DE VREDE
J
VAN
CARLO WITZ
-ocr page 2- -ocr page 3-........ ..
-ocr page 4-m
lÈ.
£
\'Wh
-ocr page 5-DE VUlîDE VAN CAllLOAVITZ.
-ocr page 6-Sloomdnik vnn J. VAN UOKKIIOVKN tJIrcrhl.
BUKSUNIVERSITEIT UTRECHT
18
r
-ocr page 7-TEn VEnKUIJGINO VAN DEN GUAA.D VAN
AAN DE JliJKS-yNIVERSITEIT TE PTRECHT ,
NA MACHTIGING VAN DEN nECTOU-MAGMFlCUS
lluogléuraar in do Facullcit der ncchUgelccrdlioid,
vülghns ijesluit van den senaat dek universiteit
KN 01\' VOOMDIIACIIT DEH
11e cuts g e l e e u de f a 0 u l t e1 \'j\\
te verdedigen
op Maandag 26 November 1883, des namiddags te 3 uren,
»0011
IIOHEUT VAN ZUIJLEN VAN NI.IKVELT,
.^\'ViHiV^rii ffborrn tf COSSTANTIXOrKI,.
UTRVXniT. - .1. VAN IJOKKUOVKN.
IS83.
• \' \' ( • i. - \' t ■
. . r>
\' Vi _
«ri-, -
\'4\'
îl-,5»-\' •■ .
m]
t \\
\'>•\'. -■•■•,?>■.
» ■
îfT li\'î» ■
vV.
Pv..
-ocr page 9-Voorrede.
Inleiding..............
Hoofdstuk I. Historisch overzicht.....
H00FD.stuk II. Voorbereidende onderhandelingen
Hoofdstuk III. De conferentie tc Carlowitz . .
ijijlage 1. Instrumentum Pacis inter Rom.mo-
Ccasaream Majcstatem et Ottomanicam
portam subscriptum Carlowizii die
26 Jan. 1699.........
Hijlage II. Volmacht door Jacoii Colvkr, Neder-
landsch mediateur. 31 Maart 1698.
Bijlage III. Verklaring der mediateurs nopens de
wapenstilstand met Rusland ....
Hijlagk IV. Ordinibus faederati Kelgiiagiuitur gratiac
|)ro mediatione pacis cum Porta Otto-
manica...........
Hijlagk v. Dankschrijven van Keizer I.koi\'OI.d
aan Jacoh Cülver.......148
Stellingen...............>53
Kladt
3
12
25
75
117
141
144
146
•ui» < \'• <* w: " -yy ic- . .«»o. \'\' • » \'
-TL ..\'1\' . \'r -
-ocr page 11-Mocht deze scliets iets goeds bevatten, dan heb
ik dit in de eerste plaats te danken aan Z. E. Ritter
von Arnkth, Keizerlijk Koninklijk (lehcimraad en
Directeur van het Haus-Hof en Staats-archief te
Weenen, die mij even als zijn onderhebbend per-
soneel met de meeste bereidwilligheid in mijne na-
vorsching ter zijde stond.
Ook den heer Dr. wiuiiilm Haas , Scriptor cum de
Keizerlijke Koninklijke Universiteits bibliotheek te
Weenen zij mijnen oprechten dank gebracht voor
zijne bemoeiingen.
Dit is ook de plaats om den WelEdel Gestrengen
Heer Mr. van den Berg, directeur van het Rijks
archief te \'s Hage cn den WelEdelGeborcn Heer
\'f .
D. A. Balfoort, custos aan de Universiteits Biblio-
theek te Utrecht, mijne erkentelijkheid te betuigen
voor de bijzondere beleefdheid Wciarmede zij mij in
het verzamelen van bronnen voor dit geschrift
behulpzaam waren.
Eindelijk zij het mij nog vergund aan mijnen
hooggeachten promotor, Professor Mr. J, de Louter,
mijnen hartelijk gemeenden dank te betuigen voor
de moeite die ZHGel. bij de samenstelling van mijn
academisch proefschrift ten mijnen opzichte heeft
genomen.
DE VREDE VAN CARLOWITZ.
-ocr page 14-paix dc Carlowitz, conclue entre les
Turcs et les puissances chétiennes, marque
une époque si éclatante de gloire pour les
chrétiens, de décadence pour l\'empire otto-
man , ella a une si haute importance histo-
rique que tout cc qui s\'y rapporte mérite
d\'être exposé avec détail.
VON IIAMMKR,
Hisioire dc F Empire OUoman.
I !
J
É
mX miyLifitt^.
Ontwikkeling van het begrip mediatie.
Zoo wij als onderwerp voor ons academisch
proefschrift de behandeling van den vrede van
Carlowitz onder Engelsch-Hollandsche mediatie
gesloten kozen, was zoowel ons doel om hier-
door weder in het licht te stellen, welke groote
rol onze diplomatie in de zeventiende eeuw in
Europa speelde, als eene bijdrage te leveren
tot de geschiedenis van het volkenrecht.
De eerste vraag die ons ter beantwoording
voorligt is: wat verstaat men onder mediatie?
Voordat wij het antwoord op deze vraag geven,
wenschen wij er op te wijzen, dat mediatie hoofd-
zakelijk in twee gevallen kan te pas komen, name-
lijk: tot voorkoming van eenen oorlog tusschen
twee of meer mogendheden of tot het doen
eindigen van eenen reeds begonnen oorlog tus-
schen dezen.
In de tijden waarvan wij spreken, namelijk het
einde der eeuw, was de mediatie weinig
gebruikelijk; christenmogendheden kozen wel is
waar nu en dan den Paus tot bemiddelaar,
maar de Turken als ongeloovigen hadden zich
tot nog toe nooit tot iets dergelijks laten
vinden. Carlowitz toch is het eerste voorbeeld
dat de Porte de bemiddeling van derde mogend-
heden niet alleen erkende, maar gretig aannam.
De Ouden kenden eene tusschenkomst van
derden, waarvan wij bij de Grieken en ook nog
bij de Romeinen veelvuldig vo9rbeeldcn vinden,
maar deze tusschenkomst uitte zich meestal in
den vorm van arbitrage, die in hoofdzaak van
mediatie verschilt; terwijl toch de arbiter een
soort rechter tusschen partijen is aan wiens
uitspraak zij reeds door het aannemen der
arbitrage gebonden zijn, is de bemiddelaar slechts
een tusschenpersoon door wiens handen alle onder-
handelingen gaan en die slechts dient om het
onderhandelen, dat voor partijen wegens de
onderlinge animositeit, die er dikwijls tusschen
hen bestaat, soms moeielijk is, door zijne tusschen-
komst gemakkelijk te maken.
Wanneer nu een geschil, dat tusschen twee of
meer mogendheden gerezen is of reeds tot een
oorlog aanleiding gegeven heeft moet beslist
worden, kan dit geschieden door bemiddeling
van derden. Deze bemiddeling kan nog het
karakter dragen van het verleenen van zooge-
naamde „bons offices" of van „mediation."
Het groote verschil tusschen het verleenen van
„bons offices" en de mediatie ligt daarin, dat
bij eene eenmaal aangenomen mediatie alle
onderhandelingen door handen van den mediateur
moeten gaan; hij, die zijne „bons offices" verleent
daarentegen, kan er geene aanspraak op maken
dat hem alles gecommuniceerd worde, veeleer
moet hij zich verheugen indien zijne bemoeiingen,
partijen zoover bij elkaar gebracht hebben, dat
zij weder te zamen onderhandelen.
De bekende Engelsche Publicist Sir Robert
Phillimore zoekt het verschil tusschen mediatie
en „bons offices" in de omstandigheid, dat mediatie
slechts kan plaats hebben met toestemming van
beide partijen, „bons offices" daarentegen reeds
aangewend kunnen worden, wanneer slechts
eene der partijen zijne toestemming verleent of
zelfs zonder eenige toestemming; hij zegt in zijn
werk „Commentaries upon International Law"
2® ed. deel III bladz. 775.
-„A neutral power may also act as a mediator
or merely interpose its good offices. Between
the two positions there is a marked difference,
in as much as the former implies the consent of
both belligerents; the latter may be without
the consent of either or with the consent of
only one."
\' 7
De duidelijkste definitie van mediatie zoowel
als van „bons offices" vinden wij in het Staats-
Wörterbuch van Bluntschli en Brater; wij laten
ze derhalve in extenso volgen: „Bei einer Ver-
mittlung nimmt eine dritte Macht an den Ver-
handlungen Theil, indem Sie ihre Thätigkeit zur
Brücke der Willenseinigung beider Parteien
macht. Entweder die vermittlende Macht nimmt
unmittelbar an den Berathungen Theil so dasz
die beiderseitigen Erklärungen in Ihrer Gegenwart
erfolgen; oder die Vorschläge und Gegenvor-
schläge der Parteien gelangen wenigstens schrift-
lich in ihre Hände; Letzteres ist das seltenere,
gewöhnlich sucht der Vermittler durch sofortige
unmittelbare Betheiligung an den Konferenzen
der Parteien derer versöhnlichen Beschlüsse zu
beschleunigen. Von den „Leisten guter Diensten"
unterscheidet sich der „Vermittler" schon dadurch
\') Bluntschli en Bnitcr, Deutsches Staats Wörterbuch L\\
Hand Seite 641.
8
dasz er sich nicht darauf beschränkt allgemeinhin
zur Versöhnung und zur Eintracht zu ermahnen
und die eigenen Vorschläge der Parteien bald
bei der einen bald bei der anderen Partei zur
Annahme zu empfehlen sondern auch mit selb-
ständigen Ausgleichungsvorschlägen hervortritt."
Eindelijk willen wij nog het gevoelen van
den bekenden Franschen publicist Calvo ver-
melden over het karakter, dat de mediatie eigen-
lijk draagt
„En principe, zegt hij : la médiation n\'est qu\'un
moyen de conciliation, un acheminement vers
l\'entente amiable des parties; mais l\'acceptation
de ces résultats n\'est pas obligatoire et ne se
laisse pas imposer. On peut dire seulement, que
quand les bons offices du médiateur ont été
acceptés et ont fait entrevoir la possibilité d\'une
transaction équitable, les deux parties, à moins
de s\'exposer au soupçon de mauvaise foi ou
\') Calvo Tom. II. P. 545 § 1470.
-ocr page 21-au reproche de persévérer dans des prétensions
exagérées contraires à la justice, sont dans
l\'obligation morale de faire taire leurs ressen-
timents et d\'accepter ce qu\'un ami commun
leur présente comme conciliant et sauvegardant
tous les droits."
Het gevoelen dat het eene moreele verplich-
ting is voor Staten om te trachten hunne geschil-
len door bemiddeling van derden te beslechten,
begint meer en meer veld te winnen.
Kwam eene zoodanige bemiddeling in oude
tijden uiterst zelden voor en was het dan
meestal de Paus die de rol van bemiddelaar
op zich nam, wij vinden in een der belang-
rijkste congressen van deze eeuw het be-
ginsel aangenomen, dat mogendheden wanneer
er tusschen hen een conflict ontstaan is, hunne
toevlucht behooren te nemen tot een derde
bevriende mogendheid, ten einde door diens
tusschenkomst tot een bevredigend resultaat
tc geraken. In het 23. protocol immers der
lO
conferentie van Parijs in 1856 hebben de ver-
tegenwoordigers van Engeland, Frankrijk, Oos-
tenrijk, Pruisen, Rusland, Sardinië en Turkije uit
naam hunner regeering het volgende verklaard :
„que les Etats entre lesquels s\'éléverait un dis-
sentiment sérieux, avant d\'en appeler aux armes,
eussent recours, en tant que les circonstances
l\'admettraient, aux bons offices d\'une puissance
amie" ; bovendien werd de .wensch uitgesproken,
dat de op de conferentie niet vertegenwoordigde
mogendheden zouden instemmen met dit beginsel.
Hoewel de vruchten van deze verklaring
niet zeer apparent zijn geweest (Engeland heeft
b.v. in 1870 aan Frankrijk en Pruisen zijne
goede diensten aangeboden, maar werd vrien-
delijk afgewezen), zoo meenen wij toch dat
waar de oorlog niet reeds vast besloten is,
bij geschillen welke voor minnelijke schikking
vatbaar zijn, de bemiddeling van een derde mo-
gendheid het meest gewenschte middel is om
tot eenen duurzamen vrede te geraken.
11
Wij verkiezen dit middel verre boven de be-
slissing van de groote mogendheden, wier ver-
tegenwoordigers in Congres vereenigd over het
lot van Europa beschikken en niet zelden juist
door hunne besluiten met geweld door te voeren de
aanleiding zijn tot bloedige oorlogen in plaats
van ze te voorkomen of te doen eindigen.
Ook het nog onlangs door de V. S. van
Noord-Amerika voorgestelde idéé van algemeene
arbitrage, achten wij eene utopie; de Europeesche
mogendheden schijnen wel van hetzelfde ge-
voelen te zijn, daar alleen het kleine Zwitserland
zijne adhaesie aan dat denkbeeld heeft verleend.
HOOFDSTUK I.
Historisch overzicht.
Gaan wij in verband met ons onderwerp den
toestand der verschillende bij den vrede^ van
Carlowitz betrokken mogendheden na, zoo valt
ons oog het eerst op die rijken, aan wier
onderlingen strijd bovengenoemde vrede een
einde maakte.
Het verdrag van Vasvar had in 1664 een
einde gemaakt aan den oorlog, die de be-
heerscher van het Roomsche Rijk en de Sultan
van Turkije sedert geruimen tijd gevoerd had-
den. In weerwil van twee schitterende over-
a
fli
Hl
I
iï-.
it.-
13
winningen in den laatsten veldtocht door den
Keizer behaald, waren de voorwaarden van
dat verdrag zeer onvoordeelig voor hem en
werden den bigotten, geheel onder den invloed
van de Jesuiten staanden, Leopold I de handen
vrijgelaten om het Protestantisme, dat in dien
tijd vooral in de hoogere standen bij zijne Hon-
gaarsche onderdanen grooten aanhang vond,te
onderdrukken.
Dit verdroegen de steeds zoo vrijheidslievende
Hongaren slechts noode èn reeds in het jaar
1670 brak, al was het dan op kleine schaal,
een opstand uit; eenige der aanvoerders met
name de graven Zriniy, Nadasdi, Frangipani
en Tettenbach werden, nadat zij wegens hoog-
verraad waren veroordeeld, ter dood gebracht,
terwijl vele andere Hongaarsche edellieden be-
dlucht voor \'s Keizers wraak, de wijk namen
naar het onder Turksche Souvereiniteit staande
Zevenbergen, waar de hun toegedane Vorst
Apaffy heerschte.
H
Hierdoor niet wijzer geworden, ging Leopold
voort met het vervolgen der protestanten, zoodat
de partij van den opstand met den dag aan-
groeide.
Bovendien werden de opstandelingen met geld
en beloften door den Franschen koning aangemoe-
digd, wijl deze in het westen de handen vrij wilde
hebben. De markies de Béthune, zwager van den
Poolschen koning Johannes Sobiëski, slootin 1674
met Apafify, den Vorst van Zevenbergen en met
i . graaf Tököli, den voornaamsten der ontevreden
I
Hongaarsche edellieden, een verbond waarbij
den opstandelingen maandelijks 15000 écus
ij; i , en een corps van 6000 Poolsche en Zevenberg-
: sehe dragonders beloofd werden. Deze troepen
zouden staan onder het bevel van den markies
de Béthune, die volgens bovengemeld verdrag
door de Hongaren tot hun Koning moest ge-
kozen worden.
Tot nog toe waren de opstandelingen slechts
op kleine schaal te werk gegaan, doch in het
iV
15
jaar 1678 behaalden zij vele voordeelen en
kwamen zelfs te Heiligenkreuz, een plaatsje op
drie uur afstands van Weenen, waar zij echter
onder hun aanvoerder graaf Tököli werden
verslagen. Dit onstuimig vooruitdringen deed
den Keizer naar den vrede verlangen en er werd
in 1680 eene commissie benoemd, die eene
verzoening moest trachten tot stand te brengen.
De onderhandelingen dezer commissie Hepen uit
op eene wapenstilstand, 15 November 1680
voor twee jaren gesloten; inmiddels zouden op
eenen rijksdag de Hongaarsche zaken geregeld
worden. Die rijksdag had dan ook werkelijk
te Oedenburg plaats, maar toen de groote
eischen van Tököli, door de beloften van den
vizier, overmoedig geworden, niet werden in-
gewilligd, zeide hij den wapen.stilstand op. De
vizier namelijk, had aan Tököli beloofd hem
"iet zijne geheele macht te hulp te zullen
l<omcn.
De
oorlog begon alzoo op nieuw en ditmaal
-ocr page 28-i6
met de openlijke hulp der Turken. De Keizer
deed nog eene poging om zich de ongeloovigen
van den hals te schuiven en zond Graaf Albrecht
van Caprara als gezant met groot gevolg naar
Constantinopel om te trachten vrede of wapen-
stilstand te verkrijgen; de eischen van den
Sultan waren echter van dien aard (een millioen
dukaten, de afstand van Hongarije enz.), dat
ook deze poging misluktè.
Nog staande deze onderhandelingen nam
Tököli in vereeniging met Ibrahim Pacha, den
Turkschen gouverneur van de in 1541 veroverde
vesting Ofen (het tegenwoordige Buda-Pesth),
de vesting Tulek; hiervoor kreeg Tököli de
keiz. ott. firman van 29 September 1682,
waarbij hem als vorst der Kruczen de konink-
lijke waardigheid werd toegekend. Ten teeken
hiervan werden hem den standaard en de paarden-
staarten, die aan zijne waardigheid verbonden
waren, overhandigd.
Eindelijk op 2 Januari 1683 werd de oorlog
i
•! !
17
tegen keizer Leopold officieel den volke ver-
kondigd door het planten van de Turksche
standaarden in Adrianopel, de tweede stad des
rijks. Om dit heuchelijke feit te vieren, liet de
Sultan eene groote jacht houden waarbij volgens
von Hammer dertigduizend drijvers dienst deden,
wier onderhoud 150000 écus kostte en waar-
van een aanzienlijk getal onder de vennoeienissen
van de jacht bezweek.
Graaf Caprara kreeg zijne paspoorten nadat hij
eenigen tijd, onder bewaking van de Janitzaren,
dlie hem en zijn gevolg echter goed behandelden,
had moeten wachten en mocht vertrekken om te
Weenen te melden, welke groote aanstalten de
Sultan voor den oorlog had gemaakt.
Toen keizer Leopold door Caprara van de
groote oorlogstoebereidselen van Sultan Maho-
med IV hoorde, was zijne eerste zorg bondge-
nooten te winnen.
Het allereerst .sloeg hij het oog op Polen,
<-He krachtige, doch bij elke nieuwe koningskeuze
•2
-ocr page 30-i8
steeds door binnenlandsche twisten geteisterde
republikeinsche monarchie. Haar koning Jan
Sobiëski was niet ongeneigd aan zijn roepstem
gehoor te geven en zoo werd dan onder be-
scherming en garantie van den Paus den
Ä^aart 1683 te Warschau het of- en defensief
verbond gesloten, dat bekend is onder den
naam van „la sainte ligue."
\') Door in alle zaken van eenig gewicht de beslissing
aan zijne rijksgrooten over tc laten, legde Kasimir de
Groote (1333—137°) den grondslag voor dien oligarchisch-
aristocratisclien regeeringsvorm der latere republikeinsche
monarchie.
Na het uitsterven van het huis der Jagellonen (1572) werd
in. Polen de nieuwe koning na den dood van zijn voor-
ganger gekozen.
De naam „republikeinsche monarchie" laat zich verkla-
ren door de weinige macht die de koning in Polen had.
; . Daar toch was alle macht in handen van den rijksraad,
waarin alleen de adel zitting had. De drie machtigste
ambtenaren. de Groot-Kanselier, Groot-Schatmeester en
Groot-Maarschalk waren den koning zelfs niet rekenplichtig.
(Schlosser, Wereldgeschiedenis dl. 8 bl. 92, dl. 3 bl. 65,
dl. 6 bl. 444.)
I- I:
-ocr page 31-19
De oorlog zou door ieder der partijen zelfstan-
dig gevoerd worden, alleen voor het geval dat
een der beide hoofdsteden Weenen of Krakau
gevaar liep, werd gestipuleerd dat de beide
souvereinen hunne krachten zouden vereenigen
om de bedreigde stad te ontzetten.
De keizer deed afstand van zijne geldelijke
pretentiën op de republiek, wegens de kosten van
den laatsten oorlog met Zweden en beloofde
verder eene som van 1.200.000 fl. voor de kosten
van de eerste campagne.
Met verbond van Warschau behelsde ook nog
de clausule, dat de keizer geen vrede met de
Porte zou sluiten zoo niet Kaminiec, de sleutel van
Polen, door dit rijk was genomen of aan het-
zelve bij den vrede werd ingeruimd.
Eene lange beschrijving van de campagne
van 1683 J\'-ou ons te ver voeren; genoeg
^Ü gezegd, dat Kara Mustapha, Groot-vizier
en Seraskiër, zonder volgens den raad van den
ouden en ervaren Ibrahim Pacha, eerst Raab
20
in te nemen, zich onmiddeUijk naar Weenen begaf
waarvoor hij het beleg sloeg. De uitslag hier-
van en de bevrijding door koning Sobiëski,
waarvan onlangs in Weenen het tweede eeuw-
feest gevierd werd, zijn te zeer bekend om er
over uit te weiden.
De nederlaag bij Weenen had ten gevolge,
dat de keizerlijke troepen in deze en de volgende
campagnes bijna geheel Hongarije en Transyl-
vanië konden heroveren en zelfs het voor on-
neembaar gehouden Ofen (Buda-Pesth) in 1686
voor hunne wapenen moest bukken.
Eerst na het gelukkig verijdelen van den
aan.slag op Weenen trad de republiek Venetië
tot het heilig verbond toe; het was de eerste
maal dat deze trotsche, doch door haar a;in-
houdende oorlog\'en met hare vroeger zoo mach-
tige zuster Genua verzwakte, republiek tegen de
Porte aanvallenderwijs te werk ging en zelfs het
eerst den oorlog verklaarde.
Verder had de keizer zich de hulp weten te
-ocr page 33-2 I
verzekeren van verscheidene machtige rijksvorsten
zooals de keurvorsten van Saksen, Beieren en
Brandenburg, de Kreis van Franconiën enz.
In 1686 sloot zich ook de Czaar der Mos-
covieten, Peter de Groote, bij de verbondenen aan,
ten einde ook in het zuiden van zijn rijk aan
de Zwarte Zee havens te veroveren; in dien tijd
toch waren de ongeloovigen in het bezit der
geheele kust van den Pontus Euxinus.
Wat de overige mogendheden van Europa
betreft, deze waren grootendeels in oorlog met
l^rankrijk, doordien Willem de Derde, Stad hou-
der der republiek van de Vereenigde Nederlan-
tlen, de aartsvijand van Lodewijk XIV al diens
naburen tegen hem in het iiarnas gejaagd
liad, door aan te toonen dat Frankrijks koning
naar de „monarchie universelle" streefde.
Daar men in dien tijd zeer met het lüuropeesch
evenwicht dweepte, viel het Willem niet.nioeielijk,
^^oodra hij de omliggende staten overtuigd had, dat
Lodewijk naar onbehoorlijke uitbreiding van zijn
22
grondgebied streefde, hen tegen Frankrijk te
velde te doen trekken, te meer daar hij ze
allen afzonderlijk zooals Garden het eigenaardig
uitdrukt „une crainte" en „un appas" voorspie-
gelde. Zoo traden dan de keizer, de meeste vorsten
van het Duitsche rijk, als de keurvorsten van
de Paltz en Beieren, de hertogen van Brunswijk
en Hannover met de republiek tot het verbond
tegen Lodewijk toe.
Toen Willem op verzoek van de, met de re-
geering van den despotieken en roomschgezin-
den Jacobus 11 ontevreden Engelschen, zich op
den troon der StuarLs had geplaatst, schaarde
zich het machtige Engeland onmiddellijk aan de
zijde yan de verbondenen tegen Frankrijk en
was niet-een van de minste tegenstanders waar-
mede koning Lodewijk rekening had te houden.
Doch reeds voor dat de onafgebroken pogin-
gen der Engelsche en Nederlandsche diplomaten,
\') Comte de Garden, Histoire génerale des Traites do Paix.
7
-ocr page 35-23
om in het Oosten den vrede te bewerken, (waar
door de machtigste der vijanden van Frankrijk,
keizer Leopold, zijne handen vrij zou gekregen
V
hebben om met alle krachten de verbondenen bij
te staan) met succes bekroond werden, kwam in het
Westen de vrede te Rijswijk met Frankrijk tot stand.
Dadelijk na de troonsbestijging van Willem III
had Lodewijk XIV door zijn Ambassadeur bij
de verheven Porte, den markies de Chateauneuf,
groote moeite gedaan om te verhinderen dat
de Sultan van Turkije, Willem als koning van
Groot-Brittannië erkennen zou, ten einde niet
alleen diens bemoeiingen als bemiddelaar tus.schen
dat rijk en den keizer met zijne geallieerden uit
te sluiten, maar ook aan den handel van Knge-
land een gevoeligen knak te geven.
De lingelsche schepen, varende onder de vlag
van een overweldiger zooals Willem, zoodra men
hem niet erkende moest gequalificeerd worden,
konden door de Turksche kapers voor goeden
^uit verklaard worden en genoten ook niet de
24
immuniteit, die schepen van vrienden en bond-
genooten der Porte in hare havens hadden.
De Grootvizier Mustapha Koeprili, sloeg echter
geen acht op de voorstellingen van den Fran-
schen Ambassadeur, hij zeide „dat hij werkelijk
koning was, dien de Engelschen als koning
erkenden en dat het waarlijk niet aan de
Ottomanen, die zoo dikwijls hunne beheerschers
afzetten, betaamde andere volken dat recht te
ontzeggen."
\') De reden, die den vizier voor zijne weigering opgaf
was zeer gegrond; bijna terzelfder tijd toch; dat de Engel-
schen hun koning Karei I onthoofdden, vermoordden de
Turken hun Sultan Ibrahim en pas kort te voren hadden
zij den Sultan Mohammed IV een gelijk lot als Jacobus II
doen ondergaan.
HOOFDSTUK IL
A^\'OORBEREIDEXDE ONDERHAXDELIXCtEX.
Het gevolg van den tegenspoed harer wapenen
en de vermeerdering harer vijanden was, dat de
Porte naar vrede begon te haken ; door den Hol-
landschen resident Colyer daartoe aangezet, be-
sloot de Turksche regeering eene Ambassade
naar Weenen te zenden onder het voorwendsel
van aan den keizer de troonsbestijging van
Sultan Suleiman te notificeeren. De Ambassade
bestaande uit de gezanten Sulfikar-Effendi en
Alexander Maurocordato kwam het eerst met
de keizerlijken in aanraking, twee dagen na
26
den val van het Turksche Belgrado; zij vroegen
om een vrijgeleide naar Weenen en werden zeer
goed door den keizerlijken bevelhebber, den Prins-
Keurvorst van Beieren ontvangen.
In de nabijheid van Weenen aangekomen,
werden de gezanten opgehouden en hun het
lustslot Pottendorf tot verblijf aangewezen. Hier
bleven zij vier maanden in een toestand, die indien
het geen gevangenschap was, er zeer veel
op geleek; de tijd werd doorgebracht met het
wisselen van nota\'s met den Graaf van Caraffa
over de wijze waarop de gezanten hunne brieven
zouden uitreiken, het ceremonieel bij de keizer-
lijke audientie in acht te nemen enz. enz.
Een groot punt van verschil was vooral de
vraag of den gezanten van de Porte de rang
moest toegekend worden van ambassadeur,
envoyé of internuntius. Hunne geloofsbrieven
gaven hun den zeer onbestemden titel van pleni-
potentiarissen; eindelijk besloot men ze* als
envqyés te beschouwen.
27
Hoewel deze kibbelarijen over het ceremo-
nieel waaraan men destijd zeer hechtte, niet
louter voorwendselen waren om de audientie
uit te stellen, zoo waren zij toch een zeer ge-
wenscht middel om de zeer langzame en be-
sluitelooze regeeringen van Polen en Venetië den
tijd te geven om de instructiën voor de onder-
handelingen aan hunne Ambassadeurs te Weenen
te doen geworden.
Toen eindelijk de keizerlijke audientie plaats
had, werd daar met geen woord van onderhan-
delingen gerept, men vergenoegde zich met
van ééne zijde, onder betuiging van de meest
vredelievende gezindheid, de troonsbestijging te
/
melden, terwijl daarop van den kant des keizers
met veel welwillendheid werd geantwoord.
Toen twee dagen na de keizerlijke audientie
de eerste conferentie plaats had, bleek het dat
de Poolsche Ambassadeur Raczynski door den in-
vloed aan het Poolsche hof van Lodewijk XIV,
die er steeds op uit was in het Oosten een
28
spaak in het wiel te steken, van zijne regeering
slechts in zóóverre eene volmacht gekregen had,
dat hij de proposities der Turksche gevolmach-
tigden kon aanhooren, doch geenszins gerech-
tigd was een verdrag te sluiten. Niettegenstaande
de tegenwerpingen der Turken werd hij evenals
zijn Venetiaansche collega Cornaro, wiens vol-
machten nog niet waren aangekomen, tot de
conferentie toegelaten.
De eerste drie samenkomsten verliepen zonder
resultaat daar men twistte over de vraag van
wien het initiatief tot aanbieding van voorstellen
moest komen, welke vraag beslist werd door
dat men overeenkwam gelijktijdig de proposities
te overhandigen.
Middelerwijl verzochten de gevolmachtigden
der Porte den Hollandschen resident Jacob Hojj
om zijne „bons offices" namens hunne Hoogmo-
genden de Staten Generaal, bij de keizerlijke
regeering aan te wenden; hieraan gaf Hop, die
de vredelievende gezindheid zijner meesters kende.
29
bereidwillig gehoor en uit de omstandigheid, dat
hij de eenige diplomaat was die bij de Turk-
sche gevolmachtigden werd toegelaten, terwijl
hij steeds door hen werd gebezigd om hunne
verschillende proposities en tegenproposities aan
de verschillende onderhandelaars te doen toe-
komen, kan men opmaken dat de keizerlijke
regeering zijne „bons offices" erkende en ook
harerzijds daarvan gebruik maakte.
In de zesde conferentie werden eindelijk de
volmachten van alle onderhandelaars voorgelezen
en gewisseld en deden de verschillende partijen
hunne eischen. Onder meer verlangden de
Oostenrijkers de onverwijlde uitlevering van
Tököli, als zijnde hij de eerste oorzaak van
den oorlog. De Turken antwoordden hierop,
dat hoewel genoemde Tököli dien zij reeds
hadden gevangen gezet, daar zij hunne neder-
lagen grootendeels aan zijn slecht beleid toe-
schreven, een hond was aan wiens leven of
sterven der Porte weinig gelegen was, zij geene
30
instructiën hadden om zijne uitlevering toe te
staan, dat zij dit punt niet konden beloven
maar het in overweging zouden nemen en ver-
meenden dat het niet van genoegzaam belang
was om aan de vaststelling van de vredes-
basis in den weg te staan.
Op de opmerking van Hop, dat daar zij zeiven
Tököli als een hond beschouwden, zij ook
niet konden aarzelen hem uit te leveren gaven
de Turken het volgend eigenaardig antwoord: „In
de daad is Tököli een hond, die opzit of gaat
liggen, blaft of zwijgt op bevel van den Padi-
schah, maar de hond des Sultans der Otto-
manen kan op diens bevel in een geweldigen
leeuw veranderen."
De Turken, die ter conferentie gekomen waren,
bereid een vrede te sluiten op de basis van
het „Uti Possideti.s" of werkelijk bezit, hetgeen voor
hen al eene aanmerkelijke gebiedsvermindering
zou uitmaken, zagen zich in die verwachting
bedrogen; alle leden toch van de zoogenaamde
31
heilige liga, verlangden boven en behalve hunne
werkelijke veroveringen nog belangrijk meer.
De loop van deze onderhandelingen nauwkeu-
rig te volgen ligt niet op onzen weg, wij zullen
ons dus vergenoegen met te melden dat zij, daar
de verbondenen zagen dat de Turken tot geene
groote concessies boven hetgeen zij reeds door
de aanneming van het „Uti Possidetis" moesten
geven bereid waren, besloten het meerdere
wat zij verlangden door de wapenen te verkrij-
gen. Te dien einde lazen zij den elfden Juni 1689
in de veertiende conferentie den Turken eene
declaratie voor, die\' de schuld van het afbre-
ken der onderhandelingen geheel op deze wierp.
Nog mochten de gevolgmachtigden der Porte
niet vertrekken, zij kregen slechts vergunning
een bode naar Konstantinopel te zenden en
werden zelve naar Komorn overgebracht. Eerst
in den winter kwam de bode terug met nieuwe
instructies, die de gezanten den 19. Januari
1690 aan den Kardinaal Collonitz overhandigden.
Deze instructies schijnen voor de verbondenen
evenwel geene gunstige voorstellen te hebben
behelsd; althans wij vinden de gezanten telkens
luider op de vergunning aandringen om naar
hun land terug te keeren. Eerst na den dood van
Sultan Suleiman, waardoor hunne volmachten
waardeloos geworden waren, kregen Sulfikar
Efifendi en Maurocordato de gevraagde ver-
gunning en kwamen in Mei 1692, na een afwe-
zigheid van ruim drie jaar, in de hoofdstad des
rijks terug.
Wij wenschen de aandacht te vestigen op dit
.geval als zijnde hierin onzes inziens ongetwijfeld
in strijd met het volkenrecht gehandeld.
Bij Grotius vinden wij bk. II tit. 18 n". 6. i.
van de Fransche editie het volgende : „Lorsqu\'on
a une fois reçu l\'Ambassade; meme de la part
d\'un Ennemi ddclaré....... les ambassadeurs
sont sous la protection du droit des Gens." Op
gezag van zulk eene autoriteit als Grotiûs uit-
gemaakt hebbende, dat de Turksche gezanten
33
onder bescherming van het volkenrecht stonden,
willen wij nagaan of het ophouden van die ge-
zanten, nadat zij hun wensch om te vertrekken
te kennen gegeven hadden, een inbreuk op dat
recht constitueert.
Alartens zegt : \') „Si l\'Etat consent à reçevoir
les agents, il peut y mettre ses conditions; une
entière sûreté personnelle est dans tous les cas
hors de cause." In hoeverre nu het vasthouden
van gezanten overeen te brengen is met „une
entière sûreté personnelle" laten wij aan ieders
appreciatie over. De Porte echter heeft deze
persoonlijke veiligheid wel eens als voorwendsel
gebezigd om gezanten van mogendheden waar-
mede zij in oorlog was in de beruchte „Zeven
Torens" op te sluiten, voorgevende dat het
diende om hen voor de uitspattingen van het
gepeupel van Constantinopel te beveiligen.
\') Ch. Baron de Martens, Guide Diplomatique torn i,
page 44. Paris ct I^^ipsic.
34
Zij heeft evenwel in later tijd hiervan afgezien,
althans verklaarde zij tijdens de Grieksche be-
vrijdingsoorlog, om het overhaaste vertrek der
Ambassadeurs van Frankrijk, Engeland en Rus-
land te verhinderen, „dat de Zeven Torens niet
meer bestonden." Martens noemt het „un usage
brutal dont le progrès des moeurs a fait justice."
Nog beslister laten de volgende autoriteiten
zich over dit punt uit: Bluntschli zegt: „Unter
allen Umständen, selbst nach einer Kriegserklä-
rung, hat der Empfangstaat die Pflicht, dafür
zu sorgen, dasz der scheidende Gezandte unver-
sehrt das Staatsgebiet verlassen könne. Wenn
nöthig, had er Ihm be waffnette Bedeckung zum
Schutze bei zugeben."
Ook Heffter laat ons over dit punt niet in het
duister, waar hij schrijft:^) „Eine Zurückhaltung
\') Bluntschli, Das moderne Volkerrecht der civilisirten
Staaten. Nördlingen 1868 seite 149 § 239.
-) Heffter, Das Europaische Volkerrecht der Gegenwart
Siebente Ausgabe, Berlin 1B82 seite 455 § 226 al. 2.
35
des Gesandten, so wie der mit Ihm befriedeten
Personen und Sachen im fremden Territorium
kann unter keinen Vorwande stattfinden, aus-
genommen um eine Retaliation zu üben."
„Lastly — zegt de bekende Engelsche publicist
Sir Robert Phillimore — the right (of inviolability)
is not affected by the breaking out of war be-
tween his (the Ambassadors) own country and
that to which he is sent." Als een inbreuk van
die „inviolability" noemt nu Phillimore het hier-
boven reeds aangehaalde geval van de Zeven
Torens, zoodat wij zien dat ook deze Engelsche
schrijver de vrijheid van beweging als een deel
van de onschendbaarheid der gezanten beschouwt.
Niettegenstaande de terugkomst van de Otto-
manische Ambassade werden de onderhandelingen
niet afgebroken doch integendeel gedurende het
geheele jaar door tusschenkomst van de Engel-
sche en Hollandsche Ambassades voortgezet.
In het jaar 1692 kwam de heer van Heems-
kerk, Nederlandsch resident, tevens door den
36
koning van Engeland tot het negotieeren van
den vrede gemachtigd, met luisterrijk gevolg in
Turkije aan, ten einde de vredesvoorstellen
van den keizer en zijne bondgenooten aan te
bieden. Volgens het werk van Mr. Bosscha
scheen Heemskerk reeds een goed eind met
de onderhandehngen gevorderd te zijn, toen
hij door een brief van keizer Leopold ver-
rast werd, waarin deze hem verweet zich te
ver tegenover de Turken uitgelaten te hebben
en door het op den voorgrond plaatsen van
het,, Uti Possidetis" als hoofdvoorwaarde van een
eventueel verdrag, op de later te houden onder-
\'handelingen te hebben gepraejudicieerd. Deze
brief was een uitvloeisel van eene mededeeling
van Lord Paget, . Britsch Ambassadeur bij
de Porte, dien wij later als een eerzuchtig,
hoogst onaangenaam en op de Hollanders zeer
J
Mr. P. Bosscha, De geschiedenis van oostelijk en
noordelijk Europa van 1687—1716. Zalt-Bommel 1860.
37
afgunstig personaage zullen leeren kennen.
Lord Paget kon het niet verkroppen, dat
van Heemskerk niet op hem had meenen te
moeten wachten met het beginnen der onderhan-
delingen en zoodoende de kans liep van alleen
de eer van een vrede te hebben bewerkstelligd,
in te oogsten. Hoewel van Heemskerk in een
lang rapport aan den keizer aantoonde, dat hij
in deze volstrekt zijne volmachten niet was te
buiten gegaan, zoo droeg toch dit incident belang-
rijk bij om de onderhandelingen, die reeds op goe-
den weg waren, weder dien slependen gang te
doen hernemen dien zij sedert jaren hadden.
Dat de onderhandelingen van Heemskerk en
Colyer, zijn ambtgenoot bij de Porte, in goeden
gang waren, benevens het door vele schrijvers
bestreden feit, dat de mediatie van Hunne Hoog-
Mogenden reeds vroeger, zij het dan ook wel-
licht slechts officieus, was aangeboden en door
de Turken aangenomen, blijkt uit het volgende
uittreksel eener missive van Colyer, voorkomende
38
in de door Mr. Bosscha uitgegeven briefwisseling
tusschen genoemden diplomaat en Cuper, een
geleerd en voornaam lid der Staten Generaal;
de brief is gedagteekend 4 Juni 1693 en luidt:
„De heere van Heemskerk en ick hebben van
tydt tot tydt den Koningh van Engelandt en
haer Ho. Mog. gesamentlyck gants onderdaenigh
bekent gemaeckt de devoiren, die by ons syn
aangewendt tot het aengaen van een vreede
tusschen den G. Heer ende den Room. Keyser
en syne geallieerden, en bennen daerinne wel
sooverre geavanceert, dat de Porta wederom ge-
declareert heeft, dat de geoffereerde mediatie
van hooged. syne Kon. Maj. en haar Ho. Mog.
haer ten hoogsten aangenaem en danckbaar aan-
genomen was, en dat het hof inderdaet tot een
vrede inclineerde: maer synde eene saecke van
de hoogste aengelegenheyt, men niet vreemt
moste dencken, dat daerover hooge raad wierde
gehouden met diegenen; de welcke part en
m
deel aan het ryck hebben, en insonderheyt met
-ocr page 51-39
den Tartar Ghan, uyt de Crim opgebroocken,
om sich tot Sophia of Belgrado by den \\\'^esier
te vervoughen, dat ten hoogste noodigh geacht
was met syn Hoogheyt daerover te confereren
onaangesien de zwarigheden, die bij ons ge-
allegeert waren, dat de vrede door dit delay,
verachtert off in \'t onzeker gesteld konde wor-
den, nae behooren waeren geconsidereerd; doch
dat swaerst hun het swaerst moste gelden en
wy den tyd niet soo nauw behoorden te limite-
ren : dat dusdaenigh redelyck uytstel het succes van
de vredesnegotiatie soowel konde faciliteren als
hinderlyck wesen, aangezien met een generale
approbatie te resoluter gegaen konde worden; —
dat deze conferentie niet alleen het gealligeer-
de, maar oock de conservatie en securiteyt
van \'t tegenwoordige governo en subjecten ,
die heLselfde composeeren, concerneerde ; dat
de Porta haer daerna soude declareren met een
positief antwoort, gelyck belooft was, tot het
aengaen van een generale vreede, met ver-
40
klaringhe van voorwaarden, waerop deselve
geëfifectueert konden worden, etc. En mitsdien
de Turckse vastendagen nu geeyndigt ende de
vier feestdagen ingegaen syn, mitgaders den tijd
van des Vesiers vertreck (dat tegen den 20.
deses vastgesteld is) nadert, hopen wy van het
gene voorgeschreven staet binnen 3 ä vier dagen
meerder verseekeringen te bekomen."
Dat verwachte antwoord schijnt niet naar
wensch geweest te zijn zooals blijkt uit het vol-
gende uittreksel uit een brief van Colyer aan
Cuper gedagteekend Adrianopel 15 Julij 93.
„De heer van Heemskerk den Vesier voor syn
vertreck by monde en in geschrifte verklaert
hebbende, dat mitsdien de aengewende devoiren
tot een eerlycke vreede teghens verwachtinge van
den Koningh van Engelandt en haer Ho. Mog.
waren uytgevallen, hy ordre hadde, sich van dit
hoff te licentieren en soo ras doenlyck nae dat
van Weenen te retireren, tot wekker eynde hy
«
daerbenevens versochte, dat tot syn transport
-ocr page 53-41
de nodige ordres moghten werden gesteld : daerop
den Vesier in substantie heeft geantwoordt, dat
de Porta noyt ambassadeur van vrienden sonder
antwoordt laet keeren; dat den Tartar Ghan
tot Rusziek voorn, by hem stont te komen, als
wanneer op de rescriptie van syne credentiale
brieven dier voege gedelibereert soude worden,
daervan men wat goets soude konnen hooren ;
gevolghelyck, dat hy heere V. H. sich midde-
lerwylen hier ter plaatse soolangh beliefde opte
houden."
Dat wachten van van Heemskerk schijnt zeer
lang geduurd te hebben, althans vinden wij hem
in de maand Maart van het jaar 1694, deelne-
mende aan eene plechtige deliberade, waar be-
halve Heemskerk, de Heer Colyer en Lord WlH
Paget, twee Keizerlijke generaals benevens de
Groot-dignitarissen en Generaals van de Porte, in
het geheel ongeveer honderd personen, tegen-
woordig waren. In deze vergadering bood Heems-
kerk schriftelijk de mediatie van Engeland en de
42
Vereenigde Nederlanden, tot verkrijging van
een vrede gebaseerd op het „Uti Possidetis",
(waarover later) aan.
Von Hammer begaat, waar hij zegt dat ten
gevolge van den val des Groot-viziers, het
antwoord van de Porte op het mediatie-voorstel
niet gunstig w^ en dat Colyer teruggezonden
werd met eenvoudige brieven van „recréance",
twee onjuistheden; vooreerst is Colyer niet weer-
omgezonden maar Heemskerk, ten tweede is dit
antwoord geen gevolg geweest van den val des
Viziers, daar hij eerst twee dagen na het afscheid
van van Heemskerk afgezet werd, zooals blijkt
.uit de volgende zinsnede voorkomende in eene
missive van Colyer aan Cuper en gedateerd Pera
20 Maart 1694: „In den grooten divan van dit ryck
was eerst vastgestelt den Heere van Heemskerk tot
het aengaen van een generale vreede met ho-
norable proposities en conditiën terug te senden,
maer het schynt dat eenige ongeintentioneerden
door het vuer van oneenigheyt dat goede werck
43
hebben doen verj\'-delen, soodat syne Exc. den
12. deses maer met simpele rescriptien op syne
medegebrachte credentialen van Adrlanopel ge-
spedieert is ende syne reljse over Belgrado
naer Weenen genomen heeft. Twee dagen daerna
is de Vesier afgeset. ens."
Welke de intenties van de Porte ten opzichte
van den vrede waren, kan weder het best blij-
ken uit een zinsnede voorkomende in eenen brief
van Col3^er aan Cuper gedagteekend: Pera di
Constantinop. 13 Juny 1694.
„Namaels... is by den divan geresolveert en
vastgestelt, vermits de keyserl. troupen nae de\'
frontieren van dit ryck begonnen te naderen,
den oorlogh desen somer defensief nogh te
continueren en met het eynde van de cam-
pagne en (naar) de gevallen in \'t christen ryck
\') Lettres de recréance of rescriptie, zijn volgens Marlens
tom II chap. Ill pag. 204 „la réponse que fait un souverain
à la lettre de rappel d\'un ministre pnblic accrédité auprès
de lui.
44
mesures te nemen, omme so Vranckr)xk
(dat God verhoede) eenige avantagien op
de geallieerden komt te behalen, den oorlogh
met meer vigeur voort te setten, of ter
contrary de mediatie van syne Koninkl. Maj.
van Gr. Brit. en haer Ho. Mog. met open
armen te embrasseren."
In het volgende jaar deed Paget een po-
ging om de onderhandelingen alleen voort te
zetten, doch de Groot-Vizier zond aan Colyer
daarvan bericht en verzocht hem te Adrianopel
te komen ten einde met Lord Paget en hem te
confereeren.
■ Twee dagen na Colyer\'s vertrek uit Constan-
tinopel stierf Sultan Achmed en werd opge-
v(3^d door den jongen Mustapha waardoor de
uitzichten op eenen vrede dónkerder werden,
|lthans Colyer schrijft ii -April 95:
„Echter zie ick het werk hier sodanigh ge-
schapen dat eer de G. Heer een proef van de
wapenen sal hebben genomen, tot geene vrede
45
of trèves bewogen sol konnen worden, steunende
op syn geluck, mitsgaders de liefde ende de
genegenheyt syner onderdanen en soldaten, die
den Prins seecker buytengewoon beminnen en
haer bereyt toonen alles daarby op te setten."
En verder op 28 Juni:
„De mediatie tusschen dese volckeren en hare
vyanden staet door de groote veranderingen
hier ter plaetse en het hooghmoedigh humeur
van desen jongen Turckschen Keyser byna stil,
en sal op \'t eyndigen van de campagne met
beter succes apparent hervat worden, soo de
keyserl. wapenen bestant syn, de Turcken het
hooft te bieden."
Ook in het jaar 1696 leverden de onderhan-
delingen niets belangrijks op, zij schijnen veel-
meer geheel gesluimerd, te hebben, daar de
Sultan na de in het vorige jaar behaalde voor-
deelen van geen vrede wilde wéten, Colyer
schrijft daaromtrent op 16 Febr: „maar naemaals
een naauw onderzoek gedaen hebbende naer
46
de humeuren en inclinatiën van deze hooge
ministers, heb ik by deselve wel goede dis-
positiën maar eghter niemand gevonden, die de
kat de bel durft aanbinden, d. i. om het werck
den G. Heer smaeckelyk voor te draegen, die
sigh inbeeldt in de aanstaande campagne meerder
progressen te sullen kunnen doen."
Verder schrijft Colyer nog i Januari 1697
uit Pera: „Het algemeen geroep van een appa-
rente vreede in \'t christenryk kan by deze
volckeren niet gelooft werden. Echter soo het
tegen haer opinie komt uyt te vallen, sullen
zy het over een andere boegh van de praedes-
tinatie smyten. Enfin, met dit volck is geen
land te bezeylen voor en aleer zy een conside-
rable neêrlaegh krijgen."
Een ieder toch in Europa\' had het oog op
Spanje gevestigd, waar de ziekelijke kinderlopze
Karei VI regeerde. Men begreep zeer goed,
dat Lodewijk den bij zijn huwelijk met de
Infante Maria Theresia van Spanje gedanen af-
r^ i
M 1
I
i
I
If\'i
47
stand voor hem en zijn Huis, van alle aanspra-
ken op de Spaansche monarchie, bij het kinder-
loos overlijden van Karei zou vergeten zijn;
de dauphin daarenboven die eveneens met eene
Infante van Spanje was gehuwd, zou niet in
gebreke blijven uit eigen hoofde op te komen.
Om deze reden wilde Willem voor het geval,
dat Lodewijk zijnen kleinzoon op den Spaanschen
troon zou willen zetten, den keizer geheel vrij van
andere vijanden zien, om met des te meer kracht
de vereeniging van twee zulke machtige rijken
in de handen van zijn aartsvijand Lodewijk, te
kunnen tegengaan.
Gedurende den winter van 1697—98 werd
veel werk gemaakt van den vrede, terwijl men,
gedachtig aan de oude spreuk „si vis pacem
para bellum" zich met grooten ijver uitrustte
voor eenen mogelijken veldtocht. Lord Paget,
de Engelsche Ambassadeur, moest volgens
von Hammer 50.000 écus betalen om voor
Engeland de eer van de mediatie te ver-
48
krijgen, terwijl hij bovendien den Chan der
Tartaren nog moest omkoopen om dezen te be-
wegen den vrede niet te ontraden. Of deze
mededeeling van von Harnmer waar is, kunnen
wij niet beoordeelen; in de door ons geraad-
pleegde officieele bescheiden wordt van zulk eene
betaling met geeh enkel woord gewag gemaakt,
noch wat betreft de Engelsche, noch ten aan-
zien van de Hollandsche mediatie.
Het is echter mogelijk, dat de eerzuchtige Brit
door het betalen van zulk eene som, voor Enge-
land alleen, bij uitsluiting van de Staten-Generaal,
de eer van de mediatie dacht te verkrijgen, hoe
dit ook zij, in het begin gedroeg hij zich werke-
lijk alsof hij alleen mediateur was en eerst door
de mededeelingen van den Groot-Vizier kreeg
Colyer kennis van de door \'zijnen Engelschen
collega gedane stappen.
Paget dan, die in eene missive aan den Rijks-
kanselier van Oostenrijk Graaf Kinsk)^, dd.
Adrianopel 29 Dec. 1697 instructies gevraagd
49
had, meldende dat de Turken wel bereid waren
vrede te sluiten „pourvu qu\'on puisse avoir
moyen de sauver les apparences, sur quoi les
Turcs s\'obstinent", herhaalde de voorstellen door
hem, in vereeniging met Heemskerk, vier jaren
geleden, namens den keizer gedaan. Deze be-
helsden als basis van het verdrag het „Uti Pos-
sidetis" ; hierop kwam, wat tot nog toe eene onge-
hoorde zaak was, een tegenvoorstel eigenhandig
door den Sultan geschreven, benevens een brief
voor den koning van Engeland. Met deze
tegenvoorstellen benevens eenen begeleidenden
brief aan Graaf Kinsky, dd. 22 Januari 1698,
zond Paget nu zijn secretaris naar Weenen om
den wil des keizers daaromtrent te vernemen.
De reden waarom de Turken thans meer ge-
neigd waren tot den vrede, was, dat zij eindelijk
die „consideraeble nederiaegh" geleden hadden
zonder welke volgens Colyer „met dat volck
geen land te bezeylen" was. De nederiaag die
wij bedoelen was die bij Zenta, waar Prins
50
Eugenius van Savoye de Turken, onder hun
Groot-Vizier Elmas-Mohammed-Pascha, totaal ver-
sloeg; hierbij sneuvelden vele generaals waar-
onder ook de Groot-Vizier en werd de bloem
der Turksche troepen in de pan gehakt. Daarbij
kwam nog, dat de vrede te\'Rijswijk „dese ob-
stinate volckeren wonderlyck in de ooren klinckt
en nu niet weten wat haer te doen staet" gelijk
Colyer het uitdrukt; „sy souden," schrijft hij
verder, „mede wel eene honorable vreede be-
geeren, maer om daer aen te komen is de saek,
want om haer te vernederen laet den hoogmoedt
niet toe, niettegenstaende de gewesen campagne
voor haer soo fataal is geweest."
Op 23 Februari nog geen antwoord van
den keizer ontvangen hebbende, herhaalde Paget
in eenen brief aan Graaf Kinsky van die dagtee-
kening zijne aanvraag, om een geschreven tegen-
voorstel van den keizer, behelzende de omschrij-
ving van het Oostenrijksche begrip van het „Uti
Possidetis". Colyer was toen eveneens in corres-
51
pondentie met Kinsky; in het „Haus-Hof en
Staats-Archief" vinden wij van hem eenen brief,
gedagteekend 28 Februari 1698, waarin merk
waardigerwijze, ofschoon hij, zooals wij hieronder
zien zullen, van de geheime onderhandehngen
van Paget wist, daarover geen woord gerept
wordt ; hij vergenoegt zich met aan het hof van
Weenen de aanstaande opening der campagne
te melden: „on se prépare icy comme partout
ailleurs avec beaucoup de diligence pour entrer
de bonheur en campagne à cette fin le Grand
Seigneur, celon qu\'on m\'avise est d\'intention
de partir le 29\'"® du mois prochain d\'Adrianople
et mettra à l\'herbe les cheveaux \') à Sophia, et
attendra là les troupes d\'Asie etc."
Eerst in eene missive, dd. Pera di Constantino-
poli I April 1698, klaagt Colyer over de separate
onderhandelingen van Paget, prijst de groote
\') „Metirc A l\'hcrbe les chevcaux" is de Turksche uit-
drukking voor het openen van den veldtocht.
52
rechtschapenheid van den Groot-Vizier, die hem
dit liet weten en vraagt aan Kinsky om instructies.
De handelingen van den Engelschen Ambas-
sadeur komen in het beste licht door het volgend
schrijven van den overigens zeer bedaarden en
gematigden Colyer aan zijnen vriend Cuper, dd.
Pera 28 Febr. 1698:
„Nu werd hier alles tot een vroege veldtocht
vervaerdigt: den G. Heer pretendeert den 20
April e.k. van Adrianopel naer Sophia op te
breken, om aen de paerden aldaer het gras te
geven en de Aziatische troepen in te wagten. Het
is ook zeer apparent den heer Engelschen Am-
bassadeur die al een geruimen tijd geleden nae
Adrianopel vertrocken is, ende nu aldaer resi-
deert, tot Belgraet toe sal volgen, welke heer
den 5 deses syn Secretaris met een vredesproject
te post nae het Keyzerlyké hof, sonder my
daervan de minste communicatie ofte kennisse
te geven, gespedieert heeft, niettegenstaende
Z. E. my voor syn vertreck van hier {en foi de
53
gentilhomme) belooft hadde, van alles openinge
te sullen doen, byaldien de Turcken tot het
tracteren van eene vreede of trèves met den
R. Keyser en syne geallieerden met ernst quamen
te inclineren, dat nu tegens vermoeden en syn
gegeven woord ter contrarie synde uitgevallen,
kan men daaruyt niet anders besluyten, als dat
syn lordschap haer H. Mog. buyten de mediatie
soeckt te houden, daertoe myn absentie van
\'t Hof en verblyf alhier hem suffisante middelen
heeft verschaft te meer den Vesier sig ten
hoogsten verwondert, ick oock niet ten hove ben
verschenen, om \'t werck van de mediatie, (dat
nu ernst schynt te syn) met vigeur voort te
setten, gelyck syne Hoogheyt^) gaerne soude sien,
ick de aenstaende veldtogt by woonde, omme
doenlyk op de frontieren eene vrede of treves
te bevorderen, dat ick sonder expres bevel en
\') De Groot-Viziers van de Porte hadden steeds den titel
van „Hoogheid".
54
goedvinden van den staet, ten laste van den
lande, niet durve ondernemen ten opsigte van
de zware onkosten, die daerop komen te loopen,
en dese volckeren niet gewoon syn de ordinaire
ambassadeurs te defroyeren.
Enfin den Lord Paget soeckt, terwyl ick stil
moet sitten, in troebel water te visschen, omme
in kas van vreede considérable avantagies voor
syne natie (in de Levant residerende) te bedin-
gen. Hebbe dan volgens myn pligt noodig
geoordeelt den staet, bij dese gelegenheyt, met
het gerequireerde respect, van \'t bovenstaendeen
verdere circumstantiën, soo ras doenlyk, kenni.sse
te geven, alsoo ick bedugt ben, in kas den
.voorgenoemden Engelschen Ambassadeur in syne
secreete onderhandelingen komt te reüsseren,
het groot gesag van haer Ho. Mog. by dese
volckeren seer sal declineren ende onse negoti-
anten, op dese quartieren trafiquerende, op \'t
.hoogst nadeelig soude syn. Ick sal dan met
verlangen de hoogwyse consideratien van den
. 55
Staet, om my daernaer op \'t gehoorsaemste te
gedragen, afwagten, en middelerwylen, sooveel
in myn is, de glorie van myne souverainen in
het deel, dat sy van beginne af aen in dese
mediatie hebben gehadt, tragten te maintineeren.
Den meergen. lord Paget heeft op een onfat-
soenlijke manier sig meester van myn oud loge-
ment tot Adrianopel gemaakt, niettegenstaende
ick daerin nog meubelen, brandhout en andere
provisie hadde, gelyk mede dat hetzelve by
myn eerste Draegman en andere dienaers be-
woont en gepossideert wierde, waerover ick,
om de Turcken reden van spotten te benemen,
niet heb willen klagen.
Nu wenschte ik wel UWHEd. als myn oud
patroon my syne prudente consideratiën (soo
de irriguliere passen van den lord P. als de
mediatie concernerende) beliefde te communi-
ceeren, om daervoor eeuvviglyk verpligt te syn.
Soo aenstonds ontfang ick brieven uyt Adria-
nopel van mynen eersten draegman in dato 24
56
deses, waerin hy my adviseert, dienselfden dag
nog met den primo-Vesier in gesprek geweest
te sijn als wanneer hy onder anderen sig heeft
gedeclareert, als UWHEd. uit bygevoegde nota
suit kunnen sien, waeruit klaer is te bespeuren
de Porte haer Ho. Mog. mediatie niet alleen
hoogst aengenaem is, maer niet anders soude
desireren, als my daer te sien, omme doenlyk
synde een eynde van desen verderfelyken oor-
log te maken."
De communicatien met den Groot-Vizier leidden
er zeer spoedig toe, dat Colyer door dezen naar
Adrianopel werd ontboden, gelijk wij uit het vol-
gend uittreksel van eenen brief van genoemden
heer aan Cuper onder dagteekening van i April
1698 kunnen zien: „Enfin mynheer, dese volckeren
hebben soodanigh concept van haer Ho. Mog.
sincere vriendschap en groot pouvoir, dat sy
haer volkomen imagineeren, sonder de bemid-
deling van den Staet, tot geen vrede of Trêves
(daerna sy nu als visch nae \'t water verlangen)
57
te konnen geraken, waervan nu ook een klaer
blyk is de contlnuale aensoeklngen en persuatien
van desen Caimacan Pascia en andere hooge
ministers, opdat ik de reis per Adrianopel soude
ondernemen, daertoe nu eyndelyk, om geene
reden van misnoegen en sinistre gedagten te
veroorzaken, quasi geforceert heb .moéten
resolveren, te meer nu den Vesier aan desen
Caimacan van Constantinopel ordre heeft toe-
gesonden, om my van de noodige paerden,
wagens met een Aga van \'t hof voorsien, te
doen accompagneeren.
Daerenboven adviseert myn eerste Draegman
uyt Adrianopelen, dat meergen. primo Vesier
aldaer een schoon logement, dat door een voor-
naem Turcksch heer bewoont werd, voor my
heeft doen inruymen. Gevolgelijk prepareer
ick my nu tot de reys, met intentie. God be-
lievende, den 12 deses van hier te vertrecken,
op vast vertrouwen, dese mijne onderneminghe,
als maer alleen geschiedende tot maintien van
58
haer Ho. Alog. gesag bij dese volckeren, den
Staet wel sal gevallen."
De reis van Colyer werd, nadat daarover ge-
delibereerd was by resolutie van den 20 Mei,
door Hunne Hoog-Mogenden geapprobeerd; deze
resolutie is te vinden in het Staatsarchief te \'s Hage;
Secrete^ resolutien v. H. H. M. Jaarg. 1698.
Intusschen was by missives van den 28. Maart
1698 door den Koning van Engeland en den 31.
Maart door Hunne Hoog-Mogenden, officieel de
mediatie aangeboden ter bewerking van eenen
vrede of wapenstilstand tusschen den Keizer en
zijne geallieerden en de Ottomanische Porte. Deze
mediatie werdt gretig door den Keizer aange-
nomen, waaraan dan ook de Staten niet schij-
nen te hebben getwijfeld, althans van dezelfde
dagteekening als hun aanbod is ook reeds de
volmacht voor Jacob Colyer\', Ambassadeur te
Weenen, om de aangeboden mediatie waar te
nemen. Een afschrift van deze volmacht laten
wij als bijlage volgen.
59
„ Nu was de toeleg van Lord Paget om alleen
de onderhandelingen te voeren mislukt en als
eerste gevolg daarvan vinden wij eene missive
van den Oostenrijkschen Kanselier Graaf Kinsky
aan den Hollandschen bemiddelaar onder dag-
teekening van 24 April met 6 bijlagen, welke
dienden om hem op de hoogte van de positie
te brengen De brief begint met een hoffelijk
compliment aan Colyer, het vertrouwen uitdruk-
kende , dat de keizer in zijne bekende bekwaam-
heden stelt, verder wordt er in aangedrongen
om aan de Porte te beduiden, dat de Oosten-
rijksche regeering er onmogelijk in kon toe-
stemmen, om, zooals de Turken voorgesteld
hadden, Transylvanië van het „Uti Possidetis"
uit te sluiten; ook wordt in dien brief gewezen
op de wenschelijkheid om Rusland in de confe-
rentie te doen opnemen, iets waartoe de Turken
tot nog toe niet geneigd waren.
De bijlagen bevatten brieven uit Londen en
\'s Hage, een afschrift der proposities van de
6o
Porte en afschriften van de briefwisseling tus-
schen Kinsky en Paget.
De Turksche vredesvoorstellen waarvan wij
hierboven reeds melding gemaakt hebben, waren
in de latijnsche taal vervat en hadden tot dag-
teekening: die 15 unici inter menses mensis Lu-
nuaris Reseb a sacro excertitu anno 1109; zij sloe-
gen als basis der onderhandelingen voor het „Uti
Possidetis", behalve voor Transylvanië dat aan
haar eigen vorsten moest teruggegeven worden.
De landstreek tusschen de Tibiscus en de
Donau zou „desolatum" blijven terwijl het verbo-
den was er forten op te bouwen.
Peterwardein zou geslecht worden; wat Polen
betreft zou Kaminiec geslecht aan de republiek
terug gegeven worden. Voor het verdrag van
Venetië zou het „Uti Possidetis" als basis aange-
nomen worden, terwijl Rusland in de voorstellen
niet genoemd werd.
Een enkel woord over de uitdrukking van
„Uti Possidetis", reeds meermalen door ons ge-
6i
bezigd; de regel „Uti Possidetis" of vollediger
„Uti Possidetis ita porro possideatis" als basis van
een vredesverdrag, beduidt dat in hoofdzaak "bij de
onderhandelingen wordt aangenomen dat ieder
der oorlogvoerende partijen datgene zal behou-
den , dat op het oogenblik van het vaststellen van
het verdrag in zijn bezit is; van daar de tijdens
de laatste Berlijnsche conferentie, zoo dikwijls
gebezigde uitdrukking „beati possidentes." Na-
tuurlijk sluit dit niet uit, dat men op enkele pun-
ten van dezen regel kan afwijken b. v. door,
ten einde betere natuurlijke grenzen te krijgen,
onderling plaatsen te ruilen, door vestingen te
slechten enz.
Calvo en Bluntschli geven gelijkluidende
verklaringen, de eerste zegt: „l\'Etat de possession
au moment de la conclusion de la paix est
considérée, à moins de dispositions contraires
\') Calvo, tome IV pag. 360 § 2950. — Bluntschli, seite
388 S 715-
-ocr page 74-62
comme la base du nouvel ordre public créé par
la paix. Chacun conserve la souveraineté du
territoire qu\'il occupe."
De Zwitsersche geleerde schrijft „Der öffentliche
Bezitzstand zur Zeit des Friedensschlusses wird,
soweit nicht darin abweichende Bestimmungen
getroffen sind, als Grundlage der erneuerten
Friedensordnung betrachtet. Jeder Theil behält
das Gebiet nunmehr zu Recht, das er besitzt."
Eenigszins uitvoeriger weidt Sir Robert Phil-
limore over de zaak uit; wij laten zijn gevoelen
hieronder volgen: „Daar, zooals Grotius opmerkt,
het niet gebruikelijk is dat oorlogvoerende par-
.tijen vrede sluiten op de basis van eene be-
kentenis van ééne van hen, dat hij in het ongelijk
is, ea sumenda est in pactis interpretatio quae
partes quoad belU justitiam maxime aequet."
Dit doel kan door twee middelen verkregen
worden namelijk: Hetzij door eene overeenkomst,
dat het door den oorlog gestoorde bezit zal
hersteld worden, hetgeen door de welbekende
63
internationale formule van het status quo ante
helium wordt uitgedrukt, hetzij door eene over-
eenkomst, dat de zaken in dien toestand zullen
blijven waarin zij op het einde van den oorlog
waren. Dit nu wordt uitgedrukt door de formule,
die hoewel zij dikwijls niet verstaan wordt, in
hare toepassing genoegzaam bekend is, van uti
possidetis of zooals Grotius zegt: „Ut res ma-
neant quo sunt loco;" quod Graeci dicunt:
i-fOvxt^ rt X\'fovni.
Dd. 19 Mei 1C98 vinden wij in het Staats-
archief van Weenen eene collectieve missive van
de beide mediateurs Paget en Colyer aan den
Kanselier Graat Kinsky; hierin wordt gemeld, dat
de Porte wederom geneigd is de vredes-pre-
liminairen te teekenen op grond van het „Uti
Possidetis", zoowel met den Keizer als met Polen
en Venetië; men ziet dus, dat zij de vordering,
Transylvanië betreffende, hadden laten vallen. Wat
dep Czaar der Moscoviten betreft, zijn de Turken
•eveneens geneigd op gelijke basis met hem te
64
onderhandelen. Ten slotte verzoeken Paget en
Colyer dringend om volmacht ten einde de preli-
minairen te kunnen vaststellen, daar de Turken,
die groote krijgstoerustingen gemaakt hadden,
ongeduldig begonnen te worden over den lan-
gen duur der onderhandelingen.
Als gevolg van dien brief werd door den
Keizer, onder dagteekening van 23 Juni, volmacht
gegeven aan Graaf Franciscus Udalricus Kinsky,
Groot-kanselier van Boheme etc. etc. „ad sub-
scribendum et sigillo suo muniendum declara-
tionem"; hierdoor werd aan Graaf Kinsky de
bevoegdheid gegeven om de volmachten voor
de mediateurs te teekenen, gelijk wij uit het
volgende uittreksel kunnen zien: „Speciali mandato
constitutus chirographum apposuit, et sigillum suum
impressit quoque dictis legatis mediatoriis datur
potestas declarandi pro accepto et stabilito nostro
et Praedictae Venaetae nomine, cum Turcis fun-
dament! universalis pacti seü regulae Uti possi-
detis. Ejusdemque pro foederatis nostris -scilicet
6:;
Serenissimis et Potentissimis Rege et Republica
Polona, nec non Tzaro et Magno Duce Moscoviae
utiliter stipulandae, eo fine et adjecta conditione
res simul eodemque passu similem declarationem
acceptati fundamenti praedicti Uti Possidetis pro
nobis nostrique foederatis, Porta Ottomana pro
sua parte faciat, et tradito pariter per plenipoten-
tia nos suos simili Declarationis instrumento quam
primum loco destinato adcongressum procedatur,
in quo sub auspiciis receptae mediationis ej usque
legatorum officiis mediatoriis per plenipotentiariis
partium belligerantium sufficientibus mandatis
ab utrumque instructas, de omnium et singulorum
foederatorum rationibus seu interresse, ut vocant
agatur tracteturque.
l. s. \'Leopold."
Gelijke volmacht had de Venetiaansche Am-
bassadeur Cavaliere Ruzinni van zijne regeering
ontvangen.
Den derden Juni daaraanvolgende werden de
-ocr page 78-66
op grond van bovengenoemde stukken opge-
maakte en door Kinsky en Ruzzini geteekende vol-
machten, tegelijk met de bovengenoemde „plein-
pouvoirs" van den Groot-kanselier en den Vene-
tiaansche Ambassadeur, aan de\' médiateurs ver-
zonden. Deze volmachten gaven den mé-
diateurs de bevoegdheid om de preliminairen
te onderteekenen als basis aannemende het „Uti
Possidetis", terwijl dan onder voortdurende me-
diatie van Engeland en Hunne Hoog Mogenden,
door gezanten ad hoe, zoude beslist worden
„de territoriis limitibus et terminis Imperiorum et
Dominiorum definiendis, locorum quorundam
permutatione demolitione et evacuatione omni-
busque aliis quae quo qualibet convenientia et
interesse ejusque Foederati distincto."
Tevens werd in eenen begeleidenden brief als
plaats voor de conferentie epn der volgende
steden voorgeslagen : Weenen, Peterwardein,
Debreczin, Szegedin, Belgrado of Temesvar; ook
werd aan de mediateurs gemeld, dat de bondge-
J
67
nooten er niet in zouden toestemmen eenen wapen-
stilstand te sluiten.
De volgende brief, die onze aandacht trekt, is
eene collectieve missive van de mediateurs dd. Cam-
po Ottomanico prope Sophiam \'Vu Juli waarbij
zij danken voor de volmacht en hunne vreugde er
over te kennen geven dat „Universalis regulae
basis (Uti Possidetis) ita hic approbari videtur."
De Turken, melden de mediateurs verder in
dien brief, willen slechts op eene neutrale plaats
onderhandelen en stellen mitsdien Salankemen
voor, waar men echter, daar er geen genoeg-
zame accomodatie is, zal moeten campeeren.
Onder dagteekening van „En chemin à une heure
de Semlin 7.» Augustus 98", schrijven de media-
teurs den middelerwijl aan de Oostenrijksche
grenzen aangekomen Ambassadeurs van den Kei-
zer, als volgt: „touchant les passeports, ne pou-
vant point obtenir la signature du Grand Seigneur
à cette distance, on a creÛ être raisonable que
les passeports dorénavant soient signés des média-
68
teurs pour éviter beaucoup d\'incommodités, et
pour nous soustenir en cela on a cruê necessaire
de nous donner un écrit public signé par les plé-
nipotentiaires (ottomans), que ce gentilhomme
porteur montrera à Vos E. E. et nous ne doutons
pas que Vos E. E. nous donneront de même un
de leur part, étant l\'expédiant le plus juste et
le moins préjudiciable aux circonstances qui se
présentent."
In diezelfde brieven worden nog de volgende
punten opgegeven, die vastgesteld moesten wor-
den, voordat de conferentie bij elkander kwam.
1\'Etendue de l\'assemblage laquelle, puisque
les ambassadeurs Turcs pensent êstre à Salanke-
men, les ambassadeurs Impériaux à Peterwardein
et les mediateurs au millieu ne peut pas estre
moins que de Peterwardein au delà de Salan-
kemen en long, et la largeur proportionée.
69
II.
Il faut scavoir comment on reglera les saufcon-
duits par terre et par eau pour les traitans.
III.
Comment et en quelle forme nous devons avoir
et donner les passeports, et il faut que nous
ayons authorité, de les donner par l\'ordre à
nous remis, de la part des Princes des ambas-
sadeurs traitans.
Comment on ordonnera le lieu où nous serons
qu\'on puisse empecher la communication des
gens des deux parties quand les ambassadeurs
se rencontrent.
V.
Quelle garde on nous donnera pour nostre
-ocr page 82-70
sûreté personnelle et comment la garde Alle-
mande et Turque peut êstre disposé tellement
qu\'il n\'arrivent pas des accidents par leur mélange.
VI.
Quelle nombre de gens chaque ambassadeur
peut mener avec lui.
Wat het teekenen van de preUminairen in den
weg heeft gestaan weten wij niet, zeker is het
dat dit eerst na eenig uitstel plaats had, althans
eerst op 12 Augustus geven Paget en Colyer in
een schrijven uit Belgrado kennis van het „avoir
posé le fondement de la paix sur I\'Uti Possidetis".
In dienzelfden brief wordt Scamandria als plaats
voor de conferentie voorgeslagen.
Onder dagteekening van i. September vinden
wij missives van Kinsky, eene collectieve aan de
beide mediateurs en aan ieder van hen eene
afzonderlijke ; de inhoud is nagenoeg gelijk. Aan
71
Paget schrijft Kinsky dat hij den goeden afloop
.van de onderhandelingen verwacht „Tant de la
bénédiction du Tout Puissant DIEU, que de la
sage conduite de V. E. E., et surtout de la
vôtre monsieur, l\'Empereur, mon maître ayant
en vous remis toute sa confiance."
Verder verklaart Kinsky aan de mediateurs, dat
zoo de Porte den Keizeren Venetië tevreden stelt,
hem aan de andere bondgenooten weinig gelegen
is; ook wil de Oostenrijksche Kanselier niets aan
eene commissie „ex post facto" overlaten, alle grens-
scheidingen moeten volgens hem op de conferentie
zelve worden vastgesteld. Wijders bevat de brief
nog de benoeming van de Graven von Oetingen
en Schlick tot gevolmachtigden ter conferentie.
In antwoord op dezen brief schrijft Paget om
toch vooral op spoed aantedringen, met het
oog op de onophoudelijke bemoeiingen van den
Franschen Ambassadeur, die alles in het werk
stelt om de vertraging in het tot stand komen
der conferentie, den Turken zóó voor te stel-
72
len, dat hij Then diets maakt, dat de Keizer de
onderhandelingen slechts als voorwendsel bezigt
om tijd te winnen ten einde zijne troepen in
goeden toestand te brengen; ook verzoekt Paget
dat aan de gevolmachtigden den titel van „Am-
bassadeur plénipotentiaire" gegeven worde, daar
de Turken zich zouden beleedigd gevoelen indien
men aan de onderhandelaars een lageren rang
toekende.
In eene collectieve nota van de mediateurs
wordt, onder mededeeling dat Peterwardein de
meest gewenschte plaats is voor het bij elkaar
komen der conferentie, verzocht dat van Oos-
tenrijksche zijde de noodige orders worden ge-
geven : „pour régler l\'étendue des immunités des
lieux où on devra s\'assembler, parceque cela
doit etre déterminé devant que nous nous puis-
sions porter sur le lieu, afin que, aussi bien les
Ambassadeurs Plénipotentiaires que nous, puis-
sions vivre et traiter en assurance."
Den 14/24 October schrijven de mediateurs
-ocr page 85-(
73
den middelerwijl aan de Oostenrijksche grenzen
aangekomen ambassadeurs van den Keizer
uit Crushedal, om hen te melden dat het
aldaar slecht wonen is, voornamelijk door het
gebrek aan goed water, zij stellen dan ook voor
om niet in die plaats, maar in de vlakte van
Carlowitz in Symriën gelegen te onderhandelen.
Hierop komt tien dagen later het volgende
antwoord, dat ook eenigszins als antwoord op
de collectieve nota van den 9/19 Augustus kan
gelden. „Touchant la sureté du Congrès nous
sommes résolus de faire pubUer encore aujour-
d\'hui la neutralité pour tout le pays qui est
compris entre la Danube, la Save et la rivière
de Bossut en tirant la ligne depuis Illock, Toue-
rink, Nemesce, Maranizi et Ratska jusqu\'à Semlin
tant par eau que par terre et empecherons par
tous les moyens possibles qu\'aucune troupe de la
milice Imperiale de quelle nation quelle soit n\'y
entre ou fasse la moindre hostilité étant per-
suadés que les Turcs feront autant de leur côté."
74
Bij dien brief wordt tevens de door den Keizer
onderteekende volmacht voor de mediateurs om
paspoorten uittegeven verzonden en wordt ge-
meld, dat als garde van den kant des Keizers is
aangewezen het kurassiers-regiment Corbelli, be-
nevens van de regimenten Thürheim en Anhalt
ieder een bataillon.
Deze wapenstilstand, voor opgemeld grond-
gebied, werd ook werkelijk den ig. October zoo-
wel te Belgrado als te Peterwardein met groot
ceremonieel afgekondigd.
HOOFDSTUK III.
De Conferentie te Carlowitz.
Voordat wij de eigenlijke conferentie behan-
delen wenschen wij met een enkel woord te spreken
over de streek, waar zij plaats vond, benevens de
mannen die daaraan deelnamen.
- Het tegenwoordige stadje Carlowitz was toen
ter tijde slechts een onbeduidend gehucht en
leverde dus zoo goed als geene huisvesting op
voor de gezanten, die met talrijk gevolg aange-
komen waren.
Hoe talrijk zulk een gevolg van een Ambassa-
deur destijds was, kunnen wij nagaan uit de
76
opsomming van het gevolg van Paget en Colyer, dat
volgens een brief van zekeren heer de Hochepied,
zwager van Colyer (te vinden bij Bosscha bladz.
8i), voor elk der mediateurs uit meer dan honderd
veertig personen bestond, benevens 3 standaarden,
trompetters en zeventig eigen paarden, bovendien
twee karossen met acht paarden waarbij nog kwa-
men de aan ieder van hen door den Sultan ten
gebruike afgestane vier karossen, 50 rijpaarden,
10 kameelen, 18 muilezels, 18 bagagewagens en
de noodige tenten. Voorts aan ieder een Caprigi
Bassi (tot persoonlijke oppassing en dienst), een
Aga van den Testardar, om het opzicht over
het defroyement te hebben en eindelijk twee
Ziauten en een compagnie Janitzaren tot lijfwacht.
Dat geheele gezelschap moest dus in hunne
tenten kampeeren en niet weinig zijn de klachten
die de verschillende Ambassadeurs over de ont-
beringen van het kampleven uitten, vooral
tijdens den hevigen storm die tusschen acht en
negen November onder de tenten groote ver-
77
woestingen aanrichtte. Telkens weder wordt de
koude, de sneeuw en de regen als zoovele redenen
aangevoerd om toch haast te maken met het
vredeswerk en onzes inziens is het eindelijk
gelukken daarvan voor een goed deel te danken
aan de ruwheid van het seizoen. Het beste
overzicht van de gesteldheid der plaats waar de
conferentie gehouden werd, vinden wij bij Mor.
Edler von Angeli die het als volgt schildert:
„Um dem gleich Anfangs hervortretenden
Etiquettesstreite vorzubeugen, wurde beschlos-
sen, da.ss jeder der vier Botschafter, der des
Kaisers, Venedigs, Polens und Russlands, von
einer seite des ausgesteckten Lagers Besitz
haben. In der mitte desselben stand das Con-
ferenz-Zelt für die Vorverhandlungen, an wel-
ches sich beiderseits die Zelte der Kaizerlichen
und der Türkischen Gesandten anschlössen. Das
Conferenz-Zelt hatte vier Eingänge, wovon zwei
zieh gegenüberliegende für den Eintritt der
Kaiserlichen und Türkischen, die beiden anderen
78
aber für je einen Gesandten der vermittelden
Mächte bestimmt waren.
Die Langseite des Lagerraumes, gegen die
Donau zu, nahm das eigentliche Conferenz-Haus
für die gemeinschaftlichen Sitzungen ein. Es
war einfach aus Brettern zuzammengefügt und
enthielt drie Gemächer in einer Reihe, wovon
das mitdere als Berathungssaal, die beiden klei-
neren als die besonderen Cabinete der Kaiser-
lichen und der Türkischen Gesandten dienten.
Ein viertes, gegen das Conferenzzelt vorsprin-
gendes Zimmer war speciell für die vermittlenden
Gesandtèn bestimmt, welche ihren Lagerplatz
zunächst des Conferenz-Hauses angewiesen hatten.
Das Kaiserliche und Türkische Lager befand
sich auf ungefähr drie viertel Stunden Entfer-
nung seitwärtz des Conferenz-Platzes."
Genoeg is gezegd over de plaats der onder-
handeling waar thans nog eene kerk aan Maria
des Vredes gewijd, de herinnering aan het me-
morable feit dat wij bezig zijn te schilderen,
79
levendig houdt. Gaan wij thans over tot het
in korte trekken voorstellen van de mannen,
die bijeengekomen waren om de zoo moeielijke
taak van eenen vrede tusschen zoo verschillende
elementen te bewerkstelligen, tot een goed
einde te brengen.
Wat de mediateurs betreft, deze zijn ons reeds
bekend; wij hebben Lord William Paget, Baron de
Beaudesert reeds uit de briefwisseling van Colyer
met Cuper leeren kennen als een trotschen Brit,
zich gaarne op den voorgrond stellende en,
waar het zijn belang geldt, niet terugdeinzende
om zijn „foi de gentilhomme" te vergeten. Bij
de mediatie schijnt hij echter wel eens goede
diensten bewezen te hebben; uit de particuliere
rapporten van Graaf Schlick aan Graaf Kinsky
blijkt echter, dat Schlick in het algemeen niet met
de mediatie ingenomen was. Hij schrijft onder
dagteekening van 28 Nov. aan Kinsky: „Lii
Médiation de Milord Paget est conduite avec
sagesse et modération; mais soit vous dit sous
8o
un dernier secret d\'un autre coté si pauvre et
si stérile, qu\'elle nous sert de fort peu de chose.
Ils (les mediateurs) souffrent insultes, reproches
et menaces sans oser piper devant ces messieurs."
De Venetiaansche Ambassadeur geeft aan Paget
in zijn rapport aan den Senaat wel een brevet
van bekwaamheid maar verheelt daarom geens-
zins zijne boven aangeduide slechte hoedanig-
heden, hij zegt van hém:
La maggior habilità, et il maggior credito
nella direttione, .si posse de va da Guglelmo,
Paget Ambasciator d\'Inghilterra. Grande era
la consideratione de Plenipotentiarii ottomani
verso di lui. Se ben la sua moltà età non sia
distinta dalla memoria di grand\'impieghi: ad ogni
modo in questo, ha fatto conoscere spirito equale
al negotio, et un Consiglio profondo, e maturo.
Sterile per altro, e misurato assai nelle parole.
Più ancora nella suavita del tratto e nella facilita
deir insinuiationi. Traboccava anzi tal volta in
alceme stavaganza di sentimento, et in -qualche
8i
transporto di calore non proprio all\' occasione,
et alla dellicatezza deU\'afifare. Bramando di
custodir in se solo l\'arcano del negotio, restrin-
geva non poco le communicationi all\' Ambasiator
d\'Ollanda.
Jacob Colyer de Nederlandsche mediateur, de
zoon van Justinus Colyer, die in 1668 als Neder-
landsch resident naar Constantinopel gezonden
was, volgde bij diens overlijden, zijn vader in die
betrekking op; in 1688 werd hem den titel van
Ambassadeur verleend om hem bij zijne collega\'s
niet te doen achterstaan. Volkomen bekend met
de taal en zeden van de Ottomanen genoot hij
onder hen eene groote achting; van hem ge-
tuigt de bekende Fransche reiziger Dumont
„dat hij ten volle onderricht was van desselfs
(Colyers) verdiensten, bekwaamheid en volkomene
wetenschap in het stuk van onderhandelingen."
Reeds zagen wij hoe hij zich bij de voor-onder-
handelingen verdienstelijk maakte en hoezeer de
Turken er prijs op stelden hem als mediateur
82
bij het Congres te zien optreden. Meergemelde
Ruzzini schrijft van hem in zijn rapport aan den
Venetiaanschen Senaat „Era questo Giacomo
Coliers, huomo di suavità, di sincerità, et di
maniere tutt\' aperte. Nato in Constantinopoli,
quand il Padre sosteneva pure I\'Ambasiata dei
Stati, et contiunato in quel soggiorno quasi tutt\' il
corso délia sua vita, possede la lingua, et con I\'uso di
tutte le maniere della Natione, se ne concilia I\'affeto.
De Oostenrijksche gevolmachtigden waren,
Wolfgang Graaf von Oettingen, keizerlijk Ka-
merheer, geheime raad, en voorzitter van den
Rijksraad benevens Leopold Graaf Schlick tot
Bassano en Weiskirchen, eveneens keizerlijk
Kamerheer en General-feldWachtmeister; hun was
toegevoegd de Italiaan in Oostenrijkschen dienst
Kolonel Alois Ferdinand graaf Marsigli om be-
hulpzaam te zijn bij het bepalen der grensschei-
dingen. Graaf Oetingen schijnt geen groot licht
geweest te zijn; hij was zegt Ruzzini: „Soggetto
di prudenza et integrità; et die mente perô limitata;
83
et d\'anlmo tenace, et sospettose;" Daar hij bo-
vendien niet zeer bedreven was in de Italiaansche
taal, waarin hoofdzakelijk de onderhandelingen ge-
voerd werden, zoo raakte hij eenigszins op den
achtergrond en werden de discussien gemeenlijk
door Graaf Schlick gevoerd.
Deze, een gunsteling en bloedverwant van den
Graaf Kinsky was krijgsman van beroep, maar
daar alle grensscheidingen voornamelijk met het
oog op de verdedigbaarheid en veiligheid van
het land vastgesteld moesten worden en hij
bovendien een man van groot verstand schijnt
te zijn geweest, was hij uitnemend voor zijn taak
berekend. „Proveduto poi dl lume è sagacit;\\
naturale oltri varie notitie aqulstate dal genio alla
Alettura è apparso degno dell\' hanuta Ingerentza"
zoo luidt het oordeel van Ruzzinl over hem.
Wat Carlo Ruzzini cavallere, Venetiën\'s ge-
volmachtigd Ambassadeur betreft, zoo was zijn
taak ter conferentie verre van benijdenswaardig.
Met nauwkeurige instructies toegerust, die hij op
84
straffe des doods niet kon overschrijden, was
het hem bijna onmogelijk te onderhandelen; is
het wonder dat hier onder zijn humeur leed,
zoodat Schlick in een rapport aan Kinsky, onder
dagteekening van 23 November, het volgende
van hem zegt: „J\'avais si fort prié monsieur l\'Am-
bassadeur (Venitien) avant qu\'il se fut rendu à
la première conférence de n\'entrer en aucune
prolixité des discours et de reculer quelquefois
pour ensuite mieux sauter, lui alléguant pour
exemple un changement de méthode en nous
mêmes, différente de celle que nous avions crû
devoir emploier au commencement. Le torrent
de son éloquence l\'a neamoins emporté et Mau-
rocordato (Turksch Ambassadeur) s\'en piquant
aussi pour sa part, ils se sont si fort brouillé que
ni les uns ni les autres ne scavent proprement pas
de quoi il est question, et qui pis est, y ont fait
entrer un peu d\'aversion personelle;" en verder:
„II n\'a pas le pouvoir de changer un mot,
bien loing d\'admettre ancune limitation aux
85
articles prescrites par le sénat même. Chose bien
extraordinaire par ma foi que ces messieurs s\'éri-
gent en dictateurs à l\'égard de la puissance
ottomane.
Polen was ter conferentie vertegenwoordigd
door den Palatijn van Posen, Graaf Stanislaus
Malachowski, een trotsch en hoofdig man, maar
niettemin met groote bekwaamheden als onder-
handelaar toegerust. Van zijne eerlijkheid krijgen
wij geen grooten dunk waar wij de volgende
zinsnede vinden in een der rapporten van Graaf
Schlick aan Graaf Kinsky : „II n\'y a pas d\'adresse
qui tienne contre des promesses d\'argent à
4
l\'égard du Polonais."
Wat eindelijk de laatste der onderhandelaars
van de verbondenen, Polchioo Procop Boganovic\'
Vosnicin, Ambassadeur van Rusland betreft, deze
was niet minder trotsch en uit de hoogte dan zijn
Poolschen collega met wien hij het volstrekt niet
vinden kon, „chat et rat s\'accorderont plus facile-
ment que ces messieurs" schrijft Schlick van hen.
86
Hij had volgens Ruzzini „nella presenza, et
anco nel maneggio teneva qualche cosa die rozzo
et del genio non polito della natione." met hem
was het dus niet eens noodig „de gratter le
Russe pour trouver le barbare."
Bij de Turksche Ambassadeurs doet zich het-
zelfde geval voor als bij hunne Oostenrijksche
collega\'s namelijk, dat de eerste onderhandelaar
Rami Mohammed Efifendi, Reis Effendi of Minister
van Buitenlandsche Zaken der Porte, door zijn
collega Maurocordato op den achtergrond ge-
drongen werd.
Ruzzini zegt van den Reis Effendi „Ornato
di prudenza, di notitie, e di studia superiore al
genio, e costume de Turchi acorto, discreto e
soave anco nella maniere; quando non frappo-
neva qualche lampo die quella e fierezza, che non
puo segregarsi dal barbaro temperamento. Quando
voleva regolava lui con superior auttorità le mas-
sime de negotio, ne poteva prevalire l\'accor-
tezza di Alessandro Maurocordato."
87
Deze Afaurocordato was een Griek gesproten
uit\' het edele geslacht der Scarlatsaden, dat
«
reeds vele tolken aan de Porte geleverd had;
reeds meermalen in ongenade gevallen en weer
in genade opgenomen, had de Sultan hem laat-
stelijk tot geheime Raad en gevolmachtigde ter
conferentie benoemd. Voor zijne taak was hij
uitnemend berekend, reeds gedurende drie jaar
in Oostenrijk als onderhandelaar werkzaam ge-
weest zijnde, kende hij de Oostenrijksche Ambas-
sadeurs en hunne wijze van onderhandelen van
vroeger, waardoor het grootendeels aan zijn beleid
te danken is, dat de vrede voor Turkije nog op be-
trekkelijk dragelijke voorwaarden gesloten werd.
Lang werd er gestreden over den voorrang,
wie het eerste bezoek zoude moeten doen enz.;
de strijd over den voorrang werd verijdeld door-
dien, zooals wij gezien hebben, de zittingszaal
even veel deuren had als er onderhandelaars
waren en zij dan allen tegelijk ieder door de
hem aangewezen deur binnentraden. Wat de be-
88
zoeken betreft werd bepaald, dat de eerstaange-
komenen den later aankomenden het eerste bezoek
«
zouden brengen en dat overigens alle etiquette,
waaruit strijd omtrent den rang kon voortvloeien,
zou worden opgeheven. — Wat de volmachten
betreft, zoo zonden eerst de bemiddelaars de
hunne aan alle Ambassadeurs, daarna werden de
volmachten der onderhandelende mogendheden
aan de bemiddelaars ter hand gesteld, die ze
vervolgens inwisselden.
Den 2. November overhandigden de vertegen-
woordigers der christelijke mogendheden hunne
vredesvoorstellen aan de mediateurs, den 7.
daaropvolgende deden de Turksche onderhan-
delaars hetzelfde; in hunne proposities kwamen zij
met hunne oude pretentien op Transylvanië weer
voor den dag en verlangden dat bedoeld gewest
in zijnen ouden vorm zou teruggebracht worden,
namelijk onder bestuur van eenen, onder Turkschen
souvereiniteit staanden, prins zou komen. Toen dit
voorstel zonder eenige discussie afgewezen-werd,
89
stelden zij andermaal voor, Transylvanie aan den
keizer te laten tegen betaling van een jaar-
lijksche schatting aan den Sultan. Ook dit
voorstel werd de eer eener discussie niet waardig
gekeurd en den mediateurs werd verzocht de
Turken te polsen of het hun met den vrede
ernst was of dat ze slechts tijd zochten te winnen.
Hierop verklaarden de bemiddelaars bij monde
van Lord Paget, dat zij den Turken in de eene
hand den vrede, in de andere echter den oorlog
aanboden en dat er geen tusschenweg was.
Deze verklaring had het gewenschte gevolg en
de Turken lieten hunne aanspraken op Transyl-
vanie vallen, die overigens volkomen in strijd
waren met de aangenomen basis van het „Uti
Possidetis". De Russische Ambassadeur maakte
bezwaren om de mediatie te erkennen en stelde
den Turken vóór zonder tusschenkomst van
Paget en Colyer te onderhandelen, hetgeen deze
echter weigerden.
Den 13 November begonnen de conferenties
-ocr page 102-90
tusschen de Keizerlijke en Turksche Ambassadeurs,
waarbij ook de Russische gevolmachtigde tegen-
woordig was; na het wisselen der wederkeerige
plichtplegingen, kwam men overeen eerst in
groote trekken de nieuwe grenzen van iederen
Staat te regelen en de meer nauwkeurige
grensregeling benevens de verder te behandelen
punten, tot latere conferenties uit te stellen.
De grenzen van een rijk, zooals Graaf Schlick
het op die conferentie uiteenzette, kunnen onder-
scheiden worden in twee soorten: de natuurlijke,
welke zoo te zeggen door de ligging der landen
worden aangegeven en die bestaan in rivieren,
bergketenen enz., en de conventioneele, die eerst
bij overeenkomst worden vastgesteld en door
teekenen moeten uitgebakend worden. De na-
tuurlijke grenzen werden nu eerst vastgesteld
en leverden weinig moeielijkheden op, zoodat
op den i8. November Schlick aan Kinsky kon
schrijven, dat het „fundamentum pacis re con-
firmirt" en „in die materia confinorum" der modus
91
„per partes" vastgesteld is. De conferentie van
den 23. was voor de keizerlijken gunstig; hier-
over rapporteert Schlick: „Nous avons pris Mau-
rocordato à un moment de berger et obtenu
aussi que la ligne du Tibisque vers la Save sera
tirée de la pointe du rivage en delà nous restons
ainsi les maîtres du confluent; mais c\'aurait été
une chose contre Dieu et contre nature si nous
l\'avions proposé du commencement. Il faut un
certain tour aux paroles, prendre des biais et
en un mot beaucoup de délicatesse \' pour venir
à bout de ces gens là. Ils témoignent n\'estre
pas mal satisfait de nos manières, et une espèce
de contentement de se trouver avec nous.
Cependant je me suis brouillé pour ainsi dire
encore aujourdhui quatre ou cinq fois avec
Maurocordato mais avec le plaisir d\'un racom-
modement entier à la .suite."
De onderhandelingen van de keizerlijke Am-
bassadeurs schijnen toen reeds zeer ver gevorderd
te zijn geweest, althans na zich beklaagd te hebben
92
over den weinigen vooruitgang, dien de onder-
handelingen met Venetië hadden, schrijft Schhck
verder:
„Nous sommes en bon chemin, mais s\'il faut,
attendre le retour du courier de Venise, et attendre
plus d\'un courier, comme il est à présumer qu\'ils
ne donneront pas tout d\'un coup pouvoir-général
à l\'Ambassadeur, je ne scais quel prétexte nous
prendrons pour trainer nostre conclusion et ce
qui pourrait arriver." Hij eindigt zijn rapport
met instructies te vragen wat te doen „dans cette
conjoincture également délicate et importante."
De volgende conferenties van den 25. en 26.
November zagen den vrede met den Keizer zoo
goed als verzekerd. De grenzen waren naar
beider genoegen vastgesteld en er bleef nog
slechts over om de altijd weer opkomende vraag
over het bezit van het Heilige Graf, dan
die van het Diplomatisch verkeer en eindelijk
de handelsbelangen te regelen, benevens de
extraditie van den geheel op den achtergrond
M •
!t
93
geraakten graaf Tököli. Hoewel dit alles eerst
later werd vastgesteld, zoo oordeelen wij het
toch beter reeds hier de hoofdpunten van den
,vrede tusschen den Keizer en de Porte te resu-
meeren, den vrede zelve laten wij als bijlage
volgen. De eerste zeven artikels zijn aan de
vaststelling der grenzen gewijd, welker nadere
beschouwing echter niet op onzen weg ligt.
Art. 8 verbiedt vijandelijke invallen en ver-
zekert de teruggave van geroofd goed; art. 9
verzekert de strafbaarheid van opstandelingen
in welke der beide rijken zij ook gevangen wor-
den; art. II behelst een veelvuldig in alle
overeenkomsten voorkomende clausule: namelijk
die, welke de beslissing van geschillen, die over
de uitvoering van het verdrag ontstaan mochten,
aan van beide kanten in gelijken getale benoemde
commissarissen opdraagt. De gevangenen welke
nog in het bezit van de beide staten zijn, wor-
den ingewisseld, zij die reeds in privaat bezit
overgegaan kunnen tegen een betamelijk
94
losgeld worden vrijgekocht. De privilegiën op
het stuk van godsdienst worden hernieuwd en
het wordt aan eenen keizerlijk Oostenrijkschen
gezant toegestaan zijne wenschen, de christelijke
religie en het bezoek van het Heilige Graf
betreffende, ter kennis van den Sultan te brengen.
Art. 13. De Oostenrijksche onderdanen zullen,
wat den handel betreft, dezelfde vrijheden en
privilegiën genieten die aan andere bevriende
volken toegekend worden. Bij de solemneele
Ambassades zullen, met den handel goed bekende,
commissarissen gevoegd worden die een overeen-
komst dienaangaande zullen maken. De vroeger
gemaakte capitulatiën blijven van kracht in zoo-
verre er door dit verdrag niet van afgeweken
wordt. Wederkeerig zullen solemneele Ambassa-
des gezonden worden, die op een nader te bepa-
len plaats in Symriën zullen ingewisseld worden.
Zij zullen betamelijke geschenken medevoeren
en zij zullen aan de respectieve hoven elk ver-
zoek, dat zij oirbaar achten mogen doen. \'
95
Art. 17 regelt de imuniteit der Gezanten;
art. 18 behelst de bepaling, dat de conventioneele
grenzen zooals zij bij het verdrag geregeld zijn
door commissarissen binnen een tijdsverloop van
twee maanden, te rekenen van den "/jj April
1699, zullen moeten afgebakend worden. De
gevolmachtigde gezanten verbinden zich, dat de
vrede, zooals zij door hen onderteekend is, door
de beide Keizers zal goedgekeurd worden en
dat de uitwisseling der ratificatiën door tusschen-
komst van de mediateurs binnen 30 dagen na
de onderteekening zal plaats hebben. Het laatste
of 20®\'® artikel behelst de bepaling, dat de vrede
25 jaar zal duren, dat zij echter op verlangen
van een der partijen kan verlengd worden.
Verder spreekt het de verplichting uit voor
alle onder souvereiniteit van de beide Keizers
staancle landen en vorsten om den vrede te
respecteeren terwijl de Chan van de Krim er nog
bijzonder in genoemd wordt. Het tractaat zwijgt
over het lot van Graaf Tököli, alleen werd onder
96
de hand overeengekomen, dat de Keizer van het
verzoek zijner uitlevering afzag en hem het
erfgoed van zijne gemalin gravin Helene Zrinly
zou doen toekomen, waar tegenover de Porte
de verplichting op zich nam hem, zoowel als
zijne aanhangers, van de Oostenrijksche grenzen
verwijderd te houden.
Daar wij nu de onderhandelingen over den
vrede met den Keizer, die zooals wij zagen geene
moeielijkheden opleverden, nagegaan hebben,
zoo rest ons nog het tot stand komen der overige
vredesverdragen te beschouwen.
Nemen wij dan eerst Rusland.
Bij de onderhandelingen, door deze mogendheid
met de Porte gevoerd, stiet alle overeenstemming
af op wederkeerige buitensporige eischen; terwijl
Bogdanovich verlangde, dat de Turken Kertsch
zouden afstaan, wilden deze van hunne zijde de
ontruiming en ontmanteling van de vesting Azow.
Het was den bemiddelaars niet mogelijk een
overeenstemming tot stand te brengen; te meer
97
daar zij bij den Rus zeer weinig gezag genoten,
als zijnde niet in zijne instructies genoemd. Bog-
danovich\' deed zelfs pogingen, om buiten de
mediatie, om met de Turksche gevolmachtigden
te onderhandelen, deze echter te eerlijk om de
eenmaal aangenomen bemiddeling te laten varen,
weigerden dit. Deze omstandigheid gaf aanlei-
ding dat Ghillaniy in zijn Diplomatiches Handbuch
verklaart, dat bij den wapenstilstand van twee jaar,
die eindelijk tusschen Rusland en de Porte tot stand
kwam en die gelegenheid moest geven bm in dien
tusschentijd eenen duurzamen vrede te sluiten, de
tusschenkomst der mediateurs niet ingeroepen werd.
Het tegendeel kan blijken uit de, als bijlage
hierachter gevoegde, verklaring der mediateurs
zeiven en uit onderstaanden aanhef van de wapen-
stilstand\'te vinden in het bij Thomas von Wiering
te Hamburg uitgegeven relaas „Siegreich geën-
digte. Römische Kaiserliche, Polnische, Mosco-
vitische und Venetianische 15 Jährige Turken-
krieg"; daar staat in de „Copia instrumenti
98
Muscovitae cum Turcis": In nomine Domini Dei
Omnipotentis in Trinitate sancta unius etc. —
Czarum et Magnum Ducum Petrum Alexovienum
(volgt titel) et Magnum dominum Sultanum,
Mustafano in Sirmio ad conferentia Carlowitzii
facto congressii cum (volgen de namen der onder-
handelaars) mediatio7ievi inter Serenissimi et Po-
tentissimi Suae Regiae MajestatiiMajoraeBrittaniae
et Praepotentium Generalium Statum Nederlan-
dium Hollandiorum, Illustrissimorum et Excel-
lentiissimorum Plenipotentiariorum eorundem Extra-
ordinariorum Legatorum Domini Wilhelmi Lórd
Pagett Baronis de Beaudesert etc. et Domini
Jacobi Colyer etc. ab utraque autem parte ad pacem
et inducias propensio et inclinatio adhibita fuit."
Zooals wij dus uit het bovenstaande kunnen zien,
werd te Carlowitz tusschen de Porte en Rusland
slechts een wapenstilstand van twee jaar geslo-
ten, die echter tengevolge had, dat de vrede
13 Juni 1700 te Constantinopel voor 30 jaar
tusschen beide rijken tot stand kwam.
99
Wat het verdrag met Polen betreft zoo leverde
dit niet weinig moeielijkheid op; men had
zooals wij vroeger gezien hebben als onher-
roepelijke basis aangenomen het „Uti Possidetis"
en nu bevond zich Kaminiec, de sleutel van
Polen nog altijd in de macht van de Porte.
In het alliantie-verdrag van den Keizer met
Polen had hij zich verbonden geen vrede
te sluiten met de Porte zoolang Kaminiec niet
aan de republiek werd teruggegeven. Hierdoor
kwamen de onderhandelaars in eene moeielijke
positie; zeer terecht toch weigerden de Turken
deze belangrijke vesting aan Polen af te staan
tegen de zeer luttele vergoeding van eenige
onbeteekenende plaatsen in Moldavië die Polen
daarvoor aanbood. Hoewel de keizerlijke Amba.s-
sadeurs niet anders konden dan de Turken hierin
gelijk geven, waren zij toch door de aan
Sobiëski in 1683 gegeven belofte gebonden, om
geen vrede te sluiten zonder dat Polen in deze
zaak tevreden gesteld werd en het schijnt dan
lOO
ook werkelijk, dat de geheele vrede op deze zaak
bijna schipbreuk geleden had, althans Schlick
schrijft aan zijnen chef, deze zaak behandelende,
dat zoo de keizer het noodig oordeelt de onder-
handelingen af te breken: „S. Al n\'a qu\'a or-
donner, nous ménagerons des prétextes si plau-
sibles que nous ferons cesser le traité en faisant
retomber le sort entièrement au coté des Turcs."
Gelukkig kwam het niet tot deze breuk en het
gelukte aan de vereenigde pogingen der keizerlijke
Ambassadeurs en der mediateurs om de Turken
ook op dit punt te doen toegeven. Behalve
bepalingen omtrent de grenzen behelst het ver-
drag eene clausule waarbij de handelsvrijheid
tusschen beide natiën hersteld wordt; bovendien
wordt er in gebroken met de tot vele misbruiken
aanleiding gevende gewoonte, dat kooplieden ge-
noodzaakt werden te betalen op de eenvoudige
verklaring van getuigen èn wordt er bepaald,
dat zij van nu af aan slechts door hen zelve ge-
teekende accepten zullen behoeven te honoreeren.
lOI
Het met de republiek Venetië te sluiten tractaat
leverde, de meeste moeielijkheden op; zooals wij
hierboven \'gezien hebben was de Ambassadeur
Ruzzini voorzien van uitvoerige instructies waar-
van hem geene vrijheid gelaten was af te wijken.
Hoewel deze instructies voorwaarden bevatten,
die ten voordeele van Venetië tegen het „Uti
Possidetis" streden, zoo verlangden toch de Turken
hunnerzijds veel, dat niet met dien eenmaal aan-
genomen basis strookte. Zoo verliepen dan con-
ferentie op conferentie totdat eindelijk Ruzzini
onder betuiging dat het hem zijn hoofd kon
kosten op één punt van de grensbepaling toegaf,
in de hoop dat de Turken daardoor op de
andere punten van hunne vorderingen zouden
afzien. Het tegendeel geschiedde, de Ottomaansche
Ambassadeurs, zeer wel het voordeelige van
hunne positie inziende, drongen des te sterker
op hunne eischen aan. Alle gezanten toch waren
het verblijf in het barre jaargetijde, het was
middelerwijl Januari 1699 geworden, onder dc
02
zeer nooddruftige bedekking van tenten en houten
gebouwen moede en daar alle partijen, behalve
Venetië, bevredigd waren, begrepen de Turksche
gevolmachtigden, dat men de onderhandelingen
die eenmaal zóó ver gevorderd waren, niet uit-
sluitend ter wille van Venetië zou afbreken. Den
tienden Januari eindelijk stelde de Turksche Am-
bassadeurs in vereeniging met de keizerlijken op
de conferentie voor, dat men zich wederkeerig
zou verbinden, binnen zestien dagen de onder-
handelingen af te sluiten.
De vertegenwoordigers van alle onderhande-
lende mogendheden, behalve Venetië, benevens
de mediateurs vereenigden zich met dit voorstel
en onderteekenden eene oorkonde waarbij zij zich
verbonden nog zestien dagen te wachten, binnen
welken tijd de vrede met yenetië door de Am-
bassadeurs cn de bemiddelaars ontworpen en
aan Venetië de keuze zou gelaten worden dezen
aan te nemen of een wapenstilstand te sluiten en
later hare vrede met de Porte alleen tc maken.
.i
1?
i
-.JiL i
03
En werkelijk geschiedde het aldus; de artikelen
werden door de mediateurs, de Keizerlijke en Turk-
sche gevolmachtigden buiten tegenwoordigheid
van, doch onder mededeeling aan den Veneti-
aanschen Ambassadeur vastgesteld en er werd be-
sloten , dat men den 26 Januari tot de algemeene
onderteekening van de tractaten zou overgaan.
Of deze handelwijze der te Carlowitz verza-
melde gevolmachtigden den strengen toets der
rechtvaardigheid kon doorstaan is onzes inzien
hoogst twijfelachtig.
Vooreerst waren Oostenrijk en Polen door
hunne toetreding tot het heilig verbond tegen-
over elkander verplicht geenen afzonderlijken vrede
te sluiten cn hoewel de vrede van de Porte met
Venetië gelijktijdig met de andere documenten
geteekend werd, zoo was dit toch geen regel-
matige vrede door bevoegde gevolmachtigden
gemaakt cn het was den Venetianen het mes op
de keel zetten, om hun de keuze le laten
tusschen het ratificeeren van het aldus voor hen
I04
toch zeer in hun nadeel gemaakte verdrag en
het geheel alleen voortzetten van den oorlog
tegen het nog machtige Ottomaansche keizerrijk.
Er waren wel eenige verontschuldigingen in
te brengen voor de handelwijze der gevolmach-
tigden, zij waren allen gereed en de Venetia-
nen hadden zeer weinig goeden wil getoond om
tot een vergelijk te komen, ook kon men
voorzien dat zoo men op de volmachten voor
Ruzzini, die hem hoogstwaarschijnlijk door den
op zijn gezag zeer naijverigen Senaat, niet
in eens volledig zouden uitgereikt worden, wilde
wachten, het verblijf in de tenten nog een twee-
tal maanden zou moeten verlengd worden, iets
wat, afgezien van het onaangename van het
verblijf, tot nieuwe verwikkelingen aanleiding
kon geven.
Dat de onderhandelaars zeiven wel begrepen,
dat de zaak niet was zoo als zij zijn moest,
blijkt uit hetgeen Graaf Schhck aan zijn chef
schrijft:
! f«
05
„Depuis il a fallu ajuster un traité pour
Vénise, et en le faisant, quoique l\'Ambassadeur
ouvertement ne voulait pas sembler d\'y avoir
part, lui communiquer sous main les articles.
Peut-estre aurait-il pris encore plus occasion de se
plaindre si on avait agi par surprise," en verder
in een brief onder dagteekening van 26 Januari
waarin hij de onderteekening der verdragen meldt:
„Les intérêts de Vénise sont sauvés de toute
manière. Nous y avons faire entre r aussi la Pologne
pour faire sonner bien haut le cas que l\'on fait
de la Sainte Ligue et partager ce gui en pourrait
résulter (Todieiixr
Zoo waren dan na een verblijf van 72 dagen,
in 36 conferenties, alle partijen zoo goed als \'t
ging het met elkaar eens geworden en kon men
tot de onderteekening der tractaten overgaan;
voor dezen gewichtigen stap werd de ;>6 Januari
vastgesteld.
Te tien uren des voormiddags begaven zich
alle gevolmachtigden, behalve de Russische, die
io6
zijn wapenstilstand twee dagen vroeger had
onderteekend en de Venetiaansche, die van het
voor hem en zijn rijk gemaakte verdrag niets
wilde weten, in statigen optocht ter conferentie-
zaal. De verdragen werden voorgelezen maar
ten believe van den Turkschen gezant Rami
werd met de onderteekening tot ii uur 45
minuten gewacht; deze staatsman toch, die als
liefhebberij ook de sterrewichelarij beoefende,
had berekend dat op dat tijdstip een voor zulk
eene gewichtige daad buitengewoon gunstige
samenloop van gesternten zou plaats hebben.
Het verwachte gunstige oogenblik gekomen
zijnde, werden de tractaten geteekend en de
deuren van de conferentie-zaal naar de vier
windstreken voor het publiek geopend, ten einde
ieder in de gelegenheid te stellen zich te ver-
gewissen , dat deze voor Europa zoo gewichtige
gebeurtenis werkelijk had plaats gehad. Volgens
de toen heerschende gewoonte gaven de ge-
zanten daarop elkander den vredekus.
j
07
Terwijl het geschut van de vestingen Belgrado
en Peter\\vardein de heuchelijke gebeurtenis door
salvo\'s den volke verkondigde, werden renboden
naar de betrokken hoven verzonden om hetgeen
geschied was ook in wijder kring bekend te
maken.
Zoo was dan het grootsche werk des vredes
volbracht en bestond de tempel van Janus nog,
hij had, al was het dan maar eenen enkelen dag,
gesloten kunnen worden.
De vrede van Carlowitz is het keerpunt ge-
weest van de macht der Muzelmannen in Europa.
Zagen wij voor dien tijd de halve christen-
heid in het harnas, om paal en perk aan de
veroveringen van den Islam te stellen, thans zien
wij de groote mogendheden vergaderd om dc
beste middelen tc beramen om des „zieken mans"
leven in Europa tc bestendigen, iets dat Europa\'s
doctoren niet zonder vele aderlatingen en am-
putatiën .schijnen tot stand te kunnen brengen.
Bovendien was de conferentie van Carlowitz het
-ocr page 120-io8
middel om de Turken meer aan de beschaafde
wereld te verbinden en na dien tijd zien wij dan
ook langzamerhand het vernederende ceremonieel,
waaraan alle christenen zich moesten onderwer-
pen gewijzigd en ten langen- laatste geheel
verdwijnen.
Wat den code d\'honneur van dien tijd betreft,
zoo was deze zeer verschillend van dien van
onzen tijd. Men hechtte toen ter\' tijd nog
groote waarde aan de oude spreuk van Theuci-
dydeS „\'-^\'\'^P\' ^^ xVQÙvPtù »/ 116X11 do^flf t/ot/ao; ,
óvöèi^ ttloxop, ori ^TjftrptQoy. (Lib. VI Cap. 85) ; (voor
een koning of een gemeenebest is niets on-
rechtvaardig, dat nuttig is.)
Zoo vinden wij in eene missive van Graaf
Kinsky aan Graaf Schlick waar hij over zekeren
Legnasco, eenen spion van Polen, spreekt de vol-
gende zinsnede die geen hedendaagsch staatsman
zou durven onderschrijven : „Pbur le second (d. i.
Legnasco) il est fort dangereux, et si l\'on ne
peut sous promesse d\'accomodement en faire un
109
double espion, il faudra s\'en défaire en toute
manière, quand même si l\'on ne le peut autre-
ment, ou lui devroit susciter une querelle avec
quelque officier de l\'Empire."
Veelvuldig zijn de toespelingen op een „bossilo
secreto" d. i. eene zekere som, die ten opzichte
van de Turksche gevolmachtigden noodig kon
zijn „pour mener l\'affaire à bonne fin;" eene
niet onduidelijke toespeling op het omkoopen
van invloedrijke personen, een gebruik dat toen
nog algemeen in zwang was.
Het geheimd er brievenpost was toen geheel
illusoir; met de meeste koelbloedigheid schrijft
Schlick aan Kinsky: „La règle de bonne pré-
caution voulait que nous veillassions au com-
merce des lettres de Mr. l\'ambassadeur de Vénise.
Celles qu\'il avoit remises au dernier ordinaire
pouvaient avoir de quoi nous éclaircir; mais comme
cet éclaircissement ne nous pouvait encore estre si
utile qu\'à la cour même qui doit prendre les
resolutions je vous les adresse monsieur.
i lo
Vous vous en servirez s\'il vous plait et à
tout cas il sera fort aisé de les faire rentrer au
bureau des postes. 27 Nov. 98."
En nog eens schrijft hij aan denzelfden „à
bon compte nous avons intercepté une lettre
venue de Turquie et écrite en chiffres au se-
cretaire de la même republique de Vénise."
Dat het openen van brieven geheel in on-
bruik geraakt is, zouden wij niet durven be-
weren , maar zeker is \'t dat zulk eene schending
van het overal erkende brievengeheim veel
zeldzamer geworden is.
Wat wellicht nog het minste veranderd is, is
het algemeene wantrouwen tegenover wien ook,
zoo vinden wij in meergemelde briefwisseling
tusschen Kinsky en Schlick in eenen brief van
den laatsten het volgende: „on va en tout et
partout avec beaucoup de circonspection .sans
se fier entièrement ni aux mediateurs ni à qui
que ce soit."
De republiek Venetië het gevaarlijke van hare
-ocr page 123-111
positie inziende besloot de vrede, haar op zoo
weinig ceremonleuse wijze opgedrongen, te rati-
ficeeren , de andere machten maakten eveneens
niet het minste bezwaar en zoo kon dus den
14. Maart te Salankemen de inwisseling der
ratlficatien door de mediateurs met de gebrui-
kelijke plechtigheid plaats hebben.
De verdiensten der mediateurs werden door
den keizer naar behooren geschat, zooals eene
missive van Keizer Leopold aan Colyer, te vin-
den in het rijksarchief te \'s Hage, die wij
als bijlage laten volgen, bewijzen kan. Colyer
mocht de voldoening smaken tot rijksgraaf
verheven te worden en tevens vele geschenken
als herinnering aan zijn beleidvol werken tc
ontvangen.
Keizer Leopold betuigde in hartelijke bewoor-
dingen aan Koning Willem lil en aan de Staten-
Generaal zijne erkentelijkheid voor de diensten
door hunne vertegenwoordigers bij het tot stand
komen des vredes bewezen; de missive van
112
Zijne Apostolische Majesteit aan de Staten-Ge-
neraal laten wij eveneens als bijlage volgen.
Zoo hebben wij, hoe onvolledig ook, in deze
bladzijden eene gebeurtenis trachten te schilderen,
die nog eens bewijst welk eene hooge plaats de
Nederlandsche Staat in de zeventiende en acht-
tiende eeuw in de rij der volkeren bekleedde en
niet zonder weemoed moesten wij het verschil zien
tusschen het Nederland van toen en dat van thans.
Wij kregen, b.v. eene staat van uitgaven voor
de vloot van de Staten onder oogen, bedragende
voor acht maanden de voor dien tijd zeer groote
som van / 5.319.264 en dachten daarbij met
verontwaardiging hoe een Groninger predikant
het kon wagen aan een volk dat eene zoo
groote rol in de geschiedenis van Europa heeft
gespeeld en zulke sommen als wij noemden
zonder morren heeft opgebracht, kon voorstellen
hare verdediging prijs te geven ten einde eenige
luttele penningen minder te moeten opbrengen.
Hoewel wij ons niet ontveinzen, dat het bij
-ocr page 125-113
den tegenwoordigen stand der zaken voor Neder-
land eene onmogelijkheid is dezelfde rol te spelen
als zij dit ten tijde van haren grootsten bloei
gedaan heeft, zoo gelooven wij toch dat hoe
meer wij Nederlanders de geschiedenis onzer
voorouders bestudeeren, hoe meer wij met
overtuiging en ijver er naar zullen trachten ons
dierbaar vaderland die eervolle plaats te doen
behouden, die zij nog steeds inneemt, en kan
het zijn, nog een weinig van hare beteekenis
en invloed te doen herwinnen.
.atsftm.t^^\' jfe. •
ft/"- . .îbsiî -^est^ ^■■. .e. -\'àf^a«" ^
F
-ocr page 127-B IJ L A G E N.
L
EiiSr
M
■ T.
\'ki \'
.- -ir ■
, \' \' .V13 0A JLia
i-r
l^i?\'--,-\'
; \' : ?
■KV,
iH ff ^
■•IVV\' - .
; ■.
ry\'fv.. ■
m
\'.ri\'V V.: . ...
B IJ L A G E I.
Jnsinimejitum Pacis inter Romano-Ccasarcam Ma-
jcstafem ct Ottomanicani fortani subscriptuni
Carlo\'iVizii die 26 Jan. 1699.
In nomine Sanctissimae et Individuae Trinitatis.
Ad perpctuam rei memoriam notum sit omnibus
et singTJlis, quorum interest. Posteaquam per sode-
cim hucusque annos saevum, exitiale et multa hu-
mani sanguinis ofFusione cruontum adeo bellum cum
plurimarum provinciarum desolatione gestum esset
inter Serenissimum et Potentissimum Principom et
Dominum Leopoldum, electum Romanorum Impe-
ratorem semper Augoistum, Germaniae, Hungariao,
Bohemiae, Dalmatiae, Croatiae, Slavoniae, Regom,
Archiducem Austriae, Ducem Burgundiae, Bra-
bantiao, Styriao, Carinthiae, Carmiolao, Marchioneni,
Moraviae, Ducem Luxemburgiae, Superioris et In-
férions Silesiae, Wirtembergae et Teckae, Princi-
pem Sueviae, Comitem Habspurgi, Tyrolis, Kyburgi
et Goritiae, Marchionem Sacri Romani Imperii,
Burgoriae, ac Superioris et Inférions Lusatiae,
Dominum Marcbiae Slavonicae, Portus Naonis et
Salinarum etc. ab una : et Serenissimum atque Poten-
tissimum Principem et Dominum Sultanum Alustaffa
Han, Ottomannorum Imperatorem, ac Asiae et
Graeciae, e jusque gloriosos praedecessores ab altera
parte; misertique tandem afflictae subditorum sortis
summi dicti ambo Potentissimi Imperatores, finem
tantis in pemiciem generis humani in dies augescen-
tibusmalis ponere, serio in animum induxissent,factum
Divina bonitate esse, ut annitentibus et concitiantibus
Serenissimo ct Potentissimo Principe et Domino Gui-
lelmo Tertio, Magnae Britanniae, Franciae et Hibcr-
niac Rege, uti et Colsis ac Praepotentibus Dominis
ürdinibus Generalibus Unitarum Belgiie Provinci-
arum, solennes ea de causa tractatus Carlovizii in
Sirmio, prope confinia utriusque imperii; instituti
atque ad finem perducti fuerint. Comparantes
quippe dicto loco utrimque legitime constitutii ploni
119
potentiarii, nomine quidem Sacrae Caesareae et
Romanorum Imperatoriae iMajestatis illustrisismi et
excellentissimi domini, dominus Wolfgangus Sacri
Romani Imperii comes ab Oettingeu, Sacrae Caes-
areae Majestatis cubicularius, consiliarius intimus et
consilii imperialis aulici praeses, et dominus Leo-
poldus Schlic, .Sacri Romani Imperii comes in Bas-
sano et AVeisskirchen, ejusdem Sacrae Caesareae
IMajestatis cubicularius, generalis vigiliarum prae-
fectus et legionis desultoriorum equitum tribunus,
ambo ad tractatus hosce pacis cum Porta Ottoman-
nica deputati legati extraordinarii et plenipoten-
tiarii nomine vero Imperialis Ottomannicae Alajestatis
illustrissimi et excellentissimi domini, dominus Mo-
hemet Efifendi supremus Imperii Ottomannici can-
cellarius, et dominus Alexander Maurocordato,
ex nobili Stirpe de Scarlati, intimus jam dicti Imperii
consiliarius et secretarius: interventu et opera illus-
trissimorum et excellentissimorum, domini Guilielmi
Baget, baronis de Beaudefert, serenissimi Magnae
Brittanniae Regis et domini Jacobi Colyer, celso-
rum et praepotentium Generalium Foederati Belgii
Ordinum, amborum apud excelsam Portam Otto-
20
mannicam oratorum et ad restabiliendam pacem uni-
versalem legatorum-plenipotentiariorum, qui munere
mediatoris integre, sedulo et prudenter perfuncti
simt: post invocatem aetemi numinis opem et com-
mutatis rite mandatorum tabulis ad Divini Numinis
gloriam et utriusque imperii salutem in sequentes
viginti mutuas pacis et concordiae leges convenerunt.
Art. I. Regio TransyIvaniae, quemadmodum de
praesenti est in possessione et potestate Caesareac
Majestatis, ita maneat in ejusdem dominio, et a
Podoliae confinio usque ad extremum Vallachiae
confinium suis montibus, qui antiqui fuerunt limites
ante praesens bellum inter Transylvaniam ex una
parte, et Moldaviam atque Vallachiam ex alia
parte, atque a confinio Vallachiae usque ad flumen
Marusium pariter suis montibus, qui antiqui fuerunt
limites, circumscribatur, et sic utrinque observatis
antiquis limitibus nec ultra nec citra ab utroquc
Imperio fieri possit extensio.
Art. II. Provincia subjecta Arci Temeswarinensi
cum omnibus suis districtibus \'ot inter fiuentibus
fluviis maneat in possessione et potestate excelsi
Imperii Ottomannici, atque a parte Transylvaniao
e
12 I
fines ejus sint ab extremo confinio Vallachiae usque
ad fluvium Marusium in superiori articulo constituti
Transylvaniae antiqui limites, tum a parte Marusii
usque ad fluvium, Tibiscum citerioribus ripis ejusdem
I^Iarusii, et a parte Tibisci usque ad Danubiam
citerioribus ripis fluvii Tibisci finis ejus Hmitentur.
Quae vero intra praedictos limites sita sunt loca,
nempe Caransebes, Lugos, Lippa, Csanad, Kiscani-
sia, Betsche, Betskereck et Sablia citerius, et intra
praeconstitutos ante praesens bellum limites antiques
Transylvaniae ac secundum praedeclaratam rationem
intra ripas fluminum Marusii et Tibisci in Temes-
warinensibus territoriis qualiscunque alius similis
locus reperiatur, ea conditione destruantur per Cae-
sareos, ut vi pactorum amplius reaedificari non
possint. Et praedicta regio Temeswarinensis omnino
libera relinquatur, et imposterum neque in dictis
bisce locis, neque prope ripas fluviorum Marusii
atque Tibisci alia, vel majora vel minora loca, quae
possint spcciem fortificationis exhibere, extruantur.
Fluviorum Marusii ac Tibisci inter provinciam
Temeswarinensem et provincias Caesareae potestati
et possession! subjectas usus sit communis subditis
122
utriusque imperii, tum ad potum pecorum omnis
g-eneris, tum ad piscationem, et alias commoditates
subditis perquam necessarias.
Cum vero onerariae naves a partibus superioribus
subjectis Caesareo dominio, tum per Manisium flu-
vium in Tibiscum in Danubiam, sive ascendondo sive
descendendo ultro citroque meantes nullo obici prae-
pediri debeant, navigatio navium Germanicarum,
aut aliorum subditorum Caesareorum, nullo modo
possit in cursu suo ultro citroque incommodari sed
libera atque commodissime fiat ubique in praedictis
duobus fluviis, et siquidem rcciprocae amicitiae et
mutuae benevolentiae convenientia id etiam requirat,
ut subditi Imperiali Ottomanicae potestati subjecti
possint usus praedictorum fluviorum esse participes,
sine impedimento navibus piscatoriis etiam ac cym-
bis utantur.
Molendenariao autem naves in locis tantum,
quibus negotiatione alterius, nempe Caesarii dominii,
nullatonus impedimento esse possint, communicatione
gubematorum utriusque dominii et consensu po-
nantur. Quinimono diversione aquarum in Alarusio
cursus Caesarearum navium incommodum aliquod
123
patiatur nullatenus permittetur, ut sive molendinorum,
sive alia occasione ex Marsuio aquae alio deriventur
seu deducantur.
Insulae, quaecumque in praedictis fluviis cum ^
actu sint, in potestate Caesarea maneant, uti possi-
dentur, et subditi utriusque dominii omnino pacifice
atque tranquille vivant severissimisque edictis ab
insolentiis et contraventione pactorum contineantur.
Art. III. Cum regio inter fluvios Tibiscum et
Danubium, vulgo dicta Batska, sit in sola possessione
et potestate Caesareae Majestatis, sic maneat dein-
ceps etiam in praefata potestate et dominio Caeserea
neque Tilelium magis, quam in praesenti est, for-
tificetur,
Art. IV. Ab extrema ripa citeriore Tibisci, oppo-
site Titelianae ripae, et angulo terrae ibidem per
conjunctionem Tibisci et Danubii terminato dedu-
catur linea recta usque in ripam Danubii. Item a
regione citerions ripae Tibiscanae sita et ulterius
l)rotrahatur pariter recta ad Morarizii ripam citeri-
orem amnis Bossut, et inde ad locum usque, ubi
])raedictus amnis Bossut, principali a loco in Savuni
elabitur. Et Morarizio sine ulla fortificatione relicto
124
extructisque tantum in opposita utrinque ripa apertis
pagis, separentur per praedictam lineam, firmatam
atque distinctam sive fossis, sive lapidibus, sive
alia ratione, imperia sequenti modo, regio versus
Belgradinum intra modo dictos limites permaneat
sub sola potestate potentissimi Ottomanorum Impe-
ratoris , regio vero extra praedictam lineam sita
maneat sub sola potestate et possessione potentissimi
Romanorum Imperatoris, et secundum praedictos
limites pariter possideantur fluvii, qui sunt territoriis
permanentibus in possessione utriusque partis.
Art. V. Ab ostio amnis Bossut in Savum efflu-
entis, usque item in Savum elabentis Unnaee fluvii
ostium, Savi altera quidem pars pertinons ad ditionem
Caesaream possidcatur ab ejus Majestate, altera vero
pars possidcatur ab Imperatore Ottomanorum.
Interfluens fluvius Saviis et insulao in hoc com-
muni tractu sitae sint communes, et usus tum ad
navigationem ultro citroque tum ad alias commodi-
tates utriusque partis subditU pariter communis sit,
utrisque religiose observantibus pacificum et imper-
turbatum ultro citroque commercium.
Usque ad Unnam fluvium regio pertinons ad do-
-ocr page 137-12\'
minium Imperialis Ottomannicae Majestatis, qua
Bosniam spectat, citerioribus ripis Unniae fluvii defi-
niatur atque terminetur, evacuatis Novi, Dubizza,
Jessenoizza, Doboy, et Brod ex parte Bosnensi, et
qualicuque alio simili loco in hoc tractu existente
et deductis inde praesidiis Caesareis ista pars omni
modo libera relinquatur Castanoviz autem et insulae
infra terram Novi versus Savum cum ulterioribus
ripis ejusdem Unnae, cum sint et maneant in potes-
tate Romanorum Imperatoris, praedictis limitibus
hinc disting-uantur.
Loca demum ultra Unnam longe a Savo sita et ab
utraque parte praesidiis conservata atque possessa
cum terris ante praesens bellum ad eadem spectan-
tibus maneant iterum in potestate utriusque possi-
dentis partis, ea conditione. ut commissarii utriusque
mox deputindi districtus atque territoria singulatim
deductis particularibus lineis seperantes per fossas,
lapides, palos, aut alia quacumque ratione ad evi-
tandam confusionem posita signa, segregent atque
disiungant in partibus Croatiae usque ad ultimum
confinium et terminum locorum in utriusque dominii
possessione permansurorum.
126
Et ex utraque parte, si quis ausus fuerit alte-
rare | mutare, evellere, tollere, aut quovis modo
violare aliquod ex praedictis signis, ille per omni-
modam inquisitionem deprehensus ad exemplum
aliorum severissime puniatur,
Commissariis vero ad distinctionem et positionem
limitum in isto confinio, quoad fieri poterit quam
celerrime deputandis regiis edictis demandetur ut ad
tranquillitatem es securitatem subditorum utriusque
dominii sedulo animum adhibentes sine controversia
et sine quacunque particulari complacentia terras
optime separent atque manifeste distinguant.
Cum rite in Altera Savi parte, qua dominium
Imperiale Ottomanicum recipit, munimenti Brod
fortificationcs utpote recenter a militiis Caesareis
factae, tempore educendi pracsidii Caesarci, everti
debeaut, locus autem ille sit commodissimus ad
mercaturam, poterit ibidem crigi cum honesto et
commodo recinctu civitas, ita tamen ut in arcis aut
munimenti forman non redigatur.
Art. VI. Definiti tandem per hosco tractatus et
subsecuta, ubi opus fuerit, locali dcputatorum,
commissariorum separatione stabili, sive deinceps
127
idoneo tempore per operam commissariorum utrinque
stabiliendi confiniorum limites sancte utrinque et
religiose observentur, ita ut sub nulla ratione aut
praetextu extendi, transferri, aut mutari possint,
neque liceat alicui paciscentium parti in alterius
partis territorium ultra statutos semel terminos aut
lineas quidquam juris aut potestatis praetendere
aut exercere, aut alterius partis subditos sive ad-
deditionem, sive ad pendendum tributum quale
cumque, sive praeteritum, sive futurum, sive ad
quamvis aliam bumano ingenio excogitabilem ex-
actionis aut taxationis speciem adigere aut molestare,
sed omnis altercatio juste amoveatur.
Art. VII. Licitum et liberum esto utrique partium
pro confiniorum .suorum securitate, quocunque meliore
visum fuerit modo, arces, munimenta et loca, per
praesentis tractatus pacifice possessa, quaecunque
de facto exstant, reparare, muniri et fortificare,
exceptis illis, de quibus utrinque nominatim cautum
est. Ad incolarum vero commodas habitationes in
extremis confinii apertos pagos aedificare ubique sine
impedimento et sine exceptione utrique parti liceat,
dummodo sub hoc praetextu fortalitia non erigantur.
128
Art. VIII. Incursiones hostiles et occupationes
omnesque insultus clam aut ex improvisu facti,
devastationes et depopulationes territorii utriusque do-
mini omnino et severissimis mandatis prohibitae sint
ac illicitae. Transgressores vero articuli hujus ubicum-
que deprehensi statim incarcerentur et per juris-
dictonem loci, ubi captivati fuerint, pro merito
puniantur, absque ulla remissiono, et rapta quae-
cunque sint, diligentissisme perquisita et adinventa,
cum omni aequitate dominis suis restituantur. Capi-
tanii quoque ipsimet, commendantes et praefecti
utriusque partis ad justitiam nulla admissa injuria
integerrime administrandam sub amissione officii
non solum, sed etiam vitae et honoris adstricti
sint atque obligati.
Art. IX. Maneat porro etiam illicitum futuris
quoque temporibus receptaculum vcl fomcntum dare
malis hominibus, rebcllibus subditis aut male con-
tentis, sed ejusmodi homines et omnes pracdones,
raptores etiam si altcrius partis subditi sint quos in
ditione sua dcprchenderint, merito supplicio afficcre
utraque pars adstricta sit, qui si deprehcndi nequeant,
capitaneis aut praefectis eorum, sic ubi eos latitarc
129
compertum fuerit, indicentur, iique illos puniendi
mandatum habeant. Quod si nec hi officio suo in
punitione talium sceleratorum satisfecerent, indigna-
tionem Imperatoris sui incurrant, aut officiis exu-
antur aut ipsimet poenas pro reis luant. Quoque
magis nefariorum hujus modi petulantiis cautum sit,
neutri partium liceat intertencre et alere Haydones,
quos liberos nuncupant, Plagiores Pribeck dictos,
atque id genus facinorosorum hominum, qui non
sicut alterutrius principis stipendie conducti, sed
rapto vivunt, tamque ii, quam qui eos aluerint pro
demerito puniantur, talesque nefarii, etiam siconsu-
etae vitae emendationem prae se forant, nullam
fidem mercantur, nec prope confinia tollerentur, sed
ad alia remotiora loca transferantur.
Art. X. Cum tempore praesentis hujus belli plures
ex Hungaris et Transylvanis a subjectionc suae
Caesareae Majestatis, secedentes ad confinia excelsi
Imperii sese reccrerint, atque hac in parte etiam con-
clusae per inducias inter utrumque imperium almae
huic paci debitis modis in futuram securitatcm
providendum sit, de praedictis ita pactum est, ut
in ditionibus ante nominati excelsi Imperii ad lubi-
1 ^lauwjirnjLu-u..^ ».til.-
-ocr page 142-30
tum possint locari et accommodari ; ne taemen
aliquo modo confinorum tranquillitas et subditorum
quies perturbari queat; loca, ubi praedicti colloca-
bunter, remota sint ab omnibus limitaneis confini-
ariis partibus, et uxoribus illorum dabitur facultas
sequendi maritos suos iisque in imperatorio, assig-
nato ad hoc, districtu conhabitandi. Cumque impos-
terum in reliquos subditos potentissimi Ottomman-
norum Imperatoris annumerandi teneant, non liceat
Ulis a subjectione ejusdem amplius recedere: et si
qui recesserunt atque ad patriam iterum reverti
voluerunt in numero et conditione malevolorum
recenseantur, neque illis a Caesareis fomentum aut
receptaculum praebeatur, quinimo deprehensi Otto-
mannis confiniorum g-uberatoribus extradantur, quo
magis utrinquo securitati pacis prospiciatur.
Art. XI. Ad tollendas penitus quasqumque in
confiniis super aliquorum armistitii hujus aut quavis
de re imposterum enascentes controversias, differen-
tias aut discordias, ubi prompte et maturo remedio
opus sit, ordinentur utrinque in confiniis primo
quoque tempore electi pari numero commissarii viri
neutiquam avidi, sed graves, probi, prudentes, oxperti
131
atque pacifici, hique loco opportune convientes
sine exercitu, cum aequali pacificarum personarum
comitatu, omnes et singulas hujusmodi controversias
emergentes audiant, cognoscant, décidant et amica-
biliter componant, talem denique ordinem et modum
constituant, quo utraque pars suos homines et sub-
ditos citra omnem terginersationem vel praetextum
gravissimis poenis ad sinceram ac firmam pacis ob-
servantiam compellat, quod si vero negotia tanti
momenti occurrerent, quae per commissarios utrius-
que partis componi et expediri non possint, tune ad
ambos potentissimos Imperatores remittantur, ut
ipsi complanandis iisdem, sedandis es extinguendis
modum et rationem invenire et adhibcro valeant;
ita ut talos controvorsiae, quam fiere poterit, intra
brevissimum temporis spatium componantur, nec
eorum resolutio ulla ratione negligatur aut protrahatur.
^ \\
Cumquc praeterea m antecedcntibus sacris capitula-
tionibus duclla et mutuao ad certamcn provocationes
fuerint votitac, imposterum etiam sint illicitae, et si qui
adsingulare ccrtamen temere provocaro ausi fuerint,
in illos ut transgressores gravissimo animadvcrtatur.
Art. XII. Captivi, tempore praesentis belli ox
-ocr page 144-132
utraque parte in captivitatem abacti et in publicis
carceribus adhuc superstates, cum occasione istius
almae pacis eliberationem tandem aliquando merito
sperent nec possint sine laesione Majestatis Impe-
ratoriae et laudatae consuetudinis in eadem captivi-
tatis miseria et calamitate relinqui, usitatis ab antiquo
vel honestioribus adhuc rationibus per commutationem
in libertatem asserantur, et si plures aut melioris
conditionis in ima quam in altera parte invenientur,
pro reliquorum etiam eliberatione, quando solennes
legati instantias afferent, gratiosa et huic almae
paci conveniens utriusque Imperatoris pietas nequa-
quam denegetur, caeteris vero, qui in privatorum
potestate sunt, vel apud ipsos Tartaros, licitum sit
eliberationem suam honesto et, quam fieri poterit,
mediocri lytro procurare. Quod si cum captivi
domino honesta accommodatio fieri non potuit, judi-
ces locorum litem omnem per compositionem diri-
mant, sin autem praedictis viis id etiam confici haud
posset, captivi pretiis eorum, sive per testimonia
sive per juramenta probatis atque solutis, eliberen-
tur. Nec possint domini aviditate majoris lucri sese
redemptioni eorundem opponere, et quango quidem
133
ex parte excelsi Imperii Ottomannici homines non
emitterentur, qui taliter eliberandis captivis operam
adhibeant, spectabit ad probitatem Caesariorum prae-
fectorum, ut ad demittendum Ottomannos captivos,
quo empti sunt pretio, sincere liquidata, dominos
illorum adstring-ant, atque ita sanctum hoc opus pari
utrimque pietate promoveatur ; quousque demum cap-
tivi utrimque praedicta ratione eliberentur, legati
plenipotentiarii ex utraque parte officia sua adhibe-
bunt, ut interea miseri captivi benigne tractentur.
Art. XIIL Pro religiosis ac religionis Christianae
exercitio juxta ritum Romano Catholicae Ecclesiae,
quaecunque praecedentes gloriosissimi Ottomannorum
Imperatores in regnis suis sive per edicta et mandata
specialia favorabiliter concesserunt, ea omnia sere-
nissimus et potentissimus Ottomanorum Imperator
imposterum etiam observanda confirmabit, ita ut
ecclesias suas praefati religiosi reparare atque resar-
cire possint, functiones suas ab antiquo consuctas
exerceant ct nemini permissum sit, contra sacras
capitulationes et contra leges Divinas aliquo genere
molestiae aut pecuniariae petitionis eosdem religiöses
cujuscunque ordinis et conditionis afficere, sed con-
KtSÜÜI
134
sueta imperatoria pietate gaudeant et fruantur. Prae-
terea serenissimi et potentissimi Romanorum Impe-
ratoris solenni ad fulgidam Portam legato licitum
sit, commissa sibi circa religionem et loca Chris-
tianae visitationis in sancta civitate Jerusalem exis-
tentia exponere atque instantias suas ad Imperiale
solium afferre.
Art. XIV. Commercia juxta antecedentes etiam
sacras capitulationes libera sint utriusque partis sub-
ditis in omnibus imperiorum regnis et ditionibus; ut
autem utrique parti utili ratione et sine fraude et
dolo peragantur, inter deputatos commissaries rem
mercatoriam bene intelligentes tempore solemnium
utrinque legationum contractabitur, et sicuti cum aliis
excelsi Imperii amicis nationibus observatum est, ita
etiam subditi cujuscunque nationis Gaesareae Ma-
jestatis securitate et utilitate commcrciorum in regnis
excelsi Imperii idoneis modis et usitatis privilegiis
gaudebunt et perfruentur.
Art. XV. Quaecunquc conditiones in nntiquis
sacris capitulationibus expressae sunt nec praedictis
punctis hoc tractatu stipulatis aut liberrimo cujus que
possidentium dominio et usui ejusdem adyersantur
135
aut praejudicant, posthac etiam eolantur sancte et
observentur, cassatis et annullatis iis quae supradictis
quocunque modo repugnant.
Art XVI. Ut quoque tanto magis armistitium
hoe bonaque inter ambos potentissimos Imperatores
amicitia firmetur ac coalescat mittentur solennes
utrique legati ex aequo usitatis ceremonialibus ab
introitu in confinia usque ad reditum in locum
secutae permutationis excipiendi, honorandi, trac-
tandi atquo prosequendi qui in signum amiciiiao
spontaneum munus, conveniens tamen ct utriusque
Imperatoris dignitate consentaneum asscrent, et
prima aestato in mcnso Junio iter, praevia mutua
corrcspondentia, uno eodemque tempore suscipientes
in Scrmicnsi confinio, more jam pridem inter utrum-
que imperium observato, permutabuntur. Solemnibus
porro logatis in imperatoriis aulis quidquid libuerit,
pctere liceat ac permittatur.
Art. XVll. Regula ot norma curialium in reci-
pendis rcccptisque pariter honorandis et tractandis
ministris ultro citroque commeantibus ot commoran-
tibus juxta usitatam prioribus etiam temporibus
modalitatcm, dcinceps ab utrinque cum aequali decoro
136
et secundum distinctam characteris missorum prae-
ragativam observetur.
Legatis Caesereis et residentibus et quibusvis eorun-
dem hominibus pro suo arbitrio, quibus cumque pla-
cuerit testibus uti, licitum sit, neve quisquam impe-
dimento esse possit. Ministri porro caesarii sive
oratoris, sive legati, sive residentis, sive agentis
munere fungantur, quibus reliquorum principum
fulgidae Portae amicorum legati et agentes immuni-
tatibus et privilegiis perferuntur eadem libertate, imo ad
distinguendam Caesareae dignitatis pracrogativam usi-
tatis melioribus modis fruantur habeant que liberam
potestatem conducendi interpretis. Cursores etiam
et alii eorum homines Vienna ad fulgidam Portam
atque iterum redeuntes et ultro citroque vonientes
salvo passu tuto et secure pcrmeant atque, ut com-
mode iter suum perficiant omni favore coadjuventur.
Art. XVIII. Pax ista, quamvis secundum pro-
positas conditiones conclusa,\'tum demum integrum
ex omni parte robur obligationis et debitae ob-
servantiae vinculum accipiet et inducet cum omnia
et singxila, quae de confiniis supra recensito modo
ultro citroque promissa et acceptata sant, tam
137
de distinctionibus limitum, quam de evacuationibus
et demolitionibus plenarie in efFectum et executionem
deducta fuerint, ita, ut absoluta designatione limitum
in unoquoque confinio statim subsequatur demolitio
aut evacuatio, quod ut quam celerrime succédât,
designentur ad limites ut terminos confiniorum po-
nendos et distinguendos ex utraque parte commissarii,
qui die aequinoctii, scilicet 22 mensis Martii, aut
12 secundum veterem stylum anni millesemi sexcen-
tesimi nonagesini noni, in locis inter commissarios^
consensu gubernatorum utriusque confinii detormi-
nandis, mediocri ct pacifico comitatu conveniant
atque intra spatium duorum mensium, si possibile
sit, aut etiam cilius, uti fieri poterit, confinia limi-
tibus et terminis manifestis per superiores articulos
constitutis distinguant, séparent, déterminent et statuta
inter legates plenipotentiaries utriusque imperii ac-
curatissime et citissime exequantur.
Art. XIX. Has vero conditiones et articulos ad
formam hic mutuo placitam a Majestatibus utriusque
Imperatoris ratihabitum iri, atque ut solemnia ratifi-
cationis diplomata intra spatium triginta dierun a die
subscriptionis vel citius in confiniis per illustrissimes
138
et excellentissimos legates plenipotentiaries media-
tores resiproce recteque commutentur, legati pleni-
potentiarii utriusque imperii sese infallibiliter obligant
atque praestituros compromittunt.
Art. XX. Duret armistitium hocce et extendatur,
favente Deo, ad viginti quinque annos continue
sequentes, a die, qua ejusdem subscriptio facta fuerit;
quo annorum numero elapso, vel etiam medio tem-
pore, priusquam elabatur, liberum esto utrique par-
tium , si ita placuerit, pacem hanc ad plures adhuc
annos prorogare.
Itaque mutuo et libero consensu quaecuuque sta-
bilita sunt pacta inter majestatem Serenissimi et
potentissimi Romanorum Imperatoris et majestatem
serenissimi et potentissimi Ottomanorum. Imperatoris
et haeredes eorundem imperia quoque et régna
ipsorum, terra item marique sitas regiones, civitates,
urbes, subditos et clientes, observentur sancte, religiose
ac inviolabiliter, et demandetùr serio omnibus utri-
usque partis gubernatoribus, praefectis, ducibus
exercituum atque militiis et quibusvis in eorundem
clientela, obdientia et subjectione existentibus, ne illi
quoque nomine ant praetextu se invicun ofFendant
139
aut damnificent, se quolibet prorsus inimicitiae genere
abstinendo bonam colant vicinitatem, certo scientes,
quod si eatenus admoniti morem non gesserint,
severissimis in se poenis animadvertendum fore.
Ipse quoque Crimensis Chanus et omnes Tarta-
rorun gentes, quovis nomine vocatae, ad pacis hujus
et bonae vicinitatis et reconciliationis jura rite obser-
vanda adstricti sint, nec iisdem contraveniendo
hostilitates qualescumque exerceant erga quasvis
Caesareas provincias earumque subditos aut clientes.
Porro sive ex aliis exercituum generibus, sive ex
nationibus Tartaroum, si quis contra sacras impera-
torias hasce capitulationcs ot contra pacta et articulos
earum quidquam ausus fuerit, is poenis rigorosissi-
mis cocrceatur.
Incipiat vero modo dicta pax, quies et sccuritas
subditorum utriu.sque imperii a suprafata die sub-
scriptions , et cessent exinde atque .sustollantur omnes
utrinque inimicitiae, et subditi utriusque partis securi-
tato ct tranquillitate fruantur. Eoque fine et quo
magis per summam curam ac sedulitatcm hostilitates
inhibcri possint, transmittantur quam cclerrimc man-
data et cdicta publicandac pacis ad omnes confinio-
140
rum praefectos; cvunque spatium aliquod temporis
requiratur intra quod ofiSciales in remotioribus prae-
sertim confiniis istam conclusae pacis notitiam
obtinere valeant, statuunter viginti dies pro termino,
post quem si quis hostile quidqam alterutra ex
parte admittere praesumpserit, poenis superius decla-
ratis irremissibiliter subjaceat.
Ut demum pacis conditiones, viginti hisce arti-
culis conclusae, utrinque acceptatae et debito sum-
moque cum respectu inviolatae observentur, siquidem
domini plenipotentiarii Ottomanici vi concessae iisdem
facultatis imperatoriae instrumtum ïurcico sermone
exaratum et subscriptum legitimum et validum nobis
exhibuerint nos quoque vi mandati et plenipotentiae
nostrae propriis manibus et propriis sigillis sub-
scriptas et signatas hascc pactorum Iitteras in latino
idiomate tamquam legitimum ct validum vicissim
instrumentum extradidimus.
BIJLAGE II.
Volmacht voor Jacob Colyer, Ncdcrlaudsch mediateur.
31 Maart 1698.
Ordines Generales Unitarum Belgii Provinciarum
omnibus et singulis quorum interest, aut quomodo
libet iteresse poterit, salutem.
Notum testatumque sit quum pro veteri illa ami-
citia, quae nobis tam cum serenissimo Potentissimo
et Invictissimo Principe et Domino, Domino Leopol-
do, Divina Favente Clementia Electo Romanorum
Imperatore Semper Augusto etc., qua et cum Serenis-
simo Potentissimo et Invictissimo late patentis Rcgni
Ottomanici Imperatore etc., intercessit, maxime cupia-
mus, ut Bellum illud, quod a plurimis retro annis.
142
inter potentissima Illa Imperia saeviit amice com-
ponatur, nos itaque Fide Industria Prudentiaque,
per quam Fidelis et dilecti nostri Jacobi Colier
legati nostri apud Turcarum Imperatorum, plurimum
confisi, Ipsum nominasse, fecisse, constituisse et de-
putavisse, quemadmodum nominamus, facimus, consti-
tuimus et deputamus per praesentes, nostrum verum
certum et indubitatum legatum, commissarium, de-
putatum et plenipotentiarium pro Tractatu Pacis
aut Treugae inter praedictas partes belligerentes,
earumque socios et Foederatos habende, dantes
eidem et concedentes omnem et omni modam potes-
tatem et faculatem auctoritatemque nec non man-
datum generale et pariter ac speciale pro nobis et
nomine nostro interponendi officia omnia mediatoria
ad eratingueundum hoc bellum et componendas
terminandasque quasqumque lites et controversias
inter dictum Serenissimum Potentissimum et In-
victissimum Romanorum Imperatorem ejus que foe-
deratos ex altera parte, atque de firma et stabili
pace, vel saltern Treuga tractandi et concludendi,
idquc quod hincinde conventum conclusumque per
graphiarium nostrum subscribi jussimus.
143
Actum Hagae Comitum die trigesimae primae
mensis Martii anno millesimo, sex centesimo nona-
gesimo octavo.
w. g. W. de Nassau.
Ad mandatum alte memoratorum dominorum or-
dinum generalium.
1.\'
Fagell.
-ocr page 156-B IJ L A G E III.
»
Verklaring der mediateurs nopens de loapenstiistand
niet Rjisland.
Nos infrascriti ambasciatori Plenipotentiarii di
Sua Britanica Maesta e della alti Prepolenti Stati
Generali delle Provincie Unité de Paese Bassi et
alti Trattati di Pace fra l\'Ecselso Imperio et il Tzaro
di Muscovia dictiaramo, che li nove di Decembre
deir Anno 1698. Esten dosi conolemti gli Ambas-
ciatori Plenip item Liarii dell Eccelso Imperii
N. N. et l\'Ambasciatore Plenipotentiario di mos
Coeria nivocando il nome di Vio, si sono accordati
per continuare quietamente li trattati d\'una buona
Pace, e la quieter fra li sud ditó d\'Acubi li domi
145
hic, di stabilicre dal gionie di natale, vigedino
quinto di Decembre dell\' anno sudetto sine alla
fine di due anni compiti une Armistizio, da asser-
varsi da ambe le parti con totale securessa, con le
circonche I\'Plenipotentiarii d\'ambe le parti hanno
presso tempo di stendirte cor loro commodita. Et
instant© havendo consegnato il praesente stipulate
accordo alle nostre mani, in memoria, si é qui
registrato.
10
-ocr page 158-BIJLAGE IV.
Ordinibus faederah Belgh agtintur gratiae pro
mediatione pacis cum Porta Ottomanica.
Leopoldus.
(titel.)
Posteaquam visum fuit bellum illud tam grave
tamque diutumum, quod hactenus divini numinis
beneficiis non infeliciter gessimus cum Turcis, ter-
minare tandem, et optatam populis ac provinciis
quietem reddere.
Nos ea potissimum de causa et pacem certis legibus
amplectendam duximus et quinque lustris definiendam
atque haec inter quando minus ignoramus, vos ad eam
pacem, ejusque conditiones tam misso Legato Vestro,
147
viro experto prudentique, tam alias junctis in hunc
studiis vestris non parum contulisse adjumenti tanto
magis hisce testari voluimus, nos operam vestram
tam diligenter in commodum et beneficium nostrum
impensam grato suscipere animo vosque securos
reddimus si quando rerum vestrarum rationes ita
exigent, sincera vicissim officia nostra vobis num-
quam defutura. Prout haec ablegatum nostrum
extraordinarium Illustrissimum et magnificentissum
Petrum Comitem a Goessen verbis nostris fusius
prosequi jussimus, quaproptor ad eum nos referentes
omnia vobis prospéra et laeta exoptamus.
Viennae 17 Febr. 1699.
-ocr page 160-BIJLAGE V.
Dankschrijven van Keizer Leopold aan Jacob Colyer.
Generoso Syncere nobis dilecto, Jacobo Colyers
Ordinum Generalium Foedcrati Belgii ad Portam
Ottomanicam Legato extraordinario.
Generose Syncere dilecte.
Tandem Divini Numinis beneficio post muitos
Labores, reducendae et stabiliendae pacis, et ami-
citiae inter me et Portam Ottomanicam impensos,
opus tam salutare feliciter confcctum esse, ex litte-
ris quoque Vestris non sine magno gaudio percepi,
et plurimum sane de tam felici successu Vobis etiam
deberi agnosco. Qua propter co nomine Vobis tani
pro mediata Pace additoque de eadcm Voto quam
149 ,
pro opera et officiis quae promovendo negotio (prout
Legati Mei saepenumero testati sunt) Vos suaviter
impendisse constat, benevolas gratias reddens con"
fido, operam quoque Vestram in reliquis quae adhuc
perficienda restant, et ad consolidandam, firmam
denique Pacem et Amicitiam istam pertinent para-
tam fore.
Vobisque de caetero omnem meam benevolen-
tiam liberaliter offero.
Dabantur in Civitate Mea Viennae i S"\'-\'^ Februarii
anno 1699.
Lkopoldus.
-ocr page 162-.-■.y.
ƒ v--
-ocr page 163-STELLINGEN.
-ocr page 164-V
V/ ■ -I-- \'r* ■ ,
m\'
■i, vi*
• -t.
■■<*■ » .ry-> 1. 4 . «■• V
-ocr page 165-Wanneer het vermogen van den emphyteuta
aan den fiscus valt, moet deze den canon
betalen.
II.
In den regel zijn bij het fideicommissum de
residuo, de vruchten niet aan den verwachter
uit te keeren.
III.
Het putatief huwelijk heeft, al is slechts een
der echtgenooten te goeder trouw, wettiging
ten gevolge.
154
IV.
De moeder die te goeder trouw een tweede
huwelijk heeft aangegaan, herkrijgt het verloren
vruchtgebruik bij nietigverklaring van dit huwelijk.
V.
De huisverhuurder is in het faillissement van
den huurder, niettegenstaande hij zijne vordering
heeft doen verifieeren bevoegd, de vernietiging
der huur volgens art. 1302 B. W. te vorderen.
VI.
Mij die iemand een huis in gebruik heeft af-
gestaan tegen onderhoud, heeft het voorrecht
des verhuurders, volgens art: 1185 al. 2 B. W.
VII.
De meester is verantwoordelijk voor de schade
toegebracht door honden, door den hoeder zijner
155
schapen gebruikt, aan wien deze honden in
eigendom toebehooren.
De kooper wordt geen eigenaar van het ge-
kochte door de overschrijving van het vonnis,
hetwelk het bestaan van den verkoop erkent.
IX.
Bij abandonnement van het schip, heeft de
verzekeraar geen recht op de verdiende vracht-
penningen.
X.
Indien het accoord niet door het vereischte
getal voorstemmende crediteuren onderteekend
is, maar uit het proces-verbaal blijkt dat het
vereischte getal crediteuren daarvoor gestemd
heeft, kan het accoord gehomologeerd worden.
156
XL
In geval bij vrijwaring de waarborg de zaak
van den gewaarborgde overneemt, staat dezen
de exceptie van gewijsde zaak niet in den weg,
indien hij de zaak revindiceert van den eischer.
XII.
De eischer kan wegens insolventie van den
waarborg verlangen, dat de gewaarborgde in
het geding blijve.
XIII.
Ten onrechte zag het hof van Arnhem
(25 November 1879), in de daad van hem, die
ongemerkt zijne hand in den zak eener dame
stak en terug trok zonder er iets uit te halen,
strafbare poging tot diefstal.
157
Landlooperij is in het nieuwe strafwetboek,
terecht niet onder de strafbare feiten opgenomen.
XV.
Preventief gedetineerden welke vrijgesproken
worden, behooren van Staatswege schadever-
goeding te erlangen.
XVI.
De diefstal door meer dan twee Nederlanders
buitenslands tegen een vreemdeling des nachts
gepleegd, is hier strafbaar.
XVII.
In den regel zijn repressailles in handelspolitiek
af te keuren.
1^8
XVIIL
Hooge invoerrechten drukken op den binnen-
landschen consument, zonder den buitenlandschen
producent veel te schaden.
XIX.
Plaatselijke verordeningen mogen maatregelen
van politie voorschrijven, wier handhaving de
wegneming van bijzonder eigendom kan ten
gevolge hebben, zonder gehoudenheid der ge-
meente tot eenige schadevergoeding.
XX.
Ook van „Algemeene Maatregelen van In-
wendig Bestuur", kan dispensatie verleend worden.
XXI.
Volgens art. loi Gr, W. is een besluit der
-ocr page 171-159
Kamer geldig, wanneer het aantal der uitge-
brachte stemmen, minder bedraagt dan de grootste
helft der leden waaruit de Kamer bestaat.
XXII.
Bij staking van stemmen, bij niet voltallige
Kamer, mag in de volgende vergadering, de
beraadslaging weder geopend en amendementen
voorgesteld worden.
7 V\' \' \' \'
"•
>: \'\'.v.. -,,-
V
r
Kt\'
rr
- y
S»
-ocr page 173-\'im
km
CM
M. "
r^-r
» m. S"*
rw-i
î»
531_______,
-ocr page 174-- . .. 1V
-ocr page 175- -ocr page 176-