1880\'
XI
W. DOLK
INTERNATIONAAL PRIVAATRECH
I.
PERSONEN RECHT.
-ocr page 2-T ■
\'V:
-ocr page 3--âàài.
\\ •
■ ■ . r i ■
■ .."1
/■ • . . ■
ft... : .
■ -.i ^ ■■ ■■ ■■
■ :i ■
. ■ 1 ■ : i\' : u\' V- i/\' ■
: \\
, ffi ■■■
\' .....
-ocr page 4-»■ill iifiiMiiii\'iir., .vm.tt ■•■.,-"■ tt—t -rvOseautoOi
-
ü ,
fm:-
■ wV,-
-ocr page 5-m
INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT.
PERSONENRECHT.
-ocr page 6-RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
2298 402 9
-ocr page 7-I.
TER VEUKllIJGING VAN DEN GKAAU
VAN
AAN 1)E
RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,
NA MACHTIGING VAN DEN HECTOR MAGNIFICUS
JIOOGLEEEAAK IN DE FACULTEIT DKH WIS- Kif N ATlTIiKUKDE.
volgens besluit van den senaat der universiteit,
EN 01\' VOOUmtACIIT DER
rechtsgeleerde faculteit,
TE VERDEDIGEN
Op Vrijdag den Juni 1880, des iiauiiddags tc 3 urcu,
IIOOK
-ocr page 8-QKDJÎX\'S\'r Pf-\' G. A. VAfJ «OÎ\'TKK, TE UTRKCHT.
i»
-ocr page 9-lau iiiiiiip (Diiàprs.
-ocr page 10-J
»iri>.>
T.
im) in\'\'"\' liiiK
-ocr page 11-INHOUD.
Bladz.
Inleiding............................1
I. Onderscheiding tusschen rechts- en iiandelings-
II. De rechts- en handeijnosbeyoegdheid nu de
schrijvers over Internationaal Privaatrecht
EN IN DE EÜROPEESCHE WETGEVINGEN......12
§ 1. Inleiding..............12
§ 2. Outlero Bchnjvora. Foelix on Demangoat. . 14
§ 3. Story. Phillimoro..........25
§ 4. Schiiffner. v. Wächter, Savigny.....31
§ 5. Bar. Schmid............4G
§ G. Mancini. Esperaon. Fiore. Lomonaco. . . 5S
§ 8. Europecflchc Wetgevingen........75
III. Rechtsbevoegdheid.............83
IV. IIandelingshevoegdheid...........97
Stellingen.................101
-ocr page 12-VERKORTINGEN.
A. B. Wet houdende Algemeene Bepalingen.
B. W. Nederlandsch Burgerlijk Wetboek.
C. N. Code Napoléon.
C. P. Code Pénal.
I. B. W. Italiaansch Burgerlijk Wetboek.
O. B.W. Oostenrijksch Burgerlijk Wetboek.
1880\'
XI
W. DOLK
INTERNATIONAAL PRIVAATRECH
I.
PERSONEN RECHT.
-ocr page 14-T ■
\'V:
-ocr page 15--âàài.
\\ •
■ ■ . r i ■
■ .."1
/■ • . . ■
■ -.i ^ ■■ ■■ ■■
■ , I ■
■ :i ■
. ■ 1 ■ : i\' : u\' V- i/\' ■
ft... : .
■■ /
, ffi ■■■
\\
\'i
J
»■ill iifiiMiiii\'iir., .vm.tt ■•■.,-"■ tt—t -rvOseautoOi
-
ü ,
fm:-
■ wV,-
-ocr page 17-m
INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT.
PERSONENRECHT.
-ocr page 18-RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
2298 402 9
-ocr page 19-I.
ter veukrijging van den graad
VAN
AAN 1)E
RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,
NA MACHTIGING VAN DEN HECTOR MAGNIFICUS
]IOOGLEEEAAK IN DE FACULTEIT DKH WIS- Elf N ATUL\'IiKUKDE.
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT,
EN 01\' VOOUmtACIIT DER
RECHTSGELEERDE FACULTEIT,
TE VERDEDIGEN
Op Vrijdag den Juni 1880, des iiauiiddags tc 3 urcu,
IIOOK
-ocr page 20-QKDJÎX\'S\'r Pf-\' G. A. VAfJ «OÎ\'TKK, TE UTRKCHT.
i»
-ocr page 21-lau iiiiiiip (Diiàprs.
-ocr page 22-J
»iri>.>
T.
im) in\'\'"\' liiiK
-ocr page 23-INHOUD.
Bladz.
Inleiding............................1
I. Onderscheiding tusschen rechts- en iiandelings-
II. De rechts- en handelingsbevoegdheid bij de
schrijvers over Internationaal Privaatrecht
EN IN DE EÜROPEESCHE WETGEVINGEN......12
§ 1. Inleiding..............12
§ 2. Oudere Bchnjvera. Foelix en Demangeat. . 14
§ 3. Story. Phillimoro..........25
§ 4. Schiiffner. v. Wächter, Savigny.....31
§ 5, Bar. Schmid............4G
§ G. Mancini. Esperaon. Fiore. Lomonaco. . . 58
§ 8. Enropecflche Wetgevingen........75
in. Rechtsbevoegdheid.............83
IV. IIandelingshevoegdheid...........97
Stellingen.................101
-ocr page 24-VERKORTINGEN.
A. B. Wet houdende Algemeene Bepalingen.
B. W. Nederlandsch Burgerlijk Wetboek.
C. N. Code Napoléon.
C. P. Code Pénal.
I. B. W. Italiaansch Burgerlijk Wetboek.
O. B.W. Oostenrijksch Burgerlijk Wetboek.
liet internationaal recht is verdeeld in:
I. internationaal publiekrecht of volkenrecht en
II. internationaal privaatrecht.
Als onderdeelen van hel laatste heeft men:
1. internationaal privaatrecht in engeren zin, on-
derscheiden in\'a materieel privaatrecht (burger-
lijk- en handelsrecht)
en b formeel privaatrecht (burgeriijk
procesrecht),
2. internationaal strafrecht (strafrecht en straf-
vordering).
liet internationaal privaatrecht, in de minst omvat-
tende beteekenis van dit woord, strekt zich uit over:
1. het personenrecht (de rechts- en handelingsbe-
voegdheid der personen),
2. het zakenrecht,
3. het obligatierecht,
4. het familie-recht (huwelijk, vaderlijke macht,
voogdij),
5. hel erfrecht.
i
-ocr page 26-2
Bij het personenrecht zullen wij nu eerst de rechts- en
handelingsbevoegdheid der personen in het privaatrecht
zoo nauwkeurig mogelijk van elkander onderscheiden,
daarna zien hoe zij beide door de schrijvers over inter-
nationaal privaat recht behandeld worden en ten slotte
ieder afzonderlijk internationaal privaatrechterlijk be-
schouwen.
1. ONDERSGlIElDIiNG TUSSCHEN RECHTS- EN
HANDELINGSBEVOEGDHEID.
Rechtsbevoegdheid is de bevoegdheid rechten te heb-
ben , handelingsbevoegdheid is de bevoegdheid tc handelen
d. i. zelf zijno rechten uit te oefenen, i)
Rechtsonbevoegdheid brengt ook handelingsonbevoegd-
heid mede, want wanneer men een recht in het geheel
niet heeft, kan men het zeker zelf niet uitoefenen. Een
rechtsbevoegde kan handelingsbevoegd of onbevoegd zijn;
een handelingsbevoegde is altijd rechtsbevoegd. 2)
1) V. Savigny. System des heutigen Einmischen Rechts, Ber-
lin 1849, II. § GO pag. 1: ... das mögliche//aien der Rechte,
oder die Rechtsfähigkeit, . . . das mögliche Erwerben derselben,
oder dio Handlungsfähigkeit.
Windscheid. Lehrbuch dos Pandektenrechts, 4\'» Aufl, Düs-
seldorf 1875. I. § 71. pag. 179: Unter (juristischer) Hand-
lungsfähigkeit versteht man die vom Rechte gewährte Fähigkeit
zum Handeln mit rechtlicher Wirkung; auf Rechtsgescliilfte an-
gewandt ist sie die Fähigkeit, durch Willenserklärung diejenige
rechtliche Wirkung zu erzeugen, auf derer Hervorbringung
die Willenserklärung gerichtet ist.
2) Savigny III. § 106 p. 22, noot a.: Dor Rochtsfiihigo
1*
-ocr page 28-Beperkt in hunne handelingsbevoegdheid zijn minder-
jarigen, getrouwde vrouwen en curandi, voor zooverre
zij niet kunnen handelen, dus hunne rechten niet uit-
oefenen , dan door of met behulp van voogd, echtgenoot
of curator; beperkt in hunne rechtsbevoegdheid zijn
diezelfde personen, voor zooverre zij sommige rechten
in het geheel niet hebben b. v. voor minderjarigen bene-
den zekeren leeftijd de onbevoegdheid om een testament
te maken.
In het algemeen is ieder persoon rechtsbevoegd;
ook vreemdelingen genieten volgens de nieuwere wetge-
vingen dezelfde burgerlijke rechten als dc ingezetenen. \')
In sommige Staten bestaan cr echter nog beperldn-
kann nach Umständen bald handlungsfähig sein, bald auch
nicht. Der ßechtsunfähige dagegen must gerade soweit, als cr
dieses ist, auch handlungsunfähig sein, weil in ihm dio Hand-
lung die ihr sonst zukommende Wirkung gar nicht hervor-
bringen kann.
1) Prof. Hamaker, in zijno redevoering bij de aanvaarding
van het hoogleeraarsambt op 12 Deo. 1877, getiteld Aard en dool
van hot Internationaal Privaatrecht, wijst, als voorbeeld der histo-
rische ontwikkeling van het beginsel der gelijkstelling van inge-
•zetenen cn vreemdelingen, op do Code Napoléon van 1804, het
Nederl. Burgerl. Recht van 1836 en het Italiaanscli Burgerlijk
Wetboek van 1866. Zoo zegt
Art. 11. C. N.: De vreemdeling zal in Frankrijk dezelfde
burgerlijke rechten genieten, dio den franschman in het vreemde
land bjj tractaat verzekerd zjjn.
Art. 9. A, B.: Het burgerlijk recht is hetzelfde voor vreemde-
lingen als voor Nederlanders, zóólang niet de wet hei tegendeel vaststelt.
Art. 3. I. B. W,: Do vreemdeling geniet dezelfde burgerlijke
rechten als do burgers.
gen en uilbreidingen der rechtsbevoegdheid, dio een
overblijfsel zijn van vroegere toestanden, zooals:
slavernij i) en burgerlijke dood 2), die volkomen
rechtsonbevoegdheid veroorzaken;
lijfeigenschap s), die de rechtsbevoegdheid zeer beperkt;
beperkingen der rechtsbevoegdheid van ketters;
onbevoegdheid van vreemdelingen 4) of ydiW joden
om grondeigendom te verkrijgen;
1) B. V. in Brazilië en Cuba.
2) Vóór de afschaffing door de wet van 31 Mei 1854 gingen
in Frankrijk do doodstraf (art. 23 C. N.), do levenslange dwang-
arbeid en de deportatie (art. 16 C. P.) gepaard met den burger-
lijken dood, omschreven in art. 25 C. N. Hij bestond in bo-
rooving van alle burgerlijke rechten (familie-, vermogens-,
erfrecht, enz.).
3) Tot 1861 in Rusland.
4) Tot 1870 in Engeland. In Oostenrijk mogen Turken geen
grondbezit hebben.
5) Terwijl do Joden in hot Romeinsche rijk dezelfde rechten
hadden als de Christenen, werden zij in het Duitsche rjjk wegens
hunnen godsdienst en hunno nationaliteit als vreemden beschouwd
en in hunno rccht8bcr\\\'00gdheid beperkt. In Oostenrijk had men zelfs
tot 1848 ccn aantal beperkingon voor Jodon, zooals: do uitsluiting
van do verkrijging van grondeigendom; hot verbod der cessie van
vorderingen van Jodon tegen Christenen aan Christenen, dio als
cessio in potentiorem bescliouwd word; de onbekwaamheid om tegen
Christenen to getuigen; do noodzakelijkheid van gerechtelijke mede-
werking bij contracten tusschen Joden en Christenen; do mindere
bewijskracht hunner handelsboeken; do uitsluiting van joodsche
getrouwde vrouwen van do dotaal privilegiën. Sedert 4 Maart
1849 zijn in Oostenrijk de Joden mot do Christenen gelijkge-
steld; maar do keizerlijke verordening van 20 Oct. 1853 beperkt
weder hct bezit van onroeiendc goederen door Joden, doorvoor-
voorrechten van den adel. i)
Buitendien zijn er ook in alle nieuwere wetgevingen
een aantal bepalingen, die voor sommige personen de
rechtsbevoegdheid beperken, voor anderen ze uitbreiden. 2)
Zulke bepalingen vindt men:
i". in het algemeen belang bij rechtspersonen, zooals
de voorrechten van den fiscus 3), en soms ook
van kerken, kloosters en godshuizen, als bevoor-
rechte scimldeischers. Omgekeerd heeft men be-
perkingen bij overgang van eigendommen in de
doode hand, waartoe ook behoort de toestemming,
die kerken en stichtingen noodig hebben voor dc
aanvaarding uit een testament als geschenk. 4)
2°. als gevolg van straffen, in den vorm van infamie s)
loopig den toestand, zooals dezo vóór en tot 1 Jan. 1848 in
ieder Kroonland bestond to herstellen.
(Unger. System des Oesterreichen allg. Privatrechts.
4\'« Aufl. Leipzig 1876. Bd. I. § 30.)
1) B. V. in Engeland.
2) ünger (§ 30—34, p. 256—278) spreokt van „Modifwalio-
nem der Rechtsfähigkeit" en onderscheidt daarvan in het Oostcn-
rijksche privaatrecht vier soorten bij natuurlijko personen:
1°. wegens verscheidenheid van godsdienst (Joden),
2°. door vermindering der eer (infamie),
3°. ten gevolge van misdrijf,
4°. door onbevoegde landverhuizing.
Bij rechtspersonen noemt hij (§ 42—44, p. 313—352) dc
beperkingen der rechtsbevoegdheid van corporaties (doodo hand)
en de begunstiging van deze (jura singularia).
3) Art. 1183 B. W.; art. 2098 C. N.; § 450 O. B. W.
4) Art. 947, 1717 B. W.; art. 910 C. N.
5) In het Romeinsche Recht was de infamie eene vermindering
-ocr page 31-of van verlies van enkele rechten, zooals dat van
voogd of curator te zijn en van getuigenis af te
kunnen leggen in een proces.
der eer, die van zelf (ipso jure) door eene handeling of oen
toestand, of eerst ten gevolge van een rechterlijk vonnis plaats
had; van daar de onderscheiding in infamia immediata en
mediata. Zij ontnam aan een Romeinsch burger zijne politieke
rechtsbevoegdheid, maar liet hem de privaatrechtelijke (com-
mercium en connubium), behoudens enkele uitzonderingen, zooals
de beperking van het recht voor anderen te postuleeren [1. 1
D. de postul. (3, 1), 1. 4 D. de popul. act, (47, 23)] en de
door de lex Julia ingevoerde beperking met betrekking tot de
bevoegdheid te huwen. — Men had nog wel gevolgen van de
feitelijke vermindering der eer, infamia facti (1. 2 pr. D. 37,
15), maar deze zijn meer een gevolg van de omstandigheid dat
iemand in de openbare achting gezonken is en hij het algemeen
vertrouwen verloren heeft b. v. om als getuige of voogd op tc
treden.
In het Duitsche recht der middeneeuwen onderscheidde men:
1°. Echtlosigkeit (Friedlosigkeit, Recht und Echtlosigkcit) ^
met geheel verlies der rechtsbevoegdheid;
2°. Rechtlosigkeit (Rechtlosigkeit ohne Echtlosigkeit), oono
vermindering der rechtsbevoegdheid;
3°. Ehrlosigkeit, con zedelijk begrip.
Volgons do Code Pénal van 1810 heeft mon:
1°. De eerloosheid {Infamie) verbonden aan do veroordeeling
tot eene onteerondo straf. Do ontoorondo straffen zijn,
bohalvo do dood, levenslange dwangarbeid on ballingschap,
dio den burgelijken dood medebrengen, dwangarbeid voor
een tijd, tuchthuis, uitbanning, de kaak en ontzetting van
burgerschapsrechten. De eerloosheid veroorzaakt o. a. do
onbevoegdheid om voogd of curator, gozworono en getuige
bij het opmaken van akten of in oen procos to zijn (art.
28 C. P.); buitendien brengt do ontzetting van burger-
8
3°. als (jevolij van leeftijd, geslacht of gezondheids-
toestand, zooals:
de onbevoegdheid om een huwelijk aan te gaan
van personen beneden zekeren leeftijd i) en van
eene vrouw binnen zekeren tijd na de ontbinding-
van een vorig huvk^elijk. 2);
de onbevoegdheid om voogd of curator le zijn
schapsrechten ook afzetting en uitsluiting van alle open-
bare bedieningen of ambten mede (art. 34 C. P.).
2°. De ontzegging van enkele rechten, die door den rechter
uitgesproken kan worden bij het opleggen van eene cor-
rcctioneele straf. Die rechten zijn ongeveer dezelfde als
die welke door eerloosheid verloren worden (art. 42 C. P.).
[Zie verder: art, 448, 509, 980 C. N.; art. 437 nM, 506
c., 991 B, W,; art. 269, 788 I. B. W,; §191, 574 O, B, W,]
In Nederland is de burgerlijke dood afgeschaft door art. 4
B, W, en heeft de Wet van 29 Juni 1854 (St, 102) do dwang-
arbeid vervangen door tuchthuisstraf en de kaak en ontzetting
van burgerschapsrechten door correctioneele straffen. Verder
zijn de rechten, omschreven in art. 42 C, P,, vervangen door:
het kiesrecht, het waarnemen van alle openbare bedieningen of
ambten, het zijn van voogd of curator over vreemden, het zijn
van voogd of curator over eigen kinderen, het afleggen van
getuigenis onder eede in burgerlijke zaken in geval van wraking
en het recht om schietgeweer of wapenen te dragen.
Volgens het Ontwerp Strafu-etboek (1875) heeft men geene ont-
eerende straffen, maar alleen gevangenisstraf en hechtenis;
terwijl de ontzegging van enkoio burgerlijkö rechtcn naast de
gevangenisstraf uitgesproken kan worden.
1) Art. 86 B, AV, (18 en 16 jaar); art. 144 C. N, (18 cn
15 j.); art. 55 I, B, W. (18 on 15 j.); § 21 cn 48 O. B-
W. (14 j.).
2) Art. 91 B. W.; 228 C. N.; 57 I. B. W.; § 120 O. B, \\V.
-ocr page 33-O
van mindeijarigen, curandi en vrouwen (behalve
dc moeder) i);
de onbevoegdheid om te beschikken bij testament
van personen beneden zekeren leeftijd en van hen,
die niet in het genot hunner verstandelijke ver-
mogens zijn 2);
de onbevoegdheid om uitvoerder van uiterste
wilsbeschikkingen te zijnym minderjarigen, curandi
en vrouwen <»);
de onbevoegdheid tot schenking van minder-
jarigen behalve bij huwelijksche voorwaarden.
Alle personen, wier rechtsbevoegdheid beperkt is,
zijn handelingsonbevoegd, ten opzichte van dc rechten,
die zij niet hebben. Dergelijke beperkingen der hande-
lingsbevoegdheid vallen echter samen met de beperkingen
der rechtsbevoegdheid zelven.
Beperkingen der handelingsbevoegdheid bij rechts-
1) Art. 436, 506 B. W.; art. 442, 509 C. N.; art. 268
I. B. W.; § 191, 192 O. B. W. !
2) Art. 944 (18 jaar), 942 B. W.; art. 903 (16 j.), 901 ■
C. N.; art. 763 I. B. W.; § 566-69 O. B. W.
3) Art. 1053 B. W.; art, 1029, 1030 C. N.; art. 904, 905
I. B. W, Yolgcns het Fransche Recht mag eene gotrouwdo
vrouw wol met toestemming van haren man executour-testamontair
zijn; dit is dus eeno beperking dor liandelingsbovoogdhoid.
4) Art. 1714, 206 B. W.; art. 903, 1095 C. N.; art. 1052 ^
I. B. W. Een minderjarige kan als handelingsonbovoogdo geen ^
verbintenissen aangaan, dus ook niet schenken, maar do voogd ^
zou dat voor hom kunnon doon, indien do wot niot uitdruk- f
kolijk bepaalde dat minderjarigen niet kunnen beschikken bij
wogo van schenking. Nu kan dus ook de voogd dat niot voor
hon doon; men heeft dus oono boporking der rcQhtsbovoogdhcid, \\
-ocr page 34-10
bevoegde personen hebben alleen plaats voor minder-
jarigen, curandi en getrouwde vrouwen, in het belang
dezer personen zeiven.
Handelingsonbevoegd zijn minderjarigen i) en curandi;
beperkt in hunne handelingsbevoegdheid zijn getrouwde
vrouwen en minderjarigen, aan welke handlichting of
venia aetatis verleend is.
Zoo kunnen minderjarigen en curandi zelf geen erfe-
nis aanvaarden 2), geen hypotheek vestigen 3), geen
verbintenissen aangaan 4), dus niet verkrijgen, verpanden
of vervreemden; want de voogd of curator handelt voor
hen. Getrouwde vrouwen kunnen niet geven, verkrij-
gen, verpanden of vervreemden, zonder bijstand of toe-
stemming van haren man. 5) Aan minderjarigen met
beperkte handlichting wordt bevoegdheid verleend han-
delingen te verrichten, die betrekking hebben op de
1) Volgens het Rom. Recht handelen minderjarigen boven de
7 jaar zelf, met auctoritas van den voogd; ook volgens het
Oostonr. Burgerl. Recht.
2) Art. 1092 B. AV.;.art. 776 C. N.; art. 930 I. B. W.; art.
506 B. W.; art. 509 C. N.; art. 329 I. B. W.
3) Art. 12H B. W.; art. 2124 C. N.; art. 1974 I. B. W.;
art. 506 B. W.; art. 509 C. N.; art. 329 I. B. W.
4) Art. 1366 B. W.; art. 1124 C. N.; art. 1106 I. B. W.;
§ 865 O. B. W.; art. 506 B. W.; art. 509 C. N.; art. 329 I. B. W.
5) Art. 163 B. W.; art. 217 C. N.; a^t. 134 I. B. W.
§ 1238 O. B. W. So lange dio Ehegattin nicht widersprochen
hat gilt die rechtliche Vormuthung, dasz sie dem Manne als ihrem
gesetzmäszigen Vertreter die Verwaltung ihres freien Vermögens
anvertraut habe.
Volgons hct Engclschc rocht zijn getrouwde vrouwen han-
delingsonbevoegd.
11
uitoelcning van ccn bedrijl" i); terwijl dc venia aelalis 2)
minderjarigen met meerderjarigen gelijk stelt, met uit-
zondering van eenige beperkingen, die bij de verleening,
kunnen bepaald worden, zooals de onbevoegdheid grond-
eigendom te vervreemden.
De minderjarigheid eindigt op zekeren leeftijd 3) of
door vroeger huwelijk , de curateele door rechtelijk
vonnis als de oorzaken d. i. krankzinnigheid, zwaldieid
van geestvermogens of verkwisting hebben opgehouden.
1) Art. 480 B. W. (na 18dejaar); art. 477 C. N. (na 15de j.);
art. 311 I. B. W. (na 18de j.);
2) Art. 474 B. W.; § 252 O. B. W.
3) liet tijdstip der meerderjarigheid is gesteld op:
20 jaar in het Canton Freiburg;
21 „ „ Frankrijk, Italië, Rusland, Beieren cn Saksen;
22 „ „ Engeland en do Veroenigde Staten van N.-Amcrika;
23 „ „ Nederland on het Canton Vaud;
24 „ „ Oostenrijk, Pruisen en Oldenburg;
25 „ „ Spanje, Portugal, Denemarken, Wurtemberg en
Brunswijk.
4) Niet volgons hot Oostonr. Burg. Recht.
-ocr page 36-II. DE RECHTS- EN HANDELINGSBEVOEGDHEID
BIJ DE SCimiJYEBS OVER INTERNATIONAAL
PRIVAATRECHT EN IN DE EUROPEESCIIE
WETGEVINGEN.
§ 1. Inleiding.
»llel Internationaal privaatrecht omvat dc regelen en
beginselen, volgens welke, bij het verkeer tusschen de
burgers van verschillende landen, bij liet verrichten van
rechtshandelingen in een vreemd land cn voorts in alle
andere gevallen, waar twijfel beslaat omtrent de vraag,
welke wet toepasselijk is, — de aanwijzing der toe-
passelijke wet behoort tc geschieden." \')
In het Romeinsch recht heeft men tc vergeefs naar
beginselen voor de toepassing van vreemd recht gezocht.
In het oude Gennaansche recht was ieder vreemdeling
rechtloos (»Wildfang," »bieslerfrci").. Toen echter door
verovering de volken in grootere massa\'s met elkander
vermengd werden ontstond het beginsel der persoonlijke
1) Asser. Schots van Uct Internationaal Privaatrecht. Iluar-
Icm 1880. p. 1.
rechten; ieder bleef, waar hij zich ook bevond, aan
het recht van zijn stam onderworpen.
In het laatst der middeleeuwen is dat beginsel ver-
dwenen door den invloed van het leenstelsel en de aan-
hoorigheid. Hierdoor kreeg men in plaats van volk-
stammen aanhoorigen van een leengoed en in plaats van
het volksrecht het dienstrecht. Alzoo ontstond de terri-
lorialileii van het recht d. i. de toepassing der wetten
op alle personen en zaken, die zich in het gebied van
den staat bevinden.
Dit strenge beginsel werd echter gewijzigd door de
zoogenaamde statuten-theorie. Alle wetten of statuten
werden verdeeld in:
Statuta personalia, die den persoon betreffen,
» reaha, die over zaken handelen,
» mixta, die zoowel personen als zaken (dus
handelingen) betreffen.
De eerste volgden den persoon buiten de grenzen van het
gebied, waar hij zijne woonplaats had (lex domicilii);
de tweede waren toepasselijk op onroerende goederen
binnen het gebied gelegen (lex rei sitae);
de derde beheerschten alle handelingen, binnen het
gebied plaats grijpende (loens regit actum).
Alle nieuwere schrijvers verwerpen de statuten-theorie
als grondbeginsel voor het internationaal privaatrecht,
omdat zij onduidelijk en onvolledig is Savigny i) zegt
van haar: »Als ganz unwahr läszt sich diese Lehre
gewisz nicht verwerfen, da sie »ler verschiedensten Deutigen
und Anwendungen emplanglich ist, unter welchen sich
1) Snvigny VIII. § m p. 123.
-ocr page 38-i/i-
mitunter auch ganz richtige wahrnehmen lassen. Dagegen
zeigt sie sich als völlig ungenügend, sowohl durch Un-
vollsländigkeit, als durch Vieldeutigkeit, und sie ist
daher durchaus unbrauchbar, als Grundlage für den
bevorstehenden Theil unserer Untersuchung zu dienen."
Wij zullen nu achtereenvolgens nagaan naar welke wet-
ten de rechts- en handelingsbevoegdheid der personen be-
oordeeld worden door de oudere schrijvers endoor
Foelix, door de Engelsche en Amerikaans che
jurisprudentie (te vinden bij Story, Phillimore
e. a.), door de nieuwere Duitsche schrijvers (Schaff-
ner, V. Wächter, Savigny; Bar, Schraid), door
de nieuwere Italiaansche school (Mancini, Esperson^
Fiore, Lomonaco) en eindelijk door Brocher, om
ten slotte de bepalingen daaromlrent in de Europee-
sche wetgevingen op tc sporen.
§ 2. Oudere schrijvers. Poelix en Demangeat.
. Volgens de oudere schrijvers onder den invloed der sla-
tutcn-lheorie moeten de rechts- en handelingsbevoegdheid
dcr personen zonder onderscheid volgens de lex domicilii
beoordeeld worden. Eenigen, waaronder Rodenburg i)
1) Kodenburg. Tractatus de jure, quod oritur ex statuorum,
vol consuetidunom discrepantium eonflictu (in zijn Tractatus dc
jure conjugum. Trajecti ad Rhenum 1g53.).
I. 3, § 4 pag. 23. Quid igitur rei in causa est, quod perso-
nalia statuta territorium egrediantur? unicum hoe ipsa rei
natura ac neceasitas invoxit, ut, cum do statu ac conditiono
15
en Bouhier i) blijven bij den algemeenen regel, dat
wanneer eene wet een persoon in de een of andere
betrekking bevoegd of onbevoegd maakt, hier altijd
een personeel statuut bestaat, hetzij deze bevoegd of
onbevoegdverklaring tot het aangaan van rechtshan-
delingen of tot verkrijging van rechten eene algemeene
is, hetzij zij slechts betrekking heeft op bijzondere
rechtshandelingen of rechten.
Anderen, zooals d\'Argentré 2), laten de lex domicilii
beslissen alleen in hel geval zij den geheelen staat der
personen bepaalt, niet als deze ten opzichte van sommige
handelingen bevoegd of onbevoegd verklaard worden.
hominum queritui-, uni solummodo judici ct quidcm domicilii,
universum in illa jus sit nttributum.
1) Bouhier (f 1746). Les coutumes du duché de Bourgogne.
Chap. 24 n°. 1, 9.
2) Argentré (f 1590). Commentarii in patrias Britonum
leges seu consuetudines generales ducatus Brittaniae. Ed. 8°.
Bruxellis 1664. Hierin Glossa 6 op Art. 218, pag. 601—620.
16 — 18, pag. 605, 606:
16. Personale, demique, illud censondum est, quod personae
legem ponit, citra adjectionem, aut subjectum realo,
veluto aetatis, intordictionis, legitimationis, oxcommuni-
cationis, infamationis. . .
17. Exempla poni possunt in co qui aluim intorfecit, et
statute loci excluditur a succossione. Negant enim a bonis in
alio territorio sitis oxcludi, . . . itidem et in filia statute
oxclusa a bonis dotantis, quam negant oxclusam iri ab
bonis in alio territorio sitis.
18. Haec duo statuta otsi personalia videri possunt, tamen
quia statum personae non affioiunt universaliter, alibi
agunt, nee personalia putantur.
-ocr page 40-i6
P. Voet 1) maakt eene uitzondering met betrekking
tot buitenlandsche onroerende goederen; Burgun-
d u s 2) wil, voor zooverre er sprake is van de overdra-
ging van een zakelijk recht, de lex rei sitae toepassen.
Volgens B 0 u 11 e n O i s 3), 11 e r t e. a. hangt de be-
1) P. Voet. De Statutis eorumque concursu liber singularis.
Amstcllodami 1661.
II. § 4, n". 6, pag. 138. Personae enim status et conditio
I cum tota regatur a legibus loei cui illa sese per domicilium
subdiderit. . .
■ Non tarnen statutum personale sese regulariter extendct ad
bona immobilia, alibi sita.
2) Burgundus. Ad consaotudines Flandriae tractatus con-
, troversiarum. Arnliemmae 1646.
\' I. § 3, pag. 19:... Consequenter ea quae sunt personalia,
una cum persona circumferunt, quocumque loco se trans
tulerit, por univorsa territoria viresquo et cffectum porrigunt...
f § 6... E contra habilitas personae ad officia realia, a statute
reali dumtaxit intelligatur...
^ 3) Boullenois. Traité de la personnalité et de la réalité
\' des lois, coutumes, ou statuts. Paris 1766.
^ • ^^ pag. 48: Ces statuts personnols sont ou purs personnels
ou personnels réels selon l\'objot qu\'ils peuvent avoir. Mais il
■ y a cette difference entre le statut particulier pur personnel ot
I le statut particulier personnel réel on co que le premier se porto
■i partout. Le second n\'affecte la personne que pour lo fonds
j dont est question ... doit être par consequent, borné aux biens
! situés dans l\'étendue du domicile, parcoquo l\'état général dos
\' personnes se porte partout.
» I. pag. 176: J\'examinerai d\'abord, quel est l\'état et la con-
dition do la personne dans le lieu de son domicile. Si jo la
trouve incapable par état, j\'en concluerai qu\' ello no pout au-
fe cuns (actes à l\'étranger). Du domicile de la personne je passerai
il
voegdhcid van een persoon in het algemeen af van de Icx
domicilii, de bevoegdheid echter bijzondere handelingen
te verrichten en over zaken te beschikken van de lex
loci contractus en de lex rei sitae.
Iluber 1) is voor de algemeene geldigheid der lex
domicilii, behalve ten opzichte van het jus testandi,
dat hij volgens de lex rei sitae wil beooi\'deelen.
Van de nieuwere schrijvers sluit Foelix zich het naast
aan de statuten-theorie aan. De beginselen, die hij
vooropstelt resumeert Demangéat 2) aldus:
»Un État souverain est libre de faire abstraction des
lois étrangères, de telle sorte que les diflérentes autorités
à qui est déléguée par cet Ktat telle ou telle portion de
à la loi de la situation, et j\'examinerai, si ces actes permis îi
celui, qui est capable par état par la loi do son domicile, lui
sont dófendus îl raison d\'un Etat contraire qui aurait lieu, où
les bions sont situés, ou s\'ils sont indépendamment do l\'état.
Au premier cas lo statut personnel du domicile se trouvant
croisé par lo statut personnel du lieu de la situation, colui du
domicile cédora au statut réel db la situation.
4) Hort. Do collisiono logum IV. § 4 — 10. (1688, in do
Opuscula I. pag. 218 — 154.)
1) Ilubor (t 1694). Do conflictu logum (in zijn Praclectionos
juris civilis, II\'« dool, als aanhangsel tot tit. 3, lib I do logibus.
Louvon 1764).
§ 15. pag. 29: Ilino Frisius habons agros ot domos in
Provincia Groningonsi, non potest do illis testari , quia lego
prohibitum est ibi do bonis immobilibus tostari.
2) Foolix. Traité da Droit International Privé, 4 èmo édit.,
rovuo et auginsntés par Charles Domangeat. Paris 1866.
(lôre édit. 1843) I. n\\ 10. pag. 21 noot a.
Q
-ocr page 42-la puissance publique n\'appliqueraient jamais, quelles que
fussent les circonstances, d\'autre loi que la loi nationale.
Vice versa, un État ne peut exiger que sa loi
nationale soit appliquée, en quelque cas que ce soit, par
les autorités qui dépendent d\'un autre Etat souverain."
Indien vreemde wetten in een staat toegepast worden,
geschiedt dit alleen »d\'après des considérations d\'utilité
et de convenance réciproque entre les nations (e^t; cow i-
late, ob reciprocam ntilitatemy\\ i)
Foelix 2) erkent dat de onderscheiding tusschen de
drie soorten van statuten niet voldoende is om de con-
flicten tusschen de wetgevingen van verschillende staten
op te lossen, maar wil die onderscheiding niet verwaar-
loozen : uit een historisch belang en omdat zij nog heden
hare toepassing vindt in de meeste wetgevingen. Hij
behandelt dan ook achtereenvolgens »les effets du statut
personnel el du statut réel", met verwerping der statuta
mixta, omdat zij bij een der beide, andere soorten be-
hooren. Hij tracht slechts zooveel mogelijk gevallen,
die onder één statuut vallen, zonder samenhang aan
één te koppelen en om verder de personaliteit of realiteit
eeher wet te vinden, moet men »recourir aux règles
ordinaires de l\'interprétation logique et doctrinale des lois."
Do personeele wetlcn nu volgen den persoon en zijn :
y>ies lois de la nation, dont il est membre." 3)
Er wordt echter eene uitzondering gemaakt voor T>les
lois extensives ou prohibitives, c\'est-à-dire celles qui
1) Foelix I. n". 11, pag. 22.
2) I. n°. 19—24, pag. 36 — 50.
3) I. n». 27—30, pag. ßS—G4,
-ocr page 43-49
étendent ou restreignent la capacité ou l\'incapacité générale,
que l\'état attribue à l\'individu: par exemple les dispo-
sitions des art. 903 et 904\' du Code Civil i), ou
celles qui, dans divers pays allemands, déclarent certaines
personnes incapable de s\'obliger par lettres de change.
Bovendien maakt Foelix 2) bij de behandeling der grond-
beginselen van het internationaal privaatrecht reeds eene
algemeene uilzondering voor wellen strijdende met de
openbare orde en de goede zeden: »Ainsi aucune nation
chrétienne ne tolère sur son territoire l\'exercice de la
polygamie, de Vinceste .. Ainsi on ne reconnaît pas
aux étrangers le droit d\'amener des esclaves et de les
traiter comme tels. De môme, toute nation refuse
d\'appliquer dans son territoire les lois étrangères fondées
sur un égoisme étroit, et consacrant des faveurs ou
privilèges au profit de leurs nationaux.\'"
Demangeat bestrijdt de uitzonderingen voor art. 903
en 904 G. C. cn ten opzichte van wissels. Alleen geeft
liij toe,\' dal eene wet, die aan edellieden verbiedt wissels
le onderleekenen, niel in Frankrijk behoort geëerbiedigd
le worden: »il y a là quelque chose de contraire à l\'ordre
public tel que nous le comprenons. C\'est probablement
de ce cas qu\'était préocupé M. Foelix."
Ten opzichte van de polygamie stelt Démangeai de
1) Art. 903 C. C. : Lo mineur ûg(5 de moins do seize ans no
pourra aucunement disposer, sauf ce qui est règl6 au chapitre
IX du présent titre. („Des dispositions entre époux.")
Art. 904 C. C. : Le mineur parvenu à l\'Ago de seizo ans no
pourra disposer quo par testament, et jusqu\' ù concurrence seule-
ment do la motié des biens dont la loi permet au majeur do disposer.
2) Foelix L n". 15, pag. 28—30.
-ocr page 44-vraag- of een polygamisch huwelijk van een vreemde-
ling, wiens nationale wet zulk een huwelijk erkent, in
Frankrijk in alle opzichten nietig is. llij wil in ieder
geval art. 201 en 202 C. C. toepassen, die bepalen
dat een nietig verklaard huwelijk niettemin zijne bur-
gerlijke gevolgen heeft ten opzichte van de echtgenooten
en (Ie kinderen, als het ter goeder trouw door beide
partijen is aangegaan, en alleen ten opzichte van de
eene echtgenoot, die ter goeder trouw was, en de
kinderen, als de andere ter kwader trouw gehandeld
heeft. Ook meent hij dat de nietigheid zelfs niet inge-
roepen zou kunnen worden, om dien vreemdeling uit te
sluiten van het voordeel van art. 324 G. P. in fine,
waarbij verschoonbaar verklaard wordt de doodslag,
door den man aan zijne overspelige vrouw en haar
medeplichtige begaan, als die geschied is in het oogen-
blik, dat hij hen in de echtelijke woning in flagranti
betrapt.
Diezelfde opmerking maakt hij omtrent Incestus;
daarbij het geval stellende van eene vreemde wet, die
het huwelijk tusschen broeder en zuster toestaat.
, i
Omtrent »vreemde wetten, gebaseerd op een bekrom-
pen égoisme, en gunsten of voorrechten ten bate liarer
onderdanen verleenende\' vestigt hij de aandacht op
eene verwarring die Foelix begaat; reeds vroeger i)
maakt liij er aanmerking op, dat Foelix niet juist weet
te onderscheiden tusschen de vraag omtrent het genot
der burgerlijke rechten en die omtrent de conflicten
van wetgevingen.
1) Foolix I.n\\ .5, pag. 12, noot a; n\'\'. 11, pag. 23, noot a.
-ocr page 45-21
Ten slotte noemt Foelix \') in de volgorde van den
Code Civil de statula personalia op:
■»La loi de la nation à laquelle appartient un |
individu décide s\'il est regnicole ou étranger,\'* :
loi de la nation à la quelle appartient un individu |
dan heeft hij eenvoudig eene bepaling van het Fransche 1
privaat- of staatsrecht neergeschreven. Wil hij echter, j
dat een vreemde rechter niet eerst zijn eigen wet moet |
raadplegen, om te \'weten of iemand staatsburger of •
de rechter, volgens zijn eigen wel, nagaan of een persoon ,
staatsburger of vreemdeling is; blijkt deze persoon nu j
vreemdeling te zijn, dan eerst moet eene vreemde wet be- |
slissen lot welke nationaliteit hij behoort en die vreemde ^
wel is de nationale wet van dien persoon. Nu is het I
mogelijk dat iemand volgens de wellen van twee Slalen
staatsburger is: valt eene dezer samen met de lexfori,
dan komt die alleen in aanmerking; is eciiler de per-
soon volgens de lex Ibri vreemdeling, dan zal de rechter
1) Foelix I. n". 33, pag. 81—86.
2) Rcgnicolc is cçn geboren inwoner van oen Staat.
-ocr page 46-.22
uil het domicilie of andere gegevens moeten opmaken
welke wet van de beide vreemde den voorrang toekomt.
T)libre ou esclave ou serf,"
Hierbij merkt Foelix op: »La faveur due à la
liberté a fait établir, par exeption, le principe de l\'af-
franchissement de l\'esclave qui louche le sol de l\'Europe."
•»noble ou roturier
Dus de Fransche wel bepaalt, of een Franschman van
adel is of niet, maar of hij, in het eerste geval, ook
in hel buitenland de voorrechten van den builenland-
schen adel geniet, wordt niet behandeld.
nS\'iljouitounon des droits civils établis dans l\'Etat,\'\'
Met »l\'Etat" schijnt bedoeld le worden de staal, waar-
van de persoon burger is. Dal nu de wel van den
slaat, waarvan iemand burger is, bepaalt of hij het
genot der burgerlijke rechten in dien staal heeft of
niel, is volkomen juist, maar zegt nog niets omtrent
andere stalen, dus treedt niel op hel gebied van het
internationaal privaatrecht. Later 2) zegt Foelix ook
dal de burgerlijke dood en infamie, als gevolgen eener
strafrechterlijke veroordeeling, geen uilwerking hebben
in hel buitenland en hel zijn juisl deze beide beperkin-
gen dcr rechtsbevoegdheid, die hij op het oog heeft gehad.
))s\'il peut \\) acquérir un domicile et le changer,"
Dil is ook geen onderwerp van internationaal privaat-
recht.
Dsi par suite de son absence des mesures peuvent cire
prises pour l\'administration de ses biens,"
1) Ilij verwijst ook naar de dissertatie van Falck: Do servo
libertate donato si Europao solum attigit (Amsterdam 1834).«
2) Foolix II. n°. C04, pag. 312, 313.
t
i
t \'
: >
23
Hierbij meri;l D e m a n g e a l op, dal de bepalingen
omtrenl afwezigen (art. 112 v. G. C.) ook toegepast
moeten worden op onroerende goederen in Frankrijk
gelegen en aan een vreemdeling toebehoorende.
))0M s\'il peul être déclaré légalement mort.\'\'
Bij-alle bovengenoemde onderwerpen schijnt Foelix
meer het oog gehad tc hebben op de toepasselijkheid
der nationale wet voor burgers van een staal, in dien
slaat zelf. Maar of die w^et ook toegepast moet wor-
den door een buitenlandschen rechter op personen
tijdelijk in hel buitenland vertoevende, ten opzichte
van rechten of handelingen in hel vreemde land, beslist
hij niet.
Hij zegt verder: »La même loi régit la validité intrinsè-
que et les effets du mariage quant aux personnes (par exem-
ple la nécessité de l\'autorisation maritale) ainsi que les
causes de la dissolution du mariage, ct les efiets deceltedisso-
lution, elle décide la question de la légitimité de l\'enfant
et de l\'admissibilité des preuves offertes à celte fin. La
même loi règle l\'admission de la légitimation des enfants
naturels par mariage subséquent ou par rescritdu prince,
ainsi que l\'admission ou l\'exclusion de la recherche de
la paternilé et de l\'adoption Cette loi régit le mode
de constater l\'étal civil; elle régit également les effets
delà puissance paternelle, en ce qui concerne la personne
des enfants, la manière de constituer le tuteur; elle
indique les personnes, qui peuvent être appelées â celte
fonction civile, et elle définit les pouvoirs du tuteur;
elle détermine les cas ou l\'émancipation peut avoir lieu ;
elle définit l\'âge de la majorité, elle établit les causes
qui peuvent entraîner l\'interdiction d\'un individu ct
le mode de nomination du tuteur, curateur ou conseil,
ainsi que les pouvoirs de ces administrateurs ou assis-
tants; elle régit la capacité génerale de transnieltre
ab intestat, de disposer ou de recevoir par donation
ou testament (jus ipsum disponendi, testandi; licentia
disponendi aut testandi sumpta in abstracto) et spéci-
alement celle de disposer des meubles ou de s\'obliger
par un engagement conventionnel, la capacité d\'ester
en justice (persona standi in judicio)."
Behalve een aantal onderwerpen van het familierecht,
zooals huwelijk, echtscheiding, wettigheid en wettiging
van kinderen, adoptie, vaderlijke macht, emancipatie
en de wijze van benoeming en de macht van voogd en
curator, vallen dus onder de nationale wet: de hande-
lingsbevoegdheid der getrouwde vrouw, de bevoegdheid
om voogd en curator tc zijn, het tijdstip der meerder-
jarigheid, de oorzaken der curateele, de algemeene be-
voegdheid om over te dragen ab intestato, te beschikken
over roerend goed, zich te verbinden door contract cn
in rechten op tc treden.
•Bij de behandeling der statuta realia maakt cchlcr
Foelix 1) eene uitzondering voor onroerend goed:
nLa loi de la situation régit.. . abstraction faite de
la capacité générale de l\'individu, tout ce qui concerne
la succession ab intestat dans les immeubles et le partage
de cette succession, la capacité de disposer d\'un im-
meuble et de le recevoir par donation entre-vifs ou
par testament."
Demangeat bestrijdt de toepassing der lex rei sitae op
1) Foelix I. n". co, pag. 121, 122.
*
25
de relatieve bevoegdheid tot het beschikken over of ont-
vangen van onroerend goed door geschenk of testament,
llij verwerpt dus ook deze uitzondering, die Foelix
maakt op de beoovdeeling van de rechts- en handelings-
bevoegdheid der personen volgens de nationale wet.
§ 3. Story. Phillimore.
Story \') vereenigt zich met de drie regels, die 11 über
voldoende acht om alle vraagstukken omtrent conllicten
van wetgeving op te lossen. Deze zijn:
1De wetten van iederen staat zijn slechts van kracht
binnen de grenzen van zijn eigen bestuur en ver-
binden alle onderdanen, maar niet buiten de grenzen.
2\'. Alle personen, die binnen de grenzen van een slaat
gevonden worden, hetzij hun verblijf voortdurend
of tijdelijk is, worden geacht onderdanen te zijn.
O®. De bestuurders van iederen slaat slaan uit wel-
willendheid (comilax) toe\', dat de wetten van ieder
volk, van kracht binnen zijn eigen grenzen, elders
dezelfde kracht hebben, zooverre zij het gezag of
de rechten van andere staten of van hunne burgers
niet benadeelen 2)
1) story. Commentaries on tho conflict of laws. (1""> Ed. 183-1)
7\'\'\' edit, bij Edmund II. Bennot. Boston 1872.
§ 29, p. 27; § 31, pag. 28, 29; § 38, p. 32.
2) Ilubor I. tit. 3, § 2, pag. 25:
1. Legos cujusquo imperii vim habont intra torminos ejusdom
Roipublicao omnosquo ot subjectos obligant, nco ultra.
2. Pro subjcctis imporio habendi sunt omncs qui intr^ ter-
-ocr page 50-26
Ilij 1) eindigt zijn hoofdstuk over de \'iCapacily of
persons" met de regels, die door de Engelsche en
Amerihaansche jurisprudentie omtrent de beoordeeling
van dc rechts- en handelingsbevoegdheid der personen
aangenomen zijn. Zij zijn de volgende:
4°. Dc bevoegdheid, staat en toestand dcr personen
minos ejusdem reperiuntui\', aive in porpotuum sivo ad
tempus ibi commorentur.
3. Rcctores imperiorum id comiter agunt, ut jura cujusquo
populi, intra terminos ejus oxorcita, toneant ubique suam
vim, quatenus nihil potestate aut juri altcrius impcrantis
cjusque civium praejudicetui-.
Do bovenstaande vertaling van den dorden regel vanllubor,
door Story is niet geheel juist. Zooals uit do toelichting van
II u b 0 r zelf blijkt, is do beteekenis daarvan de volgende:
Do bestuurders van iederen staat staan uit welwillendheid
(comitas) toe, dat de wetten van ieder volk, die binum zijn eigen
grenzen hunne kracht uitgeoefend hebben, elders dezolfdo kracht
behouden, zooverre zij het gozag of do i\'echten van andoro stalen
of van hunne burgers niet benadeelon.
1) Story, § 100—106, p. 138—141.
\'2) De uitdrukkingen „alaat en leooegdheid", „étal et condition \',
„stule, capacity and condition", „Uato e capacita\' omvatten meer
dan dc rechts- on handelingsbovoegdhoid der personen. Zoo
zegt Asser p. 32: „Onder do wetten die den persoonlijken staat
betrefFon heeft men te verstaan die omtrent wettigheid of on-
wettigheid van kinderen, omtrent meerder- of minderjarigheid,
omtrent den gehuwden ofongehuwden staat, do vaderlijke macht,
do bevoegdheden der gehuwde vrouw, — kortom allo do wetten
waardoor de rechtsbetrekking van een persoon tot zijne bloed-
verwanten en de omvang zjjner bovoegdhoid om rechtshande-
lingen to vorrichten, geregeld worden." 3Icn vindt bij Frorc
n°. 40 pag. 77, 78; L\'ensomble dos qualifications juridi-
: i
t ;
, I
\'21
moot volgens de wet van hun domicilie-beoordeeld
worden, met betrekking tot handelingen verricht,
rechten verkregen en contracten gesloten op de
plaats van hun domicilie, ten opzichte van eigen-
dommen daar gelegen. Indien deze handelingen,
rechten cn contracten daar geldig zijn moeten zij
overal als geldig worden beschouwd; zijn zij daar
ongeldig, dan zijn zij dat overal.
2®. Met betrekking tot handelingen verricht, rechten
verkregen en contracten gesloten in een anderen
Slaat, ten opzichte van eigendommen daar ge-
legen, zal de wet van den slaat, waarin die
handelingen verricht, die rechten verkregen of die
contracten gesloten zijn, in hel algemeen gelden
quo quo la loi attribue i\\ l\'individu, commo personne, constitue
l\'état privé. Telle est par exemple, la qualité do majeur et do
mineur, do soumis à la puissance paternelle ou à l\'autorité
d\'un tuteur, d\'émancipé, de prodigue, d\'interdit ou soumis à
un conseil judiciaire, do célibataire ou de marié, do pîsro ou
do fils légitime, ou naturel, ou adoptif, de vivant ou de mort
civilement.
Wettigheid of onwettigheid van kinderen, gehuwden of on-
gehuwdon staat als zoodanig en vadorlijko macht zijn echter
onderworpen, die bij hot familierecht bchoorcn.
Bar (§ 44, p. 148, 149) zegt daarvan: „^Yo nur be-
stimmte concreto Rechte einer Person zu odor abgesprochen
werden, handelt es sich nicht um das AVesen der Person selbst,
sondern um rein zufällige Yerhältnisso derselben. So konnte
man dio Familiönrechte der Person hierher zu rechnen geneigt
sein; allein die vollkommene Persönlichkeit wird nach den
heutigen Rechtsbegriflbn gar nicht dadurch bedingt, dass sio
einer bestimmten Familie angohöro."
28
met betrekking lot de bevoegdheid, slaat en toe-
stand der personen.
o". Dus met betrekking lot kwesties van minder-
jarigheid of meerderjarigheid, bevoegdheid of
onbevoegdheid om Ie huwen, onbevoegdheden be-
treffende bescherming, voogdij, emancipatie eR
andere persoonlijke hoedanigheden en onbevoegd-
heden, moet niet de wet van het domicilie gelden,
maar de lex loci contraclus, de wel der plaats waar
het contract gesloten of de handeling verricht is.
Persoonlijke onbevoegdheden, niet voorspruitende
uit het natuurrecht, maar uit de beginselen van
het gewoonte of positiefrecht van een vreemden
staal en in hel bijzonder die ten gevolge van
straffen, worden in het algemeen niet erkend in
andere slaten waar zulke onbevoegdheden niet be-
staan. Daarom worden de onbevoegdheden, voort-
spruitende uit ketterij, excommunicalie, Room-
sche afvalligheid 2), infamie en andere onbe-
voegdheden ten gevolge van straffen, alleen
erkend in het land, waar zij ontstaan.
5". In kwesties van wettigheid of onwettigheid, zal
de wet der plaats van het huwelijk gelden voor
kinderen in dal huwelijk geboren.
G". Wal de kinderen betrell, geboren yóór hel huwelijk :
zij zullen door een later huwelijk hunner ouders
gewettigd worden, als dc wet van heiland, waar
zij geboren zijn zulk eene wettiging erkent.
1) Met éei>cherming („cooerture") wordt bedoeld hot gezag van
don man ovor zjjno vrouw.
2) „PopÏBh rccusancy."
-ocr page 53-560
7". Geen staat is verplicht op zijn eigen onderdanen
vreemde wetten toe tc passen Een staal zal
niel dulden, dal zijn eigen onderdanen de werking
van zijne eigen wetten ontwijken of deze be-
driegelijk overtreden door handelingen of con-
tracten in een vreemd land en hij zal voor zich
zelf beoordeelen in hoeverre hij zulke handelingen
ol\' contracten wil erkennen.
Daarom moeten liandeHngen van verkwisters,
minderjarigen, idioten, krankzinnigen en gehuwde
vrouwen in ccn vreemd land niet als absoluut
geldig worden beschouwd, al zijn zij bevestigd
door de vreemde wet, tenzij de wet van hun eigen
land als regel aanneemt, dal de vreemde wet in
zulke gevallen moet worden toegepast.
Daarom kan een kind, geboren vóór het huwelijk
en in liQt land zijner geboorte beschouwd als on-
wettig, niet gewettigd worden door een later
huwelijk zijner ouders in een ander land, welks
wetten bepalen dat het door zulk een huwelijk
gewettigd wordt.
Daarom kunnen gehuwde personen van een
land, welks wetten het huwelijk onontbindbaar
verklaren, ten minste niel zonder verandering
van domicilie, in een ander land, na eene echt-
scheiding, geen nieuw huwelijk aangaan, geldig in
hun eigen land.
Door de Amerikaansche en Engelsche jurisprudentie
wordt dus de rechts- en handelingsbevoegdheid der
personen volgens de lex loci contractus beoordeeld,
behalve bij bedriegelijke ontduiking der lex domicilii en
30
len opzichle van de onbevoegdheden vermeld onder n". ,
die alle beperkingen der rechlsbevoegdheid zijn.
PinLLiMORE 1) gebruikt internationaal privaatrecht en
»comity" (comitas) als woorden van gelijke beteekenis.
Een staat moet aan zijn rechter toeslaan uit de vreemde
wel te putten, als een der bronnen waaruit hij hel recht moet
afleiden. Uitzonderingen op dien regel moet men maken:
1°. voor wetten van een politiek karakter,
2". » » » » zedelijk en godsdienstig karakter,
3°. » » » » streng positief karakter.
Na eene uitvoerige behandeling van »origo" 2) cn
»domicil" 3) komt hij tot de statuten en de status 4)
Hij is weinig ingenomen met Engelsche en Ameri-
kaansche jurisprudentie ten opzichte van den persoon-
lijken slaat van vreemdelingen, omdat zij verschilt van
de wellen van hel vaste land van Europa en zich
onderscheidt door lastige en lompe onbestendigheid
(»painful and clumcy inconsistencies"). Hij schijnt de
voorkeur te geven aan hel stelsel van Savigny, voor de
beoordeeling van de rechts- cn handelingsbevoegdheid
der personen »), dal hij uitvoerig uiteenzet.
1) Phillimorc. CommcntarieB upon Infcrnationnl Law, Vol.
IV.: Private International Law or Comity, London 18G1. N°.
1—25, pag 1—18. (2\'»« edit. 1874.)
2) Philliraore IV. n®. 31—34, p. 24—30.
3) N". 37—351, p. 31—214.
4) N". 352—389, p. 229—258.
5) Zio beneden bladz. 40 v.
6) Zio verder over de Amerikaanselio cn Engelscho juris«
prudontie:
§ 4. Schaffner, v. Wächter. Savigny.
SciiüFFNER 1) bestrijdt achtereenvolgens de stalulen-
Iheorie, het beginsel dat ieder persoon in den regel in
al zijne rechtsbetrekkingen volgens de tvelten van zijne
woonplaats beoordeeld moet worden [Thibaut 2),
M i 11 e r m a i e r 3), G ö s c h e n 4], den regel, dat ieder
rechter slechts de wet van zijn eigen staal moet toepas-
sen {lex fori) 5) en de theorie van Zachariü \'\') dat
ieder recht en iedere verplichting uitsluitend valt onder de
wetten van den staat, waarin het recht of de verplichting
geldend gemaakt wordt. Verder noemt hij de Comitas
een avontuurlijk en onjuridisch beginsel, dat rechts-
vragen beoordeelen wil volgens staatkundige overwegin-
gen en komt eindelijk tol hel volgende resultaat:
))Jedcs Rechlsverhällnisz ist nach den Gesetzen
Burgo. Commontarios on colonial and foreign laws generalij\'
and in thoir conflict with each other and with tho law of
England. 4 vols. London 1838.
Wostlake. A Treatise on Private International Law, or tho
Conflict of Laws, with principal referenco to its practice in tho
English and tho cognate systoms of jurisprudonco. 1858.
"Wharton. Conflict of laws.
1) Schaffner. Entwicklung dos internationalen Privatrochts.
Frankfurt a/M. 1841.
§ 1.")—32, pag. 22—40.
2) Pand. § 38.
3) D. Privatr, I. § 27. 4" Ausg. Later is Mi ttcrmaier door
v. Wüchtor bekoerd.
4) Civilreoht L p. III.
5) Zio benedon bladz. 40 noot 2.
C) Handbuch des Französischen Civilroclvta.
-ocr page 56-desjenigen OiHs zu beurtheilen, wo es ecaislent gewor-
den ist. Hierin liegt zugleich die Rücksicht auf dieje-
nigen Gesetze, derer ganzer Inhalt dahin geht, ein
Rechtsverhältnisz nur dann als solches anzuerkennen,
wenn es ihnen gemäsz."
Zoo moeten de staat en in hel algemeen de rechts-
bevoegdheid van een persoon volgens de wellen zijner
woonjdaats beoordeeld worden, want het kan niet de
bedoeling der wetten zijn, dat die staat en rechtsbe-
voegdheid in hel algemeen door een slechts voorbijgaand
oponthoud ontstaan zouden.
Deze regel is ook bevestigd door de jurisprudentie. \')
Eene uitzondering heeft plaats bij slaven:
»Ein staat, welcher keine Sklaverei kennt, wird
nimmermehr dulden können, dasz die Folgen des Status
der Sklaverei in seinem Bereiche geltend gemacht werden.
Denn vor allem steht dieser Geltendmachung das Recht
eines solchen Staates entgegen, welches Verträge, durch
welche die persönliche Freiheit gänzlich aufgehoben wird,
slechthin perhorrescirt, oder doch wenigstens dahin
auszulegen ist, dasz innerhalb seines Bereiches nur der
Status der persönlichen Freiheit als rechllich verwirklicht
angesehen werden darf Jedenfalls würde, wenn man
diesz nicht annehmen wollte, die Behandlung eines
Menschen als Sklaven dem juri publico eines solchen
Staates in vielen Fallen geradezu entgegenstehen
In manchen Staaten ist es ausdrücklich ausgesprochen,
dasz Unfreie, welche das Gebiet betreten, eo ipse frei
werden."
1) Sclulffner, J 33-35, pa^. 43-47.
-ocr page 57-33
»Dagegen ist es wohl keinen Zweifel unterworfen,
dasz diese Art, die Freiheit zu erlangen, in dem Staate,
wo der Unfreie bisher lebte, nicht geltend gemacht
werden kann."
Ten opzichte van den burgerlijken dood kan men
volgens S c h ä f f n e r geen algemeencn regel vaststellen, om-
dat het er van afhangt, in hoeverre hij een gevolg is van
een strafvonnis en in hoeverre zulke gevolgen in het
buitenland erkend worden.
De bevoegdheid tot het vervreemden van grondeigen-
dom wil hij ook volgens de lex domicilii bcoordeelen i),
maar maakt daarop eene uitzondering, als hij zegt:
»Die lex rei sitae entscheidet darüber, ob ein Im-
mobile an gewisse Personen rcchtsbeständig veriiuszcrl,
werden kann Diesz wird wichtig z. B. bei Rittergütern;
sodann bei solchen Liegenschaften, welche nach manchen
Gesetzen an Juden nicht veriinszert werden dürfen."
v. WäciiTER 2) bestrijdt achtereenvolgens de statuten-
theorie , de theorie der -»wohlerworbene Rechte\'\' [gedeel-
telijk toegepast door Vat tel Maurenbrecher 4),
E i c b h O r n 5) en G1 ü c k <■>) ], het beginsel dal de onderdaan
1) Scluiffnor, § GO, Gl, pag. 73, 74.
2) V. Wiiclitor. Ueber dio Collision dor Privatgosotzo, im
Archiv für dio civilistischo Praxis. Bd. 24. pag. 230—311, (I);
Bd. 25, pag. 1—GO, IGl—200, 3G0-469, (II).
I. § 11 —13, pag. 270—311, II. § 14 — 18, p. 1—32.
3) Lo droit des gens IL Ch. 8, § 110.
4) D. Privatr. I. § 144.
5) D. Privatr. § 27.
ß) Comment. I. p. 400, 401. Bio thoorio wordt alsgrondhe-
.\'1
-ocr page 58-onderworpen is aan de wellen^zijner woonplaats ch-
horn 1), Thibaut, Göschen, Mit ter maier] en
eindelijk de theorie van Schaffner, dat iedere rechts-
betrekking te beoordeelen is, naar de wet der plaats
waar zij ontstaan is.
Omtrent de laatste zegt hij: »Jenes Princip ist so
vieldeutig und schwankend, dasz der Verfasser selbst
bei einzelnen Fällen gestehen musz, dasz es nicht aus-
reicht und bei Entscheidung der einzelnen Fragen in
der Anwendung und Deutung desselben mit vieler Will-
kühr und nicht consequent verfährt."
v. Wächter 2) zelf gaat uit van het beginsel dat, bij
gebreke van uitdrukkelijke voorschriften over rechtsbe-
trekkingen , die op het buitenland betrekking hebben,
de bedoeling en den geest der wet, maar niet hare
woorden, moeten beslissen omtrent de toepassing van
buitenlandsch recht. Omdat, ofschoon de wet den rech-
ter tot de toepassing van inlandsch recht kan verplich-
ten, zij dit daarom nog niet wil. Bij twijfel wil hij
dat de rechter de wellen van zijn eigen slaat zal
toepassen.
Met betrekking tot de ySlatusgesetzé" wil hij de
eigenschappen der personen laten beoordeelen volgens
de lex domicilii; maar op de rechtswerkingen dier
eigenschappen moet de rechter zijn eigeh wet {lex fori)
toepassen, behalve indien de handelingsbevoegdheid van
ginscl aangenomen door Titius. Juris privati Romano-Oerma-
nici Libri XII. Lipsiao 1724.
1) D. Privatr. § 27. Zie boven bladz. 31 noot 2, 3 en 4. ^
2) V. Wächter I. § 9—10, pag. 2G1—270.
3) II. f 22, pag. 101 — 184.
-ocr page 59-ccn in het vreemde land handelenden vreemdeling ter
sprake komt, die in dat geval volgens de wellen van
zijn eigen staal beoordeeld moet worden.
Dus de vraag of iemand minderjarig is wordt beslist
volgens de lex domicilii, maar de rechtswerkingen der
minderjarigheid zijn afhankelijk van de lex fori.
Uit de gronden die v. Wächter aanvoert voor zijn
stelling of liever tegen de toepassing der lex domicilii
ook op de rechtswerkingen van de eigenschappen der
personen, blijkt duidelijk dat zijne bezwaren voornamelijk
de toepassing lex domicilii op de rechlsbevoegdheidho-
Irefïen. Zoo-zegt hij:
»Wanneer een Amerikaansche eigenaar van slaven
met deze in Europa komt, moeten zij dan als slaven
beschouwd worden en kan hun eigenaar ze hier volgens
hunne Amerikaansche »Statusverhällnissen" behandelen?
Geen Duitsche staat zal dat toeslcmmen, omdat zijne
wetten de slavernij verwerpen.
»Wanneer iemand, die van vreemden adel is en toL
een staal behoort, welke den adel ook privaatrechterlijke
voorrechten toekent, in ons land komt waar zulke voor-
rechten beschouwd worden als strijdig met het algemeen
belang, moeten dan in ons land die voorrechten erkend
worden ?
»Onze rechter mag iemand vnn vreemden adel geene
andere voorrechten toekennen, dan die welke onze wet-
ten aan den inlandschen adel verleenen. Erkent dus
onze slaat in het geheel geen adellijke voorrechten ol\'
komen deze alleen toe aan eene iniandsohe adeiscoi-po-
ratie, zoo moeten, aan personen van vreemden adel, de
oan den adel verhonden reohten ontzegd worden.
»Zullen wij aan een vreemden fiscus, de uitoefening
van alle privaatrechterlijke privilegiën, die de inland-
sche heeft, toekennen? of aan vreemde kerken en
kloosters de voorrechten verleenen, die hun een vreem-
de staat geeft?
»De privilegiën, die ons recht aan den fiscus ver-
leent komen slechts aan den inlandschen fiscus toe,
omdat zij berusten op bijzondere staatsbelangen, die
onze wet niet uitstrekt tot vreemde staten; bij ons
moeten vreemde stalen privaatrechterlijk behandeld wor-
den volgens de algemeene bepalingen omtrent rechts-
personen. Een vreemde slaat kan dus geen privilegia
fisci bij ons doen gelden: noch die welke hem volgens
zijne wetten toekomen, omdat onze rechter deze niet
behoeft Ie erkennen, noch die welke volgens onze
wetten den fiscus toekomen, omdat deze slechts aan
onzen fiscus gegeven zijn.
»Wanneer een vreemde staat verklaart dat de gods-
dienst geen invloed zal uitoefenen op de rechten der
burgers, de onze daarentegen de Joden aan belangrijke
beperkingen in het verkeer onderwerpt en hen bij con-
tracten, op eene voor hen zeer nadeelige wijze behan-
delt: zal nu een jood, die lot dien vreemden staat be-
hoort, bij ons niel aan deze beperkingen onderworpen
zijn? Daardoor zouden zulke beperkingen, in het alge-
meen belang vastgesteld (te recht of ten onrechte) hunne
geheele uitwerking missen. Onze rechter mag vreemde
joden slechts volgens onze wetten behandelen.
»Wanneer onze staal in hel belang van de zekerheid
van het verkeer het beneficium restitntionis van een
m.inderjarige zeer beperkt, een vreemde staat het
.•37
daareiilegcn zeer uitbreidt, en een minderjarige van
dezen staat van een onzer burgers voor onzen rechter
restitutie eischt: zal dan onze rechter het inlandsche
recht ter zijde zetten, om het vreemde toe te passen?
»Op die wijze zou men een vreemde minderjarige meer
begunstigen dan een inlandsche, ten nadeele van zijn
eigen burgers en van zijn eigen wetgeving.
»Verlangt een vreemdeling als minderjarige restitutio
in integrum, zoo kan onze rechter hem deze slechts in
zooverre geven, als onze wetten het toelaten.
»Beroept hij zich bij ons als eischer in zijne repliek
daarop dat volgens het recht van zijn staat de minder-
jarige het voorrecht van schorsing der verjaring zijner
vorderingen heell; zoo heell onze rechter zulk een
voorrecht slechts in zooverre te erkennen, als onze wet-
ten het den mindórjarige toekennen.
»Wanneer onze wet ieder, die wegens diefstal veroor-
deeld is, onbevoegd verklaard om solemniteitsgetuige te
zijn en bij ons een vreemdeling wegens diefstal, die
volgens de wetten van zijn staat niet dat gevolg heell,
veroordeeld wordt: zal hij nu bij ons toch getuige kun-
nen zijn, omdat de tn/amie tot de »statusverhältnissen"
behoort cn hierover alleen de wet van de woonplaats
van den persoon beslist?"
Zooals hier het laatste geval gesteld is, heeft er geen
conllict van wetgeving plaats. De strafrechter heell ge-
vonnisd en de uitgesproken straf brengt de onbevoegd-
heid mede om getuige te zijn: nu zal toch zeker wel
daaraan uitvoering dienen gegeven te worden in het
land welks eigen strafwet daartoe aanleiding gecR.
Iets anders is het wanneer b. v. iemand die in zijn
-ocr page 62-38
eigen land wegens een misdrijf veroordeeld en daarom
infaam is, in een ander land komt waar de straf op
zulk een misdrijf geen Infamie medebrengt: zal in dit
geval de infamie beoordeeld moeten worden volgens de
lex domicilii?
Zulke gevallen behandelt v. Wächte r verder en on-
derscheidt dan tusschen het vonnis en zijne privaatrech-
terlijke werkingen:
»Wanneer de wetten van onzen staat aan de infamie
zekere privaatrechterlijke gevolgen verbinden en bepalen
dat ieder, die wegens diefstal veroordeeld is, infaam
zal zijn: zoo zal onze rechter een vreemdeling, die in
zijn land wegens diefstal veroordeeld is, wanneer hij bij
ons handelt, als infaam moeten behandelen, alleen omdat
een wegens diefstal veroordeelde als infaam beschouwd
wordt.
»Wanneer onze wel de infamie afhankelijk steil van
de slrafsoorl, waartoe iemand veroordeeld is, maar
volgens de wellen van een vreemden slaat ieder, die
wegens diefstal veroordeeld is, infaam is; zoo zal iemand
die in dal vreemde land wegens diefstal veroordeeld is
lol eene slrafsoorl, welke bij ons geen infamie mede-
brengt, ook bij ons niel als infaam behandeld moeten
worden,
»Wanneei- de wetten van onzen staal eene andere
beteekenis aan infamie hechten d, i. geheel andere rechts-
werkingen met de vermindering der eer verbinden, dan
de wetten van een vreemden staal: zoo moei onze
rechter, ook bij vreemdelingen, alleen de door onze wetten
vastgestelde werkingen loepassen, zelfs als dc infamec-
rende straf uitgesproken is in den vreemde.
39
»AVaiinecr b. v. onze wetten aan tuchthuisstraf dc
infamie verbinden en iemand, die tot eene ontcerende
straf veroordeeld is, onbevoegd verklaren om solemni-
teitsgetuige te zijn: zoo is ook een tot tuchthuis ver-
oordeelde vreemdeling bij ons infaam en een onbevoegd
getuige, al ware hij volgens de wetten van zijn land
niet infaam en verbonden deze aan de infamie niet dio
werking.
. »Wat van de infamie gezegd is, geldt ook voor andere
dikwijls nog verder strekkende werkingen van sommige
straffen, namelijk voor den Imrgerlijken dood\'\'
Blijkbaar stelt v. Wiich ter, bij zijne geheele beschou-
wing omtrent dc infamie, voorop, dat een buitenlandsch
vonnis voldoende bewijs oplevert van het daarin ver-
melde misdrijf Ook spreekt hij van eene bepaalde
strafsoort b. v. tuchthuis, alsof in alle landen eene straf
van dien naam beslaat. Nu bestaan er wel soortgelijke
stralfen, maar hct zal dikwijls moeilijk te bepalen zijn,
aan welk criterium deze moeten beantwoorden om met
tuchthuis gelijkgesteld tc worden.
Dezelfde moeilijkheid hcell men in het algemeen bij
de toepassing van v. Wiich ter\'s theorie, als het er op
aan komt de eigens(diappcn der personen te bepalen.
S-avigny i) bestrijdt dan ook zijn theorie en noemt
ze willekeurig en inconsequent, omdat het ontbreekt
aan eigenlijke gronden om eene grens te trekken tus-
schen de eigenschappen der personen en de rechtswer-
kingen dier eigenschappen. Er is eigenlijk geen ander
onderscheid, dan dat vele persoonlijke toeslanilen met
1) System VIII. § 3(52, p. 134—1-11.
-ocr page 64-AO
bijzondere namen aangeduid worden, en andere niel;
nu kan deze toevallige omstandigheid geen reden zijn
om verschillende wetten toe te passen. Zoo heeft men
den naam van meerderjarigheid om den toestand van
volkomen handelingsbevoegdheid uit te drukken, vooi\'
zooverre deze van den leeftijd afhankelijk is, terwijl
minderjarigheid te kennen geeft dat men dat tijdstip
nog niel bereikt heeft. Nu heeft men echter tijdens
de minderjarigheid nog verschillende trappen van be-
voegdheid, die niel met bijzondere namen aangeduid
worden. B. v. iemand is volgens de Code Napoleon
meerderjarig op zijn jaar en heeft dan de
eigenschap van meerderjarigheid, waarop men de lex
domicilii kan toepassen; maar in de Code worden ook
op 16- en 15- of 18-jarigen leeftijd bepaalde bevoegdhe-
den toegekend, zonder dal deze met een bepaalden naam
aangeduid worden. Hier zou men dus geen eigenschap
van den persoon maar eene rechlswerking hebben cn
zou dus de lex domicilii niel toepasselijk zijn.
Savigny i) bestrijdt achtereenvolgens dcslaliilen-lheo-
rie, het beginsel dal iedere rechtsbetrekking in den regel
volgens de wel van de woonplaats van den [lersoon beoor-
deeld moet worden (Eichhorn, Göschen), den regel
dal op iedere rechtsbetrekking de lex fori toegepast moet
worden (met mate door v. W ä c h t e r voorgestaan) 2)^
t) Savigny. System VIII. § 361, p. 121 — 132.
2) De lex fori, als toepasselijke wet voor allo rechtsbetrek-
kingen wordt ook verdedigd door:
Putter. K. Th., Das praktische Europaïscho Frcmdonrccht.
Leipzig 1845; on
M
hel beginsel van SchalTner, dal iedere rechtsbelrckking
beoordeeld moei worden volgens de wel van de plaals,
waar zij onlslaan is en eindelijk de theorie der dwohler-
worbene Rechte" {M a u r e n b r e ch e r e. a.), die lol een
cirkel leidl, want om te weten welke rechten verkregen
Pfeiffer. L., Das Princip dos internationalen Privatrechts.
Tübingen 1851,
Zij wordt op meer gematigde wij zo toogopast door:
G a n d, Codo des Etrangers ou état civil ot politiquo des
ctrangors en Franco, Paris 1853.
Noemt men dozo theorie aan, dan vèrvalt het internationaal
privaatrecht, dat zich juist ton doel stelt to onderzookon welko
wet door don rochtor toegepast moot worden. Is dozo vorplicht
altijd do wot van zijn oigen land too to passen, dan is dat
ondorzook overbodig, Wannoor nu ovor ollco rochtsbotrokking
ook slechts door do rechters van ó6n bopaald land govonnisd
kon worden, dan bestond or geen rochtsonzokorhoid. Maar in
volo gevallen hooft do oischor juist do kous tusschen do rochtors
van vorschillondo landsn. Daardoor wordt do toepasselijke wot
niot alloon van toevallig« omstandighodon aüiankolijk, maar
zolfs van do willekeur van den oischor, Eon boginsol, dat tot
zulke gevolgen leidt, is zokor to verworpen.
Ook diont oon procos niot om niouwo rochton in liot loven to
roepen, maar om bostaando rocliton to doon orkonnon, (B a r,
§ 21, p, 49—52, § 44, p, 146, 147; Assor, p. 20.)
Savigny erkent als waro bostanddoolon van dien rogol:
r, Wannoor do inlandscho wot oono bepaling omtrent con-
flicten van wetgeving bovat, is do rochtor daaraan gehouden.
2°. Do rochtor mag nooit oono vroomdo wot toepassen, als
dozo valt buiten do grenzen voor do rochtsgomoonschap
van onafhankelijke staten.
3". Ton opzichte van hot zuivoro procosrccht moet do rochtcr
steeds do wot van zjjn oigon land toopasson,
zijn, moet eerst beslist worden naar welke wel die ver-
krijging beoordeeld moei worden.
Hij zelf neemt aan: »dasz bei jedem Rechlsver-
hällnisz dasjenige Rechtsgebiet aufgesucht werde, wel-
chem dieses Rechtsverhältnisz seiner eigenthümlichen
Natur nach angehört oder unterworfen ist (worin
dasselbe seinen Silz hal").
Er zijn echter wetten, wier bijzondere aard eene zoo
vrije behandeling der rechtsgemeenschap tusschen de ver-
schillende stalen belet. Ten opzichte van deze wellen
moei de rechter het inlandsche recht loepassen.
Savigny 2) verdeelt deze in twee soorten:
A. ))Gesetze von streng positiver, zwingerder Natur,
die eben wegen dezer Natur zu jener freien Be-
handlung, unabhängig von den Gränzen verschie-
dener Staaten, nicht geeignet sind.
B. Rechtsinstitute eines fremden Staates, deren
Dasein in den unsrigen überhaupt nicht aner-
kannt ist, die also deswegen auf Rechlschulz in
unsern Staate keinen Anspruch haben."
»Op de verschillende toestanden van een persoon,
ivaardoor zijne rechts- en handelingsbevoegdheid be-
paald worden, is slechts de loepassing mogelijk van
hel plaatselijk recht, waaraan de persoon door zijne
woonplaats onderworpen is (lex domicilii) , zonder
onderscheid of daarover in het buitenland of in hel
binnenland gevonnisd wordt en zoowel bij de beoor-
1) System VIII. § 348, p. 28; § 360, p. 108.
2) § 349, p. 32—38.
3) § 362—365, p. 134 — 165.
-ocr page 67-43
deeling van eene persoonlijke eigenschap op zich zelf,
als van hare rechtswerkingen."
Het onderscheid, dat door sommigen gemaakt is, tusschen
de algemeene en de bijzondere bevoegdheid of onbe-
\' voegdheid tot rechtshandelingen, verwerpt Savigny. Dus
volgens de lex domicilii moeten ook beoordeeld worden:
de onbevoegdheid van vrouwen tot borgstelling (S. C.
Yellejanum), de onbevoegdheid van personen, in patria
potestas, om geld te leenen (S. C. Madedonianum),
cn de onbevoegdheid van personen, die geen koopman,
riddergoedbezitter enz. zijn om eene wisselverbintenis
aan te gaan (in Pruisen, vóór de invoering der Allg.
Deutsche Wechselordnung op 1 Febr. 1849).
Deze drie zoogenaamde bijzondere onbevoegdheden,
in tegenstelling van de algemeene onbevoegdheid van
minderjarigen enz. beschouwt Savigny blijkbaar als be-
perkingen der handelings- en niet der rechtsbevoegdheid,
want hij laat daarop volgen: »Bisher ist für die//ant/-
Imigsfähirjkeit das örtliche Recht des Wohnsitzes als
allgemein maaszgebend behauptet worden, und zwar
selbst in solchen Fällen, die von manchen Schriftstellern
anders angesehen zu werden pflegen." Hij zegt ook dat
}>dcr persönliche Zustand an sich vorzugsweise in der
Handlungsfähigkeit besteht\'\' en dat, terwijl in het
Romeinsche Recht dc eerste plaats toekwam aan de
rechtsbevoegdheid, die verhouding in het hedendaagsch
recht juist omgekeerd is; omdat de invloed der vrijheid
en der civiteit verdwenen zijn, en de invloed der vader-
lijke macht verminderd is.
Nu is het opmerkelijk dat juist al de uitzonderingen,
die hij aanneemt op den regel dat de rechts- cn bande-
IA
lingsbevocgdheid van een persoon (»der Zustand der
Person an sich") volgens de lex domicilii beoordeeld
moeten worden, de rechtsbevoegdheid betreffen.
Die uitzonderingen verdeeld hij in twee soorten:
A. De wetten betreffende den persoonlijken toestand,
welke vallen onder de algemeene uitzondering hier-
boven vermeld en waarop de rechter de wet van
zijn eigen land {lex fori) moet toepassen. Daartoe
behooren,
I. als wetten van een streng positief dwingende natuur:
1". die betreffende de monogamie,
Savigny rekent de bevoegdheid van iemand om in
zijn land met meer dan eene vrouw te huwen
tot de handelingsbevoegdheid. Het is echter duide-
lijk dat zich hier een onderwerp van rechtsbe-
voegdheid voordoet. In een christelijken staat toch
kan een gehuwd persoon geen tweede huwelijk
aangaan, ook niet door of met behulp van een
ander, die voor hem handelt. Dus alle gehuwde
personen missen het recht een tweede huwelijk
aan te gaan i); dat is dus eene beperking der
i\'echtsbevoegdheid.
2". die, welke ketters in hunne rechtsbevoegdlieid
beperken.
Hierbij spreekt Savigny ook yan de onbevoegdheid
van sommige monniken om te erven, waarop de wet
hunner woonplaats toegepast moet worden, omdat
daarbij sprake is van eene handelingsonbevoegdheid,
1) art 84 B. W.; art 147 C. N.; art 50 J. B. W.;
§ 62 O, B. W.;
45
berustende op den vrijen wil der personen. ïlet geldt
hier echter geene onbevoegdheid om te handelen maar
het missen van een recht, dus eene beperking der
rechtsbevoegdheid. Bar i) zegt daarvan ook: »Zur
gewöhnlichen Ilandlungsunffdiigkeit, wie Savigny
meint, gehort ein solcher Fall nicht."
3°. die, welke den overgang van goederen in de doode
hand beperken.
Hierbij spreekt hij ook weer van handelings-
bevoegdheid terwijl er blijkbaar eene beperking
der rechtsbevoegdheid bestaat. 2)
■4". die, w^elke joden onbevoegd verklaren om grond-
eigendom te verkrijgen.
De bevoegdheid om grondeigendom te verkrijgen
moet volgens Savigny 3) beoordeeld worden vol-
gens de lex domicilii; maar het eenige geval van on-
bevoegdheid, dat hij behandelt, brengt hij tot de
absolute wetten, waarop de lex Ibri toegepast
moet worden.
5". die, welke joden onbevoegd verklaren schuldvor-
deringen te verkrijgen anders, dan onder zekere
zeer beperkende voorwaarden (vroeger in een deel
van Fraidvrijk).
II. als rechtsinstellingen van een vreemden staat,
die in den onzen niet erkend zijn:
1°. de rcchtsonbevoegdheid van burgeüjk dooden ;
1) Bar, § 48, p. 16G.
2) Bar, § 41, p. 13G noot G; Ungor, zie bovon bladz.
G noot 2.
n) System VIII. § 367, p. 182, 183.
-ocr page 70-46
2". de rechtsonbevoegdheid van slaven.
B. Die gevallen, waarbij geen sprake is van rechls-
of handelingsbevoegdheid, maar die ten onrechte
hieronder gebracht zijn; deze zijn:
1°. de privaatrechterlijke privilegiën van den adel,
ten opzichte van grondeigendom en erfrecht.
Of deze alleen den inlandschen adel of ook den
biiitenlandschen ten goede komen, hangt af van
den inhoud van het privilegie.
2". de voorrechten van kerken, kloosters en den
ßscus »im Concurs." Deze behooren tot den leer
»vom Concurse."
3°. de restitutio in integrum voor minderjarigen,
die tol de vernietigingsmiddelen der verbintenissen
behoort.
de voorrechten van minderjarigen ten opzichte
van de actie-verjaring, die onder de regels voor
de aclie-verjaring vallen.
Deze vier Privilegien zijn uitbreidingen der rechts-
bevoegdheid.
Ikn 1) wil de grondbeginselen van v. Wiichler,
Thöl 2) cn Savigny door detailonderzoek verder uil-
1) Bar. Das Internationale Privat und Strafrecht. Hannover
1862. § 26, p. 56—60; § 1, p. 3.
2) Thöl. Einleitung in das Deutsche Privatrochts. Döttingen
1851. § 72: Der Richter, welcher zu entscheiden hat, nach
vreiclips Orts Oetetzen ein streitiges Recht zu bestimmen ist,
.47
werken en verbeteren. De overeenkomst tusschen deze drie
schrijvers vindt hij daarin, dat zij de bedoehng van den
wetgever, met betrekking tot de erkenning van vreemd
recht, willen laten gelden; want deze is ook de beteekenis van
het beginsel van Savigny, volgens hetwelk dat rcchl in
aanmerking komt, waaraan de rechtsbetrekking, die ter
sprake komt, naar haren aard onderworpen is.
Hij wil dat beginsel echter niel gebruiken, om eene
abstracte theorie a priori voorop le stellen, maar wil
uil de erkende regels algemeene grondstellingen afleiden
om met behulp van dezQ weder de details te construeercn.
Ten slotte zegt hij: »Wenn die hier für die einzelnen
Materien angenommenen Principien mit einander in Ein-
klang stehen, wenn bis in die Details eine consequente
Durchführung ohne Widerspruch gegen allgemeine bei
allen Völkern anerkannte Principien möglich, das natür-
liche Gefühl für Recht und Billigkeit nicht verletzt, end-
lich nachgewiesen werd, dass die angesehensten Schrift-
steller und Urlheile der höchsten Gerichtshöfe in den
Resultaten, wenn auch nicht immer in den häufig
ungenau oder unvollständig ausgesprochenen Gründen,
mit Demjenigen übereinstimmen, was hier als Absicht
des geselzgcbers angenommen wird, so glaubt der Ver-
fasser eine objectieve Wahrheit erwiesen zu haben. Dass
ihm Dies nicht in allen Punkten gelungen, wird er ge-
wiss einräumen; es wird mancher Zweifel wohl im
Einzelnen zurückbleiben, allein im Ganzen hält er einen
hat zu untersuchen, welches Gesetz über dio streitige Rechts-
frage, diese ganz so concret gedacht, wie sie vorliegt, ent-
scheiden will.
Forlschrilt in derjenigen Methode, welche von Sa vi gny
T h ö 1 und Wächte r angebahnt ist, für möglich und noth-
wendig."
llij 3) verwerpt de uitzondering van Savigny voor
weiten van een streng positief, dwingende natuur
en voor die, welke rechtsinstituten bevatten, niet er-
kend door de lex fori; omdat het ontbreekt aan een
bewijs voor eene uitzondering van zoo grooten omvang
)\'>dezen. Vieldentigkeit allein dazu dient, Verlegenheiten
welche die Annahme anderer Principien bereitet, ohne
weiteres zu beseitigen" Vooral de tweede soort dezer
wetten kan men zeer ver uitstrekken. Wanneer b. v.
in het eene land de vaderlijke macht zeer uitgesti\'ekte,
in het andere land daarentegen zeer beperkte rechten
over de kinderen geeft, zou men kunnen zeggen dat
de vaderlijke macht in het laatste land een geheel ander
rechtsinstituut is dan in het eerste. Zoo beschouwt
Savigny een pandrecht door contract als een geheel
rechtsinstituut dan dat door traditie ontslaan
Bar geeft alleen toe dat de rechter nooit eene wet
mag toepassen, die door de lex fori als onzedelijk be-
schouwd wordt, al geldt zij ook in het buitenland. Zelfs
wil hij zulk eene wet toch erkend hebben, wanneer zij
niet binnen het gebied van den-staat uitgevoerd moet
worden, maar een toestand lieefl in het leven geroepen,
die ten grondslag ligt aan het geschil. B. v. Slavernij
wordt bij ons als eene onzedelijke instelling beschouwd;
verkrijgt echter iemand eigendom door zijn slaaf in een
land waar slavernij bestaat, zoo moet dat\' eigen-
%) n ft r, § fin, p. 108—111.
-ocr page 73-m
dom door onzen rechter ook als rechtmatig erkend
worden.
De rechts- en handelingsbevoegdheid {status) worden
door Bar i) uitvoerig behandeld en nauwkeurig van
elivander onderscheiden, omdat hij ze volgens verschillende
wetten wil beoordeelen.
Ilij bestrijdt het door v. "Wächter aangenomen onder-
scheid tusschen de eigenschappen van een persoon cn
de rechtswerkingen dier eigenschappen, dat op eene
verwarring berust van sommige slechts in concrete
rechtsbetrekkingen plaatsgrijpende voorrechten van som-
mige klassen van personen, met de rechts- en hande-
lingsbevoegdheid, dus het recht der persoonlijkheid in
waren zin. Omtrent de theorie van Savigny, die de
toepassing der lex domicilii op de rechts-en handelings-
bevoegdheid afleidt uit den »Zustand der Person an sich,"
zegt hij: »Der besondere rechtliche »Zustand" einer
Person ist aber nur eine Bezeichnung dafür, dass
\\mter gewisser Voraussetzung für die betrenende Per-
son besondere, in Uechtsverhältnisscu anderer Perso-
nen nicht anwendbare, Rechtsnormen Platz greifen
sollen."
De onderscheiding van Bar nu tusschen rechts- en
handelingsbevoegdheid is aldus:
»de eerste bestaat in de bevoegdheid zekere rechten
te hebben en tc verkrijgen;
»de tweede in de bevoegdheid over zijn vermogen of
enkele deelen daarvan onder levenden te beschikken,
»De beperking onder levenden vloeit daaruit voort, dat
1) Bar § 42-5G, p. 137 -188.
-ocr page 74-50
de persoonlijkheid met den dood ophoudt. De testator
beschikt streng genomen niet over zijn vermogen; hij
kan .slechts door zijn testament bewerken dat iemand zijn
vermogen verkrijgt of niet verkrijgt.
»Eene beperking der handelingsbevoegdheid heeft dan
slechts plaats wanneer iemand op geene wijze door rechts-
handelingen over zijn vermogen of over een deel daar-
van of over enkele vermogensrechten beschikken kan.
»Zoo is de onbevoegdheid van minderjarigen om tc
schenken eene beperking der handelingsbevoegdheid, om-
dat zij dan in het geheel niet zoo over hun vermogen
beschikken kunnen, dat niet voor datgene wat zij geven
een equivalent in hun vermogen komt; terwijl b. v. de
onbevoegdheid van vrouwen tot borgstelling (S. C. Veil e-
i a n u m) geene beperking der handelingsbevoegdheid is,
omdat zij op andere wijze over hun vermogen beschik-
ken kunnen.
»De gevallen der ware handelingsonbevoegdhcid
moeten goed onderscheiden worden van de schijnbare
handelingsonbevoegdheden; dit onderscheid valt in de
praktijk samen met de onderscheiding die gemaakt is
tusschen de zoogenaamde algemeene en bijzondere hande-
lingsonbevoegdheden." — De z. g. bijzondere hande-
lingsonbevoegdheden zijn die van het S. C. V e 11 e j a n u m,
het S. C. Ma eed oni a nu m en de onbevoegdheid lot
wisselverbintenissen van sommige klassen van perso-
nen, dus dezelfde die Bar als schijnbare handelingsonbe-
voegdheden bestempelt. Hij verwerpt het onderscheid tus-
schen algemeene en bijzondere handelingsonbevoegdheden,
omdat de grens daar tusschen niet te trekken is, daar de
begrippen van algemeen en bijzonder slechts relatief zijn.
51
Zijne definitie van de handelingsbevoegdheid is echter
niet geheel juist: deze bestaat niet in de bevoegdheid om
over zijn vermogen of enkele deelen daarvan onder leven-
den te beschikken, maar om zelf, zonder behulp van
voogd, curator of echtgenoot, het recht tot beschikking
over zijn vermogen of enkele deelen daarvan uit tc
oefenen. Zoo kan een minderjarige boven de zeven jaar
volgens het Romeinsche Recht wel over zijn vermogen be-
schikken maar hij heeft daarbij de auctoritas van zijn voogd
noodig; hier nu zou volgens de definitie van Bar geen
sprake zijn van handelingsonbevoegdheid omdat de
minderjarige niet absoluut onbevoegd is om over zijn
vermogen te beschikken. Zoo kunnen gehuwde vrouwen
wel over hun eigen vermogen (niet dat der gemeenschap)
beschikken, maar zij hebben daartoe in vele staten de
hulp van hun echtgenoot noodig; hier zou ook geen
beperking der handelingsbevoegdheid plaats hebben.
Ook leidt de definitie van Bar tot de onjuiste gevolgtrek-
king dat de absolute onbevoegdheid tot schenking van
minderjarigen tot de beperkingen der handelingsbevoegd-
heid behoort. Een minderjarige nu kan als handelings-
onbevoegde geen rechtshandelingen verrichten, dus ook
niet schenken, dan door middel van zijn voogd; maar be-
paalt de wel nog afzonderlijk dat minderjarigen niet bij
wege van schenking kunnen beschikken, dan kan dat
ook de voogd niet voor hen doen, dus zij missen geheel
hct recht om tc schenken. Hier heeft men alzoo eene
beperking der rechtsbevoegdheid, even goed als dc on-
bevoegdheid van personen, beneden zekeren leeftijd, om
eeu testament te maken. — Eveneens ontneemt de on-
bevoegdheid tot borgstelling van hetS. G. Yellejanum
52
aan vrouwen geheel het recht om borg te stellen; hier
heeft men dus ook eene beperking der rechtsbevoegdheid.
Hetzelfde is het geval bij al de z. g. bijzondere (volgens
Bar »schijnbare") handelingsonbevoegdheden.
Tot de wetten omtrent de rechtsbevoegdheid rekent
Bar die, welke bepalen onder welke gegevens iemand
in het algemeen of met betrekking tot enkele rechten
als rechtssubject te beschouwen is.
Als voorbeelden van beperking der rechtsbevoegdheid
noemt hij: slavernij, burgerlijke dood, lijfeigenschap,
de onbevoegdheid van joden of ketters om grondeigen-
dom te hebben, infamie en andere gevolgen van straffen;
terwijl de voorrechten verbonden aan een stand (b. v.
adel) eene uitbreiding der rechtsbevoegdheid zijn.
Omtrent de wet die hierop toegepast moet worden
zegt hij:
»die Entscheidung ist so ab zu geben als existirte das
in Frage stehende ausländische Gesetz (hiermede bedoelt
hij de lex domicilii) gar nicht, und nur darauf zu sehen
ob. diejenige thatsächlichen Voraussetzungen vorliegen,
welche die Anwendung eines, die Rechtsliihigkeit erhö-
henden oder vermindernden Rerhtssatzes nach den Ge-
setzen bedingen, unter denen sonst das betreffende
Rechtsverhältniss steht"
Omtrent de toepasselijke wet voor de heoordeeling
der handelingsbevoegdheid zegt Bar:
»De wetten, die de handelingsbevoegdheid betreffen
berusten op een geheel ander doel dan die welke de
rechtsbevoegdheid uitbreiden of verminderen. Zij heb-
ben niet ten doel aan handclingsonbcvocgdcn zekere
rechten*tc ontnemen, maar hen te behoeden voor na-
53
deel, voortvloeiende uit hunne eigen handelingen. Om
deze voorzorg van kracht te doen zijn, moet zij zich
uitstrekken over alle in een staat gedomicilieerde per-
sonen, ook al zijn deze tijdelijk elders. Het is omge-
keerd onuitvoerbaar om een vreemde, volgens zijne eigen
wetten meerderjarig, in ons land als minderjarige te
behandelen; dan toch moest voor elke zoodanige, tijdelijk
in ons laiid vertoevende, vreemdeling, volgens onze
wetten minderjarig, een voogd benoemd worden. Daarom
moet iemand, die volgens de lex domicilii handelings-
bevoegd is, ook door de rechters van andere landen als
zoodanig beschouwd worden. Dat omgekeerd iemand
die volgens de lex domicilii handelingsonbevoegd is, dat
ook overal moet zijn, kan niet als logisch noodzakelijk
bewezen worden. Integendeel kan men uit de bedoeling
der wetten omtrent de handelingsbevoegdheid der per-
sonen afleiden, dat vreemden, als zij volgens de wetten,
geldende op de plaats der handeling, handehngsbevoegd
zijn, ook door eiken rechter als zoodanig beschouwd
moeten worden, behalve door de rechters van hun
vaderland en van andere landen, waar eene zelfde wet
als op hunne woonplaats geldt,
»liet is niet aan te nemen dat de wet vreemden meer
heeft willen beschermen dan ingezetenen en bepaalt zij
dus dat de laatsten na zekeren leeftijd bereikt te hebben
niet meer de bescherming voor minderjarigen noodig
hebben en hunne zaken zelf waar kunnen nemen, zoo
schijnt zij hetzelfde voor vreemden te bepalen.
»Er bestaat echter voor het vaste land van Europa een
gewoonterecht, volgens hetwelk dc handelingsbevoegdheid
van vreemden altijd nnar de lex domicilii beoordeeld wordt
54
f)llct ontslaan van dit gewoonterecht kan men afleiden
uit de ontwikkeling van het souvereiniteits begrip in
de verschillende landen van Europa. De juristen be-
schouwden de territoriale wetten, afwijkende van het
Romeinsche Recht, dat het tijdstip der meerderjarigheid
het verst stelt (25 jaar), als statuten, die slechts de
personen verbonden, welke zich daaraan werkelijk of
stilzwijgend onderworpen hadden. Van daar den regel
dat eene wel, die den persoon betrof, vreemden niet
verbond en op de bescherming van handelingsonbevoegden
is deze regel zeker toepasselijk."
Verder bestrijdt Bar de lex loci contraclus van de
Engelsche en Anaerikaansche praktijk en behandelt ten
slotte de voornaamste onderwerpen van rechts- en
handelingsbevoegdheid.
De zoogenaamde bijzondere (of onware) handelings-
onbevoegdheden wil Bar beoordeelen mach denjenigen
Gesetzen, welchen sonst das in Bede stehende Geschäft
unterliegt^ llij past hierop dus dezelfde wel toe, als
op de rechtsbevoegdheid. Wij hebben ook gezien dat
zij beperkingen der rechtsbevoegdheid zijn.
Schmid i) komt na eene critische behandeUng der
grondbeginselen van v. Wächter en Savigny lol de
volgende resultaten:
1°. In alle gevallen, waarin de toepassing van vreemde
wetten ter sprake komt, kunnen deze slechts de
wetten van dat land zijn, "»denen ein Rechts-
verhältniss seiner Natur nach angehört\'\' en
— «
1) Schmid. Dio Herrschaft der Gesetze. Jena 1863.
§ 2, p. 10—30.
55
daarover beslist in het algemeen de regel dal
iedere staat de persoonlijkheid zijner ingeze-
tenen, de op zijn gebied zich bevindende zaken
en de op zijn gebied verrichte handelingen
moet beschouwen, als onderworpen aan zijn
wetgevend gezag.
2". De toepassing van vreemde wetten kan slechts
dan als gerechtvaardigd beschouwd worden:
a. als zij lol zekerheid van het internationaal
verkeer noodzakelijk is;
b. als zij in de eigen rechtsregeling geen storing
veroorzaakt, die een rechtsbelang kwetst belang-
rijker dan de zekerheid van hel internationaal
verkeer.
Bij de behandeling der rechtsbevoegdheid i) loont hij
aan dal Savigny op een dwaalspoor gebracht is door
de voorstelling der Romeinsche juristen, als hij zegt
dal tegenwoordig de beperkingen der rechtsbevoegdheid
van weinig beteekenis zijn, omdat de invloed der sla-
vernij en der civiteil verdwenen zijn; want buitendien
zijn er niel alleen een aantal beperkingen en uitbrei-
dingen der rechlsbevoegdheid overgebleven, die reeds in
hel Romeinsche Recht bestonden, maar door de juris-
ten niet als zoodanig op den voorgrond gesteld zijn,
maar ook zijn er vele nieuwe bijgekomen, die niel bij
hel personenrecht behandeld worden, omdat zij met
andere deelen van het recht in nauwe betrekking slaan,
doch hier behandeld moeten worden, omdat er sprake
is van de loepassing van vreemde wellen op de rechts-
1) Schmid, § 3, p. 30-41.
-ocr page 80-56
bevoegdheid. Daartoe behooren b, v. de bijzondere
rechten van minderjarigen, vrouwen, soldaten, boeren
enz,, ten opzichte van ignorantia juris, de voorrechten
der soldaten met betrekking tot het beneficium compe-
tentiae enz, de voorrechten van kooplieden ten opzichte
van het bedingen van hoogere interest, de persoonlijke
bedrijfsprivilegien cn de voorrechten van vele rechtsperso-
nen als schuldeischers (»in Concurs"), Beperkingen der
rechtsbevoegdheid bestaan bij vrouwen in de uitsluiting
van de vaderlijke macht en van de voogdij, bij rechts-
personen in de beperking bij overgang van goederen in
de doode hand enz,
In het stelsel van Savigny moeten al deze uit-
breidingen en beperkingen der rechtsbevoegdheid, als
behoorende tot den »Zustand der Person an sich" vol-
gens de lex domicilii beoordeeld worden, ten minste
voor zooverre hij er geen uitzonderingen van maakt.
liet onderscheid dat v. Wachter maakt tusschen
de eigenschappen van een persoon en hunne rechtswer-
kingen leidl dan ook, voorzooverre de bepalingen omtrent
de Techtsbevoegdheid betrert, tol juistere resultaten.
Tot slotte zegt Schmid:
»Wegen der vorherrschenden politischen und ethischen
Bedeutung der Bestimmungen über die Rechtsfähigkeil
musz diese von unsern Richtern aucli hei Fremden
regelmäszig noch unsern einheimischen Gezetsen [lex
/ori)® beurtheill werden und nur wo ein Bedürfnis des
internationalen Verkehrs dies fordert und es ohne eine
Störung der eigenen rechtlichen Ordnung geschehen kan,
ist die Rechtsfähigkeit in Bezieliung auf die bedingenden
Eigenschaften, nie aber in Ansehung der rechtlichen
57
Wirkungen, nach den Gesetzen des Doinicils eines
Fremden zu beur (heilen."
llij bestrijdt het stelsel van Bar voor de beoordee-
ling der rechtsbevoegdheid, op grond dat iedere rechts-
handeling, die volgens onze wetten geldig is, ook dan
als zoodanig moet erkend worden, als zi^ in een land
heeft plaats gehad, volgens welks wetten zij als ongel-
dig beschouwd wordt. Want als wij b.v. iemand, die
zich in een ander land in den toestand van slavernij
bevindt, de beschikking over zijn in ons rechtsgebied
gelegen vermogen ontzeggen, zoo zouden wij dc rechts-
werking van een toestand erkennen, die in strijd is
met onze zedelijke begrippen. Zelfs zou iemand, die
in slavernij vervallen is, zijn in ons rechtsgebied gelegen
vermogen, niet kunnen gebruiken om zich zelf los
te koopen.
Omtrent de handelingsbevoegdheid zegt S c h m i d i):
»De handelingsbevoegdheid d. i. de mogelijkheid rechts-
geldige handelingen te verrichten verschilt ongetwijfeld
zeer van de rechtsbevoegdheid, omdat hare beperking
niet voortvloeit uit eene verkorting van i-echten o[) zich
zelf, maar veeleer uit de behoelte aan bescherming
tegen do nadeelige gevolgen eener ondoordachte hande-
ling. Daarom moeten:
1". Slaalsburgers door de rechters van bun eigen
land wat hunne lumdelingsbevoegdheid betre/lt,
altijd, volgens het inlandsche recht {lex domicilii)
beoordeeld worden, maar
2". Vreemdelingen, in dal opzicht, noch moer beschernid
1) Schmid, § 4, p. 41-53,
-ocr page 82-58
worden dan volgens hun eigen wel, noch meer
dan de slaalsburgers zelf. Dus:
a. een vreemdeling, die in zijn land handelings-
bevoegd is, moet ook als hij het volgens onze
wet niet was, bij ons als handelingsbevoegd
beschouwd worden;
b. Qm \'vreemdeling, die in zijn land niel han-
delingsbevoegd is, moet bij ons als hande-
lingsbevoegd beschouwd worden, wanneer hij
zulks volgens onze wetten is"
Dc z. g. bijzondere handelingsonbevoegdheden rekent
hij tot de ware handelingsonbevoegdheden omdat zij
eveneens aan zekere personen eene bijzondere bescher-
ming tegen benadeeling verleenen.
§ 6. Mancini. Esperson. Fiore. Lomonaco.
Mancini is de stichter der nieuwe llaliaansche school,
die de nationaliteit als grondbeginsel van het inter-
nationaal privaatrecht aanneemt.
Hij gaal uit van deze beginselen i):
1) In zijn rapport aan hct „Institut do \'droit international",
to vinden in do Ilovue de droit intcrnatonal, Gand 1875, pag.
330. ■ Zie ook Mancini. Diretto internazionalo. Napels 1873;
hierin vooral:
1°. Delia nazionalith, come fondamento del diretto dolle genti,
redevoering uitgesproken to Turijn, 22 Jan. 1851.
2®. La vita dei populi nell\'umanitü, redevoering uitgesproken
tc Rome, 23 Jan. 1872.
59
»Ilel privaatrecht is personeel en nationaal; het moet
als zoodanig den persoon, zelfs buiten zijn vaderland
vergezellen. Het publiekrecht daarentegen is territoriaal:
het strekt zich uit over het grondgebied en over al degenen
die het bewonen, inboorlingen en vreemdelingen, zonder
onderscheid. Om eene theorie met vasten grondslag
te vestigen, moet men haar plaatsen onder het gezag
dezer twee takken van het recht. Zulk een volledig
systeem vloeit voort uit de werking van drie beginselen:
vrijheid, nationaliteit en souvereiniteil of staatkun-
dige onafhankelijkheid. Deze beginselen zouden samen-
werken, indien men als hoofdbeginsel voor de oplossing
der conflicten van internationaal privaatrecht, aannam
dat ieder wetgever op zijn gebied het privaatrecht van
den vreemdeling moet erkennen en integendeel alle wer-
king moet weigeren aan wetten, in strijd met het pu-
bliekrecht en de openbare orda
De wetgever brengt hulde aan het beginsel der natio-
naliteit en vervult een strengen plicht, als hij op zijn
gebied de kracht dcr wellen erkent, die hel personen-,
familie- en erfrecht regelen, voorzooverre deze niel in
strijd zijn met de staatsregeling cn de openbare orde.
Dc wetgever eerbiedigt hel beginsel der vrijheid als
hij door zijne wellen nicl de uiloefening verhindert van
den niel bclcedigende wil van den vreemdeling en als
hij hem de bevoegdheid verleent die wetgeving en dien
rechtsregel te kiezen, aan welke hij al zijne handelin-
gen mei betrekking tol andere deelen van hel inlei\'na-
tionaal privaatrechl (»zaken- en obligalie-rechl") wil
onderwerpen.
Eindelijk beschermt iedere wetgever hel rcchl van
-ocr page 84-GO
souvereiniteit en staatkundige onafhankelijkheid, als hij
vreemdelingen cn burgers, zonder onderscheid, onder-
werpt aan de strafwetten en de wetten van openbare
orde, met de nauwkeurigste inachtneming van zijn
publiekrecht.
Ten slotte resumeert Mancini zijn stelsel in deze
drie regels, die hij aanduidt met de namen van vrijheid,
nalionalileit en souvereiniteit of onafhankelijliheid:
De individueele vrijheid moet erkend, beschermd
en gehandhaafd worden voor zooverre zij geen
inbreuk maakt op gelijke rechten van andere
personen of op rechten van een hoogere natuur.
2". Iedere staat kan aan de personen, die aan hem
onderworpen zijn zekere regels stellen, die moeten
erkend en uitgevoerd worden door de vreemde
staten.
3". Dit dubbel beginsel van verdraagzaamheid en
samenwerking kan niel zoover gaan, dat hel
inbreuk maakt op de openbare orde van een
slaat."
Esperson \') verdedigt aldus het nalionaliteils-be-
ginsel :
»liet grondbeginsel van het inlcrnalionaal privaatrecht
bestaat in het onderzoek of een vreemdeling de wellen
van zijn land kan inroepen, wanneer deze niet in har-
monie zijn met die van den staat, wiens ambtenaren
1) Esporson. II principio di Nazionulitïi applicato. allo
Rclazioni Civili Intoinazipnali, Pavia 1868. G—8, pag.
23—3f
-ocr page 85-hij moet te hulp roepen om zijne rechten te doen gelden.
Met andere woorden zijn de wetten alleen van kracht in
het gebied der staatkundige vereeniging, die ze goedkeurde,
dat is te zeggen kunnen zij, de grenzen ei\' van over-
schrijdende, hun gezag ook uitoefenen in andere staten?
»Het recht dat de menschen hebben op de nationa-
liteit brengt de noodzakelijke macht mede, niet alleen
om de staatsrechterlijke vereeniging te stichten, waartoe
zij instinktmatig gebracht worden door de overeenstem-
ming van gevoelens, van belangen cn van wil, maar
ook het recht om bestuurd te worden door de wetten
van hun eigen natie, omdat deze het meest overeen-
stemmen met hunne bijzondere toestanden."
Ten slotte stelt hij als grondbeginsel van hel inter-
nationaal privaatrecht den volgenden regel, »die een
noodzakelijk gevolg is van de tusschen de natiën bestaande
rechtsgemeenschap:"
»Het schijnt billijk overal de wetten van zijn eigen
natie in te roepen, zoolang zij geen inbreuk maken op
hel publiekrecht van den staat, aan wiens rechterlijke
macht men de toepassing er van vraagt, i)"
Hij de toepassing van dezen regel op den staal en
de bevocydheid der personen 2), noemt hij als zulke
uilzonderingen, de bcpnlingon omtrent slaven, joden,
ketters en polygamie.
1) Ksporaon, n». 8, pag. 34: Guistamcnto {• dato d\'iiivocaro
ovunquo !o leggi dolla propria naziono, sompro oho non siono
losivo dol Diretto pubblico dello Stato, da Icui potero guidiziario
so no chiodo 1\'applicaziono.
2) Esporson, n". 15, pag. 47—52.
-ocr page 86-62
Fiore i) stelt als grondbeginselen van hel internatio-
naal privaatrecht de volgende regels:
Les États et les nations doivent coexister harmo-
niquement et juridiquement dans la grande société ,
qu\'on nomme le genre humain.
Chaque Etat a le droit de se garder et se conserver.
3°. Les lois d\'un État ne peuvent s\'appliquer qu\'aux
sujets pour lesquels elles ont été spécialement faites.
Chaque souveraineté peut exercer ses droits du
delà de son propre territoire, pourvu qu\'elle ne
blesse pas les droits des autres souverains.
L\'exercice des droits de souveraineté cesse d\'être
inoifensif, lorsqu\'il blesse les principes d\'ordre
public, ou l\'intérêt économique, politique, moral,
religieux d\'un autre Etat.
La magistrature seule, dans les cas controversés,
est compétente pour juger si une loi étrangère
peut être réputée contraire aux principes d\'ordre
public de l\'Etat.
Bij de behandeling van de toepasselijke wet voor den
slaat en de bevoegdheid der personen 2), begint hij
met te zeggen dat de meeste schrijvers daarvoor de lex
domicilii aannemen: îBoullenois, Rodenburg,
Hert, Froland 3), Bouhier, Yoet, Pothier^)
et autres soutiennent cette doctrine, qui est acceptée par
■ (
1) Fiore. (P.) Droit International Privé, traduit do l\'italien
par P. Pradior-Fodéré. Paris 1875. N». 23—28, pag. 47—55.
2) Fiore, n°. 40—51, pag, 78—104.
3) Froland. (L.) Mémoires eoncernans la nature et la qualité
des statuts. Paria 1729.
4) Pothier. Cours d\'Orléans.
5°.
6°
bS
Story, Savigny, Rocco i), West lake." Maar
toont vervolgens aan dat eenige dier schrijvers, hierbij
het oog gehad hebben op het domicilium originis, v^^at
tegenwoordig vrij wel gelijk staat met de nationaliteit.
Zoo zegt Fro land 2); »Si l\'on parle de l\'état de la per-
sonne, abstracte ab omni materia reali, en pareil cas
la loi qui a commencé à fixer sa condition, qui est la
loi du domicile d\'origine conservera sa force et son
autorité partout où la personne ira demeurer." Story 3)
»The result of the doctrine maintained bij the jurists...
is, that a person who has attained the age of majority
by the law of his native domicile, is to be deemed every-
where the same, of age; and, on the other hand, that
a person who is in his minority by the law of his native
domicile, is to be deemed everywhere in the same slate or
condition. Thus for example, if by the law of the place
of his original domicile, a person cannot make a will
of his property before he is twenty one years of age, he
cannot, it under that ago, make a valid will, even of
such property as is situate in a place, where the law
allows persons of the age of fourteen years lo make a will
of the like property." Foelix »les expressions de lieu
du domicile de l\'individu et de territoire de sa nation
ou patrie peuvent être employées indiiréremment."
Ilcl verschil tusschen dc toepassing der lex domicili
1) Ilocco. (N.) Doll\' u80 0 nutoriti\\ dollo leggi dol Regno dello
Due Sicilio, considerate nelle relnzioni con le persone o col
territorio dogli stranieri. \'2\' Ed. 1843.
2) Eroland, Chap. VII. § 14, p. 171.
3) Story, § 52.
4) Foelix, I. n°. 28, p. 58.
-ocr page 88-64
en die der lex domicilii originis (de nationale wet) bestaat
voornamelijk daarin, dat men bij verandering van do-
micilie in het eerste geval de wet der nieuwe, in het
tweede die der oude woonplaats laat gelden. Nu passen
Hert, Paul en Jan Voet, Burgundus, Roden-
burg, Pothier, Demangeat e. a. de wet van
het nieuwe domicilie toe, terwijl b. v. H u b e r, Bürge,
Story en Merlin\') aannemen dat de lex domicilii
originis den persoon overal volgt.
Vroeger maakte het verschil van wetgeving in hetzelfde
land de toepassing der lex domicilii noodzakelijk, om-
dat er geen nationale wet was. Thans zijn de natio-
nale wetboeken in de plaats getreden der locale statuten.
Om al deze redenen zegt Fi ore ten slotte:
»Nous concluons donc que rélat et la condition juri\'
dirpie des personnes doivent être réglés par la loi de
la nation à la quelle elles appartiennent, pourvu
qu^elle ne soit pas en contradiction avec les principes
d\'ordre public de l\'Etat dans lequel l\'individu demeure."
Wij vinden dus hier weder de uitzondering voor de
wetten, die in strijd zijn met de openbare orde van
den staat, »ivaar iemand woont.\'\' Daarmede wordt
echter bedoeld: waar de rechter woont, wiens beslis-
sing ingeroepen wordt. Dit blijkt uit de voorbeelden:
»Ainsi, par exemple le juif et le mainmortable
déclarés capables d\'acquérir des immeubles ne pour-
raient demander l\'application de leur loi personnelle
dans un Etat, qui considérait les juifs et les mainmor-
1) Merlin. Repertoire universel et raisonné de jurisprudence.
A\'"" éd. Paris 1812—15.
65.
tables comme absolument incapables. Comme au con-
traire un individu déclaré hérétique el considéré
dans sa patrie comme incapable d\'exercer les droits
civils, ayant acquis des droits et fait des actes juridiques
dans un pays étranger, qui considérait comme immorale
cette espèce d\'incapacité, ne pourrait invoquer la loi de
sa patrie contre le droit public de ce pays, qui décla-
rerait essentiellement distinctes les institutions civiles
et religieuses. On peut dire la même chose de l\'inca-
pacité juridique d\'un esclave, mise en discussion
devant un tribunal d\'un Etat, qui ne reconnaît pas
l\'esclavage, et\' de l\'incapacité absolu d\'une femme à
raison du sexe. Certainement une femme mariée, qui
se fut engagée notablement en Italie avec le consente-
ment du mari, ne pourrait, pour invalider son obliga-
tion, demander à nos tribunaux italiens l\'application
de sa loi, d\'après laquelle elle serait incapable de
s\'engager à raison du sexe. Selon nos institutions ita-
liennes, la femme est une personne juridique; elle est
capable de s\'obliger, et on ne peut admettre qu\'elle
doive être perpétuellement en tutelle, et qu\'à tout âge
elle soit juridiquement incapable.
L\' incapacité qui dérive de la mort civile, même
lorsqu\'elle serait partielle et en vertu d\'une condemna-
tion judiciaire, sera inefllcace dans un Etat qui n\'a pas
sanctionné une telle disposition."
Van de uitzonderingen, die Fiore maakt, betreften
dus de bepalingen omirent joden, doode hand, ketters,
slaven en burgerlijken dood da rechtsbevoegdheid ; ter-
wijl alleen die omirent de geslachtsvoogdij toi dc han-
delingsbevoegdheid hchooren.
66
Voor de laatste geeft hij alleen als reden op, dat de
Italiaansche wet de geslachtsvoogdij niet kent; maar zij
\' kent evenmin voogdij over minderjarigen bij personen
!i van 21 tot 23 jaar. •) Ingeval nu eene Nederlandsche
ongehuwde vrouw van 22 jaar in Italië wil vervreemden,
heeft zij, volgens de Nederlandsche wet, de hulp van
haren voogd noodig 2) en die zal daarom ook in Italië
vereischt worden; daarentegen zou, volgens Fiore, eene
■ 22 jarige ongehuwde vrouw van een land, waar gewone
voogdij tot het 21"® jaar en geslachtsvoogdij voor het
leven bestaat, in Itfilië kunnen beschikken, zonder hulp
van haren voogd. Uit dit voorbeeld ziet men, dat de
onderscheiding van Fiore zeer willekeurig is.
Wanneer men eenmaal uitzonderingen ging maken
voor beginselen van openbare orde, zou men een
( aantal bepalingen omtrent de handelingsbevoegdheid
daaronder kunnen brengen. Evenals nu in Italië de
geslachtsvoogdij niet erkend zou moeten worden, zou
in andere landen, waar de toestemming van den man
bij handelingen der getrouwde vrouw niet vereischt
wordt, die toestemming niet noodig zijn, omdat aldus
eene meerderjarige gehuwde vrouw, zoolang haar man
I leeft onder curateele staat en dit strijdt met de open-
I bare orde, die gelijke rechten aan man en vrouw toekent.
De meeste schrijvers passen dan ook, voor zoo verre zij
de geslachtsvoogdij behandelen, daarop de personeele
! wet toe, of schijnen, door haar niel afzonderlijk te be-
spreken, er geene uilzondering van te willen maken, «)
1) Art. 240 I. B. W.
• 2) Art. 385, 441 B. W.
3) Bar, § 73, pag. 173, 174; B oullonoia, I. p. 437—4395
-ocr page 91-67
Lomonaco i) stelt, na bestrijding der Comitas, als
grondbeginsel van hel internationaal privaatrecht: de
rechtsgemeenschap {La comunanza del direlló), die een
uitvloeisel is van het Christendom. 2) De eenheid van
godsdienst brengt de rechtsgemeenschap mede. Deze
vi^ordt begrensd door de nationaliteit en de territoriali-
teit; de eerste doet de personeele wet ontstaan, de
tweede de reëele. Bij de bepaling van de regels van
het internationaal privaatrecht, moet men de perso-
neele of de reëele wet doen gelden, al naarmate door
den aard der rechtsbetrekkingen vereischt wordt, wan-
neer tusschen beide wetten botsingen plaats hebben.
De Italiaansche Wetgever heeft zeer juist deze taak
vervuld, het midden kiezende tusschen de oudere theo-
rien, die de heerschappij van de territoriale sou-
vereiniteil verkondigden en die van eenige nieuwere
schrijvers, welke uit eerbied voor hel individu,
inbreuk willen maken op de onwrikbare rechten van
den slaat.
Foelix, I. n°. 89; S avi g ny, § 362, pag. 137, 138. v. Wach-
ter, II. § 22, pag. 180 noot 302: „Es ist eine Beschränkung dor
Handlungsfähigkeit, welche aus einer persönlichon Eigenschaft,
dem Geslechte, flioszt." Maar door zijne onderscheiding tus-
Bchon de eigenschappen van eon persoon en haro rechtswer-
kingen , komt hij tot hot resultaat: „Dio Vorpflichtungsfähigkeit
der fremden Frauenspersonen haben wir somit, wenn sie bei
uns handeln, im Zweifel nach unserm Rechte zu bourthoilen.
1) Lomonaco. (G.) Trattato di Diretto CivileIntornazionale.
Napoli. 1874. Gap. L § 2—4 pag. 33—61.
2) Zie ook Savigny, VIIL § 348, p. 27.
5*
-ocr page 92-08
»De personeele wet is niet die van het domicilie, maar
die der nationaliteit."
»Terecht bepaalt art. dS van de Disposizioni prelimi-
nari del Codice civile, dat in geen geval de wetten,
handehngen en vonnissen van een vreemd land, noch
de beschikkingen en overeenkomsten van bijzondere per-
sonen inbreuk mogen maken op de gebiedende wetten
van den staat, die de personen, goederen of han-
delingen, noch op de wetten, die op eenige wijze
de openbare orde of de goede zeden betreffen. B. v.
buitenlandsche wetten omtrent polygamie, echtscheiding
en onderzoek naar het vaderschap mogen niet door den
Italiaanschen rechter toegepast worden, omdat zij door
het Ital. Burg. Wetb. (art 56, 148, 189) verbo-
den zijn.
MÖp den staat en de bevoegdheid der personen, d. i.
hunne rechts- en handelings-bevoegdheid i), is de natio-
nale wel toepasselijk, zonder onderscheid te maken
tusschen de eigenschappen van een persoon en hare
rechtswerkingen of tusschen algemeene en bijzondere
handeUngsbevoegdheid. 2)
Brocher 3) zoekt het beginsel van het internationaal
1) tiomonaco verstaat onder staat en bevoegdheid der personen
alleen hunne rechts- on handelingsbovoegdheid, dus geen onder-
werpen van familierecht, zooals wettigheid van kinderen onz.
(Gap. ir. § 2, p. 72, III. § 1, p. 78, 79). Zio boven bladz. 26 noot 2.
2) Lomonaco, Cap. III. § 2, p. 80—84.
3) Brocher, (Ch.) Nouveau traité do Droit International Privé
-ocr page 93-69
privaatrechl af le leiden uit de vereeniging- der begrippen
van souvereinileil, rechl en bevoegdheid. Ilij zegl:
»La doclrine du droit international privé doit surgir
de la combinaison et du développement des idées de
souveraineté, de droit et de compétence. Ce n\'est pas
la souveraineté qui crée le droit: elle doit le rechercher,
s\'y soumettre, cn favoriser et en imposer, au besoin,
l\'observation. C\'est là que se trouvent, à la fois, sa
raison d\'être, les limites qu\'elle doit respecter et les
garanties qu\'on peut exiger d\'elle. Toute souveraineté
dérive de deux éléments, qui peuvent s\'y combiner dans
des proportions assez diverses, savoir: 1°, un territoire
spécialement soumis à sa domination; 2°. certains liens
de sujétion personnelle, lui rattachant un nombre plus
ou moins considérable d\'individus, qui doivent reconnaître
en elle l\'autorité supérieure de leur commune patrie.
Deux genres de compétence naissent des ces éléments,
l\'une est territoriale el l\'autre est personnelle. Ce qui
revient à dire, qu\'elle dérivent l\'une de certains rapports
avec le sol, l\'autre de certains rapports avec les per-
sonnes. On les voit... se présenter fort diversement
dans les phases de l\'histoire, dans les documents du
droit positif et dans la doctrine purement théorique. Le
droit international privé a pour mission de rechercher
comment il faut les combiner, en faisant a chacune d\'elle
la part qui lui est assignée par la force des choses et par
les exigences sociales."
Ilet nationalitcits-bcginsel der nieuwere Italiaansche
au double point do vue do la théorie et do la pratique. Oonèvo
1876. N°. 5, pag. l\'J—23.
70
schrijvers (Mancini, Esp erson) bestrijdt Brocher i),
als onbepaald en onzijdig; omdat het woord nationaliteit
in verschillende beteekenis gebruikt wordt en bij deze
theorie te weinig rekening wordt gehouden met de
territorialiteit. llij erkent overigens dat zij in vele ge-
vallen tot juiste resultaten leidt.
Bij de behandeling van den staal en de bevoegdheid
der personen 2), bespreekt hij uitvoerig den strijd tusschen
de lex domicilii compétence territoriale) an àe nationale
ivet (la compétence personnelle) en verkiest de laatste,
omdat het domicilie zelf le onbepaald is. Volgens dezelfde
wet nu moeten ook de gevolgen van den staat der
personen, de bijzondere bevoegdheden b. v. »la capacité
de tester, de se marier, d\'adopter, de divorcer" en de
wijzigingen der bevoegdheid, zooals emancipatie en cura-
teele, beoordeeld worden.
Ten slotte zegt hij 3) »Bien que généralement revêtues
d\'une autorité, qui se fait reconnaître en pays étranger,
les dispositions relatives à l\'état et à la capacité des
personnes doivent être, en certains cas, privées de leur
force expansive. Cela resuite de considérations supérieures,
qui s\'appliquent à l\'ensemble du droit et dont nous
ferons, plus tard, l\'objet d\'un chapitre spécial. Nous
croyons toutefois convenable d\'exposer ici quelques res-
trictions , qui se rapportent spécialement à l\'état et à
la capacité des personnes.
Les incapacités y que nous avons appelées sociales
1) Brochor, n°. 15, pag. 52—67.
2) n°. 16 — 22, pag. 69—91.
3) n°; 27, pag. 102, 103.
-ocr page 95-71
comportent, ainsi que nous l\'avons dit, plusieurs dis-
tinctions, quant aux effets qu\'elles doivent produire à
l\'étranger. [Reeds vroeger zegt hij namelijk: »Quant aux
incapacités sociales il faut distinguer entre celles qui déri-
vent de motifs naturels ou de causes admises par le droit
commun et celles qui reposent sur des considerations
spéciales et plus ou moins contraires aux principes géné-
ralement consacrés. Les premières doivent dans la règle
être reconnues par les Etats étrangers. Les effets
des autres semblent, au contraire, naturellement
restreints dans le pays qui les a prononcés. Cette
derniere solution parait admissible en matière d\'inter-
diction légale."]
Les incapacités légales et spécialement celles qui
dérivent d\'une peine, soulèvent, à cet égard, d\'assez
graves difficultés; les dilïicultés tendent à prouver que
les peines ne devraient avoir dc telles conséquences que
dans les cas d\'une nécessité bien absolue.
La mort civile soulève, tout particulièrement, un
sentiment de répulsion, soit qu\'elle se présente seule,
soit qu\'elle se produise comme conséquence d\'une autre
peine: C\'est une barbarie que la logique, la justice et
la morale condamnent également. Les Etats qui l\'ont
abrogée comme telle, ne pourraient être tenus de l\'accepter
des mains d\'une législature étrangère; une telle conces-
sion serait contraire aux règles auxquelles ces Etats ont
cru devoir se conformer. Ce sont là des principes avec
lesquels on ne saurait transiger. En dehors de ces
cas extrêmes, s\'il s\'agit de modifications moins profondes
apportées à l\'état et à la capacité des personnes con-
damnées, ou même s\'il s\'agit d\'Etals admettant la mort
n
mmmmmm^
civile pour des causes identiques ou fortement analogues,
la question se complique et pourrait difficilement être
résolue en termes généraux."
Nog meer uilzonderingen op den regel omtrent de
beoordeeling van den staat en de bevoegdheid der per-
sonen, vindt men bij de wetten, die de openbare orde
betreffen.
Brocher i) onderscheidt deze laatsten in drie soorten :
1°. Chaque législation considérée en elle-même, dans
ses rapports internes, impose des limites à la
volonté individuelle.
2\'. Elle renferme un certain nombre de dispositions
qui, par leur nature, ne sont pas appelées à pro-
longer leur action en dehors du territoire, où elles
ont été promulguées.
3". Elle repousse l\'application de toute loi étrangère,
qui nc serait pas conforme à certains principes,
qu\'elle reconnaît comme absolument impératifs.
Van de eerste soort zegt hij : »La loi compétente
en ce qui les concerne doit être avant tout, celle qui
régit la matière dont il y est question."
»S\'agit-il de l\'état ou de la capacité des personnes?
C\'est la loi du domicile ou celle de la nationalité qu\'il
faudra suivre, selon qu\'on aura-adopté l\'un ou l\'autre
système."
Tot de tweede soort, de territoriale wetten, rekent hij
het publiek-en administratief recht, het strafrecht, zonder
de privaatrechterlijke gevolgen der straffen, en gedeel-
telijk het procesrecht, »tenant à la Ibis du droit public
1) Broche r, n". 140—143, pag. 342—353,
-ocr page 97-IS
et (Ju droit privé" [»Ge n\'est qu\'indirectement, en cas
de commissions rogatoires ou de jugements exécutés ou
simplement invoqués à l\'étranger, qu\'elles (les lois de
procedures) peuvent étendre leur influence hors des fron-
tières de l\'Etat qui lésa promulguées"].
Verder: »Ce qui tient à la nature intrinsèque, à la
réglementation et aux effets immédiats de droits réels,
tels que propriété, servitudes ouesufruit, doit être con-
sidéré comme strictement territorial."
»On peut encore citer comme strictement territoriales
certaines dispositions dictées par des considérations spé-
ciales, politiques et autres, et portant défense adressée
• à certaines classes de la population de faire telle ou
telle acquisition, de se livrer à tel ou tel genre d\'actes^
Omtrent de derde soort zegt hij: »11 se peut que des
nécessités ou certaines principes d\'un ordre supérieur,
s\'opposent à ce qu\'on laisse telle loi étrangère prolonger son
autorité sur le territoire." Dit beginsel is neergelegd in ai t 12
van de Disp. Prei. van het Italiaansch Durgeiiijk Wetboek.
Ofschoon als beginsel algemeen erkend, veroorzaakt de toe-
passing vele moeilijkheden: »Degravesdillicultéss\'élèvent
au sujet d\'idées réligieuses, morales ou purement sociales,
qui prévalent dans le pays et semblent assez impératives
pour faire repousser toute influence contraire."
»De nombreux Etats ont consacré le principe dc la
monogamie, d\'autres ont prohibé le divorce. Ne tien-
dront-ils aucuns compte, sur leur territoire, des légis-
lations étrangères, qui adoptent des règles différentes?
Quelle que soit la cause de pareils conflits, il semble
naturel de distinguer entre laisser créer, dans le pays,
un rapport qu\'on réprouve et en accepter les consé-
74
quences, quand il s\'est r^ulièrement formé à l\'étranger.
11 y a coopération directe dans le premier cas et simple
tolérance dans le second. Le mal une fois commis, il
convient souvent d\'en accepter les résultats naturels,
pour éviter d\'en faire naître de plus graves par une
résistance absolue et maladroite."
»On rencontre des diflîcultés analogues au sujet de
la capacité personnelle considérée en elle-même. Nous
avons distingués deux catégories d\'incapacités: les unes,
justifiées par des considérations de droit commun, res-
tent soumises aux règles ordinaires; les autres reposant
sur des intérêts locaux, ou des considérations d\'une
matière .exceptionnelle, doivent être sans autorité hors
des limites de l\'état Les incapacités dites légales
doivent être fobjet d\'une pareille restrinction, quand
elle dérivent de vues purement politiques et locales ou
d\'intolérance. Nous renvoyons en particulier à ce que
nous avons dit au sujet des incapacités dérivant de peines.
Les incapacités provenant de Ventrée dans quelque
ordre réligieux paraissent encore généralement recon-
nues sur le continent. Nous croyons toutefois que cette
doctrine pourra difficilement résister au mouvement
qui s\'opère dans le monde social. La lutte engagée
contre le catholicisme devra nécessairement exercer une
large influence sur cette question."
Wanneer men nu de uitionderingen nagaat, die
Brocher om verschillende rcdenen maakt op den regel,
dat de staat en bevoegdheid der personen door de wet
van de woonplaats of van de nationaliteit bcheerscht
worden ; dan zict men dat zij allen de reclUsbevoegdheid
der personen betreflen.
75
Hel zijn voornamelijk de onbevoegdheden len gevolge
van slralTen, die van sommige klassen van personen,
len gevolge van stand of godsdienst, en die, welke ont-
staan door het treden in eene geeslelijke orde.
§ 8. Europeesche Wetgevingen.
Het bui^erlijk recht van de verschillende Europeesche
Staten bevat, óf in het geheel geene bepalingen omtrent
de oplossing van conflicten van wetgeving, óf zeer on-
volledige.
De Code Napoleon, vervaardigd in 1804, onder
de heerschappij der Statuten-theorie behandelt de sta-
tuin personalia in : Art 3, al, ^ :
Les lois concernant l\'état ct la capacité des per-
sonnes régissent les Français, même résidant en pays
étranger.
Uit de geschiedenis van dit artikel blijkt, dat omge-
keerd dc slaat en bevoegdheid van vreemdelingen, door
den Franschen rechter volgens hunne nationale wetten
beoordeeld moeten worden, i)
In het Belgische Burgerlijk Wetboek is art.
3. C. N. onveranderd overgenomen.
In Nederland bepaalt Art 6 A. B:
De wetten betrelTcndc de rechten, den staat en de
bevoegdheid der personen, verbinden de Nederlanders
ook wanneer zij zich buiten \'s lands bevinden.
Dit artikel bevat, behalve den staat en dc bevoegdheid
1) Zie Foolix, I. n°. 32, pog. 66—69,
-ocr page 100-76
, . i I
\' der personen, nog hunne rechten, dus meer dan art.
3 G. N. Volgens Opzoomer i) zijn de wetten, betref-
. fende de rechten der personen, die bepalingen, welke den
inhoud der handelingen raken, waartoe onze burgers
het recht hebben. Die inhoud is echter dan alleen aan
onze wet onderworpen, als het roerende goederen geldt
;» of onroerende die in ons land gelegen zijn; want ten op-
; \' ziehte van onroerende goederen in een ander land ge-
legen , geldt voor onzen rechter de wet van dat land
(art. 7 A. B.), tenzij misschien, wanneer zij alleen als
bestanddeelen van een vermogen in aanmerking komen,
b.v. bij testament.
Hij zegt verder, dat met de wetten betreffende de rech-
ten, den staat en de bevoegdheid der personen, niets
anders bedoeld worden, dan de statuta personalia der
statuten-theorie en als zoodanig noemt men de wetsbe-
palingen omtrent Nederlanders en vreemdelingen, den
staat van wettig of natuurlijk kind, de bevoegdheid om
een huwelijk te sluiten, de betrekking tusschen de leden
der familie, de oorzaken van ontbinding des huwelijks,
de meerderjarigheid, de voogdij en curateele, de bevoegd-
Ijl beid om uiterste wilsbeschikkingen te maken of verbin-
ijl tenissen aan te gaan.
Omgekeerd zouden nu ook de statuta personalia van
^\'i\' vreemdelingen door den Nederlandschen rechter erkend
moeten worden. Het ontbreekt echter niet alleen aan
i \' eene positieve wetsbepaling daaromtrent, maar volgens
1) Opzoomer. Aanteekeningen op do Wet houd. Alg, Bepa-
lingen. 3\' uitg. Amsterdam 1873. pag. 130—146.
2) Zic ook Diephuis. Hot Nederlandsch burgerljjk rccht. Gro-
I
■ "li
i
r
ningon 1869. I. pag. 49—51, 56-59.
-ocr page 101-77
sommigen verbiedt art 9 A. B. uitdrukkelijk zulk eene
interpretatie.
Art. 9 A. B. luidt: »Het burgerlijk recht van het
koningrijk is hetzelfde voor vreemdelingen, als voor
Nederlanders, zoolang de wel niet bepaaldelijk het tegen-
deel vaststelt."
Opzoomer 1) bewijst uit de geschiedenis van dit artikel,
dat men den vreemdeling niet van het genot zijner
statuta personalia heeft willen berooven, maar integen-
deel de reciprociteit, die arl, 11 G, N, 2) eischt, wilde
doen vervallen. Toch stelt hij de letter der wel boven
de van elders bekende bedoeling des wetgevers: »liet
is de schuld van hem zelven, als hij zijne meening zoo
heeft uitgedrukt, dat hij geheel iets anders gesproken
dan gewild heeft; noch uitlegger noch rechter zijn ge-
roepen om zijne feilen te verbeteren."
Ook T h 0 r b ec k e 3) zegt van dit artikel: »De burger-
lijke wet den vreemdeling aan ons recht onderwerpend,
erkent dus in hem geen persoonlijke eigenschap, noch
rechtshandeling op ons recht niet gegrond. Een stelsel
afwijkend van dat der meeste andere landen,"
Diephuis 4) ziet in art. 9 A. B. de uitdrukking van
een mild beginsel, omdat de reciprociteit van art. 11
G. N. niet gevorderd wordt. Maar omdat er gesproken
wordt van »het burgerlijk recht" in plaats van »het
1) Opzoomor, pag. 15G—170.
2) Art, 11 C. N: L\'ótrangor jouira cn Franco des mêmes
droits civils quo coux qui sont ou seront accordés aux Francais
par los traités de la nation i\\ laquelle cot étranger appartiendra.
3) Thorbooko. Aantookoningen. I, 24, 2,
4) Diophuis, I. pag. T)!—r)2, .\'iD —09,
-ocr page 102-78
genot der burgerlijke rechlen," worden de statuta pér-
it sonalia van vreemdelingen uilgesloten. Hij vindt het ook
wenschelijker om den staat en de bevoegdheid van
\' vreemdelingen, die in Nederland handelen, volgens onze
wetten te beoordeelen.
Na andere voorbeelden wijst hij er op, dat een Muzel-
\'\' man, die in zijn land bevoegd is om meer dan een
huwelijk aan te gaan, daarin bezwaarlijk hier bemoeilijkt
zou kunnen worden, zoo de tegenovergestelde leer opging !
Ook volgens de buitenlandsche schrijvers over inter-
nationaal privaatrecht sluit art. 9 A. B. de toepassing
van eene andere dan de Nederlandsche wet op den slaat
en de bevoegdheid der personen uil. Zoo zegl:
Foelix: i) »Dans les Pays-Bas l\'art. 6 du nouveau
Code Civil (d. w. z. art. 6 A. B.) étend le alinéa
de l\'art, 3 du Code Français à tous les droits quel-
conques ... »Mais loin d\'appliquer le môme principe aux
étrangers qui se trouvent dans les Pays-Bas l\'art. 9 les
soumet entièrement aux lois Néerlandaises."
. Phillimore: 2) »The law of Holland... provides
that the Dutch Laws relating lo the slhalus, stall bind
the Dutchman in every other country; but that the
foreigner, resident in Holland, shall be subject lo the
Dutch law only, and not to the law-of his^domicil,"
F i 0 r e : 3) »... le code civil des Pays-Bas,.. soumet
complètement les étrangers aux lois Néerlandaises."
Tegenover alle bovengenoemden (Opzoomer, Thor-
f\'
1) Foolix, I. n\'. 82, p. 75.
2) Phillimore, IV. n*. 378, p. 248.
Fiore, n\\ 51, p. 102,
, f
79
becke, Diephuis, Foelix, Phillimore en Fiore)
slaat Asser.
Deze 1) bestrijdt in de eerste plaats de meening van
Foelix als zouden met de rechten der personen in art.
6 A. B., >tous les droits quelcoriques" bedoeld worden;
de wetgever heelt alleen de statuta personalia op het
oog gehad.
Verder komt hij op tegen de interpretatie van art.
9 A. B. in dien geest, dat vreemdelingen van het genot
hunner statuta personalia verstoken zouden zijn en toont
aan dat de tegenovergestelde meening gedeeld wordt door
de jurisprudentie en vele schrijvers, zooals v. Hall,
Nienhuis, E. H. Vernede, \'sJacob, Hovy enz.
Volgens het Oostenrijksch Burgerlijk Wetboek
van \'I8ii moet de persoonlijke bevoegdheid tot rechtshan-
delingen, dus de handelingsbevoegdheid van Oostenrij-
kers, altijd volgens hunne nationale wet, maar die van
vreemdelingen volgens de lex domicilii beoordeeld worden:
§ 4- 0. B. W.: Die bürgerlichen Gesetze verbinden alle
Staatsbürger der Länder, lür welche sie kundgemacht
worden sind. Die Staatsbüi^er bleiden auch in Hand-
lungen und Geschällen, die sie auszer dem Staatsgebiete
vornehmen, an diese Gesetze gebunden, in soweit als
ihre persönliche Fähigheit, sie zu unternehmen, dadurch
eingcschränket wird, und als diese Handlungen und
Geschälte zugleich in diese Ländern rechtliche Folgen
hervorbringen sollen, in wie fern die Fremden an diese
Gesetze gebunden sind, wird in den nachvolgenden Haupt-
stücke bestimmt.
1) In do Rovuo do droit intornntlonal I. 18G9. pag. 113—118,
-ocr page 104-§ 34 Die persönliche Fähigheit der Fremden zu Rechts-
geschälten ist insgemein nach den Gesetzen des Ortes,
denen der Fremde vermöge seines Wohnsitzes, oder,
wenn er keinen eigentlichen Wohnsitz hat, vermöge
seiner Geburt als Unterthan unterliegt, zu beurtheilen;
in sofern nicht für einzelne Fälle in dem Gesetze etwas
Ii\' anderes verordnet ist.
1 if
I j Hiervan wordt eenigszins afgeweken i) in het obliga-
tierecht:
§ 35 0. B, W. Ein von einem Ausländer in diesem
Staate unternommenes Geschäft, wodurch er Anderen
Rechte gewährt, ohne dieselben gegenseitig zu verpllich-
ten ist entweder nach diesem Gezetzbuche, oder aber nach
den Gesetze, den der Fremde als Unterthan unterliegt,
zu beurtheilen; je nachdem das eine oder das andere
Gesetz die Giltigkeit des Geschäftes am meisten begünstigt.
§ 3ü. Wenn ein Ausländer hierlandes ein wechselseitig
verbindendes Geschäft mit einem Staatsbürger eingeht,
so wird es ohne Ausnahme nach diesem Gesetzbuche;
dafern er es aber mit emem Ausländer schlieszt, nur
dann nach demselben beurtheilet, wenn nicht bewiesen
wird, dasz bei der Abschliessung auf ein anderes Recht
Bedacht genommen worden sei.
§ 37. Wenn Ausländer mit Ausländern, oder mit
i|\' Unterthanen dieses Staates im Auslände Rechtsgeschäfte
^ vornehmen, so sind sie nach den Gesetzen des Ortes,
wo das Geschäft abgeschlossen worden, zu beurtheilen:.
1) Volgens Savigny (VIII. § 363, p. 145, noot 9) is in
§ 35—§ 37 niet slechts sprake van do persoonlijke handolings-
bevoegdheid, maar van do objectieve natuur on geldigheid dor
(•fjchtshandfilingpn. i
1 it
-ocr page 105-84
dafern bei der Abschliessung nicht offenbar ein anderes
Recht zu Grunde gelegt worden ist, und die oben im
§ 4 enthaltene "Vorschrift nicht entgegen steht.
Ilet Algemeene Pruisische Landrecht van
4794 beoordeelt de eigenschappen en bevoegdheden der
personen volgens de lex domicilii:
§ 23. Einleitung des Allg. Pr. Landrecht: Die persön-
lichen Eigenschaften und Befügnisse eines Menschen
werden nach den Gesetzen der Gerichtsbarheit beurtheilt,
unter welchen derselbe seinen eigentliegen Wohnsitz hat.
§ 34. Auch Unterthanen fremder Staaten, welche in
hiesigen Landen leben, oder Geschäfte treiben, müssen
nach obigen Bestimmungen beurtheilt werden.
Eene uitzondering i) hierop vindt men in:
der in hiesigen
§ 35 Einl.: Doch wird ein Fremder
Landen Verträge über daselbst befindlichen Sachen schliesst
in Ansehung seiner Fähigheit zu handeln, nach denje-
nigen Gesetzen beurtheilt, nach welchen die Handlung
am besten bestehen kann.
De Allg. Deutsche Wechselordnung bevat de volgende
bepaling in art. 84: Die Fähigkeit eines Ausländers,
wechselmässige Verpflichtungen zu übernehmen, wird
nach den Gesetzen des Staates beurtheilt, welchem der-
selbe angehört, .ledoch wird ein nach den Gesetzen seines
Vaterlandes nicht wechselfiihiger Ausländer durch Ueber-
nahme von Wechselverbindlichkeiten im Inlande ver-
1) Savigny (VIII. § 863, p. 144) kourt dozo uitzondering
good: „Eine gloichartigo Bostimmung liesso sich in don Oosotzon
jodoa Staates denken, und dio wünsclionswortho Roohtsgonioin-
schaft in dor Bourthoilung der Collisionon würdo dadurch nicht
boöintrüchtigt wordon."
0
-ocr page 106-w
pflichtet, in sofern er nach den Gesetzen des Inlandes
wechselfdhig ist.
Het nieuwste Europeesch Burgerlijk Wet-
boek, dat van Italië (1866), bevat in zijne Disp. Prei.
regelen voor alle deelen van het internationaal privaat-
recht, met het nalionaliieits-beginsel tot grondslag.
!! i Zoo zegt art. 6. Disp. Prei.: De staat en bevoegdheid
• \'f
der personen en hunne familiebetrekkingen worden be-
heerscht door de wet der natie, waartoe zij behooren.
m
(
!
; \\
Om een werkelijk internationaal privaatrecht te ver-
krijgen , zou eene internationale codificatie van dat recht
noodig zijn. Zoolang echter tusschen de schrijvers zoo
weinig overeenstemming bestaat omtrent de grondbe-
ginselen er van, zal dit moeilijk te bereiken zijn en is
het ook beter den rechter uitspraak te laten doen volgens
de wetenschap, en de ontwikkeling van dat recht niet
door codificatie te belemmeren.
■•ir
I
i 1\'
-ocr page 107-HI. RECHTSBEVOEGDHEID.
Scderl dc slalulcn-llicorie als grondbeginsel voor het
internationaal privaalrechl verworpen is, heeft men, zoo
als wij gezien hebben, op vele wijzen getracht iets
anders daarvoor in de plaats te stellen.
De drie voornaamste richtingen op dat gebied zijn:
de Engelsche en Amerikaansclicpraktijk, wamn
de lex rei sitae, wegens hel feudale karakter der
Common Law, en de lex loci contractus in hel
belang van de zekerheid van den handel, veel
. toepassing vinden;
2". .de methode der nieuwere Duitsche schrijvers
(Savigny, Bar,) die voor iedere reclilsbelrekking
de wcl op willen sporen, waaraan zij volgens
haren aard onderworpen is en daarbij hel domicilie
van een persoon als middelpunt van zijne hande-
lingen en zijn vermogen aannemen;
3®. hclnationaliteils-lieginseldevnicuwevcllüiWannschc
schrijvers (Mancini, Esperson), die altijd de
nationale wel willen loepassen, zoolang de open-
bare orde zich niel daartegen verzet.
De eerste mist een leidend beginsel en vindt ook op
het vaste land van Europa geen aanhangers.
6*
-ocr page 108-84
De laatste berust eigentlijk geheel op het onbestemde
begrip van openbare orde, want van deze hangt het af
of de nationale wet niet moet worden toegepast, i)
De tweede, vooral zooals zij door Bar behandeld
wordt, komt mij de beste methode voor, om voor iedere
rechtsmaterie de toepasselijke wet te vinden, in over-
eenstemming met billijkheid en nuttigheid.
Daartoe is het noodig elk onderdeel van het privaat-
recht afzonderlijk aan een onderzoek te onderwerpen,
met betrekking tot de toepasselijke wet. Zoo moet niet
alleen het personenrecht worden afgescheiden van het
familierecht, maar dienen ook de rechts- en handelings-
bevoegdheid der personen ieder afzonderlijk tc worden
behandeld.
Wij hebben gezien hoe Bar en Schmid ook wijzen
op hel geheel verschillend karakter dezer beide bevoegd-
heden. Terwijl toch de handelingsbevoegdheid slechts
voor sommige personen, minderjarigen, curandi en
getrouwde vrouwen, in hun eigen belang beperkt wordt,
hebben de beperkingen en uitbreidingen der rechtsbe-
voegdheid verschillende redenen van ontstaan. De laatsten
\'ii
If
ili.
i\'l\'
1) Ilotzelfdo geldt voor hot systeem van B roe hor.
2) Oogcnschijnlijk bohoort hot begin en einde der persoonlijk-
heid ook bij het porsonenrocht behandeld to hobbon. Do vraag-
stukken omtrent het tijdstip dor goboorto doen zich ochtor alloon
voor bjj hot erfrecht en hot strafrecht, en mooton dus daarbij
behandeld worden. Hot natuurijjk oindo dor porsoonlijkhoid
door den dood is oon foit onafhankelijk van wottolijko bepalin-
gen; do verklaring van vermoedelijk ovorlijdon van afwezigen,
door den rechter uitgesproken, kan alloen geschillen opleveren
bjj het familie- en by het erfrecht.
M
85
komen voor als overblijfsels van vroegere loeslanden,
zooals slavernij, adel enz , of hebben plaats in het alge-
meen belang (bij rechtspersonen), als gevolg van straf
en ook wegens leeftijd, geslacht of gezondheidstoestand;
in het laatste geval echter niet in het belang der per-
sonen zelf, maar in dat van anderen. Zoo zijn de
onbevoegdheid van personen beneden zekeren leeftijd om
een huwelijk aan te gaan of om een testament te maken,
de eerste in het belang van den staat, die te jeugdige
huwelijken voor zich nadeelig acht, de laatste in het
belang van de erfgenamen ab intestato; zoo is de onbe-
voegdheid van minderjarigen, curandi en vrouwen om
voogd of curator te zijn in het belang der pupillen.
Niet alleen de o u d e r e s c h r ij v e r s, onder den invloed
der statuten-theorie, maar ook alle nieuwere, behalve
Bar en Schmid, behandelen de rechts-en handelings-
bevoegdheid als eigenschappen van een persoon, onafge-
scheiden van elkander en moeten dan op den regel, dien
zij voor de beoordeeling van beide aannemen, een aantal uit-
zonderingen maken, die allen de rechtsbevoegdheid betrel-
fen (behalve de geslachtsvoogdij bij Fior e). Men vindt die
uitzonderingen, zoowel bij de Duitsche s c h r ij v e r s,
die de lex domicilii op de rechts- en handelingsbevoegd-
heid toepassen •), als bij de I ta liaan sehe, die van het
1) Dio uitzondoringon vindt mon zoor juist opgenoemd bij
lloth. (Paul V.) System dos Deutschen Privatrochts, Tübin-
gen 1680. I. § 51, pag. 285. Daar loost mon:
Für dio Beurthoilung der Rechtsfähigkeit physischer Personen
ist in der Rogcl dio lox domicilii bostimmond. Hiervon sind
folgende Ausnaiimon begründet;
86
nationaliteils-beginsel uilgaan en bij Brocher, die een
analoog systeem ontwikkelt. Ook de Engelsche en
Amerikaansche jurisprudentie, die de rechts-
en handelingsbevoegdheid volgens de lex loci contractus
beoordeelt, zondert de voornaamste onderwerpen van
rechlsbevoegdheid daarvan uil. — Het gevolg hiervan
is, dat in al die uitzonderingsgevallen de lex fori toegepast
moet worden, waardoor er evenveel toepasselijke wellen
zijn, als staten, wier rechters geroepen kunnen worden
om uitspraak te doen in hel geschil.
a. Beschränkungen der Rechtsfähigkeit, welche das einheimi-
sche Recht nicht anerkennt, können für die Beurtheilung
der Rechtsverhältnisse der nach ihrer lex domicilii ihnen
unterworfenen Fremden nicht in Betracht kommen. Dahin
gehören dio Rcchtsunfähigkeit der Leibeigenen und der für
bürgerlich todt erklärten, dann die Beschränkungen wegen
Ehrcnvorminderung und ConfosBionsvcrschiedenheit.
Den Beschränkungen der Rechtsfähigkeit, welche das ein-
heimische Recht gegen gewisse Classen von Porsonon
ausspricht, sind Fremde, die diesen Categorien angehören,
im Inland auch dann unterworfen, wenn ihro lex domicilii
sio davon befreit,
c. Die durch die Gesetze eines Landes gewissen Classen von
Personen eingeräumte Privilegien können in anderen Rcchts-
gcbieten, die sio nicht anerkennen, nicht geltend gemacht
werden.
Auch die Rechtsfähigkeit juristischer Personen wird nach
den Gesetzen ihres Ilcimathsortcs beurthoilt, doch können sio
keine gröszoren Rechtc geltend machen, als dio das oinhoiml-
scho Recht der betreffenden Categorie gewährt,"
Uit deze opnoeraing der uitzonderingen blijkt, dat er voor do
toopasäing der lex domicilii op dc rcchtsbovoegdhcid nict vcol
ovcrschiet,
I: t
1 ■
.1;\'
-ocr page 111-87
Onder de verschillende schrijvers neemt v. Wächter
een bijzonder standpunt in door zijne onderscheiding
tusschen de eigenschappen van een persoon en hare
rechtswerkingen, waardoor hij geene uitzonderingen
behoeft aan te nemen. Wij hebben gezien hoe het juist
alle onderwerpen van rechtsbevoegdheid zijn, waarop
llij de toepassing der lex domicilii ook op die rechts-
werkingen ongerijmd acht.
Wanneer men de verschillende onderwerpen van rechts-
bevoegdheid nagaat, is het dan ook duidelijk, dat zij te
veel samenhangen met de verschillende deelen van het
recht, om ééne wet, b. v. de lex domicilii, daai\'op toe
tc passen; zoo behooren b. v. de onbevoegdheid om een
huwelijk aan te gaan, om grondeigendom te verkrijgen
en om een testament te maken, achtereenvolgens tot het
familie-, zaken- en erfrecht.
liet is daarom natuurlijk, dat men de rechtsbevoegdheid
beoordeelt volgens dezelfde wet als de rechtsbetrekking,
die ter sprake komt. Har zegt dan ook terecht:
»Die Kntscheidung ist so abzugeben, als existirtc
das in Frage stehende ausländische Gesetz (d. i. de lex
domicilii) gar nicht und nur darauf zu sehen, ob die-
jenige thatsächlichen Voraussetzungen vorliegen, welche
die Anwendung eines die Rechtslähigkcit erhöhenden
oder verminderden Rechtsätzes nach den Gesehen be-
dingen, linier denen sonst das betreffende üechtsver-
hältniss steht."
Dus de rechter, wiens beslissing ingeroepen wordt,
moet niet letten op de lex domicilii van een vreemde-
ling, maar op de wet, waaronder de rechtsbetrekking
valt, die ter sprake komt; hij moet nagaan of cr
88
gegevens zijn, die volgens de laatstgenoemde wet de
rechtsbevoegdheid van dien persoon vermeerderen ol\' ver-
minderen. Het komt dus daarop neer dat de rechtsbe-
voegdheid , d. i. de bevoegdheid om een recht te hebben,
beoordeeld wordt volgens dezelfde wel als de rechtsbe-
trekking zelf. B. v. de bevoegdheid om grondeigendom
te hebben valt onder de wet, volgens welke de zakelijke
rechten in het algemeen beoordeeld worden d. i. de
lex rei sitae.
Alle uitzonderingen en alle moeilijkheden (vooral
Br och er spreekt telkens van »graves difficultés") bij
de beoordeeling der rechts- en handelingsbevoegdheid
vervallen, wanneer men den regel van Bar aanneemt,
die trouwens op zich zelf reeds even logisch als natuur-
lijk is.
Wij zullen verder de toepassing van dezen regel op de
voornaamste onderwerpen van rechtsbevoegdheid nagaan.
Slavernij. Burgerlijke dood. Lijfrechten. •)
\'Wij hebben gezien, dat alle nieuwere schrijvers het
daarover eens zijn, dat slaven en burgerlijk dooden in
staten, waar slavernij en burgerlijke dood niet bestaan,
rechtsbevoegd zijn. Zells zal in een staat, waar de
burgerlijke dood bestaat, een burgerlijk doode van een
anderen staat alleen dan als zoodanig beschouwd worden,
wanneer de vereischten, volgens de wet van eerstge-
noemden staat, aanwezig zijn, Indien de burgerlijke dood
het gevolg is van een strafvonnis, hangt alles af van de
werking van dit vonnis in het buitenland, een onderzoek
• ■ \'9-
1) Zic Bar, § 45, pag. 154, 155, § 47—48, pag. 164 — 166.
-ocr page 113-89
dat tot het internationaal strafrecht behoort. Zoolang
echter slaven en burgerlijk dooden zich bevinden in een
slaat, waar zij als zoodanig beschouwd worden, zijn
zij rechtsonbevoegd en kunnen ook in andere staten
geen rechten uitoefenen.
Wij hebben gezien hoe Schmid hiertegen aanvoert,
dat dan b. v. een Duitscher, die in slavernij vervallen
is, zijn in Duilschland gelegen vermogen niet zou kunnen
gebruiken, om zich zelf los tc koopen. Dit bezwaar
vervalt echter, wanneer voor zulk een afwezige een
curator absentis benoemd wordt.
Voor lijfeigenen geldt hetzelfde als voor slaven, voor
zooverre zij in hunne rechtsbevoegdheid beperkt zijn.
Beperkingen der rechtsbevoegdheid van
ketters.
Indien in een staat aan ketters zekere rechten wor-
den onthouden, zal ook een builenlandschen rechter
hiermede rekening moeten houden. Diezelfde ketters
zijn» echter in een anderen staat, waar zulke beperkin-
gen niet bestaan of waar wellicht de meerderheid der
bevolking hunne godsdienst belijdt, volkomen rechtsbe-
voegd. Nu hangt het er slechts van af, volgens de wet
van welken staat de rechtsbetrekking moet worden
beoordeeld die ter sprake komt.
Onbevoegdheid van vreemdelingen of van
joden om grondeigendom te hebben.
liet is duidelijk, dat hierop de lex rei silae moet
worden toegepast, evenals op alle zakelijke rechten.
Beperkingen, waaraan joden onderworpen zijn bij de
overdracht van schuldvorderingen, zullen volgens dc lex
loci conlraclus moeten worden beoordeeld.
90
Op de onbevoegdheden van slaven, bui^gerlijk dooden,
ketters en joden willen Savigny, Fiore e. a. de
lex fori toepassen,\' omdat zij de openbare orde betreffen
en alleen erkend moeten worden door den rechter van
den staat, waar zulke beperkingen der rechtsbevoegdheid
nog bestaan. Hiertegen gelden echter dezelfde bezwaren
als tegen elke toepassing der lex fori op rechtsbetrek-
kingen : namelijk dat er dan evenveel toepasselijke wetten
zijn als staten, wier rechters geroepen kunnen worden
om uitspraak te doen, waardoor groote rechtsonzeker-
heid ontstaat. Hetzelfde is het geval bij de algemeene
toepassing der lex fori op de rechtsbevoegdheid, die
Schmid verdedigt.
Adel. 1)
De voorrechten van den adel zullen altijd beperkt
blijven binnen het gebied van den staat, die ze verleent;
of voorrechten van den inlandschen adel ook toekomen
aan personen van vreemden adel, hangt af van den
inhoud der bepalingen daaromtrent. Titels en eerbewij-
zen komen, volgens algemeen internationaal gebruik, ook
aan buitenlandschen adel toe, maar bijzondere rechtcn
alleen aan den inlandschen. 2)
Zedelijke lichamen en stichtimjen (staat, provincie,
gemeente, kerken, kloosters, godshuizen) worden even
als natuurlijke personen ook in hel buitenland erkend;
1) Zie Bar, § 51, p, 168 — 169.
2) Thöl, § 76. Anm. 6: „Wer von uns den Adel orMlt hat
dio und die Rechte; wer auswärts den Adel erhält, hat bei uns
nicht die Rechte genannt Adel."
91
maar de voorrechten, die zij genieten, ol" de beperkin-
gen, waaraan zij onderworpen zijn, vergezellen hen
niet buiten het gebied van den staat. De vraag echter,
of omgekeerd vreemde rechtspersonen ook recht hebben
op de voorrechten, aan inlandsche verleent, hangt af van
den aard ervan; zoo zijn de voorrechten van den fiscus
alleen voor den inlandschen fiscus bestemd, terwijl vreem-
de kerken, kloosters en godshuizen ook de privilegiën der
inlandsche kunnen genieten, wanneer die niet uitdrukkelijk
of stilzwijgend alleen aan de laatsten zijn voorbehouden.
De beperkingen, b. v. bij de verkrijging van eigendom,
waaraan inlandsche rechtspersonen (de doode hand)
onderworpen zijn, gelden evenzeer voor buitenlandsche. i)
Aangaande eene derde betwiste soort van rechtspersonen,
die zich vooral in de laatste jaren ontwikkeld hebben,
namelijk de naamlooze vennootschappen, zegt Asser 2):
»Sinds vele jaren is in de meeste landen strijd ge-
voerd over den rechtstoestand der buitenlandsche naam-
looze vennootschappen. Moeten zij als zoodanig erkend
worden, wanneer zij zijn opgericht overeenkomstig dc
wetten van hel land, waar zij haar zetel hebben, en
zonder dat zij in het land, waar zij rechten wenschen
uil te oefenen, hebben voldaan aan de voonvaarden,
waaronder in dit land hel karakter van naamlooze ven-
nootschap verkregen wordt? Vooral in een lijd, loen
in dc meeste landen lol die voorwaarden nog behoorde
de bewilliging dcr Hegcering, liepen dc gevoelens over
dc gestelde vraag zeer uileen; door de jurisprudentie
1) Zio Bar, § 41, pag. 134-187; Ungor, I. § 23, p. 165;
Brochor, n°. 26, p. 97—102; v. Wiichtor, bovon bladz. 36.
2) AsBor. Intern, privaatr. pag. 137.
-ocr page 116-92
werd zij echter meestal in bevestigenden zin beantwoord.
Zoo ook in Nederland, na vele verschillende beslissingen
van lagere rechtscollegien, door den Iloogen Raad, bij
het bekende arrest i) van 23 Maart -ISGt).
»Inmiddels is in de meeste landen eene wettelijke regeling
tot stand gekomen, hetzij door eenvoudige erkenning der
in het buitenland op wettige wijze gevestigde naamlooze
maatschappijen (met of zonder de voorwaarde van reci-
prociteit) hetzij door het onderwerpen van die buiten-
landsche maatschappijen, welke vaste agentschappen in het
binnenland hebben of er op andere wijze haar bedrijf
uitoefenen, aan bijzondere voorschriften, terwijl de er-
kenning als naamlooze vennootschap en de bevoegdheid
om in rechten op te treden onvoorwaardelijk worden
verleend.
»De in laatstbedoeld stelsel gelegen onderschei-
ding verdient te worden goedgekeurd. Het strookt
met de hedendaagsche begrippen op internationaal ge-
bied, dat de maatschappij, die in het land, waar zij
gevestigd is, op wettige wijze het karakter van naam-
looze vennootschap heeft verkregen, overal als zoodanig
erkend worde. Maar het is tevens volkomen juist cn
billijk, dat de wetgever, die in het belang der zekerheid
van het handelsverkeer, bijzondere voorschrillen ten
aanzien van naamlooze vennootschappen noodig acht, de
1) Volgons dat arrest behoort do koninklijke bewilliging op
do acto van naamloozo vennootschap tot don vorm dor hande-
ling en behoeft dus oono vroemdo naamloozo vennootschap, in
hot buitonland wettig opgericht, niot do bewilliging van don
Koning, om in Nederland in rochtcn op tc kunnen trodcn.
(Weekblad van hct Kocht, n". 2781.)
03
buitenlandsche vennootschappen van dien aard aan ana-
loge bepalingen onderwerpe, zoo dikwijls zij ook op
het gebied van dien wetgever haar bedrijf uitoefenen of
althans wanneer zij aldaar een vast agentschap hebben."
Infamie en andere gevolgen van straffen.
De werking van een buitenlandsch strafvonnis, voor-
zooverre zijne privaatrechlerlijke gevolgen betreft, is
gedeeltelijk afhankelijk van de positieve wetsbepalingen
in een staat.^ Indien b. v. het burgerlijk recht van
een staat iemand, die tot eene onteerende straf of
wegens diefstal veroordeeld is, onbevoegd verklaart om
voogd of curator tc zijn, dan moet men onderzoeken
of de wetgever daarbij ook buitenlandsche veroordcelin-
gen op het oog heell gehad, i)
Of de in.amie, aan een strafsoort verbonden, en de
ontzegging van enkele rechten, naast de straf uilge-
sproken, ook in het buitenland erkend moet worden,
is eene vraag van internationaal strafrecht. Har 2)
zegt daarvan:
»Häufig ist in einem Urtheile ausdrücklich oder still-
schweigend eine Minderung der nechtsläbigkeit (der
Kbrcnrechte) ausgc.sprochen. Die meisten der neueren
Schrillsteller sprechen hier dem fremden Urtheile jede
Wirkung ab, oder lassen doch höchtcns aus denselben
eine sogenannte Infamia facti, nicht aber eine Infa-
mia juris entstehen."
1) Voor Nederland wordt dozo vraag bovoatigond beantwoord
door Diophuis (Nod. Burg. R. I. p. 215—217), ontkennond
door Opzoomor (Burg. Wotb. vorkl. II. p. 40).
2) Bar, § 146, p. 508.
-ocr page 118-u
De invloed van leeftijd, geslacht en gezond-
heidstoestand op de rechtsbevoegdheid; zooals:
a. De onbevoegdheid om een huwelijk aan te
gaan van personen beneden zekeren leeftijd en van
eene vrouw, binnen zekeren tijd na de ontbinding
van een vorig huwelijk. Hierover beslist, evenals
over het huwelijksrecht (behalve de formaliteiten
volgens den regel locus regit actum te beoordeelen)
\'de lex domicilii i). — Ook de onbevoegdheid van
priesters, monniken of nonnen, om een huwelijk
aan te gaan (§ 63 0. B. W.) valt onder de lex
domicilii; eveneens die van militairen.
Een poli/gamisch huwelijk zal nooit gesloten
kunnen worden in een staat, die zulk een huwe-
lijk niet kent en zelfs straft. Indien het echter
aangegaan is door een vreemdeling, in wiens land
het geldig is, zal het ook door een buitenlandschen
rechter erkend moeten worden.
Dat hierbij eene afwijking van den algemeenen
regel plaats heeft is natuurlijk, omdat oen inter-
nationaal privaatrecht alleen mogelijk is tusschen
dc staten met beschaafde wetgevingen en onder
dc laatsten de Koran, die de polygamie als rechts-
stelling erkent, niet behoort.
b. De onbevoegdheid om voogd of curator te zijn
van minderjarigen, curandi 2) cn vrouwen (he-
? _____
j l) Bjj al dezo toepassingen van don regel voor do beoprdeo-
ling der rechtsbevoegdheid, zjjn do Engelsche en Anierikaansche
praktyk en het nationaliteits beginsel buiten beschouwing gelaten.
2) Waar sprake is van minderjarigen of curandi zullen do
Cijcnschappen van minderjarigheid of curateele altjjd moeten
95
halve de moeder). Deze is evenals de voogdij
volgens de lex domicilii van den pupil te beoor-
deelen. — Hetzelfde is het geval met de onbe-
voegdheid om voogd of curator te zijn van leden
eener geestelijke orde (§ 191. 0. B. W.).
c. De onbevoegdheid om te beschikken bij testa-
ment van personen beneden zekeren leeftijd en
van hen, die niet in het genot hunner verstan-
delijke vermogens zijn.
Deze moet beoordeeld worden volgens de lex
rei sitae of de lex domicilii defuncti, al naarmate
men over het erfrecht ab intestato een dier beide
wetten laat beslissen.
Hetzelfde is het geval met de onbevoegdheid
van monniken en nonnen, om te testeeren en te
erven (§ 573, 0. B. W. en Hofd. v. 23 Maart
1809 n". 887 J. G. S).
d. De onbevoegdheid om uitvoerder van uiterste
wilsbeschikkingen te zijn van minderjarigen,
curandi en vrouwen.
Deze valt ook onder dezelfde wel als de erfenis.
c. Dc onbevoegdheid lot schenking van minder-
jarigen.
Voor zoover deze absoluut. dus eene beperking
dcr rechtsbevoegdheid is, moet zij volgens die
L
worden beoordeeld volgena do lex domtcilü dezor povsonen, om-
dat do beperkingen der reehtsbovoogdho id een gevolg zijn van
liunno handelingaonbovoegdhoid.
1) Zio Bar, § 108, pag. 391—394. lliortegon Aaaor, pag.
9G-07.
96
wet beoordeeld worden, waaronder de schenking
zelf valt.
f. Het beneßcium reslitutionis van minderjarigen.
Dit behoort als rechtsmiddel tot het proces-
recht en valt dus onder de lex fori.
g. De zoogenaamde bijzondere handelingsonbe-
voegdheden :
de onbevoegdheid van vrouwen om borg te stel-
len (S. G. Vellejanum);
» » » personen, in patria potes-
tas, om geld te leenen (S.
C. Macedonianum);
» » » sommige klassen van per-
sonen , om eene wisselver-
bintenis aan tc gaan.
Deze moeten beoordeeld worden volgens de wet,
waaronder de verbintenis zelf valt, ccn onderzoek
dat tot het obligatierecht behoort. \')
Zij zijn wel, evenals de beperkingen der hande-
lingsbevoegdheid, in het belang der personen zelf,
maar hebben een te exceptioneel karakter, om er
de lex domicilii of de nationale wet op toe te
passen.
1) Zio Bar, § 55, p. 178—185, § 81, p. 290.
-ocr page 121-IV. HANDELINGSBEVOEGDHEID.
Omlrenl dc toepasselijke wet voor de handelingsbe-
voegdheid lieeR men de keus tusschen:
de lex loei conlracius van de Engelsche cn Ameri-
kaansche praktijk, en
de lex domicilii of de nationale wet van de schrijvers
en wetgevingen van het vaste land van Europa.
Bij het aangaan van verbintenissen de bevoegdheid
der personen te beoordeelen, volgens de wet van de plaats,
waar de verbintenis tot stand komt, schijnt eenvoudig
cn doelmatig; want men kan aannemen, dal partijen
juist op die wet het oog hebben gehad en ieder, die in
een land verbintenissen aangaat, dient ook de wet van
dat land te kennen.
Echter zouden de wetten, dio de handelingsbevoegd-
heid van minderjarigen, curandi en getrouwde vrouwen
beperken, hunne strekking: »de bescherming van den
persoon," verliezen, als zij niel overal van kracht waren.
De meeste gevallen toch, waarin er strijd beslaat omtrent
dc toepasselijke wel, zullen zich voordoen bij Ixïwoners
aan de grenzen van verschillende staten. Is nu b. v.
in een slaat hel tijdstip der meerderjarigheid vroeger
gesteld dan in den daarnaastgelegen slaat, dan behoeft
98
een minderjarige grensbewoner van den tweeden staat
slechts eene korte reis te maken, om geldige rechtshan-
delingen te kunnen verrichten; en omgekeerd zal een
meerderjarige grensbewoner van den eersten staat zich
niet geldig kunnen verbinden op plaatsen over de grenzen
maar nog onder het bereik zijner zaken gelegen.
Hetzelfde heeft plaats in aangrenzende staten, wier
wetgevingen verschillen omtrent den graad van hande-
lingsbevoegdheid der gehuwde vrouwen.
In nog sterker mate zouden curandi, vooral zij, die
wegens verkwisting onder curateele zijn gesteld, gelegen-
heid hebben om in een naburigen staat geldige verbinte-
nissen aan te gaan, omdat bij hen noch de jeugdige
leeftijd, noch het geslacht aan degenen met wie zij
handelen, hunne onbevoegdheid kan doen vermoeden.
Nu is wel door de Engelsche en Amerikaansche prak-
tijk aangenomen, dat een staat niel behoeft te dulden,
dat zijne wetten bedriegelijk overtreden worden, maar
dat geldt alleen voor den rechter van het land, waartoe
de handelingsonbevoegde behoort, i)
Om al deze redenen is dus de toepassing van de lex
domicilii of van de nationale wet wenschelijk. Dc
laatste hangt samen met het nationaliteits-beginsel, als
grondslag van hct internationaal privaatrecht; afgescheiden
daarvan heeft men echter ook bij dc bepaling der toe-
1) Dezolfdo bozwaron als tegen de lex looi contractus bestaan
tegen do uitzondering van Schmid, dat een vreemdeling, dio
m
in zijn land niet handelingsbevoogd is, by ons als handelings-
bovoegd beschouwd moet worden, wanneer hij zulks volgons
onze wetten is.
Omtrent do lex furii zio boven bladz. 40 noot 2.
-ocr page 123-99
passelijke wel voor de handelingsbevoegdheid de keus
lusschen de wet van de woonplaats en die van de
nationaliteit.
Voor stalen, binnen wier gebied verschillende wet-
gevingen naast elkander bestaan, zooals in Duitschland
en Zwitserland, kan zeker alleen de/ea; rfowjiaVü in aan-
merking komen, omdat er geen nationale wel is.
Voor staten met eene nationale wetgeving is de be-
slissing moeilijker. Zooals thans én het domicilie ón
de nationaliteit in de verschillende staten geregeld zijn,
leveren beide veel bezwaren op. Daarom zou zeker
eene internationale regeling wenschelijk zijn, en deze
zal het gemakkelijkst zijn te bereiken ten opzichte van
het domicilie, omdat de nationaliteit ook met het staats-
reclit in verband staat. Wanneer nu door internationale
regeling het domicilie juist omschreven is, zoodal de
gevallen van geen of van meer dan één domicilie niel
meer voorkomen, dan is m. i. de Icji domicilii \\oor (\\q
beoordeeling der handelingsbevoegdheid te verkiezen
boven de nationale wel, omdat hel domicilie de plaats
is waar iemand in den regel handelen zal.
D O m i c i 1 i e - V e r a n d e r i n g.
Indien men de lex domici7ü laai beslissen omtrent de
handelingsbevoegdheid, dan doet zich bij de meerder-
jarigheid een geval voor, waarvoor Savigny eeno
\\iilzondering op den algemecnen regel aaneeml. B. v.
een 22 jarig inwoner van Keulen, die volgens den
daar geldenden Code Napoleon meerderjarig geworden
1) Zio Brochor, n°. 25, p. 95—«7.
2) Savigny, VIII. § 365, p. 167, 168.
-ocr page 124-100
IS, verplaatst zijn domicilie naar Berlijn, waar volgens
het Pruisische Alg. Landrecht het tijdstip der meerder-
jarigheid op 24 jaar is gesteld.
Omdat nu hier de meerderjarigheid het karakter heeft
van een verkregen recht, wil Savigny ze laten behou-
den , even goed als venia aetatis, in het eene land ver-
leend, in het andere erkend moet worden.
Brocher i) spreekt ook van verkregen rechten op
de oude woonplaats, waarvan niet te veronderstellen is,
dat men er van a\'fziet. Ilij wil ook de vroeger bestaande
meederjarigheid handhaven op de nieuwe woonplaats:
»c\'est la ce que Ia faveur, due ä l\'état de capacité, semble
réclamer."
Bar 2), hoewel niet instemmende met de aanneming
van een verkregen recht, komt tot hetzelfde resultaat,
op gronden aan het strenge recht ontleend. Om zelf-
standig en vrijwillig van domicihe te veranderen, moet
de betrokken persoon handelingsbevoegd zijn, zoowel
.op de oude als op de nieuwe woonplaats. Erkent nu
een staat aan een volgens hare wetten minderjarige het
recht toe zelfstandig zijn domicilie onder haar gebied tc
verleggen, dan erkent zij stilzwijgend zijne handelings-
bevoegdheid.
1) Brochor, n\'. 24, p. 92—95.
2) Bar, § 52, p. 171 — 173.
-ocr page 125-s T E L L 1 N G E N.
-ocr page 126-1 \' ; ■ •
■I
• V
■ i
\'t. •
¥
. ! cii:\'
li- i ■ .,i
\'Iv
V :
i
?,.
De reclilsbevoegdheiil der personen inoel beoordeeld
worden volgens dezelfde wel, als de reclilsbelrekking
die Ier sprake koml.
De liandelingsbevoegdlieid der personen moet beoor-
deeld worden volgens de lex domicilii.
De bona lide possessor eener zaak wonlt eerst door
de usucapio der vruchten eigenaar van dezen.
104
IV.
Na ontzegging- van den eisch tegen iemand, die wei-
ivelijk schuldenaar was, blijft eene obligatio naturalis over.
V.
Art. O A. B. sluit voor vreemdelingen het genot der
statuta personalia niet uit.
Onder het »voordeel" van art. 2.S0 B. W. is de winst,
staande huwelijk verkregen, niet begrepen.
Kchtscheiding kan niet worden gevraagd wegens ver-
oordeeling tot eene onteerende straf, door een vreem-
den rechter uitgesproken.
Vlll.
h
»Bezit" in art. 1511 B. W. beteekent enkel juridisch,
geen feitelijk bezit.
Eene naamlooze vennootschap is een rechtspersoon.
-ocr page 129-105
X.
Buitenlandsche naamlooze vennootschappen behoeven,
om hier te lande als rechtspersoon erkend te worden
en als zoodanig in rechten te kunnen optreden, niet
de goedkeuring van onzen Koning.
XI.
De wissel-acceptant is niet tot de betaling verplicht,
indien de handteekening des trekkers valsch is.
XII.
De voorloopige gijzeling van een vreemdeling (art.
585 n". 10 B. Rv.) kan alleen verkregen worden voor
eene schuld door een vreemdeling jegens een Neder-
lander aangegaan en niet voor eene vordering door
cessie of endossement verkregen.
Artt. 585 n". 10 en 708 B. Rv. strijden met art. 3
der Grondwet.
Terecht noemt Mr. Asser (Internationaal Privaat-
recht pag. 27) dc bepaling van art. 708 B. Rv. »vcr-
rocielijk."
m
lUO
XV
Lijfsdwang is af te keuren.
XVI.
Strafrecht is uit zijn aard niet enkel territoriaal recht.
XVII.
Privaatrechtelijke gevolgen van straften behooren in
hel buitenland niet erkend te worden.
XVIII.
De woorden »eenig misdrijf hoegenaamd" in arl. 9
n°. 1 Wetb. V. Slrafv. hebben geen betrekking op over-
tredingen.
XIX.
Instelling eener rijkspolitie evenals de maréchaussee
in Noörd-Brabanl en Limburg is wenschelijk.
XX.
liet monopolie der Nederlandsche Bank is in hel
algemeen belang.
XXI.
*
De spoorwegen in Nederland behoorden door den Staal
Ie worden geëxploiteerd.
107
XXll.
Alschalïïng der plaatsvervanging, zonder invoering
van algemeene dienstplicht, is niet wenschelijk.
XXIII.
De Nederlanders in onze koloniën gevestigd helioor-
den in de Staten-Generaal door afgevaardigden te worden
vertegenwoordigd.
XXIV.
Een vergelijkend staats-examen, bij dc eerste benoe-
ming tot rechterlijk ambtenaar, is aan te bevelen.
.....
. ! ••
Ih::
■•■^t.Jrr-^
.- v\' î\'ifÎK V\'-./ T;";-:-
k.r..
î
■
f\'} \' .-îj" «»t.-
■
-ocr page 134-■U
■
\'.Ui
i
* Ö
■ (■ \\
, ... .
..... .......
\\ ■
- ir-\'-
-r
\'v V V
«1
1
m
\'ï. \'■ 1 \'
■ n
-tl
;
I \'\'■ ■ .
...
I-I-\' \'\' _ , . ■ . :
-ocr page 136-■ iiwry î^-r.:
i
A
ßV I
M