-ocr page 1-

Ji

De ißäolcilieeräß f issirie

volgens

HET NEDERLANDSCHE RECHT.

rwefsdirift

-ocr page 2-

IC\'

, .. m\'y ..

■ : : -.-f/

i^i

y \'v

A

• • \' . \'
■ ■ -, : / ■
• \' • - . -

1«. U lli,1 .. ......1

- -\'^rrrrrrr-irr-r^-

1  r^ :

-ocr page 3-

: -\'tv\':, - ;

mm-

fW \'v-\'V-

. . . .-ï-. ■
.-»\'"W .Ui

yi\' ■

: -

-If >-\'

• . *

y-J^\'.i\':-.

-ocr page 4-

.

\' _ y.

tv.

< ■ _ ^ ,r\'

•\'Vi

ai

m

■ V

■• ■ . v\'

. . - , \'

■ > "

A

.■j< ■ ■■. \\

■ \' ^ f

V 1\'

; .■ \'
\' \' ■ •■ V,

■rr-y.^-\'i

i

■), :

. . . V \' • • •

-ocr page 5-

■tl^

■ m

- ■ ■■

■ ■ 1 ."i

■r

to^mmÊBmmamm

-ocr page 6-

1 ■". 1-, .. ■ ■■■

j

^ ....

V

■i ,.)!

f

f ■

■ •

-ocr page 7-

DE GEDOMICILIEERDE WISSELBRIEF

VOLGENS

HET NEDERLANDSCHE RECHT.

-ocr page 8-

:

■ê

-ocr page 9-

De leäöfflicilieeräe f isselM

VOLGENS

HET NEDERLANDSCHE RECHT.

ALKMAAR,
P. KLUITMAN,
1882,

PROEFSCHRIFT,

TER VERKRUGIHG VAN DEN GRAAD

DOCTOR IN DE RECHTSWETENSCHAP

aan de

RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,

na macutiqing van dkn rectou-magnificus

Hooglecraar in de Faculteit der Geneeskunde,
"volgens besluit van den senaat der universiteit,

KN

op voordracht der rechtsgeleerde faculteit,

TE VERDEDIGEN

op Woensdag, den 5" Juli 1882, des namiddags te 3 nren,

door

EMILE OPZOOMER,

Geboren te Utrecht.

-ocr page 10-

\'ImAîqußF"] \'• h^î.nfl

-■■r-ly fV n A-rr "1, "1 A n n .
I rn n c^a*! .J 1/

, . 0ÄAP3 i<3n nXtDUPÄWV

\'A(tï:. i. EOTOOr

.THDHriTU 3.T

yi-v/l t-\' l/

^C\'X

, 7\'\'i\'.■■:\'.\'/\'}_} taav^sp, n^ia ma-/rin larlfr /-^nnjo^
•.. ïi-T-TjaCA-^ \'J-aHjióTajTOrT;-iD.trrHaa xHDAfta^joov HO

/: » Hl a . T . ■ ■
c\'..-•"n n q-n 7

■\'ilà^-Âî

!i I. >ï L

;/ / \' I/. T r 1 /

I. ;.. ;

(f ?

-ocr page 11-

EEN WOORD VOORAF.

Qmtnvis, si liberum esset, noluisscm
tarnen coactus volui.

Paulus.

Op 29 Juni 1672 onderteekenden de leden der
vroedschap van Dordrecht een stuk, loaarUj zij het
eeuwig Edict herriepen en Willem tot stadhouder ver-
hieven.

De rmvaard, Cornelis de Witt, loas nog ziek.

Daarom ging de Secretans der stad mei een Kapi-
tein der burgerwacht naar zijn ziekbed.

Hun dreigen en het smeeken der familie bewoog
hem tot onderteekenen. Maar hij schreef achter zijn
naam v. c. dat is: vi coactus.

Ook ik ben vi coactus, niet door eenig gewapend
gepeupel, maar door de wet, die den juristen geen voor-
recht meer gunt hoven andere studenten, en allen tot een
proefschrift dwingt.

Bestond die dwang niet, ik deed wat aan het eind

-ocr page 12-

van hun studententijd gedaan is dooi\'\' mannen, die thans
onder de eersten behooren in Nederland, die het dus
verder gebracht hebben dan ik het ooit brengen zal, —
ik promoveerde op stellingen.

»— Dissertaties! een omslachtig soort van visite-
kaartjes , die men bij zijne vrienden rondbrengt, om hun
ie berichten, dat men de Academie gaat verlaten!\'

Ligt er niet veel waarheid in deze woorden van een
geestig Student-auteur ?

f ■

-ocr page 13-

Bepalingen der Wetgevingen.

NEDERLAND.

W. v. K.

101. b. (Een wisselbrief kan ook worden getrokken)
op zekeren persoon, en betaalbaar aan de woonplaats
van een derde.

106. De trekker of degene voor wiens rekening de
wisselbrief is getrokken, is verj)liclit zorg te dragen
dat de betrokkene, ten vervaldage, in handen liebbe
het noodige fonds tot betaling,
zelfs indien de loissel-
hrief hij eenen derde is betaalbaar gesteld,
met dien
verstande echter, dat de trekker zelf, in alle geval-
len, aan den houder en dc vroegere endossanten per-
soonlijk verantwoordelijk blijft.

117. De acceptatie van eenen wisselbrief, betaalbaar

op eene andere plaats dan die waar de acceptant zich

1

-ocr page 14-

ophoudt, moet de woonplaats aanwijzen waar de be-
taling ontvangen, of het protest gedaan moet worden.

118. Indien de gedomilieeerde, na verloop van den
vervaldag, failleert, en de houder verzuimd heeft het
protest tijdig te laten opmaken, is de acceptant ont-
slagen, indien en voor zooverre, hij bewijst fonds
aan de aangewezene woonplaats te hebben bezorgd;
behoudens de verplichting vermeld bij art. 109.

176. De acceptatie van wisselbrieven moet gevraagd
worden aan den betrokkene ter zijner woonplaatse,
en niet ter plaatse alwaar de wisselbrief betaalbaar
is gesteld.

180. De betaling van eenen wisselbrief moet ge-
vraagd en het daaropvolgend protest gedaan worden
ter woonplaatse van den betrokkene.

Indien de wisselbrief getrokken is om in eene andere
aangewezene woonplaats, of door eenen anderen aan-
gewezen persoon, hetzij in dezelfde, hetzij in eene
andere gemeente, te worden betaald, moet de beta-
ling gevraagd en het protest opgemaakt worden ter
aangewezene woonplaats of aan den aangewezen persoon.

Wanneer degene die den wisselbrief moet betalen
geheel onbekend of niet te vinden is, moet het pro-
test gedaan worden aan het postkantoor van de ter

-ocr page 15-

betaling aangewezene woonplaats, en indien aldaar
geen postkantoor is, aan bet hoofd van het plaatse-
lijk bestuur. Hetzelfde moet plaats hebben, indien
een wisselbrief is getrokken om in eene andere ge-
meente te worden betaald dan die waar de betrok-
kene woont en de woonplaats waar de betaling moet
geschieden niet is aangewezen.

FRANKRIJK.

W. V. K. (C. d. C.)

111. (al. 1.) Een wisselbrief kan getrokken worden
op een persoon en betaalbaar worden gesteld aan de
woonplaats van een derde.

123. De acceptatie van een wisselbrief, betaalbaar
op eene andere plaats als de woonplaats van den
acceptant, moet het domicilie aanwijzen waar de be-
taling zal geschieden of de noodige stappen gedaan
zullen worden.

-ocr page 16-

BELGIË.

Wet van 20 Mei 1872 § 3. Art. 13. (gelijk
aan C. d. C. 123.)
Art. 14. De acceptatie moet Avorden gevraagd aan
het domicilie van den betrokkene.

DUITSCHLAND.

W. O.

24. Is in den wisselbrief een van de woonplaats
des betrokkene verschillende plaats van betaling (Art
4 No. 8) aangewezen (gedomicilieerde wisselbrief)
dan moet, Wanneer het uit den wisselbrief niet blijkt
door wien de betaling op de plaats van betaling ge
schieden zal, dit door den betrokkene, bij de accep
tatie, op den wisselbrief worden bepaald.\'

Is dit niet gebeurd, dan wordt aangenomen, dat
de betrokkene zelf de betaling op de plaats van
betaling wil doen.

De trekker ^van een gedomicilieerden wisselbrief
kan in denzelven de presentatie ter acceptatie gelas-
ten. De niet nakoming van dezen last brengt verlies

-ocr page 17-

van het regres tegen trekker en endossanten mede.

43. Gedomicilieerde wisselbrieven moeten den ge-
domicilieerde, of Avanneer deze niet is aangewezen,
den betrokkene zeiven, ter plaatse waar de wissel-
brief gedomicilieerd is, ter betaling worden gepre-
senteerd en bij non-betaling aldaar worden gepro-
testeerd.

Wanneer het tijdig protest bij den gedomilieeerde
wordt verzuimd, gaat de wisselrechtelijke pretensie
niet alleen tegen den trekker en de endossanten, maar
ook tegen den acceptant verloren.

ZWEDEN, NOORWEGEN en DENEMARKEN.

Scandinavische Wisselwet van 1880
ingevoerd 1 Jan. 1881.

§ 4. Een wisselbrief kan betaalbaar zijn op eene
andere plaats dan die waar de betrokkene woont
(wissel bij een derde gedomicilieerd.)

Indien de Avissel geene plaats van betaling in het
bijzonder vermeldt, wordt de bij den naam van den
betrokkene vermelde plaats, waar de betrokkene ge-

-ocr page 18-

6

acht wordt te wonen, als de plaats der betaling aan-
gemerkt.

§ 18. Indien een wissel betaalbaar is op eene an-
dere plaats dan de Avoonplaats van den betrokkene
en de trekker niet op den wissel heeft aangeduid
door wien op die andere plaats de betaling moet ge-
schieden, moet de wissel vóór den vervaldag den
betrokkene ter acceptatie worden vertoond, en, in-
dien de acceptatie niet plaats vindt, protest worden
opgemaakt. Bij gebreke hiervan, vervalt het regres-
recht tegen den trekker en de endossanten.

§ 24. Wanneer de wissel betaalbaar is op eene
andere plaats dan die, waar de betrokkene woont en
de trekker niet in den wissel den naam heeft ver-
meld van dengene, door wien de betaling moet ge-

m

schieden, is de acceptant verplicht dien naam op
den wissel te vermelden. Doet hij dit niet, dan
wordt hij geacht zich te verbinden zelf den wissel
op de aangewezen plaats te zullen betalen.

§ 43. Indien de wissel aan het domicilie van een
ander dan den betrokkene betaalbaar is, moet hij
worden vertoond ter plaatse der betaling aan den
persoon door wien de betaling moet geschieden, (ge-
domicilieerden) of, indien deze niet in den wissel is

-ocr page 19-

aangeAvezen, aan den acceptant zelven. Bij non-be-
taling of indien degene, aan wien de Avissel vertoond
moet worden, ter plaatse der betaling niet te vin-
den is, is de houder verplicht, op straffe van ver-
lies van zijn regresrecht tegen trekker en endossan-
ten, het protest te dier plaatse te doen opmaken op
de bij § 41 voorgeschreven wijze. Wanneer de betaling
door een ander persoon dan den acceptant moet ge-
schieden en de houder verzuimt tegen dien persoon
protest tc doen opmaken, gaat zelfs dc vordering
tegen den acceptant tc niet.

ZWITSERLAND.

Code federal des Obligations van 14 Juni 1881
in te voeren 1 Januari 1883.

Art. 743. Wanneer de Avisselbrief eene andere
plaats van betaling aanwijst als de Avoonplaats van
den betrokkene (gedomicilieerde wisselbrief) moet deze,
bij de acceptatie, op den wisselbrief den persoon aan-
wijzen die ter aangewezen plaats zal betalen, zoo die
aanAvijzing niet reeds in den Avisselbrief is vervat,

-ocr page 20-

8

l^ij ontbreken der aanwijzing, wordt de betrokkene
geacht zelf den wisselbrief te willen voldoen op de
aangewezen plaats der betaling.

De trekker kan, in den gedomicilieerden wissel-
brief, den houder de verplichting opleggen om hem
ter acceptatie te presenteren.

De houder die dezen last niet nakomt verliest zijn
regresrecht tegen trekker en endossanten.

764. De gedomicilieerde wisselbrief moet ter be-
taling worden gepresenteerd aan den persoon in den
wisselbrief aangewezen, of bij gebreke dezer aanwij-
zing, aan den betrokkene zeiven, ter gekozen woon-
plaats , alwaar ook het protest van non-betaling moet
worden opgemaakt.

Wanneer ^de aangewezen persoon niet is de betrok-
kene zelf en het protest niet tijdig heeft plaats gehad,
is de houder verstoken van elke wisselrechtelijkc
actie, niet alleen tegen de endossanten en den trekker,
maar ook tegen den acceptant.

SPANJE.

W. v. K. \'

f Art. 458. De acceptatie van een wisselbrief, be-

-ocr page 21-

taalbaar op een andere plaats als de woonplaats van
den acceptant, moet de aanwijzing der woonplaats
inhouden, waar de betahng moet geschieden.

Bijna geheel gelijkluidend met deze bepaling zijn
de voorschriften der Wetboeken van Koophandel der
Argentijnsche Ileimbliek (Art. 818) van Bolivia (Art.
390) van
Chili (Art. 675) en van Venezuela (Art. 27.)

De oorsprong van den gedomicileerden wissel is
waarschijnlijk in den miswissel te zoeken, zoodat een
enkel woord over dezen laatsten als inleiding moge
dienen.

De vraag welke wissel ouder is: de miswissel of
de gewone wissel? hebben wij hier niet uitvoerig te
behandelen.

Ons komt in deze het argument van Raphael cle
Turri
(i) ten gunste der tweede stelling beslissend
voor.

(1) Tractatus (I, 4 N». 25).

-ocr page 22-

10

Deze wijst er nl. op dat er nóch in de consilia
van
Baldus uit het midden der veertiende eeuw, nóch
zelfs bij latere schrijvers over wisselrecht zooals
Lau-
rentinus Rodulfinus
(2) (1404) Ambrosius de Vignate (3)
(1460) en
Hieronymus de Luca (1517) van mis-
wissels gewag wordt gemaakt, ofschoon toch de
missen, voornamelijk in Frankrijk, toen reeds welig
bloeiden.

Volgens de onderzoekingen -s\'an Martens (s) en
Biener (S) waren de oudste missen van beteekenis die
van Champagne (nundinae s. feriae Campaniae et
Briae, foires de Champagne), waarvan er jaarlijks
6, te weten: 2 te Troyes, 2 te Provins, 1 te Laigny
en 1 te Bar, werden gehouden.

Pegolotti (1339) deelt mede dat de Florentijnschc
kooplieden met hunne landslieden in Provence, Frank-
rijk en Vlaanderen wisselhandel dreven: »per lettere
dello pagamento per la prossima fiera di Campagna,"
maar ook reeds in de dertiende eeuw waren de inis-

(2) Tractatus de usuris (P. III. Qu, 1. N». 1).

(3) Tractatus de usuris (§ uit. N". 270).

(4) Tractatus de cambii» marcararaquc diffcrentiis.

(5) Ursprung des Wechsels p. 16).

^ (6) Abhandl. (1859) p, 18. 36. (Kuntzs, Deutsches Wechsehcchtu. s, w 148 vlg,)

-ocr page 23-

11

sen van Champagne, als wisselplaatsen, van betee-
kenis.

Mariens heeft een aantal privilegiën verzameld,
vervat in de ordonnantiën der koningen van Frank-
rijk van 1304, 1311, 1326, 1331, 1344 en 1349
welke aan de wisselobligaties, wanneer zij door de
misbesturen (eonservatores nundinarum) met brief
en zegel waren vastgesteld, verschillende voorrechten
verzekerden.\'

Deze voorrechten bestonden vooral in prompte
executie met uitsluiting van alle excepties behalve
de peremptoire en solidaire aansprakelijkheid aller
landslieden voor de misschuld van een landgenoot.

Bij de instelling, of liever bevestiging, der han-
delsrechtbank de Nismes in \'t zuiden van Frankrijk
in \'t jaar 1345 werden de privilegia nundinarum Cam-
paniae et Briae overgedragen op Nismes, in welks
nabijheid de beroemde foire dc Beaucaire werd ge-
houden.

Pegolotli verhaalt dat Florentijnsche handelshuizen
hun domicilie te Nismes hadden en volgens getuige-
nis van
Petrus de Vergnia (1500) onderwierpen zich
in \'t zuiden van Frankrijk partijen ten overstaan van
een notaris aan de »rigor nundinarum Briae et Cam-

-ocr page 24-

12

»paniae." Nog in den tijd van Pegolotti (1339)
domicileerden de Florentijnen al hunne wissels op
Frankrijk, Vlaanderen en Engeland op de missen
van Champagne.

Van nog grooter beteekenis dan bovengenoemde
missen werden de wisselmissen van Bourgondië, die
in de veertiende eeuw onder Filip den Stoute door
Florentijnsche bankiershuizen te Lyon waren gesticht
De Champagne, door den Engelsch-Fransehen oorlog
langdurig geteisterd (in \'t jaar 1420 werd te Troyes
tusschen Engeland en Filip van Bourgondië een alli-
antie gesloten en had Hendrik V van Engeland bijna
geheel noordelijk Frankrijk bezet) werd door Lyon
overvleugeld, toen deze stnd in \'t jaar 1419, van
den dauphin en lateren koning van Frankrijk Karei
VII, op de wijze der missen van Champagne, eigen
misprivilegiën ontving, die in 1468 op nieuw werden
bevestigd.

Op de 4 jaarlijksche missen te Lyon (z. g. paye-
ments)
hadden de Florentijnen den voorrang op de
wisselbeurs. In \'tjaar 1548 bestonden er niet minder
dan 37 Florentijnsche handelshuizen te Lyon, zoo-

(7) Martens, Ursprung, p. 52 — Brieglcb, Exekutiv procesz, II. p. 405
r- Biener, Abhaudl. (1859) p. 41. 44 (cf. Kuntze t. a. p.)

-ocr page 25-

13

dat hunne concurrenten, de Genuëzen, niet tot bloei
konden komen. Deze laatste omstandigheid gaf aan-
leiding , om ten gunste der Genuëzen de 4 Avisselmis-
sen te Besançon in \'t leven te roepen, \'t geen in \'t
jaar 1537, onder bescherming van Karei V, geschiedde.
Eerst op deze missen, die de eigenaardigheid hadden
niet tegelijk missen van koopwaren, maar zuivere
wisselmissen te zijn, kwam, volgens de mededeeling
van
liaphael de Turri de miswissel tot zijn volle ont-
wikkeling. Echter weet men door
Scaccia, dat in de
zestiende eeuAv, de glansrijkste periode der miswis-
sels, deze als Cambium Lugdunenze, Bezenzonense
(Bezenzonum, Besuntinum) bekend stonden. Lyon
werd in de zeventiende eeuw door Parijs overvleu-
geld. (8)

De missen te Besançon bloeiden meer dan een halve
eeuw tot dat het in 1597 den hertog van Parma en
Piacensa, Rainuto Farnese, gelukte deze missen door
toekenning van gewichtige privilegies aan de Genu-
eesche handelsconsuls, te verplaatsen naar Piacentea

(8) Scaceia, Tract, de commcrc, § I Qu. 2. N". 3 cn Qu 5. No. 5.
Hap ha el do Turri, Tract, de camb. Uisp. I Qu. 4 N®. 19 19.
Biener AUiandl. (18B9) p. 5 en 51.
(cf K untze t. a. p.)

-ocr page 26-

14

(cambium Placentinum). Het misreglement van Be-
sançon werd mede naar Piacensa overgebracht en
verder van Genua uit geregeld.

Met de latere verplaatsing dezer missen naar No-
vi in 1648 verloren zij hunne Europeesche beteeke-
nis, en wel voornamelijk door dat men daar aan de
oude beginselen angstvallig bleef hechten en o.a. geen
plaats gunde aan het endossement.

De miswissels {cambia nundinalia) werden regularia
genoemd in tegenstelling met de gewone wissels
{cambia platearuvi) die als irregularia bekend stonden.

Deze laatsten luidden meestal »op" of »na zicht"
omdat hun oorspronkelijk doel niets anders was als
een ruil van muntsoorten met
loei distantia. Bij de
miswissels daarentegen werd de
iemporis distantia een
hoofdmoment, zoodat nu ook de aanbieding ter ac-
ceptatie in zwang kwam.
Raphaël de Turri (II, 2 9)
zegt daarvan het volgende: »Praesentatio fit statim
in cambiis irregularibus, ad efFectum, ut currant ter-
mini praefixi ad solutionem. In regularibus vero, quale
fiunt in plateis j)ro feriis, non est necessaria, sed

loco illius succedunt acceptationes.\'\'
*

Dat zoodoende ook het protest werd uitgebreid,
\'\' daar er nu niet alleen van non betaling maar ook

-ocr page 27-

15

van non-acceptatie moest worden geprotesteerd, spreekt
van zelf.

Nog altijd worden de mis- of marktwissels erkend.
De W. O. spreekt er van in § 35, de C. d. C. in art.
129 en 132, ons W. v. K. in art. 153. In Nederland
schijnen zij echter minder in gebruik te zijn.

ïoen nu ten gevolge van het endossement de mis-
wissels hunne beteekenis verloren en de gewone
wissels in de plaats kwamen, gevoelde men de be-
hoefte om deze ook op een andere plaats betaalbaar
te kunnen stellen als ter woonplaatse van den be-
trokkene.

Zoodoende ontstond de gedomiciliecirde wissel.

Een gedomicilieerde wisselbrief is een wissel-
brief die betaalbaar is aan de woonplaats van een
derde.

De wissel houdt dan in dat hij op de andere plaats
betaalbaar is b. v.: »Den Heer N. N. te Kockengen.
Gelieve te betalen te Utrecht."

Het doel van zulk een wissel kan tweederlei zijn.
Of het domicilieeren is geriefelijker voor den betrok-
kene wanneer hij b. v. een vordering op dien derde
heeft of deze zijn kassier is; of wel is het in \'t be-
lang van trekker en nemer Avanneer — zooals in \'t

-ocr page 28-

16

bedoelde geval plaats heeft —-wissels op Kockengen
geen koers hebben.

Wie kan domicilieeren? Natuurlijk alleen de trek-
ker. n

Hier ontmoeten wij in ons recht dadelijk een moeie-
lijkheid die door andere wetgevingen is vermeden.
Volgens de Duitsche, (9) de Scandinavische (i®) en de
nog in te voeren Zwitsersche (H) wisselwetten kan
de trekker in den wissel, behalve de andere plaats
als plaats van betaling, ook aangeven den persoon
of de firma waar de betaling moet worden gevraagd.
Bovengenoemd voorbeeld zou dan luiden: »Den Heer
N. N. te Kockengen. Gelieve te betalen bij de firma
Vlaer en Kol te Utrecht."

Zoodoende zou men dan de. gedomicilieerde wissels
kunnen verdeden in
bepaald gedomicilieerde wissels
en in
onbepaald gedomicilieerde wissels.

Bepaald gedomicilieerd is de wissel, \'Avanneer de

(f) Immers, wanneer de betrokkene bij zijn accept in dezelfde gemeente waar
hij woonachtig is, iemand aanwijst, ter wiens kantoor of huis Je houder op den
vervaldag de betaling kan ontvangen, ligt daaria, zoomin voor ons recht als naar
algemeene wisselrechtelijke beginselen, een domicilieeren van den wissel. Zulk eene\'
bijvoeging is geene ongeoorloofde beperking of voorwaarde van het accept (art. 120
Kh.) ea de houder, mSet zich die daarom laten welgevallen (vg. Uartmann bl. 324)
raaar zij maakt den wissel niet tot een gedomicileerden.

(9) Art. 24 § 1. (10) § 24. (11) Art. 743 $ 1.

-ocr page 29-

17

trekker behalve de plaats ivaar ook aanwijst persoon
of firma
hij wie de betaling gevraagd moet worden;

onbepaald gedomicilieerd daarentegen wanneer hij
alleen
de fylaats aamvijst.

In dit laatste geval kan het de bedoeling van den
trekker zijn:

1°. dat de betrokkene zelf den wissel op de aan-
gewezen plaats zal betalen, of

2". dat de wissel den betrokkene ter acceptatie
worde gepresenteerd en door den
acceptant hct adres
(persoon of firma) worde aangewezen waar hij wil
dat de betaling geschiede.

Hoe is dat nu bij ons?,

In de praktijk komen inderdaad beide soorten van
gedomicilieerde wissels voor en het tegendeel zou ook
al te ongerijmd zijn.

Maar de theorie, de wet? Worden ze beide ook
daarin erkend?

De Hoogleeraar Assei- (is) meent dit on Mr. Land
(13) schijnt dit te meenen.

(12) De Scandinavische Wisselwet van 1880, vergeleken met het Duitsche, het
Nederlandsche en het Iklgische Wisselregt door Jlr. T. M. C. Asser, Hoogleeraar in
hct Ilandelsregt aan de Universiteit van Amsterdam.

(13) Beginselen van het hedendaagsche Wisselrecht, verklaring van art. 100—229
W.
v. K. door Mr. N. K. F. Land, Advokaat te Leiden.

2

-ocr page 30-

18

Ter meerdere duidelijkheid vergunne men ons § 24 der
Scandinavische wisselwet nogmaals aan te halen, Zij luidt:
»Wanneer de wissel betaalbaar is op eene andere
plaats dan die, waar de betrokkene woont
en de
trekker niet in den löissel den naam heeft vermeld van
dengene, door wien de betaling moet geschieden,
is de
acceptant verplicht dien naam op den wissel te ver-
melden. Doet hij dit niet, dan wordt hij geacht zich
te verbinden zelf den wissel op de aangewezen
plaats te betalen."

Hierbij teekent Mr. Asser aan:
»Deze § stemt overeen met § 24 1® lid der Duit-
sche wet. Uit ons Art. 117 W. v. K. en Art. 13 der
Belgische wet, kan men hetzelfde afleiden."

De absurditeit der redactie van ons Art. (waarover
straks nader) eens daargelaten, kan men er toch
nooit in lezen dat de acceptant deze of gene ver-
plichting heeft:
»lFa?ineer de trekker niet\'in den wissel
den naam heeft vermeld enz.

In Art. 101 b. W. v. K. wordt de gedomicilieerde
wissel beschreven als getrokken »op zekeren persoon"
en »betaalbaar" gesteld door den trekker, want deze
is in het geheele artikel de handelende persoon, »aan
de woonplaats van een derde".

-ocr page 31-

19

Deze laatste woorden knnnen niet anders beteeke-
nen dan: aan. een andere j^laats dan de woonj^laats
van den betrokkene. In Art. 117 vinden we, dat de
acceptant van zulk een wissel moet aanwdjzen bij zijn
acceptatie »de w^oonplaats -waar de betaling ontvan-
gen, of het protest gedaan moet worden. Zie ook
art. 176.

Mr. Land nu t. a. p. bl. 125 vlg. zegt het vol-
gende in den tekst: ^-Bij den gedomicilieerden Avissel
wordt meestal in den wissel zelf alleen gezegd, dat
hij gedomicilieerd is; b.v. »» den heer B. te X. UEd.
gelieve te betalen te IJ."" Bij den betrokkene wordt
hij ter acceptatie aangeboden, art. 176, en bij die
acceptatie -wordt aangewezen bij welken persoon of
in welk huis te IJ, hij is gedomiliceerd, Art. 117,
b.
v. »»Betaalbaar bij P., of geaccepteerd, adres P.""
Wordt niet ter acceptatie aangeboden, dan is natuur-
lijk die bijvoeging onmogelijk; de plaats waar betaald
moet worden is dan onbekend en 180 11. zal gelden.
De Duitsche wet veroorlooft den trekker, bij den
wissel den houder die vertooning op straf vaii rech-
ten te bevelen."

En in noot 15:

»Mocht reeds de trekker hebben gedomicilieerd,

-ocr page 32-

20

al was het op verzoek van den betrokkene, maar
zonder dat deze zelf als acceptant het domicilie aan-
wees, dan geldt natuurlijk Art. 117 niet."

Eindelijk is noot 16:

»Het ligt overigens voor de hand, 1". dat een trek-
ker, al heeft hij recht oni te disponeeren (§ 5),
daarom toch nog geen gedornicilieerden wissel mag
trekken; de usance echter kan dit meebrengen, b.v.
volgens Biener p. 178 de wissels be^taalbaar gesteld
op Londen; 2°. dat geene betrokkene eigenmachtig
een gewonen wissel kan maken tot een gedomicili-
eerden; de houder vraagt bij de acceptatie slechts
verzekering, geen verandering van de wisselverbin-
tenis. Zelfs is dit waar al ware de aangewezene woon-
plaats in • dezelfde gemeente; eene dergelijke accep-
tatie is niet de gevraagde, en geeft dus recht op
protest en regres wegens non-acceptatie. Kist p. 152.
— Echter zal de acceptant toch volgens den inhoud
van zijn accept verbonden zijn."

Nóch de aanhef, nóch het in No. 15 geschrevene
is nauwkeurig. De zin is, dat in den regel de trek-
ker slechts de andere plaats aanwijst (dus de
onbe-
paald
gedomicilieerde wissel), maar dat hij ook han
aanwijzen den persoon {bepaald gedomicilieerde wissel;)

-ocr page 33-

21

maar dan toch alleen „op verzoek van den betrok-
kene."

Waar geeft onze wet tot die meening aanleiding?

En wat beduidt in No. 16 de opmerking, dat »een
trekker, al heeft hij recht om te disponeeren, daarom
toch geen gedomiliceerden wissel mag trekken"?

Onze meening is, dat de Nederlandsche wet van
den
bepaald gedomicilieerden wissel geheel z^vijgt.

Wij hebben boven dc redactie van Art. 117 W.
v.
li. absurd genoemd cn zullen thans die opinio
staven.

Dit artikel is een getrouwe, helaas ! al tc getrouwe
vertaling van Art. 123 C. d. C.

AVij lezen daar: »l\'acceptation d\'une lettre de change
payable dans un autre lieu que celui de la résidence
de l\'accepteur, indique le domicile où lo paiement
doit être effectue ou les diligences faites."

Dc vertaling van onzen wetgever in Art. 117 W.
v. K. luidt:

»de acceptatie van eenen wisselbrief, betaalbaar op
eene andere plaats, dan die,
luaar de acceptant zich
ophoudt,
moet de looonplaats aanwijzen, waar dc be-
taling ontvangen of het protest gedaan moet wor-
den."

-ocr page 34-

22

Waarom men zoo seliitterend vertaald heeft, blijkt
uit de geschiedenis van ons Artikel niet.

Maar hoe dit ook zij, in elk geval bevat het een
onmogelijk voorschrift. De trekker is degeen die den
wissel tot een
geclomilieerden wissel maakt door te
bepalen, dat hij elders dan ter woonplaatse van den
betrokkene zal betaald Avorden. Hoe kan nu
àa\'accep-
tant
nogmaals die luoonplaats aanwijzen?

De Fransche wet onderscheidt zeer juist tusschen
»Ueit OU la lettre est i)ayahlé\\ -»résidence de l\'accepteur \\
en ^domicile ou le paiement doit être effectué."

De vertaler nu schijnt niet gevat te hebben, dat
•»domicile\'" hier niet >nuoon-plaats" beteekent — volko-
men onzin — maar dat het integendeel beduidt:
het
adres van .deji gedomicilieerde.
Men vergelijke hierbij
het eerste lid v.an Art. 111 C. d. C. luidende:

»Une lettre de change peut ctre tirée sur un in-
dividu, et payable au domicile d\'un tier\'s.—"

Het voorschrift van den Franschen Avetgever is dus
duidelijk genoeg.
De trekker wijst de plaats ixanwaar
de wissel moet worden betaald, de acceptant Avijst

c

(14) Geschiedenis cn Beginselen der Nederlandsclie wetboeken enz. door Mr. J. G.
VooKDUiN VIII Deel. Wetboek van koopliandel I. Ueel lil. 456 jeto. U. 579 vlg.

-ocr page 35-

23

aan hij ivien (persoon of firma) op die derde plaats
de wissel ter betaling moet worden aangeboden.

Natuurlijk heeft onze wetgever hetzelfde bedoeld,
jammer maar dat hij ook niet hetzelfde gezegd heeft.

Bij de woorden -»Ueu de la résidence de ïacceirleur"
raakt hij nog meer in de war. Met het oog op een
fraaien stijl het reeds eenmaal gebruikte woord ^nvoon-
plaats" verwerpend, vertaalt hij: -»jjlaats ivaar de ac-
ceptant zich ophoudt."

Ook dit deugt weer niet!

Terecht schrijft Vissering liieromti\'ent het vol-
gende :

»Het is hier juist zijne vaste verblijfplaats, zijne
woonplaats, en wanneer hij, gelijk mogelijk is, en
niet zelden gebeurt, en door dc § der Wecliselordnung
ook als denkbaar wordt aangenomen, accepteert, om
zelf op dc vreemde plaats, waar de wissel betaalbaar
is, te betalen, dan is het integendeel juist, omdat
hij op den vervaltijd
zich op deze vreemde plaats
tijdelijk zal
ophouden.

Met deze verwarde bepaling vergelijken wij nu de

(15) Het wisselregt der XlXde eeuw, naar aanleiding van de Allgemeine Deutsche
AVechselordnung, onderzocht en vergeleken door Mr. S. V
isseiuno^

-ocr page 36-

24

de § 24, die duidelijk en beknopt alle mogelijke ge-
vallen voorziet. Zij zijn deze drie :

lo. Is reeds door den trekker, benevens de plaats
ivaar,
ook de persoon door wien de gedomicilieerde
wissel betaald zal worden, aangewezen. En dan be-
hoeft de acceptant natuurlijk niets aantevullen.

2". Is door den trekker alleen de plaats, luaar de
wissel betaalbaar is, oj)gegeven, en dan- moet dc
acceptant dit aanvullen, door den persoon op te
geven, aan wiens adres de betaling moet gevraagd
worden.

Wordt deze aanvulling door den acceptant na-
gelaten en verzuimd, en hij neemt daarmede Avil-
lens of uit kracht der wet de verbindtenis op zich
om zelf tor aangewezen plaatse te betalen (b. v. op
eene mis)."

Alvorens van ons Artikel 117 W. v. K. af tc stap-
pen, moeten wij nog een enkel Avoord zeggen omtrent
onze keuze der woorden: »bepaald gedomicilieerde
wissel" en »onbepaald gedomicilieerde wissel."

Onze Nederlandsche rechtsgeleerden negeeren zoo^

al niet de kwestie dan toch in elk geval de termi-
*

nologie.

Wij kozen dus volgende het voetsjDOor der Duitsche

-ocr page 37-

25

rechtsleeraars. Bijna &1\\ç,. {Borchardt, Bender, Kuntze,
Hartmann, Wächter,
om maar enkelen te noemen)
gebruiken de termen : »
bestimmt und unbestimmt do-
micilirter Wechsel."

Toch is onder hen één die zich daartegen kant.
Wij achten zyne oppositie curieus genoeg om haar
in \'t oorspronkelijke over te nemen. Hij is
Dr. Nort-
hoff
Obergerichtsanwalt te Hildesheim. Hij schrijft : (i«)

»Es ist indessen nicht nothwendig, dasz in dem
Domicilwechsel jemand angewiesen sei, den Wechsel
an dem Zahlungsorte zu bezahlen. Der Trassant ver-
mag das nur dann mit Erfolg zu thun, wenn er
Aveisz, durch wen der Bezogene die Zahlung leisten
will. Es ist daher Sache des Letztern, die Adresse
an dem dritten Orte zu bestimmen, oder die von
dem Wechselaussteller bezeichnete durch sein Accept
zu bestätigen. Wenn nichts dergleichen geschehen,
also klein Domiciliât angegeben ist, so wird ange-
nommen, dasz der Bezogene selbst die Zahlung am
Zahlungsorte leisten wolle (Art. 24). Es folgt aber
daraus nicht, wie der in der Einleitung gedachte
Herr Verfasser meint, dasz in einem solchen Falle

(IC) Archiv für dcutsehcs Wcchselrecht und Handelsrecht herausgegeben yq^
Eduard Sicbcnh&ar und Dr. Bernard Tauchnitz IX Band. S. 110 flg.

-ocr page 38-

26

gar kein Doroicilwechsel vorhanden sei, noch dasz
dieser Wechsel dem mit Benennung eines Domicili-
aten gleich stehe. Während im ersten Falle die Eigen-
thümlichkeit sich darauf beschränkt, dasz der Zah-
lungsort als Wohnort des Bezogenen gilt (Art. 4 N® 8),
ungeachtet dieser in AVahrheit, oder doch im Wechsel
einen andern Wohnort hat, nimmt allerdings das
Verhältniss in dem letzten Falle einen in bedeuten-
derer Weise hervorstechenden Charakter an. Auch
werden nur in letzterm Falle die Functionen des Be-
zogenen — das Accept und die Zahlung — unter
zwei Personen getheilt.

Die hieraus sich ergebenden beiden Arten des Do-
micilwechsels hat man mit der Bezeichnung eines
Domicils im weitern Sinne (d. i. ohne Domiciliaten)
und im engern Sinne (d. i. mit Benennung eines Do-
miciliaten) belegt. In der ältern Gesetzgebung findet
man den Domicilwechsel ohne Domicilialten oft gar
nicht erwähnt. Bei den Schriftstellern komnen statt
der vorigen Bezeichnungen auch die Ausdrücke des
»bestimmten" und »unbestimmten" Domiciliirens vor.

Das ist umpassend, weil das Domicil immer ein be-
stimmtes sein musz. Auszerdem bezeichnen die Aus-
^ drücke nur die äuszere Form (die Benennung des

-ocr page 39-

27

Orts und der Person), ohne auf eine Verschieden-
heit in dem Wesen und der innern Natur des Wech-
sel hinzudeuten."

Volgens dezen geleerde is dus Wechsel mit Bezeich-
nung des Domicils im weitern oder engern Sinne"
een
uitdrukking die het wezen en de innerlijke natuur
van den wissel verklaart, terwijl de uitdrukking
* bestimmt und unbestimmt domicilirter WechseF on-
gepast is.

Het zij zoo. Cervantes\' held streed ook wel tegen
windmolens.

Wij komen nu tot Art. 118 W. v. K. Dit Artikel
ontslaat den acceptant van zijne verbindtenis ontstaan
uit het accept, bij samenloop der volgende gevallen:

1®. De acceptant moet fonds bezorgd hebben bij
den gedomicilieerde;

2°. De gedomicilieerde moet na den vervaldag ge-
failleerd zijn;

3°. De houder moet niet kunnen bewijzen — door
zijn protest — dat hij den gedomicilieerde tijdig den
Avissel heeft aangeboden.

Loopen deze drie gevallen samen dan is de accep-
tant van zijne verbindtenis ontslagen, behoudens de
verplichting vermeld in Art. 109 W. v. K. d. w. z.

-ocr page 40-

28

om zijn aanspraak op het bij den gedomicilieerde
bezorgde fonds, den houder af te staan.

Uit ons Artikel blijkt dat de gedomicilieerde in
dezelfde verhouding staat tot den acceptant als deze
tot den trekker, en wel omdat de wisselrechtelijke
actie verloren gaat en de acceptant — bij non-betaling
van den gedomicilieerde alleen tot rembours kan
worden aangesproken. Wil nien wisselrechtelijk tegen
hem kunnen ageren dan is tijdig en behoorlijk pro-
test noodzakelijk.

Die gelijkheid van verhouding wordt echter na-
tuurlijk in zoover beperkt als de gedomicilieerde —
geheel buiten de wisselrechtelijke verbindtenis staan-
de — zich nimmer persoonlijk aan de wisselschuld-
eischers tot betaling van den wissel verbinden
kan.

De Wechsel Ordnung gaat veel verder.

§ 43 al. 2 schrijft voor: »Bij verzuim van tijdig
protest tegen den gedomicilieerde verliest de houder
zijne aanspraak volgens wisselrecht, niet alleen tegen
den trekker en de endossanten, maar ook tegen den
acceptant." ^

Wanneer dus de ■ gedomicilieerde weigert te betalen,
^om welke reden dan ook, moet de houder, tot behoud

-ocr page 41-

29

zijner rechten tegen den acceptant, protest doen op-
maken.

Is dat niet of niet tijdig gedaan, dan is de accep-
tant ontslagen. Welk een speelruimte!

Door dit enkele verzuim van den houder is hij van
zijne verplichting bevrijd óók wanneer de niet-beta-
ling aan hemzelven te wijten is, b. v. wanneer hij
het noodige fonds bij den gedomicilieerde niet heeft
bezorgd. Ja zelfs is hij dit wanneer er tusschen hem
en den gedomicilieerde eene doleuse afspraak heeft
plaats gehad.

Behalve dat ons Artikel de geheele zaak tot drie
gevallen beperkt, wentelt het terecht den bewijslast
op de schouders van den acceptant.
Hij is de aan-
sprakelijke persoon die betalen moet, zij het dan ook
door middel van zijnen mandataris den gedomici-
lieerde. Wanneer hij van die aansprakelijkheid wil
worden ontheven dan moet
hij natuurlijk bewijzen
dat de niet-betaling geheel buiten zijne schuld was
en dat hij bij den gedomicilieerde tijdig fonds had
bezorgd.

Het zal wel geen betoog behoeven, dat onze wet,
op dit punt, ver boven de Duitsche de voorkeur
verdient.

-ocr page 42-

30

De § der Wechsel-Ordnung heeft dan ook in de
Leipziger Conferenz (zitting van 9 November 1847)
hevigen tegenstand ontmoet.

Art. 176. W. V. K. leert ons dat: »de acceptatie
van wisselbrieven moet gevraagd worden aan den be-
trokkene ter zijner woonplaatse, en niet ter plaatse
alwaar de wisselbrief betaalbaar is gesteld.\'\'

Natuurlijk, want de gedomicilieerde die buiten de
wisselrechtelijke verbindtenis staat kan niet acceptee-
ren. Hij is eenvoudig de mandataris van den accep-
tant. Deze accepteert en hij (de gedomicilieerde) be-
taalt alleen voor zijne rekening en op zijnen last.
Dit Artikel levert dan ook niet de minste moeilijk-
heid op.

Als laatste Artikel van ons Wetboek van Koop-
handel betreffende den gedomicilieerden wissel rest
ons Art. 180 al. 2 en 3.

»Indien de wisselbrief getrokken is\'om in eene
andere aangewezene woonplaats, of door eenen anderen
•aangewezenen persoon, hetzij in dezelfde, hetzij in
eene andere gemeente, te worden betaald, moet de

(17) Protocolle der Sur BeratLung einer Allgemeinen Deutschen Wechsel-Ordnung
in der Zeit Tora 20 October bis zum 9 December 1847 in Leipzig abgehaltenen Con-
ferenz nebst dem Entwürfe einer Wechsel-Ordnung für die Preuszisehen Staaten
u. s. w. (I^ipzig, Verlag von C. L. Hirschfeld 1848.)

-ocr page 43-

31

betaling gevraagd en liet protest opgemaakt worden
ter aangewezene woonplaats of van den aangewezen
persoon.

Wanneer degene die den wisselbrief moet betalen
geheel onbekend of niet te vinden is, moet het pro-
test gedaan worden aan het postkantoor van de ter
betaling aangewezene woonplaats, en indien aldaar
geen postkantoor is, aan het hoofd van het plaatse-
lijk bestuur. Hetzelfde moet plaats hebben, indien
een Avisselbrief is getrokken om in eene andere ge-
meente te worden betaald dan die waar de betrok-
kene woont, en de woonplaats waar de betaling moet
geschieden niet is
aangCAvezen."

Laten Avij even de geschiedenis van dit Artikel
vermelden zooals Voorduin die mededeelt.

I. Dc derde nfd. wilde, 1826, in het eerste lid van Art. 81 (19)
des ontwerps bepa.ild Lebben, dat het protest niet alleen ter woon-

(18) t. a. p. bl. 679 vlg.

(19) Art. 81. V. h. Ontwerp van 1825 luidde als volgt:

■cDc betaling van oenen wisselbrief moet gevraagd en het daarop volgende protest
gedaan worden ter woonstede\' van den betrokkene.

/^Indien de wisselbrief getrokken of geaccepteerd is om o)) eéuo andere bepaalde
plaats of door een ander aangewezen persoon betaald te worden, zal de betaling ge-
vraagd en het protest opgemaakt moeten worden ter zoodanige bepaalde plaats ot aan
zoodanigeu aangewezen persoon.

/\'Indien degene die den wisselbrief betalen moet, geheel onbekend of «iet te vin-
den is, moet het protest gedaan worden aan het postkantoor van de opgegeven plaats
der betaling, en daar geen postkantoor is, aan het hoofd van het plaatselijk bestuur."

-ocr page 44-

32

stede, maar ook aan den persoon van den betrokkene en ac-
ceptant zoude gedaan worden, evenzoo als dit in de tweede alinea
van hetzelfde Artikel bepaald was voor het geval, dat het een derde
geldt. Sommige leden der afdeeling deelden in dit gevoelen niet.

II. De derde afd. wenschte, 1825, in alinea 2 van Art. 81 bepaald
te zien, dat het protest, in het aldaar vermelde geval, ook behoorde
te geschieden ter woonstede van den acceptant.

Luidens hare antwoorden, achtte de Ilegeering deze formaliteit
overbodig, „omdat de acceptant zich niet te beklagen heeft, wanneer
men zich heeft aangemeld ter plaatse door hem aangewezen."

III. In de vijfde afd. wilden eenige leden het laatste lid des toen-
maals voorgedragen Artikels, naar het voorbeeld van Art. 173 C. d. C.,
dus gelezen hebben: „Si celui qui doit payer la lettre, est entière-
ment inconnu, ou qu\'on ne puisse découvrir son domicile, le protêt,
accompagné d\'un acte de perquisition, devra être fait au chef de
l\'administration locale du lieu, ou la lettre doit être payée."

„De ondervinding heeft geleerd," antwoordde de Regcering, „dat
de zoogenaamde acte de perquisition eene ijdelc formaliteit is;
terwijl hct waarschijnlijkste middel, om eenen onbekende optcsporen,
daarin bestaat, om informatiën bij hct hoofd vau het plaatselijk
bestuur of aan het postkantoor intewinnen."

IV. Art. 81 des ontwerps van 1825 vastgesteld zijnde bij Art. 80
der wet van 23 Maart 1826, S. B, No. 24, en opgenomen in Art.
155, wetb, 1830, werd in het ontwerp van 20 Maart 1834 voorge-
dragen , bij hetzelve een nieuw lid te voegen, van dezen inhoud :

„Hetzelfde moet geschieden, indien een wisselbrief is getrokken
om op eene andere plaats te worden betaald, dan waar de betrokkene
woont, en de woonplaats waar de betaling moet geschieden, niet is
aangewezen." ^

V. Bij hare memorie van toelichting van 20 Maart 1834 merkte de
Uegeering aan, „dat het ontbreken van zoodanige bepaling zich maar
al te zeer onder de bestaande Fransche wetgeving had doen gevoe-

-ocr page 45-

33

len, door het stilzwijgen der wet opzichtelijk de wijze waarop,
en de plaats waar een wisselbrief moet worden geprotesteerd,
die elders betaalbaar is dan in de gemeente in welke de
betrokkene woont, in het geval, dat de woonplaats waar
de betaling moet geschieden niet is aangewezen. Door
dc voorgestelde bijvoeging zoude die leemte, oordeelde men, worden
verholpen."

VI. Eeu lid der vijfde afd. hield. April 1834, de voorgestelde
bijvoeging onnoodig, als reeds begrepen in dat Artikel, zooals hetzelve
in het aangenomen wetboek van 1830 luidde. „Iu allen geval scheen
het hem onduidelijk, en niet uittedrukken, welk geval men bedoelt."

VII. Dc vierde afd. meende, dat dit Artikel duidelijker kon opge-
steld worden dau voorgesteld werd. Zij droeg de navolgende redactie
voor:

„De betaling van eenen wissselbrief moet gevraagd en het daarop
volgend protest gedaan worden AAN
de WOONPLAATS (f) van
den betrokkene.

„Indien de wisselbrief getrokken of geaccepteerd is om aan eene
andere aangewezen woonplaats of door een ander aangewezen persoon,
hetzij in diezelfde gemeente, hetzij in eene andere gemeente betaald
te worden, zal de betaling gevraagd cn het protest opgemaakt moeten
worden ter zoodanige aaugewczcu woonplaats of aan zoodanigen aan-
gewezen persoon, (ff)

„Indien degene, die den wisselbrief betaleu moet, of de aangewe-

(t) "Men wil," merkte de 4de afd. aan, //in de eerste alinea voor: »ter woon-
stede van den betrokkene, lezen: AAN de woonplaats van den
betrokkene. Nadat men eenmaal in het Burgerlek Wetboek voor het woord;
domicilie, het woord: woonplaats, voldoende heeft geacht, wilde men ook,
dat de Wetgever zich hier gelijk bleef, liet woord: aan, zoude het woord: woon-
plaats,
hier genoegzaim bepalen tot het huis of het kantoor."

(tt) "De opgenaamde gevallen," zeide de 4de afd. //zijn, zoo men meent, alle
niogelyk, cn komen meermalen iu den wisselhandel voor."

2

-ocr page 46-

34

zen woonplaats, of aangewezen persoon, in diezelfde of in eene andere
gemeente niet te vinden is, moet het protest gedaan worden aan het
postkantoor in de aangewezen gemeente, en zoo er geen postkantoor
ware, aan het hoofd van het plaatselijk bestuur.

„Het laatste moet ook gesehieden, indien een wisselbrief is getrok-
ken om in eene andere gemeente te worden betaald, dan waar de
betrokkene woont, en indien de woonplaats of persoon aldaar, waar
of door wien de betaling moet geschieden, niet is aangewezen."

VIII. In Art. 49 des ontwerps van 22 Oclober 1834, werd het
Artikel dus voorgedragen:

„De betaling van een wisselbrief moet gevraagd en het daarop
volgend protest gedaan worden ter woonplaats van den betrokkene.

„Indien de wisselbrief getrokken is om in eene andere aangewezene
woonplaats, of door een ander aangewezen persoon, hetzij in dezelfde,
hetzij in eene andere gemeente, te worden betaald, moet de betaling
gevraagd en het protest opgemaakt worden ter aangewezen woonplaats
of aan den aangewezen persoon.

„Wanneer degene die den wisselbrief moet betalen, geheel onbe-
kend of niet te vinden is, moet het protest gedaan worden aan het
postkantoor van de opgegeven woonplaats der betaling,
en indien aldaar geen postkantoor is, aan het hoofd van het plaat-
selijk bestuur.

„Hetzelfde moet geschieden indien een wisselbrief is getrokken
om in eene andere gemeente te worden betaald, dan die waar de
betrokkene woont, en de woonplaats waar de betaling moet ge-
schieden, niet is aangewezen."

IX. In de tweede afd. had, November 1834, de uitdrukking: het
postkantoor van de opgegeven woonplaats derbeta-
1 ing, de aandacht getrokken; men las gaarne hiervoor: het post-
kantoor van de ter betaling aangewezen woonplaats,
en achtte hiermede het denkbeeld des wetgevers juister uitgedrukt.

„De laatste volzin van dit Artikel," zeide diezelfde afd., „heeft

-ocr page 47-

35

lu het begiu: moet geschieden, eu aan het einde weder dezelfde
woorden; — dit kou gemakkelijk vermeden worden, indien men deu
aanvang dus las: hetzelfde moet plaats hebben."

X. Bij de nieuwe redactie werd aan beide die voorstellen gevolg
gegeven, en het Artikel alzoo vastgesteld bij Art. 50 der wet van
23 December 1834., S. B. No. 46.

O. i. Averd bij de beraadslaging over dit Artikel de
nationale tijd verspild met muggezifterijen op groote
schaal.

Het moge aan onze juridische incompetentie — zeer
natuurlijk bij den schrijver van een ^;rö^schrift —
liggen, maar
Avij zien niet goed in Avelke innerlijke
verandering ons artikel in Art. 81. O. 1825 heeft
gebracht.

Moet men niet lachen om het aangenomen amen-
dement der afd. Avaardoor: ^inoet geschieden" Averd
veranderd in: ^moet plaats hebben."

Onze Avetgever schijnt altijd groot behagen te heb-
ben
geschept in taalkundige oefeningen. •

De gevolgen daarvan hebben wij boven bij Artikel
117
gezien. Het eenige amendement dat Averkelijk
innerlijk iets zoude hebben geAvijzigd Avas dat der
Afd. om de
acte de perquisition c. a. uit den C. d. C.
overtenemen.

Gelukkig kreeg zij echter niet haren zin. Het ant-

-ocr page 48-

«

#oord der Regeering had echter »de ijdele formali-
teit" minder op den voorgrond moeten stellen en
meer moeten wijzen op het hatelijke van bedoelden
maatregel.

Art. 173 i. f. C. d. C. komt vrij wel overéeii met
\'2 91 van de Wéchsel-Ordnung, lüidende:

j^DM iemands ké-iitoóf of woning niet te vindéii
is, kan eerst dan voor waarheid worden aangenómëh,
•tt^tóneer de ïiotariö of de gerechtelijke beambte vrüch-
teloós bïiderzoefc bij de plaatselijke pölitie gedaan
heeft, warfrVan in het protest aanteekening moeft ge-
schiedeïi."

Terecht teekent Vissering hierbij het vtjlgend*e
aftil:

»Ook de tweede alinea der § is niet boven alle be-
denking verheven. De verplichting, om bij de politie
ondérzóek te doen 5 kan den notaris tot veel nutteloos
heen en wederloopèn noodzaken. Hoe toch, wanneer
de póïitie eene verkeerde uitduiding geeft, hetgöen
in groote stëdeH en bij algemeen veVspreide namen,
b. v. Mullerj Smit, licht gebeurlijk is? Of kan de
politie liielfc dwalen, en geldt hier wellicht het écht-

(20) t. a. p. bl. ïèg.

-ocr page 49-

.vi

Duitsche: »»Die Polizei musz Alles wissen?"" — Veel
minder omslachtig is het voorschrift van Art. 180,
3^® lid, van het Wetb. van Kooph., dat een
zoeken
naar den betrokkene persoon onnoodig maakt. —
Doch het moet ook erkend worden, het strijdt met
onze begrippen en zeden, de politic tot controleur
van de bewegingen der ingezetenen te stellen. In den
Polizei-Staat is zoo iets eigenaardiger en gemakkelij-
ker, even als met het
régime de Vempire een acte de
perqidsition y
voorafgaande aan het protest (zooals de
C. de 0., Art. 1 73 i. f. voorschreef), bestaanbaar was."

In den tijd der Afd. waren echter deze woor-
den nog niet geschreven en kon zij er dus haar voor-
deel niet mede doen.

Terwijl de acceptatie aan den betrokkene moet
worden gevraagd en ook bij hem protest van non-
acceptatie moet worden gedaan, schrijft ons Artikel voor,
dat de betaling van een gedomicilieerden wissel bij den
gedomicilieerde moet worden gevraagd en dat, bij weige-
ring, ook bij dezen protest van non-betaling moet
worden gedaan.

Dit is zeer natuurlijk, omdat juist dit protest het
bewijs oplevert, dat de betaling gevraagd en niet
verkregen is. Dit kan, gelijk van zelf spreekt, alleen

-ocr page 50-

.vi

geschieden ter plaatse waar betaald moet worden.

Daar wij, naar aanleiding van ons Artikel het pro-
test en daaruitvoortvloeijend regresrecht hebben te
behandelen, moeten wij in de eerste plaats onderzoe-
ken, wat die beide uitdrukkingen beteekenen.

Het protest, zoowel dat van non-acceptatie als dat
van non-betaling, wordt geregeld in Art. 182W. v. K.

De beste definitie van het protest is o, i. die van
Kist (21) luidende:

»Het protest is een authentieke akte, door een
openbaren ambtenaar, op die plaats tot het verlijden
van akten bevoegd, opgemaakt, waarbij van de
vertooning en non-betaling (of ook van de non-accep-
tatie) des wissels blijkt."

Na dezG goede definitie te hebben gegeven, gaat
bovengenoemde geleerde aldus voort:

»Het protest heeft" zijnen naam gekregen van de
formule, Avaarvan men zich bedient, die vroeger
misschien iets beteekendc, doch thans op niets, wat
bij de handeling voorvalt, betrekking heeft. Ook
onze wet vordert nog, dat de notaris in de akte

f

H

-ocr page 51-

.vi

vermelde, »dat hij notaris, griffier, of deurwaarder
van de non acceptatie of non-betaling heeft »»
gepro-
testeerd." "
Art. 182. Ik twijfel er echter zeer aan,
of het dikwijls gebeurt, dat een notaris of deurwaar-
waarder plechtig protesteert. Hij vermeldt alleen in
zijne akte, dat hij het gedaan heeft, terwijl niemand
begrijpt, wat het thans beteekent."

Wij kunnen deze woorden niet beamen, al zijn
wij ook huiverig voor de meeniiig iets te begrijpen,
waarvan een autoriteit op liandelsrechtelijk terrein
als Mr.
Kist getuigt, -»dat niemand het begrijpt."

Zou het niet mogelijk zijn, dat onze geleerde zich
vergist in dc verklaring van het woord »protest" ?(")

Zijne uitspraak ten minste doet ons denken, dat
hij het naamwoord
r>proiestatio", dat natuurlijk on-
middelijk is afteleiden van het werkwoord
-»j^rotes-
tari"
en middelijk van ftestari" hetwelk van ^testis"
(getuige) komt, in dien zin heeft opgevat, waarin wij
van
^protesf en protesteeren" plegen te spreken, en
dus de zoogenaamde
^clausula protestationis" op het
oog heeft.

Zulk een clausule had ten doel om de aanspraken

-ocr page 52-

.vi

van alle belanghebbenden te vrijwaren. Zonder wettig
en tijdig protest hielp zij natuurlijk niets, en was
gedaan in de authentieke akte zelve, dan was zij —
als bloote formaliteit — geheel overtollig.

Maar die verklaring mogen wij niet goedkeuren.
Testari is: getuige van iets zijn, getuigenis van iets
afleggen,
tn protestari is: iets openlijk getuigen:

Door protestatio hebben we alzoo niets anders te
verstaan dan in het algemeen het openlijk, het uit-
drukkelijk en in bepaalde duidelijke vormen betuigen,
dat iets al of niet heeft plaats gehad, en geenszins
alleen wat wij gewoon zijn tc noemen het indienen
van protest tegen iets. (1)

Laten wij even hooren wat Wächter (t. a. p.) er
van zegt:.

»Dasz ein Wecliselbetheiligter alle die Yorscliriften
beobachtet
habe, welche ihm als Bedingungen des Re-
gresses oder sonst eines Rechtes vorgeschrieben sind,
und dasz die andern Thatsachen, von denen in be-
sondern Fällen noch auszerdem Rechte abhängen.

1  tcekcuis zoo sterk op deu voorgrond tu bre:igen?

-ocr page 53-

.vi

eingetreten seien, das musz er, wenn er diese
Rechte ausüben will,
heioeisen.

Ein Bekenntnitz des Bezogenen oder sonst derjeni-
gen Person, bei welcher solche Schritte vorgenom-
men werden müssen, Avürde dazu nicht hinreichen,
Aveil eine solche Privaturkunde nicht einmal durch
nachherige Anerkennung von Seiten der betreffenden
Person volle Beweiskraft bekommen würde, überdies
aber jene Personen meist zu weit entfernt sind , um
sie vorladen lassen zu können.

Es musz daher eine öffentliche und amtliche, auch
ohne Recognition beweisende
Urkunde darüber errichtet
werden. Diese nennt man Protest.

Der Protest ist also seinem Wesen nach eine Beioeis
urkunde, ein Zeugnisz (abgeleitet von testis—Zeuge);
CS Avird protestirt (es Avird Protest erhoben, aufge-
nommen, levirt, gelichtet), heiszt soviel als: »es
Avird bezeugt," nemlich, dasz sie in einer bestimm-
ten Weise geschehen sei. Einige Gesetze (so in Ba-
den)
Avollten den Ausdruck »Protest" verdeutschen in
»Absagcschein."

Nog al helder, dunkt ons.

Velgens onzc Avct zijn er voor een protest de vol-
gendc formaliteiten in acht tc ncmen.

-ocr page 54-

.vi

lo. Het moet verleden zijn door een bevoegden
ambtenaar (notaris, deurwaarder, griffier van het
kantongerecht).

2o. De ambtenaar moet vergezeld zijn van. twee
getuigen. Deze getuigen kunnen niet meer door een
notaris worden vervangen, zooals Art. 173 C. d. C.
veroorloofde. De wet op het Notarisambt van 1842
kent geene akten voor twee notarissen.

3o. De ambtenaren zullen de gewone vormen voor
authentieke akten moeten in acht nemen, op stratFe
van nietigheid. Zij moeten daarenboven, op straffe
van vergoeding van kosten, schade en interessen, af-
schrift laten van het protest en daarvan in het af-
schrift melding maken. Zij moeten de protesten naar
orde des \'tijds in een bijzonder register, door den
kantonrechter hunner woonplaats gewaarmerkt, in-
schrijven en, desgevorderd, een of meer afschriften
aan de belanghebbenden afgeven.

Volgens Art. 182 behelzen dc protesten:

1». Een letterlijk afschrift van den wisselbrief, van
de acceptatie, van de endossementen, van den borg-
tocht, aval genaamd en van de adressen daarop ge-
steld.

2°. De vermelding, dat dc acceptatie of de betaling

-ocr page 55-

.vi

van de ^^ersonen, of ter plaatse in Art. 180 en 181
gemeld, afgevraagd en niet bekomen is.

3°. De vermelding, van de opgegeven redenen van
non accejjtatie of non-betaling.

4°. De aanmaning om het protest te teekenen en
de redenen van weigering.

5°. De vermelding, dat hij notaris, griffier of deur-
waarder, wegens de non-acceptatie of non-betaling
heeft geprotesteerd.

Wij komen nu tot het regres. Wat is regres?

Onder regres verstaat men alle middelen — zoowel
judicieele als extra-judicieele — die de houder van
een geprotesteerden wissel (nadat hij aan alle voor-
geschreven formaliteiten heeft voldaan) aanwendt om
rembours te verkrijgen.

Het Weth. v. K. regelt het regres in de Art. 106,
108, 146, 155, 175, 177, 178 en 179 en verhaalt
ons wie recht van regres heeft in de Art. 180—186.

De vereiscliten om van dat recht gebruik te kun-
nen maken zijn:

1°. Men moet zijn kouder van een wisselbrief, en

2°. Die wisselbrief moet zijn geprotesteerd.

In deze materie is de positie van den gedomici-
lieerden wissel vrij wel dezelfde als die van den ge-

-ocr page 56-

.vi

wonen. Alleen op ééne uitzondering, uit den aard
der zaak voortspruitende, moeten wij nog wijzen.

De verhouding van trekker en endossanten is de-
zelfde als bij den gewonen wissel. Zij staan, als
borgen, slechts in eene secundaire rechtsbetrekking
en het regresrecht tegen hen is afhankelijk van het
protest van non-betaling. Zonder dat protest zijn zij
niet tot de minste garantie verplicht.

De bijvoeging in den wissel van den gedomici-
lieerde brengt alleen verandering in de rechtsbe-
trekking van den betrokkene, die geaccepteerd heeft.

De gedomicilieerde is de persoon die de betaling
moet doen. Hij is — gelijk wij reeds vroeger op-
merkten — dc mandataris van den acceptant.

Ten einde hem, de vervulling van dat mandaat
mogelijk te maken, is de acceptant verplicht hem het
noodige fonds te bezorgen, evenals bij den gewonen
wissel die verplichting rust op den trekker jegens
den betrokkene.

Heeft die fondsbezorging plaats gehad, dan wordt
- ook de verhouding van den acceptant geheel anders,
als bij den gewonen wissel. Daar er niet van hem
kan geëischt worden, dat hij zoowel bij den gedomi-
\' cilieerde als bij zich zelven het fonds aanwezig heb»

-ocr page 57-

.vi

be, heeft hij het recht te vorderen dat de houder
van den wissel zich in de eerste plaats tot den ge-
domicilieerde wende. Eerst wanneer daar de betaling
niet verkregen wordt, kan hij tot nakoming van zijn
accept worden aangesproken.

Hij treedt dus hier, evenals trekker en endossanten,
slechts in de tweede plaats op, en de niet-betaling
van den gedomicilieerde, moet ook tegen hem door
het j^rotest van non-betaling bewezen worden. Ter-
wijl dus de gedomicileerde hier hoofdschuldenaar is,
kan, evenals van trekker en endossanten, de beta-
ling van den acceptant alleen gevorderd Avorden op
den weg van regres na formeel en tijdig opgemaakt
protest.

-ocr page 58-

m

j; - V. ■ .

; V s\'

■ .

-

i

-m

-ocr page 59-

STELLIITGEK

-ocr page 60-

\'M:

*

-ocr page 61-

TELLINGEN.

L

In 1. 44 D. de adopt. (I. 7) leze men: ea lege in
plaats van:
eiiam jure Ie gis. Had naast: ea lege iemand
geschreven:
eo jure, dan konden die twee lezingen
licht verbonden worden tot hetgeen nu in den tekst
is opgenomen.

II.

In 1. un. § 2 D. de otF. cons. (I. 10) worde in plaats
van:
ex Scto consilii gelezen: in suo consilio.

IH.

In 1. 1 § 10 D. de off. praef. urbi (1. 12) schijnt
men voor:
et puniendi te moeten lezen: ei graviu^s
puniendi.

-ocr page 62-

.vi

IV.

In 1. 1 D. qui testam. fac. poss. (XXVIII. 1) heet
het testament: »voluntatis nostrae justa sententia
de eo, quod quis post mortem suam fieri velit."

Windscheid. Pand. III. 28, 3 noemt deze bepaling
»ungenau", omdat de onmisbare instelling van een
erfgenaam er niet in opgenomen is.

Maar ze schijnt in het woovd:.justa te liggen, ge-
lijk Donellus Comm. VI. 4 § 2 schrijft: »Testamen-
tum recte vocemus justam sententiam,
ut justam in-
terpretemur plenam, ut sit de rebus omnibus, addita
nimirum heredis institutione, id est, universi juris

successione."

V.

In 1. 14 § 3 D. de alim. v. cib. leg. (XXXIV 1)
moeten de slotwoorden
haec enim agua personae relin-
quitur
iets vooruitgeschoven worden, en vldk voor
nam et haustus aguae staan. Aan de gissing, om in
hun plaats te lezen:
haec enim aeqiie personae relin-
quuntur,
heeft men dan niet meer te denken.

De voorlaatste volzin luide: »Nam et haustus
aquae, ut pecoris ad aquam appulsus, est servitus;

-ocr page 63-

.vi

personae tarnen ejus qui vicinus non est, non innti-
liter relinquitnr."

VI.

AI ware in ons privaatrecht een even groot deel

ja zelfs een grooter — uit het Germaansche recht
ontstaan als uit het Romeinsche, toch zou voor de
studie dit laatste de eereplaats blijven innemen.

Hier is niet alleen het recht, hier is van de rechts-
geleerden ook de rechtswetenschap te leeren.

VII.

Art- 89 en 90 B. W. verdienen afkeuring, niet
alleen wat hun vorm, maar ook wat hun inhoud be-
treft, zoodat het wenschelijk schijnt ze geheel te doen
vervallen.

VIII.

De bepaling van Art. 91 B. W. is om haar alge-
meenheid te verwerpen, en behoort 6f met uitzonde-
ringen te worden aangevuld, óf met een koninklijk
dispensatierecht.

-ocr page 64-

.vi

IX.

Dat »schepen, schuiten, ponten, op vaartuigen ge-
plaatste of andere losse molens en baden, en derge-
lijke voorwerpen" (Art. 566 B. W.) bij ons een deel
van den
inboedel, zelfs van de meubelen of het huisraad
zijn, is na lezing van Art. 570 en 571 B. W. niet
wel te ontkennen.

X.

Art.. 1494 B. W. zal men moeten wegnemen. Het
bevat inderdaad niets anders dan de bepaling, dat
een overeenkomst gesloten is zoodra zij gesloten is,
dat zij om gesloten te zijn niet op haar vervulling
moet wachten.

XI.

Het was onjuist dat de Pinto (Handl. v. h. B. W. II.
412 § 801, druk) bij Art. 1273 en Art. 1496 B. W.
van »een belangrijke uitzondering" sprak »op den
regel
<^res perit domino."

Die regel heeft geen betrekking op verbindtenissen.
*

XII.

Van de handgift of den godspenning had men niet

-ocr page 65-

.vi

in den titel van koop en verkoop (Art. 1500 B. W.)
moeten spreken, maar bij de algemeene behandeling
der overeenkomsten.

XIII.

De bepalingen van Art. 1522 en 1523 B. W. rus-
ten niet op het strenge recht, maar op de billijkheid.

XIV.

Is volgens Art. 1546 al. 2 B. W. het daar bedoelde
verlies, door toeval veroorzaakt, voor rekening van
den kooper, a fortiori geldt dit van het verlies door
toedoen van den kooper zeiven veroorzaakt.

XV.

Een zonderlinge verbinding is die van waren en meu-
belen
in Art. 1554 B. W., zonderling vooral als men
haar vergelijkt met die van
denrées et effets mobiliers
in Art. 1657 C. C.

XVI.

Zelfs al werden in Art. 1555 B. W. de woorden
»tegen teruggave van den oorspronkelijken koopprijs"
niet gevonden, toch zou men de vraag, of voor het

-ocr page 66-

.vi

terugnemen der verkochte zaak een hoogere of lagere
koopprijs mag bepaald worden, ontkennend moeten
beantwoorden.

xvn.

Als »mit den Rechtsquellen" worden vermengd »die
thatsächichen Entstehungsgründe der einzelnen Rechts-
verhältnisse", noemt
Savigny (Syst. d. h. Rechts L
109) dit met recht een ver gedreven verwarring.

Als hij de Romeinsche juristen prijst, omdat ze er
geheel vrij van zijn, is het jammer, dat onze wetge-
ver zich dien lof niet mag toeëigenen.

XVIIL

Het récht van terugvordering, den verkooper in
Art. 230 W. v. K. toegekend, kan niet gezegd wor-
den de bevoegdheid tot het vorderen van de ontbin-
ding der koopovereenkomst uittesluiten, maar alleen
die onnoodig te maken.

XIX.

Van de bepaling van Art. 236 § 1 W. v. K. is in
de uitgaaf onder toezicht van
Lipman bl. 91 zeer toe-
gevend gezegd, dat zij „strijdig schijnt met die van

-ocr page 67-

.vi

Art. 233, of althans, in verband met het overige
stelsel, niet vrij van hardheid is."

XX. . -

Zeeschepen zijn zeevarende schepen, al zijn ze ook
visschersvaartuigen en geen handelsschepen.

Maar ten onrechte is geleerd, dat Art. 748 W. v.
K. met zeeschepen de schepen op de binnenlandsche
wateren gelijkstelt, als zij maar ééne buitenlandsche
reis gemaakt hebben.

Dit is nog te veel geëischt. Bestemming is reeds
genoeg.

XXI.

Het zou goed zijn Art. 721 W. B. Kv. zoo te ver-
anderen: »Die recht heeft tot revindicatie van roerend
goed, kan het onder eiken houder in beslag nemen."

Maar ook zonder die verandering heeft men het
woord
bezitter hier in den zin van houder te verstaan.

XXH.

Het eisclien van lijfsdwang kan ook nog bij con-
clusie van repliek worden gedaan.

-ocr page 68-

.vi

xxin.

Art. 75 C. P. is niet uittebreiden tot het voeren
van wapenen tegen onze bondgenooten.

XXIV.

Met recht zijn de strafrechtelijke bepalingen tegen
een voorbarige kerkelijke inzegening gehandhaafd.

De bepaling daarentegen van Art. 136 B. W. be-
hoort te vervallen.

XXV.

Het is goed, dat in liet nieuwe Wetboek van
Strafrecht de lichamelijke tuchtiging niet onder de
straffen is opgenomen. Die tuchtiging mist niet alleen
alle bepaaldheid van begrip, maar is daarenboven
den redelijken mensch onwaardig. Ze kan. slechts
verontschuldiging, geen rechtvaardiging vinden, waar
ze aan drift ontlokt en terstond na het misdrijf wordt
toegediend. En allerminst zou aan haar te denken
zijn in een stelsel, dat de doodstraf heeft afgeschaft.
Er zijn enkele misdaden, waarbij het geen onedele ge-
dachte is, het voortleven onmogelijk te noemen,

-ocr page 69-

.vi

maar aan slaan en wat meer van dien aard is, kan
niets edels verbonden worden.

XXVI.

De bepaling van Art. 130 Strafv. is limitatief;
men heeft daar niet alleen met voorbeelden van sa-
menhangende misdrijven te doen.

XXVII.

De overtuiging, in Art. 427 en Art. 431 Strafv.
bedoeld, is de iuridische, niet de zoogenaamde ze-
delijke.

XXVIII.

Uit Art. 211 Crim. wetb. v. h. krijgsvolk te lande
is afteleiden , dat insubordinatie buiten den dienst, op
gewone wijze moet worden bewezen.

XXIX.

Het noodlottigste gevolg van revolutiën is misschien
wel lietgeen door Dahlmann (Pol. I. 201) is aange-
wezen,: ïdass einer Staatsregiering, welche durch eine
schlechte Verfassung ihrer iieilsamen Kraft beraubt

-ocr page 70-

.vi

würde, ein gleiches Nothrecht zur Seite steht, m. a.
W. dass so lange es Revolutionen der Völker giebt,
auch die Staatsstreiche der Gewaltigen nicht aufhören
werden."

Die in eigen doen het positive recht als niets acht,
kan er moeilijk op rekenen, dat anderen het tegen-
over hemzelven zullen eerbiedigen.

XXX.

Bij alle pogingen, om het stemrecht al verder en
verder uittebreiden, misschien ééns vooral maar het
algemeen stemrecht intevoeren, mag men ook wel
eens luisteren naar deze woorden van
Webster, in een
rede te Marshfield gesproken:

»I hear a lion in the lobby roar.
Say, Mr. Speaker, shall we shut the door.
And keep him out? or shall we let him in,
And see if we can get him out again?

I am for shutting the door aud keeping the lion
out. Other more confident spirits who are of the cha-
racter of van Amburgh, were for letting him in and
disturbing all the interests of the country."

-ocr page 71-

.vi

XXXL

Den revolutiegeest, waartegen we allen anti-revo-
lutionairen moeten zijn, bepaalt
Liitré met reclit als
de neiging »de changer les institutions avant que les
doctrines soient refaites."

XXXIL

Een grondwet zij, juist omdat ze langer dan elke
andere wet moet kunnen duren, zoo kort mogelijk.
Ze heeft slechts twee onderwerpen: 1°. Zij moet —
en dit is haar hoofdtaak — den regeeringsvorm om-
schrijven. 2°. Zij moet die grondrechten ontvouwen,
die aan alle regeling, zelfs van den wetgever, moe-
ten onttrokken zijn.

Uit dit oogpunt haar beschouwend, kan men onzc
grondwet niet anders dan veel te lang noemen.

XXXIII.

»Thcy Averc the men of tlic best composition in
the state of Rome, which being consuls inclined to
the people, or being tribunes inclined to the senate,"

In dit voor een enkel volk gesproken woord van

-ocr page 72-

.vi

Baco, ligt een algemeene treffende waarheid voor
alle tijden en alle volken.

XXXIV.

De geschiedenis is altijd als de leermeesters der
volken geroemd.

Toch trokken de volken zelden partij van hare lessen.

Om die te trekken, zou de menigte in staat moe-
ten zijn het verband intezien van oorzaken en ge-
volgen , en dit is onmogelijk zonder een groot talent
van waarneming en ontleding, en een hoogen graad
van doorzicht.

XXXV.

Echte verdraagzaamheid, verdraagzaamheid in be-
ginsel, die iets geheel anders is dan eene door den
nood tot deugd gemaakte zwakke toegeeflijkheid of
een laffe beginselloosheid, is slechts daar mogelijk
en krijgt alleen daar haar goeden vorm, waar men
van de geschiedenis heeft geleerd, dat een edele ge-
zindheid zich aan zeer verschillende theorieën he\'eft
gepaard, zoodat zoowel het ethische als het aesthetische
in hun wortel onafhankelijk is van den strijd der
bespiegelingen over zijn en worden.

-ocr page 73-

XXXVI.

61

De ijver der volken voor hervorming heeft historiseh
geen minder recht dan alle beroep op wat is en ge-
weest is. Een weg, niet door der menschen kunst
gemaakt, maar door de natuur, moet toch ook
voortdurend verbeterd worden, om begaanbaar te
blijven, en volle instemming verdient i?aco\'s spreuk:

»Antiquity deserveth that reverence, that men
should make a stand thereupon, and discover what
is the best way; but when the discovery is well
taken, then to make progression."

XXXVII.

Het is van groot praktisch belang, overal naar
goede en in hun beteekenis vaste namen te zoeken.

Had men inplaats van eenzame opsluiting afgezon-
derde
gezegd, men had menig vooroordeel geweerd.

Zoo is het ook, om valschen schijn te mijden, goed
de woorden
ongeloof en atheïsme alleen in den zin van
ontkenning te gebruiken, en dus niet van den staat
te zeggen, dat hij
ongehovig of atheïstisch is of moet
zijn.

-ocr page 74-

.vi

XXXVIII.

De beteekenis der woorden w^ordt niet door de
etymologie, maar door het volksgebruik bej^aald.

Daarom was het onjuist, dat onze Hooge Raad bij
taalkundigen vroeg naar de beteekenis van het woord
besloten plaatsen in onzen tijd.

Daarentegen had men in het bakende proces van
Leiden, de mannen der wetenschap moeten raadple-
gen over den zin van het woord
visscherij, niet in dc
ID^"^ eeuw maar in de eerste helft der 15^®.

XXXIX.

Moge men al in den regel — en terecht — ont-
kennen , dat de vaststelling en handhaving des rechts
de eenige taak van den staat is; daarover is men
het toch in het algemeen eens, dat zij als zijn hoofd-
taak gelden moet.

Maar kwalijk laat zich daarmede rijmen, dat men
voor een goed deel het genot van wetenschap en
kunst — die nog vaak »geen regeeringszaak" heet —
om niet toegankelijk stelt, het recht daarentegen,
door zijn hooge kosten, voor zeer velen onbereikbaar
maakt.

-ocr page 75-

.vi

Kosteloos recht is vrij wat meer een uitvloeisel van
liet beginsel omtrent liet staatsdoel dan kosteloos
on-
deriüijs.

XL.

Bij de regeling van den eed verdient zeer in aan-
merking te komen wat geschreven is door
Sjmioza
(Tract. pol. VIII 48):

»Quos lex jurare cogit, a perjiirio nmlto magis
cavebunt, si per salutem patriae et libertatem ....
quam si per Deum jurare jubeantur. Nam qui per
Deum jurat, privatum bonum interponit, cujus ipse
aestimator est; atqui jurejurando libertatem pa-
triaeque salutem interponit, is per commune omnium
bonum, cujus ipse aestimator non est, jurat, et, si
pejerat, eo ipse se patriae liostem declarat."

XLI.

Art. 18. Wet van 31 Mei 1824, Stbl. No. 36 is in
strijd met Art. 68 § I 22 wet 22 Frim. VII.

XLII.

Art. 46 Wet van 22 Frim. IV is in eene registra-
tie-wet misplaatst.

-ocr page 76-

.vi

XLIIL

Door Art. 65 wet van 22 Frim. Vil is het request
civiel niet uitgesloten.

XLIV.

In Art. 68 § I 24 Wet van 22 Frim. VII, lui-
dende :

»Les déclarations ou élections de command ou d\'ami,
lorsque la faculté d\'élire un command a été réser-
vée dans l\'acte d\'adjudication ou le contract de vente,
et que la déclaration est faite par acte public et no-
tifiée dans les vingt-quatre heures de l\'adjudication
ou du contract."

zijn wegens gemis eener poenale sanctie de woor-
den »est notifiée enz." geheel doelloos.

XLV.

Volgens de wet van 18 September 1852 omtrent
den waarborg en de belasting der gouden en zilveren
werken, worden gouden en zilveren werken van buiten-
landschen oorsprong beide met hetzelfde teeken (het

-ocr page 77-

.vi

zwijnskopje) voorzien. Hierin behoorde verandering te
komen.

XLVI.

Gouden en zilveren voorwerpen afkomstig uit het
buitenland, behoorden, hier te lande, ons gelialteteeken
te dragen.

XLVII.

Het is wenschelijk, de Staathuishoudkunde te blij-
ven beperken tot die sociale oorzaken, die werken door de
begeerte naar rijkdom, en welker wet het is, dat een
srrootere winst te verkiezen is boven een kleinere.

O

Maar het is dan ook noodig te erkennen, en naar
die erkenning te handelen, dat zij slechts met een
deel der maatschappelijke verschijnselen zich bezig
houdt, zoodat zij voor de maatschappij wel een deel
is harer physiologie en pathologie; maar nooit haar
geneesleer.

Het eerste wordt miskend door hen die haar gren-
zen zoover mogelijk trachten te verzetten, zoodat
haar gebied het geheele leven omvat.

Het tweede door hen, die uit het beperkte stand-

-ocr page 78-

.vi

punt van den rijkdom alles willen beoordeelen, en
liet door de Staatliuislioudkunde beslist achten, b. v.
dat de Staat niet moet bedeelen, geen werkinrich-
tingen voor armen hebben, in geen gevangenissen
laten werken, enz. Alles goed, als de Staat geen
anderen wensch had dan om rijker te worden.

xLVin.

Uitstekend is cn die plicht tot beperking èn de er-
kenning dier beperktheid uitgesproken door
Stuart
Mill
in het begin zijner Pol. Econ., waar hij schrijft:
»For practical purposes, political economy is insepa-
rably intertwined with many other branches of so-
cial philosophy. Except on matters of mere detail,
there are perhaps no practical questions, even among
those which approach nearest to the character of pu-
rely economical questions, which admit of being de-
cided on economical premisses alone."

Met recht roemt hij het dan ook in Adam Smith,

dat deze dit nooit uit het oog verliest, en in de toe-

«

passingen zijner wetenschaj) »perpetually appeals to
other and\' often far larger considerations than pure
political economy affords," haar nooit anders be-

-ocr page 79-

.vi

schouwend dan als een deel der »philosophy of society."

XLIX.

Overal geldt de uitspraak van//mc/te/; »Numerical
precision is the very soul of Science, and its attain-
ment affords the only criterion, or at least the best, of
the truth of theories."

Als men onzen tijd vergelijkt met vorige eeuwen,
dan twist men er over, of er al dan niet\'zedelijke
vooruitgang is. De twist is niet te beslechten, omdat
men geen cijfers kan vergelijken. Men kan uit vroe-
gere tijden daden van groote barbaarschheid aanwij-
zen, maar men kan niet met cijfers zeggen, hoeveel
misdaden van verschillende soorten in een bepaald
land in één jaar plaats liadden, wat men van onzen
tijd namvkeurig weet. Tegenwoordig kan men vrij
wat beter uitmaken, of er b.v. in de laatste vijf en
twintig jaren verbetering te zien is, en zoo ja, in
welke mate.

L.

»The statistics of Crime reveal causes bij the me-

-ocr page 80-

.vi

thod of Variations. "When we find crimes diminishing
according as labour is abundant, according as habits
of sobriety have increased, according to the multi-
plication of the means of detection, or according to
the system of punishment, we may presume a cau-
sal connexion, in circumstances not admitting of the
method of Diiference."

Bain.

-ocr page 81-

■ -vi\'.

... \' : , i,

;-...Cf ^

■ -

..\'•S.;-.-

-- - i

: . ... PÏpSS^f

■"M^v--î ,

iV- ! ■ \' \' ■ ■ ■ \'

llî- ■ \'

va\'-

•"■\'tr- r-." .

S

i

^ ! J ■■ \' ;

ai-

-ocr page 82-

/

"\'il}-:

\'\' \'\' ^

\'.\'vfi. -

\' m-y

. , u "f .

li ■ -

f

• -V

■Lt" . -

> ; /
. ■■ > - . -

V \' i - • \' \', V

• ■f : ,

■Wc

r. . - ^ : \'■\'

■V-\'/ •

-ocr page 83-

, : : . i; -

- "K

/V.-\'-vVl.V- y C

\' - t\'y\' V

y ■■ .y. \' _

\' ■ I ,

\'âii

XV\' .1 V

■ i-*.

; j v..

-ocr page 84-

^âij