) Over het begrip, de uitdrukking en den invloed -
der openbare meening in een vrijen Staat, -ij!
ROTTERDAM - VAN. MKUKS & STUFKKNS.
187V,
tv ■\'.r-
-ocr page 3- -ocr page 4-... lije^i::,-*
A;
-«iJ"..
.-/■..-■■y ^
1 .\'4-
\'. > M
ir\' • \' •
a/ «•\'-\'.
i
4
ir-
rli\'\'-»
« . r
\'■^x: ______
■ -"ÄMt\' ^ _ „
^ > ■
\'"M^^-tiià»,\',
-ocr page 7-ÏFl HIT iOlllP, M ülTiüffli Ë
ÖPEilRl llll, 1Î1 m rai STAAÎ.
TEK VKKKRIJOISO VAN DEX QBAAD
VAX
AAN I>K
rijks-universiteit te utrecht,
NA MACllTIOINO VAN DEN R E C T O R-M A O N IFI C U S
IIOOOLKKKAAn IN DE rACUI.TKIT DKR WIS- KN NATUURKUNDE,
VOLGENS BESLUIT VAN 1)EN SENAAT «ER UNIVERSITEIT,
EN OP VOORDRACHT DER RECIITSOELEERDE FACULTEIT,
TE VERDEDIGEN
op V]tIJI)A(; (Icii \'28 NOVEMKEIC 187», des imnitddngs tc uren,
a y** jfi.f^fs.
EB
MARTIN MARIE ROSMAN
t, \'s- -Bi 1 «i\' wmm- ;
rt ;.
IP--- •
IÎ m
I.
, i ^
\'k\'
fi\'Tr ^ . « • • • ^ . . .• • • ♦ ƒ.
1
i ..
-ocr page 9- -ocr page 10-I
• t \'
■\'m
3\'
; . V *
> - ■
.. r
1)
. ■ \'\'grt/y c: . • ■ ■
-ocr page 11-Over het begrip» de uitdrukking en den invloed
der openbare meening in een vrijen Staat.
B-
. - 1\' ■
-
iv ■
^ i. t V -V
-ocr page 13-• iic gouvernement représentatif s\'éclaire
par l\'opinion publique, et est fondé sur clic."
CUATKAUnRIANU.
Bjj het bezigen van do uitdruicking Openbare Mcening,
moet het ieder terstond treffen, dat de geheele wereld
er mede vertrouwd schijnt; de Publieke Opinie behoort
tot do ernstigste onderwerpen van wetenschap, en toch
hoeft in het dagolijkscho loven ieder hot zijne er ovor
aan to voeren, tot do goringato dagbladen toe, dio mot
do benaming Publieke Opinio spelen als met oono een-
voudige zaak. Dikwijls wordt do uitdrukking dan ook
misbruikt, mon geeft zich vaak goeno rokenschnp van
wat zij eigenlijk is, en wat slechts do meoning vnn
cono klasBO of partij mag liooten, noemt men allicht
volkswil on volksovertuiging, onulat men niot genoog
in hot oog houdt, wat vóórhaar bestaan de Yoroiachton
zijn. Dikwijls ook hoort men, in Kamers van Yolka-
vortegenwoordiging en daarbuiten, do Openbare Meoning
to kwader trouw inroepen voor of tegen oen maatregel
in behandeling (1), en dat mot oen zelfvertrouwen on
(1) JoBiPit MosïMV. Politicil Klcmcnt», or the progreii of inotlcrn
legiiUtion ([«ndon, 1852) pg. 1C8. »It« nnmc ii inccMantlybcingforgcJ.
An nuumptioii of iti authnrity i* incMuntly Icing mide by diMppointrJ
f«plion» and ambitioiia individualt, to givo weight lo wliat tlicy »»y, and
"1\'Knity to their lyilcmatic oppoiitioti to the govcrnmciit."
2
eene stoutmoedigheid, eene betere zaak waardig; zooals
moseley zegt: „zij weten te goed dat, wanneer zij al
ongelijk hebben, er niemand is om het hun to bewijzen";
want waar een wezenlijk verschil van gevoelen bij het
publiek bestaat, zijn weinig feiten bij zooveel belang-
rijkheid zoo moeielijk te constateeren (1). Intusschen
volgt uit dat veelvuldig gebruik en misbruik van de
uitdrukking, dat ons onderwerp alle actualiteit heeft —
en dat men zich van het belang der zaak wèl bewust
is. Geen woord — getuigt ook moseley (2) — dat
in onze tijden eeno zoo gewichtige en schitterende rol
heeft gespeeld, als „Openbare Meening." „All men are
swayed by it," zegt bul wer, „it is the public judgo" (3).
Even als er zonder maatschappij, zonder gemeenschap
van belangen van geene Openbare Meening sprako kan
wezen, zoo is bet duidelijk, dat cr goeno maatschappij
denkbaar is zonder eenigo Publieke Opinie; do bekende
loer in \'t midden gelaten, dat de maatschappij van jonger
dagteekoning zou zijn dan de menschheid, eu enkel
berusten op een „maatschappelijk verdrag"} eeno loor,
die veel bijval ontmoet on tot velo uitersten mogo geleid
hebben, maar dio thans voor goed onhoudbaar goblekon
cn verworpen is (4). „Etwas derart findot sich bei jedem
Volke, wenn es nicht durch das unbedingte Vertrauen
zu der Regierung ersetzt wird, was eigentlich aucli cino
Form der öffentlichen Meinung ist" (5).
Dc ontwikkeling dor publieke opinio cn haro belang-
rijkheid hebbon met do beschaving dor menschheid golijkon
tred gehouden; toch duurdo"het tot do Omwenteling van
(1) Ibidem p. 113.
(2) Ibidem p. 110.
(3) UuLWBR: liifo of Cola di Ricnzi: pg. 70.(I<ondon, Routlcdgc, 18GG).
(i) 1\'. BOMi, Traitü do droit pcnal. W. Fauitiii .Hélle. 4» drukj
Tomo I, p. 200. V.
(5) Feroisand Waltib. Nalurrccht uml l\'olilik (18G3) p. 31».
1789, eer zij op staatkundig gebied eene vlucht nam
en oen\' invloed verkreeg, die ongeëvenaard magbeeten.
Durch dio j^it der "ersten französischen Revolution in
der . europaischen Menschheit eingetretenen Ereignisse,
ist die politische Erziehung rasch fort geschritten, und
das Freiheitsgefühl und die dadurch bestimmte öffentliche
Meinung haben eine ungewöhnliche Starke und Bedeutung
erlangt (1). In gelijken zin zegt heqel: Immer war
die öffentliche Meinung eine grosze Macht, und ist es
bosondera in unserer Zeit, wo das Princip dcrsubjcctiven
Freiheit diese Bedeutung hat. Was jetzt gelten soll,
gilt nicht mehr durch Gewalt, wonig durch Gewohnheit
und Sitte, wohl aber durch Einsicht und Gründe (2).
Geen onderwerp dat zoowel voor de staatkunde ala
voor do goschiodonis gewichtiger is. „It bas no place
in Locke or Blackatonc — schrijft moseley in 1852 —
hut no ono shall hereafter treat of government or of po-
litics without it being a fundamental idea of tho book;
no ono shall write tho history of these timos without
its turning up at ovory crisis as the thing on which all
hangs" (3). „L\'ordrc social," moontookfonfuède, „chcz
lea pouploa civiliaea, ropoae sur deux baaea principalca:
lo. Ics croyancca gouvorncmontalca, qui attirent aux
autorités publiqucs la aoumiaaion ct Tobeiaaanco dca nmaaea
nationales; 2°. Tintimidation Idgale," ctc. (4). „It ia,"
zcido reeda hume, „it ia therefore on opinion only that
gOYcrnnicnt is founded, and this maxim extonda to tho
moat doapotic and most militnry govornmenta, aa well
aa to tho moat free and tho moat popular" (5).
Ala bron van wetgeving en ala toctastoon cn middel
(1) Walter, ibidem, p. 310.
(8) Hkokl. Grundlinicn der Philotophic dei Kcchti, i .HlO.
(3) .Mo««i.ir t. a. p. p. IH).
(-i) lI«NBr roNfBKDit. Oeuvre« complète« (1845). Tomo 111, p. 1.
f5) IIUMK. ÏjMyt. dl. 1, p. 31. Cf. p. 17.
-ocr page 16-van kritiek (Jus Constituendum, Criminalpolitik) voor
het bestaande of ontijdig ingevoerde, oefent de publieke opi-
nie een machtigen invloed uit. „Public opinion as ascertai-
ning and exhibiting the actual wants óf the people, and so
affording, as it were, the materials, the subject-matter for
legislating upon, is true in its operation, and performs an
immense service" (1). „Bij repraesentatieve regeerings-
vormen geldt het inzonderheid — dat er tweederlei vooruit-
gang is: een der bijzondere personen, die door hunnef
geschriften" en gesprekken in do volksovertuiging den
vooruitgang tot ontwikkeling brengen — en cen der
ministers, om vorm en werkelijkheid te geven aan hetgeen
door de publieke opinie voor verwezenthjking rijp is" (2).
Verder speelt de Openbare Meening een gewichtigen
tol als waarborg tegen willekeur en machtsovcrschnjding;
zij vormt (3) als \'t ware ecn Gerechtshof, dat boven
alle gezag verheven, in laatste ressort ccno hoogsto
uitspraak velt. „L\'opinion publique (1) est plus forto
ct plus éclairce que la loi; plus forto parco qu\'cllo cm-
(1) Mosf.LEY t. n. p. p. 204.
(2) Jhr. Mr. j. ue iioscu kempkr. Handleiding tot dc kennii van het
Nederlundsohc Staatsrecht en Staatsbestuur, 2« Ed. (1805) Inl. p. 18.
(3) Moiileï t. a. p. p. 120.
(4) Neckkr. Manuicrits public« par sa 1111e, dl. I, p. 17, v. — Even-
zoo uiKoo soria iie crispan, Philosophie de droit publie, 3\' Ed. Ilruxel-
les 1865 (Traduit de ritalien) Tomc V, p. 128, v. .Quand lo magiitrat §8
trompe, quand le juge commet une injuitico, quand l\'uturpateur attente
& la liberté de la patrie, il est peu de pays dans lo monde, ou il exiito
des magistrat» institués pour condamner le» excî-» de la force, ou du moin»
il n\'est pas certain que la condamnation puisse Être prononçéc. I.\'npinion
publique ett un magittrat qui ne peut Stro ni léduit, ni intimidé! Elle
rend son jugement, même quand elle eit enehaini-e." Van zulk ecn hoogito
reehtipraak gewaagt ook chateaubriand. Oeuvre», Mélanges Politique»
(Hruicllc«, 1827) Tome 1, Chap. XVII. Dc la liberté de U Prt»ie. pg.32i
Dan» un gouvernement reprctentatif il y a deux Tribunaux, celui des
Chambres, ou le» intérAa particuliers de la nation sont jugés, celui dc U
nation elle-même, qui juge cu dehor» le» deux (Thambret.
5
brasse tout le peuple, plus éclairée parce que c\'est le
travail des nations ct des siècles, tandis que la loi peut
être le travail d\'un seul homme. Cette supériorité dc
l\'opinion est surtout sensible dans un état monarchique,
parce quo les membres de la société, n\'y ayant point
de part à la combinaison des lois, ils portent toutes
leurs forces vers l\'opinion; ils en font comme le répré-
sentant de leurs voeux et de leurs pensées, et ils lui
élèvent un tribunal qu\'on est obligé de respecter, quoi-
qu\'il n\'ait ni soldats ni maréchaussée, mais parce qu\'il
dispose en souverain des deux grands ressorts de la
société perfectionnée, la considération ot le mépris."
Wol mag het een netelig en veelzijdig onderwerp heeten.
Kunnen wij inderdaad het bestaan eener alvermogende
publieke opinio erkennen en haar hoogschatten? (1) of
hebben wij hnar grootendecls te beschouwen als een
verzinsel van demagogen, die door haar te prediken,
zich gunst cn invloed bij dc menigte zookon to verwer-
ven? In hoeverre is het mogoljjk, zich van do publioko
opinio to vorgowissen, haar goed to doorgronden, en in
hoeverre bestaat or dus kans oni met goed gevolg op
(I) Cf. Opcrc di Nittx)i.u MACciiuvti.u\', Vuliimc II (.MiUiio, 180().
Dirconi Lib. I, p. 200. »K non sctir.a nagiono «i a«somigIia In vorc d\'un
])op<>lo a quclU di Dio; I)crch^ »i vcdc una opinionc univcrsalc farc ciïctti
maravij|f;lioù ne\' prngnoKlichi tuoi ; tilrliè pare ipio pcr occulta virti\\ c
prcvcgga il iiio malc c il ttio bcno"; (capit. LVIII; Ln moltitudinc c
piît lavit c pi\\i conitautc, cho un Principe"). Naar liiid ccoer oudc Krnn-
«chc vertaling: »Auui n\'cit ce pa» un« cauic que ta voix c«t coniparre
celle dc Dieu , car vou» voycx communvment qu\'il gît dc mcrvcillcu»c«
prognoiticationi cn l\'opinion univcraollc, et icniblc par U qu\'il ait r.n lut
quelque vertu »ecrctc, qui lui faitm: leutir do luin ton bien ct mal advenir".
Machiavelli, »1^ diKoun dc l\'Etat do paix ct dc guerre;: cnucmblo un
livre du mémo auteur intitulé le Prince. Traduit d\'Italien cn Françaii
(Kouen, 1580) p. 28:1, v.
Cf. ook nruti.Mit. Conutitution of EngUnd. II cap. 18. p. 202.cn
ANriux)S. Nouveaux cuait de politique ct dc pliillKopliir, I, pg. 53—55
cn II p. 278.
6
de ttoaact te werken, op de menigte die — zooals hegel
zegt — „nicht weisz was sio will", on iets zoo grillig,
wuft en veranderlijk als hare opinie, te leiden? Vox
populi, vox Dei (1) roepen sommigen uit en juichen
hot too zoo dikwijls aan de Openbare Meening concessies
■worden gedaan; want zy zien den tijd naderen — om met
perthes to spreken — „in welcher sich die Ilorrlichkoit
des Menschongeistea mit seiner ganzen ursprünglichen
Frische und Kraft offenbare, nachdem er die Fesseln
abgestreift, mit denen biszu unseren Tagen jede Gegen-
wart durch ihre Vergangenheit gebunden gewesen sei" (2).
Do angstvalligon en twijfelmoedigon zouden niets liever
zien dan al dio heerhjkhoid, maar worden door hun\'
vrees voor anarchie bchcorscht cn tot de slotsom go-
bracht, dat mon slochts zeor noodo er too mag over-
gaan , aan den wonach van hct publiek gnhoor tc
geven; volgons hou zoudo hot altijd hot toppunt van
onvoorzichtigheid zijn, don wil dor monigto to beschou-
wen als oen\' absoluten toetssteen voor waarheid cn rccht.
Eeno andere vraag is, welko feitelijke macht in oon\'
vrijen staat do publieke opinio bohoort uit to oefenen,
afgezien van hare innorlijko waarde. Beschouwt men do
Openbare Mecning als do denkwijze van hot volk —
dit als één geheel genomen — zoo hangt dezo vraag
blijkbaar af van ccnc andoro: do thoorio dor Volks-
(1) Dc (lilJrukking «vox Populi vox Dei", »tunt niet nlIccn, ni(sloiit;i
zei de reeds:
O\'^OTCJ ffót.uïtKi\' ebriiiwreu, r.vnvx ffsiitj,
Aaet
Aristotxlks noemt hct iels «x^irtir»», :r«/r«( wUf^mji pKtyiïOsi «»e-
/<e)a/4ivTa{ reif l^rfit.^ojitKin" Bekend xyn ook do uitspraken van ciriKo
(TuscuLANA.): In re conKntio omnium gentium ins nntnrae putanda est;
van sekeca (kimbtolak.) .Argumentum veritatis e*t aliquid omnibus videri,
cn van qiiiNTiMANUs: «Pro ccrtis habcmus ca, iu ipiac communi opinionc
ronsensum c»t, cnx. Cf. «K «mooT. Hc jure belli Jk p.
(2) Cf. c^ tu. pebthes. Dat deutsche Staatslebcn vor der Hevolulion
(1845) Einleitung.
souvcreiniteit. "NVant cr is beweerd, dat dc oppermacht
in dien zin bij hct volk berust, dat waar dit gesproken
heeft, niemand zich mag aanmatigen het beter te willen
weten; dat men zich, ja, te wachten heeft voor hct luide
gcschrceuw van geweldige, niets ontziende minderheden,
maar dat do ochtc en onvcrvalschtc mccning van het
publiek altijd „carrics conclusion, if not conviction" cn
onfeilbaar is, of als zoodanig door dc Regcering moet
worden erkend. Zij, die zoo spreken, zijn niet beducht
voor uitspattingen van do zjjdo der menigte; daartegen
zien zij een waarborg in dc kracht van dc Regcering cn
in den vooruitgang van hct verstand des volks. Dat
intusschcn geheele volken cn zelfs gchcclo goslachtcn niet
zelden in de grofste cn zonderlingste dwalingen vervallen
zijn, leert do geschiedenis van alle eeuwen; cn tegen
hct beweren, dat aan do cchto volksopinie in ieder geval
door do Regcering behoorde to worden gehoorzaamd, zou
men met staiil kunnen aanvoeren, dat hot niet wijs is,
aan ieder tijdperk dc maclit ovcr tc laten, om cen later
geslacht, „anders, und vielleicht besser überzeugt", zijn
erfdeel onherroepelijk to verkorten. „Soll jcdo Spanno
Zeit dio unumschriinkto Verfüging haben über Einrich-
tungen, dio als Güter und als Rand für alle Generatio-
nen bestimmt sind?" (1). En wat do mcer onmiddelijko
bezwaren betreft, aan zulk een systeem verbonden: „Er
behoort weinig too — schrcef in 1845 Mr. j. i)i: lioscii
kemi\'eu — om al hct ongorijmdo in to zien, van ccn
stelsel, hetwelk don wil van hot Volk als richtsnoer der
Regcering aanprijst. Do wil van hct Volk is golicol onbe-
paald; hct wil rustig cn welvarend loven, veel verdienen
en weinig belasting betalen, liet wil recht cn gorcchtig-
hcid cn zoo min mogelijk belemmeringen. Maar do middelen
(1) HcfhU- und Staatilchro, nuf der CJriïndUno rhriitlichcr Wclt-
■nRchiinnn); »on rrtkiirini joi.iun utahi-, !!• Ablh. (Die St«Bt«lrliru und
«Ii« l\'rineipitn de» S|»«lirreht»). Heidelbrrg, 1856, p. 402.
om aan den algemeenen wil te voldoen, zij moeten ge-
zocht worden door verstand, door Staatswijsheid, door
beginselen van Staatsrecht en Staathuishoudkunde; zij
kunnen niet aangewezen worden door den oppervlakkigen
wil der menigte. In alle Landen, waar men den wil
des Volks heeft gesteld in plaats van \'t geen staats-
wijsheid beval, heeft men juist datgene verkregen, wat
het volk in \'t algemeen niet wenschte". (I).
Maar zelfs afgezien hiervan schijnt die geheele theorie
der Volkssouvereiniteit eene leer die, al is zij in bespiege-
ling onbetwistbaar, ten gevolge van de delegatie door
het Volk aan de Regecring — \'t zij dan van dc souvc-
reiniteit of van hare uitoefening —, cn meer bepaald
sedert de nauwkeuriger afbakening der Staatsmachten
in dc Constituticn van den nicuwcren tijd, veel van hare
practischc beteekenis heeft verloren (2). Even vóór de
omwenteling van 1789 in Frankrijk, en die van 1795 in
ons Vaderland, lieten eenigen onzer beste staatkundige
schrijvers over dat onderwerp zich in dezer voege nit:
„Ik bedoel de leer van \'s volks alvermogen. Ilet
argument, dat ik uit het herhaalde gedrag van onzo
natie bijbreng, schijnt mij ad hominem en onwedcrleg-
(1) Zio ilc .Tij.lgcnool" van 1815, blz. 200 cn zijn gcjchrift Volkiwil
cn Volksbelang. (Amsterdam, 1818) p. 25.
(2) Want ledert die ma-r jnistc afbakening kan men met rccht met
i>r. Bosrit KKMPKR beweren (I. a. p. 218) •OnichcUbaar cn Souvcrcin ii
dc Koning in dc uitoefening van xijnc macht, do rechter in *yno rcchl-
•praak, dc plaatwiykc rrgccriiig in het pIa«t«rlyko, dc ingezetene in «(jnc
woning, in zgn bricvcngcheim, ieder ii cr rauvercin in zyn eigen gebied,
terwyl èn Koning èn Pnrlemcut rn rcchtcr« èn ambtenaren èn ingezetenen
verantwoordelyk zyn, het mec.tt voor hun geweten cn dc publieke opinie,
dat zy hun eigen gebied niet zulloa verlaten en op ren ander gebied zullen
inbreuk maken." \'Ia: voeu dc toua on de la pluralité dot membrca d\'unc
«ociété c»t ct M!ra toujour« un^ acte de touvcraincté» car Ic pniplo mfnic
qui, par un con»cnlcmcnt libro et unauimc, hc »oumet \\ un princcabkolu.
fait un acte de touvcraioeté". Memoires dc m aloclt, 2»«: Edition, Tomc 11,
I.*ttre k me» Commcttant» p. 73.
O
lijk. Ik ben in gemoede overtuigd, dat onze Regcerings-
form het bloote uitwerksel van bedrog en geweld iS; zo
men dezelve niet op doezen grond wil vestigen. Ik voor-
zie wel den ondank, dien ik bij veelen behalen zal door
deoze snaren aan te roeren; doch ik bekreun mij daar
weinig aan. \'t Is meer dan tijd, dat liet menschdom
zijno regten leero kennen; dit zal hou die (om den aartigen
inval van zeeker Lid des Ilooger Huizes, in Engeland
te gebruiken) dio — zeg ik — zich verbeelden, dat zij
met laarzen en spooron cn \'t overige mcnschclijkc ge-
slagt met zadels op de ruggen gcschaapcn zijn, opdat
zij \'t naar goedvinden zullen mogen dood jaagcn, voor-
zichtigheid leeren. Dc regten des volks zijn oven heilig,
ja heiliger, dan dio dor Overheden, cn niettemin is hct
doorgaands ccno misdaad geweest, dezelve tc verdedigen.
Ilct gevaar dat cr uit soortgelijke stellingen voor do rust
van do burgcrstaatcn to vrcczon is, is ccn hcrscnschim,
of liever ccno uitvinding van do hceischzucht cn der-
zelvcr vlcijcrs." (1). Onmiddoljjk sluit zich hierbij
aan do plaats, dio wij vinden iu do „Grondwottigo
Iferstclling van Nederland s Staatwezen" (1): Wij zullen,
in de eerste plaats aanmerken, dat hot govaarlyk kan
zijn, dc Souvcreiniteit van hct Volk to gaan verkondigen
in con Land, daar oudo Constitution, cn uitdrukkclyko
wetten lietzclvo van allen invloed op do regcering be-
roofd hebben. Misschien zou hct in Frankryk, in Spanjcn,
in VonctiGn, in Genua, in Rorn, cnz. noch voorzichtig,
noch welvocglyk zyn, opcntlyk to zeggen dat do Koningou
of do Patricischo gcslachton niot anders zyn dan dienaars
van liet go/aamcntlyk ligchaam des Volks. Do grond-
stellingen der Volksrcgccring to willen doen aannemen
onder cen Eenhoofdig of ondor ccn geheel Aristocratisch
(!) Zic •Dricvtn van cn aan j. I) va> dkr capii.i.kn van d»: poul,
uiigpgcvcn door Jlr. w. u. t>s «BAuruKT (1870); Brief van v. i». c, aan
PlLTKk paulus, pg. 41, v.
10
Staatsbestuur, is voorzeker uiets anders dan verwarring
cn binnenlandsche oorlogen te willen verwekken. Het
verkondigen van dergelyko leerstellingen kan daarenboven
onnuttig en gevaarlyk zyn; onnuttig voor volken dio
met eeno andero soort van regoering to vroeden zyn,
cn gevaarlyk voor volken welker zeden niot genoog
mochten voorbereid zyn tot oono zoo kiescho verandering.
Maar wanneer oon Volk het geluk geniet, van ondcr
zyne bezittingen het dierbaar voorrecht to moogon rekenen,
van aan zich zelf hot oppergezag behouden to hebbon,
dat andero natiën verondersteld worden to hebben af-
gestaan aan oen\' Vorst of aan eenigo bevoorrechte fami-
liën, is hot betaamlyk, on zelfs noodzaaklyk, dat hct
bewust zy van zyne rogton. Het bohoort konnis to
hebbon van eeno Constitutie, van welko hot oon modo-
lid is. Mon behoeft niot tc vrcczon voor do govaar-
lyko gevolgen van zulk ccn ondcrrechting, dan alleen,
wanneer do ingezetenen hunno pligton niot kennen, zo
wol als hunno voorrogten, of wanneer do constitutie
kwaalyk zaamgostold is, cn in beido govnllcn moot men
trachten hct kwaad to vorbotoron."
Dit ccn on ander ten bctogo van hot gowicht on don
rijkdom van hot onderwerp Openbare Mcening. Daar
hct ons cchtor to ver zoudo voeren, om alles, wat in
ruimeren zin daartoo bohoort, ook maar in hoofdzaak to
behandelen — iets dat bovendien hot bostok van ons
geschrift verro zofl to buitengaan — zoo hebbon wij ons
tot taak gesteld, enkel aan do beschouwing van hot
hegrij), do uitdridckiny cn den invloed dor Openbare
Mecning in eon vrijen Staat, oenigo bladzijden to wijdon,
wol bewust, hiermede do bolangrijksto gezichtspunten
van ons onderwerp tc hebben aangestipt.
§ 2.
1
11
"Wanneer men het maatschappelijk leven oplettend
gadeslaat, kan men een feit waarnemen, dat terecht
wordt aangevoerd als een der krachtigste bewijzen voor
do gezellige natuur van den mensch; wij bedoelen het
levendig, algemeen on eenstemmig besef van klaarblij-
kelijkheid, dat allo individuen, onverschillig tot welk
volk zij behooren, doordringt waar het zaken geldt van
algemeen belang. Hoe ook over allo mogelijke onder-
worpen do mooningon uiteenloopen, zoodra hot zaken
geldt, die met het algemeen belang in verband staan,
heeft ieder slechts zijn gezond vorstand to raadplegen,
om tot eeno conclusie te komen dio — in hoofdzaak —
overeenstemt (1). Al bestond bij den monech, „cct
être flexiblo, zooals hom .Montesquieu noemt, se pliant
dans la société aux ponséos ct aux impressions des
autres" — dezo overeenstemming niot van nature, dan
nog zoude ongetwijfeld het samenzijn in do maatschappij
door cono zokoro algemeeno loof- cn denkwijze on door
don invloed dor leden op elkander, cono onweerstaan-
baro gelijkvormigheid aankweekon in do ontwikkeling
van onzen geest cn ons gemoed (2), al was het alochts
door do onophoudelijke oefening vau dio gaven en ta-
(1) I*Ri.i.i(iRiNO »0881 t. n. p. p. 200. l\'Arlcroni-noui du tcnlimcnl do
IVvidcnrc appliqué par tout le* homme» prériiémcnt aux objcti d\'un intérêt
commun? Dc co senlimcot vif, unlvcrMl, unanime lur une foule do iioinU,
mîme «ur dc«i>oinU quolo reiionncment a ontuito voulu rontciterP On appel-
lera cct croyances communes des préjugés, des erreurs; no disputons pai
sur les mots ; les croyances existent ; elles sont universelles ct nullement
communiquées d\'homme à homme, o\'cit un lien visible do sociabilité."
(2) .1,\'art do la civilisation tend lans ccssc h rendre tous Im hommes
semblables cn apparence ct prcsqn\'cn réalité," is ccn bcVcnd gc«^dc van
M™« dr «taEi,. Cf. l-ûutx. Staat»wiMenM>haftcn im Lichtc unscrrr Zcit.
1 p. 350, v. .Die (hiltur des Volkcs als er»tc Bcdingung de» inncrcu
Staatilebens."
12
lentcn, waarop het bij het nastreven van het doel der
maatschappij vooral aankomt. En die gelijkvormigheid
zal noodwendig nog grooter wezen daar, waar de Re-
geering er zich op toelegt haar te bevorderen, en \'op
alle wijzen aan hare onderdanen dezelfde beginselen in
te prenten.
Deze overeenstemming nu, waarvan do ontwikkeling
samenvalt met de algemeene beschaving, schijnt ons too
de waro grondslag te zijn der Openbare Meening. Dc
publieke opinie zelf zoude men o. i kunnen bepalen
als het algemeen oordeel door ieder der leden van eene
maatschappij, over ccne mak, die de maatschappij be-
treft, geveld, met zoodanige overeenstemming cn gelijhhcid,
dat men het als het oordeel der maatschappij zelve be-
schouwen mag (1). Hierbij is nog te bepalen welk ver-
band er bestaat tusschen eene oordeelvelling van do
individueelc leden eener maatschappij en eeno wilsver-
klaring van dio maatschappij zelve.
Tot dit laatste is vooreerst noodzakelijk, dat bijna
allen over de aangelegenheid eenigc opinio hebben, zoo-
dat cr geeno of slechts enkele onmondigen worden
gevonden, die over dc zaak hoegenaamd geeno denkwijze
koesteren, die zich niet met haar hebben bozig gehouden,
(I) FbuiiINJini) wai.tlu. Nitiirrccht iind Politik , p. 3M. Sic drückt
in ihrem normalen Znilandc die in den znm politischen Fflhlcn nnd Den-
ken bcnihigten Schichtcn do> Volke« vorhcrrtchcnde AutTaMtmg und llciir-
thcilnng der üfTcntlichen Kinrichtilngcn, Ikdürrniise und Anordnungen,
nach Maatitgabc de« ungcKünttcltcn praktischen Vcntande«, au»." niKon
HORiA i)X CRUPAN. I\'hilo.tophic du droit public, traduit dc l\'Italien, Ümc
Edition (Hruxcllcn, 185B). Tome V p. 126. »Noui noua hornoni ici k la
bonne opinion publique — qu\'on pent déflnir, une manière dc peptcr uni*
forme et conitante dc toute, ou dc la majeure partie d\'une nation, grAce
h laquelle la nation^ juge ce qui c>t bon ou mauvaii; ct cn inf-me tempi
cttime ou méprise, loue ou biflme, honore ou taxe d\'infamie tout ce qui
c«t conforme ou contraire à »a pro«p6rit^ vraie ct cooitantc.\'\'
13
of voor wie de zaak onverschillig is (1). Het is dui-
delijk dat ton aanzien van een onderwerp, waarbij de
groote meerderheid van het volk koud blijft, omdat hot
onbekwaam of onwillig is oen oordeel te vollen, ja
waarbij niot belangstelling tot den rogel on onverschil-
ligheid tot de uitzonderingen behoort, van publieke opinie
geen sprako kan zijn. Vervolgons, wilde men een go-
voelen ovor conig onderwerp voor publieke opinio laten
golden, dan zoudo hot natuurlijk wenschelijk zijn, wan-
neer allo leden dio ovor do zaak oon gevoelen koesteren,
eenstemmig waren; maar hot „quot capitji tot montes"
is niet van gisteren, do aard van don mensch brengt
mcdo, dat wij bij cen groot aantal individuen nooit, of
zeker zeldzaam, gehcelo overeenstemming van gevoelens
vindon; en daar cr toch oono ratio moot zijn o.Mpcdiondi
nogotia, zoo is hot duidelijk, dat ook hier do overeen-
stemming van do moordcrhcid golden moct voor dio van
allen. (2).
(1) Men verfteiyVc hierby hetgeen wy lezen in de Dintrrtatie van RrrnEK
JMi iniiMMKi.prNNiNCK. «De imperio ixtpulari rite temperato" (Lugdiini
Hut. 1781) pg. 32. «Ut »eeundum requisitum con»C(|uamur, qno voluimu*
illoi, qaibn» locui in euniitiit paterct, eiut cue eondicionit, ut nihil
prortui ipMt im|>cdiat, quominu» sulTragium libère ferre pomint, omnri
eoa arrcndos t»tc dieimu«, qui ab aliorum arbitrio directe i>Godcnt; —
maxima enim Itciiuiblicao intcrcit talibui civibux comitia conttnrc, qui
libère luflfragium ferre audeant, ne quorum judicium, ncc ob niminm erga
alioi alTcctioneni naturalem, ncc ob potentiao mctum vitiori lolet."
(2) Zooali BENTHAM zcgti Comme il eut impoHible qu\'il cxiite une
identité parfaite et constante de icntimenta dan« une grande réuniun d\'in>
dividui, on e»t convenu dc donner la mf-me force à l\'acte d\'une migoritc,
qu\'i celui du nombre total — Ceci m^no & m contcntcr du voeu de la
miyoritc simple; car quelque loin qu\'il soit du véritable voeu univcrKl,
il cn c*t plus pr^s quo le voeu contraire." (hhntiiaM, Tsctique de» Assem-
blées Ugislaiives, E»lit. ntJHONT, \'l\\)rao I pg. W, 10. — Hceds lang tc
voren had iiuoo dk oRonr getrgd, sprekende ovcr de •consxiatioDc*:"
Habeat antcm omncs hoc commune, quod in lis reb\'«u, ob quas consociatio
quacipie institula e*t, universitas, cl cius pars maior nomine univcrsitati«,
obligant sinfrulos, qui sunt in socictate. Omnino enim ca crcdeiida est, fuisse
14
Het ontstaan van zulk eene publieke opinie is altijd
eene zaak van tijd. De overeenkomst en gelijkheid van
de individueele meeningen, die noodig is voor het aan-
wezig zijn eener publieke opinie wordt eerst langzamerhand
geopenbaard. Of die tijd langer of korter zal duren,
hangt af van verschillende omstandigheden. Terwjjl het
oppervlakkig schijnt, dat in een\' kleineren Staat eene
Openbare Meening zich spoediger moést vormen, dan in
cen\' grooteren, zoo is het tegendeel waar. Want ofschoon
cen grootere Staat meerdere inwoners bevat, zoo staat
daar tegenover, dat juist door hot aantal leden in eene
grootere maatschappij, het individu cr minder geteld
wordt, vergeleken met het geheel, en dat plaatselijke
cn individueele belangen er mcer op den achtergrond
worden gedrongen, dan in een kleineren Staat of Maat-
schappij mogelijk is (1). En buitendien is op den spoed,
waarmede zich ccno Openbare Meening vormt, do trap
voluntas in socictatcm cocuntium, ut ratio aliqun esset expcdicndi ncgotia:
est autem manifeste iniquum, ut pars maior sec)uatur minorem: quare
naturaliter, seelusis pactis ae legibus, quio formam traeiandii negoliis
impoDunt, pars major ius habet integri. tiiuctuidks; xü/;ioy ttvm i, u «v
td tt/iijöoi ^>5pi\'»>itai. appunus: im «\'(v t« xip«Tyicu{ r.al oUeui ri
^t/iif oi/.ai4rif ov , cet.
(1) Vergeiyk heigeen dc «chranderc k. s. zacuarü hieromtrent mcde-
declt in zijne \'Vierzig Bücher vom Staate (1830) Umarbeitung, Band
X«« Buch, Anhang p. 106: »Mit den IntcrcMcn geht es wie mit den
Meinungen, wie sich eine gemeine oder üfrentiiehc ^Icinung leichter in
einem groszen als in einem kleinen Gemeinwesen bildet, so vereinigen
lieh in jenem leichter als in diesem die Interessen der Einzelnen zu einem
Allen oder der Mchrzalil gemeinsamen Interesse. Ebenso ist c« ein Anderes,
mit Millionen, ein Anderes, nur mit Tauseiulcn für einen Mann zustehen.
Doeh ist auf der anderen Seite nicht zu ubersehen, duz in kleinen Staaten
die Einzelnen mehr und inniger aneinander hängen, und selbst an ihren
Wohnort oder an ihr Wohnlsnd mächtiger gefesselt lind, ja, dasz diese
Anhänglichkeit selbst ganze Generationen gleichsam zu einer Einzigen
vereinigt. — Man kann hinzusetzen dasz ein kleiner .Staat »eine Auf^bc
je beschränkter sie ist, desto volkommencr lüsen kann. In einem grutzeu
Staate gilt der Einzelne weniger alt in einem kleinen Staate."
15
van beschaving waarop de Maatschappij staat, ^n de
gesteldheid der gemoederen blijkbaar van veel grooteren
invloed, dan hare uitgebreidheid. Wie ziet nlèt in,
dat een Staat zooals de onze, waar eene geregelde orde
van zaken heerscht, waar men een tamelijk hoog peil
van individueele ontwikkeling heeft, waar men drukpers,
publiciteit en tot op zekero hoogte een\' publieken geest
kent, een\' oneindig vruchtbaarderen bodem moot aan-
bieden voor het ontstaan eonor publieke Mecning over
eenigo aangelegenheid, dan do duistere Staten der Midden-
eeuwen, toen men niets had van dat alles waarop wij
ons boroomen?
Men verwarre do Openbare Meoning niot met hot
partijgevoelen; hot heeft mot do Publieke Opinio dit
gemeen, dat hot mot hot begrip van maatschappij samen-
hangt, omdat zonder haar gceno partij denkbaar is.
Nooit kan do loer ccncr partij zich enkel door hare getal-
storkto tot publieke opinio vorheffen, omdat eouo partij
altijd oono moor of min krachtigo oppositio veronderstelt,
,dio mot hot bestaan van Openbare Mecning onvcrconig-
baar schijnt. Publioko opinio en partijgeest sluiten elkan-
der niet uit; zoo waa do overtuiging, dio in hot einde
dor vorigo eeuw onder do Vondoëra hcorschto aangaande
de bcginaclon dor Franacho Omwenteling (1), eeno pu-
blieke opinio on tovona oen partijgovoolon, alnaarmatc
mon dio provincie beschouwt op zich zelf of haar stolt
togonover geheel Frankrijk. Wol ia hot waar, dat mon
do gocatdrift on dwocpzuchtigo vadorlandsliofdo der Von-
doëra, hunno o<lolü verkleefdheid aan don Troon ouden
Oodadicnat, niot op écno lijn kan atollen met mooningon
zooala mon die vaak • koclzinnig hoort verkondigen om-
trent onvorachilligo onderworpen; cvenaia wij in oono
individuoolo mcening vorachoidouo trappen waarnemen,
(1) cr. UIIINKT. liiitoiro Jo la Ile\'voluliou FrtD9aiM.
-ocr page 28-16
en onderscheid kunnen maken tusschen een oppervlakkig
gevoelen, dat nauwelijks op gronden rust, eene wezen-
lijke opinie, en eene diepgevoelde, heilige overtuiging,
zoo is het ook met de Openbare Meening. Intusschen
schijnt zelfs de diepst gevoelde overtuiging uit haren aard
onder de opinies gerangschikt te moeten worden, daar
immers de hooge of lage dunk, dien men koestert over
de waarde van het gevoelen dat men aankleeft, zelf eene
meening is.
§ 3.
Van de Openbare Meening is wel to onderscheiden do
Publieke Geest, „die groote springveer van allo besturen,
die eene Vertegenwoordiging tot grondslag hebben" (1).
Publieke geest of burgerzin, de pnhlic s])irit der En-
gelschen, is een edeler, verhoogde uitdrukking van den
Volksgeest, een vaderlandBliovende toewijding aan do
publieke zaak, of — om do bepaling van Mr. van delden
over te nomen: — „Publieke Geest (2) ia deelnomendo
belangstelling in dc lotgevallen van don Staat waarvan
wij leden zijn, met de zucht om, elk in zijno kring,
medo to werken ter bevordering van het welvaren van
den Staat". Het is dus duidelijk dat die beiden onder-
ling tenecncnmalo verschillen. Publieke Meening is zuiver
eeno zaak van het verstand, publieke geest daarentegen
van den wil cn van het gemoed; hot is plichtbeaef op
het maatschnppebjko toegepast, do „vertu" waarvan
montesquieu in dcn aanvang van zijn „Esprit des Lois"
(1) Het i* de uitdrukking van het Itappurt der^ Staatieommiuie tot
herziening der Grondwet, aan Koning wiLLK« I gedaan, den 13\'« Juli 1815.
(2) -Over Publieken OiCst," door Mr. a. va* i)klnkn(1865). Vroeger,
in 1827, had over dit onderwerp reed» getchreven Mr. J. o. ta«
17
spreekt, met de woorden: „Tl faut observer que ce que
j\'appelle la vcrhi dans la République est l\'amour de la
patrie, c\'est-à-dire l\'amour dc l\'égalité. Cc n\'est point
nue vertu morale, ni uno vertu chrétienne, c\'est la vertu
politique; et celle-ci est le ressort qui fait mouvoir lo
gouvernement républicain"; en die wij wodervindon in
hct Vc Book (1): „Cost l\'amour do la république, c\'est
un sentiment et non uno suite do connaissances; lo
dernier homme de l\'Etat peut avoir co sentiment comme
lo premier. — En naissant on contracte envers la patrie
un devoir dont on no peut jamais s\'acquitter."
Evenzoo is do honnête homnio, dien Montesquieu op
\'toog heeft in het 8« Book Ch. V, hij dio van public
spirit en vaderlandsliefde is doordrongen do „echte pa-
triot", dion WAURNAAU zoo uitnemend beschrijft waar hij
zegt: Eon patriot hoeft zulk oon storko on oprogto zugt
voor den welstand zyns Vaderlands, dat hy zyn oigon
bolang niet alcgts in do woagschaal, maar daar do nood
hot oischt, goheollyk aan eon zydo stollen durft, om hot
bolang zyns Vaderlands to bovordoron. Ily merkt zyno
landsluiden cn zig zolvon aan, als loden van één ligchaam,
Zyn hoogste wonsch is, dat hy zelf cn allo do byzondoro
loden van don Burgerstaat gelukkig zyn en tot olkandor\'a
geluk modoworkon mogen; om dozon zynou wonsch to
bereiken, wendt hy zyno ernstigste pogingen aan. Enz. (2).
Een algemeen hocrschondo publicko goost is do krach-
tigsto waarborg voor do zokcrhoid in con\' vrijon Staut,
niot alleen indirect, maar ook rochtstrooksch; niet alloen
wijl hierdoor hot algemeen gohalto dor natio vorbotort,
hot poil verhoogd wordt, maar ook omdat do ochto open-
(1) Knprit d. ii. Hk. v. Ch 2 cn 3.
(2) J*N wAoi::«AAit. .De Patriot," ren Weekblad, icdcrt I7l7 in \'l
licht gegeven, in 1780 Ic Amilcrdam herdrukt. Deel II, Vil\' Vertoog.
Uitvoeriger aangehaald by kluit : »Hechten van den mcn»ch in Vrankryk"
cn*. i>. 10, v.
4
-ocr page 30-18
bare geest ieder individu zal nopen, zelf handelend op
te treden cn der Regeering de behulpzame liand te bieden,
Avaar hct geldt de wering van wanorde. Hoe die hulpvaar-
digheid bij de ingezetenen kan worden aangekweekt,
zien Avij aangewezen in de ook in het buitenland ge-
waardeerde Circulaire van den Minister van Justitie
D. DONKER CURTIUS van 10 Jauuari 1849 (N®. 51)
„houdende beschouwingen nopens de wijze waarop de
zekerheid van personen en goederen in de maatschappij
het best kan worden verkregen" (1). „Is cr eene mis-
daad gepleegd — zoo lezen wij daar — zij moet niet
verborgen bhjven, zij moet zooveel mogelijk, vooral in
de plaats, waar zij is gepleegd, met allo omstandigheden,
die tot ontdekking der schuldigen kunnen leiden, open-
baar worden gemaakt, ccn ieder moet worden uitgo-
noodigd daaromtrent inlichtingen tc geven. Allen moeten
medewerken om den schuldige uit tc vinden. Zoo wordt
bijna kosteloos de veiligheid van personen cn goederen
verzekerd. Zóó bewaart con verstandig cn vrij volk
dc ordo, en toont het zich zijner vrijheid waardig; —
dit is burgerdeugd on burgcrpligt. Ilct gezag staat nict
meer tegenover de ingezetenon, het bestaat voor hen;
welwillend vindt hct ondersteuning, en het wordt, in
hct belang van allen, krachtig door dio ondersteuning.
De ingezetenen moeten nict alleen aangemaand, maar
aangemoedigd worden, der Justitie, die hen bcschcrmt,
behulpzaam tc zijn. Voldoeu zij daaraan, dan wordt do
straffeloosheid onmogelijk, en door do zekerheid der straf
kan do gestrengheid der straf verminderen, cn door dc
verminderde gestrengheid der straf zal cr weder meer
bereidvaardigheid tot hct aangeven van misdaden cn tot
het aanwijzen van misdadigers gevonden worden. Het
(I) llijvocgMsl tot hct StiwUWad 1(W0, N«. 0. VcrRclyk bo.s»xtii.i.k :
.Dc l\'amélioration de Ia loi criminelle." Tome I (Appendirct.)
19
eon werkt hier het ander in do hand, en zoo kan Or,
wanneer elk zijnen pligt beseft, zonder groote kosten,
eene tot nog toe ongekende zekerheid in do maatschappij
bestaan."
En niot alleen dat het gezond verstand ons de bevor-
dering van Volksbeschaving, Volkswelvaart en do hand-
having der Nationaliteit gebiedend voorschrijft, ons een-
drachtszin en verdraagzaamheid als plichten oplegt en
ons verbiedt ons te onttrekken aan doff kiesplicht on aan
hot vervullen van staatsburgerlijke betrekkingen — ook
daar waar do lusten tegen de lasten niet opwegen (1) —
dio public spirit of burgerzin wordt ook door do NVet
verondersteld. Zij verklaart dat „Eon ieder die getuige
is gewocst van eenen aanslag, hetzij togen do openbare
rust of veiligheid, hetzij tegen iemands loven of eigen-
dom, zal gehouden zijn danrvan dadelijk berigt tc geven
aan den ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de
llochtbank, hetzij van het arrondissement waarin do
daad gepleegd is, hetzij van dat alwaar do beklaagde
woont of kan worden gevonden, of aan ccn dor hulp-
oniciorcn" (2). Zij verklaart dat „in goval van misdrijf
op hootordaad ontdekt, elk dienaar van do openbare
macht verplicht on cc» iegelijk bevoegd is, den verdachte
aan te houdon, on voor oen dor ambtenaren van het
Openbaar Ministerie of ccn dor huIpofHciercn tc brengen" (•\'!).
(1) \'Dc tcvcndcttcmming in ren vrjjcn Stnnt it nan het Staatdcvrn
•leci tc nemen. >lcn bernât in itAat«rcehtcrlykcn xin ccn\' xcirmonnl wnn-
"eer men »ich ilonrnnn «inttrekt," *ic »K noicii kkmi-rr.
(2) Wetb. V. .Strafv. «rt. 11, nl. 1 ; hctxclfilc knn men ücggen van art. 1!«.
(3) Wclb. V. .Strafv. art 3U, al. 1 ; vooral in Kngcland brengt men
tc \'lien opxichtc het .llclp yoursclf\' in practyk. Ncrgcn» cider» wellicht
*ou men xicn gebeuren wat daar gciehicdde by gelegenheid van de aanbie-
•\'»ng aan het Parlement van do Petitio der Charli»tcn in 1818, cn waarby
">cn ernitige ongeregeldheden duchttc. -The llouieiof Parliamcnt,— chryft
^HIKINK MAY I. a. p. Deel 11, p. 245 — werp lUlcl by police and the
»trcct» gnardcd by 17(1.00« *|ircial conitabic«. The awrabling of thi» lattcr
2*
-ocr page 32-20
Uitdrukkelijk legt zij aan ieder, die gedagvaard is
om getuigenis der waarheid te geven — zoo in burger-
lijke als in strafzaken — de verplichting op, to
verschjjnen en getuigenis af te leggen; enkele uit-
zonderingen daargelaten die met name worden ge-
noemd (1) en zij bekrachtigt dit voorschrift door straf-
bedreiging (2), terwijl zij in goval van weigering, in
burgerljjke zaken lijfsdwang veroorlooft en in strafzaken
nog bovendien gevangenisstraf bedreigt (3). Op hetzelfde
beginsel — dat de wet publieken geest veronderstelt —
berust dat de getuige geene schadeloosstelling erlangt,
tenzij hij ze vraagt (4). Op dat beginsel rust de ver-
plichting van deskundigen, artsen en heelmeesters om
de justitie hunne diensten te betoonen (5), de verplich-
ting tot het waarnemen van voogdij en dergelijke munera
pubhca, die tot het afstaan van eigendom ten algemeenen
nutte tegen schadeloosstelling (6), de verplichting
tot het persoonlyk verleenen van hulp in gev/il
van brand en watersnood (1) enz.
force was the noblest example of the strength of a constitutional govern-
ment, perhaps, to be found in history. The maintenance of peace and order
were confided to the people themselves. All classes of society vied with
one another in loyalty and courage. Nobles and gentlemen of fashion,
lawyers, scholars, clergymen, tradesmen, and operatives, hastened together
to be sworn, and claim the privilege of bearing the constable\'s staff on
this day of peril. The Chartists found themselves opposed, not to their
rulers only, but to the vast moral and material force of English society.\'\'
Op dien dag gold het in waarheid: "England expects that every man
today shall do his duty." — Het is zcer zeker, dat wanneer de bewoners
van Parijs in 1871 door dezelfde beginselen waren bezield geweest, als die
van Engeland\'s hoofdstad in 1848 , Frankrijk voor vele rampen was
bewaard gebleven.
(1) Wetb. v. Strafv. art. 05; B. W. art. 1946.
(2) Wetb. V. Rechtsv. art. 116, v. Strafv. 66.
(3) Rechtsv. art 117, 215. Strafv. art 68, 69.
(4) Strafv. art. 70.
(5) strafv art. 49 , 51.
♦(6) Gw. art. 147.
-ocr page 33-21
Eene Nationale mecning — zegt van Hogendorp —
een openbare geest — zijn dingen, onafscheidelijk van
cono Nationale Vertegenwoordiging en Constitutionele
Regoering. Het oeno sluit het andere in, en geen van
beiden kan afzondorljjk bestaan. Eene Nationale Ver-
tegenwoordiging zonder openbaren geest kan niet staande
blijven; eene Natie zonder openbaren geest hoeft geene
vertegenwoordiging noodig." (1).
Do uitdrukking publieke opinio wordt in tweederlei
zin gebezigd; men hecht dien naam aan het totaal van
de gevoelens dio eene maatschappij koestert over open-
bare aangelegenheden; zoo kan men in het algemeen
spreken van de Openbare Meening in Engeland of in
Nederland; in dien zin is de publieke opinie als\'tware
hot beeld van de maatschappij waarin zy hoerscht en
draagt den stempel van al het eigenaardige dat zij bevat.
In geheel anderen zin bezigen wij dezelfde uitdrukking,
waar wij er door aanduiden eene enkele oordeelvelling
eener maatschappij over een bijzonder vraagstuk. Men
kan dus zeggen dat de publieke opinie, alsof zij een
individu was of een lichaam, alle dingen die haar belang
inboezemen aan haar oordeel onderwerpt, terwijl het
resultaat dier beoordeeling de publieke opinie is.
Iedere Openbare Meening steunt bij de verschillende
individuën op gronden, die door den verscheiden trap
van intellectueele en zedelijke beschaving zoor uiteen
kunnen loopen. Geen wonder! Wanneer reeds bij één
fl) Dijdragen. Deel V p. 24.
-ocr page 34-22
persoon verschillende beweegredenen samenwerken om
over eene individueele zaak zijn gevoelen te vestigen,
hoe verscheiden zal dan niet de reeks van drjjfveêren
zijn, dio de meeningon van allen over oeno sociale zaak
beheerschen. Intusschen is het duidelijk, dat die ver-
scheidenheid van gronden, waarop de individuen hunne
meeningen bouwen, het gehalte en de kracht der Openbare
Meening zeer vermindert en verzwakt. „In saying that
a number of men — zoo zegt moseley — or the whole
community were of such an opinion, wo must bc under-
stood to moan, not only that they had arrived at the
same conclusion, but at the same conclusion on the
same grounds. And one sees at once that in this, the
proper sense of the word, there is not, and cannot prac-
tically bc, any such thing as public opinion. For the
variety of points of view, in which different minds view
the same subject, the different degrees of capacity and
education, even irrespective of tho bias of party feelings
and motives of interest, stand almost as an absolute bar
to the formation of opinion by the pubhc, in the strict
sense of the word" (1).
Evenals bij het vormen eener opinie over eene indivi-
dueele zaak, cr onder alle beweegredenen één is, die
oen\' overwegenden invloed uitoefent, zoo ook bij het
ontstaan e&HQx publieke opinie. Bij dat hoofdmotief wordt
al het overige als iets bijkomends, dat desnoods ver-
wisselen kan, zonder dat hierdoor de opinie wijziging
ondergaat; met de hoofdreden verandert echter de opinie
zelf. Zoo steunden het ontzag en de gehoorzaamheid,
die men in dc middeneeuwen betoonde aan de uitspra-
ken van den Duitschen Keizer, en aan den banvloek
van den Paus, rechtstreeksch op dnjfveêren .als eigen-
baat en hebzucht, maar de indirecte en tevens de hoofd-
(1) Moseleï t. a. p. Chapt. VIII p. 196, v.; p. 199.
-ocr page 35-23
reden was de overtuiging, in de gemoederen geworteld,
dat beide het Keizerschap en het Pausdom instellingen
waren, onmiddelijk door God verordend (1). De scharen
van hen, die aan de kruistochten deelnamen, werden
door allerlei stoffelijke beweegredenen gedreven, door
eerzucht, hoop op buit, sommigen om zich aan de ellende
in hun vaderland te onttrekken, de meesten waarschijn-
lijk door de vereenigde kracht van meerdere motieven.
Maar de hoofdreden was gewis dc algemeen heerschende
overtuiging, dat men, door lijf en leven tc wagen ten
einde aan de ongeloovigen het heilige land te ontrukken,
tegenover do Christenmaatschappij een verdienstelijk werk
verrichtte. De onmiddelijke drijfveeren, waardoor hot
Duël zich tot op zekere hoogte nog in de publieke opinie
zelfs van deze verlichte dagen weet staande te houden,
kunnen zijn toorn, of de vrees om voor lafhartig door
te gaan, of de zucht om zich te richten naar onuitwisch-
bare vooroordeelen en gebruiken, maar dit alles veron-
derstelt vooraf het bestaan van den ijdelen waan, dat
in ieder geval door het duël de geschonden eer wordt
gewroken.
Dat de Openbare Mecning derhalve aan dwaling is
(1) Cf. C. TU. PERTHES. Das deutsche Staatsleben vor der Revolution
p. 203, waar wij lezen: »So lange dein Bewusz sein des deutschen Volkes
das Reich als eine weder durch Geschichte, noch menschlichen Geist ver-
mittelte, sondern durchaus unmittelbare That Gottes erschien, war eine
Gesinnung unmöglich, welche dem Reiche oder seinen wesentlichen Ein.
richtuDgen feindlich entgegen getreten wäre. Aus der Auffassung des Reiches
als einer unmittelbar göttlichen und deshalb unbedingt guten politischen
Schöpfung folgte indessen nicht," u. s. w. — Zic evenccns i.uüen: Ge-
schichte des Mittelalters, § 198.
24
blootgesteld, daaraan kan niemand twijfelen, want een
individueel gevoelen behoeft geene waarheid te bevatten
en het verschijnsel dat de denkbeelden van een groot
aantal individuen onderling overeenstemmen, kan aan
dat gemeenschappelijk gevoelen toch geene bewijs-
kracht verleenen, die het van elders mist. L\'autorité
du nombre — zegt bentham — en matière d\'opinion
prise en elle-même, indépendamment dc toute preuve,
est donc un argument sans aucune force. Si on voulait
lui donner quelque valeur dans quelque degré que ce
fût, on serait d\'abord conduit à l\'absurde" (1). Evenzoo
zegt ancillon: Üopinion n\'est pas l\'équivalent delà
raison, mais la faveur et le crédit de certaines idées.
•— Aussi l\'opinion a toujours une mélange de raison et
d\'erreur, qui ne permet jamais de la prendre pour la
pierre de touche de la vérité (2).
Wanneer het gevoelen voor de massa der individuen
op zich zelf weinig waarde zou hebben, zelfs waar zij
alle middelen binnen hun bereik aanwendden, om zich
een eigen oordeel te vormen, hoeveel minder beteekenis
nog krijgen die gevoelens wanneer men nagaat, hoe zjj
werkelijk ontstaan. Want de individuen zijn veelal niet
vrij in hun oordeel, niet zelden ziet men dat zij die
\'door invloed of verstand boven anderen uitmunten, de
overigen in hunno gevoelens medeslepen. „Comment se
forme l\'opinion ? — vraagt ancillon — II y a un petit
nombre d\'hommes, places à une grande hauteur, qui
cherchent sincèrement la vérité, pensent avec profon-
deur et disent ce qu\'ils pensent à l\'oreille d\'un très-petit
nombre d\'hommes, faits pour les entendre. — Un plus
grand nombre d\'hommes s\'en saisissent, mais les déna-
turent, cn les faisant. passer par les milieux de leur
(1) ^Bentham. Tactique II p. 76.
(2) Ancillon. Nouveaux Essais I p. 04,
-ocr page 37-25
ignorance, de leurs préjugés et de leurs passions, ils
croient penser, et ils vivent d\'emprunt et ne font que
dire mal ce que d\'autres ont dit beaucoup mieux, ot ce
sont eux qui, à force de répéter ce qu\'ils ne compren-
nent pas, forment l\'opinion de la classe nombreuse, qui
parle sans penser" (1).
Buitendien is het duidelijk dat ook de toestand der
maatschappij en de loop der gebeurtenissen een krachtig
aandeel moeten hebben in het vormen en wijzigen van
do opinies der individuën (2).
Wanneer het derhalve er verre van verwijderd is,
dat de publieke opinie te allen tijde een echte toetssteen
zoude zijn voor waarheid, volgt hieruit niet, dat er
geene gevallen zijn, waarin zij inderdaad aanwijst, wat
bij eiken gegeven stand der maatschappij nuttig on nood\'
zakelijk, is. Fokfrède vindt de menigte bonne, simple,
attentive, mais peu susceptible à vérifier les faits". Dit
(1) Anc^llon. Nouv. Ess. I pg. 65, cf. 66 .E«enzoo jientiiam t a. p. II
p. 76. (Not.): "Que ne pouvoni nous voir cc qui se passe dans l\'esprit des hom-
mes lorsqu\'ils choisissent une opinion ! Je suis sûr que si cela était, nous
réduirions le suffrage d\'une infinité de gens à l\'autorité de deux ou trois
personnes, qui ayant débité une doctrine que l\'on, supposait qu\'ils avaient
examinée à fond, l\'ont persuadée à plusieurs autres, qui ont trouvé mieux
leur compte, pour leur paresse naturelle, à croire tout d\'un coup ce qu\'on
leur disait, qu\'à l\'examiner sérieusement.. De sorte que le nombre des
sectateurs crédules et paresseux, s\'augmentant de jour en jour, a été un
nouvel engagement aux autres hommes de se délivrer de la peine d\'exami-
ner une opinion qu\'ils voyaient si générale, et qu\'ils se persuadaient bon-
nement n\'être devenue telle que par la solidité des raisons desquelles on
s\'était servi d\'abord pour l\'établir. Et enfin on s\'est vu réduit à la nécessité
de croire ce que tout le monde croyait, de peur de passer pour un factieux,
qui veut lui seul en savoir plus que tous les autres, et contredire la
vénérable antiquité; si bienqu\'il y a eu de mérite à n\'examiner plus rien
et à .s\'en rapporter à la tradition. Jugez vous-mêmes si cent millions
d\'hommes engagés dans quelque sentiment de la manière dont je viens
dc le réprésenter, peuvent le rendre probable."
(3) AncuIjON t. a. p. I p. 78.
-ocr page 38-26
laatste is ontegenzeggelijk waarheid, in zooverre tot de
waardeering van feiten grootere kunde en scherpzinnig-
heid vereischt is; maar dit houdt op, zoodra het zaken
geldt, die door het eenvoudig gezond verstand juist be-
oordeeld kunnen worden (1): „the want of a disposition
and capacity in the public, for searching out truths
that lie deep, does not apply to those cases in which
truth comes by impulse and intuition. Of the fairness
or unfairness of a measure — of the honour and in-
tegrity of such and such a transaction — of the cruelty
and oppression in such and such a case, jMie commonest
intellects, and the most uneducated minds are capable
of a fair estimate. In such matters truth in arrived
at by the wisest, as well as by the simplest. — A
Minister may commit a blunder with impunity, for it
is only the few who perceive it. But an injustness,
an unfairness, would bring down public opinion upon
him at once." „Zuschlagen Jcann die Masse" — zegt
göthe — Dann ist sie respectabel", al volgt er op
„Urtheilen gelingt ihr miserabel". Zoo lezen wij oo]
bij montesquieu (Livro II Oh. II): „Le peuple est admi
rable pour choisir ceux à qui il doit confier quelque
\'parti de son autorité. — Mais saura-t-il conduire une
affaire, connaître les lieux, les occasions, les moments,
cn profiter? Non, il ne le saura pas."
Ook als uiting van de wezenlijke behoeften van het
volk heeft — zooals wij reeds boven zagen — de Open-
bare Meening eene onbetwistbare hooge waarde. „The
only foundations of society — zegt blackstone — are
the wants and fears of individuals" (2). „The incom-
petency of the mind of the public for difficult investiga-
(1> Moseley t. a. p. pg. 202, 203, 204.
(2) Blackstone (Editie stepeien) Commentaries. Vol. I p. 28.
(2aa Edition.)
%1
tion of truth, does not apply here. For it/feels its actual
wants; it does not reason on them, they present them-
selves — it does not search for them and the commonest
minds are susceptible of them in their fullintegrity" (1).
Die zienswijze deelt ook stahl : „Der allgemeine Drang
der öffentlichen Meinung j wenn auch in seiner ausge-
sprochenen Gestalt irrig, ist doch nie ohne einen tiefer-
legenden , wahren Beweggrund — die Rücksicht auf sie
ist nicht blosz ein Gebot der Klugheit, sondern auch der
Sitte, nämlich der menschlichen Bescheidung, dasz der
berufene Herrscher nicht blosz sein eigenes Urtheil über
das Wahre und Ersprieszliche walten lasse, sondern die
grosze (objective) in der Zeit liegende Bewegung, als
einen Fingerzeig der höheren Macht, der er dienen soll,
bedenke." (2). En reeds machiavelli zeide cr immers in
zijn -tijd van: si vcde una opinione universal! fare effetti
maravigliosi ne\' pronostichi suoi; talche pare que per
occulta virtu e\' prevegga il suo male e 11 suo bene."
Though all good men, zijn dc woorden van een zeer
geacht staatkundig schrijver der XVIIIc eeuw (3), may
not think themselves obliged to concur implicitly in the
tumultuary resolutions of a people whom their orators
take pains to agitate, yet, on the other hand, when this
same people, left to itself, perseveres in opinions, which
have for a long time been discussed in public writings,
and from which — it is essential to add — all errors
concerning facts have been removed, such perseverance
is certainly a very respectable decision, and then it is.
(1) Moseley t. a. ]). p. 204, v.
(2) Stahl t. a p. pg. 490.
(3) Delolme. Constitution of England, Dl. II, Ch. XIII p. 262. —
.Dc schrijver was cen Zwitser, geen Engelschman. Van dkk cappellen van
de poll noemt het wert «een Chef d\'oeuvre, een meesterstuk van aller-
diepste staatkunde." (Brieven, uitgegeven door Mr. üb i$EAUfüKT, 1879).
28
though only then, that we may with safety say: „the
voice of the people is the voice of God."
Intusschen bhjft het waar, dat de publieke opinie niet
lichtvaardig als toetssteen voor waarheid gelden moet;
zelfs wanneer de stelling van delolme bewezen is, zal
do onmogelijkheid om te waken tegen opwinding door
volksmenners, onbestendigheid, bedriegelijkekunstgrepen,
dwaling in de feiten en geweld — de publieke opinie als
zoodanig, in den regel onbruikbaar maken. Die öffent-
liche Meinung — lezen wij wel bij heqel (1) — ent-
hält die ewigen substantiellen Principiën der Gerechtig-
keit, den wahrhaften Inhalf und das Resultat der ganzen
Verfassung, Gesetzgebung, und des allgemeinen Zustandes
überhaupt, im Form des gesunden Metfehenverstandes,
als der durch alle in Gestalt von Vorurtheilen hindurch-
gehenden sittlichen Grundlage, sowie die wahrhaften Be-
dürfnisse und richtigen Tendenzen der Wirklichkeit.
Zugleich aber — laat de schrijver er op volgen — wie
dies Innere in \'s Bewusztsein tritt, und in allgemeinen
Sätzen zur Vorstellung kommt, theils zum Behuf des
konkreten Raisonnirens über Begebenheiten, Anordnun-
gen und Verhältnisse des Staats, und gefühlte Bedürf-
nisse, so tritt die ganze Zafälligheit des Meinens, seine
Unwissenheit und Verkehrung, falsche Kenntnisz und
Beurtheilung ein (2).
(I) Hegkl. Rechtsphilosophic § 317. Cf. NJîcker. Manuscrits publiés
par sa fille. Vol. I, p. 17, v.
(3) Iets verder, als tegenhanger van het vox Populi, vox Dei, de
aanhaling: Ch\'1 volgare ignorante ogn\'un riprenda
E parli più di quel che raeno intenda.
Bij NECKEK lezen wij : II est rare que l\'opinion soit modérée dans ses
décrets, l\'impulsion dont elle a besoin pour devenir une puissance et résister
aux obstacles la jette presque toujours au delà du but ; il faut que sa
véhémence. lui servo d\'appui, et son exagération de publicité ; mais alors
son effet dépasse ses desseins ; elle ne voulait qu\'attaquer l\'avarice, elle
\'ette du ridicule sur l\'économie, elle ne voulait qu\'honorer la franchise,
29
Men moet toegeven dat de menigte onbepaald bloot-
staat aan hartstocht en onwetendheid. Hoe dikwijls zijn
niet de volken gedurende geheele tijdperken in de grofste
dwalingen vervallen. Toont niet de algemeene geschiedenis
dat concessiën, gedaan op aandrang van de publieke
opinie — ofschoon zij somtijds heilzaam geweest zijn,
en somtijds hunne schadelijke uitwerking daaraan te dan-
ken hebben gehad, dat zij te laat kwamen, dat men het
juiste oogenblik had laten voorbijgaan — toch dikwijls
uit zich zelf verkeerd en verderfelijk zijn geweest?
Alle hoofdbezwaren tegen de feilbaarheid der publieke
opinie (1) vinden wij opgesomd bij staiil, waar hij zegt:
Sie unterliegt gewisz nicht weniger der Leidenschaft und
dem Unverstand als der Fürst;--sie ist kein ge-
staltendes Princip;--- sie ist ohne irgend ein beschrän-
kendes Element, das selbst in der despotischen Monarchie
nicht fehlt, denn der Fürst als wirklicher Herrscher ist
elle rend suspeete la circonspection. Elle ne voulait que flétrir la lâcheté,
elle ternit la prudence, — On dirait que ropiuion publique ne peut agir
sur les moeurs que par son excès. (Manuscrits publiés par sa 1111e I p. 20).
En bij moseley lezen wij dienaangaande : The people is a thing so dilli-
cult to rouse into activity at all, that it is nothing but a violent effort,
that awakens it ; and such violent efforts are impelled by passion, not by
reason. A powerful and energetic operation, brought on by mere convic-
tion of truth, is a thing of rare occurrence, only seen in minds of a higher
sort (t. a. p. pg. 191, 192.) ■— Wanneer het noodig was dit onderwerp
nader aan te dringen, zouden wij nog naar Montesquieu verwijzen, waar
hij schrijft: II faut que les affaires aillent, et qu\'elles aillent un certain
mouvement, qui ne soit ni trop leut, ni trop vite. Mais le peuple a
toujours trop d\'action ou trop peu. Quelque fois avec cent mille bras il
renverse tout, quelquefois avec cent mille pieds il ne va que comme les
insectes (Esprit des Lois, Livre II Cb, 2: »Du gouvernement républicain
et des lois relatives a la démocratie.")
(1) Oin een enkel voorbeeld te noemen: de Atlieners toen zij soCRAtEs
tot het xwKïcsv veroordeelden, de llomeinen toen zij zich een\'keizer verkozen,
de ïlorentijnen onder de medici , het volk van Home na het bestuur van
coLADi RiENzi, de Engelschcn onder den huichelachtigen Cromwell, de
Fransehen onder napoleon I en napoleon III.
30
immej\' durch die öffentliche Meinung beschränkt; was
aber beschränkt die öffentliche Meinung wenn sie die
Herrschaft hat? — Sie ist ohne berufene Vertreter und
Organe; wird sie als politische Richtschnur erkannt, so
ist es eben gar nicht die wirkliche, harmonische, bleibende
Gesinnung der Nation, welche den Ausschlag gibt,
sondern der Choc der augenblicklichen Erregung, das
Feldgeschrei der leidenschaftlichsten und dadurch ener-
gischsten Partei im Staate, oder im ruhigsten Zustande
die Meinung derer, welche die Tagespresse versorgen (1).
Zoo onbeduidend is — wij erkennen hot — nu en dan
do verbasterde publieke opinie in een niet-vrij land; en
voegt men hierbij de lichtzinnigheid en onbestendigheid,
waarmode de aura popularis heden op de handen draagt,
wien zij gisteren verafschuwde en strak verfoeien zal,
dan begrijpt men bul wer, al klinkt het ook wat over-
dreven, waar hjj zegt, wijzende op de mooielijkheden,
waarmede de staatsman te kampen heeft, die den vijan-
digen stroom der openbare Meening moet trotsoeron:
„Away with the cant of public opinion, away with the
poor delusion of posthumous justice, he has offended the
first, he will never obtain the last — A man thorough-
ly great has a certain contempt for his kind, while he
aids them; their weal or woe are all, their applause, their
blame are nothing to him. He walks forth from tho
circle of birth and habit; he is deaf to tho little motives
of little men" (2).
In ieder geval is het een waar woord van hegel (3):
„Da sie — d. h. die öffentliche Meinung — in ihr nicht den
Maaszstab der Unterscheidung, noch die Fähigkeit hat.
(1) Stahl t. a. p. p. 489.
(2) \' Bulwee. Life of Rienzi pg. 77.
(3) Grundlinien der Rechtsphilosophie, § 318. Overbekend is oot het
gezegd« van mme de staöl-holstein : Un homme doit savoir braver
l\'opinion.
31
\'iitfc\'
die suhstantielle^
zum bestimmton Wissen in sich herauf-
zuheben, so ist die Unabhängigkeit von ihr die erste
formelle Bedingung zu etwas Groszem und Vernünftigem
in der Wirklichkeit wie in der Wissenschaft. — Wer die
öffentliche Meinung, wie er sie hier und da hört, nich
zu verachten versteht, wird es nie zum Groszen bringen."
Om tot het bestaan van eene publieke opinie te be-
sluiten, is het geen volstrekt vereischte dat men haar
openlijk hoort en ziet verkondigen. Want het geval kan
zich voordoen, dat eene inderdaad aanwezige onder de
asch smeulende Openbare Meening zwijgt, zoodat men
langs directen weg haar bestaan niet kan bespeuren.
Ook ziet men soms, dat eene geheel tegenovergestelde
meening, die zich uit, en krachtig uit, bij gebreke
van tegenspraak veld wint en ten laatste voor de Publieke
Opinie zelf wordt gehouden (1). Wat zoo dikwijls in
iedere politieke vergadering gebeurt, dat het juist eene
sluwe minderheid is, die regeert, en niet de meerderheid,
kan men ook bij het volk waarnemen (2). Een reden
(1) Moselkï : Polit. Elements : Chapter VII «Evidences of public opinion"
p. 148 : it is astonishing how frequently small but energetic minorities
do thus impress their opinions on the majority. — It is the fault of most
men in power, and of all legislators and politicians of a higher bearing
that they let oppositions and popular parties assume, as it were par ex-
cellence, the credit of having public opinion on their side".
(2) Malouet t. a. p. Ch. XVIII: »la legislative" p. 195. -/Dans les
gouvernements représentatifs, on croit que c\'est la majorité qui fait les
lois; rien n\'est moins vrai; il est si bien dans la nature du pouvoir de
se concentrer, que partout et toujours c\'est la minorité qui gouverne —
— — la pluralité est passive. — L\'Assemblée constituante et celles qui
l\'ont suivies se retrouvent, ainsi que tous leurs actes, dans cette définition."
32
hiervan is, „la nation n\'est pas un être collectif, indi-
visible, agissant et parlant d\'une seule voix (1). La
très grande partie de ses intérêts no parle pas ; ils sont
silencieux, occupés, sentant le mal qu\'on leur fait,
bien longtemps avant d\'en discerner la cause. — Eh
bien, ceux-la sont muets et souffrants , ils souffrent long-
temps avant d\'avoir une influence directrice sur l\'opinion.
— Mais il y a dans la nation un certain nombre de
gens, qui se croient penseurs, qui sont parleurs, qui
promulguent leurs pensées et leurs paroles, qui impro-
visent, qui répandent des solutions prétendues à toutes
les difficultés; et la masse, bonne simple, attentive,
mais peu susceptible de vérifier les faits, de compulser
les citations de se débarasser des liens d\'un sophisme
habilement tissu, répète ces fausses maximes, et fait
écho à toutes ces phrases de l\'avant-scène. Ainsi l\'opinion
isolée de quelques hommes marche, grandit, forme un
ciiateaubriasd : Oeuvres : Mélanges politiques. Tome I Ch. XX, p. 133:
"Que les royalistes sont en majorité en Franee". — S\'ils étaient en ma-
jorité — répond on — la révolution n\'eût pas eu lieu ! — Et depuis quand,
dans les révolutions, la majorité a-t-elle fait la loi? L\'expérience n\'a-t-elle
pas prouvé que c\'est plus souvent la minorité qui l\'emporte? La nation
vdulait-elle le meurtre de louis XVI? voulait-elle la Convention et ses
crimes? voulait-elle uonapaktk et sa conscription? Elle ne voulait rien
de tout cela, mais elle était contenue par une minorité active et armée.
Doit on inférer que parce que la majorité se taît, ses intérêts n\'existent
pas dans un pays? Dans ee cas il faudrait presque toujours conclure contre
l\'opprimé en faveur de l\'oppresseur".
(1) Fonfrède: Oeuvres. Tome III Livre XVIII, Chap V: Les opi-
nions d\'un peuple ne sont pas toujours conformes à ses moeurs et à ses
intérêts" p. 380, 381. — De schrijver noemt deze redenen op tot ver-
klaring van de somtijds voorkomende «dissidence des moeurs et des opi-
nions d\'un peuple". Intusscien zijn de zeden van een volk op zijne
innigste overtuiging gegrond, en het onderscheid tusschen zijne zeden eI^
zijne opinies is alleen dit, dat de eersten den vuurproef van den tijd heb-
ben doorgestaan, en bewezen zijn, waarlijk met de Openbare Meening te
strooken, iets dat van \'t geen men de publieke opinie noemt nog blijken
moet. Daarom zijn de woorden van fonfrkpe hier niet misplaatst.
33
amas de préjugés populaires. Hélas ! et l\'on ne hasarde-
rait pas une expression trop paradoxale, en disant que
souvent il n\'y a rien de moins réellement national, que
l\'opinion publique !..
Een andere reden waarom de overtuiging van hot Volk
verborgen blijft en met de uitgedrukte opinie niet overeen-
stemt — een reden, zonder welke aan deze heerschappij
der minderheden van zelf een einde zoû komen — is die
„timidité d\'esprit jointe souvent, et l\'on ne sait comment
s\'expliquer ce déplorable merveille, à la plus grande bra-
voure du coeur ; timidité d\'esprit qui paralyse, chez tant
de bons citoyens, une énergie patriotique dont ils retrouve-
raient l\'usage contre un danger matériel, mais qu\'ils
n\'osent seulement laisser transpirer dans leurs paroles." (1).
Wanneer er volstrekt geene publieke opinie vernomen
wordt, zooals in Frankrijk onder het eerste en gedurende
het grootste deel van het derde keizerrijk (2), en zij zich
niet durft uiten — in beginsel bestaat zij altijd — is
dit een abnormale toestand, strijdig met de natuur, die
ook niet van langen duur kan zijn. Want het schijnt eene
natuurwet te wezen (3), diep in het gemoed van iederen
mensch gegrift, en die met de vrijheid van gevoelen
ten nauwste samenhangt, dat iedereen zich aangespoord
gevoelt om op allo wijzen, door woorden en daden, van
zijne gevoelens te doen blijken. Reeds de Ouden dachten
er zoo over. Socrates begreep dat „de zon even goed
uit het heelal kon gemist worden, als de Trappyjo-t« uit de
beschaafde maatschappij\'\' (4) en euripides zong:
ToùlsvQspov â\'sxeLVo si tt; Oshi izblzi
XpyjdTÔv Tt /BoüXeufx\'ei; fxé(7ov (fépsiv, ïjm.
(1) Fonpeède t. a. p. p. 381.
(2) Cf. TiiiEKs. Histoire du Consulat et dc l\'empire.
(3) Cicero zegt immers «omni in re eonscnsio omnium gentium lex
naturae putanda est.\'\' — Tuscul. disputationcs L. I cap. 13.
(4) //OÜT5 lx rou xéff/jtou rb-j f,hov, ojtï ix r^j TzKiSîia.; apTiov Tfiv TrafpvjTt\'av."
Gf. Stobaei florilegium. Ed. oaisfoed 1823, pag. 286 (1« deel.)
3
-ocr page 46-34
Bekend is het woord van milton in zijne Areopagetica :
„Give me liberty to know, to utter and to argue, freely
according conscience, above all liberties" (1).
Ook bij den Franeker, later Ütrechtschen Hoogleeraar
tegtz vinden wij de noodzakelijkheid voor ieder mensch,
om zijne denkbeelden en gevoelens aan anderen mede
te deelen, in den geest van wolff en pestel uitvoerig
betoogd in zijne boeiende Oratie: De libertate sentiendi
dicendique, Jurisconsultis propria (2).
En eindelijk lezen wij ook bij ancillon: „Le droit
d\'énoncer ses idées et ses sentiments se fonde sur le
devoir de se développer, et sur celui de contribuer au
développement des autres, l\'expression est nécessaire à
la pensée, pour que cette dernière ne meure pas en
naissant ; la communication et l\'échange des pensées sont
(1) Milton. Areopagetica; Works (1851) IV, 396. Cf. eeskinemat.
(2) C. h. trotz. Oratio (1741) p. 16, sqq., waar Mj uit de overwe-
ging »Nihil frustra fecisse creatoremkomt tot den regel: Hano autem
sentiendi libertatem cuilibet homini propriam esse, en uit deze vrijheid van
gevoelen die novae obligationcs afleidt, erga Dcum, erga se ipsum, et
tandem ex olUcio humanitatis, etiam erga alios, libéras scilicet illas mentis
operationes, proximo suo humanitcr, amice, et indulgenter exponendi, im-
pcrtiendi ct bona qnaecunque cum ilio communicandi. Officia erga Deutn
flagitant, ut et alii ad similia tcntanda exemplo nostro provocentur, longae
que desidiae indormientes veterno suo cxcitentur, quo gloria divini Numinis
reddatur testatior, illustrier, magnificentior. Obligatio qua sibi ipsi devinctus
est homo, irapeUit cum honcstam laadis spem et communionem iuter cives
sues adfectare, aut saltern eïusmodi generosae indolis symbolam in socic-
tatcm conferre, ut laus et gloria sequi videatur; eadem ad famam etiam
nominis, cuius desiderium mortalibus ingenitum, quum animus noster
aeternitatem spiret, modeste ct decenter prorogandam nos stimulât; postre-
mum felicitatem nostram, quae praeclaria factis fulcitur et sustinetur,
jugitcr promovere, et si fieri possit, honesta ratione ad summum fastigium
evehere praecipit. Humanitatis denique officia nos obstringunt humano
generi prodesse, eius interesse nos admonentia, beneficio afliceré hominem,
ne solis nobis sapere aut vivere, vel ingrati beneficiorum divinorum aesti-
matores, et inutilia societatis membra esse videamur." Zoo komt de schrijver
p. 21 tot de conclusie: »Stat ergo ürmissimo veritatis talo sententianostra,
ibertatem rccte sentiendi et dicendi lege naturae licitam."
35
nécessaires, pour que la pensée no traine pas une exis-
tence précaire, ct ne périsse pas de consomption (1).
Daarom is het regel dat eene opinie, die bestaat,
zich ook een\' weg weet te banen om tot uitdrukking te
geraken; en dit zal onvermijdélijk het geval zijn, waar
niet dc Publieke opinie door uiterlijk geweld belet wordt
haar gevoelen uit te spreken; wanneer dit zoo is, en
ieder onder de verdrukking zwijgt, dit pleit dan niet
voor het volk, dat den moed mist, of te beschroomd is —
of met welken naam men het noemen wil — om zijne
miskende rechten te doen gelden (2).
(1) Ancillon t. a. p. I p. 230. Cf. Pölitz : Staatswissenschaftc im
Lichte unserer Zeit, I p. 81, v.: »Das Recht auf Freiheit der Presse, der
Sprache und des Gewissens."
(2) Als eeu voorbeeld hoe onverantwoordelijk en misdadig dat zwijgen
is, en hoever men er mede komt, mag dienen het belangwekkend geval,
dat de edele moskr vermeldt in zijn -Patriotisches Archiv für Deutschland
(Mannheim und Leipzig 1788) 9er Band p. 300. v. en dat wij hier in
zijn geheel mededeelcn. — Het betrof de wederrechtelijke terdoodbrenging,
zonder vorm van proces (Cabinetsjustiz) in 1600, van jacob von gült-
lingen, op last van den Herzog fuiedrich zu Würtemberg, naar aan-
leiding van een\' doodslag door gültlingen uit onvoorzichtigheid gepleegd
op zijn\' boezemvriend conkad von deqenfeldt. »Nun, qültlingen\'s Kopf
flog ex mandato speciali serenissimi herunter, der Waiblinger Stadt-llath
staunte, jammerte und gehorchte. Staunen und gehorchen hat schon lauge
zum Nationsl-Character dieses Landes gehört. — Die Ober-Küthe erfuhren,
wio schon oben bemerkt ist, das Urthel und dessen Vollziehung zugleich.
Was thatcn dann diese? Sie staunteuj^und schwiegen, indem sich nicht die
mindeste Spur einer dem Herzog darüber gethanen Gegen-Vorstellung und
Gewissens-Rüge findet; sie schwiegen, weil Heden in ähnlichen Fallen doch
nichts geholfen hätte, weil gültlingen durch\'s Reden doch sein Kopf
nicht wicdergeschafft werden konnte, weil sie des Schweigens wohl schon
lange gewohnt seyn mochten, weil man sich bcym Schweigen wenigstens
niemals verredt, und sie zwey Jahre vorher an dem weggejagten Hof-
Prediger und Prälaten Oslander, das Beyspiel vor Augen hatten, wie ge-
fährlich bey einem Herren, wie Herzog PRiEDEBicn war, das Reden seye,
welchem Ungemach , Dienst, Brod — (ein in diesem Land gewöhnlicher
Ausdruck: sein Brod verliehren, sein Brod haben etc. warunter immer
Wein, Fleisch, Geld , Holz und Licht mit verstanden wird) — und Vater-
land auf einmal zu verliehren, man durch Schweigen am sichersten entgehe.
3*
-ocr page 48-36
Daar waar de publieke opinie door uiterlijk geweld
geheel onderdrukt en gesmoord wordt, kan dit slechts
een voorbijgaande toestand zijn; hoe heviger het geweld
is en hoe stuitender het contrast met de Openbare Meening
wordt, des te grooter prikkel zal er voor deze bestaan
om zich eerlang te uiten. Want waar een volk op den
duur overheerscht wordt, heeft bet dit gewoonlijk zich
zelf te wijten; dit leert de geschiedenis van alle volken.
„Pour être libre il suffit de le vouloir fortement." Mon-
tesquieu verklaart dat „un peuple opprimé ne peut
jamais avoir que des oppresseurs", en met recht kon de
dichter zingen:
«Geen dwing\'landij vormd\' immer slaven.
Maar slaven schiepen dwinglandij" (1)
Toch is het niet te ontkennen, dat de onderdrukking
zoo stelselmatig kan zijn, en zoolang kan voortduren,
So nahe und unzertrennlich ist Schweigen, Bücken nnd Kriechen mit
Despotismus zu allen Zeiten verwandt. Sie schwiegen, aber nicht mit dem
Erfolg wie von einem Kayser von China erzählt wird, dasz, als er viele
willkührliche ungerechte Urtheile gesprochen, er einmal sieb einfallen las-
zen, seinen Minister zu fragen: Was die Nation von ihm sage? Der
Minister habe, wie Minister in solchen Umständen thun, die Achseln
gezuckt und demiithig gesagt: Herr, sie schweigen. Das sey dann dem
Kayser so schwer aufgefallen, dasz cr von Stund an den Entschlusz gefaszt
habe, von seinem Despotismus abzulaszen. (1)—Diese selige Sinnes-aenderung
hatte das Schweigen bey dem Herzog nicht, es ward vielmehr durch
Schweigen ärger. — Sie schwiegen wie man in Deutschland schweigt.
"Ueber alles zu schweigen, sagte vor ein paar Jahren ein berühmter Ber-
liner Schriftsteller, /\'gehört nach Europäischen Begriffen zur Liebe des
Vaterlands !"
De groote Keizer scheen toch met Mirabeau te gevoelendat: »La silence
des peuples est une leçon pour les rois."
(1) Men zie ook j. g. fichte (1859): Reden an die deutsche Nation,
Einleitung pg. VII, waar wij bevestigd zien: "dasz jedes Volk in jeglicher
Lage^sich selbst helfen könne und sich geholfen habe, sobald es klar und
einig über sein Ziel war, wenn es zugleich die Beharrlichkeit hatte, die
Bedingungen seiner Rettung allem Widerstand zum Trotz durchzusetzen."
37
dat alle betere gevoelens in het volk verstikt worden,
en eindelijk ook de laatste spranken van een weifelende
publieke opinie worden uitgedoofd.
Onder de middelen waardoor in cen\' vryen Staat de
Openbare Meening regelrecht tot uitdrukking komt,
bekleeden de Openbare samenkomsten (Meetings) en de
adressen of petitiën van ingezetenen aan het Vertegen-
woordigend Lichaam en aan het Hoofd van den Staat
eene eerste plaats. De Meetings zijn als zoodanig als
Constitutioneel wapen van een vrjj en verlicht volk in
kracht ongeëvenaard; zij zijn vooral in .Engeland zeer
gewoon, waar men bjjna in ieder gewichtig staatkundig
vraagstuk, dat aan do orde is, aanleiding vindt om zulke
vergaderingen to beleggen. Wanneer de bijeenkomenden
steeds ten doel hadden rustig te beraadslagen, elkander
voor te lichten en hunno meeningen te verklaren, dan zou
de samenkomst bij niemand bezwaar vinden. Maarniet
zelden gaat de uitnoodiging en de geheele leiding van
eene partij uit en heeft de strekking, door een bloot
vertoon van physieke kracht en door bedreiging een\'
onwettigen invloed uit te oefenen op de Staatsaangelegen-
heden. In de Burgerlijke en Staatkundige Grondregels,
voorafgaande de Staatsregeling van het Bataafsche Volk
van 23 April 1798 werden dergelijke openbare on andere
vergaderingen, met name de „Constitutionele Gezelschap-
pen", uitdrukkelijk toegelaten. Art. 18 toch luidde:
Ieder Burger heeft het recht om met zijne medeburgers
te vergaderen, ter onderlinge voorlichting, ter opwehlcing
van vaderlandsliefde^ cn ter naauwcr verhindtenis aan
38
de Staatsregeling^ zonder dat, nogthands, de Constitu-
tionele Gezelschappen, als zoodanigen, met elkander over
Staatszaken briefwisseling houden, geschreven aanklach-
ten ontvangen, bij stemming besluiten of, bij wijze van
Corporatie; eenige openbare daad zullen verrichten."
Het schijnt dat al spoedig van die vrijheid een zeer
ruim gebruik, om niet te zeggen misbruik, gemaakt
werd, en dat men weldra begreep, aan art. 18 streng
de hand te moeten houden. Althans reeds onder dag-
teekening van den 19®" Juli van hetzelfde jaar vin-
den wij eene publicatie van hot Intermediair Uitvoerend
Bewind, die in hare Considerans verklaart, „met even-
zoveel verbaazing als verontwaardiging" te hebben ver-
nomen, wat er geschied is; met name , hoe eenigo weinige
Ingezetenen werkzaam zijn tot vernietiging en omkeer
der orde van zaken; hoe zij zich niet ontzien, de han-
delingen van, het Bestuur in een hatelijk daglicht te
plaatsen, hoe zij daartoe hun invloed misbruiken „in
sommige byeenkomsten of zoogenaamde Societeiten,
onderling over Staatszaken briefwisseling houdende, ge-
schroeven Aanklagten ontvangende, bij stemming be-
sluitende, of bij wijze van Corporatie eenige openbaare
daad verrichteüde, vlak aanloopende tegen het 18e artikel
der Burgerlijke en Staatkundige Grondregels". Waarna de
Publicatie o, a. alle „openbaare gesprekken", die de omkee-
ring op \'t oog hebben der heerschende orde van zaken, alle
„openbaare of geheime bijeenkomsten", die hetzelfde doel
booogen, qïi qXXq sanienrottingen zondièv onderscheid verbiedt,
onder bedreiging van mei „Geosseling, Brandmerk, Con-
finement en Bannissement" strengehjk aan den lijve te
zullen worden gestraft\'; en voorts de sluiting beveelt van
alle niet-Constitutioneele Societeiten of Bijeenkomsten.
Als ecn voorbeeld uit de Engelsche geschiedenis\' mogen
gelden de „monster-meetings" bij gelegenheid van de
liepeal-agitation in 1843 door o\'connell bewerkt, waarbij
39
honderdduizenden volks werden bijeengebracht, en die op
\'t oog hadden de afschaffing, Repeal, van de wetgevende
eenheid tusschen Engeland en Ierland (1). Zij werden
dan ook te recht door de Regeering niet geduld.
Hoe de meetings ook gewoonlijk worden aangemerkt
als zeer bruikbare uiting der Openbare Meening, heb-
ben zij als zoodanig slechts eene betrekkelijke waarde.
Want beschouwt men ze zoo als zij wezenlijk zijn, dan
geven zij slechts de gedachten te kennen van de indi-
viduen die aan deze vergaderingen deelnemen, aangezien
zij aan niets een vertegenwoordigend karakter kunnen
ontleenen, en de deelnemers op zich zelf beschouwd,
wanneer men ze vergelijkt met het. deel der natie, dat
niet aan die demonstraties deelnam, slechts eene geringe
minderheid vormen. Het overige deel is óf van een
tegenovergesteld gevoelen, óf het is onverschillig; anders,
waarom nam het aan de meeting geen deel? In beide
gevallen geeft de vergadering slechts het gevoelen te
kennen van eene kleine minderheid, en laat ons ten
aanzien van dat der groote meerderheid — waarom het
te doen is — in het duister.
Wellicht zoü men daartegen kunnen aanvoeren, dat
het overige gedeelte niet beschouwd kan worden een
ander gevoelen te zijn toegedaan, omdat het anders op
hare beurt contra-samenkomsten had moeten beleggen.
Die Partei — merkt bluntschli aan — die sich nicht
trauen darf, der Gegenpartei auch auf diesem (d. h. ihrem
eigenen) Gebiete gegenüberzutreten, ist für den Mo-
ment besiegt (2). En wanneer zij zóó onkundig of lij-
(1) "At Mullingar, upwards of 100.000 people were collected to listen
to inflammatory speeches from the lilerator. On the Hill of Tara, where
the rebels had been defeated in 1798, 250.000 people wcre said to have
assembled for the same purpose — (some said even a million). See erskine
may: the Constitutional History of England. Vol. II, p. 231, v.
(2) Bluntschli. Allgßineines Staatsrecht. (München, 1853) p. 701.
-ocr page 52-40
delijk is, dat zij geene opinie heeft hoegenaamd, dan
is er niets gedwongens in, wanneer men alleen rekening
houdt met de meening van hen, die dan wèl belang
stellen in de openbare aangelegenheden, en de overigen
niet telt. Het eenige dat vaststaat is het gevoelen van
hen, die aan eene zoodanige demonstratie deelnemen (1);
al het andere is twijfelachtig en duister en non esse et
non apparere idem. It is — zooals moseley zegt —
as if some thirty millions of people have a vote each,
but only fifty thousand of those, more fervent and stre-
nuous than the rest, take the trouble to avail,themselves
of their privilege, all the rest arc manifestly fairly bound
by that vote" (2). Om deze redenen worden Openbare
Meetings dan ook gewoonlijk aangenomen als afdoend
bewijs voor eene bestaande publieke opinie.
Hetzelfde wat hier gezegd is, geldt ook voor adressen
of petitiën. Ook zjj geven, streng genomen, slechts
de meening aan van eene kleine minderheid, zelfs hij
een Monster-Petitionnement, zooals wij dat niet lang
geleden nog in ons land zagen. Evenzoo de in 1839
door de „Chartisten" georganiseerde „National Petition"
tot het verkrijgen van Universal Suffrage, Annual Par-
liaments, enz. en in 1848 het Monsteradres ook van
•de Chartists uitgaande, dat niet minder dan 1.900.000
handteekenicgen bevatte. Men weet dat Lord palmer-
sTON een veertig a vijftig petities als blijken eener
publieke opinie beschouwde (3).
Met de Meetings zijn de Adressen een zeer gewoon
orgaan der Openbare Meening en vormen het voornaamste
middel waardoor zij onmiddelijk invloed uitoefent. Het
is geheel overeenkomstig de vrijzinnige beginselen onzer
(1) Van hen die zich niet zelden uit nieuwsgierigheid er bij voegen,
spreken wij niet; zij zijn trouwens passief en in de minderheid.
(2) Moseley t. a. p. p. 147, Cf. p. 143, sqq.
(3f Times, 19 November 1851. (Cf. moseleï).
41
Grondwet, dat door haar in artikel 10 „het recht der
ingezetenen tot vereeniging en vergadering wordt erkend".
Terwijl eene wet — die van 22 April 1855 {Sb. 32) —
de uitoefening van dat recht regelt in \'t belang dor
openbare orde.
Bij de druhpers^ als eene onmisbare uitdrukking van
den Volksgeest, komt vooral in aanmerking de periodieke
pers: dagbladen en tijdschriften.
Om als zoodanig van beteekenis te wezen moet de
drukpers vrij zijn; wat baat eene uitdrukking die niet
vnj is? Of, in het belang dier vrijheid, te dien aanzien
het preventieve of het repressieve systeem de voorkeur
verdient, is tegenwoordig geen onderwerp van discussie
meer. De censuur, waar zij ook bestaat, duidt op een\'
toestand, waar de staatkundige vrijheid nog onmondig
is. Voor alle vrije Staten in Europa behoort zy daarom
eene antiquiteit te zijn. Als uit een voorhistorisohon tijd
schrijft BRSKINB MAY (1): When the art of printing had
developed thought, and multiplied the means of discus-
sion, tho press was subjected to a rigorous censorship.
First the Church attempted to prescribe the "bounds of
human thought and knowledge; and next the State
J
assumed the same presumtuous office. No writing, were
suffered to be published without the „imprimatur " of the
licenser, and the printing of unlicensed works was visited
with the severest punishments.
Geldt dit voor onze Westersche beschaving, dan volgt
(I) Erskine MAY. t. a. p. ]i. 96.
-ocr page 54-42
daaruit togelijic, dat bij volken, die kennelijk nog weinig
ontwikkeld en verlicht zijn, en die te weinig vrijheid
van losbandigheid, zedelijke van raaterieele onafhankelijk-
heid weten te onderscheiden, de censuur nog alleszins op
hare plaats is; ja, dat een kop van helena op den torso
van een Sater even fraai zoti staan als in de
constitutie van zulk een volk het artikel: ITiemand
heeft voorafgaand verlof noodig, om door de drukpers
gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders
verantwoordelijkheid volgens de wet." De vrijheid is een
last, dien zwakke schouders niet kunnen torschen; en
het is wezenlijk niet zaak, op zulk een gebied proeven
te nemen. Daarom schijnt het volkomen terecht dat het
Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch
Indië, in art. 110 een preventief toezicht toelaat. „Het
toezigt der Regering op de drukpers — zoo luidt dat
artikel — wordt bij algemeene verordening geregeld, in
overeenstemming met het beginsel, dat het door de druk-
pers openbaren van gedachten en gevoelens en het toe-
laten van elders dan in Nederland gedrukte stukken,
geene andere belemmering mogen ondervinden, dan tot
verzekering der openbare orde gevorderd wordt. In
Nederland gedrukte stukken, worden onbelemmerd toe-
gelaten, behoudens ieders verantwoordelijkheid, volgens
regels bij algemeene verordening te stellen." (1).
Min of meer heeft men wel eens met de censuur gelijk-
gesteld de zegelwetten, als zouden zij, behalve hct fiscale
oogmerk, even als de censuur de strekking hebben, de
vrijheid te belemmereuj zooals indertijd bij ons de wet
van 3 October 1843 in art. 18 en 19; en gewis is voor
de vrije drukpers in ons land de wet van 9 April 1869
(Sb. 60) (2) niet zonder beteekenis,
(1) Men vergelijke (naiiuijs). Het drukpersreglement voor Nederlandseh
Intlië (1857).
(2) De wet »houdende afschaffing van het zegelrecht op de gedrukte
-ocr page 55-43
Het is duidelijic, dat men hier onder drukpers niet
uitsluitend mag verstaan enkele tijdschriften, die het
meest gelezen worden, op grond dat zij meer dan alle
anderen de gunst van het publiek schynen te genieten.
Ofschoon men veelal ziet, dat bladen van een zekere
richting, ook eene bepaalde klasse van lezers vinden,
is het hiermede toch zooals moseley zegt (1), men ziet wel
wat een dagblad tot zjjn\' lezer zegt, maar niet wat de
lezer daarop zoude antwoorden; men kan uit de publieke
opinie gevolgtrekkingen maken ten aanzien van de druk-
pers, niet uit deze ten aanzien der Openbare Meening.
bladen, op zich zelf genomen, vertegenwoordigen, in
hoe wijden kring zij ook gelezen worden, enkel de opinie
van een klein getal redacteurs, die, waar zij voorgeven
uit naam der natie te spreken, daartoe geene eigenlyke
stukken en op de advertentiën in de nieuwspapieren." Men weet hetgeen
wij in Frankrijk hebben zien gebeuren, dat do Regeering, minder nauw-
gezet in hare middelen, anti-ministerieele bladen, die argeloos de zegelwet
hadden overtreden, opzettelijk een tijd lang onvervolgd liet, ten einde ze
in hun verzuim te laten voortgaan en eindelijk door onmatig opgevoerde
geldboeten te vernietigen (Le Temps).
Onder dc verdere wapenen waarmede Machiavellistische of angstvallige
Regeeringen gepoogd hebben de vrijheid van drukpers in banden te slaan,
behooren genoemd te worden: strenge straf bepalingen tegen drukpersdelicten,
herhaalde en hatelijke vervolging van zulke misdrijven — ook bij ons te
lande, vóór 1830; men zie e. c. de oeiilache, Histoirc du Royaume des
Pays-Bas depuis 1814 & 1830 (T. I, p. 456) — zware borgtochten voor
periodieke bladen, enz
(1) It is diificult to sec — zoo lezen wij bij moseley — what relation
exists between a journal and its readers, that can render it the represen-
tative, that is the delegate, of the opinion of even those readers, much
less of the whole community. No communication takes place from the
readers to the journal From the journal to the readers there does, for it speaks
to them, argues with them, advises them, and excites them. And so the
readers represent, and that no doubt to a great extent, the opinion of
the press, especially that part of the readers who have not suflücient edu-
cation, intellect, and force of character, to form opinions of their own.
But the converse is not true." Moseley t. a. p. pag. 154, v.
44
roeping hebben en daarom in de hoedanigheid van tolken
ook geen bijzonder geloof verdienen. Neemt men evenwel
het geheel van alle dagbladen en periodieke geschriften
te zamen, dan kan men — tot op zekere hoogte — de
verschillende heerschende meeningen daaruit leeren ken-
nen; alleen is men er dan nog ver van, de ware open-
bare meening te kennen, waartoe alleen eene juiste
schatting van den aanhang dien elke meening vindt,
met meerderen of minderen grond kan leiden (1).
Om eene juiste uitdrukking te zijn van de openbare
Meening behoort in den regel de pers niet naamloos te
wezen, ten eerste als bewijs van de eerlijke bedoeling des
schrijvers, en ten anderen omdat de onderteekening van
een geuit gevoelen inderdaad de waarborgen verhoogt,
dat zijn gevoelen weerklank vindt bij de lezers.
Je veux — schrijft ii. po.nfuêdb — une législation
fortement répressive des crimes et des délits commis par
la voie de la presse, parce que je comprends sa nécessité;
mais je suis si éloigné de vouloir étouffer la liberté de
la pensée et de sa publication, que je demande au con-
traire, en premier point, que la publicité soit complète,
et pour cela qu\'il n\'y ait plus d\'écrits anonymes; que
chaque article soit signé; que chacun paraisse devant
l\'opinion publique à visage découvert ; que celui qui attaque
un citoyen honorable ose au moins mettre son propre nom à
l\'appui de ses accusations ; que le public puisse juger entre
le calomniateur et sa victime; qu\'il puisse mettre en regard
leur caractère, leurs noms, leur désintéressement; que
la nation puisse savoir de quel côté sont l\'ambition et
l\'envie, de quel côté le dévouement et le civisme" (2).
Of men intusschen gerechtigd zoude zijn, zonder uit-
(1) Moseley. t. a. p. pag. 153 sqq.
Oeuvres de UENiii fonfiièdii, Tome III, Livre XVT, Chap. V:
Uu devoir de signer ses écrits." p. 259, v.
45
zondering alle naamlooze geschriften , te wraken, mag
betwijfeld worden. Veeleer schreef in 1782 van der
capellen van de poll (1): \'„Zonder naamlooze ge-
schriften is een Land, in onze situatie, niet te redden.
Te eischen dat dezulken, die iet hebben mede te deelen,
rakende de malversatiën van hun, die het gezag en de
macht in handen hebben, zulks openlijk ondevhunnen
naam zouden moeten doen, ware even zo veel als de
vrijheid van schrijven geheel en rechtstreeks vernietigen.
Wel is waar, dat die vrijheid van schrijven aan mis-
bruik onderhevig is, en dikwerf maar al te zeer misbruikt
wordt; doch dit is een kwaad dat van dezelve niet is
af te scheiden. Men moet die vrjjheid van schrijven
met al het kwaad, dat er mede verknocht is, dulden,
omdat zonder dezelve geen Land ter wereld op den duur
vrij van onderdrukking kan blijven."
Het voor en tegen der vrijheid van drukpers hier te
lande is later in eene briefwisseling tusschen j. lublink
(den Jongere) en Mr. a. dumbar scherpzinnig oÄeed:
^;^\'Brieven en Briefwisseling van j. lublink (den Jongere)
1803, p. 132 tot 199).
Een dubbele en zware taak heeft de drukpers te ver-
vullen ; zij is de uitdrukking van de Openbare Meeuing
en zij is het middel waardoor deze kan worden opgevoerd
tot de hoogte, die haar voegt, dit laatsto is ongetwijfeld
hare gewichtigste en edelste roeping, maar ziet men
hoe do dagbladen zich veelal van die taak kwijten,
dan komt men tot de slotsom dat de drukpers nog veel
meer de gebreken en neigingen der natie pleegt te hul-
digen en te vleien dan haar voor to lichten. Bij den
waarheidlievendon de boscii Kemper althans kunnen wij
lezen „hoe de periodieke drukpers in vele opzichten
(1) Overeenkomstig zijnen wenseh schrijft art. 3 van de »Loi Tinguy"
(1850) de onderteekcning voor van alle stukken.
46
slechts eene industrie is, die produceert hetgeen gevraagd
wordt. Wordt hoon en laster, geestige spot en bittere
smaad door het publiek gevraagd, dan wordt daarvan
ook het meest gedebiteerd. De drukpers en de publieke
opinie oefenen wederkeerigen invloed op elkander uit,
maar ook in dier voege, dat de Times, het meest gele-
zen blad in het Britsche rijk, volgens Engelsche opmerkers,
den regel volgt: „Wanneer de berg niet tot Mohamed
komt, zal Mohamed tot den berg gaan" (1).
Een ander middel waardoor de publieke opinie zich
regelrecht uit, zijn verklaringen van adhaesie, uit den
boezem van het volk voortkomende, aan de wakkere
mannen die zich, hetzij als ministers of volksvertegen-
woordigers, hetzij als eenvoudige staatsburgers voor zijne
belangen hebben in de bres gesteld. Het volgt uit den
aard der zaak dat ook deze uiting — stipt genomen —
slechts bij benadering vertrouwen verdient, maar wanneer
die bewijzen van sympathie van alle kanten, bij honderden
en duizenden inkotnen, en nergens tegenspraak vinden,
dan kan men die uiting veilig aannemen, als voor \'t
minst even afdoende als meetings of adressen.
Wie herkent b. v. niet de Openbare Meening in haren
zuiversten vorm in de goedkeuring en bijval die iienry
Grattan genoot gedurende een tjjdperk van 40 jaren,
dat hij bijna onafgebroken de belangen van Ierland in
het Engelsche Parlement en elders verdedigde? In al
die adreseen van toejuiching, van dankzegging, van aan-
moediging, die hem van alle zijden te beurt vielen,
zoowel van de talrijke Corpsen vrijwilligers — die groo-
tendecls de Protestantsche belangen voorstonden — als
van de Roomsch-Katholieken zelf, aan wier staatkundige
gelijkheid hij zijn leven en zijne schitterende welsprekend-
heid gewijd had. Bijna onafgebroken werd hij als overstelpt
(1) De bosch kemper, Handleiding, p. 147.
-ocr page 59-47
door loftuitingen, aanbiedingen van het eeralidraaatschap
van verschillende vereenigingen; eerepenningen en geschen-
ken werden hem uitgereikt; de universiteit te Dublin
schonk hem honoris causa den graad van Doctor of Laws;
toen hy 1782-Ierland\'s wetgevende en rechterlijke onafhan-
kelijkheid had verworven, werd hem eene aanzienlijke som
gelds aangeboden ter erkentenis van de dure verplichting,
waaronder zijn vaderland jegens hem stond, en het voorne-
men om zelfs een standbeeld voor hem op te richten, stuitte
enkel af op zijne stellige weigering. Hij was the Deliverer,
the Saviour, the Father of hia countryen toen kort
voor zijn dood, even nadat hij voor de vijfde maal tot
vertegenwoordiger van Dublin was uitverkoren, de grijs-
aard aan den woesten aanval van „a few misguided
wretches" ter nauwernood ontkwam, en op nieuw een
stortvloed van adressen en gelukwenschingen hem over-
tuigde van de sympathieën van een geheel volk — alsof
de dagen van 1782 waren herrezen — wie herkent niet
in die populariteit de krachtige uitdrukking van eene
echte en onvervalschte openbare meening? (1).
(!) Zie b. v. in de »Miscellancons works of the right honourable henry
biiattan (Londen 1823) op pag. 321 (Appendix), de tcrmen van het adres
van de «Uoman Catholic Board" van 8 Mei 1812: Sir, The Catholic
Board should have feebly discharged the duty they owe to the people,
with whoso confidence they have been honoured, if they had omitted the
first opportunity which presented itself, of sending forth to the British
empire the warmest expressions of their thanks, for the late splendid and
astonishing efforts of their powerful and revered advocate, in the cause of
the Catholics of Ireland.
Grateful is the task. Sir, to be the chosen medium of that feeling, which
now throbs in every bosom, and swells in every heart.
Grateful is the task to be the organ of that proud and dignifying sen-
timent, which triumphantly claims you, the unequalled champion of Irish
rights — which now calls you the hope of the Britisch empire, and holds
you up to your countrymen, as One of those firm and unbending anchors
by which that empire is to be steadied in the storm that blows round her.
But, Sir, doubly grateful is the task, to generous minds, of remunerating
48
Uit geen ander oogpunt zjjn — om een iets minder
glansrijk voorbeeld te noemen — de verklaringen van
an age of services, by the ardent and passionate homage of the heart, and
of putting on the records of our history the thanks of a calumniated and
injured people, to him who has devoted gigantic talents, and spotless inte-
grity, to the vindication of their feelings, and the assertion of their rights.
Rising in your efforts, with the difficulties of your country, you have called
back our memories to that glowing period of our history, when every heart
hung with rapture upon your words — when every eye beamed at your
name — and every peasant in the land walked firm and erect, under the
proud feeling your eloquence created. In the enthusiasm of the present
moment, we imagine the regeneration of our freedom, and are almost
seduced to believe, that the genius of Ireland has only extended the circle
of her power from a kingdom to an empire. Such is the fascination of an
eloquence, which at once delights, persuades and instructs: which is un-
wearied in the vindication of the injured, and unconquerable in the cause
of justice.... Like rox, your great aad immortal predecessor, your last
and greatest glory will be, the striking off the chains of intolerance from
millions of your fellow-creatures. The children of Ireland, yet unborn,
will be taught to lisp the name of Grattan; and her gratitude, as
lasting and as fruitful as her soil, will preserve the memory of that
man, who, for forty years, pleaded her cause with an eloquence unequal-
led — a spirit undaunted — and a patience unconquered and uncon-
querable." — Waarlijk, zoo iemand kon zeggen: You have treated your
representatives kindly, you have been gracios masters to honest servants.
It is not for me to say, that there may not be a great many men of
wealth and talents in this city, better qualified to represent you than
myself; but you have shown that you are incapable of discarding an old
servant, merely because you had grown tired of him. You have shown
that you are superior to levity, and inaccessible to corruption — that you
would not give any man cause to disturb the tranquillity of your city.
If you had acted otherwise, it would have been terrible to me, because
I must then have believed that I had lost your confidence. — what
remains to me of life is at your service. It was worth little — but
you have given it value. You have conferred on me the highest dis-
tinction in your power to bestow — every thing which an honest man
can desire, or an old man, like me, accept — the assurance that he carries
to his grave the affections of his fellow-citizens (Ibidem p. 359).
— "There is a final justice in public opinion — had Grattan in 1783
gezégd, in een geschil dat hij destijds had met eenigen zijner Committenten
— on which I do not fear to stand."
-ocr page 61-49
adhaesie te beschouwen, waarvan de beroemde publicist,
schrijver van het tijdschrift do „Rheinischer Merkur",
JOSEPH VON GÖRKES, in 1814 het voorworp was, en waarop
hij doelt in het laatste nommer van zijn blad: „Der
Herausgeber dieser Blätter glaubt, dasz es einmal ander
Zeit sei, allen den Menschen, die ihm bisher wohlgewollt,
die ihn durch mancherlei Zuschriften ermuntert haben,
die persönlich ihre Liebe ihm bezeugt, und sonst in
vielfacher Weise ihn unterstützt, in Masse zu danken
für alles Gute und Freundliche, das sie ihm angedoihon
lassen, da er durch den Drang der Zeit vielfältig be-
schäftigt und zerstreut, unmöglich gegen jeden Einzel-
nen sich dieser Pflicht entledigen kann. Es ist ihm
erfreulich vor allem wahrzunehmen, wie man Glauben
und Yertrauen ihm zuwendet; wie man den Geist er-
kennt, der ihn treibt, und in welcher herzlichen Weise
man ihm naht, um ihm zu bezeugen, dass es ihm gar oft
gelinge, die innerste Gesinnung der Besseren auszusprechen,
und dem Wort zu geben , was alle in sich fühlen" (1).
Verder komen in aanmerking de Libellen en Cari-
caturen; ook zij drukken tot op zekere hoogte de
Openbare Meening uit, en hunne macht op het vormen
der Opinie moet men niet gering achten. „Een moedig
en standvastig man"\' zal zich niet licht door een satire
laten , storen, waar het geldt ovor personen of zaken,
door die bladen gehekeld, een oordeel te vellen; en
evenmin zal hij, zoo hij een publiek persoon is, zich
(1) Het tijdschrift noemt zich eine Stimme der Völkerschaften diesseits
des Rheines, en had zich ten gevolge van den schrikkelijken slag van Leipzig
1803 -14, nadat Duitschland den vreemdeling over zijne grenzen had
teruggeworpen, ten doel gesteld, den geest van onafhankelijkheid bij hct
Duitsehe volk aan te wakkeren, tegenover de traaglieid en slapheid, die
het tijdens de overheersching had gekenmerkt. Cf. Joseph vojj Göbres:
Politische Schriften, herausgegeben von marib görres, München 1854.
Erster Band: Rheinischer Merkur N". 28 p. 472, cn Vorwort p. 191, v.
4
-ocr page 62-50
licht. uit vrees daarvoor van een te nemen maatregel
laten terughouden. Maar alle menschen zijn geen hel-
den, en voor eene onwrikbare standvastigheid, die zich
nimmer door zulke blaadjes en schotschriften — vaak
van zeer min gehalte — van eene goede overtuiging
laat afbrengen, kan eene zekere mate van heldenmoed
noodig zijn. Het is vrij zeker dat lieden van een twijfel-
achtig of zwak karakter, zich door de vrees om zich
belachen en bespot te zien wel eens aan het wankelen
zullen laten brengen. Wanneer dergelijke bladen even-
wel uitgaan van mannen, die wèl weten wat zij doen,
en die hunne wapens niet keeren dan tegen hetgeen
inderdaad verkeerd en belachelijk is, dan kan de macht,
die fijne ironie en geestige spot altijd op de groote meer-
derheid hebben uitgeoefend, tot goede uitkomsten mede-
werken.
Ieder weet dat in Duitschland, jaren voor het tijdstip,
waarop de Eeformatie als \'t ware tot een begin van
uitvoering oversloeg, eene reeks van satiren en spot-
prenten, die gretig door het volk werden opgenomen,
te kennen gaven, welke denkbeelden er onder de groote
menigte woelden en dat zij, door aan die gedachten
uitdrukking te geven, krachtig het hunne er toe heb-
ben bijgedragen, die gevoelens te ondersteunen en te
bevestigen. Wij noemen slechts het Narrenschiff van
dr. seb\\stian brant, de Euleïispiegél en de Beineke
Fuchs van 1498 (1).
In ons land zijn als zoodanige caricaturen bekend de
parlementaire Portretten in 1797 te Amsterdam versche-
"nen, die ook in den laatsten tijd navolging hebben gevon-
den. In Frankrijk herinneren wij aan de „Yieux Cordeher"
(1) Men zie l. kanke: Deutsche geschickte in Zeitalter der Reformation,
3\' \'Ausgabe, Berlin, 1853. Ier Baud, 2tes Buch, 1« Cap. Tendenzen der
populären Litteratur, pg. 197.
51
van den begaafden camille desmoulins on aan het ver-
achtelijk geschrijf van hebert in zijn\' „toornigen" Père
Dnchêne; evenzoo aan de Biographic des Réprésentants
de la Chambre Septennale, die in 1827 verscheen.
Ook bij Erskine May lezen wij, waar die uitnemende
schrijver handelt over den vooruitgang van het vrij on-
derzoek in Engeland in de 2® helft der 18® Eeuw: „Nor
is it unworthy of remark, that art had come to the aid
of letters, in political controversy. Since the days of
Walpole caricatures had occaaionaly pourtrayed minis-
ters iu grotesque forms, and with comic incidents; but
during this period, caricaturists had begun to exercise
no little influence upon popular feeling. The broad hu-
mour and bold pencil of Gillray had contributed to
foment the exitement against Mr. fox and Lord north ;
and this skilful limner had elevated caricature to the
rank of a new art. The people were familiarised with
the persons and characters of public men; crowds
gathered round the printsellers\' windows; and as they
passed on, laughing good-humouredly, felt little awe or
reverence for rulers whom caricaturists had made ridi-
culous. The press had found a powerful ally, which,
first used in the interest of party, became a further
element ef popular force."
Een der constitutioneele middelen, waaruit men de
publieke opinie periodiek kan leeren kennen, zijn nog de
verkiezingen, inzonderheid die tot de nationale vertegen-
woordiging. Eene hoofdbedenking is dat men als bewezen
moet aannemen dat de opgekomen kiezers ook voor de
achtergeblevenen, en dat alle kiezers voor het geheele volk
stemmen. Als zoodanig blijven de rechtstreeksche verkiezin-
gen ook al de gebreken aankleven, die in de uitoefening
van het kiesrecht zijn ingeslopen. „Gelijk het tot heden
plaats heeft, oefenen de kiesvereenigingen eene oligar-
chie uit, wel niet in aristocratischen zin, maar toch
4* ,
-ocr page 64-52
eene regeering van weinigen tegenover het groote publiek
der kiezers. Iu kiesvoreouigingen waarvan het publiek
de leden niet kent, worden met meerderheid van stem-
men kandidaten gesteld, en dikwyls heeft de meerder-
heid van ééne enkele stem in eene weinig bezochte
vergadering over de candidatuur beslist. In advertentiën
worden de candidaten aanbevolen uit naam van het
bestuur der Vereeniging. De kiezers stemmen dikwyls
omdat zij in de namen van het bestuur vertrouwen
stellen, terwijl het vaak gebeurt dat de aanbevolen can-
didaat niet is de door de bestuurders gekozene, zoodat
de kiezers misleid worden. De tegenwoordige practijk
is in vele opzichten gebrekkig" (1).
Onder zulke omstandigheden gaat het zeker niet aan,
de verkiezingen te beschouwen als eene volkomen zuivere
uitdrukking der Volksmeening. Intusschen moet men niet
vergeten, dat in den strijd der partijen die „sinister
influences" aan weerszijden werken, en elkander dus
grootendeels vernietigen. (2) Wanneer men eenmaal vrede
neemt met de kieswet, en erkent dat in de kiezers tot
op zekere hoogte alle klassen en belangen vrij wel ver-
tegenwoordigd zijn; dat het er bovendien niet in hoofd-
. zaak om te doen is dat „het volksvertegenwoordigend
lichaam als een daguerreotype het geheele beeld des
volks teruggeve, met al zijne zelfzuchtige en opper-
vlakkige eenzijdigheden, maar eene vergadering zij van
de edelsten en bekwaamsten, die niet voor zichzelven, of
voor hunnen stand cn hunne plaats, maar voor het ge-
heel opkomen" (3), dan zal men toegeven dat de ver-
kiezingen over \'t geheel vrij wel de Openbare Meening
vertegenwoordigen, en dat mosbley met recht kon zeg-
(1) De BOSCH kemper t. a. p. p. 177, V.
(2) Cf. moseley t. a. p. p. 103, v.
(3) De BOSCH KEMPER t. tt. p. p. 427.
-ocr page 65-53
gen : „under certain circumstances a General Election
affords evidence not only conclusive on us for practical
purposes, but such as binds and satisfies our reason
and carries conviction, as well as conclusion with it/\' (1)
En vooral zijn de Verkiezingen hiertoe bruikbaar,
waar zij plaats hebben in tegenwoordigheid van een
bijzonder vraagstuk dat de gemoederen vervult. Dat
ook onze Grondwetgever dit heeft ingezien blijkt uit
het voorschrift in geval van een gedaan voorstel tot
verandering der Constitutie. De bepaling van Gw. 197 toch
luidt: Na de afkondiging dezer wet, — d. i. de wet
die verklaart dat er grond bestaat om het voorstel van
verandering, zooals zij het vaststelt, in overweging te
nemen — worden de Kamers ontbonden. De nieuwe
Kamers overwegen dat voorstel, enz.
In het algemeen kan men zeggen, dat de publieke
opinie onbestemd en onbepaald is en moeielijk rechtstreeks
te constateeren ; men komt licht óf tot geen, óf tot een
valsch resultaat. Hoe haar dan te leeren kennen? Dat
hier eigen waarneming on ondervinding niet baten, dat
men zich niet verlaten kan op de gevoelens die men
rechts en links, in gezelschappen en bijeenkomsten en
onder het volk hoort verkondigen, is duidelijk; slechts
zeer weinige personen komen in aanraking met de ge-
heele maatschappij, en langs dien weg stopt men dus
weder op het gevoelen van eenigen stand of klasse of
partij. „It is clear that any means of testing public
opinion, to be adequate, must have a range of operation.
(1) Moselky t. a. p. p. 163.
-ocr page 66-54 \' .
as wide and extensive as the public, the people,
itself is." (1)
Bovendien zou men daar, waar het de gewichtigste
onderwerpen gold, zelfs bij een individueel onderzoek de
meesten niet in staat vinden, een stellig gevoelen uit te
brengen: Le voeu dc toua ou de la pluralité des mem-
bres d\'une société de vingt-cinq millions d\'âmes est
physiquement impossible à recueilhr sur un système
complet de gouvernement. Si cela était possible, il serait
absurde de le faire ; car aucun de nous ne serait assez
fou, pour aller dans les villes et dans les villages de-
mander aux passants leur avis sur ses propres affaires. (2)
En wat de edeldenkonde malouet zegt van eene maat-
schappij als Frankrijk, is blijkbaar even toepasselijk op
eene kleinere — die althans hare leden nog bij milli-
oenen telt.
Daarom schijnt er, om de Publieke opinie te consta-
teeren, niet veel over te blijven, dan haar in de be-
ginselen té zoeken, aangekleefd door de verlichtste en
braafste burgers, door de mannen die J. St. mill op
\'t oog had, toen hij schreef „one man with a convic-
tion is worth ninety nine who have only interests;" door
do „élite de la nation, sous le rapport des lumières
et du caractère, ou ce qui dans la masse existe de raison,
abstraction faite des erreurs et des passions qui l\'enve-
loppent, la couvrent, la dérobent aux yeux des autres
et à ses propres yeux", (3). Want „men vindonderde
Leden van de Regeoring " (4) — zoowel als daarbuiten —
„sommige voortreffelijke en verstandige Mannen, luyden
van een verheven geest, eer en deugd, die een innerlijke
(1) Moselev t. a. p. p. 151.
(2) Malouiït. Mémoires II. Lettre à mes commettants, (1791.) p. 79, 80.
(3) Ancillon. t. a. p. I, p. 54.
(I) Verhandeling van de Vrijheid in den Burgerstaat, door l. r. ue
«eautori (1736).
55
t
liefde en zucht tot het welvaeren van haer Vaederland
hebben, die bij haer selven overtuygt zijn, dat het heyl
van het Volk in het gemeen, en van haer eigen selfs,
te samen met haer vrouwen, kinderen en geslagt in \'t
bijzonder, van een goede en welgeschikte Regeering af-
hangt, dat het haer pligt is, sorgvuldig daervoor te
waeken. — Die derhalve niet liever wenschen en begeeren,
en geheel haer gedrag daarnae richten, om aan haer
Vaederland nut en dienstig te mogen wesen, en die geern
haer sorg en moeite daartoe besteeden, die in alle haar
doen en laeten steeds het behoud van het lieve Vaeder-
land, en de Salus populi, het welvaeren van het Volk,
voor oogen hebben."
Dit is ook het gevoelen van malouet. (1). „II s\'établit
donc naturellement dans toutes les sociétés une classe
dirigeante par ses opinions, et c\'est la moins nombreuse,
c\'est celle dont l\'éducation, l\'aisance et les méditations
permettent des habitudes spéculatives, et forment ainsi
l\'opinion publique." Maar dannog kan bet zijn dat men
stoot op den strijd der meeningen, „lorsque cette classe
se divise en principes opposés ou divers ou mixtes, il
peut se faire que le système de gouvernement qui pré-
vaut, parce qu\'il est l\'oeuvre des plus habiles ou des plus
influents, ne soit que le despotisme de quelques-uns,
appuyé par la confiance aveugle du plus grand nombre.
„Dans cette position, zoo gaat onze schrijver voort, la
plus grande certitude qu\'on puisse avoir d\'obéir à la volonté
générale et de la faire prévaloir, c\'est de se tenir fortement
attaché aux vérités et aux principes généraux qu\'elle
a conçus et proclamés, et de recevoir avec circonspection,
ou même de rejeter tout ce qui n\'est que la conception
de quelques-uns, lors même qu\'un mouvement impétueux,
parce qu\'il est irréfléchi, semblerait annoncer l\'assentiment
de tous.
(1) Malouet t. a. p. p. 80.
-ocr page 68-56
Als slotsom zouden wij dus het gevoelen van heqel
omhelzen: (1) „Indem das Substantielle ihr — d. h. der
0. M. — Inneres ist, so ist es nur mit diesem wahrhaft
Ernst; dies kann aber nicht aus ihr, sondern eben
darum, weil es das Substantielle ist, nur aus und für
sich selbst erkannt werden." — „L\'un est — zegt
ancillon, — „que lo législateur consulte sa propre raison,
et conclue de là à la raison de ce peuple; l\'autre quo
Ton donne à ce peuple un moyen sûr do fairo entendre
sa volonté,\'\' — de volksvertegenwoordiging (2).
§ 9.
„De publieke opinie is de koningin der wereld. Men
moge het stelsel, dat men overeenkomstig den Volkswil
behoort te regeeren, een verkeerd, een verderfelijk stelsel
noemen, gelijk wij uit den grond onzer innigste over-
tuiging doen; als feit erkennen wij, dat de publieke
opinie de macht is die in deze tijden heerschappij voert" (3).
Dat de Openbare Meening almachtig is in haren invloed,
.daaraan twijfelt niemand meer; in het staatkundige hangt
alles van haar af; zij is ook geene zaak die machtige
bondgonooten behoeft om tot haar recht te komen. Zij
helpt zich zelve. Eegeeringen hebben leeren inzien,
dat zij met haar hadden to rekenen en dat zij , zoo zij
dit vergaten, wel eens op onzachte wijze aan haar bestaan
(1) Hegel t. a. p. J 317.
(2) Cf. Mme DE STAëL-iiOLSTEiN. Oeuvres complètes (Paris 1821) Tome
XVII. Mélanges, p. 318, v. : »A quels signes peut-on reconnaître l\'opinion
de la majorité de la nation?"
(3) Zie Mr. j. ue BOSCH kempeh in N«. 4 van eene reeks vau brochures,
door ^dien auteur onder den titel: »Korte opmerkingen over de gebeurte-
nissen van den dag" in 1848 in \'t licht gegeven.
57
konden herinnerd worden. Die macht der Openbare Mee-
ning is niet van gisteren. Waar hogendorp in het VHP
deel van zijne Bijdragen (1) een kort begrip geeft van de
geschiedenis der West-Europeesche ontwikkeling, en aan-
toont hoe op het Gemeen Overleg van \'t Hoofd der Katie met
de Natie, het Leenstelsel ~ d. i. de overheersching der
Aristocratie — gevolgd is ; hoe dit geleid heeft tot het Ancien
Régime, — de overdrijving van het Monarchaal systeem —
gedurende welke het Democratisch beginsel slechts bij
uitzondering zich deed gelden, terwijl men eindelijk, door
den nood gedrongen, weder tot het Gemeen Overleg is
teruggekeerd, laat die beroemde Publicist er op volgen:
„Het Democratisch beginsel werd nog gestijfd door de
kracht van de openbare meening, die bij voortgaande
verlichting voortdurend sterker werd, en, als het ware,
eene bijzondere macht in den Staat vertoonde. Het was
reeds deze openbare meening, welke den overgang van
het leenstelsel tot de volstrekte macht bevorderde; doch
het was genoegzaam deze openbare meening alleen, welke
een terugkeer van de volstrekte macht tot het beginsel
van gemeen overleg uitwerkte."
Diezelfde macht oefent zij nog heden uit, en waar-
lijk niet in mindere mate; niet op het beperkt
gebied van het Staatsrecht, maar op dat van het
internationale recht, blijkens het beroep der oorlogvoe-
rende mogendheden op do algemeene denkwijze, niet
slechts der natie, maar voor het verlichte Europa.
Un célèbre économiste — leest men bij de orispan —
a fait observer avec raison, que depuis la fin du XVH\'ie
siècle jusqu\'à nos jours, époque pendant laquelle l\'Europe
s\'est élevée, croyons-nous, au plus haut degré de civi-
lisation que l\'espèce humaine ait jamais atteint, il ne
(1) Bijdragen tot de huishouding van Staat in het koningrijk dér Nederlan-
den, door O. K. ORAVK TAN iioaENDORP VlUe Deel, p. 177 (\'s Hage, 1824).
58
s\'est pas engagé une seule guerre, sans que les adver-
saires aient publié des manifestes, poiïr exposer leurs
griefs et justifier leurs résolutions. Chacune des parties
belligérantes s\'est fiée, de son côté, à sa prépondérance
physique, et le fait de prendre les armes en est la preuve;
mais cette prépondérance ne semblait suffisante à aucune
d\'entre elles, à défaut d\'une force morale, résultant d\'une
certaine fermentation, excitée dans le pays par le sen-
timent d\'un droit violé, ou d\'une injure reçue, et si la
nation ennemie n\'était pas jetée dans un certain état de
torpeur, par le doute qu\'on lui inspirait sur la justice
de sa cause et sur le résultat définitif de la lutte."
Oppervlakkig zou men kunnen meenen, dat het de
wetgeving is, die het ingewikkeld samenstel van het
maatschappelijk leven in beweging brengt en in zekeren
zin kan men toegeven het woord van chrysippus in den
aanhef van zijn geschrift mpi vófjiov : \'O vóuog nxvzcov \'èari
ISccadeùç S\'eiMV tl xai avöpcoTitvwv ixpcxyiJidzcùV. Ast ^è aùxàv
Ttpoazdxw te ehai tmv JcaXwv xcci twv oday^püiv, zcci dpybvza,
\'Kcci Yiyt^bvoc zxi y.axd zoïizo Kocvbva ze sïvcci âiy.xiwv y.od
d^ivMV, xal Twv t:o1izc/mv Ç&jwv, izpoqzav.zmàv fzèv wv
nor/izéov, dnxyopevzixóy âè wv où mrnzéov. (Lex est omnium
divinarum et humanarum rerum regina. Oportet autem
eam esse praesidem et bonis et malis, et principem et
dücem esse; et secundum hoc regulam esse justorum et
injustorum, et eorum quae naturâ civilia sunt, animan-
tium, praeceptricem esse faciendorum, prohibitricem autem
non faciendorum). Cf. Dig. Lib. I Tit. 3. — Doch wanneer
men dieper in het wezen der zaak doordringt, dan wordt
het duidelijk dat zich op die groote woorden wel iets laat
afdingen. Hoe machtig de wet zij, is er toch nog iets
machtiger; het is de publieke opinie, die aan de wet
tot grondslag moet strekken, die haar op de hoogte
móet houden van de behoeften van het volksleven, en
die alleen in staat is, bij hot volk do gehoorzaamheid
59
aan de wet te verzekeren. Hume zeide niets tc veel in
de stelling: „It is on opinion only that government is
founded". Ook bij ganilh lezen wij (1): „les peuples
agissent et se conduisent d\'après leurs]] croyances, plutôt
que d\'après les lois, ct ils sont plus dociles au
pouvoir qui les suit, qu\'au pouvoir qui les traîne
après lui".
Als een treffend bewijs voor de juistheid dier stelling
kan dienen het onthaal dat in 1826 de Fransche Re-
geering van KAREL X vond bij haar voorstel tot invoering
van het droit d\'aînesse. De strekking was om aan de
oudste zonen uit de adellijke geslachten eene uitsluitende
erfopvolging te verzekeren in de onroerende goederen
der familie. Men had hiermede op het oog aan de ver-
brokkeling der vaste eigendommen cen einde te maken
en, door de groote fortuinen van den adel in hun geheel
te doen blijven, den adel en het koningschap te redden
van een gevaar, dat men zich trouwens — zoo hot
schijnt - wel wat overdreef.
Het eenig bezwaar tegen dat voorstel was de Openbare
Meening, die er zeer stellig tegen was, en daarin oene
poging zag, tot de oude ordo van zaken van vóór 1789
terug te keeren. En zooals de garante zegt in zijne
„Vie politique dc M. royer-collard" (2) : On a pu dire
souvent que la nation française ne sait pas bien ce qu\'elle
veut; mais, à tort ou à raison, elle sait parfaitement
ce qu\'elle ne veut pas, et l\'on est assuré de la trouver
ombrageuse et récalcitrante, dès qu\'elle croit voir la
moindre apparence d\'un retour à l\'ancien régime.
Niettegenstaande men in het voorstel, juist om de
publieke opinie te bezweren, eenige bepalingen had ge-
(1) Ganilh. Du pouvoir et de l\'opposition dans la société eivilo. (1824)
Préface pg. 3.
(2) Paris. 1861; Tome 11, pg. 265.
-ocr page 72-60
maakt, die den geest der wet zeer verzachtten — dat
het b. V. den vader vrij zou staan, door eene testamen-
taire beschikking de wet voor zoover zijne kinderen be-
trof buiten werking te stellen — lezen wij bij de ba-
rante (1): II est difficile de s\'imaginer avec quelle
irritation elle fut accueillie par l\'opinion publique. —
„Le Ministère — disait-on — se présentera-t-il chaque
année en face de la nation pour lui déclarer tantôt qu elle
ignore la Religion, tantôt qu\'elle a perdu l\'esprit de
famille? Les ministres croient-ils donc qu\'ils ont le
pouvoir de transformer la Prance à leur gré ? L\'an der-
nier ils ont armé la Réligion dune loi pénale; aujourd\'hui
ils veulent s\'emparer du gouvernement de la famille". La
discussion — zoo gaat de schrijver voort—fit grand honneur
à la Chambre des Pairs ; on y entendit les orateurs les plus
distingués par leur talent, les mieux éclairés par leur
expérience des affaires. L\'article premier fut rejeté par
une majorité de vingt-cinq. — Cette victoire remportée
sur le ministère excita une vive joie parmi la population
de Paris."
Mon herinnere zich verder de Loi sur le Sacrilège (2),
waarop boven gezinspeeld wordt, en do wet „sur la Non-
révélation" (3), dio beiden, al gingen zij met moeite
door — deze in 1837, de eerste in 1825 — toch een
geduchten wederstand hadden te overwinnen.
Daar waar bij een volk de Staatsinstellingen met de Open-
bare Meening geen gelijken tred houden, daar ontstaat een
zeer ernstige, hachelijke toestand, die al de omzichtigheid
van den wetgever vordert. Quand une époque pareille
se présente dans l\'histoire d\'un peuple — schrijft de
pruisischo Staatsman ancillon in zijne Nouv. Essais -
(1) Ibidem pg. 266.
(2) Ibidem pg. 241.
(3) Ibidem pg. 509, v.
-ocr page 73-61
et que de nouveaux rapports, de nouvelles idées,
de nouveaux sentiments lui font paraître et lui
rendent certaines institutions inutiles, insuffisantes,
même étrangères et onéreuses, quand ces nouveaux
besoins, cette tendance involontaire et secrète des
forces " inspirent au peuple le voeu d\'autres institu-
tions , alors un gouvernement sage pèse ces prétentions,
examine ces besoins, a égard aux unes et aux autres ;
alors il va à leur rencontre, après de mûres, calmes
et solides délibérations, en mettant de l\'art et du calcul
dans sa marche ; il élague de vieilles coutûmes, débar-
rasse la route des lois surannées qui l\'encombrent, et
crée de nouvelles institutions, qui permettent au peuple
de se mouvoir avec liberté, dans l\'enceinte de limites
légales. Quand les gouvernements ont su procéder ainsi,
on a vu les Etats passer graduellement d\'une période de
leur existence à une autre et le passage a eu lieu sans
métamorphoses subites, sans convulsions violentes, sans
secousse quelconque." (1)
In de laatste jaren vóór 1789 schijnen zij die in
Frankrijk de teugels van het bewind voerden geen flauw
begrip te hebben gehad van den bedenkelijken toestand
waarin het land verkeerde ; zij wisten niet dat zij op
een vulkaan stonden, zij zagen de klove niet, die er
lag tusschen de instellingen waaronder het volk voort-
leefde en de heerschende denkbeelden ; en hieraan vooral
is het toe te schrijven, dat de omwenteling van zulke
geweldige schokken vergezeld ging, die haar zelve toch
vreemd waren.\'\'^(2)
Dat het inderdaad waar is, dat ten slotte op de
publieke opinie toch alles neerkomt, is eene oude waar-
(1) Ancillon. N. Ess. p. 12, v.
(2) Al. de ToquEviLLE. L\'ancien Regime et la.llévolution, 2>ne Edition.
(Paris) p. 241. v.
62
heid, reeds gestaafd door het „Quid leges sine moribus
vanae proficiunt ? Nader ontwikkeld in deze woorden
van moseley: All laws have force only so long as they
are in compliance with the will of the majority of the
people. No minister or magistrate will enforce a statute
that really is obnoxious to the public. Sir robert peel,
in 1827, in answer to a question from the Marquis of
cuanoos, as to why the laws against the Catholic as-
sociation in Ireland (before the Emancipation Act) had
not been put into force, answered that it was a „question
of discretion, not of law;" and the Attorney-General for
that kingdom said, in answer to a like application,
„that he found some difficulty iu framing an indictment
against five millions of people." — And it is notorious
that one of the great reaisons for diminishing the num-
ber of capital crimes was, that \'juries acquitted alto-
gether, rather than convict where the punishment was
so severe. Law then, is a dead letter when it is really con-
trary to the general opinion of society, or, which is the
same thing, laws exist and have their force only by
the opinion of the people." (1)
En wat zoeken wij nog naar voorbeelden in een vreemd
landl
Hebben wij in ons Vaderland niet hetzelfde zien ge-
beuren ten aanzien van de wet van 1 Maart 1815 (Sb. 21)?
Die wet is onpopulair; men weet hoe de bevoegde rechter,
gehoorzamende aan artikel 6 dier wet „Dat de overtre-
dingen tegen de bepalingen van dit besluit, naargelang
van personen en omstandigheden, zullen gestraft worden
met eene boete van niet hooger dan vijf en twintig
guldens, of met eene gevangenis van niet langer dan
drie dagen, voor do overtreders die buiten staat mochten
zijn deze boete te betalen; — den delinquent eene illu-
(1) T. a. p, p. 94, v.
-ocr page 75-63
soire straf oplegde, die men dan ook terecht eene be-
spotting heeft genoemd. Eveneens is hot met de im-
populaire bepaling van art. 71, Wetboek van Koophandel,
voor zoover betreft makelaars, die in strijd met hunnen
eed, het voorschrift overtraden van art. 65 al. 2 , lui-
dende : „In het vak of de vakken waarin zij makelaars
zijn, mogen zij voor eigen rekening, noch zelve, noch
door tusschenkomst van anderen, noch enz. handel drij-
ven, noch enz." \'t Geval deed zich voor, dat eon makelaar
die blijkbaar ge„lipt" had, vervolgd werd en ingevolge
art. 71, dat schorsing of vervallen-verklaring eischte,
door het plaatselijk bestuur veroordeeld werd tot eene
schorsing van 24 uren, in te gaan den avond van een
Zaterdag. — „Bij een vrij volk"\' — lezen wij in de Hand-
leiding tot de kennis enz. van Mr, j. de bosch kemper —
2e Editie bladz. 221) — „bij een vrij volk moet de nati-
onale overtuiging in hare ^edelste ontwikkeling regt
worden. Wij schrijven hier af de schoone woorden van
Mr. opzoomer in zijn Staatsrechtelijk ondersoek, blz. 74.
„Wanneer de grootc leeraars der historische school ons
leeren, dat het burgerlijk recht zijn oorsprong heeft in
het rechtsbewustzijn des volks, in den volksgeest, dan
is er niemand die hun dc vraag tegenwerpt, of dan de
volksluimen van den dag over de burgerlijke wetgeving
beslissen. En waarom zal men in het Staatsrecht alleen
voor die tegenwerping niet terugdeinzen ? Op het gebied
van den Staat, zoowel als op dat der burgerlijke be-
trekkingen heeft het volk eene overtuiging van hetgeen
er regt is: die overtuiging behoort zoowel in het eene
als in het andere gebied, door de wet te worden uit-
gesproken. Do staatsmacht, die iets anders tot rccht
verheft, miskent hare roeping. Maar die volksover-
tuiging is iets anders dan dc zoo ligt veranderlijke
volksluim."
64
„De wet — zeide een Eeuw geleden adr. kluit (1) —
is de uitdrukking van den algemeenen wil": wat wiedde
uitdrukking van den algemeenen wil is „n\'est pas une loi."
De tijd is dan ook voorbij dat men volken onderdrukt
en ze als voorwerpen van patrimoniëel eigendom behan-
delt, (2) dat vorsten bij contract elkander hunne onder-
danen overleveren , of ze voor geld als hulptroepen aan
elkander afstaan en zich van de winst lustsloten bouwen.
Het geldt niet meer dat Quidquid délirant reges
plectuntur Achivi en dat de onderdrukking alle palen
van voorzichtigheid moet te buiten gaan, voor dat de
nationale verontwaardiging uitbarst. ^Autrefois, schrijft
ancillon , on pouvait gouverner dans le sens des passions
et de l\'égoïsme contre le bien général, et dans une
direction opposée à l\'intérét du peuple, sans risquer
de perdre le pouvoir, tant que les fautes et les erreurs
ne dépassaient pas de certaines limites, et n\'allaient
pas à l\'extrême. Aujourd\'hui on n\'est pas même sûr
(1) De Regten van den menseh in Vrankrijk geene gewaande regten in
Nederland, p. 138. (Amsterdam, 1793),
(2) Dat men handelt zooals gedaan is met Polen, met Denemarken;
zooals \'t Congres van Weenen gehandeld heeft met de meeste staten en
staatjes van Earopa, die niet door een der vier gepatroniseerd werden.
Zie THiEus. Histoire du Consulat et de l\'Empire (Paris I860) Tome
XVIII, Livré LVI, pg. 628: Tous ce qui n\'était pas de« quatre, ou ne
les intéressait pas directement, fut partagé comme butin trouvé au milieu
d\'une ville prise d\'assaut. Petits princes allemands, villes libres, biens de
l\'Ordre Teutonique, biens de l\'Ordre de Malte, principautés ecclésiastiques,
anciennes républiques, furent engloutis sans pitié, pour constituer le terri-
toire des vainqueurs ou de leurs clients. S\'agissait il de calmer la jalousie
d\'un voisin, de solder un confédéré utile, de mieux tracer la frontière de
l\'un des quatre, de lui procurer un littoral, ou une enclave à sa conve-
nance, sur-le-champ on médiatisait un prince allemand, on incorporait une
ville libre, on supprimait une ancienne république, ou l\'on sécularisait
un bien de l\'église germanique. L\'Autriche prenait/^ le Piémont prenait f
Gênes, sans qu\'il s\'élevât une seule objection. Malheur à qui n\'intéressait
pas vivement l\'un des quatre!" En dat register loopt zoo door tot\'op
pg. 631!
65
de conserver le pouvoir, lors même qu\'on gouverne avec de
bonnes intentions, si l\'on gouverne sans énergie. Ce n\'est
pas trop d\'une raison d\'armée d\'un bras de fer pour soutenir
l\'autorité, et pour la faire respecter et craindre; ce
n\'est pas le pouvoir menaçant et redoutable, c\'est le
pouvoir tremblant et craintif, que l\'on attaque et dont
on triomphe facilement" (1). Hetzelfde denkbeeld vin-
den wij bij Ganilh : Tont est changé, les passions même
n\'osent plus défier la raison et la morale, le pouvoir
craint de les braver, de secouer leur joug, d\'ébranler
leur autorité. Tous les souverains savent qu\'ils ne sont
puissants qu\'autant qu\'ils ont raison, et tous savent que
la raison est indépendante de l\'autorité, et a son sanc-
tuaire dans la conscience des hommes" (2). Er is
eene macht opgestaan, die zich al meer en meer
doet gelden, die de overmoedigsten tot voorzichtigheid
aanmaant, de macht der rede door de publieke opinie;
in de laatste eenw heeft zij reuzenschreden gemaakt en
zich ontwikkeld op eene wijze, die doet voorzien wat
zij in de toekomst dreigt te worden.
De invloed der Openbare Meening is middelijk of on-
middelijk. Haar\' directen invloed doet zij gelden waar
zij de maatregelen of wetsvoorstellen, die zij dienstig
oordeelt, desnoods met geweld poogt door te drijven:
politieke agitatie. Hare werking is indirect, „wherethe
people express no opinion at all, but leave it to be
construed and understood by its rulers; or it expresses
it, not with a view of realizing that opinion in fads,
by the direct force of that expression, but by the in-
direct and moral agency of it, by making its opinion
known, and if necessary felt, and leaving it to make
its way with the government by the forco of truth and
(1) Ancillon t. a. p. I p. 117, v.
(2) Ganilh t. a. p. Conclusion p. 343,
-ocr page 78-66
the conviction it contains" (1). Het eerste is hare
stofFehjke, het laatste hare zedelijke kracht.
Hoe groot de indirecte invloed is geweest, die de
publieke opinie van de vroegste tijden af heeft doen
gelden, is door guizot zeer juist aangewezen in zijne
„Histoire de la Civilisation en Europe", daar waar de
schrijver spreekt over de wettelijke scheiding, die er
vóór de 12® Eeuw bestond tusschen het volk en de
geestelijkheid.
„C\'est qu\'il y a une force qui ne s\'enferme pas dans
les lois, qui au besoin sait se passer d\'institutions,
la force des idées, de l\'intelligence publique, de
l\'opinion. Dans la France du dix-septième et du dix-
huitième siècle, il y avait une opinion pubHque beau-
coup plus puissante qu\' a aucune autre époque. Quoi-
qu\'elle fût dépourvue de moyens légaux pour agir sur
le gouvernement, elle agissait indirectement, par l\'empire
d\'idées communes aux gouvernans et aux gouvernés,
par l\'impossibilité où se trouvaient les gouvernans de ne
pas tenir compte de ropinion des gouvernés. Un fait
semblable avait lieu dans l\'Eglise chrétienne du cinquième
au douzième siècle: lo peuple chrétien manquait, il est
vrai, d\'action légale; mais il y avait un grand mouve-
ment d\'esprit en matière réligieuse; ce mouvement em-
portait les laïques et les ecclésiastiques ensemble, et par
là le peuple agissait sur le clergé." (2).
Haren rechtstreekschen invloed heeft de publieke opinie
betrekkelijk zeldzaam doen gelden: dit ligt ook eenigzins
in den aard der zaak, want daartoe is noodig dat het
volk een\' reeks van zware en onlijdelijke grieven heeft,
die het doet besluiten op te staan en zijne krachten te
beproeven; en gistingen opruiing zijn geene kenteekenen
(1) Moseley t. a. p. p. 130.
(3) Guizot. Histoire Générale de la Civilisation en Europe, Paris, 1828.
Leçon C, pg. 5, v.
67
vaa een gezonden Staat. (1). „It must, schryft moseley,
naturally be a thing of rare occurrence; for an indus-
trious and well-ordered population, which feels that its
wants, its wishes and desires receive a fair consideration
from the state, like an industrious individual, is too much
engaged, each member off it, with his own concerns, to
be easily taken of by those of the public, except by some
great and exciting cause". (2).
Daarbij komt dat daar, waar eene dusgenaamde publieke
opinie direct als macht in den Staat optredende, haren
wil door geweld poogt door te drijven, en misbruik maakt
van meetings, van georganiseerde en niet georganiseerde
staatkundige vereenigingen, is zij nog meerdere malen
onderdrukt geworden, dan dat zij het veld heeft behouden.
„Not that it has always been successfull in its attempts
upon the gouvernment, zoo lezen wij bij moseley. On
the contrary, public opinion, or that which claimed to be
such, has more often been rejected and refused compliance
with, than acquiesced in." (3).
(1) "Hut it may be asked, is agitation to be tho normal condition of
the state? Are the people to be ever combining, and the government now
resisting, now yielding to, their pressure? Is constitutional government to
be worked with this continual wear and tear, this straining and wrenching
of its very framework? We fervently hope not. The struggles we have
narrated, marked the transition from old to new principles of government,
— from exclusion, repression, and distrust, to comprehension, sympathy,
and confidence. Parliament, yielding slowly to the expansive energies of
society, was stirred and shaken by their upheavings. But with a free and
instructed press, a wider representation, and a Parliament enjoying the
general confidence of the people, — agitation has nearly lost its fulcrum.
Should Parliament, however, oppose itself to the progressive impulses of
another generation, let it study well tho history of the past; and discern
the signs of a pressure from without, wiich may not wisely be resisted.
Let it reflect upon the wise maxim of macaulay : »the true sccret of the
power of agitators, is the obstinacy of rulers; and liberal governments
make a moderate people." (erskine may t. a. p. p. 251, v.)
(2) Moseley t. a. p. p. 169.
(3) Moseley t. a. p. p. 171. Cf. ook lucien de la nodne. Ilistoirc
des Conspiration? 1830—1S48.
ß8
En het is goed dat dit zoo zij, want de openbare
meening is, zooals hegel haar noemt, „die unorganische
Aeuszerung des Yolkswillens." De Eegeering is ingesteld
als organische uitdrukking van den Yolkswensch, omdat
men had ingezien, dat het volk volkomen ongeschikt is
zich zelf te besturen, en daarom zou het al zeer onge-
rijmd zijn aan die niet-organische uiting eenen geregelden
invloed op de regeering mogelijk te laten. De rechtstreeksch
ingrijpende macht der openbare meening is dus een aller-
gevaarlijkst wapen, dat zeldzaam en alleen in den hoogsten
nood mag gebezigd worden. Terecht zegt moselet (1),
„In proportion as the direct force of public opinion reigns,
the government is abrogated, — and things return to
their normal state."
Vraagt men in welke gevallen de directe macht der
Openbare Meening voor de onverzettelijkheid der Eegee-
ring het hoofd heeft gestooten, dan blijkt het dat dit
daar is geweest, waar zij iets onbillijks vorderde. Gaat
men de Engelsche geschiedenis na — en Engeland ver-
dient dat men op haar wijst, omdat daar in zoo hooge
mate die public spirit gevonden wordt, die zich met alle
staatsaangelegenheden bemoeit, en die een vruchtbare
bodem is voor de echte, de goede agitatie — dan ziet
men dat iedere eisch, dio — door zulko agitatie onder-
steund — schipbreuk leed, ook inderdaad onbillijk mag
heeten. Zoo was het met de pogingen tot opheffing der
éénheid tusschen Engeland en Ierland; de Eepeal-agita-
tion spande, inzonderheid in 1830—1831, en in 1840—
1843 opnieuw, alle krachten in; maar haar leidsman
o\'connell die zoo kort geleden langs denzelfden weg en
tegen dezelfde bezwaren voor zijne landgenooten zegevie-
rend de Emancipatie der Katholieken had\'verworven,
^werd in 1844 gerechtelijk vervolgd en veroordeeld; en
(1) Moseley t. <a. p. p. 139.
-ocr page 81-69
van toen af kwijnde de zaak totdat zij te niet ging.
Niet anders was het vroeger gegaan met de Democratische
vereenigingen in 1792 en volgende jaren, en niet anders
ging het met de Trades\' Unions (hunne treurige optocht
van 21 April 1834!) cn met de „Chartisten" en hunne
reusachtige petities in 1839 en 1848. Aan den anderen
kant zien wij dat overal, waar de Openbare Meening
haar verlangen als met geweld poogde door te drijven
en daarin slaagde, dat verlangen dan inderdaad redelijk
was en zijn grond had in een\' wezenlijke grief. Zoo was
het in 1828 bij de Emancipatie der Katholieken; zoo was
het ook met de agitatie die in 1831—1832 de Parliamen-
tary Reform voorafging, eindelijk met die, welke zich
aan de Anti-Corn Law League vastknoopt en die in 1846
eindigde met de onvoorwaardelijke afschaffing der „mon
sterachtige" koren-wet van 1815, „expressly designed
to raise the price of food." (1).
Hieruit blijkt, dat die schijnbaar zoo geduchte macht der
Openbare Meening in haren directen invloed in werkelijkheid
is terug te brengen tot eene eenvoudige quaestie van recht
en billijkheid. Het is evenals erskine may zegt, waar hij
handelt over de beteekenis van de politieke gelijkstelling der
Roomsch Katholieken. „ It was the first time " — zoo luidt
het — a measure had been forced upon a hostile court and a
reluctant Parliament, a \'dominant party and an unwil-
ling people, by the pressure of a political organisation.
The government was overawed by the hostile demonstra-
tions of a formidable confederacy, supported by the Irish
people and priesthood, and menacing authority with their
physical force. It was, in truth, a dangerous example;
and threatened the future independence of Parliament.
But, however powerful this association, its efforts would
have been paralysed without a good cause, espoused by
(1) Erskine may t. a. p. p. 184.
-ocr page 82-70
eminent statesmen, and an influential party in Parlia-
ment. The state would have known how to repeal irra-
tional demands, however urged, but was unable to resist
the combined pressure of parliamentary and popular
force, the sympathies of many liberal Protestants in
Ireland, and the steady convictions of an enlightened
minority in England." (1)
Do vraag doet zich voor, welke macht, met het oog
op de eischen van eene krachtige, wèl ingerichte en
toch constitutioneele Regeering, aan de Openbare Meening
kan worden toegekend. Want zoolang dit niet vaststaat
kan het zijn, dat men zich eenvoudig of niet aan hare
eischen laat gelegen liggen, op gevaar dat zij zichzelve
recht zal pogen te verschaffen, en dat ieder oogenblik
de staat in zijne grondvesten geschud wordt en wag-
gelt, óf de Regeering zal, te angstvaUig geworden,
aan iederen gril der Openbare Meening toegeven
en de belangen van den Staat verwaarloozen. Haar
allen invloed op de staatsaangelegenheden te willen ont-
zeggen op grond dat die bevoegdheid haar bij geene
grondwet is toegekend , ware even kortzichtig als onge-
rijmd. De publieke opinie heeft feitelijk de macht om
in den loop der zaken in te grijpen en „whatever be
the grounds on which it is based, zegt moseley, on
right or usurpation, the power of public opinion is a
fact, and as such must be accepted. — Power enforces
all." (2) En wat bovendien het recht der Publieke Opinie
^
(1) Ekskine may t. a. p. p. 213, 214.
(2) Moseley t. a. p. p. 216. — \'tZelfde mcent bentjiam: «Je ne
veuï pas dire par là que le législateur ne doive avoir égard à l\'opinion
du grand nombre, même indépendamment de toute raison. .S\'il ne la eon-
sidère pas eomme bonne, il doit la respecter comme forte. Si elle n\'est pas
jour lui, elle sera contre lui. Si elle n\'est pas son plus puissant auxiliaire,
elle sera son plus formidable autagoniste." En — voegt de schrijver er
buitendicn bij — «il doit faire le bonheur des hommes et on ne ferait
71
betreft, dat recht lestaat — binnen zijne grenzen —
al wordt het ook niet door de Constitutie uitdrukkelijk
genoemd; het is anterieur aan alle Constitutiën; het is
hiermede zooals de bosoh kemper zegt, waar hij handelt
over het recht van verzet, van „actieven wederstand,"
dat niet bij de grondwet geregeld is „omdat het recht
van gewelddadigen wederstand eerst daar begint, waar
de kracht der wetten ophoudt, en alleen geoorloofd is
bij zulk eene hooge noodzakelijkheid van zelfverdediging,
die het geweten kan beseffen, maar geene wetsbepaling
nauwkeurig genoeg kan omschrijven." (1)
Welke eindelijk de juiste verhouding is tusschen de
Hegcering en de Openbare Meening vinden wij bij twee
Duitsche publicisten van onze dagen en van erkend
Conservatieve richting mild aangeduid, tc opmerkelijker,
omdat beide de eischen van een krachtig staatsbestuur
met nadruk in het licht hebben gesteld. (2) „Danach ist
es die ächte Staatsweisheit, dasz die Regierung keine
Scheu habe in den einzelnen Maaszregeln und Zwecken
der öffentlichen Meinung entgegenzutreten, ja vorüber-
gehend gänzlich mit ihr zu zerfallen, aber nicht im
Ganzen und für die Dauer sich von ihr löse, nicht
aufhöre einen Grund und Boden and ihr zu haben — dasz
sie fest und unerschrocken sei wo sie Bestehendes gegen
ihren falschen Andrang schützt, dagegen behutsam , ja,
sich bescheidend, wo sie Neues einführen oder Ver-
pas lour bonheur, même avce de bonnes lois, quand elles blesseraient leurs
opinioy\'\' Bentiiaw:, Tactique^ des Ass. Legislatives II, p. 77, v.
(1) ï. a. p. pg. 129. Dezelfde gedachte vinden wij reeds in de merk-
waardige plaats van ciceko in zijne Oratio pro Milonc Gap. 4: »Est liacc
non scripta sed nata lex, quam non didieimus, accepimus, Icgimus, verum
ex natura ipsa arripuimus, hausimas, expressimus; ad quam non docti sed
facti, non instituti sed imbuti sumus: ut, si vita nostra in aliquasinsidias,
si in vim, si in tela aut latronum, aut inimicorum incidisset, omnis
honesta ratio esset cxpcdiendae salutis. Silent enim leges inter arma."
(2) Staul. Rechts- und Staatslehre. Il, p. 490.
-ocr page 84-72
schwundenes zurückbringen will. Der rechte Verfassungs-
zuatand ist danach der, dasz die Regierung eine unabhän-
gige, gesicherte Stellung habe, welche der öffentlichen
Meinung widerstehen kann, dasz aber die öffentliche
Meinung wirklich eine Macht, und namentlich eine
Macht der Abhaltung sei." En ook bij Walter vinden
wij het resultaat dier verhouding in deze woorden aange-
wezen: „Das richtige Verhältnisz wird durchschnittlich
dieses sein, dasz die Regierung die öffentliche Meinung
zu befriedigen trachte, nicht aber ihr dienstbar sei." (1)
(1) Fekd. walter. Naturrecht und Politik pg. 315,
-ocr page 85-Il
Na do 1180 Novelle heeft de plene adoptatus in zijne
natuurlijke familie alleen erfrecht ab intestato, geene
aanspraak op legitima.
Den Usus kan men, met windscheid, bepalen als het
recht tot het genot eener zaak, mits men zich van hare
vruchten onthoudo.
74
III.
Van een\' fructus als servitus personalis kan geene
sprake zijn. De al. 2 van b. 13, § 3, D: de accepti-
lationibus (46: 4) te lezen: „Si vero quasi ex usufructu,
cum possit usus sine fructu constitui, dicendum est", cet.
Eene interpretatieve wet heeft uit zich zelve geene
terugwerkende kracht; behoeft evenmin op het verledene
te worden toegepast.
B. W. 90 is toepasselijk op echtgenooten, wier huwelijk
ingevolge art. 254 is ontbonden.
De vader, die ingevolge C. P. 335 is veroordeeld,
blijft niettemin de aangewezen persoon om toestemming
tc geven tot het huwelijk van zijn kind.
VIL
Een vreemdeling, binnen het rijk verblijf houdende,
♦kan door een\' vreemdeling voor den Nederlandschen rech-
ter worden gedagvaard.
75
Tegen uitspraak in kort geding is geene cassatie
toegelaten.
Wanneer het vonnis — waarvan appèl — in hoogste
ressort is gewezen, en de exceptie is niet ingesteld vóór
alle andere weren van rechten, dan is de rechter ge-
houden ambtshalve zijne onbevoegdheid uit te spreken.
In een wisselprotest heeft het ontbroken van de ver-
melding, dat do protesteeronde ambtenaar werkelijk
geprotesteerd heeft, geene nietigheid van hct protest
ten gevolge.
K. 175 laat geeno uitzonderingen toe.
K. 198 zóó te verstaan, dat de houder van den wissel
ook na eene ontvangen uitkeering bevoegd is, in den
boedel van iederen gefailleerden wisselschuldenaar zich
voor het volle bedrag van den wisselschuld te laten
verifiëeren.
XVIII.
76
Bij de Strafwet behoort eene interpretatie, die zich
houdt èn aan den tekst èn aan het stelsel der wet; eene
extensief-logische uitlegging, die bij de toepassing naar
den wil des wetgevers vraagt, is ongeoorloofd.
De doodstraf behoort in de Westersche Beschaving
niet meer te huis.
Art. 22, "Wb. Strafv., vindt zijne ratio daarin, dat
de strafactie hare reden van bestaan verliest, zoodra zij
der beleedigde partij meer nadeel zoude toebrengen, dan
voordeel aan het gemeenebest.
Ten onrechte spreekt Mr. a. de pinto (Handl. Wetb.
Strafv. 1848, 2^ Deel p. 58) van de verplichting, in
Sv. 14 aan den staatsburger opgelegd als van een „ha-
telijk hulpmiddel."
Ten onrechte meent j. j. a. schill (Acad. proeve over
de drukpers in Nederl. Indië, Leiden, 1863, p. 108),
dat in een\' onbeschaafden staat eerder drukpersvrijheid
kan verleend worden, dau in een meer beschaafden.
XVIII.
77
Geheel overeenkomstig het Repraesentatief stelsel is
hetgeen wij lezen bij Montesquieu: (Espr. d. L. XI Ch. VI:
„de la Constitution d\'Angleterre"): „II serait inutile que
le corps législatif fût toujours assemblé. Cela serait
incommode pour les réprésentants, et d\'ailleurs occuperait
trop la puissance exécutrice, qui ne penserait point à
exécuter mais à défendre ses prérogatives, et le droit
qu\'elle a d\'exécuter."
XIX.
Een zoogenaamd „Cabinet d\'affaires" is verkieslijk.
De onmondigheid der groote menigte is in \'t algemeen
\'t beginsel, waarop iedere wèl ingerichte regeering
berust.
De leer van het Algemeen Stemrecht is te veroor-
deeleu.
De Census te handhaven — tenzij men algemeeno
indirecte verkiezingen invoere.
XVIII.
78
De „vreedzame en wettelijke agitatie" door den Heer
t. lomela nieuwenhuijs aanbevolen (Cf. Banier,
5c Jaargang, 8, p. 512) zou weinig kans van slagen
hebben.
Overdreven is het gezegde van h, thomas buckle
(History of CiviUsation in England, New-York, 1858,
Vol. I p. 198): „No great political improvement, no
great reform, either legislative or executive, has ever
been originated in any country by its rulers."
To recht zegt Jhr. Mr. j. de bosch Kemper (Hand-
leiding tot de kennis van het Nederl. Staatsrecht en
Staatsbestuur, 2® Ed. 1865 p. 357) ten aanzien van het
Kabinet des Konings: „Het is ons vroeger twijfelachtig
toegeschenen, of deze instelling niet behoorde óf verheven
te worden tot een verantwoordelijk ministerieel departe-
ment, óf ingedeeld als een onderdeel bij een der ministe-
riëele departementen; — die twijfel is nog niet weg-
genomen."
De algemeene dienstplicht is voor ons land niet aan
* te bevelen. Afschaffing van de dienstvervanging is niet
wenschehjk.
XVIII.
79
De oplossing der loonquaestie te zoeken: 1°. in de
Tantième, 2°. in de ontwikkeling der arbeiders door
scholen.
É
ajBrnfiw^Tii^\'-TT
ïj ■
i.
(
r ■ ■> .
,.1 \' ■ t
\'Sr
M.
i \'
Y ■ ■
\' . • ; ■ \\
a
fei
; •• • • \' |
■ V \' ■! | |
• . V- . | ||
. •-.\'•f^.v •\'•♦•.».Wip |
iff-- |