-ocr page 1-
W
MVSICOlTHEOLOGlA^
OF
STIGTELYKE TOEPASSING
VAN
MUZIKAALE
WAARHEDEN;
GntworpetjgjJKSUN,yER6iT
door
         jjTRECHT.
'■ Mr.JOIIANN MICHAEL SCHMIDT.
Uit het Hoogduitfche vertaaJd
door
JACOB WlLIlELM L US TIC,
Orgamfi te Groningen.
Te AMSTERDAM^
By A. OLOFSEN, Boek- en Muziek-
Verkooper, in de Graveftraac.
-ocr page 2-
O P D R A G T
aan de
LIEFHEBBERS
der Ed. roemenswnardige en Bloeiryke
MUZIEK-KUNST,
Gehouden in de daar toe pryszelyke aange-
legde plaatfen, zo in ORCHESTEN,
MENEGE als in alle de andere
MUZIEK COLLEGIEN,
Aan die alien dewelke in onze Geunieerde Pro-
vintien zyn, vverd tot vervroolykinge van de •
bloeiryke kunft, ditwerkje opgedragen.
Eerwaardlge, Veelgeacb'te LIEFHEBBERS;
en LIEFHEBBERESSEN;
Erwylden toeleg van my nu
noch ooit, door Opdragten
. eenigegiften tegenieten,is
geweeit, maaralleen ter be-
gunfliginge van veiligheid, tot handha-
vinge van myn beroep is ftrekkende, 20
heeft my dat aangefpoort om dit Werk-
je in de fchoot van Neerlands Lief-
hebberen der Muziek op te dragenj
wel bewult zynde, dat dit een itorfe is,
* 2,
                 waar
-ocr page 3-
I iv O P D R A G T.
waar voor Bedillers moeten befchaamt
ftaan, met hoe zy veelmaals iets be-
ftraft, en waar van zy de grond-
beginzelen, mogelyk, niet geweten
hebben; en om dat dan daar te la-
ten, zo doet my niet zonder redenen
rugwaards denken,hoe eenbrom van
beltraflfers zullen voor den dag ko-
men, om, waar het mogelyk, deze
voortgang te ftremmen; ontfangt dan
dit, mewaarde HEEREN en DA-
MES,uit een zonderlinge genegenheid
voor die Ed. Muziek - kunlt, op dat de
bloei niet mag worden belet door eenig
gebrom ofgebaarmakinge. Hier werd
uw alien daar toe als een deure geo-
pend, om het Harp- en Snaaren - ge-
klank,gepaart met deHallelujahs-ge-
zangen den SCHEPPER eed verplig-
te dank- en heerlykheid toe te bren-
gen, dat beter is dan of een gefronlt ,
gelaat een opgepronkte voorgevel van
een bouwvallig huis wil vercieren.
Laat dan deze Leyltar uw bewaren,om
op het pad van alle deugd te leiden,
ia met een vervrolykt gemoed uwej
en
■■■ v-
;
-ocr page 4-
OPDRAGT. v
en 's naaften welzyn betragten, met
een affchuwen te hebben van alle ei-
gen - geregtigheid , ook een fchrik
voor 's naalten verdoemenis uit te
brommen. Bouwt zo , ter befcha-
mingevan alle nydt of agterklap, de-
ze Ed. konit op, daar is geen vrees
voor overrompelinge , hoe daar om
mogt gewoelt worden ; de voorftan-
deis en handhavers van alle Rechten
Geregtigheid, na zy hunne vermoei-
de beezigheden hebben afgelegd,ne-
men veele deel in hunne afgeiloofde
• geeitgeftaltens ter vervroolykinge op
te wekken; ja Koningen en Vorflen
hebben ten dien einde hunne Orches-
ters op- en aangekweekt; komt 'er
door raisbruik eenigkwaaduit voorr,
hoe veele voorbeelden ziet men ook
niet , daar men eerft by den ingang
der byeenkomiten , met de aanroe-
pinge van Gods Heilige naam bc-
gint, en waar van de voortgang met
het einde bederft alle goede zeden,
om, waar 't mogelyk, door die weg
de waereld te bedriegen. Wiezigver-
* 3
                luftigd
-ocr page 5-
vi O P D R A G T.
luftigd in een hart vol begeertenis tot
d€ Muziek, zyn oor- en hartsbegeerte
istevensopde aandagt,enhet gehoor
to luiflerryk op zang-fnaar- of blaas-
kunft verliefd , dat geen bacchusnog
venus hun vermaken kan; den lui-
iterryken Virtuofus, op het Orches-
ter wezende , flreelt hun Zinnen en
doen de levensgeeften ten toppunt
vervroolyken ; daar werd de maat
met attentie uitgevoert na het gecom-
poneerde, geen gehuil noch gebaar-
makinge heeft daar ingang, veel min
zuchten, lonken, en een gefronlt gelaat
't lachen in een minuit veranderen: ja 't
hand-geklap voor het weluitgevoer-
de der Muziek, is hieralleende bafis.
Zoude ik het onderfcheid tegen dit
alles affchetzen, dat de hedendaagfche
ondervinding my doed zien , zoude
wel weten waar te beginnen, maar niet
te eindigen; het zy genoeg deze my-
ne bybrenginge ten voorbode van
myne aanvallers te doen zien, dat zy
eerft hunne Geeftelyke Akkers van
«dat ontkruid wiUen wieden,voor dat
zy
-ocr page 6-
O P D R A G T. vii
zy den Alarm-klok flaan ;ja eerflhet
talent van hoogmoet afleggen , met
over hunne evennaaften , inzonder-
heid Medebroeders, geen zielenfmart
aandoen,die uit een verfoeyenswaar-
dige hoogmoet, of om een ander
dienfl: te doen,zomtyds als een huur-
ling, waar van een voorbeeldt my
onder dit fchryven als noch in 't ge-
heugen doed opkomen. Zouden
nu onpartydigen wel denken, dat uit
zulk zoort veelmalen het ergliftigfte
kwaad voortfpruiten. 6 Ongelukkige
Stad! waar de zulken in't Capitool zou-
den heerfchen ; de lieffelyke IVi u-
ziek zoude als dan den mantel van 't
treurgewaat zeer haaftelyk mogen
onihangen ; gewis binnenlandfe onlus-
ten kwamen haaftopdagen; befchouwt
meneen'hoofd-Religie (in 3 34 bc-
grippen) hoe men die met kuipery
en banden op het kragtigfte dag en
nagt ziet beleggen; wel aan, zyn dit
geen Geelt - kwellingen ? zyn dit
niet Gods geordonneerde wetten o-
vertreden? doet diendierbaarenHei-
* 4
                     land
-ocr page 7-
viti O P D R A G T.
land ons niet duidelyk'talle dagenin
zyn voimaaktfte Gebed erinneren?
hoe wy on^e Evennaaften moeten als
ons zelven lief hebben ? hoe onze fchul-
den (mits wy die ook van onze Even-
naaften) mogen vergeven worden :
konnen nu kuiperyen, dan met's even-
naaften ondergang , met agterklap
zyn Cabaal te vermeerderen, niet als
fchulden, verfoeijens-waardig werden
aangemerkt. Wie toond my van alle
Berifpers eenig voorbeeld dat zo
quaadaardig is, of waar zo veel on-
heylcn uit voortvloeyenuit de geheele
famenlevinge van deConcerteerende
Miraek-lief hebberen als de vooraan-
gehaalden zyn ? zegt gy : Ja het
zyn evenvvel ligtvaardige byeenkom-
iten, waar veel onheilen, door de
met elkanderen te vrymoedige ge-
meenfchappen; zegge daar op : dat
deze gewoonte de famenlevinge in
geen onkuisheid (door de drift der
liefde op 't Muzikaalifche) doet be-
antwoorden; maareilieve! zieteens
de Claflicaale byeenkomften, en de
los-
. -
,.-.■■'"■•'                                                                                                                                                                                                      ;
-ocr page 8-
O P D R A G T. ix
losmaakingen van beroepeile Lee-
raars,zal udat demond niet.ftoppen.
Ik moet door de veele Muziek-beitraf •
fingen my hier in het brede wel in-
laten , en van wat gezintheid hy
we/.en mag , werd hier door deze
Inhoud uitgedaagt: of hy wel eenig-
zints kan tegens dit werkje inbren-
gen, dat de Muziek tot onheil voor
de famenlevinge,of tot eenigkwaad,
(in een goede order gebruikt wer-
dende,) voor 't menfchdom ftrek-
ken kan, waarom my God in't leven
fpaare , niets zal doen ontbreeken,
om aan kunft-kundige kenners de
goede fondamenten der Theory - en
Muzikaal-werken het ligt doen zien,
als waar door de kunfl mag bloeyen
om de lief hebbery te doen vermeer-
deren , en hier toe, om alles wat
in een compleete Muziek- winkel
vereifcht werd, te bekomen zal zyn,
waar toe my in UEd. allergeheu-
gen met de gunft van Calandifie re-
commandeere , en daar door met
* 5
                     wel
-ocr page 9-
x O P D R A G T.
wel te doen zal tragten, dat ik ben
en bly ve:
Mewaarde HEEREN en DAMES,
Uiv Wel - Edelens Dienjl'
vaardige Dienaar^
A. OLOFSEN,
Amfterdavn, in myn
Boekwinkd, den
so July 1756.
VOOR-
-ocr page 10-
VOORREDEN
des
OPSTELLERS.
Ge-eerdfte Leezer!
Oeken van die foort, gelyk
gy bier ontmoet, zyn -wel
niet de noodzaakelykfie
;
echter , voor zeker jlach
van menfchen de alleraangenaamfie.
T>e heilige waarheden der Religie
,
zo wel der natuurlyke ah der geopen-
baarde
, zyn, Gode dank! bedendaags
in zo veele gejcbriften, en op zo me-
nigerlei wyze, verhandeld, bewec*
zen
, opgehelderd en tegen haare aan-
vailersgejiaafd,dat bet, ten minjien
hun, die niet weeten wat gewigtige
zaak bet is
, naar den Heer te vraa-
gen en Hem te vinden, ganfch over-
toilig voorkomen zal^als ze dieshal-
ven van nieuws de pen zien opvatten.
*Doch
, zo aanminnig als bet eenen Mu-
ziek-liefbebber valt
, altoos nieuwe
* 6                   Jluk-
-ocr page 11-
I                                                                                               -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------1--------------
xn VOORREDEN
Jlukken op te flellen, te hooren en te
bezitten, fihoon men 'er oude genoeg
heeft', even geneuglyk en nog dui-
zendmaal geneuglyker, valt het eenen
redely'ken, om niet eens te zeggen eenen
Chriftelyk gezinden, tnenfche, als hy
het geene, dat zyn hooglte goed be-
treft, en, de eenigfte bronader aller
redelyke wellufl: is, geduurig weder
op eene nieuwe manier verhandeld,
beweezen , opgehelderd en bevejiigd
ziet. Inzonderheid krygt zyn ver-
maak,by *t befpiegelen en navorfchen
der natuur, als van we Ike hy zelf
een gedeelte is , door den Monarch
der natuur en deszelfs oneindige vol.
maaktheden allenthalve gewaar te
worden , eenen merkelyken aanwas.
J a, de kennijfe van God} die wy langs
deezen weg konnen verwerven, be-
fchikt in zeker opzigt gevoeliger v-er-
maak, dan die uit de openbaaring.
Ons verluftigt aldaar de blydfchap
over onze gedaane ontdekkingen; wy
vermecrderen onze kennis teffens in
tweederhande zaaken; wy bemerken
eenige voorregteu boven anderen, in
—■■ . •
-ocr page 12-
des OPS TELLERS, xm
't befchouwen der natuur nog min ge-
vorderden, en eindelyk warden ons
alle op deeze wyze erlangdewaar he-
den gemakkelyker, duidelyker en le-
vendiger te bevatten, ligter te ont-
houden en tot ons voordeelaan tewen-
Jen. Ik out ken geenzins de voortrek-
kelykhedeu , welke de openbaaring
,
byzonderlyk in decze gunjlige tyden,
boven de natuurlyke kennis ,heeft en
altoos behouden zal
; maar, fpreek
alleenlyk van zekere geneugten, wel-
ke deeze
, boven geene, vooruit heeft
of kan hebben. ^Des vley ik my, ten
minften aan dit gedeelte der menfchen-7
't welk zyne voorregten boven de die-
ren te waardeeren en zyne bepaaling
tot de deugd op te volgen weet, door
deeze over de
Muziek aangejielde ftig-
telyke bedenkingen , lets behaaglyks
ofgedifcht en tot nieuwe vermaake-
lykheden in God eenige gelegenheid
gegeeven te hebben. Zo ja, fchatik
my dubbeld gelukkig. Ik heb my ook
van deeze gelegenheid bediend, om
een en andere muzikaale waarheden
naauwkeuriger te bepaalen,te bewy-
* 7
                   zen,
-ocr page 13-
xiv VOORREDEN des OPSTEL.
zen, en de re den Vr van, duidely-
ker, dan tot nog toe gefchied is, aan
te wyzen , en had dtt ligtelyk uit-
voeriger konnen doen, indien rnyne
tegenwoordige omjtandigheden het
hadden w'tUen toelaaten. Mogt in-
middels myne geringe pooging, by ver-
jiandigen
, eenige goedkeuring wegdra-
gen, zal my zulks mijfchien tot de
voortzetting deezer materie bewee-
gen. Ik wenfch hartgrondig, dat dit
•werkje
tot de verheerlyking van den
grooten naam onzes GODS, en tot
de ftigting des Leezers, verfirekken-
moge.
Naumborg aan de Saale^
Omtrent de Paafch-
mis, 1754*
D E
-ocr page 14-
• • D E
VERTAALER
aan den
BESCHEIDEN LEEZER.
Oor 20 verre een boek , eenen
opmerkenden , als in den geeft
zyns opftellers zien laat , kan
ik , naar myne geringe bc-
kwaamheid,niet anders ontdekken,of hier
verfchynt een Auteur, die , met ongeveins-
de godvrugtigheid, en teffens met zonder-
linge muzikaale kennis, begaafd , uit een
hart vol eerbied, liefde en dankbaarheid
omtrent de goddelyke Majefteit, en vol op-
regte begeerte tot dcs naaften dienft, dc
oneindige volmaaktheden des Hoogften ,
ook door de Muziek kennelyk wordende,
klaarlyk tragt aan te wyzen, en 't betaa-
melyke gebruik deezes edelen , goddelyken
gefchenks
aan zyne doolende broeders en
zufters nadrukkelyk weet te erinneren.
My dogt derhalven , dat een gefchrift,
't welk deeze gewigtige materie uitvoe-
riger, dan eenig ander, en op eene dui-
delyke , zinryke manier , verhandclt ,
ook menig Nederlander, in de hoogduit-
fche taal onkundig,zeer aanminnig en nut-
tig konde worden. Godvrugtigen, die zin-
nen-
-ocr page 15-
xvi DE VERTAALER
nenftreelende gcneugten zo geerne pleegen
te vergeeftelyken, zouden, hoopre ik, het
zelve als een zielsbanket aanmerken ; en
muziekoeffenaaren -van profefiie, aan dusda-
nige befpiegelingen vry ongewoon , zou
het zig met ter tyd wel beminnelyk maa-
ken: vermits tog de genadige voorfchik-
king van den grooten Albeitierder, aan 't
geene , dat op zig zelve goed is, deeze
wonderbaare eigenfchap heeft medege-
deeld, dat het den goeden, uit natuurlyke
toegenegenheid behaagt, en kwaaden, ver-
keerden menfchen , in weerwil van hen
zelven, heimelyk behaagen zal en moet.
Met des te inniger blydfchap heb ik my
dan tot het vcrtaalen begeeven; doch , voor-
namelyk in 't eerfte hoofddeel, alwaar de
welmeenende Auteur, zig breedvoerig te-
gen de vrygeeftery uitlaatende, te ver van
'tfpoorfcheen teverwyderen,hebeenigepe-
lioden, om den Leezer niet te vermoeyen ,
overgcflagen. Hetgetal derafdeelfelen(§§) -
isnogtans, by verfchikking, 'c zelfde ge-
bleevenj en myne weinige aantekeningen
pnderfcheiden zig door ilarretjes (**),van
die des Opftellers, als voor de welke men
cyffers ontmoet.
In alle ftellingen ben ik het juiffc niet vol-
komeneensmet deezen geachten Schryverj..
als zynde, onder anderen, van gedagten,
dat het geene, 't welk Hy ten bewyze van
.....                                   V- _u., :—;---------------■■                     ------- - --------------- ■                .... — ..
-ocr page 16-
aandenBESCHEIDENLEEZER. xvii
de voortrekkelykheid der oude Muziek, bo-
ven de hedendaagfche, inzonderheid §131,
bybrengt, dit gefchilftuk nog niet befleg-
tej verblyvende het echter, omtrent alle
diergelyke dingen, aan 't oordeel van den
befcheiden Leezer.
Hier wordt nu in der daad des te meer
befcheidenheid vereifcht, om dat het een
foort van muzikaale godgeherdheid en godge-
leerde Muziekkunde
betreft.
Kenners van zedekundige waarheden, in
de theologie invloed hebbende , zullen,
naar ik vertrouw , het niet kwaalyk nee-
men, dat de Auteur, als een Lutheraan,
eenige , by moderaaten , doorgaans voor
dienftig en Godbetamelyk erkende, ftel-
lingen zyner gezindheid 'er inmengtj en,
dat ik niet raadzaam gevonden heb, dezel-
ve hier of te ontzenuwen, of 'er uit te laa-
ten. Het is bekend genoeg, dat de god-
vrugtige onder deBroederen Lutheraanen,
uit de ftelling van de algemeene genade,
geenzins het gevolg trekken : ergo,doen toy
vjyslyk^ door dezelve niet te ivederftrseven^
rnaar, datze flegts zulke gevolgen en be-
weegreden, die volkomen overeendraagen
met de toepaffingen, welke men van de lee-
re der triumpheerendebyzondere genade te
regt maakt, 'er uit afleiden.
Ook verwagt ik van myne waarde ampts-
broeders, en van andere muziekoeffenaars,
als
-ocr page 17-
xvm DE VERTAALER
als welke van de goede meening, hungeer-
ne ter hand te willen gaan, uit het reeds
in 't lichc geftelde,genoegzaam verzekerd
konnen weezenj die befcheidenheid, datze
zig door geen voorbaarig, veelmin verme-
tel, oordeel aan dit godgewyd gefchrift
vergrypen.
Vraagt iemand, ivie is die man, die hier
als magthebbende fpreekt ?
Ik weet 'er geen
verder berigt van te geeven , dan dat het
M, aan 't hoofd van zynen naam eenen
Magifter, of meefter in de vrye konften,
aanduidt. Uit zyne korte , hier overge-
flagene, opdragt aan zekeren Heer Gottlob
Heinrich Heidenreich , Apellation- en Con-
fiftoriaal-Raad by zyneKoninglykeMaje-
ftcit in Poolen, kan men insgelyks,aangaande
de overigeomftandigheden ,nietsnaders af-
neemen > veelmin , uit de flotwoorden : ge-
drukt te Leipfig , by F. G. Jacobacern.
En wat legt 'er aan gelegen, ivie ietszegt ?
het koomt 'er alleenlyk op aan , wat 'er
met goede re den gezegd ivordt :
IEDER
MENSCH, IEDER CHRISTEN, IS
TOT EEN ZEDELERAAR GE-
BOOREN.
De redelykheid doet ons het pad, tot het
paleis der deugd leidende, gewillig inflaan,
al had een beedelaar den weg 'er toe aan-
geweezen. Zy doet ons greetig luifteren
naar de ftem der natuur, die, 't zy dooi-
eene
-ocr page 18-
•AAN den BESCHEIDEN LEEZER. xix
eene flille , geheime taal, 't zy op eenc
luidrugtige wyze, in alle fchepzelen, van
alle kanten toeroept : een alwys, almagtig
God
, de liefde zelve, heeft ons gefield tot het
verkondigen van zyne oneindige volmaakthe-
deti) en om U\ 6 menfch, geftadig te erinne-
ren
, ernfiiglyk te overweegen , ivie gy zyt}
'ivaar gy zyt > tot wat elude gy hier zyt, en
nvat 'er namaals van U zal warden.
Boven
dien, niets kan het menfchelyke gemoed
van 't vergankelyke krachtiger aftrckkcn,
en tot het genot van waare, beftendige
goederen trcffclyker aanleiding befchik-
ken, dan de Chrlflelyke Religle.
Deeze dierbaare waarhedenzyn het,wel-
ke onze Auteur hier zo graag,regt, klaar ,
bondig en overtuigende heeft willen in-
fcherpen, vooral , ons muziekoeffenaaren
van profeffie, diewaarlyk vecl zwaarighe-
den te ovetwinncn, dienvolgens, veel vcr-
ftand van nooden hebben , otn in het zin-
nenftreelende niet te blyven hangen j 'er
niet door te verwilderen , en dus van het
eenige noodwendige ,teworden afgekeerd,
maar veeleer, otn midden onder alle deeze
bekoorlykheden, ons des te meer tot de
geduurige overpeinzing van den aardt en
't oogmerk derdingen, met de welke \vy
omgaan , te gewennen. Ik zeg, des te
meer
: want, zo veel te meer fraayigheden
zig in deeze konft , boven anderen, op-
docn ,
-ocr page 19-
xx DEVERTAALER
•
doen, des te meer gelegenheid reikt ons
de goedertierene hand Gods, om ons ge-
heel leven ecne geftadige ocffening in de
wysgeerte, voornamelyk in de zedekunde,
te laaten worden. Daarom zeg ik in my-
ne inlciding §. 310 : men zou zig ganfch niet
behoeven te verwonderen
, by aldien de Mti-
ziekoeffenaars de ordentelykfte
, zagtmoedig*
fie
, Heftalligfte, vreed - en deugdzaamfle lie-
den der ivereld ivaaren.
Aan dusdanige be-
fpiegelingen eens gevvoon zynde, zal het
redelyke vermaak, ter gelegenheid van het -
zinnenftreelende gebooren , ons , zonder
verder aanpryzing , beminnelyk genoeg
worden. Dan zullen wy de Muziek lee-
ren aanmerken,niet als ecn uiteinde,maar,
als een van de heerlykfte , ons door den
grooten Schepper verleende , middelen ,
om,totonze eige vordering enbcveftiging
in 'tgoede, des te meer aan Hem en aan
zyne ondoorgrondelyke volmaaktheden te
mogen denken.
Wat dunkt U, myne vrienden, was zulk
een muzikaal tydverdryf onze opmerking
niet ten hoogften waardig? Was zulk een
vermaak, 't welk, midden onder de wis-
felvalligheden der mode, aan de welke on-
ze meette muziekftukken ondcrhevig bly-
ven, evenwel altoos ftand grypen en groo«
ter worden 5 ja, 't welk de ziel verheffen
en tot de eeuwige oorzaak aller harmony
op-
-ocr page 20-
aan den BESCHEIDEN LEEZER. xxi
opleiden kan, niet eene gewenfchte, tref-
felykc zaak!
Dat zig hier nu meer ftoffe tot overwee*
ging en verwondering , dan ooit elders „
vertoont, zulks betuigen de fchranderfte
wysgeeren onzes tyds, de franfche Acade-
rriiiten zelve •, gebruikende,van 't gehoor,
van de vorming der zangftem, van de mu-
zikaale fantafie, en diergely ke dingen, fpree-
kende, t'elkens het woord wonderiverki
wcshalve ook onze Auteur §. 64. verzoekt,
dien term te mogen behouden.
VERWONDERING IS HIEREEN"
VRUGT VAN OPLETTENDHEID.
Ons omringen, in alle gefchapene dingen,
enkel wonderen, maar wy willen2e nieter-
kcnncnj ontelbaare wonderen,by dezang-
en fpeelmuziek , maar, wy zien 'er over
heenen j groote , onverdiende weldaaden ,
maar, wy blyven 'er ongevoelig by. Voor
wat prys, zegt de vermaarde Matthefon ,
in zynen muzikaalen Patriot j voor wat
prys zou een groot Violinifl de pink der lift-'
ker hand willen mijfen
? Wat zou hy voor
een paar vingers dier hand willen hebben ?
Hoe veel voor alle vingers? voor een oog
enz ? Doch , menig denkt , is dat wat
nieuws ? Dat volgt immers van zelve j enbe-
rooft zig aldus, door onverfchoonbaareacht-
loosheid, van allerhande zielverkwikkendc
-ocr page 21-
xxh DE VERTAALE'R
geneugten, die uit de erkentenis enuitvie-
rige dankbaarheid omtrent den liefderyken
Schepper, dagelyks en onophoudelyk zou-
den konnen voortfpruiten.
Ik vei-zoek en bezweer U dan , mync
vrienden , dat gy dit boekje niet eerderaf-
keurt en achter de bank weipt, voor gy
't ten minften eenmaal met overleg gelee-
zen hebtj daar mogt anders een' tyd koo-
men, dat zulk verzuim Uberouwde, en
dat het te laat waare v om 'er voordeel uit
te trekken.
Zeker Vorft zeid tot zyncn hofprediker,
die Hem, eenige uuren te vooren, op den
preekftoel dapper had aangetaft: gy hebt
my daar braaf wat op den pels gcgeeven.
De hofprediker antwoorde, dat is my Ieed.
Laat U , zeid de Vorft, dat niet leed wee-
zen ; doc uwen pligt. Het is my leed ,
hervatte de hofprediker , dat het maar op
den pels gekomen is j ik mikte op uw
Vorftelyk hart. Hier wordt insgelyks, uit
een hart vol liefde, op ons muzikaal hart ge-
mikt. Laaten wy daar van een wyslyk
gebruik tragten te maaken. Waarlyk, DE
DEUGD IS, NIET ALLEEN ONZE
PLIGT , MAAR TEFFENS , ONS
GELUK EN HElLj JA, 'T LEVEN
DER ZIELE. Kan het niet wel famen-
gaan,dan LIEVER SLEGTER MUZI-
KANT EN BETER CHRISTEN,
Ik
-ocr page 22-
aan den BESCHEIDEN LEEZER. xxm
Ik zal thans de uuren, tot dceze vertaa-
ling befteed ,. altoos onder de dierbaarftc
myns levens rckenen, al wierd 'er flegts
een van myne Leezers door geftigt.
Groningen, in de Oogft-
maand, 1755.-
TAv
*
-ocr page 23-
T A F E L
der Verhandelde
ONDERWERPEN.
F"«» */<? Kennis van GOD, <?» &?? <&-
zelve hler , /» <//V gefchrift, .2^/
worden bevorderd.
                  §, i
P*» <& TOONEN.                        x'i
/^« de menigvuldigheid der MU-
ZIEK.
                                        5-4
Van ^OOGMERK en V NUT der
MUZIEK.
                                 103
Af r/v
-ocr page 24-
MVSICO-THEOLOGIJi
Of uic de Muziek getrokkene
Aanleiding toe de KENNISSE van
GOD EN ZYNEN WlL.
EERSTE HOOFDDEEL.
Van de Kennis van GOD, en hoe dezelve
hier, indicgefchrifr, zal worden bevorderd.
§. i.
Gelegenheid tot de KeimiJJ'e van GOD.
Elyk het natuurlyk is, datiemand,
die den geheelen nagt zagt geruft;,
zyne matte leden door den flaap ver-
kwikt en de reeds verzwakte, ver«
ftrooide levens- en gemoedskrach-
ten weder gefterkt en verzameld
heeft, by 'c ontwaaken , wel duizenderlei - din-
gen , welke hem als tot zig trekken , zyne op-
lettendheid gaande houden en verdere navorfching
van hem vereifchen, voorkomen; zo kan betook
by iemand, die nu met de jaaren, aan \ gebruik
des verftands vatbaar begint te worden,- dieuitde
bedwelmdheid zyner zinnen en uit het gewoel van
zinnenftreelende , ja, dierlyke, begeerlykheden,
ais uiteenen diepen flaap, door deezen en geenen
toeval, tot zip; zelf komt, niet anders weezen,of
hy moet dooj de menigte,zig aan heruvertooncn-
A
                                  de
-ocr page 25-
0
2 XJit de Muziek getrokkene aanleiding
de zaaken , tot allevhande gedagten en invallen ge-
bragt worden. Vlyt en opmerkzaamheid zullen ,
gelyk de opgaande zon, hem geftadig meer voor-
werpen zigtbaar maaken. Zyne natuurlyke weet-
gierigheid zal hem tot het vraagen naar den oor-
fprong, naar het nut en 'tgebruik.naar 't geneug-
te en naarde oorzaak al'er voorhanden zynde din-
gen, aannoopen. Aldus zal hy vermaakelyke en
nuctige ontdekkingen doen, en, door dezelve op-
gewekt, in 't nafpeuren van den oorfprong van 't
gebeel al, en van de enkelvoudige dingen, 'er in
verknogc, ah mede* in 't onder/.oek over hunne
fchikking, nuttigbeTd, onderhouding en beftiering,
zeker vermaak gevoelende , die oorzaak, welker
hy zyne en aller dingen weezendlykbeid toefchry-
ven en daar voor danken konne , tragten te ont-
dekken. Deeze oorzaak, ofdegeene, in welken
ze vervangen legt, heeft zig ook geenzins zoda-
nig verborgen , dat ze niet ligtelyk ontdda,
en,, by voortgezet nadenken , zelfs ah get aft en
gevondcn
konne worden; Aft. 17,11. Wat Seneca,
een heiden, gevvaar wierd. zal hy, onderzoeker,
ins^elyks gcvoelen : ,, Waar, zegt deeze Schry-
ver (1), gy U ook heenen keert of wendt, gy
" zult allenthalven God ontmoeten ,- niets is van
1 Hem ledig ; Hy vervult zyn gehcel werk."
krachtige twyfelingen hier aan , zullen iemand
niet ligr te binnen komen, ten ware dezelve hem
door anderen, welker harten nog verkeerd zyn,
wierden bvpebragt. Doeh, zyn geheel ik zal zig-
daar tegen* opftellen, en hem dringen, eene eerfte
oorzaak van alles eenen GOD, te erkennen. Zy-
ne gedagten zullen zig onder de onoverdenkelyke
menigre van dingen niet lang onQwentelen, zon-
der dar etn;ge 'er van, hem dien, die alles heeft
voortgebragt, naderte beipiegelen gebieden. Hy
si            CI /                                                                                                       rt n]
-ocr page 26-
tot de Kennifle van GOD en zynen Wil. 3
zal verbaasdelyk vraagen : wie is de fleer, die"*
ftem ik boor en moet?
Kortelyk, hy ?al tot het be*
merken van Gods weezendlykheid, van Gods ei-
genfchappen, en van de oogmerken, die Hy by
de Schepping heeft gehad, worden aangedreeven,
(1) De bentf. Lib. 4. cap. 8.
$,*;                 .' "; \ *j
Ferbintenis tot de Kennijfe van God.
Maar , zouden deeze gedagten ons ongevoelig
een verpligting tot de Kennis van God opleggen'/
Ja, volftiektelyk! En wat zal de menfch aanvan*
gen, naa dat hy deeze ftem zyner reden eens ge*
hoord heeft? derf hy ze verdooven , of, zonder
zig te onderwerpen aan 't gevaar, hethoogfte wee-
zen onvergeeflyk te beledigen, flegt.1- wenfchen,
dat hy ze niet gehoord en deeze gedagten niet
gebadrhad ? Dai moeft imtners een onedel, on*
dankbaar fchepzel weezen! Hy moet veeleer in 't
Zoeken volharden. M fTchien is hy zelfs tot dat
einde voortgebragt, zynen Schepper te kennen en
te dienen. Waar toe anders het kennelyke vermo-
gen? Stel eens, God had ons, by het inleiden op
dit aardryk, de gemelde pligt omtrent Hem willen
opleggen, en vergelyk daar mede de geheele fchk*
king en den aanlcg van dit groot gebouw der we-
reld, inzonderheid dien v n U zelve, dan zult gy
U moeten verwonderen, hoe naauwkeurig deeze
beide dingen, middej en oogmerk, in onderling
verband ftaan, en hoe fraai op deeze wyze al'cnt-
halven alles overe.nftemr. In de geheele wercld
zult gy niers, 't welk deeze gedagten metel'■ andcv
konne ftrydende maaken, ontmoeten, fchoon U,v
by alle andcre voorftellen, het vercenen der beide "'; J- .;,.'
A 2
                          voor-
-ocr page 27-
4 Uit de Muziek getrokkem aanleiding
voornoemde dingen, zal mislukken. Is het dan ze-
ker, dat wy Hem, die ons hcc leven en den adem
heeft gegeeven, wederom met goed en blOed, met
al'l-e zielen- en lighaamskrachten, te dienen verpligt
zyn; als waar aan , behalven ondankbaaren, wal-
ker boosaardigheid alle wereld veifoeit, niemand
eenigzins kan twyfelen; waarrnede zullen wyons
konnen losmaaken van de verbintenis,omons ver-
ftand, als de eerfte kracht onzer ziele, tot diens
kennis 'en dienft, die ons het zelve zo m'.ldelyk
heeft verleend , aan te wenden ? tot eenen dienft,
welken het oneindige weezen waarlyk niet be-
hoeft, maar dienogtans daarom , dewyl hy 't oog-
merk der wereld, namelyk, de verbeerlykingder
goddelyke eigenfchappen
, tot zynen grondflag heeft,
gepleegd worden moet. Wy zullen tog Gode ge-
wis toebetrouwen, dat Hy haare fchepping, en
foyzonderlyk die der menfchen,nier te vergeefs on-
dernomen hebbe. Heeft Hy nu daar by een oog-
merk gehad, fchoon zelfseen ander, dan het voor-
noemde ; zo ontmoeten wy echter op dit aardryk
niets,waar door het zelve konde worden bereikt,
buiten de redelyke fchepzelen. De menfchen al-
leen zyn, volgens verfcheide aangebooren zielen-
krachten , daar toe bekwaam gemaakt (i). Hun
heeft Hy derhalven ook tefFens den pligt. deeze
krachten aldus te befteeden, en zynen wil'er door
te volbrengen , opgelegt. Dienvolgens, wy zyn
tot de oeffening hide kennhTe van God onvermy-
delyk geh»uden.
(i) Ex tot generibus nullum eft animal prseter hominem,
quod habeat aotitiam aliquam Dei. Cicero I. leg. c. 8.
S 3-
-ocr page 28-
tot de Kennifle van GOD en zynen Wil. f
$• 3-
Ferpligttng tot de deugd.
Zo dra wy maar iets van God weeten, treffen
wy aanftonds een nieuwe verbincenis aan, name-
lyk , de verpligling tot de deugd; beftaande in een
gedrag , met de verkreegen kennis van God en
zyne eigenfchappen overeenkomftig. Wat nuttig-
heid zou die kenniiTe anders befchikken? Ja, wy
konnen oils ganfch geenen God voorftellen, zon-
der teffens onze verpligting tot de deugd te erken-
nen. Wat had de Epicuuren anderzins konnen ver- "
Jeiden, om deGoden,en de vreeze voor dezelve,
uit de wereld te verbannen ? Wyders, de waare
deugd erkent geen ander rigtihoer, dan Gods wjl,
en 't geenedaarmede overeenftemt. Daarommoe-
ten wy Gods wil weeten, en denzelven, fchoon
hy ons nog op geen andere wyze was geopenbaard,
uit de kenniffe zyner weezendlykheid en zyner ei-
genfchappen tragten na te fpeuren. Van waar zal
de reden , omtrent de meefte dingen , buiten de •
gewyde boeken , eenig berigt haalen , indien zy
het niet uit de overweeging van Gods weezend-
lykheid en eigenfchappen afleidt ? Naar dat zig nu
ieroand God voorftelt, volgens dien vonnift hy
ook over de wereld en overhaare fchikking. Niets
is derhalve noodzaakelyker, ja, edeler en met de
•reden overeenkomftiger, dan God regt te leeren
konnen,
§•4*
De Kennijfe van GOD is nutttg en aanminnig.
Het edele, het verhevene, het betaamelyke,
is 't geene,'t welk,behalven de verbintenis, God
A 3                             regt
-ocr page 29-
8 Vit it Muziek getrokhne aanleiding
regt te kennen, ons daar toe, als tot eene voor-
deelige en zeer vermaakelyke zaak, nog aannoopr.
Nuttigbeid is het, dat wy ons op deez'e wyzever-
zekeien konnen, volgens den aardt onzer ziele ge-
voegelykft te handelen ; nuttigheid , dat wy ons
hart, by naderhand voorvallende aanklagt flillen
en zelfs aan een gedrag, naar ons befteweeten en
geweeten aangefteld, erkennen konnen, dat wy
uit de waarheid zyn. Zonder van het hier mede
gepaard gaande geneugte nu eens te gewaagen,
om dat ik her zelve tog niet anders, dan onvolle-
dig konde befehryven: want, fchoon ik daar toe
nlle krachten ini'pande, zoud het my nogranseven-
eens gaan , gelyk fehildcren , welke door degee-
ne, die het originaal niet hebben gezien, vanvleiery,
als of hun (luk meer fraaiigheden, dan het afgelchet-
fte voorwerp verving, worden befchuldigd. Dee-
ze tegenwerping zoude ik eindelyk nog ligt om-
verre werpen, door de exempels van ontelbaare
regtfchaperelieden, die uit deonuitputtelyke beek
der eeuwige godheid , by 't navorfchen vanHaave
* werken , wierden gedrenkt; Pf. 36, ic; die, vol-
gens de verfchafte gelegenheid en de verleende
krachten, in Haar licbt, Gods onzienlyk weezen,
zyne eeuwige Kracht en Goddeiyibeid
, zagen en
erkenden.
Allerhande, voor ieders oog leggende,
en onder menigerlei gedaantenopgedifchte, beden-
k'mgen van fchoonheden der natuur; aavdfchever-
maakelykheden in God enz. mogtn hier van tot
getuigeniiTen verftrekken. Doch, alle befchryvin-
gen van deeze zielroerende aanminnigheden bly-
ven gebrekkelyk, en konnen, vooral lemand, die
zelf nog niet heeft gefmaakt, dat de Heer goed it,
verder niets helpen, dan dat ze hem, ten beften
genomen , na-ieverig maaken , en, volgens den
weafch alter, regtfchapene zielen, begeerlyk, naar
'tgc
-ocr page 30-
tot de Kennifle van GOD en zynen Wil. 7
't geneugte, uit hec b-fpiegelen van Gods werken
onc(taand-\ Wyders, door de voornoemde kennte
wordc onze gehoorzaamhe'd en liefHe tegenGod,
on?e eer by God, en onzeruftenvergenoegtheid
in God , bevorderd , beveftigd en duurzaam ge-
maakr. Gehoorzaam en lieflie re h<- bben betoond,
en nog te betoonen, tegen Hem, die onze dagen
en welvaart in zyne handcn heeft; ge etrd te zyn
by Hem , die den hemel tot zynen ftoel , en de
aarde tot zyne voetbank heeft bereid; ruft en ver-
genoegtheid te vinden in Hem, die het woeden
van geheele volken door 66n woord kan ftuiten
en hunne beheerfchers tot het gras^reeten dwin-
gen; zou dat geen geneugte^ geen onuicdrukkelyk
geneugte, befchiiiken?
§. 5-
Hoe ze gefchapen zal weezen.
Inmiddels, ieder foort der kennifle van God,
is gtenzins de zodani^e, die wy bebben moeften%
en die ons nuttigbeiden .geneugte konde aanbren-
gen. Ze kan namelyk , in verfchillendegraaden , of
viaar ofvalfcb; magteloosofdoodof levend'tgwee-
zen. Onze gedagten , haar zelve overgelaaten,
p'eegen, zeer ligc en ongevoelig, op onwaarheid
te vervailen , en zulks des te meer, wanneer
de wil hec veiftand eenzydig en onvoorzigtig
maakt. By voorbeeld, zy, die flegts daarom naar
God vraagen, datze het verftard wat opfcherpen,
en zig uit de zwaarigheden , welkedengodverzaa-
keren geduurig treffen , redden konnen, trekken
uit hunne kennifle van God nog zeer flegte nuttig-
heid. Hun zal eene ontelbaare menigte van dingen,
zoniet geheelverborgen, ten miufcen, duiileren
A 4
                           on-
-ocr page 31-
8 Uit de Muziek getrokkene aanjeiding
onuitleggelyk blyven , om datze de gewigtigfte
grondfteilingen van de voorfchikking en van 'toog-
merk der wereld, ofniet weeten , ofopzettelyk
Diet weeten willen, dewylze by derzelver ontfer-
oek, regels, tot hun levens-gedrag opzigtelyk, ont-
aoeten zouden. Zo dra wy de kenniflTe van God
aanmerken als eene verbintenis, gelykze waarlyk
is(§ a.), dan koomt terftond klaar te blyken, dat de-
zelve by gebrek van overeenkomft met de godde-
lyke volmaaktheden, geenzins de regte gefchapen-
heid hebben konne. Ze moet zig derhalven, eer-
ftelyk, uitftrekken over alles wat 'ervan God kan
en mag gezegd viorden
: doordien 'er in 't geene,
dat wy wilden overfla.an, ligtelykiets, welksver-
waarloozing der benoodigde volmaaktheid tegen-
ftreef'de , konde vejvangen leggen. Voorts, de
nauwkeurige kennis van de iveezendlykheid en van
de eigenfchappen Gods; zyn wil en ■lyntoogmerken,
beneffens derzelver algemeene uitwerkzelen, name-
!yk, defcbepping, onderbouding tnbeftieriugvan
'c geheel-al, moeten het onveranderlyke doelwic
onzer gedagten vveezen. En die alles heeft men
niet flegts by gelegenheid zo mede teneemen, als
iets, dat geen kwaad doet; maar, nademaal de
onweetenheid in deezen , grootverliesnazigtrekt,
zo moeten wy hethieroptoeleggen metde uiterfte
lieerftigheid. Nogtans moetde ernfc en iever ook
niet grooter weezen, dan onze eindige ftaat, en,
met dcnzelvennoodzaakelyk verknogte, bepaaling
onzer verftandskrachten , zulks gedoogen : naar-
dien wy ons anderzins Gode ongehoorzaam en we-
deifpannig zouden betoonen. Eindelyk wordt 'er
ook de levetidigbeidtieezer kennifle vereiicht; na-
melyk, dat'er ons niet anders by te moede zy,
dan of wy al 't geene, wat wy van God weeten en
kennen, met oogen voor ons zagen; datzeganfeh
fterk
-ocr page 32-
tot de Kennifle van GOD en zynen Wil. 9
fterk in ons worde,- ons dikwylste binVien koome,
ja, in den wil werke,en denzelven behooriyk ftie-
re. Brengen wy nu te wege, dat de goddelykft
zaaken , en de pligren daar uit ontftaande, ons zo-
danig voor oogen zweeven, dan konnen wy one
verzekerd houden, dat onze kennis levendig en
krachcigzy. Dknoemtdeheilige fchrift, voor God,
oi"voor Gods aangezigt
, wandelen ; Gen. 7, i. Zulk
een gedrag is met deopregte liefde, die ons hart
omtrenc den Scheppermoet vervullen,overeenkom-.
ftig. Deeze liefde, regcer aardt zynde, gedoogt her,
onmogelyk anders, dan dac de gekende waarheden
ons dikwyls, ja, bykans geduurig, opecne duide-
lyke en menigvuldige wyze , in de gedagten ko-
nien, en gelyk een afbeeldzel eens beminden zig
aan 'c oog vertoonen Het eenigfle middel daar toe
is deoeffening; de oeffening, aan God, en aan 't
geene, dat men van Hem weet, menigmaal te den-
ken; de oeffening, het gekende op andere voor-
vallende enkelvoudigedingen toetepaflen, en zig
door dezelve aan God te laaten erinneren.
§ 6.
Nadeel der kracbtelooze Kennijfe.
Der waare en levendige kennis van God ftaan te-
gen over de valfche, de doode en de kracbtelooze,
volgens welke men zig God of verkeerdelyk voor-
ftelc, en zynen meeften werken ongegronde oog-
merken aantygt, of, devetkreegen kennisganfeh
niec, ten minften zeer zelden, tot de deugd in zig
vrugtbaar worden laat. Die fobrt, tegen welke men
hier voornamelyk heeft te ftryden, nademaal me-
nig zig doorhaaren goeden fchyn bedn'egt, wordc
jpat, flaauw of kracbteloos genoemd: vermits see
A J                        wei*
-ocr page 33-
10 Uit de Maziek getrokkew aanleiding
weiniginflult,en zetfsdatweinige, niet duidelyk
en bevatrelyk genoeg, tnaar flegts als een'verwar-
den droom, voorftelt; ja,geenen invloed heefr in
den wil, en hem , tot net beftieren der menfche-
l'yke begeerlykhedcn en driften, niet in beweeging
brengr. Zulks kan ze niet, om dat het verftand,
van Gods weezemllykheid, eigenfchappen , wil
en weldaaden te weinig bevatting heeft; om dat
de mcnfch 'er niet aan denkt, dat en hoe na hem
•dK raakt, en, zulks niet dikwyls genoeg overweegt,
Smr zig daar toe zelden, en niet zomier moeite,
laat overhaalen Deezen lieden gaat het eveneens,
als zulken , die weleer van des grooten Mogols
fchatten bebbcn gehoord, maar de gefchapenheid
'er van, of niet regt begreepen, of reeds weder
*ei geeten hebben, om dat zy 'er tog niet door ge«
beterd worden. Gewaagt men van goddelyke zaa-
ken, zy blyven 'er even-onverfchillig by, als of
het vreemde, verre afgelegen goederen betrof. bu-
rners, niets kan ons van de verbimenis, den Va-
dcr des lichts, door welken alle dingen zyn, op
de voor.'chreevene wyze (§-50 te leeren kennen,
ontheffen; dienvolgens, de naauvve kennis krenkt
onzen pligr, loopt tegen hot oogmerk des Schep-
pers ann^en is,met ten woord, zondig. Zeneemt
ook geftadig meer en meeraf, tot ze weder te
gronde gaat; gelyk koleuren op eene kwaalyk be-
■waarde fchildcry, welke eerft bleek, en naderhnnd
onkenbaar worden, tot ze eindelyk geheel verdwy-
nen. Daarbeneven, ze veroorzaakt ook, datwy
Tan dc meefte en hoofdzaakelykfte waarheden ver-
keerd oordeelen; ze bevordert het dwaalende ge-
Weeten; ze erinnert ons niet genoeg onzen pligt,
ro dat wy des te ligter iets veizien, en akoos ftraf-
feaaivr wordea.
-ocr page 34-
.          -------------------------------------
tot de Kenoifle van GOD en zynen Wil. I x
§•7.
Oorzaaken deezer flaauwe kennis.
Laat ik eenige van de dwaalwegen, langs wellce
men, ligtelyken ongemerkc, toe zulk eenekrach-
telooze, fchadelyke kennis kan vervallen, optef-
len. Zommigen hebben , in hunne jeugd, gebrek
van noodig onderwys,
of worden, aleer de zielen-
krachten ryp en de harten tot vaftheid gebragtzyn,
'er van afgetrokken. Deezen gaat hec als den hat-
ren, die, zo draze uit de papiertjes komen, de
krullen aanftonds weder verliezen. Eenigen zyrt
door wereldfcbe bezigheden zo fterk ingenomen,
darze het heil der zielen 'er over vergeeten; dac
hun dien aangaande alles, allengskens uit het ge-
* heugen raakt, en niets, behalven een duifterher-
denken, overig blyft.
Anderen leezen veel boeken , 't zy vermaaks
halve, 't zy als ftudeerende perfoonen, die 'er of
voordeel, of den tycel van geleerdm, door zoe-
ken te verwerven ; maar, fchoon de hoogmoed
hun van zig zelven alcoos het befte doet hoopen*
ze verkiezen hier, zonder leidsman te vverk gaan-
de, juift de flegtfte. De bybel is, volgens hunne
meening, voor de fchoolen, en voor de geeftely-
ken; en den mhoud van- boeken der godgeleerden,
weetenze of reeds vooraf, of deeze gefchrfceij
zyn voor hun te droog, en voor den g.meeneu
plan te hoog en te duirter. Daar zyn wet anderen,
die zig ongelyk fraaier vertoonen"; engelfche, by-
ians alom vermaarde, dienvolgens ietszonde: lings
behelzende ; franfche, de alienvrolyken geeften
een ^eoorlofd tydverdryf belooven; duitfche,mec
ongemeen-liftig verzonnene printen; naakte yen us-
A 6
                         bee!-
'3Llii£?.:
-ocr page 35-
1i mi it Muztek getrokkene aankiding
beelden enz.; boeken , onder vrecmde naamea
uitgegecven, om deste minder te worden aange-
rand; zulken,diemet groote tytels pronken; h'el-
dendaadcn, rainnebedryven, of enkel kleinighe-
den aankondigen. Dat zyn immers allerbeffte
boeken ! daar heeft men genoeg aan te leezen.
Zoude men wel gelooven , dat boeken, die ons
tret hoogfte goed zoeken te ontneemen en de oo-
gen daar voor toedrukken , onder zed ge men-
ichcn , ja , onder chriftenen, drukkers en koo-
pers vinden kofteu? Waariyk, de zogenaamde
vrygeeften hebben, onder anderen, aan het on-
voorzigte leezen van boeken
hiin bederf toe te ei-
.lenen. Oniertuflchen, dat mogen billyk dnbe-
Ichaafic, grove geeften(t) heeren, diedewaar-
heden .der chriftelyke religie flegts daarom niet
annneemen willen, dewyl de godgeleerden hier,
stls getuigen in hunne eigene zaak , geen geloof
verdiendeti. Zy tragten.niet flegts te getuigen ,
maar, waarheden te bewyzen (2),. en dusdanige
hewysreden van lieden, die zig hier op grondig
hebben gelegd, zyn immers ongelyk aanneeme-
lyker , dan het gefwets der geener, die anderen
inaar zoeken door te hekelen; die hunnen ty I by
onnutte , ondeugende boeken hebben verkwift;
die het menfchelyk gezag boven het goddelyke
poogen te llellen , en alieenlyk daarom grove
geelten zyn geworden, datze de beftraffing huns
'geweetens niet zo dikwyls hooren mogen.
"Waarom zullen wy de tegenlpreekers in hunne ei-
•en zaak trouwen, iridienze ons zulks weigeren?
Met wien raadpleegt men in de Muziek, by voor-
vallende muzikaale gefchillen; met onkundigen,
of met muz:ekgeleerden? Boven dien, degodge-
'eerdm zyn in den dienft der goddelyke waarhe-
«en de eenigfte ciet; wy konuen, uit alle flan-
-ocr page 36-
totde Kennifle van GOD en zynen Wil. 1$
den, veelegroote, zelfs by de vyandender.waar-
heid hooggeachte, manner!, die, met mond en
pen, tot den dienfl: der religie en der deugd heb-
ben medegewerkt ; opwyzen, Zal men deezen
getuigen der waarheid 00k geen gehoor vtrriee-
nen.
D>i vierde oorzaak is het gebrek van getweg-
zaame vlyt,
Wie in 'c navorfchen der goddely-
ke waarheden niet zo verre tragt te koomen , dat
hy de rnajerteit des Heeren, die alle dingen door
zyn alraagcig woord gefcbaapen heeft en nog on-
derboudt, beneffens de kracht deezer waarheid,
in zyn hart gevoelt, die wordt 'er eindelik Ver-
dr:eiig onder, als hy'er evenwel geftadigzo veel
van zingen, fpreeken en roemen hoort. Otn zig
nu tegen anderen , "die zulks voorgeeven te bevin-
den, niet aan te kanten, zo veracht hydezelve,
en houdtze voor dwaaze , om datze vermaak
konnen fcheppen in iets, waar an hy geen ge-
neugte befpeurt. Ja, het koomt hem walgelyk
voor, als hy flegts van God, van deugd, en van
Religie hoort gewaagen. Kan hy 't helpen, dat
zo iets hem niet fmaakt? Zekerlyk is het'zyneei-
gene fchuld, dat hy 't zo verre niet doorgezet
heeft. Aanftonds in 't begin, dezelfde kennis en
die geneuglyke vrugten, te begeeren, welke flegts
den geenen , die in 't chriftendom mannelyke jaa-
ren hebben bereikt, ten deel vallen konnen, is
jmmers zinneloos. Hicr wordt geduld en neer-
ftigheid vereifcht. Smaakt ooit een aankomeiing
in eenige weetenfchap , dezelfde trefTelykbeid,
dan iemand, die zig langen tyd 'er in heeft geoef-
fend?
De t-wyfelzrigt verftrekt hier insgelyks tot een'
kragcigen hinderpaal. Koomen 'er menig , rer ge- _
legenheid van kwaade gefelfchappen en gevaariv-
A 7                            ke
-ocr page 37-
14 Uit de Muziek getrokkene aanhiding
ke boeken , tegen de waarheid der chriftelykeRe*
Hgie allerbande zwaarigheden te binnen, dan zoekt
hy cJaar van niet ( niheft en door geoeffenden be-
ter onderrigt te worden, maar blyfc 'er veeleer
als verbaasd by ltaan; verwondert zig over de
fcbranderheid van den uitvinder der twyrelinge ;
denkt of zegt; dat laat zig hooren! waarlyk ee.e
gewigrige tegenwerping! enz. Alle deeze lieden
verwerpen daarom niet t rftond de Religie; want
swlks gefchiedt fleers door zommigen , en eerft
eewgen lyd daarna; echter, ze worden 'er ys-
koud tegen, en deeze verkoudt ook in hen. Dan
beginr men zig te veibeelden en te klaagen, de
Peligie fluite zekerlyk verfcheide met de reden
Onbetlaanbaa'e dingen in; de waarheid iaate zig
hier bezwaarlyk ontiekken ;" het zy derhalven
raadzaamfl, dat ieder naar zyne overtuiging te
werk gaa, en het overige aan God, die 't met
den menfch juilt zo naauw niet zulle neemen,
overlaate enz. Hier door worden de erkende
waarheden kraehteloos. Men ziet het boek der
reden en der openbaaring aan, als de kinders dat
Tan 't A B, 't welk ze naauwelyks hooren noe-
Bien, zonder droevigen verdrietig te worden. Al-
Jes, wat zulke lieden nog van God weeten, ver«
dwynt allen^skens, als een nevel voorde opgaan-
de zon , en wordt zo krachteloos, gelyk eeo
droom
Eindelyk koomt hier nog in voornaame aan-
meiking , het gebrek en V vermyden van goeds
gelegenheid
om het aangeleerde ie onthouden ,
te verbeteren en te vermeerderen. Men'g
ffchroonv voor zwlke p'aatfen , alwaar men
iets goeds zien en leeren kan; Gods eer verkon-
digt, en 't hart zoekt op te wekken. Dus gaat
het, oader anderen, eenigen iiiUziekoefi'e»aaren,
-ocr page 38-
t$t deKetimtte van GOD en zynenWi]. ij-
als welke, by de veelvoudige gelegenheid omhet
gemoed te laaten verwilderen, nogalles, war bun
tot Goi en tot de kennis van Hem leiden konde,
eelfs de verkeering met ftemrnge perfoonen,
iorgvtaldig fchynen re vermyden Ze komen niet
ter Kerk. ten minften niet eerder, voor ze zul- \
len mufieeeren. Dan zynze met het overzien
hunner party , mec het accordeeren der initru-
nienten en derzelver lehikking •, beezig. Nu be- .
gitit de Muziek; en die is naauwelyks teneinde,
of men praat w-at met elkander, of gaat zitten
flaapen, of vervoegt zig onder de predikatie naar
elders, mits zorg draagende, dat men by 't On-
ze Vader weder vergadere Zulke lieden moe-
ten immers, om zo te fpreeken, God van binnen
en van buiten kennen.
. i
(i) Want aldus konde de term tfprit fort inigelyks ge-
voeglyk. worden vertaald.
(a) Gerolgelyk.., de regel : ujlis in propria caufa nihil
yalttj
komt hier ganfeh niet ter $ae&.
..
§ 8-
De Kennijfe van God is alien menfeben mogelyk.
Ei lieve! wat onvermogen koomt hier te pas?
Konnenze niet gelooven, dat 'er een God is,
en een Religie, of eene verbintenis van Hem eer
te bewyzen? laat de natuur, die zelfs den hei-
denen konde bybrengen , dat wy ook zyn ge-
flachte zyn (Adt. 17. a8 ), hun zulksleeren. Wy
kennen God uit zyne werken (1); zyn, anders
Van de febeppinge der were Id aan
, onzienelyk, en
dus niet ligt kenne'yk, iveezen, namelyk, zyve <
eeuwige kragt en goddelykheid ivordt
nograns,
door neerftige overweeging , uit de febepze/en
-ocr page 39-
16 Uit de Muziek getrokkene aanhiding
gemakkelyk verflaan; dienvolgens, aan 'c onge-
loof alle reden van ontfchuldiging benomen; Rom.
I. 20, Wie heeft zulk een troebel gezigt, dat hy,
by 't aanfchouwen van den hemel, niet zoude
gewaar worden , dat 'er een God is (2)? God
zelf wyfl: ons, in zyn woord, op deeze manier
van kennis: wie heeft de zee met deuren toege-
flooten ? wie is des regens vader
, cfte wie baart
4e druppelen des daauws ? uit wiens buik komt
het ys voort
, en wie baart den rym des hemels?
weet gy de ordinantie des hemels, of kont gy de
heerfcbappy deszelven op de aarde beftellen?
Job
cap 38-4 i. Aanziet devogelen des hemels; Matth.
6. 26. Maar, gefchiedt dat? zyn wy by deeze
groote werken oplettende ? De godlooze onder-
zoekt, uit eigenzinnig- en trotsheid, ganfchniets,
maar overlegt veeleer, hoe hy zyne banden ver-
fcheure , en de touwen, die hem God, duor
raiddel van de natuur, tot handladders heeft vet*
leend, wegwerpe,- alle zyne gedagten koomen hier
op uit, 'er zy geen God, althans geen zbtiantge,
dien hy behoeve te vreezen. Wyders, het vol-
doet nog niet, dat men hedendaags in de natuur-
lyke hiftory braaf (ludeert, en, door onvermoei-
de navorfching en proefneemingen, de natuur na- •
der kennen leert; zelfs niet, dat men daar by aan
God , als aller dingen eerfte oorzaak , denkt:
want , Hy wil niet alleen als God worden er-
kend, maar 00k, door den wan del en 't gedrag
der redelyke fchepzelen , als God , verheerlykt
en gepreezen zyn,
(1) Cic. I. Tufcul. cap. 29.
\i) Id. de Harnfp. reip. 9,
S9
-ocr page 40-
totde KennifTe van GOD en zynen Wil. ij
§ 9-
De kennis van God, en de vrugt 'er van,
neemt aliengskens toe,
p
Of is de Kennis van de deugd daarom van.gee-
ner waarde, dewyl alle menfchen 'er niet de ei-
genfte bevatting van hebben, en, menig de nut-
tigheid en 't geneugte, 'er uic ontftaande, derft?
Dit moeten zy , die de voorgefchreevene wegen,
zulks te verkrygen , niet willen inflaan , hun zel-
ve.wyten. Een leerling, die niec doenwil, wat
hem aangeweezen wordt, en die de eerfte zwaa-
righeden niet tragt te boven te koomen, geraakt
immers nooit tot eenige volmaaktheid De chri-
jj ftelyke leere is van dien aardt, dat niemand op
andere wyze, dan onder beding van vlyt, ge-
duld en befcheidenheid, haare vrugten fmaaken
en in kennifTe vorderen kan. Een ruimer maac
van kennis en vangenot, wordt den geenen,die
zig verder oeftenen, voorbehouden (1). Hier in
legt zo weinig iets onbillyks, dat zeifs heidenen
zig dit hebben Iaaten welgevallen (a). Het ge-
not der hemelfche. goederen is alleenlyk den kin-
deren des huizes toegedagt (3).
(i) Joh. 15, 2. ~ 7,17. « 14, si. Spr. 28, j. Pf. 25;12.'
(2)  Non poffiimus re&e loqui de numine divino, nifi fi-
niU3 illiiftrati lumine ejus. Jatnblich.
(3)  Matth. iy, 26. Hoewel deeze, in ernftgefprookene,
woordenj toen de wonderen den Joden alleen toekwamen,
eindelyk flegts tot beproeving des geloofs zouden dienen ,
zo handelt God, in 't uitdeelen van de goederen zyns hui-
zes > nogtans daadelyk volgens deezen regel: zie 1 Cor. 2,
9. - 2 Theff 3., 2. ~ Spr. 28, 5. — 3. 32. — [oh. 15-, 2.
PC 2f, 14. beveelende 00k daarom.den huishouderen zyner
6e-
-ocr page 41-
t8 Uit de Muziek getrokkene aanleiding
geheimeniflen, datze het heilige, eh de koftely.ve peerlen,
namelyk, zyn woord en zyne beloften, den onvvaai digen
niet geeven zulien; Matth. 7, 6. Waarlyk, een flegte troofl.
voor 't ongeioof!
§ IO
In baare beftemde orde.
Een aanvanger treede eerii in de orde des heirs,
tlier hy de heils-fchatten gedenke te genieren;
dan zal hy Wei anders fp'eeken. Wie is ivys,
die neeme deeze dingen waar: en datze verjtan-
deiyk lettefi op de goedertieienbeden des Heeren %
PC. 107,43. Ja, is het niei dwaas, het geluk en
de Vergenoegtheid der vroomen zig te wenfchen,
Bonder de/.e ve te zoeken in die orde, indewel-
ke Ke alleenlyk worden gevonden, en buiten de
Welke 'er geen ander weg mogelyk is? Menig
tegt, ik mogt 00k geerne eene levenaige kennis
van God hebben, en gelooven, wat anderen ge-
looven, konde ik maar! doch, kan ik tegenmyn
verftand, 't welk niet te ovenuigen en zo verre
te brengen is, arbeiden? Daar moet wederom
het onveimogen tot een ontfchuldiging verftrek-
ken, eveneens als of deeze lieden op 't verkry-
gen eener waare , levendige kennifle van God
geftadig en alleen bedagt waren. Het gaar hun
waarlyk als den fchoolknaapen, die, om hunne
luiheid niet te bekennen, nog liever het woord
willen hebben, dat het hun aanbegaafthedenont-
breeke Gy onbefchaamde! rekent ons tog den
tyd eens voor, dien gy tot de ernftige kennis van
God , en tot de oeffening der deugd, hebt be-
fteed , of fchaamt u zelven , voor alle redely-
ke menfchen , over uwe onbezonnenheid, datgy,
hoe onvlytig oek, nogtans will oordeeten van eene
zaak
-ocr page 42-
tot cfe KennifTe van GOD en zynen Wil. 19
zaak en haare gefchapenheid , tot welker onder-
zoek gy naauwelyks zo veel minuuten hebtaange*
Wend, dan ze hunnen bezitceren jaaren heeft ge-
koft. Eenige uuren lang, by een pyp tabak,ovef
de Religie te hebben getwift, voldoec hi'er nog
ganfch niet: want, by't difpureeren, voeren de
paflifn gemeenlyk de heerfchappy over 't ver-
(land, en verleiden hetzelve totpartyfchap. God
laat zig 00k waaOyk door rrotshe d niets afpers-
.fen; maar, eer men iets treffelyks en roerqwaar-
digs erangt, wordt 'er alvoiens een demoedige
geeft vereifcht; Spr. 15, 33.
•
§ 11.
Fan waar de gemelde magtelooze kennis begint.
Wat vreeslyk onheil, wat verderf, kan ons niet
door eene krachtelooze kennis van God overko-
men! ongemerkt. allengskens; uiteenkkin begin-
fel; namelyk, uit de onverfchilligbeid tegen God
en tegen 't geene, dat Hem betreft. Want dee-
ze, verhindert ons, degrondftellingen dtr Religie
in haaren farnenhang te overweegen, zig 'er bon-
dig van te laaten onderrigien, en in die wee-
tenfchap toe te neemen. Wat men 'er in de
jeugd nog van had bevat, wordt door langduu-
rige ieverloosheid, door gebrek van fchuld'geeer-
bied omtrent God, en door kwaade voorbeelden,
geheel uitgedoofd; dit is de eerfte ftraffe der reu-
keloos- en luiheid. God had daar toe genoeg-
zaame reden ; ja, Hy heeft zyne wysheid, en de
p-ootheid aller zyner eigenfchappen, hier in be-
toond , dat Hy onze zielen zodanig toegelteld
heeft, dat wy, door vlyt en oeffening, de ver-
leende krachcen verbeceren, opfcherpen en ver-
-ocr page 43-
to Vit de Muziek getrokkene aanleiding
heffen konnen, als waardoor de verkryging van
rneerder en nuttiger kennis in alle dingen, moge-
lyk gemaakc is; zo dat' het flegts hier op aan-
koomt, of wy ons deeze fchikking, naar behoo-
ren, te nut maaken willen. Zulks nalaatende,
worden wy ftrafbaar, om dat wy het oogmerk
Gods tegenftreeven : aangezien Hy ons deeze
vryheid daarom heeft gelaaten, op dat wy iets
hadden, waar door wy Hem onze onderdaanig-
en gehoorzaamheid konden bewyzen. Hier by
koomt nog die kwaad , dat hun, die het toebe-
trouwde talent niet nuttig aangelegd, maar zelfs
bodolven hebben, het geene, wat ze van kennis
en gemoedsvatbaarheid nog bezitten, teffens me-
de ontnomen wordt,
§ 12.
De levendigheid der Kennijfe van God is
noodzaakelyk.
Doch, zo noodig alien menfehen de waare
kennis
van God is, zo noodwendig is hun ook de
levendigheid van dezelve : anders kanze onsniets
helpen, Haare levendigheid beftaat hier in, dat
ze onze harten ganfehelyk inneemt, en dat wy
ons alles, wat wy van God weeten, zo krachtig
en duidelyk voorftellen, als of wy het met oo-
gen zagen, Ze moet eveneens worden, gelyk de
indrukzelen door de zintuigen, en die van din-
gen, met de welke wy dagelyks omgaan, als
aan welke men ons niet veel behoeft te erinne-
ren. Een konftenaar heeft zig.'s ogtends nietlang
te bedenken , wat en op wat wyze hy moete ar-
beiden, ma'ir hy gaat terftond aan 't werk, en
vervaardigt ieder zaak naar yereifch van haare ge-
fcha-
-ocr page 44-
tot de Kenniffe van GOD en zynen Wil. 11
fchapenheid en van haar oogmerk. Dusdanig
moet ook iemand , die God te kennen zig be-
roemc, in alle voorvallen, door de verworven
kennis datelyk in ftaat weezen, om 'er naar te
handelen , en in overeenkomft met de pligten, 'er
uit voorrfpruitende , te werkte gaan,zondereerft
veel nadenken en erinneren te behoeven. Want,
hoe ligt kan het gebeuren, dat het nadenken be-
let wordt, en het erinneren achterwege blyft?
Hoe weinig is men gemeenlyk alsdan, wanneer
het 'er meed op aankomt, tot het nadenken be-
kwaam? Gebrek van tyd; gewoel vanmenfchen,
en van andere ons omringende dingen; of inner-
lyke magteloosheid , door menigerlei uiterlyke
oorzaaken verwekt; of verzwakte oplettendheid
en beneveling der zinnen, verhinderen hetzelve.
Wien derhalve het goede te willen en zynen
pligt te volbrengen, nog niet tot een gewoonte is
geworden, dien zal zulks in de voornoemde om-
ftandigheden altoos buicen het geheugen blyven.
Hy zal doen, vvat hy laaren, en laaten, wat hy
doen moeft. Ja. waar aan zullen wy anders er-
kennen, dat wy in de liefde Gods ftaan en bly-
ven?
Maar, beminnen wy God, dan zullen wy
nooit te veel van hem weeten noch ondekken
konnen. Verre, dat wy God zouden uitleeren,
het eeuwige leven zal daar toe niet toereiken.
De bevatting van een oneindig God, brengtzulks
volftrektelyk mede. Echter is het in onze magt
gefteld , ons hier reeds, buiten het vaderland,
eenen voorfmaak van de eeuwigduurende blyd-
fchap onzes Heeren te maaken, en, tot onze
vertroofting, een proefje van onze fterkte in 'c
goede af te leggen. Hoe veele zouden van 't le-
ven der heiligen in de toekomende wereld, een
redelyker begryp vormen, wiften ze flegts, wat
-■-
-ocr page 45-
XI Uit de Muziek getrekkent aanteiding
gefehapenheid het met deszelfs aanvang in dit !e-
ven had! Hoe menig zou aardfche rampen ver-
draa;lyker vinden, by aldien zyn hart de midue-
len daar tegen, in de levendige kennis van God
opgefloten leggende , in de magt had en te ge-
bruiken wift! Menig zouden de vloeden deraan-
vegting niet zoo vreeslyk en onpeilbaar voorko-
men , indien hy, volgens zyne onweetend- en
traagheid in 't aanleeren van goddelyke zaaken,
zig deeze diepten niet als eenen afgrond verbeeld-
de. Want uit do gemelde magtelooze kennis
fpruit het voort , dat menig aldaar, waar geen
twyfeling plaats vindt, twyfelt, en , waar hy
zig wel konde losmaaken , fteeken blyfr. Een
ligt exempel zal de zaak ophelderen. Tot een
regtfchapen Componijt wordt meer vereifcht, dan
een of ander muziek-inftrument te konnen behande-
len; eenige generaal-bas- en compofirie-regels te
bevatten , en wat galanterie-ftukken te hebben
opgefteld Hy moet van alles, wat 'er toe be-
hoort, eenedu;delyke,vo'ledige enlevendigeken-
nis bezitten. lets willende componecren , moet
hy de tnuziRaale gedagten niet lang te zoeken ,
ieder pallafy eerft te overweegen, op een clivier
te toetfen, en te vraagen behbeven: hoe klinkt
dat? Neen , hy moet reeds als midden onderee-
ne talryke mtnigte van muzikaale invallen zit-
ten. Geen gedagte moet zig in andere gedaante,
dan in de vereifchte , aan hem venoonen; zo dat
hyflegts de keur behoude, om 'erzulke, die tot
zyne fantafie en tot zyn oogmerk beft konnen die-
nen, uit te kiezen. Van hem moet gelden kon-
nen, wat onze groote, alles doordringende, Lw
therus
, van Jofquinus Pratenfis. anders tie Pres
genaamd, omtrent het jaar 1490 in Frankryk
bloeijeude, roemde: ^ofquin} zegt Hy (0, h
met'
-ocr page 46-
tot de Kenniffe van GOD en zynen Wil. $g
meefter van de nooten ; zy bebben moeten doen,
geiyk by wilde, tenvyl andete Componiflen doen
moeten, zo als de tiooien xoillen.
Een goed Com-
ponill ftelt enkel welluidendepaflafienop,fchooti
hy geene van dezelve vooraf onderzogt enze me-
nigmaal befchaafd heefr. Dit alles is eei vrugt
van zyne levendige kennis in tnuzkaale marhe»
den, en van zielskrachten door langduurige oef-
fening gefcherpt. By het opfte!len hoort hyresds,
zonder behulp eener luidrugtige ftemuie, hoe al-
les klinkt.
(i) Zie J.MattheHus predikatien van 't leven Lutheri.
§ «3-
De fcbuld der kracbtelooze Kennis legt aan ons.
Wat nu een Muficus in zyne konft van zich
kan verwerven , zou dat een ernltig liefhebber
van goddelyke waa heden niet insgelyks konnen?
Wordt de geltel jheid onzerziele aldaar eensklaps
veranderd? of is dezelve daarom zodanig, als ze
is, datze, door oeffening en neerftigheid, heer-
fchappy over zig zelve verkryge, en, door 'c ge-
bruik en verft.erking van haare vryheid, met ver-
ftan.l en wil, deugden werkftellig te maaken zig
gewenne ? Die vermogen, ora ons, in andere
dingen deezes levens, zodanig te konnen oeffe-
nen, moeten wy aanmerken als de ftem Gods,
die , door onze natuur zig uitende, ons onze
hoofdzaakelyke pligten komt erinneren. Let eens
op het doen eens geldgierigen; hoe duidelyk en
hoe menigmaal denkt hy aan de begeerde (chat-
tel "'•? hoe neerftig is hy op middelen en vvegen,
om ze magtig te worden en de verkreegene te ver-
meer-
-ocr page 47-
%4 Uit de Mtuciek getrokkene aanleiding
meerderen, bedagt ? hoe wage hy zig voor 'c ver-
liezen van dezelve ? Onder alle zyne bedryven
vindc men niets, 't welk met zyne heerfchende
hartstogt, de gierigheid, niet, ten minften van
verre , eenige betrekking hebbe. Zo gelykvor-
mig hor.nen alle onze daaden, ten aanzien van ze-
kere begeerte, door vlyt, volharding en oeffe-
ning, worden; en zo gelykvormig en overeen-
ftenxnende, konnen en zu/len ook alle onze be-
dryven worden in betrekking tot de kennis van
God. Zonderdat, zyn wy dwaaze, diedekrach-
ten hunner zielen tegen het oogmerk hunnes
Scheppers gebruiken. Waarom zoude men 't mec
waarheden der Religie niet al zo verre, dan met
dingen, die de geldgierigheid berreffen, brengen
konnen ? Of zyn gierigaards alleen, fchrandere
lieden? De menfehen betoonen zig in alle ove-
rige dingen even-neerftig, uitgezonderd inzaaken
T»n Religie!
§14.
Byftand dergenade, in V tragten naar
KenniJJe van God.
Men konde hier tegen inbrengen: in wereld-
fche dingen gaa eene duidelyke, levendige ken-
nis onze kragten niet te boven, maar levendige
kennhTe van God zy, volgens de leerederchriite-
nen, den menfche onmogelyk. Ikantwoord, wy
(Lutheraanen) ftellenniet, dat alle kennis van god-
delyke zaaken den menfche onmogelyk zy. Men
moet de paalen niet re buiten gaan in 't klaagen
over het menfchelyke onvermogen. Doch, wy
bezugten, dat 'er onder de menfehen zulk een
yerderf jngeflopen is, 't welk die kennis ongemeen
be-
-ocr page 48-
/0?<&KenniflevanGodi?«zynen Wi!. 25
bezwaarlyk, en onder zekere omflandigheden byna
ganfch onmogelyk, maakr. Dit ongeval is dppl
den menfch in de wereld gebragt; want, in den
beginne kan hec aldus niet geweefl: zyn. Des
blyft onze verbintenis, God te zoeken , nogtans
onVeranderd. Wy zouden ongetwyfeld meer ■,
deugdzaame lieden ontmoeten , indien 'er daar.
toe niec meer nioeite, infpanning van krachten en
opinerkzaamheid, dan tot het leeren eenertaalof
eener weetenfehap, noodig ware. Maar, eerfte-
lylc ontbreekt ons hier het willen. En op het
willen volgt nog niet aanflonds het volbrengen.
Dat wordc ons nog zwaarder , dan het eerlte.
Ons onvermogen in dingen, welke des geeltes
Gods zyn, is zekerlyk ganfch ongemeen groot.
Dit laat zig by de jeugd , en by ruuwe lr.enfchen,
bed bemerken. Des niettegenftaande wilde ik nog
wel op my neemen , om den menfch eetiigzlns ce
verontfchuldigen , indien hy zogt, en echterniets
konde vinden. Doch, laat hem maar zoeken:
ny zal n;et te vergeefs werken. Want, naardien
de aangeerr'de , aangebooren onmagt ons flegts als
een natuurlyk gevolg van de zonden onzer voor-
vaderen drukt, zo heeft het allergoedertierendile
Weezen 00k reeds zorg gedraagen , dat zulk, vol-
gens zyne aanminnige fchikking rhans vermyde-
lyk, bederf, ons evenvvel niet fchaden kan, in-
dien wy maar 't geene, dat vvy nog konncn,
werkftellig maaken, en van de middelen, door
God 'er tegen ingefteld , ons bedienen willen.
Dat kan ons tog evenveel weezen , of wy op dee-
ze, dan op eene andere, wyze aan God onze
gehoorzaamheid betoonen; gelyk ziilks by andere
omlandigheden van ons nogtans ware vereifchu
Nu zvn wy zwak, jaonmagtig; maar God be-
loofc onzun nioeden handen, fterking van boverr.
B
                             Zyn
-ocr page 49-
IS Vit de Muziek getrokkene aanleiding
Zyn geeft ontvonkt ons, naar Hera te vraagen,
en verteent het willen; dat flaa men geenzins af.
Hy fterkt onze vryheid, daar van bediene men
»g. Hy verbecert en verheft onze krachten, des
maake men zig, door tnisbruik en luiheid, zyner
faaven niet onwaardig Hy verfchafr tot de be-
rag iging in 't goede duizenderlei gelegenheden;
deeze laate men niet vruiteloos voorby gaan. Hy
toont, wat en hoe veel ons nog dagelyks ont-
breeke, dat tragte men te verbeteren, en begee*
re wysheid van God
, dan zalze ons gegeeven
•warden ;
Jac. 1,4. Gods Geeft wil al het benoo-
tligde uitwerken; maar, onder beding, dat men
zynen werkingen pliats geeve; daarna, om ver-
ier byftand zelf aanzoeke, en zig binnen de ge-
ilelde paalen houde. Dat ftaat ons vry. Wie zal
cenen anderen zyne weldaaden opdringen ? het
zyn dwaaze, die zulks verwagten. Dus doet de
menfch niets. en echter, alles; niets, uit eigene
krachten; alles
, volgens die krachten, vielke by
den Geeft Gods,
om ze naar welbehaagen te be-
Werken,zonderopzet'elyken tegenftand, overleaf,
Dus gelvkt hy ("menfch) iemand, die met bloote
oogen niets duidelyks vermag te onderfcheiden ,
maar, door middel van toebereide glafen, met
de eigenfte bedorvene oogen, alles kan ondeiken-
nen. indien hy 'er flegts naar behooren medew
Werk gaat.
Byzondere nuttigheid der levendige K-enniJfe
van God.
Der redelykheid is alle kennis van God zekef-
lyk nuttig en aangenaam (§4 ), echcer, ze wordt
zulks
-ocr page 50-
/c/^KennifTevanGODwzynen WH. %j
itulks des te meer, naar niaare dat ze volledigeren
levendiger is. Dan is ze nuttig tot zonderjinge
betooning van haare kracht in den menfch , en
anngenaam , wegens haaren geftadigen , altoos
fpoediger voortgaanden, wasdom. Door haar toe
doen worden wy eerft, 't geene wy zyn moeften,
mroeiyk, redelyke menfchen ! Zy wyft onze na-
tnurlyke verdurvenheid aan ; overtuigt ons van
derzeiver grootheid en gevaar; ja, toont baaribly-
kelyk , dat God alleen regtvaardig is , en alle
jnenfchen zondaars. Laaten wy ons, door haa-
re handleiding, tot God brengen, om boete te
doen. zo reinigt zy onze harten van alle verkeer-
de inzigten, en maakt onze boete louter. Dan
zoeken wy God meer en meer, piet dewyl Hy
fcbrikkelyk
is, hoewel zulks de men'chen in 'c
begin tot het geloof beweegt, a Cor 5,11 ; maar,
om dat Hy beminnenswaardig is, en, onze zie«
len.uit innige liefde, 't verderf onttrokken hecft.
Dan zetten wy onze bekeering voort, niet flegts,
om de ftraffe te ontvvyken, maar, in dien ttaat
te geraaken, dat wy onzen beminden alroos wei-
niger bedroeven Het geloof wordtkrachtig, als
het overweegt, hoe de geheele toeftel en de be-
ftiering des aardryks, beneffvns alle ver rdenin-
gen Gods aldaar, enkelyk op het raadsbefluit van
de yerloffinge door den Meflias uickomen en al-
daar famer.loopen; ja, dat ze fs het ryk der na-
tuur hier van, zekere voordeelen geiiiere. De
liefde Gods wordt hevig en fterk
, als dedood, en
baar iever, bard, als bet graf.
Ze kan , naajr
aanwyzing van de voorbeeldcn der eerfte chrifce-
Ivke martelaaren, door geenerhande kvvelling ge-
fin ->rd worden. Het vertrouwen op God worde
?0 fi?k, dat wy ons zyne wegen met onsen
aoderen, altoos welgevallen laaten, en begeerig
-ocr page 51-
"V
iS Uit de M'uziek getrdkkene aanleiding
zien naar het tydperk , in 't vvelk haare heerlylce
uirkomft ons .verblyden, en de w\-sheid ,"'er in
verborgen gelegen hebbende, ons verrukken zal.
Het gemoed, in lydensnood uir de gemelde ken-
nis zyne voornaamfte kracht crekkende, wordt,
gelyk een geankert Ichip , onbeweeglyk. Zo
veel kan men, in de fchikking en beheerfching
zyns gemoeds, door levendige kennis van God"
uitwerken. Dieshalven hoop ik ook, genoeg-
zaam vry gefproken te worden wegens de aange-
ftelde bedenkingen 'er over, en dat ik dezeive
juift hiei, ajwaar ikde levendigheid der kennifTe
van God , tm de trefFelyke toonkonft, ondermy-
ne broeders gedenk te bevorderen , bygebragt
hebbe. Deeze materia wordt buitendat niet zo
menigmaal voorgefteld, dan haare noodzaakelyk-
heid zulks vereilcht.
■--.».
§ 16.
Middelen tot de levendige Kennis v/in God,
in de ivelke geenerbande beezigbeden ons
moeten verbindeten,
Een zeker middel, om de goddelyke waarhe*
den in 't hart levendig te doen worden, is dit,
dat men zig gewenne, door alle dingen der we-
reld zig aan dezeive te laaten erinneren. Hier
van zal ik naderhand uitvoeriger handelen, en nu
vooraf flegts eenige , daar toe dienflige, grond-
re£els bybrengen en ophelderen. Zoig in V £y«
zotider voor de gtwis- en zekerheid der erhende
goddelyke waarbeden.
Anders kanze niet levendig
worden; ten minften, het baatUniers, eenevaj-
fche, hoewe] levendige, kennis tehebben. Maar1,
het kan zeer ligtgebeuren, dat men zig onwaarheid
in-
-ocr page 52-
totde KennifTe van GOD en zynen Wil. %9
inprent, of van anderen overneemt Dies moec
jeder voor alle dingeh , zo veel zyn toefland en
vermogen zulks gedoogt, zorg draagen, eene regte
overtu'iging zyns harten van de goddelyke vvaaihe-
den te verkrygen. Onze kennis moet niet op een
bloote meening Iteunen, en op het narmvere pa-
nes,
de. Ouden hebben hetgezegd; wane dit is een
heillooze grondflag. De waarneeraing van deezen
regel brengt ons dubbelde nuttigheid ; ze fterkt bet
hart,
Hebr. 19, 9. en dryft ons aan, omdiezaak,
van welker zekerheid \vy ons volkomen overtuigen
willen , met des te grooter werkelykheid en infpan -
ning van de krachten onzes verftands te overwee-
gen. Hierdoor wordt ze onzen zinnen ongemeen
diep enlevendig ingedrukr. Menig zal denken,dat
wordc al te raoeyelyk, en vereifcht teveeltyd; op
die wyze had de menfeh bykans niets anders te
doen,dan zyn hart te fterken. Ja, dit zal hy doen:
want, dit is het eenige noodwendige. Ik g'eloof
vail, dat de menfeh in't paradys, in zyne regt-
heid, behalven het geene , waar toe de kilt en de
krachien des lighaams heai hadden genoopt, geen
ander oogmerkzoude gehad hebben, dan alleenlyk
de oefFening in de kennifle en in den dienlt der gee-
ner, die hem gemaakt hebben, namelyk, des drie-
eenigen Gods (1). De beezigheden, die ons tegen-
woordig de natuur afperll , vermits ze ons haar
vermogen niet eerder toonc, voor wy in 't zweet
des aanfehyns het aardryk hebben bearbeid, zyn
door de zonde, en daarop gevolgde vervloeking,
in de wereld gekomen. Nu hebben wy ze zelfs
aan te merken als een weldaad Gods, Die, mid.
den onder den room, Zyne genade heeft laaten
zegepraalen. Aldus zyn wy tegen den onverdrang-
-lyken lediggang, en tegen de kwaade bedryven,
Jer uic voortfpruitende, befchermdj aangezienwy
B 3
                          ons
r                                                                 •
-ocr page 53-
, ■ >                                                                                                                        *
-jfo Hit de Maziek getrokkene aanleiding
©ns tog, wegens het verderf, in 't welkewy flee-
ken , -met het befpiegelen en ovei weegen van 'f
goede, nietlangophouden, maar daar by zeer ligt
Vermoeijen en vertraagen zouden Inmiddels , dit
is zekerlyk bejammerenswaardig, dat de onbi-zon-
»en liefdeloos en ydelheid onder de menfcben,
daarenboven nog mertigerlei verrigtingen ingevoerd
heeft, die, fchoon juiftalle niet zondig, ecluer,
allegaftr te ontbeereri en verftandigen onbetaame-
lyk zyn. De menfchen zondigen tegen God, als
ze zig flegcs door beezigheden, uit allerhande iri-
Xigten voorgenomen, in de noodige oerFeningder
kennifle van Hem, en in de volbrt-nging zyns wils,
laaten verhinderen; ja,hunzelfs onnoodigearbeid
vergen , fchoon hec arbeiden hun alleenlyk tot
Vermyding van een grooter kwaad isopgelegd. O,
Wat onbezonnenheden befpeun men in deezen on-
der de wereldlingen! De arme laat z-g door den
arbeid, van de onderrigting zyner ziele, en van
haare verbetering, afhouden; hygelooft, zig al-
leenlyk met het werk zyner handen te moeten ge-
neeren, en befteedt den tyd, tot de verkwikking
des lighaams hem overgelaaten, liever met ledig-
heid en andere zondige bedryven,dan totde ftig-
ting zyner ziele. De ryke houdt zig tot het Inyeren
geregiigd, en brengt de ruime maat van tyd, hem
boven anderen vergund , liever met allerhande
ligtvaardigheid en welluften door, dan dathynaar
den Heer des hemels en der aarde vraagen zoude.
Gemeene lieden en ongeleerde, verbeelden zig,
als of het riavorfchen van goddelyke waarheden
fl gts voor de geleerden zy. En de geleerden,
houden de kennis van de leere der waarheid ter
godza'igheid, voor hunlieden of al te ligt-bevat-
telyk en onnoodig, of denken, dat zulle zig ein-
delilc w»;l viuden, nademaal zy tog reeds andere
ver-
-ocr page 54-
tot deKetmifTevatzGOD en zyttevWil. $-*
verhevene vveetenfchappen in de bevatting hebben.
Onder alle deeze voorwendzels wordc het ge-
mo d tegen a!les,wat heiligen goddelyk is,ganfch
onverfchillig, en n zo veele beezigheden verftrooid,
dac hec geenen tyd, om sag in de kemuTe van God
tefterken, tritwinnen kan, toe het eindelyk mag-
teloos wordt. Omnude magteloo-heid desgeeftes
tot het goede, zo veel mogelyk, te verhoeden ,
dient men de overtollige , al te fterke vermenging
met beezigheden deezes levens te myden. De na-
tuurzal 'er niemand zodanig mede hebben beladen,
dat liy niet konne tot zig zelven koomen, en ten
minften dien tyd, onder de cbriftenen tot heilige
oeffeningen beftemd,, 'er toe aanwenJen; lieten
wy ons door ydelheid, en door de be<reerlvkhe»
den deezes levens, 'er maarniet in verhinderen.
(l) PC 149, 2. naar den grondtext; gelyk 'er 00k Pred.
12, 1. in 't hebreeufche Itaa;, am Imnm Sibej>j>ers , dat ie,
<tan den drieetmgeii God,
VervoJg.
Doch, men moet het daar by niet laaten berus-
ten , dat men goddelyke waarheden weleer met
overtuiging erkend, en zig dezelve eertyds inge-
prent hebbe: zy zouden ligtelyk uit het geheu-
gen weder verdwynen, eninonsgeheelleven den
vereifchren invloed niet hebben. Myne tweede
grondregel is derhalven deeze : herbaal dikwylsby
U zelven
V geene, dat gy ah zeker erkend bebt.
Dienvolgens moet men 00k zulke gelegenheden ,
welke ons het herdenken van *t aangeleerde weder
te binnen brengen, neerftig waarneemen. Onze
ziel is van zodanigen aardt, dat haare vermogens
B 4
                           doer
-ocr page 55-
3 z Uit de Muziek gttrokkette aanlelding
coo- menigmaalherhaalde oeffeningen opgefcherpt,
xerfterktennuttigerworden. Maar,zommigelieden
zullen hier omtrenc, geen berisping willen veelen.
Ze hebben eens voor al geleerd , wat 'er tot den
waaren Godsdienft behoore ; ze ciraagen zorg,
ctatze niets weder vergeeren, ja, zelfs nu en dan
iets aanleeren. Doch, ze willen zulks niet dik-
wyls doen, om niet te vroeg ten einde te koomen,
of al te geleerd te worden, en 'er naderhandecn'
tegenzin in te krygen. Inmiddels, ze behoeven
voor her uitleercn waarlyk niet be vrecsd te weezen;
zulkszal in ditlevennietgefchieden; wy zullen hier,
wat neerftigheid wy ook aanwenden, fiegts ten
ileele kennw\
i Cor. 13, 9. Al re grondige ken-
nis van Goddelyke waarbeden, zal insgelyks nie-
mand behoeven af te fchrikken , behalven zttlke,
die nog niet gefmaakt hebben y hoe goed de Heer
den gecnen , die naar Hem vraagen, zy. De
Goddelyke waa'heden zullen ons als eigen wor-
den, zondcr dat 'er eenige verfmaading van de-
ceive uit volgen zal, De kleinagcing van dingen,
die zig op God bctrekken , fpruit uit jjanfch ande-
re oorzaaken. Menigvoudige toepafling van een
zelfoe gedagte, by de wellce ze t'elkens als in een
andcre gedaante verfchynt, en de onverwagt ont-
dekte famenhang met andere waarheden , houdt
ons altoos leergierig en oplettend. Onze voor-
fchreeven Componift (§. ia ) gaat dagelyks met
eenerhande dingen om,- hywordt ze gewoon ; en
hoe meer hy zuks wordr, des te grooter hebbe-
lykheid verkrygt hy in 't fchielyk opftellen. Maar,
vermoeit hy 'er door? walgt 'er hem van? begint
een gierigaard (§ 13.) zyne paffie , om dat hy 'er
zo iang mede behept geweeft is, eindelyk te ver-
" vloeken ? wordt hy niet veeleer, in verfcheide
omftandigheden, vantyd tot-tyd gieriger?
$18.
-ocr page 56-
tot it Kennifle van GOD en zynen Wil. 33
§ 18.
Kwam het hier nu alleenlyk aan op kennis van
zulke dingen, die, niet onmiddelyk den Schepper,
maar, goederen deezes levens, onzen nooddruft
of ons gernak, betrofFen, dan zou een gedrag,
op de voornoemde wyze aangefteld, rot goede vor-
dering toereikend genoeg weezen. Doch, wy
handelen tegenwoordig van iets, 'c welk, als uit
een geheel ander gewefl afkomftig en van eenen
ganfch verfchillenden aardc zynde,ook eenen ganfch
anderen rnenfch tor zyne aanvaarding vereifcht.
De levendige kennifle van God, behoort tot het
geene, dat des gei/is Gods is; een menfch, door
denzelven gedreeven , is derhalve tot de vverk-
zaamheid zyns harten in deeze kennis alleen be-
kwaam. Dit laat zig door wereldfche weeten-
fehappen eenigzins ophelderen. Wie zig der Jeer-
oeffening toewydt, die moet, uit den onweeten-
den hoop komende, een geheel ander menfch
worden. Men moet zynen wil tragten te verbe-
teren; zyne vryheid poogen re verfterken; zyna
begeerte naar volmaaktheid, waarheid en eere,
zoeken aan te prikkelen. De krachten zyns ver-
ftands moeten anders geftierd , anders te werkge-
fteld , by 't gebruik (terker ingefpannen en aldus
verheven worden. Dit atles ftaat, by de voor-
noemde weetenfchappen , in onze magt; maar,
by het tragten naar levendige kennnTe van God,
is ons mtuurlyk vermogen niet toereikende. Wy
moeten uitzien naar een hulpmiddel, 't welk ner-
gens anders,dan in de genadewerkingenGods en zyns
Geeftes wordc aangetroffen. Alz'o volgt hier uit
de derde grondregel: doe U getne, dat JJ te doen
bttaamt, en bid God om zynen genadlgcnbyftand.
B 5                         Dit
-ocr page 57-
14 Uit de Muzkk getrokkene aanleiding
Dit bid Jen, op eene krachtige wyze gefchieden-
de, zal veel vermogen; Jac. 5, 16. Door 't ge-
bed erlangen wy hec geloof, den duurzaamen
erondfkg aller onzer kennis: want, door 7 geloof
peraerken en verftaan ivy eerft, dat de wereld
4eor bet woord Gods is toebereid, en dat de din-
gen die men ziet
, niet geviorden zyn uit dingen
die gezien worden;
Hebr. 11, 3. Zy vergeeten
derhalven het befte, die hunne navorfehing in
Goddelyke zaaken niet met demoedigheid en met
gebed aanvangen.
S 19.
De herhaaling van Goddelyke waarheden kan
zonderling verligt, en derzelver levendigheid in
onze gedagten, grootelyks 'er door bevorderd en
vermeerderd worden, als men zig gewend heefc,
©m door alle voorwerpen zig 'er aan te laaten er-
inneren. Merk dan op den yierden grondregel.:
hat niets in de wereld veorby, zander alvoorent
tenige everweeging tot bet goede
, en tot de god*
xalfgheid
, %er over te bebbett aangefteld, Om<
trent op die wyze, gelyk eergierigen, aanwelkef
©plettendheid niet het minfte, dat tot hetbereiken
van hunne oogmerken eenigzins bekwaam fchynr,
kan ontglippen. Zegt gy: wat zal ik 'er by den-
ken? dit doet my haaft nieuw. De voornoemde
fergierigen befpeuren aanftonds by ieder zaalc ,
by ieder voorval, wat gebruik 'er van te maaken
zy. Denk maar eerftetyk, gy wildet U, bydee-
ze of geene voorwerpen, uvoen Schepper, enuwe
fligten omtrent Hem, Fe birtnen brengen
Dee/.©
fedagte zal .U naderhand opleiden tot de volgende:
oe konftig, hoe fraai is dit voorhanden zynde
voorwerp gemaakr, en soegefteld 1 hoe »uttig i*
het.
                       *                                                                                            w
-ocr page 58-
tot de Kenniflfe van GOD en zynen Wil. jf
het, eensdeels tot de behoefte, anderdeels toe
hec gemak deezes levensl Wie, en hoe verhe-
ven, moet deszelfs Schepper weezen? hoe me-»
nigvoudig belpeurt men Zyne wys- en goedheid,
Zyne almagt, voorzorg en regtvaardigheid! wat
hoedanigheden heeft dat voorwerp , en wat af-
beeldzelen van deugd of ondeugd heeft myrj
Schepper, 't zy tot myne aanmoediging of toe
myne waarfchouwing, 'eringelegd? tioenaboot-
fenswaardig is dit, hoe veragtelylc het geene?
hoe wel of hoe kwaalyk moet dit den menfcha
ftaan? enz. enz. Daar zal, onder volwaiTene lie-
den , naauwelyks iemand gevonden worden, die
niet, by ieder zaalc en by ieder voorval in de we-
reld, op deeze vraagen zig iets, hoe bondig of
hoe flegt het ook zy, antwoorden, en dus 'tgee-
ne, dat hy van God erkend en geleerd heeft, tef-
fens herhaalen en in zig levendig maaken konde;
ja, des te beter, hoe meer hy 'er zig in oerrenc,
hoe meer hy in andere ftudien gevorderd is, en,
van boeken, tot dat einde ftrekkende, zig regc
weet te bedienen. Onze tyden zyn met diergely-
ke defrige gefchrifcen, Gode dank! rykelykvoor-
zien. Doch, ik houd my verzekerd, dat wy 'er
nog niet te veel van hebben. Het is een grooe
geluk voor ons, dat wy, terwyl bykans ieder in
iets anders zyn vermaak fchept, ook langs dee-
zen weg tot de kennifle van God, en tot de be»
ttagting der deugd, aangeleid worden.
§ 20.
Opening van den toeleg.
My zal tegenwoordig de Muziek daar toe die-
aen, hsareaeeawigenffigter 'er uic te leeren kei>
CfiJ
                              B 6                          nen;
-ocr page 59-
$6 Vit de Muziek getrokkene aanhidhig
nen; in deeze kennis roe te neemen; dezelve le»
vendig te maaken; te onderhouden en te verbrei-
den. De. voortreffelyke Muziek is tot dus verre ,
byna ganfch alleen, in deezen ten achteren ge-
bleeven, dat menze met, gelyk andere wceten-
fchappen, op deeze wyze tot den dienft der men-
fchen toegepaft heefc, fchoon haar, wegens de
naauwe vermaagfchapping met de godgeieerdheid,
zulke eer voornamelyk had moeten gebeuren. De
beweeg-eden tot die myn onderneemen zyn de
volgcnde: a) ik h'eb de Muziek niet alleen van
der jeugd aan lief gehad, maar vind zelfs tot nu
verfcheide oorzaaken, ora ze te beminnen; b)
ze wordt van zo menig ander bemind, en part
derbalve des te beter tot de bereiking van myn
oogmerk; c) de overweegingen, die'eruitvoort-
fpruiten , zyn zo ligt bevattelyk, en vallen, voor
't grootfte gedeelte, zo klaar in 't oog, datze by
de meefte, zekerlyk van goede uitwerking wee-
zen moeren; d) het alom ingeflopene misbruik is
een zaak van zulk een gewigt, dat billyk ieder
helpen moeft , die eenigzins helpen kan. Des
Jeergierigen lezers halve, en wegens de eer der
Muziek, wenfehte ik wel, dat een geoeffenJer
pen, dan de myne, dit werk ondernomen had,
Het gefchrift zou alsdan veel ryker aan zaakelyk-
heden, en on gelyk netter uitgedoft, verfchynen.
Doch, wie weet, waar toe ikhieralgelegenheid
geef. Ik zal tog niet garifch te vergeefs hebben
gewerkr. De leerftukken van de roonen , van
hunne menigvoudig- en aanminnigheid, zyngeen-
zins zo naauw bepaald, dat een perfbon dezelve
volledig befchryven konne. Dit gefchrift koomt
dan in t lichc, ominsgelvksditgedeelteder wee-
tenfehappen, de voortreffelyke Muziek, tot diem
vcrheerlyking aan te wenden: Die haar den men-
-ocr page 60-
tot de Kennifle van GOD en zynen WiJ. $7
fche heefc verleend , namelyk , tot den /of van
God.
Wane
Die eafze, ah zeggende: WERELD! HOOR
VKRMAAKEL.YK1
En nademaal de Hoogfte , geen werk uit de
hairien koomen laat, 'tvvelkniet van Zyne vol-
maaktheden en inzigten getuigt; zo kan en zal
ons 00k de uitmuntende toonkonftaanleidinggee-
ven, ora de doorlugcige eigenfehappen van Hera,
Die alles vervult, demoediglyk te kennen; ons
'er over te verwonderen; op zyne oogmerken en
on/.e pligten, daar uit omftaande , acht te gee-
ven, en net geneugte in de Muziek, op de befte,
namelyk, op eeneredelyke,wyzetefaiaaken(i).
Dat den bemelen bet vertellen van Gods eere, en
nan 't uitfpanzel bet verkondigen van 't werk zy~
tier banden, PC.
19, 2, toegeeigend wordt, be-
tekent alleenlyk, dat deeze onbezielde fchepze-
len de redelyke , tot de overweeging aannoo-
pen; hun geftadig voor oogen zweeven, en uit
de konftige bereiding, wyze fchikking en altooi
voortduurende orde, eenen Maaker, hen verre,
jaoneindig, overtreffende, alsmede, hunneplig-
ten omtrent Denzelven , te befluiten gebieden.
Dienvolgens behoeft men tot het verklaaren dec-
zer woorden , noch, in navolging van zommige
buitenfpoorige rouziekliefhebbers, eenen gehei-
men harmonifchen klank der hemelklooten (a),
noch invloed hebbende muzikaale tekens onder
het geftarnte (3), te zoeken; als zynde het een
en 't ander kwaalyk begreepen en onbewyzelyk.
(1) Van deeze marerie, zegt de groore Lmhtrus, in ze-
keren brief, over den lof aer Muziek , onder anderen:
m daarom wilik, iedereen, byzonderlykjongenlieden.dee-
B 7                             w a»
-ocr page 61-
$8 Uit de Muziek getrokkene aanleiding
j, ze konft aanbevolen enhier medegewaarfchouwt hebbeo,
„ datze alsdierbaar, lief en waard aanmerkenditkoltelyk,
*, nuttig, vervrolykendgefchenk Gods, doorwelks beipie-
i, geling en neerftig gebruik zy menigmaal kwaadegedagteo
u verdryven en kwaad gefelfchap en ondeugd myden kon-
,j nen; daar beneven, datze zig gewennen, om God,den
», Schepper, ook in dit zyn werk, te erkcnnen, te loven
i, en te pryzen; en, de geene, die, door welluft verbafterd,
», deeze fraaje natuur en konft, gelyk ookeenige geiledig-
« tersdoen, tot fchandelyke, razende, onkuifche minne-
*, driften misbruiken, uit alle krachten vlieden enz. enz.
(2) Men geeft namelyk voor, Pythagoras had zig verbeeldt,
•Is of de beweeging der hemelklooten in der daad de aller-
treffelykfte harmony verwekke; gelyk ook Jambliihws zulks
in ernft van hem fchynt te beweeren. Doch, anderen zyn
genegen van te denken, a's of Pythagoras, in overeenltem-
tning met den fchryver van 't boekderwysheid, Cap. 11,22.
flegts hadwillen tekennen geeven: Godhebbealle dmgenby
mate, enie getal j, ende gneigt geordineerd ;
in welken zin die
Aelling zekerlyk onberwiftelyk blyfr.
(}) De bygeloovige ftarrekykers noemen den ftier j de
tveelingen, de voaag en den jihittter,muzikaaletekeni j,oxa
datze den lieden , die 'er onder gebooren worden, gene-
eenheid tot de Muziek invlbeijen zullen; een aftrologilche
oroom, mifl'chien uit het bemerken van de onderiinge even-
wdighedea aller dingen voortgefproten.
§• 21.
De voorvoaarden 'er van,
Het getnelde oogroerk, zo goed als mogelyk,
fe bereiken tragtende, gedenk ik ray echrer aan
de allernaauwkeurigfte orde, aan moeijelyke op-
telling van bevindingen en van natuurkundige ge-
fchilftukken , met te binden; vetimin , my op te
bouden met het wederleggen der geener,van wel-
ker gevoelen ,ik , in 't verklaaren der oorzaaken
van zekere uirwerkzelen , afte wyken raadzaara
oordeel. Og de ontdekkingen eii de betaogd^
-ocr page 62-
tot de KennifTe van GOD en zynen Wil. g#
leerftukken der nacuurkundigen en der bekwaam-
fte muziekgeleerden bouwende, wenfchte ik flegts,
dat de toonkonflenaars deezen eernaam, zo wel
in 't navorfchen van de reden en gronden hunner
weetenfchap, als in de muzikaale praftyk, na«
melyk, de ftel • zang- en fpeelkonft , verdienetl
mogten. Doeh , hec ziet hier in hunne werken
gemeenlyk even - verward uit, gelyk in de prin-
ten voor zominige wysgeerige gefchriften; zo dat
men eindelyk niet langer weet, watze hebben
willen. Wederom, de onredelyk-kwaadaardig-
en dwaasbeid der geveinsde Chriftenen, der on-
gelovigen en der grove geeften C§ 7- not. i),
zal, door vergelyking met den eifch hunner plig-
ten, genoegzaam van zelve blyken. Ik mag hun-
lieden, door ze dikwyls te noemen en naar be-
hooren af te fcbetfen , niec beledigen; ze zyn
reeds genoeg onderrlgr, gewaarfchouwd en \ve-
derlegd; laaten ze, voor eigen rekening, dwaas,
geveinsd en onbefchaafd blyven. Ja, wie van
hun zou zig Qoic, met een goed inzigt, tot her,
leezen deezer bladen verledigen? De vrygeeftery
zal, pyns oordeels, niet lang meer duuren, maat
zelfs tot hec volflagen ongeloof, vair 't welk zy
cen voorteken is, uitbarfr.cn. Eehter, by aldteri
'er zulk een verval der weetenfchappen , gelyk
cenigen onlangs hebben voorzegd, mogt aanftaao*
de weezen, dan konden 'er ook wel de voorigs
duifterniflen wede'r invallen. Dat zal evenwel,
ro ik hoop, nog niet ligt nood hebben, mi 6a
tegenfpraak der wederftreeveren, gelegenheid ge-
geeven hebbende tor allerhande, anders miflchien
nagebleevene, en der nakotnelingfchap insgelyks
zeer nuttige ,fonderzoekingen, eindelyk, door *c
heftier der goddeiyke voorzienigheiJ , tot een
oorzaak vaameeEder luifter ea kwchtiger bevies.
tiging
-ocr page 63-
40 Vit de Muziek getrokkene aankiding
tiging der Religie heeft moeten verfcrekken; zo
dat mifTchien ,na de tyden der vervolgingen , geen
ftaac der kerke, der waarheid ooit voordeeliger
gevveefc is, dan de tegenwoordjge. Eindelyk ,
he: is niec alcoos noodig, om den zoc te ant-
wo~rden, t;n ware,naar zyne dwaasheid* doch,
zulks zoude hier niec gevoeglyk weezen ; ja, o-
vertollig, ter verdediging van de zaak Gods. ■
^^^^^^#^^^-*!/^^.
TWEEDE HOOFDDEEL.
VAN DE TOONEN.
§ 11.
Wat 'er tot de mogelykbeid der Muziek behosrt.
De Muziek vereifcht, eerftelyk , toonen, en
wel, in vry groote menigte; toonen, die
onderling volgens zekere evenredigheden verfchil-
len, en in onze mage zyn, zo dat wy ze naar
believen, en in zodanige lengte of konheid, als
het ons behaagt , of hooren of zwygen laaten
konnen : anders zou de menigvoudige verandering
ondoenlyk blyven ; het geneugte konde 'er niet
zonderlirig door worden be'vorderd, en 'erwaren
weinig of ganfeh geene regels tot de uitvoering
verzinnelyk. Wyders, de mogelyke fchaare van
toonen is neg geen Muziek, maar , om 'er zo
iets uit te doen voortkomen , daar toe zyn ge-
oefFende lieden, die allerhande fraaie zangleidin-
gen uitvinden , door tekens aanduiden en uit-
voeren , of door anderen voonbrengen laaten,
van nooden. De toonen worden, mec ongemee-
ne
-ocr page 64-
tot de Kenniffe van GOD en zynen Wil. 41
ne fnelheid (1), door de lugt, als op eenen.
Hgten wager), overgeveerd tot hat hoorendeoor;
derwyze toegefteld , dat het niet alleen de klan-
ken verzamelen en 'er door aangedaan vvovden
kan, maar, dat dezelve 00k langs die cannal, toe
de ziel genaakende, gewaarwording verwekteff. *r
Wederom, de ziel moet of van de toonen reeds
een algemeen denkbeeld hebben, often minften,
het moet haar nntuirlyk eigen weezen , om zulk .
flach van indrukzelen, als hier door 't gehoor tot
haar komen, voor aindoeningen van eenerhande
foort, namelyk, voor zulke, die, uit eene tril-
lende beweeging der lugt ontftaande, toonen wor-
den genaamd, re houden. Vermits wy nu, in 't
befchouwen dec weretd, die alles dus geordineerd
en toebereid vinden; ja, dat ieder zaak 'er voor-
lianden is wegens eene andere , en, alles op mal-
kanderen betrekking heeft; zo beflniten wy hier
uit niet alleen', ganfeh billyk en ligtelyk, een
verflandig
, een magt/g, en van den aardt derge- .
fchapene dingen verfqpillend, weezen
, maar, ont-
moeten 00k van deszelfs menigvoudige en verhe-
vene eigenfeh ippen overal zodanige afdrukzels,
die ons n'et anders dan tot de deugd aannoopen
konnen. In tegendeel , te willen zeggen, ivy
muficeerden jlegts ,om dat het moge/yk ware,maar
bet zy niet mogelyk
, om dat wy zulks konnen zou-
den
, zou waarlyk even-dwaas luiden, als of ie-
mand beweerde, de huizen waren niet gebouwd
met het oogmerk, om 'er in te woonen, maar
wy woonden 'er enkclyk in, dewylze by geval
daar toe reeds bekwaam waren (a).
(1) De fnelheid der lichtftraalen overtreft zekerlyk verre
die van 't geluid, echter is deeze insgelyks aanmerkelyk ge-
noeg tot het gaande maaken van onze verwondering.
(1) Zo elendig philofofeerde, by roorbeeld , Efimrus,
veor-
-ocr page 65-
4i Uit de Muziek getrokkene aanleidlng
toorgeevende, de zwaan had zyne pooten niet daarom,dar
hy op 't water zou konnen zwemmen, maar hy zwerade
flegts, dewyl het geval hem zuik.e pooten had gegeeven.
Was de zwaan nier wyz.er geweelt, dan deeze wysgeer, hy
sou zig op t water niet hebben durven waagen.
§ 23.
Hoe V ge'uid en de toonen ontflaan.
Twee, of meer. bardc, veerachtige lighaamen
op-of aan elkander ftoorende, ontfangt deztel,
door't oor, zodanige gewaarwording, als wy
eluid, en , by voorhanden zynde ligt - bevactely-
e, duidelyke kenmerken van onderfcheiding ,
toonen noemen. Hoe 't nu hier mede in zyn werk
gaa, daar omtrent moeten wy met de natuurkun-
digen raadpleegen, en de mogelykegelegenheden,
in de welke de gemelde dinger), 't zy doorons,
of door de natuur zelve, worden verwekt, ons
voorftellen. Inmiddels, m|n behoeft, noopcn-
de het aanftooren van twe geluidveroorzaakende
llghaamen, juifl: niet te denken, als of ze beide
zig tegen elkander beweegen moeten: want, het
voldoet reeds , dat 6611 door het andere ingeflo-
ten wordt, en met groote fnel - en- hevigheid zig
'er door arbeidc.
§. 24*
, Hit ondervindingen,
Wy hooren te mets geluid, 't welk, door zy-
ne hevigheid, alles doet beeven en daveren ; na-
melyk, den dander, in pekdonkere wolken rol-
lende^zonder iets, waar door hy verwekt wordt,
te zien (ij. Door grof en klein gefchut, door
-ocr page 66-
tot de KenniflTe van GOD en zynen Wil. 45
de verbaazende ukvinding van, 't buikru:d in 't
gerneen, en door andere Konflgreepen , wee en
\vy de donnerende nacuur tamely k na te bootfen;
verre no^tans, van haar in deezen te evenaaren,
of zelfs te overtrefFen. Wy zien een andF"e foorj;
van geluid voonbrengen door den wind, wan-
neer hyof tegen vafte en fcberpe lichaamen zyn
hard hoofd floor, if, als met uirgeperfle zugrin-
gen, door elkatider omringende harde lichaamen
drin^en rooet; natuurfpraaken wa rrlyk , die des
Heeren -woord doen ', i'f. 148, 8! Deeze laatfte
rnanier van geluidvei wekking laat zig op tweeder-
hande wyze nabootfen ; eensdeeis, als men een
hoi lighaam, met een kleine opening voorzien ,
neem eens , een' ho'len kogel , of een flakken*
huis, welks uirgang byna geheel is toegefloten ,
fchielyk door de lugt dryfc,* ja, zekere d ngen he-
vig genoeg tegen de luge voortftooten konnende,
veroorzaakt hunne vlugc 'er geluid in , zonder dat-
ze behoeven hoi te weezen. Diergelyke uitwerk-
felen koomen ons dagelyks voor : hoe vermaakt
zig niet menigjong, moedig ftudent, of een ca-
vallier, welken flegts de vier beenen zyns paards
boven hec graauw verhefFen, aan 'c geraas zyner
konftige zweepe? even-zeer, als een knaap, die
zyne draai-tobbedoor een touw fhorrende maakt,
of een garde door de lugt zwenkt. Anderdeels,
wanneer men de lugt met groote hevigheid door
een naauw lighaam jaagc, gelyk zulks 00k in 't
gebruik der blaastuigen gefchiedr.
(1) Wy zien de verraarlyke wolken, uit de welke, vol-
ens het wanbegi ip van zommigen, dit yffelyk geraas, zo
ra twee of meer 'er van op elkander vallen, wordt geboo-
ren. Doch, dit gevoelen neeft.hedendaags, nu wy weeten,
dat de donder zeer dikwyls buiten deeze wolken, en ganfeh
naby oni, ontftaat, zo weinig toertemming> als grond :
-ocr page 67-
44 Uit it Muziek getrokkene aanletding
Zie Crttfim Phyf. §. 447 fequ. en ^Ahtvcards Bronto - Theo-
lega.
Van de flojfe des geluids, en, wyzen van
haare beweeging.
In deeze en verfcheide andere voorvallen be-
merkt men duidelyk, dac zekere vloeittoffe", door
'r aanftoocen in be weeding gelteld, de ftoffe des
geluids zy. M.tar de LUGT is de eenigfte , die
wy daar toe bekvvaam vinJen, en de ondervin-
ding leert , dat men haar tot dat einde geenzins
ontbeeren kan : nademaal klinkbaare lighaamen,
by voorbeeld, klokken, hoe 0.0k aangeflagen, in
lugtledige plaatfen, aleer men *er weder lugt in-
laat, ganfch geen geluid geeven (1). Ja, by
den donder, en eenige andere verfchynzelen ,
leertze insgelyks, dat het gekraak, 't welk hier,
door 't oor, gewaarwording verwekt, niets an-
derszy, dan de lugt zelve. De l'ghaamen , van
de welke wy ons doorgaans tot de geluidverwek-
king bedienen, verftrekken derhalven enkelyk daar
toe, dat wy door hun behulp voordeePg op de
lugt werken konnen, en wy zeggen flegts in een'
oneigentlyken zin : bet inftrument klinkt. Alle
werkingen der harde lighaamen op de lugt, ko-
men eindelyk uit op deeze beide foorten, of dac
wy haar, uit de plaats, die ze beflaat , geheel
verdryven, en dus een zogenaamde TOTAALE
BEWEEGING in haar verwekken; of, dat de
lugtdeelen, ze mogen op haare plaats blyven,
dan niet, door de aanftooting, volgens haare veer-
kracht (V), tot hevige trillingen gebragt worden;
hoedanige beweeging de benoeming draagt van
PAR*
-ocr page 68-
tot deKermlffe vau GOD en zynenWW. 4f
PARTIAAL.K. De eerftgemelde, kan de oor-
zaak van *c geluid niec weezen; om datze , ver-
oorzaakt wordende en zynde , nooit met geluid
gepaard gaat. Maar, laac 'er zig daadelyk een
geluid by hooren , gelyk by den wind, wanmer
hy, [hritende, tegen tiarde lighaatnen aanloopt ;
dan kan men 'er altoos eenige trilling van haare
kleinlte, innerlyke deeltjes waarneemen. An-
ders moeft een ftaale famenhangende vuurtang ,
7.0 dra men ze fchielyk van elkander trekt, ook
reeds geluid verwekken, 't welk ecbter, volgens
de ondervinding , niet gefchiedc; maar wel ,
wanneer menze open houdt, en 'er dan met een
hard lighaam , fchoon ganfcb'zagt, aan flaat (3).
Hier uit volgt, flat, niet de totaale, maar, de
partlanle beweeging der lugt
, namelyk, de tril-
ling der innerlyke lugtdeeltjes , de oorzaak des ge-
luids en der toonen zy;
en , by aldien de eerft-
genoemde wyze van beweeg'ng, met de laatlle
gepaard gaat, gelyk by 't losbranden van gefchut,
dat men zulksflegts als iets toevalligs aan te mer-
ken hebbe: nademaal een zelfde oorzaak zomtyds
iiet een en 't and.'r uitwerkt, en dus zo wel ze-
kere portie van lugt uit haar plaats geheel verdry-
ven, als ook de innerlyke lugtdeeltjes tot het
trillen brengen kan. *
(1) AfoWe*, phyf. experimentee, torn. 2. pag. 406. Euler,
tentamen novae theorise muf. cap. 2. §. 2.
{2} Crufms, loc. cit. pars 1. cap. f. § 22f. pars. 2. cap. a,
, (3) Memoires de l'Acad. Roy. des Sciences. 1716.
§. 16.
Hoe de lugt tot bet trillen gebragt iiiordt.
.v Wy doen derhalven , by 't verwekken van ge-
luiden
-ocr page 69-
4$ Vit de Muziek getrokkene aanleiding
iuiden en toonen verder niets, dan, in de lugt-
detlen een trillende beweeging te veroorzaaken;
als waar toe ons allerhande lighfiameu, die flegts
hard genoeg zyn , en zlg fchielyk genoeg regee-
ren laaten , behulpzaara konnen weezen. Daar
koomt veeds geluid vooit, wanneer een lighaam
met gew Id vernield en uitgeftrekt wo d; ; by
vourbeeld , als men iets aan flukken fcheurt, en
alsde biikzem -ftofFe zig,doorhaare ontfteeking,
plotfelyk uirfpreidt ; maar, ouderfcheidemlyker
geluid , wanneer de lugt door een ander lighaam,
*t wi !k zyne trillende beweeging aan haar mede-
deelt, gefiooten wordt. Deeze iaatfte foort,ver-
fchilt van de eerfle hier in, dat 'e'r dan, behal-
ven de trillende beweeging, nog een andere, na-
mely k , de zwenkende of fingerende, by koomt,
volgens welke gebeele,achter elkander leggende ,
ryen van trillende, klemlte lugtdeelen, door de
aanftooting eenigzins ver chikt, weder op hunne
voorige plaatzen poogen le geraaken, en zo king
heen en weder flingeren, tot ze aldaar eindelyk
ter rufre koomen. Du'd;;iiige beweeging laat zig
by klinkende lighaamen klaarlyk bemerkn: want,
aan lange fnaaren , neem eens, eener harp of
Violoon, kan menze met bloote oogen , aan
korte , door behulp van vergroorglafen, zien (i},
en aan klokken (z), voelen. Ze wcdt ook be-
'veftigd door twee overeenftemmende pantalon-
clavierfn , van weHer fnaaren ie alvoorens 'er
op gelegde papierrjes of goudblaadtjes om hoog
fpringen, zo dra men op het and re clavier de
eigenf e toe fen aanflaac; iets, 't welk alleenlyk
ui'r de tri lingen, door zulke ongeroerde fnaaren
van de lugt overgencmen , kan voortfpruicen.
Wyders , de ttilletide en dr flingerende beweeging
lie Lien mcni&uiaal tune zelidc ooizaak,- dit is de
re-
-ocr page 70-
*
tot de KennifTe van GOD en zynen Wil. 47
reden, waarom men deeze laatfte, by zommige
klinkende lighaamen , neem eens, by aangefla-
gene fnaaren enklokken ,niet beletten erze niet met
de vingers aanraaken kan , zonder teffens den
klank te veihinderen en te fmooren. De trillen-
de beweeging kan de flingerende, en deeze we-
derom geene, veroorzaaken : voorbeelden van 't
eerfre, vindt men by fnaaren, aan weerkanten
bevefcigd, als weiker, elkander dnngende, tril-
lende deeltjes ter zyde moeten uitwyken ; en van
't laarfce, wanneer de pooren van trillende fnaa-
ren nu ruimer, dan naauwer, vvorden, als wan-
neer de lugt, met groote fnelheid 'er doorvlie-
tende , aan het triilen raakt. Ja , de tr.llende
beweeging geniet door 't behulp der (lingerende,
het voorregt van meerder duurzaamheid. Uic dit
alles befluit de geleerde Mairan te regt, dat de
trillende en de flingerende beweegingen , wan-
neer ze, zo wel ten aanzien van de fnelheid als
van de fterkte, met elkander in gelyke evenre-
digheden fcaan, de toonen bepaalen, en dit men
derhalven het getal der flingeringen , rot de af-
mecting der roonen gebruiken konne. De fchran-
dere de la Hire houdt diergelyke overeenftem-
jmlng tulTchenbeidefoorten van toonen,nier voor
jjoodzaakelyk, en geeft de flingeringen voor de
eenigfte oorzaak van 't on 'erlinge verfchil der
toonen uit (3); doch , behalven dat 'er zig by de
blaastuigen allerhande zwairigheden opdoen zou-
den, behoefc men fleets te overweegen, dat bei-
de beweeging n , by v^rfcaanbaare geluiden of
toonen, een ze'fde oorxaak hebben, en dus van
gelyke fnelheid rn fterkte weezen moeten; datze
malkanderen helpen , en alzo met elkander 00k in
eenerlet pr>p rtien blyven. Inmiddels, het ge-
tal der fl.ngeringen kan tot de regelmaaC der too-
nen
-ocr page 71-
48 Uit de Muziek gctrokkene aanleicling
rten in 't gemeen , z'elfs by die van blaastuigen,
alwaar geene flingeringen voorhanden zyn, zeer
wel dienen; nademaalze met de crillingeu'eener-
hande fnelheid en fterkte hebben.
(1)  Ziede muzikaale bibliotheek., pars 1. torn. 3 pag. 80,
(2)  De wy/.e van de trillingen deezer lighaamen, neeftde
Heer Nollet, loc. cit., naauwkeurig befchreeven.
(l) Hiftoire de l'Acad. Roy. 1 716. pag. 81, l'equ.
§• 27.
Het verfchil der toonen en hunne henaamingen.
De verfchillen, ten opzigt van de fnelheid
deezer beweegingen in 'cbyzonder wa3rgenqmen ,
pleegcn wy in 'c gemeen aldus uit te drukken,
dat wy toonen, uit een minder getal van trillin-
gen, dananderen, gebooren, LAAGE-en die,
doormeerder trillingen verwekt,HOOGE TOO-
NEN noemen Wy konnen eene vry groote
menigte van dezelve klaar onderfcheiden , name-
lyk, by de 512 of zelfs meer; gevolgelyk, zo
veelerhande toonen rekenen. Onder deeze zyn
verfcheide van dien aardt, datze hunne flingerin-
gen ter zelver tyd ten einde brengen, en wederte
•gelyk met elkander invallen (*). By aldien nu
hunne grenzen niet verre van elkinder leggen,
zo noemen wy ze SAMENSTEMMENDE;
deeze,alsde zogenaamde natuur'yke toonen.,**),
leggen den grond tot de. Muzikaale 'harmony.
Die, welker grenzen elkander de matte zyn, be-
vatten muzikaale drieklanhen , namelyk, 0<5ta-
ven, Quintcn en Tertfen; de grenzen van Uni-
foonen en van Oftaven, koomen elkander digtft
by; daar na volgen de Quinten, en dan, degroo*
te Tertfen (1). Nogtans worden 'er van de ge-
melde
-ocr page 72-
tot de Kenniflb van GOD en zynen Wil. 40
melde 51a ons bevattelyke klanktrappen of inter-
vallen, hedendaags, om verfcheide reden , geen
andere in de Muziek gebruikt, dan Primen , Se-
cunden
, Tertfen, Quarten , Quinten, Sexten,
Septimen en O&aven (2), met haare onderhoori-
ge foorten, eveneens benaamd , maar door zeke-
re bywoorden , halve, geheele, kkine, kleinfte^
groote, grootfte
enz. onderfcheiden (***), Wy-
ders, het eigentlyke verfchil tuflchen de toonen,
laat zig door 'c gehoor zeer wel bemerken , maar
geenzins naauwkeurig afmeeten; vermits wy aan-
gaande den waaren eerften toon in de natuur, naa
verfcheide vrugtelooze poogingen daar ormrent
door geleerde natunrkundigen aangefteld , nieta
met volkome zekerheid konnen bepaalen. Wy
maal en ons derhalven een regelmaat naar wille-
keur, en komen daar mede evenwel te regt. Hier
van daan de ingevjcrde gewoome, dat men de
redemaaten der to >nen door getallen .uitdrukt ,
zeggende, by v'oorbeeld: de Octaaf ftaat tegen
de unifoon , als 1 tegen 1; de Quint tot de 6c-
taaf, als 3 tegen a C****) : te kennen te geeyen,
dat in denzelfden tyd, terwyl C, 1 of 10 flinge-
ringen voleind heeft, zyne Oc~taaf, c, a of 20
flingeringen maake. Schoon nu de toon Cvol-
bragt waarlyk meer dan 1 of 10 trillingen,
de Oftaaf c levert echter geduurende dien
tyd juift eens zo veel trillingen ; dienvolgens de
redemaat is en blyft hier nogtans altoos dezelfde;
namelyk, 1 tegen 2.
(*) Zie myne inleiding §. 17c.
{**) ibid. § I08.
(1) De bepaalingen over de grenzen.waar de Confonan-
ten eindigen en de Diflbnanten beginnen zullen, zyn wi!!e-
keurig; ■vermits ieder zig daar in naar zyne aandoeningcn,
tigt. Deeze veifchilligheid van gcvoelens brengt eciin-r
-ocr page 73-
-j«o Uit de Muziek getrokkem aanleiding
$een nadeel te wege aan de praftyk; gemerkt de Muziek-
oett'enaars 'er alsdan een goed gebruik van weeten te maa-
fcen. Het gaat hier eveneens, als by 't uitleggen der gewy-
de Ichriften, alwaar aan menig deeze, maar geenen, eene
andere verklaaring behaagt; zonder dat derzelver nuttigheid
*er door wordt verhinderd : want, in de toepaffing tot de
beterfchap en bekeering der menfchen, konnen alle leezers
te regt koraen, en de menigvuldigheid van meeningen over
fcyzondere plaat(en, heeft daar in s>eenen invloed, zo lang
xe alleenlyk van de grondwaathedenniet afgaan, als inwelk
eeval ze verder van geener waarde zyn. Wie op zuike ,
dagelyks voorvallende , dingen acht gaf, die zou God*
Woor'd, ten minften om fchande te myden, met zyne kaale
tegenwerpingen zckerlyk verfchoonen.
(») Want, Noonen kornen flegts in de generaa! - bas voor.
(***) Zie myne muzikaale fpraaklaanft $, 20--42.
,(****) Inleiaing tot de muziekkunde §. 160.
S- 28.
Verdeeltng der Muziek- inflrumenten, en
boe de fnaartuigen vierken.
Het voortbrengen van hooge en laage toonen
in onze mage gefteld zynde, noemen wy zulke
lighaamen, door welke wy tot dat einde op de
]ugt werken , muzlkaale inffrumenten. Deeze
zyn offnaar-of blaastuigen: want, die van ee-
ne derde foort, natnelyk, de JJagtuigen, komen
in de wyze der uitwerking meerendeels met de
fnaartuigen overeeti. Jeder van de gemelde bei-
de hoofdfoorten ,, doet de lugt, tot het verwek-
Icen van trillingen in haare kleinfte deelen , op
■verfchillende wyze aan. Wy befpeuren doorgaans,
dat lange fnaaren laager toonen leveren, dan kor-
te; alsmede, dat blaastuigen met lange roeren,
laager, dan andere, klinken. By lange fnaaren
doet zig nog dit verfchil op, dat men'ze tot hec
voortkengen van hooge-niet omgekeerd, korte
fnaa-
:i
-ocr page 74-
tot Je Kennifle van GOD en zynen Wil. f i
fnaaren tot het verwekken van laage toonen dwin-
gen kan Maar, zulke gedwongen toonen lui-
den ganfch niet aangenaam, om dat de lengte en
dikte van fnaaren, in ichielyker flingeringen op
allerhande wyze hinderlyk vallen. Wyders,door
't aanflaan tegen een fnaar, raaken haare kleinfle
deelen aan 't flingeren, en zetten haare flingerin-
gen over aan de lugtdeeltjes. Doch, 'er worden
aldus nog maar zeer weinige van dezelve bewo-
gen, en de, aandoening zou vry zwak weezen ,
indien men niet op middelen had gedagt,hoe zig
eene grooter menigte van lugtdeelen, door den
weMlag, klinkbaar maaken liet, 't welk men dan
door de zogenaamde klank- of zangbodems heeft
bereikt. Het geluid kan nogtans zo fterk niet
worden, als het weezen zou, wanneer de fnaar
van alle kanten tegen den zangbodem werken kon-
de; haare deelen konnen ook zulke fterke trillin-
gen, als men door den adem kan veroorzaaken,
niet ontfangen noch der Iugt mededeelen. Om
deeze reden klinken de meefte fnaartuigen zwak-
ker,dan blaas-inflxumenten. Hierbykoomt nog,
dat een klankbodem, welks hout of te grof of
niet fyn genoeg bearbeid is, van onderen den tril-
lingen der oppervlakte wederftreeven, en dus den
toon verzwakken kan. Daarentegen, dewyl de
flingeringen, der klinkbaare ftoffe, byzonderlyk
aan 't houc, ingedrukt, wegens de trillingen,'er
mede gepaard gaande , iets langer duuren aleer ze
ter rulte komen, ja, aleer de trillende fnaaren
zulks gedoogen, zo klinken de fnaartuigen lang
achter-na; maar by de blaas-inftrumemen eindi-
gen de flingeringen aanftonds, doordien hunne
ftoffe en wyze van famenftelling niet bekwaam
zyn, om dezelve eenigen tyd achtereen gefla-
dig weder te verwekken of te onderhouden. Het
-ocr page 75-
j-a Uit de Muziek getrokktrte aanh'uling
naklinken kan ons te mets , voornamelyk by
fchielyke fpeelwyzen , ook ongemakkelyk wor-
den, als wanneer men 't zelve door iets,'t welk
de voortzetting der triliingen belet, by voor-
beeldj aan de tangenten van clavecirabeis, door
Japjes van laken, kan verhoeden.
§• 29-
Hoe de blaastuigen tuerkcii.
Met de blaastuigen is her in deezen ganfch
anders gelteld. Ze beftaan of uit gladde roeren,
gemaks halve gekromt, gelyk by trompetten
en waldhoorns, hoewel die butgingen de behan-
deling iets bezwaarlyker maaken; Of, hunne roe-
ren zyn met gaten voorzien, zo als by fluuen ,
hoboen enz. Echter maakt hunne eigene trillen-
de ftofFe de lugt nietklinkende: want, dan moeft
'er ook, ten minften by trompetten en foort-
gelyke dun bewerkte inftrumenten, van buiten
rondom, een toon voortkomen; ja, ze beftaan
»iec eens uit geheele ftukken, 't welk evenwel
tot de gelykmaatigheid der triliingen noodzaake-
lyk zou worden vereifcht; behalven datze met
beletzelen des toons, hout, koorden. enz. om-
ringd zyn, en in de hand gehouden wor-
den. By de ftofFe der blaastuigen koomt het dan
alleenlyk hier op aan , datze vaft en glad ge-
noeg zy, om de trillingen der binnenlugt niet
te verhinderen; gelyk men zig ook van fyne oli
bedient, om 't hout volkomen glad te maaken.
De zaak laat zig derhalven niet anders bevatten,
dan op volgende wyze: by een Trompet wordt de
lugt, door zekere fchikking der tonge , en door
zulk eene toefluicing der Hppen, dieflegts eene
_ J
                              klei-
-ocr page 76-
tot de KennifTe van GOD en zynen Wil. f J
kleine opening overig laat, langs het naauwe mond-
ftuk, gedwongen, fchuddende bewogen, en dus
tot hec roer overgebragt; alle binnenlugt neemt»
terwyl de ingeblaazene, tegen de hoeken aanfloot,
dezelfde beweeging aan, als waar door de toon
krachtig wordt verfterkt. Het roer brengt tewe-
ge, dat de lugt niet zo fchielyk ukwyken kan,
tiiaar zig fchudden laaten moet. De zogenaamde
anfatz, als beftaande in de vereifchte zetting der
tonge en der lippen, en in zodanige verharding,
datze niet meerzwellen; wordt door menigmaal
herhaalde proefneemingen, vroeger of laater, naar
maate van meerder of minder vatbaarheid, verkree-
gen. De bepaaling des toons is afhangelyk van
de hevigheid des floors , met welken de lugt uit
de long tegen de lippen, en door de naauwe ope-
ning des mondfluks wordt gedreeven. Dus ver-
eifcht een hooger toon juift niet, gelyk zommi-
gen waanen, veel meer lugt, maar, heviger floot,
en naauwer nyping met de tonge en de lippen.
Dienvolgens zyn de toonen des te moeyelyker
voort te brengen, naar maate datze hooger wor-
den; vermits een lugtzuil van dezelfde dikte en
lengte, echter geftadig in fchielyker trillingen moet
worden gefteld. Eenigen konnen nogtans, door
onvermoeide oeffening, den mond tot een fraai©
en gemakkelyke aanzetting gewennen. Kortelyk,
het geval is hier foortgelyk met dat van fnaaren ,
als welker toonen, naar datze hooger zullen wee-
zen, des te meer (panning behoeven. Aangaan-
de de tweede clafTe van blaastuigen; by dwars'
fluiten
en onderhoorige foonen,.wordt de tril-
ling der lugt zo wel door de embouchure, als-
door de fcherpte des mondgats , en door den
wand des inftruments, in regte linie tegen den
mond over ftaande, veroorzaakt. Daar na breids
C3
                             n
-ocr page 77-
f 4 Uit de Muziek getrokkene aankiding
ze zig uit tegen alle hoeken, en wordt aan de ge-
heele innerlyke lugtzuil medegedeeld. Diteigenfte
wordt by andere fluiten ,door de naauwe opening
des mondftuks of fnavels , en door de infnyding
achter 't zelve, verkreegen. By de Hoboe koomt
het voornamelyk aan op de goede gefteldheid des
in te fleeken roers. De gaten,diemen metde vin-
gers ftopt, dienen tot het verkorten en verdunnen der
lugtzuil, ten einde by hooger toonen des te min-
der gehouden te weezen, om ze,door de verfchil-
lende hevigheid der ftooten , met dwang 'er uit
te haalen. De natuur gebruikt, by 't verwekken
van geluid , zelden diergelyke hulpmiddelen; als
hebbende, by voorbeeld, by den donder en \
gepiep des winds, buitendat kracht genoeg.
S- 30.
Voorwaarden der verfcbillende Jlingeringtn.
Laat ons, tot verder overtuiging van 't gezeg-
de, de voorwaarden, onder welke 'er of fneller
of langzaamer flingeringen ontftaan , overweegen;
en wel , gemaks -halve , ten opzigc van fnaaren.
Het koomt namelyk aan op vier dingen; dikte,
lengte , [panning en hevigbeid des floots. Stel
eens, datdrievan dezelve altoos eveneensblyven,
en't vierde niet. Wordt nu een fnaar of dunner,
of korter, of feller gefpannen, of fterker aangefla-
gen, zo worden haare flingeringen entrillingen ge-
ftadig fneller; en zulks des te nieer, naar maate dat
men verfcheide dingen te gelyk verandert, neem
eens, de fnaar dunner en korter maakt. De grond
van die alles beruft in de wetten der beweegingen,
en inzonderheid in die aan flingers voorgefchree-
ven, als waar omtrent men by de natuurkundi-
gen
-ocr page 78-
'■
tot de Keimifle v<j» GOD enzynen Wil. f f
gen omftandig berigt kan vinden (i). Voorts,
eene andere zeldzaamheid , onze opmerking ten
hoogfte'n waardig, is de fchielykheid, met wel-
ke wy de klinkbaare lighaamen acbter-cen, *t zy
op dezelfde of op verfchillende wyze, klinkende
konnen maaken; beruftende hier op , dat de flin-
geringen aanftonds naa den ftoot, in 't geheel ,
ten minften voor 't grootfte gedeelte, eindigen.
Want, de flingerende lugt gaat zeer fnel, en heefc
niet alleen fterke, maar ook zeer gez-winde vcer-
kracht.
De klinkbaare lighaamen verliezen de-
zelve, gelyk (lingers, die niet opzettelyk gehin-
derd worden , allengskens ; doch , ze duurt
juift niet lang , en 'c getal der trillende ryen
wordt geftadig kleiner. Schoon nu de vatbaarheid
der lugt en der overige klinkbaare lighaamen, in
't fcbielyk overneemen van zo veelerhande , ge-
lykfoortige en verfchillende, fl.ngeringen , zeker-
lyk haare paalen hebben rnoet; zo geloof ik nog-
tans , dat zelfs de gauwfte fpeeler, inzonderheid
van blaastuigeri,denhoog(lengraad van mogelyke
fnelheid nog op verre na niet bereikt. Inmiddels is
de vaardigheid, met de welke een geoeffend Mu-
ficus zyne leden, tot den dienft der toonen en
der Muziek , kan beweegen, reeds verbaazend
groot,- ja, een wonder, vooral vvanneer men be-
zeft, door wat beftier ieder lid des menfchen zig
moet verroeren , en, hoe veel leden 'er geduurig
te gelyk arbeiden.
(i) Zie, by voorbeeld, Cmfii natuurkunde, alwaar de
grondltellingen van trillende fnaarwi §. ij^--ij8 kortbon-
dig worden aangetrokken.
C 4                        §. 31.
-ocr page 79-
f 6 Vit de Muziek getrokkene aanleiding
3i •
De toonen warden in de lugt voortgebragt.
Nu hebben wy der natuur haar geheiai , hoe
ze de toonen in haaren fchooc teelt, tamelyk "af-
geleerd •, laat ons haar op *c fpoor volgen ,
6m te zien, hoe zyze tot onze ooren voordraagt.
Dit kan door de ftoffe , tufTchen het dor en 't
klinkbaar lighaam voorhanden zynde, alleenlyk
gefeiiieden. Want dit is haare wot, die zy , ter
. tee van haare Schepper , ftiptelyk , zonder een
liairhreei 'er van af te wyken, onderhoudt. Men
kan zig derhalven de voortplaming van alle foor-
ten des geluids, gevolgelyk 00k die der toonen,
niet anders voorltellen, dan dat de lugtdeelen ,
door roiddel derbewogen werktuigen tot het trii-
Jen gebragt, haare ontfangen beweeging in alle
ov'er.ge evenmaatige, nabuurige deelen desgelyks
ve.vvekken, en deeze vveder in de naalt aangren-
zende enz. tot in 't oor: om dat 'er namelyk geen
andere ftoffe voorhanden is , aan de welke wy
deeze uitwerking konden toefchryven. Al fchynt
het te tnets, als of'er nog wel zo iets ware, wy
befpeuren echter , dat de noodzaakelyk 'er toe
vereifchte hoedanigheden , teweeten, de digt-
vloeijendheid en veerkracht, aldaar ombreeken.
§.32.
• Maar niet, in go/fswyze beweeging.
Zommigen verbeelden zig de beweeging der
klinkende lugt naar 't oor , als die eens cirkels,
in 't water j by ingefmeeten fteenen, zig uit-
Iprei-
-ocr page 80-
•m ^Kennifle vanGOD<?»zrynen Wil. 57
fpreidende ;'c welk de benoeming draagt van £»//?-
wyze beweeging. Maar, in deezen zin kan men
dlen term ganfch niet gebruiken: want,alleklin-
kende ftraalen gaan in regte linien ;en een trillend
lugtdeeltje kan flegts van ten zyde, ten hoogften
van. twee , diergelyke ftraalen voortteelen , zo
dat 'er alleenlyk in de klinkende byftraalen iets ♦
naar de golfswyze beweeging gelykende, overig
blyft. Ja, deeze beweeging, in een'volftrekten
zin genomen , is door den Heer Mairan, als met
aanneemelyk, te regt verworpen (1), om dat
de waterdeelen noodzaakelyk inoeten van plaacs
veranderen, 'c welk echter by die der lugt, in
tien en meer voorvallen tegen een, nietgefchiedt;
als mede, omdat de roon, hy zy flerk of zwak,
even fnel in de lugt voortgaat, terwyl de water-
golven verfchiliende graaden van fnelheid houden.
Das ftelt men zig de uitbreiding des geluids op de
volgende wyze gemakkelyker voor: de ftofFe des
geluids en der toonen, zet haare beweeging, al
zo wel als die deslichts, in regte linien voort ,
hoewel 'er in verfcbeide merkwaardige omftandig-
heden 00k klinkende zyde - ftraalen worden ver-
oorzaakt. By de uitfpreiding der toonen koomt het
grootelyks aan op hunnen wedrflag, als door wef-
ken allerhande afleidingen der hoofdftraalen , o'n-
t            gelyk eerder dan by 't licht, wegens de verfchil-
iende gefchapenheid der ftofFen , ontftaan. In
deeze beide foorten van beweeging heeft het ge-
luid zyne grootfte kracht, docfi in 't eerfte geval
nog meer, dan in 't tweede; vermirs de geftekl-
heid des weerftuitenden lighaams beletfelen ver-
wekt. Wyders, de oorzaaken, die, by 't licht,
het voortteekn van genoegzaanv fterke zyde-ftraa-
t            len verhinderen, namelyk , de gladde figuur en.
de verbaazende fnelheid der voortloopende ftof-r
C s                        fe,
-ocr page 81-
j*8 Uit de Muz'tek getrokkene aanleiding
fe, vervallen hier van zelve : doordien de
lugt zig op verre na niec in gelyke fnelheid,
dan het licht, beweegt, en 'er dus op terzy-
de aangeftootene ftoffe , ook des te meer kan
wordcn uitgewerkt. Noopende de figuur der
klinkende lugt, men moet dezelve zekerlyk
als verfchillende begrypen van die der ligt-
ftoffe,- en voigens de fteNingen van den Heer
Crufius (2} is 'er niets ligter bevattelyk , d3n
de voortteeling van klinkende zyde-ftraalen.
Laat deeze op zig zeivezwakker weezen, dan
de hoofdftraalen , zulkszal evenwel in nabyheid
weinig bcdraagen, en ze konnen insgelyks ver-
fterkt worden. Boven dien, men behoefc zig
het getal der klinkende hoofdftraalen zo klein
niec te verbeelden, datze niet tot menig oor
genaaken konden. De fchikking en de wyze
■van beweeging des inftruments, by voorbeeld,
eens waldhoorns, konnen, wegens de allengs-
kens ruimer wordende opening, aan alle kan-
ten eene groote menigte van diergelyke ftraa-
len voortbrengen.
(1) Meraoires de i'Acad. roy. *7|7-pag. 2; Hift.pag.r^.
(inleiding tot de Muziekkunde §. 70. 71!)
(ij loc. cit. §. 345".
§• 33-
Waarom de toontn elkander in de Muziek
niet hinderen.
De voortplanting des toons in 'c gemeen,
Jaat zig, myns oordeels, op de gemelde wyze
zeer wel bevatcen. Maar hoe nu^alswy tmi-
ilceeren ? Dan hebben wy eene menigte vcr-
fchilleiide toonen, die echter allegaSr cer zel-
vcr
-ocr page 82-
tot de KennifTe van GOD en zyneuWi\. 59
vcr tyd fchynen tot het gehoor te koomen. Dan
is 'er meer zwaarigheid : waarom overdwarffc
een beweeging hier de andere niet, gelyk el-
ders twee tegen malkanderen beweegende
krachteD elkanders loop pleegen te ftuiten?of
waarom verwandelen twee eikander beroeren-
de krachten 00k hier niet, gelyk by de Ko-
leuren , in ten middelfte en derde? in welk
gcval wy t'elkens ganfeh onverwagte toonen
zouden hooren. De oplofllng van dit gefchil-
ftuk, heeft den natuurkundigen overlang veel •
werks verfchaft, Eenigen meenden met de
golfswyze beweeging tekonnen volftaan ,maar
deeze zyn en blyven wederlegd. Behalven
deeze onderltelling zyn 'er nog twee andere ,
onzer opmerking waardig, uit welke de za'alt
zig redelyk wel laat, bevacten. De Heer Mai-
ran
draagc zyne meening , in eene byzondere
verhandeling over de voortplanting der too-
nen (a) , aldus voor : „ De lugt, als geiuid-
„ draagfter aangemerkt , vervangc oneindig
,, veefkleinelighaamen van verfchiilendeveer-
„ kracht,en deeze beantwoordt aan den aardc
„ der mogelyke toonen , darwyze, dac 'erby
,, ieder toon flegts zulke lugtdeelen tot hec
„ trillen gebragt worden, welke mec hem als
„ in unifoon ftaan,- namelyk, uit hoofde van
„ getyke veerkracht, het zelfde getal van tril-
„ Rngen konnen ontfangen. Waren de toon-
„ verwekkende lugtdeelen niet van een' ver-
„ fchillenden aardt, ze koften nooic verfchil-
„ lende toonen tot de ooren brengen. Maar
,, ieder klomp lugt bevat een oneindig geral
„ van diergelyke, net onder eikander gemeng-
„ de , verfchillende lugtdeelen". Daar na
haalt de gcmelde Aut?ur , ter bekrachciging
C 0*
                         van
-ocr page 83-
go Uit de Muziek getrokkene aanleidlng
van zyn gevoelen, dok de bekende ondervin-
ding aan van twee overeenftemmende fnaaren,
die, zo dra 'er e£n van geroerd wordt, teffens
geluid geeven(§ 26;) 'c welk hem echtcrnicts
San helpen , vermits dit verfchynzel z'g vol-
gens eene andere , terftond by te brcngene,
grondftelling al zo wel, zo niet beter, laac
verklaaren. leder befpeurt ligtelyk, dac men
hier eene overeenkomft met delichtftoffemeen-
de te hebben ontdekt;en genomen ,deezewas
'er in zeker opzigc, daar uit volgtnog geen-
zins, gelyk de Auteur zelf bekcndt, dat zy
*er t'eenemaal, of voor 't grootftc gcdeelte,
voorhanden zy. Men kan hier eenige gelyk -
beid aantoonen, dochniet, in de eigenfte or-
de. Het netvliesftaat namelyk tegen alle foor-
ten van Ko'euren en van licht onverfchillig;
verandert 'er niets in , maar kanze allegaar
zonder onderfchcid aanneemen : dieshalven
moeft de lichtftoffc zelve, van eenen verfchil-
Icnden aardt weezen, zouden wy ooit meniger-
lei Koieuren gewaar worden. Daarentegen,
by 't geluid bekleedt de lugt de plaats van 't
retvlies, en de verfcheide, op menigvoudige
wyze gefpande, veezels in *t oor, treeden in
de ttede der verfchillende lichtftoffen. Wie
de fynigheid van de ftoffe des lichts, in ver-
gelyking met die des geluids, overweegt, die
zal de oorzaaken van dit onderfcheid gemak-
kelyk inzien. Alles wel overwegen zynde(*),
btyft de andere en ouderftelIing,byzonderlyk
door den Heer Crufius, in zyne natuurkunde
Ci),uirneemend-fraai voorgedraagen,nogtans
waarfchynelyker. Vo!gensdeeze,begrypt men
tenerhtitide lugtdeelen^ doch van zodanige ge-
fchapenbeid, datze allerlei trillingen, zeer
fchie-
-ocr page 84-
tot deKennifle van GOD erizynen Wil, 61
fchielyk achter-ecn, gemerkt de voorafgaande
altoos terftond weder verdwynt, overneemen
konnen. Deezefchielykheidis zogroot,datons
in een feconde, of zcftigfte deel van een minuut,
173000 verfchillende toonen achter elkander
konnen ter ooren komen; en nademaal de onder-
fcheiding vanzo menigvoudige tydftippen, ge-
duurende dien korten tydons onmogelyk blyft,
zo kanhetons niet anders dunken, ofwyhoor-
denveele toonen tegelyk,al was 'erook eigent-
lyk niet meer dan^en ter tyd hoorbaar. Maar,
zouden wynietwaarlyk eenige toonen te gelylc
hooren? dit ftrydt ganfchniet tegen de gefteld-
heid des oors,alszynde zodaniggebouwt, dat het
dezelve te gelyk overneemen kan. Zegt men,
de ziel konne ter tyd geen twee of meer ge-
dagten hebben; ei lieve! waarom zou haarc
voorftellende kracht zy niet a! zo wel hier,
dan by andere dingen , laaten opfcherpen ? De
fchielykheid veroorzaakt insgelyks , dat 'er
geen iamenroenging der toonen ontftaan kao,
zo lang ze onderweeg zyn , en by de toebe-
reiding desoorsis 'er 00k zorg gedraagen, dat
de voort te brengen aandoeningen zig niet ver-
mengen konnen: vermits ieder toon zyne in-
drukzels aan eenen byzonderen oord verwekt.
(a) Mem. de I'Acad. Roy. 1737. Pa8' *• ^e4- & **>fr- P**'
s3 feq:
(*) Zie 00k rayne inleiding $ 74.
(t>) $ m-
Ferrigting der KUnkende lugt in 't oor.
Nu hebben wy den toon op den weg naar
bet oor. De natuur wyft hem dieo niet alleen
C 7                          zsl
-ocr page 85-
61 Uit de Muziek getrokkene aanleiding
zelve aan , maar beeft ook , als gezegd, de
noodige veiligheid 'er op befchikt. Laat ons
hem tot aan 't portaal van de Audiens - Kamer
der hoorende ziel volgen , en zien, wat wy
aldaar wonderbaars ontmoeten. Ik ben niet
van zins, om hier een wydloopig onderzoek
over de gefteldheid des oors te onderneemen,
hoe konde ik hier zonder vermeetelheid iets
waagen? hier, zegik, waar zelfs de grootfte
lievelingen der natuur haar nog weinig van
haare geheimen hebben konnen aflokken, en
alwaar grondgeleerde lieden bekennen moeten ,
dat men 'er nog niet verre in gevorderd zy.
„ Dit v/erktnig (het oor) is, volgens hun (i),
„ famengeftelder, dan het oog , mifichien ook
„ minder nagefpeurd , althans , minder be-
„ kend; ja, ten opzigt van al'e zyne deelen,
„ en derzelver gebruik, bezwaariyk te door-
„ gronden.
(1) Hiflc. de l'Acad. Roy. 17^7- pag. 139.
§• 35.
' * Wilk zeer KonJIiglyk gebouvit.
Wie maar eenigzins overweegt, wat bat-
ten
zy, die zal aanftonds bemerken, dat 'er ee-
ne zeer menigvoudige tuigwerkkunde by
voorvallen moete; 't welk dan oogenfchyne-
lykkoomt te blyken. Want, men ontmoetin
't oor ganfch veele werktuigcn, en wel zo
veele, dat men van alle , niet eens te ver-
klaaren wcet, tot wat einde ze dienen zullen.
Inmiddels, da{ de konftige, in 't oor voor-
handen zyade, deelen nogtans tot het gehoor
, '
                                                vet-
-ocr page 86-
tot de Kennifle van GOD en zynen Wil. 6*5
vereifcht worden, zulbs befluiten wy, eerfte-
lyk, hicr uic, ora dat menze by alle hoo-
rende dieren in 'c gemeea aantreft. De uit-
zondering, die hier by zommigen fchynt voor
te komen, fpruit of uic de grof heid van on-
ze zinnen , of uit het gebrek van genoegzaa-
me navorfching. Daar zyn waarlyk eenige
foorten van dieren , by welke men zulke ge«
hoortuigen, gelyk anderen hebben, niet vindt.
Maar, eigentlyk te fpreeken, hoorenze ook
niet. Het gebrek deezes zins wordt hun door
het teder gevoel en door *t fcherp gezigc ver-
goedt. Ten tweeden befluit men uit de over-
eenkomft met het oog, dac alle werktuigen ,
die hier neffens elkander zyn, en van de wel-
ke men anders geen nuttigheid bevat, zeker-
lyk by malkanderen behooren zullen. Ten
derden, dewyl men zig in 't gemeen ligt kan
voorftellen, dat 'er veelerhande werktuigen
noodig zyn, om de aandoeningen des gehoors
mogelyk te maaken. Aangaande nu de ge-
daanteh deezer innerlyke en uiterlyke gehoor-
tuigen, daar omtrent konnen ongeoeffenden,
in verfcheide ondeed-en natuurkundige ge-
fchriften, omftandig berigt, ja , naauwkeurige
aftekeningen, ontmoeten. Wyders, de voor»
naamfte nuttigheid aller deezer gehoortuigen
betrefFende, ze verzamelen de trillende bui-
tenlugt, en brengen te wege , dat 'er een rui-
mer portie van dezelve in 't binnen-oor, ter
plaatfe waar de aandoening gefchiedt, over-
gaan kan. Ten tweeden, dewyl ook deeze ge-
zamelde lugt, tot hetverwekken van genoeg-
z'aam • levendige indrukzelen , echter te zwak
zoude weezen, zyn 'er nog andere hulpmidde-
kn tot de verfterking bygevoegd. Ten det-
den,
;
-ocr page 87-
$4 Vit de Muziek getrokkene aanleiding
den, ze dienen tot de onderfcheiding dertoo-
nen , als welke ieder op eeD byzondere plaats
moeten worden gebooren, 't zy dat men tot
haare voortplaating eenerhande of verfchillen-
de foorten van lugtdeelen bevatte. Want,
fchoon 'er in de lugtdeelen dusdanige verfchei-
denheid onnoodig is, nademaal die van de ei-
genfte foort , al 't geene, dat 'er vcreifcht
wordt, konnen verrigten; in 't oorzelfs, laat
zig evenwel niets djergelyks , 't welk tot het
beantwoorden aan zo veelerhande toonen toe-
reikte, vermoeden. Dus moet 'er voor ieder
toon een byzonder oord weezen , alwaar juift
zuike veezels leggen, die , volgens haare leng-
te, dikte en fpanning bekwaam zyn, om door
hem in beweeging te worden gebragt. Ver-
mits wy nu , als (§ 27) gezegd , meer dan
500 toonen konnen onderfcheiden, wat menig-
vuldigheid van werktuigen wordt 'er niet daar
toe vereifcht ? in zulk eene kleine en naauwe
ruimte zo veel verfchillende werktuigen ! 6
wonderl maar zagt! ik heb, zo niet een groo-
tcr, ten minften, nog een even-groot won-
derftuk te verhaalen. De gehoortuigen moe-
ten 00k, ten vierden ,de ontfangene trillingcn
met ongelooflyke fnelheid , en zonder de min-
Ite verwarring, tot aan de plaats, alwaar ze
der ziele eene gewaarwording konnen veroor-
zaaken, voortzetten. Wat verhevenheid moet
hierniet een overweegend gemoed aantrefTen?
Hoe vereerenswaardig moet niet aan 't zelve
de eerfle oorzaak van dit alia voorkomen 1 eene
vrouwsperfoon te leeren kennen, die niet al-
leen van verre, door haare bekoorlyke ftem ,
de toehoorders aanlokt, maar, 00k vannaby,
door haare fraaie, volmaakte fchooaheid ver-
t. .,
                                             - rukt;
-ocr page 88-
tot de Kenniffe van GOD en zyntn Wil. 6f
rukt; hoe veel kan dac niet op een gevoelig
hare uitwerken ? zodanig eene is de natuur\
de aanminnige, tot verbaazens toe verhefte,
natuur! zo veele ftofdeeltjes 'er om ons vlie-
gen, zo veele Syrenen zingen , gelyk eer-
tyds omtrenc het Schip van Telemachus, als
rondom ons.
§. 3«-
En wysiyk aangekgt is.
Alle hulpmiddelen , die de menfchelyke
Konft, de natuur geftadig nabootfende , tot
het verwekken , beftieren en verfterken des
gduids, ooit heefc verzonnen, by voorbeeld,
fpraakhooms, gewelfzels, echos enz. zyn
in 't oor voorhanden; ja, ongelyk meer, daa
de Konft doorgronden , veel min namaaken
kan. De overige, hier insgeiyks merkwaardi-
ge zaaken, door de neerftigheid der menfehen
bekend.geworden, namelyk, de regte en be-
kwaamfte ftand des oors en zyner deelen;dat
hec verdubbeld en daarenboven nog door.'c
zogenaarnde roer van Euftachius onderfchraagd
is; dat 'er by den aanleg zo wel op de fraai-
ais op de veiligheid der kleinfte deelen gelet
is; het vermogen, ora de werktuigen fpannen
en 't gehoor te konnen fcherpen fi) ; en de
nuttigheid daar van, voor zo verre daar door
in 't gemeen meer gelegenheid tot het ver-
wekken onzer begeerten en hartstogten wardt
aan de hand gegeeven , gelykerwyze het ge-
zigt mede tot de opfcherping van de krachten
des verftands is bekwaam gemaakt; van alle
deeze, en meer andere dingen , welker uit-
voe«
-ocr page 89-
66 Uit de Muziek getrokkene aanhiding
Toerige verklaaring nier te wydloopig zoude
vallen, kan men elders (2) omftandig berigc
aantreffen.
(1)  Dit is, gelyk by alle onze zinnen, zo 00k hier, iets
zeer aanmerkelyks , en voor de muziekoeflenaaren nood-
zaakelyks. De grond hier van legt eensdeels in de Ziel,
als weike zig , door de geftadige beezigheid, allengskens
gewent, by de toonen op allerhande kleine verfchillighe-
aen^door anderen ongemerkt voorby geiaaten, zeer fchie-
lyk acht te flaan en ze gewaar te worden; andetdeels, in
de gehoortuigen , door net willen der ziele feller aange-
fpannen,en dus gevoeligergemaakt. Het tromvlies met des-
zelfs zenuw, en de gehoorbeentjes t zullen hier by ver-
moedelyk het meefte werk hebben. Waarlyk , overvloed
▼an ftoffe voor eenenopmerkzaamen geeft, ora ditnsgroot-
heid, die dit Mis
zo J^onftiglyk heejt toebertid, 'er uit te
befluiten.
(2)  Zie, onder anderen, jf, *A. Smidts beweis der exi»
ftentz Gottes aus dem Ohr; en Nieuvsentyd wereldbefcbou-
wing, de i4de afdeeling.
§• 37-
Hoe de ziel de toonen gewaar wordt.
Wy hebben den toon , van 't Klinkbaare
lighaam aan, door de lugt, cot in 't oor, zo
verre het ons doenlyk is geweeft , verzeld.
Nil moet hy nog voor de ziel gebragt wor-
den : want, dat de menfch zo iets hebbe, en
dat booren iets anders zy, dan de beweeging
der lugt in 't oor, zulks mag men vryelyk be-
weeren. Men kan aldus niet redekavelen: de
Mechanyk zo groot zynde , is 'er geen
ziel noodig ; maar omgekeerd , dewy! het
Konftwerk zo Konftig is, moet hetzelve ee-
nen byzonderlyk daar toe afgeregten beftier-
der hebben. Deeze, is de ziel. Maar, waar
huis-
-ocr page 90-
totde KennifTe van GOD en zynen Wil. 6j
huisvefl: zy? Hec isonmogelyk, om de toonen
aldaar te volgen. Echter, men heefc van hun-
ne onderhandeling met de ziel , door behulp
van allerhande opmerkingen der natuurkundi-
gen , eenig narigt. De beweegingen , in 'C
oor verwekt, worden, zo wel door de veer-
achtige zenuw-veezeltjes, als door de vloei-
ftoffe in dezelve, de zogenaamde levensgees-
ten ; tot de harflenen voortgeplant, alwaar
alles wonderbaarlyk fubtiel wordt, en zig aan
onze oogen onttrekt. Alle deeze beweegin-
gen worden der ftoffe, welke de zelfftandig-
heid der ziel allernaaft omringt, ingedrukt.
Hier door moet 'er een zeker itaat der ziele,
of, zo te fpreeken , eene zekere beweeging
van de zelf ftandigheid der ziele, worden ver-
oorzaakt. Deeze ftaat doet zekere denkbeel-
den, met opzigt van de welke hy voorbefchikt
is, in haar opkomen, en de zjel houdt alle lan,gs
deezen weg verkreegene denkbeelden , voor
aandoeningen van eenerlei foort, namelyk s
voor toonen, hoe verfchillende ze van elkan-
der ook mogen weezen. Wyders, aangeziea
'er zekere gevallen voorkomen , welke dee*
zen ftaat op eene ongewoone wyze affchet-
fen, by voorbeeld, de periling der levens-
f;eeften in krankheeden , of, wanneer eea
choolvoogd zyne Kaftydende hand den leer-
ling zodanig voor 't oor legt , dat hem te
moede wordt, als of alles rondom bromde;
zo fchynt het dikwyls, dat men aldaar, waat
niets te hooren valt, ietshoorde, Echter, dier-
gelyke aandoeningen blyven zwak en ondui-
delyk, vermits haare voorwaarden 'er meeren-
deels ontbreeken. Deeze voorwaarden moe-
ten 'er niet alleen allegadr, maar ook in den
ver-
-ocr page 91-
68 Hit de Muziek getrokkene aanleiding
vcreifchten graad van flerkte enfnelheid,voor-
handen weezen, zullen wy duidelyk hooren.
Want j het is mec het gehoor niec eveneens
gefteld , dan mec het gezigc , alwaar zelft
e6n lichtftraal reeds, door 'c oog, eene gj-
waarwording kaa veroorzaaken.
§• 3»-
Tot de Muziek zyn verfcbeide zielen hracbten
noodig. Fan de toontekens, ofnosten.
Behalven deeze bevatting van toonen, door
tniddet van klinkend gemaakte luge in de hoo-
rende ziel verwekt, behoefc een muziekoeffe-
naar nog twee andere foorten van denkbeelden ;
£en, tervryl hy , door de kraehten zyns ver-
Itands, allerhande achtervolgingen, mengelin-
gen en verwiflelingen van zangleidingen ver-
zint, ten einde het gernoed te verluftigen,en
de begeerten op menigerlei wyze aan te prik-
kelen, Eene andere, die hy verkrygt by den
aanblik van zekere tekens, door de welke te
verftaan gegeeven wordt, wat toonen, en in
Vrac orde hy dezelve op zyn inftrument zal
voortbrengen. Ten opzigt van deeze vereifch-
te tekens, heefc men allerhande uitvindingen
gehad; nu eens alle-dan zommige letters van
't alphabet; nu lectergreepen, dan weder an-
dere figuuren; fchoon onder alle tot nog toe
bekende toontekens, onze , hedendaags alom
ingevoerde, vyfftreepige nooten • ftelfels, ze-
kerlyk de bekwaamfte zyn (*).
(*) Zie tnyne fpraakkonft $. j, 6.
§• 39-
-ocr page 92-
tot de Renniflfe van GOD en zyneriWiX. 69
S- 39-
DU alles wyfl ons op God.
Daar is nog een ruime voorraad van zaaken,
die ons door haare fchikking, treffelyke orde
en fraaiheid , als mede , door haare menig-
youdige nuttigheid , met verwondering kon*
den bevangen; doch, het bygebragte voldoee
reeds tot den grondflag van myn hoofdzaake-
lyk oogmerk. Wy hebben daar aan ladders
genoeg , om op ce klimmen tot de kennis, eer-
bcwyzing en liefde dereerfte oorzaak van zul-
ke uitmuntende werken. Ik kan my daar van
thans niet langer onthouden. Myne gedagcen
dn'ngen zig onder malkanderen als om ftryd,
wie eerft de eer zal hebben, die boven maa-
ten verheven weezeu te mogen verkondigen.
Hebben wy tog tot hier toe in de muzikaale
wereld geen' flap doen konnen, zonder Het
aan te trefFen , en ieder omftandigheid heeft
ons Het zelve in yermeerderde fchoon - en groot-
hcid laaten zien. Het is my voortaan -onmo-
gelyk , den oorfprong ailer dingen te zien,
zjnder hem te noemen , ja zonder hem tenoe-
men by zynen regten naam. Wat baaten my
vorders de duiftere, afgelegen termen van on-
zigtbaar weezen
, eerfte oorzaak , natuur enz ?
Dorft zeker wysgeer zig gelukkig achten, om
dat hy fpooren van menfehen had ontdekt (1); ,
ik fchat my nog gelukkiger! ikbeb vottflappen
GODS gezien; ende zyne voetflappen druipenvan,
vettigbeid;
Pf. 65: 12.
(1) Zie yHrm'ms ran de bouwkunde, Cap. 6> in praef. -
/
-ocr page 93-
JO Uit de Muziek getrokkene aankiding
§. 4°.
En wykontitn, zonder onredelykbeid,
daar niet voorby.
Hoe ? zy willen zig gelukkig achten, die
vermetel genoeg zyn om God te> verlooche-
nen; of die voorwenden , als of ze de oor-
zaaken aller dingen zodanig hadden ingezien,
datze alle vrees, en 'c onverzettelyke nood-
loc, benefFens den fchrik voor de onverzaa-
delyke hcl , nu onder de voet ftooten kon-
den CO * Gelukkig wilden zy heeten , om dac
ze te lui zyn, en den fameDhang der oorzaa-
ken, tot op de laatfte, niet willen navorfchen?
Gelukkig, dewyl ze, tot fpyt alles menfche-
lyken verftands, geleerd hebben, nun verftand
of te verbannen, of te verzaaken, of deszelfs
zwakheid te verraaden? Nooit konnenze zig
eelukzalig pryzen, 'c zy in ernft of flegts in
Fchyn (2), zonder naar zulke zotten te gely-
ken, die, hoe groote voorwerpen van mede-
Iyden 00k zynde, gcduurende„bunne ziekte
zig voor onoverwinnelyke, ryke Monarchen
houden. Eenigen verdwaalden geeften dunkt
het geraaden, zo wel tot de zekerheid hunner
ftellingen, als tot de vergenoegtheid hunnes
gemoeds, ganfch geenen God te gelooven ,
althans geen' zulken,die zig in de voorvallen
deczes levens niengt, en de menfchen tothec
volbrengenvan zekerepligten verbindt. Doch,
als Hy 'er maar niet was. Die goede lieden
doen eveneens, als of Hy, uit kracht van
hun wanbefluit, voorhanden of niet voorhan-
den, dus of anderszou weezen. Hunne voor-
flagen
-ocr page 94-
tot de Kennifle van GOD en zynen Wil. 71
flagen worden in 't minfte niet aanneemelyk
gevonden , behalven by eenige weinige , die,
ze of uit laf hanigheid, of volgens een bene-
velc verfland , omhelzen. By alle o„verige,
beter geaarde, lieden mift hecniet, dat net
denkbeeld van zulk een' God, gelyk Hem de
hedendaagfche Chriftenen , metdecude joden ,
belyden , van welken de dag aan den dag over'
vloediglyk fprake uitftort, ende de nacbt aan den
nacbt weetenfcbap toont,
him niet, ten minften
zomtyds, met onruft en vrees bevange. Wat
hadden de ongeloovigen anders voor reden,
om de waare belyders Gods eene geheime
hoogachting toe te draagen , enze wegens
hunne geftadige vergcnoegtheid gelukkig te
fchatten, indien hun deeze , by hunnen onge-
breidelden wandel, niet ontbrak? Ze konnen,
naa menigvoudige vrugteloos gedaane poogin-
gen,de leer van opregte godbelyders nietom-
ftooten. Ze houwea tegen den boom des le-
vens met een ftompe byl, die zelfs by ieder
Hag afftuic, en zo lang verwondt, tot ze ein-
delyk, geheel verpletterd, nederzinken. Zou
dat niet dikwyls die verfchrikkelyke gedagtea
in hun laacen opwellen : hoe? indien bet geene,
dat men tot dus verre van God tcgen u beeft be
weerd, evenwel waar -was
? boe zoud gy 'er dan
by ft aan?
Doch, waarom aan wrevelmoedigen
niet zo menigmaal diergelyke gedagten te bin-
nen komen, als 'er natuurlyker wyze gelegen-
heden toe voorvallen? of waarom ze met 'er
haaft in vergeetenheid konnen worden begraa-
ven ? zulks weeten ons de wysgeeren en de
Godgeleerden ganfeh bevatrelyk te maaken.
Verre dan van alle laage Grootmoedigheid;
verre van alle verdigte onverzaagdheid; wil-
ien
-ocr page 95-
Jl Uit de Muziek getrokkene aanleiding
len wy, met gejuich onzes gemoeds, de omdck*
te voetftappen des Almagtigen Scheppers van
Hemel en Aarde nagaan , en ons, door zo vecle
al'.enthalven doorftraalende, kenmerken van zyne
wysheid , en van andere voortreftelyke eigen-
fchappen, op eene klaverweide, tegen welke al-
le heerlykheid der wereld ons cnkel nietigheid
zalfchynen, laaten geleiden. Met dit, en geen
ander, inzigt, gedenk ik by de verkwikkende
Muziek naar eenige, 'er uit voortfpruitende, be-
wysgronden van het aatiweezen eens Gods uit te
zienj hoewel deeze fpeelgenoot der Engelenons
met die waarheid in alle manieren te gemoet gaat.
Wy behoeven ze maar van haar aan te neemen!
Dat moet ons eene hattevreugde weezen !
(i) Woorden van VhgiVms (de agric. lib. 2), welke de
Godlooze Tindal aan 't hoofd van zyn berugt gefchrift,
Pantbeifticon genaamd, te ftellen, zig niet heeft ontzien.
(2) Zommigen zyn gewend , zo verre tegen de reden
tehandelen, Hat ze uit tydverdryf, of boertende, van hei-
lige zaaken difputeeren, en Gods aanweezen onder de ge-
fchiiftukken rekenen; iets, 't welk zelfs Cicero, de fcherp-
einnige heiden.als ondeugend en Codloos verfoeijt: „ Ma-
,j la, inquit, et impia confuetudo ell, contra Deos dispu-
,, tandi, five ex animo id fit, five fimulate ". De nat. Dei
tt). 2. cap. 6j.
§• 41-
Gods weezendlykheid wordt aangetoond
O uit die der Muziek.
Ik zie een bind met nooten van onzen lieflyken
Teleman\ van den prachtigen Hajje, of van den
diepzinnigen Bacb. Naauwelyks zie ik dit, of
word terftond erinnerd aan deeze groote meefters.
Een heimelyk oordeel der ziele noopt my aan ,
-ocr page 96-
tot de Kennifle van GOD en zynen Wil. 73
"by 't befchouwen dierfiguuren en konftige fchik-
king der hooten, onnriddelyk op de oorzaak 'er
van te rug te denken. Ik hooreen.Concert uit-
voeren. Myn gemoed wordt zodanig aangedaan,
dat het aan alles, wat 'er omgaat, deel neemc
Ik vlied met de toonen, en keer met hun weder-
om; zy kermen, ik word insgelyks bedroefd; zy
juichen, ik zwerf, 'er midden'onder, juichende om;
na lang been en weder jagen , haalenze elkander
eindelyk in, en beginnen uit te ratten; ik ben
blyde , en wilde geerne mederuften, maar my
ontbreekt nog iets. Ik moet den maaker van dit
konftftuk weeten, en vraag zo lang in't rondom,
tot ik hem ontdek; dan zet ik my vergenoegtne-
der, en verwonder my, .eveneens a!s by 't !ee-
zen van zekere verhevene uitdrukkingen eens dig-
ters, over de fraai-en menigvuldigheid der voor-
gedraagene gedagten. Hoe weet ik dan, by zulk
dried: navraagen ,-dac dit iluk een' maaker hebbe?
Hier uit, dat allcs, wat ik van diergelyke dingen
ooit zag en hoorde, door toedoen eensbekwaa-
men meefters voortkwam. In 't heimelyk re-
dekavel ik by my zelf aldus: alles , wat 'er
niet altoos geweeft is , heeft, uit kracht zyner
werkoorzaak , eens zyn begin genomen. Dit
willen wy op de geheele Muziek toepaiTen ,
en zien, of ze ons, langs deeze wyze van rede-
neering, haaren Schepper koome betoonen. Zy is
'er zekerlyk niet altoos geweeft. Wat behocfden
anders de wysgeeren en de muziekoeffenaarsover
den tyd en 't land haars oorfprongs te tvviftai ?
Men kan haar dit 00k gemakkelyk aanzien,en de
gefchiedkunde, van haaren aanvang, voortgang,
ondergang en weder opdelving berigt geevende ,
Itemt daar mede volkomen overeen. Ja, de wys-
geeren zo wel als de godgeleerden, bewyzen ge-
D
                           noeg.
-ocr page 97-
74 Uit de Muziek getrokkem aanhiding
noegzaam, dat alle tot de Muziek medevyerken-
de zaaken , eerfl in der tyd voortgekomen zya.
De lugt en alle lighaamen, die haar trillende en
ilinkende maaken , zyn, beneffens al 't geene ,
waar door ze tegenwoordig worden beflierd, ge-
]yk de daagelykfche ondervinding dit reeds ten
deele beveftigt, op zekeren tyd niet vpoihanden
geweeft ISmkannietszigzelf voortbrengen, noch
door een oorzaak, die minder goede hoedanighc-
den bevaf, voortgebragt worden; dieshalven moet
■elles, wac toe de Muziek medewerkt. niet alleen
door een oorzaak , maar ook door een treffelyfce
eorzaak
voortgebragt weezen, Inmiddels, wat
volmaaktheden zy tot dusdanige fchepping noodig
had, en tot de onderhouding deezer dingen nog
behoeft, zulks mag men uit de voorafgeftclde be-
knopte aanmerkingen 'er over,, verftaan leeren.
Wy zullen die volmaaktheden, in den vereifch-
ten graad van grpotheid, nergens anders piumoc-
ten, dan in de oorzaak aller anderen, namelyk,
in den algenoegzaamen, orieindigen God. Dat is
nu een van dp wegen, op de vyelke Gods onziene-
Jyke dingen, door de [chopping
, worden verftaan,
en
, kernel en aards ons ah verte/krs van Gods
tere ontmoetev.
% m:
rf Ult andere grondeu.
Alle bewysreden , ons door de Muziek voor
de weezendlykheid Gods aan de hand gegeeven,
uitvoerig te verhandelen, zou alleen een tamelyk
greot boek vereifchen: want, men kpnde eerfte-
lyk den inhoud van de voorgaande afdeeling, op
aile e»kelvoudige , by de Muziek gebeezigde ,
-ocr page 98-
tot de Kennifle van God en zynen Wil. ^j
■dingen, namelyk, luge, hout, metaal, papier;
ja,op den menfeh , naar alle zielen- en lighaams
kragten , toepaflen; gemerkt dit alles eerft van
God heefc gefchapen en tot zulk gehruik bekwaara
geraaakc worden moeten. Vervolgens zou men
uit de veranderingen en de wetten der beweeging,
uit haarenaafte dryv-yeeren en derzelver duurzaa-
men (land,- als mede, uit de orde en de ondeiiin-
ge betrekktng der dingen hiertoe behoorende, een
befluit konnen maaken op het aanweezen. eens
Gods, die alles zqdanig verzonnen , wyslyk ge-
fchikt, en zulks den menfche tot het gebruik in
zyne magt gefteld heefc; zonder nu van de regel-
maatigheid in 'caanleggen aller dingen eens te ge-
waagen. Dit alles is van die gelchapenheid , dac
het ons ieder oogenblik, en by ieder ftap, dien
wy doen konnen, aan die groote waarheid eiin-
neren kan : 'ER IS EEN GOD! een God, die
zig hicr door, naar zyn weezen, naar zyne door?
lugtiga eigenfehappen, naar zyn verftand en zy-
ne
wysheid , op de bevattelykfte wyze, name-
lyk, aan onze zinnen, heeft geopenbaard. Men
zou insgelyks, naar aanwyzing der gefchiedkunde,
zig op 'c eerfte gebruik der Muziek by den Gods-
dienfi, konnen beroepen, Gods lof was de in-
houd van de liederen der aaloude volken. Waar-
om zouden zy God hebben geloofd, indien Hy
ciet voorhanden ware ? Waarom hadden ze Hem
lieflyke liederen toegezwaayd en tot verdere wel-
daaden aangenoopt, by aldien ze niet overruigd
waren geweeft, dat Hy 'er behaagen in fchepie?
Hoe hadden zy de Muziek zelfs voor een gefchenk
zyner goedertierenheid konnen uitgeeven? Wiert
zet de natuur zelve niet reeds aan, de fraaiheid
van haare werken uit te galmen, en dus ongevoe-
lig tot den lof Gods over te gaan? Tegenwerpin-
D a
                            geB
-ocr page 99-
7<f Hit de Muziek getrokkene aanleiding
gen kan men zekerlyk allenthalve maaken, als
een zot 'er behaagen in vindt; doch, zezyn al-
toos zodanig, datze den onnoozelen beleedigend.,
en den geleerden verachtelyk, moeten voorko-
,men.
§♦ 43«
iBefluit op de volmaaktheden Gods. Dat lets
by geval zy, laat zig zander dwaasbeid
niet bcweerett.
Deeze bewysreden verkrygen des te meer klem,
devvyl men onder alle tot de Muziek vereifchte
dingen, bykans van geen ^en , met waarfchyne-
lykheid kan ftaande houden, dat het alleenlyk
cm haarent wille voorhanden zy. Alles dient
tot gewigtiger, en, 't welk verwonderiyk fchynt.,
tot ganfch verfchillende oogmerken. Hier uit
volgt, onder anderen, ook deeze onwederfpree-
kelyke (telling: Hy, die dit alles zo te fcbikken
en op zo verfchillende ivyte nuttig te maaken ver-
mogt
, moet oneindig verbevener hoedanigbeden ,
dan de bekwaamfte Konftenaars des aardtyks be~
zitten;
want deeze, moeten vergenoegd weezen,
alszy, by 't infpannen van alle hunne krachten ,
ilegts e6n oogmerk, zelden twee of meer, kon-
nen bereiken, Zy, die zigonderwinden om de
Muziek voor een dogter van een blind geval uit
te geeven, hebben miflehien nog nooit pverdagt,
van hoedanig eenen aardt zulke dingen, die zig
met eenigen fchyn aan 't zelve toefchryven tea-
ton,'weezen moeten (l). Dat zo veeierhande
dingen , van zuik eene verfehillende gefteldheid,
en tot zeer verfcheidene oogmerken gepaft, alle
jncgtMis iets aan zig hebben', 't welk, famen ver-
*                                                         gaderd,
-ocr page 100-
tot dt Kennifle van GOD en tynen Wll. ff
gaderd, de toonkonft mogelyk roaakt, zou dac
flegts van 't geval komen, of van zekeren goe--
den uitflag eener proefneeming der natuur? Die
beefc zelfs een heiden, die echter van de religie
zyner tyd-en landgenooten, wegens-de ingevoer-
de dweeperyen, weinig werk maakte, voor een1
dvvaas voorgeeven verklaard (a). Het geene toe
de Muziek iets bybrengt, dat heefc het vermogen*
daar toe aanflonds ontfangen'toen het begin nam,
en tot nog toe is ons niets bekend geworden, 'fr
welk een nieuwe eigenfehapof een andere betrek-
king.op de Muziek had verkreegen. Is-dan de
natuur tege.nwoordig krachteloozer ? Heeftze mis-
fchien federt ettelyke duizend jaar, zo lang men
van haare uitwerkfelen narigt hebben koft, haare
proefneemingen geftaakt? en zo niet, is het dan
waarfchynelyk, dat haar nooit weder iets by ge-
val zoude gelukt zyn , of, dat wy daar niet \va-
ren achter gekomen ? Lugt; hout; fteen; papier\
metaal; bdtten ; darmen van dieren; ja, hunne-
keekn zelfs, van hoe verfchillenden aardt deeze
dingen ook zyn , zullen allegaar by geval de be-
kwaaraheid in 't verwekken van geluid erlangl
hebben? watrazerny! De bewysreden tegeh het,
in een'geleerden droom verzonnen ,blinde geval,.
zyn a! te wydloopig, om ze-hier in 'tbreede te
verhaalen (3). Ei lieve! gaa het zeif bezoeken;
neern alles by elkander , wat tot den dienft der-
Muziek harmoneerende famenvverkt, en overweeg,
of gy nog langer, zonder te bloozen, een voor-
ftander van het ongelukkig bedagte geval zoudc
konnen weezen ?
(•*) De Heer Sttl%er handelt hier van ongemeen-fraat, ia
zyne unterredungen ulerdie-Jibinlieitin der ndtur ; pas.
73 enz.
U) Quts eft tamvecors, ut ea quae tanta mente fiunt, ut
D 1
                                   vi»
-ocr page 101-
y$ ' Uit de Mustek gttrokkene aanlUding
fia qoisquaitJ arte ulla ordinem rerum ac necellirudinem
periequi poflit, cafu fieri putet f Cic. de arufp. refp. c. 9.
(3) Zie Crufii metaph. §, 207.
§• 44-
De Muziek is 'er niet by geval.
< In de geheele Muziek koornt niets voor,'t welk.
zig met eenigen fchyn aan een Wind geval laat
toefchryven. Alles is naar een zeker model ge-
feoutvd ,• alles harmoneert met andere dingen tot
een zeker oogmerfc, en helpt een geheel uitmaa-
ken. Dit wederzydfch overeenftemmend verband
der dingen, is het eenigfte kenteken, uit welk
tvy de oogmerken en de gefehapenheden der din-
gen konnen befluiten,. Dienvolgens » of de Mu-
siek moet, wegens deeze verknogting en over-
eenftemming haarer deelen, tot een zeker oog-
B:crk, door een verftandig weezen, door den
Almagtigen , voortgebragt vvorden ,• of 't is geen-
zins mogelyky. om het gebruik en de nuttigheid
van eenig ding ter wereld vaft te ftellen. By voor-
beeld•*, aan een rad befpeurc men aanftonds, dat
bet uit een zeker inzigt, zyne gedaante verkree-
gen heeft; dat zyne deelen 'er niet te vergeefs
troorhanden zyn, maar tot het geheel behooren;
kortelyk, dat het naar zekere bevatting eensden-
kenden werkers, en tot zeker gebruik, toebereid
zy. Dus vinden wy hetook by al het geene, dat
'er tot de Muziek behoort. De lugt klinkt, maar
ze koft 00k niet klinken,of zulks,. volgens zeke-
re eigenfchappen, verhinderen', en, ten aanzien
van haare overige nuttigheden, evenwel lugt bly-
ven. Doch, ze is, gelyk men wel ziet, met op-
zet dusdanig gefchapen.:. want, de meefte lig-
haamen.
-ocr page 102-
tot de Kermifle van GOD\ enzynen Wil. -f&
haamen vermogen haar klinkcnde te maaken; ons
oor onderfcheldc doorgaans , met ongelooflyke
fiielheid , zo vcel klanken , als 'er tot de Mt>ziek~
noodig zyn , niet ligt meer en ook zelden min-
der,- net wordt niet zo haftelyk aangedaan , dan
't 003, en niet zo tradg, dan de overige zinnen;
ssyrre meeftc deelen beftaan uit been-agtige floffe,
en center niet uit enkel beenen, Laat ons eenige*
gehoortuigen anders bevacten , dan ze waarlyk
zyn, en lettefi, of wy daarna evenwel in ftaat
zouden blyven', om de bitterheden deezesIevens
door zingen en fpeeien te verzoeten. Begryp
eens den doolhof of korter, of van gelykvormige
deelen; ftel den kruisweg van dezelfde hoogte ,
lengte en dikte; aanftonds waart gy onbekwaa'm
tot het hooren.. Veranderingen aan alle overige
deelen , zouden te wege brengen, dat wy of
ganfch niet, ofzwakker, offcherper hoorden ,
dan tegenwoordig. Dit laatfle zoud ons zeer on*
gemakkelyk vallen', eti onze ruft, of opmerkiug>
geduurig verflooren: want alles, wat wynu hoo-
ren, moeft ons alsdan niet alleen ongeiyk hevi-
ger aandoen, maar wy zouden zelfs nog , by eene-
onrelbaire menigte dieren , het gebrom en ge-
rtiifch, thans niet tot oris koomende, te wagt nee*
men moeten. Ja, wat nog klaarb.'ykelykfl: ont*
dekt, dat een almagtig, ahvys God aan de fchik--
king van die alles de hand geflagen heefc, is die,,
dat de ziel van alle veranderingen in 't oor ver-
oorzaakt, in' *t zelfde oogenblik, gewaarwording,
of eene bewuftheid, datzehooit, o'ncfangt ;''t
zy datze deeze foort van denkbeelden reeds
hebbe, en 'er by deeze gelegenheid flegtsaan erin-
nerd worde, 'c zy dat dezelve t'elkens eerfl 'er
by ontftaan; Hbe middagklaar vertoonen zig niet
alhier da. voetitappen des Scheppers?. ten bewyze
D 4
                             dac
-ocr page 103-
80 Hit de Muziek getrokkene- aanhidfog
riar 'er niet alleen een oorzaak aller dingen zy „
rnaar ook eene zodanige, die de boogffe wysbeid,
hcc volmaakfte v.erftand., en de vryffen vsii ver*
vangt (i). Deeze uitvverkfeien gedoogen geene.
andere oorzaak : aangezien de geringfte omftan-
digheid by de Muziek, ons, volgens haaren na-
tuurlyken aardc, eenen boogftivyzeu, oneindigen^
slmagtigen geejl, eenen
GOD, te binnen brtngt.
(i) NaturaDei eft optima et prxftaatiffima. Cic. I. de na.
»tii a Deor. c. 4^.
§• 45-
Des is 7r- een one'mdig-volmaakt God.
Och! war gevoel ik hier! 6! koft ik hertog.
ukdrukken? de juichende trompet;het in defche-
mering lieflyke wa/dboorn; de najaagfter der raen-
ichelyke (temnTe , de Hoboe, en, haar medevry-
iter,.dc, hoogkSimrnende Clarinet!;,de geweldige,
Ba-uiin en de doordringende zink\. de ftreelende
t&wajsfluit en de zedige Fluitdsuce; de betoove-
..rende luit end alle gedaanten aanneemendc Fiool\.,
ja, de achterhoede en de toevlugt aller muzikaale
iuitrumenten , het prachtige Orgei;, deeze alle
iuichen en galraen , ieveren enklimmen, bewee-
<ren en dringen., ftreelen en bekooren, hunnen.
Schepper ter eere. Doch., alle moeten op verre
na wyken voor de menfchelyhe ftem;. deezer al-
leen is het gegeeven, om't leven haars Scheppers;,
zyn oneindig verftand; zyne alles regeerende wys-
heid, den hemel te gemoet op te zlngan, en 't
liargewelf te overtreffen. Zy alleen, door een
redelyke ziel beftierd, verbreidt de groote waar-
heid: 'ER IS EEN GOD, met luidrugtige woor-
. ,' "               de«-.
-ocr page 104-
toi de Kenniffe v&n GOD en zyneh Wil. 81
den. Alle overige ftemmen zyn fleets een hoop
verzellende getuigen. Zonder nu eens verder te-
gewaagen van de magt, den Konftenaar over de
toorren verleend, om'ze op menigerlet \Vyzeach-
ter elkander te ftellen, of, de aldus geftelde , in •
de begreepen orde, en in bepaalde tydftippen,utc
te voeren : want, de kracht om naar denkbed-
den, by roanier van een voorgetegd model, ja,.
van een wydloopig en moeijelyk voorfchrift, tar
konnen werken , kan die ooit van elders afko-
raen, dan van een weezen,'t welk gelyke kracht 4
hoewel in oneindig hooger graaden, bezit? Die
magt over de toonen, om den', ofzommige te
gelyk', te doen klinken, wanneer en zo lang ab
het den Konftenaar behaagt, kan die iemand an*-
ders hebben medegedeeld, dan Hy, die alles doo? '
zynen wenk regeert? En heeft de menfoh dit al- •
les niet met dat oogmerk ontfangen, om den Beer
door lieflyke Uederen te looven
; door meniqer/ei
toonen zyne magt te verkondigen
, en, voor zig r
een edelvermaak te genieten?
Dit inzigt des Schep- ■
pers blykt in 't fchenken der menfchelyke zang-
Hem ganfch duidelyk, vermits 'er in-den menfch,
byzondere konftwerktuigen, die hy tot het fpraak-* -
geluid ganfch niet behoefde, warden aangetrof-'
fen. Neen, myn Schepper! zo verre wil ik hec
niet, zo verre zal het geen menfch uit ondank---
baarheid tegen U laaten komen, U dooruwe ei-<
gen en fchoonfle gift te verloochenen! Watdunkt-
U', myn leezer , van zulken, die nogtans, door
welluft verblind , dit treffelyk gefchenk Gods,
tot het bederf van hurme zielen en dat van ande-'
ren , misbruiken? Zynze wat anders, dan des -;
duivels harlequins, die door him alarm, het los~
bandig graauw tot deszelfs tooneel lokken ?
D5                       §;46..
-ocr page 105-
8* (fitHi Muziek gttrokkene nanleiding
§• 4<5.
®trde bevjysreden voor V aanweezen Gods,.
uit de handhaaving en duuring der
Muziek getrokken,
Ik kan den bewysgrond van de inzigten , en
van de overeenflemming derdingen, die" tot de
Muziek behooren , ter beveftiging van het aan-
weezen Gods ftrekkende , nog niet opgeeven ;
hy fluit al te- seel zielroerends in; zeerveel, 't
welk onze weetgierigheid altoos meer aanprikkelr.
Daar legt ook v^el nuttigs in opgefloten: want,
wy oatdekken 'er een groot verftand en groote
^vysheid; ja, grooter, dan onze bevatting en ons
nadenken kan doorgronden. Doch, ik heb nog
ecu ander beginzel van kenniile kortelyk te ont-
vouwen. Alles is in deeze floffe ryk: niet al-
ieen de fchepping der Moziek, maar ook haare
,S:e!ladige befcherming, doen ons denken aan dien
God, die alles draagt door zyn krachtig woord.
A!le tot haare mogelykheid vereifchte dingen (§.
22), beneffens a!le derzelver eigenfchappen, kon-
ren zonder onderhoudende kracht, geen oogen-
blik in weezen blyven, maar zouderc gezamendyk
tot niet wederkeeren moecen. Waar zullen wy
»u die bewaarende kracht anders zoeken, als in
den voortduurendeo wil en in de onophoudelyke
daadelykhaid des Scheppers ? Ik weet wel, dar.
zommigen zig hier op andere oorzaaken beroepen,
en deeze bewysreden tragten te ontzenuwen;ech-
ter^ ze hebben niet eens het geluk gehad, indien
men 't dus mag noemen , 't welk andere heilloo-
ze ftellingen , met eenigen fcbyn van geleerdheid
pronkende , te, mecs genieteu; namelyk zonder-
ling^.-
-ocr page 106-
tot de Kennifle van GOD en zynen Wfl. 8$
linge toeftemming te vinden. Deeze wyze van:
onderhouding , hoe ontwyfelbaare waarheid en
wat verheven zaak ook zynde, doec de meefte
mcnfchen al te weinig aan; de weinige verfchil-
lendheid en de grooce gelykvormigheid, die zy
"er in befpeuren, maakt hunne verwondering en
opmerking niet genoegzaam gaande ,• of, eigent--
lyker te fpieeken, ze bevacten 'er te weinig van.-
Maar laat ons op een andere zyde treeden, en
van daar die punc befchouwen, wy zullen waar-
iyk mime ftof tot verwondering ontmoeten! De
vvereld is vol veranderingen, en alie dingen zyn
'er aan ondervvorpen; inmiddels, wy vinden 'er
tweederhande foorten van veranderingen ; beflen-
dige,
die eenen vaften regel houden, welken men
bun door opletcendbeid kan afleeren; en onbeften-
dige (\~).
Laat nu uw hart de uitfpraak doen, of
ietnand anders , [dan eenallermagtigfte verftan-
digfte geeft., zou konnen orde onderhouden en •wan-
otde verbeeden?
Laaten zy, die de wereld zo
geerne tot een mafchine maaken, haar van deezen
kant befpiegelen ; zy zullenze waarlyk zodanig
vinden; en in alle volmaaktheid, die ze ooit kon-
nen wenfehen; maar, haaren onderbouder en be-
ftierder vergeeten, of zelfs Hem 'er van verwyde*
ren te willen, ware zekerlyk onbezonnen. Is 'er
nog ergens een duklelyker weg, langs welken zig
God door de natuur openbaaren konde ? of, als
wy ftellen, 'er zy een God, en Hy wille zig aan
'i fchepzel door zyne werken bekend maaken, koft
zulks ooit op een beter wyze gefchieden ?
(i) De Heer Mduperlius beweert, in 't tweede deel zy-
tier verhandeling van de wetten der beweeging, hill, de ['Acad.
Roy. 1745 , oat men de fterkft* bewysreden voor Gods
%re_ezend!ylcheid nit de algemeene wetten der beweeging af-
leidea konne*
D <5                            §.47.
-ocr page 107-
8'4 Wit de Muziekgetrokkentraanleiding-
§• 47-
Herinnering aan de voortreffetyke eigenfcbap-
pen Gods in *t gemeen, en aan zyne
ivysbeid in 't by zander.
De bygebragte bewysgronden leeren ons met
slleen Gods aanweezen bemerken, maar ook , ver-
fcheide van zyne eigenfchappen, namelyk, zyn le-
ven, zyn verftand enzyne wysheid,zynen wil en*
zyne vryheid, zyne goedertieren-en vriendelykheid;
over alle welke, hier naderhand meerbedenkingen
ftaan tevolgen. Soude die devorepfa/it,niet booren;
ja,a!!esoneindigbeter,dan wy door 'tgehoor ,ge-
waarworden % Soude Hy, die den menfcbe weeten-
fcbap ieert
, (Pfio4,9.) niet deallerwyfte, de aller-
goedertierendfte weezen (x)? Zie hier fleets 6&n
itaaUje van zyne wysheid, volgens welke Hy in de
Muz ek, gelyk in alle zyne werken, en in zyne bsi-
de ryken, der natuur en- der genade ^ door wei--
nig middelen zeer veel heeft weeten te volvoeren. ■
In een' menfch houden wy 't voor een volmaakt-
heid, als hy toe het bererken zyner oogmerken
niec alleen een' goeden-, maar ook een' korten
weg verzint; waarom zouden wy dat aan God
niet pryzen, by welken wy doorgaans dusdanige
handelwyze ontdekken, uitgezonderd warmeerde
verzekerdheid onzes heils Hem tot het vermeer-
deren der betroodigde toebereidzelen en middelen
mogt beweegen? Befchouw eens de toonkonft ;
hoe menig jaar, is 'er reeds gemuficeerd, en hoe
Jang zal zulks nog, met ontelbaare veranderingen ,
gefchieden, niet tegendaande men 'er in 't gemeen
maar weinig toonen , namelyk, 7 natuurlyhev
toe gebruikt, Hier op fchynt het oude fpreukjej'
-ocr page 108-
tot fa Kennifle van GODV# tyMen Wil. Sf r
ttt,*re, mi, fa, fol, la, funt iota Mujica, te.
zinfpeelen. Het gaat hier eveneens als by de Ko-
leuren; wat onnoemelyke verfeheidenheid is 'er.
niet door weinige; hoofd-koleuren-mogelyk ge-
niaaks? Het uitreken van de veranderingen , uio
de enkele verplaatzing der toonen voortfpruiten-
de, doe: hier nog weinig terzaake; men dient
insgelytes te overweegen, wat menigvuldige ver-
anderingen de verfchillende hoogte en Faagte ,
fterkte en zwakte , orde, fnelheid enz. aan de
hand geeven. Maar u, 6 menfch,is die wysheid,
door den Alvvyzen niet tevergeefs verleend! By
ieder z?.ak zodanige pligten gewaarworden, als
'er door dezelve ons zyn opgelegd, dat is wys-
heid! God heeft zytrryk onderonsopgeregt. Al-
le menfchen zyn 'er borgers van; althans, vatbaar
om zulke te weezen * als ze maar willen. Hoe-
zal het ryk beftaan, indien zy, die het uitmaa-
ken* willen oneens zyn? Wy hebben alle eenen
Heer;alle ecnen- Vader; (laande in dit opzigt el-
kander alle gelyk. Doch, wie door zyn gedrag,
de harmony ftoort, en den band der eensgezind-
heid verfcheurt, die is deezer waardigheid on-
waardig. Snaaren eens zelfden inftruments moe-
ten onderling overeendraagen; een ontftelde, be-
derft terftond de fraaiheid der zangleiding ,• za
ook de borgers eens ryks, des ryks Gods; willen
zeniet, gelyk ondeugende-fnaaren, die geen'coon
houden, afgefneeden en vertrapt worden. Mis*
fchien heeft de Heer der wereld, door de beken-
de fimpathie van overeengeftemde fhaaren op ver-
fchillende inftrumenten, ons de gecrouwheid, die
wy elkander fchuldig zyn , en het billyke deel
neemen in rampen, die anderen overkomen, ge*
lieven te erinneren. Hoe zouden wy onze dom*
iieid beklaagen, indien wy geduurende-ons leven
D 7
                            dee^
-ocr page 109-
A                                                                             "■■'.
So* Uit de Muzitk getrokkene aanleldlng
deeze waarfchouwing achteloos hadden aange-
Hoord? En genomerc, het voorhouden eener ze*
delefle, ware deszelfs eigentlyk oograerk nidge-*
weed; hoe voordeelig, hoe nutrig zou het nog-
tans weezen, ons van deeze omftandigheid tot het
opmaaken van lets diergelyks te hebben bediend?
(i) Quod fi ineft in hominum genere mens... unde haec
in wrras, nifi afup«ris , defluere potuerunt? Ck.
§ 4S.
Dat katt ons de Muzisk beminnelyk maaken.
Hoe veel te beminnenswaardiger zytgy mynu,.
edele Muziek, federt ik u aldus heb begonnen aan
te merken ! gy honing aller,. in 't leven gevonde-
ne, bitterheden, had ik u cerder zo niutig wee-
ten asn te wenden, hoe blaakend zoud mynebe-
geerte naar u; hoe aanhoudend myne neeritigheid
in 't navorfehen uwer fchoonheden, geweeft zyn!
Gy hebt my rykelyk beloond! Gezegend zyn de
uuren, die my de kennis met u eerft deeden ver-
werven! De hevigfte minnaar zal de ftonden, de
eerflemaal met vierige omhelzing zyner fchoonen
doorgebragt, zodanig niet konnen verheffen, als
ik deeze uuren vvil roemen. Doch niet zo zeer de
uuren , dan U, alkrbeminnenswaardigfl -weezen!
die my, onder de vleugels uwer voorzienigheid
(i) bedekt, dezel ve aan wees, en, my eindelyk tot de
overweeging van uw oneindig weezen en van uwe
volmaaktheden geleidde. Ach! vergeeft aan myn
Tan blydfchap en liefde ingenomen hart de vraag;
ach eeuwige.' waarom warden niet alle lief heb-
ben van deeze edele gave, de voortrejfelyke Mw
it4ek} lot zylfo verf/evem gedflgten aangenoopt?
Wane
-ocr page 110-
tot dt Kennifle van GOD>« zynen Wil. 87'
Want ik weet , dat, eilaas! veelevan hun,U,
muficeerende , verachten, ja, ten minflen door
hun gedrag , U verloochenen. Is het hunne ei-
ge fchuld?....... Waarom vinden wy niet ruira
zo veel verwonderaars van den alles verkwikken-
den en met zyne genade verblydenden God, dan
liefhebbers van de Muziek; welke dogter deshe-
mels ons echter zo nadrukkelyk daar heenen wyft,
en ons allenthalven de klaarfte blyken van Zyne
onmeetbaare eigenfchappen, en van Zynen wel-
bebaaglyken wil tegen ons,. te gemoet draagt t"
Koft het minder moeite, een goed Muficus, dan
een goed Chriften te worden? Wil men zig nog,
ik weet niet met wat duifcer-en onbegrypelyk-
heid, die de Religie ontydelyk maaken zal, ont-
fchuldigen.? En nogtans hindert ons de duifternis
der bevattingen in de Muziek niet,. om ze te lee-
ren en uit te voeren*. Waar ontmoet men meet
duiftere^ verwarde, onbeflegte ftellingen, dan in
de gefchriften en in de harflehen der muziekoef-
fenaaren ; evenwel konnenze anderen ondenvy-
zen, en van anderen verftaan worden(_i). Want,
men flaat aldaar de aangeweezene natuurlyke we-
gen in; rigt zig naar zyne innerlyke en uiterlyka
aandoening ; men neemt tyd ; bruikt geduld ;.
oefFent zig ,• bemerkt lets by anderen, en maakc
het na. En die is 00k de weg, om een chriften
te worden. Wat aldaar in 't begin zvvaar en on-
bevattelyk fchynt, dat zal, gelyk by een' Com-
ponift en ₯irtuoos de gout of fmaak, met 'ertyd
wel koomen. Voor'tgeene, dat by de Religie
bovennatuurlyk is, laat Dien zorgen, die zulks
op zig heefc genomen. Hy isfterker, dan wy/
Blyft daar ontfchuldiging over? Neen! eeuwige
God! tHoeclivilliglyk willenze van U niet weet en!
War.ec 4e leeren der Religie niet teffens zedelee»
ren>,
-ocr page 111-
8"8 Uit de Muztekgefrokkene amle'icling*
ren, en bragten ze altoos oogenfchynelyk tydelyk
voordeel, men zau gevviflHyk anders fpreeken.'
(i) Ik gewaag hier brtlyk van de goddelyke voorzienig-
heid, als hebbende-, by myne geringe muzikaale beezighe-
den, haare zonderlinge, in haar begin voor my onbevatte-
lyke , wegen zeer klaar ondervonden. Dies tragt ik hier
ernftelyk in te boezemen , dat men, debyzondere voor-
zorg Gods als ongemeen dierbaar aanmerkende; zig krach-
tiglaateaangelegenzyn, om 'erondertegeraaken, endezelve
zig te beveltigen. Is de overdenking , van 'er ooit ee-
nigen lieden noodzaakelyk, zo zyn het waarlyk die, wel-
ke het of op de Muzrek neerftig toe te leggen beginnen,
of van haare uitvoering 't hoofdwerk maaken.
(2) Menig blaaft , by voorbeeld , trompetten, en leen
het anderen weder. Het voornaamfte is hier, gelyk by a!-
le blaasruigen, een eoede embouchure of aanzetting. Hoe
brengenze deeze den leerling by ? verklaarenze dezelve,
en tellen by de ftukken op, wat 'er al toe behoorr? Ikheb
althans zulke onderwyzers nooit gekend. Men behelpt
zig hier met verwarde begrippen, en nogtans krygt ieder,
doos oeffening en vlyt, zonder verklaaring, eene embou-
chures Wie ze heefi, dieweet., hoe 't daar mede in zyn
werk gaat, zonder dat hy 't anderen beduiden kan. Dier-
gelyke exempels koft ik meer aantrekken, ter waarlchou-
wing van de laakzieken, die op 't geloof van gemeene.on*
geleerde lieden zo veel te vitten hebben, of die zig geduu*
rig op de duifterheden-, by waarheden dtr Religie voor'
komende, beroepen. Zylieden hebben immers alle kon.
ften en weetenfchappen tegen zig.
Van de ivaarheid de>r Perfoonen in Cod,
Inmiddels, zo krachtig de Muziek ons tot God
wyft, -zo weinig reden geeftze, om 'er meer dan
6enen,uit te befluiten: En zo zeer als de geene
den Schepper beledigen \ die Hem ganfch met
w.illen..eikennen, zo zeer. jouden Hem 00k die
, .
                                                          ver-
-ocr page 112-
tot de Kcnnifle. van GOD en zynen Wil. 8#
verongelyken, vvelke, in navolging van de hei-
denen , meer Gbden verzinnen, en , by voor-
beeld, eenen Apollo met zyne gewaande zang-
godinnen, voor de geevers der Muziek uitkrytem
Ja, wy ontmoeten'er zelfs niets, 't welk ons ,.
volgens de uitdrukkingen der chriffenen , eener
meerderbeid van perfoonen in 't goddelyke wee-
zen af te neemen, gelegenheid geeft. Zommigen
verbeelden zig,als of ze aan den rauzikaalendrie-
klank (Trias harmonica,), niet alleen een gely-
kenis, maar, 'r. welk nog onverdraaglyker vale ,.
zelfs een' bewysgrond van de heilige Drieeenig*
beid,
met welken men tegen de joden diende op
te trekken, in de natuur hadden gevonden. Doch ,
dit zou by ongeleerden, die de zaak niet konneiv
inzien-, op- een heimelyk en heilig bedrog, hoe-
danige de waare Religie niet behoeft, uitloopen;
en by zulken, die alles niet terftond voor bevvy-
zenaan- te. neemen gewoon zyn, flegts gelach •
veraehting en fpotterny na zig trekken. Vervol-
gens gebeurt het. raenigmaal, dat men,, wegens
66n flegte bewysreden., door deezen ofgeenen
voortgebragt, de leering, zelve verwerpt. De on-
dervinding, uit vvelke men het geheim der Chris-
tenen poogt te bewyzen, is deeze :.. by fti'lte lugt,
op een monochord, of op een violbon , een Ian*
ge fnaar aanflaande , befpeurt een fc'herp hooren*
de, dat 'er, behalven den grondklank, of de pri-
me., ook de Oftaaf, Quint en Terts, als welke
een'" muzikaaLen drieklank flellen , zagtjes mede
klinken. Nu vervolgd de redekaveling s.\dus:dee-
ze drieklank is iin ding
, of een geheel, en be'
float echter uit verfchillende tovnen; dies konneit
'er in den eenigen God ook drie perfoonen iveezen
,
gevolgelyk, de heilige drieeenigbeid is. uit de re-
den„ bevieezen.
Hola^., myn vriend!- dit voldoec.
titer
-ocr page 113-
$6 If it de Muziek getrokkene aanleiding
hiernog ganfch niet, dat wy di'ie, in de nacuur
verfchillend zynde, dingen, van de welke ieder
zyne byzondere oorzaak heefr,doOr een bewoor-
ding uitdrukken. Men heeft zig door zekere
fflanieren van fpreeken , by voorbeeld, de tto-
tien zyn in elkander vervcmgen
enz. laaten mis-
feiden. Wie de wyze , hoe de gernelde too-
nen ontftaan, ovenveegt, die ziet gemakkelyk ,.
datze weezeiltlyk van malkanderen' verfchillen ,
weshalven dan ook ieder zyne byzondere, aan-
ftonds nader aau te wyzene , werkende oorzaak
yereifeht.
§• 5cr.
forklaaring der proefneeming van den MU-
zikaalen drieklank aan tin fnaar,
De fnaaren trillen volgens de wctten der flin-
geren. Zo lang zig de geheele lengt eeener fnaar
zwenkt, laatze niec meer roonen hooren, dan eenen.
Maar 'er zyn tvVeederhande, gemeenlyk met el-
kander gepaard gaande, voorvallen mogelyk, in
de welke zig de geheele fnaar nier.zwenkt., Voor
eerft, menigedei otnftandigheden, die de trillin-
gen veihinderen, namelyk, de draaing der fnaar^
de karamen aan weerkanten enz. echter , de be-
weeging, ter plaatfe alwaar de fnaar aangeflaagen
wordt, llerk genoeg zynde, zo lean zy de belet-
zels eenige reizen overwinnen ; terwyl ze nu, uit
hoofde van haare innerlyke krachr, nog ettelyke-
rnaal ganfehelyk geflingerd wordt, en zulks met
groote fnelheid gefchiedt, zo hoort men nog al-
toos den grondklank. Doch , de Oftaaf, Quint
en Tens hebben zig middelerwyl insgelyks laaten'
booren, in die tydftippen, wanneer zulke leng-
'                  ten.
-ocr page 114-
tot clt KenniiTe van GOD en Zynen Wil. pt
ten der fnaar, dobr welke zy verwekt konnen
worden, alleen trilden. Tentweeden, naardien
de (lingering eener fnaar, al zo wel als die van
(lingers , door veelerhande oorzaaken verzwakt
wordc, zo raaktze allengskens van buiten in ruft,
en wordt op die wyze altoos korter. In beide
voorvallen moet men, in overeenkomft met be-
weegende (lingers, ftellen , dat de fnaar des te
fneller trillingen volbrengt, naar maate datze kor-
ter wordt, als mede, datze zig dan ook des te
fneller zwenkt. Volgens deeze beide oorzaaken ,
koomen de gemelde verfchillende toonen tot het
gehoor, en het fchynt, al* of zy 'er ter zelvec
tyd voorhanden waren, om dat dusdanige veran-
deringen der fnaaren zeer fnel gefchieden. Men
berterkt dit verfchynzel alleenlyk by lange fnaa-
ren, vermits de fnelheid der beweeging by korte,
onze bevatting t'eenemaal ontwykt. De Heer
Mairan maakt hier een heel andere oploffing, die
echter, zondcr zyne noodelooze onderftelling
van den verfchillenden aardt der lugtdeelen ( §t
S3,) aan te neemen, niet gelden kan» Ook be-
roept men zig, by de hedendaags gebruikelyke
manier van philofopheeren, te vergeefs op zeke-
re verborgene krachten en eigenfcliappen, of op
eene gewaande fimpathie der toonen, Anders
moeft men by overgeblaazene toonen insgelyks
ftellen, dat 6en toon in anderen vervangen legge,
't welk echter ongerymt ware: nademaalxie grond
alleenlyk hier op beruft, dat men of de eigenfte
lugtzuil fchiclyker doet trillen, gelyk by de Trom-
petten; of dat men dezelve teffens korter maakt,
gelyk by de blaastuigen met gaten voorzien; of
dat ze verdund wordt, by voorbeeld, door het
knypen. Wyders, de flingerwyze gangen der ge-
luidverwekkeiide beweegingen kan men zelfs aan
een;
-ocr page 115-
>o. Uit de Muziek getrokkene aanlitding
een lange vork gewaar worden. Maar de mede-
laidende drieklank laat zig op edn inftrument niec
zo goed, dan op een ander, voortbrengen; men
hoort eigenclyk, van den.grondklank gerekend ,
de dubbele. Quint, de dubbele Oftaaf, ende drie-
dubbele Tens ,• het kan ook, myns oordeels, nice
anders weezen. Hier uit laat zig insgelyks de
vraag der ouden beantwoordenr.waarom een toon
hooger worde omtrent het einde? te weeten,de
grondklank begint eerfl uit te fcheiden , en ein-
delyk de drie overige; de Terrs hoort men ge?
meenlyk ten laatflen^
$..51.
De goddelyke Drieeemgbeid wordt geenzins
door de natuur afgefebetft.
Dies kan de geraelde muzikaale ontmoetingniet
eens tot een bekwaame gelykenis, veelmin tot
een bewysgrond, voor de meerderheid. der Per-
fdonen in ,t goddelyk weezen,
dienen* By ver-
borgenheden der religie doet men, myns erach-
tens , op verre na belt , dat men, dwaaling en
ipotterny te vermyden, alle zinnebeelden en ver-
gelykingen achterweege laate. Een fterke fnaar
aanflaande, hoort men geen drie, maar vier, too-
nen;. zomwylen ook.maar twee; waar blyft dan
de. gelykenis? Een volmaakte drieklank , op 'c
clavierjSjangefkgen,zou eenigzins nader koomen;
doch, het raadzaamfte is*, om 'er in't geheeJniet
aan te tornen. Dit geheira kan immers zodanig
jets weezen, waar van wy on der de gefchapene
dingen geen af beeldzel ontmoecen; en vvie zou
vermetel genoeg zyn,omzig te verbeelden, dat
eindige fchepzels den oneindigen Schepper, naar
zyn -
-ocr page 116-
tol <&KennilTe van GOD en zynen Wil. 93
zyn weezen en zyne eigenfchappen, grondig ver-
mogten te kennen ? Hy vervangt ongetwyffeld
zeer veel zaaken, van de welke wy tegenwoor-
dig>affchetfing noch weetenfchap behoeven (1)^
Dit moet de begeerte der menfchen aannoopen,
om nader met God bekend en vereenigd te wor-
den; dit moet hun leeren , hoe de natuurlyke
Religie naar eene openbaaring doe reikhalzen, ja,
naar een eeuwig leven, alwaar onze kennis van
God ongelyk vollediger en vieriger zal worden.
Wie dit niet vatten kan , die toont niet alleen
eene groote zwakheid zyns.verftands, maar 00k,
een hooggaande onkunde in de wysgeerte en in
andere weetenfcbappen; en wie het niet erken-
nen wil, die geefc blyken van een al te vail in
flaap geraakt geweeten, \ welk nogtans te zyner
tyd wel zal ontwaaken.
(1) Neque enim omnia Deus humanis oeulis nota fecit.
Seneca, u. f.
S- 52.
Vitvinder der Muziek.
God is de Scbepper der Muziek. Maar, wie
heeft haar in deeze wereld ingevoerd? Wie is ,
volgens de gewoone wyze van fpreeken, haar uit-
vinder ?
Hier omtrent befpeurt men , by verlchei-
de aureuren (1), ganfch verfchillende gevoelens.
Men geeft de Engeien, de vogelen en de vvinden
voor de leermeefters der menfchen uit, hoewel
pofl feftum, een weinigje te laat. De Engeien zul-
len , in gevolge van eenige fchriftuurplaatzen (a),
uitvinders der Muziek weezen. Schoon nu dee-
ze, in volmaaktheid cms verre overtreffende,gees-
ten
:-% :
-ocr page 117-
6| Vit de Muziek getrokkene aanleidiug
ten mogelyk wel een ftem, aan de onze gelyk-
foortig, zullen formeeren en zingen konnen , zo
is het ons evenwel onbekend, of en hoe dikwyls
zy, die geen ftem van nooden hebben, maar op
andere wyze den Schepper loven; zulks waarlyk
doen. Dan zou 'er nog alleenlyk uic volgen,d.it
zy de eerfte muziekoeffenaars geweeft- waren ;
maar, wie kan aantoonen, dat en waar de men-
fchen by nun tcr zangfchool gegaan zynf En ge-
nomen, wy lieten den vogelen die cere, dat zy
en menfchen het zingen geleerd hadden ; wat
onde dit uitwinnen? daar na moeften wy eerft
weder naar den zangmeefter der vogelen onder-
zoek doen. Aan de pypende winden kan de Mu-
ziek haaren oorfprong insgelyks nice verfchuidigd
weezen; gemerkc dezelve ten hoogften maar tot
de blaastuigen eenige gclejienheid hebben konnen
geeven, hoewel men dit ook niet eens voor on-
getwyffeld aan te nee men behoeft.
De eerfte menfeh, Adam, kwam onmiddelyk uit
de hand Gods,niet als een kind ,maar, met man-
aelyke volmaaktheden, ja, metgrooter, dan wy
hedendaags door langwylige oeffening bereiken
konnen, deeze wereld betreeden. Hy begoft te
fpreeken, om dat de Schepper hem daar toe be-
kwaam gemaakt en aangenoopt had. Hy ving aan.
te zingen, toen hy eens bernerkte, dat zyn fpraak-
geluid zig in een ftem verwandelde; deeze ver-
ftheidenheid des toons ga'de flaande, herhaalde
en befchaafde hy dezelve naar welbehaagen. Wil-
de iemand der Eva den rang gunnen, en zeggen,
Adam had het zingen van haar geleerd, zo heb
ik 'er ook niet tegen: men behoefde flegts te on-
derftellen, de moeder aller levendigen zy even-
pens geaard geweeft, als haare dogtcrs, welke den,
Kiond niet geerne gefiqten houden, De yogeleri
'in
-ocr page 118-
tot de Kennifle van GOD en zynen Wil. 9^
in't Paradys,zweegen zekerlyk 00k niet; en had-,
den beide foorten van fchepzelen, menfchen en,
vogelen , niet eenen zelfden leermeefter gehad,
men had moeten denken, dat zy 'er met elkan*
der over twifteden, wie 'c van den anderen eerfl;
had geleerd. Hot fpraak- en zanggeluid zyn el-
kander zo naa verwanc, dat men niet regtbepaa-
len kan , waar het eerfte eindigt en het tvveede
zyn begin neemt. Vervolgens noodzaakte het
eens ingevoerde zingen tot het uitzien naar melo-
dyen. Het thema der eerfte liederen, en de zang-
manieren, heeft men miflchien den vogelen afge-
borgt. Het accompagneeren zal ook'geenlang
uitftel hebben vereifcht. De zielenkragten , 'er
toe benoodigd, had de eerfte menfeh zo goed als
wy, en nog beter. De toonen, die de uatttaj
tot het verzellen eener bovenftem aan de hand
geeft, en 'c verfchil der mannelyke en vrouwely-
ke ftem ten ppzigt van hoogte en laagte enz kon-
den hunlieden ten eerften bekeud worden, om
dus met tertfen, en naderhand met ondermeng-
de quinten en octaven, elkander zingende te ver-
luftigen.
• fi) Zic by voorbeeld, J(jrcb. rmifwg. Lib. 2. cap. i. P.
Tfmffir Antiq. Gra:c. ]Lib. 2. cap. 44. G. J. Kosfius de na-
tura artiuju, Lib. 1. cap. 4 &c lib, 1. cap. 20. Batman, hift.
antedil. pag. 117. J^cllm hilt. anc. liv, 22. ch. 6. §, 2. Mat-
ihtfon
geeft, in de voorrede tot den volmaakten Kap#-
meeiter, pag. 11. § 5. geiyk Milton, in 't vcilooren para/
dys, de Engelen, voor uitvinders der Muziek uif.
W. C. Print^, in zyne leezenswaardige befchreibung
der edlen zing-uud klingkunft; S. va& Till (digt-zang-en
fpeelkonft, cap. 1,) en anderen, beroepen zig op Lucre-
tius woordea: '
^At liqnidas avium voces imitarrer ort*
^dnte j'uit multo j quam tenia car-wina canttf
CtiKtUhtare omnes fofjent, aitre^ue ffiyarf,.
-ocr page 119-
'S>6 Uit de Muziek getrokkene amleiding
Maar daar uit volgt nog niet, dat die poeet, naar 't ge-
meen voorgeeven, de vogelen voor de uitvinders van 't zin-
gen houdt; hy zegt alleenlyk, dat men den voselzang eer-
oer nagebootft, dan zelf zangvoizen gedigt hebbe.
U) Hoedanige zyn Job. 38, 7. Luc. 2, ij.
§• 53-
Vfartwas der Muziek.
Daar na is de eerfte , vry fobere, Muziek al-
Iengskens in konftvormen gegooren. Hoe en
wanneer zulks gefchied zy, daar van hebben wy
juift geen omftandig berigt; ondertufTchen, 't is
bekend genoeg, dat alle konften en weetenfchap-
pen geringe beginfelen gehad hebben, en, of uit
de noodzaakelykheid,of als uit een gelukkigeont-
moeting, voortgefprooten zyn. Na eenige eeu-
Wen moet de zangmuziek reeds een fraaije ge-
daante hebben verkreegen; gelyk 00k de inftrumen-
ten buiten twyfel van tyd van tyd verbeterd zyn,
en geduurig weder nieuvve gelegenheid tot het uit-
vinden van anderenhebben gegeeven. Wyders, Mo-
fes
heeft niet alleen den lief hebberen der Muziek
een zonderling geneugte verfchaft, door den uit-
vinder der fnaar-en blaastuigen by naame te noe-
men (1) , maar dit verhaal dient ons insgelyks
tot .de wederlegging dier volken, welke de uit-
vinding aller konften aan hunne gewaande godea
toefchreeven; de naamen en overige oniftandig-
heden uit den Bybel, of veeleer uit mondelyke
overleveringen, afleidden; dezelve door tertnen,
in hunnen tyd gangbaar, uitdrukten, en 'er nieu-
we vertellingen byvoegden, of de oude wat op-
fmukten; gelyk dan Heidegger zeer waarfchyne-
lyk bewyft (2), dat men uit onzen Jubal den
beidenfchen /ipolh gef»eed hebbe. Voorts-, de
zond-
-ocr page 120-
tet de Kennifle van GOD en zynen Wil. 5.7
zondvloed heeft der Muziek eenen geweldigcn
krak doen lyden, maar echcer, het zingcn en 'c
herdenken der bekendeinftrumenten niec konnen
verdefgeu.; zo dat zy naderband flegts van nienws
moeft worden verbeterd. De uitvinders van dee-
ze en geene inftrumenten, of veeleer de naamen
van hen, die 'er iets aan verhielpen en verander-
den , vindc men in verfcheide geichriften opgete-
kend. Het is een misverftand, als men de uic-
vinding van de Trompet aan Mofes toeeigent (3) :
nademaal God hem enkelyk had bevolen , uit wat
ftoffe en tot wat einde hy Trompetten zou be-
fchikken. Myns oordeels zyn deeze inftrurnentert
veel ouder , en mhTchien, zelfs vindingen van
Jubal.
(1)  Gen. 4: 29. Zie over deeze plaats,T.<» Till, loc. cit.
(2)  Hilt. Patriach. T. I. exerc. 6. §. 13.
(3)  Gelyk zommigen in deezen op Num. 10,2. fteunen.
DERDE HOOFDDEEL.
VAN DE MENIGVULDIGHEin
DER MUZIEK.
§. 54.
Gefchapenheid der voJgende bedenkingen.
Alle aanmerkingen van't voorgaande hoofdftuk,
tot de navorfching van de natunr der toonen en
van hunne eigenfchappen, a.ls mede, tot de op-
wekking onzes geeftes-, en tot de bevordermg
eener levendige kenniffe van God , bygebragt,
E
                             zul-
-ocr page 121-
<5)8 Hit de Aiaziek getrokkem aanleiding
zullen miffchien vail ieders gading niet weezen;
doordien zommige 'er van, wat nadenken en oef-
fening vereifchen, Hier wordt her beter: want,
het geene ik van de menigvuldigheid der Muziek
koom te opperen, en op den lof des grooten Schep-
pers gedenk toe te pafTen , zal niet ligc iemands
bevatting overltygen. Verfchynrn Gods werken,
volgens hunne nuttigheid , ergens in de natuur
vermeenigvuldigd, zo is het zekerlyk in de Mu-
ziek. Wie derhalve, met eenen redelyken geelt
begaafd, de diepte der wysbeid en kennijfe Gods
hier niet wil leeren inzien, die is het onwaardig-
ile fchepzel, 't welk ooit de zon befcheen. Om
dan niets over te flaan , moeten wy zo wel de
muficeerende perfoonen , als hunne daar toe ge-
beezigte inftrumenlen, in aanmerking neernen. De
natuur zelve levert ons geeu Muziek; het echo,
waar.van naderhand zal worden gehandeld ,• de
wonderlyke fpelonken, door Kircherus (i), en
r.nderen, befchreeven, alwaar men geftadig een
ibort van Muziek, of veeleer van gedruis , zal
verneemen;en het onderaardfche klippen-concert,,
van 't welk de Heer Matthefon gewaagt (2), be-
hoeven hier geenzins tegen my te worden inge-
.-bi'Ugt.
,.. . ■                                                     1 j „ ■.
(j) Loc. cit.
(2) Zie het (dwaaze) eefchrift: etwas neues unter der
Sennen, oder das ttnterirdfjche ^Jiffen - concert in Norvce-
^en.
.Hainb. 1740.
§• 55-
Fan den vogehang.
Ik "heb opzetcelyk de menfchen niet voor de
.ccaii<>ft:e in de wereld maficeereude, willen opgee-
• • -^                        ven-:
-ocr page 122-
ttft de Kennifle van GOD en zynen Xtiih'$p
ven: met wac grond konde ik de fchaare'der vo-
gelen daar buiten flniten ? „ Luifter tog eens op
,, de aanminnige toonen dier klcine bofchbe-
„ vvoonderen; op den zang der vogelen, die fcjg
„ zo vrolyk aanhitzen. Nu verheugd u de bly-
„ de flag des verhevenen leeuweriks; dan baaft
„ de zang des nagtegaals in u zekere overweegin-
„ gen , als verwekkende betirtlings tederc en bly-
„ moedige aandoeningen. Nu koomt de lugtige
„ vink n vcrvrolyken, dan flelt de geeftige cysje-,
„ als fcbynende zekere verborgenheden der na-
„ tuur op te zingen, u in een wysgeerig naden-
,, kent wat verfcheidenheid van toonen, niet al-
„ leen ten opzigt van boogte en laagte, maarook
„ van foorten, en van Melody (i)"! Deeze is
by zommigen flegter en eenvoudiger ^ by ande-
ren, konftiger en menigvuldiger. Maar ieder heefc
eene byzondere, en verleert die nooit. Zo lang
de wereld ftaat, hebben zy hunne Muziek voonr-
gezet, en nooit weder vergeeten; gelyk zulks den
menfchen wel zomwylen is gebeurt. By alle hun-
ne gelykvormigheid, heb ik echter nooit bemerkfj
dat zig iemand 'er rnoede aan hoort. Zo wel de
konftige fcbikking deszangs, gelyk by den nag-
tegaal, als deszelfs verfcheidenheid , koorocn ons
daar in voor; uitgezonderd, wanneer ze, dooi
hunne overmaatige zangluft, ons eenigzihs baloo-
rig maaken , en onze oplettendheid op andere
zaaken verftooren. Ze gedraagen zig zomtyds als ""
die Cantor, van welken Horatius gewaagt (2);
zingen ongebeden , en zo dra men hun beluifleren
wil , zwygenze ten eerften. Waarlyk , een
beeldtenis veeler menfchen! Dit alles is reeds ge-
noeg, om den vogelzang by ons in achting te bren-
gen, en ons te doen verwonderdflaan overhunnen
Schepper,alsdeneenigften Heer,"wiensfterke, ge-
E a
                             lyk.
-ocr page 123-
fioo i3it de Muziek gctrokkene aanleiding
iykvormige en koftbaare Muziek - Kapel, die van
.jUle Monarchen der wereld verre overtreft. Ja,
'c geene my deeze zangers nog beminnenswaardi*
ger maakt, is die, dat zy zo veel duizend jaar
jiunnen Meefter ge.irouw gedient hebben, en nog
.ter deezer uure den lof hunnes weldoenders on-
ophoudelyk verbreiden. Haaft had ik nog iets
.Zondedings overgeflagen : hunne liederen zyn zo
gelykvormig niet, of de hartstogc dier zangeren
yeroorzaakt eenige, hoewel geringe, echter zeer
,'kenbaare, verandering. Wat is kennelyker en
.teffens aantrekkclyker, als hun lied, door 't welk
zy hunne boelinnen tot minneryen uitnoodigen ?
Denkaan dennagtegaal, dezogenaaaidegeilePhi-
Jomele; en was zy nog alleen de Philomele, die
door de ftem de boelen zoekt te lokken! Och!
Avierden 'er maar onder de zogenaainde fchoone
Kinderen niet zo veele gevonden, van de welke
men enkel verliefde fcheuten en boertende liede-
,rcn zingen hoort,- die haare ftemmen niet eerder
bekoor'yk maaken, dan wanneerze netten uit-
zetten! Haare bronft duurt niet, gely-k die der
vagelen, eenige weeken, maar,den gehee'en ty.d
haarer jeugd. Houd in gedagcen de woorden dt\s
wyzen mans: gaat niet om met de zatigereffe, dot
gy niet t'eeniger t$d gevangen wotdt inhaarebau-
.delingen ;
Syr. 9, 4. De lippen der vreemde vrou-
me druipen bouigjeew;
volgens de ukdrukking eens
Jchryvers van groote ervarenheid , Spr. 5, 3. In*
miduels, de nagtegaal, hoe treffelyk fchepzel 00k
i.ynde, is met twee leelyke afbeeldzelen van men-
fchelyke ondeugden , namelyk , geilheid en
j;oogmoed , behept. Twee van hun, zingen te
.ir.ets, uit ieverzugt om elkander in de konft te
boven te gaan, zodanig tegen malkanderen aan,
.totfien, ofbe;de, dood nedervallen. JNicmand
zal
-ocr page 124-
forde KennifTe "Jan GODV/2 zynen Will fo f
znl die ooic zonder lachen aangefchouwd hebben,tetf
ware de herinnering aan de dwaasheid der men-
fchen hem znlks beiet en droevig gerriaakt had.
De nagtegaal is in der daad niec hoograoedig; wane
daar toe behoorde verfland, aan dieren geenzins"
medegedeeld. Maar, de alles voorziende Schep;
per heeft de hoogmoedige zangers onder de men-
fchen hierdoor, dat Hy hunne dwaasheden aanl
eenen vogel doec belachen, willen befchaamen.'
Voorrs, de meefte zangvogels, en ook andcre ,
konneri , door hunne Item, liefkoozen , treuren,.
juichen enz,
(i) Zie SulXfrs unterreduns>, pag. ty, Zoriis Oruithc--
Theologia , en Brockes aardfche vermaakelykheden in God r
alwaar men verfcheide ftigtelyke gedigten van de vogelen.'
ontmoet.
(2) Lib. i. Satyr. 3.
Bedenfangen 'er over , lot Gods lof.
Het zy my geoorlofd, aleer ik van deeze rui-
me ftoffe aficheide, nog eenige nuttige aanmer-
kingen 'er by te voegen, De lofzang der vogelen-
is, volgens de uitdrukking van Roltin (1), de"
eeifte, vvelken God van de zigtbaare natuur ont-'
fihgen. Hy is ook miflchien dagelyks de eer-
fte. O fchande voor de menfehen ! Schande,
dat zy, door reden en overlegging, zo verre nieC
koomen konnen, dangeene, door de enkele na--
tuurlyke drift, die echter den menfehen ook niec'
ontbreekt, hadden zy dezelve maar niec verftikt,,
en in de zagte pluimen voor de oogen des dage-
raads verborgen. Weinige, weinige zyn, gelylc
de hemelftbgezinde Brockes, mec de vogelen tet~
E 3
                             fens •
-ocr page 125-
1:0 2 Uit de Muziek getrokkene aanleiding
fens opgewekt, om hunne lofliedcren, met die
der gemelde zangeren vercend , den hoedcr
hunnes levens, uit een hare vol dankbaarheidV.
toe te zenden. Acha hoc zelden, myn Va-
der! hoe zelden heb ik my ook onder deeze:
vroeg cot uwen lof ontwaakte fchepzeis vin-
den laaten! behalven, wanneer myne,of eens
vriendsjkrankheid my noodzaakte, geduuren-
de den geheelen nachc flaaploos te blyven, of
wanneer een reize, of een tuin, my 's mor-
gens vroeg onder den biaauwen heme! riep,
en een kort loflied aflokte. Doch , tot Gods
Jof is het nooit ontyd. Op dan, myne zicl !
hof den Heere ! Hy is nu in myne oogen zo
groot geworden, als Hy waarlyk groot is in
zyne werken. Hy is met glans en majefteit, ge- ■
lyk met een kleed, omringd,
zo dat men Hem
zonder dezeive zien noch aan Hem denken
kan. By heeft de aarde gegrond op haare grond-
v eft en; zy zal nimmermeer■ nocb eewuiiglyk niet
■wankelen. Hy zendt fonteinen uit, tujfchen de
daalen, datze tujfchen de gebergten heenen wan-
delen. De boomen des Heeren warden verzaadigd.
By dezeive zvoont het gevogelte des Hemels
, een
ftemme geevende tuffeben de. takken. PL
104. 't
Is goed, dat men den Heere love, en uwen name
Pfalmzinge, 6 alderboogfle !
Pf. 92: 1,
Gelukkig moet ik u achten, u, die de zorg-
vuldigheid voor den veiligen ftand der flaapen-
de fteden j op 't hoogfte , ik meen,.opde
prachtige, en alom een vry gezigt vergunnen-
de, torens gefteld heeft; u, die ampts halve
inenigmaal gehouden zyt,om bycyds, met het
krieken van den dag, aleer de zon de toppen,
en de fpitfen uwer woonplaatfen, verguldt,
door uwfi lofzingende bazuinen den Landman
-ocr page 126-
rot de Kenniflfe van GOD en zynenWxL xo$
op te wekken, en hem, by wyze van heilige
herinnering , tot dankzeggmg te ontfleeken.
Gy hebt nu en dan ook-myne tong, toe vieri-
ge morgenliederen, ontbonden. En als gy mec
trompetten, gelyk de Engelen in de luge, en
met de pauk, die den geweldigen donder na-
bootft, het aanbreeken eens hoogen feeftdags
verkondigt, wat kont gy dan in chriftcnen ,
natuuvlyker wyze, anders voor gedagten ver-
wekken, behalven deeze , hoe namaals de En-
gel Gods , met fterke , allcs doordringende ,
bizuinen - klanken, volgens het woord onzes
Heeren, der wereki den laatften dag zal aan-
kondigen, als wanneer 'er een eeuwigduurend:
feeft van lull en vreugde , van welvaart en ge-
juich, voor de vroomen zal beginnen. Och,
dat alle ftadstorens meer door deeze ftigtelykc
verordening,dan door de pragt hunner iteenen
en vercierde kruinen mogten uiefchynen (a).I
(i) Voy. la maniefe d'enfelgner& etudierles belles lettres.
(i) Het afblaazen van de torens is zekerlyk een z.eer
loflyke., veelen lieden tot zondetlinge ftigting verftrekken-
de, ordoiinantie ; gemerkt men, in zommige plaatzen,
's morgens, 'a middags. en 's avonds, geeftelyse liederen
faooren laat; by zekere feefttyden , 's mlddernagts of a
raiddags, deftige muziekftwkken uitvoert; en by opkomend
onweer, door een Catechifmus-of boedied, tot aandagtig-'
heid vermaant. "Zo onbetaamelyk als het nu is, dat zukce
pryslyke verordeningen , ter plaatze akvaar ze in zwang
konoen blyven , nagelaaren worden , zo ongerymd ftaat
het ook, als de torenblaazers zig niet in den tyd weeten te
fchikken, en , by voorbeeld, op beededagen, of op den'
goeden vrydag, eenerlei trant, dan op andere tyden, koo-
nien uiten.
B 4i                     §.57.
-ocr page 127-
Ki*4 Uit de Muziek getrkkens aankiding
§• 57-
De uitdeettng der flemme onder de dieren,
is merkwaardig.
De gemelde verhevene Muzikanten laater*
z;g naauwelyks hooren, of hct geheele voge-
len-choor beginc zig 'er in te mcngen; ja,zin-
gen, d'een na d'ander, hbewel zwakker dan-
by andere tyden , den geheelen nagt door ,• en.
't fchynt haaft, als Of zy tot de zanguuren by,
nagt , onder de regeenng van Gr&gorius Mi
JngeReld, de gelegenheid gegeeven hebben,
Maar laac ons tot een andere aanmerkelykc
ontraoeting overgaan: de ljefiyke flem isgeen-
zins alien levendigen dieren'gemeen: v/ant,.
buiten de vogelen ontmoeten wy,. tot op den
menfch , niets , dat zingen konde. Ik denk
riet, dac iemand tegeo deeze (telling de Sol-
mifatie van het indiaanfch lui-dier (*} j het
rnaauwen van de Katten by nagc , of bet hui-
Jen van eenige roofdieren , zou willen in?
brengen. Alls deeze ftemmen bovatten zeker-
lyk ook iets zeldzaams, doch, zyn ai te ys?
felyk, om zig daar by fang op teho'uden; te
meer,.daar zommigen zig 'er van bedienen tot
het bederf des menfchen, gelyk men zulks van
den Krododil, en eenige andere, verhaalt. Gaf
het maar geene menfchen, die Krokodiltraanen
fchreyen , ten einde den trouwhartigcn even-
naaften 'er door te benadeelenJ Hoe vreesfe-
lyk zou het niet weezen, als iemand varr ver-
re, om niet eens te zeggen naby, geduurende
een' halven dag, of een'kortennagt, beeren,
krokodillen, katten, honden enz. door mal-
kaa,
-ocr page 128-
tit de Rennifte van GOD en zynertVtil.' i b$'
Isanderen moeft huilen hooren! zeker Profeec
Gods konde niets fchrikkelykers dreigen ,
dan dat 'erin de ftadt Babylon, eertyds met
lieflyke Muziek vervuld , voortaan de ivilde die'
ren der vioeftyne gieren zouden
, Jef. i}, 22, ge--
]yk 00k daarna is gefchied. Och ! hoe lige'
- kan een menfch zig zodanig verzien, dat hy
voor alcoos naar een' oord geraakc, ahvaar cn-
kel gehuil en knarjfing der tanden weezen zal.' •'
Hoe vervaarlyk moee ons niec reeds deeze eenig-.
ft'e omftandighcid, de ftraffen der helle maa-
ken! Wederom, is het niec aanmerke'Iyk , dat •
de Koning van de viervoetige diererr, de fchrilc
aller levendige fchepzelen op aarde, niets an-;;
ders uit, dan een yflelyk gebriefch? wat zaH
ons dit leeren? ALLES PAST NIET VOORi
1EDER EEN. Daarom heeft e£n niec alley
ontfangen. Een menfch', die zig in vreemdc-
zaakenmengt, en zyneeigenepligten daar over'
vergeet, werfec tegen de fchikking der nncuur.
leder blyvc by zynen ftaat. De Koninglyke lecuvv*
geeft eerten Orpheus wcl eens gehoorj en ftaakc
zo lang zynen wreeden aardc, maar hy grypc-
zelf niec naar de lier. De Keizcr Nero behaa!--
de 'er weinig eer door, dathy,by ftrydfpel"
]en, in de Muziek uit te munten", maar den ryks--
ftaf niec behoorlyk te zwaaijen wifl. Geheel'
anders was bee gefteld niec Alexander den-
Groocen.
(*) Zie myne inleiding §. l§6.*>
% 58-
Immderheld by de vogelen.'
Allevogels zyn 90k Diet dborgaansmuziknalv
E 5,                            in»»r
-ocr page 129-
106"' Uit de Muziek getrokkene aanleiding
maar flegts een klein, ja, hec onvermogenfte,.
zwakfte, gedeelte 'er van. Hadden menfchen,
by de fchepping, de ftemmen onder de dieren
verdeelen zullen , de vorft der ge.vleugelde
heirfchaaren , de onverfchrokkene arend, en
daar naaft de prachtige, ons een raad voor de
oogen draaijende, paauw, zouden 'er zekerlyk:
de grootfta part van geftreeken hebben. Men
zou , by de uitdeeJing, de gpootce, fterkte en
fchoonheid hebben gade geflagen. Maar, de
Beer des fchepzels is ganfch anders, en ge-
wis niet zonder wyze inzigten,'er byte w«rk
gegaan. Hoort de' woud-en tuinbende eens
iTiufiesaren... Ril/in, toen hyzehoorde, zegt
*er van., in 't voornoemde gefchrift: ,, Alle
„ toonen zyn verfchillende ; echter, weliui-
„ dendCj en alle famen leveren een choor,.
„ door de menfchen cot dus verre maar fober-
„ lyk nagebootft. Doch , 'erlaac zig 66n fter-
„.k"er, krachtigcr item tuffchen hooren, eDna-
s, zoekende, waar ze van daan koomt, bevind
„ ik, dat een zeer kleine vogel het werktuig
„ 'er van is, Dit maakt, dat ik alle overige,
„,die zingen konnen, befchouw, en^ze zyn
3,.allegaar zo klein. De grooten verftaan of
3, de Muziek niet, of hebben onaangenaame •
,, ftemmen ". Men verhaalt van zeker vogelt-
je in America , Gonamhucb genaamd, Diet vecl
grooter dan een wefp , dat het van de na-
tuur met zu!k eene aanminnige ftera begaafd
zy, by welke alle kwinkeleering onzer nagte-
gaalen' nog in geene vergelyking koome (i).
Das vindt men, ovcral in de natuur, aan 'c
zwakfte, de meefle konft befteed. Zo houdc
de Maaker der natuur het ook in zyn ryk der
&enade» Wie dtfnkc hier by niet aan 'c woord
dcs-^
-ocr page 130-
tbt deKennifle van GOB"en zynen WH. thy-;
des Apoftels : met veek tvyze na den vkefc.be,
met veele tnagtige
, met veek edek, heeft God
uitverkoren
; i Cor. i: 2(5 - 29! Te vergeefs ver-
beelden zig de aanzienelyken en ryken deezcr
aarde , als of zy by God 00k zo hoog worden ■
gefchat, gelyk ze in hunne eigene oogen, en
by eenige vleijers, geacht zyn. Niemand an-••
ders heeft lof by God, dan hy, die *er met
waarheid op roemen kan van Hem te kennen,•
Geen ftand op aarde heeft eenige reden, om
zig, wegens byzondere voorregten, boven an-
deren te verheffen. De arend overtreft alle:
vogelen zekerlyk in iterkte en rnoed, rnaar"
hem ontbreekt net bonte kleed , met welk an-
deren pronken; en de Item, door welke ande- •
ren de ooren der menfehen veriuftigen, Ieder
gebruike zyne gaven volgens net oogmerk des
milden geevers van dezelve, zo is hy, wat hy
weezen zal, en in zyne foort voimaakt. Bui-
tendat kan zelfs de magtigfte Monarch niet an-,
ders worden aan^emerkt, als een wanfehapen
ftvuis, welke de fleer, van 't verflmdontbloot
heeft,
Job. 39: 10. en als een roofvogel, voor
welks (loot de kleinere wel moeten vreezen ,
maar op welks dooden romp zy eimlclyk met
biydfehap omdansfen , en zig met zyn vet ver-
zaadigen. A!zo zyn alle de geene te acliten ,
die, hunne magt inisbruikende , gceme kwaad
aanregcen. - En in't gemeen mogen alle men-
fclien, uit die blad des grooten natuurboeks
nog dceze lefie neemen, dat wysbeid en verfland,
k<snft en bekvatiamheid
, met altoos in de grootfte
iigbaamen fteeken
,-niet altoos onder bonte p!ui»
men verdeeld zyn; noch aan zckere ftaaten en
geboorten zig laaten vaftmaaken. De vrybrie-
vea der verwaanden en^de gelhchttafelen dcr
E> -6
                        hooti-
-ocr page 131-
io8 Uit de Muziek getrokkene aantiidingr
hoogmoedigen vandeezen kant befchouwende,-,
srienze zo doorgeregen uit, als een vogelriet..
Doch, ik raak te ver buiten 't fpoor: myne«
leezers' mogen de aangevangen zaaken ,'zos
verre als 't hun zal gelieven , vervolgen..
[i) Godofredi, in Hift. Antipod,
§• 59. •
Ntittigheid des vogelzangs, tot bet ovenvee-
gen van de goedbeid en van den
fykdom Cods..
Wat baat den vogelen hurrae flem? niets,,
can datze zig 'er zomwylen door verklapperr
en gevangen worden, of, dat iemand, door?
dezelve bekoord , hun de vryheid beneemt;':
eveneensals kwaaddoenders, fchoon ze, we—
gens gebrek van verftatrd, in alien deelen on-
Berifpelyk zyn. Maar dit gqbrek fluit teffens'
de reden" in, waarom z-e in bun eigen zang
geen vermaak konnen fcheppen. Dies zingen*
ze enkelyk volgens het bevel des Sch'eppers ;
verheerlyken zynen marn , en brengen ons den-
lykdom eh de grootte zyner gocdheid te bin-
Jien (i). Goedbeid is bet voor reizende pcr-
foonen , dat de velden en wegen , zelfs aldaar,
waar menfehen ontbreeken , echter van alien*
levendigen adem zo ledig niet gelaaten zyn$
door diepe (tike, naar, langwyb'g en vervaar-
]yk te worden. Gjedheid, dat de Scheppcr
zd veelerhande gemoedsneigingen heeft doen-
ontftaan , en by haare uitdeeling onder de men-
fehen hier op gezien, dat een boer zig in de
woud.-en tuiumuziek niet minder verheug&r*
kan^,
-ocr page 132-
fotafe'KennHTe vafiGODeftzyitetfi'WiT.- itrjt"'
kan, als een vorlb in die van zyne Kapel; en»
dat deeze dikwyls, gelyk of hy geenen beny-
• d'e, eenen tuiu , of eene bol'chaadje , voor-
trekkelyk ache boven zyn glansryk paleis. Had.
God niet doorgaans zodanig voor geringer lie-
den zorggedraagen, hoe veel te zuurer z-oude
hun het leven zyn geworderr, daar ze nu, by
de tegenwoordige lchikking , beter door de
wcrcld koomen, dan zelfs de gecne', voor wel-.
ke alle geneugtens fchynen verzonnen te zyn*.
Goedheid is het , dat God de grooter dieren,
welker ftemmen ons lieges verfchrikken, ten
minften, zeer lallig vallen zouden, alzo wel
het zjvygen geboden heeft, als aan 't pluim-
gedierte', ons geitadig muficeerende op te wag-
ten. Konde het tegendeel van dit alles niec
gefchieden? of kondenbeide foorten van die-
ren zig niet te gelyk en door malkanderen
hoorcn laaten ? dat muefl wel een gelukkig blind
geval weezen, wiens uitwerkfelen altoos den
veiligflen weg voor ons hadden ingeflagen !
Rykdom befpeurea wy daarentegen in de me-
nigvuldigheid dier {kmmen ; rykdom, in de
melodyen ; rykdom, in hunne zang-cieraaden;
rykdom , in het maakzel van den hals, van
de tong, keel en boril dier zangeren. Ik ben.
verzekerd, dat deeze deelen konftiger toege-
fteld zyn , dan hun zang zulks vereifcht. Hier
van daan de bekvvaamheid der meefte zangvo-
gelen in 't uitCpreeken van woorden, en in 't
leeren van menfchelyke melodyen. Dit ver-
mogen is hun alien medegedeeld (i), fchoon
onder honderd, ja duizend, naauwelyks edn,.
*Br in wordt afgeregt.
(i) De gefchiedboeken leveren wonderbaare voorbeeldea
«tm konitig afgeregte yogelen. Hiet vertgoat Zig God als
E-7.
                                «oi..j
-ocr page 133-
ft5 Vit de Muziek getrokkene aanleiding
een groot Heer , die alles in zulk eenen overvloed heeft ,
dat Hy niets behoeft te fpaaren. Doch, het regt 'er over,
koomt niemand toe , dan Hem alleen. Wyders* door de
Uitdnikking, dat de Koning Salomon de fpraak der tote-
len yerftond,
wilde men miflchien in 't begin fleets te ken-
nen geeven, dat Hy.gelyk van andere werken der natuur,
ook van vogelen , fraaie liederen tot Cods lof opgefleld
Itebbej
i Kon. 4:ly, want, hier in beftaat hunne fpraak,
Cods eere te vertellen, of ons tot derzelver yertelling aan
te noopcn.
Maar, naderhand dit gezeg in een' eigentiyken
zin opvattende, wierd 'er een veroigtzel uit. Langs deezen -
weg zyn 'er wel meer fabelen voortgefproten.
§, CO.
B>edenMng over de trappen der natuur by
geluiden en toonen.
Deeze rykdom Gods leidt my nog tot een
algemeener opmerking, met welke lk die over
*i vogelzangzal eindigen. My koomende graa-
den ce binnen, langs welke de natuur altoos
van kleiner tot grooter dingen overgaat. Ze
teelt namelyk geruifcb, kfanken en verftaauly-
\iQtoonen ; de toonen zelvezyn nuzwakker,dan
flerker;ni» meer, danmin duidelyk. Hctminfte
geraas, 't welk 'er van levendige fcliepzels
tot ons koomt, verwekkende bloedelooze diert-
jes; 'krekels, uiltjes, fprinkhaanen, en dier-
gelyke; niet door hunne keelen , als welke
mogelyk te zwak zyn , om ons eenige gewaar-
wording te veroorzaaken, maar, door hunne
vleugels. Hier naaft koomen de wreede, dan, ,
geftadig als by trappen,de lieflyker vogelftem-
men; vervolgens, de blaas - en fnaartuigen,
en eindelyk , de menfchelyke item met alle
haare verfcheidenheid van ilerkce en zwakte,
koogte en laagte, gemakkelyk ■ aanminnigheid •
t-*
                               .                          enzv-
-ocr page 134-
tot de Kcnnitte van GOD e» zyneitWd. rw
enz. Ja, leteens, hoe naauw hier de claflen
derdingen,ook ten opzigt vanhaareklaarheid,
elkander verwant zyn : eenige dieren maaken
flagcs wat geruifch; *andere, brommen; zotn-
mige fclireijen yfl'elyk; eenige zingen; andere .-
zingen en leeren ook praacen , hoe\vel zonder
verftand; eenige zingen en fpreeken met be-
wuftheid, en konnen door het een en 'c ander
hunne gedagten anderen te kennen geeven. En
wie weec , wat wy nog grooters zouden ont-
dekken, indien wy ons hooger opwaards on-
derdegeeften, die veele volmaaktheden bo-
ven ons vooruit hebben , konden verheffen.
Dceze konnen onze ftemmen en fpraakgelui-
den vvel namaaken ; doch , beide zyn hun
miffchicn te flsgt, .ora 'cr zig gemeenlyk van >
te bedienen.
§:, 6i.
Eerfle verdeeling, in zang- en xverkiuig- -
lyke Muziek.
Nu koomen wyuit de Kapel der vogelen, tot'
de ongelyk-volmaakter,namelyk,diedermen-
fchen, welke zo wel door hunne eige keel,
als ook door allerhande inftrumenten, de lugt
doen klinken ; weshalven hunne Muziek in
zingende en fpeelende, ofVOCAAL-en IN-
STRUMENTAAL - MUZIEK wordt ver-
deeld. Laat ons ieder van deeze beide op haar
zelven befchouwen. De menfch is beheerfcher
van de toonen, maar zyn lied is niet aanftonds «
gereed, zo dra hy, gelyk een vogel, den mond
tot het zingen opent. Hy moet eerft of een
zangwyze digten, of, anderen een vo(s aflee-.
ren*!.
-ocr page 135-
flft XJit de Muziek getrokkent adnkiding
Knn^^°OILZOVuer^ hy'c eerftgemelde t dikwvls:
en met zekerebekwaamheid vblbfengt, hect hv
een CompomJL Zal hy groot en vermaard wor"-
den, zo moet-hy, beneffens de kennis van de-
reeds, uitgevondene konftregels, ook allc mo-
gelyke krachten des verftandsin vry hoogerr
graad bezjtten j ten einde diepzhm» en in me-
nigvuldige achtervolging te konnen denken.
Wie by voorbeeld, den chooraalzkogr tfmr
hmmel hocb da kom kh her,
door den beroem-
den, nu in t choor der Engelen opgenomen,.
Bacb gecompoueerd en uitgegeeven , opmer
kend befchoum, die zal geenzins konnen ge-
Jooven, dat de zwaarfte meetkundige betoo-
ging; veel dieper en wydloopiger nadenkenver-
e«che,dan deeze arbeid rrroec gekoit hebben.
Men vindt zekerlyk weinig Componiften van'
dien aardt , docb, men bemerkt ook met 'er '
naatt aan hunne fameffftellingen , wat krachc
des verftands by bun de fterklte zy. Het is
een gebrek, een algemeen gebrek,dat deGbm-
poMten tegemvoordig meer uitwerkfels van
geeltigheid, dan van verftand, te voorfchvn
brengen. Behalven bet verftand word: 'er ook
een goede aanmoediging van den wil, en der"
begeerten er in opgefloten , vereifcht; maar
voornamelyk , zekere tederheid der hartstog-
ten. By den hedendaagfchcn fmaak van de Mu-
ziek beipeurt men zeiden iets diergelyks: het
ichynt, als of de wil en deszelfs driften by on--
ze muziekoeffenaaren , gelyk ook by eeniee
poeeten , flegts een aanhangzel hunner zieV
zy (i). Hier van daan zo veele misdragren van
Oomponiften en voor de vuift treffende cla- ■
written, die t'eikensalle 24groftdtooneti door-
teiuUwi».ea.hunnen vergaderden konilzak vol-'
di&»-
-ocr page 136-
t9tde KenmTc van GOT) en zynm Wih. i vx
clifTonanten , bindingen enz op eenmaal uit-
fchudden Een dozyn 'er onder loopende ver-
kens,. mogen geen kwaad , maar,. verfterken
de harmony. Dan is 'c well: zeker, een in-
ftrumemfpeeler, die gelnkkig flagen en 'chart
xaaken wil, heefc insgelyks veel bekwaamheid.
van nooden; aangezien hy zig als in een'Com-
ponift moec kounen verw-anaelen..
(i) Inzonderheid bemerkt men dir aan menig,Keikfhik,
't \ve!k ganfeh uiets influit, dat naar heilige beweeging des
gemoeds fmaakt. Het gaat den Componiften aldaar ge-
meenlyk gelyk den digteren, als weiker geeftelyke ftuk»
ken bykans geduurig de flegtften en de minften in 't ge-
tal zyn. Koude Poeeten , koude Compuniften, koude
zangers en- lpeeiers mogien zig liever van 't hsiligdoia
a£hoiidcn.-
§.. 62.
De menfchelyke zangftem h iets xvonckrbaars..
Wie zou het denmenfche, als men 'er nooit
wat van gehoord had, aanzien,.dat hy eeu
muzikaal inftrument waare, ja, een zodanig *
wiens weergaa nergens wordt ontmoec ? De
menl'chelyke zangftem gaat alie onze verwag-
ting verre te boven: want, hier komen zeer
veele merkwaardige dingerr voor,. Eerftelyk,
de grenzen van 'c onderfcheid tuffchen fpree-
ken en zingen. Het fpreeken ontftaat insge-
lyks uit de voorgemelde beweegingen der lugt^.
doch, wy onderfcheiden dezelve allegaar van
't zingen", en kennen dit verfchil, zonder dien
aangaande eenige onderrigting te behoeven...
By zommigelieden koomthet fpreeken zeer na-
hy ,-aaa 't zingen, en men hoortze niet geerneK
VOQE?
-ocr page 137-
, B14 Uit de Mttziek getrokkene aanleiding:
vooralj wanneer het uic een kwaad aanwend-
zel voortfpruir, Het zingen gefchiedt langzaa-
mer, dan het fpreeken ; met meer werk en
aangryping : mifTchien, ora datdelugt, aan
't ein'd der ftrootpyp geperft , heviger tot
de bovenfte hoke van den mond overge-
bragt en klinkend gemaakt worden raoet. Men
befpeurt althans , dat de toon eens blaas-
tuigs eenen zangtoon a'.sdan nad'er kornt, wan-
neer deszelfs vvyde opening iets binnenwaards
gebogen, en 'er zulk een holligheid, gelyk by
de Hoboe d'Amour (i) > in gemaakt wordr.
(i) De Heer Dcdart fchynt dit, in zyn opftel over de
menfchelyke ftem, byzonderlyk §.3.-5, alwaar hy dik-
wyls gewag maakt van 't rejomtement, fnede in de gedag.-
ten te hebben gehad.
§.63-
De wyze hoe de flem wortkomt.
Ten tweeden, de vraag is, hoe het toegaa,
dat wy uit onze keel een ftem voortbrengen
konnen ?Daar zal wel een konftig werktuig leg-
gen? Zfckerlyk ja, en wel zulk een, 't welk,
gelyk allegewrogten der natuur, zig van konft-
werken hicr door onderfcheidt , dat het ons
in 't begin ganfeh flegt voorkoomt; inzonder-
heid, wanneer men de wyze , hoe de lugt
klinkende gemaakt wordt ,.. niet overweegt.
Doch, hoe neerftiger onderzoek men 'er by.
aanftelt, des te meer konft ontmoet men; zo
dat men 'er zonder opgetogeuheid niet weder
van af te fcheiden weet.
Voormaals geloofde men bykans eenpaarig
dat het fcjy de vonning der flemmen enkelyk
-ocr page 138-
tot deKermiffe vanGOD en.zynen Wil. m£
aankome op de ftroot ; van welk gevoeleti
zig echter de Heer Dodart, in een ontwerp
van de oorzaaken der menfcbelyke ftemme
(i), geheel heefc verwyderd: als beweeren—
de,dat de trillingen, door de Glottis verwekc
in de lugtdeelen, van binnen opwellende en •
aan haar medegedeeld, de waare oorzaaken
'er van zyn (*). Ik beb van deeez ftoffe,
zo wel ten ffanzien van het duidelyk voor-
fte'l, als ook , van de aangewende vlyt , en
zelfs , van de ftigting des gemoeds, nooit
jets fraaiers geleezen ; hoevvel de Heer Fer-
rein.
naderhand een ander ontwerp van 't on-
rniddelyke vverktuig der ftemme , niet minder
duidelyk -en neerfti^heid bevattende, te ber-
de heeft gebragt (2). Na dat deeze Auteur de
Ouden eerit tegen den Heer Dodart eenigzins
verontfchuldigt, tragt hy va(t te ftellen, het
werktuig der ftemme zy gelykfoordg aan een
fnaartuig, by 't wclfe de overheen ruifchende
lugt de plaats eens ftrykfioks bekleedt, vermits
ze namelyk zekere, door hem ontdekte,ftem-
fnaaren, die hy cordes vocales of rubans de la
glotte
noemt , aandoet, en dus de vereifchte
trilling der lugtdeelen veroorzaakt. Aites dui-
delyk uit te beelden, valt hier, zonder be-
hu'p van bygevoegde figuuren, vry bezwaar-
]yk ; inmiddels , het hoofdzaakelyke beruft
hier op : door den wil der ziele, en door den
flootjdie 'er uit ontftaat, nu eens fterker,
dan zwakker zynde,wordt de lugt uit de long,
langs de ftroot, tot aan haare opening, naar
den mond gedreevcn. Aan 't bovenfte eind
deezer opening, zyn aan weerkanten, veezelt-
jes, die door middel der fpieren , by den Heer
FfiTrsin ontdekt, meer of min gefpannen, en
te£»
-ocr page 139-
rr<5 Hit St Muzietgetrokkene aanleidhig
teffens, door 't uicbreiden of famentrekken van--
den geheelen hals, niet va-n de (trot, veriengt of
verkort vvorden; 'c welk alles met groote fnelheid
gefchiedt. Deluge, boven deeze gefpande vee-
zekjes, offnaaren, heenen gedreeven,. brengt te-
wege, dat die fnaarcn trillen en de lugt klinken-
de maaken ,a!s wanneer de lugt aan de bovendee-
len des monds floor, en door den wee\rftuit hec
verfchil tuflchen zang-en fpraakgeluid verwekt.
Door deeze, en eenige andere. uiede helpende,
werktuigen, worden de toonen verder uitgevverkc
en geftierd; gelyk dan zekere fchikking, enonder-
linge evenredigheid tuflchen alle deelen van den
hals en van den mond, als mede,de vrye toe-
en afgang der lugt door de neusgaten , en de ftof-
fen, welke de werktuigen der flemme omringen,
het zingen meer of rain lieflyk doen worden.
(i) Voy. les mem. de l'Acad. Roy. des fciences. 17*0.
pag. j<i.. feq.
(*) Zie myne inleiding §. 101.
(2) Mem. del'Acad. Roy. 1741.pag. 545.8c Hid pag. 69.
By de ftemwerxen, zonder on: weeten en be-
(lieren
, verfcheide leden te gelyk:
Wie flegts dit weinige , aangaande de zangflem
hier reeds bygebragte , overweegt, die zal, ten
derden, verbaasd moeten ftaan~, als hy ziet, of
na ontfmgen onderrigting bemerkt,hoe veel leden
onzes lighaams 'er altoos te gelyk moeten arbei-
den, alleenlyk om 66a' toon voort tebrengen; in*
zonderheid, vvanneermen de beweegingen, tot hec
©phaalen van de lugt uit de borft, als mede, tot
da vonaing. en tot de uitipraak der te zingens
WOOfr
-ocr page 140-
•tit de Kennifle van GOD en zynen Wil. i 17
woorden, vereifcht, 'er nog byvoegd. Nog meer
verwonder U, gy die dit overdenkt, vvanneer gy
ieder ftuk en lid enkeld ziet, hoe flegt, zwak en
gelykvormig betzy;ena!sgy eindelyk overwecgt,
hoe fchielyk wy evenwei zingen konnen, en wat
'er al voor bedryven en roeringen in onze lighaa-
men weezen moeten, van de welke wy echter,
behalven de wanftaltige gebeerden van zommige
zangers , niets bemerken. Doch , verwonder U
niet al te zeer; gy zult nog grooter dingen gevvaar
worden. Dit is nog flegts Konftwerktuig , en,
zo te fpreeken, raderwerk, 't welk by verfchei-
de dieren nog wel fyner wordt ontmoet. Maar
kent gy de ve£r en de beweegende oorzaak deezer
mafchine? Gy zult dit, myn leezer, mogelykder
inwoonende ziel toefchryven, en gy hebt 'er 00k
gelyk aan : gy zoudt U anders , door moedwilli-
ge verzaaking, haarer onwaardig inaaken; gelyk
de sge«ne, die zekerlyk reden hehben van te wen-
i'chen., datze geen ziel hadden, Bedenk dit maar
eens:gy zingt niet, of gy wilt net, en houdt niet
op , of gy wilt zulks. is dan zingen en niet zin-
gen , zingen willen en ophouden willen met zin-
gen, het zelfde? zyn het niet ganlch tegengeftd-
de dingen (1)? D:envo!gcns,g-j zingt maar door
cen beweeging vanuwlighaam, en wilt het maar
door een kracht uvver ziele. Weet dan de ziel
zelve iets van deeze haare werking in 't lighaam?
Neen, maar des te grooter is het hier by voorval-
lende wonderwsrk; om my van deezen, tot den
aardt der zaake zeer gevoeglyken, term der
franfche Academiften (a} te bedienen. Want,
ten vierden , alle aangehajlde , menigvoudige en
fnelle beweegingen, wordta door een gefchapra,
redelyk weezen, door een ziel, veroorzaakt en
geregeerd, zonder dat zy echter dezelve naauw-
keurig
-ocr page 141-
ks 18 Uit it Muziei getroka.,^ aai itlittg
keurig kent. Zy heeft verders geen ma $ over de
werktuigen der ftermne, dan, om ze te bewee-
gen. Voor 't overige kent zy noch a!le die werk-
tuigen, noch de wyze hoe ze te bevveegen zyn,
of, wendt 'er geen verder oplettendheid toe aan,
dan dat ze flegts WIL. Een zangmeeiter behoefc,
uit hoofde van deeze fchikking, zynen leerlin^en
niet te beduiden, wat veranderingen van denhals,
van de ftroot en van haare veezels, zy tot de voort-
brenging van deezen of geenen toon, noodig heb-
ben,- hy is daartoe ook niet in ftaat; maar,zingc
flegts voor , en de leerling zingt na. Wie ziec
hier geen uitwerkfels eens oneindigen verftands;
geen kracht eens Aivermogenden! Hoe ongemeen
is de oeffening der zangkonft hier door verligt!
konde iets anders deeze fchikking gemaakthebben,
dan GOD !
(i) Zie Crufil metaph. §. 429.450, alwaar de grgnditel.
lingen deezer zaake worden verklaard.
(2) Dodart L C. §. 9.
Nogandere zonderbaare omfiatidigheden by de (tern.
Men overweege, ten vyfden, de tederheid in
de meefte flemmen^ de fynigheid der werktuigen,
daar toe behoorende; en de menigte van haare
verfchillendeuitwerkingen,binnen zulkeene naau-
we ruimte verwekt, en ons nogtans allegaar ken-
nelyk wordende. Boven dien bemerken wy hier
nog, tenfesden, de fterkte en zwakte ; dehoog-
te en laagte;het verfcbg tuflchen de ftemmen van
mans-en vrouwsperfooflea. Ik zou het bezwaar-
]yk op my hebben konnen verkrygen,om van. dit
alle's de enkele mogelykheid te geloven, had ik
-ocr page 142-
tot de Kennil n van uo: ?» zynen Wil. n <?
het niet van der jeugd aan gezien, gehoord en on-
dervonden. Voeg hier by de wonderlyke.veran-
deringen, die de mannelyke ftemmen met de jaa-
, ren ondergaan, als wanneer 'er gemeenlyk uit de
Difcant een Tenoor, en uit de Alt een Bas wordt;
aan welke veranderingen de ftemmen der vrouwe-
lyke fexte echter niet onderhevig zyn (*). Zom-
migen pleegen , uit rampzaalige geld -of eerzugt,
of uit andere reden, dit zogenaarode muteerert
der ftemme door het caftreeven te verhoeden;
doch, 'c ftaat gemakkelyk te begrypen, hoekrach-
tig dit tegen de wet der natuur aanloope^i). Ont-
breekt het dan derwereld aan lieden met hooge
en heldere ftemmen begaafd , dat het geraaden
Ichynt, om der natuur nog eenige met geweld af
te dwingen, die evenweldikwyls verder nietszon-
derlings aan zig hebben, dan het ongewoone, dat
een mansperfoon de difcant zingt.
Hoewel nu
de meafchelyke zangftemmen zodanig verdeeld
zyn, dat men zo wel de hooge als de laage, al-
leenlyk by een byzonder geflacht en ouderdom
ontmoet; wordt nogtans haare menigvuldigheid
door de vier verdeelingen, in de Difcant, AH,
Tenoor
en Bas, flegts maarin 't gros aangeduid:
want, men vindt al zo weinig twee difcanten,
altenenz. van evengelyke hoedanigheden, als twee
aangezigten van eenerhande trekken.
Ten zevenden vertoont zig hier, door 't be-
ftier des Scheppers, nog een ander wonderwerk;
namelyk, dat onze ftemmen meerendeels onze
gemoedsgefteldheden en hartstogten ontdekken,
ja, dat zelfs geheele natien , volgens het berigt
van Kircherus, Vkruvius en anderen , zig hier
door van elkander onderfcheiden (2). Weshal-
ven dan de geene , die van de dofrgfonding der
menfchelyke gemoederen zekere'regels geeven,de
Item
-ocr page 143-
"&?2'C Uit it Muziek getrokkene aanh'uling
m
ftem gemeenlyk mede onder de Icentekens van 't
temperament en van de gemoedsgefchapenheid
pleegen te rekenen. Zulks moet ook by hun-,
die zig aan geen konftige veinzery hebben ge-
wend,eigentlyk zo uitkomen; vermits het bekend
is, hoe naauwkeurig de uitbeelding van alle on-
ze lighametyke leden zig naar den ftaat des gemoeds
r-igte. Ik eindig deeze bedenking met de woor-
den van den grooten muziekvriend Lutherus (3):
„ Wat zal ik zeggen van de menfchelyke ftem-
„ men, als by welke al het andere zingen en klin-
„ ken ganfch niet in vergelyking koomt. Deeze
„ heeft God met zulk eene Muziek begenadigd,
„ datreeds alleenlyk hier in, zyne alles overtrer-
„ fende, onbegrypelyke goed-en vvysheid geen-
„ zins naar vvaarde bevat worden kan noch mag.
(*) De waarfchynelykfle reden hier van, kan men in
Malthefons volmaakten Kape'lmeeiter, pag. 94. §. j. aan-
treffen.
                                                                     *
(1)  A'.eer het caftreeren in 't gebruik raakte, bediende
\ men zig van zekere kopere ringen , ut non Jineret eos ,
y\ ain illam fibulam geflarint libidinari, eoqne pailo -voiem
corrumpere. Pignoritts, de fervis, pag. 150.
(2)  I(Jriherns brengt hier van verfcneide voorbeeldeh by;
Mufurg. Lib. 7. P. 1. Erot. V. pag. 5-43. Dit is ten rainften
zeker, dat de finaak en de geheele fchikking der Muziek
zig grootelyks rigte naar de zeden en de levenswyze eener
natie; gelyk dit klaar genoeg blykt, als men flegts Italien,
Vrankryk, Engeland en DuitTchland met elkander vergelykr.
(3 ) In een' eigen brief over den lof der Muziek. Zie
de Muzikaale bibliotheek, torn. I. pars I. pag. 50. fequ.
§. 6.
Van de Inftrumentaal- Muziek*
Inmiddels, hoe prachtig eene Muziek, door
een Choor van rqenfchelykefteaimen uitgevoerd,
ook.
-ocr page 144-
tot de Kenniffe van GOD en zynen Wil. i a i
ook voortkorae , zy kan echter nog prachtiger
worden door inftrumenten , die met haar als om
ftryd werken; die 'er dan eens neffens gaan en
tot onderfteuning dienen; dan zig alleen op den
weg begeeven, en het voorgezongene , by wy-
ze van e'en fterkluidend echo, herhaalen; dan we-
der allerhande cierlyke optooifels vertoonen. Ja,
deeze werktuigen derven zig, zonder menfchen-
ftemmen, alleen hooren laaten. Hun gebruik
was in aaloude tyden reeds bekend ; foorten van
harpen, trompetten en pauken, als welker ge-
daanten en gebeele toeftel zodanig zyn, dat de ge-
dagten 'er ligtft op vallen konden, waaren mis-
fchien de eerfte. Naderhand hebbenze, van tyd
tot tyd, veele veranderingen ondergaan; 'er zyn
nieuwe opgekomen ; oude, vergeeten of verwor-
pen; en hunne geflagtregifters bevatten zulk eene
menigte verdigtxels,aat men 'er bezwaaflyk kloek
uit worden kan. Menig zoekt den uitvinder eens
Muziek-inftruments onder de heidenfche goden;
maar, te vergeefs, na dat wy eens gehoord heb-
ben van jt'ubaL Deeze is de Vader van de blaas-
en fnaattuigen, en mogelyk ook , van deJJagtui-
gen
; als vereifchende flegrs eene proefneeming,
die dagelyks konde gebeuren. Uit de [gemelde
drie hoofdgeflachten aller muzikaale fpeeltuigen,
zyn ganfch verfcheide afkomelingen voortgefpro-
ten , die echter by ieder natie, gelyk de menfchen
in ieder werelddeel , hunne gedaante eenigzins
hebben veranderd. Doch, van de meefte iriftru-
menten der Ouden, weeten wy tegenwoordig naau-
welyks de bloote naamen, veelmin de eigentlyke
gefchapenheid, aan te wyzen.
F                          &. 67.
-ocr page 145-
ii2 Uit de Muziek getrokkene aanleiding
§ 67.
Van de inflrumenten der Hebreetu
De oudfte muzikaale werktuigen, van de welke
my eenig narigt hebben, zyn die der Hebreen.
Maar volgens eitelyke onregt - bevatte opfchrifcen
der Pfalmen, en, eenige plaatfen uit boeken van
geleerde Joden, heeft men hun getal te fterk ver-
gioot. De laatfle koomen meerendeels hier in
overeen, dat 'er 34 tot 36 foorten van inftru-
menten gebraikelyk waaren (1). Eindelyk hieldt
de Koning Salomon, naar't berigt van den ge-
fchiedenisfchryver Jofephus, omtrent 40000 en-
kele inflrumenten tot de tempel-muziek. Ditfchync
eenigen b'ykans ongelooflyk: miffchien , om dat
zy by ons in de hoofdkerken zo veele met aantref-
fen. Doeh, men overweege, vooreerft , het ge-
tal der Leviten, onder de welke men, reeds ten
tyde van David , 4000 muziekoeffenaavs telde;
1 Chr, 23: 5 Ten tvveeden, de grootte des tern-
pels , en dat men 'er gemeenlyk muficcerde onder
<ien blaauwen hemej:, alwaar allesfterker, dan in
een digt befloten 'plaats, dient bezet te weezen.
Ten derden, dat 'er by de inwyding des tempels
zelfs 120 perfoonen de trompetten bliezen; 2 Chr.
ti: 12. Ten vierden, de magt en de rykdommetl
van Salomon, by de welke geen hedendaagfche
£r'ms kan opweegen, en, hoe die Koning alles,
zelfs tot verkwiftens toe, plagt te vermenig-
vuldigen. Daarenboven , de tempel was , ten
tyde van Salomon , de eenigfte heilige oord
van 't geheele Joodfche land, alwaar men mufi-
ceerde.
-ocr page 146-
tot de KennifTe van GOD en zynen Wil. 11;
ccerde. Maar, vergader eens uitalle onze Gods-
huizen de Kerken-inftrumenten by elkander, 'er
zullen nog wel iVer 40000 vioolen enz. te voor-
fchyn komen. Doch, ik gedenk my met deeze
flofre, en met de befchryving van de muzikaale
fpeeltuigen der Hebreen, als van de welke men
elders b'erigt genoeg kan ontmoeten (a), hier niet
verder in te laaten, maar alleenlyk, eenige fchrif--
tuurplaatzen, uit welke men, te vergeefs , zeke-
re inftrumemen tragt te bewyzen, by te brengen.
In de heilige taalkoomen de woordjes by en a voor,
door behulp van de welke men zig uit- de zwaa-
righeden ligt kan redden (3), Het eerfte wyft
aan, wat de inhoud des Pfalms zy: by voorbeeld,
de 53fte Pfalm handelt van de krankheid. des zon-
digen verderfs, 't welTc, gelyk een peft, onder
de menfchen de overhand heeft genomen. De
Sfte Pfalm zinfpeek op de Arke des verbonds, die,
onder voorbeelding op Cbrifl;us,de Ginbitb.wovit
genaamd, dewyl ze by 't Obed -Edom te Gath-
RimmonCJof. 19: 45 ) eenigen tydin een vreemd
land was geweefl:. De ode Pfalm is het, by
eenigen voor • vermift gehoudene , loflied op de
zege Davids over den geenen , die 'er tuflchen
twee legers opdaagde (4), namelyk, Goliath;
't welk echter geenzins belet, dat dezelve niet
00k teffens van Chriftus handelen konne: als zyn-
<le Goliath een zinnebeeld van den anticbrift. Wy-
ders, het opfchrift van den 56ften Pfalm, op de
ftomme duff, van haar vaderland verwyderd,
wordt aanftonds hier door opgehelderd, dat het
een gouden kleynoot Davids was, gemaakt op de
ontmoeting, toen de Philiftynen hem te Gath ge-
greepen hadden. Scbiggajon, Pf. 7. en Hab. 3.
zal een inftrument of eene melody, maar volgens
F a                            an-
-ocr page 147-
124 Uit de Muziek getrokkene aanleiding
snderen, den inhouddesgedigts te kennengeeven;
beider gevoelensfchynen my niet bondig genoeg:
roiflchien ontbreekc ons hier iecs uic de oudheids-
kunde, 't welk de zaak bevattelyker konde maa-
ken. De 22fte Pfalm draagt de opfchrift: op de
hinde des dageraads;
te weeten , die vroeg ge-
jaagd wordt; als waar doormen den Meffiasheefc
te verftaan (5). Daarentegen toont a net inftru-
ment aan, 't welk 'er toe zoude worden gebee-
zigt: by voorbeeld, boven den 6den Pfalm leefl
men : op fnaarenfpel, of op fnaartuigen tot eene
basftem (6"_); boven den 5<ten Pfalm: op blaastui-
gen
; en boven den 6iften, door David tot zyne
huis - aandagt gemaakt en in zyn Kabinet gezonden
zynde,- gelyk 00k boven den 36ften, voor'den
opziender over de fnaarenfpellen Davids;
te wee-
ten , voor den Kamermuficus. Nu zyn 'er nog
overig de opfehrifcen , die, naar de hoogduitfche
vertaaling, van lelien, of rozen en rozenipan ge-
waagen (by voorbeeld Pf. 45: 60, 69.); desge-
lyks, die, alwaar ftaat: das 'er nicht umkatne
(Pf. 57: 58, 59. enz.) , en dan de zogenaarade
trappen-Pfalmen of lieder im h'ohern Cbor. (Pf.
120--126 enz). Van deeze laatfte zal naderband
(§. 85. not. 2.) gelegenheid, om 'er van te han-
delen , voorkomen, maar van de beide eerfte foor-
ten, onderwind ik my niets met zekerheid vaflte
ftellen, en de befte verklaaringen, die ik gevon-
den heb, behouden meerendeels de aecenten te-
gen zig. De Heer van Till heeft de meefte we-
derlegd (7); doch, men kan zyn, te ver gehaald
en onbeweeaen 5
gevoelen al zo weinig aannee-
men.
(1) Zie het gefchrift Schiltt haggiborim; it. R. Saadias in
Dan, en het thalmudifche boek jAmcbim.
(2) Zie
-ocr page 148-
tot de Kennifle van GOD en zynen Wil. i if
(2)  Zie Print^ zing-und klingkunft, cap. i; yanTill
zang-en fpeelkonft der Hebreen; Walthers muf. Lexicon;
Kjrcherus, muf. Sihulterm in Colle&aneis Philog. <?«#*-
rrffiM de Mufica Ebrseorum. Dleurkus in antiq. bibl. Jo-
fephus in antiq. Jud lib. 7. 8.
(3)  Vid. Kjemer in Oedip. Evang; Aenig. I. F«-n Till,
loc. cit. in 't derde boek., fevende afdeeling §. 3.
(4)  Het geene , dat de Heer D. Mkhaelis tegen deezc '
verklaaring inbrengt (in Annot. bibl. ad h. I), vervalt van
zelve, als men flegts aanmerkt, dat David deezen Pfahn
eerft lang na de voornoemde ontmoeting, en niet in dig
orde , gelyk hy in den bybel ftaat, gemaakt hebbe.
(f) Jilfledms brengt hier omtrent, in Triumpho biblico,
cap. 16, ganfeh byzondere giffingen te berde, de welke,
fcnoon te wydloopig obi hier te worden aangetrokken,ze-
kerlyk onderzoek verdienen.
(0) yan Till, 1. c. §. 4.
(7) ibid. §. 3.
§. 63.
Van andere tnflrumenten, en van V Orgel,
Met de inflrumenten van andere volken, der
Egyptenaaren, Grieken, Chineezen, Romeinen
enz. gedenk ik my hier nier op te houden. Ze
waaren van zeer verfcheide foorten ; zommigen
verfchilden ganfeh veel van elkander , terwyl an-
deren onderling eenige overeenkomft vertoonden.
De Trompet heeft wel de meefte veranderingen
moeten ondergaan: want, fchoon ze by alle be-
kende natien.in gebruik was, gaf tog bykans
ieder, haar een andere gedaance. Onze heden- " •
daagfche inflrumenten, te bekend dan dat ik 'er
veel van behoefde te zeggen, konde men , ten
opzigt van hun gebruik, miffchien niet onaardig,
in ge-eerder en geringer (honoratiores en viliores)
verdeelen. Wy hebben 'er tegenwoordig zo vee-
lerhande foorten, dat wy ze niec eens allegaar ge-
F 3
                     bruiken,
-ocr page 149-
iz6 Uit de Muziek getrokkene aankiding
bruiken, weshalven nu deeze, dan geene , in de
mode zyn. Zommige auteuren fchatten onze ty-
den gelukkiger, dan die der Ouden, om dat wy
inftrumenten hebben,die niet alleen melodyen van
zeer groote uitgefixektheid, maar tefFens harmo-
ny,
konnen leveren; iets, 't welk voormaals zel-
den doenlyk was. Doch, de Ouden hadden ins-
gelyks veelfnaarige fpeeltuigen, en wie weet wat
andere voorregten , die nu in 't regifter der ver-
loorene konften ^ ja, in 'c boek der vergeeteiheid,
geraakt zyn. Maar , dat wy in onze prachtige
Orgels
niet een voorregt boven de oudheid heb-
ben zouden , dat zal ons evenwel niemand be-
twiften. Waarlyk, deeze uitvinding bevat iets,
waar over men zig ten hoogften heeft te verwon-
deren. Hun eerlte oorfprong is zeer oud; ver-
mits 'er reeds by de Hebreen, en ten tyde van
David, volgens het berigt der bedreevenfte oud-
heidskenneren, iets foortgelyks zal voorhanden
geweeft zyn. Men berifpt zonder reden zeker
by onsingevoerd kerklied,wegens de uitdrukking:
•wy blngen op met zwaaren moed, de barpen en
de Orgels goed
enz : want, Orgel betekent aldaar
geenzins onze hedendaagfche groote gebouwen,
zelfs niet eens,de gemelde orgeltjes der Hebreen,
maaralleenlyk, volgens de afkomll deezes woords,
jeder muzikaal fpeeltuig of pypwerk. Het oude
Orgel is van tyd tot tyd verbeterd, en de water-
orgels der Ouden, door Vitruvius uitvoerig be-
fchreeven en door Voffius opgehelderd, kwamen
aan de onze vry naby ; doch, eindelyk zynze
door den Tremulant in onze Orgels, als welks
plaats zy mede bekleedden, geheel verdrongen.
Na de tyden van Chriftus geboorte, wierden de
Orgels door de Grieken reeds krachtig verbeterd.
la de zevende eeuwe, namelyk in 't Jaar 660,
zul-
-ocr page 150-
totd'e Kennifle van GOD en zpen Wil. I Vf
zullen ze atreede in Engeland, door zeker bisfchop,
by den openbaaren Godsdienft ingevoerd zyn, \
wel!c naderhand, in de 13 de eeuwe , volgens
pauffelyke verordening , alom is gefchied. Doch,
Pipinus, Koning der Franken, had al vooraf, in'
'tjaar 757, vatTden griekfcben Keizcr Conftan-
tinus Copron., een pofityf tot een gefchenk ont-
fangen. In 't Jaar 1480, vond zeker Bernhard,
van zyn Vadeiiand de Duitfcher bygenaamd, te
Venedig, het pedaal uit. Eindelyk heeft men de
Grgels met meer clavieren, met verlcheide regifters,
en andere dingen, beginnen te verryken ; dus zyn-
ze tot devolmaaktheid geraakt, in de welkewy ze
hedendaags kennen, en worden nog geftadig met
nieuwe, konftige vindingen vercierd.
§. 69.
Aanmerklngen over dezelve.
De Orgelsdienen nietalleen eenerKapelof Ker-
ke, door hunne fraaie gedaante, tot een groot
cieraad , maar hebben 00k by den Godsdienft, en
.by de Muziek, onbcfchryfe'yke" nuttighcid. Zy
verlevendigen het gemoed; bereiden het hart toe
aandagt; verligten eener gebee'ekerkvergadering het
zingen, en ftrekken der Muziek tot eenen on-
wankelbaai-en grondfiag. Doch , orverftandigc
Organiften hebben dikw-yls A'eroorzaakt, dat 'er-
menigmaaJ over het misbruik der Orgelen in de
Godsh uizen de hevigfte klagten ontftaan zyn. De
heiligheid dier plaatzen, en de inhoud der liede-
ren, vereifchen zekerlyk, dat men aldaar anders
fpeele , dan in een wereldfche Kapel, of op \
toonee!.. Echter heb ik te mers zelf genoord, dac
iemand,byeen lykpredicatie, tot a-et katfte vaars
E 4,
                            des-
-ocr page 151-
rz8 Uit de Muziek getrokkene aanleiding
des lieds, het voile werk aantrok, en 'er dapper
op rammelde. En elders befpcurde ik, neflens
anderen , tot myn leedweezen , dat zeker domme-
kragt, die zyne konftvvilde hooren iaaten, naa
eene zeer beweeglyke boetpreeke, een yflelyk
geraas op 't orgel aanving ; toen nu ieder op ee-
nen blyzang (taat maakte, kwam 'er eensklaps de
naare text: erbarm dich mein,d HerreGott. Wie
zyne ongevoeligheid by geeftelyke, goddelyke
zaaken, ja, zyn onverftand, niet verraaden wil,
die zal waarlyk geheel anders te werk gaan. Daar-
entegen heb ik ook zelfs ondervonden, hoe zjel-
roerend de zingende Godsdienft worde, vvanrtger
de Organift zyne itemmen en zangleidingen met
den inhoud derliederen, met de gelegenheid der
tyden, en andere omftandigheden, naauwkeurig
weet te doen overeendraagen. Dan dagt ik zom-
wylen, gelyk David: iin dag, 6 Heer, in uwe
voorhoven is beter, dan elders duizend.
Het is
dcr'halve te ftreng gehandehl, als men de Orgels
uit de Kerken verbant, en al zo wcinig pryslyk,
dat men by allerhande flerf'vallen, aan de Orgels
en andere Kerk inftrumenten een ftilzwygen op-
legt (i). Hetfchyntin veele gevallenniet anders,
dan of men God weder een' tort doen wilde; ik
zeg in veele, niet in alle, gevallen.
(i) Zie Matthefons kleine general-bas-fchule, voorbe-
richr, pag. 6, en deszelfs volmaakten Kape'lmeefter^, pag.
92. §. 30.
(*) Degronden.die deeze Auteur inbrengt tegen de duit-
fche gewoonte, dat 'er naa 't verlterf van een' landsvorftof
vorftin, geduurende een jaar en fes weeken, in 't geheele
gebied, noch Kerk-orgel , noch eenig fterkluidend Mu-
zikaal instrument, zich derf hooren Iaaten,koomen korte-
lyk hier op uit: 1) Gods eere lydt 'er onder. 2) Degevoe-
gelvkheid insgelyks. 1) Sirach fpreekt nergens van eenrouw
eeduurende een rond jaar, maar flegts, van eenige dagen;
bren-
-ocr page 152-
tot de Kennifle van GOD en zynen Wil. I ip
brengende geen andere reden by, dan de betaamelykheid ,
en ftellende daar een gewigtiger reden tegen. Aaron en
Mofes wierden maar 30 dagen betreurd. (Sir. }8. Num.
20. Deut. 34.) 4) De konft geraakt 'er door aan 't kwynen.
5) De Orgels bederven. 6) Mert kan immers droevig ge-
noeg muficeeren; gelyk de klokken tot treuren en verheu-
gen dienen. 7) Droefheid vereifcht zelfs opwekking en
trooft. 8) De rouw is meerendeels voor den pranks ydei
en verdigt. 9) Geen menfch heeft 'er eenige nuttigheid
ran. 10) De Mufici verliezen 'er vry wat door aan mkora-
ften en oefteningen; ja, zyn naderhand des te onbekwaa-
mer. ix) Opbruiloften is het dwinglandy; nieuwgetrouw-
de zullen vreugde hebben, en men beroot't him van 't gee-
ne, dat God zelf hun zeer geerne gunt en verleent. 12)
Het ftrydt tegen 't gebruik van andere natien, desgelyks,
by hooge fterfvallen, tegen de eerbied omtrent den opvo! -
ger, over welken, indien hy goed is, men meer reden
heeft zig te verblyden, dan, over den verftorvenen lang
te treuren."
§. JO.
Onderfcheid tujfchen blaas - en fnaartulgen.
Alle ons bekende harde ftoffen , metaal, been,
hour, papier, klei, was, vleefch, ja , die zig
flegts bearbeiden en in de vereifchte gedaanten
brengen laaten , zyn bekwaam tot b'aastui-
gen. Maar defnaar-en blaastuigen verichillerj
hier in van elkander, dat bygeene, de toon zo
wel van hunne famenvoeging, als 00k van de ma-
terie, uit welke ze gemaakt zyn,'afhangf, rervvyl
het by deeze , meerendeels op de famen del ling
alleen aankonu. Want, "de klank rigt zig hier
naar de lengte en wydte dier werktuigen, naar
hunne openingen, kerven, tongen enz. als waar door
de innerlykeklinkbaare lugtdeelen gins en weder be-
wogen, geperfl, uitgezet, en dus tot het rriTIcrr
gebragt worden, Doch, by viooien, en foorttre-
F 5 •
                      lyko
-ocr page 153-
130 JTti de Mttziek getrokkene aanhiding
lyke inftrumenten, heeft, behalven de famenftel-
ling, de gefchapenheid der ftoffe mede invloed
in de natuur des toons; nademaal by derzelver,.
te mets zigt-en voelbaare,trillingenTde toon eerft
zyne regte eigenfchap verkrygt. Daareategen,
trompetten van hout, van bordpapier, van tin,
van geel Koper en van Zilver, hebben allegaar
een' trompet - achtigen klank, hoewel eenigen,
dompiger en onduidelyker, andere reiner, lief-
Jyker en doordringender luiden; 't welk by ze-
kere fchikking in 't bearbeiden en by 't verkiezen
der ftoffe toekomt. Kortelyk, men heeft by V
maaken van orgelpypen, en van andere blaastui-
gen , alleenlyk zorg te draagen, dat de ftoffe goed,
zuiver en glad ukgewerkt worde.
§• 71.
Herinnering nan V verftand en aan de die-
pe Kennh Gods.
Dit alles te zien, te hooren en te weeten, zon*
der'er door tot de overweeging der oneindige
grootheid van Gods verftand te worden opge-
leid , dunkt my vry onredelyk te weezen. Zo
veel dingen in de wereld te ontmoeten, die,
behalven het voornaamfte oogmerk van hun-
rte voorfchikking, nog meer dan ddn nuttigheid
hebben, ja, meer nuttigheid, dan wy veeltyds
weeten; en nogtans niet te bedenken, hoe veel
kennis, hoe veel wys-en zorgvuldigheid, hoe
veel magt daar toe vereifcht zy, zou dat te ver-
moeden flaan van iemand,' die , by ongelyk-ge-
ringer werken van menfchelyke vinding, gewend
is te befluiten op 't verftand des uitvinders of
maakers? By voorbeeld , als wy hooren, 'er zy,
er-
-ocr page 154-
tot de Kennifle vanGODWzymnWll. r-gt
ergenseen konftwerk uitgevonden ,door wclksbe*
hulphet geene, dat iemand op het clavier fantafeert,
onder \ fpeelen te papier gefteld en dus der ver-
geetelheid onttrokken wordc ([), geloofd men
dan nice, datdenitvinders van iets diergelyks,veel
verftand hebben en de zaaken diep inzien ? Wy
zyn verfcheide konftige dingen aan gelukkige ont--
moecingen verfchuldigd, tnaar nietalle; en die,-
welke langs deepen weg, door proefneemingen ,
wierden voortgebragt, vereifchten evenwel eerr
menfeh van verftand, die de werkende oorzaa-
ken 'er van famenvoegde, verfcheideiulyk toe-*
ftelde; ja, het voortgebragte zig te nut maakte*
en verbeterde. Genomen, men kreeg door pro-
beeren, den inval, &£n inftroment uit veele py- •
pen famen te flelten; zy, die het eerft bezog--
ten , en deeze vinding allengskcns zodanig be- •
fchaafden, dat 'ereindelyk het,allesmet zyn ge-
juieh vervullende, Orgel uit wierd, raoeten ech-
ter veel verftand gehad hebben. Doch, waar heefc
de konfr,, by alle menfchelyke vernufc en fchran-
derheid, nog ooit het geringfte werk Gods kon-*
nen namaaken? Hoe verre moet dan Gods ver-
nuft en kennis, die van alle konflenaars te boven
gaan? Ja , waar hebben deeze him vepftand , en
hurjne wyt-heid in allerhande werken, van daan?
Al zo weinig van zig zelve, als zy hen zclve ge-
maakt hebben. Een ongelyk volmaakrer GoJ
moet hen hebben gefchapen ; nademaal niets on-
volmaakts, ietsvo!maakts,'en niets onverftandi'gs,
iets verftandigs, kan fcheppen. Het is derhalve
niet de bevreesheid, die 't gevoelen van een le-
vendig en alwys God -doorgaans heefc ingevoerd.
Dit is den menfche aanftonds in 't begin, met ken-
nelyke trekken, in 't hart gefchreeven, en door
de naderhand gevolgde openbaaringen onirtwis-
F 6
                       fehclyk
-ocr page 155-
i $ i Uit it Muziek getrokkcne aanleiding
fchelyk gemaakt. Al heeft die fchrift , door
lengte van tyd, niet door gebrek van duurzaam-
heid , maar uit bekende andere oorzaken ,dikwyls
veel van zyn klaarheid verlooren, heat is nogtans
alcoos, gelyk een beeld door verfche koleuren,
door 'c getuigenis der geheele natuur, weder op-
gehelderd, en ,eeuwen lang, tot op onze tyden,
veilig bewaard. Dat hebben de overal waarge-
nomene Kenmerken van een oneindig verftandig
God uitgewerkt; zelfs by volken, welken , naa
de eerfte onmiddelyke openbaaringen Gods, geen
verder bekemlmaaking is gedaan. Ei lieve! over-
leg maar flegts, wat eene ver vooruit ziende ken-
nis, hoedanig een alles doordringend verftand,
daar toe vereifcht wierd, om alle dingen in de we-
reld dervvyze te fchikken, datze, behalven hun-
ne hoofdzaakelyke nuttigheid, ook nog tot de
Muziek dienen. Moeften hun alien niet zekere
eigenfehappen en onderlinge redemaaten, die ze
anders niet behoefden, worden racde gegeeven;
een zeker graad van hardigheid; van beweegbaar-
heid;van veerkracht enz? Gaa by trappen voort,
myn vriend : want ik zie, dat gy met gedagten -
overftulpt wordt, en het nadenken 'er onder ver-
liezen zulr. Belchouw eens hetgepiep des winds,
en overweeg, hoe veel daar .toe behoord heeft,
dat hy piepen kan. Van het eenvoudige, gelyk-
vormige geruifch des winds, gaa over tor de lier-
lyk zingende vogels; gyzukeenen nieuwen graad
van de grootheid der' goddelyke kennis ontdek-
ken. Vervolgens begeef U tot den verftaatrlyk
zingenden menfeh , en tot de, met hem als om
ftryd werkende, inftrumenten, dan zalU verder
niets ontbreeken aan de overtuiging van 't onein-
dige verftand des eeuwigen Gods.
(i) Diergelyk eene konftige uitvinding van den Heer
- "•
                                       Land-
-ocr page 156-
tot ^Kennifle van GOD en zynenWil. 15 j
Land - Syndicus te Einbek, wierd voor eenigen tyd in de
Couranten bekend gemaakt. (* Nader berigt hier van
vindt men in 't eerlte ft.uk rayner faamenfpraaken, pag,
37. enz.
§• 72.
God is oneindig volmaakt en alweetend.
Het is zeker, dat God de ganfche wereld , en
haare geheele fchikking ', befchouwt en grondig
kenc. Volge'ns dien is zyn verftand reeds onein-
dig grooter, dan het onze. Wane, te gelooven,
dat Hem alles door proefneemingen eerft dusda-
nig gelukt zy, en dat Hy aan zyne vindingen,
nu hier dan daar, iets verbeterd hebbe , zoude
gouslalterlyk weezen, en zelfs tegen de reden aan-
loopen. Doch. wy ontmoeten in 't nadenken,
eerder geenen God, by welken wy ftilftaan en vol-
komen beruftenkonnen, voor wy Hem, volgens-
de uitbeelding die de heilige fchrift ons geeft, al-
le volmaaktheden in een' oneindigen graad toe-
fchryven. Waarom zouden wy van Hem met
het hoogfte , ja, een oneindig verftand vermoe-
den, nu Hy allenthalve, waar wy het oog heen
wenden,"daar van doorflaande blyken heeft ge-
geeven? Hy febouwt tot aan de einden der'aar-
de
; Hy ziet onder alle de Hemelen. Hy weet alle din-
gen. Hykent alle din gen. Hyis eenGod derweeten-
fchappen. Onze Heer is groot endevanveelekracbt;
zyns verflands is geen getal.
Daarom zingt den
Heere by beurte met dankzegginge ; Pfalmzingt
onzen God op de barpe
(1}. Zo is 'er dan, nu
noch nimmermeer, op 't geheele aardryk niets,
over't welk de diepte der goddelyke kennis zig
Diet uitfuekt. Geen febepzel is onzigtbaar voor
F 7                     thm^
-ocr page 157-
13J4. &** de Muziek getrokkene aanleidtng
Hem
, maar alie dingen zyn naakt en geopencl voor
zyne oogen.
Hy is alweetend; Hy kenc en over-
denkt alles, wac gcfchied is, wac gefchieden zal,
en gefchieden konde, onophoudelyk in de aller-
volmaaktfte duidelykheid. Hy kenc de ftarren aan
den hemel, en haar getal; de vogels onder den
bemcl, en'hun getal; het hair deshoofds,en hun
getal; de dieren in 't woud , en bun getal; de
viflchen in 't water, en hun getal. Ja, hy telt
de traanen der vroomen; Hy doorgrondt de har-
ten der rnenfchen, en Rent hunne gedagten £2).
Anders ware het Hem onmogelyk geweeft, om
zulk een groot, doorlugcig gebouw, als de we-
reld is, te voltrekken, en haar met al 't geene ,
dat 'er in zo veel duizend jaaren tot haare duur-
zaamheid vereifcht wordt, te voorzien. Zonder
zyn verftand en zyne alweetenheid , had Hy 'er
niet eens de Muziek, fchoon nog maar iets ge-
rings zyndc , invoeren en tot op den huidigen
dag , ter verluftiging van redelyke geeften, be-
waaren konnen.
(1)  Job 18, 24. Joh. ix, 17.1 Joan. 3, 20. 1 Sam.2,3.
EC 147, < en 7.
(2)  Hebr. 4, 13. Jef. 40, 26. Luc. 12, 7. Job. 42, a
en 3. Pf. 7, 10. PC 56, 9. PC 139, 23.'enz. enz.
§• 73-
Gods wysbeid^uit de Muziek ketmeiykwordende.
Neffens de diepte der ketints ftaat 00k de dieptt
derivysbeid;
met geene, even ondoorgrondelyk,
even noodzaakelyk in God. Zy heeft alle din-
gen eerfc moeten fchikken, nleerze door zyneri
wil het wezen konden hebben. Onze God in
niet aiken magtig van daacl
, maar ook groot van
raad"„
-ocr page 158-
M de Kennifle vanGODtnzyneuW\\'. r|fr
raad; ja, hy heeft den menfch tot het verkry-
gen van wys-en kloekheid bekwaam gemaakt.
Zie eenigefcaaltjes dier wysheid aan de invoering
van de Muziek! Vooreerft, God heefc het zoda-
nigweeten te fchikken, dat 'er haarentwege geen
nieuwe ftoffe behoefde te worden gefchapen, Had
het Hem behaagt en ooi;baar gefcheenen; had de
wysheid niet aangeraaden, om aldaar, waar de
wydloopigheid niet alleen onnoodig, maar zelfs
ongemakkelyk zou geweeft zyn , den kortften
weg te verkiezen; Hy had immers al zo wel de
eigenfchappen, tot de Muziek vereifcht, by de
bekende lloffen achterweege laaten en dezelve
eener nieuwe ftofFe byzetten konnen: te weeten,
eene andere klinkbaare materie , dan de lugt, gee-
ven en ons andere lighaamen tot inltrumenten aan-
wyzen konnen. Nfemand zal twyfelen, of God
had ons het geneugte, 't welk wy in de Muziek
vinden, insgelyks op andere manier konnen me-
dedeelerr. Maar door de tegenwoordige wyze
fchikking , gedydt de lugt tot nuttigheid en tefV
fens tot geneugten.
Ten Tvveeden, de Muziek is handelbaar en als
voor ie'der een gemaakt. De materiaalen tot de
inltrumenten zyn 'er in zulk eene menigte voor-
handen, dat alles , van den Vorft tot op den
laagften herder, muficeerenen zig verheugen kan.
Hier is geen ledige ruimte gelaaten; geen ftaat,
geen menfch is zo rampzalig , dat hem dit ver-
Iteaak ontzegd waare. Ja, de natuur geeft elk het
voortreffelykfte inftrument, eene ftembaare keel,
by de geboorte mede ; ze verlufligt hem door de
Muziek der vogelen, voor ieder een gefchapen,,
zonder hem in t minfte'er iets voor af te vergen.
En dit is juift het voorregt der edele vermaakelyk-
heden, door God, tot opwekkJng des gemoeds,
dea:
-ocr page 159-
15<5 Uit de Muziek getrokkene aanleiding
den menfchen verleend, boven de onedelere, die
zy zelve zoeken, en onder welke zy verwilderen.
Hoe veel te meer zouden luije purperdraagers zig
vleyen en verhevener achten, indien het geneug-
te, uit de Muziek voortfpruitende, hunnen ver-
gulden en verzilverden paleizen alleen waare toe-
geweezen? Hoe veel te meer zouden zy zig door
hunne fchoothondjes, de pluimftrykers, voor de
eenigfte lievelingen des Hemels laaten uitkryten?
Hoe veel te verachtelyker zou de laage ftaat zyn
gehouden? Doch, gelykerwyze de grooten, met
de minften van hunne onderdaanen, water en
brood moeten getneen hebben, zo zyn ze ook,
vol gens eene groote vvysheid Gods, in 't genot
der edeifte vermaakelykheden met hunlieden ge-
lyk gemaakt. Vorftelyke Muziek • Kapellen en
herderchooren zyn geenzins eenei hande dingen;
maar, het vermaak des Konings i? niet grooter ,
als dat, 't welk de herder, om dat hy niet be-
ter weet, by zyne fchalmei geniet. Dit is een
uitwerkzel der wysheid en teffens der onbegrype-
lyke voorzienigheid Gods, dat ieders gemoedzo-
danig kan worden gewend , om in zulk eenen
zang-en fpeekrant, als hem, naar zynen ftaat,
maggebeuren,een volmaakte vergenoeging te nee-
men. Eveneens gaat het in de wereld met meer
dingen, was de menfch altoos maar wys genoeg,
om niets, dat zynen ftaat ontzegd is, te hevig te
begeeren.
• §• 74'
Voortzett'wg.
Ten derden, het vergenoegen in de Muziek is,
Wanner \ niet bedorven wordt, juifc dat, wat
bet
-ocr page 160-
tot de KennifTe van GOD en zynen Wil. 1$7
het weezen zal. Een edel vergenoegen, moet
ons de moeijelykheid onzer arbeid verligten ; het
gemoetopwikken , niet in flaaverny trekken ,• ons
geruft, bezaadigd en zedig maaken. Nu weet ik
onder alle, enkelyk tot vermaak ftrekkende, din-
gen , geen een, 't welk dit beter konde bewer-
ken , dan de Muziek.
Ten vierden, wat wysheid heeft aan den menfch
gearbeid, aleer hy een deelgenoot van zulk ver-
maak konde weezen ! zyne ziel is tot dat einde
met allerhande krachten en begeerten voorzien ;
met krachten , om pieenigerlei veranderingen op
inftrumenten te verwekken en melodyen toe
te ftellen ; met begeerten, vvelke juift door-zo
iets voldaan te worden wenfchen, Zyn lighaam,
is insgelyks, door de gemelde wysheids-hand ,
met betrekking op de Muziek, gebouwd; dat de
oogen zo gaauvv zien , de ooren zo fcherp en zo
fchielyk hooren, de keelen zo vaardig zingen, de
handen zo gezwind fchryven en fpeelen, en de
voeten de raffigheid der handen bykans namaaken
konnen; ja, derwyze , wanneer 'er oefFening en
vlyt bykoomt, dat de omftanders iets meer, dan
menfchelyks, te zien en te hooren gelooven mog-
ten! Wat wysheid heeft lighaam en ziel zoda-
nig doen harmoneeren? Wie heeft het lighaam
met zo veel kleine , buigzaame ledekens be-
gaafd, en de ziel vermogend gemaakt, om zo
fchielyk, zonder veel nadenken te behoeven,
en zo menigvoudig , 'er in te konnen werkens
Echter , dit alles is in dier voege toegefteld ,
dat 'er zonder vlyt en oefFening geene hebbe-
lykheid verkreegen wordt. Denk nu op hec
ryk der ^genade, alwaar het eveneens toegaac
( 1 ) , en overweeg , dat zy beide , den zelf-
den alwyzen Inl teller hebben! Waarlyk, de ge-
tnelde.
-ocr page 161-
B38 Uit de Muziek getrokkene aanleiding
melde vaardigheden , door langwylige Geffening
vermeerderd, moetcn den zogenaamden Materi-
aliflen
, of waartwyzen geleerden, die zig ver-
beelden, als of ze de ziel vvel konden ontbeeren,
roiflchien nook in de gedagten zyn gekomen (zie
§♦ 79-)
(i) Gelyk men zegt: ^Amor docet Mttficam, zo kan
men ook zingen: *Amor docet S^eligionem.
$• 75-
Tenvyfden, de goddelyke wysheid heeft zig
insgelyks klaar geopenbaard door zo vcelerhande,
in de Muziek mogelyk gemaakte, veranderingen ;
onder anderen door die, welke uit den verfchil-
lenden aardt der grondtoonen, en uit hunne belde
feflachten (genus durum et molle (*) ) voort-
jruiten.
Ten zesden , met hoe groote wysheid is niet
de uitdeeling der vier hoofdftemmen onder de men-
fchen gefchied! Teder heeft zulk een (tern gekree-
gen , die gevoeglykft was voor zyn geflacht en
temperament. Deeze fchikking heeft ook reeds
ettelyke duizend jaaren Hand gegreepen. De uit-
zonderingen, die hier voorkoomen, worden niet
zo.zeer door denatuur, dan door flegte opvoe-
ding en kwaade gewoonte , verwekt. Daarom
houdt men 't voor ongevoegzaam, als een vrouws-
perfoon in -al'te grove toonen , gelyk een zak-
draager , fchreyt, en , een mansperfoon zo te-
der, gelyk. een meisje, fpreekt. Alderminft paft
het vrouwelyke fpraakgeluid den geenen, die in
de gemeente Gods als leeraars hunne ftemmen
moeten verheffen. Wyders, men ontmoet by ie-
der menlch een zungftem, maar, een ruuwe
en
-ocr page 162-
tot de Kennifle van GOV)en zynenWW. 139
en onbefchaafde; ieder moet de zyne, door oef-
fening en neerftiiiheid , tragten te verbeteren. Zo
ga;ic het met alle wereldfche dingen, tot den
menfch opzigtelyk. Hy is derhalve of on-
gelukkiger dan de dieren, die alles vinden, gelyk;
zy 't gebruiken, en alles konnen gebruiken, zo
als zy het vinden, of, God heeft den menfch
met een ander oogmerk toegefteld; met het oog-
merk, om door inlpanning zyner krachten, door
vlyt, en door 't gebruik zyner vryheid, zig zo
verre boven de dieren te gaan verheffen, als by
te vooren in dit ftuk beneden hun was: ten einde
aldus of lof of ftraffe te verdienen. Een onbe-
teugeld en zig zelfnietbehoorlykregeerendmenfch ,.
is erger en leelyker dan een wild dier; geen on-
befuiftheid, geen fchandel'yk ftuk,is voor hem te
groot. Had de Schepper ons door de natuur on-
ze pligten beter, dan door deezefchikking, erin-
neren konnen? Wat diepte der Wysbeidl Schynt
iemand deeze aanmerking gering, die geevemaar
acht, waar ze te pas koomt, en hoe verre zy zig
over de beezigheden deezes le'vens uitftrekt, dan
zal ze in zyne oogen wigtig genoeg worden. Zon-
der haare volbrenging koft de menfchelyke famen-
leving niet eens veilig genoeg weezen; alles zou
tegen elkander aanloopen; gelyk ongeoeffenden,
oflieden, die elkander niet regrverfiaan willen,
seen lieflyk famenftemmende Muziek konnen maa-
ken. Maar het gezellige leven is ons volftrekt
noodzaakelyk, zo wel ten'aanzien van den god-
delyken wil,also"ok wegens onze behoeftigheid.
Alle menfchen hebben verfchillende gaven;wor-
den die befchaafd en vervolgens naar behoo-
ren aangelegd, zo geraakt de groote menigvuldig- ■
heid der dingen in 't gezellige leven, nogtans in
verwonderenswaardige harmony , en bevorderc
den
-ocr page 163-
140 Uit de Muziek getrokkene aanleiding
den welftand der menfchen,- evcneens,gelyk vee-
le muziekoeffenaars,die met andereftemmenenop
verfchillende inftrumenten , allegaar iets anders
zingen en fpeelen , evenvvel liefiyk overecn-
draagen , elkander verfterken, helpen , aflolTen,
enzelfs aldaar, waar ze onderling te itryden en
zig van malkanderen te verwyderen fcheenen ,
de harmony niet bederven, maar veeleer des te
aanrninniger doen worden. Hec eenzaame leven
is tegen onze natuur , en tegen de ordonnantie
Gods. De Kloofters en kluizen zyn, volgenshun-
ne tegenwoordige gefteldheid , flegts zoiets, als
een onbruikbaare ilem-in de Muziek. Tot welke
afwegen vervallen de menfchen, wanneer ze zig
buiten de natuur zoeken! Daar koomen van zelve
wel uuren en tyden, in de welke wy ons vanal-
le menfchelyke gefelfchap moeten beroofd zien.
De droefgeeftigheid en de geheime kommer vin-
den insgelyks geen vergenoegen.in een talryk ge-
felfchap. En menig heeft geenen vertrouweling,
in wiens fchoot hy zyne klagten kan uitfchudden.
Dan is het gezang onze vriend. Dien betrouwen
wy onzen druk; en ongemerkt maaken de klaag-
]iederen ons hart ligter; ougevoelig overtrekken-
ze ons aangezigt met bezaadigde mynen , gelyk
anders de trooftelyke woorden eens vriends doen.
Met wat wysheid is 'er in allerhande voorvallen
voor ons vergenoegen en voor onze geruflheid
gezorgd! Hoe konnen de menfchen het geraaden
vinden, om andere, ongeoorlofde, haatelyke wy-
zen tot de bevreediging des harten in te voeren ,
en de voornoemde, te bederven!
(*) Naraelyk, uit grondtoonen over de groote en klei-
nederde; Zie §, 82, en in myne fpraakkonil, die zeker-
lyk van dit ailes omftandiger berigt geeft, §. 73 tot 106.
§• 76,
-ocr page 164-
tot afe'Kennifle van GOD *» zynen Wil. 141
§ 76.
77/t?r w/7 i/yfc wederom Gods oneindigheid.
Wat zoude ons nu beletten , om aan God niet
het hoogfte verftand en de hoogfle wysheid toe te
ichryven! De natuur noopt ons 'er toe aan, en
de eerfte gedagte van God brengt terftond mede,
dat Hy onbegrypelyk verre boven het fchepzel
verheven, met een woord, ONEINDIGzy (1).
Alle van Hem, door zyne werken , ons bekend
gewordene eigenfchappen , leiden ons op gelyke
Wyze,als het te vooren befchouwde veiftand en
de wysheid, tot de oneindigheid zyns weezens en
zyner volmaaktheden. Onze Heer is een groot
God
; ja, een groot Koning boven alle Goden;
zyne grootbeid is ondoorgrondelyk. Hy is alles in
alien. Wy konnen geenzins tot de volmaaktbeid
toe
, den Almagtigen vinden. Zy is als de boogten
der bemelen\ dieper dan de belle; langer dan de
aarde en breeder dan de zee
(2.). Daarom be-
haagt met my ganfch niet, dat zommige zig al-
lenthalVe datelyk op.Gods wysheid beroepen,en
•'er bewysreden uit poogen af te leiden. Dit kan
vvel aangaan, maar alleenlyk, onder groote be-
paalingen: zig te regt 'er op te konnen betrekken,
vereifcht ongemeen veel inzigt in de oogmerken
en wegen Gods; twee ftukken, van welke zy, die
de meelte bewysgronden 'er uit willen opmaaken ,
dikwyls minft weeten. Om deeze Goddelyke ei-
genfchap niet te ontheiligen, (laa men 'er aldaar,
waar men ze waargenomen te hebben gelooft, lie-
ver verwonderd over, dan dat men dezelve zon*
der noodzaak tot het heen en weder trekken op
de difputeerbanken ten prooi geeve. Alle God-
delyke
«
-ocr page 165-
142- &?t & Muziek getrokkem aanleiding
delyke zaaken moeten ons te dierbaar weezen»
omze met ongewaflchen handcn eenigzins te be-
zoedelen. Even onbezonnen handelenzy, die
Code iets van zyne werken wilien betwiften ;
flegts om dat het hun dus behaagt, of, anderzins
■ overtollig fchynt. God zal zig aan ons wiilen of
niet wiilen zekerlyk niet keeren; en 't overtolli-
ge is Gode, wanneer het: tot de verbreiding zy-
ner goedheid dient , niet onbetaamelyk. Wie
heeft 'er iets tegen, dat God ons meer, dan wa-
ter en brood, tot de behoefte des lighaams ver-
leend heeft ? Wat vinden wy dan hier aan mispry-
zelyks, dat Hy zig den menfche op meer dan
eenerlei wyze heeft gelieven te openbaaren ? Nu
zyn verftand alle wegen , zig aan 't beminde
menfchdom bekend te maaken, doorgrondt, en
zyne wysheid alles op 't befle weet te fchikken;
waarom zouden wy dan niet mogen hoopen, dat
God niets hebbe achterwege gelaaten, 't welk
eenigzins ftrekken konde, zyn heil en zyne goed-
heid ons te toonen ? Waarom maaken' wy ons
kennelyk als zulke, die tegen God ftryden? Is dat
de dank voor zyne goedheid, die zo veel toege-
ving met onze zwakheid heeft gebruikt? De ver-
agters der Religie beginnen hier met den onregten
te difputeeren, vermits Hy tog altoos regtvaardig
blyft, als Hy geoordeeld wordt; zy handelen te-
gen hunne eigene ftaatkunde, volgens welke zy
zig anders voor magthebbenden demoedigen.
(i) Vid. Crufii metaph. §. 237.
(z) Pf. 9f, 3. 145-, 3. 96, 4. Job. 11, 8 en 9. Syrach.
43, 29. 30.
§• 77-
/
•
-ocr page 166-
tol de Kennifle van God en zynen Wil. 14 j,
§• 77-
Van liefdeloaze chriflenen en btticbelaars; ah
mede, van den onredelyken Godsdienfi.
Niet alles, watgeluid geeft, behoort onder de
muzikaale inftrumenten. De fchelien zyn, wegens
haare eentoonigheid, deezer benaaming onwaar-
dig, Ook onder die, welke in ftoffe en gedaan-
te naar eigentlyke inftrumenten gelyken , vindc
men ondeugende en verwerpelyke. Eveneetts gaat
het in 't ryk der genade, Zommigen roemen op
God, en verloochenen Hem echter doorhun on-
goddelyk ieven; luidende fchelien waarlyk, die,
behalven den toon, in welken ze in 't begin wier-
den gefteld, verder niecs goeds uitleveren! De
verwerpenswaardigtte onder hun zyn de huiche-
laars, die eene gedaante van Godzaligheid heb-
ben, maar haare kracht,
zig door de iiefde met
der daad betoonende , verloochenen. Hun ont-
breekt het hoofdwerk tot het Chriftendom, de
Iiefde Gods en des naaften;
anders zouden ze zo-
danige niet weezen. Zegt gy: wie zou God niet
liefhebben? Ik antwoord, het is iets anders,met
den mond en in de verbeelding,dan met der daad,
liefhebben. Insgelyks verfchilt het krachtig, of
iemand voorgeefc, dat hy den naaften beminne,
dan of hy hem waarlyk bemint. Zo laat ons dan
niet lief hebbenjnet den woorde
, noch met de ton-
ge
, maar met de daad ende waarheid. Want al
ivaar
V dat iemand de taalen der menfehen en
der Engelen fprake, ende de Iiefde niet haddet
zo was by een klinkend metaal'of luidende fcbelle
(i)- De waare en goede Muzikaale inftrumen-
ten vereifchen eenea vafcen regel, volgens wel-
ken
-ocr page 167-
144 UJt de Muziek getrokkene aanhiding
ken ze worden behandeld; zy moecen 6ene taal
en gemoedsbeweeging overneemen en uitdrukken
konnen; men moet bemerken konnen , wat ze
zeggen wilten. lets, 't welk alle billyke regels,
en alle kentekens der waarheid , in de Religie
wegneemt, g'elyk, by voorbeeld, de droomcn
der geeftdry veren, en de onverftaanbaare Gods-
dienft der paapfchen, is derhaive van ganfch gee-
ner waarde. Indien de bazuin een onzeker ge.
luid gceft
, ivie zal hem tot den kryg bereideu ?
i Cor. 14, 8.
(1) 1 Joan, 3, 18. 1 Cor. 13, 1.
§• 73.
Tnveede verdeeling, in Cboraal-en Figu-
raal- Muziek.
De wyze, hoe men de zangftemmen en inftru-
menten by de Muziek te werk ftelc, geefc reden
tot eene nieuwe verdeeling : want, of alle, hoe
veel men 'er 00k famenvoege , gaan met de me-
lody in denzelfden toon , of ze verzellen haar als
grond-en middelfternmen; zo echter, dat geene
de andere voor-ofnakoomt; of deeze grond-en mid-
delfternmen mengen 'er zelf> allerhande veranderin-
gen, verwifielingen, en iets diergelyks, tuflchen. De
beide eerftgemelde foorten van Muziektrant, noemt
men CHORAAL-en de laatfte, FIGURAAL-
MUZIEK. Zy,diedehedendaagfche tyden , we-
gens gebrek van toereilcende hiftorifche kennis,
overmaatig hoogachten,pleegenook hierde gryze
oudheid, door haare Muziek voor zeer onnozel
uit te geeven, vinnig aan te taften. Onze tyden
alleenlyk baaren enk'el zoonen der wyzehenne, in
alien
-ocr page 168-
tot de Kennifle van GOD en zytien Wil. 145-
allen deelen kloeker, dan haare Vaders. Hec
eenigfte, waar op ze fteunen, is zeker l'chrif-
tuurplaats, die den Ouden de volftemmige fir
guraal-muziek ce becwiften fchynt: ftaat 'er nice,
zeggen te , 2 Chr. 5, 1%. als zy eenpaarlyk
trompetceden en zongen, om eene eenpaatige
flemme
te laaten hooren , pryzende en lovenae
don Heere ? Maar, daar uit laat zig verdcr
niets befluiten, dan, eerftclyk, dat zy lieden alle
gadr hec oogmerk gehad hebben , den Hcere
te danken en te looven ; gevolgelyk} in die
ftuk ongelyk beter geweeft zyn, dan de mees-
te van onze hedendaagfche muziekoeffenaaren,
van vvelken het naauwelyks eenen in de ge-
dagten komn, dat hy daarom inde Kerk zy, om
den Heere een loflied te brengen en zynen
naam onder de menfehen te verheerlyken. Ten
tweeden volgt 'er uit, dat alles ongemeen wel
famengeftemd hebbe,- gelyk 'er dan enkel ge-
oefFende en by malkanderen gewende lieden
muflceerden. Mier bykoomt, ten derden, de
onmogelykheid , dat alles in enkel unifoonen
of odtaven had kennen gaan; nademaal de ge-
bruikte inftrumenten daar toe niet pafteo. Had
de melody zig naar deeze inftrumenten rigten
moeten, zulkswaare voor de zangers te moei-
jelyk geworden; en hadden de inftrumenten, om
datze niet mede voortkonden, nu hier dan daar,
ftil houden en zwygen moeten, zo was de ge-
v/aande eenpaarige flem al te dikwyls geftuit, en
koft dienvolgens in 't minfte niet als eenpaarig
worden aangemerkt. Immers,datmen in 'c ge-
meen geen reden hebbe, om de Muziek der
Ouden, inzonderheid der Hebreen . verre be-
neden de onze te ftellen, (den fmaak uitge-
zonderd, als welke by alle natien en t'allen ty-
G
                            den
-ocr page 169-
j.46 Uit de Muziek getrokkene aanleiding
den veranderlyk is , en welken ook de ver-
ftandigen onder ons niec doorgaans pryzen),
zulks vind men in de voornoemde gefchrifcen van
Printz en van Till duidelyk aangetoond. In de
wereldkunde of Cosmographia van Arifieteht
ontmoetmen reeds de volgende merkwaardige
uitdrukkingen: „ De Muziek me.ngt hooge en laa-
„ ge, fnelleen langzaarne toonen onder elkan-
}, der, enbrengtuitverfchillendeftemmeneene
,, overeenftemmingtewege". Wyders, "tisuit
de kerkelyke gefchiedeniflen bekend, dat de
zangen der eerfte Chriftenkerk uit enkel choraa-
lcn beftonden; als mede, dat haare Kerkmuziek ,
by het toeneemende uiterlyke gezag eerft in 'c
^ebruik kwam, en federt de vierde eeuwe ge*
ftadig verbeterd wierde. Doch, met de ver-
koude eerfte liefde, is ze insgelyks weder zo-
danig verkoud, datzommige fteden hedendaags
groote reden hebben, om zig over haare Kerk.-
lEuziefc te fchaamen.
§ 79-
'         Hoe noodig eenen Muficus de ziel zy.
Beftond de menfeh uit niets anders, dan uit
het zigebaare gedeelte , de ftoffe, zoude het
t'allen tyde flegt met de geheele Muziek, maar
no^flegter met de figuuraal - Muziek, zyn ge-
ftelt geweeft. Tot een'Componiften tot een
praflykaal Muficus behoort waariyk meer,dan
een konftig gebouwt lighaam: want, door de en-
fcele iamenfchakeling der leden, hoe konftig de-
zelve ook zy, wordt 'er geen bewuftheid mo-
gelyk. Wie zig het tegendeel verbeeldt, die
ziet trier het wonderbaare over 't hoofd (0«
                        Het
-ocr page 170-
tot de KenmflTe van GOD en zynett Wit. 147
Het is te beklaagen, dat zelfs geleerde lieden,
die in der daad de grootfte kennis van 't men-
fchelyk lighaam hebben, en '« dus baft over
konden oordeelen, hedendaags voor de ftel-
lingen der zogenaamde materialiflen pleiten.
Hec ongemeen konftig famenftel onzes lig-
haams, overweldigc hunne oplettendheid zo-
danig, dacze den beftierder, die hicr echter
al zo noodzaakelyk , ja, ongelyk minder, dan
by de konftige, rhuficeerende mafchinen, door
menfchen uitgevonden, te ontbeeren is, 'et
over uit het gezigt verliezen. Nooit vond men
eenig konftwerk, 't welk, zonder gedreeven
of op andere wyze geregeerd te worden , zig
zelf beweegde, veelmin, gedagten teelde en
volgens denkbeelden werkte; iets,'t welk daar
en boven nog van eenen ganfch verfchillenden
aardt is, dan de beweeging. Hier tegen be-
hoeft men niec eens in te brengen, dat den
werken der konft de fynigheid ontbreeke: want,
'er zyn 00k zeer fubtyle mafchinen voorhariden ;
doch een fyne, kan zig al zo weinig zelvebe-
weegen, als een grove; maar beide hebben
alleenlyic de vatbaarheid, om, door iets, van
't werktuig verfchillends, bewogen te konnen
worden. Ja, geen konftwerk ter wereld, ver«
mag zo veelerhande, zo ongelykvormjge, en
zelfs door anderen voorgefchreevene , be*,
weegingen te maaken, zonder iets, 't welk zul-
ke voorfchriften verflaan en dezelve voort CQ
brengen willen kan. Zo gaat het by een' Com-
ponift, Virtuoos en Organift. Geene, deelt
deezen de achtervolgingen van toonen, door
hem, volgens zekere regels, verzonnan, me-
de op een nootenblad. Zy befchouwen het
blad; raadpleegen met hun zelven over debe-
G a
                      kwaa-
-ocr page 171-
J48 && & Muziek getrokkene aanJeiding
kwaame uitvoering van deeze of gecne pafla-
fien; van het denken, koomen ze tot het willen;
en naar dat ze willen, volgens dien beweegen zig
hunne keelen, tongen,handenen voeten. Kan
dat uit de ftofFe voortlpmiten? waarom kan
men dan op een ander tyJ een nootenpapier
aanzien , zonder naar het zelve fpeelen te wil-
len ? Een Componift kan mind van alien zyne
ziel derven. Zal hy componeeren, zy moet
noodzaakelyk te huis, niet op een kuyering,
•weezen. Wie koft hem anders het uitdrukken
der hartstogten in de pen geeven, dan deeze
Direfteur zyns lighaams? Zo verre heeft de
Konft het gebragt, dat men fpreekende en mu-
ficeerende menfchenbeelden toe te ftellen weet:
iUbertus M. is vermaard wegens het eerfle, en
vaor eenige jaaren kwam 'er narigt uit Vrank-
lyk, dat'iemand een beeld gemaakt had, 't
•welk verfcheide ftukjes op de dwarsfluit blaaft,
dc fluit aan-en afzet, de oogen'er by vev-
draait enz. Maar, een denkend, een willend,
een componeerend beeld, heeft nog niemand
uitgevonden; zelfsniets, dat daar na gelykr.
Wie zig hicr van nog nader ovcrtuigen wil,
die gelieve het nooit volpreezen fugenwerk
van den vermaarden Bach , wegens deszclfs
ondergaan verlies vangezigt afgebroken ,
naauwkeurig in te zien, of flegts den choo-
raalzang: wenn viir in bochflen nothen feyn ,doot
hem in zyne blindheid eenen anderen in de
pen gegeeven , ter deeg in aanmerking te
neemen, dan ben ik verzekerd, dat hy wel
fiaaftzyne ziel vannooden hebben za],om alle
hieropgefloten leggendefraaiheden ■klaar te be-
yatteu, en des te meer,indicn hy ze fpeelende
voort*
-ocr page 172-
tot a&Kenniffe van GOD en gynen Wil. 149'
voortbrengen en over den Opfteller oordeelea
wil. Die eenigfte exempel vernielc alie tegen-
werpingen , door de dryvers van de enke-
le ftoffelykheid ingebragt. Zeggen zy : wy
konden,metonze ziel,ook niet allesbeancwoor-
den; zy zullen dit evenwel, zonder ziel, nog
veel minder konnen. En de zwaarigheden ,
die 'er by ons overig bly ven,zyn van eene ganfeh
andere natuur, dan de haare; zo dat men daa'r
uit reeds bevroeden kan, wie de waarheid aan
zyne zyde hebbe.
(1) Conf. Critfii metaph. §. 444. pag- 863.
§. 8b.
Rtrinnerlng aan de Ahnagt Gods; aan Zyne vol"
maaktheden in 't gemeen enz. aan onzen
pttgt, niemand te veragten enz,.
Ons zal de bekwaamheid , tot de Muziek
Vereifcht, tot ietsandersdienen, dan dat wyzo
fnoodelykonsbeftcpandverwaarloozenzouden.
Want, behalven dat wy, inzonderheid door
de figuraal-muziek,aan verfcheide eigenfehap-
pen Gods konnen worden erinnerd; namelyk,
door de gezwindheid onzer leden, aan de
ALMAG-1"; door de oeffening , die wy 'er toe
behoeven , aan de VOLMAAKTHEDEN
GODS in 't gemeen , als welke alle, en
wel in den hoogften graad, by Hem voorhan-
den zyn, zonder eerft door oeffening te mou-
ten worden verkreegen, en zonder elkander
te verhinderen;doordcongelooflyk fchielyko,
ginsenweder keerende , beweegingen onzer 00-
gen, aan de ALOMTEGENWOORDIGHE1D
G 3
                   GODS',
-ocr page 173-
tfo tJit de Muziek getrokkene aanleiditig
GODS: door de uitvindingen der muziekge-
kerden, aan 't VERSTAND GODS enz. Zo
vinden wy hier ook gelegenheid, om nog aan
twee voornaame pligten ce gedenken , en ons
derzelver noodwendigheid te binnen te bren-
gen;willen wy alsgoede wereldborgers leven ,
met de Goddelyke inzigten harmoneeren, ca
geen diflbnanten of wanorde invoeren.
Verre van iemand, wegens het onderfcbeid
der gaven, te veragten , moeten wy ons veel-
eer naare ongelyke uitdeeling zeer geerne wel-
gevallenlaatenj vermits hier door rneer goed
jn de wereld is gekoomen , dan of ieder dezelf-
degiften had ontfangen. Waaren alle ftemmeu
van eenerlei hoedanigheid, onze Muziek zou
merkelyk flegter weezen ; had ieder een dis-
tant, waar bleeven deoverige, niet minder
aangenaame ftemmen ? Erken dan het alles door-
ziende verftand Gods ook hier door, dat in
werken > alwaar wy dikwyls de orde en den
famenhang uit ons zwak gezigt fchynen te ver-
liezen, waarlyk de grootfte orde en de vol-
rnaaktfte famenhang becooglyk zyn. De ydel-
en kwaadaardigheid der menfchen heeft inge-
voerd, dat menig, hoe onnut meubel ook »
zig boven zyne Broeders , verheven acht.
Muil - ezels blyven wat ze zyn , 'c zy
dat menze met ftof, dan met zilver, over-
dekke. Zulk een menfch wordt hun ge!yk,die,
zynen oorfprong en zyn geflachtrverzaakende,
der wereld zoekt diets te maaken, als of hy
Van beter alooy waare, dan anderenien, die
zig wegens de bellen, hem aangehangen, ze-
kere voortrekkelykheid toefchryft. Even
dwaas handelen de geene, die meer weezen
en konnen willen, dan ze uit kracht van hun-
ne
-ocr page 174-
tot de ftenmfle van GOD en zytiert Wil- r ft
ne gaven vermogen, of wcgens andere ora-
ftandigheden uit te voeren bekwaam zyn. Me-
nig is 'er door tot een moordenaar van zyu
lighaam en tot een misdaadiger van zyne huis-
genooten geworden , dat hy twee ampten be-
kleed heeft. Genoraen, hy had eindelyk, we-
gens hunne naauwe overeenkomlt , genoeg-
zaame krachten 'er toe; daar uit volgtalleen-
lyk, dat hy in ieder van beide, God en zynen
naaftcn reg'tfchapen zou gediend hebben. Maar
nu vermift dit, dan weder iets anders, zynen
man, om dat de amptspligten elkander in den
weg loopen: aldus wordt 'er ofeenelofle fleur
ingevoerd, of men veneert zyne krachten voor
den ryd. Het gnat hun, ah den geenm, die aU
le vier flemmen zingm widen. Nog onbezonne-
ner doet hy, die zig in zaaken mengt, tot da
welke hy ganfch geeo bekwaamheid teeEt,
Het barmoneert niet!
% 81.'
Derde verdeeVwg, in geeftelyke en we-
reldfche Muziek.
De Muziek wierd in haare kindsheid zeker-
lyk voor een enkel vermaak, tot tydverdryf
ftrekkende, aangezien. Dog, naauwelyks trade
ze in de jaaren haarer jongelingfchap, of ze
wierd tot de eere Gods aangewend; door haa-
re Zufter, de digtkonll, eerlang daar in ver-
zeid , en op dien voet, in GEESTELYKE
(facra) en WERELDSCHE (profana) Yer-
deeld. Alle tot nog toe ons bekend gewordene
volken, bedienden zig by hunnen Godsdienrt
van eenige Muziek. De Grieken en Romei-
G 4
                        nen,
-ocr page 175-
ij"i Uit de Muziek getrkkene aanleiding
nen , als welke hier van ongemeen veel werk
maaktcn , hielden zelfs gewyde zangers, py-
pers en harpflagers, tot de gcftadige vvaarnee-
rfting van hunne geeftelyke'Muziek; ja, by*
zondere gewyde inflrumenten , die toe niets
anders mogten worden gebruikt (i}« En vol-
j^ens hec berigc van Plutarchus, zullen de oud-
ile Grieken, de Muzick eenig en alleen tot
hec vereeren der Goden beftemd hebben. By
het volk, 't weik den waaren, onzienlyken
God diende , namelyk, de oude Hebreen, is
attoos, zo lang de iever en de reine leere ftand
greep, tuflchen heilige en wereldfche Muziek
cen grooc onderfcheid gemaakt; onderfcheid,
cuffchen de zangers en inftrumenten; tufrcben
de melodyen en haare vercieringen; tufTchen
de gebruikte Iiederen of zangftoffen. Voor-
eerfl, men had eigene, tot den tempeldicnfl
beftemde, inftrumenten en zangers, die op-
geen vreec- en zuipgelag , noch by andere vro-
jykheden, verfcheenen; alle ftemrncn wier-
den fterk bezet; men koos zekere goede zan-
gers uit, en hunne achtbaarheid was met dc
p!aats,alwaar ze dienden , overeenkomftigCa).
Ten anderen, de Iiederen, hier toe gebruikt,.
handelden van de heiligfte zaaken , en wierden
door de puikdigters vervaardigd. Ten derderf,
de melody rigtte zig naar den oord, en de ge-
heele Muziek verving majefteit, iets deftigs,
en drukte de aandagt des harten uit over de
vergenoegdheid in God.
(i) Hier van daan het feed der pypenwying by de Ro-
meinen; conf. Oyid. Fait. VI. 69}. ieq. & Varro Lib. V.
d^LL.
(2) Van de heilige Muziek, inzonderheid ten tyde van
Darid en Salomon; van de gebruiken 'er by ingevoerd;
van
-ocr page 176-
tet^Kenniflevan GOD en zynetiWil. 153
van 't koor voor de Muzikanten; van hunne kleeding,
inftrumenten en regten , is het voornoemde gefchrift van
den Heer yan Till het fraaille van alien; jammer, dat de
hoogduufche vertaaling 'er van, niet berer heeft willen ge^
lukken.
Van detoongeflachten en grondtoonefc-
De beide vraag'en , of ieder tootigejlacht'cn'
of ieder grondloon byzondere eigenfcbappen
hebbe? dient men met met elkander te, ver--
mengen ; maar, tot ieder, hoewel in eenen»
anderen zin, ja te zeggen. Zo dra men de
beide geflachten, namelyk,' de grondtoonen1
over de groote en kleine derde, befchouwt,,
zal men 'er niet aan konnen twyfelen, dat ze
verfchillende ukwerking hebbeii moeten, na-
demaal ze verfchillende zyn in de wyze van aan-
eenfchakelirig, Deeze is n,u we!,by grondtoo-
nen van heteigenfte geflacht, dezelfde, maar ,■
dan komen 'er weder andere vernnderlyke om-'
ftandigheden te voorfchyn: by voorbeeld , de
tempering eens inftruments; de urtgeftrcktheki
(ambitus) der melody; de meerder of minder
bedreevenheid der muficeerende perfoonen in
de vereifchte muzifcaale tekens. By fnaartui-
gen, neem eens, vioolen, verfchilt het ins--
gelyks , of 'er veel dan weinig lolTe fnaaren in
de eigenaardige klanken eens grondcoons
voorkoomen : want, een ftuk uit D over de
groote derde gefteld, zal, in Emol getranspo •
neerd, te mets niet half zo goed klinken. Ivo
datgeval is het den Componiften zekerlyk niet-'
te verdenken , als ze ongeerne zien, dat men1
hunne, met voorbedagten raade, dus en nice"
-ocr page 177-
1 f 4 Cit de Muziek getrokkene aanleiding
anders opgeftelde ftukken zonder reden trans-
poneert. Het gaat hier eveneens, gelyk in 't
menfchelyke leven; iemand kan tot allerhan-
de dingen bekwaam worden, maar, hoe dik-
wyls zyn 'er niet omftandigheden van tyd ,
plaats, vermogens enz. welke aanraaden,"dac
men ieder daar by laate, of tot het geene ge-
wenne, waar toe de gelegenheden hem meeft
begunftigen. Want, zonder nu eens te ge-
waagen, dat men alsdan tegen (boom vaart,
en met veel moeite echter weinig uitvoert;
men heeft ook in deezen de Goddelyke voor-
zienigheid te erkennen , die hier het ge-
wigtigfte befchikt, geftierd of toegelaaten , en
dus het natuurlyke beroep eens menfchen be-
paaid heeft. Ondertuflchen, de 12 grondtoo-
nen der Ouden (*) Zn,et Reheel te verwer-
pen; eensdeels, wegens de Kerkgezangen,en
andere'er uit opgeflelde ftukken; anderdeels,
era dat eeriige toonvallen en cadencen, door
den, eertyds gewoonen dwang veroorzaakt ,
bujten tegenfpraak zeer fraai zyn, gelyk by
ons de ry.m in de Poeetery ook menigmaal tot
aardige invallen gelegenheid geeft. Dit is
zeker, dat ieder grondtoon zo wel eenige by-
zondere, als ook, algemeene, uit het toon-
geflacht voortfpruitende,eigenfcbappen hebbe.
]n het weeke geflacbt, of in grondtoonen over
de kleine derde, laaten zig alle zodanige ge-
moedsbeweegingen uitdrukken, die iets koud-
vogtigs, langzaams,. ne£rfiagtigs, of ook wel
iets-. behaaglyks ,. zoets, teders en ftreelends
infl'uiten ;: uitgezonderd , wanneer dezelve
allengskens hevjger worden, als wanneer
men,' in navolging van zommigen, het toon-
geflacflt- eensklaps mag veranderen. Daar-
en>
-ocr page 178-
W ^KenniflevanGOD«»zynenWil. iff
ente^en, de eigenfcbap eens grondtoons over
dc groote derde, brengt , in 't gemeen "er
van te fpreeken , mede, dat by lets manne-
lyks. beflendigs, vrolyks, ook wel lets r*
zends, fchrikkelyks enz- vervangt. Als men
nu ejgentlyk zogenaamde harcstogten , vreug-
de lachen , vreeze , fchnk, toorn , dtoef-
heid, ansftvalligheid , wanhoop, verwonde-
rirrg, enz. befchouwt, zo kan men juilt niet
naauwkeurig bepaalen , in wat toongeflacht
dezelve zig bekwaamelykft laaten uudruk--
ken: om dat de meefte zekere omftandighe-
den met elkander gemeen hebben; gelyk le-
mand, naar matte dat de gelegenheld gee-
vende reden, en de ternperamenten der per-
foonen, verfchillen,■ al zo wel van vreugde,
dan van gramfchap en van droefheid enz.
weent. In die opzigt kan men wel zeggen ,
dat etn Cmponifl tot bet uitdrukken van k-
der hartitogt
, ieder flach van grondmnen ge-
bruiken konne.
Maar dit sal den onbedagten
nieuwelingen onder henlieden geenzins tot
vertroofting ftrekken. Zv verkiezen tot vro-
lvke ftukken, A over de kleine, en eer men
zig omziet, zyn ze in C over de groote, hou-
den zig daar in op tot omtrent hen emde, en
loopen dan met een flag weder in 't fpoor. Als
men nu't geene, dat hier van de hartstogten
<*ezegd is, wel overweegt, zal men zeer veele
regels aangaande het uitdrukken van dezelve,
in gefchriften over de compofitie bygebragt,
verbeteren en vollediger maaken konnen. By
voorbeeld, menig flelt: de Mydfchap gedoogt
hcrkefprongen.
Goed! watfoortvanblydichap,
en by wat temperament? Konnen de ornftan-
diaheden hier niet grootclyks verfchillen ? Hoe,
"
                              G 6                            kan
-ocr page 179-
1.56- Uit de Muziek getrokkene aankidihg_
kan men 'er dan geen vafte regels van geeven ?.
Ja wel! men moet voor alien dingen de harts-
togten van alle , ten minften van de njeefte
kanten befchouwen ; wie naderhand , met een
ibedig verftand, op allerhande voorvallende
exempels acht flaat, die zal gemakkelyk cen
ajgcmeen begrip 'er van weeten te vormen.
Hier in legt de grond, van den regel: een Com-
pon'tfl moet den gemoedsaardt der menfchen kennetu.
(*) Zie myne fpraakkonft §. 74, 75-. en de tweede fa?
menfpraak , pag. 81: 82,
Fan de Muzlkaale fcbryfwyza
Alle Mufici ftellengeen verfchil des ftyls in'
de Muziek. Zommigen , en wel de wermaard--
ile , zyn 'er voor; anderen fcheeren alles over
ecn.cn Kam. Ik ken insgelyks eenen bekwaa-
men muziekkundigen , die deeze zaak ver-
werpt; doch, ik weet 00k, dat hy voor eeni-
gen tyd anders gezind was, en dat het alleen-
jyk gefchicdt , om der Religie en der Kerk-
muziek ongelyk te doen. Toen hy eens zyne
meening tegen my niec konde beweeren, gaf
hy den'raad, men zou de Kerkftukkcn in de
grondtoonen der Ouden opftellen, dan had men
verfchits genoeg ; een ligtvaardige raad voor
eenen vrygeeft. Anderen houden de veiTchil-
ligheden* van de muzikaale fchryfwyzen voor
' baggatellfen, om dat zy 'er geen verftand van
bebben, gelyk mendezclve eerft naa lange on»
dfirvin&ing rer'deegkan bevatten. Eigentlyk,
iv'cj-in de Muziek5 gelyk in dc digtkonft,
-ocr page 180-
ttrt de Kennifle van GOD en zynen Wil. 1-57
maar driederhande ftyl of fcbryfwyze ; de
HOOGE, MIDDELMAATIGE en LAAGE.
Doch , andere omftandigheden veroorzaaken ,
dat ieder flach, zeer verfchiilende foorten ver-
vangc: by voorbeeld , de verhevene uitdruk-
kingen voor Kerk- en voor tooneelftukken , ver-
fchlllen grootelyks van elkander. Deeze ver-
anderingen, in driederlei ilach van fchryfwy- ■
zen , voorvallende, noerac men den muzi-
kaaien
S T Y L ,. zynde deszelfs behoorlyke
toepaffing eenen Componift van gelyken
dienit , als eenen digter de verkiezing van
de woorden en voetmaaten. De verfchii-
lende foorten 'er van, vindt men, onder an-
deren , by Mattbefon , in zynen Kern melo-
difcher wijfenfchafi
, beft en volledigft befchree*-
v,en.
§• 8+.
Mhbruik by de Kerkmuziek.
De onbedreevenheid der meefte Componis—
ten in den Kerkftyl, brengt te wege, dat veele
toehoorders der'Kerkmuziek weinig achting
toedraagen. Want, als ze in Gods huis-koo-
men, om 't hart tot den Schepper, den Hee-
re van al 't vleefch, te verheffen, en aldaar,
in plaatsdat men eene heilige eerbiedomtrent
Zyne majefteit in hun diende te verwekken,
door een elendig gehuil, of door boertende ,
tooneel-agtige Muziek ,op allerhande vreemde
gedagten gebragt en ge-ergert worden,zokan
't niet anders weezen , indien zy 't oogmerk
van hun Kerkgaan overweegen, of ze rnoeten
zig 'er over bedroeven, en wenfchen, dat 'er
G 7
                          Ire*-
-ocr page 181-
r f § Uit de Muziek getrokkene aanleiding
liever ganfch niet gemuficeerd wierde. Ja , de
geeftelyke Muziek moet hun nog hatelyker wor-
den , wanneer hec met de muficeerende perfoonen
zelve , zo elendig , als eenigzins mogelyk ,
gefchapen is; wanneer , in fteden en plaatzen,
alwaar men 't wel anders konde hebben, lieden
zingen moeten, die zig op werkdagen met zingen
door de ftraaten de keel hebben moede ge-
fchreeuwd; of lieden , die om een ftuk brood wer-
ken, en van de vereifchte uiterlyke hoedamgheden
beroofd zyn;. desgelyks, wanneer men zulk ge-
ipuis, 't welk voor weinig dagen en uuren, zelfs
met de eigenfte inftrumenten, in een bordeel op-
wagtde en zig naa den Godsdienft terftond we-
der dsar heenen vervoegt, moet zingen en fpee-
len zien voor den Heere. Wat bevordering van
aandagt ftaat daar van te verwagten ? En echter
willen die kwanten zig ganfch niet laaten gczeg-
gen, als de Geeftelyken zig tegen zulk eefie wol-
ven- en Kattenmuziek aankanten. Ik zeg veel-
eer, dat Overheden , Confiftorien en leeraars,
die by zulk eene verontreiniging dier plaatfen ,
ahvaar God zyn gedagtenis heeft geftigt,ftil zwy-
gen,zwaare verantwoording hebben zullen. Want
Hy zal het zoeken en doemen ! Het is beter, in
de Ke'rk ganfch niet te trmficeeren, dan ergernis
'er door aan te regten. Tot zulke koude , aan-
dagt-verfloorende, muzikanten zegt God: doet-
het getter uwer Heeler en van my iveg
; ook en mag
ik uwer luitenfpel niet booren
; Amos 5 : 23.
Een Godbehaaglyk heilig lied te zingen , heeft
waarlyk meer op zig. Echter wil ik hier mede
de morrige Leviten, die, beneffens anderen, al-
le Kerkmuziek zonder onderfcheid willen verban-
nen, in 't minfte niet voorfpreeken. Zy mog-
ten 'er liever zelve eerfl: wat van leeren, ten ein-
de .
-ocr page 182-
tot delieiimffe van GOD en zynenWil. ijy.
de in de Kerkgemeeme, een Cdlle&e by 'c zin-
gen eener (*) , hunne ftemmen als bazuinen, niec
als nagchoorns, te konnen verhefFen.
{*) Namelyk, voor den altaar, volgens het eebruik der
ineeite. luiterlche Kerken in Duitfchland, en elders.
§ 85.
Zy moet evetnvel fland houden, 1
De Kerkmuziek kan en mag , zonder nood-
»aak, n:et afgefchaft, maar, moet veeleer alle-
zins bevorderd vvorden. Want,God heefc ze niec
a'leen goedgekeurd en Zyn genadig welgevallen
'er aan betuigd, toen My onder dezelve, in den
terapeljZ'yne heerlykheid liet verfchynen, 2 Chr.
5: vs. 13, 14; en, dewy I Hy 'er behaagen in
vindt
, onder de lofzangen lfraels te ivoonen, Pf.
22: 4; maar Hy heeftze zelfs bevolen, 2 Chr.
29: 25. Hoe gezegender en ryker een ftaat is,
des te meer moet hy, naar 't voorbeeld van de
meefle vroome regenten van den ouden tyd ,
hier zyn vermoogen laaten zien. Niet , als
ef de waare Godsdienft van uiterlyke pracht afc-
hing; maar, om op deeze wyze van de grootheid
des Heeren , welken wy dienen, en van onze
liefde omtrent Hem, voor de oogen der geheele
wereld een belydenis af te leggen. Overzulks
heeft de tegenwoordige Paus, door zyne be-
fnoeijng der Muziek, geene blyken van zodanige
wysheid, als men van hem verwagt had, maar
veeleer, van menfchelykheid, gegeeven. Doch,
de Gereformeerde Breeders zyn hier t'eenemaal
het fpoor byfter. Zong tog onze Heiland zelf,
Matth. 0.6: 30 ; zongen tog de Ap°ftels , en
nun-
-ocr page 183-
i6o Vit de Muziek getrokkene aanleiding
hunne navolgers. David , de vermaarde Ko-
ning, de man, die booge is opgerigt, de ge-
zalfile des Godts Jacobs,
was niec alleen liepyk
in Pfalmen Ifraels
, 2 Sam. 23: 1; maar droeg
©ok zorg voor de prachtigfte fchikking der tempel •
muziek; I Chr, 25: 26, 5—7. Hy had een by-
zondermuziekfchool aangelegd, 1 Chr. 15:16,en
wierd doorgeeftelyke Muziek zodanigaangedaan,
dathy uitriep: Majefleit enbeerlykbeidzyn voorzyn
aangezigt ;fterkte en vrolykbeid zyn in z.yne plaai~
ze; 1
Chr. 16: 27. Hy was zeer magtig in den
lof des Heeren, en vervaardigde de treffelykfte-
Pfalraen, die in den tempel gemeenlyk tot de
Muziek wierden gebruikt; gelyk ons zulks, be-
halven de overleveringen derjoden, 00k de op-
fchriften : een Pfalm ; een lied; een lied, een
Pfaltn
(r), benevens de inflrumenten en muziek-
dire&euren , 'er in aangehaald, als mede, het
woord SelaC2),konnen leeren. Dusdanige fchik-
king-wierd door Salomon behouden, en in ver-
fcheide opzigten nog heerlyker gemaakt; zie
2 Chr. 5; 12. 7:6. 8: 14. 1 Kon. 10: 12. Je-
hizkia floeg, by zyne reformatie, insgelyks het
oog op de vervallene Muziek; a Chr. 29 : 25-- 30.
30: 21. In Pfalm 33: 3. wordt uitdrukkelyk ver-
eifcht, ivel te fpeelen met vrolyk gefchal; te wee-
ten, konftigenfraai gecomponeerd,en Pf.92:4;ja,
het verkondigen van Gods goedertierenheid met
een voorbedacbt lied.
Zy, die flegts de cierlyke en
konftige Muziek niet in de Kerk gedoogen willen,
voldoen derhalve nog niet genoegzaam ter zaake.
Ten tyde van Nehemias beliep het getal der ge wyde
zangers en zan'gerefTen over de tweehonderd; Efr.
2:41, 65. Neh. 7:67. Het is derhalve verkeerdge-
handeld, datmen deKerkmuziek, wegens zekere,
*er by ingeflopene, gebreken, em uit aaumerking
van
-ocr page 184-
Pet de KennifTe van GOD en zynen Wil. iSt
van 'tmisbruik, 't welk men van de wereldfche
Muziek in *c gemeen maakt, tragt te vemietigen^
in plaats dat men vecleer geene , te verbete-
ren, en■ haarent wege af te fchaffen, het mis-
bruik der Muziek in den borgerlyken omgang be-
dagc weezen moeft. Was de beilige Muziek
nie: iets dierbaars, waarom zoude de Koning.
David ons, ja, onbezielde fvhepzelen , in gehee-
le Pfalmen, (zie Pf. 149 en 150,) daar toeaan-
maanen %
(1)  Zie -van Till, 1. c. tweede boek , eerfte afdeeling;
en Joh. Gerhard ad IT. III.
(2)  Het woord Sela betekent miffchien het hedendaags
zogenaamde Rjtornelh of Da Capo; als 't welk door het
Dia.Pfalma, by de 70 vertaalers 'er voor gefteld, insge-
lyks wordt uitgedrukt. Ten minften was het een paufe,
of zwyg teken, voor de zangers, en de inftrumenten lie-
ten zig middelerwyl alleen hooren. Want , volgens de
overlevering van de oude joden , zong men de Pfalmen
met mflchen koomende paufen, geduurende welken tyd de
Priefters op 't altaar de trompetten bliezen, als wanneet al
't volk, ten blyke van innigfte aandoening en diepfte eer-
biad, op 't aangezigt nederviel. Daar na begoil men we-
tter te zingen of te muficeeren. Echter, dewyl het eezang
afgebroken en 'er tuffchen 't zingen geblaazen wierde , zo
konden de 70 uitleggers de bewoording dia - pfalma, we-
gens deeze verwiffeling, wel gebruiken. Beide woorden
zyn in de Muziek bykans het zelfde met het romeinfche
flaudite, namelyk, tekens van 't geene, wat men nu doen
zal. De accenten hinderen ons niet. Men moet zig voor-
ftellen, dat het Sela met de overige text - woorden, en wel
met de laatfte, in eenen adem, maar fterker, en met zulk
een verheven ftem gezongen wierd , dat de Priefters op
't altaar het klaar oemerken en zig 'er naar fchikken
konden.
Wyders ,. de opfchriften der Pfalmen van 120 tot 114,
(een lied der trappen , weshalven ze 00k trappenpfalmen ,.
of liederen in 't hooger koor, wierden benaamd ) erinne-
ren ons hun gebruik by den zingenden en klinken-
den Godsdienft, Ze dienden, voigens myne meening, den
volkfc
-ocr page 185-
162 Uit de Muztek getrokkene aanle'tding
volke op hunne bedevaarten naar Silo en Jerufalem; e»r
den Prielteren by't invoeren en ontflaan desvolks op feelt-
dagen. Hun getal ziet niet op de 1 f trappen des tempels, maaf.
't H of heel gevallig; of, om 'er eene week mede door
te koomen : want men gebruikte 'er twee van op ieder
werkdag, en drie op den Sabbath. Om beide reden zyn
ze 00k kort gemaakt, ten einde des te beter van buiten
te konnen worden onthonden. Zo dikwyls als 'er 's ogtends
deoftertyd aankwam, insgelyks naa 't avondofleren avond-
gebed, wanneer de vergadering fcheiden en de GodsdienftV
eindigen zouden ; gingen de mufkeerende van hunrren
zanglrans op de trappen der morgenpoort; of, -aleer dee-
ze 'er nog voorhanden waren , aan eenen oord, daar
al 't volk hen konde zien. Het volk ftelde zig., met bran-
dende fakkels, in ryen, en zo»g mede , niaar de Leviten
accompagneerden met inftrumenten, en ftonden , roen de
Tempel voltooid was, op de trappen, die uit het voorhof
lfraels in dat der vrouwen gingen. Daarom is 00k de in-
houd deezer liederen meerendeels algemeen. Zie Mifim
vom Laubhuttenfell, Cap. $. §. 4. en Thalm. in tr. Mid-
dorh. cap. 2. §. 5-; uit welke plaatfen boven dien is af te
neemen, dat het gfoote ffallelujab, Pf. 113 tot 118, ins-
gelyks op plegtige feeftdagen , inzonderheid op paafchen,
's nagts by paaich - eeten; op pinxter ki 't voorhof , en
op 't loofhuttenfeeft otntrent den offertyd, gezongen zy.
§. 96.
Boosaardigheid des Satans.
Wy 2ouden evenwe! eindelyk, dagt ik, de lis-
tigheid des Duivels merken , die zekerlyk der gees-
telyke Muziek geen grooter ongelyk heefc konnen
cjoen, dan dathyhaar, eensdeels door het mis-
bruik der wereldfche, zogc ten toon te (teller),
en anderdeels in haarzelye, alierhande wanorde,
naderband tot verfcheide klagren over haar gele-
genheid geevende , poogde adn te regten. De
geeftelyke liederen , gezongen en gemuficeerd,
deeden aan zyn ryk t'allen tyde een kVachtige af-
bieuk,
-ocr page 186-
tet de Kennifle n>a» GOD en zynea Wil. 165
breuk, ja, maakten den dienft Gods heerlyker en
wereldkundiger, dan dat hy 't zonder verdriet
aanfchouwen konde. Des wilde by, de werkett
Gods geftadig na- aapende , 00k door Muziek
ge-eerd weezen. Doch, wien gruwelt niet voor
de ergerlyke liederen en onkuiflche danflen, die
by den heidenfchen afgodendienft in 't gemeei*
gebruikelyk waaren ? Daarentegen, wat heilzaame
beweegingen hebben niet de hoogduitfche Kerk-
zangen, byzonderlyk de geeftryke liederen van
Luther us, in *t ryk der duifternis veroorzaakc 1
Zelfs de voorftanders'er van, moeten bekennen,
dat de ruftige Luther hun naauwelyks door zyne
leeringen zo veel werks gemaakt hebbe, dan door
zyne liederen (*). Eenige van dezelve zyn van
dien aardt, dat 'er tot op den huidigen dag hun
we&rgaa ontbreekt. Een Luiterfch lied te maa-
ken, daar toe wordt meer vereifcht, dan flegts
een poSet te weezen. Het is der Kerkmuziek
tot dus verre gegaan, a-l's den drie ouden taalen,
der hebreeufche, griekfche en latynfche , welke
deeze booswigt, door allerhande wanorde en mis*
bruik te verwekken, insgelyks haaren ondergang
heeft doen naderen. Echter, het is hem nergens>
in, regt gelukt. Wy moeten de inzigten deezes
vyfrnds zoeken te verydelen ; onze kerkmuziek
verbeteren; de wereldfche niet voorflaan en zd
fchandelyk laaten misbruiken. Of men ichaf-
fe de kerkmuziek liever geheel af. Dit mis-
fchien zal men voor onchriftelyk houden ,• hoe,
is dan een flegte , ergerlyke Muziek , waaf
men een beter hebben konde, chriftelyker ?
Hoe geerne wil men tog vroom weezen,
■of, ronduit gezegd, vroom fchynen ! Was
menig Cantor maar neerftiger , en voer.de zyne
leerlingen al zo wel tot zuiver, duidelyk, ver-
ftaanlyk
/
-ocr page 187-
l<?4 Uit de Muziek getrokkene aanleiding
ftaanlyk en nadrukkelyk, dan tor manierlyk, zingen
aan. Wanneer de zanger met zekere gemoeds-
beweeging zingt, zo wordt de toehoorder insge-
lyks daar toe overgebragt; gelyk men dit in Ope-
ra's kan vvaarneemen. Korrelyk, waare alles naar
behooren gefteld , bet zou een wonder weezen
om te zien,wat da Kerkmuziek konde ukwerkeni
(*) Inleiding tot de muziekkunde, §. yfi.
§• 87-
Pllgt der Componiflen en toehoorders van'
geeftelyke Muziek, tot vermyding van
huichelaarye; tot den /of Gods em,
Wie een deftig Kerkfluk wit opftellen,
die moet geeftelyk gezind weezen , en gees-
telyke aandoeningen hebben. Zullc een Com-
ponift zal den Kerkftyl befl: onderfcheiden, en ill
zyne magt krygen. Hy zal over den text behoor-
lyk oordeelen, en zig voor belachelykheden wag-
ten ; dat hy, by voorbeeld, uit de redencering
van een perfoon , geen Trio of Tutti maake; de
zangftemmen door de inftrumenten niet laatever-
dooven ; en derzelver verftaanbaarheid niet be-
lette. Men dient goede texten, die niet alleen
volgens de opfchrifc geeftelyk, maar 00k naar
den inboud geeftryk zyn, tot de Kerkmuziek te
verkiezen ; en deeze moeten, zo mogelyk, naar
het voorbeeld van zommige plaatzen (*), den toe-
hoorderen ter hand gefteld worden. De toe-
hoorders , zyn of vrienden der Muziek , dan
Biet. In 't laatfte geval moeten ze, zo wel ora
reeds gemelde redenen, als 00k uit fchuldige h'ef-
de omrreut den naaften, za veel befcheidenheid
ge-
-ocr page 188-
tot ch KenniiTe van GOD en zynen Wil. 16f
gebruiken, datze hunnen medechriften by zynge-
voelen laaten, en de Kerkmuziek niec verwerpen.
Zy konnen ,geduurende deMuziek, andere heilige
oefFeningen pleegen; want daar voor hebbenze in
hunne gebedeboeken de zielzugcingen voor de
predicatie enz.; of, zig gewennen , al zo wel
a!s de liefhebbers der Muziek, allerhande goede
bedenkingen 'er over te maaken. By voorbeeld ,
ziec gy onder de muficeerende, openbaare God-
looze, die zig echter derven onderwinden, om
de offerande hunner onreine lippen voor den Hee-
re te ontfteken, zo denkt, hoe 't op deeze we-
reld in 't gerneen met den dienft Gods gefteld is.
Och! wierden 'er maar onder de chriftenen in
alle ftanden, niet zo veele gevonden, over welke
God reden heeft van te klaagen: dit volk genaakt
my met bar en monde
, en eert my met de lippen,
maar baar hette boudt bem verre van my, Matth.
15: 8. Engy, die zig nu miflchien over de reu-
keloosheid deezer koude muzikanten ergert, hoe
dikwyls zyt gy hun niet hier in gelyk, dat uwe
aandagc enkel hnichelaarye is, en uw Godsdienfl;
enkel menfchen werk!
Overweeg, wat heerlyke , maar teffens zwaar-
wigtige, .zaak de lof Gods zy; a!s vereifchende
namelyk eenenlevendigen indruk van Gods groot-
heid en volmaaktbeden ; eene geftadige oplet-
tendheid op zyne huishouding en wegen onder
de menfchen ; en een deugdzaam gemoed. Want
zo weinig als Gods Zoon, in de dagen zyns
vleefchs, een lof heeft aangenomen van de boo-
ze geefl:en,zo weinig zal 00k de Goddelyke Drie-
eenigheid hem aanneeraen van hunne ryksgenoo-
ten. Maar, zyn die zwaarigheden , zoveel eenig-
zins raogelyk, weggedaan ,zo is de lof Gods 00k
«ene heerlyke zaak; op de voorregten der heili-
gen
-ocr page 189-
166 Uit de Muziek getrokkene aanhiding
gen fteunende, en uit de Kefde , hoogachting en
eerbied omtrent God voortfpruicende,
Hoort gy een flegte Muziek , erger u 'er niet
over, indien gy het niet veranderen kont; maar
breng u te binnen , eensdeels, de onbezonnen-
heid der menfcben , die met zulk een geeftloos
getier den Heere eenen dienft te doen zig ver-
beelden ; anderdeels, de onvolmaaktbeden der
wereldfche bedryven in 't gemeen, en laat u dat
aanzetten tot den wenfch, om aldaar, waar alle
onvolmaaktheid zal verdweenen zyn, by den Heer
te weezen,
Hoort gy, in tegendeel, fligtelyke texten op-
wekkende tnuficeeren, zo roem de goedheid
Gods, en juich over de neiging Gods, zynen
fchepzelen altoos wel te doen, en hun allerhande
verligting te befchikken. Want de Kerkmuziek
zal juifttot dat einde verftrekken , ons den Gods-
dienft aangenaam te maaken; onzen gedagten ee-
nige verpoozing te geeven, en ons gemoed ge-
ftadig wakker te houden. Smaakt ende ziet, dat
de Heere goed is
.'
Ons is een tyd beloofd in 't toekonrende, al-
waar wy , als van God geleerd , zelve onder de
muficeerende weezen en Hem onophoudelyk pry-
zen zullen.
Gods lof op deeze aarde, zingende en mufi-
ceerende, uitgegalmd , is een voorbereiding tot
de beerlykhe'id
, die aan ons zal geopenbaard wor-
den. Zingt en fpeelt dan ten minften den Heere
in wwherte'i
Colof. 3 : 16.
Zit gy van kommer nedergedrukt in \ Huis des
Heeren, dat gy zugten en huilen mogt voor on-
ruft des harten, terwyl anderen enkel lofzangen
uiten; zo denk aan den tyd, wanneer gy ins-
gelyks onder 't getal der geener zult weezen ,
die,
-ocr page 190-
tot de Kennifle van GOD en zyneuWil. 167
die, naa ontfangen hu'p, den God hunnes heils,
voor alle beweezene welda"aden , blyzangea toe-
zwaayen. Deeze overdenking zal uwe angft, uw
kruis, merkelyk verligten. Zeg met David: wat
bulgt gy u tieder, 6 myne ziele, en zyt onruftig
in my? Hoopt op God, want ik zal Hem nog lo-
ven
, voor de verkffingen zytts aangezigts , Pf.
42: 6 en \<i. Hoe zal ik u loven, myn God!
als ik verhoord worde ? Ik zalUeen nieuw lied
zingen; met de luyte ende het tienfnaarig inflru-
ment zal ik U Pfalmzingen;
Pf. 144: 9.
Maar vergeet uwe belofcen met, als U hulpe
wedervaaren is ; zeg : de Heere was gereed om
my te verloffen
, daarsm zullen wy op myn fnaa-
renfpel fpeelen
, alle de dagen onzes levem, in
den huize des Heeren
; Pf 38: 20. Aldaar koo-
mende, zo laat het koor der muficeerende U ten
minften den fchuldigen pligt erinneren. Gy weet
immers, hoe Mofes en Mirjam , Exod. 15, De-
bora en Barak, Rigt. 5, David en zyne Muziek-
kapel, Gode loofden en dankten. Deeze laat U
tot voorbeelden (dienen; zoek hun fpoor te vol-
gen. Want daarom beeft Hy uwe weeklage ver-
anderd in eene rye
, uwen zak ontbonden, ende
U met hlydfchap omgord,dat uwe eere, namelyk,
uwe ziel, door welke gy de eere hebt om van
redelooze dieren te worden onderfcheiden, Hem
Pfalmzinge, en met zwyge;
Pf. 30: 12 en 13.
Maar, doqlr nalaating van dankbaarheid kan het
wel gefchieden, dat uwe harp zig weder in eene
weeklage verwandele,
(*) By voorbeeld, te Hamborg kaa men ze*bydekerk,
voor een' balven ft«iver koopen.
$. 8$.
-ocr page 191-
a 68 Uit de Muziek getrokkene aanleiding
%. 88.
De Zaligbeid Gods.
Eindelyk, de Zaligbeid Godsons te erinneren ,
volgens welice Hy niet alleen alle volmaaktheden
bezit, maar ook in zulk eenen graad, dat ze by
Hem noch verminderd nog vermeerderd worden
konnen; daar toe is niets rer wereld bekwaamer,
dan de pracht, die zig hier op aarde in zyn hei-
ligdom vertoont, en de Muziek , die te wege
brengt, dat ,er majefteit en beerlykbeid voor zyn
aangezigt
, fterkte en cieraad in zyn beiligdom
zyn.
O groote majefteit, die de zaiige en alleen
magtige , de Koning aller Koningen en Heer al-
ter Heeren, te zyner tyd eeift regt aan den dag
leggen, en hun, die zyne verfcbyning beminnen
en 'er met verlangen naar ivagten
, te genieten
geeven zal! O groote heerlykheid, in de welke
Hy alle fchepzelen oneindig verre beneden zig
aanfchouwt! Gaat het hier in zyn heiligdom reeds
zo lieflyk, zo vermaakelyk toe, wat zal 't niet
eerft worden in zynen Tetnpel ; in 't huis, 't
welk niet met menfchen handen gemaakt, maar
eeuwig is .' Hoe pverheerlyk zal zig niet aldaar
Gods majefteit openbaaren! De bekoorlykheden,
de hartverwinnende geneugten by zynen dienft
op der aarde , zyn tog flegts allergeringfte
beeken van de uitftroomingen dier oorfpronkely-
ke welluft , welker genot ons namaals zal ver-
kwikken. De geheele aardfche Muziek, met alle
baare pracht en treffelykheid, is 'er tog alleenlyk
maar een fchaduw van, en als de kleinfte drop-
pel , in een' emmer overig blyvende. Onze aan-
doening 'er van, is hier ook flegts de laagfte
graad
-ocr page 192-
tot de Kenniffe $>m~GODe»zymft'Wilf 169
graad van de aandoening over de toekomerr-
de, voor onze onfterfiyke geeften bereidde ,
zaligheid. O majefteitlfche God, dien aan pracht
en hoogheid ganfch niets ontbreekt ! O za-
ligfte God, hoe zalig zullen wy neffens U wee-
zen , als gy ons toe uwe vreugde inleidt'I sl/sivy,
met Kroonen vercierd
, met Citheren in onze ban-
den
, knielen, op ons aangezigt vallen, aanbid-
den, onze Kroonen voor uwe voeten leggen, en,
naa bet driemaal beilig
, onder 't gejuich alter he-
fnelfcbe heirfebaaren
, zullen uitgalmen : Amen !
De lofende de heerlykbeid
, ende de wysheid, ende
de dankzegging
, ende de eere, ende de kracbt,
ende de fterkte zy onzen Gode iualle eeuwigbeid!
Zodanig was de uitwerking der Muziek by zeer
veele vroome harten ! zodanig moetze 00k by
ons worden! Toen de groote Lutherus eens ec-
telyke zangers te gall had, zeid hy, naa verfchei-
de mocetten, met zonderling vermaak,te hebben
aangehoord, eindelyk, vol opgeroogenheid: Na-
demaal God in die leven, 'c welk tog maar een
enkel traanendal is, het dierbaare gefchenk der
Muziek verleend heeft, wat zal 'er niet door haar
worden uirgevoerd in 't toekoomende leven, al-
waar alle dingen vernieuwd en volmaakter wee-
zen zullen (1)! Hiermag men, volgens de woor-
den van zeker, nu God en 'r. lam aanbiddend,
leeraar onzer Kerke, in zyne- evangelifche har-
mony bygebragt, wel zeggen: „ Wie de fchn'fc
„ en de kracht Gods niet kent, die weet noch
„ van het tegenwoordige, noch van het toekoo-
„ mende, eene regte bevatting te maaken ".
(il Conf. Lamb. ^Alxrdn* de MaC. vet. cap. 24. Ook
meldt deeze Aureur, cap. 17, dat onze groote Lutherus te
zeggen plagt: Hy had tie eerfte begrippen van 't Evange- -
liinn en van de aan te vangene reformatie gekreegen toen
-ocr page 193-
170 XJit de Muzkk getrokkene aanleidtng
Hy op 't Kersfeeft de Sequenz hoorde zingen: 0 beata cut.
fa,
j»« talem meruifti redemtcrem !
§• 82.
Of in den Hemel 00k Muziek zy.
Is 'er dan 00k Muziek in den Hemel ? Die is
overlang gevraagd, en op verfchillende wyze be-
antwoord. Auguflinus z.egt in zyne alleenfpraa-
ken: „ Doet Gy ons, 6 God,zo groote weldaa-
n den in de gevangenis , wac zulc Gy ons niet
„ doen in den Hemel! Venroofi: Gy ons aldus
„ in den dag der traanen, hoe zult Gy ons over- »
„ laaden in den dag der blydfchap! Warden 'er
„ reeds zulke bekoorlykheden in de pelgrimagie
„ ontmoet, wac onuitfpreekelyk geneugte zullen
„ wy in 'c Vaderland aancreffen"! Zekerlyk zyn
'er by zyn aangezigt verzadinge der vreugden, en
lieflykheden in zyne regterhand eeuwiglyk
Pf. 16:
ii. De Auteur van l oude Kerkgezang: In dul-
ci Jubilo,
zinfpeelde door de woorden: alwaar
de fcbellen klinken, in Regis curia,
buitcn twy-
fel op Muziek in den Hemel. Men vondc 'er fal-
len ryde, en vindt nog hedendaags, veele goede
lieden , die, in eenen eigentlyken zin , eene Mu-
ziek in den Hemel gelooven : en zulks,eensdee!s,
uic liefde voor deeze weetenfehap , en ander-
deels, als fteunende op eenige bibelfche fpreek-
wyzen, die van zingen en muficeeren, van Ci-
theren , trompecten en bazuinen Gods, van 't
lied Mofis en des Lams, gewaagen, Doch,had-
den vvy anders geene bewyzen , dan konde men
deeze plaatlen al zo wel oneigentlyk en verbloemd
opvatten. De heilige fchrift fpreekc hier niet
uitvoerig'genoeg :ten einde ons van'c aanftaande,
-ocr page 194-
lot de Kennifle van God en zynen Wil, 171
in heilige verwagting- te houden. My aangaande,
ik ftel het inmiddels voor gewis, dat'er in 'teeu-
wige leven Muziek weezen zal. De toevallige
foorten van vermaakelykheden en vreugde, hel-
pen miffchien de verfchiilende trappen der belcof-
de. zaligheid mede uitmaaken. Wat men tegen
het muficeeren in den Hemel inbrengt, is van
weinig belang, ge%'olgelyk, ligt van de hand te
wyzen. OndercufTchen, dat de hemelfche Mu-
ziek van de aardfohe, hemelsbreedte verfchillen
zulle, zulks verftaat zig van zelve. God wil,
wanneer wy in zyn ryk overgaan, niet onze ge-
heele natuur , maar alleenlyk het gebrekkelyke
daar aan , veranderen, Dus zal de ziel aldaar ins-
gelyks, door raiddel van haar verheerlykt lig-
haam, zekere geneugten, en 00k zodanige, dip
door 't gehoor verwekt worden, koomen te ge-
nieten. Maar teffens zalze haare leden tot Gods
lof aanwenden, en den mond tot het uitgalmen
van lieflyke liederen openen. Dit vooronder-
fteld zynde, behouden de fchriftuurplaatzen, by
voorbeeld, Openb. 15:4. zekerlyk eenige kracht
van bewys. Wat in deeze plaats verhaald wordt,,
zie ik als iets zonderbaars en merkwaardigs aan
voor de Joden , en voor hunne navolgers in 'tge-
loof, de Chriftenen. De inhoud des gemelden
lieds zal mogelyk de eigenfte weezen, die Deut.
32. befchreeven ftaat; welk lied zig niet alleen
over't joodfche volk, maar,gelyk de oogenfchyn
leert , over de voornaamfte ontmoetingen in *t
ryk Gods, federt hetverbond met hetlfiael Gods,
tot op de laatlle tyden, uitftrekt; en welks die-
pe zin den heiligen in den hemel eerfl: regt klaar
bevattelyk zal worden, Daarom wordt 'er aan
Joannes vertoont, hoe zy zulk lied, plegtigher-
haaknde opzingen, en over deszelfs hoogen, vet-
H 2
                             f
-ocr page 195-
tyz Uit de Muziek getrokkene aanleiding
re uitgeftrekten, inhoud, hunne bedenkingen 'cr
byvoegen, als welke de Apoftel , by wyze eener
inleiding toc-of eens befluics van dit lied, ten
opzigt van den algemeenen inhoud , befchryft.
By gewaagt ook cap. 15: 3 en 4; cap. 5 : 9. en
cap. 14: 3. van andere , nieuwe liederen , die
namelyk in onzeheilige baeken niet, gelyk dit,
zyn opgetekend.
§. 90. •
De Kerkmuziek is boog te fchatten.
De Kerkmuziek is geenzins als iets onverfchil-
ligs, 'c welk by den godsdienft.of voorhanden
weezen , of achterweege blyven mag,aan te mer-
ken. Tot het hoofdwerk helptze zekerlyk niets;
maar onder de behulpzaame, opwekkende zaa-
Icen, verdientze de eerfte plaats ,en geldt,by my,
jneer, dan alle eigentlyk zogenaamde bloote ce-
remonien. Staat men deeze voor, en meent ,
ciat eenigen noodzaakelyk moeten worden aan de
hand gehouden , ja , wil men haar getal weder
vergroot zien ; ei lieve! waarom begint men de
reformatie niet by de Kerkmuziek, alwaarze im-
mers het rninfle gevaar en teffens de grootfte nut-
tigheid had ? Dit zou wel niet ligt doenlyk wee-
zen , indien men aanftonds enkel vroome muzi-
k nten hebben wilde; maar, behalven dat 'er aan
deeze of geene muficeerende perfoon juiftnietveel
gelegen is,'er zouden ook haaft AfTaphs, Hemans
enz. verfchynen, als 'er ergens eerft een David op-
daagde. Ik kan niet, gelyk zommigen, toeftem-
men, dat men uit de deugdelykheid der Kerkmuziek
op die der Kerkleere befluiten konne ; maar dit is
nogtans zeker, dat men uit de fchikking der Kerk-
muziek
-ocr page 196-
tot de Kennifle van G-OO-en zynett WiL fj5'
muziek tamelyk afneemen kan, hoe groot de ie-
ver, den Heer te dieneh ,zy. Want, de Muziek
heefc daar op al te veel invloed , ora 'er niet me-
de overeen te draagen. Waar deeze gronden
plaats vinden, daar geldt dit gezeg zo we\ vande
Choraal- als van de figuraal- muziek. De nuttig*
heid van deeze laatfce , is by den godsdienft van
groot belang; zy maakt het gemoed wakker; hel-
dert het op en bereidt het, naar tyds gelegenheid,
tot gewlgclge , heilige oelTciiingen, by voorbeeld,
tot het aanhooren der Predikatie. Zulk eene toe-
bereiding en verkvvikking behoeven juift de geene
niet, die eerft kort voor de preeka in de Kerlc
kooraen flenderen, en dus door hooren, leezen en
bidden nog onvermoeid zyn; maar, ze wordt oolc
om haarent wille niet aangefteld. Voorts, ze ver-
wekt eene heilige fiddering, wanneer, by voor-
beeld, trompetten en pauken, ons, op feeftda-
gen, en in andere gelegenheden, zekere groote
weldaaden Gods te binnen brengen. Ja, ze wekt
de harten op,,en noopt, wanneer, gelyk op zom-
mige plaatzen , bazuinen en cornetten, tuflchen
het Kerkgezang invallen, de anderzins traage kee-
len aan tot het zingen. De Heer Matthefon ,
diens roemwaardige iever voor de Kerkmuziek
billyk alien muziekoeffenaaren tot een voorbeeld
moefl: verftrekken, drukt zig, in zynen kern me-
lodifcher wifTenfchafft, aldus 'er over uit: „ Ver-
„ neem ik in de Kerk eene plegtige Symphony,
„ zo overvak my eene aandagtige beeving ,• ar-
„ beidt een volftemmig choor van inftrumenten
„ als.om ftryd, zo gevoel ik eene diepe verwon*
„ dering ;beginc het Orgel te briefchen en te don-
„ neren, zo ontftaat 'er in my eene v/eeze voor
„ God ,• eindigt dan dit alles met een juichend
„ Halleluja, zo fpringt myn hart op van blydfchap
If 3                 „ enz'V
-ocr page 197-
174 Ui* de Muziek getrokkene aanletdittg
„ enz". Auguftinvs fchryft van zig zelf, dat
hy traanen had moeten fchreyen , by 'c hooreri
zingen van den biflchop Ambrofws teMilaanen;
<3nt dit ganfch veel toe zyne bekeering medege-
werkt had (*); en elders zegt deeze groote Kerk-
Jeeraar : „ Onze gemoederen worden fterker
„ en vieriger tot Godsdienftigheid ontftooken,
„ wanneer de heilige fpreuken gezongen worden ,
„ dan wanneer ze niet gezongen , namelyk, zort-
„ der toedoen van den zarjg, flegts fpreekende
„ ge-uk wierden".
(*} Zie myne inleiding §, 344 en 317.
§. 91.
Baare nuttigheid..
Lutherus, koft derhalven te regt zeggen: yi De
j, Muziek is eene heerlyke gave Gods, en naaft
„ de Theology de befte ". Ze kan deezen rang
verdedigen, gedeeltelyk ten opzigt van haare oud-
heid; gedeeltelyk , wegens het edele vettflaak ,
*c welk ze influit,- en gedeeltelyk, wegens haare
reeds gemelde nuttigheid by den openbaaren Gods-
dienft.
Boven dien , ze heeft zig 00k op andere
wyze omtrent de religie verdiend gemaakt: by
voorbeeld, ten tyde van den loflyken Keizer Ka-
rel den grooten , gafze gelegenheid zo wel tot
het verbeteren, als tot het aanleggen, van nieuwe
fchoolen , toen dezelve tot de herftelling van de
Muziek zyns ryks, Italiaanfche Muziekoeffenaars
ontbood. Zy, die hier toe bevoegt zyn , moes-
ten dienvolgens voor haar alle neerftigbeid aan-
wenden; en 't is niet regt, dat groote Heeren hun-
ae hofmuziek, boven die der Kerken, voortrek-
-ocr page 198-
tat de Kenmffe van GOD en zynett Wil. iff
kelyk worden laaten. Dat kan Gode niet anders
dan mishaagen: om dat hec van de geringe oplec-
tendheid omtrenr. dingen , die zynen dienft be-
treften, klaare blyken geeft. Hy eifcht van ons
offer an den zander fetlen ; Mai. i : 14. altoos bet
befie,
Lev. 8. Num. 18; en wel, met het groot-
lie regt. En fchoon Hy zulks niet eifchte,moeft
echter de reden ons billyk zo veel leeren. Wyders r
by den buislyktn Godsdienft is de Muziek van ge-
lyke nuttigheid; wanneer men, by voorbeel d, door
een clavecimbel onderfteund, opwekkende lie-
deren, of lieflyke Arien , zingende voonbrengt,
De vrouwenftem is tot dat einde ongemeen be-,
vallig. Alleenlyk ftaat te beklaagen, dat het he-
dendaagfche ongehuw'd vrouwvolk , in plaats vatv
chooraa!zangen , liever minnedeuntjes en zulke
Airtjes verkieft, in de welke een minnaar, naar
zyne fchoone zugtenJe, word.t ingevoerd. Dan
verbeelden zig die arme dieren , a!s of zulke zug-
tingen, fchoon enkel verdigtzelen zynde,ophaar
zagen. Wanneer ze huisvrouwen worden, vinden-
ze menigmaal reden tot een zeer verfchillend be-
grip,entot het zingen uit een' heel anderea toon,-
§. 91.
Van den ry - en zingdans der Ouden.
Zommigen pleegen het invoeren van geeftelyke"
Muziek aan den Koning David toe te fchryven,
volgens i Chr. 16 ; maar daar wordt vs. 7 fleg'ts-
gezegd, dat David op dien dag de eerfte maal
een lied van zyn maakzel, aan Afaph, tot hec
gebruik in den tempel, overgegeeven hebbe. Daar-
entegen leezen wy reeds Exod. 32^, vs. 6 en 18,
H 4 .
                     van
-ocr page 199-
ij6 Uit de Muziek getrokkene aanleiding-
van fpeelen , en beurtzangen , by 't inwyden*
van hec gouden Kalf. Ende Mirjam de Propbe-
tejfe
, darons zufter, nam een trommel in haare
hand
, ende alle de vrouwen gingen uit, haar.
naa
, met trommelen ende met reyen; cap. 15 vs.
20, ai; teweecen, ze dansden kringswyze om
haar, floegen tefrens , naac de maat, op haare
trommels, en zongen 'er by. Diergelyke ry- en^
z'ngdanffen waren by den joodfchen Godsdienil
zeer gebruikelyk , en k.wamen met den inborft
deezer volken ongemeen wel overeen ; ecbcer,
het ging ganfch aandagtig en eerbaar toe, gelyk
dan mans - en vrouwsperfoonen ieder byzondere.
ryen uitmaakten. Van deJoden, hebben de hei-
denen deeze Ceremonie, by hunnen afgodendienft,
overgenomen. Daar zyn nog oude gedenktekens.
voorhanden, op welke men iets van zulke ryen,
by 't offeren der heidenen, bemerkt. Doch, 't
is 00k bekend genoeg, dat men alJaar dikwyls
meer beeftelyke dan menfchelyke bedryven pleeg-
de. Men hield zulke dansryen of om perfoonen,
die aanzienelyk, en, naar de omftanJigheden des
tyds, 'er byzonderlylt toe opgetooid waren , o£
rondtom eenen altaar, of omtrent een afgoden-
bee'.d. By de Hebreen ftelden de vrouwen mcer-
maals zulke ryen aan, dan de mannen, als welke
zulks alleenlyk by buitengemeene vrolyke ont-
moecingen deeden; gelyk David by 'c afbaalen
van de Arke des Verbonds. Men zal dir gebruik
niet als onbetaamelyk voor den Godsdienft kon-
nen aanmerken , indien men flegts hec daniTen
noch'met de voornoemde heidenfche, noch met
de hedendaagfche, manier van danflen vergelykr.
„ Men onderfcheide,zegt zeker godgeleerde (1),
j, het tegenwoordige ydele, ja, dikwyls dertelev
,„ wereldwerk, van deoude, vroome jodenvreug-
„ de
-ocr page 200-
tot de Kermifte van GOD en zynen Wil. 177
„ de in den Heer, dan laac de zaak zig met 'er
„ haaft in een goede plooi zetten".
(1) D. Zeltner, in den biblifchen anmerkungen zum
rsoften Pfalm.
§• 9.V
Van den bettrtzang.
Eenigen geeven voor, dat ter gelegenheid vart'
de rydanffen , de beurt-wifTel-of tegenzanged
(antiphona?) opgekoomen zyn,als by vvelke d'een
dansrey na d'ander, 't zy by wyze van herhaa-
ling, of van echo, zong. Ieder mag daar van: ■
gelooven, wat hem belief:: want, de gefchied-
kunde geeft ons hier geeii onderrigting, en 'er is ■
00k juift niet veel aan gelegen. Dit weeten wy
echter, dat de beurtzangen niet alleen alloud zyn?
(i),maar,datzeinsgelyks byderyzang.en daadelyk
in gebruik waren. Doch , men muficeerde 00k
met twee en meet chooren, zonder ryen. Maar "
de eigentlyke rydamTen,en de gewoone zang- enn
fpeelwyzen by dezelve, maakten een deel geraas,
gelyk zulks uit de befchryving van den gemelden"
Kalfsdans blykt, als by welken het juichen en zin-
gen in 't leger der joden zo groot was, dat Jofua,
de Knegt van Mofes, verbaasdelyk zeid: daar is
een krygsgefehrey in het leger;
Exod. 32:'17.
Men kan 00k hier uit de redcn afneemen, waar-
om de eigentlyk zogenaamde Muziek , de Poezy
en het danjfen <, by de Ouden als een en dezelfde
weetenfchap wierden aangemerkr. Onder de Jo-
den beftond de inhoud van geeflelyke beurrzan->
gen uit verhaalen en verheffingen van goddelyke,.
der Kerke beweezene , weldaaden. By de hei-
H 5
                        denen,\
-ocr page 201-
17& Uit it• Muziek getrokkene aanhiding
denen, die op zo iets zekerlyk niet veel te roemen
wiften , ftelde men daar voor in de plaats den lof
der goden en der helden, waar onder men ecbter
hec vertellen van menig fchandelyk ftuk fchaam-
teloos mengde. Maar daar over verdienen zy al-
zo weinig, of veeleer, rukn zo veel berifping
als de paapfchen, die den lof manner heiligen ,.
en derzelver gewaande wonderwerken, opzingen..
Want dit fteunt op de onweetenheid van 't'ge-
meene volk , en op de boosaardige uitvindin-
gen van onkundige , huichelende geeftelyken..
Geene daarentegen regtvaardigen zig met hec
vooroordeel, des tyds uit eene mislukte wysgeer*
te gefproten, dat de goden en helden aan de wet-
ten ,. den ftervelingen voorgefchreeven , onver-
bonden waren, en dat geen ding kwaad zy op
zig zelven.. Volgens dien voet laat, by voorbeeld,,
Ovidius (2) de Myhrea aldus fpreeken: „ Men-
y, fchelyke zorgvuldigheid heeft die laftige wetten
M gegeeven, en wat de natuur gedoogt, dat be-
M. twiften ons die nydige voorfchriften ". Dcs-
gelyks: „ De goden hebben hunne byzondere reg*
3, ten. Wie derf over de menfchelyke zeden vol—
„. gens de hemelfche oordeelen"? Dit kwam al-
les hier: uit Voort, dat men den grondflag aller.
wetten, de beiligbeid Gods, uit het oog vedoor,
en Hem flegts, wegens zyne overweegendemagt,
het regt van wetten te ltellen toe-eigende; of,
de wetten zelfs voor doortrapte menfchelyke von-
den aanzag.
(1)  Vid. Tltttanhm de Mufica. Virgilius Eclog; III. A-?
want alterna Carnoenae.. Den Ifraeliten worden de beurt-
ijangen toegefchreeven Num.21:17.Jef. 27:2.^11.12:40.
(2)  Meta'njorph. Lib. X- Fab. 9, v. 329, Lib. IX. Fab. II.
§■ 94.
. ■
-ocr page 202-
tot deKex\r\iffemn GOD enzyneh Will i^p
§• 94-
Van ,t zlngen der Joden by nagt.
De Muziek ging by den joodfchen godsdienfV
zo fterk in zwang, dac men op hoogefeeften reeds
in 't midden van den nagt 'er mede aanving; ge--
lyk men nog wel hedendaags diergelyke buiten-
gemeene tyden met muficeeren op de toorens ,«•
losbranden van grof gefchut enz. 's middernagts;
vooraf begint. Wy hebben hier van een merk-
waardige fchriftuurplaats, JeH 30: 29. aldus lu'i--
dende: Daar zal een lofzang by u-lieden zyn,,
gelyk in der nagt
, vianneer bet feefl geheiligt'
■wordt; ende blydfcbap des berten
, gelyk eenes
die met pypen ivar/de/t, om te homen tot den berg"
des Fleer en, tot den rots ft een< Ifra'eh.
Her gehee--
le Capitcel vervangt eene befchryving van de ty-
den onder den vroomen Koning Jehizkias; zoda-
nig, als ze kort daar na ingevallen zyn, toen San-
herib, de AfTyrer, den Joden allerhande kwel-
lingen aandeed, en eindelyk zelfs voor de hoofd-
en'refidensftadt met een Krygsheir te trekken be-
zig was. Maar in den nagt, als hy flegts nog eeV
togt had af te leggen, wierd hy door het onweSf
en door de worgmg , die een Engel des Heeren ver-
wekte,weder te rug te deinzen genoodzaakt. Ge-
lyk nu de Joden in 'tgemaen, onder deregeering.
deezes vroomen Konings, de befte niet vvaren,
fehoon ze 00k menigmaal hunne Koningen we-
der in deugdelykheid te boven gingen; zo hid-
den ze te dien tyd, tegen den aannaderen vyand, *
by den gekraakten Rietftaf van Egypten, uit wnn-
trouw tegen God, byftand zoeken willen. Daar
tegen ieverc de Propheet; beftraft hun mistrou-
H 6                       wen >
. .. ■■
-ocr page 203-
rSo Uit de Muziek gttrokkene aanleiding-
wen; ftelt hun het onregt, Gode aangedaan,
voor oogen, en vermaanthen, zig op denHee-
re te verlaaten, dan zoudenze geene reden heb-
ben om te weenen. Wane Hy zoude hun gena-
dig zyn op de ftemmen huns geroeps,*en liun
amwoorden^ zo haaft als Hy die hooi-de. Ver-
volgens zouden de vyanden verftxooid en als men
eenen misleidenden toom in de Kinnebackens ge-
fchud vvorden; te weeten, zodanig weder te h'uis-
gezonden vvorden, gelyk ze ongevraagd aange-
koomen vvaren. Dan zouden zy,joden, een' lof-
zang tinmen, gelyk in der nagt\wanneer het feeft
geheiiigd wordt;
eensdeels, dewyl de nederlaag
des trotfen vyands by nagt zou gefchieden; an-
derdeels, otn dat zy de gedagtenis van zulk eene
magtige, onverwagte verloffing als een vreugde-
fceft vieren, en daar toe, volgens ouder gevvoon-
te^, 's middernagts, met zingen en muficeeren,
het begin maaken zouden. Want, dit was by
de Joden ingevoerd, dat men op hooge feeder*
sis mette hield, of, den voorafgaanden nagc met
zingen en juichen aanving. Doch, men kan 'er
juiflniet veel van rnelden, hoe het daar by toe-
ting , vermits ons de narigten daar van ontbree-
en (i~). De gelegenheid daartoe gaf't geene,
dat God '.vegens het paafchfeeft (Exod. ia : 8„
enz,} geboden had. Dienvolgens bragten de Ifrae-
Jiten den geheelen nagt voor Paafchen flaaploos
door; verhaalden de heerlyke bevryding uit de
dienftbaarheid by Pharao, ja , lieten enkel vreug-
de- en lofoangen hooren, waar by zy, vooral in
Jaatere tyden , het hoogelied Salomons plagten
te gebriviken. Dit gebruik by't Paafchfeeft, heeft
zig naderhand ook op de overige hoogtyden uit-
geftfekt; Syrach eigent de ordonnantie van de
itatelyke viering der feeften den Koning David
toe,
-ocr page 204-
tot deKennifle van GODenzynen Wil. 181
toe, cap. 47 , ia, en zyn 7r§«r, 't welk den tyd
voor- of by bet krieken van den dag aanduidt,
betrekt zig vermoedelyk tot de nagtvreugde. De
Joden verflkigerden op dezelve zodanig, dac ze,
volgens het berigt van Plutarchus (2), by dehei-
denen in't vermoeden van Bachus-viering geraak-
ten; inzonderheid, toenze in het lefte, gelyk
■zommige hedendaagfche Catholyken, het oogmevk
hunner Vigilien en nagtvreugde vergeetende, tot
raazende buitenfpoorigheden vervielen. Hier op
ziet 00k de fchriftuurplaats; De there heeft zy*
nen a'ltaar verfloolen
; Hy beeft zyn heiligdom te
niete gedaan; Hy beeft de muur-en haarer palley-
zen in des vyands hand overgegeeven: zy hebben
in bet huh des Heeren een ftemme verheven ah
op den dag eenes gezetten boogtyds',
Klaagl. 1:"?;
en vs. 11: Gy bebt myne verfcbrikkingen van
ront.om geroepen
, ah tot eenen dag eenes gezetten
booglyds.
Hier uit volgt, dat men niet alleen on-
gemeen groote vreugde bedreef, maar dat zelfs
de Priefters en Leviten in den tempel 'er mede
deel in namen. Daarentegen, de woorden: waar
is God, myn maaker, die de Pfalmen gee ft in der
nacbt;
Job. 35: 10. konnen hier toe niet behoo-
ren; en indien ze niet zinfpeelen op de vogelen,
als welke 00k by nagt niet zwygen, zo is hec
geene, waar op hier gezien wordt, my tot nog
toe verborgen.
(1) De gemelde fchriftuurplaats is door denHeer M.Joh.
Erhtt Schmidt, Archidiac. te Naumborg,met veel neerftig-
heid en toeftemming, onderzogt in een Progr. de cantan-
di ritu per noEUs feftorum apiti Hebr*QS>
Lipf. 1738. 4W.
(a) Lib. IY. Sympos. c. v.
H 7                       §♦ 95.
-ocr page 205-
t8t Uit de Muziek getrokkene aanleiding
§• 95-
Fan de geeftelyke Muziek onder de Chriflenen.
By de eerfte Chriftenen wilden de omftandig-
heden her niet gedoogen , datze hunnen Gods-
dienfl: door prachtige Muziek vercieren konden,
Zy deeden echter zo veel, alsze vermogten. In
den aanvang moeftenze zig enkelyk mer hec zin-
gen der Pfalmen, en in de wefterfche Kerken ,
met eenige Latynfche llechren daarenboven, be-
helpen. Daar na wierden 'er by 't gezang alter-
hande veranderingen ingevoerd. In de vierde eeu-
We zullen, volgens het getuigenis van Sigbert en
Ivo, de beurtzangen;, door 't beftier van Am-
brofius, naar 't voorbeeld van de Griekfche of
Ooflerfche Kerken, in die van Milaanen overge-
bragt zyn. Het Hofianna, Hallelujah en Kyrie
eleyfon,
onderfcheidde zig niet alleen door hunne
xangwyzen, maar dorft ook alleenlyk op zeke-
re gezette tyden gebruikt worden. In de naaft-
volgende eeuwen kvvamen 'er eene menigte groo-
ter Lytanijen in 'tgebruik; als mede, de zoge-
naamde Paffie -muzieken, en de nog hedendaags
bekende Gregoriaanfche trant. Ja, het getal van
Lytanyen, Colleften , en andere zangftukken,
groeide met 'er tyd zodanig aan, dat onze God-
zaalige hervormers geraaden vonden van hetzelve
eenigzins te doen verrainderen. Ze hebben nog-
tans, wegens de gefchapenheid hunner Kerkgan-
geren, verfcheide dingen , die men anders tegen-
woordig wel konde miflen, maar aan de welke
men juift niet behoeft te tornen , overig gelaaten:
by voorbeeld, het zingen der Paffie; der opftan-
ding; der Evangelien en Epiftelen enz. Want
eer*
-ocr page 206-
m ^Kenni(Tei>,ij»GOD^ zynen Wil. 185
eertyds was het, wegens de bykans algemeene on-
kunde in geeftelyke zaaken,niecgenoeg, datmen
deeze texten flegts eenmaal voorlas; men moeft
veeleer op allerhande middelen, om het onkun-
dige volk iets by te brengen , bedagt weezen. In
plaats van ons daar over nu te ergeren, diendeiv
wy ons het groote voorregt te erinneren, dathec
woord Gods niet meer zo raar by ons is, dan by
geene,- anders geeven wy onze walging van't man-
na te kennen.
§. 96-
Van de -wereldfche Muziek.
De Miiziek heet, buiten 't 'gebruik tot de aan--
dflgt, niet daarom wereldfch, als of ze zodanig,
geiyk de dienft Gods van den dienft des duivels,
verfchillende was; maar , om datze ook tot lig»
iiaamlyke verkwikking en vennaakelykheid aan-
gewend worden mag. Daar is geen noodzaake-
Jykheid voorhanden , om geduurig iets geeftelyks
te zingen en te fpeelen; doch, de muziekliefheb-
bers verraaden altoos door hunne favory t - ftuk-
ken, wiens geeftes Kinder dat ze zyn. Wat doet
gy met de geile minnezangen , indien gy zelve
geen verhoerd hart hebt, en, 't geene niet heimelyk
fcoekten wenfcht,wat gy, zonderopenbaare ftraf-
fe en fchande, niet hebben moogt? Dwaaze! die
den lof van kusjes,of van de zwarte oogen eener
fchoonheid, by de welke zy nooit hunne reeke*
ning zullen vinden , opzingen ! Dat zyn immers
onbefchaamde leugenaars, die zigzelven beliegen..
Neemt het ons niet kwaalyk, als wy by uw zo-
genaamd wereldfch ^-liederboek denken: waar de
mond van overftroomt
, daar is 't hart vol van;
en
-ocr page 207-
184 V$t de Muziek getrokkene aanleiding
en waar
'/ hart vol van is, daar loopt de mond
van over.
Ik weet wel, de fraaie melodyen en
cierlyke vaarfen (want hedendaags is het hand-
werk,van ftraatliederen voor het graauw te maa-
ken, niet meer by de bedelaars en arme ftudenten
in pagt, maar de hoofdpoe'eten hebben het aan
zig getrokken) moeten alles verontfchuldigen ;
doch, eveneens, als het eenen dief ontfchuldigt,
indien hy niet gemoord heeft. En hoe ? dat men
zig niet fchaamt, om zig op de tooneelen zulke
airtjes te laaten voorzingen , welke naauwelyks
een omgetoorad boerekind zonder te bloozen zou
aanhooren! Js de wereld dan zo ledig van zaa-
ken, die zonder ergernis, en met grooter nuttig-
heid, konnen worden gezongen ? Waarom zin-
geii \vy niet, naar voorbeeld van de oude Duit-
fchers, den lof onzer voorvaderen op? Dit is ,
naaft den lof der Godheid, de eenigfle foort van
zangmuziek,die Quintilianus goedkeurt (i). Ver-
dient de deugd in 't gemeen, met alle haare tel-
gen van grootmoedigheid , geduld, vriendelyk-
heid, fterkte, mildheid enz. niet grootelyks■, dat
wy malkanderen 'er toe vermaanden ; veeleer,
dan de liefde en de wyn, die zelfs den ivyzen ver-
blinden?
Heeft de natuur geenebloemen, dieren,
vogels enz. genoeg, van de welke wy, gelyk Sa-
lomon , liederen konnen digten ? Waarom nee-
men wy niet liever den vrugtbaaren boezem der
van God gezegende natuur, dan de gewaande
albafter - borlten eener geile Thais, tot het on*
derwerp?
(t) Lib. I. cap. 10.
§• 97'
-ocr page 208-
tot dfeltenniffe vanGQY) en zynenVJil, i8j"
§• 97-
Ze is geoorlofd.
Wat verdrietige trooni zou menigopzetten, in-
dien ik, met den geleerden Rollin, zogt te be-
weeren, dat de Muziek, uit aanmerking van haa-
re krachtige uitwerkfelen, alleenlyk- in zaaken
van de religie dorft gebruikt worden? Ik gehoof
die 00k waarlyk niet. Want , God is daar toe
al te goedertierende, dat Hy ons, in dingen ,
vvelker gebruik Hy, behoudens zyne heiligheid ,
ons overlaaten konde , aan wetten had willen
verbinden. Des derf ik de wereldfche Muziek
wel voorfpreeken Ze is wettig en geoorlofd;
ja, voor de liefhebbers, bykans niet te ombee-
ren. Men kan niet altoos geeflelyke liederenzin-
gen; het gemoed is 'er niet t'allen tyde behoor-
lyk naar gefteld. Maar, wil ik zingen, zonder
veel overleg 'er by te behoeven, zo roem ik de
blydfchap; fpot met het geluk, en gaa het nood-
lot uitdaagen. Behaagt my dk niet, dan heb-
ben Brocket, Holler, en andere groote digters,
liederen in menigte. Wil ik niet zingen , zo
fpeel ik, of luifter toe. Aanftonds vertrekken
de rimpels; de vreugde belegert myn hart, en
heeft geduurig eene fpoedige overgave te. verwag-
tee; Mogt de Muziek niet naar ons believen wor-
den aangewend, waarom zou de Schepper haar,
zonder wet, hebben laaten ter wereld koomen?'
Wilde Hy onze onthouding 'er aan beproeven;
wie zal ons dat bewyzen? Hier valt verder niets
te bedenken, dan de vermyding van 't misbruik.
Ze moet niet tot een nieuwe bronader van elen-
4e, vnaar tot de verzoeting der reeds voorhanden
-ocr page 209-
iSo" Uit de Muziek gefrokkene aanleiding
zynde bitterheden, worden gebruikt. Wie voor
'c altaar van Apollo, Bachus , Venus enz, met
trompetten verfchynt, maar, een zakpyp goed
genoegt acht voor de Kerk, die bederfc het; al
zo wel als zy,die een laffe Muziek, boven eene
heldhaftige en mannelyke , voortrekkelyk hou-
den ,• of, die 'er meer tyd en koften aan beflee-
den, als ze billyk moeften. Want, de Muziek
h tog op zig zelve niets anders, dan alleenlyk
tengeoorlofd vermaak. Maar, wie derf zig onder-
winden,dit vermaak met verongelyking zyns Scbep-
pers, met verlies van tyd, ten koften en tot na-
deel van zynen naaften, te koopen ? Wat baat
het muzikaale lachen ! Het is onzinnig ! Menig
godlooze juicht metpauken, Job. 21.: 12, en de
arrne evenmenfch niogt 'er bloedige traanen by
fchreyen.
§.93.
Pierde verdeeling der Muziek, in de ou-
de en tiieuwe.
Het fchynt haaft, als of men de bekende ver-
deeling der Muziek in de oude en tiieuwe, niet
zo zeer uitgevonden hebbe, om haare oudheid te
onderfcheiden, en, wegens eenige gefchiedkun-
dige omftandigheden, der geheugenis te hulp te
koomen, gelyk men dit zomwylen by't afdeelen
van andere hiftorien der weetenfehappen beoogt;:
dan veeleer, uit kleinachting voor de hedendaag-
fche. Maar,behalven dat de grenzen, waar dee-
ze begint en geene eindigt, nog niet aangewee-
zenzyn; men kan niet alleen de gronden, vol-
gens welke men de voortrekkelykheid der nieu-
«re Muziek beweeren wil, wederleggen, maar
ins-
-ocr page 210-
tot tie Kenniffe van GOD en zynen Wil. 187
insgelyks de kwaalyk begreepene ftellingen , uit
welke die gevoelen is voortgefproten, aantoonen.
Want, dat de oudheid onnoozeler, dan de he-
dendaagfche wereld, gevveeft zy, zulks ftetrnt al-
leenlyk op onbedreevenheid in de wysgeerte en
in de gefchiedkunde. Uit geene, moeft men wee*
ten, dat eenerhande werking door verfcheide oor-
zaaken voortgebragt worden konne. Dienvolgens
behoefden de Ouden, tot het muficeeren, noch
onze inftrumenten, noch onze nooten ; gelyk zy
zonder onze inkt, buiten ons papier, en zonder
onze letters, evenwel hebben gefchreeven. Had
menig bediller van Gods werken de wereld moe-
ten aanleggen, zy zou gewiffelyk anders, te wee-
ten , elendiger , ge worden zyn , en zulk eenen
rykdorn van middelen, tot zekere einden te ge-
raaken, niet hebben verkreegen. Doch, 't is goed
voor ons, dat 'er met hun niet over geraadpleegd
wierd. Voorts, uit de gelchiedkunde diende men
zig de uitwerkfelen, welke 6ns van de Muziek der
Ouden verhaald worden, te erinneren. De his-
toric pleit in alien deelen voor de Ouden, die ze«
kerlyk zo eenvoudig niet zullen geweeft zyn, als
zy, welke hun voor zodanige houden. Men heeft
geen redenen , om van de bygebragte uitwerkin-
gen een eenigfte, zelfs niet, de verdryving van
de peft, in twyfel te trekken: want, fchoon de
Muziek dit door haare eigene kraeht niet vermogt,
zy wierd 'er nogtans by gebruikt. En wat mogen
wy niet ongemeens van haar gelooven, nademaal
*er niet alleen zo veel zangers, zo veel konftpy-
pers, zo veel inftrumenten ^ geroemd worden,
en, alle andere vrye konften zulk eenen top van
volmaaktheid bereikt hadden, dat wy tot nog toe
van haar iets te leeren hebben;maar,vermitsook
haare min bejaarde zufter, de Poezy, het men
reeds
-ocr page 211-
i88 Uit de Muziek getrokkene aanMding
reeds zo verre had gebragc; ja, doordien 'er zelfs
|n de Muziek , al voor den cyd van den tro-
kanfchen kryg , ftrydfpellen gehouden en den
overwinnaaren zekere pryzen uitgedeeld wierden?
Schaf deeze fchikkingen weder, en zie, of onze
Muziek, die men als onverbeterlyk aanmerkt,
niec nog ten huidigen dage merkelyk zal toenee-
men? De Ouden zyn, onder anderen, mogelyk
•ook daar door zo klein in onze oogen geworden,
dat men de oudejoden voorzulke jakhalfen houdt,
gelyk de hedendaagfche zyn; fchoon men dien-
de te overweegen , dac de cegenwoordige, ons
tot een wonder en tot een voorbeeld verftrekken
moeten, aan 't welk wy leeren zullen , hoedanig
God een volk, dat het met Hem verkcrft, over
boord werpen konne.
§ 99>
De Ouden bielden zig fiyf by de eem in*
gevoerde Muzi&k.
De Ouden hadden van de Muziek bunner voor*
vaderen gunftiger gedagten , en wilden uit dien
hoofde geenerhande verandering in dezelve ge*
doogen. Genomen, ze waaren hier in watte ei-
genzinnig geweeft, zy hadden evenwel goede re-
den om te zeggen: Dat men de Muziek niet ver-
anderen koft,zonder tefFenseene merkelyke ver-
andering in 't gemeene bed, *t zy ten goede of
ten kwaade, te veroorzaaken. Cicero, een even
groot ilaatkundige , als geleerde, geeft hun ge-
lyk, en brengt tot bewys by , dat in Griekenland,
zo dra de Muziek haare oude bedaard- en ftem-
migheid verlooren en een'lafFen trant aangenomen
bad, ookterftond de welluft en bedorven zeden
-ocr page 212-
idt At KennifTe van GOD en zynen Wil. 18p
het hoofd opftaken.. Plutarchus zegt: geile Mu-
ziek, en vuile, onkuifche gezangen, bederven de
goede zeden ;en elders wyft hy de middelenaan,
hoe men zig voor zulk eene verleiding hebbe te
wagten (i). Dit ftaat vaft, dat de zeden een'
invloed hebben op de Muziek, en deeze insge-
lyks, op de zeden (2). Uit de fchikking en uit
het gebruik der Muziek, kan men altoos de ge-
fchapenheid van de zeden eens volks leeren ken-
nen: by voorbeeld, dat het aldaar geen ernft met
de religie zy, waar de Operiften duizenden trek-
ken , terwyl de kerkzangers het brood zuur ver-
dienen en zelfs voor de deuren beedelen moe-
fcen; dat het aldaar weelderig en kwiftig toegaa,
waar men zig dag en nagt met Muziek beezig.
houdt, en , uit enkel dertelheid, alle zaaken van
belang verzuimt. De weetenfchappen en zoge-
naamde vrye konflen hebben tog byna altoos het
ongeluk gehad, datze de onbefchaafheid der
menfchen zo dra niet hadden verdreeven , of ze
moeften, door derzelver wangebruik, weder tot
flaphartigheid, of tot andere oorzaaken van hun
bederf, verftrekken. Daarom hebben ze nader-
hand zelve, -beneffens haare ontheiligers, te gron-
de gaan moeten. Dat heeft God 00k ten aanzien
Van de Muziek eertyds gedreigd ; dat heeft Hy
00k reeds eenige reizen vervuld en wel zodanig,
dat iemand, die het verhaalen hoort, de ooren
fidderen'moeten. Dat kan Hy in 't toekomende '
weder zo doen. Haar ondergang is een teken-van
Gods toorn over een volk, en van zyne reeds op-
geheevene flaande hand. Dit is de gewigtigfte be-
denking, die wy by 't geheugen van de oude Mu-
ziek konnen maakenj en dus verftrekt 00k de
weder herlevende Muziek tot een blyk van door-
geftaane elende; Hab. 3: 19.
(1) PIu-
-ocr page 213-
ipo, Vtt de Muziek getrokkene amleiding
(i) Plutarch, de audit. Poet. pag. 19. Sympof. Lib. VII.
pag. 704. In 't gemeen fchryft deeze groote man hier over
zodanig, als ot hy in onze tyden had gfleefd, en van 't
hedendaagfehs misbruik der Muziek oog- en oorgetuig
was geweeft.
(2) Conf. GV.II. Leq. cap, if. J. P. Pfeiffer antiq.Grasc.
Lib. 2. cap. 64. pag. 430.
§• IOO.
Herinnering aan de Goddelyke regtvaardigbeid.
God heeft niet alleen eertyds gedreigd, de Mu-
ziek, ten dage zyns toorns, vveg te neemen,
door de menfehen zodanig te benouwen , datze,
,gelyk de Joden te Babel, Pf. 137: 1 --4, tot zin-
gen en fbeelen weinig lull hebben zouden. Hoort
eens de dreiging zyner Propheeten! De vreugd
der trommelen ruft; het geluid der vrolykbuppe-
hnde boudt op ; de vreugd der barpe ruft. Zy
zullen geenen wyn drinken met gezang. De Heer
zal uit de fleden van Juda ende uit de ftraaten
van Jerufalem
, doen opbouden de ftemme der vro-
lykbeid en de ft em me der vreugde
, de ftemme des
Bruidegoms
, ende de ftemme der Bruid: want bet
land zal tot eene verwoeftinge worden. De ftem-
me de Citerjpeelders
, ende der zangers, ende der
Flutters, ende der Bazuiners, zal niet meer in
baar geboord warden
(1). Maar de Joden be-
klaagen 00k zelve dit gedeelte hunnes ongeluks:
De ouden bovden op van de poorte, de jongelin-
fen van baar fnaarenfpel. Qnzes berten vreugd
oudt op
, onze rey is in treurigbeid veranderd
Qq.).
Zy hielden het voor olyke fpotterny , toen
die van Babel hun toeriepen : zitigt ons iin van
de liederen Zions
, Pf. 137:3. Zekerlyk mufi-
ceert he: zig aldaar niet goed, w^iar het krygsge-
( i
                                                      lu'id
-ocr page 214-
tot de Kennifle van GOT) euzynenW\\. ipt
luid <3er trommel raaft, en waar de trompet alJer
blydfchap vaarwel zegt. Hec is al meermaalen
zo verre met de Muziek gekoomen, dat haar ge-
neugte den menfchen niet alleen benomen wierd,
maar datze zelfs geheel te zoek raakte. Dat
mag ons billyk de grootte der regtvaardigheid
Cods
voor oogen ftellen , en voor Hem doen vree-
zen, dat wy, ten minfteri niet opzettelyk , te-
gen zynen wil handelen, Gelyk het denkbeeld
van een allervolmaaktft God aanftonds mede
brengt, dat Hy even regtvaardig als goedertierend
i weezen moete, en, als een God van orde , da
wanorde onder zyne fchepzelen niet ongeftrafc
laaten ztille; zo vinden wy ook kenmerken, dac
zyne regtvaardigheid zig daadelyk aldus geuit neb-
be. Des moeten wy ook dugten, datze zig in
't toekomende over ons eveneens zal koomen open-
fa aaren , indien wy zulks verdienen. Want, wy
zien, eensdeels, dat God met het misbruiken der
dingen, natuurlyke ftraffen verknogt, gelyk het
misbruik der Muziek, weekhartigheid , en 't be-
derf des gemoeds, na zig fleept; amlerdeels, dac
Hy geheele fyfteemen van zaaken laat te gronde
gaan,wanneer men zyne heiligheid *er doorheefc
beleedigd. Dienvolgens kan de reden , zonder
veel nadenken , niet alleen gemakkelyk leeretj
verftaan, dat God ,, eens befloten hebbende, re-
dclyke en met vryheid begaafde fchepzelen, hoe-
danige de menfchen zyn, voort te brengen, hun
wetten geeven en over haare nakoming het oog
houden moete, ook derzelver overtreeding al zo
weinig ongeftrafc laaten konne, als Hy de vol-
brenging 'er van, volgens zyne goedertierenheid *
niet onbeloond laat. Maar ze leert ook uit de
ondervinding, dat God door de natuur zyne wet-
ten bekend gemaakc, en alle zyne werken zoda-
nig»
I'
-ocr page 215-
tpa XJit de Muziek getrokkene aanleiding
nig, dat ze ons dezelve erinneren konnen, gfr»
fchikt hebbe. Hier op moeten wy des te meer
achtgeeven, vermits 'er ons al te veel aan gele-
gen legt, indien deeze zaak waar is; ja, dewy!
'er zelfs, om haare waarheid des te bevatteiyker
te doen worden , de openbaaring des goddelyken
wils bykoomt , en plegtelyk verklaart. , dat het
geene, wat de natuur ons in deezen leerr, Gods
wil aan ons zy; als mede, dat de kwelling onzes
gemoeds, die wy, reeds naar de reden , alleen-
lyk voor gevolgen van de overtreeding des godde-
lyken wils konnen houden, te regt als zodanig
aangemerkt worde. In de natuur maakt God drei-
gende mynen , en in zyn woord toont Hy , wien
ze betreffen , en dat Hy , onzer wederipannig-
■heids halve, van zyn regt niet gedenke af te ftaan.
Gy, die zo reukeloos voor de opgeftelde wet-
tafels, niet op verganklyk metaal, maar met le-
vendige letters in de harten gefchreeven, voorby-
gaat, ik zie niet, waar mede gy U vleyen kont,
dan dat gy U miflchien verbeeldt, God zie of de
perfoon aan , of het zy Hem glen ernft. Gy
vindt het een en 't. ander door de reden weder-
legd, en door de openbaaring om verre gewor-
pen. Waar mede wilt gy U dan trooften ? By
den Heer-e onzen God is geen aanneeminge van
perfionen
; a Chr. 19: 7. Daarentegen , zyne
waarheid ftaat met zyne overige eigenfchappen in
gelyke reden. Zoude Hy bet zeggen , ende niet
doen? ofte Jpreeken, ende niet bejlendig maaken?
Num. 23: 19. Zie in de wereld! God heeft niet
alleen gedreigd , by 't ontaarden der menfchen,
hun, benevens andere rampen, insgelyks de flem
der blydfchap en des gejuichs
, de luft hunner
ooren, te ontneemen; maar de uitkomfl heeft 'er
00k, tot onze verbaazing,aan beantwoord. Denk
'•■;; , "
                                                         aan
-ocr page 216-
totzfeKennifle van GOD en zynenWil. 195
aan het prachcige, omgekeerde Babel ! JeC
13: 19--22. Ziet gy nu, dat God te vreezert
is, och! zo laat U dat tot inkeer brengcn !
2 Cor. 5 : ii.
(1)  Jef. 24: 8,9. Jer. 7: 34. Openb. 18: 22. Jer. 16: 9.
Ezech. 26: 13.
(2)  Klaagl.5: 14, IJ.
§. 101.
Wat zig daar by bedenkelyks vlndt,
Het is wel waar, Hy heefVons tot dus ver-
re in goedertierenheid gevoed, en op adelaars
vleugelen gedraagen ; benevens bet leven beeft
Hy iveldaadigbeid aan ons gedaan, ende zyne op-
zigt heeft onzen geeft beivaard;
zo dat men ze-
kerlyk met reden van Hem het befte mag hoo-
pen; doch alleenlyk in zo verre, als zulks
eenen oneindig volmaakten God betaamt.
Maar breng U daarentegen insgelyks te bin*
nen, hoe (trengelyk Hy, en wel noodzaake-
lyk, de volmaaktheid zoekt;hoe Hy de ovcr-
treeders reeds menigmaal behandeld heeft, en
nog voortaan te behandelen dreigt,- hoe ligt
wy iets konnen verzien ; de onverbiddelyke
ftraf ;haare grootheidenhaareduuringjons on-
vermogen in 't bevryden van ons zelve; gy
zult naauwelyks weeten, of God meer te vree-
zen, dan meer te beminnen is. De ondervin-
ding fchynt wel te leeren, dewyl God in alle
menfchen, onvolmaaktheden kent, en ze noch-
tans duldt; dewyl Hy zagter ftraft, dan de
menigte hunner misdaaden zulks verdient, dac
Hy , van 't ftrengfte regt afziende , iets toe-
I
                                ge-
-ocr page 217-
<ip4 *&& de Muziek getrakkene aarileiding
gegeeven hebbe,en dus ook in 't toekomende,
der genade het veld gedenke in te ruimen. On-
ze eigenliefde koomt deeze vTeyende hoop op
allerhande wyze onderfteunen. Geenen maakc
,zc .wys, God hebbe al te veel Konft en wys-
heid aan den menfch befteed, dan dat Hyzulk
een pronkftuk wegens eenige, zelfs onfchade-
"lylte, wanorde vernielen zoude; dcezen houdc
,ze voor: hoe? God zoude niet genadiger met
zulk een vermogend, ryk, geleerd en geerd
man, als gy zyt, bandelen? Hy zal evenwel
uwen ftaat aanzien. Doch, wat de eigelief-
de hier onderneemt, is tegen de waarheid en
tegen Gods gedagten 'er van, eveneens aan
te' zien als des griekfchen dichters afgefchetfte
muizen- en kikker-oorloog, of, als eenkrygs-
toerufting van fpeelende kinders , tegen de
heirtogten eens onverwinnelyken Alexanders.
•Gods wysheid heeft nogtans niet te vergeefs
gearbeid, fchoon Hy met ons doet, wat zyne
regtvaardigheid Hem aan de hand geeft. Wil
Hy ons als misluktevaten der toorns verbree-
ken, wie zal 't Hem beletten? Hy heeft nog
genoeg andere redelyke fchepzelen in voor-
raad, die zelfs de regtvaardigheid, aan ons
betoond, hooglyk zullen pryzen. Spaart Hy
ons eenigen tyd met langmoedig - en goedheid,
wie zal doorgronden, wat inzigten zulk een
wys God daar by kan hebben? Bedwingt Hy
tegenwoordig zyne ftrengheid , wie ftaat 'er
•voor in , dat Hy het achterftallige in 't vervolg
niet mede koome eifchen? Het fchynt buiten-
dat, wegens de onevenredighcrd tuflchen de
natuurlyke ftraffen en de voorafgegaane mis-
daaden, dat Hy ons door dezelve alleenlyk
«yne ftraffende regtvaardigheid hebbe erinne-
ren,
-ocr page 218-
tat tffeKenniffe van GOD en zynenWA. \t>f
ren, niet , haar geheel ontwerp voor oogen
leggen willen. Kortelyk, ik moeft voor God
vreezen , ja , by deeze gedagten , krachcig
voor Hem fchrikken , indien ik anders niets
will:. Want alles, wat de reden tot myne
vertroofling kan bybrengen, zyn enkel giffra-
gen,- Inmiddels, uit alle onzekerhcid van 'c
geene, dat wy te hoopen en te vreezen heb-
ben, trekt ons de Religie en de openbaaring.
Daar behoort ganfch geen ongemeen verftand
toe, om deeze weldaad te erkennen; daaren-
tegen, een zeer ligtvaardig gemoed, om ze
te veragten, Wy mogen dan, volgens het be-
rigt van 't geopenbaarde woord Gods, door
de verlofling, die door Jefus Chriftus gefchiedt
is, genade hoopen, zo echter, dat de eertyds
vaftgeftelde voorfchikking des menfchen "tot
de deugd, nogtans onveranderlyk ftand grype.
§ 102.
Onze pligt tot regtvaardigbeid en detigd
beeft geen uitzondenng.
Deeze bepaaling tot de deugd, fluit, onder
anderen, ook dit in, dat wy heilig weezen zul-
len, dewy I onze God in den hemel beilig is;
dat
wy, gelyk Hy, regtvaardigheid beminnen en
godlooze bedryven haaten zullen. Wat de
griekfche|Vorft Themifloclesdendichter Simo-
nides antwoorde, als, deeze iets onbillyks van
hem bad: niets tegen de bi/lykbeid,- dat moet in
't geheele leven onze grondregel zyn ; niets
tegen regt en billykbeid!
Want, gelyk hy, die
opzettelyk tegen de wetten der toonkonft wil-
de handelen, geen goed Muficus kan weezen,
-ocr page 219-
■XS>6 Uit de Muziek getrokkene aankiding
zo kan ook iemand, die tegen den eerften re-
gel van goede zeden zondigt, noch een vriend
Gods, noch een goed wereldborger weezen.
De reden zegc ons reeds, dat onze voornaam-
fte pligt hier in heftaa, den Schepper zo ge-
lykvarmig te worden , als wy eenigzins kon-
nen. Dienvolgens is het bykans onbegrype-
]yk, hoezulkeen, nog kan voortvaaren in 't
pleegen van onregtvaardigheid tegen God en
den evennaaften, die weeten kan en moet,boe
zeer de toorne Gods wordt geopenbaard van den
bemel over alle godloosheid ende ongeregtigbeid der
tnenfeben.
Weet hy daar van geen voorbeeld,
zo denk hy maar eens aan dien tyd, toen de
borg van'c menfchelyke geflacht, fchoon Gods
vriend en naaftbeftaande, gegreepen en tot het
betaalen van 't geene, dat Hy niet geroofd
had , met zulk eene (trengheid aangehoudeu
wierd, dat de zon haar aangezigt 'er voor be-
dekte, en hemel en aarde daverden. Nu ken-
nen wy eerft regt de fcherpte van 't goddely-
ke gebod, en moeften ons derhalven nietsmin-
der onderwinden, dan op genade voort te zon-
digen. Zelfs onze ver'zuimde betooning van
regtvaardigheid , is reeds onregtvaardigheid ,
en geeft ons over aan de goddelyke wraak,
De ligtvaardigheid is bier onze grbotfte Vy-
and , die ons als blindhokt, dat wy niet zien,
maar flegts yoelen. Want, wat is ooit zo ver-
heven voor eenen onbedagtzaamen, waar hy,
als het hem niet voor oogen ftaat, niet over
heenen ziet? Maar dit yeronedelt ook redely-
Jce t met vryheid begaafde , menfehen aller-
jneeft, dat zy bet geene, wat ze dikwyls aan
Kinderen, onderhoorigen en onderdaanen ftren-
gelyk beftraffen, zelve zyn; dat ze ligevaardig
-• ' zya
-ocr page 220-
t'of de Kennifle van GOD en zynen Wil. 197'
zyn in zaaken van Religie. Hoe ? indien 'er
by de magthebbende der wereld zulke gedag-
ten gaande wierden, watgroote veranderingen
zouden die niet onder hunlieden aanregten?
onder hun , die zig meeft geregtigd houden,
om e£n fnaar in plaats van een ander te raa-
ken, of naar eigen believen te werk te gaan;
't welk dan goed heeten moet by menfchen, die
^er niet tegen kikken durven, maar niet, by
zulken, die hen evenveel achten als beedelaars r
en die de rang-orde opmaaken volgens de
deugd-
VIERDE HOOF DDE EL.
VAN T OOGMERK EN 'T NUT
DER MUZIEK.
§• 103.
Het oogmerk der Muziek is V vemaali.
Was wel het inzigt Gods, by 't verleenen
der Muziek, een ander, dan die:
WERELD! HOOR VERMAAKELYK?
Men behoeft zig niet te verwonderen, dat
ik geen gewag maak van zyne eere: want, die
is buitendat klaar genoeg, dat de Muziek, ge-
lyk alle werken zyner handen, tot een predi-
ker en heraut van de heerlykheid zyns naams
verftrekt, Maar, ten aanzien van de nuttig-
I 3
                        heid,
-ocr page 221-
ip8 Uit de Muziek getrokkene aanleidmg
heid, die de menfch 'er uit zoudc trekken ,
fchynt het oogmerk alleenlyk te zyn geweeft,
hem een geneugte te befcbikken, en teffens een
fiodil te geeven
, boedanig een waar en v.oor de
ziel beilzaam vermaak moete gefchapen weezen.
Hier in heefc God zo wel met zyne eigenfchap-
pen, als met onze natuur, overeenkomftig ge-
handeld. Zyne eigenfchappen brengen mede,
dat Hy zynen fchepzelen in *t gemeen zo veel
!5oeds betoone, als zy volgens hunne vatbaar-
leid konnen ontfangen; en onze natuur ver-
eifcht, dat ons gemoed, door zorg, verdriet,
arbeid, en andere ongemakken deezes levens
afgemat, door iets wederom vertrooft en ver-
kwikt worde. Wat 'er hier, behalven ons ver-
maak, wordt uitgewerkt, en dus insgelyks me-
de tot het oogmerk van de Muziek te behoo-
ren fchynt, dat behoort 'er nogtans niet on-
der, maar is, gedeeltelyk iets bovennatuur-
lyks, gedeeltelyk, eene toevallige omftandig-
heid, ilegts 'er mede gepaard gaande. Doch,
deeze beide zaaken konnen tot het hoofdzaa-
kelyke oogmerk nietbehooren,6m dat zenoch
geduurig bereikt worden, noch bereikt wor-
den konnen. Inmiddels , dat de Muziek meer
kan uitvoeren,dan ons Ilegts verluftigen,zulks
is een omftandigheid , die ons wederom de
wysfieid en almagt Gods erinnevt.. Wat uit
Gods handkoomt, dat vervangt enkel kenmer-
ken van goddelykheid(i).
(l) Syraeh zegt, cap. 40, 2.0. reyn en fn*»renffel -ver-
•wolyken het hart,
Volgens de uitdrukking van rajput,
de natura art.HI. cap. 21. §. n. volbrengt de Muziek,door
haare aanminnigheid, het zelfde, wat de flaap en een goe-
de dronk wyn uitwerken. En ^Ariftoteles roemt, onder
anderen , van. haar » dat ze een mtumlyk yermaak in-
flate.
-ocr page 222-
t'tt de KennifTe van GOD enzynen\\ril. tp&
% 104.
Dat werkt ze eigentlyk uit.
Wat regt tog de Muziek rykelyker onder de=
menfchen aan , dan vermaakF ze fttlt en ver-
genoegt de Kinders ; ze wiegt bedroefde lie-
den in den flaap; door haar verdryven zig da
Konftenaars en KonftenaarelTen den tyd by het
arbeiden. Dit alles gefchiedt volgens eene ge-
neugiyke aandoening, die zy over den gehee-
len menfch ukftort; niet, door eene geheime,
ous ganfch onbewufte , herinnering aan de
beerlyke harmony der hemelklooten,- volgens
de beazeling van Pythagoras , met hem op
zyn graf verrot. Zy is , door haare eigene
kracht, een gevoeghk vermaak der ooren en dcs
harten
(0- ^aa den arbeid belptze de ver-
loorene krachten verzamelen, en befchikt 'cr
nieuwc luft toe. Ze maakt het hart lugtiger ,,
zo dat het zyne beweegirrg onhelemmerder
voortzetten kan. Worden niet bekommerde,
droefgeeftige gemoederen onder digte bosfchen
en fchaduwryke geboomten opgevvekt , vvan-
neer de voge'ls , van telg tot telg huppelende,
hunne ftemmen over hun zodanig uitbreiden, ge-
lyk men een koele doek over lighaamcn , door
hitte afgemat, uitfpreidt ? Hoe dikwyls is Damon
door hun, overzynen Pythias vertrooit, als hy
in eenzaamheid de fmart over 't verlies zyn
vriends ging overweegen ? Maar nog meer doec
de menfchelyke ftem , als welke de overige
allegaar, gelyk de zon de ftarren ,. overtrefc-
Daarom zingt, wat zingen kan; de bakkers en
molenaars, hun Himaon ; de ichippers, hun
14=
                            Pa*
-ocr page 223-
ioo Uit de Muziek getrokkene aankiding
Paracehufticon
; de wevers , hun jE/inon; de
korenmaayers, hun Julion enz. Onze chrifte-
lyke handwerkslieden wee ten zig ook heden-
daags met fraaie liederen zeer wel te vermaa-
ken (2) , zo dac Pythagoras hier nog menigmaal
voor de werkplaatzen der fraeeden ftaan bly-
ven zou, indien hy '$ ogtends by hunnen , op
de rnaat gaanden , hamerflag een zielroerend
morgengezang hoorde zingen, Aldus wordc
de tyd verkort en de vlyt ontfloken, zo dat
menal!es<met lufl: doet. De vreugde verbant
het verdriet, de kwelling onzcs levens. Eeni-
gen hebben zelfs aangemerkt, dat den bees-
ten het voeder, by zang en fpel beter fmaakt
en gedydt; als mede , dat de muilezels door
hunne bcllentot hetfpoedig voortftappen aan-
genoopc worden.
(1) Mufices finis eft honefta aurium atque anirai Voluptas.
G. J. ('oflius, 1. c. Lib. 1. cap. 4. §. 11.
(i) Muficam natura ipfa videtur ad tolerandos facilius la-
bores velur munerf nobis dedifle. Quint, lib. 1. c. 10.
Adde Oyidinm Trift. 4. Eleg. 1. Hoc eft cur &c. VirgiHitm
& alios.
§■ 105.
Voornaame Muziekliefhebbers.
De Muziek is niet alleen een geoorlofd, maar
ook een nuttigtn treffelyk vermaak: nademaal
het gemoed 'er niet door verftrooid , maar ver-
zameld ; niet afgemat, maar verkwikt; niet
bedorven , maar .verbeterd wordt. Vrolyke
lieden, droevige, arme, ryke, kranke, fter-
vende , ja, zelfs hunne vyanden, vinden 'er
allega&r hunne rekening by. Zy weet zig naar
ieder
-ocr page 224-
tofdeKenniffe vanGOD en zynen Wil. tot
ieder een ce voegen, wie zig flegts ook maar
naar haar voegen wil. Waare ze niet een van
de edelfte foorten der vermaakelykheden, hoe
zou zy in de grootfte mannen van alle tyden,
zo veele voorftanders en vrienden gevonden
hebben ? Hoe weinig voornaame godgeleer-
de^ftaatkundige en andere lieden van aanzien
zyn 'er bekend, die van de Muziek geen werk
maakten,haar niet beminden en preezen?Hoe
kan men anders, dan, met Syrach, dit onder
derzelver groote hoedanigheden rekenen, dat
zy de edelrte foort van geneugte naar behoo--
ren hebben weecen te fchatten? Zy zogten lief-
lyke gezangen ult van Muzike
, en verhaalderr
befchreeven gedigten,
zegt de gemelde huislee-
raar van zyne vermaarde lieden, cap. 44: 5,
en cap. 47: 9. roemt hy van den voortreffe-
lyken Koning David, dat by Gode voor ieder
werk de eere gaf
, met een fraai lied, en van
ganfcber harten lofzangen zohg.
Ja, deezeKo*
ning, als een ongemeen Muficus en wydver-
maard digter , bekent van zig zelf: Ik dagt
aan myn fnaarenfpel, in der nagt over ley de Ik
in myn berte
; ende myn geefl onderzogt; PC.
77: 7, Zyn groote opvoiger, Salomon, bemin-
de de Muziek zodanig, dat hy ze niet alleen
in den tempel, door hem gebouwd, invoer-
de, en aldaar heerlyk aanregtde , maar haar
ook aan zyn hof ,tot de hoogfte volmaaktheid
bragt. Ik beftelde my zangers en zangereffen ,
ende xvelluftigheden der menfchen Kinderen; Jhaa~
renfpel,ja
, allerlei fnaarenfpel; zegt hy, Eccl.
2: 8» De voornaamfte griekfche geieerden,
hidden haar in groote waarde; gelyk de exem-
pels van Plato , Arifloteles, Pythagoras, en an-
deren, dit beveftigen. Cicero zegt zelfs, de
Is
                       Grie-
-ocr page 225-
2,cxi UitJe Muziekgetrokkene aanleiding
Grieken hadden de unfteekendfte geleerdbeid
in de Muziek (onder welken term echter meer
zaaken wierden betrokken (*)) en in demeet-
kunde gefteld; desgelyks: Plato zy door flu-
deeren in de meet-muziek- en ftarreloopkun-
de fchier vergaan. De grootfte helden fchaam-
den zig haarer al zo weinig, als de gdeerden..
De wereldbedwinger , Alexander de GrMe,.
ftaat onder dezelve boven aan , als zynde in
der jeugd braaf daar in gevorderd. Zyu voor-
beeld is hier van des te meer gewigt, dewyl
hy, onder 't opzigt zyns Vaders en zyns ver-
maarden Gouverneurs, ook in andere konften
en weetenfehappen zodanig toegenomen had,
dat hy door zyne Muziek niets onbetaamelyks
voor eenen Pi ins, gelyk weleer Nero , pleeg-
de. Nog voor zynen tyd was Epaminondas, de
V6rfl en Generaal der Thebaanen , in 't citer-
en fluitfpel y zingen en dansfen , vermaard..
Hier by maakt de voorheen gemelde muziek-
kundige W« C. Prim, de volgende nuttige aan-
teekening : ,, Men ziet hier uit , dat groote-
3, Heeren hunneKinders toen in de Muziek on--
„.derwyzen lieten, niet alleen ,, op datze
„. zig des te vaardiger en bekwaamer tot ver-
,, hevener zaaken begeeven mogten, maar ins-
,» gelyks , om zig naderhand 'er mede verlus-
„ tigen en de grillen verdryven te konnen.
,, Boven dien j zy wiften, dat de menfeh niet
„. al te wel ledig weezen en zig ook niet al-
„ toos met ernfthaftige dingen ophouden kan.
,, Om nu de jonge heeren, naa ge-eindigde
5) boekoeffcningen , niet tot iets kwaads of
s, dertels te doen vervallen, zogewendemen
,, zetot de Muziek, als een vermaakelyk en
iy nuttig fludie>/t welk hun deu ledigen tyd
„-op
-ocr page 226-
tot de Kennifle van GOD «*z>»^ Wil. 205
„, op eene ioflyke , voordeelige en teffens ge-
neuglyke wyze konde laaten doorbrengen .
Daarom heeft ookHoraerus zynen Achilles met
alleen als eenen grooten held afgerchilderd ,
maar insgelvks als een groot hefhebber der
toonkonft ,'die daar van gebmik maakte, om
zig van zorgen ce ontledigen , en de droef-heid
des gemoeds te verdryven. Hedendaags heert-
ze gewiffelvk , onder lieden van allerhande
Itaat,geflac'hc en aanzien.zo veel bemmnaars,,
als ze nog ooic kan gehad hebben. Zommige
van'haare genegene vrienden brengen haar wel
eeen eere, maar,zv koomc zig hier door aan'
hun wreeken , dat ze anderen hutwe gemoeds-
eeft-ldheid verraadt, en lien aan 'c ftrenge oor- ■
decl der nakomelingen overgeeft. De vrouws--
perfoonen willen tegenwoordig onder de Mu--
ziek-vrienden 00k de minfte niet weezen; et*
be^innen zelfs Componeerfters onder haar op'
te°daagen: by voorbeeld, de vermaarde Ita-
liaanfche Mevrouw ^»«/?,huis.vrouw van den >
HeerPinottini,die zig onlangs met haare com- ■
pofitie zelfs voor den troon van Haare Kei--
zerlyke en Koninglyke Majefteit waagde.
(*) Zle myne inleiding, §. 16, 17.
V 106.
Of de Muziek op boogefeboofen iveder inge*
votrd diene te •wardmt
Eenige hedCndaagfche geleerde zyn zodanig::
voor haar ingenomen, dat zy 'or buterlyk over*-
klaagen, dat men haar bukan den omtrek der
vrysgeerte geftooten en den hoogleeraarerrop/*
-ocr page 227-
204 y* & Muziek getrokkene aanleiding-
Academien uic de handen gefcheurc heeftv.
Doch, menig gaac in deezen wat te verre. Hec
is waar, by de Ouden behoorde zy mede tot
den wysge'erigen leerkring, als welke in zyn
geheel uit de meet-ftarreloopkunde en Mu-
ziek beftond. Mtiar, 'er wierd toenmaals on-
gelyk meer tot de Muziek betrokken, dan by
cms; by voorbeeld, de Ieere van de gemoeds-
beweegingen , begeerten en hartstogten; de
gebaarden ■ konft enz:ja, volgens zommigen
ook, de reken- reden- en redenrykkonft. In-
middels, de Muziek is zekerlyk geen wysgee-
jige weetenfchap , maar zulk eene, die haare
grondftellingen, bewyzen en regels flegtsdaar
nit aflcidt , zo als d&digt-en redenrykkonft:
insgelyks doen. Ook laaten de naauw bepaal-
de academifche leerjaaren geenen tyd over tot
de Muziekkunde. Zy moeft op die wyze als
eene weetenfchap op zig zelve aangemerkt
v/orden , en eenen byzonderen hoogleeraar
liebbcn , gelyk zulks op eenige univerOteiten
in Europa, hoewel juift niet volgens de befte
prdonnantie, gefchiedt. Had men, eveneens
als in de digt-en redenrykkonft, een' eigen:
Profeflbr jn de Muziek , en wel zulk eenen,
die,, door rniddelvan alferhande proefneemin-
geu, meer natuurgelieimen te omdekken wift,
dan konde, onder anderen , de Acouftyk of
toonkunde,ook nog op een' betervoet gebragt
worden. Dbch , hoe veel weetenfchappen
zouden 'er niet nog opkoomen ,by aldien men
voor ieder, terftond eenen hoogleeraar wilde
aanftellen?-Wy vergeeten altoos, uit begeerte
naar meerder kennis, onze bepaaldheid. Leer-
gicrige liefhebbers van waarheden zien net
mkeriyk met leedweezen aan, dat.'er hier en-
da ar
-ocr page 228-
tot de Kennifle van GOD en zynen WiF. 205.
daar zo veele hoken in onze kermis open bly-
ven, over welke men of flegts heerlen fprin-
gen, of 'er zelfs by te rug keeren moer, Kor-
telyk, indien de geleerdheid het hoofdwerk
in deeze wereld , volgens Gods befluit, had
zullen weezen , zo koft ik my 'er nooit in vin-
den , waarom God den menfchen zo verre-
gaande begeerten gegeeven heeft, en hun tog
zo v/einig tyd en bekwaamheid, ora ze te ftil-
-len, vergunt;.als mede, waarom Hy het gee-
re, dat dezelve verz.aadigen moeft, dikwyls
zo krachtig voor hun heeft verborgen. En ech-
ter konnen zommige lieden doen, als of ze
enkelyk maar ftudeerens halve in de wereld
waaren ; zo datze zig noch aan God, noch
aan hunnen evennaaften, zonderling.kreunen*.
Laat ons dan veeieer hier op bedagt weezen ,.
dat wy, in alle onze bedryven, deugd en
gehoorzaamheid betoonen : want daar toezyn
wy eigentlyk gefchapen; om dus naa 't vol-
einden van onzen proeftyd daar heenen te mo-
gen ge,raaken, alwaar ons weeten niet meer zo
gebrekkelyk, zo bepaald en zo onvolmaakt,.
zal weezen. Wy vaaren tegen ftroom, wan-
neer wy, met vefzuim van deugd, hier zo veel
willen leeren, dat ons namaals niets meeront-
breeke; namaals, alwaar onze grootfte lichten
der geleerde wereld, by de ongeleerfle hemelin*
gen naauwelykszo verre, als tegenwoordig een
onnozele boer by hunlieden , zullen in vergely-
king koomen. Ik mogt fchier weinig goede ge-
dagten maaken van de geleerdheid der geener,
die zigaanftellen, als of wy in de wereld alles
moeften leeren, en, nogtans zo onvoorzigtig, te--
gen het oogmerk, aleer zy en anderen het ge-
waarworden, zig naar 't graf arbeiden.
17.                      §• I07.
-ocr page 229-
Zo6 Uit de Muziek getrokkene aankiding
§ 107.
Hoe de Muziehons vermaakt.
Maar, hoe gaat bet toe, dat de Muziek onsver-
maakt?
Zommige puikdigcers zeggen: ,. Men
„ hoort de fnaaren trillen, vcrwiifelen, kam-
„ pen, ftryden; haare heerfchappy dwingt nu
„ tot hant, dan tot droefheid; nu tot liefde,
„ dan tot biydfchap. Desgelyks: zO dra de
„ toonen door't oor de harten" treffen, begint
„ het bloed terftond te fuizen en te kooken ;
„ de ziel wordc aangedaan, en flygt op lad*
„ ders der Muziek in 't paradys van vermaak ".*
Dit zyn waarlyk fraaie poeetifche uitdrukkin-
gen; doch, alsdewyze, hoe het daar mede;
eigentlyk in zyn werk gaat, zal worden ver-*
klaard, dan zyn de meeflen van hunliedeft
vry verlegen, enalles, wat ze bybrengcn , is'
of even duifler als de vraag zelve was, of,
niet toepafTelyk op alle voorvallcn. Men on-
derfcheide voor al onze gedaane vraag , van
deeze: waarom enkele /oo«^»,inzonderheid die,
welke in 't voltoonig klankgcflacht eikander
trapswyze volgen , ons aangenaam te hooren
vallen?
hier op is voorheen reeds kortelyk ge-
antwoord ,• en de gemelde oorzaaken werken
liier teffens mede, echter, zy zyn het lange
niet alleen. Het vermaak op zig zelve blyft
voor ons onverklaarbaar, wy konnen verder
niets, dan dat wy 't gevoelen , en de gele-
genheden aanmericen, wanneer wy \ gevoe-
len. Zo menigmaal al* wy met waarheid zeg-
gen, dat ons iets vermaakt, bevinden wy ons
in zulk eenen ftaat, dien wy voor aangenaam
keu*
.....                         -                                                                                      - _                          ~
-ocr page 230-
tot ^KenniflTe van GOD en zynenWil. zoy
keuren, en in welken wy dikwyls te zyn wen-
fchen. Naar 'tgeene, dat wy wenfchen, heb*
ben wy eene begeerte; dienvolgens, ook eene be-
geerte , of een' trek, naar alles, wac ons ver-
maakt,. Alzo is de aangenaame ftaat en 't ver-
maa'* hec geene , dat uit de vervulling van zulk
eenen trek vojgt. Alzo zyn alle manfchen aan
een'vermaakelyken ftaat vatbaar; maar , bykans
geen e^n, vermaakt zig met eenerhande dingen
om de eigenfle reden, dan een ander. Want,
ieder vermaakt zig met zo iets,'t welk met deeze
of geene van zyne begeerten, meer of min, over-
eenftemt, en, naar maate dat die begeerte, 't zy
fterk ofzwak, door andere begeerten of onder-
, fteund of ingetoomd wordt. Wat verfcheiden-
heden konnen hier nietonrftaan ! Hetgebeurt niet
zelden, ja, in de Muziek dikmaals, dat wy de
wermaakelyke begeerte niet gewaar worden, maar
■ tiogtans de ukvverking 'er van ge^oelen. En 'c
vermaak wordt of edeler ofonedeler, al naar dat
de voorafgegaane begeerte zodanig was. Dit alles
ter deeg-te verftaan , daar toe wordt alleenlyk eene
klaare -bevatting van den aardt des menfchelyken
wils en zyner eigenfchappen vereifcht (i). Over-
zulks vermaakt ons de Muziek, om datze met
onze begeerten overeendraagt, en dezelve, ten
minften eenigen tyd, bevreedigt. Verraits 'er na
geen ziel zal weezen, die ten opzigt van haare
begeerten, van derzelver menigte, flerkte, en
andere gefchapenheden , met die van anderen t'ee-
nemaal overeendraagt', zo is gemakkelyk af te
neemen^ dat de Muziek ons volgens menigerlei
gronden verluftigen moete. Daarom beboort 'er ■
veel konft en ervarenheid toe, als men dien aan-
gaande van enkele perfoonerr de reden zal aanwy
zea.. Ieder uioet zig, wanneer hy flegrs de oor-
zaa-
-ocr page 231-
20 8 TJit de Muziek getrokkene aanleldmg
zaaken in 't gemeen weet, bed konnen uitvor-
fchen. Doch, indien men evenwel van anderen
fees zeggen wil of zal, zo moet men teffens op
hunne jaaren, opvoeding, lighaams- en gemoeds-
gefteldheid acht geeven; desgelyks hier op, of
ze iets van de Muziek verftaan, dan niet. Want,
hier uit fpruit het gemeenlyk voort, dat iemand
deeze of geene foort van maat, van beweeging
enz. bemint. Eindelyk, valt 'er ook nog aan te
merken, dat ze ons eensdeels vermaakc door by-
gebragte gedagten en begrippen, 'r zy dat wy ons
dezelve duidelyk, dan flegts onduidelyk, voof-
ftellen; en anderdeels , door de aandoening op
ons lighaam. Het geene , noemen de vvysgee-
ren, wegens de verfchillende wyze van ontftaan,
1DEAAL- of denkbeeldig- maar dit, CORPO
REL - of lighaamlyk vermaak.
(i) Zie D. Crujii aanweifung vemunftig zu leben §. 24,
25; hoewel hier toe de geheele menfehkunde behoort, ir»
de welke deeze voortrefFeTyke kenner, den wii niet alleen
als weder herfteld, maar ook, volgens zyne krachten ea
werkingen, zeer bondig verklaard heeft. Ik twyfel geen-
zins, of de meeften veragten deeze weetenfehap daaroin,
dewyl het menfchelyke hart 'er zo klaar in .ontleed is, dat
die voorgehoudene fpiegel geenen zot onverfchrikt laat,
Menig verwondert zig dikwyls liefft over zulk eene ge-
leerdheid , die van de natuur allerverll afwykt , en op*
moeite maakt, om ze daar mede te vereenigen.
§. 108.
Oorzaaken deezes vermaaks; hoedanige zyn
1) de redemaaten.
De Muziek vermaakt ons dan , eerftelyk, we-
gens zo verfcheide, 'er in waar te neemene, re-
demaaten
der enkele en met elljander. overeenftem-'
mende
-ocr page 232-
tot de KennifTe van GOD en zynen Wil. rop-
mende toonen; 'c zy dat wy dezelve gewaar wor-
sen , dan niet. Hoe kleiner die redemaaten zyn, en
hoe ligter ze waargenomen konden worden, des
grooter is hec vermaak;iets,'twelk deHeerMai-
ran
te vergeefs tragt om te ftooten (i). De
bouwkonft levert ons hier van, het allerduidelyk-
en bevattelykfte voorbeeld. Hier zo wel als in
de Muziek , verluftigen ons zodanige redemaa-
ten, die gemakkelyk te bemerken en te onder-
fcheiden zyn; en zulks miflchien meeft volgens
onzen trek naar orde, als welke wy allenthalve
te ontmoeten wenfchen (*). Dieshalven moeft
billyk ons grootfte vermaak hier in beftaan , een
chriften, een eerbewyzer des levendigen Gods,
te zyn. Want , dit is de eenigfte weg, langs
welken een menfch alles, buiten en in zig zelf,
in orde en harmony kan brengen. Heeft hy zig
ernftig voorgenomen , zyne daaden, met Gods
wil in evenredigheid te ftellen, namelyk,zo veel
eenigzins mogelyk, 'er mede te doen everraaren;
zo zal 't hem niet moeijelyk worden, het aan--
minnrge daar van te fmaaken; 't zy dat hy 'er
over difputeeren konne , dan niet..
(i) In zyne verhandeling van de voortplanting der too-
nen; voy. les Mem. de l'Acad. des fciences. An. 1737. p=-
1. 8c les Hift. pag. 133. fqq.
(*) 7<ie myne inleiding §. 181. 200. 322.
2). De verandering.
Ten tweeden, ze vermaakt ons wegens de tier*
anderingen
, hoedanige 'er geftadig, zo wel in de
melody zelve en in haare cieraaden, als 00k door
raid-
-ocr page 233-
% I o Vit de Muziek getrokkene amleiding
niiddel van de zangftemmen, inftrumenten, maat-
foorten, bytoonen enz. in menigte voorkooraen*
Men rnoeft het menfchelyke hart, en 's menfchen
trek naar volmaaktheid,niet kennen, indien men
niet erkennen wilde, hoe bekoorlyk de verande-
ringen ons zyn; voor al nu zig hier de nieuwsgie-
righeid, als aan welke wy zo geerne mogen vol-
doening geeven , 'er onder niengt. Drt is de
reden , waarom menig liever wat anders verzuimt,
dan Muziek, als tot welke hy juiftaltoos geenge-
legenheid vindt. En deeze begeene, voordeel
te trekken uit een goede gelegenheid, is zelfs in
gevallen, alwaar het juift niet noodig vvaare , al-
lerwaakzaamft. Hoe aanminnig moeft ons dai*
billyk het Cbrlftendom weezen, alwaar deeze ei-
genfte oorzaaken van vermaak, namelyk, veran*
deringen en goede gelegenheden , zig meer, dan
ooir, elders, opdoen! Ik zou te ver uitvveiden,
indien ik dit uitvoerig'zogt te v.erklaaren, des zal
ik 'et flegts maar &ba ftaaltje van bybrengen. De
piigten des Chriftendoms zyn wel alcoos dezelf-
de, eveneens als de regels, die een Muficusbeefc
op te volgen; echter, zeer veele zyn in de toe-
pailing en oeffening, by de welke wy behalven
dat naar willekeur durven te werk gaan, aan zo
menigerlei veranderingen onderworpen, dat wy
'er nooit tegenzin in krygen konnen. By de ge-
loofsleeren vertoont zig insgelyks, wanneer wy
ze van verfcheide kanten befpiegelen, dieper in-
zien, tegen andere waarheden houden en daar
mede famenhegten konnen, geduurig zekere aan-
minnige verandering. Zie ! zo weinig is God ,
by alle zyne regtvaardigheid, een tyran; vermits
Hy ons alles, wat flegts mogelyk was, in zynen
dienft aanminnig heeft gemaakt. Va.n de ontel-
baare gelegenheden tot het goede en tot ons ver-
maak ,
-ocr page 234-
tot deKen trifle vanQOXien zynenWih 21 r
maak, door de Religie ons ter hand gefteld, wit
wil ik hier niet eens gewaagen. Genoeg, als men
gelcerd heeft, van dezelve, waarze voorkoomen te
onderkennen. Schoon nu God het misbruik, 't yvelk
de menfchen in beide zaaken, Religie en Muziek*
ftonden in te voeren, zekerlyk voorzag, wilde
Hy evenwel den opregten hun vermaak en nut,,
wegens het wanbedryf der misbruikeren, niet ont-
.trekken; al zo weinig als de uitvinder van 't geld
by Telemachus, zig'daar doorafhouden liet,zy-
ne vinding den menfchen, tot hun beft, over te
laaten.
§ no-
3) De liederen, die 'er bykomen.
Wyders, de Muziek vermaakt ons wegens de
ttxtetj, die 'er by gebruikt worden. Kon Virgi-
ljus zo benroqrende leezenf, dat zyne vaarzen het
gemoed zeer krachtig beweegden,, hoe veel re
meer moet zulks gefchieden , door toedoen der
Muziek. Dienvolgens doen de hedendaagfche
duitfche Componisten en muziekoeSenaars zig
zelve ongelyk, en ftremmen de kracht hunner
Muziek, door 't verkiezen van texten uic
vreemde taalen , die de meefte toehoorders
niet eens gefprooken - veelmin gezongen wor*
dende, verftaan. Ik zie niet,. dat andere na-
tien zo dwaaslyk handelen. Even verkeerd is
het gedaan, als zy den zang, en 't groatfte ge-
deelte van de zangwoorden , door 't geraas der
inftrumenten laaten verdooven , zo dat 'er we-
derom niets verftaanlyks overig blyft. Wie
geerne zingt, of zingeii hoort, (en wie behoort
daar niet cnder!} moet die niet de Religie daar-
om
-ocr page 235-
in Uit de Muziek getrokkene aanhiding
om reeds beminnen , dewyl ze hem zo wel gele--
genheid tot - als oolc den verhevenften inhoud van
geeftelyke, aanrninnige liederen toereikt? Naar
da gefchapenheid der zaaken, die iernand geerne
zingt, of zingen hoort, oordeelt men, als ge-
zegd §. 96, 105; 00k -billyk, over zynen ge*
moedsaardt,
§. in.
4) De nabootfmg van omen fiaat.
Ten vierden, ze verluftigt door zekere, aldaar
waar te neemende, nabootfingen van den JIaat on-
zes gemoeds en ligbaams.
„ Zy klaagt, met be-
„ droefde toonen, die, als kermende, medely-
,, den zoeken te verwekken. Nu wordt ze he-
„ vig., vermetel, trots en wild. Dan hoort men
„ eens een woedend gefchal j een fchets van raa-
„ zende golven. Dan doen ons haare zoetighe-
„ den weder vergenoegdheid fmaaken". Deeze
foort van vermaak in de toonkonft, fpruit uir ons
heimelyk verlangen , 't geene , daar in wy vol-
maaktheden meenen te bemerken , te zien, te
befpiegelen , te bezitten, often minften in de
verbeelding te hebben. Daarom moet het hoofd-
werk eens Componiften dit weezen , dat hy, by
't opftellen , den uit te drukken gemoedsftaat, en
de bedryven daar uit voortkomende , naauwkeurig
affchildere, en dus de NATUUR NABOOTSE.
Hier toe is hy al zo wel, als de digter, verpligt. En
hoe meer men in zyne ftukken die nabootfing ge-
waar wordt, des te meer vermaak brengenze te
wege. Uit deeze overdenking zyn de zogenaam-
de muzikaale almanak ; het Bachifche gefprek-
Q)el., de lyr; de koekoek; de nagtegaal; het
poll-
-ocr page 236-
tot deKermiffevanGODen zynen Wil. 215
pofthoorn, en andere foortgelyke dingen, voort-
gefprooten. Maar die verraaak moeft ons 00k
aannoopen, om goede Chriftenen te worden:ge-
merkt wy in dien ftaat niets anders doen , dan het
allervolmaaktjle fVeezen, in 't geene, waar in het
nagebootft kan worden , nabootfen. Ja , wat
moeft ons ooit geneuglyker weezen , dan zelfs
onzenBorg enVerloflcr neffens ons op deneigen-
ften weg, zo wel tot een voorbeeld als toe een*
leitisman, te ontmoeten!
§..112.
5) De nabootfing van ons temperament.
De Muziek vermaakt ons insgelyks, ik mogt
haaft zeggen , bedriegelyker wyze , door V na-
maaken en overneemen onzes eigenen gemoedsfiaats
en temperaments',
bekleedende dus de plaats eens
vleyenden vriends,'die, by voorbeeld, ter zyde
van zynen vriend gaat zitten weenen, om hem
aan 't lachen te brengen; of, die te kennen geeft,
hoe gevoelig deszelfs fraart hem treffe , en hoe
krachtig hy 'er deel in neeme. Het deel neemen
van anderen in onze blydfchap,beweegt ons zo-
danig niet,dan wanneerze de droefheid met ons
deelen , of te deelen fchynen. In 't eerfte geval
zien wy hun alleenlyk aan, als zulke, die 'er toe
ons volmaakt geneugte noodig zyn; maar hier...
ik weet zelfs niet voor wat. Ons hart bedriegt
ons misfchien daar by, en verzaadigt zyne vreug-
de over het nadeel van anderen ,• doch, het kan
insgelyks uit menfchenliefde, en uit nog andere
omftandigheden , voortkomen. Hoe 't zy ;
de Muziek vermaakt ons 00k op die wyze;
vierige gemoederen , met fterk bezette, rui- .
fchende,
-ocr page 237-
iT4 Uit de Muziek getrokkene aanfoicling
fchende, fchielyke en prachtige concerten ; en an-
deren aldus, dat ze liever zeggen :
Met toonen, die zo Ueflyk weenen,
Gaan wy ons zugtend hart vereenen.
§• H3-
' Waarom menig, geerne droevlge MuzieTi-
flukken boort.
Maar, wat reden zyn 'er van , dat men meer
lieden ontmoet, die geerne droevige flukken mu-
ficeeren hooren, dan, die daar van ganfch geen
werk maaken ? dat flervende perfoonen zo graag
pleegen te hooren zingen ? Dat men de Muziek
zelfs by treurgevallen ingevoerd heeft"? Dit alles
zal zig uit het bygebragte, gemakkelyk laaten af-
neemen. Zeer veele lieden hooren ongemeen geer-
ne eetl Adagio, Lento, Andante, Lamento; lie-
ver , dan een Allegro , Prefto , Allabreve enz.
hier van legt de grond gedeeltelyk in de ziel;
gedeeltelyk , in 't ligbaam, en gedeeltelyk in de
uiterlyke omflandigbeden eens menfchen. In de
ziel kan de oorzaak weder of iets aangeboorens,
of, gelyk by onvergenoegden en wangunftigen,
iets aangewends weezen. Geen wonder dan, dat
de menfchen in 't gemeen, en voor al het vrou-
Welyke geflacht, zo geerne trooft- en klaaglie-
deren, ja fterve-gezangen, opheffen : vermits dS
rampen, en de dood zelfs, zig verre afmeteert
Ongelyk ruftiger gemoed , dan naby, laaten be-
fchouwen ; en , de bygebragte redenen allega&r
byzonder wel op de vrouwlieden paffen. Datme-
nig op zyn fterfbed zo graag zlngt, zulks kan wel
zyne namurlyke oorzaaken hebben (i), Doch,
by
-* ■ —■ ■ _« __ *_^- __li^_i»ji-^_.i..
-ocr page 238-
tot (sfeKenniffe van GOD en zynen Wil. lif
by de geene, die een Chriftelyk leven hebben ge-
leid, is de byftand des Heiligen Geeftes, en eene,
door Hem gewrogte en verfixrkte, overweeging
der elende, waar van ze bevryd worden, en, der
heerlykheid, die God geeven zal, hier niet uit te
tfluiten. In zielen, op haar vertrek naar de eeu-
wigheid ftaande , moeren zekerlyk , indien an-
dere omftandigheden het niet beletten , groote
dingen omgaan. De Muziek is ook met goed
voordeel, en wel federc alloude tyden , by fterP-
gevallen ingevoerd. Wane ze trekt de bedroefden
niet alleen af van 't overpeinzen der oorzaak van
hunne droefheid , maar ze bevreedigt het hart
insgelyks hier door, dat haare klaaglyke toonen
'er deel in fchynen te neemen. Salomon berifpt
dit ook geenzins, Spr. 25: 20; a!s willende al-
leenlyk te kennen geeven, dat hy, die by een
treurlg hart vrolyke,
aldaar niet te pas koomende,
liedekens zingen ixtide. eveneens zoude doen, ge-
lyk iemand , die in den winter een zomerkleed,
meer tot cieraad dan tot de befcherming tegen
het weer dienftig, aantrok. Al zo weinig is het
gezeg van Syrach, cap. 22: 6. hier tegen, als
hebbende insgelyks zyn opzigt tot vrolyke Mu-
ziek , die in treurgevallen zekerlyk niet voegt.
Dit moefi: ons ook de leere en 't gewaande juk
onzes Heilands tot een' ligten, aanminnigen laft
maaken, nu wy in Hem zulk eenen Hoogenpries-
ter by God in den bemel bebben
, die in alle din-
gen
, gelyk ah wy, dog zander zonde, is verzocbi
gevieejl, op dat Hy medelyden honde bebben met
gnze zwakbeden;
Hebr. 4: tj. En deeze ver-
troofting op zyn medelyden, is geen ledige trooft,
felyk die van de mededogende Muziek : Want in
et geene Hy zehe verzocbt zyiide geleden beeft,
kan
-ocr page 239-
no* Uit de Muziek getrokkem aankiding
kan Hy de geene
, die verzocht wordeti, te hulpt
komen
; Hebr. i: 18.
(1) Zie Matthrfins Mithridat, pag. 22, 242, 521; al-
Waar voorbeelden bygebragt worden uit de ob^r-tMions de
Meduine
.....de Paris An. 1732.
§■ 114. -
6) De uitwerking op ons lighaam..
De Muziek vermaakt ons, ten zesden, door ze-
kere tedere uitwerkfekn op ons lighaam, Dit is
muTchien het geene , 't welk zy, die hec muzi-
kaal geneugte uit eene Sympathie hebben willea
afleiden , beoogen. Inmiddels, deeze uitwerking
rigt zig zeer fterk, gedeeltelyk, naar de teder-
en gevoeligheid des lighaams; gedeeltelyk , naar
de gefchapenheid der plaatfe, waar ze gehoord
wordt, of dezelve digt by, dan verre af, beflo-
ten, dan open is; en gedeeltelyk, -naar den aardt
en het grooter of kleiner getal van zangftemmen
en inftrumenten. Door ons geheel lighaam loo-
pen namelyk eene menigte , meer of min gefpan-
ne, maar allegaar veSrachtige, fpieren, die zagte
indrukzels ontfangen van de klinkende lugt, en
wel van zulke toonen, die met hunnelengte, dikte
en fpanning zekere evenredigheid hebben, waar
uit dan eene zagte beweeging van hunne l'nwendi-
ge fappen, en daar uit weder eene kittelende,ge-
neuglyke aandoening ontftaat. Aldus wordt onze
trek naar die beweeging, en naar zulk een aan-
minnig gevoel geftreeld, en de uitwerking ver-
krygt des te meer kracht, naar maate dat 'er zui-
verder gezongen en gefpeeld wordt; ja, dit ge-
voel
-ocr page 240-
/^^Kennifle van God^»zynen Wil. 117
voel van de trillende lugt, moet by eenige foor-
tervvan dieren zelfs de plaats des.gehoors beklee-
den. Deeze fchikking onzes lighaams heefc zeker-
lyk grooter nuttighcid, dan wy tot nog toe fae-
vatten; verhoedende ten minften de verftopping
en verftyving van eenige vaatjes. Volgens deezen
grond kan de Muziek byrnenig, zeer voordedig
weezen tot de bewaaring der gezondheid?'Om dee-
ze eigenfte reden moeiten wy 00k onze vreugde
hebben aan de Religie, als welke ons lighaam ge-
zond en dus ons gemoed geftadig opgewekt te
houden, bekwaamer is, dan eenige andere zaak
ter wereld.
§■ US-
7) De Sympatbie.
Nog meer kan de Muziek ons verlufh'gen, uit
krachc van de wonderbaare onderlinge verknog-
tmg des zenuwgeftels in ons lighaam- De gehoor-
zenuwen vereenigen zig, door midde! van edn
zenuw, zo wel met die van 't vyfde, als van 'c
achtfte paar,- en beide hebben tefFens gemeenfchap
met de trommelfnaar. Aldus worden de aandoc-
ningen des gehoors, langs het geheele lighaam,
in hoe geringen graad het 00k zy, voelbaar, by-
zonderlyk voor't gezigt; aangezien de ftaat des
gemoeds, door 't gehoor veroorzaakt, zig aldaau?
insgelyks terflond- ganfch' naamvkeurig afbeeldt.
Dit alles bekrachtigt het fpreekwoord :' Viva vox
magis afficit;
het gehoorde wordt vafter inge-
drukt, dan-het geleezene. Hier uit bevat men,
hoe de Muziek konne flaap vervoekken, en hoe
Mercurius, althans volgens een verdigrzel van
waarfchynelykheid niet ontbloot (i_), den Argus
K
                              met
-ocr page 241-
■%18 Uit de Muziek getrokkene aanhiding
Wet zyne honderd oogen, daar toe hebbe kon-
nen brengen. Om deeze reden behaagt ons zelfs
menig geruifch , neetn eens, dat van beeken,
en van biaderen op dekruinen derboomen. Daar*
entegen, by een' fterken vvaterval, of by een
gefchal onder 't water vervvekt, wordt de.aan-
doening des lighaams , wegens haare hevigheid
(2), ons reeds ongemakkelyk. Hier uit fpruiten
00k grondftellingen voor redenaars', die te be-
weegen tragten ; gemerkt dezelve door de ftem,
hunne redeneeringen zo wel krachtiger maaken
als ontzenuwen konnen, Och .' dat wy maar niet
zo veele elendige fpreekerss en eentoonige roep-
hoorns, op de pre&kftoelen hadden! Doch, laat
ons niet zo zeer klaagen over eenige onbekwaa-
1 me, dan veeleer onzen God voor zo veele ftig-
telyke kancelredenaars , die Ily ons verleent,
dank zeggen. Wat groote voorregten genieten
wy hier in, boven ganfch veele nog in duifternis
orakruipende breeders, die, als het hun eens ge-
beuren mag, een evangelifche preeke by te vvoo-
ncn , eenen Engel Gods meenen te hooren. Ik
konde hier nog verfcheide gewigtige aanmerkin-
gen byvoegen; by voorbeeld, dat Gods woord
onder ons in zulk een ruime maate gepredikt en
gezongen wordt, en dus op allerhande wyze zy-
ne kracht nan ons betoonen kan ; dat het God
evenwel behaagt heeft, aan lieden uit het midden
van ons het predik-auipt op te draagen; xlat al-
kenlyk in de waare Religie, en in geene andere,
alles, op eene onverwagfe wyze, tot een geheel
famenloope enz. doch, het zy mygenoeg, van
die flegts te hebbeit erinnerd.
(1) CW. Metatnorph. Lib. I. v. 714 feqq.
(s) Conf. Nttbt, L c eap. Crifii Phyfica §. js<S.
§. «x6.
------------------.______________
-ocr page 242-
tot At KenniflTe *<*» GOD en zynen Wil. 219
§. 116.
8) De geeflige invalkn en nieuwe uit-
drukkingen.
De aardige, onverwagte invallen des Compo*
niftcn, zyn ons niet minder aangenaam te hoo-
ren. De eigeliefde, de menfchenliefde, de be-
geerte naar volmaaktheid, en verfcheide andere
omftandigheden, vinden hier by haar belang. Als
wy in Arien , liefde ; in Marfchen , dapper-
heid; in Recitativen, den fpreektrant; in Menu-
eccen , gemaatigde vrolykheid enz. , altoos op
nieuwe, zinryke manier, uitgedrukt bemerken, dac
moet ons immers vermaaken. Daarom vlam-
men wy ook geduurig op nieuwe Muziek, om ge-
ftadig veel nieuwe uitvindingen van menfchelyke
geeftigheid te hooren. Zo kan zig insgelyks het
Chriftendom door 't nieuwe, door het onverwag-
te in de wegen Gods, by een opmerkzaam ge-
moed, beminnelyk maaken. Ditkan men by zig
zelf ondervinden, en uit de gefchiedeniflen van
alle tyden leeren. Wat valt 'er in de ontmoe-
tingen der menfchen niet geduurig onverwagts
voor!
§• 117-
9) De vaardigbeid en konfl der muficeerende.
Byde konfl des ComponifW koomt naderhand
nog de vaardig- en bekwaamheid des zangers en
fpeelers, als welke , behalven datze teffens de
ooren en de oogen verluftigen, ja,.te mets zelfs
tot verbaazing brengen, en in verrukking laaten.
^ K 2
                              In
-ocr page 243-
Z20 Uit tie Muziek getrokkene aanleiding
In de Religie konnen wy, door onze eigen krach-
.ten , niet verre, ja,, tegenwoordig ganfch niet,
vorderen; maar, om ze uit dien hoofde niec te
laaten leggen, zo is de magtige byftand uit de
hoogte ons beloofd, dat wy Gode aangenaam ge-
maakt konnen worden in den Beminden. Ver-
volgens kan men 'c daar in zo verre brengen ,
dan ooit in eenige andere zaak, als het ons flegts
eene lull en vreugde is, in de wegen onzes Gods
te wandelen ; gelyk wy daar van verbaazende
.exempels aan de eerfte martelaars ontmoeterj,
i n s.
f ao) De zingende en fpeeknde perfoonen.
Eenenieuwe bekoorlykheid wordt hierzomwy-
len door de zingende en fpeelende perfoonen ver-
wekt. Doch, vermits hun hart nietaltoos, ge-
lyk dat van David, Pf. 45: 1. een goede reden
*Pgeeft
» zo ma£ men 'er we^ ^y denken aan de
woorden: Dulci auceps fiftula canit; wie vogels
vangen wil, die zingt zo, als zy 't geerne hoo-
ren. Daarom, gewen U niet tot de zangercjfe !
Daar mogten anders meer begeerten by U ontwaa-
ken, <\ap z'g door de Muziek weder laaten.dem-
peri. Dat hebt gy by de Religie niet te vreezen,
Des te liever zy ze U!
§. 1*0*
11} Bet~~geheugen van andere zaaken , eer-
tyds 'er mede gepaard.
Dat ons by de Muziek dikwyls weder te. bin*
nen koornt, wat vermaakelykheden zy ons eeiy
tyds,
-ocr page 244-
tot ^KennifTe vanGOYienzynenWA. zzr
tyds, by deezen ofgeenen traktanc, op deeze o:
geeneplaats, befchikce, fluic insgelyks eene reden
in, waarom menig haar boven andere geneugtet..
voonrekkelyk acht. Waarom zugt Damon by ';
hooren van deeze of geene Aria? Waarom hoort
Cloris zo geerne op de fluic fpeelen. Daarom ,
dewyl 'er hun-lieden"iets aanminnigs by in de
gedagten koomt. Zalig zyc gy op aarden, indien
gy geleerd hebt,door hec heldere trompecgefchal,
aan de laatfte, alle boeken der wercld vervullen-
de , bazuin, en door het nu uitgegalmde Hallelu-
jah , aan hec namaals op te hefrlme HeiJig, te
worden erinnerd! Zalig zyr gy reeds, indien de
aanblik van Kerken, fcboolen en andere ioort*
gelyke plaacfen, U die of dac vermaak, 'c welk
gy aldaar genoocen, of nog ce vervvagten heeft,
kan ce binnen brengen. Wac zoude U meer ver--
luftigen, dan uw geloof ?
§. iao.
. , - _.                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                    - -■ ■ -
ia) De plaats en V gefelfchapt
De gefchapenheid der plaaczen, en der perfoo-
rien, die aldaar vergaderen, doec 'er mede veel
aan, dac menig naar Muziek uicziet. Waar zou-
den de overmaacige liefhebbers van gezelfchappen
(lefiggangers zullen ze mifTchien niec lieffi: willen
heecen) anders heenen, en onder wat voorwend-
• zel zouden ze gaan kuyeren , indien 'er geen Con-
cercen en andere muzikaale byeenkomften ge-
houden wierden? Hoe vermaakelyk kan die niet
op eenen koelen avond in een' cuin of in een luft-
woud gefchieden? Alle welluft, aan welke een
fterveling ooic vacbaar is, flaat ons aldaar regcom
't hart! Ei lieve! de Religie reikc U waarlyk de
K 3
                             ei-
-ocr page 245-
zzz. Uit de Muziek getrokkene aanleiding
eigenfte vdorregten tot vermaak, als gyze maar
erkennen en zoeken wilt. Gaa dit geneugte eens
ter deeg beproeven, gy zult 'er dikwyls weder
naar verlangen. Hier in de concertzaal ontmoet
gy niet altoos uwe befte vrienden. Liet gy U
door de reden voor nadeel waarfchouwen, gy
bleeft menigmaalte huis. De verkeeringmet vroo-
men kan U nooit zo fchadelyk worden. Deeze
geeven nooit, zo als geene, oorzaak van te klau-
gen : Ik ben haar fnaarenfpel geworden , ende ik
hen^hentot een k!apwoard,]ob.
30:0. Pf. 69:13.
Waarom moeft anders de Muziekbeftierder inee
zynen hamer deezen fnapperen zo dikmaals de
woorden Syrachs erinneren: verhinder bet fnaa-
renfpel niet!
cap. 3a: 5.
§. iai.
15) Met danjfen,
Het danffen, by de Muziek ingevoerd, en 't
groote geneugte, 'c welk men in deeze konftmaa-
tige beweeging des lighaams fchept, vermeerderc
insgelyks de genegenheid, die men der Muziek
op haar zelve toedraagt. Laat U dit de leeringen
der Religie des te beminder maaken , datze U
in dingen,tegen welke noch Gods heiligheid ,noch
de reden , iets heeft, met geen wetten belaft., en
uw vermaak niet ftoort; terwyl in dit ftuk de
valfche religien, en alle andere wetten, als wel-
ke hier nu eens te ftreng, dan weder al te zagt,
te werk gaan, haare menfchelyke inftellers, en
derzelver zwakheid, verraaden. Zy heeft 'er al-
leenlyk, en wel met de grootfte billykheid, dit
by te erinneren: alles heeft eenen beftemden tyd.
Een tyd am op tefpringen
J PretU Sal. 3: 1 en 4.
$. 122.
-ocr page 246-
tot de Ketinifle van GOD en zynen Wil. I'lf
§. 122.
14) Z)<? verbeelding van geJukzaligbeid.
Hier by koomt nog, ten opzigc van 'tmuzikaal
vermaak, onze vierigc trek naar al 't geene, dac
eenige gclukzaligheid, of flegts een beeld en ken-
token daar van , influit. Nicts kan ons ooit asm--
genaamcr weezen, dan de vervulling van deeze
begeerte. Daarom zyn wy zo graag aldaar, waar
hec, volgens onze meening , heeiiyk toegaatv
Daarom beminnen wy de Muziek, en worden
door haar verblyd. Mits dat gy ecbter de waare,
beftendige gelukzaaligheid 'er by kennen leert,
als welke U de Religie allecn kan mededeeten',
alsgeevendeU hier reeds eenen voorfmaak van de
goederen der toekomende wereld re genieren. De
viereld gaat voorby-, ende ha are begeerlykbeid!
§• 123-
15) De eenzinnigheid.
Wy neemen geerne onnutte dingen ter hand ,
en verluftigen ons in dezelve. Hier toe vervallen
wy,om dat wy niet alroos ledig konnen weezen,
en ons 00k niet graag iets moeyelyks afvergen.
Wederomj wy zyn Hefft onze eigen meefters,
welken niemand iets te beveeien noch te verbie-
den zal hebben. By de niutige dingen vindt zig
gemeenlyk 66n van de beide gemelde', zo niet bei-
de, oggemakken; daarom haaten wy dezelve, of
willen 'er ten minften ongeerne aan. Daarom
houden wy ons liever op met onnutte zaaken, on-
der de welke te inets 00k de Muziek, buiren
K 4
                           haare
-ocr page 247-
ZZ4 &** de Muziek getrokkene aanleiding
haare fchuld, kan behooren. Aldus konnen wy
den daft der arbeid vermyden; onze eigen heeren
verbeelden; onze krachten fpaaren, of zelfs, door
de blydfchap over het volbrengen van onzen ei-
genwil, vevmeerderen. Daarom gaat men in't
hartje van den winter liever naar de Comedie en
Opera, dan naar de Ker!c,fchoon men in geene,
langer moeft vriezen. Ei! zoud U dit eenigfte,
den dienft Gods onaangenaam en zelfs haatelyk
maaken , zo overweeg tog eerft, met hoe veel
regt gy begeeren kont, van uwen Schepper onaf-
hangelyk en in alle dingen uw eigen meefter te
wee'zen; ja,.hoe weinig gy 'er door gebeterd waart,
indien Hy U aan uw zelven zodanig had over-
gegeeven!
16) De eigeliefde.
'.■■'■.,
Het genoegen in de volmaaktheid, en de eige-
liefde,' doen ons op een nieuwe manier de Mu-
ziek beminnen. Want, volgens de eigeliefde wil-
led wy allenthalve ten minften den fchyn heb-
beo, naar volmaaktheid te ftreeven, zelfs in
onze uitfpanningen. Des verkiezen wy zulke,
die, voor anderen, betaamelyk en edel heeten.
Hier ftaat nu de Muziek altoos boven aan ,
als de edelfte lufl des gemoeds, en de wereld
erkent haar daar voor ; daarom gaan wy 'er ge-
makkelyk toe over, haar tot 6ns vermaak te
kiezen, en docn daar aan juift niet onregt. Maar
om dezelfde reden moeften wy ook Jiet be-
fluit neemen, van de Religie op te volgen j en
ons het lieffte kleinood te laaten weezen; ver-
mits wy aldus beft beraaden zyn; den veiligften
weg
• .
—          .... ,
-ocr page 248-
tot de Kennifle man GOD en zynen Wil. zif
weg inflaatijen door haare ernftelyke aanvaarding
en betragting, onzen trek naar volmauktheid, en
naar redelyke zelfsliefde , op de belt mogelykfte
wyze voldoening geeven.
§. 125.
17) De luiheld.
De luiheid zelve is zo lui nier, datze niec zOtt
onderneemen van Mu/.iek aan te hooren. Daar-
om beminnen de luyaards haar bykans allegaatv
De toonen trentelen van zelve , zonder verder
moeite en nadenken, naar 't oor. Daarom kan
men by de Muziek hups in den flaap raaken. Wat
roeloop zou de Religie hebben , indien ze voor
zulke menfchen waare!
% 125.
18) De echo.
"Eindelyfc mengt zig nog de wegrgalm of echo
in de Muziek, en deelt haar eene nieuwe kracht,
6ns te beweegen, mede; wanneer namelyk de
toonen, by hunne uitbreiding in de lugt, in ze-
kere afgelegenheid van den toehoorder, aan har-
de lighaamen, bergen, rotzen, boomen, en dier-
gelyke , ftootende , zonder veel verflrooying we-
der te rug gekaatft wofden,om zig nog eensrelai-
tenhooren. Datbefchikt ons dborgaanseene weer-
gaalooze avondluft. Echter kan de echo 00k me-
nig een'lchrik aanjaagen, by voorbeeld, in een
digt en duifler woud ; om dat het vreeslyk Iuidt,
als men 'er niemand omtrent ziet, en evenvvel
een fterke, ja, fterker ftem, dan zeifs de fpree
K 5
                        kend
-ocr page 249-
ll<5 Uit de Mitziek getrokkene aanhiding
, kende was , hoort. Want, hec gebeurt in wou-
den dikwyls,dat de we£rklank de ftem, die hem
verwekt, in fterkte overtreft. Zie eens, hoe hec
met de fraaifte geneugten der wereld gaat, en hoe
menigmaal dezelve zig in een' fchrik verwande-
len! Het vermaak uit de waare Religie, en, daar
uit voortvloeyende,deugd, is het eenigfte op aar-
den , 't welfe duurzaam en zig altoos. gelykvor-
mig blyft. Ei , waarom zoeken wy die niet
meermaals?
Men houdt e^n echo boven anderen voortrek-
kelyk , wanneer zy de toonen of verftaanlyker
doet te rug keeren, of een langer ry van dezelve
h'erhaalt. Eenige geweften , by voorbeeld , Sy-
racus in Sicilien; Simonetta in Milaanen enz. zyn
wegens echo's van twintig en meer lettergreepen
vermaard. De zedige beeldfpraak der Ouden
fehetft ons de echo af als eene woudnimf, door
de liefde omtrent den fchoonen Narciflus zodanig
nitgeteerd, dat haar niets overig gebleeven was,
dan de ftem. Aldus heefc men, onder anderen,
hun , die zigzelven zo graag pryzen, eeren en op
hunne eigen perfoonen verlieveh, haare dwaas-
heid willen voorhouden. Wyders, vraagt men
de Ouden, waarom deeze Nimf anderen flegts
de laatfte woorden nafpreeke? men krygt het
leerzaame befcheid: Juno hebbe haar dit ter
ftraffe opgelegd , om dat zy de boeveryen van Ju-
piter hielp verheelen. Dit zegt bedektelyk: de
verbeeler is zo goed, ah de fteeler,
Zeker auteur
van den laateren tyd meent,het betekene de kvvaa-
de gewoonte van't vroiiwvolk, altoos bet laatfte
WQord te viillen bebben.,.
5? **t*
-ocr page 250-
tot de KennifTe van GOD en zynettWil. 217
§. 127.
Fan de hartstogten,
Uit het bygebragte zal men nu, myns oordeels,
van *t vermaak der meefte lieden in de Muziek,
genoegzaame reden konnen geeven. Al!e deeze
oorzaaken zullen miffchien menig liefhebber noch
behaagen , noch tot eere verftrekken; rnaar zy
zyn 'er evenvvel voorhanden ,fchoon het van zel-
ve fpreekt, datze aliegaar op ieder liefhebber'
geenzins paiTeri. Ik konde 00k nog eenige goede'
oorzaaken aantrekken, doch, ze vinden heden- ••
daags geen , alchans zeer zelden, plaats. Inraid-
dels heeft tog de allergoedertierenfte Schepper de '
Muziek tot ons vermaak gefchapen. Verblyd U
daar over, en denk aan de fchuldige rekenfchapI
Want, aan onze te bevreedigen, 't zy aangeboo-
ren'ofdoor ons,#eteelde, betaamelyke ofonbe-
taamelyke, begeerten, is niet alles, maar flegts ■
het goede , datze vervangen , van God; het ove-
rige hecft de boosaardigheid,verderffter allergod-
delyke werken,'er bygevoegd. Voorrs, uit het
aangetrokkene laat zig insgelyks gema'kkelyk af-
neernen, hoe de Muziek tot de beweeging des
gemoeds,
en tot het verwekkcn van hartstogten ,
te gebruiken zy (1). Zy rnoet die niet akoos
doen; maar, zy doet het door middel van na-
bootfing : vermits zy den veranderlyken graad
van zwakte en van hevigheid der begeerten , in
haare magt zoekt te krygen: als waar toe zydoor
de uiterlyke aandqeningen , en teftens " door
de in de ziel veroorzaakte verbeeldingeo , ge-
raakt. Zy neemt de gedaanten deezer fiiel voor-
by gaande veranderingen des gemoed* aan , en
K 6
                         maakc
-ocr page 251-
tz$ Hit it Muziek getrokkem aanlelding
maakt dezelve , zo goed als mogelyk, na. Ze
doec uitgelaatene fprongenT gelyk dp blydfibapi
ze begint te lachen, datze fchatert,- ze houdt zig
Opeenhoekje, gelyk eenbevreesde, die nietver-
der durf naderen ,■" ze breekt haar gefchal plotfl-
lyk af, eveneens als iemand , die onverwagt ont-
field
wordt; ze kyvt met halfverftaanlyke, als in
drift maar ten halven uicgefprookene, woorden ;
ze ievert, terwylze alle fchreeden 6iaex fremme,
door eerie andere als gade flaan en achrervolgen
laat; ze kruipt, gelyk de droefheid,, en doet mc-
nigmaal, in nabootfing van zwaarhoofdigen, ys-
felyke vallen ; de kommer doet haar dikwyls z'ul-
ke tegenftfydige ,ongeregelde Ipreekwyzen uiten,
datze zig naauwelyks anders, dan door een des-
peraat middel, te redden weer. In die alles zon-
digt zeniet: want, nooten flaan geen doodelyke
wonden. Doch, wat uitwerking zou die Muziek.
wel hebben , welke David in den 9§ften Pfalm
befchrifc? Siddering bevangt tnynen geeft, als ik.
daar aan denk! 0 Menfchl over-weeg tog, dat
de Heer God is!
ft) Namque et incitat languentes et languefacit excitatos,.
« turn remittit animos, turn contrahit. Cic. 2. de Leg^
«ap. 1 J.
§. 128.
VoorbetVden van deeze uitiverkzels der Muziek..
De gefchiedkunde levert allerhande exempels van.
harrstogten, door Muziek, verwekt en geftild.
Ten tyde van Alexander den Grooten ,leefden
twee v-errnaarde Virtuofen , Antigenides en 77-
tnotbeus, van de welke geene, het Carmen liar-
mathim
zo bavveeglyk op zyne fluit zal hebben.
jfit
-ocr page 252-
tot <&Kennifle va» GOD errzymnWil. zzp
gefpeeld , darde Koning 'er door van toorn be.-
goft te branden, oprees, de wapenen aangreep,
en den omftaanderen bykans geweld aandeed.
Maar deeze, wift het Carmen Orthium zo herr.-
roerende te fpeelen , dat Alexander wederom ver-
woedelyk naar't geweer tasde, doch aanftontfs
weder bedaarde, toen de Konftenaar iets anders
hooren liet.
ZekerDoge te Venetian, wierd door een' kon-
ftigen luitfpeeler, in zu!k eene hevige gemoeds-
beweeging gefteld, dat hy, 't niet langer veelen
konnende, uit te fcheiden gebieden moeft.
Van Pytbagoras verhaalt men, dat hy eenen jon«
geling,dien de minnedrifc onzinnig had gemaakt,
door de Muziek weder tot het gebruik zyns ver-
ftands bragt.
De Hiftori van den Koning Ericus in Denne-
inark, is te bekend, dan dat ik ze hier van de
grond op te haalen behoef: Hy had namelyk een*
Virtuoos aan 't hof, die zig beroemde, door zy«
ne Muziek de menfchen droevig, vrolyk, zagt-
moedig, toornig enz. te konnen maaken. De Ko-
ning dit naauwelyks vemomen hebbende, kreeg
begeerte, om hier van in eigen perfoon de proef
te neemen. Dewyl hier nu geen afraaden hielp,
wierden 'er alle noodige toebereidzelen gemaakt;
de wapenen wcggeftoken, en wagters befleld. Hier
op begoft de Konftenaar te fpeelen ; verwekte
droefheid ; daarna , blydfchap ; en eindelyk ,
zulk eene gramfchap in den Koning, dat hy als
raazende wierd; zommige van de toefchietende
wagters om 't leven bragt, en vervolgens, weder
by zig zelf koomende , deeze dwaasheid te be-
trenren, in beedevaart naar Jerufalem reisde.
Toen de Keizer Auguftus, zeker eenen edelen
Romein deszelfs Gemaalin, Terentia, ontnam ,
K 7                            be-
-ocr page 253-
Ijo Uit de Muziek getrokkene aanleiding
bedroefde deeze zig daar over zodanig, dac hy
geduurende drie jaaren niet wel flaapen koft, tot
hem die eindelyk gelukte , door middel eener lief-
lyke, van verre aangeftelde, Muziek.
Ja , hoe zeer de confeiemie den rampzaligen
Koning van Vrankryk, Karel den negenden , naa
het ylTelyke parifer bloedblad, ook knaagde, en
hem door vreefTelyke droomen ontrufte, heeft hy
echter altoos door Muziek weder verkwikc en te
Tegt gebragt konnen vvorden.
: Te Lacedemon ontftond eens een groote op-
roer, tot welks demping men , op bevel van 't
orakel, eenen zanger uit het eiland Lesbusmbeft
■haalen ; als wanneer de vermaarde Terpander,
door zingen en Ipeelen, de oproerige gemoede-
ren zodanig vermurfde, datze zig weder met el-
kander vergeleeken.
iElianus vertelt van den wysgeer Clinias, dat
dezelve om zynen toorn te ftillen, op de cither
gefpeeld hebbe. Bykans om dezelfde reden heeft
•Achilles, <§en van de trojaanfche heiden, de Mu-
ziek gebruikt, en zyn driftig gemoed 'er door
beteugeld.
De groote Lutherus wift zig door Muziek tref-
felyk te redde,n,en in zyne geeflelyke aanvegtinT
gen eene verademing te befebikken. Want, in
zulke gevallen was djt, benevens het gebed, zyn
eerfte: Kom laat ons een geeftelyk lied zingen,
tot ipyt des fatans! of, laat ons, den duivel tot
verdriet, het vierftemmige de profundis opheffen!
Weshalven hy ook anderen, in zulke bekomme-
H'ngen , deezen raad plage te geeven. Aan hoe
veelen wordrdit niet nog waar gemaakt: „ alsik
„ in nood maar bid en zing, zo wordt myn hart
it
reSi goeder ding'?
De Ouden hidden den dorifchen zangtrant (*)
ae._
♦:
-ocr page 254-
tot, de KenniflTe v«» GOD enzynen Wil. 231
gemeenlyk voor bekwaamft tot het bewaaren van
de fchaamte en kuisheid. Ten minften, de Ko-
ning Agamemnon liet, aleer hy te velde trok,
ait die inzigt,- by zyne gemaalin, Clitemneftra,
eenen Muficus, die 00k, door zyne Muziek, haa-
re eerbaarheid zo lafig onbefmet hieldt, tot een
boel van de Koningin hem ombrage, en naderhand
in haar de minnedrift ontftak (**).
Plutarchus, de uitmuntende geichiedenisfchry-
ver, belydt van zig zelf, door Muziek zodanig
verhit te zyn geworden , dat hy. naar 't geweer
getaft hebbe.
                    • ;
Empedocles, die teffens een wysgeer, digteren
Muziekgeleerde was, bragt eenen krankzinnigea
hierifch, door gezangen, weder tot redenen.
De Keizer Tbeodojius wierd, door Muziek, tot
deernis met de iawooners van Antiochen be-
wogen.
Matthefon gewaagt van een v'rouwsperfoon,
die, door het leeren van 't Clavierfpel, de bn-
kuisheid afleerde.
Verfcheide andere ftaaltjes van deeze materie,
kan men by de muzikaalen Auteuren (i} ont-
moeten*
(*) Zio myne inleidingi §. 2(58,
(**) ibid. 314 j
(1) By voorbeeld , Pl»tarch»s de Mufica. Donius de
«uf. vet. Pfeiffer en Prinz, ubi fupra enz.
§•' 129.
Tegenwerpingen, beatttwoord.
Wy viriden veel fraais en zeldzaams in deeze
gefchiedenifTen.. De minfte 'er van konnen in
twyfel worden getrokken , ten ware men in Yt
-ocr page 255-
srja Uit de Muziek getrokkene aanleiding
gemeen 'er tegen wilde inbrengen , waarom 'ev
dan hedendaags ook niet iets diergelyks gebeure,
nu de Muziek tot den ho.ogften top is gereezen?
Maar dit laatfte, ontken ik. In de fchielykheid
en in 't zuiver fpeelen , hebben eenigen in onze
dagen het zekerlyk zo vcrre gebragt, als het men-
fchelyke vermogen naauwelyks kan ftrekken.
Doch, zo lang men de natuur niet eigenaardigcr
na te bootfen, en meer voor 't hart, dan yoor
de oogen, te rnuficeeren, begint,. zo rang bly-
yen wy nog verre van den mogelyken hoogften
graad der volmaaktheid. De Componiften moe-
ten eveneens worden, alsdichters, die vuurig eri
hertroerende fchryven; de zangers en fpeelers,
eveneens, als afteurs op 't tooneel, die door de
hoogte en laagte, door de fterkte en zvvakte hun-
ner ftemmen, ja, door hun geheel bedryf, de
zangwoorden eerfi bezielen en nadrukkelyk maa-
ken. Dit alles leerde voortyds de gehaardenkonft,
met de Muziek gepaard gaande. Deeze konft moet
teffens weder opgedolven en in 't werk gefleld
worden, dan zal onze Muziek insgelyks wonde-
ren vertoonen. Echter is ze in de tegenwoordi-
ge gefchapenheid ook niet ganfch krachteloos.
Want, behalven het gewoone vermaak , 'twelk,
nuzo wel als voorheen, 'er door-bereikt wordt,
heeftze by ons magt genoeg tot het opwekken
van blydfchap en droefheid, welluft en zedig-
heid, zagtmoedigheid en liefde enz. met dit ver-
fchil nogtans, dat men h'edendaags daar van, als
van een bekende zaak, weinig werk maakt, en
meer fchadelyke dan heilzaame uitwerkzelsfchynt
te bereiken. Te weeten , in plaats dat eertyds
een zangiluk, 't welk aan de onthouding van on-
tugt den buhoorlyken lof gaf, tot kuisheid be-
weegde, zo gebeurt nu, wegens de dertele zang-
* ' b                                         ftof-
-ocr page 256-
tot de KenniflTe van GOD en zynen Wil. 253
ftoffen , "dikwyls het tegendeel. Waarlyk , ik
zou hedendaags zelden 'er toe aanraaden, aan een*
Virtuoos eene vrouwsperfoon te bewaaren te gee-
ven , nu de meefte muzickkonftenaars, volgens
de uitdrukking van Mattbefon, tot den dienfi:
van God en van de deugd , mifichien alle de
dagen hunnes levens nooit een inftrument ter
hand genomen, of een Airtje gezongen hebben.
Ondertuflchen konnen ons de bygebragte voor-
beelden leeren , hoe wy ze gebruiken raoeften,
orn ons hart', in ftede van het weeker en verwyf-
der te maaken , aan de groocmoedig- en dapper-
heid, aan menfchenliefde en meedogen, met
een woord, aan de deugd, te gevvennen. By de
tooneel - muziek liet zig hier van beft de proef
neemen; ja, dit is reeds menigmaal gefchied. En
in den kryg wordt ze nog ten huidigen dage zeer
nuttig.
§• i3°-
Nuttigbeid der Muziek in den Oorlog.
Want, ze is aldaar niet zo wel ingevoerd, om
het kermen en weeklaagen der verwonden enfter-
venden te verdooven, gelyk zommigen, die met
de gefchichtboeken daar over niet hebben ge-
raadpleegd, zig verbeelden; dan veeleer, om de
ftrydende aan te zetten en moediger te maaken.
Alle nacien zyn het hier in genoegzaam eens; en
door nieuwe, ongewoone foorten van Muziek,
widen de Ouden, by wyze van Krygsliften, zom-
wylen merkwaardige overwinningen te behaalen
(1). lets zonderling;s was 00k de dans, by de
Spartaanen gebruikelyk, door middel van den wel-
ken zy in hunne jongelingen de dapper- ea ftouc-
moe-
-ocr page 257-
$ 54 Uit de Muziek getrokkene aanhiding
. moedigheid zogten te ontfteeken. Zy verdeelden,
volgens hec berigt van den genoetnden Prinz , hun-
ne geheele manfchap, naar 't verfchil van>ouder-
dom , in drie reyen of kooren. Die der Ouden
begoft eerfc te danilen, en zong 'er by : IVywa-
Ten in den kryg voortyds vermaarde Helden.
flier
op antwoorde de rey der jonge mannen :Wy zyn
't nog hedendaags
, wie tivyfeh, kan zig me/den.
Dan kwam tie rey der jongelingen aan den dans,
en zong: Wy denken met "er tyd, in d'edie oor-
logs- orden, door moed en ivys beleid, nog regt,
vermaard te warden.
Dit volk wierd eenige rei-
zen door hunne vyanden, de MefTeniers, over-
wonnen; nmr Tyrtceus, de Spartaanfche Veld-
overfte, mankte hun, door de verfchafte Muziek,
zo veel moed, datze , met ongelooflyke dapper-
heid,uog £enen aanval waagden, en:de vyanden
t'eenemaal vernielden (a).
                    <
(i) Voorbeelden hier yanvindt men in Prinzens muf. hift.
(2) Conf. Juftims Lib. 3. cap. y. Paufanias de reb.
Meflen.
§• 131-
Wat de Muziek der Ouden voortrekkelyk
maakt boven de hedendaagfche.
Waarom nu de oude Muziek. de onze heeftkon-
rien overtrefFen, zal zig uit het navolgende gemak-
-fcelyk laaten bevatten.
c De befle Mufici isaaren doorgaans 00k de befle
Po'ieten
; componeerden hunne fcukken voor-en
muficeerdenze op de vereifchte infcrumenten, zel-
ve; juifc zo, als 't behoorde (1). Hoewel ik
den Heere van Till dit niet toeftaan kan, dat hy
'de langzaame rnaatfoorten in 't gerneen , voor-
n
                                            trekt
-ocr page 258-
tot «feKentiifle vanGOT) en zynenVfA. 23 f
trekt boven de fchielyke ; zo is echter het lang-
zaame, tot het verftaan der zangwoorden, zeer
dienftig. Plutarchus zegt: drie dingen moeten 'er
altoos tot het geboor koomen
, de toon, de tydmaat,
en de lettergreep.
Alle hunne liederen , en alle omftandigheden,
betrokken zig op hunne goden en derzelver daa-
den.
Hoe ieveriger men dit dreef, des te krach-
riger koft de Muziek op het bygeloovige volk
werken. Was dit, in betrekking tot den waaren
God, by ons nog zo, wat treffelyke uitwerkin-
gen zou niet onze Kerkmuziek uitleveren? Dit
was by de heidenen des te eerder doenlyk, ver-
mits de Poeeten 00k teffens hunne godgeleerden
waren, weshalven zy dan de benaamihg draagen
van Propheeten £vates;) Tit. 1: 12.
Zomraigen zyn van gedagten, dat de opvoeding
en de landftreek 'er insgelyks veel aan gedaan heb-
ben; als konnende veroorzaaken, dat de gemoe-
deren ligter aan te noopen en gevoeliger zyn.
Ten vierden, de Ouden verftonden de konfit
tie fpraak.des batten door Muziek uit te drukken^
als gezegd, beter, dan de hedendaagfche Compo-
niften. Zy fchetften het bedryf onzer begeerten
en hartstogten zodanig af, dat dezelve 'er door
gaande gemaakt wierden ,\gelyk een hond te blaf-
fen begint, als men zyne item namaakt. Daaren-
tegen ziet men by ons meer dp het konftige van
■diflbnanten* bindingen, yreemde toonvallen, onr
verwagte veranderingen, en op de fchielykheid ^
zo dat het oog bykans meer te zien, dan het oor
te hooren'heeft. , Het ontbreekt ons tegenwoor-
dig 00k wel nietgeheel aan Componiften, die de
taal der hartstogten verftaan; maar, het eenvou-
dige wordt 'er niet altoos by in acht genomen,
en men valt dikvvyls van <*en haf tstogt op de an-
derc.
-ocr page 259-
1^6 Uit de Muziek getrokkene tanhidittg
dere. By een zangftuk moefc men billyk niet op"
enkele woorden zien,maar alles diende zig te be-
trekken op een zeker geheel. Wat daar toe be-
hoort, dat heeft men alleenlyk voor nadrukke-
lyk te houden; alle andere woorden niet, hoe
ze ook fchynen en luiden mogen. Doch, hoe
kan dit bereikt worden, als de Componiften zig
llegts aan enkele woorden vergaapen , en , by
voorbeeld , in de zangwoorden eener Aria eerft
omzien, of ze niets van donner, blixem, loo-
peri, rennen, jaagen enz. vervangen; in plaats
datze enkelyk raoeften navorfchen , wat ftaat des
gemoeds 'er in opgefloten legt? Dus volgr ook ,
dat men de fraaifte texten tot de Muziek diene te
verkiezen, en, anders te vergeefs componeere
en muficeere.
                            .
De ingevoerde grondtoouen der Ouden hadden
mede aan de zeldzaame uitwerkingen vry wat deel.
Men eigende aan ieder zyne byzondere eigenfchap
toe, en Met hem die behouden; droevige zaaken
componeerde men uit droevige - en vrolyke on-
derwerpen, uit vrolyke toonen. Maar nu laat
men de konft tegen ftroom vaaren, en verfchoont
noch maatfoort:, nochgrondtoon; den inftrumen-
ten doet men insgelyks geweld aan, gelyk ik zelf
eens een ftuk uit D over de kleine, met D Wald-
hoorns heb opgefteld.
De konft is ook hedendaags te gemeen, 't welk
eertyds, toen ze nog als een gedeelte dergeleerd-
heid wierd aangemerkt, zo niet was.
De Hcer Matthefon rekent hier insgelyks on-
der, de voordeelen, die de oude Muziek menig-
maal van de reeds gemelde gebaardenkonft plagt te
trekken.
Eindelyk, vermits de Ouden t'elkens maar uit
ten" grondtoon fpeelden, zo kondenze ganfeh zui-
ver
-ocr page 260-
tot ^Kennifle van GOD *» zynenWil. 237
verftellen; in plaats dat wy tegenwoordig, we-
gens de bytoonen, iets moeten toegeeven, In-
raiddels, by aldien de overige wonderen, die men
van de Muziek der Ouden opgeeft,zig uic hec by-
gebragte niet als ganfch mogelyk laaten bevatten,
zo vind ik geen zwaarigheid, orn ze aan de mage
van booze geeften onder de heidenen toe te fchry-
ven: aangezien deomftandigheden'er by , meeren-
deels zodanig zyn, dat men op goede, geen ver-
moeden hebben kail.
(1) Conf. Donius deprasft. muf.vet.lib. I. p tp.VanT'tU,
1. c. pars 1, fe£t. 7 J' J. 6.----J. Voflim de poemat. cantu.
PaB* 80.                   ,
§• 132-
f Van^t verhodder onmiddelyk achter elkander
volgende Quinten en OBaven.
Ik kan niet nalaaten, myne gedagten over het
genoegzaam bekende Quinten- en Oftaven- ver-
bod bier mede te deelen. Men is eenpaarig van
gevoelen, datze niet klinken; te weeten, niet
aangenaam tot het gehoor koomen. Doch, over
de reden, waarom ze niet klinken, is men 't nog
oneens (1). Zommigen neemen dieshalven de
Helling aan, dat twee op- of achter elkander vol-
gende volmaakte dingen, der ziele een" tegenzin
verwekken;
fehoonze hier van het bewys, myns
oordeels, nog fchuldig zyn (*), Het verbod in
'tgemeen, behoort geenzins, gelyk zeker k want ons
tragt te doen gelooven, onder de kwaalyk be-
greepene meeningen, van de oudheid tot ons over-
gebragt; zelfs niet eens dat, van *t verrnyden der
bedekte .Quinten en Oftaven, die nogtans, we-
geus haare bedekking, van minder belang zyn 4
hoe-
-ocr page 261-
±38 Vit de Muziek getrokkene aanhidlng
hoewel ze, in ftukken van vveinig fternmen, ganfch
fober luiden, en de harmony bykans evenveel, als
de openbaare,bederven. De Quinten en Octaven
zyn niet om dezelfde reden verboden. Ieder dient
alzo in 'c byzonder to worden bygebragt. De Ofta~
ven
zyn verboden, om datze tegen het oogmerk
van het volftemmige, van 't vullen en 't vertler-
ken, aanloopen. Want , als 'or twee, of meer,
achter elkander koomen,dan vvordt de melody eens*
klaps al te bloot en naakt, en de paffafien wor-
den met de voorafgaande en navolgende al te on-
gelykvormig. Dit merken wy volgens eene dui-
fterebevatting, en het mishaagtons als eene onvol-
maaktheid. Inmiddels, waar men van't gemelde
oogmerk opzettelyk afzict, gelyk in 't all Otlava,
daar zynze vvelluidende. Voorts , Quinten van
eeneriei foort, neem eens, enkel groote, klinken
daarom niet goed achter elkander, dewyl ieder een
primen en een quint eens byzonderen grondtoons
vervangt, en dus veroorzaakt, dat men by haare
aankomfl: de voortzetting des grondtoons, totwel-
ken zy behoort, verwagt, in welke hoop de ach-
tervolging eener gelykfoortige, onsbedriegt, en
zulks in weSrwil van de muzikaale grondftelling:
in de zangkiding moet niets invloeyen, dat of tot
de natuurlyke toonen eens grondtoons niet behoort
,
of, met dezelve zig filet gevoeglyk laat vereeni-
gen;
gegrondveft op de kundigheid: de natuur
maakt geene fprongen.
Wie zo iets opftelt, die
doet als een' inval in een vreemd land. Men mag
I zekerlyk tot andere toonen overgaan, maar dit
i moet manierlyk gefchieden , en zonder verbree-
king van 't gewoone ceremoniel. Wyders, met
quarten van eeneriei foort, heeft het dezelfde ge-
ichapenheid; als zynde flegts omgekeerde quin-
ten. En de. tertfen moeten zodanig achter elkan-
-ocr page 262-
tot tfVKennifTe •vanGOQen zyntnyN'i\. tj9>
der volgen , gelykze in de weezentlyke klanken,
eensgrondtoona vervangen leggen: by voorbeeld,
niet c, e ,• d, fkruis, in c over de groote, als
geenfkmisgedoogende ; maarwel, f, a,- g, b enz.
(i) Zie de mufic. bibl. Tom. 2. pars 4.
(*) Zie myne inleiding § 221.
, § '33.
De Re/igie rigt zig in haare leeren niet naar ons.
De natuur doet geen -fprongen, en de genach
houdthet inhaarrykeveneens.Hieriseenerlei ichik-
king; dezelfde ftigter en Heer. Daarom moet men
uit dien hoofde der Religie geene tegenwerpingen
maaken, ofverlangen, dat alles daar in zig naar
ons rigte. Dit ware immers, God tot onderdaan
■ hebben willen, niet tegenftaande wy, het zyons
lief of leed, hem onderworpen blyven. Alles of
terftond willen bevacten en terftond werkftellig
maaken, ofanders, verwerpen willen, is zeker-
lyk ongerymd. De kennis waft, onder vroomig-
heid en aanhoudende vlyt, allengskens, en hec
heilige leven, als de uitvoering 'er van, breidt
zig, onder beding dat het willen ernftig voort-
duure,'by trappen verder uit. Zelfs de bekeering
tot dewaare Religie,gefchiedt niet in £eV oogen-
blik , maar gaat van een klein beginzel tot de
grootte des volwaiTen ouderdoms over. God koft
ons zekerlyk het waare, zaligmaakende geloof op-
eenmaal fchenken , en ons hart. Hem te heiligen ,
dwingen. Doch, Hy liandelt zelfs in 'fryk der
natuur niet met ons volgens Zyne magt; fchoon
Hy ons 00k aanftonds als groote Konftenaars en
geleerde', konde laaten ter wereld komen. Nog
1
                                        min-
-ocr page 263-
240 Uit de Muziek getrokkene aanleiding
minder wil Hy, dat 'er in 't ryk dergenade lets
aan ons zy, daar van wy niet voor zo verre de
eigene werkers waaren , om Hem onze gehoor-
zaamheid 'er door te konnen betuigen, en', of lof
of ftraffe, naar dat wy maar willen, 'er door te
konnen verdienen. Overzulks koomt het in de
Religie hier op niet aan, dat wy aangaande haa-
ren geheelen Inhoud de reden by te brengen ver-
mogen; maar, het moet ons reeds yoldoen, als
het geene, dat wy 'er van weeten , hoe veel of
weinig het 00k zy, zekerheid beheld. "Wat wy
niet beter weeten konnen, dat behoeven wyniet
te verantwoorden. Gelyk het zelfs in de Muziek
ongeoorlofd is, buiten de grenzen eens grond-
toons,zonder behoorlyke voorzigtigheid,in eenen
anderen over te loopenj zo gaat het 00k in de
Religie niet aan , dat men zig flegts naar wille-
keur , zonder goede reden, nu tot.deeze , dan
weder tot eene andere, vervoege , of nu die, dan
weder een ander, geloofc-punft-'er uit kieze en
beweere. Dit is en blyft een gebrek. Des-
gelyks handelen zy dwaaslyk, die het Chriften-
dom, wegens overblyvende feilen, voor vergeefs
werk uitkrytem Zal men de Muziek daarom ver-
werpen, om dat 'er nog geen Componift, die
niet nu en dan misflagen in 't cornponeeren be-
gaat, en onzuivere paflafien nederftelt, opgeftaan
is? Een groot Muficus maakt te mets de eigenfte
fouten gelyk een leerling, maar, op verre na zo
dikwyls niet en bedekter, als deeze. Dit zelfde
verfchil is 'er 00k tuiTchen chriften en onchriften^
Inmiddels, men moet zelfde hand aan 't werk
flaan, ten einde de leerling een Meefler; en 'c
Kind , een man in Chriftus worde. Daar over
behoeft men zig niet te verwonderen. Al was 'er
geeu. aangeerfde verdurvenheid ingevoerd, zou-
den
-ocr page 264-
■/or</<rKgflmfle van GOT) en zynen Wil. 141
den vvyevenwel zelveonzezielen hebbenmoe-
ten aankweeken, en ze allengskens tot devol-
niaaktheid brengen. De ftaat van proeftyd
brengt dit volftrekt mede.
§• '34-
'Of d'teren tig met Muziek vermaa-
ken konnenl
, Dat die'ren mede in Muziek vermaak fchep-
pen, knn men niet , ten minften niet in dien
zin , gelyk van den menfch , bevcftigen.
Geenen ontbreekt die krachc der ziele , door
middel van de welke wy ons verluftigen ; na-
melyk , de bewuflheid van hen zelve en van
't geene, dat 'er -in hun omgaat. Zy heb-
ben maar eenige [zielenkrachcen, en wel de
laagfte krachten des verftands,als mede, eeni-
ge begeerten, met den menfch gemeen. Vol-
gens deeze fchynenze te mets, gelyk de men-
fchen , naar reden te handelen ; doch, net
zweemt 'er flegts' wat na. Alles, wat men,
ten aanzien van Muziek en haare ukwerking
op hen , van hun verhaalt, beftaat of in ver-
digtzels, of in een aanwendzel, ofineenuit-
terlyk gevoelan. Tot e£n van deeze drie clas-
fen, konnen die hiftorien atlegaSr gebragt wor-
den. Ollfanten zullen geerne de trommel hoo-
ren; Zxvaanen, de cither; Herten en Beer en ,
het pypwerk ,• Dolphinen, hetfnaarenfpel; Mull-
ezels
en Paarden, de bellen. De Kreeften zul-
len zig op zommige plaatzen naar de melody
eener pyp laaten vangtn. Beeren, paarden (1),
en eenige andere dieren , leeren we!, naar ze-
kere mclodyeD, danflen; zy doen hec center
L
                             niec
-ocr page 265-
242 Uit de Muzlek getrokkent aat^iding
niet wegens die voizen, maar om datze , aao
hunne gewoonte erinnerd, danflen moeten ; en
het danfien is 'er ook na. „ Al fchync het,als
„ of bonden en aaperi te mccs op de maat dans-
j, ften, het is evenwel zeker, dat zulks veel-
,, eer uit de langduurige gewoonte, uit vreeze
3, en 't bevel des onderwyzers,dan uit natuur-
.,, lyke neiging , voortfpruite" ; volgens de
woorden van Francifcus Salinas , uit zyn ge-
fchrift vande Muzick,door den Heer Matthe-
/"///bygebragt. Zomwylen wordenze ookwaar-
' jyk , door een uitwendig gevoelen , tot zekere
bedryven, in de welke zy of behaagen ofver-
driet fchynen te hebben, aangenoopt: by voor-
beeld , wanneer de bonden by 't klokluidcn, of
blaazen op een pofthoorn, beginnen te huilen.
Diergelyke aandoeningen zyn voor hunne ge-
boortuigen te fcherp , des geevenze door 'c
huilen te verftaan, hoe zeer zy dezelvefchuu-
wen. Dit , benevens de aanwenning, moet
ook by de vifcben, en ahdere dieren, de reden
iniluiten, waarom ,menze door bellen, en an-
dere inttrumenten, lokken eh wegjaagen kan>
En waarom zoude ons dit onwaarfchynlyk voor-
kornen van dieren , die in de fcherpte van eeni-
ge uiterlyke zintuigen gemeeniyk iets vooruit
hebben; aangezien zelfs veele .menfehen zig
meerop deeze wyze , dan door reden, laaten
regeeren ? Hoe menigmaal wordt niet de rnenfch
bet elendiglte onder de dieren , wanneer hy tot
de flavemy zyner, dikwyls meer dan beeftach-
tige , begeerlykheden vervalt? Zulke zyn be-
klaagensvpardig, en zyn het ook niet. Kon-
denze doOr klinken en zingen geneezen wor-
den, wateene menigte bellen zouden 'er van
ncoden weezen! Ei iieve! weft niet gelyk een
peert t
-ocr page 266-
tot deliennilTe van GOD en zynen Wit. 245
peert, ge/yk een muil-ezel, welk gem verftuiid
en heeft
, welks muil men hreidelt met toom en-
de gebit!
tJr) In de muzikaale gefchiedkunde koomen eenige paar-
de-danfi'en voor: by voorbeeld, de Syboriten bragten op
hunne gafteryen , ipaarden , die naar de fluit dansften, en
mer de voorfte pooten allerhande caprioolen maakten. J-£>-
henxus Oipnofb^h. cap. 6. In Koppenhagen heeft men-in 't
j.iai 1618 00k diergelyke danflen gezien; volgens Hars~
Aurjfcrs
gefprachfpiele, pars 7. pag. 3 « 7.
§. 135.
Invloed der Muziek in de zeden, bevefligd.
Ja, ja, een beterfchap des harten, of veel-
eer een begin daar toe, kan waarlyk door de
Muziek worden gemaakt. Dit hebben de Ou-
den voor ganfch zeker gehouden , en, ons in de
aardige fabelen van Orpheus en Amphlon willen
aanduiden. Beide fpeelden, volgens de ver-
digcfejkunde , op hunne inftrumenten zo kon-
ftig, en zongen teffens zo beweeglyk, dat de
boomen voortrukten en hun natrokken; dat de
felle leeuwen, de wreede rygers, en andere
wilde dieren , de wildernis verlieten; hunne
gramfchap en grouwzaamheid neerleidden , en,
nefFens de harde fteenen, aan de liederen van
deeze hemelfche zangers zig kwamen verlufti-
gen. Hier mede hebbenze ons, volgens hcc
eenpaarige gevoelen der geleerden (i), alleen-
lyk willen te verftaan geeven, dat deeze tref-
felyke mannen, door hunne, in zangliederen
bevatte, leeringen , de ruuwe zeden hunner
tydgenooten befchaafden, en dezelvc aan.een
redelyker manier van leven gewendden, l3e
L 2
                            ge-
-ocr page 267-
*44 &9 de Muziek getrokkene aanleiding
gcfchiedenis van Amphion wordt ook hier door
zeer merkwaardig, dat Theben, eene vermaar-
de griekfche ftadt , door toedoen zyner Mu-
zick gebouwd en teffens met het voorregt be-
Ichonkcn wierd, datze niet anders zoude rer-
nield mogen worden , dan door Muzick. Dtt
zal Alexander de Groote gedaan en die ftadt
door behulp van zynen konftpyper, Ismenias,
yeroverd hebben. De overweidiging dier ftadt
is zekerlyk door deezen Koning gefchied. In-
middels, of die omftandigheid van de Muziek
riiet eene verdraaying zy, van *t geene, dat 'er
by de ftadt Jericno, toen ze door Gods volk
wierd ingenomen, gebeurde: want, de Grie-
ken hadden immers te dien tyd reeds Muziek
by alle hunne veldtogten;dan, of deeze zaak,
ter nabootfing van gemelde gefchiedenis ,
waarlyk duivels werk geweeft zy, zulks valt
my tegenwoordig zwaar te onderzoeken. Dit
laatfte is van oude hiftorien zeer dikwyls waar,
fchoon men 'er weinig acht op flaat. De boo-
ze vyand heeft zig onder de Kinderen des on-
geloofs geftadig gedraagen als een aap Gods ,
deszelfs werken, zo goed als het lukken wil-
de, en zo verre, als het hem toegelaaten wierd ,
iiabootlende. Want, dewylhy, vorftderdui-
ftemis, de wonderwerken , tot den opbouw
kes ryks Gods menigmaal gefchiedende, niet
gonde beletten; zo heeft hy, door groote leu-
»entydingen en nagemaakte wonderen , zya
credit evenwel -getragt te bewaaren.
(-i) Sylve'ftres homines facer interpresque Deorum Cxdi-
bus et Fccdo vi£tu deterruit Orpheus, Dittus ob id lenite
Tioros rabidosque leones. Homt. in art. poet. ConF. eti-
am Sabims ad Ovidii Metam. Lib. X. Fab. 2. J{iriberus
. mufurg. Pars 2. Lib. 9. cap. I. pag. 201. G. J. Fojfms, de
nawra artiura Lib, 1. J. ij.
§. 136
*
-ocr page 268-
W 4i Kennifje van GOD en zynen WiJ. 245-
§. 136,
Fan it gefcbiedenis by Jericho.
Ret ontbrak hem, in zyn ver uitgeftrekt ryk,
geenzins aan lieve getrouwe , die ondernamen
en zig nog hedendaags onderwinden, de ont>
moeting by de ftadt JERICHO', onder dea
dapperen Generaal en geregtigheid beminncn-
den Jofua voorgevallen, of in twyfel ce trek-
ken, en voor een verdigczel der joden op te
geeven , of voor icts natuurlyks , der Muziek
wel mogelyk , te houden. Docb., bcide kon-
nen met hunne wangevoelens verder niet voorc-
komen , dan flegts by hunnjM gelyken; de cer-
llen, weetefl aan haarc zaak eerder geenen fchyn
geevcn, voor ze de gefchiedeniflen van Cods
volk onder de Keizers Auguftus en Nero, ou-
zeker hebben gemaakt; waar ze evenwel, naa
zo verfcheide vrugteloos ondernomene poogin-
gen, zo drazy *er flegts aan denken, vreeflyk te-
genaanzien. Blyven deeze gefchiedeniflen vaft
en buiten twyfe!, zo zyn insgelyks de bocken
des oudeu Teftaments , benevens hunnen ge-
heelen inhoud , voor altoos geltaafd, Wyders,
de natuurkundige , die het inftorten van de
vafte,. ongemeen dikke, muuren der ftadt Je-
richo, aan 't geklank van eenige trompetten ,
en aan 't veldgefchrei der belegeeraars, ftouj-
moedig toefchryven, weeten , by geluk , de
belcende proefneeming van glafen in ftukken te
fcbreeuiven,
tot hun voordeel aan te trekken
Doch, ze zyn by deeze natuurlyke verklaaring
eener bovennatuurlyke zaak, zodanig tot net
onnatuurlyke vervallen , dat 'er, natuurlyker
L 3
                           wy-
-ocr page 269-
146 Uit de Muziek getrokktne aanleidmg
wyze niets dan uitlachen op volgen konde
CO. Het in ftukken fchreeuwen van glafen is
zekerlyk heel vvac anders } en gekykt by de eerft-
gemelde gefchiedenis, zo wel ten opzigt van
de handelwyze, als ook ten aanzien der uit-
werking, in 't minfte niet. Door een hevig
gefchreeuw, en door klinkend gemaakte lugt,
met de grootte en fterkte eens glafes in even-
redigheid gefteld, laat zig de iamenhang van
glafen ligt vernielen ; rnaar, hoe koomt dit by
itadtsmuuren te pas ? Men heeft derhalven die
gefchiedenis, Jof.6.aan te merken als eenebui-
tcngemeene werking Gods, door de vvelke Hy
in zyn volk, moed en vertrouwen, maar in
de heidenen , fchrik, wilde verwekken. Tot
deeze, door Muzkk vermaard gewordene, muu-
ren, koft men dok nog die der ftadt Troja re-
kenen. Apollo zal dezelve, volgens de fabel-
digters , in zyne ballingfchap hebben opcrek-
ken helpen, en door 't leunen van zyne Her
achter op de muuren, zullen de fteenen den
klank 'er van hebben ingezogen, zo dat ze,
als men 'er aan ftiet, begotten te klinken. Dit
laatfte geloof ik wel; doch, het zal zekerlyk,
niet door Apollos Her, maar , door een'ige
konftgreepen , by voorbeeld, gewelfzels en
iets diergelyks, zyn yeroorzaakt. Het onwee-
tende gepeupel heeft een reden 'er van, naar
zyhen fmaak, verzonnen, die naderhand door
de digters is opgefmukt.
(x) Conf. Morhoffii diflert. de fcypho virreo per certurn
humanae vocis fonum frafto, in dill". Acad. pag. 329. if.
Buddeus de ruina murorum Hierichuntinorum , in Par^g.
Xhepl. hift. pag. 228.
i 137.
-ocr page 270-
tot de KenmfTe van GOD tnzynen Wil. Z47
§ '37.
Gefchiedenh van den Koning Said.
MifTchien ontkennen zommigen de uitwer-
kingen van de Muziek der Ouden alleenlyk daar-
ora, datze een regc fchynen te bekoomen, om
het geene, dat in de heilige fchrifc t Sam. 16.
van haare krachtop den Koning SAULgemcld
wordc,insgelyksals ongelooflyk ce verwerpen.
Maar die gefchiedenis behelft onloocnenbaare
waarheid Daarentegen maaken anderen, die
deezen Koning voorlichaamlyk door denduivel
bezeeten uitgeevea,zig omcfentde Muziek aan
onregcvaardigheid fchuldig. Zc beroepen zig
wel op de fpreekwyze der fchrifc: de geeft des
Heeren iveek van hem
, ende een booze geeft van
den There verfchrikte hem;
vs. 14. Doch, ge-
lyk de vvoorden, de geeft Gods, volgens het een-
paarige gevoelen der vermaardfte Godgeleer-
den, ni«t te verfraan zyn van den heiiigen Geeft,
maar, van het toewenden ecns zekeren graaus
van gemoeds- en zielenkraehten, noodig ver-
eifcht, om uit een' gemeenen man, eenenNvaar-
digen Koning te maaken, die nu koningtyk gc-
zind, en tot zyn gewigtig ampt uitneemend
bekwaam zou weezen ; zo betekenen insgelyks
die, een booze geeft van den Heere, eene amen-
ding der eertyds verleende'krachten; eene af-
wyking van de voorige edcle gevoelens, vol-
gens welke hy nu, en mifTchien meerendeels
door aanporhng en verleiding eens boozen
geeftesjuit een hoogachtbaar, genadig Koning,
een verwilderde en wreede tyran was gewor-
den. Hicr by kwam de verwerping van God,
L 4
                          door
»
-ocr page 271-
24S Uit de Muziek getrokkene aanleiding
doer Samuel uitdrakkeiyk aangekondigt; en ,
de gepropheteerde verheffing zyns naaften tor
den troon. Door de overpeinzing van dit al-
ios, en naderhand nog door de nydigheid en-
wangunft, wegens de hoop, die David tot den
troon fcheen te krygen, geraakte Saul in ecn'
melankolyken gemoedsftaat, en in zulk eene
groote zwaarmoedigheid, dat hy, wegens den
geltuiten omloop zyns bloeds, byna verftikte
(1). Die is nog hedendaags de p'laag van me-
lankolyken , datze altoos te moede zyn, als
of ze fmooren moeften, weshalven zydan ple-
gen te zeggen, alles- worde hun te eng voor
benaauwdheid. Daarom heet het 00k van Saul,
dat Davids Muziek hem tot eene verademinge
geftrekt hebbe Qx). Dus volgt 'er uit de fchrif-
tuurlyke fpreekwyzen niets tot betooning ee-
ner lighaamelyke bezeetenheid, en de byge-
bragte oraftandigheden gebieden en noodiRen
ons 00k geenzins, om 'er zo iets uit te beflui-
ten: want 'er worden, eerftelyk, geen bedry-
ven eens bezeetenen van Saul vermeld. Ten
iweeden, menziet niet, hoe Sauls knegten in dit
geval den raad hadden konnen geeven, cenen
Muficus te laaten haalen: want , de kracht der
Muziek ftrekt niet verder , dan zwaarmoedi-
gen flegts, geduurende eenigen tyd, te ver-
kwikken ; en meer konden de voornoemde
raadsmannen 00k, met reden , van haar niec
verwagten. Dat deduivel in V gemeen voor de
Muziek vliede,
om dat hy ze niet veelen kan ,
is een (telling, die juift uit de onregte verklaa-
ring deezer gefchiedenis voortfpruit. Ten der-
den, was Saul in der daad lighaamelyker wy-
ze bezeeten geweeft , zo was hy door boven-
natuurlyke kracht, niet door Muziek , genee-
zen.
-ocr page 272-
tot de Kennifle van GOD en %ynen Wil. 249
zen. Maar, de heilige fchrift gewaagc van
geene andere oorzaak, dan van den fpeelenden
David. Ten vierden, men zou, volgeiis de
tegengeftelde meening , hec getal der wonder-
werken , zonder noodzaak , vergrooten : want /
deeze booze geeft der onrufl; kwam meermaal*
over Saul; deeze redenen fchynen my tot bc-
veftiging van myn gevoelen reeds toereikende.'
Terwyl nu David op zyn inftfument fpeelde,
en 'er mifichien 00k lieflyk by zong, al waa-
ren het juifi geene Pfalmen, befchikte hy den
Koning 38ul niet alleen aangenaame denkbeel-
den, maar veroorzaakte 00k in deszelfs lig-
haamsgeftel eene geneuglyke aandoening, vol-
gens welke de hevig geperfte levensgeeflen ,
en de o^geregelde, of zelfs geftuite, omlooff
des bloeds, door toedoen van de ziel, geflild
en verdeeld ,en duszo wel de benevelde,angfl-
vallige gedagten, a!s 00k deongemakkelyke
Ifghaamsftaat, verdreeven wierden. Maar dee-
ze kwaal des Konings heet ten booze geeft Go-
des
1 Sam. 18: 10. om diitze een gevolg was
van Gods toelaating en beftiering; ja, een daa-
delyke Itraf Gods,wegens begaane ongehoor-
zaamheid. De Muziek had aan deezen Koning
reeds voorheen haare kracht beweezen: want,
naa zyne zalving, by de te ruggekeering van
Samuel, eenen hoop muficeerende Propheeteri
ontmoetende, 1 Sam. 10: f —to, begoft hy in
het midden van hen tepropheteeren, of in ver-
fcheide opzigten te doen gelyk een Propheet;.
namelyk, God te looven , zyne wonderen, ge-
woonten en regten te verkondigen, en aldus
met hemelfche aandoeningen vervuld te v\for<
den.
ij) Dil i& de betekenii van -t hebreeuwfche woord ny3,
V j,
                                by
-ocr page 273-
5fc Ifit di Muziek getrokkene amleiding
fey de 70 overzetters « regt door miyu uitgedrukt.
(2) Het vroord nn [geeft] heeft in 't hebreeuwfche dee~
ze beduidenis, gelyk zulks blykt uit Judic. 9:23; cap. 8 :
3; Eccl. 10: 4; cap. 7:8; Spr. 29: 11. Zonder nu eens
te gewaagen van de voorbeelden uit het nieuwe Teftament,
alwaar 7rvsvui» eveneens wordt gebruikt ; nademaal wy
deeze fpreekwyzen zelfs in onze taal hebben; zeggende,
fey voorbeeld, de hoogmoedsgeeft, de twiftduivel enz.
§• 133-
Gefcbiedenis van Elifa,, *
Nog 6£n merkwaardige ontmoeting met Mu*-
ziek, niet minder oplettendheid, dan de voor-
gaande, verdienende , koomt ons in de heilige
ichrift voor 2 Kon. 13: ij ; aangezien het den
Almagtigen behaagde, het fnaarenfpel tot een
mtddel te gebruiken, om denPropheet ELISA
'er door tot een openbaaring te bereiden. Want,
toen Joram, Koning van Samaria ; Jofophat,
Koning van Juda, en de Koning van Edom,
by gebrek van water in hunne legers, den Hee*
re door Elifa begeerden te vraagen; zo hield
da Propheet eerftelyk den Koning Ifraels zyne
godloosheid voor, en daar na zeid liy: br en-
get my eenen fpeelman;
namelyk; eenen man ,
*t'e wel fpeelen kan. En ah die Jpeelde, kwam
de band des Heeren
, de innerlyke trek, verlig-
ting en beftiering zyner gedagten, op bem, dat
hy propheteerde , en den vaftgeftelden raad
Gods verkondigde. Zommigen poogen te be-
wecren, als of de Muziek hier, volgens hun-
ne uitdrukking , het vebicuium hebbe moetert
weezen, of het hulpmiddel,.door welk,in de
zjej d«s Prophceten,. zyQe. kracht om tepro-
\ F
                  pheteereQi
-ocr page 274-
m de Kennifle van GOT)'en zyrien Wil. 251
pheceerenwierdgaaDdegemaakt. Maardit wan-"
fchapen gevoelcn is reeds overlang afgekeimv
Onze ziel heeft zulk een kracht met, en kan,
volgensde tcgenwoordige ge(ieldheid,die nitt
hebben. Zo wel deeze Propheet, als 00k de
hoop der voorgemelde Propheeten , die den
nieuwenKoning Saul, van de hoogte afkomer.--
de, met luiten, trommels, pypen en harpen,.
ontmoetden, gebruikten de Muziek altoos toe
den lofGods, en tot de opwekking huns gc--
moeds,- hoedanige opwekking Elifa, dje, by
zyne voorafgezonde (trafpreeJlcezo toornigovcr
den Koning Joram geworden was, hier vooral
noodig had (*). En dewyl hy bovendien met
den eerften opflag, toen hy voor deeze drie
Koningen wierd gebragt, den wil Gods of niet
aanftonds wilt, en dus eerft op de goddelyke
antwoord moeit wagten,-of om dat hy.inzon-
derheid doorgebed, bet wonder des te heer-
lyker en godbetaamelyker maaken wilde ; zo
h'ield hy miflchien met de aanweezende , ge-
duurende bet fpeelen des Konftenaars, zyne aan-
dagt, aleer hy verkondigde , wat 'er te doen
ftond ; ten einde zo wel net volk, alsdegod-
looze Joram , en de heidenfche Koning1 van
Edom, tot Hem, welken zy 'deeze verloilin"
te d'anken hadden , nadrukkelyk mogten wort
den geweezen.
(*) Zie myne Inleiding § 313.                                    ,
§. 13P. •
«
Werhing der Muziek op ons Jighaam. \
Zoo groot de kracht der Muziek is ten op-
L 6
                           zigt
-ocr page 275-
Zf i Uit de Muziek getrokkene aanleiding
zigt van de ziel, ao groot kanze ook in zeke-
re gelegenheden voor 't lighaam worden ,
zynde dus tot deszelfs bevryding van aller-
hande ongemakken en krankheden voeglyk.
De ziel heeft in 't gemeen , by haare dne-
voudige uitwerking , (bevatten , oordeelen
£n redeneeren) zeer veel invloed in degezond-
heid des lighaams;. gelyk men dit menigmaal
kan bemerken. Deeze werkingen worden door
de Muziek geholpen , ontftooken en hevigcr
gemaakc; zo dac men te regt zegt: Mufica cu-
rat corpus per animam,
de Muziek geneeit net
lighaam door behulp van de ziel (1); Al fchynt
hec juift niet gelooflyk, dat Tbales van Creta
door de Muziek, op eene natuurlyke vvyze, de
pell heb'oe konnen verdryven, hoewel eeni-
gen dit insgelyks voor mogelyk houden; na-
(iemaal de luge door Muziek gezuiverd en 't
befmct lighaam, door die beweeging tot het
sweeten gebragt wordt;zo is dit nogtans, vol-
gens onbetwiftelyke ondervindingen , volko-
mea zeker , dat veelerhande uitwerkfels aan
ons lighaam, goede en kwaade, door haar ver-
oorzaakt worden konnen, en veroorzaakt zyn.
Onder de kwaade, moet men zulke rekencn,
als by den geleerden Juftus Lipfius plagten te
gebeuren, dienamelyk by eene Muziek altoos
miflelyk wierd. De hiftorie van de Tarantula.
is te bekend, dan dat ik my hier eerft lang daar
op behoef te beroepen. Wie van zulk een
venynig dier geftooken wordt, die kan niet an-
ders, dan door Maiiek endanflen, geholpen
worden (2). Vanandere, nieuwe kuuren door
M iziek gefchiedende, kan men in de parifet
niristen der Koninglyke Academie van wee-
tenfehappen voorh.eeld.en ontmoeten. Qnder dc
Qu*.
. ■ •■
-ocr page 276-
,         Atf,&KenniffevanGOD<?»zynenWiL tff
Ouden zyn inzonderhejd deeze volgende ver-
maard: lfmenias van Theben geneesde verfchei-
de met het heupwee behepte, door zyn fluit-
fpel. Terpander zal door zyne muzikaale ge«
zangen veelelieden van menigerlei krankheden
hebben bevryd. De koorts wierd door ver-
fcheide muficeerende perfoonen verdreeven.
jEfckf>iades hidp eenen dooven, door trompet-
geluid. Xenocrates genas raazende, waterzugti-
ge en andere pacienten. Ivlogelyk heeft de uiter-
lyke bewogene lugt ook eenige werking op ons
lighaam ; ten minften fchynen zekere exempels >
by voorbeeld, hct gepiep,uitwryving oncfhan-
de, 'twelk ons baloorigmaakt,en dehuid famen-
trekt,dit te heveftigen. Ook gewaagt zekerau-
teur van eene vrouwsperfoon, die by het klok-
luiden beft konde baaren. Daarom hebben zo
wel de oude als de hedendaagfche geneesmees-
ters, het gebruik derMuziek,in veelerhande
voorvallen, aangeraaden. Want, lighaam en
ziel ftaan met elkander in zulk eene naauwe
verbintenis, dat'er in geen van beide,iets, *t
*         zy tot droefheid- of totblydfchap ftrekkende,
voorvallen kan, daar aan net andere niet aan-
llonds deel neemr. By verwekce, en eenigen
tyd voortduurende,mismoedigheid in de ziel*
wordt het lighaam al zo wel bedorven en ein?
delyk ongezond, als de ziel in haare werkin-
gen verhinderd wordt, wanneer het lighaam
door uiterlyke oorzaaken befchadigt is. Hier
ko(t ik gelegenheid neemen, ieder zynen pligc
voor te houden, om geftadig zorg te draagea
voor de bewaaring van een vrolyk gemoed; ge-
legenheid , toe de aanpryzing van de Muzlek,
om ons niet alleen het leven , en den ver-
eifchteu arbeid , 'er door te verzoeten ,
L7
                      jaj
-ocr page 277-
tjf4 w * Mazhk gefrekkme aanJeiding
ja, des te vieriger daar toe aan te moedigen, maaf
ook ons lighaam van allerhande verdrietige toe-
vallen 'er door te bevryden. Ik konde hier ins-
gelyks fraaye ophelderingen, noopendedewy-
ze dervereeniging tuflchen ziel en lighaam,by-
brengen, en, aantoonen, hoe treffelyk alles
met het Syftema nexus phyjtci (gemeenlyk Syfte-
ma influxusphyftci
genaamd , hoewel niet eigent-
lyk genoeg, ten ware men deeze beidc weder
onderfcheiden wilde) ovcreenkome, en wel
met dit Syftema alleen; ja, ik koft, by wyze
Van een aanhangzel, mifTchien niet onaardig,
lets van den bekenden Veits-dans in Duitfch-
Iand , en v*an de gefchiedenis der ontvoerde
hamelfche Kinderen, opperen. Doch, dewyl
ik nu zo begeerig naar het einde deezes werks
ben, a!s mogelyk myne leezers,- zo mag ik my
Uaar mede ook niet langer ophouden.
(i] Pico Mirandul. Thef. Mathem. 7 et 8.
' (a.) Voyes les mem. de l'Acad. Roy. des fc. An. 1702.
/ : .
§• 140.
Bevefliging van Gods goedheid.
Mogelyk beledigde ik myne leezers, iudfen
ik hun eerft wilde erinneren, boe kragrig zig
wederom, door de gemelde dubbele uitwer-
king der edele Muziek, het VERS^TAND, de
WYSHEID en de ALMAGT GODS te ken-
nen geeft. God betoont zig hier door, dat Hy
ons niet flegts met ftraf held vegeert, maar ook
voor ons vermaak, en voor de bewaaring on-
zer gezondheid en gemoedsruft zofg gedraa-
gen heeft, teffens als 4hze Heir en als ouze
-ocr page 278-
Mie Kenmfle nam GOD en zymn Wil. zy?
Fader. Hy lege ons niet alleen avbeid op, maar
zorgt te gelyk, hoe Hy ons gemoed opwakkere
En de lull daar toe geftadig onderhoude; fchoon
Hy niet langer met ons, als een Vader met on-
verftandige, maar, als met volwaflene, tot het
gebruik hunner reden gekoomene, Kinderen han-
delt; als met zulke, die 't onderfcheid tuflchen
regts en links, tuflchen goed en kwaad, weeten;
die door hunne vrye keur van 't een of't ander,
en door al hun gedrag, zullen laaten blyken, of
,ze waardigzyn, zyne Kinderen te weezen, dan
niet. Waarom willen de eenzydige menfehen Hera
hetregr, aldus tehandelen, betwiften, en liever
eenen flap- of al te teerhartigen Vader, hoedanig
eenen zy evenwel in de menfchelyke famenleving
grootelyks pleegen te mispryzen, van Horn maa-
ken? God wordt hier door niet in eenen'gruw-
zaamen verwandeld, dat hy ons de keur laat, of
wy eeuwig gelukkig, dan rampzalig, worden wil-
len , en dat hy ons niet veeleer gelukkig te wor-
den dwingt. Hy wil dit volftrekt niet, wat zult
gy tegen Hem beginnen? Genoeg, dat Hy ech-
ter, zonder ons verdienft, alle gelegenheden tot
het gelukkig worden ter hand ftelt. Uit dit alles
volgen alleenlyk deeze leeringen: dat wy ons des
te* meer wagten moeten, om Hem te beledigen;
dat wy ons des te naauwer met Hem moeten
zoeken te vereenigen, ten einde van de vreeze
voor 't tegen overftaande gevaar meer en meer
te worden onthefr. Is dat niet vaderlyk , niet
Kefdaadig, niet goedertierend genoeg, dat Hy
zig, zo veel mogelyk, naar dezwakheid, bui-
ten zyne fchuld ons overgekomen, rigt; alles
zo gemakkelyk en aangenaam maakt, als men 't
met, reden ooit konde, wenfehen^ en, d@or den
-ocr page 279-
, Zj6 Uit de Muziek getrokkene aanfeidirtg
rykdom zytier goederPieren- en latikmoedigheidom
tot bekeeringe leidt?
Deeze Goedheid Gods is het, die cms nog tea
laatften tot haare nadere befchouwing aannoopn.
Hier aan zal ik zyne voortreflHykheid eerft,regt
verwonderd,leeren kennen,en Hem geftadigmet
diepe eerbied 'er over pryzen. Wie is ivys? die
neeme deeze dingen ivaar
, en lette verffandelyk op
de goedertierenheden des Heerenl
Wy konneti
reeds der goedheid Gods niet genoeg daar voof
danken, dat Hy ons niet fpraakeloos in de wereld
gezonden beeft, gelyk wy alsdan vry wat elen-
diger zouden weezen. Herdenk maareens, hoe
- ongeneuglyk het valle, als men eenigen tyd on-
der lieden,die eene onsonbekende taal fpreeken,
.verkeerer, moet. Zo klaare blyken van flegte ken-
nis zyns uitvinders en maakers, als het alphonfi-
fche vender op ons voorhoofd, of op onze borft,
tot het bekend worden der gedagten ftrekkende',
zou geeven; zo krachtig vertoont dit Gods goed-
en wysheid, dat Hy , door middel van de tong,
de gedagten hoorbaar gemaakt heeft. Dat onze
tongen verlamden enzwart wierden in onze keel,
zulks was nog te geringe ftraf, indien wy de laat-
fte wilden zyn,die den Heere daar voordanken,
en zyne goedheid vermelden. Maar dit was den
beminnenswaardigften Schepper nog geen goed-
heid genoeg. Onze fpraak zoude insgelyks lieflyk,
zagt, ruuw ,heefcher, trots, kortelyk, eene uiting
onzer driften en gemoedsbeweegingen weezen ,
op dat wy weeten konden, dat de fpraak niet by
geval gekoomen, maar, door de goedheid , magt
en wysheid des Scheppers, ons verleend zy. Door
't fpraakgeluid verraaden wy ons by anderen j en
anderen verraaden zig 'er door by ons. i zelfs
,v,,,.
                                                     wan-
-ocr page 280-
tot </<?Kennifle van GODf» zynen Wil. ifj
wanneer wy elkander niet zien , en de woor-
den niec ter deeg verftaan (*). Zonder nu eenS
te gewaagen van hec groore voorregt, 'c welk wy
door hec fpreeken omtrent de beweeging der ge-
moederen. verkrygen, datze eveueens worden,ge«
lyk wy zyn; of, war wy maar willen , datze
worden zullen. Wat vermogen is 'er niec gelegd
in de Item eens redenaars, die zyne toehoorders
droevig, vrolyk, vermecel, toornig enz. 'er door
kan maaken! Wac nu het fpraakgeluid hier nog
ongedaan laaten en voor zig als ondoenlyk erken-
nen moet, dat alles is der zingende ftemme me-
degedeeld. „ Zy voegt der natuurlyke bekvvaara-
„ heid in 'c fpreeken, reeds op haar zelve iets
,, ongemeen treffelyks zynde, nog iets by, 'c welk
„ nog veel levendiger, bezielder en gevoeglyker
„ is toe hec uitdrukken van de innerlykfle aandoe-
„ ningen der ziele. Van een voorwerp, 't welk
„ de gedagten rondom bezet houdt, geheel inge-
„ nomen en 'er door als overweldigdzynde, vindt
„ de ziel het fpraakgeluid niec toereikende genoeg
„ cot haar hevige beweegingen. Ze dringc als bui-
„ ten zig zelve; geefr zig geheel over aan de
„ beweegingen, die in haar heerfchen; ze ver-
„ heft en verdubbelc den toon der ftemme ; ze
„ herhaalc haare woorden menigmaal; en mec af-
„ le deeze poogingen, haar veel te krachreloos
„ voorkomende , nog lang niec te vreeden zynde,
„ roeptze de inilrumenten te hulp, als welke
„ haar op zekere wyze fchynen te trooften,door
,-, aan de toonen zekere verfcheiden - uitgeftrekt-
„ en duurzaamheid , die buiten het bereik der men-
„ fchelyke ftemme blyfc, by te zetten (i)".
Wyders, wat ftouce taal de veragters der Mu-
ziek
ook tnogen voeren, zy behooren evenwel
meerendeels > fchoon onweetende, mede onder
haare
-ocr page 281-
Zf8 Uit We Muziek getrokkene aanleiding
haare gevangene. Miflchien was'er'voor deeze
ioort van menfchen geen harder flraffe te vei>
zlnnen , dan dat menze van hunne banden be-
vrydde. De meefte haaten flegts, om redenen,
"Zekcr flach van Muziek. Maar, war. kaltyding
verdiem hy, die zulk een beerlyk gefcbenk ver-
ticht, als de zang- en fpeelkonlt is ! dien uit-
■muntenden fpiegel der goed- en wysheid Gods! Da
Heere is aan alien goed, en zyne barmbertigbeden
zyn over alle zyne werken.
Hoe heeft de Heere
de menfchen zo lief! Och, myn breeder! myn
rnuziekvriend! hoe zalig zult gy weezen,wanneer
gy insgelyks.'er uit fmaaken en bevatten leert, boe
goed de Heer is I
Dan zult gy onophotfdelyk"zin-
gen: bartelyk lief beb ik U, 6 Heer ! God lief-
hebben, dac is eer! en Hem, dien men vreeft,
liefhebben , dat is redelyke Godsdienft! Laat
anderen veele mylen reizen , om groote en ver-
maarde mannen te zien! Ik wilde, om dien God
te zoeken, die zig in alle zyne werken zo gocder-
tierend, zo beminnenswaardig aan my heefc be
toond , met gevaar myns levens, tot aan de uiter-
fte grenzen der aarde gaan, ja, zelfs tot in de
hel, mogt ik Hem maar aldaar, op eene nadere wy*
ze, genieten. Doch, ik hoop Zyn aangezigt in
geregtigbeid aan te febouwen
; dan zal ik welver-
zadigd warden met zyn beeld, ah ik zal opwa-
•ken!
De verrotting is my een veel te gering na*
deel, dan dat haare gedagtenis myn verlangen,
Hem te aanfehouwen, die de liefde zelve is ,zou-
"de ftremmen. De prikkel des doods is nog boven-
dien doormynen Verlofler gebroken en onfcha-
delyk gemaakt; ik reken hem flegts, als een' fteek
eener kleinfte vlieg op den rug eens moedigen
leeuwen. Nog heden zou ik mynen aardfehen
Tabernakel zoeken afte leggen en hec onfterflyke
'
                                                             aan
-ocr page 282-
tot de KemiifTe van GOD en zynen WiL ifp
aan te trekken, dorfi: ik hec maar, zonder Zyne
goedheid te beledigen, onderneeraen. Inmiddels
zal ik den Heere /oven fatter tyd; zyn lof zalge~
duuriglyk in mynen mond zyn.
Ik zou te veel
gewenfcht hebben, indien het vermaak in deeze
wereld al *c geene was, dat wy te genieten had-
den. Waarlyk, al te naauwe paalen voor onzen
trek naar vermaak en gelukzaligheid! eveneens,
a!s of men een' arend in eene kouw wilde zetten
om te vliegen. Daar hlyft dan een rufle over
voor het volk Gods. Het muzikaal, ja , al bet
aardfcbe
, vermaak, is maar de eerfte fport van de
ladder, die tot het oneindige opleidl.
(*) Zie myne inleiding § 300.
(1) Rollin 1. c.
§. I4I.                       » . ;
tVaarfcbouwing aan de Muziekhnftenaars.
Maargy Muziekgeleerde! Gy zythet werktuig ter
uitgieting van de gemelde goedheid Gods over de
menfchen, wilt gy het dan nog langer uitftellen, tt*
ixenMeefter te loovenPaw
eerfte lied,uwe voornaatn-
fte Muziek, den lof te laaten weezen van Hem,
door wiens goedheid en bewaaring gy zo verre
gevorderd zyt, dat gy anderen tot een wonder
verftrekt? Gy zyt Uzelven niet waardig, indien
gy dat door misbruik ontheiligt, en den Geever
oneer aandoet door vt geene, wat Hy, benevens.
U, in *t oogenblik, wanneer gy die vermetelheid
begaat,vernieIenentotftofmaaken konde! Steunr,
'er niet op, dat Hy dit tegenwoordig, gedeelte-
lyk uit goed- en lankmoedigheid,gedeelte]yk om
andere redenen, niet doen wil; Hy zal 00k na-
derhand, als gy voor beangftiging vernield te wor-
-ocr page 283-
z6*o Uit de Muziek getrokkene aanleiding
den zult wenfchen , ter wraake over U, uwe be-
geerte niet involgen. Spreekt onder malk.anderen
Van Pfalmen, ende lofzangen, ende geejlelyke lie-
<*ekeus\
Dat is de proef van de aanitaande Mu-
ziek by de bruiloft des Lams. Treed tog eens
aan het graf, alwaar zo veele muzikaale Venus-
priefters en waggelende bachus - piepers reeds zyn
neeVgezakt. Uw oor zal 'er weinigof niets ,maar
uw hart des te meer, hooren. En wanneer gy
eerit op den rand des poels, uit welken een ge*
ftadig Allegro van vloeken en godslafteringen, en
een. afgryzelyk Lamento van eeuwige zugtingen
en jammerklagten opryft, zoudt koomen te ftaan ,
meent gy niet, dat U dan het geile nootenboek
uit de hand vallen en de misbruikte luit voor uwe
voeten harden zulle ? Men laakt het nog heden-
daags aan jfofqiiinus ,dat de beide Motetten, door
welke hy , by zynen Koning, de uitdeeling der
beloofde inkomften te wege bragt, het verlangen
beter. uitdrukten, dan dederde, ter dankzegging
opgeftelde, de blyd'fchap en de roering over de
Koninglyke genade te kennen gaf. Hoe veel te
jneer zyn zy fcheldenswaardig, die de dankzeg-
ging niet alleen geheel vergeeten, maar zelfs de
weldaad tot het verdriet hunnes grooten Geevers
aanwenden ? Gy , die de fnaaren op een hair kont
ftellen, leert tog insgelyks, uw leven met de re-
gels der volmaaktheid, en met de pligten, U van
Gods wegen betaamende, in harmony brengen; an-
ders zyt gy van den door dwaasheid'vermaardge-
wbrden wysgeer Diogenes reeds uitgelachen (i).
Laat den nekelenden Erasmus niet langer gelyk
hebben, als welke eens de nootenbladeren om
hoog wierp, en by derzelver omvliegen uitriep:
Zie! zulke ligte waaren pleegen de Muzikanten
in hunne zeden te weezen! Konde men dan,,ei
lie-
-ocr page 284-
tet de KennifTe van GOD en zynen'WiL i6t
lieve , bezoekt het eens ! konde men in plaats
van de ydele drink- kns- en minneliederen, niet
even fraai, al zo beweeglyk, en ruim zo konftig^
den kringzang opftelleni
GOD ALLEEN ZY DE EERE!
(i) Diog. Laert. in Diog. S.eg. 27 : Irridebat Diogenei
Muficos, quod cordas concinne aptarent, et mores nab»-
rent inconcinnos. .
■EER-
-ocr page 285-
EERSTE REGISTER
van aangehaalder
en gedeeltelyk verklaarde,
SCHRIFTUUR -PLAATSEN,
§•
§•
Gen.
4: 11. j-j
1 ATo«
•4=3r>33
sp
7: i. f
10: 12.
H
Exod.
12: 8. P4
2 /Tow
• 3 •• » r •
138
if: 20,21..87
iCfr
f: 7-
V
0 9Z
if: 16.
8f
32:6, 18. p2
16: 7.
p2
3^:17- n
16: 27.
!'
Lev.
3: (5. pi
iGfc
. 2f.
8f
Num.
10:2. n
18. pi
iG&F
if: 12.
£7
8£
21 : 17! P3
r 13-
78
23; ip. 100
f: 14.
85
Deut.
31. 89
7: 6.
8f
Jof.
6: 20. 136
8/ 14.
8f
ip: 4f. <*7
ip: 7.
100
Judic.
f: 87
y
2p: 2f-30
§r
8=3- M7
30: 21.
8f
p: 20. 137
Efr.
2:4i,6f.
8f
t Sam
.2: 3. 72
Neh.
7: 67.
8f
10: j*-io. 137
12: 40.
91
16. 137
Job.
11: 8, p.
76
18: 10. 137
21 : 12.
97
2 Sam
23: 1. 8f
28: 24.
7*
Job..
-ocr page 286-
EE RSTE REG I.STER.
§•
§•
Joh. 30: p.
no
Pf.
77' 7- . *°f
3f: 10.
94
P2: 1. ftf
38:7-
Sl
pz: 4. Sf
" 38--4L
8
94: P. 47
3p: 20.
r8
Pf: 3. 76
42: 2, 3.
72
p<5: 4. 76 "
P/. f: i.l
p8. 127
6: 1, >
67
104. j-«f
7: i.J
107: 43, p
7: 10.
72
120-134. . %f
8: i.l
p: iJ
67
137: 1-4. 100
13P.: 23. 72
16: 11.
8p
144-: 9. 87
• 1 ip * 2,.
20
Hf-h 76
22: I.
67
H7 : JV7-7%
24: 4.
8f
I48,: I4P,2. l6
2f: 12,1
4. p
149: ■ t-jp. 8j-
30; 1 z,1
3-87
Spr.
usi«-: 9
3I,: 2.°-
P
f: 3- rr
■ 33 ?•?•';
8f
»f: 3.3- . 10
3<5: !•; .
67
2f .-.a-p, , 113
36; ip»
04
28 {-5V P
42:6.-12
• 87
%p: 11, 137
4f: 1.
118
Fred
.2: 8. ioj|
n.= *•
67
3: 1-4. 121
f6: 1.
6r
7: 8. 137
f6: p.
7*
10: 4. 137
61.: 1.
67
12-: 1,. 16
6f: 12.
19
W-
13:21;, 22. fj
<5p: 13.
120
. ■ 100
■ ... •... .
•';"• ' ffi
-ocr page 287-
EERSTE REGISTER.
§•
Jef. 24: 8,p. iqo
7<^». 7: 17.^
27: 2. pz
14: 21. 1.
9
30: 29. P4
if: 2. 1
J?
38: 20. 87
if: z6.J
40: 2<5. 72
21 : 17.
7*
^er. 7: .34. 100
A£i. 17: 27.
1
16: p. 100
12: 28.
8
Klaagl. z:7,zz. 94
Rom. 1 : 26.
8
f: 14, if. 100
1 Cor. 1 :26-2p.
f8
Eze. 26: 13: 100
2:9.
P
Am. f: 23. 84
13: 1.
77
Hab. 3:1. 67
13-P-
17
3: ip. PP
14: 8.
77
Mai. 1: 14. pi
zCor. f: if.
if
Syr. 9: 4- JT
100
22: 6. 113
Ce/. 3: 1(5.
87
32: f. 120
2 71/?/. 3 : 2.
P
40: 20. 103
??/. 1: 12.
M1
43-^>3°- 7<*
Hebr.z: 18.
113
44: f. 1 of
4: 13.
7*
47: P. iof
4: if.
lll
47: 12. P4
11. 3.
18
Boek der 11: 22. 20
ij: >
16
Wysheid. not. 2
Jac. 1 : 4.
H
Matt. 6:16. 8
f: 16.
18
7: 6. P
f. 18.
77
if: 8. 87
1 7^- 3: 2°-
V-
if: 26. p
Opetib.f. p.
8p
26: 30. 8f
14: 3.
8p
Z,«f. 2: 13. f2
if: 3>4-
8p
12: 7. 72
18: 2,2,.
I0Q
TWEE-.
-ocr page 288-
TWEEDE REGISTER
Van aangetrokkene
AUTEUREN en GESCHRIFTE&
s*
Hi ftxaires de YAcad.
Roy. 26. 32 33.
34.46 . 108
Horafius.          55. 13S
Jamblichius.         9. ao
Inleiding tot de Mu-
ziekkiwde. 27. 32.
33- J7« 63- 8<S-
90. 105. 108.
132. 138. 140
Jofephus.                 67
'Juftinus.                130
Ivo.                          95
Kircherus. 52. 54. 65.
67- 135
67
52
ia» 20. 65.
8-
Mlwnrth.                24
Alardus.                   88
Alftedius                  67
Arifloteles. 78. 103.105
Atbenaus.
AuguftiHus.
Bach
Brockes.
Buddens.
*34
89 9°
61. 79
55- 5'6. 97
136
Cicero. 2. 8. 40. 43- 44.
47.99. 105. 127
Orufius. 124.25 30.32,
33- 43 64- 7<5
79". 107. 115
Dietericus,               67
Qiogenes Laertius. 141
K
J
63. 64
131
22
*5
63
67
85
58
97
134
53
26
iDodart.
Donius.
Epicurus*
Euler.
Ferrein.
Gaffarellus.
Gerhard.
Godofred.
Haller.
Harsdorfer.
Heidegger.
Hire1de lai
62,
86. 88. 9Mairan* 26.
128
33.
50. 108
12
Matbefius,
Matt be/on. 52 54. 65.
69. 83. 90. 113.
128. 129, 134
Maupertius.              46
Memoir es defAcad.
Roy. 25. 32. 33.
63.10S. J 39
m               m.
-ocr page 289-
T WE EDE REGISTER.
31icbaelis.                67
Milton.                     52
Mifna.                     85
Morhof.                  136
Muf. Bibliothek. 26.65.
132
Muzikaale fpraak-
konft. 27.39.75-82
Nieuwentyd.
             36
AW/rt. 25-. 26.115
Ovidius. 81,93.104.115
Paufanias.
              130
iye/Jm             5a. 99
jP/co. Mirandula. 139
Pignorius.
                65
Plutarchus, 81. 93. 94.
99.128.131
JPW»z.
         5a. 67. 78.
105. 130
Quintillianus. 96. 104
Keiman.
                   52
/&>///». 52. 56. J8.
97- 140
Saadiau
                    67
§■
Sab i nils,                  135
Salinas.                   134
Scbeibe.                    71
Schitte Haggiborim. 67
Seneca.
Siegbert.
Smidt J. A.
Smidt J. E.
Sulzer.
Tbalmud.
I.
5i
95
36
94
43
55
67.
B5
Til (van) 52. 53. 67.
78. 81. 8j. 131
Tindal.
                     40
Varro.                      81
Verfio feptug. 85. 137
Virgilius.
          93-104
Vitruvius. 39.40.65.68
f3^fo/. G. 5"- 52- 68.
103.104.135
F#w. J.             131
Waltber.                  67
Zeltner.                    93
Zor/?,                       55
D E R.
-ocr page 290-
DERDE REGISTER
van
de voornaamfte
A A K E N.
§•
Bekwaamheid,&tx zang-
enTpeelkonftenaa-
ren.maaktde Mu-
ziek beminnelyk. 117
Beurtzangen,                93
Beweeging, golfswyze,
by toonen niet
voorhanden.
          32
Blasstuigen , hoe ze
werken.
                 29
——— . hoe men
ze leert behande-
Ien,
             48 not. 2
wanneer
A
A.              §,
dam, uitvinder van
de Muziek.           52
Almagt Gods.                80
Alomtegenwoordigheid
Gods.                     80
Alweelenheid Gods. 72
Amphion, fabel van/
hem. .
                  135
Amptcn, meer dan €6n
bekleeden, ver-
geleeken.
               80
Arbeid, moet onsvan
den godsdienft niet
afhouden.
             16
Arme, zyn insgelyks
tot de Kennis van
God gehoudefl. 10"
. . . voor hun ver-
maak heeft God
zorg gedraagen.5p.73
B.
Beezigheden , wereld-
fche, moeten in't
goedenietverhin-
deren.
              7. 16
Hekwaambeid, fteekt
niet altoos in de
grootfte lighaa-
men.*
                     58
hun coon den zang
toonen nader by-
koomt.
6s
Blaazen van toorens, op
bazuinen, een ftig-
telyk gebruik.
56
Blydfchap, in de Mu-
ziek door fpron-
gen uitgedrukt,
aanmerking 'er o-
82
7
ver.
Boekenleczen, fcha d e 1 y k
Bouwkonft, waar in ze
met de Muziek
overeendraagt. 108
M 2                       By.
-ocr page 291-
D E R D E REGISTER.
S-
Dcnkbeddvan Cod, ver-
pligtonstotdeugd. 3
———— is geen uit-
werkfel van be.
vreesdbeid.            71
Deugd, is hetoograerk
vanonsleven. 16.106
. . . gedoogt geen
uitzondering.101.102
. . . baartbeftendig
vennaak.              126
Dieren , hooren niet
alle.               35. 114
. . . hunneftemmen,
zonderbaar ver-
deeld. 57. 58. 60
. , . of ze in Muziek
konnen vermaik
fcheppen. 59. 134
. . bloedelooze
hoe zegeluidver.
wekken.                 6*
. . . doorMuziek aan-
gemoedigd. 105.134
Digters, berifpelyke. ao.
not. I
. . wat hun ge
meenlyk minfl: ter
hand ftaat. 61. not.
Datmer,oThy doorzigt-
baare wolkenver.
wekt wordt. 24. not.
Drieeenigbeid, godde-
lyke , kan uit de
Muziek nietwor-
denbeweezen. 49.5*
E.
Echo.
                     54. 126
Eeiwimigbeid, maakt
ine-
flybel, hoe door vry-
geelten aangemerkt. 7
C.
Cantors, hunnepltgt. 86"
Cnftreercn, is godloos. 65
Qhriften, eefi, te wor-
denisdoenlyk.48 117
... .
          te weezen ,
vermaakelyk. 108
Cbtiftendom, moet ons
aangenaam wor-
den. 109-111.116.118
Cldvieriften, berifpt. 61
Componifi,
wie dus ge-
noemd.                  61
.,...... - . . wat 'er
van hem veveifcht
wordt. 12.79. 82.83.
in. 129
________- van kerk-
muziek,          59. 87
„              - van Zang-
ftukken.               131
Ccmpofitie ,hedendaag-
fche,haar'gebrek. 61
131
C r.fonantenjawte&m.-
zen.              27. not.
D.
Dai;ktaarbeid,oir\tient
Cod.                     87
Dan fen , der vroome
Joden.                   92
. - -derSp»rtaanen.i3o
- - -hethedendaag-
fche is geoorlofd. 121
David, zyne achting
voor de Muziek. 85.
105
-ocr page 292-
DERDE R'EG'IST'E R.
hoe opgefcherpt. 36".
not. 1.
Gehoorzaambeid tegm
God,
is onzepligt. 14.
76. 106
Geleerde, moeften de
oeffening in de
go.dzanligheid niet
gering achten. 16.10S
Geleerdheid, of zy het
hoofdwerk is van
ons leven.
           1 o5
Geloofv&n den gemee-
nen man, is niet
onredelyk. 48. not. 2
Geluid, hoc 't geboo-
ren vvordt.- 23 -25
Gemoed, menfchelyk, ,
Bioet opgewekc
gchouden worden.
Geruijch, waarom be-
haaglyk.
               115
Geval, blind, laat zig
met reden nietbe-
weeren.
          43. 59
Gierigaard ftreekt tot
een zinnebeeld
van beitendigheid
in 't goede.
            j 3
GOD koomt ons in de
nstuur allenthal-
ven te gemoet. 1. 8.
19. 20. 46
- - 00k in de Muziek
20. 39.45.48.54.
, .           ' 71. 103
i_ -kan metbevat wor-
den zonderdever-
M 3
                      bin-
mede de Muziek
beniind.
               123
Eigenliefdt doet ver-
keerd oordeelen. ior
-     - - - bevordert
her muzikaal ver-
maak.
                   124
Eliza, gefchiedenis van
Hem.
                   138
Engclen, of zy de Mu-
ziek hebben inge-
voerd.
                   52
-     - -of ze onze
fteminen naboot-
■ fen.
                        60
Epicaurctifkormzn God
niet veelen.
             3
Ericus, Koning in Deii-
nemark.
               128-
• Eva, of men haar de
uitvindingderMu-
ziek toelchryven
konne.
                   52
F.
Fubel, hun oorfprong.
59 not. 136"
Fee ft der pypenzvying,by
deRomeinen. 81 not.
FignraalMuziek.           78
......isby
dengodsdjenftvan
groot belang. 00
G.
Gebeerden-Konft derOu-
den,onbekend ge-
worden. 106.129.131
Geefielyke,moeten Mu-
ziek veritaan. 84
Geboor, menfchelyji,
"
-ocr page 293-
DEIDE REGISTER.
§•                                                    S-
bmtenistot deugd. 3    - - --door Muziek
GOD moet,als zodanig,                vervvekt en ge,
door ons gedrag                 dempt, voorbeel-
worden gepreezcn. 8            den daar van. 12S'
-    . is oneindig vol-          Heiligheid Gods , de
maakt. 12. 72. 76            grouduag aller
-    - rigt z-ig niet naar                  wetten. 93
den menfeh. 76    Hellenftrafen, vvat hun
~- - isgeentyran. 109.140            vreefleiyk moec
Godlooze, hun bedryf. 8            doenworden. 57
Goedhcid Gods. 59. <)~. 140    IlemeloVer Muziek zy. 89
Godsdienft, moet niet          Hcmelen, hoe zy Gods
onredelykweezen. 77            eer vertellen. 20
140' If{itie/frfooteti,hunne-ge-
-    - - -waare, waar-                 vvaande harmony. 20.
omhyKerkmuzfek                                            104
vereifcht. 85.87    Hemeh-teekenen , zoge.
Godsgeleerde, of ze in                 naamde muzikaale. 20
hunne eigen zaak                                         not. 3/
getuigen. 7    Hiiichelaary, moet men.
Gochveragterszyn ramp-               'myden. 77. 87
zaali'g. 5- 40    Huilai der Wilde die-
Groudtoonen , hunne a!-                 rcn,een ziunebeelt
gemeene eigen-                 van zwaare ftraffen. 57
fchappen.- 82    - - - vanhonden. 134
-    - - -derOuden. 82.                  J. en I.
1S t    Jericho,by Muziek ver-
H.                             overd. 136
Hallelujah, het groote. 85.    Jever , al te groote, is
not. s            wederfpannigheid
Harmony, muzikaale,                  tegen God. 5
iszeeroud. 52    Joden , oude, hunne
Hartstogten, menfche-                 zingdanflen. 92
lyke,hoe doorMu-         - - hunne nagtmuziek.94
ziekuittedrukken.83    jfofquinus, gepreezen. 12
.. - - -hoegemeen-          .... gelaakt. 141
lyk 'er door uitge-          In[trumentaal*Muziek,
drukt. 127            haar gebruik - 66 ,
«' *' - -bydeOuden.131     /»//r»«w«/«*,rauzilcaa~
-ocr page 294-
1GISTE R,
$'•
lykheid.             8. 14
. . . . haar aan-
was.                 9- I0
. . . . vereifchtde-
moed.                    10
. . . .engebed. 14.18
. . . . krachteloo-
ze, haar nadeel. 6'. is
...... haare
oorzaaken.         7.11
......is on-
ze fchuld,             13
, . . . levendige,
haare noodzaake-
lyk-ehnuttigheid. 5,
13. i>
. . . . . . mid-
delen 'er toe. 16-ip
Kerkmuziek, haar rais-
bruik.              78. 84
. . . . moetnietaf-
. gefchaft vvorden. 85
. . .- . is den Sa-
tan tegen.
              %S
, . . . haare nut-
tigheid. 88. 90. 91
. . - . is hoog te
fchatten.                 oc
Kerkftukken, waaromze
deflegtftezyn.61 nor.-
Kerkzangen, der eerfte
Chriftenen..           78-
Klokkeit , haare trillin-
gen.                      26>
Kloofiers, zyn naar de
reden reeds ver-
werpelyk.              75
Koleuren, met toonen
vergeleeken.          47
M 4                   Konft-
DERDER
§•
]e,ofzeklinken. 25
Inftrumeriten, juichen
tereere Gods. 45
.....hoe ver-
deeld.             28. 66
. , . . -.hiinoud-
heid en verande-
ringen.                  66
.....hungetal
by de Hebreen. 67
.....gewyde. 80
Inftrumentfpeekr,heeFt
veelbekwaamheit
van nooden. 61. lap
Invallen, geeftigc, maa-
kendeMuziekbe-
minnelyk.             116"
Jubal.                    53- 67
K.
Kapel, Muziek, debes-
te, heeft God. 55
Karcl de Groote , ge-
preezeiiv               91
Kennis Gods,hauc diep-
te.                  54- 7i
Kennis van God, allcs
nooptdaartoeaan. 1
. . . . is des men-
fchenpligt. 2-6.14
. . . .verbindtons
tot deugd.               3
. . . , is nuttig en
aanrainnig.              4
.... haare vereifch-
te gefchapenheid. 5
•     . . . vvaar door
menig een' tegen-
zin 'er in krygt, 7
•     . . . haare moge-.
-ocr page 295-
D E R D E REGISTER.
Konfpvuerken,6\e te ken-
nengeeven wat ie-
- roarid op't clavier
fantaireert.             71
.....die op de
fluit fpeelen. 29
L.
Leven, het gezellige
dermenfchen.har-
moneerti                75-
. ~ . . heteeuwige,
voorbereidingt'eB
toe.           87.88.106
Z/V^r,geeftelyke ,hun
nut.                        86
iJefde, het hoofdwerk
desChriftendoms. 77
Lier van Apollo,
fabel
'er van.                136
£/g/&<sMr»7,menfchelyk ,
hoe met de ziel . ,
vereenigd.            139-
Ligtvaardlgbeid, zeer
fchadelyk.            102
Lof Cods. iets heerlyks.
56-, 87
.... maar 00k
zwaarwigtigs. 87
■,- . . . deeerfte,in
de zigtbaare natuur.56
Lugt, de ftoffe «n 't
geluid. ,          25
.. . hoe tot het trillen
gebragt.                 26
, . koftooknietklin-
ken , en echter
lugt blyven.           44
Ltiibeid, verklaart zig
Quvermogend,. 10,
. . . bemint Mu-
ziak. 120. 123. 125
M.
Materialismus,. weder-
legd.           . 74, 79'
Menfch, is een muz.i-
kaalinftrument. 64
» . . moet zigboveti
de dieren tragten
te verheflfen.          75
. . . verlaagt zig te
inetsbenedenhen. 134
Menfchen, hunae ver-
fchillendevermaa-
kelykheden.         107
Misbruik der Muziek
is gro«t..2o 56.91.99.
129
....... onre-
delyk. 45. 48. 97
Morgenliederen. 56. 104
Muziek, was tot liaare
mogelykheid be-
hoort.                    22
., .. . is'ernietbyge-
val.                  22. 44
. . . bewyft Gods
aanweezen. 41- 43.46.
. . . by den Gods-
dienft gebruikelyk.42.
61
. . . hoe ze billyk
zy aan tewenden. 20.
45- 129-
. . . wat haar te regt
beminnelyk maakt. 48
. . .haaregewaande
uitvinders. 49.52.53
. . . haar Schepper. 52
Mu-
-ocr page 296-
DER DE RE G I ST E R.
Mustek, .Watze is. 97.:;
105. 106. 124. 140
. . heeft invloed
in de Zeden. 99. 135
. . befchikt ver-
maak.                   104
. . hoe ze ons ver-
maakt. 107 -- 112.
114 - 126
. . is zeerdienftig
voor jonge Hee-
ren.
                      105
. . of ze ophooge
Schoolen zy in te
voercn.
                106
. . droevige, waar-
om zo fterk be-
mind.
                   113
. . haare werkhig
op ons lighaam. 114
139
. . hoezeflaapver-
wekken kan. 115
. verwekt en
dempthartstogten.127
128
. • . haar nut in den
kryg.                    130
. . of ze de peft
kan verdryven. 139
Muziekiiefbebbers, ee-
nige voornaame. 105
Muziekoeffenaars, van
profeflie, waarom
weinigevroom zyn. 7
'
                - - zyn mee-
rendeels inde Mu- -
ziekkunde onbe-
dreeven. - 21. 48
M 5,
                          Mu.
Muzitk, haaraanwas. 53
. . . Terluftigt z.o
welgeringelieden
als Vorften.
           59
. . . hoe verdeeld. 61.
78. 81. p.
. . . derOuden, was
nietflegt.
         68. 78
"               . . fchynt
voortrekkelykbo-
vendehedendaag-
fcho. 98. 129. 131.
. .' . vvordt.by fterf-
gevallen te oaregt
veibpden. 96. 113
. . . is onze vriendin
indroefheid.75.112
. . . wat'er eertyds
toe behoorde. 81.93.
99. 106. 131
. . . haare nuttig-
heid by den huis-
lykenGodsdienft. 91.
104
. . • by nagr.            94
. . . geeitelyke,on- ,
derde Chriftenen. 95
. wereldfche ,
waarom aldus ge-
naamd.
                  96
•                ... isgeoor-
lofd.                96. 9^
■■                 . . moet der
Geeftelyke niet.
voorgaan. 91. 97
, . . meeftbeminde,
verraadt den in-
borft der liefheb-
ksren. $$.. 105. .uo
-ocr page 297-
DERDE REGISTER.
§•
Mfuziekoeffetiaars , on-
godvrugtige. 78. 84
90. 129
p
           . . . ernftig
gewaarfchouwd. 47.
78. 141.
N.
Nabootpng , maakt de
Muziek beminne-
lyk.
             rn. us-
Nagtegnal, befchreeven.55
*
               ovenroffeii'. 58
Natuur , levert geen
Muziek.          22. 54
——— vergeleeken. 35
Neerftigheid, in 't goe-
de, is noodzaake-
lyk.
                     7.9
Nero, gelaakt.              57
Nooteit; muzikaale. 38
. onze heden-
daagfche hadden-
de Ouden nietvan
nooden.
                 98
O.
QBaven, waaroin ver-
boden.                 I32
Oejjfening in 't goede,
noodzaakelyk. 5. 7.
17. 19.74. 75-H7
Onafbankelykheid van-
God ,
zou ons
ganfch niet heil-
zaam weezen. 123
Qneindigheid Gods. 12. 51
Ottgehovige, hunne ont-
fchuldiging.           10
,....             moeten de
waare godsbely*
deren eene ge-
heime hoogagting
toedraagen.
           
Onverfchilligheid tegen
God,
zeer nadeelig.. 11
Onvolmaaktheid in '/
Cbrifteiidom ,moet
ons niet moede-
loos maaken. 133'
Oogmerk Gods, by de
wereld.
                    2
menfch.                 75-
________ . . . by de
Muziek. 103. 127
Oor, menfchelyk , is
bezwaarlyk te on-
derzoeken.
             34
—.-------- konftig ge-
bouwd.           35- 44
.----------- wyslyk toe?
gefteld.                  36
Oor-veezeltjes, verfchil-
lende,tothet ver-
wekken van ver-
fchillende toonen
vereii'cht.
         33- 35
Openbaaring, goddely-
ke , haare treffe-
lykheid
                 100
Orgel, gepreezen. 45. 68
.. . . deszelfs nut en
misbruik.               69
Orpheus, fabel van hem. 135
P.
Paarde-danfen. 134 n°t-
Pligt, God te kennen
en te danken.
          2
1-------—-------------lydt -
gea\:
-ocr page 298-
DERDE REGISTER,
geen uitzondering. i o i
102
Pligt, mededoogend te
weezen.                 47
Predikers moeten man-
nelyke ftemmen
hebben.            75.84
                  een goede
uitfpraak.              115
Pfalwcn,hoe in den tem-
pelgezongen. 851101.2
Pythagoras 103.104.12 8
Q-
Quarten , hoe te ge-
bruiken.               132
Quinten, waarom ver-
boden.                  132
R.
Redemaaten, muzikaale.- 27
. . . . verluftigenons. 108
Regtvaardigheid Gods. I00
.. 1
               onze pligt
omtrent dezelve. 101.
102
Religie , chriftelyke ,
wat zommigen'er
rnoedeloosinmaakt. 7
.....vereifclu neerfti-
ge oeffening. 10. 13
... . . haare duifterhe-
den veroorzaaken
geen nadeeL         48'
...... behoeft geen
heilig bedrog. 49
...... waar door ze
beminnelyk Kan.
tyorden. 87.109- nr
114. 116. 118. 119.
121,124 126
.... natuurlyke,doet
ons naar openbaa- *
ring reikhalzen.51.1 o f
Rykdom Gods.
          59. 60
Ryke lieden , mOeteii
vroomer zyn ,.dan
and ere.                  16^
——— . . zig niet
verhefFen.              58
Ryken der nataur en der
genade, vergelee-15"^
47. 58. 74. 77. 133.-
Rydaujjen, der Ouden. 92:
S.
Salomon, of Hy den vo-
gelzangYerftond59not'.'.
.....zyne achting
voor dt Muziek' 67.-
85. 96. 105
Satan, tragt de kerk-
muziek uit teroe*
jen.                        86
... is Gods aap: 135,
.-. . of hy voor Mii-
ziek vliedt.          137
Saul,- door Miiziek
geneezen.            137
Scbellen , wat ze af-
fchetfen.                7-
Sela, wat het betekent.
85. not. 2
Simpathie der toonen,
dikwils verdigt.49.5b
•——— eigentlyke ,
watzy ons te bin-
nen brengt.            47
Snaaren, hoe ze (Tinge--,
ren.           26. 30..50
Snaartuigen, hunrie ei-
M 6
                            g«i-
-ocr page 299-
E> E R D E REGISTER.
Muziek. 91. 96. $7
. . . verleiden te
mets de onnozel
heid.
                      91
.. . . in vreemde
taalen , ftremmen
de krachtder Mu-
ziek.
                     110
. . . der Ouden ,
hunneinhoud. 131
Tbales, verdreef de Peft
door Muziek. 139
Theben, ho? veroverd. 135
Toehoorders van Kerk-
»z«2Zft£,hunnepligt. 87
                . vanandere
muziekaale byeen-
komften.
               120
Toon, de eerfte in de na-
tuur, te vergeefs
nagefpoord.
           27
Toonen, hoe ze jwtflaan 23..
24
—— hunne regelmaat. 26.
27.
------- hoogeenlaage. 27
------- van fnaartuigen,
hoe verfterkt.          28
.. 1 - van blaastuigen. 29
__— hunne voortplaa-- •
ting.
                 31-32--
_____ waarom zeelkan-
elkander by't mu-
(iceeren niet hin-
deren.
                       33 ■
..... uit wat foortvan
lugxdeelengeboo- *
ren.
                          33
—■«— magt over,hen,
door
genfchappen. 28. 70
Snclheid, van de ftoffe
des lichts en des
geluids. 22. not. 1
3°. 32~
•———in' 't bewee-
gen onzer mufi-
ceerendeledendes
lighaams.
          30.88
Spraak, en weldaad
Gods.                  14°
SpraakgcluU, verraadt
0113 aan rnalkande-
ren.
                      14°
Stoat'der menfchen ,
verfchillende, aan-
merkingen "*er o^ '
ver. 57 "'59-73'
Stadtstoorens,vwx door
zy moeften uit-
b'linken.
                 56
Stadtsmuuren door Mu-
ziek vermaard ge-
worden.
               i%6
Stem Gods, in 1 de 11a.
tuur.
                  1. 13
... . der menfchelyke
reden.
                      2
Stervende perfoonen ,
waarom zy gcerne
zingen hooren. 113
Styl, muzikaale, hoe
verdeeld.
               83
T.
Tarantula.                   139
Terpander,.           128.139
Ten fen, hoe gebruikt. 132
Ttxien , tot kerkmuziek. 87
%0 ., . van weeetdfehe
-ocr page 300-
D E K D E REGtSTE R.
Verbeeldings-kragt, haa-
re regel ,• maakt de
Muziek mede be-
minnelyk. up. 122
Verdurvenheid des men-
fchen
, rnaakt de
kennis vanGodzeer
bezwaarlyk.
            14
Vergenoegdheid , door
Muziek be vorderd. 48
73 -75- 97-104
Vermaak in de kermis
van God.
                 4
-"'■- "■■ in de Muziek. 74
107-112.114-120"
Ferfchil tuffchen fpree-
ken en zingen. 62
...... -.— hoe
verwekt.                63
— i'....1 blaas-en fnaar»
tuigen.
                   70
Vcrftand Gods. 71.72*80.
Fertrouwen op God. 4. 15
Fbgels, of zeuitvinders
van de Muziek zyn. 52
----- . hun zang. 55. 57.
73- 104
•—— ■' ■■»■ bedenkingen
'er over tot Gods
lof.
                  56. 59
1 befchaamen den
traagen menfch. 55.56
Volmaaktbeden Gods ,
worden 00k door
de Muziek kenne-
lyk. 22. 43-45.47.4$
54,64, 65. 71-76.79.
80. 88. 103. 149
Vowzimigheid _G9dst.
M 7                   Vof
doorwieverleend; 45
Toonen, natuurlyke, be.
toonen Gods wys-
heid.
                      47
------■ ov.ergeblaazene ,
hoe verwekt.         
------waarom ze hoo.
ger worden oitIt
trent het einde. 50
Toonftraakn ,tmnne ge-
fcbapenheid.
           32
Transponeeren,, niet al-
toos raadzaam. 82
Trappen bygeluidenen
toonen.
                  60
Trias harmonica, wordt
misbruikt, alsmen
verborgenheden'er
door tragt te be-,
wyzen.
            49-51
7>-ow/>f/,haaruitvinder. 53
._______. heeft veele
veranderinge raoe-
ten ondergaan. 67
Trompet-gefchal, waar
aan het ons billyk
raoeft doen denken up
Twyfelxugt, een hinder-
paal in de kennis
van God.
                 7
U.
Uitkgging der heilige
fchrift,
is niet on-
zeker.
          27.no:. 1
V.
Veragten, zal men nie-
mand.
                    80
Piranderingen in deMu-
ziek , aanmerking
'er over..
             109
-ocr page 301-
DERDER
§•
Vorften, benyden dik-
wyls geringe lie-
• den.
                   59. 73
Ffitnden de bemindfte. 112
Vrjgeeften hebben der
Religie voordeel te
wegegebragt.
           21
Vryhcid des menfchen,
waarom van God
verleend.n. 13.133.140
Vrouwsperfoonen, zwy-
gen niet geerne. 52
■■                 onkuifche ,
misbruiken de zang-
ftein.
                        55
                  eenvoudige,
worden. temetsdoor
zangwoorden mis-
kid,
                         pi
■                  onder haar
zyn groote muziek-
liefhebfters.
            105
—_------- beminnen
Klaagliederen. 113
■■ — door de echo
afgefchetft.
             126
W.
Waarheden , goddely-
ke, of men zemoe-
de kan worden, door
tl te groote vorde-
ring.
                17.1 op
fPeetenfd>appen,derRe-
ligie voordeelig. 21
Wereld befehouwt. 22. 46-
JVUGods, regelmaat der
menfchelyke deugd. 3.5
Wind, een natuurfpraak. 24
Winden, piepende, hot
EGTSTE R.
s*
verre men hun de
uitvinding der Mu-
ziek kan toefchry ven.52
---------------- aanmer-
king 'er over.         71
Wysheid Gods. 47.54.73-75
, 1              door de ge-
leerden misbruikt. 76.
X.
Xenovrates , cureerde
door Muziek. 139
Z.
ZaligheidCods.              88
Zangers, gewyde, by
de Ouden.
               81
Zangfnmmen, menfche-
lyke, waarom ver-
leemL
                      45
——--------haar voor-
regt. 45.65.104.140
■ ------- zyn iets
wonderbaarsT - 62-
———------ hoe ver-
wekt.                 63-65
------------ vanmeniger-
lei foort.                   65"
■                   wyslyk uit-
gedeeld.
             75.80
Zanguuren by nagt. 57
Zangvogekn. konnen
woorden leeren ui-
ten.
                          59
Zeden , menfchelyke,
hebben invloed op de
Muziek eens lands. 64
Zenuwgeftel , deszelfs
verband bevordert
muziekaale geneug-
te..
                         uf
; c _>                     Ziel,
-ocr page 302-
EGISTE r;
S-
Muzyk vereifcht. 38
Zi'ngen, hoe't toegaat.
63-65
----- 'waarom het ligter
te leeren is , dan
fpeelen.
                   64
----- van Colleften. 84.95
----- van paflie-muziek. 95
Zoeken in 'tgoede,doet'
vlnden                     14
—— naarGod.           15
D E R D E R
§.
Zi'el , des menfchen,
hoe ay de toonen
gewaar worden. 22.27
—  deeze gewaarwor-
dingin'tzelfde 00-
genblik is vervvon-
deriyk.
                     44
—  door zommige zo-
genaamde wysgee-
renontkend. 64.79
Zielenkrtichten tot de.
vier.
-ocr page 303-
VIERDE REGISTER,
wegens de korte Inboudysn 'tgeheele
E R K.
Gelegenheid tot de Kennijfe Gods.          pag. i
Verbintenis tot de Kennijfe van GOD. ' 3
Verpligting tot de deugd.
                                  5
Hoe ze gefchapen zal wezen.                            7
Nadeel der krachtelooze Kennijfe,                      9
Oorzaaken dezer flaaowe Kennis.                      11
De Kenniffe van GOD is alle menfcben roogelyk. 15
De Kennis van GOD en de vrugt 'er van, neemt
allengskens toe.                                        17
Hoe in haare beftemde Orde.                           18
En van waar de gemelde magtelooze Kennis
begint.                                                     19
De levendigheid der Kennijfe van GOD hoe
die noodzaakelyk is.                                 20
De fchuld derkrachteloofeifra/wlegtaanons, 23
Byftand der Genade in 't betragten na de Ken-
nijfe
GODS.
             -                              24
De byzondere nuttigheid- der levendige Ken-
nijfe
van GOD. 26
Middelen daar toe dat ons geen beezigheden -
moeten verhinderen. 2(5 ibid. 31, 33 en 34
Opening van den toeleg.
                                 35
En de voorwaarden 'er van. '38
Wat'er tot demogelykheid der Muziekbdhoon. 40
Hoe 't geluid in de toonen ontftaan. 4a
Uit de ondervindinge. ibid.
Van de ftoffe des geluids, en , wyzen van
haare beweeging.                                   ' 44.
Hoe de Lugt tot het trill en gebragt word. . 45
Bet verfchil der toonen ea hiiune behaamingen. 48
Ver*-
-ocr page 304-
V I E R P E REGISTER.
Verdeeling der Muziek-Inftrurnencen, en hoe
de fnaartuigen werken.                     pag. 50
Hoe de blaastuigen werken.                           5a
Voorwaarden der verfchil'ende flingeringen. 54-
De toonen worden in de luge voortgebragt. 56
Maar niet in golfswyze beweeging.
              ibid.
Waarom de toonen elkander in de Muziek niet
hinderen.                                                 58;
Verrigting der klinkende lugt in 't Oor.            61
't Welk zeer konftiglyk werd bebouwt.           6a
En wyslyk aangelegt is.                                  6$
Hoe de ziel de toonen gewaar wordt.              66
Tot de Muziel zyn verfcheide Ziele-krachten
nodig enz.                                                68
Dit alles wyft ons op God.                             69
En wy konnen, zonder onredelykheid , daar
niet voorby. .                                        70
Gods weezendlykheid word aangetoond, uit
die der Muziek.                                       72
En uit andere gronden.                                   74
Befluit tot de volmaaktheden Gods; met iets
by gev^l, zonder dwaasheid, niec laat be-
weeren.                                                   7^
De Muziek is 'er niet by geval.                       78
Pes is 'er een oneindig volmaakt God.            80
Derde Bewysreden voor 't aanwezen Gods,
enz. uit-de Muziek getrokken.                  82
Herinnering aan de voortreffelyke eigenfehap-
pen Gods in 't gemeen, en zyn Wysheid
in 't byzonder.                                         84
Hoe dat ons de Muziek kan beminnelyk maken. 86
Van da Waarheid der Perfoonen in God. 88
Verklaaring der proefneeming van de Muzikaa-
le drieklank aan e&i fnaar.                       9Q
De Goddelyke Drieeenheid word geenzins door
de natuur afgefchetft.                                pa
Wie de uitvinder der Muziek.                         95
Aan-
-ocr page 305-
VIERDE REGISTER.
Aanwas der Muziek.                               pag. 96
Gefchapenheid van veele bedenkingen.            97
Van de Vogelzang.                                        98
Bedenkingen 'er over tot Gods lof.                101
De ui'deeling derStemme, onder de dieren,
is merkvvaar'dig.                                      104
Inzonderheid by de vogelen.                         iof
Bedenking over de trappen der natuur by ge-
luiden en toonen.                                   11 o'
Eeifte verdeeling in de Zang- en werktuiglyke
Muziek.                                                       111
De menfchelyke Zangftem is i'ets wonjderbaars 113
De wyze hoe de fcem voortkomt.
                 114
By de fcem werken, zonder ons weeten en
beftieren, verfcheide leden te gelyk. 116
Nog amlere zbnderbaare omftandigheden by
de fienv                                                118
Van de Inftrumentaal- Muziek.                      iao
Van de Inftrumenten der flebreen.                122
Van andere Inftrumenten, en van 't Orgel. 125
Aanmerkingen over 't Or^el.
                       1 <xj
On Jerfcbeid tufTchen de blaas- en fnaar-tuigen. 129
Herinnering aan 't verftand en de diepe Ken-
niiTe Gods.                                            130"
Dat die oneindig, volmaakt en alweetend is. 133
Gods wysheid uit de Muziek kennelyk wor-
dende.                                                   134
De voortzetting, en hoe hier uit blykt weder-
orrr Gods oneindigheid.                  136. 141
Van de liefdelooze Chriftenen, huichelaars >
en van de onredelyke Godsdienft.          143
Verdeeling in Choranl-en Figuraal-Muziek. 144
Hoe nodig eenen Muficus de Ziel zy.
            14<5
Herinnering aan Gods Almagt, zyn volmaakt-
heden, enz. en aan onze pligtniemand te
veragten, &c                                         149
Verdeelingin geefcelyke en waereldfche Muziek. 151
Vaa
-ocr page 306-
VIERDE REGISTER.
Van de toongeflagten en grondtoonen. pag. 153
Van de Muzikaale Schryfwyze.
                     156
Misbruik by de Kerkmuziek,                         157
Hoe zy moet evenvvel Hand houden.             1 59
De boosaardigheid des Satans daar tegen        16a
Componiften en toehoorders pligt, tot den lof
Gods der geeftelyk Muziek, te vermyden
de huicheiarye, enz.                              164.
De Zaligheid~Gods, hoe heerlyk,. enz.         168
Of in den Hemel 00k Muziek zy, word uit
't Lied Mozes, Pf. 16, Deut. 32, enz.
opgemaait.                                            170
De Kerkmuziek is hoog te fchatten.               172
Ook haare nuttighekl,                                   174.
Van de Ky-en Zing- dans der Ouden.           175
Van de Beurt- Zang.                                     177
Van 'c Zingen der Joden by nagt.                  179
Van de geeftelyke Muziek onder de Chriftenen. 182
Van de wereldfche Muziek,
                           183
Hoe ze is geoorlofd.                                      185
De verdeeiing in de oude en nienwe Muziek. 186
Hoe de Ouden zich ftyf hidden by de eens in-
geftelde Muziek.                                    188
Herinnering aan de Goddelyke regtvaerdigheid. 190
Wat zich daar by bedenkelyks vindt.
             193
Onze pligt tot regtvaardigheid en deugd heeft
geen uitzondering.                                  195
Bet oogmerk der Muziek is't vermaak.         197
Dat werkt zo eigentlyk uit                           1 99
Voornaame Muziekliefhebbers genoemt. 200
Ofde Muziek op d& hooge Schoolen weder
ingevoert diene te wordcn.                    203
Hoe de Muziek ons vermaakr.                       206
Oorzaaken dezes vermaaks; hoedanige zyn de
reidemaaten.                                         , 208
Hoedanig de Verandering.                             209
De Laederen, die 'er by koraen.                  211
De
-ocr page 307-
V I E R D E REGISTER.
De nabootfing van onzen ftaat,             pag. 21 a
Item van ons temperament.                           213
Waarom menig,geerne droevige Muziekftuk-
ken hooren.                                           214
De uitvverking op ons lighaam.                    21 6
De Sympathie.                                      . 217
De geeftige invallen en nieuweuitdrukkingen.2io.
De vaardigheid en konfl der muficeerende. ibid.
De zingende en fpeelende perfoonen.
             220
Het geheugen van andere zaaken, eertyds 'er
mede gepaard.                                       ibid.
De plaats en 't gezelfchap.             ^             221
Het danfTen.                                                 222
De verbeelding van gelukzaligheid.                 223
Dceenzinnigheid.                                        ibid.
De eigenliefje,                                             224 |
De luiheid.                                                   225:
De echo.                                          -          ibid.
Van de hartstogten.                                       227
Voorbeelden van deezeuitwerkzels derMuziek.228
Tegenwerpingen, beantwoord.
                      231
Nuttigheid der Muziek in den Ooiiog.          233
Wat de Muziek der Ouden voortrekkelyk
maakt, boven de hedendaagfche.             234
Van 't verbodder onmiddelyk achterelkand-er
volgende Quinten en Oftaven.                237
DeReligie rigtzigin haarleeren nietnaarons, 239
Of dieren zig met Muziek vermaaken konnen ? 241
Invloed der Muziek in de zeden, bevefcigd. 243
Van de gefchiedenis by Jericho.
                     245
Gefchiedenis van den Konjng SauJL,               247
Gefchiedenis van Elifa.                                  250
Werking der Muziek opons lighaam.            251
Beveftiging van Gods goedheid.                     05-4
Waarfchouwing aan de Muziekkonftenaars* 259
EMEN«
-ocr page 308-
EMENDANDA.
Pag,
§.
reg. ftaat. -
lees.
18
10
9 alleenlyk worden
alleenlyk kan wotden.
28
1 zien
zyn
49
15 C volbragt
C waarlyk
26 trillingtn,
trill iitgen volbragt,
31
< voordraagt.
vourraraagt.
61
18 zy
zig
80
3 de
den
4*
8 end
en de
8S-
5 uitreketi
ui'rekeneft
8*
10 zig
in zig
averdenking, van'er overdenking daar van,
90
JO
4 een
eener
TGI
56
6 fingen.
fin§i
Iiy
8 deeez
dee'ze
U9
1 een Collefte by 't
by flzingen eener Col-
zingen eener,
lege,
*5t
4 wege af te fcbaffeq
wege,
5 omgang bedagt
omgang af te fchaffen,
bedagt
x6i
II zouden
zoude
1.61,
29 Diunifl'chiec zal men Dit zal men mnTchien
I7i
2f diens
wiens
178
17 volgens
°P
20f
28 ongeleerfte
ongeleerdfte
209
3 des
des te
228
21 menfchen!
menfch!
338
19 quint. Eens byzonder quint eens byzonderei
259
3 grooe
groote
4 g- c
g.'b
x33
4 Daarom men
Daarom moet men
240
13 te antwoorden
te verantwoordea
22 dwaasheid
dwaaslyk
32 werk aan-
werk
244
29 kas
des
-344
30 gonde
konde
De overige feilen gelieve de Leezer, of te
yerbeteren of te verfchoonen.
X
-ocr page 309-
BEKENDMAAKING.
Dat by den Drukker dezes, flaan 334 Ma-
ziekiverken,
waardig van kenners te roe-
men, in weinig maanden uit te konien, als
de Opera Ariaas; de Sinfonyen van Ka-
tnerlocher
met Walthoorens, Opera Ter-
za; van Schilafchi, Qua onlangs in eeni-
ge Steden t&roemd wegenszyh Compofitie
gemaakt) en van Santo Laps, door den
beften graveerder in 'c koper cierlyk ge-
drukt te worden..
/-/331