-ocr page 1-

het onvolledige

KN UKT .

PEOCÜM-ENDOSSEMENT. t

A K AI) E M18 O lï V ]\\ O E F S CIIWIF T

van

-ocr page 2-

rvjpp-
I Vi\' :

1

\' ) • :
tt. .
/ ■ i

 . ,7 KV ■ \' ■ . . , ■•■

\' . ■ • . J

" Jt \'\'\' • \' \' \'■ ■- \' ac. \'"\'à; \' \'■

-ocr page 3-

V . "*•«

■ » 1 \'\'
\' . v.

M I

•Î t

1

■ \'T

-ocr page 4-

V. ............

f \'* • * ■

. ■ -.\' f.

♦ , ,

.

^ ...

ff.\'.:

\' . (.-jï-

■ ..vv-v\'-, . .v. (1- :

■Mm.. .

• i \'

-ocr page 5-

HEÏ ONVOLLEDIGE

m

KN IIKT

PROCÜIU-ENDOSSEMEN

-ocr page 6-

Stoomdruk van J. van Boekhoven te Utkecht,

f

, - i-î\'T ? ■ - \'Si-\'-..\'"

-I

-ocr page 7-

het onvolledige

EN HET

ROCÜRA-ENDOSSEME^

PROEFSCHRIFT^

TEU VEHKUIJGINQ VAN DEN OHAAI)

m

D

Sse-tei: a dt Eedtswetense-Iiap j

AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT ,
NA MACHTIGING VAN DKN HKCTOll MAGNIFICUS

D". E. MULDER,

Ilooglcoraar in do Fucultcit der Wis- cn Natuurkundo,
VOLGENS JJKSLUIT VAN DEN SENAAT DEU UNIVEUSITEIT,

01\' voonDUACiiT i)i:u

uhchts(ïklki:ki)E i-wcui/rErr,

te verdedigen

op VRIJDAG don 14\'><\'n NOVEMBER 1870, to n iiron,

IMJOU

JOHANNES LUDEN,

Krborrn ti> AMSTKUIIAM.

w ■

utrecht,

J. VAN BOKKIIOVKN.
1879.

-ocr page 8-

\' • i ft: H /■ \'^rKi : M ^ :

n 1 -

1"

»it.

: i

■A ?:. •» ..

Ta:

-ocr page 9-

INHOUD.

HOOFDSTUK l. IiiloidiiiK ..............1)1- 1-

HOOFDSTUK 11. Hot onvollodigo oiidossonioiit volgons hot "Wothook

van K(x)i)hanilol............

HOOFDSTUK lll. Art.. 111. W. v. K. (procïim-wissol) .... „ 40.

\\

HOOFDSTUK IV. Hot procura-oiulossonjcut..........1)8.

STKM-INOKN.....•................TA.

-ocr page 10-

■m

■. • ■ -\'r

.r.

p.

f ■ ■ . . - ... , y.T . " •\'■■■il

■ . ■ . ... :
. - ; ■

-0.;:- m

r.

-ocr page 11-

HOOFDSTUK I.
Inlcidiii g.

Bij de uitgebrcidlieid die de handel in Italië, omstreeksdeii
13\'^\'=" eeuw verkreeg, en bij do vorsclieidenheid van munten
in de verschillende staten, deed zich dc behoefte gevoelen
aan wisselaars, die den koopman, die naar eene andoro
stiid of land reisde, van het daar gangbare geld voorzagen.

Aanvankelijk ruilden <lezo wisselaars (cjimpsores, bancherii,
monetarii) tcyi hunnen kantore de eene geldsoort voor de
andere, doch weldra sloegen zij oenen anderen weg in,
want terwijl zij hot geld van don koopman, vóór den aan-
vang zijner reis ontvingen, beloofden zij hem, dat zij zelf
hem eeno gelijke wtuirdo, als welko hij gestort had, in dc
plaats waar hij henen wilde gaan, zouden uitbetalen. Om
nti daartoe in staat te zijn, hadden zij in dc verschillende
grooto handelssteden, agentschappen of fdiaalkantoren, dio
zich met dezo uitbetalingen belastten \'). Dezo belofto van
uitbetaling word op papicM* gestold, cn dezo geschriften, dio
veel hebben van een gedomicilieerd ordei-billet, zijn volgens
Kuntze do eerste wissels gowoest, of zooals hij zo noemt
«Urwcchscl» ").

\') IIartmann, das Donlscho Woclisolrecht, 1)1. 11 v.
Zio: Doutschcs "WochsolrochU 1. Exkurs § l- 1)1. 13I.
Kr is hiorovor strijd tusschou
Kuntzk oii Bienkii c. s. (bijv. Buscii,

-ocr page 12-

2

Deze Avissels werden meestal op den trekker zelf getrok-
ken, want zeer dikwijls droeg het agentschap denzelfden
naam, als het huis dat den wisselbrief had uitgegeven, en
de koopman of particulier die dan zijnen wissel (nml.
waarin hij als nemer genoemd stond) aan het fdiaalkantoor
presenteerde, ontving daar de hem beloofde geldsom \').

De reden, waarom men deze wissels in plaats van contant
geld aannam, lag in de gevaren, die de reizigers of geldver-
zendingen liepen, en daar deze wissels op naam gesteld
werden, waren zij slechts voor den daarin genoemden le
gebruiken; voegt men daarbij het verbod van uitvoer van edele"
metalen, dat in vele landen bestond, in overeenstemming
met oude oeconomische beginselen, dan begrijpt men, dat van
deze wissels een groot gebruikt werd gemaakt. Dit wordt reeds
door
Rapiiael de Tuimr aangetoond, waar hij verklaart
«cum enim commerciorum, bellorum ac peregrinatioinun
«frcquentia saepius exigcret, ut quis uecessario cgcret pecunia

IlAnxJiAKN, t. a. p. bl. li. Oscar \\ViicHTEU, EncycloiKicdio dos Wocb-
solrochts. Stiiltgarl, 1879 bl. 1). Dezo liuilslo (WocbsolrcRhtliolio Ablinnd-
luDf^cn, 1 bl. 70, 71) zoekt don oorsprong in do „Annwijziiig" (assignatie),
„do-wisselaars iiaddeii fouds bij coinpaguous of bij kantoren, waarniodo zij iu
„liandolsbotrokking stonden, ou beschiktou daarover door oauwijziugcu".
Ku.ntzr
komt tegen deze voorstolling op, on neemt het bovonvornioldo als don oor-
sprong aan. Ilct voordcol van dozo opvatting is, zogt hij (t. a. p. bl. 1U5),
dat zich hierdoor hot botnikkolijk lato ontslaan van do accoptatio laivt verkla-
ren, want hot accept was i)ij dcu „comnianditonwochsol" onnoodig, onulat dn
betrokkene dozelfdo persoon als do trekker was; vervolgens ook do strcngo
gchoudcnhoid van don trekker, dio evcuals do wisselaar, met de oono
liand hot geld ontvangt, mot do andoro oen gelijke waarde in vroonid gold
moot uitbetalen; dan de strenge gchoudcnhoid van don acccptint, wanl toen
het accoptccrcn in gebruik kwam, djicht men zich nog dikwijls dcu bcïtrokkcuo
als cén persoon met den trekker, en zoo zag men iu do acccptatio eeno her-
haling on bevestiging vau do Iwloft« des trokkcrs, waardoor dü" accoplaut zich
verbond, ecliter wó dat hij zich niet boroepou kon op do cxccpticu, dio do
trekker dp kon worpen, cn eindelijk verklaart zich ook hieniit do verplichting
van don trekker om voor do acccptatio van zijn wissol in to sUiau.

\') 7joo trok bijv. hot huis Bardi to l\'lorouco wissels op liardi to Parijs, zio
von Mautkxs, Urspruug bl. 25, 27.

■•\') Disp. 1. Qu. 3 n. 2.

-ocr page 13-

3

«in loco dissito ab illo, ubi eam habebat, cujiis transportatio
«vel propter inimicorum latronumve intercedentiiiin rapaci-
«tatcm erat suspecta, vel propter maris inconsüintiam infida,
«vel per legem vetita, hinc ad boniim praedictao transpor-
«talionis conseqiiendum adiiiventa est commulatio pecuiiiae
«absentis cum praesenti.»

Reeds spoedig werd deze «loei distantia», die eerst alleen
eene eigenschap van den wissel was, tot een vereischte verhe-
ven \'), omdat de Pauzen vreesden, dat de wisselaai-s, door
wissels op zich zelf, maar
niel betaalbaar in eene andere
plaats dan waar zij uitgegeven waren, uit te geven, de woeker-
wetten zouden trachten te ontduiken

Met het ontstaan dor missen in Zuid-Frankrijk, treedt ook
de wissel eene nieuwo periode in. Want hoewel hij ook
toen nog voor bovenvermeld doel gebruikt werd, begon men
hem levens to bezigen om belalingen to doen, of om die te
ontvangen. Trekker cn betrokkene waren ini niet meer óén
persoon; do verschillende wisselkantoren uit cen stad zonden
gozamcntlijk een agent naar do mis, en op hem werden dan
do wissels getrokken: degccn dio als nemer in den wissel
fungeerde, liet zich ook door oenen anderen reju-csentecren,
wiens naam dan in den wissel voorkwam, on dio «jiresen-
lant» genaamd werd, toi\'wijl dcgoen aan wicn do wissel
ooi-spronkclijk gesteld was, nml. hij dio do waarde (valuta)
aan den trekker betaalde, «nemer» of «remitlont» heette "\').

Ofschoon dezo wissels hot geldvcrkoci\' bevorderden, on den
koopman in stjiat stelden, om door eenen derdo geldswaarden
lo ontvangen, of hem op dczc wijze to betalen, voldeed hij
niet aan dc behoelten van den handel, liet middel om

\') Wnt hol nog is in do mooslo liodnndwvgsclio wissoIwoUou, bijv. in don
(>ido do Coniinorco, nrt. 110, on in on» Wotl). v. Kooph. arl. 100. In do
Algcmoino Donl.scho Wochsolordnung is hot goon voniischio moor.

Hiillo van Pins V 1570, zio Kd.ntzk t. a. p. bl. i;}7; lk)RUF.T
Diss. Valschhoid in Wissclbriovcn, Amslordam 1872. bl. 11.
») Kuntcr t. a. p. bl. 134, Hiknku l. a..p. bl. 122, 123.

-ocr page 14-

daaraan te voldoen, en om de circulatie te bevorderen was
het endossement. En men was er ook niet ver meer van
daan; de naam van den presentant moest maar veranderd
worden in de orderclausule, waarin de nemer den persoon
aanwees, die zijne rechten zou uitoefenen, cn de wissel was
voor het endossement (aanvankelijk giro genaamd) gereed.
Zoo riep de handel zelf het endossement in het leven, en
Küntze geeft dan ook deze verklaring van zijn ontstaan \'):
((das Giro ist nirgends durch ein Gesetz eingeführt, sondern
«aus der Kaufmännische Üeberzeugung und Uebung, und
«zwar unter maruiigfachen Hemmungen, welche ihm durch
«Gesetzgebung und Doktrin verursacht wurden, hervorge-
((gangen.»

Meende men vroeger, dat de wissel een ruil van geld was,
zoodat de waarde, die aan den trekker door den nemer
betaald werd, ook geld moest zijn thans was men reeds
vau deze stelling afgeweken, en de nemer kon volstaan,
met de waarde te betalen; waarin die nu bestoiul, in on-
gemunt metajü of in goederen, deed niets ter zake.

Het gevolg hiervan was, dat de wisselhandel niet meer het
monopolie van de wisselaars bleef, maar dat ieder handelaar
zich van wissels bediende.

Het endosseeren van wissels kwam weldiu algemeen in
gebruik en werd door wetten en verordeningen bevestigd en
geregeld Toen de geUlcircuIatie .in den nieuweren tijd

\') T. .1. 1). bl. 178.

Zoo vindon wij in do ondo wissoloxomplaron niot allocii aaiigogovon, lioo-
vcol door don nonior was betaald gowordou, maar ook do muntsoort, dio hij
gegovon liad, cn somtijds don koors, waarlogon do ontvangonc goldsom was
borokond gowordon.

Wet van do stad Napcis van 8 November 1007 (zic v. ^MAiiraxs, t a. p.
bl. 77); Alozo is do oudsto bekende wet, dio hot ondosscmont noomt; daarin
wordt bepaald, dat wissels, dio aan order luiden, maar wmniajil mogen goön-
dosscord wordon, on dat do handtookoning vau don ondossant door conon
notaris moet gologalisocrd wordon, torwijl hij lioofdolijk voor hot gchool go-
houden blijft. De verordening, dio wat oudheid aangaat, hierop volgt is oen

-ocr page 15-

5

meer algemeen wei-d, begon de niet-koopman ook den wissel
te gebruiken om te betalen en te ontvangen, en zoozeer is
thans het endossement met het begrip wissel ineengesmol-
ten , dat in den Code, een wissel, die niet aan order gesteld
is, dus die niet voor een endossement vatbaar is, niet als
zoodanig erkend wordt

willekeur van Amsterdam van don 21»\'"\' Januari 1G51, zio art. 1 ; vervolgens
oen Koninklijke doclaratio vau 9 Jan. IGCi (Fransch) en do Ordonnance sur
lo Commerce 1673.

\') C. d. G. art. 110: „Ello est à l\'onlro d\'nn tiei-s, ou à l\'ordre du tireur lui-
mêmo".

-ocr page 16-

HOOFDSTUK II.

net oiiYolledige cndosseincut Yolgeiis liet Wetboek
A^aii Koopliaiidel.

Ook in Nederland is het endossement bij de wet geregeld.
Zij erkent uit(h\'ukkelijk drie wijzen van endosseorcn, on wel:
\'1®. hot volledige endossement, dat aan bepaalde vormen
gebonden is, maar dan ook den eigendom van den wissel
overdraagt ;

2". het blanco-endossement, dat geboren wordt door dc
• enkele naamtoekcning van den endossant op den wissel,
en dat dezelfde gevolgen als het volledige heeil; on
3°. hot onvolledige endossement.

Uit hot gemis aan verbodsbepalingen, en uil ccn
plaats in onze wet wiuir or oj» gedoeld wordt, njogen
wij opmaken, dat zij ook orkent:
4°. het procura-endossement.

Welke nu do woi king van dc twee laatst opgenoemde
endossementen is, de talrijke kwc.stiön to bespreken, die
door de onvolledige redactie onzer wisselwet ontstaan, mijne
meening daarover te ontwikkelen on do wetsbepalingen tc
toetsen aan de in onzen tijd geldende wis.scltlicoric, is het
onderwerp en doel dezer jnoevo.

-ocr page 17-

Nadat onze wetgever in art. 133 verklaard had, dat wissel-
brieven, die aan order luiden, geëndosseerd kunnen worden,
bepaalde hij in het volgende artikel op welke wijze dit moest
geschieden. Een endossement dat aan al de vereischten voldoet,
welke art. 134 opnoemt, heet regulier of volledig. Indien
een endossement nu een dier vereischten mist, dan draagt
het den eigendom van den wissel niet over, maar wordt
voor eene volmacht gehouden. Zien wij nu welke die
vereischten zijn:

het moet gedagtcekend zijn, en onderteekend door

den endossïmt,
het behelst den naam van den pei-soon aan wien
of aan wiens order de betaling moet geschieden,
het moet bevatten de woorden: «waarde genoten»
of «waarde in rekening.»

Nu begrijpt een ieder, dat als het endossement niet
oiulcrteekend is, of als het den naam van den geëndosseerde
niet bevat, het niet in de termen van art. 135 valt; wel
zegt dit artikel zulks niet, maar het spreekt van zelf,
omdat in het eerste geval niet bekend zou zijn, wie het
endossement cr op geschreven heeft, zoodat men niet kon
weten of de schrijver wel rechthebbende was, en men in
het tweede geval wol niet zal meenen, dat hier eene last-
gevuig aan toonder mogelijk is liet komt cr dus op
neer, dat alleen het ontbreken van dagteekoning of valuta-
clausule len gevolge hebben, dat het endossement voor

\') Do Duitsclio jurislcu Ii\\(oii laslgnviiig luvn (<x)iulor loo, tUwli in iloii vorm
van oon blaiico-nndossomont;
bij luit ontbrokon van oouigo bopalingtui hiorom-
Ironl in cmzo wol, acht
ik hot ook hior to lanclo gcworlooftl; do vorm da»
zijn, do
luindlookoning van don ondossant mol bijvoeging van „in pnwum"
„t«r
inwisswïring"; daardoor wordt<lor houdor pnwurist van don blanco-
ondossant.
lliorbovon wordt oclilor niot van con bhvnco ondossomonl. gttspn)-
kon, maar. van oen, waanuvn alUion dc naam van don gwndossccnlo
ontbnwkl,
<in ik horliwil dat zulk oen ondosscmont onlKwlaanlmr is, zmnlat mon
cr goon kracht aan
kan toekennen, on iict als niot gosclirovcn moot bo-
Rchouwd worden.

-ocr page 18-

8

lastgeving gehouden wordt. De kleinste vergissing van den
endossant zou dus aan den wissel zijn hoofdeigenschap,
nml. die van circulatiepapier, ontnemen. Zóó was dan ook
de toestand in het Fransche rccht, waar de Code in art. 137
de vereischten voor een regulier endossement opnoemde,
en in art. 138 bepaalde: «si l\'endossement n\'est pas con-
«forme aux dispositions de l\'article précédent, il n\'opère pas
«le transport, il n\'est qu\'une procuration.» Begrijpelijk is het]
echter dat de geheele Fransche handel hiertegen opkwam

Onze wetgever, deels hiervan bewust, deels het artikel
van den Code willende aanvullen, welks onvolledigheid tot
vele rechtskwestiën had aanleiding gegeven, voerde twee
nieuwe\' bepahngen in, ninl. 1". dat de lasthebber zelfs in
rechten den inhoud van den wissel kan invorderen, en
dat, indien het onvolledig endossement aan order gesteld
is, de lasthebber bevoegd is, om den eigendom van den
wissel bij endossement over te dragen, behoudens zijne
verantwoordelijkheid aan zijnen lasthebber; tevens voordo bij
ook als tegemoetkoming iian de klachten van den handel, doch
weinig consequent met art. 135, bet blanco-endo.ssemont in.

De meerdere omschrijving van do gevolgen van het irre-
guliere endossement hebben cchtcr tot bet ontslaan van
nieuwen strijd aanleiding gegeven.

Volgens ons Nederlandsch wisselrecht wordt ccn irre-
gulier endossement voor ecnc lastgeving gehouden, strek-
kende om den inhoud zelfs in rechten in to vorderen;
het is dus cenc vooronderstelling waar dc wet eenige
gevolgen aan knoopt, maar welk zal het gevolg zijn, als
die vooronderstelling eens waarheid wordt? zullen de rechten
die de wet aan eenige presumptie hecht, ook toegekend
mogen worden aan eene lastgeving e.xpressis verbis?

\') Frkmkuy, EtudM, bl. 132.

Ik inocn dat do wot aan do vorklaring oono nndcrc kracht toekent dan
do schrijver cr in hoeft willen leggen; of het cchler een iirosnniptio juri.s is,
zlo bl. 39.

-ocr page 19-

9

Ik bedoel hiermede het procura-endossement.

Dit heeft namelijk dan plaats, wanneer de houder, waar-
schijnlijk om reden dat hij zelf verhinderd is, de waarde van
den wissel door een ander wil laten ontvangen; hij plaatst
dan een endossement op den wissel en zet er bij: «perpro-
curan», «ter incas-seering», «zum Ehikassirung», «zum
Inkasso», enz., enz.

Mr. Vis.?ering, \') die deze kwestie bespreekt, komt tot de
conclusie, dat een procura-endossement geen endossement
is; hij oordeelt het eene onderhandsche akte van lastgeving.
Die akte, zegt hij, is ofschoon niet voorgeschreven, toch
bestaanbaar volgens ons Nederlandsch wisselrecht, maar
terwijl cen irregulier endossement nog tot zekere wissel-
handelingen kan leiden, kan ccn duidelijk uitgedridct procura-
endossement zulks niet, in één woord hij omhelst ile begin-
selen der Algemeine Deutsche Wechselordnung, waarvan
art. \'17, nadat het den. kistbebber bet recht toegekend heell
om de wisselvordering in tc stellen, protest te laten opma-
ken, dit aan den vooiinan zijns lastgevers le notiliceeren
enz., bepiudt, dat de mandataris zijne bevoegdheid aan een
ander door cen volgend procura-endossement mag overdra-
gen, maar hem onbevoegd verklaart, om den eigendom des
wissels bij volledig of blanco-endossement over to dragen,
zelfs dan, wanneer het procura-endossement aan order giv
steld is. »).

Eenen bestrijder zijner meening hcefl hij in Mr. J. O. Kist
gevonden. Dezo zoekt cen eerste argument in de woorden
van dc wet; dozo toch spreekt in het algemeen van endos-
sementen die de veroiscbten van een volledig missen; zij

<) Hot Wissolrocht dor XIX-" oouw, bl. 38.

Of doy«) boiMvlingcu good Kijii, on in hoovorro 7.ij .stroken mot do
andoro boginsolon in dozo wet iiitgodrnkt, dio op liet fornioolo karaklor dor
wi.ssolvorbintcuis gol)a.soürd is, wil ik hior niot
iHwjirckcu, maar lator, wnnr
ik do ni. i. waro loer van hot procuni-cndossoinont zal boliandolon.
llcginsolon van Ilandolsrocht, bl,

-ocr page 20-

10

worden voor lastgeving gehouden, en geven, zoo zij aan
order luiden, de bevoegdheid om den eigendom over te
dragen. Of die endossementen de lastgeving nu min of
meer duidelijk uitdmkken, doet niets ter zake, het is
voldoende, als zij de vereischten van een volledig endosse-
ment missen, en daar een procura-endossement ook een
der voreischten van een volledig mist (valutii-clausulo), valt
het onder de bepalingen van art. 135. Maar al ^ielen die
endossementen niet onder de bepalingen van irreguliere
endossementen, dan zou er toch geen reden zijn, om op
endossementen, die eene uitdrukkelijke volmacht inhouden,
andere rechtsbeginselen toe te passen dan op degenen, die
door de wet voor volmachten gehouden, en dus daarmede
gelijk gesteld worden.

^Ir. Veltman kiest partij voor Mr. Vissering, cn wel
op dc volgende gronden: dat art. 135, liandolende over het
onvolledige endossement, ook het procura-cndossement op
het oog heeft, laat zich niet met recht beweren, omdat
onze wetgever bij dat artikel alleen dc gevolgen van die
endossementen, die, als niet
volledig zijnde, geeno cigen-
domsovordracbt ten govolgo hebben, hooft willen regelen.
Dat een procura-oiidossement ook eene lastgeving is, spreekt
van zelf; hij kan dus hier niet aan die endossementen go-
dacht bobben. Ook gelooft
iMr. Velt.man niet, dat men
bier het tweede lid van art. 135 analogisch mag toepassen,
omdat daar juist uitzondering o]) do regelen van last-
lastgcving gemaakt; dio uitzonderingen zijn oclilor strictac
interpretationis, cn mogen volstrekt niet tot het ])rocui-a-
endossement uitgobroid worden.

Ook ik moet mij togen Mr. Kist verklaren. Uit hot
artikel zelf, zoowel als uit dc beraadslagingen blijkt, dat
de wetgever hier niet aan hot procura-ondossemont gedacht
heeft; met geen onkel woord wordt bij
Vüouduin, waar hij

\') Zio zijno (Ussortatio: Eiulossoinont van wissoibriovon, 1)1. 77 v.

-ocr page 21-

-11

(Ut artikel behandelt \'), van het ojiperen zelfs van een zoo-
danig geval melding gemaakt; de wetgever heeft alleen aan
eigendomsoverdracht gedacht; nog steunende op de leer
van het pactum cambii, en onder invloed van den Code,
riep hij artt. 134 en 135 in het leven, en waar eigen-
domsoverdracht volgens zijn leer onmogelijk was, gaf hij er
een mandaat voor in de plaats, met zekere gevolgen.

Uit art. 242 W.\'v. K. kan men opmaken dat de wetgever
het procura endossement toestaat; dit artikel bevat het rccht
om wisselbrieven, die niet betaald zijn, en die aan den
failliet ter hand gesteld waren, alleenlijk met «last om
«dezelve in te vorderen, en het beloop daarvan ter beschik-
«king van den zender te houden, of om daaruit bepaalde-
«lijk aangewezen betalingen tc doen,» te reclamceren. De
wetgever heeft waarschijnlijk hierbij gedacht aan dc wissels
bescbi even in art. 111, en aan wissels met procura-endosse-
inenten er op.

Waar bet im duidelijk blijkt dat het procura-endos-
sement niet onder de be\\)alingcn van art. 1135 valt, gaat
liet in. i. niet aan, om, al laten dc woorden der wet liet
toe, bet er toch onder to schuiven; zulks is niet alleen met
de bedoeling van den wetgever, maar ook met den geest
der wel in strijd. Ilct tweede argument van Mr.
Kist
komt mij voor nog veel minder verdedigbaar tezijii. Endos-
sementen, die voor volmachten gehouden worden, zijn bet
gevolg vau eene onnauwkeurigheid, van eene vergissing
van den endossant, en indien de wclgcver niet al. 2 van arl.
135 in de wet o])genomen had, zou, volgens zijne ineening,
het circulatie vermogen van den wissel verbroken zijn.
Hij cen piocura-cndossement is het een geheel ander geval;
het ophouden van het circulatie vermogen beru.st bier
niet op ücne vergissing, maar op den ojizcttelijken wil

\') 151. 595—5\'js.

Nntuurlijk voor zijn fnillissuniont.

-ocr page 22-

-12

van den endossant; deze wil niet dat de wissel verder in
omloop gebracht worde, hij zelf wil eigenaar blijven, maar
geeft procm-a tot incasseering, omdat hij zelf de som, inden
wissel uitgedrukt, niet bij den betrokkene kan gaan ontvan-
gen; bij heeft de gevolgen van zijn daad gekend, want hij
heeft hen gewild.

Terecht oordeelt daarom Mr. Veltman dat de rechts-
regelen die bij lastgeving gelden, hier moeten toegepast
worden.

Wanneer kan de lasthebber nu vervreemden? Het ant-
woord hierop geeft ons art. 1840 B. W. Indien hetprocuni-
endossement niet aan order luidt, dan mag de lasthebber,
volgens voormeld artikel, eenen submandataris in zijn plaats
stellen, maar omdat bij daar geen macht toe bekomen
heeft, is hij voor dien persoon aansprakelijk; is bet daar-
entegen wel aan order gesteld, dan kan hij ook een sub-
mandataris aimstellen, maar is niet verantwoordelijk

Eene andere vraag is echter, welke is de kracht van een
volfedig endossement door dien lastbebber op den wissel
gesteld? is de volledig geëndosseerde «laarom nu geen eige-
naar? is hij niet bevoegd om de wisselvordering in te stellen,
of de regresactie, en is de acceptant, als hij aan dezen
beliialt, wel deugdelijk gekweten?

Juist omdat het procura-endossement niet behandeld is
in onze wisselwet, mag men er de- thans geldende, en naar
mijne overtuiging ware, leer van het formeele kanikter van ^
den wissel, op toepassen, cn volgens die beginselen is de^
volledig geëndosseerde wel eigen.\'uir. Hij kan dus de bèta- i\'
ling ontvangen, in geval van non-betaling protest laten
opmaken, en de regresactie tegen den trekker,\'de vroegere
endospnten en ook zijnen endossant instellen, maar hij zal ^^

\') T. a. p. 1)1. 78.

s) Ik incoii hior niol rc!grc.splicliUg, inivar vorantwoonlolijk jogons zijn Ijist-
govcr.

-ocr page 23-

13

geene regresactie hebben tegen hem die het prociira-endos-
sement op den wissel gesteld heeft: deze heeft zich niet
wisselrechteiijk verbonden, en is dus niet regresplichtig.

Welke zijn nu de rechten van den per procura geën-
dosseerde? Voor dit geval hebben wij hem slechts te be-
schouwen als lasthebber, en ik herhaal het, de gewone
regelen van lastgeving zijn hier toepasselijk; even als een
bode of kantoorbediende, presenteert hij den wissel bij den
betrokkene en deze ziet uit het procura-endossement, dat
hij rechtmatig houder is, (iets wat bij een bode, die niot
per procuram geëndosseerd is niet uit den wissel gelezen
kan worden), en dat hij door aan hem tc betalen deugdelijk
gekweten is. Indien de acceptant nu betaling weigert, is
hij verplicht, tegenover zijnen lastgever, zulks le laten (con-
stateeren door het protest, en kan do wisselvonlering in-
stellen. Hij moet zulks doen op naam vau zijnen lastgever;
hij zou het ook wel kuimen doen op zijn eigen naam doch
(puvlitate (pia, on met bijvoeging van den naam zijns last-
gevers, onulat hij evenals do per procui\'a geëndosseerde
van de A. D. W. ((wechselmiissig» ó(3ii persoon met zijn
lastgever uitmaakt, cn do exceptiones ex persona iiulossantis
op hem toepasselijk zijn.

Koeren wij thans tot hot onvolledige endossement terug
en bespreken wij do verschillende kwestiën die uit do ge-
brekkige redactio van art. 135 zijn voortgevloeid. Het artikel
luidt als volgt:

«Het ciulossement de vereischten missende, bij hot vorige
((artikel omschreven, wordt tusschon den endossant eu den-
«genc, aan wien hij den wisselbrief heell geëndoss(ïerd,
((voor eene volmacht gehouden slnikkeude om den inhoud
«des wisselbriefs zelfs in rechten in te vorderen.

ctindien het endossement aan de order van den geëndos-
«seerde is gesteld, heeft deze de bevoegdheid om den eigen-

-ocr page 24-

14

«dom des -svisselbriefs bij endossement over te dragen, be-
«houdens zijne verantwoordelijkheid jegens zijnen lastgever.»

De voornaamste kwestie is deze: welke beteekenis moet men
aan de eerste alinea van dit artikel hechten? heeft de wet-
gever, door te zeggen «het endossement wordt tusschen
den endossant en dengene aan wien hij den wisselbrief heeft
geëndosseerd voor eene volmacht gehouden» willen bepalen
dat zulk een irregulier endossement ten opzichte van alle
anderen de werking van een volledig endossement heeft, of
m. a. w. moet men onderscheid maken tusschen de wer-
king van het endossement naar buiten en die naar binnen?

Deze vraag deed zich reeds spoedig op na de inwerking
treding onzer wetboeken, en is tot nu toe do oomak van
strijd tusschen onze voornaamste juristen gebleven.
De Pinto,
Modderman, Mom Viscii, Diephuis, Veltman
en Kist heb-
ben haar allen in het breede behandeld, en in verschillenden
zin beantwoord. Duidelijk kan men juist bij de behandeling
dezer vraag don invloed der nieuwe wisseltheorieopmeikon,
zoodat dc gronden, waarop o. a. Mr.
de Pinto haar toestem-
mend beantwoordt, geheel andere zijn, dan waarop Mr.
Kist
tot dezelfde conclusie komt. Toch wil ik don govoerdon strijd
van den beginne af tnichten to beschrijven, omdat ik tevens
daarbij dc gelegenheid zal hebben den Code do Commerco,
en dc jurisprudentie over zijn art. 138 te behandelen.

Vooreerst verdient een opstel in Themis 18i3 vermelding,
dat ik geheel afzonderlijk van andere verhandelingen wensch
te behandelen, omdat het tegelijk een paar andere onder-
werpen van wissolrocht aanroert, cn ik zoodoende in dc
gelegenheid kom, om ook daarover mijne mcening uiteen to
zetten.

De schrijver in Themis \'), Mr. A. de Pinto, stelt eigenlijk
drie vragen: welk is ten ajinzicn van den accept\'int hot
rechtsgevolg van cen onvolledig cndos.scnient gesteld op ccn

O Themis -IV. 1,1. 4<j.

-ocr page 25-

15

wissel aan de order van den trekleer? Welke is de ver-
houding tusschen acceptant en geëndosseerde bij zoodanig
endossement? Geldt de bepaling, dat het onvolledig endos-
sement wordt gehouden voor volmacht om den inhoud des
wissels zelfs in rechten te vorderen ook voor trekkingen aan
eigen order? De beantwoording der tweede vraag, is eigen-
lijk het antwoord ook op de beide anderen. Dat de bepa-
lingen van art. 135 zoowel voor wissels aan eigen order,
als voor alle anderen geldt, en oveml hetzelfde rechüjgevolg
zal liebben, zal wel iedereen toegeven, maar hoewel het
niet uitdrukkelijk geschreven staat, komt het mij toch voor,
dat door het stellen der eerste vraag Mr.
de Pinto wil
vragen, wat cr gebeuren zal als men in de tweede niet zoo
concludeert als hij, hoe zal men dan cen wissel aan den
order van den trekker, waarvan het eerste en eenige endos-
sement onvolledig is, verklaren. Hoewel ik tot dezelfde
eindconclusie als de geachte .schrijver kom, kan ik, zijne
andere mecningen niet geheel dcclcn.

In het algemeen, zegt bij, ontstiuit er tusschen trekker
en betrokkene cenc handeling van lastgeving door de
acceptatie, wjmrbij de acceptant aanneemt om een zekere
som aan den nemer of zijn order tc voldoen. Dc trekker
kan nu aan dc acceptatie geene andere vordei ing ontleenen,
dan dc actio mandati, welke hem dan ook bij dc wet ge-
geven wordt, met name art. r48. Passen wij dit nu op den
wissel aan eigen order toe, dan zien wij dat dc acceptant
zich verbonden heeft om te betalen aan de ordei- van den
trekker, niet aan den trekker zelvcn, want cen geschrift,
dat niets zou bevatten dan eene belofte van den accepUint
om aan den trekker te betalen, zou geen wissel zijn. Voorts
moet men in het oog houden, dat dc wet trekkingen aan
eigen order veroorlovende, geen bizondere bepalingen voor
deze wisselsoort maakt, waaruit vooitvloeit, dat dc gewone
vooi-schriften op haar van toepassing zijn, cn dat de ver-
houding tusschen accepUint cn trekker, ook hier die van

-ocr page 26-

16

lastgeving is. Nu komt hij tot zijn hoofdargument, en zegt:
het verschil tusschen een wissel, getrokken aan de order
van den trekker, en een wssel, geheel overeenkomstig de
voorschriften van art. 100, bestaat hierin, dat de laatste
eigenlijk geen wissel is vóór het endossement. Ook bij den
wissel aan eigen order, geeft de trekker last om te betalen
aan eenen derde, maar terwijl bij eenen wissel, overeenkomstig
art. 100, de nemer reeds dadelijk bekend is, is hij hier nog
niet bekend, maar zal later worden aangewezen, wat door
het endossement geschiedt. Ook hier moet plaats hebben
een overdracht van schuld of crediet, een koop of cessie;
er moet zijn iemand die verkoopt en overdraagt, en iemand
die koopt en betaalt. Hier zal het dus dc «order» zijn, die
met den trekker dat contract sluit, en daarom is pas na
het sluiten daarvan, dus na het endossement, de wissel een
volkomen wissel. Daarbij komt, dat iedere wissel moet be-
vatten de valuta-clausule; als dio woorden nu op ecu wissel
aan eigen order staan hebben zij geen zin, want de trekker
kan toch van zich zelf de waarde niet genoten hebben; zij
beteekenen dat hij de waarde genoten heeft van zijn «order»;
van daar dat de meeste schrijvers leeren, dat het voldoende
is, als die woorden in het endossement voorkomen. Wei
strijdt zulks met de woorden der wet, (nml. art. 100),maar
ook deze moeilijkheid vervalt, als men aanneemt, dat een
wissel aan eigen order, dan pas volkomen is, als hij eenmaal
geëndosseerd is. De trekker krijgt dus geen wisselactie tegen
den acceptant; door een volledig endossement wordt de ge-
ëndosseerde eigenaar, en heeft dus eene wisselactie. IMj
onvolledig endossement is hij cchtcr geen eigenaar; nu zou
men kunnen redeneeren: omdat hij lasthebber-is, heeft hij
niet meer rechten, dan zijn lastgever, deze heeft geen
wissefactie tegen den acceptant, dus hij ook niet. Art. 135
geldt echter ook voor wissels aan eigen order, en daarin lezen
wij, dar~de~onvblIédig geëndosseérde" den inhoud van den
wisselbrief zelfs in rechten mag vorderen. Dit sluit niet,

-ocr page 27-

17

maar gelukkig helpt ditzelfde artikel ons uit den nood;
het onyolledige_endossement is wel eene vol
macht, maar
alleen tusschen endossant en geëndosseerde, niet tegenover
derden, en geldt dus"tegenover den acceptant als volledig
endossement;

Tot zoover Mr. de Pinto ; zijne verschillende redeneeringen
zullen tegenwoordig door de meeste schrijvers wel niet meer
gevolgd worden.

Wat de verhouding tusschen trekker en acceptant, en de
conclusien daaromti-cnt die hij trekt betreft, moet ik opmerken,
dat art. l\'iO K. twee bei)alingen bevat; de eei-ste, die Mr.
de
Pinto
ook aariliaalt, is: dat tusschen trekker en acceptant
eene handeling van lastgeving ontstaat; dat deze bepahng
der wet zeer gewaagd en dikwijls onwaar blijkt te zijn, is
duidelijk, als men zich maar bot veelvuldig voorkomende
geval voor den geest roept, waarin iemand last geeft om
óp bein te trekken, om de lastige geldvci^ending tc voor-
komen; in dit geval is de beti-okkene lastgever en do
trekkerlastbebber, juist bet omgekeerde van wat art.
140 voorstelt. Oj) grond van dit artikel geeft de wot
aan don trekker de actie van art. 148, welk artikel
weder op het geval ziet, dat een wissel van non-betaling
geprotesteerd wordt; de trekker zal volgens dc wet ver-
goeding van dc schade, die hij ten gevolge der niel-
b(;tiding geleden heell, kunnen eischen, maar hieruit volgt
volstrekt niet dat bij geene andere rechtsvordering kan
hebben tegen deu acceptant. Dc rechtsvordering bedoeld
in art. l\'i-8, staat gebeel buiten den wis.sel en is dezelfde
die beschreven wordt in art. 1837 al. I H. W.; de wet
spreekt hier over het pactum de acceptando, dat evenals
bet pactum de cambiando geheel op het gebied van hel
civiel recht te huis behoort. De tweede bei)aling, die dit
iirt. 140, bevat is: dat dc acceptant zich door zijne accep-
tatie verbindt om den wissel op den vervaltijd aan den
houder tc voldoen. Deze bepaling is geheel overeenkomstig

2

-ocr page 28-

18

de nieuwe wisseltiieorie, die in de acceptatie eene abstracte
formeele obligatie ziet, omdat zij berust op de wilsverklaring
van den acceptant, door een formeele daad kenbaar ge-
maakt, nml. door het schrijven van zijn wilsverklaring op
den wissel \').

Deze bepaling wordt in onze wisselwet telkens herhaald,
zooals in art. 144, waar staat, dat de acceptatie den
houder het recht geeft om betaling des wisselbi-iefs van den
acceptant te vragen, en in art. 14G: «allen, die eenen wissel-
«brief — geaccepteerd — hebben, zijn ieder voor het go-
«heel veri)licht den
houder te waarborgen». Wie nu dio
houder is of zijn kan, zegt dc wet niet, en daaruit mag
men vrijelijk besluiten, dat ook do trekker als houder kan
optreden en dat hij, zelfs al ontzegt men hem als trekker
eene wisselactio, die als houder toch kan instellen. Stellen
wij ons slechts het geval voor, dat do trekker van cen
volledigon wissel, dio geaccepteerd is, houder van zijn oigon
wissel wordt, doordat de vorige houder hem dien geëndos-
seerd hooft (het geval zal zokor niet <likwijls voorkomen,
maar dat doet niet ter zake); nu is hij ook rechtmatig
ho\'uder, hij hoeft zijn eigen wissel gekregen door ccn vol-
ledig endossement, zou men hem nu qua houder cen wissol-
actie tegen den accopümt kunnen ontzeggen? hnmors noen.
Daarenboven vorgete men\' niet dat do trcïkkcn- volgons do
nieuwe theorie, blijkens dc A. D. W.
chmi wissolactic? tegen
den accopümt heeft cn
Kuntze huldigt dio loer ook.
Mr.
Kist \') zou haar, wat ons rccht betroll, de juro consti-
tuondo gowonscht achten.

\') IIaiitmann vorgolijkt do (vccopüitio zoor oigoiiiiAnlig nii in, i. jnisl hijooii
„Eigener Wocliscl in anderer Gestalt".

) Art. 23 al. 2.

\') T. a. p. bl. yO. „Der accoplirondo Trassat verpflichtet sich sännntlichcn
„Wocliselintorossontcn, mithin auch dem Trassanten selbst, da dieser, um seiner
„llogrcssvcrbindlichkoit willen, ein oigeuos Intorcsso an der Krfülling das Ac-
„coptos hat, u. s. w."

<) T. a. p. bl. 1G7. v.

-ocr page 29-

19

De beweringen van Mr. de Pinto over den wissel aan eigen
order zijn geheel weórlegd door Mr.
Kist die aantoont dat
de trekker van een geaccepteerden wissel aan eigen order,
reeds vóór het endossement een wisselactie als houder tegen
den acceptant heeft, al moet men hem die, volgens ons
recht, als voortspruitende uit zijne qualiteit als trekker ont-
zeggen; daarenboven meen ik, dat Mr.
de Pinto, toen hij
beweerde dat de acceptant zich aan de
order van den trekker
verbond, vergeten heell, dat die
order niet een volledig
geëndosseerde behoefde te zijn, maar dat een ieder die den
wissel langs wisselrechtelijken weg, dus hetzij per volledig
of blanco, hetzij per onvolledig of procura-endossement, van
den trekker ontvangen heeft, als zijn orrfc?\'to beschouwen is.

Al (Ie overige argumenten zijn gebaseerd 0{) de in vroeger
tijd gehuldigde leer van het contrat de dränge, door
Potiiieu
ontwikkeld, welke leer sedert het ontstaan dor nieuwere
theoriëu, door
Kinkut, Lieue, Thöi- en Kuntzk verklaard,
geheel o|)gegeveu is. Ten laatste, wat ik ook aangestipt heb,
bespreekt hij do woorden der wet -- de beteekenis daarvan
is eigenlijk wel het groote strijdpunt —; eu zij worden door
Mrs.
Modderman, Mom Visen en Dieimiuis in den eenen
geest, door Mrs.
de Plnto, Kist en Vei.tman weder andei-s
uitgelogd, waarom ik alle deze schrijvei-s in dit opzicht iu
eens wensch te behandelen. Terwijl ik nu historisch den
ooi-sprong van ons art. 1115 en zijne veranderingen zal nagium,
zal ik 1 rächten bij het ontwikkelen en uiteenzetten van
mijne eigene ineening de verschillende argumenten van ge-
noemde .schrijvers to bespreken.

Ons artikel dan is overgenomen uit den Codo, die het
weder aan de Ordonnance sur le Commerce van 1073 ont-j^\'-
lecnd heell.

liet procum-endossement schijnt reeds vroeger dan voor-
^melde verordening in gebruik geweest tc zijn; ten minste

\') Ook door Mr. Dikimiuis, Humlbook voor hol Nodorl. hamlolsrochl, I bl. Ißt.

-ocr page 30-

20

l^réjiéhy \') verhaalt ons, dat Cleirac, die omstreeks het
jaar 1650 schreef^), opteekent, echter niet als iets nieuws,
dat de orderclausule den nemer machtigde om de schuld-
vordering, die in den wissel besloten ligt, te cedeeren, of
om een procurator door middel van endossement aan te
stellen, om de wisselsom te ontvangen. —
Fréméry verhaalt
ons verder, dat de eigenaar van een wisselbrief altijd, over-
eenkomstig het civiele recht, de macht gehad heeft om
mandaat tc geven tot incasseering van den wissel, of om
zijn vorderingsrecht te cedeeren, maar dat het toen gebruik
werd om die procuratie of cessie te bewerkstelligen, dooi\'
haar zonder eenigen bepaalden vorm op den wisselbrief zelf
te schrijven. De rechtshandeling die de eigenaar op het oog
had, moest natuurlijk duidelijk blijken; van daar dat men
aannam, dat «UEd. geli
eve te betalen aanj^) eene procu-
ratie, en ((UË97~\'geliGv^c^j)etaIen
aan N.. waarde, genoteiD)
eene eigendomsoverdracht was.

Het was natuurlijk dat de bezitter van een wissel met blanco-
endossement er op, er een volledig endossement op kon
plaatsen, en ingeval hij geen eigenaar was, zich toch als
zoo\'danig kon gedragen. Men dacht, dat het eenige middel
om dit te verhelpen cn om bedriegerijen te beteugelen, be-
stond in wetsbepalingen.

De Ordonnance van 1073 bepaalt dan in titel V, art.-\\XIII
de vereiscliten voor een volledig endoteement, zooals dc hand-
teckening van den endossant, den datum, cn den naam van
hem «qui a payé la valeur en argent, marchandises ou
«autrement»; bij hct ontbreken van slechts een dier ver-
oiscbten , zegt art.
X\\N : (des lettres seront réputées appartenir
«à celui, qui les aura endossées», en om aan (fe woorden
van wet nog meer kracht en ge.strengheid tc geven,
voegde men als slotbepaling aan dit artikel toe: «et pour-

\') Etudes bl. 127 v.

Comniorco dos lottros do cliaugo. llordoaiix, 1059.

-ocr page 31-

21

«ront estre saisies par ses créanciers, et compensées par
«ses redevables».

Ieder endossement dus, dat niet volledig is, wordt een
procura-endossement, zoodat van toen af de blanco-endos-
sementen ook tot dc laatsten behoorden.

Ook bij PiiooNSEN \') vinden wij bijna dit zelfde systeem
toegepast, want nadat bij in art. VIII van capnt IX gezegd
heeft, hoe men endosseert en er in art. XIII bijgevoegd heett,
dat men er dc plaats en den tijd waar en wanneer ge-
ëndosseerd is, bij moet zetten, zegt hij in art. XII:.
«wanneer een endossement eenvoudig houdt: betaal voor mij
«aan, N. sonder dat\'er bijgevoegd staat van wie de waarde,
«ofte met wie gcwisselt ofte gerescontrcei\'t, soo werdt het
«selve maar voor een simple ordre, en den Endossîint nocb
«voor den princijuile Houder des Wisselbriefs gehouden.))

In een paar volgende artikels, laakt hij de onvoorzich-
tigheid om in blanco to endosseeren, en vooral om in blanco
geëndosseerde wi.«5sels, te laten circuleeren, zonder er een
verder endossement oj) tc plaatsen.

Dat de bepalingen van de Ordonnance zeer hinderlijk cn
bclcnnncrend voor den handel waren, waarvan het gevolg was,
dat zij niet opgevolgd werden, wat de regeering oogluikend

\') Wissolstijl tot Aiustordnin.

\') l)c7.o is lit) oonigo mij bckomlo plnaLs, wanr do plimts, wimrgoëndohstxird
is, vorl.\'iDgd wonltj botor wnro nog «lo
\\vtk)ni»li«U.h van don «indossant govordi\'nl
gowü<wt, omdat hot voor don h()n«l«)r zoor mooilijk zal zijn, om, indien hijop«)on
dor ondossjinton nignw wil noinon, dien» \\voonphui(.s o]) to sporon. Zulks word
dan ook in do conforoutio, lx)last m«)t hot saniouslollen dor A. 1). W., d«)ordon
Konlsphon afgovaanligden CA>irnAi;aKN boloogil (Pniloc. d. Conf. VI« zitting.
Ki). Haskkmann bl. 10); hot is n). i. zoor te botrouren dat dozo nuttige be-
paling in voonnoldo wet, niet opgonon)en is.

Ook Cinm (Trwliso on bills «if «)xchango and proniissory notes, Hd. ISIO,
bl. 22ü) zogt: „\'Whoro the rmidfHce of tlio indorser of a bill is notwollknown
„in the commercial w«)rld, it \\v«)idd bo mlvisable for hini in alt cases to nioiltion
iiin bis indorsemcnt the namo of tlie place whoro lie rosidos, so that the bolder
»may wiUiont dolay be enablod lo givo him notice of the dishonour of tlio
„bill." _

-ocr page 32-

22

toeliet, blijivt uit de beraadslagingen die gevoerd werden in
de commissie belast met het samenstellen van den Code de
Commerce. De heer
Corvetto oordeelde het, in de zitting
van den Conseil d\'Etat van den 29®\'°° Juni 1807, wenschelijk
om aan de blanco-endossementen dezelfde kracht te ver-
leenen, als aan de volledige, en bewees dus niet de vrees
van
Fréméry en Phoonsen daarvoor te deelen. Mij aclitto
zulks wensclielijk, omdat het handelsgebruik, in strijd met
de ürdonnanco, die kracht aan de blanco-endössmenten had
toegekend, en ook de kanselier\'
d\'Aguesseau, toen men hem
hierop wees als een misbruik dat tegengegaan moest worden,
van een ander gevoelen was. Op grond van bezwaren, door
Bégouen en Regnaud aangevoei\'d, nml. dat het eigendoms-
recht van den houder moest afhangen van oono geregelde
keten van endossementen, en niet van wat tusschen derden
verhandeld was geworden, cn dat die blanco-endossementen
tot fraudes aanleiding gaven, volhardde men bij dc bepalingen
der Ordonnanco.

Opmerkenswaardig zijn nog de woorden van Mr. Cretet,
dio zeido, dat, als men oon wissel aan oenou wisselmakelaar
geeft om hem te verkoopen, men or somtijds een blanco-cndos-
sement op plaatst, wat dan een procuratie is, maar dat, van
het oogenblik dat dc wissel verkocht is, dio [)i\'0curati0-kracht
ophoudt, en cr eigendomsoverdracht plaats heoft cn hetcnidos-
soment hooft plotseling de kracht vaneen volledig endossement
gekregen \'). Dit is echter niet geheel juist; door cr oen
blanco-endossement op to plaatsen, is do wissel ccn j)apicr
aan toonder geworden, cn men kan dus dc geheele handeling
van den wisselmakelaar vergelijken bij iemand, die aan ccn

m

ander ccn papier aan toondei- (bijv. cen bankbillet) geeft,
met last om het in geld om te ruilen. Dc la.slhcbber is
evenmin eigenaar als do wisselmakelaar, miuu- degene die
het van\' dezen lasthebber ontvangen heefl, is eigenaar.

\') IjOCRK, Légishtioii, CMe do Coinnicrco II, bl. fi."? v.

-ocr page 33-

23

Mr. corvetto wilde vervolgens de bepalingen van art.
XXV der Ordonnance, die de regeering daaruit wilde over
nemen, meer omschrijven en beperken, en stelde te dien
einde voor, om ddu slechts lastgeving aan te nemen, wan-
neer de order- of de valuta-clausule niet in het endosse-
^ ment voor kwamen ; zoodat het ontbreken van den datum
hetzij ten gevolge van opzet, hetzij ten gevolge van vergis-
sing, de werking van het endossement niet veranderde. Ziju
voorstel werd echter niet ondersteund un verviel dus.

Op deze wijze dau, werd het art. 138 lot wetsbepaling
verheven, en luidt: «Si l\'endossement n\'est pas confonne aux
«dispositions de l\'article précédent, il n\'opère pas le trans-
«port, il n\'est qu\'une procuialion.»

\\Vat deze woorden beteekenen, schijnt mij toe geene
moeilijk o[) to lossen kwestie to zijn, want hoewel ik niet
ontken, dat de beteekenis nog helderder had kunnen uitge-
drukt worden, is het aitikel toch geenszins onduidelijk.

leder onvolledig endossement is dus eene lastgeving; eeu
blauco-endossement, het weglaten der valuta-clausule, het
vergeten van den datum, elk van deze gebreken ontneemt
aan het endossement zijn kaïakter uml. eigendomsoverdracht.
Zijn de woorden vau het artikel nu voor eeue andere uit-
legging vatbaar, kunnen zij dubbelzinnig genoemd worden?
Ik meen vau uiet. Do Fransche jurisprudentie heell echter
menigmaal eene andere leer gehuldigd, en juist ouulat
eenige onzer grootste rechtsgeleei-dcn juist daarin eeu argu-
ment zoeken voor de verdediging van hun meeniug, heb ik
getracht de geheele wording vau arl. 138 van den Code
zoo nauwkeurig mogelijk le beschrijven. Uit deze historische
ontwikkeling meen ik de volgende conclusie (e mogen trekken,
djil_ile-onvolledig gcënd()sseei\'de tegenoviT zijuiui oulossaut
gelijksliuit met eenen lasthebber, dat hij tegeuoyer alle
Nmünsdüiklenaren in diezelfde betrekking innl. als maii-
«lidaris verkeert, zoodat een ieder, m. a. w. de accep-
tant, de vroegere eudossanten, de trekker,>avalgever en

-ocr page 34-

24

de acceptanten ter eere zich tegenover hem van dezelfde
e
xceptiën en ver\\veringen_jiiQgen_bedienen,zij tegSlt
zijnen lastgever hebben, en dat hij dan slechts" betaling
Van~d^ wisselsommag eischerï\'~óf~eènF 1\'egrësactie mag
instellen, wanneer hij zulks in zijne qnaliteit als mandataris
doet. En juist daarom durf ik zoo besluiten, omdat de
wetgever, die de harde bepalingen der ürdonnance kende,
en die daarop door den handel opmerkzaam gemaakt was,
toch niettegenstaande mannen als
Corvetto zich er tegen
verzetten, diezelfde bepaling heeft aangenomen en vast-
gesteld , zoodat de woorden van de wet strooken met de
zienswijze van den wetgever.

Ik meen dus, dat men ter uitlegging van art. 138 de wets-
bepalingen van den Code Civil omtrent lastgeving, moet
toepassen, en oordeel dat men het eenige verschil dat tus-
schen het civielrechtelijk mandaat, en het mandaat van
art. 138 C. de C. bestaat, hierin moet zoeken, dat het laatste,
omdat het op den wissel gesteld, en om zoo tc zeggen één
met den wissel geworden is, cenc uitzondering maakt op
art. 2003 C. C., nml. dat het noch door den dood, noch
dobr herroeping eindigt.

PoTiiiER stemt met het hierboven door mij ontwikkelde
in \'). Hij bespreekt ook de procui-a-endosscmcnten ; alhoewel
hij dezen naimi niet noemt, meen ik zulks le mogen opmaken
uit een plaats in zijn boek, waar bij het mandaat bespreekt,
dat een endossant aan zijnen geëndosseerde geeft Ier incas-
seering van de wisselsom. •"\') Hier geeft hij ook de formule
aan van zulk cen endossement en teekent o^), dat de geën-
dos.seerde, die meestal een bankier is, voor zijne moeite

een zeker loon geniet, provisie genaamd Daar nu het onvol-

-----

\') Coiitrat do cliango, § -H.

») T. a. I). § 42 cn § 82-\'iO.

Dii.s waar hot irregulier ondos.sciiiout uiot het govol}; is vim wïiio vergis-
sing, maar van den uit<lrukkclijkon wil dos slollors.

-ocr page 35-

25

ledige endossement ook een mandaat is, kunnen wij liet door
hem gezegde hierop toepassen.

PoTiiiER en Pardessus \') huldigen eene andere meening
omtrent de herroepelijkheid van het mandaat dan ik. Beiden
oordeelen op grond der herroepbaarheid van het civiel-
rechtelijk mandiuit, dat zulks ook hier kan plaats hebben.

De steller van zulk een endossement, kan den wissel terug-
vorderen en, ingeval de houder aan dien eiscb weigert te
voldoen, kan hij den betrokkene gehisten, om niet aan den
houder, maar aan den eigenaar van den wisselbrief te betalen.

VooHicrst heb ik hierop aan te merken, dat het zeer ge-
vaarlijk voor den acceptant is, om te betalen zonder den brief
in handen te krijgen ; voorts is de lastgeving van deu endos-
sant aan zijnen geëndosseerde een mandatum sui generis,
wat blijkt uit do drie volgende eigenaardigheden:
1". het kan niet bij monde aangegaan worden;
2". het moet per schrift aangegaan worden, en
3". dat schrift moot op den wissel zelf staan, dus moet de
wisselbrief zelf de drager van die lastgeving zijn.

(

Eindelijk zal de acceptant in groote onzekerheid verkecren;
hij ziet den brief met een deugdelijk endossement cr op,
dat den houder machtigt om te ontvangen, en aan den
anderen kant ontvangt hij eene vtnklaring van den endos-
s;int, die hem inisschiun geheel onbekend is, dat deze zijn
lastgeving herroept; wat lui als dc vervaldag nabij is, en
hem geen tijd tot informatie overschiet? Ik zou
]\\)tineu
Wel willen herinnercii aan zijne eigene verklaring*), dat
«nen voor dc einlossementen cenc uitzondering maakte op
de declai-atie van It) November 1702 (die de nietigheid van
alle cessie\'s enz. binnen de 10 dagen voor het faillisse-
ment gedaan uitsprak), «pour ne pas donner atteinte
«à la foi publique, sous hiquellc se lait la circulation tles

\') C-our» dû droit coiiiinorcini, dcol I, 1)1. 1!)7, § .\'{.\'il.
\'I\'.
II. p. bl. Ö0.

-ocr page 36-

26

«lettres de change!» Terwijl hij hier het belang aantoont,
dat het algemeen heeft bij het kennen van ieders bevoegd-
heden uit den wissel zelf, gaat hij diezelfde foi pubUquo
ondermijnen, door de herroepelijkheid van zulk een mandaat
te verdedigen.

Verder meont Fré.méry dat, hoewel de wet bepaalt dat een
irregulier endossement «n\'opére pas le tmnsport», men het
tegenovergestelde bewijzen mag, ingeval men den prijs van
den wissel betaald heeft \'); hij erkent dus een leer, die door
de handelsrechtbanken aangenomen, door do Cour de Cassa-
tion verworpen is.

Pardessus geeft den irregulier geëndosseerde, ingeval hij
de waarde van den wissol bètaald heeft, eene e.\\ccptio togen
zijnen lastgever, indien deze do door don acceptant botiuilde
som voidert, op grond dat hij eigenaar is. Hot Hof
van Cassatie geelt, zelfs den irregulier geëndosseerde, dio
bewijst betaald te hebben, eeno rechtsvordering oj) eigen
naam tegen den acccjjtant en gaat dus verder dan
Pardessus die hem tegenover doiden in zijn (lualiteit van
lasthebber laat. Ik geloof dat do leer van hot Hof van
Cassatie verkeerd, en bepaald in strijd mot artikel 138 is.

Eindelijk goofl Pardessus don irregulier geëndosseerde
het recht, om, indien het endossement aan order gesteld is,
den eigendom van don wissel per volledig endossement over
tc dragen. Een wissel, toch zegt hij, is eeno schuldvordering,
dio tot circulatie bostomd is, cn dc ordorclausulo bevat do
presumptie, dat do ondossimt zijnen lasthebber tot oigondoms-
ovoi\'dracht machtigt. FRtMiiRV deelt ons niedo dat do jurispru-

\') C)ok üvcn lo voren (1)1. 131) laakt hij <lo boiwilingon dor Ordonnanco, dio
geen tegenbewijs legen do i)rcsuini)liH, dal liet irrcgelier ondosscinenl oen last-
geving boval, toelaten, op grond dat hel cndosscnienl slochts het schriflolijk
bewijs van do overeenkomst tusschen cndossaul ou goi-ndossoordo is, wajiruil
v<x)rlylocil, dat, als hol endossement nicl aan do vcroischlo voldoet, hol niel
als Iniwijs kan dienen, ni.aar dal men dio ovorccnkou)sl dan wel do()r andere
middelen kan bewijzen, bijv. d(Hjr k(K)pniausl)ockün.

-ocr page 37-

27

dentie deze leer heeft aangenomen, en wel om de onjuridische
reden, dat er dagelijks zooveel wissels verhandeld worden
met irregulier endossement er op Zelf oordeelt hij haar in
strijd met de bedoeling des wetgevers en met art. 1988
C. C., dat hij hier wil toepassen. Dat deze leer in strijd is
met de bedoeling des wetgevers, geef ik hem gaarne toe,
maar of hij wisselrechtelijk verkeerd is, betwijfel ik, maar
schort echter mijn oordeel daarover voor alsnog op.

Gaan wij nu de gescbiedenis van art. -135 K. na.

Het ontwerp voor een wetboek van koophandel van 1809
handhaiifde de oude be])alingen van dc Ordonnance cn den
Code, want het be[)aaldc in artt. 140 en 141, dat do irre-
gelie
r geëndosseerden slechts gemachtigden waren, die niet
in rechten niochten optreden, noch dc wissel vordering over-
dragen. Het ontwerp van 1822 nam dezelfde bepalingen
over.TIbch maakte ter begun.stiging van den handel, en om
alle ojiontboud te voorkomen \'), daarop eene uitzondering
door in art. LVl al. 2 in tegenstelling met al. 1 van dat-
zelfde artikel, waar aan gcëndossecrden het recht om rechts-,
middelen ter invordcringder betaling te bezigen, wordt ontzegd,;\' \\
te bepalen: \') «wanneer wisselbrieven van buiten \'s lands|
«met zoodanige endossementen ingerigt naar herwaarts zijn^
«overgemaakt, worden deze endossementen gerekend aan
«den geëndosseerde ook de bevoegdheid te geven, om in
«lecbten logen den beti\'okken te ageren.»

Wij beginnen met naar do beteekenis dezer woorden to
vragen, nnd. of men «worden gerekend — «bevoegdheid
te geven» moet opvatten als bevattende een ge|)re.sumeerde
ojulracht van den endossjmt, of als cen recht door dc
wet aan den geëndos-seerde toegekend. In het 1""= geval
zal bij in rechten ojitreden namens zijnen endossant, in
liet 2\'\'® geval zal hij cenc rechtsvordering op eigen naam

\') V(k»iii)l\'i.n, 1, bl. r)U5.

V()<)iu.ui.v, I, bl. m

-ocr page 38-

28

hebben. De wetgever schijnt in art. LVT\'gemeend te hebben,
(lat het Fransche rechtsadagium: «nul ne plaide par procu-
«reur etc.» niet meer gold, want anders had men den
geëndosseerde niet verbóden rechtsmiddelen te gebruiken;
bij het gelden van dit adagium, had hij dit toch niet
kunnen doen, dus behoefde men het hem niet te verbieden.
Indien men nu aanneent dat de geëndosseerde van een
van buiten \'s lands herwaarts gekomen wissel slechts (jua-
litate (jua betaling in rechten mag vorderen, verliest deze
bepaling al haar raison d\'ètre; want in dit geval zal men
hem de exceptiones ex persona indossantis kunnen tegen-
werpen, en als lasthebber van een vreemdeling het tegen-
woordige art. 152 Ilv., terwijl deze alinea juist gemaakt was
ter voorkoming van oponthoud, eu ter begunstiging van den
handel. Daar men niet aan kan nemen, dat de wetgever
zulk een irrationaliteit heeft begaan, kom ik tot de conclusie
dat hij het 2\'\'° geval gewild heeft, en aan den irregulier
geëndosseerde eene rechtsvordering op eigen naam heeft
toegekend.

liet ontwerp van 1825, dat bij de wet van 25 Maart 1820
werd aangenomen, bevatte diezelfde bepaling in zijn art. .38 \').

liet jmir 1831\' gaf het leven aan een nieuw ontwerp, dat,
ons Wetboek van Koophandel geworden is.

pX

Het art. 135 kwam in het ontwerp voor zooals het nu is,
en wij hebben ■ alleen de memorie van toelichting van den
20sicn Maart 1834, om ons opheldering te geven, hoe de
regeering eensklaps tot zulk eene andere zienswijze omtrent
de gevolgen van het onvolledig endossement gekomen was.
Die memorie bevatte omtrent ons aitikel hot volgende
\'«Dij dit nieuwe opstel is men wel aan den eenen kant
«getrpuw gebleven aan het beginsel, dat eeu onvolledig
«endossement aan den geëndosseerde den eigendom des

\') VooRmiiN, I, 1)1. K)0.
ï) VoounuiN, 1, 1)1. 51)7.

-ocr page 39-

29

«wisselbriefs niet overdraagt, en derhalve slechts als vol- j
«macht wordt beschouwd, strekkende om denzelven des
«noods door rechtsmiddelen tc innen, — doch aan den
«anderen kant, heeft men het in het belang van den handel
«geacht om het daarvoor te houden, dat de geëndosseerde
«uit kracht dier volmacht, de bevoegdheid bezit om den
«eigendom aan derden over te dragen, — met andere
«woorden — dat de onvolledigbeid van het endossement wel
«grond tot verantwoordelijkheid tusschen den endossant en
«den geëndosseerde wegens dc uitvoering van den last kan
«opleveren — \'doch dc derde, aan wien de geëndosseerde
«den wissel heeft overgedragen, daardoor niet kan worden
«benadeeld.» Meer is over dc wording van het artikel niet ,
te vinden, en een gevolg zoowel hiervan als van de onvol-
ledige redactie van het artikel zelf, zijn dc talrijke rccht-s-
vi-agen, die omtrent de bevoegdheid van den gecndossoerde
en den derde ontstaan zijn.

Degcven wij ons oimiiddelijk op het terrein van den strijd.

In afwijking van do tot hiertoe gevolgde jnrisj:)rudontio
bepaalt onze wet, dat dc irregulier geëndosseerde den inhoud /
van den wisselbrief zelfs in rechte^ niag vorderen. Ilijr
mag dus ecnc actie instellen, om zich te doen bctalcti.f
Dedoelt men nu hiermede alleen do vordering tegen den
acceptant? Geenszins, dc wot spreekt bier algemeen, zij
bedoelt iedere vordering wier object is betaling van dc
wissolsom \'). Ml\'.
Kist merkt dan ook zeer juist op, dat do
actie tegen den trekker dc hoofdactio in den wissel is, en
dat men niet dc hoofdactio kan wegnemen, en den houder
eene nevenactie laten; daarenboven wijst hij op het geval
van een ongcaccepteerden wissel; hier kan geen actie tegen
den betrokkene ingesteld worden; indien de onvolledig ge-
ëndosseerde nu geen actie tegen trekker en cndossanlen

\') Kist, t. o. p. 1)1. 130; lloi.tius; Voorlozingon ovor handols- ou mirocht,
uitgoguvüu door
IW». J. L. db («eku van Jutkaa.«!, l, bl. 347.

-ocr page 40-

30

had, zou hij in het geheel geen -wisselactio hebben, en dit
is toch niet aan te nemen. Ook vergete men niet, dat de
wetgever den toestand van den onvolledig geëndosseerde
heeft willen verbeteren, en hij hem, die zich tengevolge
van de schuld van zijn endossant tegenover dezen niet op
eigendomsrecht kan beroepen, zekerheid heeft willen geven,
dat de brief, dien hij in handen had, voor hem niet een
enkele strook papier is, maar dat hij de waarde van de
schuldvordering genieten, en de verscbillene debiteuren tot
boüiling kon dwingen. Eindelijk strijdt bet tegen de wooiden
van de wet, die, zooals ik zeido, door hunne algemeen-
heid geen grond voor deze stelling opleveren.

EenG andere vraag, dio veel meer betwist is geworden, is
deze: ten wiens name mag hij die vordering instellen, mag
bij daartoe suo nomine in rechten optreden, of moet hij dit
doen in zijne qualitoit van mandatiu\'is? Ik wensch haar
geheel onafhankelijk van de kwestie over dc verhouding van
rlen mandataris tegenover dorden to behandelen, omdat ik
(laartoo argumenten genoeg bob, cn geen steun in het
antwoord op voornoemde kwestie behoef to zoeken. Zelfs
indien men mögt aannemen, dat hij tegenover derden, als
mandataris optreedt, zal hij oono wisselactio
0[) eigen naam
kunnen instellen \').

Het ontwerp 183i, hooft do bppaling van art. LVI al. 2
van hot ontwerp 1822 cn van ait. .38 van do wet van 25
Älaart 1820 uitgebreid, door hot rccht, daar aan hou(lci-s
van volledig goëndosscordo.wissels, van buiten \'slandskomende,
gegeven, aan alle houflers van irregulier geëndosseerde wis-
soibriovon toe to kennen, en heeft dus eene bepaling ge-
geven, die reeds hi 1819 in den Haad van State gevraagd

i) Ik vorklaar mij (lus tegen Mr. Mom Viscii, dio (N. Bijdragen v. R. cn
W. XVII, bl. 218) zogt, dat do boworing van Mr.
Dieimiuis (t. a. p. bl.
205) d.it do irregulier goëndosscordo oen actie sno nomino hooft, maar tegen-
over dorden als manilataris fungeert, goon rodon van l«wtaan heoft; zijno
argumenten hiervoor zijn uitorst zw.ik.

-ocr page 41-

31

was.\') Men heeft alleen uitgebreid, niet veranderd; want
dat~3ë^beteekenis van art. 135 al. I gelijk moet zijn^ aan
die der artikels van vroegere ontwerpen en wetten, laat zich
presumeeren, omdat de memoiie vau toelichting dezelfde
uitdrukkingen, als voormelde artikels bezigt Dc redactie
van het artikel zelf is hier niet tegen, er eerder voor, en
het argument dat dit zou strijden met de beginselen omtrent
lastgeving, gaat niet o]i, want al. 2 van ditzelfde artikel is
ook niet volgens die beginselen tc verklaren. Bovendien is
de wetgever, slechts op ernstig verzoek van
deiriïaridcl tot
deze bepaling overgegaan, cn deze beeft steeds voor den
geëndosseerde een actie op eigen naam verlangd. Nu zou
\'men toch zeer inconsequent rcdcncercn, als men aaimam,
dat de wetgever niet aan dit verzoek voldaan heeft maar
ceno bepaling gegeven heeft, die niet verlangd werd
Eindelijk kan men ook hetzelfde argument bezigen, dat ik
zooëven bij de vorige kwestie heb gebruikt, dat men den
toe.sUuid van den irregulier geëndosseerde wilde verbeteren,
cn hem niet den souiïrc-donlcnr-maken, van de onhandig-
heid of kwade trouw van zijnen endossant, en dat men hem
hierin al zc»er weinig zou tegemoet komen, door hem een
rechtsvordering juist op naam van dien endossiint te geven *).

\') VOORDUI.n, t., ii. p. 1)1. 595.

„»trokknndn oin (loiiuilnm dns noods d(H)r rnolit.siniddcloii lo innoii" zio
1)1. \'28.

\') Mr. Ki.st (t. ft. p. 1)1. Kil) inoonl dat ouzo wol, omdat do Fran.srlio
jurisprudoiitio don lioiidor van oon onvollotlig gt)iindo.s»oordon wissol rwds oono
roohtsvordoring docli niet op oigon naam gaf, on hot Hof vnn Cn.ssatio iien»
dio zelfs op oigon nmim toestond indien liij bowoos do wiuirdo voldiuin to
liübl)on, do zakon niot in slatu qno wildo lalon. Diuir ik vnn do jnisllieid
van dio mooning niot overtuigd l)cn, on niet weet welko bedoeling do rogoo-
ring gohad liwift, kan ik dit argument niot ovornomon. Ook m«bl ik
mij verplicht lo zoggen, dat ik iodoro argumcntnlio, goba-soonl op het rochla-
""lagium „ntd no plaide jmr procureur onz." met opzet vonnwlcn heb, omdat
over i)ot al of niot golden daiir\\au voor ons rccht, strijd is, on ik gtxsn
l>owij.sgrondüu tor vonlodiging van mijno mecning in eono andoro kwcütio wil
\'•\'x^ken.

Zoo ook Mrs. Kist t. a. p. bl. 131 v.; Diepuui.s t. a. p. I, bl. 205;

-ocr page 42-

32

Keeren wij thans terug naar ons uitgangspunt, d. w. z.
bespreken wij thans de kwestie over de werking van het
onvolledige endossement tegenover derden.

De gronden waarop Mr. de Pinto, zijdelings tot eene twee-
ledige werking concludeerde, kan ik niet overnemen \').
De groote strijd wordt gevoerd over den zin en de bedoe-
ling van de woorden: het irregulier endossement «wordt
«tusschen den endossant en dengene aan wien hij den wissel
«heeft geëndosseerd voor eene volmacht gehouden.»

De strijders voor dc opvatting dat de onvolledig geëndos-
seerde tegenover derden als eigenaar optreedt, zoeken in
die woorden een strengen bewijsgrond en beweren, dat de
wetgever daar heeft willen te kennen ^even, dat de last-
geving alleen tusschen endossant en geëndosseerde, en niet
naar buiten werkt.

Hevig wordt dit bestreden op grond dat mon niet den
regel: «qui de uno dicit dc altero negat» mag gcbi-uiken, en
dus niet «argumento e contrario» redeneeren. Dc bestrijders
trachten aim te toonen, dat de wijze wjuiroi) die woorden
jn de wet gekomen zijn hunne meening billijkt, en roepen
hunnen tegenstanders loc, dat zij dc woorden van de wet
niet begrepen hebben, want dat er geheel wat anders in.staat
dan zij er uit hebben opgemaakt.

Vooreerst worden die woorden door Mr. Modderman over-

ne Pinto Tliomis V, bl. t\'J v.; Vri.tman diaa. hl. 74; ZunM Hnl Ncdnrlaiidsph
wissolrocht, bl. 175; Vonnis Arr.-Ilochtb. Anistonkni, 18 Sopt. 18W; KiinL-H.
Groningen, 21} Fobr. IStt, IJijbl. 1814, bl. 208; Arr.-R. Alniolo l().lnli 1857,
W. 11°. 2017; Arr. N.-Holland 22 Oct 1857 on llcchtb. Anistonkin 18 Don.
185G, W. n". 1975; Rochtb. \'s Hago 19 Jan. 1850, W. n"..27r.7 on M. v. H.
1800, bl. :{0; Kant II. Anislordani 2 Oct 1845, 11.-15. 7, 1845, 775; anders
Mr. yoM Viscii t a. p.; Anist 15 .luli 18:«, 11. Hijbl. 1843 bl. S04; Hechlb.
llceronvocn 20 Mei 1803, W. n». 2009; Arr. N.-lIoll. 15 Febr. 18G0, W. n".
2793 cn M. v. 11. 18G0, bl. 2G; Arr. II. Itaad 22 Fobr. 18G7, W. n». 2880;
Kant IV. Amst 10 Oct. 1873, W. n\'. 3040.

\') Mr. de Pi.vto is hier nogmaals op tornggokomcn in Tliomi.«« VII, bl.
314; zoo ook do schrijvors van do llochtsgoloordo Adviczon, II bl. 172.
ï) llochtflgol. Bijblad van 1845, bl. 837.

-ocr page 43-

956

bodig geacht, want de wetgever had kimnen volstaan met ƒ
te bepalen, dat het irreguliere endossement voor lastgeving
zou gehouden worden; het was toch natuurlijk dat die be-
trekking alleen tusschen endossant en geëndosseerde kon
bestaan. Verder levert hij het zeer scherpzinnige argument,
dat men de beteekenis van de voorzetsels «tusschen» en «ten
aanzien van» miskent, want dat er, om de meening van
Air.
DE PiNTO aan tc kunnen nemen, «ten aanzien van» had
moeten staan, en haalt art. 174- B. W. aan, als voorbeeld,
waar gesproken wordt over de gemeenschap van goederen
tusschen echtgenooten, die dus ook ten aanzien van derden
werkt; hier zou men nooit «tusschen» als ten aanzien van
opvatten, waarvan het gevolg zou zijn, dat derden met de
communio bonorum niets to maken zouden hebben.

Dit voorbeeld is echter uiterst gebrekkig, omdat de woor-
den «tusschen de echtgenoten» geen tusschenvoeging zijn,
maar eeu natuurlijk bestanddeel van den zin, cu omdat hier
geen tegenstelling bedoeld wordt, zooals in ail. 135 \').

Mr. Mom Viscii merkt nog op, dat het woord «alleen»
hier niet in den zin voorkomt, wat toch noodig zou zijn
om dc meening van
de Pinto eu Kist aan to kunnen nemen.

Hierboven heb ik do wording van hot aitikel nagegaan,
heel veel licht vei-sju-eidt zij omtrent deze kwestie niet. Do
slotwoorden van de memorie van toelichting zijn uiet van
belang ontbloot, maar toch schijnen zij meer op de 2\'\'"
alinea van ons artikel tc zieu, mul. op het overdragen van
deu eigendom dos wissels door volledig endossement; hier
heeft de wetgever niet zoozeer het oog gevestigd op den
toesUiiid van den geëndosseerde als wel op dien van deu
derde, lum wien do wissel weder goëndossiHird is.

De bewering dat de woorden, tusschen den endossant cn
dengene aan wien enz., ovei bodig zijn, cn dat men er dus
geen kracht aim toe kan kennen, gaat niet op, want men mag

\') Kist, t ft. j». hl. 128, noot 1.

-ocr page 44-

34

niet eenige woorden van de wet wegcijferen, om er een zeker
beginsel in te kunnen aannemen; en waar Mr.
ÄIodderman be-
toogt dat de uitleggers der wet met hare bepalmgen «moeten
tevreden zijn zooals die daar staan», daar gaat het niet aan
eene nieuwe lezing van het artikel te geven, al is zij ook
logischer, ten koste van de letter van de wet. En vraagt
men nu wat de wetgever gedacht heeft, dan is mijn ant-
woord, dat het blijkt dat hij niet gedacht heeft; maar daarom
mag men niet gaan beweren, dat hij geschreven heeft, wat
hij volgens de meening der interpreten had
moeten denken.

De wetgever heeft den toestand van den onvolledig geën-
dosseerde willen verbeteren, omdat hij wist, dat deze,
volgens het Fransche recht, de treurige gevolgen droeg,
van eene handeling, waar hij zelf geen deel aan had,
en gaf hem daarom twee bevoegdheden: een eigen vor-
deringsrecht , en het recht om den eigendom over te
dragen. Hij heeft hem bijna aan eenen volledig geëndos-
seerde gelijk gesteld; alleen waar het de betrekking gold
tusschen hem en zijnen endossant, is hij aan de oude leer
blijven hangen, en heeft hij, juist in tegenstelling met de
rechten die hij hem als eigenaar gaf, bepaald, dat deze be-
trekking die van lastgeving was; vandaar de woorden die
tot zooveel strijd aanleiding hebben gegeven.

Er heeft juist plaats gevonden wat Mr. Mom Viscii \') niet
wil aannemen: men heelt eerst de vereischten van een vol-
ledig endossement uit vi\'oegere wetgevingen overgeschreven,
en toen waar men de uitzondering ging bepalen, er dadelijk op
laten volgen: ook onvolledig endossement draagt den eigendom
over. Men deed dit op aandrang van den handel, en omdat men
begreep, dat de toesümd, dien men door het niet maken van
zulk eene bepaling zou scheppen, onverdedigbaar, en onhoud-
baar was; ook hierin treedt het beginsellooze van onze wis-
selwet, eu het dobberen tusschen verschillende systemen

\') T. a. p. bl. 207.

-ocr page 45-

35

op den voorgrond; ongetwijfeld had men beter gedaan met
de oude theorie te verwerpen, en te bepalen, dat ieder
endossement eigendom overdraagt, tenzij de tegenoverge-
stelde wil van partijen duidelijk blijkt, een systeem dat
door de A. D. W. gevolgd is. Werpt men mij nu tegen
dat art. 135, volgens mijne verklaring, cen juridisch onding
wordt, dan stem ik dit gaarne toe, maar daarom mag
men niet de bepaling, door eene gedwongene verklaring, een
weinig logischer maken. Het geheele systeem van onze wet
is inconsequent; een blanco-endossement draagt eigendom
over, en hot weglaten van een datum heeft lastgeving ten
gevolge; de geëndosseerde wordt het slachtoffer, indien hij
niet oppast, van de onnauwkeurigheid of kwade trouw van
zijnen endossant, en wij zullen ons hier weder met de
weinig troostvolle woorden van
Ui-pianus moeten vergenoe-
-gen: «hoe quidem perquam durum est, sed lex ita scripta»!

Uit dc wet zelf schijnt mij slechts één beginsel te blijken, en
wel het door niij verdedigde; want al de gevolgen van mijne
stelling stroken met de verschillende wetsartikels, en het
komt mij voor, niet gewaagd te zijn deze gevolgtrekking
daaruit op te maken, dat, wanneer do wet den onvolledig geën-
dosseerde, overal waar zij diens verhouding tegenover derden
bespreekt, als eigenaar rechten geeft cn hem als eigenaar
regresplichtig stelt, zij ditzelfde ook in art. 135 moet bedoelen.

Hot is thans mijn taak om aan to toonen, dat do wet do
gevolgen van de verhouding van den geëndosseerde tot derden
volgens mijne meening beslist; dio verhouding blijkt uit twee
toe.stan(len, waarin hij verkeert 1". als rechthebbende, 2°. als
verplichtte persoom

Den eersten toestand heb ik reeds besproken; ik meen hier-
boven juuïgotoond tc hebben dat hij eene actio suo nomino
heeft, dat tegen hem do e.\\ceptioncs e.v persona indossantis
niet golden, dat hij betaling van den acceptant kan vragen
als eigenaju\', en in diezelfde qualitoit bij non-betaling eene
regresactie kan instellen, alleen niet tegen zijnen endossant.

-ocr page 46-

959

Wat den anderen toestand betreft, behoef ik sledits te wijzen
op artt. 145^1^, 177
en 18G W^ v. K. In al deze artikels
worden de endossanten aansprakelijk gesteld voor de betahng
van den wissel, en wordt de houder bij non-acceptatie en
non-betaling gerechtigd, hetzij op de endossanten, hetzij op
den trekker verhaal te nemen; in het eerste geval (non-accep-
tatie) kunnen trekker en endossanten met borgstelling vuor
de betaling volstaan.

Wel weet ik, dat Mr. Mom Viscii \') van oordeel is, dat
de irregulier geëndosseerde, bij het stellen van een endosse-
ment, niet zich zelf maar zijnen lastgever verbindt, en dat
Mr.
Kist zegt, dat men zulks zou moeten aannemen,
indien men aannam, dat de betrekking van lastgeving ook
tegenover derden werkt, doch ik acht al deze beweringen
van allen grond ontbloot.
Js bij,endossant, dan is hij ook
regresplichtig; do wet oiidersclieidt
ncr(jcns\\ ovei-al spreekt
zij van de
endossanten-, bij is de steller van het endosse-
mentzijn naam staat er onder, de wet bepaalt nergens
het tegenovergestelde, miudit hier geene uilzondei-ing op
haren regel; bij verbindt zich wisselrechtelijk door zijne hand-
teekening, door zijn schrift; hij is dus onweders])rekelijk
endossant, abjui ergo \'*)!

Aldus vlei ik mij aangetoond te hebben, dat dc door mij
verdedigde opvatting uit de wet blijkt, want dat de wet
zelf, door de gevolgen van een toestand, bij art. 135 in het
leven geroepen, te bepalen, de uitlegging van dit duistere
artikel geeft. .

( Zijn de bepalingen van art. in strijd met het formcelo

«

\') T. a. p. bl. 213.

2) T. a. p. bl. 138; zoo ook Vklt.man, bl. 01. liuidoii koinou ooblor tol
dozülfdo conclusie als ik.

Hoe Mr, Mom Viscii dan nog beweren wil, dat bij buiten don wissol
staat, terwijl hij erkent, dat bij de stollor van hol ondossenicnt i.s, l)Cgrijp
ik niol.

*) Tol dezo couclusio komt ook Mr. Zuhli t. a. p. bl. 100.

-ocr page 47-

37

kaï-akter van den wissel? gedeeltelijk. Het kenmerk van
onze hedendaagsche eenzijdige handelsverbindtenissen is, dat
zij door het schrift aangegaan worden. Dc persoon, die zich
verbinden wil, geeft hierVan eene verklaring op een stuk
papier, inhoudende hetgeen waartoe hij zich verplicht.
Waarom hij zulks wil, cn dc aanleiding van de verbintenis
noemt hij niet; natuurlijk zal er altijd een reden bestaan,
doch andere personen, die alleen het papier zien, zullen die
reden niet kennen, en die gaat hen ook niet aan. Dat
papier met de wilsverklaring cr op, heeft eene waarde, cn
wel dc waarde van de verplichting, die de schrijver oj) zich
genomen heeft; en zoodoende wordt dat papier, als drager
van eene verbintenis, verhandelbaar. Zulk eene eenzijdige
schriftelijke verbintenis noemt men abstract, omdat zij los-
gemaakt is van hare oorzaak, m. a. w. omdat zij zich ver-
toont, zonder dat derden dc auisa obligationis kennen; men
noemt haar ook formeel, omdat zij door haren vorm, het
schrift, bestaat. Van een zood^mig karakter zijn de wissels,
orderbriefjes, assiguatiën, kassici-spapier, i)apier aan toonder,
cognoscementen en bodemeriji)ricven. Het gevolg van het
karakter dezer obligatie is, dat een ieder den omvang der
verbintenis kent uit hetgeen op het papier geschreven is; dc
verbondene is tol niets meer, maar ook tot niets minder,
dan hij ge.schrcven heeft, verplicht. Passen wij dit alles nu
op de bepalingen van art. KiÖ loc.

Waarloc lieefl de endo.^sanl zich verbonden? Volgons
algemeene i-cchlbeginselen zou men zeggen, lot datgene wat
hij geschroven hecfl; dil heeft de nuilsche wisselwet dan
ook aangenomen. Onze wet heell cchtcr meer gewild; het
is niel genoeg, dal uit hel cndo.ssement de wil van den
cmlossjml blijke, neen, die wil moei in een bepaalden vorm
gcuil worden; evenals de llomeincn eischten dat de stipulatie
geschi(Klen moest onder een bepajdden vorm, door vraag cn
antwoord, zoo eischt onze wel, dal de wilsverklaring moei
geschieden in bepaakle woorden, en geeft zij in art. 134 du

-ocr page 48-

38

formule aan, waarin de wil van den endossant moet uitgedrukt
worden:

voor mij aan H.
voor genotene waarde (of waarde in rekening)
datum handteekenimj van den steller.

Nu zou men meenen, dat men ook de bepaling zou vinden,
dat indien de
wilsverklaring niet overeenkomstig voormeldde
formule geschied is, dc wet haar niot zul erkennen; dit
ware ten minste consequent geweest. De wetgever, zich
echter van het ware recht bewust, begreep, dat de endossant
ook in andere bewoordingen zijn wil kon uiten, en dat het
niet aanging om zulk een endossement voor ongeldig te verkla-
ren,! ofschoon de endossant zijnen wil om zich te verbinden
duidelijk had te kennen gegeven; daarom bepaalde hij, dat,
wanneer men zijn wil door andere dan de voorschreven
woorden kenbaar maakte, die wilsverklaring tegenover derden
hare eigene kracht zou behouden. Die wilsverklaring kau
echter slechts in twee andere vormen dan in den door de
wet bepaalden, voorkomen, nml.

N°. A • N". 2

voor mij aan H. voor mij aan IJ.

waarde genoten (of waarde datum handlcckenimj
in rekening) _ van den schrijver,

handteekening van den schrijver.

In het 1®\'® voorbeeld ontbreekt de datum, in het 2\'\'° de
valuta-clausule aan het endossement: als er iets anders aan
ontbreekt, dan is er geen wilsverklaring, dus ook geen ver-
bintenis, dus ook geen endossement, zooals ik reeds in het
begin dezer proeve heb aangemerkt. AVie.-iJ0u nu
jn de
bovenstaande v
oorbeelden eene lastgeving aan II. onjLzica»—
wie begrijpt niet dadelijk dat de endo
ssant eigendom heeft ,
willen o
verdragen? toch bepaalt de wet, dat hij, die zich niet
van delbrmule, door haar voorgeschreven, tot uiting zijner

-ocr page 49-

39

wilsverklaring bedient, eene andere wilsverklaring gewild
heeft, en lastgeving bedoeld heeft; zoo komt zij er toe, om
te bepalen, dat eenzelfde duidelijk uitgedrukte wilsverklaring
tegenover derden opgevat mag worden naar hare woorden
en beteekenis, maar tegenover den geëndosseerde moet
f i ge^ngeerd worden iets andei-s te bepalen, dan er geschreven
staat: hier zal de geëndosseerde niet uit het schrift zelf zijne
rechten kennen, maar zal moeten weten, dat do wet hem in
eeno luidero positie tegenover zijnen endossant plaatst, dan
(leze laatste had willen heworkon. Do bepaling dus, dat het
onvolledige endossement den geëndosseerde tegenover derden
gelijlt stelt met den volledigen geëndosseerde, komt mij voor
overeenkomstig den formeelen aard van de wissclverbintenis
te zijn, want de positie van den onvolledig geëndosseerde
komt met de wilsverklaring van don endossant overeen,
(indien deze dit niet gewenscht had, had hij zijn wil duide-
lijk tc kennen gegeven, cn een procura-cndossement gebruikt),
maar do boi)aling dat een onvolledig endossement lastgeving
tusschen endossant en geëndosseerde schept, acht ik in strijd
met de nieuwei\'e theorie, o
mdat zijjeenèn toestand in hcL
1^01^ roept in strijd met de wilsverklaring van den endossant.

Nu ik op voormelde gronden aanneem, dat de onvolledig
geëndosseerde tegenover derdon, als eigenaar van den wissel
optreedt, vervalt voor mij de kwestie, of hij mag bewijzen
(lat het «wordt gehouden voor lastgeving» een onwaarheid
bevat en door andere bewijzen mag aantoonen dat er eigen-
domsoverdracht heeft plaats gehad, ofschoon de wet in art.
135 anders presumeert. Mot een aanUil arresten en vonnissen
zou ik oordeelen, indien deze kwestie voor mij bestond, dat
de onvolledig geëndosseerde dat niet kan, vooral op grond
dat de rechten en verplichtingen van de verschillende wis-
seldebiteuren niet uit het schrift zouden kunnen opgemaakt

\') Arr. N.-lI()lIuutl, 15 Folirnnn ISOü, W. N". 27\'.I3; Arr. II. H«ml,
22 Kübnmri 1807, AV. N\'. 2S80.

-ocr page 50-

40

worden, want terwijl zij zouden denken met eenen last-
hebber te doen te hebben, tegen wien zij de exceptiën
en compensatiën zouden kunnen doen gelden, die zij tegen
zijnen lastgever hadden, zouden zij, als het bewijs bijgebracht
was dat deze eigenaar was, andere rechten en verplichtingen
hebben.

Wel blijft mij echter de kwestie ter beantwoording over,
of de onvolledig geëndosseerde tegenover zijnen endossant
mag bewijzen dat hij eigenaar is. De meeste schrijvers oor-
deelen dat hij dit kan, en stellen hierbij de vraag, of het
eene presumptio juris tantum, of eene presumptio juris et
de jure is; deze beantwoorden zij dan door art. 135 aan art.
1958 B. W. te toetsen, en daar het eerste artikel geen han-
deling nietig verklaart, en geen rechtsingang weigert, beslui-
ten zij dan dat het een vermoeden bevat, waarop tegenbewijs
wordt toegelaten. Het komt mij echter voor, dat art. 135
in het geheel geen presumptio bevat: de wet geeft hier het
rechtsgevolg van eene handeling aan, en men moet zich
niet door den vorm «wordt gehouden» laten verleiden, hier
een vermoeden te zien. Mr.
Holtius \') meent dat de irre-
guher geëndosseerde, die dc waarde van den wissel ge-
fourneerd heeft, den endossant, die hem op grond van het
wettelijk vermoeden voor de wisselsom aansju-eekt, de
exceptio rei venditao ac traditae rnag tegenwerpen «in
«zooverre hij wel geen eigendom overgedragen heeft, maar
«toch verplicht was om het te doen, en zulks nog is.» Indien
nu de acccpümt beüiling weigert, en de onvolledig geën-
dosseerde de waarde reeds aan zijnen cndossjuit betaald
heeft, zou ik, volgens deze redeneeriiig, tegen deze;i, indien
hij zijne betaling bewijzen kan, eene regresactie kunnen
instellen^ en dit is, geloof ik, niet in overeenstemming met
de bedoeling van het artikel. Ik meen, dat, indien de geën-
dosseerde de waarde van den wis.sel aan zijn endossant betaald

\') \'I\'. a. p., ad art.

-ocr page 51-

4t

heeft, zulks te beschouwen is als een voorschat^-en dat, indien
de endossant hem later voor die waarde aanspreekt, hij dezen
de exceptio doli zal kunnen tegenwerpen. De endossant
heeft als lastgever de actio mandati tegen zijnen geëndos-
seerde, die verplicht is zijnen last te volvoeren, nml. om
acceptatie te vragen, betaling te vragen bij den betrokkene,
bij non-betaling protest te lichten, en de nood-adressanten,
acceptanten ter eere, avalgever, endossanten of trekker om
betaling aan te spreken, of, ingeval het endossement aan
order gesteld is, om den wissel verder te endosseeren en
de waarde aan zijnen endossant over te maken. Als nu het
endossement niet aan order gesteld is, is dan een volgend
volledig endossement van nul en gecner waarde? lïij het
zwijgen van onze wet geloof ik vrijheid te hebben hier weder
lie m. i. ware leer van de wisselverbindtenis toe te passen,
eiT in overecnstennning met art. 15 A. D. W. aan te nemen,
dat het wel degelijk geldig is, dat echter de steller van het
endossement zonder ordci\'clausule niet i-egresplichtig is, omdat
hij zich niet wissclrechtelijk aan volgende houdei-s van den
wissel verbonden heeft \').

llevat het endossement dc orderclausulc, dan is de endossant
regresplichtig ; iMr.
Ki.st heeft dit zonneklaar aangetoond,
Dc redenen, die hem tot dit besluit brachten, waren dat
artt. 144, 177 en 180 ovond
.sproken van dc endossa)dc7i;
de onvolledige endossant is ook endossant, en «ubi \\ok non
«distinguit, nee nobis est distingucndum» ; de endossant, door

\') Do A. D. W. boiMUilt iu urt. 9, al. 2 dat oou wissol, dio uiot aau order
gaslold iü, uiot oudossabol is. liuliou oen eudosseniout uiet aau ordor gesteld
is, bübbou trekker ou vorige oudossantou zich toch boniid verkhvanl oui alle
volgende houders to waarborgen, en hebben goou liuiiot aau hunne vorbintouis
gesteld; de gocndossoordo van een oiulossenioul, volgeudo op oou oudossoiuent
„nicht ani Ordre", zal steeds oono actio tegen don trekker on do vorige oudos-
santou, op diou oouon na, bobben; in hot geval van art. 9 zou do goöndos-
sixjrdo do hoofdactio, nml. do iictio togen deu tmkkor, niissou. lk)ido bepalingen
dozor wissolwot schijneu mij toe volkomen goed to zijn.
\'r. a. p. bl. ino v.

-ocr page 52-

42

zijn endossement aan order in te vullen, heeft den geën-
dosseerde last gegeven om den wissel voor hem over te
di-agen, hij moet zich dus ook aan de gevolgen van den op
zijnen last gedane overdracht onderwerpen, en borg blijven
voor de betaling van den wissel ; de geëndosseerde heeft het
recht den eigendom des wissels over te dragen, dus ook de
schuldvordering, die de wissel bevat, en deze schuldvordering
is de regresactie op trekker en indossanten.

Art. \'135 bevat ten laatste nog eene bepaling; nadat het
den geëndosseerde, ingeval het endossement aan order is
gesteld, het recht tot verder endosseeren gegeven heeft, bevat
het do woorden: «behoudens zijne verantwoordelijkheid jegens
«zijnen lastgever.»

Deze woorden zien terug op al. l, en wel op de verhou-
ding van lastgeving; zij zijn echter overtollig, en leveren
geenen grond op voor eene wisselactie. Men bedoelt hier
\' dat, als de lastgever zijnen ^endossant order heeft gegeven
.\'J« om den wissel aan A. te endosseeren, en deze hem

aan B,, in plaats van A., endosseert, de endossant daarbij
scharde zal kunnen lijden, die hij op zijnen lasthebber
kan verhalen, krachtens art. 1837 al. I, en art. 1838 al. 1
B. W. \'); eene herhaling van dit beginsel is hier overbodig.

De geëndosseerde is verplicht de wisselsom, die hij ont-
vangen heeft, aan zijn lastgever over te maken, en ingevolge
art. 1839 B. W. rekenschap te geven, van hetgeen «hij
«veri-icht heeft, en verantwoording te doen, van al hetgeen
«hij uit krachte van zijne volmacht ontvangen heeft, al ware
«het ook dat het ontvangene niet aan den lastgever mogt

\') Arl. ^837 al. 1. Do lasthebber is gehouden don hist, zoolang hij daar-
van niet onthoven is, to volvooron, cn is vcranhvoordelijk voor do kosten,
schado on interessen, dio door hot niot len uitvoer brongen vau dien last
zouden kunnen ontstaan.

Arl^ 1838 al. 1. Do h-sthobbor is niot .alleen a-msprnkolijk wogcns kwa.-ul

opzet, maar ook wegens verzuimen, welke hij bij het volvoeren van zijn last
mogt hoblwu geploegd.

-ocr page 53-

43

«zijn verschuldigd geweest.» Daarentegen heeft hij de actio
mandati contraria, om zich tegen schade te dekken en op
zijnen lastgever de kosten te verhalen, die hij tot uitvoering
van zijn last heeft moeten maken; zelfs kan hij het retentie
recht uitoefenen, hem bij art. 1849 B. toegestaan, in ca.su
op de waarde voor den wissel ontvangen. Indien hij bij het
endossement de waarde van den wissel aan zijn lastgever
heeft gegeven, en al de wisseldebiteuren blijken insolvent
te zijn, dan behoeft hij nochthans het verUes niet tc lijden,
maar zal het voorschot, benevens zijne onkosten, door do
actio mandati conti-aria kunnen terugkrijgen \'); ook indien
later op hem regres wordt genomen, zal hij de actio man-
(hiti contraria tegen zijn endossant instellen om zicii voor
schade te behoeden; hij zal tegen dezen echter nooit eene
wisselactic hebben.

liet onvolledige endossement kan m. i. niet herroepen worden,
omdat het tusschen eiulossant en geëndosseerde een mandaat
is; ook gaat dc lastgeving niet te niet door den dood van
den geëndosseerde; zijn rechtverkrijgenden zijn dan wettige
houdei-s van den wissel. Hiervoor gelden niet alleen de-
zelfde argumenten, die ter verdediging van dezelfde stelling
voor het Fransche recht op blz. 25 opgegeven zijn, maar
ook dat de onvolledig geëndosseerde tegenover derden als
eigenaar van den wissel moet beschouwd worden; de accep-
tant, bij wien, op groiul van de herroeping van het mandaat,
verzet tegen de betaling gedaan wordt, zal toch aan den
geëndosseerde betalen, omdat hij in dezen cen eigenaar ziet.

En thans aan het einde van mijne behandeling van hot
onvolledige en van het procura-endossenumt, volgens het
Nederlandsche wisselrecht, gekomen, vat ik, duidelijkhalvo
de resultaten van niijn onderzoek in de volgende conclusiën
samen:

\') AH, iSi.-; H. w.

-ocr page 54-

u

I.

Het procura-endossement wordt door de wet erkend,
doch valt niet onder de bepalingen omtrent het onvolledige
endossement.

Bij gemis aan wettelijke voorschriften, moeten zijne wer-
king en gevolgen naar algemeene beginselen van wisselrecht,
beoordeeld worden.

II.

De onvolledig geëndosseerde moet tegenover derden als
eigentiar van den wissel beschouwd worden.

Hij heeft eene rechtsvordering op eigen naam, om don
inhoud van den wisselbrief in te vorderen, tegen alle wissel-
schuldenaren, uitgezonderd zijn endossant.

111.

Een endossement, door den onvolledig geëndosseerde op
den wissel gesteld, is geldig.

Indien het voorgaande onvolledige endossement aan order
luidde, wordt de onvolledige endos,sant aan den nieuwen
geëndosseerde wisselrechtelijk verbonden; ingeval het niet
aan order luidde, is hij niet regresplichtig.

Dc onvolledig geëndosseerde, die een volledig of blanco-
endossement oj) den wissel plaatst, is in ieder geval regre.s-
plichtig.

\' IV.

De verhouding van den onvolledig geëndosseerde tot zijnen
endossant is dio van Ia.stgcving, en moet volgens de bepa-
lingen van hot Burgerlijk Wetboek omtrent lastgeving bc-

-ocr page 55-

oordeeld worden; alleen de wijzen waarop lastgeving, volgens
voormeldde wet, eindigt, zijn niet op het onvolledige endossement
noch op het procura-endossement van toepassing.

De onvolledig geëndosseerde mag zijn eigendomsrecht
tegenover zijnen endossant niet bewijzen; ingeval hij de
waarde van den wissel bij het endossement betaald heeft,
wordt dit beschouwd een voorschot van betaling tc zijn,
dat hij, benevens zijne onkosten ter verkrijging van betaling
gedaan, geheel of gedeeltelijk met de actio mandati conli-aria
van zijnen endossant zal kunnen terugeischen, in geval hij
de wisselsom in het geheel niet, of slechts gedeeltelijk,
van de wisseldebileuren zal geind hebben.

In geval op den onvolledig geëndosseerde regres wordt
genomen, zal deze slechts eene actio mandati contraria tegen
zijnen endossant hebben.

Dc onvolledig geëndo-sscerde, die de waarde voklaan heeft,
zal zijnen endos.sant, dio wederom betaling vraagt, de e.xccptio
doli tegenwerpen.

De onvolledige endossant heeft de actio mandati dirccta
tegen zijn gcën(lo.sseer(le, om van hem de waarde, die hij
voor den wissel bekomen heell, te eischen, of om, indien
hij, door eenige handeling of verzuim van den geëndosseerde,
schade geleden heeft, die op hem te verhalen.

-ocr page 56-

HOOFDSTUK III.

iVrtikel III W. y. K. (Procnra-wissel),

op drie wijzen kan men procum tot iricasseering van een
wissel geven: door een procura-endossement, dat ik iu
het begin van het voorgaande hoofdstuk besproken heb;
2" .door een wissel te maken, in de vorm bedoeld bij art.
111; 3" door eene gewone lastgeving, natuurlijk niet op den
wissel gesteld, maar waarbij men den wissel aan eenen
derde zendt, met begeleidend schrijven, dat de last bevat om
hem te incasseeren. — Deze laatste wijze wordt be.schreven
bij art. IG.5: «de vertooner van eenen wisselbrief, welke hem
«niet is geëndosseerd, doch die schriftelijk kan bewijzen,
«dat dezelve hem door den rechthebbende ter invordering
«is toegezonden, kan de betaling onder borgtocht vorderen,
«en bij gebreke van beüding, denzelven laten protesteeréu».
Dit artikel bevat een wisselrechtelijke lumdeling, cn er valt
alleen bij op te merken, hetgeen door Mr. Assiiil c. s. \') is
aangeteekeiul, dat niemand tot het bewijs zal toegelaten
worden dat hij, hoewel de wissel aan hem niet geëndosseerd
is, rechthebbende is, omdat volgens art. 133, endossement
een vofstrekt vereischte is tot eigendomsoverdracht van wis-
selbrieven.

Iu art. 111 wordt een wissel beschreven, waarvan de nemer

\') Wetlook van Koopliamlcl, uitgegeven door Ätrs. Asseh onz. a<l art.

-ocr page 57-

47

geen eigenaar maar lasthebber van den trekker is, en het
is zijn plicht om, op de meest geschikte wijze, betaling van
den wissel te vorkrijgen, en dio aan zijnen lastgever over te
maken. Meestal zal hij zich aanstonds om betaling tot den
betrokkene wenden, maar is het lang papier, of woont de
betrokkene iu eene andere plaats dan de nemer, dan zal hij den
wissel waarschijnlijk laten disconteeren, of hem verder endos-
seorcn, en zoodoende de waarde ontvangen; om dit doel
wordl deze wissel een «incasseerwissel», anders, met betoog
op de verhouding tusschen trekker on nemer, «procura-wissel»
genoemd.

In den handel komt hij zeer weinig voor, waarschijnlijk
omdat men langs eenvoudiger weg (bijv. door een wissel aan
dc order van den trekker met een onvolledig endossement
er op, of door den schuldenaar, dien men wil aanspre-
ken, cen orderbrielje te laten afgeven) tot hetzelfde doel
kan geraken.

Waaraan kent men im zulk een wissel? Omdat hij niet
het gevolg is van eene vergissing, maar met een bepaald
doel getrokken is, zullen er waarschijnlijk de woorden «per
procura», «ter incasseering)), «zum lnkas.so», in voorkomen;
noodig acht ik dit niet, omdat derden met dc verhouditig
van trekker en nemer niets le maken hebben, en humie
rechten van do woorden van den wissel zullen afhangen.

Al dadelijk kom ik in strijd met hen, die meenen dat
(leze soort wissels ook kunnen geschreven woi\'den mot weg-
lating der valuta-clausule \'). Ik geef toe, dat de regeering,
voor zooveel ik heb kunnen opmaken, die zienswijze schijnt
gehuldigd te hebben: innners werd bij het behandelen van

\') iioltius t a. p. ail arU; Mr. Kist, Tlioinis IS.\'il bl. .\'>99—008; lk<g. v.
llaiulelsroclit II. bl. S:i; Arr. Hof van \'A-lIoll. ;J0 Doe. 1850, W. N\\ 1191;
Arr. II. R. 14 Nov. 1851, W. N". 1202 (waarbij oon wissol jKMulor valutA-
clansulo voor oon wis.sol botloold bij art. 111 golioiulon woriU); liiorU^gon:
Mr.
1\'oLAK Da.nikls, Thüinis XIII. bl. 92 v.; ,Mr. Zukli, Niouwo Hij<lr. 1852,
bl. 55.

-ocr page 58-

art. 100, door de af deeling, in April 1834, en door de
in November 1834 de vraag gedaan, welk het gevolg
zou zijn van het weglaten der valuta-clausule; of het stuk
daardoor zou ophouden een wissel te zijn, en zoo ja, in
welke categorie het dan vallen moest; vervolgens vroeg men,
bij de behandeling van art. 111, wat «met aanwijzing» (dat
later vervangen is door «ten einde») beteekende, hetzij een
kennelijk gebrek in den vorm van den wissel, of van het
endossement, hetzij een afzonderlijke brief bij den wissel
gevoegd (zooveel als eene contre-lettre) en het antwoord
der regeering luidde: «dusdanig geschi-ift, de vereiscbten
«missende, l)ij de wet tot het wezen van een wissel vereischt,
«zal derhalve niets anders zijn dan eene
bloote lastgeving,
«waarvan de rechtsgevolgen door de regelen omtrent die
«overeenkomst zullen zijn bepaald. Art. 87 van het wetboek
«(nu art. 111) heeft zulks beslist.» Dusdanige conclusie zou
echter in zoo grooten strijd met het geheele stelsel van onze
wetgeving zijn, dat ik meen haar geheel te moeten verwerpen;
niet alleen zal men een wissel niet tot een procura-wissel kun-
nen maken, door weglating der valuta-clausule, maar de wissel
van art. 111 zal, zoowel als die aan do order van den trekker,
de erkentenis van genotene waarde of van waarde in reke-
ning moeten bevatten.
Mi\'. Kist beweert wel is waar, dat
bij geen van deze wissels een paptum cambii zal kunnen
plaats hebben (cn dit stem ik hem gaarne toe), en dat
daarom er noch van genotene wjuirde noch, van waarde in
rekening kan gesproken worden, maar deze laatste gevolg-
trekking kan ik niet aannemen, want waar dc geachte schrijver
zelf erkend heeft, dat wij dc valuta-clausulc slechts als
eene formaliteit moeten beschouwen, die, bijv. in ge-
vallen \'waarin de wissel geschonken is, zelfs eene onwaar-

\') VoonniJiN t. a. p. bl. 41).\'j on 400.
») VoounuiN t. a. p. bl. 501.
\') Ikig. v. II. bl. 88 v. 324.

-ocr page 59-

49

lieid is, daar vind ik er ook niet het geringste bezwaar in
oni haar op de wissels, bij de artt. 111 en 101a bedoeld,
te plaatsen.

Art. 100 is toch eene opsomming van de verschillende
vereischten van eenen wisselbrief, en een papier dat daaraan
niet voldoet is geen wissel; al maakt de wet uitzondering
op de bepalingen van art. 100, door.in art. 101a een wissel
toe te laten, waarvan de nemer vooreerst niet bekend is,
daaruit vloeit volstrekt niet voort, dat zij ook uitzondering
maakt wat de valuta-clausule betreft.

Hiermede valt het geheele systeem van den onvolledigen
wissel, dat door Mr.
Polak Daniels en door twee arresten
(zie 1)1. 47) schijnt gehuldigd te zijn; volgens dat systeem
wordt de trekker van zulk een wissel van het geven van
rembours vrijgesteld, omdat de nemer tegen hem geene
regresactie beeil, op grond dat cr geene valuta overgedragen
is, en omdat de nemer eene fout in den wissel door een endos-
sement niet kan herstellen, aangezien «nemo i)lus juris in
«alium transferre polest quam ipse possidel», m. a. w. aan-
gezien de nemer, dio zelf geen actie legen den trekker
heeft, die ook aan oen ander niel geven kan.

In deze geheele redcneei ing, is, volgons mijne bescheiden
meening, slechts dit ééne goede elcmcnl, dal een onvolle-
dige wissel door ccn volledig endossement niel volledig kan
worden; maar ik neem dit aan, omdat een wissel, die niet
aan de vereischten bij de wet bepaald beantwoordt, geen
wissel is en dus
qua wissel ook niel vatbaar voor endos-
sement is. Mei dc woorden van Mr. Zuni.i meen ik dan
ook tc mogen instemmen: «met zooveel rccht men van
«onvolledige endossementen spreken kan, omdat do wet hun
«geldig bestaan erkent, mei zoo weinig recht spreekt men
«van onvolledige wissels.
Ilciic ti-ailc is een wisselbrief of

\') Thenns 1852, bl. (»2 v.; Thomis 1851, bl. (!0t.

«) T. p. bl. 70.

-ocr page 60-

50

«is geen wisselbrief; onze wet kent geen tusscliensoort, maar
«noemt promessen, assignaties enz. naarmate van haren
«inhoud al die traites, die niet de vereischten van wissels
«in zich bevatten.»

Vraagt men mij nu wat dan eene traite is zonder order-
clausule, dan verwijs ik naar artt. 210 en 211 W. v. K,

Bij meergemelde arresten werd uitspraak gedaan over
eene traite, die aan al de vereischten van een wisselbrief
voldeed, uitgenomen de valuta-clausule, en die bewezen werd
door den trekker als incasseer wissel te zijn uitgegeven (dit
laatste bleek niet uit den wissel); en deze werd door het
Gerechtshof van Z.-Holland en door den Hoogen Ra;id ge-
oordeeld te vallen onder art lil; mij dunkt dat zij eene
assignatie was, en dat dus de regresplichtigheid van den
trekker niet volgens beginselen van wisselrecht, maar volgens
de bepalingen omtrent het recht van verhaal op den uitgever
van eene assignatie, moet beoordeeld worden \').

Men moet het verschil tusschen eene assignatie en een
wissel niet zoeken in het al of niet aanwezig zijn der
valuta-clausule. Eene assignatie toch is eene dubbele last-
geving, met name aan den a.ssignataris om te ontvangen,
en aan den betrokkene om te betalen; dc daaruit sprui-
tende verbindtenis is van hare materieele oorzaak afhan-
kelijk; dc assignatie verschilt in zoo verre ook van den
wi.ssel, dat terwijl bij de eerste de uitgever meestal
schuldeischer, bij den laatsten de trekker steeds schulde-
naar is, omdat hij, door het schrijven van den wissel teii
behoeve van den nemer, eene schuldvordering op zich (nml.
op den trekker) genomen heeft; hij doet zulk§ door den

\') Wolk vorhanl in dit goval niot lo pas gokonion zou ziju, omdat do trokkor
goono waardo gonoton liad, on do houder, als gocndossoonle van don assig-
nataris, door djit oudossoraent goono moordero rochton kon vorkrijgen dan dozo
goiiad had, en dus ook als lasthebber van den assigimnt moest beschouwd
wordon, zoodat hij oono actio mandati contraria eu goono rogrcsactio togen
dozon laatston had. Zoo ook
Kist t, a. p. bl. 320 on 330.

-ocr page 61-

51

formeelen vorm te bezigen, en zich, afgescheiden van eenige
oorzaak, te verbinden. De assignans kan dan alleen aan-
gesproken worden, wanneer hij waarde ontvangen heeft;
andei^ heeft hij zich niet verbonden. Zoo zegt dan ook
Dl\'.
Kletke \'): «Der wesentlichste Unterschied zwischen einer
«Tratte und einer kaufmännischen Anweisung bestand darin,
«dasz die Tratte ein Zahlungsmittel ist, und das Rechtver-
«hältnisz, wodurch sie veranlaszt worden, aullüst, während
«die Anweisung eben nur ein Auftrag zur I.eistung und
«beziehentlich Empfangnahme einer Zahlung behufs Auf-
«lösung oder Begriindung des Hechtsverhältnisses an sich
«blieb, niu\' dasz mit der kaufmännischen Anweisung, hin-
«sichtlich ihrer Realisirung, gewisse wechselrechtliche Vor-
«züge und Wirkungen verbunden waren, ohne dasz dio
«AVechselrechtsstrenge eintrat." Ilet verschil tusschcn beiden
bestaat dus in het formeele karakter van den eenen. Ten
teeken dat men zich formeel verbinden wil, plaatst men
in Duitschland het woord
«Wechsel» op dc traite; daaruit
kan cen ieder zien dat de trekker geen assignatie bedoeld
beeft; voor het overige komt daar de assignatie in vorm
met den wissel ovoieen. Zoo l)oi)aalt zelfs de Boiersche^
wet van 20 .luni 1857 dat «kaufmämii.sche Anweisungen»
(assignaties door een koopman uitgegeven) aan de wellelijke
bepalingen omtrent wissels zullen onderworpen zijn, in zoo-
veri\'e deze wet daarop geen uilzondoiing maakt (bijv. men
is niet verplicht te accej)tecren, er woivlt dus van non-
accej)tatic ook geen |)rotest opgemaakt, en de houder heeft
geen regres). Hij non-bclaling is er dus pi\'Otest, cn
heeft do houder eene regresactie evenals bij den wissel.
Evenzoo stelt de Koninklijke Saksische wet van 7 Juni 1849

•) T. ft. p. 1 1)1. 37.\'-).

•) Art. 2. Als Kaufmiinnischo Auwoisuiif» ist j(Mlo Urkuiitlo zu botmoiliton,
wolrho iu ihrou» Toxlo nis Anweisung l)ozoiclinnt, mit dem im Art. ZilT.
2—8 der A. 1). W. (). aufgorülirlon Kifordoruis-son oiuos gozogouon Woclisols
verseilen und übcnlios
au.sdrücklich auf Ordre gostelt ist

-ocr page 62-

52

«kaufmännische Anweisungen» met wissels gelijk, uitgezon-
derd het regres wegens non-accei)tatie

Heeft onze wet nu ook datzelfde verschil tusschen ^vissel
en assignatie gemaakt? Gedeeltelijk. Wel merkt men in
de geheele wetgeving omtrent assignatiën op, dat de ver-
bintenissen, die er uit ontspruiten, afhankelijk van hare
materieele oorzaak gemaakt zijn, zoodat de strenge be-
palingen van het formeele wisselrecht niet op assignatiën
van toepassing zijn; ik bedoel hier de solidaire gehoudenhcid
van de endossanten (art. 219). Juister dan de tegenwoor-
dige, was de definitie van eene a.ssignatie in het ontwerp van
20 Maart 1834, dat luidde: «eene assignatie is een gedag-
«tcekend en onderteekend geschrift, waarbij een dei-de wordt
«aangewezen, om de daarbij uitgedrukte geldsom aan den
«houder te voldoen»; in dit ontwerp kwam geene bepaling
omtrent de waarde-clausule voor. Wij vinden bij
Voorduin ,
dat, bij dc beraadslagingen over artt. 3 en 4 van bet ont-
werp, de 2\'\'° afdeeling bet verschil tusschen wissel en
iissignatie in de erkenning van genotene waarde of van
waarde in rekening zocht, en de 1"\'® afdeeling de remise
de place en i)Iace als onderscheid aannam, want dit is bij
den wissel een vereischte, terwijl het zulks niet is bij do
aanwijzing; tevens trok deze afdeeling te
v(^lde tegen art. 4
van het ontwerp, waar bepaald wa.s,\' dat eene jissignatio be-
taalbaar op cen andere jilaats dan wa;u\' zij uitgegeven was,
steeds aan een bepaald pei-soon moest gesteld zijn en dus
niet endossabel was, en merkte te recht oj), dat het veel
gemakkelijker is om in persoon beUding le gaan vi\'agen
als men in de stad woont wjuir dc assignatie belitald wordt,

\') „Kaufmännisclio AnwoiziiHRon, d. h. solclio Piipioro, wfilcho in iliror
„Fassung (nicht bloss in cinor Aufschrift) als Anweisung bexcichnct und sonst
„in der § 4 der I). W. O. N". 2—0 für Wechsel vorgoschrielmnon Form
„ausgestolt sind, stehen u. s. w."

-ocr page 63-

53

dan wanneer de betaling op eene andere plaats zal geschie-
den dat deze bepaling dus uiterst onpraktisch was.

Om deze en meer bezwaren schijnt men de redaktie van
artt. 3 en 4 in de thans bestaande, veranderd te hebben (nu
artt. 210 en 21i). hi art. 210 heeft men het plaatsen der
valuta-clausule vrijgelaten, omdat daar reeds verschil tusschen
■wissel en assignatie bestaat in de remise de place en place; in art.
211 verbood men de waardc-clausule, omtlat hier dit onder-
scheid niet bestaat, en ile Regecring merkte bij haar ant-
woord ook op: «dat, indien het geschrill bij art. 4 (nu 211)
«venneld, de genotene waarde of waarde in rekening uit-
«driikt, bctzelvc onmiskenbaar een volledige wisselbrief is
«volgens de bepaling van art. 70 (nu art. 100) vau den
«vorigen Titel \').»

Uit het bovensüuinde kom ik tot dc volgende conclusie:
dat, al heell de wetgever dc verbindtenis uit de a.\'^signalic
van bare matci\'ieelc oorzaak alhankelijk gemaakt in art. 210,
hij weder in een volgend artikel daartegen heeft gezondigd
door do waarde-erkenning te verbieden in assignaties betaal-
baai\' op eene aiulcre plaats dan waar zij uitgegeven worden,
omdat hij daarin trachtte bet onderscheid tusschen wissel
en as.signatie aan te geven. Het is mijn be.scheiden mcenhig,
dat, indien dit het verschil tusschen assignatie en wissel is,
men een geschrift dat allo vereischten van een assignatie
bezit, en alleen do kenmerkende valuta-clausule mist, voor
een ;issignatie moet houden, cn hare gevolgen volgens de
bej)alingen omtrent assignaties moet beoordcclen.

Keeren wij thans tot ilcn jirocura-wisscl terug. I)(7.e bevat
al dc vereischten bij art. 100 opgenoemd, en komt in uiter-
lijken vorm met hem volkomen overeen, terwijl hij juist daarin
van den wissel, in art. 101a beschreven, verschilt. Volgens
onze wet is een procura-wisscl een ge.schrift, uit een plaats
gedagteekend cn onderteckend, bcvatteiule eene be,laling.s-

\') Zio over dit, iillo.s Voohduin t. jv. p. 1)1. 728—738.

-ocr page 64-

54

belofte, dat de daarin uitgedrukte waarde op of na zicht
of op eenen bepaalden tijd in eene andere plaats zal voldaan
worden, en tevens de valuta-clausule; de nemer is dus van
den beginne af bekend.

Vervolgens bevat hij somtijds nog de woorden «ter incas-
seering», «in procura» enz. waarschijnlijk om hem van den
gewonen volledigen wissel te ondei-scheiden; maar dit is niet
noodig. Art. ill bevat nog eene bepaling; het beschrijft de
verhouding tusschen trekker en nemer, welke lastgeving is.
Hierin maakt deze wissel eene uitzondering op de bepa-
lingen van art. 100, want daar wordt de rechtsverhouding
tusschen trekker en nemer niet beschreven. Kwam art. 80
van het wetboek van 1830, dat, evenals art. X van het ont-
werp van 1820 en art. 5 van het ontwerp van 1825, het
contract tusschen trekker en nemer als een contract van
ruiling, of van koop en verkoop qualificeerde, nog in onze
wet voor, dan had de bepaling omtrent de verhouding tus-
schen trekker en nemer nog eenigen zin. Art. 80 werd,
omdat men het er niet eens over kon worden, of die ver-
houding een contract van koop en verkoop of ruiling of
een contractus innominatus was, geschrapt (zeei-natuurlijk,
omdat men de rechtsbetrekking tusschen trekker cn nemer
nooit van te voren zal kunnen l)ei)alen) maar toch bleef
men, wat art. 111 betreft, lum de vorige ontwerpen cn wet-
gevingen getrouw \').

De reden hiervan schijnt te zijn, dat het eer.slc gedeelte
van het aitikel geschreven is ter wille van het tweede, want
men meende, dat het niet van zelf sprak, dat cenc last-
geving om den wissel te incas.seeren stilzwijgend\'het man-
daat in zich sloot om den wis.sel aan een ander te endos-
seeren , en nu wilde men, door te bepalen dat een endos.sement
door den lasthebber oi) deu wissel gesteld eigendomsoverdracht

\') Art. 108 onlworp ISCJ, art. XVllI ontwcq) 1822, art. 12ontworp 1825,
art. 87 wctbook vau 1830.

-ocr page 65-

bewerkt, derden tegen schade behoeden Dat deze geheele
meening op eene dwaling berust, valt licht aan te toonen.

Of het endossement op zulk een wissel gezet eigendoms-
overdi-acht bewerkt, hangt af of het al of niet volledig is ; en
de trekker heeft zich door de order-clausule oj) den wissel
te plaatsen aan iedcren wettigen houder verbonden. Dit ziet
men te hchter in, wanneer men bedenkt, dat het kenmerk
van den formeelcn aard van de wisselverbintenis vooral
hierin bestaat, dat een ieder zijne rechten en verplichtingen
uit het schrift zelf moet kennen, en daar het dikwijls uit
den vorm niet zal blijken of het een procura-wissel is (in
welk geval de verhouding tusschen trekker en nemer van
buiten af zal moeten bewezen worden, terwijl het onus pro-
bandi meestal op den trekker zal rusten, omdat dc valuta-
clausule in den wissel voorkomt), zal dc houder denken, dat
hij eigenaar is van ccncn gewonen wissel, terwijl bij zulks
is van ccncn procura-wissel. Men wilde den houder vrij-
waren voor de ongelukkige ontdekking dat bij slechts sub-
mandataris ,is; daartoe dient dit geheele artikel; hadde
men cchtcr een ander beginsel omtrent wisselrecht aange-
kleefd , men had dan gemerkt dat het geheel overbodig was

Voorts zou het ai-tikel aan duidelijkheid veel gewonnen
hebben, indien er stond «aan de order van den nemer»,
in plaats van «àan dcji order van eenen derde.»

Wij zien dus dat de procura-wisscl onder twee vormen
kan voorkomen :

I". dat zijn aard juin ilcn uitcrlijken vorm zichtbaar is,

\') Op (Ui Htniidpunl is nog de Pint«), lliui«ll«ii«ling lot hol W. v. K.
II § 88 hl. «y.

1) Do Ht\'or Niœi.aï wius zich «lil mxls howust loon hij zoido (Vooudüin
t. a. p. bl. 509): „(uipondanl «pnil ast lo bul do l\'arliclo n»is à nu ot d«îponill(î
„do tont sou ontoumgoP c\'ost la n\'pt\'liüon inntilo d\'un princii)0 do dmit
„si trivial, qu\'on no doit i)as lo reproduire ici, ou il peut avoir «le fiiclmux
„résultats: c\'est nîpétor, «juo los conveuti«)ns n\'ont d\'elTot «lu\'ontre les parti«vs,
„et que tojit pcto occullo no lient être 0pi)0s6 à un tiers."

-ocr page 66-

5G

wanneer er de kenmerkende woorden «in procura» op
staan, en

2". wanneer hij aan al de vereischten van art. 100 voldoet,
en het contract van lastgeving, dat tusschen trekker
en nemer bestaat, voor derden geen uiterlijk zichtbaar
teeken draagt.

In het geval zal een ieder in den nemer den procurist
herkennen, en de aangesprokene wisselschuldenaar (accep-
tant, trekker of regresplichtige endossant) zal zich tegen
hem van al de exceptiën mogen bedienen, die hij tegen zijn
lastgever zou kunnen Of)werpen, maar niet van die excep-
tiën, die hij tegen den persoon des nemers zelf zou hebben,
omdat deze geen eigenaar van de schuldvordering, in den
wissel vervat, is. Endosseert de nemer, dan kan het van
de wijze waarop hij endosseert afhangen of hij regresplichtig
wordt; gewoonlijk zal men moeten aannemen, dat hij de
belofto des trekkers herhaalt, dus dat hier ad[)romissio
plaats heeft; dan wordt ook hij wisselschuldenaar, en als
zoodanig regresplichtig; de wet spreekt algemeen van «de
endossanten»; dus zal er steeds cen presumptie zijn, dat
hij zich regre.splichtig stelt, die hij echter kan ontwijken,
door bij zijne
onderteekening «per order» te voegen \'). Do
trekker is regresplichtig, omdat hij de hoofdschuldenaar van
den wissel is.

De verhouding van trekker tot nemer is die van lastgeving
en moet volgens de bepalingen van het 1,1 W. dienaan-
gaande beoordeeld worden; hetgeen ik hierboven heb
aangeteekend, is hier volkomen van toepassing.

Maar wat zal in het 2\'\'° geval i)laats hebben? Zal hier
de acceptant enz. die weet te bewijzen dat de nemer geen
eigenaar is, tot dat bewijs toegelaten worden en zich dan
tegen den nemer van dezelfde excei)tiën mogen bedienen.

\') Zio Mr. Holtius, t. ii. p. ful urt.
«) Zio
bl. 41 V.

-ocr page 67-

T)/

die hij tegen den trekleer heeft? Geenszins, want hier heeft
weder een «pacte occulte» plaats gehad, dat derden niet
mag schaden, maar waar zij ook geen voordeel uit mogen
trekken \'). Zulks kan wel is waar zeer hard zijn voor den
acceptant, die volkomen goed weet, dat de nemer geen
eigenaar is; maar dat geval heeflt hij kunnen voorzien; hij
had dan maar niet moeten accepteeren; nu heeflt hij zich
eenmaal verhonden, «et hahet quod sibi imputet». Evenmin
zal de nemer mogen bewijzen dat hij procurist is, om zoo-
doende de excepties te ontwijken, die men togen hem zou
kunnen instellen; bad hij zulks gewild, hij had den wissel
in eenen anderen vorm moeten laten opstellen.

Er zal steeds op den wissel eene valuta-clausule voor-
komen, en omdat men a;m deze formaliteit nog steeds
eenigen schijn van beteekenis zal toekennen, meen ik met
Mr.
de Pinto te moeten concludeeren, dat «oj) den trekker
«naar algemeene recbtsbeginselcn de last van het bewijs zal
«rusten dat de ciuisa debiti valscb is, dat hij de waarde niet
«beeft genoten, maar integendeel een eenvoudigcn last heell
«gegeven»

\') Zio 1)1. (\',7 v.

1) Dus tic woordnu „wjuirdo gouolon", ol\' „wtuvrdo iu rokoniu}»"; ciausuios als
„Mjuirdo iu mij wilf" /.iju niol vau krachl, omdat arl. 100 haar niot sancliou-
noort. ^Ir.
Ki.st (IJcg. bl. 83) mooul, dat do uildrukkiug w, i. r. l)ior
ongepast zou zijn, omdat zij Iwoo oiusljvndighcdon onderstelt 1". dal de waardo
bopajxld zij, en dus oon ovoroonkomst over do waardo, oen ovordraclil van
hot roclit, dio goon van boiden hior plaats Iiobbon. Hoewel ik toogcof dat dil
n)eostnl do bolcekonis kan zijn, zoo is dit toch goon vaste rogol. Do uitdruk-
king w. i. r. is Z(K) oxtonsiof, dat men hiuu- zeor gmul op dozo s<K)rt wissels
kan p!iwi1.son {zooals Mr.
Zuhli ons iu N. Hijdnvgon vau issiï oj) bl. SG v.
verzokorl dal het l)andolsgobniik i^), on zal dan betoekouon, dal do waarde
vau don wissol nadorliand tu.sschcn trekker ou betrokkonozjil verrokend worden.

\') AVülbook vau Koopi)aiidcl. li»\'" gedeelte § ss.

-ocr page 68-

HOOFDSTUK IV.

Het prociira-endosscmoiit.

Terwijl de meeste wetgevingen het voorbeehl, door den
Franschen Code gegeven, volgden en bepaalden, dat een
endossement, dat zekere vereischten miste, een contract van
lastgeving zou scheppen, terwijl zij nergens het wisselrech-
teiijk mandatum expressis verbis behandelden, ontstond er
in de .eerste helft onzer eeuw eene nieuwe zienswijze, waar-
van het gevolg was, dat al de theoriën, die men over de
wel\'king van het endossement gemaakt had, vervielen, en
de bepalingen over de wijze waarop men endosseeren moest,
zich wijzigden. Ik bedoel de theorie van het «Formalcontract,»
die, het pactum cambii teraijde schuivende, ook in het
endossement niet meer koop cn verkoop zag, zoodat do
valuta-clausule, die volgens het oude stelsel een hoofd ver-
eischte voor wi.sseltrekking en endossement, als materieele
causa van den eigendomsovergang geweest was, thans als
overbodig en in vele gevallen als onwaar beschouwd werd.

Men begreep toen, dat het endossement mjiar aan éón
vereiscjite mocht onderworpen worden, nml. dat het den
wil om eigendom over tc dragen duidelijk le kennen moest
geven; en dat het niets ter zake deed welken vorm men
daarvoor koos, evenmin als de vermelding noodig was dat er
waarde voor betaald was, waiinnedc die beUding geschied
was of dat zij tusschen partijen veriekend was. Vooi*

-ocr page 69-

59

het eerst kwam men toen op de gedachte, dat de wissel wel
geschonken kon worden, zoodat in dat geval iedere waarde-
clausnle een onwaarheid moesten bevatten. De wet waarin
die nieuwere beginselen worden aangenomen, is de Algemeine
Deutsche Wechselordnung, die geen vorm voor het endos-
sement bepaalt, maar zegt, dat ieder endossant regresplich-
tig is, tenzij hij zich van zijne aansprakelijkheid bevrijdt
door zijn wil daartoe te kennen te geven, wat hij doen
kan, door do gebruikelijke formules: «ohne Obligo» en «nicht
am Ordre.» RIen zag toen in, dat het geval zich voor kon
doen, dat de houder van een wissel zijne schuldvordering
aan een ander over zou willen doen, zonder hem eigenaar
te maken, alleen met last om den wissel te incassecren.

Dit doel zou bereikt kunnen worden, door eene gcwono
lastgeving (zie art. 105 W. v. K.), maar daar dit zeer om-
slachtig is, verkoos men om dio lastgeving op den wissel-
brief zelf te plaatsen; zoo werd het procura-endossement
wettelijk geregeld; als eenig vereischte werd de duidelijke
wil van den lastgever verlangd, dien hij kon uitdrukken
door de formules «zur Einkassirung» of «in Prokura», die de
wet er enuntiatief bijvoegt, liet kon ook geschieden per blanco-
endossement; dan zet men de procura-clausulo bij de hand-
teekening van den endossant, waarvan het gevolg is, dat
ieder houder la.sthebber van den blanco-endossant zal zijn. \')

De Duitsche wisselwet gaat dus van een geheel aiuler
beginsel uit dan vorige wetgevingen, en neemt in navolging
van Liebe\'s Entwurf einer Wechselordnung für das Iler/og-
thum Draunschweig (§ 20, 27) dan slechts lastgeving aan,

\') O. WilciiTKU. t. ii. \\). 1)1. 509, IIartma.s-n. t. n. j). hl. 2f)G.

«) (X>k (lo wissolwcl vnn Zwcdoii van 1851, on dio van hot kanton
Sololhnrn van 1857. Uit do woorden vun § 28 dor Slecswijker on Flonshurgor
wet van 1843 knn men opmaken, dal hel procura-ondo.s.soment kan gt\\schai)ün
worden, door (Uin wil daartoo dnidolijk nil to drukken, mot weglating der
valuta-clausulo, on dal zelfs dan, wanneer dio wil nicl is uitgedrukt, maar
do valulji-clausulo is woggolatou, zulk oen cudossomonl voor laslgoviug zJil
gehouden wortlcn.

-ocr page 70-

üO

wanneer partijen dit gewild hebben, en bepaalt niet dat
lastgeving het gevolg is van een gebrek in den vorm van
een volledig endossement.

Omdat deze wet de nieuwste beginselen van wisselrecht
gehuldigd, en het procura-endossement, volgens mijne mee-
ning, op ééne uitzondering na, daaraan overeenkomstig behan-
deld heelt, en bij het samenstellen eener nieuwe wisselwet
waarschijnlijk wel tot voorbeeld zal genomen worden, wil
ik haar in korte trekken behandelen.

Het karakter van het procura-endossement is geheel ver-
schillend van het blanco en volledige en heeft er zelfs zoo
weinig mede gemeen, dat het eigenlijk geen endossement
is, en slechts door de usance, omdat het ook in dorso van
den wissel geschreven wordt, aldus gedoopt is. Heeft het
endossement eene tweeledige werking, met name overdracht
van schuldvordering cn borgtocht, het procura-endossement
heeft geen van beiden, want de endossant blijft zelf schuld-
eischer, en de geëndosseerde mag slechts in zooverre beüding
vi-agen als hij dat namens zijnen endossant doet, en deze
laatste statit noch zijnen lasthebbcj-, noch derden, die den
wissel later zullen krijgen, voor de beüding daarvan in.
Volgens mijne meening moest hij tegenover deze laatsten
staan als de steller van eeu endossement met bijvoeging van
de woorden «nicht am Ordre» (art. 15); doch hierover
later. — Toch is het procui-a-endossement, omdat het op den
wisselbrief süaat, een wisselrechtelijke handeling (wechsel-
miissiges Rechtsgeschiill).

De toestand van den per i)rocuram geëndosseerde is van
tweederlei zijde te bezien:

1" zijne verhouding tot zijn lastgever, 2° eu die tot derden.

Waf de eerste verhouding betreft, bepaalt de A. I). W. O.

\') Hij ondiiidclijklicid cn twijfel, neemt men min dat cigcndonisovcrdraclit
IkmIocUI is; zie Thöl. Wocliselrecht, § 111 bij noot lü; O. Wüchteb, Kncy-
clopaodiü, bl. .WJ.

-ocr page 71-

Gl

den aard van de lastgeving, en zegt, dat zij den lasthebber
machtigt om betaling te vragen, protest te laten opmaken,
dit te notificeeren aan den voorman van zijnen endossant,
de gedeponeerde wisselschnld in te vorderen, en de regres-
actie in te stellen. Over dit laatste zijn de Duitsche juristen
het niet eens;
Tiiöl \') meent dat hij niet verplicht is
de regresactie in tc stellen, ja dat hij daartoe zelfs geen
recht zal hebben, omdat hij niet weet op welke wijze (per
wissel of gewone rechtsvordering) en tegen wien de endos-
sant zijn regresrecht wil uitgeoefend hebben. Ofschoon de
Duitsche wet, sprekende van den van dc lastgeving, het
woord, ((ermächtigt» en niet ((vcrpilichtet» gebruikt, zoo
twijfel ik niet, of het lieefl wel het laatste bedoeld; de endos-
sant heeft last gegeven om den wissel te incasseeren, en op
welke wijze dc histhebbcr zich uitbetaling verschaft, doet
in hel algemeen niets 1er zake; vreest de endossant dat hij
de regresvordcring niet legen den gewiMiscbtcn wisselscbul-
denaar zal inslclicn, dan kan bij steeds zijnon laslhcbbcr
bevelen geven, die hij natuurlijk in zijne (pialileil verplicht
is Ic gehoorzamen, en andei\'s zal bloot staan aan de
actio mandati direcla Ook in de zitting van den
29 October 1847 van de c,on feront ic van Leijizig (zie Proto-
collc bl. 31, 32), ontstond er twijfel ten opzichte van dczo
zelfde kwestie, en ook daar werd aangenomen, dal indien
de endossant vreesde, dat bel mandaat niet goed zou uitge-
voerd worden, hij den mandataris van de noodige instructiën
mocsl voorzien \').

\') llundolsroolil 11, dos Woclisolrccht. § 22\'.» 1)1. 27».
») \'//)o ook .Ioij,v, Archiv fiir Doul-schos ^Voolls«lrocll(. V. bl. 78.
*) Hoff-Man maakt hioruil op dal do la.slhobbor in.stniktiön moot vnvgcn,
cn dal do aanpo-sprokono rograsj)licb(igo bot rccht hooft om lo vorlangon dat
mon hom oono schriftolijko opdracht van don «ndoxsani lalo /jon. Dr.
Ki.ktkk
(t n. j). 11 bl. 71-) is hior tcgon, omdat or in voormold Protocol stajit „bofiihigl"
on niol „orniilchtigl" of „bofngl" on omdat or van instrnkticu, maar niot van
oono nionwo volmacht gosprokon wordt mandataris kan toch van oono

volkomono volmacht voorzien zijn, zonder dat hij, om roden van onbekendheid

-ocr page 72-

62

Tegenover derden vormt de geëndosseerde «wecbselmässig»
een persoon met zijn endossant, zoodat derden alleen met
den laatsten schijnen te doen te hebben en de eerste ook
bloot staat aan de exceptiones ex persona indosantis; van-
daar, dat hij het bericht van non-betaUng van den wissel
niet aan zijn lastgever, maar aan diens voorman moet noti-
ficeeren.

Eindelijk zijn, voor zooverre mij bekend is, alle schrij-
vers het eens, dat de lastgeving door herroeping eindigt,
echter niet door den dood;
Jolly meent dat de herroeping
kan geschieden zoowel door de actio mandati als door de
actio in factum van art. 74 A. D. W.; Kuntze verlangt
«wechselmäszige Revokation (Aufkündigung)».

Ilct Engelscbe wisselrecht komt in veel opzichten de bepa-
lingen van het Duitsche zeer nabij. Dit is niet vreemd,
wanneer men bedenkt, dat het geheele recht niet gecodifi-
ceerd is, maar gevormd wordt door verschillende verorde-
ningen, «Act\'s of Stiitute\'s genaamd, die dan gemaakt zijn,
wanneer de behoefte daartoe zich deed gevoelen, liet gevolg
hiorvan is, dat er op dit punt geen bepaald systeem of
beginsel in het Engelscbe recht te vinden is, zoodat men
geene wetsbepalingen gemtuikt heeft, die voortdurend met
de praktijk te strijden hebben, maar dat men zich bij het

irmkcn viiii vororduiiiiigcii door liet liiuulclsgebruilc heofL
laten lijden, wat vooral goed tc stade komt, nu het blijkt
dat dit eigenlijk een zeer goed rechtsbeginsel bevat.

Zoo schrijft dc Engelscbe wet geen vorm voor den wissel

mot do jaak, wol gohool vorautwoord schijnt iiot mandaat uit lo vooron, zoo-
dat hij iustruclicu moot gaan halon, hoo hij zijno volmacht naar gonocgou
zal volbrengen. Dit is do beteekenis van hot protocol en do machtiging on
bevoegdheid, ligt reeds iu do opdracht van laslgoviug, nml. in hot procura-
ondosnmout.

\') .Tolly, t a. p. bl. 79; Kuntzr, t, a. p. bl. 87; IIaktmann, t, a. p.
bl. 207; O. WilciiTKU.

-ocr page 73-

03

voor echter moet hij om wissel tc kunnen zijn eenige
hoedanigheden bezitten; vooreeret moet hij eene belofte
van betalhig bevatten, en kan men niet met eene een-
voudige schuldbekentenis volstaan; dit is in Engeland het
kenmerk van den wissel, en zal het nu van den verderen
inhoud afhangen, of het een bill of exchange of een promis-
sory note is. Voorts moet de betaling gedaan worden in
geld, en moet de te vorderen som bepaidd zijn, dus niet
afhankelijk van een persoon, gebeurtenis enz.

De Engelsche wet verlangt ook geene valuta-clausule
evenmin in den wissel zelf als in het «indorsement iu full»,
ofschoon men haar meestal in beiden zal vinden. Men be-
greep zoo goed dat de valuta-clausule niets tot de geldigheid
van den wissel af moest doen, dat men, toen de Coal Act
van 3 Cïeo. 2c. 20s. 7 en 8 nog in werking was (thans her-
roepen), waarbij bevolen werd om op wissels getrokken om
partijen kolen mede te betalen, de woonlen «waarde ont-
vangen in kolen» te plaatsen, den kooper vau zulk een wissel
waar die clausule uiet op stond, strafte met «10 boete,
maar niet met ongeldigheid van den wissel.
Ciiittv zegt
echter *), dat indien de wissel, de erkentenis van genoten
waarde inhoudt, er een scbuldvordoi-ing (action of debt) zal

\') (Jp ilow)ii ixigol zijn oclitor «itzondoringon, want wissols vau 20 shillingon
tot
5 pd., gonimvkt in Kngolaiid, on gozogohl voor don Ti\'li-n Kobruari IS20,
(17 (lOo. c. 30. 8. 1 van voorttlurond kmclit goniankt door 27 (ioo. 3. c.
If) on 7 Goo. 4 c. fl.) inooton don niunn on do woonplimts van don poi-soon,
aan wion betaald moot wordon of zijn ordor bovallon, door oon gotuigo
ondorlookond zijn, on don datum van do trokking dragon, torwijl zij
betaalbaar moeten zijn binnen 21 dagen, na dien datum\', on mooton vertier
in don vorm, voorschrovon bij voonnoldon wotton, zijn, alias op stmffo van
nioüglioid (zio Gliitty t. a. p. bl. 128).

*) Troatiso ou bills of oxhnngo otc. bl. ifil.

3) Do Engelscho wol boiMvalt goon vorm voor hot ondossomont, nitgoz. voor
wissols van minder dan 5 pd., waarvan het endossement door oon geluigo
moot ondortookond wordon, don naam van don gëondossoordo on don datum
van hot ondossomont moot iMivatton, on vorder gouïaakt moot wordon nnar do
boplingou vau hot sl^ituut van 17 Goo. 3. c. 30 s. 1.

-ocr page 74-

64

kunnen ingestekl worden tegen den acceptant, door den
trekker tegen den acceptant van den eenen, of door den
nemer ol onmiddelijk geëndosseerde tegen den maker van
den anderen, maar niet door een geëndosseerde tegen den
acceptant, of door een lateren geëndosseerde tegen den
trekker, omdat er geen privaat-rechtsbetrekking tusschen
de verscliillende partijen bestaat.

Om deze redenen oordeelt de schrijver het aanbevelings-
waardig om cHe woorden er in te zetten. Zoo zien wij, dat
men daar de leer van het pactum cambii niet overgenomen
heeft, en derhalve ook geen bepaling gelijk aan art. 138
C. d. C. gemaakt heeft. Maar toen men bepaalde, of liever
toen het gevolg van het niet bestaan van eenige be|)aling
was, dat ieder endossement eigendom overdroeg, moest men
ook een plaats gunnen aan het procura-endossement.

In Engeland noemt men dit een «restrictive indorsement,»
omdat het de circulatie van den brief doet ophouden; de
endossant geeft zijn wil te kennen door te schrijven: «pay
to A for my use», of «to A only», of «for my account»,
of «the within must be crcdited to A.»

Verder zegt Ciutty \') nog, dat dit endossement herroe-
pelijk is, omdat dit het karakter van het contract van last-
geving is, en dat een procura-cndossement, in blanco go-
daan, niet zoo mag ingevuld worden, dat het eigendoms-
overdmcht bewerkt, wat andei-s wel gebeurt, (nml. het
veranderen van een blanco-endossement in een «indoi-se-
ment in full», doordat de houder boven dc handteekening
van den blanco endossant de volledige endossements-clausulc
schrijft).

Deze bepalingen brengen mij weder tot het Duitsche recht
terug.

Ook daar vinden wij diezelfde bepaling, want art. 17 zegt
dat de geëndosseerde zijne bevoegdheid, door cen volgend

\') T. a. p. bl. 2:}0.

-ocr page 75-

65

procura-endossement mag overdragen, maar er geen volle-
dig endossement op mag plaatsen, zelfs dan wanneer het
procura-endossement de order-clausule bevat. Volgens mijne
meening is dit én met den aard van den wissel én met het
beginsel van de Duitsche wet zelf in strijd!

De wissel is een papier, tot circulatie bestemd, en zijn
voornaamste hoedanigheid zou hem door zulk eene bepaling
ontnomen worden; dat het circulaticvermogen een vooi\'iiame
eigenschap van den wissel is, blijkt o. a. uit art. 110
C. d. C., dat zegt dat iedere wissel aan order moet gesteld
zijn, en uit de geheele afdeeling van de Wechselordnung,
(want niet alleen neemt weglating der oi\'der-clausule de ge-
schiktheid voor endossement niet weg, maar art. 15 zegt
zelfs, dat bet eenige gevolg van de clausule «nicbt am Ordre»
is, dat do steller niet rcgresplichlig is); blijkt het eindelijk
ook hieruit, dat volgens Engelscb i-ccht \'), weglating der
order-clausulo, den wissel niet onverbandelbaar zal maken:
toch zijn alle schrijvers bet er over eens, dat een procura-
endossement de circulatie van den wissel moet verbinderen,
en .scharen zich aan dc zijde van de A. W. O.

In art. 15 gaat deze wet van cen zeer goed beginsel uit;
de endossant kan niet over de negotiabiliteit van den wissel
beschikken, maar alleen over zijne eigene verplichtingen;
vreest hij nu dat do verdere circulatie van den wissel bom
benadeelen zjd, dan komt de wet hem te bulp, door te
bepalen dat zijne verbodsbepaling om verder te endosseeren
alleen het gevolg zal hebben dat hij niet regrcsi)lichtig
wordt, (lus dat bij geene scbado kan lijdon.

Hoe is men nu tot dc slotbepaling van art. 17 gekomen?

Alleen door toejiassing van den algemeen bekenden

\') Cinm-, L ft. p. 1)1. 231.

Joi-ia, (. tt. p. 1)1. 71); hitaiikk, Woolusolonliinng, bl. 50; Hautmanx,
t. ft. p. bl. 207; O. WilciiTKK, L ft. p. bl. 511; Ki.vrrKï:, 1, ft. p. 11 bl. 73;
LiolMi, Entwurf bl. 97.

6

-ocr page 76-

6

rechtsregel: riemo plus juris in alium transferre potest, quam
ipse possidct-, doch dit huclt rncn zeer onnadenkend gedimn,
want
de wissel bevat niet alleen eene scbuklvordering op den
laatsten endossant, maar voornamelijk op den trekker en
de vorige endossanten, die voor de betaling borg zijn ge-
bleven, en dezen hebben hunne regresplichtigbeid niet ge-
limiteerd; indien nu de per procura geëndosseerde een
volledig endossement op den wissel zet, verbindt hij den
trekker, de vorige endossanten en zich zelf aan zijnen
geëndosseerde, maar niet zijnen endossant.

Natuurlijk kan dit tot eene actie tot schadevergoeding
aanleiding geven, omdat hij door zijne daad zijnen lastgever
schade berokkend heeft, maar dit doet niets af tot de geldig-
heid van het door hem gestelde endossement.

Staat nu de order-clausule bij het endossement, dan moet
men de jure.constituendo aannemen, dat de procura-endossjuit
zijnen geëndosseerde machtigt om eigendom over te drafjcn,
en om zijnen endossant te verbinden; want wat kan de
order-clausule anders beteekenen, daar de geëndosseerde
zelfs volgens het civiele recht bij machte is, zonder verlof
Qcn sub-mandataris te benoemen? Het gevolg hiervan zal
zijn, dat cr waarschijnlijk geen reden tot schadevergoeding
tusschen lastgever en lasthebber zal zijn. Bevat het endos-
sement geen order-chuisule, dan zal de endos.sant niet regres-
plichtig zijn, want, het procura-endossement, doet reeds
de pre.sum[)tio ontst;uui dat bij zich niet regresplichtig stelt.

Heeft de i)er procura geëndosseerde, in strijd met art. 17
dei\' A. IJ. W. O., toch een volledig endossement op den
wi.ssel geplaatst, dan komt het mij voor dat dit de jurc con-
stituto de kracht van een procuni-endossement zal hebben.

Kan de per procur.i geëndosseerde; den wissel zelf in
(li.sconto nemen, en zoodoende eigenaar worden? Noch
volgens de Duitsche wet, noch volgens algemeene reclits-
begin.selen; want volgens de eerste blijft de endossant
eigenaar, totdat do wis.sel behoorlijk gwpiittecrd in handen

-ocr page 77-

67

van den acceptant overgaat; volgens de laatsten zou ik

inneiinn, dat. liij eigenaar blijft totrlat do wissol dooi* <loii
acceptant betaald wordt of door volledig endossement
overgaat; de per procura geëndosseerde blijft steeds
lasthebber en kan door zijne eigene daad nooit eigenaar
worden.

Eene kwestie, die in Duitschland, vooral op praktisch ge-
bied, eenen grooten strijd heeft doen ontbranden, is deze,
of door derden het tegenbewijs tegen het endossement mag
geleverd worden; dus of derden tot het bewijs mogen toege-
laten worden, dat een volledig endossement in casu geen
eigendomsrecht heeft bewerkstelligd, of dat een per procura
geëndosseerde wel eigenaar van den wissel is. Dat dit
van groot belang is, blijkt uit de vcrhoudhig van den geën-
dosseerde tot derden, want hij staat bloot aan de exceptiones
ex persona indossantis: wanneer men nu eene gelijk-soortigo
(dus in tlit geval geldschuld) en opei.schbaro schuld van den
endossant te vorderen heeft, zou men, indien men mag be-
wijzen dat de geëndosseerde lasthebber is, hem de exceptiones
ex per.sona indossantis kunnen tegenwerpen; of wanneer
men een schuldvordering op den geëndosseerde had, zou
men mogen bewijzen, dat deze geen lasthebber maar eigenaar
van den wissel is, zoodat men met hem zou kunnen com-
penseeren? De Duitschers noemen den eisch om tot het
bewijs tegen het endosseinent te worden toegelaten de «l^in-
rede der Simulation», omdat het endossement slechts schijn
is, en i)artijen eene andere andere rechtshandeling gewild
hebben.

Op grond van art. 82 A. 1). W. O., dat bepaalt dat de wis-
selschiddenaar zich slechts van die verwceringen mag bedie-
nen, die uit het wisselrecht zelf ontstaan, of die hij heeft
tegen den per.soon zelf, die do betaling van den wissel van
hem vordeit, en omdat art. 10 bepaalt dat door een en-
«losseinent alle rechten uit den wissel
0[) den geëndosseerde
overgaan, houden de meeste Dnit.^che r.echtsgeleeiilen het

-ocr page 78-

08

er voor, dat deze actie geen reden van bestaan heeft. Voorts
gaat door het endossement niet bet recht van vorderen van
den endossant, maar het vorderingsrecht dat in den wissel
zelf gelegen is, over; het ontstaat als \'t ware op nieuw in
iederen nieuwen endossant; het endossement is eene for-
meele rechtshandeling, zijn rechtsgrond kan telkens een
andere zijn, maar dat gaat derden niet aan; hunne rechten
en verplichtingen hangen geheel van het schrift af, voor
hen is de volledig geëndosseerde eigenaar, de per procura
geëndosseerde lasthebber. Een gevolg van het formeele
karakter van het endossement is, dat deze laatste niet
tot bet bewijs mag toegelaten woi-den dat bij eigenaar
is; bij heeft toch van te voren het gevolg van bet endos-
sement kunnen kennen, cn nu bij het mandaat heeft aan-
genomen, moet liij tegenover derden ook zijne rol blijven
vervullen.

Dat partijen zelf deze e.xceptie tegen elkaar kunnen op-
werpen, spreekt van zelf, want dit betreft eene overeenkomst
die zij zelf gesloten hebben.

Indien men deze exceptie tegen het kuitste endossement
toelaat, dan moet men haar ook legen vorige endossementen
toelaten, want bewees men dan dat vroeger een volledig
endossement slechts lastgeving bewerkt had, dan zouden vol-
gens art. 17 alle latere houders slechts sub-mandalaiissen van
dien vorigen gewee.sl zijn; mei reden schrijft R. Koen, Stadt-

\') Tiiöl, \\V. R. 4 § 182; .Ioli.v, t. a. j». bl. 72 houdt dozo imwchoiiwiur
over hot blanco-ondossoniout; ü. VVilciiTKB, t. a. p. bl. !105 & 512; Voi.kmau
und Loewv, dio Doutacho Wochsolordnung, lil O, 00 & 70 to vindon bij
II. Koen. in Archiv für doutschas Woch.selrecht, dool 15 bl. «580; Erkennl-
nisz Königlichou Sladl^gerichts ;}1 Jan. 1800;
IV Sonat Königliohon OberU ibun
als zu ^iorliu, 8 Sept 1800, beidon to vindon bij Dr.
Stiiasz iu A. f. W.
dool 10, bl. 32; Erk. überappollationsgericht zu llostock, 2i Mei 1853 ."t
18 Julij 1801; Erk. Obortribunal zu Ikirlin, 15 April 1851, & 111 Ajiril
1850, to vinden bij Kocii t a. p. bl. 277; Erk. Uoichs Olmr llaudolsgorichl.s
v. 20 Dcc. 1870; v. 23 Jan. 1872; v. <.» April 1872 & v. 0 Juni 1873.

-ocr page 79-

69

richter te Berhjii die ganze juristisclie und wirth-
«schaftliche Bedeutung des Indossaments als des bequemsten
«Mittels für die Forderungen des Handelsverkehrs steht in
«Gefahr, wenn es gestattet wäre, mittelst des in Rede
«stehenden Einwandes die vielgestidtigen materiellen Ver-
«hältnisse in der Reihenfolge der wechselnde Subjecte in den ^/ f.

«durch das Papier umgrenzten Anspruch, hereinzuziehen!»

Vele schrijvers laten die «Einrede der Simulation» echter
toe in den vorm eener exceptio doli , wat zij meenen te
eer te kunnen doen, omdat men haar tegen deneischenden
l)ei-soon zelf instelt, eu dus niet in strijd komt met art.
32; eenen warmen verdediger heeft deze meening gevonden
in den Stadtgei-ichtsrath
Englünijeu to Breslau ik kan
mij cchlcr niot met hem vereeniffen, en kleef de leer aau,
gehuldigd door het Uber-Ilandelsgericht, dat er door derden
nooit eene exceptie tegen het endossement mag opgewor})en
worden.

ICnglündeu zegt dat het gevolg van de laatste meening
zou zijn, (lat men het formeele recht zou gaan misbruiken
ten nadeele van den wisselschuldenaar, en dat daarin de
dolus van de handelende partijen ligt; hij werpt zelfs de
definitie van Labeo tegen: dolum mahun esse omnem calli-
ditatem, fallaciam, niachinationem ad circumveniendum,
fallendum, decipiendum alterum adhibitam (L. 1. § 2. I). do
dolo malo, 4, 3).

Ik stel hier tegenover, dat art. 36 der A. W. O. de vei-houding
van den geëndosseerde tot derden bepaalt; de houder van
een wissel is eigenaar, bijaldien een onverboken rij endos-
sementeu hem als zoodanig legitimeert; de artikels 10—17
bepalen de rechtsgeldige ki-acht der eiidossemeutcni; ziju de
op den wissel voorkomende endossementen nu volledig, dan

\') hl Arcliiv für Woclisolroclit, dcol 15, bl. 2S1.

*) O. IV. Joi.i.v, WiiciiTKU lt Tiiöi,; (lo boido gocitoordo voiinissoii van hot
Obomppollafion.sgorirhl to llostock.

\') Archiv, für Doulschos Wochsclrocht, N. F., dool bl. v.

-ocr page 80-

70

is het vorderingsrecht op den houder overgegaan; natuur-
hjk moet het laatste endossement aan hem gesteld zijn.

Vervolgens meen ik, dat er van geen dolus sprake kan
zijn, want iemand handelt niet dolens, als hij eene handeling
pleegt, waartoe hij volkomen gerechtigd is en kan de
wisselschuldenaar zich bedrogen rekenen ■wanneer anderen
met den wissel eene daad begaan, die hij wist dat de wet
hen veroorloofde? Immers neen! Was het bijv. een wissel
getrokken aan de order van den trekker, dan wist de
betrokkene reeds vóór zijn accept, dat die wissel geëndos-
seerd kon worden, en dat men van die bevoegdheid wel
gebruik zou maken; hij wist, dat hij tengevolge van zijn
accept tot betaling verplicht was, en dus tegen den
nemer of houder bij volledig endossement niet van de
exceptiën gebruik kon maken, die hij tegen den trekkci-
zou gehad hebben, en al meent hij nu ook, of al weet
hij, dat, niettegenstaande het volledige endossement, er
toch een overeenkomst van lastgeving tusschen ti-ekker
en nemer bestaat, dit geeft bem geen recht tot cenc e.xceptio
doli, hij heeft dit alles vóór zijne acceptatie kunnen weten,
liet andere mogelijke geval is, dat een wissel gcëuflosscerd
wordt aan iemand , die zelf bij den acceptant een schuld
moet betalen; incasseert hij nu zelf of door een maiulat^uis
dien wissel, de schuldvorderingen zullen dan gecompen.seerd
woi\'den. Handelt hij nu dolens als hij dien wissel endosseert,
maakt hij zich aan dolus schuldig, als hij een bijcontract
met zijnen geëndosseerde treil, volgens hetwelk deze in
werkelijkheid slechts lasthebber zal zijn? Dc accejitant heeft
geen nadeel geleden, want hij komt door dat endossement
weder in dezelfde verhouding tot den wisselscbuldeischer,
als voordat de wis.sel aan dengene van wien hij te vorderen
had, #werd geëndos.seerd; als de exceptio doli toegesUian

\') Ij. 55 1). (lo (Hvcrsis rogulis aiitiqiii (50, 17). Nullus viilütur dolo
fncoio, (jui suo juro utitur.

-ocr page 81-

71

weid, zou de acceptant voordeel trekken tengevolge van
iets dat hij niet vooi-zien had; zou dat recht zijn?

Degene, die een wissel accepteert, of in het algemeen
eenige wisselverbintenis aangaat, weet dat hij tot vervulling
daarvan zal aangesproken worden, en als de hou(ier den
wissel endosseert met het oogmerk, om de exceptiën, die hem
tegengeworpen kunnen worden, te ontgaan, dan pleegt hij
een daad, waar hij volkomen recht toe had, en dan kan geen
dolus hem tegengeworpen worden; maakt hij een neven-
contract met zijnen geëndosseerde, dan staat\' dat buiten
den wissel en kan derden niet schaden, maar behoeft
hen ook geen voordeel aan te brengen.

Wordt de thans in Nederland vigeerendo wisselwet een-
maal door eene nieuwe vervangen, dan oordeel ik het wen-
schelijk dat ook daaiin, ter ontwijking van allen strijd, de
bepaling van het Pruisisch ontwerp van 1845, die uit de
A. W. ü weggelaten is, voorkome: «Der Einwand der Si-
mulation is niemals zulä.ssig» \').

\') Zio U. K(k;ii, l. ii. p. bl. 27;i, & Voi.kmau uml Ijokwv I, n. p. bl. 3y2.

-ocr page 82-

-1

V) -

- t ■ . •

: -a .-;.

;.\'-\'il

vP-^

iv;--,.- ■ -

: 4 ■

» -i

...... ^ Ji-v iM-n

__ y, \'

,1. a : ■ _ *

\' H

- m

\' t ;

. V J ^ --

L

•■r-^iî:

-ocr page 83-

STELLINGEN.

1.

Een liliiisfamilias kan aan eene zaak, die tot liet i)eculiuni
behoort, de hoedanigheid van peculiaris te zijn, niet ontne-
men, behalve door eóne vervreemding, die hem vrijsfciat;
hiermede strijden niet L. 19. § 2 1). de peculio legato (33.8)
en L. 7 1). de manumissionibus (40.1), welke laatste echter
wel strijdt met L. 20 D. de pee. leg. (33.8).

II.

Tegen do Nuova interpretatio del celcbre Fi-ammcnto di
Ulpiano Legge XXV § 17 Lib. V. Tit. III de lleredidatis
pelitiono di
Eiliito SEUAriNi, en S.vallennurt} op Sciiultingm
ad. leg. cit. is aan te merken: dat, wanneer een bona Ilde
possessor van eene erfenis, eeno zaak die lot de erfenis
behoorde, verkocht hcefl, en bij vrijwaring den jirijs uit
zijn eigen vermogen zou lïiocten vergoeden, de rei vindicatio
tegen den kooper uilgesloten is,

111.

Md CuJACius (Obs. XXVI, Cap. 0), Sciiultinoii (NoUie ad
ßig. ad.
L. V. D. do poll.), en Puciita (§259), tegen Bun-

-ocr page 84-

74

ckersiioek (Obs. VI. 13), j\\1arezoll (Zeitschr. für C. II. und
C. Proces, Tom. XIX) en prof. Goudsmit (II, bl. 83) kan
men aannemen dat voor de geldigheid der pollicitatio tegen-
woordigheid noodig is.

IV.

De verbindtenissen door eene vrouw, die, met toestemming
van liaren man, met wien zij iu gemeenschap is gehuwd,
openbare koopvrouw is, als zoodanig aangegaan, ziju ten
aanzien van den man, niet als handelsverbindtenissen te
beschouwen.

V.

Een meerderjarig geworden pupil kan, indien er geene
voogdij-rekening is afgelegd, zijnen gewezen voogd, zelfs
na verloop van den bij art. 472 B, \\V. bei)aalden termijn,
bij uitersten wil niet bevoordeelen.

VI.

De o[)steller is eigenaai" van deu opstal.

VII.

Wegens niet nakoming eener bilaterale overeenkomst,
kan schadevergoeding gevraagd worden, ook zonder ontbin-
ding.

VIM.

Al. 5 van art. 1403 B. W, is alleen toepasselijk op werk-
meesters, die leerknechts (appreiitis) hebben.

-ocr page 85-

75

IX.

Dadijig kan zelfs iu zaken van koophandel niet bij monde
worde aangegaan.

X.

Cluusulos aiw «ühiio Obligo» op \\vi.s«ols, zijn loclit-sgoltlij

XI.

Endossementen, dio de order-clausule niet bevatten, doen
liet circulatie-vermogen van den wissel niet ophouden, doch
ontslaan den endossant van regres-plichtigheid.

Xll.

Voor de berekening van avarij-grosse, staan goederen, dio
door lichter.schepen, aan boord gebracht worden, in gemeen-
schap met het principale schip.

Xlll.

De schipper van een aangevaren schip, dio niet is eigenaar,
huurder of gebruiker, is niet bevoegd tot het instellen eener
rechtsvordci\'ing tot schadevergoeding wegens aanvaring.

XIV.

liet ver/et van hem, die den oorspronkelijken eischer niet
tegen <le eerstkomende teiechtzitting dagvaardt, — behou-
dens inachtneming van de termijnen en formaliteiten ten
aanzien dei\' dagvaarding voorgeschreven — stuit de ten uitvoer-
legging van het bij verstek gewezen voiniis niet.

-ocr page 86-

76

XV.

Indien de verweerder binnen 14 dagen na de beteekening
van den staat, behelzende opgaaf van kosten, schade en
interessen, geen aanbod van zoodanige som tot vergoeding
van schade, kosten en interessen, als hij zal te rade worden,
gedaan heeft, zal de wederpartij haren eisch bij eenvoudige
procureursakte ter terechtzitting brengen.

XVI.

Een Nederlander in Ned. Indië met der woon gevestigd,
kan door den eischer die op het grondgebied van het rijk
in Europa woont, voor eene rechtbank in Nederland gedag-
vaard worden.

XVII.

Vreemdelingen, die volgens art. 8 B. W. met Nederlanders
gelijk gesteld worden, kunnen, ter zake van misdrijven,
opgenoemd in art. ü al. 2 W. v. Sv., in het buitenland tegen
vreemdelingen begajui, volgens de Nederlandsche wetten niet
gestraft worden.

XVIII.

De raadsman van den beschuldigde heeft het recht om
voor het opmaken der memorie van suggestie inzage te
vorderen van de stukken.

XIX.

liet hof is gerechtigd om, nadat er met het hooren van
getuigen op de terechtzitting een aanvang is gemaakt, het

-ocr page 87-

77

rechtsgeding te schoi^en ter oproeping van nieuwe getuigen,
en ter voorhrenging van nieuwe stukken.

XX.

Ten onrechte wordt in art. 7 van het Regeerings-ontwerp
van een wetboek van strafrecht van 1879, dc Nedcrlandsche
stnifwet toepasselijk verklaard op vreemdelingen, die zich
opzettelijk tot bet houden van een tweegevecht buiten het
rijk in ?]uropa begeven.

XXI.

Dc «NothsUind)) behoort volgens den Code Pénal tot de
«faits justilicatifs.»

XXII.

Ten onrechte woi\'den al. 2 art. 150 en al. 3 art. 489 van
het Regeerings-ontwerp van een wetboek van sti afrccbt van
1879 niet uitgebreid lot het geval waarin geen voldoende
onderstand verleend is.

XXIII.

Indien men, bij cventueele droogmaking der Zuiderzee,
e(me nieuwe provincie zou willen siunenstellen, is een grond-
wcbihcr/.iening daartoe noodzakelijk.

XXIV.

l^ij cenc nieuwe regeling van de kiesbevoegdheid is hel
wenschelijk, het kiesrecht ook aan ben toe ü; kennen, voor
wier aipaciteiten de slaat ccne wiuirborg heeft.

-ocr page 88-

78

XXV.

Krediet is kapitaal verstrekken, nooit kapitaal scheppen.

XXVI.

Het verkoopen van domeingoederen in tijden van vrede
en voorspoed, om met den opbrengst l)ezwarencle slaats-
sclndden te delgen, is aan te bevelen.

.XXVIl.

De maatschappelijke toesümd der arbeiders, kan slechts
door hen zelf en geleidelijk, en niet door den staat en ver-
nuftig uitgovonden kunstmiddelen, verbeterd worden.

i

-ocr page 89- -ocr page 90-

\'isi.

-ocr page 91-
-ocr page 92-

L,

iV-,

K\'