I
> •
5ht
GEVOLGD YAN CONSIGNATIE.
ll\'jitfiülll\'ift
-ocr page 2-\'\'■imi
** - f. ,
\' .iNÎ...
>
mg
If?---;
>> ■>
tr \' ■ ■
/
\'\'kil
>i
,. .. - • . ■ ■ _______.
i
it
m
EENIGE OPMFAIKTNGEN
HET AAKBOD VAN GEREEDE BETALING
GEVOLGD VAN CONSIGNATIE.
-ocr page 6-rvT ; \' - / . ■ - -i-\' ■
■ m «aat^ÎT-:
• \' t-r\'-"-
pen ; -, ,;
TKtt VEKKUIJUINO VA^ BEK OBAAD
VA1
JJÜCTOR IN ])E IIECIITSAVETENSCHAP,
AAN\' DU IUJKS-UNIVKUSITKIT TK UTIIHCHT,
NA UACItTIOINU VAK DKN llKCTOIl MAONIFICDB
UOOOLKKHAAU IN I)K KACÜl-TKIT I)Kll WIS- KN KATÜUUKl\'NDK,
VOLGENS BKSLUIT VAN DKN SKNAAT ÜIÏH UNlVEHSlTIilT ,
KN
OP VOOHDHACHT DKH HKCllTSGELEliHDK FACUI/rElT,
TH VKUDEDKIKN
o|) /ATKKDAC, ilcii .\'Mm JIJI.I IHHO, iIoh immiiliInRN trii » iiro,
i>(>i»«
JAN CONSTANTIJN NICOLAAS VAN EYS,
IIKnOllKN TK AmnTKIIDAM.
-ocr page 8-mMéi
\\ iih
L^n
T fi H BOB
ï|- •
ir
■"i Vïf>ff»r\'tVj5 ff, avf >»juaro -.\'/t i<f
. : .iîKK^^T\'î "
* V
Ânm m^m
al
\'W
■«iff!«"
■
. V\'
- . ■-»«•\'Â-\'^\'j* "
-ocr page 11-Bl/.
Consignatie.........................42
Konigo gevolgen.............
Stollingen..............
-ocr page 12-_____\'\'\'\'\'"\'\'j!
.k-; y
.b.-- \' - .... ■ •
■y-rT ■■ ■
A\'; ■
■ - ■
M\'.
1
Waar Iict rcclit cn dc billijklioid voorsclirijvcu
dnt con scliuldonaar zijne vcrpliclitingen nakomo,
daar cisclion zij ook dat de scliuldeischor genoegen
nemo mot dc naar beliooron anngobodcn prnostatio
van den scliuldcnaar.
Tercclit hebben dus do wotgovers begrepen dat, wan-
neer do scliuhlonnar do door hem aangegane verbintenis
wil nakomen on dc sclnildcischor woigort dio praosta-
tio aan to nomen (iets waartoe mon hom niot dwingen
kan) zij dozen schuldenaar do gelogonhoid mooton
govon om zich van do verbintenis tc bevrijden.
Wij zion dionovoroonkoniHtig in do 2" afdooling van
Titel 1 van hot derdo boek van ons Ilurgorlijk Wot-
boek een rechtsmiddel niet genoeg te Avaardeeren
voor die schuldenaren, die, verlangend zich te ont-
slaan van de verplichting die op hen rust, hierin
verhinderd worden door de kwaadwilligheid of de
luimen van eenen schuldeischer, cn daardoor de
verantwoordelijkheid voor het verschuldigde veel
langer zouden behouden dan billijk is.
liet hoofd van de Afdeeling, wier bespreking wij
ons ten doel stellen luidt: „Over het Aanbod van
„gereede betaling gevolgd van Consignatie of Be-
„waargcving." Twee zaken worden dus in die
afdeeling behandeld , nam. Aanbod en Consignatie.
"Wij gcloovcn den aangewezen weg te vol-
gen door deze twee afzondfrlijk na to gjuin en
beider gevolgen aan te toonen, terwijl wij, door
van tijd tot tijd het oudere rccht te raadplegen,
ons een denkbeeld zullen kunnen vormen van de
wordings- en ontwikkelingsgeschiedenis van ons
onderwerp.
Van (lo wijzen, waarop verbintenissen te niet
gaan, wordt in art. 1417 B. W. do betaling in do
eerste pbuits gonoenid, on daiiraan vindon wij de
oorsto afdeeling van Titel IV van hot dordo Bock
gewijd.
liet aanbod van goreedo botaling, gevolgd vnn
(\'onsignatio of bownargoving, wordt in datzelfde
artikel onmiddellijk na dc botaling genoemd nis
modus tollondao obligationis en vorder bcsprokon
in do twoedo afdooling van dionzelfdon titol.
Hieruit blijkt dat onzo wotgovor do Botaling cn
iiot Aanbod van goroodc Botaling gevolgd van
Consignatie als tweo afgcscluMden, o]) zich zelf
staande middelen beschouwt, waardoor verbinte-
nissen te niet kunnen gaan. "Wij stippen dit aan
daar zich hier con afwijking van den Code Napo-
léon voordoet. In art. 12.34 van dat Wetboek
wordt de volgende bepaling gevonden : „Les obli-
„gâtions s\'éteignent par le paiement, par la nova-
„tion, par la remise volontaire, par la compensa-
„tion, par la confusion, par la perte de la chose,
„par la nullité ou la rescision, par reffot de la
„condition résolutoire, qui a été expliquée au cha-
„pitre précèdent, ot par la préscription, qui fora
„l\'objet d\'un titre particulier" ; van eon middel
dus, dat gelijke beteekenis heeft als aanbod van
goreede betaling gevolgd van consignatie, gewaagt
het artikel niet.
TIct hoofdstuk in den Code, waarvan art. 1234
het eerste, is verdeeld in 7 Sections, van welke
elke efïn wijze waaroj) vorbintenissen tc niet
gaan, behandelt. Sc(!tion 1 handelt ovor „Paio-
ment," cn is in vijf onderdooien : „raiomont on
général, Paiement avec subrogation, l\'Imputation
des Paiements, los Ollrcs de Paiement et la
Consignation, en la Cession des Biens gesjjlitst.
riet is dus duidelijk dat in hot oog van den
Franschon wetgever het aanbod van goreodo beta-
ling gevolgd van consignatie een onderdeel is van
de betaling in bet algemeen. Terecht heeft onze
wetgever geoordeeld dat het aanbod van gereede
betaling gevolgd van consignatie geen onderdeel
van betaling zijn moet: het is geen betalen wan-
neer een schuldenaar het door hem vcrschuldigdc
aanbiedt en dit na weigering van den schuldeischer
om het aan te nomen, in bewaring geeft; do
plaats waar geconsigneerd wordt, do consignatie-
kas wordt tegenover don schuldeischer aansprakelijk,
maar den Bchuldcischer zelf vvordt niet betaald. Du-
iianton (XII, 201) zegt terecht: „Ce n\'est point un
5 paiement proprement dit, .puisijuo lo débiteur peut
„retirer la chose tant (juo lo créancior no l\'a point
„acccpléo, ot quo, s\'il la retire, les cautions et les
„codébiteurs no sont point libérés, ot les privilèges
„et les hypotluMpios no sont point éteints", en
Maucadiî, ook willende aantoonon dat cr geen bo-
taling in den zin van hot woord plaats hooft, merkt
op: „(iuant au créancier, il est vrai do dire (pi\'il
„rosto oncoro créancicr, (pi\'il n\'est pas j>ayc;
„seulement sa créance existe alors non plus
„contre lo débiteur, nuiis contro la caisse des
„consignations, cpii seule est désormais obligée
„vis-11-vis do lui."
Iii ons Burgerlijk Wetboek beginnen do bepa-
lingen over het aanbod van goreede betaling gevolgd
van consignatie met artikel 1440; dit is geheel
overgenomen uit den Code Napoleon, waar art. 1257
hetzelfde beginsel bevat, cn berust op Lex G Cod.
do Usuris (IV, 32)
Art. 1440 is do kern van onzo gehoelc afdce-
ling: do artikelen 1441—1448 B.W. en de artt.
794 en volg. van het Wetb. van Burg. Rechts-
vordering, hoewel noodzakelijk, lichtcn art. 1440
alleen nader toe en goven den vorm aan voor de
handelingen daarin boschrovcn.
Art. 1440 luidt: „Indien do schuldcischcr woi-
„gort zijne betaling to ontvangen kan do schuldo-
„naar hem aanbod van gereedo betaling van het
„verschuldigde doen, on, bij weigering van den
„schuldeischor om hctzolvo aan to nomen, do gcld-
„som of zaak in geregtclijkc bewaring stollen.
\') Si cmlitrici, quae ex causa piguoris oliligatain sibi nin
(cnuit, pccuniain dcbitam cum usuris tcstibus. pracscntibus
oblulisti, «iquc iiou accipieiitc ol)sigualam nim dcixjsuisli, usunw
cx CO tempore quo obtidisli, praeslare iion cogcris: abseide vero
creditricc, praesidem super hoc iiiterppUarc debucras. (Jf. lx!x
2 Cod. dc Usuris, 19 Cod. de Usuris en Ix\'.\\ \'.» Cod.
(le Solul.
-ocr page 19-„Zoodanig aanbod, gevolgd van bewaargeving bevrijdt
„den schuldenaar en strekt ten zijnen opzigte tot
„betaling, mits hetzelve op eene wettige wijze ge-
„daan zij; blijvende het alzoo in bewaringgebragte
„voor rekening van den scliuldeischer."
liet eerste wat hierin onze luindacht trekken
moet is het
Aanljod doet zioli voor in tweeërlei gedaante;
vooreerst wanneer iemand mondeling of schriftelijiv
zicli bereid veri^laart iets te geven of to doen, dnn
noemen wij dit een aanbod; dit is wat do Fransche
schrijvers verstiuin onder labiale of Olfre
„vvrlmky Door zoodanige bereidverkhiring, door
eenen seluihlonaar aan zijnen schuldeischer gedaan,
worden geen juridiescho gevolgen in het leven
geroepen. Ilehalve dit aanbod (dat men welliciit
juister belofte van aanbod zou kunnen noemen)
kennen wij nog een tweede soort: wanneer
naineljjk iemand in werkelijkheid aan een\'
andei\' eene zaak wil geven met do bedoeling
om zich van die zaak te ontdoen, dan
hoeft ook aanbod |)laat«. T^Offirs réclles\'^ is
8
de Fransche naam voor dit aanbod: wij vindon
dezen naam in den Code Napoléon gebezigd voor \'t
geen wij verstaan onder aanbod van gereede betaling.
In de Hollandsche uitgave van den Code
Napoléon waren de woorden „Offres rcclles" weerge-
geven door „reële oflers." Wij vinden in deze
woorden „reële offers" fianleiding om te vragen
of de vertaling veel liad bijgedragen om het
begrip duidelijker te maken voor hen, die de Franschc
taal niet machtig waren. Dc woorden, die deze zaak
in hct Wetboek van 1830 moeten aanduiden, nam.
^Aanbod met de daad\'\' bewijzen, dat dc woorden-
schat van onzo taal groot genoeg is om bij
ons bestaande toestanden on handelingen uit to
drukken; wat is afstootelijker, dan, wanneer \'t
niet noodig is, vrccmdo woorden tc gebruiken in
oon Vaderlandsch Wetboek, waaruit do zoden, hot
karakter cn dc nationaliteit van een volk moeten
kunnen opgemaakt worden?
Dc uitdrukking „aanbod met dc daad" vond
cchtcr geen genade in dc oogon van do latere wet-
gevers: reeds bij hct ontwerp van 1.3 Maart 1833
werd voorgesteld in haar plaats to lezen, „aanbod
van gereede betaling," cn later is dientengevolge,
bij art. 10 der wet van 15 Jnnij 1833 St.B. n".
35 bepaald, dat die woorden hot vroeger voorge-
stelde „aanbod met do daad" zouden vervangen.
Wanneer iemand een schuld betalen wil, dan
zal hij het verschuldigde zelf, of door eenen
lasthebber aan den schuldeischer ter betaling aan-
bieden; dit is het „aanbod in der minne" of zoo-
als do Franschon het noemden „OlTrcs amiablos;"
het is natuurlijk wel to onderscheiden van het
gerechtelijk aanbod, want daaraan zal het steeds
dienen vooraf to gaan. Noemt do schuldcischcr
het in dcr minne aiingcbodeno nict aan, hoe dit
blijkt is onverschillig, dan kan do schuldenaar
het hem op do door de wet voorgcschrcvcn
wijze a^inbiodcn. Den weg, dion hij hierbij in to
shuui hooft, do voorwaarden tot do geldigheid van
liet aanbod van goreede betaling, leert artikel
1441 B. W., hij welks redactie men, behoudens
cnkolo veranderingen, art, 1258 C. N. op don
voet gevolgd heeft.
Art, 1441 B. W. noemt een zevental vcreisch-
tcn op voor do geldigheid van het minbod van
gereedo betaling, dio wij elk afzonderlijk zullen
nagiuin, maar niet iii dezelfde volgorde als zij in
ons artikel voorkomen.
10
Het eerste vereischte voor de geldigheid van
het aanbod van gereede betaling is, dat de schuld
die aangeboden wordt, werkelijk bestaat.
Wy maken dit op uit het bepaalde in art. 1441
n°, 5, waar wij zien dat de voorwaarde, waaronder
de schuld is aangegaan vervuld moet zijn, wil
men van die schuld geldig aanbod doen. Voordat
de voorwaarde vervuld was, was de schuld nog
niet existent; de wet verbiedt da}irvan aanbod te
doen; dus eerst wanneer de schuld werkelijk be-
staat kan aanbod geldig zijn.
Ten tweede moet de persoon, die aanbod van
gereede betaling doet, tot betalen bevoegd zijn;
(art. 1441 n°. 2). Dit brengt ons tot do vraag:
wie zijn tot betalen bevoegd? Delialve de eigenaar
der te betalen zaak, wiens betalingsbevoegdlieid
door niets aan banden gelegd wordt (b. v. door
onder curatele-stelling), kan ieder die bjj do beta-
ling belang beeft zulks doen, gelijk, zegt art 1418
B. W., een medeschuldenaar of een borg. Ook
kan een derdo betalen die er jjeen belang bij heeft,
zoo bij handelt in naam en tot kwijting van den
schuldenaar (bijv. een lasthebber) of indien hij, in
zijn eigen naam handelende, niet in de rechten
11
van den schuldeischer geplaatst wordt; want ge-
beurt dit, dan gaat de verbintenis niet te niet;
wij nemen Malleville\'s Avoorden over, die zegt:
„L\'obligation n\'est pas acquittée par un étranger
„([ui se fait subroger, c\'est-à-dirc qu\'elle n\'est pas
„éteinte et qu\'elle jjasse seulement du créancier
„originaire à colui qui se fait subroger."
Ook kan, bchalvo do reeds genoemden, hij dio
vrijwillig, zonder daartoe last tc hebben bekomen,
een anders zajik waarneemt, aanbod van goreedo
betaling doen. De bepalingen over zaakwaarneming,
in art. 1390 B. W. voorkomende, govon gcon
aanleiding dit in twijlcl to trekken, cn hct volgt uit
art. 14:18. Yoor do gevolgen van oen juuibod go-
daan door oen nogotiorum gestor, verwijzen wij
niuir art. 1393 B. W. Hij, wiens zaken waargeno-
men zijn, is gehouden do verbintenissen, door don
waarnemer in zijnen naam aangegaan, na to komen,
mits dezo gohandold licbbc als oen goed huis-
vader, hetgeen art. 1392 a. 11. W. voorschrijtt.
liet dorde vcroischto voor dc geldigheid van
hot aanbod van gereede bctnling is, dat hct ge-
daan wordo lUin oenen schuldeischor, die bevoegd
is on» betaling to ontvangen, of lUin dongono, die
12
de macht heeft voor hem to ontvangen (art. 1441
n". 1). Wil men weten wie tot het ontvangen
van betaling bevoegd is, men sla art. 1421
B. W. op, waar dit uitdrukkelijk vermeld staat;
betaling, dus ook aanbod van gereedo betaling,
moet gedaan worden aan don schuldeischer of aan
iemand dio volmacht van hem heeft, of die door
den rechter of door de wet gemachtigd is om voor
denzolve te ontvangen. Behalve aan den schuld-
cischcr zeiven, kan dus aanbod gedaan worden
aan iemand, die uit overeenkomst, uit kracht dor
wet of door oen gerechtelijk vonnis daartoe dc be-
voegdheid hooft. Kan aanbod gedaan worden aan
den schuldcischcr, dan is het ook duidelijk dat het
aan zijn erfgenamen en rechtverkrijgenden gedaan
kan worden. Als voorbeeld van iemand, dio uit
overeenkomst het recht verkrijgt voor den schuld-
eischer betaling aan tc nomen, kan dc nmndata-
ris genoemd worden. Als mandataris kan ook be-
schouwd worden do vennoot, dio volgens a. 1G73
B. W. bij ccn bijzonder beding met het beheer
der maatschap belast is, ovenals de bestuurder van
een zedelijk lichiuim in a. 1692 W \').
1) lil het vroegere rccht koi» bij het »luiten run een over-
cenkoraal iemand ajuigcwezen worden aan wien , ten behoeve
13
Ook krachtens de wet kunnen , zooals wij zagen,
sommige personen voor den schuldeischer betaling,
dus ook aanbod van gereede betaling ontvangen; voor-
beelden liiervan vinden wij in art. 160 B. W., volgens
hetwelk aan den man, die de goederen van de vrouw
bestuurt, klaarblijkelijk voor haar aanbod kan ge-
daan worden; in art. 362 B. W. volgens hetwelk aan
den vader voor zijne minderjarige kinderen, ge-
durende het huwelijk, aanbod kan gedaan worden;
in art. 443 B. W., waaruit blijkt dat aan den
voogd, in art. 506 c. R. W., waaruit blijkt dat
jmn don curator, in art. 520 B. W. waaruit blijkt
«lat aan den bewindvoerder van de goederen van
een afwezige, iu artt. 1052 eu volgg., waaruit
blijkt dat aau uitvoerdera vau uiterste wilsbeschik-
kingen, iu artt. 1172 eu volgg., waaruit blijkt dat
aan den curator van.eono onbeheerde nalatenschap,
in art. 1390 H. W. , waaruit blijkt dat aan den
zaakwaarnemer, in art. 806 W. v. Kooph., waaruit
blijkt dat aan den curator iu oen faillissement
aanbod vau gereede lietaling kan gedaan worden.
vnn d<!n Rclnddcisclipr bclniild kon worden; dil wiis e<Mi adjrctm
mtufionin rnuno. Annhod vnn gcroede bolnlinjr ü\'»" zulk een
persoon gedaiin, was dus ook volkomen geldig.
14
Door oen uitspraak van den reclitor kan iemand
gemachtigd worden betaling te ontx-angen voor
een ander, byv. na arrest onder derden (art. 735
W. V. Burg. Kegtsv.). Aanbod van gereede be-
taling aan dien persoon gedaan is dan ook geldig.
Een aanbod van gereede betaling, aan een der
bovengenoemde personen gedaan, zal dus wanneer
er niets anders aan ontbreekt volkomen geldigheid
hebben.
Zal men kunnen beoordeelen of men aan den
schuldeisclicr aanbod van gereede betaling geldig
doen kan, dan dient men eerst te weten wie hij
is: hij moot bekend zijn. Een gevolg hiervan is
dat van con schuld aan toonder nooit aanbod zal
kunnen gedaan worden \').
Als vierde vorcischtc voov de geldigheid van
het aanbod van goreedo betaling noemen wij dat
\') Ecu Fmnsclic wet van 0 Tliennidor An III (in Frankrijk
nog geldig), bepaalt, dat, wanneer liet stuk aan toonder niet
binnen drie dagen na den vervaldag ter betaling is aangeboden,
dan dc schuldenaar het bedrag er vnn kan coiisigneeren, cn
dnt hij a;in dcngene, die hein daarna om betaling vraagt, de
akte van bewaargeving, die als re<;u vnn de consiguntie-kas
dienst doet, zal kunnen geven tegen introkking vnn de schuld-
bekentenis aan toonder.
15
de tijdsbepaling versclionen zij, indien deze ton
behoeve van den schuldeischor bedongen is: (art.
1441 no. 4).
Do bevrijding van den schuldenaar wordt steeds
voor wonschclijk gehouden, cn wanneer hij betalen
wil moet hom gocn boleuunering worden in den
weg geworpen.
Als tusschen twee personen oen schuld ontstaat,
zal er gewoonlijk bepaald wordeu na welk tijds-
vcrloo[) dio schuld betaald moet worden. Bcstmit
cr ccn tijdsbepaling, maar blijkt nict ton wiens
voordeele zij genuuikt is, dan wordt zij veron-
dersteld gemaakt to zijn ten voordeele van den
schuldenaar \'); dit kan ook uitdrukkelijk vastge-
steld zijn. In dezo beide gevallen kan do schuldenaar
inct het volste rccht, voordat do bepaalde lijd
diuu- is, aanbod van gereedo betaling doen; immers
do wet begunstigt do bevrijding cn geeft den schul-
dcnajir ccn voordcel door de iirosumtio toe tc laten
dat do tijdsbepaling ton zijnen gunste gcnumkt is;
i(ulcr mag afstand doen van oen hem toegekend
voordcol; dus niemand kan den schuldenaar bolet-
1) Art. i:{0(5 H. W.
-ocr page 28-16 -
ten een geldig aanbod van betaling te doen voordat
de betalings-dag aangebroken is
Is de tijdsbepaling echter, in plaats van ten
voordeele van den schuldenaar, ten voordeele van
den schuldeischer gemaakt (wat dan opzettelijk
vermeld moet zijn), dan is de schuldenaar ver-
plicht met zijn aanbod te wachten totdat de tijds-
bepaling verschenen is.
\\
In de vijfde plaats moet het aanbod van gerecde
betaling gedaan worden op de door dc wet voorge-
schreven plaats. Artt. 1441 n". 6 en 1448 B. W.
wijzen ons die plaats aan %
De plaats, waar betaling geschieden moet, is niet
altijd de plaats wïiar het aanbod gedaan moet
worden. Betaling moet gedaan worden, volgens
art. 1429 B. W., op dc plaats bij dc overeenkomst
bepaald: ook danr moet de schuldenaar met zjjn
aanbod van gerecde betaling komen. Is zulk oen
\') Dit beginsel lijdt nllccn uitzondering\' in liet geval van
art, IG\'J Wetb. v. Koopli.. waar Intpaald wordt ilat do lionder
van etn wisselbrief niet kan genoodzaakt worden do betaling
voor den vervaltijd te ontvangen.
ï) Cf. L. 9 Cod. dc Solnt. Itn donuim oblatio debiti libe-
rationeni parit, si eo loco quo dobetur, soltitio fnerit eelobrata".
p-z.--
17
plaats niot in de overeenkomst genoemd, dan moet
betaling van eene zekere hepaalde zaak geschieden
daar waar deze zich tijdens het sluiten van de
verbintenis bevond. In dit geval is art. 1418
B. W. van toepassing; wij lezen aldaar: „Inge-
„val het verschuldigde bestaat in eene zekere zaak,
„welke geleverd moot worden op de plaats ahvajir
„dezelve zich bevindt, moet de schuhlenaar den
„sclinldeischer geregtelijk doen amuuaticn om dezelve
„naar zich te nemen , bij eene akte, welke aan
„deszelfs persoon of woonplaats, of aan de woon-
„plaats die tot do volbrenging dor overeenkomst
„gekozen is, moet beteekend worden."
Wij zien hieruit dat een eigenlijk aanbod van
gereede betaling hier niet tor sprake komt; eene som-
nmtie treedt er voor in de plaats, die gevolgd kan wor-
den door eene in-hewaring-stelling op eene andere
plaats, welke, evenals de consignatie na het aanbod,
bevrijdt. De naninaning heeft hier het aanbod moeten
verdringen, want wilde men zulk eene zaak (mtihiedrn,
dan zou nien haar bijna altijd moeten verwijderen
van de j)Iaats waar zij geleverd moet worden; bet
ia niet aan te nemen dat <le sehnldeischer steeds
op die plaats zal zijn, wachtende totdat mon ann-
bie«lt. Daarom deze afwijking.
18
Buiten deze twee gevallen, zegt art. 1429, dus
wanneer eene zaak, die niet bepaald is in haar
soort verschuldigd is, en de plaats van betaling
niet genoemd is, moet de betaling geschieden ter
woonplaatse van den schuldeischer, zoolang hij bij
voortduring blijft wonen in de gemeente alwaar
hij ten tijde van het aangaan der verbintenis
woonachtig was en anderszins ter woonplaatse van
den schuldenaar. Aanbod moet nu geschieden aan
don persoon van den schuldeischor of aan zijne
woonplaats, hetzij de werkelijke, hetzij do geko-
zene. Natuurlijk blijft de woonplaats van don
schuldenaar hier buiten aanmerking. Ts do vor-
scbuldigdo zaak eene geldsom of cono res fungibilis,
dan, zion wij, kan aan den persoon van den schuld-
oischer hct gereede aanbod gedaan wordon: dit schijnt
to kennen to geven dat de schuldenaar gorochtigd
is tot hct doon van aanbod waar hij zijnon gobrokkigon
schuldeischer ook ontmoet, anders zouden in ons
artikel do woorden „betzij" cn „aan don persoon"
weggelaten mooton zijn.
Ts de schuldeischer gestorven, dan is de plaats
waar hot aanbod vnn gcrcoodo betaling gedaan moot
wordon het sterfhuis; do gezamenlijke erfgenamen
zijn schnldoischors geworden; wacht do schuldenaar
19
mot nanbocl te doon nadat do akto van boedol-
scheiding verledon is, dan zal hij hot vorschuldigde
moeten aanbieden aan diengene dor orfgonamon
wien deze insehuld toebedeeld is.
Is iemand verklaard vermoedelijk overleden to
zjjn, dan geschiede het aanbod aan do woonplaats
van den vormoodelijken erfgenaam , on is iemand
afwezig, dan troodt do woonplaats van don bowind-
voordor zijner goederen in do plaats van die van
den afwezige.
Een gezegde vnn Duranton (XII. 213) gooft
t
mij aanleiding tot do volgende opmerking.
Onder hot Franscho recht was het nict gonoog
dat nmn zich vorwjjdord had, om afwezig te zijn, men
moo.st bovendien afwezif/ vrrUaard zijn geworden
(artt. 11.5—119 0. N). Znlk eon afwezig-verkla-
ring, (h\'clarntion (Vdhamco., kon oor.st gogovon
worden wanncor do afwezige in vier jaren niots
van zich had doon hooren: art, 115 C. N.
Van het oogenblik van het vertrok af tot dai
van do dcclaration d\'ahsonco, dus minstens vier
jaren lang, word men slecht« rmnocd afwezig ie
zijn: men wns „une j)orsonno prcsnnu\'e absente."
Daar het niet wenschelijk was dat do goederoji
van oen pj)orsonno présnmóo ahscnto" geheel onbo-
20
heerd bleven, wilde de Fransclie wetgever dat er
voorzien werd in de administratie dier goederen
en bepaalde in art. 11.3 C. N. „Le tribunal, à
„la requête de la partie la plus diligente, commet-
„tra un notaire pour réprésenter les présumés
„absens dans les inventaires, comptes, partages et
„liquidations, dans lesquels ils seront intéressés."
"SVat kan Duranton nu nopen t. a. p. to schrijven :
„Si l\'absence n\'a point cncoro été déclaréo, les
„offres peuvent être faites au domicile (pi\'avait
„l\'absent lors de son départ" ? Vóór de afwezig-
verklaring is een notaris benoemd of niot. Is or
oen benoemd, dan zal do schuldenaar, zoo hjj Diiran-
ton\'s raad volgt, wol kunnen boprocivon aanbod to
doon aan do laatste woonplaats van don présumé
absent, maar hij zal daar do deur g<>sloton vindon
en ton slotte zich naar don notaris moeten bogovon
<lio don présnnu\'i absent vertegenwoordigt. En is
er daar(;ntcgon gocn notaris benoemd, dun is (ïr tor
wereld geen andere plaats denkbaar waar do sobul-
dcnaar mot zijn aanbod zich zou kunnen vorvoc»-
gen dan juist do laatste woonplaats van don afwe-
zige, voor zijn vertrok. ITot door Diiuanton bo-
woordo komt mij dus voor, in hot oono geval
onwaar, in het andoro geval overtollig to zijn."
21
Een zesde vereischte voor de geldiglieid van het
aanbod van gei eede betaling is, dat aangeboden
worde datgene wat aangeboden moet worden.
^Ylj kunnen dit opmaken uit hetgeen in art. 1441
n". 3 B. W. gezegd wordt. Het aanbod moet
loopen over dc geheele opeischbare som eu de inte-
ressen, niitgaders over de kosten die vereffend zijn,
en over eene som gelds voor de kosten die nog niet
veiellcnd zijn onder voorbehoud van nadere ver-
eftening.
De eerste woorden van deze alinea iiobben hun
ontstaan te danken aan dc bepaling van art. 142(5
B. W., dat geen schuldenaar zjjnen schuldeischer
verplichten kan betaling van eene schuld bij ge-
deelten te ontvangen, zelfs al mocht die schuld deel-
baar zijn. Het geheel nu)et dus aangeboden worden \').
Bij dat geheel komen de intcres.sen die uit kracht
van het beding verschuldigd zijn. Dat de kosten
ook moeten luingeboden worden, berust op dc be-
paling, dat kosten, op de betaling (dus ook oj) hel
aanbod) vallende, ten laste van den schuldenaar zijn -").
\') (\'f. Ia\'X S» C-od. dc Solui. VIII. OlKsignaliono lotiiin
tMiilae pecuniae, solcnnitcr facta, libcnitioiiciu conlingcni mani-
festum est.
art. li.\'JI U. W.
-ocr page 34-22
De tei\'nimologie van deze alinea is klaarblijkelijk
te eng: dat de wetgever hier alleen aan eene
geldschuld gedacht heeft, bewijzen de woorden som
en interessen. . Hetgeen hier alleen voor geldsom-
men is voorgeschreven, moet buiten twijfel op alle
zaken toegepast worden.
Behalve dat de schuldenaar aanbod doet van
eene som, die te klein of juist voldoende is, kan
het ook gebeuren dat hij meer aanbiedt dan de
opvorderbare som. Men heeft gevraagd of zulk
eeu aanbod geldig is: de meeningen der vei-schil-
lende schrijvers hierover loopen uiteen. Dénizaut,
bij Toullieu aangehaald, is vau gevoelen dat het
aanbod niot kleiner en niet grooter nuig zijn dan
hetgeen verschuldigd is, dat het deu schuldeischer
geen overwinst mag voorspiegelen eu hem niet,
zoo hij het aanneemt, mag blootstellen aan een
latere luinvraag om teruggave vau het to veel
betaalde.
Toullieu (VII. 10;}) is het niet met hem eens,
want, zegt bij, het aanbod is nietig waiuieer niet het
(jeheele bedrag aangeboden wordt; aan dit ver-
eischte is voldaan, wanneer het aangebodene het
gehe(;le bedrag overtreft, want het mindere ligt in
het meerdere begrepen , eu» daar geeiu; nietigheid .
23
wordt voorgeschroveu wanneer liet aangebodene het
verschuldigde to boven gaat, kan de rechter geen
\\
nietigheid van zulk een aanbod uitspreken. Wij
laten Toullier een oogenblik zelf aan het woord :
„ Après la chute du papier-nionnaie, il fut rendu
quantité de jugements, qui annulèrent des offres ot
des consignations, parco (pi\' elles contenaientqucl-
(pio choso au dessus de la somme due. Mais les
principes de la matière n\'étaient alors fixés par
aucune loi, et l\'on saisissait avoc empressement le
moindre prétexte pour annuler des olfres, (jui n\'é-
taient (juc do véritables vols faits à des créanciers
légitimes par des débiteurs dc mauvaise foi.
Cette jurisprudence no peut se soutenir sous
l\'ompiro du Code, (jui a fixé (runo manière irré-
vocable les conditions nécessaires pour la va-
lidité (les olfres. Elles sont nulles, si elles no sont
jms dc la totalité. Or ccttc condition est remplie,
si la somme offerte excède cette totaliié] car lo
moins est contenu dans lo plus; ct la nullité des
olfres n\'étant point prononcée lorsque la soniino ollcrto
excèdo la somme duc, les juges no peuvent, sans s\'ex-
poser à la consurc, créer une nullité (pli n\'existe pas
dans la loi. Il faut cn dire autant des autres criti(pies
(pio l\'on pourrait faire contre les olfres ou contro
24
la consignation, lors(|uo les critiques ne sont pas
fondées sur une disposition dc la loi.
Cependant, si le procès-verbal constatait que le
créancier a refusé de recevoir les offres, parce qu\'elles
excédaient la somme (pii lui était duc, et ([u\'il ne
pourrait pas rendre l\'excédant, et que, stms avoir
égard à cotte observation, l\'huissier ou le débiteur,
au lieu de faire l\'appoint, avait remporté la somme
pour la consigner, les offres devraient ctro annu-
lées, parcc(|uc des offres retirées sans motif légitime,
sont regardées comino non avenues.
Mais si, sans observer (pi\'il existe dans la sonunc
olforto un excédant qu\'il no peut ni ne veut
acceptor, lo crcaiicioi\' so bornait à l\'ofusor dc rece-
voir sans en dire la raison, ou s\'il se trouvait hors
do son domicile au moment des ollVcs, sans (pi\'on
y trouvât une personne chargco do recevoir pour
lui, nous no pouvons penser (pic l\'oxcès, dans les
olfres, soit un motif légitime [)0ur cn faire i)ro-
nonccr la nullité, sans s\'exposer à la censure."
Maucadk\') ondorschoidt twoo gevallen: wan-
neer bij hct aanbieden van tc voel ccn cnkol
woord van den schuldcischcr voldoende zou geweest
\'J Tome IV. j). 500.
-ocr page 37-25
zijn om liet aangebodene te reduceeren tot het
verschuldigde, dan is, volgens iiem, het aanbod gel-
dig. Biedt daarentegen de schuldenaar meer dan
het verscliuldigdc aan, terwijl de schuldeischer
verklaart dat hij niet kan teruggeven om tot liet
juisto bedrag te komen, en volhardt de schuldenaar
bij zijno aanbieding, dan blijkt het dat de schulde-
naar den wil niet heeft van te betalen ; want, zegt
hij, „le refuif du débiteur de présenter exactement
la sojnme duo, malgré la juste observation du cré-
ancier, équivaudrait à un retrait des oitres, ct il
y aurait par consétiuent nullité."
Du KANTON \'), na aangetoond te hebben dat men
niet te weinig mag aanbieden, zegt zonder veel
omslag: „Et il ne faut pas non plus ollVir au-delà
dc ce (pli est dû, puiscpio les oilVes (h)iv(înt sim-
plement désintéresser le créancier et ne pas l\'ex-
poser, s\'il les accepte, à une démande cn restitution
pour le trop payé." llij deelt dus liet gevoelen
van Dknizaut.
Mkulin, wiens nieening in deze door Mu. Mihdom
overgenomen is -), schaart zich ook aan de zijde
\') \\ll, 205.
3) 1). a. ijisdom, (1(1 roi (Icliiuu; OiiInlioiK! uo Coiisigiiatioiie
t.-(i)(|uain inodl) iDlIciidac oljligaliunia, Traj. a. Rh. 18HB.
26
van Dénizart c. s. Het is wel der moeite waard
een oogenblik na te gaan, op welke gronden hij
een aanbod van meer dan het verschuldigde voor
nietig houdt. Hij zegt: Aanbod van betaling kan
slechts geldig zijn wanneer de schuldeischer ge-
noodzaakt is het aan te nemen en wanneer, door
een weigering zonder grond , de schuldeischer aan
den schuldenaar het recht overlaat om het aange-
bodene te consigneereu. Kunt gij (zoo is ongeveer
zijn redeneering), indien gij mij bijv. fl. 950 schul-
dig zijt, mij, door ccn aanbod van fl. 1000 tc doen,
noodzaken die fl. 1000 te ontvangen? Kunt gij
mij dwingen den last op mij te nemen om op mijne
verantwoording die 50 gulden, die gij mij teveel geeft,
tc bewaren en tot uwe beschikking te houden, om ze u
terug te geven wanneer het u gelegen komt ze te
vragen? Op welken grond zoudtgij dat kunnen? Eene
verbintenis ontstaat uit eene overeenkomst, uit
de wet alleen of uit dc wet door \'s menschen
toedoen. Hier nu is geen overeenkomst, die mij
verbindt datgene van u tc ontvangen wat ik niet
van u hebben moet: evenmin kan die verplichting
mij door dc wet alleen opgelegd worden en een
handeling van mijn kant, waardoor ik verbonden
zou kunnon zijn is ook vergeefs tc zoeken. Ik
27
kan dus uw aanbod weigeren, alleen omdat het
te veel inhoudt.
Diephuis deelt in dezo zienswijze niet; de hoofd-
gedachte bij hem is: zoo te voel aangobodeu is,
is zeker ook do geheele som aangeboden.
Mij dunkt dat dezo opvatting do ware is. De
wetgever zou, zoo hij bepaald gewild had dat oen
aanbod van • moer dan hot vcrschuldigdo ongeldig
was, dit in do wet, vermeld hebben. Ilij heeft
cr cchtcr niet aan gedacht dat icnuind eon aan-
bod van to veel ooit zou weigeren, en eeno bepa-
ling in onze wet, op dezen grond ongeldigheid
voorschrijvende, zou stellig onze verbazing wokken.
Do moeste schuldeischers zullen zich haasten het
to veel aangchodcno in ontvangst lo nemen um
zich daaruit tc betalen.
Demülomiie, in zijn Trailc des Contrats, Tome V.,
behandelt onzo vraag ook. Ilij onderscheidt tweo
gevallen. Zijn gevoelen laten wij hier volgen.
„Si lo crcancier, oxj)li(piant sou refus, dt\'clare
qu\'il nc veilt pas recevoir toute la somme ollerto,
soit parco (pi\'il nc peut pas ou nc veut pas rendre
actuellement l\'exccdant, soit paire <iu\'il no veut
l)as s\'exposer ultcriouromcnt à une action en rcpc-
tition, ot (pio roilicicr niinislcricl, au lieu de hi
28
réduire au chifFre de la dette, retire son offre et
remporte les espèces, nous croyons aussi qu\'il
faudra en prononcer la nullité; car le créancier
n\'a pas refusé la somme qui lui était due; co
qu\'il a refusé seulement, c\'est l\'excédant (ju\'il
n\'était pas tenu de recevoir, lors même quo l\'huis-
sier aurait déclaré que le débiteur lui en faisait don.
Mais il faudra, suivant nous, déclarer l\'oflro
valable, si le créancier la refuse, connue on a
dit, sèchement, sans donner le motif de son refus;
car lo moins est contenu dans le plus; ot en lui
olfrant 12, je lui olfro certainement 10.
Il- en serait do mémo dans le Ciis oii lo cré-
ancior au moment des oHVes no se trouverait i)as
h son domicile; car il est toujours vrai do dire
que la totalité do la sonuno à été olforto; ot il
n\'est pas vraisemblable quo lo créancier, cn un
tel cas, l\'aurait refusée toute entière, sans explication.
Nous venons de HU|)poscr que lo créancier refuse
l\'offre, (jui est supérieure à co (|u\'il c^roit lui être
dû. A supposer (pi\'il l\'acccptc, h; danger pourrait
être pire oncon;. Ce no serait pas la nullité do
l\'olfrc^iiu\'il faudrait craindre, co serait sa validité!
„J\'ai souvent entendu dire à M. l\'avocat Du Mosnil
ipie /fs belles offres faisaient perdre les beaux
838
proch". C\'est une des règles de IjOj^soI (Inst.
Cout. Liv. VI, Tit. IV, n" 17). Ce qui signifie,
d\'après Davot, qu\'il est dangereux de trop ottrir
à son adversaire, et que celui (jui offre tant, se
fait souvent préjudice à lui mr-nie........
Le payement, en ellet, suppose la dette. Et
lorsque le créancier à reçu, c\'est au débiteur
de j)rouver que la dette n\'existait pas. Preuve sou-
vent difficile, surtout lorsque c\'est le débiteur
lui-même qui a sommé le créancier de recevoir."
Ilet zevende vereischte voor de geldigheid van
het aanbod van gerecde betaling is dat het in
den vorm geschiede.
Hij ons is dit duidelijker dan in den Code. Art.
12.58 n". 7 vnn den Code Civil zegt: „(Pour
„(jue les ollVes soient valables il faiit) «jue les ollVes
„soient fait(»s par un offic.irr im\'nisin\'tf/ ayant
„caractère j)our ces sortes d\'actes."
Door d(» onbepnaldo redactie van deze alinea
ont.stond or aanleiding om te vragen, of alleen een
(leurwaanhn- of ook een notaris bevoegdheid bezit
aanbod van gcreeih» Ixdaling te doen. Uit deze vraag
ontwikkelde zich een pennestrijd, die bijna evenveel
kaujpioenen 1er eeiu\'e als l(»r andere zijdo lelde.
JW
30
Wat is een officier ministériel? De uitdrukking
was in de Fransche wetgeving, die den Code voor-
afging , niet in gebruik, ten minste niet in den-
zelfden zin als onder dat wetboek. Toullier \')
zegt er van: „II paraît qu\'il faut entendre par
officiers ministériels en général les fonctionnaires
publics, (pli sont les ministres inférieurs de la loi;
ceux dont on est forcé d\'employer le ministère pour
certains cas, et qui ne peuvent eux-mêmes le refuser.
Les officiers ministériels de la Justice contentieuse
sont les Greffiers, les yiroués et les Huissiers.
Toullier toont aan dat van deze drie soorten
van officiers ministériels alleen de laatste bevoegdheid
hebben om aanbod van gereede bet^aling te doen en
door het opmaken van een procesverbaal de wei-
gering vau den schuldeischer te constateereu. Maar,
vraagt dezelfde schrijver, kunnen ook niet notaris-
sen aanbod van gereede betnling doen? Men kan
wel zeggen, dat Potiiier, Delvincourt eu Pioeau
geleerd hebben dat de deurwaarder aanbod moet
doen, maar men verlieze bierbij niet uit het oog
dat zij niet beweren dat uotarissiïu de bevoegd-
heid .missen om dit te doen. TouLLiKU gelooft
31
ton stelligste dat notarissen ook aanbod van go-
reede betaling kunnen doon. Tmmors, in do wet-
geving , die do Napoleontisolio voorafging, was
bet in Frankrijk zoowel aan hen als aan
do deurwaarders toegestaan; verwijzingen naar
Ferrière, naar Dénizart on naar Duparc-
PoUllain dienen om dit to staven. Noch do Code
Civil noch dc Wet vnn 25 Ycntóse An XTII
(op het notarisambt) bevat eene enkele bepaling
dio in dien ouden toestand verandering hoeft go-
bracht, Maar nog meer omstandigheden bevestigen
zijn gevoelen.
Vooreerst blijkt uit art. 173 Code do Commercc
dat èn notarissen cn deurwaarders (evenals in do
Ordonnantie van 1G73) bevoegdheid hehbon om
l)rotest-akten op tc maken; dit j)ast hij analogicc
toe op het aanbod van gcrccdo betaling.
Dan, zegt hij, zijn notarissen ook oflicicrs nunis-
tcriols, wcl is waar niet van juniico co»\\ini-
firusn, zooals do deurwaarders, maar toch van dc
justicr rolonfairr. Art. 1358 n" 7, kan dus door
allo(!n van ccn \'„officier nnnistcriel" to gewagen
zeer goed èn op dc juslicc contcntieusc cn op de
justico volontaire dooien , en dus behalve do dein1-
waarders, ook dc noiarisson op het oog hebben.
32
Eon akte, door een notaris opgemankt is authen-
tiek : waarom zou men dus aan den notaris de
bevoegdlieid ontzeggen van een akte van aanbod
van gereede betaling op te maken? De wet
verlangt een volledig bewijs, dat aanbod van
gereede betaling gedaan, en dat liet door den
schuldeischer geweigerd is. Ook onder den Code
Civil wa.s een authentieke akte volledig bewijs \').
Daar nu een notaris dergelijke akten opmaakte,
kon hij ook aanbod doen van gereede betaling.
Carhi^: -) stemt in hoofdzaak met Toullier in,
in zooverre bij zegt, dat een akte vau aanbod door
een\' notaris opgemaakt niot nietig genoemd kan
worden, daar geen wet er de ongeldigheid vau uit-
spreekt, maar hij vermeent toch dat het geraden is,
dat de schuhlenaar zich vau deu deurwaarder bediene
wil hij aanbod vau gereede betaling laten doen.
Zij, die het in dit opzicht niet met TouLLjEU
eens zijn; halen art. 154 C. N. aau: „L\'acde res-
„spec.tueux sera notifié par deux notaires, ou par
„nu notaire et deux témoins" en^ eggen : wilde
de wetgever dat notarissen aaul)od van gereede
\') ArI. l.\'ll\'.l C. N. L\'arie !iullionti(|iio fait plciiu\' foi clo.
Pro<;. (;iv. V. p. iJH.
33
betaling tleden, dan had hij hun opzettelijk in art
1258 C. N. de bevoegdheid daartoe moeten geven,
evenals hij hun, in art.. 154 C. N., de bevoegdheid
toegekend lieeft van de „actes respectueux" op te
maken.
De woorden, in art. 154 C. N. gebezigd, toonen
alleen aan, dat de wetgever niet gewild heeft dat
deurwaarders, de oHiciers ministériels van de justiee
eontentieuse, akten van eerbied zouden opmaken,
want dit is eene daad van de justiee volontaire,
waartoe zjj zeker recht zouden hebben zoo dc
wetgever den algenicenen term „oiïicicr ministériel"
gebezigd had.
Toulliku geeft (»chter toe dat, wanneer het
proces-verbaal van aanbod nog eene scnnnuitie be-
vat om voor den rechter te verschijnen, \'tzjj dui
het aanbod van waarde tc doen verklaren of om,
vergunning te verkrijgen de bepajildc zaak, die het
(>u(l(;rweri) van dc verbintonis uitnuuikt, op ocnc
aiylcrc plaats in bewaring tc stellen (art. 1204
O. N.), dan alleen dc deurwaarder bevoegd is <le.
akte op t(ï maken, daar de notaris van de be-
voegdheid om ienuind voor den rechter te roe))en
verfitok(Mi is.
Maiuiadk, zoufler lang bjj de/e vraag stil le
3
-ocr page 46-34
staan, verklaart, dat zij die meenen dat alleen de
deurwaarders bevoegdheid hebben aanbod te doon,
dwalen; „Le procès-vorbal d\'offres," zegt hij, „no
„contenant pas d\'assignation ct n\'ayant rien dc
„judiciaire, il peut évidemment être drossé par
„tous officiers chargés dc donner l\'authonticité aux
„actes que les citoyens veulent rcvctir do co carac-
„tcrc, et par un notaire des lors aussi bien que
„par un huissier." Ton slotte voegt hjj cr bjj:
„C\'est un point reconnu généralement,". on haalt
ten bewijze hiervan, Delapoiitk, Toullier, Dalloz,
Favard, Zaciiariae cn II. üe Villaroues aan.
Dejiolomhe is ook van mocning dat dc woor-
den „oflicior ministériel," in don Code gebezigd,
do notarissen niet uitsluiten van het rccht
om aanbod to doen. Vooreerst bcwjjst hjj uit
do wet van 28 A])ril 181G dat aan den notaris
ook do naam gegeven is van ofTicior ministériel.
Vervolgens vnuigt hij: „D(* (|Uoi s\'agit-ilr\'
II s\'agit do dress(;r un acte auquel los parti<\'s
doivent faire donner lo caractcro (raufhcnticîité
attaché aux actes de l\'autorité ))ubli(|u0; or toile
est d\'ajirès l\'articlo 1 de la loi du 25
Ventôse an XI, la mission des notaires. (Test
ainsi que, aux termes de l\'articdo 173 du Code
35
(le Comm., les notaires peuvent faire concurré-
nient avec les huissiers, les protêts, faute d\'accc})-
tnfion ou do payement dos lettres de cliangc. A
plus forte raison doivent-ils pouvoir faire des
offres réelles, (pii tondent au payement, et par
suite à la rédaction do la <piittanco (jui est dans
leurs attributions. Lo |)rocès-vcrl)al d\'ollVcs n\'est,
en oflet, quo la constataticm authcnticpui d\'un fait;
il n\'est cn aucunc nuinièro un do cos actes do
poursuite, (|ui sont do la compétence oxclusivo
des huissiers; ot il s\'en éloigne memo beaucoup
plus (|uo lo protT\'t, (jui les avoi^ine au contraire
do très-près. Dkmolomhk gooft ook loo dat do
notarissen bij hct procos-vorbaal van aanbod dtMi
schuldoiscbor kunnen oj)rooi)on om bjj do consig-
natie tog(inwoordig to zijn , maar ontkent dat zij
d(m schuldcischcr voor don rcchlcr kunnen roepen
om hot aiiiibod van waarde to doon vtirklarcn ;
wolko lautslo nuïcning door Davot cn lïannkiiiicr
gehuldigd was. Dit behoort alleen tot dc compc-
t(Mitio van den deurwaarder want luït is wat bij
no(Mnt con „ncto do poursuite".
Wafl hct (lus (mdcr den Codo Civil min ofnuv\'r
quacstious of do notaris aanbod van gortuido bo-
taling doen kon, do bepaling hierover in ons Ihn-
845
gerlijk AVetboek maakt dat de zaak aan geen twijfel
meer onderhevig zijn kan.
Reeds bij de eerste pogingen om een Neder-
landsch- Wetboek tot stand te brengen, heeft de
commissie tot redactie een einde willen maken aan
de onzekerlieid waartoe de Code aanleiding gaf.
Art. 25 van het ontwerp van 21 October 1824,
later art. 24 der Wet van 1 Maart 1825 (Sbl. N". 17),
(art. 1458 B. W. van 1830) luidde: „Om zoo-
danig aanbod met de daad van waarde te doen
zijn, is het noodig: T. dat het aanbod gedaan
worde door eenen nolnvis of door eenen deui\'wajir-
der.". Bij de nieuwe redactie werd in n". 7 achter
het woord „deurwaarder," bijgevoegd „met twee
getuigen." Bij het verslag der centrale afdeeling
vau 21 .fannari 1825, onderstelde eeue afdee-
ling dat de woorden: „wrj twee ," achler
het woord „Notaris," eu niet achter „Deurwaarder"
behoorden g(^plaatst te worden, (M1 dat het tegen-
overgestelde 6eu drukfout was. Zoo bleef de zaak
hangen, terwijl dc Code Civil zijn geldigheid be-
hield, tot juin het outwerj> vau 13 Februari 1833,
waarbij voorgesteld werd dat u". 7 zoude luiden:
„Dat het aanbod („met de daad" was toen wegge-
laten) gedaan worde door eenen notaris of door
37
eeiien deur waard cr, heiden jnet twee getuigen. Deze
wijziging werd vastgesteld, bij art. 12 der AVet van
15 Juni 1833, Sbl. N". 35.
De tegenwoordigheid van getuigen, inliet Fransche
recht onnoodig geacht, vinden wij liicr voorge-
scln-even voor dc geldigheid van liet aanbod van
gerecde betaling, gelijiv zulks ook in het Romeinsche
Recht het geval geweest was \'). Toullier®) geeft zijn
verwondering te kennen dat getuigen niet schijnen
noodig tc zijn bij het opmaken van het proces-
verbaal van aanbod van gerecde betaling, terwijl
zij niet gemist kunnen worden bij de processen-
verbaal van executoriaal beslag (Saisie-exócution,
art. 585 Code de Proc. Civ.), te meer daar zij
vro(!ger wel l(>genwoordig moesten wezen; de
Pinto dmirentegen •\'), verklaart dat er vooi het
vorderen van de tegenwoordigheid van getuigen,
wat hij een „nieuwen omslag" noemt, geen afdoende
reden beslaut. reden waarom deze „omslag"
die, zooals uit het bovenslaande blijkt, niet zoo
nieuw is als men na dc enkele lezing van
\') Vgl. Mr. S. 1\'. Lu-man, Hiirg. Wetb. pag. Ui.
s) VII. 200.
») Ilandl. lot bot IJ. W. II { 827, öo druk.
-ocr page 50-38
dc opmerking- vau Mr. de Pinto geneigd zou zijn
to gelooven, in ons artikel gebiedend wordt voor-
geschreven , zal wel dezelfde zijn als die welke het
gebruiken van getuigen bij andere handelingen
beveelt, namelijk om aan de akte moer kracht
bij te zetten.
Do getuigen, die nu zoowel don notaris als den
deurwaarder vergezellen moeten bij het doen van
aanbod van gcrccdc betaling, dienen to voldoen
aan dc oisclioii aan testes solemnitatis gesteld in
art. 23 der Wet van 9 Julij 1842 (Sbl. n". 20)
op het Notaris-ambt, cn moeten bovendien, volgens
art. 30 lid o. dicrzclfdo wet de akte, waardoor van
hct {umbod moet blijicen, ondcrtcckoncn.
Wij zeiden boven roods: hct annbod moot naar
don vorm goschicdon. Van vcnschcidcn handelingen
dio in hot Burgerlijk Wetboek voorkomen, hooft
men iu hot derde bock van hct Wotbook van Burg.
llechtsvordcring na tc gaan, in wolken vorm zij
gc.schicdcn moeten, willon zij op geldigheid aan-
spnuik kunnen maken.
Hot wekt bevreemding dat wij, bij hct bc-
Hprckcn van den vorm in wolken hct aanbod
van goreedo betaling gedaan moot worden, ocnigcn
lijd roods bjj dit onderworp hebben kunnen stilstaan
39
zonder hot gebied vau liet Burgerlijk Wetboek to
verlaten. Veeleer zouden wij verwacht hebben dat
aan art. 1441 N°. 7, dat toch ovcr den vorm
handelt, eeno plaats ware toegekend in hot Wetb.
v. Burg. Rochtsvord., dat daarvoor bestemd is en
waar nog cnkolo fornmlitoitcn worden opgenoemd,
welke hij, dio aanbod van gcrccdo betaling doet,
in acht te nemen heeft. Waaraan is dc splitsing
van dc voorschriften omtrent den vorm van hot
aanbod toe te schrijven? Ts dit opzettelijk goschicd?
Een antwoord is hior nauwelijks op to geven;
wmuschijnlijk hooft men zonder nadenken deze
bepalingen uit het Franscho Rccht overgenomen,
waar ook hctzclldc onderwerp in twee onderschei-
dene Wetboeken voorkwam.
Hij dio mot het doen van aanbod belast wordt
nu)et do bepalingen van art. 794 Burg. Rochta-
vord. in het oog houden. Mot procoa-vorbaal van
aanbod nuxït do zaken of den aard dcr geldspe-
ciën welko men aanbiedt, aanwijzen. Moet cr ccn
geldsom aangeboden worden in spccio, dan nocmc
men hot aantal stukken on dc soort; is het papier-
gold, dan moot d(i waarde van elk biljet, de
•
serie, on de nunnnoi\'s opgegeven worden. Mon
vcrgoto echtcr niet, dat, wanneer do schuldenaar
40
zicli bij het doen vau aanbod van gereede betaling
niet van een wettig betaaliiiiddel bedient, de schuld-
eischer in het volste recht is het aangebodene te
weigeren. Het proces-verbaal moet geschieden juin
den persoon of de woonphiats vaii den schuldeischer,
en in hetzelve moet vermeld worden wat zijn ant-
woord geweest is, of, indien dc schuldeischer
afwezig is, worde het antwoord vermeld van den
persoon aan wien het juanbod is gedaan.
Dit antwoord. moet de schuldeischer oiider-
teekencn of de andere persoon die hct gegeven
heeft.
liij weigering of bij onvermogen om dit te doen
wordt dit ook in het proces-verbaal opgenomen:
het geheele proces-verbaal moet alsdan door den
notaris of den deurwaarder en <le getuigen (dit
zegt het artikel niet) getockend worden en af-
schrift er van gelaten worden aan den persoon
of de woonplaats van den schuldeischer, alles
op straile van nietigheid. Is bij de komst van
den notsiris of van den deurwaarder noch de schuhl-
eischer, noch een zijner huisgenooten aanwezig, dan
moet de ambtenaar, <lio het aanbod kwam doen, bet
afsclirift terstond ter hand stellen aan het hotifd
van het plaatselijk beslinir of aan <lengeen die hein
41 •
vervangt, die het oorspronkelijke stuk kosteloos
niet „(jezien\'^ zal moeten teekeneu, eu het afschrift
zoo mogelijk aan den gedaagde, hier den schuld-
eischer, zal moeten doen toekomen en verder han-
delen als art. 2 B. Rv. voorschrijft.
In de hoofdzaak is hier overeenstemming met dc
artt. 812 en 813 van den- Code dc Procéd. Civile;
aan ons artikel is echter wat meer uitgebreidiieid
gegeven.
Wij onderstellen dat de schuldenaar, die aanbod
van gerecde betaling doet, alle vereischten heeft in
acht genomen voor dc geldigheid van liet aanbod
noodig, zoodat (hi verdere gang zijnei*handelingen
nu alleen afhangen moet van het aannemen of
weigeren van den schuldeischer.
Neemt dc schuldeisclier het hem aangebodene
juin, dan wordt «Ic vcrbii\\tenis vernietigd. Wij
denken ons echter het geval dat hij zulks niet
doet; dan kan dc schuldenaar hem voor d(Ui rech-
ter roepen ten (ïiiulc zijn aanbod van waarde te
doen verklaren; dit is cchtcr niet noodig; hij kan,
ook zonder dat, gebruik nuiken van het middel
(lat do wet hem aan dc hand doet, nam. van de
• 42
Cousigiieeren of iu bewaring stellen is het depo-
neeren bij een door de wet aangewezen persoon,
op een door do w^ot bepaalde plaats, vau datgene
wat iemand, die tegenover een ander verbonden
is, aangeboden heeft, ten einde zich to bevrijden.
AVij onderscheiden meer dan ccnc soort van
consignatie, de vrijwillige on de gerechtelijke.
Vrijwillige consignatie doet de schuldenaar wan-
neer de schuldcischcr woigort hct aangebodene
in ontvangst to nemen; hieraan behoeft gocn rccli-
tcrlijk bevel vooraf tc gajin.
Gerechtelijke consignatie kan phuits hebben,
wanneer hct verschuldigde niot aangeboden is,
maar wanneer do schuldenaar {uingcmaand is luït
tot zich to nomen; hct goval van art. 1448 B. W.
wordt hier bedoeld, waaruit ten duidelijkste blijkt dat
do rechter verlof moot govon tot hct consignccion.
Dat onzo wotgovor ook luin twcjï soorten van
consignatio gedacht heeft, meen ik to kunnen aan-
toonon uit art. 71)7 Burg. llcclitsv., waar hij zegt:
„Do vrijwillige of gcrochtolijkc bcwmirgoving vcr-
,kort ctc." Dat hct woord „of" liicu- niet do
beteekenis van „sivc", maar van „vol" hooft lijdt
43
geeu twijfel, eii het blijkt dus dat „vrijwillig"
tegcuover „gerechtelijk" staat.
OuDE5iAN had hier liever „door deu rcchtcr
bevolen", dan „gcrochtclijk" gelezen, want men
heeft art. 817 C. do Proc. Civ. wdllcn ver Uilen ,
waar het woord „ordonnco" voorkomt, maar men
hooft dit onjuist vertaald daar men do consignatio
in hot algemeen vhqA^ gerechtelijke hewaimjevimj had
genoemd. Zulk ccn consignatio bestaat, volgons hom,
wanneer dc schuldenaar vooraf ccncn oisch tot
van-waarde-verklaring van het aanbod instelt on
dc nuichtiging des rechters vraagt om hot aange-
bodene to consignccrcn cn dozo zulks daarop bij
vonnis gelast. I lierdoor wordt do schuldenaar tevens
zeker van hot voldoende dcr geconsigneerde golden
of zaken.
Er schijnon schrijvcrs lo zijn dio hot bestaan
van drio soorten van consignatio aannemen. Ik viiul
althans hij Mr. IlisnoM (in het hierboven aangehaalde*\'
Sj)cc. de rei dehitae ohhiiione ct obaigiiatioiic, pag.
22) dat hij van «lo consignalio volunlaria en do
confiignulio judiciulis nog {\\o ronsignalio necc.ssarid
ondcr.schoidt, „(juao non ex lihcra debitoris volun-
44
täte procedit, sed cuius faciendae iiecessitas per
legem debitori impoiiitur;" eeii voorbeeld van zulke
corisiguatie ziet hij iu art. \' G57 C. de Troc.
Civ. „Faute par le saisi et les eréaueiers de s\'ac-
corder dans ledit délai, l\'officier qui aura fait la
veute, sera tenu de consigner, dans la huitaine
suivante, et à la charge de toutes les oppositions,
le montant de la veute, etc."
In art. 782 Wetb. v. Kooph. en iu art. 510
Wetb. v. liurg. llechtsvord. kunnen wij ook voor-
beelden vinden vau gelden, die iu bewaring gesteld
worden, maar dei\'gclijke iu bewariug-stellingen
hebben niets tc maken met de consignatie die wij
hier op bet oog hebben.
Art. 1442 n. W. is bijna woordcilijk uit den Code
Napoléon overgojiomen. 1 Iet geeft de vereiseliten iian
wjuiraaii de consignatie moet voldoen, wil zij geldig
zijn, doch begint met ons te zeggen wat niet ver-
eischt wordt; dit is zonderling, doch vindt zijno
verklaring in de slmifsche navolging vau art.
1250, C. N. wiuu\'van de aanhef luidde: „il u\'est
„pas nécessaire pour la validiU\'* de la consignation,
„(|u\'clle ait cté autorisée par le juge."
Men zou, eu dat niet geheel ten onrechte,
-ocr page 57-45
kunnen zeggen dat niemand op het denkheehl zou
komen maclitiging van den rechter te vragen voor
eene vrijwillige consignatie, wanneer de wet die
niet vooi-schreef; maar deze redactie van art. 1259
O. N. hoeft haren grond in het verschil van gevoelen
dat er vroeger bestond ten opzichte van het al of
niet vereischt zijn van \'s rechters magtiging.
PoTiiiRii leerde dat het voor de geldigheid van
de consignatie niet noodig was dat machtiging van
den recliter voorafgegaan was, cn beriep zich
Oj) een uitspraak van liet Tarlement de Paris, van
11 Augustus 1703. PoTiiiKU kon dit wel beweren
maar hij kon niet verhinderen dat velen in zijiu)
meening niet deelden en dat het Hof van Cassalie
in tegenovergest(dden zin besliste. De h\'ransche
wetgever, voor goed een einde willende maken aan
die onzekerh(M(l, heeft de bo])aling, dat de rechl(M\'
zijne machtiging niot behoeft le gev(ui, in den
Code o|)genomen.
In «)ns Burgerlijk Wetboek is de aanhef van art.
1412 geheel overbodig.
Art. 745 iJurg. Rechtsv. zegt dat, wanneer dc
aangeboden zaak of geldsom niet wordt aangenomen,
de schuld(Miaar die in gerechteljjk(i bewaring
nuig stellen, mits in acht nemende hetgeen voor-
855
geschreven is in ons artikel van het Burgerlijk
Wetboek. Wij zullen nu nagaan welke vereischton
als positief noodig vermeld worden.
Eerstens. Voordat do schuldenaar consigneert
moet hij a^in den scliuldeischor doen beteekenen
eene kennisgeving houdende aanwijzing van den dag,
het uur cn de plaats, waarop de aangeboden zaak
in bewaring zal gesteld worden.
Tn het ontwerp van 21 Octobcr 1824 werd dezo
*
alinea gelezen: „Dat dezelve zij voorafgegaan van oon
hevel aan den schuldeischor bctcckond cn houdende
aanwijzing etc." Hot woord hevel was do verta-
ling van „sommation" dat in don Codo stond. Tn
hct ontwerp cchtcr van 13 Februari 1833 word
voorgesteld te lozen: „dat dczolvo zij voorafgegaan
van oono, aan don schuldcischcr botcokcndo, k(M«-
nisgoving houdende etc." Dozo redactie is bij art.
13. dor wet van 15 .Juni 1833 (Stbl. n". 35) vast-
gesteld.
Volgons OiiDKMANbehoeft dozo betookoning
niet bij afzonderlijk ox])loit to geschieden maar
kan ook aan don schuldoischor, bij do weigering
•) llurp:. Ilcolitsvonl. III tc. Dr i««},\'. liM.
-ocr page 59-47
van het aanbod van gereedo betaling, dadelijk
gedaan worden. De wet voroisoht slechts dat
dc kennisgeving aan do consignatio voorafga.
Algemeen stommen do schrijvors dit toe; ik wijs
slechts op Diephuis on op Bisdom, dio t. a. p., pag.
23, zegt: „Dcnunciatio illa ficri solvt croditori codem
instrumonto (pio ct ipsa rci oblatio cclcbratni\'," on
hierin het gevoelen ook van Toullier (VII. 207),
uitspreekt,
Ilct dool van dozo kennisgeving is, om den
schuldcischcr gelegenheid tc geven to vorschijncn,
t(;n einde nog op hot laatste oogenblik vóór do
consignalic hot aangchodcno tot zich to kunnen
nemen, cn zoodoende do consignatio t(! voork(uncn.
Vóór don Code was (ir gocn wet die het bclce-
kciuMi dezer kennisgeving voorschrccf. PoTiilKR
was wcl van mocning dat dit vcrcisc.hto onmisbaar
was, maar dit was geen reden om e<Mio consignatie
nietig tc (loon verklaren, wanneer dc schuldcischcr
niet vooraf verwittigd was.
Toullier vestigt in n". 208 do aandacht o|)
0(;n geval, wjuirin <lo vrijwillige consignatio wcltig
plaats kan hebben zonder voorafgaande kennis-
geving aan don schuldeischer, namelijk wanno(M\' dezo
onhch\'cml is, \'tgeen o. a. het geval is hij schuld-
48
bekentenissen aan toonder. Het kan gebeuren,
dat hij, die zulk eene schuldbekentenis bezit, die
nog niet ter incasseering geeft, al is de verval-
dag aangebroken, en dat de schuldenaar groot
belang heeft bij zijne bevrijding; eene wet van G
Thermidor An Hl (24 Juli 1795) komt hier den
schuldenaar te gemoet en geeft hem het recht om,
wanneer drie dagen na den vervaldag verstreken
zijn, zijne schuld te consignceren \').
PAIIDE.SSUS doet opmerken dat, daar deze wet
door geene latere opgeheven is, zij in Frankrijk
nog geldt. Bij ons kan men dit niet zeggen , en
is dus de consignatie van eene .schuld aan toonder
niet uitvoerbaar.
\') «Tont rlt\'bilour dc I)illcl à ordre, dc IcUrc dc cliangc, billet
nu porteur el .mtrc effet ni\'j?ociiible, <lont le porteur ne se sera
pa-s prcscnic «lans l«>s trois jours «pii suivront celui dc IVelu\'-
anr-c, est antoristi à depser la somme jmrfi^c au billet, «lans
les mains du nHîcvcur de rcnregistrement «lans rarrondissemcnt
dnqiKrl l\'effet (st pyablc. J/ael<! «1«! «Ici>ôt nontien«lra la «laie
(In billet, celle dc l\'ijeli^ianee-, et le nom de celui au In\'iu\'fice
duquel il auni «\'t«\' originairement fait, Ia\'. d(\'|)ôt consomm«\', le
dt\'bitenr ne sera tenu qtie «le remetlrc l\'netc «le di\'inil en t\'tcliange
du billet. L-i somme déposée sera rennsc à c<;bii qui re])réflen-
tera l\'acto de déj^îl sans antre formalité que la remise «l\'ieelui
et de la signature du reccv«inr. Si le port<"nr ne sait pas éeriro,
il en sera fait mention sur les registres."
858
Ten tweede is voor de consignatie noodig,
dat de scluildenaar zich van de aangeboden zaaic
ontdaxin liebbe door dezelve in bewaring te
stellen ter plaatse door de wet tot het ontvan-
gen van consignatiön aangewezen, niet de inte-
ressen, tot den dag der bewaargeving toe. Eene
bepaling van geheel gelijken inbond kwam in den
Code voor.
Wij znllen nagaan welke de plaats is, waar
geconsigncei\'d moet worden.
In Frankrijk werden door Hendrik IIT, in Juni
1578, voor het eerst ambtenaren aangesteld tot het
ontvangen en bewaren der consigiuitiön. Vo(H-dien
lijd waren zoowel versehillende ambtenaren, alsook
andere personen hiermede behiflt, doch deze gaven
geen voldoende waarlxu\'gen voor de veiligheid van
het bij hen gedeponeerde, naar het schijnt.
Sedert do instelling d(ïzer ambtenaren, „Receveurs
des Consignations" genaamd, zijn er lal van ediclen
en heshiiten gegeven, <Iic hunne rechten cm bevoegd-
heden regelden; vooral de jaren KIGO, IG74,1G8i),
1G04, 1700, 1772 on 1775 zagen dergelijke
besluiten in het leven roej)en. De meeste hiervan
bevatten strafbei)alingen tegen hen die onlxn\'oegd
(\'onsignatiën aannemen; zoo bepaalt art. 5 van de
4
-ocr page 62-50
Déclaration van 1689 dat ieder ander dan de
„receveur," die eene zaak in bewaring neemt, 3000
livres boete zal te betalen hebben.
Eene wet van 30 September 1791 schafte do „rece-
veurs des consignations" af ; diezelfde wet bepaalde
tevens dat Imn w^erk voortaan gedaan zou worden
door „des préposés qui seraient nommés par les
directoires de district et qui ne pourraient être ni
juges, ni avoués, ni comptables, ni greffiers, ni
notaires, ni niembres d\'une administration soit do
district, soit do département."
Art. 1 van oene wct van 23 Soptemker 1793
maakte een einde îian hot bestaan dozer „préi)osés"
en art. 5 dier wet hield cenc nieuwe bepaling in,
luidende: „tout dépôt.....sera versé, savoir pour
Paris, à la Caisse générale do la trésorerie, et
pour los Départements aux caisses do district,"
waarvoor later in do plaats zijn gekomen do „caisses
des receveurs généraux dos contributions directes."
Ook dozo stand van zaken had slcciits ccn kort-
stoiuligon hivonsduur; do Wot \'van 28 NivA.so
An XllI, veranderde alles weer on kondo nu aan
do Amortisatio-cassa de bevoegdheid toe om consig-
natii-n aan te nomen.
Deze wet van 28 NivAsc An. XIII, is bij\'ons
-ocr page 63-51
te lande executoir verklaard Hot schijnt dat
bij het vervallen van het Fransche bestuur, zegt
Mil. Pii. J. Baciiiene oono auiortisatie-kas, zooals
bij de Wet van Nivôse bedoeld, ontbrak. Althans bij
art. 25 dcr Wet van 14 Mei 1814 (Staatsbl. n".
58) wordt gesproken van ccnc door den Souvercincn
Voi-st te creeëren Ainortisatio-ka.s. Er bestond in
dat tijdvak onzekerheid ovor do plaats dcr consig-
natiën. In België^ worden do banken van lecning
tijdelijk daarinede belast door oen besluit van 28
Octobcr 1814 •\') cn eerst bij Koninklijk besluit van
1 November 1818 (Staatsblad n". ,30) zijn de bepa-
lingen dcr Wet van 28 Nivôse, An XIII, om-
trent het ontvangen van consignation bijdoAnmr-
tisalie-kas, wederom in volle werking gestold. Hoe-
wel oorst dc Wet van 27 Deecmbor 1810 (Staatsbl.
n°. 77) het Amortisatio-Syndicaat, dat in 1822
ontslaan was door dc sainensnudting van do Amor-
tisatic-kas on van dein 1815, naast dezoopgerichle
gelijksoortige instelling „het Syndicaat der Nedcr-
\'). h\'nimivn II. 1)1. .i.\'in.
ï). In Thnnis, 3. VII, |mR. 558.
»). (Jf. A. Duciikmin, (le «hliilione el ohsignnlionc, Ijroilii
IS\'i-I., pap:.
52
landen," ophief, is toch reeds veel vroeger aan
de Amortisatie-kas de bevoegdheid ontnomen van
consignation in ontvangst te nemen, want bij
Koninklijk besluit van 15 Februari 1824,
n". 74, zijn de ontvangsten en de betalingen der
consignation opgedragen aan de ontvangers der
domeinen in de arrondissements-hoofdplaatsen :
bij art. 4 van het Koninklijk besluit van 8 Juni
1828, n". 93, aan de agenten van het domein,
en waar deze niet zijn, aan de hypotheekbe-
waarders, on, na do opheffing van de betrek-
king van agent van het domein, bij art. 4 van
het Koninklijk besluit van 1 December 1843,
n". 45, aan de ontvangers dei- registratie van ge-
rechtelijke akten, in dc arrondiss(iments-hoofdplaat-
sen, te rekenen van 1 Januari 1844. Sedert
1824 dus heeft do Amórtisatie-kas geeno consig-
nation in ontvangst kunnen nemen.
Dat men in 1841 niet zeker was van dc i)laats
waar geconsigneerd moest worden, blijkt uit eeno
kennisgeving van den Minister van\' Financlihi, van
don 29 Mei 1841, waarbij „tor wegneming van
„daaromtrent gerezen twijfel, ter kciniis van be-
„langhebbendcn gebracht (word), dat, ovorccn-
„komstig de wet viui 28 Nivôse An Xlll, allo
53
„gerogtelijke, administratieve en vrijwillige con-
„signatie van gelden „voortdurend op den tot dus
„verre gcbruiJcelijken voet kan geschieden" (dus
niet aan de Amortisatie-kas, want die was er
niet meerj, „en dat alle agenten van de domeinen,
„mitsgaders de hypotheekbewaarders, op welker
„kantoren tot hiertoe zoodanige consignation plaats
•„vinden, bij voortduur gemagtigd zijn tot het in
„ontvang nemen dier gelden" \').
Wij zien uit het bovenstaande, dat aan het voor-
schrift van art. 14-42 2 B. W. niet voldaan
is, want (Oudkman, Diephuis en anderen hebben
dit ook reeds aangetoond) eene wet, die ons aan-
wijst waar wij moeten consigneeren, bestaat niet.
De geldigheid van het Koninklijk besluit van
1 December 1843 heeft men trachten te verdedi-
gen door te zeggen dat het aanwijzen van een
Rijkskas voor de consignatie niet als een daad
van wetgeving, maar als een algemeene nuiat-
regcl van inwendig bestuur te beschouwen is. Zoo
oordeelde de Arrondissomcnts R(»chtbank te Tiel
bij vonnis van den 14 .luni 1850 (Weekblad v. h.
Recht n°. 1141.) Gesteld eens dat dit zoo ware.
\') Sliuitscouruiit van ß Juni 1841, n\'. 127.
-ocr page 66-54
dnn staat het ons toch niet vrij, daar, waar een
wettelijke plaatsaanwijzing voorgeschreven wordt,
die plaats te laten aanwijzen door een Koninklijk
besluit.
Bij het gemis van eene wet, behelpt men zich in
de praktijk met het besluit van 1 December 1843,
en zijn de consignatiën aan ontvangers der regis-
tratie van gerechtelijke akten gedaan, voor geldig\'
te liouden.
Daar de wet voorschrijft dat de (lanyehodene
zaak geconsigneerd moet worden, behoeven wij hier
niet na te gaan in hoeverre het consigneeren van
meer dan het verschuldigde toegestjuin is; wordt
er te veel aangeboden, dan moot dat ook geconsig-
neerd worden. Met verwijzing luuir het iiierboven
reeds gezegde over liet aanbieden van te veel,
zullen wij van dit onderwerp afstappen.
De slotbepaling van onze alinea vergelijken wij
met al. 3 van art. 1441. In huitstgenoemde vinden
wij dat de interessen moeten aangeboden worden
met de hoofdsom; art. 1442 al. 2.schrijft voor, dat
de intorressen ook geconsigneerd worden, maar nu
niet alleen die welke aangeboden zijn, maar ook die.
\') Cf. Diei\'iiuis VI, 877.
-ocr page 67-55
welke versehenen zijn tusschen het tijdstip van het
aanbod cn dat van de daarop gevolgde consignatie.
Consigneert de schuldenaar dus onmiddellijk na het
aanbieden, dan zal hij niets moor te betalen hebben
dan bij het aanbod van goreede betaling; wacht
hij daarentegen oen längeren tijd met de consignatio,
dan moet hij de reuten betalen, die het verschul-
digde in dien tusschontijd afwierp, want anders
blijkt het dat hij om do renten het verschul-
digde nog eenigen tijd onder zich gehouden heeft.
Door aanbod to doen zegt de schuldenaar: ik wil van
de zaak af zijn; het is mij onverschillig of de zaak
winst oplevert dan of zij scliadc ondergaat; wilt gij,
schuldeischer, haar niet ontvangen, dan consigneer
ik, want dan eerst bon ik gohoocl gekweten. —
Houdt de schuldenaar nu integendeel, na hot
aanbod gedaan tc hebben, do zaak nog ondor zich
cn geniet hij cr do inkomsten gedurende een tijd
van, dan blijkt hot dat zijn aanbod niet ernstig
gemeend is geweeat, cn dit onbillijke beginsel zou
door de wet in dc iiand gewerkt worden, zoo niet
do interessen tot don dag van do in bewaring-
stelling toe moesten geconsigneerd worden.
Art. 1442 11° 3 geeft het derde vorcischtc voor
-ocr page 68-56
de geldigheid vau de cousiguatie aau. De tegen-
woordige redactie vau deze ahuea, vastgesteld bij
art. 13 der Wet vau 15 Juuij 1833 (Staatsbl.
n". 35), verschilt iu enkele opzichten van de vroegere
redactiën. Eerst wilde men lezen: „Dat er door
den notaris of dooi- den deurwaarder een proces-
verbaal worde opgemaakt etc.". — Bij de her-
ziening in 1824 werd al. 3 dus gesteld: „Dat er
door den notaris of door den deurwaarder, met
twee (jeiiiujen een proces-verbaal worde opgemaakt
etc.," terwijl men in 1838 voorstelde, achter het
woord deurwaarder, het woord „beide" te plaatsen.
Hoewel men iu de vijfde afdeeliug geloofde dat de
woorden „met twee getuigen" zouden moeten
wegvallen, en dat men alleen „beide" behoefde te
zeggen, eu ook eenige leden vau inecning waren dat
dit artikel korter kon worden opgesteld, is alles
gelaten zooals iu 1833 voorgesteld was geworden\').
Van deze alinea is art. 1259 u" 3 C.N.dc grondslag.
Wij zien dat eeu tweede proces-ver baal moet op-
gemaakt worden door den notarjs, of door deu
deurwaarder. De veelomvattende term „officier
ministeriel" in den Code, schijnt twijfel te hebben
\'J VoüUDUlN, V. png. lis.
-ocr page 69-57
doeu ontstaan omtrent don persoon, dio het proces-
verbaal moest opmaken; bijna allo Fransche schrij-
vers wijzen er op. Duranton (XII, 219) bij-
voorbeeld, zegt: „L\'officior ministeriel, qui doit
„dresser le procès-verbal du dépôt, n\'est pas celui
„entre les mains duquel on fait la consignation,
„mais un luiissier ; celui qui a fait les ollrcs, ou
„un autre, n\'importe."
Marcadi\'î, (IV. pag. 5G1), do vorcischten voor
do consignatie opsommend, zegt sub n®. 3: „Qu\'un
„procès-vcrbal soit dressé non pas par lo préposé
„do la caissc des consignations, car il serait nul,
„j)uis(pie la loi ne donne pas ([ualité au préposé
„pour rédiger un tel acto, (Nimos 22 Août 1809)
„mais par l\'officier ministériel (pii a dressé le
„procès-vcrbal d\'olfres ou par un autre, ayant
„comme lui, qualité pour coin, c\'cst-h-dirc par un
„notaire ^ou un huissier."
Toullier (VII, 210), toont ook aan dat de con-
signatio nietig moet verklaard worden, zoo slechts
do ontvanger dor consignatii\'n hot procos-vorbaal
opmaakt, on juicht hot zcer toe, dat het Hof tc
Nîmes in 1809, in oono zaak van do gebroe-
ders CiiARrAii, in dien zin bij arrest uitspraak
gedaan heeft. Dio gebroeders hadden cono con-
58
signatie gedaan zonder notaris of deurwaarder, terwijl
het proces-verbaal van do in-bewaring-stelling was
opgemaakt door den ontvanger, in wiens kas er
geconsigneerd was; het gevolg was, dat de consig-
natie vernietigd werd.
Diephuis, dio ook Zachariae I. § 322 aan-
haalt , doet opmerken dat in ons wetboek, door
do bepaalde opnoeming van don notaris on den
deurwaarder, boter dan in art. 1259 C. N., be-
slist is dat de ontvanger der consignatio hot proces-
verbaal nict kan opmaken.
Do deurwaarder of dc notaris toekent het door
hem gemaakte proccs-vcrbaal; ook zullen dc getui-
gen tcckcncn: hoe anders zou hot blijken dat zij
tegenwoordig geweest zijn, en waartoe zouden zij
dan dienen? Zij leggen getuigenis af dat hetgeen
do notaris of dc deurwaarder relateert, in werke-
lijkheid gebeurd is. Diephuis wil vooras dat do
ontvanger dcr consignatio het proccs-vcrbaal mede
ondcrtcckeno; do wet schrijft dit niet gebiedend
voor, en ook zonder zijne handtcckening zou do
akto iiuthcntiek genoeg zijn; toch zal het niet ver-
boden zijn dat hij zijn handteekening cr bij plaatst,
want daardoor krijgt dc akto tevens eonigszins het
karakter van eeno (juitantio, die den schuldcisdicr
59
en den sclmldentuir ten bewijze kan strekken dat
het verschuldigde ontvangen is door den ontvanger
van de consignatiën.
Zooveel wat den vorm vau het proces-verbaal
betreft.
Dc inhoud er van is drieledig; de wet gebiedt
dat het zal behelzen den aard vau de aangebo-
den muntspeciën, de weigering van den schuld-
eischer om dezelve te ontvangen, of dat hij tot
die ontvangst niet verschcnen is, cn eindelijk het
doen van de consignatie zelve. De aangeboden
muntBpccii\'n, zegt de wet, moeten in het proces-
verbaal omschreven zijn: dat wij deze bepaling
ruimer moeten opvatten , ligt voor de hand; ook
waar andere zaken geconsigneerd moeten worden,
zal de beschrijving cu do optelling cr van, noodig zijn.
Het aldus opgenuuiktc proces-verbaal moet aan
den schuldeischer beteekend worden, met aannuining
om het in bewaring gebrachte tot zich tc nemen,
en dit maakt het vierde vereischte voor de geldig-
heid van do consignatie uit. Die beteekening ge-
schiedt , als do schuldeischer tot dc ontvangst van
het aangebodene niet verschenen is. Wanneer die
beteekening echter pliuits moet vinden, schrijft
- -.
onze wet niet voor. Diephuis gelooft, dat dit
niet noodig was, on dat do schuldenaar eerst de
gevolgen der consignatie kan genieten wanneer die
beteekening heeft plaats gehad. „Zonder dezelve,
zegt hij, is de consignatie niet vau waarde; met
dezelve wordt deze eerst van waarde, want het is
noodig dat het proccs-vcrbaal bctcekend zij, en nu
zal het wel zeker zijn dat de consignatie niet eerder
kan werken dan zij van waarde is \')."
Onder het Fransche rccht gaven sommige schrij-
vers eene verklaring aan een gedeelte van art. 1259
C. N. (1442 B. W.), dio onzcs inziens niet
juist is. Zij zeiden, dat onder hot niet vorschijncn
van don schuldcischcr, of zijne weigering om het
aangebodene in ontvangst te nemen, waarvan in
het jiroccs-Vcrbaal van do consignatio molding
gemaakt moet worden, to verstaan is het eerste
wegblijven van den schuldcischcr, of zijn weigeren
om het verschuldigde luin tc nemen bij gelegenheid
van het doen van aanbod van gereedo betaling.
1) Cf, Schüller, op art. H.|.3 R. W „üetcekciul," mi cvrst
is (Ic 3cliul(letia,ir volkomen bcïvrijd, dc verbintenis tusschen
hem cn den sehuldcisclier te nict gegaan cn dc Consignatie-kas
Bchuldeniiar geworden.
- -.
Tot lien die doze leer toegedaan zijn behoort
Zachariae. Marcadé ziet in dit beweren eene
dwaling on tracht dit duidelijk te maken. Toege-
geven , zegt hij, dat men de afwezigheid van iemand
op eone plaats waar hij niet geroepen was (do plaats
van het aanbod), zijn niet verschijnen zou kunnen
noemen : uit het artikel in zijn geheel genomen ,
blijkt het ioch, dat hier in n°. 3 gesproken wordt
van het wegblijven van den schuldeischer van do
consignatio; want dnartoe wordt hij in n" 1 opge-
roepen , cn ingeval hij niet komt cischt n". 4
cenc beteekening van hot procos-vorbaal, wat
niet noodig zou zjjn, ware de schuldoiscbor bij de
in-bewaring-stolling geweest. „Et maintenant,
gaat hij voort, s\'il est evident quo la non-comparution
du n" 3 cst/bion cello du n". 4, c\'ost-ri-diro l\'absonco
du créancier lors <lo la consignation à liU|Uollo il était
ai)pclc, il n\'est pas nu)ins clair (]U0, quand la loi, dans
lo n". 3, iirésento alternaiivomont ot connue
doux hypotheses, dont une seule peut h(î réaliser
ot doit ctro mentionnée, cctto non-conq)arnlion du
créancier ou son refus do rocovoir, il s\'agit dans
Vwwo. de CCS hypolhèscs du refus (pi\'il fait cn com-
paraissant à la consignation, comme il s\'agit diins
l\'aulro do na non-conqmr«ition jï cotto même con-
- -.
signation." Zoo duidelijk is, volgens hem, de zin
van het artikel, dat het meerendeel der schrijvers
dit punt onaangeroerd laten ; twee hunner echter spre-
ken er over en wel in denzelfden geest als Marcadé.
Toullier (VII. 210) zegt, dat, „comme le créan-
cier a jusqu\'au dernier moment le droit d\'empocher
la consignation en recevant, il faut constater ou
son refus, s\'il est présent h la consignation, ou
son absence, s\'il n\'y est pas."
Demante (IL 716) doelt liier ook op, wanneer
hij zegt dat n°. 3 als vereischte voorschrijft: „un
„proces-verbal détaillé de la consignation et des
„circonstances dans lesquelles elle a lieu".
Zijn nu al de voorschriften van art. 1442 door
den schuldenaar in acht genomen , dan is de con-
signatie geheel geldig. Toch kunnen er zich ge-
vallen voordoen, waarin de geldigheid van eene
consignatie betwist wordt ; daarom staat het den
schuldenaar vrij , zijne consignatie van waarde te
doen verklaren door den retditcr, Op dezelfde wijze
als het aan den schuldeischer vrijstaat er de nietig-
verklaring van te doen uitspreken, zoo biervoor
gronden zijn. Art. 796 B. Rv. spreekt over
de van-waarde- eu de nietigverklaring van \' de
- -.
consigii<atie of der gedane aanbiedingen zegt dat
die summierlijk behandeld worden en dat, wanneer
zoodanige aanbieding of bewaargeving in eene han-
gende zaak voorkomt, zij als een incident behan-
deld wordt.
D(; meening van DifiPiiuis over de van-Avaarde-
verklaring van de consignatie is, dat het voor de
partijen nuttig kan zijn door eene dadelijke beslis-
sing alle onzekerlieid omtrent dc geldigheid der
consignatie op te heften; deze oefent echter, zoo
zij overeenkomstig de wet geschiedt en van waarde
is, ook zonder van waardeverklaring hare wer-
king uit.
Welke recht(U\' moet de waarde van het aanbod
of der consignatie beoordeelen ? Tn verschillenden
zin is deze vraag beantwoord.
Do eisch tot van-wjuirde-of tot nietigverklaring
der gedane aanbieding of consignatie kan eene hoofd-
vordering zijn, wanneer er nanudijk tusschen schuld-
eischer en scinildenaar geen geding aanhangig is
aan hetwelk deze eisch is verbonden. Eene dag-
vaarding maakt dan die vordering aanhangig, di<;
(zooals wij Hicds zag(5n) sunnnierlijk b(diandel(l wordt
en zulks, volgens de nunnorie van toelichting,
dewijl deze geacht moet worden te behooren tot
- -.
de spoed voreischende zaken, daar van het oogon-
bh\'k af dat hot aanbod van-waardo verklaard en de
consignatio gevolgd is, zij ten aanzien van den
schuldenaar tot betaling strekt, en geene interessen
meer togen hem berekend worden, zoodat hij bij
eene spoedige afdoening der zaak belang heeft.
Oudeman, pag. 193 zegt: „Dezebepaling, dat de
vordering summerlijk zal worden behandeld, welke
slechts op con geding voor do arrondissements-
rechtbank kan doelen, schijnt tc veronderstellen
dat deze eisch altijd voor do arrondissements-
rechtbank moot worden gebracht, welke ook do
aard dcr schuld cn waarde zij van het aangebo-
dene. Evenwel indien do van-waardo-verklaring
moet dienen tot vervulling eener persoonlijke vcr-
bimltcnis, is do vordering, volgens art. 129 K Rv.
permonlijk, on zij, indien dc verbintenis nict boven do
f 200 gaat, van do b(iVoegdhoid dos kantonrochtcrs,
waarin door gcono ingewikkelde bepaling van dit
wetboek verandering kan gebracht worden."
Sommigen zijn van oordeel, gaat OliDEMAN
voort, dat do kennisneming van hot geding over
do geldigheid van het aanbod of dor consignatio
altijd behoort aan don rechter van dc plaats waar
* ,
het aanbod geschied is.
-ocr page 77-Gâ
Een selnijver in de Opmerkingen en Mededee-
lingen, I. bl. 21 en volgg., die zich G. teekent,
is een van deze Ilij gaat zoover van te zeggen,
dat bijna alle schrijvers vóór den Code Napoléon
het met hem eens zijn, en ten bewijze bier-
van citeert hij Carrk, Les lois de la procedure.
Tome 111, pag. 120, (pi. 2700: „La soluticm de
cette (piestion nous parait dériver de la disj)osition
de l\'art. 1258 § G du Code Civil, qui veut (|ue
les offres soient faites au lieu dont on est convenu
pour le paiement, et que s\'il n\'y a pas de conven-
tion sp(\'ciale sur le lieu du paiement, elles soient
faites à la personne ou au domicile du cnumcier,
on au domicile élu pour rex(\'cution do la conven-
tion. Or, il n\'<^st j)as douteux (juc la consignation
doit ("itre ellectuce dans le bureau du lieu où les
olVres ont été faites, et par consé(pient la demande
en validité ou invalidité, soit des offres, soit de
la consignation, est de la (Mimpétence du tribunal
dans l\'arrondis-senuMit\' du(piel h»s offres ont élé
signifiées."
In lictz(ilf(lo tijdschrift geeft de lieer S. M., oj)
blz. 17 en volgg., (îcnige bedenkingen tegen het
hierboven gezegde. Hij betwijfelt of het gevoelen
omtrent den rechter, die kennis moet nemen van
- -.
de waarde van een aanbod, wel zoo eenparig is
als G. dit opgeeft.
pigeau, Berriat-St. Prix, Rogron en meer
anderen gaan onze vraag met stilzwijgen voorbij
en Pailliet (Manuel de Droit Français, op art.
815 C. de p.) bestrijdt juist bet gevoelen van Carré
dat door G. is aangehaald. Pailliet is van
meening, dat de eiseb tot van-uaarde-verklaring
behoort bij de rechtbank waar de betaling moest
geschieden, maar die tot nietiij-verklarhuj bij den
rechter van de woonplaats des verweerders, volgens
de algemeen voorschriften omtrent dagvaardingen in\'
persoonlijke zaken Eene bijzondere bepaling hier-
over bestaat evenmin in ons wetboek als in het
Fransche, en Oudeman gelooft met don schrijver in
de Opmerkingen cn Mededcolingon , 1. bl. 48, dat
mon op goede gronden bier dc toepasselijkheid der
algemeene regelen van rechtspleging mag aannemen,
als welke toch golden zoo dikwijls als aan dezo
niet is gederogeerd. Niot ton onrechte schijnt dus
dezo schrijvor to beweren, dat mOn hier art. 126
W. v. B. Rv. hebbc to volgen, waarin, in do
eersto alinea, wordt bepaald, dat do verweerder
in zuiver persoonlijke zaken, of in die welke roerend
goed betrelfen, zal worden gedagvaard voor dcm
G7
rechter van zijne woonplaats; maar men moet er,
volgens het oordeel van Oudeman, bijvoegen die van
art. 314, voor het geval dat het aanbod eene zaak.
van koophandel betreft*).
Komt de eisch tot van waarde- of van nietig-
verklaring in eene reeds tusschen den schulde-
naar en den schuldeischer hangende zaak voor,
dan wordt hij als een incident behandeld.
De plaats, waar wettig geconsigneerd kan worden,
is bij ons, zooals reeds aangetoond is, niet vermeld;
de door de Fransche w(ït aangewezen j)laats voor
consignatie is blijkbaar alleen voor geld bestemd;
hieruit volgt nog niet, dat consignatie alleen voor
geldsommen geldt, welke leer door Maucadh^
verkondigd is. Houdt men zich min den tekst van
de wet, zoo begint Mauoai)i5, dan zou men kunnen
zeggen dat ook zaken aangeboden en geconsigneerd
kunnen worden en dat zoodoende dc schuldenaar
bevrijd wordt. Ilij verklaart dit niet alzoo in tc
zien, en zegt dat de noodzakelijkheid van aanbod
en consignatie slechts bestaat voor geldsonnnen.
Tot die meening komt hij door eeno vergelijking
\') VeriR\'dt!, op nrt. 7!>(), nuol 4.
-ocr page 80-G8
van art. 1257 C. N. met de volgende, en vooral met
art. 1264. Ook doet M. eon beroep op bet gezond ver-
stand. Stel u eens voor, zegt hij, dat bij de overeen-
komst tot het leveren van honderd okshoofden wijn,
geen plaats voor de levering genoemd is, dan moet
die wijn aangeboden worden aan den persoon of
de woonplaats van den schuldeischer. Nu vraagt
hij : „Or comment voudrait-on (pi\'uu débiteur fît
voiturer à 100 ou 200 lieues, jusqu\'au domicile du
créancier, (pii peut bien n\'être pas le lieu du paie-
ment, par exemple les cent pièces dc vin qu\'il doit
livrer? une telle règle se comprendrait pour les
choses d\'un transport facilc, mais il est évident
qu\'on n\'a pas pu avoir l\'idée do l\'établir pour
toutes choses indistinctement. Aussi allons noiis
voir qu\'elle n\'existe que pour l\'argent."
Voordat wij vorder luigaan wat Maiicadiî tot
deJce mconing brengt, wenschen wij tegen het
hierboven gezegde oj) to komen on onze gron-
den voor ccn tegenovergesteld g(!Voelen o}) tc geven.
Ik geef toe, hot transp(U\'lccrcn van\'100 okshoofden
wijn is gocn kleinigheid, cn men zal hiertoe zonder
noodzakelijkheid niet ligt overgaan. Maar wanneer
zal dozo voorkomen? Alleen dan, wanneer de
sclmldeischcr het aanbod in der minne heeft van
- -.
de hand gewezen. De scluildenaar zal dan, om
aanbod van gereede betaling te kunnen doen, de
partij wijn met het eene of andere vervoermiddel
naar den persoon of de woonplaats van den schuld-
eischer brengen; art. 1260 C. N. geeft hem de
verzekering, dat het transjjort door den schuldeis(dier
betaald zal worden, zoo zijn aanbod deugdelijk is;
en weet hij dat er iets aan zijn aanbod ontbreekt, diin
zal hij voorzichtig zijn. Weigert de sclnddeischcr
dan nog steeds het aangebodene in ontvangst te
nemen, dan staat den schuldenaar nog altijd de
weg open om van den rechter eene van-waarde-
verklaring van het aanbod te vragen; cn ik zie
niet in, dat die rechter hem dan geen vergunning
zou verleenen om een kelder te huren en daar den
wijn in tc consigneeren, alles op kosten van den
schuldeischer. Voor dezen is dit dan wel een
eenigzins kostbare zaak, mnar liabcl quod sibi
imputct.
Maucadk tracht zijno leer, door nog meer be-
wijzen aan tc voeren, ingang tc doen vinden.
„Notre article (1257) en eilet,\' zegt hij, se lie
intiinement avcc les suivants, (pii ne sont que
la diWeloppement dc sa pensee. La loi, après
avoir dit dans notre article 1257, que pour opérer la
- -.
libération, il faut des offres réelles suivies de con-
signation, explique immédiatement dans l\'article
1258 les conditions de ces offres réelles, et daus
l\'article 1259 les conditions de la consignation.
Or l\'art. 1258 dit que les offres doivent etre de
la totalité de la somme et des arrérages ou intérêts;
puis l\'art. 1258 veut que la consignation soit faite
dans le dépôt indiqué par la loi pour les consig-
nations (et il n\'y a jamais eu de dépôt indiqué
par la loi que pour les sommes d\'argent), qu\'elle
soit faite avec les intérêts juscju\'au jour du
dépôt et qu\'il y ait eu proces-verbal des espèces
ofTertes."
Wij zien dus dat M. uit de woorden: „totalité
de la somme", „arrérages ou intérêts" eu „espèces"
iu de artt. 1258 en 1259 voorkomende, bewijzen wil
afleiden voor zijne stelling. Ilet staat mij vrij
andere woorden in diezelfde artikelen aan tc balen,
waaruit bet tegenovergestelde zal blijken.
Over art. 1257 zal ik nu niet spreken, maar
wijs slechts op art. 1259 sub 1", waar ik vind:
„qu\'elle ait été {irécodée d\'une sonnnatiou .... con-
„ tenant l\'indication du lieu où la chose offerte »Qva
„déposée", en op lietzcilfdo artikel sub 4", waar
gewag gemaakt v;oY(\\t vm „la chose déposée." Hier-
- -.
door is m. i. evengoed het bewijs geleverd dat eene
zaak wel, als door Marcadé bewezen is, dat zij
niet geconsigneerd kan worden. Aan het laatste
argument van Marcadé ontzeggen wij dus allo
kracht van bewijs.
Wij zagen boven reeds, dat M. voorts zijn bewe-
ren grondvest op de bepaling dat er geconsigneerd
moet worden op do plaats door de wet bepaald.
Alleen voor geld heeft de wet eeno plaats bepaald
voor consignatio: wat gcon geld is, andcro
zaken, kunnen bijgevolg niet in bewaring gegeven
worden. Wij vragen aan Marcadé of hij dan
gewild bad dat do wetgever phuitson opgegeven
had, waar zaken moesten geconsigneerd worden.
Waar zouden dio plaatsen hebben moeten zijn, on
van welken aard?
Plaatsen, waar zaken geconsigneerd moeten wordon,
kuinien niet bestaan; vooreerst zouden zij dan wel
overal mogen zijn, cn dan nog ware hot onmogelijk a
prioi\'i tc bepalen hoodo inrichting er van zijn moot.
Het zou tc veel van den wetgever gevergd zijn,
dat hij moet voorzien in al do gevallen waarin
consignatio kan voorkomen; hij zou dan moeten
zorgen voor vischkarcn voor iemand dio aanbod
doet van ccn partij levenden visch, voor stallen
. 72
voor ieiiiaud dio vee aanbiedt, kortom voor honderden
andere g-elegenlieden om te consigneeren, afhan-
kelijk van den aard dcr schuld, tc talrijk om aan
tc denken of op tc noemen.
Ten slotte vestigt Marcadé dc aandacht op
art. 1264 C. N. Dc schuldenaar heeft hier, nu
er alleen ovcr oen bepaalde zaak gesproken -wordt,
niets anders tc doen dan tc maken dat die zaak
op dc plaats, voor do levering bestemd, komt, on
dan den schuldcischcr te sommeeron die zaak tot
zich tc nomen; dus, zegt hij, nu het ccnc zaak
geldt, is cr van goonc consignatio sprake.
Maar hoe komt dat?
Omdat do wetgever ingezien heeft, dat die zekere
bepaalde zaak evengoed ccn hippopotamus als ecu
dianuintjo kjm zijn, cn hot dus onmogelijk was to
voron ccn pliuits or voor aan tc wijzen; juist daar-
om iß aan den rcchtcr dc bevoegdheid verleend
aan don schuldenaar vergunning tc goven het vcr-
schuldigdo in ccno andere plaats to consignccrcn,
cn dio andere plaats zal dan, naar gelang hot
voorworp zulks vordert, ccn hok met water, of een
juweelkistje, of iets anders moeten zijn.
Art. 816 C. do Proc. Civ. vooral, is, dunkt
mij, oen kraclitigo grond om hot g(iVoclcn van-
fr-------
- -.
Marcadé niet te omlielzen : „Lo jugement qui déela-
„rera les offres valables, ordonnera, dans le cas
„011 la consignation n\'aurait pas encore eu lieu,
„que, faute par le créancier d\'avoir reçu la somme
„ou la chose offerte, elle sera consignée".
Ik geloof dat het minder bedenkelijk is, overal
„la somme ou la chose" te lezen waar alleen „la
somme" staat, dan waar „la somme on la chose"
stîmt, „la chose" te schrappen.
Ik hooj) door het bovenstaande genoegzaam aan-
getoond te hebben, dat het gereede aanbod en de
consignatie vau andere zaken dan geld w(;l dege-
lijk plaats kunnen hebben.
Na in de voorgaande bladzijden den aard en
het karakter van het aanbod en van dc consignatie
ontvouwd tc hebben, rest mij nn nog na to gaan,
welke er de voornaamste gevolgen van kunnen zijn.
De eerste vraag dio zich bier voordoet, is: wordt
de schuldenaar bevrijd door het aanbod of door
de consignatio, m. a. w., wanneer is liij van zijne
vorplicliting ontslagen, reeds dadelijk als hij aanbod
van \'goreedo betaling gedaan lieoft, of eerst wan-
neer hij het aangebodene geconsigneerd hoeft?
Door de onduidelijke bepaling hieromtrent, zoowol
in den C. N. als in ons Wetboek, is deze vraag
door do verschillende schrijvers, op vcrschillcndo
wijze beantwoord.
Dc woorden van art. 1440 al. 2, B. W. „aan-
bod gevolgd van bewaargeving bevrijdt den schul-
- -.
(lenaar, en strekt ten zijnen opzigte tot betaling,"
hebben aanleiding gegeven, om zoowel te zeggen
dat aanbod alleen, als dat aanbod en consignatie
zamen bevrijden.
Leest men in ons artikel: Aanbod, — dan in
parenthesi: gevolgd van bewaargeving, —bevrijdt
enz , dan zou men ligt geneigd zijn tc denken dat
liet aanbod bevrijdt. Ik geloof echter niet dat de
woorden „gevolgd van bewaargeving" in parenthesi
gelezen moeten worden, maar veeleer dat zij als
een „conditio sino (jua nou" te beschouwen zijn. Ik
vat art. 1440 al. 2 aldus op: aanbod, mits het
van consignatie gevolgd worde, bevrijdt den schul-
denaar, waaruit voortvloeit dat het aanbod bij het
achterwege blijven van de consignatio voor den
schuldcmuir gcenc liberatoirc kracht hoegenaamd,
bezit.
Onze wetgever heeft een middel in het leven
willen roej)en, waardoor de schuldenaar zich zou
kunnen bevrijden, indien de schuldeischer de
verbintenis wilde laten voortbestaan. Ilij noemt
dat middel in art. 1417 „aanbod van gerecde be-
taling, gevolgd van consignatie of bewaargeving" cn
spreekt daarover in Afd. 2, Tit. IV. Nu giuit
het m. i. niet aan, te zeggen, dnt alleen het aanbod
- -.
bevrijdt; wilde de wetgever dat, hij zou art. 1417
anders geredigeerd hebben. Wanneer een samen-
gesteld middel voorgeschreven wordt om een toestand
te doen eindigen, dan kan men niet dat samenge-
stelde middel gaan ontleden, en aan een der bestand-
doelen de kracht geven, die het geheel toekomt.
Ook de woorden van art. 1442 al. 2, voorschrij-
vende dat het aangebodene geconsigneerd moet
worden „met de interessen tot den dag der be waar-
stelling toe," willen sommigen aanhalen om te be-
wijzen dat de schuldenaar niet bevrijd is, vóórdat de
consignatie plaats heeft geiiad; lioe wil men inte-
ressen beüüen van eene zaak waarvan men
reeds (door het aanbod) bevrijd is?
Ik geloof echter dat wij den grond voor deze
bepaling elders moeten zoeken Onderstel dat ik aan
A eene som geld schuldig ben. Ik bied hem die
gerechtelijk aan en ben niet meer in verzuim. A.
weigert het aangebodene aan te nemen: wanneer
ik nu onmiddelijk consigneer, dan- behoef ik
geene renten tc bctahm; maar wacht ik een
geruimen tijd, mag ik dan hetgeen die geldsom
heeft kunnen opbrengen voor mij houden? Neen,
zeker niet: want door aanbod te doen heb ik\'
- -.
getoond, dat ik van het vorseliuldigde af wilde zijn :
de lasten er aan verbonden wil ik niet moor hebben,
genot mag ik er dus ook niet van hebben. Dit is de
reden, waarom do intei e.ssen, die hot vcrschuldigdo
opbrengt tusschen het aanbod cn dc consignatie,
aan den schuldeischer ten goede komen.
Toullier \') leert echter, dat het dc bedoeling
van den wetgever geweest is, dat het aanbod
van gereedo bchding, alleen, don schuldenaar
bevrijden zou.\'„Les oUVcs rccllcs, suivies dc con-
signation, libèrent le debiteur, dit très-óncrgi-
(puMucnt l\'art 1257 du Code Civil. Tl ajoute
«lu\'olhis tiennent à son ógard lieu dc paiement;
co (pii est conforme à la règle do droit, (pii veut
dans tous les cas, «pi\'on rópute fait lout co (pu>
l\'adversaire vous a empcché do faire. Tn onuiibus
eausis pro facto accipitur id, in (juo per alium
morac lit (pionunus liât -).
llenuir<pu^z (pic lo (^odo no dit pas: (a consip-
uafioii, précoiléo. dos olfres, Jihhe le (U\'bilcnr, mais
les offres, suivies de consignation. Co sont donc
1) VIL 225.
!) L. :}li Dig. lie II. .1.
-ocr page 90-- -.
les offres réelles qui libèrent le débiteur et lui
tiennent lieu de paiement^ parce que le paie-
ment est censé effectué du moment où lo créan-
cier l\'a empêché dc le faire; pro facto accipitur.
Le débiteur est donc libéré avant la consignation".
Hiermede wil Toullier bewijzen, ook dat de
interessen, by het doen van aanbod, ophouden te
loopen — doch hierover later.
Diephuis, die aan het aanbod alleen geen be-
vrijdende kraoht toekent, komt tegen de woorden
van Toullier op. Of cr „aanbod, gevolgd door
bewaargeving" dan wel „bewaargeving, voorafge-
gaan door aanbod" staat, doet er, volgens hem
niets toe. „Ons komt het vrij onverschillig voor,"
zegt hij, „of do eene of de andere uitdrukking
gebezigd is: in ieder geval toch wordt zoo wel
de bewaargeving door het lumbod voorafgegaan,
als hot aanbod door do bcwjuirgeving gevolgd ;
alleen schijnt het meer natuurlijk dat hetgeen
voorafgaat genoemd wordt voor hetgeen volgt\'^
Voor hem is overigens dc vcrj)lichting om, vol-
gons art. 1442 n". 2 B. W., interessen to betalen
tot den dag der consignatio een gewichtige grond
om juin tc nemen dat alleen door dc consignatie ^
bevrijding bewerkt wordt. Ton slotte wijst hij
- -.
er op, dat iu artt. 1444, 1445 en 1447 B. W.
telkens van liet in hewariiig gestelde, en niet van
lut aangebodene gesproken wordt.
Yan de schrijvers uit lateren tijd is het alleen
de pinto, die van meening is dat het aanbod van
gereede betaling bevrijdt. In zijne Handleidhig tot
het B. W., 2" gedeelte, § 82G, zegt hij, dat het
aanbod van gereede betaling drie gevolgen heeft
en dan noemt hij in de eerste plaats dit, dat de
schuldenaar bevrijdt wordt van den dag van het
aanbod en niet van den dag der consignatie ; het
luinbod, gevolgd van bewaargeving, zegt art. 1440;
zoodra dus het verschuldigde is in bewaring gege-
ven, wordt de schuldenaar geacht op den dag van
het aanbod tc hebben betaald.
Lijnrecht hierteg(ïnovcr staat hetgeen door
/aciiauiae geleerd wordt: „La consignation faite
„régulicTcmcnt par lo débiteur, . c\'est-ii dire faite
„confornicincnt aux dispositions qui précèdent,
(aanbod beschouwt hij dus alleen als een vooraf-
gaande handeling, noodzakelijk om de consignatie
waarde tc geven) le libère de son obligation vis-ii-vis
„du créancier, comme le ferait lo paiement opéré
„entre les mains de co dernier, de telle sorlc qu\'il
„dater du moment oîi la consignation a eu lieu
- -.
„lil dette cesse, par exemple, de porter des intérêts,
„et que ce qui a fait l\'objet du paiement, est aux
risques du créancier."
Massé en Vergé (iiant. op Zachariae) laten
hierop volgen: „Ainsi les offres ne sont pas à elles
„seules libératoires, même pour les intérêts."
Ook Demolombe , in zijn Traité des Contrats,
hetgeen van recenten datum is, weigert aan te
nemen dat het aanbod alleen den schuldenaar be-
vrijdt; de opvolging van beide handelingen is noo-
dig voor de bevrijding.
Behalve de reeds genoemde schrijvers, kan men
nog vergelijken Duranton XII, 200 en 218,
Marcadé bl. 508, „la consignation de la somme
due, quand elle a été précédée d\'offres valables
et qu\'elle est régulièrement faite, tient lieu de
paiement pour le débiteur," Oudeman Ilandb. t. d.
Burg. Rechtsv., III, 4" Druk, blz. 193, de schrij-
ver in de Opmerkingen en Mededeelingen oj) blz.
17, deel I, en S. M. t. z. p. blz. 38, en voorts
Carré, Cours de Proc. Civ., Tom. 3, opart. 81(5.
Deze laatste beschouwt hot gerechtelijk aanbod als
niets meer dan als een voorloopigen maatr(>gcl
om tot de bewaarstelling to geraken.
Ook het Romeinsche Recht leert, dat do schul-
-ocr page 93-- -.
(Icnnar zich slcchls dooi- dc iiibowaarstelling kan
bevrijden; lex 9 Cod. dc Solutt. et Liber. zegt:
^Ohsignntione totius dchitac pminiae solruinifer
facta lihcrationem coiitiiHjere mnnifcsium csty
Eindelijk is nog op dio leer gebouwd do rechts-
regel: ^i^Ohlatio sine pceuninc nhsif/nalione non
raid \').
^ Hebben wij kunnen besluiten dnt nau hct aan-
bod do krncbt van bevrijding ontzegd moet worden,
do vraag rijst nu bij ons of zich aan hot aanbod
andoro gevolgen kunnen vastknooj)cn.
Dozo vraag geloof ik bevestigend to kunnen be-
antwoorden.
Hot aanbod van goroodo betaling voorkoml do
mora. Uit art. 1271 H. W. zion wij dat dc scbuldo-
luuu\', dio zijno verbintenis niet op don bopnahlon
tijd nakomt, in verzuim is.
Hi(;dt hij op den juiston lijd gcrochtclijk aan, do
pracstatio, waartoe hij genoodzaakt is krachlons d(>
verbintenis, tc vervullen, dan kan hjj, al wacht
hij hingen lijd niot do inbcwaiu\'goving, niot door
ccn Ixïvcl of andon^ soortgelijke akto of uil krachte
\') Opm. i\'U Mcdi\'d. I. I>lz.
-ocr page 94-der verbintenis zelve in inora gesteld worden. —
Door aanbod te doen, doet hij wat hij kan. Is
iemand, die aanbiedt te doen hetgeen hem oj)gelogd
is, in mora? Neon; het nakomen van zijne prae-
statio is. niet alleen een plicht, maar ook oen
rccht; de schuldenaar die van zijn rccht gebruik
maakt door aanbod tc dorn, handelt niet weder-
rechtelijk en is m. i. niet in verzuim te stellen. —
Dc schuldcischcr daarentegen heeft naast zjjn recht
om op pracstatio aan tc dringen ook don |)licht
genoegen to nemen met het hem aangebodene,
zoo niets daaraan ontbreekt. Weigert hij zonder
grond aan to luunon, dan gaat hij zjjn plicht tc
buiton cn verdient ccn straf; hjj wordt nu op zijne
beurt, na het niet aannemen van het aangebodene,
in verzuim gesteld: dit is do mom accipicndi of
m(iya cmllioris.
Dkmolomiik, Aiihry en R\\u cn de Tinto
leeren hetzelfde.
Volgens Mu. J. Knottenmiki/f, (Diss.: dc mora
van don schuldcn?iar naar het Ncdcrlandsch bur-
gerlijk liegt, Amsterdam, 1804), is d(ï mora het
wcdcrrcchtclijk opschorton van do uitvoering eener
verbintenis. Tn het wezen dcr mora ligt iets voort-
durends, iets aanhoudends. Door do mora wordt
- -.
liet recht van den sclnildeiselier voortdurend ge-
s(dionden, zoolang de Hchuldenaar met de j)rae-
static wacht.
Een schuldenaar, die den tijd, voor dc jn-aestalie
bopaald, laat voorbijgaan is in gebreke gesteld. Ilij
kan nu, rends in mora zijnde, aanbod van gereede
betaling doen. Do vrnag is nu: doet dit aanbod
de mora ophouden of niet? Ook hier zwijgt de wet.
Naar mijne meening moeten wjj aannemen, dat
van het oogenblik dat het aanbod gedann wordt
de schuldeiiïijir voor het verv<dg niet meer in mora
is; dat hij in den tijd, tusschen den dag voor dc
praestatie Ix\'jiaald, en dien waarop het aanbod g(»-
daan is, in mora blijft, lijdt geen twijfel: het
aanbod kan in het verled(me geen uitwerking
hebben.
Mil. 1)k pinto is dit gevoelen toegedaan ; ook
Toullikii en Demolomhk zjjn van deze ine(!-
ning. Zachauiak (Ed. Aiinuv kt Rau III. p.
130) daarentegen zegt: „Los ollVes réelles ne pro-
duisent en général d\'autre cHct, ([ue d\'autoriser le
«lébitenr fi se libérer au moyen do la consignation
(le l\'objet oifert en payement. Ainsi elles nc pur-
gent jms la demeure du débiteur, elles laissent In
chose due îi ses risqu(^s, loi\'s(|u\'ils sont ^ sa charge,
- -.
et elles n\'arivtent pas le cours des intérêts etc.
Ces différents effets ne sont attachés qu^\\ la con-
signation valablement faite à la suite d\'offres réelles
régulières."
Hierover zeggen Aubry en Rau het volgende:
„Cependant les offres réelles faites au jour de
l\'échéance ont encore pour effet d\'empocher (pie le
débiteur, qui se trouve exceptionnellement soumis
à l\'application de la maxime (lies iuicrpeUat pro
Jiomine, ne soit constitué eu demeure par la seule
éebéance du terme.
Toullier enseigne m(\';me (pie les offres n\'elles
forment obstacle à ce (pie le d(\'d)iteur puisse (*tre
ultérieurement constitué en demeure. Nous ue
pouvons partager cotte opinifm: si elle (Hait admise
le créancier n\'aurait aucun moyeu de constituer en
demeure le débiteur (pii, apn\'-s avoir fait des offres
réelles au jour de l\'(\'cbéance, ue consignerait j>as
l\'objet offert." Maar dit laatste beboeft niet te
gebeuren: bet staat den scbnldenanr vrij, met de
consignatie te wachten zoolang bij wil : geen wets-
bepjihng verbiedt dit; bet moge een leemt(» in de
wet zijn, bet is nu eenmaal zoo. Zij gaan voort :
„En faisant des oH\'res n\'elles le débiteur n\'a |»as
encore fait tont co qui lui était imposé niets wordt
- -.
liein opgelegd: hij kan consigneeren maar moet
niet: het ergste is dat de verbintenis blijft bestaan
zoo hij \'t niet doet, cn zoo hij dit nu eenmaal ver-
kiest, — waarom dan niet? Ilij moet toch de
interessen betalen tot den dag dcr consignatio toe.
„La consignation doit suivrc cos ofiVcs ctlcssuivrc
dans le plus court dclai possiblo," laten zij volgen :
dit is gemakkelijk gezegd, maar daar dit nergens
is voorgcschrcvcn behoeft geen enkele schuldenaar
zich daaraan tc houden.
Komt do schuldenaar zijne verplichting niet na,
dan is or mora ton opzichte van hom. Doot hij,
in mora zijnde, aanbod, is dan de mora gestuit?
Mu. KnüTTKNHKI-t zegt neen. Onze wet zwijgt
ovcr de punjatio morae geheel. De scbuhlcnaar,
dio eens in mora is, blijft in mora, totdat dc ver-
bintenis zelve wordt oi)gchovcn.
licnc hanilcling is noodig om do mora tc doen
ophouden; in het Uomcinscho llccht wordt dit
nauwkeurig behandeld. Dc oorzaken, die het einde
dor mora ton gevolge hebben, kunnen in twee
kla.sscn verdoold worden. Vooreerst is iedere wijze,
waarop do verbintcin\'s zelve to niet gaat, tevens
oen nuddcl om do mora to doen eindigen: vervol-
gens bestaan cr ook middelen, waardoor alleen dc
8G
mora. wordt opgelievou, torwijl dc verbiuteiiis zelve
onaangetast blijtt.
Ouder deze beboort hot aanbieden van liet ver-
schuldigde \').
Torwijl Mr. Knottenbelt aantoont dat in hot
iiomeinschc Recht ecu j^/tr^rtiw of emmdatio mome
mogelijk is, zegt hij, dat op dc vraag of zij ook in
ons rccht mogelijk is, ontkennend moot geantwoord
worden.
In do blzz. 152 en volgg. zijner dissertatie trekt
hij tc volde tegen Mr, de Pinto , die deze zaak
anders inziet; hij houdt hot voor onmogelijk , uit
eenigo wetsbepaling bij analogie tot hot bestaan
dor pimjatio morm to besluiten.
Ik wil hier niet langer bij stilstaan, maar liever
verklaren dat hot betoog van Mr. Knottenhklt mij
niot. hooft kunnen overreden om mijne opinio omtrent
(lo purijatlo morae to laten varen. Ilct wil or bij
mij niet in, dat ccn schuldenaar, dio, wanneer hij
roods in mora is, aanbod doet, niet van die nmra
\') L. ?.\'{ § 3 I). (Ii! Verl). ()1)1. «Slic.lii promissor, post iiio-
ram oIFcrciido, jjurgat moram," on L, !)1 § 3 I). ood, «Ci\'lsns
adolesccns scriliil, cum, {|ui moram fccit in solveiuio Sticlio,
<|ucm promisorat, pos?c cmcndaro cam moram i«)9(ca oircrcndo,"
*
\'81
bevrijd wordt; liij doet wat hij kan, hij stelt den
schuldeischer in de gelegenheid het aangebodene
tot zich tc nemen; doet deze dat niet, dc verbin-
tenis blijft voorbestaan maar de schuldeischer komt
in mom acciinemli; schuldeischer en schuldenaar
kunnen hier niet tegelijk in mora zijn; de schul-
denaar moet cr dus door zijn aanbod van bevrijd zijn.
Op dc vraag: bevrijdt het aanbod of dc
consignatie den schuldenaar van de verbintenis,
zwijgt de wet, evenals zij hier zwijgt; daar zeiden
wij , dat de bepaling van het Romeinsche Recht
invloed gehad moet hebben op den loop der ge-
dachten van den Franschen en van onzen wetgever;
omdat in het Roni. Recht eerst de consignatie be-
vrijdt, hebben wij voor ons recht, met meer vrij-
moedigheid tot hetzelfde kunnen besluiten. Ook
hi(!r doen wij dit; het Rom. Recht erkent de
pun/diio morac] in ons rechl is daarover niels
bepaald, dus ook niets waaruit te bewijzen is dat onze
wetgever zich niet aan dit denkb(;eld vastgehouden
heeft, daarom kunnen wij veilig aannemen dat het
aanbod do reeds ontstane mora doet ophouden.
Een andere vrang is deze: doet het aanbod de
bij overeenkomst bedongen interessen oi)h()U(len Ic
88\'
te loopen ? Men zou geneigd zijn met Toullier
ju te zeggen, maar de uitdrukkelijke bepaling
van art. 1442 u". 2, B. W., dat de interessen tot
den dag der consignatie toe iu bewaring moeten
gesteld worden , staat ons te veel in den weg om
niet tot ecu ander besluit te moeten komen. Of die
bepaling billijk is, — daarover later.
Toullier (VII, 221) zegt dat, aangezien door
het aanbod de schuldeischer iu mora nccipiendi
gesteld wordt, men uiels anders kan aannemen dan
dat daardoor ook de interessen o|)houden te loo])en.
„Tj\'é(juitó ne permet pas (pi\'il retire aucun profit
de la fautc, (ju\'il a faite en réfusaut de recevoir,"
dus moet(m de interessen na bet aanbod niet meer
aan den schuldeischer betaald worden. In n", 222
en volgg. zegt hij vorder, dat dit beginsel geene aan-
leiding tot zwarigheden had kunnen geven, ware
bet niet dat men \'eenige llomeinschc weltim met
elkander iu overeenstemmiag had zoeken te brengen.
Duidelijk genoeg zegt L. (>. Cod. (le Usur. 4, 32.
(hit dc interes.s(Mi ()|diou(l(;n te loopen door het
aanbod; zi(! ook L. 12.\' § 5 1). -15, 1. Anden;
wetten s(diijueu hiermede in strijd, en daarom heb-
ben de oudere rechtsgeleerden, nadat zij vergeefi<
getracht^ liadden (!en gelijke verklaring voor die
89
versclnlleiulo wetten te vinden, ge/A\'gd, dat het
aanbod alleen niet voldoende was oni den loo])
der interosson to stuiten.
Dumoulin \') cn Potiiiek \'•\') bewezen beide dat
naar rccht cn billijkheid het aanbod wel do interessen
doet ophouden. Men bleef cchtcr hierover strijd
voeren on zal dit blijven doen zoolang men dio
verschillende llomcinscho wetten met elkaar in
overeenstemming wil brengen. In do vorige eeuw
leerden dc Franscho rcchtsgciccrdcn, dat het ccn
oud gebruik was, dat het aanbod de interessen
doet ophouden, maar dat de nieuwe jurisprudentie
aannam, dat eerst met dc consignatie dc renten
ophichhiii tc loopcn. Voor deze nieuwe Iccr word
als grond opgegeven dat, aangezien do schuldenaar
eerst door dc in-bewiuirstclling wordt bcvrijil, het
ook billijk is, dat hij van dc zaak, waarvan hij
zoolang geniet, lot dc consignatio toe de renten
betaalt, TüUlililKK komt hiertegen op, al stelt men
dat eerst dc consignatie bevrijdt.
Om aan dien strijd ccn einde tc maken, zegt
hij, heeft dc I\'\'ranscho wetgever bepaald dat do
\') Dc UHuris, (^11. au, ii". iilUl.
■) Traite du coulral dr cousliUition n". 2()\'j.
4
-ocr page 102-- -.
schuldenaar door het aanbod bevrijd wordt: dus
de interessen houden op bij het aanbod. „Les
„olFres réelles, suivies de consignation, libèrent le
„debiteur, dit très-énergique ment l\'art. 1257 du
„Code Civil. Il ajoute qu\'elles tiennent à son égard
„lieu de j)aienient," en dit, zegt hij is in overeen-
stemming met den rechtsregel, die voorschrijft dat
men alles voor gedaan moet houden wat de tegen-
partij heeft verhinderd tc doen.
Toullier, na een poging luingcweud tc hebben
om te bewijz(Mi dat het aanbod bevrijdt voordat de
consignatie gediuin is, komt tot dc volgende gevolg-
trekking : „par conséquent les intéréts ont cesséde
„courir; car il serait trop absurde dc dire (pi\'ils
„continuent de courir après la libération du débiteur."
Zooals hierboven reeds gezegd is, kan het oogen-
blik waarop aanbod gedaan wordt niet worden aange-.
incrkt als dat, waarop de schuldeiniar bevrijdt wordt.
Als dit dus alles was wat Toullier voor zijne
stelling te zeggen had, dan zouden wij haar reeds
dadelijk kunnen verwerpen. Hij zelf heeft echter
ook een bezwaar gevonden tegen het door hem
i) In omnibus ciuisis, pro facto liccipitur id , in cpio pcf
aliuni niorac fil, quominus fiat; h. Ü\'J dc U. I (5U.I7).
- -.
beweerde; laut ous zien welk bezwaar dat is eu
hoe llij het weguoeuit.
Do bepaling in art. 1259 n° 2 C. N. (dat de
schuldenaar de hoofdsom moet consigncorcn met de
interessen tot den dag der bewaanjeving toe) staut
aun zijn beweren tamelijk wel in den weg.
Dezen hinderpaal tracht hij uit zijnen weg te
nemen door dc bepaling van art. 1259 n". 2 op
rekening van do onvolkomenheid van \'s monschon
vernuft to schuivon cn tc zoggen dat dit in strijd
is mot hct in art. 1257 voorgcschrcvcn beginsel:
want is do scliuldcnaar bevrijd door hct aanbod,
dan hebbon do interessen opgehouden to loopen van
don dag dor bevrijding, d. i. van hot aanbod, af;
blijven do interessen voortloopcn tot aan dc con-
signalio, dan is do schuldenaar .ook niet door hct
aanbod bevrijd.
Niot alleen tevreden met don wotgovor tc bc-
schuldigon van op zoo kort ccn\' afstand van clkiuir
twco tcgcnslrijdigc wetsbepalingen to plaatsen, gaat
hij nog verder cm doolt ons mode dat dc wotgovor,
z(df ook dio tegenstrijdigheid opgemerkt hobbcndo,
dio hooft willon verwijderen door art. 81() Codo
do Proc. Civ. Dit artikel zegt: „Lo jugcmont,
„(pii dcclaro l(;s ollrcs valablcs, ordonncra, dans
- -.
„le cas où la consignation n\'aurait pas encore eu
„lieu, que faute par le créancier d\'avoir reçu la
„somme ou la chose oöerte, elle sera consignée;
„il prononcera la cessation des inférêls du jour
de la réalisation^
Toullier vindt dat het hier duidelijk gezegd
is, dat de renten ophouden verschuldigd te zijn met
het aanbod, want hij houdt „réalisation" voor hct
aanbod: aau de bepaling van art. 1259 u°. 2 is
dus, volgens hem, door art. 816 C. d. Pr. C. ge-
derogeerd.
Eén ding is lui maar ongelukkig vooi-Touli.ieu:
„le jour de la réalisation" is „le jour du dépôt."
Dit althans is het gevoelen van andere schrijvers,
naar ik meen niet ten onrechte, o. a. van Massé
eu Vergé, welke zeggen: „il résulte du rapport
fait jui Corps législatif sur eet article j)ar M. Tar-
riiile, c|u\'il entend parler d(î la réalisation da
dépôt, c\'est-à-dire de la consignation et non de la
réalisation des olfres." Met vonnis, waarover art.
816 C. de Pr. s])reekt, verklaart eerst dat het aanbod
van waarde is; bet aanbod is dus afgehandeld;
nu gaat de wetgever voort: dat vonnis beveelt de
consignatie eu zegt tevens dat de interessen niet
meer loopen zullen van den dag der „réalisaiion"
n
m
- -.
af, dat is mijns inziens van do „róalisation" van
lietgeen in het vonnis bevolen wordt, nam. de eon-.
signatie. TTadden dc interessen reeds oi)gchoudcn
te looj)cn van het aanbod, dan /on gcono andere
bepaling dan die voor de van-waardovcrklaring van
hot aanbod noodig geweest zijn: nu zij oorst op-
houden bij de consignatie wordt het er hij gezegd.
Stellen wij eens met TouLiiiKii, dat de wetgever
art. 818 C. de Pr. in het loven geroepen heeft
om aan het in art. 1259 n". 2 C. N. gezegde to
dorogecren, dan nog vragen wij hoe hot nu)golijk
is dat dit op ccn wijze is geschied, dio zoo ver-
bazend veel aan duidelijkheid to wonschcn overlaat.
Ook hi«M\'on» gcloovcn wij dat do l)e|)alingen in dc
artt. 81(5 0. dc Pr. en 1259 n". 2 O. N. niel met
elkaar in strijd zijn. Van de nieuwere schrijvers
hierover haal ik slechts Dkmolomhh aan, die in
n". 1\'M cn volgg. het bewijs levert dat ih? interes-
sen ()|)houdcn t(! loop(Mi bjj dc? <\'onsignatic en niet
re(Mls bij het aanbod.
l\'ju dat de int(>resscn tot aan <lo consignatie loc
verschuldigd moeten zjjn, zooals onze w(a ook vocn--
schrjjft, brengt wel de billijkheid mede. De schul-
denaar die aanbod gedaan heeft en nict consigneert
kan natuurlijk van het aangebodene prolitcercn; dat
- -.
lieeft (le wet niet gewild, daarom moeten de inte-
i-essen betaald worden tot op de consignatie toe.
Zagen wij reeds een enkel gevolg van het aan-
bod alleen : wanneer eene verbintenis \'aangegaan is
onder een straf beding, dan zal het ook zijn invloed
toonen. Rust op den schuldenaar bijv. de verjdich-
ting een zeker i)aard tc leveren, of, zoo hij dit niet
doet, 6Ü0 gulden te betalen ; en hij doet aanbod van
het paard op den daarvoor gestclden dag, dan kan
de schuldeischer later geen recht meer doen gel-
den OJ) de GOO gulden, want door het gereede aan-
bieden van het j)aar(l wordt bewezen dat het j)aard
leverbaar was, en do strafbepaling vervalt alsnu ;
al sterft het ])aard terstond na het aanbod, de
schuldeischer heeft geen recht meer op de GOO
gulden.
•
Een enkel woord over het pericidnm.
Zoodra eene verbintenis tot stand komt om eeiu»
znak te leveren, is die zaak voor rekening van den
schuldeischer; gebeurt er een ongeluk aan die
zaak, dat is nadeel voor den schuldeischer, behalve
wanneer die zaak verniindcrd of vernietigd is door
de schuld van den schuldenaar, of wanneer deze
nalatig ^is haar te leveren op den bepaalden tijd:
- -.
wordt do zaak niet op dion dag golovord, dan is zij
voor rekening is van don sclinldonanr die dan in
mora is. (Art. 127.3 B. W.)
Van zulk eone to leveren zaak wordt door den
schuldenaar oj) den juistcn tijd aanbod van gc-
reodo botaling gedaan. Zij was vóór het aanbod
reeds voor rekening van den schuldeischer; zij blijft
dit (I fortiori na bet aanbod, want daardoor is de
schuldeischer in mora accipicndi: welke verandering
zou hot aanbod hierin kunnen bnMigon ? Do zaak
zal voor n^kcning van don schuldoiscbor blijven ge-
durende don tijd, dio tusschen hot aanbod on do con-
signatio vorloo])t, on bet na do consignatio ook bljjvon.
Do bepaling van art. IMO n". 2 B. W.: „Zoo-
„<lanig aanbod govolgd van Ixnvaargcving bevrijdt
„den scbuldcnaar (;n strekt ton zijnen opzigte tot
„betaling onz., hlijremic hot alzoo in bcwarimj
y^(jchr(i(jte voor rckcuiing van don schuldcischcr,"
gcoft mij aanhuding hct volgende op tc nuukon.
Do woorden „hct alzoo in hvwarintj (jchnn/tc^*
doon ons vragen of do wotgovor bier consc(piont
is gcïwoost in do toepassing vnn hot beginsel in
art, 1273 B. W. uitgedrukt.
(iui do uno dicit do altcro nogat. Er staat : hct
ii\\ bewaring gobrachto is voor rekening van don
- -.
schuldeiselier — dus het aangebodene is niet voor
zijne rekening. Dit is m. i. onjuist. De schulde-
uaar die aanbiedt eene zaak te leveren, is niet van
mindere conditie dan wanneer hij die niet aange-
boden heeft; hoe zoude hij in eens de verantwoor-
delijkheid krijgen van eeue zaak, welke hij volgens
art. 1271] niet had ?
Zelfs al bad art. 1440 al. 2 gezegd: „blijvende
bet aangebodene enz.," dan nog zou hier eene
overtolligheid gestaan hebben , terwijl wij nn eene
onjuistheid te lezen krijgen.
Aanbod en consignatie achtereenvolgens naar be-
hooren geda^iu, bevrijden deu schuldenaar geheel,
maar, zooals wij iu het begin dezer bladzijden reeds
aaugestijjt hebben, de zaak is daarom de wereld nog
niet uit; de schnldonaar beeft zich gekweten van
zijne verplichting eu hct verschuldigde is iu bewa-
ring gebracht, maar zoolang de schnhleis(dier niet
de geconsigneerde zaak tot zich genomen heeft,
kan mon niet zeggen dat ben» betaald is.
Tot dusverre heeft bet aanbod gevolgd van consig-
natie sleclits deu schuldenaar nut aangebracht,
niet deu schuldeischer. Zoodra echter de schuhl-
eiscber het geconsigneerde lot zich neemt is de
!)7
verbintenis opgeheven; liij lieoft hetgeen hij heb-
ben moest en dadelijk bij het aanbod zou gekregen
hebben, zoo hij niet geweigerd had; maar lui
heeft hij bovendien al de kosten te betalen.
Wanneer iemand eene schuld betaald heeft, dan mag
hij na eenigen tijd het betaalde niet terugnemen
cn zal zulks in de mccsto gevallen ook nict kunnen
doen, want door do levering van het betaalde is
de schuldcischcr eigenaar van het betaalde geworden.
Hooft or echtcr consignatio plaats gehad, dan
hooft do schuldenaar het in zijne nnicht do ver-
bintenis dio voor hom gekweten was tc doen hcr-
hiven: «lo schuldcischcr is d«)or het in-bewaring-
stiïllcn van hot vcrschuldigdo geen eigenaar gewor-
den, want aan hem is nict geleverd; dc Staat, ver-
tegenwoordigd door «Icn Ontvanger der Registrai ie
is ovcmmin eigenaar gew«)rdon, want aan hom is
wel geleverd niaar nict mot don wil van eigendom
«)vor tc dragen. Wie nu)et nu «lus img eigenaar
van h(!t in bewaring gcstchio zijn ? Kr blijft nie-
mand moor over dan «lo schuhhinaar, want ccno
res nullius kan iïot ook nict geworden zijji.
Hot klinkt wcl vrccnul, datdc eigenaar van ccno
zaak, waarvan hij imnbod doot en welke hij in
bewaring stelt «nu zich cr van (o «mldocn, na dio
- -.
in-bewaringstelling — dus nadat hij bevrijd is —
toch, eigenaar van die zaak blijft: maar zoo is het
toch en het gevolg hiervan zien wij in art. 1444
B. W. genoemd. Dit artikel zegt dat, zoolang
het in bewaring gebrachte niet door den schuld-
eischer is aangenomen, de schuldenaar het kan terug-
nemen ; dit is ook het geval, wanneer de consignatie
nog niet goed en van waarde verklaard is; het
artikel voegt er bij, dat de medeschuldenaren en
borgen dan niet bevrijd zijn. Dat komt doordien
de verbintenis niet geheel en al opgeheven is.
Cf. art. 1882 B. W.
Deze bepaling kwam ook reeds in den Code
voor. Zij luidde: „Tant que la consignation n\'a
point été acceptée par le créancier, le débiteur jjcut
la retirer; et s\'il la retire, scs codébiteui-s ou ses
cautions ne sont point libérés."
De woorden „et s\'il la retire" waren in art. 28
der wet van 1 Maart 1825 (Staatsbl. n". 17) weer-
gegeven door „en zoo hij zulks doet," wajirvoor in
art. 15 der wet van 15Junij 18.33, (Staatsbl. n". 35)
in de plaats gesteld werd: „in dat geval", \'t geen
men nog in ons artikel vindt. Men ziet dus, dat
ook hier de navolging van den Code vrij getrouw
heeft plaats gehad.
- -.
De verbintenis lierleeft dus wanneer het gecon-
signeerde teruggenomen wordt.
Wanneer de consignatie goed en van waarde
verklaard is, dan kan de zaak niot zonder de toe-
stemming van den schuldeischer teruggenomen wor-
den. Do gerechtelijke uitspraak lieft de verbintenis
voorgoed, geheel, op. Nu zijn de borgen en mede-
schuldonarcn bevrijd; al geeft nu do schuldeisclier
tuin den schuldenaar de toestemming het eenmaal
geconsigneerde terug to nemen, dan zullen mcde-
schuldcnarcn cn borgen Inordoor niet lijdon. \'Dit
is in art. U-lö 13. W. bepaald. Art. 1447 steunt
op hetzelfde beginsel; do schuhloisclicr geeft zijn
toestemming aan don schuldenaar om liet in bewa-
ring gobrachto terug to nomen, nadat do consignatio
door ccn vonnis bekrachtigd was; hij mag nu niet
moer gebruik nuikcn van dc voorrociitcn on iiypo-
thokcn, dio aan zijno in.schuhl vorknocht waren.
Eeno nieuwe scliuld is ontstaan on do accessoircn
van do oude schuhl zjjn op dezo niet overgegaan.
Art. 144G B. W. is in onze wet geplaatst uit
oen billijkhcidabcginsol: mon oordeelde dat, wanneer
dc consignatio gcscliicd on liicrvan konnis gegeven
was aan don sclnildcischor, dezo aan ccn jaar tijd
genoeg zou hebben om te onderzoeken of hct gc-
- -.
consigneerde overeenstemde met zijne vordering
en om zich in het tegenovergestelde geval te be-
klagen en om de consignatie van onwaarde te doen
verklaren. Het zou te drukkend zijn voor de
mcdeschuldenaren en borgen, om misschien jaren
lang in te moeten staan voor eene schuld, waartoe
zij zich wellicht niet zouden verbonden hebben ,
zoo zij wisten dat ook Inumo verantwoordelijkheid
zoo lang zou duren. Daarom beptuilt ons artikel
dat de medeschuldenaren en borgen bevrijd zullen
zijn, wanneer de schuldeischer na den dag van de
beteekening van de consignatie een jaar heeft laten
voorbijgaan, zonder hare bestaanbaarheid te be-
twisten.
STELLINGEN.
-ocr page 114-iïi: ; .
iM-iî
\'1 ^ • •
|r
1
m
^H \': \' "
i :
li \' •
ilÉ
!lf
ifC- ^ •
A
NYannoer het vermogen van den omphytouta aan
den Fiscus valt, moet deze den canon betalen.
Ten onrechte beweren Kühne (Jahrbiiclior für
Dogmatik Deel XVII blz. 17) cn Jesz (ibidem
blz. 158) dat het den schuldenaar niet vrijstaat
hct verschuldigde in gcrechtclijko bewaring te
stellen, wanneer betaling van hem gevraagd wordt
door ben van welke ieder beweert alleen rechtver-
krijgende te zijn.
- -.
IIL
L. 51 Pr. Dig. de act. emti (XIX. 1) sluit
de purgatio mome niet uit.
Marcadé dwaalt wanneer liij zegt dat consig-
natie alleen geldt voor geldsommen. (Pag. 67).
Bij het laten maken van werk, maakt de leve-
ring der stof door den werkman, de overeenkomst
tot een koopcontract.
Art. 1550 B. W, ziet niet, wat dc plaats der
betaling aangaat, op het geval dat op crediet ver-
kocht is.
VIL
Het kind dat bij plaatsvervulling eeue erfepis
beurt, behoeft niet iu to brengen de giften welke
het zelf ontvangen heeft.
- -.
VUL
Dc erfstelling of het legaat kan gemaakt worden
onder ccn voorwaarde van don blooton wil van
ccn dorde afhankelijk.
In art, 429 B. W. behooren dc woorden „behalve
vader cn moeder" to vervallen.
Dc vrijstelling in art, 448 B. W. verleend, houdt
op bij het eindigen van hot vruchtgebruik.
Torocht zegt Mu. W. ^Ioddhuman {]Vii of vcr-
irouwen, blz. 59) „Ik hoop, dat do subjocticvo wil
langzamerhand zal plaats maken voor hot objectief
vertrouwen: do llomcinscho consonsuslccr voor het
Gernmanscho beginsel: \'belofte maakt schuld."
XIL
Verzot tegen do homologatie van het accooi-d
kan ook gcschicdon door don schuldcischcr die pand,
hypotheek of privilegie hooft cn gocn afstand daar-
van heeft gedaan.
- -.
XIIL
Ten onrechte neemt Mii. Holtius aan (ad art.
921 W. v. K.) dat de borg van den schuldenaar
aan wien surseance is verleend, zich kan beroepen
op het voorrecht van uitwinning, wanneer hij geen
afstand daarvan heeft gedaan.
XIV.
Wanneer de in art. 67 Wetb. v. Burg. Rechtsv.
voorgeschreven vermelding van den dood des procu-
reurs in dc beteekening van liet vonnis is achter-
wege gelaten, is deze beteekening niet nietig.
XV.
In een rechtsgeding tot ochtsclioiding moeten do
daadzaken welke cono partij door getuigen wil
bewijzen, aan de wederpartij beteekend worden
overeenkomstig art. 202 W. v. B. Rv.
XVI.
In zaken van gewone behandeling zal do ciscb
in reconventie bij bctcckondo schriftuur van ant-
f
woord geschieden.
-ocr page 119-- -.
XVII.
Terecht is in het ontwerp voor oen nieuw straf-
wetboek geen straf bepaald tegen overspel, wat
de echtgonooten betreft.
Wcl moest (laarentcgon do vreemde, mot wien
overspel geploegd is, aan ccn straf blootgesteld zijn.
XVIII.
Alhoewel do modcplichtigo bij bigamie strafbaar
is, zal hij, dio zolf ongehuwd zijnde, een huwelijk
aangaat met haar dio niet weet dat do acto van
overlijden van haren echtgcnoot valsch is, terwijl
hij van dio valschhcid bewust is, nict gc.straft
worden.
Art. .307 0. P. is niet van toepassing op hem
dio, in eene vergadering van leden eener overigens
besloten maatschappij, ienmnd behistert, wanneer
hij weet dat verslaggevers dor dagbhulen to dier
vergadering aanwezig zjjn.
- -.
XX.
Bij het afleggen van getuigenis in strafzaken
kan ook hij, die niet behoort tot eene gezinte die
het afleggen van den eed voor ongeoorloofd houdt,
volstaan met de belofte van de waarlieid te zullen
zeggen.
XXI.
ITet verzoek om tot makelaar te worden benoemd
betreft eene zaak, waarover volgens art. 52 Ge-
meente-wet, mondeling en bij hoofdelijke oproeping
moet worden gestemd.
De inkomsten-belasting kan, als algemeene, eenige
belasting, niet voldoen.
IM
V tV^I
»• V .
-, \' • -.1 ■■•■^w, \'»\'-T\'
\'f-
. ,
V I. \'
a
I .. <
- ■ : >
i . \'v
■ V?
. . .
\\
., 1 .
-ocr page 122-J \' V-
-
. ;. • ;
\' vS ■
"\'.\'tt\'tji
.Cf.,
••HT\'
vMiî
• ;- ■.■SS«
■M?-/ M\' y -\'T \' -.\'.Z\' yr^ -:
.t.?»-.\':
• ■ ■>■■\'\' i ■
VIT\'
ir ■
• V v^^P«