-ocr page 1-
r
D E
muzykonderwijzer;
O F
VOLLEDIG ONDERWIJS,
I N DE
G R O N D E N
DER
MUZYK-KUNDE.
D E R D E S T U K.
La Nature , ausjt ficonde que fimple , nous offre dans
fen fein des Trifors inipuifables.
Rameau. Ginir. Harm.
Te ROTTERDAM,
Bij LUKAS JAKOB BURGVLIET.
M D C C L X X X.
NB.DtStu&jesmoetenst7£Maeid en niet dotrgeftoken warden.
-ocr page 2-
VERBETERINGEN.
Eerfte Stuk Vierde Vertoog Bladzijde 59 ftaet
Pedary of Pediculary, lees Pedarii of Pedicw
larii.
_ _                       -'—:------------(So ftaet
Manuductors lees Manuductores.
Tweede Stuk Negende Vertoog Bladzijde 126
ftaet in deNootonder, indezyneleesinzyne.
r                         ■ —" ■■■'■'» —» -'Li ■« ——___ _^^____ ___
~~------         '       ~ 133
ftaet Pandor, lees Panbor.
BERIGHT
VOOR DEN
BINDER.
Plaeti5 te plaetfen tegen over Bladzijde 366.
16------------------------- Bladz: — 372.
-i7-_ ------, _^ Bladz:— 380".
-ocr page 3-
Negentiende vertoog.
Inleiding tot de Toon-kimde in 't algemeen; van
het
Geluid, — de wijze op welke het verwekt
word; en wat het eigenlijk is.
*
Buiten alien twijffel zullen onze Muzykale
Lezeren, op 't zien van dit Derde Stqk,
verwondert ftaen , dewijl wij volgens ons be-
ftek, de Generale Bas afgewerkt hebbende,
tot de Verhandeling van het Psalm-Spel moes-
ten overgaen: dan, -Begunstigers van onzen
Arbeid, het gedeelten der Muzyk-kunde , 't
welk wij thans Uwen aendacht verkiezen voor
te dragen, zal niet minder nuttig, niet min-
der aengenaem zijn; daer en boven zal het ook
nog dienen , ter ophelderinge van ons
Tweede Stuk; vvel is waer, dat wij in 't Zel-
ve, de Generale Bas voor zoo verre eeneri
Eerstbeginnenden die noodig heeft te weten,
hcbben afgehandelt; doch wij moeste.n, daer
ter plaetfe, echter ecnige Zaken, tot deze
Wctenfchap behoorende , om redenen,- uie
ftellen.
Wij hebbcn dan tha'hs, in 't bijzonder, de
Toonkunde tot ons Onderwerp, en nutte be-
fpiegelihg verkoren, en zullen, alle de daer in
yoorkomende. Zaken, zoo veel mooglijk is,
nauwkcurig en bondig zoeken te verhandelen
en de redenen die ons hier eigenlijk aenleiding
%ie Stuk.                  S                              toe
-ocr page 4-
*150        DE MUZYKONDERWYZEK,
toe gaven, willcn wij den Muzyk-minnaren
fiict verborgen houdcn; zij waren dezen:
Op zekeren tijd ontvingeri wij eenen Brief
faneene aenzienlijke Dame, welke ons in de-
zelve de Eere acndeed, om over het Stuk der
Toonkunde oris Onderwiis te vragen en wel ge-
lijk haer WtUBi: fchrijfc, dewijl zij geen vol-
doencnd antwoord daer over van haren Mil-
?.yhnee$\er
-kor.de bekomcn. Ziet bier dan den
Brief waer meden ivij ons vere'ert zagen, vol-
gens de vrijheid door haer Wel-Eil. ons gege-
Vcn letterlijk gcplaetst, zij was Van dezen in.
houde:
Mijn fleer de Muzykonderwifzer!
T%aer ik in het eerfie Stttkfe van Uw Werk, zekeren
*" Brief'van
MejufFrouwe VV. G. beneffens het Ant-
isioord op denzelven geplaetst vond
, be/loot ik om op de-
zelve wifze UEd: per Misfive ook iets te vragen
, in
vertretftven
, dat dezehe mi) riiet onbeantixoord zal
gelaten worden
,' ivaerdonr UEd: mif grootclijks zult
verplicbten
; de reden die mif hoven dien bier toe aen-
Zette, zal ik dan kartell]k UEd: diss mededeekn.
Op eenen zekeren Tijd bcztg zijnde met een < lavief-
ftulc te beoeffenen, viel mijnen aendacbt juist cp de
Drie volgende Zaken; te iveten:
Hoe het geluid onty
ftaet; wat het eigenlijk is, en hoe wij het zelve'
fiooren. fk beftoot dan, deivifl ik mif zelven deze
fragen tiiet zvist op te losfen; bif eerstkomende gek-
genheid, de kundigbeden van mifnen
Claviermeester
tt baet te nenren,- 't welk op deze viijze door mif vof*
Haetd ishfd, Ik fielderi
Hem, namelijk in dezelfds
Ofdvn oIt hoVetJggmeid!, is ftsgen voor :• en om de
MM*
-ocr page 5-
Necentiende Vertooc. 261
zonderlingbeidzal ik UEd: de redewisfeling eenvoudig
voorfiellen zoo ah dezelve gefchied is.
Zoo dra dan ah ik mijne Vragen Hem voorgefleld,
badde
, reel op ,t aenzicbt van mijnen Muzykalen
. Held, die 00k metgeen minder tecbt een Petit Maitre
mag genoemt tvorden, eene roodverwige kleur: na
dat ik
Hem gezegd badde zicb neder te zetten, hide
bij de beenen over elkandcren, en de Snuifdoos uit
£')V Zak balende, bood bij mij met een bevallig Air
een Snuifje aen
, zeggende:
„ Mevrouw Uwe Vragen toucberen mij, ik ben ge*.
„ furpreneerd door Uwe attentie op zoodanige Zaken,
„ laet ons daer eerfl een prife op nemen en ik zal
„ UEd: bet noodige eclaircisfement daer op geven ".
Dit door mij aengenomen zijnde, dagt ik, nuzul-
ten mijne Vragen
, na dezepreparatien op een" Mees--
ieracbtigen trant zander twijffel beantwoord -warden
,
en ziet bier hoe bij naer een vieinig poofens aen"
ving
; —
                                           .-,.•••',..
„ Het GeiuidMevrouti).. ..• V zou mij aen pa-
,, litesfe moeten manqueren indien ik mij viet geper-
„ fuadecrd bield , dat UEd: begrijpt viat ik eigen-
,, lijk bier door begrepen ivil hebben. — Het Geiuid
„ dan, Mevromv, ontjiaet in Uw Clavier bij voor-
,, beeld, door middel van de Kraijepennetjes, die te-
,, gens de Snaren aenjlaen, docb op de Viool moeten
, wij de origine anders zoeken, door middel van den
,, Strijkjlok; en in Fluiten is het onbetviistbaer zeker
dat de Wind die 'er in geblazen word de eer/ie
, fource daer van is of liever gezegt bet word gepro~
cureert door de embouchure, —           ......... ;,-.
," IVat nu bet Gefyid eigenlijk is, Mevromv, ik
, jintieer mij dat ik U dit, fcboon bet ivel eigenlijk
niet tot onze Studie beboort, duidelijk zal kunnen
zeggen
, want bet bee ft altoos mijne Jinguliere at-
tentie tot zicb getrokken, permitteer mij Mevrouw
„ dat ik U mijne obfervatie vcorflelle, Het Geiuid is
S 2                          „ naer
-ocr page 6-
v.
i6i         DE MlTZYKOSfDERV^IJZfeR.
4naer mijne fustenue enkel Lucht die veroorzaekt
,, word, door de roering van de lucht die boven onf
,s ft, ofHever 't is een Mas fa van Lucht die golfacb-
„ tig voortgaet, gelijk hi) voorbeeld: bet gedruiscb
,, der Zee, want een ieder weet dat den eenen golf
„ den anderen voortftuwt, en dit rioemt men eigeniijk
„ Geluid. Het accresfement nu van bet Ge/uid komt
„ door ds iwaerte van de Ligcbamen die geroert
,■, warden, of Hever van de force die de Ligcbatnerf
s, op de Lucht veroccajioneren, bij voorbeeld: Me-
„ vroum zal een vsl Accoord aenjlaen, en bet Geluid
„ zal extraordinair accresfiren, naer maten wij ons-
,i digter bij bet Clavier vervoegen, en dus mede in
5,  de geroerd wordende Lucht ons bevinden.
■',■» Dit HU wel gepenetrceft zijnde, kan ik Uive
,, laetfle Frage zeer facil uitleggen, zij tvas zoo ik
' ,, mij tiiet abufeer, hoe wij hec Geluid hoorcn; dit
ti is een folide Zaek Mevrouw; wij boor en met onze
„ ooren, want waer toe zijn ons dezelve anders ge-
?, geven, indien wij door dezelve van bet Geluid niet
„ konde jouisferen ". *•-
Hier zweeg nu mijnen Galanten Onderwijzer cent
Viij/e tifds
, en ik hrak dit af door bem te vragen of
bij 'er nog lets badde bij te voegen ?
„ Pardonneer me Mevrouw" z-ide bij (terwijl bij
ah uit eene duizeling fcheen fe berkomen
, ) ik zap
,,. daer ten weinig penff, op boop dat ik mij de
jV naem vaneen Aucteur zoude kunnen raccokren, die
j, zeergeextendeerdover deze materie gefchreven beefe,
,, want UEd: gelieft te confidereren dat ik reeds lang.
t, een groot amateur van de leciuur geweest benr
„• docb em bij a lie mijne affaires de juiste I itres in bet
„■ boofd te bouden is vrij penibel, eChter boude ik mij
ii geasfureerd dat de zaekiijke extentie
, die ik de
,, bonneur bad van UEd: daer zo<r even te geven U
tr zal c-ontenteren
". —
Zeef
-ocr page 7-
Negentiende Vertoog. 263
Zeer te vredenfcbijnendeover deze zijneBeantwoor-
dsng
, wilclen ik bem door eene naderg Ferklaring te
verzoeken in geene verdere moeilijkbeden be/pen, u
meer daer ik mijn gedttldt reeds te veel gevergt bad,
ecbter fredankten ik hem op de ferieuste wijze voor zijn
zoogenaemd eclaircisfement
, docb voegden 'er teffens
bij dat bet zelve mij
vreernd voorkvoam \ bij fcbeen
bet verkeerd optevatten en viel mij ah
V ware in de
reden
, Zeggende; (terwijl bij op zijn Uurwerk
keek
:)
„ Freemd Mevrouw .... Freemd .,. j?a zeker is
„ bet Freemd, bet moeten Luiden van Capaciieit zijn
„ die bet discours over zulke Zaken entrepreneren, ik
», voor mij, Qterwijl bij zicb bij naer ter aerde boog)
,, bad trimmer mij zoo -vrijmoedig gedeclareerd, in-
,, dien ik mij ttiet geflatteerd bad met Uwe gtmjligg
„ attentie ,want na alle mijne gendhibeerde nweitens ,
,, maeke ik geene fcrupule om mijne onkunde in desert
,, te belijden, docb zoo ik ecbter, capabel ben om
„ Mevrouw bij eene of'undere occulta, want mijn tijd
„ is tiu vrij wat verkopen, nog eenige nadere eluci-
„ datie te geven zal ik mij bier door zeer gebonno'
„ reert vinden". — en op eene bevallige Frar.fcbe ma-
niere zijn compliment makende, vertrok Hij.
Wat ditnkt U Mijn Heer de-Muzykonderwijzer van
dusdanig eenen Leermeesler ? 't komt mij voor dat bet
ten Man is die folide op zijn beencn f/aet
, maer geene
zijner Redenen
, zoo ah men zomtijds gelieft te zeg-
gen
, ten minflen bij beeft mij niets nieuws verteld*
en
V is om deze reden, gelijk ik voorttfseide, dat ik
mij bij UEd: vervoegde
, in boope dat UEd; mij dit
grondiger zult oplosfen, verzekerd kunnende zijn
,
dat bet mij, tot verder onderzoek in de Edle Bluz.yk-
kunst zal aenfporen: en dat UEd: deze otize reden
wisfcling zoo omjlandig onder't oog koomt
, bcbt gif
grootendeeh mijneti Gemael die 'er hij iegenwoordig
•was dank te weten, die uit aerdigbeid voor mij da'-
S 3                            pennt
-ocr page 8-
.'
264 De Muzykonderwijzer.
penne op vatte, dewijl bij nevens tnij de Convetfettle
zeer zonderling vond
, als 00k om dat UEd: zicb ne-
vens ons cens over derzelver Zotbeid zeude verwonde-
ren, en tnij bet genoegen doen van zoodanige Onder-
imjzers eens te gispen, of in een belagcbeiijk dagiicbt
te ftellen, ten dien einden geve ik UEd: vrijbeid om
deze mijne Mis five letter lijk te plaetfen, ofmisfebien
bet eenvoudig Lezen van dezelve Ittn reeds van Ftr-
waendbeid bekeerde en tot nader onderzoek bragt,
Ik ben enz:.....
4-VI ••• v • • • O * * • •
geboren d. P.,.
Ziet hierMuzYKMiNNAREN, de oorzaek,
waerom Wij de Verhandeling van het Psalm-
Spel, nog tot het volgende Stuk verkoren uit
te ftellen, ja Wij befloten zoo veel te eerder
aen het Leergierig Onderzoek dezer Dame te
voldoen, om dat Wij in een vast vertrouwen
waren, dat het zelve 00k van groot nut zijn
konde voor andere Liefhebberen die lust heb-
ben om de Muzykkunde nader te onderzoe-
ken, en ten dezen gevalien vonden wij goed
den zoo evengemelden Brief in dezer voege
kortelijk te bcantwoorden.
Whlkdle Vrouwr .'
Wij acbten bet voor een groot geluk, Ons vereerd
it zien dotr tenen Brief van U Wei-Ed: bet doet Ons
leed
-ocr page 9-
Negentiende Vertoog. 265
Jeecl dat U Wei-Ed: zicb in Uwe venvacbting bedro*
gen vond, docb bet is te bejammeren, dat de
Muzyk-
kunde van velen nog zoo weinig gekend word; dan
daer bet ons niet mooglijk is, om de Vrageh door
U Wei Eds: ons voorgefteld
, briefswijze volledig te
beantwoorden, en wij reeds bejloterr badden om over
de
Toonkunde,. waer omtrent U Wei-Eds: vragen
zicb eigenlijk uit/lrekken te bandelen
, willen wij , op
dat wij daer door niet alleen den weetlust van U Wei*
Ed:
, maer 00k dien van andren mogen voldoen,. bier
te eerder mede voor den dag komen
, terwijl wij om
deze teden de vrijbeid gebruihen U Wel-Ed: der-
waerds te wijzen
, '; vtelk ihij hopen dat UWei Eds:
ons ten goede ziilt bouden
, vis oak dat wij ons tbarti''
met de grootjh acbting teeketie

Weledele Vrouave
• JJ Wei Eds: enz:....... ♦..
« •« «,■••«■ ^-^
Ter voldoeninge dan vaq onze gedane belof-
teti, zullen wij thans overgaen om van de
Toonkunde te fpreken, en zie bier hoofd-
zaeklijk de Orden, die wij voornemens zijn te,
vol gen.
Wij zullen Voor Eerst, onderzoeken, hoe >
en op welke eene wijze hit Geluib voortgebragt
word
, en wat het Eigenlijk is.
Dan willen wij, Ten Tweeden: de wezentlijks
Oorzaek van hit
Geluid nadir verklaren; waer na
wij onderfcheid maken zullen, tusfchen ecn
Gbluid , of Kiank, en Tooxen.
S 4                        Ten
-ocr page 10-
266 De Muzykonderwijzer,
Ten Der den raoeten wij nafporen, hoe> en
op welk eene wijze de' Toonen , door middel van
Muzykale Speeltuigen gevormt
, en door de lucbt tot
ons overgebragt warden y
als. mede hoe wij die hoc
ren
, 't welk ons aenleiding zal gevcn , om, ten
dien einden, de gejieltheit van het menschlijk hoor-
tuig te onderzoeken
; hier bij verkiezen wij dan ook,
kortlijk, iets van de Snelheid des Geluiis te
melden, waer na wij eindlijk de Toonkunde
nader verhandelen zullen, fprekende van de
Hoogte, Laegte, Sterkte, Zwakte, Duurzaemheid
eO Zuiverheid der Toonen.
Vervolgens zullen wij in De Vierde plaets,
de Klank-Geflachten overwegen, en een Muzy-
l kael Sijfiema der Interyalien
trachten op te ma-,
ken , zullende in 't Zelve alle gebruiklijke
Twee-Klanken grondig aenwijzen; dan raoeten
Wij de WeU of. Wanluidenheit dezer Toonen, of
Tweeklanken, zocken te bctogen, door een op-
lettend gebruik , van het Monochordium.
Eindlijk Ten 'Fijfden, zullen wij het gene
ons van de Grond- of Hoofdtoonen, en Muzykale
Teeken-Kande
nog overgebleven is, geheel af-
handelen; waer mede wij dit Derde Stuk, en
Eerfte Ded, van ons Muztkwerk als dan be-
fluiten zullen.
Zie daer Gedchte Muzykminnaren, den Taek,
dipn wij ons zelven in dit Stuk, opgelegt heb-
ben, dit gedeelten der Eefpiegelende Muzyk-
kunde, zal, onzes bedunkens, niet dor,
maer in' tegendeel, zeer vruchtbaer in Leerin. *
pen zijn: Mocht het ook als zoodanig door U
-ocr page 11-
Negentiende Vertoog. 267
ontfangen worden, op dat de Edele Muzyk-
Kunst, hoe langer hoe rrjeerder Geacht en
Geoeffent wierde: en 't is 00k door die aen,
gename Hoop, en dit ftreelend Vooruitzicht,
dat wij thans eenen aenvang zullen maken,
fprekende ten dien einden voor Eerst:
Van het Geluid : de wyze op welke het
vervvekt word; en wat het is.
Een der Newtoniaenfche Natuurwetten is, dat
alle ligchamen in hunnen ftaet van Rust, of
Beweging, blijven volharden, zoo lang ze niet
door drukkende Krachten genoodzaekt worden
hunnen ftaet te veranderen. (a)
De Rust of Rustbaerheit, is die Eigenfchap
van een Ligchaem, om altoos in een en dezel-
ve plaets te kunnen blijven, zoo lang het niet
in zijne Rust geftoord, en daer uit bewogen
word.
Dewijl nu de daeglijkfche ondervinding ons.
leert, dat de Natuur, die vruchtbre Moeder,
00k Geluid levert, zoo kan het niet anders
wezen, of zulks moet door zekere Oorzaken
verwekt, en te weeg gebragt worden.
De
(z) Hoewel deze Natuurwet, zoo als 00k de twee
andren, (want men onderfcheid drie zoodanige Natuur-
wetten) niet door den R-dder Izaak Newton uitgevon-
den zijn; worden' dezclven echter na Hem genoemt,
waerfchijnlijk uit eene Bijzondere Achting, die ©en vooi
dezen grooten Philofooph opgevat heeft.
S 5
-ocr page 12-
268 De' Muzykonder\£ijzer,
De Oorzaek van het Geluid dan is de Beve-
ling
, want zonder Eeweging kan geen Geluid
yervvekt worden, die kracht nu welke een
Rustend Ligchaem noodzaekt, den ftaet der
Rust te verlaten , word eene Drukkende
Kracht, of Vermogen genaemt; bij vooiv
beeld: als men met de Hand, het zij drukken-
de , of anderfints, eene Snaer of ander Rus-
tend Ligchaem noodzaekt, den ftaet der Rust
te verlaten, zoo word zulk eene Kracht een
Drukkend Vermogen genaemt.
In de Natuur word dan op vjerSrleie wijze ,
Geluid voortgebragt, namelijk; wanneer een
Vast Ligchaem tegen een Vast-; of een Vast
Ligchaem tegen een Vloeibaer; ofeenVloei-
baer tegen een Vast-; of een Vloeiend tegen
een Vloeiend Ligchaem, bewogen word.
Dan, dewijl de Natuur dikwerf door fommige
dezer Bewegingen Geluid voortbrengt, waer
van wij hier niet verkiezen te handelen, zuU
len wij in 't vervolg flechts Twee van deze Be-
wegingen, tot ons Oogmerk dienftig zijnde,
in acht nemen, te weten: die van een Vast-
tegen een Vast, en een Vloeiend tegen een
Vloeiend Ligchaem.
Hoewel nu de Beweging de Oorzaek van het
Geluid is, verwekt echter iedere Beweging
geen Geluid; bij voorbeeld: weeke Ligcha-
men , welker deelen op de minfte aenraking te
rug wijken, worden onbekwaam bevonden ter
voortbrenginge van Geluid, doch Elastique,
tegenftand biedende9 of ve£rkrachtige Ligcha-
mefl
-ocr page 13-
Ne-gentiende Vertoog. 2.69
men worden alleen bekwaem geoordeelt ter
verwckkinge van Geluid. Nu zullen wij nader
komen en onderzoeken op welke wijze dusda-
nig een Ligchaem Geluid kan opleveren.
Wanneer een veerkrachtig of hard Ligchaem,
door eene drukkende Kracht, of Vermogen,
in de Lucht aengeflooten, of bewogen word,
en daer door tot Trillen gebragt is, zoo ont-
itaet'er Geluid. Dewijl nuSnaren de bekwaem-
fte Ligchamen zijfl, ter onderzoekinge van Tril-
lingen, zullen wij de Oorzaek van het Geluid,
daer uit trachten op te fporen.
Als men een ftijf gefpannen Snaer, uitrekt,
of uit haren natuurlijken ftand trekt, worden
alle hare deelen verlengt en bijgevolg zij word
daer door dunner. Wanneer nu dezelve Snaer
vervolgens losgelaten word, maekt zij door
hare veerkracht heen en weer flingeringen, die
in't begin't verfte flingeren, maer allengskens
minder worden.
Welaenlaet ons,tot opheldering hier van?/.XV
inzien en ons verbeelden dat Fig. 1 eene Snaer
is,die aen de einden A. B. vastgemaekten behoor-
lijk gefpannen is. Wanneer die nu uit haren na-
tuurlijken Hand A. B. in eenen anderen A. C. B.
getrokken, en vervolgens losgelaten word,
zal zij door, hare veerkracht niet alleen in ha-
ren eerften ftand A. B. te rug vliegen, maer
zelfs in eenen anderen A. D. R., welken zoo
yerre boven A. B. is, als A. C. B. daer onder
was. Vervolgens zal zij wederom te rug ko-
men omtrent tot C. en dan tot bijna D. weder-
kee-
-ocr page 14-
27© De Muzykonderwyzer.
keenen. Daer nu deze heen en wedergangen,
of flingeringen van de Snaer, boven en bene-
den A. B. gedurig minder worden, zal zij zich
eindlijk wederom in haren natuurlijken {band
A. B.. plaetlen, en dus tot rust komen, en
dit is het gene wat men de Trilling van eene
Snaer noemt. .
De reden dat de Trillingen eener Snaer al-
lengskens minder worden, is deze: om dat de
Lucht, die haer van alle kanten omringt, te-
genftand bied; echter raekt zij daer door niet
op 't oogenblik in rust, maer zet hare Tril-
lingen nog eenigen tijd voort, om dat ze de
Bewcging, waer in zij, door het drukkend
Vermogen gehragt is, niet aenftonds verlicst,
wanneer dan de uitgewekene deelen, hare eer-
flecnnatuurlijkeftandplaetfennaderkomen,zoo
worden dc Trillingen allengskens rlauwer, tot
dateindelijkdeHinderpalen, aen de eerfte Kracht
gelijk zijnde, haer geheel en al in rust ftellen.
Deze Trillingen, hoedanigen wij bij harde
veerkrachtige Ligchamen, bij voorbeeld in
Snaren die lang zijn, met het bloote oog zien,
en in Klokken en Staven voelen, kunnen,
zijn dan de eerfte Oorzaken van het Geluid,
want het Geluid ontftaet door den Hoot, die
het eene harde Ligchaem, van hetandre, in
de Lucht ontfangt, waer door het Bewogen,
en aen het Trillen gebragt wordende, Geluid
verwekt.
Onder deze foort van Werktuiglijke Geluid-
verwekkende Oorzaken, te weten, van een
Hard,
-ocr page 15-
Negentiende Vertoog. 2?r
Hard, op een Hard, ve£rkraehtig Ligchaem,
behooreii de Snaer- en Slagtuigen, welken
door harde Ligcbamen, als Strijkftokken met
ruvv Paerdenhair, Pennen , Nagels van vinge-
ren, Kopereftiften, Klepels, Hamers enz.
bewogen, en tot trillen gebragt worden.
Laten wij nu alvorens te verklaren wat het
Geluid eigenlijk is, nog eenige Wetten van
Beweging, hier ter plaetfe opteekenen.
i) De krachten, welken vereischt worden ^
om eene Snaer, Fig. 2; A. C. B. uit zijne
plaets tot den afftand van, C. e. C./. C. g.;
te trekken, zijn evenredig aen de ruimten of
lijnen C. e. C. /. C. g. ,• hier vloeit uit voort,
dat eene Snaer derzelver Trillingen, altoos in
gelijke tusfchenruimten van tijd volbrengt;
hoewel het zeker is, dat de eerfte Trillingen
eener Snaer, altoos ruimer zijn dan de volgen-
den, als wanneer zij hare kracht begint te ven
liezen, zoo neemt echter den langeren of kor-
teren weg , die zij af te leggen heeft, toe en v
af, naer evenredigheid van de krachten die daer
by aengewend worden. De Snaer Fig. 2, zal
dan van den Hand A g B, even fchielijk te
riig keeren, tot A, C, B, als van A e B;
want de kracht bijg, isjuist, zoo veel groo-*
ter, dan de kr.aeht bij e; als de ruimten C g,
grooter is dan C e; om dat zij in den eerflen
Stand A g B, meerder gebogen, dus fterker
gefpannen is, gevqlglijk meerder veerkracht
bezit, om dezen langen weg even fpoedig t«
kunnen afleggen.
2) Sna*
-ocr page 16-
■&J1          t>E MuzYKONDERWIJZEli
2). Snaren in Lengten, Dikten en Span-
ning, elkandren gelijk zijnde, leveren 00k
juist in gelijke tijden, een gelijk getal van
Trillingen op.
. 3). Wanneer de Snaren in gefpannenheid
van elkanderen verfchillen, zijn de tijden van
derzelver Trillingen omgekeerd, als de Vier-
kant Wortelen der fpannende Gewigten; en
het getal der Trillingen, in den zelfden tijd,
itaet dan gelijk, met de vierkant Wortelen
van de Gewigten welken dezelven fpannen, na.
melijk A, door een pond gefpannen zijnde,
zal in den zelfden tijd, half zoo veel Trillin-
gen opleveren, dan B, welkedoor vier ponden
gefpannen is.
4). Verfchillen dezelven in Dikten, dan is heC
getal der Trillingen, in den zelfden tijd, als
de Middenlijnen van derzelver diktens omge.
keert. Is de Diameter grooter, des te min-
der, maer is hij kleener, des te meerder Tril-
lingen maekt de Snaer, in zekeren bepaelden tijd.
5). Wanneer zij in Lengten verfchillen, zijn
de tijden van derzelver Trillingen regtftreeks
cvenredig met derzelver lengtens; en het getal
der Trillingen ftact in omgekcerde reden, met
de lengtens, want, terwiji A, 2 voetlang,
100 macl trilt, zal B, i voet lang zijnde 3-
200 Trillingen opleveren.
Zie hier de voornaemfte Wetten der Be-
weging, volgens welken de Snaren Trillen, op-
geteekend, thans is onsOogmerk, om te on-
derzot'ken wat het Geluid eigenlyk is,
Wij
-ocr page 17-
Negentiende Vertooc. 273
Wij hebben zoo even gezien, Hoe, en
op welk eene Wijs, en volgerts welke Wet-,
ten, Snaren, door Drukkende Vermogens
aengeflooten zijnde, zich Bewegen en Tril-
len; wij hebben 00k teffens aengemerkt en
gezegt, dat deze Trillingen de Oorzaek van
het Geluid zijn; dan, wij mogen hier veilig
bijvoegen, dat deze Trillingen der Ligehamen
echternietszouden uitwerken bij aldien 'ergeene
zekere middenftoffe ter voortbrenginge van 'C
Geluid plaets hadde, en deze middenftoffe is
de Lucht, waerin wij leven, en welke wij
inademen.
Zonder Lucht kan dan geen Geluid ver^-
wekt, nog tot ons overgebragt worden, dit
is door zekere, en onfeilbare proeven bewe-
2en , doch dit zullcn wij in het volgende
Vertoog nader betogen. De Ligehamen,
welken dan, na ontfangene aenftooting, Be-
wegen, en tot Trillen gebragt zijn , deelen
dcrzelver Trillingen aen de Lucht meden,
en veroorzaken daer in, rondom het in Tril-
ling gebragt zijnde Ligchaem, eene Golfswij-
ze Beweging, welke golfswyze Beweging der
Lucht)
dan de Midden*Oorzaek is, dat wij Ge-
luid
hoorcn; derhalven befluiten wij, dat het
Geluid niets anders is, als Trillende Lucht.
Bij het ontftaen van Geluid moeten wij ge-
volglijk altoos Twee Zaken onderfcheiden,
framelijk, zekere hoedanigheit in de Ligeha-
men zelvc, waer door zij Bewogen, en tot
"jFrillen gebragt kunnen worden; en ten an^
dren
-ocr page 18-
ifl De Muzykonderwijzer.
dren, de Lucht, welke deze Trillingen, van
het in beweging zijnde Ligchaem als over-
neemt, brengende die door middel van golfs-
wijze Beweging tot ons over.
Thans hebben wij onzes bedunkens, de
Oorzaek van het Geluid, als ook wat het is,
en Welke Wetten van Beweging daer mede ge-
paert gaen>
klaer en duidelijk genoeg aenge^
wezeh, derhalven zullen wij dit Vertoog,
hier befluiten, terwijl wij in het Volgende,
na deze voorafgemelde Zaken verklaert te heb-
ben, vollediger en duidelijker Van de Toon-
kunde kunnen, fpreken.
-ocr page 19-
TWINTIGSTE VERTOOG,
X>e Wezenlijke Oorzaek van het Geluid nader
verklaert. — Het onderfcheid tusfchen Geluid
en Toonen: hoe deze laetjlen dour middel van
de Muzykale Speeltuigen gevormt, en door de
Lucht tot ons overgebracht warden.
In ons vdorgaende Vertoog befchouwden wij
het Geluid, flechts op zich zelven, en
wel zoodanig ails de Natuur ons hetzelve door
middel van Trillende, in Beweging gebragt zijn-
de, Ligchamen oplevert, wij hebben ook ge-
zien dat deze Trillingen de naestaehgrenfende
luchtdeelen in gedrukt , en door die middel
to't ons overgebragt moeten wordeii ; dan,
wij hebben het Geluid nog niet befchouwt als
Toonen, derhalven moeten wij nu hetzelve,
van Natuurlijk, tot Muzijkael Geluid trach-
ten over te brengen: in een woord tot Too-
nen te maken, en als zoodanig zal, en kan het
ons hier alleen van dienst zijn.
Het gedeelten dat wij dan in het voorgaende
Vertoog verhandelt hebben, heeft flechts zijn
opzicht tot dat geen , 't welk men Aconftique
of Gehoor-Kunde noemt; namelijk voor zod
verre het betrekking heeft tot Geluid, en
op zich zelven als zoodanig aengemerkt word,
in 'tkort: waer van in ileNatuur-Kunde alleen
3* Stuk.                    T                          gel
J
-ocr page 20-
tfffft De Muzykonderwijzeiu
gehandelt word; doch thans zullen vvij verdef
gacQ en onderzoeken, Hoe en Wanneer het
Geluid een' Muzijkalen Toon genaemt kan wor.
den en gevolglijk dan eigenlijk komen tot dat
gedeelten, 't welk men Vhonurgia of Toonkun-
de noemt, doch eer wij hier toe overgaen,
verkiezen wij de wezenlijke Oorzaek van het
Geluid nog wat nader intezien.
Het Geluid, gelijk wij reeds aengemerkt heb-
ben,- Trillende Lucht zijnde, die, in onze
ooren indringt, terwijl wij hooren; zoo volgt
derhalven als vanzelve, dat'er zonder Lucht
geen Geluid tot onze bevatting kan komen*
deze Stclling word door de volgende Proefne-
Siing ten k'aerflen bevestigt, en bewezen.
Wanneer een Wckker, ofSchcl, onder den
Ontfanger, of Glazen K-lok, van de Lucht-
pomp- geplaetst word , zal men derzelver ge-
*uid zelfs tot op eenen merkelijken afftand kun-
nerr hooren, zoo lang de Lucht in de Glazen
Klolj evenredig is met de buiten zijnde Lucht,
doch riaermaten de lucht aldaer uitgepompt
word, begint men het geluid allengskens min-
cer te hooren', tot dat de Klok cindlijk zoo
Vecl rnooglijk luchtledig gemaekt zijnde, hef
geluid verdwijndt , ja zel'f in diervoegen
dat men bijnaer niets gewaer zal worden,
pshoon zelf zeer nabij zijnde, de redcn echter
dat men altoos nog meer of min geluid kan
$ooren, is deze om dat de lucht niet geheel-
tfnal Hit de Klok gehaeld kan worden. In tegeii-
{ieel nu wanneer de lucht weder bij graden in
Je
-ocr page 21-
fWINTIGSTE VeRTOOC*. " '»?/
de Klok ingelaten word zal men ook naerma-
ten van dezen het geluid wederom even fterk als
"Van te voren hooren.
Deze ,Froef bewijst ontegenzeglijk dat de
Lucht de Middenoorzaek van het Geluid is:
en hetzelve vermeerdert en vermindert ook
evenredig, naer dat de Lucht verdikt of ver-
dunt word, ja de Natuurkundigen verzekeren
ons, dat het Geluid, 't welk op den top van
eenen hoogen Berg, (uit hoofden dat de
Lucht aldaer dunner, of ijler is,.) bijna niet
gehoord word , in lage Dalen, oneindig flerker
zal zijn, om dat de Lucht daer ter plaets,
door de zwaerte van den dampkring, meerder
Verdikt is.
                                    ,..          ,
Uit deze liafporing Van het Geluid blijkt
dan allerduidelijkst, dat de Lucht de Trillin-
gen, van het in beweging zijnde Ligchaem,
zullen wij Geluid hooren, moet overnemen,
en bijgevolg, zonder Lucht was 'er geen Ge-
luid mogelijk, derhalven gaet het befluit door
dat het Geluid niets anders is dan Trillende
Lucht.
Na dat wij nu de Natuur in het vo'ortbren-
gen van Geluid, genoegzaem hebben nage-
fpoord, gaen wij thans tot de Toonkunde zeL
Ve over, waer in wij voor eerst het onder.
fcheid, dat'er tusfchen Geluid, en Muzijkale
Toonen is, zullen onderzoeken. Dit dan vol-
yoert hebbende, is ons oogmerk om ook te,
feefchoUwen, hoe deze laetften, door middel
T 2                         vanJ
>
/
-ocr page 22-
tfS       Dfc MuZTSONEfERWIJZEft.
van de Muzpale Speeltuigen gevormt, en t&t
Ons overgebrag't worderi.
Ten opzichten van het woord Toon veil*
len fommigen dat het afkomflig zij, van Toni
Tonitru.
of wel van het Franfche Woord Tori'
nerre, *t
welk Donder beteekend, dan wij verj
kiezen veel liever het gcVoelen van de zulken
aen te nemen, welken het trachten af te
leide'rt, van TerJo, Ten/io, of Extenjio, dat
Spanning of Uitrckking zal beteekenen, om
reden dat zulks met den aert en eigenfehap der
Toonen beter oVe'reeh fchijnt te komen,want,
zal eene Snaer Geluid voortbrengen , moet zij
fen die'n.einden gefpannen zij'n; zal men hare
klank hooger of lager maken, zij moet in 't
feerife geval fterker, doch in het laetfte, min-
■der gefpannen of uitgerekt worden; 't is dan
flllerwaerfcbiinlijkst dat het woord Toon af-
komflig is van Spanning , of Uitfekking, om
dat na evenredigheit men de Snaren fpant of
tiitrekt, dezelven hooger, of lager klanken
©pleveren, en" de Renaming van Toon ook
maer alleen betrekking heeft, tot de hoogte
of laegte, en niet tot de fterkte, zwakte,
kort- of duurzaemheid der geluiden, gelijk wij
nader zullen aertfooneft.
Het is eene onbetwistba're Waerheid, dat
al tvaer geen Geluid kan voortgebragt worden,
dat' da'eY ook nooit eenige' Taonverwekking
plants ftecft, eerst moet 'er Geluid voorhan-
«fen. zij&j- en dan worden 'er, door gepaste
mid-
-ocr page 23-
TwiNTIGSTE VERTOOS.        379
middelen, die ons de kunst ten dien einden
Sen de hand ggeft, Toonen van gcvormt,
om deze reden hcbben wij het Geluid ook
eerst op zich zelven vvillen bcfchouwen,
Onder hct Woord Gc-'uid worden dan al-
lerleie foorten van hoorbarc Indrukfelen be-
trokken, als bij voorbceld; Geraes, Ge-
druisch, den Siag van ccn grof Gefchut, ja
zelfs de Donder word met recht ecn grootsch
Geluid genaenid, en wat dergelijke hoorbare
Indrukfelen meer zijn, Daer nu dit foort van
Geluid, merkelijk van Muzijkale Toonen ver.
fchilt en onderfcheiden is, zoo ilellen wjj
vast, d5it ieder Geluid bet welk wij hooren ,
juist geenen Klank of Toon, ggnaeint kan
worden.
Door een Klank kan men gevoeglijk eon
Geluid verftaen, dat klaer en bevattclijk is,
bij voorbeeld, het Geluid van dene Klok,
hoe dikwerf men zulks ook agter elkanderen
hoort, word een Klank, maer gcen' Toon
genaemt; derhalven, in eenen volftrekten
zin genomen, kunncn wij iedren Klank ook
gcenen Toon noemen; doch lact ons nu ver-
der verklaren wat men door Toon dan eigenlijk
verftaen moet.
Toonen, zijn uitwerkfels van eene zckere
bepaelde grootheid. Zal men dan een Klank,
Toon mogen noemen, daer moet, ofgelijktij,
dig, of onmiddelijk daer na , zich nog eenen
anderen Klank laten hooren; en dan word
den eenen ten apzichten van den anderen',
T 3                         eei*
-ocr page 24-
2$o De Muzykonderwijzer.
een' Toon genacmt. Zullen 'er dan Toonen
ontftaen, zoo moetea 'er verfchillendc Klan-
ken agter elkanderen volgen, derhalven,
door de agtervolging > van den eencn Klank
tot den anderen, werden 'er Toonen ver-
wekt, en te weeg gebragt, dan daer dezc
Verklaring wat te ruim, en algemeen is,
zullen wij, op dat den Leerling zich geene
verkeerde begrippen van de Toonen vormen
zoude, nog eenige nadere bepalingen daer
-omtrent moeten maken.
Voor Eerst: wij hebben zoo even acnge-
merkt dat het Geluid van eene Klok, hoe
dikwerf ook agter elkander gehoort zijnde,
geenen Toon , maer een' Klank genaemt kan
worden, gevolglijk, zullen, agter elkander
volgende Klanken, de benaming van Toonen
verkrijgen, zij moeten ten dien einden nood-
zaeklijk in hoogten van elkaer verfchillen,
want Toonen, gelijk wij reeds zeiden, heb-
ben alleen hun opzicht, tot hoogten of
laegten, maer niet tot andre toevallige za-
ken.
In de Tweede plaets is het nog niet vol-
doenden gcnoeg, ter verwekkinge van Too'
nen, dat Klanken van elkanderen in hoog-
ten verfchillende zijn , gantsch niet, deze
volgende voorwaerden moet noodzaeklijk nog
daer bij plaets hebben, te weten: de ver-
fcheidcnheit van hoogten, die 'er tusfchen
twee Klanken plaets heeft, zal den eenen5
ten opzichten van den andren een' Toonge-,
naemt
»
-ocr page 25-
TWINTIGSTE VERTOOd,          28l
naerat worden, moet genoegzame aenleiding
en gelegenheit geven, tot onderlinge verge-
lijking, dat is: de gelijke Invalling der S\'m~
geren, of wel, de gelijke, en vereende Sa-
menwerkingen der Trillende Luchtgolven*
door het klinkend Ligchaem vervvekt, moe-
ten onderling met elkaer vergelekcn kunnen
worden, zoo, dat men de tijden van derzel-
ver Invallingen, of Samenwerkingen, bevat^
ten , nafporen, bepalen, en een Muzijkale
redenmaet, daer van opmaken kan; ja men
moet kunnen zeggen, bij voorbeeld gefpro-
ken, de gelijke Invallingen van derzelver Tril-
lingen, gefchieden in 't vijfde of zevende
tijdftip, derhalven is in 't eerfle geval, de
redenmaet, 2 — 3 , het Geluid zal dus een
Quint wezen: doch in 't tweede geval is do
redenmaet 3—4, het welk een Quart ople-
vert; (b) en dus, wanneer twee onderfcheiden
Klanken, onderling vergelcken wordende,
een behoorlijke Muzijkale redenmaet opleve-
ren, dan worden zij eerst (en 00k niet eerder)
in opzicht tot elkanderen, een' Toon gc^
naemt.
Hier nit leiden wij nu nog de volgende SteU
lingen af, voor Eerst: dat, bij voorbeeld;
twee Snaren, of Klokken, flechts bij toeval
te
(b) Van de Redenmaten der Muzykale Intervnllen,
zulten wij in het drie-eiMwntigfte Vertoog grondig haa-
delen.
T4 .
-ocr page 26-
I
1
282 De Muzykonderwijzer.
te famen klinkende, juist altoos in opzicht
tot elkanderen, geenenToon gcnaemt kunnen
wordcn, gemerkt zij fomtijds ondeiiing een
geluid zullen voortbrengen , 't welk ons voor
Disfonanten niet bekwaem genocg zal toefchij-
nen, en daerom, uit dicn hoofden 00k onder
het getal der Muzijkale Intervallen, ofTvvee-
klanken niet gefteld kan worden, waer op men
bijgevolg 00k de benaming van Toon dan niet
kari toepasfen.
Ten Twecden: het Geluid, of de Klank •
van eene Snaer, kan op zich zclvcn en allcen
klinkende, echter de benaming van Toon dra-
gen. JVaerom dit? zal men vragcn; zie hier
de reden: Om dat men bij wijze van afper-
king, of vvel door meerdere of mindere fpan-
ning derzelvc, verfchillende Toonen , als uifi-
werkfels van verfchillende groothcit, daer op
kan voortbrengen, ja om dat dit Geluid, of
dezen Klank, met de andere Klankcn, welken
op deze Snaer venvekt kunnen worden, in
cen onderling verband ftaenden, daer meden
vergeleken kan worden, en uit dien hoofden
word een eenfnarigWerktuig, reeds met recht
een Muzijkael Speeltuig genoemt. Wat meer
is: het geluid van eene Klok,- tot. een Klok-
kenfpelbehoorende,en daer meden in verband
ftaenden, kan,fchoon alleen klinkende, Toon
genaemt worden, dewijl zoodanig eene Klok
gls dan, 6m zoo te fpreken, geen ligchacm op
zich zelven is ; maer flechts in aenmerking
kon;t als een gedeelten tot het geheel behoo-
rcn-
-ocr page 27-
TwiNTIGSTE VERTOOG.        283
rende, dewijl zij daer meden in onderling ver-
bandt ftaet, en men dezelve met de andere
Klokken, van het Klokkenfpel gemaklijk ver-
gelijken, en een Muzijkale Redenmaet daer
van opmaken kan.
Zie hier nu Muzijkale Tooncn, van 't Ge-
luid op zich zelven aengemerkt zijnde, klaer
genoeg onderfcheiden. .Een 'Leeriing zal dan,
thans, zoo Wij vertrouwen, begrijpen, wat
men door Toon verftaen moet, als meden, in
hoe verre, en wanneer een Geluid-Toon ge-
naemd word, en wanneer niet; dewijl wij,
onzes bedunkens, de Grenspael daer van,
klaer en duidelijk aengewezen hebben, verkie-
zen wij, alvorcns wij overgaen om te ondcr-
zoeken , Hoe , en op welk eenc Wijze de Too-
nen door middel van de Muzijkale Speeltuigen
gevormt worden, nog het volgende als in't
voorbijgaen aen te merken.
- Daer men onder het woord Geluid , allerleie
foorten van hoorbare Indrukfelen betrekt,
kan iederen Klank, of Toon, ook de benaming
van een Geluid gevoeglijk dragen; want onze
Gehoortuigen ontfimgen door beiden zekere
Indrukfelen; en worden derhalven zoo wcl
door eenen Toon, als door een Geluid aenge-r
daen, en in opzicht nu van deze overeen,-
komst, worden Klanken of Toonen, ook Ge-
luid genaemt, en Geluid of Klanken met el-
kander vergeleken kunnende worden, verkrij-
gen daer door de benaming van Toone.n,
T 5                      Uit
-ocr page 28-
ft&4        B£ MUZYKONDERWTJZER.
Uit tweeerleie oorzaken flechts ontftaen deToo-
nen. Voor eerst; door de working of aenftooting
van twee harde ligchamen, tegen elkandercn;
en ten tweeden, door twee tegens elkander
w'erkende of trillende vloeiftoffen, Onder het
eerften nu, betrekt men de Snaer- en Slagtui-
gen; maer tot het tweeden behooren de Blaes-
en Windtuigen; dan daer wij in het voorgaen-
de Vertoog, reeds genoegzaem van het Eerfte
gehandelt hebben, en daer door de wijze op
welke Snaer- en Slagtuigen Toonen leveren,
genoegfaem verklaert hebben, zouden wij
thans, tot het Tweeden kunnen overgaen,
,als waer van wij nog niet gehandelt hebben,
indien wij ten opzichten van het Eerften niet
nog iets te verklaren hadden, derhalven ver-
kiezen wij dit dan vooraf ter uitvoer te bren-
gen.
In het zoo even aengehaelde Vertoog heb-r
ben wij gezegt: dat de zichtbare en ondervin-
delijke Trillingen eener Snaer, of Klok,
de eerfte Oorzaken van hetGeluid waren, dan
het is voorMl noodig, dat wij dit nog wat na-
der onderzoeken.
De Natuurkundigen zijn van gedachten dat
deze zicht- en voelbare Trillingen eener Snaer
of Klok, niet voor de rechte en eenigfte,
oorzaken der Toonen gehouden kunnen wor*
den, ten dien einden merken zij tweeerleie
(borten van Bewegingen aen, in deze Toonver«
wekkende Ligqhamen. Voor eerst; wanneer
he/
-ocr page 29-
TWINTIGSTE VERTOOG.        t%5
het Drukkend Vermoge,n een Snaer loslaet,
zal zij door hare veerkracht, heen en weder
Slingeringen maken, welke heen en weder
Slingeringen, eigenlijk uitwendige zichtbare en
ondervindelijke Trillingen genoemt kunnen
worden; dan in de tweede plaets, behalven
deze Slingeringen, maken a lie de deelen eencr
Snaer nog eene andere bijzondere inwendige Be-
weging, waer door zij nu digter bij elkanderen ko-
men, en dan zich weder verder verwijderen; en
juist deze tweede Beweging, die eigenlijk in
eenen volftrekten zin, de benaming van Tril-
ling draegt, word voor de rechte en voor-
naerafte Oorzaek der Toonen gehouden. De-
ze Stclling word door de volgende Pr oeven of
Ondervindingen, nader bevestigt en bewe-
-zen.
i). Snaren kunnen voortvaren met Trillen ,
wonder dat men echter Geluid gewaer zal wor-
den ; want zoo dra eene Snaer op de Viool niet
langer met den Strijkftok geftreken word, en
men haer vrijheit geeft om te Trillen , zal der-
zelver Geluid echter op 't oogenblik verdwij-
nen; hoewel het zeker is dat zij hare uiterlijr
ke Trillingen nog blijft voortzetten; bij aldien
het nu op de uiterlijke beweging aenkwam,
moest juist het tegendeel voorvallen, te we-
ten: de Snaer zoude dan zoo lang Geluid ge-
ven, als zij uiterlijk Trillingen maekt.
2). Wanneer men den Strijkftok met Vet
beftrijkt, zal die wel de Snaer ■zichtbaer doen
Tril-
I
" ■:
-ocr page 30-
5.Z6 De Muzykonderwijzer.
Trillen, doch daer zal geen gcluid voortko.
men.
3). Als het Geluid van eene Klolc ophoud,
zoodanig dat het niet meer gehoord kan wor*
den, zee zij echter derzelver Trillingen nog
voort; want dit blijkt hicr uit, dat zoo ras
men met een hard ligchaem de Klok aenraekt,
't welk de uiterlijke Trillingen noodzakelijfc
vermindercn en beletten moest, zal zij met dit
alle.s wederom op nieuw Geluid geven, ge-
volglijk daer moet nog eene inwendige Bewe-
ging, welke Oorzaek van het Gcluid is, plaets
hebben.
4). Klokken met Sneeuw bedekt, zullen,
hoewel zij uiterlijk Trillen, geen Geluid ge-
ven, om dat de inwendige werking der kleen-
He deelen door deze hinderpalen belet zijn ge-
worden.
5)- De thans veel in gebruik zijnde, zooge-
naemde Stelijzertjes zijn 00k een duidelijk bc-
wijs, van de Stelling die wij thans trachten te
bevestigen, want zoo dra men dezelve tegen
eenig hard ligchaem aengeflagen heeft, zullen
zij op 't oogenblik fterk Trillen, 't welk men
duidelijk voelen kan, doch zoo lang men ze
flechts in de hand blijft houden , zullen. zij
wel voelbare Trillingen, doch geen Geluid
voortbrengen, maer zoo ras-men dezelvefl
wederom ergens op doet rusten, zullen zij.,
hoe wel reeds lang getrilt hebbende, genftonda
Geluid geven.
Om
-ocr page 31-
TWlNTlGsTE Ve>TQO<?.         28?
Om alle deze opgemelde Redenen, befluiter*
wij dan, dat de Toonen van Snaer- en Slag
tuigen, niet uit de zicht- en voelbare Trillin-*
gen, maer uit zekere inwendige, in hunne
kleenfte deelen voorvallende beweginggeboren
worden.
Daer wij nu de Oorzaek der Toonen, bij
Snaer- en Slagtuigen genoegfaem befchouwt
hebben, zouden wij thans kunnen overgaen,
orn 00k te zien, hoedezelven door middel van
Blaes- en Windtuigen, ontftaen en te weeg
gebragt worden.
Wij moeten dan voor Eerst de Stoffen van
de Blaes- en Windtuigen in acht nemen; hier
toe word dan in 't gemeen, Hout, IJvoor*
Lood, en Steen gebruikt, ja zelfs Bordpapier
kan men daer toe 00k bekwaem maken, ge-
volglijk kunnen wij hier uit opmaken, dat de-
ze ligchamen, welker veerkracht zeer weinig
is , nict tot Trillen gebragt kunnen worden ^
en dat nu zulks 00k niet gefchied, maken wij
voor eerst hier uit Op.
Om dat de Blaestuigen meestentijds uit meer
dan een Stuk gemaekt worden. En ten twee-
den , om dat zij, Van welke verfchillende Stof-
fen 00k famengefteld zijnden, zich altoos met
gelijke kracht laten aenblafen , iets het welk
niet mogelijk was, bij aldien deze ligchamen
zelve, tot Trillen gebragt moesten worden;
hoewel nu, bij voorbeeld: een geluidgevende
Orgelpijpj eenigfints fchijnt te Trillen, kur>-
i                                                                    nei>
-ocr page 32-
1
*S3 De JVIuzVkonderwyzer.
nen wij zoodanige Trillingen , niet anders i&i
een uitwerkfel van het Geluid befchouwen.
Wij moeten dan de ligchamen van Blaes- en
Windtuigen flechts aenmerken, als dienende
voornaraelijk, om door dezelven een zeker
gedeelten luchts van de Buitenlucht af te zon-
deren. De Stoffen van Blaestuigen moeteri
ten dien einden altoos hardt zijn, om de lucht-
deelen behoorlijk van elkander te kunnen af-
fcheiden: de binnenruimten glad, om aen de
voortgedrevene luchtdeelen niet hinderlijk te
zijn; en de ligchamen voorai digt, op dat de
binnenlucht niet ter zijden uitwijken zoude:
en dewijl nu deze Werktuigen van onderfchei-
dene Lengten, en Dikten, famengefteld wor-
den, zoo kunnen wij tusfchen dezelven en
Snaertuigen, de volgende vergelijking maken,
te weten, de Lengten der Blaestuigen ftaet
volkomen gelijk met die van Snaren, en der-
Zelver Wijdtens, met hunne Diktens , tervvijl
de kracht van inblafing, voor het drukkend
Vermogen gehouden moet worden.
Daer nu de binnenruimtens van Blaes- en
' Windtuigert, altoos met lucht vervult zijn,
zoo word deze binnenlucht eigenlijk voor het
Toonverwekkend ligchaem gehouden; en dat
Zij dit ook waerlijk is, kunnen wij hier uit op-'
maken, om dat de Toonen van Blaes- en
Windtuigen, [naermaten de Lucht meerder
verdikt, ofverduntis, lager, ofhoogerzul-
I©n wezenj te weten: in eerie verdikte of
mccr
-ocr page 33-
1
r
T tflNTIGSTE VeRTOOO.         2$J>
tfleer te famengeperfte Lucht, zullen de Too*
nen lager; maer in eerie verdunde, zullen zij
hooger zijn, om dat in"t eerfte geval de bin-
nen-Lucht, meerder tegenftands, aen de in*
blafende kracht biedende, daer door minder
fnel bewogen kan worden, en dus bij gevolg
lager Toonen levert, doch in het tweede ge«
Val veel fneller trillende hooger Toonen doet
hooren, uit deze ondervinding mogen wij hier
ook gerust befluiten, dat de rneerdere of min-
derc vee'rkracht der binnenlucht ,^ van Blaes-
en Windtuigen, de fpanning eener Snaer ver«
beeldt, ja dat zij ten opzichten derTrillingen,
welken zij' voortbrengen, daer mede volko-
men gelijk ftaen, te weten : de binnenlucht
langfamer bewogen wordende, trilt in eenen
bepaelden tijd minder, en levert derhalven la*
gcr Toon, doch bij aldien zij fneller bewcegt,
worden 'er in zekeren tijd meerder Trillingen
voortgebragt, en den Toon is dan ook hoo-
ger, 't welk bij Snaren juist alzoo gelegen
is.
Verklaren wij nu de wijze, op welke de
Blaes- en Windtuigen Toonen verwekken, dit
zal ons thans, na deze voorgaende vergelijking
gantsch niet moeilijk vallen.
Wanneer men dan door middel van Inbla-
ling, 't welk hier het Drukkend Vermogen
verbeeldt, eene Pijp of ander Windtuig, aen-
blaest, zoo brengt men daer dfeor de binnen-
lucht uit dien ftaet van rust waer in zij te vo-
jen was -r deze binnenlucht nu, door de kracht
der
-ocr page 34-
zyo De Muzykonderwijzer*
der inblafinge, in beweging gefteld zijnde*
word langs de binnenruimten zachtjes vooru
gedreven, en tracht zich door derzelver
veerkracht, wederom in haren natuurlijken
ftaet te herftellen, ten dien einden maekt
die voortgeftootene, en te rug gekaetfte bin-
nenlucht, Trillingen overcenkomftig met die
van Snaren, terwijl zij door de kracht der
inblafinge merkelijk verflerkt zijnde, Too-
nen verwekt en oplevert.
Daer wij thans de wijze, op welke de Toonen
door middel van Muzijkale Speeltuigen ge-
vormt worden, genoegzaem nagefpoort en
volkomen bewezen hebben ; ja daer wij reeds
de Lucht als de eenige Oorzaek van het Ge*
luid aenmerkten, en deze Stelling,, dat 'er
zonder dezelve geen Geluid kan voortkomen,
klaer genoeg bevestigden, zoo blijft ons dan
nog maer over ora tc befchouwen, hoe dan
de Lucht de Toonen tot ons overbrengt; en
hier toe willen wij nu overgaen.
Wanneer de Lucht, door middel van een
Muzijkael Speeltuig* of eenig anderLigchaem
tot Trillen gebragt is, maekt zij rondom het
zelve eene beweging, welke men eene golfs-
wijze beweging noemt, om dat deze Lucht-
golven veel overeenkomst met Waterkrin-
gen hebben , welken door het inwerpen van
eenen Steen, op de Oppervlakten van het
Water, verwekt worden.
Dan, laet ons deze golfswijze Beweging der
Lucht, wat nader befchouwen.
Do
i
»
-ocr page 35-
TwiNTIGSTE VERl'dOd.-       Zf)J
De Luchtgolven des Gcluids zijn dan voor
eerst : hier in van Waterkringcn onderfchei*
den, dat dezelven Klootswijze rondom het
Toon- of Geluidgevend Ligchaem zweven;
daer integendeel Waterkringcn flechts op de
Oppervlakten des Waters verwekt wordert.
Wanneer dan in de Lucht, door middel van
geluidgevende Ligchamen, GolVen worden
voortgebragt, zoo loopen dezelven zoo wel
naer boven als naer beneden, ja acn alle zij*
den heenen, en daerom kan het Geluid ook
aen alle plaetfen, zoo lang men binnen het
bereik dezer Golving blijft, boven, onder,
of ter zijden, in een woord, rondom het ge*
luidgevend Ligchaem gehoord worden,
Heldren wij dit nu door een Voorbeeld*
nog nader op. Laet dan Fig* 3. A, een
Toon- of Geluidgevend Ligchaem zijn; wan*
neer dit tot Trillen gebragt is, zoo neemt
de Lucht deze Trillingen, over; en maekt
rondom hetzelvc eene krings* of golfswijze
Beweging, die wij met 1, 2, 3, 4, 5 , ge-
teekend hebben. Zoo lang men nu binnen
het bereik dezer Golving blijft, zal men zon*
der twijffel ook Geluid hooren; doch dewijl
het Geluid zijne palen heeft, buiten welken
het niet meer gehoord kan worden, zoo zal
'er, wanneer men zich buiten het bereik de-
zer Kringen bevind, geen Geluid tot onze
gewaerwording komen; doch hoe verre deze
Palen des Geluids zich kunnen uitftrekken,
daer van geeft ons de Natuurkunde geene
3<fe Stuk.                    V                         ilel-
-ocr page 36-
Zgi DE MUZVKONDERWTJZER.
ftellige berichten, hangende dit wel voorna-
melrjk af, van de Kracht waer meden de druk-
kende Vermogens de Ligchamen in Beweging
brengen.
Wij merken in de Tweede Plaets, in deze
Luchtgolven op, dat een ieder derzelven zij-
ne Beweging van eenen naeflvoorgaenden
ontfangt, zij verfpreiden zich gedurig al ver-
der, doch hoe meer zij zich van het Toon-
verwekkendLigchaem verwijderen , hoe fwak-
ker zij ook wezen zullen, gevolglijk hoe ver-
der men van het zelve~Ligchaem af is, hoe
fwakker wij het Geluid hooren moeten; be-
gint nu den Eerften Kring te verfwakkenr
zoo zullen ook den Tweeden en Derden, ja
alien de Overigen naermaten insgelijks ver-
minderen, om dat den Eerften Kring reeds
verfwakt was, alvorens eenen andcren te
voorfchijn kwam, en den Eerften kan ook
reeds verdwenen zijn, terwijl de anderen nog
in Beweging blijven.
Ten Derden, Luchtgolven bhjven voort-
duren, zoo lang de Toonverwekkende Lig-
chamen trillen, ja wat meer is, wanneer de-
zelven tegens harde, ondoordringbare Ligcha-
men aenftootcn , zoo worden zij te rug ge-
kaetst, en brengen het Geluid dus wederom
ter plaetfe, daer het zijne wording ontfing,
alhoewel de Oorzack, waer door deze Lucht-
golven in Beweging gefteld wicrden, reeds
opgehouden heeft; hier van ftrekken de
Echos, genoegiaem ten bewijze, zoo dat wij
hier
-ocr page 37-
*             '        ' '             ^
TWINTIGSTE VeRTOOG." 2$§S
jier uit befluiten raogen, dat 'er bij Lucht*
olven ook duurzaemheid plaets hee*ft.
Eindelijk ten Vierdcn: Luchtgolven blijven,
oor middel van derzelver veerkracht, in
lunneft Loop altoos eene gelijkmatige SncU
leid behouden* ja zelfs bij een verfchillend
jetal van Trillingen, en wat meer is, dit
ilijft plaets grijpen, 't zij dat de Geluiden
igt, zwaer, hard of zacht zijn, zoo dat bij
'oorbeeld Luehtgolven, welken door een
rof Gefchut veroorzaekt zijn, zich niet fnel-
er bewegen zullen, dan of zij door eene *
-Jeene Schel verwekt waren.
Thans zouden wij voldoen kunnen met
echts aen te merken, dat het Geluid, door
addel van zulke Luchtgolven > als wij zoo
/en befehreven hebben, voortgeplant en tot
ns overgebragt word, doch wij verkiezen
e leering des Geluids, den Leerling nog
'at duidelijker voor te dragen ; dit dan ons
ogmerk zijnde, rnoeten wij nog deze Twee
olgende Stellingen, onderzoeken en beto*
n.
Voor eerst: Zal de Lucht de Trillingen of
et Geluid van een Ligchaem tot ons over-
rengen, moet de Lucht die tusfchcn oris,
n het Toonverwekkend Ligchaem is, zelve
.ewogen, of tot Trillen gebragt worden.
Ten tweeden: Moet al de Lucht welke tus-
:hen onze Ooren, en het toonverwekkend
igchaem is, met zulke Luchtgolven bezet
*■ vervult wezen, als de toonverwekkende
V 2                      Lig«
\
-ocr page 38-
De MuZYKONDERWIJZEft
294
Ligchamen daer aen mede gedeelt hebbeir.
Deze Twee Stellingcn zullen wij thans tracb>
ten te bewijzep.
Ten opzichten dan van het eerften merkerr
wij aen, dat 'er op geene andre wijze Geluid
tot ons kan overgebragt worden, als door de
Trilling der Lucht, want zoo de Lucht niet
trilde, en dus onbewogen bleef, dan moes-
ten, of voor eerst detnllende deelen van een
toonverwekkend Ligchaem, zoodanig uit el-
kanderen wijken, dat zij tot aen het Werktuig
des Gehoors kwamen; of ten tweeden, de
Lucht welke tusfchen het Oor, en 't geluidge-
vend Ligchaem is, moest flechts te famenge-
drukt of voortgefluwd worden, zonder dat de
deelen derzclver in trilling geraekten,
Dat nu het eerften niet gebeurt, is klaer, want
het ftrijd ook volftrekt met den famenhang der
deelen eens Ligchaems ; en een Ligchaem, bij1
voorbeeld eene Klok zoude als dan op het eer-
fte geluid , verbrijzeld; en door de lucht ver-
ftrooid worden: en wanneer het tweeden
plaets hadde , dan zouden wij verder niets dan
eene Drukking der Lucht, of een Wind ge-
waer worden , want de Wind is niets anders
dan een Viocd van voortgeftuwde Lucht. De-
wijl wij nu bij 't hooren van Geluiden eene Druk-
king, of Wind gewaer worden, zoo befluiten
wij dat deze Twee zoo evengemelde Zaken
geen plaets hebben, maer dat al de Lucht tus-
fchen ons Oor en het Toonverwekkend Lig-
chaem
-ocr page 39-
I
1
TWINTIGSTE VERTOOG.         295
chaera, op dat wij het Geluid daer van hooren
zouden, zelve Bewogen en totTrillen gebragt
word.
Wat nu onze Tweede Stelling aengaet,
dat namelijk alle ruimtens tusfchen ons Oor
en het Toonverwekkenu Ligchaem, juist
met zulke Luchtgolven vervult zijn, als
hetzelve Ligchaem, daer aen mede gedeelt
heeft, zulks is hier uit te bewijzen. La-
ten bij voorbeeld: onderfcheidene Perfoo-
nen, zich in verfchillende Afftanden van het
Toonvervvekkend Ligchaem bevinden, zoo zal
den Eenen, zoo wel als den Andren,. het
zelfde Geluid gewaer worden, hoewel de ge^
nen die verder af zijn, zulks later moeten
hooren. Dit laetften is een klaer bewijs dat
het Geluid alle tusfchen beiden zijnde ruimtens
doorloopt: en dat de Luchtgolven juist met
zulken en geene andre indrukfelen bezet zijn,
als de Toonvenvekkende Ligchamcn daer aen
medegedeelt hebben, kunnen wij voor Eerst,
hier uit opmaken, om dat zoo dikwijls dezelf-
de Ligchamcn in Beweging gciteldt worden,
men juist even hetzelfde, en geen ander Geluid
waer zal worden; ook ten Tweeden om dat
men, op welke verfchillende Afftanden ook
geplaetstzijnden, altoos dit zelfde Geluid blijft
hooren.
Dan, de Waerhcid die wij hier trachten to
betogen, word door de volgende Proefneming
ten allerfterkften bevestigt.
V 3                         Als
-ocr page 40-
8$>6         PE MUZYKONDEEWIJZER.
Als men twee Snarcn fpant, en volmaekt
Unifon, dat is gelijk- of eentoonig ftelt, en
men doet den Eenen geluid geven, zoo zal
den Anderen, mits dat dezclven niet tc verre
van elkandren af zijn, mede geluid geven; of
ook, 't welk het zelfden is, wanneer men van
Twee Violm, even eens gellcld zijndc, de
losfe Snaren der Eenen acnftrijkt, zoo zal den
Andren, daer door ook geluid doen hooren,
alhoewel dezelven eenige Voeten van elkan?
dren afgcplaetst worden,
Wat kan nti de ware reden hier van zyn ? Niets
anders dan dat de Lucht, juist met zulke in-
drukfcls vcrvult is, als het Toonverwekkend
Ligchaem daer aen medegedeelt heeft, deze
Luchtgolven nu tcgen de andere Snaer aenftui-
tende, flellen dezelve in Beweging, om dat
deze Snaer juist even eens geftcldt zijnde dan
de andere, daer door ook in ftaetis, om de
Lucht op gelijke wijze in beweging te bren-
gen; doch, wanneer de Violen niet gelijktoo-
nig zijn, zal dit medeklinken geen plaets heb-
ben, om dat de Luchtgolven als dan met an-
dre indrukfelen bezet zijn, waer door de rus,-
tende Snaer niet vatbaer is, of anders, welke
zij, in beweging geftcldt wordende, niet zal
veroorzaken; doch zijn dezelven gelijktoonig,
zoo word de rustende, enkel door middel van
de overeenkomst die 'cr tusfchen haer, en de-
ze Luchtgolven is, tot Trillen, en bijgevolg
tot Geluid geven, gebragt; dit is dan een
Tweede Bcwijs dat de Lucht tusfchen ons
Cor,
-ocr page 41-
Twintigste Vertoog. 297
.
Oor, en het Toonverwekkend Ligchaem, bij
het hooren van Geluid, juist met zulke in-
drukfelen vervult is, als die Ligchamen daer
aen medegedeelt hebben
Laet ons nu ten Slot van dit Vertoog, hier
nog een Derde Bewijs van bijbrengen.
Eene Echo, levert ons dan ook een onte-
genzeggelijk Bewijs op, van de Stelling die wij
trachten te bevestigen. Door de Echo ver-
flaet men de Weerklank, of de te Rugkaetfing
van een Geluid, zij is ook indedaedt niets an-
ders, dan eene herhaling of wqeromkaetzing
daer van, verdorzaekt wordende, wanneer de
Luchtgolven, tegen vaste, ondoordringbare
Ligchamen, als Muren, Gewelfzels, of Ber-
gen , enz. aenfluiten, en defer door in hunnen
Loop gehindert zijnde, te rug gekaetst, dat
is: wederom naer hunne oorfpronklijke plaetfe
toegevoerd worden.
Men vind op fommige plaetfen Echo's, wel-
ken niet alleen de laetfte Lettergrepen of Syl-
labens
der Woorden te rug kaetfen, maer zelfs
volgens geloofwaerdige Berichten zulken die
'er 20 of ai, onderfcheidenlijk herhalen, ja
volgens het getuigenis van eenen Dr. Plot,
gaf de Echo in het WoodrftokPark, bij Oxford,
bij dag 17, doch l>ij nacht 20 Lettergrepen te
rug, (c) en Dr. Harris, zegt, dat'cr van
de Noordzijde der Shipley-Kerk, in Susfex,
een
1
(c) Dr. Plot, Nat. Htffory of Oxfordshire
v 4
-ocr page 42-
t
Sk* *'&Mfa&£Y*OJ«'D*ER W JJZER.
29
eene fidfef is, w^lkc.bij riilobt deze 21 Letter.
grej|^dujde|yk*z-al herhaleh: (d)
iQs^Hpnaipi- fublime'dedit Coelumque tueri,
Jusfit, &. Erectos,------
Doeh> watjf'behoeven wij, om Echo's te
zoeken, oPfslangar in een naburigRijk op te
houden, daer ons eigen Vaderland, ons 00k
mecr dan eene merkwaerdige Echo oplevert.
De Heer Martinet, verhaelt ons Ce) dat
op de Hofftede de Poll, eene. Echo is, welke
deze Lettergrepen
„ Echo doet de Wouden fpreken!"
duidelijk te rug kaetst; doch voegt 'er tefFens
bij, dat de Bewooners van dat Adelijk Huis,
deze Echo dikvvijls voile Latijnfche, of Nedei\
duitfche Vaerzen hebben hooren herhalen, en
dat dit Hem niet wel gelukt fchijnt te wezen,
fchrijfc Hi) hier aen toe, of aen den Wind,
die toen te hard was, of om dat Hij zich niet
op de beste plaets bevond; doch indien de
Proef mogelijk bij nacht genomen wierd, zou-
de de Echo misfchien beter aen de verwachting
beantwoordcn, dewijl de Lucht als dan dikker
of vee'rkrachtiger zijnde, de Trillingen des te
lang.
(d) Dr. Harris , Lex. Tech. onder het Woord Ecbo.
(c) In zijn Werk, genaemt, Katechismus der Natuur,
4. ticel, pag, 370, en eenige volgenden.
-ocr page 43-
TwiNTIGSTE VeRTOOG.        299
langfamer, gefchieden, waer door dan ook bij-
gevolg eene herhaling van meerdere Lettergre-
pen, plaets kan hebben.
Eindelijk is 'er nog eene verwonderlijke
Echo , waer van denzelven Geachtcn Natuur-
onderzoeker ook gewag maekt (f) op de-Buiten-
plaets Rustryk, gelegen op denMuiderberg, bijMm'-
den, en wae* van het zeldzamehier in beflaet: dat
de Echo niet te rug, maer uit den grond ichijnt
te komen; doch wij zouden dusdoenden,
tie verre van ons Onderwcrp afdwalen, de
zulken die hier van mecrder begeren te weten,
kunnen in het zoo even gemelde beroemde en
allernuttigst Werk, hunnen Weetlust koes-
tren, enhunvermaekzoekendenljver voldoen.
Wij verkiezen thans, dit Voorgaende alleen op
ons Onderwerp toepaslijk te maken,
Dewijl de Echo, zelf heele Volzinnen te mg
voert, mogen wij gerust befluiten, dat de
Lucht allerleie foorten van hoorbare indrukfe-
len overneemt, ja zelfs het geen wij fpreken,
en dat alle ruimtens tusfchen ons Oor, en het
ToonverwekkendLigchaem, met zulkeLucht-
golven vervult zijn, als die Ligchamen daer
aen medegedeelt hebben ; ja wat rneer is, daer
mocten zelfs eenige Luchtgolven door elkan-
deren loopen, welken ieder met <een verfchil-
lend getal van Trilllngen vervult zijn, 't welk
wij hier uit befluiten, pm dat zij ten zelven
tijde
(f) In het zelfde peel, pag. 374.
-ocr page 44-
joo De Muzykonderwijzer.
tijde verfcheidene Toonen te gelijk verwek-
ken, en onderfcheidenlijk hoorendoen, zon.
der dat dezelven door deze vermenging ooit tot
den worden: dan, dit zijn Wondren die wij
nimmer begrijpen 5 veel minder grondig verkla-
ren zullen.
                                             ^ --
Daer wij nu GeSchte Muzykminnare^ , het
Onderzoek des Geluids, van de Toopyerwek-
kende Ligchamen, door de Lucht,/tot aen
onze Gehoortuigen gebragt hcbben, rnoesten
wij thans, om niets onaengeroert te laten,
ook het wonderbaer Maekzel van een on-
zer Zintuigen onderzoeken; doch dit Vertoog
reeds lang genoeg zijnde, hebben wij befloten
zulks liever voor het Volgende te fparen;
dewijl het onbetwistbaer zeker is dat ook dit
Kunstgewrocht, onze bijzondre oplettenheid
en befchouwing overwaerdig, eenigeUitweiding
vereischt.
I
EEN,
-ocr page 45-
---------------------------
■■
W                                                    r                                                                                             ., ■
EENENTWINTIGSTE VERTOOG,
Befchouwing der Menfchelijke Gehoortuigetit
De Snelheidt des Geluids kortelyk onderzogt,
en eindelyk van de Hoogte , Laegte, Swakte,
Duurzaemheid, en Zuiverhcid der Toopen.
Velen onzer Lezeren zal het in den eerflen
opflag vreemd fchijnen, dat wij thans
der Menschen Gehoortuigen , tot oris On-
derwerp en Befpiegeling. verkozen hebben;
dan, daer wij. in de twee voorgaende Verto-
gen, den Leerling, de Oorzaek van het Ge-
luid genoegfaem verklaert en aengetoont heb-
bcn, hoe het verwekt word, — wat het ei-
genlijk is, — en op welk eene wijze, het
door middel van Muzijkale Speeltuigen ge-
vormt, en door de Lucht tot oris word over-
gebragt; zoo is het allernatuurlijkst, zeggen
wij; dat het Menjihelyk Gehoortnig ook door
ons onderzogt worde,
Laet ons dan overgaen om te zien, welk
eene Werking het Geluid, dat wij door de
Lucht nagefpoort hebben , op onze Ooren,
(zullen wij hooren) oeffenen moet; doch in
't voorbijgaen kunnen wij niet nalaten aen te
merken, dat men ten opzichten van 't Hoo-
ren , diieerleie Zaken onderflellen moet,
als, i) Ligchamelijke Werktuigen; 2) een
Ver-
/
[
. -."
-ocr page 46-
332        DE MUZYKONDER WIJZER.
Vermogen; en, 3)eeneDadelijkheit derZiele j
verklaren wij ons nader: Hoewel wij dikwerf
door zekere gebruiklijke Spreekwijzen , te
kennen geven, als of de Ooren zelve hoor-
den, zoo worden echter zulke Spreekwijzen
zeer onnatuurlijk gebezigt, want, men kan
jmmers van de Ooren niet zeggen, dat zij
hooren? wij moeten dezelven dan flechts als
Ligchamelijka Werktuigen befchouwen; ter.
wijl het Gehoor als een Vermogen, en het
Hooren, als eene Dadelijkheit der Ziele, moet
aengemerkt worden, gelijk zalks ook wezen-
lijk is.
De Natuurkundigen getuigen, dat ondcr alle
de Werktuigen die wij tot onzen dienst ge.
bruiken, den Schepper, geene van die alien,
met zoo veel duisterheit omringt heeft, als
het Werktuig des Gehoors, ja zij bekennen,
dat het rechte gebruik, van alles wat in de
Gehoortuigen voorkomt, door de Menfchelij.
ke Wijsheit, tot nog toe niet ontdekt is kun-
nen worden: ons oogmerk is dan derhalven,
alleen, om fhet geen ons van de Gehoortui-
gen, door de Schriften der Vermaerdfte Na-
tuurkundigen , bekent is geworden, hier ter
plactfe op teteekenen, laet ons ten dien einden
ter zake treden.
Het Oor, door wclkers behulp de Ziel ge.
Juid hoort, beflaet dan uit de volgende mcrk-
waerdige Deelen, welkcr Verband en Zamen-
hang , het Werktuig des Gehoors uitmaken.
Laet dan, op dat wij ons klaer yitdrukken,
-ocr page 47-
EeNENTWINTIGSTE V ERT0OG. 303
■Fig. 4, het Geftel onzer Gehoortuigen, in
Verband met elkander flaenden, verbeelden,
A A, is hetbuitenftegedeeltenvanhetOor',
in het welk verfcheidenc dieptens, en hollig-
heden gevonden worden, welken zoo gefchikt
en te zamengefteld zijn, dat zij het Geluid, of
de Trillende Lucht, vangen en onderfchep-
pen, welke Trillende Lucht dan vervolgens
in de Sehulp B vergadert zijnde, naer den Ge-
hoorgang, of Gehoorpijp C, C, gevoert word,
waer door het tegen een dun doorfchijnend
Vliesje D, van eene eironde gedaenten, het
Trommelvlies geheten, aenloopt, en het zel-
ve beweegt; welk Trommelvlies een weinig
fchuins, dwars in den doorgang van het Oor
geplaetst is: agter dit Vlies is naer binnen in
het Hoofd, eene ruime holligheid, welke de
Ontleders Tympanum of Trommel noemen; op
welken Trommel dan eigenlijk het Vlies gele-
gen is.
In deze Trommel, of holligheit, worden
door dc Ontleedkundigen verfcheidene won-
derlijke Zaken opgemerkt; men vind dan,
voor eerst in denzelven, Vier kleene Been-
tjes, welken volgens de gedaenten, die zij
vertoonen, genoemt worden; als daer is den
Hamer (a), het Anbeeld (b), den Stijgbeugel
fc), en eindelijk, tusfchen het Anbeeld, en
den Stijgbeugel, nog een kleen Beentje, het
kringswijze Beentje genaemt (d); tusfchen
Twee van deze Gehoorbeentjes, loopt heC
kleene Zenuwtakje (e) (e), 't welk de bena-
ming
-ocr page 48-
§04        De MuZYKOilDERWYZER.
ming vari Trommelfnaer draegt: vervolgefis
zijn binnen in den Gehoortrommel nog ver-
fcheidene andre holligheden, als daer is net
Doolhof, met 1, 2, 3, 4 » 5 > geteekend', 't
welk ora zijne wonderlijke gedaenten, deze
benaming verkregen heeft^
Dit Doolhof, word door de Ontleeders ge-
Woonlijk in drie Deelen onderfeheiden,. ha-*
melijk, 1) in drie halve cirkelronde gangen»
1,2,3; 2) in het Portael, Veftibulum, of In-
gang 4; en eindlijk 3) in den Slakkenhoorn 5;
zijnde het Portael dc middenfte holligheid van
het Doolhof: in 't zelve heeft den Stijgbeugel
(c), zijne plaets, en ftopt aldaer eene zekere
opening, welke men het Ovale of eironde
Venfter noemt; de drie halfcirkelronde gan-
gen 1,2, 3, hebben door vijf onderfehcidene
Openingen, eene gemeenfchap met het Por-
tael , of middenfte holligheid des Doolhofs 4,
terwijl, laetftelijk, naer het Slakkenhuis 5,
't welk twee en een' halven gang rond loopt,
00k eene opening gaet, die met een Vlies,
gelijk het Trommelvlies, gelloten of overfpan-
nen is, en het Ronde Venfter genoemd word;
laten wij nu nog aenmerken, dat deze inwen-
dige Holligheden altoos vol Lucht zijn; doch
hier zullen wij, om dat we thans verkiezen
voort te gaen, in 't vervolg nader van fpre-
ken.
Agter de Gehoortrommel is. een Pijp
F, G, H, geplaetst, de Baauin of Trompet
van Eufiachius genaemt, welken met deszelfs
ope*
-ocr page 49-
£enentwintigste Vertoog. 30^
opening F in de Trommel-holligheid, als be-
gint, en in het agterfte van het Gehemelten des
Monds eindigt, zoo dat de Lueht door dezen
Pijp, uit den m'onde van H, tot F gaen , en
op dcze wijze in de Trommel-holligheid, 00k
komen kan; deze Pijp nu, is volgens de ge-
dachten van fommige vermaerde Mannen, den
doorgang van het Geluid, bij volftrekte dove
Menfchen, welken men eehter door den mond
ziet hoorert, ja wanneer men een Stokje,
welkers eind op het een of ander Speeltuig, bij
voorbeeld op den Zangbodem van een Clavier,
mst, tusfchen de tandenneemt, zoo zullen
de Trillingen daer aen zoo medegedeelt wor-
den, dat dove Menfchen, bij welken deze Pijp
eehter open is, daer door volmaekt zullen
hoorert , wat 'er gefpeeld word. Dit zij genoeg
ter befchouwinge van het Menfchelyk Gehoor-
tuigy
laten wij nu kortelijk, op het voetfpoor
der voornaemfte Ontlederen, zien, hoe wij
door middei van deze Gehoortuigen hooren.
Wanneer een Geluidgevend Ligchaem zoo-
danig bewogen word, dat het de Lucht tot
Trillen brengt, zoo word deze Geluidmakende
Lucht, door het buitenfte van het Oor A, A ,
gevangen, en in den Schulp B, vergadert zijn-
de, naer de Gehoorpijp of den Gehoorgang
C, C, gevoerd; en gaet dus daer langs hee-
nen, tot dat zij tegens het Trommelvlies,aen-
loopt, en 't zelve beweegt, door dit bewogen
TrommelvliesD, word den Hamer (a),wiens
Steel aen 't zelve vastgehecht is, 00k in be-
we-
-ocr page 50-
305       DE MuhKONDERWIJZER.' j
weging gebragt, die dan wederom het AnbeeW
(b) beweegt, door welk Anbeeld het krings-
wijze Beentje (d), en den Stijgbeugel (c) beiden
aen het bewegen gebragt moeten worden, ook
word het Zenuwfnaertje (e e), wanneer den
Hamer (a) en het Anbeeld (V) door de'bewe*
ging van het Trommelvlies aengedaen wor-
den , mede bewogen en tot trillen gebragt 5
nu hebben wij" zoo even aengemerkt, dat de
inwendige Holligheden van het Oor, altoos
vol met Lucht zijn, en bijgevolg die Lueht
moet dan, zullen wij hooren, door middel
van de vier Gehoorbeentjcs, mede tot het be-
wegen gebragt worden, het welk dan eencn
indruk maekt , op de fijneTakken van dc Gc*
hoorzenuw (6), welke Gehoorzenuw, door
verfcheide Opcningen, waer van 'er zich dric j
op deze zijde van het Portael (4) als ftippen
vertoonen, in het Doolhof ingaet, of inge-
plant word: door de gemeenfehap nu welke
deze Gehoorzenuw (6) met de Hersfenen
hceft, tvord onze Ziel j alle de trillingen der
buitenlucht gcvvaer, en kan bijgevolg, alle do
onderfcheidene Geluiden die 'er door overge-
bragt worden, duidelijk hooren en begrijpen;
doch hoe, en op welk eene wijze 'er door
middel van eene floflijke aendoening in de Ge-
hoorzenuw, een onftoflijk denkbeeld, in dc
Ziel te weeg gebragt word, daer van weten
wij niets te zeggen. Dit mogen wij voor zeker
berichten, dat onze Ooren ligchamelijke
Werktuigen zijn; dat het Gehoor een Vermo-
gen
-ocr page 51-
Eenentwintioste Vertooc. qo? :
gen, en het hooren zelve eene dadelijkheit
dec Ziele is, gelijk reeds door ons is bijge-
bragt.
Zie daer dan al het gene wij, van der Men-
fchen Gehoortuigen , aen te merken hadden,
en daer de Schriften der vermaerdfte Ontleed-
kundigen, geen meerder licht, in dezen bij-
zetten, kunnen wij ons, in dit onderzoek,
ook niet verder inlaten.
Ten befluite echter verkiezen wij nog het
volgende, als een groot Wonderftuk, van den
Schepper op te merken, te we ten: dat onze
Gehoortuigen alien van een en dezelve groot-
te, en op een en dezelve wijze toegericht
zijn. Het einden welke den wijzen Maker,
hier mede bedoelt, is zekerlijk dit, ora dat
wij alle eenerleie indrukfels ontvangcn zou-
den , 't welk de Geleerden bcweren, dat on-
mogelijk was, bij aldien onze Gehoortuigen
niet op een en dezelve wijze waren toegcfteld,
en ontvingen wij geen eenerhande indrukfelen,
dan zoude den Eenen Mensch de meening des
Aridren, hoewel door woorden te kennen ge-
geven wordende, nimmer kunnen bevatten.
Ja geleerde Ontleders verzekercn ons, dat
zelfs ten dien einden, de voornaemfte Ge-
hoorbcentjes, hoewel meest alle andere Bee-
nen met het Ligchaem aenwasfen, in eerstge-
boren Kinderen, reeds van dezelfde groote,
en op dezelve wijze toegericht zijn, als bij
volwasfene Perfonen, en dat op plaetfen al-
waer 'er eenige noodige verandring, tot wel-
$de Stuk.                    X                          ziin
-ocr page 52-
308 De Muzykonderwijzer.
zijn dezer teedre Schepfcls, in de Gehopr-
tuigen, noodzaeklijk vereischt wierd, de Na--
tuur dezelve daer ook, door eenige tusfchen-
koraende Zaken, gemaekt heeft; dan, dewijt
het noch onze Zaek, noch ons Oognlerk is,
dit nader te bevestigen, verkiezen wij lie-
ver, Verwondert, en Opgetogen-, over de-
Werken van den grooten Schepper, met de-
Woorden van een onzcr Hedendaegfche Jeug-
dige Dichtminnaren te eindigen; die zegt:
O Wijze Schepper aller dingen I
't Heeial roemt Uwe Gunst;
En mag het fcherpziende Oog in Uvv Geheirrren dringen ;
Of kan 't door hulp der Kunst'
De grootfte Wonderheen in't kleenfte deel bemerken,
Dan voe'tdebroozeMensch, door Uwe Magtvervoert ,
DoorUweZorg verrukt, en door Uw Liefde ontroerc,
De dankerkeutenis bij zijn verwondring werken:
Dan word de tongontboeid, hij roemt zijnheiirijk lot,
En zegt: Hoe Goed , hoe Groot, hoe Wijs is onze God I
Lust Baert Vlyt, zegt men gewoonlijk en 't
is ook door dezen, dat wij ons aengcfpoort
vonden , om, na dat wij der Menfehen Ge-
hoortuigen genoegfaem verklaert en be-
fchbuwt hadden, ook eindlijk de Snelheid
des Geluids tot ons Onderwerp te nemen,
de reden [dat wij deze Stof zoo lang uitge-
fleld hebben is deze, om dat dezelve juist
zoo bcpaeld niet tot de Toonhmde betrokken
kan worden, want het is zeker, dat wij
Toonen, nooit op een* zoo verren afftand,
sis
-ocr page 53-
(■■'.-.
EENENtWlNt IGSTE VeRTOOG. 309
&ls een grof Gcfchut, kunnen hooren, en
derhalven brengt ons de Wctenfchap van de
Snelheid des Geluids ook weinig nut aen,
dan, om niets onaengeroert te laten, zullen
wij 'er kortelijk iets van zeggen.
Wij hebben reeds bewezen dat het Geluid,
Van een Geluid-gevend Ligchacm, door mid-
del van de Lucht tot aen onze Gehoortuigen
overgebragt word, dan dit gefchied in een
zekeren bepaelden Tijd. Volgens het gevoe-
len der vermaerdfte Natuurkundigen , als
van Derham, Flamstead, en Hal-
le ij, zoude de minste Snelheid van het Ge-
luid, in den tijd van eene Seconde 1142 Engel-
fche, of 1108 Rijnlandfche Voeten zijn. Dat
men fiu het Geluid van een Geluidverwekkend
Ligchaem, wanneer men zich op zekren af-
ftand daer van bevind, niet .aenflonds hoort,
is, om dat de Lucht het zelve, door mid-
del van Golven tot ons rrtoet overbrengen,
waer toe zekerlijk tijd vereischt word; wan-
neer wij dan, bij ftil Weder, iemand op den
afftand van 1142. Engelfche Voeten, op een
Klokkcnfpel hooren fpelen, mogen wij beflui-
ten dat den Speler op 't allerminfte 4 agtflens
verder is, als het gene wij hooren. ,
De zoo even gemelde Snelheid des Geluids 9
te weten van 1142 Engelfche Voeten in eene
Seconde, welke bcrekening voor de beste en
netfte gehouden word, is zekerlijk al zeer
Snel; echtcr is de Beweging der Lichtflralen
nog oneindig veel Sneller, dan daer wij dit niet
X %                       be-
-ocr page 54-
$io De Muzykonderwyzer,
betogen zullen, merken wij nog maer alleeri
aen, dat de Wind, wel is waer cten weinig
veriindering in de Snelheid des Geluids te
weeg brengt, doch echter niet zoo veel, als
men zich daer van wel verbeeld, maer ten op-
zichten van de Sterkte, en Zwakte van het
Geluid, is hetzeker, dat het zelve grootelijks
vermindert, of vermeerdert word, na dat'er
veel, of weinig Wind is.
Eindelijk, en ten laetften. Het Geluid, legt
in gelijke Tijden, altoos gelijke wegen af, en
Klcene Geluidcn bewegen zich even Snel, als
Groote, 't zij dan dat het dof, of fchel is; 't
zij dat het door Belleii, door grof Gefchut,
of door eenig ander Geluidgevend Ligchaem
verwekt word, en dat dit nu indedaed zoa
is, daei- van kan een ieder gemaklijk, door
de volgende ondervinding, overtuigt en
verzekert worden. Wanneer bij voorbeeld op
een Klokkcnfpel gefpeelt word, dan zal het
Geluid van ecne Klok, die 5000 Pond, en
een die 25 Pond weegt, mits dat men die te
famen aenflaet, te gelijk tot het gehoor ko-
men; nu is het dnbetwistbaer dat de eerstge-
meldc Klok, veel zwaerer Geluid zal geven ,
dan de tweeden , en om die reden zal men de-
zelve 00k verder, maer niet eerder dart de
klecne hooren, derhalven een bcwijs dat ligte
Geluiden, zich eVenfnel, dan zware, bewe-
gen; dan, daer deze Wetenfchap, met be-
trekking tot de Toonkunde, van weinig nut
is, gaen wij thans over, om van deHon°te,
- ■                                                               Laeg-
-ocr page 55-
■ - -\
*                                                                                                                                                                                  ■■'.■' ^
Eenentwintigste Vertoog. 311
Laegte, Sterkte, Zwakte, Duurzaemheit en Zui-
verheit
, der Toorten te fpreken.
Ten opzichten dan van de Toonen zelve ,
moeten wij op de Zes zoo evengemelde Zaken,
vooral acht geven, Eerftelijk ftaet ons dan te
onderzoeken, wat Huoge en Lage Toonen
zijn, en hoe Dezelven verwekt worden.
Een Toon word in tegenftelling van eenen
andren, die lager is, Hoog genaemdt, en ins-
gelijks word een' Toon , van een die hooger
is, door de benaming van Laeg, onderfchei-
4en, anders zoude men dezelve in drien kun-
nen verdeelen, noernende net contra- en groot-
Octaef
, lage; ^het kleene ongeftreepte- en eensge-
■ ftreept Octaef,
middelbare; - en het twee- en
drie gejlreepte Octaef,
hooge Toonen; doch
daer wij van deze onderfcheiding geen gebruik
zullen maken, verkiezen wij ons fleehts by
die van Hooge en Lage Toonen, te houden.
Hooge Toonen worden veroorzaekt, door
het mcerder getai der Trillingen, welken de
Toonverwekkende Ligchamen, gedurende een
zeker trjdftip, in de Lucht verwekken, en
daer door tot onze Gehoortuigen overbrengen :
en Lage Toonen zijn, in. tegendeel, uitwerkfe-
len van een minder getal Trillingen, door
Toonverwekkende Ligchamen voortgebragt.
Wanneer men nu bij voorbeeld een gefpan-
nen Snaer, door middel van eene Kara, in
twee gelijke deelen deelt, zoo zal die zelve
Snaer, bewogeu wordende, ter wcderzijden
van de Kara, ecns zoo veel Trillingen voort-
X 3
                        bren-
-ocr page 56-
3ta De Muzykonderwijzer,
brengen, dan dat zij niet in tweeen gedeelfc
was, en dus eens zoo veel lengte hadde; uit
dien hoofden , zal zij in 't eerfte geval Hoo-
ger, maer in 't tweede, Lager Toon doert
hooren, gcvolgelijk, indien de Lucht door
meerder Trillingen aengedaen is, zal zij Hoo*
ger, maer wanneer zij minder Trillingen be-
vat, Lager Toonen tot ons overbrengen: als
men nu< een Snaer in tweeen deelt, zoo word
zij daer door ook fterker gefpannen, dus kun-
nen wij hier uit ook opmaken ,• dat Snaren ,
die ftijver gefpannen, Hooger; maer zulken
die flapper gefpannen zijn, Lager Toon ge,
ven, om dat zij door ftijver fpanning meerder ,
maer door flapper fpanning, minder trillen.
DeHoogte cnLaegte der Toonen hangt, behalven
de zoo even gemelden, nog van anderen, hoe,
wel toevallige Oorzaken af en dezen hebben op
Snacr- en Blaestuigen juist eene tegengeftelde
uitwerking; de mcerdre of mindre veerkracht
der Lucht brcngt dan eene merkelijke verandc^
ring van Hoogte en Laegte, in de Toonen te
weeg; ondcrzoeken wij dit eerst bij Snaertui-
gen.
De veerkracht der Lucht ondergaet door
hitte, koude, droogte of vochtigheit eene
merkelijke verandering; eendunne, warme en
vochtige Lucht is oneindig minder veerkrach-
tig, dan eene digte, koude, en drooge; dit
maekt derhalven een groot onderfcheit in de
hoogte of laegte der Toonen. De Toonen
van $naertuigen, zijn bij eene koude, en
meer
i_
-ocr page 57-
Eenentwintigste Vertoog. 313
meer verdikte Lucht, hooger; maer bij eene
warme, en meer verdunde lager, de reden
daer van is deze: om dat zo wel de Snaren,
als de Klankbodems, in kouder Lucht grooter
veerkracht bezitten, door deze meerdre veer-
kracht nu, brengen zij in een zeker tijdftip
meerder Trillingen voort, en derhalven 00k
hooger Toonen, dus zijn de Snaren dan even
eens, als of zij feller gefpannen waren, daer
en tegen, in eene warme Lucht de veerkracht
dezer Toonverwekkende Ligchamen minder
zijndc, leveren zij 00k zoo vele Trillingen
niet op, waer door dan lager Toonen geboren
moeten worden.
Bij Blaestuigen doet de warmte en koude,
gelijk wij zoo even aenmerkten, eene tegenge-
ftelde uitwerking; want de Toonen van Blacs.
tuigen, als meden van het Pijpwerk in Orge-
len , zijn bij kouder Lucht lager, maer bij
warmer Lucht hooger, en, zie hier de reden*.
als de Lucht kouder is, dan is dezelve digter
of vaster, en heeft dus meerder veerkracht;
daer nu de Blaestuigen altoos vol Lucht zijn,
zoo ontmoet de kracht van inblafing meer we-
derftands, en die binnen Lucht beweegt zich,
door de meerdre veerkragt wclken zij heeft,
langzamer, dit veroorzaekt lager Toonen,
doch in tegendeel, wanneer de Lucht dunner
of warmer is, bezit zij minder veerkracht, en
word dus gemaklijker en teffens 00k fneller,
door de inblazcnde kracht bewogen, 't welk
dan hooger Toonen te weeg brengen moet.
X 4                       Sora-
-ocr page 58-
314 De Muzykonderwijzer
Sommige gelcerde Mannen willen, dat het
Pijpwerk in Orgelen, bij de koudftc Lucht >
een' geheelen toon lager zal ftaen, dan in het
heetfle Weder, terwijl wederom andren willen,
dat het in 't koudfte Wedcr, nog iets medr
dan een' geheelen Toon lager wezen zal, wat
hier van zij, dit is althans zeker, dat Pijpen
door warmc handen aengeraekt, op 't oogen-
blik hooger worden, zonder twijffel om dat de
binnen Lucht, door de warmtc vloeibarer ge-
worden zijnde, iheller beweegt.
De Toonen van Tongwerken in Orgelen,
zijn even als die van Snaertuigen, in kouder
Lucht hooger, maer in warmer Lucht lager,
om dat het Tongetje, waer door de Lucht in
dcze Ligchamen eigenlijk aen 't bewegen ge-
bragt word, bij koude iets inkrimpt, en bij
warme Lucht zich een weinig uitzet; het eer-
fte is oorzaek dat het feller perst, en door ,de
meerdere veerkracht, en rasfer beweging, hoo-
ger Toonen veroorzaekt; doch het tweede,
te weten het uitzetten, brengt eene langza-
mer beweging, en mindre perfing te weeg; 't
welk dan dereden is dat 'cr lager Toonen ge-
boren worden, de minfle ontzetting nu, die
'er tusfchen Pijp- en Tongwerk plaets heeft,
word aenflonds aenmerklijk, om dat hitte en
koude op deze vcrfchillende Ligchamen, juist
eene tcgengeMelde uitvverking hebben. -
Sommige Toonverwekkende Ligchamen, als
bij voorbeeld, Staven ofKlokken, blijven in
koude of warme Lucht onveranderlijk denzelf-
den
t
-ocr page 59-
" ... \
Eenentwintigste Vertoog. 315
den Toon bchoudcn, of fchoon hunne veer-
kracht, in 't eerfte geval, iets mecrder, en in
't tweede iets minder mogte zijn; dc hoogtc en
laegte der Toon, hangt in Klokken en Staven,
eigenlijk af, van de meerdre dikte of dunte
dezer Ligchamcn, en dus hoe dunner, hoe
iager Toon zij opleveren, maer daer en tegen
hoc dikkef dezelve zijn, hoe hooger Toon zij
geven zullen; ora dat zij dikker zijnde, meer-
dcr veeVfcracht hebben, om zich in den ftaet
van rust, waer uit zij geweken waren, te her-
ftellen, en deze meerdre veurkracht nu, is
oorzaek dat zij fneller trillen en bijgevolg hoo-
ger Toonen doen hooren, dus flaet de meerdre
dikte derzelven, zoo als 00k die van Staven,
gelijk, met de meerdre fpanning van Snaren.
Daer nu de hoogte en laegte der Toonen
genoegzaem door ons bctoogt is, zouden wij
thans van de Sterkte en Zwakte, derzelver
fpreken moeten; doch laet ons in't voorbiigaeft
nog aenmerken, dat de Sterkte, en Hoogte,
of dc Zwakte en Laegte der Toonen, onder-
fcheide Zaken zijn, die van elkandren niet af-
hangen , hoewel fommige Natuurkundigen het
aldus voorgedragen hebben, noemende bij
voorbeeld, SterkeGeluiden, Hoog, en Zvvak-
ke Laeg; dan wij moeten hier ter plaetfe, tot
wering van dit wanbegrip, deze noodige on-
derfcheiding maken; de Toonen kunnen zoo
wel Sterk, en Laeg, als Sterk en Hoog zijn;
zoo wel Zwak en Laeg, als Zwak en Hoogj
X 5                         dit
-ocr page 60-
3i6 De Muzykonderwijzer.
dit heeft onzes bedunkem geen verder bewijs
noodig.
De Sterkte der Toonen ontftaet dan voorna-
melijk, uit de grootere kracht, waer mede ie«
ders eerfte Luchtgolven, door de Trillingen
van het Toonverwekkend Ligchaem , gevormt
worden; en de Zwakte derzelven daer en te-
gen, uit de mindre kracht, waer mede ieders
eerfte Luchtgolven, door de Trillingen van
het Toonverwekkend Ligchaem aengedaen
zijn; ten andren, de feller perfing van het
drukkend Vermogen, meerder golven voort-
brengende, worden 'er Sterker, en in een te-
gengefteld geval, Zwakker Toonen veroor-
zaekt: dus, worden onze Ooren door leven-
diger indrukfelen aengedaen, wij noemen de
Toonen Sterk, maer door flauwer, zoo kun.
nen wij 'er de benaming van Zwak aen
geven.
Nu moeten wij onderfcheidt maken tusfchen
de Oorzaken welken de Sterkte en Zwakte
der Toonen, bij Snaer-, Blaes- en Windtuigen
te weeg brengen.
Ten opzichten dan van Snaertuigen, wor-
den de Toonen door de vol gen de bijkomende Za-
ken merkelijk verfterkt;
i) Door middel van het Hout der Klankbo-
dems , 't welk veerkrachtig en overal even ge,
lijkmatig zijn moet, op dat de Toonen, bij
voorbeeld: van een Clavier, of Piano Forte,
alien even Sterk zouden wezen, want in fom-
mige
-ocr page 61-
■ I
Eenentwintigste Vertoog. 317
niige Clavieren, leiTert het Ongeftreept Octaef
dikwijls Zwakker Toonen op, 't welk verdor-
zaekt kan worden door de dunheit van het
Hout der Klankbodcms, dat op zulke plaetfen
als dan minder weerom kaetst.
2)  De Toonen worden door de meerdre
dikten der Snaren 00k merklijk verfterkt. En
3)  Door de bewegende Krachten of drukr
kende Vermogens, als kopre Stiffen, Raven-
pennen, enz.
          ,
Ten opzicbten van Blaes- en Windtuigen
ontfangen de Toonen Sterkte
1)  Door de harde vech-krachtige Stoffe,
waer uit dezelve famengefteld zijn.
2)  Door de meerdre, doch niet te rnin
evenredige Wijdten derzelven. En
3)  Worden de Toonen, in Windtuigen,
bij voorbeeld in Orgelen, door zekre zoogc-
naemde Vulftemmen, als daer is Sexquialt, Cor-
net
, Mixtuur enz. mede aenmerklijk verfterkt.
Behalvcn deze opgernelde Oorzaken zijn 'er
nog wederom andren, ter verfterking of ver-
zwakking der Toonen dienende, welke Snaer-
Blaes- en Windtuigen, met elkandcren gemeen
hebben, als daer is,
1) De Zuiverheit der eenftemmige en ge-
lijkluidende Toonen. Door Zuivere Toonen
word de Lucht beter en feller bewogen , dus,
Zuivere Toonen verfterken elkanderen; maer
onzuivere, ftrernmen elkanders loop, dus ver
zwakt dan den een den andren.
*)De
-ocr page 62-
318 De Muzykonderwijzer.
2)  De wijze van Beweging: namelijk het
. wel aentasten of door fpelen van een Snaer- of
Blaestuig. Sommige willen dat men bij Biaes-
en Snaertuigen, namelijk Geftrekene, behou-
dens dezelfde Toon, 72 verfchillende Trap.
pen van Sterkte kan te weeg brengen.
3)   De plaetfing der Speeltuigen. Het
maekt een groot onderfcheit of dezeive in een
groot'of kleen Vertrek, in de open Lucht,
of op't Water befpeeld worden.
4)  De Toonen worden door aenftooting
tegens harde, of zachteLigchamen mede merk-
lijk vcrfterkt of verzwakt, bij voorbeeld : in be.-
hangene Vertrekken zullen de Toonen oneindig
zwakker zijn, dan in onbehangene.
.Eindelijk ten 5) De verfchillende veer,
kracht der Lucht brengt 00k groote verande-
ring in de Sterkte der Toonen te. weeg, want
Toonen zullen in eene warnje, verdunde , en
minder veerkrachtige Lucht ,• Zwakker- maer
in eene koude, dikke en meer veerkrachti"e
Lucht, Sterker zijn; doch dit hebben wij tn
ons voorgaende Vertoog reeds bewezen, en
"daer wij nu alle de Oorzaken welken de Too-
nen Sterker of Zwakker maken, opgeteekend
hebben, zouden wij thans, ter bereikinge van
onsOogmerk, van de Duurzaemheit derzelven
handelen moeten.
Met betrekking tot de Duurzaemheit der
Toonen, merken wij aen dat fommige Speel-
tuigen daer voor niet bekwaem of vatbaer zijn ,
by voorbeeld, Harpen, Clavicren, Forte Pia-
no's
-ocr page 63-
44
Eenentwintigste Vertooo. 319
no's, Klok- en Staefspellen, kunnen geene duur-
zame Toonen opleveren, ora dat derzelver.
Toonen dan eerst geboren worden, als bet
drukkend Vermogen wijkt 5 en bijgevolg moe-
ten zij onze bevatting wederom ras ontglip-
pen, derhalven zoude men zulke Toonen in
tegenftelling van duurzame, afgebrokene kun-
nen noemen.
Door Duurzame Toonen verftaen wij zul-
icen, die eene wijle tijds agter elkanderen, 't
zij in Hoogte, Laegte, Sterkte of Zwakte,
kunnen blijveil voortduren, ja wat meer is,
die zelfs kunnen Aenwasfen, of daer en te-
gen in Sterkten afnemen: gevolglijk zijn de
zoo even gemelde Snaertuigen onbekwaem
voor duurzame Toonen.
Dewijl nu de Duurzaemheit der Toonen,
door de aenhoudende perfing van het druk-
kend Vermogen ontftaet, zijn de Blaes-,
Wind- en geftreken Snaertuigen, als bij voor-
beeld: allerhande foorten van Fluiten, Orge-
len
en 'Violen, alleen bekwaem tot het voort-
brengen Vhn duurzame Toonen, om dat de-
ze Speeltuigen zoo dra het drukkend Vermo-
gen wijkt, ophouden Toon tc geven, der-
halven door de aenhoudende perfing van het
irukkend Vermogen, blijft hier de kracht der
ierfle Luchtgolven gedurig heV^zelfde, en
aer uit ontftaet dan eigenlijk de duurzaem- \
eit der Toonen, om dat 'er telkens meer-
ei Golven voortgeteeldt worden.
-ocr page 64-
$20       I)E MUZYKONDERWIJZER.
Eindelijk blijft ons de Zuiverheit der Too*
nen nog alleen over, lact ons kortelijk hief
van, ook de federt medcdeelcn.
Met betrekking tot dit Gedeelten dcr Toon-
, k'unde, moetcn wij vooral onderfcheit ma*
ken, tilsfcheii de Zuiverheit van een' enke-«
]en Toon, op zich zelven aengemerkt; of de
Zuiverheit van verfchillende Toonen; zijn-
de dit Twee Zaken, die uit onderfchcidenc
Oorzaken voortfpruiten.
Tert opzichten dan van het Eerflcrt, fpruit
de Zuiverheit van een' enkclen Toon voort,
uit de gelijkmatigheit der Deelen van het
Toonvervvekkend Ligchaem, want, indien
derzelver deelen ongelijkmatig zijn, dan kan
'er geenen zuiveren Toon voortkomen, dit
leert de ondervinding ons ook daeglijks aen
Viool- of Clavieifnaren, die dikwijls eenen vaI-«
fchen Toon geven, orn dat zij op alle plaet-
fen niet even dik, en dus ongelijkmatig van
deelen zijn.
Aengaende het Twecden ontftact de Zui-
verheit van verfchillende Toonen, vooral
uit het Itipt getal der Trillingen welken de
Toonverwekkende Ligchamen gedurende een
zeker tijdftip, in de Lucht, opleveren, dus
Speeltuigen ftellen, wil zoo veel zeggen, als
iederen Klanktrap zijn bepaeld getal van Tril-
lingen geven, indien eenen Toon te weinig
Trilt, dan is hij te Laeg; doch Trilt hij te
veel, dan is hij te Hoog; in beiden gevallen
mi, noemen wij de Toonen, ten opzichten
van
-ocr page 65-
Eenentvvintigste Vertoog. 3<Zi
van elkandren ontflelt, zal men dan bij voor-
beeld een Unifon ftellen: men moet te weeg
brengen dat beide de Toonen een gelijk getal
van Trillingen opleveren, een Octaef flellen-
de, moet men bezorgcn dat de Hoogften eens
zoo veel Trillingen voortbrengt, dan den
Onderften, en zoo in alien gevallen, doch
Wie kan het getal der Trillingen nauwkeurig
bepalen!
                                         N
Ons oogmerk is hier niet om van de Stel-
kunde te fpreken, hier toe zullen wij moge-
lijk beter gelegenheit aentreffen, en dus ver-
kiezen wij dit nog maer alleen te zeggen,
dat het ftellen, of, 't welk het zelfden is4
iederen Klanktrap zijn juist bepaeld getal van
Trillingen te geven , een uitwerkfel van Mu-
zijkale Gehoor en Kunst is, ja hier toe be-
hoort eene Muzijkale Meetkunde, dus het
ftellen te recht een uitwerkfel van Kunst
genaemt word; doch dit is echter ook waer,
dat men zonder behulp der Meetkunde, alleen
door toedoen van Muzijkael Gehoor, Speel-
tuigen in 't vereischte Accoord kan brengen.
De Zuiverheit der Toonen in't algemeen,
word ook merklijk bevordert door de gladheit
en droogten van de oppervlaktens der Speel-
tuigen , bij voorbeeld: Zangbodems van Cla-
yieren,
Oppervlaktens van Violm-, enz. moeten
glad en droog zijn, op dat de Luchtdeelen,
daer van d'es te beter zouden afftuiten; ook
moet men vooral zorgen, dat de Kraijenpen-
nen van Clavkren, glad; en de Strijkilokken
der
-ocr page 66-
3*2 De Muzykonderwijzer.
der Fiolen, droog, en met harst beltrekeri
zijn, op dat de Trillingen der Toonvervvek-
kende Ligchamen, niet gehindert, maerin te?
gendeel bevordert worden zouden.
Eindelijk door het veel fpelen op een Speel-
tuig, worden de Toonen niet alleen Sterker,
niaer ook teffens Zuiverer, ja de ondervjn-
ding lccrt ons daeglijks, dat Speeltuigen, door
veel op dezelven te fpelen, iets verkrijgen,
't geen ecnen Maker nooit daer aen heeft kun-
nen geven of bijzetten, wij verkiezen ait ook
des te gereeder te bevestigen, of hetzelve zul-
ke Leerlingen, die weinig oefFenen, en alles
op de Lesfen eens Meesters Iaten aenkomen ,
nog eens ten fpoorflage mogte verftrekken.
Ziet hier Muzykminnaren, het voor-
nacmften der Toonkunde afgehandelt; wij twijf-
felen niet of fommigen zullen 'er nut uit kun-
nen trekken, ditis althans zeker, het gene wij
gezegt hebbcn, behoort, en moetook tot de
Muzykale Theory betrokken worden, hocwcl
raooglijk eenigen denker. zullen, Wat hebbe ik
met de roonkunde noodig
, genoeg ah ik maer Too-
nen hooren kcm\
dan daer deze Gedachten, voor
rechtgeiierte Muzijkminnaren * beledigend is,
verkiezen wij liever te eindigen met den
Wcnsch^, dat het Verhandelden, Hun zoo Nut-
tig , als Aengenaem wezen zal.
TWEE.
-ocr page 67-
u
3*3
TWEE-EN-TWINTIGSTE VERTOOG.
7
Para <fe Muzykale Klankgeflachten; en een vol-
ledig
Sijstema of Stelfel der Intervallen,
daer uit opgemaekt.
Lezers die gewoon zijn over zaken, zonder
die echter alvorens recht ingezien te
hebben, fpoedig hun oordeel te vellen, zul-
len zonder twijffel, ons Tweede Stuk, reeds
Veroordeelt hebben, ja hier aen kunnen wij
niet twijffelen, dewijl wij 'er van bewust zijn;
want eenigen zonder acht te geven Op onze
gedane beloften, hebben geoordeelt, dat wij
in 't zelve Vele dingen vergeten hadden, an-,
dren Wederom zijn van gedachten, , dat wij
fommige zaken verkeert begrepen hebben, 't
is waer, in ons Tweede Stuk hebben wij (g) van
de Muzykale Intervallen handelende, flechts dege-
bruikelijkfte trach'ten op te geven, hoewel met
bijvoeging, dat wij voornemens waren, in het
Volgende Stuk, een Systema der Intervallen op
te maken, 't welk wij thans volvoeren zullen;
tcr leeringe nd van fommigen, die tot hier
toe, voor Muzykale Thebrie nog niet recht vat-
baer fchijnen geweest te Zijn, zullen wij opk
van
(g) lode Vertbog, pag. l$a.
i
$dt Stuk.                    V
-ocr page 68-
3H &* MtiMt61ttfniL*t}itij
\Tan ds Muzykale Comma's, of kleenfte deelerr
der Toonen handelen, ten einden, de zulken"
thans het onderfcheid, dat 'er tusfchen z-kruii,
m. d-i"°i; d-kruis
en z-»>oi enz. is; eens recht
begrijpen zouden; dan laten wij eerst, ter
Volvocringe Van Ons oogmerk, van de Mu-
zykale Klankgeslachten fpreken.
Door Klankgeslachten verfcaet men
de verdeeling van zulke Intervallen of Twee-
Hariken, welken ons in de ruimten eener Oc-
taef
voorkomen, of anders, door de verdee-
ling der Intervallen, en die als tot zekere bij-
zondere Clasfen behoorende, aen te merken,
2oo ontflaen de Muzykale Klankgeflachten.
Onder de Grieken die men billijk voor de
6errte Inftellers van Muzijkale Orden mogen
houdert, vvaren drie Klankgeflachten in ge-
bruik^ als voor Eerst, het Diatonique; ten
Tweeden, het Chromatique; en Eindlijk, ten
Jberden , het Enharmonique Klankgeflacht:
sties nix de Tetrachorden der Grieken uit Vier
Toonen famengefteld waren, zoo beftond he£
Diatonique Klankgeflacht, flechts uit een' grooi
ten rralven, en twee heele Toonen, b, c, d, e;
Het Chromatique uit, een' grooten halven
Tool1*, eert' klecnen halven, en nog eene
kleene Ters; b, c, c-*™<*, e. Het Enharmo-
nique
uit een' kleenen, en een kleenften hab
Ven Toon f en eeflfe groofe Ters; b, b.krms, c - e f
Am bleven de Klankgeflachten der Grieken,
altoos binnen de ruimten van eene Qfrart be-
^aeldi-
-ocr page 69-
Twee-en-twintigste Vertoog. 325
Het Diatonique Klankgellacht fchijnt zeer
oudt, en lang in wezen geweest te zijn, doch
het Chromatique, is van eene latere geboor-
ten, en gelijk fommigen willen, door eeneri
Timotheus Milesius, die ten tijde vart
Alexander den Grooten leefden, uitgevon-
den; doch deze uitvinding wierd echter, hoe
fierlijk 00k zijnde niet algemeen aengenornen,
maer ontmoette grooten tegenftand; want het
Gemeenebest der Lacedamoniers was over die
beflaen van MilesiUs zoodanig te onvre.
den, dat zij bij eene openlijke af kondiging
verboden, dat hij, noch niemand wie 't 00k
zijn mogte deze Muzyk binnen hun Gebied
zouden invoeren, dewijl zij te ligtveerdig, te
veel tot dertelheit, en dus tot bederf der goe-
de zeden gefchikt was. Het Enharmonique 5
Klankgeflacht, is eerder uitgevonden dan het
Chromatique, en de Eere daer van word aen
Olympius toegefchreven: Plutarchus
heeft 'er van gezegt, dat het niet aengenaem
voor 't gehoorwas,enMACROBius getuigt,
dat het omzijne moeilijkheit afgefchaft wierd.
Na dat wij nu den Leerling eene korte fchets
van de Klankgeflachten der Grieken medege-
deelt hebben, zouden wij thans overgaen, om
van de Hedendaegfche te fpreken.
Tegenwoordig zijn 'er qnder oils, even als
bij de Grieken, 00k Drieerlei foorten van
Klankgeflachten in gebruik, dan, wij befchou-
wen dezelven uit een geheel ander oogpunt §
want by de Grieken waren dezelven, als zoo'
Y 2                       vale
-ocr page 70-
34$ De MiJzvkonderwtjzek*
Vele bijzondere wijzen om hunne Zangdnt
juist op zulke voorgefchreveno Toonen te
fichten, en te leiden, doch onder ons die-
nen dezelven flechts, om 'er een geheel Sa-
menftelfel van Harmonie ilk te trekken, zoo
dat men zoude mogen befluiten, dat de Klank-
geflachten nu* meerder betrekking op deBar-
monie,
daft wel op de Melolie hebben.
De Klankgeflachten gebruiken wij thans on^
der elkanderen gcmengt, nimmer word een
van Drieen op hun zelven gebruikt, want een
Muzijkftuk, zoude als dan in het Diatonique,
peene verandering van Toon ondergaen kun-
nen, en in het Chromatique zoude ieder Noot
eene verandering van Toon aenduiden; ter-
wijt het Enharmonique geene den minften faraen-
hang. zouden opleveren * en daerom worden zrj
thans onder elkanderen gebezigt. Laet ons
een ieder dezer Klankgeflachten op hun zelven
bei'chouwin.
Het Diatonique of Voltoonig Klarikgt-
(lack
, vei'vangt dan, binnen den omtrek eener
Octaefi fledhts heele, en groote halve Too*
Hen, en is dus op zieh zelven, zonder twijf-
fel, het volmaektfte. De Toonen c, d, e*
f, g, a, b, <f;« ftellen het Diatonique Klank-
geflacht. Hier hebben wij nu 8 erikelde Too*
&gn, en gevolglijk vari de Prime c, af, als
trapswrjze 7 bitervdkrii als men nu met de
Prime c, deze Toons:* vergelijkt, zoo ont-
tswit men de groote Sesund c, d; de groote
Ten e? &} de kleene Qitart c, fj, de groote
Qvint
-ocr page 71-
TwEE-EN-TWINTTGSTE VerTOOG. 347
Quint c, g; de groote Sext c^a; de groote
Septima c, b; en 't Octaef c, c; doch traps.
wijze met elkanderen vergeleken wordende;
twee heele Toonen c, d; d, e; eenen haL-
vene,f; drie heelen,f,g; g,a;a, b; en nog
eenen grooten halven Toon b, c. IVIen kaq
00k 3 groote Terfen c, e; f, a; g, b; 3klee..
nend,f; e, g; a,"c; ecne groote Qtart f, b;
cene kleene Sext e, 'c; en eene kleene. Septima
d , c; daer uit opmaken.
Deze Toonen blijven nu Diatoniq, alhoe-
wel zij dikwerf door Kruisfen, of Molten uit-
gedrukt worden , dus zijn en biijven de Too-
nen, d, e, f-*™«>-g, a, b, c-kruh d; off,
g, a, byo'^ c'd e f; Diatoniqus Toonen,
om dat men, bij trapswijze vergelijking tegen9
dc Primeny flechts heele, en groote halve
Toonen, in dezelve vinden kan.
Het CHROMATTquE of Sierlyke Klankge-
Jlacht,
beftaet. trapswijze uit kleene, en groo-
te halve Toonen , dat is: het word te famen-
gefleld uit Chromatique, en Diatonique Inter,
vallen^
te weten: de tusfchenwiidten van ee-
nen Toon, vervangt eerst eenen klecnen hal-
ven Toon, c, c-kruis- 't welk cen Chromatiq
Interval
is, en dan eenen grooten halven,
c-kruis, d; z'rjnde dit laetften een Diatoniq In-
terval;
wanneer men nu van caf, bij Quinten,
tot aen g*r»« opwaerds teld, te_weten: o, g,j
g,"d; d, a^ a,"?; e, b; b,T-^«», fW ,
c*r»/j: c-&u's, Q-bruts; en dan wederom van
Y 3
                       c,.tot
-ocr page 72-
ji8 Be MuzYKONDERwrjzEa.
c, tot aen e-»^, met Ouinten te rug gaet, al«
dus, c, f; f, b-'«»'; b-'»oi e.mai ■ dan zal,
wanneer men deze Toonen bij een trekt, het
Chromatique Klankgeflacht zich, zoo als wij 't
zelve, hier onder gefchikt hebbcn, aenftonds
doenzien; namelijk:
c. c-k>uis. d. e-"to.'. e. f. firuis, g, g.kruis.
a. b-m<>i. b. c. eras.
Dit Klankgeflacht vervat 13 enkele Toonen,
en 12 Tweeklanken, dus 5 Tweeklanken meer
dan het Diatonique. Trapswijze optellende ont-
moet men geene andren dan kleene ,en groote
halve Toonen, terwijl 'er tweemael, twee
groote halve Toonen agter elkanderen ten
yoorfchijn komen, zoo als bij voorbeeld:
zJruis^ d; d,e-'»«^,- eng-*>-«<*, a;a,b-«<Wij
kunnen behalven de reeds genoemde Interval.
len,
in het Diatonique, uit dit Chromatique
Klankgeflacht, 00k nog eene grootfte Ters,
e-wfl/, g-kruis; kleenfte Qtiarten c-kruis} f • f.kmis^
b-*«/; gJruh c; en een kleenfte Septima
cJru",
b-'""'; opmaken.
In het ENHARMONiquE, of Puik over-
eenftemmige Klankgeflacht
, hebben wij eenell
rtiimen voorraed van Tweeklanken voorhan-
den, het zelve beftaet alleen uit kleene halve
Toonen. Wanneer men nu van den Toon
g.kruh, (daer wij in het Chromatique gebleven
waren) met Quinten wederom opwaerds teldt,
en 00k nederwaerds, tot dat 'er dubble Voor-
teekens vereischt zouden worden, op deze wijze
g.iruii^ d~i™isi d-*'«»c, Z.-hruh^ a-*''''/j,e->fr"»w;e-.*''«»V
b-kruis^
-ocr page 73-
TwEE-EN-TWINTIGSTE VfiRTOQtf. $Z$
b-t «*!', enz. Vervolgens met Quint en te rag,
Q-mol^ Q.mol^ 8.W0/. d-w/j d"«0^, g-'K*'j g-wo
p.wo/; "ic-wtf/, f-W; en deze Toonen wederoia
bij eentrekt, als dan komt het Enharmcnique
Klankgeflachf te voorfchijn, te weten, da
Toonen: c. c-*r"'*'. d-mo/, d. d-*>«<*. e-Mo*'. e,
fairuis, i-mol. f. f.kruis. g.mol g. BTkt$tlf q..moJ. a>
a-*™**. b-"»A b. b.*ra«. c. enz.
Dit Klankgeflacht, vervangt dus 21 Primen
en
20 Tweeklanken, en bied ons, gelijk den
Leerling ziet, eenen ruimen voorraed van
Tweeklanken aen, ja nicer dan wij 'er gebruL-
ken kunnen, want rnen vind hier zelf«, .allerr
kleenfte halve Toonen, bij voorbeeld p.kruis,
d-,»oi;
d-*'«'*J, e."»«'; enz., welken onderling,
flechts 66ne Comma vcrfchillende zijn., dan,
deze kunnen inde Muzyk niet gebruikt woiv
den, alzoo min als de bij omkeering, dacr uit
voortfpruitende vergroote Septimen 5 echter
vefkiezen wij die beiden 00k op te teekenen ?
<om redenen die wij nader melden zullen.
Than? moeten wij uit deze Klankgeflaeh,
ten, een Syftema der Iniervallen trachten op t<?
niaken, doch alvorens zal het niet onnut zijn,
dat wij den Leerling, de Declen of Comma's
der Toonen recht leeren kennen, dit zijljen
wij dan eerst volvoeren.
Het is ongetwijffeld, dat Toonen, uitwerk-
fels van eene zekere bepaeldc grootheit zijn,
dewijl de tusfchenruimtens in Snaren afgenje^
fen, m bepgejd kunnen worderj, Als men nij
Y 4                      op
-ocr page 74-
330 De Muzykonderwyzer.
op de toets van eenen Alt, of ccne VioknccW',
eenen heelen Toon verwekt hebbende, deze
tusfchenwijdten in 8 gelijke deelen afperkt,
zoo zal eenen onkundigen zonder twijffel den-
ken , dat men ter verwekkinge van eenen hal»
ven Toon, den vinger flechts juist in de mid-
den behoeft te ftellen, dan, hoe natuuiiijk dit
ook fchijnt te wezen, zoude men echter eeri
geliiid verwekken, 't welk ons nergens toe
dienen kan, de bewoording Van halven Toon ^
moeten wij dan hier niet, in deszclfs volftrek-
ten zin opvatten, maer het onderfcheid, tus-
fchen groote en kleene halve Tooncn, 't
welk wij gewoon zijn te maken, kan ons hier
alleen dienflig zijn, dit zullen wjj thans door
middel van de Muzykale Commas klaer be-
togen.
Door eene Comma verftaet men dan een
5de5 7Ac» of 9de gedeelten van eenen Toon ;
want, hier omtrent zijn Drie verfchillende
Gevoelens in wezen; te weten: de Hcer
H u i g e n s, geeft den kleenen halvenToon, 2,
en den grooten 3 Comma's, dqs een heelen
Toon 5; dan, den vermaerden Franfchen
Sauveur heeft den kleenen halven Toon 3 ,
en den grooten 4 Comma's, toegefchreven;
dus den heelen Toon 7; doch ervaren Muzijk-
kundigen hebben zedert langen tijd, den klee-
nen halven Toon 4, en den grooten 5 Com-
mas
toegeeigent, gevolglijk den heelen Toon £.
Aen dit laetfte ' Gevoelen zullen wij ons
ook verkiezen te houden; om dat het thahs,
1
-ocr page 75-
* TWEE-EN-TWINTIGSTE VeRTOOG. S31
als algemeen aengenomen, en 't gemaklijkst
bevonden word; wij verftaen dan door eene
Comma het 9<-ie gedeelten van eenen heelen
Toon.
Als men nu de]wijdten van eenen Toon ,over-
e'enkomftig dit laetfte Stelfel,- in 9 gelijke Dee^
len deelt, zoo zal het vierde Streepjen, eenen
kleenen halven Toon, bij voorbeeld c,c-*'"«»;
doen hooren, doch het vijfde Streepjen levert
eenen grooten halven, zoo als c, d-w/is,
op; wanneermen danoplettende deze Verdee-
ling gade fiaet, zal men duidelijk in dezelve
zien, dat tusfchen aJtruh, en d «•»/, eene ruim-
ten, hoe gering 00k zijnde, is; en bijgevolg,
levert het vierde Streepjen c*r««s, en het vijf-
de d»»/, zoo befluite men, date-*™/*-, eene
Comma lager, dan A-mol is, en dus, dat deze
Tweeklanken, hoewel op Clavier en dezelfde
zijnde, echter van elkanderen onderfcheiden
zijn; want c to*it, klinkt lager, ofdigternaer
c toe, maer d-"»»/ hooger, dat is, verder van
c af. De tusfchenwijdten nu tusfchen c-kruis,
en d-w«/, noemt men een kleenflen Iwlven
Toon, welke flechts 66n Comma grooG is;
want als men van de 9 Deelen, die den heelen
Toonc, d; uitmaken, eenen vinger, op het
eerfte Streepjen plaetst, dan zal den kleen.
Hen halven Toon, c, AJubbeidmoi^ gehoort
worden; die dus uit eene Comma beftaet; de-
wijl nu in de tusfchenwijdten van een Octaef,
5 heele, en 2 groote halve Toonen gelegen
zijn, zoo vervangt een Octaef juist $5 Comma's,
Y S                           na-
-ocr page 76-
J3»       Be MtTZYKONDERWIJZER'
namelijk 5 mad 94 en 2 mael 5, want eenen
heelen Toon heeft 9, en eenen grooten hal-
ven Toon 5 Commas; doch eenen kleenen hal-
yen, heeft maer 4 Comma's.
Wanneer men dan een' Toon zal opmaken,
too kunnen wij niet zegjgen dat denzelven be-
#aet, uit twee kleene halve Toonen, welken
te famen maer 8 Comma's, uitmaken, en dus
minder dan e^nen heelen Toon zijn; 00k niep
uit twee groote halve Toonen, want die lever
ren te famen 10 Comma's op, en zijn dus groo-
ter dan 66nen Toon; maer eenen heelen Toon
word faraengefteld, uit een' kleenen halven
Toon, c, c-iruis' vervangende 4 Comma's;
en uic eenen grooten halven, fJtf»i$9 d; die
'er 5 bevat, en dus te famen 9 Comma's, of
eenen halven Toon: men kan 00k eerst den
grooten halven c, d ™<>i\ en dan den kleenen,
d-moi, d noemen ; zulks is volftrekt het zelf.
den. Dit voorgaende moet nu op alle Toonen
toepaslijk gemaekt worden.
Thans zullen, zoo wij hopen, zulke Leer-
lingen, die tot hier toe het onderfcheid tus-
fchen c-*'«», en d-«^; d-*™», en e-"*^; enz.
niet kenden, en ons dus, uit dien hoofden
mooglijk van verkeerde begrippen verdagt
hielden, nu recht begrijpen, wat eenen klee-
nen, of eanen grooten halven Toon is, en
waer in het onderfcheid tusfchen ckmis^ eH
d-w«/; &-krui$ en e-mol enz. beftaet; orii deze re-
denen zullen wij nu ovefgaen, en uit onze 3
gemelde Klankgeffachten, trachten op te ma.
I Y
                         ken,
-ocr page 77-
T WEE-EN TWINTIGSTE VERfOOd. 33$
ken, zoo wel als in 't vervolg te bewijzen j
en te verdedigen
r                                                             
Een vqlledigSystema, ofStelsel
der intervallen.
*
I. De Unifon, of Eenklank (c, c.) kan bijge-
brek van tusfchenvvijdten, geen Interval ge-
naemd worden, maer is als het Begin, en
den Grondflag daer van , dus is eene Unifon,
even onder de lnteryalkn> als een Nul3 on,
der de Getallen.
Comma's
der.
Intervallew.
a. De Kleenen Halven Toon
(c, c-kruh') heeft — **»■*.*-.
Secunde n.
j. De Kleenften Halven Toon,
of Verkleende Secunde,
(C, ^.dubhelmoi) heeft — —
t. Df Kleene Secunde, of Grpoien
Halven
Toon (c, d»«{) -r~
3.  De Heelen Toon, of Groote
Secunde
(c, d,} — — —
4.  De Vergroote Secunde,
(c, d *«*") — — -—-**■
Tkrsen.
■ ■
t. Een Verkleende Ters,
(c, Q'dH&tktmoi')
word famenge-
fteldt,
\
S
9
. ™
-ocr page 78-
334 Djs Muzykonderwijzbr.
Comma's
DER
Intervallin
fteldt, uit eenen heelen, en
een kleenften halven Toon,
< i
(c, &,Q.dubbeldmoI} heeft —
IO
, Een Kleene Ters, (c, e-««0
uit eenen heelen en eenen
grooten halven Toon
(c.d. Q.moi.') — — — —
14
Een Groote Tcrs (c. e.) uit
3
twee heele Toonen (c. d. e.)
18
Een Vergroote Ters (c. e kruis^
uit twee heele Toonen, en
eenen kleehen halven
22
(c. d. e. ekrui?) — r-, —
QuARTJEN.
f. Een Verkleende Quart (c. f-*«/)
famengefteldt, uit twee heele
Toonen , en een kleenften
halven (c. d. e. f-mof) heeft —
2.. Een Kleene Quart (c. £) uit
twee heele Toonen, en ee-
nen grooten halven (c.d. e.'f.)
19
a
3
Een Groote Quart (c. f*r*«)
uit drle" heele Toonen,
(c, d, e. f-*r»«) _ — —
Een Vergroote Quart (c. i.dvb-
beidkruii)
uit Qxio. heele Too-
nen, en eenen kleenen halven
(c. 4 p! f»*°"'*« f-dubteldkruif)
Quin-
27
**
-ocr page 79-
Twee-en twintigste Vertooo. 335
Comma's
der
inteivallin,
Quint en.
t. Een Verkleende Ouint
(c. g-dubbeidmop) famengefteldt
uit twee heele Toonen, een
grooten, en een' kleenften
halven,
(c. d. e. f. %Jubbetdm*r) heeft
£. Een Kleene Quint (e. g-»«')
uit twee heele, en twee groo-
te halve Toonen
(c. d. e. f. g-moty — —
3.  Een Groote Quint (c-. g-) uit
drie heele Toonen, en eenen
grooten halven (c. d. e. f. g.)
4.    Een Fer groote Quint
(c.g-*'"*»j)uit drie heeleToonen,
eenen grooten, en eenen klee-?
nen halven
                           1
(c. d. e. f. g. g-*'*'«) —
Sex ten.
jf. Een Verkleende Sext
(c. ^.Jubbeidmot)
famengefteldt
uit drie heeleToonen,een groo-
ten, en een' kleenften halven
(C. d. e. f. g. Z-dubbeldmoC) —
s. Een Kleene Sext (c. a-*°0 uit
drie heele, en.
twee groote
hal-
>
-ocr page 80-
33<£ Pb Muzykonderwijzer,
Comma's
DER
iNTERVALLEIf.
halve Toonen,
(c. d. e. f. g.a-«»'.) — —
;. Een Groote Sext (c. a.) uit
vier heele Toonen, en een'
grooten halven (c- d. e. f. g. a.)
.. Een Vergroote Sext (c. a-*'*rV)
uit vier heele Toonen, een'
grooten, en eenen kleenen hal-
yen (c. d. e. f. g. a. a-*r«<V) —
Septimen,
. Een Verkleende Septima
(c.b.dubbeidmti)
famengeftelt uit
vier heele Toonen, een' groo-
ten, en een'kleenften halven,
(c. d. e. f.g.a. b-*uMetdm°i) heeft
, Een Kleene Septima (c. b-«o/)
uit vier heele en twee groote
halve Toonen,
(c. d. e. f. g. a. b-»«/.) —
, Een Groote Septima (c. b.) uit
vijf heele, en eenen grooten
halven Toon
(c. d. e. f. g. a. b.) -y —
Een Vergroote Septima
(c.b-*««0 uitzes heeleToonen,
(C. d. e. f.kruis, g.kruis. zJtruii
j)-iruis.') -
— — — i—
3?
41
45
4*
2
46
50
54
Oc-j
-ocr page 81-
TVeeen-twintigste Vertooc, 33f
Comma's
DER.
Intervallen,
OCTAVEN.
i Een Verkleent Octaef (c.c-moi)
famertgefteldt uit vier heelen,
en drie groote halve Toonen
(c. d. e. f. g. a. b-moi. £«»/,)
. De Octaef (c. c) uit vijf hee-
len en twee groote halve Too-
nen (e. d. e. f. g. a. b. c.) —«•
. Een Vergroot Octaef (c. c>™'V)
uit zes heele, en eenen groo-
ten halvenToon
(c. d. e. f. g. a. b. c-*™»m.) —
NONEN.
.' Een Verkleende Nona (c- A dub
heidmoi^
famengefteldt uit vijf
heelen, twee groote halve
Toonen, en eenen kleeriften
halven, (c. d. e. f. g. a. b.
cT \-dubheldmol,} heeft — —
. Een Kleene Nona (c. d-mof) uit
vijf heelen, en drie groote
halve Toonen,
(c^ d. e. f. g. a. b. c. d-we/.)
. Een Groote Nona, (c. <f.) uit
zes heelen, en twee halve
Toonen
£g. d. e. f. g. a. b. c. <T)
4. Een
64
-ocr page 82-
333 De Muzykonderwyzer.
Comma's
der
Intervallen.
4. Een VergrooteNona (c. d-***'s)
uit zes heelen , twee groote
halve Tooneneneenen kleenen
halven(c.d.e.f.g.a. b. c.d. d-*>»/») | 68
Zie daer ons Stelsel derInterval-
len, den Leerling voorgefteld; alvofens nu
aen te wijzen, op welke gronden liet gebouwt
is, zullen wij eerst nog, de volgende Vier
Aenmerkingen over hetzelve maken.
i) Alle Tvveeklanken in dit Syftema aenge-
wezen, zijn uit het Enharmonique Klanfcge-
flacht getrokken, Wei te verftaen : niet door
trapswijze, maer door onderiinge, vergelij-
king; en wanneer den Leerling zich de moei-
ten gelieft te geven, om dit te onderzoeken,
zal hij het aldus bevinden, dus mogen wij be-
fluiten, dat alle gebruikelijke Intervallen, bij
Quinten te fpringen, uit den Toon van C
voortfpruitende zijn.
2)  Wij hebben bij het opteekenen dezer
Tweeklanken, den Toon C tot Prime verko,
zen, maer wil eenen Leerling, die 00k tot
andere Toorien overbrengen, het kan hem
niet dan nuttig wezen, dan, dit zoude voor
ons beftek, te wijdloopig geweest zijn.
3)  Wij moeten vooral heri'nneren, dat deze
Intervallen op den Toon van C, niet alle even
bruikbaer zijn; want, bij voorbeeld: op c,
zal zeer zelden een Kleenfte Septima vallen,
wel op c.A'»/s, als opgaende Septima van ]>
KUeni
-ocr page 83-
TWEE-EN-TWINTIGSTE VeRTOOG. 33$
$7eewe Tew; doch, dit zal de Comptfitie, den
Leerling nader moeten aentoonen.
".4) Eindelijk hebben wij de Deelen, waer
uit de Lntervallen famengefteld worden, meden
opgeteekendj dan, wanneer den Leerling fommi-
ge Tweeklanken tot andere Toonen verkiest
over te brenvgen, zoo dient 'er bij fommigen,
ten opzichtetflfran .de benoeming dezer Dee-
len, eenige vfj|jindering gemaekt te worden;
bij voorbeeW: wij hebben gezegt, dat de
Kleenfler Ters (c. e-dubbeidmoi^ beftaet* uit
eenen heelen, en een' kleenften halven
Toon; doch, als men nu een Eleenfle Ters
van c-*r"'*zal opmaken, namelijk (c kruis. e-w«A)
en de Deelen daer van aenwijzen, zoo moet
men als dan zeggen , dat zij uit twee groote
-halve Toonen (c-*n//.<. d. d. e-moi,^ beftaet,
terwijl het getal der Comma's volftrekt, het
zelfde blijft; dit kan op andere, dergelijke ge-
vallen, zeer gemaklijk toegepast worden.
Dit Systema der lntervallen is het eerften
niet, dat den Muzykminnaren aengebo-
den word; vele vermaerde Mannen hebben
zulks reeds, vcle Jaren, voor ons, gedaen;
dan, het zal mogelijk een van de eenvoudig-
len zijn; want daer zijn geene lntervallen irt
aengewezen , dan die 'er waerlijk voorhanden
^ijn: wanneer men de Syftema's van andere
Toote Mannen befchouwt, zoo als van
^Itedt, Scheibe, Marburg, en meer
Anderen, dan zal het onze 'er flechts kleen
<$de Stuk.                      Z                         bij
-ocr page 84-
bij wezeh, want cteze Meesters hebben, oil*
der andere Intervallen, die wij niet verkozen
&p te teekehenj cvok genmael Verkkende,
tvveemaet Ferkleemit, eenrrlael Vtrgrootte , en
t'wcemad Vergmatte Unifonen opgeteld; vervoi-
gens, Allerkkenfte, en AUefgroolfte Terfen;
Qitarten, Qnihten, Sextette Septima's, enz.
dan
dit zijn alien Intervallen; ons geheel onbekent i
ten reinften, zij kunnen nimmer met goede re-
denen, onder het getal derzelven gebragt
worden.
Ten opzichten der Unifonen, merken wi}
seft": dat die nimmer in Groot en Kleen verdeelt
kimnen worden, want, zoo dra men den klee-
neri balven Toon (c. e* *») 't welk bij deze
Meesters eenrhael Vergroote Unifonen zijn, met
elkandren vergelijkt, zoo fteldt men aen-
ftdnds eeii' Interval, want €-*'«», is eenen'
kleenen halven Toon, en* dus 4 Comma's hoo-
ger* dan cj daer nu Unifon, gelijkl'uidenheit.
2al te kennen geven, zoo is dit een Intervalj
fliaer geerf Eenklant.
Nog ongerijmder is het, om een Verkkende
tJhifon
(c. c■*»«') te ftellen , want dan is den
-Tweeklarik zelve, lager dan de Prime-, en dit
kaff dan irtdedaadt geen Unifon, maer te recht
eenen' kleenen balven Toon (e ■*»/. c.) ge-
aaemt worden.
Allerkleenjie efl Altergrootfte Terfen, Ouarten,
Quinten, enz.
ftellen wij 00k onder die din-
ger, die 'er Hiet gevonden worden, dit zuL
Jen
'                                                                                                             >
i
-ocr page 85-
"JTWEE-EN-TWINTrGSTE VeRTOOO. 34.I
-
len wij iiu, uit de Commas der Toonen nader
bewijzen.
Het was te wenfchen dat de Muzijkkundi-
gen, het omcrent dit Stuk, 't welk ten grond-
flage der Muzykale Harmonie verftrekken nioet,
volkoraen mogten eens wordeti, want tot nog
toe zijn de gevoelens daer over zeer verfchil-
lend, dan, voor zoo verre ons bekent is,
heeft nooit ieinand, zijn vborgefteld Interval-
len Syflema
recht bewezen, en grondig ge-
toond, waerom hij juist maer, zoo veel; en
geene meerdere of mindere Intervallen fteldt;
dit zullen wij ons thans onderwinden, en dan
zal men zieri, waerom 'er waerlijk geene zoo-
genaemde Allergrootfte, en Allerkleenfte Inter-
ydllen
zijn.
Zie hier een Regel dien wij ten dien einden
vast flelleri: De grenspael van een Kleen Inter,
yal,
kan zich, Nederwaerds, alzoo min; als
een Groot Interval Opwaerds, niet verder dan
4. Comma's, uitftrekken; of anders gezegt: de
grenspael van een Interval ftrekt zich nooit
verder uit, dan eene Comma boven, of bene-
den, den daer aen volgendeni volmaektften
IVeeklank: verklaren wij dit nader.
Wij ftellen dan een Octaef ten grondflage,
waer in zich de Kleene 7 allernatuurlijkst be-
vind, namelijk g, a, b, c, d7 e^'fj'g, wij ver-
kiezen dit boven het Octaef van C, om dat in -
't Octaef C; de Groote7 plaets heeft, en de-
Z 2                         zen
-ocr page 86-
"!
-
34* 0E MuZVKdNUEitwrJZEk.
zln kan ons tot geen grenspael verftrekkefr^
om dat dezelve zoo volmaekt niet is, dan de*
Kleene 7; ja, al!e Muzijk-kundigen hebben
ten alien tijden, deze Ditfonant natuurlijker,
en voortrekkelijk boven de Groote 7 geacht;
getuigen daer van, zijn de Werken van den
Vcrmaerden Rameau, Roussier, en
me'er anderen, ja den Grooten Lustig (h)
heeft dezelve 00k eerder in aenmerking geno-
men dan de Groote 7 , waerfchijnlijk, dewijl
zij de natuurlijkfte en zachtfle Scptima is; en
om deze reden kan zij ons, 00k tbans van
grooten dienst zijn.
Het Octaef van g, a, b, c, 'd, e, f, g,
dan; ten grondflage gelegt hebbende, zullen
wy eene Groote Ters ten vooxbeelde nemen.
Dezen Tvveeklank nu, word in Vieren onder-
fcheiden, voor Eerst, in eene Groote Ters ,
Welke 18 Commas heeft: ten- Tvveecten , in
eene Vergroote Ters, uit 11 Comma's, be-
itaenden; men kan dezelve nu n-iet meerder
Vergroofen, en de reden daer van is deze,
dewijl zij dan grooter, of ruimer, als de zul-
vere Quart wezenzoude, want de Quart heeft
flechts 23 Comma's, terwijl de gewaende Alhr- ,
gfootfte Ters 26 Comma's bevat, en dus, dewijl
Zij het middenpunt van de oorfpronkelijke
Quart reeds voorbij is, kan zij geene Ten
meer
£h) LostlG, Muzykale Saraenfprsken, EffJe Stuk,
fag. SlG.
-ocr page 87-
TwEE-EN-TWINTIGSTE VeRT.005. 343
meer zijn; dan een Vergroote Ters, blijft
binnen de palen, en is 66n Comma nauwer dan
de zuivre Qiiart: men verdeelt ten Derden.,
de Terti in Kleen, die 14 Commas heeft, en
in Verkleend, uit io Commas famengefteldt
zijnde, dan, kleener kan eene Ters niet zijn ,
want dan zoude dezelve 3 Comma's nauwer,
pis den heelen Toon worden, en dus met
recht, de benaming van Ters niet mcer kin>
nen dragen.
De Quart, bij voorbeeld: onderfcheid men
00k in Vieren, dan , de Vergroote is de uit-
terfte grenspael naer boven, want zij befhet
uit 31 Comma's, en is dus flechts e^ne Comma
nauwer dan de Reine Quint, die 32 Comma's',
heeft; naer beneden, is de Verkleende Quart,
uit 19 Commas beftaenden, 00k hetuitterflen,
want ,|wierd die nog eenmael verkleent, dan
was zij nauwer dan de Groote Ters, die flechts
18 Comma's heeft; maer daer de Verkleende
Quart, 19 Comma's, in zich bevind, zoo is zij
nog £en Comma grooter, dan de Groote Ters,
en behoort dus nog tot het getal der Q*arten;
doch zoo dra zij nauwer word, en de 18 Gwl-
ma's, welken de Groote Ters oplevert, voor-
bij is, dan is het geen Quart meer, maer word
eene Ten.
Eindelijk, ten overvloede, de Sext, kan
meden in Vergroot gedeeldt worden, doch
00k niet verder, want de Vergroote Sext
jiieeft reeds 45 Comma'*, en de Kleene Septima
Z3                        4tf,
-ocr page 88-
3^4        PE MUZYKONDERWIJZER,
46, gevolglijk blijft zij nog binnen dc pal en,
der Sexten, en is dus maer eene Comma nauwer
dan de Kleene Septima: aen den anderen kant,
mag zij 00k niet kleener , dan Verklecnt zijn ,,
dewijl zij dan uit 33 Commas beftaet, en dus
tot op een Comma, na, cene Groote Quint is,
die 'er 32 heeft; derhalven, word zij Aller-
kleenst; het blijft onzes bedunkens geene
Sext meer; maer behoort onder de Quinten.
Dit kan men nu op alle overige Inter valley,
toepasfelijk maken.
Ziet daer Muzykbeoeffenaers, op
welke grondon ons Systema gebouwdt is; zoo,
dat wij met reden, van gedachten zijn, dat
men een Interval nooit Grootcr, dan eene
Comma, Ueneden; en nooit Kleener, dan cene
Comma boven, den naeflaengrenzenden, vol,
maekften Tweeklank, kan, en mag maken:
yerfchillen nu Uwe gedachten van de onzen,
het ftaet U vrij, indien Gij dit met goede re-
denen vermoogt, die geheel te verwerpen , en
de Muzyk ter Eere, een bondigcr Systema
der Intervallen
op te richten; terwijl wij, zoo
lang we niet overtuigt zijn, bij ons gevoelen ,
beftendig zullen blijven.
Het is waer, fommigen hebben gefleldt, dat
de Intervallen hunne benamingen volftrekt van
den afftand, dien zij in Noten vertoonen,
ontfangen moeten, en gevolglijk zoude men
nog meer Intervallen kunnen onderftellen; dan,
dezen Regel gaet niet door, want, het is zon-
der
-ocr page 89-
TVTES KNrTWINTIGSTE VeRTOOG, 345.
der twijffel, dat toen de Intervallen hunnen
oorfprong ontvingen, men dezelven, toen
ook eerst begonnen heeft te teekenen, en
niet eerder; men kan dus ook Intervallen tee*
kenen, die 'er echter, van nieraand, voorge-
houden zullen worden, by voorbeeld:
(q dubbeldma/f en Q.dubbeldjtruis.*) moest, uit
hoofden van den afftand die zij in Noten ver-
toonen, onder de Terfen gefteldt worden,
dan, wie zal dezelven 'er voorjiouden ? daer-
pm hebben wij in ons Tweede Stuk gezegt,
dat de Intervallen hunne benaming, voor Eerst
ontvingen van de tusfchenwijdten der Gelui-
den, en dan ten Tvveedon, van den afftand
die dezelven, daer door, in Noten beko-
men; (i) wie dan geene onnutte dingen ver-
kiest, ftelle ngoit meer dan Vier iborten, van
e'en Interval.
Vraegt nu een Leerling , of alle de Interval-
len
, in ons Systema, bruikbaer zijn ? wij ant-
woorden: Neen; en dergelijke zijn ; de kleen-
ften halven Toon, en de daer uit voortko-
mende Vergroote Septima; de Vergroote
Quart, en de daer uit voortkomende, Ver-
kleende Quint, doch wij hebben die opgctee-
kend, om dat dezelve, zonder de palen der
Intervallen te buiten te gaen , onderfteld kun-
nen \yorden. pe overigen, den eenen meer,
den
Q) iode Vertoog, PaS- *3*«
Z 4
-ocr page 90-
54.6' De MtfZ'YKONDERWIJZER.
den anderenmin, worden alien in.de Compoji*
tie gebezigt.
                                                     >
Nu zullen wij overgaen, en zien, welke ■
Tweeklanken bij omkeering, uit ons Systerna.
ten voorfchijn zullen komen.
: Door een Interval omkeeren, verftaet men:
van Twee Toonen, die een Interval llellen,
den onderften, boven te leggen; of den bo-
venften tot Prime te maken, door deze om-
keering verkrijgen de Intervallen eene andere
gedaenten, want uit het Kleenjte, word als
dan het Grootfte, en, uit het Grootfte, weder-
ora het Kkenfte Interval geboren, zoo afe den
Leerling uit de volgende Tafel, gemaklijk zal
kunnen zien.
- .
\
'
-
*
'
■■■ I
-
z.
0,
y.
'
."
i . . - '*"<
- ■ '
:
ft
i '
*• -
i '
i,
-.
■•
. —
■t
- *
Unu
-ocr page 91-
TWEE-EN-TWISTXIGSTE
too. 34^
Octaef
(c c)
[Vergroote Sdufa*
Q&.dubbeld mol*c.")
iVerkleend Oase/
(c-kruis c_)
Groote Septima
(d-«»/, c.)
Kleene Septima
(d. c.)
Verkleende Septima
Vergroote 5?xJ
C&dubbeldmol q\
Groote Sext
.—<
(e.mol. c.)
Kleene Sexc
(e. "c.)
Verkleende 5?x«
(jZ-kruis c.)
Vergroote Qw'»t
Groote gumj
; <f. co
Kleene OmzVj*
(f-kruis. G.)
[Verkleende' OjrfnJ
(f.dubbeld kruis c\
Unifcn
. (cc)
(KleenftehalveToon
(c.didubbeldmo/^ "\
Kleene halve Toon
(c. C-kruis, y
Kleene Secunde
( c. d->«<»/.)
Groote Secunde
(c. d.)
Vergroote Secunde
(C. d-irtiis.')
Verkleende Ters
Cc. Q.dubbeldmol_ ~*\
Kleene Ters
(c. e-moi.y
Groote Ters
(c. e.)
Vergroote Ters
(c. Q.kruis.y
Verkleende Quart
. (c. i-mol.y
Kleene Quart
(c. f.)
Groote Quart
(c. f.kruis.y
Vergroote Quart
fhJD
a
t~*
m
o
o
s
o
De
Cc. £-dubbtld kruis
0
^5
Ver-
-ocr page 92-
DE MuZTfKONDERWIJZER
348
Vergroote Quart
fg.auhkeld mol, q\
Groote Quart
(g-ws/. c.)
Quart
<&>?)
Verkleende Quart
(gjruis. qT
Vergroote Ters
{^.dubbeldmel, q_\
Groote Ters
(a-w«/. c.)
Kleene Ters
(a. T)
Verkleende Ters
(frkruis. c.)
Vergroote Secund
nQ.dubbddmol, c#"\
Groote Secund
Kleene Secwwd
(b.T.)
Verkleende Secund
(b-kiuii, cT)
Kleene halve Toon
Ui««/b*
Verkleende Qtini
Cg# a.dubbeldtn.ol^S
Kleene Quint
(c. g-M.)
(c g-)
Vergroote 0Mfttf
Verkleende Sexi
(c. Q.-dubbeId mal,}
Kleene Sexs
(c. a-**'.)
Grpote SejeJ
(c. a.)
Vergroote Sejct
(c. a-*™/'.)
Verkleende Septima\
(C. bdubbeldmo\
Kleene Septima
(c. b-«?<>/.)
Groote Septima
(Cf b.)
Vergroote Se^ma]
(c. b-*™«.)
Verkleend Octaef
(c. £>»»/.)
Octaef
(c. £)
De
in
\
-ocr page 93-
TwEE-EN-TWINTIGSTE VeRTOOC. 34$
In dezen Tafel hebben wij, het Vergroot Oc-
»—•
taef (tt c-kruiij niet geplaetst, om dat daer vn%
bij omkeering, even denzelfden Tweeklank,
dan uit den Kleenen halven Toon, te weten,
een Verkleeni Octaef ($-i*uis *c.) ten voorfchijn
komt; terwijl uit de Nonen, bij omkeering
rneden even 't zelve Interval, als uit de Se-
cunden
ontftaet, geboren word; om wclke re-
denen wij die ook, in dezen Tafel, niet op-
geteekend hebben.
Ziet hier nu Ge2chte Liefhebbers,
ons Systema der Iisttervallen, met
de Gronden, waer op wij het gebouwd heb-
ben ter uwer befpiegelinge voorgefteld; thans
moeten wij nu, van de Wei- en Wanhddenhdt
dezer Tweeklanken, handelen; dan, daer toe
hebben wij het volgende Vertoog uitgekozen,
terwijl wij, om ons zelven een weihig te ver-
poozen, hier verkiezen te befluiten.
-ocr page 94-
350 De Muzykonderwtzer.
DRIE EN-TWINTIGSTE VERTOOG.
Z>e Wei- e« Wanluidenheit, <fer Muzijkale
Intervallen, of Tweeklanken, door middel
van net
Monochordium, of Xoonmeter grow
dig aengewezen,
Daer wij nu alle de gebruikelijkfte Muzykak
Intervallen,
of Tweeklanken genoegzaerrj
opgeteekend hebben, moeten wij thans over-
gaen, om van de WeU en Wanluidenheid, der
zelven nader te fpreken, In 't behandelen
dezer Stoffe, volbrengen wij dan wederom,
eene, in het Tweede Stukje, gedane be-
loften. (k)
Alvorens echter in het Onderzoek daer van
te treden, verkiezen wij eerst de verfchillen-
de gedachten, van Sommige vermaerde Mu.
zijk-kundigen, daer over bij te brengen,
waer na wij dan de Wei- of Wanluidenheit,
dezer Tweeklanken, door middel van het
Monochordium grondig zullen betogen.
De U N i s o n E n of Eenklanken, worden in
't algemeen, van een ieder voor Welluidende
gehouden, ja zij zullen althans van niemand,
voor Wanluidende erkend worden; echter
met dit alles, zijn de gedachten van Sommi-
ge Muzijk-kundigen, over dezelven zeer ver-
fchil.
{It) Elfdc Vtnooz, pag. 152.
-ocr page 95-
Drie-en-twintigste Vertoog. 351
fehillend; want eenigen willen (1) dat de
Unifon, welker Proportie of Wortel als i te-
gen i ftaet, de Allervolmaektfte Confonant is;
en andren wederom zijn van gedacbten, dat
zij, noch voor een Confonant, noch voor een
Dufonant, maer flechts als net Begin, en den
Oorfprong daer van, gehouden kan wor*
den. (m)
                                                   )
Hoewel wij nu de gedachten van een ie-
gelijk vrij laten, zoo willen wij echter de
Onzen, over dit Stuk hier bij voegen. Wij
houden dan de Unisonen of Eenklanken,
hoewel zij, in de ooren van fommigen, op
zich zelven wat kael mogten klinken, voor
-Confonanten : ten eerften: om dat een van bei-
den waer moet zijn, dat zij, of Confoneren,
of Dtifoneren; Disfonerende nu, zijn zij althans
niet; in de tweede plaets erkennen wij, de-
zelven voor Confonanten, uit hoofden van
hunne volraaekte Overe'enftemming; en ein-
delijk ten derden, om dat derzelver naem
het mede brengt; want als de Welluidenheit
der Muzykale Intervallen, door de voknaekte
Overeenftemming derzelven ontftaet, dan zijn
de Unifonen, als Volmaekte Overeenftemmen-
de Geluiden, gelijk hunnen naem zulks mede
brengt, zonder twijfFel Confonanten: en hier-
om worden zij van ons, ook met recht,
daer voor gehouden.
De
(I) Printz. B. Mersennus.
(m) A. WerkMeister, Mujtcalifche temperatuur, &
Mujkaliscb
Memoriae I; en raeer anderen.
-ocr page 96-
352 De Muzykonderwijzer.
De Octaven zijn altoos onder het gctal
der Volmaekte Confonanten, gefteldt en aenge-
nomen, niemand heeft hun ooit de Wellui-
denheit betwist, en, het Orgel, waer in men
Geluiden van 32, i<5, 8, 4* 2, en 1 Voet,
ontmoet, welke Octaefswyze wan elkanderen
Verfchillen, verflrekt hier van tot een onte-
genzeggelijk bewijs.
Quinten, vvorden 00k met recht, voor
goede Volmaekte Samenklanken gehouden;
en om dat dit meden van alle Muzijk-kundi-
gen, e^nparig toegeftemt word, willen wij
ons thans bij dezelven niet langer ophouden.
GrooteTersen , worden van de meesten
00k onder de Volmaekte Confonanten gerekend ,■
ten minsten die genen, welken dezelven onder
de Minvolmaekten ftellen, brengen voor hun ge-
troelen, onzes bedunkens, geene de minfle gron-
digc redenen bij; dan, om dat zij in Tweeen, na-
melijk in Kleen ert Groot verdeeldt worden, daer-
om ftellen de zulken haer onder het getal det
Minvolmaekte Confonanten; en dus worden de
Kleene Terfen dan 00k, van yermaerde Mees-
ters onder deze foorten gefteldt; doch, wij
verkiezen liever het gevoelen van die genen
te omhelzen, welken dezelven beiden voor
Volmaekte Confonanten houden: en zie hier
de redenen.
Voor eerst, om dat men Drieklanken of
j4ccoorden, uit Groote of Kleene Ters, en
Quint beftaenden, Volmaekte Drieklanken
ftoemt, welke benaming zrj eehter niet dra-
gs*
-ocr page 97-
/                                                                                                                                    .«. ■
Cuifi-ENstWiNtiosTi ViAT«e8. 353
feti kunrien, bij aldien derzelver Ter/cn, Is
Minvolmaekte Confonanm aengemerkt wot.
den , want, dan zouden het geene Vol- siaer
Minvolmaekte Accoorien zijnj wat meer is,
men gelieve te overwegeti, wat Interval, men
I4j een Octaef en Q«j»f, behoudens de Vofc
maekte Welluidenheit nog voegen kan, hat
feenigfte is dan immers zonder twijffel, de
Groote of Jfteewe Ters; gevolglijk zij zijn bei-
den volmaekL
Ten Tweeden: om dat men zoo wel met
eene Groote, als met eene Kkene Ten, een
Muzijkftuk beginnen, en eindigen kan; ja
wat meer is, men eindigt altoos liever in de
Ters, 't zij dat dezelve Groot of Kleen is^
dan in de Quint, die evenwel ongetwijfFeld
Volmaekter is , gelijk uit de Redenmaten deztr
Intervallen nader blijken zal; dus befluiten wij >
dat Confonantm, uit welken Volmaekte Ac*
coorden
ontfiaen, met recht, Volmaekte ge-
noemt mogen worden; derhalven ftellen wij
de Groote en Kleem Terfen beiden onder de
Volmaekte Samenklanken.
Ten opziehten van de Quart, zijn de ge.
voelens nog meer verfchillend, gelijk wij in
ons Tweede Stuk reeds aengemerkt hebben,
(n) want Eenigen Jtellen dezelve onder de-
Bisfonanten', en van Anderen word zij voor
eene Minvolmaekte Confonant gehouden, ter-
wijl eenen Derden, haer als eene Gemengde
Tusfchenwijdten (Mixtum Intervallum') dat isi
noch
(n) Blfdc Vertoog, pagt 15a*
-ocr page 98-
354 De Muzykonderwijzer.
noch goed, noch kwaed, rjdkend; eneind-
lijk, wil eenen Vievdentf dat zij onder de
Con- en Disfonanten beiden, gefteldt moet
worden. (o)
. Het zij ons geoorloft, om den Lezer, onze
gevoelens daer over, ook kortelijk mede te
deelen. Wij zijn van gedachten, dat de zul-
ken , welken de Quart onder de Minvolmaekte
Confonanten ftellen, de zaek te recht begrepen
hebben, waerom zij tegenwoordig ook van de
meesten daer voor gehouden word, terwijl wij
het nu ook aldus begrijpen, zoo zullen de
volgende redenen, ter bevestiginge van ons ge-
voelen dienen.
De Quart is daneen'WelluidendenKlank,
Voor Eerst: om dat zjj bij omkeering, uit
een Volmaekte Confonant ontftaet, wat nu
door omkeering uit een Confonant te voorfchijn
komt, kan wel minder Welluidend, maer nim-
mer Wanluidend worden, alzoo min als eene
DUfonant, bij omkeering een Confonant zal op.
leveren; de Quart nu, gelijk wij in het voor-
gaende Vertoog gezien hebben, is eene omge-
Jceerde Quint. Een Quint is volmaekt, de
Quart fpruit bij omkeering uit dezelve, gevolg^
lijk is zij Welluidend; 't is waer, zij wijkt
verder dan de Quint, van dc -Volmaektheit af,
maer daerom ftellen wij haer echtcr onder de
Minvolmaekte Samenklanken.
Tea
(o) L. Zombach, Trnctatus de Compofuione, &
MEnsENiNi-s, (Minis Minim, Ilarmonicorum.
•-
-ocr page 99-
DaiE-EN TWINTtGSTE ViCRTOOd. 35-5*
Ten Tweeden, uit de Redenmaten der Inter'
vallen,
zoude men bewijzen kunnen, dat de
Quart Volmaekter dan de Ters is, want hare
Redenmaet, is 3—4; en die van Terfen is ,
4—5—6, gelijk wij nader aentoonen zullen *
dewijl zij nu, gelijk uit deze Redenmaten te
zien is, meerder met de Prime vereenigt; te
famcn werkt, zoo word zij op haer zelven
Volmaekter dan Terfen aengemerkt.
TenDerden; daeris geen Volmaekt Accoord,
of 'er zal in 't zelve eene Ouart te vinden
zijn, heem eens het ^c«orrf c',e,g,c", dat
zonder twijfFel Volmaekt is, befchouwt die
met aendacht, en gij zult 'er een Qitart, te
weten, g c, in zieh.                              f
Hoewel nu de Accoorden op deze wijze niet
aitoos befchouwt worden, is zulks eehter fom-
tijds noodig, om een juist denkbeeld van de
Muzykale Intervallen te verkrijgen. Was nu de
Quart eene Disfonant, het Zoo evengemelde
Accoord zoude onmogelijk, Welluidcnd kunnen
zijn, maer moest noodzakelijk Disfonereiii Dus
befluiten wij, om dezeDrie gcmelde Redenen,
dat de Qitart, een Confonant is, en wie zich
op de Viola di Gamba, eenigen tijd oeffent,
zal dezelve eerlang bevallig, eti lieffelijk vin-
den.
De Groote Sexten, zoo'wel als de
Kleenen, noemt men 00k Minvolmaekte
Confonanten, om dat zij bii omkeering, uit Vol-
maekte Confonanten, namelijk, uit Terfen, ge-
3^ Stuk.                    A A                       be-
-ocr page 100-
356 De MuzykonderwijzeK.
boren worden , gelijk in 't voorgaende Vertoof
te zien is, dit zal een iegelijk ook met ons
toeftemmen.
Be overige opgenoemde Intervcdlen zijn al-
ien , den eenen meer, den andren min, Dis-
fonerende,
dan, den grooten Muzijk-kundigen
J. Mattheson, heeft in zijnen tijd echter
bcweerd, dat alle Intervallen, welken de bena-
ming van Octaven, Ouinten of Terfen dragen,
hoewel door de bijwoorden van Ferhletnd of
Vergroot onderfcheiden zijnde, uit hoofden der
bcnamingen Octaef, Qiiint, enz. voor Confo-
nanten
gehoudcn moeten worden j dus zoude
dan bij voorbeeld, een Vergroou Qitint, of
Ters, Confonerende zijn; daer nu het Muzijkaet
gehoor; ja wat raeer is, zelfs het Natuurlijke,
ons van hct tegendeel zal overtuigen, zoo
willen wij echter, uit achtirtg voor dezer*
grooten Man, met dit gevoelen niet fpotten,
gelijk Sommigen gedaen hebben, (p) maer het
zelve llechts aengemerkt hebben, als een be-
wijs, dat groote Mannen, ook d'walen kun-
nen: bcter behaegt ons het gezegden van der
Vcrmacrden Profesfor Kruger, (q) die zich
over fommige Muzykale Intervallen, dus uit-
drukt, „ Het geheele Menschdom y is het hier in
,, eens ■) dat eene Se c und e onaengenacm; eene
,, Ters licflyk; eene Quart onbevallig; een
„ Quint iieflyk; eene Sext middenfoortig; eene
Sep-
(p) MlTZLER.
(q) In zyne Zietenteese fgg. u 8.
r
-ocr page 101-
Drte-en-twintigste Vertooo. 357
5, Septima onbehaeglyk, en een Octaef
j, lieflyk klinke."
Daer wij nu den Liefhebberen, de ge-
dachten van fommige Muzijk-kundigen, ge-
noegfaem hebben voorgefteld, ten einden zij
dat gene kicze, wat hun 't best behage, zoo
gaen wij over, om de Wei- of Wanluiden-
heit
der Intervallen, door middel van het Mono'
chordium
grondig aen te wijzen.
Door het Woord Monochorbium ver-^
ftaet men een' Toonmeter : om dat dit Werktui"
in 't bijzonder dienstig is, ter onderzockinge
en afmetinge van de Grootheit der Toonen.
Het zelve beflaet, of word gemeenlijk fa-
taengefteldt, uit eenige'dunne plankjes, wel-
ken in de gedaenten van een hoi Kastje, tei
lengten van 2 , 4 of 6 Voeten , en alrhans niet
minder dan 4 Duimen breed, en dicp; farnen-
gevoegt worden; aen de einden word eene
vaste Kam geplaetst, en de ruimten tusfchen
beiden deze Kammen als dan in zekere geliike
Graden afgedeelt, 't zij in 40, 60, 80, 00k
wel ico Graden, al na dat men zulks ver-
kiest.
Ons MoNodHORDiuM, zie Plaet i.$\
Fig.
5, hebben wij om het gemak, flechts in *
60 Graden verdeelt. Meestentijds word 'er
eene geel kopere Snaer, zoo ftijf als doenlijk
is, opgefpannen, dan wij hebben verkozen om
'er licver Twee op te vooronderftellen, zoo
als Fig. 5 zulks m:dan aenwijst, om dat men
A a a                        als
-ocr page 102-
358        DE MUZYKONDERWYZER,
als dan beter de lengten der Snaren tegens el->
kander vergelijken kan; doch het is ligt te be-
grijpen dat deze twee Snaren Volmaekt Unifon
gefteldt moeten zijn, doch 't is evenveel in
welk eenen Toon. Om nu de Snaren in zeke-
re deelen te kunnen fcheiden, zoo dient mer
zich ten dien einden van Twee welgepaste
iosfe Kammen te voorzien, om dezelven, o\
de begeerde plaetfen, onder de Snaren te kun
nen zetten, op dat, wanneer men de Snaei
met het een of ander Ligchaem in bewegin^
brengt, het verwachte Interval, daer door to
het gehoor zoude komen.
Om nu den Leerling, de Redenmaet de
Intervallen, en de Graden, welken ten diei
einden op ons Monochordium met elkanderei
vergeleken moeten worden, flechts met ecnei
opilag van het oog te doen zien, hebben wi
ter zijden van het zelven, een Octaef Clavieret
geplaetst: wil men dan op 't oogenblik, bi
voorbeeld, de Redenmaet van eene Qiiart we
ten, men zie aen 't einden van de Toets F
die de Quart van C is, al wafer men de Reden
mact 3—4 vinden zal; en eenigen naer bovei
gaende Stipjes, welken op het Monochordiun
de Graden aenwijzen zullen, die men ter ver
wekkinge van de Quart te famen vergelijkei
moet.
                                         (
Laet ons nu alvcrens ter zake te treden
nog Vier koite aenmerkingen, betrckking to
ons onderwerp hebbende, hier ter plaetfe ma
ken
-ocr page 103-
Drie-en-twintigste Vertoog. 359
ken, op dat wij den Leerling in 't vervolg de
zaken, zoo veel te gefchikter zouden kunnen
voordragen.
i) Men noemt de Getallen i, 2, |, 4, 5,6,8,
Harmonifche Getallen, om dat in de natuurlij-
ke Or den van dezen , de juiste Redenmaten
van de Overeenftemming der Geluiden, ge-
vonden worden; dat is: alle Redenmaten door
andere Getallen dan dezen uitgedrukt worden-
de, leveren Disfonanten •> maer geene Confonan-
ten
op. Het is waer men wijkt fomtijds van
deze natuurlijke orden af, want de Redenma-
ten 3—5, en 5—8, welken eene Groote en
Kleene Sext opleveren, keurt het Gehoor 00k
Samenftemmend. Door een Redenmaet nu
word hier verftaen, de vergelijking van de
Grootheid der Toonen.
2)  De eenige reden en oorzaek van de Wel-
luidenheid der Confonerende Geluiden, is, de ge-
lijke Invallingen van derzelver Trillingen: hoe
menigvuldiger nu deze gelijke Invallingen zijn,
hoe aengenamer een Interval wezen zal; en
deze Invallingen worden ons, door de Samcn-
voeging van de Muzykalc Redenmaten ken-
baer.
3)  Hoewel het zeker is, dat men nimmer
het bepaeld getal van Trillingen, welken de
Toongevende Ligchamen gedurcnden eenen tijd
verwekken, bepalen kan, zoo word dit echter
waer bevonden, dat onze Redenmaten," dczcl-
ven niet te min, klaer uitdrukken, want bij
voorbeeld, indien eene Snacr A 100, en ccne
A a 3                          an-
-ocr page 104-
/
1
360       DE MuZYKONDERWIJZHa.
andere Snaer B 200 Trillingen mackt, zoo kan
men zich echter niet beter enbcknopter uit-
drukken, dan met te zeggen, zij ilaen tegens
elkanderen als 1 tegen 2, want 2 ftaetjuist
tegen 1, als 200 tegen iqq.
4) Als men van <dc lcngten van dc Snarcn
des Monochordiums handelt, dan heeft het
Kleenfle Getal van eene Redenmaet, betrek-
king tot den Iloogften, maer het Grootfle
Getal, tot denLaegftenToon: bij Voorbceld,
de Prime van eene Quint, welker Redenmaet
%—3 is, vereischt in Snaren, 3 gedeeltcns of
lengtens, maer de Quint zelve behoeft 'er
flechts 2; doch als men van de Trillingen der
Toonvcrwckkende Ligchamen fpreekt, dan
betrekt zich het Grootfle Getal tot den Hoog-
ften, maer het Kleenfle tot den Laegften
Toon, want, in den tijd dat de Prime Twee-
maelTrilt, zootrild dc Qidnt 3 mael enz. De
oorzaek daer van is, om dat de lengtens van
Snaren, en derzelver Trillingen altoos in om-
gekeerde redenen flaen.
Thans gaen wij, tot ons Onderwerp over,
terwijl wij nog eenige Zaken, onder het afme-
ten der Toonen zelve, zullen opteekenen.
Daer ons Monochordium, zie Piatt 15,
Fig. 5, in 60 Graden afgedeelt is, zoo zal,
wanneermen onder beiden de Snaren, het los-
fe Kammctje, op 30 Graden plaetst,de Unifon,
of Eenklank gehoord worden. De Redenmaet
is hier 1—:i, om dat aen wederzijden van de
Kammen, een gelijk Getal van deelen zijn,
-ocr page 105-
Drie-en-twinticste Vertoog. 361
dus leveren beiden de ztjdcn, een gelijk Getal
van Trillingen op, of anders gezegt: beiden
de zijden der Snarcn beginnen en eindigen dcr-
zelver Trillingen gelijkHjk, dus is de Unifon
de Allervolmaektfte Confonant of Samenklank.
Ter verwekkinge van 't Octaef, zo'o ver-
gelijke men, 40 tegen 20 Graden, dat is: men
plaetst onder de eene Snaer, eene Kam op 40,
maer onder de andere Snaer, eene op 20 Gra-
den ; de Redenmaet is hier 1—2; want in den
tijd dat de Prime eene trilling maekt, zoo vol-
brengt het Ociaef 'er twee: (r) de lengten der
Snaren ftaet tegens elkander als 2 tegen 1,
namelijk de Prime heeft 2 lengtens, en 't Oc-
taef
1, en zij verbeelden Twee Lini'en, van wel-
ken de eene, een dubble lengten heeft. Wanneer
men nu de Redenmaten der Intervallen te famen-
voegt, zoo vind men daer door , aenflonds de
tijdftippen van derzelver vereeniging, want,
beiden de Snaren zullen in 't ifte, 3de? 6dtj
tijdftip enz. altoos verSent tc famenwerken.
Ter voortbrenginge van eene Otdnt, vergelijke
me*n, 24 tegen 36 Graden,dat is: men plaetst
onder de' eene Snaer, eene Kam op 24, en on-
der de andere Snaer eene op 36 Graden. (Dit
zullen wij niet weder herhalen, den LeerJing
zal thans begrijpen ,' wat, door iets te Verge-
lijken, verftaen word;) de Redenmaet is hier
2—3>
(r) Door de Primen verftaen wij, de ondcrlte of
taegftc Snaer.
Aa 4
-ocr page 106-
36a- De Muzykonderwijzer
2—3, dus beginnen beidcn de Snaren, in %
j;k, 5de, iode en I5<1« Tijdftip enz, altoos
vercent te famen te werken. De Quint is ge-.
volglijk minder Volmaekt dan een Octaef, om
dat de Tijdiappen van het eerstgemelde Inter-,
valf zoo dikwijls niet voorvallen: de lengten
der Snaren ftaet hier ajs 3—2 , terwijl zij twee
Linien affchetfen , waer van de eene de helft
langer is dan de andere.
Een Quart heeft de Redenmaet van 3—4,
terwijl de lengten der Snaren als 4—3 is; men
vergelijke dan hier 24 tegen 32 Graden; de
Snaren zullen nu twee Linien vertoonen,
wacr van de eene, een derden langer is. De
tijdftippen van vereeniging vallen hier in 't
ifte, jrde, i4dc? en 2ifte tijdftip enz. voor;
dus is dj Quart wederom minder Volmaekt
dan de Q^unt; doch men zoude mogen beflui-
ten dat zij Volmaektcr is dan de Ters, om
dat:
Een Groote 7>-j de redenmaet van 4—.5 x
en de Kleene Ters die van 5—1-6 heeft, dus wer-
ken de eersta;emelden dan in 't ifte, ode, i8dek
en 27 te tijdftip, maer de laetften in 't ifte,
nJe, 22tte en 33i:e tijdftip enz. eerst te fa-
men , en dus wijken dezelven, ten opzichten
der Redenmaten, verder van de Volmaektheid
af, dan eene Quart. Ter verwekkinge nu van
de Groote Ters, vergelijke men op het Mono-
chordium,
24 tegen 30, maer de Kleene Ters
vereischt, dat men 25 tegen 30 Graden ver-
gelijke. De lengten der Snaren welken de
Grog.
S
-ocr page 107-
Drie-en-twintigste ; Vertoog. ^63
Groote Ten afbeelden, ftaen tegen elkander,
ak 5—4, doch die van de Kleene als 6—5, in
't eerfte geval verbeelden zij twee Linien, van
welken de eene,eenvierde gedeelten langer is,
maer in het tweede geval, is de eene, een
5de langer.
                    j               . ■ -
De Redenmaet van eeno Groote Sext, is
3—5, men vergelijke als dan 21 tegen 35
Graden. De lengten der Snaren is als 5—3,
tervvijl zij twee Linien vertoonen, waer van
de eene § langer is dan de andere; zij is min-
der Volmaekt dan de Tcrfen, om dat derzelver
Redenmaet buiten de orden der Getallen
1 ■>
2 5 3 ■> 4) 5*» 6, 8, is. De tijden der ver-
eening of famenwerking gefchieden in 't ifte,
8^e, en i6& tijdftip enz.
Een Kleene Sext wijkt nog verder van de
Volmaektheid af,. derzelver Redenmaet is 5—8.
De lengten der Snaren ftaet tegen elkanderen
als 8—5; dus vallen de tijdftippen van hunne
vereeniging in ifte, 13*6, en atffe tijdftip,
enz. eerst voor. Men vergelijke thans op 't
Monochordium 20 tegen 32; terwijl de Snaren
hier a/s twee Linien zijn, van welken deeene
J langer is dan de andere.
Zie daer Muzykminnaren, de Reden-
. maten der Muzykale Confonerende lntervallen op-
geteekend, en de Wclluidenhcid daer van be-
wezen, thans zult ge, hopenwij, bevestigd
zien, dat derzelver Redenmaten door, geene
andere Getallen, dan die van i3 2,3,4,5,6, 8,
liitgedrukt worden.
Aa 5                       Bo-
-ocr page 108-
5^4 De Muzykonderwijzer.
Boven ons Monochordium hebben wij nog ds
Letters A, C, E, D, B, geplaetst, weU
ken voor eenen Tweeden Toonmeter dienen kun,
nen, bij welken geene Graden noodig zijn;
bij Voorbeeld de twee losfe Snaren, zijn de
Unifon i—i; als men nu de twee Snaren tegen
elkander vergelijkt
fi—seen Octaef,
i
—3 een Quint,
3—4 een Quart.
4—5 een Groove Ters,
6 een Kleene Ters.
2
—5 een Groote Sext,
5—8 een Kleene Sext.
'AC tot A B
AC tot AD
ADtot AB
AC tot AE
AEtot AD
EB tot AE
A E tot AB
Dan is,
•als
Verklaren wij dit wat nader, als men bij
Voorbeeld, de Redenmaet van eene Quint ver^
kiest te vinden, zoo word AC, met AD te
famen vcrgeleken, dat is: plaetst onder de
eene Snaer, eene losfe Kam, op de Letter C,
en eene andere onder de tweede Snaer, op de
Letter D, als dan zal het begeerde Interval,
van de Quint, gehoort worden, dus vergelijkt
men dan AC, tot AD, enz.
., Nu zullen wij ten overvloede , de Overeen-
flemming dezer Confdnerende Intervallen, in het
hier volgende Tafeltje in Orden ftellen, op
dat den Leerling die zonder eenige de minfte
moeitcn zouden kunnen zieq,
De
-ocr page 109-
Drie-en-tyvintigste Vertoog. 365
De Eerfte Tusfchenwijdten wijst de lengten
der Snaren; de Tweede, derzelver Trillingen
of Rcdenmaten; en de Derde tusfchenwijdten,
zal ons het Interval zelve aenwijzen.
LengtederSuaren.
Trillingen of Redenmaten.
Intervallen,
I—I
I-—I
Unifon.
2 — I
I — 2
Octaef.
3-2
2—3
Quint.
4—3
3—4
Quart.
5—4
4—5
GtooteTers
6-5
5-6
KleeneTer
5—3
3—5 '.' ■
GrooteSext
8-5
5-8
Kleene Sext
Nu hehben wij aengemerkt, dat de Zuiver-
heit dcr CQtifonerende Geluiden, uit de gelijke
Jnvallingen van derzelver Trillingen voort-
fpruiten, ja wij zijn tefFens overtuigt, dat hoe
menigvuldiger deze gelijke Invallingen zijn,
hoe Volmaekter de Confonanten wezen zullen*
thans moeten wij van de Disfonanten 00k iets
aenmerken.
De reden van een Difenerend Geluid, is, dat
de gelijke Invallingen van derzelver Trillingen
minder voorvallen, dan bij de Confonerende ,ja,
fomtijds ontwijken zij onze bevatting geheel-
ettal, en uit dien hoofden noemen wij zulke
Geluiden als dan Disfonanten, of Wanluidende
Klanken.
Hoewel nu de Muzijk-kundigen zich zelden
inlaten, met het bepalen, van de Redenmaten
der
\
i
-ocr page 110-
366 De Mvzykonderwijzer.
der Disfomnten, willen wij die echter hler,
volgens onze eigene Ondervinding 'er bij voe-
gen, op dat den Leerling zoude kunnen zien,
welken de zachtfte of hardfte Disfomnten zijn.
'Verkleende Secunda'
|
•375—384
Kleene Secunda
15- 16
Groote Secunda
s1
9— io
Vergroote Secunda
I
64— W
Verkleende Ten
4-*
O
125—144
Vergroote Ters
96-^-125
Groote Quart
>*"0 <
32— 45
Valfche Quint
45— <*4
Verkleende Sext
01
125—192
Vergroote Sext
T3
&
72—125
Verkleende Scptima
0)
75—12S
Kleene Septima
A,"
5- 9
Groote Septima
8— 15
. Vergroote Septima.
. 81—160
Daer dan de gelijke Invallingen van fommige
dezer Disfomnten zeer zeldfaem gefchieden,
zoo kunnen wij de zulken als harde Disfomn-
ten
aenmerken, dus is bij Voorbeeld, de
Verkleende Secunda, de hardfte, maer ie Kleene
Septima
de zachtfte Disfonant van alien.
Nu moeten wij den Lezer nog doen opmer-
ken, dat het Zevental, voor de Muzykale J»-
tervallen nog onbekv/aem fchijnt te blijven, ja
zelfs vind men geene bruikbare Intervallen,
in de Redenmaten 1—7, 6-^-7, of 7—8. Wat
hier de reden van mag zijn, is tot nog toe on-
be-
-ocr page 111-
t)RIE-EN-TWINTIGSTE VbRTOOG. 36?
bekend: het Zevental dan, noemen fommigen
het Rustgetal, om dat het in geen kleener ge-
reduceert word.
Daer wij thans genoegfaem betoogt hebben,
welke Intervallen Confonerende, en welken Dis-
fonerende
zijn, en derhalven onzen voorgeitel-
den Taek voleindigt; zoo befluiten wij dit
Vertoog, met aen te merken, dat het Ge-
hoor, het Gezicht, en de afgemetene ruim-
tens der Snarerr, hier als te famenwerken, om
ons van die Waerheden, welken wij zoo even
voorgefteld hebben , te overtuigen, ja te ver-
zekeren, ,dat wij het aldus bevinden zouden,
bij aldien het mogelijk ware, om de Trillingen
der Toonverwekkende Ligchamen, met het
oog te kunnen befchouwen.
VIERw
-ocr page 112-
$68. De MuzYKONbMwijzEiu
VIER-EN-TWINTIGSTE VERTOOG;
' ' ' ■ "
De Natuurlijke Voorteekens van alle, in de
■ Muzykale Theorie voorkomende Hoofdtoonen,
: 'aengewezeri, en tindelyk van het Muzijkael Ac-
" cent, en eenige daer uit voortvloeiende Zaken.
.r;'                        ' ■/::.■ ..
■\                                         -                                                                                                                                                                                                                                 ...
Schoon wij thans wcderom van de Natiiurly.
ke Voorteekens der Hoofdtoonen
fpreken zul-
len; is ons oogmerk echter niet, om al 't gene
wij reed's daer van gezegt hebben, hier weder
te herhalcn; neen, nimmer zullen wij ons
Werk met onnutte herhalingen opvullen; den
Leerling kan alles, wat tot de Voorteekens
der Hoofdtoonen betrekking heeft, in ons
TwcedeStuk (s) omftandig befchreven vinden.
Het gene wij dan heden daer van nog zullen
aenmerken, willen wij flechts als een vervolg
van het Derticndc Vcrtoog, befchouwt heb-
ben; want de Voorteekens van de 18 Hoofd-
toonen, welken wij zciden de gebruikelijkfte
te zijn, hebben wij aldaer alleen opgeteekend,
(t) dan, het is zeker dat 'er in de Muzykale
Thedrie
meerder Hoofdtoonen voorhanden zijn,
hocwel wij vast onderftellen dat dezelven nim-
mer in gebruik zullen komen.
Ilct
X$) IJcrtiendc Vertoog. pag. 175.
(t) Twaelfdc Vertoog, pag, 173.
—                      •
i
-ocr page 113-
VlER-EN-TWINTIGSTE VERTOOG.        $6$
Het Enharmonique Klankgeflacht 't welk wij
in ons Tweeentwintigfte Vertoog, voorftel-
den, levert in den omtrek eener Octaef 21 en-
kele Toonen op, van een ieder derzelven nu, .
kan zoo wel eene Groote als Kleene Ters opge-
maekt worden, gevolglijk zijn 'er in de Muzy-
kale Theorie
42 onderfcheidene Hoofdtoonen
mogclijk; ten anderen, de 7 natuurlijke Too*
ncn
C, D, E, F, G, A, B;
- ieder eenmael verhoogt, en verlaegt, geven,
gelijk wij in ons Tweede Stuk aenmerkten, Qu)
00k gelegenheit, tot eenentwintig Primen 'of
Hoofdtoonen; en deze zullen wij den Leerling
thans in Noten, Wat nader voorftellen; laet
ons eerst de Groote Terfen opteekenen.
In het Dertiende Vertoog, van ons zoo
evengemelde Tweede Stuk, (v) zijn wig in het
opmaken der Voorteekens,. van Toonen wel-
ke Kruisfen vereisfchen, tot aen den Toon B
gevordert; dus zullen wij thans van dezen
Toon, op dezelfde wijze, te weten, weder-
om met Quinten, voortgaen; terwijl den Leer-
ling de voorgaende Hoofdtoonen, op Plan 8 ;
en dezen , waer van wij nu handelen, op Plaet
16
in Noten, uitgebeeld zal kunnen vinden. »
GROO-
00 Twaelfdc Vertoog,/^. 17a.
(y) pag. i%6.
X
\
*
/
-ocr page 114-
3?0 DE MUZYKONDERWIJZEtf;
GROOTE TERSEN,
Vermeerdering van Kruisferi.'
rF-kruh          •» f, c, g, d, a, en e-kruls, Fig, r.
C-k rut's            f, c, g, d, a, e, en b-kruis, Fig.a.
G-kruis            c,g,d,a,e,b-*r*;'i en f dubbeld kruis.Fig, 3,
« D-iruis heeft kg$d,a,ejb-£r»;Ven f,c dubbeldkruis,Fig. 4,
h-hruts            d,a,c,b kruls,<.n F,c,g,dultbtld kruis,Fig 5.
E kruis            z,e,b-kruis en f,c,g,d, dubbeld kruis,Fig 6t
B-kruis         J c,b-kruistxii,C,g,d,n,dubbeldkruis,Flg.^t
Vermeerdering van Mollctt,
:. . ' .
b, e, a, d, en g-mol, Fig, 8.
ru-moi       •»
J
G-mol        j b>'» e , a , d, g, en c-mol, Fig. 0,
J C-w«/        J b, e, a, d, g, c, en f-mol, Fig. 10.
iF-wc/       J e,a,d,g,c,f-W en b-dubbeldmol, Fig. u.
» -                                                                                                                                                    .
In het gemelde Dertiende Vertoog nu, zijn
wij met de Kleene Terfen tot aen F-fouls gevor-
dert, dus moeten wij thans met C-kruis eenerr
aenvang maken, aldus:
KLEE-
.«.
-ocr page 115-
VlER-EN-TWINTIGSTE VERTOOGi.
KLEENE TERSEN.
m
Vermeetdering van Kruisfen.
rf, c, g, en d-kruis, Fig. 12.
f, c, g, d, en a-krUis, Fig. 13'.
f, c, g, d, a, en e-kruis, Fig. 14,
f, c, g, d, a, e, tnbkruis, Fig, 15,
c, g,d,a,e,b-£r«/s en {-dubbeldkruis,Fig.i6,
I g,d,a,e,l~kruis en ^c-dubbcldkruis^ig.ij.
, C-kruis
G-iruis
D-k/uis.
heeft
h-kruis
•
\L-kruis
t B-kruis
Vermeerderfng van Molten.'
b, e, a, d en g-wo/, If/, i8<
b, e, a, d, g en c-wo/, Fig. 19.
b, e, *, d, g, c en f-/»<?/, /%'. do.
e , a , d, g. c, f-mol en b-dubbeld mol, Fig, 2 i,-
a, d, g, c, f-wo/en b, c-lubbeldmol. Fig. 22.
d, g, c,f-«o/en b, e, a-dubbeld tml, Fig, 23'
;g,c,f-ff;#/e'n b, e, a, d-dubheldmol, Fig. 24.
viol
■mol
mol
■Mfl/heeft
■mol
•mol
mcfl
A-
0-
G
Deze 24 nu, met de 18 , van Pldet 8; £k-
m'envoe^ende, zal den Leerliiig de 42 onder-
fcheidene.Hopfcttooneni kunnen zien ; dan, wij
blijven bij ons Voorgaendfe gezegden, en* ge-
ven flechts de 18 van Plaet 8, als de gebrui-
kelijkften op, terwijl wij vast van gevoelen
ZdeStuk.                  Bb                         zijn /
-ocr page 116-
Pt £>E MuZYKONDERWIJfZER.
2ijn, dat fommige dezer Hoofdtoonen, nim-
mer in gebruik zullen komen, dewijl zij te
Hioeilijk, en naer onze gedaehten, der Muzyk
Weinig nut zouden aenbrengen; want bij voor-
feeeld: den Hoofdtoon A kruis, wiens Toonen
ffechts e'en Comma, met de Toonen van den
Hoofdtoon B-iwe/ verfchillende zijn, zullen
weinig, ja eene bijna onhoorbare verande-
ring van geluid opleveren, en kunnen de
rooeiCen, die 'ef aen te kosten gelegt moet
worden, nimraer beloonen; wij hebben ech-
€er alle deze 42. Toonen verkiezen op te tec-
kenen, om dat men dezelven in de Muzykalc
Theorie
gemaklijk onderftellen kan.
Ten flot willen wij den Leerling nog doen
opmerken, dat-wij in het opmaken van de
Ifoorteekens dezer Hoofdtoonen, der Ouinten
gangen, tot aen de uitterfle Pritnen b.*/■«/»,,
en f-'»»/, vervolgt hebben, want, wilden-
men zich met Primtn, welke dubble Vbor-
(fcekens vereisfchen inlaten, dan zoude men
m het oneindige, zich zelven verliezen, en
cvenwel nimmer den Hoofdtoon C kunnen
Bereiken; de reden daer van is deze, om dat
'er geen net gefloten Muzykalen Cirkel moge-
lijk is; derhalven houden wij, b-*ruis en f-mol
voor de alleriiiterfle Primen.
, Thans zullen wij tot het voornaemfle Ge-
deelten van dit Vertoog, te weten: tot het
SfuzYKAEL Accent, overgaen, eri de
liuttige, daer uit vocrtvloeiende Zaken, den
leerling grondig aenwijzen;
Het
-ocr page 117-
VlER EN-TWINTIGSTE VeRTOOG. 373
Het woord Accent beteekend in 't ge-
tteen Uitfpraek, of Maetklank, men verftaet
'er dan gewoonlijk door, de bepaling, mati-
ging, en buigirig, van het Menfdhlijk Spraek-
geluid.
Tot voortbrengingeenerRede, onderfcheid
men drie&rlei Soorten van Accenten; als voor
eerst, een Letterkonflige Uitfpraek of Maet-
klank; (Accent Gramatical) ten Tweeden,
een Redenkonftige Uitfpraek of Maetklank
(Accent Logique, ou Rationei) en ten Derden,
eene Beweeglijke Uitfpraek of Maetklank
(Accent Pathetique, ou Oratoire.)
Het Gramaticale Accent, 't welk om dus te
fpreken, de Regelen der Accenten, in 't al-
gemeen bevat, bepaelt eigenlijk de Klanken
der Syllabens, of dezelven Hoog, Laeg, Kort,
of Lang, uitgefproken moeten worden; ter-
wijl het Redenkonftige of Logifche Accent, de
meerdre of mindre Samenvoeging, en Over-
eenkomst, welke de Vo^rftellen of Denkbeel-
den in zich behelzen, aentoont en kenbaer
doet worden, door middel van verfchillende
afftipping: en eindlijk de Beweeglijken Maet*
klank, of Oratorifche Uitfpraek, drukt door
de verfchillende buigingen der Stemme , door
langzamer of fchielijker Uitfpraek de gevoe-
leriS uit, waer meden den Redenaer bezielt
is; en welken hij zijne Toehoorderen tracht
mede te deelen.
Dcze verfchillende Accenten, en hunne
mtwcrking op de Spraek, moeten aen eenen
B b 2                       Com-
-ocr page 118-
374 De Muzykonderwijzer,
Cotnpontsi 'niet onb'ekend zijri, want de Ac*
centuatie,
is de ziel van deMuzYK, eh doet
Dezelve, of na Toonfpraek^ welken Eernaem
aij te reoht verdient of na Brabbeltael, ge-
lijken, dan de onverfchoonbare Onkunde van
Sommigen in dezen, is oorzaek, dat men
Hclaes! zoo dikwerf, de Woorden eens
Dichters hoort en ziet, verdraaien, beder-
ven, ontzenuwen, en daer door hunnen
kracht en nadruk verliezen.
, :Qp het Gramaticale Accent, moet vooral.,
m bet famenflellen van Recitativen, gelet
worden, om de onderfcheidene Woorden ,>
welken door de fchielijke uitfpraek, aen on-
vterft'aenbaerheit onderhevig zouden wordeny
des te beter te doen bevatten.
Door middel van het Logifehe Accent nu,
worden- de Denkbeelden van eenen Dichter
kenbaer,- een Componist moet dan ook, daer
op y geftadig lefrten , en de Muzijkale Zin-
Ciheidingen, ten dien Einden vooral in acht
nem'en; terwijl het Oratorifche, of Beweeglijke
Accent'.,- vooral bij Toneelmuzijk, in aen-
merking komt.
Uit; het Gramaticale en- Pathetique Accent is
dan nog een ander, 't welk men het Muzy-
Me Accent
noemt, ontftaen; dit moet bij al-
le Z.ang- en Speelftukken vooral, in acht ge-
nomen worden, en ook dit is het, waer van
wy thans fpreken moeten, terwijl de gemelde,
Andren eigenlijk het voorwerp der Compofitie
van Zangmuzijk zijn.
Doop
-ocr page 119-
\
VlER-EN-TWINTIGSTE VERT00G. 375
Door een Muzykael Accent verftaet men dan,
zekere Sterkten, vvaer meden den eenen Toon
boven den Anderen, voortgebragt moet wor-
den. Om nu de Accenten behoorlijk, en op de
vereischte Plaetfen voort te kunnen brengen*
heeft de Kunst ten dien einden afgedeelde
Zangmaten uitgevonden; en in dezelve de
plaetfen der Accenten duidelijk aengewezen. *
Thans zuilen wij den Leerling hier van na-
der moeten onderhouden, en ter bereikinge
nu van dit ons Oogmerk moeten wij eerst van
de Verdeeling der Zangmaten fpreken.
De Teekens der Maet, zoo wel als de Ver-
deeling derzelver, in Gelyke en Ongelykey
hebben wij in ons Eerile Stuk (w) reeds ver-
handelt, en aengewezen (x); derhalven moe-
ten wij nu de Verdeeling daer van, in EenvoUr
digen
en Samengeflelden, hier alleen in acht
nemen.
De Zangmaten worden dan ook, behalven
de Eerstgemelde Verdeeling, in Etnvoudigtn
en Samengeflelden onderfcheiden, te weten:
Fig. 1, en 2; Plaet 17; noemt men Eenvou-
dige
Zangmaten. Deze beide Maten van, vier,
en twee Quarterly zijn elkanderen in alles voU
komen gelijk. Fig. 3 , noemt men eene Sa-
mengeftelde Vierquart Matty
zijnde dezelve uit
twee
(w) Vierde Vertoog, png 54tn 55«
(x) Zie Plaet a.
Bb3
-ocr page 120-
376 De Muzykonderwijzer.
twee I Maten famengevoegt, om datde pas/a-
ge
aldaer eens zoo uitvoerig is, dan in Fig. i,
of 2. Deze Maten, gelijk den Leerling weet,
zijn Gelyke Maten; Fig. 4 > is eene Eenvoudige
Site Maet: terwijl men Fg. $, als eene Sa-
mengeftelde
*,* fte Maet, uit twee \ Maten, moet
aenmerken, om dat deze ecrstgemelde Maet
eens zoo uitvoerig is: dus houde men de door-
ftreepte vier Quart
Maet van Fig. i, alle I, J,
en ftte Maten voor Gelyke Eenvoudige, maer
de ondoorftreepte vier Quart Maet van Fig. 3 ♦
alle1/* en Vfte Maten, voor Samengeftelde
Zangmaten.
Een Gelyke Eenvoudige Zangmaet, heeft
TweeDeelen; Een Ongelyke* Drie; en eene
Samengeftelde Vier. Op ieder Deel eener
Zangmaetnu, moet een Accent vallen, dat is;
iedere eerfte Noot, van zulk een Deel, moet
fterker, dan de overige Noten voortgebragt
worden. Thans zullen wij Eerst de Eenvoudige
Maten
befchouwen.
In een Eenvoudige vier 'Qiart Maet Fig. 1,
zijn de halve Noten de Deelen, waer op het
Accent vallen moet, dus moeten de Eerfte , en
Vierde Noten, van beiden de Maten (aj (b)
(c) (d)> geaccentueerd voortgebragt worden;
de kleener Noten, in deze Maet, te weten
de Quarten en Agtftens, noemt men deLeden
derzelve.
Een I Maet heeft 00kTwee Deelen, deze
zijn hier de Qttarten, de kleener Noten
daer in voorkomende, zijn de Leden derzel-
ve,
-v
-ocr page 121-
ViER.EN-TWINTIGSTE VeRTOOC, 377
v#, dus moet het Accent bij Fig. 2, in de
Eerfte Maet, op de Eerfte en Vierde Noot,
(a) (b); maer in de Tweede Maet, op de
Eerfte en Derde Noot, (c) (d) vallen.
De f zoo wel als de lite Maten, welker
Twee Deelen, uit Drie Leden beftaen, heb-
ben 00k Twee Accentm; dus, op alle de No-
ten in Fig. 4 en 6, welken met (a) getee-
kend zijn, moet een Accent vallen; dat is:
zij moeten fterker dan de anderen voortge-
bragt worden, om dat iedere aengeweze'ne
Noot, het begin van een Maetdeel is.
Een Ongelyke Zangmaet, gelijk wij aenge-
merkt hebben, heeft Drie Deelen, dus heefc
eene §, | en 8fte Maet, ieder 00k Drie Ac-
centen',
het zelve moet dan in Fig. 7, 8
en 9; op die Noten vallen, welken wij met
(a) geteekend hebben, om dat dezelven tel-
kens het begin van een Maetdeel zijn. De
Deelen nu in eene 5 Maet, zijn de Halven-in
een |, de Quarten- en in een | Maet, de
Agtfte Noten, en daerom vallen in deze Ma-
ten , Drie Accenten; een ieder Deel beftaet
hier uit Twee Leden, dus, in de eerstge-
melde Maet, zijn de Quarten\ in de tweede,
de Agtftens; en in de derde, de Zestiendens;
de Leden, van die Deelen.
Eene 1 of §fte Maet Fig. 10 en n, heeft
Drie Deelen, en ieder Deel bevat 3 Leden,
dus merkt men in de eerstgemelde Maet, de
Quarten , als de Leden aen; doch in de laetst-
gemelde Maet, zijn de Agtftens de Leden *
Bb4                         in
-ocr page 122-
378 De Muzykonderwijzer.
. in deze Maten valt no het decent driemael
voor, te weten; op het Eerite, Vierde, en
"Zevende Agtften of Qiuirt, datis; op dje Noten,
welken wij in Fig. 10 en ir met (a) (b) (c)
(d) (e) (f), geteekend hebben; welke Noten
ook ifider het begin van ecn Mactdecl zijn.
Dc Samengejlelde Maten, eens zoo ruim dan
de Eenvoudige zijnde, beftaen uit Vie.r Dee-
Jen ; dus heeft de Samengejlelde vier Qitart Maet
Fig.
3, VierDeelen, welken hier de Qjianen ziin,
terwijl de Agtflens of kleener Noten, de Leden
daer van uitmaken, het Accent valt dan op die
Noten , die wij met (a) geteekend hebben, om
dat een ieder dezer Noten het begin van een
Maetdeel is 5 deze Maet verftrekt ten opzichter}
van de. benaming der Noten, tot eenen richt-
fnoer van alle de anderen.
DgV'fte Maet heeft ook VierDeelen,het Ac-
cent
valt dan in deze Maet, op het Eerfte,
Vierde, Zevende, en Tiende Agtflm* welke.
Noten wij in Fig. 5, meden alien met (a) ge-
teekend hebben; en dezen zijn ook ieder, het
begin van een Maetdeel, om welke redenen
zij ge'decentueerd moeten worden, terwijl de
Agtftens de Leden van deze/Deelen zijn.
Zie hier d.e Plaetfen der Accemen, bij de
mcest gebruikelijkfte Zgn.gmaten aengewezen;
deze Accentcn, of anders, die Sterkte waer
mede fommige Noten boven anderen yoortge-
bragt worden, moct men vooral, bij Injlrn-
memad Muzyk
, na^wkeurig in acht nemen ,
want de A' centumie maekt deze foqrt van
Muzijk, waer bij geene Woorden gepaerd gaen,
ei-
-ocr page 123-
VlER-EN^TWINTIGSTE VeRTOQG.        379
eigenlijk verftaenbaer, en doet ons de mee*
ning der Componisten recht bevatten.
Dan, Wij moeten nog aenmerken, dat de
eerfte Noot eener Zangmaet, altoos het fterk-?
fie gcdccentueerd word; dus word het Eerfte
Quart in eene 1 Maet, fterker dan het Tweede
voortgcbragt; het Eerfte Quart, zoo als 00k
het Derde, van eene Samengeftelde vkr
Qitart Maet
, word fterkst, doch het Twee-
de, en Vierde Quart, minder fterk geaccen-
tueerd;
dus de Eerfte Noot van eene Maet,
altoos allerfterkst voortgcbragt moet worden
Deze Accentudtie nu, is op alle Biacs- en
geftreken Snaertuigen, op het Forte Piano,
als meden op Klok- en Staeffpellen mogelijk;
doch onze gewone Clavieren, zoo als 00k het
Orgel, zijn daer voor niet vatbaer.
Daer 'er Gelyke, en Ongelyke Zangmaten
plaets hebben, zoo is door de famenvoeging
van dezelven, eene andere foort, te weten:
eene \ Maet voortgefproten, doch niet alge-
meen aengenomen ; zeker Muficus, Adol-
phati genaemt, nam 'er, in den Jare 1750
te Genua, de Eerfte Proef van; en eenige
Jaren geleden, heeft den vermaerden Compo-
nist
CollIzzi, 00k in dergelijk eene Maet,
een Italidensch Aria in druk uitgegeven, doch
hoe fchoon zulks 00k bevonden wierd, is het
echter nog van niemand nagevolgt; Fig. 12,
vertoond een Staeltje van deze Zangmaet, de
Quarten zijn hier de Deelen, het Accent valt
dan op het Eerfte, Tweede, Derde, Vierde
Bb 5
                           en
i
-ocr page 124-
3S0 De Muzykonderwijzer.
en Vijfde Deel der Maet, welke Noten wij aU
Ien in de eerfle Maet, met (a) geteekend heb-
ben, doch het Eerfte en Derde Deel, moet
allerfterkst geiiccentueerd worden; dan wij net*
ben dit flechts als in't voorbijgaen willen aen-
merken, terwijl wij thans uit de Accenten de
volgende Drie Zaken zulien afleiden}
0 Het Muzykael decent moet tot eenen Richt-
fnoer, voor de plaetfing der Noten verftrekken;
dat is: door middel van het Accent verkrygen
i-.
Dezelven hunne juiste Plaetfen en Maetperken,
welken door de Kunst tcr Accentuating geichikt
zijn.
2) Den Aen/lag van het Accompagncment, in de
Generate Ba$, moet daer na 00k gefchikt wor-
den; en eindelijk:
2) De Muzykale Teekenkunde, word in fommigen
opzichtew. uok J«« »» geregeld.
Met betrekking tot het Eerften moeten wij
melden, dat, alhoewel fornmige eerstbegin-
nende Componistm dikwerf hier in dwalen, wij
echter den Leerling , hier ter plaetfe, de noo-
dige onderrichting daer van, niet kunnen me-
dedeelen, om reden, dat deze Stoffe eigenlijk
tot de Muzykale Compofitie behoort, want het
is niet mogelijk om met weinige Woorden,
cen ieder te doen begrijpen, dat de Noten van
Fig. 13 kwaed, maer die van Fig. 14, goed
geplaetst zijn; derhalven laten wij deze Stof,
liever voor als nog berusten.
In het Tweede Stuk (ij) hebben wij eene
Schetc
(ij) Vyftiende Vtrwog, tar. aisensu*.
-ocr page 125-
*
VlER-EN-TWTNTIGSTE VerTOOC. 381
Schets medegedeelt, waer na den Leerling
zich in het Aenflaen der Generate Bas richten
moet; het gene wij daer aengemerkt hebben,
blijft zonder twijfFel fland grijpen, thans voe-
gen wij 'er nog maer alleen bij, dat den Aen-
flag van het Accompagnement, altoos in geaccen-
tueerde
Maet-tijden gefchiet, en om deze reden
moet het Accompagnement, in eene Samenge-
ftelde vier Quart Maet,
welke Vier Maetdee-
len heeft, Viermael aengeflagen worden, te
weten: op iedere Quart, welke de Deelen de-
zer Maet zijn, Plaet 11, Fig. 17, (a) (b)
(0 (d).
In Twee Quart-, en Eenvoudige vier Quart
Maten,
welken beiden uit Twee Maetdeelen be-
ftaen , flaet men het Accompagnement Tweema-
Ien aen, namelijk in de eerstgemelde, op de
Quarten, maer in de laetstgemclde Maet, op
de Halve Noten, welken de Deelen derzelve
uitmaken, Plaet 17, Fig. 15 en 16.
Bij Brie Vierde of Brie Agtfte Maten, bei-
den uit Drie Deelen famengefteldt zijnde, moet
het Accompagnement Driemalen aengeflagen
worden , te weten: op iedere Quart of Agtften
der Maet, welken de Deelen daer van zijn;
Fig. 17 en 18.
Bij Zes Agtfte Maten, welke uit Twee Maet-
deelen famengevoegt worden, ilaet men ge-
woonlijk Tweemalen aen, namelijk op het
Eerfte, en Vierde Agtflen der Maet, Fig. iy.
Bij Negen Agtfte Maten, uit Drie Maetdee-
len beftaenden, word het Accompagnement
Drie-
-ocr page 126-
« '
38a De Muzykonderwyzer.
Driemalen aengeflagen, dat is: op het Eerfte,
Vierde, en Zevende Agtfien van de Maet,
Fig. 20.
~ Dus ziet den Leerling dat het Accompagne-
ment
altoos- op geaccentueerde Noten, welken
men Hoofdnoten; maer zelden op ongeaccen-
*am-de,diemengewoonlijkDoorgaendenoemt,
aengeflagen moet word en.
Nu hebben wij in de Derde Plaets aenge*
' mevkt, dat de Mazykale Teekenkunde, 00k in
fommigen opzichten, na de Accenten geregeld
word, dit zullen wij thans den Leerling, wat
nader aentoonen.
Wij flellen tot eenen vasten Regel, dat de
Leden, eener uitvoerige Zangmaet, tot e6n
en hetzelfde Deel behoorende, nimmer van
elkanderen gefcheiden moeten worden; hier
nit volgt dan: dat men in het Samentrekken
der Haekjesnoten, eenig onderfcheid moet
maken.
By voorbeeld: in de Eenvoudige vier Quart
Maet
van Fig. 1, waer in Agtftens voorko-
men, trekt men 'er Vier aen Vier, want het
Accent valt op het Eerfte , en Vijfde Aglften
der Maet (a), (b); gevolglijk behooren de
drie Noten, welken aen (a) volgen, tot het
Eerfte Deel; daer nu de Noot (b) 't begin
van het Tweede Deel is, en de Drie daer
op volgende Noten tot dit Tweede Deel be-
hooren , zoo worden dezelven, van het Eer,
fte afgefcheiden, om des te beter de plaet-
fen
-ocr page 127-
VJER-EN-TWINTIGSTE VERtOOtf. 383
fen der Accenten te kunnen bemerken; dus
ziet men dan klaer, dat de Accenten op het
Eerfte en Vijfde Agtften vallen raoeten; ko-
men 'er Zestiendens in voor, men trekt de-
zelve Vier aen Vier, Fig. 3.
Daer men nu, wanneer zulks mogelijk is,
altoas de Deelen der Maet, in de Muzijkale
Schrijfwiize, van elkanderen affcheid, zoo
zijn de No ten bij Fig. 21 kvvaed, doch bij
Fig. 22, goed geteekend, want in een vier
Quart Maet
, moeten de Deelen van elkandren
afgefeheiden zijn: de Derde Noot dan in Fig.
21, moest niet aen de Vierde gehecht, maer
op zich zelven gefchreven zijn, ora dat deze
Derde Noot, tot het Eerfte Deel der Maet
behoort, en de Vierde Noot, die het begin
van het Tweede Deel is, zal dan 00k op zich
zelven verfchijncn, dus zullen de plaetfen der
Accenten , als dan , duidelijker gezien worden i
en derhalven, de Schrijfwijze van Fig. 22, is
in alien deelen goed, maer die van Fig. 2-1 ,
kwaed.
In de twee Quart Maet van Fig. 2, worden
de Zestiendens, 00k Vier aen Vier gefchre-
ven, om de Deelen der Maet, des te beter
van elkandren af te fcheiden, want het Accent
valt op het Eerfte (a) en Tweede Deel (b)
der Maet: komen 'er nu Agtftens in voor y
men trekt dezelvc Twee aen Twee, 00k wel
eens Vier aen elkanderen, dit is volftrekt
het zelfde.
la
-ocr page 128-
384        D^E MUZYKONDERWIJZER.
In Ongelyke Zangraaten, moet hier vooral
op gelet worden, want eene | zoo wel als
eene ?^e Maet, bevat zes Agtftens, dan,
deze Maten verfehillen in de Schrijfwijze ech-
ter veel van elkanderen, want in eene *fte
Maet trekt men altoos drie Agtftens aen een
Fig. 4, de Tweede Maet, maer in eene fde
Maet, altoos Twee en Twee, 00k wel Vier
en Vier en Twee, Fig. Sy of alle Zes de Agt-
ftens
aen elkanderen, zoo als bij Fig. 17, iri
de Bus. De reden daer van is: om dat deze
beide Maten verfchillende Accentuatie ontfan-
gen moeten, want eene Ide Maet heeft Drie,
maer eene ffte Maet, flechts Twee Deelen,
en hierom worden in de eerstgemelde Maet,
alwaer de Quarten de Deelen zijn, twee Agt-
ftens
te famen getrokken, dus is de Tweede
Noot van Fig. 8, een Lid, tot het Eerfte
Deel behoorende, om welke reden, het met
de Eerfte Noot, te" famengevoegt moet wor-
den, terwijl de Derde Noot (a) het begin van
een nieuw Maetdeel is. Nu kan men in deze
Eenvoudige Zangmaet (gelijk wij reeds gezegt
hebben) de Agtftens, 00k als Vier en Twee,
of wel alle Zes te famenvoegen, om dat zulks
met de Deelen der Maet, noch het Accent
niet ftrijdig is, en de plaetfen daer van niet
onduidelijk maekt, want, wanneer men de
Agtftens, op een van de gemelde wijzen, fa-
menvoegd, zoo verbindt men, wel is waer,
de Deelen te famen, maer men doet even wel
gee- '
4
■ ^
-ocr page 129-
VlER-EN-TWINTIGSTE VeRTOOCJ.          385
geene Leden tot andere Deelen overgaen;
doch, wilder* men de Agtftens eener £fte Maet
op die wijze te famentrekken, het zoude niet
dan verwarring veroorzaken, want, daer ee«
ne ffte Maet, flechts Twee Deelen heeft,
zoo valt hier het Accent op het Eerfte, en
Vierde Agtften der Maet, dus moeten dan
de Drie Eerfte Noten, in de Tweede Maet
van Fig- 4. aen elkanderen getrokken wor-
den, als Leden, tot het Eerfte Deel behoo-
renden; terwijl het Vierde Agtjlen, als de
Eerfte Noot, van het Tweede Deel der Maet
zijnden, daer van afgefcheiden, en met de
Twee laetfte Noten, als Leden van het
Tweede Deel, vereenigt, en famengetrokken
moet worden, en op deze wijze zullen de
Twee Deelen der Maet, zoo wel als de
plaetfen der beide Accenten, zich klacr ver-
toonen.
Den Leerllng zal nu, zoo wij hopen, dui-
delijk zien, dat 'er, ten opziehten der Accm.
tudtie,
tusfchen eene ^e en ffte Maet, groot
onderfcheid is, want in de Eerfte Maet van
1 Fig- 8. worden Drie Noten gedccentub'erd, te
weten : het Eerfte, Derde, en Vijfde Agt-
jlen,
maer in de Tweede Maet van Fig. 4.
flechts twee Agtftens, namelijk: het Eerfte
en Vierde der Maet, en om deze reden
trekt men in de laetscgemelde Maet, als
flechts uit Twee Deelen beftaenden, Drie
Noten te famen.
Ten
-ocr page 130-
De MUZYKONDERWIJZER.
Ten opzichtetir van het famentrekken d«f
Noten, bij Zangftukken, daer van hebben
wij, in ons Eerfte Scuk (z) reeds genoeg-
zame melding gemaekt, derhralven zullen wij
thans nog kortelijk, iets van' het gebruik der
Pauferingen, of Rustteekens aenmerken, en
ten dien einden;, wijzenwij den Leerling tot
Plaet 2; van het zoo evengemelde Eerfte
Stuk.
De Paufering vtfn Eene heele Maet, Fig. 1 ,
No, $; word in alle Zangmaten, 't zij
lange, of korte, gevoeglijk gebrui'kt.' No. 2 ,
zijnde een halve Maet, of Paufering eener
halve Noot, word in eene Eenvoudige en Sa-
mengeflelde vier Quart Maet,
ter uitbeeldinge
Van eene halve Maet gebruikt, 00k wel eens
in de Zangmaten van \2 of Vfte? doch nooit
in Ongelyke Zangmaten, ale welken in de
helft, zonder de Deelen te verwarren, niet
gefcheiden kunnen worden.
Somrnigen willen, dat men deze halve Maet
Paufe, 00k in f&e en Jfte Maten gebruiken
zal; dan, wij zijn van gedachten, dat het in
de Eerstgemelde Maet, ter uitbeeldinge van
eene halve Maet, beter is, No. 4. van Fig. 1,
en No 1 van Fig. 2. beiden te gebruiken: en in1
de Laetstgenielde gfte Maet, ter uitbeeldinge
van de halve Maet, No 1 en 2 , van Fig. 2,
om alle verwarring voor tekomen, want de
halve Maet Paufering Fig. 1. No 4 , brengt ons
niet
(7!) Vicrde Vertoog, pag. 63,
-ocr page 131-
> VlER-EN-TWINTIGSTE VeRTOOG,        387
hiet allecn in het denkbeeld eener halve Maet,
maer, ook eenei* halve Noot; en gevolglijk
word de helft, in de gemelde Maten, daer
door, onzes bedunkens,, niet klaer genoeg
uitgedrukt, dan, daer deze Zaek van geen
groot gewigt is, laten wij een ieders oordeel
vrij.
In }de, Jde |^e en „fte Maten, gebruikt men
zuikei Pauferingen, als de Lang- of Kortheid
der Noten zulks gevoeglijk vereischt.
Ziet hier GejIchte Kunstvrtenden,
ons Derde Stuk, ten eindcn gebragt,
het ftrekke U ter proeve, hoe wij aenge-
fpoort, en in ftaet gefteld wordende, door
Uwen ijverigen Leeslust voornemens zijn,
ons Werk, te voleinden , zijn 'er echter vele
Zaken, voor als nog, onaengeroert gebleven,
denkt, dat het niet mogelijk ware, om alles,
, in dit kort beftek, 't welk wij de Eere heb-
ben U thans aen te bieden, te verhandelcn:
wij twyffelen geenfints, of onpartijdige
Kunstkweekere n zullen bekeh'nen, dat
wij in deze wcinige bladeren al reeds veel af-
gewerkt hebben, ja zij zullen, zoo wij ver-
trouwen, duidelijk zien, dat ons oogmerk
niet is, om dit werk in 't oneindige te rek-
ken, maer integendeel, dat wij voornemen ,
allts zoo kort als mogelijk is, doch teffens
bondig, voor te ftellen; mogen wij dan ver-
der voortgaen, zoo zal den Leerling, moge-
2de Stub
                C c                            lijk
-ocr page 132-
388       De MUZYKONDERWIJZER.
lijk meer vinden, dan hij elders vergeefsch g&.
zogt
heeft.
Dat dan, terwijl wij de Begunstigers van on-
zen Arbcid
openbjk dank betuigen, deze wei-
nige Bladeren, tot nut en aenwas der Muzvk
ftrekken, en ons flechts dit genoegen ver--
fchaffen, datdezeEDELE Kunst, daerdoor,
meerder algemeen geacht, geoefFend, en ten
waren dienste gebruikt wierde, dan hadden
wij ons oogmerk volkomen bereikt.
-ocr page 133-
BLADWIJZERi
A.
decent: Beteekenis, en de drie onderfcheidingen
diesaengaende, aengetoond en verklaert. 373. —
Muzykael decent: waer uic voortgefprocen, en
wat hec is 375. — Het zelve moet tot eenen
richefnoer voor de plaetfing der Noten verftrek-
ken; den Aenflag van hec Accompagnement hier
na ingerichc worden; en de Teekenkunde, in
fommigen opzichten , hier na zich regelen..38o
Accompagnement, Befchrijving, en Uitlegging van
die woord -205. — Onderfcheidingen van het
zelve, volgens Sommigen. 206 — Uitzonderin-
gen omtrent de Creep van het zelve. 207. —
Waerom men in het Accompagnement, geen
Twee of meer agter elkander volgende Octaven
of Quinten mag laten hooren. 209. — Beweging
der Handen in het Accompagnement. aio. —
Verfchillende gevpelens van Sommigen aengaen-
de het Accompagnement. 217. — Brekingenj
Loopen, llarpeggio* s of Trillers, niet voegzaem
bij het Accompagnement, uirgezonderc bij het
Recitatif. 218. — Raed acn eerscbeginnende Ac-
compagnecrders
, om geene moeilijke Stukken,
onder handen te nemen en op wat wijze zich
aen het zelve te wennen. 216. — Voorbeelden
hoe het Accompagnement interichten, wanneer
de eenvoudige Noten eunige Sieraden gedogen.
219. — Accompagnement des Recitatifs. ill. —
Hoe het zelve interichten bij Scerke of Zwakke
Speeltuigen of Zangftemmen. 223. — Chorus
of Sympboriie, op wac wijze ce Accompagneren.
224. - By Zangmuzijk. 225. — Hoe het zelve
bij eene Solo te rich ten. 228. — Hoe men het
zelve na den Solofpeler moet: fchikken. 229. —
"Wat noodzaeklijk is, e&r men eenen aenvang
daer meden zal maken. 242.
Cc 2                          Ao
-ocr page 134-
B L A D. W IJ Z E R,
Accoorden: Wat omtrent dezelven moet waergenomeri
worden, in het Accompagneren 207. — Van geen
Disfonerenden af te gaen, voor en al eer zy hunne
Oplosfing verkregen hebben 212. — Hoe dezelven
op fommige Toonen hunne vaste plaets hebben 253,
Acouftique of Gehoorkunde befchreven. 259.
Adam, als den Eerften Oorfprong en iieoeffe-,
naer der Muzijk, vastgefteld. 13.
AdolphaTi, nam de Eerfte Proef eener \ Maet,
doch het zelve wierd niet algemeen aengeno-
men 379.
Aenflag van het Accompagnement in de Rechte-
hand 215. — Word volgens het Muvykael Ac-
cent
ingerichc 380.
Afkomst van het Ut Re Mi Fa Sol, 39
A Groofe Ters hoe veel Kruisfen hij vereischt 180.
Agrementen, bij Zang- en Speelftukken gebruik-
kelijk. 102.
Alt de herkomst van dit Woord en deszelfs Uit-
legging. 35. den A/t-Slcmel d°« —
d'ALEMBERT over den Oorfprong der Kltent
Ters
aengehaeld. 162.
Allegro en Allegretto, wat Onderfcbeid hier in ge-
maekt moet worden. 95.
A-wol Groote Ters heefc Vier Mollen noodig. 18a.
Antwoord op den Brief van Mejufvrouwe W: G:
over de Verkeerde Plaetllng der Teekenen, bij
de Zangmuzyk. 39.
Apollo, door Josephus en Heideggerus,
gehouden voor den Eerlten U itvinder der M u-
ZYK. 10.
Applicatie of Vingerzetting van 't Clavier, als het
moeilijkftenboven alien Speeltuigen befchouwd66.
Applicatuur of vingerzetting befchreven. 73. Steund
op twee voorname regelen do. — Hoe iederen
vinger op zich zelven gebruikt moet worden
76. — Kwade en Dubbelzinnige, waer den Leer-
ling op diend te letten 82. Noodige' Regelen
den
•
-ocr page 135-
BLADWIJZER.
den Leerling voorgefchreven. 83. — Applicatuu*
bij meerftemmige Slagen 86. — Bij Terpen als
00k bij Gebrokene 87. — In de Ruimten eener
Quart of Quint 88. — Binnen de Grenzen eener
Sext, Septima enz. 89. — Voor de Rechte en
Linkehand bij Drieftemmige Slagen 89. — Bij
Vierftemmige Slagen voor de Rechte en Linke
hand 90.
Aristides Quintilianus, aengehaeld 7.
Aristoxenes: Opvolger van Pjjthagoras,
fchreef ten dienften der Grlektn over de M u-
zyk ten tijde van Alexander den Grooten 15.
Arretin C Guijjo ) Eerfte Hervormer der
* MUZ YK 17
B,
B Groote Ters, heeft Vijf KruisPen noodig iSl.
B Kleene Ters, vereischt Twee Kruispsn 184,
B mol: hoe vele Mollen dezelven heefc 182
B quarrie of Quadratum, hec Teeken ter Her-
ftelling 36.
Bas of F. Sleutel 34.
Bas: den Afkomst en Uitlegging van dit Woord 35,
BasCus Continuus: den Oorfprong dezer Benaming
en deszelfs Oogmerk aengetoont 119.
Becyfering der Generate Bas 19a. — Derzelver
plaetfing boven, onder of terzijden de Noten
197 — Dubbele Becyffering, hoe dezelve u'tt te
voeren aoi tot 204. — Verfehillende vvijze van
Teekenen fommiger Componhten 214.
Btcyjfering der Klankladder over de Groote Ters,
233 — over de Kltene Ters 236. — Waer, en
op welk eene wijze, fommigen te pas gebraeht
kunnen worden 249.
Beeyfperingen, afwijkende van den Kegel des Oc-
taeps
248.
Bed a, breiden in Groot-Brittanniht de Muzyk
wit, zoo met Monde als door Gefchriften 16.
Cc 3                          Be-
/
-ocr page 136-
B L A D . W IJ Z E R.
Bennming der Muzyknoten 34. — der Clavierioet-
fcn
67. — der-Mazykale Intervallen of Twee-
klanken 134. — van alien, in het Accompagne-
m'ent
voorkomends? Intervallen: en dezelven op
alle gebruiklyke Toonen toegepast 138. — van
de Kruis- en A/cAToonen 142.
Beneden- en Bovenroetfen van een Clavier en ge-
regelde Orden en Ligging befchreven 68.
Berekening van de Comma s in den Heelen Toon
vervat 332.
Befchouwing der Menfchelijke Gehoortuigen 302.
Beweging der Muzykftukken 93. — derHandenin
net Accompagnement 210.
Bewijs dac de Lucht de Middenoorzaek van 'c
Geluid is door eene Proef mec de Luchtpomp
bewezen 276.
Bis bij de Repetitien of Rustteekens betrokken5a.
Blaes- en Windtuigen: hoe in Dezelven den Toon
verwekt word 289. — Noodzaeklijke Eigen-
fchappen der Blaestuigen ter voortbrenginge der
Toonen 283.
Boogjes, die over verfchillende, en van elkander
onderfcheidene Noten heengetrokken worden,
hunne Beteekenis en wijze van Uitvoering 62
Brevis: de Naera der.Vierkante Heele NootOud-
tijds in gebruik zijnde 47.
Brekingen, Loopen, Harpeggio's of Trillers niet
m voegzaem bij 'c Accompagnement Uitgezonderc
bij het Recitatif 218. — Hoe van dezelven ge-
bruik te maken, wanneer de Uithoudende No-
ten zulks toelaten 220
Brief van Mejufvrouwe W: G: over de verkeerde
plaetflng der Kruisfen en Mollen bij de Zangmu-
zyk 38. — Ainwoord hier op 39. — over de
Toonkunde van Mevromve M.,,. v,. S....
geb. d. P,... 160.
Bij-
-ocr page 137-
BLADWIJZER.
Bijvoeglijke Woorden als Asfai, Poco enz: 95.
Bijzondere Wijze om doove Menfchen het Geluid
te doen ontwaer worden 305,
C.
C Kleene Ters behoefc Drie Mollen 185.
C-kruis en D-mol waerlijk in Toon van elkaer
onderfcheiden 331,
Cadence Parfaite — Imparfaite 239. — Evities
240.
Calichon, Panbor, Harp, Luit en Tbeorbe in ftaet
ter Uitvoeringe van de Generate Bas 133.
Campion, Franfchen Tbeorbht, volgens het ai-
gemeen gevoelen , den Kerften die over den
Regel des Octaefs aefchreven heefc 232.
Canto : door de Italianen gebruikt wordende voor
Discant of Soprano 35. — Cantfleutel d°
Capehiaet: deszelfs Kenmerk 55.
Caftagnettes ; voortijds bij de Ouden in gebruik
om de Maet te flaen 60.
Cborus of Sympbonie op wat wijze te Accompag-
neren 224.
Cbromatique of Sierlijke Klankgeflacht befchre-
ven 327.
Cirkelen boven de Noten : hun Gebruik en Nut-
tigheid bepaeld 48.
Claviertoetfen ; derzelver bijzondre Namen en on-
derfcheiding in Boven- en Beneden-Toetfen. 67.
Clavier van Fyf Octaven :
de verdeeling daer van
in Gropt, Kleen, Eens, Twee, en Drie Ge-
ftreept Cctaef 70.
Clavier
, wel voornamelijk, benevens het Orgel
bekwaem, ter Uitvoeringe van de Generate Bas
133. — Het zelve bepaeld ter onderwijzinge
d" — Verfchillende Benaming en Onderfchei-
ding der Toonen op het zelve 155.
Cc 4                            Col-
-ocr page 138-
B L" A D W IJ Z E R.
Collizzi, Gautier, Ruiofs, Neumaw,
Lentz, Schmits en andere beroemde
Meesteren, bijgebragt 227.
Comma's: wat hier door verftaen word, en hoe
de Uitlegging is 330. — Volgens ervaren Mo:
zyk-kundigen heefc den Heelen Toon 9 Com-
ma''s
d"'
Confonerende Geluiden: derzelver eenige Reden en
Oorzaek aengetoond 359.'
Cresfando en Diminuendo, 100.
Cuftos: Wachter of Aenwijzer 62.
Cyffiers: boven de Noten, op de bijzijnde Platen
gefteld, uitgelegd in eene Nota 75.
Cyfieri boven de Generak Bas, gefteld zijnde,hoe
te behandelen 190.— Die het volmaekte Accoord
te kennen geveri 199 — 2, 4, 6, 7 en 9 be*
befchouvvd 200. — Twee boven 66ne Nooc ge-
plaetst zijnde, hoe dezelven aen te vullen 201.
— Drie boven ddneNoot, hoe te behandelen 202.
10, 11 en ia, fchoon buiten gebruik zijnden,
echter aengeroerd 202. — Dubbeld gefteld worden-
den, daer de Enkelen voldoenden zijn, opg.e-
helderd 203.
D Groote Ters hoe veel Kruisfett hij heeft 180
1) Kleene Ters heefc eenen b-/»o/ 184.
Da Capo 52.                             _ ,
D-al Segno, bij de Repetitien betrokken 52.
Damascenus (Johannes) eenSyrifcben Mon-
nik, deed de Muzyk weder herleven, na dat
de Gotben, en Wandalen dezelve in vergeten-
heid gebragt hadden, en voorzag de Psalmen
.. der Oosterlingen, met Vooyzcn ofZangwijzen 16.
David en de volgende Koningen van Ifrael,
aengevoerd als Voorftanders der Muzyk 14.
Lai-
-ocr page 139-
B L A D W IJ Z E R.
Laire(W<0 volpens fommigen den Uitviuder van
den Regel des- Octaefs 231.
Derham, Flamstead, en Halleij's Be-
rekening van de Snelheid des Geluids 309,
Diatotiique, Cbromatique en Enbarmonique Klank-
geflacht onder de Grieken in gebruik 324.
Diatonique of Voltoonig Klankgeflachc, befchre-
ven 326.
Diefeugmenon: de Naem van het Derde Tetracbord
der Grieken, wanneer het, met het Vierde ver-
eend ware i?6.
Dignos laude Vtros Mufa vetatmori: eeneSpreuk,
toegepast op Gollizzi, Gautikr, Ru-
lofs, NsuMan, Lentz en Schmitz227,
Diminuendo & Cresfendo ico,
Diodorus, gedachten wegens den Afkomst van
het Woord Muzyk, aengehaeld 5.
Discant: wat het zeggen wil, benevens de eigen-
lijke Uitlegging daer van 35.
Disfvnanten maken de Muzyk oneindig fchoo-
ner, wijslijk gebruikt wordende 125. — Vrage
over het Medeklinken derzelven 164. — Be-
paling van derzelver Redenmaten 366.
Doove Menfc'hen het Geluid te doen ontwaer
! worden, op eene bijzondere wijze 305.
DrieJJag: waer uit Denzelven beftaet, — Hoe het
geteekend word. — Eene kleene zwarigheid
dien aengaende, beantwoord 109
Dubbeld Kruis- en MoZ-Teeken 37,
DubbelJJag, word door den Heere Marbueo
den DrieJJag genaemt, en hoe hij denzelven on-
fcheid no.
Dubbelen Foor/Jag: waer door denzelven verwekt
word no.
Ductus Rectus, Revert em, en Circumcurrens n6t
Duitfche Vioolfleutel 34.
Cc 5                     Du^
-ocr page 140-
BLADWIJZER.
Punstan, Uitviader van Veelftemmige llartna-
ni'en
16.
Puurzaemheid der Toonen ; op alle Speeltnigen
niet mooglijk 318. — Wat 'er door Verllaen,
en hoe hec zelve te weeg gebragt word 319.
E Groote Ters: van hoe vele Kruisfen hij voor*
zien is 181.
₯.-mol Groote Ters heeft 3 Mollen noodig 182.
E Kkene Ters, heefc edne Kruis 184.
Ecbo: Bijzonderheid van 66ne op den Mttider-
berg 299. — klare Bewijzen, dat de Luchc door
eene Golfswijze Beweging , het Geluid tot ons
overbrengt 297.
Eentoonigen Voorflag befchreven, en verklaert 115
E<5n of meer Cyffers boven de Noten in de Gene-
rale Bas,
gelteld zijnde, hoe te behandelen 198.
Een , ednfnarig Werktuig wordt met recht, een
Muzijkael Speeltuig genaemt 282.
Eenvoudige en Samengeftelde Maten 375.
Egyptennren,(ie)3.\s eerfte Opdelvers der Muzyk,
na den Zondvloed, befchouwd 14,
't Enbarmonique Klankgeflacht befchreven 328.
Epiglottis of Keelklapjen , waer door de Tremolo
af Tremulo in Zangftemmen : te weeg gebragt
word 104.
Eptbacorde, benoemde Paus Gregorius, zijnen
Klankladder van Zeven Noten 177.
Extenfio, Tenfio, Tendo, Spanning of Uitrekking,
denlclijk ten eerften Oorfprong van 't Woord
Toon genomen 278.
F. Groo-
c
-ocr page 141-
BLADWIJZER.
•F,
F. Groote Ters, heeft eene Mai noodig i8r.
Y-kruis Kleene Ters, vereischt Drie Kruhfen 184.
IF. Kleene Ters: hoe veel Molten noodig heefc 185.
F,  of Forte alroos geplaecst, boven of.onder die
Nooc waer het Sterke beginnen moet 101.
Faut aftendre avec patience, (Romance) gebruikt tot
ftaving, van *t gezegden^ in de verklarlng, van
den Regel des Octaefs 241.
Forte, pin Forte enz. Woorden ter aenduidinge
van het Sterke 100.
Franfche Fioolfleutcl 35.
G.   Groote Ters: hoe veel Kruhfen dezelve ver-
eischt 180.
G. Kleene Ters heeft Twee Mollen 185.
Gautier, Rulofs, Neoman, Lentz,
en andere beroemde Meesters, aengehaeld 227.
Gehoor (Het Muzykael). befchreven 20.
Gehoortuigen der Menfchen, Afgcbeeld, Ver-
klaerd, en Uugelegd 303. — Wederlegging van
de bekende Spreekwijs, dat wij met onze Ooren
Hooren. 302. — de Overeenkomst derzelven,
als cen der grootfte Wonderen van den Scheppe.r
aengemerkt, en met een Versje geftaefd 307.
Geluid: Wat het zelve is, en Hoe't ontitaet 267.
— Voorbeeld me: eene Snaer ter betogingevan
de wordinge des Geluids 269. — Hoe en Wan-
neer het zelve eenen Muzykalen Toon genaemt
kan worden 276. — Overeenkomst van hej:
woord Geluid met het woord Toon, nader ver-
klaert 282. — Proefneming ter bevestiging dat
de Luchtgolven noodzaeklijk alle de Ruimtens
tu$-
-ocr page 142-
..                                                                                                                                                    .                                                   ■
BLADWIJZER.
tusfchen ons Oor, en het Toonverwekkend Lig-
chaem moeten vervullen, willen wij Geluid
hooren 296. r- Bijzondere wijze om Doovg
Menfchenhet Geluid te doen ontwaer worden.
305.
Geluiden: Kleene bewegen zich even Snel als
Groote 310.
Gelijke en Ongelijke Maten befchreven 55.
Gelijke Beweging: Wat hier door verftaen word,
en hoe ter Uitvoer gebragt aip.
Generate Bas: Op-welk eene wijze die best te
leeren 121 — Vraeg over de moeilijkheid der-
zelver, en beantwoordinge met de Woorden
van Mr. Rousseau 12a, — Hoe derzelver
moeilijkheid vermeerderd word, door de vcr-
fchillende wijze, van Teekenen 130. — Genera-
te Bas
en Accompagnement, Twee onderfcheide-
ne Zaken 205. — den Aenflag der Generate Bas
moet zich, naer 't Muzijkale Accent inrichten
381.
Getierael Basfist: wat van hem geeischt word 132.
Genootfchap in Duitscbland opgericht, heefc eer-
tijds eenen Gouden Eerprijs uitgeloofd, ter be-
antwoordinge eener Vrage over het Tweemael
agter elkander gebruiken, van Octaven en Qiiin-
ten
209.
Gefteltheid van den Klankladder over de Groote
Ters
179 — over de Kleene Ters 182.
Getallen waer door de Klankladders worden uit-
gebeeld 178. — Harmonifcbe Getallen of juiste
Redenmaten van de Overcenltemming der Gelui-
den 359.
Gisfingen omtrent de Gedachten veler Lezeren bon-
dig weerlegt 323.
God , als de Gever en Eerften Oorfprong der Mu-
zyk aengemerkt 9,
Golfs-
-ocr page 143-
^LADWIjZEri*
Golfswijze Beweging der Lucht, waer door wij
Geluid hooren 273. —Hoedanig dezelve gefchied^
en van wat Uitwerking zij is 291. — Een Voor-
beeld ter ophelderinge hier van, inPlaet verbeeld
en verklaert 292.
Gramaticael; Logiscb; en Oratorhcb Accent: aen-
gewezen, ten welken einden, zij gebezigt wor-
den 374.
Gregorius Paus van Romen, verkorte de Vijf-
tien Eerfte Letteren van het Alphabet der Grie-'
ken,
ter Uitbeeldinge hunner M uz YKgebezigd,
tot op Zeven te weren: A tot G. 30, — Denzelven
fchaden de Tetrachorden der Grieken af, omtrent
den jare 594, en ftelden in derzelver plaetfe ee-
nen Klankladder van Zeven Noten 177.
Grieken (de) gebruikten in plaets van Noten om
hunne Muzyk uit te beelden , de Letters van
hun Alphabet. 29. -
Groote en Rleene Ters: Eene Vraeg hier omtrent
159 — Oorfprong derzel '?en 160. — Wat wij 'er
door verdaen moeten 166. — Wat ondeiTcheid
'er is, tusfchen een Stuk over de Groote en Klee-
ne Ters
170. »• Op welk eene wijze, men vcrze-
•kerd word, dat e'en Stuk uit 66n dezer Toonen
gaet 243.
Groppo o?Groupe: Hoe dezelve Uitgebeeld en Be-
werkt word. 117. — Groppe afcendente en Defcen-
detite.
117. — de Naem, die de Beer Mar-
burg aen dezelve geeft 117.
't Grijpen eener Secunden 87.
Goido Arretin, Uitvinder van hetHedendaeg->
fche Notengeftel 30.— Uitvinder van deBenamin-
gen der Muzyknoten. Ut Re Mi Fa Sol 40. —-
Puncten of. Stippen eerfte Uitbeelding zijner No*
ten 56.
Guitarra, bekwaem tot Uitvoeringe van de Gentra-
le Bas,
doch een weinig gedwongener, dan an-
dre Speeltuigen 133,
                                       Hal-
-ocr page 144-
B L A D W IJ i E 1
Halve Toonen: Verkeerde bevatting omtrent het
Maken derzelven 330.
Harmonie: Waer in dezelve beftaet, benevens hare
Verdeeling in Natuurlijke en Konftige, befchre-
ven 8.
Harmonifcbe Getallen of de juiste Redenmaten van
" de Overeenftemming der Geluiden 359.
Harp, Luic, Tbeorbe, Calicbon, Panbor en andere
Speeltuigen tot de Uicvoering der Generate Bas
bekvvaem 133.
Barpeggia's, Trillers, Brekingen of Loopen bij 'r.
Accompagnement, niet bruikbaer dan alleen, irt
Recitativen 218. — Hoe dezelven hct gevoeglijk-
ften te gebruiken, om den Uitvoerder van her.
Recitatifzls te gernoet te komen 22a.
Harris (Dr.) Verhael eener Echo in Susfex 297.
Havingha, maekt gewag van een Manufcrlpi,
in de Voorreden, van het Werk van Kelnkr.
over de Generate Bas 128.
Herhaling Teekens of Repetiti'en 52.
Herftellings Teeken of het b quarree 36.
Hess, (JO Dezen kundigen Heere zijne vvoorden,-
ten naesren bij, gebezigd, tot fluitinge van het
fcestiende Vertoog 229.
Hoedanighcden en Natuurgaven, vereischt wor-
dende, in ieraand die de M u z y k wil leeren 18;
Hoofdaccoorclen (Volmaekte) met derzelver Omkee-
ringen 157.
Hoofdgraden van de Vlugge, Levendige, Rasfey
* en Haestige bewegingen der Muzykftukken 93.—
derLangzame, Gemaklijke, en Trage Bewegin-
gen 94.
Hoofdtoonen , Dezelven Verklaert en de Gebruik-
lijkften, aengewezen 171. — van de Natuurlijke'
Voorteekens derzelven 175, — Aenruerkingen
over
-ocr page 145-
BLADWIJZER.
over dezelven 187. — Waer van fommigen, hini-
mer in gebruik zullen raken, en om welk eene
Reden, aengetoond 372.
Hooge B*s en Alt Sleucel 35.
Hoi gens geeft den Heelen Toon § Comma's 330.
Hypate: dus wierd hec Eerfte Tetracbord der
Griektn geiiaemc 176.
Hyperbokon, die van hec Vierde Tetraebori 176,
L
Jan dc MaoRsof Jean de Maris bragt in 't Jaer.
1552 of gelijk anderen willen 1338, de Muzykale
Teekenkunde de merkwaerdigfte Verbeteringen
toe 31.
Interval: wac hec zelve is, en hoe 'c best om*
fchreven word 134.
Intervallen: Van waer zij hunne Benaming
ontvangen 135. — Hoe dezelven Uitgebeeld wor-
deni36. — derzelver VerdeelingenUitlegging 151.
— Aenmerkingen over dezelven,als meden,over
de Volmaekte Hoofdaccoorden en derzelver Om-
keeringen 151. —- Vollcdig Systema derzelven
333. — Aenmerkingen hier over 338. — Reidt,
Schbibr, Marburc hier over, bijgebragt
339 —e verre de Intervallen zich Uitftrekken;
'c zij Op- of Nederwaerds 341. — Verkrijgen
hunne Benaming geenfints door den Afftand' dien
zij in JNoren vertoonen 344. — Omkeeringen der
zelven 347. — de Confonerende Intervallen in ge-
fchikte orden gefteld, en becoogd, waer uic de
Zuivere Geluiden van Con- zoo wel als Disfone-
rende
ontftaen 365.
Intervallen of Cyfers, zoo te begrijpen, als den
Hoofdroon, waer uic men fpeeldc, natuurlijkver-
eischc 214.
In-
K
-ocr page 146-
BLADWIJZER4
Inwendige Beweging der Snaren ofwel der Speel-
tuigen voor de Allereerfte Oorzaek des Geluids,
gehouden 285.
Ittlianen hebben geene Crffers noodig, bij het dc-
compagnement
, volgeris tbmrnige Schrijveren 247.
K.
Kanaet of Windleiding in een Or'gel, betluit in
zich, eene heen en weder flaenden Klap om de
Tremulant te verwekken 104.
Kenteekens waer door men overtuigd word,dat een
Stuk van Toon veranderd 239. — ter aenwijzinge
der Grondtoonen 240.
Kircherus, zijn gevoelen, omtrent den Af-
kotnst van hec Woord Mu zyk 5.
Klank en Toon: wat onderfcheid tusfchen dezen
is 279.
Itlankgeflachten: Wat men hier door verftaet, en
hoe Uezelven onder de Grieken verdeeld waren
324 — de Hedendaegfchen in Drieerleie Soorcen
verdeeld 325.
Klankladder: wac wij hier door thans verftaen, en
hoe denzelven uitgebeeld word 177.
Kleenen Halven Toon heeft Vier Comma's 333.
Khene en Grooti Ters, hunnen Oorfprong 160. —
Wac wij 'er door verflaen moeten 166 tot 171. —
Op welk eene Wijze men verzekerd word, dat een
Stuk uit eeii dezer Toonen gaet 243.
Klokken en Staven blijven onver'anderlijk hunnen
Toon behouder 315.
Konstwoorden en derzelver Uitlegging 96.
Kruoer's Zhhnlttr aengehaeld 356.
Kruis^ het Teeken ter Verhooginge 36.
Kruisfen: hoe dezelven in geregelde Orden ver-
meerderen 186. — Het zelve verder nagegaen
370, — Wat of deReden is dac aen Sommige Mu-
zyk-
-ocr page 147-
J3 L A D W IJ Z E R,
fcykftukken nu eens Kruhfen en dan eens Molleti
.
moeten zijri 189.
Kwade Gewoontens op welken men letten moetj
bij Eerstbegtnnenden 72.
L.
Lage 5tf;-Sleiitel 35.
Latynen (de), in navolgihg derGri'eken; gebruikteri
00k de Letters van bun Alphabet, en wel de
Vijftien eerften, teweten: van A. tot Q. 30.
Leerling: Wat Hbedanigheden en Natuargaven in
Hem vereischt worden , tot het leeren der M u-
zyk 25. — Denzelven berispt over een gebrekkig
Denkbeeld, als ofnetGW £/><•/£« in het Feel Spelen
beftont 27. — Waer voor Hij zich te wachten
heeft 28. — Wat in Hem vereischt word, wan-
neer Hij zijn beroep van dezelve wil maken 29.
— Noodige Regelen Denzelven voorgefchreven
70. — Kwade Gewoonrens en Hebbelijkheden in
Hem, waer op men letten moet 72. — Het Has
Spelen
bij den aenvang, als verderflijk in Hem af-
gekeurd 73.
Le Maire, aengehaeld, omtrent de verandering der
Zevenden Toon, in Si. 41.
Lentz, Sc'hmitz en anderen, bijgebragt, als
Uitmuntende Meesters 227.
Lesfen: de Opgaef, bij voorbeeldder ifte en 2deLes
174-
Lichtftralen oneindig Sneller dan 't Geluid 310.
Ligaturen of Banden : derzelver gebruik, en dienst-
baerheid befchreven 48.
Lofzang ter Eere van den Heilig Joh annes
de Dooper 40.
Longa: Benaming der Oudtijds gebruiklijke Vier-
kante Noot 47.
Dd                      Loo-
-ocr page 148-
*
B L A D W JJ Z E R.
Loopen, Harpeggio's, Trillers, of Brekingert,-
met voegfaera bij het Accompagnement, uitgezon-
derd, dat des Recitatifs 218.
Lucht (de) Middenoorzaok van hec Geluid, door
eene Proef met de Luchtpomp geftaefd 276 — Word
in de Blaestuigen, als hec Toonverwekkend
Ligchaem aengemerkt 288. — Hoe dezelve de
Toonen tot ons overbrengt 290.
Luchtgolven, zijn Duurzaem en van eene gelijkma-
tige Snelheid 292. — moeten alle de Ruimtens
tusfchen het Toonverwekkend Ligchaem en ons
Oor vervullen, willen wij iets hooren, 295..
Luit, Tbeorbe, Calichon, Patibor en Harp, be-
kwaem ter Uitvoeringe van de Generals lias. 133*
Lussing (HO Euangelifcbe Gezangen, aenge-
haeld 99,
Lustig, Q. "WY) aengehaeld, tot ftaving van
de befchrijving des Eerften Uitvinders der Mu-
7, yk 12. — zijne Muzykale Spraekkonst, bijge-
bragt342.
M,
Maet-teekens Cvan ^e) 54-
Maet: of Zij van eene Oude dan van eenNieuwe
Uitvinding is 55. — Wat wij hier door in Drie-
erleie Opzichten te verflaen hebben 57. — Wat
wij eigenlijk van het Gevoel der Maet moeten be-
grijpen 60. — eene bijzondre van §, door Adol-
phati, het eerften gebezigd, en door Collizzi
nagevolgt, doch niet algemeen aengenomen 379.
'tMaetflaen eenigfints goedgekeurd, ter betere be-
vattinge 59. — Vrage: of dit eigenlijk tot het
Wezendlijke der M 0 z y k behoort 61.
Maet-tellen: als 't ware aengeraden, ter betere be-
vattinge Derzelve 58.
MahalaleSl : de Gisfingen, omtrent de Mu-
zYKt'enzijnen tijde 13.
-ocr page 149-
$ L A D W IJ Z E■ K.
Maltot door Campion de Uitvinding van den
Regel des Octaefs toegekend 232.
Manuductores, zekere Maetflagers door de Ouden
eertijds dus genaemt 60.
Marburg, Aenleiding tot het Clavierfpelen no.
—   noemt eene zekere Groppo een' Rol en Held
ze onder de CompofitieSieraden 117. — omtrent
zijn Syftema der Intervallen, aengetrokken 339.
Martinet's Verhael eener Echo op de Hofftede
de Pol, en op den Muiderberg 298,
Maten: Gelijken en Ongelijken 55, — Eenvoudi-
gen en Samengeftelden 375.
Matheson, Generate Basfcbule, aengehaeld 126.
—   Organisten Proeve, bijgebragt 218. — Om-
trent de Benoeming. der Interval/en, opgenoemd
.356- ,
Maxima, de Naem der Eertijds in gebruik zijnde,
Vierkante Noot 47.
Melodie: Wat wij hier door te verftaen hebben 8.'
Mcno, Mesfo enz: tot aenwijzinge bij het Sterke
, en Zachte dikwerf gebruikt wordende ico.
Menfchelijke Gehoortuigen: Afbeelding; Verkla-
ring; of Uitlegging derzelven 303.
Mersennus (B.) Ordinis, Minim. Harmonico-
rum 354.
Mefe, de Naem van het Tweede Tetracbord der
Grieken 176.
MiURs GAN DE) °f Jean $e Minis, Uitvinder
. van het Hedendaegsch Nocengeltel 17,
Mils snis (Thimotheus; Uitvinder van het
, Cbromatique KiankgeHacht 325.
Mizlrrs'.L.)Muficaliscb Bibliotbeck aengehaeld.
210. — als, fpottende met Mattheson bij-
gebragt 356.
Molten, de Teekens ter Verlaging361— Hoe dezel-
ven in gefchikte Orden vermeerderen 186. —
D d a"
                            Het-
<
-ocr page 150-
BLADWIJZER.
Hetzelve vervolgd op 370. — Boven de Notes
in de Gtneralt Bat geplaetst zijnde, wat het 13c-
teekend en hoe Uittevoeren 196.
Monocbgrdium of Toonmeter: Befchreven en Uit-
gebeeld 357.
Mordant befchreven en aengetoond 106.
Motus Contrarius. Tegen-Beweging. •»
----—Rectus.         Gelijke Beweging. £• 21©
-----'■— Obliqum. Rustende Beweging. J
MuzvK.'Den Afkomsc van dit Woord onderzocht
5. —- Het Practikale en Tbeeritifcbe Gedeelten
daer van befchreven 5. — De Verdeeling der-
zelver, door de Grieken bepaeld 7. — De He-
dendaegfche Verdeeling, van Melodit en Harmo-
tu'e,
befchreven 8. — Nafporing, omtrent den
Oorfprong en Voortgang derzelve 9. — Als en*
kel Maetzang befchouwdt 56.
Muzykael Syftema: dus wierd Eertijds oris Heden-
daegsch Nocengeftel genaemt 32.
—-------- Gehoor en Smaek, als Uitwerkfels der.
Muzykale Maet aengemerkt 58.
■                Agrementen of Sieraden bij Zang- en
Speelftukken gebruiklijk 10a, Nadre Toepasfing
derzelven m.
«—-------• Kons:woorden en derzelver Beteekenis-
fen 96.
----------- Speeltuigen: derzelver Inleiding en Be-
paling 65.
Muzykale Schrijfwijze, hoe in fommigen gevallen
mterichten 383. .
■  ■             Teekenkunde" overwogen 45. — word
na het Muzykael Accent in fommigen opzichten
geregeld. 33a.
Muzykmeester: Wat Hoedanigheden in Hem ver-
eischt worden S4,.
Mu-
-ocr page 151-
\
BLADWIJZER,
Muzykfleutels: Wat dezelven zijn, en Waer zij
geplaetst worden 32. — Het Gebruik derzelven
en voor welke Speelcuigen zij bijzonder dien-
ftig zijn 35.
N.
NaJJag: Waerdoor denzelven ontftaet no.
Neumam, Lentz, Schmitz en Andren aen-
gehaeld, als ervarene Meescers 227.
Newton (Izaak) over de Natuurwetten 267,
Nonen, de Verkleende heeft 56; de Kleene 60; —
de Groote 64; — en de Vtrgroote 68 Comma's
337-
Nocen, de Waerde derzelven befchouwd 44. —
Uitrekening hoe dezelven tegen elkandren ge-
fpeeld moeten worden 46. — Stippen bij De-
zelven, verklaerc en uitgelegd 47. — Streepjes
boven dezelven 48. — Dubbelen of Twee bo-
ven elkandren ftaenden in de Baspartyen, hoe
dezelven te regelen 212. — Streepjes boven de
Basnoten, waer toe dienen 213. en 214. — der-
zelver Schrijfwijze 383.
Notengeftel, onderzogt en befchreven 32.
ISJuma, den Romeinfcben L&ruivoogd, aengernerkt
als eenen Voorftander der Zangkunst' 1$.
O'
Octaef: het Verkkend heeft 51; — het Octaef ^\
en het Vergroot Octaef 59 Comma's 337. — Op-
gehelderd en Verklaert door het Monocbordium
361.
Octaven of Quinten agter elkander volgenden* hoe
te behandelen bij 't Accompagneren 208. — als
yolmaekte Confonanten aengenomen 352,
Dd3
Oeco-
-ocr page 152-
1
3 L A D W IJ % E. R.
Qeconomifcben Tak: door Welken wij hoop ver-
krijgen, om ook eenS de Onduitfche Bewoor-«
dingen uit onze MozyK te zien verbannen 98.
OMjmpius, Uitvinder van hec Enbartnoniqus
Klankgeflacht 325.
Om- of Overzetten der Vingeren 78.
Ootwijkende>Sluiting 240.
Onvolmaekte' of Halve Sluking 239.
Oogmerk der Basfus Continuus 119.
Oordeelvelling van een'Liefhebber over het Pliet-
fen van Nederduitfche Bewoordingen boven de
Muzykftukken of voor dezelven 97.
Op- en Nedergang der Groote en Kleene Ters be-
fchouwd 167 en 168.
Orden der Vermeerdering van Kruisfen en Mullen
bij Groote en Kleene Terfen 186.— Hetzelve ver-7
volgd op 370.
prgel en Clavier, wel voornatnelijk gefchikt, ter
Utcvoeringe van de Basfus Continuus 133.
Ouders en Leerlingen berispt, over een gebrekkig
Denkbeeld, als of het Goed Spelen, in hec Veel
Spelen beftond 27.
puverture, Sympbonie, of Chorus: Hoe best te Ac-
compagneren 224.
P. of Piano, altoos gefteld wordende, Boven of
Onder die Noot waer 't Zachte zijnen aenvang
neemt 101.
Papiertjes op de Claviertoetfen te plakken, geheei
afgekeurt 67.
Pauferingen of Rustteekens 50. — Hoe dezelven
het gevoeglijkst, en overeenkomende, met hec
Muzykael Accent, gebezigd worden 386.
Pedarii of Pedicularii, zekere Maetflagers bij de
Ouden aldus genaemt 59,
-ocr page 153-
BLADWIJZER.
Pfonurgia of Toonkunde enz. 276.
Piano, put Piano enz. Woorden welken dienen »
om hec Zachte aen te duiden 100.
Plato, wilden dat eenen Leerling drie Jaren
befteden zoude, om de eerfte Beginfelen der
Muzyk te leeren 30/
Plot's (Dr._) Verhael eenerEcHO in Wtodfttk-
park 297.
Plutarchus en Macrobids gevoelen,om-
trenr hec Enbarmotiique Ivlankgeflacht 325.
't Praktikacl en Tbeoretiscb gedeelcen der Muzyk,
befchreven 5.
Printz, B. Mersennus aengehaeld 351.
Proef met eerie Wekker of Schel onder den Glazen
Klok der Luchtpomp geztt zijnden 276.
Proslambanoimnos, laegften Toon bij de Griekea
gebruikelijk 176.
PunCten of Stippen; Eerfte Uitbeelding der Noten
van Guido Arretin 56.
Putten (vander) meentmen, heeft den Ze.
venden Toon de Benaming van Bi gegeven 41.
Pijpwerk in Orgelen: Verfchillende Stellingen om-
trent de Hoogten en Laegcen der Toonen in de-
zelven 314.
Pythagoras, den Eerften die onder de Griektn de
Muzyk, op eenen Wiskonftigen voec behandel-
de 15.
Q.
Qjiadratum of h-quarrie: Teeken ter Herftellin-
Ouart. Verfchillende Gevoelens of zij een Confo-
nant
dan een Dhfonant is 353. — Word als
eenen Welluidenden Klank aengemerkt 354. —
Redenmaet derzelver en Opheidering door hec
Monochordium 362.
Qttarten: de Verkleende heeft 19; — de Kleene
23; — de Groote 27; en de Vergroote 31 Com'
ma's
334.
                        Dd 4                   Quint:
-ocr page 154-
B L A D W IJ Z E R.
•
Quint: voor Volmaekten Samenklank gehoudeq
352. — Opgehelderd en Verklaert door het Mo-
nocbordium
361.
Quinten: de Ferkkende heefc 24; — de Kleene
28; — de Groote 32; — en de Fergroote 36
Comma's 333.
R.
Rambau. Disfertation fur les Math: d\dccompag-
ntment
124. — Zijne Kegels toe het Acccnpag-
nement
125.
Recitatif: Uiclegging; Herkomst; en Ondtrfchei-
ding van hetzelve, nagefpoort 221. — Hoe den
Zanger bij het Uitvoeren va.n 't zelve, te hulpe
te komen 222.
Regel des Octaefs: door Wien en Wanneer uitge-
Vonden 231. — Denzelven Verklaerd en Be-
fchouwd 232. — Nadre Aenmerkingen hier over.
237. — Toepasfing van Denzelven op Muzyk-
ftukken 238. — Afwijkende Becyjferingen vaq
denzelven 248. — Uitzonderingen op denzelven
247.
Repetitien of Herbalingteekens g2.
Ribattuta: of Heen- en Wederllag 00k wel Op-
en Nederflag, genoemt 117.
Rikdt, Schribk en M Are org, omtrent hun
Syftema der Intervallen, bijgebragt 339.
Rousseau, Dictionaire de Mujique aengehaeld
122.
Rulofs,Neuman,Lentz, Schmitz en an-
dre voorname Meesteren geroerad 227.
Rustende Beweging of Motus Obliquu's 211.
Rust-Teekens of Pauferingen 50. — Stipjes naest
dezelven, bunne Beduidenis en Uitvoering 52.
Rbytmus en Mettum, de Twee Onderfcheuiingen
der Grieken aengaende hunne Muzyk 7.
Sau-
-ocr page 155-
BLADWIJZER.
Saoyeur, fchrijft den fjeelen ToonZeven Com-,
ma's toe 330.
Scherts wegens de Ondukfche Bewoordingen bij
Speel- of Zangmuzyk geplaetst 97.
Schikking der Accsorden 206.
ScHMiTzen andren, bijgebragt, als bekwame
Meesters ter Verzellinge eener Solo 227.
Schrijfwijze (Muzykale) hoe bij fommige gevallen
interichten 383.
Secunden: de Verkkende heefc 1; — de Kleene 5;
—   de Groote 9; — en de Vergroote 13 Comma's
333-
Septimen: de Verkkende heefc 42; — de Kleene 46;
—  de Groote 50; — en de Vergroote 54 Comma's
336.
.Sex?: Verfchil van Sommigen over de Becyfering
der Nederdalende Sixt 234. — Groote zoo wel als
Kleene noetnc men Minvolmaekte Confonanten,
om dat ze bij Omkeering uic Volinaekte fpruicen
355. — Groote zoo wel als Kleene, door hec Mono-
cbordium
opgehelderc, en nader verklaerc 363.
Sexte/s hare Kenmerken 48.
Sextep: de Verkkende heefc 33; — de Kleene 37-
—  de Groote 41; — en de Vtrgroote 45 Comma's
336.
Sieraden: Compoficie- Speel- en Willekeurige 103.
Sierlyk Accompagnement 217.
Sigtiatuur of Becyfferings Tafel 204.
Signum Quietes of Rusc-teeken van bijzondre ge-
daencen 52.
Sleep: Wat hier door verftaen word 115.
Jaleutels (Muzyk) de Duitfcbe enFranfcbe; de Lage
en Hooge Bas; de Tenor; den -Alt; den Hoogen
Alt; de Cant, 35,
Dd 5                      Slui-
-ocr page 156-
I
BLADWIJZER.
Sluidngen: een Volmaekte of Voile; een Halve of
Onvolmaekte; eene Ontwijkende: 239—240.
Sraaek (de Muzykalen) befchreven ai.
Snaren, kunnen voortvaren met Trillen zonder dat
men Geluid hoort 285.
Snelheid des Geluids kortlyk onderzogt 308.
Solo's: Hoe dezelven fomtijds Geaccompagneerd
worden 225. — Bijzondere Aenmerkingen over 't
zelve 226.
Sonaten voor welken eenen Muzykdrukker, veel
minder, aen den Opfteller, zouden geven ,indien
den Tijtel enz. in 't Nederduitsch uitgedrukt
■wierd 98.
Soprano door de ltalianen gebezigt,ter Uitdrukkinge
van Discant of Canto 35.
Speelfieraden , door zekere Teekens, boven de No-
ten te kennen gegeven wordende 103. — die door
Klegne Nootjes uitgedrukt worden 103.
Speeltuigen: Derzelver Inleiding en Bepaling 65.—
de Plaetfing van dezelven, maekt een groot on-
derfcheid, aengaende de Sterkte of Zwakte der
Toonen 318.
Sprongen, in deBas hoe ter uitvoer te brengen 211.
— dezelven van de Bas in een der andre partyen
ill.
Staven en Klokken blijven onvatbaer, voor meer-
dre of mindre Hoogten en Laegten der Toonen
315-
Stelkunde der Speeltuigen kortlijk omfchreven 321,
Stelijzertjes, ten bewijze aengevoert, dac de Tril-
lingen kunnen Voortduren zonder dat wij Geluid
ontwaer worden 286.
Sterkte der Toonen, word bevorderd, door de
Gelijkmarigheid der Klankbodems, de Evengelij-
ke Dikten der Snaren of de meerdre Drukkende
Vermogens 316. — door de Harde Veerkrachtige
Stof; door de Evenredige Wijdten en door zekre
zoo-
-ocr page 157-
BLADWIJZER.
zoogenaemde Vulftemmen 317. — Ondergaeq
groote verandering, door de verfchillende Veer-
kracht der Lucht 318. — worden zeer bevorderd
door het Welaentasten of Doorfpelen van een
Snaer- of Blaestuig 318.
Stippen bij de JNoten: derzelver Beduidenis enVer-
klaring 47. — naest de Rust-teekens of Repetition
52- .
Scof der Blaes- en Windtuigen, onbekwaefti voor
de minfte Trillingen288.
Streepjes boven de Noten; derzelver Beceekenis en
Wijze van Uitvoering 63 — boven de Basnoten,
dienen om de meenigvuldige Cyffers voortekomen
213. -- als 00k om dezelven ce Verhoogen of de
Cyjfers van aert te doen veranderen 214.
Synniminon: de Naem van het Derde Tetrachord
der Grieken, wanneer het met het Tweeden te
fatnengevoegt, en van het Vie'rden afgefcheiden
was 176. t
                                                    *
Syftemet der Intervalhn 333. — Aentnerkingen over
hetzelve 338. — Reidt, Schkibe, Mar-
burg enz:, hier over bijgebragt 339. — Als den
Grondflag der Mnzykale Harmonte aengemerkt
341. — Toepasfing van 't zelve 344. — Om-
keering der Intervalhn 347.
T.
Tasto Solo: Wat dit zeggen wil, als boven de Bas
gevonden word ail.
Teekenen: Verkeerde Plaetfing derzelven, ten op-
zichten van Zangmuzyk, geftaefd, door eenen
Brief van Mejufvrouwe W: G: en het Antwoord
op Dezen 37. — Welken boven de Noten, hunne
plaetfing vinden , omfchreven 62.
Teekenkunde (Muzykale) word na het Muzykafc
Accent,
in zommigen opzichten geregeld 382.
Tegen-
-ocr page 158-
BLADWIJZER.
Tegenbeweging of Motus Contrarius, wat dezelve
is; en hoe Uittevoeren aio.
Tellen der Maet, (net) als 't ware, aengeraden,
ter betere bevattinge derzelve 58,
Tenor: waer uic die Woord voortfpruit, en de Uit-
legging van 't zelve, als 00k van den Tenor-Sleu-
tel 36.
Terpen: Wat men door Grooten en Kleenen te verftaen
hebben 165.— deVerkleende heeft 10; —de Kleene
14;—de Groote 18;—endefergroote azComma's 332,
—   TerPen, Quarten, Qftinten enz. AUtrgrootjie
en Allerkleenfte: Dingen die 'er niet gevonden
worden 340. — de tegenftrijdigheid hier van be-
wezen 341. — (.Groote) worden voor Volmaekte
Conptnanten gehouden, en om welke redenen 352,
—  Groote en Kleenen opgehelderd, en verklaert,
door het Monotbordiutn 362. — hoe de Kruispen
en Mollen bij dezelven vermeerderjn 168 en 370.
Tetracborden: zekere Klankladders of Trappen eer-»
tijds bij de Grieken in gebruik 175,
Tbeorbe, Calkbon, Panbor, Harp en Luit r.er Uit-
voeringe van de Generate Bat voegzaem 133.
Tbeortiscb en Praktikael Gedeelten der M u z y k be-
fchreven 5.
Til. (De Gedachten van den Heere van) omtrent
den Oorfprong der Muzyk bijgebragt 10.
Tirata of Tirada: wat dezelve is, en hoe ze zich
onderfcheid van eenen Sleep 116,
Toepasfing der Muzykale Sieraden no.
Tongwerken in Orgelen : Oorzaek van de Rijzing
of Dating derzelver 314.
Toon : Waer van dit Woord afkomftig is 278.
Toonen: Oorzaek van het Medeklinken derzelver
161. — Waer door dezelven eigenlijk gevormd
worden 279. — Beftaen flechts uit tweeerleije
Oorzaken 284. — Bij Slag- en Snaertuigen ont-
ftaea dezelven, uit eene zekere lnwendige Tril-
ling
-ocr page 159-
'
BLADWIJZER.
ling 287. — Oorzaek derzelver bij Blaes- eij
"Windtuigen 289. — Onderfcheid van derzelv€r
Hoogren en' Laegten 311. — Onderfcheidene Uit-
werkingen, zoo van Hoogten als Laegten derzel-
Vef, bij Snaer- eh Blaestuigen 313. — Kunneii
zoo wel Sterk en Laeg, als Sterk en Hoog zijn,
enz. 315. — Onderfcheid tusfchen de Oorzaken ,
■welkeh -de Sterkce en Zvfrakte derzelver, bij
Snaer-, Blaes- en Windtuigen, te weeg bfengea
316.
Toonkunde: Brief over Dezelve van Mevrouwe
M... V.. S.... geb. d. P.... 260. — Zonder-
linge Uitlegging en Verklaring derzelver, door
eenen Muzykmeester 261. — Gedachten qverde-
zelven 322.
Toortmeter of Monocbordium Verklaert en Uitge-
beeld 357. — eenen Bijzonfleren, boven hec
Eerfte geteekend, kunnende voor eenen Twee-
den Toonmeter, dienftig zijn 364.
Tremolo ofTremulo befchreven 103.
Tremulant, zijnde eene Klap in dc Kanael of Wind*
leiding van een Orgel 104.
Trillende Lucht, de Middenoorzaek, waer door
wij Geluid hooren 273.
Trillers, Brekingen, Loopen of Harpeggio's, niet
gebruiklijk bij 'c Accampagneren, dan alleen in 't
Recitatif 218. — Hoe dezelven te gebruiken, en
op wat wijze, bij het Accompagnement alleen ge-
oorloofd 22O.
Trilling der Lucht nood^aeklijk, willen wij Hoo-
ren, ten klaerften betoogt 294.
Trillingen eener Snaer, ter betoginge, desGeluids,
aengeroerd 270. — Onderfcheid tusfchen Zicht-
en Voelbare en Inwendige Trilli.igen 285. — die
eener Klokk' kunnen voortgaen, zonder dat wij
Geluid hooren 286,
Trills
-ocr page 160-
B L A D W ij Z E I.
Trillo of Triller, op welk eene Wijze' best Uitte-
voeren 104. — de Voornaemfte Vereischtens
. van denzelven 105.
Triolen: hunne Herkeoning buiten andre Noten 48'.
Triompbez tendre Akindor: CChorus) Gebezigtten
be.vijze, vopr den Kegel det Octae/s 242.
"fymbaleu, eertijds in gebruik bij de Otideti om de
Maec te flaen 60,
■ -
II.'.
Un'tfon: wat hier door verflaen word, in het At-
compagnement 211.
Unifoif of Eenklank, kan bij gebrek vanTusfchen-
wijdten, als geen Interval aengemerkt worden
333-                 •
Vnlfonen: didnmael en tweemael Verkleenden of
4
                 Vergroottn : Redenering hier over 340.
1—■ Worden voor Welluidende gehouden,
fchoon andren die betwisten 350.
Ut Re Mi Fa Sol: De herkOmst van deze bena-"
niingen 39.
V.
Verhoogiags-Teeken of het Kruis 36.
Verlagings-Teeken of het Mol 36.
Vermeerdering van Kruisfen en Mollen bij Crooit
en Kleene Terfen 186 & 370.
Vers, ter Eere van den Schepper 308.
Viadana. (Lddovicus) Uitvinder van de
Basfus Cont'wuus of Generate Bas 17 & 124.
Vierkame Noten: derzelw Benaming en Bsdui-
denis 47.
Vinding (de Muzykale) Befchreven en Verklaert
22,
.'in-
-ocr page 161-
L A D W 1] Z E ft
Vingerzetting: op 't welk by eenen, eerstbegiri-
nefcden voor'al gelet diend te worden 71.--—"
Gm- of Overzetten der Vingeren 78. — de
Twee eenigfte onderfcheidene Overzettingen der
Vingeren, behoudens het gemak, en welvoeg-
lijkheid mooglijk, verklaert 79. — bij Loopen-
de en Rollende Pasfages 85, — bij gebrokene
.en Springende Figuren 90. — bij Trillers en
Mordanten 107.
Viola di Gamba, bekwaem ter Uitvoeringe van de
Generate Bas, doch min of meer gedwongener ,
dan andre Speeltuigen 133.
Viool-Skutel (de Duitfche en Franfche) 34.
Voetbankje, vooral dienftig, aen Jonge Beerlin-
gen, wier Voeten den Grond niet bereiken kun-
nen 71.
                                     '.
Volmaekte Hoofd'dccoorden, met derzelver Omjfee-
ringen 157. •
Volmaekte of Voile Sluiting: Cadence Parfaitt
239.
Voorjlag: Waer in denzelven beftaet no.— Wan-
neer denzelven, bij eene Nooc ftaec, die door
eeH Scip verlengt is, en wanneer 'er meer
Stemmen voorhanden zyn in. — Berifping
van Sommige Meesters omtrent de Uitvoering
derzelver 111. — Verzuim der Componisten en
Drukkers, dies'aengaende 113. — eene Vraeg
over de Plaetfing der Voor- en Naflag-Nootjts
114.
Voorteekens 36. — Voorteekens der Hoofdtoo-
nen, getragt uittevinden, door de Getallen der
Klankladders 178, — Dezelven verder Befchre-
ven 368.
Waer-
Hi ; ■'.■>
-ocr page 162-
fi L A
.
Waerded der Noten 44.
Waerdije der Pauferingen of Rust-teekens #x
Werkmeister: Muficalifcben Teinpcratuur pn
Muficaliscb Memoriae/ 351,
Wetter) van Beweging, door eerie Snaef, ten vC '•
beeldeh aengetoond 271.
Willekeurige Sieraden of Zolken, die men
goedvinden, bijvoeglijk maekt, 103, — t.'.r-
Uitlegging derzelven 114.
Wind- en Blaestuigen: op welk eene Wrjzr of
waer Door zij Toonen vodrcbrengen 289,'
Z.
Zangmuzyk: hoe* hetzelve, best te Accompagr
*Xp
'tZevental; tot nog toe, zoo 't fchijnd,o. h
kwaem voor de Muzykale Intervallen 366.
Zitting of Plaetfing voor 't Clavier; eerfte R |
den Leerling boven al nuc 70.
Zombacii. (L.) Tree tat us de Cempoptione 35
Zuiverheid der 66nftemmige, en gelijkluid ~
Toonen, bevorderlijk aen de Sterkte of Zw
der Toonen over 't algemeen 317. ~ Hetz<_
Betoogt en Uitgelegt 320. — Word op Ver-
fchillende Wijze bevorderd 321. - Aenfporing
tot Veel Spelen, om dezelven s in het Speeltuig
te bevorderen 322.
-ocr page 163-
"'■■"..' -
*»■■•"■ !JVJ+-""
n
pla at xv:
sa
^-
4 i- ;*•
;$■ jjgjft i.^.^j-:> "*■ ■< f fir
l                                            ____ (y v          c                 k
tSif.f.
-ocr page 164-
P 1 A A T XVI.                  F. t 3«8tukfi4vcrtoog.
Fig:4.                                                   u Fifi;/;. '                         <"^             i*F?g;^i                                   ^-^
^^ I .... -q^|V. j m 11 ° n/Al,f\ - - -=fr
- 'f'iiiW g " °            Bpjj§ j j Tb g e^a^>.,yc j j o -' c       ftp E g, o 5 o j $
_>,.                                                           Fie-iQ                                                                              Fig; 13.                                             • s~*
^U|» - H j. g o | = §,, g j j j ■ H^fe> ° j' g P | =;; a g °*n seee^
"■■".''                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       ...
^M^^^£\_ ■ ni,..^.. ||rfWri°l^,76,,||,,ni,o»H'-'|==
-ocr page 165-
~~'-
.
•                   . /Plaat X
ViZlYa)'-<l> fc> fdj *im((il il) ford)
3<.'stuk:24rvertooR.
&&& raj M. -<a>
—
%\f(i)ra) raJ0/a) fa) fa) T'l?Sfa)/(jJ ja) falfa)
Q&Gfg}-
Z
uij -t-0 j<i)_______"
pp r r rf I m i ap rf rrfr i rritg^f 11 m f'' P
T'#,J?J>0 r,,, /„, (at fa, ,.*'*%.
. th # ^/7i ft) r£> fieii/?/ ;«./>j %/& r-t-i
i
P
«to^. CajOijfaj ^£s
Ffg.IS.
i=
^if-iTrrrrP^iifi^tof
f^xrrrfefi^S^
fji..i'iJjiii^i.LiaJ33mj^
i___________| |                        ,„,..... g 6- f s                   Fie:22-
mrfrrrnrrrjjJFt- WMi i i1 i h11 m 11 nJ- y A.,,rrmbe