-ocr page 1-

IETS OVER DE BEKRACHTIGING

i.

mmm MÏ ïMii

iht

vax

-ocr page 2-

■ )

\' -/V\'

\' /
■ ï!

i:,.
i * •

; *

V . .

-ocr page 3-

\'\'"Ml®

y \' \'v: ■

■ i.

-, • .f.- -.i .

\' \'■" "KA-,

i " \' \' .

-N-

m

\' l\'y..- ■

J.

V

-ocr page 4-

vilS:-^

mm\'-y\'

■V.

■V-

, li v

......

\' t^i\'
. . .......

-ocr page 5-
-ocr page 6-

- --h

\'tf-

-ocr page 7-

IETS OVER DE BEKRACHTIGING

van

VERDEAGEN MET VREEMDE MOGENDHEDEN,

-ocr page 8-

\'-I-.: .-Ss:.:-. ■

- - : Vüi

■■■•vol

■.-I

\'■j^-y

-ocr page 9-

IETS OVER DE BEKRACHTIGING

van

nuum IET yHEElIDE IGEiEEBEN.

PROEFSCHRIFT

ter verkrijging van den graad
van

AAN »E RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT,

na machtiging van den rector magnificus

M^ J. A. FRUIN,

llOOaiEEIlAA.11 IN DR ÏACULTMT DER EECIITSGKLEEEDHEID,

VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT,

01\' VOOKDKACIIT DEtt

RECHTSGELEERDE FACULTEIT,
te verdedigen
op WOENSDAG den I4den MEI 1879, dc3 namiddags ten I uur,

ALBERT CHARLES LABOUCHERE,

geboren te parijs.

UTRECHT— 1 8 7 9.
Sloom-Boekdrukkerij cn Steendrukkerij „de Industrie",
J. van Druten.

-ocr page 10-

... fr.-\'i\'.\'Js..--- ,■■ -, •............Jf,---. - -i- v-

: "ïS

m ■

!}■> ■■ ... V.

is-\' .. .

V ■ f

; ■ - ;

■ 11

-ocr page 11- -ocr page 12-

I

; / ■

M-i

y . ■ .

• !

/ r\' !. ■>. ■

•-Û

\'-.itüK.T-/, < .

i \'

-ocr page 13-

Het is mij een hy uitstele aangename taaie, om hij
het eindigen mijner academische studiën, een ivoord
van dank uit te sprelcen aan ü, geachte Hoogleer aren,
wier onderwys ik het voorrecht had te genieten.

In de eerste plaats heht G\'y, Hooggeachte Vuebde,
die mij hij het opstellen dezer bladzijden, niet raad en
daad, op de meest welwillende tui/se, hy stond, op mijn
warmen dank aanspraak.

Moge het mij vergund zijn U spoedig met een geheel
herstel tc kunnen gelukwensehen, cn U dan mijn
dank hij monde te hcrhalrn.

Mijne vrienden, voor al hetgeen ik ook van TT hch
mogen leercn, zal ik U steeds dankhaar zijn, dv
aangename uren in Uw midden doorgchracht zal ik
nimmer vergeten.

Utukciit, 14 Mei 1879.

L.

-ocr page 14-

y--

s-

•■. . r-

■i-fv:...-

■â

Ï

-,

-ocr page 15-

INHOUD.

hoofdstuk i.

Bldz.

van verdllaoex met vebeïide mogendllbüen. . . 1

hoofdstuk: ii.

ALOEMEEK^H UKOINSELEN" DEU UKKKACll T1GI]V(} VAÜ

vrküllagen..............33

hoofdstuk iii.

1)k iikkiiaciiïigino van vendraüen volgens ons
staatsuecllt..............
55

-ocr page 16-

Sed et per liominem alterum obligamur,
si coustet de voluutate nostra, qua
ilium elegcrimus, ut instrumentum nos-
trum, ad hoc speciatini, aut sub generali
not lone.

Geotius. de J. B a. P. L. II C. XI. 12.

-ocr page 17-

HOOFDSTUK I.

Van Verdragen met vreemde Mogendheden.

Met recht worden verdragen als een voornaam ge-
deelte van het Volkenrecht beschouwd, i) Op hen toch
steunt de onderlinge band tusschen Staten, zij zijn
de waarborgen van vrede, van goede verstandhouding,
waarin het eene volk tegenover het andere staat, en
zonder welke geene krachtige ontwikkeling, geen bloei,
en geen vooruitgang denkbaar zijn.

Reeds in zeer oude tijden vindt men dan ook van
tractaten gewag gemaakt, en wel voor het eerst in
het jaar 149G v. G. waar het een tractaat gold, tus-
schen de verschillende volkeren van Griekenland gesloten
tot het in het leven roepon van don Amphictyonen
bond. 2).

1) Vg. Kliiber , Droit des Gens I § 3.

2; Vg. Egger Mém. Ilist. des Traites Piiiiiics dans l\'anliquité.

1

-ocr page 18-

2

In het oude Rome bestond het »Collegium Fetialium"
belast met de bepaling der voorwaarden en de regeling
der vormen onder welke het Romeinsche volk tractaten
sluiten, en oorlog verklaren kon, zonder zich den
toorn der Goden op het hoofd te jagen.

Alvorens ons onderwerp »de Bekrachtiging" te behan-
delen , zal het niet ongepast zijn eerst een kort
overzicht te geven van tractaten in het algemeen.

Wij stellen ons dus voor de vragen:

l®, wat zijn verdragen,

2o. wat zijn de vereischten tot dc geldigheid van
een verdrag, en

30. hoe worden die gewoonlijk verdeeld,
beknopt te beantwoorden.

§ 1-

Wat zyn Verdragm?

Verdragen zijn in het Volkenrecht wat overeenkom-
sten in het Burgerlijk Recht zijn. — Onder overeen-
komst wordt verstaan: de wederkeerige toestemming
tot het doen ontstaan van rechtsbetrekkingen, of in
de woorden van het B. R. art. 1349: eene handeling
waarbij een of meer personen zich jegens een of

-ocr page 19-

meer andere verbinden. Tractaten nu zijn de over-
eenkomsten tusschen Staten. Zoo ook
de Groot (do
Jure Belli ac Pacis
II § 15, 1, 2,) die met Ulpianüs
de overeenkomsten in imllielcc en private verdeelt,
terwijl hij de eerstgenoemde, door de Grieken trw^^j/xat
genoemd, weder verdeelt in
focdera, sponsiones en
aliae pactiones. D. van Hogendorp (Comment, de juris
gent. stud, in patr. nostr. post Hug. G. bl. 90) geeft
de voorkeur aan H.
Fagel\'s definitie van tractaten
boven die van
Huber. Eerstgenoemde drukt zich in
zijne Dissert, de foederum sanctitate (L. B. 178G bl. 2)
aldus uit: Foedus est pactum a rege vel civitate libera
cum alio principe vel republica ad salutem publicam
adjuvandam initum, terwijl
IIuber (De Jure Givit.
III § IV. c. III 2) een tractaat noemt: Gonventio inter
diversas civitates non transitoria, ut ab aliis contractibus
distinguatur, in quibus nihil post convcntionem remanet.
Tegen deze definitie nu komt v. 11. op, met de op-
merking dat niet alle private overeenkomsten transitoir
zijn, men denke aan maatschap of vennootschap.
Waarschijnlijk spreekt echter
Huber alleen van con-
tracten tusschen Staten zonder daarbij privaatrechtelijke,
waarbij maatschap of vennootschap behooren, in aan-
merking te nemen. Hij noemt
dk overeenkomsten

-ocr page 20-

tusschen Staten foedera, in quibus non nihil post
conventionem remanet. — Dit doet ook
Vattel (Droit
des Gens I L II G XII § 153.)

Hoeveel analogie er echter ook tusschen overeen-
komsten van private personen, en internationale
overeenkomsten bestaan moge, zoude men te ver-
geefs trachten ze geheel op eene lijn te stellen.
»Quoique les principes généraux qui les régissent,
zegt
Th. Ortolan i), soient les mêmes, les Etats,
grandes agglomérations collectives, différent trop dès
particuliers, simples individus, dans leur nature, dans
leur mode de résolution et d\'action, dans leurs inté-
rêts et dans les choses qui font l\'objet de ces inté-
rêts, pour qu\'on puisse tirer de ces règles générales
les mômes conséquences de détail et d\'application,
à l\'égard des unes qu\'à l\'égard des autres de ces
conventions".

Iedere onafhankelijke Staat heeft de volle macht met
andere Staten te handelen en tractaten te sluiten,
voor zooverre hij van deze macht geheel of gedeel-
telijk geen afstand heeft gedaan. — De half-Souvc-
reine of afhankelijke Staten hebben gewoonlijk slechts
eene beperkte bevoegdheid om op deze wijze verbin-

1) Roglcs internationales et diplomatic dc la mor, I bl. 89.

-ocr page 21-

tenissen aan te gaan, terwijl zelfs geheel onaf-
hankelijke Staten deze bevoegdheid, door tractaten
van alliantie of van bondgenootschap, inkrimpen of
wijzigen kunnen.

Zoo is het b. v. aan de talrijke Staten van den
Noord-Amerikaanschen Bond verboden, zonder uit-
drukkelijke toestemming van het Congres, eenig tractaat
onderling of met vreemde Mogendheden te sluiten. —
De Souvereine leden van den Duitschen bond, hadden
daarentegen vroeger de macht, verbonds- en handels-
tractaten te sluiten, mits niet strijdig zijnde met de
fundamenteele wetten van den Bond i).

In de Grondwet of fundamenteele wet van iederen
Staat wordt bepaald, bij wicn de macht berust trac-
taten te sluiten en hierover met vreemde Mogend-
heden te onderhandelen. In absolute, en zelfs in
constitutioneele rijken, is deze macht meestal aan
den regeerenden Vorst toegeschreven. Zoo luidt ook
art. 57a van onzo Grondwet: De Koning maakt,
cn bekrachtigt vredes, on alle andere verdragen met
vreemde mogendheden. In republieken is het hoofd
van den Staat, of de Senaat, of wel het Uitvoerend
bewind met deze macht bekleed.

l).Vg. Wheaion Élcmcuts dc Droit Iiitcriiatioiial 1 C. H § 1.

-ocr page 22-

6
§ 2.

Wat gyn de vereiscliten tot de geldigheid van
een Verdrag ?

Art. 1356 B. W. leert ons de voorwaarden kennen
die vereischt worden tot de bestaanbaarheid van
overeenkomsten. — Ook op internationale overeen-
komsten zijn dezelfde beginselen van toepassing.
Evenmin als eene overeenkomst tusschen private per-
sonen , is een tractaat aan een bijzonderen vorm
gebonden. Hoofdvereischte is
de onderlinge toestemming
van partijen, die uitdrukkelijk of stilzwijgend, en in
het eerste geval mondeling of schriftelijk wordt gege-
ven. — Deze toestemming kan worden uitgedrukt
door eene acte, door de gevolmachtigden der twee
partijen geteekend, of door declaraties over en weer,
of wel door verwisseling van brieven of nota\'s \').
Opdat nu een verbond geldig zij, moeten diegenen

1) Hiervan vinden wij een merkwaardig voorbeeld in de eigen-
handige correspondentie tusschen T
hans II keizer van Oostenrijk
toen nog Duitschland) en
Alexander I keizer van Rusland. In
eene brochure getiteld: Österreich und Russland in den Jahren
1804
und 1805 , van Ad. Beer, zag die correspondentie in 1875 hct
licht. Als aanhangsel laten wij een dezer brieven volgen, die niet
alleen waarde heeft als historische curiositeit, maar die tevens be-
wijst hoe zich Vorsten door verbintenissen in autographischc brieven
vervat, even goed verbonden achten nis door de heiligste tractaten.

-ocr page 23-

die het onderteekenen, daartoe genoegzaam door de
Regeering van hun land gemachtigd zijn. In tijden
van Revolutie, zou dit onmogelijk kunnen zijn; indien
namelijk een land in een toestand van Regeering-
loosheid verkeert. Zoo weigerde Bismarck in 1870 met
Jules Favre en Trochu, de hoofden der toenmalige
provisionele regeering te onderhandelen.

De machtiging der Regeering wordt daarom verlangd
omdat de toestemming dergenen die zich verbinden,
hoofdvereischte zijnde, alleen door die machtiging kan
worden gewaarborgd. In tijden van Regeeringloosheid
zoude men dus om den wil der Natie, die in dit
geval niet in een of meer personen gepersonifieerd is,
te leeren kennen, zijne toevlucht tot buitengewone
maatregelen moeten nemen , ten einde die toestemming
te verkrijgen. Het valt niet te ontkennen dat men
in dit geval, voor eene niet makkelijk uit den weg
te ruimen moeilijkheid zou staan; hoewel in tijden van
Revolutie eerder verbonden geschonden dan wel ge-
sloten worden

1) Les gouvcrncmcuts légitimes et reconnus pour tels, sont seuls
•lutorisés à prendre des engagements obligatoires au nom dc l\'État
qu\'ils gouvernent. G. P.
de Mautens Précis du Droit des Gens
moderne dc l\'Europe I L. II C. II § 48 noot.

2) Zie KlÏ/bek t. a. p. § 142 noot a.

-ocr page 24-

De toestemming moet wijders duidélyh verklaard
■worden; de onderhandelingen die voorafgaan zijn
niet verbindend. — Daar voor het overige alles van
de zekerheid des wils afhangt, kan de toestemming uit-
drukkelijk of stilzwijgend gegeven worden. —
Martens
kan het Neyron niet toegeven dat de Europeesche
mogendheden de mondelinge overeenkomsten niet
meer als geldend erkennen, hoezeer ook eene schrif-
telijke redactie van hetgeen overeengekomen is, verre
de voorkeur verdient. — Zoo hebben verscheidene
Staten, als Constitutioneel beginsel aangenomen, om
alleen over die voorstellen te beraadslagen die hun
schriftelijk zijn aangeboden 2).

Verder moet de toestemming om geldig te zijn,
vrij zijn. — Eene handteekening door physieken
dwang afgeperst, zou niet de uitdrukking van den
vrijen wil zijn. — Niet alzoo echter in het geval dat
men teekende daartoe door de vrees van een grooter
kwaad gedwongen, men zou zich dan tevergeefs
beroepen op het gemis aan toestemming, om op de
keuze die men hocAvel onwillend, toch gedaan heeft

1) Nbyeon de Vi focderuoi, speciatira de obligatione successorum
cx foedere, antecessorum § 23,
Martens t. a. p. § 49.

2) Vg. de wicquefobt ï. II bl. 281.

-ocr page 25-

9

terug to komen. Om te weten of een tractaat al of
niet geldig is, moet de rechtmatigheid der middelen,
die tot het in stand komen daarvan geleid hebben,
onderzocht worden.

Volgens de beginselen van het private Recht,
door de meeste beschaafde volken erkend, is een
contract dat zijn ontstaan aan geweld te danken heeft,
van nul en geener waarde. De vrijheid van toestem-
ming is een vereischte voor de geldigheid van iedere
verbintenis, en het algemeene nut der maatschappij
eischt de nietigheid van contracten door geweld in het
leven geroepen. Indien zulke contracten bindend waren,
zouden de zwakken telkens door bedreiging of door
geweld genoodzaakt zijn afstand te doen van de hun
rechtvaardig toekomende rechten. Trouwens deze regel
is zoo algemeen aangenomen en erkend, dat de over-
treding daarvan tot die misdaden behoort die uiterst
zeldzaam voorkomen. O

Onder vryc toestemming moet verstaan worden dat
de contractanten aan geene bijzondere gevaren mogen
worden blootgesteld, wanneer zo weigeren in de voor-
waarden der overeenkomst te treden , of daartoe nog

1) Zie wiieaton t a. p. § 8.

-ocr page 26-

10

niet hebben besloten. In dezen zin alleen moet
vry verstaan worden. Een vredestractaat waarbij
de verliezende partij gedwongen is zich belangrijke
opofferingen te getroosten zou onmogelijk kunnen
gesloten worden, indien men aan het woord wy deze
beteekenis niet hechtte. — Het tractaat zou nimmer
het uitvloeisel kunnen zijn van den vrijen wil der
partijen , allerminst van de verliezende ; daar het zijn
bestaan ontleent aan de omstandigheden van den
oorlog die aan den overwinnaar het meesterschap ver-
leent boven den overwonnenen. De stelling geldt
hier : Si liber fuissem noluissem, coactus tarnen volui.

5iA Nation, which has been victorious in war,"
zcgt Twiss »dictates for the most part to its
adversary unequal terms of peace. There is a limit
however, beyond which such inequality may not
extend without awakening the alarm, and enlisting
the sympathy of other Nations in behalf of the van-
quished."

De toestemming moet ook gegeven worden zonder
dwaling in de hoofdzaak, hetgeen echter bijna niet
denkbaar is. Wanneer b. v. na,het sluiten van een

1) The Law of Nations considered as Independent Politieal com-
munities C. XII § 211.

-ocr page 27-

11

vredestractaat, waarbij de eene partij met het oog
op geleden tegenspoeden, concessiën heeft gedaan,
berichten komen dat de verliezen vóór het sluiten
van het tractaat hersteld waren — zou men kunnen
aannemen dat het tractaat niet bindende zal zijn ,
daar de partijen , zoo zij beter ingelicht waren geweest,
zonder twijfel nooit dergelijke overeenkomst zouden
hebben aangegaan. Ook dwaling in den vorm belet
de ware toestemming : „Neminem id agere ut alterius
praedetur inscitia. — Hiervan vinden wij een even
eigenaardig als zonderling voorbeeld aangehaald in
het Traité Complet de Diplomatie, par un ancien
Ministre, die niet aarzelt de zaak te bestempelen met
den naam van «indigne supercherie", en »fraude
révoltante". Op bl. 416 van het eerste deel van dit
werk lezen wij :
Charles-Quint , argua , pour retenir
cn prison le Landgrave
Philippe de Hesse , d\'une
misérable équivoque, introduite, ù dessein, dans le
traité que
Maurice de Saxe et Joachim de Branden-
i30urg
s\'étaient engagés à faire exécuter. Gharles-
Quint
avait fait mettre dans le traité, écrit en alle-
mand, un W. au lieu d\'un N, savoir «Eiwig"; pour
»Einig"; en sorte que la condition sous laquelle le
Landgrave se rendait à l\'Empereur, devenait par ce

-ocr page 28-

12

changement de lettre, ton te contraire ä son intention,
qui était
sans amune prison, tandis que l\'altération du
mot exprimait,
sans prison perpétuelle.

De overeenkomsten van Natiën zijn even als die
van private personen » zuiver", of »voorwaardelijk",
die voorwaarden zijn ook opschortend of ontbindend,
uitdrukkelijk of stilzwijgend. Zoo hebben b. v. de
verdragen tot uitwisseling van krijgsgevangenen, al
waren zij voor een bepaald aantal jaren gesloten,
tot ontbindende voorwaarde het vredestractaat, zelfs
al werd die voor het verloopen van dien tijd gesloten,
en er een nieuwe oorlog ontstond, i) Zij worden
..voor een bepaalden of onbepaalden tijd gesloten;
»pactum ex die" wanneer de dag voor het begin,
»pactum in diem", wanneer de dag des einde is
vastgesteld. — Doch dit slechts terloops, daar hierin
het volkenrecht dezelfde beginselen als het private
recht huldigt.

Vooral in vroegere tijden nam men allerlei middelen
te baat om zich van de uitvoering van tractaten te
kunnen verzekeren. De meeste dier middelen zijn in
den tegenwoordigen tijd in onbruik geraakt, deels

1) Maktens t, a, p. § 55.

-ocr page 29-

13

wegens hunne belachelijkheid, alsook wegens hunne
onbetamelijkheid. Er waren er die op den Gods-
dienst betrekking hadden, met name de eed, het
kussen van het kruis, de onderwerping aan de kerke-
lijke censuur der Pausen; middelen die den Paus
ruimschoots de gelegenheid gaven zicli met de wereld-
lijke aangelegenheden der Vorsten in te laten. — Van

deze middelen is de eed het eenigste welks gebruik

#

niet vervallen is, hoewel er, na den Vrede van Munster,
tusschen eenhoofdige Staten, weinige voorbeelden meer
van worden gevonden.

Pand en HypothecJc zijn vaak als middelen gebruikt
om de vervulling van eene obligatie te waarborgen,
zoowel tusschen Souvereine Staten, als vooral vroeger
tusschen de leden van het Duitsche Rijk. Zoo werden
ook tot dat doel dikwijls gijzelaars gegeven of ge-
nomen; tegenwoordig i) worden deze vooral in tijd
van oorlog gebruikt om de onderhandelingen of de
vervulling der vredesvoorwaarden te verzekeren, hi
de Middeleeuwen was het zeer gebruikelijk om van
beide kanten machtige vasallen en steden als borgen

1) Zoo bij voorbeeld tot zekerheid der brandschattingen in deu
Duitsch-Eranschcn krijg van 1870 en 1871.

-ocr page 30-

14

(warrandi) of als vredebewaarders te kiezen; tot wie
zich de beleedigde partij ter herstelling barer veronge-
lijking kon Avenden.

§ 3.

Hoe worden Verdragen verdeeld?

De Groot i) neemt eene tweevoudige verdeeling van
verdragen aan: a\'At nobis accuratius instituendapar-
titio est, et primum dicamus foedera alia idem con-
stituere, quod juris est naturalis, alia aliquid ei
adjicere,"
Pufendorf 2) keurt deze verdeeling goed
maar splitst de tweede soort in twee deelen, en voegt
er zoo doende eigenlijk eene derde soort bij, nl. die
verdragen die de onbegrensde plichten van het Natuui*-
recht tot zekere bepalingen beperken, wanneer zij
tc algemeen en te onbepaald zijn. „Eorum (foederum)
divisionem", zegt hij, »commodissimè desumemus ab
eorumdem materia dum alia quid constituunt quod
jam antea erat juris naturalis, alia autem officiis juris
naturalis aliquid superaddunt, ^
aut saltern eadem,
uU indefinita videniur, ad certi quid determinant

1) de Jure Belli, ae Pacis II C. XV § 5.

2) de Jure Naturae ct Gentium L. YIII C. 0 § 1.

-ocr page 31-

15

Verder verdeelt de Groot de verdragen die iets
aan het Natuurrecht toevoegen, in
gelijTcc en ongélylce
verdragen: Gonventiones que juri naturae aliquid
adjiciunt, aut aequales sunt, aut inaequales.

»Aequales sunt quae utrimque eodem modo se
habent,
al ïawg xai xoivag iv afi(pÓT£Qoig i\'lcoai", die
dus gelijke bevoegdheden toekennen, en waarin geene
der partijen door de op zich genomen verplichtingen
van de anderen afhankelijk wordt.

»Ex aequalibus qualia sint inequalia facile est intelr
ligi. Promittuntur autem inaequalia, aut ex parte
digniori, aut ex minus digna. Ex parte digniori, ut
si quis auxilia promittat nee restipuletur, aut majora
promittat: Ex parte indigniori inaequalia, aututlsocra-
tes dicto Panegyrico loquitur: ra
rovg kéQovg èkazzwva
ndqa ró dixaiop,
SUnt ca quae diximus nQoadyftara

aut eniTdrfiara vocari."

Ongelijke verdragen zijn dus tweeledig, naarmate

de \'ongelijkheid op de sterkere of op de zwakkere parlij
betrekking heeft. — De sterkere partij kan op zich
nemen hulp te verleenen, zonder die op hare beurt
van de andere to eischcn; of om in vergelijking meer

1) t. a. p. L. II C. XV § 0

-ocr page 32-

16

te verrichten dan hetgeen van de zwakkere partij ge-
eischt wordt; de zwakkere Staat kan zich ook aan
voorwaarden onderwerpen die de uitoefening van zijn
natuurlijk Recht van onafhankelijkheid beperken.

Vattel heeft eene onderscheiding gemaakt tusschen
ongelijke verdragen die in strijd zijn met de billijk-
heid, en die dit niet zijn, en dus ook niet m strijd
zijn met het Natuurrecht.

De internationale tractaten kan men in twee klassen
verdeelen: de eerste klasse bevat de overeenkom-
sten waardoor twee of meer Staten hunne bijzondere
belangen regelen, zooals de tractaten van uitlevering,
die van letterkundigen of kunsteigendom, de post-
conventies, de reglementen op de visscherijen, spoor-
wegen en telegrafen betrekking hebbende; terwijl^
onder de tweede soort die tractaten begrepen worden,

1) Zoo stonden dc Keizer, en do Koning van Engeland, om van
de Staten der Vercenigde Provinciën de toetreding tot het Weener
Tractaat te verkrijgen (1731) aan de Republiek toe dat zij zich
slechts zou hebben tc verbinden tot het leveren van hulptroepen ten
getale van vier duizend man voetvolk, cn duizend paarden, hoewel zij
van hunnen kant in geval van oorlog,\'acht duizend man voetvolk,
cn vier duizend paarden zouden leveren. (Vg. ook
Kluit Ilist,
Toed. Belg. foed. (1790) pp. 182, 183, 219).

2) Droit des Gcns L. II § 180.

3) Vg. Twiss t. a p. § 211.

-ocr page 33-

17

die tot een bepaald doel voortdurende betrekkingen
tusschen twee of meer Staten in het leven roepen.
Hiertoe behooren de tractaten van koophandel, van
zeevaart, van eenheid van maten en gewichten,
zoo ook van of- en defensief verbond.

Kort en duidelijk vindt men dit bij H. Fagel (t. a, p.
C. I § 1) uitgedrukt: »foedus tum latiori sensu accipitur,
designans omne pactum, quod publica auctoritate
cum exteris initur, tum strictiore, continens tantum-
modo tale, quo contrahitur societas quaedam interior
inter gentes ad certum fmem in mutua paciscentium

utilitate positum....."

Wat hun object aangaat worden verdragen verdeeld
in verdragen van Vrede of van Oorlog. De eersten
bevatten de verdragen van vriendschap, die wel is
waar geen hulp bedingen, cn niets doen dan de
goede verstandhouding, en het welwillend verkeer te
bewijzen die de contracteerende partijen tusschen
hunne respectieve staten wenschen te zien onder-
houden, maar die vaak de voorloopers zijn van
werkelijke Tractaten.

Tot die soort behooren de verdragen van koophandel,

1) Zie Veroé op Martens § 5G.

-ocr page 34-

18

en de muntconventies, voornamelijk het doel hebbende
eenheid van munt in het leven te roepen. — Door
verdragen van Oorlog beloven de contracteerende
partijen hulp en bijstand tegen hunne vijanden. Zij
kunnen worden verdeeld in of- en defensieve ver-
dragen en verdragen van neutraliteit. \')

Verder hebben tractaten dit ook met particuliere
overeenkomsten gemeen, dat zij of om niet zijn ,
zooals:
schenking, bruikleen, heivaargeving of wel
onder bezwarenden titel:
koop, huur, ruil, en
de innominaats-contracten.

Verder kunnen tractaten nog verdeeld worden in
transitoire of voorbijgaande overeenkomsten, en in
eigenlijk gezegde tractaten. De tractaten waarbij afstand
van grondgebied gedaan wordt, die van grensregeling,
van \'ruil, zelfs diegenen die een publiekrechtelijk
servituut daarstellen, zijn van nature transitoir of voor-
bijgaande. Het woord »transitoir" schijnt minder goed

1) Verg, Traite complet dc Diplomatic t. a. p. bl. 427.

2) Een voorbeeld van zulk eene transitoire overeenkomst is het
op 15 Nov. 1715 gesloten en op 4 Ifebr, 171G geratificeerde
Barriere Tractaat waarbij de voormalige Spaanschc Nederlanden
den keizer (
Kakel III) werden toegewezen onder bepaling van zc
nimmer geheel of ten decle te mogen vervreemden cu tevens met
last om de steden en vestingen van Namen, Doornik, Mccncn,

-ocr page 35-

19

gekozen, daar dit woord meer aan iets voorbijgaande
doet denken, terwijl hier bedoeld wordt iets van
blijvende werking met dadelijke uitvoering. Dit blijkt
ook uit de definitie
dieHuoER (de Jure Givit., Ed. 1G98,
111 S. IV 111 § 1) van tractaten geeft: Est conventio inter
diversas civitates
non transitoria. On divise aussi les
traités en
conventions transitoires, qui sont exccutces tout
de suite, sansquHl soit besoin de prestations idtérieures; seu-
lement leurs effets sonts permanents.....et en traités

proprane)it dits, qui portent sur des prestations conti-
nues etc.
De meening is hetgeen Windscheid in zijn
Pandectenrecht te kennen geeft: ;;Die Leistung kann
eine vorübergehende oder eine dauernde sein, d. h.:
sie kann die Willensthütigkeit in einer nur vorüber-
gehenden oder in einer dauernden Weise in Anspruch
nehmen. Dauernd is die negative Leistung, aber
auch die positive kann es sein." *)

De transitoire overeenkomsten zijn uit den aard
der zaak altijddurend ; zoodat zij eenmaal vervuld

Vcurnc, "Warncton , Ypcrcn , Dcndcrmonden cn het fort Knocken,
als ccn barrière tegen Frankrijk, door de troepen der Republiek
tc laten bezetten.

1) Verg. ook Traité complet dc Diplomatie T. I. p. 422.

2) Lehrbuch des Pandectenrcchts § 252.

O*

-ocr page 36-

20

zijnde, voortblijven bestaan, onafhankelijk van de
veranderingen die mochten plaats gegrepen hebben,
hetzij in den persoon van den Vorst, in de regeerings-
vorm, of zelfs in de Souvereiniteit van den Staat die
ze heeft gesloten, namelijk zoolang zij niet met
onderlinge toestemming herroepen zijn; zelfs een
oorlog om eene andere oorzaak ontstaan, doet ze niet
van zelve vervallen; hoewel zulk een oorlog reden
kan zijn om hunne uitvoering op te schorten, en
somtijds ook om ze to herroepen.

De eigenlijk gezegde tractaten daarentegen, ver-
vallen, al zijn zij ook voor altijd gesloten: 1°. in het
geval dat de staat die ze heeft aangegaan, zijne
onafhankelijkheid verliest of ontbonden wordt; 2o wan-
neer die Staat uit vrijen wil verandering in hare
constitutie brengt; indien nl. het tractaat met het
oog op de vorige Grondwet gesloten is; of in andere
woorden, wanneer de inwendige inrichting van een
staat zoo veranderd is, dat zij het tractaat, in
andere omstandigheden gesloten, onuitvoerbaar maakt.
3°. Eindelijk vervallen deze tractaten wanneer een
oorlog tusschen de contracteerende partijen uitbarst.
Heeft dit plaats dan is het dus zelfs niet noodig om,
zooals vroeger de gewoonte was, de tractaten aan

-ocr page 37-

21

den vijand op te zeggen; hetgeen nu slechts gebeurt
wanneer bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding
geven. Zoo heeft Groot-Britannië in April 1780,
hare tractaten met de Republiek der Vereenigde Provin-
ciën, lang vóór de oorlogsverklaring opgezegd;
voorzeker met het doel om niet meer aan de bepalingen
die zij bevatten gebonden te zijn in het geval van
oorlog.

Hierbij rijst de vraag, hoever dc regel «rebus
sic stantibus sicuti stant zich uitstrekt.
Vattel
wil deze regel voor het geval verstaan: »S\'il est
certain et manifeste que la consideration dc 1\'état

1) Zie Kluit t. a. p. § 248.

2) Vroeger was het gebruikelijk dat bij het sluiten van den
vrede, dc vroegere tractaten werden vernieuwd. Ook na dezen
oorlog werd hier van den kant van Engeland op aangedrongen;
eveuwcl ronder gevolg.
Rendorp zegt hierover in zijne Meino-
riën Deel 11 bl. 11, 28
0. a. het volgende: «dat zij (dc
Commissarissen) niet konden nalaten Zijne Hoogheid met een
woord eenige aanmerkingen mede te deelen op do articulen welke
aan eenige Hceren van Amsterdam ter hand gesteld waren, en
wel op het eerste aangaande
vernieuwing der Tractaten,- dat dit
hun ongeraden voorkwam, dewijl dezelve hoe voordeclig ze ook
konden schijnen, nooit voordeel aanbrachten; alzoo tc meermalen
ondervonden was, dat op een tijd dat de Republiek daarvan do
voordeden kou genieten, Engeland altijd door haar overmacht
middelen had weten uit tc vinden, om zulks tc beletten, bl.127.

3) Droit des Gcns II. c. XVII, § 200.

-ocr page 38-

présent des choses est entrée dans la raison qui a
donné lieu à la promesse; que la promesse a été
faite en considération, en conséquence de cet état
de choses; elle dépend de la conservation des choses
dans le même état" en verder: „Le seul état de
choses, à raison duquel la promesse a été faite lui
est essentiel, le changement seul de cet état peut
légitimement empêcher ou suspendre l\'effet de cette
promesse. C\'est là le sens qu\'il faut donner à cette
maxime des Jurisconsultes: «Conventio omnis intelli-
gitur rebus sic stantibus." —
Bijnkershoek daaren-
tegen i) geeft de volgende 4 punten als grond voor
terugtreden op. 1°. Sinova causa satis idonea obveniat.
2°. Si res eo deducta sit, unde incipere non possit.
3°. Si ipsa pactorum ratio cesset. 4°. Si necessitas ac
utilitas Reipublicae aliud flagitent.
Testa 2) voegt
hier bij: Nam quascumque res adjunctas in ineundo
foedere socii manifesto spectaverint, immutata harum
rerum facie, quin a foedere jure recedatur, affirmare
nulli dubitamus."

1) Q. J. P. L. II. C. 10.

2) F. M. W. Testa Diss. Dc causis, ob quas pax cum hoste
comrauni, a gcntibus in bcllo sociis, jure, scorsum condatur

(1828) p. 97.

-ocr page 39-

23

De onlangs plaats gehad hebbende opzegging der
Handelstractaten door Frankrijk, zou, wanneer de
regel »rebus sic stantibus", in het privaatrecht be-
stond , tot moeilijkheden aanleiding geven.

Over genoemde opzegging, lezen wij in het Handels-
blad van 23 Jan. 1879 het volgende: 7,Een der
scheepsbouwmeesters aan de Clyde , die verleden week
een stoomschip te leveren had aan een Franschen
reeder te Havre, heeft fr. GO,000 inkomend recht
moeten betalen. Deze tijding heeft eerst ongeloof,
en later verontwaardiging opgewekt, want de meerder-
heid zelfs van de mannen van zaken had zich niet
voorgesteld dat Frankrijk dus plotseling, zonder waar-
schuwing , Engelsche goederen kon belasten. Men ging
gerust contracten aan, denkende dat de Fransche
Regeering altijd een jaar te voren het handelsverdrag
met Engeland moest opzeggen, en er niet op lettende
dat volgens het verdrag Engeland dezelfde voorrechten
geniet als de meest begunstigde natie. Deze meest
begunstigde natie was Oostenrijk, en nu Oostenrijk
het verdrag van 18G6 heeft opgezegd, hebben de
Engelschen weder onder de oude tarieven het hoofd
te bukken, eer zij hunne goederen in Franrijk kunnen
binnenvoeren."

-ocr page 40-

24

Geldt de bovenvermelde regel, dan zal hij die het
verhoogde inkomend recht moet betalen het contract
kunnen opzeggen, want hij had dit met het oog op
het lage tarief gesloten. — Geldt hij echter niet, dan
moet wien het treft, die casus dragen.

Het is genoegzaam bekend hoe weinig men zich
echter - tot deze gevallen beperkt.
Wicqüefort komt
er gul voor uit: »J\'y ajouterai que les Princes ne
font point de traitté , sinon avec cete condition tacite,
qu\'ils ne l\'observeront que tant qu\'ils le pourront
faire saus préjudice de leurs interests. Leur intention
est d\'en tirer tout le profit, et d\'en laisser toutes les
incommodités et tout le péril à leur compagnon, s\'ils
peuvent" en verder: »La raison de cela est, que les
Princes ont une obligation à leurs sujets, qui est sans
comparaison plus forte que celle où ils entrent par
l\'alliance, quelque estroite qu\'elle puisse estre."
Ook door
Rendorp wordt dit gebillijkt: ,,Het is
onbetwistbaar, volgens do wetten der goede staat-
kunde , ja der rechtmatigheid, dat wanneer een Vorst
kiezen moet tusschen het breken zijner Tractaten,

1) De Wicqüefort t. a. p. II L. II S. XII p 263 cn v.

2) Mem. II p. 300, 301.

-ocr page 41-

25

of den ondergang, ja aanmerkelijk onheil zijns Volks,
dit laatste bij hem het zwaarste wegen moet."

Hieruit volgt dat men na het sluiten van den vrede,
die tractaten moet vernieuwen, die men wenscht be-
houden te zien. — Het spreekt van zelf dat ook
tractaten door het verloop van den bepaalden tijd
vervallen, indien zij niet uitdrukkelijk vernieuwd worden,
of wanneer de stipulaties die zij bevatten, over en
weer nagekomen zijn, of wel wanneer de omstandig-
heden zoo veranderd zijn, dat de tractaten niet meer
bindend zijn.

Deze onderscheiding tusschen transitoire overeen-
komsten en tractaten zou nog van grooter belang
zijn, indien niet vele tractaten, en met name vredes-
tractaten uit artikels van de eene en de andere soort
waren samengesteld, en dus
gemengd zijn. Dit heeft
ten gevolge dat zij vaak moeilijk te onderscheiden zijn
tusschen die bedingen die uit hun aard voortdurende
zijn, en die welke, hetzij om oorlog tusschen de
contracteerende partijen, hetzij om andere redenen
vervallen. Daarom voegt men vaak in vredestractaten,
uit overmaat van voorzichtigheid, stipulaties in, die
de vroeger tusschen de partijen bestaande tractaten
weer bekrachtigen en uitdrukkelijk bevestigen. »Les

-ocr page 42-

26

confirmations réitérées," zegt Wheaton, i) »des traités
de Westplialie et d\'Utrecht dans presque tous les
traités subséquents de paix ou de commerce entre les
mêmes parties, constituèrent une sorte dc code écrit
de droit public par lequel la distribution des territoires
parmi les principaux États de l\'Europe fut rétablie
d\'une manière permanente jusqu\'au moment où elle
fut violemment rompue par le partage de la Pologne,
et les guerres de la révolution française."

Wanneer een tractaat uit meer artikelen bestaat

»

moet men de hoofdartikelen van de bijkomende onder-
scheiden ; zoo ook die welke door hun inhoud samen-
hangen, van die tusschen welke zoodanig verband niet
bestaat. Vervallen de hoofdartikelen, dan vervallen ook
de accessoire, hoewel er gevallen zijn waarin de politiek
belet zich daaraan te onttrekken; worden echter de
accessoire artikels verbroken, dan heeft dit niet het
verbreken der hoofdartikels ten gevolge.

Vaak worden ook aan Tractaten toelichtende proto-
collen geannexeerd, die hetgeen in het Tractaat over-
eengekomen is nader omschrijven of wel sommige

1) t. a. p. § 11.

2) Zic vooral F. v. Gentz, Fragmente aus den neuesten Geschichte
des politischen Gleichgewichts in Europa (St. Petersburg 180G).

-ocr page 43-

27

artikelen van het Tractaat die anders in de toepassing
tot moeilijkheden aanleiding zouden kunnen vinden
toelichten. Dit is o. a. ook het geval met het Tractaat
van handel en scheepvaart, den Sisten Dec. igSl door
Nederland met Pruissen en de andere Staten van het
Tolverbond gesloten. De laatste § van dit Protocol
luidt aldus: »Les plénipotentiaires sont convenus que
le présent protocole aura la même durée que le traité ;
qu\'il sera soumis en môme temps aux hautes parties
contractantes, et que les dispositions qui y seront
contenues, seront censées avoir obtenu la ratification
des Gouvernements respectifs, dès que celle du Traité
même aura lieu."

Zelfs worden door protocollen veranderingen gebracht
in de door een Tractaat gemaakte bedingen; zooals
dit plaats greep bij hot, door de Tweede Kamer
verworpen, Handels-Tractaat met België van 27 Oct.
1857 (Bijlagen 1857—1858 bl. 41G.)

In tweelcdigen zin worden tractaten in reëeU (zake-
lijke) en
personele verdeeld 1°. wat het óbject aangaat,
noemt men personele die ten voordeele der persoon, of

1) Zie verder over dc bedenkingen die in de afdcelingcii over
dit Protocol werden geopperd, Mr.
T. M. C Asser Het Bestuur
der Buitenlandschc Betrekkingen bl. 208 vv.

-ocr page 44-

28

zelfs der familie van den Vorst die ze aangaat gesloten
worden; terwijl de reëele onmiddelijk in het belang
van den Staat worden gesloten; 2°. wat den
duur
aangaat noemt men die tractaten personeel wier bestaan
verbonden is aan het leven dergenen die ze aangaan,
of van hunne familie , en reëel, die wier bestaan onaf-
kelijk is van de veranderingen die in dien opzichte
hebben plaats gehad. De meeste tractaten die in
deze eenen zin personeel zijn , zijn het ook in den
anderen.

Alle tractaten tusschen republieken gesloten zijn
reëel, zoo ook diegene die voor een bepaalden tijd,
of voor altijd gesloten zijn. Wat die tractaten aangaat
die hetzij tusschen Vorsten onderling, betzij tusschen
een Vorst en eene Republiek gesloten zijn, zonder
dat hunne duur uitdrukkelijk bepaald zij, moet men,
om hun aard te leeren kennen, hunne bewoording,
zoowel als de omstandigheden onder welke zij gesloten
zijn raadplegen, en zelfs ook de Staatsregeling der con-
tracteerende mogendheden.

Het belangrijke van deze • verdeeling is, dat do
• reëele tractaten voor iederen troonsopvolger verbindend
zijn, zonder dat het noodig zij ze uitdrukkelijk te
vernieuwen, terwijl de personele vervallen 1°. door

-ocr page 45-

29

den dood van hen aan wier persoon zij gebonden zijn;
2°. door hunnen vrijwilligen of gedwongen afstand;
tenzij zij juist gesloten waren om hem die ze aanging op
den troon te behouden, en deze het recht heeft, en
de hoop koestert dien nogmaals te bestijgen; en som-
tijds ook 3°. door verandering in de constitutie van
het land wiens hoofd het tractaat gesloten heeft,
tenzij men overeenkome het tractaat te behouden.

Beide de Groot en Pufendorf erkennen deze be-
langrijke onderscheiding tusschen Personele en Reëcle
Tractaten. De eersten zegt
Pufendorf zijn die met
den Vorst gesloten zijn alleenlijk met betrekking tot
zijne persoon, en ook met zijn leven vervallen; de
revcle, zijn die met Koningrijken en Gemeenebesten
gesloten worden, en die het Ministerie of de Regeering
onder welke zij gemaakt zijn, overleven. —
Vattel
drukt zich duidelijker uit wanneer hij zegt dat Per-
sonele Tractaten betrekking hebben op de
personen
der contracteerende partijen, cn in die persoon als
het ware gevestigd zijn, terwijl Reëele Tractaten op
zaken betrekking hebben, waarover door do conlrac-

1) Martens t. n. p. §§ GO, 61.

2) Dc Jure Naturae et Gcutiuni L. XII C. 9 § G.

3) Dr. des Gcns L. II § 183.

-ocr page 46-

30

teerendé partijen gehandeld wordt, en die geheel
onafhankelijk van hunne personen zijn.

„The most remarkable instance in Modern Times,
of a
Personal League^\\ zegt Twiss „is that which
was concluded at Paris (14 Sept. 1815) between the
Emperor of Russia, the King of Prussia, and the
Emperor of Austria, and which has been designated
the Holy Alliance. It was signed in triplicate by the
three Sovereigns personnally, and does not bear any
Ministerial countersignature."

Het Pacte de famille der Bourbons van 15 Aug.
1761 is hoofdzakelijk een personeel tractaat; dit blijkt
reeds uit den naam die er in den „préambule\'\' aan
gegeven wordt en waarin wij lezen: »Les liens du
sang qui unissent les deux Monarques qui régnent en
France et en Espagne, et les sentiments particuliers
dont ils sont animés l\'un pour l\'autre, et dont ils
ont donné tant de preuves, ont engagé S. M. Très-
Chrétienne, et S. M. Catholique, d\'arrêter et conclure
entre Elles un Traité d\'amitié et d\'union sous la
dénomination de pacte de famille, ct dont l\'objet

1) Zic Twiss t. a p. §§ 212 en 214.

2) Te vinden bij Maktens , Recueil T. I p. 1.

-ocr page 47-

31

principal est de rendre permanents et indivisibles tant
pour LL. MM. que pour leurs Descendants et Succes-
seurs, les devoirs qui sont une suite naturelle de
la
parenté
et de l\'amitié." Dit wordt ook nader in
art. XXI gecaracteriseerd : „Le présent traité devant
être regardé, ainsi qu\'il a été annoncé dans le pré-
ambule, comme un Pacte de Famille, entre toutes
les branches de l\'Auguste maison de Bourbon, nulle
autre puissance, que celles qui seront de cette maison,
ne pourrait être invitée, ni admise à y accéder;" in
welk art. de bloed- en vriendschapsband als de eigen-
lijke basis wordt aangenomen. De artt. XXIII en XXIV
zouden desnoods als bepalingen van een reëel tractaat
kunnen worden beschouwd, en in zoover zou dit
tractaat met den naam „gemengd" kunnen bestempeld
worden. Art. XXllI nl. dat het »droit d\'aubaine"
afschaft, en art. XXIV, dat de inkomende rechten
betreft, komen eerst direct ten bate der onderdanen.
Art. XXVII over de préseance handelende, zegt uit-
drukkelijk dat de bepalingen hieromtrent zullen ver-
vallen: „Si des Princes de la maisoji de Bourbon
n\'occupaient plus les Thrones des deux Monarchies."
Deze bepaling die in de reeds genoemde artt. XXIII
en XXIV niet voorkomt, zou kunnen doen onder-

-ocr page 48-

32

stellen dat de bepalingen daarin bevat van blij venden
aard waren, en alzoo het karakter hadden van een
reëel tractaat.

De schrijver van het Traité Complet de Diplomatie
(T. 1 bl. 420) schijnt dit Tractaat geheel als reëel te
beschouwen. »Le célèbre Pacte de famille des Bour-
bons", zoo schrijft hij, „conclu en 17G1 ,
n était pas
un lien entre Louis XV et Charles III, c\'en était un
entre la France et VEspagne.
Les Souverains s\'étaient
engagés de se prêter mutuellement secours, avec la force
de leurs Etats."
G. F. de Martens daarentegen (t. a. p-
L p. 183 noot h) néemt dit Tractaat als geheel
personeel aan.

-ocr page 49-

HOOFDSTUK n.

Algemeene beginselen der bekrachtiging van Verdragen.

§ 1.

De Groot verdeelt Verdragen verder in Foedera
(verbonden) en Sponsiones (toezeggingen), bij welke
laatsten hoofdzakelijk van bekrachtiging sprake kan
zijn. Met beroep op Livius (L. IX G. 5) zegt
de Groot dat
Foedera zijn: quae fmnt jussu summae potestatis, terwijl:
Sponsio est ubi hi qui a potestate summa manda-
tum ejus rei non habent, aliquid promittunt, quod
illam proprie tangit.

Tegenwoordig is deze verdeeling grootendeels ver-
vallen; eene belofte door iemand gedaan, die verstoken
is van gezag, zou hoegenaamd geene kracht hebben.

1) t. .1. p. Lib. II C. XV § 3.

-ocr page 50-

34

Alle Tractaten worden nu, direct of indirect, op
gezag der opperste macht gesloten, en wel meestal
door tusschenkomst van vertegenwoordigers dergenen
die de hoogste macht in handen hebben.

Al wat door zulk een vertegenwoordiger beloofd
wordt, wordt gerekend te zijn gedaan op bevel van
hem of hen^ die hem gezonden hebben, voor zoover
hij zich namelijk aan zijne instructies houdt. Zelfs
een
gevolmachtigd gezant zou geene geldende verbin-
tenissen kunnen aangaan, geheel buiten zijn Souverein
om. Zoover strekt zijne volmacht niet. Het hoofd
, van een Staat in wiens land een uitlieemsche gezant
zijn eigen land vertegenwoordigt moet in dien gezant
den tolk zien zijner Regeering, en hem in zooverre
als gevolmachtigd beschouwen. Blijkt intusschen dat.

1) Evenwei niet aUijd, zoo werd de Heilige Alliantie in 1815,
door de Souvereinen in persoon gesloten. In 1729 werd zelfs de
Vrede tusschen Zweden en Polen eenvoudig gesloten door ver-
klaringen bevat in ccnc briefwisseling (28 April eu 2 Juni) tusschen
de twee Souvereinen. Dit geval mag cchtcr geheel als uitzondering
gelden, daar iu 1719 ccn wapenstilstand dc vijandelijkheden had
doen ophouden, cn op dat tijdstip dp Vrcdesprcliminaircn reeds
werden vastgesteld, zoodat het sluiten van den Vrede in 1729
eigenlijk niet meer was dan ccn blootc formaliteit. Zie G. F.
de
Martens
Guide Diplomatique (Berlin 1801) T. II p. 941.

Verg. ook hierboven bl, G het Oostenrijksch-Russisch antecedent
van zoodanige briefwisseling.

-ocr page 51-

35

de gezant zijne macht overschrijdt, door zich niet
aan zijne instructies te houden, of door geheel
eigendunkelijk zijn principaal te verbinden, dan
zoude men zich te vergeefs op de
volmacht beroepen,
om nakoming te eischen van hetgeen door hem is
bewilligd. In dat geval zal de Souverein door
eenvoudig zijne ratificatie te weigeren, te kennen
geven dat de gezant zijne volmacht heeft overschreden.
Vattel schijnt echter in de ratificatie eene »conditio
sine qua non" te vinden. Over de instructies der
gezanten sprekende zegt hij : »Nous pouvons d\'autant
mieux nous dispenser de ces détails, que par un
usage sagement établi, les engagements dans lesquels
un ministre peut entrer, n\'ont aujourd\'hui aucune
force entre les souverains, s\'ils ne sont ratifiés par
son principal."

Van de eigenlijk gezegde foedera, kan alleen bij
die »quae fiunt summae potestatis\' van bekrach-

tiging sprake zijn, want het zou eene ongerijmdheid
wezen do hoogste macht datgene te laten ratificeeren
wat door hen, die met haar bekleed zijn, is geschied. 2)

1) t. a. p. L. IV C. VI § 77.

2) Zou het iiict ongerijmd zijn geweest, dc Tractaten op 5 cn
10 Mei 1808 te Bayonnc, tusschen Napoleon, Karei IV en Fer-

-ocr page 52-

36

De ratificatie zou in dat geval niet meer dan eene
bloote formaliteit zijn. Bij toezegging daarentegen, is
zij wel degelijk van noode.

Toezeggingen en Verbonden zegt de Groot (§ XVI)
verschillen slechts in de macht der personen die ze
maken, maar, vervolgt hij: duo sunt quae de spon-
sionibus quaeri solent. Primum si improbetur arege
aut civitate sponsio, in quid teneantur sponsores, ad
ld quod interest, an ad restituendum rem in eum
statum in quo erat ante sponsionem, an ad corpus
dedendum.

De tweede vraag is: an sponsio obliget summam
potestatem ex notitia et silentio, namelijk wanneer het
hoogste gezag van de toezegging afwetende, daartegen
niet is opgekomen.
De Groot haalt ter beantwoording
der eerste vraag de twee bekende toezeggingen uit de
Romeinsche Geschiedenis aan, namelijk in
321 v. Ghr.
te Gaudium, toen de consuls
T. Veturius Galvinus
en Sp. Postumius met de Samniten een schandelijk
accoord sloten, en in
137 toen Manginus met 24000

diiiand Vil gesloten, waarbij aan Napoleon, Spanje en de beide
Indien werden afgestaan nog eens voor verbindend te verklaren?
Zie
de Pkadt Mémoires Ilist. sur la Rev. d\'Espagne (1810)
pp. 385 en vv.

-ocr page 53-

37

man, zich aan 4000 Numantiërs overgaf, en hierop
beloofde dat Rome de vijandelijkheden zou staken.
Geen dezer twee ioezeggingen werd door den Ro-
meinschen Senaat geratificeerd.

De Groot is van oordeel dat de eerste meening, of nl.
de toezeggers »ad id quod interest teneantur" overeen-
komt met het B. R. der Romeinen, de tweede meening
met de billijkheid, en dat de derde door het gebruik
is goedgekeurd. Dit is trouwens ook voor de toezeggers
meestal het eenig mogelijke, schoon niet het billijkst.

Wat de beantwoording der tweede vraag aangaat
vraagt
de Groot of er ook buiten het stilzwijgen
eenige andere zaak bijgekomen is, want zonder eenige
bijkomende zaak of daad geeft het stilzwijgen van
iemand geen. genoegzaam vermoeden van zijn wil.
Komen er echter eenige daden bij, die waarschijnlijk
tot geene andere oorzaak kunnen gebracht worden,
zoo besluit men te recht dat de toezegging is goed-
gekeurd. Dit spreekt ook van zelf, want het is
onverschillig gelijk Julianus leert, of de wil door
uitdrukkelijke woorden dan wel, »rebus et factis"
verklaard is.

1 L. 32 D. dc Legibus 1. 3.

-ocr page 54-

38

Verder wil de Groot dat men onderscheid make of
de toezegging geschied is zonder eenige bepaling, dan
wel of ze geschied is met de voorwaarde: Si rata
haberetur a summa potestate. Want het niet voldaan
zijn van deze voorwaarde maakt de toezegging te niet.
Het schijnt echter dat men aannemen moet dat er
stilzwijgend afgesproken is dat de toezegging altijd
eerst dan gelden zal, wanneer de bekrachtiging gevolgd
is, zoodat deze twee gevallen niet zijn te onder-
scheiden.

§ 2.

Een Tractaat is dan alleen geldig, zegt de schrijver
van het „Traité Gompl. de Diplomatie, T. I. p. 412 vv.\'\'
wanneer liet door den Vertegenwoordiger van den Staat
is gesloten. De Grondwet van iederen Staat bepaalt
hoever de Vorst in Monarchieën of het een of andere
lichaam in Republieken, alléén gemachtigd is door
Tractaten het land te verbinden. Zoo kan de Grondwet
ook de medewerking, de lastgeving of de ratificatie
van den Rijksdag, den Senaat, enz. verlangen.

Het Tractaat door een gevolmachtigden gesloten ,
is bindend indien deze zijno duidelijke opdracht niet

^tv;.

-ocr page 55-

39

is te buiten gegaan ; en eene daaropvolgende ratificatie
wordt dan alleen vereischt in het geval dat deze bij
de volmacht voorbehouden of wel in het Tractaat
zelf zou zijn bedongen, zooals dit tegenwoordig ge-
schiedt bij alle overeenkomsten die niet door den
drang der omstandigheden in het leven zijn ge-
roepen.

De ratificatie door eene der contracteerende partijen
gegeven, verbindt de andere partij niet om ook hare
ratificatie te geven. Zoo ook
Klüber, Dr. des Gens,
§ 142. Van een tegenovergesteld gevoelen is de
Mautens t. a. p. § 48: „Le motif de eet usage (do
la ratification) qui remonte jusqu\'aux temps les plus
reculés, indique assez que si l\'une des deux parties
offre dûment sa ratification, l\'autre ne peut refuser la
sienne qu\'en tant que son mandataire s\'est écarté des
bornes de son instruction, et par conséquent est pu-
nissable ; et qu\'au moins, dans la règle, il ne dépend
pas du libre arbitre d\'une nation de refuser sa ratifi-
cation par de simples motifs do convenance."

Do ratificaties echter eenmaal uitgewisseld zijnde,
maken het tractaat verbindend van den dag af dat het ge-
teekend is, tenzij echter het tegendeel uitdrukkelijk be-
dongen zij, gelijk in 1795 bij de vrede van Basel, den ö\'io"

-ocr page 56-

40

April, tusschen Frankrijken Pruissen , en den 22stcn Juli
tusschen Frankrijk en Spanje het geval was. — Eenvou-
dige toezeggingen of verbintenissen door den Staat aan-
gegaan, hetzij door den Vertegenwoordiger van den Staat
of door zijn lasthebber, zonder dat zij daartoe waren ge-
machtigd, zijn vóór hunne ratificatie geenszins verbindend.

De schrijver wijdt vervolgens eenige bladzijden aan
opmerkingen aangaande den vorm zoowel der Tractaten
als der Ratificaties. Wij ontleenen er het volgende aan:

De vorm van Tractaten is willekeurig, er worden
evenveel exemplaren van gemaakt als er contracteerende
partijen zijn. De stijl moet zich door eenvoud, duide-
lijkheid en nauwkeurigheid kenmerken; er moet nimmer
twijfel kunnen bestaan omtrent hetgeen bedoeld wordt,

alle dubbelzinnigheid moet zorgvuldig geweerd worden.
Sommige diplomaten dringen vooral op beknoptheid
aan, terwijl andere het Vredes Tractaat van Munster,
dat een der lijvigste Tractaten is, als een navolgens-
waardig voorbeeld aanhalen. Hoe het ook zij moot
men zich aan den eenen kant voor een te grooten
omhaal van woorden wachten, tevens moet men
aan het Tractaat de uitbreiding geven die de zaak
vereischt, daar te groote beknoptheid vaak noodlottige
gevolgen zou kunnen hebben,

-ocr page 57-

41

In Christen landen is het gebruikelijk alle Tractaten
aldus aan te vangen: »Au Nom de la Très-Sainte
Trinité, Père, Fils et Saint Esprit", of wel »au Nom
de la Très-Sainte, et Indivisible Trinité. — De Cto
de la Garde zegt hiervan : „C\'est un hommage que
la piété rend au divin Créateur, auteur de tous les
grands événements, et une formalité qui présente l\'acte
comme plus solennel et inviolable." De mogend-
heden van Europa, met de Porte of met andere
Mohammedaansche Mogendheden onderhandelende,
laten deze formule alleen voorkomen op die exem-
plaren van het Tractaat die zij zeiven behouden,
terwijl de exemplaren die voor de archieven van
Constantinopel bestemd zijn, beginnen met de ver-
melding der titels van den Sultan. — Hierna komen
naam en titel der contracteerende partijen, en
worden de omstandigheden die tot het Tractaat
hebben aanleiding gegeven vermeld. Vervolgens worden
de titels en qualiteiten ingelascht der gezanten die
in naam der respectieve hoven handelen, met weder-
keerige overlegging van hunne volmacht. — Dan volgt
de inhoud van het Tractaat dat uit de Avederzijds
toegegeven stipulaties bestaat en dat in artikels ver-
deeld wordt. Het laatste artikel bepaalt gewoonlijk

-ocr page 58-

42

den tijd binnen welken het Tractaat zal moeten worden
geratificeerd, en eindigt met de onderteekening en
bezegeling door de onderhandelaren. Indien er mid-
delaren geweest zijn, teekenen dezen onmiddelijk
onder het Tractaat of wel onder de handteekening
der Contracteerende partijen.

Aan het hoofd der ratificatie komen de titels van
den Souverein, die, na de artikels van het Tractaat
te hebben gelezen en onderzocht, verklaart dezelve
goed te keuren, en belooft ze te zullen vervullen en
onderhouden, waartoe hij zich door zijne handteekening
verbindt.

§ 3.

In zijn nog niet geheel verouderd werk: »L\'ambas-
sadeur et ses fonctions" behandelt
de Wicquefout de
ratificatie, en haalt bij dit onderwerp tal van hoogst
interessante gevallen uit de geschiedenis aan.

Wij stellen ons voor er de merkwaardigste van aan
te halen, en zoodoende ook na te gaan in welk licht
DE WicQUEFORT ous ondcrwcrp stelt.
Wij bepalen ons
meer uitsluitend tot die voorbeelden uit onze eigene
vaderlandsche geschiedenis geput.

-ocr page 59-

43

Reeds op de eerste bladzijde toont ook deze schrijver
aan dat de ratificatie
gem essentieel vereischte tot de
geldigheid van een tractaat is; niet alleen omdat het
tractaat eene gemeenschappelijke, en de ratificatie
daarentegen eene geheel eenzijdige handeling is; maar
voornamelijk ook omdat zonder de ratificatie het
tractaat wel degelijk gelden zou indien men zeker
was dat het tractaat, en hij die het gemaakt heeft
niet verloochend zouden worden.

De President Jeannin dio tijdens het sluiten van het
twaalfjarig Bestand in ons land als gevolmachtigd
gezant Frankrijk vertegenwoordigde, liet zich in een
schrijven van IG Sept. 1608 aan den heer de
Vjlleroy
aangaande ratificatie aldus uit: Hij zegt nl. aan den
President
Richardot , gezant der aartshertogen aan-
getoond te hebben, dat zijn meester, die van den
Koning van Spanje eene goede en voldoende procu-
ratie had, geene nieuwe volmacht van noode had om
aan de Staten der Vereenigde Provinciën de door ben
verlangde verklaring te verleonen aangaande de vrijheid
van hunne Republiek. Dat hoewel er in hunne instructies
misschien iets tegenstrijdigs was, het zich wel liet aanzien
dat indien de Aartshertogen zich konden laten bewegen
dit Besluit te nemen , de Koning van Spanje dit Be-

-ocr page 60-

44

sluit liever ontveinzen, en zelfs ratificeeren zou, dan
er uitdrukkelijk zijne toestemming aan te geven alvorens
de zaak geklonken was.
Dat, al hadden de Staten
slechts dit Tractaat, zonder de ratificatie van den
Koning van Spanje, dese nochtans formeel jegens
hm gebonden zou zyn, tvijl zijne procuratie hiervoor
een genoegzame waarborg was.

Den 2äen Mei 1598, werd tusschen Hendrik IV en
Philips II te Vervins een vredestractaat gesloten (en
onderteekend). De vrede werd den 12 Juni te Parijs
afgekondigd, terwijl de eed voor de naleving en uit-
voering van het tractaat, dié tot ratificatie strekt,
eerst den 21 «ten van die maand werd afgelegd.

In een brief van 30 Juni 1678 aan de Staten der

Vereenigde Provinciën zeide Lodewijk XIV dat het
gebruik meebracht dat de zaken in den toenmaligen
staat zouden blijven totdat de vrede, door de uit-
wisseling der ratificaties geheel bevestigd zou zijn;
maar dat hij nochtans aan het verzoek der Staten
gehoor gevende, de vijandelijkheden tegen de Neder-
landen wel zou willen staken. — De Koning gaf

1) Dc vrede van Nijmegen, die op het punt was van gesloten
te worden, dreigde in Juni 1678 nog lang te moeten worden uitgesteld,
doordat Lodewijk XI"V den 7 Juni aan zijne gevolmachtigden

-ocr page 61-

45

hierdoor het bewijs dat hoewel de ratificatie gebrui-
kelijk was, zij voor de bestaanbaarheid van een
tractaat niet strikt noodzakelijk is.

Het vredestractaat van 17 Sept. 1678 tusschen
Frankrijk en Spanje gesloten, bevat de bepaling dat
na het uitwisselen der ratificaties de Zeer Christelijke
Koning, de nakoming van het tractaat op het Kruis
en het Evangelie zou bezweren. »11 me semble" laat
de Wicqüefort hierop volgen, »que c\'est une pré-

aangaande de rcstitutie van de vestingen het volgende sclireef
«Les États Généraux et l\'Espagne ensemble, ou les États Géné-
raux seuls, prétendront peut-être que, aussitôt après qu\'ils auraient
signé leur traité, je remette les places dans les quelles je trouve
bon de les faire rentrer.

Vous jugez cependant qu\'il y aurait trop de péril si, lorsque je ne
serais pas assuré de faire consentir leurs alliés aux conditions
qui les regardent dans le projet, je coinmcnfais par me dessaisir
des places dont l\'Espagne et la Hollande, si elles usaient de
mauvaise foi, pourraient se servir utilement contre mes intérêts;
qu\'elles me priveraient du moyen le plus puissant que j\'aurais pour
réduire les princes d\'Allemagne n la paix, particulièrement l\'élec-
teur de Brandebourg, et que, comme je me suis porté principale-
ment à les rendre dans la vue de faire rétablir le roi de Suède, je
dois cn quelque sorte les garder pour gages jusqu\'à ce que je
voie sa satisfaction assurée.

Aussi je dois être eu droit de les retenir jusqu\'à la paix, cn
exécutant toutefois, dans tout le reste, ce qui touche les États-
Généraux et l\'Espagne," etc.

Les plénipotentiaires Hollandais écrivirent sur le champ à La
Haye et à Londres, annoncèrent publiquement que la paix qui

-ocr page 62-

46

caution fort inutile, vue que le Prince qui aura en-
gagé sa foy en la signature, et son honneur en la
ratification, s\'il viole l\'un et l\'autre, ne fera point de
scrupule de faire une bresche à sa conscience, qui
n\'est pas moins intéressée à l\'égard de ceux qui en
ont eu leur parole. — J\'y ajouste que la ratification
ne serait point du tout nécessaire, si le traitté estoit
fait et signé par les Princes mesmes, ou si on estoit
asseuré que les instructions qiie les Princes donnent à
leurs ministres, fussent conformes aux pouvoirs que ceux
cy communiquent à ceux qui traittent avec eux^

Hoewel nu de ratificatie van een tractaat niet
volstrekt noodig zij, noch tot de functie van een

leur avait paru certaine était à présent fort éloignée, demando-
reut que l\'évacuation des places promises fût opérée immédiatement
après l\'échange des ratifications, ct qu\'on ajout/it dans le Traité,

l\'évacuation de Maastricht..... /ills déclarèrent qu\'ils avaient

ordre de ne point siguer de paix sans être assurés de cette resti- ■
3, \'• tution immédiatement après l\'échange des ratifications" —Quand

Louis XIV i-eçut ces dépèches, il croyait la paix signée ou sur
, le point de l\'être. Se rendant au désir que lui avaient exprimé les

E. G., il avait donné l\'ordre au dup de Luxembourg de quitter
le voisinage de Bruxelles et de se replier vers Möns, ct il avait
^ accordé aux Hollandais
liberté anticipée Aa navigation. Il l\'avait

annoncé aux E. G. eux mûmes par une lettre cordiale. (Lettre
de Louis XIV aux E. G, du 30 Juin 1C78.) Correspondance
de Hollande Vol. CVIL Zie Mignet: Négociations relatives à k
guerre de la Succession d\'Espagne IV bl. 590 vv.

-ocr page 63-

hl

gezant behoort, schijnt zij er nochtans een nóod-
zakelijli aanhangsel van geworden te zijn, wijl door
haar het tractaat volmaakt wordt, en men zonder
haar, niet van de uitvoering verzekerd kan zijn. Dit
is ook een reden waarom tractaten eerst na de uit-
wisseling der Ratificaties worden afgekondigd, hoewel
van deze regel ook wel eens afgeweken wordt.

De Vorst kan, wil hij zich niets te verwijten hebben,
de Ratificatie niet weigeren van een tractaat dat zijn
Gevolmachtigde gesloten en gcteekend heeft, tenzij
hij het tractaat ten strengste afkeurt en den gevol-
machtigde straffe wegens het overschrijden van zijne
volmacht. Hij is deze voldoening verschuldigd aan
den Vorst die door zijn gezant is bedrogen: ook
zijne eer die hem dwingt zijn woord in de volmacht
gegeven, te houden, eischt deze voldoening.

De eenvoudige verklaring dat de gezant zijne vol-
macht heeft overschreden, voldoet\' den Vorst die le

1) Mcestal komeii dczc woordcii iu dcigclijkc volniaclit voor:
«-Nous promettons en foy et parole dc Roi, ou dc Prince, et
sous l\'obligation et hypothéqué de tous nos biens, présents et à
venir, dc tenir bon, ferme, et stable, et d\'accomplir tout ce qui
aura été ainsi stipulé, accordé et convenu, par nos Plénipotentiaires
et d\'en faire expédier nos lettres dc Ratification dans le temps dans
le quel ils se seront obliges de les fournir."

-ocr page 64-

48

goeder trouw met den gezant gehandeld heeft niet.
Evenals het Burg. Recht een privaatpersoon noodzaakt
datgene na te komen virat zijn mandataris krachtens
zijne volmacht gedaan heeft, zoo dwingt ook het
Volkenrecht den Vorst hetgeen zijn gezant krachtens
zijne volmacht gedaan heeft, te ratificeeren, en wel
voornamelijk indien het eene volstrekte en algemeene
volmacht, zonder eenige beperkende voorwaarde is. —
liet valt te betwijfelen of de handelwijze der Staten
der Vereenigde Provinciën kan gerechtvaardigd
worden, die in 1656 de ratificatie weigerden van het
Tractaat dat hunne gevolmachtigde gezanten met den
Koning van Zweden (
Karel X) te Elbing gesloten
hadden. Omtrent dit Tractaat lezen wij bij
Kluit
(Hist. Foed. Belg. Foed. p. 310 v.): Utautem, quae
ab parte Reginae
Ghristinae tempore belli nostri
Cromwelliani intercesserant cavillationes, in posterum
praeciderentur, in primisquum, propter Regis
Garoli
Güstavi
, Poloniam armis petentis, rapidum victoriarum
cursum, augeretur ordinum cura de impedita Marls
Balthici navigatione; placuit novum Foedus Elbingense
a. 1656 d. jj Sept., cujus princeps scopus eratcon-
firmatio Foederum a. 1640 et 1645, libertas Com-
mercii, et ut ne, durante illis in oris bellp, navis

lïT .
i\' \'

-ocr page 65-

49

Balthici navigatio turbaretur; ut né graviora quam
ex Matricula Vectigalia exigerentur; neque plura quam
indigenis onera imponerentur, atque eodem, si velint,
jure utantur Angli, Galli, Dani, Brandeburgenses.
Denique ut, salva fide RegiPolouiaepraestanda, urbs
Gedanum (Dantzicb) hoe Foedere comprehendatur ex
pacto Ordinum cum Urbe d.
10 Jul. et ex alio
Belgarum cum Daiiis Polonos juvantibus Pacto
d.
16 Aug. Vemm Ordines illud Feodus ratim habere
recusant, nisi capita quaedam clarius explicarentur.

Zie verder hieromtrent: Brieven van de Witt
(\'g
Gravenh. Sgheubleer 1725) Deel Vl.blzz. 40, 54,
123, 492.

Zeker is het dat de Gezanten hunne volmacht in
behoorlijken vorm hadden en dat zij die niet waren
te buiten gegaan, daar zij geen enkelen stap gedaan
hadden, noch een enkel artikel hadden vastgesteld
zonder de medewerking en de toestemming van hunne
Committenten. Ook staat het vast dat de afgevaar-
digden der Staten, die het tractaat onderzochten ,
hetzelve geheel overeenkomstig de orders en instructies
der Gezanten bevonden te zijn. De Staten zeiven
deelden het aan de gezanten van hunne bondgenooten,

aan den Koning van Denemarken, en aan den

4

-ocr page 66-

50

Protector van Engeland mede, zoodat men er niet aan
twijfelde of het Tractaat zou met algemeene stemmen
door al de Provinciën Avorden geratificeerd.

Niettegenstaande dit alles weigerden de Staten niet
alleen het tractaat van Elbing te ratificeeren als zijnde
strijdig met hun belang, maar zij wisten hiertoe ook
de afgevaardigden der andere Provinciën over te halen,
en lieten bepalen dat men alvorens het tractaat te
ratificeeren, den Zweden de verklaring van eenige
punten zoude vragen die men meende voor den handel
van het hoogste belang te zijn. De Koning van
•■Zweden liet zich dit welgevallen op voorwaarde dat
de Stalen er voor zouden instaan hierna het tractaat
te ratificeeren; hieromtrent wilden zij zich echter niet
uitlaten, zoodat men wel begreep dat zij niet van plan
waren te ratificeeren, hoewel de Staten van Zeeland en
Friesland van oordeel waren dit wel te moeten doen.

Eenigen tijd daarna, in 1599 sloot men een soort van
tractaat waaraan men den naam van »elucidatie" gaf.^)
Den 27 Aug. 1G56, dus vier jaar na het sluiten
van het tractaat, schreef de Raad-Pensionaris de

1) #Mot aussy nouveau", zegt dc W. t. a. p. 386 „que cette manière
d\'agir estoit nouvelle dans uu païs où on avait toujours affecte
dc paraistrc fort religieux à executcr la parole qu\'on avait donnée."

-ocr page 67-

51

WiTT, aan den Heer G. van Slingelandt : »Wij hebben
nyt UEdts voorgaende brieven nogh niet volkoment-
lijk konnen afnemen of de ratificatien op\'t Elbinghsche
Tractaet, ende de Illucidatien van het selve geëxtra-
deert syn of niet. nae welckers kennisse \\vy seer
verlangen, aengesien daer volkomentlyk aen dependeert
de vriendtschap of misintelligentie met de kroon van
Sweden. Dogh ik hoope, dat wij UEd eerstdaegs met
de originele instrumenten van ratificatie alhier in \'t
Vaderlandt sullen sien, in welckers verwaghtinge ick
dese sal afbreeken, enz.

Vaak geschiedt de uitwisseling der ratificaties door
ondergeschikte gezanten, of, zoo die er zijn, door
de middelaar.

Het tractaat dat in 1572 tusschen Karei IX Koning
van Frankrijk, en Elisabeth Koningin van Engeland ge-
sloten werd , bevatte de bepaling dat het door do
beide contracteerende partijen binnen vier maanden zou
worden geratificeerd en dat de ratificatie der Koningin,
in handen zou worden gesteld van den gewonen
gezant van Frankrijk die daartoe uitdrukkelijk ge-
machtigd zou zijn. De Koningin liet daarom van het
Fransche Ilof den juisten tijd vragen waarop het wilde
dat de uitwisseling der Ratificaties zou plaats hebben.

-ocr page 68-

52

De ratificaties moeten wat hun vorm en inhoud
aangaat in orde zijn. Hoe korter van inhoud hoe beter.
Zij behoeven slechts datgene wat in het tractaat is
bedoeld goed te keuren en te bewilligen, en dat in
duidelijke en welgekozen bewoordingen. — De vorm
moet daarom in acht worden genomen, wijl het noodig
is dat de ratificaties even als het Tractaat zelve, met
het groote Staatszegel voorzien worden.

Alvorens met de gezanten van de aartshertogen Albert
en IsABELLA onderhandelingen aan te knoopen, stemden
de Staten der Vereenigde Provinciën er in toe een
wapenstilstand te sluiten die de Koning van Spanje
goedkeuren en ratificeeren moest, evenals ook hetgeen
de vrijheid en onafhankelijkheid van hunnen staat
betrof. Hoewel de Regeering van Spanje met het oog
op de finanties vurig zoo al niet naar den vrede dan
toch naar de staking der vijandelijkheden in de
Nederlanden verlangde, ratificeerde zij toch met
moeite hetgeen de aartshertog had beloofd en toer
gestaan om de wapenstilstand te verkrijgen. De
Koning van Spanje die hetgeen door den aartshertog
was vastgesteld niet wilde herroepen, te meer daar
Spanje niet in staat was den voor haar zoo drukkenden
oorlog voort te zetten liet eindelijk eene acte van

-ocr page 69-

53

ratificatie verzenden. Verreyken bracht die naar
\'s Gravenhage, waar zij zoo gebrekkig werd be-
vonden , dat men hem nauwelijks wilde toestaan
eenige dagen te \'s Hage te vertoeven, binnen welken
tijd hij beloofde haar te zullen veranderen. De
Staten maakten er opmerking op dat de ratificatie
slechts op papier was geschreven en dat zij onder-
teekend was: »Yo el Rey", terwijl zij op perkament
had moeten geschreven zijn cn met den naam des
konings onderteekend, even als hij gewoonlijk met
alle vreemdelingen deed die van hem onafhankelijk
waren. De Staten waren ook van oordeel dat deze
ratificatie even gebrekkig was wat haren inhoud , als
wat haren vorm betrof. — Indien slechts de ratifi-
catie in eenvoudige en algemeene termen opgesteld
is, en het tractaat in zijn geheel bevat, kan er
nimmer aanleiding tot eenig verschil zijn.

Toen in 1G47 de Fransche Gevolmachtigde Servien
een waarborg tractaat sloot, bracht men onder anderen
ook de volgende moeilijkheid to berde: of namelijk
na do onderteekening van hot Tractaat waarover men
te Munster handelde, de vijandelijkheden al of niet
zouden worden gestaakt. De Staten zeiden dat
de
bloote onderteeltening niet voldoende tvas om de vyan-

-ocr page 70-

54

wm

délylclieden te doen eindigen, maar dat men het na de
onderteekening tot een punt van overweging zou kunnen
maken, of het geraden was ze vóór de Ratificatie en
de afkondiging van het Tractaat te doen eindigen.

Evenwel kunnen, zooals wij reeds hebben opgemerkt,
Tractaten zonder geratificeerd te zijn, toch gelden.
Het twaalQarig Bestand, dat in 1609 tusschen Spanje
en de aartshertogen aan den eenen kant, en de ver-
eenigde Provinciën aan den anderen kant gesloten is,
werd nimmer in forma geratificeerd. Hierover bekom-
merde men zich trouwens niet veel, wijl de Staten
goede borgen hadden. —

Er verliepen drie jaar alvorens het Tractaat van
Vervins door het hof van Madrid werd geratificeerd;
dit was Hendrik IV ook tamelijk onverschillig, wijl de
Aartshertog het Tractaat desniettemin uitvoerde, en
de vestingen die moesten teruggegeven worden, van
Spaansche bezettingen liet ontruimen. DedoodvanFilips
11 was voor een deel de oorzaak van deze vertraging.
Zijn opvolger die nog jong w£^s, en die meende to
moeten toonen dat hij hetgeen door zijn vader op
het laatst van diens leven gedaan was, niet goedkeurde,
maakte moeilijkheden. (Zie
de Wicquefort T. II Sect. XV.

-ocr page 71-

HOOFDSTUK III.

De bekrachtiging van Verdragen volgens ons Staatsrecht.

§ 1-

Art, 57 der Grondwet.

De Koning maakt en bekrachtigt Vredes- en alle
andere Verdragen met vreemde Mogendheden.

Hij deelt den inhoud dier Verdbagen mede aan de
beide Kamers der Staten-Generaal, zoodra hij oordeelt
dat iiet delang en de zekerheid van het Rijk zulks
toelaten.

VeBDRAGEN, welke, hetzij afstand of ruiling van
EENIG GRONDGEBIED des rijks of in andere werelddeelen,
hetzij eenige andere bepaling of verandering, wettelijke
rechten betreffende inhouden , worden door den Ko
NING
niet bekrachtigd , dan nadat de Staten-GeNERAAL die
BEPALING of verandering hebben GOEDGEKEURD.

»Do bekrachtiging van een Vredesverdrag zoowel als
van andere Tractaten, behoorde, volgens dc Staats-

-ocr page 72-

56

regelingen van 17981), 1801^) en 1805^), aan het
Vertegenwoordigend of Wetgevend Lichaam. Intus-
schen werd hierop door die Staatsregelingen zeiven
een uitzondering gemaakt met opzicht tot geheime
artikelen, mits die niet streden met de openbare, noch
strekten tot afstand van eenig grondgebied van het
Gemeenebest. De Constitutie van 1806, art. 35,
liet de bekrachtiging aan den Koning, en veror-
dende dat de bekrachtigde Tractaten, na, met
uitzondering van de geheime artikelen, door den
Koning, aan het Wetgevend Lichaam te zijn mede-
gedeeld, als wetten zouden worden afgekondigd.

»Volgens de schets van Hogendorp , art. 4, moest
het bekrachtigen aller Tractaten hoegenaamd worden
opgedragen aan den Souvereinen Vorst. En zulks

. 1) Art. 140. Het (Uitvoerend Bewind) zal de ouderhandclingcn
van Vrede, het maken van Tractaten van Vriendschap of Koop-
handel en het aangaan van Alliantiën met vreemde Mogendheden,
voorbereiden, voortzetten en sluiten, mits onder opvolgende rati-
ficatie en bekrachtiging van het Vertegenwoordigend Lichaam.

2) Art. 39. Het Staatsbewind sluit alle Tractaten, hetzij van
Vrede, Alliantie, Neutraliteit, Koophandel of andere, doch niet
dan onder opvolgende bekrachtiging van het Wetgevend Lichaam.

3) Art. 31. Het recht van bekrachtiging van Tractaten, van
Vrede , Alliantie en Koophandel behoort bij uitsluiting aan de
Vergadering van Hun Hoogmogende.

-ocr page 73-

57

deed de Grondwet van 1814, art. 38^), behoudens
de kennisgeving aan de Staten-Generaal. Een zoo
onbepaalde eisch, verbood het soms noodzakelijke
geheim, dat alle vroegere Staatsregelingen hadden
geëerbiedigd. De wijziging bij art. 57 gesteld, was
noodig. De Commissie echter, op welker verslag die
wijziging werd gemaakt, stelde tevens voor, bij te
voegen, dat geheime artikelen met de openbare
niet strijdig zouden mogen zijn. Het is niet dui-
delijk waarom, hoewel het Ontwerp der Commissie
doorging, die bijvoeging in de Grondwet wordt gemist." 2)

Alvorens naar aanleiding van het eerste gedeelte
van ons Grondwet-art. de bekrachtiging te be-
spreken, willen wij eerst kortelijk de en 3do
alineas nagaan, die eene beperking bevatten van het in
de eerste alinea aan den Koning verleend praerogatief.

In de tweede alinea wordt den Koning namelijk
de verplichting opgelegd, om zoodra hij oordeelt dat
het belang en do zekerheid van het Rijk zulks toe-
laten , den inhoud dier verdragen aan de beide

1) Aan Hem alleen is behoudens de kennisgeving daarvan aan
de St.-Gen. opgedragen het recht om alle verbonden cn verdragen
te doen sluiten en to bekrachtigen.

2) Zie Mr. J. R. Tiiokbecke, Aantcekcningen op de Grondwet,
art. 67.

-ocr page 74-

58

Kamers der Staten-Generaal mede te deelen. \') Met
welk doel wordt hem die verplichting opgelegd ?
Er zijn slechts twee redenen denkbaar. 1°. Hij moet
dit óf doen om de aan Kamers gelegenheid te geven
aangaande die verdragen inlichtingen te bekomen,
of wijzigingen voor te stellen, óf 2°. moet deze mede-
deeling eenvoudig beschouwd worden als eene bloote
kennisgeving aan de Staten-Generaal, als Vertegen-
woordigers van het Nederlandsche Volk, dat in de
eerste plaats belang heeft in kennis te worden gesteld
met Tractaten door hare Regeering gesloten.

Mr. T. M. G. Asser, 2) zegt over den vorm
waarin de medewerking der St.-Generaal ten aan-
zien der verdragen plaats heeft: »Wanneer er een
verdrag tusschen Nederland en eene andere mogend-
heid gesloten is, dan stelt onze Regeering zich de
vraag, of er in dat Verdrag artikelen voorkomen die,
op grond van Art. 57 3° lid der Grondwet, de goed-
keuring der Staten-Generaal vereischen. Zoo neen,

1) In dc Grondwet van 1815 werd in\' art. 603 eene dergelijke
mededeeling vereischt,
Fremde troepen worden niet dan met gemeen
overleg des Konings en der Staten-Generaal in dienst genomen, de
capitulatien dienaangaande door den Koning gemaakt, worden aan de
Staten-Generaal medegedeeld, zoodra hij zulks geraden oordeelt.

2) t. a. p. bl. 179 V.

-ocr page 75-

59

dan worden die verdragen aan de beide Kamers een-
voudig
medegedeeld. De Tweede Kamer belast dan eeno
Commissie uit haar midden met het onderzoek van
het Verdrag, de Eerste Kamer pleegt de megedeelde
Verdragen, eenvoudig voor kennisgeving aan te nemen.
De Commissie van onderzoek in de Tweede Kamer
zijn gewoon in haar Verslag een korte uiteenzetting
van den inhoud van het Tractaat te geven, voorts,
zoo zij daarin aanleiding vinden tot aanmerkingen,
hetzij met het oog op de Grondwet, hetzij met be-
trekking tot de innerlijke waarde van het Tractaat,
die aanmerkingen mede te deelen, en ten slotte eene
conclusie voor tc stellen, meestal hierin bestaande,
dat het behandelde Tractaat voor kennisneming worde
aangenomen met of zonder mededeeling van het Ver-
slag aan den Minister van Binnenlandsche Zaken. Dit
laatste geschiedt gewoonlijk alleen dan, wanneer in
het Verslag aanmerkingen gemaakt of wenschen ge-
uit worden, niet wanneer het eene bloote ontleding
van het Tractaat bevat." Mr.
Asser, is het met
den Heer
Blussé van Oud-Alblas niet eens, waar
deze meent, dat al waren er ook in een verslag geene
vragen of wenschen uitgedrukt, toch steeds en in elk
geval de welvoegelijkheid vorderde, dat aan den

-ocr page 76-

60

Minister officieel werd kennis gegeven op ivelke ivyze
de Kamer een einde heeft gemaaJct aan eene malt aan
hare behandeling opgedragen.
»Wij kunnen dit laatste,"
zegt Mr,
Asser, »niet toegeven: Tractaten zoo als
het hier bedoelde, worden niet aan de Kamer
ter
behandeling
opgedragen, maar eenvoudig medegedeeld.
De Kamer kan met het aannemen voor kennisgeving
volstaan; heeft zij eene Commissie met het onderzoek
belast, en verklaart deze in haar verslag inlichtingen
wenschelijk te achten of maakt zij aanmerkingen, dan
ja, komt eene mededeeling aan den Minister te pas,
om dezen de gelegenheid te geven, de inlichtingen
te verschaffen, of de aanmerkingen te wederleggen.
Maar eene mededeeling zonder dit doel, en alleen uit
een oogpunt van welvoegelijkheid, achten wij overbodig".
Wij stemmen hierin volkomen toe »eene mededeeling
uit een oogpunt van welvoegelijkheid" achten wij
overbodig: maar zal in geval de Commissie met het
onderzoek belast, inlichtingen wenscht te bekomen,
of althans aanmerkingen te maken heeft, eene mede-
deeling daarvan aan den Minister ook niet overtollig

1) In 1852 met rrankrijk gesloten omtrent dc gelijkstelling
der vlaggen met opzicht tot dc loodsgelden. Tc vinden bij
L
agemans T. IV N° 283.

-ocr page 77-

Gl

zijn? — De Koning deelt den inhoud van verdragen
aan de Kamers mede. Maar welke kracht zouden
zelfs de meest gegronde aanmerkingen op een reeds
gesloten Tractaat kunnen hebben; zij zouden er
immers niets toe of af kunnen doen.

Ook kan men niet aannemen dat de Koning vóór
de ratificatie zijne mededeeling aan de Staten-Generaal
doet, zich hierdoor het recht voorbehoudende om
nog vóór dien tijd veranderingen in het Tractaat te
brengen. De tweede clausule van het alinea ver-
biedt ons dit aan te nemen. De mededeeling geschiedt:
soodra hij oordeelt dat het belang en de zelierheid van
het r\'y\'lc sulks toelaten.
Stel dat dit het geval niet
is, dan blijft dus de mededeeling achtel-wege. Geen
gelegenheid nu voor de Kamers om aangaande zulk
een Tractaat inlichtingen te bekomen of aanmerkingen
te • maken , dan misschien maanden na het sluiten
daarvan. En dan vragen wij nogmaals, wat zou
het balen?

Wij zijn dus geneigd de mededeeling aan de beide
Kamers der Staten-Generaal als eene bloote formali-
teit te beschouwen, als een soort van afkondiging
van het Tractaat. Maar waarom dan die mededeeling
juist aan de Staten-Generaal gericht ? Als wetgevend

-ocr page 78-

lichaam is het hun aan niets gelegen in kennis te
komen van Tractaten, wier sluiting door hen niet
kan worden belet, en wier inhoud door hen niet
gewijzigd of veranderd kan worden. Waarom niet
veeleer de eenvoudige openbaarmaking van Tractaten
in de Staats-Gourant bevolen, natuurlijk met bijvoe-
ging van de clausule: „zoodra hij oordeelt dat het
belang en de zekerheid van het Rijk zulks toelaten."
Benjamin Constant is van eene andere meening :
rLes traités", zegt hij, usont examinés par le par-
lement, non pour les rejetter ou pour les admettre,
mais pour déterminer si les ministres ont rempli leur
devoir dans les négotiations. La désapprobation du
Traité n\'a ^e résultat que le renvoi ou l\'accusation
du ministre qui a mal servi son pays." — Indien
de mededeeling alleenlijk met dit doel bevolen wordt,
indien zij dient om de Kamer de gelegenheid te geven
een zeker toezicht uit te oefenen op de ministers, dan
vragen wij, waarom niet insgelijks aan de Kamers
mededeeling bevolen van alle ï^oninklijke besluiten
opdat zij ook hierbij zoude kunnen nagaan of de
ministers overeenkomstig de belangen van het land heb-

1) Cours dc politique Constitutiomiellc I. 41.

-ocr page 79-

6?

ben gehandeld. Doch het hier gevorderde ministerieele
contraseign stelt de ministers genoeg aansprakelijk.

In het derde alinea worden die soort van Tractaten
opgenoemd die de Koning niet mag
lekracUigen, dan
nadat zij door de Staten-Generaal zijn goedgekeurd. De
Tractaten waarvan in deze alinea sprake is, zijn die
welke eenige bepalingen inhouden
ivettelijlce rechten
betreffende,
Wettelijke rechten kunnen allen door
eene latere wet geheel of gedeeltelijk hare kracht ver-
liezen (Art. 6 A. B.) — Daar nu (Grwt. 104) de
wetgende macht gezamenlijk door den Koning en de
Staten-Generaal wordt uitgeoefend, is ook hier natuur-
lijk de toestemming der Staten-Generaal een vereischte.

Verdragen welke hetzij afstand of ruiling van cenig
grondgebied des Rijks in Europa of in andere wereld-
deelen betreffen , worden door de Grondwet met name
genoemd als wettelijke rechten betreffende. Waarom
alleen van dezen wordt gewag gemaakt is ons niet

1) Onder wettelijke rechten verstaat dc Regccring niet alleen
voorschriften van eenige bestaande wet, maar het recht der wetgevende
macht in zijn geheelen omvang,
zoodat bij Tractaat niet in hare
bevoegdheid kan worden gegrepen, noch zonder haar eenig punt
gevestigd, dat binnen den kring van haar grondwettig gezag
ligt. Mr. S. B. VooEDUiN Gesch. cn Bcg. der Grondwet op artt.
5G cn 57.

-ocr page 80-

64

duidelijk. Arl. 2 al. 2 der Grondwet neemt dunkt
ons dienaangaande reeds allen twijfel weg.

Een Tractaat wettelijke \'rechten betreffende, met
behoorlijke inachtneming van hetgeen in ons alinea
vereischt wordt, gesloten, verkrijgt dus kracht van
wet, zonder daarom nog in den gewonen zin van het
woord
wet te zijn.

Indien een Tractaat slechts een of meer artikelen
bevat die bepalingen of veranderingen, wettelijke
rechten betreffende inhouden, behoeft, volgens ons
artikel het geheele Tractaat
niet door de St.-Gen.

w m

goedgekeurd te worden. Zoo behoefden b. v. in de
op 21 Sept. 1861 gesloten overeenkomst tusschen
Nederland en België, de Staten-Generaal slechts aan
2 van de 12 artikels waaruit de overeenkomst bestond,
hunne goedkeuring te geven. De schrijver van de
brochure de Maas-quaestie, (\'s Gravenhage 1862) zegt
op bl. 6 hieromtrent: »Door die overeenkomst is de
Nederlandsche Regeering tegenover België verbonden,
behoudens de goedkeuring der, Staten-Generaal op
twee artikelen. Door die overeenkomst neemt dus

1) De grenzen van den Staat > van provinciën en gemeenten
kunnen door dc wet worden veranderd.

2) Nl. de artt. 3 en 4. AH. 3. Dans Ic but d\'améjiorer la

wmgm

-ocr page 81-

G5

de Regeering op zich om die tivee artikelen binnen
een bepaalden tijd aan de goedkeuring der Staten-
Generaal te onderwerpen." Lord
John Russell, toen-
maals minister van Buitenlandsche Zaken, zeide hier-
omtrent: „To discuss a treaty, part of which, depends
upon the prerogative of the Grown, and part on the
assent of Parliament, with the view of going into
every article appears to me to be a monstrueus pro-
ceeding. — And that this House should assume the
right of making a Treaty with France, of negotiating
article bij article saying; »this article we won\'t have,
this second we shall amend and we shall place this
third along with the exceptions", is unknown to the
Gonstitution Zie Dr.
Ernest Meier Über den Abschluss
von Staatsverträgen 1874 bl. 125.

navigabilité de la Meuse entre Maestriclit et Venlo, les Hautes
Parties eontraetantes feront exécuter dans cette partie de la rivière
pendant cinq années consécutives, commençant eu 18G2, des
travaux jusqu\'à coneurrcncc d\'une somme de 100,000 fl. par au,
dont m cinquième à fournir parles Pays-Bus, et quatre cinquièmes
par la Belgique, etc.

Art. i. al. 3. Les frais qu\'entraînera l\'e-xéeution des dispositions
mentionnées au présent article seront supportés jwr
les deux
Gouvernements, chacun en ce qui concerne son territoire.
Tc vindcn
bij
Lagemans t. V. N°. 40S.

1) IIansaiu) Debates Vol. 152 p. 1422, 1129 20 Febr.

-ocr page 82-

G6

Mr. Asser meent ontkennend te moeten ant-
woorden op de vraag of de sints 1848 ten aanzien
der goedkeuring in acht genomen
vormen grondivettig
is. Hij noemt nl. het aan de Kamers voordragen
van een
tvetsontiverp tot goedkeuring der artikels
ongrondicettig. Ziehier in korte woorden zijne rede-
neering teruggegeven: »De Grondwet schrijft niet voor
dat de bedoelde artikelen door de
Wetgevende Macht,
maar dat zij door de Staten-Generaal moeten worden
goedgekeurd. De Wetgevende Macht wordt gezamenlijk
door den Koning en de Staten-Generaal uitgeoefend
(Grwt. art. 104). Wordt dus eenvoudig de goed-
keuring der Staten-Generaal vereischt, dan is het
eene inbreuk op de rechten aan dezen door de
Grondwet toegekend, wanneer de Wetgevende macht
zich die goedkeuring aanmatigt. Van de Staten-
j . Generaal wordt die goedkeuring vereischt als zelf-

I standig lichaam, niet als deel uitmakende van de

ji Wetgevende macht. Volgens de meening van Mr.

|| Asser, zal de Koning aan de Staten-Generaal een-

voudig de vraag moeten doen: keurt gij die bepaling
goed? waarop met
ja of neen zoude moeten wor-

1) T. a p. bl. 182 vv.

-ocr page 83-

67

den geantwoord." — Mr. B, D. H. Tellegen deelt
geenszins in het gevoelen van den Heer
Asser. In
een opstel (te vinden in het deel der Bijdragen
van de Heeren
Boer, Fruin en Hubrecht) wordt de
zienswijze van Mr.
Asser onzes inziens voldoende en
op goede gronden weerlegd.

»De Grondwet eischt niets anders" zegt Mr. Tellegen ,
onder anderen »dan dat de Staten-Generaal hunne
goedkeuring verleenen , zonder dat de. vorm
tvaarin
voorgeschreven is. Worden de bepalingen in een wets-
ontwerp gekleed en wordt dit door hem aangenomen,
dan verleenen zij hunne goedkeuring. Zij bekomen
daardoor geen minder, maar ook geen meer regt,
dan wanneer een andere vorm gekozen
Avas." (bl. 273
en 274).

Wij zagen dus dat de Koning Tractaten, wettelijke
rechten betreffende, niet mag ratificeeren, dan na de
goedkeuring van de Staten-Generaal.

Eene andere vraag is het of de Koning zich, zonder
de toestemming der Staten-Generaal mag verbinden,
om, na de uitwisseling der ratificatiën van een Tractaat,
een wetsontwerp voor te stellen waarbij toe wordt
gestaan hetgeen reeds in het Tractaat besloten is.

De op 30/18 Augustus 1850 met Rusland gesloten

-ocr page 84-

68

overeenkomst, waarbij de Keizer van Rusland wttZawf
donner au Gouvernement de S. M. Néerlandaise une
preuve de désintéressement et un nouveau témoignage
de Son désir de faire disparaitre de Ses relations avec
Lui, jusqiC à la dernière trace d\'une divergence d\'opi-
nions ou d\'\'intérêts,
afstand deed van alles wat hij
als restitutie der voorschotten wegens de renten en
aflossing der in Holland genegotiëerde Russische schuld,
sedert 1 Januari 1832 tot 1 Januari 1839 van den
Koning der Nederlanden zoude kunnen vorderen ; (Art.
1) terwijl deze zich daarentegen bereid verklaarde de
termijnen van 1 Januari tot 1 Juli 1831, wegens
rente en aflossing der genoemde schuld te voldoen,
overeenkomstig de verklaringen daaromtrent in der
tijd door den Nederlandschen Minister van Financiën
afgegeven (Art. II.)

In artikel III verbond zich de Koning om na de
uitwisseling der Ratificatiën , zoo spoedig mogelijk aan
de Staten-Generaal een Avetsontwerp voor te stellen ,
waarbij de betaling waarvan in het vorige artikel
sprake was, goed werd gekeurd.

Deze overeenkomst bevatte dus eene opschortende
voorwaarde nl. dat de ratificatie eerst dan zou werken
als de Staten-Generaal hunne toestemming hadden

-ocr page 85-

69

gegeven, Wierd de uitgave der in de overeenkomst
bepaalde sommen geweigerd, dan verviel de geheele
overeenkomst, en wierd zij toegestaan, dan zou aan
het recht den Staten-Generaal toegekend, niet zijn te
kort gedaan. Alleen zou er in den vorm een verschil
bestaan , in zoo ver de Staten-Generaal niet
het Tractaat
maar alleen de beloofde uitgave goedkeuren hetwelk
toch eigenlijk op hetzelfde neerkomt. Mr. T. M. C.
Asser is van een tegenovergesteld gevoelen ; de goed-
keuring der Staten-Generaal had volgens hem, de
bekrachtiging dienen vooraf te gaan, even als dit het
geval was geweest met het hoofdtractaat met Dene-
marken over den afkoop van den Sondtol gesloten
op 14 Maart 1857 terwijl in het bijzondere Tractaat
tusschen Nederland en Denemarken over deze zaak
op 17 April 1857 gesloten, de verbintenis van de
zijde van Nederland tot betaling der afkoopsom,
aldus geformuleerd werd : »S. M. Ie Roi des Pays-Bas
s\'engage à recommander à ses Chambres de le mettre
à môme de payer à S. M. le roi de Danemarc, la
somme de . . . ." etc.

Uet wetsontwerp dat ten slotte door de Kamer

1) T. a. p. bl. 222 vv.

2) Tc viuclcn bij Lagemans T. IV. p. 307—315.

-ocr page 86-

70

werd aangenomen had bij vele leden tegenkanting
ontmoet. Men vindt de debatten hieromtrent bij
Mr.
Asser nader ontwikkeld, i)

In hetzelfde zittingjaar 1851—1852 vond de Heer
"WiNTGENS , bij de behandeling van het later verworpen
Tractaat met Frankrijk tot wering van den nadruk,
aanleiding om het formulier omtrent de ratificatie te
bestrijden: »La présente convention sera ratifiée, et
les ratifications seront échangées dans un délai de
trois mois , ou plus tôt, si faire se peut." De Heer
WiNTGENS zag in deze bepaling eene schending der
\'Grondwet, omdat ten aanzien van de Tractaten die
Avettelijke rechten betreffen, de Regeering niet de
bevoegdheid heeft zich zonder voorbehoud tot de rati-
ficatie binnen eenen bepaalden tijd te verbinden. De
Minister van Buitenlandsche Zaken merkte daartegen
op, dat de verplichting uit den aard der zaak voor-
waardelijk was, dat zij alleen zoude werken in geval
de Kamer het Tractaat goedkeurde, en dat Frankrijk

1) De Hoogl. Veeede heeft in eene brochure : de Hussischc
Schuld, Amsterdam
1851, dc geschiedenis dezer zaak in alle bijzon-
derheden besproken. Duidelijk wordt hierin o. a. aangetoond hoe
weinig er van den kant van Rusland van *une preuve de désinté-
ressement" kon sprake ziju, cn dat de geheele overeenkomst voor
Nederland niet dan nadeelig was.

-ocr page 87-

71

hiervan onderricht was. Maar al was dit laatste niet
het geval geweest, de rechtsbeginselen brengen mede
dat ieder geacht wordt bekend te zijn met de rechts-
bevoegdheid van dengene met wien hij handelt; —
tegen eventueele eischen van Frankrijk , op grond van
het gemelde art., zou de Regeering zich dus altijd
met een beroep op art. 37 al. 3 der Grwt. kunnen
verdedigen.

§ 2

»In het hedendaagsche Volkenrecht" zegt Mr. Asser,
geldt als regel dat de Tractaten, vóór de Ratificatie,
slechts het karakter van
voorloopige overeenhomsten
hebben." Dit zouden wij alleen dan kunnen toe-
geven , wanneer vaststond dat voor de bestaanbaarheid
van een Tractaat de ratificatie een essentieel vereischte
was; wanneer zonder ratificatie geen Tractaat denk-
baar was. Indien een Tractaat de bepaling bevat
dat hot binnen een zekeren tijd zal moeten worden
bekrachtigd, dan ja, heeft een dergelijk Tractaat, tot

1) Bijblad 1851—1852 Tweede Kamer, blz. 133G, 1341.

2) t. a p. bl. 229.

-ocr page 88-

72

aan de bekrachtiging, het karakter van eene voor-
loopige overeenkomst; bevat het echter die bepaling
niet, dan is het o. i. wel degelijk dadelijk van kracht.

In onze dagen is het de gewoonte de ratificatie
voor te behouden; het is een waarborg te meer voor
de uitvoering van het Tractaat, en gaat tegenwoordig
nu de middelen van vervoer en van communicatie
alle mogelijke gemak aanbieden, met minder bezwaar
dan vroeger gepaard.^)

»Various means" zegt Phillimore haye been resor-
ted to at various times, bij various nations, to secure
the sanctity and inviolability of International Covenants;
before we consider them, it should be observed, that

1) Den 26 Aug. 1848 was tusschen Duitschland en Denemarken
cen wapenstilstand gesloten te Malmö, voor den tijd van zeven
maanden. In de Deutsche Constituirende National-Versammlung
werd over de al of nief aannemelijkheid van dezen wapenstilstand
gehandeld. Deze werd 16 Sept. goedgekeurd; daarop kwam een
verzoek van de
H.H. Simon (van Trier) , en andere leden , tot
wederintrekking van die goedkeuring, wijl deze door dwaling ge-
geven was, daar van Deenschc zijde de daadzaken valsch waren
voorgesteld. Gelijksoortige strekking hadden dc intcrpellaticn van
de
HH. Gukistmann, Vogt, IIeniges en Wigard. Ook werd
beweerd, dat Pruisen, door wier tusschenkomst de wapenstil-
stand was gesloten hare volmacht was te buiten gegaan. (Zie
Stenographischer Bericht über die Verhandlungen der deutschen
constituirenden Nationalversammlung zu Prankfurt am Main, uit-
gegeven door Prof.
Franz Wigard. Leipzig 1848).

2) Commentaries upon Intern. Law. II 65. § 52.

-ocr page 89-

73

though it is now usual to reserve the final settlement
of a Treaty negotiated bij ambassadors for the
cation of the Governments whom they represent,
yet that if the negotiator be a Plenipotentiary, such
Ratification cannot be held essential to the validity of
the Treaty, unless the necessity for it has been expressly
reserved in the powers given to the ambassador, or
unless, as usually happens, it be the subject of
Stipulation in the Treaty itself.

Bij do behandeling der vraag of de ratificatie al of
niet onontbeerlijk is, dient men het eerst na tc gaan
of zij in het Tractaat is voorbehouden. Is dit
tvel

1) In Juli 180G kwam de llussisehe Secretaris van Legatie
d\'Oübkil te Parijs aan, met last van zijne Regeering om den
vrede met Frankrijk tc sluiten. Do Keizer van Rusland weigerde
echter het Tractaat tc ratificeeren: .„Contre l\'attente dc Napoléon •
1\'empercur Alexaudre avait refusé de ratifier le traité de paix
signé par M. d\'Oubril. Il avait adopté cette résolution sur les
vives instances de l\'Angleterre, qui avait fait valoir sa fidélité,
rappelé son refus récent de traiter sans la Russie, et demandé,
pour prix dc cette fidélité, qu\'on repoussât un traité conclu in-
tempestivement, trop vite, ct à des conditions évidemment dés-
avantageuses ......Enfin la connaissance récemment acquise

dc la dissolution de l\'empire germanique, ajoutant aux jalousies
de la Russie comme à eclles do toutes les puissances, et faisant
prévoir un redoublement de haine contre Napoléon, Alexandre
s\'était décidé à ne pas ratifier le traité de M d\'Oubril." (Zic
Tiiiexis. Le consulat et l\'empire. T. VI. L. XXIV. pp 535 vv.

-ocr page 90-

74

het geval, dan is de zaak eenvoudig. De Ratificaties
eenmaal uitgewisseld zijnde, maken het Tractaat
verbindend van den dag af dat het gesloten is. Het
spreekt echter van zelf dat, zoo als
Heffter V zegt:
»la ratification peut être suppléée par des actes équi-
valents, et notamment par l\'exécution tacite des stipu-
lations arrêtées." De uitvoering van het Tractaat is
wel zeker het sprekendst bewijs van toetreding:
»L\'exécution équivaut à Ia ratification.

In het geval nu dat de ratificaties niet zijn voor-
behouden , kunnen zich moeilijkheden voordoen. Som-
\'mige schrijvers beweren dat dan foc/i de bekrachtiging
een vereischte is. »Etsi enim rationis est ut quae
cum plena tractandi et concludendi potestate (Volmach- ^
ten) per Legatos fiant, Principem obligarent, moribus
tamen Europaeis receptum ut ne obligatus habeatur
antequam sollemniter rata fecerit, quin subscriptac
Federum Tabulae ultrocitroque permutatae ; interdum
at promulgatae sint, quod et ipsum in plenis mandatis
nonnumquam diserte adjicitur." Zoo ook
Heffter:^)

1) Le droit international public de l\'Europe p. 176.

2) Verg. Martens t. a. p. § 48.

3) Kluit t. a. p. II. p. 506.

4) T. a. p. p. l75,

-ocr page 91-

75

»Lorsqu\'un traité a été conclu par des mandataires,
il est d\'usage aujourd\'hui d\'en regarder les ratifications
et leur échange, comme un compliment nécessaire pour
sa validité, lors même que la ratification n\'a pas été
expressement réservée.

Andere schrijvers b. v. Klüber , beschouwen de
ratificatie alleen dan als noodzakelijk, wanneer zij
in het Traktaat of in de Volmacht voorbehouden is.
Wij zagen hierboven reeds dat ook
de Groot in dien
geest oordeelt.
De Groot maakt echter onderscheid
tusschen de Volmacht, waarmede ook de andere
partij bekend is, en de instructies, alleen aan den
mandans en aan zijn gevolmachtigde bekend. Volgens
hem is de Vorst, door de daden van zijn Gezant
verbonden binnen de grenzen van zijne officieele
Volmacht, hoewel deze zijne geheime instructies
mocht hebben overtreden of geschonden : «Et in ge-
neraU praepositione accidere potest ut nos obliget qui
praepositus est, agendo contra voluntatem nostram
sibi soli significatam ; quia hi distincti sunt actus
volendi : unus quo nos obligamus ratum habituros
quicquid ille in tali negotiorum genere fecerit ; alter,

1) T. a. p. p. 175.

-ocr page 92-

76

quo illum nobis obligamus, ut non agat nisi ex prae-
scripto , sibi non aliis cognito. Quod notandum est
ad ea quae legatis promittunt pro regibus ex vi
instrumenti procuratorii, excedendo arcana mandata." i)

Deze meening van de vroegere publicisten, die op
het romeinsche jus civile steunde, is door latere
schrijvers betwist.

Met veel duidelijkheid en nauwkeurigheid worden
de ware beginselen hierop toepasselijk, door
Bijn-
KERSHOEK uiteengezet. Hij stelt de vraag: of dc
Vorst al of niet gebonden is door handelingen van
zijn Gezant, die tegenstrijdig zijn met zijne geheime
instructies. Volgens hem staat het vast, dat wanneer
men hieromtient de regels van het Burg. recht in
acht neemt, de mandans
geenszins gebonden is, wan-
neer de mandataris zijne bevoegdheden overschrijdt.
Maar in het geval van een gezant, moet men onder-
scheid maken tusschen de algemeene volmacht, die hij
aan den Vorst toont bij wien hij geaccrediteerd is, en
zijne bijzondere instructies, die hij gewoonlijk voor zich
houdt, als een geheim tusschen hem en zijn Souverein.

t, •
1

1) Geotius t. a. p. L. II c. XI. 12. Verg. ook Puïendokf t. a. p.
L. III. c. IX. § 2.

2) Quaestiones Juris publici L. H. c. VIL

-ocr page 93-

77

Uit de meening van Alberigüs Gentilis^) en uit die
van
de Groot leidt hij af, dat indien de gezant zijne
officieele volmacht niet heeft overschreden, de Vorst
genoodzaakt is te ratificeeren , al was de gezant van
zijne geheime instructies afgeweken.
Bijnkershoek
geeft toe dat indien de geloofsbrieven speciaal zijn ,
cn de bijzondere volmacht waarmede de gezant bekleed
is, vermelden, de Vorst in dat geval gedwongen
is, al wat hiermede overeenkomstig gesloten is, te
ratificeeren. Maar zegt hij : »Rarum est quod publica
mandata sint specialia, rarius quod arcanum man-
datum publico sit contrarium, rarissimum vero, quod
legatus arcanum posterius spernat et ex publico priorem
agat". Zou echter in het geval dat de gezant die
geheime instructies niet nakwam, de Vorst genood-
zaakt zijn te ratificeeren ingevolge de belofte in de
Volmacht bevat? Volgens
Bijnkershoek eischte in zijn
tijd de gewoonte, in alle gevallen de Ratificatie van den
Vorst om de Tractaten door zijn gezant gesloten te wet-
tigen , behalve in het zeer zeldzame geval dat de instruc-
ties in haar geheel in de officieele volmacht bevat waren.

Vervolgens bespreekt Bijnkershoek de leer van de

1) Dc jurc belli. L III. c. XIV.

-ocr page 94-

78

Wicqüefort (L\'Ambassadeur et ses fonctions L II § 15)
die het gedrag gispt van die Vorsten die de handelingen
van hunne gezanten weigerden te ratificeeren onder
voorwendsel dat deze met hunne geheime instructies
in strijd waren : Sed quod olim obtinuit, nunc non
obtinet, ut mores gentium saepe solent mutari, nam post-
quam ratihabitionum usus invaluit, inter gentes tantum
non omnes receptum est, ne foedera et pacta a legatis
inita, valuerint nisi ea probaverint principes, quorum
res agitur. Ipse
Wicqüefort, (eodem opere L. I
Sect.
16) necessitatem i-atihabitionum satis agnoscit
hisce verbis : que les pouvoirs quelque amples et
absolus qu\'ils soient, aient toujours quelque relation
aux ordres secrets qu\'on leur donne, qui peuvent ,
être changés et altérés, et qui le sont souvent, selon
les conjonctures et les révolutions des affaires.
Bijn-
kershoek
ontkent evenwel niet, dat indien de gezant
juist overeenkomstig zijne officieele volmacht, die bij-
zonder kan zijn, gehandeld heeft, de Vorst gebonden
zou zijn diens handelingen te ratificeeren en zich, zoo
hij weigerde, te recht de beschuldiging van kwade
trouw op den hals zou jagen. Maar indien de gezant
zijne volmacht overschrijdt, of punten Jjehandelt, die
noch in zijne volmacht, noch in zijne geheime instructies

-ocr page 95-

79

voorkomen, is de Vorst ten volle gerechtvaardigd
indien hij zijne ratificatie weigert. De bijzondere
omstandigheden moeten, in ieder geval uitmaken, of
de regel dan wel de uitzondering moet worden toe-
gepast. »Non tamen negaverim, si legatus publicum
mandatum, quod forte speciale est, vel arcanum ,
quod semper est speciale, examussim sequutus, foedera
et pacta ineat, justi principis esse ea probare, et
nisi probaverit, malae fidei reum esse, simulque
legatum ludibrio; sin antem mandatum excesserit, vel
foederibus et pactis nova quaedam sint inserta, de
quibus nihil mandatum erat, optimo jure poterit prin-
ceps vel differre ratihabitionem, vel plane negare.
Secundum haec damnaverim vel probaverim negatas
ratihabitiones, de quibus prolixe agit
de Wicquefort
(d. L. II Sect. 15). In singulis causis, quas ipse ibi
recenset, ego nolim judex sedere, nam plurimum facti
habent, quod me latet, et forte ipsum latuit. Non
immerito autem nunc gentibus placuit ratihabitio, cum
mandata publica, ut modo dicebam , vix umquam sint
specialia, et arcana legatus in scriniis suis servare
solent, neque adeo de bis quicquam rescire possint,
quibuscum actum est.

Vattel beschouwt den Vorst door de handelingen

-ocr page 96-

80

van zijn gezant verbonden, indien deze zich tot zijne
volmacht beperken, tenzij de bevoegdheid tot ratifi-
catie uitdrukkelijk voorbehouden zij, zoo als reeds
ten tijde van dien schrijver algemeen het gebruik was :
«Les Souverains traitent ensemble par le ministère
de leurs procureurs ou mandataires, revêtus de pou-
voirs suffisants, que l\'on appelle communément plé-
nipotentiaires. On peut appliquer ici toutes les règles
du droit naturel sur les choses qui se font par
commission. Les droits du mandataire se définissent
par le mandat qui leur est donné. 11 ne doit point
s\'en écarter, mais tout ce qu\'il promet dans les ter-
mes de sa commission, et suivant l\'étendue de ses
pouvoirs, lie son constituant. •

»Aujourd\'hui, pour éviter tous dangers et toutes
difficultés, les princes se réservent de ratifier tout ce
qui a été conclu en leur nom par leurs ministres.
Le
plein pouvoir n\'est autre chose qu\'une procuration
cum libera. Si cette procuration devait avoir son
plein effet, on ne saurait • être trop circonspect
à la donner. Mais les princes ne pouvant être con-
straints autrement que par les armes à remplir leurs
engagements, on s\'est accoutumé à ne faire fonds
sur leur traités qu\'autant qu\'ils les ont \'agréés et

-ocr page 97-

81

ratifiés. Tout ce qu\'a conclu le ministre demeurant
sans force jusqu\'à la ratification du prince , il y a moins
de danger à . lui donner un plein pouvoir. Mais pour
refuser avec honneur de ratifier ce qui a été conclu
en vertu d\'un plein pouvoir, il faut que le Souverain
en ait de fortes et solides raisons, et qu\'il fasse voir
en particulier que son ministre s\'est écarté de ses
instructions

In Juli 1800 werd de Graaf de St. Julien door
den Keizer van Oostenrijk naar Parijs gezonden met
een brief, waarin het volgende voorkwam : »J\'écris à
mes généraux pour confirmer les deux armistices et
en régler le détail. Quant au surplus, je vous ai
envoyé le général-major de mes armées, comte
de
Saint Julien
: il est pourvu de mes instructions, ct
charge de vous faire observer combien il est essentiel
de n\'en venir à des négociations publiques, propres
à livrer prématurément tant de peuples à des espé-
rances peut-être illusoires, qu\'après avoir connu d\'une
manière au moins générale, si les bases que vous
voulez proposer pour la paix sont telles qu\'on puisse
se flatter d\'arriver à ce but désirable." Te Parijs

1) V.mEL, t. a. p L. II. ch XII. ^^ 150.

-ocr page 98-

82

u aangekomen had de St. Julien met Talleyrand her-

■ haalde samenspraken, waaruit deze laatste dacht op

te maken, dat de St. Julien genoegzame geheime
\' instructies had om over den vrede te kunnen onder-

- handelen. Talleyrand stelde dus voor, dat zij gezamen-

lijk de vredespreliminairen zouden opmaken, en dat
jl deze vóór de ratificatie slechts van voorloopigen aard

\\ zouden zijn. ;; VI. de St. Julien, voué à l\'état militaire,

il n\'ayant aucune expérience des usages diplomatiques,

il ; eut la simplicité d\'avouer à M. de Talleyrand son

embarras, son ignorance des formes, et lui demanda
ce qu\'il ferait à sa place. Je signerais, répondit
M. de Talleyrand. — Eh bien soit, reprit M. de St.
Julien
, je signerai des articles préliminaires, qui n\'auront ^
de valeur qu\'après la ratification de mon Souverain. —
i; \\ Gela ne fait pas de doute, répliqua
M. de Talleyrand ,

• il a d\'engagements valaUes entre nations que ceux
qui ont été ratifiés".

i i

De handelingen van de St. Julien worden later
door zijne Regeering afgekeurd ,, en de preliminairen .
als ongedaan beschouwd
Treffend, »zegt
Wheaton 2) is overigens het onder-

1) Zie Thiees, t. a. p. T. 11. L, VI. pp. 83 vv.
2,
T. a. p. p. 233.

-ocr page 99-

83

scheid tusschen eene Volmacht door Vorsten aan
hunne gezanten gegeven om over Tractaten op groote
en ingewikkelde internationale belangen betrekking
hebbende te onderhandelen, en tusschen eene vol-
macht die iemand aan zijn mandataris geeft, om
met een ander in zijn naam privaat handelingen aan
te gaan. De handelingen door gezanten met derge-
lijke volmachten verricht, zijn reeds sedert onheugelijke
tijden beschouwd als aan ratificatie onderhevig zijnde."
Sir
Robert Adair geeft op duidelijke wijze de grond
en oorzaak te kennen waarop het gebruik van ratifi-
catie gebaseerd is: »The forms in which one state
negotiates with another, requiring, for the sake of
the business itself, that the powers to transact it,
should be as extensive and as general as words can
render them, it is usual so to draw them up, even
to a promise to ratify; although in practice the non-
ratification of preliminaries is never considered to be
a contravention of the law of nations. The reason
is plain.
A plenipotentiary to obtain credit with a
state on an equality with his master, must bo invested
with powers to do, and agree to, all that could bo
done and agreed to by his master himself, even to
the alienating the best part of his territories. But

-ocr page 100-

84

the exercise of these vast powers, always under the
understood control of non-ratification, is regulated
by his instructions." i)

Wheaton meent dat de door de Staten gehuldigde
praktijk genoegzaam te kennen geeft, dat eene vol-
macht hoewel algemeen, en die zelf de belofte van
ratificatie bevat, de verplichting niet oplegt om te
ratificeeren in geval de gevolmachtigde van zijne instruc-
ties is afgeweken.

Evenwel is, zooals wij reeds zagen, een ietwat
.ouder en insgelijks practisch ervaren schrijver van
uitstekende verdiensten,
Klüber , eene tegenover-
gestelde leer toegedaan. Deze geleerde beweert:
que les Traités publics ne peuvent être valablement*
conclus que par
le représentant de l\'État envers Vetranger
(d\'ordinaire le gouvernant) soit immédiatement par
lui, soit par l\'entremise de plénipotentaires, ainsi
que d\'une
manière conforme aux lois constitutionnelles
de l\'État.
Le traité passé par un plénipotentiaire est
valable, si celui-ci n\'a point agi hors de ses pleins pou-
voirs ostensibles; et une
ratification postérieure n\'est

1) Adair, Hist, memoir of a mission to the eourt of Vienna
in 180G. London 1844.

2) T. a. p. § 142.

-ocr page 101-

85

requise que dans le cas ou elle aurait été expressé-
ment reservée dans les pleins pouvoirs, ou bien
stipulée dans le traité même, comme cela se fait
ordinairement aujourd\'hui dans les conventions qui,
toiles que les arrangements militaires, ne sont point
nécessitées par l\'exigence du moment."

Travers Twiss zegt ook dat de gewoonte in onze
dagen medebrengt dat een Tractaat moet worden
geratificeerd. Slechts redenen van zeer overwegenden
aard, die den Vorst tijdens het sluiten van een
Tractaat onbekend waren, zouden hem het recht
geven zijne ratificatie te weigeren.

Wij laten hier volgen hetgeen Twiss over ons onder-
werp zegt, niet omdat het veel nieuws bevat, maar
wijl hij interessante voorbeelden aanhaalt van Trac-
taten wier ratificatie geweigerd werd. »There are
certain International Compacts or Conventions which
are distinguishable from Treaties (Foedera) properly
so called; being concluded not in virtue of an\'express
delegation of Full Powers from a Nation to that
purpose, but in virtue of an implied delegation of
Full Powers as incidental to an official station. Thus

1) T. a. p. § 233

-ocr page 102-

8G

the Commander of an army has an implied delegation
of Full Powers to suspend or limit the operation of
hostilities, by means of Truces for the suspension of
arms, Cartels for the exchange of prisoners, Capitu-
lations for the surrender of troops or fortresses. Con-
ventions for such purposes do not require any Rati-
fication on the part of the Supreme Power of the
State. It is otherwise however with regard to a defi-
nitive Treaty of Peace. A definitive Treaty of Peace,
according to the usage of Nations, requires Ratification,
. and although every Treaty is operative from the date
of its signature, unless it contains an express provision
to the contrary, yet its operation is suspended until
the exchange of Ratifications shall have taken place,
where upon the Treaty acquires validity from the
date of its signature. There is however, an exception
to the rule of a Treaty taking effect from the date
of its signature in regard to Treaties stipulating for
the Cession of Territory. In the case of such Treaties
they only take full effect upon the actual Cession
(traditio) of the Territory itself. Thus the National
Character of a Territory for commercial purposes
continues unaltered, notwithstanding it may have been
ceded by Treaty as long as it continues in thé actual

-ocr page 103-

87

(§ 86 the Fama. Robinson p. 16). Upon the actual
change of the State of Possession, the National Cha-
racter of the inhabitants undergoes a corresponding
change. It may happen after a Treaty has been
signed by the Plenipotentiary of a Nation, that grave
circumstances occur, under which the provisions
of the Treaty may be likely to have a prejudicial
effect upon the interests of that Nation, which were
not known at the time of signature. Under such
circumstances the Sovereign Power of a Nation is by
usage justified in declining to ratify the Treaty.
Thus the King of the Netherlands refused in 1841 to
ratify a Treaty for the incorporation of Luxembourg
into the customs Union of the Germanic States, on
the ground of the injurious effects which it was
likely to exercise upon the commercial interests of
bis subjects , which had been brought to his knowledge
subsequently to the signature of the Treaty. So the
King of the French declined in 1841 to ratify the
Quadruple Treaty for the suppression of the Slave
Trade on account of the objections raised against it
in the French Chambers. So Great-Britain declined in
1859 to ratify a Treaty which her Minister-Plenipoten-
tiary had concluded with Nicaragua, and Nicaragua

-ocr page 104-

possession of the State which has agreed to cede it
in the same year declined to ratify her convention
with Great-Britain for the settlement of the Grey
Town and Mosquito Question. If, however there
should be an express provision that the preliminary
engagements shall take effect immediately without
waiting for the exchange of Ratifications, such a
Treaty will be an exception to the rule. We have
an instance of such a Treaty in the Convention con-
cluded at London 15 July 1840 for the pacification
of the Levant, between Great-Britain, Austria, Prussia
and Russia on the one part, and the Ottoman Porte
on the other, to which there was annexed a reserved
Protocol of the same date, providing that the preliminary,
measures, mentioned in the Second Article of the
Convention, should be put into execution immediately
(tout de suite) and without waiting for the exchange
of Ratifications."

Ten slotte deelen wij over do noodwendigheid dor
Ratificatie, de gedachtenwisseling.mede tusschen de
H H.
van Hall (toon Minister van Buitenlandsche Zaken) en
Thorbecke , bij gelegenheid dor debatten over de wet

1) Maktens, N. R. Gon. I. p. 156.

-ocr page 105-

89

(van 10 Sept. 1853) omtrent het toezicht op de
kerkgenootschappen.

De Heer Thorbegke zegt, sprekende over het in
1841 tusschen Pruisen en Luxemburg gesloten Trac-
taat: xFIetgeen gebeurd is, is dit: het Tractaat was
geteekend en nu meende Koning
Willem II met sommige
bepalingen ontevreden te moeten zijn. De Koning
deed mij de eer mij te laten roepen, en mijn advies te
vragen of het Tractaat, geteekend, evenwel in zijne
werking, door het achterblijven der ratificatie zou
kunnen worden gestuit? Mijn antwoord is geweest, mon-
deling , en in eene schriftelijke Nota aan den Koning:
Alleszins. Het
summum jus brengt het mede. Of de
toepassing onder alle omstandigheden geraden zou zijn,
is eene geheel andere vraag. En waarop berustte dat
advies ? Hierop, dat bij de teekening de ratificatie
wordt voorbehouden. De voorwaarde wordt gesteld,
dat het Tractaat, eerst dan, wanneer het geratificeerd
zal zijn , kracht zal hebben." Hierop antwoordde de
Heer
van Hall : » .... bij een Tractaat, zegt de
geachte vorige spreker, reserveert men de ratificatie.
Ik antwoord er op: men reserveert die niet, men
bepaalt alleen -den tijd binnen welken die zal volgen ;
het is aangenomen dat zonder ratificatie een Tractaat,

-ocr page 106-

90

hoezeer geteekend, als niet verbindend beschouwd
wordt. Bij de Nota voegt men haar niet, omdat
die niets is dan de preparatie tot een Tractaat, on zij
nog geene verbindende kracht kan hebben."

Het verschil van meening tusschen deze beide H. H.
komt ons voor meer in schijn dan in werkelijkheid
te bestaan; want bij het reserveeren der Ratificatie
en het bepalen binnen welken tijd die zal volgen,
wordt in beide gevallen de contracteerende partij vrij
gelaten al of niet te ratificeeren; anders zou de be-
paling binnen welken tijd de ratificatie volgen zal,
bepaald overtollig wezen.

Daarom meenen wij te kunnen besluiten dat:

а. Wanneer bij een Tractaat, geene Ratificatie voor- \'
behouden , of geen termijn voor Ratificatie bepaald
is (hetgeen in de praktijk niet ligt zal voorkomen),
het Tractaat dadelijk verbindend is, en dat

б. Wanneer daarentegen de Ratificatie is voorbe-
houden, de partijen tot die heeft plaats gehad,
hunne vrijheid blijven behouden.

-ocr page 107-

Bijlage.

FRANZ AN ALEXANDER.

Monsieur mon Frère, Lea mômes motifs do cordialité
et d\'intime amitié qui ont déterminé nos augustes prédé-
cesseurs à adopter en 1781 et 1789 la formo do lettres auto-
graphes pour stipuler leurs engagements respectifs , noua
portent suivre aujourd\'hui la mémo forme, tant afin de
renouvcller pour nous et nos héritiers les mêmes engagements
d\'alliance et d\'union que pour en contracter d\'ultérieurs
adaptés à l\'état do crise ot au danger auquel l\'Europe
80 trouve exposée.

\'ïlu conséquenco jo renouvelle formellement ici toutes
les stipulations du traité d\'amitié et d\'allianco défensive
ainsi quo les articles séparés et secrets conclus entro les
deux cours impériales ù St. Petersbourg \'V3 Juillet 1792 ,
Il la soûle exception de l\'article XIII, dont le motif
vient cesser, la monarcliie autrichienne ayant cédé en
Italie les états détachés qu\'elle y possédait alors, et ceux
qu\'elle y a acquis depuis, intéressant par leur contiquité,
la sûreté immédiate de ses provinces intérieures, eu sorte
qu\'ils ne seront point exceptés du casus foederis.

-ocr page 108-

92

Je confirme pareillement les engagements contenus dans
les déclarations patente et secrète du 3 Janvier 1795/23 Dé-
cembre 1794, engagements qui n\'ont jamais cessé d\'être
valables, leur durée n\'ayant pas été limitée.

Quioique la Porte Ottomane dans sa qualité de voisin
commun de nos états respectifs ne puisse pas être exceptée
du casus foederis et que, si contre toute attente elle
venait attaquer l\'un de nous, nous serions certainement
autorisés, le sort des armes nous favorisant à exécuter
mutuellement le tout ou bien partie de ce qui a été compris
pour ce cas dans les engagements susmentionnés, je demeure
cependant d\'accord avec V. M. I. que, les circonstances
ayant cbangé depuis, cette attaque hostile des Turcs n\'est
nullement probable. Dès lors, et cette attaque hostile
exceptée, je partage complètement le vif intérêt que
V. M. I. prend au maintien de la Porto Ottomane dans
son état de possession actuel et contribuerai volontiers
à le lui conserver de concert avec V, M., en y employant
les moyens qui ne compromettront pas ma propre
sûreté.

L\'influence prépondérante exercée par le gouvernement
français sur les états circonvoisins et le nombre do pays
occupés par ses troupes, inspirant de justes inquiétudes
pour le maintien\'de la tranquillité et de la sûreté générale
de l\'Europe, je partage la conviction do "V. M. I. que cet
état de choses est de nature à réclamer notre sollicitude
mutuelle la plus serieuse.

Je promets et m\'engage en conséquence d\'établir à ce

sujet le concert le plus intime avec V. M, I., de no faire

aucune démarche à cet égard sans m\'ôtre préalablement

entendu avec Elle, et de ne négliger aucune occasion

pour me mettre eu état de coopérer d\'une manièro efficace

0

aux mesures actives que nous jugerions nécessaires pour

-ocr page 109-

93

prévenir des dangers qui menaceraient immédiatement la
sûreté générale de l\'Europe.

Je me réserve do convenir avec V. M. I. suivant l\'exigence
des circonstances des difterens cas qui seraient de nature
à exiger l\'emploi de nos forces mutuelles, vu l\'incertitude oii
nous nous trouvons encore actuellement, sur les dispo-
sitions futures des \'parties belligérantes en général, sur
les desseins du gouvernement françoia en particulier, ainsi
que sur les degrés d\'importance et de danger qui pourront
résulter de leur exécution.

Mais pour le cas que nous jugerions de commun accord,
indispensable d\'en venir a des mesures actives, je promots
et m\'engage :

En premier lieu, do coopérer simultanément et conjoin-
tement avec V. M. I. d\'après un plan qui sera convenu
incessament entre nous, avec des forces qui seront suffi-
santes pour espérer de combattre avec succès celles de
l\'ennemi et pour le repousser dans ses proj^res foyers ,
lesquelles forces no seront pas moins de 200,000 hommes
de ma part, et do 150,000 pour celle do V. M. I., outre
les corps d\'observation qui seraient laissés do part et d\'autre,
pour s\'assurer que la cour do Berlin restera passive.

En second lieu, que le mémo plan de coopération serait
exécuté do part et d\'autre dans le cas quo les états do l\'une
et do l\'autro des deux cours impériales seraient attaqués
immédiatement par lo gouvernoment françois.

En troisième lieu, que dans le concert à prendre il
sera porté un juste égard aux obstacles qui résultent tant
do l\'état actuel des forces et dos frontières de ma monarchio
que des dangers imminens aux quels ello serait exposée
dans cet état par des démonstrations et des armemena
qui provoqueraient immédiatement une invasion de la part
de la France, avant de pouvoir me mettre en défense ou

-ocr page 110-

94

que les secours de V. M. I. puissent m\'arriver. En con-
séquence, dans la détermination des mesures actives dont
on conviendra mutuellement, il sera porté la plus grande
attention à en combiner l\'emploi, avec le temps et la
possibilité de mettre mes forces et mes frontières en situation
de pouvoir ouvrir la campagne avec l\'énergie nécessaire
pour atteindre le but de la guerre.

Quatrièmement :. quo ce but ne tendrait nullement à
opérer une contre-révolution en France, mais uniquement
il rémédier aux dangers communs de l\'Europe.

En cinquième lieu : quelque succès que puisse avoir la
guerre, je promets et m\'engage à ne pas porter mes
vues do dédommagements territoriaux au delîl do ce qui
est exprimé dans la dépêche dont ci-joint la copie signée
de ma main.

Sixièmement : que par égard pour le désir de V. M. I.
je concourrai dans un pareil cas de succès do la guerre
à faire obtenir au Roi de Sardaigne, soit son rétablisse-
ment, même avec quelque agrandissement, si les circon-,
stances le rendent possible, soit un dédommagement con-
venable en Italie.

En bornant aux objets et points ci-dessus le présent
concert préalable (sur lequel nous nous promettons de part
et d\'autre le secret le plus inviolable) je me réserve de
convenir incessamment par des arrangements ultérieurs tant
sur un plan d\'opération pour le cas que la guerre serait
inévitable quo pour tout ce qui est rélatif ^ l\'entretien
des troupes respectives, tant dans les états autrichiens
que sur territoire étranger.

V. M. voudra bien considérer tous les engagements
renfermés dans ma présente lettre autographe, comme
s\'ils se trouvaient consignés dans le traité le plus solennel
ot le plus sacré ; et considérant de même ceux qu\'ElIe

-ocr page 111-

95

voudra bien contracter en ëchange , vis-u-via de moi, dans
la même formo, je promets et m\'oblige pour moi, mes
héritiers et successeurs de les accomplir avec la fidélité
la plus inviolable et la plus scrupuleuse.

Je serai toute ma vie avec les sentiments de la
plus vive amitié ainsi qu\'avec ceux d\'une haute estime
et considération.

Vienne, lo 1 Avril 1801.

Monsieur mon Frère
do V. M. I. le bon frère, ami et fidèle allié.

-ocr page 112-

■ • \' \' r

....

■■■ tv

-ocr page 113-

STELLINGEN

-ocr page 114-

-! -

lil

S

• ■••hiir

fM-.

-ocr page 115-

STELLINGEN.

I.

Dc kooper onder eene ontbindende voorwaarde,
krijgt bij toevallig vergaan, den prijs terug, wanneer
de voorwaarde later is vervuld.

11.

Ten onrechte beweert Baron Pandekten § 299, dat
bij het depositum loon (merces) kan bedongen worden.

-ocr page 116-

100
III.

Bij het zoogenaamde contractus aestimatorius, draagt
hij die eene zaak om voor een bepaalden prijs te
verkoopen ontvangen heeft, in den regel het peri-
culum.

IV.

Meerderjarigen die jonger zijn dan dertig jaar,
_J)ehoeven, om een huwelijk aan te gaan, niettegen-
staande de weigering der moeder, slechts de toestem-
ming van hunnen vader te verkrijgen.

V.

De curators hebben geene rechtsvordering tegen
den failliet die weigert het door hen verkochte, en
op den kooper overgeschreven huis te ontruimen.

VI.

Volgens ons recht kan het voorkomen, dat een kind
meerdere vaders heeft.

-ocr page 117-

101
VIL

De kooper onder eene ontbindende voorwaarde
krijgt, wanneer de voorwaarde later is vervuld, bij
toevallig vergaan den prijs niet terug.

VIII.

Ten onrechte beweert Prof. Opzoomer (Het Burg.
Wetboek verklaard 3« deel bl. 517 2o druk): »Van
alle zakelijke rechten is juist dat van erfpacht het
grootste."

IX.

Scheiding van tafel en bed kan gevraagd worden
wegens aanslag op het leven met ongeschikte middelen.

X.

Behalve het niet verstrekken van levensonderhoud
heeft de man geen dwangmiddelen tegen de vrouw
die weigert met hem samen te wonen.

-ocr page 118-

9

102

XL

De begrooting van het vervoergelcl (521 K.) kan
gevraagd worden bij den rechter van de plaats waar
de reis eindigt.

Xll.

Het is niet goedtekeuren dat wanneer een vennoot
onder eene firma, vennoot bij wijze van geldschieting
Is geworden, diens naam in dc firma mag blijven.
(Art. 30 W.
v. K.)

XIII.

De »error calculi" mag in alle gevallen hersteld
worden door den rechter die do fout maakte.

XIV. •

Wenschelijk is dat eene straf worde bedreigd tegen
hen die in dc voorloopige instructie valsche getuigenis
liebben afgelegd.

-ocr page 119-

103

XV.

In art. 97 G. P., had men de woorden sinnüemmt
tentés
moeten weglaten.

XVI.

Hij die vrijwillig voor een ander gevangenisstraf
heeft ondergaan, is naar ons recht niet strafbaar.

XVII.

Om de Verdragen, bedoeld in art. 57 al. 3 dor
Grondwet, door de Kamers te doen goedkeuren, mag
eene wet worden voorgesteld.

XVIII.

De in de leerboeken van het Volkenrecht ge\\yoonlijk
voorkomende verdeeling van Verdragen (zie boven
blzz. IG en 18) heeft geen practisch belang.

-ocr page 120-

104

XIX.

Wenschelijk is, dat zij die zich voor de Volksver-
tegenwoordiging verkiesbaar stellen, wanneer hunne
richting niet uit antecedenten of geschriften bekend
is, zoogenaamde politieke verklaringen dienaangaande
afleggen.

-ocr page 121-

„.-iA,:«..

■ ■P-\'i.

.t^ \' -f \'\'\'v

".■\'■ ■\'.y\'

^ ........

>/ Via. \'

-.-7-U-

-ocr page 122-

. , \' ^ \' \' r- \' A,. "v -.7.

M -V

■. -i
V\'

; i- ! - \'

\' : ."

V\'

- i : 1 ■

■ ■

y

/i\' k

f

\'j

jïfï\'

• ;

À \'

1 ••. • •

-V, ; m

..........\'âT

■/à--

. )

mm:

- V.

^ : - • -i -

-ocr page 123-

li

I

-^-kVr -ÎK-\'V-\'H-?^! \'F

( ■

1

■V \'N

-^^i^^\'yy..........

m^mMmÈ^

-ocr page 124-

^ämismm

m