r
|
||||||||||
D E
muzykonderwijzer;
O F
VOLLEDIG ONDERWIJS,
I N DE
G R O N D E N
DER
MUZYK-KUNDE.
D E R D E S T U K.
|
||||||||||
La Nature , ausjt ficonde que fimple , nous offre dans
fen fein des Trifors inipuifables. Rameau. Ginir. Harm.
|
||||||||||
Te ROTTERDAM,
Bij LUKAS JAKOB BURGVLIET. M D C C L X X X.
|
||||||||||
NB.DtStu&jesmoetenst7£Maeid en niet dotrgeftoken warden.
|
||||||||||
VERBETERINGEN.
Eerfte Stuk Vierde Vertoog Bladzijde 59 ftaet
Pedary of Pediculary, lees Pedarii of Pedicw larii. |
||||||||
_ _ -':------------(So ftaet
Manuductors lees Manuductores.
Tweede Stuk Negende Vertoog Bladzijde 126 ftaet in deNootonder, indezyneleesinzyne. r ■
~~------ '
ftaet Pandor, lees Panbor.
|
||||||||
BERIGHT
VOOR DEN
BINDER.
Plaeti5 te plaetfen tegen over Bladzijde 366.
16------------------------- Bladz: 372.
-i7-_ ------, _^ Bladz: 380".
|
||||||||
Negentiende vertoog.
Inleiding tot de Toon-kimde in 't algemeen; van
het Geluid, de wijze op welke het verwekt word; en wat het eigenlijk is. *
Buiten alien twijffel zullen onze Muzykale
Lezeren, op 't zien van dit Derde Stqk, verwondert ftaen , dewijl wij volgens ons be- ftek, de Generale Bas afgewerkt hebbende, tot de Verhandeling van het Psalm-Spel moes- ten overgaen: dan, -Begunstigers van onzen Arbeid, het gedeelten der Muzyk-kunde , 't welk wij thans Uwen aendacht verkiezen voor te dragen, zal niet minder nuttig, niet min- der aengenaem zijn; daer en boven zal het ook nog dienen , ter ophelderinge van ons Tweede Stuk; vvel is waer, dat wij in 't Zel- ve, de Generale Bas voor zoo verre eeneri Eerstbeginnenden die noodig heeft te weten, hcbben afgehandelt; doch wij moeste.n, daer ter plaetfe, echter ecnige Zaken, tot deze Wctenfchap behoorende , om redenen,- uie ftellen. Wij hebbcn dan tha'hs, in 't bijzonder, de
Toonkunde tot ons Onderwerp, en nutte be- fpiegelihg verkoren, en zullen, alle de daer in yoorkomende. Zaken, zoo veel mooglijk is, nauwkcurig en bondig zoeken te verhandelen en de redenen die ons hier eigenlijk aenleiding %ie Stuk. S toe
|
||||
*150 DE MUZYKONDERWYZEK,
toe gaven, willcn wij den Muzyk-minnaren
fiict verborgen houdcn; zij waren dezen: Op zekeren tijd ontvingeri wij eenen Brief
faneene aenzienlijke Dame, welke ons in de- zelve de Eere acndeed, om over het Stuk der Toonkunde oris Onderwiis te vragen en wel ge- lijk haer WtUBi: fchrijfc, dewijl zij geen vol- doencnd antwoord daer over van haren Mil- ?.yhnee$\er -kor.de bekomcn. Ziet bier dan den Brief waer meden ivij ons vere'ert zagen, vol- gens de vrijheid door haer Wel-Eil. ons gege- Vcn letterlijk gcplaetst, zij was Van dezen in. houde: Mijn fleer de Muzykonderwifzer!
T%aer ik in het eerfie Stttkfe van Uw Werk, zekeren
*" Brief'van MejufFrouwe VV. G. beneffens het Ant- isioord op denzelven geplaetst vond, be/loot ik om op de- zelve wifze UEd: per Misfive ook iets te vragen, in vertretftven , dat dezehe mi) riiet onbeantixoord zal gelaten worden,' ivaerdonr UEd: mif grootclijks zult verplicbten; de reden die mif hoven dien bier toe aen- Zette, zal ik dan kartell]k UEd: diss mededeekn. Op eenen zekeren Tijd bcztg zijnde met een < lavief-
ftulc te beoeffenen, viel mijnen aendacbt juist cp de Drie volgende Zaken; te iveten: Hoe het geluid onty ftaet; wat het eigenlijk is, en hoe wij het zelve' fiooren. fk beftoot dan, deivifl ik mif zelven deze fragen tiiet zvist op te losfen; bif eerstkomende gek- genheid, de kundigbeden van mifnen Claviermeester tt baet te nenren,- 't welk op deze viijze door mif vof* Haetd ishfd, Ik fielderi Hem, namelijk in dezelfds Ofdvn oIt hoVetJggmeid!, is ftsgen voor : en om de MM*
|
||||
Necentiende Vertooc. 261
zonderlingbeidzal ik UEd: de redewisfeling eenvoudig
voorfiellen zoo ah dezelve gefchied is. Zoo dra dan ah ik mijne Vragen Hem voorgefleld,
badde, reel op ,t aenzicbt van mijnen Muzykalen . Held, die 00k metgeen minder tecbt een Petit Maitre mag genoemt tvorden, eene roodverwige kleur: na dat ik Hem gezegd badde zicb neder te zetten, hide bij de beenen over elkandcren, en de Snuifdoos uit £')V Zak balende, bood bij mij met een bevallig Air een Snuifje aen, zeggende: Mevrouw Uwe Vragen toucberen mij, ik ben ge*.
furpreneerd door Uwe attentie op zoodanige Zaken, laet ons daer eerfl een prife op nemen en ik zal UEd: bet noodige eclaircisfement daer op geven ". Dit door mij aengenomen zijnde, dagt ik, nuzul-
ten mijne Vragen, na dezepreparatien op een" Mees-- ieracbtigen trant zander twijffel beantwoord -warden, en ziet bier hoe bij naer een vieinig poofens aen" ving; .-,.',.. Het Geiuid'Mevrouti).. .. V zou mij aen pa-
,, litesfe moeten manqueren indien ik mij viet geper-
fuadecrd bield , dat UEd: begrijpt viat ik eigen-
,, lijk bier door begrepen ivil hebben. Het Geiuid
dan, Mevromv, ontjiaet in Uw Clavier bij voor-
,, beeld, door middel van de Kraijepennetjes, die te-
,, gens de Snaren aenjlaen, docb op de Viool moeten
, wij de origine anders zoeken, door middel van den
,, Strijkjlok; en in Fluiten is het onbetviistbaer zeker
dat de Wind die 'er in geblazen word de eer/ie
, fource daer van is of liever gezegt bet word gepro~
cureert door de embouchure, ......... ;,-.
," IVat nu bet Gefyid eigenlijk is, Mevromv, ik
, jintieer mij dat ik U dit, fcboon bet ivel eigenlijk niet tot onze Studie beboort, duidelijk zal kunnen zeggen, want bet bee ft altoos mijne Jinguliere at- tentie tot zicb getrokken, permitteer mij Mevrouw dat ik U mijne obfervatie vcorflelle, Het Geiuid is S 2 naer
|
||||||
v.
i6i DE MlTZYKOSfDERV^IJZfeR. 4, naer mijne fustenue enkel Lucht die veroorzaekt
,, word, door de roering van de lucht die boven onf ,s ft, ofHever 't is een Mas fa van Lucht die golfacb- tig voortgaet, gelijk hi) voorbeeld: bet gedruiscb ,, der Zee, want een ieder weet dat den eenen golf den anderen voortftuwt, en dit rioemt men eigeniijk Geluid. Het accresfement nu van bet Ge/uid komt door ds iwaerte van de Ligcbamen die geroert ,■, warden, of Hever van de force die de Ligcbatnerf s, op de Lucht veroccajioneren, bij voorbeeld: Me- vroum zal een vsl Accoord aenjlaen, en bet Geluid zal extraordinair accresfiren, naer maten wij ons- ,i digter bij bet Clavier vervoegen, en dus mede in 5, de geroerd wordende Lucht ons bevinden.
■',■» Dit HU wel gepenetrceft zijnde, kan ik Uive
,, laetfle Frage zeer facil uitleggen, zij tvas zoo ik ' ,, mij tiiet abufeer, hoe wij hec Geluid hoorcn; dit ti is een folide Zaek Mevrouw; wij boor en met onze ooren, want waer toe zijn ons dezelve anders ge- ?, geven, indien wij door dezelve van bet Geluid niet konde jouisferen ". *- Hier zweeg nu mijnen Galanten Onderwijzer cent
Viij/e tifds, en ik hrak dit af door bem te vragen of bij 'er nog lets badde bij te voegen ? Pardonneer me Mevrouw" z-ide bij (terwijl bij
ah uit eene duizeling fcheen fe berkomen, ) ik zap ,,. daer ten weinig penff, op boop dat ik mij de jV naem vaneen Aucteur zoude kunnen raccokren, die j, zeergeextendeerdover deze materie gefchreven beefe, ,, want UEd: gelieft te confidereren dat ik reeds lang. t, een groot amateur van de leciuur geweest benr docb em bij a lie mijne affaires de juiste I itres in bet ■ boofd te bouden is vrij penibel, eChter boude ik mij ii geasfureerd dat de zaekiijke extentie, die ik de ,, bonneur bad van UEd: daer zo<r even te geven U tr zal c-ontenteren ". Zeef
|
||||
Negentiende Vertoog. 263
Zeer te vredenfcbijnendeover deze zijneBeantwoor-
dsng, wilclen ik bem door eene naderg Ferklaring te verzoeken in geene verdere moeilijkbeden be/pen, u meer daer ik mijn gedttldt reeds te veel gevergt bad, ecbter fredankten ik hem op de ferieuste wijze voor zijn zoogenaemd eclaircisfement, docb voegden 'er teffens bij dat bet zelve mij vreernd voorkvoam \ bij fcbeen bet verkeerd optevatten en viel mij ah V ware in de reden, Zeggende; (terwijl bij op zijn Uurwerk keek:) Freemd Mevrouw .... Freemd .,. j?a zeker is
bet Freemd, bet moeten Luiden van Capaciieit zijn die bet discours over zulke Zaken entrepreneren, ik », voor mij, Qterwijl bij zicb bij naer ter aerde boog) ,, bad trimmer mij zoo -vrijmoedig gedeclareerd, in- ,, dien ik mij ttiet geflatteerd bad met Uwe gtmjligg attentie ,want na alle mijne gendhibeerde nweitens , ,, maeke ik geene fcrupule om mijne onkunde in desert ,, te belijden, docb zoo ik ecbter, capabel ben om Mevrouw bij eene of'undere occulta, want mijn tijd is tiu vrij wat verkopen, nog eenige nadere eluci- datie te geven zal ik mij bier door zeer gebonno' reert vinden". en op eene bevallige Frar.fcbe ma- niere zijn compliment makende, vertrok Hij. Wat ditnkt U Mijn Heer de-Muzykonderwijzer van
dusdanig eenen Leermeesler ? 't komt mij voor dat bet ten Man is die folide op zijn beencn f/aet, maer geene zijner Redenen, zoo ah men zomtijds gelieft te zeg- gen, ten minflen bij beeft mij niets nieuws verteld* en V is om deze reden, gelijk ik voorttfseide, dat ik mij bij UEd: vervoegde, in boope dat UEd; mij dit grondiger zult oplosfen, verzekerd kunnende zijn, dat bet mij, tot verder onderzoek in de Edle Bluz.yk- kunst zal aenfporen: en dat UEd: deze otize reden wisfcling zoo omjlandig onder't oog koomt, bcbt gif grootendeeh mijneti Gemael die 'er hij iegenwoordig was dank te weten, die uit aerdigbeid voor mij da'- S 3 pennt
|
|||||
■
|
|||||
.'
|
|||||||
264 De Muzykonderwijzer.
penne op vatte, dewijl bij nevens tnij de Convetfettle
zeer zonderling vond, als 00k om dat UEd: zicb ne- vens ons cens over derzelver Zotbeid zeude verwonde- ren, en tnij bet genoegen doen van zoodanige Onder- imjzers eens te gispen, of in een belagcbeiijk dagiicbt te ftellen, ten dien einden geve ik UEd: vrijbeid om deze mijne Mis five letter lijk te plaetfen, ofmisfebien bet eenvoudig Lezen van dezelve Ittn reeds van Ftr- waendbeid bekeerde en tot nader onderzoek bragt, Ik ben enz:.....
|
|||||||
4-VI v O * *
geboren d. P.,.
Ziet hierMuzYKMiNNAREN, de oorzaek,
waerom Wij de Verhandeling van het Psalm- Spel, nog tot het volgende Stuk verkoren uit te ftellen, ja Wij befloten zoo veel te eerder aen het Leergierig Onderzoek dezer Dame te voldoen, om dat Wij in een vast vertrouwen waren, dat het zelve 00k van groot nut zijn konde voor andere Liefhebberen die lust heb- ben om de Muzykkunde nader te onderzoe- ken, en ten dezen gevalien vonden wij goed den zoo evengemelden Brief in dezer voege kortelijk te bcantwoorden. Whlkdle Vrouwr .'
Wij acbten bet voor een groot geluk, Ons vereerd
it zien dotr tenen Brief van U Wei-Ed: bet doet Ons leed
|
|||||||
Negentiende Vertoog. 265
Jeecl dat U Wei-Ed: zicb in Uwe venvacbting bedro*
gen vond, docb bet is te bejammeren, dat de Muzyk- kunde van velen nog zoo weinig gekend word; dan daer bet ons niet mooglijk is, om de Vrageh door U Wei Eds: ons voorgefteld, briefswijze volledig te beantwoorden, en wij reeds bejloterr badden om over de Toonkunde,. waer omtrent U Wei-Eds: vragen zicb eigenlijk uit/lrekken te bandelen, willen wij , op dat wij daer door niet alleen den weetlust van U Wei* Ed:, maer 00k dien van andren mogen voldoen,. bier te eerder mede voor den dag komen, terwijl wij om deze teden de vrijbeid gebruihen U Wel-Ed: der- waerds te wijzen, '; vtelk ihij hopen dat UWei Eds: ons ten goede ziilt bouden, vis oak dat wij ons tbarti'' met de grootjh acbting teeketie ■
Weledele Vrouave JJ Wei Eds: enz:....... ♦..
« « «,■«■ ^-^
Ter voldoeninge dan vaq onze gedane belof-
teti, zullen wij thans overgaen om van de Toonkunde te fpreken, en zie bier hoofd- zaeklijk de Orden, die wij voornemens zijn te, vol gen. Wij zullen Voor Eerst, onderzoeken, hoe >
en op welke eene wijze hit Geluib voortgebragt word, en wat het Eigenlijk is. Dan willen wij, Ten Tweeden: de wezentlijks
Oorzaek van hit Geluid nadir verklaren; waer na wij onderfcheid maken zullen, tusfchen ecn Gbluid , of Kiank, en Tooxen. S 4 Ten
|
||||||
266 De Muzykonderwijzer,
Ten Der den raoeten wij nafporen, hoe> en
op welk eene wijze de' Toonen , door middel van Muzykale Speeltuigen gevormt, en door de lucbt tot ons overgebragt warden y als. mede hoe wij die hoc ren, 't welk ons aenleiding zal gevcn , om, ten dien einden, de gejieltheit van het menschlijk hoor- tuig te onderzoeken; hier bij verkiezen wij dan ook, kortlijk, iets van de Snelheid des Geluiis te melden, waer na wij eindlijk de Toonkunde nader verhandelen zullen, fprekende van de Hoogte, Laegte, Sterkte, Zwakte, Duurzaemheid eO Zuiverheid der Toonen. Vervolgens zullen wij in De Vierde plaets,
de Klank-Geflachten overwegen, en een Muzy- l kael Sijfiema der Interyalien trachten op te ma-, ken , zullende in 't Zelve alle gebruiklijke Twee-Klanken grondig aenwijzen; dan raoeten Wij de WeU of. Wanluidenheit dezer Toonen, of Tweeklanken, zocken te bctogen, door een op- lettend gebruik , van het Monochordium. Eindlijk Ten 'Fijfden, zullen wij het gene
ons van de Grond- of Hoofdtoonen, en Muzykale Teeken-Kande nog overgebleven is, geheel af- handelen; waer mede wij dit Derde Stuk, en Eerfte Ded, van ons Muztkwerk als dan be- fluiten zullen. Zie daer Gedchte Muzykminnaren, den Taek,
dipn wij ons zelven in dit Stuk, opgelegt heb- ben, dit gedeelten der Eefpiegelende Muzyk- kunde, zal, onzes bedunkens, niet dor, maer in' tegendeel, zeer vruchtbaer in Leerin. * pen zijn: Mocht het ook als zoodanig door U |
||||
Negentiende Vertoog. 267
ontfangen worden, op dat de Edele Muzyk-
Kunst, hoe langer hoe rrjeerder Geacht en Geoeffent wierde: en 't is 00k door die aen, gename Hoop, en dit ftreelend Vooruitzicht, dat wij thans eenen aenvang zullen maken, fprekende ten dien einden voor Eerst: Van het Geluid : de wyze op welke het
vervvekt word; en wat het is. Een der Newtoniaenfche Natuurwetten is, dat
alle ligchamen in hunnen ftaet van Rust, of Beweging, blijven volharden, zoo lang ze niet door drukkende Krachten genoodzaekt worden hunnen ftaet te veranderen. (a) De Rust of Rustbaerheit, is die Eigenfchap
van een Ligchaem, om altoos in een en dezel- ve plaets te kunnen blijven, zoo lang het niet in zijne Rust geftoord, en daer uit bewogen word. Dewijl nu de daeglijkfche ondervinding ons.
leert, dat de Natuur, die vruchtbre Moeder, 00k Geluid levert, zoo kan het niet anders wezen, of zulks moet door zekere Oorzaken verwekt, en te weeg gebragt worden. De
(z) Hoewel deze Natuurwet, zoo als 00k de twee
andren, (want men onderfcheid drie zoodanige Natuur- wetten) niet door den R-dder Izaak Newton uitgevon- den zijn; worden' dezclven echter na Hem genoemt, waerfchijnlijk uit eene Bijzondere Achting, die ©en vooi dezen grooten Philofooph opgevat heeft. S 5
|
||||
268 De' Muzykonder\£ijzer,
De Oorzaek van het Geluid dan is de Beve-
ling , want zonder Eeweging kan geen Geluid yervvekt worden, die kracht nu welke een Rustend Ligchaem noodzaekt, den ftaet der Rust te verlaten , word eene Drukkende Kracht, of Vermogen genaemt; bij vooiv beeld: als men met de Hand, het zij drukken- de , of anderfints, eene Snaer of ander Rus- tend Ligchaem noodzaekt, den ftaet der Rust te verlaten, zoo word zulk eene Kracht een Drukkend Vermogen genaemt. In de Natuur word dan op vjerSrleie wijze ,
Geluid voortgebragt, namelijk; wanneer een Vast Ligchaem tegen een Vast-; of een Vast Ligchaem tegen een Vloeibaer; ofeenVloei- baer tegen een Vast-; of een Vloeiend tegen een Vloeiend Ligchaem, bewogen word. Dan, dewijl de Natuur dikwerf door fommige
dezer Bewegingen Geluid voortbrengt, waer van wij hier niet verkiezen te handelen, zuU len wij in 't vervolg flechts Twee van deze Be- wegingen, tot ons Oogmerk dienftig zijnde, in acht nemen, te weten: die van een Vast- tegen een Vast, en een Vloeiend tegen een Vloeiend Ligchaem. Hoewel nu de Beweging de Oorzaek van het
Geluid is, verwekt echter iedere Beweging geen Geluid; bij voorbeeld: weeke Ligcha- men , welker deelen op de minfte aenraking te rug wijken, worden onbekwaam bevonden ter voortbrenginge van Geluid, doch Elastique, tegenftand biedende9 of ve£rkrachtige Ligcha- mefl
|
||||
Ne-gentiende Vertoog. 2.69
men worden alleen bekwaem geoordeelt ter
verwckkinge van Geluid. Nu zullen wij nader komen en onderzoeken op welke wijze dusda- nig een Ligchaem Geluid kan opleveren. Wanneer een veerkrachtig of hard Ligchaem,
door eene drukkende Kracht, of Vermogen, in de Lucht aengeflooten, of bewogen word, en daer door tot Trillen gebragt is, zoo ont- itaet'er Geluid. Dewijl nuSnaren de bekwaem- fte Ligchamen zijfl, ter onderzoekinge van Tril- lingen, zullen wij de Oorzaek van het Geluid, daer uit trachten op te fporen. Als men een ftijf gefpannen Snaer, uitrekt,
of uit haren natuurlijken ftand trekt, worden alle hare deelen verlengt en bijgevolg zij word daer door dunner. Wanneer nu dezelve Snaer vervolgens losgelaten word, maekt zij door hare veerkracht heen en weer flingeringen, die in't begin't verfte flingeren, maer allengskens minder worden. Welaenlaet ons,tot opheldering hier van?/.XV inzien en ons verbeelden dat Fig. 1 eene Snaer is,die aen de einden A. B. vastgemaekten behoor- lijk gefpannen is. Wanneer die nu uit haren na- tuurlijken Hand A. B. in eenen anderen A. C. B. getrokken, en vervolgens losgelaten word, zal zij door, hare veerkracht niet alleen in ha- ren eerften ftand A. B. te rug vliegen, maer zelfs in eenen anderen A. D. R., welken zoo yerre boven A. B. is, als A. C. B. daer onder was. Vervolgens zal zij wederom te rug ko- men omtrent tot C. en dan tot bijna D. weder- kee-
|
||||
27© De Muzykonderwyzer.
keenen. Daer nu deze heen en wedergangen,
of flingeringen van de Snaer, boven en bene- den A. B. gedurig minder worden, zal zij zich eindlijk wederom in haren natuurlijken {band A. B.. plaetlen, en dus tot rust komen, en dit is het gene wat men de Trilling van eene Snaer noemt. . De reden dat de Trillingen eener Snaer al-
lengskens minder worden, is deze: om dat de Lucht, die haer van alle kanten omringt, te- genftand bied; echter raekt zij daer door niet op 't oogenblik in rust, maer zet hare Tril- lingen nog eenigen tijd voort, om dat ze de Bewcging, waer in zij, door het drukkend Vermogen gehragt is, niet aenftonds verlicst, wanneer dan de uitgewekene deelen, hare eer- flecnnatuurlijkeftandplaetfennaderkomen,zoo worden dc Trillingen allengskens rlauwer, tot dateindelijkdeHinderpalen, aen de eerfte Kracht gelijk zijnde, haer geheel en al in rust ftellen. Deze Trillingen, hoedanigen wij bij harde
veerkrachtige Ligchamen, bij voorbeeld in Snaren die lang zijn, met het bloote oog zien, en in Klokken en Staven voelen, kunnen, zijn dan de eerfte Oorzaken van het Geluid, want het Geluid ontftaet door den Hoot, die het eene harde Ligchaem, van hetandre, in de Lucht ontfangt, waer door het Bewogen, en aen het Trillen gebragt wordende, Geluid verwekt. Onder deze foort van Werktuiglijke Geluid-
verwekkende Oorzaken, te weten, van een Hard,
|
||||
Negentiende Vertoog. 2?r
Hard, op een Hard, ve£rkraehtig Ligchaem,
behooreii de Snaer- en Slagtuigen, welken door harde Ligcbamen, als Strijkftokken met ruvv Paerdenhair, Pennen , Nagels van vinge- ren, Kopereftiften, Klepels, Hamers enz. bewogen, en tot trillen gebragt worden. Laten wij nu alvorens te verklaren wat het
Geluid eigenlijk is, nog eenige Wetten van Beweging, hier ter plaetfe opteekenen. i) De krachten, welken vereischt worden ^
om eene Snaer, Fig. 2; A. C. B. uit zijne plaets tot den afftand van, C. e. C./. C. g.; te trekken, zijn evenredig aen de ruimten of lijnen C. e. C. /. C. g. , hier vloeit uit voort, dat eene Snaer derzelver Trillingen, altoos in gelijke tusfchenruimten van tijd volbrengt; hoewel het zeker is, dat de eerfte Trillingen eener Snaer, altoos ruimer zijn dan de volgen- den, als wanneer zij hare kracht begint te ven liezen, zoo neemt echter den langeren of kor- teren weg , die zij af te leggen heeft, toe en v af, naer evenredigheid van de krachten die daer by aengewend worden. De Snaer Fig. 2, zal dan van den Hand A g B, even fchielijk te riig keeren, tot A, C, B, als van A e B; want de kracht bijg, isjuist, zoo veel groo-* ter, dan de kr.aeht bij e; als de ruimten C g, grooter is dan C e; om dat zij in den eerflen Stand A g B, meerder gebogen, dus fterker gefpannen is, gevqlglijk meerder veerkracht bezit, om dezen langen weg even fpoedig t« kunnen afleggen. 2) Sna*
|
||||
■&J1 t>E MuzYKONDERWIJZEli
2). Snaren in Lengten, Dikten en Span-
ning, elkandren gelijk zijnde, leveren 00k juist in gelijke tijden, een gelijk getal van Trillingen op. . 3). Wanneer de Snaren in gefpannenheid
van elkanderen verfchillen, zijn de tijden van derzelver Trillingen omgekeerd, als de Vier- kant Wortelen der fpannende Gewigten; en het getal der Trillingen, in den zelfden tijd, itaet dan gelijk, met de vierkant Wortelen van de Gewigten welken dezelven fpannen, na. melijk A, door een pond gefpannen zijnde, zal in den zelfden tijd, half zoo veel Trillin- gen opleveren, dan B, welkedoor vier ponden gefpannen is. 4). Verfchillen dezelven in Dikten, dan is heC
getal der Trillingen, in den zelfden tijd, als de Middenlijnen van derzelver diktens omge. keert. Is de Diameter grooter, des te min- der, maer is hij kleener, des te meerder Tril- lingen maekt de Snaer, in zekeren bepaelden tijd. 5). Wanneer zij in Lengten verfchillen, zijn
de tijden van derzelver Trillingen regtftreeks cvenredig met derzelver lengtens; en het getal der Trillingen ftact in omgekcerde reden, met de lengtens, want, terwiji A, 2 voetlang, 100 macl trilt, zal B, i voet lang zijnde 3- 200 Trillingen opleveren. Zie hier de voornaemfte Wetten der Be-
weging, volgens welken de Snaren Trillen, op- geteekend, thans is onsOogmerk, om te on- derzot'ken wat het Geluid eigenlyk is, Wij
|
||||
Negentiende Vertooc. 273
Wij hebben zoo even gezien, Hoe, en
op welk eene Wijs, en volgerts welke Wet-, ten, Snaren, door Drukkende Vermogens aengeflooten zijnde, zich Bewegen en Tril- len; wij hebben 00k teffens aengemerkt en gezegt, dat deze Trillingen de Oorzaek van het Geluid zijn; dan, wij mogen hier veilig bijvoegen, dat deze Trillingen der Ligehamen echternietszouden uitwerken bij aldien 'ergeene zekere middenftoffe ter voortbrenginge van 'C Geluid plaets hadde, en deze middenftoffe is de Lucht, waerin wij leven, en welke wij inademen. Zonder Lucht kan dan geen Geluid ver^-
wekt, nog tot ons overgebragt worden, dit is door zekere, en onfeilbare proeven bewe- 2en , doch dit zullcn wij in het volgende Vertoog nader betogen. De Ligehamen, welken dan, na ontfangene aenftooting, Be- wegen, en tot Trillen gebragt zijn , deelen dcrzelver Trillingen aen de Lucht meden, en veroorzaken daer in, rondom het in Tril- ling gebragt zijnde Ligchaem, eene Golfswij- ze Beweging, welke golfswyze Beweging der Lucht) dan de Midden*Oorzaek is, dat wij Ge- luid hoorcn; derhalven befluiten wij, dat het Geluid niets anders is, als Trillende Lucht. Bij het ontftaen van Geluid moeten wij ge-
volglijk altoos Twee Zaken onderfcheiden, framelijk, zekere hoedanigheit in de Ligeha- men zelvc, waer door zij Bewogen, en tot "jFrillen gebragt kunnen worden; en ten an^ dren
|
||||
ifl De Muzykonderwijzer.
dren, de Lucht, welke deze Trillingen, van
het in beweging zijnde Ligchaem als over- neemt, brengende die door middel van golfs- wijze Beweging tot ons over. Thans hebben wij onzes bedunkens, de
Oorzaek van het Geluid, als ook wat het is, en Welke Wetten van Beweging daer mede ge- paert gaen> klaer en duidelijk genoeg aenge^ wezeh, derhalven zullen wij dit Vertoog, hier befluiten, terwijl wij in het Volgende, na deze voorafgemelde Zaken verklaert te heb- ben, vollediger en duidelijker Van de Toon- kunde kunnen, fpreken. |
||||
TWINTIGSTE VERTOOG,
■
X>e Wezenlijke Oorzaek van het Geluid nader
verklaert. Het onderfcheid tusfchen Geluid
en Toonen: hoe deze laetjlen dour middel van de Muzykale Speeltuigen gevormt, en door de Lucht tot ons overgebracht warden. In ons vdorgaende Vertoog befchouwden wij
het Geluid, flechts op zich zelven, en wel zoodanig ails de Natuur ons hetzelve door middel van Trillende, in Beweging gebragt zijn- de, Ligchamen oplevert, wij hebben ook ge- zien dat deze Trillingen de naestaehgrenfende luchtdeelen in gedrukt , en door die middel to't ons overgebragt moeten wordeii ; dan, wij hebben het Geluid nog niet befchouwt als Toonen, derhalven moeten wij nu hetzelve, van Natuurlijk, tot Muzijkael Geluid trach- ten over te brengen: in een woord tot Too- nen te maken, en als zoodanig zal, en kan het ons hier alleen van dienst zijn. Het gedeelten dat wij dan in het voorgaende
Vertoog verhandelt hebben, heeft flechts zijn opzicht tot dat geen , 't welk men Aconftique of Gehoor-Kunde noemt; namelijk voor zod verre het betrekking heeft tot Geluid, en op zich zelven als zoodanig aengemerkt word, in 'tkort: waer van in ileNatuur-Kunde alleen 3* Stuk. T gel
J
|
||||
tfffft De Muzykonderwijzeiu
gehandelt word; doch thans zullen vvij verdef
gacQ en onderzoeken, Hoe en Wanneer het Geluid een' Muzijkalen Toon genaemt kan wor. den en gevolglijk dan eigenlijk komen tot dat gedeelten, 't welk men Vhonurgia of Toonkun- de noemt, doch eer wij hier toe overgaen, verkiezen wij de wezenlijke Oorzaek van het Geluid nog wat nader intezien. Het Geluid, gelijk wij reeds aengemerkt heb-
ben,- Trillende Lucht zijnde, die, in onze ooren indringt, terwijl wij hooren; zoo volgt derhalven als vanzelve, dat'er zonder Lucht geen Geluid tot onze bevatting kan komen* deze Stclling word door de volgende Proefne- Siing ten k'aerflen bevestigt, en bewezen. Wanneer een Wckker, ofSchcl, onder den
Ontfanger, of Glazen K-lok, van de Lucht- pomp- geplaetst word , zal men derzelver ge- *uid zelfs tot op eenen merkelijken afftand kun- nerr hooren, zoo lang de Lucht in de Glazen Klolj evenredig is met de buiten zijnde Lucht, doch riaermaten de lucht aldaer uitgepompt word, begint men het geluid allengskens min- cer te hooren', tot dat de Klok cindlijk zoo Vecl rnooglijk luchtledig gemaekt zijnde, hef geluid verdwijndt , ja zel'f in diervoegen dat men bijnaer niets gewaer zal worden, pshoon zelf zeer nabij zijnde, de redcn echter dat men altoos nog meer of min geluid kan $ooren, is deze om dat de lucht niet geheel- tfnal Hit de Klok gehaeld kan worden. In tegeii- {ieel nu wanneer de lucht weder bij graden in Je
|
||||
fWINTIGSTE VeRTOOC*. " '»?/
de Klok ingelaten word zal men ook naerma-
ten van dezen het geluid wederom even fterk als "Van te voren hooren. Deze ,Froef bewijst ontegenzeglijk dat de
Lucht de Middenoorzaek van het Geluid is: en hetzelve vermeerdert en vermindert ook evenredig, naer dat de Lucht verdikt of ver- dunt word, ja de Natuurkundigen verzekeren ons, dat het Geluid, 't welk op den top van eenen hoogen Berg, (uit hoofden dat de Lucht aldaer dunner, of ijler is,.) bijna niet gehoord word , in lage Dalen, oneindig flerker zal zijn, om dat de Lucht daer ter plaets, door de zwaerte van den dampkring, meerder Verdikt is. ,.. , Uit deze liafporing Van het Geluid blijkt
dan allerduidelijkst, dat de Lucht de Trillin- gen, van het in beweging zijnde Ligchaem, zullen wij Geluid hooren, moet overnemen, en bijgevolg, zonder Lucht was 'er geen Ge- luid mogelijk, derhalven gaet het befluit door dat het Geluid niets anders is dan Trillende Lucht. Na dat wij nu de Natuur in het vo'ortbren-
gen van Geluid, genoegzaem hebben nage- fpoord, gaen wij thans tot de Toonkunde zeL Ve over, waer in wij voor eerst het onder. fcheid, dat'er tusfchen Geluid, en Muzijkale Toonen is, zullen onderzoeken. Dit dan vol- yoert hebbende, is ons oogmerk om ook te, feefchoUwen, hoe deze laetften, door middel T 2 vanJ
|
||||||
>
|
||||||
/
|
||||||
tfS Dfc MuZTSONEfERWIJZEft.
van de Muzpale Speeltuigen gevormt, en t&t
Ons overgebrag't worderi. Ten opzichten van het woord Toon veil*
len fommigen dat het afkomflig zij, van Toni Tonitru. of wel van het Franfche Woord Tori' nerre, *t welk Donder beteekend, dan wij verj kiezen veel liever het gcVoelen van de zulken aen te nemen, welken het trachten af te leide'rt, van TerJo, Ten/io, of Extenjio, dat Spanning of Uitrckking zal beteekenen, om reden dat zulks met den aert en eigenfehap der Toonen beter oVe'reeh fchijnt te komen,want, zal eene Snaer Geluid voortbrengen , moet zij fen die'n.einden gefpannen zij'n; zal men hare klank hooger of lager maken, zij moet in 't feerife geval fterker, doch in het laetfte, min- ■der gefpannen of uitgerekt worden; 't is dan flllerwaerfcbiinlijkst dat het woord Toon af- komflig is van Spanning , of Uitfekking, om dat na evenredigheit men de Snaren fpant of tiitrekt, dezelven hooger, of lager klanken ©pleveren, en" de Renaming van Toon ook maer alleen betrekking heeft, tot de hoogte of laegte, en niet tot de fterkte, zwakte, kort- of duurzaemheid der geluiden, gelijk wij nader zullen aertfooneft. Het is eene onbetwistba're Waerheid, dat
al tvaer geen Geluid kan voortgebragt worden, dat' da'eY ook nooit eenige' Taonverwekking plants ftecft, eerst moet 'er Geluid voorhan- «fen. zij&j- en dan worden 'er, door gepaste mid-
|
||||
TwiNTIGSTE VERTOOS. 379
middelen, die ons de kunst ten dien einden
Sen de hand ggeft, Toonen van gcvormt, om deze reden hcbben wij het Geluid ook eerst op zich zelven vvillen bcfchouwen, Onder hct Woord Gc-'uid worden dan al-
lerleie foorten van hoorbarc Indrukfelen be- trokken, als bij voorbceld; Geraes, Ge- druisch, den Siag van ccn grof Gefchut, ja zelfs de Donder word met recht ecn grootsch Geluid genaenid, en wat dergelijke hoorbare Indrukfelen meer zijn, Daer nu dit foort van Geluid, merkelijk van Muzijkale Toonen ver. fchilt en onderfcheiden is, zoo ilellen wjj vast, d5it ieder Geluid bet welk wij hooren , juist geenen Klank of Toon, ggnaeint kan worden. Door een Klank kan men gevoeglijk eon
Geluid verftaen, dat klaer en bevattclijk is, bij voorbeeld, het Geluid van dene Klok, hoe dikwerf men zulks ook agter elkanderen hoort, word een Klank, maer gcen' Toon genaemt; derhalven, in eenen volftrekten zin genomen, kunncn wij iedren Klank ook gcenen Toon noemen; doch lact ons nu ver- der verklaren wat men door Toon dan eigenlijk verftaen moet. Toonen, zijn uitwerkfels van eene zckere
bepaelde grootheid. Zal men dan een Klank, Toon mogen noemen, daer moet, ofgelijktij, dig, of onmiddelijk daer na , zich nog eenen anderen Klank laten hooren; en dan word den eenen ten apzichten van den anderen', T 3 eei*
|
||||
2$o De Muzykonderwijzer.
een' Toon genacmt. Zullen 'er dan Toonen
ontftaen, zoo moetea 'er verfchillendc Klan- ken agter elkanderen volgen, derhalven, door de agtervolging > van den eencn Klank tot den anderen, werden 'er Toonen ver- wekt, en te weeg gebragt, dan daer dezc Verklaring wat te ruim, en algemeen is, zullen wij, op dat den Leerling zich geene verkeerde begrippen van de Toonen vormen zoude, nog eenige nadere bepalingen daer -omtrent moeten maken. Voor Eerst: wij hebben zoo even acnge-
merkt dat het Geluid van eene Klok, hoe dikwerf ook agter elkander gehoort zijnde, geenen Toon , maer een' Klank genaemt kan worden, gevolglijk, zullen, agter elkander volgende Klanken, de benaming van Toonen verkrijgen, zij moeten ten dien einden nood- zaeklijk in hoogten van elkaer verfchillen, want Toonen, gelijk wij reeds zeiden, heb- ben alleen hun opzicht, tot hoogten of laegten, maer niet tot andre toevallige za- ken. In de Tweede plaets is het nog niet vol-
doenden gcnoeg, ter verwekkinge van Too' nen, dat Klanken van elkanderen in hoog- ten verfchillende zijn , gantsch niet, deze volgende voorwaerden moet noodzaeklijk nog daer bij plaets hebben, te weten: de ver- fcheidcnheit van hoogten, die 'er tusfchen twee Klanken plaets heeft, zal den eenen5 ten opzichten van den andren een' Toonge-, naemt
»
|
||||
TWINTIGSTE VERTOOd, 28l
naerat worden, moet genoegzame aenleiding
en gelegenheit geven, tot onderlinge verge- lijking, dat is: de gelijke Invalling der S\'m~ geren, of wel, de gelijke, en vereende Sa- menwerkingen der Trillende Luchtgolven* door het klinkend Ligchaem vervvekt, moe- ten onderling met elkaer vergelekcn kunnen worden, zoo, dat men de tijden van derzel- ver Invallingen, of Samenwerkingen, bevat^ ten , nafporen, bepalen, en een Muzijkale redenmaet, daer van opmaken kan; ja men moet kunnen zeggen, bij voorbeeld gefpro- ken, de gelijke Invallingen van derzelver Tril- lingen, gefchieden in 't vijfde of zevende tijdftip, derhalven is in 't eerfle geval, de redenmaet, 2 3 , het Geluid zal dus een Quint wezen: doch in 't tweede geval is do redenmaet 34, het welk een Quart ople- vert; (b) en dus, wanneer twee onderfcheiden Klanken, onderling vergelcken wordende, een behoorlijke Muzijkale redenmaet opleve- ren, dan worden zij eerst (en 00k niet eerder) in opzicht tot elkanderen, een' Toon gc^ naemt. Hier nit leiden wij nu nog de volgende SteU
lingen af, voor Eerst: dat, bij voorbeeld; twee Snaren, of Klokken, flechts bij toeval te
(b) Van de Redenmaten der Muzykale Intervnllen,
zulten wij in het drie-eiMwntigfte Vertoog grondig haa- delen. T4 .
|
||||
I
1
282 De Muzykonderwijzer. te famen klinkende, juist altoos in opzicht
tot elkanderen, geenenToon gcnaemt kunnen wordcn, gemerkt zij fomtijds ondeiiing een geluid zullen voortbrengen , 't welk ons voor Disfonanten niet bekwaem genocg zal toefchij- nen, en daerom, uit dicn hoofden 00k onder het getal der Muzijkale Intervallen, ofTvvee- klanken niet gefteld kan worden, waer op men bijgevolg 00k de benaming van Toon dan niet kari toepasfen. Ten Twecden: het Geluid, of de Klank
van eene Snaer, kan op zich zclvcn en allcen klinkende, echter de benaming van Toon dra- gen. JVaerom dit? zal men vragcn; zie hier de reden: Om dat men bij wijze van afper- king, of vvel door meerdere of mindere fpan- ning derzelvc, verfchillende Toonen , als uifi- werkfels van verfchillende groothcit, daer op kan voortbrengen, ja om dat dit Geluid, of dezen Klank, met de andere Klankcn, welken op deze Snaer venvekt kunnen worden, in cen onderling verband ftaenden, daer meden vergeleken kan worden, en uit dien hoofden word een eenfnarigWerktuig, reeds met recht een Muzijkael Speeltuig genoemt. Wat meer is: het geluid van eene Klok,- tot. een Klok- kenfpelbehoorende,en daer meden in verband ftaenden, kan,fchoon alleen klinkende, Toon genaemt worden, dewijl zoodanig eene Klok gls dan, 6m zoo te fpreken, geen ligchacm op zich zelven is ; maer flechts in aenmerking kon;t als een gedeelten tot het geheel behoo- rcn-
|
|||||
■
|
|||||
TwiNTIGSTE VERTOOG. 283
rende, dewijl zij daer meden in onderling ver-
bandt ftaet, en men dezelve met de andere Klokken, van het Klokkenfpel gemaklijk ver- gelijken, en een Muzijkale Redenmaet daer van opmaken kan. Zie hier nu Muzijkale Tooncn, van 't Ge-
luid op zich zelven aengemerkt zijnde, klaer genoeg onderfcheiden. .Een 'Leeriing zal dan, thans, zoo Wij vertrouwen, begrijpen, wat men door Toon verftaen moet, als meden, in hoe verre, en wanneer een Geluid-Toon ge- naemd word, en wanneer niet; dewijl wij, onzes bedunkens, de Grenspael daer van, klaer en duidelijk aengewezen hebben, verkie- zen wij, alvorcns wij overgaen om te ondcr- zoeken , Hoe , en op welk eenc Wijze de Too- nen door middel van de Muzijkale Speeltuigen gevormt worden, nog het volgende als in't voorbijgaen aen te merken. - Daer men onder het woord Geluid , allerleie foorten van hoorbare Indrukfelen betrekt, kan iederen Klank, of Toon, ook de benaming van een Geluid gevoeglijk dragen; want onze Gehoortuigen ontfimgen door beiden zekere Indrukfelen; en worden derhalven zoo wcl door eenen Toon, als door een Geluid aenge-r daen, en in opzicht nu van deze overeen,- komst, worden Klanken of Toonen, ook Ge- luid genaemt, en Geluid of Klanken met el- kander vergeleken kunnende worden, verkrij- gen daer door de benaming van Toone.n, T 5 Uit
|
||||
ft&4 B£ MUZYKONDERWTJZER.
|
|||||
Uit tweeerleie oorzaken flechts ontftaen deToo-
nen. Voor eerst; door de working of aenftooting van twee harde ligchamen, tegen elkandercn; en ten tweeden, door twee tegens elkander w'erkende of trillende vloeiftoffen, Onder het eerften nu, betrekt men de Snaer- en Slagtui- gen; maer tot het tweeden behooren de Blaes- en Windtuigen; dan daer wij in het voorgaen- de Vertoog, reeds genoegzaem van het Eerfte gehandelt hebben, en daer door de wijze op welke Snaer- en Slagtuigen Toonen leveren, genoegfaem verklaert hebben, zouden wij thans, tot het Tweeden kunnen overgaen, ,als waer van wij nog niet gehandelt hebben, indien wij ten opzichten van het Eerften niet nog iets te verklaren hadden, derhalven ver- kiezen wij dit dan vooraf ter uitvoer te bren- gen. In het zoo even aengehaelde Vertoog heb-r
ben wij gezegt: dat de zichtbare en ondervin- delijke Trillingen eener Snaer, of Klok, de eerfte Oorzaken van hetGeluid waren, dan het is voorMl noodig, dat wij dit nog wat na- der onderzoeken. De Natuurkundigen zijn van gedachten dat
deze zicht- en voelbare Trillingen eener Snaer of Klok, niet voor de rechte en eenigfte, oorzaken der Toonen gehouden kunnen wor* den, ten dien einden merken zij tweeerleie (borten van Bewegingen aen, in deze Toonver« wekkende Ligqhamen. Voor eerst; wanneer he/
|
|||||
TWINTIGSTE VERTOOG. t%5
het Drukkend Vermoge,n een Snaer loslaet,
zal zij door hare veerkracht, heen en weder Slingeringen maken, welke heen en weder Slingeringen, eigenlijk uitwendige zichtbare en ondervindelijke Trillingen genoemt kunnen worden; dan in de tweede plaets, behalven deze Slingeringen, maken a lie de deelen eencr Snaer nog eene andere bijzondere inwendige Be- weging, waer door zij nu digter bij elkanderen ko- men, en dan zich weder verder verwijderen; en juist deze tweede Beweging, die eigenlijk in eenen volftrekten zin, de benaming van Tril- ling draegt, word voor de rechte en voor- naerafte Oorzaek der Toonen gehouden. De- ze Stclling word door de volgende Pr oeven of Ondervindingen, nader bevestigt en bewe- -zen. i). Snaren kunnen voortvaren met Trillen ,
wonder dat men echter Geluid gewaer zal wor- den ; want zoo dra eene Snaer op de Viool niet langer met den Strijkftok geftreken word, en men haer vrijheit geeft om te Trillen , zal der- zelver Geluid echter op 't oogenblik verdwij- nen; hoewel het zeker is dat zij hare uiterlijr ke Trillingen nog blijft voortzetten; bij aldien het nu op de uiterlijke beweging aenkwam, moest juist het tegendeel voorvallen, te we- ten: de Snaer zoude dan zoo lang Geluid ge- ven, als zij uiterlijk Trillingen maekt. 2). Wanneer men den Strijkftok met Vet
beftrijkt, zal die wel de Snaer ■zichtbaer doen Tril-
|
||||||
I
" ■:
|
||||||
5.Z6 De Muzykonderwijzer.
|
|||||
Trillen, doch daer zal geen gcluid voortko.
men. 3). Als het Geluid van eene Klolc ophoud,
zoodanig dat het niet meer gehoord kan wor* den, zee zij echter derzelver Trillingen nog voort; want dit blijkt hicr uit, dat zoo ras men met een hard ligchaem de Klok aenraekt, 't welk de uiterlijke Trillingen noodzakelijfc vermindercn en beletten moest, zal zij met dit alle.s wederom op nieuw Geluid geven, ge- volglijk daer moet nog eene inwendige Bewe- ging, welke Oorzaek van het Gcluid is, plaets hebben. 4). Klokken met Sneeuw bedekt, zullen,
hoewel zij uiterlijk Trillen, geen Geluid ge- ven, om dat de inwendige werking der kleen- He deelen door deze hinderpalen belet zijn ge- worden. 5)- De thans veel in gebruik zijnde, zooge-
naemde Stelijzertjes zijn 00k een duidelijk bc- wijs, van de Stelling die wij thans trachten te bevestigen, want zoo dra men dezelve tegen eenig hard ligchaem aengeflagen heeft, zullen zij op 't oogenblik fterk Trillen, 't welk men duidelijk voelen kan, doch zoo lang men ze flechts in de hand blijft houden , zullen. zij wel voelbare Trillingen, doch geen Geluid voortbrengen, maer zoo ras-men dezelvefl wederom ergens op doet rusten, zullen zij., hoe wel reeds lang getrilt hebbende, genftonda Geluid geven. Om
|
|||||
TWlNTlGsTE Ve>TQO<?. 28?
Om alle deze opgemelde Redenen, befluiter*
wij dan, dat de Toonen van Snaer- en Slag tuigen, niet uit de zicht- en voelbare Trillin-* gen, maer uit zekere inwendige, in hunne kleenfte deelen voorvallende beweginggeboren worden. Daer wij nu de Oorzaek der Toonen, bij
Snaer- en Slagtuigen genoegfaem befchouwt hebben, zouden wij thans kunnen overgaen, orn 00k te zien, hoedezelven door middel van Blaes- en Windtuigen, ontftaen en te weeg gebragt worden. Wij moeten dan voor Eerst de Stoffen van
de Blaes- en Windtuigen in acht nemen; hier toe word dan in 't gemeen, Hout, IJvoor* Lood, en Steen gebruikt, ja zelfs Bordpapier kan men daer toe 00k bekwaem maken, ge- volglijk kunnen wij hier uit opmaken, dat de- ze ligchamen, welker veerkracht zeer weinig is , nict tot Trillen gebragt kunnen worden ^ en dat nu zulks 00k niet gefchied, maken wij voor eerst hier uit Op. Om dat de Blaestuigen meestentijds uit meer
dan een Stuk gemaekt worden. En ten twee- den , om dat zij, Van welke verfchillende Stof- fen 00k famengefteld zijnden, zich altoos met gelijke kracht laten aenblafen , iets het welk niet mogelijk was, bij aldien deze ligchamen zelve, tot Trillen gebragt moesten worden; hoewel nu, bij voorbeeld: een geluidgevende Orgelpijpj eenigfints fchijnt te Trillen, kur>- i ■ nei> |
||||
1
|
|||||
*S3 De JVIuzVkonderwyzer.
nen wij zoodanige Trillingen , niet anders i&i
een uitwerkfel van het Geluid befchouwen. Wij moeten dan de ligchamen van Blaes- en
Windtuigen flechts aenmerken, als dienende voornaraelijk, om door dezelven een zeker gedeelten luchts van de Buitenlucht af te zon- deren. De Stoffen van Blaestuigen moeteri ten dien einden altoos hardt zijn, om de lucht- deelen behoorlijk van elkander te kunnen af- fcheiden: de binnenruimten glad, om aen de voortgedrevene luchtdeelen niet hinderlijk te zijn; en de ligchamen voorai digt, op dat de binnenlucht niet ter zijden uitwijken zoude: en dewijl nu deze Werktuigen van onderfchei- dene Lengten, en Dikten, famengefteld wor- den, zoo kunnen wij tusfchen dezelven en Snaertuigen, de volgende vergelijking maken, te weten, de Lengten der Blaestuigen ftaet volkomen gelijk met die van Snaren, en der- Zelver Wijdtens, met hunne Diktens , tervvijl de kracht van inblafing, voor het drukkend Vermogen gehouden moet worden. Daer nu de binnenruimtens van Blaes- en ' Windtuigert, altoos met lucht vervult zijn, zoo word deze binnenlucht eigenlijk voor het Toonverwekkend ligchaem gehouden; en dat Zij dit ook waerlijk is, kunnen wij hier uit op-' maken, om dat de Toonen van Blaes- en Windtuigen, [naermaten de Lucht meerder verdikt, ofverduntis, lager, ofhoogerzul- I©n wezenj te weten: in eerie verdikte of mccr
|
|||||
1
r T tflNTIGSTE VeRTOOO. 2$J>
tfleer te famengeperfte Lucht, zullen de Too*
nen lager; maer in eerie verdunde, zullen zij hooger zijn, om dat in"t eerfte geval de bin- nen-Lucht, meerder tegenftands, aen de in* blafende kracht biedende, daer door minder fnel bewogen kan worden, en dus bij gevolg lager Toonen levert, doch in het tweede ge« Val veel fneller trillende hooger Toonen doet hooren, uit deze ondervinding mogen wij hier ook gerust befluiten, dat de rneerdere of min- derc vee'rkracht der binnenlucht ,^ van Blaes- en Windtuigen, de fpanning eener Snaer ver« beeldt, ja dat zij ten opzichten derTrillingen, welken zij' voortbrengen, daer mede volko- men gelijk ftaen, te weten : de binnenlucht langfamer bewogen wordende, trilt in eenen bepaelden tijd minder, en levert derhalven la* gcr Toon, doch bij aldien zij fneller bewcegt, worden 'er in zekeren tijd meerder Trillingen voortgebragt, en den Toon is dan ook hoo- ger, 't welk bij Snaren juist alzoo gelegen is.
Verklaren wij nu de wijze, op welke de
Blaes- en Windtuigen Toonen verwekken, dit zal ons thans, na deze voorgaende vergelijking gantsch niet moeilijk vallen. Wanneer men dan door middel van Inbla-
ling, 't welk hier het Drukkend Vermogen verbeeldt, eene Pijp of ander Windtuig, aen- blaest, zoo brengt men daer dfeor de binnen- lucht uit dien ftaet van rust waer in zij te vo- jen was -r deze binnenlucht nu, door de kracht der
|
||||
zyo De Muzykonderwijzer*
der inblafinge, in beweging gefteld zijnde*
word langs de binnenruimten zachtjes vooru gedreven, en tracht zich door derzelver veerkracht, wederom in haren natuurlijken ftaet te herftellen, ten dien einden maekt die voortgeftootene, en te rug gekaetfte bin- nenlucht, Trillingen overcenkomftig met die van Snaren, terwijl zij door de kracht der inblafinge merkelijk verflerkt zijnde, Too- nen verwekt en oplevert. Daer wij thans de wijze, op welke de Toonen
door middel van Muzijkale Speeltuigen ge- vormt worden, genoegzaem nagefpoort en volkomen bewezen hebben ; ja daer wij reeds de Lucht als de eenige Oorzaek van het Ge* luid aenmerkten, en deze Stelling,, dat 'er zonder dezelve geen Geluid kan voortkomen, klaer genoeg bevestigden, zoo blijft ons dan nog maer over ora tc befchouwen, hoe dan de Lucht de Toonen tot ons overbrengt; en hier toe willen wij nu overgaen. Wanneer de Lucht, door middel van een
Muzijkael Speeltuig* of eenig anderLigchaem tot Trillen gebragt is, maekt zij rondom het zelve eene beweging, welke men eene golfs- wijze beweging noemt, om dat deze Lucht- golven veel overeenkomst met Waterkrin- gen hebben , welken door het inwerpen van eenen Steen, op de Oppervlakten van het Water, verwekt worden. Dan, laet ons deze golfswijze Beweging der
Lucht, wat nader befchouwen. Do
|
||||||
i
|
||||||
»
|
||||||
TwiNTIGSTE VERl'dOd.- Zf)J
De Luchtgolven des Gcluids zijn dan voor
eerst : hier in van Waterkringcn onderfchei* den, dat dezelven Klootswijze rondom het Toon- of Geluidgevend Ligchaem zweven; daer integendeel Waterkringcn flechts op de Oppervlakten des Waters verwekt wordert. Wanneer dan in de Lucht, door middel van geluidgevende Ligchamen, GolVen worden voortgebragt, zoo loopen dezelven zoo wel naer boven als naer beneden, ja acn alle zij* den heenen, en daerom kan het Geluid ook aen alle plaetfen, zoo lang men binnen het bereik dezer Golving blijft, boven, onder, of ter zijden, in een woord, rondom het ge* luidgevend Ligchaem gehoord worden, Heldren wij dit nu door een Voorbeeld*
nog nader op. Laet dan Fig* 3. A, een Toon- of Geluidgevend Ligchaem zijn; wan* neer dit tot Trillen gebragt is, zoo neemt de Lucht deze Trillingen, over; en maekt rondom hetzelvc eene krings* of golfswijze Beweging, die wij met 1, 2, 3, 4, 5 , ge- teekend hebben. Zoo lang men nu binnen het bereik dezer Golving blijft, zal men zon* der twijffel ook Geluid hooren; doch dewijl het Geluid zijne palen heeft, buiten welken het niet meer gehoord kan worden, zoo zal 'er, wanneer men zich buiten het bereik de- zer Kringen bevind, geen Geluid tot onze gewaerwording komen; doch hoe verre deze Palen des Geluids zich kunnen uitftrekken, daer van geeft ons de Natuurkunde geene 3<fe Stuk. V ilel-
|
||||
Zgi DE MUZVKONDERWTJZER.
ftellige berichten, hangende dit wel voorna-
melrjk af, van de Kracht waer meden de druk- kende Vermogens de Ligchamen in Beweging brengen. Wij merken in de Tweede Plaets, in deze
Luchtgolven op, dat een ieder derzelven zij- ne Beweging van eenen naeflvoorgaenden ontfangt, zij verfpreiden zich gedurig al ver- der, doch hoe meer zij zich van het Toon- verwekkendLigchaem verwijderen , hoe fwak- ker zij ook wezen zullen, gevolglijk hoe ver- der men van het zelve~Ligchaem af is, hoe fwakker wij het Geluid hooren moeten; be- gint nu den Eerften Kring te verfwakkenr zoo zullen ook den Tweeden en Derden, ja alien de Overigen naermaten insgelijks ver- minderen, om dat den Eerften Kring reeds verfwakt was, alvorens eenen andcren te voorfchijn kwam, en den Eerften kan ook reeds verdwenen zijn, terwijl de anderen nog in Beweging blijven. Ten Derden, Luchtgolven bhjven voort-
duren, zoo lang de Toonverwekkende Lig- chamen trillen, ja wat meer is, wanneer de- zelven tegens harde, ondoordringbare Ligcha- men aenftootcn , zoo worden zij te rug ge- kaetst, en brengen het Geluid dus wederom ter plaetfe, daer het zijne wording ontfing, alhoewel de Oorzack, waer door deze Lucht- golven in Beweging gefteld wicrden, reeds opgehouden heeft; hier van ftrekken de Echos, genoegiaem ten bewijze, zoo dat wij hier
|
||||
* ' ' ' ^
TWINTIGSTE VeRTOOG." 2$§S
jier uit befluiten raogen, dat 'er bij Lucht*
olven ook duurzaemheid plaets hee*ft.
Eindelijk ten Vierdcn: Luchtgolven blijven,
oor middel van derzelver veerkracht, in
lunneft Loop altoos eene gelijkmatige SncU
leid behouden* ja zelfs bij een verfchillend
jetal van Trillingen, en wat meer is, dit
ilijft plaets grijpen, 't zij dat de Geluiden
igt, zwaer, hard of zacht zijn, zoo dat bij
'oorbeeld Luehtgolven, welken door een
rof Gefchut veroorzaekt zijn, zich niet fnel-
er bewegen zullen, dan of zij door eene *
-Jeene Schel verwekt waren.
Thans zouden wij voldoen kunnen met
echts aen te merken, dat het Geluid, door
addel van zulke Luchtgolven > als wij zoo
/en befehreven hebben, voortgeplant en tot
ns overgebragt word, doch wij verkiezen
e leering des Geluids, den Leerling nog
'at duidelijker voor te dragen ; dit dan ons
ogmerk zijnde, rnoeten wij nog deze Twee
olgende Stellingen, onderzoeken en beto*
n.
Voor eerst: Zal de Lucht de Trillingen of
et Geluid van een Ligchaem tot ons over-
rengen, moet de Lucht die tusfchcn oris,
n het Toonverwekkend Ligchaem is, zelve
.ewogen, of tot Trillen gebragt worden.
Ten tweeden: Moet al de Lucht welke tus-
:hen onze Ooren, en het toonverwekkend
igchaem is, met zulke Luchtgolven bezet
*■ vervult wezen, als de toonverwekkende
V 2 Lig«
|
|||||
\
|
|||||
De MuZYKONDERWIJZEft
|
|||||||
294
|
|||||||
Ligchamen daer aen mede gedeelt hebbeir.
Deze Twee Stellingcn zullen wij thans tracb>
ten te bewijzep. Ten opzichten dan van het eerften merkerr
wij aen, dat 'er op geene andre wijze Geluid tot ons kan overgebragt worden, als door de Trilling der Lucht, want zoo de Lucht niet trilde, en dus onbewogen bleef, dan moes- ten, of voor eerst detnllende deelen van een toonverwekkend Ligchaem, zoodanig uit el- kanderen wijken, dat zij tot aen het Werktuig des Gehoors kwamen; of ten tweeden, de Lucht welke tusfchen het Oor, en 't geluidge- vend Ligchaem is, moest flechts te famenge- drukt of voortgefluwd worden, zonder dat de deelen derzclver in trilling geraekten, Dat nu het eerften niet gebeurt, is klaer, want
het ftrijd ook volftrekt met den famenhang der deelen eens Ligchaems ; en een Ligchaem, bij1 voorbeeld eene Klok zoude als dan op het eer- fte geluid , verbrijzeld; en door de lucht ver- ftrooid worden: en wanneer het tweeden plaets hadde , dan zouden wij verder niets dan eene Drukking der Lucht, of een Wind ge- waer worden , want de Wind is niets anders dan een Viocd van voortgeftuwde Lucht. De- wijl wij nu bij 't hooren van Geluiden eene Druk- king, of Wind gewaer worden, zoo befluiten wij dat deze Twee zoo evengemelde Zaken geen plaets hebben, maer dat al de Lucht tus- fchen ons Oor en het Toonverwekkend Lig- chaem |
|||||||
I
1
TWINTIGSTE VERTOOG. 295
chaera, op dat wij het Geluid daer van hooren
zouden, zelve Bewogen en totTrillen gebragt word. Wat nu onze Tweede Stelling aengaet,
dat namelijk alle ruimtens tusfchen ons Oor en het Toonverwekkenu Ligchaem, juist met zulke Luchtgolven vervult zijn, als hetzelve Ligchaem, daer aen mede gedeelt heeft, zulks is hier uit te bewijzen. La- ten bij voorbeeld: onderfcheidene Perfoo- nen, zich in verfchillende Afftanden van het Toonvervvekkend Ligchaem bevinden, zoo zal den Eenen, zoo wel als den Andren,. het zelfde Geluid gewaer worden, hoewel de ge^ nen die verder af zijn, zulks later moeten hooren. Dit laetften is een klaer bewijs dat het Geluid alle tusfchen beiden zijnde ruimtens doorloopt: en dat de Luchtgolven juist met zulken en geene andre indrukfelen bezet zijn, als de Toonvenvekkende Ligchamcn daer aen medegedeelt hebben, kunnen wij voor Eerst, hier uit opmaken, om dat zoo dikwijls dezelf- de Ligchamcn in Beweging gciteldt worden, men juist even hetzelfde, en geen ander Geluid waer zal worden; ook ten Tweeden om dat men, op welke verfchillende Afftanden ook geplaetstzijnden, altoos dit zelfde Geluid blijft hooren. Dan, de Waerhcid die wij hier trachten to
betogen, word door de volgende Proefneming ten allerfterkften bevestigt. V 3 Als
|
||||
8$>6 PE MUZYKONDEEWIJZER.
Als men twee Snarcn fpant, en volmaekt
Unifon, dat is gelijk- of eentoonig ftelt, en men doet den Eenen geluid geven, zoo zal den Anderen, mits dat dezclven niet tc verre van elkandren af zijn, mede geluid geven; of ook, 't welk het zelfden is, wanneer men van Twee Violm, even eens gellcld zijndc, de losfe Snaren der Eenen acnftrijkt, zoo zal den Andren, daer door ook geluid doen hooren, alhoewel dezelven eenige Voeten van elkan? dren afgcplaetst worden, Wat kan nti de ware reden hier van zyn ? Niets
anders dan dat de Lucht, juist met zulke in- drukfcls vcrvult is, als het Toonverwekkend Ligchaem daer aen medegedeelt heeft, deze Luchtgolven nu tcgen de andere Snaer aenftui- tende, flellen dezelve in Beweging, om dat deze Snaer juist even eens geftcldt zijnde dan de andere, daer door ook in ftaetis, om de Lucht op gelijke wijze in beweging te bren- gen; doch, wanneer de Violen niet gelijktoo- nig zijn, zal dit medeklinken geen plaets heb- ben, om dat de Luchtgolven als dan met an- dre indrukfelen bezet zijn, waer door de rus,- tende Snaer niet vatbaer is, of anders, welke zij, in beweging geftcldt wordende, niet zal veroorzaken; doch zijn dezelven gelijktoonig, zoo word de rustende, enkel door middel van de overeenkomst die 'cr tusfchen haer, en de- ze Luchtgolven is, tot Trillen, en bijgevolg tot Geluid geven, gebragt; dit is dan een Tweede Bcwijs dat de Lucht tusfchen ons Cor,
|
||||
Twintigste Vertoog. 297
.
Oor, en het Toonverwekkend Ligchaem, bij
het hooren van Geluid, juist met zulke in- drukfelen vervult is, als die Ligchamen daer aen medegedeelt hebben Laet ons nu ten Slot van dit Vertoog, hier
nog een Derde Bewijs van bijbrengen. Eene Echo, levert ons dan ook een onte-
genzeggelijk Bewijs op, van de Stelling die wij trachten te bevestigen. Door de Echo ver- flaet men de Weerklank, of de te Rugkaetfing van een Geluid, zij is ook indedaedt niets an- ders, dan eene herhaling of wqeromkaetzing daer van, verdorzaekt wordende, wanneer de Luchtgolven, tegen vaste, ondoordringbare Ligchamen, als Muren, Gewelfzels, of Ber- gen , enz. aenfluiten, en defer door in hunnen Loop gehindert zijnde, te rug gekaetst, dat is: wederom naer hunne oorfpronklijke plaetfe toegevoerd worden. Men vind op fommige plaetfen Echo's, wel-
ken niet alleen de laetfte Lettergrepen of Syl- labens der Woorden te rug kaetfen, maer zelfs volgens geloofwaerdige Berichten zulken die 'er 20 of ai, onderfcheidenlijk herhalen, ja volgens het getuigenis van eenen Dr. Plot, gaf de Echo in het WoodrftokPark, bij Oxford, bij dag 17, doch l>ij nacht 20 Lettergrepen te rug, (c) en Dr. Harris, zegt, dat'cr van de Noordzijde der Shipley-Kerk, in Susfex, een
1
(c) Dr. Plot, Nat. Htffory of Oxfordshire
v 4
|
||||
t
|
|||||||||||||
Sk* *'&Mfa&£Y*OJ«'D*ER W JJZER.
|
|||||||||||||
29
|
|||||||||||||
eene fidfef is, w^lkc.bij riilobt deze 21 Letter.
grej|^dujde|yk*z-al herhaleh: (d) iQs^Hpnaipi- fublime'dedit Coelumque tueri,
Jusfit, &. Erectos,------ |
|||||||||||||
Doeh> watjf'behoeven wij, om Echo's te
zoeken, oPfslangar in een naburigRijk op te houden, daer ons eigen Vaderland, ons 00k mecr dan eene merkwaerdige Echo oplevert. De Heer Martinet, verhaelt ons Ce) dat op de Hofftede de Poll, eene. Echo is, welke deze Lettergrepen Echo doet de Wouden fpreken!"
duidelijk te rug kaetst; doch voegt 'er tefFens
bij, dat de Bewooners van dat Adelijk Huis, deze Echo dikvvijls voile Latijnfche, of Nedei\ duitfche Vaerzen hebben hooren herhalen, en dat dit Hem niet wel gelukt fchijnt te wezen, fchrijfc Hi) hier aen toe, of aen den Wind, die toen te hard was, of om dat Hij zich niet op de beste plaets bevond; doch indien de Proef mogelijk bij nacht genomen wierd, zou- de de Echo misfchien beter aen de verwachting beantwoordcn, dewijl de Lucht als dan dikker of vee'rkrachtiger zijnde, de Trillingen des te lang.
(d) Dr. Harris , Lex. Tech. onder het Woord Ecbo.
(c) In zijn Werk, genaemt, Katechismus der Natuur, 4. ticel, pag, 370, en eenige volgenden. |
|||||||||||||
TwiNTIGSTE VeRTOOG. 299
langfamer, gefchieden, waer door dan ook bij-
gevolg eene herhaling van meerdere Lettergre- pen, plaets kan hebben. Eindelijk is 'er nog eene verwonderlijke
Echo , waer van denzelven Geachtcn Natuur- onderzoeker ook gewag maekt (f) op de-Buiten- plaets Rustryk, gelegen op denMuiderberg, bijMm'- den, en wae* van het zeldzamehier in beflaet: dat de Echo niet te rug, maer uit den grond ichijnt te komen; doch wij zouden dusdoenden, tie verre van ons Onderwcrp afdwalen, de zulken die hier van mecrder begeren te weten, kunnen in het zoo even gemelde beroemde en allernuttigst Werk, hunnen Weetlust koes- tren, enhunvermaekzoekendenljver voldoen. Wij verkiezen thans, dit Voorgaende alleen op ons Onderwerp toepaslijk te maken, Dewijl de Echo, zelf heele Volzinnen te mg
voert, mogen wij gerust befluiten, dat de Lucht allerleie foorten van hoorbare indrukfe- len overneemt, ja zelfs het geen wij fpreken, en dat alle ruimtens tusfchen ons Oor, en het ToonverwekkendLigchaem, met zulkeLucht- golven vervult zijn, als die Ligchamen daer aen medegedeelt hebben ; ja wat rneer is, daer mocten zelfs eenige Luchtgolven door elkan- deren loopen, welken ieder met <een verfchil- lend getal van Trilllngen vervult zijn, 't welk wij hier uit befluiten, pm dat zij ten zelven tijde
(f) In het zelfde peel, pag. 374.
|
||||
joo De Muzykonderwijzer.
tijde verfcheidene Toonen te gelijk verwek-
ken, en onderfcheidenlijk hoorendoen, zon. der dat dezelven door deze vermenging ooit tot den worden: dan, dit zijn Wondren die wij nimmer begrijpen 5 veel minder grondig verkla- ren zullen. ^ -- Daer wij nu GeSchte Muzykminnare^ , het
Onderzoek des Geluids, van de Toopyerwek- kende Ligchamen, door de Lucht,/tot aen onze Gehoortuigen gebragt hcbben, rnoesten wij thans, om niets onaengeroert te laten, ook het wonderbaer Maekzel van een on- zer Zintuigen onderzoeken; doch dit Vertoog reeds lang genoeg zijnde, hebben wij befloten zulks liever voor het Volgende te fparen; dewijl het onbetwistbaer zeker is dat ook dit Kunstgewrocht, onze bijzondre oplettenheid en befchouwing overwaerdig, eenigeUitweiding vereischt. |
|||||||
■
I
|
|||||||
EEN,
|
|||||||
---------------------------
■■
W ■ r ., ■
EENENTWINTIGSTE VERTOOG,
Befchouwing der Menfchelijke Gehoortuigetit
De Snelheidt des Geluids kortelyk onderzogt, en eindelyk van de Hoogte , Laegte, Swakte, Duurzaemheid, en Zuiverhcid der Toopen. Velen onzer Lezeren zal het in den eerflen
opflag vreemd fchijnen, dat wij thans der Menschen Gehoortuigen , tot oris On- derwerp en Befpiegeling. verkozen hebben; dan, daer wij. in de twee voorgaende Verto- gen, den Leerling, de Oorzaek van het Ge- luid genoegfaem verklaert en aengetoont heb- bcn, hoe het verwekt word, wat het ei- genlijk is, en op welk eene wijze, het door middel van Muzijkale Speeltuigen ge- vormt, en door de Lucht tot oris word over- gebragt; zoo is het allernatuurlijkst, zeggen wij; dat het Menjihelyk Gehoortnig ook door ons onderzogt worde, Laet ons dan overgaen om te zien, welk
eene Werking het Geluid, dat wij door de Lucht nagefpoort hebben , op onze Ooren, (zullen wij hooren) oeffenen moet; doch in 't voorbijgaen kunnen wij niet nalaten aen te merken, dat men ten opzichten van 't Hoo- ren , diieerleie Zaken onderflellen moet, als, i) Ligchamelijke Werktuigen; 2) een Ver-
/
[
. -."
|
||||
332 DE MUZYKONDER WIJZER.
Vermogen; en, 3)eeneDadelijkheit derZiele j
verklaren wij ons nader: Hoewel wij dikwerf door zekere gebruiklijke Spreekwijzen , te kennen geven, als of de Ooren zelve hoor- den, zoo worden echter zulke Spreekwijzen zeer onnatuurlijk gebezigt, want, men kan jmmers van de Ooren niet zeggen, dat zij hooren? wij moeten dezelven dan flechts als Ligchamelijka Werktuigen befchouwen; ter. wijl het Gehoor als een Vermogen, en het Hooren, als eene Dadelijkheit der Ziele, moet aengemerkt worden, gelijk zalks ook wezen- lijk is. De Natuurkundigen getuigen, dat ondcr alle
de Werktuigen die wij tot onzen dienst ge. bruiken, den Schepper, geene van die alien, met zoo veel duisterheit omringt heeft, als het Werktuig des Gehoors, ja zij bekennen, dat het rechte gebruik, van alles wat in de Gehoortuigen voorkomt, door de Menfchelij. ke Wijsheit, tot nog toe niet ontdekt is kun- nen worden: ons oogmerk is dan derhalven, alleen, om fhet geen ons van de Gehoortui- gen, door de Schriften der Vermaerdfte Na- tuurkundigen , bekent is geworden, hier ter plactfe op teteekenen, laet ons ten dien einden ter zake treden. Het Oor, door wclkers behulp de Ziel ge.
Juid hoort, beflaet dan uit de volgende mcrk- waerdige Deelen, welkcr Verband en Zamen- hang , het Werktuig des Gehoors uitmaken. Laet dan, op dat wij ons klaer yitdrukken, |
||||
EeNENTWINTIGSTE V ERT0OG. 303
■Fig. 4, het Geftel onzer Gehoortuigen, in
Verband met elkander flaenden, verbeelden, A A, is hetbuitenftegedeeltenvanhetOor',
in het welk verfcheidenc dieptens, en hollig- heden gevonden worden, welken zoo gefchikt en te zamengefteld zijn, dat zij het Geluid, of de Trillende Lucht, vangen en onderfchep- pen, welke Trillende Lucht dan vervolgens in de Sehulp B vergadert zijnde, naer den Ge- hoorgang, of Gehoorpijp C, C, gevoert word, waer door het tegen een dun doorfchijnend Vliesje D, van eene eironde gedaenten, het Trommelvlies geheten, aenloopt, en het zel- ve beweegt; welk Trommelvlies een weinig fchuins, dwars in den doorgang van het Oor geplaetst is: agter dit Vlies is naer binnen in het Hoofd, eene ruime holligheid, welke de Ontleders Tympanum of Trommel noemen; op welken Trommel dan eigenlijk het Vlies gele- gen is. In deze Trommel, of holligheit, worden
door dc Ontleedkundigen verfcheidene won- derlijke Zaken opgemerkt; men vind dan, voor eerst in denzelven, Vier kleene Been- tjes, welken volgens de gedaenten, die zij vertoonen, genoemt worden; als daer is den Hamer (a), het Anbeeld (b), den Stijgbeugel fc), en eindelijk, tusfchen het Anbeeld, en den Stijgbeugel, nog een kleen Beentje, het kringswijze Beentje genaemt (d); tusfchen Twee van deze Gehoorbeentjes, loopt heC kleene Zenuwtakje (e) (e), 't welk de bena- ming
|
||||
§04 De MuZYKOilDERWYZER.
ming vari Trommelfnaer draegt: vervolgefis
zijn binnen in den Gehoortrommel nog ver- fcheidene andre holligheden, als daer is net Doolhof, met 1, 2, 3, 4 » 5 > geteekend', 't welk ora zijne wonderlijke gedaenten, deze benaming verkregen heeft^ Dit Doolhof, word door de Ontleeders ge-
Woonlijk in drie Deelen onderfeheiden,. ha-* melijk, 1) in drie halve cirkelronde gangen» 1,2,3; 2) in het Portael, Veftibulum, of In- gang 4; en eindlijk 3) in den Slakkenhoorn 5; zijnde het Portael dc middenfte holligheid van het Doolhof: in 't zelve heeft den Stijgbeugel (c), zijne plaets, en ftopt aldaer eene zekere opening, welke men het Ovale of eironde Venfter noemt; de drie halfcirkelronde gan- gen 1,2, 3, hebben door vijf onderfehcidene Openingen, eene gemeenfchap met het Por- tael , of middenfte holligheid des Doolhofs 4, terwijl, laetftelijk, naer het Slakkenhuis 5, 't welk twee en een' halven gang rond loopt, 00k eene opening gaet, die met een Vlies, gelijk het Trommelvlies, gelloten of overfpan- nen is, en het Ronde Venfter genoemd word; laten wij nu nog aenmerken, dat deze inwen- dige Holligheden altoos vol Lucht zijn; doch hier zullen wij, om dat we thans verkiezen voort te gaen, in 't vervolg nader van fpre- ken. Agter de Gehoortrommel is. een Pijp
F, G, H, geplaetst, de Baauin of Trompet van Eufiachius genaemt, welken met deszelfs |
|||||
ope*
|
|||||
£enentwintigste Vertoog. 30^
opening F in de Trommel-holligheid, als be-
gint, en in het agterfte van het Gehemelten des Monds eindigt, zoo dat de Lueht door dezen Pijp, uit den m'onde van H, tot F gaen , en op dcze wijze in de Trommel-holligheid, 00k komen kan; deze Pijp nu, is volgens de ge- dachten van fommige vermaerde Mannen, den doorgang van het Geluid, bij volftrekte dove Menfchen, welken men eehter door den mond ziet hoorert, ja wanneer men een Stokje, welkers eind op het een of ander Speeltuig, bij voorbeeld op den Zangbodem van een Clavier, mst, tusfchen de tandenneemt, zoo zullen de Trillingen daer aen zoo medegedeelt wor- den, dat dove Menfchen, bij welken deze Pijp eehter open is, daer door volmaekt zullen hoorert , wat 'er gefpeeld word. Dit zij genoeg ter befchouwinge van het Menfchelyk Gehoor- tuigy laten wij nu kortelijk, op het voetfpoor der voornaemfte Ontlederen, zien, hoe wij door middei van deze Gehoortuigen hooren. Wanneer een Geluidgevend Ligchaem zoo-
danig bewogen word, dat het de Lucht tot Trillen brengt, zoo word deze Geluidmakende Lucht, door het buitenfte van het Oor A, A , gevangen, en in den Schulp B, vergadert zijn- de, naer de Gehoorpijp of den Gehoorgang C, C, gevoerd; en gaet dus daer langs hee- nen, tot dat zij tegens het Trommelvlies,aen- loopt, en 't zelve beweegt, door dit bewogen TrommelvliesD, word den Hamer (a),wiens Steel aen 't zelve vastgehecht is, 00k in be- we-
|
||||
305 DE MuhKONDERWIJZER.' j
weging gebragt, die dan wederom het AnbeeW
(b) beweegt, door welk Anbeeld het krings- wijze Beentje (d), en den Stijgbeugel (c) beiden aen het bewegen gebragt moeten worden, ook word het Zenuwfnaertje (e e), wanneer den Hamer (a) en het Anbeeld (V) door de'bewe* ging van het Trommelvlies aengedaen wor- den , mede bewogen en tot trillen gebragt 5 nu hebben wij" zoo even aengemerkt, dat de inwendige Holligheden van het Oor, altoos vol met Lucht zijn, en bijgevolg die Lueht moet dan, zullen wij hooren, door middel van de vier Gehoorbeentjcs, mede tot het be- wegen gebragt worden, het welk dan eencn indruk maekt , op de fijneTakken van dc Gc* hoorzenuw (6), welke Gehoorzenuw, door verfcheide Opcningen, waer van 'er zich dric j op deze zijde van het Portael (4) als ftippen vertoonen, in het Doolhof ingaet, of inge- plant word: door de gemeenfehap nu welke deze Gehoorzenuw (6) met de Hersfenen hceft, tvord onze Ziel j alle de trillingen der buitenlucht gcvvaer, en kan bijgevolg, alle do onderfcheidene Geluiden die 'er door overge- bragt worden, duidelijk hooren en begrijpen; doch hoe, en op welk eene wijze 'er door middel van eene floflijke aendoening in de Ge- hoorzenuw, een onftoflijk denkbeeld, in dc Ziel te weeg gebragt word, daer van weten wij niets te zeggen. Dit mogen wij voor zeker berichten, dat onze Ooren ligchamelijke Werktuigen zijn; dat het Gehoor een Vermo- gen
|
||||
Eenentwintioste Vertooc. qo? :
gen, en het hooren zelve eene dadelijkheit
dec Ziele is, gelijk reeds door ons is bijge- bragt. Zie daer dan al het gene wij, van der Men-
fchen Gehoortuigen , aen te merken hadden, en daer de Schriften der vermaerdfte Ontleed- kundigen, geen meerder licht, in dezen bij- zetten, kunnen wij ons, in dit onderzoek, ook niet verder inlaten. Ten befluite echter verkiezen wij nog het
volgende, als een groot Wonderftuk, van den Schepper op te merken, te we ten: dat onze Gehoortuigen alien van een en dezelve groot- te, en op een en dezelve wijze toegericht zijn. Het einden welke den wijzen Maker, hier mede bedoelt, is zekerlijk dit, ora dat wij alle eenerleie indrukfels ontvangcn zou- den , 't welk de Geleerden bcweren, dat on- mogelijk was, bij aldien onze Gehoortuigen niet op een en dezelve wijze waren toegcfteld, en ontvingen wij geen eenerhande indrukfelen, dan zoude den Eenen Mensch de meening des Aridren, hoewel door woorden te kennen ge- geven wordende, nimmer kunnen bevatten. Ja geleerde Ontleders verzekercn ons, dat zelfs ten dien einden, de voornaemfte Ge- hoorbcentjes, hoewel meest alle andere Bee- nen met het Ligchaem aenwasfen, in eerstge- boren Kinderen, reeds van dezelfde groote, en op dezelve wijze toegericht zijn, als bij volwasfene Perfonen, en dat op plaetfen al- waer 'er eenige noodige verandring, tot wel- $de Stuk. X ziin
|
||||
308 De Muzykonderwijzer.
|
||||
zijn dezer teedre Schepfcls, in de Gehopr-
tuigen, noodzaeklijk vereischt wierd, de Na-- tuur dezelve daer ook, door eenige tusfchen- koraende Zaken, gemaekt heeft; dan, dewijt het noch onze Zaek, noch ons Oognlerk is, dit nader te bevestigen, verkiezen wij lie- ver, Verwondert, en Opgetogen-, over de- Werken van den grooten Schepper, met de- Woorden van een onzcr Hedendaegfche Jeug- dige Dichtminnaren te eindigen; die zegt: O Wijze Schepper aller dingen I
't Heeial roemt Uwe Gunst; En mag het fcherpziende Oog in Uvv Geheirrren dringen ; Of kan 't door hulp der Kunst'
De grootfte Wonderheen in't kleenfte deel bemerken, Dan voe'tdebroozeMensch, door Uwe Magtvervoert , DoorUweZorg verrukt, en door Uw Liefde ontroerc, De dankerkeutenis bij zijn verwondring werken: Dan word de tongontboeid, hij roemt zijnheiirijk lot, En zegt: Hoe Goed , hoe Groot, hoe Wijs is onze God I Lust Baert Vlyt, zegt men gewoonlijk en 't
is ook door dezen, dat wij ons aengcfpoort vonden , om, na dat wij der Menfehen Ge- hoortuigen genoegfaem verklaert en be- fchbuwt hadden, ook eindlijk de Snelheid des Geluids tot ons Onderwerp te nemen, de reden [dat wij deze Stof zoo lang uitge- fleld hebben is deze, om dat dezelve juist zoo bcpaeld niet tot de Toonhmde betrokken kan worden, want het is zeker, dat wij Toonen, nooit op een* zoo verren afftand, sis
|
||||
(■■'.-.
EENENtWlNt IGSTE VeRTOOG. 309
&ls een grof Gcfchut, kunnen hooren, en
derhalven brengt ons de Wctenfchap van de Snelheid des Geluids ook weinig nut aen, dan, om niets onaengeroert te laten, zullen wij 'er kortelijk iets van zeggen. Wij hebben reeds bewezen dat het Geluid,
Van een Geluid-gevend Ligchacm, door mid- del van de Lucht tot aen onze Gehoortuigen overgebragt word, dan dit gefchied in een zekeren bepaelden Tijd. Volgens het gevoe- len der vermaerdfte Natuurkundigen , als van Derham, Flamstead, en Hal- le ij, zoude de minste Snelheid van het Ge- luid, in den tijd van eene Seconde 1142 Engel- fche, of 1108 Rijnlandfche Voeten zijn. Dat men fiu het Geluid van een Geluidverwekkend Ligchaem, wanneer men zich op zekren af- ftand daer van bevind, niet .aenflonds hoort, is, om dat de Lucht het zelve, door mid- del van Golven tot ons rrtoet overbrengen, waer toe zekerlijk tijd vereischt word; wan- neer wij dan, bij ftil Weder, iemand op den afftand van 1142. Engelfche Voeten, op een Klokkcnfpel hooren fpelen, mogen wij beflui- ten dat den Speler op 't allerminfte 4 agtflens verder is, als het gene wij hooren. , De zoo even gemelde Snelheid des Geluids 9
te weten van 1142 Engelfche Voeten in eene Seconde, welke bcrekening voor de beste en netfte gehouden word, is zekerlijk al zeer Snel; echtcr is de Beweging der Lichtflralen nog oneindig veel Sneller, dan daer wij dit niet X % be-
|
||||
$io De Muzykonderwyzer,
betogen zullen, merken wij nog maer alleeri
aen, dat de Wind, wel is waer cten weinig veriindering in de Snelheid des Geluids te weeg brengt, doch echter niet zoo veel, als men zich daer van wel verbeeld, maer ten op- zichten van de Sterkte, en Zwakte van het Geluid, is hetzeker, dat het zelve grootelijks vermindert, of vermeerdert word, na dat'er veel, of weinig Wind is. Eindelijk, en ten laetften. Het Geluid, legt
in gelijke Tijden, altoos gelijke wegen af, en Klcene Geluidcn bewegen zich even Snel, als Groote, 't zij dan dat het dof, of fchel is; 't zij dat het door Belleii, door grof Gefchut, of door eenig ander Geluidgevend Ligchaem verwekt word, en dat dit nu indedaed zoa is, daei- van kan een ieder gemaklijk, door de volgende ondervinding, overtuigt en verzekert worden. Wanneer bij voorbeeld op een Klokkcnfpel gefpeelt word, dan zal het Geluid van ecne Klok, die 5000 Pond, en een die 25 Pond weegt, mits dat men die te famen aenflaet, te gelijk tot het gehoor ko- men; nu is het dnbetwistbaer dat de eerstge- meldc Klok, veel zwaerer Geluid zal geven , dan de tweeden , en om die reden zal men de- zelve 00k verder, maer niet eerder dart de klecne hooren, derhalven een bcwijs dat ligte Geluiden, zich eVenfnel, dan zware, bewe- gen; dan, daer deze Wetenfchap, met be- trekking tot de Toonkunde, van weinig nut is, gaen wij thans over, om van deHon°te, ■ - ■ Laeg- |
||||
■ - -\
* ■■'.■' ^
Eenentwintigste Vertoog. 311
Laegte, Sterkte, Zwakte, Duurzaemheit en Zui-
verheit, der Toorten te fpreken. Ten opzichten dan van de Toonen zelve ,
moeten wij op de Zes zoo evengemelde Zaken, vooral acht geven, Eerftelijk ftaet ons dan te onderzoeken, wat Huoge en Lage Toonen zijn, en hoe Dezelven verwekt worden. Een Toon word in tegenftelling van eenen
andren, die lager is, Hoog genaemdt, en ins- gelijks word een' Toon , van een die hooger is, door de benaming van Laeg, onderfchei- 4en, anders zoude men dezelve in drien kun- nen verdeelen, noernende net contra- en groot- Octaef, lage; ^het kleene ongeftreepte- en eensge- ■ ftreept Octaef, middelbare; - en het twee- en drie gejlreepte Octaef, hooge Toonen; doch daer wij van deze onderfcheiding geen gebruik zullen maken, verkiezen wij ons fleehts by die van Hooge en Lage Toonen, te houden. Hooge Toonen worden veroorzaekt, door
het mcerder getai der Trillingen, welken de Toonverwekkende Ligchamen, gedurende een zeker trjdftip, in de Lucht verwekken, en daer door tot onze Gehoortuigen overbrengen : en Lage Toonen zijn, in. tegendeel, uitwerkfe- len van een minder getal Trillingen, door Toonverwekkende Ligchamen voortgebragt. Wanneer men nu bij voorbeeld een gefpan-
nen Snaer, door middel van eene Kara, in twee gelijke deelen deelt, zoo zal die zelve Snaer, bewogeu wordende, ter wcderzijden van de Kara, ecns zoo veel Trillingen voort- X 3 bren- |
||||
3ta De Muzykonderwijzer,
brengen, dan dat zij niet in tweeen gedeelfc
was, en dus eens zoo veel lengte hadde; uit dien hoofden , zal zij in 't eerfte geval Hoo- ger, maer in 't tweede, Lager Toon doert hooren, gcvolgelijk, indien de Lucht door meerder Trillingen aengedaen is, zal zij Hoo* ger, maer wanneer zij minder Trillingen be- vat, Lager Toonen tot ons overbrengen: als men nu< een Snaer in tweeen deelt, zoo word zij daer door ook fterker gefpannen, dus kun- nen wij hier uit ook opmaken , dat Snaren , die ftijver gefpannen, Hooger; maer zulken die flapper gefpannen zijn, Lager Toon ge, ven, om dat zij door ftijver fpanning meerder , maer door flapper fpanning, minder trillen. DeHoogte cnLaegte der Toonen hangt, behalven
de zoo even gemelden, nog van anderen, hoe, wel toevallige Oorzaken af en dezen hebben op Snacr- en Blaestuigen juist eene tegengeftelde uitwerking; de mcerdre of mindre veerkracht der Lucht brcngt dan eene merkelijke verandc^ ring van Hoogte en Laegte, in de Toonen te weeg; ondcrzoeken wij dit eerst bij Snaertui- gen. De veerkracht der Lucht ondergaet door
hitte, koude, droogte of vochtigheit eene merkelijke verandering; eendunne, warme en vochtige Lucht is oneindig minder veerkrach- tig, dan eene digte, koude, en drooge; dit maekt derhalven een groot onderfcheit in de hoogte of laegte der Toonen. De Toonen van $naertuigen, zijn bij eene koude, en meer
|
|||||
i_
|
|||||
Eenentwintigste Vertoog. 313
meer verdikte Lucht, hooger; maer bij eene
warme, en meer verdunde lager, de reden daer van is deze: om dat zo wel de Snaren, als de Klankbodems, in kouder Lucht grooter veerkracht bezitten, door deze meerdre veer- kracht nu, brengen zij in een zeker tijdftip meerder Trillingen voort, en derhalven 00k hooger Toonen, dus zijn de Snaren dan even eens, als of zij feller gefpannen waren, daer en tegen, in eene warme Lucht de veerkracht dezer Toonverwekkende Ligchamen minder zijndc, leveren zij 00k zoo vele Trillingen niet op, waer door dan lager Toonen geboren moeten worden. Bij Blaestuigen doet de warmte en koude,
gelijk wij zoo even aenmerkten, eene tegenge-
ftelde uitwerking; want de Toonen van Blacs.
tuigen, als meden van het Pijpwerk in Orge-
len , zijn bij kouder Lucht lager, maer bij
warmer Lucht hooger, en, zie hier de reden*.
als de Lucht kouder is, dan is dezelve digter
of vaster, en heeft dus meerder veerkracht;
daer nu de Blaestuigen altoos vol Lucht zijn,
zoo ontmoet de kracht van inblafing meer we-
derftands, en die binnen Lucht beweegt zich,
door de meerdre veerkragt wclken zij heeft,
langzamer, dit veroorzaekt lager Toonen,
doch in tegendeel, wanneer de Lucht dunner
of warmer is, bezit zij minder veerkracht, en
word dus gemaklijker en teffens 00k fneller,
door de inblazcnde kracht bewogen, 't welk
dan hooger Toonen te weeg brengen moet.
X 4 Sora-
|
||||
314 De Muzykonderwijzer
Sommige gelcerde Mannen willen, dat het
Pijpwerk in Orgelen, bij de koudftc Lucht > een' geheelen toon lager zal ftaen, dan in het heetfle Weder, terwijl wederom andren willen, dat het in 't koudfte Wedcr, nog iets medr dan een' geheelen Toon lager wezen zal, wat hier van zij, dit is althans zeker, dat Pijpen door warmc handen aengeraekt, op 't oogen- blik hooger worden, zonder twijffel om dat de binnen Lucht, door de warmtc vloeibarer ge- worden zijnde, iheller beweegt. De Toonen van Tongwerken in Orgelen,
zijn even als die van Snaertuigen, in kouder Lucht hooger, maer in warmer Lucht lager, om dat het Tongetje, waer door de Lucht in dcze Ligchamen eigenlijk aen 't bewegen ge- bragt word, bij koude iets inkrimpt, en bij warme Lucht zich een weinig uitzet; het eer- fte is oorzaek dat het feller perst, en door ,de meerdere veerkracht, en rasfer beweging, hoo- ger Toonen veroorzaekt; doch het tweede, te weten het uitzetten, brengt eene langza- mer beweging, en mindre perfing te weeg; 't welk dan dereden is dat 'cr lager Toonen ge- boren worden, de minfle ontzetting nu, die 'er tusfchen Pijp- en Tongwerk plaets heeft, word aenflonds aenmerklijk, om dat hitte en koude op deze vcrfchillende Ligchamen, juist eene tcgengeMelde uitvverking hebben. - Sommige Toonverwekkende Ligchamen, als
bij voorbeeld, Staven ofKlokken, blijven in koude of warme Lucht onveranderlijk denzelf- den
t |
||||
" ... \
Eenentwintigste Vertoog. 315 den Toon bchoudcn, of fchoon hunne veer-
kracht, in 't eerfte geval, iets mecrder, en in 't tweede iets minder mogte zijn; dc hoogtc en laegte der Toon, hangt in Klokken en Staven, eigenlijk af, van de meerdre dikte of dunte dezer Ligchamcn, en dus hoe dunner, hoe iager Toon zij opleveren, maer daer en tegen hoc dikkef dezelve zijn, hoe hooger Toon zij geven zullen; ora dat zij dikker zijnde, meer- dcr veeVfcracht hebben, om zich in den ftaet van rust, waer uit zij geweken waren, te her- ftellen, en deze meerdre veurkracht nu, is oorzaek dat zij fneller trillen en bijgevolg hoo- ger Toonen doen hooren, dus flaet de meerdre dikte derzelven, zoo als 00k die van Staven, gelijk, met de meerdre fpanning van Snaren. Daer nu de hoogte en laegte der Toonen
genoegzaem door ons bctoogt is, zouden wij thans van de Sterkte en Zwakte, derzelver fpreken moeten; doch laet ons in't voorbiigaeft nog aenmerken, dat de Sterkte, en Hoogte, of dc Zwakte en Laegte der Toonen, onder- fcheide Zaken zijn, die van elkandren niet af- hangen , hoewel fommige Natuurkundigen het aldus voorgedragen hebben, noemende bij voorbeeld, SterkeGeluiden, Hoog, en Zvvak- ke Laeg; dan wij moeten hier ter plaetfe, tot wering van dit wanbegrip, deze noodige on- derfcheiding maken; de Toonen kunnen zoo wel Sterk, en Laeg, als Sterk en Hoog zijn; zoo wel Zwak en Laeg, als Zwak en Hoogj X 5 dit
|
||||
3i6 De Muzykonderwijzer.
dit heeft onzes bedunkem geen verder bewijs
noodig. De Sterkte der Toonen ontftaet dan voorna-
melijk, uit de grootere kracht, waer mede ie« ders eerfte Luchtgolven, door de Trillingen van het Toonverwekkend Ligchaem , gevormt worden; en de Zwakte derzelven daer en te- gen, uit de mindre kracht, waer mede ieders eerfte Luchtgolven, door de Trillingen van het Toonverwekkend Ligchaem aengedaen zijn; ten andren, de feller perfing van het drukkend Vermogen, meerder golven voort- brengende, worden 'er Sterker, en in een te- gengefteld geval, Zwakker Toonen veroor- zaekt: dus, worden onze Ooren door leven- diger indrukfelen aengedaen, wij noemen de Toonen Sterk, maer door flauwer, zoo kun. nen wij 'er de benaming van Zwak aen geven. Nu moeten wij onderfcheidt maken tusfchen
de Oorzaken welken de Sterkte en Zwakte der Toonen, bij Snaer-, Blaes- en Windtuigen te weeg brengen. Ten opzichten dan van Snaertuigen, wor-
den de Toonen door de vol gen de bijkomende Za- ken merkelijk verfterkt; i) Door middel van het Hout der Klankbo-
dems , 't welk veerkrachtig en overal even ge, lijkmatig zijn moet, op dat de Toonen, bij voorbeeld: van een Clavier, of Piano Forte, alien even Sterk zouden wezen, want in fom- mige
|
||||
■ I
Eenentwintigste Vertoog. 317
niige Clavieren, leiTert het Ongeftreept Octaef
dikwijls Zwakker Toonen op, 't welk verdor- zaekt kan worden door de dunheit van het Hout der Klankbodcms, dat op zulke plaetfen als dan minder weerom kaetst. 2) De Toonen worden door de meerdre
dikten der Snaren 00k merklijk verfterkt. En 3) Door de bewegende Krachten of drukr
kende Vermogens, als kopre Stiffen, Raven- pennen, enz. , Ten opzicbten van Blaes- en Windtuigen
ontfangen de Toonen Sterkte 1) Door de harde vech-krachtige Stoffe,
waer uit dezelve famengefteld zijn. 2) Door de meerdre, doch niet te rnin
evenredige Wijdten derzelven. En 3) Worden de Toonen, in Windtuigen,
bij voorbeeld in Orgelen, door zekre zoogc- naemde Vulftemmen, als daer is Sexquialt, Cor- net , Mixtuur enz. mede aenmerklijk verfterkt. Behalvcn deze opgernelde Oorzaken zijn 'er
nog wederom andren, ter verfterking of ver- zwakking der Toonen dienende, welke Snaer- Blaes- en Windtuigen, met elkandcren gemeen hebben, als daer is, 1) De Zuiverheit der eenftemmige en ge-
lijkluidende Toonen. Door Zuivere Toonen word de Lucht beter en feller bewogen , dus, Zuivere Toonen verfterken elkanderen; maer onzuivere, ftrernmen elkanders loop, dus ver zwakt dan den een den andren. *)De
|
||||
318 De Muzykonderwijzer.
2) De wijze van Beweging: namelijk het
. wel aentasten of door fpelen van een Snaer- of Blaestuig. Sommige willen dat men bij Biaes-
en Snaertuigen, namelijk Geftrekene, behou- dens dezelfde Toon, 72 verfchillende Trap. pen van Sterkte kan te weeg brengen. 3) De plaetfing der Speeltuigen. Het
maekt een groot onderfcheit of dezeive in een groot'of kleen Vertrek, in de open Lucht, of op't Water befpeeld worden. 4) De Toonen worden door aenftooting
tegens harde, of zachteLigchamen mede merk- lijk vcrfterkt of verzwakt, bij voorbeeld : in be.- hangene Vertrekken zullen de Toonen oneindig zwakker zijn, dan in onbehangene. .Eindelijk ten 5) De verfchillende veer,
kracht der Lucht brengt 00k groote verande- ring in de Sterkte der Toonen te. weeg, want Toonen zullen in eene warnje, verdunde , en minder veerkrachtige Lucht , Zwakker- maer in eene koude, dikke en meer veerkrachti"e Lucht, Sterker zijn; doch dit hebben wij tn ons voorgaende Vertoog reeds bewezen, en "daer wij nu alle de Oorzaken welken de Too- nen Sterker of Zwakker maken, opgeteekend hebben, zouden wij thans, ter bereikinge van onsOogmerk, van de Duurzaemheit derzelven handelen moeten. Met betrekking tot de Duurzaemheit der
Toonen, merken wij aen dat fommige Speel- tuigen daer voor niet bekwaem of vatbaer zijn , by voorbeeld, Harpen, Clavicren, Forte Pia- no's |
||||
44
Eenentwintigste Vertooo. 319
no's, Klok- en Staefspellen, kunnen geene duur-
zame Toonen opleveren, ora dat derzelver. Toonen dan eerst geboren worden, als bet drukkend Vermogen wijkt 5 en bijgevolg moe- ten zij onze bevatting wederom ras ontglip- pen, derhalven zoude men zulke Toonen in tegenftelling van duurzame, afgebrokene kun- nen noemen. Door Duurzame Toonen verftaen wij zul-
icen, die eene wijle tijds agter elkanderen, 't zij in Hoogte, Laegte, Sterkte of Zwakte, kunnen blijveil voortduren, ja wat meer is, die zelfs kunnen Aenwasfen, of daer en te- gen in Sterkten afnemen: gevolglijk zijn de zoo even gemelde Snaertuigen onbekwaem voor duurzame Toonen. Dewijl nu de Duurzaemheit der Toonen,
door de aenhoudende perfing van het druk- kend Vermogen ontftaet, zijn de Blaes-, Wind- en geftreken Snaertuigen, als bij voor- beeld: allerhande foorten van Fluiten, Orge- len en 'Violen, alleen bekwaem tot het voort- brengen Vhn duurzame Toonen, om dat de- ze Speeltuigen zoo dra het drukkend Vermo- gen wijkt, ophouden Toon tc geven, der- halven door de aenhoudende perfing van het irukkend Vermogen, blijft hier de kracht der ierfle Luchtgolven gedurig heV^zelfde, en aer uit ontftaet dan eigenlijk de duurzaem- \ eit der Toonen, om dat 'er telkens meer- ei Golven voortgeteeldt worden. |
||||
$20 I)E MUZYKONDERWIJZER.
Eindelijk blijft ons de Zuiverheit der Too*
nen nog alleen over, lact ons kortelijk hief van, ook de federt medcdeelcn. Met betrekking tot dit Gedeelten dcr Toon-
, k'unde, moetcn wij vooral onderfcheit ma* ken, tilsfcheii de Zuiverheit van een' enke-« ]en Toon, op zich zelven aengemerkt; of de Zuiverheit van verfchillende Toonen; zijn- de dit Twee Zaken, die uit onderfchcidenc Oorzaken voortfpruiten. Tert opzichten dan van het Eerflcrt, fpruit
de Zuiverheit van een' enkclen Toon voort, uit de gelijkmatigheit der Deelen van het Toonvervvekkend Ligchaem, want, indien derzelver deelen ongelijkmatig zijn, dan kan 'er geenen zuiveren Toon voortkomen, dit leert de ondervinding ons ook daeglijks aen Viool- of Clavieifnaren, die dikwijls eenen vaI-« fchen Toon geven, orn dat zij op alle plaet- fen niet even dik, en dus ongelijkmatig van deelen zijn. Aengaende het Twecden ontftact de Zui-
verheit van verfchillende Toonen, vooral uit het Itipt getal der Trillingen welken de Toonverwekkende Ligchamen gedurende een zeker tijdftip, in de Lucht, opleveren, dus Speeltuigen ftellen, wil zoo veel zeggen, als iederen Klanktrap zijn bepaeld getal van Tril- lingen geven, indien eenen Toon te weinig Trilt, dan is hij te Laeg; doch Trilt hij te veel, dan is hij te Hoog; in beiden gevallen mi, noemen wij de Toonen, ten opzichten van
|
|||||
Eenentvvintigste Vertoog. 3<Zi
van elkandren ontflelt, zal men dan bij voor-
beeld een Unifon ftellen: men moet te weeg brengen dat beide de Toonen een gelijk getal van Trillingen opleveren, een Octaef flellen- de, moet men bezorgcn dat de Hoogften eens zoo veel Trillingen voortbrengt, dan den Onderften, en zoo in alien gevallen, doch Wie kan het getal der Trillingen nauwkeurig bepalen! N Ons oogmerk is hier niet om van de Stel-
kunde te fpreken, hier toe zullen wij moge- lijk beter gelegenheit aentreffen, en dus ver- kiezen wij dit nog maer alleen te zeggen, dat het ftellen, of, 't welk het zelfden is4 iederen Klanktrap zijn juist bepaeld getal van Trillingen te geven , een uitwerkfel van Mu- zijkale Gehoor en Kunst is, ja hier toe be- hoort eene Muzijkale Meetkunde, dus het ftellen te recht een uitwerkfel van Kunst genaemt word; doch dit is echter ook waer, dat men zonder behulp der Meetkunde, alleen door toedoen van Muzijkael Gehoor, Speel- tuigen in 't vereischte Accoord kan brengen. De Zuiverheit der Toonen in't algemeen,
word ook merklijk bevordert door de gladheit en droogten van de oppervlaktens der Speel- tuigen , bij voorbeeld: Zangbodems van Cla- yieren, Oppervlaktens van Violm-, enz. moeten glad en droog zijn, op dat de Luchtdeelen, daer van d'es te beter zouden afftuiten; ook moet men vooral zorgen, dat de Kraijenpen- nen van Clavkren, glad; en de Strijkilokken der
|
||||
3*2 De Muzykonderwijzer.
der Fiolen, droog, en met harst beltrekeri
zijn, op dat de Trillingen der Toonvervvek- kende Ligchamen, niet gehindert, maerin te? gendeel bevordert worden zouden. Eindelijk door het veel fpelen op een Speel-
tuig, worden de Toonen niet alleen Sterker, niaer ook teffens Zuiverer, ja de ondervjn- ding lccrt ons daeglijks, dat Speeltuigen, door veel op dezelven te fpelen, iets verkrijgen, 't geen ecnen Maker nooit daer aen heeft kun- nen geven of bijzetten, wij verkiezen ait ook des te gereeder te bevestigen, of hetzelve zul- ke Leerlingen, die weinig oefFenen, en alles op de Lesfen eens Meesters Iaten aenkomen , nog eens ten fpoorflage mogte verftrekken. Ziet hier Muzykminnaren, het voor-
nacmften der Toonkunde afgehandelt; wij twijf- felen niet of fommigen zullen 'er nut uit kun- nen trekken, ditis althans zeker, het gene wij gezegt hebbcn, behoort, en moetook tot de Muzykale Theory betrokken worden, hocwcl raooglijk eenigen denker. zullen, Wat hebbe ik met de roonkunde noodig, genoeg ah ik maer Too- nen hooren kcm\ dan daer deze Gedachten, voor rechtgeiierte Muzijkminnaren * beledigend is, verkiezen wij liever te eindigen met den Wcnsch^, dat het Verhandelden, Hun zoo Nut- tig , als Aengenaem wezen zal. |
|||||
TWEE.
|
|||||
u
|
||||
3*3
TWEE-EN-TWINTIGSTE VERTOOG. 7
Para <fe Muzykale Klankgeflachten; en een vol-
ledig Sijstema of Stelfel der Intervallen, daer uit opgemaekt. Lezers die gewoon zijn over zaken, zonder
die echter alvorens recht ingezien te hebben, fpoedig hun oordeel te vellen, zul- len zonder twijffel, ons Tweede Stuk, reeds Veroordeelt hebben, ja hier aen kunnen wij niet twijffelen, dewijl wij 'er van bewust zijn; want eenigen zonder acht te geven Op onze gedane beloften, hebben geoordeelt, dat wij in 't zelve Vele dingen vergeten hadden, an-, dren Wederom zijn van gedachten, , dat wij fommige zaken verkeert begrepen hebben, 't is waer, in ons Tweede Stuk hebben wij (g) van de Muzykale Intervallen handelende, flechts dege- bruikelijkfte trach'ten op te geven, hoewel met bijvoeging, dat wij voornemens waren, in het Volgende Stuk, een Systema der Intervallen op te maken, 't welk wij thans volvoeren zullen; tcr leeringe nd van fommigen, die tot hier toe, voor Muzykale Thebrie nog niet recht vat- baer fchijnen geweest te Zijn, zullen wij opk van
(g) lode Vertbog, pag. l$a.
i
$dt Stuk. V
|
||||
3H &* MtiMt61ttfniL*t}itij
\Tan ds Muzykale Comma's, of kleenfte deelerr
der Toonen handelen, ten einden, de zulken" thans het onderfcheid, dat 'er tusfchen z-kruii, m. d-i"°i; d-kruis en z-»>oi enz. is; eens recht begrijpen zouden; dan laten wij eerst, ter Volvocringe Van Ons oogmerk, van de Mu- zykale Klankgeslachten fpreken. Door Klankgeslachten verfcaet men
de verdeeling van zulke Intervallen of Twee- Hariken, welken ons in de ruimten eener Oc- taef voorkomen, of anders, door de verdee- ling der Intervallen, en die als tot zekere bij- zondere Clasfen behoorende, aen te merken, 2oo ontflaen de Muzykale Klankgeflachten. Onder de Grieken die men billijk voor de
6errte Inftellers van Muzijkale Orden mogen houdert, vvaren drie Klankgeflachten in ge- bruik^ als voor Eerst, het Diatonique; ten Tweeden, het Chromatique; en Eindlijk, ten Jberden , het Enharmonique Klankgeflacht: sties nix de Tetrachorden der Grieken uit Vier Toonen famengefteld waren, zoo beftond he£ Diatonique Klankgeflacht, flechts uit een' grooi ten rralven, en twee heele Toonen, b, c, d, e; Het Chromatique uit, een' grooten halven Tool1*, eert' klecnen halven, en nog eene kleene Ters; b, c, c-*<*, e. Het Enharmo- nique uit een' kleenen, en een kleenften hab Ven Toon f en eeflfe groofe Ters; b, b.krms, c - e f Am bleven de Klankgeflachten der Grieken, altoos binnen de ruimten van eene Qfrart be- ^aeldi- |
||||
Twee-en-twintigste Vertoog. 325
Het Diatonique Klankgellacht fchijnt zeer
oudt, en lang in wezen geweest te zijn, doch het Chromatique, is van eene latere geboor- ten, en gelijk fommigen willen, door eeneri Timotheus Milesius, die ten tijde vart Alexander den Grooten leefden, uitgevon- den; doch deze uitvinding wierd echter, hoe fierlijk 00k zijnde niet algemeen aengenornen, maer ontmoette grooten tegenftand; want het Gemeenebest der Lacedamoniers was over die beflaen van MilesiUs zoodanig te onvre. den, dat zij bij eene openlijke af kondiging verboden, dat hij, noch niemand wie 't 00k zijn mogte deze Muzyk binnen hun Gebied zouden invoeren, dewijl zij te ligtveerdig, te veel tot dertelheit, en dus tot bederf der goe- de zeden gefchikt was. Het Enharmonique 5 Klankgeflacht, is eerder uitgevonden dan het Chromatique, en de Eere daer van word aen Olympius toegefchreven: Plutarchus heeft 'er van gezegt, dat het niet aengenaem voor 't gehoorwas,enMACROBius getuigt, dat het omzijne moeilijkheit afgefchaft wierd. Na dat wij nu den Leerling eene korte fchets
van de Klankgeflachten der Grieken medege- deelt hebben, zouden wij thans overgaen, om van de Hedendaegfche te fpreken. Tegenwoordig zijn 'er qnder oils, even als
bij de Grieken, 00k Drieerlei foorten van Klankgeflachten in gebruik, dan, wij befchou- wen dezelven uit een geheel ander oogpunt § want by de Grieken waren dezelven, als zoo' Y 2 vale
|
||||
34$ De MiJzvkonderwtjzek*
Vele bijzondere wijzen om hunne Zangdnt
juist op zulke voorgefchreveno Toonen te fichten, en te leiden, doch onder ons die- nen dezelven flechts, om 'er een geheel Sa- menftelfel van Harmonie ilk te trekken, zoo dat men zoude mogen befluiten, dat de Klank- geflachten nu* meerder betrekking op deBar- monie, daft wel op de Melolie hebben. De Klankgeflachten gebruiken wij thans on^
der elkanderen gcmengt, nimmer word een van Drieen op hun zelven gebruikt, want een Muzijkftuk, zoude als dan in het Diatonique, peene verandering van Toon ondergaen kun- nen, en in het Chromatique zoude ieder Noot eene verandering van Toon aenduiden; ter- wijt het Enharmonique geene den minften faraen- hang. zouden opleveren * en daerom worden zrj thans onder elkanderen gebezigt. Laet ons een ieder dezer Klankgeflachten op hun zelven bei'chouwin. Het Diatonique of Voltoonig Klarikgt-
(lack, vei'vangt dan, binnen den omtrek eener Octaefi fledhts heele, en groote halve Too* Hen, en is dus op zieh zelven, zonder twijf- fel, het volmaektfte. De Toonen c, d, e* f, g, a, b, <f;« ftellen het Diatonique Klank- geflacht. Hier hebben wij nu 8 erikelde Too* &gn, en gevolglijk vari de Prime c, af, als trapswrjze 7 bitervdkrii als men nu met de Prime c, deze Toons:* vergelijkt, zoo ont- tswit men de groote Sesund c, d; de groote Ten e? &} de kleene Qitart c, fj, de groote Qvint
|
||||||
TwEE-EN-TWINTTGSTE VerTOOG. 347
Quint c, g; de groote Sext c^a; de groote
Septima c, b; en 't Octaef c, c; doch traps. wijze met elkanderen vergeleken wordende; twee heele Toonen c, d; d, e; eenen haL- vene,f; drie heelen,f,g; g,a;a, b; en nog eenen grooten halven Toon b, c. IVIen kaq 00k 3 groote Terfen c, e; f, a; g, b; 3klee.. nend,f; e, g; a,"c; ecne groote Qtart f, b; cene kleene Sext e, 'c; en eene kleene. Septima d , c; daer uit opmaken. Deze Toonen blijven nu Diatoniq, alhoe-
wel zij dikwerf door Kruisfen, of Molten uit- gedrukt worden , dus zijn en biijven de Too- nen, d, e, f-*«>-g, a, b, c-kruh d; off, g, a, byo'^ c'd e f; Diatoniqus Toonen, om dat men, bij trapswijze vergelijking tegen9 dc Primeny flechts heele, en groote halve Toonen, in dezelve vinden kan. Het CHROMATTquE of Sierlyke Klankge-
Jlacht, beftaet. trapswijze uit kleene, en groo- te halve Toonen , dat is: het word te famen- gefleld uit Chromatique, en Diatonique Inter, vallen^ te weten: de tusfchenwiidten van ee- nen Toon, vervangt eerst eenen klecnen hal- ven Toon, c, c-kruis- 't welk cen Chromatiq Interval is, en dan eenen grooten halven, c-kruis, d; z'rjnde dit laetften een Diatoniq In- terval;wanneer men nu van caf, bij Quinten, tot aen g*r»« opwaerds teld, te_weten: o, g,j g,"d; d, a^ a,"?; e, b; b,T-^«», fW , c*r»/j: c-&u's, Q-bruts; en dan wederom van Y 3 c,.tot |
||||
ji8 Be MuzYKONDERwrjzEa.
c, tot aen e-»^, met Ouinten te rug gaet, al«
dus, c, f; f, b-'«»'; b-'»oi e.mai ■ dan zal, wanneer men deze Toonen bij een trekt, het Chromatique Klankgeflacht zich, zoo als wij 't zelve, hier onder gefchikt hebbcn, aenftonds doenzien; namelijk: c. c-k>uis. d. e-"to.'. e. f. firuis, g, g.kruis. a. b-m<>i. b. c. eras.
Dit Klankgeflacht vervat 13 enkele Toonen,
en 12 Tweeklanken, dus 5 Tweeklanken meer dan het Diatonique. Trapswijze optellende ont- moet men geene andren dan kleene ,en groote halve Toonen, terwijl 'er tweemael, twee groote halve Toonen agter elkanderen ten yoorfchijn komen, zoo als bij voorbeeld: zJruis^ d; d,e-'»«^,- eng-*>-«<*, a;a,b-«<Wij kunnen behalven de reeds genoemde Interval. len, in het Diatonique, uit dit Chromatique Klankgeflacht, 00k nog eene grootfte Ters, e-wfl/, g-kruis; kleenfte Qtiarten c-kruis} f f.kmis^ b-*«/; gJruh c; en een kleenfte Septima cJru", b-'""'; opmaken. In het ENHARMONiquE, of Puik over-
eenftemmige Klankgeflacht, hebben wij eenell rtiimen voorraed van Tweeklanken voorhan- den, het zelve beftaet alleen uit kleene halve Toonen. Wanneer men nu van den Toon g.kruh, (daer wij in het Chromatique gebleven waren) met Quinten wederom opwaerds teldt, en 00k nederwaerds, tot dat 'er dubble Voor- teekens vereischt zouden worden, op deze wijze g.iruii^ d~iisi d-*'«»c, Z.-hruh^ a-*''''/j,e->fr"»w;e-.*''«»V
b-kruis^
|
||||
TwEE-EN-TWINTIGSTE VfiRTOQtf. $Z$
b-t «*!', enz. Vervolgens met Quint en te rag,
Q-mol^ Q.mol^ 8.W0/. d-w/j d"«0^, g-'K*'j g-wo'»
p.wo/; "ic-wtf/, f-W; en deze Toonen wederoia
bij eentrekt, als dan komt het Enharmcnique Klankgeflachf te voorfchijn, te weten, da Toonen: c. c-*r"'*'. d-mo/, d. d-*>«<*. e-Mo*'. e, fairuis, i-mol. f. f.kruis. g.mol g. BTkt$tlf q..moJ. a>
a-***. b-"»A b. b.*ra«. c. enz.
Dit Klankgeflacht, vervangt dus 21 Primen
en 20 Tweeklanken, en bied ons, gelijk den Leerling ziet, eenen ruimen voorraed van Tweeklanken aen, ja nicer dan wij 'er gebruL- ken kunnen, want rnen vind hier zelf«, .allerr kleenfte halve Toonen, bij voorbeeld p.kruis, d-,»oi; d-*'«'*J, e."»«'; enz., welken onderling, flechts 66ne Comma vcrfchillende zijn., dan, deze kunnen inde Muzyk niet gebruikt woiv den, alzoo min als de bij omkeering, dacr uit voortfpruitende vergroote Septimen 5 echter vefkiezen wij die beiden 00k op te teekenen ? <om redenen die wij nader melden zullen. Than? moeten wij uit deze Klankgeflaeh,
ten, een Syftema der Iniervallen trachten op t<? niaken, doch alvorens zal het niet onnut zijn, dat wij den Leerling, de Declen of Comma's der Toonen recht leeren kennen, dit zijljen wij dan eerst volvoeren. Het is ongetwijffeld, dat Toonen, uitwerk-
fels van eene zekere bepaeldc grootheit zijn, dewijl de tusfchenruimtens in Snaren afgenje^ fen, m bepgejd kunnen worderj, Als men nij Y 4 op
|
||||
330 De Muzykonderwyzer.
op de toets van eenen Alt, of ccne VioknccW',
eenen heelen Toon verwekt hebbende, deze tusfchenwijdten in 8 gelijke deelen afperkt, zoo zal eenen onkundigen zonder twijffel den- ken , dat men ter verwekkinge van eenen hal» ven Toon, den vinger flechts juist in de mid- den behoeft te ftellen, dan, hoe natuuiiijk dit ook fchijnt te wezen, zoude men echter eeri geliiid verwekken, 't welk ons nergens toe dienen kan, de bewoording Van halven Toon ^ moeten wij dan hier niet, in deszclfs volftrek- ten zin opvatten, maer het onderfcheid, tus- fchen groote en kleene halve Tooncn, 't welk wij gewoon zijn te maken, kan ons hier alleen dienflig zijn, dit zullen wjj thans door middel van de Muzykale Commas klaer be- togen. Door eene Comma verftaet men dan een
5de5 7Ac» of 9de gedeelten van eenen Toon ; want, hier omtrent zijn Drie verfchillende Gevoelens in wezen; te weten: de Hcer H u i g e n s, geeft den kleenen halvenToon, 2, en den grooten 3 Comma's, dqs een heelen Toon 5; dan, den vermaerden Franfchen Sauveur heeft den kleenen halven Toon 3 , en den grooten 4 Comma's, toegefchreven; dus den heelen Toon 7; doch ervaren Muzijk- kundigen hebben zedert langen tijd, den klee- nen halven Toon 4, en den grooten 5 Com- mas toegeeigent, gevolglijk den heelen Toon £. Aen dit laetfte ' Gevoelen zullen wij ons ook verkiezen te houden; om dat het thahs, |
|||||
1
|
|||||
* TWEE-EN-TWINTIGSTE VeRTOOG. S31
als algemeen aengenomen, en 't gemaklijkst
bevonden word; wij verftaen dan door eene Comma het 9<-ie gedeelten van eenen heelen Toon. Als men nu de]wijdten van eenen Toon ,over-
e'enkomftig dit laetfte Stelfel,- in 9 gelijke Dee^ len deelt, zoo zal het vierde Streepjen, eenen kleenen halven Toon, bij voorbeeld c,c-*'"«»; doen hooren, doch het vijfde Streepjen levert eenen grooten halven, zoo als c, d-w/is, op; wanneermen danoplettende deze Verdee- ling gade fiaet, zal men duidelijk in dezelve zien, dat tusfchen aJtruh, en d «»/, eene ruim- ten, hoe gering 00k zijnde, is; en bijgevolg, levert het vierde Streepjen c*r««s, en het vijf- de d»»/, zoo befluite men, date-*/*-, eene Comma lager, dan A-mol is, en dus, dat deze Tweeklanken, hoewel op Clavier en dezelfde zijnde, echter van elkanderen onderfcheiden zijn; want c to*it, klinkt lager, ofdigternaer c toe, maer d-"»»/ hooger, dat is, verder van c af. De tusfchenwijdten nu tusfchen c-kruis, en d-w«/, noemt men een kleenflen Iwlven Toon, welke flechts 66n Comma grooG is; want als men van de 9 Deelen, die den heelen Toonc, d; uitmaken, eenen vinger, op het eerfte Streepjen plaetst, dan zal den kleen. Hen halven Toon, c, AJubbeidmoi^ gehoort worden; die dus uit eene Comma beftaet; de- wijl nu in de tusfchenwijdten van een Octaef, 5 heele, en 2 groote halve Toonen gelegen zijn, zoo vervangt een Octaef juist $5 Comma's, Y S na-
|
||||
J3» Be MtTZYKONDERWIJZER'
namelijk 5 mad 94 en 2 mael 5, want eenen
heelen Toon heeft 9, en eenen grooten hal- ven Toon 5 Commas; doch eenen kleenen hal- yen, heeft maer 4 Comma's. Wanneer men dan een' Toon zal opmaken,
too kunnen wij niet zegjgen dat denzelven be- #aet, uit twee kleene halve Toonen, welken te famen maer 8 Comma's, uitmaken, en dus minder dan e^nen heelen Toon zijn; 00k niep uit twee groote halve Toonen, want die lever ren te famen 10 Comma's op, en zijn dus groo- ter dan 66nen Toon; maer eenen heelen Toon word faraengefteld, uit een' kleenen halven Toon, c, c-iruis' vervangende 4 Comma's; en uic eenen grooten halven, fJtf»i$9 d; die 'er 5 bevat, en dus te famen 9 Comma's, of eenen halven Toon: men kan 00k eerst den grooten halven c, d <>i\ en dan den kleenen, d-moi, d noemen ; zulks is volftrekt het zelf. den. Dit voorgaende moet nu op alle Toonen toepaslijk gemaekt worden. Thans zullen, zoo wij hopen, zulke Leer-
lingen, die tot hier toe het onderfcheid tus- fchen c-*'«», en d-«^; d-*», en e-"*^; enz. niet kenden, en ons dus, uit dien hoofden mooglijk van verkeerde begrippen verdagt hielden, nu recht begrijpen, wat eenen klee- nen, of eanen grooten halven Toon is, en waer in het onderfcheid tusfchen ckmis^ eH d-w«/; &-krui$ en e-mol enz. beftaet; orii deze re- denen zullen wij nu ovefgaen, en uit onze 3 gemelde Klankgeffachten, trachten op te ma. I Y ken, |
||||
T WEE-EN TWINTIGSTE VERfOOd. 33$
ken, zoo wel als in 't vervolg te bewijzen j
en te verdedigen r ■
Een vqlledigSystema, ofStelsel
der intervallen. *
I. De Unifon, of Eenklank (c, c.) kan bijge-
brek van tusfchenvvijdten, geen Interval ge- naemd worden, maer is als het Begin, en den Grondflag daer van , dus is eene Unifon, even onder de lnteryalkn> als een Nul3 on, der de Getallen. Comma's
der.
Intervallew.
a. De Kleenen Halven Toon
(c, c-kruh') heeft **»■*.*-.
|
||||||||||||||||
Secunde n.
|
||||||||||||||||
j. De Kleenften Halven Toon,
of Verkleende Secunde, (C, ^.dubhelmoi) heeft
t. Df Kleene Secunde, of Grpoien
Halven Toon (c, d»«{) -r~ 3. De Heelen Toon, of Groote
Secunde (c, d,} 4. De Vergroote Secunde,
(c, d *«*") --**■
Tkrsen.
■ ■
t. Een Verkleende Ters,
(c, Q'dH&tktmoi') word famenge- fteldt,
|
||||||||||||||||
\
S
9
.
|
||||||||||||||||
334 Djs Muzykonderwijzbr.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Comma's
DER
Intervallin
fteldt, uit eenen heelen, en een kleenften halven Toon, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
< i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(c, &,Q.dubbeldmoI} heeft
|
IO
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
, Een Kleene Ters, (c, e-««0
uit eenen heelen en eenen grooten halven Toon |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(c.d. Q.moi.')
|
14
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een Groote Tcrs (c. e.) uit
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twee heele Toonen (c. d. e.)
|
18
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een Vergroote Ters (c. e kruis^
uit twee heele Toonen, en eenen kleehen halven |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(c. d. e. ekrui?) r-,
QuARTJEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f. Een Verkleende Quart (c. f-*«/)
famengefteldt, uit twee heele Toonen , en een kleenften halven (c. d. e. f-mof) heeft 2.. Een Kleene Quart (c. £) uit
twee heele Toonen, en ee- nen grooten halven (c.d. e.'f.) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3
|
Een Groote Quart (c. f*r*«)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uit drle" heele Toonen,
(c, d, e. f-*r»«) _ Een Vergroote Quart (c. i.dvb- beidkruii) uit Qxio. heele Too- nen, en eenen kleenen halven (c. 4 p! f»*°"'*« f-dubteldkruif)
Quin-
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
**
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee-en twintigste Vertooo. 335
|
||||||||||||
Comma's
der inteivallin, |
||||||||||||
Quint en.
|
||||||||||||
t. Een Verkleende Ouint
(c. g-dubbeidmop) famengefteldt uit twee heele Toonen, een grooten, en een' kleenften halven, (c. d. e. f. %Jubbetdm*r) heeft £. Een Kleene Quint (e. g-»«')
uit twee heele, en twee groo- te halve Toonen (c. d. e. f. g-moty 3. Een Groote Quint (c-. g-) uit
drie heele Toonen, en eenen grooten halven (c. d. e. f. g.) 4. Een Fer groote Quint
(c.g-*'"*»j)uit drie heeleToonen, eenen grooten, en eenen klee-? nen halven 1 (c. d. e. f. g. g-*'*'«) Sex ten.
jf. Een Verkleende Sext
(c. ^.Jubbeidmot) famengefteldt uit drie heeleToonen,een groo- ten, en een' kleenften halven (C. d. e. f. g. Z-dubbeldmoC)
s. Een Kleene Sext (c. a-*°0 uit
|
||||||||||||
drie heele, en.
|
||||||||||||
twee groote
hal- |
||||||||||||
>
|
||||||||||||
33<£ Pb Muzykonderwijzer,
|
|||||||||||||||||
Comma's
DER
iNTERVALLEIf. |
|||||||||||||||||
halve Toonen,
(c. d. e. f. g.a-«»'.)
;. Een Groote Sext (c. a.) uit
vier heele Toonen, en een' grooten halven (c- d. e. f. g. a.) .. Een Vergroote Sext (c. a-*'*rV)
uit vier heele Toonen, een' grooten, en eenen kleenen hal- yen (c. d. e. f. g. a. a-*r«<V) Septimen,
. Een Verkleende Septima
(c.b.dubbeidmti) famengeftelt uit vier heele Toonen, een' groo- ten, en een'kleenften halven, (c. d. e. f.g.a. b-*uMetdm°i) heeft , Een Kleene Septima (c. b-«o/) uit vier heele en twee groote halve Toonen, (c. d. e. f. g. a. b-»«/.) , Een Groote Septima (c. b.) uit vijf heele, en eenen grooten halven Toon (c. d. e. f. g. a. b.) -y
Een Vergroote Septima (c.b-*««0 uitzes heeleToonen, (C. d. e. f.kruis, g.kruis. zJtruii
j)-iruis.') - i |
|||||||||||||||||
3?
|
|||||||||||||||||
41
|
|||||||||||||||||
45
|
|||||||||||||||||
4*
|
|||||||||||||||||
2
|
|||||||||||||||||
46
|
|||||||||||||||||
50
|
|||||||||||||||||
54
|
|||||||||||||||||
Oc-j
|
|||||||||||||||||
TVeeen-twintigste Vertooc, 33f
|
|||||||||
Comma's
DER.
Intervallen,
|
|||||||||
OCTAVEN.
|
|||||||||
i Een Verkleent Octaef (c.c-moi)
famertgefteldt uit vier heelen, en drie groote halve Toonen (c. d. e. f. g. a. b-moi. £«»/,) . De Octaef (c. c) uit vijf hee-
len en twee groote halve Too- nen (e. d. e. f. g. a. b. c.) « . Een Vergroot Octaef (c. c>'V)
uit zes heele, en eenen groo- ten halvenToon (c. d. e. f. g. a. b. c-*»m.) NONEN.
.' Een Verkleende Nona (c- A dub
heidmoi^ famengefteldt uit vijf heelen, twee groote halve Toonen, en eenen kleeriften halven, (c. d. e. f. g. a. b. cT \-dubheldmol,} heeft
. Een Kleene Nona (c. d-mof) uit
vijf heelen, en drie groote
halve Toonen,
(c^ d. e. f. g. a. b. c. d-we/.)
. Een Groote Nona, (c. <f.) uit zes heelen, en twee halve
Toonen
£g. d. e. f. g. a. b. c. <T)
4. Een
|
|||||||||
64
|
|||||||||
333 De Muzykonderwyzer.
Comma's
der
Intervallen.
4. Een VergrooteNona (c. d-***'s)
uit zes heelen , twee groote
halve Tooneneneenen kleenen halven(c.d.e.f.g.a. b. c.d. d-*>»/») | 68 Zie daer ons Stelsel derInterval-
len, den Leerling voorgefteld; alvofens nu aen te wijzen, op welke gronden liet gebouwt is, zullen wij eerst nog, de volgende Vier Aenmerkingen over hetzelve maken. i) Alle Tvveeklanken in dit Syftema aenge-
wezen, zijn uit het Enharmonique Klanfcge- flacht getrokken, Wei te verftaen : niet door trapswijze, maer door onderiinge, vergelij- king; en wanneer den Leerling zich de moei- ten gelieft te geven, om dit te onderzoeken, zal hij het aldus bevinden, dus mogen wij be- fluiten, dat alle gebruikelijke Intervallen, bij Quinten te fpringen, uit den Toon van C voortfpruitende zijn. 2) Wij hebben bij het opteekenen dezer
Tweeklanken, den Toon C tot Prime verko, zen, maer wil eenen Leerling, die 00k tot andere Toorien overbrengen, het kan hem niet dan nuttig wezen, dan, dit zoude voor ons beftek, te wijdloopig geweest zijn. 3) Wij moeten vooral heri'nneren, dat deze
Intervallen op den Toon van C, niet alle even bruikbaer zijn; want, bij voorbeeld: op c, zal zeer zelden een Kleenfte Septima vallen, wel op c.A'»/s, als opgaende Septima van ]> KUeni
|
||||||
TWEE-EN-TWINTIGSTE VeRTOOG. 33$
$7eewe Tew; doch, dit zal de Comptfitie, den
Leerling nader moeten aentoonen. ".4) Eindelijk hebben wij de Deelen, waer uit de Lntervallen famengefteld worden, meden opgeteekendj dan, wanneer den Leerling fommi- ge Tweeklanken tot andere Toonen verkiest over te brenvgen, zoo dient 'er bij fommigen, ten opzichtetflfran .de benoeming dezer Dee- len, eenige vfj|jindering gemaekt te worden; bij voorbeeW: wij hebben gezegt, dat de Kleenfler Ters (c. e-dubbeidmoi^ beftaet* uit eenen heelen, en een' kleenften halven Toon; doch, als men nu een Eleenfle Ters van c-*r"'*zal opmaken, namelijk (c kruis. e-w«A) en de Deelen daer van aenwijzen, zoo moet men als dan zeggen , dat zij uit twee groote -halve Toonen (c-*n//.<. d. d. e-moi,^ beftaet, terwijl het getal der Comma's volftrekt, het zelfde blijft; dit kan op andere, dergelijke ge- vallen, zeer gemaklijk toegepast worden. Dit Systema der lntervallen is het eerften
niet, dat den Muzykminnaren aengebo- den word; vele vermaerde Mannen hebben zulks reeds, vcle Jaren, voor ons, gedaen; dan, het zal mogelijk een van de eenvoudig- len zijn; want daer zijn geene lntervallen irt aengewezen , dan die 'er waerlijk voorhanden ^ijn: wanneer men de Syftema's van andere Toote Mannen befchouwt, zoo als van ^Itedt, Scheibe, Marburg, en meer Anderen, dan zal het onze 'er flechts kleen <$de Stuk. Z bij
|
||||||
bij wezeh, want cteze Meesters hebben, oil*
der andere Intervallen, die wij niet verkozen &p te teekehenj cvok genmael Verkkende, tvveemaet Ferkleemit, eenrrlael Vtrgrootte , en t'wcemad Vergmatte Unifonen opgeteld; vervoi- gens, Allerkkenfte, en AUefgroolfte Terfen; Qitarten, Qnihten, Sextette Septima's, enz. dan dit zijn alien Intervallen; ons geheel onbekent i ten reinften, zij kunnen nimmer met goede re- denen, onder het getal derzelven gebragt worden. Ten opzichten der Unifonen, merken wi}
seft": dat die nimmer in Groot en Kleen verdeelt kimnen worden, want, zoo dra men den klee- neri balven Toon (c. e* *») 't welk bij deze Meesters eenrhael Vergroote Unifonen zijn, met elkandren vergelijkt, zoo fteldt men aen- ftdnds eeii' Interval, want -*'«», is eenen' kleenen halven Toon, en* dus 4 Comma's hoo- ger* dan cj daer nu Unifon, gelijkl'uidenheit. 2al te kennen geven, zoo is dit een Intervalj fliaer geerf Eenklant. Nog ongerijmder is het, om een Verkkende
tJhifon (c. c■*»«') te ftellen , want dan is den -Tweeklarik zelve, lager dan de Prime-, en dit kaff dan irtdedaadt geen Unifon, maer te recht eenen' kleenen balven Toon (e ■*»/. c.) ge- aaemt worden. Allerkleenjie efl Altergrootfte Terfen, Ouarten,
Quinten, enz. ftellen wij 00k onder die din- ger, die 'er Hiet gevonden worden, dit zuL Jen
|
||||||
' >
|
||||||
i
|
||||||
"JTWEE-EN-TWINTrGSTE VeRTOOO. 34.I
-
len wij iiu, uit de Commas der Toonen nader
bewijzen. Het was te wenfchen dat de Muzijkkundi-
gen, het omcrent dit Stuk, 't welk ten grond- flage der Muzykale Harmonie verftrekken nioet, volkoraen mogten eens wordeti, want tot nog toe zijn de gevoelens daer over zeer verfchil- lend, dan, voor zoo verre ons bekent is, heeft nooit ieinand, zijn vborgefteld Interval- len Syflema recht bewezen, en grondig ge- toond, waerom hij juist maer, zoo veel; en geene meerdere of mindere Intervallen fteldt; dit zullen wij ons thans onderwinden, en dan zal men zieri, waerom 'er waerlijk geene zoo- genaemde Allergrootfte, en Allerkleenfte Inter- ydllen zijn. Zie hier een Regel dien wij ten dien einden
vast flelleri: De grenspael van een Kleen Inter, yal, kan zich, Nederwaerds, alzoo min; als een Groot Interval Opwaerds, niet verder dan 4. Comma's, uitftrekken; of anders gezegt: de grenspael van een Interval ftrekt zich nooit verder uit, dan eene Comma boven, of bene- den, den daer aen volgendeni volmaektften IVeeklank: verklaren wij dit nader. Wij ftellen dan een Octaef ten grondflage,
waer in zich de Kleene 7 allernatuurlijkst be- vind, namelijk g, a, b, c, d7 e^'fj'g, wij ver- kiezen dit boven het Octaef van C, om dat in - 't Octaef C; de Groote7 plaets heeft, en de- Z 2 zen
|
||||
"!
|
|||||
-
34* 0E MuZVKdNUEitwrJZEk.
zln kan ons tot geen grenspael verftrekkefr^
om dat dezelve zoo volmaekt niet is, dan de* Kleene 7; ja, al!e Muzijk-kundigen hebben ten alien tijden, deze Ditfonant natuurlijker, en voortrekkelijk boven de Groote 7 geacht; getuigen daer van, zijn de Werken van den Vcrmaerden Rameau, Roussier, en me'er anderen, ja den Grooten Lustig (h) heeft dezelve 00k eerder in aenmerking geno- men dan de Groote 7 , waerfchijnlijk, dewijl zij de natuurlijkfte en zachtfle Scptima is; en om deze reden kan zij ons, 00k tbans van grooten dienst zijn. Het Octaef van g, a, b, c, 'd, e, f, g,
dan; ten grondflage gelegt hebbende, zullen wy eene Groote Ters ten vooxbeelde nemen. Dezen Tvveeklank nu, word in Vieren onder- fcheiden, voor Eerst, in eene Groote Ters , Welke 18 Commas heeft: ten- Tvveecten , in eene Vergroote Ters, uit 11 Comma's, be- itaenden; men kan dezelve nu n-iet meerder Vergroofen, en de reden daer van is deze, dewijl zij dan grooter, of ruimer, als de zul- vere Quart wezenzoude, want de Quart heeft flechts 23 Comma's, terwijl de gewaende Alhr- , gfootfte Ters 26 Comma's bevat, en dus, dewijl Zij het middenpunt van de oorfpronkelijke Quart reeds voorbij is, kan zij geene Ten meer
£h) LostlG, Muzykale Saraenfprsken, EffJe Stuk,
fag. SlG. |
|||||
TwEE-EN-TWINTIGSTE VeRT.005. 343
meer zijn; dan een Vergroote Ters, blijft
binnen de palen, en is 66n Comma nauwer dan de zuivre Qiiart: men verdeelt ten Derden., de Terti in Kleen, die 14 Commas heeft, en in Verkleend, uit io Commas famengefteldt zijnde, dan, kleener kan eene Ters niet zijn , want dan zoude dezelve 3 Comma's nauwer, pis den heelen Toon worden, en dus met recht, de benaming van Ters niet mcer kin> nen dragen. De Quart, bij voorbeeld: onderfcheid men
00k in Vieren, dan , de Vergroote is de uit- terfte grenspael naer boven, want zij befhet uit 31 Comma's, en is dus flechts e^ne Comma nauwer dan de Reine Quint, die 32 Comma's', heeft; naer beneden, is de Verkleende Quart, uit 19 Commas beftaenden, 00k hetuitterflen, want ,|wierd die nog eenmael verkleent, dan was zij nauwer dan de Groote Ters, die flechts 18 Comma's heeft; maer daer de Verkleende Quart, 19 Comma's, in zich bevind, zoo is zij nog £en Comma grooter, dan de Groote Ters, en behoort dus nog tot het getal der Q*arten; doch zoo dra zij nauwer word, en de 18 Gwl- ma's, welken de Groote Ters oplevert, voor- bij is, dan is het geen Quart meer, maer word eene Ten. Eindelijk, ten overvloede, de Sext, kan
meden in Vergroot gedeeldt worden, doch 00k niet verder, want de Vergroote Sext jiieeft reeds 45 Comma'*, en de Kleene Septima Z3 4tf,
|
||||
3^4 PE MUZYKONDERWIJZER,
46, gevolglijk blijft zij nog binnen dc pal en,
der Sexten, en is dus maer eene Comma nauwer dan de Kleene Septima: aen den anderen kant, mag zij 00k niet kleener , dan Verklecnt zijn ,, dewijl zij dan uit 33 Commas beftaet, en dus tot op een Comma, na, cene Groote Quint is, die 'er 32 heeft; derhalven, word zij Aller- kleenst; het blijft onzes bedunkens geene Sext meer; maer behoort onder de Quinten. Dit kan men nu op alle overige Inter valley,
toepasfelijk maken. Ziet daer Muzykbeoeffenaers, op
welke grondon ons Systema gebouwdt is; zoo, dat wij met reden, van gedachten zijn, dat men een Interval nooit Grootcr, dan eene Comma, Ueneden; en nooit Kleener, dan cene Comma boven, den naeflaengrenzenden, vol, maekften Tweeklank, kan, en mag maken: yerfchillen nu Uwe gedachten van de onzen, het ftaet U vrij, indien Gij dit met goede re- denen vermoogt, die geheel te verwerpen , en de Muzyk ter Eere, een bondigcr Systema der Intervallen op te richten; terwijl wij, zoo lang we niet overtuigt zijn, bij ons gevoelen , beftendig zullen blijven. Het is waer, fommigen hebben gefleldt, dat
de Intervallen hunne benamingen volftrekt van den afftand, dien zij in Noten vertoonen, ontfangen moeten, en gevolglijk zoude men nog meer Intervallen kunnen onderftellen; dan, dezen Regel gaet niet door, want, het is zon- der
|
||||
TVTES KNrTWINTIGSTE VeRTOOG, 345.
der twijffel, dat toen de Intervallen hunnen
oorfprong ontvingen, men dezelven, toen ook eerst begonnen heeft te teekenen, en niet eerder; men kan dus ook Intervallen tee* kenen, die 'er echter, van nieraand, voorge- houden zullen worden, by voorbeeld: (q dubbeldma/f en Q.dubbeldjtruis.*) moest, uit
hoofden van den afftand die zij in Noten ver-
toonen, onder de Terfen gefteldt worden, dan, wie zal dezelven 'er voorjiouden ? daer- pm hebben wij in ons Tweede Stuk gezegt, dat de Intervallen hunne benaming, voor Eerst ontvingen van de tusfchenwijdten der Gelui- den, en dan ten Tvveedon, van den afftand die dezelven, daer door, in Noten beko- men; (i) wie dan geene onnutte dingen ver- kiest, ftelle ngoit meer dan Vier iborten, van e'en Interval. Vraegt nu een Leerling , of alle de Interval-
len , in ons Systema, bruikbaer zijn ? wij ant- woorden: Neen; en dergelijke zijn ; de kleen- ften halven Toon, en de daer uit voortko- mende Vergroote Septima; de Vergroote Quart, en de daer uit voortkomende, Ver- kleende Quint, doch wij hebben die opgctee- kend, om dat dezelve, zonder de palen der Intervallen te buiten te gaen , onderfteld kun- nen \yorden. pe overigen, den eenen meer, den
Q) iode Vertoog, PaS- *3*«
Z 4 |
||||||
54.6' De MtfZ'YKONDERWIJZER.
den anderenmin, worden alien in.de Compoji*
tie gebezigt. > Nu zullen wij overgaen, en zien, welke ■
Tweeklanken bij omkeering, uit ons Systerna. ten voorfchijn zullen komen. : Door een Interval omkeeren, verftaet men:
van Twee Toonen, die een Interval llellen, den onderften, boven te leggen; of den bo- venften tot Prime te maken, door deze om- keering verkrijgen de Intervallen eene andere gedaenten, want uit het Kleenjte, word als dan het Grootfte, en, uit het Grootfte, weder- ora het Kkenfte Interval geboren, zoo afe den Leerling uit de volgende Tafel, gemaklijk zal kunnen zien. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- .
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Unu
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TWEE-EN-TWISTXIGSTE
|
too. 34^
Octaef
(c c)
[Vergroote Sdufa*
Q&.dubbeld mol*c.")
iVerkleend Oase/
(c-kruis c_)
Groote Septima
(d-«»/, c.)
Kleene Septima
(d. c.)
Verkleende Septima
Vergroote 5?xJ
C&dubbeldmol q\
Groote Sext
.<
(e.mol. c.)
Kleene Sexc
(e. "c.)
Verkleende 5?x«
(jZ-kruis c.)
Vergroote Qw'»t
Groote gumj ; <f. co
Kleene OmzVj*
(f-kruis. G.)
[Verkleende' OjrfnJ
(f.dubbeld kruis c\
|
||||||||||||||||||||||
Unifcn
. (cc) (KleenftehalveToon (c.didubbeldmo/^ "\
Kleene halve Toon
(c. C-kruis, y
Kleene Secunde
( c. d->«<»/.)
Groote Secunde
(c. d.)
Vergroote Secunde
(C. d-irtiis.')
Verkleende Ters
Cc. Q.dubbeldmol_ ~*\
Kleene Ters
(c. e-moi.y
Groote Ters
(c. e.)
Vergroote Ters
(c. Q.kruis.y
Verkleende Quart
. (c. i-mol.y Kleene Quart (c. f.)
Groote Quart
(c. f.kruis.y
Vergroote Quart
|
|||||||||||||||||||||||
fhJD
a
t~*
m o o s
o
|
|||||||||||||||||||||||
De
|
|||||||||||||||||||||||
Cc. £-dubbtld kruis
|
0
|
||||||||||||||||||||||
^5
|
|||||||||||||||||||||||
Ver-
|
|||||||||||||||||||||||
■
|
|||||||||||||||||||||||
DE MuZTfKONDERWIJZER
|
|||||||||||||||
348
|
|||||||||||||||
Vergroote Quart
fg.auhkeld mol, q\
Groote Quart
(g-ws/. c.)
Quart <&>?)
Verkleende Quart
(gjruis. qT
Vergroote Ters
{^.dubbeldmel, q_\
Groote Ters
(a-w«/. c.)
Kleene Ters
(a. T)
Verkleende Ters
(frkruis. c.)
Vergroote Secund
nQ.dubbddmol, c#"\
Groote Secund
Kleene Secwwd
(b.T.)
Verkleende Secund
(b-kiuii, cT)
Kleene halve Toon Ui««/b*
|
|||||||||||||||
Verkleende Qtini
|
|||||||||||||||
Cg# a.dubbeldtn.ol^S
Kleene Quint
(c. g-M.) (c g-)
Vergroote 0Mfttf
Verkleende Sexi (c. Q.-dubbeId mal,}
Kleene Sexs
(c. a-**'.)
Grpote SejeJ
(c. a.)
Vergroote Sejct
(c. a-*/'.)
Verkleende Septima\
(C. bdubbeldmo\
Kleene Septima
(c. b-«?<>/.)
Groote Septima (Cf b.)
Vergroote Se^ma]
(c. b-*«.)
Verkleend Octaef
(c. £>»»/.)
Octaef
(c. £)
|
|||||||||||||||
De
|
|||||||||||||||
in
|
|||||||||||||||
\
|
|||||||||||||||
TwEE-EN-TWINTIGSTE VeRTOOC. 34$
In dezen Tafel hebben wij, het Vergroot Oc-
» taef (tt c-kruiij niet geplaetst, om dat daer vn% bij omkeering, even denzelfden Tweeklank,
dan uit den Kleenen halven Toon, te weten, een Verkleeni Octaef ($-i*uis *c.) ten voorfchijn komt; terwijl uit de Nonen, bij omkeering rneden even 't zelve Interval, als uit de Se- cunden ontftaet, geboren word; om wclke re- denen wij die ook, in dezen Tafel, niet op- geteekend hebben. Ziet hier nu Ge2chte Liefhebbers,
ons Systema der Iisttervallen, met de Gronden, waer op wij het gebouwd heb- ben ter uwer befpiegelinge voorgefteld; thans moeten wij nu, van de Wei- en Wanhddenhdt dezer Tweeklanken, handelen; dan, daer toe hebben wij het volgende Vertoog uitgekozen, terwijl wij, om ons zelven een weihig te ver- poozen, hier verkiezen te befluiten. |
||||
350 De Muzykonderwtzer.
DRIE EN-TWINTIGSTE VERTOOG. ■
■
Z>e Wei- e« Wanluidenheit, <fer Muzijkale
Intervallen, of Tweeklanken, door middel van net Monochordium, of Xoonmeter grow dig aengewezen, Daer wij nu alle de gebruikelijkfte Muzykak
Intervallen, of Tweeklanken genoegzaerrj opgeteekend hebben, moeten wij thans over- gaen, om van de WeU en Wanluidenheid, der zelven nader te fpreken, In 't behandelen dezer Stoffe, volbrengen wij dan wederom, eene, in het Tweede Stukje, gedane be- loften. (k) Alvorens echter in het Onderzoek daer van
te treden, verkiezen wij eerst de verfchillen- de gedachten, van Sommige vermaerde Mu. zijk-kundigen, daer over bij te brengen, waer na wij dan de Wei- of Wanluidenheit, dezer Tweeklanken, door middel van het Monochordium grondig zullen betogen. De U N i s o n E n of Eenklanken, worden in
't algemeen, van een ieder voor Welluidende gehouden, ja zij zullen althans van niemand, voor Wanluidende erkend worden; echter met dit alles, zijn de gedachten van Sommi- ge Muzijk-kundigen, over dezelven zeer ver- fchil.
{It) Elfdc Vtnooz, pag. 152.
|
||||
Drie-en-twintigste Vertoog. 351
fehillend; want eenigen willen (1) dat de
Unifon, welker Proportie of Wortel als i te- gen i ftaet, de Allervolmaektfte Confonant is; en andren wederom zijn van gedacbten, dat zij, noch voor een Confonant, noch voor een Dufonant, maer flechts als net Begin, en den Oorfprong daer van, gehouden kan wor* den. (m) ) Hoewel wij nu de gedachten van een ie-
gelijk vrij laten, zoo willen wij echter de Onzen, over dit Stuk hier bij voegen. Wij houden dan de Unisonen of Eenklanken, hoewel zij, in de ooren van fommigen, op zich zelven wat kael mogten klinken, voor -Confonanten : ten eerften: om dat een van bei- den waer moet zijn, dat zij, of Confoneren, of Dtifoneren; Disfonerende nu, zijn zij althans niet; in de tweede plaets erkennen wij, de- zelven voor Confonanten, uit hoofden van hunne volraaekte Overe'enftemming; en ein- delijk ten derden, om dat derzelver naem het mede brengt; want als de Welluidenheit der Muzykale Intervallen, door de voknaekte Overeenftemming derzelven ontftaet, dan zijn de Unifonen, als Volmaekte Overeenftemmen- de Geluiden, gelijk hunnen naem zulks mede brengt, zonder twijfFel Confonanten: en hier- om worden zij van ons, ook met recht, daer voor gehouden. De
(I) Printz. B. Mersennus.
(m) A. WerkMeister, Mujtcalifche temperatuur, &
Mujkaliscb Memoriae I; en raeer anderen. |
||||
352 De Muzykonderwijzer.
De Octaven zijn altoos onder het gctal
der Volmaekte Confonanten, gefteldt en aenge- nomen, niemand heeft hun ooit de Wellui- denheit betwist, en, het Orgel, waer in men Geluiden van 32, i<5, 8, 4* 2, en 1 Voet, ontmoet, welke Octaefswyze wan elkanderen Verfchillen, verflrekt hier van tot een onte- genzeggelijk bewijs. Quinten, vvorden 00k met recht, voor
goede Volmaekte Samenklanken gehouden; en om dat dit meden van alle Muzijk-kundi- gen, e^nparig toegeftemt word, willen wij ons thans bij dezelven niet langer ophouden. GrooteTersen , worden van de meesten
00k onder de Volmaekte Confonanten gerekend ,■ ten minsten die genen, welken dezelven onder de Minvolmaekten ftellen, brengen voor hun ge- troelen, onzes bedunkens, geene de minfle gron- digc redenen bij; dan, om dat zij in Tweeen, na- melijk in Kleen ert Groot verdeeldt worden, daer- om ftellen de zulken haer onder het getal det Minvolmaekte Confonanten; en dus worden de Kleene Terfen dan 00k, van yermaerde Mees- ters onder deze foorten gefteldt; doch, wij verkiezen liever het gevoelen van die genen te omhelzen, welken dezelven beiden voor Volmaekte Confonanten houden: en zie hier de redenen. Voor eerst, om dat men Drieklanken of
j4ccoorden, uit Groote of Kleene Ters, en Quint beftaenden, Volmaekte Drieklanken ftoemt, welke benaming zrj eehter niet dra- gs* |
||||
/ .«. ■
Cuifi-ENstWiNtiosTi ViAT«e8. 353
feti kunrien, bij aldien derzelver Ter/cn, Is
Minvolmaekte Confonanm aengemerkt wot. den , want, dan zouden het geene Vol- siaer Minvolmaekte Accoorien zijnj wat meer is, men gelieve te overwegeti, wat Interval, men I4j een Octaef en Q«j»f, behoudens de Vofc maekte Welluidenheit nog voegen kan, hat feenigfte is dan immers zonder twijffel, de Groote of Jfteewe Ters; gevolglijk zij zijn bei- den volmaekL Ten Tweeden: om dat men zoo wel met
eene Groote, als met eene Kkene Ten, een Muzijkftuk beginnen, en eindigen kan; ja wat meer is, men eindigt altoos liever in de Ters, 't zij dat dezelve Groot of Kleen is^ dan in de Quint, die evenwel ongetwijfFeld Volmaekter is , gelijk uit de Redenmaten deztr Intervallen nader blijken zal; dus befluiten wij > dat Confonantm, uit welken Volmaekte Ac* coorden ontfiaen, met recht, Volmaekte ge- noemt mogen worden; derhalven ftellen wij de Groote en Kleem Terfen beiden onder de Volmaekte Samenklanken. Ten opziehten van de Quart, zijn de ge.
voelens nog meer verfchillend, gelijk wij in ons Tweede Stuk reeds aengemerkt hebben, (n) want Eenigen Jtellen dezelve onder de- Bisfonanten', en van Anderen word zij voor eene Minvolmaekte Confonant gehouden, ter- wijl eenen Derden, haer als eene Gemengde Tusfchenwijdten (Mixtum Intervallum') dat isi noch
|
|||||
(n) Blfdc Vertoog, pagt 15a*
|
|||||
354 De Muzykonderwijzer.
noch goed, noch kwaed, rjdkend; eneind-
lijk, wil eenen Vievdentf dat zij onder de Con- en Disfonanten beiden, gefteldt moet worden. (o) . Het zij ons geoorloft, om den Lezer, onze
gevoelens daer over, ook kortelijk mede te deelen. Wij zijn van gedachten, dat de zul- ken , welken de Quart onder de Minvolmaekte Confonanten ftellen, de zaek te recht begrepen hebben, waerom zij tegenwoordig ook van de meesten daer voor gehouden word, terwijl wij het nu ook aldus begrijpen, zoo zullen de volgende redenen, ter bevestiginge van ons ge- voelen dienen. De Quart is daneen'WelluidendenKlank,
Voor Eerst: om dat zjj bij omkeering, uit een Volmaekte Confonant ontftaet, wat nu door omkeering uit een Confonant te voorfchijn komt, kan wel minder Welluidend, maer nim- mer Wanluidend worden, alzoo min als eene DUfonant, bij omkeering een Confonant zal op. leveren; de Quart nu, gelijk wij in het voor- gaende Vertoog gezien hebben, is eene omge- Jceerde Quint. Een Quint is volmaekt, de Quart fpruit bij omkeering uit dezelve, gevolg^ lijk is zij Welluidend; 't is waer, zij wijkt verder dan de Quint, van dc -Volmaektheit af, maer daerom ftellen wij haer echtcr onder de Minvolmaekte Samenklanken. Tea
(o) L. Zombach, Trnctatus de Compofuione, &
MEnsENiNi-s, (Minis Minim, Ilarmonicorum. |
|||||
-
|
|||||
DaiE-EN TWINTtGSTE ViCRTOOd. 35-5*
Ten Tweeden, uit de Redenmaten der Inter'
vallen, zoude men bewijzen kunnen, dat de Quart Volmaekter dan de Ters is, want hare Redenmaet, is 34; en die van Terfen is , 456, gelijk wij nader aentoonen zullen * dewijl zij nu, gelijk uit deze Redenmaten te zien is, meerder met de Prime vereenigt; te famcn werkt, zoo word zij op haer zelven Volmaekter dan Terfen aengemerkt. TenDerden; daeris geen Volmaekt Accoord,
of 'er zal in 't zelve eene Ouart te vinden zijn, heem eens het ^c«orrf c',e,g,c", dat
zonder twijfFel Volmaekt is, befchouwt die met aendacht, en gij zult 'er een Qitart, te weten, g c, in zieh. f
Hoewel nu de Accoorden op deze wijze niet
aitoos befchouwt worden, is zulks eehter fom- tijds noodig, om een juist denkbeeld van de Muzykale Intervallen te verkrijgen. Was nu de Quart eene Disfonant, het Zoo evengemelde Accoord zoude onmogelijk, Welluidcnd kunnen zijn, maer moest noodzakelijk Disfonereiii Dus befluiten wij, om dezeDrie gcmelde Redenen, dat de Qitart, een Confonant is, en wie zich op de Viola di Gamba, eenigen tijd oeffent, zal dezelve eerlang bevallig, eti lieffelijk vin- den. De Groote Sexten, zoo'wel als de
Kleenen, noemt men 00k Minvolmaekte Confonanten, om dat zij bii omkeering, uit Vol- maekte Confonanten, namelijk, uit Terfen, ge- 3^ Stuk. A A be-
|
||||
356 De MuzykonderwijzeK.
boren worden , gelijk in 't voorgaende Vertoof
te zien is, dit zal een iegelijk ook met ons toeftemmen. Be overige opgenoemde Intervcdlen zijn al-
ien , den eenen meer, den andren min, Dis- fonerende, dan, den grooten Muzijk-kundigen J. Mattheson, heeft in zijnen tijd echter bcweerd, dat alle Intervallen, welken de bena- ming van Octaven, Ouinten of Terfen dragen, hoewel door de bijwoorden van Ferhletnd of Vergroot onderfcheiden zijnde, uit hoofden der bcnamingen Octaef, Qiiint, enz. voor Confo- nanten gehoudcn moeten worden j dus zoude dan bij voorbeeld, een Vergroou Qitint, of Ters, Confonerende zijn; daer nu het Muzijkaet gehoor; ja wat raeer is, zelfs het Natuurlijke, ons van hct tegendeel zal overtuigen, zoo willen wij echter, uit achtirtg voor dezer* grooten Man, met dit gevoelen niet fpotten, gelijk Sommigen gedaen hebben, (p) maer het zelve llechts aengemerkt hebben, als een be- wijs, dat groote Mannen, ook d'walen kun- nen: bcter behaegt ons het gezegden van der Vcrmacrden Profesfor Kruger, (q) die zich over fommige Muzykale Intervallen, dus uit- drukt, Het geheele Menschdom y is het hier in ,, eens ■) dat eene Se c und e onaengenacm; eene ,, Ters licflyk; eene Quart onbevallig; een Quint iieflyk; eene Sext middenfoortig; eene Sep-
(p) MlTZLER.
(q) In zyne Zietenteese fgg. u 8.
r
|
||||
Drte-en-twintigste Vertooo. 357
5, Septima onbehaeglyk, en een Octaef
j, lieflyk klinke." Daer wij nu den Liefhebberen, de ge-
dachten van fommige Muzijk-kundigen, ge- noegfaem hebben voorgefteld, ten einden zij dat gene kicze, wat hun 't best behage, zoo gaen wij over, om de Wei- of Wanluiden- heit der Intervallen, door middel van het Mono' chordium grondig aen te wijzen. Door het Woord Monochorbium ver-^
ftaet men een' Toonmeter : om dat dit Werktui" in 't bijzonder dienstig is, ter onderzockinge en afmetinge van de Grootheit der Toonen. Het zelve beflaet, of word gemeenlijk fa-
taengefteldt, uit eenige'dunne plankjes, wel- ken in de gedaenten van een hoi Kastje, tei lengten van 2 , 4 of 6 Voeten , en alrhans niet minder dan 4 Duimen breed, en dicp; farnen- gevoegt worden; aen de einden word eene vaste Kam geplaetst, en de ruimten tusfchen beiden deze Kammen als dan in zekere geliike Graden afgedeelt, 't zij in 40, 60, 80, 00k wel ico Graden, al na dat men zulks ver- kiest. Ons MoNodHORDiuM, zie Plaet i.$\
Fig. 5, hebben wij om het gemak, flechts in * 60 Graden verdeelt. Meestentijds word 'er eene geel kopere Snaer, zoo ftijf als doenlijk is, opgefpannen, dan wij hebben verkozen om 'er licver Twee op te vooronderftellen, zoo als Fig. 5 zulks m:dan aenwijst, om dat men A a a als
|
||||
358 DE MUZYKONDERWYZER,
als dan beter de lengten der Snaren tegens el->
kander vergelijken kan; doch het is ligt te be- grijpen dat deze twee Snaren Volmaekt Unifon gefteldt moeten zijn, doch 't is evenveel in welk eenen Toon. Om nu de Snaren in zeke- re deelen te kunnen fcheiden, zoo dient mer zich ten dien einden van Twee welgepaste iosfe Kammen te voorzien, om dezelven, o\ de begeerde plaetfen, onder de Snaren te kun nen zetten, op dat, wanneer men de Snaei met het een of ander Ligchaem in bewegin^ brengt, het verwachte Interval, daer door to het gehoor zoude komen. Om nu den Leerling, de Redenmaet de
Intervallen, en de Graden, welken ten diei einden op ons Monochordium met elkanderei vergeleken moeten worden, flechts met ecnei opilag van het oog te doen zien, hebben wi ter zijden van het zelven, een Octaef Clavieret geplaetst: wil men dan op 't oogenblik, bi voorbeeld, de Redenmaet van eene Qiiart we ten, men zie aen 't einden van de Toets F die de Quart van C is, al wafer men de Reden mact 34 vinden zal; en eenigen naer bovei gaende Stipjes, welken op het Monochordiun de Graden aenwijzen zullen, die men ter ver wekkinge van de Quart te famen vergelijkei moet. ( Laet ons nu alvcrens ter zake te treden
nog Vier koite aenmerkingen, betrckking to ons onderwerp hebbende, hier ter plaetfe ma ken
|
||||
Drie-en-twintigste Vertoog. 359
ken, op dat wij den Leerling in 't vervolg de
zaken, zoo veel te gefchikter zouden kunnen voordragen. i) Men noemt de Getallen i, 2, |, 4, 5,6,8,
Harmonifche Getallen, om dat in de natuurlij- ke Or den van dezen , de juiste Redenmaten van de Overeenftemming der Geluiden, ge- vonden worden; dat is: alle Redenmaten door andere Getallen dan dezen uitgedrukt worden- de, leveren Disfonanten > maer geene Confonan- ten op. Het is waer men wijkt fomtijds van deze natuurlijke orden af, want de Redenma- ten 35, en 58, welken eene Groote en Kleene Sext opleveren, keurt het Gehoor 00k Samenftemmend. Door een Redenmaet nu word hier verftaen, de vergelijking van de Grootheid der Toonen. 2) De eenige reden en oorzaek van de Wel-
luidenheid der Confonerende Geluiden, is, de ge- lijke Invallingen van derzelver Trillingen: hoe menigvuldiger nu deze gelijke Invallingen zijn, hoe aengenamer een Interval wezen zal; en deze Invallingen worden ons, door de Samcn- voeging van de Muzykalc Redenmaten ken- baer. 3) Hoewel het zeker is, dat men nimmer
het bepaeld getal van Trillingen, welken de Toongevende Ligchamen gedurcnden eenen tijd verwekken, bepalen kan, zoo word dit echter waer bevonden, dat onze Redenmaten," dczcl- ven niet te min, klaer uitdrukken, want bij voorbeeld, indien eene Snacr A 100, en ccne A a 3 an-
|
||||
/
1
360 DE MuZYKONDERWIJZHa.
andere Snaer B 200 Trillingen mackt, zoo kan
men zich echter niet beter enbcknopter uit- drukken, dan met te zeggen, zij ilaen tegens elkanderen als 1 tegen 2, want 2 ftaetjuist tegen 1, als 200 tegen iqq. 4) Als men van <dc lcngten van dc Snarcn
des Monochordiums handelt, dan heeft het Kleenfle Getal van eene Redenmaet, betrek- king tot den Iloogften, maer het Grootfle Getal, tot denLaegftenToon: bij Voorbceld, de Prime van eene Quint, welker Redenmaet %3 is, vereischt in Snaren, 3 gedeeltcns of lengtens, maer de Quint zelve behoeft 'er flechts 2; doch als men van de Trillingen der Toonvcrwckkende Ligchamen fpreekt, dan betrekt zich het Grootfle Getal tot den Hoog- ften, maer het Kleenfle tot den Laegften Toon, want, in den tijd dat de Prime Twee- maelTrilt, zootrild dc Qidnt 3 mael enz. De oorzaek daer van is, om dat de lengtens van Snaren, en derzelver Trillingen altoos in om- gekeerde redenen flaen. Thans gaen wij, tot ons Onderwerp over,
terwijl wij nog eenige Zaken, onder het afme- ten der Toonen zelve, zullen opteekenen. Daer ons Monochordium, zie Piatt 15,
Fig. 5, in 60 Graden afgedeelt is, zoo zal, wanneermen onder beiden de Snaren, het los- fe Kammctje, op 30 Graden plaetst,de Unifon, of Eenklank gehoord worden. De Redenmaet is hier 1:i, om dat aen wederzijden van de Kammen, een gelijk Getal van deelen zijn, |
||||
Drie-en-twinticste Vertoog. 361
dus leveren beiden de ztjdcn, een gelijk Getal
van Trillingen op, of anders gezegt: beiden de zijden der Snarcn beginnen en eindigen dcr- zelver Trillingen gelijkHjk, dus is de Unifon de Allervolmaektfte Confonant of Samenklank. Ter verwekkinge van 't Octaef, zo'o ver-
gelijke men, 40 tegen 20 Graden, dat is: men plaetst onder de eene Snaer, eene Kam op 40, maer onder de andere Snaer, eene op 20 Gra- den ; de Redenmaet is hier 12; want in den tijd dat de Prime eene trilling maekt, zoo vol- brengt het Ociaef 'er twee: (r) de lengten der Snaren ftaet tegens elkander als 2 tegen 1, namelijk de Prime heeft 2 lengtens, en 't Oc- taef 1, en zij verbeelden Twee Lini'en, van wel- ken de eene, een dubble lengten heeft. Wanneer men nu de Redenmaten der Intervallen te famen- voegt, zoo vind men daer door , aenflonds de tijdftippen van derzelver vereeniging, want, beiden de Snaren zullen in 't ifte, 3de? 6dtj tijdftip enz. altoos verSent tc famenwerken. Ter voortbrenginge van eene Otdnt, vergelijke
me*n, 24 tegen 36 Graden,dat is: men plaetst onder de' eene Snaer, eene Kam op 24, en on- der de andere Snaer eene op 36 Graden. (Dit zullen wij niet weder herhalen, den LeerJing zal thans begrijpen ,' wat, door iets te Verge- lijken, verftaen word;) de Redenmaet is hier 23>
(r) Door de Primen verftaen wij, de ondcrlte of
taegftc Snaer. Aa 4
|
||||
36a- De Muzykonderwijzer
23, dus beginnen beidcn de Snaren, in %
j;k, 5de, iode en I5<1« Tijdftip enz, altoos vercent te famen te werken. De Quint is ge-. volglijk minder Volmaekt dan een Octaef, om dat de Tijdiappen van het eerstgemelde Inter-, valf zoo dikwijls niet voorvallen: de lengten der Snaren ftaet hier ajs 32 , terwijl zij twee Linien affchetfen , waer van de eene de helft langer is dan de andere. Een Quart heeft de Redenmaet van 34,
terwijl de lengten der Snaren als 43 is; men vergelijke dan hier 24 tegen 32 Graden; de Snaren zullen nu twee Linien vertoonen, wacr van de eene, een derden langer is. De tijdftippen van vereeniging vallen hier in 't ifte, jrde, i4dc? en 2ifte tijdftip enz. voor; dus is dj Quart wederom minder Volmaekt dan de Q^unt; doch men zoude mogen beflui- ten dat zij Volmaektcr is dan de Ters, om dat: Een Groote 7>-j de redenmaet van 4.5 x
en de Kleene Ters die van 51-6 heeft, dus wer- ken de eersta;emelden dan in 't ifte, ode, i8dek en 27 te tijdftip, maer de laetften in 't ifte, nJe, 22tte en 33i:e tijdftip enz. eerst te fa- men , en dus wijken dezelven, ten opzichten der Redenmaten, verder van de Volmaektheid af, dan eene Quart. Ter verwekkinge nu van de Groote Ters, vergelijke men op het Mono- chordium, 24 tegen 30, maer de Kleene Ters vereischt, dat men 25 tegen 30 Graden ver- gelijke. De lengten der Snaren welken de Grog.
|
|||||
S
|
|||||
Drie-en-twintigste ; Vertoog. ^63
Groote Ten afbeelden, ftaen tegen elkander,
ak 54, doch die van de Kleene als 65, in 't eerfte geval verbeelden zij twee Linien, van welken de eene,eenvierde gedeelten langer is, maer in het tweede geval, is de eene, een 5de langer. j . ■ - De Redenmaet van eeno Groote Sext, is
35, men vergelijke als dan 21 tegen 35 Graden. De lengten der Snaren is als 53, tervvijl zij twee Linien vertoonen, waer van de eene § langer is dan de andere; zij is min- der Volmaekt dan de Tcrfen, om dat derzelver Redenmaet buiten de orden der Getallen 1 ■> 2 5 3 ■> 4) 5*» 6, 8, is. De tijden der ver- eening of famenwerking gefchieden in 't ifte, 8^e, en i6& tijdftip enz. Een Kleene Sext wijkt nog verder van de
Volmaektheid af,. derzelver Redenmaet is 58. De lengten der Snaren ftaet tegen elkanderen als 85; dus vallen de tijdftippen van hunne vereeniging in ifte, 13*6, en atffe tijdftip, enz. eerst voor. Men vergelijke thans op 't Monochordium 20 tegen 32; terwijl de Snaren hier a/s twee Linien zijn, van welken deeene J langer is dan de andere. Zie daer Muzykminnaren, de Reden-
. maten der Muzykale Confonerende lntervallen op- geteekend, en de Wclluidenhcid daer van be- wezen, thans zult ge, hopenwij, bevestigd zien, dat derzelver Redenmaten door, geene andere Getallen, dan die van i3 2,3,4,5,6, 8, liitgedrukt worden. Aa 5 Bo-
|
||||
5^4 De Muzykonderwijzer.
Boven ons Monochordium hebben wij nog ds
Letters A, C, E, D, B, geplaetst, weU ken voor eenen Tweeden Toonmeter dienen kun, nen, bij welken geene Graden noodig zijn; bij Voorbeeld de twee losfe Snaren, zijn de Unifon ii; als men nu de twee Snaren tegen elkander vergelijkt |
||||||||||||||
fiseen Octaef,
i3 een Quint, 34 een Quart. 45 een Groove Ters, 56 een Kleene Ters. 25 een Groote Sext, 58 een Kleene Sext. |
||||||||||||||
'AC tot A B
AC tot AD ADtot AB AC tot AE AEtot AD EB tot AE A E tot AB |
||||||||||||||
Dan is,
|
||||||||||||||
als
|
||||||||||||||
Verklaren wij dit wat nader, als men bij
Voorbeeld, de Redenmaet van eene Quint ver^ kiest te vinden, zoo word AC, met AD te famen vcrgeleken, dat is: plaetst onder de eene Snaer, eene losfe Kam, op de Letter C, en eene andere onder de tweede Snaer, op de Letter D, als dan zal het begeerde Interval, van de Quint, gehoort worden, dus vergelijkt men dan AC, tot AD, enz. ., Nu zullen wij ten overvloede , de Overeen- flemming dezer Confdnerende Intervallen, in het hier volgende Tafeltje in Orden ftellen, op dat den Leerling die zonder eenige de minfte moeitcn zouden kunnen zieq, De
|
||||||||||||||
Drie-en-tyvintigste Vertoog. 365
De Eerfte Tusfchenwijdten wijst de lengten
der Snaren; de Tweede, derzelver Trillingen of Rcdenmaten; en de Derde tusfchenwijdten, zal ons het Interval zelve aenwijzen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nu hehben wij aengemerkt, dat de Zuiver-
heit dcr CQtifonerende Geluiden, uit de gelijke Jnvallingen van derzelver Trillingen voort- fpruiten, ja wij zijn tefFens overtuigt, dat hoe menigvuldiger deze gelijke Invallingen zijn, hoe Volmaekter de Confonanten wezen zullen* thans moeten wij van de Disfonanten 00k iets aenmerken. De reden van een Difenerend Geluid, is, dat
de gelijke Invallingen van derzelver Trillingen minder voorvallen, dan bij de Confonerende ,ja, fomtijds ontwijken zij onze bevatting geheel- ettal, en uit dien hoofden noemen wij zulke Geluiden als dan Disfonanten, of Wanluidende Klanken. Hoewel nu de Muzijk-kundigen zich zelden
inlaten, met het bepalen, van de Redenmaten der
\
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
366 De Mvzykonderwijzer.
der Disfomnten, willen wij die echter hler,
volgens onze eigene Ondervinding 'er bij voe- gen, op dat den Leerling zoude kunnen zien, welken de zachtfte of hardfte Disfomnten zijn. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daer dan de gelijke Invallingen van fommige
dezer Disfomnten zeer zeldfaem gefchieden, zoo kunnen wij de zulken als harde Disfomn- ten aenmerken, dus is bij Voorbeeld, de Verkleende Secunda, de hardfte, maer ie Kleene Septima de zachtfte Disfonant van alien. Nu moeten wij den Lezer nog doen opmer-
ken, dat het Zevental, voor de Muzykale J»- tervallen nog onbekv/aem fchijnt te blijven, ja zelfs vind men geene bruikbare Intervallen, in de Redenmaten 17, 6-^-7, of 78. Wat hier de reden van mag zijn, is tot nog toe on- be-
■
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t)RIE-EN-TWINTIGSTE VbRTOOG. 36?
bekend: het Zevental dan, noemen fommigen
het Rustgetal, om dat het in geen kleener ge- reduceert word. Daer wij thans genoegfaem betoogt hebben,
welke Intervallen Confonerende, en welken Dis- fonerende zijn, en derhalven onzen voorgeitel- den Taek voleindigt; zoo befluiten wij dit Vertoog, met aen te merken, dat het Ge- hoor, het Gezicht, en de afgemetene ruim- tens der Snarerr, hier als te famenwerken, om ons van die Waerheden, welken wij zoo even voorgefteld hebben , te overtuigen, ja te ver- zekeren, ,dat wij het aldus bevinden zouden, bij aldien het mogelijk ware, om de Trillingen der Toonverwekkende Ligchamen, met het oog te kunnen befchouwen. |
|||||
VIERw
|
|||||
$68. De MuzYKONbMwijzEiu
VIER-EN-TWINTIGSTE VERTOOG;
' ' ' ■ "
De Natuurlijke Voorteekens van alle, in de ■ Muzykale Theorie voorkomende Hoofdtoonen,
: 'aengewezeri, en tindelyk van het Muzijkael Ac-
" cent, en eenige daer uit voortvloeiende Zaken.
.r;' ' ■/::.■ ..
■\ - ...
Schoon wij thans wcderom van de Natiiurly.
ke Voorteekens der Hoofdtoonen fpreken zul- len; is ons oogmerk echter niet, om al 't gene wij reed's daer van gezegt hebben, hier weder te herhalcn; neen, nimmer zullen wij ons Werk met onnutte herhalingen opvullen; den Leerling kan alles, wat tot de Voorteekens der Hoofdtoonen betrekking heeft, in ons TwcedeStuk (s) omftandig befchreven vinden. Het gene wij dan heden daer van nog zullen aenmerken, willen wij flechts als een vervolg van het Derticndc Vcrtoog, befchouwt heb- ben; want de Voorteekens van de 18 Hoofd- toonen, welken wij zciden de gebruikelijkfte te zijn, hebben wij aldaer alleen opgeteekend, (t) dan, het is zeker dat 'er in de Muzykale Thedrie meerder Hoofdtoonen voorhanden zijn, hocwel wij vast onderftellen dat dezelven nim- mer in gebruik zullen komen. Ilct
X$) IJcrtiendc Vertoog. pag. 175.
(t) Twaelfdc Vertoog, pag, 173.
i
|
||||
VlER-EN-TWINTIGSTE VERTOOG. $6$
Het Enharmonique Klankgeflacht 't welk wij
in ons Tweeentwintigfte Vertoog, voorftel- den, levert in den omtrek eener Octaef 21 en- kele Toonen op, van een ieder derzelven nu, . kan zoo wel eene Groote als Kleene Ters opge- maekt worden, gevolglijk zijn 'er in de Muzy- kale Theorie 42 onderfcheidene Hoofdtoonen mogclijk; ten anderen, de 7 natuurlijke Too* ncn C, D, E, F, G, A, B;
- ieder eenmael verhoogt, en verlaegt, geven,
gelijk wij in ons Tweede Stuk aenmerkten, Qu) 00k gelegenheit, tot eenentwintig Primen 'of Hoofdtoonen; en deze zullen wij den Leerling thans in Noten, Wat nader voorftellen; laet ons eerst de Groote Terfen opteekenen. In het Dertiende Vertoog, van ons zoo
evengemelde Tweede Stuk, (v) zijn wig in het opmaken der Voorteekens,. van Toonen wel- ke Kruisfen vereisfchen, tot aen den Toon B gevordert; dus zullen wij thans van dezen Toon, op dezelfde wijze, te weten, weder- om met Quinten, voortgaen; terwijl den Leer- ling de voorgaende Hoofdtoonen, op Plan 8 ; en dezen , waer van wij nu handelen, op Plaet 16 in Noten, uitgebeeld zal kunnen vinden. » GROO-
00 Twaelfdc Vertoog,/^. 17a.
(y) pag. i%6. X
\
*
/
|
||||
3?0 DE MUZYKONDERWIJZEtf;
GROOTE TERSEN,
Vermeerdering van Kruisferi.'
|
|||||||||||||||||||||
rF-kruh » f, c, g, d, a, en e-kruls, Fig, r.
C-k rut's f, c, g, d, a, e, en b-kruis, Fig.a.
G-kruis c,g,d,a,e,b-*r*;'i en f dubbeld kruis.Fig, 3,
« D-iruis heeft kg$d,a,ejb-£r»;Ven f,c dubbeldkruis,Fig. 4, h-hruts d,a,c,b kruls,<.n F,c,g,dultbtld kruis,Fig 5.
E kruis z,e,b-kruis en f,c,g,d, dubbeld kruis,Fig 6t
B-kruis J c,b-kruistxii,C,g,d,n,dubbeldkruis,Flg.^t
|
|||||||||||||||||||||
Vermeerdering van Mollctt,
|
|||||||||||||||||||||
:. . ' .
|
|||||||||||||||||||||
b, e, a, d, en g-mol, Fig, 8.
|
|||||||||||||||||||||
ru-moi »
|
|||||||||||||||||||||
J
|
G-mol j b>'» e , a , d, g, en c-mol, Fig. 0,
|
||||||||||||||||||||
J C-w«/ J b, e, a, d, g, c, en f-mol, Fig. 10.
iF-wc/ J e,a,d,g,c,f-W en b-dubbeldmol, Fig. u.
|
|||||||||||||||||||||
» - .
In het gemelde Dertiende Vertoog nu, zijn
wij met de Kleene Terfen tot aen F-fouls gevor- dert, dus moeten wij thans met C-kruis eenerr aenvang maken, aldus: |
|||||||||||||||||||||
KLEE-
|
|||||||||||||||||||||
.«.
|
|||||||||||||||||||||
VlER-EN-TWINTIGSTE VERTOOGi.
KLEENE TERSEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||
m
|
|||||||||||||||||||||||||||
Vermeetdering van Kruisfen.
|
|||||||||||||||||||||||||||
rf, c, g, en d-kruis, Fig. 12.
f, c, g, d, en a-krUis, Fig. 13'. f, c, g, d, a, en e-kruis, Fig. 14, f, c, g, d, a, e, tnbkruis, Fig, 15, c, g,d,a,e,b-£r«/s en {-dubbeldkruis,Fig.i6, I g,d,a,e,l~kruis en ^c-dubbcldkruis^ig.ij.
|
|||||||||||||||||||||||||||
, C-kruis
G-iruis |
|||||||||||||||||||||||||||
D-k/uis.
|
|||||||||||||||||||||||||||
heeft
|
|||||||||||||||||||||||||||
Vermeerderfng van Molten.'
|
|||||||||||||||||||||||||||
b, e, a, d en g-wo/, If/, i8<
b, e, a, d, g en c-wo/, Fig. 19. b, e, *, d, g, c en f-/»<?/, /%'. do. e , a , d, g. c, f-mol en b-dubbeld mol, Fig, 2 i,- a, d, g, c, f-wo/en b, c-lubbeldmol. Fig. 22. d, g, c,f-«o/en b, e, a-dubbeld tml, Fig, 23' ;g,c,f-ff;#/e'n b, e, a, d-dubheldmol, Fig. 24. |
|||||||||||||||||||||||||||
viol
■mol
mol
■Mfl/heeft
■mol
mol
mcfl
|
|||||||||||||||||||||||||||
A-
0- G |
|||||||||||||||||||||||||||
Deze 24 nu, met de 18 , van Pldet 8; £k-
m'envoe^ende, zal den Leerliiig de 42 onder- fcheidene.Hopfcttooneni kunnen zien ; dan, wij blijven bij ons Voorgaendfe gezegden, en* ge- ven flechts de 18 van Plaet 8, als de gebrui- kelijkften op, terwijl wij vast van gevoelen ZdeStuk. Bb zijn /
|
|||||||||||||||||||||||||||
Pt £>E MuZYKONDERWIJfZER.
2ijn, dat fommige dezer Hoofdtoonen, nim-
mer in gebruik zullen komen, dewijl zij te Hioeilijk, en naer onze gedaehten, der Muzyk Weinig nut zouden aenbrengen; want bij voor- feeeld: den Hoofdtoon A kruis, wiens Toonen ffechts e'en Comma, met de Toonen van den Hoofdtoon B-iwe/ verfchillende zijn, zullen weinig, ja eene bijna onhoorbare verande- ring van geluid opleveren, en kunnen de rooeiCen, die 'ef aen te kosten gelegt moet worden, nimraer beloonen; wij hebben ech- er alle deze 42. Toonen verkiezen op te tec- kenen, om dat men dezelven in de Muzykalc Theorie gemaklijk onderftellen kan. Ten flot willen wij den Leerling nog doen
opmerken, dat-wij in het opmaken van de Ifoorteekens dezer Hoofdtoonen, der Ouinten gangen, tot aen de uitterfle Pritnen b.*/■«/»,, en f-'»»/, vervolgt hebben, want, wilden- men zich met Primtn, welke dubble Vbor- (fcekens vereisfchen inlaten, dan zoude men m het oneindige, zich zelven verliezen, en cvenwel nimmer den Hoofdtoon C kunnen Bereiken; de reden daer van is deze, om dat 'er geen net gefloten Muzykalen Cirkel moge- lijk is; derhalven houden wij, b-*ruis en f-mol voor de alleriiiterfle Primen. , Thans zullen wij tot het voornaemfle Ge- deelten van dit Vertoog, te weten: tot het SfuzYKAEL Accent, overgaen, eri de liuttige, daer uit vocrtvloeiende Zaken, den leerling grondig aenwijzen; Het
|
||||
VlER EN-TWINTIGSTE VeRTOOG. 373
Het woord Accent beteekend in 't ge-
tteen Uitfpraek, of Maetklank, men verftaet 'er dan gewoonlijk door, de bepaling, mati- ging, en buigirig, van het Menfdhlijk Spraek- geluid. Tot voortbrengingeenerRede, onderfcheid
men drie&rlei Soorten van Accenten; als voor eerst, een Letterkonflige Uitfpraek of Maet- klank; (Accent Gramatical) ten Tweeden, een Redenkonftige Uitfpraek of Maetklank (Accent Logique, ou Rationei) en ten Derden, eene Beweeglijke Uitfpraek of Maetklank (Accent Pathetique, ou Oratoire.) Het Gramaticale Accent, 't welk om dus te
fpreken, de Regelen der Accenten, in 't al- gemeen bevat, bepaelt eigenlijk de Klanken der Syllabens, of dezelven Hoog, Laeg, Kort, of Lang, uitgefproken moeten worden; ter- wijl het Redenkonftige of Logifche Accent, de meerdre of mindre Samenvoeging, en Over- eenkomst, welke de Vo^rftellen of Denkbeel- den in zich behelzen, aentoont en kenbaer doet worden, door middel van verfchillende afftipping: en eindlijk de Beweeglijken Maet* klank, of Oratorifche Uitfpraek, drukt door de verfchillende buigingen der Stemme , door langzamer of fchielijker Uitfpraek de gevoe- leriS uit, waer meden den Redenaer bezielt is; en welken hij zijne Toehoorderen tracht mede te deelen. Dcze verfchillende Accenten, en hunne
mtwcrking op de Spraek, moeten aen eenen
B b 2 Com-
|
||||
374 De Muzykonderwijzer,
Cotnpontsi 'niet onb'ekend zijri, want de Ac*
centuatie, is de ziel van deMuzYK, eh doet Dezelve, of na Toonfpraek^ welken Eernaem aij te reoht verdient of na Brabbeltael, ge- lijken, dan de onverfchoonbare Onkunde van Sommigen in dezen, is oorzaek, dat men Hclaes! zoo dikwerf, de Woorden eens Dichters hoort en ziet, verdraaien, beder- ven, ontzenuwen, en daer door hunnen kracht en nadruk verliezen. , :Qp het Gramaticale Accent, moet vooral., m bet famenflellen van Recitativen, gelet worden, om de onderfcheidene Woorden ,> welken door de fchielijke uitfpraek, aen on- vterft'aenbaerheit onderhevig zouden wordeny des te beter te doen bevatten. Door middel van het Logifehe Accent nu,
worden- de Denkbeelden van eenen Dichter kenbaer,- een Componist moet dan ook, daer op y geftadig lefrten , en de Muzijkale Zin- Ciheidingen, ten dien Einden vooral in acht nem'en; terwijl het Oratorifche, of Beweeglijke Accent'.,- vooral bij Toneelmuzijk, in aen- merking komt. Uit; het Gramaticale en- Pathetique Accent is
dan nog een ander, 't welk men het Muzy- Me Accent noemt, ontftaen; dit moet bij al- le Z.ang- en Speelftukken vooral, in acht ge- nomen worden, en ook dit is het, waer van wy thans fpreken moeten, terwijl de gemelde, Andren eigenlijk het voorwerp der Compofitie van Zangmuzijk zijn. Doop
|
|||||
/
|
|||||
\
|
|||||||
VlER-EN-TWINTIGSTE VERT00G. 375
Door een Muzykael Accent verftaet men dan,
zekere Sterkten, vvaer meden den eenen Toon boven den Anderen, voortgebragt moet wor- den. Om nu de Accenten behoorlijk, en op de vereischte Plaetfen voort te kunnen brengen* heeft de Kunst ten dien einden afgedeelde Zangmaten uitgevonden; en in dezelve de plaetfen der Accenten duidelijk aengewezen. * Thans zuilen wij den Leerling hier van na-
der moeten onderhouden, en ter bereikinge nu van dit ons Oogmerk moeten wij eerst van de Verdeeling der Zangmaten fpreken. De Teekens der Maet, zoo wel als de Ver-
deeling derzelver, in Gelyke en Ongelykey hebben wij in ons Eerile Stuk (w) reeds ver- handelt, en aengewezen (x); derhalven moe- ten wij nu de Verdeeling daer van, in EenvoUr digen en Samengeflelden, hier alleen in acht nemen. De Zangmaten worden dan ook, behalven
de Eerstgemelde Verdeeling, in Etnvoudigtn en Samengeflelden onderfcheiden, te weten: Fig. 1, en 2; Plaet 17; noemt men Eenvou- dige Zangmaten. Deze beide Maten van, vier, en twee Quarterly zijn elkanderen in alles voU komen gelijk. Fig. 3 , noemt men eene Sa- mengeftelde Vierquart Matty zijnde dezelve uit twee
(w) Vierde Vertoog, png 54tn 55«
(x) Zie Plaet a. Bb3
|
|||||||
376 De Muzykonderwijzer.
twee I Maten famengevoegt, om datde pas/a-
ge aldaer eens zoo uitvoerig is, dan in Fig. i, of 2. Deze Maten, gelijk den Leerling weet, zijn Gelyke Maten; Fig. 4 > is eene Eenvoudige Site Maet: terwijl men Fg. $, als eene Sa- mengeftelde *,* fte Maet, uit twee \ Maten, moet aenmerken, om dat deze ecrstgemelde Maet eens zoo uitvoerig is: dus houde men de door- ftreepte vier Quart Maet van Fig. i, alle I, J, en ftte Maten voor Gelyke Eenvoudige, maer de ondoorftreepte vier Quart Maet van Fig. 3 ♦ alle1/* en Vfte Maten, voor Samengeftelde Zangmaten. Een Gelyke Eenvoudige Zangmaet, heeft
TweeDeelen; Een Ongelyke* Drie; en eene Samengeftelde Vier. Op ieder Deel eener Zangmaetnu, moet een Accent vallen, dat is; iedere eerfte Noot, van zulk een Deel, moet fterker, dan de overige Noten voortgebragt worden. Thans zullen wij Eerst de Eenvoudige Maten befchouwen. In een Eenvoudige vier 'Qiart Maet Fig. 1,
zijn de halve Noten de Deelen, waer op het Accent vallen moet, dus moeten de Eerfte , en Vierde Noten, van beiden de Maten (aj (b) (c) (d)> geaccentueerd voortgebragt worden; de kleener Noten, in deze Maet, te weten de Quarten en Agtftens, noemt men deLeden derzelve.
Een I Maet heeft 00kTwee Deelen, deze
zijn hier de Qttarten, de kleener Noten daer in voorkomende, zijn de Leden derzel- ve, -v
|
||||
ViER.EN-TWINTIGSTE VeRTOOC, 377
v#, dus moet het Accent bij Fig. 2, in de
Eerfte Maet, op de Eerfte en Vierde Noot, (a) (b); maer in de Tweede Maet, op de Eerfte en Derde Noot, (c) (d) vallen. De f zoo wel als de lite Maten, welker
Twee Deelen, uit Drie Leden beftaen, heb- ben 00k Twee Accentm; dus, op alle de No- ten in Fig. 4 en 6, welken met (a) getee- kend zijn, moet een Accent vallen; dat is: zij moeten fterker dan de anderen voortge- bragt worden, om dat iedere aengeweze'ne Noot, het begin van een Maetdeel is. Een Ongelyke Zangmaet, gelijk wij aenge-
merkt hebben, heeft Drie Deelen, dus heefc eene §, | en 8fte Maet, ieder 00k Drie Ac- centen', het zelve moet dan in Fig. 7, 8 en 9; op die Noten vallen, welken wij met (a) geteekend hebben, om dat dezelven tel- kens het begin van een Maetdeel zijn. De Deelen nu in eene 5 Maet, zijn de Halven-in een |, de Quarten- en in een | Maet, de Agtfte Noten, en daerom vallen in deze Ma- ten , Drie Accenten; een ieder Deel beftaet hier uit Twee Leden, dus, in de eerstge- melde Maet, zijn de Quarten\ in de tweede, de Agtftens; en in de derde, de Zestiendens; de Leden, van die Deelen. Eene 1 of §fte Maet Fig. 10 en n, heeft
Drie Deelen, en ieder Deel bevat 3 Leden, dus merkt men in de eerstgemelde Maet, de Quarten , als de Leden aen; doch in de laetst- gemelde Maet, zijn de Agtftens de Leden * Bb4 in
|
||||
378 De Muzykonderwijzer.
. in deze Maten valt no het decent driemael
voor, te weten; op het Eerite, Vierde, en "Zevende Agtften of Qiuirt, datis; op dje Noten, welken wij in Fig. 10 en ir met (a) (b) (c) (d) (e) (f), geteekend hebben; welke Noten ook ifider het begin van ecn Mactdecl zijn. Dc Samengejlelde Maten, eens zoo ruim dan
de Eenvoudige zijnde, beftaen uit Vie.r Dee- Jen ; dus heeft de Samengejlelde vier Qitart Maet Fig. 3, VierDeelen, welken hier de Qjianen ziin, terwijl de Agtflens of kleener Noten, de Leden daer van uitmaken, het Accent valt dan op die Noten , die wij met (a) geteekend hebben, om dat een ieder dezer Noten het begin van een Maetdeel is 5 deze Maet verftrekt ten opzichter} van de. benaming der Noten, tot eenen richt- fnoer van alle de anderen. DgV'fte Maet heeft ook VierDeelen,het Ac-
cent valt dan in deze Maet, op het Eerfte, Vierde, Zevende, en Tiende Agtflm* welke. Noten wij in Fig. 5, meden alien met (a) ge- teekend hebben; en dezen zijn ook ieder, het begin van een Maetdeel, om welke redenen zij ge'decentueerd moeten worden, terwijl de Agtftens de Leden van deze/Deelen zijn. Zie hier d.e Plaetfen der Accemen, bij de
mcest gebruikelijkfte Zgn.gmaten aengewezen; deze Accentcn, of anders, die Sterkte waer mede fommige Noten boven anderen yoortge- bragt worden, moct men vooral, bij Injlrn- memad Muzyk, na^wkeurig in acht nemen , want de A' centumie maekt deze foqrt van Muzijk, waer bij geene Woorden gepaerd gaen, ei-
|
||||
VlER-EN^TWINTIGSTE VeRTOQG. 379
eigenlijk verftaenbaer, en doet ons de mee*
ning der Componisten recht bevatten. Dan, Wij moeten nog aenmerken, dat de
eerfte Noot eener Zangmaet, altoos het fterk-? fie gcdccentueerd word; dus word het Eerfte Quart in eene 1 Maet, fterker dan het Tweede voortgcbragt; het Eerfte Quart, zoo als 00k het Derde, van eene Samengeftelde vkr Qitart Maet, word fterkst, doch het Twee- de, en Vierde Quart, minder fterk geaccen- tueerd; dus de Eerfte Noot van eene Maet, altoos allerfterkst voortgcbragt moet worden Deze Accentudtie nu, is op alle Biacs- en
geftreken Snaertuigen, op het Forte Piano, als meden op Klok- en Staeffpellen mogelijk; doch onze gewone Clavieren, zoo als 00k het Orgel, zijn daer voor niet vatbaer. Daer 'er Gelyke, en Ongelyke Zangmaten
plaets hebben, zoo is door de famenvoeging van dezelven, eene andere foort, te weten: eene \ Maet voortgefproten, doch niet alge- meen aengenomen ; zeker Muficus, Adol- phati genaemt, nam 'er, in den Jare 1750 te Genua, de Eerfte Proef van; en eenige Jaren geleden, heeft den vermaerden Compo- nist CollIzzi, 00k in dergelijk eene Maet, een Italidensch Aria in druk uitgegeven, doch hoe fchoon zulks 00k bevonden wierd, is het echter nog van niemand nagevolgt; Fig. 12, vertoond een Staeltje van deze Zangmaet, de Quarten zijn hier de Deelen, het Accent valt dan op het Eerfte, Tweede, Derde, Vierde Bb 5 en ■
i
|
||||
3S0 De Muzykonderwijzer.
en Vijfde Deel der Maet, welke Noten wij aU
Ien in de eerfle Maet, met (a) geteekend heb- ben, doch het Eerfte en Derde Deel, moet allerfterkst geiiccentueerd worden; dan wij net* ben dit flechts als in't voorbijgaen willen aen- merken, terwijl wij thans uit de Accenten de volgende Drie Zaken zulien afleiden} 0 Het Muzykael decent moet tot eenen Richt-
fnoer, voor de plaetfing der Noten verftrekken; dat is: door middel van het Accent verkrygen i-.
Dezelven hunne juiste Plaetfen en Maetperken,
welken door de Kunst tcr Accentuating geichikt zijn. 2) Den Aen/lag van het Accompagncment, in de
Generate Ba$, moet daer na 00k gefchikt wor- den; en eindelijk: 2) De Muzykale Teekenkunde, word in fommigen
opzichtew. uok J«« »» geregeld. Met betrekking tot het Eerften moeten wij
melden, dat, alhoewel fornmige eerstbegin- nende Componistm dikwerf hier in dwalen, wij echter den Leerling , hier ter plaetfe, de noo- dige onderrichting daer van, niet kunnen me- dedeelen, om reden, dat deze Stoffe eigenlijk tot de Muzykale Compofitie behoort, want het is niet mogelijk om met weinige Woorden, cen ieder te doen begrijpen, dat de Noten van Fig. 13 kwaed, maer die van Fig. 14, goed geplaetst zijn; derhalven laten wij deze Stof, liever voor als nog berusten. In het Tweede Stuk (ij) hebben wij eene
Schetc
(ij) Vyftiende Vtrwog, tar. aisensu*. |
||||
*
|
|||||
VlER-EN-TWTNTIGSTE VerTOOC. 381
Schets medegedeelt, waer na den Leerling
zich in het Aenflaen der Generate Bas richten moet; het gene wij daer aengemerkt hebben, blijft zonder twijfFel fland grijpen, thans voe- gen wij 'er nog maer alleen bij, dat den Aen- flag van het Accompagnement, altoos in geaccen- tueerde Maet-tijden gefchiet, en om deze reden moet het Accompagnement, in eene Samenge- ftelde vier Quart Maet, welke Vier Maetdee- len heeft, Viermael aengeflagen worden, te weten: op iedere Quart, welke de Deelen de- zer Maet zijn, Plaet 11, Fig. 17, (a) (b) (0 (d).
In Twee Quart-, en Eenvoudige vier Quart
Maten, welken beiden uit Twee Maetdeelen be- ftaen , flaet men het Accompagnement Tweema- Ien aen, namelijk in de eerstgemelde, op de Quarten, maer in de laetstgemclde Maet, op de Halve Noten, welken de Deelen derzelve uitmaken, Plaet 17, Fig. 15 en 16. Bij Brie Vierde of Brie Agtfte Maten, bei-
den uit Drie Deelen famengefteldt zijnde, moet het Accompagnement Driemalen aengeflagen worden , te weten: op iedere Quart of Agtften der Maet, welken de Deelen daer van zijn; Fig. 17 en 18. Bij Zes Agtfte Maten, welke uit Twee Maet-
deelen famengevoegt worden, ilaet men ge- woonlijk Tweemalen aen, namelijk op het Eerfte, en Vierde Agtflen der Maet, Fig. iy. Bij Negen Agtfte Maten, uit Drie Maetdee-
len beftaenden, word het Accompagnement Drie-
|
|||||
« '
|
|||||
38a De Muzykonderwyzer.
Driemalen aengeflagen, dat is: op het Eerfte,
Vierde, en Zevende Agtfien van de Maet, Fig. 20. ~ Dus ziet den Leerling dat het Accompagne-
ment altoos- op geaccentueerde Noten, welken men Hoofdnoten; maer zelden op ongeaccen- *am-de,diemengewoonlijkDoorgaendenoemt, aengeflagen moet word en. Nu hebben wij in de Derde Plaets aenge*
' mevkt, dat de Mazykale Teekenkunde, 00k in
fommigen opzichten, na de Accenten geregeld
word, dit zullen wij thans den Leerling, wat
nader aentoonen.
Wij flellen tot eenen vasten Regel, dat de
Leden, eener uitvoerige Zangmaet, tot e6n en hetzelfde Deel behoorende, nimmer van elkanderen gefcheiden moeten worden; hier nit volgt dan: dat men in het Samentrekken der Haekjesnoten, eenig onderfcheid moet maken. By voorbeeld: in de Eenvoudige vier Quart
Maet van Fig. 1, waer in Agtftens voorko- men, trekt men 'er Vier aen Vier, want het Accent valt op het Eerfte , en Vijfde Aglften der Maet (a), (b); gevolglijk behooren de drie Noten, welken aen (a) volgen, tot het Eerfte Deel; daer nu de Noot (b) 't begin van het Tweede Deel is, en de Drie daer op volgende Noten tot dit Tweede Deel be- hooren , zoo worden dezelven, van het Eer, fte afgefcheiden, om des te beter de plaet- fen
|
|||||
VJER-EN-TWINTIGSTE VERtOOtf. 383
fen der Accenten te kunnen bemerken; dus
ziet men dan klaer, dat de Accenten op het Eerfte en Vijfde Agtften vallen raoeten; ko- men 'er Zestiendens in voor, men trekt de- zelve Vier aen Vier, Fig. 3. Daer men nu, wanneer zulks mogelijk is,
altoas de Deelen der Maet, in de Muzijkale Schrijfwiize, van elkanderen affcheid, zoo zijn de No ten bij Fig. 21 kvvaed, doch bij Fig. 22, goed geteekend, want in een vier Quart Maet, moeten de Deelen van elkandren afgefeheiden zijn: de Derde Noot dan in Fig. 21, moest niet aen de Vierde gehecht, maer op zich zelven gefchreven zijn, ora dat deze Derde Noot, tot het Eerfte Deel der Maet behoort, en de Vierde Noot, die het begin van het Tweede Deel is, zal dan 00k op zich zelven verfchijncn, dus zullen de plaetfen der Accenten , als dan , duidelijker gezien worden i en derhalven, de Schrijfwijze van Fig. 22, is in alien deelen goed, maer die van Fig. 2-1 , kwaed. In de twee Quart Maet van Fig. 2, worden
de Zestiendens, 00k Vier aen Vier gefchre- ven, om de Deelen der Maet, des te beter van elkandren af te fcheiden, want het Accent valt op het Eerfte (a) en Tweede Deel (b) der Maet: komen 'er nu Agtftens in voor y men trekt dezelvc Twee aen Twee, 00k wel eens Vier aen elkanderen, dit is volftrekt het zelfde. la
|
|||||
■
|
|||||
384 D^E MUZYKONDERWIJZER.
In Ongelyke Zangraaten, moet hier vooral
op gelet worden, want eene | zoo wel als eene ?^e Maet, bevat zes Agtftens, dan, deze Maten verfehillen in de Schrijfwijze ech- ter veel van elkanderen, want in eene *fte Maet trekt men altoos drie Agtftens aen een Fig. 4, de Tweede Maet, maer in eene fde Maet, altoos Twee en Twee, 00k wel Vier en Vier en Twee, Fig. Sy of alle Zes de Agt- ftens aen elkanderen, zoo als bij Fig. 17, iri de Bus. De reden daer van is: om dat deze beide Maten verfchillende Accentuatie ontfan- gen moeten, want eene Ide Maet heeft Drie, maer eene ffte Maet, flechts Twee Deelen, en hierom worden in de eerstgemelde Maet, alwaer de Quarten de Deelen zijn, twee Agt- ftens te famen getrokken, dus is de Tweede Noot van Fig. 8, een Lid, tot het Eerfte Deel behoorende, om welke reden, het met de Eerfte Noot, te" famengevoegt moet wor- den, terwijl de Derde Noot (a) het begin van een nieuw Maetdeel is. Nu kan men in deze Eenvoudige Zangmaet (gelijk wij reeds gezegt hebben) de Agtftens, 00k als Vier en Twee, of wel alle Zes te famenvoegen, om dat zulks met de Deelen der Maet, noch het Accent niet ftrijdig is, en de plaetfen daer van niet onduidelijk maekt, want, wanneer men de Agtftens, op een van de gemelde wijzen, fa- menvoegd, zoo verbindt men, wel is waer, de Deelen te famen, maer men doet even wel gee- '
|
|||||||
4
■ ^
|
|||||||
L±
|
|||||||
VlER-EN-TWINTIGSTE VeRTOOCJ. 385
geene Leden tot andere Deelen overgaen;
doch, wilder* men de Agtftens eener £fte Maet op die wijze te famentrekken, het zoude niet dan verwarring veroorzaken, want, daer ee« ne ffte Maet, flechts Twee Deelen heeft, zoo valt hier het Accent op het Eerfte, en Vierde Agtften der Maet, dus moeten dan de Drie Eerfte Noten, in de Tweede Maet van Fig- 4. aen elkanderen getrokken wor- den, als Leden, tot het Eerfte Deel behoo- renden; terwijl het Vierde Agtjlen, als de Eerfte Noot, van het Tweede Deel der Maet zijnden, daer van afgefcheiden, en met de Twee laetfte Noten, als Leden van het Tweede Deel, vereenigt, en famengetrokken moet worden, en op deze wijze zullen de Twee Deelen der Maet, zoo wel als de plaetfen der beide Accenten, zich klacr ver- toonen. Den Leerllng zal nu, zoo wij hopen, dui-
delijk zien, dat 'er, ten opziehten der Accm. tudtie, tusfchen eene ^e en ffte Maet, groot onderfcheid is, want in de Eerfte Maet van 1 Fig- 8. worden Drie Noten gedccentub'erd, te weten : het Eerfte, Derde, en Vijfde Agt- jlen, maer in de Tweede Maet van Fig. 4. flechts twee Agtftens, namelijk: het Eerfte en Vierde der Maet, en om deze reden trekt men in de laetscgemelde Maet, als flechts uit Twee Deelen beftaenden, Drie Noten te famen. Ten
|
||||
De MUZYKONDERWIJZER.
|
|||||
Ten opzichtetir van het famentrekken d«f
Noten, bij Zangftukken, daer van hebben wij, in ons Eerfte Scuk (z) reeds genoeg- zame melding gemaekt, derhralven zullen wij thans nog kortelijk, iets van' het gebruik der Pauferingen, of Rustteekens aenmerken, en ten dien einden;, wijzenwij den Leerling tot Plaet 2; van het zoo evengemelde Eerfte Stuk. De Paufering vtfn Eene heele Maet, Fig. 1 ,
No, $; word in alle Zangmaten, 't zij lange, of korte, gevoeglijk gebrui'kt.' No. 2 , zijnde een halve Maet, of Paufering eener halve Noot, word in eene Eenvoudige en Sa- mengeflelde vier Quart Maet, ter uitbeeldinge Van eene halve Maet gebruikt, 00k wel eens in de Zangmaten van \2 of Vfte? doch nooit in Ongelyke Zangmaten, ale welken in de helft, zonder de Deelen te verwarren, niet gefcheiden kunnen worden. Somrnigen willen, dat men deze halve Maet
Paufe, 00k in f&e en Jfte Maten gebruiken zal; dan, wij zijn van gedachten, dat het in de Eerstgemelde Maet, ter uitbeeldinge van eene halve Maet, beter is, No. 4. van Fig. 1, en No 1 van Fig. 2. beiden te gebruiken: en in1 de Laetstgenielde gfte Maet, ter uitbeeldinge van de halve Maet, No 1 en 2 , van Fig. 2, om alle verwarring voor tekomen, want de halve Maet Paufering Fig. 1. No 4 , brengt ons niet
(7!) Vicrde Vertoog, pag. 63,
|
|||||
> VlER-EN-TWINTIGSTE VeRTOOG, 387
hiet allecn in het denkbeeld eener halve Maet,
maer, ook eenei* halve Noot; en gevolglijk word de helft, in de gemelde Maten, daer door, onzes bedunkens,, niet klaer genoeg uitgedrukt, dan, daer deze Zaek van geen groot gewigt is, laten wij een ieders oordeel vrij. In }de, Jde |^e en fte Maten, gebruikt men
zuikei Pauferingen, als de Lang- of Kortheid der Noten zulks gevoeglijk vereischt. Ziet hier GejIchte Kunstvrtenden,
ons Derde Stuk, ten eindcn gebragt, het ftrekke U ter proeve, hoe wij aenge- fpoort, en in ftaet gefteld wordende, door Uwen ijverigen Leeslust voornemens zijn, ons Werk, te voleinden , zijn 'er echter vele Zaken, voor als nog, onaengeroert gebleven, denkt, dat het niet mogelijk ware, om alles, , in dit kort beftek, 't welk wij de Eere heb- ben U thans aen te bieden, te verhandelcn: wij twyffelen geenfints, of onpartijdige Kunstkweekere n zullen bekeh'nen, dat wij in deze wcinige bladeren al reeds veel af- gewerkt hebben, ja zij zullen, zoo wij ver- trouwen, duidelijk zien, dat ons oogmerk niet is, om dit werk in 't oneindige te rek- ken, maer integendeel, dat wij voornemen , allts zoo kort als mogelijk is, doch teffens bondig, voor te ftellen; mogen wij dan ver- der voortgaen, zoo zal den Leerling, moge- 2de Stub C c lijk |
||||
388 De MUZYKONDERWIJZER.
|
|||||
lijk meer vinden, dan hij elders vergeefsch g&.
zogt heeft. Dat dan, terwijl wij de Begunstigers van on-
zen Arbcid openbjk dank betuigen, deze wei- nige Bladeren, tot nut en aenwas der Muzvk ftrekken, en ons flechts dit genoegen ver-- fchaffen, datdezeEDELE Kunst, daerdoor, meerder algemeen geacht, geoefFend, en ten waren dienste gebruikt wierde, dan hadden wij ons oogmerk volkomen bereikt. |
|||||
BLADWIJZERi
A.
decent: Beteekenis, en de drie onderfcheidingen
diesaengaende, aengetoond en verklaert. 373. Muzykael decent: waer uic voortgefprocen, en wat hec is 375. Het zelve moet tot eenen richefnoer voor de plaetfing der Noten verftrek- ken; den Aenflag van hec Accompagnement hier na ingerichc worden; en de Teekenkunde, in fommigen opzichten , hier na zich regelen..38o Accompagnement, Befchrijving, en Uitlegging van
die woord -205. Onderfcheidingen van het zelve, volgens Sommigen. 206 Uitzonderin- gen omtrent de Creep van het zelve. 207. Waerom men in het Accompagnement, geen Twee of meer agter elkander volgende Octaven of Quinten mag laten hooren. 209. Beweging der Handen in het Accompagnement. aio. Verfchillende gevpelens van Sommigen aengaen- de het Accompagnement. 217. Brekingenj Loopen, llarpeggio* s of Trillers, niet voegzaem bij het Accompagnement, uirgezonderc bij het Recitatif. 218. Raed acn eerscbeginnende Ac- compagnecrders, om geene moeilijke Stukken, onder handen te nemen en op wat wijze zich aen het zelve te wennen. 216. Voorbeelden hoe het Accompagnement interichten, wanneer de eenvoudige Noten eunige Sieraden gedogen. 219. Accompagnement des Recitatifs. ill. Hoe het zelve interichten bij Scerke of Zwakke Speeltuigen of Zangftemmen. 223. Chorus of Sympboriie, op wac wijze ce Accompagneren. 224. - By Zangmuzijk. 225. Hoe het zelve bij eene Solo te rich ten. 228. Hoe men het zelve na den Solofpeler moet: fchikken. 229. "Wat noodzaeklijk is, e&r men eenen aenvang daer meden zal maken. 242. Cc 2 Ao
|
||||
B L A D. W IJ Z E R,
Accoorden: Wat omtrent dezelven moet waergenomeri
worden, in het Accompagneren 207. Van geen Disfonerenden af te gaen, voor en al eer zy hunne Oplosfing verkregen hebben 212. Hoe dezelven op fommige Toonen hunne vaste plaets hebben 253, Acouftique of Gehoorkunde befchreven. 259.
Adam, als den Eerften Oorfprong en iieoeffe-,
naer der Muzijk, vastgefteld. 13. AdolphaTi, nam de Eerfte Proef eener \ Maet,
doch het zelve wierd niet algemeen aengeno- men 379. Aenflag van het Accompagnement in de Rechte-
hand 215. Word volgens het Muvykael Ac- cent ingerichc 380. Afkomst van het Ut Re Mi Fa Sol, 39
A Groofe Ters hoe veel Kruisfen hij vereischt 180.
Agrementen, bij Zang- en Speelftukken gebruik-
kelijk. 102. Alt de herkomst van dit Woord en deszelfs Uit-
legging. 35. den A/t-Slcmel d°« d'ALEMBERT over den Oorfprong der Kltent
Ters aengehaeld. 162. Allegro en Allegretto, wat Onderfcbeid hier in ge-
maekt moet worden. 95. A-wol Groote Ters heefc Vier Mollen noodig. 18a.
Antwoord op den Brief van Mejufvrouwe W: G:
over de Verkeerde Plaetllng der Teekenen, bij de Zangmuzyk. 39. Apollo, door Josephus en Heideggerus,
gehouden voor den Eerlten U itvinder der M u- ZYK. 10.
Applicatie of Vingerzetting van 't Clavier, als het
moeilijkftenboven alien Speeltuigen befchouwd66. Applicatuur of vingerzetting befchreven. 73. Steund
op twee voorname regelen do. Hoe iederen vinger op zich zelven gebruikt moet worden 76. Kwade en Dubbelzinnige, waer den Leer- ling op diend te letten 82. Noodige' Regelen den
|
||||
BLADWIJZER.
den Leerling voorgefchreven. 83. Applicatuu*
bij meerftemmige Slagen 86. Bij Terpen als 00k bij Gebrokene 87. In de Ruimten eener Quart of Quint 88. Binnen de Grenzen eener Sext, Septima enz. 89. Voor de Rechte en Linkehand bij Drieftemmige Slagen 89. Bij Vierftemmige Slagen voor de Rechte en Linke hand 90. Aristides Quintilianus, aengehaeld 7.
Aristoxenes: Opvolger van Pjjthagoras,
fchreef ten dienften der Grlektn over de M u- zyk ten tijde van Alexander den Grooten 15. Arretin C Guijjo ) Eerfte Hervormer der
* MUZ YK 17
B,
B Groote Ters, heeft Vijf KruisPen noodig iSl.
B Kleene Ters, vereischt Twee Kruispsn 184,
B mol: hoe vele Mollen dezelven heefc 182
B quarrie of Quadratum, hec Teeken ter Her-
ftelling 36. Bas of F. Sleutel 34.
Bas: den Afkomst en Uitlegging van dit Woord 35,
BasCus Continuus: den Oorfprong dezer Benaming
en deszelfs Oogmerk aengetoont 119. Becyfering der Generate Bas 19a. Derzelver
plaetfing boven, onder of terzijden de Noten 197 Dubbele Becyffering, hoe dezelve u'tt te voeren aoi tot 204. Verfehillende vvijze van Teekenen fommiger Componhten 214. Btcyjfering der Klankladder over de Groote Ters,
233 over de Kltene Ters 236. Waer, en op welk eene wijze, fommigen te pas gebraeht kunnen worden 249. Beeyfperingen, afwijkende van den Kegel des Oc-
taeps 248. Bed a, breiden in Groot-Brittanniht de Muzyk
wit, zoo met Monde als door Gefchriften 16. Cc 3 Be-
|
|||||
/
|
|||||
B L A D . W IJ Z E R.
|
|||||
Bennming der Muzyknoten 34. der Clavierioet-
fcn 67. der-Mazykale Intervallen of Twee- klanken 134. van alien, in het Accompagne- m'ent voorkomends? Intervallen: en dezelven op alle gebruiklyke Toonen toegepast 138. van de Kruis- en A/cAToonen 142. Beneden- en Bovenroetfen van een Clavier en ge-
regelde Orden en Ligging befchreven 68. Berekening van de Comma s in den Heelen Toon
vervat 332. Befchouwing der Menfchelijke Gehoortuigen 302.
Beweging der Muzykftukken 93. derHandenin
net Accompagnement 210. Bewijs dac de Lucht de Middenoorzaek van 'c
Geluid is door eene Proef mec de Luchtpomp bewezen 276. Bis bij de Repetitien of Rustteekens betrokken5a.
Blaes- en Windtuigen: hoe in Dezelven den Toon
verwekt word 289. Noodzaeklijke Eigen- fchappen der Blaestuigen ter voortbrenginge der Toonen 283. Boogjes, die over verfchillende, en van elkander
onderfcheidene Noten heengetrokken worden, hunne Beteekenis en wijze van Uitvoering 62 Brevis: de Naera der.Vierkante Heele NootOud-
tijds in gebruik zijnde 47. Brekingen, Loopen, Harpeggio's of Trillers niet
m voegzaem bij 'c Accompagnement Uitgezonderc
bij het Recitatif 218. Hoe van dezelven ge- bruik te maken, wanneer de Uithoudende No- ten zulks toelaten 220 Brief van Mejufvrouwe W: G: over de verkeerde
plaetflng der Kruisfen en Mollen bij de Zangmu- zyk 38. Ainwoord hier op 39. over de Toonkunde van Mevromve M.,,. v,. S.... geb. d. P,... 160. Bij-
|
|||||
BLADWIJZER.
Bijvoeglijke Woorden als Asfai, Poco enz: 95.
Bijzondere Wijze om doove Menfchen het Geluid te doen ontwaer worden 305, C.
C Kleene Ters behoefc Drie Mollen 185.
C-kruis en D-mol waerlijk in Toon van elkaer
onderfcheiden 331,
Cadence Parfaite Imparfaite 239. Evities 240.
Calichon, Panbor, Harp, Luit en Tbeorbe in ftaet ter Uitvoeringe van de Generate Bas 133.
Campion, Franfchen Tbeorbht, volgens het ai- gemeen gevoelen , den Kerften die over den
Regel des Octaefs aefchreven heefc 232.
Canto : door de Italianen gebruikt wordende voor Discant of Soprano 35. Cantfleutel d°
Capehiaet: deszelfs Kenmerk 55. Caftagnettes ; voortijds bij de Ouden in gebruik om de Maet te flaen 60.
Cborus of Sympbonie op wat wijze te Accompag- neren 224.
Cbromatique of Sierlijke Klankgeflacht befchre- ven 327.
Cirkelen boven de Noten : hun Gebruik en Nut- tigheid bepaeld 48.
Claviertoetfen ; derzelver bijzondre Namen en on- derfcheiding in Boven- en Beneden-Toetfen. 67.
Clavier van Fyf Octaven : de verdeeling daer van in Gropt, Kleen, Eens, Twee, en Drie Ge-
ftreept Cctaef 70.
Clavier , wel voornamelijk, benevens het Orgel bekwaem, ter Uitvoeringe van de Generate Bas
133. Het zelve bepaeld ter onderwijzinge
d" Verfchillende Benaming en Onderfchei-
ding der Toonen op het zelve 155.
Cc 4 Col-
|
||||
B L" A D W IJ Z E R.
Collizzi, Gautier, Ruiofs, Neumaw,
Lentz, Schmits en andere beroemde Meesteren, bijgebragt 227. Comma's: wat hier door verftaen word, en hoe
de Uitlegging is 330. Volgens ervaren Mo: zyk-kundigen heefc den Heelen Toon 9 Com- ma''s d"' Confonerende Geluiden: derzelver eenige Reden en
Oorzaek aengetoond 359.' Cresfando en Diminuendo, 100.
Cuftos: Wachter of Aenwijzer 62.
Cyffiers: boven de Noten, op de bijzijnde Platen
gefteld, uitgelegd in eene Nota 75. Cyfieri boven de Generak Bas, gefteld zijnde,hoe
te behandelen 190. Die het volmaekte Accoord te kennen geveri 199 2, 4, 6, 7 en 9 be* befchouvvd 200. Twee boven 66ne Nooc ge- plaetst zijnde, hoe dezelven aen te vullen 201. Drie boven ddneNoot, hoe te behandelen 202. 10, 11 en ia, fchoon buiten gebruik zijnden, echter aengeroerd 202. Dubbeld gefteld worden- den, daer de Enkelen voldoenden zijn, opg.e- helderd 203. D Groote Ters hoe veel Kruisfett hij heeft 180
1) Kleene Ters heefc eenen b-/»o/ 184.
Da Capo 52. _ ,
D-al Segno, bij de Repetitien betrokken 52.
Damascenus (Johannes) eenSyrifcben Mon-
nik, deed de Muzyk weder herleven, na dat
de Gotben, en Wandalen dezelve in vergeten-
heid gebragt hadden, en voorzag de Psalmen
.. der Oosterlingen, met Vooyzcn ofZangwijzen 16.
David en de volgende Koningen van Ifrael,
aengevoerd als Voorftanders der Muzyk 14. Lai-
|
||||
B L A D W IJ Z E R.
Laire(W<0 volpens fommigen den Uitviuder van
den Regel des- Octaefs 231.
Derham, Flamstead, en Halleij's Be- rekening van de Snelheid des Geluids 309,
Diatotiique, Cbromatique en Enbarmonique Klank- geflacht onder de Grieken in gebruik 324.
Diatonique of Voltoonig Klankgeflachc, befchre- ven 326.
Diefeugmenon: de Naem van het Derde Tetracbord der Grieken, wanneer het, met het Vierde ver-
eend ware i?6.
Dignos laude Vtros Mufa vetatmori: eeneSpreuk, toegepast op Gollizzi, Gautikr, Ru-
lofs, NsuMan, Lentz en Schmitz227,
Diminuendo & Cresfendo ico, Diodorus, gedachten wegens den Afkomst van het Woord Muzyk, aengehaeld 5.
Discant: wat het zeggen wil, benevens de eigen- lijke Uitlegging daer van 35.
Disfvnanten maken de Muzyk oneindig fchoo- ner, wijslijk gebruikt wordende 125. Vrage
over het Medeklinken derzelven 164. Be-
paling van derzelver Redenmaten 366.
Doove Menfc'hen het Geluid te doen ontwaer ! worden, op eene bijzondere wijze 305. DrieJJag: waer uit Denzelven beftaet, Hoe het geteekend word. Eene kleene zwarigheid
dien aengaende, beantwoord 109
Dubbeld Kruis- en MoZ-Teeken 37, DubbelJJag, word door den Heere Marbueo den DrieJJag genaemt, en hoe hij denzelven on-
fcheid no.
Dubbelen Foor/Jag: waer door denzelven verwekt word no.
Ductus Rectus, Revert em, en Circumcurrens n6t Duitfche Vioolfleutel 34. Cc 5 Du^
|
||||
BLADWIJZER.
Punstan, Uitviader van Veelftemmige llartna-
ni'en 16. Puurzaemheid der Toonen ; op alle Speeltnigen
niet mooglijk 318. Wat 'er door Verllaen, en hoe hec zelve te weeg gebragt word 319. |
|||||||||||
E Groote Ters: van hoe vele Kruisfen hij voor*
zien is 181.
₯.-mol Groote Ters heeft 3 Mollen noodig 182. E Kkene Ters, heefc edne Kruis 184. Ecbo: Bijzonderheid van 66ne op den Mttider- berg 299. klare Bewijzen, dat de Luchc door
eene Golfswijze Beweging , het Geluid tot ons
overbrengt 297.
Eentoonigen Voorflag befchreven, en verklaert 115 E<5n of meer Cyffers boven de Noten in de Gene- rale Bas, gelteld zijnde, hoe te behandelen 198. Een , ednfnarig Werktuig wordt met recht, een Muzijkael Speeltuig genaemt 282.
Eenvoudige en Samengeftelde Maten 375. Egyptennren,(ie)3.\s eerfte Opdelvers der Muzyk, na den Zondvloed, befchouwd 14,
't Enbarmonique Klankgeflacht befchreven 328. Epiglottis of Keelklapjen , waer door de Tremolo af Tremulo in Zangftemmen : te weeg gebragt
word 104.
Eptbacorde, benoemde Paus Gregorius, zijnen Klankladder van Zeven Noten 177.
Extenfio, Tenfio, Tendo, Spanning of Uitrekking, denlclijk ten eerften Oorfprong van 't Woord
Toon genomen 278.
|
|||||||||||
F. Groo-
|
|||||||||||
c
|
|||||||||||
BLADWIJZER.
F,
F. Groote Ters, heeft eene Mai noodig i8r.
Y-kruis Kleene Ters, vereischt Drie Kruhfen 184. IF. Kleene Ters: hoe veel Molten noodig heefc 185. F, of Forte alroos geplaecst, boven of.onder die
Nooc waer het Sterke beginnen moet 101. Faut aftendre avec patience, (Romance) gebruikt tot
ftaving, van *t gezegden^ in de verklarlng, van den Regel des Octaefs 241. Forte, pin Forte enz. Woorden ter aenduidinge
van het Sterke 100. Franfche Fioolfleutcl 35.
G. Groote Ters: hoe veel Kruhfen dezelve ver-
eischt 180. G. Kleene Ters heeft Twee Mollen 185.
Gautier, Rulofs, Neoman, Lentz,
en andere beroemde Meesters, aengehaeld 227. Gehoor (Het Muzykael). befchreven 20.
Gehoortuigen der Menfchen, Afgcbeeld, Ver-
klaerd, en Uugelegd 303. Wederlegging van de bekende Spreekwijs, dat wij met onze Ooren Hooren. 302. de Overeenkomst derzelven, als cen der grootfte Wonderen van den Scheppe.r aengemerkt, en met een Versje geftaefd 307. Geluid: Wat het zelve is, en Hoe't ontitaet 267.
Voorbeeld me: eene Snaer ter betogingevan de wordinge des Geluids 269. Hoe en Wan- neer het zelve eenen Muzykalen Toon genaemt kan worden 276. Overeenkomst van hej: woord Geluid met het woord Toon, nader ver- klaert 282. Proefneming ter bevestiging dat de Luchtgolven noodzaeklijk alle de Ruimtens tu$-
|
||||
.. . ■
BLADWIJZER.
tusfchen ons Oor, en het Toonverwekkend Lig-
chaem moeten vervullen, willen wij Geluid hooren 296. r- Bijzondere wijze om Doovg Menfchenhet Geluid te doen ontwaer worden. 305.
Geluiden: Kleene bewegen zich even Snel als
Groote 310. Gelijke en Ongelijke Maten befchreven 55.
Gelijke Beweging: Wat hier door verftaen word,
en hoe ter Uitvoer gebragt aip. Generate Bas: Op-welk eene wijze die best te
leeren 121 Vraeg over de moeilijkheid der- zelver, en beantwoordinge met de Woorden van Mr. Rousseau 12a, Hoe derzelver moeilijkheid vermeerderd word, door de vcr- fchillende wijze, van Teekenen 130. Genera- te Bas en Accompagnement, Twee onderfcheide- ne Zaken 205. den Aenflag der Generate Bas moet zich, naer 't Muzijkale Accent inrichten 381. Getierael Basfist: wat van hem geeischt word 132.
Genootfchap in Duitscbland opgericht, heefc eer-
tijds eenen Gouden Eerprijs uitgeloofd, ter be- antwoordinge eener Vrage over het Tweemael agter elkander gebruiken, van Octaven en Qiiin- ten 209. Gefteltheid van den Klankladder over de Groote
Ters 179 over de Kleene Ters 182. Getallen waer door de Klankladders worden uit-
gebeeld 178. Harmonifcbe Getallen of juiste Redenmaten van de Overcenltemming der Gelui- den 359. Gisfingen omtrent de Gedachten veler Lezeren bon-
dig weerlegt 323. God , als de Gever en Eerften Oorfprong der Mu-
zyk aengemerkt 9, Golfs-
|
||||
^LADWIjZEri*
Golfswijze Beweging der Lucht, waer door wij
Geluid hooren 273. Hoedanig dezelve gefchied^ en van wat Uitwerking zij is 291. Een Voor- beeld ter ophelderinge hier van, inPlaet verbeeld en verklaert 292. Gramaticael; Logiscb; en Oratorhcb Accent: aen-
gewezen, ten welken einden, zij gebezigt wor- den 374. Gregorius Paus van Romen, verkorte de Vijf-
tien Eerfte Letteren van het Alphabet der Grie-' ken, ter Uitbeeldinge hunner M uz YKgebezigd, tot op Zeven te weren: A tot G. 30, Denzelven fchaden de Tetrachorden der Grieken af, omtrent den jare 594, en ftelden in derzelver plaetfe ee- nen Klankladder van Zeven Noten 177. Grieken (de) gebruikten in plaets van Noten om
hunne Muzyk uit te beelden , de Letters van hun Alphabet. 29. - Groote en Rleene Ters: Eene Vraeg hier omtrent
159 Oorfprong derzel '?en 160. Wat wij 'er door verdaen moeten 166. Wat ondeiTcheid 'er is, tusfchen een Stuk over de Groote en Klee- ne Ters 170. » Op welk eene wijze, men vcrze- kerd word, dat e'en Stuk uit 66n dezer Toonen gaet 243. Groppo o?Groupe: Hoe dezelve Uitgebeeld en Be-
werkt word. 117. Groppe afcendente en Defcen- detite. 117. de Naem, die de Beer Mar- burg aen dezelve geeft 117. 't Grijpen eener Secunden 87.
Goido Arretin, Uitvinder van hetHedendaeg->
fche Notengeftel 30. Uitvinder van deBenamin- gen der Muzyknoten. Ut Re Mi Fa Sol 40. - Puncten of. Stippen eerfte Uitbeelding zijner No* ten 56. Guitarra, bekwaem tot Uitvoeringe van de Gentra-
le Bas, doch een weinig gedwongener, dan an- dre Speeltuigen 133, Hal- |
||||
B L A D W IJ i E 1
|
|||||
Halve Toonen: Verkeerde bevatting omtrent het
Maken derzelven 330.
Harmonie: Waer in dezelve beftaet, benevens hare Verdeeling in Natuurlijke en Konftige, befchre-
ven 8.
Harmonifcbe Getallen of de juiste Redenmaten van " de Overeenftemming der Geluiden 359. Harp, Luic, Tbeorbe, Calicbon, Panbor en andere Speeltuigen tot de Uicvoering der Generate Bas
bekvvaem 133.
Barpeggia's, Trillers, Brekingen of Loopen bij 'r. Accompagnement, niet bruikbaer dan alleen, irt
Recitativen 218. Hoe dezelven hct gevoeglijk-
ften te gebruiken, om den Uitvoerder van her.
Recitatifzls te gernoet te komen 22a.
Harris (Dr.) Verhael eener Echo in Susfex 297. Havingha, maekt gewag van een Manufcrlpi, in de Voorreden, van het Werk van Kelnkr.
over de Generate Bas 128.
Herhaling Teekens of Repetiti'en 52. Herftellings Teeken of het b quarree 36. Hess, (JO Dezen kundigen Heere zijne vvoorden,- ten naesren bij, gebezigd, tot fluitinge van het
fcestiende Vertoog 229.
Hoedanighcden en Natuurgaven, vereischt wor- dende, in ieraand die de M u z y k wil leeren 18;
Hoofdaccoorclen (Volmaekte) met derzelver Omkee- ringen 157.
Hoofdgraden van de Vlugge, Levendige, Rasfey * en Haestige bewegingen der Muzykftukken 93. derLangzame, Gemaklijke, en Trage Bewegin-
gen 94. Hoofdtoonen , Dezelven Verklaert en de Gebruik- lijkften, aengewezen 171. van de Natuurlijke'
Voorteekens derzelven 175, Aenruerkingen
over
|
|||||
BLADWIJZER.
over dezelven 187. Waer van fommigen, hini-
mer in gebruik zullen raken, en om welk eene
Reden, aengetoond 372.
Hooge B*s en Alt Sleucel 35. Hoi gens geeft den Heelen Toon § Comma's 330. Hypate: dus wierd hec Eerfte Tetracbord der Griektn geiiaemc 176.
Hyperbokon, die van hec Vierde Tetraebori 176, L
Jan dc MaoRsof Jean de Maris bragt in 't Jaer.
1552 of gelijk anderen willen 1338, de Muzykale Teekenkunde de merkwaerdigfte Verbeteringen toe 31. Interval: wac hec zelve is, en hoe 'c best om*
fchreven word 134. Intervallen: Van waer zij hunne Benaming
ontvangen 135. Hoe dezelven Uitgebeeld wor- deni36. derzelver VerdeelingenUitlegging 151. Aenmerkingen over dezelven,als meden,over de Volmaekte Hoofdaccoorden en derzelver Om- keeringen 151. - Vollcdig Systema derzelven 333. Aenmerkingen hier over 338. Reidt, Schbibr, Marburc hier over, bijgebragt 339 U°e verre de Intervallen zich Uitftrekken; 'c zij Op- of Nederwaerds 341. Verkrijgen hunne Benaming geenfints door den Afftand' dien zij in JNoren vertoonen 344. Omkeeringen der zelven 347. de Confonerende Intervallen in ge- fchikte orden gefteld, en becoogd, waer uic de Zuivere Geluiden van Con- zoo wel als Disfone- rende ontftaen 365. Intervallen of Cyfers, zoo te begrijpen, als den
Hoofdroon, waer uic men fpeeldc, natuurlijkver- eischc 214. In-
|
|||||
K
|
|||||
BLADWIJZER4
|
|||||
Inwendige Beweging der Snaren ofwel der Speel-
tuigen voor de Allereerfte Oorzaek des Geluids, gehouden 285. Ittlianen hebben geene Crffers noodig, bij het dc-
compagnement, volgeris tbmrnige Schrijveren 247. K.
Kanaet of Windleiding in een Or'gel, betluit in
zich, eene heen en weder flaenden Klap om de
Tremulant te verwekken 104.
Kenteekens waer door men overtuigd word,dat een Stuk van Toon veranderd 239. ter aenwijzinge
der Grondtoonen 240.
Kircherus, zijn gevoelen, omtrent den Af- kotnst van hec Woord Mu zyk 5.
Klank en Toon: wat onderfcheid tusfchen dezen is 279.
Itlankgeflachten: Wat men hier door verftaet, en hoe Uezelven onder de Grieken verdeeld waren
324 de Hedendaegfchen in Drieerleie Soorcen
verdeeld 325.
Klankladder: wac wij hier door thans verftaen, en hoe denzelven uitgebeeld word 177.
Kleenen Halven Toon heeft Vier Comma's 333. Khene en Grooti Ters, hunnen Oorfprong 160. Wac wij 'er door verflaen moeten 166 tot 171.
Op welk eene Wijze men verzekerd word, dat een
Stuk uit eeii dezer Toonen gaet 243.
Klokken en Staven blijven onver'anderlijk hunnen Toon behouder 315.
Konstwoorden en derzelver Uitlegging 96. Kruoer's Zhhnlttr aengehaeld 356. Kruis^ het Teeken ter Verhooginge 36. Kruisfen: hoe dezelven in geregelde Orden ver- meerderen 186. Het zelve verder nagegaen
370, Wat of deReden is dac aen Sommige Mu-
zyk-
|
|||||
■
J3 L A D W IJ Z E R,
fcykftukken nu eens Kruhfen en dan eens Molleti
. moeten zijri 189. Kwade Gewoontens op welken men letten moetj bij Eerstbegtnnenden 72.
L.
Lage 5tf;-Sleiitel 35.
Latynen (de), in navolgihg derGri'eken; gebruikteri
00k de Letters van bun Alphabet, en wel de Vijftien eerften, teweten: van A. tot Q. 30. Leerling: Wat Hbedanigheden en Natuargaven in
Hem vereischt worden , tot het leeren der M u- zyk 25. Denzelven berispt over een gebrekkig Denkbeeld, als ofnetGW £/></£« in het Feel Spelen beftont 27. Waer voor Hij zich te wachten heeft 28. Wat in Hem vereischt word, wan- neer Hij zijn beroep van dezelve wil maken 29. Noodige Regelen Denzelven voorgefchreven 70. Kwade Gewoonrens en Hebbelijkheden in Hem, waer op men letten moet 72. Het Has Spelen bij den aenvang, als verderflijk in Hem af- gekeurd 73. Le Maire, aengehaeld, omtrent de verandering der
Zevenden Toon, in Si. 41. Lentz, Sc'hmitz en anderen, bijgebragt, als
Uitmuntende Meesters 227. Lesfen: de Opgaef, bij voorbeeldder ifte en 2deLes
174-
Lichtftralen oneindig Sneller dan 't Geluid 310. Ligaturen of Banden : derzelver gebruik, en dienst-
baerheid befchreven 48.
Lofzang ter Eere van den Heilig Joh annes de Dooper 40.
Longa: Benaming der Oudtijds gebruiklijke Vier- kante Noot 47.
Dd Loo-
■
|
||||
*
B L A D W JJ Z E R.
Loopen, Harpeggio's, Trillers, of Brekingert,-
met voegfaera bij het Accompagnement, uitgezon- derd, dat des Recitatifs 218. Lucht (de) Middenoorzaok van hec Geluid, door
eene Proef met de Luchtpomp geftaefd 276 Word in de Blaestuigen, als hec Toonverwekkend Ligchaem aengemerkt 288. Hoe dezelve de Toonen tot ons overbrengt 290. Luchtgolven, zijn Duurzaem en van eene gelijkma-
tige Snelheid 292. moeten alle de Ruimtens tusfchen het Toonverwekkend Ligchaem en ons Oor vervullen, willen wij iets hooren, 295.. Luit, Tbeorbe, Calichon, Patibor en Harp, be-
kwaem ter Uitvoeringe van de Generals lias. 133* Lussing (HO Euangelifcbe Gezangen, aenge-
haeld 99, Lustig, Q. "WY) aengehaeld, tot ftaving van
de befchrijving des Eerften Uitvinders der Mu- 7, yk 12. zijne Muzykale Spraekkonst, bijge- bragt342. M,
Maet-teekens Cvan ^e) 54-
Maet: of Zij van eene Oude dan van eenNieuwe
Uitvinding is 55. Wat wij hier door in Drie- erleie Opzichten te verflaen hebben 57. Wat wij eigenlijk van het Gevoel der Maet moeten be- grijpen 60. eene bijzondre van §, door Adol- phati, het eerften gebezigd, en door Collizzi nagevolgt, doch niet algemeen aengenomen 379. 'tMaetflaen eenigfints goedgekeurd, ter betere be-
vattinge 59. Vrage: of dit eigenlijk tot het Wezendlijke der M 0 z y k behoort 61. Maet-tellen: als 't ware aengeraden, ter betere be-
vattinge Derzelve 58. MahalaleSl : de Gisfingen, omtrent de Mu-
zYKt'enzijnen tijde 13. |
||||
$ L A D W IJ Z E■ K.
Maltot door Campion de Uitvinding van den
Regel des Octaefs toegekend 232.
Manuductores, zekere Maetflagers door de Ouden eertijds dus genaemt 60.
Marburg, Aenleiding tot het Clavierfpelen no. noemt eene zekere Groppo een' Rol en Held
ze onder de CompofitieSieraden 117. omtrent zijn Syftema der Intervallen, aengetrokken 339. Martinet's Verhael eener Echo op de Hofftede
de Pol, en op den Muiderberg 298, Maten: Gelijken en Ongelijken 55, Eenvoudi-
gen en Samengeftelden 375. Matheson, Generate Basfcbule, aengehaeld 126.
Organisten Proeve, bijgebragt 218. Om-
trent de Benoeming. der Interval/en, opgenoemd .356- ,
Maxima, de Naem der Eertijds in gebruik zijnde, Vierkante Noot 47.
Melodie: Wat wij hier door te verftaen hebben 8.' Mcno, Mesfo enz: tot aenwijzinge bij het Sterke , en Zachte dikwerf gebruikt wordende ico. Menfchelijke Gehoortuigen: Afbeelding; Verkla- ring; of Uitlegging derzelven 303.
Mersennus (B.) Ordinis, Minim. Harmonico- rum 354.
Mefe, de Naem van het Tweede Tetracbord der Grieken 176.
MiURs GAN DE) °f Jean $e Minis, Uitvinder
. van het Hedendaegsch Nocengeltel 17, Mils snis (Thimotheus; Uitvinder van het , Cbromatique KiankgeHacht 325. Mizlrrs'.L.)Muficaliscb Bibliotbeck aengehaeld. 210. als, fpottende met Mattheson bij- gebragt 356. Molten, de Teekens ter Verlaging361 Hoe dezel- ven in gefchikte Orden vermeerderen 186. D d a" Het- |
|||||
<
|
|||||
BLADWIJZER.
Hetzelve vervolgd op 370. Boven de Notes
in de Gtneralt Bat geplaetst zijnde, wat het 13c- teekend en hoe Uittevoeren 196. Monocbgrdium of Toonmeter: Befchreven en Uit- gebeeld 357.
Mordant befchreven en aengetoond 106. Motus Contrarius. Tegen-Beweging. » ----Rectus. Gelijke Beweging. £ 21©
-----'■ Obliqum. Rustende Beweging. J
MuzvK.'Den Afkomsc van dit Woord onderzocht
5. - Het Practikale en Tbeeritifcbe Gedeelten daer van befchreven 5. De Verdeeling der- zelver, door de Grieken bepaeld 7. De He- dendaegfche Verdeeling, van Melodit en Harmo- tu'e, befchreven 8. Nafporing, omtrent den Oorfprong en Voortgang derzelve 9. Als en* kel Maetzang befchouwdt 56. Muzykael Syftema: dus wierd Eertijds oris Heden- daegsch Nocengeftel genaemt 32. -------- Gehoor en Smaek, als Uitwerkfels der.
Muzykale Maet aengemerkt 58.
■ Agrementen of Sieraden bij Zang- en
Speelftukken gebruiklijk 10a, Nadre Toepasfing derzelven m. «------- Kons:woorden en derzelver Beteekenis-
fen 96.
----------- Speeltuigen: derzelver Inleiding en Be- paling 65.
Muzykale Schrijfwijze, hoe in fommigen gevallen mterichten 383. .
■ ■ Teekenkunde" overwogen 45. word
na het Muzykael Accent in fommigen opzichten geregeld. 33a. Muzykmeester: Wat Hoedanigheden in Hem ver-
eischt worden S4,. Mu-
|
||||
\
|
||||||||
BLADWIJZER,
Muzykfleutels: Wat dezelven zijn, en Waer zij
geplaetst worden 32. Het Gebruik derzelven en voor welke Speelcuigen zij bijzonder dien- ftig zijn 35. N.
NaJJag: Waerdoor denzelven ontftaet no.
Neumam, Lentz, Schmitz en Andren aen- gehaeld, als ervarene Meescers 227.
Newton (Izaak) over de Natuurwetten 267, Nonen, de Verkleende heeft 56; de Kleene 60; de Groote 64; en de Vtrgroote 68 Comma's
337-
Nocen, de Waerde derzelven befchouwd 44.
Uitrekening hoe dezelven tegen elkandren ge- fpeeld moeten worden 46. Stippen bij De- zelven, verklaerc en uitgelegd 47. Streepjes boven dezelven 48. Dubbelen of Twee bo- ven elkandren ftaenden in de Baspartyen, hoe dezelven te regelen 212. Streepjes boven de Basnoten, waer toe dienen 213. en 214. der- zelver Schrijfwijze 383. Notengeftel, onderzogt en befchreven 32.
ISJuma, den Romeinfcben L&ruivoogd, aengernerkt
als eenen Voorftander der Zangkunst' 1$. O'
Octaef: het Verkkend heeft 51; het Octaef ^\
en het Vergroot Octaef 59 Comma's 337. Op- gehelderd en Verklaert door het Monocbordium 361. Octaven of Quinten agter elkander volgenden* hoe
te behandelen bij 't Accompagneren 208. als yolmaekte Confonanten aengenomen 352, |
||||||||
Dd3
|
||||||||
Oeco-
|
||||||||
1
3 L A D W IJ % E. R.
Qeconomifcben Tak: door Welken wij hoop ver-
krijgen, om ook eenS de Onduitfche Bewoor-«
dingen uit onze MozyK te zien verbannen 98.
OMjmpius, Uitvinder van hec Enbartnoniqus Klankgeflacht 325.
Om- of Overzetten der Vingeren 78. Ootwijkende>Sluiting 240. Onvolmaekte' of Halve Sluking 239. Oogmerk der Basfus Continuus 119. Oordeelvelling van een'Liefhebber over het Pliet- fen van Nederduitfche Bewoordingen boven de
Muzykftukken of voor dezelven 97.
Op- en Nedergang der Groote en Kleene Ters be- fchouwd 167 en 168.
Orden der Vermeerdering van Kruisfen en Mullen bij Groote en Kleene Terfen 186. Hetzelve ver-7
volgd op 370.
prgel en Clavier, wel voornatnelijk gefchikt, ter Utcvoeringe van de Basfus Continuus 133.
Ouders en Leerlingen berispt, over een gebrekkig Denkbeeld, als of het Goed Spelen, in hec Veel
Spelen beftond 27.
puverture, Sympbonie, of Chorus: Hoe best te Ac- compagneren 224.
|
|||||
P. of Piano, altoos gefteld wordende, Boven of
Onder die Noot waer 't Zachte zijnen aenvang neemt 101. Papiertjes op de Claviertoetfen te plakken, geheei
afgekeurt 67. Pauferingen of Rustteekens 50. Hoe dezelven
het gevoeglijkst, en overeenkomende, met hec Muzykael Accent, gebezigd worden 386. Pedarii of Pedicularii, zekere Maetflagers bij de
Ouden aldus genaemt 59, |
|||||
BLADWIJZER.
|
|||||
Pfonurgia of Toonkunde enz. 276.
Piano, put Piano enz. Woorden welken dienen »
om hec Zachte aen te duiden 100.
Plato, wilden dat eenen Leerling drie Jaren befteden zoude, om de eerfte Beginfelen der
Muzyk te leeren 30/
Plot's (Dr._) Verhael eenerEcHO in Wtodfttk- park 297.
Plutarchus en Macrobids gevoelen,om- trenr hec Enbarmotiique Ivlankgeflacht 325.
't Praktikacl en Tbeoretiscb gedeelcen der Muzyk, befchreven 5.
Printz, B. Mersennus aengehaeld 351. Proef met eerie Wekker of Schel onder den Glazen Klok der Luchtpomp geztt zijnden 276.
Proslambanoimnos, laegften Toon bij de Griekea gebruikelijk 176.
PunCten of Stippen; Eerfte Uitbeelding der Noten van Guido Arretin 56.
Putten (vander) meentmen, heeft den Ze. venden Toon de Benaming van Bi gegeven 41.
Pijpwerk in Orgelen: Verfchillende Stellingen om- trent de Hoogten en Laegcen der Toonen in de-
zelven 314.
Pythagoras, den Eerften die onder de Griektn de Muzyk, op eenen Wiskonftigen voec behandel-
de 15.
Q.
Qjiadratum of h-quarrie: Teeken ter Herftellin- Ouart. Verfchillende Gevoelens of zij een Confo-
nant dan een Dhfonant is 353. Word als eenen Welluidenden Klank aengemerkt 354. Redenmaet derzelver en Opheidering door hec Monochordium 362. Qttarten: de Verkleende heeft 19; de Kleene
23; de Groote 27; en de Vergroote 31 Com' ma's 334. Dd 4 Quint: |
|||||
B L A D W IJ Z E R.
Quint: voor Volmaekten Samenklank gehoudeq 352. Opgehelderd en Verklaert door het Mo- nocbordium 361. Quinten: de Ferkkende heefc 24; de Kleene 28; de Groote 32; en de Fergroote 36 Comma's 333. R.
Rambau. Disfertation fur les Math: d\dccompag-
ntment 124. Zijne Kegels toe het Acccnpag- nement 125. Recitatif: Uiclegging; Herkomst; en Ondtrfchei-
ding van hetzelve, nagefpoort 221. Hoe den Zanger bij het Uitvoeren va.n 't zelve, te hulpe te komen 222. Regel des Octaefs: door Wien en Wanneer uitge-
Vonden 231. Denzelven Verklaerd en Be- fchouwd 232. Nadre Aenmerkingen hier over. 237. Toepasfing van Denzelven op Muzyk- ftukken 238. Afwijkende Becyjferingen vaq denzelven 248. Uitzonderingen op denzelven 247. Repetitien of Herbalingteekens g2.
Ribattuta: of Heen- en Wederllag 00k wel Op-
en Nederflag, genoemt 117. Rikdt, Schribk en M Are org, omtrent hun
Syftema der Intervallen, bijgebragt 339. Rousseau, Dictionaire de Mujique aengehaeld
122. Rulofs,Neuman,Lentz, Schmitz en an-
dre voorname Meesteren geroerad 227. Rustende Beweging of Motus Obliquu's 211.
Rust-Teekens of Pauferingen 50. Stipjes naest
dezelven, bunne Beduidenis en Uitvoering 52. Rbytmus en Mettum, de Twee Onderfcheuiingen
der Grieken aengaende hunne Muzyk 7. Sau-
|
||||
BLADWIJZER.
Saoyeur, fchrijft den fjeelen ToonZeven Com-,
ma's toe 330.
Scherts wegens de Ondukfche Bewoordingen bij Speel- of Zangmuzyk geplaetst 97.
Schikking der Accsorden 206. ScHMiTzen andren, bijgebragt, als bekwame Meesters ter Verzellinge eener Solo 227.
Schrijfwijze (Muzykale) hoe bij fommige gevallen interichten 383.
Secunden: de Verkkende heefc 1; de Kleene 5; de Groote 9; en de Vergroote 13 Comma's
333-
Septimen: de Verkkende heefc 42; de Kleene 46;
de Groote 50; en de Vergroote 54 Comma's
336. .Sex?: Verfchil van Sommigen over de Becyfering
der Nederdalende Sixt 234. Groote zoo wel als Kleene noetnc men Minvolmaekte Confonanten, om dat ze bij Omkeering uic Volinaekte fpruicen 355. Groote zoo wel als Kleene, door hec Mono- cbordium opgehelderc, en nader verklaerc 363. Sexte/s hare Kenmerken 48.
Sextep: de Verkkende heefc 33; de Kleene 37-
de Groote 41; en de Vtrgroote 45 Comma's
336. Sieraden: Compoficie- Speel- en Willekeurige 103.
Sierlyk Accompagnement 217.
Sigtiatuur of Becyfferings Tafel 204.
Signum Quietes of Rusc-teeken van bijzondre ge-
daencen 52.
Sleep: Wat hier door verftaen word 115. Jaleutels (Muzyk) de Duitfcbe enFranfcbe; de Lage en Hooge Bas; de Tenor; den -Alt; den Hoogen
Alt; de Cant, 35,
|
|||||
Dd 5 Slui-
|
|||||
I
BLADWIJZER.
Sluidngen: een Volmaekte of Voile; een Halve of
Onvolmaekte; eene Ontwijkende: 239240. Sraaek (de Muzykalen) befchreven ai.
Snaren, kunnen voortvaren met Trillen zonder dat
men Geluid hoort 285. Snelheid des Geluids kortlyk onderzogt 308.
Solo's: Hoe dezelven fomtijds Geaccompagneerd
worden 225. Bijzondere Aenmerkingen over 't zelve 226. Sonaten voor welken eenen Muzykdrukker, veel
minder, aen den Opfteller, zouden geven ,indien den Tijtel enz. in 't Nederduitsch uitgedrukt ■wierd 98. Soprano door de ltalianen gebezigt,ter Uitdrukkinge
van Discant of Canto 35. Speelfieraden , door zekere Teekens, boven de No-
ten te kennen gegeven wordende 103. die door Klegne Nootjes uitgedrukt worden 103. Speeltuigen: Derzelver Inleiding en Bepaling 65.
de Plaetfing van dezelven, maekt een groot on- derfcheid, aengaende de Sterkte of Zwakte der Toonen 318. Sprongen, in deBas hoe ter uitvoer te brengen 211.
dezelven van de Bas in een der andre partyen ill. Staven en Klokken blijven onvatbaer, voor meer-
dre of mindre Hoogten en Laegten der Toonen 315-
Stelkunde der Speeltuigen kortlijk omfchreven 321,
Stelijzertjes, ten bewijze aengevoert, dac de Tril-
lingen kunnen Voortduren zonder dat wij Geluid ontwaer worden 286. Sterkte der Toonen, word bevorderd, door de
Gelijkmarigheid der Klankbodems, de Evengelij- ke Dikten der Snaren of de meerdre Drukkende Vermogens 316. door de Harde Veerkrachtige Stof; door de Evenredige Wijdten en door zekre zoo-
|
||||
BLADWIJZER.
zoogenaemde Vulftemmen 317. Ondergaeq
groote verandering, door de verfchillende Veer- kracht der Lucht 318. worden zeer bevorderd door het Welaentasten of Doorfpelen van een Snaer- of Blaestuig 318. Stippen bij de JNoten: derzelver Beduidenis enVer- klaring 47. naest de Rust-teekens of Repetition 52- .
Scof der Blaes- en Windtuigen, onbekwaefti voor
de minfte Trillingen288. Streepjes boven de Noten; derzelver Beceekenis en
Wijze van Uitvoering 63 boven de Basnoten, dienen om de meenigvuldige Cyffers voortekomen 213. -- als 00k om dezelven ce Verhoogen of de Cyjfers van aert te doen veranderen 214. Synniminon: de Naem van het Derde Tetrachord
der Grieken, wanneer het met het Tweeden te fatnengevoegt, en van het Vie'rden afgefcheiden was 176. t * Syftemet der Intervalhn 333. Aentnerkingen over
hetzelve 338. Reidt, Schkibe, Mar- burg enz:, hier over bijgebragt 339. Als den Grondflag der Mnzykale Harmonte aengemerkt 341. Toepasfing van 't zelve 344. Om- keering der Intervalhn 347. T.
Tasto Solo: Wat dit zeggen wil, als boven de Bas
gevonden word ail. Teekenen: Verkeerde Plaetfing derzelven, ten op-
zichten van Zangmuzyk, geftaefd, door eenen Brief van Mejufvrouwe W: G: en het Antwoord op Dezen 37. Welken boven de Noten, hunne plaetfing vinden , omfchreven 62. Teekenkunde (Muzykale) word na het Muzykafc
Accent, in zommigen opzichten geregeld 382. Tegen-
|
||||
BLADWIJZER.
Tegenbeweging of Motus Contrarius, wat dezelve
is; en hoe Uittevoeren aio.
Tellen der Maet, (net) als 't ware, aengeraden, ter betere bevattinge derzelve 58,
Tenor: waer uic die Woord voortfpruit, en de Uit- legging van 't zelve, als 00k van den Tenor-Sleu-
tel 36.
Terpen: Wat men door Grooten en Kleenen te verftaen hebben 165. deVerkleende heeft 10; de Kleene
14;de Groote 18;endefergroote azComma's 332,
TerPen, Quarten, Qftinten enz. AUtrgrootjie
en Allerkleenfte: Dingen die 'er niet gevonden worden 340. de tegenftrijdigheid hier van be- wezen 341. (.Groote) worden voor Volmaekte Conptnanten gehouden, en om welke redenen 352, Groote en Kleenen opgehelderd, en verklaert,
door het Monotbordiutn 362. hoe de Kruispen en Mollen bij dezelven vermeerderjn 168 en 370. Tetracborden: zekere Klankladders of Trappen eer-»
tijds bij de Grieken in gebruik 175,
Tbeorbe, Calkbon, Panbor, Harp en Luit r.er Uit- voeringe van de Generate Bat voegzaem 133.
Tbeortiscb en Praktikael Gedeelten der M u z y k be- fchreven 5.
Til. (De Gedachten van den Heere van) omtrent den Oorfprong der Muzyk bijgebragt 10.
Tirata of Tirada: wat dezelve is, en hoe ze zich onderfcheid van eenen Sleep 116,
Toepasfing der Muzykale Sieraden no. Tongwerken in Orgelen : Oorzaek van de Rijzing of Dating derzelver 314.
Toon : Waer van dit Woord afkomftig is 278. Toonen: Oorzaek van het Medeklinken derzelver 161. Waer door dezelven eigenlijk gevormd
worden 279. Beftaen flechts uit tweeerleije
Oorzaken 284. Bij Slag- en Snaertuigen ont-
ftaea dezelven, uit eene zekere lnwendige Tril-
ling |
||||
'
|
|||||
BLADWIJZER.
ling 287. Oorzaek derzelver bij Blaes- eij
"Windtuigen 289. Onderfcheid van derzelvr Hoogren en' Laegten 311. Onderfcheidene Uit- werkingen, zoo van Hoogten als Laegten derzel- Vef, bij Snaer- eh Blaestuigen 313. Kunneii zoo wel Sterk en Laeg, als Sterk en Hoog zijn, enz. 315. Onderfcheid tusfchen de Oorzaken , ■welkeh -de Sterkce en Zvfrakte derzelver, bij Snaer-, Blaes- en Windtuigen, te weeg bfengea 316. Toonkunde: Brief over Dezelve van Mevrouwe
M... V.. S.... geb. d. P.... 260. Zonder- linge Uitlegging en Verklaring derzelver, door eenen Muzykmeester 261. Gedachten qverde- zelven 322. Toortmeter of Monocbordium Verklaert en Uitge-
beeld 357. eenen Bijzonfleren, boven hec Eerfte geteekend, kunnende voor eenen Twee- den Toonmeter, dienftig zijn 364. Tremolo ofTremulo befchreven 103.
Tremulant, zijnde eene Klap in dc Kanael of Wind*
leiding van een Orgel 104. Trillende Lucht, de Middenoorzaek, waer door
wij Geluid hooren 273. Trillers, Brekingen, Loopen of Harpeggio's, niet
gebruiklijk bij 'c Accampagneren, dan alleen in 't Recitatif 218. Hoe dezelven te gebruiken, en op wat wijze, bij het Accompagnement alleen ge- oorloofd 22O. Trilling der Lucht nood^aeklijk, willen wij Hoo-
ren, ten klaerften betoogt 294. Trillingen eener Snaer, ter betoginge, desGeluids,
aengeroerd 270. Onderfcheid tusfchen Zicht- en Voelbare en Inwendige Trilli.igen 285. die eener Klokk' kunnen voortgaen, zonder dat wij Geluid hooren 286, Trills
|
|||||
B L A D W ij Z E I.
Trillo of Triller, op welk eene Wijze' best Uitte-
voeren 104. de Voornaemfte Vereischtens . van denzelven 105.
Triolen: hunne Herkeoning buiten andre Noten 48'.
Triompbez tendre Akindor: CChorus) Gebezigtten
be.vijze, vopr den Kegel det Octae/s 242. "fymbaleu, eertijds in gebruik bij de Otideti om de
Maec te flaen 60, ■ -
II.'.
Un'tfon: wat hier door verflaen word, in het At-
compagnement 211.
Unifoif of Eenklank, kan bij gebrek vanTusfchen- wijdten, als geen Interval aengemerkt worden
333-
Vnlfonen: didnmael en tweemael Verkleenden of
4 Vergroottn : Redenering hier over 340. 1■ Worden voor Welluidende gehouden,
fchoon andren die betwisten 350. Ut Re Mi Fa Sol: De herkOmst van deze bena-" niingen 39. V.
Verhoogiags-Teeken of het Kruis 36.
Verlagings-Teeken of het Mol 36. Vermeerdering van Kruisfen en Mollen bij Crooit en Kleene Terfen 186 & 370.
Vers, ter Eere van den Schepper 308. Viadana. (Lddovicus) Uitvinder van de Basfus Cont'wuus of Generate Bas 17 & 124.
Vierkame Noten: derzelw Benaming en Bsdui- denis 47.
Vinding (de Muzykale) Befchreven en Verklaert 22,
|
|||||
.'in-
|
|||||
L A D W 1] Z E ft
Vingerzetting: op 't welk by eenen, eerstbegiri-
nefcden voor'al gelet diend te worden 71.--" Gm- of Overzetten der Vingeren 78. de Twee eenigfte onderfcheidene Overzettingen der Vingeren, behoudens het gemak, en welvoeg- lijkheid mooglijk, verklaert 79. bij Loopen- de en Rollende Pasfages 85, bij gebrokene .en Springende Figuren 90. bij Trillers en Mordanten 107. Viola di Gamba, bekwaem ter Uitvoeringe van de
Generate Bas, doch min of meer gedwongener , dan andre Speeltuigen 133. Viool-Skutel (de Duitfche en Franfche) 34.
Voetbankje, vooral dienftig, aen Jonge Beerlin-
gen, wier Voeten den Grond niet bereiken kun- nen 71. '. Volmaekte Hoofd'dccoorden, met derzelver Omjfee-
ringen 157. Volmaekte of Voile Sluiting: Cadence Parfaitt
239. Voorjlag: Waer in denzelven beftaet no. Wan-
neer denzelven, bij eene Nooc ftaec, die door eeH Scip verlengt is, en wanneer 'er meer Stemmen voorhanden zyn in. Berifping van Sommige Meesters omtrent de Uitvoering derzelver 111. Verzuim der Componisten en Drukkers, dies'aengaende 113. eene Vraeg over de Plaetfing der Voor- en Naflag-Nootjts 114. Voorteekens 36. Voorteekens der Hoofdtoo-
nen, getragt uittevinden, door de Getallen der Klankladders 178, Dezelven verder Befchre- ven 368. |
|||||||||
Waer-
|
|||||||||
■
|
|||||||||
Hi ; ■'.■>
|
|||||||||
fi L A
|
|||||||||||
.
|
|||||||||||
Waerded der Noten 44.
Waerdije der Pauferingen of Rust-teekens #x
Werkmeister: Muficalifcben Teinpcratuur pn
Muficaliscb Memoriae/ 351,
Wetter) van Beweging, door eerie Snaef, ten vC ' beeldeh aengetoond 271.
Willekeurige Sieraden of Zolken, die men goedvinden, bijvoeglijk maekt, 103, t.'.r-
Uitlegging derzelven 114.
Wind- en Blaestuigen: op welk eene Wrjzr of waer Door zij Toonen vodrcbrengen 289,'
Z.
|
|||||||||||
Zangmuzyk: hoe* hetzelve, best te Accompagr
|
*Xp
|
||||||||||
'tZevental; tot nog toe, zoo 't fchijnd,o. h
kwaem voor de Muzykale Intervallen 366. Zitting of Plaetfing voor 't Clavier; eerfte R |
den Leerling boven al nuc 70. Zombacii. (L.) Tree tat us de Cempoptione 35
Zuiverheid der 66nftemmige, en gelijkluid ~
Toonen, bevorderlijk aen de Sterkte of Zw der Toonen over 't algemeen 317. ~ Hetz<_ Betoogt en Uitgelegt 320. Word op Ver- fchillende Wijze bevorderd 321. - Aenfporing tot Veel Spelen, om dezelven s in het Speeltuig te bevorderen 322. |
|||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||
*»■■"■ !JVJ+-""
|
|||||||||||||||||||||||
■
|
|||||||||||||||||||||||
n
|
|||||||||||||||||||||||
pla at xv:
|
|||||||||||||||||||||||
sa
|
|||||||||||||||||||||||
^-
|
|||||||||||||||||||||||
4 i- ;*
|
|||||||||||||||||||||||
;$■ jjgjft i.^.^j-:> "*■ ■< f fir
|
|||||||||||||||||||||||
l ____ (y v c k
|
|||||||||||||||||||||||
tSif.f.
|
|||||||||||||||||||||||
P 1 A A T XVI. F. t 3«8tukfi4vcrtoog.
Fig:4. u Fifi;/;. ' <"^ i*F?g;^i ^-^
^^ I .... -q
-
_>,. Fie-iQ Fig; 13. s~*
"■■".'' ...
|
|||
~~'-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
. /Plaat X
ViZlYa)'-<l> fc> fdj *im((il il) ford)
|
3<.'stuk:24rvertooR.
&&& raj M. -<a>
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
%\f(i)ra) raJ0/a) fa) fa) T'l?Sfa)/(jJ ja) fal &» fa)
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Q&Gfg}-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Z
|
uij -t-0 j<i)_______"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T'#,J?J>0 r,,, /, (at fa, ,.*'*%.
|
. th # ^/7i ft) r£> fieii/?/ ;«./>j %/& r-t-i
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
«to^. CajOijfaj ^£s
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ffg.IS.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i=
|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i___________| | ,,..... g 6- f s Fie:22-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||