-ocr page 1-

DKU

VOORßERETDTNG EN AANVANG

IN DE NED. IIERVOMDE KERK

ISîElimDFMIffJIfllIlGFI\'

11 rsTOi u se 1 r-K iir r ISC H E STU DIK

in du

-ocr page 2- -ocr page 3-

■■■ _ ■ ■• V. vU* . : . *

-M

r

.■"ÜS-";

-iv-.

m-\'

■■ > - 1-

" fe-V\'^,-.., \' -

-ocr page 4-

■ .-I

!

rr; ■. ■:

>

V-K

r \' \' \' ■ <. \' l - \' \'

; . , - \' x;;. . \'

.V • \'V

-ocr page 5-

VOORBEREIDING EN AANVANG

der

IN DE NED. HERVORMDE KERK

tN DE

EERSIE HELFT DEfl W\' EEÜW VOIRGEÏIlLLEi HFSCHEIfllNG,

HISTORISCH-KRITISCHR STUDIE.

-ocr page 6-

ruksuniversiteit utrecht

62

829 9£

-ocr page 7-

VOOHEEÜEIDING EN AANYANG

UKK

IN DE NED. HERVORMDE KERK

IN nF.

EERSTE HELFT DER XIX\'" EEUW VOORGEVALLEN AFSCHEIDING.

HISTORISCH-KRITISCHE STUDIE.

F R O E F S C H R 1 F T

TEU VERKRIJGING VAN DEN GR.VAl)

van

DOCTOR ÏH DE GODGELEERDHEID,

NA MACHTIGING VAN DEN RECTOn MAGNIFICUS

D^. E. MULDER,

kooolekraar in de faculteit der wis- kh natuvrkondk.

VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT

OP VOORDRACHT DER GODGELEERDE PACULTEIT,

aan I)K

RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,
IN HET OPENnAAR TE VERDEDIGEN
Op Zaterdag dcu 27""\' Soptciiibor 1879, dos iiaiiiiddags tc 1 nnr,

dook

CORNELIS CHRISTIAAN SCHOT,

"XJNÏSr^-^""®\'^\'"\'\'^ (TIMOR-KOKI\'ANC., NKD-INDIH.)

l\'rcdik.int tc A.igtekcrkc.

UTRECHT - J. lilJl.EVELD — 1879.

-ocr page 8-

h

QIDSUKT BIJ G. A VA« HOmN, Tf L\'TBïCHT.

-ocr page 9-

AAN MIJNE MOEDER

-ocr page 10-

kl\' i

•r ■\'.

Aii

-ocr page 11-

EEN WOORD VOORAF.

Jan het einde mijner academische loopbaan gekomen, is
mij de gelegenheid welkom, allereerst eenige woorden te mo-
gen richten tot U, Hooggel.
Beets , geachte Promotor. Het
zijn woorden van dank voor wat gij voor vuj waart, ook
voor uwe zeer gmaardeerde hulp, bij dc vervaardiging
van dit proefschrift mij verleend. Wilt vervolgens Hooggel.
öokdes, van oüsterzee cn Valeton, tcdcr in het bijzonder,
ook mijne betuigingen van erkentelijkheid ontvangen. Jlet
\'s niet in U7ücn geest gehandeld, met vele woorden hier-
over uit tc wijden; daarom alleen dit korte woord, maar
ernstig gemeend. Ook gij. //ooggel.
ter Haak . zi/t mij
onvergetelijk.

Terwijl in dc aangename herinnering aan wat dc Aca-

-ocr page 12-

demic mij gaf, ook dc gedachte aan U, Hooggel. Brill cn
de J0N6, niet zal kunnen worden uitgeivischt. En waar
hier in dezen oogenblik het verleden, zich weder helder aan
mij vertoont, daar komt gij vooral mij voor den geest,
vrienden van vroegercn en latcren tijd. God zegene u.

Vaartwel!

Aagteke\'rke, ccs

September 1879.

-ocr page 13-

I K L E I D ï N Ö.

Extra ccclcsiam nulla salus.

\'jbi enim ecclesia, ibi ct\'spiritus Dcij ubi spiritus Dei,
• illic ecclesia el oniuis gratia. (Irciiaeus ).

Iltattvofny fif t^v ayiay xaOokixijv xal <f;roCTro-
ixxktjaiity,

Symbolum Nicacuo.Coustantinopolitnnnm.

Intusschen heeft de ervaring der lantstc eeuwen het
reeds voor het christelijk geweten verzegeld, dat het
werk der Hervorming wel de wcdcrkeerigc betrekking
tusschen Ciiuisrus cu dc enkele zielen weder duidelijk
\'/ en toegankelijk heeft gemankt, dnarcutcgcn de herstel-

ling der gemeente volgens het plun vau Christus eu het
voorbeeld der npostolischc leer en praktijk hnd verzuimd.
Terwijl
Lutiier dc herstelling eu regeling der gemeente
uit de hand gaf, hebben wel is wnnr
Zwinom cn Cal-
vijN dil werk aangeval, maar veel meer door regt-
streekschc ovcrnnmc der oudtestamentische economie als
uit den geest der npostolischc vrijheid cn innigheid.
Een nieuw bock over dc navolging vnn J. Ciiu.
Uitgegeven door
JI IUumgaktkn. Holl. vcrt. p. CO.

Dc Synode van Dordt was in do jaren 1618 en 1619
goliouden en daarin was beproefd, allereerst oen eindo
to maken aan do hooggaande twisten tusschen Remon-
stranton en contra-Remonstranten twisten dio do ge-
heele republiek aan den rand van baron ondergang
schenen tc zullen brengen i).

1) B. Glasius. Gesch. d, Christ. Kerk cn Godsd. in Nederland 1812.
deel I, pag. U5. «Treurig wns dc toestand vnn het Vaderland, zoo

1

-ocr page 14-

In dit opzicht kan ook niet ontkend worden, dat de
I Synode-nationaal, gehouden te Dordt volkomen geslaagd
is. Zij is niet alleen eene Synode nationaal, maar
veelmeer eene algemeene Synode der toenmalige Pro-
testantsche christenheid. Volgens hetgeen men vindt
jn hare handelingen, Sess. 3, 34, 37 en 62, bestond
• deze vergadering uit de vermaardste in- en uitland-
sche godgeleerden. Dientengevolge werden hare be-
sluiten niet alleen in deze gewesten volkomen geëer-
biedigd, maar zelfs werden zij goedgekeurd door de
Gereformeerde Kerken in Frankrijk en elders.

Maar\'niet alleen wilde deze vergadering orde bren-
gen in de toenmalige verwarring, ook voor de toekomst
wilde zij zulke storingen voorkomen. Het is duidelijk
dat dit laatste alleen betrokking kon hebben op onze
gewesten. „Nadat dan ook de leerquaestiën afgeloopen,
„de Remonstrantscho gevoelens veroordeeld, en do
„buitenlandsche godgeleerden vertrokken waren, zette
jde Synode haro werkzaamheden voort in hare 155"®
„zitting. Deze \' werkzaamheden worden
post-acta ge-
„noemd en zijn niet mede opgenomen in do
Acta ofte
„ITandeliiicfhen des Nationalen Synodi.
Aan deze han-
„delingen hadden de afgevaardigden der uitheemscho
„Gereformeerde Kerken medegewerkt, en zij zijn uit-
„gegeven met het oog op al de buitenlandsche Gorefor-
„meerde Kerken. Maar wat nu zou worden vastgesteld,

„treurig, dat de Gezanten der uitheemsehe ^Mogendheden hct noodig
«achtten, tot herstel der rust tc raden." — Vooral belangrijk hiervoor
bet werkje van Mr.
Groen van Puikstkrkr, La Hollande el l\'inßuence
de Calvin.
27 Mei 1861. Ouder anderen png. 20 eu 21. ,A bon
droit les Réformés voyoient, ou prévoyoient, dans la doctrine des
Armeniens un retour vers le Papisme. L\'expérience a justifié leurs
craintes," cnz. Jîn pag. 28: ,La République, en 1018, fut sauvée par
l\'énergie des adhérents de
Cai.vin."

-ocr page 15-

„betrof „de Huyshouding der Kerken v<an ons Vaderlant
„in het bijzonder," en behoefde voor de buitonhandscho
„Kerken, die daar geen belang bij hadden, niet gedrjikt
„te worden." i)

Voor onze kerken evenwel van uitsluitend belang,
zijn zij dan ook, na eenige jaren zoek geweest te zijn,
teruggevonden on op last der Generale Staten en onder
toezicht hunner gecomniitteorden gedrukt, alsmede kort
daarna eveneens op autorisatie der Staten Generaal in
het Nederduitsch overgebracht en uitgegeven.

Uit wat liierin bepaald werd, blijkt nu zonneklaar,
hoezeer men zich beijverde, voortaan alle verwarringen
voor te komen, en alle kettenjën te vermijden.

Van daar die bepalingen voor de Academiën, opdat
Staat en Kerk voortaan „gliewensclite vruchten uyt die
Plantsoen-hoven trecken mochten."

Waarin onder anderen voorkomt:

6. Dat alle Professoren van yder Faculteit en konst
tot betuygingo van haro ovércenstemniinge in do regt-
sinnigo Leere, in den aanvang van hare bodieiiiügo
do Formulieren van eonighoyd, do belijdenis en de
Catechismus deser Kerken ouderteekenen.

Alsmede;

8. Dat don Professoren der Theologie verboden worde
nieuwe gevoelens voor te stellen , strijdende tegens die
in de Kerke aangenomen: en niet toegelaten proble-
maticé eenige scrupuleu tegen de aangenomen Ijoero
ligtveerdelijk te moveren 2).

Maar do Synode liet het niet hierbij. Nog werden
door liaar drie
formulieren van onderteckeniug opgo-

1) C. IIOOYBH. Oude Kerkordeningen 1865. png. 435.

2) Zie hierop C. Hooyf.r. Oude Kerkordeningen 1805. pag. 442 en 443.

1*

-ocr page 16-

steld. Een voor de professoren in de theologie en de
regenten en onderregenten der theologische collegiën ,
opgesteld in Sess. 175, één voor de rectoren en school-
meesters (Sess. 164) en één voor de dienaren des woords
(Sess. 164).

Van dit laatste wordt duidelijk gezegd, dat het was, niet
alleen strekkende, om overeenstemming met de recht-
zinnige leer te doen betuigen, maar ook, om „de uyt-
vlugten van sommige, waarmede sy de Kerken plegen
te bedriegen" voor te komen i).

1) Het is voor het verder beloop onzer besehouwingen misschien niet
ondienstig, den tekst vnn dit formulier hier tc vermelden, het luidt:
„Wij onilergeschrevcn Bedienaren des Goddelijken Woords, ressorterende
„onder de classc van N. N. verklaren opregtelijk en in goeder conscientie
„voor deu Heere, met dese onse onderteckening, dat wij van herten
„gevoelen cn gelooven, dat alle de Artikulen cn stukken der Leere, in
„de Belijdenis en Catechismus der Gereformeerde Ncdcrlandschc Kerken
„begrepen, mitsgaders de Verklaringe over eenige Poincten der voorsejde
„Leere in de Nationale Synodus, Anno 1619 tot üordregt gedaan, iu
»alles met Gods woord over cen komen: Belovcu derhalve dat Wij dc
„voorseyde Leere neerstelijk sullen lecrcu cn getrouwclyk voorstaan,
„sonder yet tegen dcselve Leere, \'t zy opentlyk of heymelyk, dircctclyk
„of indirectclyk te leeren, of te schryven.\' Gelyk ook, dat wy niet nlllcen
„alle dwalingen tegen dese Leere strijdende, en met namen ook .die in
„dc voorseyde Synodus zyn veroordeelt, verwerpen, maar dat wy ook
„genegen zyn, dcselve tc wederleggen, tegen te spreken, en allen arbcyt
„aan te wenden, om dcselve uyt de Kerke tc weren. En indien het
„soude mogen gebeuren, dat wy nn dcscn eenig bedenken of ander ge-
„voelen tegen dese Leere kregen, beloven wy dat wy \'t sclve uog open-
„lyk, nog heymelyk, sullen voorstellen, leeren of verdedigen met predi-
^ken of schrijven: dat wy \'t sclvc alvoren den Kerkenraad, Classis en
„Synodus sullen openbaren, om daar gcëxaminecrt te worden: bereyd
„zijnde t\' aller tijd ons het oordeel des Kerkenraads Classis of Synodi
„gewilliglyk te onderwerpen: op poene dat wy hiertegen doende, mctter
„daad (ipso facto) van onse diensten gesuspendeert sullen zijn. En in.
„dien de Kerkenraad, Classis of Synodus t\' ceuiger tijd om gcwigtige
„redenen van nadenken, om te behouden de eenigheyd en suyvcrheyd

-ocr page 17-

Zijn nu deze pogingen met goeden uitslag bekroond?

Heeft het mogen gelukken eenstemmigheid en eenheid
in de Kerk onzer landen te vestigen? Het antwoord
hierop is dikwyls verschillend gegeven. Evenwel komt
het ons voor, dat dit niet zoo geheel ontkennend moet
luiden. Werkelijk zien wij na dien tijd, dat zelfs
door tegenstanders op theologisch gebied, de grondslag
door deze Synode gelegd niet wordt verlaten. Be-
kend zijn vooral de oneenigheden tusschen Cocccjanen
en Yoetianen, op het punt van Dordt waren zij
evenwel een.

Maar andere invloeden kwamen opdagen waaraan het
gelukt is, dit werk der vaderen krachteloos te doen
worden en te ontbinden. Zij kwamen tot ons uit
Frankrijk, waarmede wij steeds in nauwe aanraking
zijn geweest. Als voorlooper voor dio verandering, is
het veld winnen, der Cartesiaansche wijsbegeerte nict
over het hoofd te zien. Aangaande het wassen van
dezon invloed bericht Groen van Prinsterer ook in zijn
Handboek: „De Schriften van Descartes (1596—1G50)
„wiens weten van twijfelen uitging, cn die de rede
„bovon de openbaring gesteld had maakten ook hier
„te lando, waar hij zelf geruimen tjjd verkeerd had,
„merkbaren opgang."

En dat zij ook in dc Kerk van invloed waren wordt
ons duidelijk uit Ypey cn Dermout , die na zich do vraag

«dor Lccrc, goed vond van ons te cyschcu nader vcrklarinpe van ons
»gevoelen over eenigen Artykel deser belydenis, des Catechysmi, of
»verklnring^ des Synodi Nalionalis: soo beloven wy ook uiita desen, dat
«wy l\' aller tyd daar toe sullen willig cu bcri\'vd syn, op poene als
»boven. Ikhoudens nogtans bet rrgt van appel, ingovallc wy niisscbicn
»door sententie des Kerkenrands, des Classis of Synodi meenden be-
»swaart te zijn; gedurende welken tyd van appel, wy ons met de nyt-
«spraak en \'t oordeel des Provincialen Synodi sullca tc vreden houden."

-ocr page 18-

674

ter beantwoording gesteld te hebben: „Van waar hadden
„die verschijnselen van te groote vrijheid, van losheid
„in denken, van ligtzinnigheid enz., waarvan men in
„de eerste dertig jaren na de beslissing van het verschil
„met de Remonstranten
i) niets vernomen had, hunnen
„oorsprong?", ons vermeldt hoe onder anderen een der
vóórnaamste voorstanders van de Cartesiaansche wijs-
begeerte deze wilde toegepast zien. Deze voorstander
Ludovicus Meijer gaf namelijk in 16G6 een werk uit,
getiteld:
de Wijsbegeerte, de Uitlegster der heilige Schrift.
Hierin beweerde hij : „dat het goddelijk gezag der lieilige
„Schrift alleen door do Cartesiaansche wijsbegeerte zijne
„zekerheid kreeg, en dat derhalve alle, geene uitge-
„zonderde waarheden van het Evangelie, dus ook do
„verborgenheden, aan het gezond verstand en aan de
„menschelijke rede, bij het licht, dat Descartes had
„ontstoken, niet alleen getoetst, maar daarvan zelfs
„afhankelijk moesten gemaakt worden" 2).

Deze invloeden werden evenwel nog krachtig tegen-
gestaan , en de Hervormde Kerk werd door voortreffe-
lijke Godgeleerden beschermd. Evenwel waren do zoo
ovengenoemde stróomingon voorboden van wat later als
een verwoestende vloed uit Frankrijk zoude komen op-
dagen. En do kracht om daaraan weerstand te kunnen
bieden werd hoe langer hoe minder. Van daar dat ook in
\'t kort, van den toestand op liet eindo der 17\'\'® en het
begin der IS*"® oeuw kan gozegd worden: „Zegenrijk
„voorzeker was nog de invloed eener Kerk waarin do
„de zaligmakende leer der Heilige Schrift mot rechtzin-
„nige nauwgezetheid voorgedragen werd, maar zij bezat

1) Wij cursiveerden. Deze woorden bevestigen, wat wij aangaande het
gevolg der Synode van Dordt, reeds zeiden.

2) Yi\'EY cn Dermout II. pag 572.

-ocr page 19-

„dc geloofskracht niet meer welke, beter dan eenig
„overleg van menschclijkc wijsheid, \'de volkeren, als
„ware \'t door eon hooger levensadem, verjongt"

„Dc zelfstandigheid van oen volkskarakter, waarvan
Godsvrucht de hoofdtrek goweest was, werd in de IS""®
eeuw op velerlei wijs ondermijnd. Overdaad en weelde,
verkwisting en losbandigheid, werden algemeen. Na-
volging der franschen gaf, in letteren en zeden den toon."

„Allengskens minder werd in Kerk cn zamcnlcving
do kracht van hot Evangelie bespeurd; zoodat dc Gods-
dienst voor velen een zaak van gewoonte, sleur, ver-
veling eu weldra ook van huichelarij was. — lleeds
begon de kiem van het Deïsme te botten in een zoo
verwaarloosden akker."

En spoedig was de tijd daar, dat eon ongunstige wind
ook ovor deze volden do giftige zaden rijkelijk strooide.
VoLTAiRE en lloussEAU in Frankrijk, de deïsten in
Engeland waren als zoovele planten die ook onzo landen
grootolijks \'schaadden. Eon geenszins onverdraagzaam
historieschnjvor vermeldt hieromtrent: Bij sommigoii....
was do prediking van bot ongeloof slechts zeldzaam van
geboren Nederlanders (dan toch ook Nederlanders),
maar met graagte van Voltaiue , Rousseau en andoren
ontvangen, hoogst welkom 3).

En wij kunnen niet nalaten hier ona de woorden van
den grooten historicus to herinneren, Avaar hij over dien
tijd zegt, dat er was: Algomeonhoid dor overhelling
naar twijfelarij. Dc zegen dor Hervorming, waardoor
het ongeloof ecnigermate, zelfs in do Roomsche Kerk
gestuit word, was geweken voor de steeds voortwerkendc
kracht van hot mcnscholijk bederf. Rome was telkens

1) Gk. v. Trinsterkr. Hnudbock.

2) B. Glasius. Gcsch. d. Chr. Kerk cn Godsd: in Ncdcrl. II. pag. 233.

-ocr page 20-

8

dieper gevallen; want eiken Evangelischen znnrdeesem
had het ijverig van zich geworpen. In de Protestant-
sche Kerken was allengskens meer nauwgezetheid in
leer dan in leven, meer berusting in verkregen uit-
komsten dan ijver voor Gods Koninkrijk, een geloof
op overlevering meer dan uit overtuiging, geweest. Zij
waren, nadat ze door de kennis des Heeren en Zalig-
makers Jezus Christus de besmettingen der wereld ont-
vloden waren, in dezelve wederom gewikkeld: het was
to voorzien dat ook voor haar het laatste erger dan
het eerste zou zijn (2 Petr. 2: 20) •).

En waarlijk als men dit in aanmerking neemt wordt
het duidelijk hoe alle kracht van aanval niet alleen
maar van verweer was geweken, toen die meer, dan
zelfs in 1618, noodig was geweest. Het ongeloof dat
bij de rechtzinnigen maar al te veel werd gevonden,
kon immers den strijd niet voeren tegen het ongeloof
dat openlijk optrad met verwerping van allo vormen,
van alle gezag en van God zelf. Eenigo jähren had dit
eenen toestand ten \'gevolge, waarin hot kwaad door-
werkte, alleen nict openlijk tot uitbarsting kwam. Een
droevige tjjd was dit voor de gemeente. Do gemoederen
der gemeente werden hierdoor zeer bedrukt, en eigen-
aardige toestanden waren hiervan het gevolg.

Eene gisting ontstond, die aan de eeno zijde pogingen
deed ontstaan om langs wettelijken weg\' dc kwade in-
vloeden te weren, aan den anderen kant meer in ver-
eeniging raet het Hoofd der gemeente, en alleen bij
en van Hem hulp deed zoeken en verwachten.

Deze twee stroomingen worden door een geschicd-
* schrijver niet volkomen juist met do namen van „on-

1) Handboek II. pag. 72i.

-ocr page 21-

verdraagzaamheid" en zucht naar „Mysticisme" aan-
geduid \').

Het is waar dat in den angst en te midden van het
klimmend gevaar, terwijl door de leden der gemeente
om zich te verdedigen naar een der beide middelen
van verweer, zoo even aangeduid, werd gegrepen, niet
altijd do wijze waarop men zich van oon dier wapens
bediende good to keuren was. Het is waar dat or
onverdraagzaamheid werd gevonden, maar uiet alles
wat den schijn daarvan had, zal men nu nog zoo
durven noemen. Het is ook waar dat do mystiek zich
somwijlen in zeer verdcrfelijko afdwalingen heeft vor-
loopen, maar het zal velen wel duidelijk zijn, dat juist
in zulko tijdon van verval, ook do mystiek alleen hct
waro vuur heeft kunnen blijven koesteren. En om
oon der beschermelingen van OYongenoomdon historicus,
door hom als slachtoffer der onverdraagzaamheid be-
schouwd, to nomen, namelijk Antiiony van der Os.
Ons wil hot niot duidelijk worden dat do klassis van
Zwolle zoo erg ongelijk had toon zij maatrogolon nam
tegen don man dio in dio dagen naar luidt, „onvoor-
„zigtig genoog was om in cono openbare leerrede
„(Nov. 1752) to botoogon, dat do H. Schrift de oonigo
„goloofsrogcl was, en dat do Dordscho Vaders geenszins
„bedoeld hadden, dat hunno uitspraken onveranderlijk
„zouden blijven, maar dat zij integendeel het aan oenon
„latoron, moor verlichten tijd haddon overgelaten, om
„hierin dio verbotoringen aan to brengon, dio noodig
„mogton bovendon worden" 2).

Maar indien hot hier alleen hij ware goblovon. —

1) Giasius II. png. 232, ouvcrJraagzaamhuld. II. png. 234, zucht
naar Mysticisme.

2) Glasius.

-ocr page 22-

10

Van der Os beriep zich (na afgezet te zijn) wel „op
„eene Nationale Synode; maar na drie jaren ambteloos
„doorgebragt te hebben, liet hij niet alleen zich de
„roeping der Doopsgezind-Remonstrantsche gemeente
„te
Beverwijk welgevallen, maar ook, tot ergernis van
„vriend en vjjand, zich herdoopen. Later werd hij
„Doopsgezind Predikant te Oost-Zaandam, en stierf
„eindelijk in hoogen ouderdom te Zwolle" l). Zoo
bericht Gtlasius ons verder. Nu blijkt hieruit ten
minste duidelijk, dat om van al \'t overige niet meer to
spreken, van der Os het Sacrament van den doop niet
uit het rechte oogpunt beschouwde. Zijne dwaling op
dit punt, zoude alleen voldoende geweest zijn, om ten
minste in de oogen van | der Christenheid, het vonnis
der afzetting over hem door de Zwolsche Klassis ge-
veld, volkomen te rechtvaardigen.
, En wat do verschijnselen aangaat die in 1745 ondor
do prediking van Gerardus Kuypers to Amsterdam
plaats vonden, en zich nadat dezo to
Nijkerk op do
Veluwe was beroepen ook daar weder voordeden, wij
vinden zo zeer opmerkelijk. To
Nijkerk openbaarde
zich in November 1745 het eerste geval. „Luide werd
„er onder de godsdienstoefening geschreid, gekermd
„on gejammerd. Sommigen verloren liun bewustzijn,
„en de Kerk was inderdaad eene plaats van ergerlijke
„tooncelen. Eene geheele menigte was verontrust over
„haro zaligheid" 2). Men heeft dit dweepzucht ge-
noemd, en zelfs de Leidscho Hoogleeraar J. van der
Honert, noemde in meer dan een geschrift zijnen
voormaligen leerling Kuypers als eenen zijner heilige

1) Glasius II. pag. 215.

2) Glasius 11. pag. 236. Ypey cn Dermout, spreken hierover veel
bezadigder dan
Glasius.

-ocr page 23-

1

11

betrekking onwaardigen man. Wij evenwel vinden het
getuigenis belangrijk aangaande dezen aangevallene ge-
geven, dat ligt in de woorden: „Kuypers antwoordde
„op bezadigden toon, en voorzeker is dezen in het
„geheele geval geen goede wil te ontzeggen."

„Ja, hij en Roldanus, zijn ambtgenoot, vleiden
„zich met do hoop, dat zich hier éon bijzondere gang
„der Voorzienigheid zou openbaren."

Mocht dit gevoelen toon moor algemeen geweest zijn
en mon in geloof aan Christus, getracht hebbon dezen
stroom, waarin zich hot leven der gemeente uitte,
tc leiden i).

Maar juist dit lieten de hoofden der Kerk na. Even
als nog velen nu doen, werd dit alles als dwcepcrij
met minachting beschouwd.

En in don strijd togen onverdraagzaamheid en mys-
ticisme werd op ruwe wijzo elko uiting van het gees-
telijk loven gestuit, mot dezo uitwerking, dat hot
rationalisme zich hbo langs zoo moor als een koudon
wind ovor dozo Kerken liot gevoelen cn hot geestelijk
leven deed kwijnen.

Eindelijk kwam do lang voorbereide uitbjirsting dor
revolutie in Frankrijk. Ilet jaar 1793 zag don haat
togen God en zijne instellingen, in waanzinnige woede
zich uiten. 21 Januari, Lodewijk XVI onthoofd.
7 November, do Christelijke godsdienst in Frankrijk
afgeschaft. 10 November, de dienst der rode ingesteld.
24 November, do Christelijke jaartelling verlaten. Do
geesten uit don afgrond voorden gebied, en do\'pest-
walm verspreidde zich over geheel Europa.

1) Hierover Gi.asius II. pag. 238. De bcsiuetting wat toen vnn
Nijkerk naar andere plaatsen in Gelderland, Utrecht, Zuid-Holland,
Groningen, l-Viesland, Overijssel en Drenthe overgeslagen, enz.

-ocr page 24-

12

Ook in de Kerk kwam verduistering. Nog meer
dan vroeger bleef, „terwijl de Fransche letterkunde
„nog steeds in onze streken zeer geliefd was, de God-
„ geleerdheid. evenwel minder onder den invloed van
„Frankrijk, waar het ongeloof te ligtzinnig, vlugtig
„en schaamteloos was, dan wel van Duitschland, waar
„het ongeloof met wotonschappehjkheid,\'bedaarden en
„gematigden zin, schijnbaren eerbied voor de Openbaring
„en behoud van dierbare woorden vergezeld ging." De in-
vloed van Ernesti , Michaelis en Semler nam steeds toe.

„Onder de benaming van Predestinatie en Dordtsche
Kerkleer
werd van lieverlede do gansche leer der zalig-
heid bespottelijk gemaakt; in Journalen, in Prijsver-
handelingen , bijv. van
Teylers Genootschap (waarbij, in
nieuworwetschen zin
de rede en de Bijbel tot gidsen
moesten zijn); in Romans (zoo als
Sara Burgerhart on
Willem Levend)\'^ in naamlooze geschriften en Stichte-
lijke Werken
, niet enkel van Dissenters, maar evenzeer
van loden en zelfs leeraars der Hervormde Kerk" •),

Wol tradon or verdedigers op, zooals Klinkenberg ,
de -Haas, van Alpiien, Bonnet, Hinlopen. Maar
ook zij waren onder don invloed van den drukkendon
dampkring. Mr. Groen zegt dan ook van hunno po-
gingen:
^Veeltijds was do tegenspraak flauw; in vorm
on toon, alsof het om een wetenschappelijk vraagstuk
cii niet om den hoeksteen dor zaligheid to doen was.
Menigmaal was do handhaving zelvo dor waarheden
van droevige inmengselon niot vrij."

De Kerk was niet meer oono Goddelijke stichting,
maar eene Societoit, een
Kerkgenootschap, dai dus even
wisselvallig was, als de menigte dor leden, waarin hot

1) Deze aanhalingen uit Gb. v. Pk. Handboek II. pag, 840, 841 cn 842.

-ocr page 25-

13

zijnen grond en oorsprong vond. En bij deze gröote
dwaling kwam ook nog alle afkeer van leerstellingen.
„Men wilde niet het dogmatische; alleen het praktikale;
de vrucht ionder den boom."

Algemeene verdraagzaamheid en menschenliefde wilde
men. De leer door Lessing in zijn
Nathan der Weise
gepredikt was geliefd.

„De kern der Godsdienst, zeide men, was God lief
„te hebben als den barmhartigen Yader van allen, en
„op het voorbeeld van den goeden en wijzen Zaligmaker,
„in eiken stand de deugd te betrachten."
Van Gods gerech-
tigheid en des menschen éondigheid,
wilde men niets hooren.

Het was een oppervlakkige tijdgeest, die in niets
uitblonk, dan alleen in afkeer van het waarachtig
Christelijke.

Als opmerkelijke uitingen van den geest dier dagen,
waardoor hij volkomen wordt geschetst, zijn vooral
bekend, allereerst
de brief aan alle leeraren en opzie-
ners der ProtestanUche gemeenten in Nederland.^
uitge-
vaardigd den 10\'\'«" September 1796.

Die brief behelsde eenen minnelijken voorslag tot
vereeniging. En hierin werd van dezon voorslag onder
anderen gezegd, dat zij was: „overeenkomstig mot do
mildere denkbeelden van velen, in de onderscheidene
Protestantsche, Christelijke genootschappen, en gewij-
zigd naar eene, sedert eenige jaren, meer en meer
toegcnomene verdraagzaamheid." Dat, eindelijk „in
deiizelven heerschte die geest van christelijke vrijheid,
welko, met behoud van den eenigen grondslag des
geloofs, het onderscheidend kenmerk is der Protes-
tantsche Kerk" \'). \'

1) Vi\'EY cn DEHMOirr IV. pug. 211 cm.

-ocr page 26-

u

t)e andere uiting vinden wij in de stichting van het
genootschap
Christo sacnim te Delft, door leden der
Waalsche gemeente (1797). Het stelde zich ten doel,
alle Christehjke gemeenten, met verwerping der ge-
loofsbelijdenissen , in ééne gemeenschap te doen oplos-
sen 1). Evenwel had Christo sacrum ook eene geloofs-
belijdenis, want indien iemand die nog niet in ééne
der Protestantsche kerkgenootschappen eene geloofs-
belijdenis had afgelegd, in zijne gemeenschap wilde
opgenomen worden, kon dit niet geschieden alvorens
hij verklaarde, zich te kunnen vereenigen met
al de
hoofdpunten der Christelijke leer, waarin de verschillende
kerkgenootschappen eenstemmig dachten of denken konden.

Hoewel in hetgeen de leden van Christo sacrum
deden veel aantrekkelijks lag, en hoewel hetgeen zij
bedoelden meer onze goedkeuring zoude kunnen weg-
dragen , dan wat door de llemonstranten werd gewild,
zijn toch de beweegredenen die in beide pogingen ken-
baar worden, in den grond verkeerd. Iu beide gevallen
gingen Christenen uit van de meening, dat zjj, in eigen
kracht, de kerk van Christus moesten verboteren of her-
vormen. Dat Christus alleen in zijne gemeente te gebieden
heeft, dat Hij alleen herstel kan brengen, werd vergeten.

?

Het vergif der revolutietheorioën, dat alle gezag komt
van beneden en niet van God,\' was ook hierin ken-
baar. Do Kerk werd beschouwd, als een societeit.
Zoo was het in 1795 gesteld, met de kerken dezer
landen. Maar nu zoudo deze kerk waarin het leven
nog werd gevonden, maar sluimerend, dit lichaam,
welks bloed traag door do aderen vloeide, niet alleen
inwendig den verderfehjken invloed der revolutiotheorieën

1) Ypey cn Dermout IV. png. 248 cnz.

-ocr page 27-

15

ondervinden, ook van buiten af had zij den aanval
der revolutie te doorstaan. Sedert 1795 is voor haar
een nieuw tijdperk gekomen,
het is dat van geweld en
beroooi7iq,
op allerhande wijze aan haar gepleegd. Dit
geweld heeft door verloop van tijd verschillende vor-
men aangenomen en is nóg niet geëindigd. Het toen
aangevangen tijdperk loopt Averkelijk nog door, hoewel
er verschillende wijzigingen zijn waar te nemen. Tot
nog toe zijn vooral twee vormen van aanval de over-
heerschendo geweest, en wel in 1795 en de eerstvol-
gende jaren, dio van
berooving, hot gewelddadig ont-
nomen aan de kerk van eigendom on rechten, en
eenige jaren later do vorm van
overheersching, hot
zich nicngon van don Staat in do aangolegonhedon dor
Kerk. Aan dit onwettige gezag van den Staat in do
Kerk, is ook bij do niouwo kerkelijke organisatie in
1816 geen eindo gemaakt, dezo organisatie is vooleor
eon product van
de overheersching van den 5<aa<. En
ook do toestanden dio wij moor opzottolijk tot onderworp
van dit ons onderzoek hebbon gemaakt, vallen in dit
tijdperk en doen duidelijk hot gowold aan don dag
komen. Hot is voortdurend één beginsel, dat do hoofd-
porsonen in dozen strijd hoeft gedreven, hot beginsel
van
verzet tegen Christus. En of zij zich zulks bewust
of niet bewust waren, hierdoor worden do daden dor
hoofdpersonen op dit toonoel zoor zeker bepaald.

In hoo droovigen toestand do kerk hierdoor geraakte
wordt duidelijk, wannoor wij ons herinneren, dat do
revolutiobegrippon, dio bij haar binnen waren gedron-
gen, niot plotseling verdwonon, toon vau buiten den
aanval der revolutie begon. Intogondoel kunnen wij
baron toestand vergelijken bij dio van oono stad, die
terwijl do vijand voor do poorten staat, inwendig door

-ocr page 28-

16

onverschilligheid der burgers en door het heulen van
sommigen met den buiten staanden vijand, op den rand
Van haren ondergang wordt gebracht. Deze in- en
uitwendige toestanden duren ook nu nog voort.

De schok van den eersten aanval was geweldig. De
besluiten tegen de Kerk volgden elkander snel op. —
Duidelijk was de proclamatie van den Aug. 1796
waarbij „uit de erkentenis van den Mensch en den
„Burger," en uit de „grondbeginselen van Vrijheid,
„Gelijkheid en Broederschap," werd besloten, „dat er
„geene heerschende of bevoorrechte kerk meer bestaan
„zou, en dat alle Plakaten en Resolution, uit het
„oude stelsel der vereeniging van Staat en Kerk ge-
„boren, vernietigd zouden worden!\'.\'
\' De scheiding van Kerk en Staat werd hierbij uit-
gesproken. Hoe men het evenwel met deze leus moet
nemen, blijkt onder anderen uit wat de volks-Ropre-
sentanten van Holland deden, toen zij ook van de
Predikanten, alsof zij staatsambtenaars waren, den
eed (of eene plechtige verklaring) van onderwerping
aan den toenmaligen Regeeringsvórm eischten. Of
was het eene getrouwe toepassing van het beginsel
der scheiding van Kerk en Staat, toen vjjftien Am-
sterdamsche predikanten qmdat zij • don eed aan de
Regecring niet wilden doen, door haar werden afgezet.

Maar het beginsel van scheidimj werd slechts cenzijduj
toegepast; want voor zoover de Staat hulp kon wei-
geren aan de Kerk, werd het gevolgd, om evenwel
vergeten te worden, zoodra aan den onwil tegon de Kerk
zonder gevaar voor den Staat kon bot gevierd worden.

Dit laatste bleek vooral in de staatsregeling van
1797 cn 1798. Toen word zelfs het recht zoo ver
vergeten, dat do eigondomsrechten tegenover do Kerk

-ocr page 29-

17

niet meer geëerbiedigd werden. Mot woeste hand
greep men in de belangen van haar, die nu eenmaal
moest boeten, omdat zij do Kerk was. Er werd
bepaald, dat allo kerkgebouwen eu pastoriehuizen,
vóór 1581 bestaan hebbende, met derzelver fondsen
en goederen, het eigendom zouden zijn van de geza-
menlijke ingezetenen on bewoners van de stad, het
dorp, of do plaats, waaronder zjj gelegen waren.

Ook werden de Geestelijke goederen en fondsen, dio
na 1581 onder nationale, provinciale of kwartiorlijke
administratie gebracht waren, voor een nationaal eigen-
dom
verklaard.

Een termijn van drie jaren, werd nog als overgangs-
tijdperk vastgesteld. Dc staatsregeling vau 1798 ver-
scherpte nog eenigszins, hetgeen in 1797 bepaald was.
Dozo eerste vorm van aanval veranderde evenwel spoedig,
in dien van
overheersching. Nu vergenocgdo mon zich
niet meer met beroovon, maar ging men zich als patroon,
beschermheer, gedragen. „Toen het eorsto jaar dozor
eeuw getold werd, was er in do wedor verandordo
Staatsregeling meer gematigdheid gekomen. j\\Ion begon
op nieuw to neigen tot zokero hereeniging van Kerk
on Staat cn voor do bezoldiging van kerkelijke perso-
nen worden van wege don Staat maatregelen beraamd l).

Zelfs word in 1803, een algemeeno Dank-on Bede-
dag vau staatswege uitgeschrovon. Men kwam tot hot
inzicht dat do Kerk voor den Staat toch wol van nut
was, on zoudo in 1805.bij do staatsregeling waarschijn-
lijk zich hierdoor ton opzichte der Vadorlandscho Kerk
hebben laton leiden, hoewel do voorrechten bovon do
andoro kerken dos lands afgeschaft moesten blijven.

1) Kerkelijke WeUen voor Je Ilerv. C. IIooijer 1840, pag. 14.

2

-ocr page 30-

i8

indien niet weder verandering in den regeringsvorm
ware gekomen, door de verkefl&ng van
Lodewijk Na-
poleon
tot Koning van Holland,

Onder zijne regeering werd wel is waar een Concept-
Reglement op de Organisatie
van het Hervormd-Kerk-
genootschap in het Koninkryk
Holland ontworpen en
eindelijk goedgekeurd, maar tot uitvoering werd zulks
niet gebracht, door de daaropvolgende inlijving dezer
gewesten in het Fransche Keizerrijk. Van dit Concept-
Eeglement wordt door
Broes gezegd: i)

Dit Concept-Reglement., in zijn geheel weinig bekend,
schijnt de overgang van het oude tot het nieuwe geweest
te zijn. Ja, de arbeid daaraan besteed, door de inlij-
ving in het Fransche Keizerrijk voor eene wijle af-
gebroken, mag gerekend worden, in het jaar
1815
hervat te zijn, en in het tegenwoordig geldend Alge-
meen Reglementj
als hetwelk van gelijken geest is,
voltooid te wezen.

Evenwel is dit laatste niet juist. Niet onaardig is
hiervoor, hetgeen C.
Hooijer, na in zijno uitgavo van
het werk.
Kerkelijke Wetten voor de Hervormden in
184G, dit gevoelen van Broes als hot zyno overgeno-
men te hebbon, later in zijn werk „Oudo Kerkordenin-
gen der N. H. Gemeenten
(1563—1638)," uitgegeven
in
1865, hioraangaande zegt.

„Men hooft meermalen gezegd (loost mon daar op pag.
495), dat het algemeen reglemont voor do Hervormde
Kerk van
1816 uit hot Concept-Kogloment van 1809
zou gegroeid zijn.... Voor dit gevoelen vindt men echter
bij do vergelijking van boido Reglementen goon gonoog-
zamen grond. Wel hoeft men bij hot ontwerpen van het

1) Hroes. Kerk cn Staat, IV D., l st. bladz. 151.

-ocr page 31-

19

Reglement van 1816 denzelfden weg ingeslagen, als in
1809, door eene consulerende commissie te benoemen,
die nu alleen uit Predikanten bestond, en die naar een
gesuppediteerd plan van kerkregeling het reglement ver-
vaardigd heeft. Dit ontworpen Reglement is door drie
leden van den Raad van State en den Commissaris-
Generaal voor de Hervormde Eoredienst gewijzigd, en
daarna als Staatsbesluit van 7 Jan. 1816 (Staatsblad n". 1)
door den Koning uitgevaardigd. Het mag met recht
verwondering baren, dat men, bij dezo navolging van
de handelwijs des Konings
Lodewijk Napoleox, ver-
geten heeft op te merken, hoe hij, naar de constitu-
tionele wetten van 1806 (Tweedo afd. art. 1), liet
rccht
tot zulke organisatie
bezat, maar dat Koning Willem I
ditzelfde recht bezwaarlijk uit de grondwet van 1814,
en nog veel minder uit dio van 1815 ontleenen kon."
(Verg. Mr. S. J.
Hingst, Kerk on Staat, in de Gids
van April 1863, bl. 37). De overeenstemming tusschen
do beide Reglementen, is dus, zeer gering.

„En wat do beginselen betreft, moot ter coro van
„het Concept worden gezegd, dat het do inmenging van
„den Staat in Kerkelijke Zaken zooveel mogelijk geweerd,
„terwijl het Reglement vau 1816 haar zooveel mogelijk
„uitgebreid heeft." Ten slotto zegt zelfs
Hooijeu, nog-
maals met verwijzing naar Mr. S. J.
Hingst : In één
woord, het Concept van 1809 hoeft do vrije ontwik-
keling der Kerk krachtig gehandhaafd, terwijl hct
Reglement van 1816 do gansclio Kerk onder zulke
regeringsvoogdij heeft gebracht, dat
hare onafhan-
kelijkheid, voor welke onze vaderen zoo ijverig gestreden
hebben, bijna geheel is toeggeoaagd. l)

1) Het eursiveercn geschiedt hier duur uus.

-ocr page 32-

20

Evenwel moet deze tegenstelling tusschen het Concept-
Rcfflement en dat van 1816, ook niot overdreven wor-

O \'

den. De toenmalige Staatsregeling was geheel op de
Revolutie-beginselen gebouwd, en wij herinneren hier-
aan, dat de constitutioneele wetten van 1806, worden
gezegd
Lodewijk Napoleox , het recht tot Organisatie
der Gereformeerde Kerken te hebben gegeven.

Waar dit recht door die wetten werd gegeven, be-
gingen zij geweld aan de Kerk, en waren zij volkomen
ih overeenstemming, met het revolutie-beginsel van
overheersching van den Staat, in de Kerk, En dat van
die overmacht weinig of geen gebruik werd gemaakt,
moot gezocht worden in den aard van Koning
Lode-
wijk Napoleon
, en in de krachtige houding van do
uit politieken en kerkelijken bestaande consuloorende
commissie. Terwijl toch der commissie door don Minister
do gronden worden aangegeven, waarop hot ontwerp
zou moeten rusten, en zij bovendien nog een uitgewerkt
plan van kerkregeling, naar hetwelk zij haren arbeid
inrichten kon, ontving, heeft zij zich ochtcr door dat
plan do handen niot al te zeer laton binden.

Haar Voorzitter Jona Willem te Water, hoogloo-
raar in de godgeleerdheid te Leiden, heeft hieraan-
gaande verklaard, „dat do Commissie zich voornamelijk
ten doel heeft gesteld, van de vroegere kerkordeningen
alles to behouden, wat niot inliep tegon do tijdsom-
standigheden , waarin mon verkeerde, en er bij to voe-
gen, wat toen noodzakelijk kon geoordeeld worden."

*

(Levensbericht, pag. 118).

Evenwel is ook hier gelet op do tijdsomstandigheden,
en wol in ongunstigen zin. Hoewel dezo commissie
onbewimpeld don lof uitsprak van het bestuur
waar-
onder meer dan twee eeuwen het voornaamste belang der

-ocr page 33-

21

Kerh^ voornamelijk de zuiverheid der geloofsleer, on-
geschonden icas bewaard gebleven
, kon zij toch niet na-
laten, iets aan den revolutionairen tijdgeest toe te
geven, en daartoe moest het federatief-stelsel geheel
vervallen, om de Kerk alzoo in overeenstemming te
brengen met de monarchale staatsregeling. In plaats
van tien provinciale synoden, zooals vroeger, stelde
men één Synode voor als het eenig middenpunt van
hot hooger kerkelijk bestuur. En deze centralisatie,
moest ten volle bereikt worden, door de bepaling,
dal de leden
der Classen en der Synode hoofdelijk
en vrij zouden stemmen en handelen, als niet langer
blijvende gelastigden van gemeenten in de Classen,
of der Classen in do Synode, maar als algemeene
zaakverzorgers der Hervormde Kerk of ressorten van
dien.

En waar overigens dezo commissie zeer kerkelijk
gezind was, heeft toch ook toen do Kerk reeds de
overheersching van den Staat gevoeld, in wat door den
Minister
van der Capeli-kn verricht werd.

Deze was volstrekt niet tevreden \'mot alles wat go-
schicddo. De Commissie, bjj voorbeeld, had bepaald,
dat do leden der Synode door do Classen zouden wor-
den benoemd. De Minister daarentegen acht hot voe-
gohjk en raadzaam, dat
dc Koning de benoeming heeft,
do eorsto maal
onmiddelijk en vervolgens uit voordragten
van de Classen. Vooral opmerkelijk is deze zinsnede
uit des Ministers missieve aan den Koning, gedateerd
den van Wijnmaand 1809, waar hij zegt: „Ten
„andero meende ik somtijds bij de commissie te veel
„gehechtheid aan hot oude tc bespeuren, in gevallen,
„wmirin hoogere belangen volstrekt verbetering vorder-
„den, cn, mijns inziens,
de zaak van dc godsdienst en

-ocr page 34-

22

„der verlichting, door het toegeven daaraan, zouden
„worden benadeeld."

Het is hieruit duidelijk dat er tusschen wat nu ge-
schiedde en in 1816 gezien werd wel eenige overeen-
komst bestond. Dezelfde geest van geweld jegens do
Kerk, sprak zich nu hoewel niet zoo boud, on zonder
zulk goed gevolg uit. Dezen Geest horkent men ook
duidelijk in de redactie door den Minister gegeven voor
§ 15, Hoofdst. lY van het Concept-Regiem. Dit artikel
luidt:

§ 15. De Synode zal niot bevoegd zijn eenige
verandering te maken in de aangenomcno leer cn
liturgie der Hervormde Kerk, noch in haro oordeelen
of beslissingen daarvan mogen afwijken.
Do Minister toekende hierbij aan:

§ 15. Korter, doelmatiger on meer liberaal schijnt
de volgende redactie: Do Synode zal niet bevoogd
zijn verandering te maken in do leer dor Hervormde
Kerk, noch mogen afwijken
van de grondbeginselen
van derzelvcr liturgie.

Zooveel over dit Concept-Reglement, dat oven als
wij vroeger zagen, na allo formaliteiten ondergaan to
hebben, slechts wachtte op de vaststelling des Konings;
toen door hot verhaast vertrek van
Lodewijk Napoleon
naar Frankrijk en door do inlijving van onzo gewesten
in dat rijk, dit gewichtig werk geheel steken bleef,
cn alle arbeid hieraan besteed zonder vrucht was.

Wel beproefde Napoleon hot, cono kerkelijke orga-
nisatie, overeenkomende met die der Protcstantscho
Kerken in Frankrijk, alhier in te voeren, oeno orga-

1) Te vinden op png. 516 van Hooijer „Oude Kerkordeningen."

-ocr page 35-

23

nisatie waarbij de oppermachtige wil van den ovor-
hecrscher, ook in de godsdiènstigo aangelegenheden
krachtig zoude gevoeld worden, maar ook deze kwam
niet tot stand door den val van den Franschen Keizer.

Zoo waren dan de oude kerke-ordeningen, voor zoo-
verre door de scheiding van Kork en Staat sommige
hunner bepalingen niet opgeheven waren, nog ton volle
van kracht, en bestond do hoop, dat nu de vrijheid
van ons volk zoudo worden hersteld, ook de -Kork,
langs historischen weg, dat is volgens hare aloude instel-
lingen en beginselen,
zich weder zoudo kunnen lierstellen.
En dio instellingen waren immers bhjven bestaan. Wel
waren zware stormen ovcr deze gewesten gegaan, on
had do Kerk veel geweld ondervonden en geleden, zjj
was evenwel niet ontbonden, en dezo beproevingen
hadden tot zegen kunnen gedijen, uit verlies winst,
had ook hier tot waarheid kunnen worden. Evenwel
zoo is hot niot geweest.

Het verderf was in Staat on Maatschappij, ja in do
Kerk zolvo to diep doorgedrongen, on bleef doorwer-
ken. — Het tjjdperk van
overheerschiiig dor Kerk door
den Staat was niet geëindigd, veeleer heeft die over-
heersching zich sterker dan ooit doen gevoelen. Dezo
gebeurtenissen staan evenwel in direct verband met
ons onderwerp, en het is daarom dat wij deze korte
inleiding nu boaluiten, om tot do meer rechtstrcokscho
behandeling van wat wij ons voorstelden over te gaan.

Daartoe zullen wij allereerst do organisatie van 1816,
en wat daarmede in verband staat beschouwen, en ver-
volgens do
herleving der gemeente nagaan, om ten slotto
sommige der vormen van oppositie, tegen hot ongeloof
en do revolutie in do Kork, naar oisch to kunnen
beschrijven en booordcclon. •

-ocr page 36-

ORGANISATIE VAN 1816.

Toen Napoleon dc organisatie reeds te voren ge-
noemd, wilde invoeren, is onder anderen uit dozen
lande ook door den Minister van Binnenlandscho Zaken,
vin der Capellen, eene, door den hoofdcommies
J. D.
Janssen gestelde memorie ingezonden, waarbij
zooveel mogelijk werd aangedrongen, op -het niet invoe-
ren dor voorgostoldo regeling. In die memorie word
van do tot nu toe bestaande regeling onzer kerken hot
volgendo gezegd. „Deze inrichting had, sedert do
„tijden dor kerkhervorming in do zestiende eeuw, altijd
„plaats gegrepen. Zij was door de ondervinding steeds
„van allo verkeerde wijzigingen, waarvoor zij, als men-
„schclijk werk, vatbaar was geweest, gelouterd. Ook
„stemde zij
in allen deele overeen met den goost dor
„protostantscho kerk, dio hier to lando gevestigd was.
„Wijders droeg zij do goedkeuring weg van al do
„leden der hervormde kerk. Alsmodo ook, wonnocr
„do oude
Nederlandsche kerkorde plaats moest maken
„voor oeno .andere, hoo goed ook dezo in haren aard
„zjjn mocht, zouden buiten allen twijfel daaruit aller-
„bande nadeeligo gevolgen moeten ontspruiten" l).

1) Yi\'ev cn Debmout IV. pag. 498,

-ocr page 37-

25

Nu evenwel de Vorst nit het huis Vcan Oranje re-
geerde, zoude het spoedig blijken dat men niot meer
gedacht aan wat nog in 1813 in die memorie was
gezegd. Immers ook
Willem I en zijne regecring,
wilden verandering, eene nieuwe organisatie. Den 26
April 1814 deed dan ook do Commissaris-Generaal
voor de Binnenlandsche Zaken, aan den Vorst het
voorstel, om eeno algemeene Synode der Nederlandscho
Hervormde Kerk zamen te roepen, opdat deze al die
verbeteringen zou kunnen maken, welke die Kerk zou
behoeven. Dit middel, indien die algemeene Synode
volgens de oude kerkordeningen waro beroepen geweest,
was volkomen wettig. Maar dat eone algemeene Synode
in dien zin werd bedoeld, is ons niet duidelijk; veeleer
schijnt uit de overigens duistere woorden l) van het rap-
port van den staatsraad tot het tegendeel te moeten
besloten worden. Immers er kon geen vrees bestaan,
dat de loettigheid eeiier Synode niet zou erkend teerden,
indien zij volgens de aloude inrichting onzer kerken
was zamengeroopen. Do bedoelde woorden uit het
rapport van den staadsraad kunnen evenwel ook door
de zucht om een argument te vinden ingegeven zjjn,
cn dan zoude natuurljjk onze gevolgtrekking hieruit
gemaakt vervallen. Overigens vindt men in dit rap-
port al weinig beginselvastheid, en springt voor alles
in het oog,
de vrees voor zulk ccne nationale of generale
Synode. Wel werd voorgewend dat behalve hot gevaar

1) vrey cn Dehmoit IV. png. Ö52, nlwnar: Danrcnbovcn stond het
tc vrcezcn dnt over de
wettigheid zoodanigcr Synode, bijaldien zij niet
ware zaraengestcld uit afgevaardigden van de bijzondere kcrkklasscn,
geen gering ongenoegen onder do hervormden ,
ten mintte onder derxelver
leeraars,
zouden kunnen rijzen, hetwelk naar de natuur der zake wan-
orde moest verwekken.

-ocr page 38-

26

door den raad hierin gezien, bovendien zulk eene
Synode niet
wensehelijk was. „Nieuwigheden in de
kerk of in zaken van de kerk in te voeren was, gelijk
de geschiedenis getuigen kon, meermalen eene bron
geweest van ongelegenheden, van twisten en beroe-
ringen. Gevaarlijk scheen dit inzonderheid voor eenen
nauwelijks\' gevestigden staat, die geen zoodanige onge-
legenheden, van welken aard ook, velen kon." Ja
zelfs meende de raad,
„dat, volgens het 139®\'® artikel
van ■ de Grondwet
, \'s vorsten bemoeiingen met de kerk-
genootschap-pen zich niet verder behoefden uit te strekken,
dan tot schikkingen van eenen financiëlen aard.\'\'\'\'
Maar
hoe stout deze laatste woorden ook waren, dadelijk
daarop legde de fiere Raad van State het hoofd in
den schoot, en allerdeemoedigst liet zij er op volgen:
„Evenwel, ingevallo de vorst eene nadero regeling van
„het bestuur volstrekt noodig mogt keuren, sloeg de
„raad voor het bonoemon van oeno konsulorendo kom-
„missie, zamengostold uit eenige bijzondere,
verlichte
„leeraars der hervormde kerk in do onderscheidene
„provinciën en andere kundige lidmaten der horvormdo
„gomoenton." l) Alles kwam dus hierop neer, dat men
het wettige middel niot wildo omdat men voor do
bijoonrooping oonor algomoono Synode vreesde, maar
overigens niettegenstaando artikel 139, toch den Staat
volkomen vrijheid gaf op andere wijzen to komen tot
wat hij bedoelde. De regooring wist evenwel wat zij
wildo en volgons besluit van don 12^\'" October 1814,
werd bepaald dat oene konsuleorendo kommissie zoudo
worden benoemd. Den 28"\'" Mei 1815 worden do
benoemingen gedaan op voordracht van don Secretaris

1) Ypey cn Dermout IV. pag. 652 cn 658.

-ocr page 39-

27

van Staat, en het zamenroepen dier kommissie geheel
aan dezen Staatsdienaar overgelaten. Inmiddels .was
ér een\'
Algemeen Reglement op het Bestuur der Her-
vormde Kerk in de Nederlanden
ontworpen, hetwelk
den
n""®» Juni 1815 aan de leden der Commissie werd
toegezonden, met uitnoodiging om hunne gedachten
ten deze in vertrouwelijko correspondentie aan den
Commissaris voor do Kerkelijke Zaken mede te deelen.
Jlenigo belangrijke
Aanmerkingen over het Bestuur van
de Kerk,
van dien ambtenaar waren hierbij gevoegd l).
Wij zien het de overKeersching van den Staat over do
Kerk blijkt duidelijk. De revolutie-beginselen waren
niet verlaten.

Reeds in 1837 schreef dan ook Mr. Groen van
Prinsterer,
over den toestand dier dagen. „Door welke
„denkbeelden werd do staatkunde, toen het revolutio-
„naire Keizerrijk was gevallen, bij hct regelen dergc-
„wigtigste onderwerpen geleid P Dit immers wcot nu
„iedereen; door dezelfde thcoriën dio do omwenteling
„van
1789 to weeg hebben gcbragt. Heilrijk, meende
„men, op zich zelf, was die leor door overdrijving
„schadelijk geworden; en tegen dit misbruik, zoo
„dacht men althans, waren voldoende waarborgen go-
„stcld. En wat had .men gedaan? Eeno loer, die
„verderfelijk is, wederom in werking gebracht" 2).

Zoo was dan ook do grondwet van het nieuwe
koninkrijk in beginsel godsdienstloos.

„De Grondwet hoeft, noch onderwerping aan het
„Evangelie, noch enkel Evangelische verdraagzaamheid

1) Glasius pag. 24G.

2) Groen v. PriRsterer. Do Maatregelen tegen de Afgeseheidun aan
het Staatsregt getoetst, pag. 5.

-ocr page 40-

28

„bedoeld. "Wel daarentegen afscheiding van Kerk en
„Staat,
zoodat ten aanzien der Regeering het Christen-
„dom op een lijn met de valsche Godsdiensten geplaatst;
„zoodat het Evangelie wel verre van verbindend te zijn,
„niet langer als rigtsnoer van het staatsbestuur mag
„worden gevolgd."

De grondwet scheen evenwel, voor de behoorlijke
zelfstandigheid en onafhankelijkheid der Kerkgemeen-
schappen te zorgen. Ja zelfs, erkende Z. M. zelf, bij
een besluit van 16 Mei 1814, alleen bevoegd te zijn
tot schikkingen van een financiëelen aard. „Doch ook
hier had spoedig dat ter zijde stellen,
dat iveder terug
nemen plaats
, waardoor do liberale praktijk in haar
fraaiklinkende theorie naar goedvinden wijziging brengt."
Zoo werd dan in zake het onderwijs aan do rechten
en belangen der Christelijke, in \'t bijzonder der Gerefor-
meerde Kerk to kort gedaan.

Zoo word vooral do onafhankelijkheid der Kerk go\'
schonden. En volgens de grondwet had dozo zelfstan-
digheid moeten geëerbiedigd worden. „Dit verlangen
naar zelfstandigheid was to meer billijk om do gelijke
bescherming dio aan do bestaande gezindheden toege-
zegd was; zoodat do Geroformcordo Kerk, na hot
verlies van al wat naar heerschappij geleek, toch oven
vnj als, bij voorbeeld, do Roomsch-Catholijko moest
zijn. Eindelijk mocht do grondwet, dio ruimschoots
dc noodigo macht togen aanmatiging dor Gcestohjkhoid,
tegen clkon inbreuk op het wereldlijk gezag, had ver-
leend , gerekend worden de rechten dor overheid bin-
nen de grenzen eener onvermijdelijke tusschenkomst to
hebben beperkt."

„Maar dezo verwachtig, hoo welgegrond is bij do
uitkomst ijdel geweest. En dc oorzaak or van ? Alwe-

-ocr page 41-

29

der de invloed van dezelfde alles overnleésterênde,
alles doordringende revolutie-theorie l). Deze toch be-
schouwt en behandelt
de Kerk als eene maatschappelijke
■ innchting, in den Staat en onder het Bestuur;
als een
element dat moet worden geutiliseerd; als een werk-
tuig dat zeer nuttig en ook schadelijk kan zijn, en
daarom in de hand dient gehouden en zelfs een weinig
te worden geklemd; als eene dienares welke aan de
hand van het Gouvernement behoort te gaan. Deze
theorie is ook hier leiddraad geworden. Men hoeft de
Gereformeerde Kerk
geadministreerd, georganiseerd, ge-
centraliseerd;
zoodat de aard dezer handelwijs en het
merk van haar oorsprong reeds in die nieuwerwetsch-
liberale benamingen aangeduid wordt on opgosloteu ligt."

Dit is geschied door den Staat. De Kerk werd niet
gehoord 2). De commissie uit kerkdijken benoemd,

1) Om goed te worden begrepen wat wij bedoelen met „revolutie,"
volge hier een woord van nu
Montai,kmdert wanr hij do revolutie bu-
schouwt in betrekking tot dc vrijheid, en dan schrijft: „Je ue pnrle
pas,de
la révolution comme d\'un fait, d\'un acte, d\'un orage passager ;
je parle dc la révolution érigée .en principe, cn dogme, eu idole; do
cettc révolution qui no se borne pas ù un pays, i\\ une époque, mais
qui pretend envahir tout l\'esprit humain, lui tenir lieu de religion et
de Buciété; qui prêche la- Icgitimité dc l\'insurrection partout et toujours,
sauf contre cllc-niêaie; qui, sous le nom do démocratie, n\'est que l\'ex-
plosion universelle de l\'orgueil; qui après avoir tout obtenu, demande
encore tout, insatiable comino la mort, ct commo elle inipiacablo. Je dis
quo cette révolution uon seulement n\'est pas la liberté, mais qu\'elle cn
est l\'antipodc-Victorieusc ou vaincue, elle tue la liberté, en la supprimant
quaud elle triomphe, cn la faisant redouter ct haïr quand elle l\'invoque dans
ses défaites. C\'est elle qui prépare les peuples ù la tyrannie, elle les cu
rend dignes; elle les contraint surtout i\\ s\'y résigner , crainte dc pire."

2) Wij herinneren hier nogmaals, nan de reeds vermelde woorden van
C. lIoovEii. ,llel reglement vnu 1810 heeft de gansche Kerk onder
„zulke rtgccriugsvoogdij gebracht, dat hare onafhankelijkheid, voor welke
»onze vaderen zoo ijverig gc.stredcu hebbcu, bijna geheel is weggevaagd."

-ocr page 42-

ÖO

was door de regeering gekozen. En deze commissie
ontving reeds een „Algemeen Reglement" dat slechts
aan haar oordeel werd onderworpen, maar ontwierp
zulks niet. De commissie gedroeg zich ook geheel en
al als
een staatscreatuur. De meerderheid dezer ver-
zameling heeft wellicht deze gelegenheid zeer blijde
aangenomen, om met den Staat achter zich aan de Kerk
hare beginselen te kunnen opdringen. Den 25"\'" Oct.
1815 hield zij hare eerste zitting en op den 4\'\'®" Novem-
ber daaraanvolgende is
het ontwerp, haar door het
Gouvernement voorgelegd, eenparig onderteekend.
Vervolgens werd over dit ontwerp, door het Ministerie
en eene Commissie uit den staatsraad beraadslaagd,
terwijl het daarna als Reglement bij Koninklijk besluit
van den T*"®" Januari 1816 bekrachtigd en nog in het
hetzelfde jaar in werking gebracht werd en door den
Commissaris-Generaal aan
de bestaande kerkbesturen,
die ontbonden icerden,
toegezonden.

Daarop zijn bij koninklijk besluit van don O*\'\'" Febr.
1816, de
secretaris der synode, de (piaestor en bij
koninklijk besluit
van den 28 Mei 1816, de overige
dertien stemmende
en de drie praeadoiserende leden
voor de eerste synódale Venjaderimj, benoemd geworden,
die te \'s Gravenhage, den 3"\'"" Juni 1816 , haro eerste
zitting begon,
welke met eene aanspraak door genoem-
den Commissaris-Generaal geopend loerd.

De rechten der Hervormde Kerk werden gruwelijk
geschonden. En heeft do Kerk zicli hiertegen niet
verzet. Voorzeker, er is verzet geweest. Wel was
de toestand zoo, dat nooit een gunstiger tijdstip voor
zulk geweld had kunnen gekozen worden. Do begin-
selen van ongeloof en do doodo orthodoxie waren alge-
meen. Do dougd-theologie, de oppervlakkige pelagiaan-

-ocr page 43-

3i

sche wereldbeschouwing, was nog al algemeen. Ën de
voorstanders hiervan hadden vijanden, in de dood-ortho-
doxen, maar konden ook niet het hart winnen der
gemeente. Hun was de steun van den onchristelijken
staat 0, zoo welkom, Nu zouden zijn niet wéder staan
kunnen worden en toch hoe droevig do toestand dei-
Kerk was, zij hebben bij monde van de klassis van
Amsterdam, de kerk hooren protosteeren.

Dit protest alsmede het antwoord zullen wij hier
niet in hun geheel vermelden. Beiden zijn elders to
vinden i).

Opmerkelijk is het dat in die tijden en nog later van
dit allerbelangrijkst protest weinig notitie werd geno-
men , ja dat men zelfs niet de moeite nam het mach-
tig te worden, zooals ouder anderen blijkt uit do
woorden van prof.
Royaards : „Don inhoud van dit
„Adres,
dat niet gedrukt is, kont men uit het Antwoord
„van den Commissaris-Generaal aan de klassis van
„Amsterdam, wegens do Organisatie van hot Bestuur
„der Horvormdo kerk, 28 Maart 181G."

Ook oieseler hcoft, zooals Dr. C. E. van Koets-
veld
zulks, in zijno bewerking van Nippold\'s, Hand-
buch dor nouesten kirchengoschichto» soit dor Rostaura-
tion von 1814, terecht in eene noot aanmerkt, wol
hot antwoord, maar geenszins het adres vermeld 2).

1) Het nntwoord onder onderen to vinden iu hot werk van Giksklkr
(De bewegingen euï.) pag. 10. Adres eu antwoord beide, uitgegeven bij
UiuvK, 1817. Het adres vervolgens bij A.
Cai-adosk, Ernstig cn bid-
dend woord nan do getrouwe Leeraren der Hcrv. Kerk 1885. Amster-
dam bij W. M
kssciikrt png. 60—71, alsmede by J. Veriiaoen Jr.,
Dc Ocsch. der Chr. Ocref. Kerk 1879, pog. 60 enz.

2) Dc christelijke wereld der laatste halve eeuw van Dr. F. Nii\'pold,
bewerkt door Dr. C. E. van Koetsveld, pag. 5U.

-ocr page 44-

32

Men had het evenwel kunnen kennen. A. Cappadose
zegt in zijne brochure „Ernstig en Biddend woord aan
de getrouwe Leeraren der Herv. Kerk enz. 1835," bier-
aangaande het volgende. „Zeker het mag niet vergeten
„worden, dat zich dadelijk na de invoering vau het
„algemeen Reglement voor het bestuur der Hervormde
„kerk in het Koningrijk der Nederlanden, hier en daar
„eenige stemmen daartegen hebben verklaard.
Zoowel
„de classis van Leijden en Woerden,
als in H hijzonder
„die van Amsterdam
hebben hare bezwaren ingebracht.
„Of die van de eerstgenoemde het licht hebben gezien,
„betwijfelen wij zeer, maar zeker is het, dat de Classis
„van Amsterdam, en haar worde toegebracht de eere
„die haar toekomt, opentlijk en duidelijk met hare
„bezwaren is voor den dag gekomen. Daar nu dit
„gewichtig stuk l) zeldzaam voorkomt; en, hetgeen
„opmerkelijk is, hetzelve in do geschiedenis der Neder-
„landsche Hervormde Kerk van
Ypey on Dermout ,
„naar het schijnt opzettelijk verzwegen wordt, ter-
„wijl Prof.
Royaahds, in zijn mcergemold belangrijk cn
„hoogst nuttig werk over het Kerkrecht verklaart, dat
„dit adres van Amsterdam
niet gedrukt is, en Z. H. Gel.
„dus slechts zeer in \'t voorbijgaan on wel uit hct and-
„woord van den Commissaris-Generaal aan de Classis,
„van deszelfs inhoud gewag maakt, zoo acht ik hot goon
„onnuttig werk to zijn , die bolangrijko, hoo dau ook
„door den diplomatiekon toon don voordracht wellicht

1) ifemorie van Bexwaren, overhandigd door eene Cnminissie uit de
Classis van Amsterdam, aan Z. JI. den Koning, tegen het Algemeen
Reglement enz. cn brief tot antwoord aan de Classis vnn Amsterdam,
\' geschreven door Zijne Excellentie, den Commissaris-Generaal voor hct
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, provisioneel belast met de zaken
der Hervormden. Te Amsterdam, bij W. U
rave, 181G.

-ocr page 45-

33

„minder krachtige Memorie, liier in te lasschen" ;...;
waarop dan het adres in
Capadose\'s werk volgt.

De Klassis sprak daarin na eone beleefde inleiding
allereerst het volgende uit:

„Voor wij eenige (bezwaren), over den inhoud van
„het Reglement zelve voordragen, zij het ons vergund
„bescheidenhjk aan te merken, hoe vurig wij gewenscht
„hadden, dat, indien eenige nieuwe verordening, be-
„trekkeljjk ons Kerkbestuur, noodig waro geoordeeld,
„dezelre nit den boezem onzer Kerkelijke Vergaderingen,
„onder approbatie van Uwo Majesteit hadden mogen
„voortkomen." En een weinig later: „Van de eerste
„oprigting af der Hervormde Nederlandsche Kerk, heb-
„ben de Leeraars en Opzieners dor gemeenten geheel
„op zichzelve, in onderscheidene Provinciale en Nati-
„onalo Synoden, Kerkon-ordeningen vervaardigd en in-
I „gevoerd; ook in het jaar
158G is dit geschied in het
„Synode van \'s Gravonhago, zjjnde do aldaar vastge-
„stelde Kerke-ordening, door den toenmaligen Oouver-
„neur-Generaal
Leycestkr en do Staten van Holland
„geapprobeerd. Naderhand is die Kerke-ordening niot
„anders dan blootehjk
overzien, cn overeenkomstig do
„tijdsomstandigheden eenigzins veranderd; maar ook
„dit is geschied in en door het Nationaal Synode van
„Dordregt in het jaar
1G19, en hebben Heeren Com-
„missarisson Politiek, op dat Synode tegenwoordig, in
„naam der Staten-Goneraal, dezelve insgeljjks geap-
„probeerd. Hoezeer moesten wij wenschen, Sire! dat
„onze sedert meer dau twee eeuwen gevestigde Kerke-
„ 1 ij ke Vergaderingen opgeroepen waren geworden, om,
„indien veranderingen in onze Kerke-orde waren noodig
„geweest, dezelve onder approbatie der Gemagtigden van
„Uwe Majesteit te stellend

3

-ocr page 46-

34

Hierna gaat het adres over tot het aangeven der
bezwaren tegen den inhoud van het Reglement. Men
leest dan: „Maar, ten opzigte van den
inhoud van het
„Reglement
zelve, bebben wij geene geringe hekom-
„meringen.

„Veelvuldig zijn de aanmerkingen, welke, zoo over
„den aard van den bcsturingsvorm, bij het Reglement
„bepaald, als over de
groote veranderingen, die daaruit
„zullen voortvloeijen, gemaakt worden.

„Niet minder over vele bijzondere artikelen van het
„Reglement;..............

„Eeno hoofdzaak, waaromtrent wij niet zonder be-
„kommering verkeeren, betreft
de onbepaaldheid van
„den invloed, welke aan het Ministerieel Departement
„voor de zaken der Hervormden wordt toegekend.....

„Vooral, Sire! hobben wij eon allorgewigtigst be-
„zwaar, geboren uit de groote magt van hot Synode,
„aan hetwelk, volgens Art. IG,
het hoogst kerkelijk
„bestuur sou loorden opgedragen,
en waarvan do loden,
„naar Art. 4,
altijd hoofdelijk zouden moeten stemmen
„zonder aan lastbrieven gebonden te zijn.

„Veronderstelt, dat do bedoeling is van Art. 23, on
„volgende, dat do Synode,_ zonder to zoor afhankelijk
„to zijn van het Ministerieel Departement, belast zou
„wezen met
het ontwerpen en doen invoeren van alle
„inrigtingen op de examina dor aankomende Leeraren,
„de plaatselijke Kerkeraden, de Predikantsberoepingen
„on inzonderheid, mot
het regelen en verbeteren van het
„Godsdienstig onderwijs;
wolk eene groote magt wordt
„dan niot aan hetzelve toegekend! Was dezelve bo-
„trokkelijk tot zaken van minder gowigt, wij zouden
„or ons niot zoo zoor over bekommeren; maar hier

-ocr page 47-

35

„geldt het inrigtingen, die met onze belijdenis in het
^naauwst verband staan,
— inrigtingen, die de wijze
„der openbare verkondiging van het Euangelie en het
„bijzonder onderwijs der Christenen regelregt betreifen.

„Naar de grondbeginselen, door onzen Heer en diens
„Apostelen voorgeschreven, en naar de wetten onzer
„Kerk verklaren wij Art. 31, van onze Nederlandsche
„Geloofsbelijdenis, één der formulieren van de ver-
„eeniging onzer Opzieners en Belijders,
dat de Dienaars
„des Woords, in tcelke plaatsen zij zijn, eene zelce magt
„en authoriteit hebben, zijnde allegaar Dienaars
van
„Jezus Christus, den eenigen algemeenen Bisschop en
„het eenig Hoofd der Kerk,
en wij betuigen te gelooven,
„dat de Dienaars des Woords Gods, Ouderlingen en
^Diakenen, tot hunne ambten behooren verkoren te ivor-
„den, door toettelijke verkiezing der Kerk.

„Indien aan zoo weinige Leden van het Synode,
„het
hoogst, het oppermagtig bestuur in do Kerk zou
„worden opgedragen; zou dan niet hot eerste godcelto
„van het aangehaalde artikel worden tegengesproken?

„Indien zij verordeningen kunnen maken op de plaat-
„selijke Kerkenraden,
uit welko de magt van Kerkelijk
„bestuur oorsprongehjk-is; zoo zouden zij ook wel do
„beroeping der Predikanten en andoren, tegen liet
„tweedo gedeelte van het artikol, kunnen veranderen,
„dio alzoo zouden ophouden, hunno zonding uit do
„Gemeente to hobben.

„Hct regt, 07n het Godsdienstig onderwijs te regelen
„en te verbeteren, — om het misschien m terigtennaar
„de nieuwe verordeningeti omtrent het lager schoolwezen, —
„het regt, om welligt onze formulieren
ra?i eenigheid en
„onze liturgie
to veranderen, behoort Sire! naar ons
inzien, niot toegekend to worden aan oen Synode, van

3*

-ocr page 48-

36

„zoo weinigo porsonen, welke, zelfs in de allergewig-
„tigste zaken, aan geenen lastbrief van hunne vergade-
„ringen, zouden gebonden zijn....

„Sire! daar alle deze onderwerpen, van zulk eenen
„tederen aard zijn, hebben de grondleggers van de Her-
„vormde Nederlandsche Kerk wijselijk gezorgd, dat het
„gezag in kerkelijke zaicen niet cen klein getal perso-
„nen werd opgedragen, maar aan allo de Dienaren on
„aan eenige Ouderlingen, in Klassen vergaderd, — een
„getal van omtrent meer dan tweeduizend uitmakende,
„welko gewoon zijn. Gecommitteerden naar het Synode
„te zenden met bepaalde lastbrieven. Deze vaststellin-
„gon hebben zij geoordeeld, de beste waarborg te zijn
„voor onze kerkelijke vereeniging en het behoud van
„do regten des gewetens.

„Zich te moeten onderwerpen aan hetgeen weinigo
„Mededienaren zouden goedvinden voor te schrijven, te
„gelooven of niet to golooven, to leoren of niot to
„leeren, zou in den-grond weinig verschillen, van op
„nieuw onderworpen to geraken aan zekere soort van
\\—„Pausselijk of Bisschoppelijke Heerschappij, tot afwor-
„ping van welke onze Vaderen zoo voel golodon hebben.
„Het kan niet anders of Uwe Majesteit moot mot ons
„gevoelen, dat over hetgeen • men gemeenschappelijk
„gelooft en leert, zoo voel mogoljjk, allen behooren
„gekend te worden en te besluiten. Do oóuheid, in
„onzo Kerk stand grijpondo, was do vrucht, zoo voel
„mogelijk, eener langdurige vereeniging van aller be-
„grippen en gevoelens. Zou mon eono andere oonheid
I „in
yelooß- en leerpunten willen daarstollon, — door
■\'„bevelen van
toeinigen daarstellen; wij bidden U Siro!
„te overwegen hoezeer daardoor inbreuk zou geschieden
„niot alleen op de regten van ons geweten, maar ook

-ocr page 49-

37

„op die van zoo vele duizenden, — voor het behoud
„van welker dierbaar eigendom wij de bescherming van
„Uwe Majesteit inroepen."

Verder toont de Classis aan dat men op dien ontwor-
pen weg voortgaande „groote verdeeldheid,
zoo geene
scheuring,
heeft te vreezen."

En zegt zij eindelijk: „Met al den aandrang onzer
„zielen, Sire! heffen wij opwaards ons oog, en smeeken
„onzen verhoogden Heer, die zoo lang de Hervormde
„Kerk behoed heeft, dat deze gevaren mogen worden
„afgewend! maar wij, die bekend zijn met den
inner-
„lijken
toestand vnn onze Gemeenten, weten, hoe weinig
„er zelfs noodig is, om schadelijke vermoedens en wan-
„trouwen omtrent oogmerken tegen do Hervormde Kerk
„te doen ontstaan. Wjj weten, hoo bekommerd do
„meest Godsdienstigen zjjn, dat mon, tredende buiten
„de inrigtingen, dio de wijsheid der Vaderen heeft vast-
„gesteld, van schrede tot schrede zal voortgaan in het
„veranderen der
meest geicigtige leerstukken, en door
„eone ongeregelde zucht tot hot nieuwe, don Godsdienst
„in
de hartader zal aantasten."

Dit was dc hoofdinhoud van het Protest der Classis
van Amsterdam, cn ook die van Leiden en Woerden,
heoft tegen dc regeling van Staatswege, hare stem naast
Amsterdam doen hooren. Onder hot Amsterdamsche
adres stonden te namen, 11. J.
van deu ^[eulen, Praeses,
cn D. C. vanVooust, Scriba. Het was gedateerd den
4\'\'" Maart 181Ü.

Hierop kwam een antwoord onder dagteekening van
den 28\'^®" Maart 181G. Do ongenoemde schrijver der
stukken over dc bewegingen in de Nederlandscho Her-
vormde Kerk, door
Gieseleu uitgegeven, hoewel een
groot lofredenaar van alles toon door deu Staat verricht,

-ocr page 50-

38

moest toch over dit antwoord zeggen: „Dit adres werd
zoo men op den vorm ziet,
niet in behoorlijke en be-
scheidene taal
wederlegd door een\' brief van den toen-
maligen Commissaris-Generaal voor \'de Protestantsche
Eeredienst" i).

Wat den inhoud aangaat vindt deze ongenoemde,
dit schrijven evenwel allezins geschiedkundig waar. Wij
voor ons kunnen hoewel in de aanmerkingen, den vorm
betreffende, door ons ook gedeeld wordt, in de waar-
deering van den inhoud met X niet medegaan. Of zoudo
zelfs niot eene
onwaarheid moeten genoemd worden,
wat wordt gezegd: „Eene
Consulerende Kerkelijke Com-
missie,
bestaande uit Predikanten van do onderscheidene
Synodale ressorten, — mannen van bekende braafheid,
kunde on talenten, —
ontwierp op \'sKonings uitnoodi-
ging,
oen algemeen Reglement enz. En vorder:

„En zoo voorgelicht, bekrachtigde de Koning het werk
der consuleronde Commissie:" Torwijl het duidelijk blijkt
dat
niet de consulerende Commissie hot Reglement ont-
wierp.
Glasius zegt duidelijk: „Inmiddels was er een
Algemeen Reglemont op hot Bestuur der Horvormdo
Kerk in do Nederlanden
ontworpen, hetwelk don 17
Juni 1815
aan de leden der Commissie werd toegezonden,
met uitnoodiging om hunne gedachten ten deze in ver-
trouwelijke correspondentie aan don Commissaris voor
do Kerkelijke Zaken
mede te deden\'\' 2).

Hier was dus oeno vorkoerdo voorstolling dor feiten.
En waar dozo misgreep, anders aan onkunde zoudo
moeten toegeschreven worden, zoo kan dit hier\'in geenen

1) De hollandsche vertaling van dit werk pag. 15.

2) Glasius III, pag. 246. Ook Ypey cn Dekmout, stellen het
aldus voor,

-ocr page 51-

39

declc geschieden. Deze verkeerde voorstelling schijnt
dus met opzet gegeven te zijn.

Verder zijn woorden uitgesproken die van eenzijdige
geschiedbeschouwing getuigen. Als daar luidt: „Z. M.
bediende zich in dit geval dus niet, dan met de grootste
omzigtigheid en na met ervarene kerkelijke personen
geraadpleegd to hebben, van
cen regt, door de Souve-
reinen dezer landen,
sedert de Reformatie onafgebroken
uitgeoefend..
Hierop valt althans veel af to dingen. En
do strijd der Kerkehjken en Staatsgezinden, leert andere
gevolgen trekken.

De commissaris-generaal spreekt verder op een hoogen
toon van gezag het uit: „dat het vaststellen van wijzi-
gingen ter bereiking van
eene meerdere concentratie,
door den iüarc?rgeest van hef Protestantisme aan geenen
souveroin betwist wordt; vooral niet, wanneer die sou-
verein do leeraars uit \'s lands kas bezoldigt l), on zich
in alles als dorzolver beschermheor gedraagt." Hiertegen
meenen wij to moeten wijzen op eenigo woorden van
eon bekond historicus, waar hij do stelsels der llemon-
stranten on dor Calvinisten, aangaande de betrokiiig
van Staat en Kerk vermeldt, en dan zegt dat het
stelsel der Contra-Remonstranten was:

„Kerk on Staat zijn tweo afzonderlijke maar in
„elkander geschoven levenskringen. Wat nu betrekking
„heeft op do nitweudigo aangologonheden van hct ge-
„mccnebest, en dus ook dcu* kerke, bezorgt de politieke
„Overheid; maar al wat do
geestelijke aangelegenheid

1) Dc bezorger der hollandsche uitgave van Do bewegingen enz.,
heeft hierop eene noot gegeven: Deze zoogenaamde
bezolding is nict
dau de vervulling van
cmtnnoodzakeltjken ptigl, welken dc Staat, tegen
intrekking der Kerkegoudercn gedurende en na do Hervorming heeft op
zich genomen.

-ocr page 52-

40

„van de kerk en dus ook van het gemeenebest, raakt,
„staat ter competentie van de „ecclesiastieke Over-
„heid."\' Alzoo hoeft de magistraat macht om den ker-
„kendienaar te richten, maar ook de kerk macht om
„do magistraatspersonen voor zich to citeeren en te
„straffen met censuur. En wat voorts de vaststelling
„der leer, de instelling der kerkorde en de kerkelijke
„jurisdictie betreft, in deze alle is de kerk autonoom,
„de kerk do handelende en gezaghebbende macht, cn
„komt den Magistraat geen andoro bevoegdheid too
„dan van medewerking, approbatie en executie" i).

Het geheele antwoord is dan ook onbegrijpelijk over-
moedig. Op de bezwaren wordt geen afdoend antwoord
gegeven.. Het grooto bezwaar dat do Classis vond m
Je weinige talrijkheid van de leden der Synode en in het
niet gebonden zijn aan lastbrieren
wordt niet uit den
weg geruimd. Op veel wordt zelfs niet gelet. Hot is
of do Commissaris-Generaal niot hoeft willen overtuigen,
maar overbluffen. Vandaar verkeerde voorstellingen,
spitsvondige redeneoringon en, zooals do schrijver dor
„bewegingen" het uitdrukt, wanneer mon op don vorm
— ziet\',
niet behoorlijke en niet bescheidene taal.

Bovenal eigenaardig is aan \'teindo hot volgendo:
„Dozo verklaring Zr. M.\' aan do Loden dor tegen-
„woordigo Klasse van
Amsterdam mododeolendo, acht
„ik mij tovons vorpligt, hun to herinneren: dat dor-
„zelver vergadering, als
Collegie van Kerkelijk Bestuur{
„met den laatsten dezer maand Maart, volgons do,
„overeenkomstig den last Zr. M., gestelde orders, zal
„ophouden te bestaan, - en als zoodanig
niet weder

1) Dr. A. Kuypkk. Dc Lcidschc Professoren cn de Executeurs der
Dordtsche Nalatenschap
1879, pag. 4t cn 45,

-ocr page 53-

41

„bijeenkomen; maar dat de Predikanten van het Khis-
„ sikaal ressort zich zullen behooren to bepalen tot do
„werkzaamheden, bij het algemeen Reglement aan do
„Klassikab- en Ringvergaderingen opgedragen."

Door dit antwoord werd de oppositie overmand. Do
staatsmacht handelde met de kerk als met eene prooi.
Evenwel is de kracht van het toenmalig protest, door
een tijdelijk rusten der oppositie, niet verbroken. De
organisatie van 181G is daardoor niet gewettigd. Dui-
delijk is gebleken dat de bezwaren, door do Classis
van Amsterdam geopperd, gegrond waren.

Opmerkelijk is ook hierover wat Dr. C. E. van
Koetsveld
zegt: „De organisatie van lölG, waar
„tegon zich slechts ééno enkele stom \'), die van de
„Classis Amsterdam, verhief, maakto de oudo banden
„langzamerhand losser, en gaf, in Synodo en mindere
„kerkbesturen, aanleiding tot zekere dominokj\'atio, dio
f
„van het regt der gemeente weinig notitie nam" 2).

Dat schenden van het rccht dor gemeente, dut
weinig notitie nemen
daarvan, door enkelen, dio
hunno inzichten
der kerk wilden opdringen, is sedert
181G mogelijk geworden. Deze
enkelen werden hierin
door don staat gerugsteund. En door dit geweld is
ruimschoots ongenoegen eu onrust verwekt. Do be-
wegingen hierna in de Kerk onzer landen ontstaan,
zijn hierdoor opgewekt en uitgelokt, en bevestigen
volkomen, dat do Classis van Amsterdam juist had
gesproken toen zij zoide: dat men op dien ontworpen

1) A. CAi\'ADasE zegt: Zoowel do clnssis vnn Lcyden en Woerden, \'
all in \'t bijzonder die van Amsterdam hebben Irare bezwaren ingebracht. |
(reeds vroeger geciteerd). \'

2) Pag. 541. De Christel. Wereld d. laatste halve eeuw van Dr. F.
Nu\'I\'OLD, voor Nederland bewerkt door Dr. C, K. va.\\ Koktsveld,

-ocr page 54-

42

weg voortgaande „groote verdeeldheid, zoo geene scheuring,
had te vreezen\'\'
Immers gedurende de tijden van ver-
warring, die voorafgingen, waren in de kerk, en dat
vooral onder de leeraren allerlei dwalingen ingeslopen.
En indien de
leer der Hervormde Kerk, die duidelijk
. is uitgesproken in hare belijdenisschriften, weder als
vroeger zoude moeten gehandhaafd worden, was het
duidelijk, dat velen hunne betrekkingen in de kerk
zouden hebben moeten verlaten. Dit wilden evenwel
de meesten dier leeraars niet, en vandaar dat door
^ hen leervrijheid werd verlangd. De eer en het voor-
deel, aan den dienst der Hervormde Kerk verbonden,
wilden zij wel ontvangen, maar in dien dienst zich
naar de voorschriften en eischen dier Kerk gedragen,
, dat wilden zij niet. Deze gevoelens hadden ook voor-
name vertegenwoordigers onder de weinigen, die door
den Staat tot het samenstellen der eerste Synode, vol-
gens do organisatie van 1816, geroepen werden. Dezo
leden waren evenwel in een moeielijk goval geplaatst.
Wol waren voor hen van kracht do artikelen 23 on
24 van \'tAlgemeen Reglement, die hun niet weinig
macht gaven, on dio aldus luidden: i)
Art. 23.

Hot Synode ontwerpt algemeeno kerkelijke regle-
menten cn verordeningen, en draagt dezelve voor aan
het moergemeldo Ministoriool-Dopartcmcnt, ton eindo
daarop de goedkeuring des Konings to erlangen.
Art. 24.

Het Synode maakt in het bijzonder bepalingen om-
trent dc wijzo van
admissie on do examina van hen,
dio tot loeren bestemd zijn, ton einde van dorzolvor

1) Te vinden bij G. van dek Tuuk. Ilandboelc I. pag. 10.

-ocr page 55-

43

kunde en geschiktheid volkomen te doen blijken. Bij
deze verordeningen zal acht moeten geslagen worden
op het gene in de vijfde afdeeling ten aanzien van
Waalsche, Presbyteriaansche-Engelsche en Schotsche
kerken\'bepaald wordt.

Maar indien al bijzondere bepalingen van allerlei
aard door do Synode mochten worden gemaakt, kon
bezwaarlijk in die bepalingen het beginsel van
leer-
vrijheid
opgenomen worden, terwijl in art. 9 van dit-
zelfde bovenvermelde „Algemeen Reglement" stond
goschrovon:

Art. 9.

Do zorg voor do belangen, zoo van het Christendom
in hct algemeen, als van do Hervormde Kerk in hot
bijzonder,
de handhaving harer leer, do vermeerderingi
van godsdienstige kennis, do bevordering van christe-
lijke zeden, do bewaring van orde cn eendragt, on
de aankweeking van liefde voor Koning on Vaderland,
moeton stcods hct hoofddoel zjjn van allen, die in
ondorsclioidono betrekkingen mot hct kerkelijk bestuur
belast zijn.

En niet allceii dit art. 9 bond don wetgever, maar
ook,
eene andere uitspraak, die dor toenmalige Synode
geenszins onbekend is geweest.

Wij bedoelen het duidelijke woord" van don Com-
missaris-Generaal , in zjjn antwoord aan do Classis van
Amsterdam gesproken, en. dat aldus luidt:

„Maar daarenboven; hct Synode wordt thans niet
opgeroepen, om leerstellige geschillen to beslissen,
maar om do Kerk to besturen. Wat do leor zclvo
betreft, zijn do vcrpligtingen van deszelfs leden, on
die van alle andere kerkbesturen begrepen in hot 9\'\'®
Artikel van het Algemeen Reglement, hetwelk met rondo

-ocr page 56-

44

"woorden van hen vordert, de handharirig van de Leer
der Hervoimide Kerk."" 1) •

Dit laatste woord hetwelk toont hoe art. 9 van \'t
Algemeen Reglement moet worden opgevat, is voor
geon verkeerde uitlegging vatbaar. Immers • het is
geschreven in het antwoord, aan de Classis van Am-
sterdam , zooals zij nog bestond volgens de oude kerk-
inrichting. Het is geschreven, voor de nieuwe ker-
kelijke organisatie was ingevoerd. En het blijkt dus
duidelijk, dat waar hier gesproken wordt van de leer
der Hervormde Kerk, daaronder niets anders kon be-
doeld worden, dan de toonmahge Classis van Amster-
dam daaronder moest verstaan. De Leer dor Her-
vormde Kerk, was hier dus de leer in de „belijdonisso
des Geloofs der Nederlantschen kerken, oft don chris-
telicken Catechismum" vervat. "Want niet anders kan
bewezen worden, daar hoewol do kerkorde van Dordt
door do Staten van Holland en "Westfriesland niot be-
krachtigd was, dit evenwel niets hieraan afdoet. Immers
welko der kerkordeningen men ook in do vorschillcndo
Klassen volgde, zij allen kwamen hierin overeen, dat
do 37 artikelen, of do catechismus, belijdenisschriften
der Kerk waren. En om dit duidelijk aan to toonen
zullen wjj herinneren, aan hot besluit der Staten van
Holland en West-Friesland, dat volgons
Ypey en
Dermout hoofdzakelijk van den volgenden inhoud
was: dat de bosoigno op de kerkenordening van don
jare IGIO, met den eersten bij do hand genomen en
afgedaan zoudo worden, en dat ondertusschcn do Staten
niet hadden kunnen goedvinden, dat bij provisie eenigo

1) Dc bewegingen in de Ned. Hcrv. Kerk. edid. Gieseler pag. 24.

2) II. aant. op pag. 164. II. pag. 241 (28.S).

-ocr page 57-

45

orde beraamd of geresolveerd worde te volgen, maar
alle zaken te laten bij het gebruik, dat in elke Klasse
dien aangaande tot dien tijd toe gevolgd was, met
onderhoud van al zulke regten van patroonschap of
andere als iemand wettiglijk waren coinpetoronde \').

Hieruit blijkt dus dat daar, waar in Holland en
West-Friesland de kerkorde van Dordt niet werd ge-
volgd, nergens eeno minder kerkelijke van kracht
konde zijn dan die van 1591.

En nu is hot zeer merkwaardig tegenover elkander
to stellen, wat in beido kerkordeningen aangaande
de Leer wordt gezegd.

Allereerst dan volge hier, van die van 1591 uit
afdeeling B „van de Examinatio der Kerckon-Dienareu".

„Endo om to verhoeden dat do gheno dio beroepen
wordt niot on zij van oenigh quaot ghovoolon, sal van
noodon weson hem te doen vorclarcn, dat hij wil hou-
don endo navolghon do loeringho dor hoylighor Pro-
pheten ondo Apostelen, soo als die begrepen is inden
ouden endo niouwon-Testamonto, endo sommiorlijck
vorvatet inden Catochismo bij do Kereken van Hollandt
en Wost-Vrieslandt aonghouomen."

en vervolgons van die vaii 1019,

Art. 53. Van do Loero enz.

Do dienaaron des Woords Gods, item dio Professo-
ren , in do Theologie (\'t wolk ook de audoro Professo-
ren wol betaamt) zullon do bolijdonisso dos Geloofa
dor Noderlantscho Kerken ondertookonon, on do Dienaa-
ron dio zulks rofusoren, zullon
de facto van haaren
dienst bij don Kerkenraad, of Classo opgeschort worden,
tor- tijd too zij haar daar inne gehoolijk verklaart zullen

1) Zie het Groül plnkl<nnlboclc; 111 D. pag. ^170, cn Kerkelijk pink-
kaalbouk; 11 pag. 305, 30G.

-ocr page 58-

lieblben, en indien zij obstinatelijk in weigeringe bleven,
zullen zij van haaren dienst geheehjk afgestelt worden.

Art. 54.

Insgelijks zullen ook de School-Meesters gehouden
zijn de Artijkelen als boven, of in de plaatze van dien ,
den
Christelijken CatecMsmum te ondertekenen i).

Wij zien het, welke der beide kerke-ordeningen ook
in de toenmalige Classis van Amsterdam gevolgd werd ,
dit staat vast, dat zij onder de leer der Hervormde
kerk moest verstaan de Leer in den Catechismus uit-
gesproken, en ook als daarmede van gelijken inhoud de
leer der 37 artikelen 2).

1) C. Hooyeb. Oude Kerkordeningen.

2) Ue nationale Synode gehoudeu te \'s Gravenhage in 158C, spreekt
in hare „Kerkenordeninge" van de Leere, euz.

Art. 47. De Dienaars des Woords: itera die Professoren iu de Theo-
logie (hetwelk ook den anderen Professoren wel betaamt) zullen
de
Belijdenitte des Geloofs der Nederlandscher Kerken
ondcrteekencn ende
de Dienaars die zulks zullen refuseeren, zulleu
de Jaeto vnn hareu dienst
bij den Kerkenraad ofte de Classe opgeschort werden, ter tijd toe zij
haar danr in geheelijken verklaart zulleu hebben: ende indieu zij obsti-
natelijken in weigering blijven, zullen zij van hare dienst geheelijken
afgestelt werden.

Art. 48. Insgelijks zullen ook de Sehoulmecsters gehoudeu zijn de
Artikelen als boven, ofte iu de plantse van dien den Christelijken
Cate
chitmum
te ondcrteekencn.

Dc provinciale Synode gehouden, te ïliddelburg iu 1501, bepaalt in
hnrc
acta in:

Art. XLV van de Leere, enz. „De Dienaren des Woorts, Itcn>, dc
Professoren in de Theologie ende andere Consten ende Leeren oft Talen,
mitsgaders de llcctores vnn de .publijcke Schooien, sullen
de belijdenisse
des Geloofs der Nederlandscher Kerken, ofte den Christeticken Catechit-
mum onderteeckenen
ende de Dienaers des Woorts die julcks sullen refu-
seren, sullen
dt! facto van haren dienst bij den Kerekcn-llacdt ofle
Classe opgeschort worden, ter tijd toe «ij haer daer inne verklaert sullen
hebben: f^ude indien sij obstinntelijck in weigeringe blijven, sullen vau
haren dienst geheelijk afgeset worden."

-ocr page 59-

47

En deze opvatting der Leer wordt nog duidelijker
gepreciseerd, wanneer wij bedenken, dat in alle gere-
formeerde Kerken, een unaniem gevolgd
onderteeke- !
ningsformulier
voor de predikanten bestond. Een for-
mulier door de Synode nationaal van Dordt, in hare
164"® Sessie opgesteld, welks inhoud wij reeds in onze
inleiding vermeldden.

Daarom kunnen wij begrijpen dat de eerste Synode
in 1816 , ,volgens do nieuwe organisatie beroepen, bij
de groote macht door haar verkregen, toch ook ^
in niet geringe verlegenheid moet verkeerd hebben,
door wat art. 9. in verband met de toelicliting uit het
schrijven van den Commissaris-Generaal
Repelaer van
Driel
, bepaalde en eischte. Immers de leer der Her-
vormde Kerk , Averd door velen der leeraars, niet moor
geacht. De revolutiobeginselen waren ver dooTgedron-
gen. Leervrijheid word door sommigen begeerd. En |
ook de Synode had onder zich dezulken. Door deze
is dan ook ton slotto do uitweg gevonden, on het vast-
stellen van ccn nieuw ondorteokoningsforinulier, voor
do aankomende Leeraars, het middel daartoe geweest.
Het oudo ondorteckeningsformulicr toch, door ons reeds
vermeld, was geenszins dubbelzinnig goweost. Het

nieuwe, nu ontworpen, was dubbelzinnig in de hoogsto
mate. En dit is aan gcon onwillckcurigo fout too te
schrijven, maar met opzet gebeurd, zooals duidclyk
blijkt uit wat later hierover gehandeld, gesproken en
geschreven is.

Do belangrijko zinsnede uit dat formulier, luidt
aldus;

wij verklaren: „dat wij do bolangon, zoo van hot
Christendom in liet algemeen, als van het Ncderlandsclic
Hervormde Kerkgenootschap in het bijzonder, door leer

-ocr page 60-

48

éii wandel, zorgvuldig zullen behartigen; dat wij de
leer, welke, overeenkomstig Gods Heilig Woord, in de
aangenomene formulieren van eenigheid der nederlandsche
- Hervormde Kerk is vervat,
ter goeder trouwe aannemen
.en hartelijk gelooven:" enz i).

Hierbij werd aan den onderteekenaar overgelaten te
bepalen, wat
de leer was die overeenkomstig Gods
^ Heilig Woord is. Zij was vervat in de aangenomene
formulieren. Ook moest de onderteekenaar zelve maar
onderzoeken,
wat die formulieren waren. De synode
noemde ze niet. Eerst vele jaren later sprak een lid
dier eerste Synode,
Donker Cürtius, het uit, dat
die aangenomene formulieren waren: de 37 artikelen
en do Catechismus 2). ïot dien tijd was dit aan ieders
persoonlijke opvatting overgelaten, hoe men die woor-
den moest verklaren. En dan
in die formulieren,
welke men als de aangenomene zoude beschouwon, was
de leer overeenkomstig Gods Woord vervat. Maar een
ieder moest zo daaruit opdelven of zooken, do Synode
wilde geene nadere bepalingen hierover geven. Dus
zien wij dat er do grootste ruimte werd gegeven, aan
dc subjectieve gevoelens der oudortcokonaars, terwijl
do objectiviteit der formule zeer gering was.

Het kwaad door deze bepaling gesticht is dan ook
geenszins gering geweest, en werkt nog voort. Hierdoor
zijn mannen van allerlei richtingen cn van verschillondo
kleuren, in hetzelfde kerkverband gobnicht on geko-
men , en is die groote verwarring voorbereid waarin
wij nu de Nederlandsch Hervormde Kerk zien verkeeren.

Ook was dozo wjjzo van handelen der Synode, geheel

1) G. VAN DER Tuuk. Haiidbock I png. 231.

2) GoJgclccrdc bijdragen ISIS, ü\'\'« dl. pag. 12 cn 13.

-ocr page 61-

49

tegen het door haar van regeeringswege ontvangen man-
daat.
Zij moest de leer handhaven en voor hare hand-
having zorg dragen. Zij heeft
niets van dit alles gedaan.
Met recht komt dus hij het ongenoegen,
over hare te
zamenroeping
door den Staat, over het geweld daarbij
wederrechtelijk der Kerk aangedaan,
nog de billijke
verontwaardiging over zulke omoettige handeling, en schen-
ding van haar mandaat,
als hierdoor werd begaan.
Vooral omdat dit laatsto op zoo behendige wijze ge-
schiedde, dat zulks aan Z. M. en aan den Commissaris-
Generaal, als niet met zulko theologische spitsvondig-
heden vertrouwd, geheel moest ontgaan. Wij zien dus
dat do organisatie van 1810, op onwettige wijze ont-
staan en ingevoerd, ook
in zich zelve gevaarlijk is
geweest. Want hoewel do suprematie van den Staat,
hoe grievend ook, niot reclitstreeks betrekking had tot
de geloofsleer, heeft evenwel do Synode, door haro
positie hiortoo in staat gestold, zich willekeurig
daaraan
vergrepen, eii de Kerk willen onderdrukken.

Immers, oono verandering tc willen maken in do
leer der Herv. Kerk, kwam in dos Konings gedachte
niet op. Do Synodo was hiortoo evenzeer onbevoegd.

En wat, vraagt ^[r. Groen van Prinsterer, is or
desniettemin in hot Kerkgenootschap reeds spoedig ge-
beurd? „Dit is, na liotgoen in de laatsto jaren door
de leden zelve van do Synode, ondor wodorzijdschc
beschuldigingen cn dénientis,.bekend is gemaakt, thans
niot moor eon geheim. Mon woot nu dnt, door oono
subtiele verandering in hot formulier, hetwelk door de
leeraars wordt ondertcckond, door oeno weluitgedachto
woordschikking, terwijl alles in schijn wordt bohoudon,
alles inderdaad op losse schroovon word gestold."

„Liefst, vervolgt Groen, qualificeer ik dozo han-

4

-ocr page 62-

50

delwijze niet. Ook hebben zij die er voornamelijk
de hand in gehad hebben, de moeite aan anderen
bespaard, toen .zij vóór weinige jaren in den kreet
van verontwaardiging over de mogelijkheid van zoo-
danig bedrog hebben gedeeld; toen zij met den hate-
lijken naam van jesuitische streken hebben bestempeld
wat zij daarna, als een meestertrek van vindingrijk
vernuft, onder de dierbaarste trofeeën hunner kerkre-
geering hebben geteld" i).

1) De maatregelen tegea de afgesch. aan h. Staatsr. getoetst 1837.

-ocr page 63-

HERLEVING DER GEMEENTE.

Door den zoo even beschreven toestand en geest
der kerkregcering, is in stede van zuivering, steeds
grooter verwarring ontstaan. Terwjjl vroeger
niet de
vrijheid van het geweten, maar icel de vrijheid van pre- :
diking beperkt was,
zoodat de nieuw aankomende leeraars :
moesten beloven „indien het soude mogen gebeuren ,
dat wij na desen eenig bodenken of ander gevoelen ,.
tegen dezo Leoro kregen, beloven wij dat wij \'t selve \'
nog openlijk, nog heymelijk, sullen voorstellen, loeren
of verdedigen met prediken of schrijven:" enz., bostond
nu de grootst mogelijke vrijheid in dezen. Eon ieder
bracht vnjeljjk zjjno private gevoelens en meeningen,
in stedo van do Leer der Kerk, aan do gomoento,
welker opziener hjj was. Wel bloven er steeds leeraars
die do Kerk bloven ooron, en do gezonde evangelie-
verkondiging brachten, hun getal was evenwel nict
bijzonder groot. Velen hunner waren lioden die niot
weinig van het geloof dor schriften hadden verloren,
of ook dezulken, door wie do leer nog al zuiver ver-
kondigd werd, evenwel als een van buiten geleerd
lesje, zonder dat het leven hunno woorden bozcgolde,

-ocr page 64-

52

veeleer ze dikwijls weersprak. Bij de zoodanigen werd
ook meer afgebroken, dan hunne gewone werktuige-
lijke predikatiën en catechisatiën konden herstellen.

Te midden dier verwarring stonden evenwel zooals
wij reeds aanduidden, sommigen getrouw op hun post.
Zelfs werden de toestanden rondom hen, als zooveel
prikkels te meer, die hunnen ijver aanvuurden. En
de pogingen door hen ondernomen, om het leven der
gemeente aan te wakkeren bleven geenszins vruchte-
loos. In de gemeente zelve was reeds herleving ge-
komen, en zoowel onder het volk, als ouder de aan-
zienlijken werden er gevonden, die door hunnen arbeid
hiervoor duidelijk pleiten. Het is op deze drieërlei
groepen, dat wij moeten letten. Zij zijn in \'t kort,
allereerst
de getrouwe leeraars l), vervolgons uit do
gemeente,
Bilderdijk en de zijnen, waaronder van de
aanzienlijksten des lands, en ten laatsto sommigo zoo-
genaamde
oefenaars, onder anderen VuaEBOOM.

Van de eerste groep zullen wij twee namen ver-
melden 2) die of door den krachtigen invloed hunner
werkzaamheden, of door do wijze waarop hunne pogin-
gen beoordeeld worden, niet van gewicht ontbloot
zijn. "Wij noemen dan allereerst
Nicolaas Schotsman ,
predikant to Leiden. Dezo lecraar had tor godachtcnis
der Synode van Dordt, op haren twoohondordston
verjaardag, eenige leerredenon gohoudon. Dezo stukkon
gaf hjj daarop in druk onder don titel:

1) «De Christel, wereld der laatste halve eeuw" png. Bil. »Nog altijd
stonden er orthodoxe leeraars pal, al moesten zij zich met eene beschei-
den plaats vergenoegen. Do piëtistische kringen recrntecrdcn in stilte
hnnne bekeerden, en betreurden vroegere dagen."

2) Hiertoe behoorden ook, de geleerde Kantinan J. J. Lk R, en
Lucas Eoelino, die in zijne geheel eenige persoonlijkheid een beeld was,
van hct zuiverste pictisme.

-ocr page 65-

53

Eerezuil, ter gedachtenis van de voor twoo hon- ^
derd jaren te
Dordrecht gehoudene Nationale-Synodo,
opgerecht door
Nicolaas Schotsman, Pred. to Lei-
den. Anno
1819 Leiden bij J. van Thoir. gr. 8®.
204 pag.

Het bestond uit twee leerredenon, do eeno over \\
Hand. XX : 30 en 31a, de tweede over Openb. XVI: 16.

In dit geschrift (do eerste leerrede) zegt de schrijver
dat men in zijno dagen wonderlijk oordeelt ovor do
Dordtscho Synode. Hij laat zijno tijdgenooton hior-
aangaande zeggen: „ja maar het oordeel ovor do
„Dordscho Synode is nu geheel anders gewijzigd, dan
„vóór twoo eeuwen. Toen prees mon al, wat z\'ij
„vorrigt had. Nu do driften bekoeld zijn, oordeelt mon
„anders."

Mon oordeelt dan nu: „dat dozo Kerkvergadering
„meer uit staatkunde, dan uit zucht tot hot bohoud
„dor waarheid zamongoroopen is; — dat do daar bo-
„handoldo goschillon niet zakelijk waren, maar slechts
„op woordenstrijd noorkwamon; — dat cr rodonon
„zijn, om dc voroischto bekwaamheid cn hot wettig |
„gezag der Dordscho Vaderen to betwijfelen; — dat
„zij zich in hot bcoordeolon dor geschillen moor door
„monschohjko drift en partijzucht, dan door liofdo tot
„do waarheid hebben laten leiden; — dat hun vorrigto
„arbeid niot bekroond is geworden mot heilzame vruch-
„ton; on — eindelijk, dat hot in onzo dagen, waarin
„men do
broederliefde on vereenujing dor Protestanten
„behartigt, niot to pas komt, dio oudo twisten op to
„halon, on aan do Kerkvergadering, die dezelve zoo
„gestreng beoordeeld heeft, mot lof to gedenken."

Daarom on opdat zulko vorleidondo redenon geen
ingang zouden vindon iu onbevooroordeelde gemoederen,

-ocr page 66-

54

zeide Schotsman de evcngemelde bedenkingen nog eens
kort en bondig te willen weerleggen.

Deze weerlegging werd in de theologische en gelet-
terde wereld, alles behalve gunstig ontvangen. — Wij
zullen als proeve daarvoor alleen vermelden, iets uit
de recensie op dit geschrift, die gevonden werd in
de Vaderlandsche letteroefeningen. Aldaar wordt, in
het P\'® stuk van 1819, op pag. 504 enz., dit werk
aldus aangekondigd:

„Zietdaar, Lezers! een boekje, hetwelk geen Chris-
„ten, wien de echte Evangelische geest, een geest
„van liefde en nederigheid, bezielt, en wien do vrede
„der Christenkerk ter harto gaat, zonder ergernis,

„zonder droefheid en ontevredenheid kan lozen.....

„De Hervormde Leeraar Schotsman, heeft op nieuw
„willen toonen,
ketgene men al voorlang wist, dat zijn
„nomen ook eert omen is . . . .; en deze Leerredenen,
„in dit boekje uitgegeven, zullen nu, zoo als het heet,
„voor deze Synodo oeno cere-zuil, voor hem zelven
„gewis eeno altoosdurondo
Schand-zuil zijn."

In dergelijke bewoordingen gaat het nu door, en
volgt de bespreking van den inhoud, tot do recensent
op hot einde van zijn referaat, nog eens duchtig uit"
vaart en vooral zijno strenge afkeuring doot hooren
niet alleen over het ongepaste, volgens zijne meening,
maar ook vooral om hot
ontijdige van dit geschrift

1) Wij nchtcn het niet ondienstig, deze zamen vatting van grieven van
den reccnsent, hier te vermelden.

„Zietdnar, Lezers! hut bcloo]) cn den algemeenen inhoiid vnn dit stukje.
,ln lupcrderc bijzonderheden hebben wij ons, om der ongcmcenc hate-
;lijkhcid wille, niet mogen inlaten. Jlaar vuilaardiger is over do oude
„geschillen nooit geschreven, bitterder zijn
de door de Dordtche Synode
„veroordeelde gevoelens
nooit doorgestreken, parltjdiger werd het op die

-ocr page 67-

55

De verontAvaardiging van den recensent was zoo
groot, dat hij, stond het in zijne macht, dien vermetele |
zoude straffen. Daarom zegt hij: „Yoorwaar elk,
„die, in zulk een\' tijd, de vrijheid der drukpers mis- \'
„hruikende, den vrede komt verstoren, ongetergd, uit *
„louteren moedwil, zijne broederen op het lijf valt,
„kwaadaardig
de7i publiekeri geest wederstreeft, en zich
„tegen don openlijk verklaarden goeden
tdl der hoogste
„Autoriteiten
aankant, — neen! or is geen voorwend-
„sel, waarmede zulk een van schuld kan worden vrij-
„gepleit.
En dan zulk een, die door het publiek i)
„bezoldigd wordt,
om het Evangelie der liefde en des
„vredes te verkondigen! . . . . Do» algemeene veront-
„waardiging behoort hem te blijken; do kerkelijke
„tuchtroede behoorde hem to kastijden. Zij vervolgt
„zedeloozen, ontuchtigen, enz. behoort zij, in den dienaar
„der Kerk, dio andoren ten voorbeelde strekken moot,
„do schandelijkste overtreding van hct
groot gebod,

»Synode voorgevallene nooit herhaald, en tlouler werd, onder dat alles,
„hier en daar nooit gelogen, dan hier geschied is.

»Voorheen, in het barncn der twisten" lieten zulke .buitensporighe-
,den" zich begrijpen, «schoon niinnier vcrontschnldigen."

„^laar wat zal men dnu inbrengen tut verschooning der uitgave vau
„zulk cen geschrift, als het tegenwoordige, iu eenen tijd, waarin geen ,
„hamerslag van twist gehoord wordt, allo driftstorm zwijgt, diepe vrede
»hecrscht,
de Protestanten alomme elkander naderen, dc Algemeene 1
„Christelijke Synode der Hervormde Kerk iu Nederland, aan alle l\'rote-
„stauten, nis geliefde broeders in den Hccre Jezus Christus, betuiging
„doet van broederlijke gezindheid, welke,
bij alle vertchil van begrippen,
ukan en moet bestaan,
en yarWv^tiTi, z\\e)x tot aankweeking daarvan tteedt
„op het duurst verpligt te achten,
enz,"

l) Zeer eigenaardig wordt hier gezegd, dat do leeraars door „bel •
publick" bezoldigd worden. Hct „publiek" cn „den publickcn geest" mocteö
zij gehoorzamen. Van Gemeente is hier geen sprake. Dio schijnt niet
meer te bestaan.

I

-ocr page 68-

56

„welks betrachting de Heer Christus met die der liefde
„Gods
gelijk stelde, te dulden?

Maar de re.censen.t draafde hier door, hij herinnerde
zich ten laatste, dat, „dit hatelijke stuk pronkte met
„eene kerkelijke goedkeuring, en deze nog wel (de lezers
„moesten zich verbazen,) geteekend door den President
„van het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Hollanxl,
„die dezelfde man is, als
de President van de Alge-
„vieene Christelijke Synode der Hervormde Kerk,
en
„die, als zoodanig mede do circulaire aan de Protes-
„tanten geteekend heeft, waaruit wij hiervoor do
„schoonste betuigingen en verklaring van
broederlijke
„gezindheid
bijbragten."

Wij gaven dit proefje van beoordeeling, omdat
hieruit zoo schoon den geest der toen oppermachtige
richting blijkt. Niettegenstaande
de kerkelijke goed-
keuring
waarmede het geschrift van Schotsman was
voorzien, durfde de man die dezen leoraar verweet to
kort te schieten in het betrachten der christohjko
liefde, zelve de allorpartijdigste woorden spreken, ja
eelfs hot gebod der Hefdo zooverre vergoten, dat hij
\' Schotsman niot onduidelijk gelijk stelt, met zedeloozen
I en ontuchtigen.
Immers do zedeloosheid en do ontucht
zijn niot zwaarder overtredingen,, dan het verdedigen
der oudo Kerk dozor landen, on barer Synodo natio-
naal. „Ex unguo Iconom." Moest bovendien de richting,
welker woordvoerder hier bij het vermelden van „don
wil der hoogste Autoriteiten" en het oischcn van on-
derwerping daaraan, zelf integendeel, den President
van het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Holland cn

2) De genoemde Circulaire was, die tot uitnoodiging om mede hct
derde Eeuwfeest der Hervorming te vieren, van den IC» Juli 1817.

-ocr page 69-

57

de Kerk, in hare kerkelijke goedkeuring weerstreeft,
zich niet machtig gevoelen. En herkennen wij in deze
richting niet de kinderen der
revolutie, die de Monta-
LEMBERT ZOO juist omschrijft, als hij ook van haar
sprekende zegt:
La rénoluiionqui préche la légitimité
de Vinsurrection partout et toujours, sauf contre elle-même.

Immers Schotsman\'s geschrift was tegen haar ge-
richt. En do gemeente wilde wel naar dien duisferling
hooren, en zijne woorden meer achten dan do zoet-
sappige redenen over liefde, vrodo on verdraagzaamheid,
der vrienden van don recensent; hoowel dio vrienden,
blijkens don\'recensent, er niets in zagen, bij het be-
sproken dor algomoono monschenliefdo on het aanprijzen
der vrijheid, van hunnen kant dio liofdo niet to bo-
trachteu, die vrijheid don tegenstander niet to gunnen.

Don tweedon naam, dien wij nog wildon noemen,
is dio van don Ilaagsclien predikant
Dirk Molenaar.
Dozo leoraar is zoor bekend door zijn „adres aan alle
mijne Horvormdo goloofsgonooton." Dit werkjo ver-
scheen naamloos in 1827, en maakte zoo grooton op-
gang, dat nog in datzelfde jaar oono
tweede druk
verscheen. En do oorzaak van hot veelvuldig lozon
van dit vlugschrift, wordt onmiddellijk duidelijk, zoodra
mon ecnigszins den inhoud hiervan nagaat.

Do schrijver had in een werk van don Eorw. Kuiper ,
rustend Predikant te Haarlem, aanleiding gevonden
tot hot uitvaardigen van zijn „adres." „Hulde doondo,"
zegt hij, „aan \'a mans dool en toolog,.... jammerde
„hot mij, dio ook gewoon bon hot verval van ons
„dierbaar vaderland nacht on dag to bopoinzon on to
„betreuren, dat do oerwaarde man, van wiens goeden
„toeleg ik lang gehoord had, in dozo zaak oenigzins
„mistastte on, zoo ik vrees, voedsel geeft aan do

-ocr page 70-

58

„eigenlijke oorzaken van het verval in de godsdienst,
„en de listen van onzen tijd al te veel, (hoewel zonder
„dit te willen) in de hand werkt."

Molenaar gaat daarop verder, „met de eigenlijke
oorzaken van het verval in den godsdienst" volgens
zijne overtuiging aan te wijzen.\' Hij doet dit evenwel
met de grootste voorzichtigheid, en voelt zich daarom
gedrongen, zich allereerst bij het publiek in te leiden
niet de woorden: „Ik sta in geenen deele met
da
„Costa , Capadose , Thelwall i), Vijqeboom
of der-
„gelijken in verband. Ik kenne deze menschen niet,
„en weet niet dezelve ooit gezien to hebben. Ik keuro
„zelfs zeer vele onberadene cn onbewczene uitdruk-
„kingen in hunne schriften af, en mag niet, dat men
„zoo onbepaald en onbosuisd spreekt. Maar ik ben
„aan de andere zijde ook zeer verre verwijderd van
„die strenge, onbarmhartige en onchristelijke oordeel-
„vellingen, welke over deze menschen geveld worden,
„en geloof veeleer, dat zij geenszins de aanleiders zijn
„van het wantrouwen, hetwelk in onze dagen togen
„do Leeraren plaats heoft 2); maar dat het gedrag van
„sommige Bedienaren des Evangelies zelve daartoo aan-
„leiding gegeven heeft, en nog steeds voortgaat to
„geven." Verder zegt deze schrijver:

„Hot kan niet ontkend worden, dat er ondor de
„belijders van de Hervormde Godsdienst in deze dagen
„verwarring en oneenighcid plaats^ hooft. Ik spreek

1) In \'tjaar 1825 kwam een grooto watervloed. «Een Engelseh zeudo-
»ling,
TitELLWAL te Amsterdam ouder Israël werkzaam, gaf een brochure
\'„uit die ten titel had:
Keert u tot Hem, die slaat, Dio brochure zag
herdruk op herdruk." Officieelo stukken, deel II. p. 20, (
Brummelkamv).

2) Deze woorden bovatten niet onduidelijk, een bewijs dat er leven
kwam iu de gemeente.

-ocr page 71-

59

„geen enkel woord .van vele wargeesten, die eigentlijk
„zelve niet weten wat zij gelooven, en die het onderling
„met elkander niet eens zijn. Maar ik heb het oog
„op de regtzinnig Gereformeerden en de meer liberalen
„in onze kerk. Do eersten zeggen zich te houden aan
„de Dordsche Synode, de anderen willen vrij zjjn, en,
„zoo als zij zeggen, naar eigen inzigt en vrije over-
„tuiging denken en spreken. Het laatstgenoemde ge-
„voelen schijnt veel voor te hebben;.... Hetzelve wint
„daarom des to meer veld,
omdat men het doet en
„bedrijf der DordUche Synode in een ongunstig licht
„weet te plaatsen, het geloof aan de vaststellingen dezer
„Synode weet te doen voorkomen, als eene vordering,
„gelijkstaande aan die der lioomsche kerk,
enz.

Deze voorstelling dor zaken is, volgens Molenami,
zeer onhistorisch. De Synode van Dordt heeft geenszins
iemands geweten aan banden gelegd. Die in de kerk
dezer landen niot vermocht te blijven, kon vrijelijk
heuengaan. Do andero gozindhedon haddon immers
vrijheid „tot do uitoefening van hunno belijdenis,"
en hot stond zoo aan olk vrij tot eeno andero gezindte
over to gaan, wanneer hij do Calvinistische leor "to
streng on niet overeenkomstig zijno inzichten vond.

Er was vrijheid van geweten, maar in de Kerk was
er geen leervrijheid. Juist hiertogon zondigden do
Arminiaiion, en hierdoor ontstond onrust. Hierin,
schrijft Ds.
Molenaau vorder, moest do Synodo van
Dordt voorzien. Onder anderen zegt "hij: „In dezo
„Kerkvergadering werd dus geenszins do wet gesteld^
„wat wij goloovon mooten, dit mag geen Kerkvorga-
„doring opleggen cn dit kan zoker geen Geroformeerdo
„Synodo dpon, dio zich houdt aan het zovondo artikel
„onzer Nedcrlandschc geloofsbelijdenis. Do Dordscho

-ocr page 72-

60

„Synode stelde alleenlijk bij vernieuwing vast, dat de
„leer in de formulieren van éénheid vervat, de zuivere
„Calvinistische leer was, die door onze Hervormde
„Kerk in ons vaderland beleden werd, voegde er
„daarom vijf artikelen bij, die eene nadere uitbreiding
„van die punten in zich bovatteden, over welke de
„Eemonstranten getwist hadden, en bepaalde bij ver-
„nieuwing de onderteekcning en bezwering van deze
„formulieren van éénheid door allo de Predikanten,
„Professoren, Catechiseermeesters, Schoolonderwijzers
„en Kerkeraadsleden, ten eindo do éénheid en do rust
„in de Kerk te bewaren, en to zorgen dat de zielen
„niet door dwaalbegrippon zouden misleid worden. Elk
„dus, die zijn gezond vorstand gebruikt on mot een
„onbevangen oordeel uitspraak doot,
zal moeten erken-
„nen, dat deze inrigting niets gemeens heeft met de
„Roomsohe handen, gelijk elk eerlijk man, die zich met
„de gevoelens onzer Kerk niet vereenigen kan, liever
„onze Kerk verlaten zal, dan ontrouw worden aan zijn
„woord en eed."

Er was evenwel groote verwarring ontstaan in do
Kerk. En
Molenaar zegt hiervan: „Do vrijheidszucht,
„welke ons vaderland besmet on verwoest hooft, is
„tot do godsdienst, langs onderschcidono wogen, door-
„gedrongen en hoeft zich moester woton to maken van
„do algemeeno donkwijs dor monschon____

„Uit deze en dergelijke oorzaken is mon moer on
„moor vijandig geworden tegen do Calvinistische leer,
„en zijn de verwarringen cn twisten veroorzaakt, wolko
„in onzo dagen plaats hebben cn dio zooveel onrust
„on verval met zich voeren.
Intusschen zegt men, dat
„wij in onze dagen algemeen tot heter en zuiverder en
„grondiger gedachten over de godsdienstleer gekomen zijn^

-ocr page 73-

61

„m dat dns het aanzien dezer leer, derzelverprediking,
„en de denkwijze der mensehen langzamerhand in onze
„Kerk moeten veranderd en op den nieuwen leest moeten
„geschoeid worden"
Indien dit alzoo ware, zegt Mole-
naar
, dan is de vraag, wat moet het kerkbestuur onzer
Gereformeerde gemeenten in dit geval doen? „Is het
„goed on geoorloofd elk dan maar zijne vrijheid te
„geven en hem to laten leeren en prediken on belijden
„wat hij wil 1)? wat zal er dan, van schrede tot
„schrede voortgaande, eindelijk van komen?

In andore Kerken, waar men zulk eene vrijheid had
of gebruikte, was men er toe gekomen, om bijv. dq
wonderen weg te redenoeren, do Godheid van
Christus
to loochenen, en alles wat uit zulko loochening nood-
zakelijk moot voortvloeien. Maar ging onzo Kerk ook
niet roods dien weg op ? Immers
Molelaar vervolgde:
„Zijn niet roeds do schriften van Goroformeordo Leeraren
„voorhanden, welko dit gezegde staven, ou wordt hot
„hier on daar niot in do Predikatiën bespeurd? Ik
„vrago aan olk eerlijk hart: w
dit eerlijk? Is dit I
„eerlijk zoolang cr Leeraren cn belijders zijn, dio bij
„do oudo on bezworen loor dor Hervormde Kork uit
„overtuiging verkiezen te blijven? Is mon van oordcol,
„dat onzo Kork, dat onzo Dordscho vaders gedwaald
„hebbon?
goed! maar waarom dan niet eene algemeene
„kerkvergadering belegd en een bedaard en Christelijk,
„adres aan alle de Hervormden gemaakt met voorstel,
„om de leer te veranderen en dan gezien, wie dit niet

1) Uit deze vrnag, blijkt, dat het Kerkbestuur toen, die vrijheid
gaf. Dit was dus ccn zondigen tcgeu het mandaat, der Synodo door dc
regecring gegeven. Bij het ongenoegen over het ontstaan der organi-
satie van 1816, wns dit
onwettig gedrag dier Kerkrcgcering allcziu»
geschikt dal ongenoegen nog te vermeerderen.

-ocr page 74-

62

. „verkozen, de kerken en goederen eenvoudig en in groote
Q ^ „bedaardheid verdeeld, en vrede en liefde langs dien

„weg bevorderd? En is deze maatregel niet goed, waarom
„dan niet eenen anderen gekozen, bij welke men den
„eerlijken weg bewandelen kanV

Na dezen weg om uit de verwarring te geraken aan-
gewezen te hebben, beschouwt de schrijver nog eenige
oorzaken dier verwarring. En hier is het, dat hij ook
j aan de organisatie van 1816, een groot deel van het
kwaad wijt. Ook heeft de aldus ingestelde Kerk-
regeering zelve niet veel goeds gesticht. Onder anderen
wordt door hem uit „dc verordeningen omtrent de
eeredienst" in de algemeene Synode van 1817 gemaakt,
geciteerd: „
Voorts is ten opzigte van onze Liturgie-
„formulieren, bij het Synode teel in ovenoeging gekomen,
„of het opstellen van nieuwe, of wel het veranderen der
oude dienstig konde zijn aan de becorderinq eener meer
„stichtelijke bediening van Doop en Avondmaal; doch
„het is aan hetzelve voorgekomen, dat deze maatregel
\' „ongepast en ontijdig zoude zijn. Immers zijn die Litur-
„gieformulieren opgesteld ten gebruike van Leeraars,
„welke nog niet behorelijk geoefend loaren in al de deelen
„der IL bediening, en welke dus nodig hadden door
„zekere voorschriften aan eene gepaste en eenparige lei-
„ding gewend te worden. Deze behoefte bestaat niet
meer:
enz. De adresschrijver kan niet mede instem-
men met die uitspraak, dat de formulieren alleen voor
de
onervarenen zouden opgesteld zijn. Maar verder zijn
dezo woorden der Synode oorzaak van het miskennen
der formulieren.

„Intusschen, zegt hij, is het ons bekend geworden,
„dat een aantal jonge en zelfs meer bejaarde Predi-
„kanten door dit schrijven van de Synode, zijn misleid

-ocr page 75-

üS

„geworden, die of voor zichzelven nieuwe formulieren
„ontworpen, of de lezing en het gebruik der oude
„nagelaten of grootelijks veranderd hebben, op de eene
„plaats tot veel ergernis van sommigen, en op do
„andere tot bevordering van een bandeloos liberalisme."

Ook van do onderteekenings-formulo voor aanko-
mende leeraars, in 1816 opgesteld, zegt hij het vol-
gende. „Daarin wordt den aankomenden Leeraar de
„onderteekening afgevorderd;
dat wij de leer, welke
overeenkomstig Gods Heilig Woord in de aangenomen for-
mulieren van eenigheid der Nederlandsche Hervormde^
Kerk is vervat, ter goeder trouw aannemen en hartelijk
geloven."
„Dit stuk is met zooveel list en subtiliteit
gesteld, dat do wijze en brave vader
Krieger (de
President dier Synodo) zekerlijk geen kwaad verinoe-
dendo, het niet bemerkte en dat velen na hem het
niet zoo spoedig hebben ingezien."

Immers men ziet, „dat er niet staat dat de formu-
lieren onzer kerk overeenkomstig Gods woord zijn,
maar
met zinsbohouding,
dat men die leer gelooft, welke
overeenkomstig Gods woord in de formulieren onzer kerk
vervat i<s.
Do onderteekening geschiedt dus niet, omdat
men die formulieren erkent als overeen to komen
met Gods woord, als uitdrukkende de leer van Gods
woord; maar
voor zoo ver zij met Gods woord over-
eenkomen.....

„Duidelijk is hct dus, dat alle jonge Predikanten,
„welko na 1816 zijn aangekomen, de volkomonsto
„vrijheid in leer en prediking hebben, als zij alleen-
„hjk maar zorgen, dat zij hunno stolsels uit den Bijbel
„kunnen bewijzen cn dit is nict moeielijk, daar reeds
„hct oud vaderlandscho spreekwoord zegt: daar is geen
„ketter of hij heeft zijn letter!

-ocr page 76-

64

Na nog meer over do droevige toestanden op het
kerkehjk gebied, gezegd te hebben, spreekt
Molenaar
ten laatste: „Dit een en ander wenschten wij onzen
„land- en geloofsgenooten onder de aandacht gebracht
„te hebben. Niet om daardoor menschen tegen men-
„schen op te zetten, want de geest heeft geen lust tot
^ „nijdigheid;
maar 07n nog iets tot ware verbetering der

■ „verontrustte en bedreigde Vaderlandsche Kerk te mogen

■ „bijdragen i). Indien toch het kwaad nimmer gezegd
„en aangewezen wordt, hoe kan het dan Al3rbeteren?
TjLaat men alles stilzwijgend voortgaan, dan wordt
„het van jaar tot jaar erger, on wij zullen eindelijk
„ons te laat beklagen, over iets, dat wij hadden kun-
„nen voorkomen. Daarom bidden wij alle rechtzinnige
„geloofsgenooten, zich te hoeden voor onverschilligheid

/„omtrent dc waarheid, dio ons naar Gods woord van
\' „de vaderen is overgeleverd, en te houden wat wij
„hebben, opdat niemand onze kroono neme, maar
„vooral te zorgen voor twisten en oneenighedeu, dio
„nooit het goede stichten, maar de waarheid tc bc-
■ „trachten in de liefde."

Terwijl hij zijn adres besluit, mot do woorden:
„God, die mijn hart kont, weet waarom cn mot wolko
„bede ik dit gcschroven en verzonden heb on ik eindig
„daarom met aan elk mijnor lezers too to roepen:
ziet
^ „ik heb het idieden gezegd T -)

Een groote opschudding verwekte dit geschrift.
Overal werden pogingen in hot work gesteld, om den
naamloozen schrijver, uit te vinden. Zelfs de koning

1) Ilct cursivccren gcschiedt hier door ons.

2) liet gccitcerde ontleenden wij aan hct, «Adres nan alle mijne Ilcrv.
Geloofsgenooten," tweede druk, te Amsterdam bij J. 11.
den Oi\'drn, 1827.

-ocr page 77-

65

beval den Minister van Justitie een streng onderzoek
in te stellen en Z. M. zoo spoedig mogelijk te berichten
wie de schrijver was. Hij was spoedig gevonden. En
nu had
Molenaar zeer veel te doorstaan. Een der-
genen die zijn geschrift, of eigenlijk zijn persoon, fel
aanrandde, was de schrijver van het naamloos uitge- (u^.
geven geschrift: „Het Adres enz., getoetst aan den r
Geest der Waarheid, der Liefde en des Vredes."
Amsterdam bij G.
Portielje 1827. Deze schrijver
was
Bernardus Verwey , vroegere ambtgenoot van t
Molenaar , toen rustend leernty te \'s Gravenhage.

Zijn werkje begint in de inleiding aldus: „lleeds
„voor eenigen tijd werd mij ter lezing gezonden eon go-
„schrift, voerende don titel van: Adres aan mijne
„Hervormde Goloofsgenooton, te Amst. bij J. H.
den
„Ouden
1827. Hot trok niet veel meer mijne aan-
„daclit, dan menig ander liefdeloos on twiststokond ~
„voortbrengsel uit dien winkel. Hot ergerde mjj wol,
„dat er zoo vele lasterlijke ouwaarhedon, op hatobjkon
„toon gezegd, in voorkwamen; doch ik dacht, do man,
„dio hot geschreven hcoft, indien hij Predikant is, is
„boos, dat hij niot genoeg in aanmerking komt, goonen
„invloed heeft en wolligt buiten oenig kerkelijk bestuur

„blijft..... Voorts geloofde ik, tor goeder trouw,

„dat het Blaadje wol in den vloed der vergetelheid)

„wegdrijven en mot andere blaauwbockjes,.....naar^

„don kruidenierswinkel zou verzonden worden. Maar
„die verwachting word op ééns to leur gestold, toen
„mon alommo hoorde vragen:
„heM gij dat ticiststokend^
„adres eenes scheurmakers al gelezen?" Niot geneigd
„noch gewoon, om mij in twisten to mengen, welko
„mij niot aangaan,. ... was hot voornemen bij mij niot
„opgekomen, om ccne enkele pen tot het schrijven

5

-ocr page 78-

66

„eener wederlegging te versnijden. Doch, na het ont-
„ staan van ontrustende geruchten, van geprikkelde harts-
„tochten en van beklag over het twiststoken, in dagen
„van uitwendigen vrede , in een zoo gezegend land, onder .
„het bestuur van eenen vaderlijken en niet te verge-
„lijken Koning, bij de heilzaamste inrigtingen van een
„doelmatig onderwijs ter opleiding van edele jongelingen
„voor Kerk en Burgerstaat, gevoelde ik eene neiging,\'
„om een enkel woord te schrijven over dat stuk, liet-
„welk mij voorheen, in stilte, reeds geërgerd had,
„maar nu vooral hatelijk en schadelijk voorkwam, nadat
„het zoo veler opmerkzaamheid tot zich trok" 1).

Uit den toon der inleiding, kunnen wij al dadelijk
den inhoud en de wijze van aanvallen beoordeelen.
Het is met groote oppervlakkigheid gesteld, cn het
verwondert ons niet dat
Molenaar veertien jaren later
kon getuigen 2): \'

•„Vraagt iemand: is het dan waarheid, wat de
„schrijver in zijn
Adres heeft gezegd? dan mag ik met
„blijdschap en op goede gronden verklaren, dat mjj
„nog nimmer de onwaarheid der door mij aangevoerde
„punten overtuigend is aangewezen, niettegenstaande
„ik er velen too bob uitgenoodigd. Wel is cr een
„naamloos stuk togen mij uitgegeven, getiteld:
Het
„Adres getoetst aan den geest der waarheid, der liefde
„en des vredes,
hetwelk naderhand bleek van wijlen
„mijnen rustenden ambtgenoot
Bernardus Verwey te

1) Wij cursivecren. Dc aanhaling is nit: liet adres enz., getoetst aan
den Geest der Waarheid, der Liefde eu des Vredes. — Jkn woord, ter
geruststelling, voor de vrienden der Hervormde Kerk. Amsterdam, 0.
PORTIEIJE 1827.

2) In zijne: Noodzakelijko Zelfverdediging door D. Moi.ENAAn, Am-
sterdam J. H.
dkn Ouden, 1841.

-ocr page 79-

67

„zijn, maar hetzelve was zoo weinig overtuigend en
„daarenboven op zoo vele plaatsen in tegenspraak met
„zichzelven, dat het mij ontraden werd de pen daar-
„tegen óp te vatten, en is ook later zeer krachtig
„wederlegd in een werkje, getiteld:
De Toetser ge-
„toetst,
van den Heer J. Le fenuriï, Lidmaat dor-■
„Hervormde Gemeente te
Leiden. Een toen nog levend
„Hoogleeraar heeft • mij in eeno briefwisseling wel
„trachten te bewegen tot herroeping van mijn stuk,
„en mij bedreigd, ingeval zulks door mij werd nage-
„laten, in een werkje, door Z. H. E. in het licht te
„^even, de Vaderlandscho Kerk beter te willen onder-
„rigten; doch dat boekje is niet verschenen, niottogen-
„staande Z. H. E. vele jaren daartoe tijd en gelegen-
„heid gehad heeft."

Bovendien kon Molenaau zich toen om de juistheid
van wat hij van . het
onderteekeningsformidier gezegd
had te staven,\' beroepen op het betoog liiorover in
n". 1 van de
Godgeleerde Bijdragen \\oov \\\\ct iaav
Immers daarin werd duidelijk uitgesproken, wat men
tot nog toe had nagelaten, dat dó zin dor woorden
van hot formulier was, to verklaren dat men geloofde
in do leor, vervat in do fonnulioren\'van eenheid, roor
zoox^eel dio overeenkomt met Gods Woord.

Dit geschrift waaruit wij citeerden, is dan ook niet
geschreven, om to antwoorden op grondige aanvallen,
dio
Molenaah\'s Adres had mooten ondervinden, maar
alleenlijk om vorkeerde geruchten, betrefrende des
schrijvers persoon, to weerspreken. Hot betreft namelijk
zijn verder gedrag, na het vcrscliijnen van zijn Adres.

Men zeido dat hij, bevreesd voor den storm dio
tegen hem opstak, het hoofd in den sc//oo< had gelegd,
dat hjj was teruggeweken. Zelfs vrienden van hem

-ocr page 80-

88

geloofden dit, wilde de oude Molenaar verdrijven.
Hij had niets herroepen

„Dusver," vervolgt Molenaar, „het geheel der zaak

1) Het is om de belangrijkheid der zaak zelve, ook om te hooren wat
hem in die dagen wedervoer, dat wij wat op pag. 12 vau het laatst-
genoemde geschrift wordt gevonden laten volgen. „Het
Adres was nn
„sints April
1827 in de wereld, het werd gïlezeu cn beoordeeld zonder
„eenige geruchtmakeude beweging tc verwekken, tot iu Julij vau diit-
„zelfde jaar.
Neen, hetzelve werkte in stilte en zeer gezegend, het deed
„de oogen van velen opengaan en ecu aantal weldenkendcn betuig-
„den de onbewimpelde en waarachtige waarheid van deszelfs inhoud, al
„dachten sommigen ook voor zichzclveu eu naar eigen licht wat vrijer ovcr
„dc Leer. Maar wat zal ik nu van den verderen loop der zonk zeggen ?
„Zal ik alles verhalen wat er alzoo gesproken eu gedaan is, cn waarvan
„ik naauwkeurige aantcekeningen heb gemaakt? Neen, lk zwijg van
„de aanleiding en van de personen, door welke het
Adres ter kennis
„van
Z. M. Koning Willkm 1 werd gebragt, 1) alsmede op welk ccnc
„wijze cn waarom men verlangde, dat dit stuk in handen van den ^li-
„nister van Justitie zou gesteld worden, en welk eenen loop deze za.ik
„verder heeft gehad, dewijl ik meen dat deze bijzonderheden thans op
„mijnen weg minder liggen en beter met den sluijer der stilzwijgendheid
„bedekt blijven. Geheel en al zwijg ik vau alles, wat er van tijd tot
„tijd in de Maandwerken eu Dagbladen aangaande mij en mijn
Adres\'
„dikwerf zoo hatelijk als onwaarachtig of overdreven gesteld werd, nl.s-
„mcde, wat deze cn die mij om dit
Adret hebben aangedaan cn doen
„lijden,
even alsof ik mij aan eene misdaad, ja zelfs aan eene groote
„en strafbare misdaad had schuldig gemaakt;
in plaats van dit, meen
„ik, dat ik door ccn veertienjarig zwijgen op dit alles getoond heb, dat
„ik door Gods genade weet te dulden, te verdragen cn tc vergeven;
»maar alt men nu in 1841 nog in den waan verkeert en wil, dat andiren
„daarin blijven zullen, dat ik in
1827 het hoofd in den tchoot heb
„gelegd en mijn eenmaal geschreven en door de uitkomtt zoozeer hevea-
„tigde Adret zou herroepen hebben.
Dan, zegt Molknaar, moet ik wel
„uitdrukkelijk tegen deze mccniug opkomen." Hierbij\'geeft hij dc stuk-
ken cn de toedrifcbt der zaak, waaruit ook volgens ons door hem tcu
volle tot het tegendeel mag worden besloten. Wij zullen de stukken als
aanhangsel laten volgen.

1  De Koning werd dus opzettelijk hierop attent gemankt.

-ocr page 81-

69

„gegeven hebbende, zoo mag ik dan nu ook op mijne
„beurt aan hot onpartijdig oordeel de uitspraak over
„laten of het kenmerkende van mijnen brief aan den
„Koning wel geweest is hot hoofd in den schoot te
„to leggen, of veeleer Z. M. te disabusoren on mijzol-
„vcn vrij to maken van geregtolijke vervolgingen, dio
„mij allezins onaangenaam hadden moeten zijn."

Uit deze citaten ontleend aan dc \'„Noodzakelijke
zelfverdediging" eon geschrift door
Molenaar gcruimon
tijd later, in 1814| geschreven , kunnen wij niet alleen
zien hoeveel dozo leoraar om zijne oprechtheid heoft
moeten verduren, maar ook hoeveel weerklank dit
Adres gevonden hooft. Immers de felheid waarmede
hót gelaakt, en dc ruwheid waarmede do schrijver
behandeld werd, zijn oen zeker bewijs dat hot dool
had getroffen, on bij do gemeente instemming vond.

Dit laatsto is mij bovendien overtuigend gebleken,
niot alleen uit do vele edities dio van hot
Adres noodig--
waren, maar ook uit onkelo geschriften mij tor hand
gekomen. Dozo stukjes zijn blijkbaar door eonvoudi-
gon goschroven. Zij zijn to vol fouten on to onbeschaafd
om hier iets daaruit to citcoron, do titels zal ik even-
wel vermelden, voor hom dio or belang in mocht stollen.

De titel van hot cono boekje is: liet Adres aan
alle mijne hervormde geloofsgenooten, tegen een lasteraar
verdedigt. Met een woord ter aanmoediging aan alle
mijne IJereormde geloofsgenooten.

Het audoro stukje was getiteld: Den schrijver tegen
het adres ontdekt: of een woordje aan dien zich noemende
Oudeman.

Boido stukjes zijn verschenen tor drukkerij van
M.
van der Ven, in dc 2\'\'\'= Molstraat n". 334, to
\'s Gravenhage.

-ocr page 82-

70

In beide wordt niet de minste instemming gevonden
met het geschrift van
Bernardus Verwey, te voren
reeds vermeld, en waarvan
Molenaar schijnt te willen
zoggen, dat dit het eenige werkje is waarin gepoogd
werd, openlijk zijn Adres te ontzenuwen. Hem scheen
het ontgaan te zijn, of in 1841 onbekend te wezen,
dat nog iemand zulks had beproefd, in eene brochure
onder den titel van:
Brief aan een^ vriend over het
veel geruchts gemaakt hebbend Adres enz., door eerll
voorstander van waarheid en christendom,
\'s Grav. 1827.
Dc toon van dit stuk is bedaarder, en de schrijver
toont een man van veel konnis to wezon. Bij veol
juists hierin te vinden, is toch het doorgaande betoog
ver van afdoende, en wordt dc geschiedenis der ker-
ken dezer landen geheel beschouwd uit het oogpunt
waaruit
Ypey en Dermout zulks doen. Deze historie-
schrijvers zijn zijne autoriteiten, ook voor do beoor-
deeling der Synode van Dordt. Ook op hun voetspoor
wordt door hem gesproken van tweo stroomingen in
onzo gewesten, dio van
Zwingli en Calyijn; on
zulks als of dio zeer uit elkander Hopen en steeds oven
sterk en altijd gelijktijdig bestonden, zonder zich met
elkander te vermengen of elkander uit te sluiten. Ja
ten slotte zoudo zelfs in dön grond de calvinistische
richting ons volk eigenlijk vreemd zijn. Zoo zegt hij
ondor anderen op pag.,6: „Vooreerst ben ik hot mot
„hem (
Molenaar) geheel niot eens, als hij verzekert,
„dat do volgers van
Arminius of do llemonstranten, in
„vijf voorname artikelen, van de
Gereformeerde leor
„afweken. Hier toch verwart do schrijver blijkbaar
„de gereformeerde leer met do bijzondero leer van eon\'
„der beroemdste kerkhervormers,
Calvinus. Maar ver-
„dient dan
Zwinglius onder do kerkhorvormers niot

-ocr page 83-

71

„mede eene aanzienlijke plaats? en mag de leer, door
„hem gepredikt, niet mede den naam van de
Gerefor-
„meerde
dragen?" 1) Op diezelfde wijze redoneerende,
zoudo men mogen zeggen: maar verdient dan
LuTiiER
onder de Kerkhervormers niet mede eene aanzienlijke
plaats? en mag de leer, door hem gepredikt, niet
mode den naam van
Gereformeerde dragen? Dus de
leer der Lutherscho kerken is de
Gereformeerde leer.
Maar immers, behalve dat dergelijke wijze van rede-
•neeren niets bewijst, was hot bovendien bij
Molenaar
do vraag niet wat men al gereformeerd mocht noemen
of niet, maar werd er bij hem gesproken van do
Ge-
reformeerde leer.
En wat dit beteckcnde, was alge-
meen bekend. Dit woord had eeno vasto beteekenis.
Daarom is het gezegde van
Molenaar, in 1827, zcer
juist, als hij zegt, dat de Arminianen iu vijf vooniamo
artikelen van do
Gereformeerde leer afweken 2).

Ook dit geschrift heeft, indien het al eenige opmerk-
zaamheid in de gemeente heeft gewekt,
den invloed van
Molenaars Adres geenszins kunnen kceceii.

En bij do staaltjes der stommen uit do gemeente
die zich ter gunste van
Molenaar lieten hooron, on
reeds door ons werden vermeld, moot nog als van

1) Zie „De Leer der Ilerv. Kerk, door J. H. SoiiOLTEii, S""« druk,
deel I pag. 50." Het gevoelen derhalve van
Yi\'EY eu Ueruout, dal

„ZwiNou den middenweg.... enz......." i» met do gesehiedeui» in

strijd. — Het theologisch grondWgiuscl van Zwinou is hetzelfde als
dat van
Calvijn, en wat de Hcmoustrautcn met ZwiNOi.i gemeen had-
den, betrof alleeu hun gevoelen over dc magt en den invloed vnn deu
staat in do Kerk.

2) Ook de historische beteekenis der Benaming „Gereformeerde leer"
werd miskend. Zio H
aokndacii. Dogmengetehiehte 5»* aufl, pag. 513
aant. 4.... In l\'raukreieh cntstand der Name
religion prétendue réfor-
mée
zucrst,

-ocr page 84-

72

meer gewicht ,genoemd worden het schrijven van J.
le Feburé, Op mijn vragen naar inlichtingen aan-
gaande dien man, schreef de WelEerw.
A. Brummel-
kamp,
mij over hem het volgende.

„Le Feburé was een van de degelijke Leidenaren,
„die met de weverjjen in verband stonden. Hij had
„een Grijn-droogerij. Hij was geen man van wetcn-
„schappelijke opleiding, maar godvruchtig en goed bij
„de pinken. Hij hield wekelijks verscheidene oefenin-
„gen voor een 30 a 80 menschen."

Een woord van dien man, is dus wel van gewicht.
Omdat zulks eene uitdrukking was der gevoelens van
velen uit do gemeente. Zijn schrijven, in den vorm
van eeiien brief, getuigt van veel onderzoek, van
goede historiekennis en van eenen beschaafden geest. —
Wij zullen niet veel hieruit vermelden, dan alleen het
, begin, waaruit blijkt dat niet alloen do invloed dor
, aan de kerkleer getrouwe leeraars zich in do gemoonto
krachtig deed gevoelen, maar dat ook gemoentolodon
\' zelve, op haar goon goringen invloed uitoefendon. Daar-
toe volgo dan dit weinige, van pag. 1, waar staat:
Mijnheer on waarde vriend!

Daar wij meermalen elkander oen bezoek geven,
cn dan onzo gesprokken over hot Godsdienstige zijn,
zoo spraken wij dan ook wol eens over do werken
van
da CoSTA, Capadose, Ynia, BiiiiLER, cn andere
schrijvers, dio in onzo dagon do pon voeren, om do
Gereformeerde Gemeente opmerkzaam to maken, onz.

, t

1) Dc ToeUer geloetst of verdediging van het Adres enz.; tegen dc
zoogenaamde toetsing van
üernakdus Vekwey, aan den Geest der Waar-
Jieid, der Liefde cn des Vrcdcs, door J.
J.e Fkburé. (Amsterd.\'» J. U.
pen Ouden 1828,

-ocr page 85-

73

En hierdoor worden wij herinnerd aan de tweede
groep van opposanten,^ bestaande uit hen die zich
rondom den grooten
Bilderdijk vereenigden, en.
hem als hun eminent hoofd erkenden en vereerden.
Alvorens ons evenwel hiermede bezig te houden, moe-
ten wij eerst nog letten op een aanzienlijk man, dio
geheel zelfstandig heeft gewerkt, en niet ondcr do
Bilkerdijkianen, zooals zij toen genoemd werden, kan
getold worden. — Dezo aanzienlijke is niemand anders,
dan C. Baron van
Zuylen van Nyevelt. Hij was
eon vriend van D.
Molenaar, on woondo oven als
dezo to \'s Gravenliage. Wij schreven, dat hij zelf-
standig optrad, afgescheiden van do zoogonaamdo Bil-
dcrdijkscho fractio, omdat inde geschriften dier fractio
het werk van baron
van Zuylen niot wordt vermeld,
en omdat oveneens bij hem on bij zijnen vriend
Mole-
naar
, van Bilderdijk c. s, iüot als van bekenden
wordt gesproken. — Zoo begint hot
Adres van Molenaar
mot do verklaring: „Ik sta in geenen deele mot da
Costa, Capadose, Tuelwall, Vijoeboom
of dorgohjkon
in verband. Ik kenne dozo menschen niet, en wcot
niot dezelve ooit gezien to hebben." Do geest waarin
door hom goschrovcn werd, kwam evenwel zeor over-
een, met dien, wolko spreekt uit do gcschrifton van
Bilderdijk c. s. Wij hebbon oenigo geschriften van
dezen schrijver voor ons on zullen oenigo titels ver-
melden. Zooals:
het Liberalismus verschenen in 1828,
Uitboozeming aan mijne ware Hervormde Qeloofs-
gcnooton 10 November 1830, Do oonigo Redding
28 Jan. 1831, on do Hervormde Leer 1832, allo
uitgegeven bij J. H.
den Ouden te Amsterdam. Som-
migo dozor werkjes zijn van bolang, om don invloed
dion zij ondcr andoren gehad hobbon op H.
de

-ocr page 86-

74

CocK \'). Yooral de twee laatstgenoemde stukjes werden
door den laatstgenoemde zeer gevolgd en geacht. Ook
werd door
de CocK over het stukje „de Hervormde leer,"
eene \' briefwisseling gevoerd met den hoogleeraar P.
Hofstede de Groot 2),

Het is duidelijk dat onder hen die met de Cock in
aanraking kwamen, de invloed dezer werkjes niet ge-
ring moet geweest zijn, door de groote waarde die
de
Gock
er aan hechtte en door de warmte waarmede
hij steeds hierover sprak en waarmede hij óok daarom
hunne lezing zal hebben aanbevolen. — Voor evenwel
de afscheiding begon ,trad
van Zuylen van het tooneel.
Wij vinden hiervan vermeld, in een antwoord van D.
Molenaar, aan de Cock, gedateerd 12 Nei 1833,
waar staat: „Met den waardigen baron van Zuylen
„v.vn Nyevelt
, mijnen lieven en dierbaren vriend,
„kon ik over Uw schrijven niet meer raadplegen, alzoo
„die lieve en voor Sion zoo wakende en biddende man
„daags te voren reeds in den Heer ontslapen was" 3).
Dit had met
Bilderdijk c. s. evenwel niet plaats.
Nog jaren daarna bleef hun invloed bestaan, en bijna

1) „Uit IIendkik de Cock beschouwd in leven cn werkzaamheid" deel
1 pag. 22. Niet lang daarna werd hij (te ülrum) bekend met do ge-
schriften van den Heer
C. Baron van Zuïlen van Nyevelt. \'s Mans
werk: „de Hervormde leer," was hct waardoor hem de oogen wcrdcu
geopend, om de diepte van het verval in de leer op te merken, terwijl
ecn ander werk van dcnzelfden schrijver (door vader do vrome Ünron
van Zuylen van Nykvelt genaamd) getiteld: „Dc eenige redding,"
hem
meer dan vroeger, het naauwe verband tusschen de leer en hct
leven deed zien. enz."

2) Idem pap. 37.... ccne briefvvisseling tusschen hcra cn de Groot,
naar aanleiding vau hct werkje van van Zuylen van Nyevelt „dc
Hervormde leer."

3) Volgens dien brief, dus den 10^\' Mei. 1833, — 2ic als boven, pag. 45.

-ocr page 87-

75

overal werden in die dagen hunne namen op het ker-
kelijk gebied met afkeer of met waardeering genoemd.
En hier moeten wij bij den naam van
Bilderduk
bekennen, dat indien wij eenigszins zijn werk en invloed
in den ganschen omvang wilden nagaan en beschrij-
ven, hiertoe alleen wel een proefschrift noodig was.
Wie kent niet
Bilderduk onzen grooten dichter,
Bilderduk, den echten Vaderlander en vriend van
Oranje, bovenal
Bilderduk den strengen aanhanger
van het Calvinisme. De revolutie en de toenmalige
tijdgeest vond geen heviger tegenstander. Zijn leven
is dan ook geenszins rustig geweest. Waar zijn ernstig
woord werd gehoord, moest het treffen. Maar juist
die woorden wilde men niet. Hjj heeft evenwel nim-
mer den strijd opgegeven. Op theologisch gebied heeft
hij evenals op velerlei ander terrein zich onder
anderen reeds vroeg bewogen. Heeds in zijno „Nieuwe
Mengelingen 1806," werd do orthodoxie gehandhaafd
tegen don toenmaligen geest van ongeloof. Zijn invloed
heeft zich ovor aanzienlijken en geringen uitgestrekt.
Ook de reeds vermelde leeraar
Schotsman was een zijner
geestverwanten. Dit blijkt uit de stukjes in 1822
door
Bilderduk geschreven, getiteld, „Ter Uitvaart"
„en ter Nagedachtenis" van
Schotsman. Bohalvo
Bilderduk, zijn zijne leerlingen da Costa on A. Ca-
padose
voor ons in dozon zeer van belang. Deze laatsten
kwamen mot
Bilderduk to Leiden in aanraking. Toen
hem een toegezegd professoraat aan het Atheneum to
Amsterdam, .niet word geschonken, vestigde hij zich to
Leiden als privaat-docent. Hier verzamoldcn zich eeni-
gen uit de studccrende jongelingschap om hem, voor
wie hij geregelde voorlezingen hield over do geschie-
denis van Nederland. Bjj dezo gclcgcnhcdcu kwa-

-ocr page 88-

76

men zijne kerkelijke gevoelens dikwijls duidelijk ge-
noeg uit.

Verschillend is het oordeel, over dozen arbeid van
Bilderdijk geveld. Zoo vindt men bij, de uitgavo
der „bewegingen in de Ned. Herv. Kerk" van
Giese-
ler,
hierover: „Zij bevatten niet eene geschiedenis
„zijns Vaderlands, maar de paradoxe beschouwingen van
„oen fictiënlievend, gemelijk, met zijno tijdgenooton
„geheel ontevreden Grijsaard" l). Terjvijl als eouo
zijner fictiën wordt genoemd, „de vooronderstelling,
„dat door de omwentelingen in
Frankrijk on elders
„sedert 1789 voorgevallen, niets dan ellende ovor hot
„monschdom was uitgestort" 2). Evenwel zal het oor-
deel in deze dagen, nu het meer onbevangen is, gevold,
niet zoo streng en afkeurend kunnen wezen, over allos
wat door dien grooten geest geschiedde. Wel waren
er groote gebreken in
Bilderdijk\'s karakter, dio zich
ook in zijn werk afspiegelen, maar oen juister inzicht
in dc kwalen van zijnen tijd, dan men toon meende,
kan hom nu niet moor betwist worden. En vooral do
fictie over hot gcbourdo sedert 1789, ovor do revolu-
tie, blijkt nu niot slechts eeno fictie geweest tc zijn.
Ondor hen dio zich daar om hem vorzamoldon waren
twoo, dio wij roods noomdon, IsAüc
da Costa cn
Ahraham Capadose. Beiden Israëlieten, werden zij
door don omgang mot hunnen loormoester voor hot
christendom gewonnen 3). En dat hun overgang op-
recht was, is door het vervolg van hun loven afdoende

1) png. 31.

2) pag. 30.

3) Da Costa. Inleiding voor dc brieven van 5Ir. Willem üildeb-
dijk.
Bekeeriug vnn Dr. A. Capadose, Portugccseh Israëliet.

-ocr page 89-

I

77

gebleken. Ook- de belangen der kerk wogen hun
voortaan zwaar op het hart. Spoedig hierna verscheen
van
da Costa een werkje getiteld: Bezwaren
tegen den geest der eeuw, Leiden
1823. Dit verwekte
groote opschudding, en heeft in de gemeente veel in- ^
vloed gehad. Ook op sommigen der eerste hoofden
der afscheiding heeft het niet onbelangrijk gewerkt.
Gieseler noemt het „niets minder dan eon oorlogs-
manifest tegen al het bestaande" Het kant zich
tegen hot vooroordeel van
da Costa\'s tijdgenooten,
waardoor alles van vroeger eeuwen minder werd ge-
acht, dan het tegenwoordige. „Het vooroordeel der
verregaande meerderheid in alle mogelijke betrckkingon,
waarop deze eeuw zich bovon haro voorgangsters met
een hoogmoed, zoo belachelijk als voorbeeldoloos, en
zoo ongegrond als gevaarlijk, bij iedere gelogenhoid
niet ophoudt te beroemen", zooals de voorrede zegt.
Hot geschrift is ih glooicndcn stijl geschreven, cn zegt
onbewimpeld harde dingen. Vooral in dio dagen moest
hot groot opzion verwekken. Do afkoer der revolutie-
begrippen ,
da Costa steeds eigen gebleven, spreekt
zich hierin roods onverholen uit.
Da Costa zelf schrijft
later hierover. „Hot mogo zijn, dat ik op vijf-en-
veertig-jarigon ouderdom het werk van don vijf-en- -
twintig-jarigen nieuweling niet meer in allo zijne
bijzonderheden, niet moer in olie zijne onderstellingen,
zoude willen verdedigen. Gaarne hiervan niet alleen
de mogelijkheid, maar ook de zekerheid, ja do nood-
wendigheid ónbekrompon crkennendo, zoo bleef en
blijft do grond dor zaak steeds in mijne innorbjksto i
ziclsovertuiging dezelfde." „En toch!" vervolgt hij

1) Rcwcgingen, pag. .SG.

-ocr page 90-

78

öen weinig verder, „daar is wijziging van inzicht,
verandering van standpunt en, in zeker opzicht, van
richting hij mij voorgevallen. Die mijne opstellen in
de
Nederlandsche Stemmen en Beschouwingen met eenige
aandacht heeft willen nagaan, zal den gang mijnèr denk-
beelden op dit gebied ligtelijk hebben kunnen vatten" i).

De „Bezwaren"- vonden heftigen tegenstand. Nog in
datzelfde jaar mengde ook
Capadose zich in den strijd
door het werkje:
Bestrijding der vaccine, of de vaccine
aan de beginselen der Godsdienst, der rede en der ware
Geneeskunde getoetst, Amsterdam
1828.

Het is niet te verwonderen dat beide mannen veel
tegenstand ontmoetten op deze hunne geschriften. De
beginselen waarvan zjj uitgingen, waren den meesten
van hunne tijdgenooten zoo vreemd, dat zelfs de welwil-
lendsten onder hen, bij het aanstootelijke en in veel
afkeurenswaardige van den vorm, een weerzin tegen
deze jonge mannen moesten opvatten. Hunne geschrif-
ten vonden dan veel tegenspraak en weinig waardee-
ring. Onder hen die tegen de „Bezwaren" opkwamen,
verdient vooral N. G.
van Kampen met zijne „Verde-
diging van het goede der negentiende eeuw" vermel-
ding, om de bezadigheid en grondigheid waarvan dit
geschrift getuigt. Ook is de voorrede zeer gewichtig,
omdat duidelijk daaruit bljjkt hoe groot de invloed is
geweest door
da Costa\'s „Bezwaren" uitgeoefend. In
dat voorbericht vinden wij onder anderen: „Weinige ge-
schriften hebben in den jongston tijd zooveel opzien
gebaard, als het boekje, getiteld:
Bezwaren tegen den
geest dezer Eeuw, door
Mr. I. da Costa." Verder

1) Mr. I. DA CnSTA. „Rckcnschap van Gevoelens bij gelegenheid van
den strijd over het adres nan de Herv. Gemeente in Nederland" 1843.

-ocr page 91-

79

volgt daarin de redèn waarom van Kampi^n er tegen
opkwam, na zulks in liet eerst niot te hebben willen
doen. Immers wij vinden: „De sterke aftrek van
hetzelve nogtans, die bewijst, dat het ook onder zulke
klassen der Maatschappij gelezen wordt, welke door
enkele magtspreuken ligt zouden kunnen worden
weggesleept, en die dus eene wederlegging derzelvo
behoefden, deze wijzigde ons oordeel daaromtrent
anders." Behalve
van-Kampen traden evenwel nog
verscheidene anderen, en soms zeer heftig, tegen
da
Costa
op.

Nu achtte Bilderduk het noodig zijne leerlingen in
bescherming te nemen, en wat door hunne wijze van
voordragen, cenigszins onhelder had kunnen schijnen\',
beter voor te stellen. Hiertoe word dan uitgegeven het
werkje:
Dc bezwaren tegen den geest der eento, van —
Mr. I. da Costa, toegelicht, Leyden 1823. Dit ge-
schrift heeft evenwel niet kunnen verhinderen, dat
over het algemeen do publieke opinio zich ongunstig
l)lcef uitlaten over dezulken, die juist in do hartader
de revolutie hadden aangetast. Bij hot volk evenwel
vonden deze stemmen meer ingang, eigenaardig wordt
dit bij
Gieseler uitgedrukt door de zinsnede: „Zes
„of zeven nictsbeduidende brochureschrijvers öf schrij-
„vertjcs stemden met hen in; doch geen enkel mensch
„van talent of genie voegde zich bij hen" \').

En dezo invloed nam toe, naarmate de ijver der
Bilderdijkianen zich verdubbelde. Vooral
da Costa
heeft onder hen, wol het meest van allen op het volk
gewerkt. Daarom werd or zelfs in plaats van Bilder-

1) „Bewegingen" pag. 40.

-ocr page 92-

80

dijkianen van da Costianen gesproken i), Bilderdijks
invloed heeft zich ook later duidelijk doen gevoelen,
toen zijne bekende of minder bekende leerlingen zijne
beginselen op uitgebreider schaal in hun leven en
■werken openbaarden en verspreidden. Nog herinneren
wij aan het reeds door ons aangehaalde uit
Le FbbukE\'s
werkje, waar hij schreef: „Zoo spraken wij dan ook
„wel eens over de werken van
da Costa, Capadose. ...
„en andere schrijvers, die in onze dagen de pen voeren,
„om do Gereformeerde Gemeente opmerkzaam tc ma-
„ken," eu achten wij het niot ondienstig hier roods, hoowel
in \'t voorbijgaan te vermelden, dat oven als de invloed
van den baron van
Zuylex op H. de Cook, aanmer-
kelijk is geweest, insgelijks bij II. P.
Sciiolte, dui-
delijk de invloeden der Bilderdjjksche fractie kunnen
worden waargenomen 2). Maar hoe men ook zaait,
indien er geen geschikte grond is waar het zaad in valt,
blijven de vruchten uit. Zoo ook zoude al het werk
der reeds vermelde mannen vruchteloos gebleven zijn,
indien cr niet in het hart der gemeente aansluitings-
punton werden gevonden voor hunnen arbeid. En juist
hier waren behoeften, die zich steeds moor doden
gevoelen.

Dit immers blijkt uit de wijze waarop Bilderdijk\'s
werken en die der zijnen onder hot volk, van do aan-
zienlijken tot de geringen werden ontvangen.

Ten gevolge van die verwakkeriug in de gemeente,

1) Later voegde zich nog bij hen, P. J Baron van .Zuvi.en van
Nykvelt
met dc uitgave der „Bazuin tot vergadering der uitverkorenen"
^1835, „Naklank der Bazuin enz." 1835, Amsterdam J.
II. «en ornen.

2) In de uitgave van NirroLo\'s Christ. Wereld der enz. door C. E.
van Koetsveld op pag. 51G. „Tot de minder bekende aanhangers van
liilderduk behoorde ook II. P. Sciiolte," enz.

-ocr page 93-

81

ontstonden op verschillondo plaatsen verzamelingen ,
die de vervulling harer behoeften zochten en vonden
bij de prediking van eenvoudige of meer ontwikkelde
gemeenteleden. Deze voorgangers werden oefenaars
genoemd. En dezo oefenaars willen wij nog eenigszins
beschouwen. Reeds werd in den loop dezer verhan-
deling, den naam van een hunner en een kort getuigenis
aangaande dezen (
le reuuntó) door A. Brujimelkamp
gegeven, vermeld. In zijne woonplaats Leiden, was
deze man do ziel van eenen grooten kring gemeenteleden,
die zich wekelijks tor hunner stichting om hem ver-
gaderden. Het werkje door hem ter verdediging van
D.
Molenaar geschreven, doet ons zien dat zijne ont-
wikkeling eu kennis niet gering kan genoemd worden.
Daarom misschien is ook zijn invloed belangrijk ge-
weest. Zelfs is het ons bekend, dat die zich hoeft
uitgestrekt tot Loidscho Academieburgers. Immers het |
werd mij door A.
Brummelkajip mondeling verzekerd,
dat niot alleen hij zelve, maar ook nog cenigo zijner
vrienden, die vergaderingen getrouw bczochton. Ondcr ,
deze laatsten was ook H. P.
Scholte

Niet iedere oefenaar was evcnwol in zijn optreden
zoo voorzichtig als
Le feburtó, sommigen gedroegen
zich zeer onbescheiden. Zoo is uit
Ypey en Dermout
bekend, wat plaats vond met Jelle Corvl\\us 2). Hoo ^
deze, een wettig aangesteld katechiscorineester, in

1) Opmerkelijk hiervoor is ook vnn deel II der „Olliciecle stukken"

png, 5.3 (vnn IJrijmmei.kamp) ondcr nndcren: .......mnnr zij moeten

ook onderwijs krijgen, elders dnn nnn dc Akndemie. — Zoo professor,...
euz." „Wellicht echter begreep meu dnnronder dnt zij, zijne vrienden
cn hij, wekelijks vrij gezet een of meer oefeningen bijwoonden die dc
oude, godvruchtige
Le Fkbubé hield."

2) Ypey cn Dermovjt. Deel IV. png. 227 enz.

G

-ocr page 94-

82

Leeuwarden eerst oefende, maar ten slotte zich het
liet welgevallen, toen zijne volgers eene gemeente vorm-
den en hem a,l3 hun predikant verkoren. Hij aanvaarde
onder hen zijn dienstwerk met eene prediking over de
bede: „Uw koningrijk kome." Kort daarop werd door
dezelfde lieden een tweede predikant gekozen, in den
— persoon van
Jax de Jong , een bakkersknecht. Deze
laatste reisde ook in de werkdagen der week Friesland
af, overal waar hij kon, in schuren of soms in kerk-
gebouwen predikende. Hunne gemeente bloeide evenwel
ruim twee jaren, waarna zij ten gevolge van repressieve
maatregelen den 23"®" Dec. 1802, door het departe-
mentaal bestuur genomen, uiteen spatte. De ver.
strooide leden dier gemeente smaakten evenwel nog
i het genoegen, door hunne bijdragen
Jan de Jong in
I do mogelijkheid te stellen de akademie te
Franeker te
bezoeken. Van hier werd hij dan ook „in 1809 tot
Friesch kandidaat in de heilige bediening bevorderd."
En
Ypey en Dermout vermelden aangaande zijn gedrag
in de drie gemeenten, waarin hij achtereenvolgens als
predikant gewerkt heeft, dat het zoo was, „dat zijne
„begunstigers over hem niet te onvreden Jconden zijn."
Nog is oen naam niet door ons genoemd. Het is dio
van den oefenaar
Yijgeboom. [n het Adres van Mole-
naar
wordt hij genoomd, to gelijk met Thelwall,
da CosTA
enz. Bij J. Verhagen Jr. i) vinden wij
vermeld, dat in 1824 zijne oefeningen begonnen. Daar
leest men: „Ook hij predikte alom het Evangelie der
zaligheid en stichtte do geloovigen." Evenwel is het
oordeel over dien man verschillend. Wel- was hij zeer

1) Gcsch. der Chr. Geref. Kerk aan het volk verhaald door .1. Vkk-
luoEN Jr. 1879 pag. 112.

-ocr page 95-

83

bekend, en is zijn invloed onder het volk niet gering
geweest, maar of die invloed even goed heeft gewerkt
als die van den reeds genoemden
le Feburk , wordt
niet zonder reden door ons betwijfeld. Veeleer mogen
wij besluiten te. kunnen aannemen, dat hij tot dat
slag van oefenaars behoorde, die zonder voldoende
kennis, en zonder den echt Christeljjken geest van
gehoorzaamheid en zelfverloochening, meer kwaad dan
goed stichten. Waarop van toepassing is het woord
van
Jezus: „Indien nu do blinde den blinde leidt, zoo
„zullen zij beiden in de gracht vallen." Matth. XY: 14.

En den grond waarop wij dit besluiten, in strijd met
wat J.
Verhagen Jr. van dien man schrijft, vinden
wij in oen en ander door A. ]3
rummelkajip aangaaiido
ViJGEHOOxr ons bericht. Deze Heer spreekt geenszins
gunstig over dien oefonaar. Heeds lang voor de af-
scheiding oefende hij, het gansche land door. Ook in
Zeeland kent het volk hem nog.

Ten jare \'28 of \'30, is hij ook reeds door do lleclit-
bank te Arnhem veroordeeld op grond van de artike-
len der Code Penal .1). B
rummelkamp zegt dat hij
met niemand hunner in eenigo betrekking stond. Ilij
zelf woonde eens in latcren tijd eene provinciale Kerk-
vergadering in Noord-Holland bij, waardoor
Vijgeboom
wilde geëxamineerd worden voor de toelating tot dc
Evangeliebediening in de Chr. Geref. Kerk.

]\\Ien vond echter de attcslatiön van Kerkoraad cn
Klassis waaronder hij ressorteerde niet zoodanig, dat
men begreep hem tc moeten toelaten.

Evenwel is hetgeen wij reeds zagen, belangrijk.

1) Art. 291—294. Art. 291. „Nulle atsocialio» de plus de tinyt
personne», dont le but scrn de se réunir" euï.

G*

-ocr page 96-

84

Hieruit immers blijkt, dat er geen doodsche slaap
meer heerschte in de gemeente. Er was beweging.
Immers op verschillende punten van ons land werd
dit, zonder dat er samenwerking naar een beraamd
plan kon worden gezien, gevoeld. De beweging van
Bilderdijk en de zijnen, de handelingen van Molenaar
en van den baron G. van Zuylen van Nyevelt, die
ieder op zich zelf toch hetzelfde zochten, en daarbij
de oefenaars die overal verschenen en alom met be-
langstelling werden gehoord, zijn als zoovele teekenen
van herleving in de gemeente i). Onder de oefenaars
en hun werk liep veel verkeerds, en de hoofdrichting
tot dien tijd was wel do zoogenaamde Bilderdijkiaanscho
fractie. Door haar toedoen was de gemeente opmerk-
zaam gemaakt op het gif der revolutiebegrippen, dat
in die dagen langzamerhand overal was binnengedron-
gen. Ook in de Kerk waren die verkeerde begrippen
merkbaar, en hare voorstanders wilden, volkomen in
overeenstemming mot het revolutionair beginsel, zich
daar op het terrein, waar zij allerminst te huis behoor-
den, handhaven, ten koste der tegenstanders of wel
ten koste der oudo gemeente. Evenwel hooft niet-
tegenstaande de kracht van
Bilderdijk en do zijnen
uitgegaan, hetgeen wij meer in \'t bijzonder wildon
nagaan,
rechtstreeks in weinig verbinding met deze
fractie gestaan. Immers bjjna onverwachts vernam men,
van wat in het Noorden mot
de Cock geschiedde 2).

1) Ook hier vnii, wat Rildkrdijk eii de overigen, die-wij vermeldden,
gaven, geldt wat Dr.
IIofcDRMAKER onlangs nan Dr. van Toorenendkroen

t sprekende over de gereformeerde partij in den mond heeft gelegd: dnt
dit
de uitdrukking was van hetgeen nog onbewutt in het valk leefde.
Zie png. C, „De Reformatie en de Gereformeerde Kerk."

2) In het Noorden, waren de geschriften van Hilüerdijk c. s. veel

-ocr page 97-

85

Wel heeft later Schölte zich hier bijgevoegd, op wien
Bilderdijks geschriften van grooten invloed zijn ge-
weest, maar de hoofdpersoon in de afscheiding stond
geheel buiten betrekking met
Bilderdijk en de zijnen.
Juist daarom is het beloop der geschiedenis anders
geweest, dan men had mogen verwachten. Immers
het streven van
Bilderdijk en de zijnen, is nimmer
iets anders geweest, dan met beroep op het historisch
recht, en op het historisch geloof der Kerk, in do
Kerk blijvende, de Kerk to zuiveren van wat weder-
rechtelijk bij haar was ingedrongen. Het loven dor
gemeente kort na het eerste vierde deel onzei\' eeuw
krachtig opgewekt en opvlammende, zoude evenwel dc
inwerking van eenige persoonlijkheden gevoelen, die
volgens anderen regel te werk gaande, het moot nog
blijken tot nut of tot nadeel, daarop bobben ingegrepen.
Üm hierover dos to beter ecu oordeel to-kunnen vollen,
gaan wij daarom ovor tot hot bcschrijvcn dor twoo
vormen van afscheiding, welke tc onderzoeken ons
voonü van belang is. Het zijn de oorsto afscheidin-
gen, gezien in do bowcgingen van H.
de CoCK cn
II. P.
Sciiolte.

iiiiiKkr lii\'kcinl. Dour ilc bij ilcu toeniualigL\'ii sliiiul «kr roinuniuicaliu-
middelen zeer onguusliKC ligging dier streken, is dit te verklaren.
Alsmede door het cordon vnn vooringenomenheid, rondom nllrs wal
van dien kant kwam, gelrokken, zoud.it wie nog iu de gelegenheid «as
om notitie daarvan tc nemen, dikwijls niel duarloe kwiun.

-ocr page 98-

DE AFSCHEIDINGEN

van

II. DE COOK EN VAN H. P. SCHÖLTE.

HeiVDRIk de Cook was den 12\'^\'\'" April 1801 to
Veendam in Groningen geboren. Kort hierop vertrok-
ken zijne ouders naar Wildervank, waar
de Cock\'s
vader tot den Jan. 1838 achtereenvolgons de

betrekking van Maire, Schout en liurgemeester be-
kleedde. Dezo lieden moeten rechtschapen menschen
geweest zjjn, maar vervuld met de toenmalige rovolutio-
theoriën: Immers do grootvader van ■
Hendrik de
Cook, Hegnerus de Cock
, die tot zijnen dood (180G)
leeraar is geweest in de gemeente N. Pekel-A, was
de denkwijze zijner dagen toegedaan en had zijne kin-
deren daarin opgevoed.
Hendrik de Cock werd door
zijne ouders voor het lecraarsambt bestemd\', en ontving
zijno eersto wetenschappelijke opleiding bij den predi-
kant van Wildervank, J. G.
Oosterbeek, terwijl zijne
godsdienstige vorming was toevertrouwd aan
Hendrik
Nieman
den catechiseermeester dier gemcento. Het

-ocr page 99-

87

onderwijs van dezen laatstgenoemde moet op hem
grooten invloed gehad hebben, immers zijn zoon ver-
klaart in de levensbeschrijving van zijnen vader, dat
deze later dikwijls heeft betuigd, dat het inzonderheid
Nieman\'s onderwijs was, waardoor hij zich nooit geheel
met de liberale denkwijze heeft kunnçn vereenigen.

Na gedurende twee jaren op zijn dorp dit onderwijs
ontvangen te hebben, kwam hij op het gymnasium te
Groningen, vanwaar hij vervolgens naar de Hoogoschool
aldaar werd bevorderd. Hij kwam jong aan de akade-
mie , immers te rekenen naar het jaar van zijn vertrek
daarvan, kan hij toen niet ouder dan 18 jaren zijn
geweest. Hij was te Groningen een tijdgenoot van
den latoren hooglccraar
P. Hofstede de Groot. In
het meergenoemde werk door
Gieseler uitgegeven
wordt gezegd, dat
de Cock te Groningen zjjnen tijd
vrij wel had besteed, waartoe niet weinig bijdroeg,
dat hij do verkcoring zocht on vond van knappe stu-
denten, welko hom niet zoo zoor achtten om uitsto--
kende vermogens en kundighodon, doch evenwel gaarno
met hem omgingen wegens zijil gezond verstand on
zijn rondborstig en open karakter.
Deze knappe stu-
denten,
zijn de club van Hofstede de Groot; on
dczc laatste getuigt zelf van
de Cock : hij loas, zonder
dat wij innig icaren verbonden, een mijner Academie-
vrienden geweest
l). In ^Ici 1823 werd hij candidaat
voor den Heiligen Dienst, en don 7\'\'"\' Maart 1824 op
zijne eerste standplaats
Eppenhuizen in Groningen, be-
vestigd. Van daar werd hij in 1827 naar Noord-Laren
beroepen, en ook deze laatstgenoemde plaats werd

1) Dc grouiiigcr goJgclccrJcu iu huuuo cigcuiwrdighcid, png. 223.

-ocr page 100-

88

insgelijks door hem in 1829 verlaten, om naar Ulrum
te gaan.

In deze gemeente vk\'as hij de opvolger van den tot
Hooglceraar aangestelden
P. Hofstede de Groot ,
die ook hem zijnen ouden academievriend aldaar den
29sten j^Qy 1329 bevestigde. Uit hetgeen- tot op dien
tijd van DE CocK bekend is, blijkt dat hij met lust
en ijver in zijne gemeente werkzaam was. In zijne
prediking sprak een warm hart en een godsdienstig
gemoed. Evenwel was er bij hem een gebrek, voort-
spruitende uit zijne academische vorming. Hij had
zijne opleiding ontvangen, in eenen tijd waarin do
theologie zich in zeer ongezonden toestand bevond.
Immers met do verspreiding der rovolutiebeginselen
ook in de kerk, was do krachtige godsdienstige geest
waaruit de Hervorming geboren was zeer verflauwd.
Het rationalisme had zich openlijk binnen do kerk
gevestigd, en het supranaturalisme dat zich daartegen
verhief, en te Groningen ook in H.
Muntinqhe i)
oenen voorstander vond, was evenmin gezond en krachtig.
Het oordeel van den* Hoogleeraar
Scjiolten hierover is
alles behalve vleiend. \'„Hot supranaturalisme toch,
zegt dozo godgeleerde, dat wij aan het eindo dor
vorige en in hot begin van deze eeuw in Duitschland
on in ons vaderland zagen opkomen, was geen voort-
brengsel van een togonover het rationalisme ontwaakt
(jeloofsleven, maar een stelsel van transactie, eon halve
- maatregel, oen dusgenaamd
jxistc-milieu, waarbij, ton
behoeve van het rationalisme, dc scherpste en aan-
stootelijkste punten van het oude dogma afgeslepen,
* maar do ware zin der kerkleer, haar wezen en geest,

l) Christel. Dogmatiek van J. J. VAN ÜOSTEBZKE, pag. 68.

-ocr page 101-

89

niet minder dan door het rationalisme miskend wer-
den." Onder do leiding van H.
Muntingiie, A. Ypey,
en E. Tinöa te Groningen, was de Cock niet gevormd
tot een streng dogmaticus. Immers hij bezocht do
Academie, in den tijd waarin
Schölten zegt, „dat do
dogmatiek had opgehouden een
systeem tc zijn, uit
vaste grondbeginselen ontwikkeld" \'). Toen hij daarop
in do geméento begon to werken, Ontbrak hem voel.
Wol had hij reeds aan de Hoogoschool zich niet vol-
daan gevoeld met wat hem aldaar werd gegeven; wel
bericht zijn levensbeschrijver ons Uat do vraag, wat is
waarheid? toon in hom levendig word, en hom tot
ijverig onderzoek dreef; maar de hoogere eenheid was
niet door hem gevonden toen hij in 1824 to Eppeu-
huizon hot loeraarsambt aanvaarde. Zijno theologie
bleef in dien verwarden toestand tot aan zijno komst
to Ulrum. ïot dion tijd word ook door hom oen
somipolagiaansch synorgismo in zjjno prediking cn lec-
ring gehuldigd. ïc Ulrum evenwel kon hij hicrmcdo
niot meer volstaan. Eenvoudigon uit dc gcmooiito
spraken woorden tot hom, dio hom tot nadenken stemden
on hot onhoudbare zijner voorstellingen doden inzien.
In dion tijd werd hij, op ccn bezoek aan oenen ambts-
broeder gebracht, de predikant
Woiimnest te Warf-
hnizen,
voor hct eerst bekend mot de institutie van
Calvijn Hij verkreeg dat werk tor lezing. En is
hct te verwonderen dat do heldorhoid, do beginsel-
vastheid , do diepte van gedachte die in elk werk van
dien machtigon goost cn niot hct minst in zijne in-
stitutie zich openbaren, don theologisch zwakken
de

1) Leer der Herv. Kerk. pag. 71 deel 1.

2) Zio de Levensbeschrijving van H, ue Cock, pag. 20.

-ocr page 102-

90

Cook moesten overwinnen. Hierdoor, zegt zijn levens-
beschrijver, tot een meer bepaald onderzoek van de
Gereformeerde Kerkleer geleid, vond hij zich hiermede
onvoorwaardelijk vereenigd.
De Cock dien wij" uit
alles leeren kennen als een rondborstig karakter, maar
niet als eene theologische gestalte, was iemand die
niet door eigen onderzoek en gedachte zich een stelsel
kon vormen; en die nu waar het Calvinistisch stelsel
in al zijne consequenties hem duidelijk werd, zich
ook onmiddellijk daaraan gevangen gaf, omdat hij nu
niet meer zich behoefde in te spannen, maar kon
rusten. Immers
Calvijn en de ouden hadden voor
hem gedacht. Evenw\'el valt er ook niet aan to
twijfelen, dat zijn geest meer voedsel vond in de Ge-
- reformeerde leer, dan in het verwaterd supranatura-
lisme, hetwelk tot dien tijd door hem was gevolgd.
En de oppervlakkigheid en afwijkingen bij de supra-
naturalisten gevonden, hebben ook medegewerkt, om
hem aficcer voor dezo fractie in te boezemen, en in
zijn volgen van het streng gereformeerde stelsel wellicht
verder te gann, dan anders zoude geschied zijn. Daar
hij open van karakter was, kon het nict anders of
ook zjjn omgang en gesprekken moesten verraden wnt
er in hem omging. Ook in\'zijne prediking werd zijne
veranderde zienswijze openbaar, en do toenemende
opkomst, niet alleen uit zijne eigene maar zelfs van
naburige plaatsen, toonde dat de gemeenten ondor zijn
gehoor, eeno lang gezochte voldoening voor hunne be-
hoeften vonden. „Spoedig," lezen wij dan\'ook in zijne
^ levensbeschrijving, „verspreidde zich het gerucht van
zijno leer en prediking verder dan tot de naburige
gemeenten. Ook uit ver afgelegen plaatsen, zelfs uit
dc Provincie Friesland kwamen er gedurig te Ulrum,

-ocr page 103-

n

om hem te hooren prediken. De Kerk kon dikwijls do
van allo zijden toegestroomde schare niet bevatten" i).

Dit kon niet nalaten hem veel verdriet te berokke-
nen. Immers de naburige predikanten, konden het
niet goed verdragen, dat hunne gemeenteleden bij
de
Cock
ter kerke gingen, en hunne woorden versmaad-
den. Ook sprak de vurige
de Cock op do ringver-
gadering en overal waar hij met ambtgenooten in
aanraking kwam), rondborstig over wat hem ter harto
ging. Hij zocht zijne overtuiging voor zich zeiven to
toetsen. Evenwel hebben de discussies met zijne ambt-
genooten gevoerd, blijkbaar geen goed gedaan, daar
liiorbij het kwaad scheen in te sluipen van niet objectief
te blijven. Men werd personeel. — De discussies raakten
alzoo niet grondig de zaken; maar sympathieën of
antipathieën spraken zich uit, en deden spreken 2).
Groote sympathie had
de Cock opgevat voor den baron
C. van ZuYiiEN van Nyevelt, dio hem wel persoonlijk
onbekend was, maar wiens geschriften „de Horvormdo
loer," en „Dc eenige redding," hem goed bekend waren.
In zijne discussies, beriep hij zich dikwijls op van
ZuYLEN, als op eeno autoriteit 3). Ook do drukkende
tijdsomstandigheden, de oorlog mot de opgestane zui-

1) Idem png. 35.

2) Ilct wfts cen tijd wien» geest zich kenmerkte, door diepgewortelden
/mat en afkeer v»n hel Ca/vittitme, ccn tijd wanrin dc Groninger School
kon ontstnan, waarin zij met noodwendigheid moesl ontstaan. „Over-
mits," volgens de woorden vau ecn kerkhistoricus, «de toenmalige toe-
stand der kerk; gevoegd bij ecn deel geïmporteerde Duitschc
Vermilt-
/«»^itheologie; cn vermengd met den noodigen afkeer van hct Calvi-
nisme, tol geen ander product kon leiden, dau in
IIokstedks school op
de theologische markt kwam." (Dr. A.
Kuïi-ek. Heraut 31 Aug. 1870).

3) Pag. 35.

-ocr page 104-

92

{ delijke provinciën, en het verschijnen der cholera,
droegen er veel toe bij een sombere en ernstige tint aan
zijn toen zeer bewogen gemoed te geven. — Hiervoor
pleiten aanhalingen uit een later door hem uitgegeven,
maar toen opgesteld werkje, die zijn levensbeschrijver
ons vermeldt Daar alzoo
de Cook niet overtuigd
werd van dwaling, en zijne ambtgenooten hem van
hardnekkigheid verdachten, werd de toestand tusschen
hen hoe langs zoo meer gespannen, en verbreedde
de kloof, die er werkelijk tusschen hen bestond,
zich zeer.

Ook zijne oude academie-vriend prof. Hofstede de
Groot
, trachtte hom tot andere denkbeelden terug tc
brengen. „Deze kwam in den zomer van 1832 uit
Groningen naar Ulrum, met geen ander doel, dan om
hem terug te doen keeren tot den weg, dien hij (dit
is
de Groots eigene uitdrukking) eenmaal zoo vreed-
zaam bewandelde." Deze pogingen mislukten echter
geheel en al. Immers bij
de Cook had zich reeds
eeno ernstige overtuiging gevestigd, zijn gemoed deelde
ook in deze omkeering, zijn geloofsleven was aange-
wakkerd , en zoude nu deze overtuiging zoo maar door
een kort bezoek van zijn ambts-voorgangor kunnen
worden vernietigd. Wel\'ontspon zich na
de Groot\'s
vertrek, tusschen beiden, eeno briefwisseling, naar
aanleiding van
van Zuylen\'s werkje „de Hervormde
leer," door
de Cock zijnen vriend medegegeven, maar
om spoedig te eindigen cn zonder vrucht. — Den Id\'^\'"
Oct. 1832 werd de eerste brief door
Hofstede de

1) Op pag. 24 en vervolgens. De titel: Ernstige cn hartelijke toespraak
aan mijne landgenooten, in deze zorgvolle en droevige dagen, vooral
met betrekking hunner eeuwige bclaugcn,

il

-ocr page 105-

93

Groot verzonden, en reeds den 23®\'\'° Maart 1833
eindigde hij dit schrijven.

In zijnen laatsten brief staat het volgende te
lezen: „maar bedroefd heb ik mij ook, dat mensche-
„lijke spitsvondigheid u zoo oneindig ver van de
„Goddelijke wijsheid, die in het Evangelie is, heeft ^
„afgeleid, ja zoo ver, dat ik geen kans zio," om u
„weder teregt te brengen en u mot mijne arme ge-
„meento alleen aan do Goddelijke genade in het gebed
„kan aanbevelen. Ton minsten met schrijven zie ik er
„geene mogelijkheid in." Indien hetgeen
de Cock
nu beleed en leerde,\'zoo ernstige afkeuring vond dat
zelfs een vriend, in zulko termen kon schrijven, on
zoo onverholen zijn haat tegon de hem tegenoverge-
stelde zienswijze kon kenbaar maken, is het niet te ver-
wonderen, dat andoren eveneens en nog sterker spraken
over die gehate leer, en ook don verkondiger daarvan
in dien haat lieten deolon.
De Cock gevoelde zich
evenwel door dit alles tot weerstand geprikkeld, vooral
toen cr bijna gelijktijdig tweo werkjes vcrschcnou,
meer bepaald tegon do Gereformeerde leer en haro
voorstanders gericht.

• Ilct ccnc waa van den heer L. Meijer Brouwer ,
te Uithuizen, en getiteld: „Noodigo waarschuwing ou
heilzame raad aan mijne gemeente," en het andere van
Dr. G.
Bentiieim Keddinqius, te Assen: „Brieven
over do tegenwoordige verdeeldhedon on bewegingen \'
in do Hervormde Kerk."

Evenwel zoudo de Cock, nog niet in geschrifte
togen dozo schrijvers zijn opgotreden, indien niot kort
daarna eeno ontmoeting tusschen hom on
Brouwer,

1) Zic hierover deel 1 jmg. 37 en 38 v.nn ,het leven v. 11. de Cook."

-ocr page 106-

94

op dé classicale vergadering te Onderdendam, had
plaats gevonden, waarbij
Brouwer hem uitdaagde „de
pen tegen hem op te vatten." „Hierdoor zag hij zich
den weg aangewezen en nam hij op zich, om door
den druk bovengenoemde werkjes te wederleggen" i).

Van dien tijd (1833) dagteekent het begin van de
CocK\'fe optreden in geschrifte. Evenwel was het eerste
w\'at van hem in druk verscheen, niet de refutatie van
bovengenoemde geschriften, maar eene nieuwe uitgave
der
vijf artikelen van Dordt, door hem van eene voor-
rede voorzien.
De Cock werd in het gedrang van
voor- en tegenstanders, reeds hóe langer hoe meer -op-
gewonden. En wat voor een ander karakter misschien
nog niet nadeelig had behoeven to werken, leidde bij
hem werkelijk tot onvoorziclitige handelingen. De
onstuimigheid van zijn karakter, en het onvolledige
zijnor theologische vorming, maakten hem gelijk aan
een schip voortgezwcept door wind en golven. Van
daar \'dat door hem, ook dikwijls zonder volstrekte
noodzaak overmoedig, voedsel werd gegeven, aan den
haat, die zich tegen hem ophoopte. Dit blijkt vooral
uit het doopen van kinderen, en aannemen van leden
niet tot zijne gemeente behoorendo. Wel is het natuur-
lijk dat, van hen die roods hunne plaatsen verlieten
om bij hem do evangelieverkondiging to hooren, en
die dus zich niet konden vereenigen met wat hunno
leeraars in hunne gemeenten veikondigden, dat ook
juist van die gemeenteleden aanzoeken tot hem moes-
ten komen, om ook hunne kinderen bij hem te willen
doopen en tot lidmaten aan tc nemen. Op het punt
* van den doop vooral, is het niet te verwonderen dat

1) Zie hierover png. 40. Deel I.

-ocr page 107-

I

95

sommige ouders zwarigheid konden maken , bij leeraars
afwijkende van de leer der kerk hünne kinderen te
laten doopen, Vooral wanneer juist door\'zulke predi-
kanten ook de vraag van het formulier ter beantwoor-
ding werd voorgelegd, die vraagt:

Ten anderen, of gij de Leer die in liet Oude en
Nieuwe Testament, en in de artikelen des christelij-
lijken geloofs begrepen is,
en in de Christelijke Kerk
alhier geleerd loordt,
niet bekent de waarachtige en
volkomono Leer der zaligheid te wezon?

Indien evenwel bij eenvoudige gemeenteleden al op
grond dier vraag, zwarigheid kon gemaakt worden,
het ja daarop uit te spreken, zoo was er evenwel mo-
gelijkheid genoeg, die eenvoudigen hierover beter in
te lichten, en tot het bevestigend beantwoorden daar-
van to bewegen. Lunkers de bekwame
1). j\\Iolknaau
gaf hem hierover een goeden raad. De Cock had na-
melijk in den schrijver van „hot adres" en don vriend
van den baron
van Zuylen, terecht veol vertrouwen.
In zijne besluiteloosheid, of hjj aan het verzoek om
een kind uit eene andere gomeente to doopen zoudo
voldoen, wendde hjj zich schriftelijk tot
1). 3Iolenaau
om raad. Do brieven door hem na raadpleging met
zijnen kerkeraad liieraangaande tot ;^[oLENAAU gericht,
alsmede diens antwoord worden, volledig vermeld, in
„het leven van
11. de Cock" pag. 42—53.

Opmerkelijk is het, dat dit aanzoek gedaan werd
na do namiddaggodsdienstoefening waarin
de Cock
over den 29"\'" Zondag \'(over het avondmaal) had ge-
predikt, terwijl volgens zijne eigene woorden, door hem
in do voorafspraak zijnor predikatie het 29"® artikel
onzer Belijdenis des geloofs was aangehaald. Dit arti-
kel namelijk handelt over, „het ondersclieid en de

-ocr page 108-

96

merkteekenen van de ware en valsche Kerk," Op
het einde dan der godsdienstoefening was het een der
hoorders, die zooals de
Cock schrijft: „met vrijmoedig-
heid in het aanwezen van verscheidene anderen mij
aanzocht en van mij eischte, om, schoon onder eene
andere gemeente wonende, hier als lidmaat van den
Heere Jezus op- en aangenomen te worden, en hier
^ zijn zoontje, \'t welk reeds een jaar of drie, vier oud
is, te laten doopen; jiij drong mij, vervolgt
de Cock
zeer naif, met mijn eigen woorden on met onzo ge-
loofsbelijdenis, er echter tevens bijvoegende, dat hij
mij gaarne toestond om in zoo gewichtig eene zaak
met den Heere zelvon en zijne gemeente te raadple-
gen,"
De Cock werd hier in het nauw gebracht.
Hct kwam er nu op aan to toonen welk begrip van
Kerk hij bezat. Wat is de ecclesia? Hier schemerde
het hem. Daarom kon hij mot zijne eigene woorden
in de klem gebracht worden, daarom beleed hij al
aanstonds zeer voorbarig aan den vrager „dat zijn ver-
zoek alleszins billijk en gegrond was." Hij raadpleegde
evenveel met zijnen kerkoraad, en hier waren, „een
„paar der leden toch huiverig, om do gewigtigheid
„der zaak en den nasleep dio zulks hebbon zou" too
tc stommen; daarom werd goedgevonden het gevoelen
van D.
Molenaau cn van den baron van Zuylen van
Nyevelt
in te winnen. Dit gewerd hun in oenen
brief van
Molenaar, gedagteekend den 12\'\'"\' Mei
1833, waarin deze van Zuylen\'s overlijden meldde, en
verder opmerkelijk genoeg schrijft: „ik wil nu in het
^ bijzonder overgaan tot do beantwoording" terwijl hij
evenwel zegt, dat zulke gevallen van het ongedoopt
laten der kinderen in zijne omgeving niet voor-
kwamen, met uitzondering evenwel van een geheel

-ocr page 109-

9?

bijzonder geval, dat betrekking had op het kind van
den beer
Köiilbrugqe. Mölejtaar schrijft dan:

„Voor mij, ik hen tegen dat ongedoopt laten der kin-
deren zeer sterk, dewijl het strijdt tegen de leer onzer
Kerk.
Al is het ook, dat een predikant niet in den
geest onzer Kerk predikte, en het formulier geheel
verdraaid voorlas, nogtans zou ik mijn kind laten
doopen,
vooi\'eerst, omdat het niet voor mijne, maar
wel voor zijne rekening is, dat hij dwaalt;
ten tweede,
omdat het de schuld is van do Kerk-ordoning in
1816 en 1817 vervaardigd (zie mijn adres) dat aan
de leeraren zulk eene onbepaalde vrijheid gegeven
wordt; zoolang dit geene herstelling vindt, is er geono
verbetering, maar wol verergering to wachten;
ten
derde,
omdat ik dat formulier beantwoordde in don
zin en geest onzer Horvormdo Kerk on niot naar mou-
scholijko verdraaiing van oen of ander leoraar, hotgeon
men hom dos noods vooraf zoudo kunnen zoggen.
Alzoo denkende, zoudo ik er in uw goval veel bezwaar
in vinden om oen kind uit ecu andere goinoonte to
doopen;
niet omdat men zidks niet mag doen, het tegen-
deel
......maar omdat mon zich tegenover zijne

naburen en amptsbroederen (al dwalen die ook) vooral
bij de thans bestaande kerk-ordoning voorzichtig go-
dragen moet on allen schijn dos kwaad vermijden.
Tracht dan liever don vader van dat kind in boven-
staande dcnkbooldon to leiden, enz. Er is, dunkt mij,
nog wel oen of ander op to vindon, dat in don weg
dor gerechtigheid zou kunnen plaats hebbon." Dit
antwoord nu beviel
de Cock geenszins. Hij antwoordde
dat hij zoo zacht niot over do zaken kondo denken,
en dat bij den raad om voorzichtig te zijn, tegenover
naburen on ambtsbroeders, hij niot kon nalaten to

-ocr page 110-

98

denken, „dat er ook eene voorzichtigheid is, die God
mishaagt, in zijne dienaren", namehjk „de vleesclie-
\' hjke voorzichtigheid, uit liefde of vreeze der men-
schen."

Verder zegt hij dat het aantal der ongedoopte kin-
— deren in de noordelijke provinciën, zeer groot is, en
dat ook de ouders geenszins met de door
Molenaau
aangevoerde redenen te vreden te stellen zijn. Die
weigering vindt hij dan ook, in tegenstelling met
Molenaar, dat niet strijdt tegen de leer onzer kerk,
want dit zijn zijne woorden: „die eischt eene reine
bediening der Sacrp.menten (art. 29), terwijl heden in
deze booze dagen van vreeselijken afval vele predikan-
ten er openlijk voor uit komen, dat zij of op zijn
Paapsch of op zjjn Sociniaansch over de Sacramenten
denken, te veel of te min nl. daarin stellende en
daaraan toeschrijvende." Uit zijn geheele schrijven
blijkt duidelijk, dat
Molenaar\'s antwoord hem niet
bevredigde, en volgens hem niet was overeenkomstig
Gods Woord; daarom wildo hij zjjne gedachten hier-
over nogmaals gaarne vernemen, maar nu gegrond op
Gods Woord (zie pag. 52).
Molenaar schijnt hierop
niet meer geantwoord te hebben, en ons komt zulks
zeer natuurlijk voor. Immers
de Cock toont zich in
dit schrijven, als zeer eigenzinnig, en verder op theo-
1 logisch gebied zeer eenzijdig ontwikkeld. Immers
spreekt hij het duidelijk uit dat do sacramenten alleen
kracht hebben „ex opere operautis." ^
Iolenaar
dacht, dat zij uit kracht van zichzelve \'den zegen
moesten aanbrengen. Ook met de leer onzer kerk,
springt
de Cock eigenaardig om, vooral met art. 29
der geloofsbelijdenis. Ook juist hier heeft het bij hem
steeds gehaperd. Wat is de kerk? Waar is de kerk?

-ocr page 111-

99

deze vragen zijn nimmer naar behooren door hem
beantwoord. Het is nu reeds duidebjk, dat bij zoo-
danige geestesgesteldheid, en zoodanige opgewonden- -
heid als waarin deze man zich nu reeds bevond, hij
spoedig ook, wat tot nu toe nog niet door hem ver-
richt was, zoude uitvoeren, namelijk het
doopen van
kinderen uit naburige gemeenten.
En hoewel Molenaar
zeer juist schreef, dat zulks door de Ileglementon niot \'
verboden werd, zoo wist toch
de Cock , even goed als •
die twee leden uit zijnen kerkeraad, dat zoodanige hande-
ling groote gevolgen en een langen nasleep hebben zoude.
Wij vinden door zijnen levensbeschrijver dan ook ver-
meld, dat reeds den 29"\'\'" Sopt. van datzelfde jaar
(1833) to Ulrum, een kind van
Arend Jan Scuoonoort -
to Uithuizen gedoopt is geworden, hoewel in het acte-
boek dor Hervormde Oemcento te Ulrum eerst onder
dagteekening van den 4\'\'" October 1833 staat vermeld:
„dat er is besloten om versclieidono loden to vermanen,
„en den doop te bedienen aan de kinderen der geloo-
„vigcn, op aanvrage cn aanzoek, in hope tevens van
„meerder licht en kracht in den Heero." Dit eone
goval is niet het laatste gebleven; want uit het doop-
boek van Ulrum blijkt, dat tot op
de Cock\'s schorsing
IG kinderen uit andero gemeenten zijn gedoopt. Door "
deze handelingen, dio hem ernstig genoeg door
Molenaar
waron ontraden, waartegen zijn kerkeraad zelve in don
beginne groote bezwaren had gehad, heeft
de Cock
in overmoedigon ijver, den haat, die zich reeds en ]
grootendeels ton onrechte \') tegen hem had opgehoopt, !

1) Ten onrechte. Immers de gereformeerde leer door de Cock ge-
predikt, wnoraRu do toenmalige suprnnatnrnlistun of rntionnlisten zich
zoo hevig ergerden, was meer de leer der Ilerv. Kerk. en had moer
recht daarin gepredikt te worden, dan de leeringen der supranaturalisten.

7*

-ocr page 112-

100

doen ontbranden. Reeds in datzelfde jaar (1833) diende
■»A. P. A. du Cloux, leeraar te Vierhuizen, bij hot
klassikaal bestuur eene aanklacht in tegen H.
de Cock ,
omdat deze op Zondag den 3\'\'\'\'\' November, twee kin-
deren uit de gemeente van Vierhuizen, te Ulrum had
gedoopt. Het klassikaal bestuur, den 8®\'"=" November
daaraanvolgende in eene buitengewone vergadering ver-
zameld, benoemde eene commissie van onderzoek, be-
staande uit de heeren
A. Rutgers, J. H. Warmolts
en P. Rutgers , die na kennisgeving hiervan den
18\'*®" te Ulrum aankwamen.

Hier gekomen, verklaarde deze commissie, „niets
anders in last te hebben, dan te onderzoeken, of boven-
genoemdo aanklacht waarheid behelsde en of
de Cock
hiermede dacht voort te gaan, terwijl zij een afdoend
antwoord verlangde."

Uit antwoord kon, wat hot eerste gedeelte der vraag
van de commissio betrof, niet anders dan bevestigend
luiden, en op het vragen naar
de Cock\'s verder voor-
nemen, verklaarde deze: „dat hij door de ouders was
„uitgenoodigd, om hunne kinderen te doopen, dewijl
„dezo rechtstreeks tegen de loer van Us.
du Cloux
„protesteerden en bepaaldelijk tegen dit gevoelen van
„dezen hunnen leeraar:
dat-alle kinderen met den II.
„ Geest werden gedoopt;
on dat hij van oordeel was,
„dat de ware geloovigen zich ter doopsbodiening daar
„moeten vervoegen, waar zij het or voor houden, dat
„de leer der Gereformeerde Kerk zuiver wordt ge-
„predikt. Waarom hjj van voornemen was ook in hot
^ „vervolg met hot doopen van kinderen uit andero go-
„meenten voort te gaan, tenzij hom de wet mocht
„worden aangewezen waartegen dit streed." Do Hoor
A. Rutgers begaf zich nog in ccn gesprok, en later

-ocr page 113-

101

in eeno briefwisseling over dozo zaak \'). Deze heer
die van zichzelven getuigen kon, dat hij uit ingeno-
menheid met de
Insiihitio vau Calvijn, dit werk van
den grooten Hervormer, meer dan zes malen geheel
had doorgelezen en bestudeerd, „en dus mocht meenen
iu zijnen geest ingedrongen te zijn," had
de Cock
pogen aan te toonen, dat zijn gedrag ten opzichte van
hot doopen van kinderen uit vreemde gemeenten, ook
uit
Calvijx\'s oogpunt beschouwd, geen goedkeuring
kon vindon. Hij schrijft in oen zijnor brieven, gezegd
te hebben, dat
Cal vuns redoneoring was:

I. „Hot is hot werk des Leeraars tc onderwijzen,
do Sacramontcn tc bedienen en kerktucht tc
handhaven.

II. Gelijk do Apostelen dit doden in de <jeheele
icereld,
zoo moot ieder leoraar dit doen in zijne
ijeniecnte bij welke hij is aamjesteld.

III. Aan de waardigheid van don II. doop wordt
niets toegevoegd of ontnomen door do hoeda-
nigheid dos bedienaars."

En dit zijn beweren werd door hom met gocdo be-
wijzen gestaafd. 2).

1) „Leven vnn IL dk Cock" png. 73—78.

2) In Hutokrs brief vnn 21 Nov. 1833, noenil hij ile bewijsplnnlsen
voor N®. I. Lib. IV (quarto), Cap. 111 f O medio: Ex his et simtlibus
loeis — ndministrarc — en een weinig verder: Neqno tnmen pracsentis
instituti esti — exeereent."

Ilet is van belang, dat dit eerste bcwezenu in $ O slaat, omdnt in
diezelfde paragraaf (Lib. IV. C. III. § C.) mcl zoo vele woorden gezegd
wordt — dnt iedere Lecrnnr
verpHgt is dit (dal is dus: duze 3 stukken
onder N°. I vermeld) .tc doen iu zijne
gemeente over welko hij gesteld
is, gelijk dc Apostelen dit deden in do geheelo wereld. Zie do laatste
zinsnede van die puragrnnf, waarbij ik UEw. opmerkzaam mnak op du
tegenoverstelling: tegenover
Apostoli, stnat: pattor unusqnisque; tegen-

-ocr page 114-

102

De Cock was evenwel niet overtuigd, en bleef ook
in het antwoord op dien brief gegeven, aandringen op
eene samenspreking met eene wettige vergadering,
opdat deze hem mocht onderrichten, en zoo hij dwaalde,
„op grond van Gods woord \'en de grondioetten onzer
Kerk hem overtuigen.\'\'\'\'
Ook schreef hij : „Donatisterij
„besmet noch mij, noch hen, die hunne kinderen hier
„hebben laten doopen, daar van wederzijden de kracht
„des doops van Gods H. Geest verwacht wordt." Toch
kunnen wij uit alles wat hij reeds hieraangaande ge-
zegd en geschreven had, die betuiging van
de Cock,
hoe goed ook gemeend, niet aanvaarden. De meening,
de doop heeft kracht
ex opere operantis, blijkt maar
al te duidelijk ten grondslag tc liggen aan zijne han-
delingen in dit opzicht. Ook kan do verdediging van
zijnen lovensbeschrijver ons niet van kracht schijnen,
waar hij op pag. 78 van „het leven van II.
de Cock,"
schrijft: Ds. Rutgers had de oorzaak van dit doopen
van kinderen uit vreemde gemeenten niet begrepen.
„Deze lag niet in do meenjng dat de doop, bediend
„door oen regtgovoelendon leoraar, waardiger was,
„dan die bediend was door een dwaalleeraar, maar de

ovcr: praeititerunl, stnat: debet; tegenover: orbi univerto, slnat: ffregi
suo desiinnius e*t."

Nog voegt hij hierbij: L. IV. e. 3. $ 5, de laatste zinsnede: „Dc Ilcr-
ders hebben dezelfde bediening met do Apostelen, uitgezonderd dit, dat
ieder van hen eene bepaalde gemeente, hem toevertrouwd, bestuurt."

Voor N». III, geldt Lib. IV. Cap. 15, | IGj vooral waar Calvijn
zegt: „Al waren zij die ons doopten, ook nog zoo onbéltend met God
„cn alle Godsvrucht, al waren zij ook verachters derzelve, zij hebben
„ons toch niet gedoopt tot deelgenootschap hunner onwetendheid of
„heiligschennis, maar tot het geloof iu Jesus Christus, want zij hebben
„nict bunnen maar Gods naam aangeroepen, en in geen anderen naam
jons gedoopt."

-ocr page 115-

iÜ3

„ware oorzaak was deze: dat regtziunig gevoelende
„ouders
riiet dan met verkrachting van hun geiceten en j
„ontrouw aan God, de kinderen gedoopt konden krijgen."
Immers voor dit laatste beweren vonden wij nergens
bewijzen, en door het opvolgen van den raad door Ds.
Molenaar reeds vroeger gegeven, zoude niemand zijn
getceten hebben behoeven te verkrachten, noch ontrouw
■worden aan God.

Eene grooto reien van de Cock\'s onverzettelijkheid
in dezen, moet evenwel ook gevonden worden, in het-
geen
D. Molenaar hem had to kennen gegevon. Er
bestonden namelijk geen bepalingen, noch in het alge- -
meen, noch in de toenmalige bijzondere reglementen,
dio het doopen van kinderen uit vreemde gemeenten
verboden, of beperkten. Ook zijn levensbeschrijver kan
dit niet ontkennen. Immers hij vormoldt uitdrukkelijk
dat
de Cock toen verklaarde, gezind te zijn zich aan >
de hierover bostaaiido reglementen te onderwerpen,
indieu hem die worden aangewezen.

En verder zegt hij nog: „Een begin van consciëntie-
dwang, door belommoriug in do vrijo uitoefening zijnor
Evangeliebediening in zijne gemeente, acheon hem dezo
stap van. het klassikaal bestuur, omdat door het feite-
lijk bestaan van leervrijheid voor leeraren iu do Ilerv.
Kerk, ook voor do leden, dor kerk vrijheid in het
hooren van de prediking en in het gebruiken dor Sacra-
menten moest bestaan."

Zijn standpunt is toen dus blijkbaar geweest, dat
hij erkende, dat feitelijk de kerkelijke besturen
de
Leervrijheid
invoordon. Dat dezo handelingen onwettig,
zelfs ook tegen do bedoeling des konings en tegen
het mandaat door hem der Synode van 1816 gegeven
waren. Dat daarom hiertegen moest gestreden worden)

-ocr page 116-

104

mm

maar met aanvaarding der toenmalige inrichtingen en
toestanden i), waarom hij bovenal van de voorstanders
• der leervrijheid, eene consequente toepassing van hun
t beginsel vroeg, door dit niet alleen voor de hunnen ,
maar. ook voor hunne tegenstanders in praktijk to
brengen.

Zijn levensbeschrijver zegt ook, dat toon het denk-
\' heeld
van de kerk te verlaten hem vreemd was. „In
„dezen tijd had hij van de Ned. Herv. Kerk nog geono
„andore gedachte, dan dat zij, ofschoon in velo op-
„zichten verbasterd, de ware kerk on alzoo do ge-
„nieento des Hoeren was. Mindor bekend met al de
„reglementen en nog steeds tor goeder trouw in do
„opvatting van het onderteokeningsformulior voor aan-
I „komende predikanten, kon hij niot aannemen; dat do
„fondamonten waren omgekeerd." (pag. 79 II.
de Cock).
Do geciteerde woorden, zijn zeer gekleurd. Als de
Cock
toon op hot einde van 1833, de roglomonten
nog niet voldoende kende, zal hij in
1834 niot vorder
in dit opzicht gevorderd zijn, immers dc tijd moot hem
ontbroken hebben, bij allos wat toon hem droof: ook
verandert iemands karakter niot zoo snol. Do man
die tot nu toe, zich maar al te weinig aan diepgaan-
de, grondige studio had gewaagd, dio er geen rust

1) Jleii zïe hiervoor png. 80 en 81 van „het leven vnn 11. DK CocK,\'\'
waiirnil blijkt ilat
»k Cock, hel nlgenieen reglement eu de bijzondere
bcpnlingen op zich zelve annvnarde. Alleen streed hij tegen dc ver-
draaiing daarvan.

Over het ondcrteekcningsformulicr der proponenten zegt hij: Ligt
♦ dnnrin eene afschafling der oudc formulieren? »moet men zelfs niel op-
zettelijk cr op studeren, om eenige uitvlucht op tc zoeken?.... En
indien die mocht bestnnn, vervolgt hij: — «Was dat voldoen aan het
oogmerk vnn Zijne Majesteit den Koning,..," cni;.

-ocr page 117-

105

voor bezat, kon in de voor hem zoo veelbewogen dagen
dit nog minder. Neen,
de Cock stond toen op het
standpunt, waarop ook Mr.
Groen van Prinsterer
en de orthodoxen in de kerk zich plaatsten cn zijn
blijven staan. Dit standpunt is door dien geleerde zoo
zuiver omschreven in, „het regt der Hervormde Gezind-
heid" 1848. Immers hij wees or op dat „door vast-
houding der Christenen aan hun geloof als aan hot
historische geloof van do Kerk", het wezen van die
Kerk weder uit do duisternis aan hot licht zoudo
komon. Immers „do geloovigen zouden niot langer,
gelijk thans, in klagt en werkzaamheid, geïsoleerd
staan. Gedachtig dat het kenmerk eener Gemeente,
onafhankelijk van ontrouw en afval, in do gemeenschap
ligt der overtuiging waarop zij gegrond word, gedach-
tig dat hun geloof hot geloof der Kerk is, zouden zij
levendiger beseffen dat in hun geloofsvoreeniging do
voortduring dor Kerk bohoort to worden geopenbaard.
Dat zij, naar kerkrcgt, do Kerk zijn." „Dat het rogt
„der Kerk evenmin door do ougeloovighoid van velen
„to niot gaat, als do wettigheid van hct gezag om do
„talrijkheid der rebellen, of om do veelheid dor over-
„trodors do toepasselijkheid oonor wot."

Daarom moest or gestreden worden, tegen hot geweld
dor gemeonto aangedaan, en in de kerk, mot aanslui-
ting aan allo historische rochton do strijd worden aan-
gebonden, tegen do miskenners dier oudo rechtcn, cn
van hct wezen dier gemeenschap.

Schoon wordt dozo wijze van handelen goformuleord,
waar Mr.
Groen schrijft:

„Geon verlaten van hot Kerkgenootschap. Do be-
wustheid van good rogt is geon roden om voor onrogt
on miskenning te wijken. Geen doordrijven van eeno

-ocr page 118-

106

plotselinge wijziging eener kerkorganisatie, welke ter
voorkoming van verwarring en ter regeling van mate-
rieele belangen nut heeft. Eerbiediging der Synode,
in dit opzigt, kan wellicht gepaard gaan met de over-
tuiging, dat een kerkelijk lichaam, zamengesteld ook
uit tegenstanders van de kerkleer, tot behartiging van
de hooger belangen der Gemeente even onvermogend
als onbevoegd is." l).

Het is ons dus zeer duidelijk waarom toen ter tijde,
niettegenstaande de bestaande reglementen, en het on-
• derteekeningsformulier,
de Cock nog niet kon aanne-
men, dat de fondamenten der kerk waren omgekeerd.
Immers zulks was eene onmogelijkheid, de reglementen
konden zulks niet doen. Hoe is evenwel dio grooto
ommekeer bij hem gekomen ? Waardoor heoft
de Cock
later kunnen belijden, dat de Herv. Kerk, niet meer
was een Kerke Christi?

Het verder beloop der gebeurtenissen zal naar onzo
overtuiging, het mogelijk maken hierop te antwoorden.
Drie dagen voor do aankomst to Ulrum van dc te voren
vermelde commissie uit het klassikaal bestuur, was
(15 Nov. 1833) hot werk tegon do heeren Brouwer
en Heddinqius gericht, verschenen. Dc titel was:
— „Verdediging van do waro Gereformeerde leer en van
de ware Gereformeerden, bestreden en tentoongesteld
door twee zoogenaamde Gereformeerde leeraars, of de
schaapskooi van Christus aangetast door tweo wolven,
en verdedigd door H.
de Cock , Gereformeerde leeraar
te Ulrum."

Het was eene refutatie vau de reeds vermelde werk-

1) Pag. 77 cn 78. „Het rcgt der Hcrv. Gcïindheid," Mr. G. Gkoe.n
v. Prinsteueb,

-ocr page 119-

107 ~ ■

jes der lieeren Brouwer en Reddikgius, en tot het
schrijven van dit geschrift was, zooals wij reeds vroeger
zagen,
de Cock door Brouwer uitgedaagd. Nu trad
hij op voor de rechten der Gereformeerde loer. Had
hij tot nog toe getracht waar . hij meende onkunde
haar aangaande te vinden, die onkunde te verdrijven,
nu vond hij vijandig verzet, en begon zijne
polemiek. >
Van dit geschrift en van het kort to voren door hem
uitgegeven „Kort begrip der Chr. religie," zond hij
ook nu, evenals vroeger bij zijne uitgave der „artikels
van Dordt," exemplaren aan Z. M. den Koning, met -
begeleidend schrijven. In dit schrijven, onder de dag-
teekening van den 20""=" Nov. 1833 schrijft hij: „Uwe
„Majesteit gelieve slechts het regt der godvrcezendcn
„te handhaven en voor conscicntiedwang tc hoeden en
„hct zwaard van Gods Geest zal dan ook eerlang do
„dwalingen ei} duisternissen door zjjno gonado, hoop
„ik, verdrijven, en Gods zogen in ons land doen
„wederkeeren." (pag 91).

"Wij zien hieruit dat. hij veel hulp van den koning
verwachtte, in den strijd die ontbrand was. Iljj ver-
trouwde, dat bij het verzet der oudo gomeento tegen
hen die haar in haar rechten wilden krenken, do hulp |
van Oranje, zoudo komen aan do zijde dergenen dio
vasthielden aan do leer der vaderen. Zeer lang heeft
hij deze verwachting gekoesterd, dio ovenwei nict is
vervuld.

Do vijandschap togen de Cock, waarvan de aan-
klacht van Ds. A. P. A.
du Cloux niet onduidelijk
blijken geeft i), werd door dezon schriftelijken arbeid

1) Er kou nict anngeklaagJ worden, omdat er nict overtreden was.
Geen artikel der Kerkelijke wetgeving was geschonden. Wij vonden eci\\

-ocr page 120-

■ 108

nog aangewakkerd. Niet alleen de voorrede, voor
„het kort begrip," maar vooral het werkje tegon
Brouwer en Reddinqius brachten de hartstochten in
beroering. Ook
de Cock zag dat deze stap niet zon-
der gevolgen zoude blijven. Hij zocht daarom stoun
bij gelijkgezinden. „Hij zond daarom oxemplai-en van
„dit werk aan onderscheidene leeraars in do Herv.
„Kerk, die hij door hunno werken als regtzinnig had
„leeren kennen, of die hem door goruchton als zoo-
„danig bekend waren geworden, terwijl hij aan som-
„migen raad en inlichting vraagde, hoo in de gemeente
„het bost werkzaam te zijn tot herstel van leer on
„tucht." pag. (92).

Van tweo hunner ontving hij antwoord, ten minsto
van dezo alleen wordt in „hct leven van H.
de Cock"
molding gemaakt. Het waren de heeren L. van Loon,
predikant tc Welsrijp, en H. P. Sciior/fE, to Doveren
cn Genderon. Dozo brieven worden, in het ineorgo-
noemde werk, op pag. 95—98, gevonden. Vooral
van belang is hot schrijven van H. P.
Schölte. Hot
was de eorsto brief door dezen aan
de Cock , die hom

geschrift van eenen A. P. A. du Cloux, predikant te Ohlebrock, 1854,
waaruil wij den schrijver leerden kennen als ccn voorstander der Her-
vormde leer. Hoewel de initialen en de naam geheel overeenkomen met
die, vnn den hier genoemde, zoo kwam hct ons voor dnt toch wellicht
deze persoon niet dezelfde was, als dio tegen
dk Cock nnnklnchtcn
indiende. Bij nader onderzoek bleek evenwel dat de predikant vnn
Vierhuizen en do latere predikant vnn Oldcbroek wel degelijk ccn cn
^ dezelfde persoon was. — Ons werd bovendien bericht» dat hij in
1838
\' te Losdorp van inzichten gansch veranderd wns. Hct is te wenschen
\' dat hij nn dien tijd oprecht berouw znl hebben gehad ovcr hetgeen hij
tegen
dk Cock had misdreven, cn ovcr de groote rol door hem als aan-
brenger cn aanklager, in deze geschiedenis gespeeld. — Of zulks bij
hem gevonden werd, bleef ons onbekend.

-ocr page 121-

109

persoonlijk nog onbekend wf^s, geschreven. Uit deze
letteren blijkt dat
de Cock met Sciiolte\'s handelingen
evenwel vrij goed moet bekend geweest zijn. Deze
laatste schrijft hierin ook, dat hij toen
in H geheel geen -
gezangen meer gebruikte.
Het goheel nalaten van hun
gebruik was bij hem geschied, ton gevolge van een
briefje ou daarna oen mondeling gesprek van don
secretaris van het klassikaal bestuur, waarbij deze in
naam van het bestuur hem „wilde dwingen om telkens
gezangen to laten zingen." Hierop had
Sciiolte go- (
vraagd of er eene kerkelijke wet bestond, die hom
hiertoe verplichtte. Deze had hom niot kunnen gewe- .
zen worden, on nu handelde hij op de reeds vermelde
wijze. 13ij dit staaltje van \'s mans hoofdigheid, door
hemzelven vermeld, zegt hij toch nog iets opmerkelijks,
waar hij schrijft alzoo gehandeld to hobben (namelijk
het vragen naar eeno wot onz.):
dewijl ik nog niet de
verzekering heb in mijn gemoed op grond van Gods
Woord, dat ik wegens het zingen van gezangen de pre-
diking van het ecaiujelie mag opofferen.\'"

Wij zien het dat dozo Sciiolte, veel voorzichtiger
was dan H.
de Cock, hoewol zijno ontevredenheid
over do toenmalige toestanden niet minder was dau
dio van dezen. — Ds.
du Cloux, bleek zeer haastig j
te zijn. Immers, hoewel de commissie van hot klas-
sikaal bestuur zooals wij zagen, eerst don 18*\'\'=" No-
vember te Ulrum verschoon, om ton gevolge dor gedane
aanklacht, de zakon aldaar to ondorzoekon, wendde
dozo
du Cloux zich toch op dien zelfden dag ander-
maal bij missive tot het klassikaal bestuur, omdat den
17\'\'®" Nov., door
de Cock twee kiudoroii uit zijno"
goinoonte waren gedoopt. Nogmaals schreef do hoor
du Cloux don Docomber aan voormeld bestuur

-ocr page 122-

no

en beklaagde zich dat de Cock getrouwde en onge-
trouwde leden zijner gemeente in zijne openbare cate-
chisatiën toeliet en onderwees en deze zelfs er toe
opwekte. Ook beklaagde zich de kerkeraad v-m Farm-
sum, op aanraden van de klassis Appingedam, bij
missive van den 4\'\'^" Dec. dat twee paar ouders uit
gezegde gemeente zich hadden verstout hunne kinderen
den S""®" Nov. te Ulrum te doen doopen, en dat deze
aldaar in het doopprotocol aangeteekend waren" (pag.
98). Tengevolge daarvan ontving de Cock den 14\'\'"
\'\'Dec. 1833 van den scriba der klassis van Middelstum,
eene oproeping om Donderdag den
19\'\'\'"" Dec. 1833,
voorm. ten 12 ure, in het Zylvesterhuis te Onderden-
dam te verschijnen, ten einde over bij het klassikaal
Bestuur tegen hem bestaande klachten gehoord te wor-
den. Hij verscheen. Het bestuur onderzocht of er
kinderen uit naburige gemeenten gedoopt waren, en
verlangde kort en bondig antwoord, op vragen gelijk-
luidend aan die den 18\'\'®" November door zijne com-
missie hem waren gedaan.
De Cock beloofde dit doo-
. pen te zullen nalaten, indien hem of uit Gods woord,
of zelfs uit de reglementen kon aangetoond worden,
dat zulks verboden was \').

1) C. IIooYEn. Kerkelijke weiten, pn(f, .171 «le noot:
In (le Syn. Verg. vnn 1824, is gcvrnngil;
of de ouders vrijheid heh-
hen, zonder toestemming van hunnen Fredikant,in eene nahuriyeyemeente
te laten doopen?
wnarop cle Speciale Coinni. de volgende naiisrhrijviiig
ann de Prov. Kerkbesturen voorsloeg: „De Alg. Syn. d. Ilerv. Kerk
„geeft, naar aanleiding vnn eene ann haar gedane annyrage, kennis ann
„alle Prov. Kerkbcst., dnl zij in hcl algemeen oordeelt, dat ouders geene
„vrijheid hebben, om hnnne kinderen, zonder torstcmming vnn deu
„Leeraar hunner woonplaats, elders le doen doopen, niaor iiitcgcii-
„deel verpligl zijn, in die gemeente, waartoe zij kerkelijk behoo.
pren, die heilige plegtigheid aan dezelve tc laten vcrrigtcn; terwijl

-ocr page 123-

I

III

Nog werd liem gevraagd, (hoewel deze zaak be-
zwaarlijk kan gebracht worden onder de rubriek
bij ons
ingekomen klachten),
of hjj de schrijver was van het
werkje tegen de beeren
Brouwer en Reddixgius en
of hij bereid was dit te herroepen.
De Cock zeide te
zullen herroepen, indien hij uit de Schrift van dwaling
werd overtuigd. Verder gaf men hem geen gelegenheid,
zijn gedrag te motiveeren en werd do bode gelast hem
uit de vergadering te brengen.

Tegen den avond van den 20\'\'®" Dec. overhandigde
de bode van evengemeld bestuur, aan
de Cock\'s woning
het vonnis van
geheele schorsing, zonder verlies van
traktement,
den 19\'\'®" Dec. door dit klassikaal bestuur
gevold. Dit vonnis in zijn geheel is te vinden in „het
leven van
Hendrik de Cock," op pag. 101 — 104.
Gieseler
vermeldt het niet in zijn geheel, en citeert

»evenwel door den plnntselijken Leeraar, om gewigtige redenen, aan de
„leden zijner gemeente toestemming mag gegeven worden, om hunne
„kinderen, elders te doen doopen. Deze toestemming wordt gerckeiul
„stilzwijgend gegeven te zijn, in die gevallen, wanneer dc afgidegenheld
„vnn woonplanls, nf andere omstandigheden hct langdurige en verjaarde
„gebruik hebben ingevoerd, om de kinderen van sommige Itden dor
„gemeente in ccne liun meer gelegene kerk te doen doopen. Voorts
„kunnen de kinderen vau hen, die door hun beroep of andere omsinn-
„dighudcn, bij afwisseling in verschillende gemeenten vertoeven, dmir
„gedoopt worden, waar zich dc ouders werkelijk bcvindi-ii "

I)c Synode heeft evenwel dczc aanschrijving niet grdann; ofschoon zij
wel oordeelde dnt, indien op dit stuk bepalingen behoorden gemankt te
worden, die, welke door de Couunissie waren voorgedragen, allermeest
tuoeslen iu aanmerking koiuun (Syu. Hand. 182t, blz. &.*)—57). Eerst
iu 18 2, heeft de Synode bepaald: „dat voortaan geene kinderen buiten
„dc gemeonic, wanrloc de ondcrs kerkelijk behooren, gedoopt mogen
„worden, zonder
tchrißetijke toestemming vnn den Predikant dier ge-
„meente (Syn. Hand. 18-Vi, bl. 126). Wij zien dus dat bet kinssiknnl
bestuur
dk Cock op dien» vraag; uit de kerkelijke \\cetten niel kon aan\'
toonen,
dat zijne handelingen verboden waren.

-ocr page 124-

llö

onzuiver. Bij het eenigszins aandachtig gadeslaan van
dit stuk, weet men niet wat het meest te moeten
afkeuren, de onjuistheid van wetsinterpretatie, of de
slordigheid waarmede het gesteld is, of bovenal hct
1- zoeken naar
een stok om den hond te slaan. De
handelwijze van het klassikaal bestuur is zeer won-
derlijk. Er
hestonden klachten tegen de Cock , bij dit
bestuur ingebracht. Hij werd geciteerd den Dec.

voor dat bestuur tc verschijnen, wegens tegen hem be-
I staande klachten. Wat waren die klachten ? Niets anders
dan de klachten over het doopen van kinderen uit
vreemde gemeenten. Hiervoor was den 18\'\'\'\'" November
eeno commissie afgevaardigd. Evenwel begint hot vonnis
van schorsing met dc woorden: „Het klassikaal bestuur
van Middelstum, met vereischte nauwkeurigheid over-
wogen hebbende, zeker door den druk algemeen ge-
maakt publiek geschrift," getiteld: „Verdediging van
do ware Gcr. Kerk enz." „Overwegende, dat hij zich
„heeft schuldig gemaakt aan strafbare belecdiging on
„licfdolooze voroordeeling .... on „Overwegende dat
„dc Heer
de Cock door het verspreiden van zulk ccn
„schandschrift, het verderfelijke zaad van oproer cn
„verdeeldheid strooit, do goede orde in do Kerk zoekt
„omver to worpen enz... ."

Na zoovele overwegingen volgt ton laatsto oven in
■\'t voorbijgaan,
de oeertoeging dat do .hoer de CocK door
de bediening van den Christelijkcn
Doop aan kinderen
uit andere gemeenten.... den kring zijnor bediening
to buiten gaat.

Er wordt dus eene zaak in het vonnis vermeld,
dio volgons art. 47 van hot Rogleincnt op do uitoefe-
ning van Korkcljjk opzigt en tucht, goedgekeurd bij
Koninklijk besluit van den 28"«" Sopt. 1825 n". 109,

-ocr page 125-

113

en volgens den geheelen geest van dit reglement, niet
kon behooren tot de rubriek
bestaande klachten. Immers
volgens dit reglement konden alleen bezwaren worden
ingebracht tegon
de leer, de ambtsbediening, of den -
loandel van Predikanten" enz. (art. 47). Nu is het dui-
delijk dat hot uitgeven van een aanvallend geschrift,
togen aanvallen in geschrifte gedaan, hoo hovig ook,
niet kan gebracht worden ondor den term van slechten
xoandel, volgens de doorlooponde beteekenis van wandel
in dit reglemont, on in hot noderduitsch spraakgebruik.

Do aanklachten over het toedienen van don Doop,
kondon volgens art. 47 alleen ontvankelijk worden
verklaard, tenzij mon
de Cock\'s geschrift uit hot oog- r
punt van
leer had willen voroordeolon. Maar or bestond
immers feitelijk leervrijheid.

Het eigenaardigste evenwel is dat in do artikelen
in dit vonnis opgesomd, tor staving van hot gesproken
recht, geen oen artikel don doop, deszelfs toediening,
of wat ook mot don doop in verband staat rakende,
wordt vermeld. Immers dozo aanklachten haddon goon
recht van bestaan, omdat in dit opzicht geono wetten
waren overtreden, on dus ook
geen yonnia kon vallen.
Hioraangaande had zelfs vrijspraak moeten volgen, i
Evenwol hot classikaal stuk begaat do onjuistheid, do
aanklacht te vermelden, alsof het eene billijke aan-
klacht was, on daarna or goon woord meer van to
reppen. Het geschrift togen
Brouwer en Heddingius
treedt dan, en uitsluitend, op don voorgrond. Hot schrij-
vcn van dit stuk moet dan mot allo macht gomaakt
worden tot een misdrijf togen do ordo; daarom worden
uit hot roods vernioldo roglomont van kerkelijk opzicht
cn tucht velo artikelen opgesomd, on wol zeer naïf,
ondor dio allo art. 2. Immers terwijl art. 7 zegt, „dat

8

-ocr page 126-

114

„alles wat de goede orde in de kerk kan verstoren,
„en vergrijpingen van opzieners der gemeente in hunne
„ambtsbediening, nalatigheid in hun gewigtig dienst-
^werk, misbruik van macht én knevelarij, bijzonder
„strafbaar zijn;" en door het vonnis
de Cock\'s schrijven
als eene zonde tegen dit artikel wordt beschouwd,
haast het classikaal Jbestuur zich zulks, deze verstoring
der orde te straffen, zich beroepende op art. 2 en 4;
terwijl juist deze artikels, meer dan vele andere, zijn
onrecht en ontrouw in het kerkelijk bestuur moesten
aantoonen. Immers wat
de Cock verdedigde in zijn
■ geschrift tegen
Brouwer en Reddingius , was de Her-
vormde leer; hjj deed dus wat het bestuur dat zich
op art. 2 en 4 beriep had moeten prijzen, in stede
van straffen, daar juist deze artikels het
handhaven dier
\' leer
voorschrijven Do kerkelijke besturen hand-
haafden nergens meer de Hervormde leer. Er bestond
-- facto leervrijheid. Doch van den anderen kant, ging het
dan allerminst aan, terwijl in een belangrijk punt
tegen de artikelen van wet werd gezondigd, cen ander
\\ gedeelte dier artikelen zoo te gebruiken en te ver-
wringen, dat men daarmede onder schijn van do ordo
handhaven, integendeel zich nog gewelddadig verzette

1) Dc artikels zijn:

Art. 2. Deze ondcrsclicidene vergaderingen stellen zich ten hoofddoel
de handhaving vnn den Godsdienst,
bijzonder der Hervormde leer en
der zuiverheid vaii zeden, welke haar is aanbevolen, cn nemen kennis
van daden en handelingen, welke strijden tegen do kcrkclyke wetten cu
reglementen.

Art. 4. Kerkelijke vergaderingen, zich zorgvuldig onthoudende van
alles, wat tot burgerlijk bestuur of regtspleging behoort, hebben vooral
te letten op de ambtsverrigtingcu, en den wandel der genen,
tcier leer
en gedrag,
ala van kerkelijke ambtenaren, op de gemeente ceneu mcer
regtstrcekscheu invloed oefenen.

-ocr page 127-

115

tegen hen, die leerden en verdedigden, wat de kerkelijke }
besturen moesten handhaven en beschermen, namelijk
de leer der Hervormde Kerk. Dit is hier geschied.
De Cock was strafbaar omdat hij tegen Brouwer en /
Reddingius, de Gereformeerde leer gehandhaafd had.
En hierop moeten dan ook alle artikelen slaan die in
het vonnis opgesomd worden. Geen een artikel heeft
betrekking op den doop. Nu evenwel moeten wij ons
zeer verwonderen, hoo men zulke artikelen heeft durven
bijbrengen. Immers in geen een dier artikelen, wordt
do vrijheid gegeven, iemand to schorsen, om zijne
verdediging der Gereformeerde leer. In geene dier arti-
kelen wordt maar eenigszins iets gezegd, wat dezon stap
van het classikaal bestuur kan rechtvaardigen. Toch
wordt, na eone zaak in het geding betrokken to hebben,
die daarin niet kon worden gebracht, na op het punt
van het doopen van kindoren uit vreemde gemeenten, in
het voorbijgaan oen afkeurend woord gesproken te
hebbon, zonder aanwjjzing van het recht daartoe, en
na opsomming van artikelen, die men wil laton zeggen,
wat geen jurist daar ooit in lezen kan, ten slotte de
wonderhjkste handgreep vertoond, door te besluiten:
„Dat do heer
Hendrik de Cock, predikant te Ulrum ,
„uit hoofde van zijnen ergerlijken handel en overtreding -
„van zjjno verpligting, als leeraar zal zijn geschorst
„in alle deelen van zijn dienst enz...., tot zoo lang
„de hoer
de Cock voor het classikaal bestuur vau
„Middelstum zal hebben schuld beleden, zijne veroor-
„deeling en tentoonstelling van genoemde predikanten,
„herroept, en in geschrifte verklaart en belooft, zich
„aan zulk eenen ergerlijken handel en wanorde, niot
„vorder schuldig te zullen maken." Waar bhjft nu
de overtreding begaan door het doopen van kinderen -

8*

-ocr page 128-

IIG

uit naburige gemeenten. Dit wordt zeer behéndig ver-
j geten, en de oorzaak dezer schorsing , is
de veroordeeling
I en tentoonstelling
in geschrifte van predikanten, die in
de Hervormde Kerk, de leer dier kerk bestreden, en
door
de Cock juist op deze onwettige handeling in \'t
openbaar waren opmerkzaam gemaakt i).

Nog wilden wij eenige zaken aangaande dit vonnis
doen opmerken. Het vonnis vermeldt dat
de Cock dezo
licfdolooze bejegening, den twee meergenoemden aan-
deed, „zonder dat hij vooraf bij eenig competent kerke-
lijk bestuur eenig bezwaar tegen genoemde predikanten
hoeft ingebragt, en deszelfs uitspraak afgewacht." Op
de classikalo vergadering waar
Brouwer hem--tot hct
schrijven van dit tegenschrift uitdaagde, had
de CocK
bij die vergadering een aanklacht tegon
Brouwer in-
=t gediend
over zijne afwijking van de Gereformeerde leer
Was het classikaal bestuur dit vergeten?

Verder, dit bestuur, beroept zich op veel artikels,
ook uit het „Reglement op de uitoefening van Kerke-
lijk opzigt en tucht" van 28 Sopt. 1825, maar vergeet
art. 14 van datzelfde reglement op zich zolvon too to
passen. Do vergadering toch vau 19 Dec. werd door
5 van do
tien leden bijgewoond, on sprak hoewel do
vereischte
twee derden ontbraken, eon vonnis van alge-

1) Wij moeten hier protest aanteekenen togen de woorden van Dr.
C. E.
van Koetsvelt, in „de Christ. Wereld der laatste halve eeuw"
pag. 516: „De onbeschofte oppositie van Ds. «
e Cock te Ulrnm, inzon-
derheid tegen de Evangelische Gezangen, had aanleiding gegeven tot
zijne schorsing en daaropvolgende afzetting." In hct decreet von Schor-
sing, worden de Evangelische Gezangen geenszins vermeld. Dc aanlei-
ding tot schorsing was in \'t bijzonder, het geschrift tegen
Brouwer en
Reudinoius, en meer iu \'t algemeen het verkondigen cn handhaven der
Gereformeerde leer.

2) Zie ,11. 1ik Cock" png. 100 beneden.

-ocr page 129-

117

heele schorsing zondèr verlies van traktement, uit, tevens •
bepalende dat zulks,
in alle gevallen effect zoude sor-
teren.
1). De Cock onderwierp zich aan dit onwettig
vonnis onder protest, en verhinderde zelfs met allo
macht bij zijne gemeenteleden het begaan van daden
van geweld. Den 23\'*"=" Dec. diende hij een protest" |
in aan het „provinciaal kerkbestuur van Groningen."

Dit is een krachtig en mannelijk woord, evenwel
wordt hierin niet de afwijking van art. 14 door hot I
klass. bestuur begaan, pngetoond. Hij en zijn korko-
raad wisten toen nog niet dat zoodanig artikel bestond.
Nog diende hjj zijne klachten in „bij den gouverneur -
on do godeputoordo staten van do provincie Gronin-
gen" 2). Op dit laatste adres word don 7\'"\'=" Jan.
1834 geantwoord, dat do gouverneur en do godopu-
toerdo staten zich onbevoegd achtten om van do grieven
en bozwaron konnis te nomen. Do gemeente to Ulrum .
was zoor vorbittord over dozo schorsing. Ton bowijzo
dat
de Cock\'s zaak do hunno was, mogo ook dionon
dat boido ovongomcldo protoston ook van do ondorlin-
gon cn diakcnon uitgingen, on door don gohoolon
korkeraad ondertcokond waren. Ook word volgons do
woorden van zijnon lovonsbcschrijvcr, daar hun Iceraar
niot voor do gemoonto mocht optreden; „omdat mon
do behoefte aan den Ilocro, zijne hulp on zijn licht
gevoelde en van hem alleen hot heil vorwachttc," bo-

\\

1) Art. II. li\\ kcrkclijko vcrgadcriugcn wordt, over nllc op het
kerkelijk opzigt betrekking hebbende zaken, bij volstrekte meerderheid
der tegenwoordig zijnde leden besloten; znllcnde eehter gceno uitspraak
gedaan worden, ten zij ten minste
ticee derden van do leden der ver-
gadering tegenwoordig zijn.

2) Heide protesten zyn zeer belangrijk, cn le vinden „II. de Cock"
pag. 110—113 cu 115—118.

-ocr page 130-

118 ~ ■

sloten tot het houden van bedestonden, in een locaal
aldaar. In deze bedestonden werd zoowel door
de
Cock
als door anderen voorgegaan. "Wij vinden ver-
meld dat
de Cock in die dagen vele blijken van sym-
pathie uit bijna alle oorden des lands mocht ontvan-
gen. De deelneming die hij evenwel bij leeraars
mocht vinden was zeer gering, bleek althans niet.
Slechts een hunner, en wel H. P.
Schölte, schreef
hem eenen broederlijken brief (pag. 119—123).

Opmerkelijk zijn in dit schrijven, deze woorden:

- „Hoe staat uwe gemeente ondor dit goval ? Is zij
„bereid om eenparig met kerkeraad en kerkvoogden
„protest in te leveren tegen uwe afzetting, en zich on-
„afliankehjk to verklaren van de Syjiodalo Hervormde
„Kerk en als eene afzonderlijke Gemeente des noods
„haren eigen herder en leeraar zooveel mogelijk te
„bezoldigen, en alzoo een vrij toevlugtsoord te wor-
„den voor alle bedrukte en gehate sionskindercn in
„den omtrek? is dit zoo dan wordt mij de toekomst

„voor Neerlands kerk helderder.....\' enz." Hieruit

blijkt dat ScnoLTE verder zag, en reeds niet geheel
onvertrouwd was, met do gedachte van scheiding, van
het stichten eener vrjjo gemeente.
Of dezo woorden

— op de Cock, die nog nimmer aan afscheiding had ge-
dacht van invloed zijn geweest, is moeijclijk uit te
maken, daar zulks van den kant van
de Cock\'s levens-
beschrijver uitdrukkelijk wordt ontkend. Evenwel

-- blijkt ons, dat die brief van Schölte indruk op de
Cock
heeft gemaakt. Hieruit werd hij opmerkzaam

^ op de overtreding van art 14, door \'t Classikaal be-
stuur. Ook vinden wij vermeld dat in de bedestonden
of samenkomsten na de schorsing geregeld gehouden,
tusschenbeide
de belangrijkste brieven die hem en der

-ocr page 131-

119

Gemeente toegezonden waren, openlijk werden voorge- #
lezen. Dit zal, daar
Scholte\'s brief al zeer „opmerkelijk\'\'
was, met dezen zeer zeker geschied zijn; en daardoor
hebben ook de hieruit vermelde woorden, in wijder
kring, op de gemeenteleden invloed kunnen uitoefenen.

Don 22\'*\'=" Dec. verzond de Cück, die allo moeite
deed do schorsing to ontgaan, eon adres aan Zijno ~
Majesteit den Koning; eveneens werd in het begin van
Pebr. 1834 door hem een brief aan het Prov. Kerk-
bestuur van Groningen verzonden, om de aandacht
van dat bestuur te vestigen op gebreken in den vorm
zijner procedure en op de overtreding van art 14 van
\'t reglement van kerkelijk opzicht en tucht.

Den 11\'\'®" Febr. 1834 werd hem op don laatstver-
melden brief geantwoord: „dat volgens het oordeel van
het Prov. Kerkbestuur een nader onderzoek behoorde
plaats te hebben, en dat er eeno commissie was
benoemd, ten einde dit onderzoek in to stellen en dor
vergadering to rapporteren." Er was intusschen veel
voorgevallen, dat de zaak van
de CoCK zoudo bena-
deelen. De stemming to zijnen opzichte was in plaats \'
van verbeterd, zelfs vijandiger geworden. Waar wij
op doelen, is de uitgave van het geschrift van Prof.
Hofstede de Guoot, „Gedachten over de beschuldiging-
tegen de leeraars dor Nederlandscho Hervormde Kork."

Dit geschrift is een pleidooi voor allen, die met den
Heer
de Guoot aan leervrijheid behoefte hadden. In —
de voorrede voor de tweedo uitgave (April 1834) geeft
de Hoogleeraar op wat hem tot schrijven aandreef, als
hij zegt: „Diep bedroefd, dat men mijnen Ileere
Jezus
„Chiustus
naar de kroon durfde steken, en zijne God-
„delijke Kerk, waarin zijn Geest alleen mag heerschen,
„tot eene eigendunkelijke inrigting van menschen

-ocr page 132-

120

„wilde vernederen, greep ik voor eenige maanden do
„pen aan" l).

Yerder heef; het hierover in 1855 : „Van die ure af is
„er een onophoudelijke kamp gevoerd, nu meer dan min
„ hevig, door ons tegen velen , om de
vrijheid in Christus
„in onze Kerk, onafhankelijk van de Formulieren (in
„den zin, waarin men deze verbindbaar maken wild\'o),
„voor ons, maar ook voor alle anderen, ook voor onze
„tegenstanders,
(toch niet voor de Cock) te bewaren" 2).

Do Hoogleeraar vermeldt dan ook dit, terwijl hjj
spreekt over zijnen strijd voor do Evangelische vrijheid
in do Hervormde Kerk. Leervrijheid moest or bestaan,
\'want waar moesten anders dip predikanten heen, dio
naar hunne overtuiging predikten, zonder to lotton op
do leer der Hervormde Kerk, zonder to letton op don
wil dor gemeente. Hunno rust was
de Cock komen
storen, ook
Hofstede de Groot werd, beducht voor
do gevolgen van dien aanval, gedrongen tot sproken.
.Wij hebben dit geschrift een pleidooi genoemd voor do
zaak dor leervrijheid. Reeds de opschriften zijn hier
van betookenis: 1°. Dat mon don eed niot altijd mag
houden. 2". Dat de leeraren hunnen eed moeten breken,
indien zij immer hobbon bezworen eono door monschcn
vastgestelde leer te houden. \' 3". Dat zulk ccn eed van
do leeraren der Ncderlandschc Hervormde Kerk nimmer
gevraagd is. 4". Dat deze gohoelo beschuldiging steunt
op oono schromelijke verwarring vau hot onverander\'
lijke Goddelijke Christendom en do verandorlijko mon-

1) In 1853 Inidde dc opgave van hct motief ccnigjzins ander». Dnar
heet het, de nitgavc dezer gedachten nioai
een noodtpromj enz." Zio de
Groninger godgeleerden in hnnne eigenaardigheid, pag. 224 cn 225 v. boven.

2) Idem pag. 225,

-ocr page 133-

121

schelijke beschouwing van hetzelve. Hierin beijvert do
schrijver zich aan te toonen dat voor 1618, steeds het
Protestantsche beginsel heeft gegolden, dat niets erkent
en gelooft, dan wat op het
Woord Gods gegrond is.
Evenwel vergeet de schrijver hier op te merken dat
do notie het
Woord Gods, in den Hervormingstijd aan-
merkelijk verschilde van hotgeon thans door hom on
zijno . geestverwanten daaronder wordt verstaan. Wat
in 1618 en \'19 is geschied, stelt hij voor als ccn \'
terugkeer tot de Roomsch-Katholieko onderdrukking
van hot geweten. Toch is zjjno afkeuring niot onbe-
paald; immers veel wat toen gedaan is, schoon door
do tijdsomstandigheden to worden gevorderd. Do voor-
naamste punten door den schrijver in \'t licht gestold
zijn dozo: „dat het noodwendig was, dat toon met do
„omwenteling van 1795 Staat on Kerk worden go- »
„scheiden, do Dordscho bepalingen haro min of moor \\
„dwingende kracht van vroeger tijdon geheel haddon
„verloren, en do Horvormdo Kerk nu
regtens was torug-
„gekeerd tot don toestand vóór do Dordscho Synodo"
(pag. 69). Alsof do toestand door do Dordscho Synodo
in \'t loven geroepen, zoo goheol verschilde van dien
to voren! voorts: „dat do Nodorlandscho Hervormde
Kerk nimmer van hare aankomende looraron oenen eed,
dien mon moest nakomon, gevergd hooft;" terwijl hij
toch niet kan ontkennen, dat sedert 1618 en \'19 zulks
was goschicd. „Waarom," vraagt hij, „waarom is do |
„Synode van 1618 beter dan dezo van 1816P Of was
„do Dordscho van 1618 moor uit don vrijen wil dor
„Kerk zelvo "voortgokomon, dan do Haagscho van
„1816 1)? En is do overwegende staatkundige invloed,

1) Wij betwijfelen, of nu nog iemand zoo zou durven spreken.

-ocr page 134-

122

„die men bij de laatste aanvoert, integendeel niet veel
„sterker op de eerste zigtbaar? Best is in deze we-
„reld, waar niets volmaakt wordt gevonden, daarvan
„te zwijgen;" maar de organisatie van 1816 wordt met
groote ingenomenheid door .hem in \'t licht gesteld,
dewjjl die gelegenheid gaf voor leervrijheid. En op
welko wijze?

Zie hier wat de ïïoogleeraar daarvan zegt: „De
„Dordsche onderteekening had do Predikanten zelve
„verpligt om, zoo zij eenig bedenken of ander gevoelen
„tegen de Kerkleer kregen, dit niet te prediken ofto
„schrijven, maar aan het oordeel der Kerkelijke Yor-
„gaderingen to onderwerpen. Dien, voor teedere go-
„wetens ligtelijk al te zwaren last, heeft de Synodo
„van 1816 hun afgenomen en op de Kerk overgebracht.
„Ieder Predikant moet voor zich zelve naar zijn beste
„weten de Kerk van
Christus dienen,- maar het toezigt
„en oordeel, of hij zijne verpligting vervult, rust min-
„der op hem, dan wel op de
Kerk zelve," terwijl uit
het onmiddellijk volgende duidelijk blijkt dat de Kerk
is, de verzameling der klassikale besturen en allo an-
dere kerkbesturen. Hiermede verviel, volgons don
schrijver, de onbedachtzame eisch van sommigen, dat
de Hervormde Predikanten\', wanneer zij de zooge-
naamde
Kerkleer verlaten, ook als eerlijke menschen
do Kerk zelve moeten uitgaan.

En waar die eisch verviel, daar was ook hot gevaar
voor de voorstanders van leervrijheid geweken. Im-
mers, „door do groote meerderheid onzer Kerk (lees
kerkbesturen, of predikanten) wordt tegenwoordig het
geloof van ieder Christen zoo veel mogelijk vrijgela-
ten" (pag. 121).

„Laat ons," zegt de hoogleeraar, „toch weten, wat

-ocr page 135-

123

„Jezus en de Apostelen ons hebben geschonken, en,
„nadat het geroofd was, de Hervormers ons hebben
„heroverd,
vrijheid van inzüjt, en daardoor eeuwige
„vooruitgang in vrijheid en heiligheid en liefde. Laat
„ons het weten, en houden, wat wij hebben, opdat
„niemand onze kroon roove!"

En zoo, kon de schnjvCr dor „Gedachten" besluiten:
met te zeggen:
dat de twistvraag van deze dagen niel \\
is, wat de Christen hebbe le gelooven; maar alleen]
of de eene Christen het geloof van den anderen mag
beheerschen.
„Door de groote meerderheid onzer Kerk
wordt tegenwoordig het geloof van iedor Christen zoo
veel mogelijk vrijgelaten; en het Kerkbestuur, hoewel
de magt hebbende, bij erge dwaling, ook over de leer
dor Predikanten uitspraak te doen,
is dusverre nog
geenen Leeraar, die anderen de vrijheid liet,
welke hij
zelf genoot, wegens zijn geloof en zijne prediking
moeijelijk gevallen." Maar er was nu eeno partij ver-
schenen, die, „do haar gegunde vrijheid misbruikte,
om anderen te dwingen juist zóó to denken, als zjj
het verkoos" i).

• Tegen deze partij op to treden achtte de schrijver
noodig, en om haar krachteloos te maken, moesten ook
„de gedachten" het haro bijdragen; opdat nict „eon
nieuw juk van dienstbaarheid," ondor deze benaming
word do verplichting om
de leer der kerk te leeren
door den schrijver gebracht, den predikanten zoudo
worden opgelegd. De uitgave dor „gedachten" is niot
zonder uitwerking gebleven. Het werd den vijanden
van
de Cock steeds duidelijker, dat hij moest uitge-
worpen worden, cn wat hiertoe gretig werd aange-

1) „Le haar gegunde vrijheid," alsof hcl haar recht nict wa»?

-ocr page 136-

124

grepen was zijn uitgeven of pratroniseeren van eenige
geschriftjes. Hierover wordt in het „leven van H.
de
Cock
" gezegd: „Met onderwerping aan het vonnis der
„schorsing, volhardde hij evenwel in het aanwendon
„van pogingen om de leer der waarheid te verdedigen."
Deze werkjes werden, daar
de Cock te veel met bezig-
heden overladen was niot door hem zelven geschreven,
maar door gemeenteleden waaraan hij zulks opdroeg,
terwijl zij dan door hem uitgegeven en van voorre-
denen voorzien werden. Eene dier stukjes „Openlijk
protest onz." was (pag. 134) opgesteld door D.
van der
Werp
, destijds hulponderwijzer en L. Dijkstra, iemand
dio van der jeugd aan turfarbeider is geweest.
De
Cock
was hierin onvoorzichtig. Hij deed zulks even-
wel niot ondoordacht maar „door do ondervinding go-
„leerd, dat do verbastering der loor niot van hot volk,
„maar van do mannon der wetenschap was uitgegaan,
„kon hij niet verdragen, dat do niet Theologen van
„beroep, onbevoegd werden verklaard, om ovor do
„verschillen der leer to oordoelen." Eon ander werkjo
tot dio groep behoorende was:
„De Evangelischegezan-
„gen getoetst en gewogen en tc ligt bevonden door
Jacorub
„Klok,
verwer en koopman te Delfzijl, met eene korte
„voorrede en uitgegeven doof
H. de Cock, Gereformeerd
„leeraar te Ulrum"
Do stijl en inhoud dier werkjes,
was dan ook alleszins barbaarsch. En hot verwondert
ons niot dat zelfs vrienden van
de Cock on vijanden
der gezangen, hunno afkeuring over het uitgeven van
van zulke werkjes moesten to kennen goven i).

1) Uit ecacn brief te vinden pag. 136 „het leven van II. de Cock."
„En in het geheel is het mij onbegrijpelijk dat al wat van dien aard in
Groningen uit moet komen, door Uw WEw. moet worden gepatronicerd.

-ocr page 137-

125

Een werkje dat met het laatstgenoemde in verband
staat, getiteld: De zoogenaamde Evangelisclie Gezangen
de oogappel der vervoerde enz. door H.
de Cock (1835),
schijnt ook tot de categorie dier door anderen opgestelde
geschriftjes gebracht te moeten worden. In de voorrede
wordt gezegd, dat dit werd opgesteld, omdat het geschrift
van
Jacobus Klok, bijna was uitverkocht. Hierin zoude
in \'t kort worden samengevat wat
Klok had geschre-
ven. Wij zullen niets hieruit vermelden, daar vorm
en inhoud van \'t werkje van dion aard is, dat wij
ons zouden schamen indien ooit een ontwikkeld predi- •
kant zoo zoudo willen schrijven. Wij kunnen begrij-
pen dat zelfs een vriend
de Cook meende te moéten
vragen, of er
(jeen vreemd vuur, bij hom op het altaar
was gekomen. En hoewol
de Cock van vroeger, zich ,
als een onstuimig man on geenszins grondig geleerde
vertoonde, zoo is evenwel tusschen wat in deze periode
zijne goedkeuring wegdroeg ou wat hij vroeger sprak
on schroef zulk cen homolsbrood verschil, dat hot
bijna mooiolijk valt donzclfdon man in dit alles te
herkennen. Hct is dus duidelijk, dat bij dit gedrag,
do wonkou door den schrijvcr dor „Gedachten" on
vroeger door M. E.
Lauuman van Oosterlittens i) "
gegeven, don vijanden zoor van pas moesten komen,
011 geroedehjk zouden opgevolgd worden.

Ik meen Uw WEw. in broederlijke vereeniging van het iinrt wel aan-
dachtig te moeten maken op dc mogelijkheid of in dit ccn cn nndcr ook
eenig vreemd vnnr schuilt."

1) „Iloogclijk prijzen wij wel tc dezen dc va(lcrl\\jkc zorg des beogen
kcrkbcstnnrs, maar nogtans herinneren wij, met die vrijmoedigheid, welke

eenen broeder onder zyne broederen.....betaamt, aan hct aloude wijzo

woord, waakt ch zorgt: ne quid detrimcnti capiat rcspublica christiana,
p.ig. .SI. ,Dc dwccper,\'een woord nan allen die de waarheid licflicbbcn."

-ocr page 138-

126

Volgens het in den brief van het Provinciaal kerk-
bestuur (11 Febr. 1834) aangekondigde, betreffende
een nader in te stellen onderzoek, en daartoe te benoe-
men commissie, ontving
de Cock den Maart eene
uitnoodiging, om den 11\'\'®° Maart voor eene commissie
uit het Provinciaal kerkbestuur van Groningen te ver-
schijnen.

Daar werden dezelfde vragen, reeds vroeger door
het klassikaal bestuur gedaan, tot hem gericht; ter-
wijl de commissie ook sprak over het uitgeven van
het boekje van
Klok, tegen de gezangen. De com-
missie gaf
de Cock bovendien gelegenheid om zich te
verdedigen (pag 159), terwijl op zijn verzoek don
beschuldigde eene week tijd werd gegeven om do hem
gedane vragen schrifteljjk te beantwoorden. Na al wat
reeds voorafging, is evenwel duidelijk dat het vonnis
over
de Cock besloten, niet meer kon worden afge-
wend, zoo werd dan ook in eene buitengewone verga-
dering van den 1"®" April, het vonnis der schorsing
eenigszins gewjjzigd, door het Provinciaal kerkbestuur
bekrachtigd.

De formeele fout in het vonnis door het klassikale
bestuur geveld begaan, daar de aanklacht over het
doopen van kinderen uit vreemde gemeenten wel wordt
opgenomen, zonder evenwel verder daarover recht to
spreken, beging hct Provinciaal kerkbestuur niet. Itet
grondde zijn vonnis alleen op de uitgave van het Werk
tegen
Brouwer en Reddlvoius. De tijd der schorsing
werd bepaald op
twee. jaar.

Het Provinciaal kerkbestuur sprak bovendien, terwijl
hot klassikaal bestuur had geschorst
met behoud van
tractement,
de schorsing uit met verlies van tracte-
ment.
Nog dient vermeld te worden dat ook in dit

-ocr page 139-

127

vonnis, van iets betreffende de „Evangelische Gezan- r
gen" volstrekt geen sprake is •).

Evenwel werd van het geschrift van de Klok nog
gebruik gemaakt. Wel was den 10\'\'®" Maart, toen
de
Cock
voor de Commissie uit het provinciaal kerkbe-
stuur verscheen, door diezelfde commissie met hem
gesproken over de uitgave van evengenoemd geschrift,
en was hot dus aan hot Provinciaal kerkbestuur goed
bekend, hoewel het in het den l""-\'" April daaropvol-
gende gevelde vonnis niet wordt vermeld. Doch wat
moet de onbevooroordeelde onderzookers dor geschiedenis
dier dagen zeggen van de uitnoodiging, uitgaande van
datzelfde Provinciaal kerkbestuur van Groningen, den
20\'\'®" April 1834 door de Cock ontvangen, luidende:
Groningen, den
21"®" April 1834.
liet Provinciaal kerkbestuur van Groningen vindt
zich in de onaangename noodzakelijkheid, Ds.
dk
Cock
te Ulrum to moeten berigten, dat bij hetzelve
eon bezw^aar tegon hem gobragt is van zoodanige
strekking als bjj
art. 75 van korkohjk opzicht on
tucht is vermeld, tor zake van do handelingen die
de goede orde in de Kerk zouden kunnen verstoren
en met name wegens de door hem gedane uitgave
van het werkje, getiteld: „De Evangelische gezangen
„getoetst cn gewogen en te ligt bevonden, door
„Jak\'ohus Klok, vcrwer en koopman to Delfzijl,"
te Groningen bij
J. II. Bolt 1834 uitgekomen.
Da.
de Cock hiervan, in voldoening, zooveel

1) liet vonnis in zijn pehccl te vinden op png. IfiS—100 vnn het
»leven vnn II.
dk CorK." — Opmerkelijk is danrin, de wijze wnnrop
men de bezwaren tegen den vorm der klassikale uitaprnnk, cn tegen de
overtreding van art. 14 van Opzicht cn Tncht, wil brengen biiiten het
geding, cn niet wil beoordeelen.

-ocr page 140-

128

noodig mogt zijn, aan art. 22 van hetzelve Reglement,
bij dezen schriftelijk kennis gevende, wordt Z.Eerw.
tevens van wege eene daartoe door dit bestuur be-
noemde Commissie uitgenoodigd om zich, ten einde
door haar te worden gehoord, voor de commissie te
sisteren op Maandag den vijfden Mei 1834, des
morgens te elf uren, ten huize van H.
van der
Laan
, aan de groote markt te Groningen.

Ds. de Cock wordt verzocht den goeden ontyangst
dezes en de verzekering zijner komst op tijd en
plaats omschreven, ten spoedigste aan den onderge-
teekendc schriftelijk te berigtcn.

De Secrt. van het Prov. Kcrkbest.
van Groningen.
{w. y). M.
Cremer , Jz.
Immers hot geïncrimineerde geschrift was voor don
11\'^"\' Maart geschreven, en na de uitspraak van den
jsten April, was niots voorgevallen wat recht gaf tot
, oen nieuw geding. Toch spande hot Provinciaal kerk-
bestuur weder de vierschaar. Daar do
Cock ovenwol
in dien tijd namens de gemeente van Ulrum oen ver-
zoekschrift aan Zijne Majesteit moest aanbieden, ver-
kreeg hij gelegenheid niot den 5"^"\', maar den 20\'^"\'
Mei voor de commissie te vorschijnen. Hier gekomen
— word alleen over do gezangen gehandeld.
De Cock
kon nu begrijpen, dat zijne afzetting aanstaande was,
\' indien hij bleef volharden in hot aanvallen, on niet
meer gebruiken der gezangen. En hier verwondert het
ons, dat hij hoewel zooveel op hot spel-stond, toen
alle aanval in dit punt vereenigd werd, niet toegaf,
\' evenals
Molenaar on andoren zulks konden. Of is
het to verdedigen wanneer wij
de Cock, alle gelegen-
heid om in zjjno gemeente on in do Herv. Kerk do

-ocr page 141-

129

Gereformeerde leer te kunnen handhaven, zien afsnij-
den, door een eenzijdig en zeer onwetonsch^ppolijk
bestrijden en verwerpen der gezangen i). Uit den
brief van
Sciiolte den Dec. 1833 aan de Cock
geschreven, zien wij dat deze in don bundel wel eenige
gezangen vond die hij kon doen zingen , en daarom aan-
vankelijk zulks ook deed, terwijl hij zelfs wanneer er
eene wet bestond die het gedurig gebruik der gezangen
voorschreef, altijd, daar de keuze vrij was, een versje \'
zou doen zingen, omdat hij in zijn gemoed niet overtuigd ,
was van de vrijheid om „wegens het zingen van ge-

1) Wij kunnen niet nalaten hier hct oordeel van Dr. N. Bkkts over
de gezangen te vernielden, zoo ala wij dat in 1818 uitgedrukt vinden
in het Jluandschr. de Vereeniging bl. 45;i: „Gij weet dnt ik op dien
„bundel zoo laag niet nedcrzie nis velen, llij zon zeker rijker en vrucht-
„bnnrder kunnen zijn, ninar den tijd in aanmerking nemende, waarin
„hij is samengesteld, heeft men reden om God te danken, dat hij zoo
„is als hij is. Op dit oogenblik zelfs heeft het gezangboek ccnc gewich-
„tige beteekenis in dc gemeente. Ilet maakt nnn nllen opcnbanr, dut zij
„die in de Hervormde Kerk in Nederland do wnrc Godheid van (
Jiiris-
„Tis, de voldoening, de persoonlijkheid van den Heiligen Geest cu de
„Goddelijke vporbeschikking loorhcncn, zich met hunne ampleu, bedie-
„niiigen en nnnmnligingcn binnen die Kerk mogen bewegen iii breed
„maken zoo veel zij willen, mnar dal zij cr met hunne leeringcu builen
„stnnn; cn niet alleen, als zij zoo gnnrne zouden willen doen gelooven,
„buiten dc Kerk vnn hct jaar IßlS; mnnr ook buiten dc Kerk vnn het
„jnnr 1805." Ook willen wij hier verwijzen nnnr ten opstel vnn den
heer
Nooiidtzij docent te Kampen, voorkomende in ,de Vrije Kerk,
Vcreenig. vnu Christ. Geref. stemmen Vijfde Janrg. Juni 1S7\'J getiteld:
„Nog tets over Oeiangett in de openbare Godsdienstoefening." II. de
(}ocK Sen. zoude voorwnnr schrikken vnn de conclusies , wnartoe tenge-
volge vnn oordcel cn onderzoek de heer
Noordi7.ij moest komen. — Hij
zegt immers, dat zelfs de
Dordtche Synode in beginsel niet legen het
singen van liederen was,
welker inbond, «eigenlijk nit de Heilige Schrift
getogen," of daarop „gegrond" is, enz.

9

-ocr page 142-

IBÖ

zangen de prediking van het Evangelie te moeten
opofferen"

Wat Schölte evenwel in 1833 schreef, niet te durven
,, bestaan, deed
de Cock in Mei 1834. Halstarrig bleef
hij weigeren gezangen te doen zingen, dit blijkt ook
uit den brief, daags voor de provinciale vergadering
zoude bijeenkomen (28 Mei) dezer vergadering ge-
zonden 2). Daarom kon nu zonder verd er\' verhoor of
onderzoek, den volgenden dag door het Provinciaal
kerkbestuur het vonnis van afzetting tegen hem uit-
gesproken worden. Dit geschiedde dan ook den 29»\'®"
^Mei. In dit vonnis van afzetting wordt geeno der
redenen, in de vorige schorsingdecreten opgenomen
vermeld, en hier wordt alleen vermeld
dat de Cock
j
het werkje van Klok in druk had gegeven en geweigerd
\' te herroepen, alsmede dat hij de gezangen niet meer
ivilde gebruiken,
dit was de eenigo reden die kon geldon
voor do wet, en het decreet van afzetting kan uit hot
wettelijk oogpunt beschouwd niet onwettig worden ge-
noemd 3). Wel moet worden afgekeurd, do wijze waar-
op : éérst niet en later wel partij werd getrokken van
deze wetsovertreding, en blijkt uit alles het opzet,
om
de Cock uit do kerk te weren; evenwel kan ook
niet worden ontkend dat zeer ten ontijdo en tot schade
der goede zaak door
de Cock en de zijnen, de klein-
| j geestige gezangenstrijd onder de belangrijko levens-
kwesties van dien tijd is gebracht en ten top gevoerd.

De gang der geschiedenis is sedert dion tjjd snel

]) »Leven van de Cock"\' pag. 07.

2) Te vinden pag. 187—107 iu hct »leven van II. de Cock."

3) Het vonnis van afzetting is te vinden: Rii:selkr »de bewegingen
enz." pag. 50—62, alsmede in »het leven van H.
de Cock" pag. 197-200.

-ocr page 143-

131

geweest. De Cock\'s levensbeschrijver meldt ons, dat
tijdens deze zijne afzetting er „door
velen op eene
geheele afscheiding werd aangedrongen" (pag. 204);
maar dat
de Cock daartoe niet wilde overgaan alvorens
het uiterste beproefd te hebben. Dit laatste raiddel
bestond in het Beroep op de Synode. „Hij schreef tot
„dat einde eene zeer uitgebreide meraorio van verant-
„woording. Één zijner vrienden zond hora nog een
„andere. Beide zond hij op aan de Synode en gaf
„ze later in druk. Nog werd door den Kerkeraad eene
„afzonderlijke raemorie opgezonden" i). Maar wat zoude,
bij den staat der gemoedoren bij de tegenpartij dit
alles geven? De partij der leervrijheid, aan wier hoofd
de toen nog\' jonge hoogleeraar te Groningen zich
gesteld had, scheen to hebben besloten de stem der
tegenpartij tot zwijgen te brengen. Ja zelfs strekte
de uitvoering van dit besluit zich uit, tot het ontslaan
van eenen hulponderwijzer.

Iinraors wij vindon: „zelfs de jongeling 1). van dek
„Wekp
was kort, nadat het „oponbjko protest" in druk
„was verschenen, door den schoolopziener Prof..
Hof-
„stede de Guoot
, uit do school van Houwerzijl ge-
„weerd, en dit zonder opgave van eene , bepaalde
„reden." (pag. 339). De Synode sprak dan ook hot
schuldiij over de Cock uit. Do maatregel van afzetting,
vond zij evenwel, vooralsnog to hard.

Bij hoofdelijke stemming bleek, dat de Synodo oor-
deelde: „dat het strafmiddel der afzetting van do dienst,
„door hot Provinciaal Kerkbestuur van Groningen niet
„onverwijld en ten allereerste op den predikant H.
de

1) Te vinden „leven vnn 11. dk Cors" png. 205— 282, cn gedag-
teekend 28 Juni 1834.

9*

-ocr page 144-

1B2

„Cock had behooren toegepast té worden en alzoo de
„uitspraak van het Provinciaal Kerkbestuur van Gro-
„ningen tegen hem moest worden gereformeerd." Tegen
dit laatste besluit werd evenwel door den President,
den vice-President en den hoogleeraar
Pakeau protest
aangeteekend.
Zij vonden het niet goed dat de Synode
zooals zij het noemden eenen halven maatregel nam,
zwakheid toonde. Immers de Synode vernietigde het
vonnis van afzetting en verleende „den heer
Hendrik
„de Cock
den tijd van een half jaar, van heden af,
„om aan het Provinciaal Kerkbestuur van
Groningen
„zijn berouw en leedwezen te doen blijken wegens het
„bedrijf, waaraan, als moetende leiden tot verstoring
„van de orde en eendracht in de Nederlandsch Her-
„vormde Kerk, hij schuldig is verklaard, tor zake van
^ „de uitgave van het werkje, getiteld:
Be Evangelische
„ Gezangen getoetst
enz., en hot plaatsen eener aanprij-
„zendo voorrede voor hetzelve; en om tovens bij hetzelve
„Kerkbestuur plegtiglijk af tc leggen cn to ondertoo-
„konon de belofte, dat hij zich van nu voortaan, zoo
„in hot openbaar, als in hot bijzonder, stiptehjk zal
„gedragen naar al do bestaande Kerkelijke Regiomenton
„en verordoningon, zullende, bij gebreke hiervan, na
„verloop van genoemden tjjd, het Provinciaal Kerkbo-
„stuur van
Groningen geautoriseerd zijn, hom, namens
„do algemeeno Synode, van zijno dienst als Predikant in
„de Nederlandscho Hervormde Kerk geheel af to zetten."

Het Provinciaal kerkbestuur van Groningen vond
deze uitspraak alles behalve goed. Hot dacht
de Cock
aan kant to hobben gezet, en nu zoudo hij weder
kunnen terugkomen. Had
de Cock dc wijsheid gehad,
aan de eischen dor Synode te voldoen, hot Provinciaal
en ook het Klassikaalbestuur had hem weder ongo-

-ocr page 145-

133

moeid in alle zijne rechten moeten doen wederkoeron.
Do partij voor leervrijheid was - dan ook geenszins
gerust. De mijn scheen verkeerd te zullen springen.
Hare govoelens worden wedergegeven, door wat
Giese-
ler
(pag. 56) vermeldt, waar hij zegt: „Mijne hoop,"
schreef een lid dor Synode, „voor do herstelling der rust
„in dc Kerk, zoo verre die op menschen gevestigd is, j
„is nu gebouwd op de stijfhoofdigheid van
de Cock,
„die, geloof ik, niet zal buigen." „Want herriep dozo,
dan zoude de zwakke en bevreesde partij, die in do
Synode van 1834 reeds had gezegepraald, hem cn do
zijnen door allerlei nieuwe inschikkelijkheden geheel
hebben zooken te winnen en te behouden; de formu-
liorbanden zouden zeker niet losser gemaakt, maar in
tegendeel nauwer toegehaald worden." In dit gevaar .
schijnt het der ovcngenoeindo partij good gedacht to
hebben,
de Cock zooveel mogelijk to prikkelen en to t
dwingen tot onbuigzaamheid. Dit immers mag men
opmaken uit do brieven sedert dien tjjd van woge hot
Provinciaal kerkbestuur hem toegezonden.
De Cock
die geen man van reglemontcn was, ging juist bij dat
bestuur to rade, om to vernomen hoo hij aan don
eisch der Synode zoudo kunnon voldaan. Zijne vijan-
den wildon hem juist iu do war holpon en deden zulks.
Waarom ging
de Cook ook bij hou juist om raad. De
voornaamste stukken worden gegeven in hot meergo- .
meld „loven" van
de Cock. Aldaar komt ook cen
brief voor van don secretaris der Synodo J. J.
Dermout, ^
bij wien de Cook ton laatste inlichtingen had verzocht;
ook dozo brief is allerzonderlingst. Ondor anderen zegt
Dermout daarin, dat indien de Cook al voldeed aan
don eisch der Synodale uitspraak, toch hct vonnis van
schorsing nog van kracht zoude blijven. Deze brief is

-ocr page 146-

134

een meesterstuk van de spitsvondige -wijze waarop toen
en nog jaren daarna in onze kerkelijke kringen het
recht werd gesproken en geïnterpreteerd, en waarover
ieder jurist zich niet weerhouden kan de schouders op
te halen i). Terwijl dus de voorstanders der leervrij-
heid hoopten dat
de Cock niet zoude voldoen aan den

, 1) Dit model volge hier:

Zeyst, den 18^" Ang. 1838.

WelEcrwanrde, zeer geleerde lieer 1
Ofschoon ik door de Synode nict gemachtigd ben, om over hare uit-
spraak te corresponderen, of daarvan officieel verklaring te geven? wil
ik mij ecbter uiet onttrekken aan het verzoek, mij door UEw. bij mis-
sive vau den dezer gedaan en uwe vragen, daarin vervat, zal ik
naar mijne wetenschap tot uwe informatie beantwoorden.

ïe dien einde zij hct mij vergund UEw. in de eerste plaats te doen
opmerken, dat in de uitspraak der Synode, bij appel in uwe zaak gedaan,
geeue dc minste melding is van
schorsing in de dienst, zelfs dat nict
ecn der bestraffingsmiddclen uit het Regl. van Kerkelijk opzigt cn tucht
op UEw. is toegepast; zoodat, bij aldien er geen ander vonnis tot uw
bezwaar bestoud, uwe betrekking tot do gemeente vau Ulrum in haar
geheel zoude zijn tot den tijd toe, dat gij u ongenegen verklaardct, om
aan dc voorwaarde door de Synode gesteld, tc voldoen. UEw. bemerkt
hieruit, dat uwe vraag naar de toepassing vau art. 58 op uw geval, bij
de Synodo behandeld, zonder reden is.

lu dc tweede plaats mag ik nict nalaten voor uwe aandacht te bren-
gen, dat do vermelde uitspraak der Synode zich niet verder uitstrekt,
dan tot het vonnis, vau hetwelk .tot haar geappelleerd is, te weten,
de ontzetting van de dienst, doch, dat dezo uitspraak geene de minste
verandering heeft kunnen te weeg brengen in ccn vonnis, vnn hetwelk
tot haar niet is geappelleerd, noch geappelleerd is kuunen worden, omdat
de zaak ter tweede instantie was beslist. liet spreekt uit dien hoofde,
en naar den aard zoowel van Kerkelijke als Burgcrlgkc regtspleging vau
zelve, dat alleen de regtbank, dio hct vonnis eencr
tuieejarige schorsing
tegen UEw. gewezen heeft, en dnt in ccne zaak, die nict voor de Synode
heeft kunnen gcbragt worden, UEw. van dat vonnis kan ontheffen.

Hiermede vertrouwende aan hct verlangen van UEw. voldaan te heb-
ben, noem ik mij na toewensching van den Geest der Wijsheid.

Uw. Eerw. Dw. Dienaar en Medebroeder,
J. J. D
ehmout.

-ocr page 147-

135

cisch der Synode, verwondert het ons dat niemand der
broederen dio in hoofdzaak met
de Cock overeenstem-
mende, streden voor de rechten der onde gemeente,
in dezo ernstige dagen hem heeft willen dienen van
hulp of raad. Alleen Ds.
Sciiolte zocht hem tc Ulrum
op. Voor ScHOLTE zelf werd dit noodlottig, zooals wij
verder zullen zien. Alleen worde hier vermeld dat dezo
predikant zich vier dagen te Ulrum ophield, aldaar
eonige malen voor de gemeente predikte, en belang-
rijke gesprekken, met
de Cock en zijne gemeenteloden
voerde. Immers het denkbeeld van scheiding was
begonnen aldaar ingang te vinden. AVij vinden daar-
van vermeld: „
Scjiolte meer nauwkeurig bekend dan
„de Cock met de godsdienstige opwekking en verle-
„vendiging in andere landen, had tevens vele zaken
„besproken, dio bjj eone eventuoele afscheiding niot
„van belang ontbloot waren. Ofschoon het denkbeeld
„eener scheiding
de Cock in de laatste maanden steeds
„meer voor don geest stond en hjj zich haar als zoor
„waarschijnlijk cn niet ver verwijderd voorstelde, had
„hij zich evenwel over de wijze waarop zjj tot stand
„moest gebracht worden minder bekommerd. Dit nu
„was het inzonderheid, waaromtrent het spreken van
„Sciiolte, met de Cock cn den kerkeraad, tot inlichting
„diende. Tijdens het verblijf van Ds.
Sciiolte word
„er echter niet tot do afscheiding besloten" (pag. 289).

Lang bleef dezo evenwel niet uit. De ontevreden-
heid in de gemcento over do gebeurtenissen der laatst^
jaren, zag zich eenen weg aangewezen. Evenals vroeger
het voorlezen van den reeds vermolden brief, zullen nu
de woorden van
Sciiolte zcer zeker oeno kracht
geweest zijn, die niot moet worden miskend. "Wat
sluimerde iu veler harten werd openbaar, men zocht

-ocr page 148-

136

\\

do vnjhoid om de loer der vaderen getrouw to blijven
niet alleen, maar ook te mogen hooren verkondigen,
on het is niet onbegrijpelijk dat door het eenzijdig
inzicht van
de Cock in den toestand der vaderlandscho
kerk, en door den natuurlijk zeer beperkten blik der
gemeenteledon, men die vrijheid alleen meende te kun-
nen vinden, in het losrukken van het synodaal verband,
om daarna als vrije, autonome gemeente to kunnen
\\ blijven bestaan. De zes maanden van uitstel spoedden
. ton einde. De aandrang van don korkeraad van
Ulrum en van velo andoren, om tot afscheiding ovor
to gaan, nam too. Ook
de Cock meende dat dc tijd
om te handelen gekomen was, on dat hij zijne gemoonto
niot langer\' ton prooi mocht laten aan de willekeur
— der kerkbesturen (pag. 290); daarom riep hij don
October 1834 (maandag) don korkeraad bijoen
on doolde hom zijn besluit mede. Daar goheol do
korkeraad reeds vroeger dit begeerd had, verhougdo
\' hij zich in dit besluit van zij non leoraar cn teokonde
"" don 13\'\'"" Oct. 1834, zijne acte van
afscheuUng. Dozo
acte was evenwel alloen do uitdrukking van hot gevoe-
len vau
de Cock on zijnon korkeraad. Daarom word
don volgenden avond do gonieento in hot huis van do
Wed.
Hulshof bijoongeroopon, on na inleidend gebod
cn woord, dezo acte voorgelezen, waarna haar gevraagd
werd „of zij als gemeente voortaan in onderwerping
„aan hot bestuur der Horvormdo kerk zou staan, dan
„of^ zij met verwerping van dat bestuur, als cono
„zelfstandige gemeente haro rechten zou handhaven j
„of zij don haar ontroofden leoraar wonschto to bohou-
„don, dan of zij haar dien roof zou laten welgevallen" l).

1) Wij vinden dat PK O.CK deze vraag betreffende het onirooven van

-ocr page 149-

137

Hoewel bijna allo leden tegenwoordig waren, lezen
wij dat slechts „de grooto meerderheid" zich aan dezo
acte aansloot, en alzoo met hunne handteokoningon
bekrachtigd, door dezo de vereeniging mot do Her-
vormde Kerk, zooals die sedert 1816 bestond, opzegde.

Volgens raming van H. de Cock Jr. bestond alzoo,
wanneer de kinderen medegorekond«worden, hct aantal
dcrgencn die zich afscheidden om eeno vrije gemeonto
to vormen, uit
tweehonderd zeoen en veertig zielen.

Dat dit eono grooto meerderheid zoudo zijn, komt
ons wol wat sterk voor. Evenwel het was eene moer- ^
dorheid, on wel daaronder do ganscho kerkoraad, zoodat
volgens het gebruik dier dagen, indien door zulk cen
aantal bijv. afzetting van
de Cock was gevraagd,
niemand zoudo geaarzeld hebben to zeggen, de
gemeente
wil dé Cock niet meer, de gemeente hooft gesproken.
Daarom kan ook zeor zeker beweerd worden, dat do ■
gemeonto zich heeft willen losmaken van hot verband ,
waarin zij sedert 1816 stond. Dit is haar oven wol
niet toegestaan. Zij mocht gaan, doch mot achterlating
van kerk, kerkehjk archief cn allo kcrkclijko goederen.-
Do kerkelijke besturen namen die allo in beslag, on
werdoii door do regecring in dat bezit gehandhaafd.
Yolo zijn do maatrogolon van gewold on dwang, sedert
op dozo nu zoo gehate „separatisten" toegepast, cn wat
ScnoLTE en de Cock misschien hadden gedacht to
zullen bereiken gcschicddo niot, daar aan do gemeonto
to Ulrum niet alleen allo goederen en voorrechten
worden onthouden, maar zolfs do naam van gemeente,

<lcn kcrnnr, nicl hnd moeten toclntcn. Immers hij znl toch niet ge-
dacht hebben dat hij
de eenige Icernnr was , die to Ulrum aan do behoeften
der gemeente zoude hebben kunnen voldoen. Of zoude ook zonder Iccraar,
dc gemeente niet iu dc hand Gods geweest zij?

-ocr page 150-

138

en de vrijheid om godsdienstige samenkomsten te houden
haar geruimen tijd gewelddadig en onrechtvaardig wor-
den ontzegd.

Nog eene schorsing van een leeraar, en de daarop-
volgende afscheiding zjjner gemeente van het Herv.
Kerkbestuur zullen* wij moeten nagaan. Do naam van
den predikant kwam, reeds voor in het bericht aan-
gaande
de Cock. Van hem schrijft Gieseler : „Hendrik
Peter Scholte
is in vele opzichten het tegenoverge-
stelde van
de Cock, daar hij even beschaafd en vlug
is, als
de Cock plomp en grof. Maar Sciiolte was
kweekeling van
da.Costa en ontving van Bilderdijk
zei ven een exemplaar zijner werken ten geschenke"
(pag. 71).

Dit laatste door Gieseler vermeld, komt ons evenwel
niet juist voor. Immers hieruit zoude allicht do lezer
opmaken, dat
SciiOLTE persoonlijk zeer veol omgang
met
Bilderdijk heeft gehad. Dit is evenwel bepaald
zoo niet. De heer
Bruhimelkamp vermeldt dat bjj zijne
komst aan het
Athenaeum te Amsterdam in 1828, hij
daar kennis maakte met
Sciiolte , dio een jaar vroeger
student was geworden, en mot
Tiioruecke , een student
der Herstelde Evang. Luthersche Kerk. Later begaven
zij zich naar Leiden om hunno studiën te voltooien.
Sciiolte had reeds toon, tijdens de eerste kennismaking
met
Brummelkamp, volgens diens zeggen, een vrij aan-
zienlijken voorraad boeken, en daaronder oen zoo volledig
mogelijk ingebonden exemplaar van
Bilderdijk\'s wer-
ken. \' Hij was een ijverig onderzoeker van
Bilderdijk\'s
schriften en door hem werd Brummelkamp insgelijks
daarmede vertrouwd gemaakt; omgang met
Bilderdijk
had hij evenwel niot. Brummelkamp mcent zelfs dat

-ocr page 151-

139

liet\'bezoek door hen Bilderduk gebracht, na hunnen
terugkeer uit den tiendaagschen veldtocht, de eenige \'
maal is geweest dat
Schölte, Bilderduk persoonlijk i
heeft gesproken i). •

Behalve de invloed van Bilderduk , da Costa enz.
die op
Sciiolte zeer groot is geweest, hebben nog -
op hem gewerkt de omgang met den vroeger ver-
melden
le Feburé en het bezoeken zijner oefQningen,
alsmede de kennismaking met den heer
Twent van
Rozenburg.

Doze eigenaar van den huize de Pauw bij Wassenaar,
was in zijne jeugd een losbol geweest, en op zijn
buitenlandsch verblijf to
Parijs en Genioe in aanraking
gekomen mot do zoogenaamde
Momiers. Dit was van
beslissenden invloed op hem geweest, waarna hij lid
werd der afgescheiden gomcente to Genove. In den
omgang van
Sciiolte en Brummelkamp met dien heer,
waarvan
Brummelkamp schrijft: „van tijd tot tijd brach-
ten wij den dag bij hem door, gelijk hij ons ook wel
te Leiden opzocht," kwam natuurlijk dikwijls do toe-
stand dor kerk in Genève tor sprake, on hierdoor is -
hot te verklaren dat
Sciiolte reeds vroeg mot hot
denkbeeld van vrijo kerken vertrouwd werd. Do toe-"
standen aldaar, waarvan hij zich onder anderen op do
hoogte hield door hot weekblad: „Archives du Chris-
tianismo du dix-neuvicme Siècle, werden door hem be-
studeerd en tot voorbeeld eener kerkvorming genomen.
Hieruit zijn dio woorden te verklaren, reeds in zijnen
brief van den
g""«» Jan. 1834 aan de-Cock geschreven,

I) In hcl 2« deel der «Nalezingen" op Bii.deiidijk\'s dichlwcrk leest
uien echter een vierregelig ver»: ,In hel Album van den Heer II. P.
Sciioj
-tk, Th. Stud. voor rijn vertrek naar het leger."

-ocr page 152-

140

te vinden, waar terwijl laatstgenoemde nog geenszins
aan afscheiding of iets dergelijks dacht,
Sciiolte roods
schrijft: „Hoe staat uwe gemeente onder dit geval? Is
„zij bereid om eenparig met korkeraad en kerkvoogden
„protest in te leveren tegen uwe afzetting en zich
„onafhankelijk te verklaren van de Synodale Hervormde
„Kerk, en als oono afzonderlijke Gemeente des noods
„haren eigen herder en leeraar zooveel mogelijk te
„bezoldigen, en alzoo eon vrij toevlugtsoord te worden
„voor allo bedrukte en gehaatte Sionskinderen in don
„omtrek?" (pag.
121 H. de Cook).

Hieruit is het ook te verklaren, dat toen de ge-
dachte aan afscheiding in do gemeente van Ulrum
begon tc rijpen, bij
Scholte\'s bezoek in Oct. 1834
daar gebracht, do korkeraad en andere gemeenteleden ,
hom, van wiens even aangehaalde woorden wij reeds
vroeger aantoonden dat zjj in do gemoonto aldaar in-
vloed hobben kunnen oefenon, on van wiens kennis
der vrije gemeenten in het buitonland zij wisten, om
inlichting vroegen. Immers wij citeerden roods vroeger
de woorden: „
Sciiolte meer nauwkeurig bekend dan
„de Cock mot do godsdienstige opwekking en vorlo-
„vendiging in andere landgn, had tevens vele zaken
„besproken, die bij oono eventueele afscheiding niet
„van belang ontbloot waren" \').

Evenwel was Sciiolte voorzichtig, zooals ons roods
bleek uit wat hij
de Cock schroef over hot gebruiken
dor gezangen, on waarschijnlijk zoudo hij niet uit hot
kerkverband gegaan zijn, indien niot het even vermeld
bezoek aan
de Cock tijdens diens schorsing gebracht,
voor hom in dit opzicht noodlottig ware geworden.

l) Pag. 280 »Leven vnn H. de Cock."

-ocr page 153-

141

Immers had hij volgens zijne eigene woorden, toen
hij „uit belangstelling in de zaak des Heeren" dit
reisje naar Groningen ondernam, niet de minste ge-
dachte, „dat daaruit voor zijn persoon eenige moeie-
lijkhcden zouden voortspruiten;" zolfs zegt hij: „had ik >
dit vermoed, wolligt had de vrees mij teruggehouden" i).

Daar gekomen verzocht de Kerkoraad hem des
Vrijdagavond\'s oeno predikbeurt voor haar te vervul-
len. Daar de Kerkoraad niet geschorst was en
Sciiolte «
art. 11 van hot reglement op de vacaturen uiet kende,
meende hij zulks te kunnen aannemen; toon hem
evenwel gevraagd werd ook des Zondags voor do ge-
meente op te treden, zeido hij dat de Consulent hierin
moest gekend worden, daar deze dien Zondag de
vacaturobeurt moest vervullen. Do afgevaardigden uit
den Kerkoraad, vonden don Consulent niet bereid om
zijne beurt af tc staan, daar zooala dezo zeido, hij
Da.
Sciiolte niot kende. Sciiolte begaf zich daarop
in persoon naar don conauloiit Ds.
Smitii van Lcens
om met hom konnis to maken, on hem to verzoeken
do zondagsbourt hom af to staan. Do conaulont wei-
gerde van zijn beurt afstaud to doon, on wilde bovendien
zelfs mot bedreiging van do burgerlijke macht
, Sciiolte
eveneens van hot prediken op dion Vrijdagavond
afhouden. Art. 11 van hot regloinont op do vacaturen
werd evenwel aan
Sciiolte niet getoond. Hot is dus
duidelijk, dat waar do conaulont voor dit zijn gedrag
goen wettelijke gronden aanvoerde
, Sciiolte ovor
dit onhousch onthaal niot to best gestemd, antwoordde
van oordeel te wezen; „dat wanneer een geordende

1) Stukken betrekkelijk Je nfscheiJing Jer Oercf. gemeente vnn Dove-
ren, Gemleren en (innsoijen, Joor IL P.
Schokte, pag. 11.

-ocr page 154-

142

„Kerkeraad hem als een geordend Predikant eene
„predikbeurt aanbood, wanneer er geen ander Predi-
„kant dienst deed, hij dit aanbod niet kon en mögt
„afslaan, maar volgens Gods woord aanhouden tijdig
„en ontijdig enz." i).

Hij predikte dan ook op dien Vrijdagavond, on doopte
de uit de gemeente aanwezige kinderen. Des Zondags
wilde de consulent hem niet laten optreden, waarop
- hij ten slotte op een stuk land van
de Cock, eene
toespraak hield tot de onrustige en over het gedrag
van den consulent verbitterde menigte. Uit de stuk-
ken blijkt dat het weigeren van den consulent, voort-
sproot uit een bevel door hem van het Provinciaal
kerkbestuur van Groningon ontvangen. Overigens is
K er geen reden, aan
de Cock of Sciiolte opruien dor
menigte toe te dichten. Zelfs zien wij, ook uit het
gekleurde bericht bij
Gieseler, over wat toon voor-
viel, dat door het krachtig optreden van
Sciiolte do
de consulent voor mishandeling en misschien nog erger,
bewaard werd. Er werd evenwel eene aanklacht van
rustvèrstooring tegen
Sciiolte ingebracht, ook bij den
wereldlijken rechter. Ook was een artikel van het
reglement overtreden. En hoewel
Sciiolte betuigde,
eerst later dat artikel te •hebben leeren kennen, zoo
scheen de gelegenheid to schoon, dan dat men dio
niet
Zoudo aangegrepen hobben, om zich hierdoor van
oenen zoo lastigen gereformeerde te ontdoen. Immers
hij was een der
bilderdijkianen. Hij was geen vriend
van leervrijheid. Hij had in zjjno prediking maar al
te duidelijk zijne „Dordsche" gevoelens geopenbaard.
Het was daarom best, hoe eer hoe beter zulk cen

1) Idem pag. 12.

-ocr page 155-

143

beroerder Israöl\'s uit te werpen. Van hooger hand kreeg
dan ook het classikaal bestuur van Heusden bevel, om
sceiolte die zich onder zijn ressort bevond te schorsen.

Zoo alleen kan dit verklaard worden, dat een predi-
kant , op wien overigons niets te zeggen viel, die getrouw
was in zijn ambt, zonder voorafgaande-waarschuwingen,
onmiddellijk tengevolge der overtreding van art. 11 op
het reglement der*vacaturen
iverd geschorst, evenwel
zonder verlies van tractement l). Van dien tijd af
begon het stelselmatig schorsen, van alle die mon
slechts met eenigen schijn van recht, alzoo uit de Her-
vormde Kerk konde verwijderen. Men hoopte alzoo
den aanval tegen hen die do Kerk tot een gemeen-
schappelijk huis voor alle meeningen, en voor iedere
richting wildon maken, voor goed te ontzenuwen, en
dan, indien slechts Eénigon aan het algemeen welzijn
zouden opgeofferd zijn, dan zoude
de gouden eeuw voor
onzo Kerk een aanvang nomen, waarin „oude geschil-
len cn twisten onder de broeders vergoten, zelfs de
namen der onderscheidone partijen verdwenen zouden
zijn, en oen geest vnn vereeniging, van brocdorlijko
liefde, van
Christelijke verdraagzaamheid zoude worden
uitgestort." Men heeft zich evenwel bedrogen. Wel
is
Sciiolte honen gegaan. Hij toch voorziende, wat
hot einde zoudo zijn van dit begin, teekonde den 1"®»
Nov. 1834 mot zijno geheele 2) gemeente eene acte

1) Art. 11. Do Consulent vervult bij den Kerkeraad in allen opzigtc
de plaats van dun
Vaitor loei; geene Kcrkcrnnds-vergndcring mag gehou-
deu worden, dau iu zijne tegenwoordigheid; cn zal, zonder zijne loc-
sirmming, iu ecnc vacante gemeente niemand iets mogen vcrrigtcn, dat
tol het Herder- en Lecraarsambt behoort.

2) Slechts zes mannelykc cn twee vrouwelijke ledematen hadden zich
van de onderteekening ontbonden.

-ocr page 156-

144

Van afscheiding van het Hervormd Kerkbestuur, waarbij
men verklaarde zich voortaan te zullen richten naar
de aloude kerkelijke liturgie, de formulieren van eeuig-
heid en de Kerkeordening der Synode van Dordt,
gehouden in den jare
1618 en 1619.

Maar de vrede werd hierdoor niet verkregen. Im-
mers de strijd over de geldigheid der formulieren en
over het
quia of quatenus was reeds ontbrand. De „ge-
dachten", van den hoogleeraar
Hofstede de Groot
hebben dien strijd helpen aanwakkeren, en de Synode
van
1834 ontving reeds verscheidene adressen waarin
haar werd gevraagd wat de bedoeling on beteekenis
was van het in 1816 opgesteld onderteekeningsformulier
voor aankomende predikanten. Deze teekenen van her-
nieuwd loven in de gemeente, hebben ook in
1834
grooton invloed op de handelingen der toenmalige
Synode geoefend, zoo zelfs dat velen haar beschuldigd
hebben van
halfheid in haro besluiten, van vrecze om
door to taston. Evenwel was do oorzaak alleen gele-
gen in het verschil dat zich in do Synodo zelf open-
baarde en waarvan
Gieseler (pag. 85) ons meldt:
„dat or
ééne partij op de Synode geweest was, dio
eeno verbintenis aan do Symbolische boeken wonschto
uitgesproken te hebbon, en
eene andere, dio zulk oono
verbintenis op elke wijze had willen voorkomen."

Zoo zien wij dan op het eindo van 1834, do Hor-
vormde Kerk in groote .onrust vorkeoron. De bohon-
dige pogingen eener Partij om don historischen bodem
te verlaten, en leervrijheid in to voeren, haddon tegen-
stand gevonden. De oogen der gemeente waren geo-
pend. En eon strijd was ontbrand, die nu nog voort-
duurt. Ook zagen wij twee dor toenmalige strijders,
met hunne gomoenton buiten hot Hervormd Kerkge-

-ocr page 157-

145

nootschap geraken, en zulks waarlijk niet alleen uit
vrije bewoging, maar voor een groot deel daartoe
\' gedrongen. Voor hora, die rustig de toenmalige ge-
beurtenissen kan beschouwen, is er in die beido
afscheidingen veel verkeerds op te merken. Bjj
de
Cock
eu Sciiolte, vinden wij te weinig overleg met
de overige aan de kerkleer getrouwe leeraars on ge-
meenten. Ook werd bij den eerste veel gebrek aan j
voorzichtigheid gevonden, en is togen beiden veel aan
te voeren, over hun kleingeestig opdrijven van het
verzet tegen de Evangelische gezangen. — Bij
Sciiolte j
ook is de afscheiding, wat vluchtig geschied. Op beiden
meenen wij dit to moeten aanmerken, dat zij na hunne
schorsing of afzetting, hunno gemeenten met zich mode-
trokken in do afscheiding. Waren zij dan de eenigo —
goede predikanten ? Voel boter waro het onzes inziens
geweest, ook waar do gomoonten mot hen mede wildon
uitgaan, dit af to radon on zooveel mogohjk to ver-
hindorcn. Ook moot het ons hier van hot hart, dat
en bij
de Cock en bij Sciiolte , ook zonder verkrach-
ting van hun geweten, do afzetting door hun eigen
gedrag waarschijnlijk had kunnen voorkomen worden.
Maar waar wij dus, dezo beido afscheidingen volstrekt
niot kunnen goedkeuren, daar moeten wij toch erken-
nen, dat ook aan don kant dor tegenpartij grooto
schuld wordt gevonden. Dat cr grooto onwaarheid was
in do kcrkeljjko toestanden, waarbij do Kerkbesturen
don schijn aannamen, dat zij do oudo bohjdonis nog
handhaafden, terwijl zij dio inderdaad ondermijnden.
Dat vooral in do kerkohjko procoduros togon
de Cock
groot onrecht geschiedde, en dat alzoo niet goheel
onbegrijpelijk is, dat dit alles to zamen genomon, deze
beide mannen, omdat de overmacht der wederpartjj

10

-ocr page 158-

146

door hen onoverwinbaar geacht werd, buiten het toen-
malig kerkelijk verband, eene basis zochten, waarop
zij het recht der belijdenis konden handhaven en de
leer der Gereformeerde Kerk ongeschonden belijden en
bewaren. Zij beweerden :

„Dat de Formulieren in het Herv. Kerkgenootschap,
voor leer en tucht zonder kracht waren.

Dat de Symbolische Schrift do grondslag van de
Hervormde Kerk is.

Dat de Hervormde Gezindheid, getrouw aan dit
kenmerk van haar bestaan, op grondwettige be-
scherming recht heeft."

Daarom scheidden zij zich volgens hunne woorden
ook niet af van de oude Gereformeerde Kerk, maar
van het toenmalig Kerkbestuur of volgens
de Cock
van de Nederl. Herv. Kerk. Zij waren de hervormde
gezindheid toegedaan j en meenden op dien grond ook
in het bezit hunner kerkelijke goederen, en do uitoefe-
ning van hunnen eeredienst door do regeering gesteund to
zullen worden. Dit is evenwel niet geschied, en eon
reeks van vervolgingen, en kleingeestige kwellingen
moesten alle de zoodanigon geruimen tijd ondergaan.
Deze gebeurtenissen te beschrijven zoude ons evenwel to
ver voeren. Wjj stelden ons dit niet tot taak. Alleen-
lijk willen wij besluiten met een schoon woord van
Mr.
Groen van Prinsterer , dat ook het onzo is, na
het beschouwen der geschiedenis van
Hendrik de Cock
en Hendrik Peter Sciiolte met hunno gemeenten.

„Onder het bejammeren van de Afscheiding heb ik
„steeds sympathie voor do Afgescheidenen gehad.

Symjyathie, in den etymologischen zin van medelij-
den; sympathie, in de uitgebreide beteekenis van be-
langstelling en deelneming in hun werk en lot.

-ocr page 159-

147

Medelijden om de grootheid van het onrecht.

Medelijden om het blijkbare onzer broederlijke betrek-
king: als één lid lijdt, zoo lijden alle leden mede.

Belangstelling, omdat zjj getoond hebben iets, en
veel zelfs, voor hun overtuiging over te hebben. Die
overtuiging moge dwaling geweest zijn; zij hebben
desniettemin het bewijs geleverd dat er in Nederland
te midden van zooveel slapheid in de behartiging van
hooger beginsel, van zooveel verslaving aan eigenbe-
lang, bij sommigen echter nog bereidvaardigheid^is
om aan hetgeen men voor waarheid houdt, eenig offer
te brengen." „In hot voorbeeld van menig afgosclioi-
deno is hot goblekon dat het niot goheol aan eeno
christelijke veerkracht ontbreekt, die zich verder uit-
strekt dau tot redekaveling cn schriftelijk protest" i).

1) Mr. Ob. v. Pr. Het rcgt der Herv. Gezindheid png. 125 en 12C.

10*

-ocr page 160-

BESLUIT.

Waar wij aan het einde van onzo taak gekomen
Zijn, en nog eenigszins eenen terugblik willen werpen
op het veld waarop wij ons bewogen hebben, daar is
het duidelijk dat de inwendige toestand der Hervormde
Kerk alles behalve gunstig was te noemen. De
oude
gemeente werd gedrukt door eene partij, die met
schending van het Geloof der Kerk, door middel van
do organisatie van 181G, alsmede door middel van
behendige, evenwel niet zuivere, wetsinterpretatie en
bovenal door de overeenstemming waarin zij verkeerde,
met den oppervlakkigen, revolutionairen tijdgeest, zich
niet alleen binnen de Oudo Kerk zag gehandhaafd,
maar daarover ten slotte de macht hoofdzakelijk in
handen kreeg. Hierdoor kwamen overal onzuivere
toestanden. Een indringer in vreemden erve, wil zich
liefst voordoen als rechtmatig bezitter, en wordt alzoo
onwaar. De in zijne rechten verkorte eigenaar, wil
den indringer weren, waardoor wederom deze laatste
vervalt tot onrechtmatig
geweld. Zoo ging het ook in
onze kerk. \' De partij der Leervrijheid, deed zich soms
voor, als de echte afstammeling der Hervorming, als

-ocr page 161-

149

dc zuivere kinderen der Kerk dezer landen voor 1618
en 19; maar aan den anderen kant, gunde deze zelfde
partij, aan de gereformeerden de vrijheid niet, hunne
leer te prediken; de echte zonen van het huis der
Hervormde Kerk, waren haar grootste vijanden. Do
onxoaarheid der toenmalige kerkelijke toestanden wordt
zelfs door afstammelingen dier oude partij van leervrij-
heid, erkend. Wij hehhen daartoo slochts tc verwij-
zen naar do aantoekening van Dr. C. E.
van Koets-
veld
, op pag. 518 zijner uitgave van Nippold\'s „his-
torische tafercelen" , waar wij dezo zinsnede roleveeren:
„Maar even zeer betreuren icij de onwaarheid der ker-
kelijke toestanden, waarbij de kerk den schijn aa7inam,
dat zij hare oude belijdenis nog handhaafde^\\

En voor het .uitoefenon van onrechtmatig geweld,
pleit vooral do geschiedenis dor beide afscheidingen,
dio wij zoo even onderzochten.

Indien wij evenwel hot duidelijk uitspreken, dat in
dozo gevallen gewold word gepleegd, on groot onrecht
geschiedde, zoo kunnon wij toch dio afscheidingen
geenszins goedkeuren. Zooals wij rcods^ to voren
opmerkten, hebbon wij dit togen
de Cock on Sciiolte ,
dat zij geschorst on zooals do eerste afgezet zijndo^
niet daarin berustten, dio smaadhoid droegen, maar
zich toon uit do Kerk begaven, on
last not least,
hunne gemeenten mot zich mcdo trokken in die schei\'
ding.
Do motieven voor dio scheiding komon ons dan
ook niot voldoendo voor. In beido Acten van af-
scheiding komon klachten voor over do korkbesturen,
als die monscholijko bepalingen stelden bovon Gods
woord. Hierin wordt aangeduid wat ook Mr.
Groen
van Prinsterer
reeds in 1843, in „Aan do Her-
vormde Gemeente in Nederland" aantoonde,
cn later

-ocr page 162-

150

aldus weder den belanghebbenden herinnerde, toen
hij schreef:

„Reeds in 1843; reeds in 1837 en vroeger, toen
men de Afgescheidenen uit de Kerk en uit een dreef,
was de volgende jammerlijke tegenstelling juist. „Al
hebben we niet één geloof, we hebben één kerkelijk
reglement. Den Bijbel mag ik verwerpen, mits ik de
kerkliederen bij reglement ingevoerd, zing. Aan
Chris-
tus
mag ik de hulde dor aanbidding ontzeggen, zoo
ik aan de Synode onderdanigheid bewijs. Die het geloof
der Kerk van harte belijden en van do roglomonten afwij-
ken, zijn oproermakers; die de reglementen eerbiedigen
en de Kerk vertrappen, zijn getrouwe loden, nauwgezette
- leeraars, on waardige hoogleeraren der Kerk" i).

Dat dezo, door Groen zoo duidelijk omschreven go-
— dragslijn dor kerkelijke besturen, door
de Cock on
ScnoLTE wordt bedoeld, en gelaakt, is duidelijk. Maar
hoe wordt dat gelaakt? Als iets dat alzoo behoort,
immers neen. Daarom ook aanvankelijk verzot. Daarom
word ook door beiden gowezon op do Oneerlijkheid dor
leeraars, die in do Hervormde Kerk leerden, wat daar
niet behoorde. Zoolang dit verzot werd gevoerd, be-
stond er volgens
de Cock on Scholte „eeno historische
Kerk dio, te midden van feitelijke miskenning on
onrecht, haar aanzijn on rechten behoudt, iets moor
dan eon Kerkgenootschap, opgericht van Gouvorno-
montswogo in 181G." Maar nu verwondert hot ons zoo
snellen omkeer to vinden mot name bij\'H.
de Cock,
dio in de acte van afscheiding zegt dat hot „nu moor
dan duidelijk is geworden, dat de Nodorl. Herv. Kerk,
niet de ware, maar do valscho Kerk is" on zulks,

1) 5Ir, Grokn van Pkinsterek, ConfessioneelofReglcmcntairPpsg. II.

-ocr page 163-

- \' 151

„volgens Gods Woord en art. 29 van onze belijdenis."
Daarom verklaren
de Cock met de zijnen, geen ge-
meenschap meer te willen hebben met do Nederlandsche
Hervormde Kerk, totdat deze terugkeert tot den waar-
achtigen dienst des Hoeren." Dit verwondert niet
alleen^ maar bedroeft ons zeer. Immers volgens dezo
woorden, is do gansche kerk dezer landen en zulks
niet in den zin van genootschap, maar van kerk afval-
lig. Dit oordeel is hard. Evenwel gesteld, dat dit
zoo ware, dan was vóór hct uittrekken der gemeente
van Ulrum, toch nog ecu klein vonkje loven aanwezig.
Waarom bleven die broederen niet, om voor cn mot
dc anderen to strijden, te bidden, te lijden. Of was do
schuld en hct oordeel dat op do kerk rustto, ook nict
hun schuld en hun oordeel. Wij vindon in het vórla-
ten van do kerk op dat oogenblik, wanneer de toestand
was zooals do acte dion beschrijft, eene miskenning van
het orgaan dor kerk, eone miskenning van het lichaam
van Christus. Do solidariteit der gczamonbjko loden
wordt miskend. Zij, loden, willen niot lijdon, als do
andero loden lijden. Maar neon, hot is onmogelijk
dat binnen oen tijdsverloop van nog goon half jaar,
ccne kerk alle waarheid verliest, en wordt oeno val-
scho kerk. Dit woord is alleen in moedeloosheid on
onwil gesproken.
De Cock had lang gestreden tegen
do vorkeordo vooropstelling der reglementen, met mis-
kenning van Gods AVoord, omdat dit niet behoorde,
allerminst in do Hervormde Kerk. Nu ovonwol de
strijd hem ging tegenstaan verandert hjj plotseling, on
erkent dat dit verzet, dio strijd onzinnig was geweest.
Immers het vooropstellen der reglementen was in do
Hervormde Kerk volkomen gewettigd, hot kon uict
anders, want het was geen
Kerk, zooals do Schrift

-ocr page 164-

152

die wilde, zooals art 28 die bedoelde. Eiliece, waarom
dan niet
voor de afzetting tot die conclusie gekomen?
Deze snijdende vraag is
Schölte althans ontkomen.
In de acte van afscheiding zijner gemeente wordt door
de onderteekenaars alleen verklaard, dat zij
„niet langer
onder zulk een bestuur 1) willen leven, en met hen, die
er zich aan onderwerpen, in kerkelijke gemeenschap)
verkeeren.\'^
Deze verklaring is indien or termen voor
bestaan, gewettigd. De gemeente van
Doveren enz.
begeeft zich niet \'uit de Hervormde Kerk, maar verzot
zich krachtens het historisch geloof en recht dier
kerk, tegen een dwalend bestuur.

Zulks te doen is nict alloen volkomen geoorloofd,
maar plicht. Evenwel blijkt, dat dan die toestand
slechts tijdelijk kan zijn, ten minste zulks moet door
den vriend der waarheid
gewenscht toorden. En hier
vinden wij weder ccne tegenstrijdigheid, tusschen wat
in de acte wordt gezegd, en door de daden wordt uit-
gedrukt. Immers ook
Schölte heeft zich later met
UE Cocic on die hen volgden, in ééno kerkgemeenschap
begeven, die al dadelijk het uitsprak, dat do Herv.
kerk was
de valsche kerk. Door zijne aansluiting aan
dezo gemeenschap heoft
Schölte dus metterdaad zjjno
eerst gevolgde gedragslijn geheel veranderd. Het ver-
heugt ons dat deze leeraar dit later zelf heeft ingezien.
Zijn kerkbegrip was anders dan dat van
dk Cock.
Het heeft ook tusschen hen tot botsing geleid. Sciiolte
schrijft hierover in een opmerkelijk stükjo, dat in
Amerika geschreven, als narede is gevoegd bij de uit-
gave der stukken op hem betrekking hebbende. Hierin

1) Het Classikaal Bestuur vnt\\ Ueuwlcu.

-ocr page 165-

153

zegt hij: „Ter goeder trouw in mijne handelingen kon
het gewisselijk niet van mij verwacht worden, dat ik
na dio afscheiding het Woord van God onderworpen
zou aan eenig kerkelijk leerstelsel, of do op nieuw in
vrijheid geraakte gemeente zou willen hinden aan do
letter van eeno Kerkorde, meer dan tweehonderd jaren
oud. Ik was ten volle overtuigd, dat dit zelfs nooit
do bedoeling der Dordscho vaderen geweest was, en
ik wist met zekerheid, dat in do korkregering dio
vaderen zelve niot onafhankelijk waren van de we-
reldlijke regering. Op do eerste Synodale vergadering
word hot verschil van denkwijze en richting (reeds)
duidelijk openbaar" Do oorzaak der verwarring in
do
kerk wordt ook door hem terecht dieper opgevat,
en niot alleen aan
eene kerkelijke organisatie of aan
Reglementen toogeschrovon. Hij zegt: „Togen do ern-
stige vermaning (Eph. 4: 30), is en wordt do Heilige
Goost bedroefd, door omtrent Ilom to vorkooron, als
was Hij, oven als do Hoero
Jezus, weder ton Hemel
gevaren." Daaraan schrijft hij do verwarring too, ou
daaraan heeft ieder Christon schuld.

„Do Protostantscho Christenen," zegt hij, „zijn altoos
zeer gereed geweest, om do Apocalyptische namen
groote hoer, het groote Babyion, op do Pauselijke kork
too to passou, zonder to beseffen, dat Homo slechts
cono dor grootste wijken van dat
Babyion is, on dat
cr door don invloed van een andoren geest dan dio
des Hoeren, verschoidono Protostantscho wijkon zjjn
aangebouwd."

Hot verwondert ons niet dat dio man, jaren daarna
bij hot terugzien op vroeger dagen, als ccn uitgowor-

1) Pag. 288 der „OITicicclc Slukken" acd J,

-ocr page 166-

154

pene van hen, met wie hij aanvankelijk, en wel als
het wetenschappelijk hoofd" streed, kan schrijven: „Ik
geloof, dat ik, wat mij betreft, beter- zou gedaan heb-
ben , met eenvoudig voort te gaan met prediken on
doopen en gemeenschap houden met do geloovigen in
de breking des broods en do geboden, zonder mij in
te laten met kerkelijke organisatie. Ik zou mijzelven
en anderen velerlei onaangenaamheid gespaard hebben."
En wij meenen, dat het niet alleen tot een gelooven
had moeten komen, maar dat dit to doen, do eenigo
juiste weg voor
Schölts, ook in verband met zjjn
afscheidingsacte, zoude geweest zijn.

Evenwel dit zoude ons to ver voeren, alleen wordo
hier aangeduid dat op do vraag: wat is, cn hoe bestaat
do Kerk,
Scholte en de Cock geen eensluidend ant-
woord gaven.
Scholte kon do Horvormdo Kerk geen
valscho Kerk noemen,
de Cock deed zulks. Scholte
zeido uit do Schrift te leeren: „dat de Kerk bestaat
uit geloovigen, doch dat op aarde mogelijkheid bestond
dat sommige menschen geloof kondon belijden zondor
hct to bezitten, en dat dus do waarschijnlijkheid be-
staat dat do hypocriton onder de geloovigen vermengd
zullen zijn, dewijl God alleen do kenner der harten
is."
De Cock, en de overige afgescheidenen, maakten
ovenwei onderscheid tusschen
Leden on ledematen, door
do
eersUjenoemden verstaande bekeerde cn wedergeborene
menschen, en door de laatstgenoemden onbekeerde l),
doch do Kerkleer toestemmende personen. Do ccrst-
gcnocmdcn waren
in de Kerk, dc laatstgenoemden m
den schoot der Kerk 2).

1) Onbekeerd, dus gelijkluidend met niet wedergeboren.

2) Zie Bijlage B. pag. 285 cn 28C deel l. Oflicicclc stukken.

-ocr page 167-

155

Het verkeeren in den schoot der Kerk, was dus een
gevolg van het
toestemmen der kerkleer. Stemde men
die niet toe dan verkeerde men niet meer in
den schoot
der Kerk,
en behoorde men tot do valsche Kerk. Het
al of niet zijn of blijven in
den school der Kerk, was
dus geheel afhankelijk van ieders menschen inl cn
verstand. Ja eigenlijk konde eerst van iemand, als
hij tot jaren des onderscheids was gekomen, gezegd
worden dat hij verkeerde in den schoot der Kerk.
Immers te voren konde hij der kerkleer niot toestem-
men. Wij voor ons gelooven dat niet het
toestemmen
der kerkleer,
maar het ontvangen van den doop iemand
brengt in de Kerk. Wordt niot volgens ons formulier,
do doop het zegel en de bekrachtiging hiervan, dat
God ons door zijnen Heiligen Geest tot lidmaten van
zijnen coniggeborcn Zoon, cn alzoo tot zijne kinderen
aangenomen heeft? Het komt ons voor. dat ook in
dezen moet gezegd worden „Soli Deo Gloria." God
neemt ons op en plant ons ovor in zijne Kerk, in hot
lichaam van
Christus. En zulks door don Doop; Van
daar dat tusschon
gedoopten door ons geeno scheiding
mag gemaakt worden, als bijv. door
üe Cock van
wedergeborenen on nict wedergeborenen. Wel zullen niot
alle gedoopten behouden worden, maar wio dat zijn ,
mogen cn kunnen wij niot beoordeelen. In de gelijkenis
van het onkruid onder dc tarwe behoudt God zich de
schifting en het oordeel voor, wij gelooven dat dit onzo
gedragslijn moet bepalen.

Evenwel wordt de Doop door ons niet zoo beschouwd
dat ieder dio dien doop heeft ontvangen, behouden is.
Veeleer wordt ook volgens do Schrift geleerd dat door
het ongeloof, de doop zonder zegen en kracht kan
blijven. Evenwel dit is eene der voorwaarden die God

-ocr page 168-

15(5

mede op heeft genomen in zijn heilsplan. Van Gods-
wege , komt dc aanbieding der genade, komt de schen-
king van den hulp des Heiligen Geestes; maar juist
daardoor wordt in den mensch die dat sacrament
ontvangen heeft, de mogelijkheid gewekt, om te ge-
looven of niet te gelooven. Komt nu het geloof bij het
ontvangen van het Sacrament, dan is men behouden.
Wil men niet gelooven, dan wordt do ontvangen ge-
nade verloren, on zal God ons afsnijden van don stam
Christus, waarin Hij ons had geplant. Wanneer do
doop uit dit oogpunt wordt beschouwd, het eenigo
volgens onze meoning waar do Schrift recht toe geeft,
dan ziet mon dat hot begrip van
Kerk veel ruimer wordt.
Wat is do Kerk? Dc verzameling der godoopton.
Ook do Roomsch-Catholioko. Ook do Griekscho Kerk.
Die allo zijn zooveel loden van eon on hetzelfde lichaam
waarvan
Christus hot Hoofd is. Onmogelijk kan dus
of do Catholicko Kerk, of do Hervormde Kerk, oen
valscho Kerk genaamd worden i). Doden onzo vaderen
zulks ton opzichte dor Roomsch-Catholioko Kerk, zij
doden verkeerd. Evenwel drijft dit inzicht niet tot
nalaten van strijd togen dwalingen. In do Kerk zijn
voel dwalingen ingeslopen, on hot is ieders plicht
daartegen to waken. Zoo is do strijd dor Horvormers
tegen Rome volkomen gewettigd. !Maar do afscheiding
in 1834 gelijkt niots op dien strijd togen Rome. Do
Nod. Herv. Kerk bezat, dezelfde formulieren dio ook
de Cock en Schölte erkenden. Alleen was hun on-
recht gedaan, maar zij waren niot in levensgevaar ge-
weest om hun geloof, en haddon mot voorzichtigheid han-
delendo, zelfs in hunno gemeenten ongedeerd hebben

1) Kerk in dien zin, voor eene afdeeling der eene algemeene Kerk.

-ocr page 169-

157

kunnen blijven leeren. Wij kunnen niet zien dat in
1834 de Heilige Geest werkzaam was in de afschei-
dingen door ons beschreven. De Hervorming ovenwol
was geen raenschenwerk.

Nog op eeno zaak willen wij wijzen. Wij vonden
dat
de Cock kinderen doopte uit vreemde gomoonten,
en het gedrag der ouders, die die kinderen bij de
predikanten hunner plaats niet wilden doen doopen,
goedkeurde. Door alles wat hij hierover schreef, cn
uit dc wijze waarop eerst de raad van
Molenaar, on
daarna dc opmerkingen van Ds.
Rutgers, worden be-
handeld en in den wind geslagen, blijkt dat ook in
dit opzicht volgens
de Cock het sacrament, niet geheel
buiten de mooiüngcn om van hom die het bediende,
moest beoordeeld on ontvangen worden.

Zoo antwoordde hij aan dc Commissio uit hot Classi-
kaal bestuur, toon dozo naar dit doopen onderzocht:
„dat hij door do ouders was uitgenoodigd, om liuiino
kinderen te doopen, dewijl deze rogtstrooks tegon de
leer van Ds.
du Cloux protesteerden en bepaaldelijk
tegen dit gevoelen van dezen hunnen leeraar;
dat alle
kinderen, met den H. Geest teerden gedoopt;
en dat hjj
van oordeel was, dat de ware geloovigen zich tor
doopbediening daar moeten vervoegen, waar zij hot or
voor houden, dat do loer der Gor. Kork zuiver wordt
gepredikt" i). »

En nog duidelijker blijkt ons dit, waar in do acte
van afscheiding wordt beweerd, dat volgens art. 29 der
37 artikelen 2) do Herv. Kork is de
valsche kerk, in

]) Hct Icvou van IL dk Cock, png. 72.

2) Art. 2\'J liniuklcndc over ,Hit ondersolicyt cmle do merrktcrrkcncn
vnn dc wnrc cn vnlsohc Kcrcke."

-ocr page 170-

158

verband met wat in het begin dier acte wordt gezegd
van „de verbastering van de bediening der Heilige
sacramenten, naar de verordening van
Christus in zijn
Woord." Immers het sacra,ment wordt goed bediend,
al wordt niets uit de formulieren onzer kerk, hoe
voortreffelijk zij ook zjjn, voorgelezen. En bij den
Doop, en bij het Avondmaal, moet alléén gezien worden
op het gebruik der
woorden waarmede Christus deze
sacramenten instelde.
Worden die instellingswoorden
gebezigd, dan is het sacrament voor Hem die het
ontvangt ten volle van kracht, al gelooft hij die
het bedient niets daarvan. Wanneer de ongeloovige
leeraar de sacramenten bedient volgens de instellings-
woorden, moet geen lid der gemeente aan de waarde
dier sacramenten twijfelen. Immers het is niet de
leeraar, maar Qod die in het sacrament tot ons komt.
De sacramenten zijn de wegen waarlangs de H. Geest
werkt tot opneming in de gemeente en tot mededee-
ling van geestelijke gaven. Daarom durven wij in dit
opzicht het uitspreken dat de sacramenten niet
ex
opere operantis
, maar onafhankelijk van den bedienaar,
door de van Godswege daarmede verbonden genade,
van kracht zijn.
De Cock ontkent dit. Hij ziet zoor
zeker op het geloof van hem, die den Doop on het-
Avondmaal bedient.

Evenwel ook onze meening zal niet door een ieder
worden gedeeld. Toch zal ook deze nieening van
de
Cock
door wien ook, niet Theologisch juist kunnen
worden genoemd. Wij merkten reeds vroeger op, dat
de Cock\'s theologische studiën, ons toeschenen nict
grondig genoeg geweest te zijn. Dit blijkt vooral uit
de wijze waarop hij de gezangen bestreed en deed
bestrijden. Wij konden volstaan met eenige citaten

-ocr page 171-

159

te geven uit het in 1835 door hem uitgegeven geschrift-
je, getiteld: „De zoogenaamde Evangelische Gezan-
gen de oogappel der vervoerde enz." maar willen dit
nalaten. Een ieder die het stuk even inziet, zal ten
volle met mij instemmen, dat het geschrift zich zelven
oordeelt; en ook behoeven wij niet verre to zooken om
hen tc vinden dio op do valscho beweringen eu verkeerde
voorstellingen daarin gegeven, een goed en afdoend
woord kunnen of zelfs hebbon gegeven; immers met hot
volste roch.t kunnen wij hiervoor verwijzen naar een
kort,
maar grondig bewerkt opstel, verschonen in hot
Juninommer dezes jaars, van hot tijdschrift „De vrije
Kerk," dat zooveel to opmorkolijker is, omdat het
blijkt te zijn van de hand des hooren M. N
üoudtzu ,
van hom dio aan do theologische school dier zelfde
kerk door do afscheiding van
de Cock ontstaan, eon
thoologisclien leerstoel bekleedt.

Waar wij bij onzen terugblik niots moor vinden,
hetwelk wij hior nog vorder in \'t kort zouden kunnen
of behoeven te momoroeron, zijn wij genaderd aan hot
einde van dit proefschrift.

Hot antwoord op do vraag, of hot opgewekt loven
der gemeente, door deze gebeurtonisson in oono goede
bedding is geleid? kan door ons alleen bij gissing go-
goven worden. Immers uit de afscheiding is niet weinig
goeds, voor ons dio den strijd in de Kerk hobben blijven
voeren voortgesproten. Evenwol luirzelon wij niet het
uit to sproken, dat dc
afscheiding -ihor ons betreurd
wordt, omdat hierdoor voel goodo krachten zich hob-
ben onttrokken aan don strijd dio in onzo Kerk wordt
gevoerd, cn bovenal omdat in do Afgescheiden Kerk
niot onduidelijk eon geest spreekt van exclusivisme,
dio van zichzelven getuigt de
ware Kerk te zijn ou

-ocr page 172-

160

dit zelfs iiu nog dikwijls niet alleen uitspreekt, maar
door het drijven van Propaganda ten koste onzer lands-
kerk, in de praktijk handhaaft. Dit vijandig optreden
meenen wij te moeten toeschrijven aan het eigen inzicht
in de zwakheid harer positie. Want zwak zijn de
gronden, waarop deze Kerk haar recht van ontstaan
bouwt; en onze meening ook na dit onderzoek is, dat
de afscheiding zich niet laat rechtvaardigen. Het zoo
dikwijls misbruikte woord der kerkelijk oudheid
extra
ecclesiam nulla salus,
heeft zijne groote waarheid, waar
het bij het ontkennen van heil voor hen die de
ecclesia
verlaten, de ecclesia opvat in den zin der schriften, in
anderen zin dan van Kerkgenootschap. De
ecclesia, de"
heilige algemeene Kerk, vertoont zich volgons de schrif-
ten aan ons als een lichaam. Zij heeft vele afdee-
lingen , vertoont zich in verschillende vormen; maar
alle afdeelingen behooren te zamen, en vormen een
schoon geheel. Daarom kan men niet eene afdeeling,
welke ook, schenden, zonder het geheel te treffen.
Daarom heeft
de Cock , waar hij het uitsprak dat do
afdeeling der
ecclesia die zich onder den naam van
Herv. Kerk vertoonde, een valsche kerk was, de
ecclesia bcleedigd. Dit was omdat hij zich, naar onze
overtuiging geen goed denkbeeld gevormd had van
wat
de ecclesia it en van het extra Ecclesiam nulla salus
geen gezonde opvatting had.

-ocr page 173-

BIJLAGE.

Uit de „Noodzakelijke zelfverdediging" van Molenaar.

Niet lang, nadat ik voor den toenraaligen Minister van
Eeredienst,
Z. E. den Baron van Pallandt van Kep-
pel
, op den i2\'\'\'" Julij mij zeiven voor den schrijver van
liet Adres verklaard liad, wist een vriend mij te berig-
ten, welk cen vuur er tegen mij ontstoken was, welke
ontwerpen door sommigen tegen mij gesmeed werden, en
in welk licht men mijn
Atircs en mijne bedoeling bij
den Koning had weten voor te stellen, zoodat ik, indien
mijne tegenstanders hunne wenschen en bedoelingen bereiken
konden, wel het allerergste te vreezen had. Deze vriend,
die alles van nabij wist en weten kon, raadde mij daarom,
in persoon of door eenen brief mij tot den Koning te wen-
den, ten einde Hoogstdenzelven in te lichten en te disabu-
seren aangaande mijne bedoelingen in het schrijven van mijn
Adres., opdat daardoor welligt zou worden voorgekomen,
hetgeen minder aangenaam voor mij h.ad kunnen zijn. Dezen
getrouwen raad en wenk volgende, heb ik den volgenden
brief .nan
Z. M. onzen toenmaligen Koning, geenszins even-
wel als een rekest, maar wel als eenen brief, gezonden:

-ocr page 174-

162

Sire!

• De ondergeteekende de vrijheid nemende de aandacht van
Uwe Majesteit eenige oogenblikken te vergen, geeft eerbie-
diglijk te kennen, dat dezelve bij den Heer Staatsraad
Directeur-Generaal voor de zaken der .Hervormde Kerk
geroepen zijnde, op deszelfs eerste aanvrhag, of het ver-
toonde handschrift van het
Adres aan, al mijne Hervormde
Geloofsgenooten
door mij geschreven en gesteld ware, dade-
lijk dit toestemmend beantwoord heeft; maar daarnä zijde-
lings vernomen hebbende, dat deze zaak bij Uwe Majesteit
bekend ware, en Hoogstdeszelfs ongenoegen had opgewekt,
onder\\vindt zich voor Uwe Majesteit te betuigen daarvan
een • innig smartgevoel te hebben, verklarende het geheel
tegen zijn doel en wenscli te zijn door zoodanig een
Adres
eenige scheuring of onrust in de Vaderlandsche Kerk te ver-
wekken. Bekommerd over al de klagten. welke hij schriftelijk
of mondelijk hoorde cn ziende, dat, bij de openbare cn
bekende uitdrukking derzelve, daaroj) te weinig regard ge-
slagen werd, en vrcezendc, dat dit eindelijk, onder de
handen van woesthoofden, tot ccne ongepaste scheuring zou
kunnen uitloopen, verlangde de ondergeteekende iets bij tc
dragen, hetwelk, naar zijne vurige bede tot God, een
middel worden mögt, ora die onrust voor te komen cn den
vrede der Kerk te bevorderen, en heeft met deze reine cn
heilige bedoeling gezegd
Adres geschreven en verzonden,
plaatsende daaronder cijne naam niet, of dat nict iemand
tot de gedachte mögt komen, dat hij zich aan het hoofd
eener afscheiding stellen wilde
1), gevende alleen"zijne op-
merking in ernstige overweging, ten einde liet kwaad der
Kerke, dat uit onvoorzigtigheid kan voortspruiten, voor tc
komen, welke bedoelingen en wenschen uit hct geheele
Adres en inzonderheid uit bladz. 3, 4 en 22 ondubbelzin-
nig blijken, en waartegen bladz. 10 onderaan geenszins strijdt,

1) Met cursivccren gcschieilt hier door ons.

-ocr page 175-

163

wanneer hetzelve slechts in het verband gelezen wordt. De
ondergeteekende (zoo hij meent) bekend staande voor eenen
man des vredes, de stelligste verklaring afleggende van zijne
goede bedoelingen, en met leedwezen ziende, dat de aange-
wende middelen eene tegenovergestelde opvatting ondergin-
gen , en dus niet doelmatig waren, lioopt met deze verklaring
onverminderd in des Konings goedgunstigheid te deelen,
verzekering gevende, dat door hem niets ondernomen zal
worden, hetwelk den schijn Iiebben kan van de rust der
Kerk te verstoren, en biddende, dat liet den Allerhoogste
behage Uwe Majesteit met de keur zijner zegeningen te
overstorten, en (J^\' Hervormde Kerk te bewaren en- te hand-
haven, als zijnde altijd geweest het voorwerp der liefde en
zorge uwer brave vaderen cn der hoogste oplettendheid
Gods en onzes Zaligmakers.

Sire!

\'s Gravci^liagc. Gc/worzamc Onderdaan,

23 Juli 1827. D. Molenaar.

Hierop volge het besluit van Z. M. den Koning op boven-
gemeidcn brief mij toegezonden en door liet Ministerie van
Keredienst destijds allcrwcge verspreid en publick gemaakt,
llelzelve luidt aldus:

22 September, 1827.

.N\'. iio.

Wij \\yn>i.em, bij dc gratie Gods, Koning
der
Nederlanden, Prins van Oranjc-Nassan,
Groot-Hertog van Luxemburg, enz, enz, enz.

Gezien het rapport van onzen Staatsraad Directeur-Gene.
raai voor de zaken der Hervormde Kerk, enz. van den 18
Mei. 1. I. N\'. 1, nopens den aard cn de strekking van zeker
naamloos geschrift, door den Boekhandelaar J. H.
den
Ouden
tc Amsterdam uitgegeven, en ten titel voerende:

-ocr page 176-

164

^r-\'i^SB*

Adres aan al mijne Hervormde Geloofsgenooten.

Gezien het rapport van onzen Minister van Justitie van
den 7 Julij, 1. 1. L*. X\'% waaruit blijkt, dat de Hervormde
Predikant D.
Molenaar te \'j Gravenhage schrijver is van
het bedoelde stuk;

Gezien het rekest van evèngemelden Predikant van den
23 Julij. 1. 1., daarbij te kennen gevende een innig smart-
gevoel te hebben, dat deze zaak ter onzer kennis was geko-
men en ons ongenoegen had opgewekt, en verklarende het
geheel tegen zijn doel en wensch te zijn, door zoodanig
een
Adres eenige scheuring of onrust in de Vaderlandsche
Kerk te venvekken; voorts de stelligste verklaring afleggende
van zijne goede bedoelingen, en daar hij met leedwezen
ziet, dat de aangewende middelen eene tegenovergestelde
opvatting ondergingen, en dus zeker niet doelmatig warén,
de hoop betuigende met deze verklaring, onverminderd in
onze goedgunstigheid te deelen, verzekering gevende, dat
door hem niets ondernomen zal worden, hetwelk den schijn
hebben kan van de rust der Kerk te verstoren;

Geiioord de adviezen van onzen Staatsraad Directeur-
Generaal vernoemd, van de Commissie uit den raad van
State voor de zaken der Hervormde Kerk en van on7,en
Minister van Justite.

Hebben goedgevonden \'en verstaan, disponerende op het
rekest, ons door den Predikant
D. Molenaar te \'j Graven-
hage
ingediend, aan denzelven bij deze te kennen te geven,
dat wij zijn naamloos geschrift, onder den titel van
Adres
aan al mijne Hervormde Geloofsgenooten
met ongenoegen
cn afkeuring hebben gelezen, doch niettemin in aanmerking
nemende de betuigingen omtrent zijne bedoeling, gezindhe-
den en leedwezen, door denzelven bij zijn opgemeld rekest
gedaan, voor het tegenwoordige deze voor ons zeer onaan-
gename zaak daarbij zullen laten berusten, in het vertrou-
wen, dat de rekestrant zich zorgvuldig zal onthouden van
alles, wat dc nist in de Hervormde Kerk zoude kunnen

-ocr page 177-

165

storen, en zich overeenkomstig de wetten en reglenienten
zal gedragen.

Afschriften dezer ziillen worden gezonden aan onzen
Staatsraad Directeur-Generaal voor de zaken der Hervormde
Kerk, enz., aan onzen Minister van Justitie, aan de Com-
missie uit den Raad van State hier voren gemeld, en aan
den rekestrant tot informatie en narigt.

Laken, den 22 Sept. 1827.

(geteekent) Wu.i.km.

Van wege den Koning,
(geteekend) J.
G. De Meij van Streefkerk.

Accoord met deszelfs origineel.

De (Iriffier ter Staats-Secretaris,
(was get.) L. H. Eu
as Schovel.

»Dusver," vervolgt Molenaar, »het geheet der z.iak
»gegeven hebbende, zoo mag ik dan nu ook op mijne
»beurt aan het onpartijdig oordeel de uitspraak over laten
»of het kenmerkende van mijnen brief aan den Koning
» wel \'geweest is het hoofd in den schoot te leggen, of veeleer
»Z. M. te disabuseren cn mijzelven vrij te maken van
»geregtelijke vervolgingen, die mijn allezins onaangen.iam
»hadden moeten zijn."

-ocr page 178-

.v:

pi ÀV

k

i

! \'i\'
i

h
I

I

s

-ocr page 179-

S T E L L I N G E N.

I.

Hot is historisch onjuist to howoron, dnt iiot niot
duidohjk is, wnt in do korkolijko roglomonton der Ned.
Herv. Kerk wordt verstaan, onder
„de leer,\'\' „deleer
der llerv. Kerk."

li.

De bewering der Chr. Ger. Synode van ])ordt (1879),
„dat
de christ. tjeref. kerk nooit afstand heeft gedaan
„en nog niet doet van de rechten op do goederen der
„voormalige gereformeerde kerk," is ongerijmd.

-ocr page 180-

168

HL

De verzameling der gedoopten vormt de kerk.

IV.

De leer der. „onmacht," miskent de kracht van
den doop.

V.

Iu de doopsformulo moet tig, niet vertaald worden
f.otj maar m (in c. accusativo).

VJ.

Het geloof door Paülus in Kol. 2: 12 genoemd:
fj TTtdrttf Tiji IvfQ/tiag rov O-foO, is het geloof, dat
ontstaat door en na den doop. . .

VH.

Het is onschriftuurlijk en strijdt tegen do Chr. Ze-
doleer, te leeren: „dat de genade is particulier."

-ocr page 181-

169

VIII.

Het onlangs voorgestelde „reglement op do rech-
ten der minderheden in de Ned. Herv. Kerk," wordt
veroordeeld door het schriftuurlijk begrip van do
ecclesia.

IX.

Dc tegenwoordige kcrkehjko wetten en bepalingen
der Ned. Herv. Kerk, miskennen do Zending.

X.

Do praktische scheiding tusschon Kerk en Wereld,
in do christenheid der middeneeuwen gemaakt, was
in strijd met haar Kerkbegrip.

Xf.

De bewering van Dr. E. Reuss, in zijne „Reden am
Theologie Studirende", zweite aufl. 1879, voorkomende
op pag. 172: Staat und Kirche stehen sich gegenüber,
is slechts betrekkelijk waar.

-ocr page 182-

170

XIL

Ten onrechte beweert Dr. J. N. Köhler, dat onder
do Engelen der zeven gemeenten, Opcnb. 1—III, per-
sonificatiën dier gemeenten moeten worden verstaan.

«

XIll.

De absolute waarheid, kan door den mensch in dit
loven slechts ten dcele begrepen worden.

-ocr page 183-

1 N H O ü D.

Blnaz.

inleiding................ 1

oroanisatie van isig............24

uerlevino der oemeente..........51

de afsciieidinoen van ii. dk cock kn van h. 1\', sciiolte. sfi
besluit.
. . ..................148

t

-ocr page 184-

i;f if-

l! y-^.-:

1!

m

1, ps^^.
if

iiS
ii\'

li :

: :] If;

I: - r;

-ocr page 185-

\' . -vi\' ..

•.7A-»

.♦■\'A*«\'. .•vîo

■•. \'-i\'

/ * • , V. . v:

i.

■ • :
■ ■ V ■ ■, î\'/

> . . »

RlRBEil

--•v*- ■À"\'■•î.ltv\' . \' ■

... . ^ ■ i .-„.-i „|_,, Il iTiïraiii

. /

-ocr page 186-

yfi^". n

-V-.

M

t

■v

\\ \'

oBssisissmsmmi

. r

-ocr page 187-

KV

■ r

.V

[ V -/..^ïrrri

. . , . I

Ju

* ;

-ocr page 188-

mi.

i

il

ï
4

m