'40
|
|||||||||||||||||||||
T
|
|||||||||||||||||||||
D E
|
|||||||||||||||||||||
MUZYKONDERWIJZEH;
|
|||||||||||||||||||||
OF
|
|||||||||||||||||||||
VOLLEDlG ONDERWIJS.
IN.DE
G R O N D E N
D E R
MUZYK-
E E R S TE
|
|||||||||||||||||||||
Quod fi forte erunt , qui has minutias contem-
nendas Judicaverint, illi fciant, nihil minutuiri aut leve efle, quod cum juvenuuis commodd conjunchim eft. Morhof. Polybifi. Tom. I. Lib. 2. CappVij*
|
|||||||||||||||||||||
Te ROTTERDAM,
Bij LUKAS JAKOB BURGVLIET, MDCCLXXX*
|
|||||||||||||||||||||
B E K I C H T.
H Is noodzdeklijk , ter verhoedinge van alle wnf-
yattingen , of verkeerde begrippen; dat wij den MuzykminnAren bij de uitgaef van dit eerfte Stukje j nog lets berichten. In Wijnmaend des voorkdenen Jaers, boden wij
den Liefhebberen , een Plan ter Inteekening aen , naer het welk wij vOornemens waren , het Werk , waer van dit nu het Eerjle Stukjen is, in 't licht te geven. — Zonder twijffel hadden wij 6ns j bij den beginne van deze onderneming eenen goeden uitflag helooft, en ons met de algemeene gunst der Liefhebberen, ter voortzettinge van dit ons voomemen, gevleid; dock het zou ons > met reden, ten kwaden kunnen geduidt wdrden, indien wij, bij dezen, niet rondhartig durfden verklaren, dat het jgewenschte getal van Inteekenaren , bij lange na niet volkomen is bevonden, toen den bepaelden tijd, der openjlaende inteekening, vervuld ware, -f- Terwijl het zo even gemeld Bericht , als iets
nieuwS, het oog der Mieuwsgierigen, of Kunstmin- ■ yoedende Liefhebbers, naer zich trok; toen reeds, zeggen wij: wierden ons verfcheidene tegenwerpin- gen; zoo door brieven van andere pldeifen, als door mondelinge gefprekken, gemaekt, van welken [om- migen gansch niet ontbloodt van grond waren; doth die wij, volgens een reeds vastgenomen befluit, niet * naer
|
|||||
«
|
|||||
B E R I C H t. -\
«&r genoegen konden beantwoorden. De Alter eer-
Jte , Algemeene , eft wei: Foomatne Aenmerking •was hoofdzaeklijk deze: dat noch Namen der Schrij* Ireren; noch voor af gegevene Proeve des Werks i die onderneming ten Jieunfel konde ■ verfirekken, of 'Waerd^i bijzetten:. en dus, dat de Liefde stat, de Kunstj, inl't-algenieen , alleen de drijfve& 4 fat deze Inteekening zijn moest. Met Lof- era dank- pegging niQetenwij echter, niet tegenftaende dit al- les, am een vrij goed ge<leelte.n zulhr Kunstmin- lfA,REN, thans gedenhn, en 't ismet voprnamelijk om Hwnent mile dat wi} dit Nabericht hier plaet- fen; op dat zij, en alien, dieJe Inteekeningen, hoe zeer op deugdrijke m betamelijke gronden eer- lijds ingericht, taken ,• dost deze. Uitgave overtuigd zoude kunnen warden; dat Belangzucht, den Let- terploegeren juist niet altoos beheerscht; noch de W'inlust, dder nay de waerde doet.yer minder en ■, op dat het Migenyoordeel toch het meeste behartigd 'tyojde. , r.i* ■ . Zij dan, die wy alresds • j| ze Inteekenaefs g^
jnoemd hebben, of Zij die wog in 't vervolg onze on- derneming willen begunftigen ,< diene. het yolgentfe ■ Bejluit ten berichte. Thans vernietigen wij alle bijzondre of wederzijd-
fche verbintenisfen, bij het Bericht van Inteeke-
ning gemaekt ,• uitgtzonderd: dat wij omtrent de
. .... be-
|
||||
B E R It C H" T
fiepaling, der bewerkinge qnzer tacky hoofdzaeklijk
am de or den, aldaer opgegeven , zullen trachten te yoldoen. Doer het getal der Inteekenaren niet tot 400 geftegen is; ftellen wij de reeds ingeteekend hebbende Kujstst-Vrtenden geheel vrij , van de verbintenis, waer aen zij zoudm mogen denken yerbonden te zijn; terwijl wij niet te min van onze zijfie, 00k begeeren vrij te- Uijven; omtrent den tijd van de uitgave der Stukjes; of andere kleene bijzon- derheden, die het hoofdzaeklijke oogmerk niet ver- zwakken, of vermindren, kunnen. Ten anderen : dat wij ieier Stukjen op de allergefchiktjie wijze, mogen berekenen; en naer deze , dezelven het alge- meen aenbieden; doch Zij, die zich reeds door hunne Jnteekening als onze Begunftigers hebben aengege- yen; zullen wij eenig billijk voorrecht doen genieten en de Stukjes eenige percenten minder doen kosten; ja zelf wat meer is: wij willen dit aenbod doen aen alien Liefhebberen , die uiterlijk binnen den tijd van twee maenden na deze afievering, ons hunne Namen zullen toezenden, met verbindinge om de volgende Stukjes echter niet boven het bepaelde getal, zo wij in ons oogmerk Jlagen mogen, door hunnen aftrek; ten geftelden prijze te nemen; — Want ons voor- nemen is, om 00k de Namen van de dan opkomende Inteekenaers , met de reeds verworvene, in eene Alphabetize Lijst, te doen drukken, bij de Uit- *2 go- |
||||
S E R I C H T.
|
||||||
gave van het laetfle Stuije. En Eindlijk, mlten
wij aen alien in gedachten brengen, dat wij niet yoornemens zijn , om in 't vervolg eenige apart© of deze en gene bijzondre Stukjes, zelf niet ten gevalle der Gejichtste Kunstminnaers , af te kveren.
Dit dacht ons genoeg te zijn, voor weldenkende;
terwijl wij alien die de Muzyk behartigen; of on- zen werklust door gunjligen aendacht en goedkeuringe fchragen; verzekeren kunnen, dat wij aen onzen Taek reeds vrij verre gevorderd zijn, en dat hunne Nieuwsgierigheid,en Kunstbegeerte,zo ras eene goe* de en muwkeurige uitvoeringe toelaet, van tijd tot tijd voldaen zal worden;indien onzen welfland duur- zaem z?;', en de fpreuft bekrachtigd wordy die zegt: MUSICA LABORUM DULCE LEVAMEN.
28. April 1780-
|
||||||
VOOR-
|
||||||
VOORREDE.
■ * •
Geeerde Lezer!
n^erwijl in deze verlichte Eeuw, vele brave man-
nen, over de Muzyk-kunde gefchreven hebben , zoo zal het in den eerften epjlag vreemd fchijnen, dat wij dit werkje, in het licht ftellen; dan wie immer de werken van den vermaerden Matthezon , in 't Hoogduitsch; die van ft a me a u en Rousseau, in h Fransch; oor- deelkundig heeft ingezien , zal moeten bekennetiy dat deze Schrijvers , de bloemen kunner vernuf- ttn , alleen fchijnen gejirooid te hebben voor ge. kerden , ten minften dient men al eenige kennis te bezitten , wit men de vruchten van dezen hun- nen arbeidt plukken : anderen wederom verjiaen deze talen in h gehzel niet, en kunnen Her diis weinig of geen nut uit trelken. 't Is waar dat tegenwoordig , in onze Neder*
duitfche Taale, vele nuttige boeken over de Mu» i Y K handelende , zijn uitgegeven ,• onder welken in '« bijzonder uitmunten , de genen die door deri xfie Stuk. A hiri~
|
||||
Plaat I.
Fig: 2, Fig: 3.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I?teStuk
3^eVertoog, Fig: 4.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figtl.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig: 5.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fl S a - b c ■ d e___tr___|___I t. g e * »
|
f f 1 f 1 T ..
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
m
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i&'£& Hhcd«fg« b_S
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
p g a
X
|
i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
s
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ffw
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^ZI
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
¥1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7nHefgUcdof
|
o d efgabc<Mfgab£
|
»
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mm
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig:0. „ , f « FiglO
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
e h bS Fig :11
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c^cfgabcde^ cfi ofga be d e f g frgf ga
|
a*bc <Jef g Hb
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig:l3.
c d p f g a
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig:l2.
|
i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gabcS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
c
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig 14. «fsW. Fig-15. JJ.fo Fig: 18. Fig:i9.FigSo.iig2l.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig:22. Ffg:23. Fig;24. Fig:g5« Fig:26\
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
|jg:27. *■ ^:88.-5S
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
I
VOORREDE.
hmdigen Heer J. W. Lustig , zelf gefchre-
vcn , of vertaeld zijn ; dock 't is niet minder v.aer, dat dezelven zoo als de meeste Theoreti- fche werken, jlechts een gedeelten dezer Kunst bchandelen , daar het nogthans wenschlijk was, dat dezelve, eens in haar geheel befchreven wierd. Deze redenen, gevoegt bij het acnzoek van ver»
fcheiden liefhebbers der Muzyk, hebben ons bewo- gen om dit werk op te ftellen, en door den druk ge- meen te maken. Zie hier de crden welken wij voornemens zijn te volgen. Wij zullen voor eerst: Algemeene en bekende za-
ken voordragen ,• het welk wij hopen, dat gedeffenden9 ons niet kwalijk gelieven te nemen: dewijl ons oog- merk is, alles volledig te befchrijven, en zelfs de geringfte zaken niet voor bij te gaen: op dat het ook eerstbeginnenden tot nut zoude hinnen ftrek- ken. Vervolgens van trap tot trap opklimmende, zullen wij de Generale Bas; het Psalm- Spel en 's varieren derzelven; benevens den Gregoriaanschen Choraal-Zangj verhandelen ; tot dat wij aan de FantasiE, Compositie, en eindelijk ook aan fetCoN- TRA-
|
|||||
0
|
|||||
Plaat II.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. wrtoog,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fie 2
Fifil- i xx±j~j- Fis5- .
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 5 FiS 4.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 3
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12 3 4 12 3 4
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FiK 6
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig 5.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
$
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 3 4v-/5
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig 9. Fig IO. Fig li. Fi8l2
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig 15
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig 13
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
r. 1 Fig 15)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VOORREDE.
tra-Punct, en 't Fugeren raken, waer
mede dit werk dan bejloten zal warden. Zie daer, waetiijk een groote taek, die wij ons
zelyen yoorgefchreven hebben, en welke onzes we- tens, nog door niemand, in onze moedertale is on> dernomen ; doch waar aan wij hopen te voldoen. lets, na '* welk vele Nederlandfche Liefhebbers; Eerstbeginnende Organisten ,* en die genen , dit zich zelven gaarne in de Compofitie wilden oeffe. nen, maar bij gebrek van onderwijs, en goede bat- ken , zulks niet hebben kunnen doen j lang na ver- langt hebben.
Mogten wij hier in , zoo wel jlagen, dat daer door in ons gezegend Vaderland, den aanwas def
Muzyk bevorderdt en meerder hmdige Liefheb-
bers, en Meesters gevonden wierden; ja, dat wij
deze heerlijke Kunst, die waarlijk als een Godlijk
gefchenk mag aengemerkt warden , hoe langs hoe
meer leerden gebruiken, tot Eere van den Eeuwigen
Sticker en Oorfprong alter Harmonien, Zoo dit
hier van eenigfins de uitwerkzelen mogten zijn,
dan hadden wij ons oogmerk voikomen bereikt.
Bijzondere redenen bewogen oris, dit werk, niet
A % iS |
||||
~*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Plaat HI.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l?e Stuk
/jde vertoog.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Contra Octaaf
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kleen ofongeftrcept Octaaf
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eens geftreept Octaaf
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fii
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
('>.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee geftreept Octaaf
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vtiv geftreept Octaaf
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fi-K 3- Fig 4. Fig 5.
- a * g34<5432J g3j ^ * g 34<5432.12 34j5 lag4 3^ 6342,ai
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
£432 12345432 1 6 4.3 g 1234 6 4.32 I ,534231 13243,5
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'qj/n'ijiai.f'iitilu'fai
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig 9.
4 32 I 2 123 4 2 3
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V O O R R E D E.
te gelijk , maer bij Jtukjes te doen uithmen ,* ti
meer om dat den aandacht der lezeren alsdan,min- der gevergt, en meerder levendig gehouden word. En eindelijk, aengacnde de ftijl, en fpelling, ver- zoeken v>ij> dat den befcheiden Lezer, wat toege- nnhdd gebruike en de misjlagen der taele, over het hoofd geliefd te men ,■ zoo wij anders aen het hoofdbogmerk maer voldoen, bier in beftaenden dat wij voor al nuttig zijn. Dit zij genoeg gezegt ter Voorrede, waerem wij
thans tot het werk zelve zullen overgaen , wen- fcliende dat het met zoo veel genoegen zal gelezen warden, als wij bij het opfiellen dtier van, gefmaekt htbbeiu |
|||||||
■
|
|||||||
EER-
i
|
|||||||
ls.te Stuk &de V«jrtoog.
Fig;4 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Iml ih I ■--------------
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.-,,i. W
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1*1«34S3 43212 6 g *J 4^*432 1 ^Ifirfl^i -i^l
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. <*;
|
(h)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig:5.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lo , Fig:5. '"V' q
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I 2.4 ^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^4<?2l2 1 Q34j?4 3' 1 glg.^4 °
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^.H£j 234.5 i ,, ;ji^ *„«rTf I I,, ^» 4 123 2 .1 gggloaig 3 a^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1»
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig: 8. ^ ^ , Fig;j). /fc>
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■"•^^oal^i^ao, ^"v,^ Io Fig.-i2.^>
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
54.321*2
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rVig^ i2
|
s4
|
Fi«-13-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21 Hwi *"*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fa 243U2"1 I fl
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig 26. v-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ffc28. ^<*4<5 o3q^ Fig 2.9.
3 A$2S2!§3«?£L' *l*5o?olfiafilfil 123I231Q3I2 43243243^1 2
2 12 341 g jj»l*f-w> *^jg^2i34,3g3| ^2 342 342 3423 643 43 2 32 WU 4
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig: 27.
5231 231 « ^4 I 23 ii
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mmm
I a*1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
EERSTE VERTOOG.
t ■
Jnleiding tot de Muzyk-kunde, harm eerftm
oorfprong en yerderen voortgang. Door het woord Muzyk, verftaen wij
die Kunst , die 't Menschlijk geraoed, door middel van wel faemgevoegde en aenge- name toonen, kortom, door welluidend maat- gezang, verlustigt en beweegd. 't Is waerfchijnlijk, dat het woord Muzyk,
afkomstig is van het Latijnfche Musica ; het welk zijn' oorfprong heeft van het Griekfche Musa; deze woorden , zullen volgens ibm- migen te kenncn geven , een uitmuntend, voortreflijk en volmaekt werk, het welk in 't bijzonder gefchikt is tot Gods Eere ; doch Diodorus en Kircherus willen, dat dit woord afgeleid zij van het Egyptifche Mors; 't welk zqo veel beteekend, als een vondt, of vinding; het puik der wetenfchappen, om dat na den Zondtvloedt, de Muzyk in dat koningrijk, het allerSerst, weder herfleld en verbeterd is. Dezelve word natuurlijker wijze, in twee
deelen onderfcheiden, te weten: in een Pratti- kaal- en in een Thebretisch gedeelten (a). Het PraStikale gedeelten, beftaat hier in , dat hbt * The-
C«) Een beiieffencnd en een befpiegelend of beredene-
rend gedeelten. ' ' ' A3
|
||||
lfteStuk fffi Vertoog,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XT JLi A x\- A
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f 3fifSfl1432l 4,3 I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l
|
LI
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1^ 2 3
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
%S 1 1IBOMM JMiir vwnt-n 1 * mm*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2a4a
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
s*« 4 4
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J 54? UAtt4»«'a^A f " 12341234 ^23 4 M
4 3 '432143^14,92
|
a
|
L LLT
<7TT!
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
m4 ^.Fiir^^4 ?Fi$34« Ffe:35j^g434 34 34 3 4
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 o 0 40,.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IJ2.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 a
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.12 a g
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■ hi" -,-liJ dlj aSilflJ'Kni 3«5f5tfS?55 "*»«Bl33J v ~!lI55a«*«
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I ■
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 ,v?i9« aw
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.O.JfO
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•
|
1
|
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig:5C ~ FJg;5l. j Fig;52. , Fig 53. Figs54. d? . SJ? *WAtf.-Fig:5
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■ ivrvu fMMHr «.« m.^^
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■ ■^■■irMiAiwrr^i-.f viz:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
e
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a
|
(lo.)
54 654 5>54
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
•^ 1 * 2 i 2
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 De Muzykond-erwijzer,
The'dretifche in oeffening gebragt word; dat iste
zeggen: dat gecomponeerde ftukken, overeen- komstig de juiste gronden der Muzyk; nauw- keurig worden uitgevoerd, en welzoodanig, dat dezelven op onze ziel die uitvverkzels voortbrengen, die den Componist zich daer van voorgefteld hadde; dochdit gedeelten kan ook het Methanifche of werktuiglijke genaemd wor- den , als vooronderftellende, enkel en alleen, het natuurlijk vermogen, om de toonen zui- ver, in- hunne duurzaamheid, flerkte en waar- de, volgens het voorfchrift der notcn, voort- tebrengen; en 't is in opzicht tot dit gedeel- ten , dat de Muzyk, met het grootfte recht, eene kunst genaemd word ; alzoo hier eene zekere natuurlijke begaafdheid, plaats dient te hebben; qp het, in geenen deelen voldoenden is , gbed oordeel, en goede begrippen te hcb- ben; dewijl hier meerder vereischt word-, gelijk wij inf 't vervolg zienzullen, want bij voor- beeld: hoe vele menfchen zijn 'er, die in 't ge- heel niet misdeeld zijn van verftand, en ech- ter voor de.MuzYK, gansch onvatbaar zijn, en blijveru Het ;.tweede of The'dretifche gedeelten ,, is
om dus te fpreken, de kennis van de Muzyka- le ftoffe, het bevat de regelen, waarom men hi ds praktijk aldus, en- niet anders diend te werke te gaen; het leert ons van alle Muzyka- le zaken, redenen geven; dus maekt men bil- lijk onderfcheidt, tusfchen Muzyk, als eene kunst; en M u z V k - k u n d e , als eene weten- fchap,
|
|||||
.
|
|||||
Plaat II
|
lst>*Stuk
8^ Vertoog. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig 3 L "' "*.....°*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig>
|
. '*' fa r
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■ ■^■■■mIH^B^HmI Hfe3M
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
> SMBmI I lft«MM§to1»Mm* *
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
l atmwm i imm i mt*~M « i vr
I IM«« (IMM IMMHH f *"«
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2M3- n n F4g2i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig 2^ ^Fig^. «g(25i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
m
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
« t&in * ^^iriR-ariB^npMiiH^iH^ril^r iv^iHn
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■•li
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■ • MM-ar* 1 f.rmm«■•■- ■■i^-ni /;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1
|
W W tf; Vw -Tw 7w w frajfb)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
fl 4>^, ■■ fl^tf,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I—--*—'-•■■!/:n»»»,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/'a;
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TT1------
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.*ij«»iirj" n*«( DMtur n^w n««» u-j^r E-*« n^ir rrficiMM«
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
/A).
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-. _J,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t
|
|||||
Eerste Vert oo tf. 7*
fchap, of befpiegelende kermis: want, iemand
die van geene natuurlijke vermogens ontbloot is, en een redelijk begrip van zaken bezit, kan zonder twijffel de Muzykale The'drie eenigfins leeren verflaen; hoewel in het Praclikale, ge- heel onervaren zijnde. De Muzyk beftaat uit twee voorname
hoofdzaken, als: Melodie en Harmonie. Eertijds wierd dezelve bij de Grieken, geheel anders verdeeldt, te weten: Rhytmus en Metrum, waren twee, eenigfins bijzon- dere deelen, tot een en dezelfde zaak behoo- rende ; het onderfcheidt beilond alleen hier in ; dat , terwijl het eene de voetmaet der dichtftukkeh regelden ; het andere flechts de gedaenten hier van vormde (b~). De Organifcht of werktuiglijke was dat gedeelten dat men Infirumentaelmuzyk noemde, dit had wederom ■zijne bijzondere merkteekens en noten waer door het zich onderfcheidde. Vervolgens had men het Poetischmuzykael, gefchikt voor de uitfpraek der Poezije ; 't Hypocritifche, voor de gebaerden-kunst, of het Pantomine ; en 't Harmonifche voor de Zang-kunst. Doch dit ztj genoeg hier van gezegt, wij hebben thans met deze dingen niets noodig, en bepalen ons der- halven bij de hedendaegfche verdeeling, te we- ten die van Melodie en Harmmiie (f). Me-
C*) Volgens Aristides Quintilianus.
(c) Het woord Melodie, beteekent vflj/SjOfZangwijze , en Harmonie, Samenftemming. A4
|
|||||
■I \
S De Muzykonderwijzer.
Melqdie, is dan een verband van enkele
toonen , die op eene aengename en lieflijke wijze , agter den andren volgefi. Door en- kele toonen verftaet men, dat 'er flcchts een te gelijk gehoord worde; het zijn ook enkele toonen , en dus Melodie, wanneer eene zin- gende gemeenten , hoe talrijk ookzijnde, ge- lijktijdig den en dezelve toon zingt; zulke toonen , worden dan wel fterker, maar maken in't geheel geene Harmonieuit, dewijl daer gce- ne tusfchenwijdten der toonen in plaets grijpt. De Melodie echter is het voornaemfte gedeel- ten van een Muzyfcftuk, wanneer zij bepaald, en afgedeeld word door dat geen, 't welk wij maat noemen; ja, dan word zij eerst lieflijk; want, in eenen volflrekten zin, is de .Melodie op haer zelven , niets anders, dan enkele ach, ter elkanderen, volgende, onafgedeelde too- nen. Der|ARMONiE integendeel heftaa.t uit fa-
menftemming van verfchillende toonen; of an- ders gezegt : door famenvoeging van twee bruikbacre toonen , ontftaet een' Harmonifchen twee-klank : hier nu nog een' derden bij ge- voegt wordende, zoo verfchijnt een Accoord: wanneer nu in agtervolging verfchillende Ac* cwden worden aangeflagen > zoo heeft 'er Bar- monie plaats. De Harmonie is tweeledig , en onder-
fcheidt zich best, inNatuurlijke, en Konilige. De Konftige is, en word afgeleid, uit de Na- tuurlijke ; zij heeft eene bepaelde maet, fen is
|
||||
E E II S T E V E R T O O G. 9
is e'en, of veelftemmig; de veelftemmige word
gebruikt, tot onderfteuning van MeiodiSn, of, tot partijzangen; in hep eerfte geval word zij genoemt, onderfteunende; en in het tweede, Concerterende Harmonic De Natuurlijke is het uitwerkzel van Eenvoudige Accoorden-, die nog in geene zekere bepaelde maet gefteld zijn; niaer, die niettemin tot allerhande bekwaerae zangmaten, 't zij gelijke of ongelijke; eenvou- dige of famengeftelde ; overgebragt kunnen worden. Zij wijst aen wat men bij elkandren mag, en moet voegen; wat geoorloofd is, of niet; zij onderfcheid hot waere, van het vaj- fche; leert ons de can- en diffonanten behoorlijk gebruiken , en oplosfen ; kortom , zij is de grond van de grootfte Muzykale fchoonheden: en 't is op de Natumiijke Harmonie, dat Mela- die-en konftige Harmonie beide fteunen, Dogh daer wij hier nader van zullen gewagen,
en mooglijk van deze onderfcheiding gebruik makende, eerst handelen van de Natuurlijke, en daerna van de Konftige Harmonie; zo laet ons nu overgaen, om 4en oorfprongen verdren aenwas, der Muzyk, eenigfins natefporen, terwijl wij echter niet voornemens zijn eene volmaakte Muzykale gefchiedkunde to leveren, maer. flechts eene korte nafporing derzelve. Het is ontegenzeglijk, dat God, den eerften
oorfprong en gever der Muzyk is; of Jaten wij ons liever anders uitdrukken, de Muzyk is, ^en godlijk gefchenk , dat het Opperwezen aan den Menfche gegeven heeft, in 't bijzon, A 5 der, |
||||
'
|
|||||
io De Muzykonderwijzer.
der om Hem, den Bronaar aller dingen, daer
door te loven en te prijzen; want wij lezen dat 'er reeds Muzyk was voor 's waerelds eer- ften uchtenftorid : Toen de aerde op hare grond- vesten nederzonk, zongen de morgenfterren te famen vrolijk, en alle de kinderen Gods juichten. (d) Der- halven mag men gerust befluiten , dat zoras 'er iets buiten het Eeuwig Wezen, was, het gezang ook plaets gehad heeft. Dit is zeker dat in den Hemel toen reeds Muzyk geweest is; doch hoe en op welk eene wijze dezelve op aerde overgebragt is , daer over zijn onder- fcheidene gedachten. Zommigen ftellen , dat misfchien de winden, of andre onbezielde lig- chamen gelegenheidt tot hare uitvinding gege- ven hebben. — Andre wederom; gelijk deFa- beldichters; verhalen ons, dat Appollo, waer voor eenigen metzekerheid Jubal hou- den; (e) den eerften uitvinder hier van ge- weest is: doch, Zij, die willen, dat de Mu- zyk in 't Paradijs geteeld zij, dunkt ons het naest bij de waerfchijnlijkheid te zijn. De Heer van Til (/) is van gedachten dat den eerften Mensch , het zingen, van de vogelen zoude geleert, en nagebootst hebben; 't is waar dat dit pluimgedierten eenen dag eerder gefchapen is
00 Job 38, vs. 6,7.
\t\ ] 0 s % v u v s, Lib. I. Antiq. & Heidegger
Hid". Patriarch. (/*) In zijn werk genaamt, Didn-Zang en Speelkon-t
der Ouden , Ifte Verhand. Ifte lid, §. 4. . i'ji) c - *■
|
|||||
Eerste Vertoog. ir
is dan den Mensch, hcbbende op den vijfden
dag het leven ontfangen; en het redelijk Schep- zel eerst op den zesden : (#) doch hier uit blijkt, onzes bedunkens, nog niet zeker, dat Adam het gezang der vogelen, eerder dan zij- ne eigene ftemme zoude gehoord hebben; mogelijk is het tegendeel bewijsbaar: want wij lezen, ah de Heere God uit der aerden alle 't ge- dierte des velds, ende al 't gevogelte des Hemels gemaakt hadde, zoo bracht hijze tot Adam, om te zien hoe hijze noemen zoude. (K) Is dit gezegde, God bragtze tot den Menfche: niet eenigfins vol- doende, om te veronderflellen, dat Adam niet eerder dieren, en dus ook vogels, gehoort of gezien heeft, dan, na dat God, dezelven tot hem gebragt hadde ? doch laat ons nader over- wegen; wie dan den leermecster der vogelen mag geweest zijn ? is het niet hun eigene Na- tuur? immers ja: (i) zoude dan den Schepper der Natuur, den Mensch; het uitmuntendfte Schepfel van zijnc hand hier op aerden, niet een dergelijk vermogen hebben kunnen inplanr ten ? en heeft hij zulks niet gedaen ? wij ant- woorden rondborstig , van ja ; het is onzes bedunkens , eenen vasten regel , dat alwaer fpraek is, ook Muzyk plaets heeft, want wat is toch zingen , anders dan op eene bevallige^ no-
(#) Genef. i, vs. 20, 21. en vs. 27.
(/&) Genef. 2, vs. 19. (rt Van Til Dicht-Zang en Speelkonst, ifte Verhand.
ifte Lid, §. 1. |
||||
12 DE MuZYKOJJDERWIJZER.
nadrukkelijke en geaccentueerde wijze fpreken ; om
ons hier van de gepaste uitdrukking door den fchrandren Heer J. W. Lustig gebezigd; te bedienen. (V) Zingen immers, is na de ge- woone wijze van fpreken ; hct voortbrengen van onderfcheidene en lieflijke buigingen on- zer ftemme, overeenkomstig de onderwerpen die wij behandelen; en moet de fpraek, zal zij eenigfins aengenaem en behaeglijk wezen, ook niet die zelfde hoedanigheden bezitten ? ge- volglijk lean zij zeker als Muzyk aengemerkt worden. Doch de Natuurheeft altoos den bij- ftand der kunfte niet noodig , gelijk wederom den zo evengenoemde Heer te recht aen- merkt; f/) want, bij voorbeeld: laet iemand eene redenvoering doen; waer in zekere harts- tochtcn, als toorn, verwondering, en derge- lijke meer; plaets hebben, zal hij niet vael- tijds , indien zijn eigen hart, hier aen deel heeft; zonder zijn weten fchier, zijne ftemme doen rijzcn, of dalen, overeenkomstig de on- derwerpen , en zaken, waer over hij redenka- veld ? en word dan ook eerst, zijne reden niet aengenaem, innemend, en nadruklijk ? immers ja; en het is zeker, dat, wanneer een rede- haer , een dentoonig voorftel deedt, zonder verheffing of daling zijner ftemme, hij aen wei- nigen zijner toehoorders behagen zoude; en is de
£*) J. W. Lustig In'eiding tot do Mnzyk:kunde $. 17■
CO--------------i' 49- |
|||||
*
|
|||||
Eerste Verto'oc 13
de fpraek , dit alles in overweging genomen
zijnde, dan geene Natuurlijke Muzyk, door
den Schepper zelfs in ons gclegd ? Daer het dan
volkomen zeker is dat Adam door Gods hand
volmackt en zondcr eenig gebrek gefchapen
zijnde; 00k het fpraekvermogen aenitonds
verleend is; mogen wij zonder twijvel, ver-
onderfiellen, dat hij, zo dra hij op het tooneel
des aerdrijks tradt, Gods Almacht, die hem
uit niet voortgebragt hadde, geloofd en gepre-
zen zal hebben: en daer't niet te denken is,
dat dit, door hem, op eene dentoonige wijze
gefchied zal zijn,maer zonder twijvel overeen-
komstig de zielaendoeningen , en verrukkin-
gen , die hij gevoelden en die zeker beter te
denken , dan te befchrijven zijn, mogen wij
ten befluiten vast flellen dat Adam , den eer-
ften mensch, 00k den eerften oorfprong, en
beoeffenaer der Muzyk geweest zij; doch
hoe hij zieh voorts in het befchaven en aen-
kweeken van deze kunst gedragen heeft, en
hoe dezelve verder voortgeplant is; hier van
\veten wij, bij gebrek van echte overleverin-
gen, niets te zeggen; echter kunnen wij, met
eenige zekerheid, bepalen ; dat ten tijde van
MahalaleSl, wiens naem , volgens ge-
tuigenis van geleerden, lofzanger des Heeren
beteekend, (m) de Muzyk zeker al vrij verre
gevorderd moet zijn geweest, dewijl omtrent
360
C»0 Patrik Polus en Wtis, Verklaring over de
Heilige Schrift. Genefls 5. vs. in. |
||||
(
14 De MuZYKONDERWIjZER.
300 jaren , daer na, de lnftrumentale Muzyk,
reeds uitgevonden ware ; alzo Jubal ge- noemdt word de Fader van alien die Harpen en Orgelen handden. {n) Doch intusfchen, moe- ten wij hier aenmerken ; dat men door deze orgelen, niet verftaen moet , zulken als wij tegenwoordig hebben , maer in 't algemeen alle, toen ten tijde in gebruik zijnde, blaes- tuigen. Zie hier, alles wat wij van deze edeleKunst,
voor den tijd der Zondvloedt hebben kunnen zeggen. Na denzelven zijn de Egiptenaren de eerften geweest die de Muzyk wederom opgedolven en bij hunne Godsdienstoeffenin- gen ingevoerd hebben. De Godvruchtigfte Koningen onder Israel hebben dezelve in groo- te achting en waerde gehouden ; ja zelf tot den Tempeldienst geheiligd en gebruikt. Da- vid zelf, dien man naer Gods harte, fpeelde op de Harpe, en Salomon zijnen zoone ver- koos den nieuw geftichten Tempel met keurig Muzyk in te weijden. (0) Jerobeam die des Heeren Wet verliet; lezen wij, verdre^jf de Leviten: (p ) doch ten tijde van Josaphat, loofden en zongen zij weder, prijzenden den Heeren hunnen God, voor de verlosfinge die hun zoude gegeven worden. Qf) Achaz floot de
(*0 Genefis 4. vs. st.
(0) 2 Chronica 7. vs. 6. (/.) Capp. II. vs. 14. ($) Capp. 20. vs. 19. |
||||
EeRSTI V E R T O O G. 15
de deuren van het hnis des Heeren, (r) maer
zijnen Godvruchtigen of Godvreezenden Zoone Jehtskia, reinigdcn hetzelve, en herftelde de Muzyk derwijze , dat zij wederom, als voorheen, gebruikt wierd ter verheerlijkinge van den God van Israel (V). De Grieken, maekten ook veel werks, van
de Muzyk en deden dezelve verflrekken, tot infcherpinge van goede zeden. In 't jaer 3434. na de oude tijdrekening , omtrent het einden van de Babilonifche Heerfchappije; leefdcn Pythagoras, dezen was de eer- ften die de Muzyk, op eenen wiskonftigen voet behandelden, en de redenmaten der Mu- zykale intervallen of tusfchenwijdtens bepael- den. Na hem kwam Aristoxenes, die ten tijde van Alexander den Grooten, leef- den; ja, dezen heeft ook, wat meer is, over de Muzyk gefchrevcn, en wilden dat het ge- hoor ook over Muzykale gefchillen zoude richten ; daer de genen, die Pythagoras naer volgden, zulks alleen ondernamen, door de reden , uit de getallen fpruitende; zonder het gehoor hier eenigfins bij te trekken, De Romeinen, hebben ook niet minder
oeffenaers der Muzyk geweest; bij het be- gin zelf der Romeinfche Alleenheerfching, was den Koning Numa, reeds op het zingen van fraaie liederen zeer gezet ; naderhand is de-
- ■.. .... , '.) r
(_r~) 1 Chronica 28. vs. 24.
(s) Capp. 2|>. vs. 15- en 25«" |
||||
16 Dfi MUZYKONDEKWIJZER.
dezelve geheel in zwang geraekt onder dere
waereldbcheerfchers; en verfcheiden hunner Keizeren , waren of oeffenaers derzelve, of befchermden haer grootlijks ; doch 't was te bcjammeren , dat zij deze kunst , meer tot w'eeldcn en pracht, dan tot bevordering van dcugd en goede zeden deden verfbekken. Dan Helaes! in de vijfde Eeuvv , kwamen,
de Hunnen , Gothten , Wandalen , en meer andre barbaerfche volkeren , die gantsch Ita- lian overhecrden; en alles het ondcrst bovert keerden, wacr door niet alleen de Muzyk, maer ook alles, wat na kunst of wetenfchap zwecmden, over de twee honderd jaren in het graf der vergetelheidt begraven bleef; tot dat eindlijk in 't jaer 725 na onze ttjdrekening; Johannes Damascenus, een' Syrifchen Monnik, de Muzyk deed herleven door al- lerhande nieuwe teekens , en bewoordingen, aen dezelve te geven; waer door hij de beoef- fening derzelver gemaklijker, en duidlijker trachte te maken ; 't was ook dezen die de Psalmen, der Oosterfche Kerk, met voyfen of zangwijzcn voorzien heeft. Omtrent dezen tijd was ook een' zekren
Be da werkzaem , om de Muzyk in Groot- Brittani'dn, zo met monde als door gefehriften, uit te breiden. En ruim 200 jaren later, kwam' de eerfte vierftemmige Compojttie van Dun- stan, voor den dag; die derhalven ookdoor- gaet, voor den eerften uitvinder van veel- ftemmige Harmonien. Nfet
|
||||
Eerste Vertoog. ly
Niet lang hier na; in 't jaer 1024. kwam den
befaemden Guido Aretin, opdagen : en in 1552. fchoon anderen zeggen in "tjaer 1338. vond Jan de Meurs , of Jean de Muris, Do&or van de Sorbonne te Parys; het heden- daegsch noten geftel uit. En eindlijk in 't jaer 1605, wierd door Ludovicus Via- dana, de zoo nuttige General Bas, uitge- vonden. Zie daer eene befchrijving , van den oor-
fprong en aenwas der Muzyk; haere voor- naemfte verbeteraers, tot op den gemelddn Viadanus ; die zeker veel lof verdiend ; en den laasten die de Muzykale Waereld , zulk een' grooten dienst gedaen heeft, kort- lijk opgenoemd. Mogt deze kunst algemeener, doch teffens
00k, hoe langs hoe meer tot haere waere oog- merken waer toe zij gefchikt is, gebruikt wor- den: dat is, verlustiging en ftichting, des ge« xnoeds. |
||||||
xfle Stuh B TWEE-
|
||||||
* ■
|
||||||
18 De Muzykonderwijzer*
TWEEDE VERTOOG. Van de Hoedanigheden en Natmtrgaven > die in'
iemand vereischt warden , tot net leeren der Muzyk: en wel bijzonder in de zulken die hurt beroep, Irier van denken te maken: ah ook , wat ten dien einden van eenen Meester , en leerling gevergt word. ■ '"-'■■" -' : \, ' ''
Daer de Iiefhebberij der Muzyk , tbans
zeer algemeen is; en veele lieden, zoo aanzienlijke, als burgerlijke; dezelve zich, of hunne kinderen , laten onderwijzen; zal hct met ondienftig zijn , dat wij handelen , over de bijzondere Hoedanigheden,enNatuurgaven, die vereischt worden, tot het leeren der ge- melde kunfle: op dat fornmigen, die in weer- wil der natuur blokken , zich geene verdere onnutte moeiten meer geven zouden: en an- deren, die door te laeg van hun zelven te den- ken , de moedt geheel opgeven; en dus, niets van eenig belang bcoeffenen , meerder aenge- moedigt wierden , om daer door, ook nieuweif voortgang te maken. Wie dan ooit iets in de Muzyk denkt te
vorderen, moet voor al, deze volgende Hoe- danigheden bezitten. Zal hij op het een of an- der fnaartuig leeren fpelen , neem eens, het Clavier, de Piool; Alt, of Bas, zoo diendt hij voor al voorzien tezijny va»bekwame, fter- ke,
* 4
|
|||||
>
|
|||||
TWEEDE VERTOOG. 10.
ke, \Tacrdige * hand- en armfpieren. Zal hij
daar en tegen een blaestuig behandelen , bij voorbeeld de Fluit, moet hij met een gezond ligchaam, eene ruime en fterke borst, lange en vrije adenlhaling , dunne en fijne lippen $ Vooral eene bekwame vaefdige tong, en juist- gevormde vingers , begaeft of bedeeld zijn. Een Zanger eindlijk, dient ook zonder twijf- fel, eene fterke en ruime borst , benevens eenen langen adem te hebben ; doch voor al, eene goede, en onder zijn bedwang hebbende item. Nu is- het zekcr, dat gemelde Hoedanighe*
den, z'eer zelden, in zoo eene ruime maete, in den peribon, te vinden zijn : dezen he-eft meer bekwaaMheidt tot zulk een fpeeltuig; ien' ander' heeft in 't geheel geene vereisCh • tens tot het een of ander; ter\v*jl een' derden tot een zeker fpeeltuig zich willende bepalen, daer veel vordering op maken zoude : dus, was het allerwenschlijkst, dat ieder zich zelven vooraf onderzogt, en dan dat geen verkoos, waer toe hij het beste gefchikt fcheen te we- zen: zoo doenden, zoude men meerder bazen, en minder krukken vinden. Doch laet ons wat verder gaen. Alle deze
opgenoemde Hoedanigheden, zijn nog op verre na ,* riiet toereikende, daer word meer ver- eischt; ja, daer moeten bijzondere Natuurga- ven, plaets hebben, die evenwel een ieder niet medegedeeld zijn: wel aen laet ons hier ceni- gen wat nader overwegen , en ons bepalen,' tot de navolgende drie, te weten; ,,,, ■. B i mi
|
||||
to De Muzykonderwijzer.
Hex Muzykael Gehoor;
Den Muzykalen Smaek; en, de muzykale vlnding. , Het Muzykael Gehoor; is dat won-
derbaer vermogen, waer door wij toonen van onderfcheidene hoogten , flerkten en duur- zaamheid,zoo op hun zelven,als in maafzang, onze verbeelding derwijze indrukken, dat wij nadcrhand ook in ftaet zijn , zonder dat wij dczelve op nieuw hooren , die te doen herleven. 't Is dit vermogen, zonder het welk niemand in ftaet is, om.in de Muzyk eenige vorderin- gen te kunnen maken. De grond van dit ge- hoor , Iegt zonder twijffel in 't natuurlijke; dewijl het zonder dit niet verwekt kan wor- den; echter is het grootlijks hier van onder- fchciden: want het Muzykael gehoor blijft, en kan ook volkomen ftand grijpen , fchoon ie- mand doof geworden is: om dat de kragt der verbeelding hier ftcrk mede gepaerd gaet. Hoe weten wij, en hoe kunnen wij nu we-
ten, of iemand, die de Muzyk wil leeren, Muzykael gehoor bezit ? Vele lieden vragen bij het aannemen eens Meesters, zal ik het wel leeren? of heb ik wel gehoor? Waer op dezen dan antwoord: dat zullen wij in 't vervolg eerst zien; of, ja 't zal wel gaen; als veronderftellende, dat de meeste menfchen met dit Kunstgehoor eenigfins begaaft zijn ; doch ons dunkt, dat dit niet zeker doorgaet; ten minften hebben wij velen aengetroffcn, die in 't geheel geen ge-
|
||||
TWEEDE V E 8 T O O C. ?I
gehoor, bekwaem om de Muzyk te leeren,
bezaten. Echter, kan het zich ras ontdekken, naer
onze gedachten, bij voorbecldt: was het niet beter dat eenen Muzykondcrwijzer vrocg, hunt gij 't een of ander, dat gij dikwijls gehoord hebt, na zingen ? Zoo ja; dan is 't een bewijs, dat den voortbrenger , gansch niet misdeeld is, van Muzykael gehoor ; maer, is hij hier niet bekwaem toe, en zingt hij, het zelf niet eens bemerkende , telkens verkeert, zonder dat hij iets goeds voortbrengt; zoo befluite men gerust, dat zulk eenen nooit iets behoorlijks zal leeren; want het is hier de zaek, om too- nen, zonder overleg of onderwijs fliptelijk te kunnen na zingen, en dit kan nimmer gcfchie- den, dan, door middel van Muzykael gehoor. Een Zangmeester ; ten bewijze hier van, zal eenen leerling iets voor zingen, doch kan hem niet onderrechten welke bewegingen hij in de keel moet maken, om iet* dergelijks voor te brengen, dies moet hij zulks zonder overleg, en verder onderwijs kunnen doen. De Muzykalen Smaekhu, is die be-
gaefdheid, waer door wij over Muzykale za- ken oordeelen. Van alle natuurgaven, word de Smaek het meesten gevoeld , doch is het minften te verklaren, want hij oordeeld over ? dingen, daer het oordeel, anders geen vat op heeft; en is dus in fommigen opziehten, om zoo te fpreken, het oog der reden, In we* tenfchappen heeft den Smaek geen plaets: want B 3 daer
|
||||
22 De Muzykonderwijzer.
dacr worden dmdclijke begrippen vereischt, en
de Reden zclve, zit daer aen 't rqer. De Smaek oordeeld dan alleen over dingen die wij flegts onduidelijk begrijpen;ja wij zullen door denzel* ven, by aldien hi) goed is,-fraeihcden vcrkiczen, en dat gene verwerpen, dat af te keurenis, zonder nogthans daer van , altoos gegronde redenen tc kunnen geven. Men nocmt hem goed , wanneer hij naer waerheid oordceldt, en dat geen verkiest, 't welk met de bondigfte Muzykale regeis ; en met de' uitfpraek vat} geocfFenden of waere kenners, overeenkomt, ; De Smaek, word ook gebezigt ten opz|chteii Van den ftijl, of bijzondere uitdrukkingen van eenen Componist; dus zegt men; in den fmaek Van SCHOBERT,ElCHENER, SCHROTEK,
enz. of ook, hij Componeert met fmaek. Om-
trent de Uitvoering is het even eens gelegen: de Smaek zal het vonnis vellen. Als iemand de Maetzang , behoorlijk , duidlijk, verflaenbaer en zingende voordraegt, de kleene nootjes of muzykale fieraedjes niet ruw maer met beval- ligheid voor den dag brengt, zoo zegt men te recht; die fpeeldt met fmaek. En 't is ook waerlijk door den Smaek, dat .een' uitvoerder de meening van den Componist, juist treft: en. een' hoorder, in overeenkomst daer van, de yitwerkzelen gevoeldt, en ondervindt. De Muzykale Vinding ten derden,is
die geestgefteldheid, waer door wij allerhande fcieuwe, en overe'enkomstig de Muzykale wet- {en , wel geregelde zamenvpegingen in maet- zang |
||||
TWEEDE V E R T O O G. 2J
zang voortbrengen. Het zijn die begrippcn,
waer door wij verdichten, en toonen}in zoda- nige orden of zamenhang agter elkandren laten volgen, dat zij zingbaer en vloeijende tot het gehoor komen ; en dus door dien weg behacg- lijk wordcn. Daer 't waer is dat het zelvo niet in zijn geheel van ons afhangt; maer dat hier toe veel geest en levendigheid van ge* dachten vereischt word; zo mag hij die deze gave verleendt is , om Muzykflukken uit te vinden en op te flellen , zich gelukkig ach- ten , en word met recht een' Componist ge- naemt. Dikwerf zien wij dcze drie vermogens aen
verfchillende perzonen , in onderfcheidene trappen medegedeeld; doch zeer zelden, vind men dezelven, in 66n mensch volmaekt ver- Send. Dezen heeft veel vinding , maer wei- nig fmaek, en dus brengt hij, niet veel fraije en welgeregelde gedachten voort: want men kan rijk in vinding zijn, en fchoone gedachten hebben; alhoewel dit zeker is, dat den fmaak dezelven regelen en befchaven moet. Een under weder, heeft een' goeden en fijnen fmaek, doch weinig vinding: en hier uit ont- ftaet, in deMuzYK, die oneindige \'erlchei' denheidt , die wij daeglijks hooren en zien. Doch die genen, die door zingende gedachten, hem als tegen wil en dank invallende, tot de Muzyk word aengelokt; mag gerust beflui- ten , dat zijnen arbeidt niet vruchtloos zal zijn; maer wie, naer langen tijd, en dikwerf B ij. goe |
||||
24* De MlJZYKONDERWlJZER. ,
goede Muzyk gehoord te hebben, echter gee-
ne zingende gedachten verkregen heeft; flake liever het werk, dewijl hij de Natuur, niet te baet fchijnt te hebben. De twee eerften dezer begaafdheden; naem-
lijk Gehoor en Smaek, diendiemand, wil hij geen tijd of kosten onnut verfpillen , echter noodzaeklijk te bezitten, offchoon hij* de Mu- zyk, alleen voor zijne liefhebberije leerdt: doch den Muzykalen fmaek , zij hem alleen dienstig ter uitvoeringe, en juist niet om oor- de?l over zaken te vellen ; doch denkt hij van de Muzyk zijn beroep te maken, is het aller- noodzaeklijkst, dat hem dezelven alle drie ei- gen zijn. Heeft nu iemand lust en bekwaamheid tot de
Muzyk, die neeme voor al een goed Mees- ter , niet flechts een goed uitvoerder zijnde, maer die ook de Muzykale Harmonie grondig verftaet. Van een'Meester word vereischt, eerstlijk,
Gedult; op dat het hem niet vervele, den Leer- ling , een en dezelfde zaek, meer dan e"ens te zeggen ; ook moet hij geenen misflag over 't hooft zien, en dus een' vleier worden, maer op 't oogenblik hier van fpreken; op dat den Leerling daar van geene hebbelijkheid verkrijge. Ten anderen, diend hij hem de eerfle beginze- len, klaar, en duidelijk voortedragen , en van tijd tot tijd zulke ftukken weten te verkiezen, die overeenkomstig zijne vatbaerheden zijn; want in 't begin, moet men vooral niet te veel ver-
. \ |
||||
TWEEDE V E R T 0 6 G. 25
vergen; en door dien weg brobbelaars maken;
neen; een Meester moet nauwkeurig en net, in 't onderwijzen zijn, van trap, tot trap op- klimmen, en voor al, meer om Eer, dan orn Geld, werken. Is dit nu eenigfins datgeen, watin een' goeden
Meester vereischt word, zoo Iaet ons nu ook eens tot den Leerling zelve overgaen ; en zien, hoe die, zich bij dc onderwijzinge te gedragen hebbe; dan zullen wij bevinden, dat van hem, ook al heel wat gevergt word; ja ruim zoo veel, als van den Meester. Het eerfte dat bij hem plaets moet hebben,
is, eene bijzondere Lust; want zonder dit zal hij niet veel vorderen; menig een leert enkel uit mode of volgzucht; anderen weder , om hunne ouders te voldoen; en willen die hun- ne kinderen , eenigermaten noodzaken , om van de Muzyk hun beroep te maken, zoo is het zonder twijffel te voorzien, dat het eerfte krukken zullen worden. Deze Kunst befchikt hare beoeffenaers , vooral in 't begin , niet veel vermaek, die zulks denkt, heeft het ge- heel verkeert begrepen : daer zijn zoo vele zwarigheden, die men te boven moet zoeken te komen; zoo vele moeilijkheden die men te beftrijden hebbe; dat het waerlijk, iemand die geenen bijzonderen lust tot dezelve heeft, niet te raden is, dat hij ooit hier aen beginne,maer door opgewekten lust kan men zekerlijk veel te boven komen. B 5 Ten
|
||||
26 De MuZYKONDERWIJZER.
Ten tweeden: word in hem vereischt eene
zonderlinge Vlijt en Naerstigheid. Sommigen pordeelen , dat het betcr is, warmeer eenen Leerling bij 't begin ; buiten 't oog van zij- nen Meester zich zelven niet peffend, op dat hij als dan geene kwade gewoontens zich aen- wenne , doch een' Meester, moet aen eerst- beginnenden , voor al geene zware ftukken, waer in eenig werk is , gevep, maer zulken die ligt en eenvoudig zijn, en dan zijne les, niet eerder afbreken, voor dat zijnen Leerling hem juist begrepen heeft; ja wij zijn van ge- dachten, dat die , het hem opgegevene ftukje, ten naesten bij goed moet kunnen fpelen, ten minften daer moet niet veel aen haperen: en dan is het oeffenen, zonder twijffel nodig, mitg dat zulks met oplettcnheid gefchiede; want de ondervinding leert ons daeglijks, hoe weinig den Leerling vordert , die in 't geheel zich' niet peflfend, en het alleen op de lesfen eens Mees- ters aen laet komen. Dan het is zeker, dat hoe verder men in de Muzyk begint te ra- ken,hoe meer de oefFening noodzaeklijkword; zij vordert dan in 't bijzonder, dat wij onze vlijt en naerftigheid verdubbelen; doch dit is 00k waer, dat hare beoeffening, ons, als dan aengeaaemheden verfchaft, die al onze moeir fens en arbeid, waerdig zijn; ja wij ontfangen dan rijklijk belooning , en kunnen van het genen wij gezaaid hebben, eindlijk gewenschte vruchten maaijen. Bij
|
||||
T W E E D E V E R T 0 O G. 27
Bij eenen Leerling nu , moet vooral ook
Pplettenheid plaets hcbben ; al het gcen wat den Mecstcr hem zegt , dient hij wel gade te flaen ; en nict te zeggen , ja ik zal dot morgen wel vinden: want dan is men zomtijds zulks geheel vergeten; en waerlijk tot de M u- zyk behoort al zeer veel, ieder (treepjen, ieder bbogjen, ja elk ftipjen, heeft niet alleen zijne bijzondere beteekenis ; maer laet zich ook duidelijk en hoqrbaer, ondcrfcheiden, om deze reden dan, word noodzaeklijk opletten- heid vereischt , en bij gebrek hier van , zal menruvv,en gansch onbehaeglijkleefenfpelen. Hebben wij zoo even, van den Ondervvij.
zer , Geduld gevergt; den Leerling moet zulks ook in eene mime mate bezitten. Velen heb- ben het geduld niet, om de eerfte beginzelen behoorlijk te leeren , en willen beginnen , daer meer gevorderden uitgefcheiden zijn ; menig een heeft geen geduldt om het begonne ftuk, te voleinden , en dit met fmaek , behoorlijk net, en duidelijk te leeren; maer moet, zoo ras hij de noten flechts treft, weder een ander aenvangen. Van een gebrek , moeten wij hier voor al
fpreken, en het welk echter zeer algemeen is; het beftaet hier in: veleOuders,enLeerlingen, verbeeldenhun,als of het goed fpelen, in 't veel fpelen beflond; een' Mcester moet wel eens hoo- rcn; mijn Zoon, nf Dochter heeft, reeds zo lang ge- Uerd, en fpeeldt nog maer zoo weinigftuljes, hij ofzij moat nu billijk, bij ieder en les een ander krijgen: Scha- de-
|
||||
28 De MuZYKONDERWIJZER. ,
delijk vooroordeel ! Wij duryen gerust zeggen
dat iemand , die rnaer tien ftukjes , goed en behoorlijk in de maet fpeeldt, ongelijk veel verder is, dan zulk eenen die 'er honderd ge- brekkig uitvoerd. Hier omtrend word een Meester wel eens moedeloos, en het was te wenfchen, dat Ouders en Leerlingen, beiden in dit ftuk, hun volkomen aan den Onderwij- zer gedroegen. Laten wij, alvorens te eindigen, den Leer-
gierigen Muzykminnaer nog drie nuttige zaken aenraden: voor eerst, men fteune niet te veel op zijn natuurlijk vermogen : want ve- len die dit gedaen, en dus, hun zelven niet geoeffend hebben, zijn groote krukken geble- ven, en hebben nimmer eenige eere behaeld; want de verkregene kunde, is hun ten beder- ve geworden: raaer gaet de oeffening hier bij gepaert, mag men met recht, iets groots ver- wachten. Ten tweeden, heeft men een goed Meester
getroffen, zoo ga men niet ligt tot een' anderen over; 't is waer , fommigen beroemen zich, van vele deftige Meesters geleerd te hebben, doch echter ziet men zelden, dat zij hier veel bij gewonnen . hebben; want ieder heeft zijne bijzonderc wijze van voorftelling , en fpeel- trant : dit kan niet anders als vcrwarring baa- ren, gemerkt een' Leerling dan telkens , als van voor af dient te beginncn. Eindlijk , en ten derden, die genen die de
Muzyk voor zijn beroep denkt te houden; moet
|
||||
D E R D E V E R T O O O. 29
moct het leeren, toch niet te laet beginnen:
In de jeugd, wanneer het vutir der verbeel- ding levendig is; de gemoedskrachten toene- men , en de vingers buigzaem zijn , dan is het den besten tijd; echter moet men 00k niet al te jong wezen, en zonder dat men de ver- eischte begrippen heeft, de jaren der kinds- heid moeten voor bij zijn, wil men na behoo- ren iets leeren , waar van men naderhand, zelfs in den ouderdomm', nog geheugen zal, en kan hebben. DERDE VERTOOG.
Van het hedendaagfche Noten geftel:
en Muzykale Teeken-kunde. De Muzyk, heeft door alle tijden heen,
ten opzichten van het Noten gedel, en Teeken-kunde velerleije veranderingen onder- gaen. De Grieken gebruikten in plaets van Noten , om hunne Muzyk uit te beelden, de letteren van hun Alphabet, welken vieren- twintig in getale waren, doch waer van zij, gelijk fommigen willen , flechts hunne zeven klinkers , op de Muzyk toepasten : dewijl het eerfte getal zeker al te veel was, en zij bij lange na, dit niet noodig hadden. De Muzy* kale teekens waren 00k zo overvloedig bij hun dat men ze tot ruim 1620, telden , waerom Pla-
|
||||
go De Muzykonderwijzer.
^eato wilde dat eenen Leerling drie jarciij
aen de eerfte beginzelen, befteden zoude. De Latijnen, in navolging der Grieken, ge-
bruikten ook de letters van hun Alphabet; en wel de vijftien eerften; te weten : van A, tot Q; doch dezcn wierden naderhand door Gre- gorius, Pans van Romen , weder verkort, dewijl hij tot dat einden de zeven eerften toe- reikende vond. Eindlijk kwam iri -de elfde Eeuw, Guido
Arret in, te voorffcbijn , die het heden- daegfche Noten gcftel van vijf ftrepen , uit- dacht: hij bemerkten dat men niet alleen op de ftrepen, maer ook tusfchen dezelven, ftip- pen ter nitbeeldinge van de toohen konde plaatzen: d'us hadden bij hem op vijf ftrepen y en zes tusfchenwijdtens , reeds elf puncten plaets. Zie daer eene merkelijke verbetering, die nog hedendaegsch, ftand grijpt,.in weer- wil van fommigen die hier in nog verandering hebben willen maken. Tot hier toe was de Muzyk in hare teeken-kunde nog zeer on-^ volmaekt, de noten, die toen maer uit enkel- de ftippen beftonden, waren van geen ander gebruik, als alleen om de onderfcheidene too- nen , en trappen van hoogten, en laagten aen te wijzen; zij waren alien van eene lengten, tn in het maken van de #aj,tegens eene zang- wijs ftonden flechts punSten, tegen puntten ever; dus waren zij om tijd, en during aen te wijzen, zeer onvolmaekt, want dit wierd maer aileen geregeld, na de korte of lange let- ter- |
||||
D E R D E V E R T 0 0 G. 31
tergreperi der woorden > die men hier op
zong. De Muzykale Teeken-kunde ontving, vol-
gens het algemeen gevoelen, hare laetfte merk- waerdige verbetering, in 't jaer 1552, of ge- lijk andreil willen, en ons ook het waerfchijn- Hjkfte voorkomt in 't jaer 1338, door Jande Meu'rs, of Jean de Muris , die de Noten, door dczelve open of toe te laten, en flaartjes aen dezelven te trekken; welke voorzien zijn- de met een, of.meer haekjes, naer mate hun- ne lang- of kortheid, op eenen vasten voet re- gelde; zoodanig, dat zij niet alleen verftrek- ten, ora de verfchillende toonen te onderfchei- den, in hunne hoogten en laegten, maer oofc Voldoende waren ten opzichten van tijd , eft during; zonder dat dit nu afhing, van de Ian- ge, of korte lettergrepen der woorden. Eene vinding die bijzonder, de Speelmuz}rk tot groote volmaektheid gebragt heeft, en die door geheel Europa aengenomen , en inge- voerd wierd. Sommigcn nogthans, niettegen- ftaende het algemeen gevoelen.; trekken het echter in twijffel of wel dezen Jean de Muris, den uitvinder der Noten geweest is, om dat, zeggen zij: zulks uit zijn werk, over de Mu- zyk, ten tijielvoerende: SpECuLtJM Musicja, niet genoegzaem blijkt; wat hier van zij, wijj laten dit liefst onbeflist, en Willen , na dat ivij nu kortlijk den onderzoekefen, de befchrl^ vjng dpr hedendaegfche Muzyknoten medege- deeld hebberi : overgaen, om het'eefl en alt? .xu.^ o--,}er.
|
|||||
.
|
|||||
32 De Muzykonderwijzer.
der , ter onderwijzinge van leergierigen , in
Noten zelve voortellellen ; beginnen wij dus vooraf te fpreken: Van met Noten gestel.
In eenen yolftrekten zin, verftaet men door
het Noten geftel; een balk van vijf ftrepen (Fig. i.) waerop, en tusfchen dewelken , de Noten geplaetst worden. Eertijds wierd, dit genoemd, een Muzykael
Syftema ,- dit fyfiema of geftel, dat thans als volmaekt word aengemerkt, is ook als zodanig over al ingevoerd , en aengenomen: En 't is oqk zeker dat vijf, zich gemaklijker laten on- derfcheiden dan zes, om dat hier eene middcl- fte link plaets heeft, waer op het oogpunt ge- durig neerdaeld , en dus langs dien weg ook vaster ziet. Het eerfte nu dat ons op dit Noten geftel
voorkomt zyn De Muzyksleutelen.
Een Muzykfleutel, is een zeker teeken,
dat aen 't begin van een Muzykftuk, op ze- kren ftreep of link (en nooit tusfchen in), van het Noten geftel geplaetst word: zullen- de aldaer eenen bepaelden toon aenwijzen. Zonder dit teeken zijn en blijven de Noten, onkenbaer; want Noten zonder Sleutel, heb- ben nog geene benaming, en ontvangen dien eerst
|
||||||
\
V
|
||||||
D E R D E V E R T 0 O 6. S3
|
|||||
eers.t, door middel van dit teeken; des wor-
den zij te recht fleutels genaemt, om dat zij als eene ontfluitinge der Noten te weeg bren- gen , en 't is door dezelven , dat men, on* zo te fpreken als in het geheim der Noten intreed. In de Muzyk dan, zijn drie zodanige fleu-
tels , die onderfcheidene benamingen dragen,' in gebruik ; vvelke vijf toonen van elkander verfchillen, als, deF; de C; en de G fleutel; Uit ieder dezer fleutels, zijn nog wederoni
anderen afgeleid ; zoo. dat eigentlijk negen foorten van Muzyk fleutelen thans in gebruik zijn: als drie F; vier C; en twee G fleutels. De F fleutels omringen, door twee flipjes,'
de ffcreep, alwaar F op flaen zal,(i<7g. 2.)den eerflen; F op de vijfde linie, noemt men de lage Bas; den tweeden; F op de vierde, de gewoone Bas; en den derden; F op de mid- delfle linie.) de hooge Bas. - De C fleutels omvangen de linie ,waer op
men C tekend, (F/g. 3.) Den eerflen dezer fleutels , noemt men de Tenor: C op de vier- de linie; den tweeden;den Alt,'C op de mid-' delfle linie ; den' derden ; den boogen Alt,' ■ C op de tweede; en den vierden;' de Camus, C op de eerfte linie: De G fleutels onderfcheiden zich genoeg-
zaem van de anderen , door eene bogt, zijn plaets bebbende op die linie daer G Zal flaen j (_Fig. 4.) Zomtijds word aen de einden dezer bogt 00k wcl een flipje geplaetst. Den eerflen ifte Stuk. C van'
|
|||||
V f
34 De Muzykonderwijzer.
van dezen word genaamt, de Duitfche Viool
ileutel, G op de tweede linie ; den anderen noemt men de Franfche Viool Ileutel 5 G op de eerfte. : Van de Benaming der Noten.
Het is echter niet noodig dat een' aenvan-
ger , in den be^inne alle deze fleutels leere; "bij voorbeeld : zal hij zich op de Viool, het Clavier, of Violohcelf oeffenen, zoo bepale hij zich voor eerst bij de twee meest gebruiklijk- ften, te 'weten : de Duitfche Viool- en de ge- woone Bas fleutel; welken wij daerom eerst in Noten zullen uitbeelden: (-PVg. 5-) vertoond de Viool Sleutel; en (Fig. 6.) die der Bas. Doch om dit, met weinig moeiten zich in
het geheugen te prenten ; zoo is het gansch niet kwaadt, wanneer men eerst de Noten leert, die op de linien ftaan: intusfchen moeten wij hier vooraf herinneren , dat men altoos van onderen op telt; dus de onderfle, het eerften genoemd word, aldus: fE op de eerfte linie.
Pe Duitfche j G op de tweede.------
Viool Sleu-< B op de derde. ------ :, ,
tel. D op de vierde.------
IF op de vijfde. —■—
/•G op de eerfte linie.
De Bas of B op de tweede.------
F Sleu- J D op de derde.------
tel. I F op de vierde.------
[A op de vijfde. —■—
Laet
|
||||
Derde VertooC 35
Laet oris nu verdef voortgaen, om de nog
overig zijnde Sleutels , aftehandelen , en in Noten voor te flellen. (Fig. 7.) is de laege-, en (Fig. 8.) de hooge Bas: (Fig. 9.) zal ons de Tenori (Fig. 10.).den Alt} (Fig. 11.) den hoogen Alt ,• en (Fig. 12.) de Cant Sleutel te kennen geven : terwijl ons (Fig. 13.) de Franfche Viool Sleutel, leert. Nu zullen wij nog iets ten opzichten van de
benamingen , en 't gebruik dezer Sleutelen zeggen. Bas, is herkomftig van hetGriekfche Bafts*
het welk grondflag beteekend: en volgens der Franfchen uitfpraek wil het zeggen , diep of laeg.
Tenor, is afgefproten, van 't Latijnfche
Tenere; houden, of in de magt hebben; om dat deze item, die men doorgaans bij mansper- fonen ontmoet, bekwaam is tot het inftellen , en befiluren eener zangwijze. ?Alt , is afgekomen, van 't Latijnfche
woord, Altitude, hoogte: om dat den Alt, in vergelijking van de Bas, hooger is. Disc ant, wil zoo veel zeggen ,, als dat
deze Hem de fraeifte is, daerom word zij bij de Italianen , 00k wel Canto , of Soprano ge- naemd, beduidende, boven zang, of boven ftem. Aengaenden het gebruik dezer Sleutelen;
200 merken wij kortlijk aen, dat de lage Bas,, meest al gebruikt word^voor Contrabasfen,o£ groo* te Violoncellm. De gewoone Bas voor zangftem- men > en allerhande foort van Speelmuzyk. C 2 De |
||||
%6 De MuZYKONDERWIJZER.
De hooge Ban , VOor Basfetten , of ftemmen*
die nader aen de Tenor komen. De Tenor, voor Zangmuzyk , ook voor VMoncellen » wan-. neer men namelijk Soloos hier op fpeelt. Den Alt, tot Zangflemmen, Altviblen en Viola di'Gamba's. Den hoogen Alt, in Chooren van Kerkmuzyk. De Cantus tot Zangflemmen, en in Duitschland, ook veel voor 't Clavier. De Duitfche VioOl Sleutel, tot allerhande foort van Muzyk, eh fpeeltuigen, Eindlijk de Franfche Viool Sleutel, voor de Flute a bee, of regte-Flint; men kan dezelven ook gebrui- ken voor de Viool, om hooge toonen uit tc beelden , ;dewijl men dan- telkens. een boven ftreepjen fpaart: doch, dit is thans geheel af- gefchaft. -* f - ' ' < '- . •
no ;: i r : n ±, ;: -;■■ . t; -rort • • .'
Van de Voorteekens'.
Voorteekens, noemd men zulken, die in 't
begin van een Muzykftuk, naest den Sleutel geplaets worden; ten einden , aldaer aen te wyzen, dat alle Noten, die op, of tusfchen, zulke ftrepen flaen, waer op, of tusfchen, de voorteekens, voor aen 't ftuk te vinden zijn; van "aert veranderen , en een' halven toon, verhobgt, of verMegt worden. Het Teeken ter verhooginge (Fig. 14.) noemt men kruis, en dat der verlaginge (Fig. 15.) word inol ge- naemt: Nog heeft men een teeken , te weten: dat van b-quarree of quadratum (Fig. i<5.) dit korat te pasfe , - wanneer een Noot kruis of mol
|
|||||
J
|
|||||
DerdE Vertoog. 37
|
|||||
mol geweest heeft, en men dezelve wederom
natuurlijk wil maken , dan word het zelve voor de Noot gezet, en dus dient het altoos ten' teeken der herflellinge. Ten opzichten van het bids en mol moeten
wij nog aenmerken, dat zulken, die voor aen den Sleutel geplaetst zijn, en het geheele ftuk door Hand grijpen , natuurlijke genaemt wor- den; daer in tegendeel, die genen die men in 't midden eenes ftuks ontmoet, de benaming van toevallige dragen ; en van geen langei* duur zijn, dan de maet, waer in zij voorko- men. Is nu een Noot, reeds door een kruis of mol, van aert veranderdt, en wil men dien nog eenen halven toon doen rijzen, zo word zulks door een enkeld kruisjen (_Fig. 17.) ge- daen; het welk dan de benaming van dubbeld kruis draegt; in een gelijk geval, word een' moltoon , 00k nog een' halven toon lager, door twee molteekens voor dezelve te plaefr- zen , zic (Fig. 18.) zijnde het dubbeld mol- teeken. Doch hoe verkeerdelijk de plaetzing dezer
teekenen ten opzichten der Zangmuzijk, zom- tijds aengemerkt kunnen worden, is ons meer dan eenmael gebleken; onder andre gevallen, is ons , hier van ten bewijzen , eenigen tijd geleden , eenen brief geworden , van zekere Jufvrouw, welke wij thans verkiezenW.^G. te noemen , om reden , dat wij vertrouwefl de mededeeling des zelven, als 00k onze be,- anfwoording nict dan nuttig kan'zijn-'-Zie hier C 3 Mi* ^1]5=;1
tJE « -t~ - \»T\ 11 £_. f
.-'■■"..
|
|||||
38 De MuZYKONDERWIJZER.
letterlijk hoe zij ondernam ons te fchrijven ea
als raed te vragen. M ij n H e e r !
Alhoewel UEd. in 't geheel niet verpligt bent,
om aen mijn verzoek te voldoen, zo wil ik evelwel hopen* dat UEd. het mij niet kwalijk zal nemen, dewijl het van zulke zaek is, dat niet alleenig ik maer ook, andere liefhebjiers 'er nut uit zullen kun- nen krijgen; je belie ft dan te weten dat ik lid ben van een Confertje, en wij leeren allegaer van de ei- genfte meestery onder de lesfen die wij van hem ge- kregen hebben, is de naervolgende een van de voor- naemfte namendlijk het maekt ons inftaet , zo hij zeid om een Jlukie dat wij nog niet geleerd hebbe bij naer op 't eerjie zien te kunne zingen, hij zeid dan belief je te weten dat wij als 'er geen kruifies of moU leties voor aen 't ftukie ftaen, de noot op de eerfle linie mi meeten noemen, maer als wij ''er kruifies aen zien namelijk een maer zo moeten wij die fi noe- men en zo voord a\ de andre not en Her naer fchik- "ken; dog zijn 'er meer voor an gezet zo is het kruifie zeit hij dat het meeste voor an ftaet altoos onze fi met de molleties zeid hij is het bijkans het zelfde, uitgezonderd dat wij die fa moeten hieten, en doer hij zingen wij altoos op ut re mi, maer n*oit op letters abc gelijk de meeste juffrmwen nu doen nu is mijn vriendelijke verzoek of UEd. zo goed helieft te zijn om ons eemjes daer van te onderregteny en te zegge of dit goed is ofte niet goed is en wel vaoraly op wat voor gronde dit Jleund dewijl wij dan
|
|||||
i
|
|||||
Derde Vertoog. 39
|
|||||||
dan met meer zekerheit kunnen vortgaen, want wij
zijne al dikkels verlegen ah de muzik gefchreve is, em dot ik geloof dot yerfomwijle wel eensjes een ver- keert kruifie voor uit gezet is , zijn Her nu vaste re gels van mijn heer zo deelt ze mij eens mee ah gij hunt gij zult 'er mij en zeker meer van ons Confertie mee verpligtten, neemt het mij niet kwalijk wider en tusfen dat ik wat al te vrij postig ben maer weest verfekert dat ik met alle agting verblijve UE Dienaresfe
W. G.
Uit den inhoud dezes nu, wierden wij be-
vestigd in het vermoeden, het welke wij daer zo even aenroerden; de leergierigheid, en het welgeplaetst onderzoek , die in dezen brief doorftraelden; gepaerd met de vriendfchap van harent wegen genoten; zettede ons aen, om haer verzoek te voldoen; en zie hier, hoe het aen mij geviel denzelven haer te beSntwoor- den. |
|||||||
Mejufvrouwe!
Wel verre van uw verzoek niet te achten9'houde
ik mij hier door ten hoogften ver'e'erd, en vind dat ik integendeel rede hebbe om UEd. lof te geven over Uwe welgepaste nauwkeurigheid, niet twijffelende of UEd. zult door dezen weg verder te betreden den trap der volmaektheid 'ieklimrnen kunnen. C 4 Ten
*
|
|||||||
4P DlJ MVZ ¥»K 0 N D E R WIJ Z E R.
Tew ahtwoord dan op Uwe gecerde Misfivi dient;
dat, rftfer te £(/ de Zangkonst een algemeen gebruik fchijnf'tS' wezen, om het Vt Re Mi Fa Sol La Si te gebruiken, het een al te dwaes befiaen zoude zijn, om ons tegens deze overai ingeveerde benamingen, te verzetten. Echter zal het denk ik, UEd, viet on- gevalligzijn, dat ik UEd. alsin't voorbij gaen, dies aengaende eenige ophelderingen mededeele.' De opwakkering en aenkweeking van Uwen weetlust en dien van andren, zal tnij nut alleen in dezen, maer ook verder. zo tnijne kunde zulks toeiaet, ten fpoor- Jlage verjlrekken. Weet dan Mejujfer! Dat in de elfde Eeuw. om-
trent het jaer io2|. Eenen zekeren Guy bijgenaemt l'Arrefin of volgens het Latijn Guido Arretinus, geboren in de Stad Arrezzo of Arrezze in Tofca- ne , de zts eerfte lettergrepen aen de Noten gegeven } en dezelveh in 't bijzonder der Zangkonjle toegewijd heeft; de Autheuren die ons dit zoeken te bewijzen, zien wij dit volgende als ten drangreden aenvoeren, zeggende namelijk : dat dit dezen Zanger door eene zekere infpiratie, in gedachten zoude gekomen zijn ; onder 't zingen van eenen Lofzang ter eere van den Heilig Johannes den Dooper; welken zij ons wat meer is in dezer voegen mededeelen:: Ut queant laxis, REfonare fibris;
Mira geflorum, FAtnuli tuorum; SoLve pollutti, LaM. re.atum>
Santte Joannes.
Dochfommige Schrijvers integendeel, wttlen dat
hij
|
||||
Derde VertOo. d.
|
||||||
hij den uitvinder van die zeven deze benamingen
geweest zoude zijn; hoewel wederom anderen, om- trent de zevende, te weten Si van gevoelen verfchil- len. De meesten nogthans fiemmen hierin overeen dat ten zeker Muficien Lc Maire genaemd, dezelve bij de zes eerfte benamingen van Guido Arretin zou- de gevoegd hebben; terwiji wederom andren met ze- kerheid meenen te mogen befluiten , ah. dat eenen Van der Putten; eenen Nederlander van geboor- ten zijnde; de zevende toon de benaming van Bi ge- geven heeft; zo dat volgens hun zeggen, den boven gemelden Le Maire , niets anders zoude gedaen hebbe dan de Bi in Si verdnderd. Dock het zij met deze gisfingen zo het wil, ik verkoos dit alleen aen- temerken, om gelijk ik zeide, uwen weetlust aente- kweeken en te verlustigen ; dit dan eenigermaten misfchien volvoerd hebbende , wti ik voortgaen en ter zake komen, ontrent den inhoud Uwer Misfive. De voornaemjlen grand der Zangkonst , Mien •wij ons zo mogen uitdrukken berust en Jieund op de zeven Natuurlijke Noten: Ut Re Mi Fa Sol La Si of c. d. e. f. g. a. b. dit noemen wij de tusfchen- wijdten van een oElaef, Her in zijn vijf"heele, en twee halve tovnen gelegen , te weten : eerst twee heele, vervolgens de halve, dan wider drie heele, en eindlijk ontmoet men den laetften halven toon; leggende tusfchen de zevende en agtjle , daer de eerjien tusfchen de derde en vierde noot van 't ottaef gelegen is, of anders gezegt: de halve toonen leg- gen alms , tusfchen mi, fa en ci , ut, daerom warden in een Zangfluk waer geen kruisfen of mek C S len |
||||||
•■
|
||||||
42 I>E MUZYKONDERWIJZER.
|
||||||
len aen '* begin geteekend zijn , de Noten naer
aenwijzinge van den Sleutel genoemt. Deze tomen nu, warden Natuurlijke genaemt.
Voor eerst: om dot de Natuur dezelven als aen de hand geeft; en men wSinig menfchen zal aentreffen welken dezelven niet zoude kunnen voortbrengen. Ten tweeden: om dat dezelven zander toedoen van kruisfen of molten verwekt worden ; en derhalven, hier als van zelf voortvloei'e'n. Is, of word, nu een kruis bij de Sleutel geteekend, zo is het alms de zevende toon die daer door verhoogt word. Ver~ onder-field zijnde dat de or den of legging der halve ioonen, altoos 't zij in wat toon ook het zelfde moet wezen; zo laet ons ten bewijze hier van eens nemen fol la fi ut re mi fa fol of g. tot g. indien nu voor dezen geen f. kruis ftond zou de halve toon tusfchen mi en fa of e. en f. leggen, daer die nu integendeel, em dat f. hier een halven toon verhoogt is, tusfchen fa en fol of f. en g. gelegen zij, dit kruis word nu in de Zangkonst fi genoemd en de voU gende Noot g. is dan weder ut, en word \r nu nog Un kruis vermeerderd, zo word dit weder de fi; hier uit ziet men klaer, dat men in het zingen met a'le die voorteekens niet noodig heeft ,• en dat dezel- ven voornamelijk voor de Speelmuzyk gefchikt zijn ; want de Zangkonst behoud haere zeven Na- tuurlijke toonen, brengende die tot alle de andren over, door middel van eenen nieuwen Sleutel voor aen te ftellen, welken ik vertrouw dat UEd. naer hunnen aert en werking geleerd zijn. Doch verkla- ren wij ons nader: terwijl wij als Jlilzwijgende ver- ! . Ofi- |
||||||
i
|
||||||
Derde Vertoog. 43
|
|||||
onderftellen dat de ftukken, die men wil transpone-
ren, of in eenen andren Sleutel zal over brengen > in de Duitfche Viool Sleutel (Jtebbende g. op de tweede linie') ftaen, om reden dat dezen, den meest gebruiklijkften is. Wanneer men dan een ftuk dat uit fol of g is, tot ut of c. wil overbrengen, so gebruikt men daer toe den hoogen Alt, hebbende c. 0/ ut op de tfireede linie. Een ftuk dat uit re of d. »we£ Jwee kruisfen is tot ut of c. willende over bren- gen , gebruikt men de Tenor Slentel hebbende ut of c. op de vierde linie enzv. Met de mollen is het even cens gelegen > uitge~
zonderd dat men die voor fa aenziet. Veronder- Jleld nu, een ftuk uit fa 0/ f. met eene B mol, wanneer men dit tot ut of c. zaZ transponeren, 20 dot J mew Ae£ door middel van de hooge Bas welke fa 0/ f. op de derde linie heeft, en zo & AeJ hi alle gevallen gelegen. Om UEd. nu nog eenige zekerheid ten opzichten
van het vermeerderen der kruisfen en mellen te ge- ven; zo kan het volgende UEd. ten leidraed dienen. De kruisfen vermeerderen in deze or den: de eerfte is f. dan volgt c. g. d. a. en eindlijk e. kruis.
Doch bij de mollen is B mol de eerfte, dan komt e. a. en d mol in aenmerking. Hier uit trekken wij dezen zetregel , dat wanneer V bij voorbeeld drie kruisfen bij de Sleutel ftaen men zich natr het g. kruis matt regelen, 'i welk dan fi genaemd word
om dat deze de derde in or den volgenden is; het zij het zelfdey of voor, of agter uit gezet zijnde. Dit dunkt mij Mejufvrouw zal UEd. eenigfins
op uwe vragen voldoen zo ik vertrouwet en indien ik
|
|||||
44 De MuZYKONDERWIJZER.
ik mij onverhoopt nog niet klaer genoeg mogt uitge*
drukt hebben, zal mij niets aengenamer zijn, dan, bij nadre misfive de duistere pasfages door UEd. aengeroert te vinden i vraeg mij vrij Mejuffer! zo ik mij in Jlaet bevinde , om Uwen leergierigen aert yerder werkzaem te d&en warden, zal het mij fteeds ten genoegen verftrekken , gelegenheid te hebben, UEd, mijner kunde deelachtig te doen worden, zo wel ah de verzekeringen dat ik zonder vleijerije met die veniratie, mij teeken: Mejufvrouwe en Ge'e'stitneerde Vriendin !
Uwen oprechten Vriendt,
i. .
, * * *
Zie hier beiden de Brieven welken wij niet
twjjffelen, of zullen zeker, min of meer nut- tigheden bevatten, dan daer den uitftap dien "wij door dezen gedaen hebben reeds genoeg uitgerekt is, verzoeken wij den befcheidenen onderzoekeren, dit ons ten goede te houden, terwijl wij verder voort zullen gaen en han- delen Van de Waerden der Noten. j
Na dat wij alvorens de Noten op hun zel-
ven, en flechts ten opzichten, van derzelver
benamingen hebben ingczien; zo laet ons die
nu ook befchouwen, in hunne during en be-
vpaeldeii tijd, waer in zij rnoeten verloopen.
Het
|
||||
Derde Vert oo g. 45
Het is namelijk met genoeg, om eene Melo.
die te maken, dat alle Noten van een en dezel- ve duurzaemheid ztjn, en alien in een en den- zelven tijd voortgebragt zouden worden;neen, dan had men de oude Monniksnoten wel kun- nen behouden, die gelijk gezegt is, uit enkele ftippen beftonden: doch de kunst .heeft hier in voorzien , door twee zaken , die zij ons teri dien einden aen de hand gaf. Voor eerst: door middel Van de v'erfdheidene ggdaentens waer in de Noten Ons voorkotnen ,■ en kenbaer wor- den. Tcnandren: door een' zekren tijd te be- palen, waer inzulke Noten rnoeten voortge- bragt worden. Het eerften heeft zijn opzicht: tot de Teekenkunde; en het tweeden is betrek- lijk tot de Muzijkale maet; waer van wij infiet volgende Vertoog denken te handelen; terwijl wij nu willen fpreken van de Muzykale Tee- kenkunde, en de Noten in derzelver verfehil- lende gedaentens befchouwen: Eenheele Noot, word open verbeeld,
zonder iets aen dezelve; gelijkheid heb-
bende met eene O Fig. 19.
Een halven, 00k wel open zijnde Ond%r- fcheid zich echter, door zijnen ftaert of
ftreep Fig. 20.
Een quart is geheel toe, met eenen fta.ert Fig. 21.
Een agtflen heeft een' weerhaek aen den ftaert, maer zo 'er meer als een na elkan-
dren raoeten volgen«,zo bindt menze
met eenen doorgaenden ftreep te zamen
Vast. Fig. 22.
Ter*
*
|
||||
. *
|
|||||||||||||
46 De Muzykonderwijzir.
Tef wijl de zestiendens — twee; de twee
en dertigftens — drie; en de vier en zestigftens — vier haekjes hebben zie jRg. 23, 24 en 25. |
|||||||||||||
' 2 Halven.
4 Quarten. 8 Agtjlens. |
|||||||||||||
Op een heele
|
|||||||||||||
moot ipeeit|l6 2gStimdmSm
men j 32 Twee en dertigftens.
(,64 ^i'er en zestigftens.
r 2 Quarten.
Op een halve I 4 Agtjlens.
Noot fpeeltJ 8 Zestiendens.
men I 16 Twee en dertigftens.
- L32 Pter en zestigftens.
f 2 Jetftms.
Tegen een I 4 ZesHmd^tt Quart lpeelt«j g Twee en dertigftens.
men j^g Pier en Zestigftens.
Tegen een agt- i 2 Zestiendens.
ften fpeelt ^ 4 Twee en dertigftens.
■ men t8 Vier en Zestigftens. Tegen een zes-f2 Twee eM dertigftens.
tienden -{ Fier OT Zestigftens. fpeeltmen t EHeindlijk,r "
op een twee ^ 2 Vier eniZestigjjtms. en dertigften \ t .// |
|||||||||||||
Wij
|
|||||||||||||
... .„,,
Derde Vertoos. 47
I
Wij hebben deze uitrekening hier gedaan,
uit hoofden dat het allernodigst is , dat een' eerstbeginnenden de waerden der Noten, en voor al hoe zij tegen elkander moeten gefpeelc worden, grondig leert verftaen; 00k , om dat de ondervinding ons daeglijks bewijst, dat Leer- lingen zonder deze uitrekening, zomtijds indit ftuk geheel onvatbaer zijn , en blijven. De gemelde heele, halve, quarterly enz. wor-
den nog op verre na niet toereikende bevon- den; dus word ieder derzelver nog verlengt, door middel van een' flip, die agter de Noot geplaetst word, waer door zij dan nog de helft meerder duurzaemheid of waardije verkrijgtj (Fig. 26.) Dus heeft dan Een heele Noot — 3 hshen:
Een halve — 3 quarten: Een quart — 3 agtftens: Een agtfte — 3 zestiendens: Een zestiende — 3 twee en dertigftens: Een twee en dertigfte — 3 vier en zestigftens. Ter uitbeeldinge van lange Noten, die meer
dan eene maet moesten duren, gebruikten men eertijds, de groote vierkante Noten van Fig. 27;, (No. 1.) noemden men Brevis; van twes—^ (No. 2.) Longs; van vier—, en (No. 3.) Maxima^ van agt maten; doch dezen zyn tegenwoordig geheel afgefchaft en buiten gebruik geraekt. Hedendaegsch teekenen wij geen langer Noot dan een' heele; maer wil men ze echter eenige ma-
|
||||
48 De Muzykonderwijzer.
maten doen duren, zonder die op nieuvv weder
aen te flaeri, zoo bedient men zich hier toe, van halve Cirkelen j welken boven de Noten getrokken worden, die men tot een zal maken, zie Fig. 28. door dit middel kan men dezelvcn zoo lang uithouden, als wij het goedvinden. Deze halve Cirkelen worden Ligatura of banden genaemd, maer wil men nu in fommige geval: len deze Ligaturen niet gebruiken, zoo teckend men twee ftipjes agter eene Noot; zullende als dan den laasten, de helft van de dnurzaam- heid des eerften aenwijzen; of g-elijk bij de No- ten , de eerfte flip zal door toedoen van den laasten nog de helft langer worden, bij voor- beeld: in Fig. 29; No. 1, is eene binding gezet-j maer bij No. 2. zijn ftipjes getcekend,nu heeft het eerfteftipjen de waerden van een Quart, als ftaende bij een halve Noot; maer het tweeden is een agtften, bm dat het eerften, de waerden' van een Qjiart heeft; dus word dan het eer- ften , een agtften verlengt, even gelijk dit bij de Noten plaets grijpt.- Voor 't ovcrige ,! is bij No. 1 en i; een en 't zelfdeuitgebeeld.* Daer zijn behalven de zoo even genoemde Noten , nog een ander foort, die men ter ori- derfcheidinge Triolen of Sextets noemt;dezen wor- den hier aen gekendt, dat'er altijd drie of zes % aen elkaer gevoegt worden, welken dan 00k meesten tijds, met een boogjen, of getal, bo- ven aen geteekend zijn ; dus vertoond ons Fig. 30 Triolen; en Fig. 31 Sextets; btfe'
|
||||
D E R D E V E R T 0 0 G. 49
|
|||||||||||||
Drie halve Fig. 30, No. r, moet in de
zelve tijd van een heele verloopen. Drie quarten No. 2, moet in de zel-
|
|||||||||||||
Een
trioc
van |
ve tijd van een halve verloopen.
Drie agtflens No. 3, moet in de zel-
** ve ^ van een (luart verloopen.
|
||||||||||||
t
|
|||||||||||||
Drie zestiendens No. 4, moet in de
zelve tijd van een agtfte verloopen. Drie twee en dertigftens No. 5, moet in
. de zelve tijd van een zestiende verloopen. Met deftxtels is het even eens gelegen; want,
Eeri f Zes halven F;g. 3*? N0.1, moet in de
fextell ze^ve ^ van twee heele verloopen. Jvm 1 Zes quarten No. 2, moet in de zelve Ltijd van twee halve verloopen. Doch in de uitvoering maekt men billijk on-
derfcheid, tusfchen twee Triolen, of eene Sex- tel t want Sextels worden alle zes, zonder eeni- ge tusfchenpoozing , na elkanderen aengefla- gen : daer in tegendeel twee Triolen, ter on- derfcheidinge , tusfchen beiden eene kleene tusfchenpoozing vereifchen. Hier zullen wij nu eindigen, en palen aen
dit Vertoog flellen, terwijl wij in het eerstvol- gende, de Muzykale Teekenkunde verder zul- len afhandelen. |
|||||||||||||
ifle Stuk. D VIER-
|
|||||||||||||
«
|
|||||
5© De Muzykonderwijzer.
VIERDE VERTOOG.
~\. ..*
Vervolg der Muzykale Teekenkunde $ van de Tec-
kens -ow te Repeteren, en eindlijk, van de Maet, en het in de Maet fpelen. Van de Waerdye der Pauzeringen
of Rust-Teekens. Zullen wij nu de Muzykale Teekenkunde
verder afhandelen, moeten wij derhalven eerst overgaen tot de Rust-teekens. Dezen zet- ten de Muzyk ook gansch geenen kleenen luister bij: alles bchoeft niet agter den anderen afgefpeclt te worden, necn, even als in de lees- kunde, heeft ook de Muzyk, klaerheids hal- ven, hare bepaelde rustingen. Dit zijn dan Teekens , die zekere bepaelde
tiidftippen van rust zullen aenduiden, waer in men niet fpeelt, maer geheel en al flil moet houden. Daer toe zijn nu hedendaegsch, ne- gen verfchillende teekens in gebruik, Fig. i; en 2 ; toonen dezelven alien aan : No. i. is eene rust van vier maten; dit raekt aen dric ftrepen des Noten-gcftels; ter onderfcheidinge van No. 2; dat half zo groot is, en maer aen twee lini'e'n raekt, zijnde dus de helft minder van waerden, en teekenende twee maten. Een
|
|||||
*
|
|||||
VlERDE VeRTOOG. 51
Een vierkant blokjen dat onder aen de /i-
nie hangt, is een heele maet. (No. 3.) Een vierkant blokjen dat boven op dolinie
ftaet, is een halve maet. (No. 4.) Door middel van deze Teekenen kan men
verfcheide maten wagtens uitbeelden, als daar is: agt,zeven, of zes,zie Fig. 3 , No. 1,2,3,4. doch hier word, om het gemak in 't lezen te bevorderen, de hoeveelheid der maten die men wagten moet, boven of onder, met getallen aengewezen. Dezen worden nu algemeene ge- naemt, om dat zij fomtijds in alle ftemmen van een Muzykftuk ter zelver tijd plaets hebben; doch de volgenden noemt men bijzonderen, als wordende, nu en dan flechts in de eene of andre Hem gevonden. Een verkeerde 7 zal dan de wachting van
een Qjiart uitmaken. (Fig. 2. No. 1.)
Een gewoone 7 die van een agtften (No. 2.) En worden de haekjes boven aen vermeerdert,
zo word de rust na mate korter; No. 3, is dan een zestienden; No. 4, een twee en dertigflen; en No. 5 , een vier en zestigfte wagtteeken. Hier uit ziet men nu de overeenkomst, tus- fchen de rustteekens , en noten, en dat hier ten opzichten van de duurzacmheid, in Noten niets uitgebeeld kan worden, of de Teekens, zijn volkomen toereikenden , om dezelfde D 2 duur- |
|||||
-
52 De Muzykgnderwijzer.
duufzaamheid in tijdftippen van rust, ook uit
te beelden. Somtijds verfchijnen wel ftipjes naest de
kleene rustteekens ; (Fig. 4.) doch dit heeft dezclfde bcduidcnis, als of zc bij Noten fton- dcn ; makende het rustteekcn , dan nog de helft langer. Het Signum Qidetes of rustteeken, bij Fig. 5.
is van cene bijzonderer gedaenten; dit word onder , of boven de Noot geplaetst, en be- tcekend, dat men aldaer , na goedvinden kan wagten : Ook vind men het zelve boven zulke Noten , die als in verrukking , een wijl tijds zullen voortduren , en waar bij men dan na goedvinden, eene Cadenza of uitwijdinge mag maken. Dit rust-teeken word ook wel boven, of onder de Iaetste Noot van een Muzykftuk geplaetst, willende aldaer het einden beteeke- nen: doch dan is het nog voorzien van een dwars-ftreepjen , boven het ftipjen (Fig. 6;) dragende als dan den naem van Finalis of Slot- teeken. Van de REPE'rnie'N of Herhaltng-Teekens.
Daer zijn bij de Muzyk wederom nog andere
teekenen in gebruik; dienende; wanneer men een zeker gedeelten van een Muzykftuk , om niet tweemael 't zelfde te laten graveren, of lichrijven, nog eens herhaeld wil hebben: ook, wanneer namelijk een Componist veronderfteldt, dat het gehoor niet recht voldaen is, en dat dit
|
||||
VtERDE V E R T O O G. 53
dit gedeelten, zonder belediging van 't zelve ,
ten tweedenmalen , zoude kunnen gehoort worden : zoo gebruikt men het teeken bij Fig. 7, No. 1 en 3. te vinden, No. i. ver- fchijnt dan in 't midden van een ftuk; ter her- halinge van het eerfte gedeelten , en No. 3. aen 't einden , om de twecde helft weder te beginnen: doch, zal men het laetste gedeelten alleen herhalen , zoo bediendt men zich van No. 2 en 3. Somtijds word 'er op't einden eener Repeiitie
of herhaling, een Zangmaet, of een gedeelten daer van overgeflagen, als dan trekt men van No. 4. boven en beneden de Noten, een' hal- ven Cirkel, of fchuinfen flrcep tot aen No. 5. Alle deze Teekenen dragen de benaming van Repetitie teckens. Gevalt het nu dat een zeker gedeelten omtrent het einden of het begin van een Muzykftuk, weder gehoord zal worden, zo gebruikt men het zelve als in Fig. 8. doch, dan zet men hier gewoonlijk de woorden Dal Segno bij, zo veel beduidende als volgt dit teeken, of begint weder daer dit teeken, geplaetst is, te fpelen. Het woord Da Capo zegt, wederom van het
hoofd des ftuks, te beginnen; of anders, van voor af. Laetftelijk kan 00k onder het Repe- teren gcbragt worden, het woord Bis, het welk tweemael zegt. Al wat nu herhaeld zal worden, dicnt 00k
voor al herhalingwaerdig te zijn; op dat het
niet vervele: het oogmerk der Reprifen is niet
D 3 flechts
|
||||
54 De MuzYKONDERWIJZER.
|
||||||
flechts om een ftuk te verlengen; maer ook
voor al, om den uitvoerder gelegenheidt te geven, om net ten tweedenmalen flerlijker en fmakelijker, voort te brengen. Van de Mait-Teikens.
Tot dus verre hebben wij nu de Noten al-
leen befchouwd, ten opzichten van hunne duurzaemheid en waerde; doch dit is nog niet toereikende ter voortbrenginge van Maetzang: wij moeten dezelven ook van eenen anderen kant inzien. De Noten, zoo als wij dezelven verhandeld hebben , worden altoos in zekere daer toe bepaelde tijdftippen , voortgebragt, en wel zoodanig, dat gedurig in zeker verloop des tijds, ook maer een zeker bepaeld getal Noten, of wel de waerden daer van, gefpeeld word : en deze bepaling of afdeeling , word Muzykale Mast genoemd. Men ontmoet telkens op het Noten geflel,
tusfchen de Noten in, zekere regt opftaende ftreepjes (Fig. 9, No. 1 en 2;) deze dragen de benaming van Maetftrepen; in de tusfchen tvijdten dezer ftrepen , word een zeker getal Noten geplaetst; 't zij drie, of vier Quarterly ook wel agtflens ; de waerden en hoeveel- heid dezer Noten , word voor aen het ftuk, door zekere daer toe ingevoerde teekens of getallen, bepaeld: waerom men hier voor al na zien moet. Word Fig. 10. dan aen den Sleutel gevonden , zoo is het een vier-O^ar* Maet
|
||||||
/
|
||||||
VlERDE VeRTOOG. SS
Maet, dat is: dat tusfchen iederen ftreep al-
toos vier Ouarten of de waerden van dien moet wezen. Deze Maet nocmt men Samengeftelde vier Quart Maet, Doch in volgende Vertogen, zullen wij over deze ftoffe daer wij het nodig oordeelen, den gevofdeiden Leerling, meerder licht, en nodige onderregtinggeven; wantthans is dit noch niet nodig. Is nu door dit teeken, een ftreep dvvarsheen
getrokken, (Fig. 11.) zoo beteekend het, dat de Noten eens zoo ras, als hunne uiterlijke waerden zulks fchijnt aen te duiden, gefpeeld zullen wor- den; en dan noemt men deze Maet, Capel Maet. De overigen worden alien door getallen uit-
gebeeld, zullende het bovenfte getal, de hoe- veelheid, en het benedenften, de waerden der Noten uitdrukken. (-Fig. 12.) De Maten worden verdeeld in gelijke en ongelijke. Alle de voor- fchreve agt; zijn gelijke, in tegenftelling van die van Fig. 13; die men ongelijke noemt: om dat namelijk de bovenfte getallen , die de hoeveelheid der Noten aanwijzen, one'ven zijn; daer in de andere Maten, een gelijk getal van Noten gaen, gelijk zulks de bovenfte ge- tallen te kennen geven. Het zij ons geoorlooft, eer wij verder gaen,
hier eene uitweiding omtrent deMaettemaken. Sommigen, overweegende dengrootenvoort-
gang en vordering, die onze Muzyk, federt weinig jaren gemaekt heeft, zijn van gedach- ten, dat de Maet, van eene nog nieuwe uit- vinding is: om dat zij eenigen tijd verwaer- D 4 loost; |
||||
• *
*
S6 De Muzykonderwijzer.
Ioost; buiten gebruik; en als in vergetenheid
geraekt was : namelijk, na dat gehecl Euro- pa, door de Barbaren ovenveldigt wierd; en de fpraken van gcdaenten verandert waren; ja hunne eerfte bevalligheid , en welluidenheid verloren haddcn, was het niet te verwonde- ren, dat dit wezentlijke gedeelten der Muzyk, voor een' tijd, geheel in 't graf der onkunde begraven bleef: te rneer wanneer wij overwe- gcn, dat deze wilde en woeste volkeren, gee- ne de minfte bevatting, van Poetifche klank- voeten hadden ; iets , waer door nogthans in vroegeren tijd , de Maet , uitgedrukt, ver- klaert, en geregeld moest worden: gelijk ook te zien is, als wij flegts de Noten, van een der eerfte Muzykhervormers willen befchou- wen; (wij meenen Guido Arretin,) die enkel Pun&en of rtippen waren, welken hunne waar- den, en Maet, alleen van de Poetifche klank- voeten ontfingen: waerom de Maet, zoo als die hedendaegsch geregeld word, zekerlijk van geene heele vroege uitvinding is. Doch het is zonder twijffel , dat in de Muzyk der Ouden, ook Maet plaets gchad heeft ; zij was zelfs aen flrenge regeis gebonden; en op zulke gronden gebouwd, die de onze niet meer bezit; en in de daed, wat is fpelen, of zingen zonder Maet? word een Muzyk-ftuk niet waerlijk brabbeltael, wanneer hier geen Maet in gevonden word ? Dus is het zeker dat iets zonder Maet, de bena- raing van Muzyk niet dragen kan, dewijl Mu- zyk, cnkel Maetzang is. Dan dit zij genoeg hief
|
||||
VlERDE VERTOOG. $?
hier van , laet ons nu nader verklaren , wat
men tegenwoordig door Maet te verftaen hebbe. Door Maet, verftaen wij dien bepaelden
tijd, waer in een zeker getal, agter elkander volgende Noten , voortgebragt word; en het zelve heeft • drieerlije betekenisfen. Voor eerst, ten opzichtcn van de beweging: of na- melijk, een Muzykftuk , langzaem, gematigt, of ras, gefpeelt zal wordcn. Ten tweeden : word het bepaeldelijk ge-
bruikt; als zijnde iets buiten ons; en wel voor- namelijk afhangende van de opftellers der Mu- zykftukken; of die het behoorlijk getal, van Maten niet alleen , maer ook het behoorlijk getal Noten , in dezelven geplactst hebben; en of zij dezelve als eene eenvoudige, of als eene famengeftelde Maet, behandelt willen heb- ben : in dit opzicht is de Maet vcrder niets, dan eene vrucht van goed onderwijs, en van een gezond oordeel. Ten derden komt zij, ons als onderwerplijk
voor, ten opzichten van het in de Maet fpe- len zelve. Vele Lief hcbbers , ja zelfs Mees- ters, klagen zomtijds, dat zij niet in de Maet kunnen blijven, en dezelve van zoodanig een ftuk, nog niet juistgevat hebben. Laten wij hier, nu nog iets over-zeggen, eer wij van de Maet afftappen. Tot het in de Maet fpelen , word zonder
twijffel veel vereischt; grondig onderwijs, is
D 5 wel
|
|||||
v
|
|||||
58 De MUZYKONDEUWIJZER.
wel goed, doch niet toereikcnde; het is der-
halven een uitwerkzel, van Muzykael Gehoor; en Smack, die hier als wegen en tellen * want zonder deze vermogens, zal niemand, ooit in de Maet fpelen : Ja, het hangt veel af, van een zeker gevoel, in ons, ('t welk echter beter bemcrkt, dan uitgedrukt word;) dat wij de too- nen, in hunne bepaelde, en gelijkmatige tijd- ftippen voortbrengen. 't Is nogthans waer, dat het Muzykael Ge-
hoor en Srnaek , eenigfins gefcherpt en aenge- kweekt kan worden; want men vind Leerlin- gen, waer aen men in den beginne, waerlijk twijffelen moet, of zij Muzykael gehoor bezit- ten , of niet, en gevolglijk , of zij ooit be- kwaem zullen zijn, of worden, om iets goeds, en behoorlijks, in de Maet uit te voeren. Twee zaken zouden wij eenen Meester aen-
raden, om omtrent zijne Leerlingen, die in dit fluk niet al te vatbaer zijn; in 't werk te ftellen. Dat is: Voor eerst: Het tellen der Maet; Hier door
vcrftaen wij dat eenen Meester , het bepaelde getal der Noten, in iedere Maet voorkomende, zijnen Leerling, gedurig voor zal tellen : bij voorbeeld, beftaet een Maet uit vier Quarten, zoo zal den Meester vier tellen, namelijk met Quarten, en den Leerling zal een heele Noot, vier-, en, een halve , twee tellingen uithou- den ; zal hij Quarten fpelen; op iedere telling, moet 'er dan een gehoort worden; Agtflens, op
|
||||
Vierde Vertooc. 59
op ieder twee-, en Zestiendens, op iedere tel-
ling vier, enz. Dit is zeker een goed hulpmid- del, waer van een' Meester zich wel mag be- dienen: doch, heeft hi) het zelve eenigen tijd in 't werk gelleld, zonder hier iets bij uitge- wonnen te hebben , zoo befluite hij gerust, dat zulk eenen Leerling , nooit iets goeds, voor den dag zal brengen. Tentweeden: word hier eenigfins, het Maet
Slaen goed gekeurt , den Meester zal namelijk iedere Maet bepalen, door beweging van de hand, of voet; en op dergelijk eenen Maetflag, moet den Speler altoos wezen, op de Noot, die agter de Maetftreep flaet: Maet Jlaen is dan, de Maten af te perken , door middel van de bewegingen der handen, of voeten; waer door dan alle de even gelijk zijnde Maten , in juiste during en gelijke llonden voortgebragt wor- den. Bij de Ouden , was ook het flaen der Maet
op verfchillende wijzen in gebruik , gewoon- lijk deden zij dit, met hunnen voet van den grond af te ligten , en denzelven beurtlings daer weder op te doen dalen: Zodanige Maet- flagers , wierden op eene zekere verhevene plaetze gelleld , ten einden zij van een ijder, gezien en gehoord konden worden; dragende zij onder hun de benaming, van Pedary of Pe- diculary. Andren bepaelden de Maet niet alleen door de beweging der voeten, maer ook met de rechtehand, de vingers derzelve, bij elkaer hou-
|
||||
60 De Muzykonderwijzer.
houdende en alzoo op de linkehand, flaende,
deze Maetflagers wederora wierden Mcmuduftors genaemt. Behalven dit handgeklap maekten de Ouden 00k gebruik van fchelpen , en been- deren van dieren, die zij dan tegens elkandren floegen , gelijk hedendaegsch de Caftagnettes, Tymbalen, en andre foortgelijke fpeeltuigen. Bij dit alles moeten wij eenen kleenen uitftap
doen, ter befpiegeling, doch 't geen wij eerst door een voorbeeld in de gedachten willen verlevendigd hebben ; te weten : Een Lief- hebber, zal zo dra hij in een Confert, iets fraeis, en 't geen hem behaegt,hoortuitvoeren, zulks op 't oogenblik , met zeker genoegen , door de beweging van 't boofd, handen of voeten, te kcnnen geven; ten blijke, dat hij hetMaet- zang be vat, verftaet en gevoeld; aen den an- dren kant, zal 00k iemand, die een ftuk bui- ten de maet hoort fpelen, zulks mede, doch door zekre misnoegde bewegingen doen blij- ken, namelijk, met den voetofmet een' rot- ting de Maet flaende en aengevende, als wil- lende zeggen ; zo moest het uitgevoerd warden; dus dat in beiden gevallen iemand als genoopt kan worden, om de Maet te flaen. Doch wat is dit? waer door word dit toch veroorzaekt, ja mooglijk is het ons dikwerf weervaren zon- der dat wij hier van eenige bepaling konde maken ; de korte vraeg is maer deze: of een toehoorder dit niet wel bij wijze van InftinSt, of Muzykale ingeving doet % en zulks uit .,iu.i hoof- |
||||
Vier.de V e r t o o o. 6i
hoofden dat hij het Maetzang recht bevat, en
als gevoeldt, of dat het juist door het tegen- deel veroorzaekt word ? te wcten : door dat hij het niet recht bevat of gevoeldt. Schoon de gedachten hier omtrent verfchillende zijn, en wij verder gaende, te veel zouden afgeleid worden door 't nauwkeurig onderzoek, aen- gaende de ingefchapene driften of neigingen der redelijke wezens , zo ftellen wij ten beflui- ten vast, dat het in beiden opzichten kan te weeg gebragt worden. Wederom moet eene andre vracg de voorige
volgen; te weten: Behoort nu om alle de voor- gemelde redenen, het Maetflaen tot het wezend ■ lijke der Muzyk of niet? ons antwoordis, dat, daer het Maetflaen, in eene Opera of Confert, ter befluringe en in ordenhoudinge van het Orchesty eenigfins toereikende word bevonden, het nogthans, in 't geheel niet, tot het wezen der Muzyk behoordt of kan gebragt worden, en, dat hoe verder wij in de aeloudheid voort- dringen, hoe minder men van Maetflagers zal gewaegd vinden. Ja dit is ook zeker dat die genen, die het Maetzang, het meeste gevoeld en verftaet, ook het minften de Maet zal en behoefdt te flaen; en dat in tegcndeel, iemand die de Maet het allerminften bevat, veeltijds het meesten, dezelve zal trappen , om zicfo daer door, als in orden te houden. Laet ons nu verder voortgacn en onzen af-
gcbroken draed hervatten. Ons is dan nog een
|
||||
6% De MuZYKONDERWIfZER.
een Teeken overgebleven, 't welk wij Cuftos
of Wachter noemen. (Fig. 14.) Dit word al- toos aen 't einden der regels geplaetst om al- daer tot meerder gemak van den Speler , de eerfte Noot der naestvolgende regel aen te wijzen. Hebb'en wij nu reeds veele Teekenen be-
fchouwd, die voor, agter of tusfchen de No- ten geplaetst worden, 't zal noodig zijn nog kortelijk ce handclen over die, welken boven de Noten hunne plaetzing vinden. Voorheen fpraken wij van Ligaturen , banden ; Cirkels, of halfronden; die boven de Noten gezet wor- den om dezelven te verlengen, doch men heeft 00k nog boogjcs die over verfchillende , en van elkander onderfcheidene Noten heen ge- trokken worden, (Fig. 15) dit heeft wederom eene andere beteekenis, en duidt aen, dat zul- ke Noten, op 't Clavier, flepende zullen ge- fpeeld worden , men ligt dan de vingers niet op , maer laet dezelven zo lang op de Noot rusten , tot dat hier weder eene andere ver- fchijnt; en op de Viool worden zulke Noten, in eenen flreek uitgevoerd. Zomtijds vind men binnen die boogjes, nog ftipjes, onder, of boven de Noten geplaetst, (Fig. 16.) dan worden zulke Noten afgefloten, en met zeke- re behendigheid voortgebragt; op de Viool, gefchied zulks mede in eenen ftreek , doch zoo, dat men ieder derzelven , afzonderlijk onderfcheiden kan. Zijn
|
||||
V I E R D E V E R T 0 O G. 6$
Zijn nu twee , of meer Noten, met een
boogjen geteekend, en is de eerfte Noot bo- ven dit, nog met een rechtftandig ftreepjen voorzien, (Fig, 17.) zoo word dezelve, met zonderlinge nadruk uitgevoerd; maer de naest- volgende, moet dan wat zachter voor den dag komen. Zullen nu de Noten met eenen losfen zwier,
kort afgebroken, en eenigfins prachtig voort- gebragt worden , zoo teekent men boven de koppen derzelve , regtopftaende flreepjes. {Fig. 18.) Bij Zangftukken , maekt men eenig onder-
fcheid, in bet famentrekken der Noten; want in dezelvqn verfchijnt iedere Noot waer eene lettergreep op valt geheel los, QFig, 19. No. 1.) dewijl nu Hjdve, en Quart Noten, tot eene lettergreep behoorende , aan derzelver llaar- ten niet faemgehejcht kunnen worden, zoo on- derfcheid men ze door middel van boogswij- ze fchuine ftreepjes, die boven , of beneden de koppen derzelve , heen getrokken wor- den ; (No. 2.) doch van Agtftens of Zestien- dens , trekt men aen de ftaerten , zoo veel te famcn, als 'er op een en dezelfde letter- greep verlopen zullen. (No. 3.) Dit zijn din- gen die men zich door daeglijkfche ondervin- ding gemaklijk eigen kan maken. Eindlijkzie hier de Muzykale Teeken-
kunde, zoo verre afgehandeld, als een' eerst- beginnenden nodig heeft om te weten; indien - • / wij |
||||
64 De MtJZYKONDERWIJZER,
wij dezelve hier geheel moesten afdoen^ zou-
den wij voor weinig gevorderden flechts on- duidelijk worden: dlis zullen wij, daer tijd en plaets het vereifcheh, dezelve weder opvatten, en alles wat hier nog in voorkomt, dan be- hoorlijk en volledig verhandelen. |
|||||||||
VIJF.
|
|||||||||
*5
|
|||||
V IJ F D E VERTOOG.
Inleiding, en bepaling tot de Muzykale fpeel-
tuigen; en in 't bijzonder tot het Clavicrj de Applicatuur of Vingerzetting,
'f?-fK,- daer van befchreven. Heeft nu eeneti Leerling, al het geen wat
wij tot hier toe verhandeld hebben, recht begrepen ; dan mag hij zich gerust tot dat Speeltuig, het welk hij verkoren, en waer bij hij zich bepaeld heeft, begeven. Het is buiten alien twijffel,. dat ieder Mu-
zykael Speeltuig , zijne eigene en bijzondere behandeling heeft; doch dit is pole zeker, dat geen een moeilijker, in de behandeling of Ap- plicatuur is , dan het Clavier; want bij voor- beeld, de Viool of Fioloncell\ welker toonen door middel van de vingers der linkehand, op de Toets , bij wijze van afperking , worden voortgebragt, zijn aan zoo vele raoeilijkheden niet ondervvorpen; het komt hier voorname- lijk aen op het zuiver grijpen der toonen; iets, het welk voor 't grootfte gedeelten , af- hangd, van't Muzykael Gehoor, het welk een' Leerling bezit. Voor het overige , zoo lang de hand in zijn gewoone houding is, en blijft, zijn deze Speeltuigen zoo ongemaklijk niet om behandeld te worden; het voornaemfte dat hier dan in ae^inerking komt, is 9 wanneer de ifte Stuk. £ No-
|
|||||
66 De Muzykonderwijzer.
Noten hoger loopen, dan de vingcrs bereiken
kunnen; in zulk een geval moet de hand ge- heel en al op de toots veranderd , en opge- fchoven worden ; bij voorbeeld. Wanneer men de Viool behandeld, welkers hoogfte Snaer E
is, en de Noten klimmen eens tot de hoogten, van C of D, zie Fig. 1, (a) (f); zoo fchuift
men de handg;eheel op,,en wel dat den voor- ften vinger op de G of A geplaatst word , als
bij .Fig. 1, te zien is. Hier toe behoord men zekeriijk, vlugheid in de vingers te bezitten; dan, dit is wel het voornaemften dat de Viool moeilijk maekt. De FioloncsU" is dezelfde be- handeling, uitgezonderd wanneer de Noten hooger gaen, dan de vingers toereikenden zijn, -als dan plaetst men hier den duim, ter affchei- dinge van de Snaer, op de Toets. Geen Vi'6- list, of Basfist, befchuldig ons , dat wij de- ze Speeituigen', voor al te gemaklijk uitgeven ; gcenfms , zij zijn aen vele zwarigheden on- denvorpen, en dit ondervinden die genen het best, die hun hier Op oeffenen; dan, wij zul- len mooglijk in 't vervolg gelegenheid ontmoe- ten, ,om van deze Speeituigen breedvoeriger te kunnen fpreken ; doch 't Clavier■, is ten op- zicliten van de Applicatie, of vingerzetting ze- kcfiijk moeilijker , gemerkt iedere Pas/age hier eene bijzondere vingerzetting vereischt. Laten wij ons nu, ten behoeve van die genen, die hun op 't Clavier willen oeffenen, nader hier
|
||||
VyFde Vertoog. Cj
hfer bij bepalen , en zien , wat zwarigheden
wij hier bij ontmoeten zullen. Van de Benaming der Clavier-Toetsen.
Het allereersten dat een' Leerling Voor al
moet weten, is, de benaming der Clavier- ToeTsen. Die zijn die werktuigen , welken door middel der viiigers nedergedrukt worden- de, het geluid doen voorkomen. Sommige Meesters fchrijven , of plakken,
tot meerder gemak hunner Leerlingen in den beginnen op de Clavier-Toetfen papier tjes, waer op de letters gefchreven zijn, ten einden zij die terftond zouden kunnen vinden; doch dit is geheel af te k^uren; want, zullen zij dan cens op een ander Clavier fpelen, zoo ftaen zij zomtiids verlegen, en weten de Toetfen niet te vinden , boven dien kost het zoo vele moeitens niet, om die te leeren; dit kan op de volgende wijs,-gemaklijk in eene Les ge- fchieden. Het Clavier is verdeeld, in beneden- en
boven Toetfen. De bencden Toetfen zijn de platten, die naest elkandren leggen, tusfchen dezen ziet men ecnigen wat kleener , doch verhevener Toetfen geplaetst; en dezen wor- den boven Toetfen genaemt ; zijnde derwijze verdeeld , dat gedurig , twee en drie, agter- elkandren volgen; tusfchen welken fteeds eene tusfchenwijdten te zien is; dit maekt het vin- den der Clavier-Toetfen ze'er gemaklijk; ja zelf E a I da |
||||
68 De Muzykonderwijzer.
dc bo yen Toetfen verftrekken dus tot Teekens,
waer aen.men alle de overigen leert kennen. De beneden Toets, die ter linkezijde aller naest de. twee boven Toetfen legt , word C genaemt, en die, welken voor de drie boven Toetfen geplaetsf is, word F genaemt. , Nu zal men gemaklijk , alle de overigen kunnen vinden > want als men nu van C , opwaerds teld,zoo leggen dezelven in de volgencleorden, te weten: C legt voor de twee boven Toetfen.
D tusfchen dezelven
E agter dezelven
F voor de drie boven Toetfen ,
G tusfchen den eerflen en tweeden,
A---------den tweeden en derden,
B agter de drie boven Toetfen.
Vervolgens ontmoet men de C weder voor
twee boven Toetfen , het welk de tusfehen- wijdten van een Ottaef opleverd. De vijf boven Toetfen , verkrijgen hunnc
benamingen, van die beneden Toetfen, waer naest,, of liever, waer tusfchen dezelven ge- plaetst zijn. Wanneer men nu ter rechtezijde opklimt , of voortgaet, zoo worden alien de boven Toetfen kruis genaemt, om dat, (gelijk in het derden Vertoog reeds gezegt is,) het kruis, een' halven toon verhoogt. De hooge toonen van een Clavier nu, leggen aen de rech- te; maer de lage, aen de linkezijde; teld, of daelt
|
|||||
llll^M
|
|||||
Vyfde Vertoog.
|
|||||||
69
|
|||||||
daelt men dus na de linkezijde des Claviers toe,
zoo dragen de boven Toetfen, de benaming van mol, ora dat de mol, een' halven toon verlaegt. Ter betere bevattinge hier van , is hunne
legging opklimmenderwijze, aldus: De Eerfte boven Toets <• C kruis.
De Tweede--------------D-------
De Derde--------------noemt men J F ■
De Vierde--------------- IG -------
De Vijfde--------------[A -------■
Doch wanneer men in tegendeel nederwaerds
teld; zo word: A kruis fB mol
G ------- A -----
F ------- ookJ G — Genaemt.
D ------ IE —
C ------- [D -----
Hier uit ziet men nu, dat een ieder der bo -
ven Toetfen, twee namen draegt; te weten de eerfte boven Toets, draegt na C, de bena- ming van C kruis: maer na D, word dezelve T) mol genaemt, enz. 00k met alle de overigen. Zeer gemaklijk dan dunkt ons, is het te be- grijpen dat wanneer een Noot, bij voorbeeld F, door een kruis verhoogt word, dat men dan de boven Toets, naest F leggende, te weten F kruis moet hebben. E 3 Ten
|
|||||||
7<> De MuZYKONDERWIJZER.
Ten flot nu hier van, verkiezen wij alls de
tooncn, van een Clavier van vijf Oclaven, in Noten uit te beelden, zie Fig. 2. Om dezel- ven van elkanderen te onderfcheiden, zq noemt men Het alleronderfte, het contra Oclaef (a.)
Het onderfle,..., het groote —■— (X>.) Het Tweede,.... het kleene ofongeftreepte (c.) Het Derde,......het eens gejlreepte (d.).
Het Vierde,.....het twee gejlreepte (e.)
Het Vijfde,...... het drie gejlreepte (f.)
Doch men vind gewoonlijk maer vier, of vier
en een half Octaef, op de meest gebruikt wor- dende Clavier en. Eer wij nu tot de Applicatie of vingerzet-
ting overgaen achtten wij het vooral nuttig, den eerstbeginnenden Leerling nog eenige Re- gelen voor te fchrijven. 1) De zitting of plaetfing voor 't Clavier,
Icomt natuurlijker wijs eerst in aenmerking. Men moet zich juist midden voor het Clavier plaetzen,op dat de rechtehand, de afgelegenfle Toetfen ter linke- zoo wel, als de linkehand, die ter rechtezijde zoude kunnen bereiken ; Doch men moet hier 00k niet zoo verre van afzitten, dat men ter nauwer noodt, de bene- den Toetfen kan bereiken; noch minder zoo, digt daer bij, dat men den elboog agterwaerds dient te trekken. Gewoonlijk rekend men den . af-
|
||||
Vyfde Vertooc.
|
|||||||
71
|
|||||||
afftand , die 'er is, tusfchen het midden des
ligchaems, en het Clavier, omtrent de zes of agt duimen, na dat iemand langer of korter ar- men heeft. 2) Men moet 00k niet te hoog, of te laeg
zitten, maer zoo, dat den arm, van den el- boog af, tot den handbal toe, rechtlijnig ftaet, want dit niet zo zijnde, word denzel- ven onnodig vermoeit; zoo hoog men nu de eene hand boven de Clavieren houdt, zoo hoog moet de andere insgelijks gehouden worden. 3) Het is 00k hoog noodig, datjongelieden,
wier voeten den grond niet bereiken kunnen, een voetbankjen of iet dergelijks gebruiken; op dat de voeten ergens op rusten, ten einden het ligchaem niet uit zijn evenwigt rake, of heen en wedcr flingercn kan. 4) Wat nu het zetten der vingeren aengaet,
hier omtrent moet in acht genomen worden, dat men die, vooral niet te regt uit fteke, noch 00k al te krom buige; want dus doenden zou men de kneukels te veel zien kunnen, maer 't moet zoo gefchieden , dat dezelven boven 't Clavier geplaetst zijnde, de gedaente van half- ronden vertoonen; men moet hun 00k niet te digt aeneen houden , nog al te verre van el- kaer verwijderen, maer die gewennen, in den afftand van naest elkander leggende beneden Toetfen, op dat men die, des tebeter, zon- der hier naer te zien, zoude kunnen vinden. 5) Sommige eerst beginnenden, hebben veel-
tijds de gewoonten , om de vingers, zeer fterk E 4. op
|
|||||||
ji\ De Muzykonderwijzer.
op de Claviertn neder te drukken, daer zulks
echter gansch onnoodig is. Dus herinneren wij hier vooral, dat men de zenuwen, in plaets van dezelve te fpannen , geheel flap moet la- ten; en de vingers zoo los houden, als of men daer meden in 't geheel geen werk te doen hadde , want anders leert men ilijf, en ge- dwongen fpelen. . 6) Onder de kwade gewoontens, mag men
ook billijk tellen, het gedurig kijken, naer de handen, ofToetfen, dit ftaet gansch ongeval- lig; men moet alleenlijk e£n ftraeltjen van het oog hier op laten dalen, en het hoofd vooral flil houden; dit ftaet ongclijk veel beter, en dus doenden, zal men de Noten, ook zoo ligt niet uit het oog verliezen. 7) Men lette vooral op, of een' Leerling
onder 't fpelen , ook zekere gebaerden maekt; en een misvormd wezen zet: als bij voor- beeld : of hij niet met net hoofdt knikt; een fluurschgelaetvertoondt; denmond verdraeidt; geluid, of gebrom verwekt; of met geweld? lang op eene Toets blijft tikken , eer hij de volgende Noten , voor den dag kan brengen; en vvat voorts naer zulke belagchelijke en mis- . felijke gewoontens meer zweemd.
8) Voor het laetften, diend vooral gewaer-
fchuwd , dat men zich in den beginne toch wachte voor het al te ras fpelen; en voorna- melijk, wanneer men het ftuk , dat men on- derhanden heeft, nog niet al te juist kan uit- voeren; dit is den eerflen flap, om onduidlijk, ver-
|
||||
Vyfde Vertoo g.'] 73
|
|||||
verward, en onverftaenbaer te leeren fpelen,
en het bederft ook boven alles de goede, vin- gerzetting. Na deze weinige Regels nu te hebben voor-
gefchreven, die men vooral in acht dient te nemen; zullen wij nu tot de hoofdzaek zclve overgaen, te weten: De Appltcatuur of Vingerzetting.
Door de Vingerzetting, verftaen wij de be-
weging, en plaetfing der vingeren, op de Cla- vier Toeifen , en wel in zoodanig eene orden dat als 't ware, iedere dcrzelver, zijn eigen en bepaelden vinger heeft; dat is te zeggen : wan- neer men een' vinger , op zekere Toets zal plaetzen , men voor af moet weten en zien, wat voor vinger men voor de naestvolgende Noot, zal gebruiken. Dit is vooral zeer no- dig, om dat anders de vingers flechts als bij geval, geplaetst worden , kunnende zulks, zonder twijffel, niet dan verwarring te weeg brengen. De Applicatuur fteund op bijzondere Re-
gelen, en wel op deze twee voornamen; zal men dezelve goed noemen. Men moet voor eerst, en vooral; het gemak hier in aentref- fen; dat is: dat de vingers ongedwongen, en zonder eenige moeiten , als van zelve op de Clavier en moeten nedervallen; en wel zo, dat men die niet op eene tegennatuurlijke wijze, over, of onder elkanderen henen zette; waer- E 5 door. |
|||||
74 t>E MUZYKONDERWIJZER.
door, dus doenden, den arm geheel bewogen,
en uit zijn plaets gebragt word. De tweede Hoofd-regel, hier uit voortfprui-
tende ; is deze : Hoe minder beweging men make bij 't fpelen , hoe beter; namelijk die Applicatuur welke de minfte beweging ver- eischt, is verre te achten boven deanderen, die aen meerder onderhevig zijn. Deze twee Hoofdregels dienen vooral, bij 't opgeven van voorbeelden, in 't oog gehouden te worden; want, derzelver nauwkeurige in acht neming, maekt den Leerling de Applicatuur, aenneem- lijker en gemaklijker; en op deze wijzen zullen ook, de nog op te gevene Regelen , hier als uit afgeleid, en op gegrond wezen. Het is gansch niet goed te keuren, (dit zij
nog tusfchen beiden gezegt) dat een' Mees- ter, den eerstbeginnenden Leerling, na dat hij hem de Noten, en Clavier-Toetfen geleert heeft, aenftonds aen het een , of ander ftukjen laet beginnen; het is veel beter, dat hij in de eer- fte lesfen hier nog niet aen denkt, en dat den Onderwijzer hem liever, het een of ander op geeft, om de vingers een weinig te gewennen; dit volgende zal hier toe dianstig zijn ; het welk wij den Leerling, opgeven en aenbeve- len voor de Eerste Les.
Hij zal namelijk eerst neffens elkander, op-
e.n ncderwaerds gaende Noten goed leeren uit- voe-
|
||||
Vyfde Vertoog. 75
yoeren; neem eens, de vijf op- en nederwaerds
gaende, vanFfg-.3,eerst met de rechte-(a)ver- volgens met de linkehand, (b*) en daer na met alle beiden te gelijk; (f) dus doenden , leert men de vingers ras van de Toetfen aftillen; want fommigen hebben de gewoonten om de- zelven op de Clavier en te laten leggen, en dit maekt eene taaje en kleverige fpeelwijs; daer in tegendeel ieder Noot los, en op zich zelven te voorfchijn moet komen; hier door zal men ook in den vierden en vijfden vinger , wat meerder krachts verkrijgen. Daer na verandere men dit opgegeven voorbeeld in een' grond- toon, over de kleene derde Fig. 4; blijvende als dan, de Applicatuur volmaekt het zelfde, hier komt nu eene boven Toets in te voor- fchijn, waer aen een'aenvanger, zich ook moet leeren gewennen; vervolgens kan men dit voor- beeld uit alle, de in gebruik zijnde grondtoo-- nen, overbrengen; en het zelve ook, zoo wei in de kleene als groote Ters, veranderen, vol- gens Fig. 5. Is nu een Leerling in ftaet het voorgaende
wel uittevoeren, mag hij in de Tweede Les
tot iets anders overgaen; te weten tot den
ora-
CO De cyffers boven de Noten van Fig. 3; geplaetst
duiden de vingers aen. 1 is den duim; 2 de votrfle vin- ger ; 3 de middelfle; 4 de agterfte vinger; en 5 de pink : in 't vervolg zullen wij deze orden blijven houden, zon- der 't zelve wederom te herhalen. |
|||||
^
|
|||||
j6 DE MuZYKONDERWIJZER.
omtrek van een Ottaef, of agt toonen; maer
daer wij maer vijf vingeren hebben, moeten hier andere hulpmiddelen in 't werk gefteld worden; op dat deze vijf evenwel toereikendc zouden zijn : Hier van zullen wij nu verdcr fpreken, en den leergierigen onderzoeker, de nodige Regelen daer toe mededeel'en : doch, eerst zullen wij eens befchouwen , HOE IE0ER VINGER OP ZICH ZELVEN
GEBRUIKT MOET WORDEN.
2 .■':.■■-..■■
In de eerfte.plaets moet men alle vijf de vin-
gers, van beide handen gebruiken, zonder den duim of pink , hier van uit te fluiten; geen der vingers mogen uitgezondert worden; want het is ondoenlijk om alle voorhanden zijnde Muzykftukkcn of Pas/ages in dezelven voorko- mende, op 't Clavier, met de drie langfte vinge- ren, goed uittevoeren. Omtrent den duim komt hier in aenmerking;
dat men hem wegens zij.ne koriheid, niet gaer- ne op boven Toetfen plaerst, want hier door word de hand in eene ongemaklijke en ge- dwonge houding gebragt; derhalven heeft die zijn werk meestendeels op beneden Toetfen te verrichten, daer hij ook van veel dienst is: Niet tegenftaenden komen ons gevallen voor, waer in men hem noodzaeklijk op eene boven Toets moet brengen, ten voorbeelde bij Oclaven zie Fig. 6. of andere evengelijke fprongen. Het kan ook zomtijds gebeuren dat men genood- zaekt
|
||||
V Y F D E V E R T O O G. 7?
|
|||||
zackt is, om bij Trillers, voor de linkehand,
vvanneer dezelven met eene boven Toets moe- ten gemaekt worden, den diiim te gcbruiken; Fig. 7. Doch, in andere gewoone gevallen is het niet geoorloofd,den duim op bovenToet- fen te gebruiken ; derhalven is de vingerzet- ting bij Fig. 8, gansch niet goed; maer die van Fig. 9, wel. De drie nog overige Iange vingers, kan men
na goedvlnden plaetzen, 't zij op boven, of beneden Toetfen, na dat de Pasfages zulks ver- eisfchen. De pink , laet zich , om dat hij lan- ger dan den duim"is, zekerlijk veel beter, en gemakhjker , op de boven Toetfen plaetzen; doch deze Toetfen vereisfchen bij het neder- drukken , altoos .wat meerder fterkte; dewijl zij korter dan de anderen zijn; en derhalven is het raedzaem , daer dezen kleenften vinger den zwakften is, hem zoo lang van de boven Toetfen af te houden als de Pasfages zulks toe laten ; doch , kan men zulks zonder dwang niet langer doen, mag men de pink, in aller- hande vodrvallen , vrij gebruiken : 't zij bij loopen , fprongen , brekingen en bindingen ; ja, bij meerftemmige Figuren, is het zelfsnood- zaeklijk, gelijk in 't vervolg nader blijken zal. , „Nu moesten wij van het om- of overzetten der Vingeren handelen , doch om den Lezer, en ook ons zelven, niet te veel te vermoeien, zullen wij dit Vertoog hier fluiten, en het geen ons van de vingerzetting nog overig blijft, in vol- gende bladeren afdoen. " ZES-
|
|||||
•
|
||||||
'?& DE MtfZYKONDERWIJZER,
ZESDE VERTOOG.
De Applicatuur of Vingtrzetting, bij 't Clavier-
fpel verder befchreven. Van het om- of overzetten der Vingeren,
Nu zijn wij eindlijk aen het hoofdzaeklijke
gekomen ; namelijk : het om- of over- zetten der Vingers. Dit is het eenigfte toe- reikend middel, om allerhande loopende Figu- ren,'t zij op- of nederwaerds gaende, vloeien- de, agter elkander, en zonder de minfte onge- lijkheid hier in te befpeuren, op 't Clavier ge- maklijk te kunnen uitvoeren. Het is een' vasten regel, wanneer men de
Vingeren , om- of overzet, dat een'langer-, over een' korter-, en een' korter-, onder een' langer , heen gezet moet worden; in beiden gevallen moet men dit behendig verrichten, en de hand, zoo dra den overgezetten Vinger de Toets aenraekt, terflcmd weder in zijnen voorgaenden fland brengen. De overzetting der Vingers gefchied wel
voornamelijk, door middel van denduim, on- der de langfte-, of de langfte Vingeren, over den duim heen te zetten. Verklaren wij ons nader: daer zijn , behoudens het gemak, en de
|
||||||
•
|
||||||
Zesde Vertoog. 79
de welvoeglijkheid , maer twee onderfcheide
overzettingen der vingeren mooglijk; als: i) Den duim, onder den tweeden, derden,
en vierden Vinger. 2) Den tweeden, derdcn, en vierden Vin-
ger, over den duim. Zie daer de twee eenigfte om- of overzettin- gen , door middel van welken men het geheele Clavier, 't zij op- of nederwaerds, kan over- loopcn. Een ieder derzelve heeft zijne bijzon- dere gevallen, waer in die te pas gebragt kun- nen, en moeten worden; dit zullen wij nu den Leerling, in Noten voorftellen. 1) Omtrent het eerften , den duim onder
den tweeden vinger, leverd Fig. 1, een voor- beeld op; namelijk (a) en (b) enkel voor be- neden Toetfen; bij (a) is nu een toon meer als eener Quinten ruimten; te weten zes, dus is het noodzaeklijk dat men in dit geval, met den tweeden vinger begint, en dus den duira hier onder heen zette; de Vingerzetting van (b) (c) is 00k op deze wijze goed , en kan niet wel anders gedaen worden : terwijl (d) voor de linkehand is. 2) Den duim onder den derden vinger gezet
zijnde, is wel.zo gemaklijk en gewoonlijk, en men gebruikt deze Appktatuur bij loopen van een Ottaven ruimten; (Fig. 2.) en in meer an* «lere gevallen. 3) Doch zal men meer toonen dan agt op
loopen,gelijk bij Fig. 3. gezien word,komt de derde omzetting in aenmerking; te weten: den duim
|
||||
80 De Muzykonderwijzer.
duim onder den vierden vinger ; of zal men
de ruiraten van twee Octaven uitvoeren; moet men, wil de hand weder in voorgaende orden komen, bij b en c den duim, onder den vier-
den vinger heen zetten (Fig. 4.) Of fchoon wij de tweede Applicatuur , den
duim onder den derden vinger , qnkel voor Octaven hebben opgegeven; word nogthans de- ze Vingerzetting, 00k in de rechtehand, voor ■OStaven ruimtens noodzaeklijk ; wanneer, ge- lijk in Fig, 5; (a) en (b) kruisfen of molten daer bij te voorfchijn komen; in dit geval zou- de het andere van geenen dienst zijn. Hier uit ziet men hoe nuttig het voor Leerlingen zou wezen, als men hun dusdanige voorbeelden in alle grondtoonen Het qeffenen. Want veron- derfteld eens, dat men over drie mollen fpelen- de , een OUaef, moet op loopen, (Fig. 6.) zo word de Vingerzetting als dan wederom ge- heel andcrs. Maer veleh, Helaes ! ontbreekt tot de juiste uitvoering hier van, genoegzaem geduldt. Deze Applicatuur, van eenen korter vinger,
onder een' langer, gebruikt men voor de rech- tehand , in opgaende-, maer voor de linke- hand , in neergaende Pas/ages ; gelijk uit de voorbeelden te zien is; maer wanneer een lan- ger vinger , over een' korten heen gezet zal worden; is het juist het tegendeel: hier van zullen wij nu fpreken. 1) Voor eerst; word den voorften of twee-
den . • ■*■
|
|||||
m . /
|
|||||
V
|
|||||
Z E S D E V E R T O O G. 8l
den 'iger, over den duim gczet, zie Fig. j.'
(a) (b): dit heeft veel overeenkomst, met de voorgaende eerfte Applicatie, doch alleen met dit onderfcheid: dat de overzetting, hier ne- deiwaerdsj op 't laetfte, en bij 't andere, op- waerds, in't begin voorvalt. 2) Ten tweeden word den middelffceri, of
derderi viuger, ^ver den duim been gezet. Dit is gebruikelijk, en allematuurlijkst, in neder- gaende (Maven ruimtens ; doch in de linke- hand, bij opwaerds gaende: zie Fig: 8; (a) (b). 3) Eindlijk; word 00k den vierden vinger,
6"er den duim geplaetst. Fig. 9; (a) (b). Zijn- de dit voegzaem wanneer men eenen toori meerder, dan den Ottaven ruimten, moet heb. ben. . ., , . • .
Dit zijn nu de Voornaemfte , en Eenigfte
j&ppHcdtaren,' waer van men zich op 't Clavier, gemaklijk en gevoeglijk bedienen kan. Heeft nu eenen eerstbeginnenden die recht be- grepen; en kan hij die door alle tooneil goed ilitvoeren, mag hi] weder een' flap verdergaen, 0*11 deffenen zich met beide de handen, in te- gengeftclde bewegingen, door alle in de Praotijk gebruiklijke grondtoonen; naer aenleidinge van Fig, id, waer na den Meester hem dan bet een of andcr ftukjeiT, overeenkomftig zijne vat- baerheidt, kan voorfchrijven. Want, heeft hij a1 het voorgaende in de hand , zal hij zich zoo" ^verkeert niet meer deffenen, gelijk fommigerr wei gewoon zijn. te doen, die aenflonds met Het een of ander flukjen begonnen zijn 5 endus tfti Stub F dooy
|
|||||
8z De Muzykonderwijzek.
door hunne oeffening, mcerder bederven dan
vorderen; hierom is het noodig dat men eerst eene handleiding heeft; hoewel het nogthans beter was, om eerst nog eenige voorbeelden te fpelen , waer in, neem eens: vier Qiiarten » in de reehteband, tegens eene hecle Noot in de Bas verloopjbn ; vervolgens twee , enz. dit ook omgekgert; vier in de Bas, tegens een in de rechtehand, enz. Thans willen wij ook. den Leerling van eeni-
ge kwade, en dubbelzinnige Applicaturm waer- fchuwen op dat hij zich daer voorwachtenkan, i) Met den middelften vinger , over den
vierden; (Fig. u.) 2) Met de pink over den duim , en met
den duim ondcr den pink; (Fig. 12.) (a) (b) en (c) (d). 3) Met den middelften over den voorften
vinger, (Flgt 13-) 4) Met een van de langfle vingers , over
de pink. (Fig. 14.) De Vingerzetting vol- gens de bovenlle getallen, is geheel af te keu- ren, moetende deze Pajpigie, zoo- als de bene- denften aenwijzen, uitgevoert worden. 5) De drie langfte vingers kunnen niet on-
der- , of over elkander heen gezet worden; derhalven is 't niet geoorlooft, om: 6) Den tweeden vinger, over den vierden;
of den vierden, over den tweeden heen te bren- gen; (Fig. 16.) (a) (b) en (c) (d). 7) Met de pink, onder een van de langfte
vingers. (Fig. 16.) Deze Vingerzetting kan door.
|
||||
Z E S B E V E R T O 0 6. 8^
doorgaen in langzame bewegingen, als hierdan
boven Toetfen bij te pas komcn: doch indien men zich na de benedenfte getallenregeld, doet men oneindig beter. Alle deze Application zijn volfirekt verwefp-
lijk; en dit zou men gemaklijk kunnen onder- vinden, wanneer men dezelven in 't werk wil« de ftellen: zij zijn alien gedrongen; kunnende niet gedaen worden zonder de hand te ver* draijen. Nu zullen wij, den tot hief toe geVorderdett
Leerling , nog eenige bijzondere , en noodige Regelen voorfchrijven; waer na wij hem dan allerhande X'oorkomende Muzykale Parages ter beoeffeninge in Noten zullen mededeelen,. A) Het is.voor eerst : een Regel, dat ftiett
een en denzelfden vinger, noch op de eigenfte, noch op verfchillende Toetfen, tweemael agter een, gebruikt : hierora worden de Noten bij Fig. 17 ; (a) en (b) te vinden ; niet met den zelfden, maer met den eerften en twee- den-; of, met den tweeden en derden vinger t Van iedere hand, voortgebragtj doch, Fig.18;- daer alle vijf de vingers gebezigt worden; keu- rcn wij, als niet wel voegende * geheel af- Echter blyven van dezen regel uitgezondert, Voor eerst) Noten op den eigenften trap ffcaenden, in heelerasfe bewegingen, zie
Fig, 19; even wel kan het gefchieden datf
'# men om het vervolg, namelijk: wanneer 'er een fprong gefchied, de vingersmoetf
verwisfelen; (Fig. 20.)
|
||||
&4 De MuZYKONDERWIjZEtU ,
Ten tweeden) Wanneer zomtijds tusfchefi
twee Noten Paufen voorkomen. Ten derden) In meerftemmige PaJJages, of
bij fpanningen Fig. 21; (a) hoewel de Vingerzetting bij (b) aenneemlijker dan •' die van (a) is^
B) Het gebeurd zomtijds dat men op zekere
Toetfen, den vinger, zonder op nieuw aen te tiaen, met eenen anderen moet verwisfelen; dit is voegzaem bij meerftemmige Paffagien, daer bindingen in voorkomen -7 zie dit bij Fig. 22. C) Zomtijds moet men een- of meer riaesC
leggende vingers overflaen, om fpanningen en onnoodige', over- of ond'er elkander gaende overzettingen te verhoeden; (Fig. 23.) want anders is het beter; dat, zoo het mooglijk is, overeenkomst blijve j tusfchen ongeraekte Cla. vitr- Toetfen 5 en ledig zijnde vingers, gelijk irt 't vervolg nader aengetoond zal worden. D) Wanneer de ilemmen over elkanderen
been fpringen * moeten de handen insgelijks over elkaer gebragt worden, gelijk bij Fig. 24: alwaer de Noten , welker ftaerteii ricderwaerds tfaen, voor de linke- maer die, welker ftaer- ten opwaerds gaen , voor de rechtehand ge- fehikt zijn( E) Eindelijk i gevalt het wel eens, dat d€
vingers elkanderen op een en dezelve Noot orrttnoetenj- zoo als bij Fig. 255 aengetoond word; deze Noot noemt men dan, eert Uni- foon$ of eenklank, en word 00k met beide hail-
|
||||
Z E 5 D E V E R T O O «. $5
Jianden aengeflagen : doch in 't geval van
Fig. 26. (a) (b) moet de linkehand , zal de rechte den e^nklank laten hooren ; de Toets voor af los laten, en dus worden de Naten g en a, onder (a) (b) te vinden, in placts
van Ouarten als agtflens gefpeeld; ijiaer heeft men twee reijen Clavier- Toctfen voor ban den, zo word iedere Noot volgens zijne waerden aengehouden. Ten Hot nu, zullen wij ecnige voorbeelden
ter beoeffeninge in Noten opgevcn. VAN DE V/NGERZETTING BY LOOPENDE ,
EN ROLLENDE PASSAGES. Wij hebben daer zo even iets gezegd, dat
tot eenen grondflag van vele loopcnde Fizuren gelegt kan worden; namelijk bij Fig, 4; heb- ben wij een' loop van twee Octaven ruimten opgegeven; de Vingerzetting aldaer gebezigt, kan van veel dienst zijn, en dikwijls gebruikt worden ; wij hebben 00k daer ter plaetfe ge^ zegt, dat .het nuttjg zoudewezen, indjen de Leerlingen, die voorbeelden door alle tooncn beocffenden; het geen hun nogmaels aenbevo- len word: want in andere toonen, is de Vin, gerzetting geheel verfchillende, 't welk de boven Toetfen veroorzaken, wij zullen dit flechtsdoor ^en^yoorbeeld opheldren; zie ten dien einden fig. 27. De bovenfte getallen; (dit prente men zich in 't geheugen , want wij zullen dit niet Seeder herhalen.) Pe bpvenfte getallen dan, F 3 zeg? |
||||
15 DE MuZYKONDERWIJZEE.
zeggen wij , zijn voor de rechte- maer de be-
nedenfte voor de linkehand , en hier uit ziet men , dat de overzetting in zulke tooncn, waer veel mollen of kruisfen, bij te pasie ko- men, meenigvuldiger voorvallen moeten; leest men nu deze Pas/ages van agteren af endus ver- keert; zo blijven de getallen, de Vlngerzet* ting aenwijzende, evenwel van dienst. Laten we nu nog een paer voorbcelden van
rollende Figuren opgeven , en dit zal genoeg zijn : ora dat deze Applicatwren al veel voort- vloeiende zijn, uit de reeds opgegevene voor- bcelden bij loopende Pas/ages. Zie nu Fig. 28 en 29; uit dezen blijkt, dat men zomtijds ge- noodzaekt is, om een, of meer vingers, over te flaen, om welke reden men 00k geftadig het vervolg rn 't oog moet houden, Deze Parages laten zich op tweegrleije wijze, zoo wel in de rechte- als linkehand, behandelen; en daerom hebben wij hier eenen dubblen rei getallen, zoo wel beneden a!s boven , geplaetst, op dat een' Leerling, na beloop derzaken, zich van bciden zoude kunnen bedienen. Nu gaen we over tot de verhandeling Van de Applicatuur by meer,
stemmige slagen, Het is zonder twijffel dat de Vingerzetting,
piocilijker word, naer mate dat iedere hand, rneerder Toetfen, aenteflaen heeft; dus moet de Vingerzetting hier omtrent voorMl, zoo |
||||
Zesbe Vertoog. ty
gemaklijk als maer mooglijk is, gemaekt wor-
den. Dit willen wij nu eens nagaen, en derhal- ven kunnen wij niet voorbij , om eerst te fpreken, Van het grijpen eener Secunde.
Een klecne , en een groote Secunde, moet
gemeenlijk met twee naestelkander zijnde vin- gers gegrepen worden ; (Fig. 30.) nogthans kunnen ons gevallen voorkoraen, waer in men genoodzaekt is , om den naestvolgenden vin- ger , voor bij te gaen; zoo als by Fig. 31. te zien is. De grootfie Secund; grijpt men cveneens als
eene Ters, namelijk met den eerflen en der- den-; tweeden en vierden-; of met den derden en vijfden vinger. Van de Applicatuur bij Terfm, als 00k
bij gebrofcene. De Kleene, zoo wel als de Groote, word
altoos gegrepen, met twee vingers"^, - waer tus- fchen een open blijft, dp dat altoos, indien mooglijk is eene overeenkomst zij, tusfchen ongeraekte Toetfen en ledig zijnde vingers; 't welk men, zo veel doenlijk is bij alle gre- pen, moet in acht nemen; (Fig. 32.) fommigen grijpen in 't geval van Fig. 33. de kleene Ten, g kruis b, met den tweeden en derden vin-
ger ; maer wij keuren de Vingerzetting van F 4 Fig, |
||||||
$3 De MuZYJfONDJSRWIJZER.
Fig. 34- beter; zoo wel opwaerds, alsdat de*
zelve hier nederwaerds gezet is, Qok is het geoorlooft in radde bewegingen, dat de trapsr wijzc, op- en nederwaerds gaende Terfin van Fig. 35; alien met den tweeden, en vierden vinger gcdaen worden ; doch wij houden de tweeerlei Vingerzetting, voor de rechtehand, daer opgegeven, ;yoegzamer. -,-, ,-./; Dit wel verftaen zijnde hebben we 00k ge-
lijktijdig de Vingerzetting bij gebrokene Terfin afgeharideld., want deze fteundt volmaekt op de voorgaende gelijk uit Fig. 36. kanblijken: daer de benedenfle getallen voor de linkeband gefchikt zijn. De ^pplicatitur in de ruimten eener Qjiart.
Deze grijpt men met den eerften en vierdenr;
pf met den tweeden en vijfden vinger : zie Fig. 37. waer bijwijeene Bas gezet hehben, Orq dat agter elkander yolgende Qjtarten zelden an- ders gebruikt worden , dan' op deze wijze, waer in 2ij flechts in de midden party leggen; doch de uitterfte getallen zullen het beste. vol- dpen; terwijl Fig. 38, pok nog twee voorko- mende en gebruiklijke Vingerzettingen , bij Qiiar]en pplevert. In de ruimten eener Outfit, - ,
.',■■■■■ •■.'; ' ■•<-*■- - ■' ■ \ '
' Ken Quint, grijpt men met den eerften e«
vierden-; eerften en vijfden-; of tweeden en |
||||||
t
|
||||||
TV, * •
|
||||||
Zesde V e r t o o g, $$
vijfden vinger; hier van evenwel uitgezondwt,
dergelijke Paffages, als bij Fig. 39. te zien zijnt Einnen de grenzen eener Sext.
Dcze worden evenSens als Quinten behan.
deld, en moeten zomtijds 00k metdeneerflxn-, en derden vinger gegrepen worden volgcns 'fig- 4°< In de tusfchenwijdten eener Septima.
Gewoonlijk grijpt men een Septima, met den
eerften en vijfden vinger; maer in ongewoone gevallen , zoo als Fig. .41; (a) (b) met den eerften en vierden- ; of tweeden en vijfden vinger; en de Octaven, worden' altoos rnet den duim en pink gegrepen; zoo op boven als be- neden Toetfen; zie hier van echter.een.euit. zondering bij Fig. 6; en Fig. 27. pE Applicatuur, voor de rechte- en lin*
KEHAND BY DRIESTEMMIGE SLAGEN.
[Quart r cFig. 4?,,
I Quint, Fig. 43.
Jn den omtrek eener< Sext., zie < Fig. 44.
Septima^ I Fig. 45.
lOttaaf, [Fig. 46.
■ '
Bij drieftemmige Jntervallen , in de ruimten
eener Quint onderling een Ters verfchillende;
F 5 jnoest
|
|||||||||
__...:_
|
........ ....._____
|
||||||||
^6 De MtJZYKONDERWIJZER.
moest men billijk altoos den eerften-, derden-,
en vijfden vinger gebruiken. VlERSTEMMIGE SLAGEN, VOOR DE
RECHTE- EN LINKEHAND. fSext, (Fig. 47-
Inderuimteneener«{ Septima, zie ^ Fig. 48.
lOttaef, iFig. 49.
Bij veelftemmige flagen, die namelijk de gren-
zen eener Otiaef te buiten gaen, bij voorbceld: Ntnen en Decimen, is hetgemaklijkte begrijpen, dat dezelven als reeds vrij lange vingers vereis- fchende niet den duim en den pink moeten gc- grepen worden. Eindlijk met de verhandeling van de Applied-
tuur of Vingerzetting bij't Clavier/pel gevorderd zijnde, tot aen de drie en vierflemmige flagen blijft ons thans nog overig, ora op derzelver grondflag eenige Paffages te vestigen , en als dan het werk diesaengaende geheel te voltooijen, ten dien einden zullen wij overgaen, tot de Vingerzetting by gebrokene, en
springende flguren. De Applicatuur tot gebrokene Figuren te vin-
den , valt niet zeer moeilijk ; want dezelve fteundt, en word, voor 't grootfte gedeelten, afgeleid, van de Accowden waer uitzij voort- fprui-
|
|||||
m.
|
|||||
Zesdi V 3e r t bo c. J*
fpruiten; dit zullen wij nu door eenige voOfc.
beelden trachten op te helderen. - De Brekingen dan van Fig. §o. volgen vol-
maekt, uit de voile flagen bij -Fig. 51. te vin- den; zo wel als de Brekingen van Fig. 52. die insgelijks op het Jcceord van Fig. 53.- gegrond zijn: vergelijk 00k Fig. 54 en 55. met Fig. 56 en 57. zo zult gij de overeenkomstdieinbeiden plaets heeft klaer bemerken; en bevinden^ dat de Vingerzetting van het eerften, geheel afge- leid is, uit het tweeden; en zo is het met de meeste gebrokene Figuren gelegett. Zie 00k de thans veel in gebruik zijnde Pajfages van Fig. 58. alwaer de Vingerzetting naor aenleiding van Fig. $9. gefchikt is. Meerder hier van te tnelden, zoude overtol-
lig zijn , derhalven zullen wij den Leerling, nu nog alleen eenige fpringende Pajfages ter be5effening, opgeven. Fig. 60. Vertoone hun allerhande voorkomende Muzykale Figuren: Dochde Pajfages bij No. IX. 12 en 13. verdie- nenvooral nader befchouwdteworden. No. ir. Js een' gang , van agter elkanderen volgen de Sexteli; dezen willen fommigen, dat in rasfe bewegingen , met ten en dezelve vingers; te weten: met den eerften- en vierden-, of met den eerften- en vijfden vinger mogen uitge- voerd worden; nogthans houden wij de ApplU catuur, aldaer opgegeven, voor beter. No. 12. en 13. zijn trapswijs op- en nederwaerds gaen- de halve toonen. Sommigen z§n van gedach- ten, dat men deze Pajfages door den voorften- OB-
|
|||||
t
|
|||||
Yft Dtt.MuZYKONDERWIJZElt.
,,pnder den.middelften-, of den middelflen- over
den voorflen vinger heen te zetten, gemaklij- Jfcer kan voor den dag brengen j men vind zelf Muz}'kftukken, waer in de.Opftellers bij der* gelijke Figuren, deze vingers, doormiddel van geCallen, boven de Noten te plaetzen, aenwi> zen; op dat den Uitvoerder, die overeenkom- ftig hunne meening , zouden wcrkftellig ma- ken. Niettemin dunkt ons dat dezelven, op de hier aengewezene plaetfen, met den midv -delften vinger, en den duim, gemaklijker en vloeijender te behandelen zijn , om dat den voorften vinger door kortheidshalven met gevoeglijk over den middelftcn, die langer is, heen gezet kan worden. . ,Wie nu alle, de tot hier toe bijgebragte Voorr
beeiden, gemaklijk kan uitvoeren j zal zich zel- ven,in't een ofander, niet ligt verlegen vinr den, of zal zich zeer ras hier in kunnen redden; om deze reden, Happen wij thans van dit ftuk af, en laten het zelve , ter: verdre nadenkin- gen aen den leergierigen Onderzoeker over. Zijn wij nu, ten flot; in het een of ander,
van de gedachten, der ;vermaerde Mannen af. geweken, zo gelieve men in overweging te nemen , dat, daer zij lieden, zekere redenen kunnen hebben, waerom zij niet van ons ger voelen. zija , wij ook goede redenen kunnen A opleveren, om welken, wij niet- in hunne be? grippen vielen,^ . - . libel ; •: r$s , •
■ ;. ■•-• •
ZE«
X
|
||||
n
ZEVENDE VERTOOa
.. f>, i - !
Fare de Beweging der Muzykftukken, m
eenige daerbij gebruiklijke Konstwqordeh. |
|||||||
Hebben wij in het Derden Vertoog , de
waerde en de during der Noten; en in het ^ Vierden, derzelver afgemetene tijdftippen be- fchouwd; het is juist hier ter plaetze de tijd om te Jeeren kennen* <
De Beweging derMuzykstukken. Door de Beweging, verftaen wij dien graed
Van rasheid of langzaemheid, waer in iedere rnaet in 't bijzonder , doch elk Muzykftuk in 't algemeen, rnoet worden vobrtgebragt. Ter acnwijzinge of aenduidinge van 't welk, men gemeeniyk aen 't begin ,van een Muzykftuk #. zekere Italiaenfche Woorden geplaetst vindi welken zo veel doenlijk is, de graderi van ras- of langzaemheid te kennen zullen geven.. Do Beweging van beiden , word in drie hoofdgra- den verdeeld, en volgens dezen zullen wij nu de gebruiklijkfte bewodrdingen hier meedee- len, en nader verklaren. De hoofdgraden van de Vlugge, Levendige,
kasfe en Haestige bewegingen, zijn : |
|||||||
Zee*
|
|||||||
94t De MuzykonderwijzEr.
Zeer ScjMIElyk* Schtelyk.
Preftiflimo, Allegro,
Prefto, Veloce,
Allegro AfTai, Vivace,
Allegro di Molto, Poco Prefto,
Velociffimo, Vivaciffimo,. NlET TE SCHIELYK.
Allegretto,
Poco Allegro, Poco Vivace, Poco Veloce, Allegro Moderato, fnon troppo,
Allegro ^ non prefto, j.non tan to.
Die der Langzayne, Gemaklijke en Trage fee-
wegingen , zijn dezen: Zeer Langzaem. Langzaem,
Adagiffimo, Adagio,
Adagio AfTai, Largo,
|
||||||||||||
of di Molto.
|
||||||||||||
Largo,
|
AfTai
|
|||||||||||
Lento,
t Niet te Langzaem.
Andante,
Andantino, Poco Adagio, Largetto, Oa.
|
||||||||||||
Zevindk V e k. t o o e. 95
Onder de eerst opgetelden, behoort al het
Vrolijke, Vernoegde; als ook het Stoutmoe- dige, Trotfche, en 't Vermetele: maer onder de tweeden , kan men al het Treurige, Kla- gende, Droevige; insgelijks het Zedige, Tee- dere, en Aendoenlijke betrekken. De Bijvoegzelen , alhier gebezigt voor de
woorden , Allegro , Presto , en meer an: deren; geven het volgende te kennen: Allegro Assai. Braef; heel Frolijk.
Non Tanto. ')
Non Molto. \niet te veel.
Non Troppo. J
Poco. Een weinig.
Het Allegretto , onderfcheid zich niet zoo
zeer van Allegro , ten opzichten van de gra- dcn van langzacm- en fchielijkheid; als wel hier in: dat de Noten van 't Eerfte,losfer,huplen- der , en mecr van elkandcren afgefcheiden, voor den dag gebragt moeten worden. Behalven deze woorden, heeft men ook nog
anderen ingevoerd; die voornamelijk beftemd en gefchikt zijn , ter uitdrukkinge van der* aert; of de hartstocht, die in het Muzykftuk, dat men fpelen zal, boven al hecrscht. Ten blijke hier van verftrekken de volgen-
de ; beteekenende: |
||||
96 •^E'M'uZYkoNDERWIJzM'
|
|||||||||||||||||
Affettuoso , Atndoen
lijlt: '/.ielroertni. Amoroso, Veriieft.
Amabile, Lieflijk :
Streelend. Animato , Opgewekt.
Alla BREVE, Kort a/,
eens zoo ras ah de No- ten zuiks fchijne te verehfchen. Alla Capella, In den
Capel ftijl, of Kerk trant. Arioso, J7. ,
CaNTABTLE,.2^^
Con discretione , Be
fcheiden.
f Aen-
Dolce J minnig Dolcemente •• Lief
Con dolcezza j lyk: I- Zoet. Divoto, Aendachtig. Doloroso, Smertlijk Pijnlijk.
Grave, Ernsiig. Gratioso , Bevallig. Lacrimoso , Kerniend: Weemoedig.
Languido , JCwijnend. Zugtend.
Lugubre, Treurig Smachtend: Stenend.
Lusingando, Streelend: Vloeiend.
Maestoso , Verheven: Gtootich*
|
|||||||||||||||||
Mesto, Droevig.
jPastorElla , Herders-1 zang: Herdersfpel
Pesante , Zwaer: No- |
|||||||||||||||||
jPoMPOso, Prachtig.
Scherzando , Boer tend. f.Op de mji' SIciliana ' van tenth Alla Si- \ Siciliaan- ciliana fchen Her- |
|||||||||||||||||
ider scans;
|
|||||||||||||||||
Soave,
|
|||||||||||||||||
Lief-
lijk.
|
|||||||||||||||||
SOAVEMENTE, (
|
|||||||||||||||||
Sostenuto,//'mkoudend
Men laet de toonen niei los, voor dat anderen hun vervangen. [Spirituoso, t'reestig:
ConSpirituo, \ Vmig.
Timoroso , bejrhroomd;
Con Tenerezza j Tet-
. derlijk.
Tempo di Menuet , In
de beweging, of op dc wijze eentr Menuet, zijnde gematigd: Vro- lijk. Tempo Gusto , Niei
te Schielijk , noch te Idngzaem, nekr den eis'eh van 't ftuk : de' beweging word ah dan ; veel aen den Spekry overgelaten. TR A N QU ILLAMENTE', Vergenoegt: Gerust;
0t |
|||||||||||||||||
Zevende V e r t o b g. §7
O ! Welk een fchoone lijst! Wat ruimen
voorraedt.' Ja , bijnaer een geheel leger van Italiaenfche Bewoordingcn! Hoe fraei fchijnen dezelven ons; en welk eerie uithecmfche pracht, geven zij niet aen de ftukken waer boven of voor welkcn zij gevonden worden; doch met dit alles Verzekeren wij een ieder , dat door dezelven mecr verftaen , dan uitgedrukt kan worden. Bijzonder is het echter , dat men, 't zij bij Speel- 't zij bij Franfc'he of Nederduit- fche Zangftukken ; altoos aen 't hoofd derzel- ven, ter uitdrukkinge van de beweging, Ita- liaenfche woorden geplaetst vind. Waerom niet zo wel Nedcrduitfchen ? ofzijn die in de- zen niet voldoenden of verftaenbaer genoeg ? Och ja! Maer 't vooroordeel heeft in dit ftuk, gelijkHelaes ! tegenwOordig in vele andere za- ken, zoodanig eenen invloed, dat men de Her- vormers hier van, heel ligt, voor verwaenderi zou uitkrijten. Want ftel eeris: Zou eenJLief- hebber niet laeg van zulk eenen denken; die aen 't Hoofd van ieder Muzykfhik, om de be- weging te kennen te geven ; bij voorbeeld : plaetften, zeer Schielijk; minder Schielijk; Lang- zaem ; Een weinig Langzaem. En ter uitdruk- kinge van zekere hartstocht , die ill 't zelve heerfehten. Bevallig. Zielroerend. Perlieft. Geestig, of Verheven. En beteekenen deze woor- den, evenwel niet dezelve zaken ? Maer met dit alles , zou hier niet van gezegt worden: Och I dat zul niet veel wezen 4 't zal maer van ijle Stuk. G eeneri
|
|||||
\
|
|||||
.
|
|||||
Q$ De MUZYKONDERWIJZER.
eewn Hollandfchen kruk zijn ? en'tiszeker: dat
een Muzykdrukker 5 neem eens, voor een werk Sonaten, op zijn minst wel zes dukaten minder betalen zoude, aen den Opfteller; bijaldien den Tijtel, en de Beweging der flukken, door Ne- . derduitfche woorden uitgedrukt waren. Maer 4aet ons hier eens gezond over redenkavelen: 't Staet toch ongemeen fraei irnraers, als men zijne eigene Moeder-tale verzaekt? en pronkt eene kunst met zo vele uitheemfche woorden; dan trekt zij 00k ongelijk beter , een iedcrs achting tot zich. Doch men begrijpe hct zo men wil, Wij, Wij latcn aen alien die zulks goed vindcn , de vrijheid om van alle deze woorden gebruik te maken, hoewel wij gaer- ne in dit ons Werkje veele uitdrukkingen, in 't Neerduitsch hadden willen plactfen , dan, het algemeen gebrek, van voor min geoeffen- den duister te worden, heeft onzen willekeur in dezen krachteloos moeten maken; des niet te min hebben wy reeds in vorige Vertogen, blijken gegeven dunkt ons, dat wij tegen alle verbastering zijn , en zo ons de Liefde voor Neerlandsch Taelkunde blijft bezielen, ver- vyachte men van ons niet anders, dan het zel- ve , zo lang wij klaer kunnen blijven. Een klcen ftraeltje; geiichte Nederlanders! ja, een kleen ftraeltje van hoop doet zich echter aen ons oogc op. Wij zullen mooglijk 00k van dit Vooroordeel binnen kort genezen worden, tcrwijl, door middel van den Oeconomischen Tak
|
|||||
Zevende V e r t o e S. 99
r l':
Tak tharls, vele Vaderlandfche gevoelens be-
ginnen te herleven; en te meer nog , daar ver* itandige Hoogduitfche en'Franfche Componisten ons hier in, al voor eenigen tijde zijn voorge- gaen. Ja, wij willen ook onze gocdkeuring hiet weigeren , aen den Opfteller van zeker Werkje Geestelijke Liederen onlangs uitgeko- men i in het welk'e de bewegingen der Zang- ftukken door Nederduitfche Bewoordingen zijn te kennen gegeven. («) Dan zacht! Eenen fcherts moest ons het voorname doel niet uit het oog doen verliezen. ------- Neen ! Lateri
wij' onzen afgebroken draed wederom her-
vatten. Ter betere Uitbeeldinge, van zekere harts-
tochten. word fomtijds vereischt, dat eenige toonen, nu eens zwakker, dan eens fterker,' tot ons gehoor moeten komen ; naermaten dat die hartstochten , af , of toeriemende-, Zachter of fterker zijn ; in dit geval word 2ulks al wederom, Helaes! door Italiaenfche Be- woordingen aengewezen. Echter is 't noodig dat wij de voornaemften daer van , hier op- teekenen; en aen hun de benamingen van Konst- woorden geven; doch ook tevens weder her- inneren, dat wij die ook zouden kunnen ont- beren , en Ncderduitfchen in derzelver plaetfe ftellen. ter
C«) H. L us sing Mathysz, Euangelifche Gezangen
voor Godzoekende ChrUceneu. Getirukt te /Imfterdum V) JOHANNES Al.L ART 1779.
G a
|
||||
l©o De Muzykonderwijzer.
Ter acnduidinge van de Sterkte, gebruikt
men de woorden: Forte , Sterk, dit word uitgedrukt ioor F.
pui Forte, Sterker----------------------pui F.
poco Forte , eenigfms Sterk-----------poc° F.
Fortissimo, Allerfterkst---------------F. F. F.
Ter aenwijzinge van de Zachtheid , zijn de
volgende in gebruik: Piano , Zacht, dit word uUgebeeld door P.
pui Piano, Zachter----------------------pui P.
poco Piano , ten weinig Zacht--------poco P.
Pianissimo , geheel Zacht-------------P. P. P.
Zomtijds bediend men zich, van
Meno Forte, mm Sterk, wat Zachter.
Meno Piano , minder Zacht, wat Sterker. Messo Forte, Middelmatig Sterk. Piano Assai, geheel Zacht, to Zacht ah moog- lijk is.
Forte Assai , zeer Sterk , of Allerfterkst. Ja men plaetst ook wel de woorden:
Cre'ssando, in Sterkte aenwasfende, of Zwellen-
der wijs.
Diminuendo, aliengskensZachter, of Afnemende. Deze
|
||||||
Zevende Vertoog. ioi
Deze onderfcheidene veranderingen, zijn op
een Clavier, waer op flechts eene rei Toetfen geplaetst is,niet mooglijk; doch op een Staert- ftuk met twee reijen Clavier-Toetfen> kan men het Forte en het Piano uitvoeren; maer op de Speeltuigen die geflreken of geblazen wor- den, als meden Clavicordiums; en de thans zo nuttige, en tot eenen hoogen trap van vol- maektheid gebragte, Piano Forte's, zijn voor alle de graden van Sterkte., en Zachtheid; als meden voor het aenwasfen en afnemen van 't geluidt, in alien opzichten vatbaer. Eindlijk de letters F. en P. die het Forte
en't Piano aenwijzen, zijn altoos boven die Noot geplaetst , waerop den Componist, het Sterke of het Zachte wil begonnen hebben. |
|||||
G 3 AGT-
|
|||||
J02. tDE MUZYKONIIERWIJZER-
AGTSTE VERTOOG.
Van de Muzykale Agrementen , of Sieraden 3
bij Zang- en Speel-ftukken gebruiklijk. Wie nu onderfcheidene Muzyk-ftukkcn,
behoorlijk in de maat, en de daer in voorkomende moeilijkfte Pas/ages, vlug, agter eikander , en zander ftooten uitvoerd, heeft zekerlijk eene vordering gemaekt die door Ve- len, nimmer bereikt word. Echter is dit nog in geenen deele voldoepde.
Het is namelijk niet genoeg dat men Spelej men moet ook teffens Sierlijk Spelen. Hier door- verftaen wij niet alleen, het behoorlijk uitvoercn, en in acht ncmen van die Sieraden, die den Componist duidelijk, 't zij door middel van kleene Nootjes, of door zckere Teekens, boven de Noten te plaetfen,uitgedrukt heeft; maer ook ten anderen het bijvoegen, daer men het noodig oordeeld , van zulke willekeurige Sieraden , die de Zangleidingen niet onver- ftaenbaer maken ; maer dezelven in tegendeei, meerder luister en levendigheid bijzetten , ja opfieren : iets het welk vooral bij 't Adagio Spelen, in 't werk gefteld kan worden. Om nu deze ftof ook met eenige orde te
overwegen , zoo laet on,s ten dien einden de . Mu-
f -J
|
|||||||||
._
|
|||||||||
Agtste Vert6u f03
Muzykale Sieraden, in vier deelen,
onderfcheiden; als: |
||||||||
1) Compofetie Sieraden;
2) Speel - Sieraden, of zulken die door ze-
kere Teekens boven de I^oten te ken- nen gegeven worden; 3) Sieraden die door kleene Nootjes Uitr-
gedrukt zijn; en eindlijk: 4) Willekeiirige Sieraden, of zulken die men
na gocdvinden bijvoegen kan. Wat het eerfte acnbelangt, namelijk de Com-
pojitie Sieraden, daer van zullen wij h'ier ter plaetfe niet fpreken, om dat derzclver terug- leiding op de gronden der Compojitie, dat hier noodzaaklijk vereischt word; den, tot hier toe. gevorderden Leerling, nog onbegrijplijk zoude voorkomcn, derhalven vinden wij goed, om dit zoo lang uit te ftellcn, tot daer het beter te pas zoudc kunnen gebragt worden. Dus moeten wij nu die Sieraden die door ze-;
kere Teekens boven de Noten aengewezen worden, en die de benaming van Speel-Sieraden dragen, het allereerst verhandelen. Tremolo , of Tremulo ; is eene zagte bee-
ving van ecn en denzelven toon; onder gefta- dig voortdurend geluid, dus is dit Sieraed ge- heel onderfcheiden, van eene dikwijls herhael- de, en op nieuw aengeflagen' e^nklank; deze beeving gefchiedt 00k met aenwasfmg en af- neming van 't geluid. Dit Agrement laet zich G4 ^
|
||||||||
—
|
|||||||
104 E>E MUZYKONDERWIJZER.
in Noten gecnfins uitdrukken, noch op onze
Clavieren uitvoeren ; ja zelfs niet op 't Piano, Forte; maer wel op geftreken fnaertuigen, door middel van de toppen der vingeren, die evenvvel niet van plaets veranderen: als ook i
op Blaestuigen, door de zachte bewcging van
den adem: en in Zangftemmen word het door een zeker klapjen j 't welk volgens ontleed- kundigen , den naem van Epiglottis of Keel- klapjen draegt, te weeg gebragt. In Orgelen heeft men hier ook een bijzonder werktuig toe, 't welk men de Tremulant hect, en'tgeen beflaet in eene heen en weder flaenden klap, in de Kanael of Windleiding, waer door dan ook deze beeving veroorzaekt word; en lateq wij hier eindlijk nog bijvocgcn, dat fommige Opftellers goedvinden , dit Sieraedt door Stipjes boven dc Noten , te kennen te geven , en wel zo velen als 'er zachte beevingen ver- eischt worden , zie ter verklaringe hier van Fig. r. Tkillo of Triller , word gemeenlijk te ken-
nen gegeven door tr; of eene enkele t; dit Sie- raedt befhet uit duidelijke fnelle beurtlings ver- wisfelende flagen, en wel met den naesten op- waerds leggenden grooten halven of heelen toon. (Fig. ?..) Maer nimmer met kleene hal- ve toonen, bij voorbeeld niet met g, g kruis; of a mol a; doch wel met g, en a mol, enz. Dit Sieraedt is een der fraeiftcn, doch teffens ook het ongemaklijkften van alien; meenig een flact denzclven nooit gocd, anderen wederom, do en
-
|
|||||||
ACTSTE VerTOOG. I05
doen dit zonder voorgaende oeffening op 't
oogcnblik. De voornaemfte vereischtens van eenen
Triller zijn de volgende: 1) Zal men denzelven fraei mogen noemen,
deszelfs beurtlings verwisfelende flagen, moe- ten vooral, gelijkmatig, nict hortend, ftoo- tend, of ongelijk uitgevoerd worden. a) Men moet 00k oplettend wezen, wat
Kruiafen, of Mollen, voor aen het ftuk gepladtst zijn ; want iederen Trilkr moet zich, naer de wezentlijke klanken der Grondtoonen richten; bij voorbeeld: laet een ftuk uit D groote Ten zijn, welke f en c kruis, aen den Sleutel heeft, wanneer men als dan op *b eenen Trilkr zal flaen , zoo moet zulks met c kruis, en niet met c gefchieden; om dat c kruis, een van de wezentlijke klanken, van den Grondtoon D is; en dit zelfde heeft 00k bij mollm plaets: want in een ftuk.uit F groote Ters, welke b mol aan den Sleutel heeft, op a een' Trilkr zul- lende flaen; gefchied zulks met b mol: doch wil een Componist hier omtrent eene uitzonde« ring maken; namelijk wil hij den Trilkr gefla- gen hebben met toonen, in den Hoofdtoon niet vervangen leggende, zoo word zulks te- genwoordig , na der Franfchen wijze; boven het tr, of t, door een kruis, mol, of b-quarri, gewaerfchuwt, Fig. 35 (a), (b), (c). 3) Ieder' Trilkr moet, met den naest op-
waerds leggenden, grooten halven, of heelen
G 5 toon
|
||||
lo6 De MuZYKONDERWffZER.
toon aenvangen; en bij het Slotpunft, op de
Hoofdnoot eindigen. Zic dit ook bij Fig. %. 4) Eindjijk en ten laetften 5 tot meerder
luister en opfieringc van den Triller , word denzelven veeltijds met een' voorflag begon- nen, en met twee kleene Noten gecindigt, die als dan de benaming -van najlagen dfagen, zie Fig. 4, (a) zomtijds word dit wel door bij: zondcre Noten aengeduid (b); doch al ftaet de\envoudige Noot alleen (c) zoo is het evenwel raedzaemst , om den voor- en tiajlag hier bij uit te voeren. Een Mordant word meest al, door een
kleene m, aengewezen; ditSieraedt beflaet in fchielijke beurtlings verwisfelende ilagen ; en. wel met den nederwaerds aengrehzenden grop- ten halven, of heelen toon; zijnde dus als een* omgekeerden Triller ; met dit onderfcheid, dat de wisfelflagen hier met' de Hoofdnoot begin- nen en eindigen; Fig. 5, (a) (b). Het geen dat wij bij den Triller hebben aen-
gemerkt , namelijk , wanneer den- Componist daer toe eenen anderen klank wilde gcbruikt hebben, dan in den Hoofdtoon waer uit men fpeelt, natuurlijk vervangen legt, zulks door een kruis, moly of b-quarre te kennen gegeven word, heeft bij dit Sieraedt ook volkomcn plaets. Ten opzichtcn van de Vingerzetting, bij
Trillers en Mordanten is het noodig nog iets te zeggen: ^ / . J)c Vingerzetting hier van, is op blaes- en
fnacr-
|
||||||
Autste Vertosg. i©7
ihaertuigen , zoo als bij voorbeeld; de Viool,
en Dwarsfluit, gansch niet gemaklijk te bepa- len, waerom wij zulks ook liever aen 't onder- wijs van eenen Meester willen overlaten, die door mondelinge onderrichting , zijnen Leer- ling , in alien gevallen, die in deze zeer ver- fchillende kunnen zijn; altoos het besten en 't gemaklrjkften kan aenwijzen: doch voor 't Cla- vier, als in dit iluk zoo veel verfcheidenheid niet onderhevig zijnde, zullen wij eenige voor- beelden opgeven. Men gebruikt in 't algemeen ter voortbren.
ginge van Trillers , en Mordanten , zoo in de rechte- als linkehand, den twecden en der- den-, of den derden en vierden vinger. Het eerfte, namelijk met den twecden en
derden vinger, komt te pas, in de opgaende Pas/age van Fig. 6, (a) voor de rechte- doch (b) neergaende, voor de linkehand: het anderc , met den derden en vierden , word noodzaeklijk vereischt , wanneer daer onmid- delijk op den Triller, eene boven Toets, of twee nederwaerds gaende toonen volgen, zoo als bij het zelfde Figuur ; (9) nederwaerds, voor de rechte- maer (d) opwaerds gaende voor de linkehand; te zien is: hieruitdan, kan gemaklijk opgemaekt worden, hoe noodig het is, dat men den Triller met twee onder- fcheide vingeren, kan voortbrengen, want an- ders blijven ons fommigc dingen , eenigftns ondoenlijk. Een' dubbeleriiOi twee ftemmigen Triller, neem
eens
|
||||||
io8 De Muzykonderwijze.r.
eens in de ruimten eener Ters, word met zulke
vingers, als wij bij de Vingerzetting van Ter- fen hebben opgegeven , voortgebragt ; doch dit wil flechts aen weinigen gelukken. Heeft cu een van beide de handen twee toonen, in de ruimten eener Sext, waer van de bovenften met een' Triller geteekend is, mag men van de gewoone behandeling eenigfins afwijken. Dan dit zij gcnoeg gezegd ter ophelderinge, laet ons nu verder voortgaen , en de nog overge- blevene Sieraden afhandelen : ondertusfchen kan den Leerling, het gecn wij van de Appli- catuur der Trillers gezegt hebben, ook op de Mordanten toepaslijk maken. Een Driesjlag; beftaet uit drie korte No-
ten, waer van de eerfte een' grooten halven, of heelen toon hooger ; en de laetfte , een' grooten halven of heelen toon lager dan de Hoofdnoot is , zie dit bij Fig. 7, (a) (b); doch daer kunncn ook gevallen plaets heb- ben, dat zoo wel de boven- als onderfte Noot, met de Hoofdnoot, flechts eenen halven toon verfchillen; (c) ook wel dat beiden een' hee- len toon hooger en lager zijn (d) al na dat bij den Hoofdtoon, geene voorteekens, of kruisfen en mollen, vereischt worden. Dit Sieraedt, word zomtijds wel door klee-
ne Nootjcs uitgedrukt, doch het heeft echter zijn eigen , en bijzondcr Teeken, waer door het te kennen , gegeven word; men teekend het zelve boven de Noot, waer voor, of op, men
■
|
||||
I--------~'---------—.------------------'--------------------------------------------------------------------------------
|
||||||
Agtste VertooO. 109
men den Driejlag begeert te hcbben, (Fz'g. 8.)
Somwijlen worden ookwel kruisfen ofmollerii boven of ondcr dit Teeken geplaetst: wanneer nu dusdanig een kruis onder of boven gezet is, dan word, de onderfte of bovenfte Noot eenen halven toon verhoogt, Fig. 9, (a) (b): doch integendeel zo daer een mol boven ftaet, word de bovenfte Noot , eenen halven toon ver- laegt (e) (d): het b-quarre word hier 00k ge- bruikt ter wegneminge van het kruis of mol Fig. 10. (a) (b). Bij dit Sieraedt dofet zich eene kleene zwarig-
heid op, namelijk, den zoo even verhandelden Driejlag , kan gevoeglijk eenen ncderwaerds gaenden genoemt worden , om dat deszelfs toonen nedcrwaerds gaen, in tegenftelling van die, bij Fig. it, die men eenen opgaenden kan noemen; om dat deszelfs toonen opwaerds gaen : derhalven is hier de vraeg ; wanneer een' Componist het gewoone Teeken, dat den Driejlag aenduidt, boven een Nootplaetst, of hij dan eenen op- of nederwaerds gaenden Drie-> flag veronderfteld ? Hoewel dit geen zaek van groote acngelegenheid is, zullen wij echter hier dit van zeggen: dat den eerften , meer- der voorkomt , dan den tweeden: en dat veele Componisten de gewoonten hebben, om den eerften Driejlag in Noten uittedrukken; ftellende niet te min het Teeken ter uitdruk- kinge boven de Noot; willende hier door hun- ne juiste meening te kennen geven. De
|
||||||
______,___________________;___________________—_________________________________________________________________________________ _ _ __________■.,.—
|
||||||
ItO 1JE MUZYKONDERWIJZER;
De Heer Marburg, (v) noemt dit Sieraedt
eenen Diibbetjlag , en geeft aen den nederwaerds gaenden , ter uitdrukkinge van 't zelve, het gewoone Teeken ; doch aen den opwaerds gaenden, ter betere onderfcheidinge, het Tee- ken, hier bij Fig. 12, te vinden. Velc Sieraden , zien we dus, zijn door Tee-
kens aen te duiden, doch 't zal 00k niet on- dienftig zijn, de zulken, die door middel vari kleene Nootjes te kennen gegeven worden , den Leerling voo'r te dragen. Het eerfle dan dat ons voorkomt, is deri
Voorslag ; dit Sieraedt beftaet in het vertra- gen , of ophouden eener Noot, door eene andere die hem als voorgaet; (Fzg. 13.) (a),(b). Ook ontmoet ons zoratijds eenen Dubbelen
Voorslag ; vcrwekt wordende, wannecr men voor de Hoofdnoot , twee onderfcheidene , enkele Voorflagen te zamenvoegt; (Fig. 14.) Vervolgens komt den Naslag , in aenmer-
king; dit Sieraedt ontftaet, wanncer men door toedoen eener naeitvolgende Noot,deHuofd- 6f uitgedrukte Noot, eerder vcrlaet, dan zij- fte uiterlijke waerden zulks fchijnt te verei- Fchen {Fig. 15.) — Eindlijk gaen wij verder voort en maken de Na'-
(v) Tn zijne Acnleiding tot het Clavier-Spelen--, door
tTcu Heer J. W. Lustig, vertaeld; <$ 73. |
||||
Agtste VertooG; hi
Nadere Toepassing van de voorqaende MUZYKALE SlERADEN.
Wat nu den Triller , Mordant , en Drie-
slag betreft, daer van hebben wij geene na- dere toepasfing te maken; derhalven zullen wij den Voorslag , eens wat van nader bij, in des- zelfs uitvoering befchouwen. i) Terwijl het woord Voor flag, aen fommi-
gen, het denkbeeld inboezemdt, als of derge- lijke Voorflag-Noten , fchielijk, en voor af, dat is te zeggen, voor dat de Bas, of Samen- flag intreedt, uitgevoerd moeteh worden; zoo fiellen wij echter, dit tot eenen vasten regel, dat alle Voorflag-Noten , 't zij in langzame- 't zij in fchielijke bewegingen, altoos met den Samenflag, of Bas, te gelijk invallen moeten y zoo als bij Fig. 16, (a); maer niet gelijk bij (b), te zien is. 2) Daer dan den Voor flag, altoos door mid-
del van een kleen Nootje uitgedrukt word, zoo moet men, niet gelijk eertijds , of zoo' als fo-mmige Meesters de gewoonten hebberi hunne Leerlingen te onderwijzen, dezelve fchielijk, en als maer even aenftippende voort- brengen; gansch niet, den goeden Smaek ge- doogt zulks tegenwoordig niet meer , zijnde dit 00k geheel onbehaaglijk, en ruw, maer in tegendeel, zij wil, dat deze Sieraden, die en- kel gefchikt zijn, om een ftuk nog behaaglijker te doen worden , lieflijk , en bevallig zullen voorkomen, hierom verftrekt dit 00k tot eenen: hoofd-
|
||||
Jl2 De MUZYKONDERWIJZER.
hoofdregel, te weten: dat een Voorjlag altoos
de hclft van de vvaarden verkrijgt , van die Noot, waer voor hij gezet is: wordcndc als- dan , de uitgedrukte Noot, de hclft korter, als hare uiterlijke waaiden zulks aenduid; by voorbceld : wanneer het voor ten heele Noot ftaet, word het een' halven uitgehouden; bij een' Halven, een Qian; bij een Qiart , een Agtfcen; en bij een Agtften, een Zestienden; enz. zoo dat Fig. 17; naer aenwijzinge vatt Fig. 18; mo^t worden uitgevoerdt. 3) Wanneer het bij een Noot voorkomt^
welke door een Stip verlengt is , word de Voor- flag-Noot, zelfs ianger , dan de uitgedrukte, uitgehouden; vergelijk nu Fig. 19, (V), (b), met elkander. 4) Indian nu bij eenen Voorjlag, meer ftem-
men voorhanden zijn , worden de tegenflenv men, hier niet door vertraegt; want de ver- traging heeft alleen plaets bij die Noot, waer voor den Voorjlag gezet is; of waer op hij zij- ne betrekking heeft; dus moet Fig. 20, (a); naer aenleidinge van (b) gefpeeld worden 5) Eindlijk : de Voorflag-Noot moet altoos
wat fterker, dan de Hoofd-Noot aengeflagen y en dus zachtjes daeraen verbonden worden. Het geen wij nu bij den Voorjlag, ten op-
zichten van de af korting , aengemerkt heb- ben, heeft 00k bij den dubbelen Voorjlag, vol. komen plaets ; zie dit bij Fig. at; vergele- ken met Fig. 22; of, laten wij ons nader ver- klaren: wanneer eenen dubbelen Voorjlag, voor eene
|
||||
Agtste Vertoos. 113
eene halve Noot geplaetst is, trekt men een
Qiiart van de uitgedrukte Noot af, wordende als dan de waerden van het afgetrokkene, aen den dubbelen Poor flag gegeven; die dan als twee agtflens zullen voorkomen; bij een Quart ftaan- den, fpeelt men ze als zestiendens, gclijk in de zoo even gemelde Figuren, nader te zien is, enz. Aengaende deze twee Sieraden, kimnen wij
niet nalaten om te zeggen, dat het wenschlykst was, dat fommige Componisten in dezen, hunne meening den Uitvoerdcr , wat duidelijker te kennen gaven ; want wie zoude het kunnen denken, dat bij voorbeeld, Fig. 23, (a) (b); naer aenwijzinge van Fig. 24, (a) (b); moest worden uitgevoerdt: dus tcr voorkomingevan alle wanorden, is het altoos beter, de voor- flagen volgens den ftiptentijdhunner duringe, hoewel in kleene Nootjes te teekenen. Met den Naslag , word 00k even eens als met den Voorjlag gehandeld, want derzelver afkorting van de Hoofdnoot gefchied op dezelfde wijze, te weten : den Najlag verkrijgt altoos de helft van de waerden , der uitgedrukte Noot; en maekt dezelve dus de helft korter; komende dit overeen met de verklaring, die wij bij het ontftaen , van den Najlag opgegeven hcbben. Ter verhocdinge en wegneminge van dub-
belzinnigheid, moeten wij, nog het volgende melden; namelijk: dat men fomtijds door ver- zuim der Componisten, of Drukkers, in fommi- ge gevallen, den Voor. en Najlag niet wel van elkanderen kan onderfcheidcn, zoo als hier bij ifte Sink. H Fig.
|
||||||
ii4 De Muzykonderwijzer.
Fig. 25. te zien is; echter ondergaet deze Pas.'
fagie in beide betrekkingen, een merklijke verv jindering; zie dit bij Fig. 26, alwacr de kleene Nootjes als Voorflag-Noten, raaer bij Fig. 27. als Naflag-tVoten behandeldt worden: derhalven is het allernoodzaeklijksf, en 't verftrekt 00k thans tot eenen vasten regel, dat men Voor- qn Naflagen, door bchulp van haakjes, aen die No ten , vvaer op dezelve betrokkcn moeten worden , als yasthecht; hebben zij nu betrekking op een volgendeNoot, zooals Fig. 28. aenwijst; dan zijn 't Voorflagen ; maer op een voorgacnde Noot,dan nocmt men ze Naflagen,zie Fig. 29/ Hier doet zich thans natuurlijker wijze, eene
vracg op, die ons meer dan eens is voorgeko- mcn, en die 00k mooglijk wel van eenigen hier ter plactfe gemackt zal worden; zij is deze: Daer de kleene Voor- en Na flag- Nootjes, eveneens als de grooten worden uitgevoe'rdt, en het voor 't ge- hoor in 't geheel geene ver cindering kan maken, op welk eene wifs dezelven uitgedrukt worden', is het verwonderlijk, om welk eene reden men deze Sieraden niet meden ordentlijk in de maet verdeeld en door .groote Noten uitbeeld ? dan; de beantwoording dezer vrage , kunnen wij, als al te omflagtig z'rjnde, hier niet mede deelen ; maer moeten zulks tot eene betere gelegenheid fparen: der- halven zullen wij onzen taek verder afdoen, en tot de Willekeurige .Muzykale Sieraden overgaen. Door Willekeurige Sieraden, verftaen wij zul-
ken, die den Componist niet alleen, met opzet afgelaten, maer zelfs gelegenheid gegeven hqeft pm die na eigen goeddunken daer bij te voegen. Hoe-
|
||||
Agtste Vertooq. 115
l^Toewel wij nu onder dcze benaming eenige an-
deren,, dan wij reeds hebben opgegeven, zullen doen doorgaen; worden echter dezelven daer ook onder betrokken ; want als wij door het woord willekeurig, verftaen, iets'dat volkomen van onzen wille afhangd > dan hebben wij vrij- heidt om het niet, of al, te doen; nu kanhet dikwerf gebeurcn , dat de reeds verhandelde Sicraden , niet overlil , daar dezelve zouden kunnen vallen , geplaetst zijn; en derhalven ftaet het een ieder vrij, indien men zulksgoed vind, die daer bij te voegen: en dit doenden worden het immers ook Witlekiuriee Sieraden? doch wij willen dan, behalven de reeds opge- gevene, hier nog eenigcn die minder indeMu- zykale fchrijfwijs gebezigt, en echter veelal aen den Uitvoerder overgelaten worden, op- geven; en dezelven buiten dat, in 't bijzonder onder de benaming van Wiliekeurige Sieraden be- trekkeri; , , . y Wij tellen dan voor eerst, onder dezen deri
Eentoonigen Voorslag ; tij F<g. 30 (a) te vinden: om dat denzelven in Muzyk-ftukkert ,- althans zeer zelden, door kleene Nootjes.uit- gebeeld word: bij dezen Voorjlag heeftgeene afkorting plaets , noch men behoeft die niet met de Bas, of Samenflag, gelijk te doen intree- den, maer laet denzelven voor af hooren, zoo als (b) zulks aenwijst, Wordert rlu twee zulke Voorflagen aen eeri
gehecht, z#6 kart men dezen ook de benaming- van dubbelen Poor flag geven; Fig. 31. Een Sleep; beftaet uit een trapswijs gaende
H 2 Ac- |
||||
Il6 De MUZYKONDERWTJZER*
Aqmt, met een naest aengrenzenden toorf"
Vermeerdert, dit Sieraedt is voeglijk om op, of nederwaerds gaende Quarten, aen ecn te bin- den -Fig. 32. Dezen Sleper noemt men een en dubbelcn , in tegenftelling van dien, weiken bij Fig. 23, te zien is; terwijl men dus dezen enkel kan heten , zijnde dienftig ter aeneen- hechting van op, of nederwaerds gaende Terfen. EenTiRATA, of Tirada, fchielijk of lang-
z:aem voortgebragt, fchakeld, op-, en neder- waerds gaende Quinten aeneen Fig. 34, (a), (b); en fchoon dit woord in deszelfs betcekenis, niets anders zegt dan een' Sleep, zoo maken wij daer echter dit onderfcheid in , dat namelijk de tusfchenbeiden leggende toonen , die, de Intervalkn , tusfchenwijdtens, of interfile Notcn aen elkanderen verbinden, bij een' Steep altoos fchielijk, maer bij eene Tirata, of fchielijk, of langzaem worden uitgevoerdt: en wanneer, bij voorbeeldt op de Viod^ verfcheide Noten in eene Boogftreek gefpeelt worden , kan men zulks 00k een Tirada, of Sleep noemen. Eertijds wierd dit Sieraedt in drieen onder-
fcheiden, opwaerds wierd het, Ductus Rettus; maer nederwaerds, Duttus Reverters, genaemd\ en indien het over kruis of mol daelden , en we- def' over natuurlijke toonen opwaerds klom, of 00k wel omgekeert, droeg het de benaming, van Ductus Circumcarrens ; doch deze onder- feheiding kunnen wij thans wel misfen, Groppo ; of Groupe zijn vier Noten van ge-
lijke waerden , waer van de eerfte, en derde, op een en dezelfde Noten ruimten bepaeld is; wan-
|
||||
AfitSTJ V.B fc T 6 O.C, fl?
wanneer nu de tvveede Noot daeldt, maer de
vierde klirat, zoo is het een Groppo Afcendente, of opgaende; maer als de tweede Nootrijst* en de vierde daeldt, dan noemt men het, eeri nederwaerds gaende Groppo, of Groppo Defceri' dente. Dit Sieraedt is voeglijk, wanneer men eene
Pasfage eenigfins uitgebreider wil doen voorko- men, bij voorbeeld en wel voornamelijk: wan- neer men een Quinten ruimten, flechts door eenvoudige trapswijze toonen vervuld, wil op- fieren; zie dit bij Fig. 35, alwaer (a), en (b) een op, en nedergaende Quinten gang vertoondt; maer bij (c) en (d) is denzelven door een Groppo verfierdt, en dus 00k eens zoo uitgebreidt. —«- De Heer Marburg (w) noemt dit een Rol,
ftellende het zelve onder de Compofitie Sieraden; doch wij vonden goed, om het onder de Wille- keurige te betrekken, om dat het in de uitvoe- ring dikwijlsgebruiklijk is, dat, wanneer'er een- voudige trapswijze Qidmen gangen voorkomen, men dezelve op deze wijze opfiert, echter fpre- ken wij het gevoelen van gemelden Heer, gansGh niet tegen. Het laetften dat ons nog over blijft, is den
zoogenaemden Ribatuta; of keen en we- der Slag, 00k wel., op, en nederpg; dit Sieraedt beftaet uit verfcheidene, eerst langzamc, maer allengskens rasfer wordende beurtlings verwis- felende ilagcn;ook wel Noten door ftipjes.ver- lengt met den naest aengren^enden , grooten halven , of heclen toon ; Fig. 36. (a) (b> ........J.i.,v. J;.;:-: /.««* («0 Aanleiding tot het Clavier-Spelen § 47.
|
||||
tjr$ De MuzrKotfjbERWijzER. .
eindelijk uitkomende , op eenen langen, eft
iphielijk in fterkten aenwasfenden Triller; die is voor al fraei, en, word meesten tijd gebezigt, acn 't einde, en ter iluicinge van eene Cadence^ of Uitweiding, hedendaegsch bij groote Concer- ierende Muzyk-ftukken zeer gcbruiklijk: hoewel wij hier in 't geheel niet door verftaen willen hebben de Sluit-Noot eener Melodie. ■ Ziet hier Mltz\'k Beminnaers en BegunfH- gers van onzen arbeid! Ziet hier onzes bedun- kens, de Muzykale Sitraden, in zo verre afge- handeld,als aen eenen eerstbeginnenden noodig zijn tc weten; terwijlwjj te gelijk vertrouwen, alles afgedaen te hebben, wat tot deUitvoering Van Mu'zykale ftukken vereischt word;omwel- . ke redenen vvij van oordeel zijn, hier gevoeg- iijkeen eindert van dit Stukje te kunnen ma- ken ^ en de verhandeling der bovenal nuttige Bassus Continuus of Generate Bas tot een vol* gend te fparen. ' Eindelijk op dat vvij fluiten: Weinig gevorder-
den U koine onzen arbeidt te ftade; — Gij die feeds door edeler en zuivrer toohen deMuzYK huldo bied tJvve vordcring bekroone onzeri werklust; — en vooral, Gij onze Vrienden ! die in d? fchoonfte aller Kunften, bij naerderi trap der volmaektheid bereikt; laetUonzere* deheii; hoewel zij op heden, fleehts ten grond- flage gediend hebbenjgevalligzijn:envertrouw zekerlijk, dat wij den aendacht van U en Allen die ons Werkje, ten nutte of ter befpiegelinge, verkoi'en hebben ; in volgende blaeren, met gewigtiger onderwerpen zullen bezig houden _; terwijl wij ons vleien, op dezen gelegden grond- flag, in 't vervolg, der Muzyk ter Eere, eeri duu'rzaem gebouw te ftichten ; indien Onzert Welvaerd en Uwen Leeslust beftendig zij.- |
||||
B E R I C H T
VOOR DEN
BINDER.
Plaet i te plattfen tegen over pag. 48.
|
||||||||
Plaet 1
Plaet 3 ------
Plait 4 en 5
Plaet 6 ------
|
||||||||
pag. 64.
pag, 76, pag. 92. £flg. 118. |
||||||||
________ ___
|
||||||||