JETS OViill Tn<7r YOORxMALK}-
VAN
VAN
I ^Tltl\'.CIIT
,1. J, 1)1\') KIJUVFF.
1S71».
i
--- ^ „.....—
......
.... ..
■v\' \' •......»i-j-
rVi\'i\'*-\'»\'««
J
k-x\'.
v\'-ViT
„ .
A\'. - ■ MP-*» \\,. "TT^. \' vMy
Ä"
.-\'■•»■it.
BHSI
■•ïê,
^xâ:-\' ■-\'■rj?^\' .r- ■ \'
i»\'
-ocr page 5-\'SftïilIfiîMllElillIMlAïlli
jfTi
L
VAN
PKOFESSOKEÎ^ EN STUDENTEN.
-ocr page 6-RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
-ocr page 7-4 fMy
va>-
TER VEKKKIJGIKO VAN DEN GUAAl)
DOCTOR IN DE lUiCHTSWETENSCHAP,
AAN DE TM.IIvS-UNIVER8ITEiT TE IJTRECirr,
NA MACllTKlINd VAN DKN HECTOIl MAONIFICUS
IIOOOLEEKAAIl IN I>E FACltLTKIT IIEIl UKClITFGiaEi:hi>nEll>,
VOLGENS BliSLUrr VAN DEN SENAAT DEH UNIVERSITEIT,
01\' VÜORDHACIIT DEH RECHTSGELEERDE FACULTEIT,
Tli VKKDKDIOEN
op WOENSDAG, den 4ii>\'n JUNI 1870, doa namiddags ten 3 uur,
iiooll
ClEORdi: JÜSTINUS VAN EVEUDINÜEN,
73.
Bclmrcii tu Doil,
UTREOirr
J. J. DE KRUyFI<\\
187\'.t.
-if-\'.
;; s
is;
vi i
sa
ir
a
-ocr page 9-AAN MIJN VADER
-ocr page 10-V <
- -------
„ ÄT , -if il ^ T . »Äi
i, | |||
."V . |
■ii: | ||
-i&l
Ajin do lTo()(]jlocraron , wior lesson ik heb mogen
bijAVonen, betuig ik mijne erkcntolijkbeid.
Aiin LI, llooggoleenle Vhkede , zeg ik mijnen
bizonderen dank voor do welwillendheid waarmede
Gij mij, bij hel; samenstellen van dit proefschrift,
üwen bijstand hebt verleend.
Utrfclil, 1. .Inni 187\'J. v. E.
4
-ocr page 12- -ocr page 13-In (Ic wot van 28 April 1870 (Stbl. no. 102) tot
rogeling van het hoogor onderwijs, lozen •svij in art 81:
De handiiaving dor tnclit onder do studenten is
oj)gedragen nan den rector-niagnilioua; en in art. 82:
Rij overtreding der tucht of bij wangedrag waarschu^wt
of berispt de rector-inafT^nificus. In buitengewone
prevallen, ter bcoordeoliuf?\'van don sennat, alsmede
indien een siudont bjj don reclor-ningnidcus of bij
den rector-magnificus en assessoren ontboden, moed-
willig niet verseliijnt, is de senaat bevoegd den over-
treder den toegang tot de universiteit voor een tijdvak
van minstens een jaar en hoogstens vijf jaren te
ontzeggen.
De inhoud dezer beide artikelen is met eenigzins
andere woorden overgenomen uit de artikelen IGO—
163 van het Kon. besluit van 2 Aug. 1815, waarbij
de organisatie van het hooger onderwijs in de Noor-
delijke provinciën werd vastgesteld.
Die bevoegdheid den senaat of rector en assessoren
toegekend is een gevolg van een vroeger recht, dat
\' veel uitgebreider was, toen de senaat niet alleen ook
aangewezen was om de akademische tucht te handha-
ven, maar zelfs hetzij alleen, hetzij met de burgerlijke
overheid als rechter optrad en dat niet enkel ovo-
studenten, maar zelfs over burgers, die met studenten
geschil hadden.
In de volgende bladzijden wil ik hot een en ander
mededeelen aangaande dat forum privilegiatum, slechts
gewag makende van die instelling nan twee onz(>i\'
oudere 1 loogescholen — Leiden en Harderwijk, —
meenende dat dit voldoende zou zijn om den lezer
eenigzins bekend te maken met de zamenstelling,
rechtsmacht enz. dier fora privilegiata.
Ik moet nog opmerken dat de Utrechtsclie Hooge-
school geen eigenlijk bevoorrechte rechtbank heeft
gehad, schoon toch de studenten zeker privilegium
fori genoten, hetgeen ons blijkt uit eene publicatie
van het jaar 1648, tegen de nationale collegiën der
studenten te Utrecht, waarin het oprichten, bijwonen
enz. dier collegiën verboden wordt, „op poene van
niet meer to zullen gaudeeren het imvilcglum forP\\
doch liet schijnt dat dit voorrecht in niet veel anders
bestaan heeft dan hierin, dat de geschillen onder
studenten bijgelegd zouden worden door den rector
en de assessoren, en dat deze, zoo zij vernamen dat
studenten elkander uitgedaagd hadden, zooveel moge-
lijk zouden trachten dit te verhinderen, doclidatzij,
indien het noodig was, de hulp van de stedelijke
overheid moesten inroepen -). En zoo moolit de
schout geen student, die wegens ongeregeldheden
door de wacht gegrepen was, nnar het stadhuis doen
brengen dan door een deurwaarder der stad, terwijl
de gearresteerde, zoolang het gerecht nog niet tot
zijne vasthouding besloten had, niet oj) vrangi)unten
1) Van 1)k W.vtku , Utr. IMaeanlI). II B. VI Til. pag. 490.
2) Dezelfde, II 1?. VI lit. pag. ISO. Art. XI cn XII van do
sluinten der U!r. aead.
gehoord moclit worden; doch dit voorrecht genoten
niet alleen de studenten, maar ook „andere personen
van eenig fatsoen"
1) Dezelfde I E. III Tit. pa^. 211. Art. XI—XIII v. h.
reglement op het schout-anipt der sfjid Utrecht.
Reeds bij de Romeinen kende men een forum
privilegiiitum, hetgeen ons blijkt uit de lex omnem
reipublicae cap. de vetere iure enuclcando, waar
1) Bij llmouN coniiintj, (Ic anlitiuilalibus acatk\'iiiiois , pag.
123 Ifzcii wij hul VülgcMidc: Men is gciit-gen dc bepaling van
§ 1) van dc consliUitic onuicni reipublicae dc velerc iure cnucle-
ando, op het groenloopen toe Ie passen willud vero satin necessa-
riuin ut nemo audcat in indignos ct pessiinos ludos".
Dit wordt opgehelderd door het verluud van den bisschop
(ïiiKcoiiiuti van Nazianzo (orat. XX): die dc rhelorica in Athene
kwamen sluderen werden reeds buiten de poorten der slad opge-
vangen , daar ieder (rachltc de luinkonielingen voor hunne leeraars
ü! werven, hierop werden zij bij dier vrienden gehuisvest; ver-
volgens werden zij door allerlei glossen gephuigd , dit doen zij
om het gemoed der novitii neer (c drukken cn deze onder linn
invloed (c krijgen , — dc een doet dit op ccnc stoutere, dc
andere op eene meer geleerde wijze, naarmate het voorwerp
hunner plagerij ecnc mindere of meerdere mate van beschaving
deelachtig is. Dit schijnt den onkundige vreesselijk en onmen-
1
-ocr page 18-6
wij lezen, dat de studenten, die in de ludi, tegen
Professoren en studenten de welvoegelijklieid waren
te buiten gegaan, terecht stonden te Constantinopel
voor den praefcctus urbi te Beryt, behalve voor den
praeses Phoeniciae maritiinae , ook voor den beatis-
simus eiusdem civitatis episcopus en voor de legum
professores.
Fkederik I, bijgenaamd Barbaeossa , heeft in
1158 apud Koncaliam eene authentica gegeven, die
inden codex, titel no filius pro patre (4.13), zou ge-
plaatst worden. In deze authentica llabita wordt
bepaald „si eis (scholaribus) litem super aliquo negotio
quisquam movere voluerit, hujus rei optione data
scholaribus, eos coram domino aut magistro suo vel
ipsius civitatis episcopo, quibus hanc jurisdictioiiem
dedimus, conveniat"; en deze woorden, zegt IIerj[AN
CONRINO , hebben de eerste aanleiding gegeven tot
schclijk , iiuuir aan hun , die liet cciis kennen zeer anngcnmun cn
verrukkelijk. Dc scliijn van dezen overlast ia veel grooter dan dc
werkelijkheid, dan wordt hij over het forum in optocht inuir liol
bad geleid, dc sloet der gdciders gaat twee aan twee den
jongeling vooraf, zijn zij kort bij het bad gekomen , dan geven
zij met een razend gegil een teeken van te zullen staan l)lijven
alsof het bad hen niet wil toelatfcn , na nog eenige oogenblikken
stand te hebben gehouden wordt de toegang verkregen en her-
krijgt liij zijne vrijheid, en ontvangen zij liem, als hij uit liet
bad terugkomt, als liun vriend en makker.
En dit nu is het aangenaamste van dc ceremonie om zoo
spoedig van hen bevrijd tc worden die den hisl aandeden.
1) IIlciiMAN CoNiiiNc., (h) antiqnitatibus academicis, pag. 115.
*
-ocr page 19-de akademisclie jurisdictie; de professoren zijn liier
nog niet van de gewone jurisdictie bevrijd, doch de
studenten zijn het niet slechts op de akademic-plaatsen,
maar ook op hunne reizen er naar toe.
Die keus betrof echter niet de zaken, die tot de
iurisdictio ecclesiastica behoorden, daar in dezen niet
eerst door den keizer aan de bisschoppen de jurisdictie
was gegeven. Betwist is het of deze authentica de
sti-jifzakeu bevat, hetwelk niet aan tc nemen is, daar
de iurisdictio niet bevat het merum imperium en
het woord lis (lex 30 dig. de verb. signific. b.
IG tit. litis nomen omneni actionem significat sive in
rem sive in personam.) de judicia publica uitsluit.
Dc engere beteekenis wordt ook daardoor aanbevolen,
dat Fredhuik II in de statuten der Akademie tc
Neapels bepaalt: „omnes scholurcs in civilibus sub
eisdcm doctoribus et magistris debent convcniri." —
Antonius Mattiiaeus, tractatus do criminibus, pag.
682, meent, dat do authentica alleen do civile
jurisdictie bevat, omdat het niet aan tc nemen is,
(hit do keizer „tam frigide" de strafzaken cr onder
zou begrijpen , vooral daar do „gladii potestas" eene
eigene wet vergt cn niet in algemoeno bewoordingen
was begrepen, Lcx 1 Dig. do off. ej. cui mand. est.
1) Anders cchtcr Vkom.vns , de foro compctciiti, Lib I pag.
85 cn i)K W.vLi., oratio dc imiiicris recloris niagnirici origino,
Lddcn 1801, pag. 4, diu cr rchlcr hij vocgt //vmun i-iiiin vero
scqiumti sarnulo ad fiiicm (.XIII) vergciilo ingravcscens scliolarium
pcluliuitin dlccit! u( doccntos ct discipuli privilegio fori, (pioad
iiirlRdiclionein criiniiialcni spoiitc reiiuntiarciil".
8
iurisd. Hierbij komt dat Frederik zegt, hij zal
de zaak verliezen (causa cadere) die een student bij
een ander dagvaardt, maar dat past wel op eene
civile actie, maar niet op eene aanklacht, want het
zou aller absurdst zijn, dat een accusator uit dezen
hoofde een geding verloor, en zoo een student straf-
feloos kon misdaan hebben. Maar hoe het ook zij ,
de Universiteit te Bologna, zegt Allard, \') meende
ook dit voorrecht te hebben, en in 1544 wettigde
een pausselijke bul het recht van den rector, om van
alle strafzaken kennis te nemen, behalve wanneer
er de doodstraf op stond, tenzij de partijen beiden
lidmaten der Universiteit waren. Zoo was het ook
te Pisa. Te Napels oefende een justitiarius, door
den Koning benoemd, in strafzaken eene onbeperkte
rechtsmacht uit, maar de professoren en studenten
hadden ook het recht om zich door den aartsbisschoji
tc laten opeischen. Te Padua integendeel bleef de
stedelijke regering alleen bevoegd, hetgeen ook
plaats vond te Turijn, doch daar nam de rector
mede zitting.
Van dezen tijd af (125Ü) zegt Saviony hadden
de scholaren vier rechters: dc stadsoverheid, den
rector, den bisschoj) en de professoren.
1) Aluéuic Allarü, Histoire de la justice criminelle ea 10"
siècle § G1 pag. ilG—\'J7 , die ook met Maituaeus meent dat
de autlientica niet dc strafzaken bevatte.
2) Saviuny , Gescliichtc des Köm. Rechts im mittelalter, dl.
3 bl 176.
9
De twee laatsten steunden op keizerlijk privilegie,
de twee eersten worden uit het gemeene recht afge-
leid t. w. wat den rector betreft uit de lex ultima
codicis de iurisdict. (3. 13): „periniquuin et temera-
ruim esse perspicimus eos, qui professiones aliquas
seu neg\'otiatioues cxerccre noscuntur, judicum ad quos
earunuleu professionuni seu ncg\'otiationuni cuni pertinet,
iurisdictiouem et praeceptiones declinare conari."
Dit werd op het gild der studerenden toegepast.
Sayiony in zijn genoemd werk pag. 157, deelt
ons mede dat te Bologna do scholarcn eene corpo-
ratie vormden, en uit hun midden het bestuur kozen
aan hetwelk ook de professoren onderworpen waren.
lIuBEit is liet eens met Coïjkino dut dc iuris-
dictio privilegiatii voor do studenten aan do iuithen-
tica Habita haar ontstaan te danken heeft, doch vol-
gens hein is dit privilegie ook alleen aan dc pro-
fessoren in do rechten toegekend — die in ile
theologie luuldcn luunentlijk als clerici reeds een forum
privilegiatum, het ecclosiasticum, en do philosophcii
waren er gceiic aiidoro diui de theologen, die vooral
in de kloosterscholen gehuisvest waren.
Do bedoeling vun Fiiedeiuk 1 was vooral do pro-
fessoren in do rechten met do theologen gelijk to
stellen, cn wut/lc studenten aangaat heeft hij oor-
1) Vcrgclijk Bartolus ad Aiitli. llabila un Haluus ibid
num. 56 57.
2) lIunEii, dc jure civitatis II scct. y cap. 3 cn II! scct. 2
cap. 3 § 32.
10
sproiikelijk gedacht aan de „peregiinantes" de stu-
denten op reis , omdat hij het noodig vond de reizende
studenten te beschermen, daar de ongeletterde soms
een blinde haat heeft tegen hem, die zich aan de
wetenschap Avijdt. Den geestelijken stond het niet
vrij van hun privilegie afstand te doen, den stu-
denten wel, want „nemini beneficium obruditur."
IIUBER ziet in die verleende iurisdictio het kenmerk
eener universiteit, waar deze ontbreekt was het slechts
eene illustre school De universiteiten hebben met de
iurisdictio ook het zoogenaamd imperium mixtum,
hetwelk bestaat in de executio en modica coercitio,
zonder hetwelk de iurisdictio niet met vrucht kan
uitgeoefend, en de jeugd „hac praesei-tim morum
aetatezonder deze niet kan in toom worden ge-
houden.
De magistratus heeft in die steden, in welke
zulke akademien gevestigd zijn, over do akademie-
burgers hoegenaamd geene iurisdictio, evenmin als
over de inwoners van andere steden.
w
f-
Zagen wij dus dat het forum privilegiatuni eene
instelling van oude dagteekening was, dan behoeft
het ons niet te verwonderen, dat ook bij sonunigeu
der akademien hier te hinde, genoemd voorrecht voor
professoren cn studenten bestond.
1) Ook aan dc Duitsclic univcrsilcitcn kende men een forum
privilrgiatum. De beroemde Jouann Stkimia\'n I\'üttkr , in zijn
versuch ciner acad. Gelelirten Cieschiclite von der Universiliit zu
11
Het eerst vinden wij er van gCAvag gemaakt in
de ordonnantie ende statuten voor de üniversiteyt
der Stadt Leyden, dd. 2 Junij 1575^), waar wij
met betrekking tot ons onderwerp het volgende lezen:
„dat alle studenten, officiereu, Pedellen, Secre-
tarissen en diergelijcke van de Üniversiteyt, soo wel
in civile als criminele saecken, het zy ol sy ageren
ofte geconvenieerfc niogon worden, tc rechte sullen
staen voor den lleotor eude syuo Assesseurs, met
den Burgemeester endo twee Scliepenmecstern der
solver stede, het zy of do selve met studenten of met
Burgeren te doen niogliten hebben, bchoudelyck dat
Partyen aleer zy in het recht sullen komen, voor
den Rector ende Assesseurs ontboden sullen worden,
die henluydcn accorderen sullen soo verre het doeu-
lyck is; en sullen de voornoemde Rector, Profes-
soors, Doctores cn Älagistri in der eersten instantie
geconveniecrt werden voor den Hove van llollaiult,
Göttiiigcu bl. 31.3, (Iccll oiis aaiiyaaiulc dio iiistclliiig (c (löUingcu
het vülg(Mi(lu incdo: Volgens dc gewone inrichting aan de
Duilschc universiteiten liceft dc Prorector tc zorgen voor dc
liandliaving der akadcinischc Inclit, oni hem hij tc staan in het
houden van dc aan dc universiteit verleende burgcrlijlcc en lijf-
strad\'elijkc rechtsploging, staan hcni ter zijde dc vier dekens der
faculteiten cn zoo hij zelf geen jurist is, moet bovendien ziuing
nemen ccn lid der juridische faculteit. Aan deze rechtspleging
zijn allen lot dc universiteit bchoorendc personen onderworpen ,
evenzoo hunne gezinnen. In liooger beroep moet men zich tot
den Koning en diens (ichelmcn llaths collegium wenden,
I) Gr. Pi. lil Deel f 53!) N". 2.
ende syluiden agerende, gehouden zijn hare Partye
te roepen voor sijne competente Rechter.
Des en sal van de sententie bij den voorschreven
Rector, Assesseurs, Burgemeestercn ende Schepen-
meesteren gegeven, geen Appelhitiën toegehiten wer-
den , ende dat al by provisie, ende tot anders sal
mogen wesen geordonncert.
Ende en sal den Officier van de stadt niemandt,
Student ofte Lidtmaet van de üniversiteyt zijnde,
in apprehensie mogen nemen, dan naer voorgaende
resolutie van den Rector ende Burgemeestercn, alleen
uytgeseyt den geenen die hij in sware en enorme
delicten op het. feyt bevinden sal."
Men ziet hieruit dus dat de studenten niet alleen,
maar ook andere aan de Universiteit verbonden
personen het voorrecht genoten voor eene bijzondere
rechtbank terecht te staan; hiero}) hopen wij later
terug te komen.
liet voorrecht der Professoren bestond dus daarin
dat zij als gedaagden terecht stonden voor het
Hof van Holland en niet voor de gewone lage
vierschaar.
De rechtbank voor studenten en de andere in dit
opzicht met hen gelijk gestelde personen bestond,
zooals wij uit die ordonnantie zien, uit den rector
en zijne assessoren en de burgemeesters met twee
schepenen — die assessoren waren ten getale van
vier en wel professoren, uit elke faculteit een, want
wij lezen in de bovengenoenule \'ordonnantie ende
Statuten voor de Univcrsiteijt der stad Leijden. „dat
i i
ï:
iii:
-----.
T i
13
den Rector sal liebben vier Assesseurs, te weten
iiyt elcken Facultcyt eenen, als eenen Tlieolof^um,
eenen Jurisperitnm, een Medicum, on oen Philoso-
phum ofto Liboraliuni Artinm Professorum, van den
welcken alle jaren voorschreven don achtsten Febru-
arii twee vernieuwt, ende bij de moeste stommen
van de Doctoren ende Professoren dorsolvcr Univer-
siteijt, als voorcn gekooren zullen worden, dewolckc
gesamentlijck met den Rector op alle voorvallende
saockon sullen disponeren, ende ovor gewightige ende
sware sneeken roopon de curatouren van do üiiiver-
sitoijt;" — Dat do rechtbank niet alloon uit professoren
maar ook uit loden dor stedelijke overheid bestond
gaf, zooals wij lator uitvoorij^or zullen doon zion,
monismalcn nanloiding tot twist, doch dat danrgo-
hitcn zal die .bcj)aling wol mot eono goedo bodopling
gpnomcn zijn, omdat anders allicht do vonnissen van
dn j)rofcssoron niet geheel cn al onpartijdig gewoost
zouden zijn, vooral in ]n\'oooduros waar studonton
tegenover burgers stond(Mi, hetgeen nu vorhindord
kon worden door do stenunen dor loden dor stedelijke
ovorhoid dio nu dool uitmaakten dor bevoorrochte
roohtbank.
Rjj den goloordon Houman \') vinden wij dat do
akndemischo vicrselmar to IFarderwijk — gonojnndo
stad hooft tot op hot laatst dor iichticndo eeuw oono
nnivorsitoit gehad — uit dezclfdo oiomenton was
znniongcstold nis dio to Leiden, doch hior vinden wij
1) H. "Rouman , (icsoliicdniis der (icldcrsdhc Iloogcscliool.
-ocr page 26-U
voordat genoemde school tot eene universiteit was
verheven en nog slechts den naam droeg van eene
kwartierschool (aldus werd zij genoemd van IGOO—
1648), van eene instelling gewag gemaakt, die veel
overeenkomst had met de, bij hare verheffing tot univer-
siteit , ook bij haar ingestelde bevoorrechte rechtbank.
Genoemde schrijverdeelt ons dienaangaande het
volgende mede. Toen de illustre school te Harder-
wijk nog den naam droeg van kwartierschool, was de
handhaving der tucht onder de studerende jongelieden
opgedragen aan een schoolraad, zamengesteld uit twee
Burgemeesters, een Predikant der stad, de Iloogleeraren
cn den Rector, welke Raad over de studenten -) een ge-
zag uitoefende dat zich wel verder uitstrekte dan waar-
voor het oorspronkelijk was gegeven, en zich niet
bepaalde, om tot betere handhaving der tucht geld-
boeten en gevangenis op te leggen, maar zelfs zag men
het meermalen gebeuren, dat dezelfde Raad boeken
en klecderen en andere goederen van Studenten, op
verzoek en ten behoeve luuiner onvoldane schuld-
eischers, o))enlijk aiuisloeg en verkoclit. Men vindt,
aldus gaat hij voort, in het kleine gedeelte dat van
1) 1)1. I. bl. 115.
3. Men had destijds aan de kwartierschool zoogeniunndc
elassische leerlingen van meer jeugdigen letiflijd, di(! zich toe-
legden o|) dc L. en Gr. letterkunde, doch vooral een grooten
tijil besteedden aan de godsdienstige studiën ; en studenten , de
openlijke of publieke leerlingen, die de openbare voorlezingen
voljrden.
441
de Handelingen des sclioolraads overgebleven is, ver-
sclieidene voorbeelden van vrij strenge vonnissen,
ook van verbanning, en somwijlen leest men, dat
een losbandig student, om bijzondere redenen van
de relegatie werd versclioond, doch met uitdrukke-
lijke aanzegging, dat hij gerekend werd onnut te
zijn om hier te verblijven — zoodat toen alreede plaats
vond wat men imderhiiiul consileiim abeundi iwcmdc.
AVie de rechters in de bevoorrcclite rechtbank voor
studenten waren hebben wij gezien, ons rest nog
melding- te maken van den griffier en van hem die
met het vervolgen der misdi-ijveu belast was.
Als «griffier stond de vierschaar ter zijde een
Secretaris, want wij lezeji in art. 10 der wetten eiule
Statuten van do Uuiver.siteyt tot Leyden dd. 1 Oct.
1031 \') „dat bij den Rector, Curateurs ende Assesseurs,
sullen gekooren werden twee Secretarissen, van de
welcke den oenen Rof^ister houden sal van alle reso-
luticn van den Senaat, ende den nnderen van alle
het geen bij den Rector endo R(!chters dor Üniversi-
teyt, mitsgaders bij den Rector ende Assosseur.s in
rechtsaecken als A^\'reedenuieekers sal gcdaen oft(!
verhandelt worden" "); cn wij zien vervolgens uit
de verschillende ])laeaten waarin strallen op sonunige
1) (Ir. l\'l. I ])(•(•! f. 281 N«. 2.
2) In licl (l.ngvcriinal, dl Y bl. 09, der liandclingcn van do
nationale vergadoring, vinden wij de volgende woorden door liet
lid dier vergadering Hahn in Maart. 17\'J7 nitge-sproken , naar
anileiding van de kraclit die men moest f;even aan den eed :
IG
overtredingen gesteld zijn, dat de Hoofd-officier (schout)
der stad met het vervolgen der misdadigers belast is. \')
«ik lieb gedurende zm^en jaren ali spc.refaris gefungeerd van eene
Vierxchaxtr, bij welke ik ten minsten eenige ondervinding heb
opgedaan. Niet zelden heb ik mijn daar overtuigd van lie; niets
beduidende der eedafnemingen ook van getuigen; zij behoren
zeker tot den slenter, en worden zeer te onrechte als een middel
van afdoening cn zekerheid bescliouwd; maar een geval vooral
lierinner ik mij nog zeer levendig; in zeker cas crimineel wierden
er onder anderen getuigen gelioord. Dezen zonden hunne verklarin-
gen coram-judicc bij Eede sterken. De eerste commissaris was
N. B. Iloogleeraar in dc Godgeleerdlieid. De verklaring voorge-
lezen zijnde vroeg hij aan den gercquireerden of hij bereid was
de waarlieid d.\'iarvan met eedc te sterken. Ja, was zijn antwoord.
AVcct gij dan wel iiervattc zijn edel aclitb.\'xarlicid wat do eed zeg-
gen wil? Zeer wel zeidc mijn man: dat wil zeggen dat ik fJod
afzweer. Commissarissen en ik beten op dc lippen om niet te
lagchcn. De waardige Professor deed zijn best den man eenig
gezonder denkbeeld tc geven, cn na korte oogenI)likkcn, want er
was haast bij liet werk, moest ik liein het formulier voorlezen,
cn do man deed den eed. Nu vertrok dc man; hij wist niet
veel beter dan dat liij fiod liad afgezworen, en ik daclit bij mij
zeiven so\'cr maar van do duizeml Eedzweerers rcMi van dezen nart
is, dan is nog do eedafneming roekeloos cn nadeelig.
1) Om slechts een voorbeeld to noemen zoo lezen wij op het
einde van een placatit waer bij dc; studenten tot Loyd(!n het dra-
gen van ristolcn verl)odcn werdt dd. 20 Dcc. 1(55!) (Jr. l\'l. 11
dl. f lOfi? No. !}. «]lelastcnde cijndelijck den Schout van de
stadt Leijdcn, als Promotor van deselvc Universitcijt, dat aoo
hacst als eenige der voorvcrhaclde contravcntien sullen komen tc
gebeuren, liij sonder eenige vertocvinge\'oflo <lisaimulatie, nuit
alle neerstigheyt sigh sal hebben tc informeren, soo op dc
Authcuren van de misdaet als ook op dc fornu* van dien."
17
Genoemde Hoofd-offieier nam bovendien in zijne hoe-
danigheid van l^romotor van \'s lands universiteit,
het verhoor af van den gedaagde, hetgeen ons blijkt
uit de i)rocedures in de zaak van mr. Piet er Marcus,
Hoofd-offieier der stad Leiden, togen FRAxgois Aüri-
aan van der Ke^ip torwijl Avij bovondieu uit ge-
noemde procedures zien, dat de dagvaarding ge-
schiedde door den eersten j)odol. De promotor mocht
de vierschaar niet spannen, doch hij wei\'d ontboden
of kon verzoeken binnen te komen, als hij iets aan-
gaande zijn post had mede te deelen , hij moest van
hetgeen binnen de stsul Leiden door de lidmaten dor
universiteit misdreven Avcrd , zorgen dat de rector en
rechters er kennis van namen, zonder dat hij daartoe
verlof behoefde te vragen, daar het altijd aan de reeht(Ts
stond of en wat zij oj) die informatie wilden besluiten.
Doch volgens Bavius Voorda -) mag hij van
hetgeen door de lidmaten der universiteit buihn»
Leiden bedreven wordt, zonder toestemming van den
Rector en de rechters geen nadenk informatie nemen.
Wanneer de ])romotor zich in zjjn ambtsverriehlingeu
te buiten gaat, kan hij door reclor en rechters daar-
voor gestraft word(Mï , weigert liij hetgeen hem door
de genoemde rechters Ix\'volen wordt, dan nuxMen
1) Zi(; liijlng.! I.
2) Mr. lUvH\'s VooiiDA, <1p criininccle onloinuinlir vor/cld
^"•\'in (\'oiu! vcrliaiidcling over hel vmlaiid van d<> ()nlomiiii\\liiM)i) den
"\'ijl van proeed. in erimin. zaken me) annnierkingen, ad art. I
iinin !.\'{.
9
-ocr page 30-18
deze, volgens den zoo evengenoemden schrijver, zich
wenden tot TTun Ed. Gr. Mog., en moet, daar intus-
schen de Justitie niet stil kan staan, noch de Uni-
versiteit zonder de gestadige toezicht en waakzaamheid
van den Promotor kan zijn, gedurende den tijd, dien
er met het onderzoek en het afdoen van die klach-
ten verloopt, de universiteits vierschaar, naar het
A\'oorbeeld van de Hoven, ten aanzien van den Pro-
cureur-Generaal, een /«/f-\'rM>?.s-promotor aanstellen.
Hebben wij eenige bladzijden terug gezien dat het
voorrecht der Professoren te Leiden niet zoo groot
was als dat der studenten, daar zij terecht stonden
voor het Hof van Holland, te Harderwijk waren zij
in dit o])zicht gelijk gesteld mot de studenten , want
in eene memorie \') van den Harderwijker Senaat,
aan den Agent van nationale opvoeding, van 28 Dec.
1790, lezen wij de volgende onderscheiding van d(Mi
lloogleeraar J. M. Kicmpku, „de ])ersonen, over welke
zich hier de jurisdictie van den academischen senaat
uitstrekt kunnen genoegzaam tot drie klassen gebracht
worden: I. die der Professoren en hunne familie,
welke natuurlijk hetzelfde forum met den man of
vader volgt. H. die der studenten. 111. die der
suppoosten van de academie cn huisbedienden der
Professoren."
^ Hooger beroep van de akademische vierschaar was
niet toegelaten, wel lezen wij in de onhnmantie
1) lloujiAN iii zijn aaiigcliiiitld werk Dl. I bl\' HU.
-ocr page 31-19
van 1575 en vinden wij het later herhaald in art. 39
dor bovengenoemde wetten en statuten van 1 Oct. 1G31,
dat dit slechts was „bij provisie ende tot anders sal
mof^en wezen geordonneert" , maar het is ons niet
gebleken dat hierin later voorzien is, alleen bestond
het middel van revisie., waju\'op een reglement ge-
maakt was ten behoeve van de akademische vier-
schaar te Leiden, door do staten van Holland en
We.st-Friesland dd. 6 Oct. 1G5G waaruit wij het
volgende ontleenen:
Zij die van dit middel willen gebruik maken,
moeten binnen het jaar na de uitspraak van hot
vonnis, zich met een verzoekschrift deswegen tot den
Rector en Rechters wonden, inhoudende do hmIoiumi
en middelen, waarmede zij de dwaling in het vonnis
willen bewijzen, cn tevens moeten zij den sec.retaris
van do vierschaar ter hand stellen de soui van
honderd smulden, om aan<?ewend te worden ten be-
hoeve der universiteit, indien het vonnis bevestii^d
woi-dt, zoo niet dan wordt het hem geheel of gcdeel-
t(dijk terug gegeven.
Van de znak m revisie zal kennis genonuMi wor-
den door dezelfde Rechters ") (li(? het vonnis, wanr-
1) Gr. I\'l. ir Deel f. 1117 N». ].
2) Dit was Irouwciishet gfival hij alle rochlerlijke (udleges ,
waar Revisie loegelaten was, Umikmi IfuiiKU in zijne heedens
daegs(! Ueehlsgeleerthnyl ö , Caj). tO nnenil. revisie: een he-
roepinge van tien Hechter niet wel heraden zijnde, tot denselven
lU\'chter oni zich heter lo heraden.
9*
-ocr page 32-20
togen men opkomt, gewezen hebben, al hebben eon
ander Rector en andere Rochters zitting in de vier-
schaar; mochten van die oorspronkelijke Rochters
er geen zeven meer aanwezig zijn, dan zullen zij
tot zeven, maar niet tot hooger aangevuld worden ,
uit de leden dor thans zitting hebbende Rochters,
zijn or zeven of moer nog aanwezig dan hooft er
geene aanvulling plaats.
TTij die revisie vraagt moet aan dc Staten van
Holland cn Wost-Fi\'iosland verzopkon dat hom
adjuncten worden verleend, om het jirooos te
herzien, on wel zooveel dat hun aantal één minder
bedraagt dan hot aantal Rochtor.s. Zij moeton
rechtsgolccrdon zijn, on door don Rector on Rochters
ontboden, om modnzitting to nemon, moolon zij
zwoi\'on dat zij in het procos goon advies of raad
middejjjk of onmiddojijk gegeven hebben.
Rovisio tegen oen vonnis kan slochfs oonmaal aan-
gowond worden, het vonnis, zooals hot bij rovisii;
is gewezen, staat onhorroopolijk vast.
Do froschiodenis der Goldorscho 1 looßfcsohool loert
O n
ons <lat to Hardorwjjk moermalon boproold word om
van do vonnisson, gow<;zon door do akadoniisch(i recht-
bank, in hooger boroop tc kennen, hotzij bij hot Hof
1) Ovor rovisio (!ii adjuiiotcn zio inoii voor llolliind cn Zotlaiid
van Zuiu;k , (^)dox Hatavus voco Appol. § 75, vocc (iocoinni.
Kadon C!ap IV § 58, voor Friesland lli\'iiKii, Iloodcnsdacgse ücclils-
geleoillioyt 5 B en 17 Iioofdst., voor (idderland, (Ir. (Jcld.
Plaeaati). II D.el f. 490 en f. 570.
21
lietzij bij de Curatoren, de laatsten echter trokken
zich deze verzoeken niet aan , en tegen de aanmatiging
van liet eerste wisten de professoren zich te verzet-
ten, waarin zij door de curatoren bijgestaan werden.
Bouman , bl. 313, deelt ons hiervan een paar voor-
beelden mede: van een vonnis in 1G70 door den senaat
tegen een student geslagen, trachtte deze in liooger
beroep te komen bij de curatoren, de senaat echter
besloot het ten uitvoer te leggen „zonder deszelfs beroep
op curatoren in aanmerking te nemen"; een dergelijk
geval had eenige jaren later plaats met een hoogleer-
aar, die hetzelfde beproefde, doch ook hier sloegen
de curatoren evenmin acht op \').
En zoo mocht dan de senaat, tenjare 1733 jjlech-
tig verklaren dat er noch wet, noch voorbeeld bestoud,
waarbij van zijne uitspraken in twistgedingen of
strafzaken, beroep was toegestaan.
Wij hopen iiier later nóg op terug te komen en
aan te toonen, dat do senaat er steeds op uit was
om, zelfs in dt; nietigste gevallen, zijne rechten tegen
vermeende verkortingen te handhaven.
Laten wij nu nagaan tot hoever de rechtsmacht
der akademische vierscharen zich uitstrekte, zoowel
met betrekking tot do personen als met betrekking
tot dc zaken.
In do eerste plaats stonden er voor terecht de ge-
l) Hieruit blijkt ons ook dat eii de. professoren te llardrrwijk
voor de akademischc vierschaar terecht stonden , cn dat voor
hen geen liooger bcroq) wiis toegelaten.
22
iinmatriculeerde studenten, d. i. zij die als zoodanig zijn
ingeschreven bij den rector, mits niet boven de zes
jaren studerende, maar al bekleedden zij voor den
afloop van dien termijn eene betrekking, toch geno-
ten zij het voorrecht, hetgeen wij kunnen opmaken
uit de bovengenoemde procedures tegen y. d. Khmp,
die destijds predikant der doopsgezinde gemeente te
Leiden was, daarentegen werd een student, die niet
terstond grdinmatriculeerd was, geacht te behooren
onder de rechtsmacht der stedelijke overheid.
. iMet de studenten werden gelijk gesteld, bij eene
nadere Ampliatie op het negen en dertighste Articul
van de statuten van de Universiteyt tot Leyden dd.
24 Maert 1662 de burgers of ingezetenen van de
stad Leiden, die tot het voortzetten hunner studiën
de akademie bezoeken, voor zoodanigen tijd als men
daartoe gewoon is, mits niet boven de zes jaren,
alsmede „zoodanige notable ende aensienelycke Per-
sonagiëii, die uyt consideratie van de Universiteyt,
ende tot luyster van de zelve haer van buyten binnen
de voorschreve stadt vervoegen", doch niet alleen
zij die ter wille van de wetenschap, maar ook zij die
wegens hunne bediening aan do universiteit verbonden
waren genoten hetzelfde voorrecht; -) wij lezen echter
verder in de evengenoemde resolutie „ten ware noch-
tans deselve meerder-jarigh zynde by conlractc uyt-
t
]) Gr. l\'l. III, Ücd f. .>tfi No. 13.
2) Mr. Dirck CJk.vswinckki,, opperste inaelit, 11 H, V Gap.
§ 2 png. 277.
23
driickelyck ende specifice, ende anders niet in het
een of het ander geval de Jurisdictie van een ander
Hechter in dese Provincie hadden geprorogueert".
Yan dit recht, dat niet alleen dc studenten maar
ook de suppoosten hiidden, konden zij alleen gebruik
maken als zij meerderjarig waren en, volgens
Yhomans slechts in burgerlijke zaken, want was
het toegestaan in strafzaken, „dan zoude een weg
werden gebaant tot veele boosheden, omdat de mis-
dadigers altijd souden fragten tc prorogeren de Juris-
dictie van sodauigen llegter, die sy wisten, dat lig-
telyk soude vry-spreken, om alsoo tc ontgaan de
stralle de begaane misdaad waardig".
Te Harderwijk wenschte de senaat zelfs den aka-
demischen boekbinder en den schermmeester der
Iloogcschool aan zijne jurisdictie onderworpen hebben,
want wij lozen bij Bouman -) „een akademisch boek-
binder werd streng berispt, omdat hij op bevel van
don nrigisstraat voor dezen versehenen was, gelijke
berisping viel zelfs den schermmeester der Hoogeschool
ten deel", ja uit hot bovengenoemde vertoog van den
Ilooglccraar Kcjuper ziet men, dat de senaat zijne
jurisdictie uitgestrekt had tot de huisbedienden der
Professoren.
Zagen wij nu dat liet forum privilegiatum niet
alleen bestond voor de studenten, maar zich tot nog
andere personen uitstrekte, ook voor do Professoren
1) Tikter VuomaNs , dc foro conipclciiti, lib. I pag. :M.
2) 1)1. I M. :3-i7.
-ocr page 36-2-1
bestond het niet uitshütend, want bij diezelfde nadere
aanvulling- van art. 39 der Statuten, was bepaald,
dat dc weduwen der Professoren tc Leiden hctzolfdo
voorrecht genoten hetgeen niot het geval was
met de weduwen van studenten, die in alles als
ing-ozetcnen van do stad werden gehouden. Zoo
was ook het benoemen van voogden over do door
Professoren, studenten, secretaris cn pcdcllon nago-
laton minderjarigen, al mochten zij aan dc Univer-
siteit studeren, on als zoodanig onder het forum der
universiteit ressorteren, overgelaten aan dc stodolijko
overheid en do weeskamers -).
Gaf de vraag welke personen voor do akadoinischo
vierschaar terecht stonden niet tot vele mociolijkhcdon
aanleiding in de praktijk, niet zoo gcniakkolijk was
dat met betrekking tot de vraag van welke zaken zij
bevoegd was kennis to nemen, omdat zooals wij zien
zullen (lo personen die voor do bevoorrechte rechtbank
terecht stonden, dit voorrecht niot in olk geval geno-
ten, mjuu\' dut afhing vun dc zaken wuuruvcr het
geschil liep of van do misdrijven wuurvun zij beticht
1) Want wij Iczoii aUhuir: «.Macr den ilector ende Professors
soowel gesamen 1 lyek , en liet licliaem van dc Seiiaet, maeckende ,
a|s in haer particulier, mitsgaders dcrselvcr irahticeu zullen in
dc
eerste instantie geconvcniccrl worden voor onzen llovc, ende
soo syluydeii Aeiilcggcrs zijn , zullen liarc tegenparlyc roepen voor
haren compctcnten of (higelykschen Keeliter."
3) l\'iKTKa ViioMANs, dc foro compeicnti, lib. I pag. 12. v.
-ocr page 37-25
werden, hetgeen, naur wij hopen, uit de volgende
bhulzijden eeiiigszins duidelijk worden zal.
Wanneer wij de meergenoemde ordonnantie van
1575 naslaan, dan zien wij daaruit, dat de studenten
en de andere personen , die in dit opzicht met hen
gelijk gesteld waren, zoo^yel in lijfstrailelijke als bur-
gerlijke zaken voor de akademische vierschaar terecht
stonden, onverschillig ot\'zij met burgers ot\'studenten
geschil hadden , en onverschillig of zij aanleggers of
verweerders waren, hieruit volgt dus noodzakelijk
dat de burgers in zulk ecu geval ook voor de aka-
demische vierschaar terecht stonden, dat zij dus als
eischers hunne wederi)artij voor diens rechter moes-
ten dagen, hetgeen niet meer dan billijk was, maar
ook dat zij als gedaagden geroe})en werden niet voor
hun eigen rechter, maar voor de rechtbank van den
eischer d. i. de akademische vierschaar.
Ten oi)zichte van lijfstraHelijke zaken , en in zaken
van erfscheidingen en servituten en dergelijke, is later
eene wijziging gekomen, want wij lezen in art. MO
der meergemelde wetten en statuten van de univei-
siteit te Leiden, dd. 1 Oct. 1G31 : „Dat de studen-
ten , Secretaris, IJodeileii endo allo dege(Mie die tot
do Universiteyt behooren, soo wel in civile als
crimineelo saecken, het sy dat se Aeideggers ofte
Verweerders syn, niet dan voor den Rector ende
Assesseurs, met den nurgemcestereu ende twee sche-
penen der stadt Leyden sullen te reght staen, hetzy
dat deselve met Studenten of met Burgeren geschil
moghten hebben, Ijc/ioitdc/ijc/c dat Burgers ofte In-
26
woonders dor stadt Leyden, niet tegenstaende die
met eenigli Lidtmaet van de Üniversiteyt mogliten
te doen hebben, ofte hem aen yemant van de Uni-
versiieyt moghten liebben misgrepen , in saecken daer
van wegen de Graeffelycklieyt ende bij de officieren
der selver jegens yemandt crimineelyck geprocedeert
wordt, sullen te rechte staen voor Schepenen der
selver Stede, ende niet voor de Rechters der Üni-
versiteyt , ende soo wanneer eenige gebuurtwist om
erffscheydinge ende servituten , of diergelycke saecken
moght ontstaen , hetsy tusschen Burgers , Poorters of
Inwoonders der voorschreve stede ter eem-e, mits-
gaders Professoren , Studenten ende andere Lidtniae-
ten van de llniversiteyt voorschreve ter andere zyden,
hetzy oock alleenlyck tusschen Lidtmaeten der selver
Üniversiteyt ter wederzyden , dat soodanige gebuur-
questie niet by den Rector of Rechters der üniver-
siteyt, maer by Schout ende Schepenen der voor-
schreve stedö geexamineert ende gedecideert sal
worden."
Wij zien dus dat in lijfstraffel ij ke zaken de bur-
gers in geen geval voor de akademische rechtbank
terecht stonden, en dat deze ook niet bevoegd was
recht tc spreken in gedingen over servituten en drgl.
al waren beide partijen studenten, of andci-e tuin dc
universiteit verbonden personen.
Doch in strafzaken ter harer competentie , was zy
zelfs bevoegd om recht te 6\'preken, al was het delict
door een Leidsch student elders in dc |)rovincie
Holland gepleegd, hetgeen naar ajuileiding van zulk
27
een feit beslis-t is door den Iloogen Raad van Hol-
land dd. 28 Nov. 1Ü82 Een student uit Leiden
had nl. een delict begaan te Dordt, nu meende de
magistraat aldaar dat de akademische vierschaar niet
bevoegd was om in deze zaak recht te spreken,
maar do Hooge Raad heeft beslist dat genoemde vier-
schaar hier do bevoegde rechter was. ") Ook Bavius
Yookda meent dat de juisdaden door lidmaten der
universiteit elders in Holland begaan, berecht moeten
worden door dc universiteits-vicrschaar „want de
speciale Privilegien aan dc Universiteit gegeeveu
d^rogeeren aan do generaalc, waarop zig anderen
Rechtbanken en Steeden beroepen, cn zonder dat
loopt het geheele Privilegie, gegeeveu tot nut der
Academie, en tot gerustelling van hen , die Imune
kinderen ter studie senden , genoegzaam op nicis uit."
Eenigo bladzijden terug hebben wij gemeld, dat
1) .Mcilcgctlccld bij Antonius M.vrruAKUs, d« jun; gladii,
Cap. 35.
2) I\'. ViioM.vNs, dc foro conipelciiti , l.ib. I pag. Sfi, deelt
ons mede, dat in l)uitscblan<l een student op dc eene akademi«!
wegens diefstal gegecsseld zijnde, zich op cene andere universiteit
weder had doen inschrijven, en thiar wegens een nieuw vergrijp
gevangen was, uu ontstond dc vraag of hij terecht moest staau
voor den Senaat van dc akademie waar hij lid van was, of voor
den magistraat die hem gevangen genomen heeft ; door de facul-
teiten in de rechten van dc akademiën van Rostock, Heidelberg,
licipzig. 1\'Vankfort is verstaan dat hij lerecht moest slaan voor
den Senaat van de akadómic.
3) Bavil\'s VooiiuA, t. a. p.
-ocr page 40-28
de akademisclie vierscliaar te Harderwijk bestond uit
den Senaat en twee Magistraatspersonen, dit is
echter niet geiieel cn al j uist, het is hier de plaats
om dat eenigzins nader aan te duiden.
Niet in elk geval dat studenten voor genoemde
Rechtbank terecht stonden, hadden daarin Magistraals
personen zitting, maar waren er gevallen, waar de
Senaaj__alleen als rechter optrad, doch helaas mistte
men hier de juiste aanduiding der zaken waarin
de Senaat alleen recht zou spreken, en gat\' het ge-
mis dier nadere aanwijzing veel aanleiding tot ge,-
schil, de stedelijke regering wilde de gevallen waarin
hare leden zitting moesten nemen zoo ruim mogelijk,
de Senaat integendeel hen zoo eng mogelijk ncjnen;
zoo meende de Magistraat dat zoo dikwijls studenten
zich tegen burgers of derzelver huizen vergrepen,
hij ook van die misdaad moest kennis nemen, do
Senaat stemde dit toe alleen ten opzichte van de
zware of zeer zware vergrijpen. \')
In dien zin gaven de curatoren den 27" Oct. 1719
deze verklaring „de grove excessen en delicten door
cives academici bcgaaii, moesten verblijven, aan de
co^lgnitio van den senatus academicus, ter presentie
1) Hoüman 1)1. I 1)1. 143. Volgens liet oorspronkelijke wiircu
a^n (Ie Iiestrafüng van den Senaat ondervv(jrpen alle stiifliosoniui
dtUcla quihm pnhlica povnu capitis videlictt, ant nltcriuH mtmhri
hiulilatiü cjc jure iuipoitita. non erat. Deze woorden over \\velk( r
toepassing niel zelden verschil ontstond, doen ons een blik slaan
in het wreede strafrecht dier daarcii.
29
van twoc Heeren uit den ^fagiatraat, terAvijl voorts
alle leviora delieta, bij leden en suppoosten der aka-
demie begaan, zouden verblijven privative aan de
kennisse en beslissing van den Rector Magnificus en
akademischen Rand\'\\
Doch veel verder was men hier ook al niet mode
gekomen, daar nog altijd de vraag bleef bestaan,
welke delicten tot de graviora, welke tot de leviora
bohonrden, en deze vraag dus nog altijd oen bron
van twist bleef tusschen den magistraat en den
senaat, hetgeen natuiu\'lijk de goede rechtspleging
belemmerde en zoo kon, toen ten jnre 1710 de ma-
gistraat den senaat het recht l)otwistt(; om een aka-
demieburger, die van een lialsmisdaad besticht wei\'d, in
het verhoor te nemen, <le zaak niet ten einde gebracht
word(Mi dan door eene verklaring, waarbij beide par-
tijen hare rechten onverminderd en ongekrenkt hielden.
Te Leiden stonden, zooals wij vroeger gezien heb-
b(Mi, de burgers zoo zij mot studenten g(»dingen hadden
teiecht voor dii akademische vierscliaar, zonder
onilerscheid te maken of zij eischers of gedaagden
waren, en wij maakten toen de opmerking dat ons
dit niet billijk voorkwam, ons komt het dan ook
doelmatiger voor zooals de i)raktijk het te Har-
derwijk ingevoerd had, daar daagde in burgerlijke
zaken tusschen studenten en burgers de aanlegger
zijne tegen|)artij voor diens eigen rechter, de student
namelijk den burger voor den magistraat, deze genen
voor den senaat.
D(! rechlsmacht van de akademische vierschaar te
-ocr page 42-30
Leiden strekte zich ook uit tot het benoemen van
curators ovor boedels van studenten, en de met het
gelijkgestelden
Do vraag aan wie het benoemen van curntoron
over boedels, nagelaten door Professoren, stond, gaf
ook menigmnlen aanleiding tot strijd, de magistraat
meende dat het iot zijne competentie behoorde, do
senaat wilde het opgedragen zien aan het Kof van
ITolland, hierin werd echter voorzien.
Door het gorocht van do stad Loidon was op
"verzoek van schuldoischors van oen door oen T\'rofossor
nagelaten boodel, een curator ovor gomoldon boodol
aangesteld. Nu beweordo do Soufuit van do univer-
siteit dat zulks niot toekwam aan het gerecht van
de stad Loidon, maar aan het Jlof van Holland on
wol volgons art. 39 dor Statuten. Do ^Fagistraat
meonendo, dat gonoomd artikel niot duidelijk s|)rak
in dit goval, verzocht bij mondo van do Gcdej)U-
teerden der stad Leiden, dat de staton van Holland
genoemd art. nader mochten verklaren, aan wolk
verzoek voldaan werd door l^ono resolutie van 25
Juli 1058. „Dat niet alloenlyck do persoonen van
don Rector endo Professors dor voorschrevo Univor-
1) Ilelgccii ons blijkt uit do uioorgeiiocmdc luidorc nniivulling
van art. 3ü dor statuten : «(Jelyek mede l)y insolventheit van
soodanigc l\'ersoonen alleen by den selven lleelor endo I{cohters ,
inselver desolate of g(«bondonueerde I^oedels een curator ge-
comniiteerd sal mogen werden,"
2) (Jr. Fl. Hl Deel f. No. 12.
-ocr page 43-31
sitcyt in do eerste instantie voor den voorschreven
Hove geconvenieert sullen moeten werden, maar dat
het selve voorreglit mede plaats sal hebben in hare
naer te laten weduwen, mitsgaders naer het over-
lijden A\'nn den Rector ende Professors, of van hare
weduwen, ook op hare aghtergelaten l^oodels, of
onverdeylde ende onverscheydeno erflenis; en speeia-
lyck mede, dat de Curateurs, die het van nu voor-
taen over soodnm\'ge Roedels te stellen van noode
werden nioghte, versoght ende geconunitteerd sullen
moeten worden bij den Praesident ende l^aden van
den jTcmelden Hove; dos dat daerloe geëligeert ende
gecommiteerd wei\'den j)ersonen biimen de stadt van
FiOyden woonaghtig", zoodnt wij zien dat de senaat
in hot gelijk gestold word.
Den O" .Juli van dat zelfde jnar was den Loidsohen
senaat dooi- dien vmi llnrdorwijk, zijn gevoelen ge-
vraagd over eene (juaoslio, die in den bo(>zom van
den laatsten ontstnan was, of iiiuiiolijk aldaar der
profossoren boedels aan de woeskamers ondorwor|)en
waren, welke vrang ontkennend beantwoord werd, en
men kun zeer wel met zokorhoid aannemen dat de
Harderwijker senaat dat gevoelen voortaan wel tot
het zijne gemaakt heeft.
Nog minder dus behoeft het ons te verwonderen
als wij bij Rou.man lezen, dat door den senaat aldaar
zijne rechtsmacht uitgestrekt werd ook tot de boedels
der studenten, en zoo gebeurde het wel dat door
hom de goederen van studenten, die zich uit de
voofen gouiMiikt hadden, zonder hunne schul-
32
den \') te betalen, verzegeld en geïnventariseerd werden ,
eveneens handelde hij met boedels door studenten bij
versterf nagelaten, die niet aanvaard werden, en er had
dan vervolgens ten zijnen overstaan plaats, wat men
thans zou noemen verificatie der schuldvorderingen,
een judicium concurreniiae et praeferentiae tusschen
de schuldeischers, en waren er onder laatstgenoem-
den burgers, hetgeen wel meest het geval geweest
zal zijn, dan namen eenige leden der stedelijke re-
gering met den senaat zitting.
• Trouwens de Harderwijker sonant was er steeds
op uit om alle mogelijke rechten zich toe te eigenen,
zoodat dan ook langzamerhand eene, wat men tiians
noemt, vrijwillige reclitsmaclit, doorhem uitgeoefend
werd, zoodat verscheidene gen^chtelijke verklaringen
en handelingen, die thans de tusschenkomst van een
notaris of eenig ander burgei-lijk ambtenaar vereisclien,
door hen, die aan zijne jurisdictie onderworpen waren,
ten overstaan van den Rector alleen of van hem met
den senaat afgelegd en verricht werden, hetgeen ons
ten overvloede duidelijk blijkt uit een vertoog \') van
den senaat van 1781), — waaruit wij tevens moeten
opmaken dat die vrijwillige rechtsnujcht zich niet
alleen tot studenten uitstrekte — aldus luidende „van
1) Studeiiton, die liunno scliuldcn onvoldaan lioton , konden
d^or linnno sclinldciroliers, na hekonion niaciitiging v.-ni don
StMiaat, door middel van lijfsdwang lot hefaling genoodzaakt
worden.
2) Te vinden hij I\'.ouman 1)1. I bl. .\'512.
-ocr page 45-33
de eroctie af van deze Akademie tot op den huidigen
dag toe, zijn door den akademisclien senaat alle
acten van magistratuur en jurisdictie geploegd, niet
alleen over eigenlijk gezegde studenten en suppoosten
dezor universiteit; maar speciaal ook ovor Professoren,
derzei ver vrouwen, kinderen, domestieken, sterfhui-
zen 011 wat diens moor is. En ook zijn doorzelre voor
den al\'ademischen senaat gepleegdalle actus niet
alleen contcntiosacy maar mvde voluntariae jurisdic-
tionisy
Uot moergcnocmdo art. 39 van do statuten voor
de universiteit to Leiden, hiold o. a. in dat hoido
partijen, voordat zij voor do rochtors dor akadomio
terecht zouden staan, voor don rector en do assesso-
ren zullen goroopon worden, dio zoovool niogolijk
trachton zullon hon to vorzoonen. „Dat wijders boijdo
j)artijcii al oer sy voor do voornooindo Kochlors van
do Universitoijt in hot Rocht niogeii komen, ontbo-
den sullen worden voor don Roctor on do Assossours,
die honluijden soo vorro hot doenlijck is sullen accor-
derou"; to Harderwijk was dat recht nog uitgobroi-
der, daar kon do sehaat, wanneer do partijen ban?
zaak bepleit luuhlen, vóór dat hij hot eindvonnis uit-
bracht, d(Mi aanvaller cn vorwoordor trachten vor-
zoonen , zonder dat zij echter hot recht verloren, oni
bij mislukking hiervan, oen stellig oindvonnis to ver-
krijgen.
Do studonton on do mot hen in dit opzicht gelijk
gcsteldon, gcnoton ook nog hot voorrocht, dat zij
niot in vorzokoriug niochton gonomoii worden door
\' 3
-ocr page 46-34
schout en scliepenen van de stad, dan op voorafgaand
verlof van den rector en de burgemeesters, behalve
wanneer hij iemand op heeter daad in eenig zAvaar
vergrijp mocht vatten ; hetzelfde gold ook te Har-
derwijk , waar bovendien nog bepaald was, dat men
den arrestant aanstonds aan Rector en senaat moest
uitleveren.
Zooals wij gezien hebben stonden in laatstgenoemde
akademie, de jirofessoren voor de akademischc vier-
^^schaar terecht, Avas dat voorrecht oj) zich zelf al
zeer groot, daar kAvam nog bij dat aldaar een stu-
dent geen professor mogt dagvaarden , zonder voor-
kennis van den Rector Magnificus , die daarover bij
AU)()rkomende gevallen den senaat moest raadplegen,
en dat het Avel voorkAvam dat een Hoogleeraar in rech-
ten betrokken wer<l door een student, hiervan geelt
Bouman -) een voorbeeld, hetwelk tevens kan
strekken als eene schildering der toenmaHge zeden.
Ten jare 1G57 had Prof. H. zich bij curatoren
beklaagd, dat hij „als praeses in disputatione i)ublica
door zeker student heel irrcA^erenter en onbeleefde-
lick bejegent Avas, en dat hij daerop Avederom bij
retorsie eenige breede ofte hevige Avoorden hadde
gegeven , Avaarvoor hem die genoemde student quaestie
gemovcert, en in recht beroepen hadde.\'- Bij oj)-
volgend besluit verklaren nu weldra curatoi-en „dat
geen studenten vry staet, noch toegelaten Ixdioort te
1) Gkasavinckkl bl. 278.
2) Dl. I bl. 322.
-ocr page 47-35
worden , over eenige liarde of praetense injurieuse
woorden , die de Professoren, presiderende in dispu-
tatione publica, insonderheyt daertoo eerst geprovo-
ceert zynde, zoude moge ontvallen , deselve Profes^
soren dienthalven met een ordinaris oft\' schriftelick
proces te bespringen."
Hebben wij vroeger al eens met een enkel woord
melding gemaakt dat do instelling van hot forum
privilegiatum eene bron van twist wns, wij willen
pogen dat hier nader aan te toonen.
Zooals wij zagen behoorden te Leiden in crinu\'nele
zaken, de delicta graviora niet uitsluitend tor kennissen
van do akademische vierschaar; en was in dat geval
te TTarderwijk de senaat vorjdicht, in voreeniging
mot twee leden dor stedoljjke regering, recht to spro-
ken , gal dit nu al dikwijls aanleiding lot twist,
waarvan wij nl met een enkel woord melding ge-
maakt hebben, voel meer gaf dat de geheele instel-
ling der bevoorroohtc rechtbank.
Do magistraat, het hoofd der gemeente, dio dan
als zoodanig de rechtsmacht over do inwonei\'s uit-
oefende , kon het niet goed aanzien, dat een gedeelte
dier inwoners aan zijne rechtsmacht onttrokken was,
en vond , daar het niet altijd zoo juist omschreven
was, wat tot do jui\'isdictie der akadomisoho vier-
schaar behoorde, hierin aanleiding om in vele ge-
vallen do competentie van den senaat to betwisten.
En dat te Ilardei-wijk do senaat niet zelden gebruik
maakte van zijne bevoegdheid om als rechter op te
treden , kunnen wij, zoo doolt Bouman ons modo,
462
opmaken uit de schriftelijk nagelaten handelingen
van den senaat, waaruit men, volgens hom, eerder
zou meenen dat die handelingen afkomstig waren
van een rechterlijk dan van een wetenschappelijk
lichaam, zoodat natuurlijk de naijver tusschen magi-
straat en senaat meermalen opgewekt werd on van
hoido kanten tot allerlei moeielijkhcdon aanleiding
gaf, wat niot altijd voordoelig was voor de per-
sonen die voor het gereclit gedagvaard werden,
\'•hetgeen ons duidelijk blijkt uit do bovcngonoemdo
procedures togen van üer Kejip , wolko rechts-
zaak gedurende twee volle jaren hangende is ge-
weest, en wol doordat do akademische vierschaar
het niet onbemerkt kon laten voorbijgaan, dat do
Iloofdofficior van do stad Leiden zich wondde tot de
staten van Holland, met hot verzoek om oen uitstel
van oenigo woken, om zich botor voor te l)oroidon
tot het verhoor van don gedaagde v. d. Kemt. Vol-
gons do meening van den senaat stond hot aan hom
alleen om don gang dor jR-oceduros te leiden, on
toonde dit, zooals wij lator zien zullon, voldoende aan.
Li Harderwijk bostond er ook meermalen grooton
naijver tusschen den senaat endo stodolijko regering,
hetgeen tot vele onaangenaamhoden nanloidinggaf, daar
boido partijen niet gaarne, al was het dah nog zoo
w;einig, van hare vermeende rochtcn afstand doden.
Zoo werd een student door den senaat ernstig gelast,
om oj) vraagpunten\', hem door do stedeljjko rogoi\'ing
voorgelegd, geenorloi antwoord te geven; do rogol
was dan ook, dat, zoo do rogoring wonschto dat de
37
senaat een student verhoorde, de secretaris van bur-
gemeestercn onder beleefde dienstpresentatie zich naar
den Rector begaf, gewapend met de vraagpunten,
welker beantwoording verlangd werd.
Bij verhindering van den secretaris, kwam een der
burgemeesters zelf, want zonder dat had er g(\\eue
verhooring plaats. Ook met het afleggen van getui-
genis nam men het zeer gestreng op, zoo werd een
student van de lijst der akademieburgers geschrapt,
omdat hij , aan eene door de stedelijke regering gedane
dagvaarding gehoorzamende, voor haar getuigenis
had afgelegd.
Reeds boven maakten wij er melding van dat de
senaat der Gehlersche lloogeschool niet bang was, om
zich bevoegd te rekenen als rechter op to treden,
waarvan het nu volgende wel ten bewijze strekt \').
Op het einde der achttiende eeuw, tijdens de
twcesi)alt in de Nederlandschc Rej)ubliek, was er een
zoogeiuiamd Nationaal Fonds opgerigt, ccnc gemeen- _
schappelijke kas, door vele bijdragen zamcngesteld,
om de partij, die het oiulerspit delfde, te onderschra-
gen. In het begin van het jaar 1788 waren zeven
Harderwijker Professoren roiulborstig genoeg om te
verklaren, dat zij ilaartoe iets gegeven hadden,
ofschoon te duchten stond, dat zulks als eene halsmis
daud zou beschouwd worden. Nadat van die deel-
neming gebleken was, stelde het Hof van Gelderland,
door do staten met do kennisneming en vervolging
1) Wij vinden liet bij Bouman Dl. II bl. l.\'V.) medegedeeld.
-ocr page 50-38
der gevers belast, aan dezen (de Staten) de vraag voor,
voor Avien de genoemde Iloogleeraren tej eclit moesten
staan, daar het Hof meende dat de akademische
senaat niet bevoegd was.
Het stuk waarin die vraag geopperd was, werd in
handen van curatoren gesteld. De senaat dat ver-
nemende en terecht inziende dat de beslissing van
deze vraag van het hoogste belang was voor de aka-
demie , verzocht aan de curatoren om hierin aan
dezen zijne zienswijze mede te mogen doelen, aan
welk verzoek, alhoewel niet spoedig, voldaan werd,
toen zij het stuk in handen stelden van den senaat,
die nu twee vertoogen indiende, waarvan het eerste
strekte om in het algemeen, en het andere om in
dit bizondere geval aan tc tooiUMi, dat de senaat
bevoegd was als i-ecliter op te treden, en om de wet-
tige aanspraak te staven, die ieder derzclver liad om
voor zijns zelfs knie gevonnisd te worden. Spoedig
hierop deden ook de curatoren hunne bezwaren ken-
nen tegen de bevoegdheid van liet Hof, en hun raad
luidde: „dat, om dc moeielijkhcden, welke zich
tot het beslissen van alle verschillen in dezen over
het punt der jurisdictie voordeden, en ook in-
zonderheid ter oorzaak van het nadeel, hetwelk de
Akademie zelve cn de studenten door het onderzoek
dezer zaak zouden lijden, des Hofs missive voor
(tlê no(j behoorde te worden (jehouden in advi/s,
te meer omdat bij de Akademie, die zich nu in
een zeer bloeienden staat bevond, alles thans in rust
was; (laar, wanneer een der Professoren wegens zijn
39
gehouden gedrag een regterlijk onderzoek ondergaan
moest, dit daarop somtijds invloed koude hebben".
Het gevolg was dan ook dat de Landdag die toen
te Zutphen bijeengekomen was, zich met het voorstel
van curatoren vereenigde en dus besloot y^deze zaak
voor als no(j te houden in advys \').
Het gevoelen in deze zaak door den seiuuit voor-
gestaan , komt dan ook geheel en al overeen met
hetgeen wij lezen in een vertoog, eenige jaren voor-
heen door hem uitgebi-acht. „De senaat als een
j)rüvinciaal college zijnde, exerceert zijne jurisdictie,
niet uit naam van den Hove, niet uit naam van het
een of ander kwartier zelfs niet uit naam der curato-
ren ; maar ook direct uit naam van den souverein en
staat dus in dien ü})zichte met betrekking tot zijne
jurisdictie met het Hof provinciaal gelijk".
Niet minder dan de senaat stond de stedelijke
regering op hare rechten, hetgeen somtijds in klein-
geestigheid ontaardde, zoodat in 1737 een wondarts
verklaarde dat hem zijn burgerrecht zou worden
ontnomen, indien hij gehoor gaf aan een onschade-
lijk verlangen \'■\') van de akademische vierschaar.
Men ziet dus waartoe de naijver tusschen do ste-
delijke en akademische rechtbanken al niet leidde,
al bestond slechts de schijn dat de eene ol andere
1) Deze zjuik was hiermede begraven, lielgceu ook wel te
wijten geweest zid zijn aan de toenmalige woelige gebeurtenissen.
2) Waarin dit verlangen bestond weten wij niet •, dat hel on-
schadelijk .was deelen wij mede op geziig van J}oumaN.
40
handeling aanleiding zou kunnen geven, dat de eene
vierschaar meende dat die of die zaak aan hare
uitspraak onderworpen was, en de andere meendehet
tegendeel, dadelijk kwam zij met alle middelen op,
om zich dat recht te vei\'zekeren.
Ook wat aangaat de rechtsmacht die de senaat te
Harderwijk uitoefende ten opzichte van boedels, nage-
laten door Professoren en studenten, hierin was
hij er steeds op uit, om zelfs niet de minste ingrij-
ping in zijn recht te dulden, zoo werden de erfge-
namen van ecu Hoogleeraar verhinderd, om de door
dezen nagelaten goederen in een burgerhuis door
een stadsdienaar te doen verkoopen, daar de senaat
niet wilde dat die goederen aldus aan zijn beheer
werden onttrokken, en hij meende dat alleen de
pedel tot dien verkoop gerechtigd was; en zoo heeft
ook de senaat ten jare 17G2 bij eene plechtige ver-
klaring de handelwijze van een Jlooglccraar afgekeurd,
die, de nalatenschaj) van zijn zoon onder het voor-
recht van boedelbeschrijving willende aanvaarden, dit,
met voorbijgaan van Rector en Assessoren, ten over-
staan van den magistraat gedaan liad.
Deden wij boven opmerken dat de naijver tusschen
senaat en magistraat slechten invloed uit moest oefe-
nen op den goeden gang der rechtsjdeging\', zooging
h^t soms zoover, dal de schepenen, die zooals wij
gezien hebben over het algemeen hun recht van
medezitting zoo ruim mogelijk wilden nemen, integen-
deel wel eens, om den geregelden gang der rechts-
pleging te hinderen, op de uituoodiging tot mede-
41
zitting dit weigerden, op grond dat zij niet tjjdig
gcwjiarsclmwd waren \'). Do senaat oclitor van zijn
kant stoorde zicli daar niot altijd aan, ninar dood in
sommige gevallen alleen uitspraak, en liandhaafdo dio
dan ook, in weerwil van do togonbotuiging on togen-
Averking dor stedelijke regering.
Do onderlinge vijandschap was zelfs zoo hoog go-
stogon dat, omstreeks hot jaar 17ü5, do sonant zich
bij do curator(Ui bokhuigdo, dut do slochto niautrogo-
len dor stodolijko rogoring do jonge lieden vorbittor-
don on vclo vorkcordhcdon buurden; — uunloiding
hiertoe guvcn do phiuts hobbcndo ongorogoldhodon,
wolko door het gerucht nog vergroot, de ukudomio in
slechten reuk bruchtcn.
Do cui-utoron zochten zoovool mogelijk uun dion
vijundigon toostund eon oind to mukon, door hot nomon
vun enkele muutrogolon, wuurtoc o. u. b(dioordo don
strengen ocd vun geheimhouding bij ullo rochtorlijko
1) Wij wt;l(!ii niet, wal ten dien opzielitc tc Harderwijk was
voorgesclireven, maar tc Jjci<Ien was bepaald dal dc rector de he-
voegdlicid liad om ook op buitengewone tijden vierschaar tc
I)eleggcn, mits hij daarvan diiags tc voren door den pe(h-I kennis
(h-ed geven !uui dc burgemeesters cn schepenen, tenzij dc zaak
geen uitstel kon lijden , cn was daar bepiudd dat dc Professoren
zoowel als dc burgemeesters cn dc schepenen vcrjiUcItl waren om
op den eed, door ieder hunner in Iict bijzonder afgelegd, zoowel
op gewone als biiitcngcwonc rechtsdagen tegenwoordig tc zijn en
niet weg tc blijven, mcl lid ilocl om het honden der vierschanr h\'
Metten.
42
zaken, aan de tegenwoordige en toekomstige leden
van den senaat voorgeschreven, terwijl ook de
schepenen, die in vereeniging met den senaat recht
moesten spreken, op den eed, bij de aanvaarding van
hun ambt afgelegd, tot stilzwijgendheid verplicht wer-
den, „maar," aldus lezen wij bij Bouman „geen
gebreken die aan eene inrichting zelve (gelijk in dit
geval aan de bevoorrechte rechtspleging) onafscheide-
lijk verbonden zijn, kunnen door gedeeltelijke ver-
.anderingen geheel weggenomen of verholpen worden."
Onder die gebreken, waarvan men destijds de
bevoorrechte rechtbank beschuldigde, behoort een zeer
voornaam gebrek, nl. de partijdigheid waarmede som-
mige harer uitspraken gedaan werden, en dat te
Harderwijk die beschuldiging van partijdiglieid wel
eens gedaan werd, blijkt ons uit de woorden voor-
komende in een vertoog, door den senaat uitgebracht
aan de curatoren, waarbij hij zich trachtte vrij te
pleiten van de verdenking, waartoe eene bevoorrechte
rechtspleging zoo licht aanleiding gaf „alsof bij de
uitoefening der, hem door de wetten opgedragene
bestraffingötucht, i)lichtverzuim cn partijdigheid inge-
slopen waren."
Die verdenking schijnt dan ook niet geheel en al
ongegrond geweest te zijn, als wij er op-letten wat
lioüMAN^) ons mededeelt „de akademische regtsple-
ging bracht de gemoedelijke en strenge eriisthaftig-
1) Dl. II. bl. 40\'j.
2) Dl. It bl. 328.
-ocr page 55-43
heid van Prof. Sciieidius meermalen in onaange-
namen strijd met de jeugdige loszinnigheid, die door
liaar moest beteugeld Avorden, hij betoonde zich
steeds zeer gestreng in liet handhaven der akademi-
sclie tucht, dat berokkende hem niet slechts onaan-
genaamheden maar wikkelde hem ook sonnvijlen in
ernstige geschillen met zijne ambtgenooten, zelfs met
de regtsgcleerden ouder hen, die meenden, dat het
forum privilegiatum eene zachtci\'c bestralling vaii jeug-
dige ongeregeldheden toeliet."
Men moet hierbij niet uit het oog verliezen dat
meermalen studenten terecht stonden voor wat men zou
kunnen noemen jeugdige dwaasheden, en dus bij
zulke gelegenheden do op to leggen stnilVen niet te
streng waren, zoodat de studenten, die zich in
1740—1743 te Harderwijk aan rustverstorende on-
geregeldheden hadden schuldig gemaakt, en die
anders eene ernstige bestraffing verdiend hadden, met
eene scherpe correctie vrijkwamen.
Zag dc senaat nu wel eens wat floor de vingers,
hieruit moet \'men nog volstrekt niet opmaken, dat
hij als het ware met zich liet spotten, zoo vinden
wij bij den schrijver der geschiedenis der üeldersche
Iloogcschool\') medegedeeld, „wanneer een student
van cenig feit betigt of daarvoor veroordeeld, door
vertrek naar elders had getracht zich schotvrij te
]) Ilooglccraar iii de Seinitisclic lot dc bijbelverklaring aan-
gewende Letterkunde.
2) Deel 1. bl 345.
44
stellen , werden zijne achtergelaten goederen in be-
slag genomen, en hem, zooals men het in de
zeventiende eeuw noemde, een ivefcbrief of wete
toegezonden , dat is eene plegtige oproeping, later door
eene openlijke indaging vervangen, om ten bepaal-
den tijde te verschijnen, terwijl hij , dan niet ge-
hoorzamende, zonder genade verbannen werd."
De lloogleeraar deelt ons twee vonnissen mede,
waaruit naar zijne meening de onpartijdigheid der
rechtspraak van dc akadeniische vierschaar bizon-
der aan het licht kwam, en die ons inziens de
meening versterken dat die onpartijdigheid niet altijd
even groot was, omdat in die vonnissen, als het
recht aan de winnende partij was, toch niets op-
merkelijks moest zijn
Ook tc Leiden schijnt de bevoorrechte rechtbank
wel eens gemeend te hebben, dat zij bevoegd was
om de personen die voor haar terecht moesten staan
met een lichtere straf vrij te laten "). Want zelfs
]) Het eene is, dat door hare uilspnuik de kinderen vaneen
overleden lloogleeraar, hun geding tigen een Jloonisgezind inge-
zeten van minder rang verloren.
liet andere, dat een gering landl)ou\\verzegevierde over Andiik.vs
Fkitii , den hoogvereerden secretaris en rentmeester der Iloogc^school.
^ 2) Zag men nog al wat door dc vingers dit was niet z/)ozeer
het geval, wanneer men zich oneerbiedig jegens den stiuit gedroeg
of godlasterlijke woorden sprak. Zoo werd een student te Leiden
veroordeeld, omdat hij het stalen college een broeinest van jc-
zuiten, en ecu ander gebannen, omdat hij Mozes, de Profeten en
Jezus, goochelaars genoemd had.
1/
45
nog na de omwenteling van 1795 en dus na den
val der vooi-malige orde van zaken, lezen wij,
dat diefstal vergezeld met huisbraak, gewelddadige
bedreiging van te zullen vermoorden, het binden
van handen en voeten en dergelijke verzwarende
omstandigheden , met den dood gestraft zal worden,
„zomwijlen word in geval van huisbraak met diefte
vergezeld, zoo de omstandigheden hetzij in den per-
soon , hetzij in de daad als daad zelve, zulks mede-
brengen , wel eens vati poena niorf ia afgegaan, en
met ligtere straf gestraft, gelijk o. a. zekere stu-
dent te Leiden M. Andkla, die huisbraak en dief-
stal had gepleegt, bij vonnis van den Rector en
Rechteren van de Universiteit te Leiden op den 14.
Juli 180.\'}, aldaar, met het zwaard over het hoofd,
langdurig confinement en bannissement uit de l)(>par-
tementen Holland, Zeeland en Utrecht is gestraft
geworden." \')
Wij herhalen dat men niet uit het oog verliezen nu)et
dat velerlei handelingen ■) van studenten, (li(^ thans ge-
oorloofd zijn, destijds verboden waren, met name het
1) fJodcx I10VU9 Ualavus of Aliiiiabctli van Ni-di-rlandsclif
Welton rn Ilcclifni. Dcd I. bl. .\'Jaó.
2) Vooral ijverden de senaten der verseliillende lioogeseliob-n
tegen de maskerades of het vermommen , wijl dit maar al te vaak
aanleiding gaf tot verregaande baldadigheden. Aan studenten en
burgers werd in 1594 te 1.^\'iden verl)oden//eenige masques , mom-
aansiehten, neuwn, nu)nden, oogen of vermomde kleederen te
dragen bij avond , nacht of ontijden op boete van ƒ 2ü en liet
verben\'^\'"" »«»"»\'\'\'usif^bten".
46
opricliteii van vereenigingon van personen die uit
oene zelfde provincie of stad kwamen, wij vinden
dat reeds met zoovele woorden vermeld in art. 20
der statuten voor do universiteit te Leiden: „do stu-
denten en sullen haer niet vervorderen, oenigen colle-
gien onder lionhiyden dio van eene Stadt, Provincie
ofto Natie zijn, op te rechten, ofto die voor dozen
opgerecht zijn to onderhouden, ofte Lidmaten daer
van to zijn, om uijt kraght van oonigo aangenomen
wottcn, malkandoren tot solomnelo bijeenkomsten to
verbinden, onder wat pretext hot oock soudo moge siju ,
sullen mode niemandt maoltijden , symposia, goldt, ofto
yot anders, diroctolijck ofto indircctolyck af oysschoji of
te doen govon , noch tor oorsaock van inkomsto, wolkom,
adiou ofto vertrock, noclito van Promotion, oration,
J^-oposition, Disputation ofto andoro solonmolo action
ondo Exorcition, die in do Acadomio gojdooght wor-
den , hocdanigh dio oock soudon mogen zijn, vool
min dogoono dio sulks wcygeron, in oonigo {)ul)lyo(iuo
plnotsen uyt te kloi)pon , ofto .in oonigo manioron to
turboron ook selfs niemandt daarover to droygcn."
Bovendien waren or bij verschillendo ordonnantiën
van do staton van Holland nog de volgende boj)a-
lingen gemaakt: geen student mocht zonder toestom-
ming van den Rcctor eono vergadering van studonton
bijponroopon, zoo was mode don Roctor en Rochtors
der universiteit bepaald opgedragen, dat zij strong
moesten to werk gaan togen bon dio in do scholen
tumulten veroorzaakten.
Do studonton moohton dos nachts niot gewapend
-ocr page 59-47
langs do straten loopen en werden zij, die zich schul-
dig maakten aan het inwerpen van glazen en zij die
handgemeen werden met de wacht, met verlies hun-
ner voorrechten gestraft, terwijl zij bovendien nog
voor zekeren tijd op water en brood gezet, ja zelfs ver-
bannen konden worden, dezelfde straf beliepen ook zij
die er bij tegenwoordig en daarmede, als ook met de
schuldigen, bekend geweest zijnde, het niet aan do
akademische vierschaar medegedeeld hadden.
Zoo lozen wjj in een placaot dd. 20 Deo. 1G59
togons het kloppen en stampen der studenten tot Ley-
den\'): „verbiedende wol expresselyck by doson allen
en yegolyokon studenten, don lleotor, of oonigeu
andoren Profo.ssoren, hetzy in do lossen, dispiiytou,
oration, ofto elders, uyt wat oorsaken hot soude moge
wezen, met eenige insolentie of onfatsoonlyckhoit
to bojegonen, veel min deselve uyt to kloppen , of
uyt te stampen, op poono dat do overtreders van
dien voor de eerste nuiol sullen vei\'vallon van allo
Privilegien oiulo vrijheden , en daorenboven tot arbi-
Iragie van den gomoldon Rector endo Reohtors wor-
den beslagen , in een boete na de gowichtigheyt van
het feyt; ende dat voor do tweede reyse hare namen
in het ]3o(>k dor Studenten oude Lodomaten van do
Universiteit sidlon werden goroyeert of uyt godaon ,
oude dat deselve daanMiboven nogh in gelde swaer-
lyek sullen werden gomulcteerd."
Rij hetzelfde plaoaat was ook hot dragen van zooge-
1) (ïr. i\'l. II Deel f. S>r.5l7.
-ocr page 60-48
naamde zakpistolen , ook over dag verboden, omdat
„daeruyt groote swarigheden , ja doodtslagen staan te
wachten, tot groote pertnrbatie van de Universiteyt."
Zagen wij reeds uit art. 20 der Statuten, dat
vereenigingen van personen, uit eene zelfde provincie
of stad afkomstig, waren verboden, dat daarentegen
met toestemming van den Rector wel vergaderingen
van studenten konden gehouden worden, er kwam
hierin door verloop van tijd weinig verandering, en
Huocht men al meenen dat door de publicatie van het
Departementaal bestuur van Holland dd. 3 Aug.
1803 \'), eenige verandering in dien gekomen was, zij
was zeker nieUen gunste der studerenden, want wij vin-
den in genoemde publicatie vermeld: dat den studenten
te Leiden verboden wordt op te richten en zoo dat
reeds plaats had gehad, om er verder gebruik van
te maken, eenig collegie, societeit of gezelschai),
dienende tot het houden van welkomstmaaltijden ol
onffjroanparlijen, of zich onder den naam of (jewaamJe
functie van Rector, Assesxo):, Secretaris, Fisr((a/,
Pedel, of welke benaming ook, eenig gezag aan te
matigen, en dat verder niemand, zelfs niet als par-
ticulier student van de pas aangekomen jongelieden
mag eischen, of hen noodzaken tot het doen geven
van maaltijden, tractamenten, symposia, drinkgelagen
of zoogenaamde ontgroenpartijen, op |)oene van voor
de eerste reize gemulcteerd te woorden, met een per-
soneel arrest van twee wieken ten hunnen kosten, in
1) Codex noviis lialaviis. II lil. IßO.
-ocr page 61-49
de Gijzelkainer der studenten, voor do tweede roize
een dergolijck arrest van drie maanden, en voor do
derde roize om gorologuoerd en gebannen te worden
voor don tijd van twee jaren, uit do universiteit van
do strtd Loijdon."
Uit deze publicatie blijkt ons dus ook, dat, wat
thans bij alle onzo Uoogoscholen plaats hoeft, de
veroeniging van bijna allo studonton tot óón corps,
met een bostuur uit zijn middon gekozon, destijds
strong vorbodon was, zoodiit men do botrokking van
rector enz. dorst Wnoomon (jciranrnJc functie.
Bowcerdon wij dat do verandering niot bepaald
gunstiger uitgovallon wns, dit komt des to moor uit
wannoor wij lozen dat do bovoogdhoid van Iumi dio
mot do vervolging on borochting bohist waren, uit-
gobroidor wns geworden.
Wnnt bij diozoHdo publicatie van 3 Aug. 1803
was bepaald, dat do akademi.scho viorschnnr to Loidon,
alsmodo do TToofdofficior dor stad, goniachtigd zoudon
zijn om togon do studonton, dio zich schuldig maak-
ten aan do bovongonoomdo vergrijpen, „in<^ovnlvan
porsonool arrest to jirocodoron do plano on buiton
eonig liguur van prooos". Yordor wns or bepaald dat
mot hen dio weigerden om op bovol van don lloclor
Miignificus of op dat van don Promotor, na door
den Roctor of viorschaar doi- Universiteit to zijn
gomachtigd\'), tor zake dier wanbedrijven gotuigonis
1) Mt\'ii \'/.iel (lat nog steeds streng werd vastgelionden aan liet
beginsel dat de lloofdoilicier niemand d(;r studenten in liet ver-
hoor mocht nemen zonch-r voorafgaande maclitiging.
4
-ocr page 62-50
af te leggen, zoodanig gehandeld zou worden „alszij
tot handhaving van de prohibitoire wet en van art.
20 der statuten zullen oordeelen te beliooren."
^Fen scheen destijds van oordeel te zijn, dat vooral
de vereenigingen van studenten zeer verkeerd voor
de algemeene rust en als het ware de broeinesten
van allerlei ongeregeldheden waren, want wij zien
ook te lladerwijk den studenten op zware geldboeten
de vrijheid ontzegd „tot het bijwonen van nationah^
\'of gewestelijke landnianschappen, zooals IFollandsehe,
Geldersche, Sticlitache, enz. als welke voor allerlei
rampen en verkeerdheden de deur oj)onden" \').
Het is ook wellicht hier de jdaats om melding te
maken van hetgeen in AFaart 1794 te Tioiden plaats
greej).
De meer uitvoerige medodeeling hiervan kan ons
ten bewijze strekken, dat de belrekkiug van Rector
1) Wij inoctcii (\'olilor ons nicl. al tc zeer verwonderen dal
dergelijke vereenigingen verl)0(len waren, want liet seliijnl wel
dat de ondcTvintling lict nadeelige daarvan aangetoond had,
ii(;lgeen wij opmaken nit Iietgeen Üoumax Dl. 11. 1»1. -l-Oy
ons nifdededt, dat nl. do senaat in Iict laatst der aehtli<ndc
eeuw openlijk verklaarde »dat hij, vooral sinis eenige jan-n den
ijver voor de studiën en ni(!t minder <I(! goede zeden én hesehaafd-
heid der studerende jongelingschap met groot genoegen en go((l-
kfiuring, opgemerkt had" en uit hetgeen genoemde selirijver daarop
laat volgen wecne verklaring dje des l(! meer onz(! aandacdit ver-
dient, omdat, jnist in die onrustige jaren, de meer en meer
ontvlammende liurgerlwisi zooveel hoofden van oud en jong op
hol bracht "
51
Magnificus, als liandhaver der akademisclie tucht,
in sommige gevallen zeer moeielijk kon zijn en het
tevens meer duidelijk doen woi\'den, waarom de
regering van haar standpunt strenger maatregelen
tegen de studenten nam, omdat zij meende dat bij
de studenten bij dergelijke gelegenheden, de politiek
eene groote rol speelde.
Wij vinden van die, destijds veel gerucht makende
zaak, uitvoerig gewag gemaakt door den bekenden
David van Lrnnri\', in zijne brieven aan zijn vader
CORNKLIS van lennep
De eerste brief is gedagteekend Leiden 5 blaart
1704 en houdt o. a. het volgende in :
Ik 1)011 nnn; iiaauwplijks bedaard van de lioftige beweegiiig,
die d(ï gebenrtenissen dezer week in aller gemoederen veronrzjiakt
hebben, maar Iriomph ! wij zegepraalen , de reehten der nniversi-
tiiit zijn gehandliaaft , onze rusl die zo wankelbaar stond , dat
h(!t schier yder, dien het luste geoorloofd was dezelve testooren,
is voor altoos gevestigd , het geineene wcilzijn he» ft ons vereend.
Tl ij zult van Amsterdam zelvs reeds de t^yding van onze verrich-
tingen gehoord hel)l)en , misschien zal n>en ook zeggen (en laat
men het zeggen , ik schaam mij des niet) dat ik mede in deze
zaak eenigzints een hoofdrol gespeeld heb, dat ik ile moed heb
ojjgewakkerd , vergun mij u alles zo als het gebeurd is , te ver-
liaahüi. De jonge van Sciiaack , student in de medicvneii ,
was naar de jiarade gaan zien , naauwlijks kwam hij daar of een
onderoflicier ver/.ogt liem terug te gaan, terwijl zij onderling zeer
vriendlijk daarover staan te praten , komt de Majoor van df.r
1) J. van liknnki\'. Leven van D. .1. v. LknnkI\', Dl. 1.,
bl. r.l v.
.1*
-ocr page 64-52
Graaf, flie het konim.indo had, met geweld aanrennen en gebied
hun met een forsse toon heen te gaan , zij waren toen 3 bij
elkander, en daarvan ging er een in den Doelen de andere
linksom. Van Sciiaack stond in twijfel wien hij volgen zou,
eiiuh-lijk Avil hij den Doelen ingaan. Van der Graaf belet lieni
dit en naar de reden gevraagd zijnde , Aveigert die te geeven ,
zeggende alleen , gij zult hier van daan. Van Sciiaack dit hoo-
rendfi keert zich om; gaat heen , grijpt in het heengaan een
ander student in den arm en zegt al lagcliende (dat was zijne
manier van spreeken) marcIto)iit qd \'tra. Van der Graaf dit
_,^]ioorende stuift op, rijd hem na, geeft hem van achteren, die onge-
wapend was, eerst verscheiden .shigen met don 1\'allas cn einde-
lijk een die hem in Imt aanziclit trof en iiem eon wond ma-ikte
van den hoek van het oog af tot aan do onihirlip toe, zoo-
dat do tanden en alles bloot lag. Dan van Sciiaack l)leev
I)e(laard en wildo hi^t zelvs niet eens laaien aangeoven , maar dc
Chirurgijns er zwarigheid in maakende, wierd dit tegens den
avond gedaan. Do liector I)eloofde allrs tc zidlcn doen wat in
zijn magt was om satisfactie te verkrijgen , maar dit had weinig
uitgewerkt , <lc Hoeren van do regeering kwanuMi er voor uit dat
de zaak moest bijgelegd worden , cn het was jMaandag oeiitend
genoegzaam zeker, dat van der Graaf, die patent had, onge-
straft daags daaraan zon vertrokken. •
Hij schrijft vervolgens dat or \'s middags oono vor-
gadoring van studonton van „allorhando tanion on
nation, Engolschon, Zwitzors, Portugoozon, llon-
gaaron", ton getale van wol 100, in do Akacromio word
gwhoudon , watir oen gowoldigo gocstdi\'ift hcorschto,
ook doordat door liom (van Lennei») oono aanspraak in
Latijnscho verzon cxtcmpore gomaakt on uitgesproken
word; vervolgens wordon or 4 sprekers l)ono(»md om
eene conferontio to houden mot don Roctor Magnificus
53
LuzA-C, — de anderen gingen in optocht mede,
ongewapend, slechts G of 7 hadden stokken bij zich,
nadat de 4 sprekers een kwartier met den Rector
geconfereerd hadden, ging de stoet weer in goede orde
naar de Akademie waar de sprekers rapport uitbrachten.
Luzac Imd lun met dc grootste vriendelijkheid ontvangen, zig
ten lioogsten voldaan betoond over onzer aller slap etc. etc. cn
beloofd alles te zullen aanwenden om ons satisfactie te bezorgen,
daar hij ükuomans i) reeds naar d(^n 1\'rins met rapport gezonden
had, maar het stond geschapen, dat deze geen beslissen<l ant-
woord zoude brengen, en daags daaraan, was van dkr (liiAAr
reeds ver van hier. Goede raad was duur! eindelijk wierd een
middel uitgedacht, om hem in de stad te houden. Van Sciiaack
institueerde eene civilc actie tegen lu-m en nog om i» uur des
avonds wierd er vierschaar belegd, dan deed dit nog weinig af.
(Jisteren ochtend kwam van okii Giiaaf te voorschijn met den
Palmtak op den hoed gelaarsd eii gespoord , en maakte al slaat ,
dat hij binnen een uur aan het hoofd van zijn manschap zoude
uitrukken.
Dit gebeurde echter niet, zooals wij vervolgens uit
den brief zien, want Buntinck kwam met volmacht
uit den Haag en deed van üi-:u CIuaaf in arrest
zenden. Onderwijl was de zaak van den student in
handen van een advocaat gesteld, en men hoopte
dat het militair in een civiel arrest zou veranderd
worden, doch daar ging Bkntinck onverwachts met
van dkh (tuaaf de stad uit en men vreesde dat
1) Secretaris v. d. Senaul.
-ocr page 66-54
men liem aan de wetten zocht te onttrekken. Luzac
deed vierschaar beleggen, de advocaat van den ge-
wonde leverde een request in om van der Graaf,
zoo hij in den Haag ontslagen mocht worden, overal
in de provinciën in hechtenis te mogen nemen, het-
geen afgeslagen werd en de vierschaar betuigde nu
niets meer te kunnen doen, d. w. zeggen de leden
van de regering, want de Rector cn Assessoren
stonden den studenten voor.
f:
if..
h.
Ruim 70 van ons kwamen dien avond bij IIooostuaatkn in
\'t koflijhuis Ijijecn, van allerhande soort, Patriollen va Oranje ,
ccnigc gekken wilden dc Jlarseillaanschc marsch doen spelen ,
dit wierd terstond door ons verboden , het kwam niet te pas.
De spreekers die \'s middags in dc vierschaar gerequireerd waren
gingen aan cn af, een 2\'\'" vierschaar wierd dien avond belegd,
nuiar de zaaken biceven dezelvde, een wierd dezen ochtend
vastgesteld cn onze spreekers verzogten ons om \'.) uurcn wederom
op dc Academie (e willen vergaderen , dat gebeurde. Wij waren
nog sterker dan dc vorige keer, cn ik weet niet hoe alles zoude
afgeloopen zijn , schoon wij gezworen hadden geen geweld te
zullen gebruiken , toen een der spreekers met dc andere I)innen-
komcnd, ons communiccerdc dat men volkomen fmt op het
re(piest verkreegen had (to(juichingen) dat de Vierschaar ons ten
hoogsten bedanken licl voor de orde, stilte en ijver waarnu-dc
wij alles behandeld hadden (lo(juiehingen) cn wij scheidden zege-
pnmlcnde cn het hart eol vreugd , — behalve een\'gedeelte der
Regeering is de gantschc Rurgerij op onze hand, men rocmd
het in dc stad , als een dmul van de oude tijd , yder wil mede-
werken. — Schoon van dek (liiaaf zcker gecondemneerd z<d
worden, hebben in alle geval bij dc 150 studenten hunne
naamen getekend om dc kosten gezaamentlijk tc helpen draagen, dc
lijst groeyt daaglijks aan , een oude .hillrouw heeft aan onzen Advo-
55
ciiat eeii obligatio van ƒ 1000. — geproscntccrd om do zaak voort
te zetten, een onbekend lieer beeft hein ƒ20000.— aangeboden,
hij heeft echter beide geweigerd , de Prins heeft nn hoor ik ,
opentlijk betuigd , dat hij dc z;iak der studenten als dc zijne
zoude iuinmerkcn , dit nuuikt die oranje studenten , welke , om
in den H.uig gracic te behaalen, niet goteekend hebben, nu
dcspenuit.
Den 9° Maart daaropvolgende schreef David van
Lennep weer eenen brief aan zijn vader, waarin hij
mededeelt dat van der Giiaaf reeds van zijn huis-
arrest ontslagen is en vrij en gezond door de straten
van \'sGravenhage gaat, terwijl van Sciiaack aan
een hevige koorts tc bod ligt.
Hot is hier gisteren \') zeer stil geweest men zjig wat meer
Oranje , nnuir niemand werd gemolesteerd en waren zelvs weinig
vrcugdebetooningcn. Vreesden zij dan hunne tegenpartij onder
de Bürgers , dit wc(!t ik niet.
Hij gaat vervolgens voort met te beweren dat het
groot(! publiek ten onrechte oordeelt, dat het eene
drijverij is der „patriotsche studenten", iiij noemt ver-
scheidene oranjegezinden op, wier nasiste betrekkin-
gen zeer nauw iian de regering verbonden zijn, zoo-
dat zegt hij „onze zaak niet naar Jaeobinismus
zweemt." Hij deelt-ook mede dat de Leidsche vrou-
wen, als zij v. d. G. hadden, hem viui een zouden
scheuren, en eindigt dezen brief aldus:
1) 8 Maart, \'s Prinsen verjaar<lag.
-ocr page 68-56
Onze zaak neemt int geheel de beste keer, de Senaat en wij
trekken in alles een lijn. De Senaat zet de zaak met ernst voort
en heeft de vriendelijkheid ons van alles kennis le geeven. De
papieren worden zeer denklyk publyck. Wij alle zijn content cn
doordrongen van liefde cn achting voor onzen braaven llcctor
cn over het geheel genomen , allcruitmuntcndstc senaat, zo de
ziuik siegt uitvalt is het hunne schuld niet, en het is hier onder
heetlioofdigc zclv zo gerust, dat ik u bidden moet iuui geen
praatjes geloof \'tc slaan cn te begrijpen dat alles wat men op
andere plaatsen van hier vertelt, of vergroot, of vcrvalscht of
geiieel verdicht is.
Uit een brief van den 13° Miiart, dien I). J. v.
Lennep van zijn vader ontving, zien wij dat van
Sciiaack inmiddels gestorven is, on dat do studenten
to Loidon hom met groote staatsie zouden bogravtni,
waarbij echtei\' dc briofscbrijvcr ernstig bij zijn zoon
er op {uindringt, dat bij zich niet to veel op den
voorgrond stolt cn geene lijkrede zal houden.
Wat nu dc uitslag zijn moogc is mij noch zeer onzeker, schoon
ik het met dit alles nog niet voor gch(;el onmooglijk houdc dat v.
i). (J. zooveel men kan gcc.\\cuseerd , en dc overledene in \'t on-
gelijk gesteld zid worden. Tc meer omdat deczc gebeurtenis, zo
al niet tc Leyden , immers elders, bij zomnugc Lieden uit een
oogpunt van partijschap wordt beschouwd , dat men het gedrag
der studenten voor h\'cu\'jy houdt cn met haatclijkc koleuren af-
schildert, Van Sciia.vck den agrcsscur noemt,\'zegt (lat hij ge-
dreigd heeft v. IJ. (}. tc slaan , cn lot dien einde zijn rolling of
slok reeds opgcligt hadt.
Uit een volgenden brief van C. v. Lennep aan
zijn zoon, on gedagtoekcnd 26 Maart, blijkt ons dat
57
het gerucht liep dut v. D. G. zich zelf vrijwillig in
arrest zou begeven, oni zijne zaak tc laten onderzoe-
ken , doch dit niet zou gedaan hebben als hij geen
reden had zich niet goeden afloop te vleien Wij
zien ook uit dien brief dat men bij het pu-
bliek nog verschillend over do zaak bleef denken ,
en zooals wij uit het weinige van de correspondentie,
dat wij medegedeeld hebben, kunnen zien, waren
er die meenden dat do partijschap eene groote rol
speelde in de handelingen der studenten, dat die
jongelieden voor het meerendeel i)atriottcn waren en
zij er eene partijzaak van maakten.
Men kan hieruit wel nagaan dat dc betrekking
van Rector volstrekt geene sinecuur is, en hij vooral
in zulke omstandigheden, als wij daar medegedeeld
hebben, eene zeer moeielijke taak te vervullen heeft
1) M. SiKdKNiiKEK , Geschiedenis der Leidsche lloogeschool ,
1)1. 335, deelt niedc dat dc wiuk van v. i). Gii.v.vr tot onderaoek
cn heoordeeling was opgedragen aan liet Hof van Holland,
doch zegt hij verder. «of het Hof immer vonnis heeft geveld
kan ik niet met zekerheid melden."
2) Zoo vinden wij hij IJ.vvius Vookda in zijn vroeger aange-
haald werk, 2" Hoofdstuk hl. 235, eene vertaling van hetgeen
Huhkii in zijne l\'raelect. ad l\'and. ad til. ad L. Aquii,. num. t, mede-
deelt, wat hem zelf in 1 GfiS als Iteetor-.Magnilicus der Hooge6eh(M)l
te 1\'Vaneker overkomen is. * In een winlersche nacht wierd de hevel-
hebber van de Academie nachtwagl, de ronde doende, met een steen-
worp gctrolFcu aan zijn hoofd, zijnde van wankelbaare gezondheid,
en een kwaadzappig lighaamsgeslel, toorts daarbij komende, stierf
dcczc man eenigo dagen diuirnaa. De Heer Huhkii schoude met zijn
Amptgenoot Fre.nzklius (lloogleeraar in dc Heelkunde), doorwond-
58
Maar, oin meer tot ons eigenlijk onderwerp terug
te koeren, zooals zij ook tegenwoordig niet geoorloofd
is, zoo was ook destijds eigenrichting niet toegestaan,
onder wat vorm zij ook mocht voorkomen en zoo
moet het ons dan ook niet verwonderen dat de duels
verboden waren.
Het eerst vinden wij daarvan gewag gemaakt in
een Placaat van dc Staten van Holland van 10 Mei
1641^), waiu-in o.a. bepaald wordt dat studenten die
,inet elkander geschil hebben, zich tot den Rector
en de Assessoren moeten wenden om door hen het
hcclcrs geholpen het lijk cn dc kwelzure, waarop dc gemeelde genees-
heer verklaarde, dat de toegebraclitc wonde niet doodelijk was
geweest, en dat dc lijder daaraan niel gestorven was. Kort
daarna komt op order van het Ilof Provinciiuil, de Procureur-
(icncraal met zijn Lundschaps Doctoren en Chirnrgyns, dicander-
miud hel lijk cn dc wonde schouwen , en verklaaren , dat deezc
wonde doodelyk geweest was, en dat de lijder daaraan was ge-
storven. Dc Hoogleeraar Fjiknzkuus dit teegenstrijdig getuigenis
van lIuiiKii, die zulks niet wist tc vereiïcnen, verneemcndc,
helpt hem uit den droom , en zegt al grimlacchendc, dal die
strijdige vcrklaaringen gemakkelijk kunnen worden overeengebracht,
als men onderscheid maakt lusschen volstrekt doodelijkc wonden
en wonden , die schoon verre van doodelijk tc zijn, nogtans
aanleiding lol de dood geven ; (lat dc bewuste woiijlc wel geen-
zins doodelijk was gewccsl, maar nogtans dc koorts vcrooraiakl
h;vd , en weederom dc koorts , de dood."
Professor IIcnKii begreep toen dal hij misleid was, dat hij
ten minste uit hel eerst verkhuirdc van zijn Ambtgenoot veel tc
veel had besloten.
1) Gr. PI. I Deel f. 3\'Jl N". 2.
-ocr page 71-59
gcscliil te laten bijleggen, of het recht zijnen gewonen
loop laten nemen, maar zij mogen elkaar niet uit-
dagen; de straücn zijn verlies van hunne voorrechten
en bovendien kunnen zij gevangen gezet worden voor
zekeren tijd op water en brood, en indien het gevecht
j)laats greep, liepen de toezienders (secondanten) de-
zelfde strallen op.
Jlij die kennis dragende van een ophanden zijnde
duel, bet den rector niet bekend maakte, werd
gestraft met cenc boete van vijf en twintig gul-
den. Bovendien was nog bepaald dat een lidnuuit
van dc universiteit, die tengevolge van een duel
stierf, bij avond begraven zoude worden, zonder
gevolg, oj) verbeurte van 100 gulden voor ieder in
het gevolg, en dat er tegen hen die het ongeluk
gehad hadden hun tegeni)artij te dooden, volgens het
gewone recht zou worden geprocedeerd\').
1) .lonANN Stki\'HAN PihTKii goL\'ft 0113 lil zijii vroeger gc-
iioeiiul werk de volgende, door ons beknopt niedegecUrhie
inbond van de in het jaar I7(><\'i op nieuw gemaakte akade-
misehe wetten voor de lloogesehool te (jöttiugen: de stu-
denten moeten de openbare godsdienstoefening vlijtig zonder
dc orde te storen bij wonen — zij mogen voor, tusschen en
gedurende die oefeningen geen koinjhuiz«n bezoeken — zij moe-
ten van hunne voorrechten op cene gepaste wijze gebruik maken —
het herhaalde bezoeken van ver af gelegen dorpen vooral in grooto
gezelschappen is verboden — alle beleedigingen en dc daaruit
voortvloeiende duels zijn bij het Duell-edict (van 18 .luli 1736)
op zware stralfen verboden — het is de plicht der studenten
zich vriendelijk jegens hunne Leeraren tc gedragen cu door
60
Er had bij de bevoorreclite rechtbanken eene
eigenlijke en volledige rechtspleging j)laats, zoodat
zij geheel en al het beeld vertoonden der toen-
malige burgerlijke en lijfstraflblijke gerochton , het-
geen wij bepaald voor Harderwijk bij Bouman \')
medegedeeld vinden, alwaar ook do belangen der
partijen, afwezig of tegenwoordig, door hare woder-
zijdsche advocaten of procureurs bepleit werden, die
dan ook niet zelden hunne schorpzinnighoid misbruikten,
om door hoÊ opwerpen van gedurig nieuwe exce})tien,
do zaak hangondo tc doon blijven; doch liep dit te
ver dun wus do vierscliuur zoo vrij zulks den ploit-
gepastc afdoening van luin honorarium hunne dankbiuirheid le
beluigen — zij zullen met de burg(!rs en met hen, bij wie zij
inwonen in vrede leven en der overheid alle achting toedragen —
elk student moet zich oefenen n;uir zijn stand tc leven en zich
wachten voor schulden cn dc klachten die daaruit ontslaan —
liet schieten vooral bij den aanvang van het nieuwe jaar benevens
het houden van groote liondcn is vcrI)oden — wie den avond
niet builen\'s huis wil doorbrengen, moet zich ten tien ure in
zijn logies bevinden en is niet liJAtJcgd om, wanneer hij na
dien tijd zich op openbare plaatsen bevindt, liet een of ander tc
vorderen — alle rumoer vooral des nachts is volstrekt verboden ,
hij die er slechts bij blijft staan kijken is strafbaar.
\'Om op dit alles toezicht tc lionchn was ccnc bizondere com-
missie voor politiezxiken benoemd, die uit leden van dc univer.siteit
en van den stedelijkcn raad Iiestond, cn die in laleren lijd lot
lütre diensten liad ccnc afzonderlijke «universitiils und Polizei
Wache", die door nachlclijkc patrouilles enz. luin dc stad cn uni-
versiteit goede diensten bewees.
1) Bol MAN 1)1. l., bi, 343.
61
bezorger te verbieden, „als willende de zaak ten
principale afdoen". De curatoren die er overigens
altijd op uit waren, om de rechten van den senaat
door anderen te doen eerbiedigen, en dan ook zooveel
mogelijk diens rechtsmacht van hun invloed onaf-
hankelijk lieten, mochten echter wel eens, wanneer zij
door partijen daartoe bizonder verzocht waren, den
senaat uitnoodigeii, om eene hangende twistzaak te
bespoedigen. Doch niet alleen riepen de partijen
rechtsgeleerden raad in, het is, volgens den even
genoemden schrijver, te ITarderwijk vooi-gekomen dat
d(! senaat aldaar in oen geding, naar het verlangen
der b(nde twistende partijen, den schriftelijken raad
im\'iep van twee bekwame Nijmeegsche re(ilitsgoleerden,
met wier gevoelen dan ook het eindvonnis overeen-
stemde.
Toen op hot eind der achttiende eeuw zulke ge-
wichtige veranderingen jdaats gi-(»pen oj) het gebied
der staatsregeling hier lo lamle en zich stennnen
deden hooren om eenheid in het bestaande recht t(?
brengen, — waartoe zooals wij weten verschillende
vrucht(!looze pogingen aangewend zjjn, totdat men
(Mudelijk doi.r het machtwoord van den Iranschen
overheerscher gedrongen, daartoe overging — en ook
de inrichting der toenmaligi\' retOitbanken ter spraken
kwam, behoeft het ons niet te verwonderen dat er
stemmen opging(Mi om de bevoorrechte vier.scharen
op te hellen.
Zoo gewerd dan ook den Harderwijker senaat
-ocr page 74-62
ten jare 1799 eene aansclirij ving van van der Palm,
als Agent van nationale opvoeding, waarin hij het
gevoelen vroeg van de al of niet aanhouding der
üniversiteitsviersehaar. Als antwoord hierop werd
door den Hoogleeraar Kemper een vertoog opgesteld,
waarin door den senaat op derzelver vernietiging
krachtig aangedrongen werd, daar zij wel eenige
voordeelen, maar veel grootcre nadeelen opleverde.
Alleen vond men eenige zwarigheden in de volstrekte
onderwerping der Professoren aan de gewone, stedelijke
.Rechtbanken; de senaat \'meende dat dit bezwaar geheel
zou word(m oi)geheven door het recht van hooger
beroep in burgerlijke zaken, en doordien de lijfstraf-
felijke rechtspleging, bij de destijds ontworpene mïinier
van j)roccderen, geheel aan de departementale Ge-
rechtshoven toegekend werd. Wat de studenten be-
treft, men oordeelde dat de meerdei\'jarigen onder hen
aan het gewone recht konden en moesten onderworpen
worden, terwjjl alleen omtrent de minderjarigen eenige
gunstige l)ej)alingen werden voorgeslagen.
Doch zooals wij daareven zagen waren de pogingen
om eenheid, en de daarmede noodzakelijk gej)aiu-(le
wijzigingen, in het recht te brengen, vooreerst vruch-
teloos , totdat bij decreet van 18 November 1807,
koning Lodewijk onder meer eene commissie benoemde
„tot het bewerken van den code Na[)oleon (code civil)
voor ons rijk" en eene commissie, „tot het formeeren
van een ontwerp van organisatie voor de regterlijke
magt" en zoo kwam dan in 1809 tot stand, „een
wetboek op de regterlijke instelling en Regtspleging
G3
in het Koningrijk Holland", waarin bepaald was, dat
er nadere beschikkingen genomen zouden worden aan-
gaande het forum privilegiatum voor Professoren en
studenten, doch dat het voorhands bleef bestaan.
In dat zelfde jaar 1809 was er door eene, door
den Koning benoemde commissie een rapport uitge-
bracht over het ITooger Onderwijs, waarin ook ge-
sproken wordt over de akademische tucht en de
wenschelijkheid wordt geuit, dat de rector, lujgestaan
door eene connnissie uit de Professoren, eom\'ge bevoegd-
heid dienaangaande hoeft, „het is aan de profossoren
hoofd voor hoofd en vooral .aan don Rector dat wij
eene zoor nuttige en waarsohijnlijk zoor krachtdadige
soort van tucht zouden willen tookonnon; en om deze
mot to meerder kracht to doen uitoofonon zouden wij
uwe ^fajestoit voorslaan, dat or aan iedere univorsi-
toit oen rnail vnu tneroorzichf wiordo opgerigt, die
bestaan zou uit don Roolor en -1 assessoren, jaarlijks
bij toebourton to benoemen, door don akademisohon
senaat, uit do Professoren dor vier facuUoiton, Avaar-
1) Art. 11. Voorts zullen rr ook nog mogen hcsinnn regler-
lijki\' (iollegien over bijzondere personen en ziiken, nis viiirfnifci/n-
viinc/iiircii, lieemrnndsoluippen, dijkscollegien , zijlvesterijen, kinuers
van kleine zaken, van assurantie, van zee-z)»ken, van desolate
boedels, van liu\\velijk3-z;iken en dergelijke, zoo verre liet algemeen
belang of plaatselijke omstandigheden dit zullen vereisnhen.
Art. 12. 1)(! collegien , hij het vorige artikd verim-ld, zidlen
inmiddels blijven besliuin op der/elver tegenwoordigi-n voet.
2) Rapport Hooger Onderwijs aan Koning Loukwijk Xai\'OI.kon
door .loir. Vai-ckknaku enz. hl. 01.. § iCOv.
64
van de Rector geen lid is". Volgens de commissie
moest die bevoegdheid zich echter niet verder uit-
strekken, dan tot het straffen van ongeregeldheden in
levenswijze, gedrag en studie, want wij lezen verder
in dat rapport „wanneer wij hier van tucht spreken,
willen wij niet die tucht verstaan hebben, die plaats
moet grijpen bij wezenlijke wanorden, die de open-
bare rust zoude storen, of zelfs bij geringe misdaden,
het is de zaak van den })ublieken aanklager van deze
kennis te nemen, en van de regtbank, welke die
ook moge zijn, voor welke de studenten te regt
moeten staan. Maar op hoevelerlei wijzen kan een
student niet aan zijn ))ligt te kort komen, zonder
iets te doen, waarmede zich een eigenlijk gezegd
regter te bemoeijen hebbe? Nalatigheid in het bij-
wonen der collegien, nalatigheid in het studeren;
zich te veel overgeven aan uitspanningen, aan ver-
maken, die wel oj) zich zeiven volmaakt onschuldig
zijn, maar een groot verlies van den tijd, die aan
den arbeid besteed moest zijn, na zich slepen; neiging
tot het spel, neiging tot gejd verspilling, kortom,
eene wezenlijke ongeregeldheid van gedrag, die, zoo
men ze niet in tijds betoomt, van lieverlede ontaard
in losbandigheid, zelfs in ongebondenheid, en eindelijk
in een wis bederf uitloopt; deze zijn de nalatigheden,
de misstappen, de gebreken, die de voorwer[)en der
tucht behooren te zijn, waarvan wij hier spreken."
Rovendien moest elk professor in het bizonder en
vooral de Reetor gemachtigd zijn, om den studenten
hunne dwalingen onder het oog te brengen en er
G5
hunne ouders of voogden mede in keunis te stellen,
en mochten deze vermaningen mede niet baten, dan
behoorden zij op oono meer ontzagwekkende wijz(;,
in tegenwoordigheid van den raad van toezicht, her-
haald to wordon, was dit alles nog vruchteloos, dan
zou men scherper maatregelen moeten nemen on „zou
do rector door don raad van toozicht ten dozen eindo
geniagtigd, het regt moeten bobben, om do ouders of
voogden dos jongolings don raad to govon om hom
van de universiteit to nomen, consilium abeundi, ten
eindo hom daardoor, zoo mogelijk to bohoudon, en
teHbiis viui do universiteit eon voorwerp to ver-
wijderen wiens verblijf aldaar niot dan scluulolijk
zijn kun."
„Vorstundigo ouders zullon ongotwijfold vun zulk
een ruud gebruik mukon; in hot tegenovorgostoldo
govul zou do roctor volgons het udvios zijner usses-
Borcn gcmugtigd mooton zijn, om zulk oen woorburstig
voorwerp vun do lijst dor loden vun do universiteit
uit to schruppon, on duurvun vortroiiwolijk kennis
to geven uun den stodolijkon burgonioostor ton oindo
de burgerlijke mugt, door middel der jiolitio inodo
werkte om uun don uldus door het gozag vun den
roctor uitgoschrupton persoon oen consilium abeundi
to govon, imniors bij uldion deszolfs oudors niot
in dozolfdo stud wonen; voor het ovorigo behoort
noch deze uitsclirupping vun een student vun do
lijst, noch do ruud, om do stud to vorluton to
goscbicdon bij vonnis, wuiit do akudeniischo ruud ^
is geen rogtbunk, muur uls eon hoilzumo inaulro-
CG
gel van voorzigtigheid en verbetering, en zonder
dat daaruit ooit een bij de wet erkende vlek voor
^ dengene, die er het voorwerp van is, moet kunnen
voortvloeien."
„Het zou onredelijk zijn, dat nalatigheden, dwalin-
gen ja zelfs grovere gebreken, meestal vruchten van
de -losheid der jeugd, en mi.sschien gedeeltelijk toe
te schrijven aan een mangel van dat strenge oi)zigt,
waaronder de jongeling bestendig geweest zou zijn,
zoo hij in het vaderlijk huis gebleven wan», zoo
•lange zij niet vergezeld gaan met eigenlijk gezegde
misdaden, ten nadeele strekten van dengenen, die \'(!r
in een rijper ouderdom van terugkwam, en hem
beletteden een nuttig lid van de maatschappij te
worden."
Wij zien uit dit rapport dat uumi den raad van
toezicht elk kiuakter van rechtbank wilde ontzeg-
gen : door den rector zou van de uitgesprokene ver-
banning vertrouwe!ijl- aan <le overheid kennis wor<len
gegeven, en de uitspraak zou niet bij vonnis ge-
schieden.
Maar het was aan koning Lodewijk niet gegund
om aan de denkbeelden in dit rapport uitgebracht
eenig gevolg te geven, in Juli 1810 deed hij afstand
van den troon en ons land werd ingeijjfd bij
Frankrijk en I Maart 1811 werden de fransche
)vetboeken hier te lande van kracht verklaard. En,
zooals reeds bij art. 53 van het decreet van 18 Oct.
1810 was bepaald, met de invoering van de fransche
rechtspleging verviel het forum privilcyiatnm dat
G?
de studenten en Professoren tot nog toe genoten
hadden
Toen ons vaderhuid van liet vreemde juk bevrijd
werd, behielden de vreemde wetboeken vooreerst hier
hunne kracht; wel lezen wij in art. 1G4 van het
besluit van 2 Aug. 1815, waarbij de organisatie van
het hooger onderwijs in de Noordelijke provinciën
wordt vastgesteld, „ten aanzien van het forum jirivi-
legiatum, hetwelk dadelijke studenten aan al de
hoogescholen zullen hebben, zal eene voordragt wor-
den gedaan om de staten-Generaal", doch het is bij
liet voornemen gebhiven, en toen wij later onze eigene
reclits|)leging in burgcM\'lijke eii siralzaken regelden,
werd daarin van eene bevoorrechte rechtbank voor
studenten en Professoren geen gewag gemaakt.
I) Niiar aimlcidiiig van <lc Vfniifligiiig van dc dgcnc vicrsrliaar
voor dc Ifdcn der iloogcscliool zigl M. SiKfiKN\'Mr.KK , /V. /
AW-. Ii.5: «mij is nicl onbekend, dal over Iiel gepasic en
nnltigc lil zer inslelling dc gevoelens van velen , sederi lang,
verdeeld waren en nog lieden zijn , doeli zoo ondervinding,
door een meer dan derligjarig onderwijs aan deze lloogesehool ,
zoo gedurende den tijd , dat. zijeene (ïigeui; vierschaar had , als
dien, dal zij van dat voorregt ontzet was, verkregiii , iemand
bevoigillieid geel\'l, om in dezen zijne stem te doen liooren ,
schroom ik niel als mijne overtuiging voor te dragen , (hit de
voordeden dier instelling de daaraan verbonden nadeden rijkelijk
hebben opgewogen."
Men ziet dat deze schrijver het tegenovergestelde gevoelen was
toegedaan van den Harderwijker senaat, in diens vertoog, door
Kk.mpku opgesteld , aan dcn agent van nationale opvoeding.
5*
-ocr page 80--Wij moeten ecliter niet vergeten dat door het zoo
even genoemd besluit van 1815, aan den senaat de
bevoegdheid was verleend om, wanneer een student
den rector, die bijgestaan door vier assessoren moest
waken voor de tucht onder de studenten, onge-
hoorzaam was, en de senaat meende dat de rector
zijne bevoegdheid niet was te buiten gegaan, tegen
hem naar gelang der omstandigheden een consUïum
abeundi of eene relevatie uit te sj)reken \'). — V.-in
deze bevoegdheid heeft de senaat aan de Utrechtsche
Iloogeschool gebruik gemaakt om vier studenten,
„die zich schuldig gemaakt hadden aan iets dat eene
strenge straf verdiende", te straffen den eencn met
consilium abeundi, twee met relegatie en den vierden
met eene ernstige berisping ■). —
De conunissio die in 1814 benoemd was tot hot
ontwerpen van eene verbeterde inrichting van het
Ilooger onderwijs had in haar ontwerp oenen titel
vooigesteld „over het Acadeinisch regtsgebied", die
echter niet in het bovengenoemd besluit is o})ge-
nomen
1) Art. H50—1(13 van liet Kon. ijcslnit van ISl.\'ï.
2) Handelingen van den akadeniiselien Senaat der Utreelitselie
lloogcseliool van 7 i\'\'el)r. 1820.
3) In di(! conunissie had ook ziting .foAN iMklcihoii Ki;mim:k
die in de memorie van toelichting o. ii. dit zeich;, (tc vinden in
Vfirhanddingen , losse geschriften enz. III 1(58—Mi nitg. v. i).
]?oscir Kkmi\'Kii), »de eerste vraag, welke ons hier natuurlijk
voor den geest moest komen , was de-ze, of er in het algemeen
gronden voor een afzonderlijk Aeademisch regtsgebied bestonden.
G9
De voornaamste dor voorgedragone bepalingen wa-
ren deze: „Het privilogium fori zal alleen betrekking
hebben op hot goval, wanneer de boklaugde een
student is, on slechts in zoodanige govullen, op welker
beslissing het studentenleven naar billijkhoid eom\'gen
invloed kan bobben. In de overige zaken, gelijk ook
in die, bij wolko zwaardere strallbu dan dio van
geldboeten boven de f 50, drio maiindon Aeiidomischo
gevangenis, van con consilium abeundi rclecjatie,
dewolko alleen tot do compctentio van den Acadcmio-
raad bohoorcn, van toepassing zullon wordon gorokond,
zal do sludont voor don gowonou rogtor torogt staan".
lOciic onparlijdige ovcrwoging viiii alles , wat hier iiiuner voitr
cii tegen, gezegd of geselireven is, Itragt ons eindelijk tot do
overtuiging van het bevestigend gevoelen. Dc jongelieden aan
eene universiteit , buiten het oog van ouders en voogden , in
een niet altijd goed gekozen kring zijn bloolgesteld aan vili-rlei
verleidingen , de gewone regier nu kan geene andere l)e(h\'nkingen
laten werken , dan die welke bij dc wet ztdve erkend worden.
Dan, hoe/eer dit ook ons l)(slnit bepaalde, oiu niet alle Aeade-
niisclt ri\'glsgel)ie(i tc verwerpen , was liet echter al tc duidelijk ,
dat nuMi al deze redeneringen alleen op dadelijke studenten , en
op zaken tot liet sludenleidcven liij uilsluiling i)elrekkelijk of daar-
mede in verband slaande kon loepassen , dan dal wij niet ge-
voeld zouden hebben , dal dit alles geenszins sirekken kon , om
het Academisch regisgebied , zooals hclzelvc voonl le lA-iden
plaats vond , weder geheel Ic herslellen.
Wij moeten onpartijdig verklaren dat wij vele gronden gevon-
den hebben , om dc uitbreiding van dit Acadeniiscli regl.sgebied
tot z;ikcn en personen , welke met het Academieleven , en do
Academie volstrekt niets genjcens hadden , als ongerijnul cn na-
deelig tc beschouwcu."
70
En volgens de wet van 1876, tot regeling van het
Uooger onderwijs, is aan den senaat dezelfde bevoegd-
heid verbleven , als hij volgens het kon besluit
van 1815 had, doch kan van diens uitspraak bij den
Minister van Binnenlandsche Zaken in hooger beroep
worden gekomen %
1) Art. 81 cn 82 ven de wet van 1876.
2) Bij dc behandeling van art. 82 iu de tweede kamer, stelde de
huer JoNCKULort\' een amendement voor, om namelijk te lezen :
/;In buitengewone gevallen ter beoordeeling van den senaat, is deze
bevoegd den overtreder den toegang enz." zoodat het geval van
moedwillige niet verschijning zou worden weggelaten. Minister
bestreed dat «nu kan zich echter het geval voordoen, dal iemand
jumgckhvagd wordt, en er termen kunnen zijn lol toepassing van
de tucht. Hij wordt bij den Ilector-magnilicus geroepen. Hij
komt niet. ilij wordt ontboden bij assessoren. Hij komt weder
niet. Hij wordt geroepen bij den Scuiuit, hij komt nog niet."
a Wal moet er nu in dal geval geschieden ?"
«Niuir oude instellingen, zou in zoodanig geval, de pedel den
delinquent voor de lieeren moeten brengen , maar dit zjil men
waarschijnlijk niet willen. Men /.al eene zoodanig»! uitbreiding
van dc akademischc tucht tot iuiuhouding, waarbij dan ook de
carcer iicaduniicus behoorde , niet verlAngen."
«Er zid dus niets anders overblijven , dan dal de heeren pro-
fessoren , na geduldig gewacht tc hebben op het welmeenen van
den sludenl die opgeroepen is , beslissen zonder kennis van de
wiak. Dc d;uid toch is niet erkend en de professoren hebben
geene geh!genheid gehad tot onderzoek."
«Dat moet worden voorkomen, en dc Regering meent dus,
dal op iemand die, ontboden zijnde, moedwillig niet komt,
evenzeer de gestrenge censuur van toepassing moet zijn."
Het amendement werd verworpen en het artikel onveranderd
aangenomen.
71
AVij achten liet niet ongepast om nog melding te
maken van de hevige onaangenaamheden, die in het
laatst van 1825 te Utrecht hebben plaats gehad,
tusschen studenten aan deze lloogesehool en de artil-
lerie-schutterij in genoemde stad.
Op den avond van 10 Oct. 1825 bevonden
zich op het plein voor de akademische bibliotheek
eenige studenten in de letteren, toen daar juist van
de e.xercitien, op het sterrebosch gehouden, de kan-
nonniers der schutterij bijeenkwamen en, het is mij
niet bekend welke aanleiding er juist\') voor geweest
is, aldaar twist kregen met genoemde studenten,
waarvan er eenige zwaar gewond werden.
Die zaak bracht natuurlijk eene groote opschudding
te weeg, de rector J. 11. de Biiueys riep den senaat
op 15 Oct. bijeen en sprak daar o. a. „Ik voel
mij genoopt tot het zamcnroepen dezer vergadering
door cene onaangename reden, belreilendo hetgeno
tusschen de studenten en een gedeelte der schutterij
heeft plaats gehad, op Maandag 10 Oct.
Het kwun mij dadelijk zoo hoogstwaarschijnlijk
voor dat sommige studenten op eene mmlmlUje wijze
waren geslagen en gewond, dat er reden bestond ,
om eene klagt in te brengen.
Ik heb den jongelieden, welke natuurlijk zeer op-
1) Het scliijnt dut na alloop der cxercilien eenige studenten
de schutterij met geaing in de stad begeleid heblien , waarover
dc kanonniers zich wellicht gebelgd voelden.
2) Handelingen van den Utrechtsclu \'U Senaat v. h. jaar 182.5.
-ocr page 84-72
gewonden waren, aangeraden zich te onthouden van
ongeregeldheden en eigen regtsoefening. Ik ben
hierin gelukkig en volkomen geslaagd en hun gedrag
is na dien avond voorbeeldig geweest.
Door het onderzoek is mij gebleken, dat op het
plein voor de academische bibliotheek, studenten door
schutters zijn mishandeld, verwond en geslagen op
een misdadige wijze."
In die vergadering van den senaat werd besloten
een adres aan den Koning te zenden.
In dit adres wijst de senaat er op, dat bij hom
geene klachten zijn ingekomen tegen eenige stu-
denten en er zoovc(*l hem bekend, niets is gojdeegd
tegen de akademische wetten en hij zich dus niet
veipliciit acht tot liet aanwenden van dwang ot\' bc-
strallingsmiddelen tegen oenen ol\' anderen van de
Akademieburgers, en daar het hem niet toekomt
recht te spreken, ter zake van beleedigingon, door
andere burgers aan studejiten aangedaan, heeft ook
de senaat zich geen onderzoek of eenige andere daad
van rechterlijk gezag mogen veroorloventen einde
de verongelijkte studenten de bescherming der wet
te doen genieten.
De studenten hadden inmiddels ook niet stil gezeten
en eene comnn\'ssic benoemd, om huimo Ixïlangen
waar te nemen. Deze conunissio zag aanstonds om
I) Verslag vaii de commissie der sUideiiten in de zaak vnn
10 Oc(. 1825.
73
naar eenen rcclitsgeleerden raadsjnan en vond als zoo-
danig D. DoNKKii CüUTius, dio echter na gehouden
onderzoek het zoor waarschijnlijk achtte, dat nionor
niot vool bij winnen zou door de zaak in rechten
te vervolgen, weshalve hij haar aanraadde om oono
verzoening tusschen do gewonde studonton en de
olficioren dor schutterij te boworkon. Do ol\'licio\'on
dit vernoniondo on wetende dat de schuld grooton-
decls aan do schutters lag, doden den oorston
stap on schreven in dien gcost oonon brief\') aan
do gowoudcu, dio het aan do connnissio opdroegen
om hierop to antwoorden. Dozo meondo echter dat
liet in don brief niot genoog uitkwam dat do studenten
de beloodigdon waren, want in luuir verslag loost
men: „Do verklaring ^l.M. II. 11. schoon ons, roods
bij do oorsto lozing, niot voldoondo, daar door dozolvo
niet werd uitgoniaakt, wat wij bij do voortzetting
dor zaak altijd gowonscht hadden, ou dozolvo goonzins
strookte mot do woorden van onzon ploitbozorgor,
vroogor vormold" : „do schikking, dit is ochlor mijn
„vast bosluit, moot altijd zoodanig zijn, datorblijko
„(lat or onrogt aangedaan is on dat nion do staking
„van v(;rdoro gevolgen alleen aan dc gonorositoit
„der beloodigdon to dankon liobbo."
En dit nu meondo men word in do verklaring
gemist, want „immors botuigon do oflicioroii, dat
hun de aangedane bclvediguKjen leed doen, zonder
1) Dc\'/c brief is gcdagleckciul, U(rociit 22 Nov. 1825 cii le
vinden bludz. 8 v, Viui liet verslag.
74
dat het bljjke of de studenten of de artilleristen of
ook wel beiden wederkeerig- dezelve hebben aangedaan."
Van nu af afui mistte men de noodige overeen-
stemming tusschen de commissie en haren raadsman,
die zich dan ook terugtrok en nu kregen de
officieren 27 Nov. van de studenten een antwoord
op hunnen brief, waardoor de zaken weer verergerd
werden.
In dit antwoord lü. schreef de commissie o. a.
„de afkeer van de eer van uw korps iu de waagschaal
te willen stellen is alleen voldoende om ons alle
denkbeeld van regterlijke vergoeding en persoonlijk«
vervolging te doen opolleren".
Over deze woorden waren de officieren zeei\' gebelgd
en zij schreven twee dagen later „Dit afkeer van de
eer van ons corps in de waagschaal tc willen stelloi,
verlangen wij niet. Mijne Heeren! dat Gijl., van
uwe civile actie afziende, de bewuste zaak als ge-
ëindigd zult beschouwen, en het is daarom en uit
aanmerking van den geest, welke iu UE. verklaring
doorstraalt, dat wij, geene de minste waarde hechten-
de aan de o])oflering van die actie, ons haasten UE.
van die verpligting te ontslaan, voor zoo verre Gijl.
u daartoe door uw schrijven mogt gehouden achten
enz."
Reeds zagen de studenten naar eenen anderen pleit-
1) Zie hierover vooral het laatste gedeelte van het verslag.
2) Aan het slot lezen wij dit 1\'. S. : wij zijn niet van nieening
ons in verdere briefwisseling met UK. in te laten.
75
bezorger om, toen den 4" Doe. de Prorector J.
Heringa\') hun verbood, kraclitens art. IGl v. h.
Kon. besluit van 1815, om, buiten hem voortaan
iets in deze zaak te ondernemen.
De gcAvondo studenten schreven spoedig liieroji
oenen door den Prorector voorgeslagen brief aan de
otiicieren, waarbij zij mededeelden dat zij hunnen brief
van 27 Nov. jl. introkken cn zij de eerste verklaring
van de olFicieren in haar geheel aannamen en daar
in berustten.
Den volgenden dag reeds werd deze brief door den
kolonel der schutterij beantwoord en de wonsch uit-
gesj)roken, dat „voortaan even als voorheen de beste
eensgezindheid tusschen 1111. studenten dezer Ilooge-
school en de schutterij dezer stad zal heerschen,
waartoe wij onzerzijds al het mogelijke zullen toe-
brengen".
Hiermede was deze zaak gelukkig tot een goed
eind gebracht, had ujon haar niet in der minne
geschikt, en hadden do gewonde studenten hunne
voldoening bij den rechter gezocht, wio weet welke
1) Hcclor HiiUKVS luid iu dc virgadcring van dcu Akn-
iiiisclicu senaat van 3 Deo. verklaard , dat hij in die zaak niet
langer als rector mocht ()])lreden , omdat de hoofd-ollicier der
schutterij zijn zwager was, en hij meende dat d*; senaat buiten hem
krachtdadiger kon te werk gaan om de rechten der studenten te
handhaven.
2) Bladz. 10. V. v. d. Briefwisseling van de Artillery-ollicienMi
der schutterij tc Utrecht met eenige gewonden studenten.
76
treurige gevolgen dit niet zou hebben gehad ook voor
het lot der Utrechtsehe I [oogeschool.
En hiermede zouden wij onze taak voor geeindigd
kunnen houden, doch willen t(!n slotte nog nicde-
deelen, in hoeverre er voor de Duitsche akademic-
burgers nog eene bizondere rechtsj)lcging bestaat.
Zoo vinden wij dienaangaande voor de Hoogescholen
Heidelberg en Freiburg het volgende „Das üni-
versitiitsamt bat die Gerichtsbarkeit in erster Instanz
in allen bürgerlichen Rechtssachen der studirenden.
Die Berufung geht in den dazu geeigneten Fällen an
das Hofgericht, in dessen Bezirk die hohe schule ge-
legen ist. In Criniinalsachen hat das IJniversitätsamt
gleiche Gewalt über die studirenden, wie die Bezirks-
ämter in ihren Amtsbezirken; es instruirt somit in
den betreitenden Fällen den Trocesz und semhit die
Acten zur Entscheidung an das Hofgericht des Bezirks.
In Disciplinarsachen, wozu auch jene Polizeisachen
gehören, worüber gegenwärtige statuten besondere Be-
stimnuuigcn ertheilen, führt das Amt jedenfalls die
Untersuchung und erkennt alle academischen stralen
mit Ausnahme das Consilio uhcundi und der Relaja-
tion. Die Berufung von den Erkenntnissen des Amtes
in Disci])linarsachcn geht an den senat.
Das Consilium abeundi und die Jickyation werden
von dem Senate auf den Vortrag des Amtmanns
erkannt, welcher in solchen Fällen dem sonate mit
1) Acadeinischc (icselzc (1835) für die (iroszlierzogl. ]?a(l. liolifii
Schulcii zu Heidelberg uiul Freiburg. II lit. ^ 25.
entscheidender Stimme beisitzt. Die Berufung von den
Erkentnisson des Senats geht an das Ministerium des
Innern
Bizondoro aandacht verdient nog bot volgende:
„Bijeenkomsten mogonniet in drinkgelagen ontaarden,
wanneer dit gepaard gaat met veel rumoer of „un-
sittliches Betragen" worden do doolnemors streng
gestraft. Wanneer do openbare rust gestoord wordt
kunnen militaire on politie patrouilles zich op do
plaats van bijeenkomst begeven, al was hot soms op
do kamer van oen student. Eon student dio zich
in verrogaandon staat van dronkenschap op de straat
vertoont wordt van twee tot zes dagen in don carccr
gestoi)t on bij herhaling strenger gestraft. Jlij dio
andoren tot buitensporig drinken aanzet krijgt, zoo
bij zich hieraan voor do twcodo maal schuldig go-
maakt hooft, consilium abeundi.
De stralïen bij bovongonoomdo univorsit(uton toe-
gepast zijn :
Geldboeten.
• Carcor, do <lrio oorsto dagon mag mon geen
losson bijwonen, daarna kan hot toegostaan wordon,
UKMi mag ocht(M\' norgons andoi-s heengaan, bovendien
mocht mon niotf! andors dan gowoon dagelijks voodsol
gebruiken.
Untorschiift dos consilii abeundi, door do ondor-
]) Wij luïhluMi gczifii (lal dit, volgens der wel van 187(),l)ij
ons ook plaats lieeft.
IS
teekening belooft men plechtig dat men zich niet meel\'
aan eenig vergrijp schuldig zal nifiken, wordt men nu
toch veroordeeld, dan beloopt men eene zwaardere
straf, dan op de misdaad gesteld is.
Consilium abeundi, de veroordeelde wordt voor
één jaar uit het gebied van het Gerechtshof waaron-
der de universiteit ressorteert verbannen, maakl. hij
zich nu op nieuw schuldig aan een vergrijp, waaroi) 8
dagen carcer staat, zoo wordt hij voor altijd verbannen.
R(degation, hierbij moet men twee graden oiuler-
scheideu, a. einfache relegation, verbanning gedurende
2—4 jaar, na afloop mag hij wel terugkomen, maar
niet meer als akademieburger erkend worden, Ik
geschärfte relegation, boven de vorige sti-af komt er
nog bij vóór dien gevangenis of vestingstraf, de ver-
biuining kan dan ook tot voor altijd uitgesproken
woiden.
Wanneer inj die vel bannen wordt, verklaart niet
langer ineer te studeren en een aud(!r beroej) kiest
kan hij niet genoodzaakt worden zich te verwijderen.
Opmerkelijk zijn nog de volgende bepalingen.
Elk akademi(ïburger is verj)licht op den bepaalden
tijd te verschijnen, al was hem niet terstond de reden
van zijne dagvaarding bekend.
In dringende gevallen kan de „Oberpedell" zonder
volmacht eenen akademieburger iu arrest nemen, onder
verplichting daarvan dadelijk aan zijne superieuren
kennis te geven.
Men kan noch in eigen persoon, noch door een
ander inzage nemen in, noch afschrift krijgen van
79
stukken in politie of strafzaken, zelfs niet na de
uitspraak van het vonnis.
De aanklagers of getuigen, zoo zij niet aan de uni-
versiteit verhonden zijn, mogen niet bekendgemaakt
worden aan de aangeklaagden.
De meeste vonnissen worden aangeplakt op het
zoogenaamde zwarte bord, waarop ook g(![)laatst wor-
den do namen van hen, die zonder hunne schulden te
betalen, de akademie verlaten.
Ik geloof echter niet dat deze, door ons zeer be-
knopt medegedeelde schels van de i\'ochispleging aan
de universiteiten te Heidelberg en Freiburg, den naam
van bevoorrecht mag di\'agen.
Wij wenschen dit wei k t(ï bcslniten, met de
opnan\\e van een verhoor\') door den diclder IIkink
ondergaan, in 181!), naar aanleiding van eene rede-
voering, die een m(>do sludent eenigen tijd te voren
had gehouden, welk verhoor, zooals wij zien, is af-
genomen door den beroemden M ittkkma ikii.
1) Ans dem lallen irkiniticii IIkink\'s von TIkhmann UiirrKi!.
Idiidz. 84.
A\'erliaiulelt am acadeinisclien Gericliie zu JJonii,
den 2« Nov. 1810.
PRilSENTIBÜS ,
Herr Professor Mittermaieu , qua stellvertretender Syndieus.
Oppeniioff , Universitiits Seeretair.
Der vorgerufene studiosus juris Hakiii; Heine , aus Düsseldorf,
1!) Jalir alt, seit Michaei-is d. J. in Bonn, gehörig die Wahr-
heit zu sagen ermahnt, nach vorgängiger Erklärung, dasz er
auf dem Kreuzberge am 18 Oct. gewezen sei, deponirt auf die
Fnige:
1. Wie viel Lebehoch wurden ausgebracht?
ad 1. Ich erinnere mich an zwei ; das erste dem verstorbem-n
Blücher und das zweite, wenn ich nicht irre, der deutschen
Freiheit.
2. Wurde der Burschenschaft keiif Ijebenhoch gebracht?
ad 2. Nein , ich erinnere mich nicht, ein solches gehört zu
haben.
3. Frinnern Sic sieh noch an den Zusammenhang der gehal-
tenen Beden ?
ad 3. In der ersten Hede konnte ich kein(;n znkmmenhang
fimlen , und den Zusammenhang der zweiten kann ich nicht an-
geben , weil ich mich nicht erinnere.
4. Kamen in einer der Beden die Worte vor : Auf uns ruht
eine schwere Last?
81
ad 4. Diese Worte glaube ich geliört zu haben, den Zu-
sammenhang kann ich mir aber nicht luelir ins Gediichtnisz
rufen.
5. Geschah in einer der Eedcn am schlussc die Frage, ob
Einer wäre, der sicli dem Dienste für Vaterland u. s. w. ent-
ziehen wolle ?
ad 5. Eine solche hervorstehende Frage erinnere ich mich
nicht g(!hört zu haben.
G. Kamen die Worte vor: Auf uns hofft und wartet das
Volk , um das gedrückte Vaterland vom Drucke zu befreien ?
ad 0. Nein , solche AVortc luibc ich nicht gehört.
7. Wissen Sic sonst nichts anzugeben ?
ad 7. Nein.
8. Ist Ihnen niclit bekannt , das/, über das i\'Y\'st in der
Düsseldorfer Ztitung etwas stand ?
ad 8. Ich habe davon gehört.
•J. Von wem haben Sic das gehört?
ad \'.). In vinea domiiii hal)e ich davon sprechen hören.
10. Können Sic keine spur angeben, durch wen nach Düssel-
dorf darüber geschrieben worden ist?
ad 10. Ich habe den sind. Neunzig, an ciiuMU Briefe nach
Düsseldorf schreib(^n gesehen, und auf die Frage, was der lange
Brief enthalte , gab Neunzig ganz uid)cfangcn din Antwort , das
er die Burschcnfeicr einem Fnmndc beschreibe.
11. Wissen Sic nicht den Namen des Freundes, an den er
schrieb ?
ad 11. Nein.
12. AVissen Sic nicht, was er geschrieben hat?
ad 12. Nein , ich habe den Brief nicht gelesen.
13. Haben Sie keinen (irnnd zu glauben , dasz Neunzig den
Brief absichtlich , damit er abgedruckt werde, nach Düsseldorf
geschrieben hat ?
82
ad 13. Nein, das glaube ich nicht, Neunzig ist an sicli scliwalz-
seeliger Natur.
14. Hat sich Neunzig nicli gegen Sie geaüszert, das ihm das
Fest miszfallen habe?
ad 14. Nein.
15. Wer ist denn sonst noch von Düsseldorfern liier auf der
Universität?
ad 15. Ich kenne sie nicht alle.
Iß. Wissen Sie sonst nichts anzugeben ?
ad IG. Nein.
Vorgelesen und unterzeichnet
HAHRY HEINE.
Acadcnusches (icriclit,
MIlTICRMAlEIi, OPI\'ENHOFF,
Vicesifndicm. Secretair.
-ocr page 95-B r J L A G E N
-ocr page 96-.-■vi-.
. \' .r . . . ■
« : ,•■ . 1 i . •
/k-.!
I ■■ .
!
f.
-ocr page 97-BIJLAGE I.
in de zaak van
Iloafd-Oll\'whr der S/ad la\'ijdeit, cn Promotor van Landt
UnicerxUeit aldaar,
TKOKN
FI{AN(J()I!S A DIM AAN VAN DKK KKSIP,
(ii-ininiafricnk\'trd Lidmaat van dc:dw (/niirrii/e!t.
Do iroüi\' iMi\'. PlKTKR ^r,VKCUS, lloofd-Oflidcr dor «tad
lioiden, en Promotor van \'s Liiiids Uiiivorsitoit hiniioii
dczelvo stad, doet hjj dce/xMi in dio Imitatgcnicldc (jiialitcit
cn zulks II. ü. door don Eorstoix Pedel, ingevolge van
hot daartoe van do Edclo Groot Achtharo Ucercn Rcctor
cn Rochtoren van do voorsz. Universiteit Ooohtinocrd
Docrcct van dato den 17\'"" dezer loopcndo Jfnand April
1780, dngvaardcn den Persoon vnn Fhan^ois Aduiaan
van dek Kemp, Lccrnar in do Gcnicontc dor Doopsge-
zinden binnen dezelve stad, Gcimniatriculcord Lidmaat
van dezelve Universiteit, onnno in Eigener Persoon te
comparccren in do oponhaaro Criniincclo Viorschaar van
wclgcnieldo Edele Groot Achtbaaro 1 loeren Rcctor cn
Rechteren, die gehouden staat to wordon op Maandag,
86
die weezen zal den Eersten van dc aanstaande Maand
Meij , des middags de klokke twaalf Uuren, ofte het als
dan geen Vierschaar zijnde, bij continuatie jeegens den
cerstvolgendcn crimineelcn Rcgtdag, dio bij Hun Edele
Groot Agtbaaro staat gehouden tc worden, ten einde hij
Gcd®. in Persoon zal hebben to aanhoorcn zodanigon
Crimineelcn Eisch cn Conclusie, mitsgaders alzulkc Pro-
visioneolc verzoeken, als do opgeraelde Heer Promotor
R. O. ten dage dienende jccgcns hem Gedaagden in
Persoon zal doen cn necmen, ter zake hij Gcd". in Per-
soon zig heeft schuldig gemaakt aan het doen of laten
drukken van zcckcr schandaleus cn oproerig Libel heb-
bende tot titul: „Lierzang aan dc Hoog Edele Gestrenge
Heeren P. J. J. Eisinoa c. s. Protcstccrcndc Leeden in
den Raad van Friesland tegcns do Resolutie van den
1 Scpt. 1779, voor do bcpaclde convoyen; door E. IF. T.
to Leyden bij L. Heudinoii 1780."
Waar bij dc Regccringc van dcczc Landen, cn bij-
zonder die van dc Provincie Friesland, op eoiic hoog-
gaande cn tuinultucusc wijze getaxeerd cn getraducccrd
word; cn dat hij Gcd". in Persoon do l\'roevcn van het-
zelve Libel heeft gecorrigeerd; zig daar jccgcns to ver-
antwoorden en voorts te Proccdccrcn, nis naar stijlc.
En Zill de Pedel, dc citatie doende aan of ten behoeve
van den Ged". in Persoon Iceveren copic dezes en zijn
wecdorvaaren in Gcschriftc rclatceron.
Actum Leiden don 18" ^Vpril 1780
(geteekend) PI ETER MARCUS.
Uitgcgecven voor copie, Huiden
den 18 April 1780
♦ bij Mij
PIETER JACOIJ CllEVALLEY
Pedel.
87
Het eerste vorlioor van den gedaagde had plaats 1 Mei
1780, waaruit liet naar do meening van den Iloofd-Officicr
scheen te volgen, dat cr groote overeenkomst bestond tus-
schen dezen lierzang en „do verzameling van staatspa-
pieren door JuNius Brutus Secundus Friso, tc Leiden
bij L. IIerdinoii 1780," weshalve hij meende dat do be-
schuldigde een nader verlioor moest ondergaan. En werd
dus op zijn verzoek door den Kector Magnificus aan den
gedaagde aangezegd, om ten allen tijde wederom in Persoon
te zullcii „coinpareeren sub poeiia confessi ct convicW\\
Dc promotor maakte volstrekt geen haast met het nader
verhoor, ten gevolge waarvan v. o. Kemp dd. 22 Mei 1780
aan „rector en regteren\'\'^ verzocht, dat men den promotor
zoude gelasten met het verhoor voort te gaan cn hetzelve
binnen zekeren tijd te eindigen , of dat hjj zou verklaren
liet voor voltrokken tc houden ; of dat men anders, zoo
hij hieraan niet zoude willen voldoen, het verhoor e.c o///c/o
zoude houden voor voltrokken, omdat het voor hem,
gedaagde zeer grievend was, om voor zulk ceno onschul-
dige zaak ala het dichten van een lierzang, zulken langen
tijd sub realo te worden gehouden.
Op dit verzoek werd goedgunstig beschikt cn don jiro-
motor gelast om met zijn begonnen verlioor voort te gaan
en lietzclve binnen zekeren tjjd tc voltrekken; hieraan
werd voldaan en cr hadden nog twee vcrlioorcn plaats.
l)()(!li nog liad do promotor niet verklaard dat hij liet
verhoor hield voor voltrokken, maar word door hom een
uilstcl van vier weken gevraagd, hetgeen niet ten volle,
slechts voor twee weken werd toegestaan, met do bepa-
ling dat, zoo hij hieraan niet voldeed , het verhoor zonder
eenige andere verlenging voor voltrokken zoude worden
gehouden.
Hierop wendde hij zich tot dc Staten van Holland
-ocr page 100-88
en West-Friesland mot een adres, waarin hij zich be-
klaagde dat de vierschaar hcni geen längeren terniiju op
zijn verzoek hadden toegestaan.
Dit adres werd door de Staten in handen gesteld van den
rector en de rechters, oin hierop te dienen van bericht
cn advies, waarmede deze natuurlijk niet talmden, maar
in een breedvoerig stuk, G Sept. 1780 in handen der
Staten gesteld, hunne meening dienaangaande uit eeiizetten.
Wij zullen hier slechts van eenige hoofdpunten melding
maken.
Zij vangen aan met de aaiiinerking „dat het Adres van
„den Promotor, ,eerst aiui de Heeren Geconimitteenlc
„liaden van UEd. (Jr. jMog. cn vervolgens aaii UlOd. (Jr.
„Mog. zelven, in eene zaak als deze, gedaan, gelijk liet-
„zelve is ongewoon cn huiten exempel, alzoo ook kennelijk
„teiideerd, om den gewonen weg van Procederen voor
„onze vierschaar, geheel en al te renverseren. Want daar
„van de sententicn aan onze vierschaar, volgens liet !{!).
„articiil do Statuten, gene provocatie word toegelaten ,
„is cr geen ander middel waardoor dezelve kunnen worden
„geretracteerd, als alleen het middel wiui revixio, door IJMI).
„Gr. Mog. geintroducecrt, bij het licfjlemoul op dc h\'eDisivii
„van den O Od. 1G5(3, dog bij dit ]\\c(jlemcnt Avt. 11
„word gene Revisie toegelaten\' tegen Appoinetoineiiten
^interlocutoir, wanneer dezelve ter definitive zijn reparabel.
„Ifet togonwoordige Adres van den Promotor word mi
„gedaan togen een Appoinctement interlocutoir, door ons
„gegeven, cn is dcrhalvcn , quod ad formam, ongopast
„cn strijdig togen dc zoo evengenoemdo wettc\'n, dio door
„den Promotor, niet minder dan door ons, zijn beswooren."
Rovcndien wijzen zij or op dat, als het voorbeeld door
den Promotor gegeven, goedgekeurd werd, de Staten
dagelijksch met de meest gewone rechtszaken lastig zouden
89
gevallen worden on do partijen niet, zooals het tocli
behoort, hun rocht zouden zoeken bij do gewone reohtseol-
Icgcs, maar zich zouden wenden tot Hun Ed. Gr. J\\[og. waar-
door buitendien de rechtspraak zeer zou vertraagd worden.
Daarna gaan zjj over tot het verdedigen hunner be-
voegdlieid om zoodanige resolutie te nemen, als zij geno-
men hebben, om den Promotor te gelasten het proces
binnen zekeren ternnjn te eindigen, „dat immers, een
„Kechter, in criniinali causa, het Jvecht hebbe, om het
„verhoor van een gedaagden in persoon voui- geslooten Ie
„lionden, ook zoniler consent van den üHicier, is hieruit
„ten vollen zeker, dat alle dagvaardingen in persoon ge-
„schiedcn , op decreet van den iiechter — ord. op den
„slijl (iii, -1; en ord. op de criinin. Jiisl. art. 80 cn 50 —
„cn dat de ollicieren (hui gedaagden niet kunnen eonslrin-
„geeren om oj» Articulen antwiiorden, lonzij de Keeliler,
„die het decreet van dagvaarding in Persoon heeft ver-
„Iccnd, den gedaagden comdcnuiere, om in het verhoor
„op de aan den Uecliler door den ollicier overgelegde
„Articulen te antwoorden. Is dit nu zoo,\' gelijk liet uit
„do Wetten en gericipieerde practycii liniten conteshitie
„is, dan volgt, dat diezelfde Keeliler, welke dit intcrlocu-
„toir vonnis heeft gegeven, ook bcvoegt is, om te oor-
„deelen, of en wanneer dc gedaagde aan hot vonnis heeft
„voldaan, cn do voorgestelde vragen genoog heeft beant-
„woord, (HU verder to procederen, dat is, om liet verhoor
„voor gesloten te houden, want dit oordeel is niet anders
„als do interpretatie cn applicatie van do gegeven inter-
„locutoirc comdcnuiatio op lict cas subject."
Vervolgens beschuldigen zij don Promotor dat hij liet
recht niet kende, daar zij verwacht hadden dat hij na
het eerste verhoor, zoo hij dan al niet, conform do wet,
den volgenden of dorden dag met het verhoor was voort-
90
gcg.aan, ten minste uitstel zoude hebben gevraagd aan
hunne vierschaar, daar volgens art. 30 van de ord.
op de crimin. just., de bevoegdheid om uitstel tc geven
aan dc rechters verblijft; maar niets van dit alles ge-
beurde , de Promotor bleef stil zitten , niettegenstaande
hjj herhaalde malen aangevraagd was of hij op den
gewonen rechtsdag op 22 Mei zoude gereed zijn, ja
zelfs had hij 19 Mei don llcctor doen aanzeggen y,dal
op den aanstaanden licchtday geene crimineele vierschaar
zoude worden gehouden" ïocn op genoemden dag den
Promotor, want niettegenstaande zijne weigering werd
cr toch rechtdag gehouden, afgevraagd werd of hij
\'ook gereed was, om met de zaak van v. d. Kemp
voort te gaan, had hij geantwoord: niet in gereedheid
ie zijn, en gevraagd of hij daarvoor ook redenen voor kon
opgeven, nader gezegd: dat hij niet in gereedheid was
cn verder niets tc zeggen had, terwijl hij tevens opstond
mine makende om heen te gaan.
Zij vcnvijtcn hem verder dat hij zich zoo weinig gehouden
heeft aan de op recht cu billijklicid steunende leer van
den over criminele zaken zoo gunstig bekenden schrijver
Mr. PiETEn IJoKT \'), wiens woorden liicr volgens hen,
zoowel te pas komen, alsof dezelve voor dit geval be-
paaldelijk waren geschrevcn.
„Somwijlen", zegt liij „word ook wel gepresenteerd to
„geven copic, als dc Inforinaticii zullen wezen voltrokken,
„waarmede behoord contentement geiioiiicii te worden, als
„zijnde den üedaagden in Persoon daartoe niet eerder
„bcvocgt, maar en kan de Gedaagde niet worden buiten
„fatsoen opgehouden onder Pretext dat uit de Examinatic
1) Mr. r. Bout, Tract, van Criinin. zaken. Tit. 7, N". 2\'.\'.
-ocr page 103-Ol
„zijn Resulterende eenige Poincten daarop de Gedaagde
„nader behoord to worden gehoord, want als daartoe rede-
„ncn zijn dienende, moet zulks quant a quant goschioden,
„immers zou haast het doenlijk, en do gologonhoid van
„zaken is toelatende, en kan ook de Gedaagde, ziende,
„dat men hom tracht op tc houden, ook wel susti-
„uccren, dat zulks Percniptoirljjk zal geschieden, en voor
„dc laatste maale."
Vervolgens wijzen zij er op, hoo do promotor, als
reden van zijn verzoek tot oen langer uitstel, te berde
brengt den samenhang dien er naar zijne mcening bestaat
tusschcn don bovengcinelden lierzang cn dc vermmeUng van
staatspapieren en hij dus eenen langoren termijn noodig heeft
om do noodige onderzoekingen to doen, terwijl hij door
zijne vragen duidelijk deed uitkomen dat hij don gedaagde
wilde doen bekennen dat dczo ook do vervaardiger was van
dio laatstgenoemde verzameling. Wat dit laatste nu aangaat
mccncn zjj dat do gedaagde ongehouden is op zoodanige
vragen to antwoorden, omdat hij alleen ondervraagd mag
worden over hot feit in do dagvaarding vermeld.
Na er ten slotto op gewezen to licbbon, dat de promotor
ten onrechte, als een reden voor een langer uitstel, aan-
voert do noodzakolijkhoid dat hij tot beter verstand van
den lierzang nader moet kennis nemen van de verzameling
van staatspapieren, on dat wel hierom ten onrechte, om-
dat die verzameling voor den lierzang is uitgekomen , en
do promotiu\' als hoofdolHcicr der stad Ijoidon dus had
kennis moeten dragen van dio verzameling, besluiten
rector en rcchters hun adres met IIun Ed. (Jr. Mog. to
verzoeken, „liet rcqucst van ^Ir. Piktek iMaucus tot
„prolongatie voor den tijd van drie luaanden tot het ver-
„lioor van den gedaagde in Persoon, FuA.Ntois Aduiaan
„v. u. Kemp te wijzen van do hand en den promotor dor
1)2
„universiteit mr. Pieter Marcus te renvooyeereu tot den
„ordinaris loop van do Justitie".
De zaak bleef voorloopig hiermede rusten, niettegen-
staande v. n. Kemp zich meer dan eens tot de Staten
of tot de akademische vierschaar wendde, met het
verzoek dat er een eind aan zijn proces zou gemaakt
worden, tot dat eindelijk ruim een jaar later, 28 Ja-
nuari 1782 , nadat inmiddels iMr. pieteii Marcus
gestorven en hem als hoofdoHicier en promotor was
opgevolgd Mr. Juuan JIieronymus van deu ÄIarck,
die verklaard had de vervolging niet door to zetten,
^rector en rechteren besloten hebben „den suppliant to
ontliellen gelijk hij ontheft wordt bij deezen, van de belofte
„bij zijne successive verliooren onder handtasting gedaan,
„0)iiine len allen HJde, uit kracht can het Decreet der Do;/-
^imird\'nKj in I\'ersoon vun Mr. Pieter Marcus, te zullen
„compareren; en hem dienvolgende, ten opzichte van de
„beschuldiging van laatstgemelden afgetreeden i\'romotor,
„betrekhjk tot het in de J)agvaarding in Persoon
„breeder genientioneerde en in den Uequeste bedoeld
„Dichtstuk of Lierzang te stellen, gelijk hij gesteld wordt
„bij deezen, buiten allen reulus."
BIJLAGE II.
Eisch Notulen cn Dingtaalcn in der Ziuikc van
Mr. C. r. C., ^Ir. ]). M. U. 11. en P. V. Eiss™
Contra
J. LE F. van B. Gcd«.
1\'eckcr voor den Eiss\'" exliibeercnde zijne Procuratie
dient van Eisch en concludeert als in geschrifte.
Compareerden voor de Edele Achtb. Heeren Kector en
Assessoren van \'s lands Universiteit tc Lcydcn.
Mr. C. P. C., secretaris van \'s lands llniversiteit
voornd., Mr. D. M. G. 11., Qeinmatriculeerd Lidmaat
van \'s lands Universiteit; voorsz. en P. V., koopman, alle
woonende tc Leyden , Eiss""" in cas van atrocc en verbale
Injurie ter Eenre.
teegen
,). liU F. van 15. i\\Ied. Doctor en Lector in de Natuur-
lijke Historie aan \'s lands llniversiteit voorn\'\' Cäed" in
het voorsz. cas ter andere zijde.
Art. 1. ICn dcede zeggen
Art. 2. dat de Eiss""" tot hun allcrgroost Lccdweezcn
en mct de grievcnste aandoeninge, hebben moeten
ondervinden,
Art. 3. dat do Ged" die nog wecgens don Post,
dien hjj de oer heeft aan deezo aanzienlijke LTniversit(;it
te boklceden ,
04
Art. 4. en uit hoofde waarvan hij door eene voor-
beeldige gematigdheid, zedigheid en deftigheid, de stu-
deerende jeugd tot een Pnjsselijke navolging behoorde
aan te moedigen.
Art. 5. nog weegens zijn Personeel Character in de
burgerlijke maatschappij, en meer gevorderden Leeftijd,
Art. G. waardoor liij alle zijne vermogens behoorde
te besteeden ton nutte van zijn evenmenscli,
enz. enz. enz. \'),
Art. 13. egter van zig had kunnen verkrijgen.
Art. 14. om zeer onlangs in het ligt te stooten en
door den druk gemeen to maken zoeker ampel, en eer-
\'rovend libel,
Art. 15. Gcintitnleerd J. Ie F. v\\n B. aan zijne
medeburgeren
Getrouw aan Lejjdens ^lagistraat
En Hiirgerij en Eendragtraad
Tot aan verachting hoon en smaad
Zolang do kop op \'t lichaam staat.
Gedrukt voor Reekcning van den Autlieur, cn te be-
komen te Lejjden, bij Frans dk Doks P/. 1783.
Art. 17. Waarin de Ged. zig niet ontzien heeft, om
in het algemeen op eene verregaande cn hoogst heledigcndo
wijze uit to vaarcn tegen zeker vrijcorps, of gezelscihap
van lieden binnen dczo stad, welke zig in den wapen-
handel oefenen,
Art. 18. en welker sosietyt volgons Resolutie van de
Edele Gr. Aciib. Ilecren die van do Gerekte der stad
Leyden op den May 1783 is gelegitimeerd ,
1) Wü zullen liicr en in liet vervolR verMclieidenc .irtikelen weglaten
omdat wy shïclits het nierkwaardijjstc! wenselien op te neiueii.
95
Art. 19. on aan do leden daarvan de oproerigste,
Godlooste, en verfoeilijkste oogmerken, en Misdaaden toe
te schrijven.
Art. 20. en om in het byzonder de Eis" met dorselver
naamen cn toenamen
Art. 21. deels als hoofden, aanleiders, en aanvoerders
van dat corps, of gezelschap,
Art. 22. de opstellers v.an hot Plan daar toe ,
Art. 28. deels in dorzclvcr l^ersoneele Caracthers,
openhaare bedieningen of gezindheid van godsdienst,
Art. 24. op oene aller onteercndate en voorheeldeloose
wijze openlijk aan te vallen.
Art. 17. op Pag. 10 het hovongom. gezelschap in teo-
genstelling van don Burger krijsraad, noemende, „eon
saamgerot rapsodie van ongehoorsaainen\'\'\'
Art. 48. imputeerende op Pag. 20 a.an het /.olve
„zulk een onbosiïliaamdo on vocn- do krijgsraad llétrissante
logen, als ooit door saamgerotte rebellen zoude kunnen
gefingeerd zjjn."
Art. 4i). cn noemende liotzeive oj) Pag. 23 een „op-
geworpen volk, on Monsclien, die kwanswy.s de Hiirger-
rechten willen voorstaen, dog dezcdve armhartig zo niet
baldadig, den Bodem schijnen to willen inslaan."
Art. „Steld het vrjjcorps de mogoljjklieid van znlk
een godvorgeeten schelmstuk van gepremediteenlo Brand-
stigting onder do lioijdonaars to kunnen geboren worden,
ik hel) volle recht om diczelve mogoljjkheid, zo mogelijk
niet prohalieber, to kunnen geschieden dat or onder liet
vrijcorps dezulken kunnen gevonden wordon."
Art. 08. „Ik zie alrede do woede met opgesperdon muil
op mij aangrijpen, do lasterpersson, on pijlen klaar, om vloek
OJ) vloeksclirift op mij af te zenden en mis.schion achavotiirint
op scliavotprint, om mij aan do kaak to slollen."
9G
Art. 69. „de inquisitie raad der factie dio nu het masker
heeft afgelegd, zal woldra vergaderen, om mij, en allo
ware Echte Patriotten, als een Pest der vrijheid als een
Bandiet te doemen."
Art. 73. „En eischt men bloed, zie daar kan ik met
mijn bloed vcrsoening cn Eendragt to Avcegen brengen,
en rust in mijne stad bevorderen, do eore mijner Burgerij,
de Achtbaarheid, vyligheid en Heiligheid van Leydcns
^Magistraat bevestigen, kan ik dien opgcborrelden bron
van Barneveldschen wraak mot mijnen Bloedwel stoppen?
Zie daar zijn mijne Handen, men kncvele mij, en zie
.daar mijn Lcydschc kop, men knotte ze van den romp
op het schavot van Barnoveld, ten Eeuwiger verzoening
en vorgeotenhoid van decze mijn dierbaar vaderland ecuwig
beroerde factie."
Art. 84. „wat beweegd do Jongen \') heer C. zig aan
iict hoofd to plaatsen
Art. 89. dat do ged^\' op pag. 21 voortgaande, do
Eiss^als hoofden van het opgom. (Jeselsclmp, tc flotrissoren,
on den oproerkreet aan to helfcn had gezegd.
Art. 95. „Best zal hot voor do goede, on och tc burgerij
zijn, dcczo fluweclc woorden, van Mr. C. P. C., P. V.
cn D. M. O. II. tc laten voortsnappen, maar aan hartige
mannen en Loydscho koppen past het dit opgeschikt
armoedje met medelijden aan te zien, cn dersolver oiistol-
Icrcn, als door een dwarlwind van ovorylende drift
gedrevene te bcklaagen.
(De eischcrs mccncn aldus, dat zij op eene geheel bui-
tengewone on ongehoorde wijzo door den gcd" zijn go-
injurieerd, en dat wel in onbewimpelde bewoordingen,
in het openbaar door oen stuk, dat door don druk overal
1) .N. U. (Ie Sccrotnii» van di; llnivcrsitoit.
-ocr page 109-97
verspreid is en dat het kenmerk draagt van cene too-
meloo7,e drift en do zucht oni de eischors te grieven on
met smaad te bejegenen.)
Art. 118. en dat zij dorhalven aan die pligten, welko
zij vcrsclnildigd zijn aan zig zelvo luinno cor, en liunne
Familien, alsmcede aan liet gezelsdiai), waarvan zij leden,
cn gccomnntteerdon zijn zonde mankeorcn.
Art. 114. indien zij de Oed", door middelen van reg-
ten niet tragten te noodzaakon
Art. 115. om deze golodon Iionn bolioorlijk to licrstollon.
Mits welke, on andere rodonon (des noods)
nader to allogooron , do Eiss™ Fiisoli doende
conclndoordo, dat do Hod" bij sententie van
do Fidolo Or. Aditb. IFooron Hector on lîog-
toron van \'h lands Univor.sitoit to Ijpjjdcn, zal
Avordon verklaard, ilo Fji.ss" rospoctivoljjk door
do l\'assagion voorkomondo in hot godrnkto
stuk brcdor bij Eisch gomeld, actrocolijk to
holibon goinjnrioord, on dion volgondo gocon-
domnoord om dozolvo Injnrion lionorahol \') on
profitabel ") to botoron.
(got.) K. I). Pz.
Procureur a),
\') Donr t(>n ovcrata.in van dc vicrHclianr in tcKcnwoordlKlu\'id der
ciaclu\'.rfl tc verklaren, dat liet lieni lei<d doet dio uitdnikkinfien in z[in
lioek tc licblxMi p:el)e7.ipr<l enz.
2) Door drie duizend — of zoov(>el meer of minder .als do viersoliaar
zal meencn — zilvero duk.nfen .%nn een gostieht van liefdaditjlmid
te Reven.
Do advocaat der eiacliera was ^Ir. U. .T. ScHTMMKT.rKNKixcK.
T
-ocr page 110-98
Keerwolff voor don Ged" exhibeert Procuratie, en zon-
der zig voor als nog weegens de zaake, welke het aan
de Eiss" gelust heeft voor do vierschaar te brengen,
eenigsints in te laaten, niet dan onverminderd des ge-
daagdens reservatie van allo Exception , weeren en defen-
sien, ter laatster vierschaar gedaan notuleeren, maar
dezelve wel speciaal inhaereerende sustineerend (overmits
de Ged" zig bij Req\'° aan hun Ed. Gr. Mog. heeft ge-
addressoerd, ten einde te mogen obtineoren verklaaring
van de Judicature tot welke hij in doezen zoude mogen
behooren, en het zelve Request door Iloogdezclven bij
appoinctement van den 13 Juny dezes jaars 1783 alvoorens
te disponeeren, gesteld is in handen van Ilecren cura-
teurcn dezer Universiteit, van al het welko do Eiss" voor
, don aanvang dczor Procedures niet onkundig gowoest zijn)
dat hangende de Deliboratien van Ilooggomelde Hun Ed.
Groot Mog. met deezo zake geen voortgang gemaakt kan
worden , en concludeer^ mitsdien dat metdezelve zaaken
zal worden gesuspendeert ten tydo cn wylen door hun
Ed. Gr. Mog. op de voorsz. Req"\'" zal weczen gedispo-
ncert, maakondo in cas van contradictie, wel Expressolijk
Eisch van kosten , ofte tot anderen & a.
{(jeL) P. KEERWOLFF,
Proc.
De Eerste Pedel van \'s lands Universiteit tc Leyden,
hier toe vorzogt, zal zich uit den nacm van mij ondorge-
teekende .als Procureur van Mr. C. V. C. Secretaris van
♦ \'s lands Universiteits viorschacr, Mr. D. M. G. 11. en
P. V., alle woonende binnen deze stad, vervoegen acn
den Persoon ofte ter woonstede van J. i,e F. van B. ,
Medicina Doctor cn Lector in do natuurlijke Historie aen
99
\'s lands Universiteit voornoemd, cn meede woonende te
Leyden voornoemd , en denzelven wel en wettigljjk dag-
vaerden om te compareeren , voor de Edele Groot Aclit-
baere Jleeren Rector en Recliteren van gemelde universi-
teit tegen Maendag den 13® ]\\[aert eerstkomende, des
middags ten twaelf uuren , of het alsdan geen vierschaer
zijnde, bij continuatie tegen den eerst daer aen volgende
vierschaer, omme in de zaek tusschen dezelven Mr. C.
P. C., Mr. 1). M. G. J[. en P. V. als Eisschers in
cas van atroce Injurie , ter voorschreevc vierschaer , tegen
Ged" litis pendent, te stellen Procureur acceptant cn met
do Eiss™ in do voorschreevc zaoke voort tc procedeeren ,
volgens de laetsto retroacta, of wel in dc conclusie daer
bij door dc Eisschers genoomcn to conscnteercn cum cxponsis.
De Pedel doe deezo citatie naer behooren, Icvcre copie
derzelvo zyn rclatcerc yn wcdcrvacron in geschrifte.
Actum Leyden don 10 Maert 178G.
{ijet.) K. D. PEOKER, Pz.
Proc.
De geannexeerde Dagvacrding heb ik ondorgct. l^del
van \'s Jiaiids universiteit binnen Ijoyden naar doszelvs
foriiio on inlioude goexploicteerd, cn copie derzelvo be-
hoorlijk gezegeld, aen don God", overgegecven, welke
mij daar op ten antwoord galf
„Ik zal coniparcorcn"
\'t welk ik verklaorc te zijn mijn wedervaeren.
Actum den 10 Maert 17815.
P. J. CJIEVALLEY.
Pedel
-ocr page 112-Tot mijne groote spijt kwam mij eerst onder liet drukken van dit
proefschrift in handen het hoogst belangrijke, onlangs te Leeu-
warden verschenen, Eerste Deel van het werk van Mr. Boelks,
Vice-President van het Hof to Leeuwarden , getiteld: Fricslaiids
lloogeschool en het Rijks Athenaeum te Franeker. Ik heb er dus
bij liet bewerken van dit proefschrift geen gebruik van gemankt.
De kundige schrijver behandelt hierin zeer nauwkeurig de za-
menstelling van den Senatus Judicialis (aldus noemde de Akade-
mischc vierschaar tc Franeker zich), , zijne rechtsmacht cn zijne
recht spnmk. • - ,
Met een enkel woord wil ik toch van het een en ander gewag
maken.
Dc Senatus .Tudicialis bestond uit den llector en vier assessoren,
uit elke Fiicultcit een, <lic door den Senatus Generalis benoemd
werden.
De Professoren waren in burgerlijke zaken aan zijne rechtsmacht,
in strafzaken min dio van Hof onderworpen.
Do studenten, pedellen en allen die lot het corps der akademie
behoorden, stonden zoowel in burgerlijke, als in strafzjikcn voor
hem terecht. Doch wegens zwiuirdere misdaden moesten zij voor
het Hof terecht staan. Het voorloopig onderzoek echter geschieddn
door den Senatus .Indicialis.
Daar het hier ook niet altijd uitgemaakt was welke misdaden lot
de zwaardere behoorden, gaf dit nog al eens aanleiding tot geschil.
De omvang van de burgerlijke reclitsmaeht van den Senaat,
zooals dio t(!n l.\'ialste onbetwist werd uitgeoefend, is ten jare 17111)
nan den Agent voor dc Nationale opvoeding aldus opgegeven:
«Deselvc doet arresten van iHTZoiien en goederen, neemt goe-
deren en boedels iu se(iuestratie, doet besegelingen van lioedels
en inventansatien bij absentie van erfgenamen als andersins; houdt
hypotheek- of registratieboek van schulden, doet comparitien van
crediteuren tot liquidatie beleggen, dog renvoyeerd in cas van
dispute - over preferentie tot den ordinaris Eechter; geeft Tutores
en Curatores aan onmondigen, dog onder bepaling bij de staats-
resolutie van 4 Maart 1717 gemaakt; beslist over de geschillen
tusschen Studenten en dcrselvcr hospessen, over dc conditiën van
verhuring enz. ontstaan, heeft eindelijk het recht van vendue over
goederen van personen tot de ei vitas Academica behorende, uit-
hoofde wtuarvan doorgaans zekere bepalingen worden gemaakt bij
contract met den boelgoedsontvanger der stad,"
Enkele malen moest hij recht spreken tusschen een hooglccraar
en diens meid over het dienstbodenloon. //Zoo had b. v, dc
nieuwe keukenmeid van prof, Lotze eens dc andivic niet naar zijn
\'•zin gestoofd, waarom ZIIQ. luuir gelaste dadelijk tc vertrekken.
Daar zij niet zoo luiastig, als de driftige m.m verlangde, hicr.uin
voldeed, werd zij door Lotze — volgens zijne eigene opgave —
zonder loon op straat gezet, met de woorden: Gij beest moet
mijn deur uit. Op hare klagte werd zij met Lotze voor den
Rechter ontboden. Van ccnc minnelijke schikking wilde professor
niets weten. Hij werd gedagvaard cn veroordeeld om aan zijne
dienstbode / 10.70 tc betalen."
Op bladz. 279 vinden wij een schrijven van den Proc. Gen.
van het Keizerlijk Hof te \'s Hagc, naar luid van hetwelk bij
het Keizerlijk decreet van 18 Oct. 1810, «les tribunaux acadé-
miques, extant que tribunaux (tout ainsi que tous les autres corjis
.Judiciaires quelquonques dc la Hollande) sont supprimés ; cn
conséquence qu\'il n\'existe sur les étudiants des universités, ou sur
les autres cives academiae, que l\'action des magistrats ordinaires,
chacun selon sa competence.
En conséquence il ne peut pins rester aux Professeurs (|u\'un
droit dc surveillance, d\'admonition paternelle, ou dc censure
académique, à l\'égard dc leurs étudians.\'\'
STELLINGEN.
-ocr page 115-I.
De verbiudtenis om interessen te moeten betalen
kan niet door verjaring ontstaan, noch bestaat eene
natnralis obligatie daartoe.
IL
Hetgeen de pandschnldeischer van den schuldenaar,
die hem het pand heeft gestolen, door dc condictio
heeft verkregen, wordt op de schuld afgerekend.
IIL
De zuivering van eene den bona tide possessor
gestolene zaak, heeft ook daardoor plaats dat zij in
diens macht is teruggekeerd.
104
IV.
Onder de woorden „bij regterlijk vonnis overtuigd"
in art. 89 B. W., moet niet alleen het vonnis van
den strafrechter, maar ook dat van den burgerlijken
rechter verstaan worden.
De verwijdering van den man, uit vrees voor
gerechtelijke vervolging en wegens den slechten toe-
etand zijner zaken, is niet kwaadwillige verlating,
bedoeld bij art. 26G B. W.
Het geding tot afzetting van den voogd wordt
niet bij dagvaarding, maar bij verzoekschrift begonnen.
De tweede hypothecaire schuldoischer mag de on-
herroepelijke volmacht van art. 1223 al. 2 B. W.
voor zich bedingen, voor het geval dat hij eerste
hypothecaire schuldeischcr wordt.
Zoowel de eigenaar als dc bouwmeester zijn aan-
sprakelijk voor de schade , veroorzaakt door instor-
ting van een gebouw, wegens een gebrek in dc
105
bouwing, al is het gebouw nog niet geheel door
den bouwmeester opgeleverd.
IX.
Hij die een stuk land slechts voor één jaar ge-
huurd en den huurprijs bij het sluiten van het huur-
contract betaald heeft kan , na de gehecle mislukking
van den oogst, do betaalde huur])enningcn terug-
vorderen.
De actie van art. 398 W. v. K. is eene burger-
rechtelijke, welke moet worden ingesteld door den
eigenaar of do reedorij, geene strafrechtelijke, in
to stellen door het O. M.
Bij de berekening dor in art. 717 W. v. K. bo-
doohlo reparatiekosten, behooren niet in aanmerking
to komen do kosten, veroorzaakt door het boven
water halen van het gezonken schip.
De schuldeischer, die in het door zijn gefailleer-
den schuldenaar aangeboden accoord toestemt, ver-
liest, indien dat accoord tot staiul komt, zijne
rechten tegen den borg.
106
De rechtbank moet ook beslissen over de voorge-
stelde wraking, waarin de kantonrechter berust.
XIV.
De termijn van 4 dagen, in art. 860 "VV. v. Rv.
toegestaan, zal met 4 dagen vermeerderd moeten
worden, wanneer de wederpartij in eono andere
provincie woont dan de rechter.
Do in art. 401 C. P. bedreigde goldboote kan
niet als eenige straf, maar moet altijd boven gevan-
genis uitgesproken worden.
Wegens het uiten van scheldwoorden mag de straf
alleen toegepast wordon , wannoor het bewezen is
dat hij dio ze bezigde, niet daartoe was uitgetergd,
(art. 471 n". 11 C. P.).
#
^ Het nemen van een haas uit oen strik, door oen
ander gestold, is bcmachtiging van wild door con
bij de wet verboden middel, goon diefstal.
107
De advocaat, die als getuige in eene strafzaak is
gedagvaard, kan niet als verdediger van den be-
schuldigde optreden.
IX.
Hij die jonger dan 16 jaren zijnde, in eene straf-
zaak onder cede als getuige is gehoord, kan niet
wegens valsche getuigenis worden vervolgd.
XX.
Het besluit der gezanienljjke vergadering van den
Raad van State en de Ministers (art. 42 Grw.) ont-
neemt feitelijk het bestuur van den Koning.
XI.
Rij cenc belasting oj) do goederen in de doode
hand, behooren de bezittingen van gemeenten niet
uitgezondei-d te woi-den.
f ri
-•■îî^\';
1
liî
ry ^ >
-\'Sîii\' ■ •
r
rüfl
-ocr page 121-Vi. mw^
> mm-
mi
m
m
■.vxr-
ai,
feiÇje,
w\' V-fçh
t- * i
r \'fr.f r \'
■ V . -
„ .....
-IK-Jf - ^
-ocr page 123- -ocr page 124-