WILHEM de DERDE,
door Godts genade ,
K O N I N G VAN engelandt,sChotlandt,
VRANKRYK en IERLANDT,
BESCHERMER DES GELOOFS , ENZ. ENZ. ENZ.
In Heldendicht befchreven
Door L. R O T G A N S. I. D E E L.
De tweede druky door den Dichter naaukeurig overzjen en befchaaft.
|
|||||||
T AMSTERDAM,
|
|||||||
Gedruta by FRANCOIS HALMA, Boekvcrkoper,
In Konftantyn den Grooten, 1710. Met Privilegie.
|
|||||||
O P B R A G T
AAN DEN HOOG-EDELEN WELGEBOREN
HEER
DIDERIK van VELDHUISEN,
HEERE VAN HEEMSTEDE, WILLISKOP, KORT-
HEESWYK, ENZ. ENZ. KANONIK TEN DOM, GE- ELIGEERDE RAAD TER VERGADERINGE VAN D'EDELMOGENDE HEEREN STAATEN'S LANDS VAN UTRECHT, EN HUNNE ORDINARIS CEDE- PUTEERDE, HOOGHEEMRAAD DES LEKKEN- DYKSBOVENSDAMS, ENZ. ENZ. Yn Zangheldin, befluwt van krygsbanieren,
Met helm en fpeer en beukelaar bekleedt,
Gehuldt om 'tKoofdt met Wilhems veld-
laurieren, Bromt moedig, daar zy 't krygstoneel be-
treedt: Maar fcnoon zy dus met mannelyke fchreden
Te veldt ftapt, en geharnaft zich vertoont ^ * 3 Dc
|
|||||||
•
|
|||||||
.•
|
|||||||
O P D R A G T.
De Nydt heeft lang der Dichtren roem beftreden;
En niemant blyft van 't wangedrogt verfchoont.
Tracht dan, o Nimf, een Schermheer op te zoeken; Wiens hoog gezag, van groot en kleen geviert,
Verheerlykt in een ry van Letterkloeken , De tanden breek' van 't woedende ongediert.
Yeldhuizens Naam verftrekke uw borft een wapen; Een Naam, door \ Sticht m Nederlandt vermaart:
Een Wachter, op wiens wacht liet volk mag flaapen, En ruften, fchoon 't geweldt veel onruft baart.
Een kloeke loots, die 't Schip der Nederlanden, In 't midden van 't verbolgen krygsgety ,
Helpt ftuuren, en de Kiel behoedt voor ftranden ^ Gezeten aan liet roer van Staatvoogdy.
Die 't Staatenhuis, beroemt door Stichtfche Vaderen, Met zorg bewaakt, en flaaft ten dienft van 't landt;
Gevoedt met room uit Pallas heilige aderen : Dat tuig' 's Mans deugdt en onbevlekt verftandt.
Die in zyn hart den Stamboom van Oranje sGewortelt houdt, en 't overoudt Geilacht, |
||||||
Dat
|
||||||
. f,.
|
||||||
4
|
|||||
O P D R A G T.
Da! Neerlandts recht befchermde in ipyt van Spanjc>
Gelyk 't betaamt, om zyn verdienften acht.
Dat toont zyn hof, de bloem der Landjuweelen, Daar 't Vorftendom, naar 't leven afgebeeldt
In marmer , en geplaatft in luftprieelen , 't Nieuwsgierig oog, en 't Hart der volken ftreelt.
Zo tracht liy, in 't aanfchouwen, ons te leeren, De dienften van dien wytberoemden Stam
t' Erkennen , en fleets dankbaar te waardeeren, Het Bloedt, waar uit rriyn Vorft zyn oorfprongk nam,
Als zulk een Heer myn Zangnimf zal verweeren , En dekken met zyn vlerken, wytgeipreidt -}
Durft zy de Nydt in 5t aangezigt braveeren , En ipotten met heur haters onbefcheidt.
Laat Momus vry zyn bitfe tanden wetten , En flaan den klaauw in 't merg van myn gedicht ^
Ik zal geruft Vorft Wiehems lof trompetten : Een Vorft, een Heldt, voor wien d'aaloutheidt zwicht.
Door u befchermt, volg ik de legervaanen, O Heemstee, van dien grooten Oorlogsheldt,
Die
|
|||||
i
|
||||||
O P D R A G T.
Die 't volk verlofte, en Neerlandts onderdaanen,
Geloof en recht kloekmoedig heeft herftelt.
Zo ftuift, myn Heer, myn magt van oorlogsvlooten, Met zyn beleidt gewapent , door de zee j
En blaakt de lucht met felle donderklooten , Of pleit op 't zout voor Neerlandts rufte en vree.
Zo moet uw gunft myn huwlykstogt geleien, (Een hoofdftof, daar myn Heldendicht op fpeelt)
Daar Godtsdienft, en de Deugden 5t bruidsbedt fpreien, Waar op de Prins Vorft Jakobs Dochter ftreelt :
Terwyl het Hof, en Grooten van Britanje , Op 't hooge feefl;, daar Karels rykdom praalt,
Verlangen naar de daaden van Oranje : Die , op hun bee , zyn Gunfteling verhaalt.
Zo tracht myn Nimf van verre na te ftreven Virgyl , beroemt door Vorft Anchizes Zoon,
En vinding van Eneas heerlyk leven -y Zo net verfiert, als hoog van wyze en toon.
Maar moet myn zang de vlag voor Maro ftryken j (Wie zal hem ooit in Heldenpoe'zy ,
|
||||||
■■
|
||||||
"""^■p
|
|||||
O P D R A G T.
In fchikking , taal en oorlogsftyl gelyken?)
De waarheit zet myn Dicht weer luifter by.
Ook gaat myn Heldt den Trooifchen Heldt te boven, Zo ver myn toon voor Maroos toonen buigt.
Myn Veldtheer ruimt geen vaderlandt noch hoven ; Als Trojes puin van Venus zoon getuigt.
Laat Lodewyk zyn Franfchen Sinon zenden , Die , heet op moordt, op roof en oorlogsbuit,
De fteden door de vlammen tracht te fchenden ; Hy blufcht het vier. hy dooft de krygstoorts uit.
Eneas zwerve als balling op de baaren , Van vaderlandt, van have en erf ontbloot.
Myn Wilhem heerfcht Voor Godts vervolgde Schaaren. Hy voedt en queekt den balling in zyn fchoot.
Eneas minne , in Maroos Heldendichten , Lavinia, door Jupiters befluit $
Om Latium aan 's Tybers boordt te ftichten , En vechte in 't veldt met Turnus om de Bruidt:
Myn Wilhem huwt aan 't Pronkjuweel der Vrouwen, Door 't nootlot van den waaren Godt bepaalt, ©
■ * * Om
|
|||||
O P D R A G T.
Om Tefus Kerk noch hooger op te bouwen j
Hy ftrydt voor 't recht van 't volk, en zegepraalt.
Zo ftapt myn Heldt op Stuarts hooge troonen, Met Jakobs Telg , zyn groote Gemaalin ,
Verheerlykt met drie koninklyke kroonen , Begroet van 't volk, den raadt, en 't hofgezin-
O Mantuaan, zo hoog door kunft verheven ! Gy hadt uw vlyt voor W ilhem aangewendt,
Had u de tydt vergunt met hem te leeven ,• En uw Trojaan waar heden onbekendt.
Ook was myn Heldt alleen voor u geboren ,.. Voor uwe pen, 6 Roem van Helikon !
Nu heeft myn Nimf dat raime veldt verkoren -} Schoon fchaars gelaaft uit Pegaas Hengftebron.
Veel waage ik , door "t vermetel onderwinden Van zulk een werk, een heldenftuk, zo zwaar.
■
Ik ileeke in zee, madr zal veel'klippen vinden,
En itrandt de kiel, myn Zangnimf loopt gevaar.
De Dichters ftaan alree met my verlegen. Ik s^ordt bekiaagt van Hollands Hoofdtpoeet,
Zyn
|
||||
........- »-,..,-.
|
|||||
O P D R A G T.
Zyn vriendfchap wenfcht my op den togt veel'zegen,
Doch't minzaam hart vreeft fchipbreuk/chroomt myn ket,
Maar neen, ik dwaal. wat droome ik vaa de baaren , En 't zeilen met een zwakke kiel door 5t zout ?
Myn iever doet my dwaas ten hemel vaaren, Met hem, dien eer de dagkoets wierdt betrout.
Maar vliegt myn Nimf omhoog, om laag te daaien, Met Dedaals zoon , en voerman Faeton :
Al wordt haar oog gebhkfemt door de ftraalen j Geen nood: zy zengt haar vlerken aan de Zon.
Ik wordt genoopt, gepreft, en vlieg dan heene. Beipot my niet, 6 Dichters in dien noodt;
Betreurt my, volgt de dochters van Klimene, Die 's broeders val beweenden, en zyn doodt.
En gy , dien ik myn Heldenzangen wye, Veldhuisen, door beleefdheit wytvermaart,
De liefde van de Stichtfche bnrgerye Wei dubbelt door verdienfte en deugden waardt j
Ai laat uw gunft en heufchheit, my gebleken, Den hoogmoedt van myn trotfe Zangheldin,
** x Haar
|
|||||
O P D R A G T.
Haar onmagt, met haar feilen en gebreken
Verfchoonen , uit een toegenegen zin.
En zo myn Nimf uw oor ooit kon behaagen j Het zy ze floeg in *t veldt een oorlogstoon:
Of midden in 't gejuich den zegewagen Geleidde van Godt Mavors grootften Zoon:
Het zy ze treurde en mengde met haar traanen De lykafch van de Britfche Koningin :
Of vrolyk zong in Heemstees groene laanen^ h Daar Filomeel , weleer door Tereus min
Onteerdt, den hoon van 't fchandelyk omhelze» , 't SchofFeeren van den dwingelandt vergeet j
Ja , queelende op de kruin der ryzende elzen, Voor vrolykheidt verwiffelt al haar leet :
Noch eens, kon ooit myn zang uw oor bekooren > i V e l d h u i s e n , leg een wyl uw ftaatzorg af,
Om heldendeugdt en dapperheidt te hooren y En volg met my Oranjes legerftaf.
De Dichtkunft kon myn zinnen lang vermaaken, Ontftak myn.geeft met heilig vier, myn Heer.
d'Aal-
|
||||||
O P D K A G T,
d'Aaloudheit nam die goddelyke zaaken
Ter harte, en fchreef in dicht, met roem en eer:
Dat tuigen ons de Grieken en Latynen ; Daar Latium en *t wytberoemde Atheen
Dat helder licht zag uit zyn muuren fchynert, En klimmen naar de wolken van beneen.
Nu kan Euroope ook fchrandre mannen queekeny Zelf van Apol op Pindus top geteelt j
Die aan dat licht hun* vluggen geeft oritfteeken $ Wier zuivre toon de ziel der Goden ftreelt.
En Neerland heeft ook ftof om hoog te draaven Op Dichters, door Run zangen wy tvermaardt;
Wier lof en eer zal blyven onbegraaven , Zo lang de Zbn haar ftraalen fchiet op d'aard\
Ik zie een rei geletterde Poeeten Ten zangberg treen, naar 5t heilig offerkoor;
Die voor \ altaar, als Febus Priefters, zweeten; En, ben ik 't waardt, ik ftreeve op 't zelve ipoor.
Ik volg van ver die kloeke Letterhelden , (Schoon d'onmagt en myn kunftgebrek my lmart)
** 3 Die
|
||||
■O P D R' A -G T.
Die voor myn toon huti fchellc fnaaren ftelden :
Ik eer die bloem der Dichtren in myn hart:
En u , myn Heer , dien , met uw welbehaageri, Myn Zangeres haar zangen op mag draagen. |
|||||||||
Hoog Edele wel geboren Heer,
|
|||||||||
*Vw Hoog Ed. gehoorzaamfte en
verpligfte T)ienaar |
|||||||||
L. ROTGANS.
Aan
|
|||||||||
Aan den Lezer.
K hebbe my verftout de wondere daaden van dien
grootenKoningj, Wilhem den derden, (fchoon deze hooge ftoffe de penne van een ervarener T>kh- ter vereifcht ) in Heldendicht te befchryven. Eenige Grieken en Latynen bedienden zich eer- tyts van verdichtfelen 3 om de Helden op 't krygs- tone el te voeren. Maar ik hebbe deze waaracb* tige gefchiedeni(fe „ zo vol ongehoorde daPperheden, kloekmoedige. herftellingen van Vryheidt en Godsdienf j en is:cnderbaare gevaU- len j die het geloof van den nakomeling in twyfel zulien Jtelien, tot het voori&erp van myne bezigheden uitgeketirt. T>e liefde tot dien wytberoemden Vorji _,. de hooge achting van
zyne ongemeene hoedanigheden _, en tedere zucht voor myn Vaderlandt _, door zyne wapenen in de vorigejaaren vrygevochtenj en het geweldt van den Franfchen Koning Lodewyk den xiv_, ont- rukt _, hebben my aangemoedigt. Voeg bier by de gedachtenijfe van die nooitvolpreze Vorfiiny Maria de tweede; ivier zaligeziet zich in d'eewigdurende vreugde verlujtigt > terwyl de ganfchewae~ reldt, in rou, baar lykafch met traanen befproeit. Om nu deze ongemeene ftojfe nietop een gemeene wyze, en als een
Rymkronyk _, te verhandelen , hebbe ik _, naar myn vermogen _, de regelen van een Heldendicht gevolgt: daarom begint myngezang niet met de geboorte van den Heldt, maar ik voere den ver lief den Veldt- ' heer eerfi naar de kuji van Engelandt_, om^PrinJes Maria tenhu- nvelyk teverzoekeni daar deTeemsgodin, op 'tprachtigfl ver/iert, den Vorft tracht te verwelkomen j maar vindt hem jlaapende / en verhaalt ondertujfchen aan haaren Waterftoet de zeegevechten onder zyn beleit voorgevallen. Ook hebbe ik my van voorzeggingen.,., het Heldendicht eigen, bedient; zo wordt Neptunus van my fpree- kende ingevoert, die den Vrede met Engelandt „ dezeejlagen ., tuf fchen de Hollanders en de Franfchen by MeJJine., en de doodt van detp:
|
|||||
*
|
|||||
A A N DEN LESER.
|
|||||
den Admiraal de Ruiter Jpelt. En om niet hijiorifiher wyze en
-vervolgens te gaan , worden in het tweede boek , na de huwlyks- plegtigheden op het vorftelyke bruiloftsfeejl, de gevallen van de voo- rigejaaren j de Heldendaadenvan den Zegenpraalenden Wilhem, en zyn geboorte verhandelt. Indien Krygsbeleit en Tiapperheit myn Heldendicht luifter byzet-
ten j niet min heerlyk vertoont zich de Huwlyksliefde j de hooft- ftojfe van myn Heldendicht; een huwelyk, op de deugden gebout: . een huwelyk, dat den waaren Godsdienft tegens 't geweldt der vy- anden verzekert. Nooit bee ft de bruiloftstoorts der Ouden metgroo- ter glans gefcheenen, dan dcze } die alle neve Is van vervolgingen, zwarigheden en elenden, den Be ly der en van den Hervormden Godts- dienft befchoren, opbeldert- Indien j o gunftige lezer, tnyne wapenklanken en krygstrompet-
ten, op den rookenden Oceaan j of in't midden van het bloedigoor- logsveldt gejieeken, uwe ooren verveelen: indien de blikfems der veldt kortouwen te fel in uwe oogen fchitterzn-, ziedeVredezonmet heerlyker glans uit een zee van heldenbloet verryzen , en haare vruchtbaareftraalen doorganfch Nederlandt verJpreijen.Zie de vier- toneelen, door degejlaaktefteden van'tVaderlandt^ ontfteeken j en de vreugdevlammen de burgerlyke traanen,, by ganfche bee ken on- der 't juk van Vrankryk uitgejiort , van de jtraaten opdroogen. Verluftig u ook met de zoete toonen der liefde: zie den Heldtt
die yder overwint j door de fchoonheidt j en deugden van 'Prin- fes Maria verovert. Gelei het Vorftelyk Taar naar den tern- • pel j daar zelf de Godtsdienji het heilig offervier op H echtaltaar ontjieekt. Volg Maria met uwe gedachten „ daar zy den zegepralenden
Heldtj na zoveelkrygsgevarenuitdenVeldtflagwederkeerende„ te gemoet treedt 3 omhelft _, ontwapent j en zyn kruin met een krans, van vredepalmen gevlochten j verfiert. Verwonder u ook over d'edelmoedigheidt van deze onvergelykelyke Amazoone s die j al zuch-
|
|||||
■
|
||||||||
AAN DEN LEZER.
zuchtende , den dapperen Echtgenoot tot befcherminge van 't her-
vormde geloof aanmoedigt, den helm op H hoofti zet% en V harnas > fnet haare traanen bevochtigt% aan de leden gejpt. Laat de vroomheidt j en Godvruchtigheidt van dit Koninklyke Taar
u leer en , het zelve /poor te volgen , en nacht en dag voor Godts Heiligdom te ivaaken. Maria Jlaafde in haar lev en j met de kroon op 'taoofdtj voor de vryheidt van Godts kerk. Vorft Wilhem vergezelfihapte haar •, en volhardt noch dagelyks in die Godsdien- ftige bezigheden. Wat kan u meer opwekken, als het voor bee Idt van deze groote 'Perjbnaadjen? maar ik laate deze pligt van vermaa- ningen den Leeraaren aanbevolen ; en fpoede my om in weinge woorden u myn oogmerk te verklaaren. Ikhebbe het lev en van dien Grootmagtigffen Vorft _, voor zo veel
d'omflandigheden my bewuft zyn , in dit eerfte deel tot de kroninge toe befchreven. Nu is myn voornemen in een twede deel, onder Godts zegen, de banieren van den KoninklykenVeldtheertevolgen; en myne oorlogstoonen met denVrede, die alrede met een vriendelyk gelaat Europe toelacht _, tebeftuiten. Neemgenoegen-, envaarwel. |
||||||||
# * *
|
||||||||
I N
|
||||||||
IN
-
■ • * ■
GV LI EL ME IDA
tJobiliJjtmi Viri
D. L U C & R O T G A N S.
|
|||||||||||
Emporis ingrati domitrix Rotgansia Clio
internum nitido pe&ine pangit epos.
Ferte, Dex j violas, & lilia ferte, Sorores: Accendit Clarium fpiritus ifte nemus.
Qualis in herois exfurgit Mufa cothurnis ! Quantus in attonita pe&oris arce fonor ! Terra vale. Mens alta novo fubveda volatu Lucida Pegafea tendit ad aftra via.
Et major vulgi invi.dia , faeclique veneno , 0 ■ Purpureo rapidum lumine fignat iter.
Ringere j Livor iners i linguseque tonitrua do&a: Defpice : gannkus tiefpicit ilia ifios.
Fulminibus nimirum opus eft, ac voce Deorum, Fortia cui magni Principjs arm* labor. |
|||||||||||
Janus Broukhusius.
Ad
|
|||||||||||
•
|
|||||||||||
AdVirum Nobilijffimum & TerJiJJimum,
|
||||||
■
|
||||||
L U.C'A M R O T G AN S.
Cm aterni operis carmine heroico Belgica Ejus Mufa
G U L I E L M U M III.
BRITANNICUM, Principem Optimum celebTaret.
OTGANSI Vatum Trinceps > quos Belgica Clio
ALternis meritos vexit ad ajlra modis :
Qui primus patrium ad Vechtam de due ere Mufas Aujus, & heroa condere vocis epos :
Quam bene purpureis tuajiat Jubnixa cothurnis Clio , &> regificis intonat arma finis!
Hicftupeo REGISGVLIELMImaxitnagejia, Bella tot j & fort i part a tropaa manu: eVtveniat) videat, vincat; reddatque faluti Regna,, Vrbesj Topulos, Feeder a, Jura, Sacra.
1)t Bovinda Illi fubmijfo flumine rip as > i^Ac Thamefis/r<?/?(«j gurgite praftet aquas:
'Dto/ue tot aujpiciis per plurima gefta fecundis Foedifragas Galli confer at acer opes.
Hie comes it Magno Regi Trudentia, Virtus•, Et/ancJa conflans cum Tietate Fides.
Auriacum legimus manjurum infacula Nomen, Heroas veteres, Semideumque Genus:
Fulgetinexjlinclumfidus RE GIN A MARINA, Cui pietate par em Sacula nulla dabunt.
Has verax laudes Div^, Regi^ merenti, CsEternis cantas Arma Viruraque modis.
<-AuguJla, fateor, Tibi dextra Thoebus Apollo, ROTGANSIj t_Aonias ipfe minijlrat aquas: *** 2 Quin
|
||||||
§hfin etiam Mufis Lucum add it Regia Virtusj
1)$ decus a gemma bacca nitente capit.
Nee Tibi nugatrix mendacis fabula facli, I lias aut 'Dido nee repetenda fuit.
Candida Simp licit as veri Tua Carmina facrat, Carmina * qua quondam T)ique T)eaque canent.
Hac tamen ut vere eantess terjijfime Vatum3 ROTGJNSI, Mufa duke decus Tatria:
Lefiot utroque Tuos laudet velpollice ver/us, Miftaqtte purpureis aurea mala rojis:
Tace Tua die am _, GULIELMI carmina dextra zyEmula fulminea nulla Thalia canet.
Ilk decus Regum eft j quo nil auguftius uno Velfuip, aut olim 3 qua patetOr bis, erit.-
Nonpojfunt claro lucem addere lumina 'Thmbo * e Maxima nee verfu crefcere Fama pot eft.
Hac.Magni laus eft GULIELMI maxima 3 quod cum Carmina Eum celebrent plurima-) nulla fat is.
Rite tamen cant as, ROTGANSI candide _, Regemi Sola decet Mufas Turpura facra Tuas.
'Pro jure & meritis Rex Regum maximus Ille efty. 'Dignus ab aternapofieritate can't:
Belgarum merito Vatum Tu maximus audis, Dignus ab aterna Toft er it ate legh-
|
||||||||
Honori & Meritis Nobiliflimi
Au&oris faciebat |
||||||||
HENR. CHR. de HENNI2ST,
D. & in Eleft. Athenaeo, quod DuisbHrgi Cliviorum floret >. Artium Talubrium &Humanior Prof. publ. In
|
||||||||
Ih Nobililfmii Poet*
LUCA ROTGANSII
GULIELMUM III.
*
Carmini heroico exprejfom.
Elgica-fe dudum magno ja&abat Alumno,
Lostaque erat tantum fe genuifle Ducem. 11 Pelkeunv Juvenem quid, mendax Gnecia , dixir> Roma quid invicli Csefaris arma crepas ? , Inclytus Auriaco prognatus fanguine Princeps Verior eft Batavi gloria lausque foli. Hie unus veterum Regum raoiiumenta Ducumque Vincit, & hos ipfos poft fua terga videt :
Aflenfere omnes: & tori,<jua patet, opbi Belgica tam claro vifa beata Duce.
Unica res deeratj Vates, qui Principis a£ta Conderet, in magnos fufficeretque fonos. Qui pede Maeonio Mavortia fa&a referret, Virgiliique modis grande moveret epos. Senfitj & erubuitj digno praecone quod orba, Qui caneret tanti Principis arma, foret.
Ec mihi materiem cum der Guliblmus opinam, Nou deerit Patria laus, ait, ifta mece. *** 3 Se&
|
||||
Sed neque de medio (nam nulla hinc gloria) vates,
Qui caneret tenui carmine bella , placet.
Laflaret rerum communes turba Poetas, Frangeret infirmas farcina tanta manus.
Rotgansi Clio (nam fufficit ilia labori) Principis indomiti fortia gefta canat.
IllLPegafides fublimia carmina dicTrant, Auratamque dedit flavus Apollo lyram.
Jamque opus aggreditur magni Rotgansius oris, Nee premit impolitum nobile pe&us onus.
Belgica tolle caput > gemino pnefignis honore, Auriaei cunis nobilitata Ducis.
Nee minus ingenio fublimis clara Poete Belgica fidereum tolle, fuperba, caput.
Petrus Burmannus.
|
||||||
op
|
||||||
i- X, -
|
||||||
OP •
K O N I N G
WILLEM DEN DERDEN,
J
IN NEDERDUITSCH HELDENDICHT VERTOONT DOOR DEN HEER
LUKAS R O T G A N S. EximijE laudis fuccenfus amore.
* At hore ik ? ROTGANS geeft j van hoger drift nu
zwanger _, Belooft eerlang ons in hoogdravend heldendicht Een groter werkfluk _, dan de grootfle heldenzanger Voor Neirduitfche or en zongj of ergens bragt in 't licht. *De derde fVILLEM nit den huize van Oranje_, T)ie 't Neirlantfch Staatfchip redde in onwier 3 nooit zo zwaarJr 'De derde van dien naam ten ryxtroon van Britanje Gejfegen t om al 't ryk te bergen in gevaar;
*Dat ■wonder van onze eew _, die fpiegel alter v or fen _, 'Vitdeler van veel gunfl der hemelfche opfermagt _,
Bedwinger van gewelt _, ten afgront uit^eborften j Befchermer van wat Godt en 't menjchdom dierbaarfl acht >
Herfleller van Euroop j der he/den fchoonfle voorbeelt 3 T>er volken vryburg j by de Kzaarfche majefeit
Bezoek en verre reize uit Mofkou waardt geoordeelt ■, Is d' eerfofj daar zyn brein zo rtiim en breet in weit. Wat
|
||||
Wat raat? wie ftaat met u, 6 ROTGANS, niet be laden *
Met voile zeilen fteekt uw fchip of van de ree.
Is *t bier niet al te zwak ? en krutftge we I ^beraden , Voor klip noth bank beducht } dees grondeloze zee ?
Wat kragt is tegens zulk een kunftwerk opgewajfen ? TJit zou de fchoudren van een Maro > of Homeer
\Sllleen , of beide j in een gefmolten j naulyx pajfen -, Al kroont d'aaloutheit hen met meer dan menfchlyke eer.
'Achilles wrok mag op veel moort en nedrlaag roemen, ^lijfes dwaaltogt, en Eneas heldenwerk
Te lande en ook ter zee: 't is by geen' belt te noemen, T)ie Chrifius ryk bevryt 3 verloffer van zyn kerk.
Wie durft zynfnaren op zo hoog een' zangtoon zetten? Zie> ROTG ANS, zie we I toe. T>e nooit vermoeide Faam,
'Die vlugge poftbodin der were It 3 mag trompetten: Zy blaaft met alhaar magt, bazuint zich nit den adm.
Verfchrikt -de vahu niet van hem, .die toom en teugels 'Dergoude zonnekoets durft menneu.zonder fchroom,
Noch IkaruSy daar hy de zon met waffe vleugels Te na komt, en zyn ramp vernoemt den zouten Jlroom?
Hoe? raze ik 3 vm den geeft der po'ezy bezeten _, T>ie dichters buiten 't /poor % als redenloos , vervoert ?
Of drome ik op 'Partms , den •divhtberg der po'eten, Ttoor ydle vreze en zorg in mynen droom beroert ?
Broekhuizens , Burmans, en Hennynen.j brave renners In *t renperk van Apol, verlichten , ftellen my
Geruft, met ,'Monens , en met "Branden , kloeke kenners j Grootmeefters in de kunfi der eedle po'ezy.
Zy moedigen uw'geeft, 6 ROTG ANS, die zo vierig Ten zangberg opftreeft 3 van dien arbcit nimmer moe: 1)w lofzucht Jovenze, al met ere ook zelfs eergierigj Enjuichen u omftryt, 6 heldendichter, toe.
Vaar voort dan, vaar dus voort y en laat u niet verdrieten In zulk een eerperkt als Romein noch Griek ooit zag, ' .
Daar
|
||||
*
|
||||||||
*Daar elk te kort fchiet, naar z,o fchaon een wit te fchieten.
Breng grot en IVILLEM\, zelf dus groter _, aan den dag.
Styg uit de laagte om hoog door fcherpe en Jieile rot fen. Zo baant Amilkars zoon door d'Alpen zich een baan.
Ikaar .en Fa'eton ., die zon en hemel trot fen , Ontbreekt al heel geen prys _, terwylze iet groots beflaan.
t^Al wacht hier Neerlant ganfch volkomen geen gelykheit Van zang en zangflofj elk verhef uw eH vernuft j
*Dat in zo ryk eenfof, met onuitputbre rykheit Van kunfi en vonden } nooit verlegen ftaat, noch Jhft.
'k Zie u ten dichter van den grootften vorji geheiligt T)oor Klioos milde gunft'-, een dichtfpoor u betreen,
Op JVILLEMS heldenfpoor j voor u alleengeveiligt j Tiaar >t niemant anders waagt, ofnaUj of voor been.
Gy leeft_, waar IVILLEM lee ft en zweeft op alle tongeny Onjierflyk met uw7 naam: gy blinkt met fs konings glans:
1)w lofwort met zyn* lofop Helikon gezongen. Hem eert Minerve en MarSj u Febus met zyn* krans.
J. VOLLENHOVE,
|
||||||||
Wf *w *ff *w
|
||||||||
Aan
|
||||||||
*
|
|||||
Aan den Heer
LUCAS R O T G A N S, op &yn Nederduitfch Heldendicht,
WILHEM DEN DERDEN.
Elcefde Rotg a ns, die 't Aartsbifchoplyke Sticht
( Verheerlykt met de bloem der duitfche poezye, i| Wanneer uw vluggegeeit, beftraalt van hemelfch Iichts., T.e fpeeien vaert, en 't hantgeklap der burgerye Door heldenzangen wekt _, ik volge uw Kallioop, Die, over zee, vol moets, met's Prinffen vloot getogen_, Den grooten WILHEM, ganfch Europes fleun en hoop, ,,
Ter rykftede invoert door ontelbre zegeboogen. Britanje, een werelt op zich zelf, door Oceaan
En mime ftranden van al 't Chriftenryk gefcheiden _, Schreide, als een krygsflavin, den hoogen hemel aen,
En fcheen een5 heilant uit den hemel te verbeiden. Die daegde ook op, toen zy., aen d'Albionfche rots
Met boei en ketens om den blanken arm geklonken, Een' draek ten doelwit ftond, die, Roomich of baftert Gotfeh
Van af komft, rook en vlam en gloet van felle vonken Ter fnuite uitwaeflerfiende, uit zyne golven vaert
Met fpitfe hoornen , of de zee by ganfche ftroomen Ter keele uitbraakt, en met den fcherpen flingerftaert
De barcn geeflelt om dees treurige op te koomen. Dit ftaet 's lants Perfeus niet £of heet hy Herkules?}
Te lyden: van den noot, den hoogften noot gedaghvaerdt Rcdt
|
|||||
Redt hy., gezetelt op zyn zeepaert, cle Prinfles,
En taiftert reis op r^is met zyn onquetsbaar flagzwaert Het ondier op de huit, vol plaeten, dat het kraek', En, uit de barning hem met gloeiende oogenblikken Aenfpuwend, bloet en gal en ingewanden braek\ De Britfche Andromeda, dus vry van dootlyk fchrikken, En van haere yzre boei ontkluiftert, eert den helt
Op vrye voeten, en gezint zyn deugt te loonen, Een deugt, naer heur verdienfte op geenen prys geftelt,
Biedt hem heur' haerbant aen en 't recht van twee paer kroonen. Uw zangeres geleidt 's ryks heilant, toegejuicht
En bly gewellekoomt van duizent duizent ntonden, Waer hy, den Godt gelyk, voor wien zich Ooftlant buigt,
Verfchynt in 't vrye ryk, naer 't zegevierend Londen. Deryksraet, meefter, toen gekroonde dwinglandy
Haer hof ter middernacht had met een ftarik verlaeten, Kroont op Weftmunfters koor met W1L H E M zyn MARY,'
Zyne Aertsvorftin, den bant van Britfche en Duitfche Staeten _, 't Schenkaedje en onderpant des hemels, hem van Godt
Gefchonken, op't gejuich van Londens burgerye, Toen Neerlants Herkules de wieken had geknot,
Den haviksklaeu gekort van Vrankryks fraetharpye} En j van den oorlogslaft te torflen half vermoeit,
In d' eerft ontloke beemt van lelien en roozen, Die op M A R Y E S wang, vol dau, vol geuren, bloeit
En blooft, zyn' arbeit met genoegen quam verpoozen. Maer och! wat is de vreugt van 't menfchdom kort en kleen :
Wat heefc de luifter der onfterfFelyke vonken, Die uit twee oogen al den aardkloot over fcheen.
Met licht en leven, och! te haeftigh uitgeblonken! Gy fterftj MARY, of leeft onendig door de doot;
En 't hof zit ftom, of fmelt in ongeveinsde traenen, Terwyl uw Vorft, des doots grimmaflen ftaag te groot,
Waer zy met vier en ftael door dichte ruitervaenen # # # # 2 En
|
||||
En regementen fpookt, bezwymt op }t ledekant.
Nu ziet ook Londen met zyn volgepropte ftraeten Uit andere oogen, dan, toen zy, door WILHEMS brant
In vlam geftoken, en in blyfchap uitgelaeten, Met Karelj Karels zoon, de jeugdige erfvorftin
Der Britfche fluierkroone, op 't fpoor der Godsvrucht leidden Naer *t kuifche bruitsbed, dat de deugden, eens van zin,
Den trougenooten in de ruime hofzael fpreidden. Uw dappre dichtheldin, 6 Roigans, die de ftreek
Der Mantuaenfche zwaen geleeraert is te houden In haer verheve vlucht, die nergens ooit bezweek,
Geleidt ons door den helt, den Aertshelt, dien d* aelouden» Waer hun het zaligh lot van onzen tyt te beurt
Gevallen, kranften met onfterflyke laurieren, Van zyne wieg, die vroeg in vorftlyk lamper treurt.
Gy meldt ons WILHEMS jeugtj en ftaetftaf, en banieren En kr-uisftandaerden, die, voor 't Keulfche keurhof Bon
Na Naerdens wind geplant, of uit zyn torentranflen Afwaeiende, den ren van Luidwyks oorlogszon
Dwarsboomden en haer licht verduifterden en glanflen. Gy voert den veltheer, die 't gewelt ten lande uit preft
(Terwyl hy, ver van huis, met zyne benden rovert) En zonder flag of ftoot al 't overheert geweft
Met fteen en veftingen op eenen fprong verovert, In 't bloedigh oorlogsvelt van 't Henegoufch Senef,
Dat met Konde getuigt j hoe hy zy opgewaflen, ("Gunt d' Almagt dat dit hooft nook loot noch kogel trefP)
Om flag op flag Bourbon met kracht t' ontharrenaflen. Gy zingt ons, hoe de Graef, het rykfte plonderneft
Van omgekocht gefchut, den vyant zy ontwrongenj Hoe by d'aeloude Abdy en Bergens hooge veft
De Lutfenburger van Oranje braef befprongen. Hier deift nu d' overmoet, die dertel aen den difch
Den Helt befchimpte, hier verftuift j hoe juift geregekr Hoe
|
||||
---,-----_...., . . _ .
|
|||||||
Hoe dapper, xs vyants raaght in ruigte en wildernis,
En laet het vreverbont met heldenbloet bezegek. Vaer voort, o Rotgansj voer met uwen heldentrant
Den tweeden Konftantyn, den Britfchen Alexander, Geftreelt van weer en wint naer d' Ierfche zeekuftj plant
Op d' oevers van de Boine Oranjes leeuweflander, fin triomfeer met hem, vanedel ftof begruift,
Die, "aer zyn grootvaers wys, de ftroomen door durft waedeny Den vyant ftort op 't lyf en afmaekt voor de vuift,
En kroon hem te Dublin met groenende eikebladen. Verzel zyn rykstriomf met uwen Stichtfchen Graef,
MetLymerikj hethooftder Ierfche nachtgedrochten, Door Godarts kling en tong_, in ieder even braef,
Tot WILHEM'S hulde en trou manhaftigh afgevocftten. Ook zinge uw Kallioop, hoe Namens blaeu arduin
Als wafch fmelt' voor zyn vier en kogels en kortouwen$ Hoe d' onherwinbre rots met neergeboge kruin
't Vervvaten poortfchrift ftae wilvaerdigh uit te houwen. ^Zy zinge, hoedehelt, van 't gruwzaem vloekgefpan Geveiligt door Godt zelf en d' englelyfwachtbende, Den kryg zyne affcheit geeve in Chriflenryk, en van
Verwoede menfchenmoort maeke een gezegent ende* En gun' twee werelden te fchryven in haer ruft:
Door WIL HEMS arm herbloeit de heileeu van Auguft.
|
|||||||
A. MOONEN.
|
|||||||
■W W * W 5 ^p^ »y
|
|||||||
O P
WILLEM DEN DERDEN,
Koning van Groot Britanje , Vrankryk
en Yrlandt, Befchermer des Geloofs, |
|||||||
enz.
|
|||||||
In Heldendtcht befchreven door den HE ERE
]LUKAS ROTGANS.
—— Famam qui terminat aftris.
■v
Ts nu vry hooger j, danwwcDomkerkmethaartoorens
>0 Uitrecht/ op den /of van uiven ingebooren, eDfV Zoon, Apolloos Zoon j die door zyn Neirduitfcb \ dicht '.Uw Stadt en Statenhof onendig heeft verplicht.
_J Hoe bleef haar aandagt vaak als opgetogen hangen Aan zyn beroemde Lier- zyn Zege- en Herders-zangen! 't Zy by de dapperheit geleidt in 't oorlogsveli'_, Of op bet lantvermaak zyn zachte fhaarenftelt j Of help t de Ryksvorftin bedrukt naar 't graf geleien ^ Een halve weerelt met haar volken aan het fchreieny Niet uitgelaaten wilt als 't ongeftuimig ryk ^ Van zo veel dichters, maar zich zejven fleets gelyk;
Zoo
|
|||||||
■
|
|||||
Zoo vloeiende als de gladgekemde Vechterftroometi
Taar in hun kriftallyn zich fpiegelen de boomen.
Men ziet dan endlyk noch zyn uitgewrochte <werk
Te driefie onwetenheid en booze nyd tejierk.
Nu zweeft de Stichtfche Zwaan^ bejt aan zyn wiek te kennew$
Veel hooger dan voorheen op zyn verguide pennen:
Hy zuivert, daar by met zyn vlerken klapt, de lucht >
En naakt de zon zelfals een arent in zyn v lucht.
Tie wakkre dichter is ter goeder uur geboren ,.
Tie zynen toon, op u gejielt, alom laat hooren
O Groote WILL EM! die alle eeuwen door^ uw naam
Verjpreidde, enftof verfchafte aan d'onverzaadbre Faam.
Zyn edle zang zal uw be dry fen lev en melden,
U eeren als 'tjuweel van oude en nieuwe helden.
't Zy hy in eene beemt van deugden weiden gaat,
Of uwe ftrydtbre kruin met lauren overlaadt.
Zyn zangheldin volgt zelfs in Trlant uw banieren j
Terwyl uw vyant v lucht langs }t velt van zyn papier en ■,
Van fchrik benepen: daar in *'i heefte van dien gloet
Te Boyne ze If zich ziet bepurpert met uw bloet >
En gy in 't open velt den tegenlirever dagvaart j
Tie ziddrend wegdruipt op het zwaaien van uw Jlagzwaart.
Gy koojt dan deeze Jiof zoo waardig voor uw dicht,
O Rotgans! om uw licht fontfieken aan dat licht 3
En vie It met lujl aan }t werk., om's Konings krygsbedryvem
Toor uwe Fenixveer in louter gout te fchryven •,
Ten He It naar 't lev'en, ruim zoo duurzaam als inprent ,.-
Net aftefchilderen op eeuwig per kerne nt.
Tit hooftwerk tart den nydt en 't roeften van dejaarenS
Al wat uw gee ft en vlyt van langer handt kon gaaren,
Vw keurig out en nieu „ een onwaardeerbre fchat,
Ontdekt zich ylinks in het opjlaan van uw bladt.
Een ander oordeel vry„ dit raakt kunjikenners nader.
Hiervloeit een bron> hier fpringt eenonuitputbare ader.
>kj?er-
|
|||||
l!l'M'.««i ii ■
|
||||||||||
~
|
||||||||||
■
|
||||||||||
*k Verneem het puikjiuk hier van Neirlants Toezy.
Een ander lyme aan een veel hondert regels vry >
k^AIs washer zelf een prys op Helikon te winnen
Ten kofte van den naam der Helden en Heldinnen ,
Gefyk hier af', helaas ! getuigen kan de tydt ■,
eDw werk blyft duurzaam werk en d'eewwigheit gewydt.
't Is waar, veel waagt gy, die in zee u durft begeven
In zulk een zee , daar gy zoo groot een Konings leven
Als een t^Arion op ww zuivre fnaren fpeelt j
Op welke klank de vis zich roert, de vogel queelt ■,
Maar, kon men ergens den bequamen dichter vinden ,
Gy waart alleen het die *t u zelf moft onderwinden.
Wy zien hierop, hoe fel een Scyll' van afgunji bernt,
Eerlang ww harp om hoog ophangen in *t gefternt s
Terwyl ww glori by den Naneef wort volaongen *
T)ie d} Agrippynfche Zwaan zoo groots hebt nagezongen,
*Dat elk by zulk een ftof 00k roemt de taal en ftyl.
Zoo leeft ENEAS door depuikfchacht van VIRGYL.
|
||||||||||
JOANNES BRAND.
|
||||||||||
Aan
|
||||||||||
Aan den Heere
LUKAS ROTGANSj 'wanneer zyn Ed. bet Le'ven van
WILHEM DEN DERDEN.
In Heldendicht uitgaf.
U zwigte elk een die tragt op maatin'tDuitstefchryven,
Hier zietgy een Tafreel van WIL L E M S krygsbedryven. O Dichters, roemd met my die wcergaiooze werk! _ Doorziet, doorleefd hctvry. Geentydnochnydzoofterk Zal ooit die Proefftuk van de Dichtkunft konnen fchaaden.
De Dichter leefd hier door, als WIL L £ M door zyn' daaden.
Zyn roem zal eeuwig zyn in Ncederland bekend ;
Zo lang Latonaas Zoon zyn gouden wagen mend ,
En rondom 't Aardryk doed zyn vlugge paarden rennen ,
Zo word des Dichters Lof verbreid door Fenixpennen.
Geen wonder dat hy lang beroemd was door de Faam : Want wie is tot zo groot een vorftlyk werk bekwaam?
Mogt Maroos pen alleen Eneas togt verhaalen ,
En moeft A pels penfeel Vorfl: Alexander maalen.
Gewis 't komt Rotgans toe te zingen WIL L E M S da.
Mids wy Hem eeren als den Duitfen Mantuaan.
O Rotgans, 5k ben verrukt door uwe Heldenzangen .
Uw' Vechtnimf houd myn' ziel en ooren als gevangen.
Vaar voort met d'lever, die vol luifter in U blaakt.
Uw Dichttafreel j zo fchoon, zo heerlyk, zo volmaakt
En keurlyk gefchakeerdj. doed heel de waereld blyken,
Dat Neerlands Dichtrenrei voor U de vlag moet flryken.
De Dichters zyn verplicht te roemen neevens my,
Eerbiedig eindeloos uw Heldenpoezy.
S. VANDER HEIDEN.
***** Op |
||||
Op het Lcven
VAN
WILLEM DEN DERDEN,
In Heldendicht befchreven door den
H E E R L U K A S R O T G A N S.
Et Britfche Ryksgebied _, van Thetis zoute baaren
Rondom be/poelt-, gekufl, en dat het Godendom
Van Nereus ivoefle ryk de kroon zette op de haaren , Waar door zyn heerlykheid tot aan dejlarren klom-, Is menigwerf gefchokt door felle burgerkrygen , Waar door het, half ontzielt _, mofi naar zyn adem hygen. Wat heeft dat Ryk niet tot een moordtooneel verftrekt
Van dolle woede , daar de felle Roofharpyen Haar rolle op fpeelden! Hoe is niet de grond bevlekt
Met Vorftenbloed , door wraak , geplengt aan alle zyen Van muytelingen , dien de rykskroon flak in V oog,
Waar of hun moorders hart zyn giftig zwadder fpoog!
Maar zoo het Koningdom ten doe I font van verraders^
T>ie j ver van hunnen plicht, der Vorfien hoog gezag Vertraden-, en van }t ryk de zenuwen en aders
Jlffneeden; hoe ivierd ook niet vaak de heldre dag T)er Britten, doer een drom heerfchzuchtige dartstyrannen,,
Ontfchapen in een nacht} en uit het ryk verbannen!
<De
|
||||
T>e Roomfche Heuvelftadt _, van t Triefterfchap beheert,
Die d'armen haars gebieds in alle heerfchappyen T>er waereld Jlaat, en 't al door vuur enftaal verteert
Wat niet van haaren wenk afhangt_, noch zich wil vlyen Slaafs onder haar gezag en oppermogentheit;
Heeft dikwyls 't Ryks verderfen onder gang bereidt.
Hoe heughlyk mag dan 't Ryk d' ontrolde zegevaanen
Nu flee ken op de fpits van kerk- en torentrans ! Naardien d' Oranjezon zyn troon en onderdaanen
Zoo liejfelyk bejiraalt met haaren gouden glans; T>at WILHEM HENDRIKS arm 'tgejlaakt heeft uit debanden,
Toen zynejongde dag, en doodsnood fcheen voorhanden.
*Dit is de dappre Vorft j die, met zyne odrlogsmagt,
By 't gaure winterty durft bruifchen door de baaren Van vader Oceaan; eu al't gevaar veracht,
Om't Britten landfihe ryk 3 a Is Schermheer _, te bewaaren } Voor wettenfihennis en verhaate dwinglandy ;
Opdat by eeuwiglyk het ryk ten Heiland zy.
Traal dan, o Engelandj met recht op zulk een Koningj
"Die zich in.'t harnasflak, om uwen veegen Staat Te redden, wat gy hem kond fchenken tot belooning
Weegt geenfins op 't gewigt van zulk een heldendaad: Wil danomtrent den Vorft getrouw en dankbaar blyven>
En met ww goed en bloet zyn Koningszetelftyven.
Hyis die Held „ die Trins_, uit Keizersbloet geteelt,
Wiens dapperheit en deugd klinkt door de bruine wolken -, *Pie door geen pen volmaakt kan warden uitgebeeldt.
T)e Groote W 1L H E M , 't heil, de vreugd van zoo veel volken, Wiens naam eeuwe in eeuwe uit alom zal zyn geeert,
By elk die vorftendeugd en groot bedryf waardeert.
**### 2, Wien
|
||||
IVien nu ontfteekt de luft, om WILHEMS heldenleven ,
In zu'rver Nederduitfch} op wakkren heldentrant Te zien ? Hy lees dit werk, zoo meejierlyk gefchreven,
'Door Rotgans heldenveSr, als oft Ape lies hand Naar 't leven had gemaalt. dat niet behoeft te zwigten
Voor Maroos en Homeers doorluchte heldendichten.
O T)ic/jter van het Sticht! 6 groote Apolloos Zoon !
'Den T'arnas toegeicydt, en van de Zanggodinnen Zoo hoog geacht, bemint _, om uw •volmaakten toon:
Kon Orpheus d'aandacht j door zyn zang en fnaartuig, winnen Van 't woudgedierte-, ww zang wekt rotz en marmerfteen,
En blaaft hem 't leven in die half' verftorven fcheen.
Hoe wonder lyk fchakeert gy uwe Heldenzangen!
Hoe ivel pa ft elks verhaal op d'uitgekipte zaak,
En in des Jpreekers mond ! hoe weet gy't hart te vangen, 'Door zoo verfcheide ftof, zoo nut, zoo vol vermaak!
't JVerk is zich zelf gelyk3 oft klinkt op oorlogsgalmen, T)an of de Lief de pry kt met haare zegepalmen. T>oet gy de Zeenimf aan haar watermaagdenftoet
Verhaalen, hoe het pronk van Hollandfch %j4dmiraalen , De dap pre Michael\ verft Thetis fchoot doer 3t bloet
Zyns vyands ; en zyn arm de zege kon behaalen , Op Fran fthe en Br itfc he vloot: wieJchrikt nietvoor't gevecht?
Maar wie die d'eerkrans niet om 's Dichters haar en vlecht ?
Daar fchokt de waereld. uit haare affen, door het donderen
Van 't zw anger e metaal-, zoo vreejlyk door zyn kracht. De heme I kraakt. de kolk des afgronds gaapt van onderen >
En toond den vlooteling hoe 't zoute graft hem wacht. O Rotgans,^ voert ons met Neerlandfch waterhelden
In 't heetfte van den flag op Nereus pekelvelden !
Maar
a
|
||||
_ '
Maar als gy, mot van kryg, de minnewimpel Jleekt
Op 's Vorjien Jieng, en doet uw zangnimf hem geleiden 'Door 't zout, naar Karels hof: hoe ziet men daar gequeekt
T>e zuivre kuifche min, van tochten afgefcheiden j In WILLEMS hart! hoe teerfree It dan uw heldendicht
Het oor! 't oogjpiegelt zich in V aangenaam gezicht.
Doetge ons de huuwlykspraal en 't bru'doftsfeeji bejchouwen
Des Vorften ■, wot is hier al Koninglyke pracht! Hoe ryft uw heldentoon By }t Vorflelykc trouwen t
Wy voelen ons met 1) in Withals zaal gebragt: Wy zien Trins Wl L L E M en MARIA in den temped
Daar }t blyde heilgefchal klinkt over trans en drempel.
Maar als gy 3 in den nacht van 's Vorjien Bruiloftsmaal
Den braaven Benting doet den droeven Jtaat vermelden Van Nederland: wie Jchrikt _, wieyjl niet voor 't verhaal?
Hoe gilt de naare kreet noch over f room en velden ! Wiens oog herfchept gy in geen brakken traanenvloed
Daar 't droevig tafereel noch rookt van 't lauwe bloet! t_/fls gy dan WIL H E M weer met zyne veldbanieren
Vertoont j daar hy een veft of flerke flad befprinet; Of daar zyn heldenvuiji behaalt de krygslaurieren
x^Als hy op 't briefchend ros door }s vyands benden 'dringt;
Wat Jlaat uw Zangnimf dan geen hooge Mavorstoonen
En Jierd des Vorjien kruin met groene zeegekroonen !
|
|||||||
Wanneer uw Klio, na dyorkaanen, 't zonnelicht
Van vreede voor ons oog zoo gloeijende op doet daagen ; Hoe vleit die zuivre glans, door 't luifterryk gezicht
Ons oog _, tharts vrygemaakt van oorlogsghet en plaagen ! Hoe Jchel, hoe liejfelyk klinkt uwe vreebazttin *"
Door alle kreitzen van den N'ederlandfchen tuin !
***** 3 Maar
|
|||||||
•
|
|||||||
Maar als ge ww* toon verheft s Jieraad van NeSr lands eDichters-i
'Daar gy den grooten Vorft ten hoogen rykstroon voert; 'Dan iveidt gy in den lof van Br it tens vryheidsftichters,
En geejfelt hem „ die H ryk in banden had gefnoert. Hoe klinkt Trins WILHEMS lof tot }s kernels hoogfte boogen j
Als wy hem door UW* zang zien op den throon verhoogen I
O RotganSj 1)treehts pronk _, door hoogbegaaft verjtand!
Wierd heldt Achill geacht van Koningk Alexander Gelukkig j dat Homeer met zyne vlugge hand
Befchreven had den roem van zynen zegejlander j En leven: yt baart gewis ook in des Koningks oog
Genoegen 3 dat gy hem voert aan den ftarrenboog.
Dat dan de Heme I u j 6 Dichter , Jpaare in }t leven j
En gy _, langs }t eigen /poor , 't bedryfvan Brittens Vorft _,
Des Grooten Koningks , ook aan Nederland moogt geeven j Daar zyne heldenarm den zwaaren rykslaft torft:
Terivyl zyn eerbazuin klinkt boven lucht en ivolken, En hy den ryksftaf zwaait begrimt van dafgrondskolken. Maar nit Europe iveer _, door 't oorlog afgeftredn-.
Den glans der Vredezon op zyne kirn ziet jtraalen , Moogt gy fluks anderwerf op 't groote fchouwburg treen,
En door uw zwaanevee'r den heldenlof afmaalen 'Der Britfche Majefteit „ van daar hy ftygt ten troon ■,
Tot daar ge uw rol bejluit met Ryfwyks Vreedetoon.
F. H A. L M A.
|
||||||
KLINK-
|
||||||
»
|
||||||
KLINKDICHT,
Op het Leven van
WILLEM DEN DERDEN,
In HEL<BEN<DICHT befihreven door den Heere
LUKAS ROTGANS.
jR\|||| IC faI CC" kr°°n VOor 'C Iloofd dcs Gfoten WIL L E M S
llJIJf Een Kroon, die waardig is hec brein van fulk een Vorft -
Die , fwoegende J al de forg van ganfch Europe torft
Om haar verwoeften flant uit puin weer op te rechten: * Zy met de Twift door 't ftaal heldhaftig te beflechten
Uie overal haar grond met edel bloed bemorft • Of hever door de Vree , waar naar fy hygt en dorft De breuk, fchier hopeloos, weer dicht aan een te hechten ?
U.n t Bntfc Ryk, door hem venvekc als van de dood
Gepaart met al den ftoet der trouwe Bondgeno'ten: Dees fchaffen elk om ftryd , hetflonkrend kroonficraad,
W, ns glans, den tyd ten duur, hier fid en tintlend ftaat, MylcRoTGANsindit werk hccft als in gout befloccn.
D. SMOUT.
V ER. |
||||
V E R KLARING
Van de.PRINT voor 't I BOEK. PRins WilhemHenrik gee ft > als bruidegom > zyn handt
AanBritlandts Ryksprinfes ; Maria, d'eer der vrouwen. <De Godsvrucht ziet am boog, om ** kernels troon f aanfchouwen, Voor *t heilig offervier dat op Godts altaar brandt.
Kloekmoedigheit 3 bekleedt met prachtige fieraaden > Met far en fcepter , ftrekt een lyfwacht aan den Heldt.
<De? Ztdverheit 3 zo kuifch gelyk haar duif > verzelt T)e fchoone bruidt"3 en pronkt met zedige gewaaden. V Lands Algemeene Vreugdt word door een vrou verbeeldt:
Zy heeft een bloemkrans en een fcheepsroer in haar handen , Een kroon of }t hoofdt, enjuicht om H hell -van zee en landen. <De * Ryksbefchermgodt draagt de vrucht die 't aartryk teelt,
cDoor Overvloedt geflort in <Acheloiis horen : Hy heeft een offerfchaal in zyne vuiji geladn. T)e blyde Hymen ziet de plechtigheden aan. Godts Cdlvoorzienigheit kan hier "t gezigt bekooren : <De zon verfiert haar borft ; een oog blinkt op haar flaf ;
Zy ivyft op H vorjllyk Taar _, en pat haare oogen neder : Zy preft de Luchtbodin van boven op haar veder : cDie daalt _, op 't hoog bevel0 van haaren wolktroon af
Hier ziet men aan den difch het vrolyk troufeeft vieren,, Terivyl de <Deugden _, in *t yerfchiet ., de bruidt skoets fieren. * Genius Anglic. W1L-
|
||||
-------------
|
|||||||
-KPk
|
|||||||
_______
|
|||||||
WILHEM DE III.
|
|||||||||||
EERSTE BOEK.
|
|||||||||||
Y luft een wapentoon te zetten op myn fnaa- Mel
ren,
D'ontrolde legervaan , door duizent krygsge- vaaren,
Op 't roeren van dc trom j te volgen, en den Heldc Te voeren in triomf uit Mavors oorlogsveldt. My luft een zeekhroen te fteeken j en de kielen En watertorensj die van zeefoldaaten krielen, Te voeren door het zout op 't wajen van de vlag. |
|||||||||||
Gy Oorlogsgoden, die Godt Mavors ryksgezag
Met uw vermogen ftyft, en ftreeft, alslyfftaffieren» |
Aanree*
ping. |
||||||||||
Voor 'S Opperkonings oog met vliegende banieren,
A En
|
|||||||||||
2 W I L H E M D E III.
En fchraagt den krygsas van de moedige Belloon,
Helptj helptme zingen en geleidt myn heldentoon. Leert my den Herkules afmaalen op myn bladen, Die *t landt ran 't flaafs geweldt verlofte door zyn daaden: Die voor den Godtsdienft ftryd op't briefchend oorlogspaardt, En ganfch Europe in noodt verdedigt door zyn zwaardt. Aan- Doorluchte Vader j en Grootvaders van myn'grooten ^lumde Ver winnaar , fchoon de doo.dt uwe oogen houdt geflooten, door- En \ lichaam, afgeilooft door 't oorlog , flaapt in 't ftof 3 Voorva- Terwyl de ziel., Om lioog by Godt in 't hemelshof dere» Verheerlykt, gaat ten rei by duizendt Cherubynenj Heldt. Uw roem zal in myn Heldt we£r uit uw grafzerk fchynen, En ftraalen fchieten door de ganfche waereldt heen.
jjUKBe„^o veel verwinningen, en fterkbemuurde fte£n l»f, Den vyandt afgeperft: op zo veel zegetogten De krygslaurieren, om de ftrydtbre kruin gevlochten,
In 't Spaanfche bloedt geverft: de Vryheidt op haar ftoel Verheven met haar fpeer -, maar eertydts *t wit en doel in Neer- Van Alvaas razerny: den Godtsdienft op d'altaaren flatting"Beveftigt in 't gezigt van zielsgeweldenaaren: vtm't Geboeide flaaven uit de ketenen geflaakt: /eweldt. De ziel des martelaars, op 't moordtfchavot geblaakt t Gehangen of onthalft, bevreedigt onder 't wreeken. De bloedtplakkaaten met de vlammen aangefteeken, En zo veel heil ten dienft van Nederlandt verrichtj % Zal nook de Batavier vergeeten in zyn' plicht.
*■* Maar |
|||
EERSTE BOEK. 3
Maar al die zaaken, hoe gevierc en aangebeden, D»t hm
Zyn minder, dan myn Heldt te teelen uit uw leden: ZJSb.
Ja al uw krygstrofeen, eerzuilen s hemelhoog *£*<*■
Uit's vyandts puin gefticht, hoe herelyk in 't oog, j&fa
Min waardig, (fchoon de Faam alom hun lof zal melden} J^g
Dan dat gy Vaders zyt van zulk een' Zoone, 6 Helden! deiir. |
||||||||||
hunne
won is* |
||||||||||
* Heeft Nazo met dien toon Auguftus oor gevleitj
|
||||||||||
Myn Zangheldin, verlieft op eere en dapperheidt.,
En zo veel deugden, kan haar' yver niet bedwingen, Om zulk een' lofzang voor uw Nazaat na te zingen. Beroemde Vorften, fleekt nu t hoofdt ten grafftede uit, Verheerlykt met uw gunft myn vrolyk krygsgeluit. 't Gaat wel, 6 Helden t 'khebbe u naaulyks aangefprokcn, Of voel myne aders van een edel vier ontftoken. <och eens, 't gaat wel: uw gunft ontvonkt myn ingewandt. 'aar voort dan, Zangheldin, maar laat de minnebrandt *£$ Jw baak verftrekken om die heirbaan op te ftreeven j Min, al$ )och seen onkuifche vlam, als eer de Grieken fchreven, * .
O * * grond-
Dntfteeken in de borft van Paris, zal myn bladt flag van
iezoedelen met puin van troon of koningsftadt. den-'"
ien kuifche minnedrifc, gebout op zuivre gronden, •**** J
jekoeltert van de deugdt, om zo veel helfche vonden n hun geboortensuur te fmooren, en het quaadt ^e keeren, voedt myn pen, en ftuurt myn heldenmaat. hoeze,
Het guure Herfftiaizoen, bevrucht van wintervlaagen, X'»"*'
crlofte een korten tydt het landt van oorlogsplaa^cn, van den
A 2 En™1**
OvidtHS in 't laatjle boek van de Herfcheppinge.
|
||||||||||
4 W I L H E M D E lit
zynhtn En dwong den legerknaap te wyken uit het veldt j
"vo'nh, In 't heetfte van het wo£n} als Neerlandts Ooriogsheldt, De derde WilhEm, uit het zegeryke Oranje Gefprooten, en den echt van 't koninklyk Britanje, De minnevonken queektein't edelmoedig bloet. Een zoete hartstogt prangt het vorftelyk gemoedt, Waar voor zyn hart, voorheen'onwinbaar, moetbezwyken. Hyhadt, niet lang gele£n, in d'overzeefche ryken, Zyn oog verluftigt met het aangenaam gezigt eMMh Van Hertog Jakobs Telg, Britanjes Konings Nicht. via ,' De tweede Karel was de broeder van haar vader. j!S2 Maria Stuarts roera ontvonkt Vorft Wuhems aden docker, Hoe, zegt hy: zal de Min, in zulk een oorlogsgloedt, e»j"ht Niec ui(. te yuflfcl^n f dan door dierbaar heldenbloet# Karel ]sfu van de togten van myn boezem zegepraalen? five den. Zal zy de driften van myn oorlogsluft bepaalen ? ^vZ'hi Wech, lafFe liefde, ik banne u eeuwig uit myn zin. gtUmdt. Maar niet te hoog! ik voeleeen ongencesbre min- Myne aders quetfen, en een goddelyk vermogen My dwingen de Prinfes te groeten met myne oogen. Vaar wel dan voor een tydt, verlegen Nederlandt: Zo dra de fakkel van myn huwlyk heeft gebrandt, En my gelukt tot bruidt dat Ryksjuweel t'ontfangen j Zal ik, geprikkeldt van het uiterlte verlangen x Weerkeeren tot uw hulp, om Vrankryks krygsgeweldt Te ftuiten, en uw zaak bepleiten in het veldt. Zo
|
||||||
EERSTE BOEK.
Zo fpreekt de Vorft, en laat den vloteling beveelen
Zich te bereiden tot den togt* zyn zeekafteelen
De watervleugels aan te binden, om het zout
Te klooven^elk verricht den laft hem aanbetrout.
En ievert om't bevel met arbeit na te komen.
De Goden van den Staat, van blyfchap ingenomen
Om 't opzet van den Heldt, genaaken hem om ftrydt.
Elk heeft een gunftig hart zyn oogmerk toegewydt,
En vergezelfchapt met heilwenfchende gedachten
Den minnaar naar de kuft, daar hem de fchepen wachten:
DeHemeU fpreekenze, geleide u over zee,
En voere u veilig, Prins, aan konings Stuarts ree^
Daar moet Mariaas oog met gunft uw min beftraalen!
Terftont gebiedt de Vorft de zeilen op te haalen.
Eool, de koning van de winden, plaatit zyn ftoet In >t ooften, en de kiel bruift veilig door den vloedt. De doeken zwellen, en de glatgekemde baaren Bereiden hem den weg. Neptuin, van waterfchaaren Omfingeldt, dobbert op zyn fchulpkaros voor uit. De Nimfen naaken , als Godt Tritons fchor geluidt De ganfche zee vervult uit zynen krommen horen. De fchone Galate, uit Doris fchoot geboren, Voert, borlende uit den grondt, de Zeegodinnen aan: Zy ziet, in 't zwemmen om de kiel ., de minnevaan, Van Febus toorts beftraalt, op maft en ftengen pronken. Zy leeft uit Wilhems oog een hart vol minnevonken: A3 . Wy
|
||||||||||||
l££UJ~
|
||||||||||||
DeFerfi
|
||||||||||||
bereidt
zicb,om V vol- trekken ZVHS)
welyks t
je over M***, M**-7 tr, |
||||||||||||
Begeeft
zicb op Zee , em wordt van 'e Zeego- |
||||||||||||
.-.-.
|
||||||||||||
dendoop -Lyreizegunfii
|
f,
lM> jo* tfOL
|
|||||||||||
6 WILHEM DE III.
|
|||||
Wy volgen, zingtze, den verliefden Minnaar na,
En zullen u, 6 Vorft, geleiden vroeg en fp4j Ja vlytig dragen op cnze armen door de ftroomen. Ik weet een minnedrift valt pynlyk in te toomen. die hart \ Hebbe ook in myne jeugdt een minnewondt gevoedt j "tip U ' En quynde in't midden van de golven aan dien gloedt, vryaad- Njet ujc te bluflchen dan door 't oog van myn verwinnaar. De zoon van Faunus en Simetis was myn minnaar. De ftranden, daarwy fleets liefkoofden zy aan zy, Zyn noch getuigen van ons aangenaam gevry: Myn beekenis ftondt diep in Acis borfl: gefchreven. Maar Polifemus, door een minnenyt gedreven, (O doodlyk opzet!^ verfp zyn klaauwen, ganfch verwoedt. En razende van fpyt, inrinyn bemindes bloet. Myn vader Nereus, die de tomelooze baaren Met zynen drktandt kemt, en Doris, die de jaaren Van zyne jeugdt zo trou kon koertren met haar min,. Beweenden myn verlies met een verilagen zin. Myn onheil wierdt befchreit van alle waterryen. en den ^ Wenfche u een beter lot, verliefde Prins, in 't vryen: Prim Nooit meng' zo bittre gal u\v zoete minnevrucht. terht Aanfchoutj myn'zulters, hoe die groote Veldtheer zucht, M^'En 't ingewandt verlangt, om 't Pronkjuweel der vrouwen, Het voorwerp van zyn min, in Karels hof t'aanfchouwen. Dryf j gryze Vader, dryf uw winden fheller voort. De kielen ituiven door de golven .op dat woordt, En
|
|||||
EERSTE BOEK. 7
En ankren veilig aan de Brittenlandtfche ftranden.
De witte krytberg groet de fchepen onder 't landen > En zietze vrolyk., want de kryg heefc uitgewoedt, Niet als beftryders, maar als vrienden te gemoet. De Teemsvoogdes , beluft den Veldtheer met haare oogen De
Te naaken, hadt een rok van purper aangetogen: JOfib, De blonde haarvlecht, die zo fierlyk fpeelt en krult ffim
Langs borft en fchouder, met een krans van lies gehult>
getoott ,
Begerig met haar ftoet den Minnaar op te wachten. &"fortl
Maar Wilhem, afgemat door teedre minneklagten, tege-
Verpoofde door den flaap de togten van zyn hart. *"*,»
Ik zal, zo fpreekt de Nimf, fchoon my 't geheugen fmart, vi»dt
O watermaagden, 't geen ik heb gezien voor dezen, peTfa Verhaalen: Wilhems komft, eenVorft byelkgeprezen,
Errinnert my de zaak: zyn oog ontfluit myn mondt. De Nimfen zitten om haar wagen neer in 't rondt. Ik ken j zo vaartze voort, dien roem der Oorlogshelden.
Ik heb de Faam voorheen' zyn daaden hooren melden. De Britfche Kroon, helaas., door droevig misverftandt, In kryg gewikkeldt met den Staat van Nederlandtj Verhaah Kreeg kontfchap in 't begin van al deze oorlogsplaagen, ondIt-
Dat hem den zeeftaf en.'t gebiedt was opgedraagen . deZee- Van Neerlandts vlooten, om, in 't bloedig zeegevecht, f«^f"
Door krygskunde en beleidt, teftryden voor het recht. dejaa- yk Zag vierwerf achtereen de hooge zeekafteelen, ™n m
Drie vlooten, op het zout een felle krygsrol fpeelen: «673-
Want
|
||||
WILH'EM D E III
|
|||||||||||||||||||||
8
|
|||||||||||||||||||||
Want Vrahkryk ftyfde, trots op 't hooge zeegezag,
(De zaak is u bekent) de Brittenlandtfe vlag. Ik dreef myn ftroomgefpan in 't midden van de baaren ■, Beluft den ftrydt van ver t'aanfchouwen, en de maaren, Indien ons 't oorlogslot begunftigde in den flag., Te draagen naar den Teems op dien gewenfchten dag. De dubble Koningsmagt daagt op aan alle kanten, Beluft de Britfche Roos in Neerlandts Tuin te planten, Of Franfche Lelien te zaajen door het veldt-, Maar Hollands Leeuw bewaakt zyn erf in 't zeegeweldt. Jakob, Prins Jakob leidt vol moedt zyns broeders oorlogsvlooten valjfrk Als Admiraal, beftuwtvan Edellien en Grooten, badt Pilaaren van het ryk \ fieraaden van het hof: |
|||||||||||||||||||||
i £ttf
|
|||||||||||||||||||||
F/f*>
|
|||||||||||||||||||||
UM
|
|||||||||||||||||||||
M"}\*~
|
|||||||||||||||||||||
&'' toen
|
|||||||||||||||||||||
tbooft- Elk ftrekt een Watergodt, en vlamt op eere en lofj
gezagb ja wenfcnt de zegekroon te drukken op zyn haaren , ever de J . ° ,
EngeU Of eeuwig na de doodt te leeven in de blaaren,
fibe, £n heldenfchriften, die nooit nydt of tydt verfiindt. De roode Vlag vertoondt het hoogfte zeebewindt. De rechte vleugel, daar de witte f cheepsftandaarden, Door eedt en krygsverbondt, met onze vaanen paarden, gelyk de Wordt door het Franfch bevel geleid van Graaf d'Eftre. d'Eftre' ^e dapprc Sandwich voert de flinke, en ftuift door zee. over de Maar 't is onnodig al de Helden op te noemen j fche " Gy hebt de namen door hun daaden hooren roemen. vhot. £>e gtaat van NeMandt zendt den grooten Michael DeRui- Met zyne vlooten af Chy hadt noch 't zeebevel ttrheeft J v J
|
|||||||||||||||||||||
■W
|
|||||||||||||||||||||
Tcr
|
|||||||||||||||||||||
EERSTE BOEK.
Ter dezer uure niet uit Wilhems mondt ontfangenJ
De Hoofden, wederzydts ten ftrydt geruftj verlangen En dorften om het bloet te zwelgen onder 't flaan. De ftrydt begint. 't metaal barft los> en d'Oceaan Verftrekt een moorttoneel. ja beide d'Admiraalen, Beluft met doodlyk loot elkanderen t'onthaalen, Staan pal als leeuwen met een onverfchrokken moedt. De golf van Sowlsbay rookt van 't verfchgeplengde bloet. De braaven fneuvelen, en moeten 't leven laaten. De flrydtbre Montagu, de roem der zeefoldaateh, Die eeuwig flaafde voor Vorft Karels ryksgezag, Die dubble Troonzuil in den raad en kryg, (o flag, Die Londen eeuwig zal beweenen en beklaagen!) Wordt met zyn zoon, helaas! te derelyk verflaagen: De vlammen weiden in zyn waterflot. de noodt Vermaant den Graaf zyn heil te zoeken in de boot: Matroos en zeeman volgt, om 't leven te bewaaren, laarfmoort, voor't vier bevreeft, in't midden van debaaren, deerlyk einde van Britanjes Watergodt! laar Hollandts Admiraal ontmoet geen beter lot. zag een doodlyk loot zyne ingewandcn fcheuren •, En moil myn vyandt zelf den braaven Gens betreuren. De kaaken van de Faam gezwollen van 's mans lof, Trompetten lang zyn deugdt in Koning Karels hof. Rochefter zag voorheen', door onze nederlaagen, }at ftrydtbaar Waterhooft de zeelaurieren draagen, * B En
|
||||||||
httge-
btedt
tver de
Neder-
laudtfe
Zee-
magt.
Schrik-
kelyk-
heid des g<-
vechts.
Mont*-
wiens
lof-word opge- haalt,
fneuvelt met zy- tiett Zoo?/.
|
||||||||
D* Ba-
ron van Gent wordt gefchoo- ten\ zyn lof.
|
||||||||
WILHEM D E III.
|
||||||
IO
|
||||||
En wondren doenj zo kloek door Ruiters aangevoert:
Dat moet ik Hidden* fchoon 't verhaal myn hart ontroert, En 't fchaadlyk oorlogsvier noch blikfemt in myne oogen. 't Algierfche roofgefpuis bezuurde 's mans vermogen. De Turkfche Maan be?.week voor zulk een Waterzon. Nu lege hy neergevelt die andren overwon. 6 Britten ftaat my toe dat ik den heldt mag eeren: Het is een deugdt de deugdt zyns vyandts te waardeeren. De ftrydtgroeit vreeflyk aan,men moordt,men biaakt,menwoedt. DeHer- ^rms Jakob, in 't gevaar van 't Godendom behoedt, tog van Vcrlaat zyn zeekafteel, doorboort aan alle kanten: gaat Hy doet zyn hooftbanier en koningsftandaart planten 'tfilip ^P 'l Zee^ot j dat zyn naam naar Karels ryksftadt draagt. Louden. Heldt Herman, Schout by nacht j in 't krygsvier onverfaagt> Gevecbt Door bloedig fchuim gevolgt van dappre Bnttenlanders, *£!m Beft°o!^* den Admiraal van Hollandt met zyn' ftandersj en de Die wacht den aanval van dien grooten Waterheldt Op zynen fabel af, en trotft het zeegeweldt. Men ziet de vyantfehap hun beide in d'oogen blaaken. Zy grimmen tegen een. men loft de koopre kaaken> Die fcheuren 't ftroomgevaarte, en booren door de kiel. Hier wordt matroos gewondt, zygt neer, en braaktde zick De leden vliegen kings 't verdek, door donderklooten, Van buskruit voortgepreft, den zeeman afgefchooten. befebn- Men kruift van wederzyts met branders door de vloot. I'auden Daar Morten mail en fteng, getroffen van het loot, fl*g. ' Met |
||||||
EERSTE BOEK. n
Met vreefelyk gekraak, en fpoelen in de baaren
De zwavelvlammen af. een heir van waterfchaaren Dryfc zieleloos op 't zout, en verft de zee met bloet. Daar ziet men 't oorlogsfchip verdrinken in den vloedt. Hier zengc de kiel de lucht, verraft door brandtgaljooten. Een fchrikkelyk gekerm verryft uit bei de vlooten. De doodelyke pyn ontfluit den bleeken mondc Van't volk 3 door bouten, fchroot > offplinrers zwaar gewondt. Dat onweer daverde vervaarlyk in myne ooren. Ik treurde om 'c droevig lot den vloteling befchoren, En zag de zon met bloet in d'oogen ondergaan. De nacht voerde eindelyk de donkre fchimmen aan ., De En bruine fchaduwen, terwyl de helden itreden. }cLidt
De fchepen zakken af in orde en in geleden. bttgt-
Elk voegt zich op zyn poft} en volgt zyn zeevoogdts vlag.
Zo fcheidt de vloot van een op 't fcheiden van den dag. Men ziet van wederzydts de reddelooze fchepen, Van \ barftende metaal doornagelt, binnen fleepen. Men zendt de dooden en gequetften naar het landt, En loft dat laftig pak. de vlooten houden ftandt Elkandren in 't gezigt: de zeeman vlamt op voordeel, En ftyft zyn dapperheit met krygsbeleit en oordeel. Zo kruift men heene en we£r een lange wyl op zee. De guure winter naakt en voert de ftormen mee, Devko- Hn dwmgt den vloteling te zeilen naar de kuften, iaaun
En van zyn arbeit in de havens uit te ruften. *«**•
B z Nu
|
||||
,12 WILHEMDE III.
Aon-1 Nu zegt Matroos verheugt: vaar wel, 6 fcheepsgebou,
...v*•< «w* ^ ^aaP veel veiliger in d'armen van myn vrou. ^ f" lJ'l<- zeelie- Ja zeil vry heen', verhaal uw vriendt en bloetverwanten
den. T1 • .
s A:■•/ Het onweer, dat u dreigde aan boort van alle kanten;
Maar zeefoldaat bepaal uw blyfchap om de doodt
. Der helden, die ge in 't bloedt zaagt wentlen op de vloot, En fneuvlen aan uw zy: betrou geen aardtfche zaaken: Hun nootlot is voorby., en 't uw zal haaft genaaken. De weiflende oorlogskans, vol wiflelvalligheidt, Heeft ieders uur getelt, en elk zyn deel bereidt. Zo fpreek ik, en gelei de fchepen met myne oogen. Men hade de vyandtfchap te diep in 't hart gezoogen •,
Dat dodelyk venyn, door merg en ingewandt jjet Gekroopen , liet geen ruft j maar ftookte brandt op brandt. Park- qc koude winter kon dien oorlogsglocd t niet bluflchen. -\V merit b\ <->*-> »
eenge- Het fchrandre krygsbeleit fliep nimmer. ondertufichen
roepe». Roept k0ning Karel _, in den aanvang van het jaar, |
||||||||||
van
Gr* van |
^e„ Den Raadt van 't ryk by een: hier bleek de haatluft klaar:
|
|||||||||
e ^en moet, zo fpreekenze., Karthago nu verdelgen,
|
||||||||||
Schafs- En 't weerpartydig bloet der Nederlanden zwelgen:
Kal'e- ^y waren eeuwen lang de vyanden van 't ryk, Her van Uit eige neigingen en voordeel te gelyk. lanit'. Men vifcht naar middelen, om fchatten uit te vinden: Wakker- Qe fterkfte zenuwen om 't oorlog aan te binden. de Staa- Geen minder vlyt betoont de Staat van Nederlandt: *w en 4'Oranjeboomj zo verfch in dezen hof geplant, Prlnfe. Be-
|
||||||||||
EERSTE BOEK. i3
|
|||||||||||||||||
Begon in 't midden van den winter fchoon te bloejen :
Men zag zelf op de zee zyn eedle vruchten groejen Van zorg en wakkerheit, en in dien krygsorkaan, Het landt befchaduwt door zyn lommer, veilig ftaan. Elkzietop Wilhems arm,gefchraagtdoorGodtsvermogen. De maan hadt zevenmaal haar horens ront geboogen.
|
|||||||||||||||||
van
|
|||||||||||||||||
(Jranje.
|
|||||||||||||||||
a
|
|||||||||||||||||
De blyde zomerzon fteeg hoog aan 's hemels trans ^ Xhoten
En ftreelde 't aardryk met een aangenamer glans: kome"
Wanneer de golven we£r van zeekafteelen krielens in zee.
In overvloedt bemant met onverfaagde zielen. .
Ik hoor hoe Nederlandt, op voordeel afgerecht, En zeevaart uitgeleert _, myn ftroomen laagen legtj ToeUg En tracht de monden van myn havens toe te fluiten °^n
Met ballaftfchepen, en heel diepgeladen fluiten,
En *t grove zinkgevaart te booren in myn grondt: Maar wakkerheit belet dien doodelyken vondt. |
|||||||||||||||||
ivordt
foor~ |
|||||||||||||||||
Britanje doet als rook zyns vyands lift verdwynen j
|
|||||||||||||||||
'k Hadt anders aan dien brok wel eeuwig mogen quynen gehmen.
In d'ingewanden, waar dien aanflag niet geftuit. Maar 't is myn oogmerk niet elks poging en befluit, Zo fchrander uitgedacht, te melden in }t byzonder. Jk zeg alleen: ik moll dien fellen oorlogsdonder Verdraagen in myn oor noch driemaal achtereen. Dri Driewerven wierde op zee vervarelyk geftreen. zeejia-
Driewerven dekte Apol zyne oogen op zyn v/agen. ge"'
Prins Robbert leidt dc vloot : 't was Karels welbehagen j>rim
B 3 HemRQbert
|
|||||||||||||||||
i4 WILHEM DE III.
gtbUit ^em c noogc zeegezag te fchenken op dien tydt.
*// Ad- De Brittenlander was verzekert van Zyn vlyt. w/r<»« . ^ jioor ^^ fciireeuwen . vecht, 6 helden, voor dckrooncn. ly£ * De koning zal u\v moedt in overvloedt beloonen. vlote- ik zje voor u bereidt een ryken buit en fchat. aan. Dat niemant nu zyn deugdt door laffe vrees beklad'. Wy hebben minder magt en kleinder vyandt tegen > De krygskans lacht ons toe door 's hemels hulp en zegen. Men zal den Batavier beftooken op zyn kuft. Zo fpreekt hy ■, en zyn woordt vult elk met heldenluft. Men zegt de Ruiter fteeg op 't hooge fcheepskampanjej Hy zwaaide zynen ftaf ter eere van Oranje, Ruiter En voerde, al fpreekende _, matroos en zeeman aan: de zyne. jj, zje je VyancJen bereiden zich tot flaan 3 De dubble magten van twee Koningen gezonden >
Myn zoonen toont uw moedt ten trots van Seine en Londen:
Weidt met uwe oogen in d'Oranje zeebanier.
En gy, 6 Hoofden „ volgt uw eedt en plicht, zo dier
Gezworen aan dien Heldt. helpt my zyn krygsbevelen,
Terwyl de Vorft aan landt zyn oorlogsrol zal fpeelen,
Uitvoeren op de zee. vecht voor het vaderlandt,
Voor vrou en kindren en 't geloof, ons waardtfte pandt.
De Lelikoning zou dat kerkjuweel belaagen.
Laat eeuwig Neerlandts fpeer den hoedt van vryheidt draagen
Door uwe dapperheidt. Zo moedigt Michael
Dc Hoofden van zyn vloot, foldaat en zeegezel.
Daar
|
||||
EERSTE BOEK. if
Daar gaat het dondren aan. daar barflen d'yzre keelcn. 't Ge-
De kogels weiden in den buik der zeekafteelen. JJjJj
De ftranden daveren door 't vreeflyk zeekrakkeel. met
De witte vlag ontlluit het bloedige toneel j *»
Met Tromp (een Oorlogsman in 't zeebewindt ervaren, Tromf,
Wiens naam, ons lang bekent, zal zweeven op de baarcn, Zo lang Neptunus vuift den waterfcepter zvvaait.) Hier ziet men hoe de kiel om voordeel wendt en draait, Dan bydewindt, dan ooft-dan noordt-dan zuidtwaart hcenen. Zo.dra Prins Robbery en held Sprag in 't perk verfcheenen, %hH£ Bereidden Michael, en Bankert zich ten ftrydt. ' enSpraz Geen leeuwen vochten ooit verwoeder. ieder quyt /toiler*
Zich dapper voor zyn heer, zyn vaderlandt en erven j f* Ba«-
En tracht te winnen , of op 't bedt van eer te flerven.
Prins Robbert fchreeut: vecht., vecht voor Karels ryksgezag. Dc Ruiter galmt hem na: ftrydt voor d'Oranje vlag. Heldt Bankert zoekt met kracht te booren door de vlooten, Maar ziet zyn voorfteng en groot marszeil afgefchooten; »^j* Doch Michael ftuift met zyn vlugge kiel gezwindt p** * Hem na, gelyk een pyl bcgunftigt van den windt; ontzet
En redt den krygsgezel in 't midden van de branders. wordt.
Hier gloeit het oorlogsvier der dappre Nederlanders.
Daar praalt het zeebeleit van Stuarts landtgenoot. Gins fticht het zeetoneel, in't aanzien van de doodt, heidt Een zetel voor de trou; die heerfcht, in 't bloedig vechten, JJJJ*
Op \ edelmoedig hart van zo veel waterknechten: hoofden enma-
■*--i^ trooztn. |
|||||
•
|
|||||
16 WILHEMDE III.
Elk arbeidt om zyn vriendt te rukken uit den noodt,
In 't barften van 't kanon, in 't gieren van hct loot. Wi^ ° vecnt men tot de nacht, ter weftkimme opgevloogen., bet ge- De lugt met zwart bekleedt, en dekt godt Febus oogen. vet ' Men werpt het anker uit, fteekt tekenvieren aan, Om ieders magt by een te zamelen na 't flaan. Hoe lag de zee bezaait met wrakken, maften, fprieten, En wandt en ftengen, fel gerabraakt onder 't fchieten, En door een donderkloot gebonft van 't waterflot! Zo dwaalt de holle romp, door 't nydig oorlogslot Berooft van leden, op de golven heene en weder ■, Of zinkt, te diep in 't hart geboort, ten afgrondt neder. Door zo veel vyandfchap hervat men 't zeegevecht Noch twecmaal achter een. elk oorloogt voor zyn recht. De haat ontfteekt den moedt, en arbeidt op de zielen: Dat tuig' de jongfte flag, door moorden en vernielen. Be- 't Schynt of de vierberg op' d'ontrufte golven blaakt, vhg Als 't zwangere metaal falpeterdampen braakt, vande £n bjikfemj over \ zout< de roo\^ bekleedt de wolken. twee
laatjle Verbaafde Thetis, in hct diepfte van haar kolken
Jag<*- Get3ooken, denkt niet meer, gedoodtverft door't metaal,
Om 't minnekoozen van heldt Peleus., haar gemaal.
Neptuin ontzinkt den moedt terwyl zyn zaalen branden.
De fcherpe zeevork ploft tot driemaal uit zyn handen.
De De waterblikfem fmeult en zengt zyn gryzen baart. Nimf j^ hoor hem fchreeuwen met een fchorren toon : bedaart ha«h O geef- |
|||
EERSTE BOEK, 17
O Geefiels van de zee, die, razende van toren, Neptu-
Zo wreedt elkander tracht in 't laauwe bloet te fmooren.
Breekt af, 6 broeders en nabuuren „ maakt een endt
Van bloet te mengen met myn waterelement.
Laat af, 6 Karel, tracht in vrede uw ftaf te zwaajen} .
Gy zult een ryker oogft, 6 Vorft, van vruchten maajen.
En gy, 6 Lodewyk , al lang genoeg gewoedtj
Verlaat den Oceaan : verfchoon 't onnozel bloet.
Hou opj 6 Nederlandt, hou op, en laat uw fchepen
Uitheemfche koopmanfchap voor uwe paalen fleepen,
In plaats van doden en verminkten, door het loot
|
|||||||||
Vvj^MSfT***
|
|||||||||
GetrofFen, droef betreurt van krooft en bedtgenoot}
Ik hoore, ik hoore alree de droeve weduw kermen.
Ik zie den zuieeling 't mishandelt lyk omarmen-
Van die hem 't leven gar? en mengen door geween « ^ | /jV
( O deerlyk fchoufpel!) bloet en traanen onder een.
De bleeke bruidc beweent haar minnaar; en de moeder
Den zoon met fmert geteelt. de zufter mift haar broeder.
Noch eens, 6 helden, ftaakt uw woeden, laat u raan.
Maar al myn poogen is vergeefs. 6 nacht breek aan,
En rol den aardtkloot in uw' bruine en donkre vlerken :
Dek met uw' fchaduwen de bloedige oorlogsperken,
En fprei de duifternis weer over 't manner heen!
't Gaat wel: de nacht ftygt op, en Febus daalt beneen>
En dwingt die leeuwen om hun woeden af te breeken.
Men grypt de zeeklaroen. ik hoor den aftogt fteeken.
C * OBrit,
|
|||||||||
18 WILHEM DE III.
O Brit, 6 Nederlandtj hoe is uw haat zo groot!
Beftrydtge uw vriendt uw broer en uw geloofgenoot?
Wat hebt gy helden voor myne oogen ne£rgeflaagen!
kllagt Helpt, Zeegodinnen., helpt. help, Thetis, helpme klaagenj d<&<- , Beween de zoonen van Godt Mavors, zo beroemdt jneuvel-
debe- Gefneuvelt op het bedt van glori, waardt genoemdt
bin van ^an hc^endichters, om hunne oorlogsftof te fieren. dcEn- Zy kochten voor hun doodt onfterflyke lauricren. SeJf e»> gefproci de wonden, die noch gaapen, met ecn vloedt Van traanen. Riddcr Sprag, vereeuwigt door zyn moedt,
Dryft zonder levcn in zyn zeeflot op de baaren : Maar eeuwig is zyn ziel ter ftarren in gevaaren, Van Smithe en Litleton zo hcrelyk verzelt. Hier leggcn Fowler j Finch en Wordcn neergeveif. 'k Zag Hey man, Reves en de Neve 't leven laaten, Al' paerels aan myn kroon, beroemde zeefoldaaten: Die Karels hoog gezag hanthaafden in den ftrydt. Zy leeven na de doodt als wondren van hun' tydt. Va»dc ^n &y> ° Nederiandt; moet Scliram en Vlug beweenenj Hollan- Die Lichten zyn tcvroeg, metLiefdeenZweersverdweenen , En Vifler, Zwerius, en Geldcr, d'eerfte fpruit Van haar, die Michael Wei eer omhelfde als bruidt. Ik zie dien ouden Heldt, met traanen op de wangcn, Befturven aan het lyk van zyn behoutzoon hangen. Maar 't is te laat bcweent: hy fterft, vol roem en eer t Gelyk een zeefoldaat, in 't midden van 't geweer, Met
|
|||||
•
|
|||||
EERSTE BOEK. ip
Met zo veel helden, die, tot oorlogsramp geboren,
De ziel, roaar nimmermeer hun' grooten naam, verlooren. Ruft, ruft in eeuwigheidt, na zo veel ftrydt en leet, Vermaarde mannen, daarge om hoog op wolken treedt, En ineenheldenry, beroemdt door ooreloogen, Als heldre ftarren blinkt ., en fchittert in myne oogen. En gy, door 't nootlot meer begunftigt, die 't gevaar vy09r_ Ontworftelt zyt, hoort toe; ik zal u naakt en klaar ««'*»
't Geheim ontvouwen, in den hoogen Raadt beflooten: met En-
Verlaat, 6 Engelandt, met uw geblaakte vlooten gtkudt. Myn ftroomen, want ik zie de vredezon alree,
Met herelykcr glans, verryzen uit de zee > En alle nevels van uw vyantfchap verdwynen zeejL- Voor dat gcwenfchte licht, dat in uw hof zal fchynen I'* **f-
_ / fchen de
Van 'c Nederlandtfche ftrandt. maar gy, o Batavier, Holla»-
Hcbt noch te ftryden met de Franfche zeebanier> d£s tn
Gy zult myn' golven door uw' wapens weer ontroeTen, Franfe*,
En naar een andre kuft de zeekortouwen voeren.
Hou mocdt. u ftaat noch meer te ftryden. 'k zal myn vloedt, Van lyken opgepropt, zien zwellen door uw bloet. En gy, 6 Watervoogdt, 6 roetn der Admiraalen, «*<& De zon uws levens zal verdwynen met haar ftraalen. vande
Jabeefvry, Ruiter, want het nootlot is gefpelt, Ruiter.
En 't vonnis van uw doodt alrede om hoog gevelt.
Een eilandt ryft'er uit de Middelandtfche baaren, Trinakrie, voorheai door woedende oorlogsfchaaren C x Zo
|
|||||
«
|
|||||
----------------------------------------------------------------------------------------------
|
|||||||||||||
----------
|
|||||||||||||
20 WILHEMDE III
Zo menigmaal ontroert: gy zult., 6 Michael,
D'Oranje vlaggen, door Vorft Wilhems zeebevel, Daar hene voeren, om den Spanjaardt by te fpringen -, En Vrankryks roofgefpuis, zo 't mooglyk was, tedwingen Medina, tegens recht verovert en verkracht, Te ruimen -, en die plaats te leevren in de mage Van haaren Opperheer, tot fchrik der muicgedrogten. Gy zult de Leiivloot, op twee verfcheide togten, Beflooken, in 't gezigt van Etnaas zwavelkolk: Die vrecflyk flikkert in het oog van 't watervolk. Gy zult, ("myn zeggen is gegrondt) in \ zegepraalen., . Uw jongfte zeetriomf daar met u\v doodt betaalen. |
|||||||||||||
*; rv - ''
|
|||||||||||||
KVf 't Ionifch pekel, dat Meflines boorden lekt,
' 7, Zal fchaamroodt blyven, door uw dierbaar bloet bevlekt. ^^ \JDe lucht zal weenen, en de golven zullen fchreien. Een algemeene rou zal't lyk naar 't graf geleien.
Uw Opperwaterhoofdt j en Neerlandts Oorlogsgodt Zal beeven op 't gerucht van uw rampzalig lot •, Hy zal uw grafgewelf met zegetekens kroonen. Een Heldendichter zal aan 't Y met Roomfche toonen Uw doodt uitgalmtn van de hooge plaats in 't oor Der Batavieren, en elk moedigen uw fpoor Te volgen, om vol vier die heirbaan op te ftreeven; En baanen hun dien weg door 't voorbeeldt van uw leven, En braave daaden, vry van fmette en lafterfchuldt. van'6 Hier zweeg Neptunusj en 't Orakel is vervult: Neptu-* £^a
»«; rtde.
|
|||||||||||||
?
|
|||||||||||||
EERSTE BOEK. 21
Na zo veel zvaarigheen van woeden ea verdelgen, De we-
Vermoorden, blaaken, en onnozel bloet te zwelgen., Jj*'/
Verzoent de guide Vree, geftegen van den troon, W
Den Staat van Nederlandt met Koning Stuarts kroon. JJEi»
Maar Ruiter fneuvelde op de Middelandfe plaflen. *»<fc
Men zag een doodlyk loot den Admiraal verraflen. fju.
De doodt kroop lahgkzaam door een voetwonde in zyn hart: ve,t'
Een doodt die Neerlandt en de grootfte Vorften fmart. Terwyl de Teemsvoogdes van haaren glazen wagen De
Neptunus godsfpraak meldde, en tweepaar waterflagen, »,^/'~
En d'ooren ftreelde van de Nimfen door't verhaal; eindigt Ontwaakt de Vorft. zy groet den Heldt, en zegt: 6 praal, verbaal,
En luifter van deze eeuw, zyt welkom aan myn flroomen: enVer- ik hadt de tyding van uwe aankomft niet vernomen, welkmt Of fchoot uit plechtigheidt myn purpren zeerok aan, Prins.
En JUfte myn gefpan in 't ftroomgareel te flaan _,
Om u te groeten met ontfag en nedrigheden. Ik merke d'oorzaak van uw komfte en weet de reden. Uw oogmerk en befluit is op de min gegrondt. Prins Jakobs Dochter heef/uw ingewandt gewoncfn) Gy tracht Mariaas handtalsbruidegom t'ontfangen. Gezegende echt! gy zyt ons uiterfte verlangen. Wat zal uw bruiloftsknoop., 6 Prins j een vaften bandt Van vrientfchap vlechten met ons Ryk en Nederlandt! Die broeders zullen dan elkandren niet beftooken. Dan zal geen zeegolf door hunne oorlogsblikfems rooken. C 3 Zo , .
|
||||
W I L H E M D E III.
|
|||||||
21
|
|||||||
Zo> blyft het woedendt zwaardc gezegelt in de fche£ ,
En ik in eeuwigheidt verbonden aan den vree.
Wy zullen dan niet meer, door vier van wraak aan'c blaaken,
De fakkeis flingeren in uwe riete daken t
Noch vifiershutten en gehuchten , die , geruft:,
Geen vyandt wachten ., meer verwoeften aan uw kuft.
Noch Ne£rlands Hektor zal, met toorcsiicht inzyn'handen,
Myn' havens naaken, en myn' zeegevaarten branden.
Een gloedt van vriendfchap zal, ontfteeken door deeze edit,
De harten wederzydts ontvonken. ieders recht
Zal ongefchonden op de woefte golven bloejen,
Dan zal de zeevaart door de koopmanfchappen groejen.
Vaarwel, doorluchte Prins, omhels de Ryksprinfes;
Ontdck u.w minnebrandt. hier zweeg deTeemsvoogdesi
die hoar gn \y1LHEM groer haar met een oog vol dankbaarheden.
Dc liefde midierwyl kroop dieper door zyn leden. rehver-'t Verlangen ora zyn ziel t'aanfchonwen noopt zyn reis.
vordert. pjy z;et jc krumcn van het Koninklyk paleis,
Ten hemel opgebouwt, van verre met zyne oogen ,
Komt En 't prachtig Louden, ryk van aanzien en vermogen.
binneu jjy naakt de Koningsftadt, en ilreeft ter hofpoorte in,
„ , * Verwelkomt van den Raadt, en Karels hofgezin. IVoTut
van het De Britfckc Koning zelf ontflingt hem in zyn' zaalcn.,
We* Beveelt den onderdaan den braven Vorft t'onthaalen siiar tin
van den Met alle waardigheen * gelyk zo groot een gaft
MtfS- E€n Prins5 een Bloedtverwant, en Neerlandts Veldtheer pad.
gtn- Men
|
|||||||
EERSTE BOEK.
|
|||||||||||||||||
n
|
|||||||||||||||||
Men fpreid* de tafels in de marmre galleryen.
Het fierlyk hof banket, gedifcht aan alle zyen,
Verluftigde den fmaak. de hofknaap fchonk den wyn.
De nekrar gloeide in 'c gout, of fpeelde in \ kriftallyn.
Men zag dc vrolykheidc door 't dierbaar nat ontvonken.
De Koning greep een kroes ter kimmcn vol gefchonken:
Zyt welkom, fprak hy, in myn ryken, brave Zoon
Van Stuarts dochter, eer de luft van vaders kroon. #
Myn zufters beeltenis herleefc weer in uw wezen.
U\v vaders dapperheidt is in uw hart verrezen.
%o fprcekt de Britfche Vorft en drinkt den beker uit.
De kamers zwellen van een vrolyk feeftgeluir.
Elk volgt den Koning na, en leegt de guide fchaalcn.
D' Oranje Veldtheer ilaat zyne oogen door de zaaleiij
Hy ziet een ryk getal van beelden in 'c verfchiet,
En vraagt vvie dat ze zyn. d'af beeldtfels die gy ziet,
Zo antwoordt Karel hem, zyn Koningen, voor dezen
Behecrichers van den troon. dit kunftwerk wordt geprezen,
Van 't allerkeurigft oog 3 voor groot en ongemeen.
Gy ziet hier Vorilen en Vorftinnen onder een.
|
|||||||||||||||||
Vorjlelyk
tnt had- |
|||||||||||||||||
De
Prins
Ziet
eenige beelden, |
|||||||||||||||||
Daar pronkt Eli?abet, myn neef, aanfehou haar wezen;
Gy zult den Godtsdienft uit haar heilige oogen leezen.
Die Goddelyke Vrou, en groote Kruisheldin
Gaf wetten aan het volk, als Britlandts Ivoningin,
Een langen reeks van ■viermaal tien en tweepaar jaaren>
|
Daar
onder
Konin- gin Ell- Zabety voot~ Jiande- rejje, |
||||||||||||||||
En leverde onvermoeit voor tempels en akaaren.
\ Her.
|
|||||||||||||||||
14 WILHEMDE III.
't Hervormde kruisgeloof was haar begeerte en luft.
Haar zetel was gefticht op vafte vrede en ruft.
Haar wysheidt ging den aardt der vrouwen ver te boven.
De ganfche waereldt moft haar liefde en vriendfchap looven.
De doodt van die Vorftin fleepte ieders vreugde in 't graf.
fl~j"" ^en ze^en Ja^ob wierdt in haare plaats de ftaf, fesden, Door wettig erfrecht, van het Britfche ryk gegeeven. VRandt ^*¥zict ^lcn vroomen Vorft daar afgebeeldt. naar 't leven. van <fc»Hy hadt de deugden van zyn groote Voorzathij vorm- kri heerfchte vreedtzaam met dien zelven geeft en zin. den Hy kon de paalen van zyn heerfchappy vergrooten, dien]t En ploegde Jt pekel met zyn rykbemande vlooten -, Maar niet om oorlogsvier t'ontfteeken op de zee.
Hy plant zyn onderdaan op d'Jndiaanfche ree,
En fticht zyn ryksgrens op d'Amerikaanfche ftranden.
De Roos wafcht weelig door zyn vlyt in vreemde landen.
Maar 't is onnodigal de Vorften, zy aan zy,
Zo kunftig afgenuakin beeldtof fchildery,
Te melden -, want gy hebt hun' daaden wel geleezen.
Prins Wilhem antwoordt met een neergeflaagen wezen.
ah ook Hy zag zyn Grootvaars beeldt, die door 't rampzalig lot Karei \i0[\ knielen voor de bvl op Londens moordtfchavot -, den eer- J r
ften,zyn En met onnozel bloet den wrok en haatluft bluflen
vader. ^an 'c wifpelturig volk, dat Kromwel voerde op 't kuflen, Em tot Befchermheer koos; die recht en wetten van De kroon zo fchelms verriedt, gelyk een aardstiran. Dat
|
||||
I
|
|||||
EERSTE BOEK. ^i
Dat denkbeeldc perft den Prins de traanen uic zyne oogen.
Dit merkt de Britfche Vorft: ik zie uw hart bewoogen, -Myn neef, zo vaart hy voort, door 'taanzien van dienheldr, En martelaar van 't ryk zo helfch ter neer gevelt. Koninr Ik moil myn vader zien onthalft door beulen handen., verbaak
En zelf, in ballingfchap en afgelege landen, de ^"^
Zyn afch berreuren, van myn ftaf en kroon berooft. vader,
My hing een zwaare bui van rampen over 't hoofdt. llJjJZ.
'k Hoor dat myn vyanden verwoet hun vierfchaar lpannen, fibap.
En zweeren 't voritlyk bloedt voor eeuwig uit te bannen t En nimmer Koningen te dulden op den troon. De vader lag verniek. nu dreigt de haat den zoon. Wat wierdt'er in dien tydt onnozel bloet vergooten, Om myn gerechte zaak, van Edellien en Grooten! Die met ontzag den naam van Koning Karel noemt, Wordt van den Raadt begrimt, en fchelms terdoodt gedoemt. Men rooft de middelen en fchatten van myn vader. Een ander flaat zyn klaauw, gelyk een aartsverrader, Aan \ vorftlyk eerebeeldt, op markt of beurs gefticht. Zo holt de razerny s vervreemt van deugdt en plicht. De Schotfche landgenoot ontfloot in 't endt zyne oogen. Dc wroeging kon den haat in 't hart niet meer gedoogen-, En fchennisj tegens recht myn erfdeel aangedaan. Gerechtigheidt daalt neer en taft den landzaat aan. Wordt Men zendt Gezanten af, en noodtme, zonder fchroomen, YnScLt-
Door tekencn van trou 3 in 't Schotfche ryk te komen: landt ** D Ik ptH.
|
|||||
j6 W I L H E M D E III.
Ik fta den voorflag toe; en fteek van Neerlandts kuft
Vol moedt in zee: doch van myn nootlot onbewuft. Ik lande veilig, en wordt van den ingezeten Met vreugdt verwelkoomt, en voor Koning uitgekreeten. Maar deze plicht was op geen zuivren grondt gebout ■, My wierdt noch kerklyk recht noch godtsdienft toebetrout: Ik zag myn magt befnoeit, en moft dien hoon verdraagen. Nu fliep myn vyandt niet, maar Kromwel leime laagen , En voerde 't leger van zyn muitelingen aan. Ik ruk myn heir by een, en moedig 't volk tot flaanj Ja trek met minder magt de vloekverwanten tegen. Te Dumbar viel de ftrydt, tot nadeel van myn degen. *k Zag Leith en Edenburg verovert na 1 gevecht. Zo woede in Ierland ook de krygskans tegen 't recht. Ik hoor van alien kant de doodelyke maaren Van nederlaag, en 't lot begunftigt de barbaaren, Verraders van de kroon, beftryders van hun Heer. 'k Wierd eindelykj myn neef, met alien plicht en eer, &e~ In 't Schotfche ryk gekroont. myne onderdanen zwoeren, Met goedt en bloedt voor my den oorlog uit te voeren. Ik ruk myn benden naar de grens van Engelandt: Maar-'t nootlot, tegen 't recht der Koningen gekant, Beflooktme met een magt van eindelooze plaagen. Ik moft myn leger zien verwonnen en verflagen, En fchandig wyken voor myn vyandt uit den flag. Ik j die voor korten tydt in 't Schotfche ryksgezag Met
|
||||
EERSTE BOEK. *7
Met kroon en fcepter pronkte, en vorftlyke fieraaden-,
Mod nu myn lyfgevaar in flechte boergewaaden Door 't veldt ontvluchten, in den komnklyken glans Verbergen voor myn volk. 6 nydige oorlogskans ! |
|||||||||||||||||||||||
maar
vlttcht
weder utt he: ryk-. |
|||||||||||||||||||||||
Wie zal den wrevel van myn landtzaat met vervloelcen?
Ik raoft behoudenis en heil in Vrankryk zoeken, |
naar
Vranh-
ryk,
|
||||||||||||||||||||||
En fchuilen in dat ryk drie jaaren achter een ;
Maar fleets ontfangen met veel eere en waardigheen. Ik zal door lang verhaal uvve ooren niet verveelen; En 't is myn oogmerk niet u alles rnee te deelen , >c Geen in myn afzyn wierdt verhandelt in myn ryk. ( De zaak is u bekent.) elks drift was ongelyk. Men vondt de harten daar verdeelt. ik moftme vleien Dat twedragt van 't gemoedt hun zou den val bereien, En binnelandts krakkeel den muiter doen vergaan* d'Uitheemfche vriend had al voor my zyn bed gedaan. |
|||||||||||||||||||||||
en
|
|||||||||||||||||||||||
Ik doolde in ballingfchap door vorftelyke hoven. ^;
Uw waarde Moeder, Frins, (ik moet haar vnentfchap looven, ^
|
|||||||||||||||||||||||
daar hy
te Keu~ len door de Prin- fesvatt Oranje wordt bezocbt, Krom-
wels
doed*
|
|||||||||||||||||||||||
Haar liefde erkennen) quam my groeten in dien ftaat.
My dunkt ik zie haar noch J befturven in 't gclaat, Den ftroom van Agrippyn befproejen met haar traanen. Zy treurde om Vaders moordt, en vloekte d'onderdaanen. Myn vrienden onderwyl verfterken hun banier. My wordt gebootfchapt , dat myn vyandt Olivier De ziel hadt uitgebraakt f en dat veel Ridders waaken, |
|||||||||||||||||||||||
Ter liefde van de kroon, voor myn vervalle zaaken.
|
|||||||||||||||||||||||
Ik
|
|||||||||||||||||||||||
*8 WILHEMDE III.
Ik hoore dat myn magt groeit aan van tydt tot tydt.,.
En dat reehtvaardigheidt de dwinglandy beftrydt.' Godts vierfchaar kan het quaadt wel voor een tydtgedoogen, En zien de boosheidt aan met onverfchillende oogen > . Maar eindlyk barft de wraalc in voile maaten uit: Dan zwicht geweldt en twift voor 't Goddelyk befluit. Dan zinkt het onrecht, en gerechtigheidt dry ft boven. doorKo-^ wordt voor Koning we£r geroepen in myn hoven.
"M& Een algemeene vreugdt geleidtme naar myn vloot.
weder De, Staat van Neerlandt, dien myn onheil lang verdroot,
tnzyn Onthaaltme, voor'tvertrek, met eere en plegtigheden.
wordt Ik zag u handt aan handt met uwe Moeder treeden.
fen!' ^\v ^evens dageraat beloofde een helder licht.
Ik greep u in myn arm , met traanen in 't gezigt,
En fprak: 6 jonge Prins., nooit moet u 't noodot plaagen^
Maar 't wiiTelbaar geval in uwe kindfche dagen
U vrientfehap zweeren, met een diergeftaafden ecdt,
Die nooit verbroken worde; en keeren ramp en leet.
My bleek hoe't ongeluk begrimt de hoogfte troonen j.
|
|||||||||||
Befluit
van's |
|||||||||||
Door't moorden van den Vorfl, en't zwerven van zyn Zoonen.
|
|||||||||||
Ko»ings\k ftort noch dagelyks myn traanen op zyn graf.
Hier breekt de Koning zyn vcrhaal en woorden af.
A»t- 'k Heb dikmaal, zegtde Prins, myn Moeder hoorenklaagen:
"vMiie ^oe nee^ myn Z^ een w^ gewor^t met deplaagen!
Prim. Sloeg ik myne oogen naar 't ondankbaar vaderlandt: Ik zag den Koning daar op 't hevigft aangerandt
Van
|
|||||||||||
EERSTE BOEK. 29
Van '6 brullende ongedierte, en tygers, die, verbolgen,
Hun Vorft en wettig Heer uit boze drift vervolgenj Tot hy _, op 't moordtoneel geftegen, met zyn bloet Den wrok van 't volk verzaadt, dat onrechtvaardig woedt. Aanfchoude ik myn paleis en vorftelyke zaalen; Ik zag geen muurtapyt, noch hoffieraaden praalenj Maar wanden, die, met rou behangen, om de doodt Steets treurden van hun Heer, myn Prins en echtgenoot- Noch wiL 't hartnekkig lot zyn afgunfr, niet bepaalen} Myn waarde broeders en getroufte vriendcn dwaalen , En zwerven achter lande, als baliingen , ontbloot Van vorftelykcn ftaat. in 't midden van dien noodt Schiet my niet over om myn leven te vermaaken , Dan 't drukken van uw mondt, en 't flreelen van uwkaaken En 't oog t'aanfchouwen, daarmyn Wilhems ooginfpeeItr O jonge Prins: maar hoor , wat u myn hart beveelt: Indien het ongeluk , na 't einde van myn leven , (Ik zoek de doodt) volherdt, en myne broeders fneeven, Ik eilch van u de wraak. verdelg bet muirgcfpan , Tot zoen van vaders. fchim. verniel den aartstiran Als u de tyd , myn zoon , verziet van manneleden. Dan ruft ik eeuwig in myn grafzerk , wel te vreden. Zo fprakze fleets ; daar ik „ in myne onnozelheidt, De traanen drbogde van haar wangen , nat befchreitj In 't kinderlyk gemoedt door haare klagt bewoogen. Ik ben myn zufters ziel, voor 't hartlyk mededogen, D 3 Nodi*"**
|
|||||
•
|
|||||
3o WILHEMDE III.
Karel Noch dier verbonden, zegt de Vorftj maar laat ons niet
govtr m Meer melden van ons leet, en uitgewoedt verdriet. eenan- De jaaren flyten meeft de rampen die ons drukken, rede. En widen uit het hart geledene ongelukken> Want zo men eeuwig op zyn tegenfpoedt bleef ftaan j
Men zou verfmooren in 't herdenken , en vergaan. Wy zyn die donkre bui voorfpoedig we£r te boven, En hebben beide ftof om 't Godendom te looven : Ik, die in zekerheidt, na 't ftuiten van 't geweldt, Sint acht paar jaaren my ten rykstroon zag herftelt, Daar ik, zo teer bemindt van al myne onderzaaten, In voile ruft bezit myn koninklyke ftaaten: En gy, 6 Prins, die, met veel waarde en eer verfiert, Gelyk een Krygsgodt, wordt in Nederlandt geviert> En torfl: den laft van Staat en corlog op u\v fchouderen -, Ja, draavende op het fpoor van uw geheiligde Ouderen, Geeft klaare tekens door uw heldendeugdt en moedt, Dat gy gefprooten zyt uit hun doorluchtig bloet. d'Eertitels, die gy door het zwajen van uw degen, In't overzeefch gewefte, als Veldheer j hebt verkreegen, Verluftigen myn ziel -, zo dat ik , wel vernoegt, Van vreugdt moet juichen, om de waarde u toegevoegt. De naauwe bandt van 't bloet verbindtme zo te fpreeken, En liefde, die haar vier kan in myn borft ontfteeken. Ik min u , braave Prins, ja hou vry voor gewis, Dat my uw heil zo waardt, als zelf de ryksftaf, is. |
||||
EEUSTE BOEK.
|
|||||||||||||||||||
&
|
|||||||||||||||||||
De fchrandre WiLHEk toont den Vorft zyn dankbaarheden
Voor zulk een heufch gefprek _, en antwoordt op zyn reden Met zo veel wysheidc , dat al 't hof, en d'adeldom, En 't difchgenootfchap zit als fpraakeloos en ftora; Door 't redeneeren van den Veldheer opgetoogen. De nacht, in 't vaale kleedt aan'tbruine zwerk gevloogen „ SJ^"
|
|||||||||||||||||||
Hade lang de dagtoorts van Latonaas zoon gebluft.
De Vorften fcheiden} en begeven zich te ruft. |
vant
vorjielyk
gezel-
fchaf.
|
||||||||||||||||||
Een aangenaame flaap bekruipt en ftreelt de leden.
Men leidt Prins Wilhem in een zaal vol koftlykheden, En prachtig nachtvertrek voor zyne ruft bercidc. „ De vorftelyke koets was flerlyk opgefpreit.
Maar liefde ftoort den flaap _, en dwingt zyn oog te waaken. Hy voelt den minnegloedt zyn boezem heeter blaaken. Hy woelt. hy klaagt. hy zucht. heldt Tithonsfchoonebruidt Stale weder op haar beurt de kruin ter golven uit, En boorde een zoom van gout aan 't zwerk. de zonnewagen Wierdc fteil uit Nereus fchoot ten hemel opgedraagen. Hy fpringt van 't ledekant, en wandelt door de zaal. |
|||||||||||||||||||
De Koning hadt rontom, op dat ik recht verhaal,
Met voordacht zyn vertrek met wandttapifieryen Bekleedtj waar in de min blonk uit aan alle zyen Door oude dichtfelen •, en ieder fchildery Verbeelde een minneklagt, of aangenaam gevry. |
Befciry-
ving van de Jlaap- Zaa/, voor den Prins bereidf. |
||||||||||||||||||
Een opgetooide fleep van blonde Hofgodinnen,
Volleert eaafgerecht in harten t'overwinnen, En
|
|||||||||||||||||||
p WILHEM D E* III.
En 't jeugdig ingewandt te zetten in een gloedt -,
Verftrekt de Ryksprinfes, Maria , tot een ftoetj Daar zy op 't wandttapyt, als door Minervaas handen Naar 'c leven geborduurt, om 3c vorftlyk hart te branden, 't Bekoorlyk ilaapvertrek ontfteekt door haar gezigt* En fchept in 't midden van den nacht een helder licht, Door duizent ftarren, die fleets flikkren uit haare oogen. De Nimfen leggen voor haar' voeten neergeboogen. Ook hadt de Koning, om het oog van dezen Heldc Te ftreelen, wapens op het wandtfiraadt geftelt. Hy wift die voorwerp kon een groote ziel bekooren. Een ry van helden j uit Gradivus bloet geboren, En in zyn wapenfehool van jongsaf opgevoedt, Geleidc zyn krygsgefpanj daar hy, van 't volk begroet Met trommelklanken, die zyn hart en ooren ftreelen, Den oogft der velden blaakt met rokende gareelen} En fleept de Koningen, geklonken van den troon _, Geketent aan zyn as, in zegepraai ten toon. Men zag'er tenten, en ontrolde veldtftandaarden, ^Zoldaaten in 't geweer, en briefchende oorlogspaarden. Hier ftreden Hektor en Achilles ryk van mocdt; De ftroom van Simois zwelt van 't geplengde bloet. Daar vecht Anchizes zoon, begunftigt van de Goden, Met Turnus benden, en bezaait het veldt met dooden. Gins werpt de ftrydbre maagd Kamille fchicht op fchicht, En flrceft den vyandt met haar vrouwen in 't gezigt. Noch
|
|||||
•
|
|||||
EERST E BOEK. 33
Noch volgde een lange deep van Vorften, om hun' daaden
Door Mavors zelf gekroonn metgroene lauwerbladen >
Maar in een later eeuw tot ftryden voortgebragt.
Hier ziet de Vorft, tot roem van zyn vermaardt geilacht,
De fabels blinken van de Prinflen van Oranje -, „
Die Ne6rlandt rukten uit de tiranny van Spanje.
De ftormbok beukt den muur. men voert de ladders aan. •
Hier naakt een leger, om den vyandt op te flaan.
Dit alles hadt door vlyt een levendt oog verkreegen,
Dat zelf de kunfl: natuur befchaamt, en maakt verlegen.
D'Oranje Veldtheer flaat zyne oogen hene en we£r,
Door 't koninklyk tapyt; maar niets behaagt hem meer
Dan 't aangenaam gezigt van zyn Mariaas leden.
Hy zag haar jaagende op de groene zoden treeden.
Zy hadt een zwynfpriet in de blanke vuift gelaan.
De jagtrok plooide om 't lyfj de haarvlecht j los gedaan,
Speeldeomdefchoudersheen. ftaak, zegthy,ftaakuwjaagen,
Gy hebt myn loart alree gevangen wechgedraagen,}
Ik buig, verwonnen, my voor uwe voeten neer.
Hy drukt het beeldt, gelyk Pigmalion wel eer
D'ivoore maagdt omhelfde, en kuft de zyde draaden.
Hy kan zyne oogen in 't aanfchouwen niet verzaaden.
Terwyl de minnaar zucht, vervolgde Apol zyn reis, MwX-
En fpiegelde zich in de tinnen van 't paleis. ger.ende
Hy treet ter flaapzaale uit. de ftoet van Edellieden tnSt
Verwacht den Prins, om hem de moreeneroet te bieden j terka-
e mmeru,t>
|
||||
34 WILHEMDE III.
Elk toont zich tot zyn dienft volvaardig en bereidt,
En draaft op zyn bevel, de Britfche Majefteit Wardt Verwacht hem in zyn hof, en leidt hem naar de zaalen, van den Om hooffche jufferen te groeten, daar ze praalen geUidt In 't blinkende gewaadt. hy ziet de Koningin, '*'* , In *c midden van haar floet en prachtig hofeezin. vertrek I f P
vmde Maria zit/er by. gelyk de maan haar glanflen
xiTdaar Verheerlykt boven al de fterren aan de tranflen
by Ma- Van \ hemelfche gewelf; zo munt haar fchoonheidt uir.
"jgdt. Hy dankt den Hemel, en het opperfte befluit,
Dat zulk een minnares voor hem hadt uitgekoozen.
Men zag Maria van een eerbre fchaamte bloozen, Op d'aankomft van den Heldt: zy voelde alree den fchicht Haare aders quetfen door het vorftelyk gezigt. Zy trachtte met geweldt de minnevlam t'ontveinzen > Maar 't oog verklikte *t hart en binnenfte gepeinzen. 't Inwendig vier borft uit. wanneer 't gezelfchap fcheidt Vertrektze alleen in 't hof, beluft op d'eenzaamheidt. Zy had dien braaven Heldt noch eens gezien voor dezen., En in haar hart geprenc de trekken van zyn wezen. Maria Zy hadt zyn oorlogsroem lang van de Faam gehoort: Telle- D°or zo veel deugden wierdt de Ryksprinfes bekoort. *«'w Zy tradt in 't flaapvertrek met een van haar vertrouden > haar En fprak de jufFer aan: ik kan my niet onthouden hart aan yan u te meldcn fat in 't \rm beilooten leit. ten van
haar Myn kuifche ziel wordt door een minnedrift gevleit.
hofjuf- Ik
|
||||
EERSTEBOEK. $7
,
Ik ken de krachten van de liefde en haar vermogen.
Hoe braaf vertoonde zich Prins Wilhem voor myneoogen!
Hoe fchoon van opzigt, en bevallig van gelaat!
Hoe komen over een zyn zeden en zyn ftaat!
Men ziet de deugden in zyn aangezigt gefchreeven,
En waare tekenen van een doorluchtig leven.
Men leeft den Godsdienft uit zyne oogen en het recht.
Wie zou niet haaken naar zo wenfchelyk een echt!
Ik heb myn liefde alleen gegrondveft op de deugden:
Nooit wierdt myn hart verlokt door dartle minnevreugden j
Dat tuig' d'alziende Godt, die daaglyks van omhoog
Myn hart en ingewandt doorfnuffelc met zyn oog;
En dien ik eeuwig eere en diene in myn' gedachten.
Ai die met God begint heeft niet dan heil te wachten, iit haar
Zo antwoord haar de maagdt. men kent uw aart, Prinfes, "wa'ordt, Gy volgt den regel, en de Goddelyke les } Gy geeft van godtvrucht en geloof ontelbre blyken. Dat tuige uw ommegang in Koning Karels ryken; Dat tuige uw zuivre min, die zulk een vroomen Heldt Tot bruidegom verkieft, die zo veel deugden telt: Hy heeft zyn oogmerk aan den Koning en uw Vader ( De zaak is u bewuft) ontdekt. de tydt komt nader Waar in ge uw bruiloftsvreugdt zult deelen, wel vernoegt, Het fchynt een Godtheidt heeft u beide aan een gevoegt. Gezegent Paar, gy zult den Godsdienft trou befchermen, Gy door gebeden „ en uw minnaar door zyne armen. E 2 Uw
|
||||
36 WILHEM DE III
Uw heilig leven ftort den zegen over 't hof. «
Uw onbevlekte deugdt geeft al de wereldt ftof
Om u te looven. uw verrlandt, in top gereezen _, Wordt van den Koning en zyn onderdaan gepreezen. Door zo veel gaaven is uw bruigom ook vermaart. Noch eens, gezegende echt, zelf door Godtshandt gepaart! Zo heilzaam voor uzelf en voor uwe onderdaanen! Zo fpreekt de juffer -, en een beek vanbrakke traanen Befproeit Mariaas wang door haare oprechte re£n. De zon trok onderwyl haar' ftraalen naar benednj
En Karels hof lag in een diepen flaap gezonken. Godt- Nu ruft Maria nietj zy voelt haar hart, ontvonken vruch- yan heilig vuur.j zy knielt voor haare fponde ne£r> zigbeidt Zoekt Jefus, en pleegt raadt met hem., haar Opperheer. Prhfes ^ zucht om zegen in haar voorgenoome zaaken: iy ' En fmeekt dat Godt voor haar, en zy voor Godt mag waaken., **t t. jn >(. huwelyksverbondt. zo heilig wordt de nachr, In Gods gezelfchap, van Maria doorgebragt.
H'. Zo dra de blonde Auroor, gehult met goude ftraalen, treedt En roozen om de pruik gevlochten _, uit haar zaalen
dwtf"Op d'ochtentkoets verfcheen in 't ooftc tradt myn heldt denvor-Des Konings lufthofin, van Edellien verzelt. luflhof, Hier zag hy by geval Maria^ ne^rgezeten e»vi»dt$y 't fpringen van een bronj om, met een rein geweten, kezig ,»Haar Godt, den Schepper van 't herboren morgenlicht,. mereK- ^e groeten j naar gebedt te ftorten, en haar plicht gshedes; Door
|
||||
EERSTE BOE K. 37
Door diepe zuchten aan den Heilandt te bewyzen y
En al de weldaan van haar Hemelvoogdt re pryzen.
Hy ftoortze niet, voor dat de Godtsdienft was volendt. ^fy _
Maar eindlyk treedt hy toe, en maakt zyn komft bekent. Mge»
Hy was met voordacht van den hoffleep afgetreeden,. Jjw*
Om haar in eenzaamheidt zyn zielsgenegentheden «<«*-
T'ontdekken., en zyn hart t'ontfluiten voor haar oog: fr" * *
Beroemde Ryksprinfes, zo fpreekt de Vorft, gedoog ,
Dat ik uw fchoonheidt met een morgenwenfch mag groeten. den
Ik heb u nederig zien knielen voor Godts voeten j. • *»<"%&
• 1 zegea
Terwyl uw zuivre ziel van d'aarde naar omnoog, toe-
Op vlerken van 't geloof, by hem ten hemel vloog. wtnfihti
Nu gun' de Godtheid, die gy viert en houdt in waarde,
U \ allerhoogfte goedt, en voorfpoedt hier op aarde -, En fchenke aan my 't geluk, 6 Vorftelyke Vrou., enzvni Dat ik in 't echtverbondt, vol liefde en fteeds getrou, ##&
Dien zegen met u deel\ ik heb met luft voor dezen klaanl
Toen ik te Londen quam.,, 6 Sehoonheidt nooitvolprezen!
Om 't moederlyke bloet, uw Vader, en den Vorft, Die op 'c gezalfde hoofdt de Britfche rykskroon torft, Te groeten, met-ontfag,, en onderdanigheden, Uw zoet gelaat gezien , en welgemaakte leden, Ik zag uw levenszon vcrryzen met veel licht. Ik zag 6 Schone, en wierdt getroffen door 'tgezigt,. Verovert door uw deugdt en Goddelyke zeden. Myn vaderlandt, de Staat van Nederlandt, beftreden E 3 Van
|
||||
38 WILHEM DE III.
Van Koning Lodewyk, verplichttc., in hoogen noodt,
My fpoedig wederom te keeren met myn vloot, Om 't vyandlyk geweldt te ftuiten met den degen. Ik landde, en trok te veldt, gewapent met Godts zegen: Maar midden in 't gewoel, en oorlogsbezigheen, Wierdt ook myn hart door uw volmaaktheidt fel beftreein. Wie zou een hertstogt, zo rechjtmatig, wederftreeven ? Die drift wierdt meer genoopt, en feller aangedreeven, Door 't hooren van uw deugdt, en fterke zuchten tot Het waare Kruisgeloof, en Goddelyk gebodt. Die liefde drongme voort. zo ben ik door de ftroomen, AUeen om uwent wil, we£r in dit ryk gekomen. Dewe- Noch eens: fint ik u zag bekoorde gy myn zin.
j»ff<l>Uw vroomheidt boven al verwon myn ziel, Vorftin.
zkb <x Mariaas aanfchyn blooft. zy zwygt, maar d'oogen fpreeken,
van de En melden 't minnevier, in haare borft ontfteeken.
P'^"i£)e lufthof blaakt van min, met alhet tuinfiraadt.
door de De beelden fchynen zelfs te leeven in dien ftaat;
hinden ^n lonken tegens een. ja d'Echo voelt in 't harte
hofjchy-^r\ nieuwe minnevlam, of quynt aan d'oude fmarte:
Ueven, Zy zoekt haar lieveling Narcis' den hoftuin door,
de Echo gn fchreeuwt uit rots en fteen: komhier. waarvluchtgevoor?
tewor- 't Schynt of de bladen aan de dorre boomen groejen,
*' En doodtfche telgen by den winter jeugdig bloejen. «w ^e ^e^e ontvonkt het al in dezen blyden dag.
meer Nu fchynt de zonnekar veel fchooner dan ze plag.
glaHS De
van L'*'
|
||||
EERSTE BOEK.
|
3P
|
|||||||||||||
De roflen fpeelen in de blaakende gareelen.
O tydt, gewenfchte tydt, wat zult gy wondren teelen,
En hcil en zegen door dit huwelyksverbondt J
Maria zwygt niet meer: de liefde ontfluit haar mondt:
Zy ftemt den troudag toe. de Koning en zyn Broeder
Bewilligen den eifch van Neerlandts Staatbehoeder;
En Hercog Jakob fchenkt zyn dochter aan den heldt.
Gy hooge Kooren, die godtvruchte toonen ftek
Op hemelfnaaren _, en in Godts volmaakte hoven Den waaren Bruidegom Vorft Jefus looft hier boven, Leert my dit bruiloftsfeeft, de blyfchap van Euroop', De heilbrdnvan Britanje, en Neerlandts luft en hoop Befchryven naar den eifch. 6 Englen, helptme zingen! En laat myn bruiloftsgalrn tot in den Hemel dringen. Nu vliegt de Faam gezwindt te Londen langs de ftraat;
En maalt den onderdaan de blyfchap in 't gelaat. Weftmunfter zwelt vanvreugde, enfchatert, onder'thooren Van zulk een huuwlyksmaar. de daken krygen'ooren, En vangen 't feeftgefehal. paleis en hoftrans juicht. Elk volgt het Vorftlyk Paar naar 't hooge koor, en buigt Zich neder uit ontfag. ja duizent duizent menfchen |
||||||||||||||
Ztcb tt
geeven. Maria
ver- klaart Zich. de Koning, en haar Vader Jlaan het huwelyk toe. Aanroe-
fing. |
||||||||||||||
Vreugde
binnen
Londen.
|
||||||||||||||
Vervullen aarde en lucht met heil- en zegenwenfchen.
Zo krygt d'Oranje Vorft dat onwaardeerbaar pandt, En Englandts ryksjuweel ten echt door 's BifTchops handt Men fteekt de vlammen aan op Godtgewyde altaaren., En fineekt om zegen aan den Hemel onder 't paaren. |
HetHu-
welyk
wordt
met
Godt-
vrncbti-
geplech-
tigheden
Een voitrtk-
ken.
|
|||||||||||||
4o W I L H E M D E III.
Een heilige yver blaakt Mariaas oogcn uit.
De vroome Wilhem volgt het voorbeeldt van zyn bruidt.
Men roept de Godheidc aan. men knielt totdriemaal neder.
Ee»Eu-'t Scheen of een Engel vloog beneden op zyn veder, %h\ntin ^n dit Orakel fpelde in 't midden van de Kerk: devtem- Nu blyft de Godtsdienft door dit Huwlyk vaft en fterk dertt Gewortelt in myn grondt. en gy., getrowwe fchaaren, daakn, Vreeft geen gewetensdwang, noch kerkgevveldenaaren: Orakel Ja fchoon uw vyandc grimt, ftaat pal, betrout op my: te ver- [)eze ec[it bevrydt uw ziel en lyf van flaverny. ge». Deze echt zal 'c vreemde vier van myne akaaren bannen, En breidelen 't geweldt der woedende tierannen. . .
Befcbry- Na 't fluiten van de kerk., wordt Wilhems feeft bereidt, Z'ai hct ^e zaa* geopent, en de bruiloftsdifch gefpreidt. Brui- De rykdom en de pracht vertoont zich boven maaten. ' Men difcht het hof banket in goude en zilvre vaten. Een ander zwaait een geur van wierook door de zaal.
Die brengt den. wynkruik aan. en deze draagt een fchaal >
Gedreven naar de kunft, uit louter gout geklonken,
Daar d'oude Koningen wel eer op 't feeft uit dronken.
De hofknaap toont zyn luft in 't werk, en woelt met vlyt,
Gelyk een byzwerm krielt, en arbeidt elk om ftrydt.
Men plant de fakkels op de guide kandelaaren.
De maagdegalm geleidt de zoete bruiloftsfnaaren.
vorflely- Daar treedt Vorft Wilhem met zyn bruidt ter kamer in. kepar Hief yoj £ y^fl. Kard ^
zvn ftoct, en Koningin,
fcky.ut; Om-
|
||||
E E
|
STE
|
B O E K.
|
||||||||||||||||
4*
|
||||||||||||||||||
Omfingelc van den deep uitmuntende Vorftinnen.,
En juffers opgetooit, als Hemelfche Godinnen., In ftafikleeden , ryk met diamant bezet. Men roem' geen heerlykheidt van Thetis bruidsbanket > Daar al het Godendom, van blyfchap ingenomen, In 't feeftgewaadt verfcheen, als d'oude Dichters droomen. Daar Hymen 't hofVertrek verlichtte door zyn glans. Daar Venus 't bedt verfierde, en voerde een rei ten dans Van dartle Minnegoon, en drie Bevalligheden; Terwyl de Twiftgodes, met uitgeteerde leden, Te voorfchyn tradt, en ftrooide een appel door de zaal, Gevult met vyantfchap} die 't onrechtvaardig ftaal Gewet heeft, dat wel eer de wereldt heeft beftrcden, En Pergamum verwoeft, en d'Aziaanfche ireden. Zwygt, oude Dichters, zwygtj hier vindt men beter ftof. Men viert een grooter feed in Koning Karels hof. Hier ziet men 't waar Geloof _, in onbevlekte kleeden, En 't witte lyffieraadt, de bruiloftszaal betreedenj Die zwaait de huwlykstoorts j die door de kamer brandt. Hier fpreit de Godsdienft, maar geen Venus, 't ledekant; Dat na een langen reeks van twiften en krakkeelen, Den vrede en dierbre ruft voor Jefus Kerk zal teelcn. Hier daalt de Vrientfchap, nooit van veinzery befmet} Met open boezem neer: zo volgen op haar tredt De Deugden in 't puleis., en zwcermen hene en weder. De Vorften zetten zich op guide zetels neder, F En
|
||||||||||||||||||
nokde
Koning, ende Konin- f in, met
aar ge- volg. Onge-
lykbeidt
van Theth iruilofti |
||||||||||||||||||
met dit
huw-
lyksfeejli |
||||||||||||||||||
waar op
deGodts- dieufi, Friend-
fchap, ende
Deug- den ver- fchynen.
|
||||||||||||||||||
4r WItHEM DE III
En purper hoftapyt. zo wordt die groote nacht,
Wiens glans dc zon verdooft, met blyfchap doorgebragt, JePriHs,En vrolyk onderhoudt. men ziet de ftarren zinken. dePrin- . »
jesende De zilvre maan beglnt met flaauwer glans teblinken.
Koffing £)e Britfche Vorft vertrekt. de Veldtheer leidt zyn Bruidt JcbetaeM. f
pe JNaar yt eerbaar ledekant, en ftapt ter hofzaale int.
Feefigc De Ridders blyven* en elk voelt zyn hart ontfteeken, IhlTu ^m d'oorlogsdaden van den Heldt j zo verfch gebleeken ende Ten dienft van Nederlandt, re hooren uit den mondt van En- Van Wil he m s hofgevolg: gy Helden, die den grondt gelandt yan ^eze zazkexi weet, en zaagt. als oog-getuigen , verzoe- ' * J . ° .
kenaan Het heir van Lodewyk voor zyn banieren buigen,
volg ^n nooit uw Vorft verliet in 't veldt op 't bloedig fpoor, van; <fc» Verberst niet, fpreekenze., 'tverhaal; maar ftreelt ons oor zy„t Met Wilhems krygsbedryf,daarVrankrykvoormoftzwich- ejylo£s~ Gy zult het Hofgezin van Karet dier verplichten. (ten j tever- *De braave Bentink, die, als Gunfteling , den Prins
In J
aaten. gtects volgde., neemt het woordt: ik zou zyn roem geenfins
Iker Verzwygen, zegthy: maar, wat wiltge-van myweeten? Be*ti*i, Een zaak, die hng de Faam door }t ront heeft uiuekreeten ? die het
woordt Daar niemant in uw ryk, zo dicht aan Neerlandts kuft
%™k"*Gc\cz>en, van ons leet kon blyven onbewuft ?■ zich Het Schevelingfche ftrandt, door hoogverheve duinen "dene™' Verheerlykt, groet van yerre uwe oevers en de kruinen bier van Van 't Krytgebergte, die zicr? fpieglen in de zee. ftaan' &en dichte buurfchap hecht uw kuft aan onze ree.: Ver-
|
||||
EERSTE BOE1 43
Verfchoontme dan, en ftaakt uw eifch, 6 Britfche Heeren. •
Maar Karels Hof houdt aan: indien gy ons begeeren, maar de Beroemde Bentink, volgt, wy zullen met vermaak fdf1'
Onze ooren leenen aan 't verhaal van zulk een zaak, Heeren
Waar van Europe waagt en 't geen de Faam te voren „, en
Ons toeblies, uit uw mondt met meer genoegen hooren.
Verhaal hoe Neerlandt wierdt geredt ., uw Veldtheers lof. Hoe kan men op dit feeft verhandlen grooter Hof ? Terwyl gy 't zo begeert, 6 Zuilen^ die de trooncn waar Van Koning Stuart fchraagt, 'k zal my gehoorzaam toonen,^!^
Zegt Bentink: maar ftaat toe, dat ik van Neerlandts leet, bew°- En zo veel rampen j die ons drukten, als gy weet, hunbe- Een aanvang maake > eer ik de zegeryke bladen %l\d«et
Vlechte om myn Veldtheers kruin , en zyn manhafte daaden
Als aan uw oog vertoone; op dat ik in 't geheei , Die af mag maalen in een oorlogstafereel.
Einde van het eerfte Boek.
|
|||||
Fi VER-
|
|||||
JfA
Tx
VERKLARING
Van de PRINT voor'I IIBOEK. 7\ En derden Wilhem wordt bier d'opperkrygsvoogdy
En Stedehoudersjiafj naar ieders welbehagen, Tot hulp van 't Vaderldndt > eerbiedig opgedraagen: Beleidt en 'Dapperheidt bekleeden 's Veldtheers &y.
T)e Hoedt van Vryheidi en Godts onbevlekte altaaren j En Heiligdommenftaan verheven by den Heldt j
En fchuilen onder zyn befcherming voor 't geweldt.
Vier 'Priujfen rufien op vier marmere pilaaren j 'De Vaders van den Vorft; die 't he'd van Nederlandt 3
Het recht van Kerke en Volk befcherrnden door hun daaden.' 'De Zoon zal volgen op hun lojfelyke paden ., *De Vryheidt en 't Geloof handthaven door zyn handt:
'Dat kan ons 't op/chrift van zyn prachtig fchildt getuigen j En Vorftlyk Wapen^ dat hier heerlykfiaat ten toon.
Neptuin j de Zeegodt _, en Alkmenes dappre zoon
Verbeclden ons dat elk zal voor zyn wapens buigen» Te lande voor zyn heir, te water voor zyn vloot.
Een eerepoort vertoont de Nederlandtfche Steden^ *Door Vrankryk over beer t, en op de nek getreden ; Maar weer geruimt j en vrygevochten in dien noodt..
Men ziet de Blyfchap hier op 't fchoutoneel verfchynen, Enop.haar komtt de Vrees wechvlieden en verdwynen. WIL-
|
|||||
;
|
|||||
-£*5--
|
|||
• 4*
|
|||||||
WILHEM DE III
|
|||||||
TWEEDE BOEK.
|
|||||||
Lk luiftert toe j en hy begint aldus zy&Be«tt*k
rede: *****
Europe plukte een wyl de vruchten vanden^w, <r»
vreAe pryfide»
Vreae » vrede;
En «ag geen oorlogszwaardt tot landbederf
gewet. Men hoorde geen gcdruis van trommel of trompet. De Krygsvoogdes, Belloon, gewoon zich zat en dronken Te zwelgen in het bloet, lag aan den bandt geklonken. God Mavors liadt zyn kling geworpen van de zy, En ftreelde Venus met een vnendelyk gevry. De landtman mogt den oogft van zynen arbeidt maajenj En hoorde door zyn veldt geen legerhaanen kraajen > Maar leefde vreedtzaam van zyn zuuren akkerbou, Van ftroperen bevrydt. geen droeve weduwvrou Omhelsde *l bleeke lyk, door 's vyands ftaal gefchondenj Noch ftortte een ruirae zee van traanen in de wonden Van haaren echtgenoot. de kiflen groeiden aan, Door koopnianfchappen aan een vreemde kuft gelain. F 3 Sa~-
|
|||||||
4* • WILHEM DE III.
Saturnus vruchtbre tydt en goude eeuw fcheen herboren.
Nu kon de ruitne beurs den woekeraar bekooren. Elk leefde vrolyk van zyn inkomfte of gewin. De ftaat van Neerlandt bloeide en groeide welig in Dien algemeenen vre£, begunftigt door Godrs zegen. Men mogt geruft en vry den zuivren Godtsdienft pleegen, . En 't onbevlekte vier ontfteeken op 'c altaar, Den waaren Godc gewyd. 6 dierbre vrede ! maar Ter quader uur, helaas , tot oris bederf gebroken ! die dotf'Qe krygstoorts wordt door 't vier van Lodewyk ontftoken. Lode*-8 De Staatzucht noopt hem., niet te vre£n met Vrankryks troon, wyk den Qm >t aWmeen gebiedt te hechten aan zyn kroon i XIV 1S£fm
broken En ganfch Europe in zyn geweldt en magt te krygen.
word- Hy tracht door Neerlandts val dat hoofdtpunt op te flygen; En neemt een oorzaak, maar op recht noch reen gegrondt. Aan- Veel Vorften treden met den Koning in 't verbondt, Btffi*-WEn zweeren ons bederf > ja d'oude Batavieren genooten Ganfca uit te rojen door hun' woedende banieren. van den J
Koning. Dz Keulfche Keurvorfl: fterkt met magt de Lely vaan.
De Myterdrager van Weftfaalen biedt zich aan Als huurling, omgekocht door loon van goude fchyven. En Straatsburg neemt belang in Vrankryks krygsbedryven. Uw Koning (als gy weet, 6 Ridders!} ftemde me& In ons bederf, en zondt zyn vlooten af op zee. Zyn Veel Duitfche Vorften zien met onverfchillende oogen lingln- Ons nakende onheil aan, door Lodewyk bewoogen* trentde Ell
|
|||||
•
|
|||||
TWEEDEBOEK. 47
En vliegen zorgeloos met ons in hun bederf. Duit-
Hy j die voorzichtig is , bewaakt met vlyt zyri erf, ^ *r"
Erupur vaft water uit de beeken , om de muuren
Te redden uit de vlam van zyne nagebuuren > En arbeidt om den brandt te fmooren in 't begin. Maar anders ging 't met ons. elk trekt, verkeerdt van zin, De handen van ons af, en offers, blindt van oordeel, Met Neerlandts vryen Staat, zyn eigen heil en voordeel Aan Vrankryks heerfchluft op. men paait den ecu door geldt. lien minder fidderc vaft , gedreigt met krygsgeweldt. Een derden weet de lilt in diepen flaap te wiegen : Drie waare middelen om Vorften te bedriegen ■, En daar zich Lodewyk van dient op dezen tydt. Nu tracht hy Spanjen 00k te wikklen in den ftrydt_, D K En zendt zyn Afgezant op 't heerlykft naar de landen m»g
Daar 's Konings weduwe den ryksftaf met haar handen spa^'e
Op Karels zetel zwaait. hy tracht door 't huwelyk **«>*
In eedt en krygsverbondt te treeden met dat ryk ; *H a£g
En biedt zyn jongfte telg, en dochter teer van jaaren j wikke-
Den jongen Koning aan, om mct'er tydt te paarenj
En onze Staat wordt voor een huwlyksgift belooft: Dan wordt het ketterrot eens van zyn magt berooftj Dan zullen wy, wanneer die hoogmoedt legt gezonken, De Roomfche altaaren zien in Hollandts tempels pronken. Zo fprak Villars aan 't hof van Spanje uit Vrankryks mondt. Maar 's Konings moeder, en haar Raaden, die den grondt Wei-
|
||||
4% WIL'HEM DE III
Wei peilden van zyn hart, en 't heil der onderzaaten
dtcbte p kroon toefchreeven aan 't behoudt der zeven Staaten, geefs. Ontzeggen hem den eifch; en werken om den gloedt Van haat te doven in zyn blaakende geraoedc: Maar 's Konings heerfchzuchc, nu ten hoogften top gefteegen;J Blyft voor de re<len doof, en laat zich niet beweegen: Die hartstogt arbeidt op zyn geeft, en fchokt de,zieli Gelyk de luchtorkaan een weerelooze kiel' ? ■Op 't fchuimende element, tot haar de golven dekken. Maar 't is onnodig om uw aandacht lang te rekken, En op te houden met veel zaaken , u bewuft : Te mecr dewyl uw Vorft , ten oorloge uitgerufl:.., En, deelende in 't belang van Vrankryk, uit Brittanje Gezanten afzondt naar 't Spaanfchnederlandt en Spanjej Om 't wit te treffen van zyn vriendt en Bondtgenootj Die Neerlandts ondergang in 't nydig hart befloot. 'k Zai ook niet melden hoe men bezig was in 't Noorden, En zocht den Staat verdacht te maaken aan dezc oorden^ Om zich te dienen van die dubble Koningshandt. Ik zeg alleen: men zocht, flechts om een handt vol landt Te dwingen, ganfeh Europe op 't krygstoneel te voeren, En al de wereldt, pas bevredigt, weer t'ontroeren. &aat Wy ondertuflchen zien, gedreigt van alien kant, vande £)e vonken fluiven van dien fellen oorlogsbrandt, ,££." En fchittren op ons erf. de Tuinleeuw fcheen te flaapen: Die trouwe Wachter, eer zo kloek en braaf ter wapen, |
||||
T W E E D E BOEK,
En altydt vaardig., als een vroomen krygsheldt paft,
Houdt nu zyn pylen met befturve klauwen vaft. Wy hadden zorgeloos den tydt in ruft verfleeten, Door langen vree1 te lande al d'oorlogstucht vergeeten, En krygskunde en beleit gebannen uit het landt. Men fchonk eertitelen aan vriendt en bloetverwant , En krygsvoogdyen, niet bevreeft voor oorlogsplaagen, Maar door den vree misleidt, aan onbedreve maagen. Men zag de fteden, eer voor aanval opgebout, De fterke veftingen , waar op men zich betrout Als 'c oorlogsonwe£r loeit > de hoogverheve wallen, Borftwering en banket van tydt tot tydt vervallen, En fmooren in de gracht j door ouderdom gelloopt. 's Landts magazynen, eer met voorraadt opgehoopt, En nodig oorlogstuig, kortouwen, koopre kaaken, En buskruittonnen j om in tydt van noodt te blaaken, Musketten, muskettons, granaaten, fel van kracht, Kardoezen, kogelSj of't geen krygskunde ooit bedacht In Mavors wapenfchool, om veften te verweeren _, En 't vyandtlyk geweldt van wal en muur te keeren, Staan ledig, van hun praal en zaalfieraadt ontblootj Men hadt nu \ befte alr£e verzonden naar de vlootj En wierdt 'er iets van 't geen ons nodig was, gevonden, Het lag verwarelooft, onbruikbaar, of gefchonden. |
|||||||||||||
4<?
|
|||||||||||||
krygs-
tucht door den vrede verval- len. Zorge-
loosheidt
in't aan-
fallen
van be-
velheb-
heren,
verval
van fte- den en veftin-
en ma-
gazynen. |
|||||||||||||
Veruiim
in «»/- daaten fewer- Veel vem. |
|||||||||||||
Men hadt gelegentheidt verzuimt 3 om oorlogslien
Te werven, en by tydts naar helden om te zien : |
|||||||||||||
G
|
|||||||||||||
jo W 1L H E M D E III.
Veel fteden waren, fchaars van krygsvolk, half verlaaten:;
De muuren vechten niet, maar ruiters en foldaaten. Men hadt geen Rondtgenoot of Vorften aangezocht,
^ Noch vrienden in den noodt toe byftant omgekocht> bandf Of zo men quam, om hulp te vordren van hun degen, uver* Men vondt de harten , at vergiftigt, ongenegen. zoehth q groote zorgloosheidt, zo fchaadlyk voor den Staat, p . Wat fleept gy rampen na, wat brouwt gy *t landt al quaadt!: Wilhem Nu moft men, maar te laat, en door de vrees gedreeven, ff0f2 Het hooge krygsgezag in W ilbe m s handen geevenj van Hem wierdt de legerbyl, maar naauw bepaalt, betrout. *naW Ik heb aan u 't veifeaim, en flechten ftaat ontvout tepaal&.yan 't Nederlandts gewefte, 6 Ridders} leent uwe ooren, voor-
waar- Om Vrankryks wakkerheidt, en ons bederf te hooren:
*'**' Maar ach3 wat vyandt zou niet fchrikken voor 't verhaal! De Ko- Die groote Koning , nu verlieft op zegepraal J: I/rank-" Alre£ verwinnaar in zyn* moedige gedachten , ryk Verdeelt zyn oorlogsvolk in tweepaar legermagten> met vier De grootfte en eerfte voert de Koning zelf te veldt. Ugers. j-fy hadt den Prins Conde tot opperhoofdt geftelc. ling van Van 't naafte leger ,. en den heirftaf opgedraagen. de%tl- Cfgqujj en Luxenburg, gewoon om voile te plaagen, Zyn d'andre toebetrout. elk ftrekt een Wapengodt, En dreigt ons vaderlandt met een rampzalig lot. deZtogt De broeder van den Vorft, Turenne, en duizent Grooten van <&*Geleiden hem ten ftrydt, als trouwe togtgenooten. Dc
|
||||
TWIED'E BOEK. ft
De bloem van Vrankryk gefpt het zwaardt en harnas aan, van Or^
Om als een tweede Mars in 't bloedig veldt te ftaan , y '* En ftrekt een flagpen om haar Konings wiek te ftyven. Groote* Men pakt de karren vol met goude en zilvre fchy ven, £evo*''
Om zich in tydt van noodt te dienen van het geldt.
De legerklepper zwoegt j in }t zwaar gareel geftelt. Hier dreunt trompet en trom, daar waajen de banieren. Men zailt roopaarden, en affuiten met mortieren En donderbuflen , om j met yflelyk gefchal, Te barften door den muurj te dondren op den wal. De wagens rollen langs de wegen j zwaar geladen Met fpys en mondtkoft, om den honger te verzaaden. De wapenhuizen ftaan met graan en meel bevracht, En nodig voedtzel, om den krygsman moedt en kracht Te geeven, daar hy op zyn legerpoft moet waaken , Om wel gehart den doodt te vliegen in de kaaken. Zo wordt een os in 3t veldt gekoeftert en gevoedt j Tot hy zyn meefters gunft betaale met zyn bloet. Wie kan den toeftel u befchryven ? wie verhaalen ? Zwyg Griekfche logemondt: hoe Xerxes ganfche dalen En landen met zyn volk bedekte > zulk een magt Heeft Meed of Perfiaan nooit op de been gebragt. Nu loopt de ryksftadtleeg. de heirbaan krielt van menfchen, Die voorfpoedt en geluk aan hunnen Koning wenfchen -, En d'optogt van den Vorft brengt ider op de been. Vaar wel., zo fchreeuwenze, doorluchte Vorft, ga heen, Zegen- G 2 Vcr-"*^*
|
||||
fi WILHEM DE III
va» de Verdelg u\v weerparty > ga eer op eer behaalen -,
•hder- EJ1 met de guide zon uw heerfchappy bepaalen. "Oaanen 6 Franfche Alcides, wring den Leeuw van Nederlandt Honing, Den gorgel toe j en geef den doodtfteek met uw handt Aan 't monfter dat ons tergt: wy hebben lang voor dezen*
Zyn hovaardy gewraakt, te hoog in top gerezen. Vermel de ketters. rooi hun godtsdienfl uit. ga voor j En plant ons heiligdom, 6 Frins, op }i hooge koor. Recht onze altaaren op. laat eens onze offerhanden. Met onbevlekter vlam, in hunne tempels branden. Wy zullen ondervvyl eerboogen en trofeen Gprechten in uw ryk door alle fteden heen> De ftraaten kroonen om u heerlyk in te haalen*, En Rome tarten met zyn trotfe zegepraalen. Vaar wel, verbrei den glans en luifter van uw kroonj En keer verwinnaar van de wereldt op uw troon. De vlugge Faam, gewoon de zaaken uit te breien,
Schreeude uit haar luchttrompet hoe zich de burgers vleienj En quetfte onze ooren met zo haatelyk een mair. Nu zagen wy te laat ons nakende gevaar. Het blinkende geweer verlichtte Nedrlandts oogen; Sebrik Zo lang verduiftert en met nevels overtoogen j lerfondt ^n 's vyandts krygsgedruis ontruftte ons in den droom. •vtrden Zo dringt op 't onverzienfte een opgezwollen ftroom, Door ftormen voortgepreft, en bulderende winden, Op dyk en dammen aan, om alles te verflinden -, |
||||
TWEEDE BOEK. n
En dompelt akkers, vee, en fchuuren in een zee ,
Terwyl de landman flaapt, en fpoelt zyn welvaart mee\ Maar als een wakker man, die 'tonweer op ziet drirlgen, Zyn buuren aanmaant om hem moedig by te fpringen, Met dykgereetfchap in zyne armen treedt voor uit > Dan wordt de ftroomgolf, eerze doorbarft, licht geftuir. Maar deze wakkerheidt was uit ons hart geweeken. Nu loeit de krygsorkaan, en arbeidt door te breeken. De vyandt nadert vaft, en dreigt met vier en zwaardt. Een ryk getal van fteen, door fterkte alom vermaardtj Stedea-
Befpoelt de Rynrivier met onbekrompe ftroomenj Ryn, En fchuurt in 't Kleefsgebiedt langs muur en groene zoomen-.
Hier zal Godt Mavors op zyn krygsas 5t eerfte deel Vertoonen van zyn woede, en 't bloedige toneel Ontfluitenj twift, geweldt, en duizendt razernyen Ten fchouburg voeren, met een fleep van Moordtharpijen _,. En roofgedrogten j om, als raazende en verwoedt, Zich vet te meften met het dierbaar zweet en bloedti Terwyl de burger zucht; terwyl de vrouwen klaageii}. En Stroom- en Veldtgodin, door }t kraaken- van zyn wagen, En knarflen van 't geweer gedbodtverft, aarde en lucht Met naar gekerm vervult _, en in Haar holen vlucht; Terwyl de landtman beeft en fchrikt voor d'orlogsplaagen: Hier hadt de Lelyvorft zyn tenten neergeflaagen, Vier fteden te gelyk omfingelt en bezet. <&er Schalmei en trommel klinkt. men fteekt de veldtrompet, Vrtt~i
G 3- Ellgert,
|
||||
34 WILHEM D E III.
En preft een ryk getal van landtli&n, dwingt de boeren
Om fpa en fchuppen en handtwagens aan te voeren> En 't hetr te dekken voor het vyandtlyk gcweldtj En fchans en loopgraaf op te werpen in het veldt. Elk neemt zyn krygsampt waar. men plant aan alle zyen Kanon en grof gefchut op aarde bateryen, De ruiter draaft te paardt, en tor ft den houthoop aan, Om gracbt en diepen ftrpom te vullen , onder 't flaan. De vuurbqmb vliegt naar 't zwerk. deftormbokbeuktdewallen. Men recht de ladders op om in de ftadt te vallen -, Te vliegen op den muur met handtpiftool en ftaal, Befturven in de vmft. daar baart het grof metaalj Bevrucht van kogels, fchroot, falpeter, blikfem, donder. De zilvre maan befterft, en haalt haar' horens onder, Ja vreeft haar zuiverheidt te fmetten met het bloet. De fteden weeren zich, maar flaauw^ en zwak van moedr. Geen krygsman vecht, ontbloot van legertuig of wapen, Zo ftrydt musket noch kling, berooft van oorlogsknaapen. enver- Men kuft in 't eindt door dwang den degen van Bourbon. evert. j^u jie£t je Ryng0din de leden uit haar bron: %andl Zy fcheurt de blonde pruik, met waterlies bevlochten, Ryngo- En krabt de blanke borft: hoe wordt myn ftroom bevochten! Zo klaagtze, en flaat verbaaft haar weenende oogen neer: Hoe wordt myn wettig erf mishandelt door *t geweer! Hoe ftroomt het laauwe bloet in myne ontroerde plaflen! Ik zie myn weerparty myn wettig erf verraflen. Men
|
||||
TWEEDE BOEK, f$:
Men fchendt myn ftroomfieraadt, en fcbeurt, verwoedt en ftraf,
De befte flippen van myn feeftgewaaden af.
Wee my, rampzaligej nu tot'er doodt verlegen!
Rynberk en Wezel, eer door Fredrik Henriks degen Ttffa
We& vrygevochten , en gerukt uit ftaverny van
Van Spanje, ftaan ten doel van Vrankryks dwinglandy* ^",
DaarOrfou, Buderyk, en Rees, ter nee'rgeboogen, Oryou^
Den winnaar groeten, maar met traanen in hunne oogen: Bunk,
En, gy, 6 Emmerik, door * 's Konings handt gebout: Wezel;
Als d'Eburoonfche Vorft, verrykt met buit en gout,, *»En.
En koninktyken fchat, zyn vyandts magt ontdraagen ^
Hier veilig fchuilde na de Roomfche nederlaagen -r
Stof niet meer op't gezag van uwen ouden Heer,
Maar ftort een traanenvloedt op uwe ftraaten neer}
Sloop nu de muuren van uw tempelkoor, voordezen
Door Willebrordus vlyt zo hoog in top gerezen;
En d'oude wallen _, door Graaf Ortoos zorg geflicht.
Zoo klaagt de Stroomgodes met traanen in 't gezigt.
Terwyl vorft Lodewyk, tot fchrifc der zeven Staaten j
Den Ryn beftookte met zyn' ruiters en foldaaten, Verliet de Tempelier van Mimfter 't hooge koor, vf»de» En trok in krygsgewaadt 't verbaafiie Twente door: Biffebop
De myter van de kruin, tot helm en pluim genegen: Munjler
De Biflchoplyke ftaf verwiflek voor den degen; ^or
En
*' Ambiorix Kening der Eburoonen, nu Luikennaren, zoude, nadatbydeRt-
metnen gejlaagen , en zicb met bunnen buit -verrykt badde, de beginzelen van tmmerikgelegt, en, naar zynen naam , Ambrikgenoemt hebben , ah brtder tt Hen is by Fhr. lib. 3. degeji, Rom. |
||||
5d WILHEMDE ILL
En 'c heilig offerkleedt voor borft- en fchouderplaat:
Wie kent den wichelaar van Munfter in dien ftaat? fpZ'ak Men zegc» ny fpra^: 'c ^ tydt de ketters aan te randca,
<m» z.y» En 't uitgelaten volk te flaan in Roomfche banden, Te knevlen met geweldt. is d'aanflag eens mislukt Voor driepaar jaaren, toenmynheir, by cen gerukt, Hun' ondergang befloot; nu zullen myn banieren, Met Franfche en Keulfehe magt vereenigt, zcgevierenj Jin 't ongelovig zaadt verdelgen in zyn neft. Zo word de wereldt eens gezuivert van die peft. Dan zullen wy, beroemdt door zulke braave daaden, Hier na de zaligheidt verdienen, en fieraaden Verflrekken aan Godts kroon. elk volgme op't heldenfpoor, En toon' zich wel gemoedt. ik ftreeve u dapper voor j En blyve.u eeuwig by. dat zweere, ik, by den zetel Van Rome, en Klemens ftoel, zo heilig •, maar vermetel Van 't goddeloos gefpuis gelaftert en verfmaadt: En by 't gekruifte beeldt, dat op myn altaar ftaat: En by myn offerkelk * dien ik godtvruchtig wye: En eindlyk by*uw kroon, 6 reine maagdt, Marye! ZyH Hier zwygt de Koorfoldaat; en dekt den Yflelkant verrhh- Met zvn gevreefde magt, en plondert., moordt en brandt. aan den De fteden omgewroet, geblakert en gefchonden rfiel' Door blikfems van 't metaal en vuurbomb ( helfche vonden, Gefmeedt in 't moordthol van Bellone om trans en kruin Te zengen) treuren op haar ftuivende aflche en puin} En
|
|||||
©
|
|||||
T W EEDE BOEK. ft
En hygen onder 't juk van Keulen en Weftfalen ;
Of zien de Franfche vaan op bare fchanflen praalen. De dorpen, uitgerooft, vervloeken't krygsgeweldt. De graanfchuur fpyft devlam, dievraatigweidtlangs 'tveldt: En t zweet des akkermans verkeert in vier en vonken. De veldhut fmoort in d'afch. zo moet de myter pronken* Met zulk een bloetvlak bralt het heilig kerkgewaadt. Ganfch OveryfTel molt in \ einde in dezen ftaat De wetten vieren van den nieuwen Heer gegeeven, En onder 't flaafs gebiedt van zyn' verwinnaar leeven. De Franfche Koning zocht terwyl in 't hart van 't landt Be Te dringen met een magt van volk, en aan den kant $"'
Van onzen Nederryn, of Yflel door tebreeken. «*£*
De lucht een lange wyl geflooten „ hadt de beeken verd»r
En ftroomen uitgeput, en 't water, Neerlandts kracht, ^°*r'
Verdroogt, tot voordeel van de Franfche Koningsmagt:
Zo fcheen de Hemel zelf j tot's vyandts zaak genegen, Een weg te baanen door 't bepaalen van den regen. . De Prins Conde geleidt de troepen herwaart aan. Condi De wagens ryden voor, ofvolgen, zwaar geladn sy»A?.
Met yzer, houfgevaaft, pontonnen, koopre fchuiten, £er'
En 't geen de togt vereifcht _, om voor geen ftroom te fluitcn.
Men had verfcheidemaal, eer't werk was vaftgefteltj Den hoogen Raadt by- een gcdagvaart in het veldt} En goetgekeurt, dat zelf de Vorft aan 't hoofdt zou trekken door't Van 't'leger, met Turenne, om Prins Conde te dekken> Ktuwgt H En*'**.
|
||||
yS V1LHEM D E III.
En 't krygsvolk van den Staat, dat, onder *t hoofdtgezag
naar kit Van myn beroemden Prins„ aan dTflelboorden lag, Tolhms. n£e dwingen, zo men hem den doortogt mogt belerten. Wy hadden hier een poll met krygslien doen bezetten, En 't opperfte bevel den fchelm Mombas betroutj Die, als eeii landverraar, of omgekocht door gout, Of tot de wapens van zyn landtgenoot genegen , 't Betroude volk verriedt, tot fchande van zyn degen. Hier dringt Conde op aan met al zyn oorlogsftoet. &ar*y De paarden klooven 't nat, en waden door den vloedt. door Veel' Vriezen quyten zich, als braave krygsgenooten. waa ' Veel FranfTen fneuvelen, verdronken of doorfchooten. wwX^ ^*er word Conde gewondt ■, en Longeville ftort en i*«-Ter aarde in 't harnas neer. de blanke Rynftroom wordt., £ev> e 'Bepurpert door 't geweer, en zwelt van bloetkoraalen. 'qV"1 De bloem van Edellien, daar Vrankryk op mogt praalen, van Braakt hier de ziel voor 't 002 van haaren Konins, uit> fyl" " Of zygt gewondt van 't paardt. maarach wat heirmagt ftuit fneuve- Zo groot een aantal van aandringende oorlogsknechten, Bequaam om ganich Europe en d'aarde te bevechten•! Een bodh van pieken en ftandaarden, net;gefchaart, Verheftzich aan den Ryn daar elk zyn poll bewaart.. De vaanen waajen Iangs de groene waterzoomen , De fchipbrug, opgebout, bevloert de zilvre ftroomen, Zy« En baant een overtogt aan 't krygsvolk, om gezwindt "defee- -fin fnel de Betuwe in te vliegen , als de windt. tuwe; 2o
|
||||
TWEEDE BQEK. S9
Zo dra die droeve maar Oranje quam ter oorcn: waar cp
Op, fchreeuwt hy,, helden op,. men vechce x of 't is verlooren„,Jan r,ns
En met den ganfehen Sraac en Nederlandt gedaan! Oranje Noch eens, op, op, elk maak' zich vaardigom te llaan! geraan
Men dryft den vyandt weer te rugge. of laat'er 't leven! ™nzofkl Ik zal my welgetrooft aan 't hoofdt van *t heir begeeven, den
En u geleiden daar de noodt oas roept. en gy > "t^rugge O Legerhoofden , volgt en blyft uw Veldtheer by. tedry-
De brave Wirts verftrekke een flagveer aan,myn pennen.
Men ftuit den voortgang van den vyandt -t want wy kennen Zynaart: hy zal't geloof uitrojen; vreeft zyn dolk. Maar ach! hoe zou deVorft, flechts met een hand vol volk^"
ver-
Verzelfchapt j zulk een magt verdryven,? hy, gedwongen, geefs.
Zakt met zyn leger af. wat pennen, welke tongen Zyn nu bequaam , om al d'elenden van ons landt Te melden naar den eifch? zo dra de Koning plant Zyn ftanders op den grondt der Betuwe ■, elk aan 't zuchtcn, ^Jklj„ Befproeit den akker met zyn traanen onder 't vluchten. deBeta- De bleeke vrou , alrede op d'oevers van de doodt., fibres-
|
|||||||||
ven.
|
|||||||||
Zygt neer in d'armen van haar vriendt of bedtgenoot.
Men hoort het naar gekerm tot in den Hemel dringen. De voedtfters vlieden met de teere zuigelingen* Een ander hangt aan 't kindt, befturven op haar fchooty Terwyl 't onkundig wicht haar toeiacht in den noodt: Of daar 't, zieh fpieglende in de trekken van haar, wezen _, Zyn naakende onheil uit haar dootfeh gebaar kan leezen. # H z ■ De
|
|||||||||
WILHE M DE III;
|
|||||||
60
|
|||||||
De mannen vliegen langs de wegen, om hun fchati
Voor vyandtlyken roof, te bergen in de ftadt. De beemden treuren van den akkerman verlaaten. De veldtoogft ftaat ten prooi van ftroopende foldaaten. Het kouter roeft op d'aarde} en d'os, van 't llaafs gareel Ontlaftj bukt voor de byl, en krygt een erger deel. De blonde Graangodin holt langs haare akkers heenen: De tarwkrans thrift van't hoofdt: men hoortze droevig fteenen, Als eer om 't fchaaken van haar dochter Prozerpyn. De milde wyngaardt treurt, en weigert nieuwen wyn Te ftorten in de kuip., of jongen mod te fchenken. De gryze landtman klaagt: wie zal myn fchaapen drenken? Myn knaapen fchuilen voor 't verflindende geweer. De wachthondt is gevlucht. 6 geitjes, onlangs d'eer Van 't ganfche vlek j nu zal:de wolf u\v vacht belaagen,... Terwyl uw herder diiikt in dorenen en haagen ! En ik j gewapent flechts met zuchten en geklag , Sta voor den moorder bloot in mynen ouden dag. Myn* dochters voor haar eer j myn zonen voor hun leven Bekommert, hebben my verlaaten en begeeven. Alleen myn bedtvriendin 3 en uitgeleefde vrou Bewaakt met my de hut, en blyft uit noodt getrou.. Wy zullen bei getrooft de felle rovers wachten. Romft Zo galmde 't ganfche landt van dodelyke klagten -, reme Maar d'overwinnaar rukt zyn zeegevaanen voort •, y°' _ En»Prins Turenne dringt tot Aarnhem voor de poort. K-m Maar |
|||||||
TWEEDE BOEK, 61
Maar 't is onnodig al de veftingen, en fchanfTen,
En fteden, door 't geweldt verovert van de Franflen, Te melden op een ry. nu moft ganfch Gelderlandt GeUer- Zich vlyen onder 't juk , na korten tegenftandt}
En Overyflel voor den vyandt nederbukken ; *sthht* En 't Sticht van Utrecht zich van Hollandt af zien rukken. van
Zo zag men 't groote deel van dien gevreefden Staatj J^£ Weleer zo hoog beroemdt door krygskunde, en 't fieraadt wert.
Van Mavors wapenftoel j ja d'oude Batavieren," Die eer den luifter van de Roomfche veldtbanieren Verdoofden door hun moedt, en floegen in den ftrydt: Die Spanjes tieranny en bloetdorft zulk een tydt, En eindeloozen reeks van viermaal twintig jaaren Verduurden, om hun recht en Godtsdienft te bewaarenj Nu door onachtzaamheidt alleen ten gronde gaan: Eer Febus veertigmaal zonk in den Oceaan. Hoe beefde d'Amftel, metgantfchHollandt, opdemaaren^W*'
Van zulk een nederlaag! hoe rcezen nu de haaren %e1dt in Van d'Opperhoofden, en Bcheerfchers van ons landt! H°l~
Hoe hadrde Zeeuw en Vries den fchrik in 'c hart geplant! hfcbre-
Een algemeene vrees beftookte d'ingewanden. vtn> De vrouwen fcheurden \ haar. de huisvoogdt floeg zyn handen
Ten hemel op de ftraat. de ryke koopmanfchap , ^s Landts zenuw, eer door vlyt gevoert ten hoogften trap, Bezweek, en niemant dacht om zeevaart of om vlootcn. Men zag de. winkeldeur gegrendelt en geflooten. H 3 Vrou*
|
|||||
*
|
|||||
6i WILHEMDE ILL
|
|||||
Vrou Themis vierfchaar zweeg en llechtte geen krakkeeL
,en a1 out- De Maagdt van Hollandt ziet die dodelyk toneel %Jn7e* ^et fchrciende oogen aan: zy lege haar feeftgewaaden* Maagdt\%n ftacitabberdt af, en purpre lyfileraaden. Haar handt befterft. de fpeer zygt nedery en de hoedt
Van vryiieidt fchudt en beeft. die zwaare tegenfpoedc Beklemt haar hart en tong. de roozen van haar kaaken Terbleeken door den fchrik. haar oog, gewoon te blaaken, Staat naar, en d'angfl: bekruipt haar edelmoedig bloet. J?rwe~ Zo blyftze een wyl verftomtj maar aanftonts grypt ze moedt: moedt Op, op, zo fchreeuwtze, op„ op, verbaafde burgeryen! debur- Geen traanen zullen ons van 'c Franfche juk bevryen. gfpreekt" ^en recnt: mct ^ gekerm en zuchten weinig uic.
De vyandt wordt alleen door dapperheidt geftuit.
Men zoek' naar middelen om grooter quaadt te weeren, En 't naakende geweldt van Hollandts erf te keeren. Ons is een Oorlogsheldt van nooden, om den Staat Te hoeden voor gevaar door wapenen en raadt : Die, met UliiTes brein , en Ajax dapperheden Verfiert, op 't Statenhuis en in den ftrydt zal treeden, En fchraagen op de nek het wichtig ftaatgebou, Gelyk een Atlas, of Alcides , fleets getrou. de dien- Errinnert u met my de Prinflen van Oranje;
baalt Die ftrenge geefifels vsn de tiranny van Spanje :
jwLWat zyt gy nice verplicht, 6 burgers, aan hun flam!
van Zy hebberr tr gefbakt uit boeijen, en de vfam-
Orcmje; yan
|
|||||
TWE EDE BO E K. <%
Van 't woedende oorlogsvier gefmoort in uwe vefkn.
Zy gaven goet en bloet voor uw behoudt ten beiten.
Die Vorften hebben lang uw tempel, en altaar,
En heiligdom bewaakt in }t uiterfte gevaar.
Dat dapper heldenbloet j gewoon _, in vroeger tyden„
Voor vryheidt van geloof en recht van *t volk te itryden,
Speelt nu door d'aderen van zulk een grooten Zoon. hun
De tweede Wilhem, die, om hoog op's hemels troon Ifatrnj?
Gezeten, in een ry - van duizendt heldenfchaaren _, aaMPryA
Nu juicht en zegepraalt, na zo veel krygsgevaaren, geblms
Heeft ons die braave telg gefchonken na zyn doodr. °f~
De Bntfche Ryksprinfes moft haren echtgenoot .,
Bezwangert van den Vorft, in 't naare graf zien daalen:
Maar achtmaal zonk de zon, met uitgediende ftraalen,
Aan d'avondtkimmen neer in vader Nereus plas,
Als deze Fenix quam te voorfchyn uit zyn afeh.
Herdenktde deugden nu van zyn'doorluchte Vaderen >
En laat de dankbaarheidt niet fterven in uwe aderen,
Beheerfchers van den Staat! verheft d'Oranjefpruit.
Dan zullen wy eerlang den vyandt zien geftuit
Op't punt van zyn rappier. laat hem, aan't roer gezetenr
Uw ftaatgeheimenis en handelingen weeten.
Die wakkre Palinuur zal 't fehip van 't vaderlandt _,
Door onweerbuien heen', naar een gewenfchte ftrandt
Geleiden , en van ftorm en barning zegepraalen *
Door zyn verheffing zal de trots van Vrankryk daalen.
Ik.
|
||||
W I LH EM D E III.
Dt Ik zie de pylen , nu ontwrongcn door geweldt-_,
Maagdt \ye£r vafter in den klaauw van Hollandrs Lecuw eeftelt. befluit • D
baar Ik zie de nevels van den tegenlpoet verdwynen ,
fpraak Wanneer d'Oranjezon met vollen glans zal fchynen. Uic had de Maagdt : en elk fchreeuwt vrolyk langs de ftraat:
Lang leef, lang leef de Vorft, tot welftant van den Staat. Men dien* zich in den noodt van zyn beleit en degen. ■ Waar op De Hoofden van het landt, vergadert, overweegen V landts [)e ZZzk met rypen raade, en openen 't gezigt, Zo lang verblindt voorheen\ nu vindt zich elk verpligt
Om d'oude dienften van de zegeryke Helden , Uit Nafifaufch bloet geteelt, aan Wilhem tevergeldeni En hem te plaatfen op den trap van eer , voorheen' Met zo veel zorgen van zyn Vaderen betre£n: Men breekt den eedt, wel eer uit misverftandt gezworen -, En Wilhem Henrik word tot Opperhoofdt verkoren, ten Om 't leger van den Staat te leiden in het veldt, va»S ^et onbepaalder magt. men offert aan den Heidt Oranje 't Hoog Admiraalfchap van de Nederlandfche vlooten: total?*- t*
meeneu En om zyn aanzien en vermoogen te vergrooten,
Veldt- Wordt hem't Stadthouderfchap van Hollandt aanbetrout:
En Zeelandt, dat zo vaft op zyne deugden bout,
Stadt- Draagt hem dat eerampt op, en volgt de Staatgenooten. louder Zo wordt het heiltoneel van Neerlandt eens ontflooten, aw*."" Door 't hemelfche beleidt, en Goddelyke magt. Ach! was die groote zaak en pligt voor lang betracht!
"Nooit
|
||||
TWE ED E B O E K. 6f
Nooit hadt men Vrankryks vaan zien wajen van de muuren.
Nooit waren wy vermant door vyandtlyke buuren. Nooit hadden wy geknielt voor 's overwinnaars ftaai: Gelyk 'c vervolg u zal getuigen van 't verhaal. Zo dra de vrome Vorft, naar waarde, was verheven, yr'3f*
Begon de veege Staat van Hollandc weer te leeven. landt De dootfchrik ruimt de ziel. men ziet van alien kant JJJ^'
Op kerk- en toren-trans d'Oranjevlag geplant. kefli*ge.
Men dondert uit metaal en blaakende mortieren ,
Den Prins ter eere, om recht dien grooten dag te viercn. De fchaalen zwellen van den Rynfchen Muskadel. Men drinkt des Veldtheers heil. de mannen vliegen fnel Votrdee- Naar 't raathuis, die hun fchat ten dien ft van't landt opofFeren, vofgdn En haalen 't ingewandt uit langgefpaarde kofferen. **lve. De fmeltkroes fchuimt van goude, en zilvre vaten, eer
Tot tafelpracht bereidt. de burgers , in 't geweer, Herfcheppen zich met vlyt in dappere foldaaten-, En willen, wel getrooftj hun ftadt en erf verlaaten j Om, onder Wilhems vaan, het dreigende geweldt Te keeren van de grens: elk ftrekt een oorlogsheldt. De vrouwen quyten zich als moedige Amazoonen; En ieder wil haar zucht voor 't vaderlandt betoonen, Met torflen op den muur j met kruien aan de veft. Het binnenlandts krakkeel, die dodelyke peft, Waar- door 't Gemeenebeft gevaarlyk wordt beftreden, Verdwynt, en ruimt nu plaats voor eendracht in de fteden. I Dc
|
||||
66 WILHEMDE IIL
De burgerliefde groeit. men zweert den landtgenoot
Te dienen met zyn bloet, in 't aanzien van de doodt. Wakker* Terwyl het oude vier der Batavieren blaakte > w*.'*Zag elk verwondert hoe de groote Veldtheer waakte, zorgen Om Hollandts vryen Sraat voor Vrankryks legerdolk JPmu, Te hoeden door vernuft, en 't overweldigt volk Weer vry te vechten, en uit flaverny te flaaken: Hy arbeidt onvermoeit voor d'algemeene zaaken. 't Getal van 't oorlogsvolk groeit aan van tydt tot tydt. Den legerhoofden en voorgangers wordt de vlyt Der wapenoefening en krygstucht aanbevolen : Elk volgt het ftreng bevel, nu bloejen Mavors fchoolen. Nu wordt op alles, *t geen de noodt vereifchtj gelet. Men houdt de poften voor den aanval naau bezet -, En dekt den legerknaap met wal en aarde fchanflen. Men plant de donderbus op d'opgeworpen tranflen. Men fteekt de dyken door, de ftroomgolf fchuurt langs'tlandt En vruchrbre bemden heen, en dient voor tegenftant. De fchepen, opgebout om door de woefte baaren Naar Ganges perelkuft j en Indus ftrandt te vaaren^ Laveeren op rivier, en binnenlandtfchen ftroom , Met oorlogslien bemant. nu lloopt men hof en boom, En luftprieelen , en gebouwen ., vol firaaden, En 't geen den tegenftant kan hinderen of fchaden. D'Oranje Veldtheer, die nooit flaapt, maar dag en nacht Den welftant van't gemeen in 't fchrander brein betracht, Be-
|
||||
TWEED -EBOEK. 67
Bezigtigt overal de veftingen en fteden >
En geeft op alles acht. de krygskunde en de reden, Aan 't moedig hare verknocht, ftaan eeuwig aan zyn zy. Hy weegt de zaaken in zyn herflens naar waardy. Hier is hy bezig met een ouden wal :e flechten. Daar fticht men andere, voordeliger in 't vechten. In 't kort al 't geen men van een wakker Krygshoofdt wacht, Wordt hier in 't werk geftelt, en door zyn zorg volbragt. Wanneer den Lelyvorft de tyding klonk in d'ooren -, Koning Dat myn beroemde Prins tot Veldtheer was verkoren *"" ,
Van 't Nederlandts geweft, met zo veel waardigheen ryk »**.
Gefchonken aan den Heldt _, ten oorbaar van't gemeen, fi**h»,
Bezweek zyn fiere moedt. hy voelde aan alle kanten Zyn trotfe ziel benart: ( dat kunnen uw' Gezanten, O Ridders, die zyn heir verzelden op dien tydt, Getuigen.) dat ftaatvaftj zyn boezem zwol van fpyt. Hy zag zyn loop geftuitj en gaf het oorlogsteken, emy* Om met zyn benden van de grenzen op te breeken. fpedt
Zo wierdt zyn zegepraal bepaalt door Wilhems ftaf. 3u,Un-
Hy trok zyn leger van den Stichtfen bodem af> trtkt*"
Maar hieldt de fteden in bezetting met zyn vaanen: mtt zy»
En Luxenburg, de plaag van Utrechts onderdaanen 9 %£%t
Die felle geeflel van de Stichtfche burgery j &«**,
Aanvaardej uit 's Konings naam, de hooge krygsvoogdy ™etty-
Van dien verwonnen Staat. nu tracht de Vorft de wallen perbevtl Van Gorkum, of Breda of Heufden t'overvallen ■, jtede» I 2 En**
Luxett-
|
||||
68 W I L H EM D'E III.
En dreigt dc muuren van den Bofch j raaar *t landt befproek
Van 't water, dat uit poel en veldtmoeraflen vloeit, . Belet den aantogt van zyn dreigende ftandaarden. Men hadt de veftingen met dappere Spanjaarden En Neerlandts volk bezeti die j trou en welgemoedt, De vryheidt van den Staat befchermden met hun bloedf. Zo tracht hy vruchteloos de veften te beftryden> En ftelt nu al zyn hoop van grooter wind ter zyden> \%$m Ja trekt, verydelt door Vorft Wilhems dapperheidtj
Koxhg In zekerheidt naar 't ryk door 't hofgezin geleidt.
*rZnk- De vyandt hadt een ftadt bezet met oorlogsfcharen,
ryb- Bekent by Woerden , voor een lange reeks van jaaren
Gefticht op Hollandts erf. de brave Veldtheer tracht Die plaats door wapenen te rukken uit zyn magt. Hy dagvaart in den Raadt de hOofden van zyn benden, En draagt zyn opzet voor aan hun die 't oorlog kenden, „ Geilepen in den kryg. men keurt het oogmerk goet. En ider zweert den Heldt te dienen met zyn bloedt, En onvermoeiden vlyt den aanflag voort te zetten. De ruiter flygt te paardt op 't klinken der trompetten: De voetknecht volgt de trom. men preft de troepen voort. Myn Prins geleidtze zelf, en plaatft zich voor de poort. l$oor'dnPe vyandtj nu zo naau beflooeen in zyn' muuren, .
Prins Geeft tekenon van noodt aan Luxenburg door vuuren.
Ihvnje De houthoop, lichtende op den toren, blaakt de kruin .
**%".Destempels, in een uur begraaven onder't puin.
|
||||
T'W EE'D'E B O E K. 69
Als Vrankryks Maarfchalk zag, vanUtrechtshoogewallen,,
Hoe Woerden wierdt gedreigt of hevig aangevallen, Befluit hy om 't ontzet tc nemen by de handt, Eh trekt op 't lichten aan van kerk- en torenbrandt. xIkhw- Maar onze Veldtheer hadt, om 's vyands hulp te ftuiten> burg be.
En aan de Stichtfche zy de heirbaan af te fluiten, »ntfet' Een poft aan Zuileftein betrout; die, welgemoedt, ttfh
Den trotfen Hertog, op zyn aantogtj dapper groet
Met blikfemfehichten j die, van 't bolwerkafgevloogen., De voorften treffen, dat ze vallen voor zyne oogen* En verven de Kruipin (zo heet de plaats) met bloet. !££*"' De Maarfchalk barft van-fpyt, wanneer zyn oorlogsftoet, ZulU-
Gekeert wordt, afgemaakt, en van de fchans geflaagen: •£'* "** Hy preft zyn krygsgevolg noch eens de kans te waagen $ Kmipm Maar ziet door tegenftant het veldt met doon gevultj Daar Vrankryks adel valt. terwyl zyn gramfehap bruit y Gelyk een bosleeuw, die, beluft op roof te zoeken, De boflen doorvliegt, en doorfnuffelt alle hoeken En wilderniflen; tot hy eindlyk 't wilt ontmoet In 't midden van den loop, en nafpoort op den voet: Hy fpalkt zyn kaaken op en gulzige ingewanden, En grimt van ongedult: hy dreigt met klaauw en tandeiu Maar als een jagersrot gewapent, op 't gerucht, Verfchynt, dan druipthydoor, en fchuimbektanzyn vlucht. Zo drukt de fpyt het hoofdt van Vrankryks legerknechten. Prins WiLHEM.voert terwyl voor Woerden onder't vechten I 3 Zclf-
|
||||
7o . WIIHEM DE III.
Zelf met zyn lyfgevaar de ftormelingen aan
In 't heelte van den flrydt, en moedigtze tot flaan> Of dry ft den uitval der belegerden naar binnen. Vecht, fchreeuwc hy, helden ._, vecht, houdt moedt 3 en helptinc En waarlyk was de fladt verovert door den Heldt > ( winnen. Maar 's vyands leger wierdt een fpoor gebaant langs 't veldt, fcrvat Door fchuim van fchelmen en troulooze dorpelingen, vahver ^m 'c vo^ van Zuilefteyn van achtren te befpnngen. bu ver- \ Oneerlyk landtgefpuis, (6 fchrikkelyk beftaan!) landt Meineedig aan den Staat., wyft zelf den vyandc aan "*"*? Een weg hem onbekent* en wil zyn leidtsman ftrekken. rtn. De Hertog laat een deel voor af door 't water trekken •, En volgt van verre op 't fpoor met al zyn legermagr. De voortroep ftreeft gezwindt, en nadert onverwacht, De Schans (6 groot verzuim!) van achtren onbeflooten. Men grypt de wapens op. wat wort'er bloet vergooten! Dapper- De braave Zuileftein , verraft door fnoodt beleidt vm Van landverraders , toont in noodt zyn dapperheidt. ZutU- Geen vrees beftormt zyn hare hy grypt zyn heldendegen, En vliegt, gelyk een leeuw., de Franfche benden tegen. Al wie zyn fabel naakt j van brein en bloet begruift, Stort neer door flag op flag, en fneuvelt door zyn vuift. Gelyk een veege ftier, in 't vechtperk naau gedrongen, En door een langen fleep van vyanden belprongen , Zyn jongfte kracht beproeft-, en velt met ftoot op ftoot Al die hem tegenftreeft, gemoedigt door den noodt; Tot
|
||||
TWEEDE BOEK. 7r
Tot hy zyn horens ziet van 't voorhoofdt afgebroken ,
Den dootfnik uitblaaft , fterft , maar fterfc niet ongewrokcn:
Zo fneefde Zuikfteyn in 't blinkende geweer , efzJn
En viel, getroffen, op een hoop van lyken neer.,
Zo dapper door zyn arm, tot wraak van 't leet, verflagen.
Ik moet ter dezer uur 't rampzalig lot beklaagen
Van dien beroemden Heer, met Schimmelpennings doodt
Geichooten aan zyn zy, myn vriendt en landtgenoot.
Nu woedt men na de doodt op d'afgeftrede Helden.
't Mishandelt lichaam moet den wrok noch eens ontgelden j
En, tegen oorlogsrecht, gekerft, geileurt, gefneen,
Den glans befmetten van zyn vyandts krygstrofeen.
Zy fchrikten voor 'c gezigt al die de wreedheidt zagen.
De Prins krygt kondtfchap van die drceve nederlaagen; Prms
Daar hy op 't moedig ros _, in 't midden van het vuur, bn«H
"t Beftrydendt leger noopt, en dondert op den muur, Vo«r
Dat aarde en hemel dreunt. hy overweegt de zaaken j Wo*rdm>
Beveelt den aanval op de veften voort te ftaaken;
't Bcleggereedtfcliap weer te zamelen by een.
Men voert het grof gefchut van 't bolwerk naar beneen,
En fleept de flukken af met magt van legerpaarden.
Elk volgt in orde zyn banieren en ftandaarden.
Zo wordt de ftadt ontfet door binnelandts verraati
En Luxenburg befchiet zyn oogwit wel, maar 't ftaat
Hem dier, door 't ryk getal van die in 't vechtperk vielen y
Gerekent aan zyn kant op tweemaal duizent zielen,
D©
|
|||
fz W I L HE M D E III.
De Vorft , vcrfteken van zyn oogmerk , flaapt noch ruft:
Zyn oorlogsvier wordt door geen tegenfpoedt gebluft, Maar gloeit veel lichter in de duiftere ongelukken. Hy arbeidt om den buit de Roofharpy t'ontrukken. Ik zal verhaalen, hoe myn Heldt ., ten dienft van 't landt? De buitenpoften fterk verziet van tegenftant > En, draagt, om Hollandt voor den aanval te bewaaren, veiheb-'He* hooge krygsampt op aan mannen lang ervaren j t>ers Als Homes, Koninksmark, Vorft Maurits, ryk van moedt, °Hgl e Aan Wirts en Wefterlo > (alfaamen uit het bloec landfeh Van Mavors voortgeteelt) en rukt zyn legerbenden foften, Naar 's vyandts bodem toe, en valt hem op de lenden} Ontziende geen geweldt van fneeuw, of hageljagt,
en trektNoch euure ftormen , door den winter voortgebragt. Uger op. Elk ftaat verwondert daar d'Oranjevaanen trekken. 0 De Veldtheer wift zo kloek zyn aanflag te bedekken, ktrbeidt Dat niemant peilen kon de gronden van zyn zin. tyauJts ^e Keulfche Biffchop ftondt verlegen in 't begin, •vertbnEn vreefde voor zyn erf en vorftelyken zetel. * De Vorft van Straatsburg, die zo trouloos en vermetel
Den Franfchen hoogmoedtdient, gevoelt, door fchult geraakt? Hoe fel de wroeging met haar toorts zyn boezem blaakt. Ja hy verdubbelt zyn getal der lyfftaffieren, Verzekert door 't gerucht, dat Neerlandts veldtbanieren, Geleidtdoor Wilhems ftaf, in aantogt, 't KeulfcheSticht * Tot brandtfchat d wingen. zelf de * Franfche Veldheer zwif:ht> En
* Duras.
|
||||
TWEEDE BOEK. 73
En voegt zich met zyn magt van ruiters j over ftroomen
En veldtrivieren j by Turenne; die de zoomen
Des ryken Moezels dekt, en ftuit den Adelaar _>
En \ heir van Brandenburg: hulptroepen, die 't gevaar
Van onzen ondergang tot byftant kon beweegen.
De vroome Wilhem fmeekt den Hemel eerft om zegen,
Q Want altydt heeft zyn ziel de Godtheidt hoog geacht)
En trekt voor Charleroy op 't fpoedigft met zyn magt. rjy do9r
De Grave van Marcin geleidt de regementen Prim
Van Spanje, als Opperhoofdt, tevelde, enfpantzyn'tenten erent'1
Naaft onze vaanen voor den fterken muur. Montal,
Door lift geiloopen in den veft, verweert den wal.
Men maakt zich vaardig om de voorfchans aan te randen ,
En bolwerk en rondeel te floopen*, onder 't branden
Van 't dreunende kanon. elk houd zyn poft bezet,
En wacht de toonen af van trom en ftormtromper.
Maar 't uur van voorfpoedt was, helaas! noch ongeboren.
Het nydig oorlogslot hadt ons zyn haat gezworen.
De toeleg wordt geftuit. de Wintervorft dringt aan:
De noordtfche beeren, die in d'ysgareelen ftaan,
Verfchynen onverwacht met fneeu en hagelvlaagen,
En grimmen in de lucht voor zyn bevrozen wagen.
Elk vloekt al bevende des winters ongeni.
De weeke klay bevrieft, en weigert fchup en fpa
Den doorgang. 't water flremt, en houdt de legerfchepen,
Die 't nodig oorlogstuig en ftormgereetfehap fleepen,
K Ge-
|
||||
74 WII.HEM D E III.
Gegyzelt op den rug. de vorft verkout het bloedr,
Daar 't kookt in d'aderen, ontfteken door den moedt. Soldaat ftaat roereloos, terwyl hy op de wallen } Zyns vyandts fchuilplaats, tracht gewapent aan te vallen. '*« Hier zygt de ruiter, ftyf van koude, op d'aarde neer. Daar valt net oorlogsros en fneuvelt by zyn heer. Zo moll men, door den noodt gepreft., denaftogc fteeken. Elk ftelt zich in 't gelit_, en volgt het legerteken. N fen rolt de tenren op. de vyandt ziet den grondt Em we- Verlaaten en geruimtj daar onlangs 't leger ftondt. iter ver- D d d
laatea, Maar laat ons otn den ftaat van Hollandt u t'ontvouwen,
Weerkeeren, en 't gcvaar van *f vaderlandt aanfchouwen > Geraakt in hoogen noodt door \ ftremmen van den vloedt. Hoort hoe de landtzaat fchrikt. hoort hoe de vyandt woedt. 'f'm'. Men zegt, dat Luxenburg, op Utrechts muur getreden, ■van In 't midden van een drom foldaaten , wel te vreden, f™""~ En met een lachchent oog, de ftroomen zag bevlocrt> aan zyn En fprak: myn zoonen, die zo trou de wapens voert * ' Van Koning Lodewyk , nu is de tydt gefchapen Van Hollandts jongften noodt. elk volgme in'tbloedigwapen;
De hemel biedt zyn hulp, en baant ons door het ys
Een heirbaan om in 't landt te dringen, tot bewys
Van gunft. voor onzen Vorft. nu moet men d'ingewanden
Verfcheuren van den Staat-, en ieders moordtluft branden.,
Verdelgt. fchofreert. en moordt. ja toont in vier en vlam
Dat gy gefproten zyt uit Vrankryks heldenftam,
Gelyk
|
||||
TWEEDE BOEK. 77
Gelyk een razent heir verwoede bosgedrogten 5
Verenigc met een magt van wolven , aangevochten Van dolle wreetheidt, en vaft dorftende naar bloet, D'onnofle fchaapskooi dreigt: zo toont zich elk verwoede Op d'aanfpraak van zyn Heer; en volgt zyn moordtftandaarden ttgt C Wie fchrikt niet voor 'c verhaal!) met uitgerukte zwaarden, *A*T. Z^ tt 11 t i HolUnt.
Op burgerbloedt gewet. nu zou men Hollandts praai,
Den Hage, en al de Steen vernielen door het ftaal;
Maar Wilhems voorzorg, en de gunft vanGodtbewaaktc
Den felgedreigden Staat, terwyl het moordvier blaakte.
De heniel zelf bcfchut het Nederlandcfche volk -,
Hy fluit zyne oogen in.een duiftre regenwolk ,
En ftort een dichteh vlocdt van water naar benedcn.
De blinkende ysbrug fmclt, en weigert de geleden
Te torflen op den rug. de Maarfchalk vloekt en fcheldt,
Ja quetft het Godendom om \ ftuiten van 't geweldt.
Nu zwelgt men 't laauwe bloedt dcr weereloze fchaaren; fVreet-
Beltrydt den dorpeling , als woedende barbaaren. door de
De maagdefchender blooft, fchoffeert, en blufcht zynbrandt,fr<*?#*
Op't fmookent puin, en brengt een doodtwondt met zyn handt, te B«de-
Tot walgens toe verzaadt, aan d'eerftgeftreelde leden. grave en
De wreetheidt holt van 't fpoor.enhoortnaarrechtnochreden.^r-
Men fpaart geen kinders, maar men ruktze, fel en ftraf,
In 't laaven van den dorft _, van moeders borften af.
Hier zwoegt de wreede beul door knevelen en vangen.
Daar ziet men 't bleek gezigt aan dorre boomen hangenj
K 2 Dat
|
||||
7& WILHEMDE III
Dat grynft den moorder toe. men woedt met vier en vlam:
Dat tuige Bodegrave en Zwadenburgerdam. Terwyl de felle gloedt, ten hemel opgevloogen ,
De dorpen fmoorde in d'afch , en blikfemde in onze oogen ., Aaijflag Verquikte een blyde madr het hart van Nederlandt. v»rlcn, De Biflchop hadt wel eer een veiling overmant : Den fleutel van den Vries en Groningen, voor dezen Door fterkte van natuur en kunft alom geprezenj Verdronken in moeras en veenen > ryk omzet Met bolwerk, ravelyn en halvemaanen „ net liZe/t- Gcgraaven yoor den wal. heldt ftabenhaupt., wiens degcn, Aauft. De muur van Groningen verweerde, en door Godts zegen, Zyn naam door 't lluiten van de dubble BuTchopsmagt, Onflerflyk maakte, neemt een aanflag voor, en wacht Op voordeel om die Stadt door wapens t'overvallen, En 3t Myterdragers volk te dryven uit de wallen Van Koevorden: hy kieft een opperhoofdt, wiens vly: Hy 't heldenfluk betrout, en dient zich van den tydt. De veldtmoeraflen, 't veen en diepgegrave grachten, Bevroozen tot in 't hart door koude winternachten, Verflrekken den foldaat een beirbaan , om de veil Met weinig tegenfpoedt te naaken. ieder prell Eyher- Denhoop, hem aanbetrout. men zietdepaardtshoef draaven, gcntrekt En glippen over 't ys. Eybergen, 't hoofdt der braaven, ei"7n * Deelt zyn' bevelen uit en voert, by nacht zyn volk, tomt jn ^[[j-e naar fa ^acitt een dikke nevelwolk. s mor-
gem Be- |
||||
TWEEDE BOER.
|
||||||||||||||||
77
|
||||||||||||||||
Bedekt de morgenzon , en houdt de togtgenooten,
In 't naaken van den wal, voor -'s vyandrs oog beflootcn.
De buitengracht, geftremt door }t ys , verftrekt een brug.
En draagt, ten dienft van 't werk, het leger op den rug.
Men tracht den vyandt van drie kanten aan te taften.
Men kapt met bylen af de diepgeheide marten ,
En fcherpe paalen, om de fchanflen heen geplant.
De buitenwacht waakt op , geeft vier 3 biedttegenftantj
Maar wordt vermeeftert, en de poften uitgedreeven.
Men ziet de winnaars door dit voordeel verder ftreeven,
Maar vinden voor den muur de grachten opgebyt.
Men lleept het ftormtuig na met paarden; voert met vlyt
De bieze bruggen aan , om 't water te bedekken.
Men rocrt de trommels om den moedt van 't volk te wekken,
In 't ftormen op de ftadt; daar zich de vyandt weert,
En met musket en piek den fellen aanval keert >
Maar vrnchteloos •, men ziet de ftrydende foldaaten
't Geweldt braveeren van de kogels en granaaten
Geflingert van de veil, zy dringen moedig voort,
En vliegen op den wal. een ander wint de poort.
De mooker breckt de kracht van grendelen en floten.
Men loopt de deuren op met balken, onder 't ftooten.
|
||||||||||||||||
door een
mi ft be- gundigt, cum de buiten- werketty |
||||||||||||||||
diehy
inneemt\ voert
zyn troepev
naarde Jiadt, |
||||||||||||||||
De vetting wordt verraft , terwyl de vyandt beeft,
En j fmeekende om gena , de wapens ovcrgeeft.
|
tnver-
■meeflert
deceive. |
|||||||||||||||
Zoo ziet men 't Papenrot verilrooit en overvallen.,
De poorten uitgefchoptj gedreven van de wallen>
K 3 Ter-
|
||||||||||||||||
78 • W I L H E M D E III.
0*t(iel- Terwyl 't gemytert Hoofdc zyn ongeval betreurc 3
■van d>n^n> razende om 't verlies, de koorgewaaden fcheurt. Bijjcbop Hy plukt de gryze kruin, en preveit onder 't hooren: Munfler. <Lty ziet de tyden van zyn tegenfpoedt geboren: Maria , in den mondt befturven, hoorde niet. Geen heilig, dien hy noemt, bekreunt zich zyn verdriet. In zulk een ftaat verliet de Biflchop eer de veften Van Groningeiij en gaf zyn ftormgevaart ten beften> Daar hy, door tcgenftant bedrogen in zyn hoop, De iladc begaf, en van d'omringde muuren floop. Zo druipt cen winterwolf langs 't veldt met hangende oorcn, En ingekrompen ftaart, wanneer de leeuw, vol toren, Met maanen op den rug gereezen , moedig uit Weder- Zyn hoi en fchuilplaats barft, en redt den veegen buit. vafdet* ^ranJe keert in 't landt, en hoort met vreugd' de maarcn Prw/»Der overw inning •, en d'ontworftelde gevaaren !»£. ^an Hollandt ftreelen \ hart, hy roept den Raadt by cen* 2 ntoey^ fcherpt zyn fchrander brein , tot voordeel van 't gemeen. hg »p Daar ryft een veiling uit de zuiderzeefche ftroomen, sxaar- ^^ e^ ^QQr y,.^^^ met verrafling ingenomen 3 Toen 't ganfche landt bezweek -, en Utrecht, in dien noodt,
Te zwak, geen tegenftant aan 's vyandts wapens boodt. De Prins befluit die ftadt voor Hollandt weer te winnen. Menhoudt de zaak geheim. men werkt met rype zinnen En fcherpt zyn herflfens tot bevordring van den togt. Men licht de bloem van 'c volk, door vlyt by een gezocht, Om
|
||||
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------1 ini|pi iiii.jiJuii.iwK . ■ u"» ngiij i»
|
|||||||
T W E E D E B-O E K. ?9
Om welgemoedigt en gewapent op te trekken.
Men ziet een ryke vloot de Vecht en Amftcl dekken,
En voeren 't ftormgevaart, kanonnen groot en kleen,
Met voile doeken naar 't gedreigde Naarden heen.
De winden fchynen zelfs den aanflag toegenegen,
En blaazen fterk in 't zeil. de vyandt ftaat verlegen,
Als Waldek onverwacht de veften houdt berent. j^f
DuPas, de Stadvoogdt, ziet d'Oranje legertent, Waldek
Braveeren voor den muur: hy blikfemt van de wallen, ^e»tr
Tervvyl zyn benden uit d'omringde poortcn vallen;
Hy roept de Hoofden t'faam': die zweeren te gelyk,
Te waagen lyf en bloet ten dienft van Lodewyk.
De Veldthecr naakt de veft. zyn donderbuflen fpeelen.
En booren door de kruin van tempels en kafteelen,
r ' en van
Granaat en vuurbomb barft, en dondert ilag op flag,. *»
Verdryft dm nacht van 't zwerk, en fchept een klaarder dag. Megtrt;
Men ziet de Hoofden door 't bebloede vechtperk ryden,
Met labels in de vuift, en dwingen 't volk tot ftryden.
Ken ander voert zyn troep ten diepen loopgrave in>
En kecrt vernoegt te rug, of lheuvelt in 5t begin.
Men fchokt de nuiuren door geweldt van donderklooten,
Uit holle buiken van 't bevrucht metaal gefchooten.
De vefting barft van een. de muurbres gaapt, door Jt loot
Zo diep getroflen in het ingewandt} en noodt
Den legerknecht ten ftorm. daar loft men de musketten,
Om den belegeraar den aantogt te beletten.
Daar
|
|||||||
8o WILHEMDE III.
Daar rent de ruiter op zyn ros met loflen toom ,
En vat de boflen voor zyn zadel, ora den ftroom Te dempen voor den wal. gins ziet men landtlien flaven, En hygen op hun fpa, om 't leger te begraaven. Luxen- qc Fj-anfche Maarfchalk trekt van Utrecht herwaart aan, ncetnt Om Nederlandts beleg voor Naarden op te ilaanj zet"nt~ ^y k°mt J maar ziet de fta^t na 't ftryden overgeeven. vow, Men flint een krygsverdrag, van wederzydts befchreeven. Kiet de Men 1iegc de wapens voor den groten Wilhem neer , fiadt o- £n Naarden viert de wet van zynen ouden Heer. Nu fcheen de Heilzon, met bekorelykcr glanilen, leu van Te fchyncn op ons erf van haar' verheve tranflerij deze o- j7n fl-raa}en van na-u- p-unlt te fchieten op den Staat. verww- .
mage. O zegenryk begin ! 6 breidel voor ons quaadt!
O landt ! 6 vaderlandt ! gy raakt u\v leet te boven, En moet Oranjes Vorft., naaft Godt uw heilandt, looven! Gy zaagt hem voor den muur (gelyk een harde rots, Die onbewcegbaar blyft in 't ruime zeegeklots, En kaatft de winden af en tuimelende baaren) In 't bloedig harnas ftaan in 't heetfte der gevaaren. En gy, 6 volken, die, door't krygsgedruis ontruft, Noch onlangs 't moordtgeweer van Vrankryk hebt gekuft, Beklimt de toppen van de Nederlandtfche duinen., Hoort toe, en juicht van vreugde op haar verheve kruinen, Daarik, aan Karels hof, in Wilhems briiiloftszaal, Het einde van uw leet en zwarigheidt verhaal ! Ver-
|
||||
TWEEDE BOEK. Si
|
|||||
'Verlofte fchaaren, volgt met my de zegevaanen,
Die door een bloetrivier uw weg van vryheidt baanen; Volgt met een dankbaar hart den Oorlogsheldt, daar hy De flaale boejen breekt van uwe flaverny ! De zegepraal., zo verfch op Naardens muur bevochten,
Ontfteekt zyn groote ziel, om verder heldentogten spanje Te waagen voor den Staat. de Spaanfche kroon, verplicht J^f'f^..
Tot hulp aan Nederlandt, om reden van gewigt, %«/"• Laat nu in 't openbaar hare oorlogstoortfen branden •, Vrank-
En fchreeut haar vyandcfchap in alle (teen en landen V*'
Met koning Lodewyk door voile kaaken uir.
De Staat van Hollandt juicht op 't vrolyk krygsgeluit, Verzekert in den noodt van Spanjes hulp en degen. Oranje geeft bevel om 't leger te beweegen , De En trekt te veldt daar hem de Spaanfche Landtvoogdc wacht.^*'
Men treedt in krygsgefprek. men voegt de dubble magt met zy» Te faamen s om gepaart den Rynftroom op te dringen, Meruit
En Bon, in we&rwil van den Keulfchen Vorft , te dwingen. ™et de
Het Keizers leger wacht de bondtgenooten af, foe en Daar 't Montekukuli geleidde met zyn ftaf. fd?"'
Zy fneeven die verwaandt de wapens wee'rftant bieden. £«//>•
De Rynftroom raakt in roer. de bange boulien vlieden _, VJar*''
Op 't dreunen van de trom. Godt Liber vlucht van 'tlandt, £»#; Daar hy den wynftok met zyn Nachtbachanten plant. De Stadt, belegert, tracht het heir der Bondtgenooten, beUgtn Gemoedigt door'tontfet, metkrachtvoor'thoofdtteftootcnj^^j L Men
|
|||||
%zc WIL'HE M D E IIIX
Men hade op 't naderen, tot beter tegenftant,
Kafteel en. kloofter voor de muuren afgebrandt, De wacht trekt op, otn wal en poorten te bezetten.^ Men kfcyt den onraat uit _, uit trommen en trompetten. Een dikke ftofwolk houdt de guide zon bedektj Wanneer 't vereenigt heir, in orde nader trekt. Rrins Wit hem, onvermoeit in oorlogsbezighedenj , Vermaant zyn legerftoet, en moedigt de geleden. Hy /belt de miters op den aantogtj enneemc acht Op Prins Turenne, daar de ftadt haar hulp van wachtj Gf andren , die vergeefs zyn wapenen belaagen. Elk volgt zynkrygsplichti om den Veldtheer te behaagen. Men arbeidt dag en nacht. de loopgraaf naakt met fpoedt De diepe grachten» die vaft rooken van het bloet. Men taft de fterkten aan, ontfteekt de holle myneni Men plant de vaanen op rondeelen, ravclynen, En halvetnaanen j kloek verovert voor den muur. Men loft de veldtkortou. de heniel fmeult van 't vuur. Men wapent zich om op de veften aan te vallen , Een algemeenen ftorm te waagen op de wallcn. Elk flelt zich op zyn poft. als dit de vyandt zag Bezweek zyn moedt. hy plant de tekens van verdrag, , In 't bloet der helden naaft de bres op d'aarde tranflen, «*.w/»fEn geeft de vefting op. wy trekken in de fchanflen, ^fc^'-Naar voorwaarde en beding , met vrolyk krygsgefchal. De Duitfche heirvoogdt voert zyn vaanen in den .wal. . |
||||
T W E E D E BOE K. 83
"Nu juicht de ganfche Staat van Neerlandt om dien zegen, Neder-
En ftreeft met eerbewys den Overwinnaar tegen , l*£?_' Daar hy verheven op zyn ftafiwagen rolt. beugdt,
De burger fpringt van vreugdt, die langs de markten holt, °prwlgt
En, fchreeuwende 16j zaait, van blyfchap uitgelaten, met^lh Vergulde lauren op de grimmelende ftraaten : da»k-
Maar Lodewyk vervloekt _, met een verbleekt gelaat, ktMi.
In 't opgeblaazen hart., den voorfpoedt van den Staat.
Hy ziet het oorlogsradt gedraait. hy ruimt de fteden, • K*' Wei eer bevochten , en verovert tegens reden } Vrank-
En 't Sticht van Utrecht ziet, geflaakt van'c Franfch geweldt, Yaka™~t
Zyne oude rechten weer herleeven door den Heldt. Sticht De Ryn, en Vechtftroom, die den vremdeling bekoorden, jjtrecht
Befproejen, vry van't juk, de rykbeplante boorden. enmde- De trouwe Burgery , mishandelt en geplaagt, di»,
En door de Roof harpy in *t ingewandt geknaagt,
Schudt nu de ketens van de vrygevochte ledenj En viert den Hemelvoogdt met lofzang en gebeden ■, Terwyl de tempels, eer bevlekt door 't Roomfch altaar,3 Gezuivert, blaaken na 't ontworftelde gevaar. Zo mod de Franfche Vorft het grootfte deel verlaaten Van 't overweldigt landt, en prefte zyn foldaaten, Om Leopoldus magt te keeren, naar den kant Van Duitfchlandts bodem > of bedekte 't eigen landt, Zelfs voor zyn ryk beducht. de guure winterdagen de win- Begrimden onderwyl de velden ; en de vlaagen *nJ£t
L 2 Van en de U-
|
||||
84 W I L H E M D E Iir,
gtrs Van fneeuw en hageljagt verplichtten d'oorlogslien
inde™ ®m naar de fteden, als hun fchuilplaats., om te zien. vtftiM- De Veldtheer van zyn togt „ zo heilzaam voor de Staaten*, Veorzor-^oor Hollandts burgers, en mishandelde onderzaaten, gen van In zegepraal gekeert, ruft nimmer in zyn hof : p*rins Hy zwoegt, hy flaaftj hy zweetj en vlamt op grooter lof: Ja queekt een> feller gloedc van krygsvier in zyne aderen: Hy arbeidt in den raadt met Neerlandts trouwe Vaderen, De Zuilen van den Staat , voor 't algemeene beft. Elk houdtop Wilhems zwaardtmaaft Godt, zyn hoopgeveft. die tot HetLandt, zodierverplicht., fchenktdankbaaraan zyne erven fafr?'Het Erfftadhouderfchap , om nimmer uit te ftervenj hwder- En 't mannelyke zaadt zal alle waardigheen j ve%e- Op't huwlyksbedt getedt, na Vaders doodt bekleen. ve* Die gunft verplicht zyn zielj zodankbaar, voor de zaaken Van 't worfrelende Euroop' met grooter ernft te waaken. Men ftek zyn hart geruft op 't vorftelyke woordt. Hy zet met alien vlyt zyn wapenrufting voort; En tracht den aantal van het landtvolk te vergrooten. Men bout een ryker tal van fchepen ■, mant de vlooten, Om Lodewyk alleen te keeren uit de zee j Want Engelandt hadt ons begunftigt met den vre£ > Maar Vrankryks vre£befluit bedroog ons welgevallen, En fmoorde in zyn geboorte in d'Agrippynfche wallen. De Zo dra de zomerzon met aangenaamer gloedt Print De beemden koeftert, en verkoude velden voedt
oZ,j. Met |
||||
TWEED'E K O E R.
|
||||||||||||||||||
8*
|
||||||||||||||||||
Met warme ftraalen, daar de kruiden door herleeven, trekt
Gra ros en ooriogsman weer kracht en moedt te geeven, "^
Neemt Wilhem affcheic van 's landts Vadren a en vertrekt,-^der
|
||||||||||||||||||
naar
Bra- bank i |
||||||||||||||||||
Hec Spaanfche Nederlandt, met magt van volk bedekt,
|
||||||||||||||||||
Verftrekt een oorlogsftoeU en zal de heldenftukken
In 't eeuwig denktafreel „ als ooggetuige, drukken,
Van Hollandts Wapenhoofdt, beftuwt van Oorlogsli£n,
En Helden 3 die de doodt vol moedt in d'oogen zien.
Zo dra de vlugge Faam zyn komft hadt uitgekreten,
Ontfing graaf Montery 3 als voogdt aan 't roer gezeten
Van Spanjes Nederlandt,. den Veldtheer en zyn ftoet>
Van 5t krygsvolk, hofgezin _, en burgery begroet.
Men zwoer elkander trou, terwyl de vaanen paarden.
Graaf Souches rukt met vlyt zyne Adelaarftandaarden
By een, en voegt zyn heir met Spanje en Batavier.
Conde gebiedt, als hoofdt, zyns konings veldtbanier,,
Verzelt van Luxenburg, en 5t puik der Franiche Vorften,
Die gulzig naar net bloet der Nederlanden dorftten.
Dc legers trekken op in 't blinkende geweer :
Zy flaan de tenten voor elkanders oogen neer,
En grimmen tegen een. elk houdt zyn togtgenooten,
Verfterkt door fchanfleh en rivieren _,, dicht beflooten. @
De plaats van aanval wordt verzekert door beleit.
De ryke veldtoogfl. , van den bodem afgeweidt,
Geeft voedtfel aan 't gevolg, terwyl de boulien klaagen.
Men fleept bet graan van 't landt op ros en legerwagen.
|
||||||||||||||||||
Wordt
van de* Graaf van Monte- ry, «» alUBe- velbeb- bersont~ fMgen. De
Print
van
Conde1
leidt bet
Franfsbe
leger.
|
||||||||||||||||||
M
|
||||||||||||||||||
Iri*
|
||||||||||||||||||
86 WI.LHEM DE III
In 't midden van 't gewoel bereidt zich Neerlandts Heldt
Ten optogt, en verplaatft zyn legertent in 't veldt. Hy nodigt reis op reis den vyandt om te ftryden : Maar telkens zoekt Conde den fellen flag te myden, En blyfc verholen in zyn fchuilplaats, blode en bang: Tot dat hy endlyk (als een langgetergde flang, Veldt- Die vreeflyk bieft, en braakt venyn, het farren moede ) sf»e}!",^e wapens aangrypt, en beftookt onze achterhoede. 'c Gerucht van onraat vliegt terftondt de legers door.
De Prins verdeek zyn volk: hy draaft de troepen voor,
En voert ze zelf in 't vier. hy noopt zyn ros met fpooren,
En vliegt, ontfteeken van gerechte wraak en tooren,
Dp Vrankryks heirfpits in.. Senef verteert dooT 't vuur.
De ftrydt vermindert niet, maar groeit van uur tot uur.
Hier ftaat Prins Maurits, uit de vorftelyke loten
En 't wytberoemde huis van Naflfau voortgefprooten,
Gelyk een fiere leeuw,, fchoon hy veel jaaren telt:
Zyn ouderdom blyfc fleets van dapperheidt verzelt.
Heldt Ouwerkerk dringt door met Wilhems lyfftaffieren,
En verft met Vrankryks bloet zyn groene krygslaurieren.
Vorft Kazimier (hat pal. de Ryngraaf toont zyn moedt,
Sn volgt den vyandt j daar hy aarzelt, op den voet.
Hier ziet men Waldek, met zyn fchoonzoon, de gevaaren
Braveeren in den flag aan 't hoofdt der legerfchaaren.
De brave Langerak, beluft op wapeneer.,
Draaft moedig op zyn paardt, maar fneuvelt in 't geweer.
Hier*
|
||||
' ■■' '""^ppjpPJ ' .ll«««PP*«^ippi. JII.UII!lll.,!«l.»l,
|
||||||
TWEE D E B OE K. 87
Hier vechten Walenburg , en Weede, dappre helden,
En ftrydbre broeders, op de rookende oorlogsvelden. Daar ftort de dappre Palm voor zyne vaanen neer. De Prins beklaagde zelf de doodt van dezen Heer > MetStokheim, die, door't hartgeboort, dezieluitbraaktej En Turk vol oorlogsvier j dat uit zyne oogen blaakte. Gins voeren Birkenfeld en Polens mannen aan", Met fcherpe bylen in de ftrydbre vuift gelaan. Graaf Souches ftreeft aan 't hoofdt der Adelaarbanieren, ■ En pleit in 't oorlogsperk voor 'treche der Batavieren. Loraines dappre vuift. doet wondren in den ftrydt: En ieder Bondtgenoot geeft tekens van zyn vlyt. En zoekt den vyandt op langs afgefnede wegen, Debloem van Spanje draaft daar Monterey zyn degen In 't fpits van 't leger zwaait j gevolgt van Vaudemont. Hierfneuvelt AfTentar, doorboort met wondt op wondt, Wie zou den bloetdorft van de heiden u verhaalen? De zonnewagen deift met dikbefmookte ftraalen, En wendt zyn diflel van 't bebloede veehtperk af. Hier fticht de wreede doodt op 't veldt een gruuwzaam graf, . De moordt ontfluit den mondt van duizent koopre keelen. De, Sabels knarflen op gekneufde bekkeneelen. De beemden zwellen van het verfchgeplengde bloet. De braaven fneeven , in de wapens opgevoedt. De veldtgalm kaatft den toon teruggeop'tgruwzaamfchreeu- Geen heg of braambos fcheidt de felgetergde leeuwen. {wen. Men*
|
||||||
.....
|
||||||
88 WILHEM D E HI.
Men woedt in d'engtes en op 't ongebaande veldt.
Men moordt in wildernis en ftruiken „ die }t geweldt
Nietkeeren, maar, met bloet befpat, in eeuwigheden
Getuigen zullen hoe d'Oranjevaanen ftreden.
Men vecht zo lang de zpn met dootfche ftraalen blinkt,
Tot ze eindelyk vermoeit in 't weften nederzinkt,
En ftort al hygende aan de kim, om in de plaflen
Zo vuil een bloetvlak van haar wezen af te waflen.
Wanneer de dageraat, gedootverft in 't gezigt,
Al quynende verrees met flauwer glans en licht,
Beveeldt Prins Wilhem om zyn afgematte fchaaren,
't Verftrooide lichaam van zyn leger te vergaaren.
Elk groet den Veldheer, voor 't verilindende oorlogszwaardt.
En donderklooten door Godts arm zo trou bewaart:
Wanneer hy, al te fel door krygsvier aangeprikkclt,
Zich vondt in ^t midden van zyn vyandt ingewikkelt,
En onbekendt verviel in Vrankryks legerdrom :
Elk, die dit voorval hoort, ftaat van verwondring flora:
Maar hy beklaagt in 't hart de doodt van zo veel braaven.
Eai laat de lyken in 't bebloede ftof begraaven.
Dat houdt de leden wel gekerkert, maar befluit
Geen blinkende oorlogseer, die barft ten grafzerke uit.
De Helden leefden na de lykafch op de tongen j
Die onvermoeit hun lof en braave daaden zongen.
Bmink Verwacht nict dat ik in 't byzonder al zyn vlyt
zich En zorgen voor den Staat verhaalen zal. de tydt
»**r v Ver_
|
||||
TWEEDE BOEK.
|
|||||||||||||
8^
|
|||||||||||||
Verloopt. de middernacht is lange wyl verftreeken.
De fchaduw ruimt voor 't licht, dat werkt om door te breeken 'k Zal kort verhaalen hoe de Graave {een ftadt vermaardt Door fterke muuren) wierdc veroverc door zyn zwaardtj Aan alle kanten van zyn legerbyl befprongen > Met zo veel oorlogsbuit den Koning afgedwongen. De fterke veiling was met grof kanon beplant, Wei eer geplondert uit de fteden van ons landt, En't roofneft ingefleept. daar zag men Vrankryks adel Braveeren op den muur, gezeten in den zadel, Met pluimen van den helm afwaajende om de kruin > Maar door een donderkloot begraaven onder 't puin Der opgefchote bres. hier zag men Wilhem draaven , Gevolgt van Neerlandts Roem, en d'Eer der Duitfche Braa ven, Als Naflaiij Rabenhaupt, en Koerlant, die vol vuur De tranflen beukten van den braafvervveerden muurj En nimmer in 't beleg voor ftormgevaar bezweeken. Hier borft de myn, door 't kruit in't ingewandt ontflekenj En voerde een groot getal van Helden hemelhopg, Bedekt met wolken van falpeter, uit ons oog. De torens krielden in de veften van foldaaten* Die brandden op ons los. een bui van handgranaaten Bedekte 't bloedig ftof. de loopgraaf ftondt in brandt. Hier brak myn Legervoogdt geweldt en tegeftant: |
|||||||||||||
*tnde
van tyn
vcrhaal. En be-
fcbryft in't kort debele- gering, |
|||||||||||||
Zyns vyandts oorlogseere, en wytvermaarde daaden
Verlierden zelfs zyn kruin met fchooner lauwcrbladcn M
|
en vert-
verin* VMH'de 't Hart- Grave. |
||||||||||||
t>& WI-L HE M D E III.
't Hartnekkige gevecht en felle tegenweer
Verbreidden door *t heelal zyn zege meet en meer. Zo blinken krygstrofeen met herelyker ftraalen , Wanneer men in den ftrydt den hoogmoedt ne£r ziet daalen Van zulk een vyandt, die beroemdt door heldenmoedt, Zyn onbevlekten naam verheerlykt met zyn bloet. Door zo veel wonderen zal Wilhem eeuwig leven. O Difchgenooten 'k heb zyn glori kort befchreven j En zwyg hoe menigmaal zyn fabel, voor 't gemeen, Op lyk- en puinhoop van den vyandt moegeftre&n, De krygsgeleden brak van Vrankryks roofgedrogten: Dat tuige ons St. Omer en zo veel heldentogten : Dat tuige ons Vaderlandt, mishandelt en verdrukt j , Maar nu de tanden van't uitheemfch geweldt ontrukt. Zo zag men 't vrolyk uur van vryheidt we£r genaaken, Na zo veel zwarigheen, en wiflelbaare zaaken. Zo wordt een kiel gefolt, wanneer de winden _, uk Hun donkre nachtfpelonk , met yflelylc geliiit, Geborften, door de lucht op onweirpennen ftuiven: De gryze Zeevoogdt grypt hec pekel in zyn kluiven •> Hy kaatft de golven aan den hemel. 't water zwelt, Of ftort ten afgrondtnecr, gedrtikt door't ftormgeweldt. De donders loejen, en de blikfemtoortien blaaken. De bange zeeman ftaat gedootverft onder 't waaken -t Hy flaat zyne armen naar de ftarren, fmeekt en zucht> • Maar als de Windtvoogdt dry ft de muiters van de lucht, d'Ont-
|
||||
T W E E D E BO E X. '&
D'ontftelde wolken ftreelt met aangenaamer weder,
En voert de dootfche kiel ten haven op'haar veder>
Dan juicht matroos, daar hy d'elenden van de vloot,
Na 't flormgevaar, verhaalt aan kroolt en bedtgenbot.
Zo zal in eeuwigheidt ganfch Neerlandt, tot een teken •
V-an waare dankbaarheidt, van zyn verlofllng fprceken ;
En melden, hoe de Vorft den Staathulkj door een zee :
Van onweerbuien, voerde aan een gewenfchte ree.
De moeders zullen met den zuigeling* in 't ftreelen
En koeftren aan de borft, die dierbre vruchten deelen,
En 't fpruitje voeden met die honiglekkerny.
Zo zag de Staat het eindt van Vrankryks dwinglandy.
De hemel kroone ons voort met zege of fchenke ons vrede! Hy ^
Hier zwecg de Kamerheer en (loot zyn oorlogsredej digtzvn
Daar ieder luifterde met aandacht naar 't verhaal. re •
Het Feeftgenootfchap fcheidt. men iluit de bruiloftszaal. Feejige-
nooten
Einde van het tweede Boek, fibtidm.
|
|||||
U t. VER.
|
|||||
VERKLARING
Van de PRINT voor 't III BOEK. T\3QranjeVeldtheerdraafti beftuwt van krygstrofeen y
MetNeirlandtsSchildt enHoedt en vliegendeftandaarden,
Langs V bloedig veldt j bezaait met wapenen en zwaarden j En Heldenlyken _, in dew veldt flag afgeftrein.
Zyn Wapendrager voert Meduzaas addervlechten _, En aanzigt j dat, metfchrik) zichop zyn fchildtvertoont \
Men zlet Aicides•_, die de monfters nooit verfchoont j
Gewapent met zyn knots _, Bedrogen Lift bevechten •• Hy heeft de Woede voor zyn voeten neirgevelt.
Godt Mavors dryvende op zyn krygsas door de wolken^ Verfchrikt, wanneerde Vree* _, tot welftandt van de volkenx Te voorjchyn komt j en op den zetel wordt herftelp.
't Gebroken krygsgeweer verbeelt zyn onvermogen j En afgefcheurde magt der oorlogsheerfchappy.
Hy zwicht en aarzelt met Be Hone aan zyne zy,
Terwyl de Vrede x met zyn zegen wechgevlogen j 'D'ontweldigde trofeen bewaart, om Nedrlandts Heldt
'Die met een fcepter van Olyven aan te bieden. Zy ftrooit van boven op de kruin der oorlogslieden Haar palmfeftonnen en bloemkranjjen over 't veldt.
1)e Faam verfchynt; zyfchenkt den Heldt haar dierbre panden, En drukt den vredeftafin Wilhem Henriks handen. |
|||||
•
|
|||||
5>*
|
|||||||
WILHEM DE III
DERDE BOEK.
|
|||||||
E blonde dageraat verdryft de bruinefchim-B^r)*
tr
En ryft , met klaarder glans verheerlykt, aan ***»-
dekimmen; vJdm De roozen fpeelen door de Iofle vlechten^
heen': Het purpere gewaat bedekt de blanke leen ;
Bezaait met gloejende faffieren en robynen. Zo zag men eer de bruidt voor Tithons oog verfchyneifc Op d'inkarnaate koets, om 5t jeugdig ingewandt, AI quynende aan de min , te zetten in den brandr. Zo prachtig opgetooit genaaktze weer in 't daagen, Om 't Vorftelyke Paar te groeten van haar wagen. Ja, fier uw' leeden vry met d'allergrootfte pracht, Gewenfchte dageraat, na zulk een fchoonen nacht: Een nacht, die eeuwig pronkt met goddelyke ftraalen, En duizent nevelen van rampen op zal haalen : Een nacht, die 't fchoonfte licht verduiftert door zynglans. Maar gy, 6 FebuSj die zo hoog aan *s hemels trans- it $ Vw |
|||||||
n WTL H E M D E III.
Uw zonnewagen ment, terwyl de roflen fpeelen s
Ter eere van <lit feeft , in blinkende gareelen, Ik zie gy zwelt van fpyt, 6 Vader van den dag, Om Jt geen de duifternis met duizent oogen zag. Maar toom uw afgunft, om myn toonen te geleien: Leer my de vrolykheidt van Londens burger-reien Aftnaalen op 't papier; terwyl myn yver blaakt, En 't goddelyke vier niyne-ingewanden raakt* Vaar voort vry, Zangheldin , hy laat u niet verlegen j De Zanggodt lacht u toe van bove'n met zyn' zegen. HetVor- Zo dra de Bruidegom, Prins Wilhem, handt aan handc Pbke Stapt met de Ryksprinfes van 5t Huwlyksledekant, jlapt ter En uit de flaapzaal treedt} verfchynen allc Grooten, ''%afie~ Pi'aaren van den troon, doorluchte Feeftgenooten, «;*, en En vallen , elk om ftrydt , tot tekenen van eer, ™a»'t ^n 'c niidden van 't gedrang voor hunne voeten neer. Hof be- f^Jen ziet den Koning zelf \ vereende Paar ontmoeten, z En met een gunftig oog de bloetverwanten groeten: wenfih De Godt des hemels, zegt de Vorft 9 verleene u vreugdt lioninz ^n vrcc^e i*1 uwen eeht j groeit aan in eere en deugdt. Zo moet uw bruiloftstoorts de wereldt overfchynen, De wolk van onheil voor dat helder licht verdwynen. Leeft lang vereenigt, vry van tegenfpoedt en fmart. Elk ftemt den zegen van den Koning met zyn hart.
Zo vliegt de huwlykswenfch, van duizent onderzaaten Plegtig- fen boezem uitgegalmt, langs Karels markt en ftraaten |
|||||
Dc
|
|||||
D E R D E B O E K. 9f
Dc maagden zwecven by de wegen, paar aan paar, lime**
In witte klederen, met ongevlochten haar .,
En zingen *t bruiloftsliedt. men ziet op fchoutoneelen
Het vorftelyke feeft met hooge vaerzen fpeelen.
De Britfche dichter zweet, en roept deZufters aan,
Die voor Apolloos oor geleerde toonen flaan,
En Pindus heiligdom met negen keelen vieren.
Men kroont de ftraaten met eerpalmen en laurieren.
Men bant den winter van de wegen, groenbeftrooit,
En met lievreien van den vruchbren May getooit.
Wanneer de vaale nacht de dagkoets dwingt te daalen,
Herfchept men fchooner dag door heldre zwavelftraalen3 •
En viertoneelen, die, gefticht aan alien kant,
Ganfch Londen zetten in een aangenamen brandt.
Zo ziet men dagelyks de flafitekens praalen ,
En WilhE'M in 't paleis met plegtigheidt onthaalen: De
Tot eindelyk de Prins met zyn volmaakte Bruidt Prime*
't Vertrek uit Stuarts hof naar Nederlandt befluit. b&mtm
Hem dunkt, hy ziet van ver den eloedt desoorlogsbranden.^',*"r"
Hy denkt aan zyn belofrc en woorden, aan de ftranden naar
Wei eer gegeeven aan de Vaders j die met luft ¥ol~.
Hem volgden, en 't vaarwel ukgalmden van de kuft.
Hy vreeft dat Lodewyk den Staat mogt overvallen,
En in zyn afzyn 't vier ontfteeken in de wallen
Van 't Vaderlandt. de zorg en liefde noopt zyn reis.
Hy groet den Koning in de zaalen van 't paleis,
En •
|
|||||
•
|
|||||
-"1
|
|||||
?6 WILHEMDE III.
/# En fpreekt den Troonvoogdt aan: 6 Luifter van de Grootca
"effiblit Wat nek l^ gunftcn van uw Majefteit genoten !
van deH Door hoe veel weldaan heefc uw heufchheidt my verplichtJ *'*&' Gy fchonkt me tot een Bruidc uw vorftelyke Nicht, Maria , 't Pronkjuweel van uw drydubble kroonen: De magt ontbreektme om u myn dankbaarheidt te toonen: Maar uw verdienften ftaan gefchreven in myn borftj Daar legt uwe achting diep begraaven, groote Vorftj Daar zal in eeuwigheidc, zo lang de zee uw' ftranden En 't Krytgebergte fcheidt van onze Nederlanden, Uw deugdt gewortelt ftaan > en uwe waardigheen Met diepe nedrigheidt fteeds worden aangebe£n. Nu bidde ik dat uw gunft myn affcheit wil gedoogen. 't Naburig Vaderlandt j gefchokt door oorelogen, Zucht om myn wederkomft. ik hoore , ik hoore alree 't Gefchrei om hulp van verre aanvliegen over zee. My voegt den Godtsdienft te befchermen met myn degen., in 't midden van den noodt; en onder 's hemels zegen, Met wapenen en raadt 3 den droeven onderdaan , » Door Vrankryks haat gedreigt, kloekmoedig by te ftaan.
Vergunme om deze reen uw ryken te begeeven. Cefprek Gy hebt, zegt Karel, zelf door 't waagen van uw leven, *«#*«» Den Staat zo menigmaal verbonden aan uw zwaardt j nmgen En overwinningen , de wereldt door vermaardc. p*. Dat tuige 't zwaar beleg van rykbemande fteden •, Met flagen 3 daar uw kling zo dapper heeft geftreden,
En
|
|||||
DERD'E BOEK. p;
En nachten zonder ruft met ftormen doorgebragt.,
En fchieten op de veil:, ten trots van Vrankryks magt. De Faam vervulde met uw lof bazuin myne ooren: Gy vielt in 't felle vier uw vyandt aan vol toren _, En waagde, maar te fterk geprikkelt door uw moedt, Het eenig overfchot van 't zuflerlyke bloet. Heb ik myn Vaderlandt geholpen uit zyn lyden ,
Zegt Wilhem, Gode alleen behoort al d'eer van 't ftryden, Hy heeft my moedt en kracht, 6 Koning, bygezet* Hy heeft myn kling gefcherpt _, op 't ongeveinfl: gebedr. Nu moet zyn gunft voortaan my, en myne oorlogsbenden Geleiden, om al't quaadt van Neerlandt af te wenden •, En gy, 6 Vorft.j fta toe, dat ik, in 't landkrakkeel t My in den aandacht van uw voorbede ook beveel. De Koning antwoordt |em: mynzuchten, myn gebeden
En wenfchen, voortgeteelt uit zielsgenegentheden, En liefde j zullen u geleiden j daar uw handt De Veldtftandaarden voor uw vyandts oogen plant: Maar \ is eens tydt, oPrins, om 't woeden af te breeken. © Men heeft al lang genoeg de krygstrompet gefteeken., Het worftelende Euroop' door oorlogstoon ontroert, En legerknaapen door de velden omgevoert. Hetvolk, ontfenuwt door het oorlog, zucht om vredc> Ik zal tot Middelaar verftrekken op zyn bede. Men fmoore, om groter quaadt te keeren, 't oorlogsvuur. Uw vriendelyke Bruidt, zo vreedtfaam van natuur., |
||||
98 W I L HE M D E III.
En van haar teere jeugdt bekleedt met minzaamheden ,-,
Verplicht u zelf om *t ftaal t'ontgefpen van uw leden. 0 Aanfchouw Mariaas oog, dat nodigt u tot ruft. Indien men , fpreekt de PrinSj de legertoortfen bluft,..
Tot welftant van 't gemeen, verzekert voor de laagen, De vrede zal my meer dan 't krygsgewoel behaagen: Maar zo Vorft Lodewyk., in dien verwarden ftaat Met fchyn van vriendtfchap dekt zyn ingeboren haat, En werkt in 't heimlyk om geweldt door lift te fmeeden j Dan is 't gevarelykin< ^t vreeverbondt te treeden. Wy zouden, door 't verdrag ontwapentj ieder uur Zyn vaan zien waajen voor den zorgeloozen muur. De zucht voor 't vaderlandt verplichtme dit te zeggen. Men moet de wapens, maar voorzichtig, nederleggen,.
Spreekt Karel j en zyn hart doorfniffielen met vlyt, En uitkomft wachten van de Godtheidr en den tydr. 'k Zal ondertuflchen in zyn landen door Gezanten Den rykspols taflen, en den vree zien voort te plan ten,., 't Gemoedt te raaken van de Vorften door myn raadt. Zo ituit men ■'t fchadelyk gevolg van grooter quaadr. En nu gy ftaat bereidt om uit myn ryk.te fcheiden, Moet u de Hemel met zyne Engelen geleiden, De bandt van vrientfchap binde uw' harten en uw wil. Vaarwel gezegent Paar. hier zweeg de Koning ftil. Prinfet Prins Jakob drukt terwyl zyn waarde dochters wangen,. jiroety. Daar zy befturven om haar vaders hals blyft hangen.. der en Zy
|
||||
D E R D E BOEK. 99
Zy groct den Add en vorft Karels hofgezin. boar
De j utters, treurende om 't vertrek van haar Vorftin, ™£~oi
Befproeien met geween de koninklyke zaalen.
De fchepen dobberen op d'ankers voor de paalen.
De vorltelyke fleep begeeft zich naar de zee, Ftrtrck En voert in een gedrang de ganfche ryksftadt mee. *#L»*
Het witte krytgebergc' ftaat zwart van Londenaaren.
De duinen grimmelen van toegevloeide fchaaren. De ftranden daveren en dreunen op 't geluit: Vaarwel beroemde Prins. vaarwel volmaakte Bruidt. Godts handc geleide uw kiel, en hoede u voor gevaaren! De zeilen zwellen aan de maften op de baaren , En ftuiven , uit het oog van Stuarts burgery •, Maar *t hart volgt onverrnoeit, en blyft de fchepen by. Zo zeilt men veilig voort.- de Koning van de ftroomen Gebiedt de baaren haar oplopentheidt te toomen ; En ftreeltze vreedtfaam met zyn zeevork > uit ontfag En ongeveinfde gunft. Godt Febus hult den dag In 't guure jaargety met ongemeene irraalen , En fchynt met minder fpoedt naar d'avondkim te daalen. De winden dartlen op hun' pennen over 't zout. De Nimfen zwemmen om de fpiegels, root van gout. Terwyl het pekel krielt van blyde watervolken , En Doris dochteren; vertoont zich in de wolken Een heir van Minnegoon, gepreft van Cithere, Om Wilhem met zyn Bruidt te volgen over zee. N 2 God
|
||||
ioo W I L H E M D E III.
Godt Hymens fakkels, die by 't licht der ftarren blaaken,.
Verflrekken in den nacht de vloot voor heldre baaken.
De zwarte duifternis ruimt plaats voor 't heilig licht.
Zo krygt men eindelyk den oever in 't gezigt.
De blaauwe Triton _, uit Godc Nereus zaadt gebooren ,._
Ryft uit het zeekriftalj. en fteekt zyn' waterhoren :
Hy blaaft den aantogt van d'Oranje zeilen uit.
Am- Zo dra de zeegalm op de kuft van Hollandt fhiit _, mLde Begeeft zich ieder j vol verlangen, naar de ftranden,. tufl van En ziet de fchepen uit de ftroomen vrolyk landen.. Undt^ 'c Gejuich en handgeklap vervult de bruinelucht. De bergen<fchateren van vreugde op 't feeftgerucht.
DeOp- Men ziet de Vaders, in hun' plegtige gewaaden,„ ^"«Met ftafitabbers om de leden, vol fieraden ,. ** Den Heldt begroeten van zyn' blyde bruiloftsreis; verwel- Men leidt de Ryksprinfes naar 't vorftelyk paleisj T*'* Dat prachtig opgetooit, met zyde en gout behangen, Pn'wwDe kruin hoogmoedig beurt ten hemelj door 't ontfangea .< ^Pn»-yan zujk een groote yrou verheerlykten vcrpligt. Maria ziet en toont genoegen in.'r gezigt.
Ze aanfchout een ryk getal veroverde banieren,
Geklonken aan den muur,. de ruime zaal verfieren;
Een van dc Vaders fpreekt de fchoone eerbiedig aan i
Iudien gy, 6 Vorftin, uw oog gelieft te flaan
Door 't prachtig krygsvertrek", verrykt met veldtftandaardenj
Helmet en beukelaar, en glinfterende zwaardenj
Dan
|
||||
DER'D E B O E K. xoi
Dan ftreelt gy uw gezigt met tekenen van eer,
En ryken wapenroof, door uw' beroemden Heer-_,.
Den vyandt afgeperft -, die, uit-den ftrydt gedraagen,.
Afwaaiden in triomf van zynen zegewagen,
Men zwyge dat Auguft?, als roem van Mavors fchool,
Langs Tybers boorden draafde , en }t Roomfche Kapitool
Met oorlogsbuit betradc. Men vier' geen Griekfche Helden,,.
Wier braave daaden ons d'aaloude, letters melden >
De lof van uwen Heldt den luifter dezer eeuw,,
Verdooft de toonen van hun ydel krygsgefchreeuw.
De Staat, zo wonderlyk herftelt door's Heraels zegenj;
Is zyn behoudenis verfchuldigt aan zyn degen.
Zo lang het zonnepaardt aan d'oofterkimmen praak,
En 's avonds hygende in de zoute golven daalt;
Zo lang men 't pekel bouwt met rykbemande vlooten:
De lucht den aardkloot in liaare armen houdt beflooren-,
Zo lang de bergen aan de fchaarsbeplantte ree
De kruinen heffen uit de grondelooze zee :
Zal eeuwig Whhem.s roem, geviert en aangebeden,,
Den horen van deFaam vermoejen hier beneden.
Hier zwygt de wyze mondt. hoe klopt Mariaas borfl:
Van blyfchap, op denroem van haar' verroaarden Vorftl De ftraaten opgepronkt, zo heerelyk in d'oogen, PUgtig- Met eerfeftonnen en geplantte zegeboogen : bednt in
Devlaggen, die, omhoog met wapens afgemaalt, ffagt%
Zickfpiegelen in 't zwerk, terwyl de dagtoorts ftraalt:
N 3i De
|
||||
--------------------
|
|||||
-itn WI L HEM DE in.
De ryke wapenfchouw : de blinkende geleden
Der Haagfche burgeren, in llagorde aangetreden:
All' ftafitekens die de vreugde ftichtte in 'c hof-v
Bckooren haar veel min dan 't melden van zyn lof.
Zy ziet haar Heer, ten top van Staatbewint verheven.,
Zyn burgers onvermoeit de goude leflen geeven,
En voeden met een fchat orakelen j daar zy,
Verhongert, gaapen naar die honiglekkerny.
Zy ziet de Goden van den Staat hun welbehagen,
Den Vorft:, zo dier gefchat, verliefdt op d'armen draagen.
Zy ziet met welk een zucht haar 't volk van Neerlandt groet,
En dieper wortels fchiet in 't ongeveinft gemoedt
Van waare liefde en trou: door zo veel klaare blyken
Van achting, denktze niet aan koning Stuarts ryken.
Maar boven al de min van haaren Prins , zo teer,
Zo trou j zo gadeloos, verbindt haar meer en meer.
Zy fcheidt zich daaglyks van haar ftoet, en dankt naar waarde.
Met een vernoegde ziel, de Godtheidt, die haar paarde.
Geen minder blyfchap toont de Vorft in dezen ftaat:
Hy ftreelt zyne oogen met haar aangenaam gelaat,
En blyft, door kuifche min geprikkelt, vol verlangen,
Aan haar albaften hals en rode lippen hangen.
Hy voertze raenigmaal, gezeten zy aan zy,
Langs markt en ftraat voor 't oog van Hollandts burgery.
De blyde landtzaat vliegt de wegen hene en weder ^
En buigt zich needrig voor den ftafiwagen neder.
In
|
|||||
DER D E BOE K. ioj
lii t midden van de vreugdt verpooft de zorg van 't landt, Zorgm
En Sraatbekommering zyn zoeten huwlyksbrandt. pr;w De minnevlam verteert geen krygsvier in zyn zinnen. ?°°r
Hy wil de R'yksprinfes, maar ook den Staat beminnen. #
Men dagvaart dagelyks den hoogen Raadt by een. trailer* Men zendt de wyfte van de Vadren uic de fteen wmdtm
Naar 't woelent's Gravenhaag. de Vorften, 't faam verbonden **•*•
In 't oorlog , hadden hun* Gezanten afgezonden > Daar.d'Aadlaar, Lunenburg, en Lotthanng verfcheen, Met Munfter, Brandenburg, men arbeidt voor 't gemeen. Men raadflaagt hoe men beft de magten zal verdeelen, En keurt een plaats daar elk zyn krygsrol af moet fpeelen. DeMaaze, en Moezel bcefr. de rykbeplantte Ryn C Die aan zyn boorden groet de (landers van den wyn; Wanneer Godt Liber op zyn koets met wyngaartranken En druivetros bekleedt, geviert met Cytherklanken Van Wynpaapinnen en Bachanten, rydt langs 't veldt) Wordt door de maar ontruft van 't dreigent krygsgeweldt. De Britlche Koning., tot een Middelaar verkoren, Werkt om den oorlogsgloedt in •'t vreeverbondt te fmooren En ftelt zyn ftaf te pandt voor 't geen men voor zal flaan: Maar Vrankryk blyft te vaft op zyn begeerte flaan} En trekt in 't midden van een handeling van vrede, j* Daar Karel 't krygsgeweer wou gyzlen in de fchede, vaUi»
Zelf met zyn legers op; en toont zich meer verwoedt ™/
Dan immer, om den Staat te drukken met den voet. dem*
Het
|
||||
104. W I L H E M D E III.
Het Spaanfche Nederlandt, gemartelt door de plaagen,
Noch bloedende op den rug van fnerpendc oorlogsflagen, Zo fel getuchtigt door Bellonaas legerzweep , En 't ftaal dat Mulciber voor Mavors handen fleep _,' Ziet weder op zyn grondt de Franfche vaanen waajen j En hoort den legerhaan geweldc en onruft kraajen. De bleeke burgery , beflooten in den wal, Vangc met een bevent oor het yflelyk gefchal Van 't kraakende geweer. de zwaveltoorts, aan 't branden, Slokt huis- en kerkgcvaarte in gulzige ingewanden. Optogt De fiere Tuinleeuw, door Prins VVilhem opgewekt, "p1"^" Volgt moedig in 't gelit daar '.t Hollandts leger trektj Hy ftreeft vol ongedult met fteigerende maanen , En fcherpt zyn klaauw tot hulp van Spanjes onderdaanen De Britfche Koning , nu wanhoopende aan den vree, Hadt ons tot onderftant zyn troepen over zee Gezondenj die, gevoegt met Nederlandt en Spanje,, Slagveders ftrekten aan de vlerken van Oranje: Maar Vrankryk hadt alre<^ de veftingen berent. Cent De.Koning plantte zelf zyn krygsbanier voor Gent, door Om door zyn ftormgevaart den hogen muur te rammen. rytle' De Spaanfche Stadcvoogdc hadt de voor fte&n door devlammen Ugert. Verteert, en alles 't geen den tegenftant belet. De waterfluizen , in de wallen opgezet s Verdrinken 't vafte landt 3 waar langs de golven ftryken. De vyandt tracht den loop, door opgewurpe dyken , Te
|
||||
DERDE BOEK, io?
Te ftuiten van den vloedt 3 en 't bruifchendt ftroomgeweldt,
Door waterleidingen , te perflen naar de Scheld. Prins Wilhem, blaakende om den vyandt van de wallen Te dryven, en met magt zyn heir op \ lyf te vallen s Roept d'Opperhoofden van zyn benden in den Raadt. Men vindt den aanflag vol gevaar, en vreeft den Staat, Door 't hachchelyk orttfet, beducht voor nederlaagen, (Want Vrankryk overtrof ons heir in magt} te waagen. Zo vaart hy onbclet in 't fel beftormen voort, En maakt, na korten tydt, zich meeftcr van de poort: eM En gy, 6 Gent, moft u den Winnaar overgecvcn: wonnen.
En Yperen, gefchokt door 's vyandts donder, beeven. OokTfe-
De ftadt, geblikfemt door het oorlogselement, rem'
Staat pal in *t heetft5 van Yvier, maar geeft zich opin'tendt. ^^
't Gezantfchap zoekt terwyl het Staatkrakkeel te ftuiten, van <** En binnen Nimegen een Vreeverbondt te fluiten. zantc* Elk , die gemagtigt, hier Europes ruft betracht, ^**'*
Shaft nu tot voordeel van zyn Meefter dag en nacht. gen.
O Nimegen, zo hoog door ouderdom verheven!
Gy die de ftanders van Eneas dappre Neeven Zaagt waajen om uw muur, en , midden in't gewoel, Den Roomfchen Adelaar verftrekte een oorlogsftoel: Gy die noch onlangs, in onze algemeene plaagen, Het woedende geweldt van Vrankryk moft verdraagen, In uw verwonnen wal, verkropt van druk en wee", Wordt nu verheerlykt tot een zetel voor den vree. |
||||
o
|
||||
io6 W I L H E M D E III
|
||||||||||
Uw ftraaten, eer befproeit van brakke maagdetraanen~,
En uitgeftort geween van duizent onderdaanen , Braveeren nu met gout en rykdom, tot een pracht Van ieders Afgezant: uw zucht en jammerklagt Verandren in gezang, uw muuren in toneelen j Waar op de Vreede eerlang een blyde rol zal fpeelen, Beftuwt van Zegen, en den milden Overvloedt, Die 't algemeen bederf vaft treeden- met den voet. Hier wort de Twill verjaagt de Vyandtfchap gebannen > MaarVriendtfchap fticht haar hof en doer de vierfchaar fpannen. De Deugden, voor 't geweldt der wapenen gevlucht, Verfchuiven het gordyn, en daalen uit de lucht. Verfcby- De guide Vrede aanfchout om hoog de bezigheden , ™"gVr?de ^n ^aa^ blymoedig op \ gefticht toneel beneden. onder Zy hadt de blonde vlecht op 't fierelykft getooit „ dailte ^eC paerelen bezaait,. en diamant beftrooit. va» een De goude tabbert plooit langs d*6nbevlekte leden. fchre- De Liefde en Eendracht ftaan in 't oog vol minzaamheden* *''*• Zy fleept een koninkryk van fchatten daar ze gaat. Haar lk> fpreekt ze, die voorheen, in jammerlyken ftaat, ***• Moft vlieden uit Euroop", door 't krygsgedruis verdrcven, aande Heb op 't gefchrei van 't volk my herwaarts aan begeeven. Gezan- Gy Vorften, die den ftaf des oorlogs zwaait, bedaartj |
||||||||||
ten
|
||||||||||
Legt af de Sabels, die .,, op 1 bekkeneel gefchaart j
Noch druipen van het bloet. het voegt geen Kruisgenooten: Elkanderen vol haat den dolk in 'c hart te ftooten j En:
|
||||||||||
DERDEBOEK. 107
En door ecn kleen verfchit van voordeel opgemaakt,
Als leeuwen in het veldt te ftryden. Broeders ftaakt
Het vinnig landtkrakkeelj een peft, die ganfche ryken
Verwoeft, en delft een graf voor duizent heldenlyken:
Dat tuig de weduw j die, berooft van echtgenoot,
De droeve kinders voedt met traanen op haar fchopt.
Aanhoort de zuchten van uw treurende gemeente :
Het vleefch is al verteert, nu knaagt men aan 't gebeente.
De beurzen, onder myn voogdy gevult met geldt,
Zyn nu by 't fteeken der trompetten leeggetelt;
Uw edellien verarmt., door fchattingen en laden.
De koopman klopt vergeefs aan d'uitgeputte kaiten.
De werkman, eer door vlyt en arbeit afgeflooft,
Om 'c kleen gewin, loopt met een neergezegen hoofdt
Langs ftraat, en hoort zyn kroofl en vrou van honger klaagen,
Maar kan ze niet voldoen. zo voedt men d'oorlogsplaagen
Met dierbaar merg en bloet, den burger afgehaalt.
De bouman, uit zyn hut verdreeven, zucht en dwaalt
Langs 't landt, en ziet zyn graan geplondert van de velden.
Maar 't is onnodig al de rampen u te melden ,
O Afgezanten , daar de Kryg van zwanger gaat:
Dat monfter queekt zyn' vrucht, door vyantfchap en haat
Der Vorften, met het merg der quynende onderdaanen.
Verwerpt het moordgeweer: laat uw gefcheurde vaanenj
Met heldenbloet geverft, de blinkende oorlogszaal
Verfieren, met helmet en pluimen 3 tot een praal
O x Ge-
|
||||
ioS WILHEM DE HI.
|
|||||
Gehangen aan den muur. dan zal elks zetel bloejen
In voorfpoedt en geluk. dan zal de welvaart groejen^ . En wortels fchieten door 't verwoefte. Europe heen. Gy Vorften zyt verplicht aan 'c voordeel van 't Gemeen: De Godtheid heeft den ftaf gegeeven in uw handen, Om 't volk in vredc en ruft te leiden in uw' landen. Zyhe- Zo fpreftkt de Vrede, daar ze op *t hooge fchouburg ftaat. jZ%. Elk voelc zyn hart alre6 geftreelt door 't zoet gelaat "*• En woorden. ieder wenfcht haar altaar op te bouwen, ten v4*En eeuwig haar geboon en wetten t'onderhouwen. deztU £)e harten j eer verdeeltj door landtgefchil gefplitft, En door belang van Staat tot tweedracht opgehitft, Verbinden zich aan eer>. haar Goddelyk vermogen Verbant den haat en twift door 't opflag van haare oogen. Godt Zo dra Godt Mavors hoort, dat elk zyn vyandin ^f" Eerbiedig groetj en ftreelt met een verliefden zin, gramt, Verbleekt zyn nors gelaat. hy voelt zyne ingewanden , 'Jifl/ejeVan fpyt ontfteeken, en door 't vier van gramfchapbranden. teftui- Hoe> zegt hy, zal de Vre& myne oorlogsheerlchappy ' Zo flout belaagen door haar wulpfche vleiery _, Ten trots van myn banier? zal d'Adelaar, en Spanje, MetMunfter, Brandenburg, en Vrankryk, en Oranje, In 'c hafnas opgepreft , myn aanzien en gebodn Verfmaan? zal Lothring, en de dubble Noordtfche kroon, . (Die eer zo dapper, voor myne oogen op de baaren , Neptuin braveerde met een heir van waterfchaaren, A En
|
|||||
DERDE BGE K, io**
En donderde op de Zont) van eedlen moedt berooft,-
pen eedt verbreeken, aan myn krygsbanier belooft ?
Pat lydtr myne achting niet. bloetdorftige Bellone, «*
Myn. waarde gezellin, 6 fteunfel van myn kroone, ^UtlUme
Help my die opfet weer verydelen. ik zal, aan;die.
£o fpreekt de Krygsvoogdes, uw fcepter te geval, huh be~
Myn zinnen fcherpen., om Europes ruft te ftoorenj *»j*.
Maar zo de Vorften, door 'tverdrag gevleit, niet hooren,
En Veigeren myn zin te volgen, moet men 't bloet
Noch eens zien ftroomen door de veldenj en-den moedt
Der Legerhoofden weer ontvonken, om verbolgen,
Onkundig van 't verdrag, elks magten te vervolgen.
Men hits' hen tegens een 5 men flype 't moordtgeweer,
Pe legers leggen voor elkanders oogen ne£r,
En pruilen tegen een. gy ziet aan alle kanten
In 't Henegouws gebiedt ontrolde vaanen planten.
De Franfche Koning heeft alree zyn legertent
Voor Bergen opgerecht, en houdt de ftadt berent
D'Oranje Veldtheer draaft voor .'t heir der Bondtgenooten*
En zoekt den Lelivorft met kracht voor 't hoofdt te ftooten;
Hy zal zyn aanflag niet gedoogen, maar den muur
Ontzetten met zyn magt. dan zal men }t oorlogsvuur
Zien vliegen naar de lucht. eer Febus aan de tranflen
Uit Thetis arm verryft met nieuwgeboren glanflen, ,
En Tithons bruidt genaakt met roozen in 't gezigt,
ZaLMars befpeuren wat Belloon' heeft uitgericht.
O3, Zo
|
||||
no WILHEMDE III.
Zo moet de bloetdorft noch voor 't left ons oog behaagen.
Hier zwygtze, en vlyt zich by Gradivus op den wagen. Een dikke nevel dekt de krygskoets } die omhoog De dunne wolken breekt, en vliegt uit 's aardryks oog. De De Helden ruften in de tenten ondercuflen. vr™ Helmet en beukelaar verftrekt de kruin een kuflen.
Oranje Men fluimerc veilig op de zorgen van de wacht. Z*K le. n Is alles (til. men hoort geen veldtgefchrci by nacht: ger on- Maar Wilhem Henrik waakt, terwyl dekrygsli£nflaapen. Bergen Hy woelt op 'c paviljoen , gelegen in zyn wapen. Touwe* ^yn ?>ce^ klyft onvermoeic. hy roept de Godtheit aan, door de Om Vrankryks heir met vrucht voor Bergen op te flaan. bcfloo-* Zo dra de fchimmen van de bruine lucht verdwynen, "*• En d'oofterftraalen van de dagkoets holder fchynen, En }t wezen fpiegelen in 't blinkende geweer,
Met den Daalt ftraks de Krygsgodt met Bellone vrolyk neer. fcimen Zy dryven tuflchen aarde en hemel op hunne aflen. Mars en [)e wagen kraakt _, bezaait met ftaal en harrenaflen. bovendeDc Krygsvoogdefle recht xie leden overent, tyV'l? En grypt (terwylze naar omlaag haare oogen wendt) In d'eene vuift een fchildt, haar door Vulkaan gefchonkcn j
En d'andre drilt een fpeer, uit zwaar metaal geklonken j Zy ziet verwoedt en ftraf de krygsgenooten aan. Aanfchouw de dubble magt elk in flagorde ftaan , O Mavors, zegtze : zie de legerknechten draaven Op 't wenken van hun' Heer: nu moet gy 't hartder Braaven Ont-
|
||||
DERDE B O E K. in
|
|||||
Ontfteeken door uw toorts, fmeul, fmeul hun ingewandt,
Om in een bloetrivier de vonken van dien brandt
Te laaven, en vol dorft als ftroomen in te zwelgen.
Nu moedt de vriendt zyn vriendt in ons gezigt verdelgen,
En 't aartryk mcften met een zee van heldenbloet.
Men blikfem' Henegouw' door vier en zwavelgloedt.
Zo fpreekt ze: en Mavors grypt de fakkels in zyn handen}
Hy ftrooit ze in 't midden van de legers., onder 't branden.
Een yflelyk gefchreeuw van moordt vervult de luchtj VtUfta*
De Helden vliegen toe, als leeuwen, op 't gerucht, byBer-
En klooven 't bekkeneel door felle fabelflagen. gen'
Geen laffe doodtfchrik kan de ziel van 't volk verfaagen.
Elk ftaat gelyk een rots, gemoedigt door zyn plicht,
Daar hem de Veldtheer plaatftj of^vliegt, gelyk een fchicht,
In yt midden van het vicr door felle donderklooten
En zwavelblikfems, om zyn krygseer te vergrooten „
Op 's vyandts heirfpits in. de ruiter noopt zyn paardt
Met fpoorcn door een hoop van lyken, die, op d'aardt
Getrofien door 't geweer, vaft fneeven onder 't zuchten.
De blode zoekt de doodt 't ontworftelen door 't vluchten,
Maar moet, gedwongen door zyn kloeken Hopmans vlyt,
Weerkeeren by zyn vaan in 't midden van den ftrydt.
De Prins blyft onverfaagt, en moedigt de geleden^
En ftrekt een voorbeeldt aan zyn volk door dapperheden.
Wie zou niet ftryden die zyn Veldtheer voor ziet gaan ?
Hy'voert de Helden langseen bloetfpoor dapper aan.
|
|||||
WILHE'M D E 'in.
|
|||||||
riz
|
|||||||
Hy rent in *c midden van de ftrydende foldaaten.
De kogels fnorren om zyn borft en harnasplaaten, Gelyk een dichte bui van hagelfteenen •, maar De doodt ontziet het bloet te plengen, fchoon 't gevaar Hem dreigt van alien kant. gy trouwe ktygsgenooten, Zo fchreeut hy, heeft het lot ons d'overhant befloten, Wy zullen 't Frans geweldt vernielen door ons ftaal. Vecht, vecht myn zoonen, vecht, vervolgt uw zegepraal. De Lelyftandert zwichc. toen zag men Ne£rlandts troepen Als leeuwen ftryden ., en, gemoedigt-door zyn roepen, Den voortogt breeken van den vyandt door 't geweldc. Elk voek zyn kling gefcherpt op 't aanzien van den Heldt. De ftraalen van zyn oog verdubbelen de flagen. Gy zaagt zyne oorlogsdaa\n van uw' metaalen wagen, O Godt Gradivus , aan , en zult in eeuwigheidt Den lof verbreiden van zyn krygsdeugdt en beleidt. De In 't midden van het woen, terwyl de helden ftreden, JF*am Verfchynt de Luchtbodin, en daalt allenks beneden.
JffyHt, Zy had een krans van palm gevloehten om haar kruinj De rechte handt beiluit de fchelle luehtbazuin •, De flinke voert een ftaf van opgepronkte olyven : verhn- Houdt op, zo fchreeuwt ze, ruft, en ftaakt u w krygsbedryven. Xgtjkn-fo koom als Gezantin gezonden van de Vre£. jlttit let Breekt af, 6 Helden, fteekt de fabels in de fche£: gtvtcht. Qe yorften zvn verzoent. ik brenge u op myn veder groet De maar: en gy, ( zy knielt voor Wilhems voeten ncdef) *». Be- |
|||||||
*>
|
|||||
D E R D E BOE K. 113
Beroemde Wereldtvorft ! 6 Luifter van Euroop' !
Die Cefars roem verdooft! 6 Ncerlandts Wenfch., en Hoop
Van 't afgemartelt volk! aanvaardt uit myne handen
Den vredefcepter} keer in zege naar de landen
Daar u de Ryksprinfes., uw' trouwe Gemaalin ,
Vol origedult verwacht met al haar hofgezini
Terwyl de ganfche Staat zyn Heilandt wenfchc te groeten,
En met een dankbaar hart te knielen voor uw voeten.
D'Oranje Veldtheer heft haar leden van den grondt:
Hy drukt haar in zyn arm., en kuft den blyden mondt. Vaarwel, vervolgtz*, Prins, befcherm de dierbre panden Van vrede: 't luft me nu Gradivus aan te randen, CM Daar hy in 'c midden van de lucht, yerheugdt en blyj vlhgt
Dit treurfpel aanziet met Belione zy aaiPzy. Man en
Zy vliegt, en graauwtze toe: 6 toomelooze plaagen, di"zy
O monfters, (leedts belufl: om 't ingewant te knaagen 'fiheldt.
Der arme burgery, vcrdrukt en afgemar:
O nachtgedrogten, door onnozel bloet bekladtj Van zo vecl helden, die hier fneeven voor myne oogen: De Vrede zegepraalt: 't is uit met uw vermogen : Vertrekt: de Godtheid heeft uw woeden afgekeurt, Europe lang genoeg uw razerny betreurt. Zy fteekt de vreeklaroen met opgezwolle koonen. De paarden fchrikken voor den wagen op die toonen, En fcheuren 't krygsgareel. zy fchuimen op 't gebit, Van gramfchap aangehitft. elk fpat uit zyn gelidt. P Gcen
|
|||||
ri4 WILHEM D E III.
Geen breidel dwingt den mondt. Bellone zit verflagen.
Gradivus fchreeut: gy hebc de zege wech gedraagen,, O trotfe vyandin , wy zwichten voor 'c geweldc, En dryven 't krygsgefpan van die bebloede veldt. Mars Maar gy, 6 Vlaanderen^ oBrabandt, leent uwe oorenj zegt'op ^n Henegouwen, otn myn godtsfpraak aan te hoorenr zynver- Gy ziet de Vredezon wel aan uw' hemel ftaan , toeh- Verheugt u niet, die glans zal haaft weer ondergaan, mende En fmooren onder 't puin van uvv verwoeflte veften. 'Ik zal eerlang met bloec uw vruchtbre beemden meftcn,. En zaajen oorlogslien , in 't blinkende»geweer, Als ecr door Jazons vuift .,. op uwe velden neer. De twifl, en vyandtfehap zal fchynen uit hunne oogenj Ik zal de broedersoveer, vervreemt van mededogen , Zien woeden op uw grondt, en in dien krygsorkaan Europe, aan een gehitft, in 't glinftrent harnas ftaan. Zo moet myn Godtheid., nu gehoont,. weer zegepraalen x. De Vrede zwichten, en voor haar vermogen daalen. Ik zal Neptunus rug met vloot op vloot beflaan, # En blaaken Jt zeehof van den gryzen Oceaan Met zwavelvlammen j eer Godt Fcbus op zyn' wagen Is tienmaal achtereen de wereldt ront gedraagen. Gy weifelende Faam , die nu myn vyandin Op uwe vlerken dientj en breekt, als haar flavin.,. De wolken met uw borft, en blaaft de vredemaarenj Ik zal de kranflen y nu gevlochten ora uw haaren, |
||||
DERDE BOEK, ii?
En vredepalmen ., we£r van heldenbloet befinet,
Zien druipen op uw kruin -, zo zwelt uw luchttrompet Van wapenklanken, die Bellone en my behaagen. Gy donderbuien voert terftont myn' oorlogswagen Op onweerpennen door de wolken. 'k zal deez' oordt Eerlancr weer naderen. 6 ftormen rukt me voorr. Zo fpreekt Godt Mavors op zyn krygsas onder 't vlieden. De Prins kieft: onderwyl een Hoofdt voor d'oorlogslieden -, De
Hy neemt zyn affcheidt van den Bontgenoot, verlaac J£* Het vechtperk , en vercrekt in vrede naar den Staat. Oratj*
Hoe juicht nu Nederlandc van blyfchap uitgelaaten! ««•"
Hoe woelt de burgery iangs d'opgepronkte ftraaten! naar den
Hoe ftreeft de Ryksprinfes, Maria, met haar ftoet, Bfy-'
Op 't fierelykft' getoo'it, den Veldtheer re gemoet! fibaP
De vrcusde, in haare borft ontfteken, fiert haar wezen la»dt en
En aangenaam gelaat veel fehooner dan voordezen •, *? rm~
Terwyl haar blaakent oog , door dampen van verdriet
En vreeze onthelderc, weer gewenfchter ftraalen fchiet: < Gelyk de zilvre maan, zo fchoon en zonder vlekken,
Schoon dikke nevels haar verlichtent oog bedekken, Haar luifter niet verliefl: •, maar als de wolk verdwynt Met grooter heeiiykheidt, dan ooit re vooren fchynt. Wie leert myn Zangheldin haar blyfchap nu verhaalen
Op d'aankomft van den Heldt? gy., die de bruiloftszaalen Van koning Hymen ftreelt met orgels van uw mondtj Gy die de wetten meldt van 't huwelyksverbondt, P 2 Daar
|
||||
n6 WILHEM D E HI.
|
|||||
Daar vvaare Liefde en Trou, verheven op haar trooneny-
Voor 't brandende echtaltaar fleets ofFren op uw toonen, Daak neer, dGoden> looft in Wilhems gemaalin Het waar& voorbeeldc van een onbevlekte min. Zy Zy treedt blymoedig om haar' Echtgenoot t'aanfehouwen, ^»ror/?Gelyk een Amazoan., beftuwt van hooffche Vrouvven 3
te ge- Ter Jiofpoorte uit, zo dra de Pnns 't paleis genaakt. ombtlfi Zy vak.hem.ora den hals: hoeiieeft myn hart gehaakt, a' Zo fpreektze., om eens in vre& myn.bruidegom t'ontfangen. aan- De laauwe traanen,, die afdruipen van myn wangen , tot den Ult zuivre vlammen van verlangen voortgeteelt,., z*ive», Getuigen hoe uw oog Mariaas • boezem ftreelr. Hoe was myn hart beducht., Prins, voor uw dierbaar leven!
Uw moedt hadt lang de vrees in myne ziel gefchreven. My was uw dapperheidc maar altewel bekenr. Ik droomde een naaren droom, en zag u in uw tent, Doorboort met wonden, van uw lyfitaffieren draagen. • Toen fchoot ik uk den flaapal bevende^en verllaagen. Myn haaren reezen op 't vervaarlyk nachtgezigt.
My dacht ik Hoot u in myne armen vaft en dicht, En hing berturven aan uw leden, om de plaflen Van uwe wonden met myn traanen af te waflen.- In 't midden van-de vrees fcheen my een Item in 't oor- Te-luifteren : hou moedt, Maria, fchroom niet voor Zyn leven: gy hebt reen om uw gezigt te droogen. Ik. heb hem met een mift en dikke wolk betoogen., En
|
|||||
D E R DE BOER. 117
En keerde met myn handt de kogels van zyn leerv
In 't heetfte van den ftrydt. de blyde galm verdween•,-.
En ftelde my geruft. ik vindt me niet bedrogen _,
Terwyl gy wederkeertj Godts waarmondt fpelt geen logen3-
Die fchenkt me, na 'c gevaar, myn rwede leven weer.
Hierzwygtze,enz\vymtvanvreugdeinWii.HEMsarmenneer.:
Hy ziet ze vriendlyk aan •, hy drukt de malfche kaaken.
Z'ontfluk haar oog, enfchyntalsuiteen droomut'ontwaaken.;
De blyfchapj vaart ze voort, vermeefterde myn kracht
Op u\v gezigt, zo Jang met zorgen afgewacht.
Nuis myn vrees voorby, de tydt vanruft geboren,
Myn vredezucht verhoort, myn Lief, myn Uitverkoren^
Laat nu Mariaas handt de wapens. van u\v borft ,
En 't glinflerende ftaal 3 van 's vyandts bloct bemorfl. _,. ■
Ontgefpen, en u\v- hoofdt met groene -palmen fieren.
Styg dan in zoik een ftaat, voor 't oog der Batavieren,- •
Op uwe vredekoets, op dat u Neerlandt groet',
En als Verwinnaar van delandtplaag vail' te voet.
Zo zal 't verlofle. volk uw braave daaden roemen,--
En ik in eeuwigheidt myn lot gelukkig noemen,
Dewyl ik zorgeloos een bruigom, zo vermaartr^
Mag ftreeien in myn arm, zelf door Godts handt gefpaarf:
De Prins, getroffen door haar minnelyke vvoorden,
Voelt hoe haar deugden meer dan ooit zyn hart bekoorden, Hy toont zyn dankbaarheidt. aanbiddelyke vrou, •<*«** Zo zegt hy., ik befpeure een gadelooze trou^ vim den
P 3 Een-P^w*
|
||||
1*8 W1LHEMDE III.
Een trou, die eeuwig ray verplicht om u te minnen,
En drukc uw beekenis noch dieper in myn zinncn. Indien my 't krygsgevaar verfchoonc heeft, gy alleen Hebe my beneffens Godt behouden door gebedn. Uw vroomheidt kon myn borfl: een veilig fchildc verftrekken, En als een fterke muur voor 's vyandts loot bedekken. Nu hebt gy door 't gebedc den vrede voortgeBragt, Den volken ruft verwekt: Godts oor verhoorde uw klagt. Ik zie om uwent wil die landt in voorfpoedt groejen, En heil en overvloedt door uwe deugden bloejen, Codts tempel rooken van eeil onbevlekten brandc, En heilig offervier , ontfteeken door uw handt. Gezegent, antwoordt hem Maria, zyndetydenj
Nu ik van u verzcldc myn hart aan Godt zal wyden, En treeden naar 't altaar daar gy me voor zult gaan ! Zo fteeken wy te faam zyne ofFerhanden aan. Zo zullen wy gelyk zyn hooge kooren lchraagen 3 Zyn tempels hoeden voor geweldt en helfche laagen. O Godtsdienft, my zo waardt als d'appel van myn oog, O zuiver kerkjuweel, zelf op Godts troon omhoog Zo onvermoeit geviert van duizent Gherubynen , Groei aan, en laat uw glans de wereldt over fchynen! Verlicht de harten van den afgedwaalden menfeh! Dat Sions heuvel ryze, is myne bede en wenfeh. En gy, 6 voedtftervrou van duizent waare deugden, O heil van kerk en landt, 6 moeder van de vreugden, 6 Vre-
|
||||
D E R D E B O E K. . irp
6 Vrede blyft ons by ! bezegel handt aan handc
Uw trbuverbonden met de Maagdt van Nederlandt! Dan zal het dankbaar volk, door duizent lofgezangcn, Den Schepper looven, en zyn wer in 't harte ontfangen. Elk zweeg en luifterde met aandacht naar 't gefprek
Van 't vorilelyke Paar. men keert naar 't hofvertrek In 't midden van 't gewoel. men ziet ontelbre fchaaren Den Veldtheer groeten na zyn togt £n krygsgevaaren. De vrede wordt geviert met alle plegtighee'n. Plegtig- De teervlam klimt aan 't zwerk, als 't daglicht daalt beneen. ^ferJen-
Men ziet op markt en ftraat de viertoneelen blaaken, vrede i» In 't midden van den nacht, terwyl de burgers waaken. iJnJt.' De vierpyl vliegt gezwint om hoog naar 3s hemels trans_, En loft een lange ry van ftarren} ryk van glans. Daar ziet men uit de lucht een gulden regen daalen, En d'oogen ftreelen door zyn glinfterende ftraalen. De veldkortou, wel eer bezwangert van de doodt, Verwelkomt en begroet de Vrc& met fchoot op fchoot. De leeuw van Hollandt ftaat met opgefpalkte kaaken; Terwyl zyn oog en muil de vredevieren braaken. Men ieeft Prins Wilhems naam, gefehreven in de vlam, Met helden uit wier bloet de Vorfr. zyn oorfprongk nam. De Tuinmaagdt ziet in 't vier de groote naamen blinken, En drilt een vlammefpeer. de veldtrompetten klinken Met aangenamer toon dan onlangs in den flag. In 't kort de vredenacht befchaamt den fchoonften dag. De-
|
|||||
..
|
|||||
no WILHEM DE III.
De dankbre landgenoot, verloft van d'oorlogsfmartCj
Vergroot de weldaan van den hemel met zyn harte, " Verheerlykt Jefus naam, en geefc den Schepper lof, In 't overtuigt gemoedt. elk werpt zich neer in.*t ftof, En galmt den lofzang uit in Godtgewydde Kerken. Nu dryft de Luchtbodin op d'uitgefpreidde vlerken.,
Zy klooft de blaauwe lucht, en hangende over zee1., Biaaft uit de maaren van den Nederlandtfchen vree $ En op dat voorbeeldt wordt van alle Bondtgenooten, Noch twiitende in 't begin, een vreeverbondt geflooten. De beide Koningen, die 't Noorden met hun ftaf . Beheerfchen, laaten ook in 't endt van 't woeden af> En ganfch Europe wordt eerlang verzoent; voordezen Een raoordtoneel: zo kan de Vrede elks hart beleezen. Hdl- Wei aan' myn Zangheldin, gy die in 't bloedig veldt zaame \Vel eer de lyken van .de helden hebt getelt, Un v«»En onverfaagt gevolgt de vliegende banieren , d1nvrf' Vcrpoos uw' oorlogstoon., om die verdrag te vieren. dorpen Aanfchou de beemden, daar wel eer de krygsmagt ftondt '£„ Zie hoe de landtman zaait zyn graanen in den grondt, En leeft de fchinkels en geraamten van.de velden , Of ftrooit zyn' korenoogft in 't bloet der oorlogshelden j Noch onlangs uitgeftort. geen vyandt ftuit zyn vlytj Hy wacht de vruchten van zyn arbeit en den tydt., En vult zyn fchuuren, na verloop van weinig dagen, Met korenaaren, eer door ftropers wechgedraagen. |
|||||
:Zie
|
|||||
D E R D E BOEK. hi
|
|||||
Zic, Zangnimf, hoe verheugc de fruitwaranden ftaan:
Zy hangen aan den grondt met weelig ooft gelaan. Men moet ze fchraagen eer de vruchtbre telgen breeken: En Tytir zal zyn deel voor Amaril befpreeken., En fchudden in haar fchoot de pruimen, verfch van dou, En uitgelezen ooft, tot teken van zyn trou. Geen ftuure krygsman zal zyn vryeryen ftooren, Als hy de zoete maagdt zyn minneklagt laat hooren. Aanfchou, aan d'andre zy, de vette koejen aan* Haare uiers fleepen langs de velden , daar ze gaan, Gezwollen van den room, de veldmaagdt vult de vatcn. De beemden zyn gefchuimt van ftroopende foldaaten. De landen j eer door 't vier des oorlogs afgeweidt, Herleeven door den Vree, beklecdt met vruchtbaarheidt. De Weelde lacht ons toe> en d'Overvloedt, herborenj Stort al haar fchatten neer uit Achelous horen. Hoe vrolyk fpringt Silvaan en Sater over 't landt! De Nimfen danflen ora de boomen handt aan handt. De boksvoet Pan j beluft een vredetoon te fpeelen, Blaaft leven onder 't loof in 't veldtriet onder 't queelen. #De blyde Vlietgodin , betovert door 't geluit, Steekt, door dit feeft bekoort, de kruin ter veldtbron uit: Terwyl de frrbomen zich verheugen , en de velden Elkander mondt aan mondt den lof des Vredes melden. En gy, 6 Watermaagdt, 6 Vechtnimf, pronkfieraadt Van't Stroomgodinnendom, verfchynt in 't feeftgewaadt, • CL Daar
|
|||||
uz WILHEM DE III.
Daar gy zo vriendelyk j in deze vrededagen ,
Den muur van -Utrecht groet van uwen glazen wagen. Gy Vechtriajaden, die, opborlende uit den grondt, Haar ftroomgareelen volgt, hoort toe, z'ontfluithaar'mondt, .De winden zwygen zelfs. de boomen krygen ooren. De vogels luifteren.' de groene beemden hooren : Vrede- ^ langgewenfchte Wee", door 't uitgeftorte bloet zang Der Helden dier gekocht!, Zyt duizentmaal gegroet, "sthbtfi ^n eeuwig in uwkcrk, met neergeftrekte leden , Veebt- yan >t Nederlandtfche volk eerbiedig aangebeden ! De krygsramp is verkecrt in vreugde, 'c veldtgerucht Verdweenen, en Belloon' voor uvv gebiedt gevluchr. Zytr- ^ zagze menigwerf (hoe moft my dit verveelen!) rinntrt Heenftuiven over't veldt, met rokende gareelen, dtvoor- E° maajen 't graangewas met oorlogsfikkels ftfc — gaande Qe gryze landtman daaJde uit'hartfeer in zyn graf. ' Hier heb ik menigmaal gezien aan alle kanten De veldtttandaarden naafl: het ryzent koren planten, Myn plaflen zwellen van de traanen en 't geween, Of rooken van het bloet der helden, en de leen Begraaven in myn kil. ik mod myn ftroomjuweelen, # Paleizen , floren en verheerlykte kafteelen ,
# Lurthoven., tot fieraadt aan mynen vloedt gefticht, m Door 's vyandts arm gefloopt, betreuren op 't gezigt. Ik zag myn waterpracht verdwynen aan myn boorden, » En ryzende eiken, die de Vekkgodin bekoorden, En
|
||||
D E.R D E B O E K. 123
En d'oogen ftreelden , van hun wortels afgeknot,
Verdrinken in myn plas } door 't nydig oorlogslor. Ik, die, zo moedig, al' myn zufters dorft braveeren, En roemen og myn pracht, ( hoe kan 't geluk verkeeren.') Zag al myn heerlykheidc en rykdom in 't geweldc En llaafs vermogen van myn we£rparty geftelt, Ik , die voordezen in myn kriftallyne zaalen , De blyde toonen ving van duizent Nachtegaalen, Op }t glazen ledekant geftreek van 't pluimgediert, Dae 's morgens op 't geboomte Auroraas aankomft viert, Om hem, die yt daglicht fchept, eerbiedig te bedanken,, Wierdt uit den flaap gewekt door fchorre wapenklanken,, , En yflelyk gedruis van trommel en trompet. Een magt van krygsvolk hieldt myn floten naauw bezet: , En gy, 6 Kronenburg, berucht in vroeger tyden, Ik zag den vyandt u\v verheven muur beftryden. Myne oogen fchemerden van 't weerlichc, en den brandt Der veldkortouwen, om uw grachten heen geplant. Ik zocht de vlammen uit te bluflchen met myn ftroomen, En met myn waterkruik haar woeden in te toomen, Maar al myn yver was vcrgeefs. ik zag uw.muur Vermeeftert door 't beleg, te zwak voor 't oorlogsvuur. Met zo veel rampen mod ik worftlen, zo veel plaagen En fchennis en geweldt van *t legervolk verdraagen. Maar gy , Oranje Vorft, 6 Wilhem, hebtmyn vloedt Weer vrygevochten, zelf door *t waagen van uw bloet.. Q 2 Toen
|
||||||
c
|
||||||
•
|
||||||
124 W I L H E M D-E IIr.
Toen dreef ik veilig op de ftroomen met myne afleii.
Ik zag van uur tot uur myn pracht en rykdom waflen. En gy," paleizen, quaamt met uw herboude kruin Te voorfchyn, en verreeft we£r trotfer iiit uw jmin. De Iandtgenoot greep moedt en keerde vrolyk weder. De koopman lei zyn zorg aan myne zoomen neder, Door geldtzucht afgeflooft op Gysbrechts kooptoneel: Hem volgde een lange fleep van vrienden, en 't juweel Van Amftels jufferfchap, alle uitgekeurde maagden, Gevleit van minnaars, die hun minnewonden klaagdeiv. Zy dryven op myn rug in jachten , opgetpoit Met vlag en wimpelvaan, die om de fpiegels plooit, Op 't ftreelen van den windt. zo zyn de krygselenden Verdsveenen. *k zie myn oordt verloft van oorlogsbenden. Maargy, die, neftensmy, na 't einde van \ verdriet^ De ryke vruchten van den milden Vree geniet, Vergeer geen dankbaarheidt te toonen aan de Helden, Die zich in 't vechtperk bloot voor uwe vryheit ftelden. Men eer' de Braven en de Zuilen van het hof, En fticht hun krygstrofeen ten hemel uit het ftof. Prins Wilhem boven al , die onze krygsbanieren Geleidde, alsOpperhoofdt, verdient de veldlaurieren, Gevlochten in een krans olyven: hult zyn kruin Godinnen van het wout. hier zwygtze. berg en duin Weergalmen van de vreugdt. vaartwel, vaartwel, Landtdouwcn: Het luftme nu op zee de vredevrucht t'aanfehouwen. Kom
|
|||||
•
|
|||||
DERDE BOEK.
|
||||||||||||
"*
|
||||||||||||
Kom volg myn Zangheldin, gy zult geen oorlogvSvloot
Zien dobberen in 't bloet, door 't woeden van het loot, Maar koopmans fchepen., door Neptunus mime baaren, Om ryke fchatten naar uitheemfche kuften vaaren. De golven zyn gefchuimt van rovers ., en 't gcweldt. Van zeevrybuiters. zie., elk wiflelt waar om geldr. Men vreeft geen vyandt> en fchoon Turkfche roofgaleien De zee belaagen, elk zal zich ten ftrydt bereien, En booren 't roofgefpuis ten afgrondt. Godt behoedt Zyn Kruisftandaardt, tot fchrik van Mahomets gcbroedt. Dc wakkre koopmanflaaft, beluft om geldt te winnen> En haak den rykdom met zyn fchepen veilig binnen. Hy ziet de kiften, eer ontzenuwt, en tot (tut, Van 't oorlog, (gulzig in 't verflinden} uitgeput, Voorfpoedig groejen uit de zee. een goude regen Daalt over Hollandt neer } befproeit van 's hemels zegem Zo ftort ook d'Overvloedc zyn dierbre fchatten uit
Door alle fteden heen, die Vrankryk, heet op buit, Beftookte met een magt van woedende foldaaten, Ontmenfchte plonderaars, in roofkift uitgelaaten. De blyde burger draaft, en wil zyn huisgezin,. Door vlyt en arrebeit, verryken -met gewin. Men ziet de kopers in de winkeldeuren Happen, En ruilen voor hun geldt een fchat van koopmanfchappen: Zo wordt de beurs gevulty.de fchade weer geboet. De rentenier, wel eer verfteken van zyn goedt, Qj, Of
|
||||||||||||
Votrdtt-
ligege- volgen *p zee'% |
||||||||||||
mi-
vaart fit
dtjlt*
den.
|
||||||||||||
' m
|
||||||||||||
n6 W I L'H'E M D E III.
Of door ecn zwaaren laft van fchartingen gedrongen _,
Leeft van zyn inkomft, wel vernoegt en ongedwongen.
De werkman, die zyn tydc voor vrou en kindt befteedt,
Slaaft onvermoeit op ftraat, en koopt zyn koft voor zweet.
Zo bloeit de welvaart in de vrygevochte landen.
Men queekt de kunften aan. men werkt met breinenhanden.
En gy, 6 Stichts Atheen, ontfluit het Heiligdom
. Van Pallas, eer ontruft door Vrankryks legertrom: Uw Priefters»gaan ten reie in ryke koorgewaaden,
En maalen onvermoeit Prins Wilhems heldendaaden, Met goude lettren , op tafreelen , die geen tydt Noch roeft der eeuwen zal verflinden , fchoon de nydt Kerhn Met voile kaaken briefcht. Godts onvervalfchte tolkcn Betreen in veiligheit de tempels, om den volken Zyn raatgeheimenis te drukken op 't gemoedt, En voeden 't zwakke hart met Jefus vleefch; en 't bloet, Wel eer aan 't kruishout op den heuvel uitgegooten j Op Golgotha geplengt voor waare kruisgenooten > Wanneer die Kruisheldt, in het uiterft' van den noodt,- • De doodt bevocht, en gaf den doodtfteek door zyn doodt. Zy leeren ons door 't broodt aan 's Heifandts leet gedenkenj De wyn beduidt zyn bloet. geen vyandt kan ze krenken • - In dezen vredetydt. zy flaan de handt aan 't werk, En bannen 't bygeloof uit 'Godts verkore Kerk. Zo waakt de Leeraar voor de ziel der onderzaaten, En 't eeuwigdurent heil van 't volkj terwyl *s landts Staaten,
«■ • ' En
|
|||
! DERDE BOEK. 127
En d'Opperhoofden van 'c verlofte Vaderlandt
Het tydelyke goedt bezorgen door 't verftandt.
De Burgervader , met Minervaas wetenfchappen '»*»
En wysheits Iekkerny gevoedt , beklimt de trappen flj?
Van't Raathuis, daar zyn geeft, zo vriendelyk en zacht, lFr/em
Den vrede en *t voordeel van zyn burgery betracht.
Hy leert den onderdaan op 'c fpoor van ruft te treden,
En zoekt gefchil en twift te ftuiten door de reden.
Vrou Themis fticht haar troon op }t pleithof, hoog gee'ert
Door wyze mannen, in de rechckunde uitgeleerr.
Gerechtigheidt, bekleedt met evenaar en degen ,
Om onpartydig recht tot ruft van 't volk te pleegen,
Zit in de vierfchaar van de Rechters boven aan.
Door zulke deugden zal de Staat onwrikbaar ftaan,
En onder 't opzigt van Prins Wilhem weelig bloejenj
Door zyn belcherming zal de vrucht van voorfpoedt groejen.
Hoe vrolyk wandelt nu de huisvoogdt met zyn vrou
Langs ftraat j zo vafl aan een verbonden door de trou!
De minnaar ftreelt zyn lief in fchaduw van de boomen,
Of meldt zyn minnebrandt, gezeten aan de ftroomenj
Terwyl de vlietmaagdt ryft: te voorfchyn uit den grondt,
En met haare ooren zwelgt de klagten van zyn mondt.
De vaders fpreeken met de zoonen langs de wegen:
Hier heeft voor korten tydt de Franfche magt gelegen.
Daar trok het leger op met vliegenden ftandaardt.
Gins heb ik Luxenburgj op 't moedig oorlogspaardt
Ge-
|
||||
iz8 WILHEM DE III
|
|||||
Geftegen, door de ftadt zien draven met myne oogen 1
Die felle Landtplaag perfte ons, zonder mededogen, Hec merg ten fpieren uit, en meftte zich met roof Der arme burgery; hy plantte 't Roomfch geloof In onze tempelen , ontheiligt door akaaren , En beelden, dwaas geviert van ne&rgeboge fchaaren: Maar Wilhem Henrik heeftons Heiligdom herftelt> De Godtsdienft zegepraak door dien beroemden Heldr. En gyv myn zoonen, wilt den vrede vierig minnea. De wapens en de kryg verwilderen de zinnen. Onthaalt de Wysheidt als uw grootfte zielsvriendin. Geleertheidt ftrekt op aarde een gadeloos gewin. De Vrede baane u 5t fpoor ora uit aaloude boeken De diepe fchatten van natuurkunde op te zoeken, Bevlytigt u vooral in Godts verborgenheen. De waare wetenfchap beftaat in hem alleen. In hem te kennen is ons grootfte goedt gelegen. Volgt, volgt uw vaders les: dan zal zyn gunft en zegen In dezen vredetydt u volgen, en zyn troon U openen : zo fpreekt de vader tot den zoon. #Wsor-De Prins aanfchout met vreugdt den Nederlandtfchen zegen, gcv»n £)en voorfpoedt van't gemeen, door zweet en bloedt verkregen. Prhs, Hy, die wel eer den Staat befchermde door 3t geweer, *°La»dts Werkt nu'met wysheidt voor 's Lands welvaartmeerenmeer. uker- Hy houdt zyn legerftoet in tucht door oefFeningen En wapenhandel, om in Staatveranderingen
'tGc-
|
|||||
BERDE BOEK. i*5>
't Geweldt te ftuiten door ervaren oorlogsvolk.
Het is den Heldt bekenc •, hoe meeft een donkre wolk
Den glans der zon verdooft; en ©ngeftuime vlaagen>,
De lucht ontroeren by de fchoonfte zomerdagen.
Hy leert niet zorgeloos te bouwen op den vre£.
Gelyk een zeetnan, die, in 'z ploegen van de zee,
De kalmte fleets mistrout der weifelende baaren*
En wapent, tegens ftorm en dreigende gevaaren,
By vreedcfaam weer zyn kiel: de tydt heeft hem geleert,
Hoe ras een zachte windt in ftorm op zee verkeerr.
Zo waaktPrins Wilhejm voor denStaat met duizent oo^en.
Zo groeit het Vaderlandt in aanzien en vermogen,
Door zyne wakkerheidt. zyn vroomheidt ftrekt een fchildt3
Waar op de Nydt vergeefs zyn fchichten werpt, -en fpilt.
Hy wekt den burger door zyn onbefproken leven. Zyne
Hy volgt de wetten, door Godts vingeren gefchreven ^Zgd<»
In fteene tafelen , en Mozes zorg betrout. <jPSe-
Gelukkig die op Godt en zyn geboden bout!
Geen tydelyk vermaak noch aartfche bezigheden
Beletten ooit den Heldt in Jeius Kerk te* treden.
Hy viert den grooten dag, den Godtsdag, naar Godts woordf.
Hy zit aan Chriftus difchj door ""t kruisbanket bekoort,
In 't reine bruiloftskleedt. hy leert zyne onderzaaten
Den vree beminnen, en de huisgefchillen haaten.
Een die beledigt is fpreekt onbefchroomt en vry ,
En klaagt zyn noodt. hy fchenkt gezag en heerfchappy
R Aan
|
||||
130 WILHEM DE III
Aan mannen, die , begaaft met wysheidt _, deugdt en reden,
Van ieder toegejuicht, het wigtig ampt bekleden. De naarftigheidt verdient beloning in zyn zin : Maar ledigheidt verftrekt zyn grootfte vyandin. Onkuisheidt, dronkenfchap, en wulpsheidt, quaade zeden, Verbant hy uit zyn hof. zo veel hoedanigheden, En gaaven die een Vorft verfieren , geeven ftof Om 't ganfche Chriftendom te vullen mer zyn lof. Gy Wereldcvorft'enj die, tot heerfchappy verheven, U\v hoogen ftaat bevlekt door zorgeloos te leeven, En volgt op 't aavrechts fpoor de togtcn van u\v luH:> Die, met Sardanapaal', op zachte pluimen ruit, Of brengt uw dagen door, in opgepronkte zaalen, Met hooffche poppen, by gevulde nektarfchaalen, Op 't dartel hof banket -, uw naam blyft met uw leen Begraven na de doodt: maar arbeit voor 't gemeen, Een onvermoeide vlyt voor 't recht van volk en landcnj En brandende yver voor Godts heilige offerhanden, Hooftdeugden, dip den glans verfieren van de kroon, Herfcheppen hier op aardt de Koningen in Goon. Cbeeldt; Leertheerfchen, Voriten, naar Prins Wilhems wyzeen voor- Ziet hoe zyn vlugge geeil naar eifch de zaaken oordeelt. Zyn welbefpraakte tong, vol fterkgezoute re^n, Befchaamt den Redenaar van Rome, en Demoftheen'. Hoe galmt de ftaatzaal van orakelen; die d'ooren Van Neerlandts Vaderen verluftigen in 't hooren! Elk
|
|||||
•
|
|||||
DERDE BOEK. 131
Elk hangt aan Wilhems mondt, en woekert van dicn ftyK
Zyn goudc letters, als geeffenc met een vyl, En zuiver door zyn handt gedrukt op witte bladen, Verrukken het gemoedt van Hollandts wyze Raaden. Indien het landt vervalt, wiens Vorft,een kindt gelyk, Het heil verwaarelooft, dooronkunde, inzynryk: Zo groeit in tegendeel de Staat door fchrandre mannen. Daar Wysheidt en beleit de hooge vierfchaar fpannen> Daar Heerfchkunde., in 't bewint met Wakkerheidt gepaartj In ftaatorkaanen en in kalmte 't roer bewaarr. Gezegent volk, beftiert door mannen ryk van oordeel! Maar gy, 6 Nederlandt, trekt boven al dit voordeelj Uw Stedehouder draaft vol deugdt de Vaders voorj Daar elk zyn Happen volgt op \ heilzaam vredelpoor. Einde van het derde Boek.
|
|||||||
VER-
|
|||||||
R 2
|
|||||||
—-----------------------------------.--------------------,-----------------------------------------------------.---.-------.—_
|
||||||||
1J1
V E R K L A R I N G
Van de PRINT voor 't IV BOEK. tJTIer knielt 'Prins Wilhem met Maria voor 't altaar.
Men ziet Gadts ojfervier j.godtvruchtig aangeftooken
Op 'thooge feeft voor 't oog. der Britfihe Ridders rooken. T>e kroon verfiert de kruinvan V koninklyke 'Paan.
'De leden pronken met de j>legtige geivaaden j T)e troonju-jveelen j en den ryksrok, rykvanj>racht.
Gerechtigheidt, die van den Vorfi haar hulp verwacht j
Biedt hem den fcepter aan _, en loont zyn brave daaden. Men ziet de Wet van 't ryk in 't fteene tafereely
Zo heilig en oprechtj haar boven *t hoofdt gefchrcven* Tie Staatregeering en de Godtsdienfi s hoog verheven, Verfchuiven het gordyn van 'theerelgktoneel.
Menjieekt de rykstrompet -voor 't oor der landtgenooten-, En fire e It de hart en van den blyden onderdaan.
¥)e bee/den _, die omhoog op> marmre zuilen ft aan j
Betekenen hoe Recht en JVetten , eer verftooten _, Met Rttfte en Zekerheidt van 't Algemeene-befi j
Haar niewwe.hoop.jnaafi Godt, (^Wilhems rykstroon bowmen j En op de deugdgn van dien "vroomen Heldt betroniven-, Na 't finiten van yt geweldtj die doodelyke pefi.
T)e rook van *t Wierookvat nuerftrekt een vreugdeteken,
En toont de blyCchap, in de borji van.'t volkontfieken.
WIL-
|
||||||||
I
|
||||||||
m
|
|||||||||||||
WILHEM DE III
|
|||||||||||||
V I E R D E B O E K.
|
|||||||||||||
U zag men rt vredelicht ■_, zo liccrclyk aan hl»ui.
blaaken, ^f't Met vruchtbre ftraalen 't hart van ganfeh Eu-^.'"^
rope raaken,
En alle nevelen verteeren van verdriet, En heilloos landtkrakkeel. maar wig bedriegc zich niet, Die zich ftantvaftigheidt'belooft van aardtfche zaaken? De Wiflelvalligheidt, aan 't Nootlot, waardt te laaken, Zo vafl: verbonden van den grondflag en 't begin |
|||||||||||||
Der wereldt, flrekt ons een gezwore vyandin.
De Twiftgodin, beluff den fterveling te plaagen, En door een valfchen fchyn van voordeelte belaageiij De Vorften.,, in verdrag getreden, door belang Van Staat 3 te preflen tot elkanders ondergang , |
De
Tififlgo'
din vtr- fchynt om den vrede te heekea. |
||||||||||||
Om woordt en eeden, en beloften, dier bezworen,
Te breeken, ftygt omhoog, genoopt van haat en toren _, R 3 Uic
|
|||||||||||||
*3* WILHEMDE III.
Uit 's aardryks andren nacht, verzelfchapt met een ftoet
Van razernyen , in den afgrondt opgevoedt.
haar ge- De zwarte haarvlecht krielt van krinkelende flangen, •
tMte, Enaj^grsj blaauw van huit _, die kings haar fchoudershangen,
Gezwollen van venyn. de tabberdt druipt van bloet.
De gramfchap huisveft in haar blikken, die, verwoedt,
Steets hene en weder in de diepe winkels draajen.
Men ziet haar maagre vuift het zaadt van tweedracht zaajen.
**&' De nooitverZaade Nydt , eewoon haar ingewandt
vol?. Te knaagcn _, fchraagt de leen van 't monfter met haar handt.
Bedrog, Troaloosheidt, Lift enWreetheidtj in't verdelgen
Van 't menfchclyk geilacht, en dierbaar bloet te zwelgen _,
Van jongks op afgerecht, verftrekken de Beulin,
Op haar vervloekten togt , een heilloos Hofgezin.
Hoar- Myn 2ufters., fpreekt ze, die, ten afgrondt uitgezworen,
ipraak ^yn ftappen natreedt om de ruft van 't volk te ftooren,
tot ver-Ik zal myn aanflag u ontdekken , luiftert toe.
Jes"g Ik ben de vricntfchap van 't verzoende Europe moe.
Vredes. Het hceft myn aanzien aan vermogen nooit ontbroken j
Om door een oorlogslutt de harten te beftooken.
Ik heb in vroeger eeuw de fteden omgekeert ,
Het bloejende Ilium door 't Griekfche vier verteert,
Den Koning voor 't altaar geflacht, en al' zyn' Maagen
In krygstriomf gefleept aan Agamemnons wagen.
Maar 't is onnodig om u }t bloedige toneel
t'Ontfluiten van dien tydt. de gloedt van Staatkrakkeel
Smeult
|
||||
V I E R D E B O E K. rjf
Smeult noch in 't ingewandt der Europeefche Grooten.
Men blaze, om weer de Vre£ van baren troon te ftooten,
De vlammen feller aan. gy ziet alree1 den brandt _,
Opvliegen naar de lucht in 't Spaanlche Nederlandt,
Geftookt door Vrankryk, niet voldaan in zyn begeeren.
Gy ziet aan alien kant de Vorften famenzweeren.
Ik heb de Turkfche JVlaan in 't harnas opgepreft.
De paarden briefchert vaft voor Leopoldus vefr.
Men houc den Adelaar gckerkert m zyn muuren*
Hy ziet zyn wiek gezengt door Ottomanfche vuuren >
En 't heir van Mahomet vaft woeden voor den wal.
Des Keizers zetel beeft, geichokt door 5t krygsgefchal.
Zo moet men 't moordcgeweer door ganfch Europe flypen,
En dwingen elk verwoedt de wapens aan te grypen.
En gy , 6 Stokebrandr. _, myn trouwe kamerwacht_,
Gy Ruftverftoorder van het menfchelyk gefiacht,
Vlieg hene, en blaas een gloedt van vyantfchap door d'ooren.
In *t hart der Vorften; vul hun ingewandt met toren.
Vooral myn dienaar hits den Godtsdienil tegens een.
Laat haac en vyantfchap, in heilige offcrkleen
Gefchoolen, openbaar den Kruisgenoot beftryden.
Men breng-' de wereldc door gewetensdwang in lyden.
Men dwing-' }z ftantvafh'g volk door bul en bloetplakkaat.
Die zaak is dienftig voor ons oogmerk. volg myn raadt.
Het In ft me j tot u\v hulp en leitslien 3 uit de hoeken Zy
Van Plutoos kcrker al de fpooken op te vloeken. vJ°fk*
*■ ,_ dehel-
V&-fche
|
||||
_---.---------,---------.--.. ------------
|
|||||||
i36 WILHEMDE III.
raz.tr. Verdoemde zielen , gy ontheiligt nachtgebroet,
»ye*op. yervojgers van de ruft. (zy ftampte met haar voet) 'k Bezweere u by den itaf der onderaardcfche ryken •, By Charons zwarte boot bevracht met bleeke lykenj En by den zetel van u\v helfche Koningin -, Dat gy te voorfchyn komt > en volgt myn luft en zin. die ver- gy zwygt. de hel vliegt leeg •, en duizent naare fpooken Sr^Verfchynen aan haar zy met toortfen, die vaft rooken. fifl*" Zy preft het vloekgefpuis de ganfche wereldt door. door de Zy volgcn onvermoeidt elkanderen op 't fpoor. wereldt.^ z^it zyn heilloos zaadt door alle fteen en landen. Vervol- Vervolging gaat in zwang , en woedt op d'ingewanden fK^En vrye zielen} fticht het bloedig moordtfehavotj verm- Rukt fak cn heiligdom om ver, tot hoon van Godt. Godts. De zoete Vrede fchrikt: haar vriendelyke kaaken ***fi- Verbleeken, als zy hoort haar troonpilaaren kraaken, deV/r-' Gefchudt door't loejen van dien fellen krygsorkaan. duynt. 2y ziet Euroop' voor 't left met weenende oogen aan, (Terwyl een dikke wolk haar goddelyke ftraalen Befluit) en vliegt omhoog naar 's hemels guide zaalen., Haar vaderlandt, waar uit zy eerft haar oorfprongk nam. De Twiftgodes ontfteekt haar fakkel aan de vlam Van Troon-en Staatkrakkeel, en werkt op't hart der Grooten> Herfchept de Vorften in tirannen : die verftooten De deugdt, en flaan den klaauw in 't eigen ingewandt, En hoonen, dol van haat, de trouCten van het landt. De
|
|||||||
VIERDE B'OE'K. 137
De * Godtsdienft, lang geviert van Stuarts onderdaanen, De
Verfcheurde 't feeftgewaadt, en plengde een zeevantraanen,^-^ Wanneer Gewetensdwang het treurtoneel ontfloot> inEnge- En heerfchte in 't Britfche ryk na Koning Karels doodt. onder de
Zy zag 't rampzalig uur van haaren val genaaken , gedaan- Den afgrondt uit zyn fchoot de Razernyen braaken, eenvreu
Tot haar bederf gequcekt in dien vervloekten poel. J£ re' Zy zag hoe 't helfch gedrogt den Koning op zyn ftoel
Den gloedt vankerktvviftbliesin'tharte, om 't volk tc plaagen. JJ^*^ En 't oude vourrecht van haar tcmpel te belaagcn. *«/» Zy trad op 't hooge koor, en zwaaide met haar handt
Aan Godt den wierook toe, flak 3t offer in den brandt-3 En knielde eerbiedig neer. zy fhieekte een wyl om zegen, En ftondt vernoegt weer op. wy moeten nu naar wegen En middlen omzien die ons redden uit gevaar, Zo fprakze, ik worde een licht, een Godlyk licht gewaar, Dat my den weg wyft om veel rampen voor te komen, Gewetensbreidel, die myn recht dreigt, zelf te toomen, Tot voorftant van myn heil, en ruft van Jt vry gemoedt. Gerechtigheldt en Liefde en Waarheidt ftrek' myn ftoet, Met al' de Deugden , myn getrouwe gezellinnen } Uw byzyn moet myn togt geleiden, myn vriendiniien. * Ikhebbedevryheidtgenomen, om den Godtsdienft, onder een vrouwe gedaante
hier ingevoert, op dezeplaatze inhetvrouwelykgeflachttebefchryven; fchoon men welweet, dat dezelve in onze taal, by de befte Schryvers, meeftin'tmannelykge- flacht genomen wordt; op de zelve wyze w ordt de Vrede, door een vrou verbeelt, op ^nige plaatfen van my gehandelt. |
|||||||
s
|
|||||||
Met
|
|||||||
i38 W I L H E M D E III.
Mcc zulk een hoflleep ftreeve ik veilig over zee.
jhtitom ^ct Krytftrandt groet van ver de Nederlandcfche ree> byftatit Daar ryft een Tempe, vol fieraadt en luftprieelen, 'fbl Zo prachtig in oris oog als ooit Natuur kon teelen. landt Dc boiTchen fpieglen zich in 't helder luchtkriftal, gaan. Daar raenfch en pluimgediert, met aangenaam gefchal, Zyn Godt, den Schepper, looft , door duizent orgelkeelen:
Daar houdc Vorft Wilh em hof y die meet myn wonden heelen. *k Weet dac die vroome Pfins oia myne elenden zucht, En zyne kleedren fcheurt van droefheidc op *t geruehtj Terwyl zyn Gemalin , uit Jakobs zaadc gebooren , Die nu den rykftaf zwaait, haar teedre klagt laat hooren, Zy zyn om mynent wil door Godts befluit gepaarr. Men vondt nooit vroomer noch oprechter Paar op aardt. Ik zal eerbiedig voor hun voeten ncderknielen j En Wilhem wapenen , om zo veel duizent zielen Wordt Te rukken uit den noodt, terwyl de zieldwang woedt. ** . Zo fpreekt de Godtsdienfl: op denoever tot haar floety vande En keerc de zeilen naar de Nederlandcfche flranden. van ^e Tuinmaagdt draaft naar zee, verwittigt van liaar landen: Hoi- Haar leden pronken met. een tabberdt ryk van eer.
ontfan- De Hocdt van Vryheidt ruft op 't hoofdtpunt van haar fpeer. t*»i *»De Tuinvan Hollandt fiert haar gulden flail wagen. geletdt . ° &
>iaar't Zy ment een Leeuwgefpan, in haar gareel geflagen,
PaUts £n voert: m Zu\k een ftaat de Godtsdienfl: haar vriendin van den
Prim Naar \ vorftelyk paleis. zy ftapt ter hofzaale in.
v** . Hct
Uranjt ,
|
||||
VIERDE B O E K.
|
|||||||||||||||||||||||
i3p
|
|||||||||||||||||||||||
Het Parkement van Godts genade en vreeverbonden,
Nooic door den roeft des tydrs of vraatige eeuw gefchonden,
Ruft: in haar arm, en 'c oog bewaakt dat dierbaar pandt.
Zy zwaait een Kruisbanier met haare rechte handc _,
Bepurpert met het bloet,, getapt uit Chriftus wonden.
De vlechten fpeelen Iangs de fchouders, ongebonden,
En ftreclen 'c onbevlekte en blinkende gewaadc.
Een hemelfch licht verftrekt haar kruin een hoofdtfieraadt.
|
|||||||||||||||||||||||
Zy werpt zich neder voor Vorft Wilhem , die zyn leden,
Door ftaatzorg afgefloofc en oorlogsbezigheden ,
Verquikte op 't ledekanr. gy flaapt dan, zcgtzc 6 Heldc,
En ruft, daar ik ontruft, moet zwichten voor 'c geweldt?
De Vorften hebben in myn ondergang gezworen.
|
dlen W
in den
Jlaap ver-
fchynt% enaan^
fyreekt. |
||||||||||||||||||||||
De Franfche Lodewyk vervolgt my, dol van toren.
De luifler van zyn kroon wordt met myn bloet bemorft.
Wat rampen raoft ik daar aanfchouwen, groote Vorft!
Myn tempels omgewroetj myn priefters uitgebannen 3 •
Gekerkert en geboeit door woedende tirannen-y
|
|||||||||||||||||||||||
Zy ver~
haaltde
vervol- |
|||||||||||||||||||||||
Myn zoons en dochters wechgevloden in dien noodt,
Daar 't gaftvry Nederlandt haar herbtrgde in den fchoot.
|
|||||||||||||||||||||||
Men fcheurt'er vriendt van vriendt 3 de zufter van den broeder ^
Den man van d'echtgenoote, en zuigling van de moederj
|
tn
Vrank-
ryi,
|
||||||||||||||||||||||
Die met een teedre lach het moederlyk gemoedt
Beftormt, en zo voor 't left de waarde voedtfter groet.
Gy lacht , onkundig van uw lot en wedervaren,
In uwe elende, 6 wicht, in deze onnoofle jaaren >
S z Ween
|
|||||||||||||||||||||||
0
|
|||||
i4o W I L H E M D E III.
Ween liever in uw ramp: neen,»fpaar die traanen vrjrj.
Tot dat gy kennis krygt van uwe flaverny * Dan zal die zilte bron, door rou om hoog getoogen, Uw hart ontlaften van zyn weedom door uwe oogen. Zo klaagt de moeder in het fcheiden. van haar vrucht. O teder affcheidt, daar myn ingewandt om zucht! . O rampen,,die myn ziel bezwaaren, en ontftellen I Maar 't is onnodig al' d'elenden op te tellen } Uwe ooren wierden lang ontroert door zulk een maar. Nu loopt in 't Britfche ryk myn vryheidc ook gevaar. Uw Egaas Vader, en de Broeder van uw Moeder, Vorft Jakob handelt my hoe langer hoe verwoeder, In eedtgefpan vcrknocht met Vrankryk, en 't Geweldt. Maar 't melden van zyn naam ontroert uw hart, 6 Heldt. Ik kan die driften licht aan een gemoedt vergeeven , Waar in de deugdt zo diep haar leflen heeft gefchreeven} Een hart zo teder , dat om Vaders doling fchreit. Maar Godtsplicht noopt u, fchoon Natuur hier tegen pleit. Ter quader uur verloor uw Oom, vorft Karel j }z leven. JkVant, Prins, uw Vade*, in zyn Broeders plaats verheven, Door Vrankryks raadt mifleidt, vervolgthetrechtvan'tlandt. miit Myn vryheidt loopt gevaar, dat onwaardecrbaar pandt.
Unit. ^en opgeraapte zoon> indien men \ mag gelooven.,
Zoekt uwe Gemaalin van *t kroonrecht te berooven, Maar fteekt onwetende den Vrader zelf naar 't hart. Men ziet den tempel en 't altaar van Rome* 6 fmart! En
|
|||||
V> I ERDE B O E K. 14.1
En klooflers openbaar braveeren op dc ftraaten.
Men fchenkt eertitels ., ach! wel eer by d'onderzaaten,
Belyders van 'c geloof met eere en vlyt bekleedt,
Den paapfchen gunfteling, die inhun ampten treedn
En wraakt'er iemandt doorde wet die vreemde zaaken,
Dan tracht men dope geweldt het vry gemoedt te raaken.
Hec Biflchoplyk gezag kan ytr woeden niet ontgaan.
Men tail de Vaders als weerfpannelingen aan,
En houdt die Lichten in de duifternis geflooten :
Zo wordt de wet vercreen-, en 'trecht van 't ryk verflooten/
O groote Elizabeth , 6 Goddelyke Vrou ,
Beroemde Koningin , Voorftanderes , aanfehou
Al' d'ongevallen die myn Heiligdommen dreigen !
Ai zie uw tempels in den noodt?, zy zyn uw eigen?
En door uw vlyt___maar zacht! myn yver holt verkeert:
Gy hoort ons niet, fchoon zulks hec Roomfche Kerkhoofde'
Myn tegenftander dwaalt met averechtfe ftappen (leert.«
Van 't waare kniisfpoor af. by zo veel eigenfehappen,
DieGodtde Schepper en de Zoon en Geeft gemeen
Bekle£n , bezittenze. 00k d'alwetenheidt alleen.
D'Aardsvaders zelfs j die door hun onbefproken leven,
En onvermoeit geloof, voor Chriftus ftoel verheven ,
Nu triomferen na het einde van 't verdriet,
Zyn eeuwig onbewuft van 't.geen omlaag gefchiedt.
st Drieenig Wezen kent de rarripen die ons drukkenj
Dat werkt de plaagen, of bepaalt onze ongelukken,
S 3 Ruft
|
||||
34* WILHEM DE III.
Ruft dan in eeuwigheidt t 6 zalige Vorftin I
Gy hebt op aardt geftreen, gelyk een Kruisheldin! Maar gy, 6 Fenix, uit uw Vaders afch herboren, De hemel heefc uw arm tot zulk een werk verkoren* De Godtheidt heeft met u veel wondren in den zin. Ai droog de traanen., Vorft, van uwe Ziejsvriendin. Gy hebt my van uw jeugdt gelief kooft , en zo teder Van kintsbeen af bemint. herftel myn vryheidt weder. Waak op, doorluchte Prins; draag zorge voor myn rechtj Vaar wel. betracht myn heil. 't is u genoeg gezegt. Ontwa- De Vorft on twaakt,maar wordtgeflingertdoof'tbezwaaren, kingvan Gelyk een kiel op zee door 't klotfen van de baaren, Prim. Of hoogverheven eik, door 't loejen van den windt. Hy ftelt aan d'eene zy de plichten van een kindt j Wyl hy Maria ftreelt op d'echtkoets, zich voor oogen. Ook wordt zyn boezem door den bandtvan'tbloet bewoogen, Mits hem de Zufter van den Vorft weleer met fmart . . Ter wereldt-bragt, en hadt gedraagen onder 't hart. • Hy hoort, aan d'andre zy , 't Geloof om byftant fmeeken,
.Met traanen in 't gezigt. zyn boezem fchynt te breeken. Een dubble hartstogt ftrydt in 't vorftelyk gernoedt. Hier pleit de liefde tot den Godsdienft tegens }t bloet. De Nu ziet men dagelyks de Grooten van Brkanje v™£»- ^un byftant eiflchen van de wapens van Oranje,
getandt Om d'oude wetten, door den'Vorft (zo dwaas mifleidt ken den Door helfche tovertaal der Roomfche geeftlykheidO Vorft om Ge-
hulp.
|
||||
VIERDE BOEK. 143
Gefcliondeh , en verdrukt zo trouloos en vermetel,
In voile vryheidt weer te voeren op haar zetel. De Prins aanhoort de klagt, bewogen met hun lcet, Verfoek het troongeweldt dat Jakobs doling fmeedt, En ftelt de harten door zyn dierbaar woordt te vreden: Maar 'c fchrander oordeel vreeft voor grooter zwarigheden. Hy merkt de liften van de Vorften naakt en klaar, En zict uit hun befluit zyn Vaderlandts gevaar. Hy fpeurc dat Lodewyk, met Stuart aangdpannen j 't Hervormde Kruisgeloof voor eeuwig zoekt te bamicn Uit Godts gewydde kerk, en dreigt den vryen Staat Weer om te wroeten, tot voldoening van zyn haat. Die reden dwingt hem om den zeetogt te befiuiten, En 't naderende quaadt in zyn geboorr/ te ftuiten, En dien ontfteken gloedt van onheil, door beleidt Te dooven, eer de vlam haarvonken verder fpreidt. De Godtsdienft ftookt zyn vier noch feller in zyne aders. |
|||||||||
Hy raadflaagt heimelyk met Neerlandts wyfle Vaders.,
|
Die bet-'
|
||||||||
En geeft zyn opzet hun te kennen in den Raadtj m'elyk
Zo heilzaam voor de Kerk, voor Vryheidt, Recht en Staat. ra.adt
Zy (lemmen 't oogmerk toe. elk ftreelt zyn hart met hoope, met de Dat d'aanflag dienen mag tot welftant van Europe > ktaatcm Voor al van 't waar geloof., wel eer met bloet gekoeht.
De vromen Veldthcer maakt zich vaardig tot den togt. Voorbe- Zwygt nu gy Grieken van uw koninklyke kielen, 7td!S*
En zo veel vlooten, die, om Troje te vernielen, ug&.
Heen-
|
|||||||||
J44. WILHE'M DE III.
Heenftoven door de zee, om 't ongelyk en hoon
Te rechten door het zwaardt, gepleegt aan Atreus zoon. Maar haat noch wraakluft kan vorft Wix-hems degen wetten. Zyn oogmerk is om 't hart van Jakob om te zetten. Geen fabel dorft naar bloet. geen krygsknecht vlamt op roof. Men trektalsvrienden, voor.de Vryheuo^en't Geloof. Dat tuige 't opfchrift van d'Oranje fcheepsbanieren, En watervaanen , die de zeekafteelen fieren. De Prins Wilhem groet terwyl de Hoofden van het landt. fil'emt Hy draagt de Ryksprinfes, zyn allerwaardfte Pandr,
tffchejt Aan hunne zorgen op. indien het lot, verbolgen , Staten. O Vaders, zegt hy, my mogt tot'er doodt vervolgen, 'k Beveele aan u alleen myn vorftelyke Vrou : Befchermt haar in den noodt: blyft eeuwig haar getrou. Aan- Maria fpreekt hem. aan met traanen op haar kaaken, vande Gy gaat j -myn twede ziei, om voor de kerk te waaken. Prinfes Befchut Godts Heiligdom in zulk een hobgen noodt. zelveu. Maar geef, om mynent wil., u zelven niet te bloot. Gy hebt uw leven my gefchonken voor. d'altaaren, En moet myn eigendom met vlyt en zorg bewaaren. De bandt van 't huwelyk verbindt u tot uw pligt. Voor al myn Heer (zy droogt de traanen van 't gezigt) Verfchoon het leven van myn afgedwaalden Vader -t Jk ben voor hem bevreeft, 6 Prins, niets raakt my nader. Natuur gebiedt myn ziel te zorgen voor den Vorft, En drukt den kinderpligt nu dieper in myn borft. Ik
|
||||
T I E R D E BO E K. f4?
Ik min hem neffens u. zyn onheil zou my knaagen.
Behou den Koning , maar vernietig al zyn laagen j Bedenk maar dat zyn bloet Maria 't leven gaf. Ik^zweere uu, antwoordt haar de Veldtheer , by myn ftaf 3 Snu
En fcherpe legerbyl, ik zal den Vorft niet deeren -, ™ln den Maar \ hoofdt, zelfdoor Godtshandt gezalft,eerbiedigecren;Print-
'k Betuige , dat ik ook zyn ryksftaf niet begeer. Wanneer ik 't recht van 't volk herftelt heb, keere ik we£r. Maar laatons onderwylj Prinfes, ten tempel treeden, Ora hulp te vergen aan de Godtheidt door gebeden. Al die-een aanflag van gewigt met Godt begin t, Ziet -zyn befluit gekroont met zegen, en verwinr. Men ziet door 't vaderlandt de tempelkooren blaaken. *<Gebede*
De Priefters offeren voor d'algemeene zaaken , Tandl JDen welftant van Europe^ en 't heil van Chriftus Kerk. voordem
De vroome Prins gaat voor , en ftrekt in ^t heilig werk jpZ% Een v©orbeeldt aan zyn volk. hy knielt voor Godts altaaren,van Jem
-En zucht om zegen in een aanflag vol gevaaren. Maria volgt hem naj z'ontfluit haar hart voor Godt, Zy bidt om 's hemels gunft, en een voorfpoedig lot. De Vaders-leggen in de tempels ne£rgebogen, Met nederig gebaar voor koning Jefus oogen. De burgers heffen hart en handen naar Godts troon, En fmeeken in den naam van zyn gekruiften Zoon. De Hoofden onderwyl vervaardigen de vlooten. De
De Prins begceft zich by zyn wakkre togtgenooten. faeefl
T De*'v*
|
|||||
tutor
|
|||||
i4<$ WILHEMDE III.
JeVIoot,Dc fteven bruift door 't zout , en klooft den Oceaan.
x<r// De Britfche Torrington zeik voor, en maakt een baan _,
gaat. Met zyn gezwinde kiel, op Nercus groene velden.
D'Oranje Zeevoogdt volgt met NeerJandts Waterhelden. Zeshondert fchepen en ruitn vyftig klooven 1 nat, Bevolkt met oorlogsli£n. men voert een ryken fchat Van geldt uit Hollandt mee, een zenuw van de krygen. Men ziet matroozen in de hooge maften ftygen* Elk quyt zicli in zyn dienft. men fpant de doeken uit. De klank van trommen en van zeeklaroenen ftuit Opd'oevers, die, bedekt met Nederlandtfche fchaaren , •Veel voorfpoedt aan den Vorft toegalmen onder 't vaaren. Men voert de paarden j. in den hollen buik van t hout Beflooten _, vaft gehecht aan banden..,, over 't zout. De Schepen bruifchen door de golven 5 zwaar geladen Met ftaale wapenen , Vulkanus zaalfieraaden, Nacht- In Lemnos hoi gefmeedt. zo zeiltmen voort. maar ach!
form of £OQj bggrimt <je vloot na 't fcheiden van den dag. Hy geeflck Nereus rug met bulderende winden ,
Om 't ryzent zeegevaart in yt pekel te verflinden. diede Nu houdt geen tuchtfpelonk dat muitgefpan by een. vloot m j)e ftormen faorren op hun onweerpennen he£n, ■vaar En woeden op de vloot. het pekd zwelt door 't loejen. tn&' De gryze Zeevoogdt ziet zyn nolle baaren groejen, En ryzen hemelhoog , of zinken in zyn kil. Nu briefchc geen oorlogsros vol moedt j, maar houdt zich ftil j
Of
|
||||
VIERDE.BOEK. 147
Offcheldt, door naar gezucht, de felle luchtorkaancn.
Hoe fchrikte Nederlandt! de vrouwen, nat jan traanen,
Verfcheurden haar gewaadt,, verlegen^ en vol fchroom.
Men zegt de Ryksprinfes fchoot bevende uit den droom ., OntM-
Als zy den nachtftorm hoorde op haar paleistrans kraaken, vl»de
Enklaagde: watverdriet, wat ramp zal my genaaken! Prhfes.
Hoe wordt myn vroome Prins geflingerc op de zee!
Zal ik, elendige > gelyk Halftone* ,
Die haaren drenkeling , haar Ceix, in de golven
En woefte plafTen der Egeefche zee gedolven,
Omarmde aan 't barre ftrandt; myn Prins, myn Wilhem met,
In zulk een droeven ftaat, omhelzen aan de ree ?
Ai keer die ongeval, Befchermer van de vroomen.
O Godt, die met een woordt de winden in kunt toomen,
Beftraf de ftormen, die myn Heldt naar 't leven ftaan.
Hy fchoot om uwent wil alleen het harnas aan.
Hy ftak om uwe zaak gewapent op de baaren _,
Voor Jefus Heiligdom, en zyn vervolgde fchaaren.
Verhoor... haar tong bezweek. zy wou, maar konnietmeer,
En zeeg al bevende op de zachte pluicnen neer.
Apollo fteeg terwyl in 't Ooften op zyn wagen Aa*-
Uit Thetis fchoot, ontroert door }t buldren van de vlaagen} ^^n
Een zwarte lucht, bekleedt met onwe£rwolken, Hoot **&•
Zyn heldre ftraalen op. hoe worftelde de vloot
Op 't fchuiment element, door barning hene en weder
Gedreven ! fchip by fchip zonk in den afgrondt neder.
T 2 'tScheen
|
||||
i$4 W I L H*E M D E> III.
't Scheen of Neptunus., in een haatelyk verbondt
Getreden met Eool, den Vorft naar 't leven ftondt, En zocht de warermagt j en 't puik van Hollandts Braaven,\ In dien gezwollen ftroom voor eeuwig te begraaven. De Maar Wilhem Henrik keert, in't midden van dennoodt w™fo Aan d'oevers met een groot gedeelte van zyn vloot, gemot- En moet, door ftorm geperft, d'ontruftte zee verlaaten. linn en , De Britfche Ryksprinfes, geleidt van Neerlandts Staaten, teloo- Begeefc zicj1 naar de.kuft. z?6mhelft haar Echtgenoot, De En groet hem als op nieuw verrezen van de doodt. Prinfes Ganfch Neerlandt klaaet en weent. de Vaders ftaan verfiageiv ende ° °
Staaten De mannen zuchten om de felle waterplaagen,
vTnz,hlPoot 'c weerpartydig lot op 't pekel voortgebragt,:. h £«»,Tot.nadeel van den togt, en Wilhems oorlogsmagt. De paarden dryven zonder leven aan de ftranden. De fchepen dwaalen op de golven eer ze Janden, Of blyven eeuwig weg, verftrooit door 't ftormgeweldu Wakker-Woe flaaft de.vroome Vorft, eer hy de zaak herftelt! van den Geen laffe wanhoop kan zyn groote ziel beftryden. • Vorft in pjy wji Godts tempels niet verlaaten in hun lyden.
ftelie* Hy arbeidt nacht en dag. elk vliegt op 't Vorftlyk woordt^ , vande £n 7et met fpoedt het werk, zyn vlyt bevolen, voort. Men laat de havens van de fchepen \ve£r ontblooten. Men preft een nieuw getal bezeilde waterfloten, Om't volk naar Stuarts ryk te voeren over 't zout. Men koopt de paarden in de fteden op,voor gout,,,
En
|
||||
V I E R DE B O E K; u& •
Eh voert ze naar de zee. men leegt de wapenzaalen»
En magazynen } ora verfch oorlogstuig te haalen. Zo wordc de vloot voorzien, en we&r in ftaat gebragt, Door onvermoeiden vlyt. d'Oranje Veldthcer wacht Naar een gewenfchten windt, om van de kuft te fteeken. Men ziet hem daaglyks met de Burgervaders fpreeken* Of krygsraadt houden met zyn Hoofden j in't gezigt Der vlooten, en 't gevolg vermaancn tot zyn phgt: Of, afgeflooft door zorg voor d'algemeene zaaken., Zich met de Ryksprinfes op 't woelent ftrandt vermaaken. En treeden handt aan handt. men zegt dat Godt Neptuin Kroop uit zyn glaze zaal., en ftak de gryze kruin Verlieft ter golven uit, en voelde d'ingewanden, ■ Zo ftyf bevrozen., door Mariaas fchoonheidt branden: Terwyl de Zeegodes in 't aanzigfrzwol van fpyt, En in haar kamer .iloop , ontfteeken door den Nydt. ... De braave Prins begeeft zich weder op de baaren. wederin-
Eool'deWindtvoogdtraakt, door fmeeken, aan'tbedaaren, *-eebe~
En fluit de muiters in hun nachtfpelonken op. Nu haalt de bootsgezel de zeilen weer in top. De wakkre ftuurman wykt geen Palinuur in 't waaken. Soldaat enZeeman voert de blyfchap op zyn kaaken j Zyne oogen tuigen van zyn moedt en oorlogsluft. De Helden ftaaren van 't kampanje naar de kuft. Een fnelle voorwindt noopt de doeken op zyn veder. Men werpt het anker voor Britanjes oever neder. - |
||||
150 WILHEM D E III.
eum De kuft van Torbay fteekt haar armen vrolyk uit,
fZdt! °m N&erlandts wateffrtagt t'ontfangett. *t krygsgeluit
Vervuk de ftranden , daar trompet en trommen klinken. Men ankert aan de ree. Vulkanus wapens blinken, En fchittrert in de vuift van *t blaakende oorlogsvolk. Gy zaagt de vlooten uit uw grondeloozen kolk , O gryze iZeevoogdt, van verwondring opgetogen , En twyfelde of gy niet misleidt wierdt door uwe oogen. Maar hef uw zilvrepruik, 6 Vader, vry uit zee* Gy ziet geen wapens aan van oorlog maar van vre&. Het Het zwanger zeegevaart baart hier ontelbre zielen.
krW~ Het oorlogsros draaft uit den bulk der holle kielen,
•VOIR i* «
wordt En groet al briefchende de lucht en 't vafte landt.
Teteept ^en ^os van pi£ken groeit aan Koning Stuarts ftrandt, Een ooftewindt beweegt d'Oranje legervaanen,
e»de By't ruifchen van de zee. de quynende onderdaanen %r!nde ^a» 'c Brittenlandtfche ryk veffchynen voor den Heldt, Engti- Een fpreekt'er uit den hoop: 6 Temmer van 't geweldt, vtnoel- Aartsheilandt van dit volk, zyt Welkom met uw vlooten! komt. Gy hebt om OfiZentwil de wapens aangefchooten 3 Uw vloot met oorlogsli£n om onze zaak bemant.
Met vreugde zien we uw vain op onze kuft geplant.
Wy hebben u in 't ryk genodigt door Gezanten.
Straf nu de razerny van Jakobs vloektrouwanten.
Be dor- Men ziet den dorpeling , met toevoer ryk gelain, fbr.Zfln ^n voorraat 3 draaven daar d'Oranje tenten ftaan , |
|||||
Om
|
|||||
VIE1DE BOEK.
|
|||||||||||||||||
rjr
|
|||||||||||||||||
Om ros en legerman te fpyzen aan de ftranden » uevotr
"En 't hart te moedigen. de blyde galm van 't landen *Mda-
Snort j als een fnelle windt, door 't ganfche landtfchaphe£n.ten'
De burgers vliegen uit de bygelcge fteen, Door d'Opperhoofden en Beheerfchers voorgetreden > Die Wilhem groeten x en verbinden zich met eeden, Aan zyn ftandaarden. elk biedt zich gewillig aan, En zweert, tot ruft van *t ryk, den Veldthecr Ly te flaan. |
|||||||||||||||||
DeKo*
King vat?
Enge- landt
rukt zyn magt van^t Noor-
|
|||||||||||||||||
DeBritfche Koning was naar rt Noorden met zyn magtca
Getogen , om de vloot by Berwyk af te wachten,
En hadt tot wederftant zyn fchepen toegeruft,
Om \ landen van den Vorfl: te ftuiten aan de kuft.
Hy prefl verbaaft zyn heir naar 't Weften , op de maaren
|
|||||||||||||||||
Dat Neerlandts oorlogsvolk ontfcheept wierde uit debaaren,^*
Maar d'aantogt valt te traag, fchoon zich de Koning fpocdr.
|
|||||||||||||||||
Zyn leger legt te ver. de Schoonzoon heeft den voet
Alrede aan landtgezet: Godts almagt, hem genegen,
Belooft zyn. wapenen gewenfchte hulp en zegen.
Hy trekt met vliegende banieren fpoedig voort.
De doortogt wordt gebaant. men opent hem de poort.
»t Getal van 't leger groeit door moedige Edellieden .,.
's Ryks Grooten, die getrou den Prins hun byftant bieden
Kornel en Hopman zweert den ouden Koning af j
Verlaat misnoegt zyn dienft, en volgt Oranjes ftaf.
De ganfclie krygsmagt mort; daar duizenden foWaaten
t Geweer verwer pen s en Vorft Jakobs zy veiiaaten.
|
De
Prins
trekt voort,e* 't leger groeit aan. Deh- velheb- bers val- ien den Koning. af, en voegen zich by 'tHol- J)e landts H<-r. |
||||||||||||||||
©
|
|||||||||||||||||
*
|
|||||||
nil WILHEM DE III
De bloem van 't Hofgezin 3 de zuilen van den troon
Vervloekeri 't Roomfcae juk, met zoveelfmaadten hooaj" Verbittert in 't gemoedt om 'tichenden van de wctten. Men De Raaden werken om den Koning om te zetten , 2!tffl-En, op Oranjes eifch, door't wettig Parlement, ning bet Het Kerk- en Rykskrakkeel te flechten, en bekent- mTJ'te Te maaken dat de Zoon wierdt naar de wet gebooren, beroe- Door klaare tekens en bewyzen, dier bezworen. ' Maar Jakobs oor bly ft.doof, en 't hart verftokt: die raadt
,t Gevalt den, Koning, niet j hy brout zich grooter quaadt. by wei- Hy ziet zynmagt verftrooit > hetleger, vol misnoegen, £ert' Verzwakken, en zich by d'Oranjebenden voegen. De trouften vallen af. elk fchikt zich naar den tydt. De tegenfpoedt verftrooit de gunft van 't volk,. en fnydt Den bandt van vriendfchap af.; hoe ftaat de Vorft verlegen! , Hy ziet geen kans dien knoop t'ontwarren door den degen, Of met .een handt vol volks de wapens van den Zoon w be. Te keeren. hy hefluit in 't einde om ftaf en kroon J*1'!' Te derven, en het ryk te ruimen met zyn vrienden. te», Hy zendt de Koningin, met vrouwcn die haar dienden, %endt de En 't jonge kindt voor af, verzelt van Geeftlykheidt, Keniti- £n ftokebranden van zvn quaadt, wier helfch beleit Stn voor J l
*/, Den ouden Vorft verriedt: die, afgerecht op fmeeken,
Envleien, dooreentong, met honig overftreeken j Zyn hart bewogen , om d'aaloude wet van 't ryk %o fnoodt- te fchenden r en den Godtsdienft te gelyk |
|||||||
Te
|
|||||||
*
|
|||||||
V I E R D E BOEK. 153
*Te fteeken mar de kroon. dat vleiersrot geleidde
De Britfche Koningin naar d'oevers, daar ze fcheidde
Van haaren onderdaan, en 't hoog gezag verliet.
De Koning ftaat een wyl in twyffelj 'c ryksgebiedt
Bekoort zyn ziel: hy kan den zetel niet verlaaten.
'c Staatzuchtig hart-, geftreelt door koninklyke ftaaten,
En fchitterenden glans der opperheerfchappy,
Weerftreeft zyn poging , en zet alle krachten by
Om 't vluchten van den Vo*ft te ftuiten. hy., gedreven
Door zulk een hartstogt., om als Opperhoofdt te leeven 3
Wil nu de Koningin herroepen op den troon j
Met al haar Kerkgevolg, en opgeraapten zoon.
Maar ziende zich ontbloot van wacht en oorlogsknechten,
Het leger weigeren voor zyn belang te vechten ,
En }t ganfche ryk zyn zy' verlaaten, neemt hy voor
Om wech te vlien, en volgt zyn Gemalin op *t fpoor. lE*
De wroeging noopt hem voort met felle geeflelflagen;
En *t overtuigt gemoedt vreeft voor verdiende plaagcn.
Hoe juichte Brittenlandt! hoe beefde Lodewyk!
Als Jakobs watertogt, en toevlucht in zyn ryk De zaak verydelde, in zyn herflenen beflooten. Hy > die vermetel klimt, wordt licht ter ne^r geftooten. Gy aardtfche Vorften heft uw harten niet te hoog j Godts magt befpot uw magt: zyn aldoordringend oog Doorwroet uw ingewandt, en zet uw aanflag paalen. .41 blinkt de rykskroon op uw kruin'met heldre ftraalen: V Al
|
||||
iS4 W I t H E M DE III.
Al meet gy d'aarde met uw koninklyken ftaf,
Godts vierfchaar ziet uw hart, op boosheidt volgt de ftra£ De Deugdt verdooft den glans van 't vorftelyk fcharlaken. Het voegt een Varft voor 't ryk,maar eerft voor Godt te waakcn* Zyn offer met zyn handt t'ontfteeken op 'c altaar* Maar dooft hy *t heilig vier, dan loopt zyn fcroon gevaar. Dat tuigt Vorft Jakobs val, een fpiegei voor de Grooten, Een voorbeeldt van deze eeuw voor al zyn Troongenooten. IV Prins Wilhem trekt ter wyl door't landtfchap met zyn vaan, trekt ^es Konings aanhang j die zyn heir durft wederftaan,
w^^wBeklaagt, in 't bloet verftikt, den wrevel onder't fneeven. vwt, Men ziet den muiteling voor zyne wapens beeven, En -'t wederfpannig volk zich buigen voor zyn zwaardt.
Men hoort eerbiedig, daar zyn mondt den grondt verklaarr. Van 't harte, en d'oorzaak van zyn komft in Stuarts ryken. Elk voek zyn zietgeraaktr door d'ongeveinfde blyken Van vrientfchap.- ieder groet den Veldtheeren zyn magt,. En kuft de wapens, daar de kroon haar heil van wacht. Men fluit de poorten voor zyn vredevaanen open. De dorpen vreezen voor geen plonderen nocli ftroopen, De Bouman, in 't gemeen door 't krygsvoik uitgeput, Ontfangt zyn vyandt nu vol vrientfchap in zyn hut: Zy drinken handt aan handt als broeders voor de vaten. De landtmaagdt fpreidt den dilch voor ruiters en foldaaten, En fpyft hen met de vrucht van d'akkers, vleefch en broodt- Zy fchrikt voor geengeweldt, nochfchennisvan haar fchoot.
Oran-
|
||||
VIERDEBOEK. iyy
Oranjes voorzorg houdt, door ftrenge krygsbevelcn,
Pen legerknaap in tucht. hy doet zyn volk verdeelen,
En trekken, daar de noodt zyn hulp vereifcht. hy flaat
Op alle zaaiken acht, en dient zich in dien ftaat
Van 't fchrander overleg, zyn herflens aangeboren.
Elk paft op zyn geb©6n. hier gaat geen tydt verloren.
Zo naakt de Vorft in 't endt de Koninklyke ftadt, *» k»m
Den SfOel van Engelandt, daar Jakob onlangs zat Louden.
Verheven op den troon. "*s ryks Edelen en Raaden
Verfchynen in zyn heir, elk roerac zyn braave daaden,
En groet den Veldtheer als Befchermer van de kroon>
Van vryheidt en geloof. n« ryft een vreugdetoon
Ten Hemel uit den muur van Londen om dien zegen*
Terwyl Prins Wiihem , op zyn ftafikoets geftegen, 2y» «*~
Gelyk een tweede Auguft', met eere^n plegtigheidc, ^itmett
Naar 't hooge Kapitool van Londen wordt geleidc. Londen.
Elk volgt zyn wagen, ora den Heldt in 't hart t'ontfangen. Vreugde
De traanen biggelen van blyfchap langs de Wangen. V0»der^
De Maagden, opgetooit in 'c witte feeftgewaadt., daanen.
Braveeren langs den weg, en zingen op de ftraat:
Wy groeten u in 't ryk, Behoeder van de troonen* Gezang
De Hemelkoning zal uw deugden eeuwig loonen. Engel-
Wy blyven u verplicht voor al 'c genooten goedt. W>*
Wy looven uw beleidt. wy vallen u te voet. Jn,
Men zingt dat Perfeus, op zyn vliegent ros gezeten,
De Moorfche Koningstelg verlofte van haar keten,
V 2 Daar
|
||||
i$6 W I L H E M D E IFI.
Daar zy, gekluiftert aan de fteenrots, in dien noodc
Van 't zecgedrogt begrime., verwachtte elk uur de doodt.
Zwygt:, oude dichters, 't is verziert in uwe boeken:
Maar Wilhem Henrik vliegt met opgefpanne doeken;
Die waare Perfeus ftreeft met zyn gevleugelt ros
En waterpaardt naar 't ftrandt, eamaakt de banden los
Van geen Andromeda, beroemtdoor aardtfche gaaven,
Of fchoonheidt vanJiefclyf, waarom de minnaars flaaven}..
Maar flaakt de boejen van den Godtsdienft,,en 't gedrogt,.
Gewetensbreidel, wordt verovert op zyn togt.
Hoe juichte Athene, toen Heldt Thezeus, na't vernielen
Van 't monfler, keerde met zyn zegeryke kielen!
De vrouwen vloogen met de kinderen naar 't ftrandt
Den Winnaar te gemoet, en zongen: Thezeus handt.
Verdelgde, 't monfter._, uic Pafifae gefproten ,
In Dedaals doolhof, tot ons onheil, opgefloten ,.
Gekoeftert en gevoedt, veel jaaren achter een
Met blanke fpieren van de jeugt van 't wyze Atheen:
Maargy, Brjtanje, laatuw vreugdegalmen hoorenj
^t Gedrogt,. Gewetensdwang, uk Jakobs brein geboren^,.
En in den doolhof van uw« Konings hart gequeekt,
Daar 't razende naar 't hart van Recht en Godtsdienft fteekt,.
Wordt door Vorft Wilhem-s handt verovert en verflagen.
Gy Britfche vrouwen volgt dien Thezeus op zyn wagen.
Geleidt zyn zegekoets , 6 Moeders ., zy aan zy :
Uw kinder zyn verloft van wreede tiranny ■,
Zy.
|
||||
VIERDE BOEK. i?r
Zy zullen u niet meer zien treuren ora de plaagen,
Noch, hangcnde aan de borft, fleets weenen op u\v klaagen. En gy, 6 Vaders, leidt uw zoonen., elk om ftrydt, Ten tempel naar 't akaar, den waaren Godt gewydt. De Godtsdienft, eer verdrukt, wordt weer ten troon verheven. Maar dankt Oranjes ftaf voor vryheidt., recht en leven. Zo rolt de vreugdegalm de ftraaten door-, elk meldt
De blyfchap van zyn hart, op d'intre& van den Heldt. Nu werkt zyn yver, om de rykspeft uit te roejen. tfakkr^-
*t Vermoeden van vcrraadt kan ieders magt befnoejen, ««•/«**
Den Roomfchen onderdaan ontblooten van geweerj van da*
En elk die Jakob dient, legt hier de wapens neer. voorde
Men flaat de liften ga. men waakt met Argus oogen, twT/f*"'
De Vorft betuigt voor 't volk : dat hy, door 't leet bewogen Zyn Der onderdaanen , zelf op hun begeerte en be£ , vtrkfa*- Tot voorftant van 't geloof, der volken rude en vree > voorde
Handhaving van de wet, en langgevierde rechten, |«w«»~
Zyn vlooten hadt bemant, om >t rykskrakkeel te flechten.
Dat hy van elk verwacht gehoorzaamheidt en pligt, En byftant, om een werk van zulk een groot gewigt, In we£rwil van den Nydt, kloekmoedig uit te voeren. Hy dreigt, in tegendeel, hen die den troon beroeren9 Of laagen leggen aan zo Goddelyk een zaak > En door verfchillentheidt van Godtsdienft\ heet opwraak, Een vier van vyantfchap ontfteeken in hunne adersj Om d'aangenaame ruft, als fnode troonverraders^ V 3 Te
|
||||
ifS WItHEM DE III.
Te ftnooren in een zee van 'c burgerlyke bloet,
En 'c eedle Staatbelang te treeden met den voet. Hy doet Hy laat, naer 't oudt gebruik9 den Raadt van'tryk vergaarea, ^tPar- £n j,e(jer onggveinft den grondt van't hart verklaaren, teroe- Heilzaame mtddelen beraamen^ om het quaadt **"*' Met vlyt te ftuiten , eer de tweedragt verder gaat. Men geeft hem d'oppermagt eenpaarig in zyn handen. Men recht verbonden op. men zweert de dierbre panden Van *t ryk in eeuwigheidt. met eigen bloet en goedt, In fpyt des vyands „ te verzeekren , en vol moedt Den Troonbefchermer met zyn leven by te fpringen, In 't uiterfte gevaar en ftaatveranderingen. Men toont dat Jakob is verfteken van de kroon , Door 't recht te fchenden, en 't verlaaten van den troon. Dege- De liefde tot den Vorft: groeit daaglyks in de zinnen. ITfip*" ^yn v^t verPucnt net y°\k netn meer en meer te minnen.
der En- Zyn teedre zuchten tot den Godtsdienft, kloek beleit, Mde* Staatkunde., oprechtigheidt en oorlogsdapperheidt, Vorft Door Godt in overvloedt aan d'eedle ziel gefchonken , ^fagelyh Zyn gaaven die de gunft in't hart van }t volk ontvonken. ««»» Gerechtigheidt taft zelf den Ryksraadt in 't gemoedt: Gy zyt aan hem de Kroon verfchuldigt, Vaders groet
Den Prins als Koning, hy befchermde uw recht en landen.
De Godtsdienft komt'er by , en werkt op d'ingewanden.
Wie zou die driften , zo rechtmatig 3 wederftaan ?
die hem Zy bieden hem te faam den gulden Scepter aan , den rr<
Step- l€r"
|
||||
VIERDE BOEK. if<>
Terwyl de landtzaat fchreeuwt. 6 Koninksftadt! 6 Londen,' ttt m*
Verhef uw Heilandt vry, gy zyt aan hem verbonden. *J£
Hy gaf aan d'Erfgenaam van Stuarts ryk zyn handt. g*»r
Gy zaagtzynhuwlykstoorts, die noch door'taardtrykbrandt,
Ontfteeken in uw wal. gy hebt, 6 Britfche Helden y
Wei eer op 'fc bruiloftsfeeft zyn daaden hooren meldenj
En nu zyn wondren met uwe oogen aangezien.
De Godtheidt heeft den Heldt geteelt, om hulp te bi£n
Aan 't onderdrukte volk} om op zyn zegetogtcn
Den klaauw te korten van verwoede moordtgedrogten j
En j op Alcides fpoor, de monfters, wreedt van aardt,
Den kop te kneuzen door de flagen van zyn zwaardt.
Een Koning, door verdienfte en hooge waardigheden
Gekroont, zal met meer roem den ftoel van 't rykbetreede%.
Dan die, door 't blindt geval verheven, }t volk gebiedt.
't Geluk deelt meeft zyn gunft in 't hondert uit, en ziet
Naar deugden noch waardy: maar eeuwig zal Britanje
Verheerlykt blyven door de krooning van Oranje.
Vervolgde zielen , die uit liefde voor 't geloof,
In wilderniflen treurt,. en laat uw erf ten roof
Aan uw vervolgers, grypt we£r moet in uwe plaagenj
Droogt af de traanen., want de Koning hoort u klaagen*
Hy ftrydt voor uwe zaak. hy zal uw bittre fmart
Verzoeten > blyft getrou ., 6 zielen, en volhardfr
In yver tot de deugdt en godtgewyde altaaren.
Hy zal, verheerlykt met den fcepter, 't recht bewaaren
Vaa>
|
||||
WILHEM DE III.
|
|||||||
i6o
|
|||||||
Van 't onvervalfcht geloof, en Jefus kruisverbondt.
Zo fpreekt de ganfche ftadt, al 'c volk, uit eenen mondt.
Me» Men zendt Gezanten naar de Nederlandtfche ftranden, VJzan- ^e fteeken van de kuft. men ziet ze fpoedig landen. tennaar Zy knielen needrig voor Mariaas voeten ne£r, Unit En nooden haar ten troon te treeden met haar Heer. °™ * Maar 't hart, zo vaft verknocht aan Neerlandts zeven Staaten', Prinfes '
afte Zo dier verbonden aan de zucht der onderzaaten ,
tn' Verzekert van hun trou en ongeveinfde deugdt, Verzinkt in diepen rou, in 'c opgaan van haar vreugdt. De Vaders wenfchen haar. eerbkdig heil en zegen. Maria O Landt, myn hartsvermaak, wy blyven u genegen , *t"rcbet ^° *Preekc ze, fchoon Britanje ons uit uwe armen rukt. den haar \k heb in Neerlandts Tuin de zoetfte vrucht geplukt %7t- ^an '*. leven, en myn ziel gevoedt met lekkernyen , heidt My aangenaamer dan de troon of heerfchappyen. ™aat7nHkr heb ik vrolyk ruim tien jaaren doorgebragt, de inge- yan p.root en k\eea bemint, eeviert en hoog geacht. Hier heb ik onbelchroomt, .met opgehevene oogen, In diepe zuchten , voor d'altaaren my geboogen •, Onthaalt op 't heilig feeft met Chriftus kruisbanket. Maaraf-Vaart wel, GodtsTolken, leeft, gedenkt ons in't gebedt. Uln'de Bewaakt uw Heilandts Kerk, zyn Bruidt., zo dier verkoren. Leer- En sy, 6 Heeren , die j tot Staatbewint geboren , gnJ,0 Dzn volken wetten geeft, 6 Zuilen van den Staat, perhoof- Verwacht niet dat de ftaf en't purpre troongewaadt, den van Hoe
*t landt.
|
|||||||
VIERDE BOEK.
|
|||||||
161
|
|||||||
Hoe fchoon voor d'oogen, ooit Mariaas hart zal vleien,
Om haare zinnenvan uv vrientfchap af te fcheien: Die banden zyn te vaft geflingert om \ gemoedt. Wy bly ven u getrou in voor- en tegenfpoedt- De Vaders ftaan een wyl door 't affchek' opgetogen:
Maar eindlyk fpreekt'er een van alien: Godts vermogen, Grootmagtigfte Vorftin 3 ontfluit u Stuarts froon. Wy wenfchen u.gelyk veel zegen met de kroon. Gy zyt gefchapen om dat ryksjuweel te draagen, En neffens uw Gemaal den laft van 't ryk te fchraagen. De Godtheidt heeft uw ziel en leven met een ry Van deugden opgepronkt j om in deryksvoogdy, Gevlochten om een kroon, op 't heerlykft uit te blinken. Hoe zal ;uw lof bazuin de wereldt over klinken! Als gy, doorluchte VroUj, ten zetel opgevoert, Gewetensdwang, die nu4er volken ruft ontroert, Zult drukken op de nek, en kluiftren door uw handen De Troonharpyen, voor uw voet, met yzre banden, Dan bly ft Britanje wel behouden. maar uw volk, Ons waarde Vaderlandt, aanfchout een dikke wolk•,1 Bezwangert van een reeks verwoede ftaatorkaanen., Van verre naderen, tot fchrik der onderdaanen. De Franfche Koning heeft zyn fabel al gewet. Hy ftygt verwoedt te paardt en fteekt de moordtrompet. De Duitfche bodem beeft, gefchokt door oorlogstoonen. De wreetheidt gaat in zwang. men ziet geen kindt verfehoonen.
X Men
|
|||||||
*6z WIIHEM D E lit
Men ziet de fleden door de vlammen afgeweidt.
Dat tuig dc Pals, Vorftin, daar ze op haar puinhoopfchreit-
Wy vreezen dat dit vier eerlang zal overwaajen,
En Vrankryks legerhaan voor onze muuren kraajen.
De Koning heeft wel eer den vryen Staat verraft,
Zyn ketens y met geweldt, om onze leen gepaft.
De lenden bloeden noeh door 't fnerpen van dc flagen:
En eeuwig hadt ons volk de boejen licht gedraagen;
Maar uw beroemde Prins, door onzen noodt gedrukt,
Heeft ons bevreedigt, en de kluifters los gerukr.
Wy wachten wedcr, in de naderende elenden,
Zyn byftant,. om al 't leet van Neerlandt af te wenden.
Ai laat hem keeren, en verwiflelen een wyl,
Ten dienft van 't Vaderlandt,, den fceptcr voor de byl.
Maria zal terwyl Bntanjes ryksftaf zwaajen.
Op uwe zorge zal de ryksas zeker draajen.
Uw groote wysheidt, aan den landrgenoot bewuft,
Zal vreedtfaam heerfchen j en behouden 't volk in rufr.
Noch eens, 6 Koningin, (indien men 'i u mag vergen)
Beweeg den Koning om zyn Vaderlandt te bergen:
Een Vaderlandt, aan zyn geboorte dier verplicht.
Wy zaagen met ons oog dat gadelooze Licht,
Dat door de wereldt fchynt.met glinfterende ftraalen,
Verryzen. ja de Staat zal met dien eernaam praalen,
Daar vruchteloos de nydt zyn tanden op verbreekt„
Dat Neerlandt in zyn fchoot een Koning heeft gequeekt.
Een
|
||||
V1ERDE BDEK. 1W3
Een Koning, zo vermaardt* die., op zyn troon gezeten,
Dc ganfche wereldt met zyne armen af zal meeten, En vullen de bazuin der onvermoeide Faam Met zegetoonen- van onfterfelyken naam. Zo fprak de ganfche Staat, tcrwyl Maria fcheidde, MarU
VanNeerlandt uit een mondt. de landtgenoot geleidde, naardett
Met traanen in 't geziet , de nieuwe Koningin •ever Naar d'oevers. ieder geeft noch blyken van zyn min.
De jongfte groet beknelt het hart der Batavieren. Zy treedt aan boort. de kiel, getooit met ryksbanieren, en goat Geftreelt door zeeklaroen en trommel, blinkt op 't zout> Je "*'
Gelyk een hooge berg, uit onwaardeerbaar gout Geklonken, en verdooft de dagtoorts en haar vonken s Of ftrekt een fpiegel om Godt Febus op te pronken. Vtou Thetis, op haar fchulp geftegen, ryft om hoog Thetis Ter golven uit, en preft, door *c wenken van haar oog, "fihynt
De Nimfen van de zee , en alle Wafergoden. op haar Gaheen, zo zegtze, volg, 6 Triton, myn geboden. Let?'
Begeef u fpoedig naar de kuft van Brktenlandt ., enzendt
Daar Wilhem *t ryk gebiedt als Koning. fteek aan ftrandt
Uw zeeklaroen , en blaas Mariaas komfte in d'ooren e^fl Der onderdaanen uit. die mair zal elk bekooren. vaade
De Vorft verlangt, en wacht zyn waarde Koningin. gfotT
Ga voor. ik volg u met myn Waterhofgezin. *??'-
Ik wil Mariaas vloot geleiden door de flroomen. pen.
Zy heeft op dezen togt voor geen gevaar te fchroomen.
X 2 Ik
|
||||
164 W I L H E M D E Hi.
Ik zal ze ftuuren met myne armen naar de ree.
Zo fpreekt de Zeenimf. en Godt Triton bruifcht door zee,
Op 't hoog bevel, hy klooft de golven met zyn wagen,
M jleeltTLn twee Dolfynen, voor zyn wateras geflagen. .
zyn ho Zo dra de Zeeherout j, met, ongewoon geluidt,.
de kuji Zyn krommen horen fteekt 3 wiens klank op d'oevers ftuit,.
van En- gn bromt in 't oor van 't. volk> vlicgt ieder, naarde ftranden;
selandt: .
s*Mre^-Om voor, de Koningin. te knielen onder't landen.
tSt Wei eer viel't fcheidcn bang van,zulk een dierbaar Pandt *aarzee Nu baart de we£rkomfl: vreugde in ieders ingewandt. *'■ Men klimt op 't krytgebergt'. men ftaroogt op de baaren* Een Maria toeft te lang. een fchreeut'er uit de fchaaren: zeemaH O medeburgers, zytgetrooft, houdtmoedt, aanfchout ■wyfide Met my de vloot van verre aanftuiven over't zout. vml Ik kan j. indien 't me luft, de.witte doeken tellen, . Renin- £n zo veei fcnepen, als de Koningin vcrzellen. Ik heb een zeemans oog, en van myn kindtsheidt af
De zee doorkruift, ten dienft van Stuarts waterftaf. Ik wierdt wel eer gepreil van Kromwels twiftgenoten.. En, tegens wil en dank; gewurpen op de vlooten. }k Heb onder Karels vlag, d'Oranje zeebanier,, Die 3t recht bepleitte van den vryen Batavier, Tot viermaal achter een bevochten. laat ons leeren Uit deze ervarentheidt, hoe d'aardfche zaaken keeren. Hy, die wel eer dit ryk kloekmoedig heeft beftreen, Qefpt nu, tot heil.van 't volk, de wapens aan de le£n.
Die
|
||||
VI E"R-D'E BOE K.
|
16$
|
||||||||||||
Die dapprc vyandt, eer zo vreeflyk in onzc oogen,
Wordt onze grootfte vriendt, en redt j uit mededogen, In zulken h oogen noodt, den veegen onderdaan. Zo fpreekt de zeegezel.., en ieder hoort hem aan. |
|||||||||||||
Vreugds"
vanae onder- - daatten: waar op de- Teems-
gtdim te voor- fchyn komt, enhet volk > aan- ffreekf. |
|||||||||||||
Elk ziet, ter.wyl hy-.wy.ft van verre naar de kielen.
't Gejuich en handgeklap van zo veel duizent zielen Verfpreidt zich. over zee. de Teerasvoogdes verlaat Haar waterhof, en komt in't plegtig ftroomgewaadtl Te voorfchyn ■_, op 't gerucht, -gevolgt van Teemsnajaden, Die vrolyk om haar koets in 't ftille water baaden. Zy. recht de leden op den wagen overendt: En fpreekt: my zyn de re£n van uwe vreugdt bekenfr, O burgers, gy verwacht de Koningin der Vrouwen. |
|||||||||||||
Uw oog verlangt om 't oog van uw Vorftin t'aanfehouwen.
Zy naakt. gy zult ze haaft geleiden naar 't paleis* De Windt- en Watergodt begunftigen haar reis. Gy zult, door haar befchermt'., uw onheil haaft vergeeten; Zy heeft zo menigwerF, met oogen, root bekreeten, Uw ramp betreurt. gy zult de tekenen van fmart Noch leezen in 't gezigt. uw onheil trof haar hart. Vliegt hene, en meldt haar komft den Vorft, die, vol verlangen^ . Zyn waarde Koningin in d'armen tracht t'ontfangen; Men vondt nook grooter trou, noch liefde j meervolmaakr, Dan in dit Vorftlyk paar. zy zwygt. de vloot genaakt. vi?** Men werpt het anker voor den oever van Britanje; Maria
De Koningin vertoont zich boven op 't Kampanje. Sdeh!&'.
X 3 , d'Aal- "«*£*-
|
|||||||||||||
WItHEM D E Hi
|
|||||||
i66
|
|||||||
Ma- d'Aaloudheidt heefc wel eer verdicht, dat Cithere ,
riaas Volmaakc van wezen, quam te voorfchyn uit de zee, hmt En op een fchulptroon dreef te Ciprus aan de ftranden. 'htftvaHHier z^eC men aan ^e ^u^ een grooter Schoohheidt landen-,
Enge- Een pronlcbeeldt der Natuur. elk groet de groote Vrou, "* En werpr zich neer in 't ftof. men zweert haar liefde entrou, Lang leef de Koningin. zo fchreeuwen duizent menfchen.
De bergen dreunen op 't geluidt der zegenwenfehen.
Zo vaart Maria voort in 't midden van 't gewoel.
Haar vaderlyke ftadt, de Britfche Koningsftoel,
Vertoont zich in 't verfchiet. haar boezem wordt bewogen.
De traanen vloejen, op 't aanfchouwen , uit haare oogen.
Haar ziel gedenkt aan 't leet der vroome burgery.
De kerkvervolging , en haar vaders tiranny
De For- Ontftellen haar gemoedt. zo rydt ze binnen Londen, binmn Met traanen in 't gezigt. de ftoet, vooraf gezonden, Lm 'De bloem van 't Hofgezin, ontfangt de Koningin. wordt De Koning zelf verwacht zyn waarde Gemaalin ^<&*In 't vorftelyk paleis. hy valt haar om de leden. venvel-Zyt welkom, zegt de Vorft, gy zult den troon betreeden, Mmt. q Goddelyke Vrou. de landtplaag legt gevelt. Ik heb der volken recht, en 't waar geloof herftelt,
En, door Godts arm gefterkt, de zege wechgedraagen.
Hoe zal de wereldt van uwe overwinning waagen, Zo fpreekt de Ryksvorftin. juichj juich, 6 Engelandt! Myn Wilhem heeft uw recht verdedigt door zyn handt. Maat
|
|||||||
TIERDE BOEK. i6?
Maar fta my toe, 6 Prins, dat ik om d'ongelukken,
En Vaders rampen, die myne ingewanden drukken,
Mag treuren, eer myn handt zyn gulden fcepter zwaait.
G Vader J; hoe is 't radt van uw geluk gedraait i
Uw blinde kerkdrift, Vorli, verwekte u deze plaagen.
Wy zullen, maar met fmerte, uw troonjuweelen draagen.
Hoe kan het menfchdom Godts Voorzienigheidtwe£rftaan,
Diebiedtonsj voor 't belang der Kerk _, de Rykskroonaan,-
Ik moet dat Heiligdom behoen: niets raakt my nader.
Ik heerfche als Koningtn, maar diene u als myn Vader.
En viere u, als myn Vorft, myn Opperhoofdt, en Heer.
My leert de kinderpligt dat ik myn vader eer'.
En gy, 6 Londen, daar ik 't eerfte licht aanfchoude,
Myn kintfche dagen fleet, en met myn Wilhem troude
Voor \ heilig echtaltaar, uit kuifche minnebrandt:
G Vorftelyke Wieg, 6 Stadt, 6 Vaderlandt,
Ai belg u niet, dat ik., voor 't oog der onderdaanen,
Den koninklyken Stoel befproeje met myn traanen,
En 't leet herdenke van myn Vorftelyk geflacht.
Myn Grootvair wierdt wel eer moordtdaadig omgebragr.
Myn Vaders doling heeft hemvan den troon geftooten;
En 't geen des hemels raadt heeft over ons beflooten,,
Is heden onbekent- het wiflelbaar Geval
Eefpot al 't flerflyk volk, maar Grooten boven al.
En gy, myn Prins., laat ons volharden in gebeden,
En voor de waare kerk facts waaken hier beneden,
Godir--
|
||||
WILHEM D E in.
|
|||||||
i€8
|
|||||||
Godtvruchtig leeven naar zyn wet, en 't aardtfche lot
Opdraagen aan 't befluit van dien getrouwen Godt. Hier zwygt de vroome Vrou. 6 voorbeeldt der Vorftinnen, Zo antwoordt haar de Vorft, hoe zal u It ryk beminnen! Hoe zal 't gemeene beft, dervolken hell en vreugdt Voorfpoedig groejen door uw godtsvrucht en uw deugdt. Laat nu de bitfche Nydt myn heerfchappy belaagen, Uw koninklyken ftaat begrimmen: 'k vrees geen plaagen. Alleen uw vroomheidt, die Godts oog van boven ziet, Verzekert ons in dit gevaarlyk ryksgebiet. Geen trotfe weerparty noch muiter zal ons deeren, Wy heerfchen voor 't geloof. wy zullen triomfeeren _, En onze vyanden verdelgen. ik verlaat My op uw deugden, en Gods hulp, in dezen ftaat. Maar wil ons 't ongeluk, oKoningin, beftryden: Wy zullen, wel getrooft, voor Kerk en vryheidt lyden. Ja fneeven voor't Altaar. zo zal Godts groote Zoon Ons kroonen in zyn ryk met een volmaakter kroon. Hoe ftaat de Ridderfchap verrukt en opgetoogen _, Door 5t deugtfaam onderhoudt. de hooffche Juffers droogen De traanen van haar wang. elk voelt haar hart geraakt. 't Gezelfchap fcheidt van een. de tydt van ruft genaakt. Pl'gt'g- Straks wordt de plegtigheidt bereidt naar d'oude wetten, van de Om 't Vorftelyke Paar de kroon op^t hoofdt te zetten. „r°°~ Men treed t eerbiedig naar den tempel, in 't gewoel Van duizent fchaaren; daar de koninklyke ftoel,
'Met
|
|||||||
VIERDE BO E K. i£^
Met diamant verfiert, zo heerlyk blinkt in d'oogen •,
En onbeweegbaar ruft op twee paar marmre boogen.
Het Hofgezin verfchynt in >t prachtig feeftgewaadt.
Men ziet de Ridderfchap, de Grooten, en den Raadt
Van 't Brittenlandtfche ryk, verfiert metftafikleeden,
Langs d'opgepronkte ftraat, en vloertapyten treeden.
Men voert de tekens van hefryk, de goude kroon,
Den koninklyken ftaf, voor 't oog van *t volk, ten toon.
-De Koufiebandt verbeeldc de Ridderlyke waarde.
Het heilig Parkement, dat Godts gebodt verklaarde,
Wei eer befchreven door Profeeten uit zyn mondt,
•Dat vafte zegel van 't genade-en vree-verbondt,
Wordt door den Biflchop langs de wegen omgedraagen.
Een anders vuift befluit den Kruiskelk, door 't behagen
Van d'Oppermajefteit gevult met Chriftus bloet.
Elk munt op 't heerlykft uit in 't midden van zyn ftoet.
De ftraaten krielen van trompetters en tamboeren.
Men ziet'er 't zwaardt van Staat, en andre wapens voeren.
Daar ftapt Vorfl: Wilhem, met Maria, zy aan zy,
Naar 't hooge tempelkoor, om't rechtder heerfchappy
t'Aanvaardcn , in 't gezigt der jtiichende gemeente.
3t Gehemelte, bezaait met peerlen en gefteente,
Zo kunftig geborduurt door d'eedle maagdefchaar,
Bedekt de kruinen van het koninklyke Paar.
Zo ftreeft de Hoffleep voort, en naakt allenks den tempel. De
<De Godtsdienft zelf verwacht den Koning aan den drempel J^t
Y Vcr- ontfangt
den
|
||||
z7o WILHEM DE IIL
Koning Verwelkomt met een kus de koninkjyke Vrou,
£?* f? En fpreekt: zyt welkom in myn heilig kerkgebou j, fpreekt Doorluchte zielen ., die myn rechten zult verweeren ^ J£. Van myn vervolgers. en beftryders triomfeeren. Hun onderneming zal door u in rook vergaan. Hier ftak de Godtheidt zelf uw bruiloftsfakkel aan y Verknoehtj om mynent wil, uw harten voor d'altaaren*. Om Jefus Heiligdom A in 't midden der gevaaren , Te rukken uit den muil van 'c woedende ongediert. Wy hebben eer met vreugdt dien grooten dag geviert: Dien dag, zo heilzaam voor de waare Kruisgenooten. Nu zietmen 3t ganfche ryk, al d'Edellien en Grooten, De Britfche burgery , den Raadt, de Ridderfchap Den tempel naderen , met vrolyk handtgeklap, Om u den fcepter en de rykskroon op te draagen, *n voor- Maar gy, 6 Koning, moet noch worftlen met de plaagen*. *<?"y»En hebt voor eerft geen ruft te wachten op uw troon. fiZlde Gy moet noch menigwerf langs 't veldt, bezaait met doon,, weder- Qp >t m0edig oorlogsros, voor myne vryheidt draaven ^ |
||||||||
varen.
|
||||||||
En in uw Konuigsftaat voor myne altaaren flaaven.
Gy zult de veldtrivier met uw doorluchtig bloet Bepurperen, 6 Vorft. ik hoor uw oorlogsftoet En helden, door uw wondt getroffen, deerlyk klaagen ; Den vyandt fchreeuwen: juieht, Oranje legt verflagen. Maar neen , hy lach vry om uw ingebeelde doodt. De Godtheidt zal uw ziel behouden in den noodt,
En
|
||||||||
V IE RDE BOEK. 171
En om myn kefkbelang en 't ryk uw dagen lerigen.
Zy zal geen laagen noch verradery gehengen, Maar u bevryden op uw zetel voor 't gevveldt. Dit heeft Godts Waarmondt, zyn Orakel, my gefpek. Ik melde aan u 't geheim, in 's hemels Raadt beflooten. Zo fpreekt de Godtsdienftj en geleidt deTroongenooten,/?*
In 't midden van 't gejuich» naar 't heilig kerkaltaar. Jj^fjjf" Men galmt den lofzang uit. men roept in't openbaaf eimtigt
Den Opperkoning aan, wiens Goddelyk vermogen jbfK~
De grootfte Vorften kan verneedren of verhoogen :
Die 't aardtfche Godendom* verheerlykt met de kroon, Leert vreedtfaam heerfchen, naar zyn wetren en geboon. Zo trekt men 'c vorftlyk Paar, na 't einde der gebeden, Hetfo- Het purpre troongewaadt, den ryksrok, aan de leden. nmUyk
d'Aardtsbiflchop kroont de kruin, en biedt den fcepteraan. WOrdc
Nu fchreeut de ganfche fchaar: uw ryk moet eeuwig ftaan. 4'" Leeflang, Maria! leef, 6 W-ilhem, voorBritanje! _, " Zo bloei de Roos in 't veldt van 't fchaduwryke Oranje. chhg
Gy, die den kroondag viert 3 enjuicht, aanlchoutmetmy *^^
Den Hofftoet, die zich voegt aan Koning Wilhems zy, it. Door d'Oppermajefteit gezonden naar beneden. Men ziet Godtvruchtigheidt zyn rechte hand bekleden. Godt > De deugdt vertoont zich in haat aangezigt. zy waakt %&«V/,
Voor 't heilig offervier ■_, dat op het altaar blaakt.
Haar volgt Gerechtigheidt, wel fchoon, maar blindt van oogcn > Gerecb- Zy loom miltdadig, of ftraft zonder mededogen. t,£ " *' Y z Zy
|
||||
i7* WILHEM D E HI.
Zy fchenkt haar evenaar en degen aan den Vorft..
Vrhnt- De Vrientfchap ftaat'er by, zy toont in d'ope borft-
■ apy Haar hart, zo vreedtfaam, maar voor Veinzery geflotcn^ Aan 3t oog van 't Hofgezin, en alle Feeftgenooten. Miltda- Miltdadigheidt (de deugdt_, die Koningen in Go6n
beidt, Herfchept) vertoont zich naafl de Liefde by den troon.
Dapper- Ter flinke zyde praalt de Dapperheidt in 't wapen,
g~* Met Zorg en Wakkcrheidt, wier aogen nimmer flaapen.
Wakker- Staatkunde en Krygsbeleidc verzellen dezen Stoet.
Stoat- Met zulk een. Hofgevolg betreedt Oranjes voet
kunde, £)e trappen van den trpon. nu vluchten alle plaagen.
Krygs- Hier legt de Woede voor den zetel neergeflagen,
vir'zei- ®c Zieldwang aan den voet van 't hooge altaar gevelt..
ten den De breidel knelt den muil van }t overheert Geweldt.
DtWw- De Vryheidt duwt haar fpeer het monfter in.de lenden.
^.» O Heerlyk fchoutoneel! hoe zal uw lyden enden,
Gelukkig Engelandt! de nadir* van rou verdwynt tn?ldt V°or 't'heldre vreugdelicht, dat aan uw hemel fchynt.
ieggen Zo fchuimt de zoa-de lucht vandonkre regenvlaagen ■,
Vta\a~ En pronkt-, met grooter glans verheerlykt, op haar wagen$
Na donderbuien en orkaanen. menfch en vee Herleeven. veldtgewas en kruiden , in een zee Verdronken, ryzen door de koefterende ftraalen. 6 Zegenryke dag ! wie kan al *t heil verhaalen, Dat uw geboorte teelt voor ganfch Euroope ? 6 tydt-I Die zo veel vreugden queekt, in we£rwil van den nydu
Zyt;
|
||||
VIE R DE B O E K. 173
Zyt driemaal wellekoom, 6 kroonfeeft, waardt te vieren!
Gy fluital 't Nachcgefpuis, bekleedt met moordtbanieren, En helfche wapenen .» gefmeedt in }s afgrondts poel, Met yzre boejen aan den koninklyken ftoel. Gy Vorften, die wel eer de rykskroon hebt gedragen / Aan-
En wetten gaaft aan 't volk in uw beroemde dagen, aaTde Maar moede. en uitgeleeft.in dezen tempcl ruft j, *f%
Ontwaakt op 't feeftgeluit. en gy, die eer, met lufb gen.
En onvermoeiden vlyt, de Britfche kerk bewaakte,
Als Jefus Priefterin, rys uit denflaap, volmaaktc Beroemde Elizabeth > 6 trouwe Voedtftervrou KoHei\ Van 't waare kruisgeloof, uw zielsvermaak j, aanfehou z,abetb*.
Uw allerwaardtfte pandt, door Jakobs Jiaat beftreden,
Vervolgt, verfmaadt, verdrukt, en tegens recht en reden Mishandelt, door de vuift van Neerlandts Oorlogsheldt, En Godts Voorzienigheidt in 't Britfche ryk herftelt. Een helfche Kerkplaag zochtden'tempel bm te wroeteiij Maar legt door 't vier van wraak geblikfemt voor zyn voeten, Gelei den Koning, die den Britfchen troon betreedt, Verheerlykt met den ftaf, en 't vorftelyke kleedt, Begroet van duizenden, die op zyn byftandt hoopen. Bedriege ik my? of barft de marmre grafzerk open ? 6 Neen, zy gaapt, ik zie Elizabeth in 't licht j De wangen bleek en naar we&r bloozen op *t gezigt. Slaap nu gerufter in uw onderaardtfche woning 9 Geloof befchermfter, na 't aanfehouwen van de kroning. Y 3 Eau
|
||||
i/4 WILHEM DE III. VIERDE BOEK.
** ie Engy, Maria, die., verheerlykt, voor'c gezigt
^^T Van uwen Heilandc juicht in 't eeuwigfchynent licht, Vorfl. Verwaardig u, 6 Ziel, uit Godts verheve zaalen Dit Feeft t'aanfchouwen; Jaat uwe oogen nederdaalen.
Gy hebt den Koning zelf gedraagen onder \ hart. Gy zaagt den dageraat zyns levens , tor, uw fmart, Door dikke nevelen van haat en nydt onriuiltertj Die heldre Morgenzon door fmaadt en hoon verduifteft, En vroege ftraalen haaft door Afgunft uitgedooft. Begroet hem nu, maar met uw Vaders kroon op *t hoofdt:: Die fchittert van zyn kruin met Goddelyke glaniTen. Beftmt. Zo klimt dat groote Licht op d'allerhoogfte tranflen, En breekt door onweerwolk, en duiftre dampen he£n$ En koeftert met zyn gloedt de zielen hier bene£n. |
|||||
Einde van 't eerfte Deel.
|
|||||
P R I VI L E G I E.
DE Staten van Hollandt ende Weftvrieflandt, doen te weten. AlfooOns gey*
to'ont is by Lucas Rotgans , woonende tot Utrecht, hoc dat hy geerne Wil- hem de derde Koning van Groot-Brittanien , door hem in Hcldcndicht be- fchreven , en in acht Boekcn verdeelt, midtfgaderszyneverdere dichtkundige Werken metdendrukfoudegemeen maaken, ende onder zyne dagelykfe toe* figt engedurigenalefing tot Utrecht laten drukken; Dan alfoo hy niet fonder reden be- dugt was v dat fommige baatfuchtige menfchen, na dat hy veel tyds en arbeids daar toe foude hebben befteedt, en groote onkoften tot het drukken van't felve gedaan, fich mog- ten onderftaan het voorfz. Werk in 'tgeheel often deele in Onfen Lande van Hollandt natedrukken, endikwils by faute van naeukeurige toefigt, en opmerkinge, met alleen desfelfs luifter te beneemen, maar ook felfs aan de dichtkunde, en aan de reputatie van- den Auteur te kort te doen; zo vindt den zelven zig genootfaakt om fulks voor te ko- men, zigteaddrefferen aan Ons, en gehoorfaarr.lt teverfoekcn, dat Wy uit OnfeSou- veraine macht en authoriteit, hem geliefden te vergunncn, gelykmeermalcn in dierge- lykevoorvallengebeurtwas, Ons confent en Octroy, omhet voorfz. Werk Wilh em de derde Koning van Groot Britannien &c. midtsgaders alle zyne dichtkundige Werken te mogen laten drukken, daar hy het goet foude vinden, voor den tyd van vyftien eerft- komende Jaren , fonder dat het binnen dien tyd aan Onfe ingezetenen vry foude ftaan het zelve Werk of eenige derzelve na te drukken, of elders nagedrukt in Onfen Lande te brengen, uyt te geven, of te vcrkoopen , onder zodanige verbeurte, als wy fouden gelieven te ftatueren en te ordonneren. S o o i s t , Dat Wy de zake ende 't ver- foek voorfz. overgemerkt hebbende, ende genegen wefende ter bede van den fuppliant, uit Onfe rechte wetenfchap, fouverainemagtende authoriteit, den felven fuppliant ge- confenteert', geaccordeert, ende geoftroyeert hebben, confenteren, accorderen, ende oftroyeren mitsdefen, dat hygedurendedentydvan vyftien eerft agtereenvolgende jaren het voorfz. Boek genaamt Wilhem de derde Koning van Groot Britannien &c. mitsga- ders alle zyne verdere digtkundige Werken binnen den voorfz. Onfen Lande alleen zal mogen drukken , doen drukken, uitgevenendeverkopen : verbiedende daarom alien en- de een iegelyken het felve Boek in 't geheel ofte deel naartedrukken, ofte elders naar- gedrukt binnen den felven Onfen Lande te brengen, uit te geeven ofte te verkopen, op verbeurte van alle de naargedrukte , ingehragte , ofte verkogte Exemplaren, ende een boete van drie hondert guldens daarenboven te verbenren, te appliceren een derdepart voor den Oflicier die de calange doen zal , een derdepart voor den Armen der plaatfe daar het cafiis yoorvallen zal, endehetreftcrendederdepartvoordenfuppliant. Allesin dien verftande, dat Wy den fuppliant met Onfen Odroye alleen willende gratificeren tot verhoedinge van fyne fchade door het nadrukken van het voorfz. boek, daar door in- genigen deele verftaan den inhoude van dien te authoriferen, ofte te advoueren, ende veelmin het &iv-e onder Onfe Protedtie ende befchermingeeenig meerder credit, aanfien ofte reputatie te geven, nemaar den fuppliant, in cas daarinne rets onbehoorlyks foude inriueren, alle het felve totfynen lafte fal gehouden weefenteverantwoorden, tot dien?' einde wel exprellelyk begeerende, dat by aldien hy defen Onfen O&roye voor het felve Boek fal willen flellen, daar van geen geabrrvicerde ofte gecontraheerde mentie fal mo- gei-it-
|
||||
cen maken, netnaar gehoxiden zal weefen Ihet zelve 0£hoy in 't geheel zonder eenige
Omiflie daar voor te drukken , ofte te doen drukken, ende dat hy gehouden zal zyn een exemplaar van het voorfz. Boek gebonden ende wel geconditioneerttebrengenin de Bi- bliotheecq van Onfe Univerfiteit tot Leiden, ende daar van behoorlyk te doenblyken: alles op poene vanheteffe&vandien teverliefen; Ende ten einde den Suppliant defenOn- fen confente ende O&roye moge genieten als naar behooren, laften Wy alien ende een iegelyken die 't aangaan mag, dat z.y den Suppliant van den inhoude van defen doen, la- ten endegedogen , ruftelyk, vredelyk ende volkomentlyk genieten endegebruyken, cef- ferende alle belet ter contrarie. Gedaan in den Hage onderOnfen grooten Zegele hier aan doen hangen den xxxj<=n July in 't JaarOnsHeerenendeSaligrnakersduifentfeshon- dert fevenentnegentig. |
|||||||||
A. HEINSIU^
|
|||||||||
Tcr Ordonnantic van de Staten
|
|||||||||
SIMON van BEAUMONT.
|
|||||||||
£.ukas Rotgans heeft het recht van deeze privilegie , tot het drukken van lynen
WILHEM DEN DERDEN, en zyae verdere dichtkundige werken, overge- draagen aan Francois Balma, Boekverkoper tot Amfterdam. |
|||||||||