-ocr page 1- -ocr page 2-

• * .. *v

• .

■ t.
- .1 !\'

• •1 • Ui»-, ■ •

M ■

■m

..iw

I

--- ^ \' ■ •^■■ii.ifiiiiJ

-ocr page 3-

j ^m-

\'■■NI

________

- -.....V - »

i \' *

V-t

.-•ï f \'

c

\' Ç

•( ;
• r.

\'1

«■\'v

" V\';

\'À :

i >

\' i\'

r^\'l

feg ;.

- \' \' . \'
- -.V*

-ocr page 4-

I .

•7\'

w-

■ ^ • « :
\' , \'
- M
6 Kj.. V-

0

« ■ ■■ ■

. ■ I ff\'t-

<4 /

■9-,

y -

-, -

( .t* • » .

mmammm^si^m.

V •

-ocr page 5-

HISTIOLOOISCIIE VERANDERINGEN

.NA

ACUTE MYELITIS.

-ocr page 6-

i

.c

r

■h-.: \' .

rs!" . - I

r. r

■ • . • .

•Ï-4&

m

il

11
. V

ià-

-ocr page 7-

HISTIOLOGISCHE VERAKDERIN&EN

XA

ACUTE MYELITIS.

PROEFSCHE^IFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD
TAK

KOOf01 11 Bl eilllB^ELTirDl,

AAN DE KUKS-UNXVEKSIXm TE UTRECHT,

NA MACllTJGtNG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS

D\'. P. DE JONG

HOOOLKtliAR IK DK riCl\'LTIIT UXK LCTTKIIK:« K!« WIJttlKOICRITK,

VOLGENS BESLUIT VAN DEN\' SENAAT DER UNIVERSITEIT,
ri» or VOORD« «cnr
DER GENEESKUNDIGE FACULTEIT,
TE V K K n li I) I O E N
op Donderdag don 7 April 1881, dos namiddag« to 6 uron

DOni

DIRK LEONARD ROOSENBURG,

- — Roboron lo \'h üoncli\'

UTRECHT — l88l.

Sloom Boek- cn Slccnilnikkcrij „dc Indu^lric",

J. VAN DRUTKN.

-ocr page 8-

i


t

ri

■■ ".«^v\'

m

t

\'F

f J
i

t

r

HiS\'Vrr-,"

"vt.

■iï

I

"\'.\'•A--..

f ■

-ocr page 9-

T

4

-ocr page 10-

■ - -f

\'..... .

■ .-.v\'-.M

V- ^

T;

K\'

7
i

r

î

H , -l; \'

f.

i

■ • "v

-ocr page 11-

VOORWOORD.

Mijn oprechten dank hmuj ik aan mijn promotor
Professor Talma, niet alleen voor de icclivil/cndheid
mij betoond bij het ver vaardigen van dit proefschrift,
maar bovenal voor het degelijke onderwijs cn de vclv
blijken van helangstelling, die ik gedurende mijn
verblijf aan de akademic van hem ontvangen mochl.

hhi groot voorrecht acht ik hettot dr Iccrfingen
van
Professor IjONc.q tc behooren. Zijn schcrpc
critischc blik, gepaard aan dc\'humane wyzc, waarop
hij .stccdfi aanmoedigde zelf fc zien cn zelf fc oor-
deelen , leerde my vertrouwen sfcl/cn in eigen onder-
zoek cn streven naar zelfstandigheid. Hiervoor zal
ik hem altijd dankfxiar blijven.

Blijken van hclangsfclling, blijken van ware
vriendschap heb ik in ruime maten ontvangen van
Professor Donükhs. Nooif zaf ik dc uren vergeten

-ocr page 12-

hij hem doorgebracht op het physiologisch laborato-
rium en op het ooglijders gasthuis, nooit zal mijne
dankbaarheid evenredig kunnen zyn aan al hetgeen
ik hem vej\'schtddigd hen.

Mijn dank te betuigen aan Professor Engelmann ,
is mij een ware behoefte. AUeen hij die onder z^\'ne
leiding is werkzaam geweest, kan zich een voorstelling
maken van den hand, door welken zijne leerlingen
zich aan hem verbonden gevoelen.

De welwillende bejegening der overige Professoren
en Lectoren van de medische faculteit, zal mij steeds
een aangename herinnering blijven.

Allen, die tot mijne ontwikkeling hebben bijge-
dragen , betuig ik daarvoor, mijm\' erkentelijkheid.

-ocr page 13-

INLEIDING.

Onder de verschillende ruggeinergslijders, die
ik gedurende mijn tweejarig verblijf ;uin het
Haagsche ziekenhuis onder beluindeling gehad
heb, bevindt zich ook de persoon, die het inaleri-
aal opleverde voor mijn onderzoek, de mededee-
ling waarvan mijn proefschrifl uitmaakt.

Vooral merkwaardig scheen m(j deze patient,
omdat zicii l)[j hem voordeed een acute myelitis,
die niet direct door den dood gevolgd werd:
maar eei*sl na den geruimen tyd van 118 dagen.
Dit geval is dus uiterst geschikt voor het nagaan
(Ier veranderingen, welke de |)ro(lucten eener
acute myelitis in hel ruggemerg ondergaan en
veroorzaken.

-ocr page 14-

Voorzoover mij bekend is, wordt in de littera-
tuur geen acute myelitis beschreven, bij welke
het tijdsverloop tusschen het begin der ziekte
en den dood zoo groot is , en bij welken de mi-
croscopische veranderingen met nauwkeurigheid
worden aangegeven. Met de hulpmiddelen, die
mij ter beschikking stonden, heb ik getracht zoo
goed mogelijk aan dit vereischte te voldoen.

-ocr page 15-

HOOFDSTUK I.

Kl. oud 31 jaar, bakkersknecht, gevoelde zich
den 18*\'" Juni zeer wel behalve eenige vermoeid-
heid in de beenen; in den nach! van den op
den ly"" Juni had hij in beide beenen een gevoel van
hevig jeuken. Den iO\'\'"\'Juni ging h\\j weder naar
zijn werk; maar kon dit wegens vermoeidheid
in de beenen niel volhouden en ging daarom
naar huis. Op weg daarheen viel h[j driemaal,
doordal, zooals hy later beweerde, zyne knieën
(loorzwikten; duizeligheid of hoofdpyn had hij
volstrekt nict. Zoodra hy te huis kwam, begal\'
hy zich te bed, sliep zeer gerust en bemerkte
den volgenden dag by \'t ontwaken, dat hy de
beide beenen, voornamelyk het rechter. bijna
in M geheel niel meer kou bewegen. Yan den
IO*"\'" Juni nam. I uur al\' urineerde hy geruimen
tyd niel en had iijj ook geen ontlasting, totdat
hy op eens een groote hoeveelheid urine onwil-

-ocr page 16-

12

lekeurig kwijt raakte, waarna de urine onafhan-
kelijk van zijn bleef afvloeien; eerst na \'t ge-
bruik van purgantia volgde ontlasting, doch
tevens ontstond incontinentia alvi. Van den
1Q\'\'®" tot den Juni. den dag, waarop patient
in het ziekenhuis opgenomen werd, bemerkte hij
niets van pijn, krampen of koorts. Bij zijne
opneming was de vesica urinaria zeer sterk ge-
vuld ; door den katheter werd tot den volgenden
morgen 8 uur 4 liter urine ontlast. Aeliologische
momenten werden niet aangegeven, zelfs werd
er niet van een gevatte koude melding gemaakt.
Excessen werden ten sterkste ontkend, evenals
syphilis en andere venerische aandoeningen.

Status praesens. Patient is van een sterkeii
lichaamsbouw, ziet er goed gevoed uil, gevoelt
zich zeer wel en is zeer opgeruimd. De beide
onderste ledematen zijn ten weinig rood en oede-
mateus en liggen in volkomen gestrekte houding
op het bed, terwijl de beide voeten in plantair-
flexie staan met de binnen randen naar boven
gekeerd. Het onderzoek van de buik- en horst-
organen levert niels abnormaals op. Beide pu-
pillen zijn even wijd en reageeren goed; de be-
wegelijkheid van het hoofd, den hals en de beide
bovenste extremiteiten is geheel normaal, die
van den romp eenigszins bemoeilijkt. In het
rechter i)een is iedere willekeurige beweging, uit-

-ocr page 17-

13

gezonderd een geringe flexie der teenen, geheel
opgeheven. Patient kan het been een weinig in
de knie buigen. Plaatszin en temperatuurgevoel
zijn normaal; pijngevoel is op beide beenen en
het onderste gedeelte van buik en rug geheel
opgeheven, eveneens de huidreflex. Speldenprik-
ken worden zeer goed gevoeld: nauwkeurig wordt
"de plaats aangegeven, waar zij worden toege-
bracht; maar pijn veroorzaken zij niet. Kittelt
men de voetzool, dan heeft dit het gewone
effect, uitgenomen de reflectorische terugtrekking
van het been; overal is deze gevoeligheid voor
kittelen zoo goed bewaard gebleven, dat hel
loopen van een vlieg over de huid van i)alient,
hem onrustig maakt. De spieren der beide
beenen voelen zeer slap aan, nergens is een
spoor van rigiditeit waar te nemen; de si)ie-
ren van het rechterbeen reageeren eerst op veel
sterker inductiestroomen dan die van het linker
en stroomeu, welke op het linkerbeen slechts
zeer 4J:eringe contracties opwekken, geven op den
arm zeer sterke. Dc vesica urinaria is weder
sterk uitgezet, de urine vloeit niet af. Met den
katheter ontledigd is de urine zuur, heeft een
spec. gew. van LOK), bevat roode en witte
bloedcellen en een groote hoeveelheid eiwit. Kr
bestaat incontinentia alvi; (16 alvus is dun en
overvloedig. 0|) deu linkerkant van het sacrum

-ocr page 18-

14

ziet men een groote roode plek, op de rechter
heup een ontvelde plaats.

Therapie. Nitras argenti wordt gegeven tegen
de w^aarschijnlijk aanwezige darmcatarh; tinct.
ferri\'tartarisata in zeer geringe giften, om de
vorming van roode bloedlichaampjes te bevorderen,
terwijl de blaas 3maal daags met den katheter
ontledigd wordt.

7. Juli. In den toestand der onderste extremi-
teiten is geen verandering te bespeuren, het
proces heeft zich ook niet verder uitgebreid. Op
de beide onderbeenen heeft een eruptie van kleine
pustulae plaats gehad, welke na doorbraak alle
weder genezen zijn. Op de beide billen, de
stuit en het onderste gedeelte van den rug zijn
groote hulli ontstaan, gevuld met een helder
sereus vocht; op die plaatsen welke aan drukking
blootgesteld zijn, blijft na bersting der hulli een
licht bloedende plaats over, waaronder de Iniid
in weerwil van alle genomen voorzorgsmaatrege-
len gangraeneus is. Vooral op het linker gedeelte
van hot sacrum, waar de huid reeds roodgekleurd
was, onstaat een groote gangraeneuse plaats.
De temperatuur\' bleef in de eerste dagen nor-
maal , totdat om het gedurig afvloeien der urine
tegen te gaan een katheter a demeure werd inge-
bracht. Nu steeg \'de temperatuur, in de eerste
dagen soms tot 40.3, om daarna weder normaal

-ocr page 19-

15

te worden en bij \'t inbrengen van een nieuwen
katheter weder te stijgen. Subjectieve stoornissen
veroorzaakt deze verhooging niet: patient eet en
drinkt goed, slaapt rustig en veel en blijft zeer
opgeruimd. De hoeveelheid urine in de 24 uur
geloosd wisselt tusschen 3000 en 3600 c.c. M.,
het spec. gew. is 1.009, de reactie meest zuur.
Roode en witte bloedlichaampjes en eiwit blijven
aanwezig.

25 Juli. Patient is in krachten merkbaar ach-
teruit gegaan. De beide onderbeenen zijn duide-
lijk vermagerd; met den inductiestroom kunnen
geen contracties meer opgewekt worden o|) het
rechterbeen; op het linker niet dan zeer zwakke.
De buikspieren reageeren op den inductiestroom
in hef geheel niet, de borst- en armspieren zeer
goed. Beide beenen en het onderste gedeelte
van den buik tot aan den umbilicus zijn ongevoelig
voor den electrischen bezem; het bovenste gedeelte
van den buik, de borst en beide armen zyn
daarentegen zeer goed gevoelig, maar de geleiding
is iiier aanmerkelijk vertraagd in vergelyking mei
den hals, waar de prikkel direkt waargenomen
wordt. In de regio sacralis heeft zich een groot
stuk gangraeneuse huid met het daaronder lig-
gende weefsel afgestooten, zoodat het sacrum
op sommige plaat.sen ontbloot is. De urine blyfl
vermeerderd, reageert zeer alkalisch, doch de

-ocr page 20-

16

hoeveelheid etter, welke zij bevatte, is zeer ver-
minderd na de uitspuitingen van de vesica met
een carbolzuur oplossing en het inwendig gebruik
van salicylas natricus (5 gram in twee giften des
morgens). Ook is de temperatuur daarna weder
nagenoeg normaal geworden.

15 October. De afwijkingingen op motorisch
en sensible gebied zijn niet veranderd.

De gewoonte welke de patient heeft. zijne
voeten dikwijls uren achtereen overelkaar te laten
liggen, bezorgt hem op zijn rechter voet gan-
graena van de huid en van het daaronder gelegen
weefsel, tengevolge waarvan het tibiotarsaal ge-
wricht en het tarsaal gewricht van den kleinen
toon open liggen.

Uit beide gewrichtsholten vloeit een dunne,
stinkende etter. Op alle plaatsen, welke aan
drukking blootgesteld • zijn, ontstaat gangraena
der huid. De wond aan het sacrum heeft een
tijd lang goed gegranuleerd, aan de randen had
vorming van nieuw epithelium plaats; in de
laatste 14 dagen echter is deze granuleerende
laag\' gangraeneus geworden en heeft zich afge-
stooten, zoodat het sacrum grootendeels bloot
ligt. Aan den wortel van den penis zijn twee
fistels ontstaan , waardoor de urine permanent
afvloeit. Ook na de ontlediging is de blaas als
een hard lichaam door te voelen; hij uitspoeling

-ocr page 21-

17

met een oplossing van chloras kalicus (1 Vo)
komt veel pus en sanguis te voorschijn. In de
laatste
14 dagen bestaan heftige diarrhoeëen, de
peristaltiek der darmen is zeer verhoogd en de
dunne alvus wordt met ki\'acht uit den anus gespoten.

Pijn wordt door patiënt niet gevoeld; alleen
een algemeen gevoel van matheid. Temperatuur
schommelend tusschen 35,6" en 40,2°.

Den morgen van den October was de

temperatuur 33,2°, bleef verder infranormaal lot
den 20®\'^" waarop weder een daling plaats had
tot 30,2° en eenige uren daarna de dood volgde.

De obductie had den volgenden dag ongeveer
16 uren na den dood plaats; uit hel sectie ver-
slag ontleenen wij als alleen ons interesseerend:

De wervelkolom en de dura mater zijn normaal:
er bevindt zich veel helder vocht, in de subarach-
noïdaal ruimte, de vaten op de piamater en
arachnoïdea zijn sterk uitgezet. Veranderingen
in vorm of consislenlie van hel ruggemerg
,worden niet waargenomen. De invallende duis-
ternis belette een naauwkeurig macroskopiscli
onderzoek op dwarsche doorsneden. Ter harding
wordt het ruggemerg in een oplossing van bichro-
mas ammoniae gelegd.

Aan hel geharde ruggemerg wordt macroscopisch
het volgende waargenomen; in hel halsgedeelte

-ocr page 22-

18

ziet men een smal donker gekleurd segment, ter
weerszijden gelegen tusschen den oorsprong van
de voorste en achterste wortels, en het rand-
gedeelte der zijdelingsche strengen innemend.

In het bovenste borstgedeelte neemt dit ver-
kleurde segment in omvang toe; het onderscheid
tusschen grijze en witte stof begint onduidelijker
te worden, de voorste strengen worden eveneens
donkerder gekleurd. Iets boven het middenste
borstgedeelte begint men in de voorste hoornen
der grijze stof donker gekleurde plaatsen waar
te nemen.

In het middenste borstgedeelte breidt zich de
verkleuring uit over de geheele dwarsche door-
snede, uitgezonderd de achterste strengen, en
het achterste gedeelte der zijdelingsche strengen;
de donker gekleurde plaatsen in de beide voor-
hoornen zijn veel grooter en duidelijker gewor-
den; de rechter ruggemergshelft is kleiner dan
de linker, liet onderscheid tusschen witte en
grijze stof is geheel .verdwenen.

In^ hel onderste borstgedeelte is de toestanc^
geheel dezelfde als in het middenste, de zwarte
plekken in de beide voorhoornen en de verkleining
van de rechterhelft zijn hier even duidelijk uit-
gedrukt.

In het lendengedeelte krijgen de voorste strengen
weder huinie normale kleur, de voorhoornen

-ocr page 23-

19

en de zijdelingsche strengen zijn donker gekleurd,
niet van elkander te scheiden; in de beide voor-
hoornen zeer donker gekleurde plaatsen, de
rechter helft is kleiner dau de linker, terwijl
zoowel de achterste strengen als het achterste
gedeelte der zijdelingsche strengen, niet ver-
kleurd zijn.

Microscopisch onderzoek.

De praeparaten zijn gekleurd met karmijn en
in absoluten alcohol en terpentijnolie doorschij-
nend gemaakt.

De veranderingen, welke in het bovenste hals-
gedeelte waargenomen worden bij zwakke ver-
grooling, zijn de navolgende:

In den rechter voorhoorn is het aantal gan-
gliën-cellen geringer dan links; zij zijn rechts
vuil van kleur en minder scherp van omtrek
dan links. Een gedeelte der gryze stof in den
rechter voorhoorn is vervangen door een ge-
lijkmatig zwak rood gekleurde stof, welke bij
kleine vergroeiing geen duidelijke structuur ver-
loont, terwijl links duidelijk de vezelige structuur
te herkennen is. In den rechter hoorn ziel men
vele dikke strengen verloopen, welke links niet
aangelrolTen werden.

Dij sterke vergrooling: de meeste gangliën-
cellen rechts zyn kleiner dan links, terwyl links
liet ondei-scheid tu.sschen kern en het overige

-ocr page 24-

20

van de gangliën-cel duidelijk is; doordat de
korrels in de kern grooter zijn, maar ook verder
van elkaar af staan, is dit onderscheid rechts
opgeheven. Deze .is dus de gele korrelige
atrophie der gangliën-cellen. Links zijn de uit-
loopers langer en duidelijker ofschoon dunner
dan rechts. Dat gedeelte der grijze stof, dat bij
zwakke vergrooting geen duidelijke structuur
onderkennen liet, blijkt uit een dicht net van
fijne, door karmijn even gekleurde fibrillen te
bestaan, in welk fibrillennet vele Deitersche
cellen aangetroffen worden.

De witte stof bij zwakke vergrooting bezien
loont hel volgende:

hl de beide zijdelingsche strengen ziel men
een duidelijke verdikking van hel neuroglia-
weefsel, uitgaande van de verdikte piamater en
afnemend naar hel contrum; links is deze neu-
rogliawoekering duidelijker dan rechts. Aan de
peripherie zijn de ruimten voor de zenuwvezels
vergroot, doch vele dezer ruimten zijn ledig,
en nergens in de zijdelingsche strengen is het
onderscheid tusschen ascylinder en mergscheede
zoo groot als in de achterste strengen, waai-
alles er het meest normaal uitziet. Links is de
neurogliaverdikking sterker dan rechts.

Bij sterke vergrooting ziet men in het peri-
pheere gedeelte der zydelingsche strengen, dat

-ocr page 25-

21

de verdikte neuroglia uit zeer dichte bundels van
fijne vezeltjes bestaat, waarin hier en daar een
Deitersche cel aangetroffen wordt. In de ver-
groote ruimten, omgeven door deze verdikte neu-
roglia, treft men aan: 1. Zenuwvezels met een
zeer vergrooten ascylinder en mergscheede beide.
2. Verdikte ascylinders omgeven door een ver-
dikte korrelige mergscheede. 3. Een gelijkmatig
licht rood gekleurde korrelige stof, in het midden
waarvan men soms de iets donkerder gekleurde
overblijfsels van den ascylinder meent te her-
kennen.

Meer naar het centrale gedeelte toe neemt
de dikte der neurogliastrengen af, het aantal
Deitersche cellen neemt toe, eveneens het aantal
zenuwvezels; maar de ongelijke grootte dezer
laatsten blijft zeer opvallend; de neurogliawand,
welke de zenuwvezels hier onderling scheidt,.is
duidelijk verdikt.

Nog meer naar het centrum toe, nemen en
neurogliaverdikking en aantal Deitersche cellen nog
meer af, terwyl het aantal der zenuwvezels en
(le verhouding der grootte van ascylinder tot
mergscheede, de normale wordt. In de voorste
strengen is de neuroglia misschien wat verdikt
en abnormaal ryk aan Deitersche cellen, maar
vooral springt hier hel buitengewoon verschil in
grootte des ascylinders in \'t oog.

-ocr page 26-

22

In \'de achterste strengen vindt men verdikte
neurogliastrengen; maar het neurogliaweefsel, dat
de zenmwezels onderling scheidt, vertoont zich
als een uiterst dun, door karmijn licht rood
gekleürd bandje, is dus als in het normale
weefsel. Het aantal Deitersche cellen is hier
vrij gering, de ascyhnders zijn alle wij wel
even groot.

In de omgeving der grijze stof, vindt men
hier en daar duidelijk verdikte bloedvaten.

Het onderste halsgedeelte toont de volgende
veranderingen bij zwakke vergrooting:

De structuur der grijze stof is zoowel in den
linker als in den rechter voorhoorn veel dichter
dan in den normalen toestand; het aantal gangliën
is in beide afgenomen. Rechts treft men hier
en daar openingen in de grijze stof, waarin een
sterk gekleurd lichaampje ligt.

Bij sterke vergrooting blijken deze sterk gekleurde
lichaampjes geätrophieerde gangliëncellen te zijn,
welke hunne uitloopers geheel verloren hebben,
zeer sterk in volumen afgenomen zijn, een min
of meer concentrischen bouw en een gelijkmatig
sterk rood gekleurden inhoud hebben, waarin men
soms een kernlichaampje meent te ontdekken.
Te midden van deze veranderde cellen vindt men
andere normaal, sommige misschien supra-nor-
maal van grootte, met dikke uitloopers; maar wat

-ocr page 27-

23

rood van kleur, terwijl de kern bijna niet te
onderscheiden is.

De veranderingen in de witte stof zijn de zelfde
als in het bovenste hals gedeelte, alleen een weinig
duidelijker uitgedrukt, en meer doordringend naar
het centrum van het ruggemerg.

hl het bovenste borstgedeelte vindt men:

Bij zwakke vergrooting: In de rechter voor-
hoornen vele geatrophieerde gangliën-cellen; hun
aantal is" hier veel kleiner dan links, waar zij
ook duidelijk veranderd zijn. De grijze stof is
in beide hoornen zeer dicht.

Bij sterke vergrooting zijn de veranderingen in
de grijze stof zeer duidelijk. Men vindt meer
bloedvaten dan gewoonlijk, de wanden der grootere
bloedvaten zijn duideiyk verdikt, in en om den
vaatwand, neemt men celwoekering waar. Kond-
om de bloedvaten treft men dikwyis openingen
aan in de grjjze stof, welke nu eens gevuld z\\jn
met groote korrelige cellen en fibrillair weefsel,
dan weder leeg z[jn. De atroi)hie der gangliën-
cellen is vooral rechts nog meer toegenomen;
hier vindt men een menigte min of meer ronde
lichaampjes van verschillende kleur, waarvan de
overgangsvormen het wnarsch\\jnl|jk maken, dat
zy geatrophieerde gangliëncellen zyn. Naakte
ascylindei-s worden byna niet meer aangetroflen,
de geheele gryzc stof der voorhoornen beslaat

-ocr page 28-

u

uit een dicht net van uiterst fijne door karmijn
slechts, even gekleurde fibrillen, waar tusschen
vele Deitersche cellen, hier en daar witte bloed-
lichaampjes en, vooral om de vaten, groote kor-
relige cellen.

In de witte stof vindt men bij zwakke ver-
grooting het volgende:

In de zijdelingsche strengen en vooral in het
middenste gedeelte is de neurogliaverdikking
zeer sterk, en neemt van de peripherië naar het
centrum duidelijk af. In de voorste strengen is
de neuroglia eveneens verdikt, het meest aan de
peripherie. In de achterste strengen is de neu-
roglia slechts hier en daar verdikt.

Bij sterke vergrooting:

De peripherie der zijdelingsche strengen is
geheel veranderd. Breede golvende bundels, saam-
gesteld uit zeer dun \'fibrillair weefsel, gaan van
de verdikte piamater uit zich splitsende naar
het centrum; in de groote mazen van dit weef-
sel vindt men allerlei overgangen van zenuwve-
zels, bestaande uit ascylinder en mergscheede,
tot korrelige cellen met meer of min duidelijke
kern. Vooral in de peripherie zijn deze korrel-
lige cellen talrijk. In dc knooppunten vindt men
vergrootte Deitersche cellen, waarvan sommige
meer dan een kern bezitten. Meer nsun- hel
centrum toe neemt de neurogliawoekering af

-ocr page 29-

25

en het aantal zenuwvezels toe, maar de meeste
zijn in meerdere of mindere mate veranderd.
Naar voren, in het gedeelte, grenzende aan de
voorste strengen en naar achteren, in het gedeelte,
grenzende aan de achterste strengen, nemen de
veranderingen in de zijdelingsche strengen dui-
delijk af.

In de voorste strengen is de neuroglia ver-
dikt, de Deitersche cellen zijn vermeerderd en
vergroot, de zenuwvezels van de meest uiteen-
loopende grootte. Zeer vele hebben duidelijke
veranderingen ondergaan, doch alleen aan de
peripherie zijn er eenige geheel te loorgegaan.

In de achterste strengen vindt men behalve
de reeds genoemde neurogliastrengen alleen tegen
de achterste hoornen aan eenige zenuwvezels
waarvan de ascylinder verdikt is.

In het midden van het borstgedeelte ziet men
bij zwakke vergrooting:

De gangliëncellen rechts en links zijn in
aantal zeer verminderd, alle z\\jn atrophisch.
Rechter en linker hoorn bestaan uil een zeer
dicht weefsel; in hel midden van den voorhoorn
links wordt het weefsel wal losser dan de om-
geving. De beide achterste hoornen zien er
eveneeens dichter uil dan normaal. De rechter
voor- en achterhoorn z\\jn duidelyk kleiner dan
de linker.

-ocr page 30-

26

Bij sterke vergrooting:

De meer losse plaats in den linker voor-
hoorn bestaat uit een net van zeer fyne fibrillen,
waartusschen zeer vele Deitersche cellen, met
zeer vele en zeer fijne uitloopers. Op sommige
plaatsen schijnt het fijne fibrillaire net alleen
uit deze uitloopers te bestaan; tusschen de fibril-
len in vindt men vele ronde korrelige cellen,
met of zonder kern; vele min of meer ontkleurde,
roode bloedhchaampjes en zeer gedegenereerde
gangliën cellen. De Deitersche cellen bevatten
een kern en een kernlichaampje en zijn op
sommige plaatsen zeer groot. De vaatwanden
zijn zeer verdikt, schijnen uit doorschijnende
fibrillenbundels te zijn opgebouwd, terwdjl men
in den veranderden vaatwand duidelijk kernwoe-
kering waarneemt, en om den vaatwand eveneens
vele kernen ziet, die gewoonlijk grooter zijn dan
die welke in den wand gelegen zijn. In den rechter
hoorn wordt een holte waargenomen, gevuld
met zeer groote epitheloïde cellen, welke holte
men door de witte stof heen vervolgen kan,
tot de piamater toe ; dergelijke holten, gevuld
met groote epitheloïde cellen, worden hier en
daar meer aangetroffen en alleen de van de
piamater naar haar toe loopeiule bindweefsel-
bundel, doet mij vermoeden, dat zij van deze
uitgegaan zijn:

-ocr page 31-

27

In de achterhoornen vindt men tusschen de
verdikte vezels, zeer vele korrelige cellen.

De witte stof bij zwakke vergrooting beschouwd
doet de volgende veranderingen zien:

Door de geheele zijdelingsche en voorste stren-
gen ziet men een duidelijke verdikking van de
neuroglia; op de plaatsen, waar deze het sterkst is,
namelijk in de peripherie, zijn de holten voor de
zenuwvezels vergroot en deze zelf te loor gegaan.

In de achterste strengen en in het achterste
gedeelte der zijdelingsche strengen is de neuroglia-
woekering gering.

Bij groote vergrooting. In het middenste ge-
deelte der zijdelingsche strengen, van af de peri-
pherie tot aan de grijze stof, vindt men bijna niets,
dan geheel of gedeeltelijk veranderde zenuwvezels,
gelegen in een dik net van Pyne fibrillen, in welks
knooppunten zeer vele en zeer groote Deitersche
cellen gelegen zijn. Wel is de neurogliaver-
dikking het duidelijkst aan de peripherie; maar
zij is toch tot aan de grijze stof toe zeer duidelijk
waar tc nemen. In de peripherie vindt men
in de plaal.s van zenuwvezels niets dan korrelige
cellen, of ledige ruimten; meer naar het cen-
trum worden deze laatsten zeldzamer, en vindt
men naast de type van korrelige cellen, verschil-
lende trai)pen van veranderde zemnvvezels.

In de voorste strengen is het neurogliaweefsel

-ocr page 32-

28

rond de zenuwvezels, of de overblijfsels daarvan,
zeer verdikt; in de meeste knooppunten liggen
zeer vergroote soms van vele kernen voorziene
Deitersche cellen. Slechts hier en daar vindt men
onveranderde zenuwvezels; van alle zijn de
ascyhnders zeer verdikt, van sommige is de
mergscheede helder, van andere is deze in een
duidelijk korrelige massa overgegaan, waarin
de meer of minder veranderde ascylinder gele-
gen is; zulke veranderde zenuwvezels komen dan
geheel met korrelige cellen overeen.

In de achterste strengen is de toestand nage-
noeg normaal.

In het bovenste lendengedeelte ziet men bij
kleine vergrooting: Rechter, voor- en achterhoorn
kleiner dan links; linker achterhoorn kleiner
dan in den normalen toestand; de substantia gela-
tinosa Rolandi is aan beide zijden verkleind;
het voorste gedeelte der beide voorhoornen be-
staat uit een zeer dicht weefsel, terwijl het
middenste gedeelte veel losser is.

Bij groote vergrooting ziet men, dat de ver-
dikte plaatsen blijken te bestaan uit een zeer
fijn fibrillair weefsel, waartu.sschgn vele en ver-
groote Deitersche cellen aangelroffen worden; vele
sterk veranderde gangliëncellen, sonnnige zeer
groot maar troebel, met weinige maar verdikte
uitloopers en onduidelijke kernen; andere gevuld

-ocr page 33-

29

met groote gele korrels, eveneens voorzien van
dikke uitloopers; maar dikwijls kleiner dan nor-
maal. Het meer losse gedeelte der grijze stof
is een bloedvaatrijk weefsel, saamgesteld uit
dikke vezels, welke door carmijn gekleurd zijn
en de meest-bochtige en vreemde vormen aanne-
men, waarschijnlijk zijn dit veranderde ascylin-
ders; in dit losse weefsel liggen vele korrelige
cellen met of zonder kernen, vele kleinere cellen,
waarschijnlijk witte bloedlichaampjes, en zeer
verdikte i^loedvaten, waarvan de wanden uit
bundels doorschijnende fdirillen opgebouwd zijn,
terwijl in en om de adventitia korrelige cellen
gelegen zijn. Deitersche cellen worden hier niet
aangetroffen. In de achterhoornen vindt men
tusschen de zenuwvezels, welke door de substantia
gelatinosa Rolandi loopen, groote korrelige, van
kernen voorziene cellen en Deitersche cellen.

In de witte stof ziet men bij kleine vergrooting:
De neuroglia verdikking is in de voorste en in
de zijdelingsche strengen het sterkst, maar neemt
duidelijk in het achterste gedeelte der zijdeling-
sche strengen af.

In de achterste strengen is de toestand geheel
als in het borstgedeelte.

Bij groote vergrooting ziet men de grootste
verandering in het middenste gedeelte der zijde-
lingsche strengen vlak tegen de grijze stof en

-ocr page 34-

30

in \'t meest peripheere gedeelte. Geen zenuw-
vezels zijn hier meer te herkennen, men ziet
niets dan een grootmazig net, saamgesteld uit
dikke bundels fibrillair weefsel, in welks knoop-
punten dikwijls vergroote Deitersche cellen met
verscheidene kernen aangetroffen woorden, en in
de mazen waarvan groote zeer korrelige cellen
gelegen zijn, welke nu eens van een kern voor-
zien zijn, dan weder niet. In het gedeelte der
zijdelingsche strengen, tusschen de peripherie en
het centrale gedeelte gelegen, treft men nog
enkele hoewel zeer veranderde zenuwvezels
aan, ook schijnt het, dat het aantal vergroote
Deitersche cellen, juist daar het grootst is.

In de voorste strerigen ziet men in de ver-
dikte neuroglia ^lak tegen de grijze slof, niets
dan zeer korrelige cellen liggen.

Meer naar de peripherie toe neemt hun aantal
af en treden zeer veranderde zenuwvezels te voor-
schijn, zoodat men alle overgangen van weinig ver-
anderde zenuwvezels tol korrelige cellen aantreft.

In het achterste gedeelte der zijdelingsche
strengen is hel neurogliaweefsel slechls weinig
verdikt, de meeste ascylinders zijn gezwollen,
terwijl de mergscheeden vrij normaal zijn.

In de achterste strengen vindt men hier en
daar vergroote Deitersche cellen, en verdikte neu-
rogliabundels, doch geene verdere verandei-ingen.

-ocr page 35-

31

Hel onderste lendengedeelte vertoont bij zwakke
vergrooting de volgende veranderingen:

De rechter hoorn is kleiner dan de linker.
Het aantal gangliëncellen is rechts veel kleiner
dan Ihiks. Het voorste gedeelte der beide voor-
hoornen bestaat uit een dicht weefsel; terwijl in
het midden een minder dicjite plaats aangetroffen
wordt. In de beide achterhoornen en aan
weerszijden en achter de canalis centralis, wor-
den groote spleetvormige ruimlen aangetroffen,
welke met een korrelige stof gevuld zijn.

Bij sterke vergrooting ziet men in de grijze
stof zeer merkwaardige veranderingen. Zeer
dicht librillair weefsel, rijk aan Deitersche cellen ,
atrophische en hypertrophische gangliëncellen
en zeer verdikte vaten, is gelegen in het peri-
pherische gedeelte van de voorste en achterste
hoornen.

Meer naar het centrum toe, wordt de grijze
stof minder dicht, de lihrillen worden dikker,
de korrelige cellen talrijker, de Deitersche cellen
zeldzamer. In hel centrum wordt het fibrillaire
net nog losser; de daarin gelegene korrelige
cellen bevatten soms twee kernen en de hier
zeer dikke lihrillen, nemen soms de zonderlingste
vormen aan. In dil losse gedeelte zijn de vaat-
vermeerdering en vaalverdikking zeer in het oog
loopend. De korrelige cellen in do grijze stof

-ocr page 36-

£59

32

zijn alle kleiner, dan die in de witte, wat waar-
schijnlijk met de genese in verband staat.

Beziet men de witte stof bij zwakke ver-
grooting, dan vindt men de sterkste neuroglia-
woekering in de zijdelingsche en voorste stren-
gen; in het achterste gedeelte der zijdelingsche
strengen neemt deze, af en in de achterste
strengen, is de toestand nagenoeg normaal.

Bij sterke vergrooting treft men in de zijde-
lingsche strengen bijna geen zenuw^vezels aan;
maar in de plaats van deze korrelige cellen,
gelegen in een net met zeer wijde mazen ge-
vormd door verdikte neurogliastrengen.

Het achterste gedeelte der zijdelingsche stren-
gen is veel rijker aan zenuwvezels en armer
aan korrelige cell\'en, terwijl de neuroglia ook
niet zoo verdikt is. In de voorste .strengen is
de neurogliawoekering vrij sterk, het aantal
Deitersche cellen vrij groot, dat der korrelige
zeer groot; er zijn weinig zenuwvezels en deze
zijn zeer veranderd. Vooral de vermeerdering
en vergrooting der Deitersche cellen is duidelijk
in het centrale gedeelte, dat grenst aan het ver-
dichte gedeelte der voorhoornen, terwijl in het
peripherische gedeelte de korrelige cellen meer
op den voorgrond treden.

Vatten wij de beschreven veranderingen van
hef ruggemerg in weinige woorden samen:

-ocr page 37-

33

(i. Van het middenste borstgedeelte lot in
het onderste lendengedeelte vertoont een gedeelte
der grijze stof veranderingen, welke het gevolg
kunnen zijn van een acute ontsteking of van
een acute degeneratie.

b. Dit gedeelte is omgeven door een mantel
van veranderde grijze stof welke alle teekenen
van sclerose draagt, en welke gelijkmatig in
dit losse weefsel overgaat.

(\'. De uitbreiding der sclerose in de grijze
stof neemt van onderen naar boven gelijkmatig
af en is te vervolgen lot in hei bovenste
halsgedeelte, waar zij een klein gedeelte van
den rechter hoorn inneemt.

(J. De witte slof, welke de veranderde grijze
slof in liet lendengedeelte omgeeft, is over do
geheele uitgestrektheid der voorste en zijdeling-
sche strengen veranderd.

(\'; De veranderingen van de centrale ge-
deelten der witte slof nemen vau het lenden-
gedeelte af naar boven in inlensiteil af, om zich
hel duidelijkst in de peripherie te vertoonen.

f. Zeer duidelijke veranderingen van de wille
slof worden in de peripherie der zijdelingsche
strengen lot in het bovenste halsgedeelte waar-
genomen.

(j. De veranderingen in de witte stof dragen
allo kenmerken van Sclero.se.

-ocr page 38-

34

h. Door het geheele ruggemerg heen, zijn de
achterste strengen verschoond gebleven.

i. In het lendengedeelte van het ruggemerg
bevat het achterste gedeelte der zijdelingsche
strengen, vele- en vrij normale zenuwvezels.

De volgende vraag doet zich nu aan ons voor:
hoe zijn deze veranderingen in het ruggemerg tot
stand gekomen?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, dient
men eerst uit te maken of het proces in het
ruggemerg van den beginne af aan chronisch
geweest is, of eerst een acuut beloop gehad heeft.
Uit de ziektegeschiedenis zien wdj, dat zich bij
een gezond individu in den tijd van 12 uur na
voorafgegane zeer vage prodromi een toestand
ontwikkeld heeft, welke zich kort laat samen
vatten in de volgende woorden: bijna volkomen
paralyse der beide onderste extremiteiten , paralyse
van den detrusor vesicae, gevolgd door paralyse
van den sphincter vesicae en van den sphincter
ani; volkomen verlies van pijngevoel en huidrellex
der beide onderste extremiteiten, met behoud van
plaatszin, temperatuurszin cm gevoeligheid voor
kittelen.

De paralyse is rechts meer volkomen ontwik-
keld dan links.

In den tijd van 12 uur zien wij nagenoeg alle
functies van het onderste gedeelte van het rug-

Ij

-ocr page 39-

35

gemerg, te rekenen van af den 6^®" borstwervel,
opgeheven. Alleen zijn overgebleven de plaatszin,
de temperatuurszin, de gevoehgheid voor kitte-
len en eene uiterst geringe bewegelijkheid in
de beide onderste extremiteiten. Met zekerheid
mogen wij besluiten:

dat ongeveer op de hoogte van den G*^" borst-
wervel de geheele grijze stof aangedaan is, omdat
er volkomen analgesie van het onderste gedeelte
van buik en rug en van de onderste extremitei-
ten bestaat (Schilï);

dat de voorste strengen in het borst- of het
lendengedeelte over een geheel niveau vernietigd
zijn, omdat de actieve beweging der onderste
extremiteiten nagenoeg geheel opgeheven is(SchilT);

dat het proces zich uitgebreid heeft tot in het
laagste gedeelte van het ruggemerg, omdat de
huidreflex in het gebied der nervi sacrales en
van den nervus Goxygeius opgeheven is.

Omtrent hel al of niel acuut ontstaan hehoelY
dus geen twijfel te bestaan en, gaat men nu over
lol de beantwoording der gestelde vraag name-
lijk, hoe de veranderingen in het ruggemerg tot
stand gekomen zijn, dan moei het antwoord het
volgende zijn.

Door een ons onbekende oorzaak ontstaat een
acute ontsteking of een acute degeneratie van
de gr\\jze stof van hel ruggemerg, beginnende

-ocr page 40-

36

in het midden van het borstgedeelte, en naar be-
neden zich voortzettende tot in het lendengedeelte;
te gelijkertijd met de grijze stof gaat ook een
gedeelte der witte stof in acute degeneratie of
acute ontsteking over. Snel breidt zich het proces
over een uitgestrekt gedeelte van het ruggemerg
uit, maar wordt plotseling in zijn vaart gestuit om
verder langzaam maar zeker voort te gaan. Ter-
wijl de acute degeneratie of de acute ontsteking
voornamelijk het eigenlijk parenchym, het functi-
oneerend gedeelte, van het ruggemerg aantast,
dus zenuwvezels, ascylinder en gangliëncellen;
slaat dit chronisch proces zijn zetel oj) in
hei interstitiëele weefsel, het neurogliaweefsel,
en wel in dal gedeelte er van, dat gelegen is
om hei veranderde\' parenchym, om van hier uit
verder voort te gaan. De neuroglia, eenmaal
aan het woekeren, brengt ten onder alles wat
zij omringt, hetzij normaal, heizij ziekelijk weefsel

en verdringt dil. Het einde van het proces is,

dat men zoowel op de plaats, waar producten
van acute ontsteking ofacule degeneratie gelegen
waren, als daar waar bij het einde van\'het
acule proces nog gezond weefsel gelegen was,
op het laatsl niets terug vindl, dan de eind-
producten der neurogliawoekering, namelijk: zui-
vere sclerose. Volgens deze opvatting zal de
sclerose dus om zoo te zeggen van het begin al

-ocr page 41-

37

aan een chronisch beloop hebben, maar de aan-
stoot tot de ontwikkeling der sclerose kan zeer
goed worden gegeven door een acuut proces,
het zij een acute degeneratie, het zij een
acute ontsteking. De sclerose kan de overblijf-
selen van het acute proces volkomen doen ver-
dwijnen en is zij eenmaal tot stand gekomen,
dan zal men in vele gevallen aan haar niet
meer kunnen zien of zij haar gebied verkreeg in
gezond of in te voren veranderd weefsel. Ver-
gelijkt men de beschrijving der veranderingen in
de grijze stof van het bovenste borstgedeelte,
met die welke men in het voorste gedeelte
der voorhoornen in het bovenste lendengedeelte
aantreft, dan zal men een volkomen overeen-
stenmiing opmerken, ofschoon in het eerste
geval de sclerose zich in volkomen gezond, in
het tweede in zeer veranderd weefsel ontwikkeld
heen.

Waarom boven den primitieven haard, in de
peripherie der zydelingsche strengen de veran-
deringen der zenuwvezels en de neurogliawoeke-
ring sterker z^n dan in het centrale gedeelte,
vindt zjjne verklaring in de bekende feiten:
r. Dat de degeneratieve processen zich in de
gevoelszenuwen over grooten afstand centripetaal
uitbreiden, en 2\'\'. Dat juist in de peripherie der
zydelingsche strengen vele gevoelszenuwen loopen.

-ocr page 42-

38

Deze ontaarde zenuwvezels werken misschien
op hunne omgeving als vreemde lichamen en
veroorzaken, "dat daar, waar zij het talrijkst zijn,
ook de prikkel voor de neurogliawoekering het
sterkst is.

Voor de verdere chronische uitbreiding van
het proces, zoowel in de grijze als in de witte
stof, pleiten ook de volgende in het beloop der
ziekte waargenomen veranderingen.

Veertien dagen na het begin der ziekte komt
een eruptie van pustulae en bulli op de ge-
paralyseerde analgische deelen tot stand; de pa-
ralyse der onderste extremiteiten is nu volkomen
geworden, de contractiliteit van de spieren voor

den inductiestroom is geheel verdwenen en de
»

spieren zijn duidelijk in volumen afgenomen.
Een vertraagde geleiding van het pijngevoel
voor de borst, den rug en de bovenste extremi-
teiten wordt ongeveer G weken na het begin
der ziekte waargenomen.

Hoe worden de afwijkingen welke gedurende
het leven waargenomen zijn, uit de verande-
ringen welke na den dood aangetroffen worden,
verklaard ?

Het meer ontwikkeld zijn der paralyse aan de
rechter- dan aan de linkerzijde vindt waarschijn-
lijk zijne verklaring daarin dat het proces rechts
van \'t begin af aan, sterker is geweest dan

-ocr page 43-

39

links. Geheel in overeenstemming hiermede is,
dat zelfs nu nog alle ziekelijke veranderingen
duidelijker en meer uitgebreid zijn rechts dan
links.

De vertraagde geleiding van het pijngevoel
voor de niet-geparalyseerde deelen vindt hare
verklaring in de aangetoonde veranderingen der
grijze stof tot in het halsgedeelte toe. Het
verlies der huidreflex wordt verklaard uit de
groote veranderingen in de motorische banen
en uit de groote verwoestingen in de grijze
stof en in de gangliëncellen.

De vermindering van de prikkelbaarheid der
geparalyseerde spieren voor den inductiestroom
en de verkleining van hun volumen vinden
hunne verklaring in de veranderingen en de
daarop volgende atrophie der gangliëncellen.
Misschien mogen hierin de snelle ontwikkeling
van gangraena en de eruptie van i)uslulae en
bulli op de geparalyseerde plaatsen hunne ver-
klaring vinden.

Het > behoud van het tastgevoel vindt zyne
verklaring in het geheel normaal gebleven zyn
der achterste strengen.

-ocr page 44-

HOOFDSTUK IL

Onder de vele gevallen van acute inyelitis,
welke in de litteratuur beschreven zijn, vindt men
twee gevallen beschreven door
Hayem en één
beschreven door
van Eisenlohr Avelke drie
gevallen door mij vermeld dienen te worden.
Ten eerste is dat noodig om de groote overeen-
komst met het hier hoven mede gedeelde geval;
ten tweede, omdat in deze drie gevallen de dood
spoedig na het begin der ziekte gevolgd is en
dus de goede microscopische beschrijvingen welke
er bij gevoegd zijn, een beeld kunnen geven van
de\' verschillende stadia welke het door mij be-
schreven ruggemerg doorloopen heeft.

Bovenal schijnt mij deze combinatie gewenscht,
omdat zij de vraag kan doen beantwoorden

1) Hayem Arcli. dc phys. iiorin. el palh. 1874.

2) C. van EisENLOim, neuropatliol. Beohacht. lll acute iMyclilis.
V i r c h. Are h.

-ocr page 45-

41

waarvan niemand de groote beteekenis zal willen
bestrijden, of het primitieve proces beschouwd
moet worden als het begin eener acute ontste-
king , of als een acute degeneratie, gevolgd door
ontsteking.

Het eerste geval door Hayem medegedeeld is
in korte trekken het volgend:

Een man van 34 jaar begeeft zich op den
avond van den 29"\'° Januari geheel gezond te
bed, wordt legen middernacht wakker, volkomen
paraplegisch. Hij gevoelt geen pijn, zelfs niel
de geringste sloornis in zijnen algemeenen toestand,
slechts bemerkt hij een gevoel van samensnoering
om de borst en is hij niet in staat zijne urine
te loozen. Gedurende de dagen, die zijne ziekte
vooraf gingen beging hij in geen enkel opzicht
excessen; andere aeliologische momenten zijn
niel aanwezig.

Den 5"\'\'" Februari in hel hospitaal opgenomen
trachl hij te vergeefs zijne onderste e.xtremileilen
te bewegen; deze zijn volkomen paralytisch,
slap en pijnlijk bij passieve beweging. H\\j
kitteling van den voetzool bemerkt men eene
zwakke reflecloriöche l)e\\veging van den voel; alle
andere reileclorische bewegingen in de onderste
exlreinileilen zijn opgeheven, hunne spieren zijn
slaj), en schijnen reeds eenigszins atrophisch te
zijn. De gevoeligheid van de huid voor lichte

-ocr page 46-

42

aanraking is weinig veranderd, slechts op de
onderbeenen een weinig verminderd. Het pijn-
gevoel is eerder een weinig verhoogd dan ver-
laagd. Blaas en endeldarm kunnen niet wdlle-
keurig ontledigd woorden. Van af den derden
dag heeft zich op beide zijden van het sacrum
gangraena ontwikkeld. Het bovenste gedeelte van
den romp en de beide bovenste extremiteiten ver-
toonen geene sensible of motorische afwijkingen.
De temperatuur is normaal. Nadat de defaecatie
door koude lavementen, ricinus olie en croton
olie is opgewekt, ontstaat incontinentia alvi.
De algemeene toestand wordt steeds slechter, en
de reflectorische bewegingen verdwijnen geheel.

Kort voor den dood, welke op den 1
Februari plaats heeft,* leert het onderzoek dat de
sensibiliteit normaal is.

Het tweede geval van Hayem worde nu in
korte trekken medegedeeld.

Een man van 40 jaar, van een flinken licliaams-
bouw, die nooit ziek geweest is, staakt den
Februari zijn werk om een gevatte koude.
Den 21"®" Februari gaat hij \'s avonds een wan-
deling maken, ofschoon hij zich .vermoeid in de
beenen gevoelt, en deze vermoeidheid reeds een
paar dagen te voren meent bemerkt te hebben.
In den nacht willende opstaan om te drinken,
merkt
hy, dat zijne beenen verlamd zijn. Na

-ocr page 47-

43

den daarop volgenden dag, kan hij niet meer
nrineeren. Pijnen heeft hij niet gehad, slechts
heeft hij eenige dagen te voren eenige lichte
schokken door het linker been gevoeld.

Bij zijne opneming in het hospitaal wordt het
volgende waargenomen. De onderste extremiteiten
zijn geheel geparalyseerd, na opheffmg vallen zij
zwaar neder op het bed. De spieren voelen slap aan.

De huidreflex is volkomen opgeheven, terwijl
de gevoeligheid voor lichte aanraking en het pijn-
gevoel normaal zijn. Voor de spieren van de
beide onderbeenen is de Faradische iirikkelbaar-
heid een weinig afgenomen. De willekeurige onl-
lediging van de blaas en van den endeldarm is
opgeheven. De urine met den katheter ontlast,
is helder en bevat geene abnormale bestanddeelen.
Aan de bovenste extremiteiten, aan den romp
en aan het gelaat worden geene motilileits- of
sensibiliteibs-stoornissen waargenomen.

In den morgen van den Februari sterft

de patiënt onder stikkingsverschijnselen.

Op deze ziekte geschiedenissen laat IIavkm de
sectie verslagen volgen, waarvan ik den verkorten
inhoud zal wedergeven, eerst dien van het eerste,
daarna dien van het tweede geval.

Macroscopisch is oj) dwarsche coupes van hel
ruggemerg niets bijzonders le zien, dan een ge-
ringe rosé-verkleuring van de grijze stof. De

-ocr page 48-

44

consistentie van het ruggemerg is in het lenden-
gedeelte misschien een weinig toegenomen. Stukjes
van het versche merg worden in de Müllersche
vloeistof gemacereerd, gekleurd in picrokarmijn
en daarna met naaldjes uiteengehaald. Op deze
wijze vindt men:

a. Op sommige plaatsen, verspreid korrelig
exsudaat, en vermeerdering der neurogliafibrillen.

h. Zwelling der neurogliacellen: sommige
daarvan bevatten twee tot drie kernen, bijna
alle zijn min of meer vettig gedegenereerd.

c. Overvulling der meeste bloedvaten, ver-
"dikking van den wand door kernen en vezels.

d. Zwelling van sommige ascylinders welke
somtijds de zonderlingste vormen aannemen.

e. Het meerendeel der gangliëncellen is was-
achtig, ineen geschrompeld, fijnkorrelig, terwijl
zij eenige uitloopers verloren hebben. In sommige
zijn de uitloopers ook wasachtig geworden: deze
zijn gezwollen en bochtig.

De veranderingen gezien op dwarsche doorsne-
den , kan men op de volgende wijze samenvatten.

In de meningen liggen vele cellen in den vaat-,
wand, witte bloedlichaampjes om de vaten en
tusschen de fibrillen, in de voorste en in de
achterste commissuur ligt eene fijn-korrelige colloïde
zelfstandigheid.

In de grijze stof zijn dc vaten overvuld, de

-ocr page 49-

45

vaatwanden verdikt; om de dikkere bloedvaten
vindt men colloïd exsudaat, voornamelijk om de
venae centrales. De canalis centralis is door
deze zelfde stof uitgezet: Hier en daar vindt
men in de zenuwzelfstandigheid ook een col-
loïde massa. Gangliëncellen zijn alrophisch, de
uitloopers zijn verminderd, sommige zijn geheel
verdwenen. Daar waar de gangliëncellen het
meest veranderd zijn, vindt men de neuroglia-
elementen vermeerderd en gezw\'olien.

In de witte stof ziet men verdikking van den
vaatwand, en in de zijdelingsche strengen bloed-
uitstortingen. Het interstitieele weefsel is weinig
veranderd, een weinig verdikt en met cellen
geïnfiltreerd. Om de bloedvaten, tusschen en
om de zenuwvezels vindt men colloïde massa\'s.
In de zijdelingsche en in de achterste strengen
treft men groepen aan van 20—200 zenuwvezels,
wier ascylinders gezwollen zijn. Deze cylinders,
f)—20 maal zoo dik als de omgevende, hebben
een wasachtig uiterlijk en kleuren zich sterk met
karmijn. Sommige bevatten in het centrum eon
korrelige massa, andere blaasjes. Naast en tus-
schen deze zenuwvezels zijn plaatsen, waar de
vezels uitgevallen zijn: sommige bevatten cellen,
onduidelijk geworden door de reagentia. Oj)
vele plaatsen vindt men korrelige cellen en roode
bloedlichaampjes. Deze veranderingen zijn van

-ocr page 50-

46

(le halszeiiuw tot aan de tweede lendenzenu^v
zeer onregelmatig door het ruggemerg verspreid.
De zenuwwortels vertoonen geen bepaalde veran-
dering. De spieren der geparalyseerde ledematen
vertoonen alle veranderingen eigen aan de „dégé-
nérescence granulo-graisseuse" terwijl hier en
daar onder het sarcolemma kernwoekering wordt
waargenomen.

Nu volgt het sectie verslag van het tweede
geval van
Hayem.

Zoowel in de witte als in de grijze stof vindt
men een half-vloeibaar, half-korrelige exsudaat,
waarin zeer groote korrelige cellen gelegen zijn,
welke minstens één kern bevatten. Sommige
zenuwvezels zijn gezwollen, doch hun aantal is
minder groot en de veranderingen zijn ook niet
zoo ver gevorderd als in het eerste geval. De meeste
gangliëncellen zijn sterk van vorm veranderd, en
wasachtig ontaard. Voor de harding vertoont het
bovenste stuk van het l)orstgedeelte over tw^ee
derden van zijn lengte op dwarsche doorsnede, hier
en daar okerkleurige vlekjes. Kernwoekeringen witte
bloedlichaampjes worden in de verdikte arachnoïdea
aangetroffen. De vaten der arachnoïdea zijn ver-
dikt , om de vaten vindt men een colloïd exsudaat
of massa\'s^ roode en witte bloedlichaampjes. De
vezels van de commissuur zijn uiteengedrongen
door een colloïde massa. Al de dikke luss(dien-

-ocr page 51-

47

schotten van het interstitieele weefsel, vooral in
de nabijheid der vaten, zijn verdikt. Colloïde
verandering van de neurogliacellen Avordt duide-
lijk waargenomen. Tusschen d"e weinig veranderde
zenuwvezels vindt men colloïd exsudaat. Hier en
daar zijn de zenuwvezels vervangen door korrelige
cellen, hi de grijze stof is de vaatwand verdikt,
rond de vaatwanden vindt men colloïde massa\'s.
De canalis centralis is bijna geheel opgevuld met
epitheliumcellen. In de geheele grijze stof worden
vele ronde korrelige cellen aangetrolïen; hel neuro-
gliaweefsel is duidelijk verdikt. De gangliën cellen
zijn wasachtig gealrophieerd, hunne uitloopers
zijn voor een groot gedeelte gealrophieerd of ver-
dwenen.

Tusschen het en li\'\'\' paar borst zenuwen
liggen massa\'s colloïde stof, welkede grijze stof
van twee kanten binnendringen, de zenuwelemenlen
verplaatsen en de richting der groole vaten vol-
gen. Deze colloïde slof is een fijn korrelige slof,
welke sterk
i\\oov Icarniijn gekleurd wordl en waarin
ronde blaasjes gelegen z\\jn. De veranderingen
der zenuwworlels, perii)herische zenuwen en
spieren, zijn hel zelfde als in het voorgaande
geval.

Het derde geval dat medegedeeld is door
VAN EisKNLomi volgt uu:

Ken schrijnwerker, 21) jaar oud, voelde zich

-ocr page 52-

48

op den avond van den December, nadat
hij dien dag eenige malen doornat geworden
was niet wel, en bemerkte een gevoel van
koude in de maagstreek. Den volgenden mor-
gen voelde hij hchte pijn in de knieën en den
rug en tusschen de schouderbladen; een gevoel
van zwaarte op de borst paarde zich aan
moeilijke actieve beweging der onderste extre-
miteiten en moeilijkheid in de urineloozing.
Het gevoel van zwaarte ging snel over in vol-
komen verlamming der beenen, de urine kon
slechts droppelsgewijs geloosd worden; de patient
gevoelde zich benauwd en de alvus bleef ach-
terwege.

Slat. praes. De ademhalingstype is costaal,
het epigastrium komt bij de inademing slechts
weinig naar voren. Alle inwendige organen zijn
normaal. De wervelkolom is op de hoogle der
onderste en bovenste borstwervels een weinig
gev.oelig voor drukking. De pupillen zijn nor-
maal. Geen afwijkingen worden aangetroffen in
het gebied der hersenzeimwen.

De bovenste exlremileilen zijn geheel normaal.
De rechter onderextrimileit is volkomen paraly-
tisch. De linker onderexlrimiteit kan niet dan mei
zeer groole moeite, en dan nog slechts met
uiterst weinig kracht, terwijl de hiel op het
bed steunt, actief in de knie gebogen worden.

-ocr page 53-

49

De bewegingen van den linieer voet en van
het linker been zijn eenigszins uitgebreider dan
rechts. Het gevoel voor lichte aanraking is weinig
veranderd, terwijl de temperatuurszin voor het
onderste gedeelte van den romp en voor de
beide onderste extremiteiten volkomen opge-
heven is, en de reflexprikkelbaarheid voor
deze deelen juist verhoogd is. De Faradisclie
en de Galvanische prikkelbaarheid der spieren
en zenuwen is niet veranderd. De blaas is
tot aan den navel uitgezet, de urine droppelt
aanhoudend af, hetgeen dadelijk na de ont-
lediging van de blaas met den katheter ophoudt.
De urine is helder en bevat geen abnormale
bestanddeelen. De faeces worden onwillekeurig
ontlast. De temperatuur is normaal, de pols
frecpientie tusschen G8—76.

Den lö***" December zijn alle bewegingen iu
het linkerbeen nagenoeg geheel opgeheven, ter-
wijl de reflex prikkelbaarheid toegenomen is.
Den 24\'"" December reageeren de spieren nor-
maal op beide stroomsoorten.

Uitgezonderd eenige schietende pijnen, blyfl
de algemeene toestand tot den 10\'\'*" Januari I87(>
geheel op dezelfde hoogte, nu ontstaat een
acute pneumonie, tengevolge waarvan patient
den 8r"" Januari overlijdt.

Vijf uren na den dood geschiedt de sectie;

•1

-ocr page 54-

50

de volgende veranderingen worden aan het rugge-
merg waargenomen. In het bovenste halsge-
deelte zijn de kleiu- en de consistentie van het
ruggemerg normaal. Het bovenste en middenste
borstgedeelte zijn zeer w^eek, voornamelijk aan den
voorkant. Een gedeelte der voorste strengen
tusschen den en T**®" borstwervel is zeer
week. De achterste strengen zijn overal vrij nor-
maal van consistentie evenals het onderste borst-
en lendengedeelte.

De kleur van het verweekte gedeelte is bleek.
De voorste zenuwwortels welke uit dat verweekte
gedeelte ontspringen zijn smal en dun, hunne
consistentie is eveneens verminderd.

Na de harding in Jiichromas ammoniae kan
men de volgende veranderingen waarnemen. De
grootste veranderingen treft men aan in het mid-
denste borstgedeelte; hier is de grens tusschen de
grijze stof en de gedegenereerde zijdelingsche stren-
gen . opgeheven. Naar boventoe breiden zich de
veranderingen in de voorste en in de zijdelingsche
strengen uit tot de 4*\'° borstzenuw. In de ach-
terste strengen kan men een verkleurde wig ver-
volgen tot in het halsgedeelte. In de zijdelingsche
strengen zijn de veranderingen duidelijk tot aan
de iC® borstzenuw, vandaar af worden zij min-
der intensief, en bepalen zich langzamerhand tot
het achterste gedeelte der zijdelingsche strengen.

-ocr page 55-

51

Bij het microscopisch onderzoek der in karmijn
gekleurde praeparaten ziet men, dat de verande-
ringen der witte stof op de plaatsen waar deze
het sterkst is aangedaan, bestaan in sterke ver-
dikking van het neurogliaweefsel, terwijl de mazen
vergroot of verkleurd zijn en de zenuwelementen
meer of minder verdwijnen. De grijze stof is op
deze hoogte eveneens zeer veranderd. Door de
grijze stof heen vindt men kleine haarden ver-
spreid, welke zonder uitzondering den loop der
vaten volgen, dikwijls omgeven zijn van kleine
bloeduitstortingen en meest in hel centrale ge-
deelte , en aan de basis der aciiterste hoornen ge-
legen zijn. De kleine haarden zijn tamelijk scherp
begrensd en bestaan bijna uitsluitend uit korrelige
cellen.

Enkele dergelijke haarden worden ook in de
witte stof aangetroffen. De vaten in de witte stof
zijn verdikt door kernophooping in de adventitia.
De gangliëncellen hebben weinig verandering onder-
gaan, slechts in dat gedeelte, dat het sterkst is
aangedaan, zijn zij opgezwollen en ti-oehel en is
de kern moeilijk te onderkennen. In het niveau
der eerste borstzenuw vindt men in de fissura
anterior tusschen de fibrillen der piamaler een
exsudaat, dat uil een lichl gekleurde homogeene
massa bestaat.

Doze drie gevallen komen klinisch geheel met

-ocr page 56-

52

het door mij waargenomene overeen. Plotsehng
te midden van de volle gezondheid, zonder
eenige aan te wijzen oorzaak, ontstaat in alle ge-
vallen paraplegie met paralyse van den detrusor
vesicae en paralyse van den sphincter vesicae
en van den sphincter ani, met of zonder ophef-
fing der huidreflex, en met stoornissen op het
gebied der gevoelszenuwen. In het door mij
beschreven geval is er volkomen opheffing van
het pijngevoel, terwijl de plaatszin en de tem-
peratuurszin normaal gebleven zijn. In het eerste
geval van
Hayem is het pijngevoel een weinig
verhoogd, terwijl de plaatszin iets afgenomen schijnt
te zijn.

In het tweede gevjil van Hayem is dé huid-
reflex totaal verdwenen, terwijl de plaatszin en
het pijngevoel normaal zijn. In hel geval van
Eisenlour is de temperatuurszin totaal opgeheven,
terwijl de plaalszin een weinig verminderd is.

Pathologisch anatomisch onderscheiden zich
deze drie gevallen van het mijne, doordat bij
gene de overblijfselen eener eerste ontsteking,
veel duidelijker zijn, hetgeen niel te verwonderen
is, wanneer men bedenkt, dal in de gevallen
van
Hayem de dood na 12 en 3 dagen, in dat
van
van Eisenlour na 52 en in mijn geval eerst
na 118 dagen volgde. Hel gezamenlijk voorkomen
van zwelling, korrelige degeneratie, vaatuilzelting.

-ocr page 57-

53

het uitgetreden zijn van witte en roode bloed-
lichaampjes, de vorming van haarden en de uit-
storting van exsudaat in en tusschen de weefsel-
elementen maken in de genoemde drie gevallen
een acute ontsteking zeer waarschijnlijk. Van
neurogliaverdikking w^ordt wel melding gemaakt
maar in geen van de drie gevallen bereikt deze
zulk een hoogte en geeft aanleiding tot vorming
van zulk een duidelijke sclerose, als in het door
mij medegedeelde geval.

Stellen wij nu dezelfde vraag als in het begin
van dit hoofdstuk, namelijk of in ons geval het
primitieve proces beschouwd moet worden als een
acute ontsteking of als een acute degeneratie
gevolgd door een chronische ontsteking, dan
behoeven wij geen oogenblik meer te twijfelen.
Als men erkent dat de twee gevallen van
Haykm
en hel eene van van Eisenlour terecht onder de
acute ontsteking gerangschikt worden. moet men
dit ook doen met hel geval dat door mij werd
waargenomen.

-ocr page 58-

HOOFDSTUK HI.

Zooals gewoonlijk niet de nomenclatuur het
geval is, heerscht ook in die, welke de verschil-
lende veranderingen van hel ruggemerg moet
aanduiden, een groote verwarring. Sclerose,
chronische degeneratie, grauwe degeneratie, chro-
nische myelitis, induration grise zijn woorden
welke door verschille\'nde personen in verschil-
lende beteekenis gebruikt worden. Bijv. als type
der sclerose neeml
Leyden aan de sclerosis
disseminata, terwijl hij de aandoening der achterste
strengen bij labes dorsalis en de secundaire
opstijgende en afdalende veranderingen van
T(\\hk .
als chronische degeneratie of degenerat ieve atrophic
beschouwt.

Als type der sclerose neemt Charcot ook
de sclerosis disseminata aan. maar tevens zegt

1) Leyden, Kliiiili (1er Huckeiimarckkrankheilon.
tî) CnAiicoT , Tome II Pag. 0. Locons sur les ninlntlies du
syslènie nerveux.

-ocr page 59-

O O

hij „rinduratioii grise dans Tataxie locomotrice
ne diffère en rien d\'essentiel de ce qu\'elle est dans
la sclérose en plaques ou dans la sclérose symmé-
Irique des cordons latéraux par exemple." Ver-
volgens zegt
Charcot O dat hij „la sclérose spinale
descendente consécutive aux lesions du cerveau"
ook gelijk stelt met de sclerosis disseminata.

Niet alleen dat dezelfde anatomische verande-
ringen als principieel verschillend beschouwd
worden, maar terwijl beide schrijvers als type
van sclerose de sclerosis disseminata aannemen,
bestaat er bij hen ook verschil van opinie omtrent
de wijze van haar ontstaan.

hnmers Charcot zegt: „la sclérose ou indu-
ration grise des centres nerveux répond i\\ l\'une
des modes de l\'inflammation chronique primitive."

Zoo zeker is Charcot hiervan, dat hij bij de
beschrijving der genese van sclerosis disseminata
de p(;ripherie van den sclerotischen haard als hel
begin en het centrum als eindstadium der sclerose
beschrijft. Hiermede zegt
Charcot nu wel niet,
dat uit een acute myelitis zich geen sclerose kan
ontwikkelen; maar uit hetgeen lijj waarneemt
aan praeparaten van sclerose en phuiues, en van

I) ciiaiicot Tome I l\'ag. \'JOH. iiC(;oiis sur los uialiultos clc.
iï) C
uaiu:üt Tniuo 11 l\'ag. (». liccons sur les mul. elc.

-ocr page 60-

1823

andere vormen van sclerose, leidt hij af, dat dit
sclerotisch proces is „une inflammation chronique
primitive" en dus niet het gevolg van een acuut
proces.

Hiertoe heeft hij geen recht, wanneer een
sclerose, die zich uit een acuut proces heeft ont-
wikkeld, volkomen dezelfde beelden geeft zooals
uit mijne mededeeling gebleken is. Te vergeefs
heb ik gezocht naar
Charcot\'s meening omtrent
het al of niet overgaan van acute myelitis in
sclerose.

De laatste opinie van Levden blijkt duidelijk
uit een stuk van hem, getiteld:
Beiträge zur
acuten nnd chronischen Mgelitis.
Sprekende over
de redenen welke heir; bewogen hebben dit stuk
te schrijven zegt hij; „Vornühmlich soll dadurch
vergegenwärtigt werden, wie sich der Zustand
der Sclerose des Rückenmarks aus der acuten
Myelitis entwickelt, wie also beide Processe nicht
in dogmatischer Weise
getrennt werden dürfen son-
dern direct in einander übergehen. Die Sclerose
(speciell die herdförmige ünd nmitiple) ist als die
eigentliche chronische Myelitis zu betrachten", enz.

Ilet door mij beschreven geval bewijst niets
voor de ontwikkeling der sclerosis disseminata uit
een acute myelitis, maar steunt in zooverre de opinie

\') Zcitschria für klinische Mediciii 1«7!>. 1\'atr. I.

-ocr page 61-

57

van Leydex . dat uit een ontwijfelbare acute myelitis
zich een chronische ontwikkeld heeft, welke tot
sclerose van een groot gedeelte van het ruggemerg
voerde, en bevestigt dus geheel zijn bewering,
dat chronische myelitis niet van sclerose geschei-
den mag worden, maar dat daarentegen de voor-
waarde voor het tot stand komen eener sclerose
een chronische myelitis is.

Dat sclerose zich uit acute myelitis ontwikkelen
kan, is dus door
Leyden\'s vijf gevallen en door-
dat, hetwelk ik mededeelde, vastgesteld.

Ook over de eindproducten eener acute myelitis
heerscht nog niet de gewenschte overeenstemming.
Volkomen met mijne waarneming komt de voor-
stelling van
Euh overeen. Deze onderzoeker
spreekt zijne opinio daaromtrent zeer duidelijk
uit als hij zegt:^) „In vielen Fällen aber kommt
es im weiteren Verlauf zu einer stUrkeren ^Vuche-
rung und\'Consolidirung des interstitiellen Stutz-
gewebes. Dasselbe nimmt au Umfang und Masse
zu, die Gefiisse vermehren, ihre Wandungen ver-
dicken sich; die vorher erweichte Stelle wird
derber und fester, grau durchscheinend. und
hebt sich deutlich von ihrer Umgebung ab. Es
ist damit zu dem Anfang der Verliilrtung. Scle-
rose, gekommen."

II Kii». Zicinscns HaiulitiK-li, cIHle Hand.

-ocr page 62-

58

Verder toont Erb aan, hoe zich dan uit de
acute myeUtis een chronische ontwikkelt en
voegt daaraan toe: „Das ist ein häufig vorkom-
mendes Ereigniss und fast alle Myehtiden, welche
nicht rapide zum Tode führen, machen später
diesen Uebergang durch."

Leyden laat zich in zijn handboek over rugge-
mergsziekten, heel wat onduidelijker uit. Hij stelt
zich de volgende vraag: „Gehl die acuteMyehtis
in Sclerose über? Jch glaube diese Frage bejahen
zu können" enz.\' „Beweisend würden solche Fälle
sein, wo der Anfang der acuten apoplectiformen
Myelitis nicht zweifelhaft sein kann, und wo die
Residuen ohne wesenthche Veränderungen einige
Jahre bestehen und zur Autopsie kommen."

0]) deze vraag van Leyden antwoordt dus ook
hel door mij beschreven geval beslissend; wanl,
ofschoon er geen jaren na het ontslaan der acute
myelitis verloopen zijn, is loch hel tijdsverloop van
118 dagen voldoende geweest, om daar sclerose
te doen ontstaan, waar eerst acule myelilis is
geweesl.

-ocr page 63-

STELLINGEN,

-ocr page 64-

-

r r ■

J»-
i-i-

M

■ü

-ocr page 65-

STELLINGEN.

IJo consljintiü van de ))loedsbe\\veginp in de

Icleinere arteries en in de cai)illaria is niet het

gevolg van de elasticiteit van den wand der
arteries.

11.

Vel wordt hoofdzakelijk als zoodanig, niet als
zeejigeresorbeerd.

-ocr page 66-

G\'i

III.

De koud water-behandeling verdient bij typhus
de voorkeur boven iedere andere behandeling,
mits door den medicus zelf toegepast.

IV.

Neemt men bij hypertrophie van het hart de
oorzaken der hypertrophie weg, dan moet de
hypertrophie genezen.

. V.

Terecht zegt Vmcnow: „hi der Production,
in dem AV^erden und Entstehen die krankhaften
Dinge zij erfassen , das ist der Triumf der Wi.s-
senschattl , das Object denkender Köpfe."

VI.

Ook thans nog is waar, wat Hassk reeds in
1855 gezegd heeft: Sehr unzuverlässig sind die
Erfahrungen , welche über die Bedeutung des
Sitzes der Hirn-afieclionen gemacht worden sind.

-ocr page 67-

03

Bij constitutioneel zieke individuen, waai-
nevens een gewrichtslijden een localisatie van
het algemeene lijden in een der inwendige
groote organen bestaat, resecteere men nimmer.
Men late zich echter met het oog op die locali-
satie niet van een amputatie weerhouden.

VIII.

Terecht beweert Ollier naar aanleiding van
de resectie van het bovenste gedeelte van den
femur: „Nous pourrions obtenir après l\'opéra-
lion un lemur, qui sera momentanément aussi
long (jui le fémur sain, mais (jui sera bientOI
plus court et ne l\'ailiendra jamais dans la suite.

Alvorens over le gaan tol de sectio Caesarea,
trachle men door proefpunctie de zitplaats der
placenta op te si)oren (
Halrkrtsma).

-ocr page 68-

u

X.

Terecht zegt Billroth: „Nur die Vereinigung
der Medicin und Chirurgie bildet den volkom-
menen Artz. Der Artz, dem die Kentniss des
einen dieser Zweige abgeht, gleicht einem Vogel
mit nur einem Flügel."

XI.

Belasting op ramen en schoorsteenen is uit
een hygiënisch oogpunt af te keuren.

XII.

De méthode dosimétricjue van Dr. Buiujghakvk
verdient algemeene afkeuring.

-ocr page 69-
-ocr page 70-

fV\\>

\\

-ocr page 71-

, f:.. X«

-ocr page 72-

HWUtfiffmüi

msam