-ocr page 1-

^an

Oi

4

/üï-

-ocr page 2-

m

Ur

yh

/ \'

■ w

\'.t

-f.

- .: : Sif^-

: »■. . .. jl., ■ ...

lir^r^rMiütn^

. I »

-ocr page 3-
-ocr page 4-

.-.s-

; . I
i

.... ï

•kl..

-ocr page 5-

- - .-■•■n \'V;

■WH; ■

f \' _

•1

I : ■

r-u

•V\'.: -\'y

• ; - ■ ^ ...

■A\'

. , J

• , V

-ocr page 6-

s:.....N \'à:. ■ ,

■ ,

■irb;!:::.

f

■ ♦. \' - .* *\' . * ". .. \' \'

--ny\'^ui-ï île ; J^® -.-

9

f ■ •
/.SvïC.i.-:-; , \' , _ ■

■ \' - ... \' î\'i-X^l

y-\'\'-

.mmnu ri»? j^mil \'

JtC
. ■îi.i

-ocr page 7-

naar aanlci<11iig van artt.
«00, 1223b, ij.w., 57 R.V. cn 2. CM\'.

procf^clinft

TKU VEHKUIJGLVa VAX DEX\'GRAAD
VAN

DOCTOR IN DE RECHTSWETENSCHAP,

AAN DK III.IKS-UMVEUSITEIT TK UTRECHT,

XA MACllTIGIXG VAN\' UEX KKCTOU MAGNIFICUS

Uv. P. B>K JOX«,

Hoozlooraar ia do Facultoit dor Lettoren on Wijsbegoerte
VOLOILVS Ul-SI.UIT VAN DKN SKNAAT DKIl UXIVKHSITKIT,

OP VOOIIDRACIIT ÜKIl WX\'IITSGEI.KKIUJK FACULTKIT,
TE YRRDEDIGEN
op Vrijdag, deu 11 Maart 1S81, \'s namiddags te 3 uren,

UOOII

ALPHONS VAN RIJGKEVORSEL,

gctotciv ti \'a-Jfd\'OijciiGoacfi,

\'a-Bo8Ch — J. H. Poell-De RooIJ — 1881.

-ocr page 8-
-ocr page 9-

^au mijiti;

%

-ocr page 10-

•.d

... ■ ,

f

■ f ■ /u; - Jt\'/(--;>V/ \' O\'"\'/

. .iofl , MX yffifjrJa:"\'

m. "m

■ \\

A ^

\' ■ . \' * . * •

■ t

Mt

. il .f .iit|fA

4-\'

r ,

■ . . J-.v- - .

■■r

■■ \'tl\' - ■

V •

■i..

-ocr page 11-

Het is mij ccn plicht, alvorens deze
Univci-sitcit to verlaten, oen woord van dank
uit te spreken aan U geachte Hoogloorarcn, wier
zoo zeer gewaardeerd onderwijs ik heb mogen
genieten.

En gij, mijne Vrienden, vaartwel!

De wisselvalligheden dos levens zullen
het pad wellicht vorschillcnd ons banen; doch
hoe het zy, laat ons steeds vrienden blijven! —

\\jTItKCUT, Alpli. v. R,

-ocr page 12-

--Äl.. - t

.\'T\'

1 ••! -IU .

ï(\'r

■i\'l M.V":

TH, . ^T\'lf

-ocr page 13-

INHOUD.

Bij art. 1223 Burg. Wetb. behoordü
de oidiorroepelijko volmacht van
(Ion liypothecairen schuhlcisclior ook
te zijn lutgcstrekt tot do levering
van het verbonden goed.

Om do vordering tot handhaving in
hot bezit te kunnen instellen, is
het voldooiido, dat men gc.stoord
zij in hot bezit van oen go-
deoltü van hot bezeten good.

Ieder partij behoort haar oigoii Ad-
vocaat to l)(\'k(>stig(>n !

Poging mot oiuleugdolijk middel of
mot ondoiigdolijk object is do juro
constitnto niet strafbaar cn dient
het ook (le juro coustitueudo idet
gestold to Avonlen.

Stelling

Oio

4.IC

Slcffi

-ocr page 14-

H\'-

I

.1 ;

.•s.v.-,:

., V ..

>■.... .

s ■ \' ■.

"^^iliMfctoli , »IIT

i

I;,

fx\'-:,

\' .y.:"

-ocr page 15-
-ocr page 16-

■ V\'

_ viJ ■

Sift:,

\' •,,,

■■■\'ii\'

• ••

7

-I;\' ■v\'--:

■ c:.\'\'

\'V -K-l

r-. 1

• f !

- *

■C^\'J

:

llV" ■ ■ I"- " . \'

il, J.\' ti.-, • ■ \'h:.:,/\'.

-ocr page 17-

Bij art. 1223 liurg. Wetb. behoorde dc onlierrocpc-
lijke volmacht van den liypotliecairen schuldcisclier
ook tc zijn uitgestrekt tot de levering van het
verbonden goed.

De wetgever heeft (bij art. 1223 Burg. Wetb.) den hy-
potliecairen schuldeischer in de mogelijkheid willen stellen,
om, bij wanbetaling des schuldenaars, zijn rechten op het
onderpand uit te oefenen zonder den weg der gerechtelijke
intwinning te volgen, overeenkomstig de bepalingen van art.
491 en volgende van hot Wetboek van Burgerlijke Kcchts-
vordering. Een der muleeleu aan de gerechtelijke executie
verbonden is zonder twijfel do verkoop en toewijzing ter
terecht/itting, volgens art. 523 van het genoenule Wetboek,
welko wijze van rerkoop op do opbrengst van het goed
een nadeeligen invloed uitoefent.

Ik zal hier niot in het breede al de voordeelen opsom-
men, voortvloeieiuio uit oen openbaren verkoop, die zich
in niets ondei-scheidt van den vrijwilligen verkoop on die
geschiedt als ware het door den eigenaar zelf. Innners
de schuldeischor treedt in dezo op als do gemachtigde van
den schuldenaar.

-ocr page 18-

Alleen vestig ik de aandacht hierop, dat de wetgever,
gelijk hij de zaak geregeld heeft, aan den schuldeischer
niet die
Avaarhorgen heeft verleend, welke hij hem meende
te geven. Het baart verwondering dat dit artikel — zooals
het thans luidt — tot niet meer moeielijkheid heeft geleid.

Het is daarom te wenschen, dat het zal behooren
ondor do zoodanige, waaraan do geëerde Commissie
tot herziening van do\' burgerlijke Wetgeving haar aandacht
wijden zal.

Het recht, door art. 1223 B. W. aau den hypothocairen
schuldeischer gegeven, om zich door den schuldenaar on-
horroopelijk to doen machtigen — in dier voege wel te
vci-staan, dat deze persoonlijke rechtsband, na inschrijving
in de openbare registers, zelfs tegenover derden werkt cn
derhalve eigenlijk cen meer reëel dan persoonlijk karakter
heeft, — had de wetgever niet mooton beperken tot den
verkoop, maar uitstrokkon ook tot do levering vau het
verbonden onroerend goed. Het schijnt dat do wet-
gever van 1838 nog to zoor leefde onder den invloed
dor boginselon van den Code Civil, Avnarbij do verkoop
den eigendom deed overgaan.

Zooals do zaak nu staat, kan oen schuldenaar, dio tor
kwader trouw is of oen raadsman hooft, wolko hot zoo
nauw niet noemt mot hetgeen dc goedo trouw oischt, hot

-ocr page 19-

den schuldcisclier lastig genoeg maken en liot doel van don
wetgever, om den scliuldoisclier buiten de noodzakelijklioid
te brengen van een executorialen verkoop, volkomen ver-
ijdelen.

Immers verkoop en levering zijn tweo geheel van el-
kander gesclieiden zaken.

Do lastliebber mag niet verder gaan dan zijn vohnaoht
medebrengt. Die volmacht nu brengt w o 1 mede, dat hij
mag vei-koopon, — niot dat .liij lovorou mag.

Levering toch is eeno liandeling tusschen tweo personen,
tusschen den tegenwoordigen en den tookomstigon eigenaar.

Een overdraclit, dio hooft plaats gehad door hom dio
zelf geen eigenaar is on ook niot tot do oigondomsovor-
dracht [d. i. do levering] maar alleen tot den verkoop was
gomaclitigd, is geen oigendomsovordrncht. Nemo plusjuris
in alterum transforro potest quam ipso liabot. Do koopor
van liet verbonden goed, dio dus voorziclitig liandelt, noemt
geen genoegen met eoji levering door don schukleischor,
alleou tot den verkoop gemachtigd, nuiar cisclit levering
door don eigenaar, d. w. z. don .sclnildoiuiar.

En wat zal Inoruit volgen kunneir? Ofwel do koopor
eischt nakoming van do overoonkomst, — of wel haar
ontbinding [art 1303 11 W.]

Eisclit liij niikoniing, dan nu)ot liij zijn actio instellen

-ocr page 20-

tegen den schuldenaar, Wünt deze is de verkooper. [De
schuldeischer was slechts diens gemachtigde daartoe]. De
schuldenaar wordt tot levering veroordeeld.

Hij voldoet daaraan niet. Hierop moet volgen veroor-
deeling tot schadevergoeding wegens uiet voldoening aau
het vonnis [art. 1285 B. W.]. Voldoet hij ook aan dit
vonnis niet, dan zal er gerechtelijke uitwinning volgen eu
het doel van art. 1223 B. W. is dus niet bereikt.

Maar de kooper vraagt wegens niet-uakoming van de
overeenkomst haar ontbinding Iu dit geval is de schuld-
eischer nog minder gebaat, want de verkoop wordt alsdan
beschouwd niet te hebben plaats gehad.

Nu zal men misschien beweren, dat dit bezwaar zeer
gemakkelijk kan worden uit den weg geruimd doordat men
in de notarieele akte bij do vestiging der hypotheek laat
opnemen, dat de volmacht niet alleen strekt tot den ver-
koop maar .ook tot do levering.

Hij echter dio zulks beweert, vergeet:

1\'\\ dat het zeer do vraag is, of de volmacht tot de le-
vering rechtsgeldig o n h e r r o e p o 1 ij k kan Avorden
gegeven, nu de wet dit niet uitdrukkelijk bepaalt.

Volgens art. 1851 B. AV. toch »kan de lastgover»dou last
herroepen, wanneer hem zulks goeddunkt." Is dit geen
bepaling van openbare orde, waaraan door geen haiuleling

-ocr page 21-

of overeenkomst haar In-acht kan worden ontnomen? [art.
14 Alg. Bep.] Uit do bedoeling vau den wetgever kan
liier moeielijk worden geredeneerd, daar exceptioneele
wetsbepalingen stricte interpretatie eischen.

2°. dat de onherroepelijke volmacht tot den verkoop, na
inschrijving van het beding iji de openbare registci-s, ook
tegenover derden werkt, alleen omdat do wet dit bepaalt,
en dit niet liet geval is mot eene lastgeving tot levering.

Mr. Diephuis (1) is een ander gevoelen toegedaan on
/egt: »Do schuldeischer verkoopt het dan op zijn naam
als vertegenwoordiger vau don schuldenaar cn daartoe
onherroepelijk geniaclitigd, en kan d u s als zoodanig ook
het goed aan don kooper overdragen."

Dit woordje »d u s" door den lloogleoraar gebezigd i.s
gemakkelijker neèrge.schreven dan gemotiveerd.

Dat iemand, die is genuichtigd om to verkoopen, ook
zou zijn gemachtigd om te leveren, vinden wij norgens
bepaald cn is d u s een volmaakt onbowezen stelling.

Beide zijn geheel van elkander afge.scheiden handelingen.
Intogondeel Icort art. 1833 B. W. dat »om goederen to
vervreemden enz." eene »u i t d r u k k o 1 ij k o lastgeving"
wordt vereischt. Niet in do liandoling van don verkoop, maar
iu do levering is, volgens ons recht, do vervreemding

(1) net Ncdirl. «urg. 1»., ISCS. Dl. .

-ocr page 22-

gelegen, en volgens art. 1834 B.W. mag de lasthebber niet
doen wat zijn last te buiten gaat. Dit beginsel lijdt geen
uitzondering, waar de lasthebber is een procurator in rem
suam.

Volgens mr. C. W. Opzoomer (1) is het algemeen
erkend : »dat uit het woord machtiging, evenmin als uit
den naam van procuratio in rem suam, dien men hier
pleegt te gebruiken, dio voorstelHng mag worden afgeleid,
als had men de geheele zaak als een mandaat te be-
schouwen en dus aan do gewone bepaUngen van het
mandaat te onderwerpen." Deze hooggeleerde schrijver
beklaagt zich ook dat de wetgever de woorden »onherroe-
pelijk zal zijn gemacirtigd" gebruikt »als werd mot dio
grooto woordon iets zoor bijzonders ïo kennen gogcvon."{l.c.)

Men vergevo mij do vraag, of hot dan minder
grooto woorden zijn, wanneer men zogt, dat het algemeen
erkend is, dat het woord »machtiging" hier niet aanwijst
dat men mof een mandaat to doen heeft, AVannoer do
wetgever dat woord gebruikt, moet men toch veron-
derstellen, dat hij hooft bedoeld wat hij gezegd lieoft.
Wanneer do wetgever zelf do rechtsbetrckki\'ng aan-
Avijst als dio der lastgeving, behoort mou uit dit oog-
punt do verschillondo roclitsverhoudingon to booordoolon,

Ilel üiiifc\', Hcclil verklanrd, duel VI. bi. Cd, noot 2o. Ed, \'.870.

«j

-ocr page 23-

behalve in die gevallen, waar de wetgever zelf te kennen
geeft van do gewone leer van het mandaat te willen af-
wijken. Hiertoe behooren hoofdzakelijk : lo. de onherroe-
pelijkheid van dit mandaat — 2o. zijn werking tegenover
derdon.

Naar hüd vau art. 1230 B. W. kan con beding, iu de
hypotliccaire acte gemaakt, waarbij do scluildenaar in zijn
bevoegdheid is beperkt om liet bezwaarde goed buiten
toestemming des schuldeischers to mogen verluiron, bij
inschrijving daarvan iu do openbare registers, ook tegen den
huurder worden ingeroepen. Dit is zeer zeker in strijd
met een lioofdboginsel der leer van de overeonkomsten,
volgens hetwelk dezo alleen van kracht zijn tusschen do
liandelendo partijen (art. 137G B. ^Y.). Is nu om dezo
reden do overeenkomst tusschen schuldoischer en schul-
denaar geon overeenkomst meer, omdat aan dezo over-
eenkomst oen bijzonder gevolg wordt toegekend ; of is
hot huurcontract tus.schon den verhuurder van het be-
zwaarde perceel en don huurder daarvan geon overoon-
komst meer, omdat dorden tu.sschen beiden kunnen treden ?
Is hotgeen do wet maiulaat noemt goen nuuuiaat mcor,
onulat do wetgever er gevolgen aanhecht, afwijkend van
hot gewone mandaat?

"Wat echter van dit alles zij, do wetgever hoeft dc hau-

-ocr page 24-

deling als mandaat beschouwd. Of hij dit deed te recht
of niet te recht, is een quaestie de j\\ire constituendo.
Eenmaal een mandaat aannemende, had hij dit niet alleen
tot den verkoop, maar ook tot de levering moeten uit-
strekken.

Onder den invloed, naar het schijnt, van het Fransche
Recht heeft hij dit nagelaten.

-ocr page 25-

Om (le vordering tot linndhnving in liet bezit te kun-
nen instellen, is het voldoende dat men gestoord
zij iu liet bezit vau ecu gedeelte van liet be-
zeten goed.

In den laatsten tijd is door dc Anisterdaiuscho
rechtbank (1) (meer bepaaldelijk haar eerste Kamer) ten
aanzien van het bezitrecht een leer verkondigd, welke
naar mijn bescheiden mcening zoozeer in strijd is met
hetgeen tot dusverre als juist werd beschouwd, dat ik
meen vrijheid te hebben daarover een woord to zeggon.

Ziehier do feiten, vooraooverre ze mij hier ter vermelding
noodig voorkomen.

Een perceel was door brand vernield. Do eigenaar
bouwde bet weder op en plaatste bij dio gclogcnheid oen
schutting op don grond, tot dusverre bezeten door zijn
buurman. (Hij ontiuuu hem op dczo wijze ccn strook
grond van 15 centimeter over een lengte van 7 Va Meter.)
Op grond nu hiervan vonlerdo deze, dat hij dio do
schutting had gebouwd zou worden veroordeeld, om binnon
vier on twintig uren nu do botcekening van het to wijzen

(1). n Nov. 187», I\'. V. Just. Hijbl. Ifc80 .No. 3(1.

O

-ocr page 26-

vonnis alle door hem in en op den door den eischor
bezeten grond aangebrachte werken daaruit en daarvan to
verwijderen en alles in den staat te herstellen, waarin zich
die grond bevond vóór de stoornis in het bezit, en alzoo
den eischer in dat bezit te handhaven. •

AVij zullen nu daarlaten de .vraag, of op grond der
gestelde feiten eene actie tot handhaving in het bezit had
moeten ingesteld worden. Immers hier staat volgens den
eischer vast, dat hij een gedeelte van zijn land heeft
verloren. 3Ien zoude kunnen vragen, of hier dan niet
had moeten zijn ingesteld de vordering van art. 018 13. W.,
d. i. die tot herstelling en handliaving. »Indien de bezitter

»van een erf of van een gebouw daarvan het bezit zonder

*

ïgowcld verloren hooft, kan hij togen don houder oono
»rechtsvordering aanvangen, strokkondo om in hot bezit
»hersteld en gehandhaafd to worden."

Onze wetgever heeft speciaal mot name genoemd, (iets
wat hij elders nalaat), welke vordoringon in ieder bijzonder
geval ingesteld rnoetou worden. "Waar het bozit is
ontnomen, kan derlialvo niet do rechtsvordering van art.
(iOO B. AV. worden ingesteld, daar hier goon stoornis is
maar ontnoming van bozit hneft plaats goiiad. ]\\Ion kan
ook niet in dier voege rodoneoron, dat, aangezien olko
ontneming van hot bezit, van zolf is cen stoornis, mon in

-ocr page 27-

het eerste geval de keuze heeft tusschen de actie van
art. 606 en die van art. 618 B. W. Of zoude men willen
beweren, dat art. 618 B. ^Y. alleen van toepassing is,
waar men liet bezit van het geheel verloren hoeft en
zulks met het oog op den letterlijken inhoud van het
artikel en dat hij, die een gedeelte heeft verloren is
gestoord in het bezit vau het geheel. Ook deze onder-
scheiding is vreemd aau de wet.

Intusschen het ligt niet in mijn plan do vraag to
beantwoorden, of do eischer in dezo zaak met juistheid
gekozen heeft tusschen do bezit acties (artt. 606, 618, 619);
ik wensch allen hot in dczo gewezen vonnis der recht-
bank to bespreken.

De rechtbank toch verklaart den eischer op een geheel
anderen grond uiet ontvankelijk in zijn vordering.

Do rechtbank overweegt:

>Dat do eischer zijn vordering grondt op art. 606 B. "W.,
on dat, volgens dit artikel, de rechtsvordering tot hand-
having vau het bezit plaats heeft, indien ienuuul is iu het
bezit van een stuk land of erf, van een huis of gebouw,
van een zakelijk recht of van een algemeenheid van roe-
rende zaken;

»Dat uit do bewoordingen van dezo bepaling volgt, dat
do wetgever, bij de aanwijzing van do gevallen, waarin

11

-ocr page 28-

de vordering tot handliaving van liet bezit kan worden
ingesteld, op het oog. heeft gehad een totaUteit, Avaarover
het bezit zich uitstrekt, en waarvan stoornis in het bezit
moet hebben plaats gehad;

»Dat dezo opvatting niet alleen Avordt bevestigd door do
bepahng A-an art. 611, maar ook door dio van art. 618
13. "W., volgens Avelk artikel de vordering tot herstel on
handhaving plaats heeft, indien de bezitter van een erf
of van een gebouw het bezit daarvan zonder geweld
A\'orloren heeft;

»Dat nu de gedaagde, volgens do A\'oorstolling van don
eischer, zijne schutting, dienende tot afscheiding van do
belendende perceelen, heeft verplaatst, cn op on in den
daardoor verkregen grond, die\' in zijn bezit
Avas, ontgra-
viiigen en heiwerk heeft laten doen, terwijl hij vervolgens
in <le op deze wijze wederrechtelijk verkregen ruimte, on
dus ook in on op den grond in zijn bezit, fiindeoringon
heeft doen metselen en een zijmuur optrekken, on wel
mot dien verstande, dat liij hom over eon lengte
van 71/3 bloter vijftien centimeters grond ontnomen
heeft;

»Dat or. derhalve geon sprake is van stoornis in hot
bezit van een stuk lands of eif in zijn geheel, maar van
een gedoolte daarvan, niot broeder dan lö continietors

12

-ocr page 29-

over 7Vi\' Meter, zoodat de handelingen van den gedaagde,
aangenomen dat het bewijs van de onreclitmatigheid er
van geleverd was, wel aanleiding zouden kunnen geven
of tot do vordering van art. G29 E. "\\V., of tot schade-
vergoeding, maar in geen geval tot de ingestelde vordering,
vermits daarvoor een hoofdvereischte ontbreekt;

»Dat do vordering mitsdien, met het oog op de gestelde
feiten, geen steun vindt in de wet;"— enz.

Yolgens de Amsterdamsclie rechtbank is dus hij, wien
slechts een gedeelte van deu door hem bezeten grond
ontnomen is, er slecht aan toe. Hij hoeft geen bezit-actic
on zal zich moeten redden met do Kei Vindicatio of met
een vordering tot schadevergoeding.

Dit stelsel komt mij allezins onjuist voor.

Eerstens toch vind ik in art. OOG E. AV. norgens
aanleiding tot do gemaakte ondersdioiding tusschen een
geheel en ccn gedeelte.

De onjuistheid zal daarenboven aanstonds blijken
wainieor wij ons afvragen: wat is stoornis in het bezit ?
»Het komt mij voor, zegt nn-. C. W. Opzoomer (a), dat op
dio vraag dit antwoord uioet worden gegeven : ik stoor
u in het bezit eener zaak, waimcer ik door mijno on-
rechtmatigo daad u geheel of ten declo, in grootero of

Mcl Hurg. Wetb. VLTklanrd dl. lll bl. 144. (2 druk 187Ö).
IS

-ocr page 30-

kleinere mate, belemmer in het physieke bestanddeel van
uw bezit, in uwe physieke heerschappij over die zaak."
(a)

Wanneer ik nu, gelijk hier het geval is geweest, u
in de onmogehjkheid stel om uwe physieke heerschappij
uit te oefenen over een gedeelte van het door u bezeten
land, dan vloeit daaruit toch vau zelf voort, dat ge ook
over het geheel niet meer de physieke heerschappij uitoe-
fent, gelijk dit vroeger het geval was, namelijk voordat
de stoornis had plaats gehad.

In welk opzicht art. 611 B. W. de leer der Amster-
damscho rechtbank zou kunnen bovostigen, is moeielijk te
begrijpen. Dit artikel spreekt van roerende lichamelijke
zaken en luidt: »Roorondo Uchamolijke zaken kunnen goon
onderwerp uitmaken, van eene rechtsvordering tot hand-
having in derzolver bezit, behoudens do slotbepahng van
art. 606."

Hierin\' nu is evenmin van eene onderscheiding tusschen
een geheel en gedeelten sprake; of wil do rechtbank dio
Avellicht daarin zien, dat bij eeno algomoenbeid van roe-

la]. Niet anders Mr. A. Do Pinlo. Uandl. n. W. 187i § SCJ. .Maar wat is nu
»stoornis 7 Stovnis ia- icdero daad, waardoor men den bezitter wcrkelijlc en fei-
itelljk in zijn bezit hindert cn bclcniracrt. of in het vrü en rustig genot daarvan
»beperkt, zonder dat nogtans daardoor het feitoiijk bezit geheel verloren gaat."

Mr. Diephuis. Ilandb. Xcd. Durg. R. II 1877 blz. 258: leeno daad, dio in
eene feitelijke aanranding of belemmering van z|jn bezit kan bestaan.

14

-ocr page 31-

rende zaken wèl, bij eene enkele roerende zaak geenó
vordering tot handiiaving in het bezit is toegelaten?

Maar men zal toch niet zeggen, dat een enkele roe-
rende zaak een deel is van eene algemeenheid van
roerende zaken, gelijk een gedeelte van het erf zulks is
van het geheel. Het is juist tegen de leer der rechtbank
dat dit artikel bewijst, want ten aanzien van onroerende
zaken heeft do wet geen enkele ondei-scheiding gemajikt
doch wel ten aanzien vau roerende.

Eu dan art. G18 B. AV. ? Wat zou dit voor de loer
bewijzen ? Het spreekt vau hem, die het bezit van een
Olf of een gebouw verloren heeft. Het verleent hem de
actio tot herstelling ou handhaving in hot bezit, doch be-
paalt volstrekt niet dat het bezit van het geheele erf of
hot geheele gebouw moot zijn verloren om iu die actio
ontvankelijk te zijn. Ook een gedeelte van een erf, is
een erf en een gedeelte vau een gebouw is een gebouw.
Ook hem, die het bezit vau een gedeelte van con erf of
van een gebouw hoeft verloren, staat do actio tot
herstelling on handiiaving ten dienste.

Oeen wonder dan ook dat do Hooge Kaad, bij arrest
d.d. 13 April 1880 (n) het boven gemelde vonnis dor
Amsterdamscho rechtbaidc vernietigde.

(«) ralciA van Justitie, Ityblad IBSO no. S}.

-ocr page 32-

>De Hooge Raad der Nederlanden, enz.

»0., dat de rechtbank, den eischer in die voi-dering
niet ontvankelijk verklarende, daarbij heeft overwogen, dat
uit de woorden van art. 606 Bui-g. Wetb. vólgt, dat de
wetgever, bij de aanwijzing der gevallen, waarin de
vordering tot handhaving iu het bezit , kan worden inge-
steld, op het oog heeft gehad een totahteit, waarover het
bezit zich uitstrekt en waarvan stoornis iu het bezit moet
hebben plaats gehad; dat deze opvatting bevestigd wordt door
de artt. 612 en 618 B. W., en dat, vermits do gedaagde,
volgens de voorsteUing van den eischer, do schutting
verplaatst, de ontgravingen en het heiwerk hooft laten
doen, de fundeeringen metselen en den zijmuur optrekken,
zoodat hij den eischer over een lengte van Ti/» Meter 15
centimeters grond ontnomen heeft, er derhalve geen sprake
is van stoornis in het bezit van een stuk land of erf in
zijn gQheel, maar van een gedeelte daarvan, zoodat de
handelingen van den gedaagde wel aiinleiding zouden
kunnen geven tot do vordering van art. 629 Burg. Wetb.
of tot schadevergoeding, maar do ingestoldo vordering, met
hot oog op do gestelde feiten, geen steun vindt in do
wet;

T/O., dat de voormelde beslissing der rechtbank alzoo
rust op do juridieko stolhng, dat stoornis in het bezit van

IC

-ocr page 33-

een gedeelte van een stuk land of erf niet is een stoornis,
die aanleiding kan geven tot handhaving in het bezit van
dat land of erf in zijn geheel, en dat die beslissing bij-
gevolg niet is feitelijk, zooals de verweerder beweert,
maar een rechtskundige beshssing ;

»0., dat zij als zoodanig in strijd is met art. .606 Burg.
"Wetb., volgens welk artikel ieder, dio in het bezit van een
stuk land of erf wordt gestoord, kan vorderen in dat bezit
te worden gehaudhaafd, zonder dat daarbij wordt onder-
scheiden, of de gepleegde stoornis den bezeten grond in zijn
geheel of maar voor een gedeelte betreft, wat ook inder-
daad geen onderscheid kan maken, daar ook in het laat-
ste geval do bezitter in liet genot ou gebruik van den
grond in zijn gansciien omvang, of zooals bij dit to voren
had, wordt belonnnord, hij dus wordt gestoord in zijn
bezit van don grond in zijn geheel;

»0., dat mitsdien do eisciier, stellende dat do verweer-
der een gedeelte van don door hem bezeten grond had
ingenomen, wat ook do rechtbank noemt oen stoornis in
het bezit, allezins bevoegd was to vorderen om in het
door hem beweerd bezit te worden gehandhaafd ;

»0., dat do\' rechtbank derhalvo door haar beperkonde
uitlegging van art. (506 B. W., welke evenmin steun vindt
in de daarbij aangehaalde artt. Gil ou 018 B. AV., oerst-

17

-ocr page 34-

gemeld artikel heeft geschonden, zoodat het voorgestelde
middel is gegrond en het beklaagde vonnis moet wor-
den vernietigd;

»Vernietigt het vonnis etc."

Door dit arrest wordt alzoo beslist: dat om de vor-
dering tot handhaving in het bezit te kunnen instellen,
het voldoende is, dat men gestoord zij in het bezit van
een gedeelte van het bezeten goed.

J

IH

..arej^ iiiÉl"

-ocr page 35-

leder partij behoort haar eigen Advocaat te
bekostigen !

»Je crois que Ia moitié do co quo nous pouvons
»être, dópcnd de cc qui nous entoure. Nous no
«sortons pas tous nos effels si l\'extérieur no noiis
»aide. Aux esprits les plus termes et les plus vail-
niants il faut un certain encouragement pour don-
»ner tout ce qu\'ils sont."

Edouaud PiCAno. Paradoxe sur
l\'avocat. 1879. Bl«. 33.

Do vraag, voor wiens rekening de proceskosten behoo-
ren te komen, lieeft in den kaatsten tijd liier te lande
veler aandacht getrokken. Jurist en leek beijverden zich
hun meening to doen hooren; Vooral echter was het do
nieuwe procureurs-wet, (1) die de pennen scherpte. Het zijn
do pia vota van advocaten, procureurs en partijen tevens,
die do zaak gaande houden. Ofschoon do meening door
mij in dozen voorgestaan, volstrekt niet nieuw genoemd
mag wordon, geloof ik haar toch zoozeer in overeenstem-
ming met don aard der zaken on zoo billijk tevens, dat
ik haar veilig verdedigen durf.

Uit te weiden over wat was, ligt nict in mijn plan.
Mijn meening voor do toekomst, ik geef haar voor wat

[1] Vastgesteld 2» April 1870. Stbl. no. 7C.

1647

-ocr page 36-

zij is, na eerst wat thans als regel geldt te hebben ge-
toetst aan de eischen van billijkheid en recht.

Tegenwoordig dan moeten de procureurs, onmiddelijk
nadat de zaak bepleit is en het Openbaar Ministerie
conclusie heeft genomen, de rekening der kosten aan
den rechter overleggen. "Wordt hieraan geen gevolg gege-
ven, dan -worden de kosten berekend uitsluitend volgens
de begrootiüg des Rechters. Art. 57 R. Y. bepaalt, dat
de in het ongelijk gestelde partij alleen de salarissen en
verschotten van den procureur der tegenpartij behoeft
te betalen, wanneer alleen een procureur werkzaam is
geweest. Zijn er echter procureur en advocaat in de zaak
geinteresseerd, dan krijgen zij te zamen nooit meer dan,

9

wanneer alleen een procureur or in betrokken geweest
was. (1)

Dit beginsel nu is naar mijn bescheiden moening deels
juist, dóels onjuist. Het eersto voor zooverre do in het

(I) Kr waren cr die hij dc iliscuisic in ISro dj wclwilicndlicid zóóver.uil-
slrekteri, dnt z j .idvocjiten, procureur.j o.i ndvoc.ial-procurcurs inct don licfuüjkcn
iiiuim v.in rcgtsliediondon bcstein|)cldcn." W. v. li. H. No 452ü.

In dit zelfde nummer komt voor eeno »oorlogsvci klariiiB a.in de prooureurswcl"
naar aanltiding van liet bekende Tliemis-artikcl. [Aug. 1880] van mr.
Kijssell. Hot artikel ïs lo groot om liet in exlenso over tc nemen; genoegzaam
wordt het reeds gekenmerkt door het opschrift v.nn Loyscl :

»11 ne fiut plus espJrer (juc Ia dignité, l\'honneur (|ui a étó jadis cn l\'ordre
>dc« advocats y demeure, au moins tant que ce ]je.->u réglüment durera.!

mm

20

-ocr page 37-

ongelijk gestelde partij de procureurs kosten moet vol-
doen, het andere voorzooverre men haar de verplichting
oplegt ook den advocaat der ■winnende partij te betalen.

Gaat men beide betrekkingen na, het prociu-aat en ue
advocatuur, dan ontwaart men in den procureur een nood-
zakelijk element; den advocaat daarentegen ziet men slechts
als vrijwillig bijgeroepen optreden.

Do procureur is do noodzakelijke vertegenwoordiger
der gcdingvoerendo partijen. — AVaar geen procureur
vei-schijnt, geen partij (1) behoudens enkele uitzonderingen.
Het\' ter rollo doen brengen der zaak, do instructie van
het proces, het nauwlettende in achtnomen der vormen,
dat alles is den procureur toevertrouwd. Do partij
zal ton zij neut woonplaats kiezen. De stukken worden
gewisseld tusschen procureurs. "Wat bij doet wordt
beschouwd als door do partij zelve gedaan.

Hoe geheel anders do advocaat! Ik zal niet terug
gaan tot Cicero, dio hem noemt: »totius civitatis oracu-
lum," maar geloof toch met ^Ir. van Boneval Fauro. (2)
to mogen zeggen: do advocaat is de rocntsgeloordo
raadsman zijnor modeburgors, do verdediger der beschul-
digden on der gedingvoorondo partijen." AVil Fcucrbach (3)

(.) Cf. Arll. 13t S l; ISS S 3. M.V.

(2) tiet Ncilerl. üuig. IVoccs Hcclil I. lOiJ.

(3) Ueber dio Ccrlchlsvprrasaiing Frnnkreichs, SiilsM 1825 bU. 1C1,

21

-ocr page 38-

de werkzaamheden der procureurs »mehr als mechanischer
Handwerkdienst" beschouwd zien, aanstonds laat hij daarop
volgen: »(aber) das Geschäft der Advocaten, welche
als Rechtsgelehrte mit den Waffen der Wissenschaft
und durch die. Macht der Beredsamkeit die Rechte der
Partheijen durclizufechten berufen siud, als eine edle,
freie Kunst."

Is men eens besloten tot procedeeren, dan is men ver-
plicht zich procureurs-dienst to verzekeren. Deze kosten
zijn noodzakelp; ik acht zo billijk. Het zou niet opgaan,
zoo lees ik bij van den Honert (1) partijen »toe te laten
»tot de instructie, of veeleer voor deze instructie
»niet meer te vorderen menschcft van ondervinding, aan
»het toezicht van den regter onderworpen, dit is het daar-
»stellen eener algeheele verwarring, daar, waar naar den
»aard der zaken, de vorm kan en somwijlen het onder-
»werp der zaak moet doen vervallen."

Yan de veq)lichting om bij een\' advocaat aan te kloppen
kan ik echter nergens spoor of toeken vinden. Integen-
deel, art. 20 W. v. Rcchtsvordef: zegt met evenveel
Woorden: »do partijen mogen haar eigene zaak bepleiten."

Heeft partij een procureur en acht ze zich zelf niot,

[1] Ilanilb. voor <lc Hurgerl. Hcclilsv. Amsterdam 18?0 blz. 175.

-ocr page 39-

of liever een ander beter in staat voor haar het woord
te voeren, haar recht voor te staan, welnu, zij wondo zich
tot hem, en de bijgeroepene, de advocaat trede voor haar
op. Doordat nu do rechtsgeleerde in den regel beter het
woord doen, beter het recht voorstaan zal dan de leek,
is zijn dienst te vragen eene gewoonte geworden.

Doch het vragen vau rechtsgeloerdon bijstand, het ver-
dedigen zooals het is, is en blijft een vrijwillige daad, het
geldt de vragende partij alleen. (Reeds Paulus leerde:
Consilium habuisso non nocet!) (1) Deze toch behoeft
don gegeven raad niet op to volgen, do gegeven macht
kan zij torng irokken, zij kan zolf haar eigen belangen
voorstaan. Zij is slechts afhankelijk voor zooverre zo
afiiankolijk zijn wil.

Do dienst van don procureur dan is noodzakelijk, dio
vau don advocaat vrijwillig.

A\'"andaar dat ik hot beginsel onzer wot, voor zooverre
zo do vorliczondo partij don procureur doet betalen, juist
noemde. Wordt mon, wellicht zijns ondanks, in oou pro-
ces gebracht dan is hot billijk dat do koston van
hot procos aun do onrechtmatig haiulelondo partij
toogorokond wonion. (2) Do kosten van hot proccs, d. w. z.

[1] I.. M § 1 Piif. de V. S.

[2] Kono begrootiiiK door den roclitcr scliIJnt ino tcïFi alicxiiis wcnschclgk.

-ocr page 40-

de noodzakelijke kosten; dat zijn die kosten, welke het
geding uit den aard der zaak met zich sleept, — die
zonder Avelke het geding niet aanhangig gemaakt, niet
gevoerd worden, geen geding zijn kan.

Uit de paralel getrokken tusschen het procuraat en do
advocatuur blijkt genoegzaam, dat de rekening van don
advocaat is eene particuliere zaak van liem, die de luilp
heeft ingeroepen, den bijstand gevraagd. Zoo ook wordt
het begrepen in België cn in Frankrijk. Het bijroepen
van twee of meer advocaten voor belangrijke zaken is
daar even gewoon, als hier liet assistentie vragen van
twee of meer medic: doctoren of professoren bij een
zware zieke.

9

Vanwaar het recht om de verliezendo partij ook die
kosten te laten voldoen, waartoe zij niet heeft gedwon-
gen, Avelke alleen donr vrijen wil van haar tegenpartij
zijn veroorzaakt geworden?

]\\Iet eene redencering op grond van art. 1401 B. AV.,
komt men naar mijne meoniiig niet verder. »Hot is niot
twijfelachtig, zegt ]\\Ir. Yan Boneval Fauro, dat onzo
wetgever den algemeenen regel van art. 1401 B. W. tot
grondslag gelogd heeft ter beslissing van do vraag, wie-
de kosten van het jjroces moet dragen. Dit was trouwens
bij het maken der wet eene recepta sententia. ^lon

-ocr page 41-

meende, dat zij rechtvaardiging vond in liet E. E.
.......... Tegenwoordig is men vrij algemeen terug-
gekomen van de meening als zoude deze leer van "Weber
in het Rom. R. steun vinden, doch al Icr- -^e het R. R.,
dat de veroordeeling der in \'t ongelijk gestelde partij in
de kosten het gevolg moest zijn van eene door het in
\'t ongelijk stellend vonnis bewezen onrechtmatige daad,
die loer ware cr niet door gerechtvaardigd. Want al wil
men het res judicata pro voritate habetur, geon
tictic, geen noodleugen noemen, omdat ook inderdaad hot
vonnis naar waarheid recht kan spreken en men zolfs
moet aannemen, dat dit in den regel goschicdt, toch blijft
hot togenovorgosteldo mogelijk en is do waarheid die het
vonnis uitspreekt, nooit anders dan formcolo waarheid.
Bovendien is de fictie of do spreuk ook volstrekt niet
uitgevonden, om daarmede uit te drukken, dat do in
\'t ongelijk gestolde togen do waarheid on togen
hot rocht handelde door hot procos aan to
vangen of daarop in to gaan.

Al blijft het noodzakelijk om, mot het oog op bepaaldo
gevolgen, do formeolo waarheid van hot vonnis aan to
nomen, oven zeker blijft hot, dat dos niettomin do in het
ongelijk gestolde partij het voeren van het proce.s wol
kan rechtvaardigen eu haar geen onrochtmatigo

2S

-ocr page 42-

daad kan worden ten laste gelegd, als zij over de
feiten in eene dwaling verkeerde, waarin do tegen-
partij haar gebracht ef gehouden heeft, ofwel wanneer zij
over het recht verstand der wet, in het reclit dwaalde
en de aanleiding tot die dwaling door verschil van
jurisprudentie of doctrine of door met het oog
op het proces ingewonnen adviezen van rechtsgeleerden,
welke de recliter echter niet volgde, gerechtvaardigd
wordt."

Do vrees, dat een rijk en vermogend eigenaar, ten einde
een hoekske land of een belendend huisje machtig to
worden, zijn buurman door aanhoudende processen
kwellen zal, is meer leus dau waarheid.

Elk stelsel daarenboven hoeft zijn schaduwzijde. •

Meer nog. Laat men de verliezende partij don advocaat
der beide partijen betalen dau grijpt men in in hot wezen
der advocatuur. Men miskent haar verdiensten. (1)
Zoolang dezo toestand voortduurt is controle vau do
Rechtbank noodzakelijk. Do door do wet gestelde ver-

[I] »Omdat do advocaaSprocurcur ccti iiohilo ufficium uilocreiit cn
zich do gratis-zaken met een nobel gemoed getroost, wordt liij op ignobclo wijzo
bejegend en worden zijne diensten in den regel veel lager vergolden, dan in
cvenrediglieid staat tot liet bedrog, dat bij moet voldoen om andere in prijs
gestegen en steeds in prijs stijgende maatschappelijl
(C diensten, to vergoeden.»

W. V. h. n. no. •ISJO.

-ocr page 43-

eischten (Dr. juris etc.), het reglement van orde zijn niet
voldoende! Doch waarom niet? De medio: doctor is vrij
in het borokenon zijner diensten, en toch daarover wordt
nooit geklaagd. Stel, dat een geneesheer al eens te
hooge eischen heeft, welnu dan dient do zaak voor den
rechter gelijk elk andere. Is dezelfde weg voor het
berekenen der op vrijwillige aanvrage, vrijwillig
gepraesteerdc advocaton-dioust niet mogelijk? Ik verklaar
niet in te zien, waarom niet.

Laat men olko partij haar eigen kosten betalen, dan zal
do rechter van dat hatelijk controloercn en bepalen
verlost worden. Do sympathie tusschen balie en recht-
bank zal er waarlijk niet door verminderen!

Maar ook do advocaat zal boter zijn, omdat hij woton
zal, dat mon niet moor »op iederen post zul boknibbolon
wat on zooveel meu maar kan" (woordon vau hot
W. v. h. R); dat mon zyn nota niet moer to boschouwon
zal hebben, als oon timmormans-rokoning. Wolko partij
toch vindt haar niet to hoog?

Do jidvocaat werkt voor zijn cliont on dozo zal zijn
vrij gekozen diensten, zijn kunde, zijn talonton woton to
waardeeren, naar billijkheid to schatten. Hij zal arbeiden,
overtuigd van do plichten, door zijn edel beroep hem
opgelegd, trots als hij is tot do odolo orde to bohooron,

?7

-ocr page 44-

»Et pour l\'avocat quelle dignité ! Comme il apparaît,
orné de sa parole, tel qu\'un bon artisan qui, incertain
de l\'issue de l\'œuvre pour laquelle il se présente, sait
que se sera grâce aux coups qu\'il du battre sur l\'enclu-
me du procès, que celui-ci prendra la forme que le bon
droit réclame. Yainqueur ou vaincu dans cette lutte pa-
cifique, il se retirera satisfait, car il aura la conviction
d\'avoir accompli une fonction." [1] • -

Het zal ook beter zijn voor den dient zelf. Naar men
zegt toch, rekent een advocaat hever zijn tegenpartij dan
zijn eigen chent!

Een en ander wettigt naar mijn bescheiden mecning de
stelling: Iedere partij behoort haar eigen advocaat te
bekostigen.

Zoo deze woorden eens wet worden verklaard zullen do
vota worden ven\'uld van hen allon, die do advocatuur
uit de thans zoo knollendo boeien verlost, vrij on
luisterrijk, wars van controle als edel beroop in Nederland
wenschen gehandhaafd to zien.

(I) Picard 1. c. pag. 25.

-ocr page 45-

Poging inet ondeugdelijk middel of met ondeug-
delijk ol)ject is de jure constituto uiet
strafbaar cn dieut liet ook de jure con-
stitueudo niet gesteld te worden.

Cogitatlonis pocnam nemo patilur.

Ulpianus 1. 18 Uig. üc poenis.

De inisdudige wil wordt niet gestraft. Zoolang do wil
zich niet door daden geopenbaard heeft, behoort hij niet
tot het gebied vau het Hecht. Eerst dan behoort hij tot
het domein van het Recht [iu casu het strafrechtl wan-
neer uitingen vau dien wil hebben plaats gehad, daden
zijn geschied, dio voor derden schadelijk of gevaarlijk zijn.
Derhalve hot voornemen om eon misdrijf to plegen is
niet strafbaar, maar tusschen dat voornemen en do uit-
voering van het misdrijf ligt een ruim veld.

"Behoort hetgeou daartu.sschon ligt strafbaar to zijn?
Dit hangt alweder daarvan af, of hotgocn daartusschen
ligt al clan niet schadclijk of gevaarlijk voor derden kan
zijn. Voorbereidende handclingon ziju dit niet, omdat zij
uiet rechtstreoks in ecu noodzakelijk verband mot do uit-

2U

-ocr page 46-

voering staan. Daar zijn voorbereidende handelingen die
strafbaar zijn gesteld, maar dan niet als begin van idtvoe-
ring van het misdrijf, maar omdat men die als op zich
zelf staande misdrijven beschouwt [DeUcta sui generisd
Zoodra echter de uitvoering van het misdrijf zelf begon-
nen is, wordt het de
"\\Taag of het gevaar voor derden zoo
groot is, dat reeds dat begin van uitvoering strafbaar
moet worden gesteld. Algemeen nu neemt men aan, dat
dit dan het geval is, wanneer de uitingen van den wil
zoover gevorderd zijn, dat het niet slagen van het mis-
drijf slechts het gevolg is van omstandigheden, van des
daders wil onafhankelijk.

Uitgaande van deze beginselen, Avensch ik de hierboven
staande stelling to behandelen.\'

De quaestie is door verschillende schrijvers verschillend
beantwoord. Zoo vinden wij bijv. in het werk van Geib
[1] een aantal schrijvers vermeld, die dezo vraag beant-
woorden met liet oog op de volgende woorden in de C.
C. C., [2J welko woorden intusschen tot verschiUendo
uitlegging aanleiding hebben gegeven.

[IJ Lclirbucli des Deutschen Slrarrcclites van Dr, Gustav Geib.- Leipzig.
{2] Over du Constitutlo Criminales Carolina en baar ontwerper Freiherr von
Schwarzenberg und Hohenlandsbergen, zie men eene korte doch degelijke beschou-
wing in Dcrner\'s Lehrbuch des Deutschen Strafrechtes. 1881 Leipzig § S 49 eo iO
blz. 60-65.

30

-ocr page 47-

»So sich jemandt eijnor missottatt mit etlichen Schein-
»lichen [in tegenstelling
A\'au den Avilj wercken, die zu
»volubringung der missottatt dienstUch sein mögen, un-
»dersteht........."

Afgescheiden echter hiervan brengt Dr. Geib de stelsels
der verschillondo door hem genoemde schrijvers terug tot
zeven, welke ik nuttig acht hier mede to deelen;

I. Die objectieve Ungofährlichkoit der Yersuchshand-
lungon ist durchaus gleichgültig — Aveder dio Untaug-
licldceit dos Objects noch dio Untauglichkoit der gebrauch-
ten Mittel hat auf dio Strafbarkeit dos Versuchs......

irgend einen Einfluss. —

II. An und fur sich betrachtet orsclicint dio objectieve
Ungofiihrlichkoit der Versuchshandlungen ohne irgend
einen Eiutluss, nach den positiven Bestimmung der
Carolina aber wird allerdings sowohl durch Untauglich-
keit des Objects als durch dio Untauglichkoit der
gobrauchton Mittel die Strafbarkoit des Versuchs aufge-
hoben.

III. Sowohl dio Untauglichkoit des Objects als dio
Untauglichkoit der gobrauchton Mittel ist wenigstens ein
Strafmildorung.<^grund wenn auch keines wegs ein Straf-
aufhebungsgrund.

IV. Untauglichkoit der gobrauchton Mittel ist wirkli-

31

-ocr page 48-

eher Strafaufhebungsgrund oder jedenfalls Strafniilderungs-
grund, Untaughchkeit des Objects ist ohne Einfluss.

V. Untaughchkeit des Objects ist Strafaufhebungsgrund,
Untaughchkeit der gebrauchten Mittel ist ohne Einfluss,
hüchtens Sti-afmilderungsgrund.

VI. Objective Ungefährlichkeit der Vei-suchshandlungen
hebt überall, sowoll bei Untaughchkeit des Objects als
bei Untaughchkeit der gebrauchten Mittel, und zwar unter
der letzten Voraussetzung selbtst ohne Unterscheiduug
zwischen absoluter und relativer Untaughchkeit, die Strafe
des Versuchs auf.

VII....... Die Untaughchkeit des Objects [ist]

überall ein wirklicher Strafaufhebungsgrund; hinsichtlich
der Untaughchkeit der gebrauchten Mittel ist zwischen
absoluter und blos relativer Untaughchkeit zu unterschei-
den ; jene erscheint als Strafaufhebungsgrund, diese
wenigstens als Strafmilderungsgrund.

"Welke dczer stelsels is nu het juiste? Naar mijne
meening, behoort zoowel do poging mot ondeugdelijke
middelen, als die met ondeugdelijk object, jure constituondo
niet strafbaar te zijn en wordt zij jure cbnstituto inder-
daad niet met straf bedreigd.

A. De juro constituondo. — AVaar geen gevaar,
mogelijk, dus geen nadeel denkbaar is, valt de ratio legis

32

-ocr page 49-

weg. Het misdadige voornemen alleen toch wordt nooit
strafbaar (1) gesteld, en een gevaarlijke handehng is niet
aanwezig. Hetzij nion oen ondeugdelijk middel aanwende, —
hetzij het misdrijf een object misse, — hetzij meu met"
een absolute of relatieve ondeugdelijkheid te maken
hebbe, — waar men bijv. iemaud vergiftigen wil met
suiker (absoluut ondeugdelijk middel) is er evenmin mo-
gelijkheid vau gevaar, als waar meu to weinig ai-sonicum
aanwendt. (Relatief ondougdolijk middel). — Waar mon
oen moord wil plegen op een lijk (absoluut ondeugdelijk
object), bestaat or ovcnmin mogelijkheid voor, als waar
mon cen dolk richt op oon gopantsordo persoon. (Rohiticf
ondougdolijk object.)

Do schrijvers, dio ondorechcid willen tus.schon absohito
OU rclatiovo oudougdolijkhcid, bewijzen door hun oigon
vcdonooring do ondougdolijkheid hunner arguiuonton. liet
is hun oiunogolijk do grenzen to trokken tus.schon beide,
OU i. p. V. dat, willen zo mot do taak dor ondoi-scheiding
don Rcclitcr bolnston. Zoo b. v. Rerner »Zwischen don
augenscheinlich absolut untauglichen und don oben.so
augonschoinlich mn- relativ untaugliciion Objecton uud
Mitteln liegt abermals oiu weites Oobict zwoifolhuftor

(1) Andorn in furo conscicnliac, docli do itilcrnis non judical iirnclorl

SS

-ocr page 50-

E\'iille. Eine Theorie, welche hier allgemeine Sätze auf-
stellen
will, verkennt die Grenzen, die ZAvischen Ilir und
dem richterlichen
Ermessen aufgerichtet sind."

Eeu zeer gemakkelijke wijze om zich vau de zaak af
te helpen!

Waar echter de rechter gaat beproeven om aan dit
advies gehoor te geven, tref ik de allerzonderlingste rede-
neeringen aan, gelijk Berner zelf erkent en gelijk ik
straks de gelegenheid zal hebben op te merken, bij be-
spreking van twee arresten van den Hoogen Raad der
Nederlanden.

B. De jure constituto. — Tot strafbare po-
ging stellen de nieuAvero wetboeken (zoo ook de C. en
ons Strafwetboek) den eisch dat er begin van
uitvoering aanwezig zij. Elk begin van uitvoering nu
is liier steeds onmogelijk.

Zeer terecht, zegt dan ook Berner (1) »Da.s auszu-
führen uinnöglicli ist kann man auch nicht auszuführen
anfangen."

Door deze m. i. zeer juiste opvatting geleid, ontsloeg
dan ook liet Hof van Gelderland zeer to recht van rechts-
ven\'olging iemand, dio visch wildo stelen uit vischfiiikon,
waarin zichrgeen visch bevond.

[11 1. c.

."51

-ocr page 51-

Op allerzonderlingste gronden, vernietigde de Hooge
Kaad, bij arr. 23 Dec. 1864 W. v. h. R. Xo. 2663, — dit
arrest van bovengenoemd Hof. De H. R. overwoog, dat
de poging mislukt was eu haar uitwerking had gemist
door de toevallige eu van den wil des daders onafhankelijke
omstandigheid, dat er zich op dat tijdstip geen visch in
de fuiken bevond.

Had de H. R. met hetzelfde recht niet kuiuien over-
wegen dat iemand, die een degen iu oen lijk had gestoken,
een poging tot moord had begaan op grond, dat de moord
alleen niet gelukt was tengevolge dor van den wil dos
daders onafhankelijke omstandigheid, dat do man reeds
dood was ?

Op dergelijke inderdaad zonderlinge gronden werd door
do IL R. een arro.st van het Provinciaal tJoroclitshof in
Utrecht vernietigd, waarbij twee beschuldigden waren
ontslagen van rechtsvervolging, wegens het feit dat zij een
ollerbus hadden opengebroken, waarin zich geen geld
bevond.

Overwegende, zogt hot arrest 20 Dec. 1870 - (cf. W. v. h.
R. No. 3281) — dat do voldoening van de voorgenomen
daad niet was onnu)gelijk, vermits het inet alleen mogelijk
nmar zelfs waarschijnlijk was, dat er geld iu de oilbrbus

\' 35

-ocr page 52-

aanwezig zoude ziju; in welk geval, waren de daders niet
gestoord, de diefstal zou zijn volvoerd.

De diefstal zou dus zijn volvoerd, niel als er werkelijk
geld in de offerbus ware geweest, maar als de waarschijn-
lijkheid daan\'oor had bestaan.

Wat men ecliter iu gebreke is gebleven tc niotiveeren
is, dat men kan aanvangen iets te stelen, wat er niet is!

SC

-ocr page 53- -ocr page 54-
-ocr page 55-

Sief fi ng CU.

►i.

-ocr page 56-

^ .■^•\'i

r , :

. , -v\' vV\' -

\' ■ ■ c» •

, ■ • : • ■ • ■ j

;____ t . ; : ■ •

-in -

î-

ri\'. ■

\\

-

■ ■ -.."f 1.

m

: \'U\' ■

-ocr page 57-

S T E T. T. I O £ X.

1.

Ten onreclito wordt beweerd, (Tijdschrift voor het
Notarisambt V. 1 blz. 77—91) dat do crilator
hot wettelijk erfdeel kan houden buiten do go-
uicenschap van goedereu, waarin do legitimaris
getrouwd is.

II.

Do legataris heeft goono zakelijke rechtsvordering
tot afgifte van het gologatoordo.

111.

Bij do voltrekking van een huwelijk iu oon
bijzonder imis, is toelating vuu liot publiek goon
vorcischto.

IV.

Bij art. 1223 Burg. Wetb. bchoordo do onlicrroopo-
lijko vohnacht van don hypothecairon schuldoischor

-ocr page 58-

ook te zijn uitgestrekt tot de levering van het
verbonden goed.

y.

Om de vordering tot handhaving in het bezit

te kunnen instellen, is het voldoende, dat men

gestoord zij in het bezit van een gedeelte van
het bezeten goed.

YI.

Het verdient afkeuring, dat de iftiam van een
vroeger vennoot onder tinna,, commanditair vennoot
geworden, in de firma genoemd blijven kan.

Yll.

Een gemeenteraad is nict bevoegd do benoeming
van een makelaar te weigeren op grond van het
niet bestaan der belioefte aan dezo instelling,

Ylll.

Het formulier van den eed voor advokaten, \'voor-

-ocr page 59-

geschroven in art. 5. Rcgl. III. behoorde to hiiden:
»Ik zwero (belovo) getrouwheid aau den Koning,
gehoorzaamheid aau de Grondwet, eerbied voor de
rccliterhjke autoriteiten en dat ik geene zaak zal
aanraden of verdedigen, vau Avier onrechtvaardigheid
ik overtuigd ben."

IX.

leder partij behoort haar eigen advokaat to bo-
kostigon.

X.

Art. 345 nieuw. Strafw. bevordert dc sluipak-
koordcn in plaats van dio tegou to gaan.

XI.

Do Strafwet bolioort geen slraiïelooyhohl uit
to loven aan hom, dio oon huwelijk sluit
met hot slachtofibr zijner zodeloushoid.

XII.

l\'oging mot ondeugdelijk middel of mot ondeug-
delijk object is do juro constituto niet .strafbaar

-ocr page 60-

en dient het ook de jure constituendo niet gesteld
te -worden.

XIIL

Niets is rcgeeringstaak, als Avat in het openbaar
belang uitsluitend of het best door de regeering
kan Avorden
A-erricht.

XIY.

Zeer juist is bij de Grondwet het reclit tot
oorlogsA\'erklaring aan den Koning opgedragen.

XY.

Een staat, die improductieA-c buitengewone uitgaven
gedaan heeft,
doet beter deze te dekken door het
sluiten eener leening dan door het heffen eener
nieuAve belasting.

XYI.

Rentebelasting is af tc keuren.

XYII.

Het is hoogst Avenschclijk oin liet misbruik van
sterken drank iu ons vaderland
tegen to gaan,
langs
anderen Aveg dan dien der blooto accijnsheffing.

-ocr page 61- -ocr page 62-
-ocr page 63- -ocr page 64-

lp.>