-ocr page 1-

u /h

EL

i, ïii mim ïii i8[ii[

ü.

UITLEVERING

SE MISDRIJVEN.

D

m

n

iiijji

-ocr page 2-

A. qu.

-ocr page 3-

c. V

> \'-T

J: - -

I

X

t.\'.-

m^m

-ocr page 4-

£■ 3;. ■ 

f

K

\'■M

-ocr page 5-

O

UITLEVERING WEGENS POLITIEKE MISDRIJVEN

-ocr page 6-

Sloom.lruk van J. VAN UOKKIIOVKN. - Ulrcr.lil.

riii^i

-ocr page 7-

nsm

ML

[{[ MRIJÏE

PROEFSCHRIFT

TE» VEUKniJGING VAN DES GUAAD
VAN

itt lilt ^laatóiü^tcttsifkpi^n;

AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,
NA JIACHTIGING VAN DEN RECTOn MAGNIFICUS

D". S. TALMA,

Hoogleeraar in do Faculteit dor Geneeskunde,
VOLGENS IJESLUIT VAN DEN SENAAT DEll UNIVEUSITEIT,

EN OP VOOIIDIIACIIT DEU

U E C UT S G E L E E UI) E T A C U h T E 1T,
te verdedigen

op Zatcnla«,\' 10 Juni 1882, des iiainiddag.s ten :{ ure,

noon

CAKEL GKOKGK UNICO WILLEM VAN IIEECKEREN VAN WASSENAEll.

geboren tc\'i (IKAVKMI.KIE.

ÜL

UTllKOllT - J. li. lUCIJERS - ISS2.

-ocr page 8-

It:-\'

-ocr page 9-

AAN

SÛT»

]V[r. y/, p. ]3aron ]3rantsen van de ^yp.

-ocr page 10- -ocr page 11-

Aan dc Hoogleer ar en der Juridische faculteit, wier
ondenuijs ik heb mogen genieten, betuig ik hier mijne
oprechte erkentelijkheid.

Den Hoogleeraar i\\Ir. J. de Louter ben ik dubbelen
dank verschuldigd voor den tijd dien hij beschikbaar wilde
stellen ovi mij met raad en terechtwijzing bij tc staan.

-ocr page 12-

: ^»-fV:» V i.

- \\

ir

-ocr page 13-

1.

UITLEVERING IN IIEÏ ALGEMEEN.

Uitlevering is die daad, waarbij een persoon door den
eenen aan den anderen staat, op wiens grondgebied hij
eene misdaad gepleegd heeft, wordt overgegeven om ge-
vonnisd te worden. Het woord uitlevering
cxtradition is
van den nieuwen tijd; vóór 1791 wordt altijd van
rcinit-
terc, rcstituerc
gesproken; een decreet der Fransche
regeering van ig Febr. 1791 is het eerste officieele stuk,
waarin het woord
cxtradition voorkomt. \')

De uitlevering berust op een tweeledig beginsel: 1". dat
de gepleegde misdaad niet straffeloos blijve; 2". dat do
misdadiger naar zijn forum criminis teruggebracht en dc
misdaad daar berecht worde. Dit begrepen de Romeinen
reeds, het is uitgesproken in de Digesten % Den vreem-
deling, \'die buiten de grenzen een misdrijf pleegt en
daarna op binnenlandsch territoir de wijk neemt, zal men
niet kunnen straffen; doch men zal hem, zoo zijne regee-

i) Billot: Traité dc rcxtradition 34.
a) Lex aa Dlg. 48:
3 Dc accusatlonibus ct Inscriptionibus.
Lex 7 Dlg. 48: 3 De custcxli.a cl cxhibitione rcorum.

-ocr page 14-

ring dit verzoekt, moeten uitleveren, indien er althans
geen wet is, die de uitzetting of uitlevering verbiedt, zooals
eertijds in Nederland. (Zie art. 4 Grw, 1840). Indien er
eene dergelijke wet bestaat, dan is de uitgeweken vreem-
deling volgens sommigen strafbaar.

liet is intus.schen wenschelijk, dat deze quaestie door
uitleveringswetten uitgemaakt worde, zooals in de meeste
beschaafde staten dan ook geschied is.

Ook heeft er verschil bestaan over de vraag, of de mis-
dadiger uitgeleverd moet worden aan de regeering van den
den staat wiens onderdaan hij is, of aan de regeering van
het land, waar de misdaad gepleegd is, d. i. het forum
criminis. Personeele of territoriale competentie? Brocher
in zijn rapport (zitting van het Institut te Brussel 1879) en
anderen beweren, dat er meer motieven zijn voor de terri-
toriale competentie ; in de praktijk is ook aldus gehandeld.
Wij lezen bij Ortolan :
chaque état a le droit de punir les
délits commis sur son territoire sans distinction entre
délinquants nationaux ou étrangers. Quelle loi appli-
quer a-t-il? Evidemment celle qui est tenue dans cet état
pour juste et nécessaire, c\'est-à-dire la loi de cet état; tout
le vionde est d^accord sur la conclusion.
Dc plaats des
misdrijfs is de plaats, waar de dader zich tijdens het plegen
der handeling bevond en niet waar de laesio juris moge-
lijker wijze aanwezig is; een mi.sdrijf bestaat in ceno
handeling, niet in eene gebeurtenis; dit pleit ook voor de
territoriale competentie.

i) Zic O. a. OrtoLin : Eléments de Droit Pénal § 90a.
a) OrtoLin : Eléments
de Dr. I\'. § 881.

-ocr page 15-

Een punt van groot belang is steeds geweest de vraag:
is de uitlevering een rechtsplicht of eene bloote wel-
willendheid ? een algemeen beginsel van positief volken-
recht , of slechts een gevolg van uitdrukkelijke tractaten?
Grotius, de vader van het nieuwere publiekrecht, leidt
uit het natuurrecht de verplichting van de maatschappij
af om misdadigers overal en ten allen tijde te bestraffen;
de staat, waarin of waartegen het misdrijf begaan is, heeft
een recht van bestraffing, dat niet mag worden besnoeid;
een misdadiger, uit het land ontvlucht, zou buiten het
bereik van straf en strafwet vallen, zoo de staat, waarin
hij zich nu bevindt, zijne verplichting om hem te vonnissen
of uit te leveren niet nakwam. \')

Ook Vattel noemt de uitlevering eene absolute ver-
plichting, een direct uitvloeisel van het positieve vol-
kenrecht: uitlevering is goed en daarom is het recht.
Von Mohl zegt, dat juist de afscheiding der ver-
schillende staten hun de verplichting oplegt elkander
ook door de uitlevering van misdadigers in de vervulling
hunner roeping bij te staan; door het gepleegde onrecht
heeft de geheele menschheid geleden, het kan dus geen
wezenlijk onderscheid maken, of het onrecht binnen- of
buitenslands is begaan. Dit is zeer waar; de erkenning
van de noodzakelijkheid tot vervolging der misdadigers
vereischt volstrekt geen gelijkheid van wetten in de
onderscheidene staten; internationale rechtsbijstand is een
noodzakelijk vereischte tot instandhouding eener volledige

X) Grotius; de ]ure belli ac p.-icis ai § 4.

a) Viittel: Ic Droit des gcns. H. II.

3) Von Mohl: St.-utsrccht. Völkerrecht und Politik. 733.

-ocr page 16-

rechtsorde. Ook Bulmerincq en Opzoomer -) beschouwen
de uitlevering als eene internationale verplichting, die meer
door tractaten formeel vastgesteld en bekrachtigd wordt dan
wel eerst uit verdragen ontstaat. Het is een officium perfectum.

Tegenover dezen staan Woolsey, Phillimore, Heffter,
Maquardsen, Helie, Puffendorff. Hoezeer ook overtuigd,
dat de geheele menschheid verplicht is tegen
Vubiquitc
du vial
te velde te trekken, meenen zij, dat de uitlevering
buiten tractaten om, alleen een quaestie is van welwillende,
goedgunstige samenwerking
{matter of comity)-, zij erkennen
slechts eene moreele of zedelijke verplichting, die afhangt
van de
comitas van eiken staat. Alleen de staat, aan
wien de uitlevering gevraagd wordt, moet beslissen of
ze plaats zal hebben. Bij weigering van uitlevering,
meenen zij, bestaat geen schennis van recht, tenzij
een tractaat die welwillendheid tot rechtsverplichting
hebbe verheven. Woolsey zegt zeer beslist: geen
obligatie dan bij tractaten, waaraan trouwens, volgens
hem, geen gebrek bestaat. Frankrijk, Engeland, Rusland
en de Vereenigde Staten van N. Amerika hebben het her-
haaldelijk in rechterlijke uitspraken en in diplomatieke stuk-
ken uitgesproken, dat behalve krachtens tractaten, de begin-
selen van het volkenrecht tot geen uitlevering verplichten.

1) Bulmerincq: das Asylrecht, Dorpat 1853,

2) Opzoomer: Politische Bijdragen.

3) Woolsey: International law. 4do ed. 88.
Pfiillimorc: International law. 3110 «L 515.
Hélie: Traité. II. ch. 5.

Kluit: dc deditione profugorum.
PufTendorf: dc jure n.iturac ct gentium.
Calvo: Ie droit intcrnation.il. 30 ed. II. 334.

-ocr page 17-

Dit hoofdzakelijk door Wheaton en Phillimore goed gefor-
muleerde beginsel hebben vele schrijvers over publiek recht
beaamd en overgenomen; het is door talrijke feiten bezegeld,
maar de waarheid der theorie is er nog niet door bewezen.

In den allerlaatsten tijd wint de rechtsovertuiging
weer meer veld, dat ook zonder tractaten de absolute
verplichting tot uitlevering bestaat; het beweren van
Lord Brougham, in de zitting van het huis der Lords
van 1842, dat twee beschaafde volken weinig doeltreffende
en vruchtbare betrekkingen kunnen aanknoopen zonder
wederzijds het recht te hebben hunne ontvluchte misdadigers
op te eischen, bevatte zeer veel waarheid. Wij stemmen
hiermede volkomen in; door verkeerde uitlegging van
het asylrecht verlamt men de toepassing der onmisbaarste
wetten; het zou een kleingeestige opvatting zijn van de
internationale rechten en plichten der staten; ten aanzien
der rechtshandhaving hebben de
gczamcuhjkc staten eene
gemeenschappelijke roeping te vervullen. De oppermacht
van den Staat is zijne souvereiniteit en deze kan niet
bestaan zonder volkomen rechtsorde, die weder onmogelijk
is zonder onbepaalde uitoefening van het recht tot ver-
volging; waar dit recht onbeperkt is, daar is juist de
uitoefening van het staatsgezag en van do souvereiniteit
volledig. Het is de taak van iederen staat het recht te
verwezenlijken; de gemeenschappelijke taak is geen andere
dan die elke staat binnen zijn eigen kring heeft te ver-
richten. Ook volgens ons dienen dus de tractaten alleen
om de wijze van vervulling der absolute volkenrechtelijke
verplichting vast te stellen.

Laten wij nu zien hoe de uitlevering zich historisch
heeft ontwikkeld.

-ocr page 18-

In Griekenland kwam de uitlevering- weinig voor; de
naar Athene en Lacedaemon ontvluchte misdadigers
vonden in den tempel eene veilige schuilplaats en riepen
aldaar de bescherming der goden in; het bij de oude
volken zoo heilige asylrecht was oorzaak dat tallooze mis-
dadigers ongestraft bleven en aan de overheid ontsnapten.
Ontvluchte slaven en deserteurs werden volgens de
gewoonte teruggebracht; geschiedde dit niet, dan was
dit verzuim dikwijls een casus belli; tusschen Messene
en Lacedaemon is dit o. a. voorgekomen.

Ook in Israël vinden wij sporen van uitlevering; de
stam Israël eischte van den stam Benjamin misdadigers uit
Gaaba op; in de mozaïsche wetgeving was het asylrecht
ingevoerd om hem, die uit onvoorzichtigheid een mensch
gedood had, aan de vervolging van den bloedwreker te
onttrekken; maar daartegenover stond het jus talionis dat
de vervolging onbepaald toeliet. \')

In Rome was de uitlevering reeds aan zekere regels
onderworpen. De recuperatoren oordeelden over het recht-
matige van den eisch cn uit vrees voor vredebreuk werd
dikwijls toegegeven. Wij lezen van Cato, die in den Senaat
voorstelt Caesar aan dc Germanen uit te leveren, cn van
Scipio, die aan het stuiptrekkende Carthago dc uitlevering
van ITannibal oplegt. Toen nu onder de keizers de geheele
bekende wereld Romeinsch Rijk geworden was, werd de
uitlevering een inwendige politiemaatregel; de misdadiger
werd teruggebracht naar zijn forum criminis, \'twelk hier
was de
provinctc, waar het mi.sdrijf gepleegd was.

i) Billot : Traité 35.

Foclix: Traité du conflil dn lois. Par!« 1866.

-ocr page 19-

Ook in de Middeleeuwen werd de uitoefening der uit-
levering door de heilige schuilplaatsen der kerk bemoei-
lijkt; de oppermachtige kerk beheerschte het strafrecht en
buiten de kerk kende men geen ander beginsel dan het recht
van den sterksten, In dc veertiende eeuw sloten Frankrijk
en Engeland eene overeenkomst om hunne wederzijdschc
vijanden niet in bescherming te nemen, en in 1413 ver-
zocht Karei VI den koning van Engeland (Hendrik Y)
hem de aanhangers der Bourgondische partij uit te leveren;
verder vinden wij in 1497 eene dergelijke uitleverings-
overeenkomst tusschen Hendrik II van Engeland en Vlaan-
deren,
Interctirsus magntts genoemd; Bacon noemt ze
Intercursus malus. \') Zulke overeenkomsten kwamen nu
meer voor, daar sedert de kruistochten hot verkeer toe-
nam en de hoven meer in aanraking met elkaar kwa-
nten ; toch bleven zij uitzonderingen; het doel was ook
geheel verschillend van hetgeen men er later mede
beoogde, het was meer persoonlijke wraakneming dan
toepassing van rechtsbeginselen. De ellendige rechts-
toestand hield gaandeweg op, toen zich in het einde der
Middeleeuwen bij de bewoners der sleden de zucht naar
vrijheid en onafhankelijkheid begon te openbaren en daar-
door de Staat, wien het in de feodale tijden aan eenheid
en macht ontbroken had, lot een nieuw leven ontwcuikle.

lLncm,vl"»looi In .66. cn NclcrUnd tn .66a mrt K«rrl 11
ccn imctmi. »-.wbij bcm «Jc uliIcvcrinR van «lo nn" »l)n«\\a «» »

pUchilgcn ^cnl drie ter .\\oo<» Rriimch«. N« «W WnWUinR iw

SiuArU op den «roon. noemde men degenen dic voor den m.»onl van
Kcitcmd hatWcn konlnRimoonlen.v»« (r^kWlc). KluU »K^hou*« Acxc InwIUiging
v.in uitlevering als ccnc
«waWicUI «Ioot het Ncdetl. Ik:*!"\'» begaan.

-ocr page 20-

Evenwel waren de uitleverings-overeenkomsten geen vrij-
willige maar gewoonlijk afgedwongen overeenkomsten;
het nut eener gemeenschappelijke regeling begreep men
nog niet; er was weinig verkeer en bijna geen aanraking
dan in oorlogstijd; in vredestijd zagen de staten elkander
met afgunst aan; wat in het eene land geschiedde,
werd in het andere niet opgemerkt; van eene in Frank-
rijk gepleegde misdaad vernam men in Duitschland
niets; overal isolement en in dat isolement zocht men
zijne kracht. Het
Germaansche recht beschouwde den
Staat uit een egoïstisch standpunt; wat buiten het grond-
gebied van den Staat gebeurde, kwam niet in aanmerking;
het
Canonieke recht kende noch territorialiteit, noch per-
sonaliteit maar alleen het beginsel der universaliteit of
Weltrechtspflege-, elk misdrijf is zonde en de zonde
moet worden te keer gegaan, waar men ze vindt; ieder
misdrijf, waar ook gepleegd, is strafbaar. Langzamerhand
kwam er nu ook door de Hervorming meer toenadering;
men begon in te zien dat het gemeene belang medebracht,
overal zooveel mogelijk, het misdrijf te bestrijden; de
overeenkomsten werden meer staatszaak, hare vormen
en inhoud nauwkeuriger bepaald, en aan zekere regelen
gebonden. De gevallen voor uitlevering waren meestal:
moord, brandstichting, roof, maar evenzeer staatkundige
misdaden die men met commune delicten gelijk stelde.
Grotius vermeldt daarvan verscheiden voorbeelden in het
2\'ic boek van zijn beroemd werk.

Billot zegt dat men aan Frankrijk hoofdzakelijk de

i) Billot: Traité de rextraditlon 37.

-ocr page 21-

ontwikkeling van het uitleveringsrecht verschuldigd is;
zijn eerste overeenkomst is van 1376 tusschen koning
Karei V en den graaf van Savoye Sedert dien tijd heeft
Frankrijk zich, meer dan andere staten, bezig gehouden
met het zoeken naar doeltreffende bepalingen, het stre-
ven naar zuivere opvattingen en het sluiten van duurzame
overeenkomsten. Wat de uitlevering betreft in de 15de,
i6de en 17\'^° eeuw, kan men de geschiedenis van Frankrijk
die van geheel Europa noemen.

Woolsey noemt als eerste formeel tractaat de overeen-
komst tusschen Frankrijk en Nederland in 1718. In 1736
sloten deze staten een tractaat om de uitlevering weder-
zijds gemakkelijk te maken; overigens behelsde dit alleen
waarborgende bepalingen omtrent de bevoegdheid van
den vorst en de privileges der burgers; een heden ten
dage algemeen gehuldigd beginsel vinden wij hier voor
\'teerst vermeld, namelijk: geen uitlevering van onder-
danen. Met Italië sloot Frankrijk in de 18^"= eeuw
eene duurzame overeenkomst, waarin bepaald was, dat
veroordeeling in een der beide landen uitgesproken, bij
ontvluchting, in het andere zou worden ten uitvoer gebracht.

Z-mtscrland sloot in de achttiende eeuw verscheidene
uitleveringstractaten, zoowel voor staatkundige als com-
mune delicten.

i^ngcland was, op het einde dier eeuw, het eenige land
dat zich bijna geheel van uitlevering vreemd hield; de
gewoonten en de wetten beschermden den vreemdeling
evenveel als den onderdaan, cn verboden dat men hem,

1) De aanhcf luidt: „considérant que l\'impunité, qui résulte dc l\'asile augmente
les crimes ct les forfaits."

-ocr page 22-

lO

om een in zijn eigen land gepleegd misdrijf, gevangen-
nam en uitleverde; de vrijheidswaarborgen, waarop de
Engelsche natie steeds zoo grooten prijs heeft gesteld,
beschermden elk individu, dat op Britsch grondgebied
vertoefde.

Met de Ver. Staten van Noord-Amerika sloot Engeland
in 1787 een tractaat voor uitlevering van deserteurs en
in 1794 voor
viurder en forgery. Tot den vrede van
Amiens 1802 heeft Engeland zich overigens geïso-
leerd en alle uitlevering van de hand gewezen; in den
daaropvolgenden tijd begon het meer toe te geven en
zich bij de door de overige staten gevolgde gedragslijn
aan te sluiten.

Tot dezen .vrede van Amiens, waarin ook de Bataafsche
Republiek betrokken was, is bij de Europeesche tractaten
alloon op te merken, dat zij altijd onder voorwaarde van
reciprociteit gesloten werden en onder bedingf van niet-
uitlevering der onderdanen; maar vooral moeten wij hier
doen uitkomen, dat de staatkundige misdadigers op dezelfde
wijze beschouwd en behandeld werden als de overigen;
zelfs bestonden de overeenkomsten dikwijls alléén uit
gevallen van uitlevering wegens misdrijven van politieken
aard. Zoo zien wij dat de overtuiging langzamerhand veld
won, dat de onafhankelijkheid der staten geen grond
kon opleveren tot de instandhouding van het asylrecht
en dat de uitlevering voor zwaardere misdrijven in het
welbegrepen belang aller staten moest worden toegestaan.

Het beginsel van uitsluiting voor politieke misdadigers

1) Phillimore XXI. 543.

-ocr page 23-

11

heeft zich echter zeer langzaam ontwikkeld; in 1834 "og"
zeiden Oostenrijk, Rusland en Pruisen elkander de uit-
levering van politieke misdadigers toe en in 1836 werd
in Duitschland eene wet aangenomen, welke alle Staten
van den Duitschen bond verplichtte de staatkundige mis-
dadigers uit te leveren. Dat het besef van het nieuwere
beginsel toch reeds ontwaakt was, blijkt o. a. uit een
schrijven van Napoleon in 1801 aan den Senaat der vrije
stad Hamburg; in dezen brief gispt hij in scherpe bewoor-
dingen de uitlevering van 3 lersche oproermakers, welke
de Engelsche regeering verzocht en verkregen had.
Dc
wetten der gastvrijheid,
schrijft hij, hebt gij met voeten
getreden, de meest onbeschaafde volken zouden zich schamen
zoo iets tc doen.
Of Napoleon zelf geen schaamtegevoel
meer had, [toen hij den jongen Hertog van Enghien in het
buitonland liet g-eyangen nemen en fusilleeren, meldt do
geschiedenis niet.

Uit een tusschen Frankrijk en België in 1834 gesloten
tractaat, waarin beide landen zich in sommige gevallen
het recht om de uitlevering te weigeren voorbehielden,
blijkt dat men hier de politieke misdrijven op \'t oog had.
Een Fransch-Zwitsersch tractaat van 1828 bevatte ook
de uitdrukkelijke bepaling van uitlevering om politiek
misdrijf; in 1833 werd dit artikel weggelaten; sedert
dien tijd heeft de Fransche regeering metterdaad als
regel aangenomen, om de uitlevering van zulke mis-
dadigers nimmer te verleenen. De minister van Justitie
^lartin motiveerde dit in eene circulaire aan alle ambte-
naren des rijks. Reeds sedert eenige jaren, zoo luidt
tle circulaire, heeft Frankrijk dergelijke uitleveringen
van de hand gewezen, de regeering stelt er prijs op

-ocr page 24-

i

12

dit beginsel te handhaven. Aan de Fransche tractaten
[jif werd nu dit artikel toeg-evoegd: les crimes et les dclits

politiques seront exceptés de la présente convention. Voor
Frankrijk is deze gebeurtenis voorzeker een groot keer-
punt in de geschiedenis der uitlevering; Frankrijk heeft
genoemd beginsel in zijn tractaat met Nederland uitge-
sproken in 1844 en 1860, met België in 1856; het vervoeren
van politieke misdadigers wordt zelfs over Fransch territoir
niet toegelaten. Aan de uitsluiting voor politieke mis-
drijven werd spoedig eene belangrijke restrictie toegevoegd,
dat namelijk aanslag op het Hoofd van den Staat in den
vorm van moord en vergiftiging niet als politieke misdaad
zou worden beschouwd; de aanleiding welke het ruime
beginsel binnen engere grenzen terugbracht was de
volgende:

In 1854 verzocht de Fransche regeering de uitlevering
van zekeren Célestin Jacquin, beschuldigd van poging
tot het vernielen van den keizerlijken trein door middel
eener heische machine. Door de Belgische autoriteiten
voorloopig aangehouden, eischte de beschuldigde zijne
invrijheidstelling, op grond dat dit misdrijf in het
tractaat van 1833 niet vermeld was; de
chamhrc des mises
en acc7isation
verklaarde dat het misdrijf een politiek
karakter had en beval Jacquin op vrije voeten te stellen.
Het hof van cassatie vernietigde dit arrest, op grond dat
poging tot moord op den Keizer en diens talrijk gevolg
onmogelijk als misdrijf van geheel politieken aard kon
beschouwd worden, en dat dit eene verkeerde interpretatie

i) Circul.iirc ininistciicllc du 5 avril 1841.

-ocr page 25-

Van de wet van 1833 zou zijn. De uitspraak van het
hof van Luik, naar welk college de zaak venvezen
werd, was gelijk aan die van het hoogste gerechtshof.
Middelerwijl had de Fransche regeering, overeenkomstig
het Fransch-Belgisch tractaat, het officieele stuk der
inbeschuldigingstelling ingediend en moest de Belgische
regeering nu nog het advies der chambre des mises
en accusation .van het Brusselsche hof inwinnen. Dit
college meende, dat er geen voldoende redenen voor de
uitlevering bestonden; het proces baarde groot opzien;
de publieke opinie was Jacquin gunstig gezind en men
wachtte met spanning op de beslissing der regeering.
Het Fransche kabinet zag eindelijk van zijn eisch af
en de [Belgische minister van Buitenland sche Zaken
De
Brouckbre
antwoordde op eene interpellatie dienaangaande
in de Kamer, dat hij voornemens was eerlang een ontwerp
in te dienen, waarin moordaanslagen tegen het leven
van een vreemden souverein
niet als staatkundige mis-
drijven zouden worden beschouwd. Het ingediende
wetsontwerp werd in Maart 1856 tot wet verheven en
reeds in het volgende jaar behelsde het Fransch-Belgisch
tractaat een artikel, hetwelk gelijkluidend was aan de bo-
vengenoemde wet :
ne sera pas réputé délit politique ni
fait connexe a un semblable délit Vattentat contre la per-
sonne du chef d\'un Gouvernement étranger ou contre
celle des membres de sa famille, lorsque cet attentat con-
stitue le fait soit de meurtre, soit d\'assassinat, soit
d^empoisonnement.
Deze nieuwe theorie werd, als eene
groote schrede voorwaarts op het gebied van \'t volken-

») Cnivo. 11. 4,6.

-ocr page 26-

14

m

IN

I

if:^
\\l-

11;

i\' :

- ir \'

recht, door verscheidene regeeringen voorgestaan; Italië
en Zwitserland namen haar niet over.

I I
i •

t (

é\'\'

li;
f

Ü
\'\'

lür\'

l\'n\'
\'li

i

\'J

: I

In Engeland heeft het praerogatief der habeas corpus
acte aan de uitlevering groote hinderpalen in den weg
gelegd; bovendien werd zij belemmerd door den regel,
dat zij niet kon plaats hebben zonder toestemming van
den rechter; de onbeperkte vrijheid om in het land te
komen en te vertoeven onder de bescherming der wetten,
was een oud recht van den vrcemdeUng-; van wcgfo het
misbruik dat hiervan echter gemaakt of g-evreesd werd,
deed het ^Ministerie Pitt in 1793 de zoogenaamde
Alten
BUI
door het Parlement aannemen. Bij die wet werd het
Gouvernement gemachtigd om de vreemdelingen, indien de
publieke veiligheid het eischte, uit het Rijk te verwij-
deren ; de verlenging is telkens, o. a. door Lord Castlercagh
voorgedragen en verkregen, in 1824 voor de laatste
maal. In weerwil dezer Alien Bill heeft Engeland
er altijd prijs op gesteld de uitgewekenen aller staten
te herbergen; men was steeds bevreesd, dat een vreemde
staat politieke misdrijven zou zoeken te bestraffen, onder
voonvendsel van gewone misdadigers tc vervolgen. Enge-
lands tractaten behelsden na 1802 verscheidene geval-
len voor uitlevering, zonder dat echter het beginsel om
de politieke misdadigers nimmer uit tc leveren, werd prij.sgc-
geven. In 1826 weigerde dc regcering Russische onrust-
stokers uit tc leveren en in 1849 ondersteunde zij Turkije
in zijne weigering om Kossuth aan Oostenrijk over te geven.
Ongetwijfeld heeft Turkije\'s krachtig optreden en hard-
nekkige weigering in deze zaak, bij de andere staten

\'l

1) Zie hierover: PolitUat lift 0/ Caniting. If. iBi.

-ocr page 27-

15

van Europa veel bijval en sympathie verworven; men
vergete niet dat het een Mohammedaansche staat was, die
vervolgde Christenen tegen den toom eener Christelijke
regeering beschermde; zijne handelwijze heeft dan zeker
ook niet weinig bijgedragen tot den samenloop en het
resultaat der gebeurtenissen, die hem in den oorlog van
1854 ten goede kwamen.

In 1870 en 1873 werden in Engeland twee wet-
ten aangfonomon, wolko moor vastheid en moer alg-o-
nieene bcpaling-en in dit g-edeelte van het internationale
recht brachten; zij zijn gebaseerd op de algemeen
erkende beginselen dezer eeuw. Uitlevering om staat-
kundige misdrijven is verboden; de opeischende staat
moet eene formeele verzekering geven de uitgelevcrden
voor geen voorafgaand misdrijf tc straffen; den beschul-
digden worden 14 dagen gegeven om het praerogatief
tier habeas corpus acte te vragen, welke termijn door de
Home Oßcc kan worden verlengd. \') Ongelukkigerwijze
Werden talrijke bezwaren, hoewel deze wetten groote
verbeteringen aanbrachten, niet opgeheven. Vooral de
langdradige procedure die, volgens deze wet, eerst voor
flen magistraat, daarna voor het hoogere rechtscollege
Queensbench gevoerd moet worden, blijft nog steeds het
^\'roote struikelblok. Uitvloeisels dezer wetten zijn de
uitleveringstractaten met Duitschland in 1872, met Neder-
land in 1874, met België in 1876, met Italië, Dene-
marken, Zweden en Oostenrijk in 1873. Het laatste artikel
tier wet van 1873 sUiat eene jaarlijksche herziening toe;
herhaalde o. a. met Amerika opyferezen moeilijkheden

>) Phillimore 545.

-ocr page 28-

16

deden de regeering in 1877 besluiten tot die herziening
over te gaan. Om de eventueele wijzigingen en toevoe-
gingen grondig te onderzoeken werd in dat jaar eene
Koninklijke Commissie benoemd onder presidium van den
onlangs overledenen Lord Chief Justice Sir Alexander
Cockbum; deze commissie heeft een uitvoerig rapport
samengesteld, hetwelk tot grondslag voor verdere onder-
handelingen eri tractaten zal moeten dienen; het ademt
een vrijzinnigen geest en stelt belangrijke wijzigingen
voor, te meer opmerkelijk daar Engeland evenals Noord-
Amerika de ontwikkeling van het uitleveringsrecht nooit
voorgestaan maar steeds tegengehouden heeft. Engeland
en de Ver. Staten van Noord-Amerika hebben altijd het
systeem der zoogenaamde
territoriale Abgeschlossenheit
gehuldigd; schrijvers als Story, Wheaton, Cornewall
Lewis meenen
thans nog, dat medewerking tot ver-
volging, in een anderen staat begonnen, en door de
ontvluchting des misdadigers afgebroken, in strijd is met
de absolute souvereiniteit van eiken staat op eigen grond-
gebied. \') De Koninklijke Commissie nu stelt voor, de
uitlevering niet meer te beschouwen als een maatregel
van reciprociteit en tractaten afhankelijk; maar als vasten
regel, absolute verplichting en als een deel der wetgeving,
evenals alle andere wetten, voor een ieder verbindend.
Verder adviseert zij, in tegenstelling met de tegenwoordig
gehuldigde beginselen, de landgenooten wel uit te leveren
en de regeering meer vrijheid te geven in de uitoefening;

li\' I

1
1

>

•! !

i r

I

1) Corncw.ill Lewis: Methods of oliscrvint; anti reasoning In politics.
Wheaton: E16ments tlu droit intermitional.
Story: Commentaries on the conflict of laws.

-ocr page 29-

17

zij wil de formaliteiten vereenvoudigd zien en de inmenging
der rechterlijke macht beperken; ook spreekt zij zich uit
ten gunste van het beginsel der Belgische wet van 1856,
om namelijk de uitlevering wegens moord om politieke
redenen wel toe te staan.

Rusland heeft in 1860 met Zweden een tractaat ge-
sloten, waarbij iedere misdaad, wanbedrijf en overtreding
aan uitlevering onderhevig was; voor de staatkundige
misdrijven was geen uitzondering gemaakt. Behalve dit
tractaat had Rusland met de Europeesche Staten alleen
uitleveringsverdragen voor deserteurs en politieke mis-
dadigers, zooals b.
V. met Pruisen in 1815 en met
Oostenrijk in 1857; al het overige was aan de zorg der
politie, zonder inmenging der diplomatie, overgelaten.
In de laatste jaren heeft Rusland de nieuwere beginselen
van uitlevering tot de zijnen gemaakt, de grootste mis-
tladen, maar ook de kleinste wanbedrijven vindt men in
zijne tractaten vermeld; voor staatkundige misdrijven is
in den ruimsten zin eene uitzondering gemaakt, zoodat
^e tractaten met Denemarken in 1866 cn met Nederiand
m
1867, dientengevolge eene uitdrukkelijke uitsluiting voor
misdrijven om politieke redenen gepleegd, behelzen. Ver-
melding verdient hier nog, dat in het Russisch-Zwitsersch
uitleveringstractaat de personeele en niet de territoriale
competentie van kracht is.

^\'MÜscrland heeft steeds geweigerd politieke misdrijven
\'n zijne verdragen op te nemen; de regeering meende
»eder speciaal geval te moeten beoordeelen, vooral juist
met het oog op vorstenmoord. Opmerkelijk is het,
zeg-t het journal de Genève (16 Mei 1879), dat juist
monarchale staten de uitzondering voor koningsmoord

-ocr page 30-

maken; zoo plaatst België den aanslag op het Hoofd van
den Staat buiten de gewone uitleveringsregelen, Zwitser-
land echter niet. \')

In België regelt, zooals wij" reeds gezien hebben, de
wet van 1833 de uitlevering; in 1856 werd na de uit-
leveringsquaestie van Jacquin eene bepaling opgenomen,
dat namelijk in de uitzondering voor politieke mis-
drijven niet begrepen was moord of iedere andere
aanslag op het leven van een vreemden souverein. Eene
latere wet (van 1874) wijzigde en\'breidde die van 1833
aanmerkelijk uit, alleen het artikel betreffende de staat-
kundige misdaden bleef zooals het in 1856 was vastge-
steld. Den I Juli 1880 namen de Kamers eene wet aan,
waarbij de regeering gemachtigd werd aan iederen vreem-
deling, die veroordeeld of vervolgd wordt wegens een
in de uitleveringswetten opgenomen misdrijf, eene bepaalde
plaats tot verblijf aan te wijzen, of hem het verblijf op \'s Rijks
territoir geheel te ontzeggen. Art. 8 bepaalt dat de wet,
zoo ze niet verlengd wordt, slechts achttien maanden
van kracht zal zijn.

Zoo zien wij in geheel Eurojia de nieuwere beginselen
veld winnen; de zelfzuchtige interventie-politiek der
Heilige Alliantie en de vrijheidswoelingen der jaren 1830
en 1848 hebben veel bijgedragen tot het verleenen van
asylrecht aan staatkundige uitgewekenen. \'■\') Nederland,
Engeland, België en Zwitserland staan in dit opzicht
steeds vooraan.

1) Calvo II 418.

2) Vooral na de Jiili-Revolutic toon in dc Fransche Chartc zeker privilege word
gcschonkcn .lan dc politieljc delicten, door ze allen tc brengen voor dc jury.

jll;
M

I\'ll!\'
liP\'

lih

M

p\'

IF\'

; ■

i J i

2 t

r:

-ocr page 31-

IQ

Slaan wij nu nog een blik op Amerika en op ons
land.

In de Ver. Staten v. Noord-Amerika werd in 1784 voor
\'teerst van uitlevering, buiten tractaten om, gesproken;
het Amerikaansch-Engelsch tractaat van 1794 bevatte
geen uitdrukkelijke uitzondering voor staatkundige mis-
dadigers ; toch was die uitlevering inderdaad uitgesloten,
zooals President Tyler het, bij de behandeling van het
tractaat, in het Congres aantoonde. In 1842 sloot Amerika
met Engeland eene nieuwe overeenkomst; de uitoefening
stuitte echter op groote moeilijkheden beiderzijds af, zooals
o. a. bij de aanvragen om uitlevering van Brent en
Winslow \'t geval was \'); het tractaat werd zelfs eens
opgezegd, daarna weder verlengd; het rapport der Engel-
sche staatscommissie zal waarschijnlijk als basis voor
nieuwe onderhandelingen dienen. De ontwikkeling van
het uitleveringsrecht, hetwelk de Amerikaansche schrij-
vers nog steeds een
limited obligation noemen, zal echter
door de tijdsomstandigheden niet gestremd maar veeleer
bevorderd worden.

Nederland. Onze grondwet van 1815 verzekerde onbe-
paalde gelijke bescherming voor ingezetenen en vreem-
delingen; desniettemin heeft onze regeering zich tot de
uitlevering van vreemde misdadigers steeds bevoegd ver-
klaard. Hierdoor deed zich de vraag voor: kan de inge-
zetene ook uitgeleverd worden? De kroon heeft dit eens
aangenomen bij het tractaat met Hannover 1817; de toela-

0 Zie Phillimore 548.

a) De uillevcringslr.ict.ilcn v.in dc Vcrccnigde Staten van Noord-Amorika zijn
\'c vinden in
Woohcy\'s InUrmtional Imw. 4c cd: 88 cn 343.
3) Circulaire van den .Minister v.in justitie aa Octolicr i8aa.

-ocr page 32-

20

ting en de uitlevering was in de Grondwet van 1815
twijfelachtig en daardoor ontstond veel strijd.

■ U .

1 i

De tweede alinea van artikel 3 der tegenwoordige Grond-
wet kwam niet vóór 1848 voor; bij de herziening van dat
jaar achtte men het in het belang des lands en der alge-
meene rechtsbedoeling, dat de Koning verdragen kunne
aangaan met vreemde mogendheden over de uitlevering
van misdadigers. Aan het voorschrift van artikel 3 is
voldaan door de wet van 13 Aug. 1849 Stsbl. 39. Alle
misdrijven, waarvoor uitlevering kon worden toegestaan,
waren vermeld; van die, welke in den C. P. onder Hoofd-
stuk I, als misdrijven tegen de veiligheid van den Staat
en onder Hoofdstuk II, als vergrijpen tegen de Staats-
regeling worden betiteld, was geen sprake, zij gaven geen
aanleiding tot uitlevering; de eigenlijke politieke misdrijven
waren zoodoende van zelf uitgesloten. Dc wet van 1849
is, nader wat de uitlevering betreft, gewijzigd door de wet
van 6 April 1875 Stsbl. 66; in haar zijn de beginselen
uitgedrukt, waaraan de regeering zich bij het sluiten van
verdragen moet houden. Ook hier weder, in tegenstelling
met het ontwerp De Vries van 17 April 1849, wordt de
uitlevering van staatkundige misdadigers niet uitdrukkelijk
verboden; toch is zij uitgesloten, daar de wet de gevallen
van uitlevering met name noemt en het politieke misdrijf
verzwijgt. Daarentegen staat in artikel
2\'. vreemdelingen
\'Morden niet uitgeleverd dan 7üegens de volgende mis-
drijven buiten het rijk gepleegd-, i". aanslag tegen het

l \'J

li!

iM

■ t\' i

il;

1 ■
j \'

I

i\'

* i

^ (!
I

i) In 1849 wcrtl Iict tiildnikkclijko vcthal op voorstri vnn Tlior1)cckc uit <lc
wpt grliclit.

i

-ocr page 33-

21

leven van den Vorst, leden van het Vorstelijk huis of de
hoofden eener Republiek
Of de wetgever hiermede het
in de Belgische wet van 1856 opgenomen beginsel, dat
namelijk vorstenmoord geen politieke misdaad is, heeft
willen uitdrukken, zullen wij later zien. Zonder twijfel
is, in de wet van 1875, het streven van het nieuwere
volkenrecht, om de gevallen van uitlevering uit te
breiden en de kansen op straffeloosheid van voortvluch-
tige misdadigers te verminderen, duidelijk merkbaar;
hoewel niet uitdrukkelijk biedt zij ook, zooals wij zagen,
waarborgen tegen vervolgingen wegens buitenslands ge-
pleegde politieke misdrijven. In verscheidene tractaten
is onze laatste uitleveringswet reeds toegepast, met
België
in 1877, Denemarken iSyy, Luxemburg 1877, Spanje
1879, Zxiiedcn en Nooriwgcn 1879, Portugal 1878, Ver.
Staten van Noord-Amcrika
1880, Brazilië 1881, Rusland
1881, Oostenrijk 1881.

Vermelden wij hier nog, dat in het Wetb. v. Strafv.

van 1838 de buitenslands gepleegde misdrijven ook onder-
scheiden worden in die tegen de algemeene zaak en die
tegen bijzondere personen; art. 8 en 9 bepalen, welke
misdrijven door Nederlanders buitenslands gepleegd en
welke personen,
na verkregene iiitlcvcring, volgens do
Nederlandsche wetten zullen worden vervolgd en gestraft.
Hieruit blijkt, dat genoemde wet het geoorloofde van uit-
leveringstractaten ook reeds vooronderstelde.

Even weinig als het doelmatige van wedcrzijdsche uit-
levering in vroegere dagen beseft werd, even traag als
het beginsel zich in de praktijk baangebroken en ont-
wikkeld heeft, even opmerkelijk is het te zien hoe
deze internationale rechtsvraag zich in den loop dezer

-ocr page 34-

22

eeuw op den voorgrond heeft geplaatst; overal bestaan
tusschen de beschaafde staten uitleveringsverdragen en
bijna overal wordt aan staatkundige uitgewekenen eene
veilige schuilplaats verleend, \'t zij stilzwijgend, \'t zij uit-
drukkelijk. jMaar eene gebeurtenis van den allerlaatsten
tijd kunnen wij hier niet onopgemerkt voorbijgaan, als
een bewijs, hoe de toepassing der uitlevering dikwijls nog
op onwil en gemis aan samenwerking afstuit en ware het
niet, dat men aan de andere zijde groote verbetering en
vooruitgang zag, men zou onwillekeurig tot de conclusie
komen, dat dit gedeelte van het volkenrecht nog op een
zeer laag peil staat. Deze gebeurtenis is de bekende
zaak-Hartman. In Februari i88o was te Parijs op verzoek
der Russische ambassade een zekere Rus aangehouden,
welke beschuldigd werd eene ontploffing op den spoorweg
jMoskou-Koursk te hebben veroorzaakt; de Russische
regeering maakte geen melding van den keizerlijken trein,
ofschoon de aanslag natuurlijk tegen den zich daarin be-
vindenden Czar gericht was; had zij dit gedaan, de uitleve-
ring zou om politieke redenen a priori reeds geweigerd zijn.
Als reden werd alleen opgegeven: het opzettelijk gevaar
veroorzaken op spoorwegen, strafbaar bij Art. loSi Russ.
C. P. Na een langdradig onderzoek door den procureur-
generaal bij het Parijsche hof van appèl, bijgestaan door
eenige procureurs der Republiek, besloot de regeering
de uitlevering van Hartman van dc hand te wijzen, omdat
zij noch diens identiteit noch diens schuld bewezen achtte;
velen echter meenden dat Hartman zonder twijfel de
dader van den aan.slag geweest was en dat de aange-
houden persoon wel degelijk Hartman was. Hoe dit ook
zij, hij werd op vrije voeten gesteld cn begaf zich

Ii \'

m i ..

ft ■ i

è i

I-

liU I

O i :

1

1 \'

in

\' i\'

-ocr page 35-

23

naar Engeland, aan welks regeering Rusland zijnen uit-
leveringseisch niet herhaalde.

Het in 1873 opgerichte Institut dc Droit international
hield in 1879 eene zitting te Brussel; onder de talrijke
aldaar behandelde internationale vraagstukken behoorde
ook dat der uitlevering; de Heer Charles Brocher behan-
delde het
uitvoerig in een door hem voorgelezen rapport,\')
waarover de leden Homung, Alartens en Saripoulos ook
nog het woord voerden. Dit Institut heeft geen officieel
of politiek karakter; het is een geheel wetenschappelijke
vereeniging, die zich ten doel stelt het orgaan van het
rechtsbewustzijn der beschaafde wereld te worden en wier
streven het is door debatten en geschriften, door nauw-
keurig, grondig onderzoek en rechtskundige adviezen de
grondslagen van het volkenrecht te consolideeren en de
beginselen van recht en humaniteit te doen zegevieren.

Wanneer wij nu de geschiedenis der uitlevering, en
speciaal die van staatkundige misdrijven nog eens in haar
geheel overzien, dan is het resultaat dit: aanvankelijk was
tle politieke misdaad een belangrijk, zoo niet het eenig
motief voor de uitlevering; in het begin der 1eeuw is
zij juist om die reden dikwijls en later altijd van de hand
gewezen; in den allerlaatsten tijd eindelijk, heeft men die
weigering niet absoluut meer kunnen volhouden en heeft
men de uitlevering wegens vorstenmoord weer toegestaan.
Zal het uitleveringsrecht eene vierde periode introden,
zal men de exceptie voor vorstennioordenaars gemaakt,

>) Zie annuaire de rinsiitut. I. aoa.

3) Den lieer I\'ooriugael: IIcl oorlocsrcclu. 53.

-ocr page 36-

i

24

door den drang der tijdsomstandigheden nog moeten uit-
breiden ? Zonder hierop een beslissend antwoord te geven
meenen wij toch dat die veronderstelling wel eenmaal
werkelijkheid worden zal.

De beschaving der moderne staten houdt gelijken tred
met de meerdere of mindere waarborgen waarmede zij
ook vreemdelingen op hun territoir omringen. Daar waar
eene groote mate van vrijheid, veiligheid en rechtszeker-
heid aan de burgers door de wet is gewaarborgd, zal
ook in den regel aan den vreemdeling, die er duurzaam
of tijdelijk verblijf houdt, een staat van zaken zijn ver-
zekerd , hem behoedende voor maatregelen, die door
hunne willekeurige natuur hem plotseling in rouw en
jammer zouden kunnen storten. De verplichte bescher-
ming van den vreemdeling, bij eene rustige en \'s lands
wetten eerbiedigende houding, is evenzeer een nieuw
beginsel als de verplichte uitlevering bij schennis van
universeele strafwetten; maar ook hier bestaat de mogelijk-
heid om van het door het recht aangewezen pad af te wijken:
i". door de uitlevering zoo te bemoeilijken dat zij door
talmen of onwil onmogelijk wordt, en 2". door in strijd
met de heiligste rechten van den mensch aan eene vreemde
regeering de vrijheid te geven, hare vijanden overal
op te eischen en te grijpen. Dan zijn de staatsgrenzen
gecn_ grenzen meer voor wraakneming en vervolging,
en denken wij onwillekeurig aan de centuriones der
Romeinsche Keizers, die ongehinderd tot aan de uiteinden
der toen bekende wereld de ongelukkigen, de weinige
onomkoopbare en voorbeeldige burgers van een ontaiirden
en diepgevallen staat vervolgden.

De tractaten of wettelijke overeenkomsten dienen nu

iiii

N»\' ii ;

\'ï\'^ü ;
I

litir

I !

it\'

> I\'

\'ti ■■ ;

ii

-ocr page 37-

25

juist om een middelweg vast te stellen, zoowel voor het
materieele als voor het formeele gedeelte van het uitleve-
ringsrecht , en daarom is de arbeid der verschillende staats-
commissies en wetenschappelijke lichamen van zoo groot
belang, omdat hij een grondslag tracht vast te stellen
waarop dergelijke verdragen met vrucht kunnen worden
opgetrokken — verdragen, die allen dit beginsel tot basis
moeten hebben, dat de goeden, in alle landen zonder
onderscheid, broeders zijn, maar dat de misdadiger overal 1
vreemdeling is.
 J

De beschouwing, waardoor het asylrecht in zijnen
eersten en zuiversten vorm is te voorschijn geroepen, om
namelijk het staatsgezag door bescherming der onge-
lukkigen in de handhaving van het recht behulpzaam
te zijn, heeft haren invloed op de rechtsvervolging niet
geheel verloren, maar de ontaarding van dit recht in
eene bescherming der grootste misdadigers is nu gelukkig
uit de wetgevingen der nieuwere staten verdwenen.
In den modernen staat, waar in tegenstelling met den
staat der oudheid geen willekeurige, onrechtvaardige ver-
volging meer gedoogd wordt, heeft het asyl als zelfstan-
dige inrichting alle reden van bestaan verloren.

Bij vergelijking van hetgeen vijftig jaren geleden over
uitlevering geschreven werd met de beginselen, die haar
thans bcheerschen, zou men bijna meenen dat sedert een
paar eeuwen verloopen waren. Vroeger de egoïstische
ifedachte
chacun pour soi cn daardoor de uitlevering, als
bedenkelijk voor de souvereiniteit der staten, slechts
schoorvoetend toegelaten; thans het gezonde beginsel:
tegenover de vijanden der maatschappij zijn alle staten
solidair. Moe meer de uitlevering uitgebreid wordt, des

=T

-ocr page 38-

26

te zekerder wordt de straf en des te meer zullen de mis-
drijven afnemen; want wie zal een misdrijf plegen als hij
bijna met zekerheid kan vermoeden, dat het bewijs zijner
schuld hem al het voordeel, dat hij van de daad verwacht,
en daarenboven het leven of levenslang de vrijheid zal
ontnemen?

-ocr page 39-

II.

ZUIVER STAATKUNDIGE MISDRIJVEN.

Welke zijn nu de staatkundige misdaden, die in den
loop dezer eeuw van zoo groot actueel belang gewor-
den zijn?

Billot zegt: het zijn die daden, welke met strafbare
middelen het gevestigd gezag of de maatschappelijke orde
trachten omver te werpen.

Bluiitschli onderscheidt ze van de genieene misdrijven,
oindat zij tegen de staatkundige inrichting van een land
gericht zijn.

Iloltzcndorff zegt, dat zij in een vergrijp tegen het wer-
kelijke of vermeende misbruik van macht bestaan, en
gericht zijn tegen de organen van het staatsgezag. •■*)
Stuart Mill\', a political offcncc is any offcncc in the
course o/, or furthering of civil :oar, insurrection or
political commotions. *)

i) Billot: Trtiilé do rcxlmdiiion. loa.
a) Blunlschli: St.mtswürlcrbucli. 396.

3) Holtzcndorfr: Wisscnsclnflliclie Vorträge, no. 366.

4) Stu,irl Mill: Redevoering 3 Auj. 1866.

-ocr page 40-

28

Hoewel wij de bezwaren om eene juiste definitie te
geven erkennen, meenen wij toch, dat er nog scherper
grenslijn tusschen de twee soorten van delicten te trekken
is:
commune delicten zijn delicten overal en altijd, onaf-
hankelijk van plaats, tijd en omstandigheden, omdat zij
hun strafbaar karakter ontleenen aan het onzedelijke der
motieven waaruit zij voortvloeien;
politieke delicten zijn
delicten, die hun strafbaar karakter ontleenen aan den
staatkundigen toestand van een bijzonder land.

Wegens deze laatste soort van misdrijven is de uitleve-
ring in de meeste tractaten der laatste 30 jaren uitge-
sloten; op welke gronden de beschaafde staten onzer
eeuw dat beginsel tot het hunne hebben gemaakt, zullen
wij nader zien.

Aan alle uitleverings-overeenkomsten ligt de regel ten
grondslag, dat het misdrijf in de beide contracteerende
landen strafbaar gesteld moet zijn, want men kan toch
Iji,^ D niet vooronderstellen , dat een staat iemand uitleveren zal

^ om eene daad, die volgens zijne wetten niet strafbaar is.

Daarom dus, concludeert men al spoedig, zijn de politieke
misdrijven a priori reeds uitgesloten; een monarchale staat
toch kan straf bedreigen tegen een feit, dat in eene repu-
bliek volkpmen geoorloofd is; want wat loopt meer uiteen
dan de staatkundige wetgevingen der verschillende landen?

Voorzeker, maar toch kan het gebeuren, dat de wetten
der twee contracteerende staten op dit punt in overeen-
stemming zijn, dat zij beiden een gelijksoortig misdrijf,
b.v. persdelict bestraffen; hieruit moeten wij dus de ge-
I volgtrekking maken, dat het of w/W strafbaar stellen in
beide landen geen voldoende reden is om de uitlevering
wegens deze misdrijven te verbieden. De motieven, die

-ocr page 41-

29

hiertoe leiden, liggen voor een groot deel elders en wel in
den
aard der daad zelve; hierin hebben de schrijvers over
staats- en volkenrecht ze dan ook meenen te vinden.

Wanneer van moord, diefstal of brandstichting sprake
is, zal niemand het misdadige dezer feiten in twijfel
trekken; men zal dadelijk toegeven, dat het beide recht
en plicht van eiken staat is, deze misdrijven repressief te
keer te gaan en de maatschappij daartegen te beschermen;
verschil van gevoelen kan alleen bestaan omtrent de
strafbaarheid, de toerekenbaarheid enz.; maar de
aard
der daad zelve, het absoluut onzedelijke der handeling,
springt een ieder in het oog.

Iets anders is het bij staatkundig verzet of samen-
zwering, bij persdelicten, bij oproer, of bij vergrijpen
tegen de bepalingen eener staatsregeling; hier zullen zich
spoedig verschillende meeningen doen hooren; de eene
noemt deze feiten absoluut onzedelijk, misdadig, en eischt
medewerking tot bestraffing; een tweede beschouwt ze als
poging tot een noodzakelijken, eenig mogelijken omkeer
van lang bedorven toestanden; een derde noemt ze recht
van verzet en neemt dit, zooals in de Fransche revolutie
voorgekomen is, in zijne constitutie op

Voorstanders der legitimiteitstheorie zullen natuurlijk
ieder verzet tegen het gezag als misdadig beschouwen,
zelfs al is het belang der gewenschte verandering grooter
dan het belang van de handhaving van het bestaande

i) Sicyès zcgt aanga.irKle de wnt op tie tlrukpcrs: Pourquoi unir la presse
du lien d\'une constitution, n\'cst-ello p.\\s appelt-e A .agrandir
indéfiniment le
domaine de la liberté? Les plus ]iclits i)ruples, les plus vastes territoires se
priîtent \\ I.i lil)ctl6 cl i\\ la pensée.

-ocr page 42-

30

staatsverband; gesteld dat zij een oogenblik toegeven,
dat er recht van noodweer bestaat en dat de waarheid
der legitimiteit niet onomstootelijk vast staat, dan zullen
zij toch dergelijk verzet, als in strijd met het algemeen
belang, veroordeelen.

Tegenstanders der legitimiteit zullen de daad verdedi-
gen , als in het belang der maatschappij geschied, en als
de eenige weg ter verkrijging eener hervorming, wan-
neer ten minste de staatsinrichting zelve hiertoe den
weg niet opent. Wanneer die poging nu mislukt, dan
zal zich wellicht de publieke opinie toch ten gunste
van den dader uitspreken en hem de martelaarskroon
toewijzen, omdat hij voor zijn politiek geloof geleden
heeft.

Ook kan het voorkomen dat het in den aan.slag beoogde
doel in het land, dat den vervolgde nu herbergt, reeds bereikt
is, dat zijne staatkundige leerstellingen cn begrippen daar
reeds praktisch worden uitgevoerd; zoo zal eene monarchale
regeering niet genegen zijn den persoon uit te leveren,
die in zijn eigen land op de eene of andere wijze getracht
heeft den democratischen regeeringsvorm door een monar-
chalen te vervangen; neen, veeleer zal die monarchie
hare politieke geloofsgenooten herbergzaam opnemen en
beschermen. De verschillende regeeringsvormen zijn,
volgens velen, zaken van bloote overeenkomst en rusten
op lossen grond; soms voldoen zij niet in het minst aan
de behoeften van het volk; de pogingen om ze door
anderen te vervangen behoeven dus niet in strijd te zijn
met het rechtsbewustzijn anderer volken.

Het mislukken der poging maakt den dader tot mis-
dadiger en voert hem naar de gevangenis, zoo niet naar het

-ocr page 43-

31

schavot; het welslagen daarentegen verheft hem tot be-
vrijder, redder, misschien tot beheerscher des vaderlands;
in den eenen staat is A. politieke misdadiger, in den
anderen voorvechter van vrijheid en recht, zoodra toch
de staat zijne grenzen overschrijdt kan er immers geen
absolute plicht tot gehoorzaamheid meer bestaan; het
staatsdoel is immers niet alomvattend, daarom is het
staatsgezag, hoewel oppermachtig en onverantwoordelijk,
niet absoluut onbegrensd \').

De staatkundige misdaden zijn tegen de inrichting en
het staatkundig beleid van een land gericht; het staats-
doel kan onzedelijk zijn, het kan de voldoening van do
heerschzucht van den persoon, die het gezag in handen
heeft, beoogen, het kan ook de opperheerschappij van
den
„di]fiog" in zijn schild voeren; zij die zich tegen
zulke toestanden verzetten zijn dus
f)cr sc niet gevaarlijk
voor andere landen. De uit- en inwendige vrede is
zeker een gemeenschappelijk behartigenswaardig belang,
maar hij die de staatkundige instellingen en machten in
een staat bestrijdt, zal naar de omstandigheden, waarin
hij verkeert, en naar het succes dat hij behaalt, beoor-
deeld worden; zoo de geschiedenis verkregen resultaten
bekrachtigt is dit reeds een bewijs, dat zijne pogingen
als geenszins in strijd met de ontwikkeling van den Staat,
niet hadden moeten veroordeeld worden. De hoofdelemen-

1) Servir le despotisme sous tous les gouvernements, plus qu\'il ne le veut lui-
mômc, réveiller ses fureurs éteintes, invoquer contre les m.ilhcureux des lois
tombées cn désuétude, voilA ce qui nttirc le mépris; mais il n\'atteint pas des
iionunes qu\'une
effervcscencc iTopinion aura seule fyitrà; l\'équité dc la conscience
ne les confondra pas .ivcc les coupables dont /«
actions ne s\'excusent pas,

(Un missionnaire républicain cn Russie. Paris 1830.)

-ocr page 44-

32

ten der Fransche revolutie zijn, niettegenstaande hare
onheilen en verkeerde theoriën, door de historie be-
krachtigd.

Ofschoon het waarachtig heil van den staat aller stre-
ven moet zijn, zoo bestaat toch tusschen de verschillende
regeeringsstelsels geen volkomen solidariteit en dus ook
geen solidariteit ten opzichte van het vervolgen van staat-
kundige misdrijven; Rusland volgt eene geheel andere
staatkunde dan Frankrijk; waar het eene land b. v.
meer bedacht is op rechtszekerheid, daar vestigt een
ander het oog op meerdere beschaving, een derde op
machtsontwikkeling, een vierde op de heerschappij der
overheid. De overheid die in het eene land, volgens de
wetten en verordeningen, de vervolging en veroor-
deeling van een politieken misdadiger beveelt, wordt
in het andere land beschouwd hem te onderdrukken en het
recht te verkrachten. Staatkundige misdrijven, hun straf-
baar karakter aan den politieken toestand van een bijzonder
land ontleenende, en strafbaar volgens de daar heer-
schende maar elders lang afgeschafte instellingen eener
verouderde staatkunde, zijn niet altijd in stójd met het
peil der moraal^ ^aartoe het volksbewustzijn anderer
staten zich heeft verheven....Op staatkundig terrein wor-
den de handelingen der menschen vaak naar de uitkomst
beoordeeld, menigen avonturier gaat het voorspoedig
door meineed en verraad, terwijl zij die getrouw waren
aan hetgeen eed en plicht hun oplegden; als ballingen
rondzwerven. Hij die veroordeeld is wegens vergrijp
tegen de bepalingen eener staatsregeling kan een ach-
tenswaardig, eerlijk, vaderlandslievend burger zijn, en
kan nog in de gelegenheid komen den Staat gewichtige

-ocr page 45-

33

diensten te bewijzen; hebben mannen als Thiers, Victor
Mugo, Andrassy hun leven niet te danken aan de krach-
tige handhaving van het beginsel, dat de uitlevering om
zuiver politieke misdaden verbiedt? en wie zal niet het
vele goede en heilzame erkennen, dat later nog door hen
is tot stand gekomen nadat de politieke hartstocht,
die hen vervolgde, schipbreuk had geleden?

De bezwaren, die onwillekeurig bij den om uitlevering
aangezochten staat oprijzen, en de twijfel, of hij naar
eigen inzicht wel rechtvaardig handelt, wanneer hij
zijne medewerking tot vervolging van den uitgewekene
verleent, mogen niet worden ter zijde gesteld, ofschoon
de regeering, die om uitlevering verzoekt, formeel bevoegd
is den opgeëischten persoon te vervolgen.

Bluntschli heeft in de zitting van het Insiitiit dc Droit
l7ttcrtiationalva.n
1880 zijne denkbeelden omtrent uitlevering
van politieke misdadigers uiteengezet; hij zegt ook in zijn
Staatswörterbuch, dat de staten niet verplicht zijn elkan-
der behulpzaam te wezen in het vervolgen dezer mis-
daden; ieder land moet zelf voor zijne politieke rechts-
orde zorg dragen; de uitlevering van staatkundige misda-
digers is in strijd met de zedelijke natuur en met het
eigenbelang van iederen staat:
„Nur das Bcxousstsciu der
\'Vahren Gerechtigkeit einen Dienst zu leisten kann ihn
zur Auslieferung bestimmen."
\') Verder wijst hij ook op de
geschiedenis, die aangetoond heeft, dat politieke uitgewe-
kenen volstrekt niet altijd slechte menschen of boosdoe-
ners zijn en dat de staten daarom ook steeds geaarzeld
hebben aan die uitleveringseischen te voldoen.

i) Itluntschli: StnniswOrtcrliucli. 203.

-ocr page 46-

34

m

Ook von Mohl en Bar zijn tegenstanders van boven-
genoemde uitlevering; vooral uit overwegingen van poli-
tieken aard, verwerpen zij het denkbeeld haar onder de
beginselen van het volkenrecht op te nemen \').

Er is echter nog een hoofdmotief, waarom men de
zoogenaamde politieke uitlevering niet toestaat; de sym-
pathie , die de politieke misdadiger veeltijds in tegenstel-
ling met den gewonen boosdoener op zijnen weg ontmoet,
mag niet een der grondslagen zijn van het beginsel,
maar wel de vrees voor eene onrechtvaardige wreed-
heid. In politieke processen worden de hartstochten
opgezweept, de gemoederen opgewonden; nergens zullen
de rechters zoo onder invloed van politieken dienstijver
rechtspreken als juist hier, te meer daar zij waarschijnlijk
door de hooge ambtenaren van het gezag zullen worden
geïnfluenceerd. Er bestaan geen waarborgen voor onpartij-
dige rechtspraak, wie zal .bovendien die rechtspraak uit-
oefenen , de gewone rechter of speciaal daartoe benoemde
colleges of krijgsraden? dit blijft zeer onzeker en zelfs
wanneer de vervolgde voor de gewone rechtbanken te
recht staat, dan zullen die rechters de veroordeeling mis-
schien toch niet onafhankelijk van hoogeren invloed of
" drang der-publieke opinie, volgens strikt recht uitspreken.

Maar in geen geval mag de eene staat zich mengen in
de functies der rechterlijke macht van een anderen; hij
mag geen toezicht houden op de rechtspraak van zijnen
buurman, want de rechterlijke macht is het staatsgezag

I) Von Mohl: StMtsrccht, Völkerrecht, Politik.

Bar: Das internationale Privat und Strafrcclit.
a) Renault: Des crimcs politiques en matière dVxtr.aflilion. P.iris. Marchai. 1880.

â

-ocr page 47-

35

dat in jure optreedt in dienst van het recht en van de wet.
Ook daarom moet men de pohtieke uitlevering weige-
ren ; de uitlevering in het algemeen stelt zich ten doel de
uitoefening eener onafliankelijke algemeene rechtspraak
behulpzaam te zijn en dit zou hier niet bereikt worden.

Deze grond gevoegd bij de veelvuldige weinig
overeenstemmende qualificaties van politieke delicten en
bij de talrijke bezwaren, om van deze eene goede afge-
ronde omschrijving te geven, ziedaar reeds twee
redenen om de uitlevering hier van de hand te wijzen.
Men mist een juist begrip, een eenvormigen grondslag
voor het politieke misdrijf en daardoor natuurlijk ook
eene afdoende gemeenschappelijke bepaling. \') Uitste-
kende criminalisten achten zich niet in staat eene goede
definitie te geven; sommigen zien wij zelfs ten eenen-
male het bestaan van politieke misdrijven ontkennen
Het gemis aan overeenstemming omtrent het begrip van
politiek misdrijf in de verschillende staatsregelingen en
de vrees voor misbruik, door eene gebrekkige en par-
tijdige rechtspleging jegens de uitgeleverden, motiveeren
reeds het beginsel om de staatkundige uitlevering niet
toe te staan.

V

Brentano en Sorel verdedigen dezen regel om nog
andere redenen; wanneer een staat, zegt Brentano,
iemand uitlevert om eene daad, die volgens zijne wetten
niet strafbaar is, dan doet hij daardoor gedeeltelijk afstand
van zijne souvereiniteit, dan maakt hij zijne eigen instel-

Cl

i) Prof. Nypcls: Théorift dn Code Pón:\\l: Aucune loi n\'a clierclic i\\di\'finir crs
dt\'-liis, un(! dérinition complóte t:t s.itisf.iis.-intc iic ix>iimit i^lrc formuU\'-c.
a)
I\'iocIk-I: SyMfiii der .\'^oci.diMi Poliliirk. II. 284.

-ocr page 48-

36

lingen aan die van een vreemden staat ondergeschikt.
Een slaaf herkrijgt onmiddellijk zijne vrijheid, wan-
neer hij het territoir betreedt van een staat, die geen
slavernij meer duldt; waarom zou een staat dan iemand
uitleveren om een feit, dat op zijn grondgebied geen
misdrijf is ? \') Het onafhankelijke staatsgezag zou dan niet
meer in zijne volheid worden uitgeoefend, ook zou het
de eer der nationaliteit van een volk te na komen, wan-
neer op de vordering eener vreemde mogendheid daden
als persdelicten konden worden vervolgd; Engeland heeft
zich tegen dergelijke vervolgingen steeds verzet, en gaf
daardoor een bewijs van zijn levendig ontwikkeld souverei-
niteitsgevoel. De niet-uitlevering van politieke misdadigers
berust op het beginsel van het volkenrecht, dat geen staat
het recht heeft zich in de binnenlandsche aangelegenheden
van een anderen te mengen; een staat heeft recht van
zelfbehoud maar ook recht op onafhankelijkheid
(droit
de souveraincté);
ieder volk is zelf de hoogste rechter
over vorm en inrichting zijner politieke instellingen en
heeft het recht elke vreemde handeling binnen zijn rechts-
gebied af te weren.

Wanneer de regeering en organen van een staat in eene
revolutie door andere vervangen worden, moeten de nabu-
rige staten deze minder of meerder vreedzame wi.sseling
van regeeringsvorm eerbiedigen en zich, behalve in hoogst
buitengewone gevallen, van alle inmenging onthouden.
Een plotselinge omkeer door revolutie, kan in den beginne
onwettig schijnen, maar als recht van noodweer gebillijkt
worden; indien b, v, eene regeering met het positief

i) Hrcntnno: Précis du droit des Rens. 185.

-ocr page 49-

37

recht in de hand eene reeds lang als noodzakelijk erkende
hervorming tegenhoudt, kan eene omwenteling, met be-
roep op de overtuiging van een wordend recht, somtijds
verdedigd worden. Opzoomer zegt:
„cr is een hoo-
ger, btiitengewoon en ongeschreven recht, dat meer
waarde heeft in enkele buitengewone omstandigheden daji
het geschreven staatsrecht, daar dit slechts in gewone
omstandigheden de uitdrukking is van het rechtsbexoustzijn
des volks."
Zelfs Stahl zegt: „er zijn gevallen, waarin de
drang van natuurlijken of zedelijken nood zoo gexoeldig
tot verzet aanzet, dat het geen mensch past, hem, die er
toe overgaat, te vonnissen, en de uitkomst het verzet als
eene noodzakelijkheid schijnt te rechtvaardigen"
Feitelijk
verzet, de bestaande rechtsorde verbrekende en in revo-
lutie ontaard, kan de hoogste plicht worden; de overige
staten moeten den uitslag van den binnenlandschen strijd
afwachten, geen partij kiezen, geen partij steunen; dit
zou hunne eigen vredesbetrekkingen kunnen afbreken en
hun eigen bestaan in gevaar kunnen brengen. Want
ook in een burgeroorlog kan de overwonnene van heden,
morgen overwinnaar zijn; de politieke misdadigers van
heden worden misschien morgen als wettig gouvemcment
erkend; daarom is het een juist beginsel dat men niet tot
de uitlevering der wettige gouvernementen van gisteren,
omdat zij heden als politieke misdadigers beschouwd
worden, verplicht is. Dc erkenning eener regeering is
geen partij kiezen, geen verklaring, dat de overwinnaar
in zijn recht is en dat de overwonnene onrecht had; de
erkenning verklaart alleen dat men den staat als zoodanig
erkent en hem de bevoegdheid toekent om zelf zijnen
regceringsvorm te .bepalen; het is het oordeel over een

-ocr page 50-

38

feitelijken toestand, geen appreciatie van de wijze van
ontstaan. Wanneer de aanvragende regeering door de
andere staten niet erkend is, kan deze geen aanvrage
overeenkomstig de eischen van het volkenrecht doen,
want waar geen geaccrediteerde gezanten zijn, daar is de
aanvrage onmogelijk en van eigenlijke weigering geen
sprake Het geldt hier alleen de beantwoording der vraag
of zij als bestaande erkend en in de uitoefening van inter-
nationale handelingen, aanspraak kan maken op vriend-
schappelijke betrekkingen met andere regeeringen. Het
zou onvoorzichtig zijn meer te doen; want als b. v. Enge-
land heden medewerkt tot de vervolging van leden der
Orléanistische partij, dan zal de Engelsche regeering zich
toch voor een moeilijk dilemma geplaatst zien als morgen
een lid van het Huis van Orléans weer koning van
Frankrijk wordt. Zal zij morgen als koning erkennen
dien zij gisteren uitleverde ? Het doel der staatkun-
dige misdadigers beoogt de heerschappij van de eene of
andere partij en de vervanging van eenen regeeringsvorm
door eene andere, naar hunne meening, heilzamer orde
van zaken; innige gehechtheid en oprechte trouw aan
eene onttro.onde dynastie of aan eene door een overwel-
diger verscheurde constitutie is veeltijds hunne drijfveer;
wanneer hunne pogingen nu mislukken en zij naar een
naburigen staat vluchten, dan zal deze als onpartijdig
beoordeelaar, zelfs al koestert hij geen sympathie voor
hunne beweegredenen, hen niet uitleveren om hunne poli-

i) Von .\\Iohl: Nur von reclitlich bestehenden kcgierungen kann eine Auflordc-
rung zum Rechtsbeistandc angenommen werden.

-ocr page 51-

39

tieke overtuiging, voor welke zij gestreden en geleden
hebben. Iedere politieke partij is, juist omdat zij partij
is, min of meer betrokken in de behandeling en het
lot van haren tegenstander; de terechtstelling en ver-
oordeeling geschiedt in het belang der partijregeering
en dit is zeer verklaarbaar en geoorloofd, maar zij
geschiedt niet in het belang van absoluut recht; de
regeering aan wie de uitlevering gevraagd wordt
zal beter doen, om, voor zoover zij er ten minste
in gemoeid wordt, de uitspraak aan de geschiedenis
over te laten.

De ontevreden politieke elementen in een land door
zachtheid of hardheid tot bedaren te brengen staat
iedere regeering in het bijzonder vrij, maar medewerken
tot die onderdrukking is ongemotiveerd en gevaarlijk ;
samenspannig van regeeringen tot gemeenschappelijken
strijd tegen dezulken kan niet anders teweeg brengen dan
samendrijven en samensmelten der ontevredenen in een groot
kamp ; de staten als subjecten van het volkenrecht mogen de
gemeenschappelijke inzichten consolideeren, maardeindi-
vidueele inzichten moeten zij eerbiedigen ; het begrip van
staatkundig misdrijf verandert naar tijd, plaats en omstan-
digheden en daarom moet door hen, die het in hunne
macht hebben, met eene tijdelijke minderheid onpartijdig
gehandeld worden. Benjamin Constant zegt:
„les délits
politiques tiennent a V opinion, a des préjugés, a des prin-
cipes, a une manière dc voir qui peut se concilier avec
les affections les plus douces et les plus hautes vertus.
IJexil est la peine naturelle, ccllc qui motive le genre
même de la faute, celle qui en éloignant le coupable des
circonstances qui Vont rendu tel, le replacent en quelque

-ocr page 52-

40

Sorte dans im état d\'innocence et Itci rendent la faculté
dy restef^\' \').

Dat de eene staat den anderen bescherme door tegen-
tegaan dat men een vreemd grondgebied gebruike als
eene veilige schuilplaats om te beleedigen en tot omver-
werping van gevestigd gezag samen te spannen, ligt ge-
heel in den aard van zelfbehoud en van de onderlinge
verplichtingen, die staten jegens elkander te vervullen
hebben; maar deze verplichting ontaardt in een laaghartige
staatkunde, wanneer een vrije staat zijne bescherming
weigert aan personen die den staatkundigen tweespalt in
hun vaderland ontvlieden en in \'een naburig land eene
schuilplaats zoeken tegen vervolging en dwingelandij, of
wel, wanneer b.v. de vrijheid van drukpers, die hier be-
staat bij de beoordeeling van buitenlandsche aangelegen-
heden beperkt wordt.

Een toevlucht, een verbanningsoord, te verleenen aan on-
gelukkige slachtoffers van staatkundige verwikkelingen in
den vreemde en hen te onttrekken aan de wraakzucht
van de bovendrijvende staatkundige partij, wie zal die
gedachte niet roemen. Wij erkennen, dat ten aanzien van
de zuiver staatkundige misdaden het een beginsel geldt
van volkenrecht, dat door de wetenschap van het interna-
tionaal recht als juist is gestempeld.

1 t

Wanneer eenmaal, misschien na verloop van ecuwen,
gelijke begrippen van politieke wijsheid, van staatkundig
beleid en van eenvormige regeeringsstelsels alle staten zal
hebben vereenigd, wanneer in één woord staatkundige mis-

i) Cours dc politique constitulionncllc. I. 281.

-ocr page 53-

41

drijven geen lokaal karakter meer zullen hebben en wanneer
het ideaal van het staatsdoel overal bereikt zal zijn, zal men
dan de politieke uitlevering eenstemmig weer toelaten?
Marquardsen, Berner, Bluntschli, Brater en anderen mee-
nen van ja. Maar zal dat ideaal ooit bereikt worden,
zal die dag ooit aanbreken? Wanneer voor Spanje en
Frankrijk geen Pyreneën meer bestaan, wanneer geen
Alpen Duitschland en Italië, meer scheiden, dan zal dit
wellicht werkelijkheid worden.

Het 71SU vero tirbis prohibere sanc inlnimanum est van
Cicero is een denkbeeld van edelmoedige, ruime opvatting;
maar desniettemin wijst het op de verplichtingen die
gastheer en gast jegens elkander te vervullen hebben \').
De gastvrijheid legt plichten op aan hem, die haar ver-
leent, maar niet minder aan hem, die haar geniet; dit
wordt echter door velen niet begrepen.

Bij het ook in ons land gehuldigde beginsel van
niet-uitlevering om politiek misdrijf, zou ons land de
schuilplaats kunnen worden van politieke woelgeesten, die,
óf in ons eigen land wanorde stichten, óf ons met de
regeering van hun land, waardoor zij zich verongelijkt
rekenen, politieke moeilijkheden bezorgen; dit zijn ixadee-
len, wier voorkoming of wegneming van den staat ge-
vorderd kunnen worden; want de vreemdeling moet
buiten het vermogen worden gesteld om ons te schaden \\

1) Cicero: De ofliciis XI.

2) Celui qui se sert de l\'liospil.-ililé pour en abuser et pour tromper plus sure-
nicnt un bicnfaiteur imprévoyant perd son droit i\\ I hospitalitó.
Desjardins; do
Tcxpulsion 36.

-ocr page 54-

42

Prof. Opzoomer meent, dat art. 3 onzer Grondwet
eene krachtige vreemdelingenwet in den weg staat, maar
dat daarentegen art. 12 onzer vigeerende vreemdelingenwet
de zekerheid van den persoon van den vreemdeling geheel
wegneemt. Genoemde hoogleeraar zou eene bepaling wil-
len, n.1. deze: dat de werking van artikel 3 § i onzer
Grondwet ten opzichte der vreemdelingen in buitengewone
omstandigheden kon geschorst worden door aan den
gewonen wetgever het recht toe te kennen uitzonderin-
gen te maken.

i!\'

Wij meenen, dat het niet onjuist zoude zijn eene bepa-
ling in ons strafwetboek op te nemen volgens welke een
vreemdeling met minder formaliteiten dan een ingezetene
in hechtenis kon worden genomen; art.
g A. B. is, vol-
gens ons niet in strijd met artikel 3 onzer Grondwet;
integendeel het geeft eene oordeelkundige toepassing van
het denkbeeld van gelijkheid in dit artikel der Grond-
wet neergelegd \').

i) Tegen zulke politieke woelgeesten werd de Zwilscrsehe Iwnclsregecring in 1834
gcm.ichtigd krachtig oj) tc treden. Haar werd opgedragen v.in het grondgebied
tc verwijderen :
toni ccux qui ont abusé de [asile que leur avaient accordé Us
èanloHS, compromis par des faits suffisamment constatés la sûreté ct la tranquillité
intérieures, violé la neutralité de la Suisse et les rapports internationaux.

-ocr page 55-

ni.

CONiNEXE EN COMPLEXE MISDRIJVEN.

In het wetsontwerp van den !Minister De Vries van 1841
was een artikel opgenomen hetwelk de uitlevering van
politieke misdadigers uitdrukkelijk uitsloot; in do wet
van 1849 kwam dit artikel niet voor; evenmin in het tot
wet verheven wetsontwerp van 1875. In antwoord op
het verslag der Commissie van rapporteurs zeide de
regeering, dat wederopneming eener bepaling, dat geen
uitlevering kan worden toegestaan of gevraagd wegens
staatkundige misdrijven, in strijd zou zijn met het stelsel
van het ontwerp; de opsomming der misdrijven in art.
2 maakt elke verdere aanduiding, voor welke niet
wordt uitgeleverd, overbodig. Desniettemin stelden vier
van de vijf rapporteurs, de lleeren Mackay, Bergsma,
Teding van Berkhout en \'s Jacob als amendement een
nieuw artikel voor van dezen inhoud :
Gccnc uitlcvcritig
kan toegestaan of gevraagd lüorden wegens staatkundige
misdrijven.
De Heer van Zuylen van Nyevelt was de
eenige rapporteur, die er tegen stemde.

De Heer \'s Jacob, die het amendement verdedigde,

-ocr page 56-

44

meende, dat men geheel overgeleverd was aan de qualificatie
die de buiteiilandsehe mogendheid, uitlevering vragende,
geliefde te geven aan het feit, dat haar aanleiding gaf tot
opvordering van den betrokken persoon; het amendement
strekt slechts om het gouvernement te versterken want
men kan a priori de feiten niet binden aan eenen vasten
ketting of regel.
Hij meende, dat de Minister ontrouw
was geworden aan de ware beginselen door het voorschrift
los te laten, dat voor de politieke misdadigers niet zal
worden tiitgeleverd; de minister heeft gebroken met de
wetenschap, met de historische tradities van dit land en
met de beginselen van volkenrecht. Maar de voorstellers
hebben ook het oog op complexe misdreven; zxuare mis-
daden zijn dikwijls gepleegd door eerlijke edele mannen, als
drift, hartstocht hen te ver bracht; soms zijn ze bedreven
uit domheid, onwetendheid en misleiding met betrekking op
staatkundige toestanden; in beide gevallen, meenen de voor-
stellers, zijn commune delicten tevens politieke misdaden.

De tegenstanders van het amendement waren van
meening,
dat al wat men geiooonlijk begrijpt onder den
naam van staatsmisdaden reeds geclimineerd
was en dus
niet in de reeks der
25 misdaden van deze wet voor-
kioam; de nomenclatuur van artikel
2 maakt het be-
houd der gezuenschte bepaling overbodig. De politieke
misdaden, die in het i^te Hoofdstuk, i^tc titel, ///Je Boek
C. P. onder crimes et délits contre la sureté dc rEtat zijn
vermeld, zijn behalve vorstenmoord uitgesloten; de voor-
stellers willen echter ook de uitlevering beletten voor complexe
delicten, maar worden dan gewone misdrijven, met staat-
kundige bedoelingen gepleegd, staatkundige misdrijven?

De Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Justitie,

-ocr page 57-

45

van der Does de Willebois en van Lynden van Sanden-
burg bestreden het amendement, zonder echter in de
geringste mate van het groote beginsel te willen afwijken;
zij meenden, dat de oplossing van het vraagstuk aan trac-
taten en aan de praktijk moest overgelaten worden en
verzochten het amendement in te trekken, juist omdat,
omtrent het doel, tusschen de voorstellers en de regeering
gcencrlci verschil bestond en omdat de verwerping tot
onjuiste gevolgtrekkingen aanleiding zou kunnen geven.
Uit naam der voorstellers verklaarde daarop de PTeer
\'s Jacob het amendement in te trekken.

Het wetsontwerp werd onveranderd met algemeene
stemmen aangenomen; ook de Eerste Kamer hechtte er
hare goedkeuring aan zonder dat echter een harer leden
het gewichtige vraagstuk een woord had waardig gekeurd.

Het amendement op deze wet voorgesteld had de uit-
sluiting voor zuiver staatkundige
cn voor complexe mis-
drijven beoogd; welke zijn nu die
complexe feiten? Laten wij
eerst echter een oogenblik bij de connexe delicten stilstaan.

Bij de zoogenaamde connexiteit bestaan twee misdrijven;
wanneer b. v. iemand aan een oproer deelneemt cn tevens
van de verwarring in dat oproer gebruikt maakt om zijne
persoonlijke wraak aan iemand te koelen en dien te
dooden. Billot zegt, dat men hier wegens het commune
delict
moord zal kunnen uitleveren onder beding, dat van
het deelnemen aan den opstand geen melding zal worden
gemaakt en dat de uitgeleverde persoon om dit laatste,
meer locale delict niet terecht zal staan \'). Maar is men
overtuigd dat do rechter het deelnejnen aan den opstand

i) nillot: Tmilé do l\'cxtmdilion io6.

-ocr page 58-

46

geheel zonder invloed op de uitspraak zal laten en dat
hij de beide toch nauwverbonden feiten voldoende zal
scheiden? Men aarzelde een bevestigend antwoord te
geven en sloot daarom in de praktijk de uitlevering
om connexe delicten uit. Onzes inziens, kan men bij de
connexiteit de twee misdrijven genoegzaam van elkaar
scheiden; tot waarborg hiervoor zou men den staat,
die de uitlevering vraagt, wel eenige zekerheid kunnen
laten stellen; men zou op Amerikaansche wijze een
warrant
kunnen gebruiken of aan den uit te leveren persoon het
recht verzekeren om, bij terechtstelling wegens politiek
misdrijf, eene enquête te eischen. Zoo als bij andere
gevallen van uitlevering kan men ook hier conditionee-
ren: alléén veroordeeling wegens het feit om hetwelk
uitgeleverd is.

Dat er hier een commun delict gepleegd is, onafhan-
kelijk van staatkundige beweegredenen, zal niemand
tegenspreken, dus over den
aard van het misdrijf bestaat
geen verschil; het eenige bezwaar, dat nog overblijft, is
vrees voor onrechtvaardige rechtsbedoeling, en die vrees
is hier, volgens onze meening ten minste, overdreven;
het eergevoel, het eigenbelang eener regeering zullen
haar deze scherpgetrokken grens niet moedwillig en
ongestraft doen schenden. Jure constituendo, staan wij de
uitlevering bij connexe misdaden voor.

Wij gaan nu over tot de complexiteitde eigenlijke
cardo qiiaestionis van het uitleveringsrecht. De oplossing
van de vraag, of er bij de complexe misdrijven uit-
geleverd moet worden of niet, is daarom altijd
en in
theorie
en in praktijk eene zoo netelige quaestio gewee.st,
omdat die misdrijven tweeslachtige feiten zijn, den
dub-

-ocr page 59-

47

beien stempel van een gemeen en van een staatkundig
misdrijf dragend.

Wanneer in eene revolutie eene bende opstandelingen het
huis van een wapensmid binnenbreekt om zich tot aanval
of verdediging wapenen te verschaffen, doet zij dit om het
gevestigd gezag te bestrijden en begaat zij derhalve een
politiek delict, maar dan maakt zij zich, door die poli-
tieke beweegredenen, tevens ook schuldig aan het ge-
meene misdrijf van inbraak en diefstal. Het aanhouden
van wagens en rijtuigen tot het oprichten van barricades,
het binnendringen in particuliere huizen om er b, v.
uit te schieten zijn evenzeer complexe misdaden. Wanneer
uit politieke overwegingen eene handeling voortspruit,
dan kunnen die handelingen uit zuivere of gemengde
feiten bestaan:
zuivere, zooals wij reeds zagen, wanneer
zij hun strafbaar karakter alléén ontleenen aan den staat-
kundigen toestand van een zeker land, wanneer zij alleen
strafbaar zijn volgens de wetten van dat land;
complexe
wanneer de daad absoluut onzedelijk is en strafbaar vol-
gens de wetten aller beschaafde volken, maar gericht
is tegen de politieke inrichting of het gevestigd gezag,
en dikwijls gepleegd met het oog op politieke beroeringen
of sociale hervorming. Die staatkundige drijfveer, die
politieke schuld noemt Ortolan
unc culpabilité plus
haute.
\') In hoeverre nu mag of moet do politieke zijde
van het complexe feit motief zijn om de uitlevering te
weigeren, ot in andere woorden, in hoeverre dekt het
politieke doel het gemeene mi.sdrijf?

Wanneer personen na hot mislukken van dergelijke fei-

i) Ortoliin: I\'li\'mPiits dc Droit I\'éii.il 716.

1

-ocr page 60-

48

ten naar een naburig land vluchten, zal dat land hunne
gevraagde uitlevering dan toestaan? Billot zegt: men vrage
eerst, welk misdrijf was grooter of van overwegend belang;
daarna, is dat grootere een staatkundig of een gemeen
delict? Deze door Billot voorgestelde oplossing zal zel-
den voldoen; want wie zal den maatstaf aangeven om
de betrekkelijke grootte der twee elementen te bepalen?
waaraan zal men de twee heterogene daden toetsen ?
vergrijp tegen de staatsregeling is immers van geheel
verschillenden aard als inbreuk op het gemeene recht.
En welke staat zal bovendien de twee gestelde vragen
moeten beantwoorden? De staat, die op dit oogenblik
den vluchteling herbergt toch niet; hij is met de toestan-
den en feiten niet genoeg bekend en het zou hem uiterst
moeilijk vallen getuigen en bewijsmiddelen te krijgen;
hij is er noch toe in staat noch toe bevoegd. Dan "de andere
misschien, wanneer hem de uitlevering wordt toegestaan
onder voorwaarde dat de delinquent om het politiek mis-
drijf niet zal worden vervolgd, omdat men de invloeden
van woedende hartstochten en eene willekeurige terecht-
stelling vreest. Dit schijnt aannemelijker, maar toch vreest
men, dat de rechter met dc meest nauwgezette plichtsbe-
trachting de bestanddeelen van het dubbele misdrijf niet zal
kunnen\'scheiden; de grond der vigeerende bepaling, dat
de uitgeleverde niet gestraft kan worden voor eenige
daad met een politiek misdrijf in verband staande, is dus
hoogstwaarschijnlijk te zoeken in de overweging, dat de
uitgeleverde aan eene te harde bestraffing zou zijn bloot-
gesteld en dat de buitenlandsclie rechter niet met de

i) P.illot: Trnit<^ dc rcximdition 104.

-ocr page 61-

49

noodige onbevangenheid en onpartijdigheid zou oordeelen.
Brocher zegt in zijn rapport over de uitlevering, dat er
in het strafgeding gegronde vrees bestaat voor opzet-
telijke vermenging der beide deelen \'); dit is ook het
hoofdargument, dat meestal dient om de niet-uitlevering bij
complexe misdrijven te verdedigen. Zij, die deze leer voor-
staan , meenen ook met eenige zekerheid te kunnen vooron-
derstellen , dat het commune delict het middel is geweest
tot of het gevolg vaii het politiek misdrijf, en dat
het commune delict zonder staatkundige doeleinden niet
zou zijn geschied. De politieke zijde beschouwen zij als
van overwegend belang, te meer daar men bij het wikken
en wegen der beide deelen weder op de moeilijkheid
stuit om de juiste grenzen, het juiste begrip cn de
eigenaardige kenmerken van politieke delicten te bepalen;
en inderdaad, de praktijk is genoemden weg ook inge-
slagen, de staten wantrouwen elkaar cn weigeren meestal
de uitlevering van personen, die zich buitenslands aan
zoogenaamde complexe misdaden hebben schuldig gemaakt.

Wanneer alleen do staat in een zijner politieke orga-
nen of instellingen getroffen wordt, wanneer de be-
straffing alleen geschiedt in het belang eener locale poli-
tieke rechtsorde, is het feit voorzeker van staatkundigen
aard; zelfs in een burgeroorlog — en in een goed georga-
niseerden burgeroorlog erkent het oorlogsrecht de partijen
ook als oorlogspartijen — zal de strijd van man tegen man,
het dooden of verwonden, niet als een commun delict

i) Ch.nrles nroclicr: Kajiport sur rcxiradition. (Session de rinslitut i\\ llnixel-
les 1879.)

4

-ocr page 62-

50

worden beschouwd, wanneer de partijen zich tenminste
houden binnen de perken der ook bij oproer of overgave
geldende regelen. Maar wanneer er in een burgeroorlog
daden gepleegd worden, die zelfs de opstandelingen zouden
moeten verbieden en bestraffen, als niet behoorende tot
de geoorloofde middelen bij het plegen van geweld, dan
behooren deze niet meer tot den politieken strijd. Ofschoon
sluipmoord van politieke personen, brandstichting, plunde-
ring, vergiftiging, besmetting kunnen voortspruiten uit poli-
tieke haat en politieke wraakzucht, ofschoon de denkbeelden
die zulke misdrijven voortbrachten, aan den politieken
haard kunnen zijn gekoesterd en uitgebroed, en ofschoon
zonder twijfel het politieke doel tot het gemeene misdrijf
geleid heeft, toch mogen zij niet met politieke delicten
worden vereenzelvigd. Met het in een binnenlandschen
strijd beoogde doel mag geen vreemde staat zich inlaten,
daar iedere staat recht heeft op individueele vrijheid en
zelfstandige ontwikkeling; maar misdaden in dien strijd
gepleegd, als brandstichting en plundering, zijn misdaden
altijd en overal, gevaarlijk en schadelijk voor iederen
staat, noodlottig voor iedere maatschappij en dus ook
voor
dc maatschappij.

Staatkundige doeleinden en beweegredenen kunnen ge-
wone misdrijven tot staatkundige misdrijven
noch verheffen
noch verlagen. Wij gevoelen sympathie voor Charlotte
Corday en afschuw voor Jean Jauregui; de eerste bezielde
een edel streven om haar land te bevrijden, ofschoon
ook persoonlijke afkeer en wraak haar tot den moord
aanzetteden, de ander werd door politiek fanatismus maar
ook door hebzucht aangedreven; maar bij beiden moet de
aard van het misdrijf prevaleeren en de gewone misdaad

-ocr page 63-

51

den doorslag geven. De misdadiger moge alleen
politieke doeleinden beoogen, zooals Orsini toen hij
zijne bommen plaatste; hem mogen bovendien heb- en
roofzucht aansporen tot het plegen van wandaden, zooals
wij die bij de brandstichting der Commune hebben be-
leefd, bij beide feiten is misdreven tegen de geheele
maatschappij, waarvan iedere staat een onderdeel uit-
maakt; ieder deel moet dus medewerken om te weren
wat het geheel schaadt; gastvrijheid mag aan dergelijke
misdadigers niet worden verleend.

Was de brandstichting der Commune, was de moord
der generaals Leoomte en Thomas een staatkundig mis-
drijf, omdat zij ten uitvoer zijn gebracht om, wat men
communisme noemde, te doen zegevieren? Néén, brand-
stichting en moord blijven altijd commune delicten, geen
verband van omstandigheden kan daaraan eene andere
kleur geven, de beweegreden en de middelen kunnen het
doel wel bepalen, maar nooit rechtvaardigen. In het
analyseeren van complexe misdrijven stond men te
Rome reeds op een zuiverder standpunt; daar heeft men

i) Orsini\'s a.anslag heeft niet alleen uit politieke beweegredenen plaats gehad,
hij heeft ooic, volttcns sommigen, politieke gevolgen geh.ad. Orsini was een in
Engeland cn Frankrijk welbekend verbannen politiek agitator, die zich veel moeite
gaf om interventie dor stalen ten behoeve der nog aan Oostenrijk\'s juk onder-
worpen provincies tc verkrijgen; Engeland had duidelijk te kennen gegeven er zich
niet mede tc willen inlaten cn toen nu Napoleon in 1858 het liof tc Osbomc
bezocht, meende Orsini door dit bezoek gelijke
gevoelens cn even weinig gezindheid
voor It.aliö aan den keizer tc moeten toeschrijven. Zijn hartstocht zette hem nu
ajin om Napoleon, die volgens hem de bevrijding van zijn land in den weg stond,
te vermoorden.

Spoctlip daarop snelde Napoleon het Itali;ini;schc volk , in den strijd voor zijne
eenheid cn onafhankelijkheid, te hulp.

(Uit dc „Memoirs of the l\'rinco Consort.")

-ocr page 64-

52

er nooit aan gedacht om de plannen en complotten van
Catilina c. s. met de bestempeling van sociale hervorming
te vergoêlijken. Der Fransche Commune is die eeretitel
dikwijls te beurt gevallen.

De intentie van den misdadiger te beoordeelen ligt buiten
ons vermogen, maar ook buiten onze bevoegdheid; de staat-
kundige beweegredenen kan de regeering, aan wie de uitle-
vering gevraagd wordt, niet beoordeelen en de regeering
die de uitlevering vraagt, zal ze niet willen opgeven;
zelfs indien de beide regeeringen er toe bereid waren,
dan zou er nog geen aanleiding tot straffeloosheid zijn
en zou men zich bovendien aan de verdediging van de
Machiavellistische stelling schuldig maken, dat het doel
de middelen heiligt.

Wanneer in de schennis van het recht van een bijzon-
deren staat tevens opgesloten ligt de schennis van het
gemeene recht, dan moeten de staten uitleveren; want
de schennis van het gemeene recht onderscheidt juist
de complexe misdrijven van de zuiver staatkundige die
alleen de politieke instellingen van een bijzonderen staat
benadeelen

Met het oog op dergelijke in burgeroorlogen voorko-
mende misdrijven wil de Heer Coninck Liefsting in alle
tractaten eene clausule opnemen van den volgenden inhoud:
Er zal geen uitlevering -worden toegestaan voor misdrijven

i) Persuadez-vous bien que l\'exaltation des passions politiques, qui peut ôtre
dangereuse ct qui doit par consd-qucnt itre réprimée, ne sera néanmoins jamais
confondue dans le jugement moral des hommes avec des actes honteux cn
eux -
mêmes,
quoique commis dans un but politique, tels que le sont toujoursl\'.assassi-
nat, le vol, la spoliation.

Discours dc Benjamin Constant i\\ la Chnmbre des Députés le 12 .Mars 1827.)

-ocr page 65-

53

tegen personen, eigendom of Staat, indien deze gepleegd
zijn, in eenen binnenlandschen strijd of burgeroorlog cn
-iaanneer zij wettig zouden kunnen zijn, indien dc partij
van hem die ze beging, in haar recht ware
\'). ]\\Ien moet
zich van alle appreciatie ten aanzien van het verzet of
oproer zelf onthouden, maar niet ten aanzien van de in
zulk verzet gepleegde misdaden; alle daden die door het
oorlogsrecht gebillijkt zijn vallen buiten de uitlevering,
alle andere, waar en door wie ook gepleegd, moeten
als gemeene misdrijven worden beschouwd

Het blijft eene dwaling om in commune delicten, wan-
neer zij gepleegd zijn in eene revolutie of met een staat-
kundig doel, politieke misdrijven te zien; regeeringloosheid,
verwarring en oproer bieden ruimschoots gelegenheid tot
het volvoeren van misdaden, die men om zoo te zeggen
in een politiek pak kan steken; men moet evenwel niet
vragen met welk doel, uit kracht van welke overtuiging,
maar van welken
aard is het misdrijf, is het van crimi-
neel gehalte, behoort het tot de delicta communia? zoo
ja, dan mogen geen politieke overwegingen iets van dat
absoluut onzedelijke verminderen. IMen moet geen vat

1) Coninck Licfsting: Mémoire sur l\'extradition 1875.

2) La société doit se sentir humiliée et blessée dc ces actes extravagants: c\'est
!\\ elle de leur infliger le ch;Vtin>cnt dc l\'opinion. On lui demande ses applaudis-
sements pour de sanglantes folies; qu\'elle réponde par son exécr.itlon ct son
mépris. Faveur et sympathie pour les nobles efforts, jxjur le tr-av-iil, pour le
talent; secours des gouvernements i\\ la pauvreté Laborieuse qui veut s\'élever au
bien-éirc et
i\\ la réputation par d\'honorables labeurs; indulgence et m,ansuélude
intelligente pour les passions sincères, si ardentes qu\'elles soient, tant qu\'elles
restent généreuses. Mais anathéme dc mépris, excommunic.ation générale et sociale,
sur l\'infamante absurdité du crime jwlitiquc.

Lerminier: des crimcs politiques 10.

-ocr page 66-

54

geven aan de stelling, dat de gemeene misdaden als straf-
feloos moeten worden beschouwd, omdat zij onder de
categorie van politieke misdrijven behooren; neen, het
is een cosmopolitische eisch deze overal te onderdrukken
en het volkenrecht, dat het algemeen belang ten grond-
slag heeft, eischt terzijdestelling van zulke qualificatiën
die de samenwerking van den strijd tegen
Vubiquité
du mal
in den weg staan; dat samenwerken is zelfs
verplichtend wanneer het de bereiking geldt van doel-
einden die de krachten van enkele staten te boven
gaan, en dit is hier het geval, het kwaad vertoont zich
ook hier in allerlei vormen, onafhankelijk van plaats en
tijd. De bovengenoemde Engelsche staatscommissie zegt
zeer terecht: burgeroorlog en oproer geschieden in het
openbaar, het is een open strijd tusschen twee staatkundige
partijen, waarvan de uitslag door de omstandigheden zal
worden gebillijkt of veroordeeld; maar brandstichting,
vergiftiging, moord en iedere andere
rcvoUing crimc
zijn misdaden, die geen verontschuldiging gedoogen door
het politieke doel, dat er toe leidt. Prof. Martens zegt in
zijnen brief: de Staten zijn op juridische en moreele
j gronden verplicht de uitlevering om zuiver staatkundige

j misdrijven te weigeren, maar die voor misdaden in poli-

i tieke woelingen of met politieke bedoelingen gepleegd,

toe te staan \').

: Het in 1880 te Oxford vergaderde Institut de Droit

International nam het volgende artikel over de uitlevering
wegens complexe misdrijven aan:
les faits quiréunissent

1) I\'rof. V. M.irtcns: Brief uit Baden-B.xdun 1879

-ocr page 67-

55

tous les caractères dc crimes de droit commun, assassinats,
vols, incendie ne doivent pas être exceptés de Vextradition
a raison seulement de Vintention politique de leurs auteurs;
polir apprécier les faits commis au cours d\'une rébellion
politique ou d\'une guerre civile, il faut se demander s\'ils
seraient ou non excusés par les usages de la guerre.
Wij zien dat het Institut ongeveer van hetzelfde gevoelen
was als de Heer Coninck Liefsting. Voor gruwelen als
die te Parijs bedreven moet, afgescheiden van de vraag
of die met een politiek doel gepleegd zijn of niet, uitle-
vering geschieden. Zij, die het er op toeleggen de maat-
schappij met zulke wapenen te bestrijden, hebben geen
recht op den vrijbrief, dien de staten aan politieke uitge-
wekenen in den vorm van asyl uitreiken.

Met een klaar bewustzijn van gemeenschappelijke be-
langen en verplichtingen, hetzij binnen, hetzij buiten
de spheer van dwingend recht, moeten alle staten in hun
eigen belang iederen misdadigen aanslag op personen,
iedere schennis van eigendom, met staatkundige bedoe-
lingen gepleegd, te keer gaan ; de straffeloosheid, die er
anders uit moet volgen, zou in strijd zijn met het recht,
zij zou alle waarborgen voor veiligheid en zekerheid te
niet doen.

In de tractaten, waar hetzelfde beding van niet-vervol-
ging voor zuiver-staatkundige en complexe misdrijven
gemaakt is, heeft men laatstgenoemde ten aanzien der uit-
levering op óóne lijn geplaatst met eerstgenoemde. Naar
onze meening moeten die gemengde misdrijven niet alleen
niet met de politieke op óóne lijn worden geplaatst,
maar veeleer, zonder uitzondering, met gemeene mis-
drijven worden gelijk gesteld. Uitzonderingen, voor zoover

-ocr page 68-

56

deze door de in het oorlogsrecht erkende regelen niet
worden gerechtvaardigd, behooren derhalve in geen trac-
taten te worden erkend. In welken vorm wij eene daartoe
strekkende bepaling aan de bestaande uitleveringsver-
dragen zouden willen toevoegen, zullen wij later zien.

-ocr page 69-

IV.

COMl\'LEXE JIISÜJIIJVEN IN DEN VOKM VAN AANSLAGEN
OP IIET UOOFD VAN DEN STAAT.

Volgens de philosophen der oudheid en vooral volgens
de Grieken was tyrannenmoord geene misdaad maar eene
weldaad; volgens hen was de onderdrukking en misken-
ning van de natuurlijke vrijheid der burgers een veel
grooter misdrijf dan moord door een van dezen gepleegd
om zich van den .tyran te ontdoen; de moord van Hippias
en Hipparchus door Harmodius en Aristogiton werd door
dichters als een roemrijk feit bezongen.

Anders was het met den moord van Caesar gesteld, en
merkwaardig zijn Napoleons woorden over deze gebeur-
tenis: \')
Brutus assimila César a ces obscurs tyrans du
Péloponlsc qui, a la faveur de quelques intrigues, usur-
pèrent Vautorité de la ville; Brutus ne voulut pas voir
que Vautorité de César était légitime, parce qu\'elle était
t effet de topinion et de la volonté du peuple.
Dczc woor-
den van Napoleon zijn wel eenigszins partijdig, omdat hij
zelf steeds getracht heeft Caesar na te volgen, maar zij

i) Napoléon: l\'récis des (jucrrc dc César ai8.

-ocr page 70-

58

stellen het onderscheid tusschen deze twee politieke moor-
den der oudheid toch duidelijk in het licht \').

Hoewel wij bij vele schrijvers sympathie vinden voor
mannen als Harmodius, Aloeros, Brutus en Catilina, spreekt
het toch van zelf dat dezulken steeds met de zwaarste straffen
gestraft werden; evenzoo vinden wij in de middeleeuwen,
nergens consideratie of verschooning voor degenen, die
zich gewelddadig tegen een hoofd van Kerk of Staat hadden
verzet. De Jesuiten hebben den koningsmoord weder aan-
geprezen en brachten daardoor tevens hulde aan de volks-
souvereiniteit behoudens oppertoezicht van den Paus; een
hunner Mariana brengt zelfs hulde aan Jacques Clément
wegens den sluipmoord op Hendrik III van Frankrijk
Zonder vorstenmoord bepaald aan te prijzen, blijven de
meeningen omtrent het karakter van vorstenmoord in
de latere eeuwen toch nog uiteenloopend; Milton recht-
vaardigt den politieken moord van Karei I tegenover
Sahnasius die hem onvoorwaardelijk vervloekt; beiden
echter baseeren hunne stellingen op aanhalingen uit de
Heilige Schrift %

Camille Desmoulins schrijft aan zijn zoon, eenige
dagen voor het uitspreken van het doodvonnis van Lode-
wijk XVI:
Mou fils voiis pouvcz encorc vous tmmorialiscr,
maïs vous i£avcz plus qtCun mouicnt, récuscz-vous pour
Ic juganent du roi.
Het gevoel van afschuw voor vor-

1) Bij Madame dc Sta\'él, Considérations Air la Révolution Française. II. 327,
lezen wij, hoe Napoleon den dood van den Hertog van Enghien wilde recht va.irdigcn;
hij zeide:
la raison d\'état a remplacé chez les modernes le faialisme des anciens

2) Mari.ana: Rege et regis instituiionc 1602.

3) Salmasius; Apologia. Milton: The iconoclast.

-ocr page 71-

59

stenmoord, al was deze ook in den vorm eener wettige
terechtstelling gekleed, was bij allen, wier namen aan de
schrikkelijkste dagen der revolutie onafscheidelijk ver-
bonden blijven, niet geheel gesmoord.

In onze dagen prevaleert de vraag: is vorstenmoord
politiek misdrijf? De beantwoording dier vraag heeft meer
invloed op de gevolgen, die uit de qualificatie voortvloeien,
dan op de qualificatie zelve.

Is vorstenmoord politiek misdrijf? Vóór 1856 was deze
vraag nog onopgelost; de Belgische wet van dat jaar heeft
haar \'t eerst ontkennend beantwoord. Ongetwijfeld is het
eene complexe misdaad, daar de daad gericht is tegen een
physieken persoon, maar tevens ook tegen het hoogste
politieke of staatsgezag waarvan die persoon de drager
is. Volgens hen, die in den vorst de personificatie aller
.staatkundige en maatschappelijke belangen zien, is de
gemeene misdaad van moord hier slechts bijzaak cn is
aanslag tegen het leven van den vorst, als zijnde gericht
tegen den representant des staatspersoons, altijd politiek
misdrijf; volgens anderen is het individu hoofdzaak, afge-
zien zelfs van de onwederlegbare stelling, dat voor het
representeeren des staatspersoons een physieke persoon
eerste vereischte is, en dat deze physieke persoon even
veel recht en belang heeft in de bescherming van zijn
leven als al zijne medemenschen op aarde. Naar gelang
nu de wetten van een staat vorstenmoord als staatkundig
of gemeen misdrijf beschouwen, zal men de uitlevering,
na deze aan dc nieuwere beginselen getoetst te hebben,
weigeren of toestaan \').

1) Zie Iloofdbt. Ila.

-ocr page 72-

6o

De al te ruime opvatting van het beginsel om geen
uitlevering voor politieke delicten toe te staan gaf aan-
leiding tot groote moeilijkheden, èn omdat men van die
politieke delicten geen afgesloten lijst kon maken, èn
omdat de complexe misdrijven met de zuiver politieke
dikwijls verwisseld werden. Voordat echter eenige be-
paling omtrent vorstenmoord in de internationale verdra-
gen voorkomt, vinden wij reeds voorbeelden van uit-
levering van
rcgicides; zoo werd Bardou, medeplichtige
in het Fieschi-complot, door Pruisen in 1815 uitgele-
verd en in 1848 de moordenaars van den Hertog van
Lichtenstein door de Fransche regeering.

Het eerst, zeiden wij, maakte eene Belgische wet,
naar aanleiding van den aanslag van Célestin Jacquin,
eene formeele uitzondering op het nog nieuwe beginsel,
door vast te stellen dat aanslag op het Hoofd van den
Staat geen politiek misdrijf is. \') — De tegenstanders
van het voor de beide Kamers aangenomen wetsontwerp
meenden , dat aan groote willekeur de deur weder zou
worden opengesteld en dat de afgeschafte politieke uit-
levering langzamerhand weder zou binnensluipen; de me-
morie van toelichting, die het ontwerp begeleidde, zette
daarentegen het beoogde doel helder uiteen: het leven
van den vreemden vorst moet beschermd worden evenals
het leven van iederen vreemdeling, zonder onderscheid
van rang\'of stand, niet meer maar ook niet minder; door
meer te doen zou men vorstenmoord tot staatkundig
misdrijf verheffen cn daardoor toestaan wat wij in beginsel

i) Zie Belg. Wet van 1856.

-ocr page 73-

6i

onvoorwaardelijk verwerpen, namelijk de politieke uitle-
vering-; maar door minder te doen zouden wij den
vreemden vorst buiten het gemeene recht sluiten en de
onrechtvaardigheid op den troon zetten. \')

In Frankrijk, waar de regeering door hare houding
zeker niet weinig bijgedragen had tot het tot stand komen
dezer wet, (Holtzendorff meent zelfs dat zij
niet uit vrije
overtuiging is gemaakt) talmde men niet om het artikel in
het tractaat met België intesluiten. In 1871 heeft de Repu-
bliek deze erfenis van het Keizerrijk gereedelijk aan-
vaard: opmerkelijk verschijnsel onder de Republiek,
die zich steeds zoo beijvert om alles op den index te
plaatsen wat maar eenigszins eene monarchale tint heeft,
hoe goed het overigens ook wezen moge.

Nederland, Beieren, Chili, Zweden en Noorwegen volg-
den spoedig België\'s voorbeeld en namen dergelijke arti-
kelen in hunne tractaten op; Zwitserland, Engeland en
Italië onthielden zich van die bijvoeging, //fl-//?zeide, dat,
volgens zijne strafwetten, aanslag tegen het hoofd van den
staat altijd staatsmisdaad en dus ook politiek delict was;
in tractaten kon en mocht hiervan niet worden afgeweken.
Zwitserland behield zich voor, ieder voorkomend geval
speciaal en zelfstandig te beoordeelen omdat, wegens
zijn republikeinschen regeeringsvorm, van reciprociteit
geen sprake kon zijn; letterlijke reciprociteit kon er niet

i) Ilct .irtikcl komt voor in tic tnict.itcn: l\'rankrijk-Ncilcrl.ind 1862. BtlgiS-
Ncilcrlantl 1863. Bclgiü-Duitschl.intl 187.). Frankrijk-ndcrrn 1869 I\'r.inkrijk-
Cliili 1860. Ncilcrl.intl-Ruslantl 1869. liclgie-Oostcnrijk 1857. Oostenrijk-Rusland
1874. In het Fransch-Cliilccnsclie tractaat wordt alleen gesproken van
chef du
gouvernement
en van héritier de la couronne de France.

-ocr page 74-

62

bestaan tusschen twee zoo verschillende regeerstelsels, dit
was volkomen waar; maar de in eene republiek aan het
hoofd staande president is toch even nauw aan \'t volk
verbonden en representeert evenzeer den staat naar buiten
als de constitutioneele monarch! Wanneer de lage lig-
ging van Holland speciale reglementen en wetten ver-
eischt tot het in stand houden en beveiligen zijner dijken,
mogen dan de hooger gelegen staten a priori hunne
medewerking onthouden, omdat het gevaar hen niet be-
dreigt? In 1879 heeft Zwitserland een aanzoek der Rus-
sische kanselarij afgewezen om het asylrecht te beperken
voor de medeplichtigen aan de moordaanslagen op den
Czaar; in 1868 nam de Zwitsersche regeering eveneens
eene afwijzende beschikking op het verzoek van Na-
poleon III om vorstenmoord als commun delict te be-
schouwen,

In Engeland keurde men zelfs de uitlevering van Or-
sini\'s medeplichtigen af, ofschoon, bij de door dezen ge-
pleegde misdaad, ook een twintigtal burgers het leven
verloren. Vorstenmoord is in Engeland steeds als politiek
misdrijf beschouwd en daarom heeft men zich daar altijd
tegen de uitlevering deswege verzet. \')

Rusland heeft er daarentegen steeds heftig voor
gestreden, zoowel vroeger als later ten tijde der uitle-
verings-quaestie van Hartman; deze gebeurtenis bracht
de gemoederen overal in beweging, en stelde pers en
diplomatie weder in de gelegenheid, om breedvoerig en

i) Onder Eduard III komt reeds eene wettelijke omselirijving van high treason
voor. Het dreigen zonder .afschieten der vuurwapenen noemt men in Engeland
high misdemeanor.

-ocr page 75-

63

grondig te onderzoeken, of vorstenmoord gelijk ge-
steld moest worden met moord op een particulier persoon.
Praktisch werd de zaak echter niet opgelost, de Fransche
regeering heeft den knoop niet doorgehakt, maar al had
zij dit, het zou natuurlijk slechts de oplossing van één
geval geweest zijn; het Fransche gouvernement verklaarde,
om welke redenen dan ook, de schuld en de identiteit
van Hartman voor onbewezen, zoodat een onderzoek naar
den aard van het misdrijf niet meer noodig was; de pro-
cedure werd in haar begin reeds gestuit, omdat het corpus
delicti ontbrak; eene eigenlijke volkenrechtelijke quaestie
is het dus nooit geworden.

Prof. Martens en anderen houden vol, dat de identiteit
en de schuld van Hartman, voor zoover een voorloopig
onderzoek dit gedoogt, volkomen bewezen was en dat
Hartman dit zelf later getuigd had, daar hij er zich op
beroemde dat hem alleen de eer van den aanslag te
AIoscou toekwam. Ofschoon de Russische regeering zich
verbond om Hartman voor de gewone rechtbank en
alleen wegens poging tot moord te doen terechtstaan,
terwijl dan het maximum der straf levenslange dwang-
arbeid was, heeft het politiek motief hier een groote rol
gespeeld; Prof. ^Martens toont verder aan, dat Frankrijks
handelwijze in strijd was met de door de circulaire van
Dufaure in 1875 vastgestelde wijze van procedeeren. \')
De Fransche regeering, hetzij omdat zij geen beslissing-
aandurfde, hetzij dat zij min of meer sympathieke ge-
voelens koesterde voor hetgeen zij politieke misdadigers

i) Revue dc Droit International. i88i. N" i.

-ocr page 76-

64

geliefde te noemen, leverde een duidelijk bewijs dat
in het uitleveringsrecht en in het bijzonder bij de
complexe misdaden nog weinig overeenstemming be-
staat.

Den April 1881 stelde Windhorst in den Rijksdag
eene motie voor om den Rijkskanselier uit te noodigen
eene internationale conferentie te beleggen, waar de
groote mogendheden zich tot gelijke maatregelen tegen-
over hunne
onderdanen en tegenover "vreevidelingen,
van aanslagen op het Hoofd van den Staat beschul-
digd, zouden verbinden; de motie werd met bijna
algemeene stemmen aangenomen en Bismarck, aan wien
Rusland vooral de leiding gaarne opgedragen zag, vond
daarin genoeg steun om zich tot de mogendheden te
richten; zijn voorstel omtrent die conferentie kon evenwel
geen bijval vinden: Frankrijk weigerde, Engeland wei-
gerde, Oostenrijk en Italië weigerden, en zoo kwam het
Russisch-Duitsche plan niet tot uitvoering.

Van waar deze gezamenlijke weigering? was het afkeer
van zoogenaamde Heilige Allianties, of kenden de ge-
noemde regeeringen aan vorstenmoord een geheel politiek
karakter toe ? Wij gelooven dat Rusland zelf, als indirect\'
voorsteller, het groote struikelblok was; men meende de
schandelijke tekortkomingen zijner slechte politie niet al-
dus te moeten dekken; men had onbepaald wantrouwen
in zijne ellendige rechtspraak, uitgeoefend door afhan-
kelijke ambtenaren en door rechtbanken ad hoe; in
één woord men meende ten koste van Rusland, dat zelf
zoo zeer te kort schoot in zijne staatkunde en strafwetten,
zijne eigen vrijheden niet te mogen besnoeien. De nog
bijna despotische macht van den geheiligden persoon des

-ocr page 77-

65

Czaren, de slechte administratie en justitie, de bijna
totale ontkenning- van staatkundige vrijheid, ziedaar
wat voorzeker zwaar heeft gewogen om de uitleve-
ringsconferentie, waarvan Rusland voor Vj de vruchten
zou geplukt hebben, te doen mislukken. Wel zag men
in het nihilisme, welks bestrijding Rusland grootendeels
op het oog had, ongetwijfeld een vernielend, afschuwelijk
terrorisme; maar niemand kon de oogen geheel sluiten
voor de autocratie die het bestreed en voor de opvol-
gende dictators, wier willekeurige handelingen zoo weinig
vertrouwen inboezemen.

Dit verzwegen motief bevatte veel waarheid; maar
toch, het nihilisme moge in zijn wording en wezen eene ver-
klaarbare beweging zijn tegen eene al te groote beperking
van politieke rechten, in zijne uitwendige daden en hande-
lingen zien wij een strijd op leven en dood tegen de bescha-
ving en tegen het geheele menschelijke geslacht. Wanneer
wij in eene te Konigsberg geconfisceerde proclamatie
lezen:
vermoordt eerst degenen, die voor onze zaak het
meest te vreezen zijn cn hare ontioikkeling het meest in den
weg staan; vermoordt ze heimelijk, want wij moeten der
regeering schrik aanjagen door hare kundigste ambtenaren
onschadelijk te maken,
dan zijn dit toch geen uitingen van
een politieken strijd meer, maar wel doodende uitwasemin-
gen van een gifboom, voor welks diepslaande wortelen
de andere staten hunne grenzen wel mogen sluiten.

In het nihilisme ligt misschien iets specifiek Russisch;
zijne beginselen rusten wellicht op redelijke motieven,
desniettemin blijft zelfs die moord, welke de zegepraal
der edelste doeleinden najaagt, overal en altijd moord,
een gemeenschappelijke vijand, een internationaal kwaad,

5

-ocr page 78-

66

tot welks bestrijding- ook Bluntschli slechts internationale
wapenen in staat acht.

Niettemin zijn in sommige gevallen de tegen de wreed-
heid, absolutisme en despotisme gerichte aanslagen volko-
men verklaarbaar; wanneer een gekroonde moordenaar
als Richard III van Engeland of als Philips II van Spanje,
zelf onder dolksteken gevallen was, wat zouden wij dan
wel niet gevoelen voor hem, die zijn vaderland van zulke
onmenschen had willen verlossen? Zeker zou menigeen
ruimer ademhalen, als hij aan het einde van de geschie-
denis zulker regeeringen deze ontknooping had mogen
lezen; maar onze sympathie, onze persoonlijke of politieke
hartstochten, kunnen den moordenaar nimmer vrijspreken;
politieke beweegredenen zijn nooit eene verontschuldiging.
Men beschouwe den vorstenmoordenaar als iemand die zijn
leven veil heeft voor de ovenvinning zijner politieke begin-
selen, men huidige en belijde zelf die beginselen, men
hebbe van het slachtoffer even grooten afkeer als de
moordenaar zelf, dat is volkomen geoorloofd; maar moord
blijft moord, eene daad strijdig met de natuur van den
mensch, en zeker in een harer afschuwelijkste vonnen.
Het strenge begrip van recht gedoogt hier geen gradatie.

De aanslagen tegen het Hoofd van den Staat hebben
lang het voorkomen gehad van gericht te zijn geweest
tegen onbeperkte alleenheerschers, tegen geweldenaars,
die krächtens de heerschappij van het zwaard regeeren,
met terzijdestelling, zoo niet verkrachting van de rechten
der burgers; in meer of mindere mate, wanneer wij het
kerkelijk fanatisme er nog bijvoegen, schenen aan de
meeste aanslagen deze beweegredenen fen grondslag te
liggen; men denke aan Hendrik III en Hendrik IV van

-ocr page 79-

67

Frankrijk, aan Guy Fawkes in Engeland en aan Gustaaf
III in Zweden. \')

De aanslagen van den tegenwoordigen tijd verschillen,
in middelen en in objecten hemelsbreed van die van vroegere
dagen; de verbeterde vèrdragende wapenen, heische
machines enz. hebben de kans van slagen en de kans
van ontvluchten vergroot; zelfs zonder op de plaats des
onheils aanwezig te zijn, bewerkstelligt men de vreese-
lijkste ontploffingen en de nieuwere vervoermiddelen
brengen ons in den kortst mogelijken tijd over de gren-
zen; dit alles is in het voordeel van den moordenaar en
versterkt hem in zijn voornemen.

Wat nu het mikpunt aangaat, ook dit is van geheel
anderen aard; de herhaalde met goeden of slechten uit-
slag bekroonde moordaanslagen op vorsten, die in de
meest constitutioneele landen van Europa regeeren, als
Engeland en Italië, de aanslag op den President der
Vereenigde Staten, die zijn gezag niet uitsluitend aan
de constitutie maar direct aan den wil van het volk
ontleent, leveren het bewijs dat het kwaad dieper schuilt.

Dit zijn toch geen staten, die door vorstelijk absolu-
tisme van de maatschappij vervreemd zijn; hier is het
toch niet meer eene gewelddadige uiting van een onder-
drukt en aan banden geketend volk, geen gegronde ver-
bittering tegen een verouderd on verdorven wanbestuur.

i) IIoc men over den politieken moord van Karei I dacht zagen wij reeds.
Met den politieken moord van LodewijkXVI beoogde men uitsluitend den kroon-
drager tc treffen. Robespierre zegt:
Cett un crime tie ré^^ter, Louis tie peut
Ure jugé, il est déjà condamné, ou la république n\'est pas absoute.

a) Zic over de aanslagen op Koningin Victoria, Justin .Mc Carthy. A history
of our own times. I. lai.

-ocr page 80-

68

geen laatste stuiptrekking van eene miskende en in
struggle for life gesmoorde vrijheid; neen, de gronden
liggen elders. Hoewel vorstenmoordenaars geenszins
altijd de handlangers van revolutionaire, socialistische
of nihilistische comités zijn, toch is het woelen dier
revolutie hun niet geheel vreemd; de revolutionaire
ideën, dat heillooze streven om dén staat aan de maat-
schappij te onderwerpen, hebben zich bij poging tot vor-
stenmoord herhaaldelijk geopenbaard. De maatschappij,
de samenleving in hare stoffelijke en geestelijke vormen
is de bodem waaruit alle staten ontstaan, waarop zij allen
rusten; wordt die maatschappij willekeurig of onwille-
keurig aan het wankelen gebracht, willekeurig door hen,
die haar willen vernietigen, onwillekeurig door hen, die
haar gewicht overdrijven, dan bestaat er een gemeen-
schappelijk gevaar, dan geldt het hier niet de Fransche,
de Engelsche, de Nederlandsche maatschappij, maar
dc
maatschappij, de samenleving in haren onbeperksten om-
vang, De maatschappij is de basis aller staten, maar zij blijft
den Staat onderworpen, hierop moeten alle staten toezien.
Overal vermeerderen de gevaren, die den troon omrin-
gen ; van een veiligen troon kan haast geen sprake meer
zijn, en wij verwonderen ons niet als wij hen, die door
geboorte geroepen zijn eens de kroon te dragen, met de
woorden eener koningsdochter, die door haar huwelijk
met een edelman eenigszins van de traditiën maar daaren-
tegen ook geheel van de gevaren van het oude Welfen-
huis heeft afgezien, hooren instemmen:
voor vorsten is
het een geluk dat er ook Republieken bestaan, omdat zij
daar vertoevende, het hoofd nog eens rustig kunnen nedcr-
Icggen.
Toen de dochter van den onttroonden Koning

-ocr page 81-

69

George van Hannover dit zeide, heeft zij zeker niet kun-
nen voorzien dat politiek fanatismus den mensch ook nog
kon aanzetten om den man van het volk, den president
der Amerikaansche Republiek het leven te benemen.

Al heeft nu, zooals wij straks zeiden, het hoofd van
den staat als
mensch reeds gelijk recht op de bescher-
ming van zijn leven, toch meenen \\vij hier de gelegenheid
niet voorbij te mogen laten gaan om nog eens den na-
druk te leggen op zijne
individiieele persoofiltjkheid als
Vorst,
welke in den constitutioneelen staat ook van over-
wegend belang is. \')

De vorst als drager van het onafhankelijke en ondeel-
bare staatsgezag regeert ook zelfstandig, en het gezag
dat door hem wordt uitgeoefend is juist geplaatst daar,
waar zij, die belang hebben er zich meester van tc
maken, het niet kunnen bereiken. De vorst is geen uit-
voerend ambtenaar ten dienste van een regeerend parle-
mentarisme; uitvoering is een secundair begrip, dat niet
overeenkomt met de zelfstandigheid der regeering; de
vorst is geen kegeljongen, zegt Stahl, die den uitslag der
kegelende partijen uitroept, maar hij is de drager der
regeeringsmacht en beschikt over alle middelen waarmede
het staatsdoel wordt bereikt. Hij is geen
Jiommc de

i) C\'est d\'.ibord une étrange manière de ramener les rois .au culte d\'une égalité
fraternelle, que dc les mettre eux-mêmes liors de l\'humanilé. Vous frémissez i\\
l\'idée de frapper l\'homme obscur qui vous coudoie dans les flots de la foule, mais
vous ircr. à votre fantaisie vous ruer sur le chef dc l\'état; ct parce qu\'il est roi,
il ne sera plus pour vous un homme? Inepte ct affreuse contradillon!

Lerminier.

a) Op eene andere pl.xats, zegt Stahl, de koning is, volgons sommigen, dan
gelijk a.an den bal, op den wimlwijzer der torenspits, die too//<>(yrst.aat d.at niemand
er zich om bekreunt.

-ocr page 82-

70

paillé\\ maar wel de rechthebbende op het staatsgezag;
hij heeft een eigen wil, onmisbaar voor een krachtig con-
stitutioneel koningschap en juist door die betrekkelijk
groote onafhankelijkheid is hij in de mogelijkheid veel
\'\' goeds, veel heilzaams tot stand te brengen; ook daarom

moet men zijn persoon met bijzondere waarborgen en
i\' bescherming omringen. Het zwaartepunt in den staat

|j rust bij den Koning, zijn persoon is bij uitnemendheid

[ staatspersoon, zijn wil is staatswil en onder zekere beper-

i kingen der constitutie volkomen vrij; zijne macht is een

i; alles concentreerend gezag, geen agregaat maar één en

I volledig, met handhaving echter der overige staatsorganen

i en der individueele vrijheid. De Koning is het centrum
f en alle macht gaat van het centrum naar de peripherie.

De aanslagen gericht tegen dezen tastbaren drager van
t het staatsgezag zijn nu ook gericht tegen het staatsgezag

ii zelf, d. i. tegen dat hoogste gezag, hetwelk zich overal
bevindt, waar maar een politiek georganiseerde volks-
persoon aanwezig is. De staat, in den zin van organisme,
is noodig in elke maatschappij, overal waar eene zoo-
danige samenleving zich boven het dierlijke, het ma-
terieele heeft verheven; overal waar zulk een organisme
uit den gemeenschappelijken geest van het volk voort-
gevloeid is, treedt ook de staat te voorschijn; in dien
zin is de staat geen locale instelling, maar eene voor
de samenleving overal onmisbare inrichting. De abstracte
staat, de staatspersoon is het hoogste gezag en de eigen-
lijke souverein; de representant is de drager, qua talis
mag deze met het staatsgezag worden vereenzelvigd
en dus ook de aanslagen tegen dien drager met die
tegen het hoogste gezag. Misdadig en in strijd met het

i t

-ocr page 83-

71

wezen van die fundamenteele samenleving zijn de moord-
aanslagen tegen dat gezag, op welke wijze dat ook worde
gepersonifieerd; die drager is zoowel Lodewijk XIV met
zijn alles omvattend
Vctat c\'csi mot als de Amerikaansche
president met zijn weinig beteekenend recht van
e/^/ö; die
drager is de Engelsche
King in Parliavient maar ook
onze constitutioneele monarch; zij allen verpersoonlijken
den staat en zijn gezag, zoowel naar binnen als naar
buiten.

Zoo zien wij, dat bij die moordaanslagen, èn de mensch,
èn de vorst, èn de Staat zelf getroffen wordt.

Keeren wij tot meer concrete toestanden terug.

Wanneer kerkijver en politieke partijzucht iemand be-
zielen en tot moord drijven, dan is zulke dweepzucht
zeker niet gelijk te .stellen met eigenbaat en geld-
zucht; moord om vuig gewin is afschuwelijker dan
moord om godsdiensthaat of politieke overwegingen ge-
pleegd, maar met dat al blijft moord moord en die tot
zulk een misdaad komt, om welke reden ook, toont dat
de misdadige drift in zijn gemoed niet opgewogen wordt
door hartstocht van edeler aard. Honderden misschien
hebben evenals Nobiling den lust gevoeld Keizer Wilhelm
te vermoorden of evenals Hartman het besluit van het
Nihilisten-comitó ten uitvoer te brengen, maar bij die velen
heeft de afschuw van moord, zoo niet de vrees voor
straf, dien lust overmeesterd; zij hebben het misdadige
der daad niet voorbijgezien. Of de talrijke vorstenmoor-
denaars deze eigenschappen gemist hebben, dan of het
politiek fanatismus die stem der waarschuwing heeft
gesmoord, het doet tot de zaak zelve niets af; het abso-
luut onzedelijke van den moord kan door geen sluier

-ocr page 84-

72

worden bedekt; het doel kan de middelen niet heili-
gen. Zoolang het politiek delict zich niet ver-
mengt met en onbesmet blijft van de aanraking met een
gemeene misdaad, blijft het van zuiver politieken aard,
maar zoodra de ontwerper tot het bereiken zijner doelein-
den voor moord niet is teruggedeinsd, verdwijnen alle
conventioneele grenzen, alle staatkundige gedaanten, de
despotie zoowel als de democratie, en treedt Justitia
geblinddoekt binnen met hare beide attributen, de schaal
der gerechtigheid en het zwaard.

De Heer Teichman meent dat, daar in alle landen,
zelfs in de autocratie het Hoofd van den Staat publiek
persoon is, vorstenmoord nooit gelijk te .stellen is met
moord op een particulier persoon. Hoogverraad, zegt
hij, bestaat in aanslag op het gevestigd gezag, en in
aanslag tegen den physieken persoon van den vorst in zijne
qualiteit van souverein; het is juist het politieke karakter
van den vorst, dat hoogverraad doet ontstaan en dat tevens
de straf der uitgeleverden zal verzwaren, en toch, zoo
vervolgt hij, heeft de rang, de hooge of lage positie
van het slachtoffer met den aard van het misdrijf niets
uittestaan Ons dunkt dat deze schijnbaar logische
redeneering onhoudbaar is; het is voor Duitschland
onverschillig of in Frankrijk de straf op hoogverraad
(bij moord ten minste) zwaarder is dan die op moord
van een gewoon burger; Frankrijk eischt de uitleve-
ring om moord en verlangt medewerking om althans

1) Zie: Hoofdstuk II.

2) Revue dc Droit ItJlcrnatiunal. XI. 50g.

ü

I-

1-\' :

i

t\' i

11,. I

1\': )

t.\' I

■I\' i

,rr?

-ocr page 85-

73

dezelfde beginselen van strafrecht te kunnen toepassen op
vorstenmoordenaars, als op alle andere moordenaars,
om daardoor den vorst niet buiten het gemeene recht
te stellen

Aanslag of samenzwering tegen het leven op den per-
soon des konings is, volgens den Code Pénal, mis-
daad van gekwetste majesteit, en wordt als vadermoord
gestraft; vorstenmoord wordt dus hoogverraad genoemd
en is derhalve volgens den Code Pénal, politieke misdaad.
Hoewel uit het gelijkstellen dezer straf met de straf op
vadermoord bepaald, het groote gewicht van het com-
mune delict aan den dag komt en tevens het karakter
van homicide, als gemeen misdrijf, niet kan worden ont-
kend , zoo is toch de bepaling van den C. P., natuurlijk im-
peratief en voor geen andere uitlegging vatbaar; juist met
het oog op artikel 86. C. P., is het delict van vorsten-
moord terecht in artikel 2 onzer uitleveringswet van
1875 geplaatst, daar artikel 87 van aanslag als zuiver
politiek misdrijf spreekt. Het feit zooals het nu in artikel 2
onzer wet is opgenomen, spreekt alleen van aanslag tegen
het leven van een regeerend vorst, van vorstenmoord,
en dit moest in het artikel vermeld worden, omdat ook
volgens ons Wetb. v. Strafrecht vorstenmoord een
delic-
tum sui generis
is, zoodat indien dit niet afzonderlijk
vermeld was, deswege ook geen uitlevering zou kunnen
plaats hebben. Wij meenen dat onzen wetgever hetzelfde

i) Als in Frankrijk dc doodstraf bcsta;it d,ui zal een vorslenmoorilenaar geen
zw.-wrderc straf dan deze kunnen ondergaan; is zij afgesch.^fl dan zal liij n.atuurlijk,
en wie zal het anders wenschen, met het maximum der op moord gestelde straf
worden gestraft. Een lichtere straf voor vorslenmoorden.iars te verlangen is toch
niet mogelijk en niet in hel minst gemotiveerd.

-ocr page 86-

74

beginsel heeft bezield als den Belgischen in 1856; toen
het rechtvaardige en gegronde beginsel om voor politieke
delicten niet uit te leveren, overal ingang vond, heeft
men te weinig gelet op de complexe misdrijven, waarvan
vorstenmoord wel het gewichtigst voorbeeld is; deze slopen
ongemerkt binnen; de Belgische wet nu heeft het eerst
aanslagen op het leven van den vorst weer terug ge-
bracht op de plaats waar zij behoorden te zijn. De wet
heeft den moordenaar de kans van straffeloosheid ontno-
men, waar deze hem door toevallige omstandigheden of
door politieke motieven, maar in elk geval om redenen
geheel buiten den aard der misdaad om, zou te beurt
gevallen zijn.

Plet is een algemeen beginsel in rechten, dat niemand
door zijne misdaad zijn toestand verbeteren mag en dit
zou hier het geval zijn; de ontvluchting, de vrijwillige
ballingschap kan toch in onze dagen niet meer als straf
worden aangemerkt, daarenboven zou een misdadiger,
onder de wetten eener vreemde natie eene veilige schuil-
plaats vindende, zijne straf ontduiken en bovendien nog
de voldoening van een goed volbrachten aanslag smaken.

Het moderne strafrecht beoogt geen wreken, maar
onschadelijk maken en voorkomen van nieuwe misdaden;
de zekerheid van bestraffing aller misdaden, waar ook
gepleegd, en waar ook ontdekt, zal heilzamer werken
dan de vrees voor enkele wreede straffen slechts op een
zekere species van misdrijven gesteld; een internationale
overeenkomst moet die zekerheid overal doen bestaan
door ook voor vorstenmoordenaars geen uitzondering meer
te maken.

Geen staat behoeft daarom in de geringste mate, ten

i; i i

-ocr page 87-

75

koste van het beginsel omtrent zuiver staatkundige
misdrijven, van zijne historische tradities af te wijken.
Engeland, Amerika, Zwitserland zijn staten waar vrije
gedachtenwisseling, vrijheid van geweten tot de onver-
vreemdbare rechten van den mensch behooren; zij zijn
altijd het onschendbare asyl voor politieke uitgewekenen
geweest zoowel voor vorsten als voor burgers. Vrije
uiting van gedachte, wettig verzet, opwellingen van
misnoegen en ontevredenheid worden door geen censuur
belemmerd; maar die politieke verdraagzaamheid mag niet
bestaan ten opzichte van degenen, die met dolk of pistool
aan hunne staatkundige overtuiging lucht hebben gegeven
of hunne wapenen tegen het voorwerp van hun misnoegen
hebben gericht; zulke ellendelingen, zij mogen autocraten
of presidenten treffen, moeten als vijanden der menschheid
beschouwd worden en door den arm der gerechtigheid
overal te bereiken en te grijpen zijn.

Ook Amerika heeft de bittere vruchten van zijnen
vrijhandel in politieke misdadigers geplukt, de vrijheid zal
daar nu wel eindelijk zelf een beroep doen op de medewer-
king aller burgers om tot meerdere beperking over tc gaan;
de staten moeten zich allen ontdoen van dat ras van
Guiteaus, Passanantes of Nobilings; talmen zij er mede,
dan moge de daad van den Amerikaanschen schildwacht
Mason eene laatste maar niet overbodige waarschuwing ge-
weest zijn, dat ook het volk niet de minste toegevendheid
wenscht, en dat het anders zelf zal opstaan om den in
politieken dekmantel gehulden moordenaar tc verscheuren.

Tot voor korten tijd besprak en behandelde men in
Amerika breedvoerig de vraag, wat men toch wel met die
zoogenaamde Europeepche politieke moordenaars zou doen,

i\'i

1

-ocr page 88-

76

als zij op het territoir der Unie een schuilplaats zochten;
sedert het Amerikaansche volk echter, en dit is geen beeld-
spraak , om de lijkbaar van Garfield heeft geweend, is in de
plaats van de onzekerheid, den twijfel, de onverschilligheid
van straks een gemeenschappelijk, voor beide werelddeelen
onloochenbaar belang getreden. En dat de overtuigingen
overal wel wat veranderd zijn, toont de zitting van het
Congres tot codificatie van het volkenrecht, den 17 Aug.
1881 te Keulen gehouden, voldoende aan; aldaar name-
lijk bracht de Amerikaansche gedelegeerde Dudley Field
het volgende voorstel ter tafel:
sluipmoord of poging tot
sluipmoord ter wegruiming van het Hoofd eener regeering,
ofschoon uit ware of vermeende staatkundige ontevreden-
heid bedreven, mag nooit als politiek misdrijf asylrecht ge-
nieten; het is wenschelijk, dat eene uitdrukkelijke clausule
tot erkenning van het tiitleveringsrecht in die gevallen
opgenomen worde in de tractaten, waarin de uitlevering
wegens politieke misdrijven uitgesloten is.
Sluipmoord was
de uitdrukking,
stilthy murder, en niemand zal de wan-
daden der laatste jaren met eene andere qualificatie wil-
len bestempelen.

De heer Dudley Field deed een beroep op het rechts-
gevoel der congresleden; een ieder voelde dat de laag-
hartige aanslag op den president bedoeld werd; ofschoon
de argumenten der tegenstanders niet geheel ontzenuwd
schenen, zoo voerde toch niemand oppositie en gunde een
ieder den Amerikaanschen afgevaardigde de voldoening
van een eenstemmig votum.

De onlangs in Spanje, Italië, Duitschland en Ierland be-
proefde aanslagen bewijzen op onwederlegbare wijze, dathet
politiek verzet zich hoe langer zoo meer in moord en mis-

-ocr page 89-

410

daad openbaart; maar afgezien zelfs van alle politieke of
revolutionaire overwegingen schijnt er een bestendig streven
te bestaan om koningen en vorsten het leven te benemen.-)
Evenals de hoogste bergtoppen het eerst door het vuur
des hemels worden getroffen, zoo schijnen de eersten in
staat het meest blootgesteld te zijn aan, en de meeste aan-
trekkingskracht te bezitten voor de vuurwapenen der men-
schen. Wie zal nu ontkennen dat er solidariteit van be-
langen bestaat en dat die solidariteit, duurzame en ern-
stige verplichting oplegt?

Men weet op het laatst geen verklaarbare reden meer
voor de talrijke aanslagen op het leven der vorsten, van
daar dat men zich tegenwoordig, misschien al te dikwijls,
verplicht acht aangaande eiken vorstenmoordenaar de
de vraag te stellen of hij wel
compos mentis is. Het is
niet te ontkennen dat, toen de mare van den laatsten
moordaanslag op koningin Victoria zich verspreidde, ons
eene huivering door de leden ging en wij ons allen afvroe-
gen: van waar dit verschijnsel in een land, waar de
monarchie juist de grootste waarborg is voor de nationale

i) On trouve ainsi, dans ces liommes, ces espérances vagues d\'un nouvel état
soci.al brusquement improvisé, cette attente dc l\'imprévu, cette invocation paresseuse
dc l\'impossible, cette oisiveté mécontente, qui, tout cn cherchant des distractions
dans la débauche, se tient, l\'arme au bras, la disj^silion de chaque émeute.

Duloz: tcnt.ativc d\'assassiner Louis Philippe,
a) Even in our softened and civilised time it sometimes happens th.at .an attempt
is made on the life of a sovereign which, however we may condemn and reprobate
it on moral grounds, yet does not seem to bear a distinct political meaning,
and to show that there .arc fanatic.al minds still burning under some sense of
national or person.al wrong.

Justin Mc. Carthy: A liiMor)\' of our own times. I. 131.

3) a .Maart 1883.

-ocr page 90-

78

en individueele vrijheid en waar de souverein geen anderen
wil heeft dan den wil van het volk? „Het is den vorsten-
raoordenaar te doen om de held van den dag te wezen"
antwoordt ons iemand; „oordeelt niet, het was geestes-
krankheid" zegt een tweede. Wie zal het zeggen? maar
in ieder geval blijft de giftige bloem giftig en gevaarlijk
al draagt zij in haren kelk ook nog andere bestanddeelen
dan gif.

Gelukkig dat de mislukte aanslag, aan welken elk
redelijk motief ontbrak, geen ander resultaat bereikte dan
om het mannelijke, waardige loyauteitsgevoel der Engel-
schen nog eens in de gelegenheid te stellen zich met
nadruk en warmte te uiten.

-ocr page 91-

V.

BESLUIT.

In het eerste hoofdstuk zagen wij, hoe het uitleverings-
recht zich historisch heeft ontwikkeld en hoe het spoedig
een der voornaamste onderdeden van het volkenrecht is
geworden; de staten begrijpen hoe langer zoo meer het
nut der uitlevering; maar de absolute verplichting haar
altijd toe te staan wordt nog geenszins door allen erkend.
Ten opzichte der staatkundige misdrijven, wint de over-
tuiging meer en meer veld, dat de uitlevering deswege
niet moet plaats hebben.

• In het tweede hoofdstuk wezen wij op de grondslagen,
waarop bovengenoemde uitsluiting berust en op den wensch
deze ten opzichte der zuiver staatkundige misdrijven te
bestendigen.

In het derde hoofdstuk behandelden wij de connexe
en complexe misdrijven, welke wij, ten opzichte der ver-
vervolging en uitlevering, met de gemeene misdrijven
wenschen gelijk gesteld te zien.

In het vierde hoofdstuk bespraken wij eene dier com-

-ocr page 92-

8o

plexe misdaden als eene der meest in het oog springende
en meest gevaarlijke voor staat en maatschappij.

Nu nog een kort woord om de dringende noodza-
kelijkheid van de samenwerking tegen deze complexe
misdaden te betoogen.

Was het recht den in politieken dekmantel gehulden
misdadiger geen meerder asyl te verleenen dan den
gewonen boosdoener, de gelijkstelling is, ten opzichte
hunner vervolging en bestraffing, ook
staatkundig en
doelmatig.

Ten einde nu die gelijkstelling voor alle wandaden,
waar en waarom ook begaan, te doen gelden, moeten
de staten elkaar de broederhand reiken. Overal toont
zich een revolutiegeest, die zich met allerlei namen zoo-
als fenianisme, nihilisme, radicalisme, socialisme, tooit en
die zich vierkant en gewelddadig tegen de Europeesche
beschaving kant; die revolutiegeest is ook daarom voor
alle staten zoo bedenkelijk en gevaarlijk, omdat hij zijne
wortels niet heeft in de onontwikkelde volksklassen maar
omdat zijne wapenen dikwijls juist geleverd worden uit de
werkplaatsen der intellectueele ontwikkeling. Die wortels
moet ieder staat binnen zijne eigen grenzen uitroeien, die
kiemen moet hij uit zijn eigen bodem trachten te ver-
wijderen , maar tot het onderdrukken en tot het weren der
epidernie is hij alleen niet bij machte. Die geest is eene
macht, in staat een strijd aan te binden, waarvan het
hachelijke den mensch en de maatschappij, zoolang zij
aan gewone hulpmiddelen zijn overgelaten, de vrees om
het hart doet slaan; en indien men dat gevaar door een
gemeenschappelijk verbond kan bestrijden, is het een-
voudig plicht zulk een verbond te sluiten.

-ocr page 93-

8i

Door de talrijke versnelde middelen van vervoer ont-
snappen de misdadigers aan den arm van eiken bijzon-
deren staat; zij zijn alleen te grijpen, wanneer allen zich
vereenigen en alle staten hunne onverschilligheid, hun
bekrompen eigenbelang laten varen.

Omdat het bovengenoemde voorstel nu van Rusland,
d. i. van min of meer verdachte zijde komt, meenen
sommigen dat er niet aan toegegeven moet worden,
maar dit is geen reden om niet samen te werken; elke
poging in de goede richting, van welke zijde zij ook
kome, moet worden ondersteund. De samenzweerders
bedreigen niet alleen de verschillende gouvernementen,
maar de geheele maatschappij; het zijn rondzwervende
onruststokers die van hun vaderland hebben afgezien, van
hunne nationaliteit hebben afstand gedaan en die zich
overal bevinden, waar een gewelddadige omkeer maar
eenigszins mogelijk schijnt. De maatschappij zal niet
eerder tot rust komen voordat alle staten hunne poor-
ten voor dat georganiseerd stelsel van misdaad en
moord zullen hebben gesloten, en voordat overal een
blijvende scheidsmuur is opgetrokken tusschen die ver-
momde boosdoeners en de ware voorvechters van vrij-
heid en recht, in wier midden zij zich maar al te dikwijls
verschuilen.

De zwaarste misdaden van den tegenwoordigen tijd zijn
juist misdaden met min of meer politiek karakter en
dikwijls met politiek motief alleen. Het is maar al te
zeer tc vreezen, dat in de toekomst nog meer aanslagen
zullen worden ondernomen, misdaden op sociaal gebied,
gericht tegen de bezitting, tegen den eigendom, tegen
de heiligste familiebanden, maar gepleegd door politieke

O

-ocr page 94-

82

dweepers, die nergens voor terugdeinzen. Alle staten
zijn door handhaving en herstel van rust, zekerheid en
veiligheid gelijkelijk gediend; te dezen opzichte bestaat
tusschen hen een solidaire band, en dezen moeten zij
met vereenigde krachten aanknoopen en onderhouden.
Om het aanbreken van dien dag te verhaasten is het
ook de plicht van het
Institut de Droit International zich
tot de verschillende regeeringen te wenden; het Institut
moet aandringen op het aannemen van een internationaal
beginsel zooals door zijne tusschenkomst bij het oorlogs-
recht is geschied. \') Zoo moet het Institut voortgaan,
want het geldt hier :
aicx grands maux, les grands, re-
inldes.

Wat de door Nederland te sluiten uitleveringstractaten
aangaat, zouden wij de volgende formule wenschen opge-
nomen te zien, welke formule met de beginselen onzer
wet van 6 April 1875, Stsbl. 66, niet in strijd is:

De misdrijven in artikel 2 der 7vet van 6 April 1875,
Stsbl. 66, zullen ook aanleiding geveii tot ziitlevering, waan-
neer zij uit staatkundige beweegredenen voortkomen of met
handelingen van staatkundigen aard vermengd zijn.

Deze formule zal eene niet overbodige aanvulling zijn,

i) In »874 is te Brussel eene eonferentie over het oorlogsrecht gehouden w.aarin
bij meerderheid van stemmen een programma is v.astgesteld. Dc bekrachtiging
door dc regeeripgen is echter nooit geschied. Nu heeft het Institut een
manuelMn
de regeeringen rondgedeeld, waarin de bepalingen van bovengenoemd programma
tot grondslag zijn genomen; het in.anucl is dc resultante van de thcorieCn in het
projet v.-istgestcld ; het bevat eene ontwerp-regeling van voorschriften voor legers
in den oorlog.

Het projet is tc vinden bij Bluntschli (appendix). Het manuel is door het
Institut uitgegeven.

-ocr page 95-

83

omdat zij tot rectificatie en tot opheldering- zal strekken.
Hebben de loffelijke pogingen in het oorlogsrecht, om
de grootste jammeren en de ergste uitspattingen in de
oorlogen tusschen de staten onderling te voorkomen,
reeds eenige vrucht opgeleverd, de uitleveringstractaten
zullen door deze toevoeging niet alleen eene afschrik-
kende kracht op de frequentie van het misdrijf uitoefenen,
maar zij zullen vooral ook kunnen medewerken om de
gruwelen en barbaarschheden van opstand en burger-
oorlog eenigszins te breidelen.

-ocr page 96-

.....

V

........m..:

\'rfi, \'
■••i-.-\'ï» •■ ■ ■

.-A-\'.V-ïi-.

•Mï-

0

rJt

-ocr page 97-

Bijlage A.

ROYAL COMMISSION ON EXTRADITION.

REPORT

of the

COMMISSIONERS.

Trcsentcd to both Houses of Parliament by coiumanil of Her Mnjest}\'.

Section III. — As to the offences which should be the subject
of extradition.

Extradition should embrace all those offences which it is tlie
common interest of all nations to suppress ; that is to say, offcnccs
against person and property, including in the latter category cases
of fraud the purpose of which is to obtain property or money,
offences against the bankrupt laws, forgery, and offences relating
to coinage. To these it should be confined, to the exclusion of
offcnccs of a political or local character.

It is true that it is to the interest of every nation that by
the submission of its subjects to the constituted government internal
peace and order shall be maintained. But one nation can scarcely
be said to have such an interest in the particular form of government,
or in the particular ruling dynasty, of another, as that it should
be called upon to make common cause with it against political

-ocr page 98-

86

offenders. And however odious the character of the rebel who
disturbs the peace of his
ovra country and gives rise to bloodshed
and disorder from interested motives, or reckless disregard of
the miseries attendant on civil discord, yet both from history and
our ouTi experience we know that there are exceptional instances
in which resistance to usurpation or tyranny may be inspired by
the noblest motives, and in which, though unsuccessful, it mav
escape condemnation and even command sympathy. It must
always be difficult for a foreign nation, when political dissensions
occur in another, to judge between the contending parties. Nay,
such foreign nation itself may be divided in its views as to the
merits or demerits of the particular cause. Influenced it may be
by such considerations, the general sentiment of mankind is
against the surrender of the political exile to death or other
grievous punishment. To have lost his country for which he has
been risking .life is no small loss to such a man, no light
punishment for what he may have done, and he may be suffered
to rest in peace in his place of refuge. The principle hitherto
adopted fn the matter of extradition of excluding offences of a
political character should therefore be maintained.

But it becomes a very difierent thing when in furtherance of
some political, or pretended political purpose, some foul crime,
such as assassination or incendiarism, is committed. Thus,
attempts by conspirators to assassinate a reigning sovereign, —
regardless, perhaps, that in doing so other lives may be sacrificed;
or the setting fire to a prison, at the risk of bnrning all those
within it, or the murder of the police, for the purpose of rescuing
prisoners in custody for political offences, are crimcs in respect
of which — though the motive was a political- one — we cannot
think that any immunity should be afforded. Civil war and
insurrection take place openly, in the face of day, and may, or

-ocr page 99-

87

may not, be justified or excused by circumstances; but .assassination
or other forms of revolting crime lose none of their atrocity from
their connexion mth political motive.

Generally speaking, we would therefore decline to recognise
the suggestion of a political motive as a ground on which a
magistrate or judge should refuse a demand for the surrender of
a person accused of what (in the absence of such motive) would
be an ordinary crime, unless the act, to which a political character
was sought to be ascribed, occurred during a time of civil war
or open insurrection. Cases, however, may occur in which it
would be undesirable to surrender a person accused of a crime
instigated bv a political motive, even though a magistrate or
judge could not pronounce that there existed either civil war or
open insurrection, and consequently could not discharge the
accused as of right. To meet this possibility, a discretionary
power, in favour of the prisoner, should be reserved to the
Government to refuse to deliver up a person so accused.

IV. — The exclusion which we have proposed of all offences
against local laws and regulations would exclude laws of purely
local interest, such as, tor instance, laws relating to military or
naval service, laws relating to religion, laws relating to the duties
of public officers, police regulations, and the like.

V. — Next as to the quality and degree of the crimes which
should be the subject of cxtradition.

We can sec no rational ground for any limitation beyond those
just referred to. With regard to all others, it may safely be
assumed that a foreign Government will not seek to obtain the
surrender of an offender for a merely trivial offence. It is equally
reasonable to suppose that an offender will not become a fugitive
from his country, unless to cscape tho punishment due to an

-ocr page 100-

88

offence of a serious character. We would therefore authorise
extradition in respect of all offences against either person or
property, indictable under our law, without reference to the degree
of criminality involved in the particular charge. Confining
extradition to offences against person and property , we see no
necessity for any distinction between felony and misdemeanor;
or for the selection of particular offences as alone of sufficient
importance to warrant the surrender of criminals. With a view,
however, to certainty and precision, it becomes desirable that
the ofifcnces, in respect of which extradition may be claimed,
should be specified and enumerated,

VI. If the question be asked whether we should refuse to give
up a fugitive where the offence in respect of which the surrender
is asked for, though an offence against the law of the country
asking it, is not an offence against our own, the answer is
involved in what has been already said. The crimes in respect
of which nations should make common cause against criminals,
and refuse them shelter, are those which it is the common interest
of all to repress. There are offences against society in respect
of person and property, which, in all countries, there will always
be found persons disposed to commit, and which can only be
kept under by the strong arm of the law. It is these offences
which it should be the common purpose of all nations to endea-
vour to suppress by preventing those who have committed them
from escaping from justice. But these offences are known to and
dealt with bv the law of all civilised nations, though they may
be differently dealt with both as to procedure and punishment.
If some offcnce, unknown to the law of other nations—to what
may figuratively be called the common law of nations—should be
creatcd by the law of a particular people, such an offence would

-ocr page 101-

89

not come within the category of crimes which it is the purpose
of extradition to repress.

If it be asked how it is to be ascertained that the offence
charged is known and recognised as an offence, the answer is
that our own law will afford a sufficient test, being abundantly
comprehensive as to offences against person and property.

Besides which, there is another reason for seeing that the
charge in respect of which extradition is asked for is an offence
under our own law. It is and always must be necessary that a
primâ facie case shall be made out before a magistrate in ordej-
to support the application for extradition. But the Enghsh magi-
strate cannot be expected to know or interpret the foreign law.
It is not desirable that he should be required to do more than
to see that the facts proved constitute
primâ facie an offence
which would have been within judicial cognizance if done in
this country.

At the same time, while holding that the facts charged against
the party whose surrender is asked for should constitute an offence
by our law, we by no means intend to say that the offence under
the foreign law must be the same in point of denomination, or
must fall within the same class or category, or be dealt with
according to the .same procedure, or be subject to the same
puni.shment as it would be under our own. Any such reqiiireraenj
is calculated to create unnecessary difficulty, and may cause
obstruction where extradition ought undoubtedly to take place.
It being once ascertained that the facts proved constitute an
offence coming within the principle of extradition, the particular
form and character which the offence assumes must be left to
the foreign law, this being the law which is alleged to have been
broken, and by which, beyond all question, if the accu.sed is
surrendered, liis guilt or innocence must be determined. The

-ocr page 102-

magistrate, therefore, should be authorised to grant extradition
upon sufficient
prima facie proof before him of facts which con-
stitute an extradition offence, although the description of the
offence in the demand, or in the documents produced in support
of it, or the facts as therein stated, may not be sufficient to
constitute the particular offence to which that description is appro-
priated by British law: in other words, the magistrate should
look to the facts proved before him rather than to the form in
which the case may be presented on the documents.

In this respect there can be no d.stinction between the case
of a British subject, if surrendered, and that of a subject of the
foreign State. The British subject, while within the foreign State,
owes obedience to its law as though he had been one of its sub-
jects, and is as much amenable to that law for a violation of it
as a natural-born subject would be.

Het bovenstaande is slechts een gedeelte van het rapport, dat
door de Koninklijke Engelsche Commissie in 1878 uitgebracht
is. In sectie III en IV wordt de uitlevering wegens zuiver
staatkundige en wegens gemengde misdrijven behandeld.

; i [
\'i

-ocr page 103-

Bijlage B.

Onlangs is in de Fransche Kamer door den minister de
Freycinet een ontwerp ingediend regelende de uitzetting en uit-
levering van vreemdelingen. Het ontwerp is door de Kamer
aangenomen en zal in den loop van dezen zomer door den
Senaat in behandeling worden genomen.

In Italië is op initiatief van den minister Mancini eene Staats-
commissie benoemd, welke een rapport over de uitleverings-
quaestie gemaakt heeft. De beraadslagingen zijn gesloten, maar
de heer Crispi, men opgedragen was het rapport uit te brengen,
heeft dit nog niet gedaan. Het rapport zal vergezeld gattn van
een ontwerp tot regeling van dit vraagstuk. De minister Mancini
heeft de eerste commissievergadering geopend maar heeft zich
daarna teruggetrokken en zich verder van allen invloed op hare
beslissingen onthouden, zich voorbehoudende zijn persoonlijk oor-
deel over het werk der commissie tc zijner tijd uit te spreken.
Herhaaldelijk heeft Mancini bij Crispi aangedrongen om het
rapport uit te brengen; volgens de laatste berichten zal het in
het begin van Juli in druk verschijnen.

-ocr page 104-

Ai

• • : \'r i f \'-V-^

ƒ -/-.\'ïjr

-ocr page 105-

STELLINGEN.

I.

De Staat is zonder overeenkomst verplicht om, hetzij
door terechtstelling, hetzij door uitlevering, tot de bestraf-
fing van misdrijven, buiten zijn gebied gepleegd, mede
te werken.

II.

Wanneer een misdadiger op grond van een bepaald, bij
tractaat vermeld misdrijf, aan de Nederlandsche regeering
is uitgeleverd, dan is de rechter bevoegd, om tevens
kennis te nemen van andere, door denzelfden persoon
gepleegde misdrijven, ook dan, wanneer daarvoor geen
uitlevering had kunnen verkregen worden.

III.

Ook de in hoofdstuk III behandelde complexe misdrij-
ven leveren een rechtmatigen grond tot uitlevering op.

-ocr page 106-

94

IV.

De staat heeft een jus circa sacra, geen jus in sacris.

V.

Onjuist en gevaarlijk is de leer, dat de staat zich hét
algemeen geluk ten doel moet stellen.

VL

Niettegenstaande de vele teleurstellingen, blijft de con-
stitutioneele monarchie in Nederland de meest geschikte
regeeringsvorm.

VIL

Wanneer de rechter bevoegd is de grondwettigheid der
wet te beoordeelen, dan overschrijdt de justitie hare
grenzen.

VUL

Ten onrechte werd het jus postliminii aan Gelderland,
Overijssel en Utrecht, die in 1672 door den vijand ver-
overd\' waren, na dq ontruiming onthouden.

IX.

De woorden aanzienlijke Nederlanders in artikel 35
der Grondwet, zijn in strijd met artikel 6 der Grondwet.

-ocr page 107-

Q5

X.

Eene onverwijlde herziening- van de Grondwet op het
stuk der troonopvolging, met uitsluiting van cognaten,
is voor het behoud der onafhankelijkheid van den Neder-
landschen staat gebiedend noodzakelijk.

XL

Art. 9 A. B. is niet in strijd met art. 3 der Grondwet.

XII.

Openbaarmaking van onderhandelingen tusschen Kroon
en Ministers is in strijd met de beginselen onzer Grondwet.

XIII.

Dc verdeeling van het Rijk in kiesdistricten behoorde
door de Grondwet zelve te worden vastgesteld.

XIV.

De afdeelingen der Kamer, in artikel 106 der Grondwet
bedoeld, behoorden niet door loting samengesteld, maar
door de leden gekozen te worden.

XV.

Ten onrechte verleent artikel 44 van het Regeerings-
Reglement voor Nederlandsch-Indiö, den Gouverneur-

-ocr page 108-

96

Generaal het recht van oorlogsverklaring, ook zonder
uitdrukkelijk bevel des Konings.

XVL

Onder de bepaling omtrent het verbod van school-
bezoek, (artikel 14 der wet van 4 Dec. 1872, Stsbl. 134)
tot voorziening tegen besmettelijke ziekten, vallen ook
de bewaar- en zondagsscholen.

XVIL

Ten onrechte verbiedt artikel i der wet van 10 April
1869, Stsbl. 65 (tot vaststelling van bepalingen betrek-
kelijk het begraven) het verbranden van lijken.

XVIII.

De politie is een rijksbelang en vereischt dus inrichting
door den staat en niet door de gemeente.

91

w

XIX.

De verordening van den gemeenteraad van Leeuwarden,
waarbij algemeene vereischten werden gesteld voor agen-
ten, was, ofschoon zij door K. B. van 25 Nov. 1855
Stsbl. 135 vernietigd werd, niet in strijd met art. 191
der gemeentewet.

-ocr page 109-

97
XX.

De gemeenten behoorden verplicht te zijn op de open-
bare lagere school schoolgeld te heffen, uitgezonderd van
onvermogenden.

XXI.

Ten onrechte veroorlooft artikel 49 der wet van 18
Augustus 1878, Stsbl. 127 (tot regeling van het Lager
Onderwijs) het verleenen van rijkssubsidie, zoolang
schoolgeldhefïing niet onmogelijk is gebleken.

XXII.

Poging tot ontvluchting van een krijgsgevangene is
geen strafbaar feit.

XXIII.

Ten onrechte werd voor eenige jaren, aan eenen bij het
Nederlandsche Hof geaccrediteerden gezant, vrijstelling
verleend van het vereischte om eene jachtacte tc nemen.

XXIV.

Do gevangenneming van den, wegens hoogverraad uit
zijne betrekking ontslagen maar niet vervolgden Hertog
van Ripperda, binnen de woning der Engelsche ambassade
te Madrid in 1726, was in strijd met dc erkende regelen
van het volkenrecht.

-ocr page 110-

XXV.

98

De verhooging der landpachten staat in onmiddellijk
verband met het stijgen van de prijzen der levensmiddelen.

XXVI.

Eene belasting op de spoorwegbilletten is wenschelijk.

XXVII.

Het quid pro quo beginsel is een onjuiste leiddraad bij
de vraag, hoeveel een ieder aan belasting betalen moet.

xxviir.

Het ware wenschelijk, dat voor de provinciale opcenten

een maximum vastgesteld werde.

XXIX.

Bij eene eventueel in te voeren vermogensbelasting
behoort het vermogen zelf en niet dc rente maatstaf
te zijn.

XXX.

In de wet van 29 Maart 1833, Stsbl. 4 (houdende dc
belasting op het personeel) had men in plaats van de
paarden, dc rijtuigen tot grondslag moeten aannemen.

XXXI.

De termen gunstige en ongunstige wisselkoersen be-

-ocr page 111-

99

hooren te worden vermeden. De nieuwe beteekenis,
door Goschen aan die termen gegeven, maakt hen voor
de wetenschap niet bruikbaarder, al huldigt men ook
zijne definitie, dat ongunstig een koers is, die van de
benoodigde hoeveelheid edel metaal een deel dreigt uit
te drijven, en gunstig die den toevoer van edel metaal
doet verwachten.

XXXIl

Voor de bevolkingsstatistiek verdient het stelsel der
werkelijke bevolking de voorkeur boven de stelsels van
feitelijke en wettelijke bevolking.

XXXIII.

Onjuist is dc definitie door von Rümlin van dc statis-
tiek gegeven: Eine allgemeine methodologische Hülfs-
wissenschaft der Erfahrungswissenschalten von Menschen.

XXXIV.

Dc statistiek levert geen bewijs op voor het deter-
minisme.

I

) I.

-ocr page 112-

1

iiaitsiiuataÉi

-ocr page 113- -ocr page 114-

t

a

.,1 \'

r: ■

I

-ocr page 115-

Si

[■■ ■ ...

-ocr page 116-

M *

\\ \\

Af\' ^

V

M

f V ^ •

L s V X ^

r*

V V - i S >

V ^ < r Ù