
dc Cafpifche zee, metfeventighmonden ofte uytgangen.
Tanais , gemeynlijck de Don genaemt , komt uyt het
Tanais,
noorden ruyfchen met een groot getier, light bynae op de
lengte van Nilus in ^gypten, fcheyd Afien van Europa,
gelijck van Africa. Den oorfprong daer af ftelt Herodotus
in de moraffchen, Mela en Lucanus in het Rypheifche
geberghte. Daer fijnder, die gemeent hebben, dat hy
fijnen loop door de Cafpifche zee heeft, die Dionyfius in
fijnPericgefi volgt, dochfy dwalen alle feer : want daet
geen riviere uyt de Cafpifche zee in
Maotidempaludem,
ofte Pontum Euxinum loopt. Soo ontfpringt dan de Tanais
niet in \'t Rypheifche geberghte, maer uyt een feer groot
meir in een boffchagie, van de inwoonders Iwanowo le-
zioro genaemt, niet wijdt van de ftadt Tulla, uyt welck
meir oock fpruyt de rivier Scad naer\'t weften loopende.

De riviere Occa loopt langs vele fteden, en valt bene- Occa,
den Neder-Novogrod in de Volga.

De Mofcoviters gebruycken de Slavonifche fprake en
letters, gelijck oock de Slavoenen , Dalmatiers, Be-
men, Polen , en Littauwers; defe fprake fpreyt haer
wijdt, en is in het Ottomannifche Hof te Conftantino-
polen feer gemeen. In defe fprake zijn oock veel heylige
boecken overgefet, meeft door de neerftigheyt van S.
Hieronymus en Cyntlus. Sy tellen de jareji niet van de
By fonden
Geboorte Chrifti, maer van\'t begin des wereldts j begin- gewoonun,
nen \'t jaer oock niet van lanuario, maer van September.
Sy hebben , in het geheele Rijck ftechte en eenvoudige
wetten, van de Princen en rechtveerdige menfchen mee
groote billickheyt gemaeckt, die het volck feer nut fijn;
want fy die niet uytgeleydt en verkeert willen hebben doot
de Advocaten of Voor-fpraken. Sy ftraffen de dieven en
moordenaers j en als fy de misdadigers willen pijnigen, be-
gieten fy die van boven neder met veel kout waters, \'t welc-
ke fy feggen dat een onverdragelijcke pijne is: de gene die
men tot geen bekennen kan brengen, flaenfe houte bey-
telkens tuffchen de nagels van de vingeren. De Mofcovi-
ten dragen lange rocken fonder vouwen , met korte enge
mouwen, bynae op de Hongerfchc wijfe: fy dragen meeft
korte roode laeifen, nergens nae aende knienrakende,
waer van de folen met yfere nagelen fijn beftagen; den
buyck houden fy met gorden in geenen dwang, maer wel
de heupen, tot aen\'t bovenfte deel, daer fy den gordel aen
doen, op datfe te beter uytfteke cn overhange.

H\'

\' ■

fii\'-:

(:\']■ r;

\' • \' ■ -1
ifj:

■i^

iM:

\' h \'\' ■

; \' i

\'ii 1

1

li

i j.!, i

■ ii \'
i ■,

■i\'r

in-l\'

\' ji-.

Ui

iv :
1

\'v-

i :

J:

! ;

i

: ^rlri\'

; \' i lliH,

!i; 1

M \' \' in

-Ml

I tl I

1

i I \'

I I i\'l

HET

Q^t

Rujfen.

1 • 1

» Mi:\'

1 ,, «Ml

l I

IJ\'

. M\'

if M

1\' 1\' MM

•ijüA

M\'.i
H I

-ocr page 343-

1 ■

ti\'.- (t " ■ -.

■ - f.

y

ri;\'-;,

■Jb"

4 i

-ocr page 344-

i

t. .\'<4

ESTERDEEL

18,4

E T

VAN

C O V I E N.

BIELOW, en RSCHOWA.

Et Prinsdom Biela,
door Petreus Bielow
genaemt , heeft een
ftadt en kafteel van de
felve naemj en leght
op de riviere Ofcha,
ontrent 36 mijlen van
Smolensko ten noor-
den, en
60 van de ftadt
Moskow ten weften.
\'t Groot Prinsdom Rfbwa, oft Rfchowa van
Demetrius, met fijn ftadt en kafteel van de felve
benaming, leght
23 mijlen van Moskow ten we-
ften ,• en \'t kafteel is niet wijt van de Wolga.
Daer is noch een Rfowa , het Woefte geby-
naemt, 140 mijlen van Moskow gelegen. Als
men eenige mijlen voorby het Rfowa van De-
metrius gaet, komt men by het bofch Wol-
chonzchi, waer uyt de Voska , de Dnieper, de
Dwina, en de Lowat, haren oorfprong hebben.

In \'t geweft van Rfowa ftjn groote boffchen
en ftaende wateren. Defe twee Prinsdommen
hadden eertijts hare byfondere Heeren ^ maer
nu fijnfe den Groot-Hartogh onderworpen.

WOLOCK, WELIKILVKI,
cn TO\'ROPECZ.

e» va/t
Rfihowa.

JHoedamg\'

E ftadt en\'tkafteel Wolock, ten zuyd-
I weften van Moskow, is 24 mijlen van die
plaets gelegen. Welikiluki, met een ka-
fteel gefterckt, fiet men op de frontieren van
Lithvanien , omtrent 140 mijlen ten weften van
Moskow. Tuffchen de fteden van Wehkiluki
en Smolensko leght Torepetz oft Toropecz,
met een kafteel, op de grenfen van Lithvanien,
en byna 18 mijlen van Welikiluki.

w

\'ïiver.

7mrtzjt\'

Tcrßock,

E R.

Et Prinsdom Twer is ten noordweften
van de ftadt Moskow gelegen , en is veel
grooter dan \'t Hertoghdom
Mofcovien,
eygentlijck foo genaemt. De hooftftadt Twer
is van Moskow door 16 mijlen weeghs afge-
fcheyden en naby de riviere Twertza, die haer
fijn naem geeft, en fich by defe plaets in de
Wolga ontlaft, tegen over haer kafteel, dat,
gelijck oock de ftadt, van hout is opgetimmerd
Sy heeft lóo kercken, van welcke de voornaem-
fte is die van den heyHgen Salighmaker, van
fteen gebouwt, doch d\'andere fijn van hout.
De ftadt Torfoch leght oock op de riviere
oft Jer/ack\' Twertza j fy wort van eenige Terfack , \'en van
andere Torfiock geheetenj; en is ontrent 10 mij-
Rujfen.

len van Twer ten weften. De rivieren Twertza ^ ^ ^^^
en Sna hebben hier haren oorfprong, van welc- ^
ke d\'eerfte ten ooften, en d\'andere ten weften
naer Nowogrod loopt.

Dejfè geheele Provincie is aengenaem , en Hoedanig"
brengt een groote menighte van tarwe voort.
In hare hooftftadt fijn veie kooplieden, en feer
rijcke inwoonders: daer is oock een munt om
geit te fiaen. Dit landtfchap kan veertigh duy- Rijckdom.
fènt mannen te paert uytleveren, en twee oft
driemael
foo veel voetknechten. D\'een helft
van de ftadt Terfack ftaet onder Nowogrod, en
d\'andere onder Twer. Den Biffchop van dic
landt onthoudt fich in de gemelde ftadt Twer.

GROOT NOWOGROD.

ALs men voorder naer \'t noorden gaet, fiet Namef»,
men het lantfchap Weliki Nowigorod,
oft groot Nowogrod , van de Hoogh-
duytfchen groß ïïeugatteit / dat is, groot Nieu-
wen-tuyn, genaemt. Sy leght ten noordweften gelegen-
van Twer en Moskow, van welcke haer hooft-
ftadt 120, en van Wiborgh 78 mijlen is gelegen,
Defe Provintie heeft Finlandt, Carehen, Inger-
manlandt, en\'t kloofter Solouski ten noorden
en ten weften, en Bielojefèro ten noordooften.

De hooftftadt van dit Jandt is Nowogrod, Steden.
wekkers omgang is een mijl groot. Sy heeft
eenige hondert kloofters, kercken en kapellen
van hout en van fteen ; en is met muren en bol-
wercken befloten. In\'t midden van de ftadt,
op de riviere Wolckow, fiet men het kafteel, aen
d\'een fijde met een muur, en aen d\'ander met
groote bolwercken gefterckt. De torens van de
kercken fijn meeftendeel met verguit koper be-
deckt, en met eenige duyfent kloeken, foo groo-
te als kleyne, verciert. De voornaemfte kerck,
waer den Aerts-biffchop den heyligen dienfï
doet, wordt S. Sophia genaemt.

D\'andere fteden fijn, Bronitza , acht mijlen Bromiz,
van Nowogrod gelegen ; ledrowa, en Stara^j^^\'^\'^^^
Rufta twaelf mijlen van Nowogrod, aen d\'an-
der fijde van \'t Ilmer-meir. Den Baron van
He-
berfteyn noemt haer enckelijck Rufs; en feght,
datfe het oude Ruffienis, welcke haer naem aen
dit geheel groot en wijtftreckendt landt heeft

medegedeelt.

De ftadt Nowogrod heeft des fomers haren
langften dagh van 18 uren,- en het is\'er veel
kouder dan in Mofcovien. Te Rufs is een foute
rivier , welcke d\'inwoonders hebben gebracht
tot de gedaente van een groot meir met een
wijde gracht, waer uyt men het fout water door
riolen in de huyfen, in welcke men het fout
maeckt, doet loopen.

D\'inwoonders van Nowogrod waren eertijdts Sedm

K feer

• i :

-ocr page 345-

1....... lA i.....i.....

L L L L

\'fi^^ncotamtx-

(vyj

cpy"

IvADOGA LACA^\'^S i

\'c^ «

RVS S liÊ,

I Viulgo M05C0VIA dictœ.
Pars Occiientalîs.

AiLctctr^ ißaco ^Mi^^,

Ladeiko ozer\'o.

Maidus
o

^ ;

^^ : Q ^Rtanebt.

m

SehuMX\' ^
■ ßyeiSemul^

ƒ

^îfc ïJ^

W 0 X 0 a D A.

■ SeUmaea.

6o\\

S.O&ohs

•-■ ■ -O.it,,.-,!-!* . .

^ È f Ogoy^ca ^ - "o -v A. r^V A a / -------- , ... ». ^ J.

R I Tsr \'A^.

11,,\'

O l

"1

idjl, i

\\

J?l

) ^^^

R

4

T J iSV/ferJ^ ^ \\

\\59

I ^

Ojert

\'Karvaff-:-

M

-\'o

ICet-tna^

5.

er CL

Ojyiar

e é f i

Si

iPeipis lacû-s

»V

- ■-• a . Jj/unouae.

JIbIO^D^

GieicmvA
. SLthaâa..

-XfJow

-P^rr

./j^htm^. ■.-.■. S?

\'SÂAena- Stahima,

noîo

S^a^chci as S.^-\'O

\'Xoa-of

_ _ ... ____w O w "K^^j,

O r... a., ry^ou - ^ ^

Sidei^iiw

%

X

-Afc.-

•-■•à -

leroflaw"

m...

Orcatr

tnan^ ■

.........

iäeUxi»^

yJ/Uiciut,

Csf^"\'

\'^oje/tksló.

O « —X.V

-J^qßu,

Xlttmi^ Uc.

! Ä-r ^JCmßMtlexe,

IWJOCäSf ^ / -----

T\'

ef"\'

•JaäÄ\'

ctfiûtm^ I

■-ÄJL::

^emL irat^i

\'-îL^\'-

"Xeî^tn.

O^ O \\

\'îarchmv

]

A

57

..iàJL:

iSc^ßUn^

1>

^ \\

-^^^l^.i^ejitiubi laam ^

o

"^oefia

-uO\'Ujt.

Siffig-

^Pre^t

.^iarientia^

X/>
GR-e/Sfe»^

-neiia^ |0

ZitTpex*^ tacits .^ti&i*

-

XUUssannvl^

^ewdi

Stiafie..

-Pereü

iSL^

aw

- -aji&r-

Uo o

\' Osfierxgßcan

//

........

^^ ^^

^\'VrJewa

o a>oehu^

t^^__________

o 1 . OßaLt.

\'i^todèmrowa. \' "

SiutO

ItHuu O Q SimtcoM\'

-\'^eeßts
•-ißtsmcinf

q/katc/>yav Jl.

Xiums \' " - ^ 1,1

O

Qorci/lafv

^ùtmoiiMt-

rBrafUw

•a&faiek

(PeUexk

Mof«

g^a.

^U^Jat^ S-itreJi

Swmtgerol

C^tal^

(»Pv

W\\

JitUùrÙL "Rt^i

tCAy

h^eL

m

« - P

commmwv.

Ii

A

f.

MMtattiV G-ertnamcA^

i ! \'

1 H\'f:
!
(

1 i ■

, l; ;

i <

, - I

" ■ i;

I \' \' \' i

M

-ocr page 346-

ifr

. r

HET W

lèer beleeft: en vritndelijck maer d\'omgang
met de Ruften heeft haer befmet, en haer goe-
de genegentheden verandert.

De landen , begrepen onder de naem van
groot Nowogrod, (hoewel onvruchtbaer en
weynigh bewoont, om de rivieren , meiren en
moeraftchen,) genieten groot profijt van ha-
ren honigh , was, viftchen , en vellen van hare
beeften. Die van Stara Ruiïa handelen fterck
met d\'inwoonders van\'t Prinsdom Polotzkow,
\'t welck de Koning van Polen toebehoort.

Defe Provincie ftont eertijts onder de heer-
fchappy der Hertogen van Lithvanien
oft Lit-
tow j maer fy wierd door den Groot-Hertogh
Joan ingenomen, ten tijde van Cazimir, Ko-
ning van Polen, in
\'t jaer 1479, oft, volgens He-
berfteyn, in\'tjaer 1477*

P L E S K O W.

Et Prinfdom Pleskow leght ten weften
van Nowogrod, van welcke haer hooft-
ftadt ontrent mijlen is gelegen. Dit
landt is
330ItaHaenfche mijlen lang, oft iio
Franfche; de breette is een derdedeel minder.
De hooftftadt is Pleskow, welcke met haer ka-
fteel op een rots legt, daer de rivier Pleskow,
die haer naem aen de hooftftadt en \'t heele
lantfchap meedeelt, haer oorfprong heeft, en
loopt door \'t midden van defe ftadt, om fich fes
mijlen van daer in \'t meir Peipis te ftorten, het
welck Heberfteyn het meir van Czutzko noemt.
In de ftadt fijn veel kercken en kloofters met
verguit koper gedeckt. Sy wort in vier wijeken
gedeelt, die yder hunne muren hebben. Dit
lant heeft veel andere ftercke plaetfen ,• want
Bafilius, als hy dele Provintie innam, verover-
de meer dan dertigh der felve. Ontrent een
mijl van defe ftadt fiet mende vermaerde Ab-
dye van Pezuer.

Die van Pleskow, eer dat haer ftadt in \'t jaer
1509 wierd vermeeftert, waren feer beleeft en
burgerlijck en fbo openhartigh en oprecht,
datfe in haren koophandel fèer weynigh woor-
den, om hare meeningen uyt te drucken , ge-
bruyckten.

Dit lant was eertijts onder Littow en Po-
len ; maer federt de tijdt van den Grootvorft
Bafilius ftaet het onder \'t gebiedt van de Keyfer
der Ruffen.

W O T Z K A.

Et lantWotzka legt tuffchen het noorden
en weften, ontrent 2(5 oft 27 «bijlen van
\'Nowogrod, hebbende aen fijnfiincker
fijde het fterck kafteel Iwanogrod op de Narve
gelegen, het welck federt de laetfte oorlogen
onder den Koning van Sweden ftaet, gelijck
oock de fteden lamagorod en A.ugdow , en de
ftercke kafteelen Coporiea, Notheburgh en
Kexholm.

Dit lant heeft dit in \'t befonder,dat al de bee-
ften, die men daer brengt, wit worden.

Rijckdom-
men*

Regeermg.

Crootte.

Tleskojv,
de hooft-
ßadt.

Tez.m.

Seden.

Heeren,

I )

I, j\'

I\'
i\':

Wonder.

CORELA, oft CARELEN.

COrela, een lantfchap, legt ten noorden oeiegen-
van Nowogrod , en ontrent óo mijlen van
\'t felve.De hooftftadt heeft de felve naem,
als oock de rivier j en van daer tot de water-
ftroom Polna (die de landen van den Groot-
vorft van Mofcovien vaö \'t hertoghdom Fin-
land fcheyd, door de Ruften Chainska Semla
genaemt,) fijn maer twaelf mijlen 5 en dit lant
ftaet onder den Koning van Sweden.Oock is \'er
noch een Provintie, Gorele genaemt, meer
dan feftigh mijlen van Nowogrod ten noorden
gelegen, welcke fich tot aen d\'Yszee uytftreckt:
en hare inwoonders hebben , in \'t midden van
de fomer, den langften dagh van twintighen
een half uren. Sy betalen fchatting aen den Schming,
Grootvorft van Mofcovien, en aen den Koning
van Sweden, om de nabyheyt van Nowogrod.

W O S C H I P I T I N.

^Uftchen het Prinsdom van Kexholm en
Notheburg, dicht by Lijfland, fiet men
aen de noordooft-fijde de Provintie van
Wofchipitin , die fich wijt en breet uytftreckt.
\'t Aertrijck is hier vruchtbaer; maer des fomers jertvan \'1
kan men in dit lant niet komen , om de groote
menighte der rivieren, meiren, en moeraftchen.
Hier is veel tarwe; en viftchen, vogelen,fchapen,
en wilde dieren, fijnder in groot getal.

B I E L O Z E R.

lelozer oft Bielojefèro, een Prinsdom, ceiegen-
Iwekkers naem een wit meir beteeckent,
legt by een meir van de felve naem, ten
zuyden vanUe Provintie Dwine, ten weften van
Nowogrod, en ten noorden van Moskow, van
wekke de hooftftadt, met haer kafteel, beyde
oock Bielozer geheeten, ontrent hondert mij- uoo^fiadt*
len is af gelegen, volgens het feggen van He-
berfteyn , en foo veel van Nowogrod doch
nae\'t gevoelen van Petreus, niet meer dan po
mijlen van Moskow. Defè ftadt legt niet in
\'t meir , als fommige gefegt hebben ^ maer
wort foodanigh van de moeraftchen omringt
datfe onwinbaer fchijnt ; en dit is d\'oorfaeck
dat de Groot-Vorften gewoon fijn hier een deel
van haren fchat , infonderheyt in tijden van
oorlogh , te doen bewaren; ja fomtijts komen
fyfelfhier voor eenigen tijdt haer hof houden.
De langhfte dagh te Bielozer is van negentien Hoedanig\'\'
uren ; en hoewei de winter hier langer is dan in
\'t hertoghdom van Molcovien, evenwel wort
het koren en de vruchten rijp, en foo haeft als
die van Moskow gemaeyt en ingefamelt. Sy Tijf/.
hebben een byfondere tael, evenwel fpreken-
fe nu byna alle goet Ruflifch oft Mufcovifch.

J A R O S L A W.

lEn zuyden vande twee voorgaende fiet
men de Provintie laroflaw, wekkers ftadt
en kafteel van defelve naem
jo mijlen

van

ESTERDEEL

i

-ocr page 347-

VAN

van Moskow aen de noordfijde, en r 2 van Ko-
llow fijn gelegen. Derivier Wolga loopt deur
de ftadt. Dit lant is vruchtbaer, infonderheyt
aen de fijde van de Wolga, en lèer overvloedigh
in terwe, honigh en gedierten, gelijck oock de
rivieren van viftchen. De ftadt is lèer bequaem
tot de koophandel, om dat men van daer lichte-
lijck in de haven van S. Nicolaes kan reyfen,
alwaer d\'Engelfche, Hollandfche, en andere
fchepen aenkomen. Men maeckt hier oock feer
goede hjnwaten. Daer fijn meer dan veertigh
duyfent inwoonders j en \'t is een van de befte en
fterckfte bemuurde plaetfen van Molcovien.

VGLITZ,CHLOPPIGOROD,
en M O L O G A.

Et Prinsdom Vglitz, dat een felve naem
heeft als de ftadt en \'t kafteel, legt 3 ^
mijlen van Moskow ten noorden, en foo
veel van laroflaw. De ftadt is op de Wolga ge-
legen : men maeckt hier het befte broot van ge-
heel Rulfien.

Chloppigorod is byna heel verwoeft, en legt,
twee mijlen van Vglitz, dicht by de rivier Mo-
loga , die van groot Nowogrod afkomt, en on-
trent 80 mijlen weeghs geloopen hebbende,
ftortfichin de Wolga, niet wijt van een ftadt
en kafteel die beyde haren naem dragen. Wat

Vrucht\'
bmhep.

Rijckdom

chioppi^

gorod.

VIEN. 18, ^

Chloppigorod belangt,\'t is de plaets waer henen
eertijts de ftaven der inwoonders van groot
Nowogrod vluchtten ; want die van Nowogrod
hielden Corfun_(een Grieckfche colonie ofc
volckplanting in Taurica) feven jaren belegert;
dies hare vrouwen fich met hunne Haven in
huwelijck begaven. Als de mannen met over-
winning wederkeerden naer hun ftadt, beflo-
ten de flaven hen buyten te houden , en hun te
dwingen om een andere wooning te foecken.
Maer de meefters verlieten de wapenen , en
namen geeftels en ftocken, waer mede fy ge-
woon waren de flaven te ftraften, en befprongen
hunne knechten met fulck een dapperheyt, dat-
fe de vlucht moeften kiefen in defe plaets Chlop-
pigorod, dat is, kafteel der flaven want Chlop
in hare tael beteeckent een flaef, cn Gorod een
kafteel. En hier uyt, na mijn oordeel, hebben
de Hiftoryfchrijvers oorfaeck genomen om te
feggen, dat de Scythen, onder welcke de Mof-
coviten begrepen worden, hebbende feven ja^
ren in Afien gewoont, hare vrouwen hunne fla-
ven trouwden , welcke na hare wederkomft hen
dapperlijck afwefen : maer de meefters vonden
daer na raetfaemft, in plaets van wapenen, geef.
fels te nemen, met welcke fy de flaven foo ver-
fchrickten, datfè fich terftont op de vlucht be-
gaven, en vele van hen, die men achterhalen
kon, wierden terftont opgehangen.

M O S C O

; t

\'ï t
; ill I

I . I

NOOR.

K z

em

iri ( V\'

iiir^

-ocr page 348-

t. .

Ii ^

y •

■f

1

i-A

-ocr page 349-

NOORDER en OOS TER
DEELEN VAN

M O SCOVIEN.

. li
i

Nder de noorder en
oofter landtfchappen
van Molcovien zijn
defe volgende de uyt-
nemenfte : Dmna , T-
fliuga, Wologda, Bieleje^e-.
ro , Fiatka , Pamia, Sibe-
ria, luria, Pet^ora, Obdo-
ria y Condoray Lucomoriay
Samojeday Trngoef,
en andere.

\'t Landlchap Dwina voerdt de naem van haer
riviere; men rekent van Mofcou tot aen de mond
des riviers 300 mijlen. Haer voornaemfte ftadt
is genaemt Dwina. Sy is gelegen bynae in \'t mid-
den tuftchen den oorlprong en de mondt van de
rivier. De ftadt daer aen is Colmogor, of Col-
mogorod, niet groot, maer voorften met een
kafteel, waer by de riviere Dwina in zee loopt.
Bavenva» Daer is \'t dat de haven van S. Nicolaes is, waer
s. Engelfche, HoUandfche, en Hamborgh-

fche fchepen aenkomen ; d\'ander is Pienega
met \'er kafteel, gelegen aen de mondt van de
Dwina.

Dit landfchap is feer overvloedigh van zout,
vifchen wilde beeften , en naer de zeekanten van
witte beeren , die, lbo men feydt, het meeften-
deel in zee leven, en hare vellen worden veel in
Fijckdom\' Molcovien gedragen : de inwoonderen krijgen
hun lijftochten en nootzakelijckheden van de
viftchen, en de vellen der beeften.

\'t Landfchap Vftiug heeft den naem van hare
ftadt, en kafteel, eertijdts gelegen op de mondt
van de lug, gelijck de naem \'t lèlve aenwijft,
want
Vfteie beteeckent in \'t Rufch mondt; haer
ftadt is naer \'t ooft gelegen 140 mijlen van Biele-
jelèro, en 100 van Wologda , en haer land-
lchap paelt in \'t ooft aen luria; de ftadt lagh
eertijdts op de lug, naderhand is fy op de Sucha-

Vjliug,
naenty ge-
legenheydt
en ßadt.

ne gebout.

O

JJeedanig-
heydt.

Zeden.

Wologda.

Stadt,

Ditlandtfchap gebreecktkoren, en heeft wey-
nigh zibelen, maer veel andere wilde beeften,
en menighte vifch: het zout komt\'er van Dwina :
hare inwoonders eten weynigh broot, en leven
gemeenlijck van vifch, en vlees van hun beeften.
Sy hebben een andere fpraeck, doch fy gebruyc-
ken\'t Rufch meeft.

\'t Landlchap Wologda heeft de naem van de
riviere die \'t belproeyt fy light aen het noordt-
ooft van Mofcou, defgelijcks aenhetzuydooft
van Bielejezer : haer ftadt en kafteel zijn 50 mij,
len van laroftau, naer \'t noorden, en 100 van
Mofcou; de riviere Wologda loopt door defe
ftadt en vereent ftch in de Suchane, welcke uyt
het ftaende water Koinski voortkomt, hi \'t ka-
fteel , dat met een ftercke muur omringt is, zijn
Ccdjdienß. kerken,raet een Biftchop die fich daer houdt.
Heberftein feyd , dat de Biftchoppen van Parmia

Dmna,

rsd.

J^oedatiig-
heydt.

men.

daer hun zetel hebben, maer fonder eenige ge-
rechtigheyd.

Het Vorftendom van Bielejezer, welcks naem Bieiejeztr,
wit-lack ofte meir beteeckent, light by een lack,
oft ftaende water, aen \'t zuyden van het land-
fchap Dwina, aen \'t ooften van Novogrod , en Gelege»-
aen \'t noorden van Mofcou , waer van de voor-
naemfte ftadt de felve naem\' heeft, als oock het
Stadt,
kafteel, en ifter 100 mijlen van af, volgens He-
berftein, en even veel van Novogrod; doch, vol-
gens Petrejus, maer negentigh van Molèou.Defe Hoedanig\'
ftadt is niet, gelijck eenige feggen , in \'t ftaende
water gelegen; maer is loodanigh metmoraf-
fchen omringt, datlè onwinbaer fchijnt, en daer-
om houden de Grootvorften daer gemeenlijck
een deel van hun fchatten , voornamentlijck in
tijd van oorlogh, en vertrecken daer dickwils
felf. Tot Bielejezer is de langfte dagh 19 uuren;
enhoewel datter de winter langer is, als in \'t Vor-
ftendom van Mofcou, nochtans worden\'er de
vruchten en het kooren rijp, en foo vroegh ge-
pluckt als tot Mofcou. Sy hebben een bylonde-
re fpraeck , doch fy fpreecken nu bynae alle
Rufch.

Het landfchap Viatka, gelegen in \'t noordooft Viatka,
van de Czeremiften , in\'t noorden van Cazan ,
in
\'t zuyd ooft van Uftiug, in \'t zuyd-weft van
Parmia, is aen gene zijde de vloet Käme, die het
landfchap Vftiug bepaelt. De voornaemfle ftadt,
hebbende de felve naem als haer landtfchap, is
ijo mijlen van Mofcou, i zo van Uftiug, enóo
van Cazan : fy Hght op de riviere Viatka, daerfe
haer naem van heeft, als mede haer kafteel: haer .
andere fteden zijn ChUnouw, Orlouw, Slowoda ,
of Slaboda, gelegen op de riviere Viatka.

Ditlandt is onvruchtbaer,en moeras-achtigh,
maer overvloedigh inhonigh,in afpreolen, welc-
kers vellen feer koftelijck zijn, en in verfcheyde
dieren , gelijck hare rivieren mede in viftchen.

Het was eertijdts onder de Tartaren, die noch ^egeering.
foo wel aen defe als aen gene zijde de riviere
Viatka heerfchen, voornamentlijck by de vloedt
Kama, die
17 mijlen beneden Cazan in de Vol-
ga loopt. Maer de ftadt en\'t landtfchap Viatka
is nu onder de Grootvorft.

\\ Landtfchap Permski, of Premski, heeft haer
naem van de ftadt Perm, is, nae \'t feggen van i\'ermia,
eenige, naer \'t noordooften van Mofcou 2 50,
na fommige 300 mijlen,en gelegen over de rivie-
re Vifchora; haer landt light van\'t ooften aen
dat van Tumen, daer de Tartaren over heer-
fchen.

Dit gantfche landt is foo vochtigh, en moe- Hoedanig^
raftigh, dat men \'er in de Somer niet reyfen kan,
maer in de Winter, als de ftaende wateren , en de
moraftchen bevrofen zijn : dat doet datfe geen
greynen hebben , maer menighte wilde beeften ,

S uyt

I :< Ij

\'Ff

f

Iii

Ml

\'!i V

i , ■ V1

Ü!

M\'i\'

-1 ■■
!!

M \' 1\'

! I

. n

É

,: 1 :

i

-ocr page 350-

T

s

, 8o\\

110^

IIV

fOC

46,

5±i

40,

0 cjs/^y-^ ^M^tjen/THIO]

s ^

Aimtrßittits eyhnt
iay

C.,:Pttmto

IL V S S I JÊ,

vulgo M0 5G0VIA dictse,
îartes\' iSepte^trionalis

et Orieiitalis.

.dueüore jlfiULCo —, .

Sura

Oßorf

horns Inly

" /

^^Kfle hiheck
^ tceci

\'S

.. ..àL-a ■ -

liiärak

S-oforte.

L ojlrfof^

M

clß.

ï

iyn.

mJ

\' M

.^ID A ; 4

Tore^i\'

O

^ v"^ Aa^a.

jdo

s

• \\ ,

0 V

. OMf

Zern, è^oi

^îriiioUt-

SyZmJen-j

0

/

-tyUjl.

\'^yoijß.oA

C.CanJenees

\'J\'^iî..

■^tanâin- v^an,
tamt^cho

iL^

OmiAy !

\' SJute/ rmUf ■ ^^

iJ-.ci

■e/t^

3

Suetge.

o

Tetxara- j

tï . 1 ^

fi V

o I

.„.......a,.

^^ûfj, rt^ à

IT

ïeefc

4

ca

^^é^d .t % ï a V

...iàÂ^\'v ... fv

\'"{^ù-ctaùiHUt.

... . ■ ■ . o

».o

XVC 031 O VltYi: .

\'^louoînlchii, O

A

- a

^ \'AlUimitaa, sMiUf
/O \'^\'i/^^\'kß

â-

>i> * 1 "Si/.

\\ --Ait...

oj

.....

_

V

t.-it

-fit / \' À-..«.

A t

o ^ - \' Ut- X. .pt^ï

- L- ^ O^ ^ -ÎL^^oV -l\'f- a

■i (M ..........^

k ¥ ^

\'Uymn

\'4 ^ -v.. i\'

\\\\\\ \'

IO V G H\\0 ;

RI A .\\

■5? ^^

-- à.,

ToUut-

o

)\\ov

ö.

i ^ { Jh i- i *

"otentita. M~ ^tteia.

<^0

.....

Al «s,.- -

SoiLc\'^"-

Xac

o^a

"l^eliki Xernv
O

\'0

.A^ud^ loanmtTL et
Cornelùurv ULteii ■

Oorkf

«K^-. . j-sft. - - jaJi.,.., .

st G/.

f *

\' . .. ..i\'ù^\'--
.....

A

G-rffdxeezkû ^ß^

-^jLitu,

■i

ßhhimufA SÙstolU
lo

^ ^ ^ r o y a fi l \'^

\'.■-a,,. ^

s.- .

\\J

AJm0>

ïb

AbIA,

tea.—..

SuU, ,

. .oSs:. a

w o I. o. D ïh

û

.jaj—

A S A IST

^i,^/«. tf^«, raj»

Jt^jjiiaria^ Qernumic.ev comm^.

o /

n^Jj* V

I »^Äwi»»!,

Satacki

Czeremißi ifagornoj

i]]iiiiiiiinii]i mjiiiiiiiiiiii luiiiiïïniii

7^1 r—y^

■McÀ

ßZ

88\\

8z

62.

I ;
i ■

-ocr page 351-

c

M O S C O V ï E N,

uyt oorfaecke der groote wildernilfen en bof-
fchen.

Sy bouwen en zaeyen niet meer als haer gebu-
ren van luhra, en Baskird , hebben geldt noch
zilver , leven van \'t vleefch der wilde beeften, en
drincken niet als water^eenige houden lich in de
wilderniften in hutten gemaeckt van tacken, zijn
gekleedt met hun beeften vellen , en gaen \'s win-
ters op houten fchoenen, van ontrent fes pal-
men lang, die fy
artach heeten, waer medefy
Ihellijck door de fneeu, en over \'t ys gaen. Sy ge-
bruycken groote honden in plaets van paerden,
om de fteden, daer hun goederen opHggen,
voort te trecken. Sy hebben een byfondere
Ipraeck , en byfondere letteren , die door d\'Efti-
aenfche Biftchop verzierd zijn. De fchattingen
diefe aen de Groot-Vorft betalen, zijn als die
van de Lappen , beftaende in verfcheyde vellen ,
en pelteryen, die fy hem tot verfchulding geven.
Eenige onder hen leven in de Godtsdienft van de
Mofcoviters, andere aenbidden de Ibn , maen
en fterren. De Chriftenen hebben een Bilfchop,
waer van fy d\'eerfte. Steven genaemt, hen gege-
ven zijnde door de Vorft lohannes , die hen ver-
won, al levendigh vilden.

Siberia heeft haer naem van de ftadt Siber, die
eerft door de Mofcoviters wierdt gebouwt. Sy is
foo wel aen defe, als aen gene zijde der riviere
Obi gelegen. Daer gaet men van de ftadt Soil
Camfcoy , gelegen op de Wifer, die voorts loopt
in de riviere van Kama, die daer gaet dicht voor-
by de ftadt Viatka, daer ick van gefproken heb ,
en daer nae door de bergen van Kamen gedeelt
Beriinvani^ Jeelcn, wact van \'t eerfte Coofvinscoy
jjg^ tweede Cirginfcoy Camen,en \'t der-
de Podvinfcoy Camen, wordt genoemt; en defe
bergen worden veel van de Tartaren, en Samo-
jeden befocht, die daer gaen jagen, om de ko-
llelijcke vellen , die men voor tol aen de Groot-
Vorft van Mofcovien geeft. Van de Podvinlcoy
Camen, die feer hoogh, en met fneeu bedeckt
is, en allengskens vlack neder loopt, om een vrye
gang te geven, komt men tot Vergaterye, eerfte
ftadt van Siberia, in onfe tijdt door de Mofco-
viters gefticht, en komende daer nae aen de ri-
viere Tóere, en haer vloed volgende, vint men,
ten eynde van jo daghreylèns , de ftadt laphani,
en daer nae de groote riviere Tabab , ontrent
200 mijlen van Vergaterye; en van daer de feer
volckrijcke ftadt Tinna, van waer men des win-
ters in twaelf dagen met de koets te laphani kan
komen. Van Tinna komt men tot Tobolfca, de
hooftftadt van Siberia , gelegen op de riviere Ir-
tis, door Heberftein Irtifche genoemt, die in de
Obi loopt : aen d\'andere zij de heeftfe de vloedt
Tobol, die haer naem
veroorfaeckt, en den Taf-
fa ontfangt, die van \'t noorden komt, waer op
de ftadt Pohem is gelegen, bewoont vande Si-
berianen
, en door de Moicoviters gebouwt,on-
trent 15 daghreyfens
vanTobollcha.

De Mofcoviters hadden oock aen de mondt
der riviere Irtis in d\'Obi gebout de ftadt Olfcoy-
gorod ; maer fy wierdt daer nae gellecht, door
\'t bevel des Stadthouders van Siberia, die jo mij-
len daer boven , in een eylandt van de Obi, de
ftadt Zergolta dede bouwen, zoo mijlen boven

Zedsn.

lil

Tohcm.

Zergolta vindt mende ftadt, en fterckte Nox-
infcoia , wiens inwoonders, tegen de Obi aen
twee hondert mijlen opgaende , een aengenaem
landt, foo vrucntbaer als het mogehjckis, waer
men bynae geen winter gevoeldt, ontdeckt heb-
bende , heeft de Keyfer Boris, die doen heerfch-
te, aen de Stadthouder van Siberia bevolen,
daer een ftadt te doen bouwen , die daer nae
Tooma geheeten wierdt, en in \'t eerft ^toote Tcoma.
aenvallen van de Tartaren uytgeftaen heeft, die
in d\'omhggende velden onder eenen Koning
leefden. Defe ftadt is daer nae foo machtigh ge-
worden , datfe metter tijdt haer gebiedt noch
verre uytftrecken fal. Sy is, als Narim, aen de ^^yint,
overfijde van de Obi gelegen. Daer zijn noch
veel fteden en fterckten tuftchen Irtis , en de
Obi, in den felven tijdt als Tobolfca gebouwt,
welckers inwoonders Mofcoviters, Tartaren, en
Samojeden zijn. De voornaemfte van defe fte-
den is Tara, die tien daghreyfen van den Irtis,
en de Obi Hght. De andere zijn lorgoet,gebouwt
in een eylandt van de Obi, Befobia, en Mangan- ^IfXia.
foifcoigorod , die, naer \'t zuyden, boven lor- Mangan-
goetzijn -

Maer boven Narim, naer \'t ooften treckende,
vindt men de Sterckte Comgoffcoi, wiens folda-
ten , verzeld met de Siberianen , Samojeden, en
Tartaren , bewoonders van Narim, het landt
der Tingoefen vonden, na datfe, recht naer het
ooften treckende , fes heele weken door wilder-
niften , boftchen, en rivieren getrocken waren.
Maer de vermaertfte ftadt van Siberia is Siber,
die, aen dees zijde van de Obi zijnde, haer naem
aen dit gantfche groote landtfchap mede gedeelt
heeft.

De lucht van Siberia is , door haer groote, ^^l\'Jf
verfcheyden, foo datter feer gematighde landen keks,
zijn, gelijck men aen Tooma ftet, waer wey-
nigh winter komt : maer men vint\'er oock foo
koude plaetfen, dat \'er de aerde noch het gras ,
noch \'t cruy t, noch vruchten voortbrengt. Oock
bant de Grootvorft daer de gene daerhy van wil
ontftagen zijn.

Daer zijn oock feer vruchtbare plaetfen, ge-
lijck ontrent Pohem, en Moxinfcoy. Hier zijn
feer fchoone wilderniften, waer men verfcheyde
dieren vindt, als voften, beeren , fabelen oft zi-
beUinen, marters , en veel andere uytnemende
beeften , oock verfcheyden aert van vogelen.
Sy
hebben groote overvloed van vifch in de rivieren.

De Groot-Vorft houdt tot Tobolfca een ge-
neralen Luy tenant, of Ondervorft, aen welcken
al de andere ftedehouders der Samojeden en
Siberianen moeten gehoorfamen. Men houdt in
defe ftadt goedt recht met de wederlpannige. De
Oftachi, en naeft-gelegene volckeren, hebben
hare Koningen bynae gelijck de Indianen.

\'t Landtfchap, en \'t Vorftendom lugovfehl, H^rfchi,
door Heberftein luhra, lugria, en lugaria, waer
de Hongerfche van gekomen zijn , hggende
noordweft van Viatka, en Permia, is nae het
noord-ooften 350 mijlen van Mofcou. Hare
voornaemfte ftadt heeft een kafteel lugra ge-
naemt.

Daer zijn geen geboude landen , noch beem-
den in dit Landtfchap , maer veel wüde beeften.

Hare

\' \'1

-ocr page 352-

, ■■ / i

! ■ (\':;!: i I

kw\'
:t r:

!

M O S C O

Hare inwoonders leven in gelijcke zeden als de
Permianen/oo wel in fpijfe, kleedingen,als woo-
ningen. Sy rpreed<en de Hongerfche tael, uyt-
genomen dat de Hongerfche eenige Slavoen-
fche woorden, die de lugroi/èn niet hebben, ge-
bruycken. ,

De koopluyden,die iich in de iladt ïugra hou-
den , handelen met de Mofcoviters , of Rullen ,
die,hen van hun kofteiijcke vellen gevende, weer
van hen wijn, kooren , linnen , en andere koop-
manfchappen ontfangen. De lugeroifèn zijn de
Groot-Vorft onderdanigh , en betalen hem fijn
tol in vellen,en pelterye. \'t Grootfte deel van dit
volck aenbidt de fon,raaen,fterren, en verfchey-
de dieren.

\'t Landtfchap Petzora heeft zijn naem van de
riviere , die \'er in \'t midden door loopt, \'t Is ge-
legen in \'t noordooften van Mofcou, en \'t ftreckt
fich tot aen de Ys-zee , hebbende aen \'t weften
\'t landtfchap Dwina,en aen \'t ooften dat van Ob-
dora, en verfcheyde volckeren , met een gemee-
ne naem Samojeden geheeten. De fterckte Pu-
ffiofera is over defe riviere gelegen; en alfter een
van defe plaets naer Mofcou reyft, moet hy een
jaer onder wegen zijn. De ftadt en \'t kafteel Pa-
pinowogorod is oock over de felve rivier, en ha-
re inwoonders worden Papinen geheeten.

Aen gene zijde de riviere Petzora zijn de fèer
hooge Ripheifche bergen > door de Ouden alfoo
genaemt; op wiens toppen geen kruyden waf.
fèn, maer de gieren maken \'er hare neften. De^
Ceder- boomen waften oock op defe bergen, en
ïiien vint\'er over al feer fwarte Sabelen,tegen het
geloof van de gene, die houden dat in alle defe
woonplaetfen de vellen der beeften wit zijn , uyt
oorfaeck van de koude, en de fneeuw, daerfè al-
tijdt op lien. v:

De Papinen hebben een "byfondere Spraeck ,
verfchillende met die van de Ruften: fy zijn al
onderdanen van den Groot-Vorft van Molco-
vien , hoewelfe eertijdts hun eygen Prins gehadt
hebben.

De landtfchappen Obdora , en Condora, lig-
gen dicht by de mond van de riviere Obi, aen
de zee. By de Obi,en de byliggende rivieren zijn
veel kafteelen, wiens Heeren de Groot-vorft van
Mofcovien onderdanigh fijn. Daer is \'t dat men
Slatabbabaaenbid, dat is te feggen , het goude
beeldt van een oudt wijf, dat aèn de oofter>fijde
van de mond van de Obi ftaet. Sy feggen dat dit
goude beeldt gemaeckt is nae de gelijckenis van
een oude vrouw , die haer kindt tegen haer boe-
fem houdt, hebbende een ander aen hare ande-
re zijde, dat haer neefjen is; daer-en-boven
hoord men in defe plaets feeckere inftrümenten,
die fbnder ophouden een geklanck, als de trom-
pette maecken.

Daer nae vindt men \'t landtfchap Lucomoria
dicht by\'t landt Gruftenir, en Serponowits, met
wiens inwoonders fy handelen. De Mofcoviters
feggen, dat daer veel volckeren in Lucomoria
zijn, die onderdanen zijn van den Groot-Vorft;
maer om dat hetby \'tkoningrijk Tumen ligt,dat
dooreen Prince der Tartaren wordt beheerfcht,
houd men dat het die eerder gehoorfaem is.

Hondert mijlen aen gene zijde \'t landtfchap

Rijckdom^
wen.

Kegeering.

Gcdsdtenß.

Tenor a,
raef» tgclc-
gtnhcjdt.

Ttißiofera.

Hoedanig-
heydt.

Zeden,
Regeering.

Ohdora.
Céndera.
Gelegen-
heydt.
Kaßeelen.
Jiegeering,

ttmmcria,
Celegen-
hejät.
Kegeeiing.

V ï E N. 20

Petzora, naer \'t noorden tot aen de ys-zee tree-
kende , vindt men andere landen en volckeren ,
die alle door de Mofcoviters Samieden worden
genoemt, en door hun felfs Samojeden,woonen-
de aen \'t zuyden van de Strate van\'t Weygat.
Maer defe volckeren hebben noch veel andere
namen ; overmits het landt Seberia onder de fel-
ve mede begrepen wordt.

Diegene die fich by de engte van \'t^eygat Hoedamg-
houden, hebben een dagh die 9 weecken duurt, -
en een fulcken nacht.Sy hebben groote menigh-
te vogelen , maerters, zibellinen, herminen,
afpreolen , witte beeren, wolven , haezen, en in
de zee veel morfen of zeekalven, walviftchen,en
andere groote viftchen.

Defe Samojeden zijn maer vier voeten hoogh, a^ßjte der
het aenficht breedt, en ftuurs, cn het hooft Samojeden.
grooter als degeftaltevan \'t lichaem vereyfcht
kleyne oogen , korte, en kromme beenen , hun
knie-fchijven ftaen niet voor als ons, maer ter
fijden. Sy dragen lang gevlochten hayr,dat hun
op de kleederen hangt, en loopen lbo fnel, dat
de befte van Europa hen niet Ibude achterhalen.

Sy zijn voorfichtigh en vlijtigh, maer feer
mistrouwende, en nemen boven al acht op de ^eden.
vreemden ; fy bemoeyen hun met den vilch- jverc^<in^en.
vangft, en hierom maken fy kleyne bootjes om
op de rivieren te gaen; over landt gebruycken ly
Heden , die door hare herten, met een wonder-
lijcke fnelligheydt , voortgetrocken worden. Sy
eeten \'t vleelch van wilde beeften gants rauw, of
gedroogt in de lucht,dat \'er naulijcks de groente ,
afis.Sy dragen klederen van daften enherte-vel-
len t\'famen genaeyt, en wel gevoeght aen \'t lic-
haem, met het hayr des Ibraers buyten ,maer des
winters tegen het lijf. Sy bedecken \'t hooft met
een bonet, met vel gevoerdt, dat het wel op het
hooft Huyt. Maer de rijckfte hebben het hooft
bedeckt met eenigh root laken , met goede vel-
len verforght. Sy huygen het hooft bynae aen
de aerde, als fy iemandt willen eer bewijfen:
oock begraven fy hun dooden gelijck wy.

Defe volckeren hebben veel vellen van maer-
ters, fwarte voffen , en diergelijcke beeften , die^f»*
fy eerft plegen te verhandelen tegen de Rußen,
en Mofcoviters, in de fteden Ofoyla, en Vftiug ,
varende met hun booten door de Witfbgde, die
in de Dwina loopt. Maer nae dat de Mofcovijt
Anica,dieby deWitfogde woonde,heel rijck ge-
worden zijnde, en \'t landt door eenige van fijn
volck hadde laten doorfnuftèlen, ,de rijckdom
van defe handel aen Boris hadde ontdeckt , ten
tijden des Keyfers Fredro Iwanowitz, hebben
fich de Mofcoviters in vele plaetfen van dit landt
gelegert,en al hetvoordeel treckende,gemaeckt
dat liet
meeften-deel van defe volckeren met hun
pelteryen nu aen den Groot-vorft tol betalen.

Sy hebben voor hun wapenen korte fpietfen, ji^^^k.
oft fchichten , en bogen met pijlen , en fijn in
\'t fchieten foo behendigh, dat de proef, diefy
daer van voorden Groot-vorft deden, hem dede
verwonderen.

Van oudts hadden fy niemandt die hun be-
heerlchte by de engte van\'t Weygat; maer na-
derhandt, aengegrepen fijnde door andere volc-
keren van Afia, koren zy een Koning, of een

T Prins,

I\'

(1 .

Ü

Iii:
itif:]
Si!;

I

. I:

li

H 1 I\'

\' 31

-ocr page 353-

M O

Prins, die nietvan de andere t\'onderfcheyden is,
als door een bonet van rood, groen, of blaeuw
laken,wel genaeyd,en gevoerd met pelteryen van
maerters, oft andere kofteiijcke vellen,maer fijn
evenwel onderdanigh aen den Mofcoviter: en de
anderen worden beheerfcht van eenige oude, en
aae de tijdt van Boris hebbenfe alle den Groot-
vorft erkent ,en zijn gewilligh fijne onderdanen
geworden , belovende alle jaer voor yder hooft
te betalen, tot de kinderen, die de boogh leeren
handelen,toe, twee zibellinnen, die fy overvloe-
digh hebben; in voegen datfe naderhandt Mof^
covitifche Stedehouders hebben gehadt, door
hun eygen verfoeck.

Sy hebben afgoden van houdt gefneden, met
een breedt aenficht, groote neus , met twee ga-
ten in plaets van oogen, en een ander in plaets
van mond. Dickwils flellenfe veel van defe afgo-
denop de oever ran de zee, aenbiddenfê en of-
feren haer; want de Hollanders daer veel afch
van hoornen,en voeten van daften vinden. Voor
hun dooden offeren fy oock daften en herten,
foo wel aen de fon, als aen de maen , ende
noordftar. Wat de Chriftelijcke Godsdienft be-
treft , de Moicoviters zijn nietforghvuldigh om
die te leeren, of te ontfangen , en dencken niet
als om het profijt.

De Tingoefen houden fich tuffchen de rivie-
ren Obi, en lenifcea, en meeft langs de laetfte,
die ooftelijcker is, als de Obi,- aen gene fijde van
de welcke, voorder naer \'t ooften,is de groote ri-

S

Godsdienfl,

"fmgoefeft.
Geleien-
heyc

O V I E N.

vier ?ifida,van welcker wefter-landt de Mofcovi-
ters en de Tingoefen,dappere fchreeuwingen van
menfchen, brieffchingen van paerden , en flaen
van kloeken hooren, maer fy durven niet.verdcr
gaen j en men gelooft dat aen gene fijde de Fifi-
da het eynde van Cathay moet wefen.

Rondtom de vloedt lenifcea,aen de weft-fijde, IJösdarJg\'
is al de aerde wonderlijck vruchtbaer, en geeft
veel bloemen , planten , en verfcheyde lborten
van boomen, en uytnemende vruchten ; en men
fiet daer groote menighte vogelen die ons onbe-
kent fijn.Deriviere looptdaeralsdeNijl,meften-
de de velden; en de Tingoefen gaen, als dat ge-
fchieden moet, aen de andere fijde van de riviere
in de bergen , tot datfe weder vertreckt, en hun
heeften weder in de weyden mogen brengen :
want aen de fijde van dele weftkant fijn feer hoo-
ge bergen, die vuur en Iblpher fj-^ouwen.

De Tingoefen hebben dicke halfen, die hun c^dM
misftaen, en doen datfe in \'t fpreecken kakelen
gelijck de Indiaenfche haenen, ofthinnen : hare
Spraeck fchijnt niet veel te verfchillen met die
van de Samojeden, die veel van hun woorden
fchijnen te verklaren. Zy zijn wonderlijck facht,
foo datfe, door de wijsmakinge der Samojeden ,
fich de Mofcoviters ftedehouders onderwerpen , "
die de Samojeden beheerlchen , en hun eeren
gelijck Goden. Noch weet men niet wat Gods-
dienft datfe plegen, om dat de Mofcoviters in de- ccdaicnfi,
fe faeck feer oaacbtfaem
zijn, en meer voor het
hebben forgen , als het Geloof te onderlbecken.

Het

-ocr page 354-

21

Het Zuyder-deel

\'i I

E N.

VAN

M O S C O V I

Europa van Afien fcheyt: 28 mijlen van Rezan
vindt men \'t landtfchap,en de ftadt Caffier^gele- Ca(fnr,
gen op de Occa, dat eertijdts een befonder Vor-
ftendom was, maer is nu onderdanigh aen de
Groot-vorft ledert Bafilius.

Van al de Mofcovifche landen zijn Rezan, en Froedantg
Colonna, de vruchtbaerfte, mits yder graen ko- Ma-
rens dikwijls tweeairen geeft,wiens ftammen foo
dicht in een waffen , dat \'er de paerden qualijck
konnen door komen. Hare
vruchten zijn beter
als die van Mofcou^en men heeft\'er groote over-
vloedighéydt van honigh, viffchen, vogelen, en
andere dieren. De inwoonders mcften hun land
nimmer, en nochtans zaeyenlè alle jaren.

Sy zijn moedigh, beleeft,en mildt,fbo wel aen Zeden.
de vreemden als armen. Hun Biftchop is van de R\'jckdrm-
rijckfte. Hy heeft 15000 Bojares,oft edelen,be-
quaem om te paerd te klimmen in tijd van noodt. Kegeer,ng,
Het heeft eertijdts befondere Princen gehadt,
maer is nu dèn Groot-vorft onderdanigh.

^ Het landtfchap en Vorftendom Selbera ofte sdber*,
Siveria is gelegen in \'t zuyd, oft zuyd-weft van
Molcou; want van Mofcou fcheydende en naer
*t zuyden treckende, neemt men aen de rechter
handt de wegen van Coluga, WorotinjCn Seren-
fcho naer Siveria, en defe reys is 150 mijlen. Dit
landt ftreckt fich van de Neper, ofBoryfthenes
tot de ftadt Mhcenech. Het heeft veel rijcke, en
wel bewoonde fteden, de voornaemfte van welc- Steden.
ke is Novogorod, anders Nowagorodeck ge- ^
naemt, zijnde achtien mijlen van Potiwol, en 14 \'

van Starodub. De andere fteden zijn, Starodub, starodnb.
door Petrejus Stawadub genoemt,31 mijlen van

Potiwol; Putuwol, oft Potiwol, 140 mijlen van Totinoi,
Mofcou, en
60 van Kiou in Littauwen. Czerni-
gou, of Czernigo , 30 mijlen van Kiou of Kion-
wie,en fo veel van Potiwol,daer naKilski
,Krom,
Arol, Brandfchau, en Ofippou. Die van Puto-
wol door de wilderniften naerTaurifca gaen,ont-
moeten de rivieren Sna, Samara, en Ariel, daer
, nae Koinfchoudan en Molofca , diefe op tacken
van boomen, t\'famen gebonden, over komen.
Dit is het gantfche Mofcoviters landt naer\'t zuy-
den, van Mofcou tot Taurica treckende.

In dit Vorftendom zijn over al groote velden,

Hoedantg.

en eenfame plaetfen i en rondtom Branfchi, of
Branfchou, is een groote wildernis. Wat de
weyden aengaet, die worden bebouwt, en zijn
vruchtbaer, en hare boftchen overvloedigh in
honigh, herminen, maerters, en afpreolen,
welckers vellen feer koftelijck zijn. Hare m,
woonderszijn
wel afgericht in de oorlogh, om
datfe die geduurigh voeren tegen dePrecopen-
fer Tartaren , hun gebuuren: de ftadtNowo-
grodek was eertijdts de wooning van haer ey-
gen
Princen,maer fy is nu de Groot-vorft onder-

\'^^Opwaerts naer\'t noorden gaende, vindt men

^ in \'t

E voornaemfte landt-
fchappen van\'t zuyder-
deel van Mofcovia fijn
defe:
MofcuayWolodtmir^
ISliJfv-Noyogorod,
dat is te
feggen,het
Neder-Noro-
gorody Rhe^atiy Smria,
Smolenfco
, laroßau, Roß^
hou , Sujdaly CT^ermiffy ,
Uord-^a^ CazßfiyAflracany
en andere.

\'! (M

\'t Landtfchap Mofcua met haer hooftftadt is
in de generale befchrijvinge van Mofcovien be-
fchreven.

Naer \'tooft van de ftadt Mofcou gaende,
vindt men \'t Hertoghdom Wolodimir, met haer
hooftftadt van de felve naem, tuftchen de Volga
en de Occa gelegen,omtrent drie Duytfche mij-
len van Mofcou, en 226 van Wiburg, wordende
befproeyt van de riviere Clefma, die haren oor-
lprong vier mijlen van Mofcou heeft, en is fchip-
dragende de ftreeck van 12 mijlen, tot de ftadt
Miezom, gelegen op de Occa. Defe ftadt Mie-
zom was eertijdts een groot Prinsdom, dat aen
Wolodimir begon , en fich in \'t oofl ftreckte
tot aen de groote wilderniften, de lengte van 24
Duytfche mijlen.

\'t Landtfchap Wolodimir is foo vruchtbaer,
dat het dickwils 20,ja 30 vaten koren geeft voor
een die men zaeydt. Daer lijn groote en dichte
wilderniften, en groote menighte honigh, bee-
ften, en viftchen.

\'t Landtlchap , en Vorftendom Niffy-Novo-
gorod, oft kleen Novogorod , is van eenige Ni-
fen Neugarten genaemt; waer van \'t eerfte woord,
bynae Rufch zijnde, kleen betekendt, en het
ander wil in fuyver Duyts, nieuwe tuyn, oft luft-
hof feggen. Haer voornaemfte ftadt is, naer
\'tooft treckende, 100 mijlen van Mofcou, en
40 van Miezom ; fy heeft een goedt kafteel, be-
fproeyt door de rivieren Volga, en Occadie
hier in malkanderen loopen.

De ftadt Vafiligorod is i do mijlen van daer,
en de Czeremiften, en Mordwanen houden fich
tuffchen defe twee fteden. De ftadt,en de fterck-
te Sura behoord aen dit landt;en de rivier van de
felve naem loopt, nae veel drayinge, in de Volga
dicht by Vafiligorod, en fcheyt de Heerlijckhe-
den van Molcou, en Cazan.
Ditlandtfchap

IS niet minder voorfien in vele
dingen als dat van Rezan.

In \'t zuyd-ooft van Mofcou vindt men de ftadt
Colonna, oft Colon ,\'.daer nae \'t landtfchap Re-
zan,wiens voornaemfte ftadt 3Ó Duytfche mijlen
van Mofcou is.Dit landtfchap is gelegen tuftchen

deOcca,ende Don,gelijckhaerftad;de Biffchop

woont in de ftadt Rezan: en in dit landt is het
daer de oorfprong is van de Don, of Tanais, die

Jl\'fcfcua*

Wokdiwtr.
Gelegen\'
heydt.
Stadt,

■I \'!

J

IE;

Fivier
Clesma,

Miezom.

1 !

Hoedanig-
hejdt.

iCiJfy-No-
wgorod.
J^amen.
Gelegen-
heydt.

Vaftligmd,

i

Smeren
ßadt Snra.

Hoedanig\'
heydt,

Rex.an^en

C^tcr.

St^dt.

Jiezjm.

Cetegen-

heyat.

:

mi

M.5li

?r(

j.\' (

1 ;
1

-ocr page 355-

M O S C O V I E N.

in\'t noordweft van\'t landtfchap Sewera 5 en in den, bewarende hun beeften. Soo een vrouwe
\'t zuydooft van Mofcou , het Vorftendom van in drie jaèren geen kinderen krijght/oo verlaten
Smolensko,welcks voornaemfte ftadt,alfo mede fy die om een ander te trouwen. Sy hebben een
geheeten,8o Duytfche mijlen van Mofcou light, byfondere fpraeck. De Mordwanen fpreecken
omringt met een feer ftercke muur, ontrent tien even eens, maer fy hebben beter gebouwde huy-
ellen hooghten haer omtreck is een goede Duy t- fen als de Czeremiften, die nimmer een vafte
fche mijle.De Neper,of Boryfthenes,loopt mid- woonplaets hebben. Sy begeven hun meeft tot
den door defe ftadt, by haer kafteel. Dit is een den landt-bouw , en de jaght; enleven van ho-
feer rijcke, en machtige ftadt, ende woonplaets nigh,envleeich van hun beeften. - ^
van een Biffchop. Sy light op de palen van Lit- Sy verkoopen hun kofteiijcke vellen,en pelte- Ri chdom-
tauwen , en wierdt in\'t jaer 1514 gelevert aen ryen dier aen de vreemde,en fijn niet verbonden
Sigifmund,KoningvanPolen,doorBafiliusjfoon eenigen tol te betalen ; maer foo fy iets aen de
van loannes,Groot-vorft van Mofcovien : zijnde Groot-vorft geven,dat is onverplicht,en uyt hun
genomen geweeft vande Mofcoviters , in \'t jaer goede wil.

1413,doorWitold,Groot-hertog van Littauwen. De Czeremiften,fbowelmannen als vrouwen. Krachten.

Defe ftadt is omringt met aengename heuve- zijn in alle dingen vaerdigh, en feer behendigh

len , en feer grooteen vruchtbare boftchen , die in \'t boog-fchieten:oockoefFenenfe fich van hun

kofteiijcke pelteryen van verfcheyde dieren ge- jonckheyt daer in,en gaen nimmer fbnder boog.

Defgelijcks geven de vaderen den kinderen geen

Gelegen-
heydt.
Stadt.

Hoedanig-
heydt.

Rijckdom-
men.

Machten.

I

R^ßofi.

Hoedanig^
heydt.

Susdael.

VVV

Czeremif-

fen.

ä

nen.

Gele oen-
hcjdt.

Hoedanig
heydt.

Zeden.

ven.

ïn \\ zuyden van defe vindt men \'t landtfchap eten , als nae datfy met hun pijlen het wit ge-

ïaroflau," welckers ftadt en kafteel, eveneens troffen hebben. ï3e Mordwanen fijn dapper

geheeten, 50 mijlen aen de noord-zijde van fterck, vechten bynae al te voet, zijn uytne-

Molcouzijn,en 12 van Roftou : de ftadt light op mende fchutters, verdrijven dickwils de Tarta-

de Volga. Dit landt is voornamentlijck aen de ren ; en beyde defè volckeren helpen altijdt den

zijde van de Volga vruchtbaer , en fèer over- Groot-vorfi , als hy hun hulpe van noode heeft,
vloedigh in koren, honigh , beeften, als oock De Czeremiften kennen geen ander Heer als Regemng.

hare rivieren in viffchen. Haer ftadt is feer be- den Groot-vorft van Mofcovien , hoewelfe tol-

quaem tot den handel,om dat men van daer lich- vryzijn; maer de Mordwaners hebben een Her-

telijck komen kan in de haven van S. Niclaes, togh, of belbnderenHooftman, die nochtans

waer de Engelfche en Hollandlche fchepen aen den Groot-vorft voor Heer kent; maer betaelt

komen. Men maeckt \'er oock feer goedt hnnen. hem geen fchatting als metiijn wil. De een en Godsdienft,

Daer zijn meer als 40000 inwoonderen, en het is de andere zijn Mahometiften.
een van de voornaemfte fterckten vanMofco- Het Koningrijck Cazan heeft zijn naem van

vien. de rivier Canzanka, die een mijl onder de ftadt

Het Vorftendom Roftou,een van deoudfte en Cazan in de Volga loopt. Het paeld in \'t ooft Bepaling.

voornaemfte in Ruffen , gelegen aen het noor-, met de woefte en onvruchtbare velden, desge-

den van Mofcou, en \'t zuyden van laroftau,heeft lijcks als in \'t zuyden, waer het aen de Tartari-

haer ftadt, van dien lèlven naem,i 2 mijlen veer- fcheNigai light, in\'tooft-noord-ooft metde

der van defe laetfte plaets. Sy light over \'t ftaen- Tartarifche Schibanfches, en Kofatzkes, en in

de water, waer uyt de riviere Katoren voort- \'t weft met de zuyder Czeremiften.
komt, en loopt door ïaroflau in de Volga. In de Haer hooft-ftadt, die de naem van \'t Konint^-

tijdt van Heberftein was het een Biffchppdom , rijck voert,en een fiedende ketel betekent, is ge-

maer nu is het de zetel van een Aerts-biffchop. legen op de ooftkant van de Volga, 70 Duytfche

Dit landt is overvloedigh in veel dingen, voor- mijlen van Nifty-Nowogrod, 60 van Viatka,

namentlijck in zout, en viffchen. 170 van Mofcou.De poorten van de ftadt fïjn al!

Het Vorftendom van Susdael light tuffchen tijdt open, maer de Mofcoviters laten de Tarta-

Roftou, en Wolodimir. Haer ftadt en kafteel ren niet toedaer in te woonen , federt datfè in
voeren de felve naem. \'t Is de ftoel van een Bif^ ^55^ingenomen wierd door lan Valiliwitz

fchop, en in de ftadt is een lèhoon kloofter van die \'er de inwoonders uyt joegh, en ftelden \'er

bagijntjens, waer in de Groot-vorft Bafilius lijn Ruffen in , die wel 50 duyfend waren. Daer ftjn

vrouw befteldt had. veel kercken in , en foo meenighte kloeken, dat

De volckeren Czeremiften, en Mordwanen , haer geklanck, op groote feeften, d\'inwoonders

woonen tuffchen kleyn Novogorod, en Vifiligo- verdooft, en het flapen belet. Al de huyfen lijn

rod, en zijn van een gefcheyden door de Volga: van hout, behalven \'t kafteel dat met ftercke

want de Czeremiften woonen aen gene zijde de fteene muuren en bolwercken omrinat is, en de

Volga , aen de noord-ftjdeen de Mordwanen kerck van onfe lieve Vrouw.Eer defe^ftadt wierd

acn defe fijde, aen de zuyd- en weft-fijde. He- ingenomen, bouwde de Groot-vorft een ander,

bérftein feyt dat de Czeremiften van Wologda, 10 mijlen van daer, genaemt Suetzkou, tegen-

tot aen Viatka, en de riviere Kama toe ftrecken. woordigh noch door de Moicoviters bewoont.
Cluverius onderfcheydt de Czeremiften,in Cze- Dit landt is koudt,en evenwel foo vruchtbaer \'Hoedani.

remifligorni, en Czeremiffilugowi. dat\'er de lij ftochten goet koop zijn; maer wij-

Dit landt heeft geen koren, maer haer in- nen èn vruchten fijn \'er niet, uytgenomen eeni-

woonderen mangelen de vellen van hun beeften ge appelen, dieganlch wrang zijn.

tegen brood en andere dingen. De Mannen van Cazan zijn blanck, vet en

Eenige van de Czeremiften houden fich in lang, en de vrouwen gemeenlijck feerfchoon.
huyfèn,anderein tenten in\'t midden van de vel- Wat de Tartaren belangt,fy lijn beleefder als de

andere.

Smclensko.
Gelegc»-
hejdt.
Stadt.

T\'C;-

I

Hoedanig\'
hejdt.

-ocr page 356-

M O s C O

V I E ïJ.

Pieter genaemt, en trouwde de ftifter van de
Groot-vorft Bafihus. Maer Meniktair, d\'andre
broeder van Alegan, volharde in de Mahome-
taenlche wet, en kreegh kinderen , die, nae de
dood van hun vader, gedoopt wierden , en ftor-
ven alle,behalven Theodorus. Abdelativus wierd
geftelt in plaets van Alegan , daer na afgefet, en
Mehemedin beftelt,dietothet jaer 1518 heerlch-
te. Nurfulten troude , nae de doodt van Alegan, /
Mendligeris,Koning der Precopenlèr Tartaren ,
daer van geen kinderen hebbende, ging de hare
in Mofcovien Ibecken. Die van Cazan wierden
toen oproerigh, en dwongen de Groot-vorft dat
hy hen beoorloghde. Maer nae de doodt van
Mehemedin, die hen oproerigh had gemaeckt,
wierdt Scheales, door de hulp van de Molcovijt,
Koning beveftight, en heerlchte vier j aren, ge-
haet van al de Tartaren , lbo wel uyt oorfaeck
van fijn leelijckheydt en mismaecktheyt, als de
genegentheydt dien hy droegh totdenMolco-
viter , en de verièkering dien hy meer in de
vreemde als in de Tartaren had ; om welcke re-
den die van Cazan Sapgireis, loon van Mendli-
gires, Koning der Precopiten, riepen, en dwon-
gen Scheales aen hem het Koningrijck te laten,
en fich met fijn vrouwen, by fitten , en gantfche
huysgefinin Mofcovien te vertrecken , in\'t jaer
1521. Sapgireis, by-geftaenvau de Precopiten,
viel in Molcovien en Plandezen, Volodimerien,
en Nifty-Nowogrod, en leyden een oneyndelijck
getal gevangenen mede. Maer in \'t jaer 1523
ging Bafilius by Cazan met een groote armade,
en bouwde by de rivier Sura een kafteel, en keer-
de daer na weder fonder iets te doen: en in \'t jaer
1524 zond Michel Georges een van fijn voor-
naemfte Raden tegen Cazan, maer hy vertrock
met Ichande; daer nae nam loannes, foon van
Bafihus, na fijn vaders dood, Cazan in, in\'t jaer
I j 5 2, en joegh \'er al de Tartaren uyt.

Het Koningrijck Aftrakan , door eenige Ci- /filyahan,
tracan genaemt, en eertijdts door andere Aftra-
kan, gelijck haer voornaemfte ftadt, hght in
heyat.
\'t zuyden van Nagai, 200 mijlen van Mofcou,en
170 van Cazan. De ftadt isopde weft-kantvan
de Volga, dicht by de mont gelegen,die
len van daer in de Cafpifche zee loopt, \'t Is de
voornaemfte ftadt der Chriftenen, die men aen
de noord-zij de, uyt de Cafpifche zee komende,
ontmoet. Sy wordt bewoont van ontrent 5000
Mofcovijtfche burgers , en al hun gebouwen fijn
van hout, uytgenomen \'t kafteel dat van fteen is.

De Volga bevrieft\'er dickwils, hoewellè daer i/ofi^w^-
een half mijle breedtis. Men vangt daer groote
viffchen, waer van de minfte 30 oft 40 ponden
weeght, maer niemandt durftfe eten, en men
vangtfe alleenlijck om de eyeren daer van te
hebben, die fes of feven ponden wegen, fijn fwart
en van feer goeden fmaeck, en konnen twee ja-
ren, fonder te verderven, bewaert worden. Daer
is groote menighte van komkommers, en ap-
pelen van feer goeden fmaeck; maer om dat d\'in-
woonders van \'t landt fich niet bemoeyen om
d\'aerde te bebouwen , gebreeckt hun kooren, in
wiens plaets fy meeften tijdt rijs gebruycken, die
door de Cafpifche zee van Perfien komt. De
Mofcoviters brengen\'er oock fomtijdtskooren.

V Twee

11

andere, bebouwen de aerde , hebben huyfen, en
handelen: maer tuflchen Cazan,en AUrakan,van
de Volga tot de Boryfthenes is een groot getal
woefte Tartaren. In dit landt makenfe een drank
van tarwe, en haver, die foo fterck is datfe dronc-
ken maeckt. Daerom is \'tdatmendaéreen wet
gemaeckt heeft, die alle ambachts-Heden wape-
nen verbiedt te dragen, om datfe malkanderen
t\'allen uuren dooden.

De mannen en de vrouwen hebben hun roc-
ken met marters gevoerdt, voor de koude van
\'t landt. Men gebruyckt \'er veel ftoven. In yder
huys onderhoudenfe een grooten hont, die fy foo
lang als \'t dagh is geketent houden; maer ontrent
een uure in de nacht, op een feker geklanck van
kloeken , latenfe alle vervaerlijcke honden los ;
op dat hun vyanden hen niet komen berooven ,
en dan ifter niemandt die uyt durf gaen , op pene
van verfcheurt te worden. Sy gebruycken fteden,
op welcke twee perlbonen van hun toerufting
gaen fitten, en konnen met een paerdt 12 oft i j
mijlen \'s daeghs reyfen.

De Ruften, die tot Suetzkou woonen,handelen
in zout, en in fijde lakenen tot Aftrakan, en fijn
lèer rijck. Van Cazan is \'t dat het grootfte deel
van de pelteryen komt, die in Mofcou, Polen,
Pruyften, en Neerlandt gevoert worden.

De Koningen van dit landtfchap brachten
eertijdts 30000 mannen te veld, en deden veel
quaets in Molcovien. Nu houd de Groot-vorft
in \'t kafteel van Cazan ontrent 300 foldaten, die
goede wacht houden voor de Turcken en Tarta-
ren , die by nacht komen om het vuur in de ftadt
tefteken.

Dit land wort beheerfcht door de Groot-vorft
van Mofcovien , die twee hoofden houdt in
\'t ka-
fteel Cazan, en heeft het befeten van de tijdt van
loannes, foon van Bafilius, die \'t gantfch innam.
De Groot-vorft Bafilius maeckte dat de Tarta-
ren Koningen van ftjn hand ontfingen : dat geen
quade faeck was, foo wel uyt oorfaeck van de be-
quaemheydt der rivieren, die daer van Mofco-
vien in de Volga loopen, als den handel dienfe
niet konden miften: maer ly wierden daer na op-
roerighj foo dat loannes aenving hen onder te
brengen, en verjaeghde haer uyt Cazan.

De Ruften hebben een Biftchop die lich houdt
in \'t kafteel Cazan ; maer de Tartaren fijn mee-
ftendeel Mahometiften, en hebben een Paus ge-
naemt Seid.

Die van Cazan hadden een Koning genaemt
Ehelealech , die fonder kinderen ftorf, en liet fijn
vrouwe Nurfulten in \'t leven , die trouwende met
een feeckeren Abrahemin , dede foo veel dat hy
Koning wierd. Hy kreegh van defe vrouw twee
lonen, genaemt Mehemedin, en Abdelativus,
hebbende gehadt van fijn eerfte vrouw,Batmaf-
fa Sultan , een foon genaemt Alegan , die na fijn
doodt fijn naevolger in \'t Koningrijck wierd.
Maer hy wilde Bafihus , Groot-vorft van Molco-
vien, niet gehoorfaem zijn , die hem op een feeft
droncken maeckte, dede vangen, en tot Mofcou
brengen, daer na tot Wologda, waer hy fijn da-
gen eyndighde. Nurfulten wierd met haer twee
S)nen tot Bielojefered gehouden.CodaicuIa,eene
der broeders van Alegan, wierd gedoopt, en

r.

fi i

Rijchdom-
men.

I- \' iM

Macht.

iilii

F.egeer\'mg.

Codsdienft

i >
iiii

i\'Üi
iii

ë

: , , Ti

-ocr page 357-

. oM SejpteiJtrio é\'â] | ^"gl

Sikti,!

..4 \' cl\'^teoL î^tysh\'txA "

r^T

4 f ■Tlitt\'aitgan^t^î

^■fjla.

MjR a RI JSTA. ^

A ^î-eta..

â

Careremifii

\\

Xogowoj^.

\\

^Matm^ît

C, ZeMimul.

i CcitSHi^fUt

t Y Vi.lcola. ComofcBt

à\'* a s Zomen^tx

55

Cazan

Gieiauv^

o

Stâackgaf

.Me- / ^SO^-J"

lO^Ugoroi

M 0 a jy 0 ^

C^^eremiflî
^agornojr.

I T I .

t.

iL

w o X o J)

Ojr X

m

^^atcqff^M

l^at

a.

S

JM O SCO VIA,
Pars Aultralis.

•^uctoTR Jfaaco Maffcu^ >

Pei^eilaw

C^itu^

â. ^^

■ AAl "V A ■

m

M

O a

H.

\'T^inîts

^\'lisenicojt

^^^ ^JVÏofcua^

Thm^

r: /i^

«jââha

if ^i: V otefco o ^ a

i/it^omas

.1

55

;.....: .

M o R D V A

l / ■ ^ - p

ZaerUowti. tuhi |
âij^-

.....^

aa ( Ser

R i: S A I A

nifl

Smeten/ko

.......

m

- Stiyjel

- la SI

\' \' ^ \'^ercouiC

m,

I

>

•Moltilew

fit ^

Iccyreetu

ter-

\'^emota, Ocfq/hifi-^

.....

Hetoeck

53

m

i-è.

Al.-1

^ool

Croont o^

Y

f

"^arec

e^oettOf

A

C IL A I

ia--

^^ • ^aratoif-

X iC O J ^ .

T^ohac

X>

-a -is-»

X/

m

Mci"

\' ,3 -

■.tuf

It^ci^cpie

G-nthecha-

Putunle i J

HL ■f.-i.

^^einenil^ OSari^ân.

a

\':Difnetii

m

\'FoSa-lCarmmz

>

a

Cxefmho

la*;

5H

t A R I A

J. . ■■• --T.jia.,

Tau

-«Ai..:

.Aa.-,

-c I M A

....., 5 I

>

a.

\'f

fi,

(0>e /fu..

X S I S

A sir^

/

A;

-rfler

^BiSey

^fan

A..

A. Y^-

5^1

\\Ieioc vel^tt.

iiot\'Ciffodji

SemdtBr

C A

If

\'ICoi^tnantan,

\'Saelttueclt

M.

^ .... ô..,

fcp^c,

TCoHj/aU

I,ena. de

--H

r^t

\'J^ahiei

A a AYS ICI

Mo£ ci^^rt

I,efui A

i^^i^qpXok.

ais

J\\ÎA:R.:E, jyXLZi^ ZABACUM

olirtL

Mmqtis JPALVS

m

s. Gîotyto

49

^acmachi \'rMJ,

,\'^nrra.

CtH-c

Ojtam. %

î X T I G O

■cé\'

Tidea

\'^amlti

y

/

CadtA

Ct.

m

-9\'

tca-^.

s

^ohan. et Qyrne/ttmv .

m

Stif^MÙ

M

2lers

Sonfca Uegio

MtOiarÙL &t,rntaitica, communia^.

Cr^Ja.

\'^aftttco

laurica Ch.er£oneK

us

r";

m

J7S

68\\

60

m

-ocr page 358-

r

M O S C O V I E N.

Twee mijlen van de ftadt Aftrakan , dicht by de
Volga, ftjn twee feerliiyverezoudtbergen, die
foo
veel aengroeyen als men kan afnemen in
voegen dat \'er veel duylènt menfchen aen arbey-
den
om die af te fteken, fonder dat men vermin-
dering liet. De inwoonders noemen defe bergen
Bufm ; en hun Ibut is foo hardt als fteen, en klaer
als kriftal. Door al dit groote landt is lbo groote
imenighte Ichapen, often, en vogelen, dat menfe
om een
feer geringe prijs koopt.

De Moicoviters houden lich in de ftadt Aftra-
kan maer de ware Tartaren woonen aen beyde
fijden van de Volga, gedeelt in troepen, of ben-
den, en leven gemeenlijck in het veldt onder hun
beeften, fonder op de landbouw te dencken.

De Groot-vorft treckt alle jaer een groote in-
komft van de tollen, en fchattingen der koop-
manfchappen , die men tot Aftrakan brengt.
Daer fijn veel koopheden van Meden , Perfèn ,
Armenien, Tartarien, Turckyen, enRuftandt,
die daer goude en fijde lakenen, fpeceryen, peer-
len, gefteenten, en andere koftiijckheden bren-
gen. De Aftrakanfe,en de Ruffe kooplieden, hun
gebuuren , maecken fich rijck door middel van
\'t zoudt dat fy nae hun wille laten affteken, als
yder toegelaten wefende : de Tartaren handelen
voornamentlijck in beeften.

i\'i
I

I • I;

Sedsn,

men.

Daer light groote wacht in \'t kafteel Aftrakan, Machu
waer niemant fbnder befondere toelating kan
inkomen.

Dit landt had eertijdts haer Koningen ,die tol Reieer\'mg.
betaelden aen de Koning der Precopenlèr Tar-
taren , tot dat de Groot-vorft loannes fich daer
in \'t jaer 15 5:4 meefter af maeckte, en de Tarta-
ren met hun vrouwen en kinderen uyt de ftadt
joegh, die hy verfterckte, gelijck mede\'tka-
fteel, en fètten\'er Mofcoviters in. De Groot-
vorft houdt \'er een ftadthouder oft hooftman.

In Aftrakan fijn feer kleyne kercken, waerGcdsdienft,
men veel kleyne beelden van Santen fiet, en men
laet\'er niemandt als de inwoonders in gaen. Wat
de Tartaren aengaet, \'t meeftendeel leven nae
de wet der Mahometiften,

-ocr page 359-

O w.

IJ-,

S

K

d\'opper-hooft-ftadt van

O s c O V I E N.

Ei\'l

Oskow is de grootfte
en d\'edelfte ftadt van
geheel Molcovien, en
de hooftftadt van de
Provintie daer in fy is
gelegen , foo wel als
van \'t gantfche Rijck.
Derhalven hebben wy
dienftigh geoordeelt
hier een grooter be-
fchrijving als hier voor gaet,nevens d\'afbeelding
der ftadt felve , gehjck wy aireede belooft
hebben, den naeuwkeurigen lelèr mede te dee-
len. Sy geeft haer naem aèn de Provintie die
in \'t belonder \'t hartoghdom van Molcovien
wort geheeten; en ontfaogt den haren van den
waterftroom
Moskay die dwars door delè ftadt
loopt, en fcheydt een deel der fèlve vaneen
ander gedeelte,aat men
Strelit^a Slamda noemt :
defe rivier heeft haer oorlprong in \'t lantfchap
Tw, en na datfe hare wateren dicht by Co-
lumna met d\'Occa vermengt heeft , ftort fy
lich met de fèlve, een half mijl van daer, in de
Wolga.

Defe treffeiijcke ftadt legt op de hooghte
van JJ graden 36 minuten, en op
66 graden
langte : men fietlè, gelijck te voren gefegt is, in
\'t midden van \'tlant, en byna even verre van
alle hare grenfen , van de welcke fy meer dan
120 Duytlche mijlen is afgefcheydemfy heefteer
omtrent drie in haer omgang,- en\'tis fèker
datfe eertyts fonder vergelijckmg veel grooter
was dan heden. Mathias van Michow, Kanonick
van Cracou, die in \'t begin van de verleden
eeuw leefde , fegt datfe in fijn tijdt tweemael
fbo groot was als de ftadt Prage in Bohemen.
De Crimifche en Precopenfer Tartaren hebben
haer in \'t jaer 1571 verbrant j en \'t vuur dat \'er
de Poolfchen in ftaken in \'t jaer i<5i i, liet niets
overigh dan alleen \'t kafteel,- en evenwel telt
men daer nu meer dan veertigh duyfent huylèn:
oock is \'t buyten alle twijfel datfe heden magh
geacht worden voor een van de grootfte fteden
van Europa.

De huyfen defer ftadt (uytgefeyt de paleyfen
der grootfte Heeren , en van eenige rijcke
kooplieden, die van fteen fijn gebouwt) fijn alle
van hout, en de balcken en ribben van denne^
boomen gemaeckt,- de daken fijn vanfchorf-
fen der boomen, en fomtijts met groene fooden
gedeckt. Sy hebben van binnen geen trappen,
maer buyten. D\'onachtfaemheyt der Mofcovi-
ters , en de weynigh ordre diefe in haer huys-
houding hebben,is oorfaeck dat \'er geen maent,
ja fomtijts naeulijcks een weeck «voorby gaet, of\'
Ruffen,

T^aem.

CelegeH*
heyt.

JJftyßn*

On^evd\'
len van
hant.

daer ontftaet een grooten brant, en dat te ge-
vaerlijcker , dewijl dat element byna in een
oogenblick vele huyfen verllint, om datfe van
fulck een vatlam^e ftoffe fijn doch komt by dit
ongeval een harden wint, lbo geraken in wey-
nigh uren geheele ftraten in affchen,- gelijck als
in \'t jaer 1636 gebeurde, dat het vuur een der-
dedeel van de ftadt vernielde j en eenige ja-
ren daer na was byna de gantfche ftadt in kolen
geraeckt, en door \'t vuur verwoeft. Om defè
fwarigheden voor te komen, hebben de Strelit-
fen,oft moskettiers der lijfgarde,en de fchutters
van de wacht, bylbndere laft,om des nachts bij-
len te dragen, met welcke fy de nevenftaende
huyfèn van de gene daer de brant is , welcke
daer door in\'t felve gevaer fijn, neêrhouwen ;
waer door fy veel beter de voortgang van \'t
quaet beletten, dan oftfe \'t vuur wilden uytbluf-
fchen. Doch op dat dit element de grooter en
ftercker gebouwen niet aengrijpen loude , fbo
maeckt men kleyne venfters, en verfiet die met
yfere trahen , diefe met bleek dicht maken , op
dat \'er de voncken geen fchade konnen veroor-
faken. Die dit ongeluck overkomt, wort eenigh-
fins getrooft door de goede gelegentheyt van
lichtelijck en terftont een ander huys te krijgen;
want buyten de ftadts muren is een marckt,daer
men die geheel nieu en al gereet te koop vint
voor een geringen prijs, welcke fy dan uyt
malkander doen nemen, weghvoeren, en in
weynigh tijts op de plaets van \'t afgebrande op-
richten.

Defe ftadt heeft fraeye en breede ftraten;
doch, als \'t maer een weynigh regent, foo be-
ftijckt, dat het onmogelijck Ibude wefen uyt de
modder te geraken, indien niet eenige houten
daer op nevens eickander lagen, die als een
brugge verftrecken , daer over men bequame-
lijck de wegen kan gebruycken.

De geheele ftadt wort in vier quartieren ge- Veeiwg:
deelt,waer van \'t eerfte
Kitaigorod, dat is,middel- ^^^^^^
ftadt, om dat het in \'t midden der ftadt is, wort ^
genaemt.Dit quartier wort omringt en van d\'an-
3ere afgefcheyden door een dicke ftercke muur,
Crafna Stema , dat is, roodemuur, geheeten. Aen
de
zuydfijde van dit deel vloeyt de riviere Moj-
^ö\'»\', en aen de noordfijde de NeglinayV/elcke ach-
ter \'t kafteel fich met de gemelde Mosko-^ ver-
eenight.
By de poort van \'t kafteel,maer buyten
fijne muren aen de
zuydfijde,fiet men de fchoo-
ne kerck, aen de H.Drie-eenigheyt gewijdt,
die men in \'t gemeen
lerufalem noemt. Als fy
volbouwt was, vond
luan Bafilomts dit werck
foo heerlijck, dathy den Bouwmeefter d\'oogen
deê
uytfteeken , op dat hy geen ander dierge-

X lijcke

h

f t

Stutm,

1

U I

J \'

-ocr page 360-

ç^T! ;__

BS

S

v,m,,mi»ii»>mu»w»M.

Hiacp\'oxmèadicuietCasûUimLj otitKeßia-, miirissechua.^ a^ellaturcj-^
KKlMhENAGRAD. mut dm muro cinßtintw\'Lap4eo,nümml\\
la^materia adkctâ, Civitas, ijm ab Oriente, Se^teniriomy et Occidente has
citait T\'2, A R.G OH^O £f dicîtur, Casareci civitas: imiro ex aîho
lapje cir^îiur^ sedmaterûi tcrreu oßßestä. êxtra circtimctnßcns h as
S ICO TC OD VjVC nmmatur, iminmt habet lißtieum, sine tiUd. terra-;
jars huius ÀierîMûnaUs, tdtraJhiMen Moskua sita^^etiam S T\'K.KLZi.
JCA ShA3 0JL4 Mcituryqwâdmcs istasmijàesuthahitent., et custodia
MoßniDomini Casaris, etAiagnilHiciSy al^\'qiie almimMartis.

In Kl TATGRA D,idest,in intimâVrbc,
mimerls suis bttc nctata loca. des^nantur,

- \'Irc^ts;<femflum-Sf<ïrnmtatisf . JyhMkiàKomanovits-, qmJvusßit

ctiam Hierusalem dtcitur;ad qwd h^r^nmtis CdsarirMchaeB^xdormts.

Palmammfis\'to Patriarcbaasùw Juk3uyakpviûruttL.

insidens^dC^m\'eintr\'oàiduir, ^^^.iuJ^Leßatormt,
z.\'furnscrmJ^aîarlatemfîi^^dicti.

ctimticlatcreextructuniytn^uc ^ ^ ^

Fatriarchadiehussn^Ueatiümmt ^o^ ÜMrfm^Xarcei\'essmt,

Tumntdlos canitcantus, etîam ser-, zi.\'Varvarschevorûd,Pûrtaest.

-vitpéUcisj^roTTiîi^aûoîdhis. zz. Porta SUnschiê.

^. Phssetjjfîanitiessti^lîcfjsdîcatii. z-^.Pûrta-Mcohi,
PûrtaJ{egUne,^û etPortdlemünmm£ z^ .

• 6, Porta adßii?nenM.oskm. .

\' zê.MuliichaeUsMikitmntsKmaîwfficljL

S.\'l^wsene.\'feloniunvquocnnnesmer^ zy.MhKmesPetnBon^^

^ cesqiuimforùmtura^ecti^al^endmt zS.AuhvKmcsAndr^^^ehterske,
^ Mercatorumtéerme.tiUmnesmri zg.JtiUPetriMikitvvitsSeî^n^^cU.

-^o.AtiUKneeSBoris (Izerkaske, .

^ W. erî^^^ictorwii, ^ ^ ^ i^t,Jrfnatfientarium-,^tmnenta.beîlù:a

u.llûSfitiun^^Riissiexcircumiace\'. ads\'ervaiitur.

ti^vrbihjshospitiüexcipiiintunut j i r v J r- i 3

mercessuas^eâmt,

, , cermmtur.etdeJevm^u^crmmum

iz.Oßcmcimmtarut, utßrtoßrüB^^^ssuß^liciüsumtw\',

/J, ^daAit^lorumJioskv^ ne^otianiiim. ^^^ SMcok;Aimasteritm, qwcrucis
\'^)osnescrùe. \'Jmj\'hwvAscensioni^ Chr^ basiatiûnes,Jc^md ûirmnentijiuftt,
cuiusûirristegîwientumdeauratuni^ utdtdria omnio-solvantur.

Jtv tzar GPlADj notatasîmthac.

t, C£sari^ e^e - ê, Dcmm^udtormetttabellicii c^ntiw,

2.Portaada^^duce-ns^utinservi\' y. Porume^nariuni,

atstalmks.^ ^ ^ j^j^f.catorumPûIûnmmt,cuicm\',
\'^.UffrtusherhifcrPharmacopACdsarei, tißiiaMaxat(mmArntenianüniAula.
ƒ.d^ôvaavium Cîtna. g, T/osocomitm^uUsaletPia:esvendûtur.

; S\' d^OSûcômium. w, Srasml türmen, Carcerebriûsorum-,

Tfomiita-^ortanim\' ut exteriorilnis
VrKbus.

t. dzortoffskie. ç,Ihnih\'oJskie. ^.Jauskie.
2, Orhaet^kie. 6.Petro^skic. to,XerefaßoJskie.
:^.Mkitskie. y, Oustretenskie- n.Koltiskie.
^, Pi/erskie. Pokr^skie. l^roloffskie.
jHiVihcimi^orta.^in nuiro h^o.-dednut etwtdecimn sunt tantum m liffneo muro^
vomût-l^o muroBolhansche-vorüdS^itury cuifroximz ôdia^mt/cf \'^-^ - ""
......— -

SKOPL OD YM h as nûtas habet ^
/, Jia^Phicishortus.

Sc

i?.

■ \' ■(

! M . \'

; i i !

■liil

. i

i^^lii

■I\' \'

........................

: > f- !

.ijii

! i

-ocr page 361-

L

STADT

lijcke voor iemant Ibude konnen maken. Dicht
by dele kerck lijn twee groote ftucken gefchuts,
die naer de wegh gekeert llaen, langs welcke
de Tartaren hare invallen plegen te doen: maer
defè ftucken lijn nu ontftelt, en buyten\'t ge-
bruyck.

De plaets voor \'t kafteel is de voornaemfte
marckt van de ftadt j hier krielt het den gant-
fchen dagh van volck, maer meeft van Haven
en ledighgangers. De marckt is rontom vol
winckels , gelijck oock al de ftraten die daer op
nytkomen; maer yder hantwerck heeft de fijne,
foo dat ly ftch niet in een ftraet of plaetfe mo-
gen vermengen , \'t welck lèer geriefelijck is :
want men fiet in een oogenblick wat men be^
geert te koopen. Daer is oock een byfondere
Ihaet, waer men niets dan de beelden van
hare Heyligen verkoopt ; hoewel de Mofco-
viters feggen , datlè die niet koopen, (want
dat foude tegens haer gewilfe ftrijden j) maer
alleen verruylen tegens geit ; daerom datfe
oock niets afdingen, maer geven \'t gene dat
den verkooper eylcht. Daer is noch een andere
plaets in dit quartier, daerfe lich laten fcheeren,-
lbo dat de felve met hair en vuyligheyt bedeckt^
is , daer men deur en over gaen moet. De
voornaemfte
Gofen oft kooplieden , als oock
vele
Knefin, dat fijn de grootfte heeren , woo-
nen oock in dit deel der ftadt, in hare fteene ,
en na \'s lants wijfe, wel opgebouwde huyfen.

Het tweede deel der ftadt noemen fy C^aargo-
rod
, dat isj Keyfers ftadt, welcke \'t vorige deel,
als een halve maen, omringt j en is oock met
een ftercke fteene muur, diefe
Biela Stema , oft
de witte muur , noemen, befloten. De riviere
l^eglina gaet midden dóór dit gedeelte. Hier is \'t
Arlènael oft wapenhuys, en de plaets waer het
grof gefchut en de kloeken gegoten worden ,
die fy
Poggam-brup noemen : \'t gebiedt over dit
werck gaf den Groot-Hartogh aen lèker ver-
ftandigh man ,
lan Valck genoemt, die hy uyt
Hollandt had doen komen, dewijl hy lèer be-
roemt was geworden,om dat hy de konft gevon-
den had van feftien ponden ylèrs met vijf pon-
den buskruyt te Ichieten. De Mofcoviters, die
onder defen werckmeefter ftonden , hebben
foo wel de konft van\'t gefchut-gieten geleert,
datlè nu de befte Duytlche meefters niet be-
hoeven te wijeken. In dit quartier woonen oock
veel groote Heeren die fy TCm^, en Edellieden
diefe
Sinbojares noemen, nevens een groot getal
kooplieden, die door \'t gantfche lant handelen,
oock wercklieden , maer infonderheyt backers.

D E

JUarckt.

CzaargO\'
rod.

M O S K O W.

Men fiet \'er oock des grooten C^iaars oft Keyfers
paerdeftal ; en andere plaetfen, daer men koren,
vleefch, en diergelijckenootdruftigheden ver-
koopt.

Het derde deel der ftadt Moskouw wort Sko- Skoradom:
radom
genaemt, en befluyt het gedeelte C^aargo-
rod
van \'t ooften door \'t noorden tot aen het
weften. De Molcoviters feggen, dat dit deel
vijf Duytfche mijlen in fijn omring groot was,
eer dat de Tartaren in \'t jaer 1571 de ftadt ver-
brant hadden.De kleyne riviere lagufas loopt \'er
deur , en ftort fich hier in de Moskow. In dit
quartier is de houtmarckt, daer men oock de
nieuwe huyfen verkoopt, waer van wy te voren
geiproken hebben.

Het vierde en laetfte deel noemt men Streïit^a ^^pii*^
Slawoda
, om de ftrelitfen of muskettiers van de
lijfwacht des Groot-Hartoghs , die hier haer
woonplaets hebben. Het legt ten zuyden van \'t
quartier
Kitaigorod, aen d\'overfijde van de Möj-
kow y op de wegh langs welcke de Tartaren ple-
gen te komen. De bolwercken en wallen fijn
van hout. De Groot-Hartogh
Bajiïm luanowits y
vader van luan Bafilowits, die dit deel liet bou-
wen , verordineerde het tot een wooning voor
de vreemde foldaten, in fijnen dienft fijnde, als
Polen , Duytfchen, en andere : hy noemde dit
quartier
Naeilki, oft het quartier der dronc-
kaerts, van \'t woort
Nalt, \'t welck infchencken be-
teekent ; om dat de vreemdelingen , meer tot
den dranck dan de Mofcoviten genegen, geen
quaet voorbeelt aen de fijne , die van haer fel-
ven licht genoegh tot overdaet fijn te brengen,
fbuden geven. In dit deel woonen oock, ne-
vens de foldaten, een goet deel van \'t gemee^
ne volck.

Vele vreemden konnen naeulijcks gelooven,
dat in defe ftadt foo een groot getal kercken, gereken ^
kloofters en kapellen fijn ^ want daer is \'er meer ertkloofiers»
dan twee duylent. Maer die eenige bylbndere
kennis van delè ftadt hebben, beveftigen het
lèlve , en weten, dat \'er niet een groot Heer is,
of hy heeft een kapelle voor hem ièlf, en de
fijne j noch geen ftraet of fy heeft \'er verfchey-
den. \'t Is wel waer, dat het meeftendeel feer
kleyn is, en datfe maer vijftien voeten in \'t vier-
kant groot fijn; ja felf was het grootfte getal
der felve van hout getimmert, eer dat den Pa-
triarch ordonneerde , dat men die van fteen
moeft bouwen : doch dat belet niet, dat \'er
niet fulck een menighte, als wy verhaelt heb-
ben, wefen foude.

P A L E Y S

-ocr page 362-

i \'

1 «

i I

24

ALEYS en KASTEEL

DER GROOTVORSTEN

VAN MOSCOVIEN,

in \'t gemeen genaemt

REMLENAGRAD.

\'Vïil

Il
ik
tv

.\'si
f.

i ! I !i

i, 11 i>

Iths

\'fi\'
\'\'li\'

Et Paleys van de Groot-
vorft is in \'t noorder-
deel van de ftadt Mos-
kow gelegen en wort
van de Mofcoviters
Kremknagrad genaemt:
het is grooter dan fbm-
mige kleyne oft mid-
delbare fteden; en met
drie muren , een graft,
en veel grof gefchut, verfien en gefterckt. In
\'t midden van de plaets deskafteels fiet men
twee kloek-torens, waer van d\'eene feer hoogh
is, en met verguit koper gedeckt, gelijck oock
al d\'andere torens van \'t kafteel : defe toren
wort
luan Welike, dat is, Groot Jan , geheeten :
d\'andere is aenmerckelijck om fijn kloek, die
de Groot-vorft
Boris Gudenow heeft laten maken,
wegende drie-en-dartigh duyfent fes hondert
ponden : defe wort niet geluyt dan op hoo-
ge feeftdagen
f oft om d\'inkomft en d\'audientie
van treffelijcke Gefanten t\'eeren : fy kan nauwe-
lijcks van 24 perfoonen getrocken worden;
want boven fiaen noch eenige lieden om d\'on-
derfte te helpen.

Dit Paleys ftaet in\'t achterfte deel van\'t ftot
oft kafteel; niet wijt van daer is dat van den Pa-
triarch , en van verfcheyden Bojaren, die amp-
ten ten hove bedienen. Sedert eenige jaren
heeft men daer noch een heerlijck paleys van
fteen op d\'Italiaenfche wijfe voor den jongen
Prince gebouwt: maer den Groot-vorft blijft in
fijn out Paleys, van hout opgetimmert,woonen,
dewijl men dat veel gefbnder acht als die van
fteen fijn gemaeckt. Dit Groot-Vorftelijck
Hof is niet heerlijck, maer vierkant van gedaen-
te , en laegh : foo dat het in geen vergelijcking
komt by andere Princen oft Koninglijcke ho-
ven ; want het ontfangt geen licht dan door
feer kleyne glafe venfters. Men fiet hier geen
rijcke tapijten en prachtige vercierlèlen, die de
falen vanandereVorften verheerlijcken: de mu-
ren fijn rontom met bancken befet, en dat
niet alleen in de fale van den Groot-Vorft,
maer oock in de huyfèn der befondere lieden.
In defe fale fijn in \'t gemeen hondert Edellieden
van ftaet,
alle met lange rocken van goude
laken gekleet. In \'t diepft der felve is de plaetfe
van begroeting, daer
men fich voor fijne Ma-
Rujfen.

Sale-

jelleyt buygt, en de behoorlijcke eerbewijfing
gedaen wort: hier ontfangt hy d\'Ambalfadeurs
van andere koningrijcken en provintien: want
de Groot-Vorft fit hierop een hooghverheven
troon , hebbende \'t hooft verciert met een
feer
koftelijcke kroon , en bekleet met den koning-
lij eken mantel, op \'t koftelijckfte geborduurt,
houdende in ftjn rechterbant fijn fcepter oft
Rijcksftaf, flickerende van dierbare gefteenten:
en, behalven alle d\'andere cieraden van ko-
ninglijcke heerlijckheyt , fiet men hem met
een gelaet daer de Majefteyt afftraelt, gelijck
het loodanigh een groot Monarch betaemt:
aen fijne fijden fiet men fijn Cancelier en Secre-
taris , beyde met kleederen , - die van gout
fchitteren, verciert.

Wat fijn tafel en maeltijdt belangt, men kan ^f^ckt vaf*
de pracht daer van belpeuren uyt het gene
volght : de Groot-Vorft gaet in een kamer die \'
geheel verguit is , daer hy op een verheven
plaets neder fit : en eer hy aen tafel gaet, wort
hy met een rock van filver laken gekleet, en
men fet hem een andere kroon op \'t hooft. In
\'t midden van delè kamer , oft liever heerlijcke
faele , ftaet een groot buffet, beneden vierkant
en redelijck hoogh, befet met fulck een groote
menighte van allerleye en meeft goude vaten
ten dienft van fijne Majefteyt, dat het gewich-
te der felve ongeloofiijck Ibude fchijnen. Daer
fijn vier kruycken van een ongemeene grootte ,
die de heerlijckheyt van d\'andere kleynder een
glans byfetten j want fy fijn byna vijf voeten
hoogh. Men fiet \'er oock eenige filvere tonnen,
die weynigh minder dan onfè kleynfte fijn , in
welcke men den dranck van de Vorft bewaert.
Wat belangt de beekers, koppen , lampetten,
beckens, fleffchen, fiolen, en andere koftelijcke
cieraden van defèn heerlijcken toeftel, men fbu-
de
, om die in\'t lange te verhalen, geen eynde
konnen vinden want fy fijn byna ontelbaer.
Daer fijn vier tafelen aen de fijden van defè fael,
en drie trappen hooger geftelt als \'t overige deel
der felve j hier fiet men de genoodden, welckers
overkleederen fijn van fuyver lijnwaet , met
het allerkoftelijckfte bontwerck gevoedert, en
dus fitten fy fich ter tafel. Eer dat defe Monarch
het broot of iets anders in de hant neemt,maeckt
hy het teeken van \'t kruys op fijn voorhooft.
Sijn voornaemfte gunftelingen, die hy tot fijne

y Raets-

■t V

lil
■ i ^^

> f

; i

.Iii

iiß

lïilii,
M iy
. li

m

I

< ■

?

(iN

H

vlli

hIJl\'

-ocr page 363-

a6Œ

M Tfik.

KREMLENAGRAD,

CASTELIVMTRBIS MoSKVy^

mzx:

Z3BE

i\\ I

1 i

; I . ; I ■ , . /

\'H; 1

2Z

- -V

H

I /

« «r^

\'i\' il

lï-v\'ï

■> I-

> !

/ \' l\'./

. / I

t

i

il:

IS

■•■il

Magno Domino C^sari , et Magno Dvci

Alexi o mi c h aelovi ts ,

DEJ GRATIA,

oMNivM RVSSORYM AVTÔKRATOKI^A^ADIMERSKII^MOSKOFSKII
NOVOGORODSKII : TZARKAZANSKII ,TZAR A^TOROCHAN5KII,TZAR

SlBIERSKlI : DoMINO PLESKOFSKII : MAGNODVCI SMOLBKSKIIJVERSKI I

OVGORSKII,PERMSKII^^AT^KII3OLGAR5KII: ETIAM DOMINO, ETMAG
NODVCINOVÖGORODI m TERRIL INFERIORIBVS,TZERNIGOFSKII,

REZANSKIX,PoLOTZKII,RoSTOFSKII,lAR.OSEAFSKIl3feLOZERSKII,

OvDORSKii, OBDORSRII, KONDINSKII ET TOTIVS.SEPTENTRIOKALIS
REGIOKIS MANDATORI; ET DOMIKO TERRARYM IVERSKYE,
KARTAEIN5KICHI, ET GRVZINSKICH C^SAWJVL ET
TERRARY^lK>^AB^)INSMES,TzERKA5KlCHI,IGORSKICH
D
VCVM : ET M\\TTAWM DITIONVM DOMINO
ET MODERATORI
c aftellum eu m tribus contiguis Vrbibu5 Mofkuse, prout
fub florentîlinperio^pige memoriae Domini Csefaris,

er Magnl DucisBorifTiFoedoroviti,omnium RufTorum, Szc.
fiTLÏ, .et dimenfû fuit; fummâ ac débita oblèrvantiâ,
ofFertur, dicatur, confecratiir.

I f \'
(ii\'1

tz. MichcâArchangel-, "lémfhtmin^u omms Clares turris t^memkaMratumifir^carnjfan^^ ahmJat--

. Je^Uuntur. z^,

-- . Porta.ad \'^umjhrnieii^^wi. vahntpcmderiunnû/h\'atiutnMoûo.Ê>ris.

^^ /i^zi^fylacmmClaris,etjUoffttllktcis. zê. "IzcntdûtuiMmi^kr;^Mmafkrivmmiracubrum.

^ , 3lyóvefnic, Amuttiatic^Harue; ten^hniwpem itw: zy, .Juin Bû£damI(uJsmtsBiJ/k.oy.

■ rihm,^iutrum.tect(i,utettûûi4st^mjili,iereJemratû zS-A.uUJTidr\'e^.petravitsKl^^t.
. axf ertajfint:, imet Cruxalti/Jmne turris ex auro Z0. Ania-SimimisMikitmfits Godcn^.
^ ^vt^mwfah-icatu g/?-. 30. JukPimeü^iIvamvits Godm^-

\\ ^ \\ - ^ v Granariunv^

.\\ 3z,Mcûûl/kevm\'oi;Pûrta.ScmctiMcûîal-

-fev^

1

Lsimcru^nt et\'^r£^otirtitu,m
\\ Gyfl^r Or&ium. Gtnóraliant
Coi^o&iùmtcinLm, \'jltgianum
cmttwi est, nequis f^tis
^n^ulas Clvitutis et C^ttdi.

aù-juc modo uii \'
.primat, aut aliêLlm.\',
Ji\'^ns IiifenlAt-,

I )u

Jnhûc CastelliVrhisMpsktue \'\'^fo hiecju^\'equenti^i suismwtcrts notata designantur ordink,

t. FodvoriefdefiPortcifwl^skie. tS. JuhCq/àrts. 2i J/twaJuleJlructura.,

z . Vo/hejhiieMm^v.Mort^ftertimt^cci^^ ly. Boeravi^evoroi.Fûrtitalt^Jyh\'^,

Cht^jU^MJm^ercaricesJi^lümtw\'. t8. Camrturmn^/hjPptiniuxtitfcmtetitlti^tdetmt,

AuhPœJûnsJvanoi^sSelem^t^ff. tg, JukPatrkrchcZ.

^. XerU^ke^\'odvûm, hiQntiumKerH^konmt. zo. I^\'etzîftit;3eatteAlarûe^ Vtr^ims, Sohomu) tzerke^
. Kroeti^ejfodvûrie, hi^tmmlCrceti^hmwL. ten^lum^mibk,^^Eccî^iallû:i(>mnes amveniut^,

6. Chohv iluûr,.ArmamentizritittL. 7.t. VetmAuhI)ctmini,Jalket3(nj(}tp0ed^
y.. Rofhûtiû^p^aesj\'lrihmalatitlusgraffk^^ ^^ofknCi^arJmt.
8 . JtJaT>MhIvmVacUmksSiegkie , hç^lûwiictroytfh

0 . JukiyMisPoelor-ülvanovits-^Uj^t^/bffike. 23,

U! . \'VarLe.liinsPr^ecturce. T^atmtattsjâ^ru/itaudit-.

m^Iimsp\'^ectur^. 2^.1van.velikay^ ma^numlhvilbannisten^ltmu,cuius

-ocr page 364-

K R

R

D.

N

M

Ractsliedcn heeft, fitten aen de felve tafel, maer
van hjn Majefteyt afgefcheyden. De fchenc-
kers ftaen by \'t buftet, wachten op bevel, en
hebben kannen die met paerlen en koftelijcke
fteenen fijn verciert. Wanneer de Vorft fich
wil verluftigen , en fijnen geeft , afgemat door
de moeyeiijckheden der fware faecken vanStaet,
verquicken, worden de gemelde kannen met
een teugh geleedight, en elckander toegedronc-
ken. Voor \'t middaghmael , terwijl men de
fpijfe opdraegt, (volgens d\'oude gewoonte dei-
Groot-Vorften van Mofcovien, die fy van hare
voor-vaders hebben ontfangen, ) geeft fijne
Majefteytfelf een broot aen d\'aengefetengaften,
haer toeroepende met een luyde ftemme by
hare tytelen en waerdigheden op defè wijfe:
loan BafJoWs, Groot-yorfl rvan Mojcolpien (daer na
wort den Edelman, die de gift ontfangen fal,
van den brenger genoemt,)
^vereertudit hroot.
Terftont ftaen al de gaften op, buygen fich
met groote eerbiedigheyt, en fitten dan we-
derom neer. Als dit gedaen is, komt den Groo-
ten Hofmeefter gevolgt van de fpijsdragers, en
na dat hy een diepe nederbuyging en eerbewijs
aen fijn Majefteyt gedaen heeft, ftelt hy een
kleyne fwaen in een goude fchotel op de tafel,
en ftrax daer na geeft hy die aen de voorfnyder,
die met fèven andere verfelt is, om die in ftuc-
ken te foijden, welcke daer na, fijnde weder
op de tafel gefèt, aen de genoodden uytgedeelt
worden. Ondertuftchen dat dit gefchiet, neemt
de Groot-meefter het broot, (dat hem nevens
d\'andere van de Grootvorft gefchoncken is,)
proeft \'er een weynigh af, en vertreckt ter-
ftont , na dat hy de behoorlijcke eerbewijfing
aen fijne Majefteyt heeft gedaen. \'tlsonnoo-
digh hier te verhalen het opdiftchen van alle
d\'andere fpijfen, vermits het fonder pracht ge-
fchiet : dit evenwel, als een fekere faeck, kan
ick niet voorbygaen, te weten, dat al de fcho-
telen , daer in men de fpijiè voor hondert per-
foonen opdraeght, en de kannen en andere
drinck-vaten, alle van louter of fiiyver gout fijn;
en dat de tafelen fbmtijts fbo feer geladen fijn
met fbo vele goude vaten, dat \'er plaets ont-
breeckt om andere te fetten. Men moet oock
niet verfwijgen , dat \'er hondert en veertigh
Officiers oft Amptenaers fijn , alle gekleet met
goude laken, die, terwijl de maeltijdtduert,
driemael van gewaetveranderen. Degemelde
Officiers ontfangen oock het broot en den
dranck van de Keyfer gelijck d\'andere. Na den
eten worden al de genooden en de hofdienaers
by hare\'namen van defèn grooten Monarch ge-
roepen ; foo dat men fich met recht mach ver-
wonderen , dat \'er van foo een menighte na-
men en toenamen niet een van de Keyfèr wert
vergeten, die buyten dat fbo vele gewichtige
faken heeft te verrichten. Maer\'t noemen van
al de gefeyde namen , en \'t fchencken der
voorgemelde giften , gefchiet, nae \'t feggen
der Mofcoviters, op dat hy een volkome ken-
nifte van alle fijne dienaers foude hebben en
degene, die uyt fijne gunft vervallen, op die
wijle bekent worden.

Tot de heerlijckheyt van dit hof behoort ^^^^^^^
oock de vergadering der vijftigh Senatoren oft
Raetsheeren , die mede met goude lakenfè
rocken fijn verciert; want hoewel de Staet door
een oft twee van hen ,diefe in hare tael
Miloflaukl
en Morofounoemen , beftiert wort, evenwel fijn
hier vele andere, die leden van den Raet fijn :
oock heeft de Patriarch een groot vermogen by
defen Monarch; d\'andere bedienen de hooge
ampten van \'t Rijck , yder na fijn waerdigheyt
en de treffelijckheyt van fijn geflacht. Wat den
oorlogh belangt, die en wort niet gevoert dan
na raetspleging met al de grootfte Heeren , en _
voornaemfte van den Staet.

Onder de hooghfte waerdigheden heeft de waerMg-
Groot-meefter van \'t Paleys, oft grooten Hof-
meefter , die \'t hofgefin regeert, d\'eerfte plaets;
den grooten Stal-meefter de tweede,die de paer-
den en wapenen , ten dienft van defen groo-
ten Keyfer, beforgt,infonderheyt de gene die tot
d\'openbare feeften, oft heerlijcke toeftellingen ,
gebruyckt worden. Daer na volgen de Secreta-
riffen van Staet, de groote Kamerhng , Voor-
fnijder , Schencker, d\'Edellieden van Staet, en
de Pagienoft Edelknapen die des Groot-Vorften
kamer bedienen.

De groote Heeren , die landen befitten,
moeten die aen huyslieden oft gebruyckers ver-
huren , en felf te Moskouw woonen, daerfe
verplicht fijn dagelij cks ten hove te gaen , ~en
fich felf, in tegenwoordigheyt van den Groot-
Vorft , aen \'t voorhooft te ftaen ; waer door hy
fich verfèkert van haer getrouwigheyt,en de ruft
van fijnen Staet, welcke door de Grooten , die
wijt van \'t hof woonden, foude konnen ont-
roert worden, indienfè eenigh gefagh over de
lantfchappen pooghden aen fich te trecken.

Voorts worden alle d\'Edelen, Raetsheeren,
en andere aenfienlijcke perfoonen,in foodanigh
een ftaverny gehouden , dat al de gene , die de
Keyfer aen \'t hof begeert, oft in den oorlogh ,
oft in Ambaffade wil fènden, dat alles op hare
eygen koften moeten verrichten.

De Groot-Hartogh doet oock in alle Provin-
tien oplchrijven de kinderen der Edelen die
eenige\'goederen befitten , om \'t getal der felve,
en hoe veel paerden en dienaers yder heeft, te
weten.

De Grooten, Edelen en Raetsheeren worden
fomtijts door defen grooten Monarch geftagen, j^«
doch fonder fmette van oneer, waer van fy hem
bedancken met woorden van welcke de fin is:
Leef lang en gejont y o grooten Monarch, die u geypaer-
dight my te kaflyden, my , fegh ick, die msen armen
dienaer hen, en een^\'crack menfch.

Den Keyfèr der Ruffen is geen wetten onder-
worpen; maer mach na fijn goetduncken en
beheven, fonder iemants confènt, alle fijne
onderdanen bevel geven, het welck oock met
eerbiedigheyt aengenomen en gehoorfaemt
werdt. Derhalven hebben fy, om fijn onfeyL
bare waerheyt en gerechtigheyt te betoonen ,
dit fpreekwoort :
Godts en des Groot-Vorflen mort
moet niet verandert ^ maer onfeylbaer gehouden wden.

en AmptC\'
mers.

: I «

!

\' \' ! «
iii

! il r

ife
i\'i

1 :

: \'! i\'.

DE

]

■ ü-;;

li

-ocr page 365-

.

25

DE RIVIERE

A.

O

L

G

\' 1 : Si^,

■ ji,;! ! ;

Ooripmi, E W Ö L c A hcefc

\' haer oorfprong in
het moerafch oft
ftaende water van
FofnoWjin\'t bofch
vanWolkouski. In
haer eerfte begin
vloeyen verfchey-
de beecxkens uyt het gemelde meir
oft, moerafch, en loopen in \'t ftaende
water Wolko oft Wolgo , waer uyt
daer na een enckele rivier voortkomt,
die na t laetftgenaemde meir, Wolga
wort geheeten, welcke door verfchey-
de rivieren, die in haer vloeyen, wort
tnhopAt\' vergroot, en loopt door vele goede
fnrmm. en bekende fteden, als Twer, Caflyn,
Chlopia, Vglitz, lavolau, Caftrom,
Galitz, Murom en Nifly Novogrod i
van hier ftreckt fy jfich naer t zuyden,
en neemt haer loop naer Wafiligorod,
alwaer de Morduafe Tartaren van de
Krimifche worden afgefcheyden : daer
na ftroomtfe omtrent hondert mijlen
naer beneden , fich een weynigh naer
\'t ooften buygende, in de riviere Re-
fcinda, en fcheyd de Tartaren van Ca-
zan van de Nagaifche , en d\'Aftra-
kanfche van de Krimifche : voorts
ftreckt fy fich naer \'t zuyden met een
fnellen loop , en ftroomt dicht voor-
by \'t kafteel van Aftrakan , en van
daer ftort fy haer door 72 monden in
de Cafpifche zee. Defe treffelijcke ri-
vier bevrieft nimmer 5 en is foo groot
en foo breet, dat \'er in \'t midden van
hare ftroomen verfcheyde eylanden,
vol boffchen en boomen, daer fy ront-
om loopt 5 fijn gelegen : oock fijn
hare oevers befet met vele fchoone
velden en weyden. Defe waterftroom
wort Rha door Ptolomeus, Edel van
de Tartaren, en Elatach van Ifmael

Rfijfen.

Abilfedeus genaemt. De Don oft Ta-
nais is op fommige plaetfen foo dicht
by haer, datfe maer feven mijlen van
elckander fijn afgefcheyden.

Vele houden de Wolga voor de
grootfte riviere van Europa; want fy
heeft meer dan hondert Duytfche
mijlen langte van haren oorfprong af
tot aen de tTamenvloet van de riviere
Occa: en van de ftadt Nifenovogorod,
die niet wijt van d\'Occa legt, tot aen
de Cafpifche zee, ftroomtfe meer dan
vijf hondert Duytfche mijlen.

! ;. M \' 1\'
IJ !. \'iï^: \' ,

■■\'"■■ill
iii: :

\'i

i.r I

Il . .

1

3 !

w

ÜMi\'ïs

jf;

H IP
il iï-\'

liiir-
ïffi-

Il i ■ ; i .

Ij

In t gemelde bofch van Wolkouski,
ontrent tien mijlen van\'tlac oft meir
van Ffonow, dicht by het dorp Dnie-
perche , fiet men d\'oorfprong van de
Boryfthenes,door d\'inwoonders Dnie - Soryjïhi"
per oft Nieper, en van de Turcken^^iJ^J
Dercoz , als Megiller feght, genaemt.
Niet verre van haer eerfte begin is het
kloofter van de heylige Drievuldig^
heyt, by \'t welcke de riviere Nieprets
voortkomt, die de Boryfthenes met
hare wateren vergroot 5 defe, dus ver-
meerdert, vloeyt dan eerftelijck ten
zuyden naer de ftadt Wiefmo, van hier
keert fy fich ten weften, om door de
fteden Dorogabus oft Drogobufch,
Smolensko, Orfodubrowa oft Orfcha,
en Mogilef, te ftroomen: hier na her-
vat fy haren loop naer\'t zuyden door
Kiow oft Chiowie, door de groote
woeftijne van de Crimifche Tartaren ,
en door de ftadt Otzakow : daer na ,
verfcheyde rivieren met haer nemende,
ontlaft en vermengt fy haer met den
Pontus Euxinus , oock
Mare Maggiore»
oft de Groote zee, genaemt, gelijck
men breeder vinden fal in de befchrij-
ving van Polen, by de welcke wy defe
groote riviere, in verfcheyde kaerten
afgebeelt^ vertoonen.

iV

IH

;

z

D E

1

-ocr page 366-

E

per

..„WW^

-ocr page 367-

J,.

"Si

-ocr page 368-

tti

Él

m

m

ir

i :t

DE RIVIERE

li ^^rii^i

; .iv I •.

Efe watefftï-oom
wort van de Lijf-
landers Duna ge-
naemt; Heberfteyn
en Leucerus mee-
nen dat het de fel-
ve is die Ptolemeus
Ruh noemt; maer
andere houdenfe voor de
Tumnte. Sy
heeft haeren oorfprong uyt een lac
oft ftaende water van de felve naem ,
ontrent tien mijlen van \'t eerfte begin
van de Boryfthenes , en foo veel van
het meir Fronow> naer de weftfijde
gelegen, daer na vloeytfe doorWiteps-
ko , Polotzko en Dunenburgh ^ maer
niet naer Pleskow,als eenige met mis-
verftant fchrijven: voorts looptfe door
Riga in Lijflant, en ontlaft fich eyn-
delijck dicht by lynemunde in de zee,
die de Hooghduytfchen
Oofi-z^ee, en
de Rullen
WaretzAoie morie noemen.

Daer is noch een andere Dwina, oft
liever Duine, die haer oorfprong van
de rivieren
Suchane en hga heeft op

D

W

Oorß>rmg.

\'(-»fe\'^:

l^y

I

N

I

A

■ j., ; jt

;

ii.

it
n\'

i ^ ■ i\'Ü
1 iiii^

!:!\' t
i li.

l^jH^l

I \'■■■i ■ 1":

HMll

, : I

: \' \'l Ir

•Mil-\'\'

\' . 1 ;i
\' i pi \'ï

■ :■ l\'M; \'

de volgende wijfe : De Suchane ont- suchane.
fpringt tien mijlen boven de ftadt
Wologda , door welcke fy daer na
loopt, en ftreckt fich dan ten noorden
dicht by de fteden van Tothma en
Vftiuga, ontrent hondert mijlen van
Wologda gelegen, op welcke Wegh
de Suchane de riviere luga ontfangt:
defe twee dus vereenight,verliefen ter-
ftont hare namenen ontfangen die
van Dwina oft Dvina , om dat
Vvie in
de Rufljfche tael
twee beteekent. Van Dvm,
daer ftroomt defe rivier naer Colmo-
gorod langs 500 Italiaenfche mijlen
weeghs, dat fijn ontrent i2j van onfe
mijlen: fes daghreyfens van daer ont-
laft fy fich door feven monden, dicht
by S. Nicolaes, in de Witte zee, en
met de felve in de groote Noordzee,
van waer alle koopmanfchappen naer
RulBen konnen overgebracht werden,
te weten^van de Dwine in de Suchane,
naer de ftadt Wologda, en de riviere
luga^en voorts,als men een ftuck weegs
te lande reyft, door de Wolga.

II

EYNDE.

\'liji:)-!

\'i -lil

ilfiil
np;;!

■ MMl

. I., 1 i\' r, . , ;

Rujpn.

Z 2

\'fsirZ/i\'

\' tiif \'
lilï ï :.:

ihHiS

Il lilt H

\'Iii.
\'il

li^.M\'.
,1 ■
1\'

-ocr page 369-

Hïi\'l:\'\'!,
i\'

< . ,

I

-ocr page 370-

I

I

I

•V.

M
r

4

»

- r

■ w ■ -

V-

.f ■ ■■

i"!

■ -V-

■ "X

•- ■ .

_______

Itl

y ^

I!

- ■
/s-

■ ^

-i\'

""is^iiiy.

-ocr page 371-

/

Het Koninckrijck

L E

IJ

N

Olen heefc den naem
van de vlacke velden ,
welcke de inwoonders
Pole noemen, nade-
mael het lant meeften-
deel feer plat is,en wey-
nigh bergen heeft, foo
dat men menighmael
veel mijlen weegs reyft,
/onder een eenigen
bergh te fien.

Dit Rijckgrenfl in \'t noorden aen Pomeren en
PruylTen : in \'t ooften aen Mafovien en Littow:
in \'t zuyden aen Hungarien en in \'t weften aen
de Marck-Brandenburgh en Sile/ien.
Groete. Delengte van het gantfche land reeckent men
op 480 mijlen, de breedte op 300.

De locht is fuy ver en goet,maer lèer fcherp,en
\'s winters feer kout,welck oorfaeck is dat \'er geen
VYHck- wijn waft. Anders is \'tfoo vruchtbaer, van alles
baerheydt. tot\'s menfchen onderhoudinge van noode is,
dat het oock andere landen fulcks rijckelijk me-
de deylt: waer door de Polen met verfcheyden
natiën grooten handel drijven,met koorn, gerft,
rogge, boonen, erten, en diergelijcke, als oock
was, honig, pelteryen^hennep, vlas,pot-aftche,
vellen, en meer andere waren. De groote vette
Poolfche often van lieflijcke fmaeck,en peerden,
worden raet menighte in andere provinciën ge-
fonden en verkocht. Hier tegens worden haer
weder toegevoert, uyt vreemde landen,vele Ipe-
ceryen,en menighte van verfcheyden koftehjcke
wijnen,fijden,fatijnen,fluweelen, en diergelijcke
koopmanfchap, daer in defè prachtige natie, foo
met eten als kleeden, haer rijckdom verquift.
Sent. Door \'t gantfch Koninckrijck vint men groote
putten ofte mijnen, uyt de welcke \'t zout met
groote ftucken gehouwen gemaekt,en tot\'s men-
fchen gebruyck bereytwort. Niet tegenftaende
dat Polen kout is, draegt het nochtans allerley
fchoone boom-vruchten , als appelen, peeren,

pruy men,perfenjkerfènjkaftanien,noten,meloe-
nen , &c. waer van de luftige tuynen over al vol
fijn. Hier vindt men oock mijnen van diverfche
metalen. Hoewel Polen vruchtbaer en effen is, is
\'t nochtans aen deHungerfche,Silefifcheen Ruf-

fifche grenfen met groote bergen, en boftchen
befet, daer een ongelooffelijcke menichte van
wilde beeften tot de jacht is , en gevogelte van
alle foorten: Infonderheydt van buffels, beeren,
elanden, en wilde peerden, &c.

Hier fijn veel meiren en lacken vol viftchen.
De
voornaemfte van de Rivieren fijn,de Weixel,
oft
Vißula, welck uyt de Sarmatifche bergen, tuf-
fchen de Silefifche , Moravifche en Hungarifche
grenfèn ontfj^ringt, voorts door Polen loopt, en
fich by Dantzick in de zee ftort. De andere, die
met de Weixel haer mengen, fijn San, Bugh,Hy-
panis oft Bogus,Pilcza,en fommige andere klee-
ne. De Warta heeft haren oorfprong tuftchen de
Silefifche en Poolfche grenfèn , begeeft lich een

Naem.

Grenfen.

Meiren.
Ktvieren.

ftuck weeghs door Polen, en vermengt hem by
Cuftrin,in deMark-Brandenburgh, met de Oder.

Daer fijn geen bergen , als wy boven gefeydt
hebben,behalven tegen \'t zuyden,alwaer \'t door
\'t Sarmatifche, en Carpatifche geberghte, welck
de inwoonders Tatri noemen,van Hungaren
8cc,
gefcheyden wordt. Met bofïchen is het bynae Boßkn,
geheel overtogen, welcke deelen fijn van Be/cy-
nia Syha ofte \'t Swarts-waldt.

De Polen fijn eerft uyt Sarmatien, over de Offdevofi^"
Weixel,hier gekomen, en hebben de plaetfèn in- keren,
genomen, daer de Venedi en Wandalen woon-
den,daer fy haer wijdt en breedt uytftreckten,en
veel landen onder haer gewelt brachten. Dit lant rcrßen^
is in \'t eerfte langen tijdt van fijn eygen Vorften
geregeertgeweefl, welcke den tijtel van Hertogh
voerden , tot dat Keyfèr Otto de derde Bole-
flaum Chrobrum(oft Chrabrum,oft Chrabri
,foo
eenige feggen) in\'tjaeriooi tot een Koning
verheven heeft,welcke tijtel 27 jaren daer na,als
Boleftaus Audax, Staniflaum Biffchop van Cra-
couw vermoort hadde, haer door de Paus van
Roomen benomen is^ welcken Premiflaus de 11,
Hertogh in Groot-Polen en
Pomeren , in \'t jaer
129 j wederom verkregen heeft. Van welcken
tijdt af, tot defen tegenwoordigen , achtien Ko- Koningen.
ningen getelt worden: Premiflaus, Vladiilaus
Loelicus,WenceflausBohemus,VladiflausLod;i-
cus de lIjCafimirus Magnus
n,Ludovicus Unga-
rns , VladiQaus lagello, Vladiflaus III, Cafimi-
rus
III, lohannes Albertus, Alexander,Sigifmun-
dus I, Henrick daer na Koning van Vranckrijck,
en de laetfte mans oir uyt het geflachte van Va-
lois, Stephanus Batory Vorft van Sevenbergen,
Sigifmundus
11, Sigifmundus 111, Vladiflaus I V
fijn foon , die in\'tjaer 1648 overleden is j wiens
broeder lohannes Cafimirus nu regeert.

De regeeringe in Polen beftaet uyt tweederley Konings
ftanden,de Geeftelijckheyt en den Adel.Over de
Geeftelijckheydt heeft de Koning gantfch geen
gebiet. Hy kan oock niet doen dat den Adel aen-
gaet,fbnder bewilliging des Landt-Raets: buyten
wiens confent hy mede van de faken des Rijcks in
\'t minfte niet mach ordineeren , geen oorlogh
beginnen,noch nieuwe tollen en tribuyten invoe-
ren, iet van \'t Koningrijck vervreemden, nieuwe
wetten ftellen, geldt van fijne onderdanen boven
\'tordinarisinkomen eyffchen,vande munte han-
delen , noch oock eenen Succeffeur in het Ko-
ningrijck noemen. Maer dit al moet gefchieden
en befloten worden op de Rijcksdach,die de Po-
len Roxofch heeten. Hierom gelijcken fommige
de regeeringe der Polen met de oude Lacede-
monifche, oft de tegenwoordige Republijck van
Venetien. De keur des Konings is by de 34 Se-
natores, ofte Palatynen van het Rijck, wiens au-
thoriteyt en gefagh groot is, en die den Koning
voor
Raedts-heeren gegeven worden onder
welcke fijn drie Cafteleyns, en een Capiteyn.

Den Adel in Polen is meeft van goet verftant, ^^^
het welck fy met veel reyfen, en haer te oeffenen

\'■r

Hll I

1

il

■ 1

f-
I

; 1

\'H

I

j

-Ij

I

M

)

ÜE

l<!

m ver-

liili

.b

-il\'

I

-ocr page 372-

Seiten j7|trio

/ V" W V j \\

Siu,. U «i /\\ ,

Wilbajhht

OftclshufuT

" ..........:........■•■■

1

Ijjjt\'sltur

^SifJu^syli \'FfiJeTanJk^
Jlsnchcbcr^h

^Jwe^^" liVv«/-/ , ShbaUxx^

o

\'JiäJzifnift

Ganvjhn

cift^yk.

Vt

VW-/ , .......

•Tarßcnbcy CroiTcn D UC .

\'Jiri^n

<2

\'Arß

\\

-II::*-

/

......Mt- ■

Czudnalz

■"--..: I\'.larka. L

h3

JU.

Ocrzka.

rVo \'eril>ua

l^ittisrhaiapf

SJcT-zmfta

Sr^sUn

Av,

Honij^mrdt

Av

■ Xvi\'i- O ■

, ^ O fi^ . , ^Sv ^ IKadumßs

Oß-ilp-

ICuftJ-!

Schenitz

Schanit!« J

1

bTi\'\\ JlsnsS.Ct^cU

CT Czmlch?\'^

^bir

Zjjflchß

C^tia/y

■^WSandotti

O^, O

\'ttJtcm ^

V/Ä

\'H.lIhT-ai

1 Z^Ä

lii « , Cracovia

1 vn Tcczj-n

o

O\'J.
\'^^nlHch

T/ i \'i \' a

Srnjcl

......

I

\'■ß\'-\'t; ,
yFfUcch

J^antzbiih

.p

Moravj.^

T.eßlMj,

OT

/ ^

OUiuuttz

......

Bilnitza.

SBartß

. Va 7 ji,ß,-izu

Slrißiitz ^V Trjnßhj/tt

35\'

Oimr.

Jterijr/.dies ,

-. .:•. Äysi.. ...

1

P i. h\'

I I 1 i\'
" f\'

53

: i \'t

i\'l : :

«fit;.-/

. \'Itüdzi\'r^i^r.z

K2

\'Kozii-imcck .1®-:\'\'

\\ \'MaL^vAfi

m

..............^

kh / / ■ Ai •■■■■ I -------

^ ■H-jba!.\' : -

iria o :<P .

f

, ; I i , ;f

I\' \\)
M r,

fivcbmk

.....

M ■ bl- ^^ ■
^ V

I-.

S .

5 HNf

Guilj\'elmus
^ laeu, excudit.

i\'fl
I , i , ,

i\'W-\'

Cjtzkj

\'-Cjrczj^c

V

V/Li-tu\'zt,

Lu-Di

u

^smmm......../..................^

\'rl

. Iii/
t! i \' •

4 1 ^

-ocr page 373-

lij

üli :

P O L E N/

in verfcheyden Spraken, en in vreemde Princen Kruys-heeren vernielt is: haer fïjnfubjedde He-
hoven te verkeeren,feer vermeerderen.\'tSijnon- dekens Slonsk, Ripin, en Gorzno.
vervaerde dappere lbldatcn,die haren vyant,hoe Cracoiiw is de principaelfte ftadt van kleyn^/^j«
fterck hy is,geen flach ontfeggen. Haer krijghs- Polen,gelegen aen de Weixel,op een effen veldt,
macht beftaet meeft in ruyterye, daer medefy welck Petrus Appianus voor Ptolema\'i Carradu-
fterck te veldt komen,koifelijck toegeruft, en te num hout : heeft een dobbelen muur,fterke wal-
peerde wel ervaren. Als fy van iemant belchadigt len,en op een hooge klip \'t flot Vanel.In defe ftad
fijn, gebruyckenfe al hare magen |om haer te hebben de Koningen haer Hof en begraefnifte,
wreken , en ruften niet eer fy wrake, oft felfs de Hier is een Hooge fchool, maer geen opperfte
nederlage gekregen hebben. Sy verdoen veel Advocaet ; want de Koning dit ampt felve be-
geldts met maeltijden, gefchencken , veel die- dient. De Cafteleyn van Cracow fît in de Raedt
naers en grooten ftaet te houden. boven den Palatin ; in andere Provinciën van dit

Polen(de andere geïncorporeerde landen uyt- Rijck worden de Palatins voor de Cafteleyns ge-
gefondert)is in Groot en Kleyn Polen afgedeylt, fet. By defè ftadt liggen de ftedekens,Clepardia,
van welcke het Groot, naer\'t noorden gelegen, Stradomia, en Cafimiria. Onder kleyn Polen
door de Riviere Warta; het Kleyn, naer\'tzuy- hoorende Hertoghdommen van Ofwiecz en Za-
den, door de Weixel bevochtight worden. tor; metde fteden Biecz,Wonincz,Sandecz,Le-
Onder de fteden van Groot-Polen is Pofna oft lou,Kzyats, enProfzonice. Sandomiria is be-
Pofèn de voornaemfte, gelegen tufïchen twee muurt, en light op een bergsken aen de Weixel,
heuvelkens aen de rivier Warta, omcingelt met ontrent 21 mijlen van Cracow,heeft een oudt en
een dobbelen muur: heeft groote huyfen van ge- fterck kafteel, op de wijfe foo de oorlogen toen
backe fteenen, en aen genefïjde vande Warta gevoert wierden^onder defe ftad gehoorenChe-
groote en wijdevoorfteden,met fware dijcken en ciny,gelegen op een vïackte,door de mijnen van
hooghten van de natuur verfterckt.Hier fijn twee lazur-fteen en filver beroemt ; Korczin,Wiflicia,
jaer-merckten , en de Biftchoplijcke refidentie : Pilzno, Opoczno, Radomia, Polonieck, Zannig
onder haer ftaen de ftedekens, Koftyan gelegen oft Zarnou,en Malogoft. Lublin is oock een tref^
tuftchen eenige moralfige plaetfèn ; Myedzyriz, felijcke ftadt, op gene fijde van de Weixel, met
welckers huyfen altemael van hout fijn, leyt niet muuren, grachten, meiren, en een fterck kafteel
wijt van Silefien en Pomeren; Oftrefouopeen verfien.In defelve fijn drie jaermerckten,daer al-
eften velt tulfchen de boffchen ; Wfchow, Sre- lerhande volckeren komen, namelijck Turcken,
mick,Pronetz, en Rogozno. Califti is oock met Armeniers,Griecken,Duytfche.Mofcoviters,Lit-
muuren omringt, light tuftchen fekere meiren. tauwers en andere ; de riviere Byftrzafpoelt aen
Aen de Profna liggen Gnezna,Pijzdry, Wartha, het kafteel. Onder haer fijn de fteden Vrzen-
Naetilo,Land,Konijn,Slupeza,en Kolo, alwaer, dow, Lulow, Parcow en Cafimiria.
na uytwijfen der oude muuren , eertijdts een flot De Geeftelijcke ftant, welcke is het eerfte lidt Regeering,
geftaen heeft. Gnezna is mede bemuurtjeydt op des Koningrij cks,beftaet int wee Aertz-bilfchop-
een effen velt, tuffchen fommige meiren en heu- pen,die van GnefnacnLeopolis,met deBilfchop-
velen,en is voor alle andere aen de Lech gebout, pen van Cracouw,Ploczko,Chelma,Vladiflavia,
in de welcke Boleflaus Chrabri van Keyfer Otto Pomefània,Varmia,Culma,Sambiens,Pofnania,
de III, de Konincklijcke kroon ontfangen heeft,
Premiflia,Cavenez,Vilna,Mednicque en Luceo-
die de Köningen nu noch gebruycken. Siradia is ria. In Lijflant die van Riga,Dorpt,Abfel,Revel.
een houte ftadt, met houte wallen omtrocken, Het tweede lidt maken de Edelen, als de Caftel-
onder wiens gebied Vielunia,Sadeck,Petricovia, leyn van Cracouw,dePalatini van Cracouw,Pof.
Rozpniza,enSpicimiria,ftaen.Petricovialeytby nania,Sandomiria,Kalifchi,Siradia,Lancife,Bre-
een moraftige plaetfe. Lancizia is een luftige ftad, zefte,Inowladiflavia,Ruflia,Podolia,Lublin,Bel-
met een muur en grachten verfien , en heeft on- ze,Plocens,Mozavia,en Rava. In Littauwen die
der haer Orlow,Piatec,Brefinia, Kornazew, Bie- van Vilna,Trochi, Poletfcho, Novogrod,Vitel-
chouw, met fommige andere fteden. Degroote lia.In Pruyffen,Culme,Marienborg,Pomezania.
ftadt Cujavia oft Vladiflavia, ftaet onder Bidgo- De Caftelleyns van Pofnania, Sandomiria, Kali-
ftia, welck light aen de fchiprijcke rivier Buda, fche,Voinice,Gnefna, Siradia, Lancïfe,Brizefte,
door welck de koopmans waren uyt Polen in de Inowladiflavia,Leopolis,Camenetz,Lublin, Bel-
Weixel gebracht worden.Onder Breftia hooren, 2e,Plocens,Geine,Ravens,Sandccia, Myedzeris,
Radzieiow, Crufphicia en CowalowCrufphicia Vifticia, Biece, Rogoftia, Radom, Zawichoft ,
is na Gnefna onder afle Poolfche fteden de voor- Landenfè,Sreme, Zarnowe, Mologoft,Vieluna,
naemfte,gantfch van hout gebout,heeft een flot Premiflia,Haine,Sanoe,Chelme,Dobrine, Pola-
van gebacke fteen , leydt aen de zee Goplo , uyt necie,Premetenfè,Crifwinenfè,Czecovia,Nakle,
welcke eertijts, foo men feyt, veel muyfen geko- Rofpinia,Byerhovia;Bydgoftia,Brezezine,Crui-
men fijn, die Pompilium Hertogh in Polen , die nicia,Ofwiecz,Camenetz,Spicimiria,ïnowloden-
hier gewoont heeft, uyt fonderlijke ftraffe Gods, fe,Revel,Zavoloc,Sochazonia,Vafavia,Goftine,
opgegeten hebben.Rava,een houte ftadt,aen de Vifne,Raciel,Sieprecenfe,Wifogrod,Riprin, Za-
Rava,heeft gebied over de ftedekens,Sochaezo- brochzinenfe, Circhanovia, en Livenfe. In Lit-
nia, Goftinin en Gambin. Ploczko is een Bif- tauwen,dievan VilnaenTrochi.In Pruyffen,van
fchoplijcke refidentie,op een luftigen heuvel ge- Culraa,Elbing,Pomefania.Onder dit tweede lidt
legen , onder welcke ftaen Bielsko , Raczyayaz, gehooren oock de Capiteyns, welcke veel fijn
Sieperoz, Srensko, Mlawa, Plonsko , en Radza- door \'t geheele Rijck : de twee Maerfchalcken ,
now. Dobrinia,leydtop een klip aen de Weixel, een des Rijcks, de andere van \'tKoninglijcke
hadde voortijdts een fchoon flot, welck van de Hof.

\'I

!

Deeling
vm Polen.

Steden in

Groot-

Tolen»

Î (

-ocr page 374-

GR O O T POLEN,

Vertaelt uyt het Latijn, befchreven door

SIMON STAROVOLSCI:

Rodt Polen legt in
\'t weften, als een vlack
en open velt, en met
rivieren van alle fijden
befproeyt , behalven
een deel van Cujavien,
\'t welck fich wat ver-
heft, en heeft hier en
daer eenige heuvelen,
die het felve verfchey-
Crenßn. de voordeelcH toebrengen. Het paelt ten zuy-
den aen Silefien; ten weften aen de Marek Bran-
denburgh en Pomeren ten noorden heeft het
een deel van Pruyften en Mafovien, van welcke
landen het door de Weixel wort gefcheyden ;
en ten ooften leght Kleyn Polen, daer het door
verfcheyde en onbekende grenfen , daer de
riviere Pihze dwars door heen loopt, wort afge-
Mng. fcheyden. Defe geheele ftreeck van Groot Po-
len wort in acht Staroftyen of Baljuwfchappen
gedeelt, te weten , het Palatijnlchap van Pof-
nanien , waer by men het landeken van Vfcho-
vien voegt, Califïien, Lencicien, Breftien , Ino-
vladiflavien, (defe twee worden in \'t gemeen
Cujavien genoemt, ) Siradien, Rave, en het
lant van Vielune.
lofnamen. Pofhanien is de hooftftadt van de/è Provin-
tie , gelegen op de rivier Warte, op 39 graden
langte, en 52 breette. Dit geheele geweft wort
na haer genoemt; want fy is de voornaemfte
van alle de Baljuwfchappen. \'t ls een kleyne
ftadt,maer fchoon,- en daer wort feer vele koop-
handel met de Hooghduytfchen gedaen : hare
voorfteden fijn groot j in welcke oock gebouwt
mjfchopUjc\' ^^ ^^ Biftchoplijcke kerck, het Collegie der Ka-
V kerci nonicken, en des Biftchops paleys in de moeraf-
fchen, in \'t gemeen Valifovie geheeten, welcke,
als een byfonder ftedeken, bequaem is dm tot
een fterckte gemaeckt te worden. loannes Lu-
. branfcius, Biffchop van defe plaets, een perfoon
die een eeuwige gedachtenis verdiende , heeft
hier onlangs een gemeen Collegie, oft door-
lachte Schole, opgericht, van\'t welcke hy de
forge beval aen de Profeffeurs van de vermaer-
de Academie te Cracouw, welcke altijt is geacht
de woonplaets der wijsheyten alle wetenfchap-
pen; waer hy felf, in allefoorten van geleert-
heyt fijnde onderwefen , geftegen is op den trap
van Doótor in de beyde Rechten. Adam Co-
nar, fijn navolger, heeft federt het felve Colle-
gie met een heerlijcker en aenfienlijcker ge-
bouw verciert daer de Graef van Rosrafevien
meerder jaergelden voor d\'amptenaers by-
voeghde. En hoewel de lefuyten oock een Col-
legie in de ftadt hebben, om de jeught te onder-
wijfèn
; foo en verhindert dat niet dit Collegie
Polen,

van Lubranfcius, \'t welck in de voorftadt is, te
bloeyen en toe te nemen : want de kinderen der
grootfte Heeren, en van alle den Adel, komen
hier in menighte,om in de Mathematica of Wis-
kunft, en in de Rechtsgeleertheyt, te ftudee-
ren. In de kloofters worden oock leften gedaen
voorde Religieufèn, maer infonderheyt in het
kloofter der Dominicanen , daer men in de
Theologie voor vele ftudenten leeft enonder-
wijft, dochin de Godtvruchtigheyten devotie
eenparigh op alle plaetfen.

Seven mijlen van daer leght Gnefne , welcks Cnejk,
Aertsbiftchopis Primaetof opperfte van al de
Geeftelijcken in Polen , en d\'eerfte Prins van \'t
geheel Koningrijck. Defè ftadt was eertijts de
hooftftadt van \'t gantfche Rijck , om datle
Lechus , d\'aenvanger van dit volck , gebouwt ,
had , en haer naem ontleent, als tot een goet
voorteecken , van den Konincklijcken arent;
want
Gnefdo in de Slavonfche tael een nefi be-
teekent. De gemelde Lechus, dewijl hy op
defe plaets foo veel arents-neften vond, noemde
de ftadt, die hy hier bouwde,
Gnefne, en nam tot
een oorloghs-ftandert, een witten arent, welcke
de Polen noch in hun wapens en vaendels voe-
ren. Den Aertsbiftchop defèr ftadt, federt het
Concilie van Latranen, is Vicaris oft Stadthou-
der van de Paus in geeftelijcke faken, en gebo-
ren Legaet, door een voorrecht dat onaffchey-
delijck gevoegt is aen fïjn waerdigheyt: in wee-
reltlijcke faken,infonderheyt als \'er na\'s Konings
doot noch geen navolger is gekoren , heeft hy \'t
gefag als Vice-Roy oft Onder-koning : en ge-
lijck het Collegie der Kanonicken van defe
plaets, behalven de gewoonlijcke die andere
Biffchoplijcke kercken hebben, een Cancelier
heeft, als een voornaem amptenaer, die forge
draegt voor alle hare privilegiën en vryheden ,
( want al de Kanonicken der felve moeten edel-
heden fijn , en geen onedele magh eenigh bene-
ficie oft kerckeli cke inkomft in al de Capitte-
len der Biftchoplijcke kercken in Polen genie-
ten, uytgefey t feker getal van Dodoren,\'t welck
in de brieven van de ftichting is uy tgedruckt;)
alfoo heeft defen Aertsbifïchop, boven andere
Prelaten, fijn hof, fijn edellieden, pagien ,
deurwaerders, en andere dienaers, als de Ko-
ning fèlf j en dat meer is, een byfondere Cance-
lier en Maerfchalck; d\'eerfte om te prefiderea
in\'t Aertsbiffchoplijcke hof, daer alle geefte-
lijcke faken voor te recht komen; d\'ander, om
de ftock voor defe Prins, als hy in\'topenbaer
verfchijnt, te dragen , (gelijck voor de Ko-
ning gefchiet,
} en om fijn hof te beftieren. De
rehquien oft overblijffelen van S. Adalbert,
Aertsbiftchop van defe plaets, worden in de

Z z hooft-.

1

I

ir

Ui

i\'il
ij|i|

-ocr page 375-

me

dj^ Ji J^^ v/

et ixc\'^j/\'ercti\'.
ac {Domino

d .Christophoro comiti de bxen" opaxivski,

Palatino poiiaaiettli.regm^ïoloni» jrjam ordóntó
Senatoïi, Sremenfi, oüceafi, Me<ltleie»fi guhematori^f
ai
contfakenditm. nomine Sacrae Regize JWaieflatis po;
lomae et Sueci2e,Mati\'iim.oiiittm,Sitpi\'eiiia. citm^otefia- ^
te in. GaUiai Xegato .

(Domme SUB CUmen^mo yC^\' Jf\'H,

C. -IPreudenhamertu MeMaa

StDhttit/V ^

Zanteht

Chtlmc

CfpofO^*"__

Shr/ésU^
futm\'

Q-.Samhter

toh

* Heftw/trowe ^

_ _ . \'Dro^oci^nke

fnffOcliimiU- O

V^ewam^X

dctt^ terrairpii jui^m üttyis ,

3ïagite comes.patrise -ncmme re^ ^ater .
I Saseipe \'c1im^a£eutw, fnunus,jMl

, Jmmeitftm^ tui Juh iitimte^ setmn<,

JfiMurztttfwe

O G-.X^Üaum^ ^KufHaüwu-^

Xéhnk\'U-^

\'jSiL

Steiuf^

______

\'Vl^Uejsltu ^ .

\'e^ O , O ^dfitnowB

l^aztmtrss « o

-M

^ranyircitr

Vanierti.}}

-Xindjiw i

\'iiyaw ^
Seldianv

rTratet _
XutelcUtt—

SMinenhut^

saiiiiais

\'^DfofSen^

^^Kmtersd

O-p-piJa.

o

m

iM nr m iii

ZÊE

jBLm.

Septentrio

G-.^riManh
T.lriiLmczU^

T> e y

Cz^knélc

c

& J

\'Cxamkow

é CxnohiiV

.Wc

\'eynoitfU\'
_^^^mutr^eufo

^O^almca^

CDuksnve -

fc:\' -® .

Itort^\'

O \'

W^M^eutschi

Swihqfi^ ^ -

Taley
ZitUchowo

Ztelefu. 6 ^^

m

:BittdA

:Blmnl.

^Xzcmffm- O S\'^oUrt
"jCurotvc G-rdhmetvö
CheUW\'O

® XJCosaan^JS öMMotr • o

a.I/\' ,0 Segef 6

StUMr

Ciq/Sanut

6

. ^rtnne

O. -Uf ^ a L-

Jezerx^

Irtpfeiv

^B.HCozuchmo

ZBethittiid.
:B.:Bytotn.

palatinatv5

in maioia pojvoisria pitmarii
ï^ova di^lil^i^atlo;.

Sollmurxic^

I MM mii HH -]mr-

3A

-3i_ .

......

^c, ^o-oitites Üèiïa,

cpi

"IBalatiiuttus hic Ma^orts ^ohma- ^
^tnutriusjtmtjuo clauMt Civif
tates et C^ïZa^i t^^z ^i^c^s ■

\' Shchi

3j CBihvlBwo

jpa \'•^g^o O

^ r0W0iunvo

, I

I !■. ■■

Cgirzitt,

, ^\\Cxefu>BnitU

•tetiwe
<-senk( 6

. A-I

\'eiuïï\'ti " li^iMh

O -JCarhi i

° g »

HoUec Q Chunüu

^Z^vn^ O H^i^BJVB

Ztminc i o

-ocr page 376-

I\'ll I

Ii
1\'

Ml \'

GROOT

hooftkerck defer ftadt geëert , in welcke men van Rozrazovie , ende ftadt Borek genaemt,

een feer fchoon graf fiet: de Koning Sigismond vermaert door \'t heelt van de heyligfte Maegt,

de Derde heeft een filvere kas van groote waer- daer miraculen gefchieden^want het volck komt

dye , om die daer in te bewaren, gefchoncken : hier uyt alle fijden van Polen , om de byfondere

fy waren te voren in een andere filvere kas,doch gunften des hemels t\'ontfangen. Twee mijlen

niet foo kunftigh gemaeckt. Defe kerck befit van Califfie legt Oloboca, daer een feer rijck

een onwaerdeerlijcke fchat van goude en filvere vrouwen-kloofter is, \'t welck, na de regelen

en allerley flagh van edele gefteenten, der Bouwkunft gemaeckt, een kafteel gelijckt.

ili

«^i I
!
1

!

ï^\' i
;: li I

Steden.

f\' i
I I

I

:

■ • I

I
!

Talatijn-
fihap van
CALIS-
SIE.

I \'1

J! ;
jJ ;

i

) ;

vaten

die de vorige Koningen en Aertsbiftchoppen DitBaljuwfchap heeft fijn eygen Palatijn , en
by teftament haer nagelaten hebben : en noch fes Cafteleyns, welcke fijn, die van Califfie,
voor eenige jaren heeft Henrick Firley, korts Gnefne, Lande, Nacle, Biechovie, en Camene.
voor fijn overlijden, behalven de vaten en ko-
ftelijcke vercierfelen, haer fijnen Biftchoplijc- ■p.pTTj
pat ATYNT^sPHAPPPM
kenmijter,opvier-en-twintighduyfentguldens ^ ^^^ l ALA 1 Y JN bUirlAl i LN

gefchat, vereert. tuffchen Groot en Kleyn Polen gelegen.

De andere fteden van \'t Baljuwfchap van Pof-
nanien fijn, Koften, Vfchovie, Slupcie, Pysdre, ^ Iradie , \'t welck fich langs de riviere Warte
stra-
Conine, Keine, Kazimirie, Nacle, Curnic, ^ uytftreckt, wort in vier landen gedeelt,
welcke met muren omringt, en mer een groot te weten , Siradie, Schadkovie , Radom,
getal inwoonders verrijckt fijn : maer alle d\'an- en Petricovie j en heeft, behalven fijnen Pa-
dere plaetfen fijn open , hare gebouwen van latijn, vier Cafteleyns, als die van Siradie,
hout, en geen andere ftof, uytgefeyt de kerc- Rofpire , Spicimirie, en Conarie. De voor-
ken , de kafteelen of fortreflfen, enderijckfte naemfte fteden fijn Vidavie, Warte , Pabianne ,
kloofters en Abdyen, als Lande, Obre, Lu- enLafco, waer eertijts loannes Lafcus, Aerts-
blin, Blefow, Vongrow, Paradis, Mogilne, biftchop van Gnefne , en erfgenaem van\'t felve
Tremefne, Premente, en die van de Biddende Graeffchap, een Deken, die de myter draeght,
ordren. De Senatoren of Rijcks-Raden van dit heeft ingeftelt : enfijne broeders, feer treffe-
Baljuwfchap fijn , d\'Aertsbilfchop van Gnefne , lijcke mannen, hebben federt, door hare rijcke
de Biftchop van Pofnanien of Polen , en de Pa- en heerlijcke giften, de kerckelijcke cieraden
latijn vande felve plaets, en feven Cafteleyns, vermeerdert. Seven mijlen van daer legt de
Tetmovk.
of Slotvooghden, te weten , die van Pofnanien, ftadt Petricovie, een aengename plaetfe, daer ""
Medir , Rogofne, Sreme, Prement, Crivin , en de Staten des Rijcks gemeenlijck vergaderen :
Santoc. Hier fijn oock eenige Officiers , foo en wat voorder is \'t kafteel Byki gelegen , een
voor de lants- als krijgsfaken, en de Baljuwen feer fchoon gebouw, dat de Baronnen , die de
der fteden, waer van eenige jurisdictie hebben , felve naem dragen , toebehoort. Dicht by het
en andere niet, gelijck de gewoonte is van alle felve is de aenfienlijcke Abdy van Vitovie j en
lantfchappen in dit Rijck. Doch de Baljuw van niet wijt van daer het Paleys van Crufin , op
Pofnanien heeft dit voorrecht, dathy Gene- d\'Italiaenfche wijfe gebouwt.
rael van Groot Polen wort genoemt, endathy Het lant van Vielune legt by dit Palatlnaet-
fijn gebiedt in verfcheyde plaetfen oeffent. fchap : het heeft fijn eygen Magiftraten en een
Ti\'el v-

Califfie is een ftadt, gelegen tulfchen de moe- Cafteleyn en wort in twee landen gedeelt, te
raftchen dicht by de riviere Przofne : fyismet weten , Vieiune , en Oftrefbvie , welcke in
een tichelfteene muur omringt, en met torens fijn omring eenige fteden, en
feer groot getal
gefterckt 5 en heeft eenige manne-kloofters, en dorpen , begrijpt,- maer infonderheyt de ftadt
een Canonicale-kerck, als oock een treffelijck Boleflavecie met een fèer fterck kafteel. Wat
Collegie van de Vaderen der Societeytlefu, het de ftadt van Vieiune belangt, die heeft veel
welck de beroemde Staniflaus Karncovie, (een fraye huyfen van fteen gebouwt, een Canoni-
feer verftandigh man in burgerlijcke faken , en cale kerck die feer out is, en eenige kloofters j
van uytnemende wetenfchap, wijsheyt, oprech- maer dat van Zloczovie , \'t welck de Mindre-
tigheyt van leven , en andere heerlijcke hoeda- broeders van d\'Obfervantie toekomt, gaet alle
nigheden die de Republijck betreften ,) op fijn d\'andere te boven.

koften heeft doen bouwen,en waer in hy begeer- Het Baljuwfchap van Rave heeft een Pala- ^datip-
de begraven te worden.Dit lantjfoo wel als\'t ge- tijn, en drie Cafteleyns, (want het wort in foo
heel Groot Polen , is overvloedigh in vruchten, veel landen gedeelt) als Rave, Sochaciovie, en
viffchen, en kudden van vee. jHet begrijpt ve- Goftin. De voornaemfte ftedenfijn, Rave, het
Ie fteden, waer van de voornaemfte fijn, Staw, welck niet dan houten huyfen heeft , maer
Col, Cofmin, Dobre, Grabovecie, Opatorecie, evenwel is \'t volckrijck : daer aen is een kafteel
Plefow, Odolanovie, meteenkafteelin\'tmoe- met muren omringt, waer in men het vierde
ras gelegen, en Chocie, waer Andreas Lips- gedeelte van d\'inkomften der Konincklijcke
ki, Biftchop van Cracow , met groote koften goederen bewaert, om daer van foldye aen het
een Collegiale kerck, welckers Deken de mijter oorlogsvolck te geven : want de vorige Konin-
draeght, gefticht heeft. Niet wijt van daer fiet gen hebben defe ordre geftelt, om een ge-
men Goluchovie, een kafteel der Graven van durige wacht te houden tegen de ftroperyen
Lefne, op de nieuwe wijfe gebouwt j en aen der Barbaren in Podolien. In dit felve kafteel
d\'andere fijde legt Crotofin, met een feer aen- ftuyt men oock gemeenlijck d\'aenfienlijckfte
genaemen tuyn , toebehoorende de Graven gevangenen van de vyanden des Vaderlants j

gelijck

POLEN.

Uooß\'

kerck\'.

en haren
fchat.

-ocr page 377-

O II O O T

gelijck in onfeft tijdt de natuerlijcke foon van
Koning Karei van Sweden, dfe in den oorlog
in Lijflant,met eenige Capiteynenen Officiers,
wierd gevangen j en noch voor eenige jaren
Baldes, Colonelonder Guftavus , Koning van
Sweden; en Streife, Taifle en andere, die de
vleugels van \'t leger commandeerden, en die
in Pruyften in de handen der Polen quamen.
De Vaderen der Societeyt lefu hebben hier een
heerelijck Collegie. Doch Lovicie is volckrijc-
ker, alwaer d\'Aertsbiffchop van Gnefne in \'t ge-
meen fijn woonplaets heeft : het legt omtrent
vijf mijlen van Rave en jaerlijcks worden daer
eenige vermaerde marckten gehouden: want
d\'inwoonders begeven fich veel tot de koophan-
del. Het Biftchoplijck paleys legt in\'t midden
"t morafch: hier fijn veel fraye gebouwen ,

Talatijn-
fchap vm
l enci-
cie.

van

foo der Kanonicken , als der burgers: de Colle-
giale kerck is oock op defè plaets , welcke rijck
is van filvere vaten en andere vercierfelen tot
den Godtsdienft verordent,- behalven\'tvoor-
feyde fijn \'er eenige kloofters en andere kerken.
Volborie , de woonplaets van den Biftchop van
Cujavie, heeft oock een aengenaem paleys, by
het water ftaende j en de ftadt is volckrijck.
Gombin is een redelijcke fraye ftadt i Socha-
ciovie volght hiernaenGoftin, vermaert om
de gevangenis van Demetrius Suifcius, Groot-
Hartogh van Mofcovien , die hier lang in \'t
kafteel bewaert wierd, daer hy eyndelijck, ver-
teert door elenden , fijn leven eyndighde.
Squernevicie , daer een fchoon paleys ftaet
van den Aertsbiftchop van Gnefne enBiale,
waer men Radzeiovie fiet, een heerlijck kafteel
van den Palatijn van Lencicie , die daer van de
naem draeght, verciert met fèer vermakelijcke
tuynen, fonteynen en galeryen.

De Staroftye oft Baljuwfchap van Lencicie
is naby die van Rave,weIckeoockin drie landen
gedeelt wort, als Lencicie, Brezin , en Orlo-
vie. Het heeft, behalven fijnen Palatijn , vier
Cafteleyns , die leden fijn van de Staten des
Rijcks, te weten , die van Lencicie , Brezin ,
Inovlode, en Conarie. De voornaemfte ftadt
is Lencicie, in \'t moeras gelegen ; fy heeft een
Canonicale kerck, wijt buyten de ftadt, opeen
anwinlijcke plaets , indien de bouwkunfi: die
eenighfins gefterckt had : fy is oock vermaert
om hare marckten , en om de vergaderingen
van den Adel in dit felve Palatijnfchap, in
welcke de proceften gevonnift worden. Piontke
legt aen d\'eene, en Vniejovie aen d\'ander fyde
van defè ftadt, twee redelijcke goede fteden ,
:oebehoorende den Aertsbiftchop van Gnefne,
waer van de laetfte een kafteel heeft, feer kun-
ftigh op de Warte gebouwt: en in d
\'eerfte,te we-
ten Piontke, is een kloofter der monicken van
S. Paulus, den eerften Heremijt.

C v J A v I E.

Volght Cujavie, gedeelt in twee Palatijn-
fchappen, als Brefte , en lunivladiflavie :
een lant, overvloedigh in tarwe, vee, en
viffchen; want daer fijn vele ftaende wateren ,
met vifch vervult, van welcke \'t voornaemfte
Polen,

POLEN.

is dat van Gople, vijf mijlen lang , en een half"
breet. De Starofty van Brefte heefc een
Pala-^RESf Sa-
tijn of Gouverneur, en drie Cafteleyns of Slot-
vooghden , als die van Brefte , Crüfwic en Co-
vahe; oock fijnder vier lantfchapjes, te Weten,
Brefte j Crufwic , Covalie, en Predec. In het
gebied van Brefte legt Vladiflavie , een ftadt en
ftoel van den Biflchop van Cujavie en Pome-
ren , diefe toebehoort: daer is een Biffchoplijc-
kekerck, na d\'oude wyfe gebouwt,- maerfeef
rijck in filvere vaten , en in een groote me-
nighte van koftelijcke kerck-cieraden : dicht
daer by fijn de huyfèn der Kanonicken, een
Schole en Collegie voor de jonge ftudenten:
doch het kafteel legt aen de mont van de Wei-
xel , alfoo wel als de ftadt, weickers huyfèn
meeft al van fteen ftjn gebouwt. Nifavie , een
ftandt rontom met muren omringt, fiet men op
den felven oever ; en niet wijt van daer Racien-
fe , daer een fchoon kafteel flaet : voorts is hier
Radziejovie, Sluzevie , en eyndelijck de ftadt
Brefte felf, met muren en graften omringt, en
verciert met huyfen van tichelfteen, geftüt mee
groote dwars-balcken.

De Starofty of \'t Baljuwfchap vaii ludi-Vla- ivnt-
diflavie begrijpt oock drie landekens, te Weten, slavie
Bydgoft, Bobrounic , en dat van luni-Vladifla-
vie , \'t welck fich uytbreyt tot aen \'t lac of ftaen-
de water Gople genoemt, en Crufwic tot aen
de Weixel, en de grenfen van Pomeren : het
begrijpt vele vlecken en hooftfteden, meeft van
hout opgetimmert. Defe Starofty fènd tot de
vergadering der Staten des Rijcks haren Pala-
tijn , en drie Cafteleyns, als die van luni-Vladif-
lavie, Bydgoft , en Conarie. Crufwic, \'t welck
tot het Palatijnfchap van Brefte behoort, en
evenwel legt op de grens-palen van defe Sta-
rofty , heeft een kerck buyten de ftadt, aen
S. Pieter gewijdt, en van gehouwen fteen ge-
bouwt , met een Collegie van 24 Kanonicken
en een kafteel van tichelfteen, ineen eylant
van\'t ftaende water, hier boven genoemt, ge-
legen, in\'t welcke, door een ftraf van den he-
mel , de koning Popiel eertijts van de ratten
en muyfen is gegeten, omdathy, als rafende
van eerfucht na de heerfchappy, vele van fijne
naefte vrienden opeen bancketmet vergif had
omgebracht. Bydgoft is een bemuerde ftadt,
daer men veel falm verkoopt, gelijck te PakoW
vele tarbotten. In dit geweft fijn noch eenige
andere goede en volckrijcke plaetfen , onder
welcke fijn Gnieucovie, Vratiflavie, Solecie,
Dibovie, en Strelke, daer een vrouwe-kloofter
ftaet, dat men hgudt voor het rijckfte van ge-
heel Polen.

M A S O V I Ê.

Afbvielegtin \'t midden van dit Rijck ^
en wort in vier Staroftyen gedeelt, te
weten , de Palatijnfchappen Van Ploce ,
Podlachie , de gene die in \'t befonder Mafovie
wort
genoemt, en \'t lant van Dobdn.

De Starofty van Dobrin legt in \'t weft er-ge-
deelte, tuffchen Cujavien en Pruyffen : het wort
in drie lantfchappen gedeelt, als Dobrin > Ripi-

Z I ne, ea

M

iil

I

li:^

e

• j -1

I\' \'H
If

^ li

!l

; J;

i \' \'li

\' ■tl"\'

-ocr page 378-

GR OOT POLEN.

oe, enLibne. Hierfijn vele boffchen, die groo- maer d\'Edellieden ftaen onder hem", gelijck

teinkomftengeven, en infonderheyt vele vifch- die van\'t hertoghdom Severien onder het

rijcke meiren of ftaende wateren : en behalven rechtsgebiedt van den Biffchop van Cracow.

de drie fteden, die wy als de voornaemfte van De Vaderen van de Societeyt lefu hebben hier

elck gebiedt genoemt hebben , is \'er geen ver- een Collegie , om de jonckheyt t\'onderwijfen.

maerder als die men in \'t gemeen Skompe Oock is\'er noch een ander Collegie, \'t welck

noemt, in Weickede Mindrebroeders, als een dit eerwaerdigh Capittel toebehoort, die in\'t

koftelijck heylighdom, een beelt van d\'aller- felve Profefforen uyt d\'Academie te Cracow

heylighfte Maeght (dat, gelijck fy feggen, mira- doet komen, om te leeren.

kelen doet) bewaren j en men fiet hier een groo- Mafovien heeft geen Biffchop, maer een Pa- ^ aj o^
ten toeloop van volck , dat uyt devotie her- latijn generael, en feven Cafteleyns, ofSlot-
waerts komt van d\'omgelegen plaetfen. De vooghden, als van Cyrne, Visne, Warfbw,
ftadt Gurzno, ftoel van den Biffchop van Plo- Visgrade, Zacrocime, Ciechanovie , en Live.
ce, verdient hier aengeroert te worden; want Wat het geeftelijcke belangt, het ftaet ten deel
fy heeft vele dorpen onder haer, en degemel- onder den Biffchop van Pofnanien, ten deel
de
Prelaet oeffent fijn rechtsgebiedtin dit heele onder die van Ploce , en \'t overige onder die
geweft. Defe Starofty fent op de vergadering van Luceorie ^ en dewijl het een groote pro-
der Staten drie Cafteleyns, te weten , die van vintie is, wort het in twaelf lantfchappen ge-

Dobrin, Ripine, en Slonne.

Van hier gaende naer \'t ooften, ontmoet men
het Palatijnlchap van Ploce, gelegen tuffchen
de Weixel en Pruyffen, en in vier lantfchappen

ÏLOCE.

deelt, te weten , dat van Cyrne , Vifne, Zem-
brovie , Warfow, Nure , Viffegrod, Zacro-
cin , Ciechanovie, Lomzen , Rozan , Maco-
vie, en Live : en behalven de gemelde plaetfen
gedeelt , welcke fijn de volgende : Ploce, fijn hier veel andere van meerder achting , als
Zaucre , Mlave, cn Srene. Dit Palatijnfchap Pultovie, de woonplaets van den Biffchop van
fend vijfHeeren op de Rijcks-vergadering, als Ploce, een ftadt met fchoone huyfèn verciert,
den Biffchop, den Palatijn, en Cafteleyn van met een aengenaem kafteel, dat op een rotfè
Ploce i en twee andere Cafteleyns, als die van legt, gefterckt, en met vermakelijcke luftho-
Racianze , en Sieperce. In dit Palatijnfchap ven verheerlijckt; fy is gelijck een eylant van de
fijn niet dan geringe plaetfen; doch Sieperce, Narve, waer oock een Collegie is van de So-
daer een beelt is van de heylighfte Maeght, dat cicteyt lelu , en een heerlijcke kerck van dc
mirakelen doet, foo men gelooft, waer over Kanonicken , met vele inkomften verrijckt.
dat daer veel volcks toevloeyt van alle fijden j Czermienfce, op den oever van de Weixel gele-
en Ploce felf, vermaert door hare Biffchoplijc- gen, heeft een Abdy van Regulier-Kanonic^
ke kerck en Biffchop , fijn waerdigh dat men die ken , feer rijck van landeryen. Men moet hier
befchouwt. Ploce is gelegen op de hooghfte byvoegen Minlce, Varckie, Vengrow,Gar-
plaets van den oever der Weixel,\'t welck ront- volinie , vermaerde fteden om het goede bier
om een feer aengenaem uytficht heeft , en dat\'er gebrouwen wort.Voorts fijn\'er noch Sta-
te vermakelijcker is, om dat men de fehepen niflavie, Broc , Vifcovie, Seroicz , en Lomze,
op en afvaren, en tuynen rontom de ftadt fiet, waer oock een Collegie is van de vaders der So-
die feer fmakelijcke vruchten voortbrengen, cieteyt en eyndelijck Warfow, welck is als het ^^r/S»,
Hier is een groot getal kercken, die feer rijck center of middelpunt van Polen, en daerom
fijn, onder andere het vrouwen-kloofter van wort in \'t gemeen de vergadering van de Staten
S. Maria Magdalena , in de voorftadt gelegendefes Rijcks hier gehouden; op dat een yder ,
en een fchoone Abdyevan S. Benedidus, by foo ras als \'t mogelijck is, fijn reyfe herwaerts
het kafteel, waer oock een groote kerck ftaet, fou konnen volbrengen. Sy legt op 43 graden
met een byfondere kunft gebouwt, die feer rijck langte, en opp graden breette, omtrent 40
is van filvere vaten , en heylige reliquien of mylen van Cracow en van Pofnanien. Men fiet
overblijffelen, onder welcke men fiet het hoofc hier een vierkant heerlijck paleys, voor eenige Taiejs,
van den grooten Koning S. Sigismond , aen jaren door ordre van Koning Sigismond de
defè heylige plaets door den deurluchtighften Derde gebouwt, die geen koften fpaerde , om
Koning Sigismond de Derde (vader van Vladif- dit treflijck werck uyt te voeren, \'t welck te vo-
iaus de Vierde, en den tegenwoordigen Ko- ren alleen van hout was gemaeckt. Daer is noch
ning loannes Cafimirus) gefchoncken , dewijl een ander paleys buyten de ftadt te Viafdovien,
dele kerck aen de gemelde S. Sigismond is ge- \'t welck fijn uytftcht op de Weixel, rontom vele
wijt; welckers heyligh reliquie de voorfeyde tuynen, en fchoone kercken heeft, welckers
Koning in een kas van fuyver gout, met aller- voornaemfte is die van S. lan Baptift, waer in
ley flagh van dierbare gefteenten en diamanten Reguliere Canonicken fijn, vervult met rijcke
verrijckt, heeft befloten; een gift foo een heer- fchilderyen en heylige cieraden, een klaer
lijck Koning, gelijck hy fich betoonde , waer- blijck van de Konincklijcke heerlijckheyt. Mea
digh.
Het Capittel van defe kerck heeft byna fiet oock in de voorftadt, die men van Cracow
fulcke rijcke inkomften als den Biffchop; want noemt, na Viafdovie ftreckende, het tropheum
den Deken alleen befit een geheel lant, fijnde of verwinnings-teyken van de vidorie op de
opperheer van deffelfs adel, en heeft \'er fijn Mofcoviten gewonnen, \'t welck is eencapelle
woonplaets; gelijck den Biffchop oock Heer is kunftigh gebouwt door\'t bevel van Sijne Maje-
van \'t lant Pultovie, cn men kan van fijn vonnis fteyt, in welck \'t lichaem legt van L Demetrius
niet appelleeren, fèlf niet aen Sijne Majefteyt; Suifcius, Groot-Hertogh van Mofcovien , en

Keyfer

-ocr page 379-

GROOT

Keyfer van fbo vele Afiatifche volckeren, die
in de gevangenis te Goftin , met twee van fijne
broeders, iïjn leven eyndighde, alswy te vo-
ren aengeroert hebben.

De laetfle Starofly van \'t lantfchap Mafbvie
is Podlachie, ftaende in \'t geeftelijcke geheel
onder den Biffchop van Luceorie : fy heeft
maer twee Senatoren of Rijcks-Raden, die op
de vergadering der Staten verfchijnen, te we-
ten , den Palatijn en de Cafteleyn van Pod-
lachie. Men deeltfe in drie landekens , als
Drogicz , Mielnice en Bielfce , welcke fijn
oock de drie voornaemfte fteden: want d\'ande-
re fijn niet dan kleyne ftedekens , behalven
Holovacz, Surafie, Vifokie, en Knifin. De
ftadt Ticocin is niet van de geringfte in defe pro-
vincie : want fy heeft een fchoon paleys, na de
nieuwe wyfe, opeen ftercke plaets, in \'tmid-

PODLA-
CHIE.

P O L E N.

den der moeraftchen gebouwt, ten koften van
den feer doorluchten Heere Chriftophorus
Viefiolovius , Hofmeefter van den Grooten
Hertogh van Littouwj aen welcke oock toebe-
hoort het heerlijck kafteel vanBialoftoc, vier
mijlen van daer gelegen, alwaer men een fraye
kerck fiet, verciert na de nieuwe regelen der
Bouwkunft , en met een grooten toeftel van
rijcke kerck-gewaden , en andere faken, die tot
den heyligen dienft behooren. Wat verder fiet
men het rijcke kloofter van Supraflo, in de bof^
fchen van Rullien , in
\'t welcke Religieufen der
ordre van S. Bafilius woonen, levende onder de
gehoorfaemheyt van de Roomfche kerck,* waer
nahet volck in menighte loopt, om degroote
mirakelen oft wonderdaden die daer veeltijts
gefchieden.

■ !; 1 • ■
i

I

■ li

! i \'i

f:\' \' i

1 I

!ii-iï

KLEYN

; . I 1 f
-li

\'! i\'i !

1 !

\'ii-i

^ \' \'i

-ocr page 380-

ii

iàÉm

KL E Y N POLEN,

Door den felven Auteur.

Ferdeeliftg. Lcyn PolcD heeft 5 fbo in de kan met de vermaerde fleden van Duytflant en

langte, als in de breete, on- Italien geleken werden, foo in pracht en fterckte
trent vijftigh mijlen, en der gebouwen, die onbeampte lieden toebe-
word feer gemeenlijck in hooren, en oock aen\'t Rijck eygen fïjn , als in
drie Vooghdyfchappen , of overvloet van alle dingen, die tot de lijftocht
Paltsgraeffchappen gedeelt; en dienft des lighaems behooren,- en van uyt-
in dat van Krakou , Sendo- heemfche waren, en in de groote menighte der
mir, en Lublin , in defe ordre, daer in fy nu ge- menfchen, als oock in hun heushey t en beleeft-
noemt fijn, naer \'t noorden en zuydooften heyt. Het heeft twee andere ftedekens als aen
gelegen. Naer\'t noorden paelt het aen\'t geweft fich gevoeght, aen de zuydfijde Cafimirie , en
vanMalbvie, en Podlachie, naer\'t weften aen aen de noordfijde Clepardie , en oock een
Groot Polen, naer \'t ooften aen Ruften, en kafteel, dat over de Weixel gebiedt, en met
naer\'t zuyden aen Ongeren , en Silefien. Ter heerlijcke gebouwen verciert is. Daer is oock
plaets, daer het naer de grenfen van Ongeren de kerck van S. Staniflaus, in \'t welck des felfs 5. stani-
"ftreckt, is het meer bergh-achtigh en bofch- graf onlangs van Martinus Szyfcovius, Biftchop {laHskenh
achtigh maer voorder van daer is \'t allengs van de plaets, feer koftelijck weer opgebouwt
afgaende, meer gebout, en kley-achtiger ; hoe- is; hoewel het oock te voren een filvere tom-
wei het oock
in\'t midden van \'t lantfchap van be , en veel goude vaten, tot de godtsdienft
Sendomir enighfinsbergh-achtigh,ofwarelijker gewijdt, gehadt heeft. Maer demiltdadigheyt
heuvelachtigh blijckt: behalven een bergh. Cal- der godtvruchtige Koningen uyt de lagellonifè
l?^MoftdeKalegenoemt,op welcke een kloofter ftam heeft die grotelijcks vermeerdert: en Si-
van Benedidinen
is, door de naem en\'t hout gifmundus d\'Oude heeft oock , behalven d\'an-
van\'theyligh kruys vermaert; gelijck oock een dere gaven , als goude kruyften, enkoftelijc-
ander, twee mijlen van daer, beneden aen de ke klederen , met edele gefteenten geborduert,
felfde bergh , naer S. Catherina genoemt, daer gefchoncken een filveren altaer , en by \'t graf
Minderbroeders van d\'Obfervantie in woonen. van defe Heyligh opgerecht. Sedert heeft fijn
Het Paltsgraeffchap van Krakou, behalven dochter, Anna genaemt, gemalin van Koning
fijn vier landeryen (namelijck van Krakou, dat Stephanus , een ander altaer en de kapelle van
twee landekens begrijpt, van Xianz, en Prof- de Boodfchap der heylighfte Maeght, daer de
fovien, van Lelovien, Biece, en van Sande- begraefplaets der Koningen
is, gefticht, om
ke) in de welcke het gedeelt word, begrijpt de
gedachtenis van haer Vader t\'eeren, en dit
oock in fich drie Hartoghdommen, van Ofwiec- Oratorium of bidplaetfe met een verguld dack
ze, Zatorien, Severien , die deelen van Silefien ver^iert.lck fwijgh hier van fbo veel overblijffe-
fijn , en \'t Graeffchap Scepufien, \'t welck een len
der heyligen,met gout, filver, en koftelijcke
gedeelte van Ongeren
is, dartien fteden begrij- gefteenten verrijckt; en van de kruyften, door
pende, onder de welcken Luboulie de voor- vele paerlen en gefteenten blinckende, die fbo
naemfte plaets befet , dat een fterck kafteel veel duyfènden van guldens waerdigh geacht
heeft, en gedurighlijck bewaert word. Maer worden, lek fwijg van de Biffchoppelijcke
my-
alle d\'andere geweften van dit Paltsgraeffchap ters, kafuyvelen , kappen, van koftelijcke ge-
begrijpen drie-ën-negentigh bewoonde plaet- fteenten felve gemaeckt , dewijl defe dingen
fen , behalven de dorpen en hoffteden , die byna onwaerdeerlijck fijn,en foo veel te grooter
met kercken.kloofters en kafteelen verciert fijn. verwondering in d\'aenfchouwers ontfteecken,
Behalven defe fijn\'er oock kafteelen op de hoo- als fy naeukeurighlijcker en naerftighlijcker
ge plaetlen, en rotfen gebout, namelijck MeL befien worden. Ick fal alleen van defè kerck
ftin, Rabftin,Tencin, Landiskroon, Moravick, feggen , in \'twelck fy de kercken in Europa,
Xianfe, Ogrodeneck, Lipoveck , Ociek, Vif- oock die rijckelijckft verforght fijn, overtreft.
nick,Pilcit, Sorften, Bobreck, Spiekovice , Namelijck, dat daer in gedurighlijck en fonder
Soben , &c. Daer fijn oock kloofters, gelijcke- ophouden wordt gefongen ; want de Priefters
hjck tot verftercking, en gemack der inwoon- fijn daer in fekere ordeningen verdeelt, diede
ders gebouwt, en van de vlecken en dorpen, geheele nacht deur fingen. Hier worden dage-
niet verre van daer gelegen, befocht; name- lijcksomtrent hondert Miften gedaen, vande
lijck vanTineck, Mogile , Bielan, Calvarien , welcke Hemenelijck acht door de Priefters
Miechovie, Sieleck, Vifnick, Siricien, Hebdo- worden gefongen , en twee daer af in koorfan-
vie, Alverne, Stanante, Andreovie, Prerovie, gen. De Biftchop felf is Heer van dertien fte-
Krakoa, de Gidle, Mftovic, en Czenftochovie. Krakou is den, en opperfte Vorft van \'t hartoghdom Se-
hooft^au iiet hooft van \'t\'Lantfchap, en de voornaemfte verien. Het Capittel, \'t welck uyt fes-en-dartigh
van\'t geheel Koninckrijck, gelegen op de lang- Kanonicken beftaet , met d\'andere Priefters
te van 37, en op de breette van jo graden ; en van laeger ftant, heeft foo veel inkomften, als

de

\'r;

Grenfen,

ill

KRA-
KOV.

l

m.

-ocr page 381-

i

I-

KLEYN

de Biiïchop felf. lek gae hier de vijf andere
kercken voorby, foo in \'t kafteel, als in de ftadt
ftaende, de welcke hun eyge Kanonicken en
Capittelenhebben. Ick fwijgh vande rijckfte
kloofters, en parochyen van de ftadt, onder de
welcken dat van Maria,de heylighfte Maeght,in
d\'omkring van Krakou, \'t voornaemfte is, het
welck een gemijterde Aertspriefter heeft, en
daer in men, om het groot getal der klercken ,
lüowel als in \'t kafteel, de geheele nacht deur
Acdemk. Gode lof fingt. Ick koom tot d\'Academie ,
een lèer vruchtbaer queeckfchool van alderhan-
degeleerde lieden, en een feer heldere fterre
van geheel Sarmatien, foo wel als Athenen eer-
Collegien. tijts het oogli van Griecken was. Defe heeft in \'t
geheel acht Collegien het groot Collegie,
in \'t welck de Theologanten , het kleyn Colle-
gie , in \'t welck de Philofophen fijn , en \'t Col-
legie der Rechtsgeleerden , in \'t welck de Pro-
feftoren van die wetenfchap woonen, en voor-
leefen. De Medici,om dat fy ten meeftendeel ge-
trout fijn, woonen buyten \'t Collegie,en yder in
fijn eygen huys. De beurs der Rechtsgeleerden,
of Dulgoftiaenfch Collegie , in \'t welck de ge-
nen, die naer Rechtsgeleertheyt trachten, woo-
nen. Het Collegie der armen , of lagelioni-
fehe beurs,- \'t Collegie der Philofophen, of Nofl
coviaenfche beurs; \'t Collegie van lerufalem ,
of d\'Olefniciaenfche beurs en \'t Collegie der
menfchelijcke wetenfchappen. Men kan hier
noch byvoegen de veertien fcholen van de Let-
terkunfl, deur de geheele ftadt verfpreyt ; in de
welcken de meefters, onder de Red:or Magni-
ficus van d\'Academie, oock andere hoöger we-
tenfchappen leeren , en in yder faculteyt de lij-
nen naer fekere wetten regeert, en met groote
vlijt en naerftigheyt de ftudien foodanigh ftie-
ren , dat \'er byna geen ftant van kerckelijcke of
politycke waerdighey t is ,in de welcke geen ge-
vonden worden , die niet in defe treffelijcke
Vniverfiteyt hebben geweeft. Godt geve dat
de glorie van defe bloeyenfte Academie, die ,
veel
vervolging geleden hebbende , de liefde
van fbo veel treftèlijcke mannen tot fich
treckt, en tot godtvruchtigheyt opweckt, door
geen gewelt
, \'t fy van \'t geval, of van de nijt,
verdruckt noch verplet word. In de kloofters
der bedelende ReguUeren fijn oock fèer bloe-
yendeftudien, foo van Philofophie , als van
Theologie , by d\'Auguftinen , in
\'t kloofter
van S. Catharina, by de Franciskanen, fbo
Conventualen , als van d\'Obfervantie , by de
Barrevoetfche Carmeliten in de voorftadt, by
delefuyten , inS. Pieter Major, (daer de jeucht
oock in de menfchelijcke wetenfchappen on-
derwefen word) by de geprofeffiden van S. Pau-
lus d\'eerfte Eremijt, inRupelle, en elders by
anderen, maer voornaemelijck by de Domini-
canen , aen de kerck van de Drie-èenighey t, die
in oude tijden door hun geleertheyt, en oock
door d\'oprechtigheyt van hun leven , uytge-
munt hebben, en noch heden met foodanige
Profeftoren fijri begaeft, die naer aller oordeel
in geleertheyt, en gefamentlijck in Gods woort
voor te dragen, uytfteecken. In defe ruften
oock feer veel lichamen der Heyligen , die door
Polen*

O L E N. 25,

mirakelen vermaert fijn; namelijck van S. Stani- overUi\'ffe
ftaus, S. Prandotha,S loannes Grothius in \'t ka-
len da hef
fteel; van S. Hyacinthus, en Ivo Biftchop,by de
Dominicanen van S. Ifaias de Belijder, by de
heremiten van S. Auguftinus van S. Staniflaus
Cazimir,by de Regulier Kanonicken ; van S.Si-
mon Lipnic.by de Minderbroeders, die fijn ge-
heel leven, fbo in \'t wereltlijck, ais in \'t geefte-
lijck met fbo groote vromigheyt en fuyverheyc
deurgebracht heeft, dat hy aen allen tot een
voorbeelt was. Desgelijcks S. loannes Cantius,
een man, te gelijck van uytfteekendeheyligheyt
des levens, en voortreftelijcke geleertheyt, die
by S. Anna ruft ; en met hem feer veel uytmun-
tende mannen in godtvruchtigheyt: Antonius
van Anapachania , Rochus van Bofnanien , Si-
mon Halicius, en elders veel anderen , door
hun fachtfinnigheydt , en heyligheydt des le-
vens vermaert ; gelijck Staniflaus Kokofzka,
Bartholomeus Eontkovius, loannes Vielicius,
en voornemelijck S. Michael Gedrucius, by
S. Marcus. D\'anderen , die door de fuyver-
heyt van hun leven, en oock door hun ver-
fcheyde en hooge geleertheyt bekent hebben
geweeft, fijn in \'t boeck des levens gefchreven.

Na dat wy ter loop eenigh gewagh van de Oveyi^.«-
Heyligen gemaeckt hebben , fullen tot d\'ove-
rige befchrijving van dit edele Vooghdyfchap
voortgaen : fy heeft dan , behalven de Bit
fchop, de Kafteleyn en
de Palatijn , vier andere
Raetsheeren, die tot de Raet van de gemeen-
te behooren , tiaementlijck de Kafteleyns van
Voinice , vanOfviecie, van Sandece , en van
Biecen : en behalven andere weereltlijcke Ove-
righeden, en van de militie, ( onder de welcke
de generale Burghvooght van Krakou de voor-
naemfte bewaerder en toefiender is , niet al-
leenlijck van \'t Konincklijck kafteel, in \'t welck
de kroon bewaert wort , maer oock van de
gemeene vrede en ruft, waer door fijn gebiedt
fich wijt uytftreckt , niet alleenlijck over de
buytenlieden en ftedelingen , maer oock over
den Adel j) de groote Procureur van Kra-
kow , die toelicht over de reparatie van \'t ka-
fteel , en over d\'inkomften van de Koninck
heeft. Het kafteel felf van Krakou heeft befon-
derlijck tien toefienders , die BurghgraVen wor-
den genoemt , de welcke, foo in vrede als in
oorlogh, by daeghen by nacht, daer\'t noodigh
is, of felf, of door hun dienaers , goede wacht
houden , en alle van Adel moeten wefèn.

Men moet oock niet met fwijgen voorby-
gaen , dat, van alle de Staroftyen of Voogdy-
fchappen van Polen , uytgefbndert die van Sen-
domir, defe voogdyfchap alleen alle metalen en
mijnftoffen heeft: loot en filver in dat van llcuf^ MetaUn,
fte , Slaucovie en Novagore koper en gout in
Novotargie, en in de bergen omtrent Sande-
cie berghfout, gelijck grote fteenen in Boch-
na en Velilca ; marmer van alderhande ko-
leuren by Selecia , daer een convent van bar-,
revoetfche Karmeliten is; falpeter by Vislicie ;
koperroot by Becea; koper en fteenkolenby
Tencine; ftael by Podolenecie yfer en glas-
blafèryen by.Olftinie, en in veel andere ge«
weften.. En echter fiet men in alle defe plaet-

Z 4 fen.

i;

IV

^ . i : • 1

.1"

! i\' ■ .

, I ; 1

Hi:

1!:\'

i -1

ri IJ

I i 1 \'f

1\'. ^^

M\'

\' ; I i

f \'i
i

\' J

i:

!

■ il

■ 1.

i

-ocr page 382-

KLEYN

N.

POL

aen

VrHchten.

\' (\'ii
il.

? \'li

Tdds,

li

Clobace,

Czgnjioch)
vie.

I I

NavopoUe.

lelovie.

len , maer voornaemelijck in \'t geweft ,
\'c geberghte gelegen , (om niet van de voorfte-
den van Krakou te fpreken ) feer treffelijcke
hoeven, en vruchtbaere boomgaerden , daer in
karftengen, moerbeften, queevruchten, vijgen,
amandelen , pompoenen , meloenen , en alder-
hande kruyden en gewas groeyen, en die in aen-
genaemheyt niet voor de vermaeckeiijcke ho-
ven van Italien behoeven te wijeken. Én voor-
namelijck fiet men te Crepicie een tuynhof, ge-
heel op fijn Italiaenfch toegeftelt j en oock een
Palais, met vergulde folderingen, nieu van ge-
bouw, als oock een kloofter en kerck van Re-
gulier-Kanonicken , met feer groote pracht en
koften gebouwt door de vermaerde Nicolaus
Volfcius, Opper-Maerfchalck van Polen , diens
naem en achting noch door outheydt, noch
door vergetenheydt uytgewifcht fal konnen
worden. Niet verre van \'t kafteel is een groote
warande van verfcheyde beeften, daerin, behal-
ven de bevers,geyten,daffen en anderen, feftien
hondert herten worden getelt. Daer is oock
een kerck en kloofter van Regulier Kanonic-
ken , door de forge en miltheyt van de fèlve
deurluchtighfte Heer te Clobuce gebouwt, en
daer by een palais, konftighlijck gemaeckt, en
een tuyn , op d\'Italiaenfche wijfe beplant.
Daer na volght de ftadt Czenftochovie, om
haer goedt bier vermaert, \'t welck nietalleen-
lijck deur Polen, maer oock deur de gebuerige
Landtfchappen van \'t Duytfche Rijck vervoert
wordt. Het kloofter, buyten de ftadt, aen Kla-
ren-bergh gelegen, en nu treftelijck herbout,
en verfterckt, is over de geheele Chrifted wee-
relt bekent, door de Wonderwercken vaneen
beek van de H. Maeght Maria , van S. Lucas
d\'Euangeliftgefchildert: want de lieden uyt de
verdfte geweften van Europa komen derwaerts
als Pelgrims , of fènden daer ten minften hun
gefchencken , als fy door eenige verhinderingen
belet fijn . Hier uyt ontftaen daer de groote
fchatten, in gefteenten, gout, filver en gewijde
kleederen beftaende, daer men oock een tal-
rijcke menighte van Religieufèn , die daer woo-
nen , en aen S. Paulus den Heremijt gewijd fijn ,
vind. Naeft daer aen fiet men de kerck en to-
ren van S. Apollonie; enniet verre van daer de
wooning der Dominicanen van Gidle , oock
feer vermaert door een kleen beeldt van de
H. Maria, \'t welck wonderdaden doet, Aen de
faemenkomft vandeWarte, fiet men de ftadt
JUfJIovie* Mftovie, onder het gebiedt der Regulier-Cano-
nicken ftaende, die , in plaets van een Abt, een
gemyterde Biffchop hebben; en ter rechter-
handt de burgt Olflinie, op een hooge rots in
de boftchen gelegen. Als men dannoordooft-
waerts voortgaet, koomt men aen de kerck van
S. Anna te Prirovie, onder de
toeficht der Min-
derbroeders van d\'Obfervantie , door de ge-
duerige beévaerden der godtvruchtige lieden
vermaert. Aen de vloet Pilce , is de ftadt No-
\'vopolie, de wooning der Konieckpolfchen, met
een vermaerde burght, en het kafteel Potok ,
dat beroemt, en een feer aengename befitting
van dit geflacht is. Daer na volght Lelovie,
dc hooftftadt van dat geweft, en met een feer

oude muur verfterckt. Dan Pilcie, de heer- Tilde,
fchappy des Hartoghs van Zbaravien , \'t welck
een kerck van Canonicken in de ftadt, en op
de bergh een feer fterck kafteel heeft, daer in
de hedendaeghlche meetkanft naerftighlijck
waergenomen is , en daer binnen een feer
prachtigh Palais , en koftelijcke tuyn , op d\'Ita-
liaenfche wijfe gebouwt. Zuydewaerts van
daer ontmoet men vooreerft Ogrodenecie , een O^odc
feer oudt kafteel der Firleys , op een klip , en
eenige fteden van minder naem. Dan volght Se- Sevcrien.
verien, de hooftftadt van\'t Hartoghdom , dat
defe heerlijcke naem draeght. Hier is een flerck
flot op een eylant in een feer groote poel, en
noch een ander Lipovecie genoemt, op een-tsiotu-
hooge klip , vermaert om dat het de gevangenis
der geeftelijcken van \'t Bifchdom Krakou is,
die eenige ongebondenheyt betoont hebben.
Want dewijl de Biftchop van Krakou het op-
perfte gebiedt heeft over \'t Hartoghdom van
Severien , \'t welck eenige fteden in fich begrijpt,
foo heeft hy, onder defe fteden, Lipovecie,
als naeft aen de ftadt Krakou gelegen, daer
gemeenlijck de vonniften gewefen worden, van
outstot de gevangenis der ontuchtige klercken
verkofen. In \'t felfde Hartoghdom is Slaukou, siwkpH^
door fijn filvermijnen vermaert , en daerom
in hooge achting by de Biftchoppen van Kra-
kou. Hier by leght Ilcuftie , een Konincklijcke Hcufjie,
ftadt, oock
door haer mijnen van loot en fil-
ver vermaert en rijck. De burgers van defe
plaets, hoewel al te groots en prachtigh, fijn
echter feer godtvruchtigh en aendachtigh, en
feer gefchickt van feden. De ftadt felve is met
wallen befloten, en heeft feer fchoone huyfèn,
vangebacke fteen gemaeckt. Hier is feer goedt
broot,
en oftevleefch, daerin fy de Krakou-
wers
overtreffen, die echter naeuwelijcks vijf
mijlen van daer fijn. En in defe tuffchenwijdte
fiet men veel kafteelen , kloofters, paleyfen
van Edelen , Priefters, en van kooplieden ; en
voornamelijck Tencine , op een uytfteec- r«.
kende bergh gelegen , een feer fchoon kafteel
der Graven , de welcke hun bynaem hier van
afleyden , doch hun oorfprong hebben van Le-
chus felf , deftichter van het Poolfche volck.
Daer na fiet men , aen de ftincke fijde, heC
kafteel Pielcou de ladder, in de boffchen op
een fteyle rots gelegen. Desgelijcks Ociecie, Oww.
een burght, van gelijcke gelegentheyt, en een
weynigh achterwaerts de burght Rabftin , die
boven de ftadt Ilcuffe uytfteeckt. Maer als men
naer Krakou gaet, fiet men Moravicie, Balicie,

Moravicie.,

Midinice, feer heerlijcke paleyfen, en voor de
ftadt felve het treffelijck kafteel Volie , door
kloecke Italiaenfche werckmeefters gebouwtien
eyndelijck in de voorftadt Lobzow , een feer
prachtigh konincklijck gebouw, en met een feer
^ierelijcke tuyn verfien. Aen de weftfijde van de
ftadt, een mijl van daer , op een feer uytfteec-
kende bergh, de filverbergh genoemt, fiet men
de heremitagie der vaders van Camaldulen, feer
heerlijck gebouwt op de koften van Nicolaes
Volfcius, een feer uytfteeckendt man , en hier
voor genoemt; daer de reyfiger ftoffe tot ver-
wondering fal vinden, dewijl in\'t bouwen alles

nae

icne-

-ocr page 383-

KLEYN POLEN.

ttae de meetkunfl en boukunft waergenomen is. d\'andere fteden, die niet foo vermaert, en naer
Een half mijl van daer fiet men Tinecien , een d\'oude wijfe fïjn gebouwt.
Ick fpreeck niet van
kloofter der Benediótinen, aen d\'oever van de de hoeven en adelijcke gebouwen , die kun-
riviere Weyftel, die daer voorby loopt, van het ftelijck gemaeckt fijn, dewijl onfe landslie-
welck d\'Abt over vijf fteden , en hondert landt- den nu trachten ruym en heerlijck te woonen ,
huylèn gebiedt, en eeuwigh Kanonick van Kra- niet alleenlijck in de fteden, maer oock in de
kou is. Indien men naer de grenfen van Sileften lanthuyfen , en voornamelijck in de Lant-
reyft , foo ontmoet men voor eerft het palais vooghdy van Krakou,\'t welck nader aen Duits-
Spitcovien, aen de felfde vloet de Weyftel, daer landt is , dan d\'anderen , en altijdt feer veel
na de burght Bobrcen , in \'t Hartoghdom Of- Italiaenfche kooplieden en werckmeefters heeft,
wiecze,-ick fwijgh van Ofwiecze felve,in moeraf- welcker arbeydt en naerftigheyt fy in \'t bou-
fen gelegen. Dan volght in het Hartoghdom wen gebruycken. Sandecie dan, in dit geweft S^nJeck,
Zator , het palais Ofiecen , een ftercke plaets. onder aen de bergh gelegen , overtreft in be-
Desgelijcks het kloofter der Regulier-Canonic- fchaeftheyt van fèden d\'andere geburige be-
ken in\'t Graeffchap Zivecen; en een feer heer- volckte plaetfen ; en heeft een Abt van Ci-
lijck palais in Suche. Wijders ftet men de ftercienfer Monicken, en een Collegiale kerck.
burght Landiskroon^op een hooge rots, die fich D\'inwoonders fijn daer tot de koophandel ge^
veel mijlen van daer vertoont, en in des felfs negen, niet luy noch boerfch, gelijck gemee-
gebied de bergh Calvarien , eertijts van de ver- nelijck d\'inwoonders der bergen worden; maer
maerde Nicolaes Zebridovius,Palatijn van Kra- beleeft van feden, naerftigh, en met hunnen
kou, dus genoemt, en in fijn erfgront door Gee- koophandel beefigh. De ftadt is met een muur
ftelijcke perfonen uytgekofèn, om de plicht van omringt, en leght aen d\'oever van de Duna-
godtvruchtige menfchen te voldoen, vermits jeck, in een feer aengename plaets, omtrent
defè plaets byna in alle deelen in gelegenheyt een mijl van het oudt Sandecie, daer eenige
met\' de ftadt lerufalem over-een komt, in de Nonnen van d\'ordre der Premonftratenfen hec
welcke deHeer Chriftus onfe faligheyt gewrocht rijckfte kloofter van geheel Polen bewoonen.
heeft. Hy dan, aen defe heuvelen hun bynamen Vijf mijlen van daer is de fchoone ftadt Biecie,
gevende , heeft hier en daer in de velden feer in een ftercke plaets gelegen, de hooftftadt
treffelijcke bedeplaetfen gebout, en op de bergh van haer lantfchap, gelijck Sandecie van\'t ha-
van Kalvarien felve een koftelijck kloofter van re. Eyndelijck volgen Tucholie, Zmigrode,
broeders der Obfervantie opgerecht en men Dembrovecie, Ducle , en Tarnovie, door fijn
heeft van de Paus defe gunft verkregen, dat het collegiale kerck, en de gemijterde Deecken
den pellegrims geoorloft fou fijn defè plaetfen daer in, vermaert, gelijck oock om de muren
te befoecken. En dieshalven is derwaerts een en gebouwen van de ftadt; en in hooge achting
groote toevloeying van menfchen, niet alleen- om haer kafteel, dat een weynigh buyten de
lijck uyt Polen, oft uyt de geburige plaetfen, ftadt opeen hooge bergh leght, by dewelcke
maer oock uyt Ongeren, Sevenbergen, Silefien, een groote warande gefien wordt Hier in de
Moravien, en van andere wijder gelegen volc- voorftadt is een 9ierlijcke kerck der Minder-
ken. Aen d\'andere fijde van de ftadt Krakou is broeders van d\'Obfervantie , en in de kerck
een fèer rijcke Abdy, en kloofter der Cifter- vande Kanonicken het graf van loannes Oftro-
cienfen , tamelijck fterck en fchoon, Clare-tum- gius, de lefte hartogh, met verfcheyde mar-
be oft Mogilen genoemt : en byna daer tegen meren verciert, en leer kunftelijck gefneden.
over, doch aen d\'andere fijde van de Weyftel, Als men noortwaerts voortgaet, vind men,
het kloofter Staniontece , daer Nonnen van onder de voorname fteden van dit Paltsgraef-
S.
Clarafijn. Het konincklijck paleys van Nie- fchap, Opatovecie, Coficie, Profbvie, Mie-
polomicen leght in de boftchen , het welck de chovie, \'t welck behoort onder de heerfchppy
jacht van verfcheyde wilde beeften heeft. Deur der Ridders van\'t heyligh graf, die in defè
de boftchen , vier oft vijf mijlen van de ftadt, ftadt een kloofter hebben , dat rijck van in-
leght de Hebdovifche Abdy der Premonftra- komftenis, en een gemijterde Overfte heeft;
tenfen. Voorts, als men nederwaerts gaet, ont- gelijck oock Xianfie , het kloofter der Augu-
moet men de ftadt Veliska , om haer fbutmij- ftinen, en een paleys, fèer heerlijck metmar^
nen deur geheel Europa bekent, alwaer\'tftecns meren verciert, die buyten de wallen vande
om de befchrijving van Rheticus alleen, die een ftadt fijn. Desgelijcks Andreovie , een rijcke
vermaert Mathematicus heeft geweeft: dan Abdy, en ftadt, dieniet te verachten is,-Scar-
volght Bochnie , het welck niet voor Veliska bimirie, rijck van vruchten ,
en met eencolle-
wijckt, en van mij
nfout overvioet heeft. Aen gie van Canonicken verheerlijckt; Chroberf^
de rechte fijde van Bochnie naer Ongeren fiet cum, een heerlijck kafteel van \'t Marckgraef-
men voor eerft Dobcicie , een ftadt en kafteel; fchap Mifcovie ; en Pincfovie , het welck een
daer nae Sci.icien tuftchen de bergen , een prachtighpaleys heeft, daer inhet badtvoor-
treffelijcke A jdy der Ciftercienfen. Ooftwaerts naemelijck van de Poëten geroemt wordt. Hec
van daer leght Vifnicien, een feer fterck kafteel lant heeft overvioet van gehouwe fteen , be-
toebehoorende de Graef van Lubomirsky , Pa- quaem om gebouwen te maken; en oock over-
latijn van Ruffen: en een Heremitagie der Bar- al feer vruchtbare ackers.

revoetfche Vaders opeen bergh daer by; bey- Maer laet ons tot het Paltsgraeffchap van Taksgraef-
de naer de nieuwe bouwkunft gebout, en met Sendomir voortgaen, \'t welck in acht Yoo^. (chapvan
koftelijcke fchilderyen verciert. Ick fwijgh van dyengedeelt wörd: namentlijck van Sendomir,
Polen, Z J Rado-

ii.

mecten.

Talais
SpUcovietJ.

OSWIEC-

2ATOR.

LanAis-
krooM.
Bergh van
Calvarien,

i

- i\'
, >- u

Sli>

Bet palais
van Niepo-
lomicen*

,1 -

*

,1 i\'!\'

Voli^ht.

(

\' i •

. ; : \' I

\' I ■ -ï

Bochnie»

I

■■ >

Vijnicien.

< ïi
II1,

\'il

! \' \' \'li\'
I

1 ■

; !
L ■

-ocr page 384-

\' il.li ■

A î ;

mv

i If\'

h: li:

;

\'■I!

i !
\\ \'

li
it
Î\'

-ocr page 385-

kleyn POLEN.

Radomien , Stenzicum , Cordnen , Viflicicn, wooning te Bozentine heefc. Dit is een ftadt,
Chencium, Opocium en Piifum. Het heeft ne- die niet onaengenaem is, met een fteene wal
gen Senatoren oft Raetsheeren , die tot de befloten , en met een treffelijck kafteel , en
Rijcksvergaderingen geroepen worden ; eerft tuynen , die de Biftchop toebehooren. Sy
de Paltsgraef, en dan volgen de Kafteleynen, leght byna onder aen de bergh, Calvarien ge-
namelijck van Sendomir, Viflicien , Radomien, noemt, die de hooghfte van geheel Polen is.
Zavichoften, Zarnovien , Malogoflen, Polane- Op de top van defe bergh is een Abdy van Be-
cen en Cechovien. Het heeft overvioet van nedid:inen, vermaert om\'t eerbewijs van\'t hout
metael;
van gout, koperen azurby Kielcienj des heyligen kruyswant het volck, doorliet
van loot en filver by Chencinie j van fwart, geduerigh gerucht der wonderdaden, die daer
groen en root marmer by Cunovie; van yfer gefchieden, aengeprickelt , loopt uyt geheel
cn ftael by Vonchocio, Sydlovecia, en elders Polen derwaerts, en voldoet daer fijn beloften,
meer. Men vint
daer overal vruchtbaere boom- Beneden aen de bergh is oock het vermaert
gaerden , maer voornamelijck in de voorfte- kloofter van S. Catharine, van d\'ordening van
den van Sendomir felve, daer in overvioet van S. Francifcus. Als men verder weftwaerts gaet,
appelen, peeren, pruymen, perficken, karften, vindt men Kilcien, daer een treffelijcke Colle-
kriecken en noten waft, die fbo goet en veel- giale kerck is, met vermaerde mijnen van koper
derhande
fijn, als men in Ongeren en Italien en azur, die den Biftchop van Krakou toebe-
vint.
Hier fijn oock wijnftocken, welckers druy- hooren: gelijck oock drie mijlen van daer , te
ven niet onfmaeckelijck fijn, voornamentlijck Chencinie, mijnen van Iqot en filver, en van
fbo de Somer en Herfft matigh warm fijn : maer verfcheyden marmeren , die aen de Koning ey-
de wijn, daer uytgeparft, is wrang , als die afge- gen fijn. Het kafteel, op een fteyle bergh gele-
fteken is. De ftadt, op een hooge rots gebout, gen, gebiedt over \'t geheel gewelf daer rontom,
leght aen de Weyftel j heeft een aengenaeme Nu volght Malagofte , door de naem die fy
uytficht, en burgers, die gefchickt van feden draeght van de Caftelenye bekent, en veel an-
fijn, dewijl daer geduerigh groote toevloeying dere vlecken, die weynigh vermaert fijn; onder
van Edelen is, om d\'ordinare rechtfpraken der dewelcke Sulovie eenige naem heeft, omdat
Overigheden van \'t landtfchap, die daer woo- het een Abt van Ciftercienfche Monicken heeft,
nen. Hier is oock een fèer rijck Collegie van die over eenige omleggende fteden gebiedt.
Canonicken, en een Collegie van lefuyten , die Drevicie, door fijn oudt kafteel aenmerckelijck,
dejeughtonderwijfen , als oock andere Colle- gelijck oock Inovlodie aen de vloet Pilce gele-
gien van geeftelijcke mannen, en een koninck- gen. Maer Sidlovecie verduyftert de heerlijck-
lijck kafteel, heerlijck gebout, daer in d\'Over- heyt van defe beyde. Dit is een aenfienlijck
fte woont. Niet verre van daer, namelijck vier Graeffchap der Hartogen de Radzivils , daer
mijlen, is de ftadt Opatovie, in een vruchtbare goede vyvers , overvioet van yfer-mijnen, ea
en aengenaeme plaets gebouwt , en in hooge boffchen fijn; en de ftadt heeft treffelijcke ge-
achting , foo om de kerck der Canonicken, als bouwen : fy leght in
\'t noorderlijck geweft van
om haer geeftelijcke perfoonen, en overvioet defe Vooghdy; en heeft, aen d\'andere fijde van
van volck vermaert. Radomien is de hooftftadt de Weyflel, als tot tóegift, het geweft van Sten-
van fijn landtfchap , met een muer omringt, zice. In \'t overvaren defèr heeft men Secie-
en , onder andere dingen met een kerck van chovien, een Abdy der Benedidinen, aen d\'oe-
Minnebroeders , die feer koftelijck gebout is, ver van de rivier gelegen, en een weynigh hoo-
verciert. Solecie,aen de Weyftel gelegen, heeft ger lanovecien , \'t welck een treffelijcke kafteel
een kafteel, door een vermaert Hartogh, Chri- heeft, op den hoogen oever gelegen. In \'t ge-
ftoffel Zbaraw, herbout, en naer de nieuwe bou- weft van Stenzicien heeft het kafteel Vilcilce
kunft verciert, daer een cierelijcke tuyn byge- d\'eerfte plaets onder alle de hoeven der edelen,
voeghtis. De ftadt Ilze, met treffelijcke huy- foo veel de treffelijckheyt van\'t gebouw aen-
fen verfien, die van gebacke fteen gebouwt fijn, gaet. Alle d\'anderen in \'t geheel landt fijn op
behoort aen de Biftchop van Krakou, en ver- d\'oude wijfe gebouwt.

forght geheel Polen van treffelijcke vaten. Hier Dewijl dan de Weyffel van \'t zuyden noord-
by is een kafteel, oudt van gebou, op een hooge waerts, byna deur \'t midden van \'t Paltsgraef-
plaets gelegen , maer echter heerlijck genoegh fchap van Sendomir deurloopt, en dit gedeel-
tot den dienft vaneen Biffchoppelijck hofge- te, \'t welck naer\'t weften is, door de bergh,
bouwt. Hier
aen behoort Cunonien, feer ver- de Kale genoemt, in \'t midden van\'t ooften
maert om fijn verfcheyde marmoren, die alder- naer \'t weften deurgefneden wordt, fbo laet ons
hande koleuren hebben. Niet verre van hier is d\'aenmerckelijckfte plaetfen , die in \'t noorder-
Vonchocie, een rijcke Abdye der Ciftercien- deel fijn, opgetelt hebbende, nu oock de gene,
fche Monicken , feer aengenaem om de wate« die fich naer \'t zuyden ftrecken, in \'t kort deur-
f ren, daer af het befproeyt wordt, en om \'t ver- loopen. Voor eerft vertoont fich, aen de voet
- maeck der tuynen. Het heeft in fijn gront feer van de bergh felve, Selupecia, een vermaerde
goede bouwfteenen,
als oock wetfteenen , be- ftadt, daer een Abdye van\'t heyligh kruys is 5
quaem om yfer te flijpen, de welcke deur ge- daer na Lagovie, een ftadt van de Biftchop van
heel Polen gevoert worden. Men vindt hier Cujavien, vermaert om\'t maecken van fijn pot-
overal fmeden , in de boffchen , en op de ber- ten , die deur geheel Pelen vervoert worden,
gen verfpreyt , maer voornamelijck in \'t gebiedt Dan volght Rakou , een neft der ketters, een m^i^f/,
des Biffchops van Krakou, die gemeenlijck fijn ftadt, die tamelijck volckrijck is, een fynagoge

der

h i!

Mitdtn,

U-I\'

Boomhut\'
den.

Wijn,

\'Aert van
*t volcl^.

\'eoten.

Stiden.

l! i:

Steen-mij-
ften.

-ocr page 386-

KLEYN

der goddeloofen, en waerelijcker een fchole om
de jeught te verleyden, dan om t\'onderwijfen,
by hun aenhang vermaert: maer meer te prij-
(èn om \'t goedt bier , dat daer gemaeckt wordt,
dan om de goddeloofè kettery, die daer door de
gedruckte boecken gefaeyt wordt. Niet verre
Sjdlme. van daer is Sydiovie, meteen oude muer om-
ringt , en met een kafteel verfterckt ,• nu geheel
Cathoiijck, en heeft aen d\'een fijde benefiens
veel andere vlecken en wijeken, die minder ver-
maert lijn, Pocriunicie, een rijcke Abdy der Ci-
ftercienfen ; en aen d\'andere ftjde het kafteel
Rytviane , de Graven van Tencinie toebe-
hoorende , die oock daer, in de boftchen, een
heremitagie der Kamaldulenfche Vaders, S.Ro-
mualdus navolgers,gebouwt hebben. Niet verre
van daer te Bielovie , is een kloofter der Broe-
ders van S.Paulus , d\'eerfte heremijt, \'t welck
oock door de doorluchtighfte Graef loanTen-
cinius, Paltsgraefvan Krakou, de Stichter der
Kamaldulenfche Predikers, met verfcheyde ge-
fchencken , volgens lijn belofte, verkiert en be-
fchoncken is. Maer de voornaemfte fteden van
dit geweft lijn Oliece , Stalbw , Polanecie,
Paczanovie, Stobnicie, Olefnicie, en Corczyn,
de hooftftadt van dat geweft , de welcke een
kafteel heeft, in een vafte plaets, tuffchen de wa-
teren gelegen en eyndelijck Viflicie, dat in het
midden van Polen leght,daer een kerck van Ca-
nonicken is, van vierkante fteen gemaeckt, en
wooningen der Geeftelijcken, die ^ierlijck ge-
bouwt fijn. Men vindt hier overal een ontal-
lijcke menighte van ftangen , en andere vergif-
tige beeften ; maer die, gelijck men by gefchrift
vind nagelaten , van de Paus verbannen Zijnde,
den inwoonders geenfins hinderen , en elders
Sbcrovie. vervoert fijnde, terftont fterven. Sborovie , een
oudt kafteel, leght
in\'t midden tuffchen Vifli-
cien
en Corczyn, en heeft ontrent fich groote
waranden van beeften , en treffelijcke vyvers.
Maer laet ons tot het Overweyffelfche gedeelte
van defe groote Landtvooghdy voortgaen.Hier
Tdfne, in leght, onder de fteden te tellen , Pilfne, de
hooftftadt, daer een treffelijcke kerck, en ver-
maerde orgelen fijn". D\'andere plaetfen fijn
Sendifovie, Zarnovecie, Socolovie, Preclavie,
Zalclicyne, door haer heerlijcke marckt ver-
maert , welcke geen weerga in dit geweft heeft;
en Lefaiske , foo door een Parochy-kerck, als
door de Ridders van \'t heyligh Graf deurluch-
tigh , en door een kloofter van Minderbroeders
buyten de ftadt, tot het welck de menlchen van
alle lijden toevloeyen , uyt eerbiedenis tot een
beelt van de heylighfte Maeght, (dat hier mi-
gende landtfchappen vermaert. In dit geweft
lijn noch veel kafteelen van Edelen , die niet te
verachten lijn ; maer dele drie worden de voor-
naemfte geacht, Rzemien voor het fterckfte,
Vieviorke voor het vermaeckelijckfte, en Bara-
nonie voor het ^ierelijckfte.

Het derde en lefte gedeelte van Kleyn Polen
is de Landtvooghdy van
Lublm, by \'t welck het Lanèvoog»
landt van Lucovien gevoeght is, en omtrent
twee duyfent Adelijcke huylèn heeft. En dewijl
geheel Kleyn Polen alleenlijck de Biftchop van
Krakou heeft , de welcke duyfent en achtien
kercken (onder welcke dertien Collegiale kerc-
ken fijn) onder fijn heerfchappy heeft, foo is
oock het Paltsgraeffchap van Lublin den felf-
den Biftchop onderworpen; en heeft, behalven
veel Stadtsvooghden, en verfcheyde Overig-
heden , niet meer dan twee Senatoren in haer
begrijp , namelijck de Paltsgraef en de Kafte-
leyn van Lublin. Voorts Lublin felve, op de
Luhlin, dä
breette van een-en-vijftigh graden, en op
langte van vijf-en-veertigh graden gelegen,
hoewel het niet feer ruym is, foo is het echter
foo wel bebouwt,dat het nauwelijcks voor eeni-
ge ftadt van geheel Sarmatie wijckt, \'t fy in aen-
genaemheyt van ftant, oft om de gefontheyt
van de lucht, oft om de vruchtbaerheyt van de
gront, oft om den overvioet van alles,dat dien-
ftigh is om\'t leven over te brengen, oft oock
om de ruymte van \'t gene, dat tot de pracht en
overdaet behoort. Hier ftjn kercken en kloo-
fters, die heerlijck gebouwt fijn. Hier is een Col-
legiale kerck, en een Collegie van leftiyten , dat
groote toevloet heeft, en drie laermarckten ,
daer d\'Engelfchen , Schotten, Italianen, Duyt-
fchen , Moskoviters, Perfianen en Armeniërs
naer toe reyfen. Hier is het Parlement, oft de
Rechtplaets van geheel Polen , en dieshalven
een feer groote toeloop van Edelen. Na defe
ftadt volght die van Cazimirie , aen d\'oever
van de Weyftel , feer heerlijck gebouwt, daer
overvioet van kooplieden is. D\'overige fteden f« andeu
fijnOpolie, Curovie, Crafnicie, Levartovie, M\'^-
Vrfendovie, Lenczne, doch onder defen ful-
len
wy Czemicrnike de eerfte plaets toefchrij-
ven , foo om de heerlijckheyt van \'t Paleys,
van Henrick Firley, Aertsbiffchop van Gnefne,
een treffelijck man, en van uytfteeckende wijs-
heyt, feer prachtighlijck gebouwt, als oock om
d\'aengenaemheyt der tuynen : hoewel oock
Dombrovicie , een kafteel van de felfde Fir-
leys, niet min treffelijck geacht worde.

POLE N. tjJ

rakelen doet, en bewaert wort,) in alle d\'omleg-

1 i:

RVS.

Z 6

Polen.

li

-ocr page 387-

V

s

E

Et Landtfchap Ruffen,
de Koning van Po-
len onderworpen , is
fèer groot, en ftreckt
fich in de langte uyt
van \'t Pocucefche ge-
weft tot aen de gren-
fen van Lijflant , om-
trent twee hondert
mijlen verre. Maer in
de breette van Kleyn Polen, oft Littauwen, oft
ooftwaerts, tot aen de ruyme velden van Tar-
tarien, oft tot aen Moskovien, hondert en twin-
rerdeeiing, tigh mijlen verre. Het wordt gedeelt in wit Ruf^
fen, \'t welck aen de Groot-Hertogh van Littau-
wen behoort, en in Root Rufchlandt, \'t welck
eygentlijck Roxolanie wordt genoemt, en on-
der Polen ftaet. Want het derde gedeelte, over
de Tanais, en over de bronnen van de Bory-
fthenis gelegen, wort van d\'Ouden Swart Ruf-
fen, en van de jonge Schrijvers gemeenelijck
Moskovien genoemt ,• om dat defe geheele
heerfchappy, feer groot fijndevan de ftadt en
vloet Moskou gemeenelijck de naem van Mos-
kovien voert, \'t welck eertijts het Afiatifche Sar-
matien wierdt geheeten. Maer ons Ruften, aen
defe fijde van de Boryfthenes, wierdt het Euro-
pifche Sarmatien,en Polen felf eygentlijck Wan-
dalien genoemt. Dit geheel Landtfchap in het
algemeen heeft een oneyndige overvioet van
vruchten, wilde beeften, van vee, van viftchen,
en van honigh,voornamelijck in Podolien, daer
de byen dat uyt wilde poley, en uyt andere wel-
rieckende kruyden en bloemen, vergaderen.

D\'Edelenfijndaer ftout en moedigh, ja felf
de boeren oock vaerdigh ten oorlogh en fy ge-
bruycken borftharnaften, kolders, mufquetten,
hellebaerden , en veel andere wapenen, maer
voornamelijck een jagersfpies, en fehilden.

ROOT RVSSEN.

It landt is feer treffelijck , en heeft over-
fvloet van melck en honigh. Het paelt
van de zuydtfijde aen Hongeryen,Molda-
vien, en Beftarabien; van d\'ooftfijde aen de wil-
derniften van Scytien, en aen de Grootvorft van
Moskovien van de noortfijde aen Wit Ruften,
daer het door de vloeden Stire en Pripece af-
gefcheyden is; maer aen de weftfijde is het
van Kleyn Polen afgefondert door de vloeden
Vifloce en Vepre , als de bekentfte grenfen.
Het begrijpt in fich feven feer ruyme Vooghdy-
fchappen voor eerft het Paltsgraeffchap van
Ruften, daer na van Podolien, Volhynie, Belze,
Braflavie, Kiovie, en \'t landt van Chelme.

De Vooghdyfchap van Ruften heeft defè
volgende Raetsheeren : d\'Aertsbiftchop van
Leopolis, de Biftchop van Premillien, de Palts-
graef van Ruften, en vier Kafteleynen , de Ka-
fteleyn van Leopolis, van Premillien, vanHali-
cien, en Sanoke , om dat het in foo veel gewe-
ften gedeelt wordt. Van \'t eerfte geweft is Leo-
polis de hooftftadt, gelegen op de breette van
\'teerfle.
49 , en op de langte van 46 graden. Het heeft
flercke veften, en twee kafteelen; en is, gelijck
wy gefeght hebben, de ftoel van de Catholijcke
Aertsbiffchop, en van twee Biffchoppen, name-
lijck, van een Armenifche, en van een Ruflifche.
Sy laet noyt ketters toe , noch heeft hen noyt
toegelaten; en dieshalven is fy van Sixtus de
Vijfde ten hooghften geprefèn, en met fijn wa-
pen begiftight. Sy heeft veel geleerde lieden,
die fy vordert, en betoont groote liefde tot de
gene , die derwaerts komen 5 en hier uyt fpruyt
voornamelijck de koophandel, en voortreffe-
lijckheytenheusheyt der burgers. Delefuyten
Coiieghn.
hebben hier een Collegie van Studenten , ge-
lijck oock de Dominicanen, Francifcanen, Ber-
nardinen, en anderen, die in de Theologie en
Philofophie fèer naerftigh fijn. Men neemt hier
uyt d\'Academie van Krakou de befte Profeffo-
ren in de Stadts fchole, tot onderwijfing der
vrye konften. De winterfche laermarckt wordt
hier op S. Agnes dagh gehouden; en veel rijcke
kooplieden komen derwaerts uyt Hongaryen,
Moldavien, Turckyen , en uyt andere geweften
des werelts. Maer dewijl Roxolanie, behalven
ontellijcke vloeden, groote vijvers, en bynaon->^;^j. ;
eyndelijcke poelen, door kunft en met de handt
gemaeckt heeft, de welcke alderhande vette
viftchen voortbrengen, fbo worden fy in de win-
ter (dewijl fy om de menighte niet alle verfch
geëten en bewaert konnen worden ) in groote
vaten gefbuten, en naer andere fteden, maer
voornamelijck in de laermarckt naer Leopolis,
en eyndelijck van daer deur geheel Polen ge-
voert. In defè ftadt fijn treffelijcke kercken, Kerci^,
verfien met gewijde kleederen , en filvere en
goude vaten. De klercken van de Societeyt
hebben, beneffens d\'andere kleynodien, een ka-
fuyvel, geheel raet koftelijcke gefteenten befet,
eenige duyfenden guldens waerdigh geacht. In
d\'andere kercken lijn oock veel goude kelcken,
en veel Priefterlijcke kleederen, met paerlen be-
fet. Maer voornamelijck heeft de Hooftkerck
een Biffchoppelijcke mijter, met gefteenten van
groote waerde verciert.De Minderbroeders van
d\'Obfervantie, die buyten de ftadts mueren fijn,
en onlangs een feer koftelijcke kerck voor fich
hebben gebouwt, hebben onder andere over-
blijffelen der Heyligen, oock het lichaem van Overhujf^
een broeder van hun Ordening, aen degroote
autaer begraven, loannes Duclenfis genaemt,
die door wonderdaden vermaert is. Hy was,
terwijl hy leefde, van onvermoeyden yver en
arbeyt in de verkondiging van Godts woort,
en van fijn eerfte jaren af van foo groote godt-
vruchtigheyt enheyligheyt des levens, dathy
een treftèlijck voorbeelt van d\'oude Anachore-
ten vertoonde. De voornaeme fteden van dit
Stedm.
geweft fijn Glinian, Zloczovie, Zborovie, Gro-

u4ert der
inwoonde-
ren.

Crenfen.

Vooghdy\'
fchap van
KfiJJen.

Vter gewc\'
flen.

decie.

-ocr page 388-

N.

E

R

V

dede, Komarne, en Zolkuie , een treffelijck ka-
fteel, en aengenaeme tuyneö hebbende. Daer
fijn noch andere fteden, met hun bygevoeghtie
kafteelen , die niet gantfchelijck onedel fijn ,
cn onder defe lavorovie, vermaert door d\'op-
wellende bron van warm water , in \'t dorp Sclo-
vie genoemt; dit water is feer nut om verfchey-
de fieckten der menfchen te genefen , gelijck
Sixtus van Leopolis, een ervaren Doder in de
Medicijnen, in fijn boeck getuyght.

Het tweede geweft van defe Vooghdyfchap
is dat van Premiflien. De ftadt felve, van gelijc-
ke naem , heeft een kafteel, op een hooge heu-
vel gelegen,- en is met twee Biftchoppen, de
Latijnfche oft Catholijcke , en de Ruftifche, de
gewoonte der Grieckfche Chriftenen onder-
houdende, verfien. Hier fijn oock verfcheyde
ordeningen van Geeftelijcken , behalven\'t eer-
waerdigh Kapittel der Kanonicken : hier is een
Collegie van lefuyten, om de jeught t\'onderwij-
fen. Men vind hier verfcheyde Overigheden,
foo voor de fteden , als voorde buytenlanden.
De burgers hebben fich ten meeftendeel tot de
koophandel begeven, en houden jarelijcks eeni-
ge laermarckten. Men fiet hier overal vafte ka-
fteelen, om de geduerige invallen derTarters
met mueren en bolwercken verfterckt; gelijck
hier fijn Bialoboki, Sofnicie, Dombrove, Vher-
ce, Prochnik, Laski: maer onder defen fteeckt
het Palais Craficien uyt, \'t welck, nieuwelijcks
gebout fijnde, aen de vloet Sanus leght, een mijl
oft twee van Premillien. Maer de vermaertfte
fteden van dit geweft fijn Samborien, \'t welk een
treffelijck kloofter van Minderbroeders heeft,
Fulftinie, Dobromilie, Vifine,Zidaczovie, Mof.
ciske, Dubiecie, Canczuge, Prevorfcic, laroflau,
Imntmlt- die op de dagh van Maria Hemelvaert een laer-
marckt heeft, dewelcke de vermaertfte van ge-
heel Polen
is, daer, behalven d\'andere waren,
van Perfien, Conftantinopolen, Venetien, Mof^
covien en Amfterdam aengebracht, meer dan
veertigh duyfent often te koop werden geveylt,
en omtrent half foo veel paerden. Delefuyten
hebben hier een Collegie van Studenten , en de
Maeghden een kloofter , dat uyt een koninck-
lijcke mildadigheyt gebouwt is. Het gebou, en
K4eei, de vaftigheyt van \'t kafteel is oock niet te ver-
achten , dewelcke aen d\'ooftfijde van de Sanus
wordt befpoelt , en de ftadt aen de weftfijde
heeft. Nu volght Lancut, en Reib vie, oock ver-
maert om fijn laermarckt, die in de Lenten, op
S. Alberts-dagh, gehouden wordt. Hier wordt
een groote overvioet van fuy vel en lijnwaet ge-
maeckt, om dat in dit geheel geweft de Duyt-
fchen hun wooning in de dorpen hebben, die
van Caftmir de Groot, koning van Polen , in fe-
kere oorlogh gevangen , en met hun wijven en
kinderen uyt Saxen gevoert, en derwaerts ge-
bracht wierden , om defe plaets te bewoonen.
Defe dan betoonen groote neerftigheyt in de
beforging van\'t vee, en in\'t bouwen van vlas,
cn brengen dat op de laermarckten te koop in
de gebuerige fteden daer rontom, maer ^voor-
namelijck te Refovien, en te lerollau.
Ver^ ge- Het dcrdc geweft des Paltsgraeffchaps van
Tam^\'\' Ruften, is dat van Sanoke, aen \'t geberghte van

jHejlfume
wmeyen.

Tmede gc
wefi van
Tnwißien>

Talais.

Steden,

Hongeryen , ja aen Sevenbergen felf palende,
en dieshalven is\'t geheel met heuvelen befet,
behalven ter plaets, daer \'t naer Crofne ftreckt,
welcke ftadt in dit geweft de voornaemfte is,
daer d\'Ongerfchen hun waren te marckt bren-
gen. Want hoewel fy hun waren en wijnen over-
al inde fteden van \'t bergh-achtigh landt ver-
koopen , foo voeren fy hun echter meeft her-
waerts , volgens hun oude gewoonte. Om defe
oorfaeck fijn de burgers hier oock een weynigh
rijcker, dan d\'anderen , en de jaermarckten by
hen veel verrnaerder , dan de gene, die in d\'om-
leggende plaetfen gehouden worden. De lefuy-
ten hebben hier oock een Collegie der men-
fchelijcke wetenfchappen. Voorts Sanoke, hoe-
wel de hooftftadt van dit geweft, heeft echter
veel van fijn glans, en van de menighte fijner
inwoonders verloren ; doch fy heeft echter
noch een aenfienelijck kafteel, aen de vloet Sa-
nus gelegen, en op een rots gebouwt. Daer fijn
noch andere fteden van dat geweft, als Brozo-
vie, Rimanovie, Dinovie, en Lesko, die, uyt
vrees van de Tarters, dagelijcks hun veftingen
verftercken.

Het vierde geweft der Vooghdyfchap van rïerdege-
Ruften is dat van Halicien, aen de zuydweftfij-
de door \'t geberghte van Sevenbergen , en naer
\'t zuyden door de beucke-bofïchen van Molda-
vien befloten. Dit geweft wordt door de fnelle
vloet Tyre , uyt het Carpaetfche geberghte
voortgekomen , en ooftwaerts naer d\'Euxini-
fche zee afvloeyende, als in\'t midden deurge-
fneden van \'t welck het zuyderlijck deel, over
de Tyre gelegen , gemeenelijck Pocuce ge-
noemt wordt. De voornaemfte van de fteden
is Halicie, van de welcke het geweft de naem
heeft, eertijts de hooftftadt des koninckrijcks
van Ruffen. De Vorft hier af wierd eygentlijck
Ko^iinck van Halicien , niet van Ruften, ge-
noemt, om dat Ruffen, in veel Vorftendommen
verdeelt , fijn befondere Hartogen had , on-
der de welcke de Hartogen van Kiovien d\'eerfte
plaets befaten , en als Monarchen verftreckten;
gelijck onfe Hiftorien breeder van defe faeck
fpreken. Maer nu fiet men felfs geen merck-
teeckenen van defe oude grootheyt. Het ka-
fteel , aen de vloet Tyre gelegen, heeft noch
eenigh aenfien. De burgers van defe ftadt fijn
boerfch, tot de landtbouw,niet tot de koophan-
del , genegen. Sniatine, aen de vloet Prutege-^
legen, is eygentlijck de hooftftadt van Pocucie,
en heeft fijn laermarckt eens in\'t jaer, om dat
de Walachiers daer, als naby gelegen, hun wa-
ren te marckt brengen. Men voert dieshalven
derwaerts een groote menighte van offen, van
was, honigh, en de kloeckfte paerden. Colo-
nie is een ftadt, tamelijck rijck van inwoonders,
om d\'overvloet van \'t gekoockt fout, dat van
daer deur geheel Ruffen en Littauwen gevoert
wordt, van \'t welck der felfder Vooghdyfchap-
pen groot gebreck fouden hebben , foo \'t niet
hier , en in\'t geweft van Premiflien , gemaeckt
wierdt. Daer fijn dan eenige dorpen in Hali-
cien , in de welcke fout gekoockt wordt van het
water, dat fy uyt diepe putten fcheppen. Dit
fout wordt ten deel foo fijn als meel oft fneeu

gelaten, "

! i\' I" ;;

ïl I

i • \'

\' li ^^

\'h,

!

\\i 11

-ocr page 389-

T-" •\'liBTl

)"

RVSSEN.

leekten , en ten deel tot broekjes gemaeckt, Walach\'en voerden. Hier is oock Tremboole,
en dus verkocht: het wordtin veel plaetfen van Lenticzovie, Hufiatin, Bare , eertijts van de
defe vooghdyfchap van Ruffen gekoockt, na- Koningin Bona gebouwt, daer oock de lefuy-
melijck by de Riboticiers in\'t gewefl van Pre- ten een Collegie hebben, om de jeught t\'on-
miflien,te Dobromilie,Samborie,en Sole,\'t welk derwijfen : Czartcovie , lanovie , Zincovie,
oock de naem van fout heeft. In de woefte lan- Miedzibozie, Grodecie, laflovecie, Satanovie,
den van Ukraine , of van\'t wijder gelegen Po- Tarnopolie , Kitaigrod, Dunaigrod , en veel
dolien, byde Boryfthenes, is fekere poel,welcks andere fteden van dit gebiedt , die alle, uyt
water , als de fon helder en heet fchijnt, tot oorfaeck van de tochten der Scythen , dewelc-
vaft fout groeyt , het welck van d\'inwoonders ke tot geduerige oorlogen ftrecken , feer wel
daer rontom gebruyckt wordt. Maer om weer verfterckt fijn , en feer ftercke kafteelen heb-
tot ons voornemen te keeren, de voornaemfte ben en der fèlfder inwoonders fijn als tot d\'oor-
plaetfen in Pokuce fijn Martinovie , Doline , logh geboren. Daer fijn drie Senatoren van dit
en Strie, \'t welck een burgt heeft, inde poe- vooghdyfchap, die tot de Rijcksvergadering
len gelegen. Aen defe fijde van de Nefter of behoren de Biftchop van Camenecie, de Palts-
Tyre is Potok , met een kafteel verfterckt , graef van Podolien , en de Cafteleyn ofte Slot-
en daer oock een kerck der Dominicanen is, vooght van Camenecie.
heerlijck gebouwt door Stephanus Potocius, Het Paltsgraeffchap van Braflau voorby Po-
Paltsgraefvan Braflau, die hier begraven leght; dolien , op de grenfen van Tartarien gelegen,
daer fijn nafaten mee toe geholpen hebben, heeft veel treffelijcke bevolckingen , en feer \' *
Hier is oock de ftadt en kafteel Monafterzisk , ftercke kafteelen , onder de welcke Morachow,
Ufcie, Dobrovode , en meer andere vlecken, larofow , Zitomire , Sarogrode", Felftine, en
of Sloten, en onder defe Buckfacie, door haer Chmielnike uytfteecken. De ftadt Braflau
vaft kafteel vermaert desgelijcks Podhajecie, felve legt aen de vloet Boge, gelijck oock Vin-
met een muur en veftingen omringt, en niet nicze, daer d\'Adel en Rechters te famen ko-
verre van daer het kafteel Zavalovie; gelijck men, en daer oock de lefuyten een treffelijck
oockBrezan, een vokkrijcke ftadt, daer een Collegie hebben, om de jeught t\'onderwijlèn.
koftelijcke kerck, en een heerlijck en welge- Hier lijn twee Senatoren , de Paltsgraef, en
bouwt paleys is. de Slotvooght. Dit Vooghdyfchap heeft twee

Daer na volght Podolien, door de gedurige in- geweften, dat van Vinnicle, en Sitomir.
vallen en ftrijden der Barbaren vermaert. In- Het Paltsgraeffchap van
Kioyien paelt van ;p ^
dien dit landt de gewenfchte vrede kon genie- d\'een fijde aen de Tarters, en van d\'andcte fcLpïm
ten, gelijck de wefterfche volcken van Euro- aen Moskovien, en word doorde Boryfthenes ,
pa, foo fou het in vruchtbaerheyt van grondt de grootfte der vloeden,als in \'t midden deurge-
en rijckdom niet voor Italien of Ongeren be- fneden. De ftadt Kiovien is tamelijck groot en
hoeven te wijeken. Het heeft oock verfcheyde volckrijck, eertijts de v/ooning van haer Harto-
marmeren, enalbafterin befondere plaetfen. gen, die over geheel Ruften oft Sarmatien,
Het wordt in drie geweften gedeelt, in dat van fbo in Afia , als in Europa, geboden, en de.
Camenecie , Tremboulie , en Laticzovien. Roomfche, en daer na de Grieckfche Keyfers
Camenecie is een ftadt met een kafteel, feer laftigh waren. Maer nu fiet men naeuwelijcks ee-
fterck door de natuur van de plaets, en met de nige puynhoopen van defe oude heerlijckheyt,
handen gemaeckt , wel dartigh mijlen verre die door de tijt, de welck alles verflindt, ver-
van Leopolis, naer\'t zuydooften. Het leght op delght is. Hier is een Aertsbiffchop der Ruf-
49 graden in de langte, en 48 in de breette. fèn, Primaet , oft Metropolit^en van alle de
Defe ftadt heeft oock twee Biftchoppen, een Biftchoppen die in Polen fijn , fchoon fy de
Catholijcke, en een uyt Armenien. Want dit Grieckfche kerckgewoonten onderhouden. De-
volck hebben gaerne, óm hun winft te vorde- fe Aertsbiftchop gehoorfaemt echter nu de
ren, hun verblijf in Polen, en brengen daer Paus. Hier is oock een Biffchop van de Catho-
verfcheyde waren, ten deel uyt Perfien, en lijcke Godsdienft , die, met de Paltsgraef, en
ten deel uyt de Rijcken van de Turck, en voor- met de Slotvooght tot des Rijcks-Raet behoort,
naemelijck dappere paerden. Sy hebben hier, Hier fijn veel klercken, foo vanLatynen, ais ^^^^^
gelijck in d\'andere groote fteden van Ruffen, van Ruffen , van de welcke d\'een beflieri:
hun Overighey t, of oudften van hun volck, die wordt van een Abt der afgefonderden met fijti
d\'eedtvan getrouheyt voor d\'anderen aen de Monicken, die tegen d\'Apoftolifche Stoelwe-
Koning , en aen d\'Overigheydt van de ftadt derfpannigh fijn , de welcke hondert feer groote
doen ; ja fy ftraffen oock de genen van hun dorpen onder fich heeft. Men vindt hier oock
volck, die eenige mifdaedt bedrijven. Dele- holen,
van de natuur gemaeckt, in de welcke
fuyten hebben hier oock hun Collegie , en eertijts de lighamender Hartogen van Kiovien
onderwijlen de jeught in de konften. Twee gebracht wierden, van de welcke men noch
mijlen van de ftadt is het kafteel der Potociers, heden eenige geheel fiet, die by hen voor
Paniouce genoemt , door Joannes Potocius, Heyligen geëert worden. Defe holen , gelijck
een dapper krijgsman van onfe tijdt, Palts- men legt, ftrecken fich onder d\'aerde uyt tot
graef van Braftau , naer de nieuwe bouwkunft in Moskovien
veel mijlenverre. Hun Monic-
gebouwt. Defe plaets is vermaert door de hele- ken , die van S. Bafilius ordre fijn , en een ftreng
gering der Turcken, toen men, in\'t jaer leven leyden, begeven fichdaerin, alshetin

een fware oorlogh tegen hen te Chotimien in de vaften is, om daer ^ eenfaem fijnde^ boeie

%Q

Scm.

f

n

1 li

\'SM -1

Ij!! I
. :

1:111

Steden»

\\ 1 I

m

ii !

I

l!
lil

11

I. 1 :!

TodcUen»

VecUng,

, 1

KaPel

-ocr page 390-

V

R

Crenfèn,

Stede».

fchap vm

Voli-

MIE.

Steden.

te doen. Anderen,met haire kleederen gekleedt,
en met ketenen belaft , begeven fich in de wil-
dernis , ja gaen fomtijts tot in \'t veerder-gele-
gen Scythien, om daer\'t Euangelium te ver-
kondigen , en met de martelkroon gekroont
te worden. Sy hebben feer vele kloofters in
Ruflen , doch eenige van de felve fijn met de
Roomfche kerck vereenight. Defe voogh-
dyfchap ftreckt fich wijt uyt, foo naerd\'Eu-
xinifche zee zuydwaerts , als weftwaerts en
ooftwaerts naer de grenfen van Littauwen en
Wit Ruften, en heeft veel bevolckte fteden,
met bygelege kafteelen , van de welcken de
voornaemften fijn Caniovie, Circaftie , Bo-
hullaw, Perellaw, Bialocerke, Stepanovie , met
een gemaeckte wal, en met grachten verfterckt:
desgelijcks Faftovie, de wooning des Biftchops
van Kiovien , daer de lefuyten een treftelijck
Collegie hebben, om de jeught t\'onderwijfen.
In dit vooghdyfchap , gelijck in\'t voorgenoem-
de van Braflau , is het gemeen volck door de
wapenen feer geoeftent, en ftout in d\'oorlo-
gen j en fy, lbo uyt de fteden, als uyt de dor-
pen, vergaderen in d\'eylanden van de Bory-
fthenes , en laten fich van felf ten oorlogh aen-
Keftcken. teekenen , en noemen fich felven Kofacken.
Defe lieden, d\'oude krijgstucht onderhouden-
de , ftroopen te voet, ten deel in Scythien, van
daer fy roof mee brengen j en ten deel ter zee
in Turckyen, of werwaerts de Koning hen be-
laft. Hun getal ftreckt fich uyt tot veertigh
duylent, die byna alle des winters naer huys
trecken , na dat ly een kleyn getal tot bewaring
der eylanden hebben gelaten , op dat fy niet
van de Barbaren ingenomen fbuden worden.
Sy ftrijden voor \'t Rijck fonder eenige foldy, en
fijn met de roof alleen vernoeght. Maer op dat
fy wackerder fouden fijn om te dienen , foo be-
fchencktde Koning hen altijt, als d\'oorlogh
geëyndight is, met een fekere fomme gelts, om
hun wapenen te vermaeken.
Taltsiuef Maer wy , als weer naer huys keerende, vinden
aen de weftfijde van Kiovien de vooghdyfchap
vzn Volinie, die in twee feer groote geweften,
dat van Cremenece en van Luceorien, gedeelt
wordt. Defe heerfchappy heeft drie Senatoren,
de Paltsgraef en Slotvooght van Volhynien,
ende Biflchop van Luceorien , die fijn Cathe-
drale kerck, met het Capittel, in \'t kafteel van
deftadtheeft, daer delefuyten oock een Col-
legie voor de Studenten hebben. Maer in de
ftadt felve is een Biftchop der Ruffen. Niet ver-
re van daer is de ftadt Volodimire, in de welc-
ke oock een Biffchop der Ruffen fijn Stoel heeft,
en groote heerfchappy pleegt. D\'andre fteden
fijn Rubefovie, Socalie , door \'t eerbewijs van
\'t wonderdoende beelt van de Maeght Maria
vermaert, daer altijdt een groote menighte van
menfchen naer toevloeyt, om hun beloften te
voldoen, terwijl de Broeders van S. Francifcus
van d\'Obfervantie , die wy gemeenlijck Ber-
nardinen noemen , daer de heylige dienften
beforgen. Defe Monicken hebben dieshalven
over weynigh jaren,in een eylandt van de vloedt
Bug, van d\'aelmoeften der godtvruchtige men-
fchen , een heerlijcke kerck gebouwt, gelijck
Polen»

S Ë R

oock een kloofter , dat, uyt vrees van de vyan-
den , met veftingen verfterckt is ; en fy hebben
binnen korte tijdt defe geheele kerck verciert
met fèer koftelijcke fchilderyen , filvere en
goude vaten, en met gewijde kleederen, die
met koftelijcke gefteenten , tot verbaeft-
wordens toe , befet fijn. Daer na volght Czar^
toriske , Oleske , Crilovie , Brodi, Olike,
treffelijcke fteden, en in hooge achting om hun
ftercke kafteelen : desgelijcks Cremenecie , de
hooftftadt van\'t geweft, dewelcke een kafteel
opeen hooge klip vertoont. Vervolgens Vifnio-«
vecie , Zaftaw , Cbnftantinovie , Bafilea, Dub-
ne , Oftrogie, Zbaravie, die yder een fterck
en ^ierlijck kafteel hebben. Want yder van de-
fe fteden heeft eertijts de fetel en wooning van
d\'oude Hartogen der Ruften geweeft. Oftro-^
gie heeft aen d\'een fijde, hoewel wat verre af-
gelegen , Derman, een fèer treffelijck kloofter
van Ruften, in\'t welck fekere Monicken, van
S. Bafilius Ordening , onder hun eygen Hegu-
mene oft Prelaet,van de Roomfche Kerck afge-
fcheurt fijnde, leven,en groote befittingen heb-
ben. Aen d\'andere fijde is Miedirecze, een feer
ftercke ftadt, in de welcke loannes,Hartogh van
Oftrogie, Kafteleyn van Krakou , de lefte van
fijn geftacht, met konincklijcke koften, om
foo te fpreken , een kerck en kloofter voor
de Conventuale Franciskanen heeft gebout. En
fijn nicht heeft daer oock onlangs voor de le-
fuyten een Collegie , om de jeught t\'onderwij-
fen , en een koftelijcke kerck opgerecht, inde
welckefy met veel traneniiet lighaem van haer
gemael , Karei Chodkievicius , een weerga-
deloos man in dapperheyt van d\'oorlogh , be-
graven heeft.

Wat het Vooghdyfchap van Belzen aengaet, \'^o^ghdy-
het leght aen \'t geweft van Leopolis, en aen het
beT-^\'^\'\'
landt van Chelme, als in\'t midden van\'t Root
Ruffen. De ftadt felve leght tuftchen poelen,
daer de Dominicanen een lèer oude kerck heb-
ben. Het heeft twee Senatoren , naer de plaets
gebynaemt, namelijck de Paltsgraef, en Ka-
fteleyn van Belzen en wordtin vier geweften
gedeelt, in dat van Belzen, Bufcen, Grodlen en
Grabovecen, in de welcke veel fteden en dor-
pen fijn. Maer defè vier voorgenoemde, gelijck
fy de hooftfteden van hun geweften fijn, fbo
worden fy oock de voornaemfte boven anderen
geacht, en hebben kafteelen by fich leggen.

\'t Landt van Chelme befit de lefte plaets, en \'t Landt
leght tuftchen de Vooghdyfchap van Lublin,
en de grenfen van Littauwen, en heeft ooft-
me.
waerts lijn uytficht naer Volhynien. De ftadt
Chelme felve heeft twee Biftchoppen , een Ca-
tholijcke , welcks fetel onlangs naer Crasnofta-
vien is
vervoert; en een Rulfifche Biffchop, die
daer
woont, en oock fijn hooftkerck heeft. Sy
wordt derhalven in twee geweften gedeelt, na-
melijck in dat van Chelme , en van Crasnofta-
vien ; en heeft oock twee Raetsheeren , de Bif-
fchopen Kafteleyn van Chelme. De voornaem-
fte fteden fijn,Chelme felve, Rozane, Vlodavie,
Stedeni
Crasnoftavie , aen de vloet de Veper gelegen,
daer oock een Biffchoppelijcke fètel is, een ka-
fteel , en een Paleys, naer de nieuwe bouwkunft

Z 7 gefticht.

I I

t

I

,1 I.

N J

L

"li
\' \'

T: i

■ : I

■ : \' , ■ l\'i

-ocr page 391-

V

gefticht.D\'Aertshertogh Maximiliaen,van loffe-
iijcke geheugenis , door de roeckeloosheyt van
eenige weynigen met een heir vyandighlijck in
Polen gevallen, wierdt hier door loannes Za-
moski geflagen , en , gevangen fijnde , in defè
veiHng bewaert. De fèlfde Zamoski bouwde
byna in de fèlfde tijdt, dicht daer by, de ftercke
ftadt Zamoskien , diehy met wallen , grachten
cn bolwercken,nae de nieuwe bouwkunit, fterck
maeckte. Hy bouwde daer oock een kerck voor
de Canonicken, (welcker Deken gemijtert is)
volgens fïjn groote godtvruchtigheyt; en ver-
forghde defe plaets feer mildelijck met alles
dat tot des felfs onderhoudt noodigh was. En
hy, een groot liefhebber der gauwe verftanden,
en een vader van alle konften en wetenfchap-
pen fijnde , rechtte hier een Academie op , en
ontboodt daer toe de geleertfte mannen van
Krakou, en verheerlijckteniet alleenelijckfijn
ftadt Zamoskien met de glans der geleertheyt,
maer oock geheel Ruften. Daer omtrent fijn
noch veel andere aenfienelijcke fteden, als Sce-
brefine, Tomafovien, Crefovien, en veel ande-
re maer die byna alle onder het gebied van Za-
moskien ftaen ; daer oock cierelijcke tuynen,
en vifchvijvers fijn , gelijck mede waranden van
verfcheyde beeften , en fmitswinckels , die men
overal fiet. Desgelijcks is \'t in Uchanien , daer
eertijts Nicolaes Danielovicz , Threfbrier van
\'t koninckrijck, een deurluchtigh man, een feer
heerlijcke kerck deed timmeren , die hy met
feer koftelijcke gefchencken , en met een filvere
ciborie befchonck. Men fiet hier oock een
-prachtigh paleys,en aengename tuynenft welck
aen alle Grooten van Sarmatien gemeen is.

W I T R V S S E N.

Et Ruftenlandt,\'t welck aen \'t Groot-Her-
toghdom van Littauwen leght, en daer
onder behoort, wordt gemeenelijck Wit
Ruffen genoemt, ten deel om dat d\'inwoonders
die koleur hoogh achten, ten deel om dat de
landen daer langer met fneeu bedeckt blijven,
dan elders , en aen d\'aenfchouwers alles wit ver-
toonen, ja dat oock defe koleur in de natuer der
beeften overgaet: want de wolven , de beeren,
■de hafen, voflen, en d\'andere beeften, foo tam-
me, als wilde, fijn meeft altijdt wit, dewelcke
echter, in andere plaetfen voortgekomen , ge-
meenelijck anders van verwe fijn. Het landt is
feer vruchtbaer van alle dingen, die tot lijftocht
behooren, van rogge, garft, haver, terwe ,erre-
ten, hennip, vlas, honigh, hoppe, was, van vee,
viflchen, vogelen , en groote wilde beeften: en
dit fijn hun rijckdommen, de welcke fy ten deel
de vloet de Dwine af naer Lijflandt , en de ftadt
Riga fenden, en ten deel langs de vloet Ne-
mene deur Littauwen naer Koningsbergen in
Pruyften. Dit treffelijck landtfchap wordt in
dyfchappen. Ics groote Paltsgraetfchappen oft Vooghdy-
fchappen gedeelt, van de welcke \'t eerfte volck-
Ncvogrod, rijcker is dan d\'anderen, en Novogrod wordt
f^^^fi^\' genoemt, \'t welck in twee geweften wordt ge-
deelt, in dat van Novogrod , en van Slonime :
beyde hebben fy in fich veel fteden , die wel be-

R

Nam,

Vrucht\'
heyt.

Ses voogh\'

S E N.

volckt fijn maer de voornaemfle van defe fijn,
Novogrod , daer , by beurten met de ftadt
Minfco, het Parlement van \'t geheel Groot-her-
toghdom van Littauwen gehouden wordt; Slo-
nime , Rozane, Selecie , Myfze, Lachovicie,
door Karei Chodkievicie, Velt-overfte der hei-
ren van Littauwen , een man van geluckige ge-
heugenis , met een ifèer heerlijck Paleys, en met
bolwercken volgens de nieuwe bouwkunft ver-
fterckt. Desgelijcks Nefvizie , de wooning der
Hertogen de Radzivils, daer Nicolaes Chriftof-
fel Radzivil, (de Pelgrim gebynaemt,om dat hy
in de kleeding van een pelgrim \'t heyligh Landt
had befocht,) een feer voortreffelijck man, die
by alle outheyt geleken kan worden , veel heer-
lijcke kloofters, gafthuyfen, queeckfcholen, een
Collegie van leluy ten , en beurfen voor de Stu-
denten,met een gemoet en ko{l:en,warelijck ko-
nincklijck fijnde , opgerecht, eninfijn andere
befittingen de kercken overal vermaeckt, oft
van nieus herbouwt, en een Hartoghs Paleys in
een ftercke plaets, nae de nieuwe bouwkunft,
gemaeckt heeft: desgelijcks het Stadthuys , en
\'t kafteel Myrh genoemt, vier mijlen van de
ftadt,met hoffteden, landhuyfen,tuynen,boom-
gaerden, vijvers,, en veel wegen overal eenige
mijlen verre recht deur gemaeckt,en aen weder-
fijden met flooten afgefchut, en met vrucht-
dragende boomen belet; en fbo , in \'t midden
van Sarmatien , Italien aen ons heeft vertoont.
Negen mijlen van daer leght de ftadt Slucke,
de grootfte van alle de fteden die in Polen fijn,
maer byna geheel met houte huyfen gebouwt,
behalven de kerck der Catholijcken , en\'t Pa-
leys van den Hartogh. Dit landtfchap had eer-
tijts , en felf ten tijden onfer voorouders, een
abfolut Vorft , maer echter een leenheer van
de
Koning van Polen , en met feer groote in-
komften verfien. Maer vermits dele ftam nu
onlangs te niet gegaen is, foo is defe heerfchap-
py, met alles dat daer aen behoort, in\'t ge-
flacht der hertogen de Radzivils overgegaen.

De tweede Landtvooglïdy is van Mfcifla-
vien , die,, als een driehoeck, van de zuydfijde
aen de vloet Pripetie, en van d\'ooftfijde aen
de Boryfthenes , geheel van boflchen befto-
ten , en in \'t water gedompelt leght, en in twee
groote geweften gedeelt wordt, dat van Mfèi-
flavien, en Modziren , en volgens de wijfe der
andere Landtvooghdyen van Littauwen en Ruf-
fen,
twee Raetsheeren heeft, de Paltsgraef, en
Cafteleyn van Mfciflavien. De voornaemfte
fteden fijn Cleck^ Ouruck, Homilie, Criczovie,
met heerlijcke en ftercke kafteelen verciert,
gelijck oock Mfciflavie felve, Oftrske, en Mod-
zirie, in \'t midden der poelen gelegen.

Het derde Paltsgraeffchap is datvanViteb-
fce, \'t welck oock, gelijck het voorgaende, van
d\'ooftfijde aen de Boryfthenes is gelegen, en
oock in twee groote geweften verdeelt wort, in
dat van Vitebfce,enBraflavie; en behalven defè
twee fteden, oft liever Braflau alleen, (want Vi-
tebfce heeft fijn ftads-rechten verloren, cn is tot
een vleck gebracht, om de moort, aen d\'Aerts-
biftchop Jofaphat de Rufch begaen,die hen we-
der tot de eenigheyt met de Roomfche Kerck

wilde

Steden,

Tweede

Landt-

vooghd^-

fehap vm

MSCIS.

LAVIE.

Steden,

Derd»
Taiffgraef"
fchap van
VITEB.
SCE.

-ocr page 392-

V

wilde brengen ; doch het heeft echter een ko-
nincklijck kaileel, met rechts-gebiedt behou-
den, ) en anderen van minder naem , Mohilovie
heeft, een feer groote ftadt, vol van kooplie-
den , en door den handel der Mofcoviters be-
kent voornamelijck om dat de koftelijcke vei-
len, die uyt Mofcovien komen, door hun han-
den^ foo naer Polen, als naer Duytslant, gevoert
worden.

Vierde \' De Landtvooghdy van Minfce befit de vier-
fcÊjFvm plaets, en is in twee geweften gedeelt, in dat
MiNSCE. van Minfce, en van Borifovien. Minfce heeft
een fterck kafteel, in\'t water gelegen , en een
andere vaftigheyt, die mee niet te verachten is.
Want de Ruffen hebben defe gewoonte, dat fy
alle hun voornaemfte fteden met dubbelde ve-
ftingen verftercken, naemelijck met een kafteel
van beneden en van boven. Dieshalven heeft
oock Borifovie, aen de vloet Berezine gelegen,
een dubbelde vefting , gelijck oock Minice, het
welck echter beleefder burgers heeft , om de
toevloeying van d\'Adel, terwijl het Parlement
van geheel Littauwen daer fijn plaets heeft.
Want de gewoonte is dat het Parlement het een
jaer te Viine fijn verblijf heeft , en\'t ander jaer
te Minfce , oft Novogrod , by beurten. Hier
fijn oock Toloczin,Smolniany, Coidanovie, en
Turk, alle plaetfen van aenfien5 doch d\'ande-
ren fijn alle niet feer bekent.

y^jfde De Landtvooghdy van Poloce beflaet de vijf-
fchapïlt ^ie plaets. Hier is Poloce felve, aen de vloet
POLOCE. Dwine gelegen , een ftadt vol kooplieden, en
met een dubbelde verftercking oft met twee ka-
fteelen verfterckt , daer in d\'Aertsbiffchop der
Ruffen fijn ftoel heeft. Hier is het graf vande
heylige lofaphat, die in onfe tijden door de ket-
ters van Vitebfce gedoodt, en naer een beter
leven verhuyft is -y fijn Iichaem herwaerts ge-
voert , is hier door groote wonderdaden ver-
maert. De lefuyten, nutte wercklieden in de
wijngaert des Heeren,hebben in defe ftadt oock
een College voor de Studenten , van de ko-

R

S B N.

ninck Stephanus opgereclit. Niet verre vm
daer is de treffelijcke ftadt Ufujate, met haer
kafteel; oock Starzicie , Velifie , de hooftftade
van\'teen geweft, dat tot de felfde Landvoogh-
dy behoort, en de twee ftercke fteden van de
weêrgadeloofe helt Karei Chodkievicius, Sclo-
vie en Bychovie genoemt, in de welcke hy niec
alleenlijck veftingen naer de nieuwe krijghs-
kunft, maer oock kercken en kloofters naer de
nieuwe bouwkunft, opgerecht lieeft.

De Landtvooghdy van Smolensko is de lefte, Sefie
en oock de grootfte , en befluyt in fich het Har-
toghdom van Severien ,
\'t landt van Czernicho-smolens.
vien , (die beyde feventigh kafteelen in fich be-
vatten) en\'t geweft van Orfane. De ftadt Smo-
lensko leght aen d\'oever van de Boryffhenes,
op een hooge plaets ^ heeft een muer van ne-
gen voeten breet, en met twee-en-vijftigh to-
rens verfterckt. In \'t midden van de Itadt is een
wacht-toren en vefting,op een hooge plaets ge-
legen. Defe ftadt begrijpt omtrent vier duyfent
huyfen , behalven de hoven der Edelen , en de
kercken der Geeftelijcken , foo der Ruffen , ais
der Catholijcken , onder dewelcke een van de
lefuyten is, meteen Collegie voor de yverige
jeught. Hier is oock den ftoel van de Biffchop
der RuflTen, die in\'t geeftelijck onder d\'Aerts-
biffchop van Poloce ftaet, als mede ftemmende,
en beyde bekennen fy de Roomfche Paus voor
hun Hooft. Dombroune is oock een ftadt, die
niet te verachten is: gelijck oock Orfze, aen
de Boryfthenes gelegen, in de welcke de lefuy-
ten een openbare Schole hebben, en die altijt
in\'t gebiedt des Konings van Polen heeft ge-
weeft. Doch Smolensko, met het geheel Har-
toghdom van Severien was, omtrent hondert
jaren geleden,door de Mofcoviters ingenomen;
maer onfe Koning, Sigifmundus de Derde,heeft
haer,in\'t jaer met oorlogen weder gewon-
nen , en daer by het landt Czernichovien den
vyant afgedwongen , en aen de Landtvooghdy
van Smolensko gehecht.

il:Sl;

Het

-ocr page 393-

- I -w ;

m

1 -

-ocr page 394-

2.6

Het Hertoghdom

V Y S S

P R

E N.

Naem. I^^ïy^èn, aen \'t uyterfte eyn-

de van Duytflandt gelegen,
heeft (gelijck Erafmus Stel-
la fchrijft) defen naem van
de volckeren Boruffis; want
als de felve, foo Ptolemasus
verklaert, haer by \'t Ryph^i-
fche gebergte hadden neder-
geflagen, (ontrent daerfe naer
het noorden fl:recken , niet
wijdt van den oorfprong der
riviere Tanais,) en dat haer
verdroot langer daer te blijven, fljnfe met menighte in dit
landt gevallen,en hebben haer vcrfprcyt,en \'t geheele landt
nae haren naem Borufliia genoemt, hedensdaeghs Pruy{l
fen geheten.

Dit landt neemt fijn beginfel in het weflien, aen de ri-
viere Vifl:ula ofte Weixel, flreckt noordwaerts langs den
inham des Balthifchen zees ^ in \'t oofl:en paelt het aen Lit-
tauwen ; in \'t zuyden aen Polen, en in \'t wefl:en aen CaflTu-
ben en Pomeren.

De lucht is hier lieflijck en gefont, maer wat kout. Het
geheele landt is feer vruchtbaer,en pafleert verre alle ande-
re naefl:-gelegene provinciën: infonderheyt is \'t een treffe-
lijck kooren-landt, \'t welck in deught te boven gaet het
Poolfche en Littoufche. Van honigh en byen is \'t foo rijck
als eenigh landt in \'t noorden gelegen. Daer is oock over-
vloedt van vee, en treffelijcke jacht in de boflchen, die vol
zijn van menigerhande wildt. Behalven de beeren, fwijnen
en herten, die daer in menighte gevonden worden, fijnder
oock our-oflfen, van groote flrerckte en rafligheyt, en wor-
den gemeynlijcken buffels geheeten; daer fijn oockbifon-
tes,\'t welck is een foorte van wilde ofl^en; en veel wilde peer-
den, wiens vleefch de inwoonders etenj oock elanden en
marters by menighte.

Oftde flaet. ^^^ Pruyflfen hebben meefl afgoden-dienaers oft Hey-
\' denfch geweefl:, ten tijden van Keyfer Fredericus de II, on-
der wiens regeringe de Duytfche Kruys-Heeren in\'tjaer
III5 de felve overwonnen,en in de Chrifl:elijcke religie on-
derwefen hebben. Daer nae in \'tjaer 141p, hebben haer de
Provinciën en fteden van Pruyfl:en(door der Kruys-Heeren
gierigheyt en wreedtheyt vergrämt) onder Cafimirum Ko-
ning van Polen begeven, en 85 jaren daer nae haren afval
vernieuwende, Marienburgh met andere kafteelen en fte-
den , aen den Koning voor 47<?ooo guldens verkoft; en als
de
Marienburgers den Koning niet wilden onderdanigh
fijn, heeft de oorloge foo lange van beyde fijden geconti-
nueert, dat ten laetften het geheele geweft onder\'t gewelt
van Albert van Brandenburgh gekomen is, welcke was de
laetfte Duytfche-Meefter, die te Cracouw van Sigifmundo
koning van Polen , tot een wereltlijck Vorft en Ridder ge-
maeckt wierdt. Men feydt, dat de Prince Venedufus dit ge-
heele landt in twaelf Hertoghdommen gedeylt heeft, waer
van de namen fijn Sudavia,Sambia,Natangia, Nadravia, Sla-
vonia, Bartonia, Galindia, Warmia, Hogerlandia, Culmige-
ria,Pomefania, en Michlovia. Onder welcke Sudaviavande
Kruys-Heeren foo verwoeft is, dat van \'t geheele Hertogh-
dom nauwelijcks feien flechte dorpen,in
\'t gebied van Lup-
tavia,noch over fijn.In Sambia fijn veel fteden,als Pebenicht
in \'t jaet 1156 gebouwt; Kneyback j 5 80 gefondeert; Ko-
ningsbergen 1260; Fifchufen
1169 ; Lechftet 128^ j Mul-
mulberg 12.79. Ii^ Natangia fijn de fteden Valdonia, Gira-
nia,Centia,Creneburg, Heiligenbeil, Fridlandia, Schippen-
beil en Brandenburg. In Nadravia fijn naulijcks eenige boe-
ren-hutjens te vinden, de refte is verwoeft. In Slavonia fijn
Ragneta, Tilba, Renum, Liccovia, Salavia, Labia, Tapia,
Vintburgia, Chriftaderder, Baytia, Ceftia, Norbeitia, Venf
dorff, Angcnburg en Dringofordt.In Bartonia fijn Noorden-
burg,lohansburg, lurgburgjnferburg, Richtenerder,Barto-
nia en Renum. In Galindia fijn Orteleburgh, Raftenburg,
Ncyburg, PaiTenhum, Drefchlovia, Lucia en Lutzenburg.

Locht.

Vrucht\'
haerhejft.

In Warmia fijn Reflïel, Streburg, Biflchopffteyn, Warten^
burg, Allenfteyn, Melfatia, Helsberg, Wermeditum en Gu-
ftedia. In Hoogerlandia fijn Brandenburg, Tplkiemit, Man-
hufen,Scharponi en Elbinga, de grootfte van allen,gebouwt
aen de zeeftrand, feer vermaert door den koophandel en
rijcke burgerye. In Culmigeria fijn Turunia, een treffelijc-
ke koop-ftadt aen de Weixel gelegen, anno 1255 gebouwt;
Culmina , Wentflavia, Aldufia, Geandentz, Gugeleburg,
Schonfa, Stesburg, Bartonia, Neumarckt, Rogolha, Papa-
nia, Fridech, Lipno, Lefna, Golba,Luben, Reden, Bergela-
via, Lantergurgia. In Pomefania is Marieburgh, een groote
ftadt,in \'tjaer 1402 gefondeertj Menticha,Stum,Chriftburg,
Prensmarck, Salfeld, Merinec, Holand, Luhftadt, Ofterro-
da, Rofenburg, Marienwerder, Garnefija, Eulonia Germa-
nica , Lebmulia, Hohenfteyn, Schonenberg , Culenburg,
Neunburg en Salavia.. In Michlovia is \'t alles verdeftrueert
en vernielt, behalven Straburg.

Hedensdaeghs wordt Pruyflfen gedeylt in het Konings Konings
en Hertoghs Pruyffen.De koning van Polen befit in eygen- TrayUen.
dom alle de contreye, die aen beyde zijden van de Weixel
licht, tot daer de felve in de zee loopt, met het eylandt,hec
welck tufl^chen de Weixel cn Nogato befloten leydt: oock
alle de fteden en kafteelen aen den nieuwen inham gele-
gen, als Elbing, Tolkiemit, Frawenberg cn Brunsbergh,tot
den uytgang der riviere PaflTaris. Het gantfche Warmienfer
Bifdom in \'t zuyden, een groot en vruchtbaer landt,vol fte-
den en dorpen, \'t welcke gelijck het herte in \'t midden van
het Hertoghdom Pruyflfen hangt, is oock in \'s Konings ge-
biedt alleen. En alhoewel dit deel van Pruyffen,\'t welck im-
mediaet den Koning toebehoort, alleen met Polen onder
een Rijck begrepen wordt j foo heeft het doch een eygen
publijcken Raed, befondere ftatuyten, wetten en rechten,
van welke men nochtans aen den Koning appelleren mach;
heeft oock een eygene fchat-kamer,en ordere op de krijgs-
faken.

Daer fijn in Konings Pruyffen 14 Raets-heeren, name- Tegenveor-
lijck twee Bifl\'choppen, Warmienfis die in Braunsbergh re-
digtnßait,
fideert, en Culmenfis: drie PaUtini, Culmenfis , Marie-
\'burgenfis en Pomeranicus: drie Cafteleyns, Culmenfis, die
van Elbing, en Dantzick: drie
Subcamerarü oft Onder-ka-
mer-heeren en de drie voornaemfte fteden , als Torn, El-
bing, en Dantzick. Defe komen alle jaer tweemael t\'famen,
om te delibereeren en recht te doen, in de Mey-maent te
Marienburgh, en op S. Michiel te Grudent. De Capitey-
nen ofte Gouverneurs van de kafteelen, en koninglijcke in-
komften zijn 18, die van Marienburgh, en in het
Palati-
natu
, die van Stuma, Gneva, Meva en Stargardia: in \'t Po-
meranifch Palatinaet, zijn die van Slochovia boven Tucho-
lam, by de riviere Bro; die van Sueza, Tuchola, Derfania
en Pufci: in \'t Culmenfer zijn Brodnica, Grudenti, Radine
oft Reden, Colba, Rcgofna, Rogenhaufen, en noch drie
andere.

De voornaemfte ftadt van PruyfTen is Dantzick, gelegen Vantzfck»
aen de Weixel. Eerft was \'t een open vleck, die Primiflaus
Hertogh van Polen met een houten fchutfel omringt heeft
in \'tjaer 1
19 y. Daernae , alsfe in koophandel toegenomen
hadde,is zy met een muur befloten in \'tjaer 1543,gelijk men
fien kan uyt d\'infcriptie die in de hooft-kercke is, toen ter
tijdt gemaeckt. \'tisnu de principaelfte koop-ftadt van al
de fteden aen d\'Ooft-zee, van waer, om de gelegenheyt,
de granen,
en andere Poolfche goederen,naer Nederlandt,
Vranckrijck, Spanjen, en andere landen gevoert, en van el-
ders verfcheyde waren aldaer gefonden worden.

Het Hertoghs Pruyflcn, \'t welcke in vorige tijdenden jjertogh
Kruys-hceren van de Duytfche Orden eygen was, is veran- ^ruyjfiH.
dert in een erf-Hertoghdom; onder Albert Marek-Grave
van Brandenburgh, Duytfche-Ordens-Meefter, en van het
Roomfche Rijck af-gefcheurt, en heeft hem anno i j 2 j- on-
der de befcherminge des Konings van Polen begeven.Defè
Vorft heeft altijdt, in denRaedt, op de landt-dagen en
vergaderingen, <de eerfte en naefte plaetfe by den Koning.

A a Soo

! <

11\'!
! il\':

-ocr page 395-

liM\' H

H

il\'

ili

i V ik

1 / i\'\'

! !

-ocr page 396-

N,

E

U

R

Soo daer twift tujffchen den Koninck cn Hertogh ontftaet,
die felve wordt neder geleydt en geflecht te Marienburgh
ofte Elbingen,door des Könincks Raedts-heeren, die haer
niet nieuwen eede moeten verplichten,datfe een recht von-
nis fullen wyfèn. De Edelen en andere, die eenige adie
hebben tegen den Hertogh, ftellenfe in, voor de leenman-
nen 5 van den Hertogh daer toe gedeputeert, van de welcke
fy vryelijken mogen appelleeren aen des,Könincks en Her-
toghs Raden te Marienburgh refiderende. Nochtans moet
een yder geciteert worden,daer de ftrydige goederen liggen,
ofte daer de beklaeghde woont, want hy niet gehouden is
voor een uytlandcs oft vreemt gerecht te verfchynen. Het
Hof-gericht wordt van vijf Adelijcke perfoonen en drie
Rechts-gelcerden bedient. De Richters in de provinciën
worden alfoo geftelt, dat van dryen, die een yder province
nomineert^de Prince eenen kieft, die felve moet recht fpre-
ken nae de Culmenfer rechten , en de coftuymen van de
provincie. Indien de Prince iets dede ofte attenteerde te-
gens de privilegiën, vryheden, rechten en ufantien, en hy,
o O begeeren en aenhouden der onderdanen, in zijn quaet
voornemen niet veranderde,ftaet het den Standen der pro-
vincienvry (fonder eenige fchult van rebellie) haren toe-
vlucht te nemen aen de Konincklijke Majefteyt van Polen,
en,uyt kracht van de befcheeden,tuftchen den Koninck en
den Hertogh gemaeckt, de befcherminge harer privilegien
by den felven te verfoecken.

In het Hertoghdom Pruyften zijn twee Biftchoppen,
Sambienfis, die te Konincksbergen, en Pomefanienfis, die
in Marienwerder refideert, hebbende volkomen en onver-
hinderde Geeftelijcke jurifdidie.

Dit gantfche landt Pruyften light feer bequaem tot het
uyt en invoeren van allerhande koopmanfchappen en wa-
ren , van wegen de menighte der rivieren, inhammen, en
havens.

De principaelfte rivieren zijn, de Viftula, Nemeni, füro-
nen , Nogat, Elbinga, Vufera, Paftaria, Alla, Pregel, Ofta,
Vrebnicz, Lica en Lavia; in alle de welcke , als oock in de
meyren en naeft-gelegene zee, een ongelooflijcke menigh-
te vifch gevonden wordt. Op de Pruyftifche kufte aen de
Balthifche zee, wordt het
Succinum vergadert, het welck
Barfi\'ßeen, de inwoonders Barn-fteennoemen, om dathy lichtelijck
brandt; wordt oock Oogh-fteen genoemt, om dat hy goet
voor de oogen is. De Griecken hebben\'tEledrum gehee-
ten,nae de Son Eledor, volgende daer in de fabel van Phac-
thon. Servius feydt, dat\'er driederley eledrum oft amber
gevonden wordt, waer van het eene uyt de boomen komt,
Suainum genaemt, het ander uyt de aerde, en het derde
wordt van drie deelen goudts en een deel ftlvers gemaeckt.
De Latijnfche hebben \'t
Succinum geheeten, foo Solinus ge-
tuyght,
afucco, van\'t fap. Plinius fchrijft dat\'et de Duyt-
fchen Gleftum noemden, na het glas, \'t welck het niet on-
gelijck is, fijnde beyde doorluchtigh en helder, en dat dit
landt daerom van de Romeynen Gleftaria genaemt is.Defe
fuccini ofte ambers zijn van veelerhande foortenjden reuck
van de witte is de befte, was in \'t eerfte goede koop, en niet
feer geacht; daer nae volgen de geele en gryfe. Defe geele

I;:
; i:

Bifdow
me».

Gelegen
heyt.

M

l\'i;

M \'l ►

Rivieren.

wordt meeft ge-eftimeert, befonder die doorfchynigh en
klaer-blinckende is, en een vyerige gedaente fchijnt te heb-
ben ; noch iftèr een foorte die men honigh-amber placht
te noemen. De kracht en \'t gebruyck des ambers is goet
tot vele dingen; en foo lange gewreven dat hy begint warm
te worden, treckt hy ftro-halmen en dorre bladen, gelijck
de Magneet-fteen het yfer.

Koningsbergen is oock een treffelijcke ftadt van Pruyf-
fen , gebouwt in \'t jaer 12 j y van Primiflaus de 11, Koning
in Bemen. Eerft laghfe daer nu
S.Niclaes kercke buyten de
ftadt is.Maer toen die verbrant was in \'t jaer i z6o, iflè naer-
der aen \'t ftot gebouwt. In \'t jaer 1500 heeft de Comman-
deur Berthold een deel daer by gemaeckt, datfe Lebenight
noemen. De Groot-Meefter Wirrick Knipenrode heeft
op een Eylandt het derde daer by gevoeght, \'t welck Knip-
hof genoemt wordt. In \'t jaer 1544 heeft Albert, Hertogh
van Brandenburgh, hier een Academie gefticht, en noch
Jcademie.
vier kercken en een kloofter, de andere twee zijn nu koren-
fchuuren. Hier is oock een kafteel. Sy is vermaert door de
koophandel; want van daer worden al de Littoufche waren
op de rivier Pregel gefcheept, en in verfcheyde landen ge-
voert.

Dit landt heeft uyt \'er maten groote boftchagien, uyt de Boffchen.
welcke menighte houts komt, foo om fehepen als huyfen
te timmeren, van daer komen oock treftelijcke ronde boo-
men tot maften , die in verre landen gevoert worden; defe
bofTchen hebben noch andere rijckdommen, als byen en
wildt, waer van de inwoonders niet weynigh profijts halen.

Van de religie en gewoonten der oucie Boruften, vertelt Of/de
Meletius in zijn tiende brief aen Georgium Sabinum won- Trüjjfen
dere dingen. Datfe in plaetfe der Goden, de Duyvelen ge- \'

eert hebben. Daer beneftens plachtenfe allerley onreyne
gedierten,als ftangen en adderen,als dienaers en boden van
de goden,feer religieufelijck te eereri, die fy voedden in hare
huyfen, en aen haer offerden als Huys-goden; feggende dat
de goden in de boftchen en wilderniften woonden, en dat
men haer aldaer offeren mofte, om haer te verfoenen,en de
Sonne en regen van haer te verkrygen. Sy waren oock van
gevoelen, dat men alle wilde gedierten , infonderheyt de
elanden, die in defe boftchen haer verhielden, moefte eer
bewyfen , als der goden knechten, en hun derhalven geen
leet doen. Sy geloofden dat de Sonne en de Mane de voor-
naemfte en eerfte van alle goden waren. Sy aenbaden dc
donder en bUxem, gelijck andere Heydenen, meynden dat
men met bidden konde het onweder af-keeren en oock ver-
wecken. Iri hare ofterhanden gcbruyckten fy boeken, vaix
wegen defes diers vruchtbare natuur. Seyden oock dat de
goden hare woonplaetfen hielden in heel groote boomen,
als eycken, vlier-boomen en meer andere. Daerom fy de
felve niet af en hieuwen j maer eerden die feer weerdelijck,
als huyfen van de goden, Sy waren in vorigen tyden foo
barbarifch en onervaren, dat fy voor onmogelijck hielden,
onder haer malkanderen zijn meeninge te konnen open-
baren doofbrieven. Die meer begeert te weten, mach
doorfien het twede boeck Erafmi Stellig van de Borulfifchg
Antiquiteytcn.

i

-ocr page 397-

1 iT

IE EYLAN

27

(is

iïi^i

genaemt

E WE

E

S,

in \'t Hertoghdom Pruyffen gelegen.

Ntrent Dantzick en
Elbing ,
vermaerde
fteden in Pruyften ,
fijn drie eylanden ,
Weickede
Hooghduyt-
fchen in \'t gemeen de
Werders noemen, dicht
aen elckander
by de
Belth oft Ooft-zee ge-

CJ

Het eerfte defèr eylanden heeft fijn naem
van Elbingen , en wort
d\'Elbingfchfy en oock de
Fz/c^^^^r-w^/er geheeten, om dat Fifèhaw, en
infonderheyt Elbing , die onder de voornaem-
fte zee-fteden van dit geweft wort getelt, in de-
fe Werder fijn gelegen.

Hierop volgt de grootfte, in \'t gemeen de
Marienburger-Werdcr genoemt, die in \'t midden
tuftchen de twee andere , die kleynder fijn, en
dicht by Marienburgh , leght; dit is een treffe-
lijcke ftadtdie fommige oock Margenburgh
noemen, op de vloet Nogat gebouwt: welcke
rivier aen d\'eene fijde van defè Werder, en de
Weyftel aen d\'andere, en foo naer Dantzig,
loopt. Defe Werder heeft een feer aengenaem
bofch,
vervult met allerley flagh van boomen,
waer van d\'inwoonders groot voordeel trecken ,
en hout om heerlijcke gebouwen op te rech-
ten. Het Elbingfche bofch , recht tegen over
defelve ftadt gelegen , is niet wijdt van defe
Werder : in dit bofch worden de hooghfte den-
ne-boomen afgehouwen , dienftigh om ma-
ften op de groote fchepen te maken, waerom
de felve in verregelegen landen gebracht en
verkocht
worden. De vloet Tye, die feer vifch-
rijck is,
loopt dwars door dit lant, en deelt het
in tween.

De Dantficker-Werder, dus genoemt om de
nabyheyt van defe groote ftadt, wort voor de
kleenfte van allen geachtjcn heeft aen d\'een fijde
de
vloet Moddele , die naer de ftadt Dantzig,
en by de felve in de Weyftel loopt. Iri \'t midden
van dit lant fiet men het fchoon en vermake-
lijck bofch van Grebniske , in welcke men al-
lerleye foorten van groote boomen vind , be-
quaem om bakken en andere deelen van fraeye
huyfen te maken.

Defe drie Werders fijn meeft alle een vlack
en effen lant, en van de felve aert als de landen
in Hollant, welcke door verfcheyde rivieren ,
die daer dwars deurloopen , befproeyt werden.
Sy hebben feer goede weyden, en geven fulck
een overvloet van boter en kaes, en fbo veel
tarwe , dat een feer groote menighte daer me-
de kan gefpijft worden ; want de gront is vet en
Polau

Xlhinger-
Werder,

\'Marten-

hurgtr-

Wtrder\'

ker-Werder.

^ofch.

Aert van
\'t Idmt.

vruchtbaer uyt fijn aert, vol tuynen en boom-
gaerden,die allerley flagh van uytgelefen vruch-
ten in groot getal voortbrengen.

De voornaemfte rivieren van dit geweft fijn Rivieren-,
de Weyftel en de Nogat. De Nogat is een arm dsNegat,
van de Weyftel, die fijn oorfprong heeft on-
trent twee mijlen boven Dirfchow, en fcheyt de
Marienburghfche van d\'Elbingfche Werder.
De Weyffel loopt voorby Dirfchow , en fbo enwej^ex.
naer Dantzig; en twee mijlen boven defelve
ftadt deelt hy fich in twee tacken , welck beyde
haren naem behouden die van de flincker
fijde loopt nevens de gemelde ftadt Dantzig,
en ontrent een halve mijl van daer ontlaft fy
fich in de Belt oft Ooft-zee, daer men twee
fterckten aen de mont op de beyde fijden, om
haer en \'t lant te befchermen , heeft gebouwt;
den anderen arm defer riviere, aen de rechter
fijde, buygt fich naer\'t ooften , en loopt langs
vele fchoone tuynen; daer na deelt hy fich in
vele kleyne wateren, en vereenight fich foo
m.et de zee door verfcheyde openingen.

Ter plaetfe daer de Weyffel fich in twee Fonrejfe
deelt , ontrent twee mijlen boven Dantzig,
heeft Guftavus Adolphus, Koning van Sweden,
een feer ftercke en byna onwinnelijcke fortref
fè, die men \'t Hooft noemt, doen bouwen en
door dat middel alle fchepen , die naer Dant-
zig willen, gedwongen fekeren tol aen de fijne
te betalen ,• \'t welck den kooplieden en de ftadt
tot een groote laft verftreckte.. Maer door een
verdragh , met den felven Koning gemaeckt,
heeft men defen doorn uyt de voet der ftedelin-
gen van Dantzig getrocken ; en nochtans met
fèer weynigh voordeel : want voor eenige jaren
heeft Karolus Guftavus, navolger van Konin-
gin Ghriftine in \'t Sweedfche Rijck, dit Fort
weder ingenomen, en op nieuw gefterckt, daer
in leggende een goet getal foldaten tot befet-
ting, totdat het eyndelijck in\'tjaer ló^^y door
de dapperheyt der Polen , en burgers van Dant-
zig , hem weder uyt de handen wierd geruckt.

Nerung is een ftreeck lants, die lang, fmal,
en feer effen is, en fich van Dantzig langs den
oever der Oofl-zee tot aen de Weyffel en het
Frifche haf uytftreckt, fijnde de grootfte breet-
te niet boven het vierde deel van een mijle.
Hier fijn geen andere boftchen dan van dennen-
hout oft maftboomen, die d\'inwoonders met
groot voordeel verkoopen. De gelegenheyt
der gemelde rivieren , en de zeehavenen van
dit geweft, fijn feer dienfb\'gh voor de drie voor-
feyde fteden, Dantzig, Elbing, en Marien-
burgh : want deur de felve kan men hen allerley
koopmanfchappen afhalen en aenbrengen.

B b Hec

!f ft

^ !

•V

]\'t

-ocr page 398- -ocr page 399-

/ 4.

/

\' \'.\'Cr ■ -> ■ ...... v--,\'.-.

m

ä

-ocr page 400-

Z8

Het Groot-Vorftendom

L I T T A V W E

^ •

m En heeft Lithuanien de-
Y lèn naem willen geven a
Lituo, \'t welck foo veel te
feggen is, als een jaght-
horen, om dat in dit lant
de jaghten feer gemeen
fijn. Welcke meyninge
Mathias Michouw ver-
werpt , en geeft eenen
anderen oorfprong van
defen naem; te weten, dat fommige Itahanen,
van wegen der Romeynen oneenicheydt, Itahen
verlatende, haer alhier nedergeflagenhebben,
en dit landt Italiam, en de inwoonders Italos ge-
heeten ; doch dat het de herders daernae, een
ietter daer by doende, Litaham en het volck Li-
talos genoemt hebben j en haer nabuuren de
Ruffen en Polen, defen naem noch meer veran-
derende , noemen dit landt noch op den huydi-
gen dagh
hithuaniam^ en het volck Lithuanos,

Dit is een feer groot landt, nae aen Mofcovien
gelegen, grenfl; naer \'t ooften aen dat deel van
Rufland, \'t welck den Grootvorft van Mofcovien
onderdanigh is, naer \'t weften light Podlachia,
Mazovia, en Polen; en ter fijden naer het noor-
den heeft het Pruyffen voor frontieren ■ recht in
het noorden leydt Lijflant en Samogitia; en in
\'t zuyden, Podolia en Volhinia.

De lucht is hier ftraf, de winter harten rouw.
Niettemin is \'t landt feer overvloedig van was en
honigh,\'t welck de wilde byen in de boffchen ma-
ken, ook van peck en koorn,doch wort het koorn
felden recht rijp; wijn en is daer niet, dan die uyt
andere landen daer gebracht wordt; oock geen
zout,\'t welk de Engelfche daer brengen. Daer fijn
allerhande gedierten, doch kleyn van gedaente:
in de boffchen (waer mede bykans \'t gantfche
landt bedeckt is) vint men de our-offen, elands,
wilde offen, peerden, ezels, herten, hinden, boe-
ken , veel fwijnen , beeren, marters, en andere
diergelijcke wilde dieren oock veel gevogelte,
befbnder vincken. In Littauwen en Mofcovien is
een feer gulfich dier, Roffomaka geheeten, van
de groote als een hond , van gefichte een katte
niet ongelijck, van lichaem en ftaert als een vos ,
en fwart van verwe.

Dit volck is in vorige jarenby de Ruffen foo
veracht geweeft, dat de Vorften van Kiovia, tot
een teycken van onderdanigheyt , anders niet
van haer begeerden als voorfchoten en korck ,
van wegen de armoede en onvruchtbaerheydt
des landts : tot dat ten laetften Vithenes , der
Littauwer Hertogh, in macht meer en meer toe-
nemende , defen tribuyt weygerde, en felfs de
Ruflifche Vorften hem onderdanigh maeckte,
cn dwong tribuyt te geven wiens nakomehn-
gen, met veel invallen, de naeftgelegene landen
overvielen en verwoeftten, waer door de Kruys-
Heeren van de Duytfche orden haer hebben be-
gonnen te beoorlogen en Sonderdrucken , fbo
lange tot dat defe landen door vervolgh fijn ge-
komen onder\'t gebiet der Hertogen Olgerd en

lucht.

Vvucht-
imheyt.

Oude
ßandt.

Keiftut j nae welcken is lagello geworden Groot-
vorft van Littauwen , die daer nae Vladiflaus ge-
noemt is. Defe, dickwijls van de Kruys-Heeren ,
en Chriftelijcke Heir-legers overwonnen en hart
vervolgt fijnde,heeft fich, door Godes barmher-
tigheyt, op de fijde van Polen begeven, de Chri-
ftelijcke Religie omhelft , fich laten doopen, en
nemende ten houwelijck Hedwiga Koninginne
van Polen, is eyntlijcken Koning van Polen ge-
worden,gevende fijnen broeder Skirghelloni Lit-
tauwen te regeeren, als opperfte Hertogh.

Dit Groot-Vorftendom van Littauwen is nu \'Deeling,
ter tijdt in tien Palatinatus ofte provinciën ge-
deelt , waer van Vilna de Hooft-ftadt is, van de
inwoonders Vilensky genaemt, en van de Duyt-
fen, ©ct Sy is in \'tjaer 1305 van den Her-

togh Gedimino by den t\'famen-loop der wate-
ren Viha en Vilna gebouwt, en is nu de refiden-
tie van den eerften Palatijn van Littauwen, en
des Biftchops, dewelcke, onder de gehoorfaem-
heyt des Roomfchen ftoels, den Aerdts-biffchop
van Leopolis enMetropohtavanRuffienfubjed:
is, die noch feven Biftchoppen der Grieckfcher
Rehgie onder hem heeft, als van Polocia, Volo-
dimiria, Lucain, Volhinia ofte Luczko, Pinfca
aen de riviere Pripet, Kiovia, Prxmiflia, en Leo-
polis. Vilna ofte Ter Wilde is een volck-rij cke,
groote, en heerlijcke ftadt, met mmuren om-
ringt , doch haer poorten worden niet gefloten.
De kercken fijn meeftendeels van fteen gebout,
Ibmmige oock van hout. Daer is een fraey Ber-
nardiner kloofter, van gehouwe fteenen ; en
een
fchoon Ruffens Hof ofte Slot, in welck de Ruften
hare waren, die fy uyt Mofcovien brengen , ten
toon ftellen en verhandelen. De tweede Palati-
natus is de Trocenfis, weickers fteden fij n Grod-
no, aen de riviere Chronon gelegen, alwaer Ste-
phanus Koning van Polen overleden is. Kawno,
gelegen aen den t\'famenloop van de rivieren
Chronon en Viha j Kowno, Lida, en llpita. De
derde provincie ofte Palatinat , is Minfcenfis,
daerin is de ftadt en flot Minsko, Reidanow, Ra-
doskowice, Boriffow, Lohoisko, Swislocz, Bo-
broisko, en Odruczko. Het vierde Palatinat is
Novogrodenfis, in het welcke light Nowogro-
deck, een groote ftadt van hout gebouwt, Slo-
nim, Wolkowiska, Mfczibow, en meer andere
fteden. Breftienfis is\'t vijfde Palatinat, foo ge-
heeten van de groote houte ftadt Breffici, waer
oock is de ftadt Pinsk. Het fefte Palatinat is Vol-
hinia , in \'t welcke is Luczko , een Biffchc^s refi-
dentie , Volodimiria, Krzemieniec. Het fevende
Palatinat is Kiovia , weickers ftadt Kiovia, gele-
gen aen den
Boryfthenes, feer oudt is,en was eer-
tijts feer groot, gelijck noch ten hedigen dage de
ruynen uytwijfen, die haer ftrecken tot fes mij-
len. Daer in
fijn noch de fteden Czirkaflfi, Ka-
niow,en Mofer. Het achtfte Palatinat is Miecifla-
vienfis , gelegen op de limiten van Mofcovien ,
by de rivieren Siham en Boryfthenem daer in is
Mieciflaw, Dambrowna,Copys, Sclou een Graef-
fchap , Mohilow, Bychow, Rzeczijca, Strifteyn ,

C e alk

,5 I

t

i (

-ocr page 401-

^ÉhMÜteMlil

• Occi.cLeiis

55

33

50

-T-

MARB BALTICVM

Cracsina^

Tlo^zh

Itutrnvte

^AG-ÏJi Ï)VCATr5
ft Regionum Aiiacentitiin exacta Ddcrjptio

llt^ac ^xcellv\' ct D^D.^icolai chrjstophori

Radziwil. D.G-.Otyea^ ac tn,Mesivies :Dacis,S.nimuIn^.

^rincivis, in Sîyhnvùc ac Jlir CotmÜs, etS.S^ulclffi J&e,
. ro/SUmitatti i^iUtii etc. Qper/tfCurA, et itn^ei^ ettm,
^ ac tante Jemu itiu farine sJitu 4- 9

JÊyi-,-^ rf fiTlirril)^ I % .BtdmUlJ/Uts

-P -A ^ aS^ \'Sich,^

TtkffrÜJtqf

■■jC^/i

ƒ zdsk
Scltokn. I

l^aUas*»

[Curonrus I/aciis.

^ ^-al Cht\'Cthatunv
KZaUrorim

OitePiet^

Bff

iCac-vixnmv

OOST z e e

/ -M-A xoi-P«^^

sioà.

^Rmatunv

Czetjh

kSonJernâ-z

V

ToUrxi/vmi^

5

P 0 Z 0

\'C

y Sat^fi.

CxeUtcw

iot- ^ . A

_ .^làoiL..

XvhatutofJl

ÎOt . Szlttim*\'

ai^tmmir;: ótBOyc^flt- ^^^^^^^

\' sa

f

S C I rJA\'

^agtiet-oUm.
\' ZmJxxt

Zwit^

\'■nha

•V/.-i-ï

Signorum

declaratio.

^jZivitas
i^^Ctyitas cuMv

Oliliae i-ïf

CulMt^a.

\\ ZffTJtftf

Zifmhfow

\' Aox.

ȉoLf

OUfho
\\.tir«> ^^

Gisraf

"Dimf^neslr

I. A D I JÊ

Imilm^

àcH.

.CPrzefihj^t

Xukmf,

\':Ewe1>ài.

iot-

W. Mem^ty > «

D V C A

cûflrictuaUs lûfi CitUi
DcnmcihumDucum

,J^ Seies SpiPt:Romani

^aranv

K\'iov

Zamosete

OC ••

SiNvs Mjlgi^VS
Ljvo J^X
.

TVS.

^ S

s I

—i<ïL_

Sedùwo

Seies êgjfcopi Grceco j
^ mm, ^s vtâjo V^îa-\'-
Jtias afpelhitW

bT O^piium-

jËaffas cam. iomù
jfohitts

^.r^taw Xhtds ^
Cur4i{& imrMUum-

re^e

f/\'

l-DuirM

ioL V \'

W W

Bohik.\'^

jfciit-

^imvne

■Mtwmid

Xmiimih

........

, Ijï\' Stalautx KamUtJti^

Pokirtiae J ^ "^flM-l^feS^

A\'t ƒ "^^fc

t t^rj/jhtfi V

ft

£

ii

M

1 •

c I T

- ti

- .

-»I

, qflfoj

SXnchpx)^

.^^Ux/miftii\'

cCfi^a- B, I O It

\'^Catniemec

:BerextuK-

Sidxeuiee

\' vT ^ //^"^T\'^^^Csf— W Y I A , I-

- Aiffoiv&^i
\'Jiuhic,

ii InJi Uivtec- —ƒ - - -

r

// ƒ \'Wolecxji/scsniy üJOt

OlSucifs^btKt OxchmvU

te
iSatitnini\'

it

rDimatmVec

Zyttk^ Abt (

1 Szaratl\'a-

Paludes Polefiae

"^lurtnue -itv hoc Iroctw aJ^a ccstu^^
let -m^nce -ut\' j^uftam itt\' to eis

2hvtaJtet

-TÎCt.

tacû videantm-

■snuuffmt\'

.^Jsytqfi JblL j

Oftft^oL
pk

VUitotu,\'.-

^OJ. -i A

J Cin-ùfiht Jjt/i,.,,.„ -f-\'P\'r -fa:

\' tiif ~ -W/i^^feici

\\

M

aoi,

/

r^tofe ni>n\'£irmmus,JeJ. nMtnerBs ® ^^^
l^ofimtms ^unc-tofjue- at^aetus ^ J - ^
Vïtf
-tfox***^\'"^ Imo. Air â^htnétatrt\'
Tiufiét-es. aht»r emm ^Br^tu-Jluv.

^dehtm et JCuyvtatn
tmlmf

¥

>

4

J20

^^ytomirjt

<3

-inter

JO

md. e^ecrefcereb

SsracUw

Z # ^

Jp«

V

lefertL

■ e-

V,

(RialtMerUiesvi

4

Boristenerrv .

OjfiatJua. ___ ^ ^

-Wha

I m

timer;!

I DairiHw,

^iffoi. ^
I \'lir-exm

< ^^ w Y :n- I A

^GieM-icie

OEjot.

„ _ __ __ ^iffl^\' loa

U^/ Jror\'-^-i iox^M ^

\\

\' Sdhes htc
juis
ratativ,initms
iffkur lota^irty i

y—

limJiiifj

qmun.
"dnfanica.

\'"itor"

^^ Sigttum. het jfunctis Jt^etyn^tum
^ ^-.anttgtios

51. i«: w«) nnvos Liâvanûe termif
■ncs Jedarai:, idti atttem^ ittramgae^
lit. ■ü/Uetn-^tmctü^-ibi et reventes ut
W^jmdjui Umitts cancm-rtmt.

.MjuwtAaus

Xtr^a.

iV.y Xjfia,

./n

otankiyw
\'Jl^elnentA

Càivd,

Omch&nfcexe •

A« :

^ \'Xctytmki

» -101.

^iiUjt.

1>rttû-

- -

issr

Xl -^aocxv^^ ^ i
\'bVW^ ior, 1

PL

.4:

J.O

¥

o»it._ ,
,
ZavKhcze

A

A

\\ SrxjfJair ^ C

^ O

Oi^t^LM

lot-- dmjmv

- {Boh- ..-

ijMmhi

q/haU

h^el

ffjierxce j jji^ftvi jOlt _ / \'

H

"V^fomecsf

S^a.

tetse

OlaJeóvainv

^shUsavtée

1

ZO\' - a ^ok^

--Tmji®\' t^

Xstfihdty

SAs

ÀotL.

CBemajv

Spectator

.. . „ ,/^j^tti^Ducatus Ijtilmatie and\',
termmis amtùtelmtur, d^r^dcmenu accm^,
7>erD ri^tommt. M^\'acentmmyi^u^ts
hmgituJme\' àrcîno quanti\',

\'e^^imJere, TtcU nufori; tter enim^ obU:
îd,Jkcit, et tnoî^tuùitas tmkarium; ^tue Li
\'PoUtUcts, llu^ica^ et: \'IBodoUcit Lié :
vamcis otr^liorAjîmt- .

t httew

----

l-f

■JHàrnJek

, O .

VI

4

i^ - il t

O\'s- , .

^Sulcolnia, io L )

libL

i

^\'chtmf ; I

X

j«- „

\\ ^ot . .. cC«

ICH^a-

Stephana extfactum-^^

Up

enle Territo ^ /

I t

i\'AihfetvM,

Lr

\\

s

\'T

Cieci\'efe/k

\\

dïfih

I (BieÏU

Czyrht^y

V-

S.

Tfzejastnv \\
\\ir)ofnatiiw

\'J.

Jjatewi^n-i

Sx^twe

Sivïccetttav\'

rium .

Ca/^aXJl^ C

Cam^i â^rti ultra.

^oristeiteitt.

........

Cxefndtmv ^

\'JCriycxow
1 tolkt.

Dffrehet

775

G\'

iLsunoa-
, \'TfHedamtfmva.

/

^ Jj M s ,

Xutta
iojt

• ■ ■

loatiïies Elaeu

CU debat.

\'^tojtma.^

JiiJliarÙL meJücruL-,.

; ^IcU

iMiUUria, ^omimatia- sitfe \' ^tat-a^ .

5o\\

m

-ocr page 402-

niii

! I-

\' i\'

L I

alle [lieden met kafteelen. Het negende Palatinat
is Vitebfcienfis j daer in leydt de ftadt Vitebsk
aen de riviere Duna, en Oaska aen den Boryfthe-
nes. Het tiende Palatinat is Polocenfts , dus ge-
noemt van Poloczko, een ftadt gelegen by het
vergaderen der rivieren Polota en Duna,tuftchen
Vitebfcka en Lyflandt ,• aldaer worden gefien
defe fteden met ftoten, Dzieftia, Drifta en Druia.

De navieren Ofcol, lugra , en kleyn Tanais,
fcheyden Littauwen van \'t Oofterdeel, en loopen
met meer andere in de Tanais. In \'t gebiedt van
Littauwen neemt de Boryfthenes fijnen oor-
lprong , in een eften en broeckachtigh lant, en
fijn loop nemende door Ruflandt, valt eyndelijck
in-
Pontum Euximm , die men nu de Swarte zee
noemt. Daer zijn oock de rivieren Vilia, en Nie-
men, defe loopt feer krom, en kan men met gela-
dene fehepen bevaren, heeft fijnen uytganginde
Ooft-zee j daer is oock de Dwina, en veel meer
andere rivieren, daer \'t landt vol van is, als oock
van meeren en ftaende wateren. Alle defè ftroo-
men en meiren geven een ongelooflijcke me-
nighte viftchen, van feer goeden en aengenamen
finaeck. Dit landt fchijnt oock als bedeckt te
fijn met boftchagien en wilderniften , dewelcke
feer groot fijn, als van
lo, jae oock i j mijlen.

De Koninck van Polen Sigifmundus Auguftus
heeft, op den Lublinenfer Rijcks-dagh, de Pala-
tijns en Cafteleyns van alle de Provinciën van
Littauwen in een Hchaém met het Rijck van Po-
len gebracht en geunieert, en alle de Littaufche
Heeren, Biftchoppen , Palatijns, en Cafteleyns,
hare byfondere plaets in des Rijcks-Raet verordi-
neert ; foo dat uyt het geheele Koningrijck van
Polen, met de by-gevoeghde Provinciën, in den
Raet fitten ij Biftchoppen, 31 Palatijns,3o groo-
te Cafteleyns en 50 kleyne, oock de Rijcks-Ofti-
cialen, te weten des Rijcks en des Hofs-Maer-
fchalck,de Cantzliers en Vice-cantzfiers, en twee
Treforiers;waer van in de befchrijvinge vanPolen
breeder gehandelt wordt. Den bant des houwe-
lijcks wort by de Littauwers feer lichtelijck ge-
broken , wanneer \'t beyde partyen belieft; en fy
houwelijcken wederom, als het hen goet dunckt.
Als iemant ter doot gecondemneert is , wort hy
van fijn Heer gedwongen fich fèlfs te verhan-
gen en foo hy hem weygerigh ftelt, wordt met
dreygen en ftagen daer toe gedwongen. De rijck-
dom van het lant beftaet meeft in beeften, want
de inwoonders haer veel met melck geneeren.
Het gemeyne volck behelpt fich met feer fwart
broot, van rogge oft garfte gebacken, en met fe-
melen gemengtj maer de rijcken laten \'t felve van
louter tarwe backen, \'t welck feer wit is. \'De wijn
is by haer feer fchaers, vele drincken bier , en
\'t gemeyne volck water; haer bier brouwen fy
op verfcheyden manieren , eu uyt veelderhande
granen , als tarwe , rogge , garfte , haver , en
heerfe, doch fmaeckt niet wel. Meede is daer
overvloedigh, dick en dun, op veel manieren ge-
koockt , daer mede vermaken fy haer, drincken
haer oock daer in droncken. Aen Littauwen
is qualijcken te komen , om de veelheyt der
wateren 5 maer \'s winters valt de koophandel
met de inwoonders veel bequamer , als de wate-
ren , meiren en broecken vaft met ys beleyt fijn,
en met fneeuw bedeckt. De meefte koophandel

A

I : I
r\' i
■> ! :

:! I

i

• 1

hl 1

, ;il I

i\'-l\'. 1
I

I \'\')

; . I i

Rivieren.

I

Boryßhg\'
nes.

.{ I

Meiren.

Bo (fchen.

J^H ond:r
Tokn.

Manieren,

I^andsge\'
legenhejt.

y

V W

die aldaer gedreven wort, beftaet in allerley
fchoon bontwerck en vellen, als van voften, we-
fèlkens, marters, fabelen, en diergelijcke ^ dit
brengt haer een groot gewin , gelijck oock het
was, honigh, afch, en peck. Van daer wort oock
gebracht het wagenfchot, waer mede in Neder-
landt de huyfen van binnen befchoten worden,
en geftoffeert met alderhande huys-raet, daer
van gemaeckt.

Samogitia, \'t welcke in hare fprake het Neder- Sawcgitia,
fte landt te feggen is, en van den Ruffen Samotz-
kafènla genaemt wordt, leyt in \'t noorden: is een
fèer groot lant, palende aen Littauwen, met veel
rivieren en wild^rniffen omcingelt, ftreckt in de
lengte omtrent jo mijlen j leyt in \'t noorden naer
Lijflant^ in \'t weften aen de Ooft-zee, doch keert
daer wat naer het noorden j Pruyffen is daer by
gelegen.

Alhier vint men in overvioet fèer witten en Lands aert.
puuren honigh, foo dat bynae alle holle boomen
daer mede vervult fij n. Daer fij n geen fteden of-
te ftoten , de edelen behelpen haer in hutten, de
boeren in kotkens. Het volck defes lants is lang Aïameren,
en fraey van ftatuure, doch plomp en qualijck
gemaniert, behelpt fich met weynigh koft, en
drinckt water , want daer feer weynigh bier of
meede te bekomen is. Voor onfe tijden heeft
men daer van geen gout, filver, koper, yfer, ofte
wijn geweten. Haer was\'geoorloft dat een man
veel vrouwen mochte hebben, en als de vader
geftorven was, mochte de foon fijn ftief-moeder
nemen en een broeder fijns verftorven broeders
nagelaten vrouw. Dit volck is uytermaten feer
geneyght tot waer-feggen. Het vyer was in vori-
ge tijden haren af-godt, het welcke fy achteden
als heyligh en eeuwigh-duurende, en deden daer-
om \'t felve op de fpitie des hooghften berghs, ge-
ftadigh met hout onderhouden door een van ha-
re Priefters.

In Ruffia, waer by verftaen wordt het zuyder
ofte Swart-Ruffenlandt, is de principaelfte ftadt ^^iT«**
Leopolis, een koop-ftadt , en met een Aerts-
biffch oplijcken ftoel verciert. Dit landt begrijpt,
behalven het Leopolienfèr gebiedt,oock het Ha-
licenfer, Bellenfer en Pr^miftienfer gewefte.

Volhinia, gelegen tuffchen Littauwen, Podo- VolhiniA.
lien, en Ruftien, is van wegen fijn vruchtbaer-
heydt feer geprefen heeft ftrijdtbare en kloecke
inwoonders, gebruyckt de Ruffifche fprake. Dit
landt plaght eertijdts onder \'t gebiedt van het
Groot-Vorftendom van Littauwen te ftaen ,
maer is nu annex aen het Koningrijck Polen.Het
wordt in drie Provinciën gedeelt, Lucenfis, Vo-
lodimirienfis en Cremenecenfis, Heeft oock drie
Provinciale fteden, als Luczko, Wolodimiria en.
Krzemenec, dewelcke noch veel andere ftederx
en ftercxkten onder haer hebben. Hier fijn veel
meiren en ftaende wateren, feer vifch-rijck, en
oock veel boffchen vol wilts.

PodoHa Hcht aen de riviere Tyrä, welcke men rodolia,
tegenwoordigh Wefter noemt,is een feer vrucht-
baer landt, als men~ daer eens faeyt, foo maeyt
men wederom driemael. De weyden fijn daer foo
weelderigh,dat men fomtijdts de hoornen van de
weydende offen naulijcks uyt het gras fiet fteec-
ken. De voornaemfte fteden daer van fijn Ka-
mienick,Bar,Miedzibos,Brezania en Braclaw, \\

N.

-ocr page 403-

Befchrijving van de Rivier

O R Y S T H E

gemeenelijck genoemt

li

ii\';
i

E S.

N I E P R oft D N I E P R:

en van de zeden der

ZAPOROVISCHE COSACKEN.

E rivier Boryfthenes
wordt nu gemeenelijck
van de Mofcoviters,
Ruiïen,Littauwers,Po-
len , en van alle Sarma-
tifche volkeren Nieper
oft Dnieper genoemt,
van feker dorp Dnie-
:)ersko , by\'t welck fy
laer oorfprong heeft.
Maer dewijl de hedendaeghfche naem veel van
de Latijnfche benaeming verfchilt, foo fijn \'er,
die achten dat d\'oude naem Boryfthenes beter
op de rivier Berezin paft, de welcke, het kafteel
Borifou, en meer andere befpoelende , en de
rivieren Prodwin , Zyze, Olhe, Zerdzie, Swie-
ce, en een weynigh boven Rzeczycke, in fich
ontfangen hebbende , fich in de rivier , die te-
genwoordigh Boryfthenes genoemt wordt,ont-
laft daer fijn andere ^ die defe rivier Diabory-
fthenes noemen. Doch wat \'er af fy, wy füllen
dit aen \'t oordeel van de lefer laten j en ick acht
dat men niet langer aen d\'onderfoecking van
de naem moet blij ven hangen dewijl de Schrij-
vers , van de namen der rivieren en landen han-
delende, eerder by gifting, dan met verfekering
van de waerheyt daer af fpreken. Indien men
echter acht dat de rivier Boryfthenes de Bere-
zine der Ouden is , foo kan men ten minften dit
toeftaen, dat defe Dnieper, daer af wy nu
fpreken , by outs met de felfde naem aengewe-
fen heefc geweeft ten minften aen \'t beneden-
deel , daer fy de Berezine in haer gracht ont-
fangt 3 maer dat, foo veel het bovendeel aen-
gaet, de naem daer af aen d\'Ouden onbekent
heeft geweeft; oft,indien het eenige naem heeft
gehadt, dat die door verloop van tijdt uytge-
wifcht is , en dat dit bovendeel oock de naem
van\'t benedendeel heeft ontleent gehadt.

\'c Is feker dat Europa geen grooter rivier
heeft, dan alleende Donau,- indien iemant de
Wolga boven de Boryfthenes ftelt , die moet
weten dat die, hoewel in Europa gefproten ,
echter m.eer onder de rivieren van Afien gereec-
kent moet worden, dewijl fy Europa flechts met
een kleyn gedeelte van hare wateren befproeyt.

De Boryfthenes heeft haeren oorfprong in
Mofcovien , van
\'t welck het Hartoghdom van
Polen,

Namtt.

Grootheyt.

OorfpYOftl
en lofp»

RufTen is,niet verre van de bron der riviere Mos-
kou, by het dorp Dniepersko, van daer fy, weft-
waerts loopende , Wiafme befpoelt , en ha-
ren loop zuydwaerts nemende , voorby Do-
rohobufz, Smolensko, de hooftftadt van \'t Har-
toghdom van de felfde naem, Dubrowne,Orfte,
Kopyfe, Szklowan en Mohitovie ftroomt, en,
door d\'invloeying van verfcheyde beeken groo-
ter geworden , fich naer Rohaczovie ftreckt,
daer de rivier Druo in fijn gracht komt. Hy
fwelght oock, beneden defe ftadt, de beeck Bo-
bofnein , en befproeyt de ftadt Strieftyne , en
ontfangt eyndelijck, een weynigh boven Rzec-
zyze, een gerechts-ftadt, de Berezy ne, van de
welcke wy hier boven gewagh hebben ge-
maeckt, en die van eenige voor d\'oude Bory-
fthenes wordt gehouden, om de gelijcke klanck
van de naem, en overeenkoming van\'t woort.
Sy dan , voorby defè plaetfen geloopen , vloeyt
in de ftadt Chelmiez , en ftroomt van daer naer
Lojowagorde, tegen over de welcke de rivier
Solfze fich in de Boryfthenes ftort, van daer fy
naer Lubiecze vloeyt, en naer het dorp Nawos,
\'t welck een adelijck huys heeft, en , door de
wateren van de rivier Perepete, (die op de gren-
fen van Podlachien in Polefie fijn oorfprong
heeft) grooter geworden,neemt eyndelijck haer
loop naer Kiovie,daer fy oock door \'t water van
de Dziefhe , uyt het Hartoghdom van Severien
vloeyende, vergroot wordt.

Kiovie, van d\'inwoonders Kiow genoemt, is
eender oudtfte fteden van Europa , gelijck uyt
de merckteeckenen, die haer ouderdom te ken-
nen geven, blijckt namelijck , uyt haer lange
en breede omkring, diepte der grachten , puyn-
hoopen der kercken, en oude graven van veel
Koningen,die daer begraven fijn. Van haer ou-
de kercken fijn niet meer dan twee overgeble-
ven , als tot een geheughteecken van een ftadt,
die eertijts foo groot heeft geweeft; namelijck
van S. Sophie, en van S. Michaël. D\'overigen
konnen niet, dan uyt de puynhoopen , bekent
worden,- gelijck van S. Bafilius, welcks mu^
ren noch omtrent vijf of fes voeten hoogh
ftaen , met Grieckfche opfchriften , over veer-
tien hondert jaren in marmer gefneden , dc
welcke door de langen tijdt byna uytgefleten
fijn. In defè puynhoopen ontdeckt men de toe-

D d

1

\'ii; V

\'S:
il

1

: i ,

■ I •

-ocr page 404-

ail

m

\'Hartip-x

Ohoîoyj

CdZvt

. ^ » >

lis
■tï

Ûs. t..

JtlilUaria. G-ermamca^ cùmtnuntO\'

JîùlUarta- Toîomca-.

1

J^xtlutrtA Ocremra, .

3\'

jUiîlutrut- JtutiiemcA .

T I ^^ A T V S

P A LA

ÏT

Pereaflkw.

■t-t

«

dt. ^

4. dU

4 -t.

.M.

1

IH

^ -If

-f t

^^ «

aL-t^

1 i * _ 1

^tt^tez

i-

» .

i. C

«

4

if ^

\'JCowaitna-

Staty

CxfonÂo

\':2}efuszky

t-f-

c

t -fc

■i

ilL;

^ A

■i-t

4,

if

It

Ï.

•f ^

^ 4

I* , Ï-

it

i

s.

iw

^ €

i «a

.Mona/ler.

«

C

C

fit«.

-f

i 4

Kiow

± «

iti

. A Ak.

i -f.

re^emtra^

*

4

£

mem

JùlohnJkM

* ^

\'ï.i ^ ,

v: ... ij A , A \'«. -■ •. .

f

•C. 5-

-f ^

i-i

/ -f-

4-%

* é

Fteczart/

KL

1 -fc

t..

^ -f *

t-i

ƒ C

i Ï. £

a.*

-Ca

i iï.

JL -ï < „ * i

fLi.\'

J «- t — T^A > jjf JiJJt ^af

£

C 4L

.....^t-f^.\'i..

î. 3f

± * rf

fe^ O \'^^^dûrayj

iir. :ScnfctawPui

» t %

9

W^\'^eltaccniczin.

o j^/iovodtrwhi.

S toy k l/

JU au \\ g.- ,^

\\

A

E ]sr S

V

\'PanehùiCi

K I

i, J)o&k(i \\

\'KûmcZ\'enmce

Cz^ertuAûv

Biale Grudki

g -t JLià ^ ^ i

1:4

I

-t Hi ^ . i

.. \'L ...fc.. 4.. * Jl... <,t.-Cr^.
al ^ î_ ï jt JiL ^ ^ ^

HerMi

Elmia^ow

V

A

S

■rry

N

A

o

SiiU^-

^oltov^tL

m.

%..... c

o

Oîoki

Piec^ana

____________

.......

.Mciitavettc.ee

^ ^ ^ -------- _

leremw\'k\'kd

■So^\'.-.

...... ......

.......

loiaitky

—.....

Souky

Tokorajifh} o o Czctieb^

aiû :Pr0kory o

O

......-iC-

.....-.-i...-,:—

iBoittovi-y

..............

____ -................ m— ^ . ..

« - .....

JJtMIW1tt03f

i;

II\' ^ -\'f ri^i- -J.

^karj^-

Sta

\'rcz

a ... \'^oiùztn .... I

Climita^

..........

\'iCak\'ortno

1«.

O V

m

K

t.-

.....-U:.::

Czifhtszy

-JCononcze\'

MaJlauftaw"

A R

//ê

4 % *■ i^t. \'t -

^IVtiedzyrzycs ^

^ à.::.:

........

T R A G T V S

B ORY s T H EN I S

DlsriEPR IsTIEPR Ihi^i,

^ KIOVIA BOUZIÎijr.

Bialo^tir

• î^ta a s

I. BZAM ir,

Mlw3i>Stary
O -f ^

* *

^_

-ocr page 405-

B O R Y

gang tot de graven van feer veel Vorften van
Rukhiant.

De kercken van S. Sophie , en van S. Michaèl
fijn op d oude wijie gefticht. Die van S. Sophie
is cierlijck om aen te fchouwen, van welcke
fijde men haer oock befiet : want haer muren
fijn raet velerley beelden en hiftorien ver-
kiert , en dit met kleyne fteentjes van verfchey-
de verwen , gelijck glas blinckende , befet, die
foo konftelijck te famen gevoegt iljn , dat men
naeuwelijcks kan fien of het fchildery, of tapijt-
werck is. Het gewelffel is geheel van witte pot-
ten , met kalck beftreecken. In defe kerck vind
men de graven van veel Koningen ; en d\'Aerts-
bifTchop van Kiow felfheeft hier fijn ftoel.

De kerck van S. Michaël wordt gemenelijck
het verguld dack genoemt, om dat fy met ver-
gulde platen gedeckt is. Hier word oock het
lighaem van S, Barbara gevonden, het welck,
gelijck men fegt, daer gebracht is in d\'oorlogh
die tuffchen de Ruffen en Griecken gerefen was,
de Nicomedifche oorlogh genoemt.

Het oudt Kiow legt op een vlackte van een
hooge bergh , van de welcke men aen d\'een
fijde over het lant, en aen d\'ander fijde over
de Boryfthenes fiet , de welck aen de voet
van defe bergh vloeyt. Maer tuftchen defe oude
ftadt, en de genoemde vloet is de nieuwe ftadt ^
Kiow, die in defe tijt niet wel bewoont, en
naeuwelijcks vijf oft fes duyfent inwoonders
begrijpt. Haer langte , aen de Boryfthenes te
meten, daer fy aen legt, is van vier duyfent
fchreden ,• en haer breette in de rechte lijn ,
van de Boryfthenes tot aen de bergl|is omtrent
drie duyfent fchreden groot. Sy is van een
flechte graft, omtrent vijf-en-twintigh voeten
breet, omringt ; is driehoeckigh van geftal-
te, met een houte wal befloten, en van to-
rens of bolwercken van de felfde ftoffe. Haer ka-
fteel leght op de fchuynte van de bergh , wel
hooger als de ftadt , daer het over gebied ,
maer echter laeger dan d\'oude ftadt.

De Roomfche Catholijcken befitten daer
vier kercken, naemelijck de hooftkerck, de
kerck der Dominikanen op de marckt , der
Bernardinen op de bergh , en niet verre van
daer de kerck derlefuyten, die hun wooning
tufTchen de Bernardinen en de rivier hebben.
De Grieckfche Ruffen hebben omtrent tien
kercken , die fy Xerkcuils noemen , van de
welcken d\'een ftaet by\'t Stadthuys, daer de Ruf-
fen hun Academie hebben , die fy anders Braf-
fra Xerkcuils,of kerck der gebroederfchap noe-
men. Daer is noch een ander aen de voet van \'t
kafteel, S. Nicolaus kerck genoemt, indien men
my niet bedrieght, D\'anderen ftaen in verfchey-
de geweften van de ftadt, van welckers namen
men geen kennis heeft.

Defe ftadt heeft niet meer dan drie voortref-
felijcke ftraten ,• d\'anderen fijn niet recht, noch
krom, in goede ordening,maer bochtigh gelijck
een doolhof. Zy word in twee deelen gedeelt,
in Biftchoppelijcke, daer de hooftkerck is, en
gemeene ftadt,daer drie Roomfche,en d\'andere
Grieckfche kercken fijn. Hier is een vermaerde
koophandel, voornamelijck van kooren, en

Kercken.

\' I

Straten.

il

N

erreten, boonen, &c. van was,-honigh, fmeer ^^
gefoute vifch, &c. Sy heeft een Biftchop, Palts-
graef, Kafteleyn , een Overfle of Starofta , en
een krijgsrecht: vier Rechtfpraken , namelijck
van de Biftchop, van de Paltsgraef, of Overfle,
(want de Paltsgraven van Kiow fijn oock Over-
flen oft Staroften) van d\'Advocaet, en de lefte
van de Burgermeefters van de ftadt.

De huyfen fijn daer, op de Moskovifche wy-
fe, ftecht en laegh gebouwt, en ten meeftendeel
niet meer dan een foldering hoogh. Sy ge-
bruycken kaerften van fplinters gemaeckt, foo
goet koop , dat men , felfs in de langfte nachten
des winters , niet dan voor feer weynigh geit
behoeft. De fchoorfteenen worden oock op de
marckt verkocht, \'tVelck yder tot lachen fou
verwecken , gelijck oock hun wijfe in defpijs te
bereyden, als mede hun huwelijcken , en andere
plechteiijckheden; van \'t welck wy hier na bree-
delijcker fullen fpreken. Niet tegenftaende defè
dingen is hier uyt dit foo ftrijdtbaer volck
voortgekomen , die wy heden Zaporovifche
Cofacken noemen, nu.foo veel jaeren in ver- Ceficken:
fcheyde geweften van de Boryfthenes verfpreydr,
gelijck oock in de landen, die daer omtrent
leggen , uyt de welcke men heden , op des Ko-
nings minfte wenck, binnen acht dagen tijdts,
hondert en twintigh duyfent ftrijdtbaere man-
nen vergaderen kan. Dit is het volck, \'t welck hmdap^
dickwijls, en deurgaens alle jaren op d\'Euxinus \'
ftroopt,en dit op de Turcken,tot grooten dienft
der Chriffenen. Dit fijn de gene , die
foo
dickwijls het Crimifche Tartarien hebben af-
geloopen , kleyn Afia wijt en breet hebben ver-
woeft , Trapefunde hebben uytgeplondert ja
fbo, datfy tot aen de mont van de Hellef
tus, niet veerder dan drie mylen van Kc^ftan-
tinopolen, fijn gekomen , van daer fyl alles
met vuur en flael verdelgt hebbende, met rijcke
roof weder fijn gekeert, en oock met veel fta-
ven, die, foo fy noch jong van jaren fijn, be»
waert worden , foo tot hun eyge gebruyck,
als tot gefchencken aen de Grooten van \'t landt;
want fy dragen geen forge voor de gevangenen ,
die alreê hoogh van jaren fijn, \'t en fy van de
rijckften , van de welcken fy groot losgelt ver-
wachten. Degenen, die defe tocht naer d\'Eu-
xinus aennemen, overtreffen niet het getal van
fes of tien duyfent. Sy gebruycken ftechte en
fwacke fchuytjes, die fy met hun eyge handen
hebben gemaeckt : invoegen dat het een won-
der fchijnt, dat fy foo geluckighlijck over de ge-
heele Pontus konnen geraeken. Wy
fullen hier
na de gedaente en bouwing van defe fchuytjes
befchrijven.

Na dat wy vande dapperheyt der Cofacken enz^de^:.
gefproken hebben , foo fal \'t oock wel paffen
iets van hun zeden en gewoonte van leven te
feggen. Men moet dan weten ,
dat onder defè
volcken veel lieden gevonden worden, die byna
in alle kunften, tot het menfchelijck leven noot-
faeckelijck fijnde, ervaren fijn, gelijck timmer-
lieden, fbo van huyfèn, als van fchuyten , wage-
maeckersjfmeden, wapenmaeckers,
leertouwers
oft leerbereyders,kuypers, kleermakers,fchoen-
makers, &c. Sy fijn oock feer behendigh in\'t

falpeter

T H

S.

-ocr page 406-

■ i\'

B O R Y S T

)eter toe te maken, van \'t welck het landt
overvloet heeft, en daer af fèer treffelijck buf-
fekruyt gemaeckt word. Hun vrouwen fijn bee-
figh met vlas en wol te fpinnen , van\'t welck fy
lijnwaet en laken maken, datfy voor hun ge-
bruyck houden. Zy fijn alle feer wel geoeffent
in\'t landt te bouwen , ente fayen, vruchten te
vergaderen, broot te backen, bier, wijn,meede,
en brahe te koken, en alderhande fpijfen toe te
maken ja fy konnen byna alle brandewijn toe-
ftellen. Men vind onder hen niemant,
\'t iy men
op\'tgeflacht, oft op d\'ouderdom, oft op de
ftaet fiet, die niet d\'ander pooght t\'overtreffen
in de konft van te brafTen en fuypen i ja in mal-
kander tot overloopens toe met dranck op te
vullen : in voegen dat men onder de Chrifte-
nen naeuwelijcks menfchen vindt, die minder
voor den dagh van morgen bekommert fijn,
dan de Cofacken.

Dieshalven, hoewel fy alle in \'t gemeen by-
na alle konften konnen bevatten , foo fijn fy
echter niet alle even vernuftigh , maer d\'een
meer , en d\'ander min in faken kundigh. Sy
hebben wel alle een fchrandere geeft, maer
fy
houden fich echter aen \'t gene, dat hen nut is,
en begeven fich voornaemelijck tot de dingen,
die de landtbouw aengaen.
rruck" De vruchtbare aerde brengt foo groot een
hmheß. oQgiifi; voort, dat fy dickwijls niet weten wat
fy daer mee fullen doen , om dat fy geen beva-
relijcke rivieren hebben. Want de Boryfthenes,
hoewel anders bevaerelijck, wordt door der-
tien waterfprongen , vijftigh mijlen beneden
Kiow, verhindert, van de welcken de lefte fê-
ven groote mijlen van d\'eerfte af is,\'t welk is een
groote daghreys verre, gelijck men indelant-
befchrijving kan fien. Dit is d\'oorfaeck van dat
fy L^p gewas niet naer Konftantinopelen kon-
nen voeren ,• en hier uyt fpruyt hun luyheyt, en
dat hun
arbeyt fich niet boven de nootfakelijck-
heyt des levens uytftreckt. En dewijl fy geit,
het aenlockfelderwelluften, derven , foo ftellen
fy liever hun hoop van \'t felve te krijgen in de
geburige Turcken te berooven, dan in hun ey-
gen neerftighey t. Sy bekommeren fich niet met
d\'andere dingen, als fy ftechts
t\'eten en te drinc-
ken hebben.

cMkftßi ^ Sy hebben de Grieckfche Godtsdienft j en
worden in hun tael Rus genoemt: fy houden de
feeftdagen in hooge eer, gelijck oock de vaften-
dagen, die acht oft negen maenden van \'tjaer
wechneemen, doch echter
foo , dat fy behoo-
relijck meenen te vaften, foo
fy fich van \'t
vleefch-ëeten onthouden : ja dit gevoelen van
te vaften is fbo diep in hun gewortelt, dat fy
fich fèkerlijck inbeelden, dat hun eeuwige fa-
ligheyt in defe onderfcheyding der fpijfe be-
ftaet. Sy overtreffen in \'t gebruyck van te va-
ften, en oock van geduriglijck te fuypen verre
alle d\'andere volckeren ,• want fy fwelgen nooyt
foo veel, of fy, een weynigh door de flaep weer
bekomen, keeren fich weer tot de fèlfdekroe-
fen ; \'t welck echter in tijt van vrede toege-
ftaen word: want als fy eens de wapenen aen-
genomen hebben, foo leven fy in gedurige fo-
berheyt. Sy hebben in \'t leger geen heerlijcker
polen.

Aert»

H E N E S. 30

huysgewaed, dan een flechte krijgsrock. Sy fijn
van natuur fchalck, fcherpfinnigh, vernuftigh ,
en milt, fonder eenige vuyie gierigheyt, oft dat
d\'een begeert boven d\'ander rijck te worden.
Sy fijn foo hardtneckigh in vry te fijn, dat fy
meenen dat niemant kan leven, \'ten fyhy vry
is. Hier uyt fpruyten hun gedurige weêrfpan-
nigheden tegen hun Grooten , en eyge Heeren,
als fy fien dat fy gedruckt worden,- ja foo, dat \'er
naeuwelijcks feven oft acht jaren verloopen,
of men fiet hen tegen hun Vorften afvallen en
opffuyven. Voorts, fy fijn lieden , die men niet
vertrouwen magh , verraders, meyn-eedigh ,
ongetrouw , behalven in dingen , die tot hun
beyder welftandt behooren. Sy fijn fterck van
natuur, fbo in hitte , als in koude te verdragen ,
geduldigh in honger en kommer te lijden,
onvermoeyt in d\'oorlogh , ftout, grootmoe-
digh, en ten meeftendeel reuckeloos , by de
welcken voor lof geacht word fich plotfelings
in de doodt te ftorten. Sy toonen voornaeme-
lijck hier in hun naerftigheyt en dapperheyt in
d\'oorlogh , als fy in de flaghordening van hun
wagenen, by hun Tabord genoemt, befloten
fijn , daer uytfy konftelijck hun bufïen , Samo-
palii geheeten , dewelcke hun gewoone wape-
nen fijn , konnen lofïen. Sy fijn dapper, in
plaetfen te befchermen, en niet van de flecht-
ften in zeeroovery. Sy fijn echter geen goede
ruyters. My heught dat ick twee hondert Pool-
fche ruyters twee duyfent van de befte Cofac-
ken te paert heb fien in de vlucht drijven ; hoe-
wel ick niet tegenfpreeck dat niet meer dan
hondert Kofacken, in hun wagenburgh beflo-
ten, niet voor duyfent Polen , oft Tartaren fou-
den vreefèn: ja indien fy foo dapper te paert,
als te voet waren, fbo fouden fy van geen men-
fchen verwonnen konnen worden. Sy fijn van su^i __
goede geftalte, fterck en kloeck vaniighaem,
en hebben vermaeck in heerlijcke kleederen ,
gelijck men fien kan, als fy met rijcke roof van
hungeburenweêrkeeren : want anderfins kiee-
den fyfich met kleederen,die men gemackelijck
kan bekomen. Sy fijn gefont van lighaem, en
vry van die fieckte, de welcke, gelijck een peft,
byna in geheel Polen en Rufchlant gemeen is,
en van de Medecijns Plica, gemenelijck Kol-
tun genoemt wordt, om dat het hair van alle
de gene, die daer af geplaegt fijn , fbo fchric-
kelijck wardt, dat het door geen konft of naer-
ftigheyt ontwart kan worden. Men fiet fèer
weynigh Kofacken van fieckte fterven , dan in
feer hooge ouderdom. Sy fterven ten meeften-
deel op hun eygen bedt, of in d\'oorlogh.

In defe plaetfen is weynigh Adel; doch ech- McU
ter alle Poolfche,en Roomfch Catholijck^ want
het is deurgaens fchande voor een Poolfch
Edelman vaneen andereGodsdienft, dan vati
de Roomfche, te fijn; tot de welcken oock
overal d\'andere Grooten van de Gnekfche Ruf^
fèn fich voegen, fonder aen hun oorfprong,
en aen\'t bloet van de Rufïifche Vorften te ge.
dencken.

De landtlieden van dit geweft fijn deurgaens
alle feer elendigh, dewijl fy verplicht fijn in yderttßL
weeck drie dagen met hun paerden en eyge

E e haniea

\'■A

-.

I.

V4ft

-ocr page 407- -ocr page 408-

k

B O R Y S 1

handen voor hun Heer te vvercken , en een ge-
deelte van alderhande vruchten, naer de groot-
te van
\'t landt, dat fy befitten , aen hun te ge-
ven ; daer by kapoenen, hoenders , eyeren, en
kieckenSjte weten, op de feeften van Paeftchen,
Pinxfteren,en Chriftus geboorte: fy worden ook
gedwongen om hun wagens te leenen , tot hout
voor hun meefters, ten gebruyck van de koken,
te voeren : en fy fijn , tegen recht en billijck-
heyt,
tot ontallijcke andere dienften verbon-
den j behalven het gereet geit, ende tienden
der hameien, der varekens, van de honigh, en
van d\'andere vruchten j en yder derde jaer de
derde os, en het derde fchaep. Eyndelijck, deKè
elendigen fijn gehouden aen hun meefters te
geven al \'t gene dat hun luftin voegen dat
het geen wonder is, dat fy , onder foo fwaeren
laft gedruckt, in bitteren haet tegen hun mee-
fters ontfteecken fijn.

Maer dit fchijnt noch feer weynigh , in ver-
gelijcking van de onbepaelde macht, die aen
den Poolfchen Adel over \'t leven en de doot van
hun onderfaten, naer hun believen , toégeftaen
is: in voegen dat, foo iemant defer ellendigen
een geemelijck en wreet meefter gekregen
heeft, hy in erger ftaet is , dan een flaef, tot de
g41ey verwefèn foo ftreng een dienftbaerheyt
dwingt defè ongeluckigen ten meeftendeel, die
moeds genoegh hebben, de vlucht tekiefen,
en fich naer Zaporoiiy,oft naer de boffchen van
de Boryfthenes, de vertreckplaetfen der Cofac-
ken tuffchen de rivier, te begeven; en tia dat
fydaer eenige jaren overgebracht, en een zee-
tocht op d\'Euxinifche zee gedaen hebben, wor-
den fy in de Cofackifche krijghs-ordening aen-
genomen j en in defer voegen fijndeZaporo-
vifche krijghsbenden feer groot geworden,
gelijck de hedendaeghfche beroerten opentlijck
getuygen. Want defè Zaporovianen,het Quar-
tiaenfche heir der Polen, met de beyde Velt-
overften, verdelght hebbende, fijn, door d\'op-
roer der Ruffen , geheel Ruslant deur te ftreng
van hun Heeren gehandelt, tot een getal van
twee hondert duyfent ftrijdbare mannen opge-
klommen 5 en , als fy in de ftrijt d\'overhant op
de Polen verkregen hadden , foo hebbenfe hun
palen tot over de hondert en twintigh mijlen
inde langte,en feftigh in de breette uytgebreyd.
Wy vergaten te fèggen , ( \'t welck oock de
fèden der Cofacken aengaet,) dat fy in tijdt van
vrede fich tot de jaght van wilde beeften, en tot
de viiïchery begeven.

Maer om weer te keeren, daer wy \'t gelaten
hebben, men gelooft dat, toen \'t oude Kiow
noch in bloeyende ftaet was, defè mont van de
Hellespontusjdie naer Conftantinopelen ftrekt,
noch niet aen d\'inwoonders van Ruslandt be-
kent was; en men houd voor fèker, (gelijck ick,
op eygen ervarentheyt fteunende, oock voor
ontwijffelijckacht) dat de vlackten, aen den
flincken oever van de Boryfthenes gelegen,
eertijdts met zeewater bedeckt fijn geweeftj
\'t welck klarelijck blijckt, fbo door d\'anckers,
als \'t ander fcheepstuygh, veel jaren daerna on-
trent Lofficza gevonden,\'t welk een ftadt is, aen
de rivier Sula gelegen ; en alle, foo fteden, als

*i Recht des
u4dels over
\'t leven en
^e doot van
hm onder\'
[aten.

T.en deel
van Kiow
emijts va-
droncken.

N

dorpen, in dat geweft van de Boryfthenes ge-
plaetft , gelijcken nieuwe wooningen, en fchij-
nen nauwelijcks eenige hondert jaren out te
fijn. Ick, door een gerechtige nieusgierigheyt
bewogen , heb gepooght de gefchiede faecken
der Ruffen t\'onderfbecken, om daer uyt eenigh
licht in d\'oude gefchiedeniffen te bekomen
maer mijn arbeyt was vergeefs: want ick, een
van hun geleertften ondervragende , kreegh tot
antwoort, dat door de gedurige oorlogen van
hun voorouders
met hare gebueren,alle hun ge-
fchriften verdelght waren maer dat hy echter
by ware overlevering van hant tot hant uyt fijn
voor-ouders had verftaen, dat alle defe landen,
de welcke beneden Kiow van de Boryfthenes
befpoelt worden , eertijts van de zee ingefwol-
gen waren, gelijck wy oock hier voor gefeght
hebben; en dat dit voor drie duyfent jaren was
gefchied. Hy voeghd \'er by, dat, toen omtrent
negen hondert jaren geleden , d\'oude ftadt
Kiow geheel verdelght was, fonder dat \'er iets
overbleef,dan de twee kercken,die wy hier voor
breeder befchreven hebben.

Sy feggen dit oock niet fonder reden: want
alle de puynhoopen der oude kafteelen en burg-
ten , tufTchen de Boryfthenes en Mofcovien ge-
legen , fijn op hooge en uytfteeckende bergen
gebouwt, fonder dat men een fal vinden , in de
vlackte ftaende. Hier uyt fpruyt dit vermoe-
den , dat alle vlacke landen eertijts onder \'t wa-
ter bedolven hebben geweeft. Dit wordt beve-
ftight door de menighte van munt, in een der Ouémméi
gefeyde kuylen gevonden, \'t welck, van koper
gemaeckt fijnde, dus geteeckent was, fbnder dat

/ 1

ick weet welck beelt het vertoont. Maer dit
durf ick verfekeren, dat alle defe landen, aen
de ftincke fijde van de Boryfthenes , tot aen
Mofcovien uytgeftreckt, laeger en fandiger fijn,
dan degene die daer tegen over leggen, uyt-
gefondert het landt aen de noortfijde van de
rivier Sula, en de fteden Worsko en Pfczol;
gelijck men beter uyt de landtkaert van defe
plaetfèn kan fien.

\'t Is oock aenmerckens-waerdigh, dat alle de
rivieren van dit geweft foo langfanielijck afloo-
pen, dat fy fchijnen te twijffelen naer welcke
fijde yder fich keeren fal, hoewel in tegendeel,
de gemeene kolck van alle defe rivieren , na-
mentlijck de Pontifche zee, met foo groote ge-
Iwintheyt voortgedreven wordt, datfy, fomtijts
door d\'affchutfelen vande Hellespontus deur-
gebroocken, fich in de Middellantfche zee ftort.
En indien men dit neerftighlijck overweeght,
foo fal men fèggen,dat alle defe vlackten eertijts
een zee hebben geweeft.

Omtrent een mijl boven Kiow, aen de flinc- Dzi^f
ke fijde van de Boryfthenes , wordt defè rivier
vergroot van de beeck Dziefna,die, als fy de ge-
buerige ftadt Moftho voorby vloeyt, wel hon-
dert

S.

H

i

iii
Iii\'

-ocr page 409-

iiÉiftii\'Mii

ËÓRYSTHENËS. jt

dert mijlen van haer oorfpronek voortgeloo- trent hondert in getal fijnde, dekoft met hun
pen is, en daer in de Boryfthenes valt. Een half eyge handen winnen , en voornaemelijck met
mijl beneden de ftadt is een dorp , Pieczary ge- naeltwerck , \'t welck fy daer na aen de gene,
noemt, met een kloofter van Bafilius Monicken, die hen komen befoecken, verkoopen. Het ftaet
in\'t welck d\'Abt,een Aertsbiftcho pen Rulfifche hen vry , als \'t hen luft, buyten het kloofter
Grieck fijnde, de ftoel der afgefcheurden befit. te gaen , gelijck fy dickwijls naer de ftadt doen,
Beneden aen de bergh, die by dit kloofter leght, die niet veerder dan een half mijl van daer is»
fijn veel holen vol lijeken, over meer dan vijf- Sy fijn in \'t fwart gekleedt, en gaen niet uyt,
tien hondert jaren daer begraven , in hun volle dan twee gelijck, op de wijfe der Katholijcke
geftalte, gelijck de Mumien van Egypten. Men Monicken. My heught oock dat ick eenigen van
leght deurgaens dat d\'oude Chriftelijcke here- haer foo fchoon van aengefichtgefien heb, dat
mijten deie holen hebben gemaeckt , en be- fy nergens in voorde Poolfche vrouwen wijc-
woont, om de vervolging der heydenen t\'ont- ken.

vluchten , en de ware Godt in ftilte te dienen. Tufïchen Kiow en Pieczary is feecker dorp, rripoU,
Men fiet hier oock het Iichaem van fèkeren Tripoli genoemt ,• en een weynigh laeger
\'tiJjckvan S. loannes, dat noch geheel is, en tot aen de Stayki, opd\'afgang van de bergh. Defe ftadt
^lendenen gefien wordt,- want het beneden deel isfeeroudtj en men vindt hier oock een deur-
van \'t Iichaem, met aerde bedeckt, kan niet ge- wading over de Boryfthenes.
fien worden, als oft hy begeerde dat het ver- Daer na volgt Rychow, oock op een bergh
borgen fbu fijn. De Monicken van defe plaets gebouwt. Defe plaets is bequaem om een ve-
verhaelden,dat defen heyligen loannes, de tijdt fting te bouwen, dewijl men daer lichtelijck
van fijn overlijden voorfien hebbende , voor over de rivier kan komen.

fich felf fijn graf maeckte , niet in de langte , Dan volgt Tretimirow, een kloofter, in\'t rretimi-
gelijck de gewoonte is, maer in de diepte j en midden van een afgront gelegen , en aen alle »\'w.
dat hy , toen hy fterven fou, van fijn broeders, fijden van onbeganckelijcke klippen befloten.
by hem fijnde, affcheyt heeft genomen, en fich De Cofacken brengen in defe plaets het kofte-
daer in begeven; doch dat, door Godts belie- -lijckfte dat fy hebben , foo dickwijls als \'er
ven, hy, hoewel de kuyl diep genoegh was, niet beroerte of gevaer is. Hier is oock een deur-
geheel daer in is geraeckt, maer half buyten is waeding van de rivier te vinden,
gebleven , op dat het overige deel tot een voor- Een mijl van hier, aen de flincke fijde van
beelt van heyligheyt fou verftrecken. Hier de rivier, leght Pereaflaw, een ftadt, die,
als
wordt oock fekere S.Helena getoont, die by het fchijnt, niet feer oudt is , om datfy in een
^^^ hooge eerbiedigheyt is; met een yfere vlacke plaets is, doch echter feer bequaem van
(nan cr . jj^g^ feght, als met een gelegenheyt, en foo wel veyligh van natuur,

geefTel, de duyvel S. Antonius heeft geflagen j als om dat men daer lichtelijck een vefting fou
defe keten (gelijck men gelooft) heeft foo groo- konnen maken,die tegen hetwoeden der Cofac-
ten kracht, dat fy, vande befetenen aenge- ken en Mofkoviters fou dienen. Defe ftadt be-
raeckt, de boofe geeften verdrijft. Men fiet hier ftaet uyt ontrent fes duyfent huyfen 5 en de Co-
oock
drie beckeneelen van menfchen , infchut- facken hebben daer een van hun regimenten
tels geleyt, daer dagelijcks veel olie afdruypt, inbefetting.

die feer dienftigh is om alderhande fieckten te Een weynigh laeger naer Ruffen is Kanjow ,
verdrijven. In defe felfde holen leggen oock de een feer oude ftadt en kafteel, daer oock een
lichamen van feer veel groote en deurluchti- regtmentvan Cofacken in befetting is. De Bo-
ge mannen verborgen, onder de welcke twee, ryfthenes heeft hier oock een deurwading.
de bouwmeefters van defe kerck , uytmunten Een weynigh nederwaerts,aen de flincke fijde jnderè
welcker lichamen gelijck koftelijck heylighdom van de rivier, fietmen Bobunska , enDomon-M»«
gehouden , en aen alle de gene , die derwaerts tow, plaetfèn van weynigh belang,
komen , getoont worden j gelijck aen my felf Noch laeger, aen de rechte fijde van deri-
dickwijls is gefchiedt, als ick in de winter vier, legt Cirkacze, een fèer oude ftadt, van
mijn verblijf te Kiow had, daer ick toen met aengename gelegenheyt , diemen lichtelijck
gemack mijn nieusgierigheyt voldoen kon. verftercken kan. Ick heb defè ftadt gefien, toen
Wat my aengaet, ick acht dat \'er naeuwe- fy noch in haer oude glans was. Sy was als het
lijcks eenigh onderfcheyt tufl[chen de gefeyde middelpunt van \'t geheel geweft der Cofacken,
lighamen, end\'Egyptifche mumyen is, uytge- en de woonplaets van hun Hartogh, of Velt-
fondert in de fwartheyt, en hardigheyt, die overfte. Wy verdelghden haer met vuur in\'t
aen d\'Egyptifche lijeken eygen is j en ick geloof jaer 1(^37, op de 18 van December, twee da-
dat het gene , \'t welck hen foo lange tijt onbe- gen na dat wy de Cofacken in de vlucht hadden
derffelijck bewaert , d\'eygenfchap van defe geflagen, tegen de welcken wy echter elders
plaets en van defe holen is, die , ten deel uyt hadden geoorloght, fonder hen Jchade aen te
fant en drijffandt beftaende , in de winter warm, doen. Sy heeft een regiment van Cofacken tot
en des fomers koel, en altijt droogh fijn. In dit befetting,- en een deurwading over de Bory-
kloofter fijn veel Monicken , onder de welcken fthenes.

d\'Abt, Aertsbiffchop van geheel Rufl[en, en Daer beneden legt Borowick, Bokin, Wo-
alleenlijck onder d\'Aertsbiflfchop van Konftan- ronowk, en op d\'andere oever Czeherin, Dom-
Kioo^ef tinopolen ftaende , uy tmunt. Niet verre hier brow, omtrent het vierde deel eens mijls van
wnBaiij\' af is een ander kloofter van Bagynen, die.onj- daer : gelijck oock Krylow aen d*over-oever.
Polen. F I

Klooßer
f/an Ba\'
ßltHS Mo-
nickert\'

3 ij

Bolen.

5. loannes
een Mo

titck\'

ecck

f

i i^.

fl

nstt*

-ocr page 410-

A € T Y S E O R Y S T H X I S ,

Vulgo D isr I E p R et I E p R dicti ,
A Civitate Czj)^kaBi ad oftia et llmien lactuniper quem in Pontum Euxinum iê exonerat.

Sifer^ent hy\'^JLmmis partem, a.Czyrk^nimrum.alfmtes v/^, vide, iri TalttU LithvMwe.

r-ry

Idtititre. îentc omnes
\'ras

Scyth.

comfemantim\'afi^i tioflra

r^ttttes

---

Jôhntr.

"\'A

. ....rjc;;::»®-

Campus inter Bohum etVBorjithenMCl

I ^^ ,. Utc vera camvu.

wfi.

aulec

ina-fterzvlieze.^

hsrtf-

te^ aâ Bohùm,

^riTtenâitur ^ lucrumfluviorant cjlU àker^

huius tractus Soryjlhenis exhihet: ......

Jûc Vebtes cum veuiunt-
iutasjè a. ^uittuuis jpcricuUs
efc exijbmant-.

exûnsrMur emmlnjula-maiorm
pauU itfirius dti^icbawhaUs Bor^\'^\'-^i ^l^um.

CzyrUajlys

:Bt

jirrîî^lillîllti,

htcumlhmeiL v^uentu^

commis cetur.

y jf^

t

L, ^alithaw\'

iva:

m

Ùaa^srttmhinc latitude vt/ixtma^,
^omm^Artem jwJlrîf^artanL.
^^^^ ./^jchouttiSjjjai\'tzm \'Tartari\'
vatiwttur.

rrrJgirvMa; u . • -s

^eyslece
Horodj^ij^cze.

7A

u>\\

jérx vel O^tiunvChr^anotmm âirutum^
Jrx Târtarorunv v^^lata^

Civttas C/ffi^n

onmi-^

ScaL. trùllùrâmv al Inmo ^t^iu

Civitas ^ïârtarorunL

Ozakow

.V

^-^ J %

iPaaij,. .

t4

Campus inter Bohutn et

j-

OUm i)£p4»m erat vt ruitte ^ejiantur, mnc autemv^a^
ejlm :BoryJthene eoâem^mine jauJens in^na^N^euy^
hozaey hiarce firmifii ma Itabitant^

Émieiv Lactis ,
^itéatu

J&yra

^^ ■ Siemimathi

con

_ Swt^, _
CârdmtHm\'

irti;,

\\muj mtfr

tam hirmen-

Jlaiatktrme^

^ £x kis tacuhus JàL
Sole coitcacium.
decerpibtr

virx mumtajcdot ^iduos
ko^àkorum mcurjus àTârtaris

___

Cnami Per ekop enlis p ar s .

ImV^

erii

si\'kor

-ocr page 411-

!

B O R Y S T H E N E S.

opderlvier Ytazemen 5 een mijl van de Bory- nigh gekoockt fijnde, aengenaem van fmaeck
flhenes af gelegen. worden bevonden.

Een weynig laeger aen de fijde van Mofkovie Als men nederwaerts reyfl , ontmoet men
fiet men Krzemienczow, en feer oude muren , Romanow, een groote heuvel van aerde, daer
daer ick, de faeck naeukeurelijcker onderfoec- de Cofacken , als fy van gemeene faeken fullen
kende, in\'t jaer een kafteel vond. Defe fpreken, of tegen de vyandt trecken , naer toe-

plaets is feer aengenaem te bewoonen , en oock loopen , en hun krijgsbenden overfien. Defe
gemackelijck. Dit is de lefte der fteden van de piaets fou feer bequaem tot de bouwing van
Boryfthenes: want alle d\'anderen , naer Tarta- een vefting en ftercke ftadt fijn.
rien gelegen, fijn woeft. Een weynigh laeger is een eylant,een half mijl

mvieren. Een eenige mijl hier boven is de vifchrijcke lang, en hondert en vijftigh fchreden breet, het
rivier Pfèczol, die daer fijn water met de Bo- welck echter in de winter onderloopt. D\'in-
ryfthenes vermengt: maer wat laeger , aen woonders noemen dit oock Romanow. Hier
d\'oever van Rufchlant, is de beeck Omielnik, komen veel viffchers, foo van andere plaetfen,
die overvloet van kreeften heeft, en haer water als voornamelijck van Kiow. Aen\'t achter-
in de felfde Nieper ftort. Aen de felfde ftrandt eynde van dit eylant heeft de rivier Boryfthenes
van de Boryfthenes is een ander beeckje, by de een vrye loop , fbnder van eenige eylanden be-
Ruffen Druhi Omielnik genoemt, die, mede lemmert te worden. Hier is \'t dat de Tarters ,
rijck van kreeften , fich oock daer in ont- voorgenomen hebbende een roof uyt Rufch-
laft. De rivier daer tegen over, Worsko ge- lant te halen, gemeenlijck hun benden over-
noemt, feer vifchrijck fijnde, vergroot de Bo- voeren, vermits fy onder d\'eylanden de gedu-
ryfthenes door de menighte van fijn golven, rige overvallingen der Cofacken, die fich daer
Aen de felfde ftrandt is noch een andere rivier, verbergen, vreefen.

Orel genoemt, die in overvloet van vifch niet Een weynigh laeger, aen de rechte fijde van
voor de voorgenoemde wijckt, en oock inde de rivier, fiet men fekere plaets, Tarowky
Boryfthenes ftroomt. Ick heb\'er eens by ge- Rog genoemt, een der aengenaemfte plaet- Rog.
weeft, dat, aendemontvan de gefeyde rivier, fèn , die ick ooyt gefien heb , om te bewoonen,
met het uytfetten van een net twee duyfent vif- en oock fèer bequaem om een vefting te bou-
fchen gevangen wierden , van de welcken de wen, die een krachtige breydel voor de fnelle
kleynfte een voet lang was. vloet fou fijn. Want de Boryfthenes heeft daer

foskn. Aen de rechte fijde van de Boryfthenes, oft geen uytfteekende eylanden, en is niet boven de
aen de ftrandt van Rufchlandt, fiet men veel twee hondert fchreden breet, foo dat men lich-
poelen, foo vol gepropt van viffchen, dat het telijck met een musket daer over fchieten kan.
water felf, byna doot en onbewegelijck fijnde, D\'oever aen d\'andere fijde is een weynigh hoo-
bederft j \'t welck oock dickwijls de viftchen ger , en wordt van d\'inwoonders Sorokagore
doet fterven. Defè plaets wordt van d\'inwoon- genoemt. De menighte der beeckjes, die over-
0ehmte, Zamolkam genoemt. Omtrent defe poe- vloet van vifch hebben, vermeerderen de be-
ien vindtmen kleyne karffeboomen, van om- quaemheyt van defe plaets , en fijn oock in
trent dardehalf voet hoogh, die feer foete karf- groote menighte in d\'eylanden van de Bory-
fen voortbrengen , de welcke {fbo groot als ithenes.

pruymenfijn, en echter niet, dan in \'t begin Een weynigh laeger vint men\'t Eylandt van
van Auguftus, rijp worden. Men vindt hier \'t kloofter genoemt , dat geheel een klip is,
overal geheele boftchen van karfifeboomen, die gantfch fteyl afgebroken, in fbmmige plaetfen
oock elders een half mijl lang, maer echter niet vijf-en-twintigh , enin andere dertigh voeten
meer dan twee of drie hondert fchreden breet hoogh; \'t welck oorfaeck is van dat het niet
fijn. Warelijck, men moet bekennen, dat foo vande rivier ondergefet wordt. Hier op was
groot een menighte van kariTeboomen, welcker eertijts een oudt kloofter,van \'t welck het eylant
vruchten fmaekelijck fijn, feer aengenaem om de naem heeft, waer van men echter in defè
te fien is, die echter weynigh op de hooghten , tijdt gantfch geen overblijffel vindt.Dit fou een
maer meeft in de vlackten ftaen. Men vindt bequaeme wooning fijn , foo\'t vafte landt niet
daer oock amandelboomen, die kleyn fijn, en foo hoogh en na daer aen was. Het is duyfent
een bittere vrucht geven,-doch niet in fbo groot fchreeden lang, en hondert breet. Men vindt
een menighte, dat fy geheele bofifchen konnen daer veel flangen, en andere kruypende dieren,
uytmaeken, gelijck de kariTeboomen doen. Ick, Hier na volght een ander eylandt ,
Komki jce.ski
door foodanigh een nieusgierighey t aengedre- Oflro-Sï> genoemt,drie mijlen lang,en voor aen een opow
ven , die een vrygebore menfch paft , deê mijlbreet: het isbofchachtigh enpoelachtigh,
eenige karffeboomen en amandelboomen, uyt en wordt echter in de Lente van de Boryfthe-
defe plaetfen opneemen,
en naer Bare (welck nes overloopen. Hier fijn veel viffchers, die,
toen mijn gewoone verblijfplaets was ) voeren , by gebreck van fout, de viffchen eerft met afch
en daer met behoorlijcke forgvuldigheyt weer fouten,en daer na in de wint doen droogen.Defe
infetten, de welcke daer na fmakelijcker, en viftchers hebben een rijcke viffchery in deri-
oock grooter wierden.Een weynigh hooger bo- vierSamar genoemt, die tegenover dit eylant
ven defe plaetfen vindt men fekere rivier, De- in de Boryfthenes valt. Defe rivier, met het ge-
mokant genoemt, rijck van kreeften, die wel heel geweft daer rontom, verdient een groote
negen vingeren lang fijn. Men pluckt hier oock naem , niet alleenlijck om de menighte van
waternooten, die fèshoeckigh, en, een wey- vifch; maeroockomd\'overvloet van was, ho-

Rmamw,

-ocr page 412-

N Ë S.

T H

B O

32

nigh, wiltvangj cn hour, bequaem tot bouwHof en fijn vaendel verloor : de Kapiteyn lußJik\'Si\'S\'
fen, daer af oock , gelijck wy/eggen fullen , de
 kï ^ en fijn Luytenant de Heer van Crotadcj
vermaerde vefting Codack gemaeckt wierdt en veel vreemdelingen. Na defè neérlaegh bleef
in alle welcke dingen het d\'andere plaetfen d\'oorlogh noch fiepende tot aen d\'Oótober-
overtreft. Dele rivier loopt echter raet een tra- maent van \'t volgende jaer , daer de vrede op
ge loop af,, van\'t welck de menighte der boch- volghde. De groote en dapperfte
Koniecpolski,
ten oorfaeck fijn. Hy heeft evenwel (om fijn een heyr van vier duyfent mannen by fich heb-
wo nder lij eken overvloet, gelijck ick geloofjby bende , was felf naer Kodack getrocken , daer
de Cofacken met recht de naem van heylige hy een geheele maent bleef, in de welcke hy de-
rivier verkregen. My heught dat ick in \'t begin fè vefting verfbrghde,en daer na trock hy wegh,
van de len ten in defè rivier haring en fte uren met twee duyfent krijgslieden by fich. Hy be-
heb fien vangen, \'t welck in d\'andere rivieren val ondertuftchen aen my , eenige benden en
nietgefchiedt. veltftucken by my hebbende , alles te befichci-
Een weynigh beneden het geweft van
Kons- gen tot voorby de lefte watervallen j want hy
ky Oflfow , ontmoet men Kniazpyo Öftrem, oft geboodt my dat ick , in mijn wederkeeren , met
het eylandt van de Hartogh , feer kleyn, en mijn krijgslieden , in de fchuyten der Cofacken
klip-achtigh,Omtrent fes hondert fchreden lang, gevoert, de rivier weer op fou n ecken , in \'t ge-
en hondert breet; echter vry van overvloeying felfchap van de Heer Oftrorog , toen Opper-
in de Lenten ; gelijck oock
Konski Oflio-w, dat kamerling van \'t Rijck. in defe plaetlèn konnen
oneffen is , en niet vol van boftchen , maer van geen hondert , veel min duylent menfchen ,
flangen is. veyligh fijn, ja felfgeen geheel heyr,\'t en fy het
Een fchoot weeghs hier van af nederwaerts in alle voorfichtigheyt, cn na dar het alles wel
leght
Kodak, d\'eerfte Porok , oft drumpel van befichtight heeft, voorttreckt. Want in defe
de Boryfthenes; \'t welck niets anders is, dan geweften onthouden fich de Tartaren, die, geen
een fèkere reecks van klippen , dwars over de vafte wooning hebbende , overal in de woefte
rivier uytgeftreckt, die de fcheepvaert beletten, landen fwerven en rooven , en deurgaens niet
Hier heb ick , in de maent lulius van \'t jaer minder dan fes , ja dickwijls tien duylènt man-
1(535, begonnen een kafteel te bouwen ; maer nen in yder troep fterck fijn. Ick fal elders de
in de maent Auguftus van \'t feltde jaer , na feden der Tartaren , en hun gewoonte van oor-
mijn vertreck , wierdt het van feker Solyman , logen , befchrijven ; maer ick fal hier alleenlijtk
Velt-overfte der afgevalle Cofacken , van d\'Eu- feggen, dat dit my tot groote eer verftreckt
xinuswecrkeerende,om dat hetfchadeiijck voor heeft, dat ick alle de dartien water-fiortingen
de wederkeering der fijnen was , die op roof van de Boryfthenes m.et een fchaytje ( twekk
uytgingen, overweldight, met verdelging van in \'t eerft by veel menfchen vreeojt lal fchij-
twee hondert befettelingen onder de Kolonel nen ,) deurgevaren ben. En dewijl eenige van
Marion. Defe wederfpannige , dit gedaen heb- defe watervallen feven , eenigen acht voeten
bende , verforghde voor fich en voorde fijnen hoogh fijn, foo wilickdeleler laten oordelen
door de vlucht, en trock over de watervallen wat gevaer ick daer heb moeten uyt 11 aen. De
van de rivier. Defe boosheydt bleef echter niet Cofacken willen niemant, die alle defe water-
lang ongeftraft. Want hy wierdt van d\'andere vallen niet befocht heeft, in hun krijgs-orde-
Cofacken, die getrouw gebleven waren , onder ning ontfangen: in voegen dat ick, nae hun 00r-
\'t beleyt van de groote Koniecpolski, Kafteleyn deel, oock onder hun krijgs-ordening aengeno-
van Krakou , en Generael van \'t heyr , belegert, men magh worden, en dit is d eer, die ick in de-
en gefamentlijck met fijn mede-hulpers ge- fe tocht verkregen heb.

vangen , en naer Warfchou gebracht, en daer Maer om de lefer niet langer op te houden,

in ftucken gehackt. Maer toen ondertuftchen foo fal ick feggen , dat Powky een Ruftifche

de Polen de bewaring van dit kafteel ver- naem is, als of men drumpel van een rivier

waerloofden , fchepten de Cofacken weder feyde. Want dwars over de rivier leggen klip-

moedt, en vielen weer af, in\'t jaer 1037» Wy pen , aen malkander gefchaekelt, gelijck een

ontmoetten hen in hun leger, oftabor, in ach- keten , en eenigen van defe klippen fijn blint

tien duyfènt ftrijdbare mannen beftaende , by en onder\'t water verborgen, en anderen ftee-

de ftadt Kumyky , op de \\ 6 van December in \'t ken acht of tien voeten boven \'t water uyt, en

fèifde jaer , ontrent op de middagh : en hoewel vertoonen fich foo groot als huyfen in voegen

wy veelminder van getal waren , te weten niet datfy , een dijck gelij ckende, de loop van de

meer dan vier duyfent mannen , foo taften wy rivier belemmeren, de welck op fbmmige plaet-

lien evenwel aen , floegen hen , en dreven hen fen vijf, en op anderen fes voeren afvalt, nae

op de vlucht. De ftrijdt duurde tot aen de mid- dat het water van de Boryfthenes hoogh of

dernacht, in de welcke van de vyanden fes duy- laegh is; het welck defe rivier onbevarelijcfc

fènt fneuvelden ; en fy verloren oock vijf ftuc- maeckt. In de lenten, als de fneeuw gefmolten

ken gefchuts. D\'anderen , die toen het fwaert is , fijn alle defe water-vallen onder de golven

ontquamen , geraeckten wech door de duyfter- verborgen, behalven de fevende , Menafity

heyt van de nacht. Van d\'onfen wierden hon- genoomt, die alleen in defè tijdt de fcheepvaert

dert gedoot, en duyfent gewond : onder de op defe rivier belet. Maer inde fomer, enin

welcken oock veel Overfteif fneuvelden ; gelijck \'t voorfte van de herfft , als het water laegh is,

de Heer van Morveil, een Franfch Edelman, fteken defe klippen op eenige plaetfen tien , en

die Luytenant Colone! was ^ en daer het leven op anderen vijftien voeten boven de golven

Pckn* G 2

i:

;V1

Xntazojv

OßroiP-

.1

\\\\

\\ r

Kodak

!} r

I ■

I,

I

4 i-.!

, 1
If

I.

-ocr page 413-

Ek

-ocr page 414-

wrr-

lijf

f

S T H E N E S.

O R

uyt: en onder defe dartien watervallen fijn niet
meer dan twee , namelijck de tiende,
Bodik-w
genoemt, en d\'elfde , Ta^^olefm gehee||n , daer
de Tartars %yer de rivier konnen fwemmen ,
uyt oorfaeck van de gemackelijcke opkomfl
aen de oevers, en dit van d\'eerfte tot aen de
lefte. De rivier fet, als het water hoogh wordt,
alle eylanden onder, behalven twee , \'t eerfte
aen d\'eerfte waterval ,
St}\\eky genoemt, het
welck in \'t
geheel een fteyle klip is, dartigh
voeten hoogh , vijf hondert fchreden lang , en
fèventigh of tachtigh breet.
Men weet niet of
daer water op
is, om dat niemant, behalven
\'t gevogelte , daer op
kan komen. Men fïet
echter dat dit eylandt rontom met wilde wijn-
gaerden befet-is. \'t Ander eylandt is grooter
dan \'t eerfte, en heeft in de langte omtrent
twee duyfent fchreden, en hondert en vijftigh
in de breette. Dit is oock gantfch klippigh,
doch lichter om aen te komen. Defe plaets is
fterck van natuur, en bequaem om te bewoo-
nen. Hier waft een boom, van d\'inwoonders
Tavola genoemt, roodt van koleur, cn foo
hardt als ebbenhoudt , \'t welck kracht heeft om
de paerden te doen piften. Dit eylandt wordt
rawoicu\' fa-ïïok^aml genoemt , welcke naem oock aen
d\'elfde waterval van de Boryfthenes gemeen
is, gelijck hier voor is gefeght. De tiende wa-
terval wordt
Wolvy, dat is, Vry genoemt, een
plaets, die feer bequaem is tot de bouwing van
een vefting.

Een weynigh hooger,foo wijt als men met een
ftuck gefchuts befchieten kan , leght een ey-
landt , geheel van klippen, van de Cofacken
Kiic^ammcc genoemt , als of men plaets der
Bacchanten of ftempers feyde , om dat de Co-
facken , alle de watervallen deurgeraeckt, daer
van blyfchap hippelen en fpringen , en daer
feeftdagh houden , met groen om \'t hooft ver-
ciert, en fich, volgens de gewoonte van hun
landt, in\'t fant, gelijck een meulen , rontom
wentelen.

Een weynigh laeger dan Kuc^ano\'Since , tot
aen Kuc^kofow , fijn feer vermakelijcke plaet-
fen. Kuc^kojoi^ is een kleyne rivier , van de
ftjdevan Tartarien in de Boryfthenes vloejen-
de, van de welcke een gedeelte van \'t landt de
naem voert, en \'t ander deel van de Boryfthe-
nes , van daer het met ontoeganckelijcke klip-
pen beftoten is, gelijck uyt de kaert blijckt.
De toegang tot dit landt is fbo fteyl, datmen
daer niet dan van een plaets aen de lantfïjde
inkomen kan. Het is omtrent twee duyfent
fchreden
lang, en in de laeghte gelegen. Hier
fou beqoaemheyt ftjn om een treftelijcke en
ftercke ftadt to bouwen. Het landt felf, onge-
lijck fijnde , vertoont ftch in een ronde geftal-
te. \'t Is wel waer
dat alle de rivieren van Tar-
tarien hooger fijn , en dieshalven daer over te
gebieden hebben; maer men fou dit lichtelijck ,
met het bouwen van een vefting, konnen wee-
ren : want hier worden uytfteeckende plaetfen
gevonden. De Boryfthenes heeft hier fïjn volle
loop, fonder door watervallen belet te worden ,•
maer is echter eng ter plaets,daer hy ftch zuyd-
waerts
keert , gelijck degene, die de kaert

iï .

ml.

Kticzmo
zpke.

i I

befiet, lichtelijck fal bevinden. Defe rivier is
hier feer eng, gelijck ick felf gefien heb , ja foo,
dat de pijlen van eenige Polen , uyt een boogh
gefchoten, hondert fchreden verre op d\'over-
oever
neer vielen. Men kan op defe plaets feer
gemackelijck over de rivier komen ; oock is \'er
de gewoone overtocht der Tartars, dewijl hen
water daer naeuwelijcks hondert en vijftigh
fchreden breet is, cn hier geen andere rivieren
fijn ,
die hen hinderen. Het landt is oock niet
met
fterckten befloten , uyt de welcke men ,
foo met openbaer gewelt, als met belagingen ,
de vyanden befpringen
kan. Defe overtocht
voert ook de
naem van Kuc^kofow. Een weynigh
laeger, namelijck een half mijl van daer , neemt
het hooft van Chorticzafijn begin. Doch dewijl
ick niet veerder die
wegh heen heb geweeft, fbo
fal ick dat feggen, \'t welck ick uyt het geloof-
waerdigh verhael van anderen verftaen heb ,
\'t gene ick echter niet voor fekerheyt toefeggen
wil. Men feght dat dit eylandt fèer veyligh is,
fop om fijn hooghte, als om fijn fteylte van al-
le fijden , om de welcke het oock onbewoont
is. Het is twee mijlenlang, en een half mijl
breedt, en noch meeft van voren ; want ter
plaets, daer het fich weftvvaerts ftreckt, wordt
iet fmalder. Het wordt nooit van de rivier on- ,
dergefet. Het fou feer bequaem om te bewoo-
nen fijn, en oock dienftigh om veftingen te-
gen de tochten der Tartaren te maeken. Be-
neden dit eylandt
fpreydt de Boryfthenes fich
wijder uyt.

Een weynigh laeger leght Jfeliki Ofïroyp , of rmi^
\'t groot eylandt, twee mijlen in de langte uyt-
geftreckt, en gantfch onvruchtbaer en onnut.
Het loopt in de lenten oock onder, behalven
in \'t midden, daer het met een hooghte van om-
trent vijftien hondert oft twee duyfent fchre-
den in de lijn , die over dwars deurgaet, boven
water blijft. Aen d\'overfijde van dit eylandt,
uyt het geweft van Tartarien, vloeyt de rivier
Konskawoda in de Boryfthenes, Defe rivier,
die feer fnel is, behoudt in de Boryfthenes,
aen de fijde van Tartarien,de loop van fijn eyge
water befonder, twee mijlen verre, en tot aen
\'t eylandt Tawan. Doch hy, eyndelijck in fijn
loop vermoeydt, en een groote fantbanck tuf-
fchen fijn eyge gracht en de Boryfthenes ge-
maeckt hebbende , vermengt fich eyndelijck
met de Neper.

7omacho^\'ka is een eylandt , byna geheel Tcmc
ront gelijck een halve
maen, in fijn middellijn
omtrent drie vierendeel van een mijl groot, en
hoogh, met boomen befet. Als men op des
felfs hooghte\'
ftaet, fbo kan men wijt en breet
de geheele Boryfthenes , van Chorticza tot
aen Tawan, befchouwen. Dit eylandt is feer
aengenaem van gelegenheyt, fchoon des felfs
oevers niet aen my bekent fijn. \'t Is echter naer-
der aen de Ruften, dan aen de Tartars. Chmiel-
nichi. Velt overfte der Cofacken, daer na door
fbo veel overwinningen vermaert, met fijn aen-
hang van de Polen afgevallen, hadt defe plaets
boven anderen tot fijn wijck gefchickt, toen hy
vreefde dat hy belegert fou worden
\'t welck in
\'t jaer 1(548 in May-maeat gebeurde, in de

welcke

-ocr page 415-

m

B O R Y S T H È N Ê S.

welcke oock de Polen , met groote bloetflor- over de rivier , gélijck oock over ^t eylant ÏCier.

ting, by Corfune, verflagen wierden. Kofiiiatka is een half mijl breet, tuflTchen het

Een weynigh beneden de genoemde rivier welck, en tuflthen Rulchlant feekere arm van

legt Czortomielick , oft Duyvelsmolen , in\'t de rivier is, oock Kofmatka genoemt, langs de

midden van de Boryflihenes, een groot eylandt, welcke de Cofacken fich heymelijck ter zee

en door d\'oude muren vermaert. Dit eylandt begeven, uyt vrees van de Turckfche befet-

is van meer dan tien duyfènt kleyne eylantjes ting , die gedurighlijck de wacht houdt in een

in de langte en breette omringt, welcker ilant oudt kafteel , Oftan Karadenis genoemt, by

ongelijck en verwart is. Sommigen daer afheb- d\'oude puynhoopen, tegen over\'t eylandt Ta-

ben poelen , anderen leggen droogh, en het wan, gelegen.

meefte deel is met biefen , oft met riet, een Tawan is fèkere engte , en groote overtocht

pieck hoogh, befet, daer door men qualijck kan der Tartaren, om dat de geheele rivier fich daer

fien waer fy van malkander fcheyden. De intreckt, en naeuwelijcks vijf hondert fchre-

kromrae gelegenheyt defer eylanden geeft aen den wijt is. D\'oever van Ruftant is feer hoogh

de Cofacken een veyligh vertreck, \'t welck fy en fteyl ; maer d\'andere oever over \'t eylant

Slearbnica Woyskowa, oft Krijgs-threfoor noe- Tawan is laegh. Wat het eylandt Tawan aen-

men. Alle defe eylanden worden in delenten gaet, dewijl het in de lenten niet onderloopt,

van de Boryfthenes ondergefet, behalven ter foo fou het feer bequaem fijn om het ftroopen

plaets, daer d\'oude muren ftaen, die boven der Cofacken op de zee te beletten. De rivier

water blijven. De Boryfthenes is hier een mijl vloeyt hier ineen gracht, twee mijlen verre,

wijdt van d\'een tot aen d\'ander oever. Alle de daer hy weer door eylanden gedeelt wordt, en

Turckfche macht foude in defe plaets mach- verfcheyde waterloopen heeft,

teloos fijn ; en hier fijn oock veel galeyen Tawan is dardehalf mijien lang, en een half

vergaen , die de Cofacken , met rijcke roof mijl breet. De ftroom, tuffchen Tartarien en

weder naer hun landt keerende, vervolghden. dit eylant word Konskawoda genoemt, van de

Want fy, in defè doolhoven verwart, konden welcke hier voor gefproken is. Men kan defè

niet wederkeeren maer wierden vande Cofac- ftroom deurwaden , behalven dan, alsdeBo-

ken, met hun fchuyten in defè ruyghten ver- ryfthenes overvloet van water heeft. Het we-

borgen leggende , verdelgt. En hier uyt fpruyt fterlijck deel van dit eylant loopt onder water,

het dat de Turckfche galeyen de Cofakfche \'t Eylant, Kofaki genoemt, is omtrent een

roovers niet veerder durven vervolgen dan vier half mijl lang , en echter \'t ondervloeyen onder-

of vijf mijlen van de Pontus Euxinus. De Polen worpen.

achten, doch uyt een onfeecker gerucht, dat Burnhauka beftaet de plaets van omtrent een

dit eylandt het Krijgs-threfoor genoemt wort, half mijl, en loopt oock onder, Hier is een ge-

omdat de Cofacken daer hun gefchut verbet- woone overtocht der Tartaren over de rivier;

gen. Want behalven dat de Poolfche krijgslie- en hier fijn drie armen van de rivier, die men

den niet foo verre komen, foo willen de Cofac- deurwaden kan. Konskawoda is d\'eerfte; en

ken , die hun geheymeniffen wel verfwijgen twee van de Boryfthenes, van de welcken d\'een

konnen, dit geheym niet aen hen openbaren : niet deurwadelijckis,

oock fijn\'er weynigh Cofacken , die dit we- Van Kuczkafbw tot aen Oczakow fijn vijf

ten. Sy begraven echter alle het gefchut, dat deurwadingen , daer de Tartars overtrecken. p^jf

fy de Turcken afnemen, in defe plaets; gelijck D\'eerfte is Kuczkofbw, en de tweede Nofbwka, •

oock hun geit, \'t welck fy niet van daer halen, de welcke feer kommerlijck is, drie vierendeel Jgg^\'.^

dan in d\'uyterfte noot, elck uyt fijn eygen hol: vaneen mijl lang, en vol van eylantjes, met

want na dat fy op de Turcken roof gehaelt biefen befet , behalven noch de verfcheyde

hebben, en weêrgekeert fijn, deelen fy de roof, armen van de rivier, ontfachelijck voor de Tar-

die yder voor iich felf onder \'t water verberght, taren, uyt oorfaeck van de Cofacken , die fich

op dat fy niet lichtelijck van anderen gevonden daer verbergen: in voegen dat defe woefte volc-

fou worden. De Cofacken maken in defe plaets keren felden defe overtocht fbecken.

oock hun fchuyten, Czolny genoemt, omtrent De derde en beter overtocht is Tawan, foo ^iedetde 3

feftigh voeten lang, en tien of twaelf voeten om datfy niet veerder dan drie dagh-reyfèn van

breedt, doch maer acht voeten diep, yder met de ftadt Crim is, als om dat men lichtelijck

twee riemen, voor en achter, gelijck hier na daer over kan geraeken. Sy beftaet uyt twee

uyt d\'afbeelding fal blijcken. armen j d\'eerfte wordt Konskawoda genoemt,

Kier is een eylant, vijf of fès mijlen lang, daer men deurwadenkan ; de tweede is de Bo-

geheel vlack, en met riet en wilgen bedeed, ryfthenes ,die men overfwemt, alsnaeuwelijck

\'t Eylandt is breeder naer de fijde van Ruflant, vijf of fes hondert fchreden breet fijnde.

dan van Tartaryen, en des felfs weftfijde loopt De vierde overtocht is Burnhawka, niet fbo devwdts

nooy tonder. gemackelijck als de voorgaende. Hier fijn drie

Welika Woda, of Grootwater,legt tegen over armen van de rivier : d\'een is Konskawoda ,• en

Skorouka. De rivier is hier vol van kleyne ey- de Boryfthenes tweemael, van de welcke geen

lantjes. In\'t midden fiet men een aengenaeme deurwadelijckis.

plaets. De vijfde en lefte overtocht is Oczakow, die e» vijfde,

Nofokowka is twee mijlen lang, fonder eeni- de mont van de Boryfthenes is, een Franfche

ge boomen , en loopt gemenelijck onder in \'t mijl breet. De Tartaren trecken\'er dus over :

begin van de lenten. De Tartars trecken hier Sy hebben platte fchuyten , daer fy balcken

Pokn, H h dwars

\'Groot ey-
lant.

■V

\'r

t-.
,3.

,1

II-

ii !

j

ovef-\'

I

en

Kier.

Welika V^o\'
da.

Nofol^W\'
U

N

-ocr page 416-

Y S T H E N E S.

dwars overleggen , aen de welcken fy hun paer- een veylige ree voor de fchepen , die aen ancker
den binden , die aen weêrfijden op een rijgh leggen. Onder \'t kafteel ielve fiet men twee
even veel fijn,om de fchuyten in gelijck gewicht fleden , beyde op d\'afgang van de bergh , die
te houden. Sy doen
hun reystuygh daer in : en foofleylis van\'t zuydooften tot aen \'t noort^
fleken eyndelijck
hun fchuyt van de wal af, en oofi;en , dat het fchijnt dat men daer af fal val-
de paerden begeven fich oock allengs tot fwem- len. De muren van \'t kafteel fijn omtrent twin-
men , om over te geraken.
Doch fy fouden hun tigh voeten hoogh , maer die van de ftadt veel
lichtelijck verdrincken, foo fy niet aen de fchuyt laeger. \'t Getal der inwoonders is omtrent van
gebonden waren j \'t welck echter niet gedaen twee duyfent. Aen de zuydfijde van de ftadt is
wordt, dan als de Boryfthenes ftil water heeft, een ander kafteel, plat van gedaente , echter
en niet door de winden bewogen wordt. De met eenige ftucken gefchuts verfien, om de bey-
Turcken voerden in mijn tijdt met dusdanige de oevers van de Boryfthenes, die daer byna een
fchuyten hun ruytery over, in een getal van geheele mijl wijt is, in plicht te houden. Dit
veertigh duyfent beftaende , toen de Groote kafteel heeft een toren , daer Turckfche wacht
Turck de ftadt AfiTow, aen de mont van de Ta- op is,bm eenigh teken te geven,als de Cofacken
- nais gelegen, (die door de Tanaifche Cofacken, pogen fich op d\'Euxinus te begeven. Doch de
welcke onder de Moskoviter ftaen , ingenomen Cofacken fpotten hier mee , want fy konnen
was ,) weer deê belegeren , en haer oock won j op de wij fe , die ick hier na verhalen fal, lichte-
dat in\'t jaer 1(542 gebeurde. lijekin en uyt d\'Euxinus komen.

Drie mijlen boven Oczakow vloeyt de rivier Omtrent een mijl van Oczakow, naer het
Boh in de Boryfthenes. Hier leght oock een zuydooften, is een bequame haven, van d\'in-
eylandt , dat een driehoeckige geftalte ver- woonders Berezan genoemt. De mont daer af
toont, een half mijl breet, en tegen over Sie- is omtrent twee duyfent fchreden groot ,• en
mienowrok gelegen. men kan daer niet overkomen, dan te fcheep j

wtmkad Boven Siemienowrok , aen de rivier Bokus tamelijck diep , en dienftigh voorde galeyen.
Krjmca. fiet mcn Winokrad Krynica, of fekere fpring- Defen arm van de rivier wordt Anczakrik ge-
bron op een fteylte. De plaets is aengenaem , noemt.

en bequaem om te bewonen,foo om d\'overvloet lezero , oft de poel Teligol is lang acht mij-
van \'t hout, als om dat men daer lichtelijck len , en breet van het fevende tot het achtfte
molen-werck toeftellen kan. Andrey Oftrowis deel van een mijl. De natuur heeft hier oock
een eylandt van omtrent een mijl lang, en een een affcheyding geftelt, op dat de poel fich niet
vierendeel mijls breet, met boftchen befet. met de zee vermengen fou. Men vind hier fulck

Pieczonybrodt is oock een gemackelijcke een overvloet van vifch, dat het water daer af
overtocht. De rivier is hier niet dieper dan drie eenige ftanck geeft , dewijl\'er noch vloeying
voeten, eng, en d\'oevers gemackelijck om aen noch deurtocht is.
te komen j ja foo , dat men oock groot gefchut Daer is een andere poel, Kuialik genoemt,
daer over voeren kan. Beneden defe plaets is de twee duyfent fchreden van de zee, oock vifch-
rivier bevarelijck, en kan op veel plaetfen deur- rijck, gelijck de voorgaende. De viftchers trec-
waed worden, gelijck men uyt de kaert kan fien. ken, om veyligh te fijn , in groote hoopen der-
Ktzmienc- Krzemienczow is een eylandt, omtrent vijf- waerts , van omtrent vijftigh mijlen en veerder.
tien hondert fchreden lang, enduyfentbreet, Men vangt daer karpers, enbrafems van won-*
en twintig of vijf-en-twintig voeteh hoogh, aen derlij cke grootheyt.

de noordfijde feer fteyl, maer aen de fuydfijde ^ Bialogrod is een mijl van de zee gelegen, aen Bialogrod,
laeg. Hier is geen hout, dat bequaem is om de rivier Tyra , van de Turcken Kierman ge-
huyfen te bouwen, \'t welck echter een half mijl noemt. Defe ftadt ftaet oock onder \'t gebiedt
van hier, uyt het geweft van Oczakow , ge- van den Turck.

haelt wordt. Aen de noortfijde van\'t eylandt Kilia is oock een Turckfche ftadt, met wal- Kiiu,
is feker geweft van\'t vafte lant, feer bequaem len en punten, op de wijfe van Europa, ver-
om een vefting te bouwen, dewijl het van alle fterckt. Het kafteel, aen de Donau gelegen,
fijden met wallen , als feer fteyl fijnde, om- heeft gebiedt over de ftadt, en is een mijl van
r^ngt is. de mont der rivier. Aen welcks andere oever

Owczy Sorom, of nieu Konicipole is de befte het oudt Kilia leght, van \'t welck men noch he-
plaetsder gener die , naer Oczakow , onder den d\'oude puynhoopen kan fien.
deheerfchappy der Polen ftaen : welcke plaets Budziakleght tuftchen Bialogrod en Kilia, Bu^^^k-
ick in\'t jaer eerft gefticht heb j en daer en is een vlackte van omtrent twaelf mijlen
na heb ick die met een vafte vefting verfterckt. lang, en vijf oft fes mijlen breet. Sy wordt van
Defe plaets fou als een fterck wapenhuys tegen de Tartars bewoont, de welcke noch de Turck,
de Turck konnen dienen. noch de Cham gehoorfamen, maer van de roof

Cczahojp. Wat Oczakow aengaet, dit is een ftadt, on- leven. Hier fijn omtrent tachtigh of tnegen-
der het gebiedt van de Turcken , aen de mont tigh dorpen. Dit fijn defe ongebonde Scythen,
van de Boryfthenes gelegen, van hen Dzian eeuwige ftroopers en plonderaers derChrifte-
Crimenda genoemt. De Turckfche galeyen , nen j want fy fijn gelijck de vogelen , die van
tot bewaring van de mont van de Boryfthenes den roof leven, en verkoopen de Podoliers en
geftelt, op dat d\'Euxinus niet voor de roveryen Ruften , die fy konnen vangen , om op de ga-
der Cofacken bloot fou fijn , hebben hier hun leyen gebruyckt te worden. Maer fy konnen
verblijf, daer wel geen haven is, maerechter echter niet lang in Ruslanr blijven, ja fy wije-
ken ,

B O

Tawolcz.!
n\'iL

Fteczonj\'
Irod.

Kaczam
wke»

Z.OU)

Oivczy
Sorom,

-ocr page 417-

B O R Y S T

ken, foo haefl fy iets gerooft hebben, weer naer
hun hutten, om dar fy nauwelijcks het getal van
vier of vijf duyfent overtreffen. Sy bewoonen
altijdt de wilderniffen , en dragen alles met fïch,
ja oock hun wooningen fèlve. Hun huyfen
fijn in twee flraten onderfcheyden , op de wijfe
van de Europifche heydenen : want als fy , met
paerden, d\'een weyde kael gegeten hebben , fbo
verhuyfen fy elders, gelijck wy op fïjn plaets
breeder fullen befchrijven.

Tendrais een eylandt, vier mijlen van de
mont van de Boryfthenes gelegen , drie oft vier
mijlen langj maer echter onvruchtbaer, en met
hagedoorn befet. Daer is goet en verfch water,
en een veylige ree voor de fchepen.

Twee mijlen van de Donau is een laeg ey-
landt , omtrent twee mijlen groot in d\'omme-
treek, daer oock foet water is. By de Turcken
wordt het
IllanadajCn by de Latijnen \'t Slangen-
eylandt genoemt.

Smil is een Turckfche ftadt, fbnder mueren.
Een mijl boven Smil is een plaets, in de welcke
de Keyfèr der Turcken , Ofman genoemt, in \'t
jaer i(5io , omtrent de fcheut van een grof-ge-
fchut beneden Obliczyca , een brugh deê ma-
ken , toen hy met een heir van fes hondert duy-
fent mannen naer Podolien trock , fbnder iets
anders, datgedenckwaerdigh was, uyt te rech-
ten , dan een ftecht kafteel gemaeckt te hebben,
Kofm genoemt, aen d\'oever van de rivier Tyra
in Walachien gelegen \'t welck echter toen van
de Polen ingenomen wierdt, fonder dat fy \'t we-
der overgaven , dan na dat de vrede gemaeckt,
en Ofman weder te Conftantinopolen gekeert
was , met verlies van tachtigh duyfent man-
nen , die ten deel door \'t ftael, en ten deel door
de honger en peft, in\'t Turckfche leger Woe-
dende, vergingen. De rivier is in defe plaets ren
hooghften fès hondert fchreden breet : want
de Turcken konden van hun brugh met een pijl
van d\'een aen d\'andere oever fchieten. De Do-
nau wordt hier in veel grachten verdeelt, van de
welcke de voornaemfte ftch naer Kilia ontlaft.

Tuftchen Renen en Oblizyca fiet men twee
eylanden , \'t een Palleka genoemt, \'t welck tuf.
fchen de Donau en Pontus leght, omtrent twee
duyfent fchreden groot: \'t is ront, fteyl, echter
met boomen beplant, en elders fant-achtigh, in
voegen dat de Donau , door fijn fnelle loop het
uytholt , en jaerlijcks een gedeelte daer van
mede neemt, \'t Ander, Galas genoemt, heeft
fijn uy tficht naer Walachien, wordt van Grieck-
fche Chriftenen bewoont, en leght aen d\'oever
van de Donau, tuffchen twee monden van rivie-
ren , te weten van de rivier Pruthi, en Seretki.

Aen de zuydfijde fiet men Varna , een haven
van de Pontifche zee in Bulgarien. Voorts,
aen defè zee vindt men, tot aen Conftantinopo-
len toe, niet een plaets, die aenmerckens-waer-
digh is.

Nu is noch overigh te feggen , gelijck wy be-
looft hebben, hoe de Cofacken hun Generael
oft Velt-overfte kiefen , en oock hoe fy fich op
d\'Euxinus begeven, en in Natoliën invallen, om
op de Turcken te ftroopen , en hen te verdel-
gen. De Generael van de Cofacken wordt dan

c Tendra»

SmiL

Taäekß.

Calai*

Varna.

Verkießng
van de
Vehover^e
der Cofac
ken.

H É N É S.

dus verkofen. D\'oude krijghslieden, én Över^
ften , te famen vergadert , geven yder hun ftem
aen de gene , die fy bequaem achten om die
ampt te bedienen ,• en de gene, die de meefte
ftemmen heeft , wordt terftont Generael ofc
Velt-overfte verklaert. Indien hy , fich op fijn
ouderdom , oft onbequaemheyt verontfchuldi-
gende, weygert dit ampt aen te nemen, foo wort
hy, fbnder eenige genade, en vertoeving , in de
felfde plaets, als een verrader, gedoot j hoewel
de Cofacken fèlven dickwils hun Velt-overften
verraden; gelijck men uyt hun gewoonten en
daden , die wy hier voor aengeraeckt hebben,
bemerckt. Maer indien hy, verkofen fijnde,
d\'eer aenneemt, foo bedanckt hy voor eerft de
geheele vergadering, om datfy hem, hoewel
hy \'t niet verdient, tot defe hoogheyt hebbeti
verheven; daerhy by betuyght, dat hy maken
fal dat fy niets in hem te wenfchen fullen heb-
ben , om foo wel het voordeel van alle in \'t ge-
meen, als een yder in \'t befonder te bevorderen,
als oock om fijn eygen leven voor de welftant
fijner broeders (want dus fijn fy gewoon mak
kander te noemen) te hefteden. Als dit gedaen
isjjuyght yder hem toe, en men roept gemeene-
lijck ,
dat- hy lang kef, Daer na gaet yder hoofC
voor hooft by hem, en groet hem; en hy reyckt
een yder de handt toe, \'t welck hun gewoonte
in\'t groeten is. In defer voegen verkiefen de
Cofacken hun Generael in d^oorlogh; \'t welck
ten meeftendeel in dé woefte velden gefchiedt.
De Cofacken , hun Velt-overfte dus verkofen
hebbende, fijn hem feer gehoorfaem, en fy noe-
men hem gemeenelijck
Hetman, Hy gebruyckt
dan over alle een volkomen macht, met d\'een
\'t hooft af te ftaen, en d\'ander , na dat de mis--
daet fwaer is, aen een pael vaft te maeken. Dé
Cofacken onderhouden feer ftrenge krijgstucht,
doch fy beginnen niets, fonder berading van dé
Krijghsraet, die gemeenelijck
Rada genoemt
wordt. By de Cofacken is \'t een laftigh en gé-
varelijck ampt een Velt-overfte te fijn; want
behalven dat hy groote voorfichtigheydt en
fchranderheyt behoeft, foo dient hy oock wel
van \'t geval begunftight te wefèn , op. dat hera
in alle fijn tochten en fT:rijden geen tegenfpoet
fou overvallen: ja hy moet fijn faken met foo
grooten dapperheydt beleyden , dat, foo men
bevind dathy ergens in gemift heeft, hy ter-
ftont onverhoort, als een verrader, gedoot,
en een ander , op de voorverhaelde Wijfe, id
fijn plaets geftelt wordt. En in de tijdt van fe-
ventien jaren, die ick daer in d\'oorlogh gedient
heb, fijn byna alle de Velt-overften der Cofac-
ken, om geringe oorfaeken, van hun eyge volck
rampfaliglijck gedoot.

Als fy fich toeruften om op d\'Euxinifche zee
te trecken , \'t welck buyten des Konings laft ge-
fchied , foo halen fy hun verlof by hun Velt^
overfte , en , hun Raedt vergadert hebbende,
verkiefen een Overfte tot defè tocht voor foo
langen tijt als die duren fal: in welcke terkiefing
fy de felve plechteiijckheden gebruycken, die
fy gemenelijck inde verkiefingvan hun Gene«
rael onderhouden. Eyndelijck trecken fynaet
Skarbnica Woyskow ; de plaets j daer fy ge-^

wonelijck

I

V

f ■

-ocr page 418-

T

i\'fii

Jl:\'

BORYSTBENES,

wonelijck te famen komen , en groote fchuyten
maken, van feiligh voeten lang, en tien oft
twaelf voeten breet, en omtrent tien voeten
diep. Defe fchuyten hebben onder geen kiel,
gelijck d\'anderen , maer worden opgeboey t op
een bodem van wilgen, of van hnden-hout,
en vijfenveertigh voeten lang, daer fy plancken
van tien of twaelf voeten lang, en omtrent een
voet breet, op de gewoone wijfe , opfetten , en
aen malkander valt maeken , totdat de fchuyt
twaeif voeten hoogh, en feltig voeten lang ge-
worden is
} \'t weick alles bequamelijcker in defe
bygevoegde afbeelding, hoewel in\'t ruw doar
my afgeteekent, gefien kan worden.

Befchrtj\'
ving van
de (chpijten
der Cojac-
ken:

Jlr

;

lllllllllll

óo.piedx:

Men fïet aen defe fchuyten bundelen van bie-
fen, foo groot als een wijnvat, die malkander
raken, en met touwen, die van defchors van
lindeboomen gemaeckt fijn , aen de fijden van
de fchuyten, van voren tot achter , gebonden
fijn. Defè biesboffen drijven op \'t water, en
maken by fware ftorm , dat de fchuyten, die fy
door hun lichtighey t in \'t gewicht houden, niet
te gront gaen, noch omflingeren. De Cofacken
bouwen defè fchuyten byna op de felfde wijfè,als
onfe timmerlieden , foo veel de boorden en na-
den, en \'t pecken aengaet. Sy gebruycken oock
twee riemen, in de plaets van een roer , die aen
de beyde ftevens uytfteecken. Want dewijl de
fchuyten lang fijn , foo fouden fy, als de vyandt
hen op de hals viel, niet foo lichtelijck konnen
keeren en wenden. Sy hebben gemenelijck aen
yder boort twaelf of feltien andere riemen , met
de welcken de fchuyt voortgeroeyt wordt, en
dat foo fnel , dat de Turckfche galeyen hen
niet konnen achterhalen. Sy hebben oock in
hun fchuyten een maft, daer een flecht feyl
aengeknoopt wordt , doch niet dan als de zee
flecht is, maer als het hardt waeyt, foo roeyen
fy voort. Defe fchuyten fijn fonder verdeck.
Sy gebruycken op zee biskuyt, in groote vaten
van tien voeten lang, en vier voeten breet, die
wel gebonden fijn. Dit broot wordt aen yder
uytgedeelt. Sy voeden fich oock met fekere
fpijiè van geers, gelijck mede van meel, met
water gekoockt, het welck fy, met geers ver-
mengt , met malkander eten ; en defe fpijfe
is by hen een lecker gerecht, dat fy , fbo tot
fj^ijs, als tot dranck , gebruycken. \'t Is fuur van
fmaeck, en wordt gemenelijck van hen Sala-
make genoemt, als of men leckere fpijfe feyde.
Doch het heeft mynooyt feer wel gefmaeckt,
en ick heb het niet gebruyckt, dan als ick geen
beter hadt. Dit volck is feer fbber , en lijdt niet
dat iemant op zee droncken is, en indien men
iemandt fodanigh bevind , foo wordt hy van
d\'Admirael buyten gefet. En dieshalven is \'t hen
oock niet geoorloft\'eenige brandewijn mee te

nemen; op dat fy, fich nuchter houdende, voor-
fpoediger in hun reyfe fbuden fijn.

Als de Cofacken fich toeruften,om fich aen de Tijdt
Tartaren te wreken , foo verkiefen fy de herfft,
en fenden hun lijftocht, en \'tgene , dat hen tot
d\'oorlogh nootfakelijck is, voorby de waterval-
len van de Boryfthenes , van daer fy, hun fchuy-
ten gemaeckt hebbende,hun regementen,in vijf
of fes duyfent mannen beftaende,fich te velt be-
geven. Alle defen fijn meeft uytgekofenen , en
oude fbldaten. De gene , die tot defe tocht
gefchickt worden , oeffenen fich in de wapenen,
en in al \'t gene , dat tot d\'oorlogh dienftigh is.
Defe fchuyten worden omtrent in de tijdt van
vijftien dagen , en met hun eyge handen ge-
maeckt want fy fijn in dat werck, en in alle an-
dere ambachten geoeffent; in voegen dat fy in
de tijt van drie weken tachtigh of hondert dus-
danige fchuyten, gelijck wy befchreven heb-
ben , vaerdigh maken. Sy begeven fich in defè mpenen.
fchuyten , en in yder vijftigh of fèftigh mannen,
elck met een musket en fabel gewapent. In yder
fchuyt fijn vier of fes vaten , vol van lijftocht.
Hun zeekleeding is een flechte rock over hun
hemdt: hun fchoenen fijn ten meeftendeel van
fchorftèn van lindeboomen gemaeckt. Sy heb-
ben een hoet op\'t hooft, van wolle laken toe-
geftelt. Yder draeght fes pont buftekruyt, eq
foo veel loot, als noodigh is j \'t welck fy alles
in vaetjes doen, die fy ter fijden van hun groote
vaten leggen. Yder heeft oock een fonnewij-
fer. Dit is de fcheeps-vlootder Cofacken , die,
dus toegeruft fijnde, een fchrick is, niet al-
leenlijck voor de Pontifche zee, maer oock
voor geheel Natoliën, hoe groot het oock is.

Sy,dus toegeruft fijnde, varen de Boryfthenes Toert^ßing
af. D\'Admirael heeft fijn teeken aen de maft ,
diens fchuyt gemenelijck de derde in defè tocht
is. De fchuyten houden foo dicht by malkan-
der,datfy d\'een d\'ander byna raken. De Turck,
door \'t gevaer fchrander geworden , houdt aen
de mont van de rivier veel galeyen, om den
Cofacken de deurtocht naer de Pontifche zee

te be-

V4}3

tPing,

en geju^int\'
heyt.

Lijftocht»

-ocr page 419-

beletteö. Maer de Cofacken , hier op ver-
dacht, verfchuyien fich ondertufichen in \'t riet,
dat omtrent drie mijlen verre in de Boryfthenes
waft, daer de Turckfche galeyen niet durven
komen, vermits fy op defè plaets dickwils cjua-
lijck onthaelt
fijn : maer fy fijn vernoeght met
de Cofacken aen de mont van de rivier te ver-
wachten, die, hoewel zy by nieuwe maen fich in
zee begeven , echter door geen beleyt noch
fiielte de mont van
de rivier konnen uy tkomen,
fonder
van de Turcken vernomen te Worden,
die terftont raet teeckenen te kennen geven, dat
de Cofacken in zee geloopen fijn. Dit gerucht
wordt terflont over de geweften , aen de zee ge-
legen , verfpreydt, en geraeckt tot
in Konftan-
tinopelen , daer
den Grooten Heer terftont aen
alle de Gouverneurs en inwoonders van Afia,
Bulgarien en Thracien doet vermanen dat fy
fich fullen toeruften , om het ftroopen der Co-
facken te beletten. Doch dit is dickwils vergeefs;
want fy nemen de tijdt van hun vaert en van \'t
jaer fbo wel van pas, dat fy ten hooghften bin-
nen veertigh uren aen Natoliën fijn, daer fy fich
aen d\'oever begeven, en, tot bewaring van yder
fchuyt, tweemannen en twee jongens gelaten
hebbende , yder met fijn musket fich lantwaert
in begeven, de fteden overvallen, uytplonderen,
en verbranden, ja dickwils een mijl verre van de
zee. Maer fy keeren terftont met hun roof we-
derom, diefy in hun fchuyten doen, èn trecken
naer een andere plaets, om anderegelegenthe-
den te verfbecken , en daer oock te ftroopen.
Indien fy op zee eenige Turckfche galeyen oft
koopvaerdy.fchepen ontmoeten , foo vervol-
gen fy hen, taften hen aen, en veroveren die
op defe wijfe : Dewijl hun fchuyten niet meer
dan derdehalf voet boven \'t water uytfteecken,
en fy eerder het vyandelijck fchip fien , dan fy
van de vyant gefien worden , foo itrijcken fyde
feylen en maft, en, op de wint lettende, maken
dat fy de fon achter fich hebben en dan wen-
den fy , omtrent een uur voor d\'ondergang van
de fon, met hun fchuyten op des vyants fchip
oft galey aen , tot dat fy niet veerder dan een
mijl daer af fijn. En fy komen foo na aen de
vyant, op dat fy hem niet uyt hun geficht fou-
den verliefen. Sy ruften fich ondertuffchen toe,
en roeyen by nacht met groote gefwintheyt,
als het teecken gegeven is, op de Turcken aen.
De vyanden , de menighte van de fchuyten der
Cofacken fiende,en fich tuflchen feftighoft hon-
dert van dusdanige fchuyten als befioten vin-
dende , worden verbaeft en wanhopigh , en ge-
ven fich terftont over aen de Cofacken; die de
befte goederen , de welcke fy daer in vinden , en
niet veel plaets beflaen , gefamentlijck met het
gefchut, en d\'oorlogsrufting, in hun fchuyten
overnemen ; en de fchepen en galeyen , om dat
fy hen niet weten te gebruycken, met de boots-
gefellen , en d\'andere menfchen te gront boren.
Maer fy , weder naer huys keerende, bevinden
dat ondertuffchen de vloot der Turcken , aen
de mont van de rivier de wacht houdende , de
helft grooter geworden is; daer fy echter mede
fpotten , hoewel fy veel fwacker fijn. Want het
is niet mogelijck, oft fy hebben, in hun ftrijden,
Polen,

E i jj

veel van haer volck verloren , en oock eenige
fchuyten, die van de zee ingefwolgen fijn. Sy
begeven fich dieshalven \' aen ancker ineen
plaets, die drie ofc vier mijlen ooflwaerts van
Oczakow is. Hier is een laeg dal, drie vieren-
deel van een mijl vande zee af, en feer lang,
daer fomtijts een half voet water inkomt, en
dat fich drie mijlen verre naer de Boryfthenes
opftreckt. De Cofacken dan , tot twee oft drie
hondert uytgetreden, en touwen aen hun fchuy-
ten gebonden hebbende, trecken by beurten
de felfde deur defè laeghte, met de roof, en ko-
men dus binnen drie oft vier da^en heymelijck
in de Boryfthenes, en, \'t gewelt der Turcken
aen de rivier gemijdt hebbende , voeren hun
roof veyligh naer huys, en tot aen Karbenicza,
oft aen hun fchatplaets, daer fy , yder naer fijn
verdienften, den roof onder malkander deelen.
De Cofacken hebben noch een andere middel,
om uyt de zee te geraken , en de Turckfche
vloot te mijden. Want fy keeren weder deur de
binnenzee, de Limen oft Don genoemt, en, een
engte deur reyfende, die tufïchen Taman en
Kercy is, varen de Limen op tot aen de rivier
Mius, die fy foo verre , als fy bevareiijck is, op-
trecken , naer de rivier Taczawoda , die niet
meer dan een mijl re landt van de rivier Mius
af is. Sy trecken deshalven hun fchuyten van
hier over \'t landt henen , tot in de rivier Sama-
re , die een mijl boven Koudak in de Boryfthe-
nes ftroomt , en varen dus voort naer huys.
Sy keeren echter
felden wederom deur alle
defè bochten , om dat de wegh feer lang is
van hier tot aen de waterval vande Boryfthe-
nes. Sy kiefen fomtijdts oock defe wegh naer
d\'Euxinifche zee, als de mont van de Boryfthe-
nes met een groote Turckfche vloot is befet,
en de Cofacken niet meer dan twintigh oft vijf-
en-twintigh fchuyten by fich hebben.

Indien de Turckfche galeyen by daegh de
fchuyten der Kofacken ontmoeten, foo doen fy
hen door bun gefchut foo verftuyven , gelijck
een harde wint de muggen,- invoegen dat\'er
. veel van de zee ingefwolgen worden , en d\'an-
deren hun behoudenis in de vlucht fbecken. De
Cofacken wijcken in \'t vechten niet uyt hun
plaets , noch van d\'overloop,- maer als fy hun
mufquet op de vyant hebben geloft, fbo geeft
men hen t\'elckens weder een ander, dat van
hun mackers geladen is, en dus fchieten fy , fbn-
derophouden , en konftelijck naer hun tegen-
ftrevers. De Turcken konnen ondertuffchen
niet aen boort komen,
\'t en fy datfè uyt de ga-
leyen in de boot willen fpringen : maer fy tref-
fen echter met hun grof gefchüt de Cofacken
foodanigh, dat fy, by daegh aengetaft, wel twee
van hun drie deelen verliefèn, en felden met de
helft van de gene, daer mede fy naer d\'Euxi-
nifche zee trecken, wederkeeren; Sy brengen
echter koftelijcke roof weer t\'huys, als Spaen-
fche realen ,
Arabifche goutftucken, tapijten,
goude en kattoene laeckens, verfcheyde fijde
ftoffen, en andere waren. Daer fiet ghy de ge-
woonte van leven der Cofacken, cn oock de
middel om fich te verrijcken : want fy, al\'t an-
der ter fijden ftellende, dat dienftigh tot het

li levea

BOilYSTH Eisj

Hun m-
dcrkeering

-ocr page 420-

O R Y s T H E N E s.

leven is, begeven fich tot fuypen en fwelgen met
de hunne, als fy uyt de zee wedergekeert fijn.
Ceii^vom Maer om onfè belofte , hier voor gedaen, te
tjnrfhZ voldoen, foo fullen wy hun gewoonte, die fy in
hawelijcken de voltrecking van hun huwelijcken onderhou-
umacc^n, befchrijven,- de welcke hen eygen is, en

van geen andere voicken gebruyckt wort. Men
fiet daer dat een vryfter een vryer vrijt die
haer behaeght, geheel anders, dan andere volc-
ken. Een feker waengeloof, \'t welck onder hun
is , en dat fy naukeurighlijck onderhouden ,
maeckt dat fy felden mistafl:en,en van hun voor-
nemen verfteken blijven. Ende dochters fijn
hier in geluckiger , dan oft fy fulcks door tuf-
fchenfpraeck van magen en vrienden bevorder-
den. De vryftcr dan, op eenigh vryer verlieft
fijnde, gaet naer fijn huys, als fy bemercktdat
fijn vader en moeder, en oock de vryer felf,
t\'huys is, en , in huys tredende, feght
Pomagahog,
dat is, Godt fegen u j \'t welck de gewoone groete-
nis der Ruffen is. En fy , op een gevoeghe-
lijcke wijfe haer vryer geèert hebbende, fpreekt
hem dus aen :
luan^ Fedor, Demetre, Woltek, Mikita^
(oft met eenige andere naem , die by de RufTen
gemeen is) dewijl ick uyt uwaengeficht uw in-
wendige goetheyt heb bemerckt, en oock uw
verftant, door \'t welck, gelijck ick vertrou, ghy
een goede huysvader fult worden , en uw gema-
lin in eeren houden, foo kom ick, door defe din-
gen bewogen, in alle ootmoedighey t by u , om
van u te verfoecken dat ghy my totuwhuys-
vrou fult nemen ; en oock van uw vader en moe-
der, op dat die oock in de felfde verbintenis toe-
ftemmen. Indien fy afgewefèn wort, en tot ant-
woort krijght, dat hun fbon noch te jong is, om
de laft van \'t huwelijck te dragen j foo antwoort
fy,dat fy niet van daer fal gaen, tot dat fy en
haer vryer te famen gevoeght fijn. Als defe re-
denen gefeght fijn, en de dochter hardneckigh-
lijck aenhoudt, en fweert dat fy niet uyt de ka-
mer fal gaen voor dat fy haer wenfch verkregen
heeft, foo worden , na verloop van eenige we-
ken , de vader en moeder van de jongeling ge-
dwongen in \'t huwelijck toe te ftemmen, en hun
foon t\'overreden oock wederliefde tot haer te
toonen, als aen de gene , die noch fijn huysvrou
fal worden. De jongeling oock, de volftandig-
heyt van de dochter, en haer brandende liefde
tot hem fiende , wordt mee gedwongen haer
t\'eeren , en lief te hebben , gelijck de gene, die
fijn bedgenoot fal worden. Hy verlbeckt dies-
halven ernftelijck aen fijn ouders , dat het aen
hem geoorloft fy onderlinge liefde aen de
maeght te bewijfen. Hier uyt volght, dat de
dochters van dit geweft noyt hun ooghwitmifl
fen , en , voor fich felven forgende , door hun
aenhouden en gedienftigheyt by de ouders en
vryers, veerdiger een gemael voor fich verkrij-
gen. Hier komt noch\'t wangeloof defer volc-
ken by , datfe meenen dat fy, door het weyge-
ren van defe dochter, Godt grootelijcks ver-
toornen , en , door defe fmaet, het geheel
geflacht van de dochter fullen quetfen: ja d\'ou-
ders felven hebben hier in oock geen macht om
de maeght uyt haer huys te drijven. Want de
kerckelijcke tucht en ordening is tegen de fbo-
danigen , die daer door van de kerck fwarelijck
geftraft fouden worden j behalven dat dit noch
tot lafter van \'t geheel huys fou ftrecken. D\'ou-
ders dan, door defe waengelovigheden beknelt,
en vreefende dat fy, om defe weygeringe , van
Godt fekerlijck geftraft fullen worden, \'t welck
fy feer vaftelijck gelooven , bewilligen in \'t ver-
foeck van de dochter. Men moet echter weten
dat dit onder perfoonen van gelijcke ftaet on-
derhouden wordt: wantdelandtbouwersindic
geweft fijn alle omtrent even rijck,- en daer is
geen groote verfcheydenheyt onder hare goe-
deren en befittingen. Doch dat eenigh boer
met een edele dochter eenigh huwelijck aen-
gaen fou, dat is verboden ; en gebeurt oock niet
dan by eenigh voorval, \'t welck wy hier na ful-
len befchrijven, en dit om feker befbnder en
oudt voorrecht , \'tfy dat het waer is, oft dus
voorgewend wordt.

In defe geweften is een oude gewoonte, dat m ^^^
alle iondagen en feeftdagen na de maeltijdt, de àm,
mannen en vrouwen, en oock de kinderen, in
een plaets, tot fuypen beftemt, te famen komen,
daer fy \'t overige van de dagh in uytgelaten-
heyt overbrengen. Terwijl de mannen en wij- jy^nffe»,
ven fuypen en fwelgen , maeckt de jeught, yder
met een dochter gevoeght, een dans, op \'t ge-
luyt van een ruyspijp , daer gemeenelijck de
Heer van de plaets, met fijn gefin, en kinderen,
fonder onderfchey t, by komt, om defe danften
der boeren te fien j ja defe danften worden fom-
tijts oock voor fijn kafteel, oft hof gehouden,
daer hy felf , met fijn kinderen en gemalin ,
danft. In defe tijdt fijn d\'edelen en boeren on-
der malkanderen vermengt. Hier ftaet aen te
mercken, dat byna alle de dorpen van Podolien
en Ukraine met heggen en dichte boftchen om-
ringtfijn , daerin holenenfchuylhoeckenfijn,
in de welcke d\'inwoonders van de plaets fich
des fomers verfchuylen , als fy voor de Tarta-
ren vreefen. Defe boftchen fijn een half mijl
breet. En hoewel byna alle de boeren als flaven
dienftbaer fijn, foo hebben fy echter een oudt
voorrecht , dat fy in defe danften een edele
dochter, alwaer \'tvan hun eygen Heer, mogen
weghvoeren ; \'t welck nochtans fbo behendigh
en voorfichtigh moet gefchieden, dat de roover
niet van de gene, die de roof vervolgen , be-
trapt en wordt 5 anderfins fou\'t hem h^et leven
koften. Indien dan de gene, die defe fchaecking
gedaen heeft, fich in \'t bygelegen bofch be-
geeft , en daer vierentwintigh uren kan blijven ,
fonder van iemant gevonden te fijn , foo wordt
hy van fijn fchaecking vry gefproken. Indien
de gelchaeckte de gene, die haer gefchaeckt
heeft, tot een gemael voor fich begeert, foo ,
mach de fchaecker dat niet weygeren, op ver-
beurte van \'t leven -, maer indien de gefchaeckte
haer fchaecker niet wil trouwen, foo wordt de
fchaecker vry gef|)roken. Maer indien de fchae-
ker binnen de geftelde tijdt van fijn verfchuy-
Ung gevat wordt, foo moet hy dit misdrijf mee
fijn hooft te verliefen boeten; en hy wordt in
de felfde tijdt en plaets, daer in men hem krijgt,
fonder eenige rechtsvordering gedoot. Doch
ickhebin de tijdt van feventien jaren, dieick

daer

-ocr page 421-

mSSS

Ë O R Y S t tï E N È 1 |(S

daer ge>;veefl heb , niets foodanigh fien gebeu^ verletten met te verhaelen, hoe Veelderhandè
ren, oft gehoort dat het gebeurt is. Ick heb wel gerechten en dranck daer voortgebracht wordt;
gefien dat de vryflers de vryers vrijden , en dat maer alleenelijckfeggen, dat de bruyt^ naer hun
door defe middel bruyloften daer uyt voorts- gewoonte wel opgetoyt fijnde , te weten met
quamen, Maer\'t
ander is vol gevaer. Want een een lang kleedt, van blaeüw laken gemaeckt, dat
edele dochter uyt foo groot een gefelfchap te tot op d\'aerde hangt, en aen d\'uyterfte hoec-
rooven , en fich met haer in \'t bofch te verber- ken met walvisbeen uytgeftreckt, en met boor-
gen , vereyfcht niet alleenlijck een gefwinde den van fijde en wol gemaekt,verciert is, bloots-
loop , maer oock een goede kennis en overeen- hooft, met een bloemkrans op \'t hooft, en meé
koming met de dochter. Hier komt noch by,
uytgekemt hair tot op de fchouders, van haer
dat de boeren nu harder van hun Heeren ge- vader oft broeder, oft van iemant der naefte
handelt worden, en dat d\'Adel daer de hooghfte magen naer de kerck wordt geleydt, terwijl \'er
macht
heeft verkregen, \'t Is gelooffelijck dat op. lieren, oft opeen ruyspijp voor haer gefpeelt
dit toen aen de lantlieden veroorloft heeft ge- wordt. Als in de kerck de famenvoeging ge-
weeft, wanneer by de Polen de gene tot Koning fchiedt is, foo neemt de naefte van de bruyde-
Wierdt verkofen , die in \'t loopen alle d\'anderen goms magen haer by de handt, en leydt haer
overtrof, en dit blootsvoets; welcke fnelheyt naer huys, terwijl het felfde gefpeel voor haer
van voeten by defe oude voor groote gaeuwig- heen gaet. Ick fwijgh hier van de danlfen , die
heyt, en het Rijck waerdigh wierdt geacht gewoonelijck op defe bruyloften gefchieden,
als oft de voortreffelijckheyt van te heerfchen, en byna onfè danffen en gewoonte overtreffen^
meer in de gefwinthey t der voeten,dan in d\'uy t- en daer in fy voor geen andere volcken wijeken,
fteeckentheyt van\'t gemoet beftondt. En hier Dit ftaet alleenlijck aen te mercken , dat vele
cyt fpruyt, nae mijn oordeel, dat tot noch toe naer \'t huys, daer de bruyloft gehouden wordt,
de Poolfche edelen hun Koning, in de tijdt van loopen, niet foo feer om aen de nieuwe gehuw-
fijn verkiefing, doen fweeren voor d\'autaer» dat den eer te bewijfen , als om te drincken en te
hy niemant van d\'Adel , om wat misdrijf het fuypen; \'t welck feer gemeen by hen is, ja felf
oock is , uytgefondert om verraet tegen de in de tijdt, als fy hun kinderen hebben doen
Vorft, en tegen het Vaderlant, na de tijdt van doopen. De Grontheer felf geeft dan aen hen
vierentwintigh uren fal mogen vangen, om dat, verlof van t\'huys bier te brouwen, foo van gerft
nae mijn gevoelen, de genen, die fèer fnel kon- als van honigh, \'t welck fy dan in overvloet in-
den loopen , by hen in hooge achting wierden drincken : want in andere tijden is verboden
gehouden. Men bemerckt dit noch in de fnel- eyge dranck in huys te brouwen , oft yder
ioopende paerden ; want fy , alle d\'andere din- moet voor elck vat in het befonder fekeren tol
gen in een paert overflaende , letten alleen feer betalen.

nauw op de gefwintheyt van dit beeft, miftchien Als d\'uur van dat de nieuwgehuwden te bedt
hierom , om hun vyant, de rugh keerende, te fullen gaen gekomen is, foo nemen de vrouwen,
achterhalen; en, van hun tegenftrever vervolgt, die magen van de bruydegom fïjn, de bruyt naer
hem t\'ontkomen. fïch, en leyden haer in de beftemde kamer, daer

Eer ick dit verhael ftuyt, fal ick noch een an- fy haer de kleederen weder uyttrecken , ja oöck
der voorrecht, \'t welck de Poolfche edelen heb- het hemdt, en haer aen alle de leden befbecken,
ben, verhalen , dat is, dat, als een edelman, aen namelijck in \'t hair, in d\'ooren, neusgaten , aen
eenigh misdrijf fchuldigh, niet binnen de vier- de toonen , en aen d\'overige deelen van haer
en-twintigh uren wordt gevangen, hy wel de lichaem,om te ften oft\'er oock iets,in bloet, oft
ffraffe des doots ontkomt; maer dat hy echter, root fap gedoopt, verborgen is; en indien \'er
als fijn faeck bepleyt en afgedaen is, fïjn goe- ietsdufdanighgevonden wordt, foo fou de ge-
deren verlieft; en dat, foo hy niet uyt het Rijck heele bruyloft ontroert, en alles overhoop ge-
wijckt, aen yder, wie\'t oock is, vryheyt wordt worpen worden. Indien fy niets vinden , foo
gegeven om hem te dooden , fonder dat eenigh wordt de bruyt
weer gekleedt, en met een wit
inwoonder , op verbeurte van \'t leven , hem fchoon
hemt te bedt gebracht; en dan wordt de
mach verfchuylen , oft eenige gemeenfchap bruydegom geroepen, om by fijn bruyt te gaen
met hem hebben. Daer fiet ghy by de Polen de flapen; en als de bruyt dus by haer bruydegom
ftrafheyt met vryheyt vermengt;
\'t welck het leght, foo wordt de gordijn door d\'ouders toe-
gene is , dat wy by defè gelegentheyt te fèggen gefchoven.Terwijl dit gefchiet,komt hetgroot-
hadden. Dewijl wy \'t gevry der boere-dochters fte deel der bruyloftsgaften, met ruyspijpen en
verhaelt hebben, fbo laet ons oock iets van hun
kroefen in de hant, al danfïènde ter kamerin;
feeftdagen en bruyloften fpreken. en de vrouwen klappen met de handen , terwijl

Als de tijdt van de bruyloft genaeckt, fbo men fingt cn fpringt, en dit fbo lang, tot dat het
wordt de jeught van wederfijden genoodight, huwelijck ten vollen voltrocken is. Indien on-
aen de welcke belaft wordt de magen van de
dertuftchen de bruyt eenigh teecken tot danflfen
bruydegom en bruyt ter bruyloft te nooden. geeft, foo fpringen fy terftont alle, klappen met
Sy dragen, tot bewijs van dit ampt, een bloem- de handen, en beginnen met groot gedruys van
krans aen d\'arm , en hebben een regifter van de nieuws te fingen. D\'ouders van de bruydegom
gene, diefy noodigen fullen : fy gaen des daeghs ftaen ondertufifchen gedurigh aen de fijde van
voor de
bruyloftsdagh , en twee in \'t getal, van het bedt, om te luyfteren wat \'er gedaen wordt;
de welcke de voornaemfte, een ring aen de hand en, als het fpel van de nieuwe-gehuwden uy tge-
dragende, het woort doet. Ick fal my hier niet fpeeltis, de gordijnen weder t\'openen , enmet

eenen

JBmyloften,

-ocr page 422-

B O R Y S T H E N E S.

eenen aen de bruyt een fchoon hemt toe te welcke verborgentheyt aen geen Van d\'onfen j
reycken. Indien fy in \'t hemt, \'t welck de bruyt foo Medicijnen,
als Apotekers, oyt bekent heeft
dao uyttreckt, de teeckenen van de macghde- geweeft. Ick heb eenige fien afch drincken , in
Jijcke Ichaemte vinden, foo vervullen fy het ge- brandewijn gemengt, cn dat daer op de felfde
heele
huys met gedans , en vrolijck geroep , en . wercking is gevolght. Ick heb hen dickwils de
roepen\'tmaeghfchap tot getuygh, Sy kleeden felfde neerftigheyt van fich felven te genefen
eyndelijck weder de bruyt, fetten haer een hul- fien toonen, als ly eenige wonden , \'t fy van een
fel op\'t hooft; en dus wordt fy onder de huys- ftagh, oft
van een ftock ontfangen hadden,
moeders aengenomen. De nieuwe gehuwde be- maer voornamelijck als ly met een pijl gewont
houd namaels de felfde hoofcverciering , de fijn. Sy , geen wondheelders omtrent hch heb-
wclcke de maeghden,volgens de gewoonte, niet bende, nemen een weynigh kley, \'t welck fy met
mogen gebruyckenjen oock Ibude \'taen hen tot fpeeckfel weeckmaken, en dus op de wondt leg-
fchande ftrecken : want de maeghden gebruyc- gen en fy worden hier af foo wel genefen , ais
ken geen ander hooft-cieraet, dan hun hair, oft fy de befte playfters daer toe gebruyckten.
oft een bloemkrans. Daer uyt blijckt dat de noot , die \'t verftant

Op den tweeden dagh van de bruyloft wordt fchrander maeckt, oock in defe geweften haer
een
ander vrolijck fpel gefpeelt,\'t welck groote gewoone wercking doet. My heught dat ick
verwondering in de gene fbu veroorfaken, die fekere Cofack aen de rivier Samar heb fien vifch
noyt iets diergelijck hadden gefien. Sy dragen koken in een houte vat, oft fchuttel, de welck
\'t hemt van de bruyt, met de fmejtten van de de Cofacken en Polen achter te paert voeren,
maeghdom befprengt, op een kruysftock, door fbo om hun paerden te drencken , als oock tot
de mouwen heen ftekende, gelijck een vaendel, ander gebruyck gefchickt. En dewijl men de
oft triumphteecken , langs alle de kruyswegen fchuttelniet op \'t vuer kan fetten , uyt vrees van
van het dorp oft vleck, om aen alle menlchen datfy branden fbude,en echter de krijghsknecht
te toonen, foo wel d\'eerbaérheyt van de bruyt de fpijs gekoockt wilde hebben, foo wierp hy
oft nieugehuwde vrouw , als de mannelijckheyt groot drijffant, uyt de rivier gehaelt , in de
van de bruydegom. Sy fijn alle by dit fchoufpel, haert,\'t welck hy,foo heet als \'t was,in de fchut-
metfpeelgereetfchap,gefangen en danften. De tel, vol water fijnde, wierp,, en dit foo dickwils,
jongelingen hebben ondertuftchen yder een tot dat het water koockte, en de vifch gaer en -
dochter by fich, en fy, dus als in zegeprael\'t ge- bequaem om t\'eten was : een ruwe en grove
heele dorp deur gewandelt hebbende,keeren al- wijfe van fpijs te koocken , maer die echter haer
leweder naer\'t huys van de nieugehuwde man. geeftigheyt heeft.

Doch indien , na de by flaping, de teeckenen My heught dat ick hier voor van fekere fïeck- Kokm.cft
van de maeghdelijcke eerbaerheyt niet te voor- te , onder de Ruften gemeen , gefproken heb,
fchijn komen , foo fmijt yder fijn kroes ter aer- die Koltun, oft Warhair genoemt wordt, \'t Sal onder M
den, de vrouwen houden op van fingen,de bruy- niet ongevoeghelijck fijn iets daer af te feggen.
loft raeckt overhoop, en neemt een eyndej d\'ou- De gene, die van defe fïeckte aengetaft wordt,
ders van de bruyt fijn befchaemt , en lijden is\'t geheel jaer , gelijck een lam menfch , van
fmaet, en yder keert bedroeft weder naer huys, het gebruyck van alle fïj n leden berooft; doch
maer voornamelijck d\'ouders van de dochter, echter met groote pijn in de fenuwen, in voegen
De bruydegom heeft dan vryheyt om fijn bruyt dat hy geduerigh krijt. Maer ten eynde van een
teverftooten j en indien hy haer wil behouden, jaer krijgen fy een groote fweeting in\'t hooft,
foo moet de nieugehuwde vrouw alle de geme- in voegen dat in de volgende uchtent al hun hair
lijckheden van haer man verdragen, en alle haer te famen gekrult, en dick gerolt is, gelijck een
ievenstijdt fmaet uytftaen. ftaert, oft gelijck de ftronck van een boom, oft

Wat de feden van defe boere-wijven aengaet, gelijck de Spaenfche zeekatten, en knobbelig
ick wil hen geerne in\'t algemeen de prijs van en geklontert bevonden wordt. Defïeckenge-
kuysheyttoeftaen. En hoewel fy, uyt oorfaeck voelen dan merckelijcke verlichting van pijn,
van hun overvloedigh drincken van gemaeckte en geraken, na verloop van eenige dagen, weder
wijn en mee, lichtelijck te genaken fouden fijn, tot volkomen gefontheyt, ja foo , dat fy, uyt-
foo worden fy echter door defe openbare fchan- gefondert het ongemack aen hun hair , geen
de des huwelijcks afgefchrickt , om hun eer- pijn meer gevoelen. Sy moeten dan hun hair
baerheyt ongekrenckt hun bruydegom toe te nietkemmen, veel min het affnijden voor twee
brengen. dagen, tot dat de vocht, die gemeenelijck door

Na dat wy de feden der Ruften enCofacken depijpjes van\'t hair deurgaet, uytgevloeyt is:
hebben vertoont, foo is \'er noch iets van hun anderfins fou de vocht, dus binnen gebleven, en
gebruyck , in \'t genefen van hun fieckten , te op de fenuwen vallende, hen blint maken,
leggen: ick heb feer veel Cofacken gefien, die, Defe fieckte wordt by hen ongeneeffelijck
in koorts gevallen fijnde , geen andere remedie geacht. Maer ick heb echter feer veel daer af
daer toe gebruyckten , dan van buftekruyt, in genefen , op de felfde wijfe daer mee men in -
fiedende brandewijn
gemengt,daer af fy dronc- Vranckrijck de gene , die de kinderpocken heb-
ken, en op hun elleboogh gingen leggen , en in ben, geneeft. En veel van defe fieckte geraeckt,
de volgende uchtent gefont opftonden. Ick veranderen van wooning, en lucht; \'t welck een
felf had een koetfier , die, eenige malen van de ongevoelijcke , doch echter langdurige reme-
koorts aengetaft, door de gefeyde dranck tot die is. Men krijght defe fieckte niet, als iemant,
fijn voorgaende gefontheyt herftelt wierdt; gefont fïjnde, met de gene, die daer af geraeckt

■ is, ^

lil\'!

.11 iï

-ocr page 423-

B O R Y S T H Ë N E 1

is, uyt een felfde bceker drinckt : maer de man, verfcheyde fborten van ontellijcke vliegen ge-

van defe fieckte getroffen, befmet in \'t byflapen vonden worden. Des uchtens fiet men daer ge-

fïjn vrou , en de befmette vrou haer man. Defe meene vliegen,niet feer fchadelijck, maer op de

fieckte is oock tweedefïey,want fy is mannelijck middagh andere , omtrent een vinger groot, en

en vroawelijck. Sy gelooven oock dat men defè die de paerden fbo pijnigen , dat fy hen de huyt

fieckte door de betoveringen der oude wijven deurbyten , en gantfch bloedigh maken : maer

krijgt, die gewent fijn veel menfchen te befmet- op d\'avont fijn \'er muggen en wefpen , die foo

ten , met hen feekere koecken tot hun fpijs te op de lighamen vallen, dat men niet flapen kan,

geven,- als oock door de damp van feeker warm dan in hutten, die van de Cofacken Polne ge-

water , \'t welck, tot de neus ingekomen, naer noemt worden. De genen , die de nacht onder

de harfïenen treckt, die kort daer na fich daer de blaeuwe hemel overbrengen, ftaen \'s uch-

af befmet gevoelen. Daer fijn oock kinderen,die tens op meteen aengeficht, dat door het byten

met defe cjuael, en met gedraeyt hair geboren der muggen gantfch gefwollen is. Ick heb eens

worden,\'t welck een goed voorteecken is : want foo van defè wefpen gefteken geweeft, dat mijn

fy, ouder geworden, laten dit hair vallen, en fijn geheel aengeficht drie dagen lang foo gefwollen

daer na alle hun leven lang tegen defè fieckte was, dat ick niet kon fien, jad\'oogen niet kon

bevrijdt. openen , om dat d\'ooghdeckfels gefwollen wa-

•cfml vm j)it. is oock in defè geweften aenmerckens- ren , ja foo , dat ick geen menfch, maer een ge-

waerdigh , dat Jangs de geheele Boryfthenes. drocht geleeck.

a

v\'/e^en

De Cofacken maken dus hun hutten: Syfet- ftreckende, vaftgemaeckt wordt, op dat fy ner^
ten feftien gaffel-palen , een vinger dick , en gens voor de vliegen open fouden fijn. Defe
derdehalf voeten lang,in d\'aerde vaft, twee voe- hut kan twee bevatten , die alleenlijck voor de
ten verre van malkander. Op defe gaffelftocken voornaemfte der Cofacken opgerecht wordt:
leggen fy tien andere dwarsftocken , vijf en vijf
want d\'andere , en de gemeene krijghslieden
kruyswijfe over malkander, die fy met bint-roe- rechten een gemeene
haertftede op , om door
den te famen binden. Sy decken defe hutten de roock defe
laftige vliegen te verdrijven. Als
met
een doeck , die van alle fijden tot op d\'aer- Jfy voor de regen vreefèn , foo wordt de hut met
de nederhangt, en met een bant daer over heen een lang kleet overdeckt, dat over een dwars-

ftockhangt, gelijck men lichtelijcker
uyt defe twee bygeftelde afbeeeldin-

gen fal fien.

De letteren A B C D vertoonen dat rerkkring
deel van de hut, over \'t welck het linne
kleet gefpreydt wort. EF en G wijfen
twee gaffels aen , daer een dwarsftock
H I op leght, die het Turcks tapijt
draeght, \'t welck van wederfijden ne-
derhangt j in voegen dat dus de hut
van alle fijden gefloten is, en voor een
huys verftreckt, daer in men\'tgebijt
der vliegen ontgaet.

Laet ons van de vliegen en wefpen Menighte
tot de fprinckhanen overgaen, die hier der fpn^ck^
fomtijts in foo groote menighte fijn,
Pö/^^. Kk dat

Hutten der
Cofacken %

-ocr page 424-

T H E N E S.

eenigfms te lijden,doch dat men geen fpijfe kon
nuttigen,dit was onverdragelijck : want als men
een ftuck vleefch wilde fnijden , foo fneedt men
oock met eenen deur de fprinckhanen heen j ja
men kon de mont niet open doen , om een
broek daer in te fteeken , of daer vloogh oock
ter felfde tijdt eenfprinckhaen in. In\'t kort,de
fchranderften felven waren als radeloos , en
fonder hoop van eenige hulp tegen defe fchade-
lijcke beeften te vinden. Eyndelijck , nadat fy
omtrent Novogrodt alles verwoeft hadden , en
dit binnen twee weecken , in welcke tijdt fy
groot geworden waren , en bec^uaem om te
vliegen, wierden fy , van een wint opgenomen ,
naer andere plaetfen gevoert, om daer oock
alles te verdelgen. Ick heb fomtijts op d\'avont,
als fy , om de nacht over te brengen, op d\'aer-
de gevallen waren , alle de wegen met fprinck-
hanen befet, en \'t geheele landt als van ftof
overdeckt gefien , in voegen dat fy wel een
handt hoogh op malkander lagen; fbo dat de
paerden niet voort wilden, dan met veel flagen
geflagen fijnde , en echter niet fbnder fchrick
en vervaertheyt, maer met opgerechte ooren,
en met fnuyvenden neus. Defe fprinckhanen ,
door de raderen van onfè wagens, en de voe-
ten der paerden verplet , veroorfaeckten foo
lelijckeen ffanek , dat fy de neusgaten en harf^
fenen befmetten , en dat men nergens kon ko-
men , dan met de mont gefloten, en een neus-
doeck, in edick nat gemaeckt, voor de neus te
houden. De varekens houden defe fpijfe voor
een leckerny , en worden \'er vet af, en dieshal-
ven wil \'er niemandt af eten s ick geloof uyt
fchrick en afkeer van fbo fchadelijck een landt-
verderf. Laet ons nu fèggen op welcke wijfe
defe fprinckhanen voortkomen. In alle plaetfen,
daer
fy tot aen de maent van Odober blijven,
maecken fy, met hun ftaert, een gat in d\'aerde,
daer fy drie hondert eyeren in leggen, die fy met
de voet weder decken, met ftof daer over te
fchrabben, en als fy dit gedaen hebben, fterven
fy } want defe bloedelofe beesjes leven niet lan-
ger dan fes maenden, en een half: en hoewel \'er
dan regen koomt, fbo vergaen echter defe eye-
ren niet; ja de koude felve, hoe groot en ftreng
oock, brengt hen geen fchade toemaer fy blij-
ven in hun geheel tot aen \'t begin van de nieuwe
lenten, tot dat\'er, omtrent in\'tmidden van
April,als de fon d\'aerde verwarmt,jonge fprinck-
hanen uyt voortkomen,die overal fpringen,daer
fy konnen,en dus,terwijl fy niet konnen vliegen,
geheele fes weecken , ter plaetfe daer fy uytge-
broedt fijn, blijven. Maer als fy groot geworden
fijn,en vhegen konnen, foo nemen fy hun vlucht
ter plaets, daer de wint hen drijft. Indien in de
tijdt, als fy eerft beginnen te vliegen , de windt
uyt het noorden waeyt , foo worden fy naer
d\'Euxinifche zee gedreven , daer in fy ver-
drincken : maer indien \'er een oofte of zayde-
windt waeyt, foo worden fy naer de geweften
van Ruslandt gevoert, daerfyalles verderven.
Doch indien het in de tijt, daer in defe fprinck-
hanen uyt d\'eyeren voortkomen , acht oft tien
dagen achter malkander regent, foo verderven
alle d\'eyeren. Desgelijcks in de fomer, indien

het

B O R Y S

dat fy dickwils de geheugenis van de fchricke-
hjckeplaegh der fprinckhaenen , eertijdts van
Godt in Egypten gefonden , vernieuwt. Ick heb
daer in twee achtereenvolgende jaren, name-
lijck in \'t jaer 1645, en
1646 , defe geelTel van
Godt hen woeden. Defè bloedeloofe beeftjens
komen in fulcke ontallijcke menichten aen , dat
men hen niet foo feer in benden kan deelen, als
wel by woleken gelijcken: in voegen dat fy vijf
oft fes mijlen in de langte, en twee oft drie in de
breette beflaen. Sy komen gemeenelijck uyt
de geweflen van Tartarien , en dan , als de Len-
ten feer droogh is. Geheel Tartarien , de Gir-
caffen , Aflrakanenfen en Megrekiers worden
byna alle jaren van defe peft geplaeght. Als
d\'oofte oft zuydoofte wint waeyt, foo komen
defè fprinckhanen , van de felfde winden gedre-
ven , oock in Rufchlant, daer fy alle vruchten
en gewas verflinden , ja felf het gras en groen
kruyt: invoegen dat fy ter plaets, daerfy fich
nederfetten, alles, dat groen is, af-eten; het
welck niet alleenlijck dierte in de lijftocht,maer
oock gebreck en hongersnoot veroorfaeckt.
Indien fy, in \'t voorjaer gekomen, tot in de
Herffl en in Odober (in welcken tijt de fj^rinck-
hanen fterven , na dat fy yder wel drie hondert
eyeren geleyt hebben) gebleven fijn , fbo wort
het landtfchap arra en kael gemaeckt. Indien
de Lenten droogh is, fbo komt\'er leven uyt
d\'eyeren j maer indien het vijf oft fès dagen
achter malkander regent , foo vergaen alle
d\'eyeren. Hun menighte is fbo wonderlijck,
dat de gene , die \'t felf niet met fijn oogen ge-
fien heeft, nauwelijcks het gene, dat men daer
af verhaeltjgelooven fal. Sy worden,gelijck een
groote wolck, van de wint gedreven, oft vallen
neder in groote menighte, gelijck dicke fneeuw
uyt de woleken : in voegen dat men op\'t mid-
den van den dagh, en by heldere fbnnefchijn,
het licht daer af verduyflert fiet. Sy volgen al-
tijdt de drift van de wint, en overal, daer fy fich
nederfetten, hebben fy \'t in twee uren tijdts
kael gemaeckt. Terwijl fy eten, hoort men fe-
ker gedruys, als oft iemant het gras met een
feiffen affloegh. Toen ick in\'tjaer 1(546, in lu-
nius, te Novogrod , \'t welck een nieuwgeboude
ftadt is, daer ick oock een vefting deê bouwen,
twee weken ftil was, fagh ick, tot mijn groote
verbaeftheydt , foo groot een menighte van
fprinckh anen , daer in \'t begin van de Lenten te
voorfchijngekomen,(welker vleugelen noch foo
fvvack waren, dat fy niet konden vliegen) dat het
geheele landt daer rontom van defè beeftjens
bedeckt, en de lucht foo vol was, dat ick by
daegh niet in mijn kamer kon eten , dan by de
kaers. Geen plaets van mijn huys was vry van
fprinckhanen. De kamers waren vol, de ftallen
waren vol , en oock alle holen en hoecken van
\'t huys. Ick dede wel buftekruyt, en fwavel bran-
den , maer vergeefs want als men de deur van
de kamer opende, foo vloogh \'er een ontallijcke
menighte van fprinckhanen in, die fich hier en
daer verfpreyden. Sommige vlogen tegen d\'oo-
gen aen , en in de neusgaten , andere gingen op
de wangen fitten , en vlogen oock in de mont,
als die eenighfins open was. Dit was noch

-ocr page 425-

mm

m

"i lÉ riiiÉiii 11 M......r "• r\' • fnirr\' - ■

bohysthenes.

het dan acht oft tien dagen achter malkander
regent, foo is dit oock d\'ondergang van defè
fprinckhanen, fchoon (y dan al groot geworden
fijn, vermits
fy, van de koude regen overvallen,
niet konnen vliegen ; en defe regen is feer heyl-
faem voor d\'inwoonders van de plaets. Doch in-
dien de fomer droogh is, gelijck daer ten mee-
ftendeel gebeurt, foo worden d\'elendige men-
fchen daer feer fwarelijck geplaeght van defè
kleyne beesjens, tot aen de maent van Oótober,
in de welcke dit fchadelijck gedierte ten mee-
ftendeel fterft. Hier ftaet oock t\'aenmercken ,
dat men fomtijts fprinckhanen vind van een vin-
ger dick, en drie oft vier vingerleden lang; oock
datfy vleugels hebben , daer Chaldeeufche let-
teren opftaen , van dewelcke dit de fin is, om
d\'cogfl te yerdeJgen, gelijck de gene feggen , die in
de felfde tael kundigh fijndoch ick wil dit niet
verder verfekeren, dan dat de Schrijvers fulcks
feggen.

Men moet oock niet met fwijgen voorby-
gaen , dat tuffchen de rivieren Sula en Suporo,
die beyde in de Boryfthenes ftroomen, beesjens
gevonden worden , gemeenelijck
hobaki ge-
noemt, van geftalte en grootheyt gelijck de ko-
nijnen van Ly bien, die niet meer dan vier tan-
den, twee boven en twee onder hebben, en van
hair en verwe tuftchen geel en root. Sy onthou-
den fïch, gelijck oock de konijnen , in de holen
van d\'aerde,- enin de maent van Odober ver-
trecken fy fich voor de geheele winter in hun
holen , daer fy niet uytkomen , dan in de maent
van April, in welcke tijdt fy fich weder over het
velt aen alle fijden begeven, om hun lijftocht
te foecken,en fich in de fomer tegen d\'aenftaen-
de winter te verforgen. Defe beesjens fijn feer
lang ftapende , en neerftigh in hun voorraet
te beforgen : wantfyfijn infonderheyt fchran-
der, door een naturelijcke drift en neerftigheyt,
fbo in fpijfè op verfcheyde wijfen te vergaderen,
als voornamelijck hier in , dat fy ftaven ofc
dienftbare beesjens gebruycken. Want fy dwin-
gen degene, die traegh onder hen fijn , op de
rugh te gaen leggen , en laden dan een bundel
van groen kruyt op hun buyck,\'t welck dit bees-
jen met fijn poten, oft om eygentlijck te fpre-
ken , met fijn handen vaft houd ; want fy ge-
bruycken hun pooten gelijck de meerkatten de
haere. D\'andere trecken dan dit beesjen, dus
nederleggende, by de ftaert tot in hun hol; in
voegen dat de gene, die luy fijn, aen d\'anderen
als
tot een treckftede verftrecken. Ick heb dick-
wils defe beesjens dus fien wercken , en, ver-
maeck in dit fchoufpel hebbende, fomtijts ge-
heele dagen daer mede deurgebracht, ja ick
heb hen oock tot in hun hol doen nagraven,
om te fien wat fy daer deden. Ick vond daer
(\'t welck aenmerckens-waerdigh was) feer groo-
te kuylen, in kleyne holen , gelijck vertrecken
verdeelt, vande welcke fy fommige tot fpijs-
kamers, andere tot ftaepkamers, en andere tot
hun begraefplaetfen gebruyckten; want fy be-
graven hun dooden byna op een felfde wijfè,
als de
menfchen. Acht oft tien maken een huys-
gefin , en woonen by malkander, van de welcke
yder fijn befonder vertreck heeft ; in voegen

Befchrij-
ving van
feker beesjen
van iVOH-
derüjc!^
mtmr.

dat fy in de wijfe van te leven en te wandelen,
foo in \'t heymelijck , als in \'t openbaer, geenfins
voor de republijck der byen en mieren behoe-
ven te wijeken. Defe beesjens fijn alle van de
beyde geflachten , dat is, foo wei mannetjes als
Wijfjes. Indien men hen in de Meymaent vangt, ^
foo konnen fy lichtelijck tam gemaekt worden.
Op de marckt gelden fy deurgaens niet meer
dan omtrent anderhalve ftuyver. Ick had veel
van defe beesjes in huys. Sy fijn vermaeckelijck,
gelijck de fimmen en meerkatten , en nuttigen
omtrent een fèifde fpijfe, als de menfchen.

Ick had byna vergeten te feggen,dat dit bees-
jen fèer loos is: want fy komen noyt uyt hun
holen , dan na datfy een befpieder vooruyt ge-
fonden hebben, die fy op eenige hooghte fet-
ten , op dat het daer rontom fou konnen fien;
en als het bemerckt dat \'er eenigh gevaer voor
fijn medegefellen is, fbo gaet het op fijn achter-
fte beenen ftaen, en piept, om d\'andere te ver-
manen dat fy fich met de vlucht fullen verfchuy-
len , en dit volght de lefte in hun fchuylhoec-
ken, daer fy fich fbo lang in houden, tot dat de
menfchen voorby gegaen fijn, en \'t gevaer ver-
dwenen is. De rivier Sula is niet meer dan fes
mijlen van Supoy , en daer is ten hooghften
niet meer dan twintigh mijlen van de Boryfthe-
nes , tot aen de grenfen van Moskovien. Dit
beesjen , van \'t welck ick gefproken heb, wordt
nergens anders, dan tuflchen defe rivieren ge-
vonden. \'tis hier ongemackelijck te paert, oft
met de wagen te rijden , dewijl overal veel kuy-
len en holen fijn , daer de paerden veeltijdts in-
vallen , en in gevaer fijn van de beenen te bre-
ken, \'t welck my, te paert rijdende , dickwils ge-
beurt is. De landdieden vangen hen in Mey-
maent, enin lunius, op defe wijfe : fy gieten,
met eenige vaten, water in defe holen, en fetten
een fack oft net aen de mont van de felve.
Dit beeft, het water ontvluchtende, valt in defe
netten, die voor de holen gefpannen fijn. Hoe-
wel fy jong gevangen en getemt worden , foo
vergeten fy echter niet hun fèden , noch trec-
ken hun natuer niet uyt. Want indien men hen
niet wel gebonden houdt, foo verbergen fy fich
in de holen , om hun flaep van fès maenden te
flapen ; \'t welck fy met de vledermuy fen en wil-
de katten gemeen hebben. De gene, die in mijn
huys getemt waren, verberghden fich dickwils
twee weken lang, en wierden, als men hen neer-
ftighlijck focht, in een kuyl, en gantfch wilt en
onhandelbaer gevonden.

In defe geweften vindt men oock feker flagh Schiitpad-
van fchiltpadden, met blaeuwe voeten,die fcha-
delijckom t\'etenfijn.

Ick heb oock in defe landen, naer de water- ^^^dere
vallen en lantftreeck van de Boryfthenes , feker
wilt beeft gevonden , de geyt niet ongelijck,
maer echter feer dun van hair, en daer by foo
facht als fijde, als het nieu hair gekregen heeft,
het welck jarelijcks gebeurt ; anderfïns is het
hair wat harder , en van kaftanie-verwe, geheel
anders dan dat van de geyt. Dit wilt heeft twee
hoornen, die wit en helder fijn, en wordt van de
Ruffen gemeenelijck Sunaky geheeten. Het is
feer facht en teer van beenen en voeten , heeft

geen

v^l

-ocr page 426-

■»pw

B Ó R Y S 1

geen gebeente in de neus , en gaet al achter-
waerts, als het in de weyde lijn voedfel neemt,
ïck heb van dit vleelch gegeten ; en \'t is loo
goet van fmaeck, als het vleefch van een wilde
geyt. Des felfs hoornen fijn wit en helder , ge-
lijck ick gefeght heb, en blincken, dewelcke
ick, als iets dat vremt is, bewaere.

Men vindt in defe geweften oock harten, daf-
fen, wilde geyten, die in ordening gaen j gelijck
oock wilde (wijnen, die fchrickelijck groot fijn,
en oock wilde paerden , die by troppen van vijf-
tigh oft fèftigh by malkander gaen weyden.
Defe paerden hebben ons fomtijts fchrick aen-
gejaeght, vermits wy, hen van verre fiende,
meenden dat het Tartarifche paerden waren.
Zy fijn gantfch onnut tot d\'arbeyt, hoewel fy
jong gevangen worden j doch fy fijn alleenlijck
dienftigh tot fpijfe : want hun vleelch wordt
van fommige leckerder geacht dan kalfsvleelch,
maer niet desgelijcks by my j vermits het een
quade reuck had, en al te loet was. Doch by de
Ruften , die de peper foo veel, als de Franfchen
d\'erreten, gebruycken, heeft ditpaerdevleefch,
duskruydightoegemaeckt, d\'al te groote foe-
tighey t verloren , en wordt by hen fmaeckelijc-
ker om t\'eten gemaeckt. Wat d\'oude wilde paer-
den aengaet, dewijl fy niet getemt konnen wor-
den , foo verftrecken fy alleenelijck tot fpijs,
welcker vleefch inde vleefch-hal omtrent even
dier verkocht wordt, als oftevleelch, oftfcha-
^envleefch. Delè paerden fijn oock fwack, en
bedorven van voeten ,• want fy lijden groot on-
gemack door het hoorn aen hun voeten, dat
niet ter rechter tijt befnoeyt wordt; en dies-
halven fijn fy onbequaem om te loopen. Men
moet dan Godts klaerblijckelijcke voorfienig-
heyt eeren , die dit beeft tot de menfchelijcke
dienft en fpijfe heeft gefchickt, en hierom fwack
van voeten gemaeckt, op dat het den menfch,
die \'t vervolght, niet ontloopen fbude.

Aen \'t fèlfdegeweft van de Boryfthenes wort
een wilde vogel gevonden , aen welcks krop een
blaesje hangt, daer in hy, als in een fack, de vif^
fchen , die hy voor die tijdt over heeft, infchiet,
om hen daer na, als \'t de noot vereyfcht, te ver-
flinden. lek heb diergelijcke vogelen oock in
Indien gefien. Men vind hier een feer groote
menighte van kranen , gelijck oock van wilde
ftieren en buffels, en van andere groote wilde
beeften, maer voornamelijck op de grenfen van
Moskovien. Oock fijn hier mede witte hafen,
en v/ilde katten. In defe geweften, doch een
weynigh zuydewaerts, en naer Walachien , vin^l

Defe befchrijving van de Boryfthenes is byna geheel getrocken uyt het ver-
hael van
TVtUem Ie Vapur^Hccr van Beauplan, in \'t Frans befchreven.

E N

S.

H

men fchapen , langer van wol, met een fteert,
die wel korter , maer oock breeder, en dicker is,
en fbodanigh , dat fy de geftalte van een drie-
hoeck vertoont. Defe fteert is foo groot en
vleefch-achtigh , dat fy gemeenelijck tien pon-
den weeght. Sy is deurgaens fes duymen breet,
en een weynigh langer , en , foo groot als fy is,
vol van fmakelijck vet. Men fiet hier oock,
doch by d\'adel , paerden en honden van ver-
fcheyde koleur , die hair gelijck een panter oft
luypert hebben, en aengenaem om t\'aenfchou-
wen fijn. Sy fpannen hen oock voor de wagen,
om hun pracht te toonen.

Defe geweften hebben een eenigh ongemack, Ceheci
dat is, dat\'er in geheel \'Ukraine geen fbut is,
\'t welck uyt Pokucia, een Poolfch landtfchap,
aen Sevenbergen palende, tachtigh, ja hondert
mijlen verre, derwaerts gebracht wordt. In dit
Pokucia fijn byna alle putten en bronnen fbut,
welcker water , als het behoorelijck gekoockt
is, in wit fout verandert, van \'t welck kleyne
koeckjeSjoft brootjes gemaeckt worden, die een
duym dick , en twee duymen lang fijn,- en fy
verkoopen drie hondert van dufdanige koeck-
jes voor een ftuyver. Dit fout is aengenaem van
fmaeck, en niet foo fcherp, als \'t onfe. De Ruf.
fèn maeken noch ander fbut van elfè-boomen,
oft van eycke-boomen, oft van der felfder afch,
het welck, by broot gedaen , een aengename
fmaeck heeft, en van de Cofacken gemeene-
lijck
Kolomey genoemt wordt. Omtrent Kra-
kou , de hooftftadt van Polen , is lèer treftelijck
fout , dat als uyt de mijnen gedolven wordt.
Ukraine heeft noch een ander gebreck , te we-
ten van water , dat ten meeftendeel dick en
drabbigh is, en lelijcke ftanck uytgeeft, om dat
het niet alleenelijck feer traegh in fijn loop is,
maer oock overvioet van vifch heeft; \'t welck,
gelijck ick acht , dickwils d\'oorfaeck van de
fieckte is, die fy
Koltun noemen, en het hair te
famen wart. In defe landen fijn noch ontallijc-
ke andere aenmerckens-waerdige dingen , foo
wel die de feden en \'t leven der inwoonders aen-
gaen , als in d\'andere wonderlijcke en voortref-
felijcke dingen; en ick oordeel dat, fbo iemant
daer op het breetfte wilde af fpreken, hy ge-
heele boecken foude moeten befchrijven. Doch
ick hope dat de gunftige Lefer het gene, dat ick
hier af gefchreven heb, terwijl ick met andere
befigheden belemmert ben, in\'t goede fal ne-
men , en gelegentheyt verwachten om meer
dufdanige dingen in \'t licht te brengen.

Viemt

gevogelte.

-ocr page 427-

M

TAVRICA CHERSONESVS,

Ofte

PRECOPENSER TARTARIE.

b naem van Taurica
Cherfonefus, welck een
landtfchap der Scy-
then is , komt van de
Taurus, volckeren van
Scythia Europiea. Pto-
lemseus noemt het Tau-
rica , en Strabo Scy-
thica. Phnius in fijn
tweede Boeck, cap.^6,
Taurorum Peninfula Appianus in Mithridaticis,
Cherfonefus Pontka j Paulus Diaconus Cherfena he^
densdaeghs wordt het Precopska en Gefara by
Antonium Pinetum, en van andere Praecop , en
kleyn Tartarien geheeten. Het is een groot en
ruym half-eylandt, tuifchen den Pontum Euxi-
num , en M^eotidem Paludem , tot aen den
Bofphorum Cimmerium (welcke Europamvan
Afien fepareert) naer \'t ooften gelegen, lang 24
mylen, eni 5 breedt.
Lficht. De Peninfula, welcke van \'t ooften en zuy-
den de middelfte van Pericopia is , heeft een
fachten winter en getemperde gelbnde lucht j
want in \'t eynde van December begint daer de
winter, in \'t midden van Februarius is hy op het
heftighfte , mede brengende veel fneeus , doch
duurt gemeenlijck maer drie dagen , en eyn-
dight in\'t begin van Martio.
rrucht\' Dit gantfche landt is korenrijck, en bequaem
haerheydt. om vee te wcyden*, en alhoewel de aerdbodem
vruchtbaer is , wort doch weynigh bebouwt en
gefacyt. Paerden, kameelen, often, koeyen ,
Ichapen, en andere beeften, zijn hier in over-
vloedt, waer van de inwoonders lich geneeren :
daer is oock een groote menighte van delicate
vogelen , welcke de Chriftenen ofte Turcken
fomtijdts , maer de Polen weynigh plachten
te vangen. De jaghten van herten , wilde
geyten, fwijnen, en halen zijn gemeyn in Tar-
tarie naer de Turckfche zee toe. Defen Cherlb-
nefum deelen die feer Ichrickelijcke rouwe ber-
gen midden van malkanderen in het noorden en
zuyden, gelijck den Apenninus Itahen.

\'t Zuyder deel, waer van Capha de hooftftadt
is, heeft MahomxCt in
\'t jaer 1475 ingenomen,-
maer in \'t noordelijckfte deel, hebben de Grim
Tartars voor 400 jaren in de ftadt Grim haren
Koninglijcken ftoel geplant, waer van fy-den
\'naem van Crimeifche Tarters hebben, gelegen
op de wijde en ruyme velden tuftchen den
Boryfthenes en Tanais, daer fy fomtijdts, der
weyden halven, van plaetfe tot plaetfe haer
wooninge veranderen. Defe hebben daer nae
den Ifthmum van Taurica doorgegraven, en ge-
lijck een eylant gemaeckt, by die graft een Stadt
gefondeert , di.e fy Prscop noemden, en al-
daer den Koninglijcken ftoel geftelt, daerfe Pre-
copenfer Tartaren van heeten. Defer Tartaren

Kohing , ftaende in \'t verbont met de Turcken,
als hy lijn eygen broeders, daer hy tegen oor-
loghde, door ophitfen der Turcken, omgebracht
hadde, en Capham belegerde , is hy van lijn
eygen Raetsheeren (die met groote fchencka-
gien daer toe gekoft waren ) met lijne twee
foontjens, in ftucken gehouwen j en heeft al-
lbo geftreckt tot een ongeluckigh exempel der
Ottomannifcher vriendtlchap. Want nae lijn
doot zijn de Tartars, (die tot noch toe vry wa-
ren ) van bontgenoten en broeders, tot flaven
der Turcken gemaeckt.

Behalven defe Precopenfers , en Cazan, en
Aftrachan , Koningrijcken der Tartaren, welc- ^»^ere
ker inwoonderen hare landen bouwen , en in
huyfen woonen , en nu onder \'t gebiedt des
Molcoviters ftaen, zij nder noch andere Tarta-
ren, die met hoopen in de velden fwermen, geen
vafte wooninge hebbende, en zjjn in horden, als
in provinciën verdeelt, waer van ly den naem
hebben.

In dat deel van kleyn Tartarien, \'t welck in
\'t züyden leght, is Capha de hooftftadt, eertijdts Caphade
Theodofta geheeten, een treffelijcke koopftadt,
en oude colonie ofte voortplantinge der Genue-
fen, gelegen aen de zee, en heeft tot noch toe
een bequame haven gehadt. Sy is rijck en
bevolckt geweeft, toen de Genuefen daer over
\'t gebiedt hadden j doch na dat de Turcken,voor
100 jaren, die ingenomen hebben, zijndelta-
haenlche Chriftenen daer foo gemindert, datter
weynigh meer te vinden zijn, foo dat defe ftadt
hare oude heerlijckheyt en cieraet meeften-
deels verlooren heeft want de kercken der
Roomfche Chriftenen hggen vervallen, de huy-
fen. muuren en torens , in welcke men noch
veele wapenen en Latijnfche opfchriften fiet,
verdeftrueert. Sy wordt hedensdaegs van Turc-
ken , Armeniers, loden, Italianen en Grieck-
fche Chriftenen bewoont, doch heeft weynigh
inwoonders; is anders van wegen de koophan-
del , en treffelijcke haven, beroemt.

Wijn waft daer in overvloet; boomgaerden
en fchoone tuynen lijnder ontallijck.

Daer ftjn noch andere fteden , als Perocopia^ Andm
by den ouden Griecken Eupatoria genaemt
Pompejopolis , Sacer Lucus, Dromon of Curfus
Achillis , oft Gr^ecida Heracleum ofte Heraclea,
en Coflovia een vermaerde koopftadt. Ingerme-
num heeft een kafteel van fteen gebouwt , en
een kercke tegen over\'t felve : onder \'t kafteel
fijn holen konftelijck in de fteenen uytgehou- ^
wen,- in vorigen tijden was \'t een heerlijcke en
rijcke ftadt.

Cherfbnefus ofte Corfïinum is de oudfte ftadt Corfumm,
van Taurica , defe hebben de Turcken ^acri
Germenum genaemt, \'t welck foo veel te feggen
is als een geel flot, om dathetaerdrijck, on-

L1 trent

c I

4

i]

1

\'Ä

-ocr page 428-

Vieenct
gevogelte

¥

(

-ocr page 429-

In \'t uyterfte deel deles lands is Tanais, ge- in fy geen procureurs van noode hebben; want fy
legen aen den uytga^ van de riviere Tanais, altijdt verhoort worden , en verkrijgen daer
en wordt van de Rufïen Azac geheeten : een oock korte expeditie.

vermaerde koopftadt, daer veel kooplieden uyt De fonen worden van hare jeught in de Ara- Kindmn
verfcheyden geweften komen; door dien yder bifche talen onderwefen, en de dochters niet by
geoorloft is daer te koopen en verkoopen. hare ouders, maer by hare naefte verwanten op-

In dit landt zijn vele groote rivieren, komen- getrocken ,• als de fonen wat tot haer jaren ko-
de meeft uyt de bergen loopen, onder welcke men, begeven fy haer in dienft van den Chaiïi
Boryfthenes, gemeenlijck Nieper genaemt, de ofte Sultanen; en als de dochters volwaffen
principaelfte is, diep, enfneP; nemende fijnen en houwbaer zijn , wordenfe de voornaemfte
oop van het noorden in den inham ofte ftroom Tartaren, en Turcken ten houwelijck gegeven.
Careinitum, en verlieft fich by Oczacovia in In des Princen hofvoeren de Edele en princi-
Pontus Euxinus. De andere rivieren zijn Don, paelfte Heeren fonderhng geen uytwendige
Ariel, en Samara. pracht, maer dragen fich eerlij ck en cierlijck

Bofphorus Cimmerius, tot welcken fich defè na haeren ftaet.
Cherfonefus ftreckt, is die engte der zee welcke De Tartars hexten hare wetten in groote
Mammn,
Europa van Afien fepareert, door welcke ftrate waerde ; fy eere\'n en aenbidden hare Vorften
Palus Mycotica in Pontum Euxinum loopt ; en als goden : de Richters worden, na de Mahome-
heeft defen naem van de Cimmeriis, die het taenfche wet, voor heylige, oprechte en rede-
koudtfte deel daer van bewoonen; oft van de lijcke perfoonen gehouden; fy onthouden haer
ftadt Cimerio, na het getuygeniffe van Volater- van afte twift en tweedracht , calumnien,
ranus. ^ vyandtfchap, haet, fchande, en van alle over-

Mseotis Palus is by den uytgang des ftrooms daet in koften kleederen. In\'t Princen hof, noch
Phafidis , ontfangende den Tanaim, en wordt oock onder haer, dragen fy geen geweer , uy tge~
van de Scythen, de moeder van Ponto gehee- fondert de vreemdelingen , ofte de reyfènde
ten, gelijck Dionyfius getuyght, om datter foo man, welcke fy alle beleeftheydt betoonen, en
groote menighte -waters van daer in de Pontus gaftvry houden. Der rijcken fpijs is broodt en
loopt, \'t welck uyt verfcheyden geweften komt. vleefch , en haren drank gefoden wijn en meede :
Pontus Euxinus (welcks bovenfte water foet de arme gebruycken in de plaets van broot,
is , en \'t onderfte fout) wierde eerft Arenus geftooten hierfe met melck en water vermengt,
(\'t welck foo veel te feggen is, als onbewoont) \'t welck fy Caffa noemen, en eten kaes; haren
genoemt, of, naSophoch meening, Apoxenus, dranck is paerden melck. Dekameelen, paer-
om dat daer noyt fchepen aenquamen, of om den en offen, die niet meer bequaem fijn tot
dat de Barbarifche Scythen de vreemdelingen den arbeyt, dooden en eten fy. Scnapen vleefch
die daer quamen, doodden. Den naem Pontus nuttigen fy oock veel. Daer zijn weynigh am-
heeft defe zee bekomen, als zijnde bynae een bachts-en veel minder koopheden ; want alle
tweede Oceanus; want toen ter tijdt meende deambachts- en koopheden, zijn Chriften ft a-
men dat die defe zee overvoeren , iets mercke- ven ofte Turcken , Armeniers, loden, Czircaf^
lijcks verricht hadden ; hebben hem deswegen , fen , Petigórenfes, Phyliftinen ofte Cyngani,
als Strabo verhaelt, door uytaementheydt welcke aldaer feer veracht worden.

E Y N D E

T A V R Ï G A C H E R S O N E S V S.

trent dat gewefte , geel fchijnt te zijn. De over- Pontm, \'t welck een zee te feggen is, genoemt.
blijffelen en ruinen betoonen noch hoe prach- In dit Kleyn Tartarien zijn vreeflijcke en
tigh, rijck , en cierlijck, defe Grieckfche co- rouwe bergen, infonderheydt, die den Cherfo-
lonie eertijdts geweeft is. \' nefus midden door kloven. Daer zijn noch ee-

lamboli ofte Balachaium, is een ftadt met een nige andere groote en vermaert; op de hoogh-
kafteel. Mancopia oft Mangutum(gelijck het van fte van welcke een groot meyr is.
de Turcken genoemt wordt) is een ftot met een De politie en juftitie der Tartaren wordt in
ftadt y Cercum is oock een flot met een ftadt. de fteden en vleckenbedient vande Cham, en
Cremum van de Tartaren Crim geheeten, is de andere Sultanen, na de Mahometifche wet:
een ftadt en ftot, met een oude en hooge muur. in de dorpen zijn altijdt Cadiz of Richters en

Schouten, die de particuhere injurienverhoo-
ren en recht daer over ipreecken ,• de hals- of cri-
minele faecken , als moordt, diefftal, oock de gc-
Phnius Taficse fchillen van onroerende goederen , komen tot
kennifte van den Cham, en fijne Raden, waer

Sy is in grootheyt en heerlijckheydt, by de an-
dere fteden van
Taurica Cherfonefo Mediterranea
niet te vergelijcken : mogelijckis\'tdie, welc-
ke Ptolemseus Taphros , en " ^
noemt.

rms.

Talus
M<sotiS\'

Bi I

Tontus
Enxims.

-ocr page 430-

Schoonen.
NovaSembla,
Straet Naflbu.
fnfula Jan Mayen»
Spitsbcige;,
Europa.
Godtlandt»
üplandt.
StavangrcJ

Het Koninckrijck Sweden\'
Bergeis^

Criiïithemiehfis.

*t Koninckrijck Denemarcken.

;Woltmania.

Het Koninckrijck DenOmarckch.

Schager-Rack.

Jutia Septentrionalis.

Het Eylandt Fuynen.

Jutia Auftralis.

Zelandia in Regno Daniai •

REGISTER en ORDRE

DER

LANDTKAERTEN

R S T E

LalandiL
ürahienburgfi;\'

Inftrumenten van Tycho Bfähe vän 21
Het Heylige Landt.,
Het Deenfche Wout.
Schoonen.

Norwegen en Swederi»
Finlandt.

Efchrijvinge van\'t geheele Aert-
rijck. I
Landen onder de Noojt-piooi

tot

4/

5

6

7
S


fo

%t
JZ

16
17

n

Ruflié. _ ,

Het Giroot Vorftendom Mofcovien en
RufTen.

Noorder en Oofterdebl van Mofcovien.
Zuyder Deelals boven.
Wolga Fluvius.
Dwin^e Fluvii.

Hfet Groot Vörflëndom Littauwen.
Tra6tüs Boryfthenis.
Het Koninghrijck Poolen^
Palatinatus Pofhanienfis.
Ducatus Ofwiecfènfis en

Zar Orientis.
Het Hcrcoghdom PtuyiTea

45

46
49

5i

53

54

55

Sf

Km

éL

-ocr page 431-

\' î

? \'t ■
, ~

I

■■fer

ij

■fel

/

\\

m \'

m

-ocr page 432-

,^111*111\'IlIM*

à

fÇ/ :

î

W>

■a
f

\'r

r

• /\'■

?

f ■

a

, i

J

\' /\' \' \' \' : -
>
f

■ : ■ ■■

f

\\

m

/

■ \'. -ri\' • . - \'

/

\' 1

-ocr page 433-