(TV i
|
||||||||||||||||||||
■f-
|
||||||||||||||||||||
T H E O R I E
|
||||||||||||||||||||
D E R
|
||||||||||||||||||||
2 M &
|
||||||||||||||||||||
*
*:■■:.
|
||||||||||||||||||||
v*
|
||||||||||||||||||||
«
|
||||||||||||||||||||
*
|
||||||||||||||||||||
Rfj
|
||||||||||||||||||||
T H E O R I E
|
|||||||||||||||||||
D E R
|
|||||||||||||||||||
HEDENDAAGSCHE
|
|||||||||||||||||||
DOOR
|
|||||||||||||||||||
C. F. R U P F E,
Kapelmeetter aan de Koninklijke Hooge-
tchool van Holland, le Let/den. |
|||||||||||||||||||
EERSTE D E E L.
|
|||||||||||||||||||
Bib:
rnnxu
a
|
|||||||||||||||||||
te GRONINGEN, bij
J. OOMKENS, MDCCCIVIII.
|
|||||||||||||||||||
9
■
|
|||||||||||||||||||
VOORBERIGT,
|
|||||||
post, welkin ik de eer heb aan de Ktnttih
lijke Hooge School', alhier, te bekleeden, ver- pligt mij, om aan d« ftuderendc JongelingfchapV onderwijs te geven in de Theorie der Muzijtt: Een ieder, die, flechts oppervlakkig, met deze edele Kunst, welke zoo veel invloed op de befcha- ying gehad heeft en nog heeft, bekend is, vveet, van welken omvang deze taak zij. Meer dan mon* delijke voordragt moest haar voor hun, welke mij de eer gaven, om hun in het hefpiegelende der Toonkunst te onderwijzen, aangenaam, be- vallig en nuttig maken. Om eens de Theorie in praktijk te brengen, was het, volftrekt, nood- xakelijk, dat ik mijne lesfen dicteerde, dewijl, a to* |
|||||||
iv VOORBERIGT
i
boven alles, daar door het gelicugcn, vooral
met betrekking tot de kunstwoorden, (Termini tcchuici) vvierd te hulp gekomen. Dit dictereit ram eencn geruimen ttjd weg, zoo dat er met altijd genoegzame gelegenheid tcr nadere verklaring en ontvvikkeling van het voorgedragene overfchoot. Om dit onvolkomene weg te nemen, wierd ik te rade, dit werk zamen te ftellen, ten einde hetzelve, bij mijn onderwijs, ais eene gefchikte liandleiding te bezigen, en den tijd van affchrijven te be- fparen. Het Eerfte Deel verfchijnt in het licht. Een volgend Deel, hetwelk over de zamenftelling der Muzijkftukken (Compofitie) handelt, zal, bij genot van gezondheid en leven, fpoedig vol- gen en dit werk voltooijen. Schoon ik hetzelve hier opgeve 4 als yoornamelijk
ten gebruike van mijne Lesfen gefchikt, twijfele ik niet, of het zal tevens nuttig kunnen zijn voor alle aankwekelingen en beminnaren der Toonkunst, dewijl ik getracht heb, mij, zoo naauvvkenrig en duidelijk, uit te drukken, als mij eenigzins moge- lijk was, en de kunst zelve toeliet. Immers, elke kunst of wetenfchap heeft zijne bijzondere, en haar fchier alleen ei^ene uitdrukkingen of kunst- woor-
|
||||
v b o r b e a i g t. v
woorden. Zij ontleenen die wel van vreemde talen ,
blijven zich gelijk, oiF verbasteren eenigzins door de overneming in eigen taal, maar zij verkrijgen eeri burgerregt, netwelk men haar niet ontnemen kan, zonder haar, veor het algemeen, zoo niet geheel, dan fen minfte altijd gadotendeels onverftaanbaar te ma« ken, ja zelfs eeriigzins te ontfiersn. Zij zijn daaront gewettigd, en dikwijls van dien aard, dat zij geene Verraling dulden. De natuur- en wis kunde , in al!e hare onderfcheidene vakken, de Regtsgeleerdheid, de Geneeskunde, ja alle de kunflen en handwerken alles heeft eene kunst - fpraak, die den ongewijden alleen onverftaanbaar is; maar hij, wiens begeerte zich naar de kennis dier wetenfchappen en kunfleti uhftrekt, vindt niets natuurlijker, en hem is ock niets gemakkelijkef, dan zich het gebruik van dezelve eigen te maken. Het is daarom, dat ik alle de kunst-woorden behouden heb. Hoe moei- jelijk het ook is, door bevattelijke omfchrijvingen en ophelderende aanmerkingen , dezelve te verkla- ren, heb ik nogtans getracht dit te doen, vvaar zulks, volftrekt, noodig was. Indien ik hier irt geflaagd ben, zal dit mij tot eene aangename belooning verftrekken, gelijk het in mij niet min- * 3 dec |
||||
■
Vi V O O R B E R I G T.
der een dankbaar gevoel zal verlevendigen, dat ik*
door dit mijn werk, niet alleen in den mij ver* eerenden post werkzaam en nuttig ben, maar door hetzelve ook den lief hebbers der Muzijk een noodig werk heb geleverd, en alzoo het mijne bijge- dragen tot bevordering der zoo bevallige, als voortreffelijke Toonkunst, aan wier beoefeninjj ik mijn gansch leven heb toegewijd. ■
Leijdtn C. F. RUPPE.
in Wintermatnd, \
|
||||
|
||||||||||||||||||||||||||
I N H O U D.
|
||||||||||||||||||||||||||
VAN H B T
|
||||||||||||||||||||||||||
EERSTE DEEL
|
||||||||||||||||||||||||||
I N L E I D I N G.
|
||||||||||||||||||||||||||
Fan Muzijk, Geluid en Toon. Blaiz. I
EERSTE AFDEELING.
Overde Kennis der Muzijkale Teekenen*
■ -
EERSTE HOOFDSTUK.
|
||||||||||||||||||||||||||
Fan de manier, om de Klanken of
Toenen der Muzijk flor Teekenen |
||||||||||||||||||||||||||
in Noten uit te drukken.
|
6
TWEE-
|
|||||||||||||||||||||||||
* 4
|
||||||||||||||||||||||||||
.
|
||||||||||||||||||||||||||
viii I N H O U D,
TWEEDE HOOFDSTUK.
Van de Muzijk - Skutels en de vamen der
Not en. ; . . Bladz. II
D E R D E HOOFDSTUK.
Van de Diatonifche Klankladder, en van
de benaming der verfchillende Octaven. 14
VIERDE HOOFDSTUK.
t
Van de waarde der Noten* 17
V IJ F D E HOOFDSTUK.
Van het Punt ofStip achter eene Noot. 1$
J
ZESDE HOOFDSTUK.
Van de waarde der Pauzeringen of Zwijg-
Teekenen. ♦ ; ato
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Van de zamenbinding der Noten. 43
ACHTSTE HOOFDSTUK.
fTan de Teekenen van verhooging, van ver-
' Uging\en van htrfteUing. ♦ 24
NE«
|
||||
1 ..ii H 0 :V b. ix
NEGENDE IIOOFDSTUK.
Van de Triolen en Sexto/en. Bladz. t6 TIENDE IIOOFDSTUK.
Van de Maat. . *? E L F D E HOOFDSTUK,
Van de beweging der Muzijkflukken. 31 TWAALFDE IIOOFDSTUK.
Van het fterke en zachte in de Muzijk,
en van nog eenige gebruikelijke Kunst- wtorden. . . . . 35 DERTIENDE IIOOFDSTUK.
Van de tlerhalings - Teekenen (Repetition of
Reprifes) en nog eenige andere Teekenen in de Muzijk. . . . 38 VEERTIENDE HOOFDSTUK;
Van de verkorte Schrijfmanier in de Muzijk. 4* VIJFTIENDE IIOOFDSTUK.
Van de Muzijkale Jieraden of Agrementen* 45 ZESTIENDE HOOFDSTUK.
Van de goede ujtvoering der Muzijkflukken. 54 TWEE-
|
||||
x I N H O U D.
TWEEDE AFDEELING.
VAN DE HARMONIj kN BASSO'CONTINUOi
|
||||||||||||
I N.L E I D I N G.
Over de Invoering der Harmonij, Bladz. 8^
EERSTE HOOFDSTUK.
Van verfcheidene benamitigen in de Basfo-
Cdntinuo. . >. . 51
|
||||||||||||
|
||||||||||||
TWEEDE HOOFDSTUK.
|
||||||||||||
Van de Tetrachord, Klankgrjlachten en
Toenladders der Oudem * . 96
1)ERDE HOOFDSTUK;
Van de Toonladders en Toonfoorten der heden-
daagfche Muzijk. . . 103
VIERDE HOOFDSTUK.
Van de Intervallen en Signaturen, . no VIJFDE HOOFDSTUK.
Van de Confonanten, Disfonanten, en driecr-
hi foorten van beweging. . . lio
ZES«
|
||||||||||||
I N H O U D. xl
ZESDE HOOFDSTUK.
Wan den Harmonifchen Drieklank. Bladz. 129 ZEVENDE HOOFDSTUK.
fan het Sext - Accoord. . . 134 ACHTSTE HOOFDSTUK.
Van het Sext quart - accoord. . . 136 NEGENDE HOOFDSTUK.
Van het Terts-quart-accoord. . 13' TIENDE HOOFDSTUK.
Van het Sext-quint ^accoord. ♦ 139 ELFDE HOOFDSTUK.
Van het Secund Accoord. . . 140 TWAALFDE HOOFDSTUK.
Van het Secund-Quint-accoord. . 141 DER.TIENDE HOOFDSTUK.
Van het Secund- Quint- Quart- Accoord. 14a YEERTIENDE HOOFDSTUK.
Van het Secund-Tens-Accoord. * 143
VITF.
|
||||
XIX I N H O U D,
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
Van het Stptime-Accoord. . Bladz. 144 ZESTIENDE HOOFDSTUK.
Van Stxt - Sep time Ac coord. . . 146 ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.
Van het Quart-Septime-Accoord. . 147 ACHTTIENDDE HOOFDSTUK.
Van het Accoord der groote Septime. . 148
NEGENTIENDE HOOFDSTUK.
yan hit None Accoord. . . 15a
TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Van het Sext-None-Accoord. . *52
EEN - EN -TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
yen het Quart-None ^Accoord. i£?3
TWEE ■ EN - TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
fan het Septime-None-Accoord. . 154
DRIE -EN - TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Van het Quint Quart Accoord. « I5<£
VIERi
|
||||
I N H O U D. xm
VIER-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Van den verminderden Harmonifche Brie-
klanh ". Bladz. 158
VIJF-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Van den vergraoten Harmsnifchen Drie-
klank. , . 159
ZES-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Van de verwisfeling en omkeering der Accoor-
den, en de Refelutie der Dhfonanten. 160
ZEVEN - EN - TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Van het Or gel'Punt. (Point d'Orgue.) 164
ACHT EN- TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Van de bicijfering der Toon/adder over de
groote en kleine Terts. . . ig(J
NEGEN-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Van de Modulatie of afwijking der Toonen. 168 DERTIGSTE HOOFDSTUK.
Van dt Cadenzen of S/uitingen. . ( 17a «. EEN- |
||||
xmr I N H O U D.
EEN-EN-DERTIGSTE HOOFDSTUK<
Fan het Recitatief, en van de manier, em het-
zelve te accempagneren. , Bladz. 17%
TWEE.EN-DERTIGSTE HOOFDSTUK.
Van de Temper at uur en van het Mtnochord. 183
|
||||||||||||||
THE.
|
||||||||||||||
....
|
||||||||||||||
INLEIDING.
|
|||||
Van Muzijk, Gehiid en Toon,
s >
muzijk of toonkunst is eene kunst-i
om bet oor door aangename klanken of geluiden te fireelen, en is als zoodanig gefchikt, om te treffen ; te roeren, te verbazen, gewaarwordingen en barts- togten in ons te doen geboren worden, of te on- derdrukken en te vernietigen. S a;
Deze bepaling der Muzijk, meer derzdver uit-
werkfelen dan derzelver aard betreffende, kan men ook aldus voorftellen: De Muzijk is eene kunst» waarin Melodij en Harmonij zxh op de bevaliigfte wijze vereenigen. De Melodij is eene opvolginj van enkele toonen, die voor het geboor aan<?,enaatn zijn, en den Zang van een Muzijkituk uitmakcn. De Harmonij is eene opvolging van A cc >orden« of van vcrfchillende toonen, die te gelijlc klinkende, eene bevaliige overeenkomst en zarnen (lemming heb- ben. En offclioon Melodij de voornaatnlle rol in de Muzijk fpeelt, moet echter Harmonij bare ge- irouwe gezellin zijn, op dat bet fcbocn gebeel out- fta, hetwdk in $ i. meer aigemeea bcfclm vert is; 1. Dajii.; A $ 3. De
|
|||||
a INLEIDING.
S 3-
De Muzijk is fchier zoo oud als de Wereld: 011-
der alle volken aangenomen: door befchaving en verlichting verbeterd, verfraaid , verhoogd en ver* edeld. Zij behoort tot de fchoone kunsten. § 4»
De muzijkale geluiden ontftaan op de volgendc
ivijze :lwanucer ecu ligchaam cen voortdurend geluid in de lucht zal te vvecg brengen, dan moet dit lig- chaam het vermogen hebben de lucht in cenc tril- lende beweging te brengen en te onderhouden : het ligchaam zelve moet zich dus eerst in eene trilknde beweging bevinden. S 5<
Als zulk een geluidgevend ligchaam aangeraakt
wordt, dan bevindt zich dat ligchaam in eene be- ving, fehudding of trilling, waardoor alle deszelfs deelen aangedaan vvorden; en elk ligchaam, dat Voor zoodanigc fehudding of trilling in zijne deelen vatbaar is, brengt 00k een geluid voort. 5 6.
1
Geen ligchaam kan trillen, indien deszelfs deelen
zich niet beurtelings van elkander vervvijderen, en dan weder tot malkander naderen. Als zich de deelen van een ligchaam van elkander vervvijderen, dan wordt deszelfs gedaante of figuur veranderd; lttaar, naderen zij weder tot malkander, dan wordt hetzelve 00k weder in zijne vorige gedaante herfield. Ecu
.
-
|
||||
I N L E I D I N G. £
Sen ligclmm, dat zijne figuur veranderen en zicli
van zelve vveder in de vorige gedaante verplantien kan, is can elastiek of veeikrachtig ligchaarn: bij gevolg kan geen ligchaam een voortdurend gcluid in de lucht voortbrengen, als het niet elastiek is. § 7-
Wanneer eerie gefpannen fnaar geknepen of aange-
geraakt wordt, dan vcrandert bate figuur; en, nm dat zij elastiek is, tracht zij niet alleen tot bare vorige gedaante terug te keeren , maar l'pringt 00k nog verder naar den anderen kant, om dat zij in eene trillende bevveging is, welke trillingen men duidelijk zien kan, als de fnaar tamelijk dik is. § S.
Deze trillingen vcroorzaken Vervolgens aan de
naburigc lucht foortgelijke trillingen, dewijl de lucht eene valmaakt vecrkrachtige vloeiftof is; dezc doeu wedcr de verder afgelegcne deelert der lucht aan, tot dat dezelve eindclijk het werktuig (orgaan) van ons geboor trelfen: het is dan de lucht, die deze trilliiigen ontvangt, en die het geluid ovcrbrengt tot onze ooren. Het' geluid is dus niets anders dan de fioot,dien onze ooren ohtvangen door de fchud* tlirig van de lucht, vvelke zkh nicdedcclt aan het werktuig van bet gehoor,cn wanneer vvij het geluid van eene fnaar hoorcn , dari ontvangen onze ooren zoo vele flagen van de lucht, als de fnaar ten ge- lijken tijd trillingen maakt. Indien dus de fnaar b. v. honderd trillingen in e'en fecunde maakt, A 1 out- |
||||
4 I N L E I D I N G.
|
||||||
ontvangt het oor ook honderd flagen in denzelven
tijd. § 9-
Wanneer de trillingen, zoo wel als de flagen,
waarmede het oor wordt aatigedaan, meer of mindet hard zijn, ontftaat Meruit geen ander oncierfcheid in het geluid, dan dat het meer of minder hard of fterk wordt, hetwelk men forte of piano (hard of zacht) noerar. Maar wanneer de trillingen meer of minder lhel zijn, of dat 'cr vele of weinige in eenen bepaalden tijd. b. v. in C6n fecunde gefchiedcn ; dan zullen ook de toonen wezenlijk van elkander verfchillen; de eene zal langzamer of lager, en de andere fneller of hooger ziji*. In de lage toonen zijn minder trillingen in gelijken tijd, dan in de hooge; en elke toon bevat in zich een bepaald getal van trillingen, die in eenen bepaalden tijd, b. v. in e'en fecunde volbragt worden; wesbalve de toon, ge- teekend met de letter C (zijnde de laagfte toon van het Violoncello) ten naastenbij honderd trillingen in edn fecunde geeft; en de toon, aangeduid door dc letter c (zijnde het hoogfte c op de Clarinet) geeft
1600 trillingen in denzelven tijd. Eenen toon, welke minder dan 20 trillingen in een fecunde maakt, kunnen wij niet duidelijk meer gewaar worden of onderfcheiden, wegens zijnc al te groote laagte of langzaamheid, noch ook dien, welke meer dan 5000 doet, wegens zijne al te groote hoogte of ihclheid. |
||||||
$ 10. On-
|
||||||
1NLEIDING.
|
||||||||
5
|
||||||||
Onder het woord geluid verfiaat men allerlei foor-
ten van hoorbare indrukfelen, als: geraas, gedruis, de flag van een kanon of van den donder; maar ieder geluid kan -daarom geen klank of toon genoemd worden. S a.
Door het woord klank verfiaat men een geluid ,
dat klaar en bcvattelijk is: b. v. het geluid van eene klok; maar hoe dikwerf men zulks ook achter elkander hoort, wordt het een klank, maar. geen toon genoemd. Door het woord toon verfiaat men een klank,
waarbij of gelijktijdig, of onmiddelijk daarna , zich nog een andere klauk laat hooren; en dan wordt de eene ten opzigte van den andereu een toon ge- noemd door de onderlinge vergelijking. § ia.
De woorden klank en toon worden fomtijds in
eenen anderen zin gebruikt, want van een Muzijk- Inflrument zegt men: het Inftrumtnt heeft een goe* den klank; en van de zuiverheid of rein'ieid van eene fnaar zegt men: die fnaar heeft eenen reinen of zuiveren toon, waaronder men ecjiter klank verftaaa moet. |
||||||||
A 3 EER,.
|
||||||||
EERSTE AFDEELING.
|
||||||
OVER DE KENNIS DER MUZIjKALE TEEKENEN.
|
||||||
I. HOOFDSTUK.
Von de manler om de klanken of toonen der Muzijk
door Teekenen en Noten ait te drukken. § i.
D e Teekenen, waarvan zich de oude Gricken be-
djenden , om hunnc Muzijk op te Fchrijven , befton- <Jen in de 24 letters van bun Alphabet. Deze letters vvierdcn horizontaal naast elkandcrcn gcfchreven; fommige waren in baar gebeel, andere verminkr; dan eens regts, dan we der links ; dan ecus omge- fceerd, dan weder liggendc; fommige met accenteu, flndere wcder zonder accenten , enz. § a.
De tconen voor de Infrrumenren yvietden bij ben
jnet andere teekenen aangeduid, als de toonen der zangftcm: dit maakte de teekenen zeer menigvuldig, wier getal door fommigcn op 1620 begroot wier- den ; doch door andcren, en wel met meerdcr regt, op 990; want, daar de Grieken 15 toonfoortcn (modi) hadden, en voor elke toonfoort in de drie klankgefhcbtcn 33 Teekenen voor de zangftem, en iok 33 Teekenen voor de luurumenten gebruiktm , zoo
|
||||||
BIUZIJKALE TEEKENKW. J
zoo is bet getal, als men 66" met 15 vcmcnigvul-.
digd, juist 990. § 3.
Alle deze menigvuldige Teekenen bepaalden vvel
de hoogte of laagte der toonen, maar niet de lang- keid of kortheid dcrzelve: deze langheid of kort> hcid der toonen wierd te kannen gegeeven door de * lange of korte lettergrepen der woorden, welke daar- onder gefchreven vvaren, of door de cijfers 1 en a , welke door de twee eerfte letteren van liet Grieksch Alphabet, alpha en beta (&, '(3,} beteekend wier- den, waarvan « de korte, en '(3 de lange Ojllabe te kennen gaf. $4.
De Romeinen bebben van de Grieken hunne Mu«
zijk en hunne muzijkale teekenen overgenomen. Doch in 't vervolg, en wel ten tijdc der Pauien, heeft men in batten, in plaats van de Gvickiche teekenen, zich van de 15 eerfte Letteren van het Latijnsch Alphabet bediend, om de MuzLjk op te fchrijvcn, tot dat Pans gregorius, in dezeven- de Eeuw, het getal dezer letters heeft verminderd, en daarvan de zeven ccrfie gekozen, als: a, b, c , d , e , f , g , vindende dit getal tocreikende ; om dat ovcral de achtfte toon of octaaf 'volkomen gclijk was aan den eerften, behalve dat dezelvc nog eens zoo hoog was, als de eerfte. Deze zeven let- ters plaatrtc hij op zeven linien, en elke linie had bijgcvolg e'e'ne letter. Die Paus heeft zich omtrent de bevordering der Mnzijk zeer verdienstelijk ge- A 4 maakt» |
||||
8 MUZIJKALE TfcEKRNEN.
maakt, en van hem is ook afkomlig de al5mbe«
feende Gregoriaanfchs Z.»0 in de Roomsch - Catho- lijke Kerken. S 5-
In de elfde Heuw wierd eindelijk de grond gclegd
tot hit bedendaagsch Noten-Stelfel. Guido van arezzo ofGL'ioo aretinus, ecn Benedictij- ner Monnik, plaatste , op de verfchillende paralelle (evenwijdige) linion, punten in plaats van letters; v.-rvolgens ftelde hij ook punten tusfchen de linien or' op de fpaties ; en, om dat 'er op die wijs geen zeven linien n->otii^ waren , v^rmindcrde hij dezclva tot op vier of vijf linien. De muzijkale lettergre- pe'i: ut. re, mi, fa,foJ, la, zijn ook van hern . af kornflig, wclke hij in het zingen, in plaats van de letters . gebruikte. Deze fijllaben zijn genomen u;t een Lofzang op het Feest van Joannes denDooper, waarvan hij de eerfte Lettergreep van elken Reged ge loin n heei't. De Lofzang is deze: »> ;■
Ur queant /axis Rv.fonare fibris ,
M\ra geftorum , F-Awu/i tuorum ,
SoLve polluti l^hbii reatut*>
Sancte Joannes I
Bij deze zes lettergrepen is naderhand de zevende,
nameiijk si, nog bijgevoegd, welke waarfchijnelijk ontl1a;m is nit de eerfte letter van het woord Sanc- te , en ujt de eerfte letter van het woord Joannes Deze seven, Sijilaben nemmen volkumen overeen met de hedendaagfche letters c, d, E, f. u, a, jj. |
|||||
■
|
|||||
WUZIJKALE TEEKENEN.
S 6.
Volgens het algemeen gevoelen heeft jean de
M i1 k i s, Doctor van de Sorbonne en Kanunnik te Parijs, in den Jaare 1338, verfchillende gedaanten aan de pun'en of noten gegeven, om daardoor de langheid of kortheid der toonen uit te drukken. Hij heeft dan, zoo als men meent, vijf figuren uitge- vonden, waaraan hij de volgende namen heeft ge- geven , als: Maxima de grootfte of de langfte; Lon- ga de lange; Brevis de korte; Semibrevis de helft van de korte, en Minima de kleinfte of de kortfte. Maxima duurde het langst; Longa was de helft van Maxima; Brevis de helft van Longa; Semibre- vis de helft van Brevis, en Minima weder de helft van Semibrevis* (Plaat I. fig. i.) §7.
Men had 00k Pauzeringen, (rustingen) of teeke-
nen van ftiizvvijgen uitgevonden, welke met da waarde van deze Noten overeenftemden. Als cert blokje 3 fpaties vulde, was het in dien tijd gelijk met Maxima: hetgeena fpaties vulde, duurde zoo lang als Longa; dat, hetwelk maar 1 fpatie vulde, was gelijk met Brevis; eenblokje, hetwelk van eene lie- nie nederwaai ts af hing, duurde zoo lang als Semi' brevis, en een blokje, hetwelk op eene linie op- waarts geplaatst was, had de waarde van Minima, (fig. a.) S 8.
Men heeft in het vervo!g de gedaanten dcr No-.
A 5 ten |
||||
10 MUZIJKALE TSEKENEN.
ten nog meer veranderd ; bij de open:: Noten zijit
nog gevoegd toegeuiaakte Noten, en aan deze nog gemaakt den, twee, drie , ja vier haken, of dwars- ftrepen , waaruit ons tegenwoordig Noten - Stelfel ontltaan is. S 9-
Hct hedendaagsch Noten - Stelfel is zonder twijfet
voortreffelijk, en zecr gefchikt, om de Muzijk op ,te fclmjvcn, en ons" de geluiden en toonen op het papier voor oogen te flellen. Hetzelve beftaat vk vijf paralelle linieii, vvelkc men zcer gcmakkclijk kan onderfcheiden, om dat het oog zich gedurig op de middelrte linie vestigt. De onderfte linie is de eer- fte, en de bovenfte de vijfde. Devijf linien noemt men een Muzijk - Regel of Noten - Balk, op vvel- ken de Noten, zoo wel op de linien , als tusfcben de linien of op de fpaties geplaatst worden , en aan wier plaatfing men zelfs met de oogen het klimm'en en dalen der toonen kan gewaar worden. (fig. 3,)
■ ■
S IO-
Hct gctal dev Noten kan 00k nog merkelijk ver-
meerdcrd worden, als men 'er, onder of boven de. Noten-Balk, nog linien of ftrepen bij voegt. (fig. 4.) |
||||||||
■
TWEE-
|
||||||||
II. HOOFDSTUK.
Yan ck Muzijk- Sieuteh en de namen def
Noten-
■- -
$. i.
Ami het begin van een Muzijk-Urge! of Noten-
Balk wordt op zekere Kiiie een tceken geplantst, hetwelk men'Sleutel noemt; deze dicnt, om op die linie een' bepaalden toon in een bepaald octaaf aan te wijzen. Men heeft in de Muzijk dric foorten van Sleutels , als den G Sleutel, C Sleutel en F Sleutel: van den G Sleutel zijn 'er twee, van derj C Sleutel vier , en van den F Sleutel drie in ge- tal ; zoo dat 'er te zamen negen Sleutels zijn , Waarvan cchter vier niet meer gebruikt worden. |
|||||||||||
§
|
|||||||||||
De twee G Sieuteh zijn :'
J.) Ce Italiaanfche- of Duitfche Fiool-Sleu-_ tel, welke gephatst is op de tweede linie: de Noot , welke op gemeldc tweede linie ftaat, wordt dan ook g genocmd (fig. 5.) De overige hoogcre of lagerc Noten woi> den dan van deze letter g, volgens de or- de van het muztjkalisch Alphabet, opwaarts en nederwaarts afgeteld. Deze Sleutel is overal in gebr-uik , niet allcen voor de Viool , maar ook nog voor vele andere Muzijk - Inftrumenten , en zelfs voor het zingen. 2.) De
|
|||||||||||
1
|
|||||||||||
IS MUZJJK-SLECJTELS EN
2.) De Franfche Vtool- Shut el ftaat op de eer-
fte linie , op welke linie de Noot in dien Sleutel dan ook g genoemd wordt. <fig. 6.) Deze Sleutel is afgefchaft, als niet meer noodig zijnde, om dat men de hoogere toonen zecr Wel in den gcwonen Viool- Sleutel kan fchrijven, met ftxepen of linien bovcn den Muzijk-regel of Noten-balk te plaatfen. $ 3.
De vier C Shuteh zijn:
x.) De Cantus (Canto of Soprano) ftaat op de eerfte linie, en de Noot op deeze linie is
c". (fig. 7.)
a.) De hooge Ah {Alto) ftaat op de tweede linie en dan is de Noot op de tweede linie c.
(fig. S.)
g.) De gewoonlijke Ah ftaat op de derde linie, zijnde dan de Noot op de derde linie Z
(fig. 9.)
4.) De Tenor (Tenore~) ftaat op de vierde linie
en de Noot is op deze vierde linie c. (fig. 10.)
Van deze vier C Shuteh is de hooge Alt op de
tweede linie niet meer in gebruik; maar de drie an-
dere worden gebruikt, zoo wel voor het zingen,
als ook voor het fpelen op Inftrumenten.
S 4.
De drie F Sle-tels zijn:
I.) De gewoonlijke Bat (Basfo) ftaat op de vier-
de |
|||||
-■
|
|||||
NAMEN DER NOTEN. IJ
de linie, welke- door twee ftipjes omringd
is; de Noot, welke op deze vierde linie ftaat is / (fig. II.) 2.) De kooge Bas op de derde linie, waar dan de Noot op de derde linie /is. (fig. 12.)
3.) De lage Bas op.de vijfde linie, zijude dan de Noot op de vijfde linie f. (fig. 13.) - De hooge en lagc Bas zijn afgefchaft; doch de gtwoonlijke Bas-putel op de vierde linie is overal in gebruik, zoo wel Voor het zingen als voor het fpelen. De Viool-Jleutel op de tweede linie, en de Bas
Jleutel op de vierde linie, van een algemeen gebruilc zijnde, is het dus noodzakelijk de nanien der Noten van beide fleutels voltnaakt te weten; doch hel is van w«inig belang, of men de Noten c, d, e, /, g, of «/, re, mi, fa, fol, nocmt, als men maar duidelijk weet, wat men 'er door verftaat. Beide benamingen der noten zijn uitgedrukt; die van den Viool-(leutel bij fig. 14., en die van den Bas Jleutel bij fig. 15. Daar ecliter de benaming der Noten volgens de letters van het Alphabet natuiirlijker is, dan die van de fyllaben «;, re. mi, fa, fol, zal men zich in dit werk van de eerftc bedienen. *
* |
||||||
-
■
III. HOOFD
|
||||||
Til. HOOFDSTUK.
*
fan de Diatonifche klankladder, en van d&
Renaming der verfchillende Octaven. S i.
v an de ncht geluiden of toonen, welke trapsvvljze
opwaarts gaan, is het eerfte het laagfte of groffte gcluid; het tweede wat fijner of hooger ; het derde aiog hooger, en zoo vervolgens tot het achtfle ge- luid toe, hetwelk dan nog eens zoo hoog is als het eerfte, en het Octaaf genaamd wordt. § 2.
Deze affianden van geluiden, rtoemt men inter-
vallen of tusfchenvvijdtens , zoo dat de achtfte toon ten interval van een Octaaf .genaamd wordt; want, als men van het laagfte geluid wil overgaan tot het achtfte, moet men zeven trappen doorgaan, en acht verfchillende geluiden laten hooren; en zulk eeri fchakel of opvolging van toonen wordt genoemd een Diatonifche klankladder, om dat de Noten traps- wijze , gelijk fporten of trappen op de linien en fpaties geplaatst zijn, en diatonisch, dat is, van toon tot toon, zeer eenvoudig en natuurlijk elkan- deren opvolgen; zoo, dat iemand, die een natuur- lijk goed gehoor hecft, dezelve zeer gemakkelijk kan leeren zingen. (fig. 16.) ■
§ 3. Wan-
|
||||
I JMATOMSCHE KLANKLADDER* 1$
S3-
Wanneer men in diezelve orde voortgaat, en nog
zeven toonen daarbij voegt, dan heeft men weder in een tweede Octaaf een fcbaliel'.Van geluiden, in orde en rang gelijk aan hct eerfTe, behalve, dat de geluiden nog eens 200 hoog ziju. (fig. 17.) 5 4.
Men kan dezen fchakel van geluiden nog verdei
uitftrekken in diezelve orde, met twee Oct avert iri de laagtc daarbij tc voegen, waartoe men zich van den Bas-Jleutel bcdient. (fig. 18.) § 5-
Een febakel van acht gduideri wordt in hot eerfte
of laagfte Octaaf Muzijkale I'lankladder gcnaamd,
en kerkaling of beantwoording in alle de andere
Octaven.
§6.
Het vvoord Octaaf heeft eene dubbele beteeke-
riis; men verftaat hierdoor fotntijds het interval van een Octaaf, zijnde alleen de achtfte toon; en fom- tijds verftaat men onder dit woord alle acbt toonen te zamen, gelijk men gewoonlijk de grootte van eea Klavler of Forte - Piano nitdrukt, met te zeggen: het Inftrument heeft vier, vij'f of zes Octaven. s 7.
Om deze Octaven van malkander te onderfcbeiden,
heeft men elk eenen brjzonJeren naam gegeven. Men noenit
|
||||
16 tirATONISCHE KLANKtADBEfU'
noemt dus het laagfte Octaaf het groot Octaaf, en
fchrijft de toonen, welke daarin begrepen zijn, met kapitale letters, als C, D, E, F , G, A, B. Het daarop volgende of tvveede Octaaf noemt men het klein of ongeftreept Octaaf, en de to<>nen worden met kleine letters en zonder dwarsftrepen gefchreven, als: c, d, e, f, g, a, b. Het derde Octaaf wordt het linmaal gefireept Octaaf ge- naamd, en wordt met kleine letters gefchreven, maar boven ieder letter e"dn dwarsflreep gemaakt > als, c, d, "e, 1, g, a, b. Het vierde Octaaf
noemt men het tweemaat geftreept Octaaf, en wordt met kleine letters gefchreven; doch boven ieder letter twee dwarsftrepen gemaakt, als c, d,
B It S3 ^3 S
C, f, g, a, b. Het vijfde Octaaf wordt het drie-
tnaal gefireept Octaaf genoemd, en insgelijks met kleine letters gefchreven, maar boven ieder letter drie dwarsftrepen gemaakt- als: c, d, e, f, g, a, h.
De toonen, welke nog hooger zijn, noemt men viermaal geflreepie toonen, als c, d, e, f; en de
toonen, welke lager zijn, als het groot Octaaf, worden contra - toonen genoemd , en met kapkale letters gefchreven, maar onder elkc kapirale letter wordt een dwarsilreep gemaakt, als; B, A,G, F, ** r** f^ -c*
Deze verfchillende benamingen zijn afkomftlg van
de zoogenaamde oude Duitjche Tab/atuur, tren men
|
||||
DUTONISCHE KLANKLADDERV \f
men zich nog van letters in plaats van Noten be-
diende. Men was dus genoodzaakt teekenen uit te viuden, om aan te duiden, in welk Octaaf zulk een letter gezongen of gelpeeld moest worden. Hoevvel men thans niet meer naar letters zingt of fpeelt, maar hiertoe Noten gebruikt, is echter deze bena- ming en ondcrfcheiding der Octaven onmisbaar in theoretifche fchriften, welke over de Muzijk hande- len; want, alr> men zegt: de Noot op de tweede linie in de Fiool - Sleutel is iinmatl geflreept g , dari Weet men terftond juist, welk g daarmede gemeend vvordt, en zoo ook met alle de overige letters. |
|||||||
IV. H O O F D S T U K.
fan de waarde der Noten.
§ I-
anneer men een klein Muztjkftuk met eenige
oplettenheid hoort zingen of fpelen, dan zal men befpeurcri, dat bet bevallige, en het gehoor ftree- knde, niet alleen beftaat in eerie opvolging en ver- menging van hoogere en Jagere, maar ook van long- zamere en gezwindere gelnidert. Het gezwinde of langzame, of de kortheid of langheid van den tijd dier geluiden noemt men waarde. De heele Noot duurt het langst, en de waarde van alle andere No- ten zijn naar dezelve ingerigt en afgemeten. 1. Deel. B $ 2. Eene |
|||||||
y
|
|||||||
<t$ VAN DE WAARDE DER NOTEN.
|
|||||
S 2-
Bene Noot, welke open is, en de gcdaante heeft
van cen mil (o) noemt men cen Heele Noot. (fig. 19.) Eene Noot, welke 00k dc gcdaante heeft van een mil (0) maar aan welke opwaarts of neder- waarts een ftreep of ftaart vastgebecht is , noemt men een Halve Noot. (fig. 20.) Eene Noot, wel- ke gcheel toe is, noemt men cen Qiiart of Pleren- dee/, (fig. 21.) Eene Noot, even als een Quart, maar met een dwars(tr#ep of haak aan den ftaart, is een Achtfte; en zoo 'er iriecr Achtflens achter elkander volgen, dan vvorden 'cr fomtijds twee, drie, vier of zes met een' doorgaanden dwarsftreep aan elkander gebonden. (fig. 22.) Eene toegemaakte Noot met twee dwarsftreepeh of haken is een Zes- tiende. (fig. 23.) Een foortgelijkc Noot, met drie dwarsftreepen aan den ftaart, is een Tweeendenigfte. (fig. 24.) En eene diergelijke Noot met vier dwars- ftreepen is een Fierenzestigfie. (fig. 25.) S 3-
Edne Heele Noot begrijpt in zich 2halveNoten,
of 4 quarten, of 8 achtftens, of 16 zestiendens, of 32 tweeendcriigftens, of 64 vierenzestigftens. Ee"ne Halve Noot begrijpt in zich 2 quarten, of
4 achtllens, of 8 zestiendens, of 16 tweeendcrtig- ftens, of 32 vierenzestigftens. Een Quart begrijpt in zich 2 Achtftens, of 4
Zestiendens, of 8 Tweeiindertigflens, of 16 Vier- enzestigftens. Ee»
|
|||||
■
|
||||||||||
VAN DE WAARDE DER NOTEK* %9
Edn Achtfte begrijpt iti zich 2 Zestiendens, of
4 Tweeender'tigftens , of 8 Viefenzcstigftens. Edn Zestiende bevat in zich i Tweeendertigftens,
of 4 Vierenzestigftens. Edn Tweeendertigfte bevat in zich % Vierenzes*
tigftens. (PI. II. fig. i.) § 4*
De Heele Noot duurt het langst; de Halve Noot
beflaat maar de helft van den tijd van eene Heele Noot; de Quart de helft van een Halve; de Achtfte de helft van een Quart; en de Zestiende duurt maar de helft van den tijd van een Achtfte enz. |
||||||||||
)
|
||||||||||
V. HOOFDSTUK.
Van het Punt of Stip ackter eene Not:. S i.
A Is men eene Noot langer wil maken, dan hare
eigentlijke vvaarde bedraagt, dan plaatst men achter die Noot een Punt of Stip. Dit Punt of Stip is altijd de helft in waarde van die Noot, achter welke het zich bevindi; zoo dat achter eene Heele Noot het Punt een Halve doet; achter een Halve een Quart; achter een Quart een Achtfte enz.: dus duurt eene Heele Noot met een Punt zoo lang als 3 Halve Noten; eene Halve Noot met een Punt zoo lang als 3 Quarten; een Quart met een Punt zoo lang als 3 Achtftens; eii een Achtfte met een Punt 200 lang als 3 Zestiendens enz. (fig. 2.) B a S 2. AlS
|
||||||||||
itftti
|
||||||||||
.
|
||||||||
*0 VAN HET PUNT OF ST1P ACHTER BENE NOOT .
§ 2- Als achtcr eene Noot twee Punten ofStippenge-
plaatst zijn, dan is het tweede Punt de helft in waarde van het eerfte Punt, b. V. als achter eene Halve Noot twee Punten ftaan, dan vvordt die Halve Noot door het eerfte Punt een Quart langer gemaakt, en door het tweede Punt nog ecn Acht- fte, bij gevolg duurt die Halve Noot met twee Punten zoo lang als zcven Achtftens. (fig. 3.) |
||||||||
VI. HOOFDSTUK.
Fan de waarde der Pauzeringen of Zwijg-teekemH^
% ■■
M en heeft in de Muzijk 00k teekenen, welke
aanduiden, dat men, in plaats van te zingen of te fpelen, eenigen tijd zal rusten of ftilzwijgen. Deze teekenen noemt men Pauzen of Pauzeringen. Zij ftemmen overeen met de onderfcheidene waarde der Noten, en worden in dcrzelver plaats gefteld; dus moet men geheel den, tijd 4 van hunne waarde met fulzwijgen voorbijgaan. S -
De figuren, namen en waarde derzelve zijn de
volgende: een blokje, hetwelk twee fpaties vult of beflaat, beteefcent 4 Maten; (fig. 4.) een blokje, dat maar edn fpatie beflaat, beteekent 2 Maten; Ciig- 5.) ee" blokje, dat aaii een linie nederwaans |
||||||||
VAN DE WAARDE DEP PAUZERINGEN. a I
hangt, is ee"n Maat; (fig. 6.) een foortgelijk blok-
je, dat boven op dc linie ftaat, is een halve Maat; (fig. 7.) een verkeerde 7 beteekent een Quart; (fig. 8.) een gewone 7 is een Achtfte; (fig. 9.) een 7 met nog een haakje is een Zestiende; (fig. 10.) een 7 met nog twee haakjes is een Tweelindertigfte; (fig. 11.) en een 7 met nog drie haakjes is een Vierenzestigfte. (fig. 12,) S 3« '
De halve Maat pauze, de quart, de achtfte , de
zestiende, de tweeendertigfte en de vierenzestigfte hebben derzelver bepaalde waarde, en beteekenen, dat men juist zoo lang moet rusten, als de tijd be- draagt, welke men noodig heeft, om eene noot van die waarde in dat muzijkftuk te fpelen of te zingen. Maqr de Pauzen van 66n maat, twee ma- ten en vier maten zijn veranderlijk, en rigten zich naar de Maat, welke voorgeteekend is; b. v. wan« neer de maat van een muzijkftuk vier quart is, dan moet men 00k, als 1 Maat pauze voorkomt, vier quarten lang rusten; maar is de maat b. v. |, |, § of f, moet men 00k bij 1 Maat pauze niet laugej; rusten, dan de voorgeteekende maat bedraagt: even zoo. is het gelegen met die figuren, welke 4 maten en a maten pauze beteekenen : deze rigten zich infr gelijks naar de voorgeteekende maat. Wanneer in eea ftuk vele maten moeten gepau-
zeerd wcrden, gebruikt men de drie eerfte figuren,
B 3 uit
|
||||
<
*4 VAN DE WAARDE DER PAUZERINGEN. uit wclke hct noodig getal te zamcngcfteld wordt;
iBaar men is dan gewoon, het getal der maten met cijfers boven de blokjes te fchrijven, olil terftond te kunnen zien, hoe lang men wachten moct. (fig. 13.) Daar in de Blaas-Inftrumentcn fomtijds zcer vele
maten te pauzeren zijn, wclke een groot aantal blokjes zouden vereifchen, maakt men in dit gcval dikwijls maar eene lange dwarsflreep, en fchrijfthet getal der maten met cijfers daar boven. (fig. 14.) $ <$
*-
Wanneer het een of ander Muzijk - Inurnment ecu
gehecl fink door zwijgen zal, dan wordt dit niet door pa"zcringen aangeduid, maar men geeft dit te kennen door het latijnfche woord Tacet; b. v. An* danie Tacet wil dan zeggen, <Jat de partij, waar deze woorden ftaan, in hct Andante zifijgen moct. ; $7-
Het "Punt of Stip achter de Panzeringen is even
200 wel in gebruik als achter de Noten. Dit Ptrift of Stip is 00k de helft in waarde van de Pauzering, iichter welke hetzelve geplaatst is; en als 'er twee, Punten achter eene Pauzering zich bevinden, dan is het tweedc Punt de helft in waarde van het eerft$ Punt. (fig. 15.) ■
VU. IIOOFD-
|
|||||
m.
|
|||||
-.■'■' £*
Vn. HOOFDSTUK.
■
Fan de zamenbinding der Noten. ■
■ Ais een boogje of halve cirkel tusfchen twee Noten
ftaat, welke Noten op dezelfde linie of fpatie, of op dezelfde plaats onder of boven de linien zich bevinden, dan wordt de tweede Nooc zoodanig aan de eerfte Noot verbonden, dat men , in plaats van twee Noten, maar e*e'nc Noot fchijnt te hooren; of anders gezegd, die twee Noten worden tot Une Nott gemaakt, welke de waarde van beide Noten heeft, als twee halve Noten tot e"ene heele , entwe« auarten tot eerie halve Noot. (fig. 16.) i . ,... --■■'■' ': S 2.
In de partijen voor de Blaas* Inftrumenren vindt
men dikwijls vele Noten achter elkander, welke alle door boogjes zamengebonden zijii. Alle deze Noten moeten gefpeeld worden als iine Noot, welke de waarde van alle de zamengebondene Noten heeft. Om zich in het teHen dezer Noten niet te vergisfen, fchrijft men fomtijds het getal der maten met cijfers boven elke maat, hetwelk veel gemak in, 't muzij- kaal lezen veroorzaakt. (fig. 17.) S3-
Somtijds rchrijft men 00k reeds bij de eerfie
toaat het getal der maten, welke van deze Noot
B 4 M-
|
||||
£4 VAN DE ZAMENEINDING DER NOTEN.
volgen zullen, al ziju dezelvc ook nict door boogje
aan elkander verbondcn. (fig. iS.) |
||||||
VIII. HOOFDSTUK.
Van de teckenen van verhooging, van verlagitig
en van herftelling. Si-
JLn ons aangenomen Noten - ilclfel hebben allccu de
toonen c, d, e, f, g, a, b door alle Octavea hunne eigene noten; alle overige hoogere of lagerc toonen worden door teekenen aangeduid, die voor deze noten geplaatst worden: zij zijn of toevallig, en ftaan dan aan de linkerzijde voor die noot, welkc hooger of lager zijn zal; in dit geval betreflen zij alleen die enkele noot, waaryoor zij ftaan, of andevs op zijn hoogst ajle^noten van dienzelfden naain., welke in die maat voorkomen, en verder niet: of deze teekenen worden in net begin van een ftuk naast den Sleutel geplaatst, en gelden dan het ge- heele ftuk door. Men beeft drie foorten van zulke teekenen, als: teekenen van verhooging, van verfa-, ging en van herftelling. De teekenen van Verhooging zijn of een dubbel
Kruis (DiefeJ of een enkel Kruis. Het dubbel Kruis vcrhoogt dc noot, voor welke het ftaat, tz\P |
||||||
YAN BE TEEKENEN VAN VERHOOCING, ENZ. 25
halven- toon: (fig. 19.) bet etikel Kruis, hetwelk
gewoonlijk niet anders voorkomt, dan in ftukken, waar reeds een dubbel Kruis bij den Sleutel plaats, had, maakt die noot dan nog een' halven toon hoo- ger, en de noot, welke op die wijze tweemaal ver- hoogd is, wordt dubbel Kruis genoemd. (fig. 20.) Het enkel b, hetwelk bimol genoemd wordt,
maakt de noot, voor welke. het ftaat, een' halven toon lager, (fig. si.) Tweed's, of het zoogenaamd dubbel bimol, hetwelk gewoonlijk 00k niet anders voorkomt, dan in ftukken, waar reeds een enkel be"mol aan den Sleutel bij die noot plaats had, maakt dan, die noot nog een' halven toon, lager, en de noot, welke op die wijze tweemaal verlaagd is, wordt dubbel mol genoemd. (;%. aa.) . § 4«
Het itierkant b, of biquarre is een herftcllings-
teeken; dus wordt de noot, welke door een kruis hooger, of door een bdmol lager was gemaakt, weder in haren natuurlijken ftaat herfteld, en na- tuurlijk of naturel genoemd. (fig. 23.) $5-
Wanneer eene noot, welke door het enkel kruis
een heele toon hooger was gemaakt, weder in den vorigen halven toon hooger zal herfteld wordea, dan gebruikt men ten biquarre met een dubbel ef gewoon Kruis. (fig. 14.) B5 En
|
||||
Stf VAN DE TEEKENEN VAN VERHOOGIMO.EN^
En als eene noot, welke door twee b1: (bV) fieri
heele toon lager was gemaakt, weder in den vori-
gen halven toon lager zal herfteld worden, dan
bedient men zich van een bequnrre met een bimoh
(fig- *5-)
§ 6.
In oude Muzijk - ftukken vindt men fomtijds voor
een noot een bimol, waar eigentlijk een btquarre ftaan moest. (fig. 26.) Somtijds 00k een Kruis, in plrats van een biquarre. (fig. «7-) doch deze fchrijf- wijze wordt thans niet meer gebruikt, alzoo dezelve dubbelzinnig is. |
||||||
DC HOOFDSTUR.
Van de Triolen tn Sextolen. I rlolen noemt men drie op elkander volgencie ge-
lijke noteo/, die in den den tijd van twee dergelijke noten gezongen of gefpeeld moeten worden, -als drie achtften, in plaats van twee achtften;, op een quart, en drie zestienden op een aebtfte. Men plaatst ge- vvoonlijk de cijfer 3 boven de middelfte van dew noten. (PI. III. fig. 1.) $ a.
Sextolen of Sexteh noemt men zes op elkander
volgende gelijke noten, die in den tijd van vier foortgelijke noten moeten uitgevoerd worden, en maar
|
||||||
"fT <T( X
|
|||||
VAN DE T,RIOLBN *N SEXT0LEN. fift
maar denen tijd beflaan,,als zes achtften, in plaats
van vier achtften, op eene halve noot; en zes zes- tienden, in plaats van vier zestienden, op eene quart. Men pla'atst boven W onder deze noten de cijfer 6_, om ze terftond te kennen. (fig. a.) Men vindt in Solo's, of in ftukken, waar de
voornaamfte party door ee*n perfoon alleen uitge- voerd wofdt, fomtijds nog meer diergelijke Qkn' van 5, 7,9 en meer noten, doch welkea men nog geene namen heeft gegeven.' (fig. 3.) Deze zijn on- gemakkenjker uit te voeren, dan de Triokn en Sex- tolen, maar komen 00k zeldzaam voor.. . ,,
X. HOOPDST UX
Fap de Maat.
% 1
D oor MMi verftaat men in de Miiztjk eena
naauwkeurige afdaeting of verdceling van den tijd, in welke onderfcheidene noten gezongen of gefpeeld moeten worden. Elk Muzijkftuk (het zij groot of klein) beftaat
Hit vele gedeeltens, waarvan het eene gedeelte even zoo lang daurt, als het andere: deze gedeeltens noemt men maten, en worden door ftreepen afge- perkt, welfce maatftokken genoemd worden. S3- to
|
|||||
S* VAN DE MAAT. ' '"
S 8-
In elke maat hebben weder onderverdeelingen
plaats, welke men tijden of tempo's, noemt. u>
Dc lengte van elken Hfaat en van elken tijd kan
ook aangevuld of volgemaakt worden door verfchil- lende noten, welke volgens hare waarde en gctal tohj of meer fchielijk uitgevoerd moeten worden., § 5-
In elke maat zljn zware, en ligte decent en, even,
als in de woorden lange en korte fijilaben. Op den eerften tijd van ieder maat komt de zware Accent of nadruk; en op de volgende tijden de ligttre of korte Accenten* S &
Wanneer bij deze Accenten, welke op fomraige
toonen geplaatst worden , eene juiste eenvormighcid plaats vindt, zoo dat even dezelve zware of ligtq Accenten in even dezelfde tijden weder voorkomeu of gehoord worden, dan bekomt de Zang of Melo* dij hierdoor een Metrttm of Maat. §7-
Het begin van de mait;, of het zware Accent,
kan men zeer duidelijk gewaar worden en voelen , weshalve bij de Duitfchers de maat door het woord Tact {a tactu van het gevoel) wordt uitgedrukt; want, als men met het begin van de maat, of te |
||||
VAN DE MAAT.' 2p
gelijk met het zware Accent iin telt, vervolgens
twee, dan drie, en dan vier, en dat, na dat men vier geteld heeft, terftond weder een zware Accent zich laat hooren, dan voelt men, dat hier weder eene nieuwe maat begint, en men dus weder als te voren moet beginnen te tellen , namclijk een, twee, drie, vier; maar, als een zware Accent zich laat hooren, na dat men iin, twee, drie geteld heeft; dan moet men te gelijk met het zware Accent weder met iin beginnen te tellen, en zoo verder. S 8.
Men heeft in de Muzijk drie foorten van maat,
als: maat van 4 tijden of tempo's j maat van 3 tijden en maat van 1 tijden. $ 9-
Onder de maat van 4 tijden behoort de maat van
vier Quarten, welke door een kapitale C aangeduid wordt; (fig. 4.) en de maat van Twaalf Achtflen (fig. 5.) In de maat van Vier Quarten komt Op ieder' tijd line Quart, of de waarde van dene Quart; maar in de maat van Twaalf Achtflen wor- den drie Achtflen, of de waarde van drie Achtflen, op elken tijd gereekent. S 10.
Ondcr de maat van 3 tijden behoort de maat van
Drie Halve Ntten, 00k Tripele maat genaamd; (fig. 6.) de maat van Drie Quarten, (fig. 7.) en de maat van Drie Achtflen. ^fig. 8.) S 11. On-
|
||||
. Jt» jb*j» o». ti«aTi
|
|||||
■■■■■ 7 ,:' . . $ ii.-.-:. :;';
Onder de maat van 2 tijden betiboxt de maat
van Tm'££ Sj/ye A/e/e» , welke maat 00k gezwinde msat, of Alia- Breve maat, 00k Kapel-maat ge- naamd wordt, en door eene kapitale C, waardoor eene firecp gctrokken is, of 00k door de kapitale cijfer 2» met of zonder ftrecg^ aaiigeduid wordt. (fig. 9.) Verdef de maat van twee Ouarten, (fig. 10.) en de maat van zes Achtflen, in welke drie Achtften, of de waarde van drie Achtften, voor tine tijd gereckent Worden. (fig. II.) § 12.
In vroegere tijden waren nog meer materi in ge*
bruik, als de maat van Twee Heele Noten, getee- kend § of $>: maat van Vier Halve Noten, getee- kend % of O : maat van Drie Heele Noten, getee- kend f of 3 ; maat van f, |;, f, f, §, fff, |5, {%, en nog andere meer; doch zij zijn thans afgefchaft *
als nutteloos en onnoodig zijiide. § 13-
De maat is de ziel der Muzijk^ en moet door
alle, welke deze kunst oeffenen, naauwkeurig waar- genomen worden. Men is dus gewoon bij muzijk- ftukkcn, welke door een groot aantal van perfoneri uitgevoerd worden, de maat door de beweging der hand, of met een fiokje tekennen te geven, zijnde de nederflag siltijd de eerfte tijd van de maat, en de opflag de taatfts, bij voorbeeld: in de maat van; Fter
*
|
|||||
VAN DB MAAT* gt
t?ier Quarten verbeeldt de nederflag de eerfteQuart;
de beweging naar de regterhand de tweede Quart; die naar de linkerhand de derde Quart, en de opflag de vierde Quart. In de maat van drie tijckn, bij voorbecld: in de
maat van drie Quarten is de nederflag de eerfte Quart; de beweging naar de regterhand de tweede Quart, en de opflag de derde Quart. In de maat van twee tijden, bij voorbeeld: in de
maat van twee Quarten is de nederflag de eerfte Quart, en de opflag de tweede Quart. Indien echter de maat van twee Quarten in een
Adagio of een ander langzaam ftuk mogt voorkomen, dan doet men beter, de 2 Quarten in 4 Achtften te verdeelen,en dus met de hand of het fiokje 4. tijden aan te geven , even als of de 4 Achtften 4 Quarten waren. |
||||||
XI. HOOFDSTU Kj
Van de beweging der Muzijkjiukken.
S i.
-L/oor beweging verftaat men in de Muzijk dien trap
of graad van gezwindheid of langzaamheid, waar-
mede een muzijkftuk zal worden uitgevoerd. Daar
het karakter van een ftuk veel afhaugt van de ware
en juiste beweging, zoo wordt dezclve (zoo veel als
mogelijk is) aangeduid door Italiaanfche woorden,
welke bijkans overiil het burgerregt in de Muzijk
verkregen hebben.
S 2. Da
*
|
||||||
J* VAN DS BEWEGINC DER. MUZIJKSTUKKEN.
De Italianen verdeelen de bewcging in vijf hoofdgra-
den, welke zij, van dc langzaame beweging begin- nende, en zoo in orde voortgaande tot de gezwinde, door deze 5 woordcn uitdrnkken, als: Largo, Adagio, Andante, Allegro en Presto; zijnde Lar- go de langzaamfle, en Presto de gezwindfte betofe- ging. § 3-
Men kan de beweging 00k verdeelen in 3 foorten
van langzamej en in 3 foorten van gezwinde be* weging. $4-
De 3 foorten van de langzartie beweging zijn:
I.) zeer langzaam. Dit wordt uitgedmkt dobr de woorden: Largo asfai, Largo molto, Lento as- . fai, Lento molto, Adagio asfai, Adagio molto.
II.) lAngzaam. Door de woorden: Large,Len' to en Adagio. III.) niet te langzaam. Door deze woorden. Poeo Largo , Poco
Lento, Poco Adagio, Larghetto , Andante en Andantino^ $5-
De 3 foorten der gezwinde of fchiehjke bewe-
Zljn : i.) *«*
|
||||
VAN DE BEWEGINC DER. MU2(]fCSTUKKEN. $3
K) 2eer gezwind. Dit vvordt uitgedrukt door
de woorden: Allegro asfai, Allegro molto, Presto, Pres- tisjimo, Vivacisfimo en Ve- , +. ■■ . , kcisfimo. II.) gezwind. Door de woorden: Allegro, Ft-
\< ■ race, Poco Presto en Veloce. III.) niet te gezwind. Door de woorden: Mo-
derator Poeo Allegro y Allegro moderato, Alle- gretto , Poco Vivace., Poco Veloce , A/legre ma nou tanto, Allegro ma non troppa, Allegro ma non Presto. ; § 6.
r ■ '
Allegretto is minder gezwind , tkn Allegro . , Andantino lets langzaamer dan Andante, <t\\
targhetto iets gezwinder dan Largo. , Pitt beteekent meer; dus is Pitt Allegro ge'zwin* #er, dan Allegro. : § 7.
Om het karakter of de |harrsrogt van ecn mu-
zijkftuk te kennen te geven, bedient men zich 00k *og van andere woorden, als: con Spirito met geest; Spiritofo geestig; con Brio met glans; Brit* lante fchitterende; Pefante zwaarwigtig, met na- druk; Grave ftatig, ernsthaftig; Mteftofo grootsch, majesteusch; Pompofo prachtig; Graziofo bevallig 4 jnriendelijk; Amorofo verliefd; Ariofo en Qantahik t. D*£i C zing-
|
|||||
;
|
|||||
34 VAN DE BEWEGING DER MUZIJKSfUKKEN.
zingbaar; Dolce zacht; Dolcemente zoetjes, liefe-
lijk; con Dokezza met aangenaamheid,- con Dis- cretion met befcheidenheid; Dolorofo fmartelijk, bedroefd; Lagrimofo weenende, droevig; Mesto treurig, con Tenerezza met teederheid; Tranquilly tnente, gerustelijk, vergenoegd; Scherzando boer- tend, fchersfende; Siciliana of alia Skiliana op den trant van een Siciliaanfclien herdersdans; Tempo di Menuetto in de beweging van een jMenuct; Tempo commodo in eene bekwaame beweging; Tem~ po giusto in de regte beweging; Affettuofo harts- togtelijk; Amabile beminnelijk, Jieftallig, vriende- lijk; Animate levend, opgewekt; Agitato ontrust, voortgedreven; Divoto aandacbtig; Languido mat, kvvijnend; Lufingando, flreelend, vleijend; Soavc of Soavemente aangenaam; Timorofo vreesachtig, befchroomd; con Fuoco met vuur; Pastorale of Pastorella heru'erszang of herdersdans* § 8.
"Elk muzijkkunftenaar kan wel de hoofdgradew
det langzame en gezwmde beweging in acht ne- men; maar het geen door de andere bijgevocgde woorden, betreffende het karakter of de hartstogt van een rauzijkftuk, uitgedrukt wordt, kan niet gevoeld of uitgevoerd vvorden, dan door lieden van gevoel en fmaak. |
|||||||
XII. HOOFD.
|
|||||||
XII. H 0 0 F D S T U K.
P'an het fierke en zachte in de Muzijk, en van
nog eenige gebruikelijke kunstwoorden. |
|||||||||||||
s *♦
|
|||||||||||||
He
|
|||||||||||||
t fterke en zachte {forte en piano) is in de
|
|||||||||||||
Muzijk even zoo noodig, als het licht en bruin hf
een fchilderftuk , of als het verheffen en dalen del
ftem in eene redevoering: want zoo de"ntoonig, krach-
teloos en vervelend eene redevoering zijn zottde,
welke van het begin tot het einde gedurig op e'e'ncn
toon of in eenerleien grand van fterkte uitgefprokeri
wierd; even zoo dentoonig, even zoo krachteloos
en vervelcnd zoude ook een muzijkftuk zijn $ waarhi
het forte en piano niet behoorUjk wierd in acht
genomen.
§ 2.
Om het fterke en zachte "in de Muzijk aan re
duiden, bedient men zich insgelijks van Italiaanfche Woorden, welke of volledig of bij verkbrting ge- fchreven worden, als: Forte fterk of hard wordt liitgedrukt door /; piu forte fterker of harder door piu f; fortisfime zeer fterk of zeer hard door ff, of ffm: Piano zacht, wordt uitgedrukt door p; piu piano
zachter door piup; pianisfimo zeer zacht door//;
of ppm°. Somtijds fcbrijft men ook: poco piano
een weinig zacht; poco forte een weinig hard;
C a mens
|
|||||||||||||
$6 VAN HET STERKE EN ZACHTE IN DE MUZIjfcj
mem piano minder zacht dan te voren, dat is'.
harder; meno forte minder liard, wat zachter; mezzo forte, bij verkorting mez. /. of m. f. mid- delmatig hard; mezza voce met een halve of m'?d- delmatige ftemj fotto voce onder de ftemj piano asfai is zoo veel als pianisfimo; forte asfai is zoo veel als fertisfimo. Crescendo aanwasfende, of hoe langcr, hoe harder wordt uitgedrukt door cresc. of door het teeken bij fig. 12. Decrescendo of dimi- fiuendo afnemende of verm'mderende, of hoc langef hoe zachter, wordt uitgedrukt doer decresc. of di- min. of door het teeken bij fig. 13. Wanneer op crescendo terftond decrescendo zaf
volgen, dan wordt dit uitgedrukt door het teeken bij fig. 14. Smorzando uitblusfchende , uitdoovende wordt uitgedrukt door fmorz. Forzando of sfor- tando fterk aanzettende door fz, of sf, 00k door het teeken bij fig. 15. Rinforzando krachtiger of meer aanzettende door rinf. Mancando verminderende of afnemende door mane. Perdendofi zich verliezende, of hoe langer hoe zachter door Pcrdend. Ralkntando vertragende, in de beweging gedurig langzamer door rallent. Ritardando terughoudende, 00k hoe langer hoe langzamer door ritard. A Tempo of Tempo Prima in de eerlie of voorgaande beweging. S3-
Men heeft 00k nog andere woorden, welke in
de Muzijk voorkomen, als: Da Capo van het be- gin af; dit wordt uitgedrukt door D. C, en be- ttekent, dat men het ftuk van het begin af nog ecu-
|
||||||
EN VAN NCG EENIGE GEBRUIKELIJKE KUNSTW. 3f
^nrnaal moet herhalen, en zoo lang danrmede
voortvaren , tot dat het Einde - teehn komt, htt- welk uitgedrukt wordt door het woord Fine of Fin, of door eeti halvcn cirkel, waarin zich een punt t>evindt, en welke halve cirkel boven of onder twee fiokjes geplaatst is. (fig. 16.) Dal Segno of Al Segno beteekent, dat men weder beginnen meet, waar bet daarbjj gefchreven Teeken zich bevindt. Cfig- *?0
Senza Replica zondcr hcrhaling, Staccato afge*
fconderd, afgefcheiden, de noten niet aan elkander bindende. Tenuto of Sostenuto bij verkorting ten. en fist, uitgehouden; dit vvil zeggen, dat men de noot, waarbij dit woord ftaat, zoo lang moet uit- houden, als hare voile waarde en haar tijd be- draagt. Legato of ligato gebonden, de noten aan elkander binden of flepen. Pizzicato bij verkorting fizz, de noten op een Strijk- inftrument met de vin- ger nijpen. Col arco met den firijkftok. Con for- dini met dempers; Senza fordini zonder dempers, de dempers van de Inftrumcnten weder wegnemen. De Sordinen of dempers zijn kleine inftrumenten
of werktuigen, gemaakt van hout, koper ofzilver; zij worden geplaatst op den kam van een Viool of pnder Stiijk-inftrument, om het geluid doffer en zwakker te maken. Men heeft 00k een demper voor den Waldhoorn uitgevonden, die in dit Inftrument eene aangename vcrandering te weeg brengt, en zeer gefchikt is, om de Echo of den wcdergalm na te bootzen. Arpeggio of Harpeggio beteekent, dat »en de noten van een Accoord niet te gelijk of te C 3 zamen |
||||
3S VAN HUT STERKE EN ZACHTE IN DE MTJZIJK , ENZ.
zamen moet aanflaan, maar na elkandcr, begin-
nendc van onder naar boven, en dikwijls zoo we- der terag. (fig. t8.) Octava of Ottava aha: dit beteekent, dat men
de noten een Octaaf hooger moet nemen. Loco op, haar plaats: dit wil zeggen, dat men de noten wedcr, moet fpelen, zoo als zij gefchreven ftaan. In Klavier - Muzijk vindt men dikwijls onder fom-
mige Bas - noten gefchreven de cijfer 8 met cenige daarop volgende ftreepjes; dit beteekent, dat men deze Bas-noten moet verdubbelen, dus bij ieder noot nog het lage Octaaf daarbij nemen , zoo lang gemelde ftreepjes duren. (PI. IV. fig. j.) Ad'libitum \vil zeggen: naar vvelgevallen, naar goedvinden. |
||||||
XIII. HOOFDSTUK.
Van de herhalings-teekenen (Repetition of
Reprifes) en nog eenige andere teekenen
in de Muzijk.
$ I.
Wanneer men een gedeclte van een muzijkftufi:
Wil herhaald hebben , en echter hctzelve niet tvvee- maal verkiest te fchrijven of te laten drukken; dan bedient men zich van teekenen, welke deze herha- ling aandiiiden, en deze noemt men Repetition of Reprifes. § 2. Men
|
||||||
VAN BE HERHALlNGSTEEKENEN, EKZ. 39
S * Men heeft twee foorten van Reprifes, namelijk
eene groote en eene kleine. Het groote Repetitie- teeken beduidt, dat het eerfte of tweede gedeelte van een muzijkftuk, of ook beide gedeelten moeten herhaald worden; maar bij het kleine Repetitie' ieeken Worden 'er maar eenige maten herhaald, Het gjoote Repetitie- teeken wordt aangcduid doof
, s perpendiculaire (regt opftaande) ftokies, waaraan , of aan den linker kant, of aan den regter kant, veel- ttjds ook aan beide kanien, zich a punten bevin- den , geplaatst op de tweede en derde fpatie. Als deze twee 'punten aan den linker kant ftaan, dan rnoet het vcorgaand gedeelte herhaald worden; maar ftaan zij aan den regter kant, dan het volgend ge- deelte; en indien deze punten aan beide kanten zich bevinden, dan moet men beide gedeelten van het ftuk herhalen. (fig. 2.)' $4«.
Het klein Repetitie - teeken wordt aangeduid door
4 punten, welke in de 4 fpaties bij dc gewone maatftokken geplaatst worden. Alle de noten, welke zich dan tusfchen deze met 4 punten voorzicne maatftokken bevinden , moeten terfiond nog eenmaal herhaald worden. Somtijds fchrijft men nog het woord bis (tweemaaf) boven de maten, welke men 23I herhalen. (fig, 3.) C 4 $ 5« Evc»
|
||||
4© VAN DE HERHAL1NGS-TEEKENEN EN ftfflS
§ 5-
t
Even als men gewoonis in boeken by het einde
Van iedef bladzijde, dien lettergreep te plaatfen, waarmede het eerfte woord van de volgende blad-» zijde zal beginnen; even zoo is men ook in de Muztjk gewoon aan het einde van een Muzijk-Regel een teeken te plaatfen, waaraan men terftond zien kan, op welke plaats de eerfte noot van de volgende Muzijk-Regel, of van "de volgende bladzijde ftaan. sal.' Dit teeken noemt men Custos, of aanwijzer $ler volgende noot. (fig. 4.) $6.
"Wanneer in het midden van een Muzijkftuk eea
kroontje , of halve cirkel met een punt daarin,' boven of onder eene noot geplaatst is, dan moet men deze noot langer uithouden, dan hare eigent- liike waarde bedraagt. Dit teeken noemt men eeri Rust-teeken. (fig- 5.) Maar als dit Rust-teeken voorkomt boven eene noot, welke op twee na (amt- fenultima) de laatfte noot is van een Air of ander ftuk, waarvan de hoofdpartij maar jdoor e'e'n perfoon uitgevoerd wordt, dan noemt men dit eene Cedent {Cadenza) en men verwacht dan gewoonlijk van dent uitvoerder eenige frnaije gedachten of pasfagien van zijne eigen vinding te zullen hooren, die op het laatst dan met een TrWer of Trillo eindigen. (fig. 6.) Het Rust - teeken heeft ook bij de Pauzeringeu
flats: ate hetzelve boven korte Pauzeringen ftaat, b. v.
|
|||||
t
|
|||||
EENieK ANDERE TEEKENEN IN PE MUZJJK. 4}
b. v. bij een quart, achtfte of zestiende, dan moet
men langer rustc'n of ftilzwijgen, dan de waarde van deze pauzeringen te kenneri geeft; maar, wanneer zulk een Rust-teeken voorkomt over een heele mast gauze, dan rust men (vooral in langzatne ftukken) zoo lang met, als de waarde van deze maat pauzfi bedraagt. In ftukken, welke door vele perfonen te gelijk nitgevoerd worden, mpet men zich ook hicriij Jiaauwkeurig naar den beflierder rigten. 5 8."
^Vanneer een boogje boven of onder verfchillendt
iioten geplaatst is, dan moet men 'de noten zaeht en zonder de minfte tusfchenpoozing aan elkander hangen of bindeti; in het zitigen en ook op blaas- inftnimenten moet zulks in eitien adetn, en op ftrijk < ihfirumenten in iinen ftreek gefchieden. Deze ma- Jiier van zingen of fpelen noemt mmjlepen. (fig. 7.) S 9.
Doch, Wanneer de noten van elkander afgefcbei-
fieri, of van elkander afgezonderd (ftaccato~) ge- fp'eeld z'ullen worden, dan fchrijft men boven of onder de noten firepen of punt en Als 'er ftrepen ftaan, dan worden de noten zeer kort afgeftooten, eh het over'ige van de waarde van elke noot gepau- zeerd. (fig. 8.) Maar fiaan 'cr punten boven of onder de noten, dan moeteri de noten wel van elkan- der afgezonderd, doch niet zoo kort afgeftooten worden, als bij de ftrepen. (fig. 9.) Somtijds vindt men boven of onder de punten een boogje: dit C 5 be- |
||||
42 VAN DE HERHALINGS-TEEKENEN ENZ,
beteekent, dat men de noten op een ftrijk-inflrument,
wel van elkander afgezonderd, maar doch in isnen flreek fpelen zal. (fig. 10.) Hoewel deze fchrijfma- iiier eigentlijk de itrijk-inftrumenten betreft, wordt dezelve echter ook gehezigd bij andere inftrumenten, en de noten niocten dan lets nsinder afgeftooteq warden, ilajj bij de andere teekenen. S 10,
In Satiates vindt men fomtijds bij eene groote
Reprife de cijfers i en' 2 ftaan: dir beteekent dat men die maat of maten * waar de cijfer 1 zich be- vindt, de eerfte reis moet fpelen, en dan terftonct weder van het begin af moet beginnen; maar, als men dit gedeelte te tweeden male fpeelt, dan laat men die maat of maten, boven welke 1 itaat, weg » en begint ten eerfte aan die maat, waar de cijfer 2 zich beyindt, (fig. 11.) S "<
In ftukken voor bet Forte-Piano of voor de
Harp vindt men dikwerf bij Accoorden of dubbele noten een fchuinen flreep tusfchen de noten; fom- tijds ook ee'nen of eenige Mdm. halve cirkels, welke voor deze noten geplaatst zijn; beide fchrijfmanieren beteekenen, dat men deze noten met te gelijk moet aanflaan, maat zeer gezwind achter malhander, van onderen naar boven gaande, zoo, dat elke aan« geflagene noot blijft liggen. (fig. 12.) ■ XIV. IIOOFD-
V
|
||||
_ ... .
|
|||||
XIV. HOOFDSTUK,
Van de verkorte fchrijfmanier inde Muzijk, .. ■■■'""'■
M
\Jm vele onnoodige noten te vermijden, bedient
men zich in de Muzijk van eene verkorte fchrijfma- nier; want, in plaats van achl noten van eenerlei toon te fchrijven, zoo fchrijft men maar line noot, welke de vvaarde van alle deze acht noten heeft; maar men voegt bij deze e"dne noot een tceken,- waaraan men zien kan, hoe veelmaal dezelve moet vvorden aangeflagen; b. v. als onder of boven eene: heele noot din dwarsjlreep gemaakt is, dan beduidt dit, dat men dti beele noot in achtflen moet verdee- len; dus 8 achtflen aanflaan, in Iplaats van emc heele noot; (fig. 13.) wanneer zich 2 dwarsftrepen boven of onder eene heele noot bevinden, dan moet men 16 zestiendens van dien toon laten hooren. (fig. 14.) Een halve noot met iinen dwarsfireep door den ftaart beteekent4 achtffen. (fig. 15.) Een halve met twee dwarsftrepen 8 zestiendens. (fig. 16.) Eene quart met a dwarsftrepen door den ftaart be- teekent 4 zestiendens. (fig. 17.) Als door eene halve noot, achter welke een punt of flip zich be- vindt, iin dwarsfireep door den ftaart gemaakt is , dan moet men 6 achtflen laten hooren, (fig. 18,) en, als door een quart met een punt of ftip een dwarsftreep gefchreven is, dan maakt men uit deze, v eene |
|||||
44 VAN DE VEB.K0R.TE 5CHR.IJFMAWER.
|
|||||
ddnc noot drie noten, namelijk 3 achtften, (fig. 19.)
enz. jr.*
* V.v *!
Wanneer een pasfagie, die maar uit eenige noten
beftaat, e'e'n of meermalen zal herhaald worden, dan is men gewoon zoo vele fchuine flrepen naasf de pasfagie te fchrijven als men herhalingen begeerr. Indien de pasfagie, welke men herhalen inoet, uit Achtften beftaat, dan fchrijft men voor elke herha- ling maar iinen fchuinen ftreep. (fig. 20. en fig. 21.) Maar, beftaat de pasfagie wit zestietiden, 'dan is jnen gewoon voor elke herhaling twee fchuine ftre- pen, digt naast elkander, te plaatfen. (fig. »2« C« *3%> Somtijds vindt men cjnder heelc of halve noten
het Italiaansch woord Segue ftaan; dit betcekent, dat men in die manier .inoet voortgaanofvervolgen, zoo als de voorgaaride pasfagie te keimen geeft, (fig. 24.) $4-
Als twee,naast elkander ftaande, halve noten door
twee i dwarsftrepen aan elkander gebonden zijn, dan verandert men deze halve noten in zestienden, maar zoo, dat elke van deze twee noten ;beurtelings ge- gehoord worde; eerst de eene noot, en dan de an- dere, en zoo gedurig vervolgens. (fig. 25.) Men vindt onder foortgelijke noten 00k fomtijds het woord tremande, hetwelk bevende of fidderendt beteekentj hier
|
|||||
m bit Mc2ijfc'.' ki
Wer mbeten tie noten 2eet fchielijk ach'ten! m'&lkaft*
der aangeflagen vvorden. (fig. 26.) ■-------------------------'-----------'--
XV. HOOFDSTUL
Van de muzijkale Sieraden of Agrementen, S 1.
xLen muzijkftuk kan goed en zonder gebreken zijn,
al is hetzelve 00k van alle fieraden ontbloot; doch
wel aangebragte en juist op haar plaats ftaande \
fieraden of agrementen vermeerderen de aangemam-
faeid, en geven aan het ftuk een' grooten luister.
De muzijkale agrementen of fieraden worden uit-
gedrukt of door kleine noten, welke men noten van fmaak noemt, of door zekere teekenen, wel- ke men boven de noten plaatst. |
|||||||
Onder de agrementen, welke door kleine notea
uitgedrukt worden, behoori de Foorflag; deze is tweederlei, namelijk: de kortt en de lange Voorflag. ; S 4-
Wanneer de kleine noot minder in waarde is,'
»la« de helft ran ,de dacrop volgende groote noot, dan
|
|||||||
1
|
|||||||
46 van de muzijkAle sieraden
|
|||||
dan is de Voor'lag kort, en mnet gezwind Worden
uitgevoerd, b. v. als bij een halve noot de Voorflag als een Zestiende, en bij een Quart dezelve ook als een Zestiende of als een Tweeendertigfle is uitge- drukt, dan zijn dezelve korte Voorflagen. (PI. V. fig. i.) Somtijds vindt men twee of drie kleine noten
naast elkander geplaatst ; deze moeten inSgelijkS gezwind uitgevoerd worden. (fig. z.) Wanneer een Voorflag geteekend is als de helft
In waarde van de daarop volgende groote noot, daU is het een lange Vnorflag, en bekomt dan ook ge- vvoonlijk de helft der waarde van de groote noot; b. v. als de Voorflag bij i een heele noot als een halve noot geteekend is, dan moet de Voorflag ook als eene halve noot gehouden worden, en den tijd, welken de Voorflag vvegneemt, moet de groote noot verliezen; dus wordt de hecle noot dan maar tot een halve noot gemaakt. Voor de halve noot geldt de lange Voorflag een Quart; voor de Quart eeii Achtfle j voor een Achtfte een Zestiende enz. (fig. 3.) Doch, als de groote noot een punt acbtcr zicfr
heeft, en zij dus in drie gelijke deelen kan verdeeld worden, dan bekomt de lange Voorflag twee derde deelen van de waarde der groote noot, en de groote noot zelve houdt maar iin derde van zijn eigentlijke! waar-
|
|||||
-. '*■
OF AGREMENTEN. 47
waarde over; b. v. als cen lange Voorflag ftaat
voor cene halve noot met een punt, welke dus de waarde van drie Quarten heeft, dan bekomt de Voor- flag de waarde van twee Quarten, ef van een halve noot, en de groote noot maar iine Quart. Voor een Quart met een punt geldt de Voorflag Una Quart, en de groote noot dan ntaar Mm Achtfte, enz. (fig. 4.)
$ 8.
De large Voorflag is dikwljls eene ophouding der
Voorgaande noot, en moet aan de groote noot ge- ileept worden; maar men moet de Voorflag iets iterker of krachtiger laten horen, daij. dc daarop volgende groote noot. §9.
Somtijds gee't men, na een Voorflag,' aan de
groote noot flecbts de helft van die waarde", welke zij eigentlijk zoude moeten hebben, en men pauzeert de andere helft; b. v. als voor een halve noot een lange Voorflag ftaat, dan geldt de Voorflag edne Quart; maar in plaats, dat men de groote noot ook eene Quart zoude geven, houdt men dezelve maar 4 in Achtfte en pauzeert de tweede Achtfte. (fig. 5.) Dit heeft ook plaats, als cenige Quarten achter el- kander volgen, welke ieder een lange Voorflag bij zich hebben; men fpeelt in dit geval den Voorflag als een Achtfte, en de Quartnoot zelve als een Zestiende, wordende, dan de tweede Zestieude ge* pauzeerd. (fig. 6.) to;
|
|||||
y
' |
|||||
|S VAN Dt AlUZIJKAEE STERADEN
§ 10.
Wanneer in muzijkftukken 4 welkevoor bet Forte-
Piano of voor de Harp gefchikt zijn, [twee of drje noten boven malkander voorkomen, en voor de boyenfte van deze dubbcle noten een Voorflag zich bevindt, net zjy een lange of een korte, dan hcelt de Voorflag alleen betrekking op de bovenfte noot, en de overige daaronder ftaand.e noten moeten ter- ftond met den Voorflag te gelijk aangeflagen wor= den. (fig. 7.) i 11.
Dit heeft 00k plaats, als twee of drie op elkan-
der .volgende kleine noten zich voor dubbele noterl bevinden: deze kleine noten betrefFen dan 00k alleen de bovenfte noot, en de onderftaande groote noten moeten met de eerfte van de twee of drie klsinc noten ttrftorid verfebijncn. (fig. 8.) Maar wanneer bij dubbele noten voor elke noot
zich een Voorflag bevindt, dan worden de kleine noten eerst te gelijk, en naderhand de groote oek. te zamen aangeflagen. (fig. 9.) § 13.
Zeer dikwijls vindt men in gefchrevene en ge-
drukte muzijkftukken de Voorflagen niet naauwkeu- rig volgens hunne regte waarde aangeduid, hetwelk fomtijds door de achtelousheid der AfTchrijvers of Graveerders veroorzaakt vvordt. De goede fmaak van
|
||||
OF AGREMENTEN. 4$)
van den uitvoerder moet dan in dit geval beflisfetf,
of de Voorflagen lang of kort gehouden moeteli Worden. % n.
Men vindt fomtijds eene kleine noot achter eene
groote noot: de kleine noot wordt dan in dit geval nageflagen , en den lijd, welke tot de kleine noot beftced wordt, moet de voorgaande groote noot ver- liezen. (fig". 10.) De Mordant is een Agrement, fwelke door cpH
teeken boven de noot aangeduid wordt, welk tee- ken veel overeenkomst lieeft met de letters m of n, waar door een ftreep getroltken is. Men begint ge- woohlijk met de noot zelve; vervolgens neemt men eene noot lager, en iluit dan met de voorgefchrevene noot. (fig. IJ0 Somtijds herhaalt men de twee eerfte noten van dit Agrement, en maakt dus vijf noten, in plaats van drie. (fig. 12.) § 16.
Als de laagfte noot van dit Agrement eenige ver-
andcring zal ondergaan, en ho'oger genomen wor- den, dan moet dit uitdrukkelijk door een tcekeii Worden aangeduid. (fig. 13.) § 17.
De Drieflag is een Agrement, Welke of door
kleine noten of door een teeken aang duid wordfl Dezelve beftaat uit drie verfchilknde noten; doch, I. Deel. D alzoo
|
||||
$0 VAN DE MUZIJKALE SIERADEI*
alzoo de voorgefchreven noot in dit Agrement twee
#Qaien voorkomt, dan te zamen uit vier noten. S 18.
Dit Agrement wordt op tweederlei wnze getee-
kend , en ook op tweederlei wijze uitgevoerd. Als het teeken de gedaante heeft van een Griekfchen C/V- cumflex O of van.een verkeerde S, dan begint men het Agrement eene noot lager, dan de voorgefchre- ven noot is ; vervolgens neemt men dc voorgefchreven noot zelve, dan eene noot hooger, en op het laatst iluit men met de voorgefchreven noot. (fig. 14.) S 19-
Maar, als het teeken een omgefoerde Circumflex
is, dan begint men het Agrement eene noot hooger dan de voorgefchreven noot is; vervolgens neemt men de voorgefchreven noot zelve; dan eene noot lager, en men fluit op het laatst met de voorge- fchreven noot. (fig. 15O $ 20.
r
Wanneer de bovenfte of onderfte noot van dit
'Agrement, of beide te gelijk, eenige verandering zullen ondergaan, en hooger oi lager gemaakt wor- den; dan moet dit uitdrukkelijk door teekenen wor» den. aangeduid. Het teeken, hetwelk boven het Agrement ftaat, betreft de bovenile noot, en bet- ween 'er onder ftaat, de onderfte of jaagfte noot yan het Agrement. (fig. 10.) |
|||||
$ai,
|
|||||
OF ACREMENTEN. Jfe
§ 21.
Somtijds vindt men <3k Agrement, in plants van
regt boven de noot, ter zijden naar de regterhandt geteekend: dit beduidt, dat men bet Agrement niet moet beg'mnen met het begin der voorgefchreven noot, maar op de tweede helft der waarde van dezelve; b. v. als het Agrement ter zijue van eene Quartnoot ftaat, dan verdeelt men deze Quart in twee Acht- ftens, en begint het Agrement op de tweede Acht> fle. (%. 170
S 2a.
Dikwijls ftaat dit Agrement boven een punf of
flip: dit beteekent, dat men het Agrement niet vroeger moet beg'mnen, dan bijkans bij de waarde van het punt, welk punt men in dit geval aanmerkc als eene herhaling der voorgaande noot. (fig. 18.) S 23.
Wanneer voor eene noot, boven welke dit Agre-
ment zich bevindt, een voorflag ftaat, dan moef de voorflag eerst gemaakt worden, en het Agre- ment terftond volgen. (fig. 19.) S 24.
Als dit Agrement boven dubbele noten ftaat, dan
betreft hetzelve alleen de bovenfte noot; doch de onderfte noot moet te gelijk met het Agrement aan- gefiagen worden. (fig. 20.) Da. De
|
||||
flk VAN DE WUZIJKALE SIERADEN
§ 25.
De Drieflag, welke van boven nederwaarts gaat,
Wordt gewoonlijk door een teeken aangeduid; maar de andere, wclke van onderen opwaarts gaat, meest- al door kleine noten. (fig. 21.) f De Triller (Trillo of Tremblemeni) is tweedeiiei;
namelijk: de korte en de huge. De £*r/e Triller wordt of door een teeken , of 00k door kleine noten Uitgedrukt; maar de lange Triller altijd door tee- Jsenen. F De korte Triller wordt aangeduid of door '3c
letters tr, of door een teeken, hetwelk bijkans de gedaante heeft van de letter n. Men begint dit Agre' tnent met de noot, welke gefchreven flaat, vervol- gens neemt men eene noot hooger, en dan weder de voorgefchreven noot. (PI. VI. fig. 1.) Dikwijls v^ordt deze korte Triller 00k door kleine
noten uitgedrukt. (fig. 2.) .De lange Triller wordt gewoonlijk aangeduid
door de letters' tr., of door een teeken, hetwelk bijkans de gedaante heeft van de letter m. Deze Triller beftaat uit twee verfchillende noten, namelijk nit de voorgefchreven root zelve, en uit eene noot hooger. Deze beide noten worden beurtelings, en zoo dikwijls herhaald ? als de kwaarde vereischt van -' die
|
||||
OF AGREMENTEN. 53
|
|||||
die noot, boven welke dit Agrement geplaatst is.
Somtijds begint men den Triller met de voorgefcbre- ven noot zelve, en fomtijds met eene noot ho'oger. (fig. 30 § 29.
* Wanneer bij de hoogere noot van dit Agrement eenige verandering plaats moet hebben , dan moet dit uitdrukkelijk door de noodige teekenen vvorden aangeduid. (fig. 4.) § 30.
Somtijds wordt de Triller begonnen met den Drie-
flag, van onderen naar boven gaande, Dit wordt of door kleine noten, of door bet teeken van den Drieflag te kennen gegeven, welk teeken dan boven of onder den Triller geplaatst wordt. (fig. 5.) § 3*»
Bij bet einde van cen langen Triller wordt ge«
woonlijk eeu Naflag gemaakt. Dezc beftaat uit twee noten; namelijk uit eene noot lager, en uit de voor- gefchreven noot zelve. Somtijds wordt de Naflag door kleine noten aangeduid, en lbmtijds niet. (fig. 6.)' S- 32-
Dikvvijls wordcn bij het einde van een fluk, na
dat reeds de NaJIag van den langen Triller gemaakt is, nog eenige noten van fmaak, als een nieu'w fieraad, aangebragt. (fig. 7.) |
|||||
54 VAN DE MUZIJKAI.E SIERADEN OF AGREMENTEN.
S 33- AIs de Trilkr boven eene dubbele noot ftaat,
dan betreft hij alleen de bovenfie noot; doch de on« derfte noot moet te gelijk met bet begin van den Triller aangeflagen, en zoo lang aangehouden wor- sen , als hare waarde bedraagt. (fig. 8.) S 34-
Wanneer de Trilkr op beide noten te gelijk zal
gemaakt worden, dnn moet bet teeken van den Tril- ter zich ook bij beide noten bevinden. (fig. 9.) S 35-
Somtijds duurt de Triller zeer lang, en, om dat
in dit geval dene noot niet lang genoeg zoude zijn; zoo bindt men meerdere noten door boogjes aan elkander. De Triller moet dan zoo lang duren, als de waarde bedraagt van alle deze te zamen ge- fcondenc noten. (PI. VII. fig. 1.) |
||||||
XVI. HOOFDSTUK.
Van de goede uitvoering der muzijkfiukken.
§ I.
JlLen muzijkftuk, hetwelk flechts middelmatig van
zamenftclling (compofitie 1 is, kan fomtijds door eene go de uitvo ring\ed verbeterd worden; daarcntegen WordL net beste fl.uk, waarin Melodij en Harmonij even
|
||||||
VAN 6E GOEDE UITVOERING DER. MU2ljKSTUKK< 5$
even fraai zijn, door eene Jlechte uitvoeritig ver-
minkt en bedorven. § 2*
Daar dus aan eene goede uitvoering zecr veel ge«
legen ligt, behoort elk Toonkunftenaar, welke de- zen naam met regt begeert te voeren, zich te bevlij- tigen, niet alleen alles te weten, wat tot eene goede uitvoering noodig is; maar ook door eene gcftadige oefening hierin eene vaardiglieid te verkrijgen. S3-
Tot eene goede uitvoering behoort,voor alle din-
gen , eene volmaakte kennis van alle muzijkale teeke- nen, en eene bekwaamheid, om dezelve, volgens hunnen aard, vaardiglyk te kunnen uitoefenen. Dit is allernoodzakelijkst, doch alleen niet genoeg nocli toerijkende. § 4-
De Toonkunftenaar moet ook kunnen indringen
in de gedachten en denkbeelden (jdeen) van den Componist; hij moet kunnen ontdekken, welke hartstogt in een muzijkftuk heerscht; in deze harts- togt moet hij zich kunnen verplaatfen; zijne ziel moet van dezelve zoodanig ingenomen en doordron- gen zijn , dat hij door zijn zingen of fpelen even de- zelve hartstogt bij zijne Toehoorders ontvonkt en opwekt, welke hij zelfs gevoelt. Wanneer de harts- togt verandert, moet hij deze verandering terftond kunnen gewaar worden, en zich dan in die nicuwe hartstogt verplaatfen. D 4 S 5.
|
||||
§6 VAN DE GOEDE UITVOERINO v
/
$5-
Daar de goede uitwerking van een muzijkftuk
Zeer veel af hangt van het regtc Tempo, of van den -juisten graad van bcweging, moet men zorgvuldig uit het ftuk zelve tracbten te ontdekken, hoe ge- zwind of hoe langzaam zulk een ftuk moet worden Tlitgevoerd. Warneer men het ftuk in het regte Tern* po begonnen heeft, dan moet men ook in die bewe- ging tot aan het ehide van het ftuk blijven, zonder te vethaasten of te vertragen; ten zij, dat door den Componist, om goede redenen, eene verand«« ring van Tempo in het ftuk zelve was aangeduid. . $6.,
Tot eene goede uitvoering behoort ook vooriil
een goede, ronde en altijd reins of zuivere toon.
Een Zanger moet dus niet alleen eene goede en aan-
gename ftem bezitten, maar moet ook allc toonen
even zuiver en rein kunnen zingen ,'en de kracht der
daar onderftaande vvoorden door zijne ftem met alfc
gevoel weten uittedrukken. Even hetzelvc moet bij
liet fpelen plaats vinden. Een Inftrument-Speler
moet niet alleen voorzien zijn van een goed Jnftru-
ment, waaruit bij eenen gocden en rondcn toon weet
te halen; maar moet ook alle toonen even zuiver en
rein , en met gevoel kunnen fpelen. Elke toon, die
niet rein is , bdedigt en kwetst het gehoor, eu ver-
oorzaakt het onaangenaamfte gevoel. De beste
Forte - Piano Spekr zoude dus wcinig eer behalen,
wanneer hij zich op een ongeftemd Forte ■ Piano
|
||||
DER MUZIJKSTUKKEN. 5?
|
|||||
Tiet hooren; want al fpeelde hij allprvoortreffelijkst,
en met alien gevnel en fmaak; zijn fpelen zoudctoch nict behagen, wegens de onzuiverheid der tooncn. § 7-
Alle goede rmizijkftukken hebben hunne bijzon-
derc karakters en hartsrogten. Sommjge zijn vro~ lijk, andere wcder treurig: deze verheven en trotsch', andere weder hevalllg en fmeefcend; fommige ernftig en deftig; ander weder boertend enz. Elk verfchillend karaktcr of hartstogt vereischt
00k een verfchillend muzijkaal voorftel. Een ernftig en deftig ftuk moet geheel anders
uitgevoerd worden, dan een boertend ftuk: een vrolijk ftuk geheel anders, dan een ftuk, waarin droefheid en treurigheid heerscht. Met voorftel van eene Aria nit een Oratorium of geestelijke Cantate moet zeer veel verfchillen met het voorftel van eene Aria uit eene Opera: het voorftel van een Ballet of dansftuk moet 00k geheel anders zijn, dan het voorftel van een Solo of Sonate, enz. S-8.
Het voorftel van elk ftuk moet duidelijk en ver-
flaanbaar zijn: hiertoe behoort: 1.) dat het ftuk in den juisten graad van beweging worde uitgcvoerd. Dc woorden Allegro, Andante, Presto enz. geven vvel te kennen, of een ftuk gczwind, of langzaam , of middelmatig gezwind of langzaam zal uitgevoerd worden; doch daar men zoo vele graden van ge- {.xind en langzaam in de Muzijk heeft, zijn deza D 5 wooi> |
|||||
S ]
SS VAN DE GOEDE UITVOERlNG
woorden niet toerijkende noch voldoende: men tnoet
dus (zoo als reeds in § 5. gezegd is) het regte Tempo uit het ftuk zelve kunnen ontdekken. ■ Wanneer in een Allegro de meeste en gezwindfte iioten Achtftens zijn, dan heeft dit ftuk eene ge- zwindere beweging, dan wanneer dezelve in Zes- tiendens beftouden; en de beweging wordt nog ge- marigder, wanneer de meeste en gezwindfte noten in een Allegro Twetendertigfiens zijn. Ah men dit in acht neemt, en te gelijk op het karakter van het ftuk zijn oog vestigt, zal men de regte beweging van een ftuk al vrij naauwkeurig kunnen treffen. § 9-
Tot een duidelijk voorftel behoort: 2.) dat elke
toon rein en verftaanbaar gezongen of gefpeeld wor- de, zoo wel in het Forte als in het Piano: 00k moet in fchielijke pasfagi'Jn elke toon, rond en dui- delijk van den ander afgezonderd, gehoord wor- den; vooral moet men geene toonen uitlatcn, of het voorftel wordt otiduidelijk, S 10.
Tot een duidelijk voorftel behoort: 3.) dat da
Accenten van den zang of de melody tw/Wrgemaakt moeten worden. Onder de Accenten verftaat men vooreerst die toonen , welke op den goeden tijd van de maat vallen. Goede of zware tijden van de maat zijn b. v. de eerfie en derde quart in de maat van vier Quarten; en de eerfte quart in de maat van drie Quarten. Slechte of ligte tijden zijn b. v. de
|
||||
PER MUZIJKSTUKKEN. 59
de tweede en vierde quart in de maat van vier
Quarten; en de tweede en derde quart in de maat van drie Quarten. De eerftc noot van de maat bekomt den grontften
nadruk, opdat het gevoel van de maat gedurig on- derhouden worde, zonder welke de melodij onver- ftaanbaar zijn zoude. De noot, welke op eenen anderen goeden tijd van de maat valt, bekomt ook eenigen nadruk, inaar niet zoo fterk, dan die, wel- ke op den eerften tijd van de maat geplaatst is. s «♦
Indien eene pasfagie uit twee maten beftaat, dan
bekomt de eerfte noot van de tweede maat minder nadruk, dan de eerfte noot van de eerfte maat, met welke de pasfagie begint, om dat de pasfagie anders onduidelijk zoude worden. (fig. a.} § 12.
Onder de Acccnten worden ook zulke toonea
gerekend, die in elke pasfagie eenen bijzonderen nadruk vereifchen, even als een boofdwoord in een lid van eene reden, welk hoofdvvoord met meer kracht en nadruk uitgefproken wordt, dan de andere woorden, die maar ter verbinding dienen. Zulke hoofdtoonen van een pasfagie moeten dus ook na- drukkelijker en krachtiger uitgevoerd worden, dan de andere toonen, welke zkh in dezelve pasfagie bevinden; b. v. de toonen, welke bij fig, 3. met ■} geteekend zijn, moeten veel krachtiger uitgevoerd worden, dan de overige toonen. Deze Accenten kan
|
||||
6"o Van de goede uitvoering
|
|||||
knn men gemakkelijk daaraan kennen, dat zij ge-
woonlijk langer of hooger zijn, dan de voorgaande of kort daarop volgende toonen; fomtijds zijn zij Disfonanten , of prepareren een DUfonant. Zij vallen zoo wel op de flechte als op de goede tijdcn van de maat. S 13.
De gefijncopeerde noten moeten even als hoofd»
toonen tjadrukkelijk voorgedragen vvorden, zander eenige rukking op de tweede helft van zulke noten te laten hooren. Door een gefijncopeerde noot verflaat men eene neot, welke op den flechten tijd van de maat begint, maar voortduurt tot op den goeden tyd. (Bg. 4-) S 14.
In eene Rede bekomt het eene hoofdvvoord dik-
vvijls meer kracht en nadruk, dan het andere; deze verfcheidenheid heeft insgelijks in de Muzijk plaats. De eene hoofdtoon in een pasfagie moet dikwijls krachtiger en nadrukkeiijker voorgedragen wordcn, dan de andere. Hierdoor ontftaan dan die fijne fchakeringen van het Forte, en het Piano, welke eene ongemeene uitwerking doen; doch deze wel en op hare plaats aan te brengen, vereifchen een zeep fijn gevoel.
S 15.
Tot een duidelljk voorftel beboort: 4.) dat de
zinfnijdihgen (cifures) van een pasfagie voelbaar gemaakt worden. Dit gefchiedt, als men de laatfle noot van zalk eene zinfnijding lets zachter, en de eej>
|
|||||
MR. MUZIJKSTUKKEN.' <fr
«erfle noot van de volgende zinfnijding iets fterker
of harder voordraagr; of als men de laatfte noot van de eerfte zinfnijding iets korter voordraagt, en het overige van de waarde dezer noot paufeeri, even als men in eene Rede bij een komma een oogenblik rust. Bij fig. 5. is de laatfte noot van de zinfnijding met o, en de eerfte noot van de volgende zinfnijding met f geteekcnd. § iff.
Om het einde van eene zinfnijding, en het begin
van eene nieuwe, duidelijk te kunnen zien, doet een Componist wel, wanneer hij de noot, welke nog tot de voorgaande zinfnijding behoort, van die afzondert, waarmede de nieuwe zinfnijding begint. (fig. 6.) S I7«
De Balletten en Dans - ftukken zijn zeer dienftig ,
om alle foorten van zinfnijdingen en Accenten te leeren kennen; want indien dezelve in een Dans-ftuk niet behoorlijk in acht genomen worden, dan zal het ftuk geheel en al onduidelijk en onverftaanhaar zijn. Het is dus ten uiterfte noodzakelijk, zich in alle foorten van Dans - ftukken te oefenen, om een goed muzijkaal voorftel te verkrijgen, i § 18.
De Zanger kan de zinfnijdingen veel gematkelij-
ker ontdekken, dan de Inftrument-Speler, om dat hij maar de zinfnijdingen der woorden behoeft in acht
|
||||
6z VAN DE G0EDE UITVOERTNG
acht te nemcn, met welke de zinfnijdingen der
Melodij naauwkeurig overcen moeten ftemmen. S I9«
Betreffende de "uitdrukking (expresfie) der mu-
zijkftukken, moet dezelve volmaakt met het karakter van het ftuk overeenftemmen, zoo als reeds in § 7. gezegd is. Elk ftuk moet bij gevolg voorgedragen worden in dien hartstogt, en in dat licht en fcha- duwe, waarin de Componist hctzelve heeft opge- fteld. Men weet bij ondervinding, dat eene zeer we] opgeftelde Redevoering alien luister en alien nadruk zoude verliezen , indien dezelve koud, zan- der gevoel en Untoonig wierd uitgefproken: even hetzelve heeft plaats bij een muzijkftuk. Het- zclve muzijkftuk, op onderfcheidene tijden, door verfchillendc perfonen uirgevoerd, zal 00k ver- fchillende uitwerking hebben. § 20.
J5e toon , of graad van zacht en hard, waar>
tnede een ftuk moet voorgedragen worden, moet 00k volmaakt met het karakter van het ftuk over- eenftemmen. Men volge hierin de ratuur, als de beste leermeesteresfe: want een mensch, die eene gunst fmeekend verzoekt, of die bedroefd is , zal met zulk eene harde ftem niet fpreken, als iemand, die vrolijk of toornig is, of die bevelen geeft. Eeri Adagio Cantabile, een Lamentabile of een Graziofs mm-
|
||||
3DER MUZIJKSTUKKEN. 63
|
|||||
pioeten dus met zulk een harden toon niet uitge-
voerd worden, als een Marsch of als een Allegro Oiaeftofo, of furiofo enz. Het Forte, het Piano en alle overige graden van
hard en zacht moeten evenredig zijn met den toon van het ftuk. Het Forte in een Adagio Lamenta- bile moet dus niet zoo hard zijn, als het Forte in een Martch, Deze evenredigheid moet 00k bij alle de overige graden van hard en zacht plaats vinden. S 2a.
Wanneer men noten flepende voordraagt, welke
eigentlijk afgeftooten moesten worden, dan doet dit eene verkeerde uitwerking. Een Componist doet dus wel de teekenen van flepen, afftooten, van het Forte , en Piano enz. aJle naauwkeurig en op de regte plaats aan te duiden, indien hij begeert,dat zijn ftuk, volgens zijne meening, zal uitgevoerd worden. In de Zangpartij vindt men echter zelden het Forte of Piano aaugeduid, om dat men van den Zanger eischt, dat bij uit de woorden en uit de daarboven ftaande Melodij den graad van hard en zacht moet feunneti gewaar worden. S *3«
Daar dikwijls do0r de achteloosheid der Affchrij-
Vers het Forte en Piano vergeten wordt; dan fpeelt inen , als een pasfagie tvveCnialen achter elkander voorkomt, deEelve de eerfte teis Forte, en de tweede
|
|||||
©4 VAN fjE GOEDE UITVOfiRlNO
|
|||||
tweede reis Piano; of omgckecrd volgens de ofli-
fiandigfteden. § 24«
Het Forte moet niet, zoo hard als mogelijk is,
uitgevocrd worden; maar 'er moet altijd nog eeil graad ovcrblijven voor het fortisfimo: insgelijks nioet het Piano niet al te zacht gefpeeld worden, om dat dan voor het pianisfimo niets zoude overfchieten. § 25-
Het zingen is, buiten alien twijfel, het Voor-
naamfte en wezenlijkfie werk der Muzijk, en de Zangkimst heeft het eerst aanleiding gegeven , om imizijkale Jnftrumenten nit te vinclcn , op vvclkc men de tooneli der menfchelijke ftem trachtte na te boot- fen. 'Hoe fraai deze nabootfing ook zijn moge, kouit dezelve echter niet in vergelijking met de menfchelijke item; want deze kan, door hr.lp der woorden, alle hartstogten veel volmaakter uitdrnk- ken, dan de beste Inftrumenten. Een lied, door eene aangcname ftem gezongen, dringt in de ziel, verdrijft alle bitterheid des levens, of wekt aandoe- ningen en gevoelens op, die met onzc neigingen, hartstogten en omftandigheden, waarin wij verfcee- ren, overeenftemmen. Een enkele lang uitgehou- dene toon, die allengskens in kracht vermeerdert of vcrmindert, perst ons dikwijls tranen uitdeoogen; en een Lofzang, tcr eere van de Godbeid, door een groot Koor met gepasten eerbied uitgevocrd, vervoert ons, als 't ware, buiten ons zelve, en verplaatst onze zielen bijkans in hemelfche gewesten. |
|||||
i »ER MUZIJKSTDKKEN; $g
§ 26.
Daar dus het fraai zingen ziilk een groot vermo-
gen heeft, behoort elk Inftrument - Speler zich ten uiterfte te bevlijtigen, een goed Zanger of Zange- Tes, zoo veel als maar immer mogelijk is, na te fcootfen , vooral in zingendc pasfagien. Hiermcda zal hij bij menfchen van waar gevoel en kicfchen fmaak Veel meer roem en 'dank behalen, dan dat zijne, vcrdienste allecn beftond, in overdreven ge- ■z'.vind te kunnen fpelen. Dit gezwind fpelen baart Wcl verwondering; maar zingend en gevoelig fpfr e'en raakt het hart. Elk Zanger behoort zoo Wei, als elk Inftrument-
Speler, alle muzijkale teekenen te verflaan. w Vooral moet hij zich bevlijtigen. om g<>edfi» fmaak te verkrijgen; vervolgens kan hij zich 00k oefenen 9m mocijelijke pasfagien ongedwongen voor te dra» gen. both, daar dit bij hem de hoofdzaak niet is, maar vvel met zijne ftem op het hart te wer- ken, zoo moet hij zorgvuldig onderzoeken, welke' foort van toon elke uitdrukking van een woord ver- ■eisclit. b. v. toomige woorden vereifchen een trot- fchen toon, afgeftootcne noten, en een nadrukkelijft voorftel, zpnder eenige Sicraden of Agrementenx ■niaat teedere woord'Heen zachten, aangenamen eit Vleijenden toon met wet aangebragte fieraden enz< |
||||
4C VAN DE COEDE UJTVOERINO
|
||||||
S a8.
Een Zanger moet ook alle woorden duidelijk en
werftaanhaar zingen, en nimmer in liet midden van een woord ademhalen, hetgeen nog flechter uitwer- king zoude doen, dan wanneer een Blaas - Inftra* ment-Speler zijn adem haalde midden in eene pas* fagie. S 29-
Hoevvel de zware accenten elgentlfjk op de goeds
fijden van de maat vallen, zoo als in § ic gezegt is, gebeurt het echter, dat goede Componisten fomtijds een zwaar accent aanbrengen op den flech- ren tijd van de maat, hetvvelk dan door forte, forzando of een foortgelijk teeken, aangeduid wordt. (%. 6.) § So.'
De Bisfonnnten (of zij op den goeden of flechteflf
{yd van de maat vallen) vvorden altijd iets fterkei Voorgedjfagen j dan de Confonanten. (fig. 7.) §31.
Wanneer vier of meer noten trapsvvijze, opwaartS
Of nederwaarts, op elkander volgen, dan wordt de terfie van deze noten (welke men ook de goede mot noemt) fterker voorgedragen , dan de ovcrige doorgnande noten. (fig. 8.) § $ii
|
||||||
l
|
||||||
j ,
JDER MUZrjKSTUKKEN'* £f $ 32-
Triolen moeten ligt voorgedragen worden; de
eene noot even lang, als de andere; echter bekomt- de eerfte van deze drie noten, eenigen nadruk. Dit heeft ook bij de Sextokn plaats, vvaar de eerjie van de zes notan ook iets fierker voorgedragen wordt. (fig. 9.) § 33-
Wanneer twee noten aan elkander gefleept wor-
den, dan wordt de tweede noot niet alleen iets zachter, maar ook iets korter uitgevoerd, dan de eerfte noot; het overige van de waarde der tweedfi noot wordt gepaufeerd. De noten bij fig. 10'. worden dus voorgedragen, als bij fig. it, S 34-
InMarfchen , Ouverturen en foortgelijke Stukken,
worden de Achtftens met punten of flippen iets lunger geliouden, dan hare eigentlijke waarde be- draagt; de Zestiende, wclke op ziilk een Achtfte met een punt volgt, moet dan 20a veel te korter voorgedragen worden: dus fpeelt men de noten bij fig. 12. bijkans als de noten bij fig. 13. 3 35* '
De Trillers en Agrementen rfioeten levendig fett
vlug voorgedtagen worden, vooral in vrolijke ftuk-
E 2 ken.
|
||||
J
|
||||
58 VAN pE GOEDE UITVOBRING
ken. Echter doet het in een Adagio fomtijds eene
goede uitwerking, wanneer ecu lange Triller eerst aacht en lang^aatn wordt begonnen, en men den- zelven dan gedurig in kracht on gezwindheid laat toenemen en aanwasfen. (fig. 14.J §35. '
Het voorftel van een Adagio Cantalife moet ftree~
hnde zijn. De heerfchende hartstogt moet daar in gedurig doorftralen. Agrementen, met fmaafc en op de regte plaats aangebragt, kutmen het Adagio een grooten .luister bijzetten; doch, wan- neer men al te veel Agrementen gebruikt, en bijkans ieder noot verandert, dan wordt dikwijls niet alleen de Melodij verduisterd, en het ftuk onkenbaar gemaaktj maar 00k de Hatmonij bedorven. § 37-
De gocde uitvoering van een Adagio is ved
tnoeijelijker, dan van een Allegro. Ken kind kau door groote oefening fomtijds een Allegro vrij goed uitvoeren; maar, om een Adagio goed voor te dra- gen, wordt een teeder en gevoelig hart vereischt. Het Thema Van een Rondo kan men de eerfte reis
eenvoudig en zonder eenige verandering fpelen; de tweede reis hier en daar eenige verandering aan«' brengen, maar de derde reis weder eenvoudig voor- dor
|
|||||
'
|
|||||
DEPv MUZIJKSTUKKEN. 69
drngen. In bet geheel moct het Thema van elk
ftuk uitblinken boven alle andere pasfagien. § 39-
De laatfle noot van een Stuk, die alles in rust
jnoet ftellen, moct men duidelijk kunnen liooren. Wanneer een Zanger of Solo - Speler, t>ij het
einde van ccn Stuk, eene zoogenaamde Cadens ver- kiest te makcn, dan moct dczelve zeer goed zijn, envolkamen ovcrcenftemmcn met het karakter en de hartstogt van het Stuk; want indien dit geen plaats fceeft, en de verdienste van zulk eene Cadens flechts alleen bcilaat in ccn zeer langen adem , of in zeer gezwinde en moeijelijke pasfagien, en overdreven hooge toonen, dan is het betcr, dcze kunsten weg te laten; te meer, daar vecltijds de zamenhang van het Stuk door zuikc Cadenzen gebroken wordt. In de meeste Concerten, welke thans gecompo- neerd vvorden, vindt men zclden het Teeken van eene Cadens aangeduid. Vele Componisten verkie- zen lievcr (wanneer zij eene Cadens gemaakt wil- len hebben) dczelve zelfs in het Stuk met noten uit te drukken, dan dit te laten aarikomen op de bckwaamheid van den uitvoerder. ■ % 4i-
£e Toonkunstenaar, die zrch fn \ openbaar vvil
E 3 !*■ |
||||||
\ . ..■."■.■
-
JJOk, VAN DE GOEDE UITVOERINQ laten hooren met een Concert, Solo, Aria, Sonata
enz:, doet altijd beter, Stukken te kiezen, welka hij volkomen in zijne magt heeft; dan zulke, wel- ke hem veel moeite kosten, en waar de minste voorvallende omftandigheid hem in verwarring zou- de kunnen brengen, en dus de goede uitvoering verhinderen. Een Soh-Spekr, die eene Sonate of ander Stuk
fpeelt, hetwelk in Reprifes beftaat, kan, als hij eene Reprife voor de tweede reis fpeelt, eenige yerandering daarin maken, mits- hij de bekwaam- heid bezitte , de gedachten en pasfagien van, den Componist te verbeteren. In Duetten, Trio's en Quatuors eriz:, bekomi;
dikwijls de Tweede Partij eene pasfagie, welke van %e voren door de Eerfte Partij is uitgevoerd. In- dien dan de Eerfte Partij in zulk eene pasfagie eenige fraaije en wel aangcbragte Agrementen heeft laten hooren, doet de Tweede Partij wel, dezelfde Agrementen in dezelfde pasfagie na te bootfen, het welk oplettenheid, bekwaamheid en goeden fmaak te kennen geeft. S 44."
De Partijen of Stemmen in ee« Muzijkituk verr
deelt
|
||||
DER MUZIJKSTUKKEN. ,VJ»I
|
|||||
jdeelt incn in Hoofdflemmen, en in verzellende Stem-
men , welke laatlle men ook Ripieen - Stemmen, en de uitvoerders van dezelve Ripienisten noemt. S45«
Een goed en bekwaam Ripienist verdient alle
achting, en is in een Orchest even zoo noodig en nuttig, als een goed en bekwaam Be/iuurder. De Ripieen-partijen zijn thans ook veel moeijelij- ker dan in de yoorgaande tijden, § 4&
Het is dus allernoodzakelijkst, dat een Ripienist
zijne, partij we/ en goed kunne ipelen, en dat het Orchest liever met minder perfonen bezet worde, dan dat 'er fommige toegelaten worden, welke rneer kwaad dan goed doen, en dus de Muzijk be- derven. S 47-
Een Ripienist, moet de Hoofdpartij altifd later*
uitblinken, en zich nimmer veroorloven eenige ver- andering of willekeurige Agrementen in zijne partij te maken; welke veranderingen of willekeurigt Agrementen ook nimmer plaats mogen vinden in Stukken, waar ieder partij door verfcheidene per* fonen te gelijk uitgevoerd wordt; b v. in Sympho* Win of Ouvertures, wegens het wangeluid, het vyelk ontftaau zoude, wanneer ieder perform, elk E 4 &f »
|
|||||
^3 VAN DE COEDB UITVOERING
op zijn manier, Agrementen of veranderingen wild*
waken. S 4&
De middenpartijen, welke flechts dc Harmonij:
Stullen verfterken, behooren altijd lets zachter uit- gevoerd te wordcn, dan de hoogfie en laagfle ftcm of Bas. Maar in Fugen, waar het Them* in ieder fiem
«p zijn benrt voorkomt, moet lietzelve ook door alle ftemmen of partijen even krachtig en fterk voor- gedragen worden. Dit heeft ook plaats bij fugeretti de en nabootfende pasfagien. % 49..
Alle Ripieenflemmen moeten zich naar de hoofd-
ftem rigten; en indien de hoofdftcm bij geval een kleinen misflag tegen de maat mogt begaan, is hef yerftandiger iets toe te geven, dan ilijfzinnig bij zijn ftuk te willen blijven. |
|||||||
De Bas is de voornaamfte van alle RipVienftem-
men, en de geringfle fout, die door hem begaan wierd, zoude zser veel bederven. Een Ripieen- Basfist moet dus alle tooiien niet alleen zeer rein, maar ook zeer eenvoudig fpelen, zander de miufte Agrementen te gebruiken, |
|||||||
$ Sh
|
|||||||
...»
J3ER. MUZIJKSTUKKEN. 73
§ 5*".
Daar men van een goed Ripienht verlangt, dat
hij zijne partij op het eerfte gezigt goed kunne fpelcn; en hij dus alles, wat tot eene goede uit- voering behoort, niet alleen weten, maar ook ter- flond moet kunnen uitoefenen, is het vrij gemakke- lijker een goed Solo-Spekr te worden, dan een goed en volmaakt RipjSnist. Zal dp Muzijk eene goede uitvvcrking doen, dan
moeten alle Inftrumenten rein geftemd zijn. Dit kan het best gefchieden, wanneer de Beflmirder eerst zijn eigen Inftrument rein ftemt, en dat dan alle de andere leden van Iiet Orchcst, edit voor den, limine Inftrumenten naar het' zijne ^zacht en zonder geraas, ftemmen, en, vervolgens dc geftemSe Inftru. menten ftil nederleggen, zonder daarop te pnslU' di'iren. Na eenige ftilte, zal dan de eerfle ftreek van het Orchcst een ongeraecn grootfche uitwerking doen, en de Toehoorders op eene aangename] wij- ze verrasfen. ------ Maar, wanneer de leden van
litt Orchest alle te gelifk beginnen te ftemmen, dan
is het, bijkans wiskunatig, zeker, dat bet Orchest / niet rein en goed geftemd zijn zal, om dat nie- mand, vvegens het groot geraas, zijn eigen Inftru- ment goed en duidelijk kan hooren.------Onvtrdra- gelijk zoude het zijn, wanneer elk lid van het Or-
E 5 chest, |
||||
?4 VAN DE GOEDE UITVOERllfa
chest, na ziju Inftrument geftemd te hebben, t v-
ftond daarop begon te praludicren en pasfagien tc jnaken, elk op zijn manier, de een in den toonC; de anderc in D; de derde in E'j ; de vierde in A, enz. Dit zoude bij de Toehoorders niet alleen een vvalg tegcn de Muzijk vcrwekken, maar hun ook levendig in de gedachten brengen de yerwarring dsf Takn te babel. S 53'
Niet weinig wordt de goede uitwerking der Muzijk
verhinderd, wanneer men, na het eindigen van een muzijkftuk, op ftaanden voet, en zonder de minstc tusfchenpozing, terftond zijn Inftrument hard op, weder begint te flemmen. Al het.fraa'y'e, het welk men gehoord heeft, is dan , in een oogenblik, ver- ylogen, verdwcnen, en, als met een Spons uit- geveegd. Vooral zoude het eene afgrijzelyke uit- werking doen, wanneer. na een gevoelvol en zkl- roerend Adagio in den toon van E mol, terftond hard op a e, "a 'e, op de Violen geftreken vvierd.
Doch elk waar Toonkunstenaar, die kiefche oo- ren en een gevoelig hart bezit, en dns zeer te pnderfcheiden is van den muzijkalen ambachtsman, zal nimtner zulk een lompe fout begaan. Hij zal, wanneer hij eenige ontftemming van zijn Vlool befpeurt, dezelve aan zijn oor houden, en, zoo zacht als mogelijk is, in den reinen toon herftel- len, zonder den ftrijkftok daartoe re gebrnikeu. Allc, '
|
|||||
I ' , i.. -
|
|||||
75
|
||||||||
PER MUZJJKSTUKKEN.
|
||||||||
Alle overige Inftrument-Spelers zullen hunne In-
ftrumentcn insgelijks zacht en zonder geraas trachten, te herftellcn, op dat 'er nicts gehoord worde, dan het geen verdicnt gehoord te worden. § 54.
Het hard trappen van de maat is insgelijks zeer
jiadeelig voor de gocde uitwerking der muzijk. Daar de maat door alle Toonkunstenaars zee? jiaauwkeurig. moet worden waargenomen, is men gewoon, dezelve door de beweging der hand, of met een ftokje te kennen te geven; doch, wanneer de Beftuurder van het Orchest zelf mede fpeelt, kan hij de maat niet anders aangeven,dan met den yoet. £ enter moet het trappen van de maat door den Beftuurder alleen, en wel zoo zacht gefchieden, dat het nergens anders dan op het Orchest gehoord worde, en niet hinderlijk of vervelend zij voor de Toehoorders. Daar de Blaas-Inftrumenten dikwijls Solo's ofpasfagien alleen moeten uitvoeren, terwijl de Strijk-Inftrumentcn zoo lang pauzeren, zoude het insgelijks zeer hinderlijk en vervelend zijn, wanneer de Beftuurder de maat wllde aangevcrj door het tikken met den Strijhflak. S 55-
Wanneer de Beftuurder befpeurt, dat het Orchest,
of iets langzaamer of iets gezwinder in het Tempt hegint te fpelen, moet hij dit gebrek terftond track- ten :-■■>■: . .
. ■ .
I
|
||||||||
\
|
||||||||
?6 VAN DE GOEDE UITVOERING
ten te verhelpen. Dit kan het best gefcbieden,
wanneer de Beftunrder, zelfs mede fpelende, zijn Jnttrument, indhgeval, icts krachtiger, dan ge- woonlijk, laat hooren. De leden van het Orchest zullcn dit terftpnd gewaar worden, en hit regte Temj>o zal heriteld zijn. Daar zeer veel van een goed Befruurder afhangt-,
is het. van groot belang, een Perfoon tot zulke bcdicning te klczcn , welke in alle opzigten hier voor beiekcnd is. Hij moet niet alleen veel kunde en bekwaamheid bezitt;n, maar ook, door eene be- daarde vrieudclijklicid, trachten, zich bij alle leden van het Orchest bemind en geacht te maken. Nim- mer moet hij een lid van het Orchest in het open-. baar over een beganen fout berispen, maar lievcr onder vier oogen de fout met alle vriendelijkheid aanwijzen. Dit zal vrij b etere uitwerking doen, dan eene (tumfclie en onvriendelijke behandeling. Een Orchest heeft veel overeenkomst met eene Ar- me"e. Dezclve Amide, welke, onder een bekwaam en bemind Generaal, wonderen van dapperheid ver- rigt, zal, onder de bevelen van een ander, dikvvij's niets van belang uitvoeren, ja zelfs misflagen begaan. Even hetzelve heeft veeltijds bij een Orchest plaats. Hetzclve Orchest, dat, onder een kundig en geacht Beftunrder, uitmunt, zal, onder het Beftuur van een ander, die minder kundig en minder geacht is,
|
||||
DER MUZIJRSTUKKEN* ??
is, op verre na zoo goed niet voldoeli, en bij-
kans onkenbaar wordeiu § 57- \
Even als men bij elk milzijkfluk doordrongeti
moet zijn van het karakter of de hartstogt, vvelke stearin heerscht, zoo als in § 4. gezegd is,behoort dit vooral en in den hoogften graad plaats te vin- den bij de uitvoering van eene godsdienstige Can- tate of Oratorium. Zulk een ftuk raoet met den grootfteh cerbicd nitgevoerd worden. Allc leden Van het Orchest, zoo vvel fpekride als zingende, moeten zich kunnen verplaatfen in de hartstogt i, vvelke in ieder Koor, Quartet, Terzet, Duet of Aria voorkomt en heerscht. Gefchiedt dit, dad lean het niet misfen, of de aandoeningeh, waarvait de uitvoerderS van het ftuk doordrongen z'un, ,<AM- len overgaan op de Toehoorders. Zij ziillon even dczelve aandocningen gevoelen, en het beoogde tloelwit, namelijk de Stickling, zal bereikt zijn.' s 58. ;
Daar net Godsdienstig zingen het wezenlijkst ert
hct'voornaamst ftuk van den openbaren Godsdiensf is, zoo behoort dit 00k met de grootfte aandachf en eerbiedigheid te gefchieden, het zij, dat, het Koor alleen zinge, zoo als in de Roomsch - Ca« tholijke Kerketv plaats heeft, of dat de ganfehc Gemeente een Psalm of Gezang aanheffe, zoo als in de Protestantfche Kerken gcbrujkelijk is. De
|
||||||
.--■
■
|
||||||
7«
|
|||||||
VAN DE GOEDE UITVOER1NO
|
|||||||
De Kerk-zang, zeer eenvoudig en zonder eenige
fieraden zijnde, is echter zeer gefchikt, om groote aandoeningen en gemoedsbewegingen te ontvonken en te onderhouden. Hlj wordt in het Latijn Can~ tus firmus, in het Italiaansch Canto firmo , in het Fransch Plain chant, en in het Hoogduitsch Choral genoerad. Die Zang wordt gewoonlijk door een Organist beftuurd, en met het Orgel vergezeld. Daar dus de Organist niet alleen de Beftuurder van de zingende Gemeente is, maar ook met zijn Or- gel de plaats bekleedt van een geheel Orchest, is het van het m'terst belang, voor zulk eene bedie- ning, een' man te kiezen, die genoegzaame be- kwaamheid, kunde en oordeel bezit, op dat 'er bij de Godsdienst-oefeningen, in plaats van Stichting, geene ontftichting of ergernis ontfta. § 59-
Een goed Organist moet niet alleen zijn Inflrti*
rneht naauwkeurig kennen, veel bekwaamheid op hetzelve bezitten, de Harmonij of Basfo-Continuo volkomenlijk verftaan ; maar moet ook alies, be- treffende zijn ambt, met veel overleg en oordeel Verrigten. ------ Een Treur-lied of Boet- Psalm moet hij geheel
anders fpelen, dan een Lofzatig of Dank-lied enz. Voor dat hij begint te fpelen, behoort hij den
Psalm of het Gezang opmerkzaam te lezen, opdat hij de hartstogt, welke daarin heerscht, gewaar wor-
|
|||||||
DER MUZIJKSTUKKEtf. ' 7$
worde. Geheel doordrongen van dezelve, moet zijn
Pr&ludium (Fborfpel), en mocten zijne Interludia {JTusfchenfpden~) met den inhoud der woorden oveveenftemmen. Indien een hartstogtelijk woord niet genoegzaani
door de Melody of noot is uitgedrukf^ dan moet hij dit door de Harmonij kunnen verbeteren; bij gevolg, moet hij zeer grondig in de Harmonij er* varen zijn.------Na het eindigen van de Godsdienst-
oefening moet zijn Nafpelen, bij het been gaan der
Gemeente, zoo veel als mogelijk is, overeenkomstig zijn met de Gezangen en geboorde Redeyoering, op dat de Gemeente in eene Godsdienstige Hemming vertrekke.------
Neemt een Organist dit alles wel in acht, dan
verdient hij, met regt, dennaam van een goed en achtingswaardig Organist,en is bij de Godsdienst- Oefeningen met alieen zeer nilttig, maar zelf onmisbaar.------
Men ziet echter uit deze noodzakelijke vereisch-
ten, dat het gansch geen kleine zaak is, zulk een goed en bekwaam Organist te vinden, en dat men dus met het begeven van een Organisten-ambt niet ligtzinnig behoorf te werk te gaan, om dat de ftichting of ontftichting van eene ganfche Ge- Uieente veel daar van afjiangt. § 6q*
|
||||
*>r Van de goede uitvoeiung
§ 60.
Een Organist moet zich zorgvuldig wachten, aafi
de Gemeente eenige ergernis te geven. Een fout, die op een Concert of. op eene andere plaats, flechts hinder Itjk Aju zoude, wordt bij, de Godsdienst- oefeningen, aanfiootelijk, onftickielijk, en veroor- zaakt ergernis. .Hij moet dus fteeds en in alle ©pzigten getrouw die les betrachten, welke ge* biedt, dat men zijnen breeder niet moet ergeren. Befpeurt hij, dat de Gemeente iets Jangzamer of
iets gezwinder begeert te zingen : hij volge haare begeerte. Dit is beter en ftichtelijker, dan door zijne ftijfzinnigheid eene verwarring en onftichting in de Kerk te veroorzaken, hetwelk voor hem, on- verantwoordelijk zijn zoude; te meer, daar hij, ate Beftuurder, verpligt is, alles in eene goede orde te houden; Begeert de Gemeente de Psalmen en Gezangen
alle me.u gelijke of hecle rioten te zingen , zoo als zij federt vele jaren gezongen heeft; hij volge ins« gelijks haren zin, en fpele alle Psalmen en Gezan- gen met gelijke of heele noten; te meer, daar deze gelijke manier van zingen voor de Gemeente niet alleen gemakkelijker is, dan de ongelijke; maar ook, om dat vele eude lieden op de ongelijke ma- nier niet kunnen zingen, en dus beroofd zouden vvorden van het genoegen, een Psalm of Gezang tr.t hunne Stichting, mede te zingen, Daar
|
||||
DER MUZTJKSTUKKENi 81
. £)aar de gcHjkc manier van zingen vcel ueftiger'»
ftatiger en aandachtiger bij de Godsdienst - oefening is, dan de ongelijke » zoude het voor een' Organist onverantwoordelijk zijn, waniieer hij de Gemeente wilde dwingen, tegen haa: wil en dank, op eene ongelijke manier te. moeten. zingen_;- b. v. eerst eene halve noot, ;dan eene heile;. vyeder- eene. halve , en dan wader eene heele, en jzoo geduurig vervol* gens; te meer, daar deze ongelijke manier niet alleen v^el overeenkomst heeft met iemand, die zwaar wank gaat; maar ook, wegens de Tripele maat , veel gelijkt naar eene Menuet of Waltz. Dat dit ecliter bij de Godsdienst- ocfeningen zeer onfchik* kelijk en onfiichtelijk zij, behoeft geen bewijs. §<5i.
Bij het eindigen van de Godsdienst oefening
tnoet een Organist zich ock zorgvuldig vvachten, de Gemeente door zijn Nafpelen niet uit die- gods- dienstige (lemming te rukken, waarin zij door de Gezangen en door de gehoorde Redevoering gebragt is. Hij moet de Gemeente niet met een Marsch, als Soldatei, uit de Kerk aten marcheren: haar niet uit de Kerk trommelen, of met dander en ha gel of Kanon ■ fchoten verjagen. Is hij een liefhebber van deze muzijkale Kwakzalverij, dat hij dan zijnc Kunsten, op bijzondere dagen, vertoo- ne; en dan trommele, kanonnere, dondere en 1. Deel. F h»*
|
||||
ta VAN DE GOEDE UITV. DER. MUZIJKSTUKKEN.
h*geh, zoo veel en zoo lang het hem gelieft;
maar volflxekt niet bij het eindigen van de Gods, dienac-oefening. ' Ook zijn deze Kunsten, welke «eer weinig beduiden, en door den domflen hoer «eer fpoedig geleerd kuniien worden, bij verftandigt tieden en bekwame Toonkunstenaars in geene ach- 4ing; maar maken alleen haar fortuin bij het dor* «n enkundig Gemeen. |
|||||||||||
.
|
|||||||||||
■i
|
|||||||||||
. .,
|
|||||||||||
: 3
|
|||||||||||
TWEE
|
|||||||||||
TWEEDE AFDEELING.
VAN DE HARMONIJ EN EASSO - CONTINUE
|
|||||||||
I N L E I D I N G.
1
Oyer de invoering der Harmonij.
De Muzijk heeft, buiten alien twijfel, veel ge-
wonnen door de invoering der Harmonij. Door Haar fteeg zij tot eene verbazende hoogte , en tot men trap van volmaking , waarin wij dezelve thans zien. De Harmonij tech is de kunst, om door vereeniging van onderfcheidene geluiden, welke men te gelijk, en op hetzelfde oogenblik laat hooren, het gelioor te iireelen, aandoemngen op te wekken en te trefFen. Zij onderfcheidt zich dus kennelijk van de Melodij, welke alleen de verfcheidene enkele toonen of geluiden op eene, voo rhet gehoor aan- gename wijze, elkanderen doet opvolgen, die &ij tot een punt, als 't ware, doet zamenfmelten. |
|||||||||
Fa
|
|||||||||
s».
|
|||||||||
14
|
|||||||
OVER DE INVOERIN©
|
|||||||
$2.
Te Mehr.ij bad in alle tijdeii plants, maar de
Harmonlj wordt gewoonlijk als eene uitvinding van latere dagen befchouwd. Daar echter de harmonifihe en confonerende (te gelijk klinkencle) toonen in de natuur zelve voorhanden en gegrond zijn, is het bijkans onbegrijpelijk, dat de Harmonij zoo laat zoude zijn uitgevonden. Het is ten voile door proeven bewezen , dat elke lange fnaar, wclke een lagen en vollen toon hceft, zijne harmonifche too- nen , en nog meerdere, te gelijk laat hooren, fchoon in mindcre flerkte. B. v. als men op een Klavier groot C aanflaat, zal men te gelijk duidelijk hkin c, klein g, eenmaal geftreept c en ienmaal geflreept e hooren, zijnde deze toonen de achtite, twaalfde, vijftiende en zevcntiende van den alleen aangeflagen toon, of lieyer de Octaaf, Qiiint, tweede Octaaf en groste Terts, welke intervaUen juist het vol- ma'aktst Accoord en de fraaifle Harmonij voortbren- geri. De overigevhoogere toonen, welke met da aangellagen fnaar te gelijk klinken, zijn minder hoor- bhar, dan de gemelde vier intervaUen, of toon- fprOngen. $ 3-
Men heeft de flingeringen van eene klinkende
fnaar mathematiscii onderzogt, waarin taylor her eerst goed geflangd is, en men heeft gevonden, dat een tameliilc lange fnaar, wanneer zij geknepen of aangeraakt wordt, wel volgens hare geheek kngtt vai)
|
|||||||
*■
|
||||||
«5
|
||||||
DER HAR.MONIJ.
van den eenen naar den anderen kant flingerl,
Cwelk flingeren van de geheele lengte dea grondtoon of Iaagften toon veroorzaakt) maar, dat ook te ge- lijk de he/ft, het derde, het vierde, het vijfde en volgende gedeeltens van de geheele lengte der fnaar',. ieder voor zich nog bijzondere flingeringen maken. Dit is de ware oorzaak, waarom men in e'enen cn- kelen klank vcle toonen te gelijk hoort, welke vele toonen zoo volmaakt in malkander vloeijen, als of men maar i&nen toon hoorde, en dus eene fchoum Harmonij voortbrengen, niits de fnaar ovcriil eener- lei dikte hebbe. Het flingeren der geheele lengte van de fnaar gecft
den grondtoon, vvelken men met de cijfer i betee- kent; de helft der fnaar maakt hare bijz mdere flin- geringen en geeft de Octaaf of den toon 2 ; het derde, vierde, vijfde en volgende gedeeltens der geheele fnaar maken, ieder weder hurne bijzondere flingeringen, en geven de Quint, de tweede Octaaf, groote Terts, of de toonen 3, 4, 5 , enz. Men kan de bijzondere flingeringen der decleri
duidelijk zien aan de laagfte Bas-fnaren van eeii Klavier, of aan de fnaren van een Contra Bas. Deze flingeringen zijn aangeduid op Plaat VIII. fig. r, waar de confonerende toonen volgens hunue orde op elkander volgen,als: i,f, 3,4, f,§,7,|enz. Merkwaardig is het, dat deze toonen, juist die
Zijn, welke de Trompet en de Waldhoren, in de-
zelfde orde, 200 als zij hier ftaan, aangeven : eerst
den grondtoon I, b. v. C, dan de Octaaf J, -ziyn-
F 3 da
|
||||||
|<$ OVER DE INVOERING
de klein c, vervolgens de Quint f klein g, dan de
tweede Octaaf J iinmaal gefireet ic, vervolgens de groott Terts § namelijk iinmaal geftreept e, dan weder een Quint §, zijude iinmaal geftreept g~; | geeft P, i i, J d, Jb t, »r ?,frg, h ">
« **» fy * natuurlijk, \s c. S 4-
Zeer duidelijk kan men de harmonifche toones,
©ok booren op een Inftrument, genaamd Wind- JJarp (Harpe d'Eole.) Op dit inftrument worden gewoonlijk gefbannen acht dartnfnaren, van dikte als de "a fnaar van een Viool; alle acht van gelijke dikte. Deze fnaren ftemt men alle in iinen toon , b. v. in c. Wanneer dit Inflrument in een opge- fchoven raam geplaatst wordt, en men het fchuif- xaam tot op de kammen van het Inflrument neder- fchmft, zal men, als het begint fe waaijen, do fchoonde Harmonij verneemeu, vvelke Harmony har- deJ of zachter wordt naar de krachtvan den wind; Deze harmonifche toonen zijn juist dezelfite, welke door de bijzondere ilingeringen der klinkende fnaar verooraaakt worden. S 5-
Uit deze gemelde proeven blijkt, dat de Harmmij
in de natuur zelve voorhanden en gegroud is. Waar- om zoude men dan den wenk der natuur niet vol- gen, en den Zang veelftemmig maken, daarz/j'toch elken
|
||||
DER HARM0WIJ. 8? '
lke« enkelen toon htrmonisch en veelflemmig gc-
maakt heeft? Het is dus ongerijmd en i'chier on* begrijpelijk, dat rousseau in zijn Dktionaire de Mufique de uitvinding der Harmonlj eene Gothi- fche en Barbaarfche uitvinding noemt. Doch d« wetten en bedrijven der Natuur zeggen en bewjjzeu weer, dan rousseau. § 6.
De Gezangen der Ouden, zelfs hunne Koorzan-
gen, waren (zoo ver wij weten) maar Unftemmig, en de Zangers fchijnen alie in de Unifon, of fom- mige daarvan een Octaaf hooger te hebben gezon- gen. Zoo is ook het Pfalmgezang nog hederi iin- flemmig in de Proteftantfcbe kerkpii hier te laude, waar de vrouwen en kinderen de gezangen een Oc- taaf hooger zingen, dan de mannen. Bij mangel aan gefchiedkundige berigten wetea
wij niet, tot welke hoogte de Muzijk bij de Ouden is opgeftegen. Doch, daar de oude Crieken de andere fchoone kunften tot zulk een hoogen trap van volmaaktheid hebben gebragt, heeft men geen reden otn te tvvijfelen, of zij zullen de Muzijk ms-. gelijks in eene groote kracbt en fchoonheid bezetcn hebben ; te meer, daar zij zeer groote lief hebbers van het gezang waren. Het zou ook zeer vermetel zijn, als men hun de kennis van alie Harmonij Wilde ontzeggen. De Ouden zullen, zonder twijfel, F 4 de |
||||||
t
-
|
||||||
96 OVER DE INVOERIUG
»'■'■' i ' ' :
de confonerende intervallen, b. v. de Tern, Quint
en Octaaf \vd hebben gebruikt; maar men moet twijfelen, of zij het nut en vooedeel daarvan zullen getrokken hebben, hetgeen de befchaving dezer kunst en hare beoefening, vooritl als wetenfchap, door ondervinding, van tijd tot tijd, opgcmerkt, en daaruit getrokken heeft. § 8.
Wij kennen .den eerfteu uitvindeF der Harmonij
uiet, even zoo min, als wij den eigentlifken eerflen uitvinder van elke kunst kennen. Ook de Natuur was hier. de Jeenneesteresfe. Wij mogen dug vrije- lijk zeggen, dat geen eea mensch zich in het bij- zonder, zoo min als eene enkele Natie zich bif ■uitftuiting, op de uitvinding of liever volmaking der kunften kan beroemen, Zij blijven altijd de vruchten der vereenigde en voortdurende pogingen , opmerkingcn, overdenkingen en voortzettingen van alle mcnfcheii, van alle Volkeren, van alleEevwen, |
||||||
Men heeft uit de woorden van beda over da
Kerk-irmzijk van zip tijd, concent«, discamu at' que orgdnis, trachten te bewijzen , dat de Harmonij reeds in de zevende Eeuw, omtrent het jaar 686, eenigermate in Engeland bekend zoude geweest zip, Gewooniijk fehrijft men de invoering van het yeelftemmig gezang toe aan den Engejfchen Bis-, fchop oUNSTAN, die ia de tiende Eeuw geleefd heeft.. Doch
|
||||||
DER HARMONIJ. 8^
|
|||||
Doch Galilei zegt, dat, naar alle gedane na-
fporingen, de veelftemmige zang nict vroeger, dan 150 jaaren voor zijn tijd (dus omtrent het jaar 1430) in gebruik zoude gekomen zijn. De-Abt l& beuf , die z;ch veel moeite Vieeft gegeven in het onderzoek naar de gefteldheid der oude Kerk- mu- zijk, verzckert, dat men de oudfte fporen van het veeljiemmig gezang eerst op het einde van de twaalf- de Eeuw hebbe kunnen aantreffen. In de vijf- tiende Eeuw is de Harmonij tot meerdere volko- tnenheid in de Nederlanden gebragt door jac. OBRECHT, JOH. OCKENHEIM, jJOS. DESPREZ Cll
andercn meer. Van dien tijd af is de Harmonij een
nieer bijzondcr voorvverp van overdenking en bcoo- fening geworden, § 10.
Het gebruik der Orgels is zeer oud, en her is
dus niet ongegrond te vermoeden, dat een Organist nict alleen de zaagflem , maar 00k de Bas, of 00k nog wel nu en dan eenigen anderen toon, die daar- niede goed overeenftemde, (harmonieerde) zal heb- ben aaiigeflageii, om 'er meerdere kracht en fterktc bij te zetten , en dat hij dus in zijne waarneming, van tijd tot tijd, werd bevestigd, om bij alle geluiden harmonierende toonen te voegen. Iiieruit is de zoo- geuaamde Basfo-Continuo ontftaan, zijnde de kunst of wetenfehap, om de zangftemmen of Jnftrumen- ten met het Orgel of ander Klavier - Inftrument te verzelkn, waarop men te gelijk en in ednen flag de 1 F 5 ge- (
< i |
|||||
$« 0VER DE INVOERING DER HARMONIJ.
geheele Harmonij laat hooren. Dit verzelkn (ac*
compagneren) was eertijds zeer moeijelijk, orfl dat men de Harmonij van elk muzijkfhik uit de Parti' tie (yerdeeling) moest ontdekken, waarin alle daar- toe behoorende ftemmen en Inttrumenten, elk op haren bijzonderen muzijk-regel, door haren fleatel aange- toond, wider elkander geplaatst waren. S "
De zwarigheid in het accompagneren wierd einde-
lijk veel verminderd door het uitvinden van den Basfo-Continuo. Ludovico viadana, een Ita- lian, wordt voor den eerften gehouden, die deze Basfo - Continuo uitgevonden , en daarover reeds in het jaar 1606 gefchreven heeft. S 12.
Het nut van den Basfo-Continue is zeer groot;
men leert daardoor niet alleen de Harmonij ken- nen» en een muzijkfluk goed en wel accompagne- ten; maar men wordt 00k in flaat gefteld, om zijne gedachten voor de vuist (ex tempore') Be laten hooren. Elk, die dus de Muzijk grondig wil verfiaan en de compofitie (zamenftclling) der muzijkflukken begeert te leeren, moet in de Basfo - Continuo ^seer ervaren zijn, of zal nimmer vorderingen van eenig belang in deze voortreffelijke kunst kiuinen maken. 1
I. HOOFD- |
||||||
!
|
||||||
I. HOOFQSTUK.
■-
Fan verfcheidene benamingen in de Basfo-Coniinm.
S i.
Uoor het woord easso-continuo (yoortdarende.
Bos') ook generale (algemeene) bas genaamd, verftaat men een Bas, waarbij men, met de Bas- noot, te gelijk de voile Harmonij laat hooren, vol- gens voorfchrift van zekere cijfers en teekenen. De gebruikelijkfte en ©ok bruikbaarfte Muzijk-
Inftrumenten tot het accompagnement (yerzelling) zi'n: het Orgel, het Forte - Piano , Klavfcr ca iXw^. Het Orgel fchikt zich het best voor Cho- raal- en het Forte - Piano of Klavier voor Figuraal- muzijk. S3-
Het Accompagnement kan zijn- van- e'en, twee,
drie , vier en meer ftemmen. Het vier- en meer- ftemmig Accompagnement wordt gebruikt bij fterk bezette muzijkftukken; doch het Accompagnement van drie en minder ftemmen gebruikt men, als de fmaak of het karakter van een muzijkftuk eerie Vermindering van ftemmen vereischt. |
||||||
$4.
|
||||||
«5JI VAN VERSCHEIDENE BENAMINGEN
§ 4-
Het linfiemmig Accompagnement beftaat of uit de
twvrgefchrevene Bas - noten allecn, of men verdub- belt dezelve met de regter hand. tVanneer het eerfte plaats moet hebben, fchrijft men boven de Noten <Je letters T. S., hetwelk Tasto Solo beteekent, en te keunen geeft, dat men geene andere toetfen op het Klavier moet aanflaan, dan de aan de linker hand voorgefchrevene Bas-noten. In het tvrcede geval fchrijft men boven de Noten: all' unifono of uni- foni , hetwelk aanduidt, dat men de voorgefchre- vene Bas noten insgelijks met de regter hand moet mede fpelen of verdubbelen. Het Tasto Soh of all\ unifono dnurt zoo lang,
tot dat 'er weder cijfers of teekenen boven de No- ten geplaatst vvorden. (fig. 2-) |
||||||
Door de Hoofdftem verflaat men die ftem, wclke
den voornaamften Zang of Melodij in een muzijk- ftuk heeft; b. v. in een Solo, Concert of Aria enz. 'y % <5.
:.* ■.-'■ .-.!."" -.'.: ' ' Door de Grondftem verflaat men de Bas, ea
door de Bovenftem de hoogfte noot van elk Accoord, welk de Accompanist aanflaat. Cfig- 3«) <■ > , 3.7*
|
||||||
IN DE BASSO-CiONTlNUO." 0$
S 7-
De Muzijk beftaat uit heele en halve totnen, ea
wu heele toon bevat in zich twee halve; b. v. van
c tot * kruis is. de afftand een halve toon, van
c kruis tot d insgelijks een halve toon: bij gevolg
is de afftand van c tet d een heele toon. Neder-
waarts gaande is het even zoo daar mede gelegen;
b. v. van h tot b mol is de afftand een halve toon,
van h mol tot a insgelijks een halve toon: dus is
4e afftand van b tot a een heele toon.
' ■
$8-
Men heeft tweederlei foorten van heele toorien;
als groote en kleine heele toonen. De groote heele toon, b. v. cd, hecft de evenredigheid van 8"tot 9, en de kleine heele toon, b. v. d£,,heeft de evenredigheid van 9 tot 10. ■■■'-■
§9-
De halve toonen zijn insgelijks tweederlei, als:
groote en kleine halve toonen. De groote halve toon, b. v. eft heeft de evenredigheid van 15 tot 16; maar de kleine halve toon, b. v. eemoly heeft de evenredigheid van 24 tot 25. De kleine halve toon wordt altijd op de eigenjle linie Q? fpatie gefchreven, waar de Prime op ftaat, en heeft dus dezelfde letter als de Prime , b. v. de Prime e ftaat in de Vioolfleutel op de derde fpatie, c kruis ftaat insgelijks op de derde fpatie, dus is ckruis #en kleine halve toon hooger, dan c. (fig. 4.) J Doch |
||||
VAN 'VERSCHEIBENE BENA&JINCEN
Doch de groote halve "toon wordt in de naastaafl-
grenzende linie of fpatie uitgedrukt, om den vefde- ren affiand aan te duiden, en heeft een ander letter dart de Prime; b. V. c ftaat op de derde fpatie, maar d mol op de vierde linie, dus is d mol een. groote halve toon hooger dan c. (fig. 5.) S 10.
De wijdte of ruimte van een heelen toon wordC
door fommigen 00k verdeeld in 9 Commas of linien , waarvan zij aan den grooten halven toon 5, en aaa den kleinen halven toon 4 Commas geven. § 11.
De achtfie toon,welke gewoonlijk Octaaf gemamS
Wordt, bekomt fomtijds den naam van Prime (de eerfte), wanneer de noien trapswijze opwaarts of nederwaarts gaan ; want het zoude ongefchikt zijn te zeggen: de Octaaf gaat door de Secunde in de Terts; maar men zcgt: de Prime gaat door de Secunde in de Terts, en zoo zegt men 00k, wanneer de nnten nederwaarts gaan: de Terts gaat door dfc Secunde in de Prime. Door den Hoofdtoon verftaat men dien toon,
waarmede een muzijkftuk begiiit en eindigt, en welke daarin de heerfchende en voornaamfte toon is. S I3«
.. .
|
||||
jfc DE BASSO -CONTimr©. $tf
|
|||||
§ 13.
Deor het woord Tonka wordt de Grondtooa
aangeduid, die in elke pasfagie van een fluk de hoofdtoon is, in welken de Melodij en Harmony Yoortgaan en zich eenigen tijd daarin ophouden. De Tonka verfchilt dus van den eigentlijke Hoofd- toon daarin, dat zij, bij elke afwijking in andere toonen, van plaats verandert, daar integendeel de eigentlijke hoofdtoon,door het geheele ftuk,dezelfde tlijft. S 14; ,
Door Dominante verflaat men den vijfden toon
of de Quint der Tonka; en door Mtdiante de groote of kleine Tens van den Toon, in welken een fluk is zamengefteld, of waarin een fluk zkh eenigen tijd ophoud.- De benatning van Mediante is daardoor ontflaan,
om dat de Terts in het midden, tusfchen deg Croudtoon en deszelfs Quint, ligt. $15* X
Door het woord Modulatie wordt aangeduid d«
kunst, om de Melodij en Harmony' uit den hoofd- toon in andere toonen, en van Aiix weder in den hoofdroon terug te brengen, volgeai fchikkelyke *» Welgepaste afwykingen. > ■ ■ '■ ' . f . -.
fi. HOOFD,
|
|||||
-II. HOOPfiSTUK.
|
|||||
Van de Tetrachord, Klankgejtachten ert
Toonladders dtr Ouden. : ': si.
oude Grieken Verdeelden bun toonftelfel frf
Tetrachorden, zoo als wij ons toOnftelfe/ m Oct avert verdeelen. De TetracHbrd was een vierfpah van fiaaren, waarvan de twee buitenfte nooit verandcrd wierdcn, en de klimnjende Quart b. v. B. e. aan- gaven of hoorcn lieten. , De twee binnenfte wierden beweegbare fnaren genoemd, om dat zij eene ver- fchillende fpanning ondergingen. ; ■ ; i.' ■ ... , -..■'. : . ' ■ '..-■) '.r.j
De drieerleie foorfen van fpanningen , waar aan de
twee binnenfte fnaren onderhevig waren, gaven aan de verfchillende opvolgiftg" der toonen ook verfchil- Jendc benamingea *. als de Liatonifche, de Chroma- tifche tn&&:Enharmonifcke, , , In de Diatomfche volgen de vier fnaren elkanderen
op met eenen halven eii twee heele toonen , welke klanktrappen men ten naastenbij kan uitdrukkett door de letters 2?, c, d, e; en de Chromatifthe nit twee halve toonen en eene kleine Terts, omtrent als B, ct c kruis, e; in de Enharmonifche met ,.. . _. twee |
|||||
-............- --.... - -
|
|||||
VAN DE TETRACHORD, ENZ. Of
twee quart-toonen en eene groote Terts3 omtreut
aJs B, B kruis, c , e. . De rtiimte van hunne Octaaf beftond nit twee te
zamenverbondene Tetrachorden, waarvan de hoogfte of laatfte fnaar van de eerfte Tetrachord te gelijk de eerfte fnaar was van de volgende Tetrachord, b. v. B, c, d, e,f, g, a.
De tvveede Tetrachord e, f, g, a, was in het
klimmen der toonfprongen volkomen gelijk met de eerfte Tetrachord B, c, d , <?. Bij deze twee Tetrachorden voegde men in de laagte
nog eene fnaar, welke een Octaaf lager was,dan dc hoogfte of laatfte fnaar vati de tweede Tetrachord. Deze lage fnaar, welke den toon A aangaf, wierd Proslambanomenos of de bijgevoegde genoemd. In 't vervolg wierden de Tetrachorden vermenig-
vuldigd, en fommige Toonkunftenaars begonnen ; Vier, ja zelfs vijf Tetrachorden op hunne lieren te fpannen. S3-
De verfchillende Grondtoonen, waaruit de oude
Gricken hunne gezangen of muzijkftukken zamen- ftelden , veroorzaakten ook verfchillende Toonladders\ om dat de halve toonen, welke zich in de acht too- nen van een Octaaf bevinden, gedurig van plaats moesten verwisfelen; want als in den Grondtoon C de halve toonen e,/de derde en vierde toon waren, dan waren deze halve toonan in den Grondtoon G de zesde en zevende toon. Dit maakte eene groote I. Deei- G v«t-
|
|||||
98 VAN DE TETtlACMORD EN
verandering, en gaf het ftuk cen gansch andec ka-
rakter. Elke Toonfoort (tnodus)-\a& cencn bi^on- dereii naam , b. v.: De Jonifche Toonfoort had tot Grondtoon C. (fig.6.)
De Oorffehe Toonfoort . . D. (lig. 7.)
- De Phrijgifche Toonfoort ' . ;. E. (fig. 8.)
De Liidifche Toonfoort . . P. (fig. 9.)
De Mijxolijdifche Toonfoort . G. (fig- 10.)
en
De Aeolifche Toonfoort . . & (fig. ii.J De Grondtoon B wicrd niet gcbruikt vvegens man- gel dcr zuivcre Quint / kruis. 5 4-
Dcze 6 Toonfoorten noemt men de Toonfeorten
der Ouden , en men heeft nog heden kerkelijke Mc- lodijeu,in deze Toonfoorten,te zamengefteld, welke over de duizend jaren oud zijn. Ook heeft men ecn langen tijd in deze Toonfoorten vo'or de kerk gc- componcerd. $5.
Gemelde Toonfoorten harden ook nog Onder-
fcheiden in hoegi en /age Tootif often, en de woorden Hijper (boven) en Ilijpo (onder) bijge- Voegd, als: de Hijper-Jonifche, en de Hijpo- Jonifche Toonfoort -,, en zoo ook met de werige. $6.
I let Toonftdfel, hetwelk uit vijf Tetrachorden
Mtond, wicrd van dc Grieken het groote, het vol-
|
||||
TO0\I,ADDERS DER OUDEft t#
voimaakte en het virveranderJijke Toonftelfd ge-
hoemd j en bevatte in zich, volgens gctuigeniS van aristoxenus, twee" Octaven, als van A tot*-. De drie laagfte Tetrachorden waren zoodanig aan
elkander verbonden , dat de laatfte of hoogfte fnaar Van de eene Tetrachord', te gelijk de eerfle fnaar was Van de volgende Tetrachord; b. V. de laatfte fnaar Van de eerfte Tetrachord was e, en de eerfte fnaar Van de tweede Tetrachord was insgelijks e. De derde Tetrachord bcffond uit de tooneni a, b mol, c en rf; maar de vierde Tetrachord begon op ceiie andere vvijze, namelijk met den toon b nature!, Waarop dan ~c ,~d. e volgden. Deze Tetrachord wierd daarom de afgezonderde genoemd. De vijfcie begon weder op de gevvonewijze, namelijk met e\ dus waren de toonen van dc twee laatfte Tetfachtr- den eigentlijk een Octaaf hoogcr^ dan de toonen Van de twee eerfle of laagfte Tetrachorden. Bij fig. 12. ftaan de toonen van de vijf Tetrachorden uitge- drnkt, met den daarbijgevoegdcn lagen toon of Octaaf Av Bij oude Sclirijvers vindt men vele gevalleri aange*
teekend, betreffendc de groote uitwerking der Griek* lche Muzijk: onder anderen leest men, dat timo- theus door Gezangen, in de Phrygifche Toonfoart gecomponeerdj Alexander onwederftaanbaar tot den ftrijd zoude hebben aangevuurd. Wijkunnenonsjuist geen regt begrip vormen, hoe in eene Toonfoort aulk eene groote kracbt en vermogen zoude kunnen, G 2. Jig. |
||||
fflo VAN DE TETRACHORD EN
liggen; docli wij weten ook niet, hoe deze Toon-
foorten door de Griekfche Componisten behandeld zijn. Volgens talle waarfehijnelijkheid hebben de Griekfche Stammen, naar vvelke de Toonfoorten zijn genoemd, niet alleen huune bijzondere |Toon- ladders gchad, maar hebben ook aan ieder hunner nmzijkftukken een bijzonder karakter weten te geven; even als nog in onze dagen het karakter van een Schotsch lied zeer onderfcheiden is van dat van eene Franfche Vaudeville, en eene SicUiana zeer veel verfchilt van eene Polonoife. Dit zoo zijnde, zoude men de groote uitvverking der Griekfche Muzijk liever behooren toe te fchrijven aan het Nationaal karakter der muzijkftukken van de bijzondere Griek- fche Stammen, dan aan hunne Toonladders en Toonfoorten. Daar cchter in Griekenland de beste Toonkunfte-
naars te gclijk de beste Dichters waren, die zelve hunne verfen en muzijk componeerden, en dezelve opzongen en fpeelden, juist zoo, als het behoorde[; daar zij ook de kunst verftonden, de taal van het hart eigenaardig door muzijk uit te drukken; het bedrijf der begeertens en hartstogten zoodanig af te fchetfen, dat dezelve daardoor ontvonkt en opge- wekt wferden; daar ook alle hunne liederen en alio otnftandigheden betrekking hadden op hunne Goden, op hunne helden en derzelver, voor de Grieken ten hoogfte belangrijke, daden, konde het niet misfen , of alles, te zamen genomen, moest eene groote uit- Werking docn, vooral, dewijl de Grieken zeer gevoelig |
||||
TOONLADDERS DKR OUDEN. IOI
|
|||||
waren.Hierbij komt nog, dat de Muzijk»een tak
der Wijsbegeerte zijnde, toen zoo algeineen met was , ook zoo menigmalen nict gehoord wierd, dan in onze dagen. S 8.
De plegtigheden, welke bij de uitvoering der mu*
zijkfhrkken plaats vonden, deden ook zeer veel tot de groote uitwerking. Dit blijkt, onder anderen,aan de viering van het Eeuw-Feest van Rome, waarvoor horatius , op bevel van Augustus , een Ode of Lierzang {Carmen Seculare) had vervaardigd. Bij deze feestviering verfcheen het gebeele Romeinfche Volk, met den Senaat en de voornaamfle Jieden aan het hoofd, in plegtigen optogt. Twee Kooren, waarvan het een uit de edelfte Jongelingen, en het ander nit de edelfte Jongvrouwen, befu>nd,zbngerr eerst te zarr.en; dan ieder Koor alleen bij afvvisfding; vervolgens weder beide Kooren vereenigd te zamen. Indien de Muzljk, welke hiertoe gebruikt wierd,
maar tamelijk goed is geweest, zal dezelve, met gemelde plegtigheden gepaard, eene ongemeen groot- fehe uitwerldng gedaan hebben. S 9-
Daar onze hedendangfche Muzijk znlk een hoogeri
trap van volmaking beklommen heeft, zoude dezel re ook , buiten alien twijfel, eene verbazende uitwerking doen, wauneer zij op eene behoorlijke wijze wierd aangewend, en met de daarbij behoorende plegtig- heden vergezeld ging. Haren grooten invloed en G 3 nut- |
|||||
ioa VAN DE TBTRACHORD EM
nuttigheid zoude men vooral gewaar worden bij den
Openbaren Godsdienst, bij den Oorlog, en bij de viering van Nationale Feesten. Indien de Kerk ■ muzijk ingerigt was, zoo als zij
behoorde te zijn, namelijk: verheven, doordringend, en vooral niet gelijhormig met de muzijk van een Opera; en indien zulk een Kerk-muzijk met alle eerbiedigbeid, plegtigheid en aandacbt wierd uitge- voerd, welk eene onberchrijrUiike groote nuttigheid zoude dezelve veroorzaken! Zij zoude de harten der menfehen niet alleen opwekken, en in die ftem- ming brengen, welke de Godsdieist vereischt; maar dezelve ook aanfporen, met alien ijver den heere te ^ooven en te danken voor alle bewezene weldaden. Zoo was ook de muzijk bij het oude Joodfche Volk alleen aan den Godsdienst toegewijd.------
Bij den oorlog zoude men insgelijks den grooten
invloed der muz\jk,tenfi:erkfl:e,befpeuren. Wanneer (zoo als bij de Griekeu gebruikelijk was) door eene geheele Armee, voor den aanval, welgepasteo en moed - opwekkende krijgsgezaBgen wierden aangehe- ven, vergezeld met de daarbij beboorende muzijk- inftrumentcn; dan zoude de moed en dapperheid der Amide hierdoor ongemeeu ontvlamd en aange- vuurd worden, en zulke Gezangen zouden dikwijls oorzaak geven , dat duizende van vijanden hun lever* pp bet flagtveld zouden moeten laten; en dus zou zij door hare veelvernrogcndc kracht, de overwinning, als het ware, verzekeren eene overwinning, welke na het behalen der zegepraal, insgelijks, door zang CD
|
||||
TOONLADDERS DER OUDEN.* IOJ
eu roonkunst, eene dubbele waarde zou verkrij-
gen. ------- Bij Nationale Feesten zoude de invloed der muzijk
ook eene groote nuttigheid te weeg kunnen brengen. b. v. Wannecr men, ter dankbare nagedachtenis van de Verdedigers des Vaderlands, jaarlijks een openbaar Feest vierde, en de groote daden dier Heldea met gepaste plegtighcid bezong; welk een loffelijken naijver zoude dit bij onze Jongelingen yervvekken! zij zouden van begeerte branden , om ook verdedigers en weldoeners van hun Vaderland te worden, even als een de rut ter , een tromp , en andere groote nianncn waren. ■ De Muzijk heeft dus niets van haren invloed of
kracht verloren, indien zij maar behoorlijk en vvel» gepast wordt gebruikt en aangewend. |
||||||||||
HI. HOOFDSTU K.
Van de-Toonladders en Tiotifoorten dtr
hzckndaagfche Muzijk. |
||||||||||
De hedendaagCche Toonladders en Toonfoorten
zijn af komftig van het Diatonisch Klankgeflacht der
G 4 oude
|
||||||||||
IC4' VAN DE TOONLADDERS EN TOONSOORTEN
oade Griekfche Muzijk, en ons Toonftelfel is" dus
maar Diatonisch; want het geen men in onze muzijk Chromatisch of Enharmenisch noemt, beftaat flechts uit enkele voortgangeu Cprogresfien) der Milodij of rukkingen der Harmonij. Men noemt thans Chro- matisch, wanneer in de Mclodij toonen genomen worden, vvelke niet in de Diatonifche-Toonladder van, den Grondtoon, waarin men zingt of fpeelt, behooren: in het bijzonder noemt men zulke opvol- ging der [toonen Chromatisch, waar de Melodij door onderfcheidene halve toonen achter elkander klimt of daalt. (VI IX. fig. i.) In dc Harmonij wordt thans eene Modulatie
Enharmonisch genoemd, wanneer men cen toon in «en anderen naastaangreuzenden toon verandert, b. V. b mol in a kruis enz.: hierdoor wordt de Harmonij onverwachts in eenen anderen Grondtoon gebragt, en dus het gehoor, op eeue aangcname wijze, misleid. (fig. 2.) In plaats van zes Toonfoorten, welke de Ouden
hadden, hebben wij thans maar twee, namelijk eene over de groote, en eene over dc kleine Terts , waar- van die over de groote Terts overeenftemt met de Jonifche- en die over de kleine Terts met de Aeoli- fcht Toonibort. In de oude Toonfoorten hadden alleen de Grond,-
tooneh C en F de groote Septime, welke het Semi- ionium of Subfcmitoniam modi genoemd wordt, en t«
|
||||||||
DER HEDENDAAGSCHE MUZIJK. IO^
te kennen geeft, dat de naastaangrenzende halve
toon hoogcr de hoofdtoon zij, waarin men gaat. De anderc Grondtoonen hadden dit Subfemitonium modi niet, en men konde dus met hetzelve geene flulting in de Octaaf maken. Deze onvolmaaktheid heeft zekerlijk Zangers, vvelke een fijii gehoor en gcvoel hadden, bewogen, alio fluitingen door de groote Septime of Subfemitonium modi te maken,1 alhoewel hetzelve zoo niet gefchreven was. Zonder twijfel zullen zij dus de noten bij fig. 3. gezongen hebben als bij fig. 4. Volgens alle waarfchijn- lijkheid heeft dit aanleiding gegeven, dat de Orga- nisten de ontbrekende halve toonen in hunne Grgels hebben laten invoegen. Op die vvijze is ons heden- daagsch. Toonftelfel ontftaan. 5 4*
Door de invoering der vier nieuwe toonen c kruis,
d kruis, / kruis en g kruis heeft de Muzijk cene geheel andere gedaante bekomen. In plaats van zeven Intervallen, die van te voren elke toon in een Octaaf had, heeft hij 'er nu twaajf; en in plaats, dat elke Grondtoon maar iint Toonibort had, waarin alle Intervallen, naauwkeurig, bepaald waren, heeft elke Grondtoon nu twee Diatonifche Toonfoorten, namelijk eene over de groote, eneeuc over de kieine Terts. Wij hebben dus in onze he- dendaagfche Muzijk tWMwf-tQoaea.; ieder toon heeft twie Toonfoorten; bij gevolg hebben wij 24 Toon- ladders , om dat ieder toon twee Toonladders hecfr. |
||||
106" VAN DE TOONLADDERS EN TOONSOOETEN
|
||||||
§5-
, De groote Terts bevat in zich twee hecle toonen,
als cu; doch de kleine Terts maar anderbalve toonen, als df; dus is de kleine Terts een halve toon lager, dan de groote Terts. § 6.
De Toonladder over de groote Terts is "op de
volgende wijze: van den Grondtoon of Prime, of van 1 tot a is de afftand eene heele toon; van 2 tot 3 een heele; van 3 tot 4 een groote halve; van 4 tot 5 een heele; van 5 tot 6 een heele; van 6 tot 7 een heele; maar van 7 tot 8 ccn groote halve toon. $7-
De Grondtoon C over de groote Terts, komt
volmaakt met de aangednide Toonladder overeen; want de groote halve toonen, als 3 tot 4, en 7 tot 8, zijn jnist en natimrlijk op hunne plaats: dus heeft C over de groote Terts geen krwis of be'mol aan den Sleutel nodig. (fig. 5.) § 6.
Daar nu alle andere Grondtoonen over de groote
Terts, naar deze orde ,ingerigtmoetenzijn, ontftaan Meruit de teekenen van verhooging en van verlaging, namelijk de kruisfen en de be'mols. |
||||||
5 9.
|
||||||
DER HEDENDAAGSCHE MUZIJK. I«7
|
|||||
De vermeerdering der kruisfen gefchicd bij Quinten.
De Quint of vijfde toon van C is G; van G D; van D A; van A E; van E B; van B F kruis en van F kruis C kruis, De Grondtoon G over de groote Tcrts heeft dm
iin kruis aan den Sleutel, namelijk / kruis. D. heeft 'er twee , ah f kruis en c kruis.
A. heeft 'er drie, als f kruis, c kruis engkruis.
E. vier, als /, c, g en d kruis.
B. vijf, als /, c, g , rf en « kruis.
F £ra/$ heeft 'er zes, als /, c, g, d, a en
e kruis. C &«/* heeft 'er «eye», als /, c, g, d, a, e
en b kruis. (fig. 60 S l0*
De vermeerdering der bdtnols gefchied bij Quarten.
De Quart of vierde toon van C is F; van F , B mol; van B mol, E mo/; van E mol, A mol; van A mol, D oto/; van D mol, G mo/, en van G mo/, C mol. De Grondtoon F over de groote Terts heeft dus
iin hetnol aan den Sleutel, namelijk b mol. B mol heeft 'er twee, als b mol en e mol.
E mol heeft *er drie, als b mol, e mol en a mol.
A mol heeft 'er vier, als £ »zo/, e »w/, a wo/ en
d mol. D mol vijf, als b mol, e mol, a mol, d mol en
g mol. G mol zes, als b, t, «, rf, g en c wo/.
C/wo/
|
|||||
1«8 VAN DE TOONLADDERS EN TOONSOOR.TEN
C mol heeft 'er zeven, als b, e, a, d, g, c ea
fmol. (fig. 7.) $ 11.
De Toonladder over de kleine Terts is op de
volgende wijze, als: van 8 tot 7 is de afftand een heele toon; van 7 tot 6 een heelc; van 6 tot 5 een groote halve toon; van 5 tot 4 een heele; van 4 tot 3 een heele; van 3 tot s een groote halve 5 en van a tot 1 een heele toon. $ 12.
De Grondtoon A over de kleine Terts komt'vol-
maakt overeen met daze aangeduide,, Toonladder; want, als men nederwaarts gaat, namehjk van 8 in 7; van 7 in 6 ; van 6 in 5, enz.; dan zijn de groote halve toonen, als 6 tot 5, en 3 tot 2 iuist en natuurlijk op hun plaats : dus heeft A over de kleine Terts geen kruis noch bemol aan den Sleutei noodig. (PI. X. fig. 1.) $ i3«
In de Toonladder over de groote Terts blijven de
Klanktrappen, zoo wel opwaarts als nederwaarts, onveratiderlijk; doch in de Toonladder over de klei- ne Terts heeft 'er, in het opwaatts gaan, eenige yerandering plaats, want dan wordt de 6 en de 7 ieder een halve toon hooger genomen: dus neemt men in den Grondtoon A oyer de kleine Terts, in het
|
||||||
1
|
||||||
■
|
||||||
OER HEDENDAAGSCHE MUZIJK IO§|
het opwaarts gaan, / kruis en g kruis, in plaat$
Van / natuurlijk en g natuurlijk. (fig. a.) $ 14.
Echter beeft bij de 6 fomtijds eene uitzondering
plaats, vooriil bij lange noten , of als gezwinde 110- ten zich lang in dien toon ophouden. £fig. 3.) S *5;
De vermeerdering der kruisfen gefchiedt in de
Toonladder over de kleihe Terts insgelijks bij Quin- ten. De Quint van A is E $ van E, B; van B, F kruis; van F kruis, C kruis; vanC kruis, G kruis; van G kruis, D kruis en van D kruis, A kruis. De Grondtoon E over de kieine Terts heeft dijs
tin kruis aan den Sleutel, namelijk f kruis. B heeft 'er twee, ateif kruis en c kruis. *
F kruis heeft 'er drie, als / kruis', c kruis eg
g kruis. C kruis vier, als /, c, g en d kruis.
G kruis vij'f, als /, c, g, d en a kruis.
D kruis zes, als f, c, g, d, a en e kruis.
A kruis zeven, ate/,' c,g,d,a.eenbkruh*
De vermeerdering derbdmols gefchiedt in de Toon-
ladder over de kieine Terts 00k bij Quarten. De Quart van A is D; van D, G;vanG,C; van
C j-F j van F , B mot; ,van B mot, E mot; en van E mfii, A mol. De Grondtoon D over de kleiae '. .... Terts
|
||||
IIO VAN DE TOONLADDERS EN0.
Terts heeft dus ttn be*mol aan den Sleutel, name-
lijk b mol. G heeft 'er twee,, als b mol en e mol.
C heeft 'er drie, als b mol, e mol en a mol.
F heeft 'fir vier, als b mol, e mol, a mol en
d mol. B mol vijf, als b mol? e mol, a mol, d mol efi
S m°t*
E mol zes, als b mol, e mol, a mol, d mol $
g mol en c mol. ji mol zeven, als b mol, e mol, a mol, dmolt
g mol, c mol enfmel. (fig. 5-) |
|||||||
IV. HOOFDSTUK,
/^» de Intervalkn en Signataren. w ■*■-'
.L/e tusfchenvvijdte van twee tnuzijkale geluiden, of
zij te gelijk, of na elkander, klinken, noemt men ten Interval of toonfprong. S 2-
Alle cijfers en teekenen, welke in den Basfo-Cott*
tinuo voorkomen, en het Accompagnement betref- fen, noemt men Signaturtn. $3*
|
|||||||
->**■-
|
|||||||
V
|
|||||
VAN DE^INTERVALLEN EN SIGNATUREN. Ill
§ 3-
Alle Intervallen worden van de Bas-noot cpwaam
door trappen afgeteld, en bekomen dus dieu naam, welke door de cijfer aangetoond wordt; b. v. wan- de Bas ■ noot C is, dan is D de Secunde of 2 , E de Terts of 3, F de Quart of 4, G de Quint of 5, A de Sexte of 6, B de Septime of 7, c de Octaafoi 8 , d de None of 9, e de Decime of 10, /de Undecime of 11, g- de Duodecime of 12. De Decime, Undecime en Duodecime worden cditer zeer zelden in het Accompagnement gebruikt. (fig. 6.) S 4.
Een Interval behoudt zijn naam, zoo lang het-
zelve op zijn trap blijft, al worden 'er 00k teekenen van verhooging of van vcrlaging voor geplaatst: dus ftaan alls Stcunden op dm tweeden, en alle Tert- fen op den derden trap, mz. :.- :,:. ..;.: § jS?
[ »
De verfcrjillende grootneid dcv Intctvalleti, (of
zij door teekenen Van verhooging, van verlaging,
of zonder dezeive ontftaat) geeft aan de Intervallen
onderfcheidene bijnamen.
. ■ § 6.
De gebruikelijkfle IntervalTen in de Basfa-Continw
2ijn de velgende : de kleinc , de groote en de over- matige Secunde j de verminderde, de kleinc en de groote
|
|||||
VAN DE INTERVALLEN
|
||||||||
lis
|
||||||||
groote Terts', de verminderde , de reine en de over*
matige Quart; de valfche, de reine en de overrna* tige Quint; de verminderde, de kleine, de groote en de overmatige Sexte; de verminderde, de kleine en de groote, Septime; de verminderde, de reine en de overmatige Otaaf; de kleine en de groote None. (PI. XL fig. i.) $7-
De kleine Secunde beftaat uit een groote halve
toon; de groote uit een heele toon, en de overma- tige uit een heele en een kleine halve toon. S 8-
De verminderde Terts beftaat uit twee groote
halve toonen; de kleine uit een heele en een groote halve toon, en de groote uit twee heele toonen, welke groote Terts daarom ook Ditonus genaamd wordt. $9-
De verminderde Quart beftaat uit een heele en
twee groote halve toonen; de reine uit twee heele en een groote halve toon, en de overmatige uit drie toonen, vvaarom deze ook Tritonus wordt genoemt. S io.
De valfche Quint beftaat mit twee heele en twee
groote halve toonen; de reine uit drie toonen, en en een groote halve toon, en de overmatige uit vier heele tooneni S "♦
|
||||||||
\
|
||||||||
T.' EN SIGNATURE!*. *X|
1 De verminderde Sextc beftaat uit twee heele en
clrie groote' halve toonen; de kkine uit drie heele en twee groote halve toonen; de gr&te nit vier 'toonen en een grooten halven toon, en de overtna- tige uit vijf toonen. § 12.
.■ ' ■£
De verminderde Septimc beftaat uit drie heele ett
drie groote halve toonen; de kleine uit vier heele en twee groote halve, toonen, en de groote uit vijf toonen en een grooten halven toon. S 13- ' \ ■■■■;'
De verminderde Octaaf beftaat [uit vier heele en
drie groote halve toonen; de reine uit vijf heele en twee groote halve toonen , en dc overmatige uit zes heele toonen en een grooten halven toon. $ 14.
De kkine None beflaat uit vijf heele en drie groo-
te halve toonen, en de groote uit zes heele en twee ,groote.halve toonen. S 15.
De Primen, Decimen, Undecimen en Duodech
men zijn niets anders als Octaven, Tertfen, Qtiar» ten en Quint en: zij vvorden door de cijfers 1,10* % I Deel. H 11 |
||||
314 VAN DE INTERVALLEN
|
|||||
II en 12 aangeduid, en worden flechts alleen in
bet drieftemmig Accompagnement gebruikt. \
Hoewel de Vnlfon of Eenklank niet onder de
Intervallen kan gerekend worden , is echter de oyer- tnatige Prime cen Interval, en beftaat uit een kleinen halven toon. Deze overmatige Prime wordt in liet doorgaan gebruikt bij eene liggende Bas-noot. (fig. a.) § 17'
De Intervallcn behouden in a!Ie Octaven hilnne
namen, b. v. van / is de Quint niet alleen iinmaal geftreept c, maar ook tweemaal gefireept c; en zoo
ffiet alle overige Intervallen. . S 18.
De None en de Secunde hebben in de noten wel
eenerlei letter; doch zijn in het Accompagnement Zeer onderfcheiden van elkander. Men neemt de Intervallen, wat bumie grootheid
betreft, juist zoo, als de teekenen van verhooging of van verlaging, aan den Sleutel geplaatst zijnde, aanduiden : b. v*. wanneer bij den Sleutel c kruis is voorgeteekend , dan is de Sexte van E niet c, maar C kruis, en de cijfer 6 wordt alleen boven de Bas- iiooi
|
|||||
EN SIGNATURE!*. 11$
■
soot E gefchreven,, zonder eenig auder tceken
inrbl] te voegen. § a©.
Doch, wanneer de Intervallen eenige veranderin*
zullcn ondergaan , en hooger of Jager genomen moe- tert worden, dan wordt dit uitdrukkelijk bij de cij- fers aangeduid. S21.
Een fireep door de cijfer, of een kruis naast de»
zelve, rnaakt het Interval een' halven toon hooger. C%. 30 S 22.
Een himol door de cijfer, of naast dezelve,
jnaakt het Interval een' halven toon lager, (fig. 4.) v
S 23.
Een hiquarre door-de cijfer, of naast dezelve,
herflelt het Interval in zijne natuurlijke plaats, <fig. 5-) S 24.
i
Twee flreepen door de cijfer, of een enkel huit
naast dezelve, maken het Interval, hetwelk reeds door her. dubbel kruis aan den Sleutel een halve toon hooger was gemaakt, nil nog een halve tooa hooger. (fig. (J.) |
|||||||||
i.
|
|||||||||
H »
|
|||||||||
£*5.
|
|||||||||
4X0 VAN DE INTERVAU.EI?
Twee bdtnoh door de cijfer, of naast dezelve,
maken het Interval, hetwelk reeds door e'en be"moI aan den Sleutel een halve toon lager was gcmaakt, "nu nog een' halven toon tager. (PI. XII. fig. i.) S atf*
Wanneer een Interval, hetwelk door het enkel
fcruis een heele toon hooger was gemaakt, weder Iri den Vorigen halven toon hooger zal herfleld worden , ■dan gebruikt men een hiquarre met een dabbel of geiveon kruis. (fig. 2.) - En wanneer een Interval, hetwelk door twee
bemols_ (bb) een heele toon lager was gemaakt, weder in den vorigen halven toon lager zal herfleld worden, dan bedient men zich van een biquarrt met een b&moL (fig. 3.) .a-.': s*?.
Sotnmige Componisten plaatfen boven de Bas*
noten himoh, of maken ftrepen of bimoh door de cijfers , waar eigentlijk biquarres ftaan.. moesten. <fie- '4-5
Van de valfche Quint, als 00k van de kleine en
Verminderde Septime is men znlke becijfering meer gewoon, dan -van de andere Intervallcn. |
||||
*
EN SIGNATURED*. ..'/ II?
Een kruis, een be'tnol of een beqwrre, aan geene
cijfer vastgchecht zijnde, hebben hunne betrekking op de Tens, en bcpalcn, hoe dezelve zijn moetv (%. 5-) De cijfer, welke boven eon noot ftaat, welke
noot dikvvijls herhaald wordt, geldt zoo lang, tot
dat 'er een nieuwe cijfer komt. (fig. 6.)
■ j
De cijfers, welke regt boven esne noot ftaan,
vvorden met die noot, te gelijk aangeilagen; maar de cijfers , welke ter zijde van de noot zijn geplaatst, worden nageflagen; echter behooren zij tot die noot, en worden van haar afgeteld. (fig. 7.) S S«»
De cijfers, welke boven een Punt of Stip {ban,
worden, zoodra de waarde van liet Punt begint, aangefiagen, en hebben hunne betreMung op de voorgaande noot. (fig. 8.) S 32.
De cijfers, welke boven eene korte pauzering
flaan , vvorden tot de pauzering aangefiagen,-eft worden van de volgende noot afgeteld. (fig. 9.) |
|||||
H 3 $ 33.
|
|||||
II8 VAN BE INTER. VALLEN
§ 33-
De cijfers, welke boven eene lange pauzering flaan,
worden ook tot de pauzering aangeflagen, maar wor- sen van de voorgaande noot afgeteld. (fig. 10.) S 34-
Wanneer boven een noot, welke in twes gelijke
<leelen kan verdeeld worden, twee cijfers naast el- kander ftaan, dan bekomt die cijfer, die regt boven de noot ftaat, de helft van de vvaarde der noot; en de andere cijfer, welke ter zijde ftaat, bekomt dan Ac andere helft der waardc van de noot. (fig. n.) S 35-
Wanneer boven zulk eene noot, welke In twee
gelijke deelen verdeeld kan worden, drie cijfers naast elkander ftaan, dan bekomt de eerfte cijfer de helft van de waardc der noot, en de andere helft der waarde komt in eene gelijke verdeeling op de twee laatfte cijfers. (PI. XIII. fig. i.) S36".
Wanneer boven een noot, achter welke een Punt
ftaat, drie cijfers naast elkander zich bevincjen, dan worden die drie cijfers in drie gelijke deelen verdeeld. (fig- 2.)
S 37-
|
||||||
EN SIGSfATUREN. Ilj
§37-
Ecu dwrsftreep naast een cijfer beduidt eene
herhaling of voortduring van de voorgaande cijfer of Accoord. (fig. 3.) S 38.
Wanneer boven ongelijke noten twee cijfers zijn
gcplaatst, waarvan de tweede cijfer ter zijde van de laatfte noot ftaat, dan worden die cijfers in twee gelijke deelen verdeeld. (fig. 4.) § 39-
Bij gezwinde Bas-noten heeft zelden elke noot
haar eigen 'Accompagncment. Die noten, welke zonder Accompagnement aangeflagen worden, noemt men doorgaande noten. S 4°«
Enkele doorgaande noten worden met door tee-
kenen aangeduid; doch, wanneer vele achter cl- kander voorkomen, dan fchrijft men een dwarsftreep boven dezelve, welke zoo ver gaat, als de regter hand zal biijven liggen. Deze doorgaande noten komen bij aile Tempo's, en bij alle foorten van ma- ten voor. Somtijds gaat de hejft van deze noten door; fomtijds lyeiniger dan de helft, en fomtijds gaan bij een gezwind Tempo, en wanneer de noten kort of gezwind zijn, de meeste door, (fig, 5.) H 4 S 4i.
|
||||
I|0_ VAN DE INTERVALLEN EN SIGNATUREN.
S 41- - Bij langdurige doorgaande noten kan het Accoffl-
'pagnement weder herhaakl worden. (fig. 6.) |
||||||||
V. HOOFDSTUK.
Van de Confonanten, Disfonamen, en drieerlei
foorten van beweging. |
||||||||
D oor Confonantm verftaat men in de Muzijk zulke
geluiden, welke voor het gehoor aangenaam en welluidende zijn; maar door Disfonanten zulke In- tervallen, welke voor het gehoer minder aangenaam, «n zelfs hard en wanluideude bevonden worden. De eene Confonant is volrrmktcr en aangenamer
voor het gehoor, dan de andere; even zoo is het ook met de Disfonanten gtlegen; de eene is mcer, en de andere minder disfiner ends of hard. : > |
||||||||
VAN DE C0NS0NANTEN, DISSONANTEN, ENZ-i ttt
S 3.
De reden, waarom de eene Confonant aangenamer
voor het gehoor is, dan deandere, is waarfchijnlijk deze: onze geese fchept behagen in alles, waarin evenredigheid en eenvoudigheid heerscht, en hoe eenvoudiger eene evenredigheid is, of door kleine getallen uitgedrukt wordt, hoe klaarder die zich aan het begrip voordoet, en hoe meer die eene aandoe- ning van vermaak ver.wekt. Die is het geval bij de confonerende geluiden.
6' . »
S 4-
Confonanten zfin de volgende: De Un'tfon of
JLe'nklank., de teine Octadf', de re'me Quint, de reine Qiiart, de groote en kleine Tens, en de groote en Jdeine Sexis ? alle overige Intervallen zijn Disfonantm. % 5. -
Twee, fnaren van gelijke dikte, gelijke lengte, en
even fterk gelpannen, zullen, in een bepaaldcn tijd', ■de eene even zoo vele .triliingen maken, als de an- dere : bij gcvolg volrnaakt eenerki geluid voortbren* gen: dit noemt men den Eenklank of Unifon, als c en c. met is de evenredigheid van 1 tot 1, en de triliingen zijn rolmaakt gelijk aan elkandcr* |
|||||
H >5 S &.
|
|||||
J 24 VAN DE CbNSONANTEN, DISSONANTEN ,
$6.
De tweede Confonant is de reine Octaaf; hare
evenredigheid is als i tot a; [namelijke de Prime heeft twee lengtens, en de Octaaf maar dine; en wanneer de Prime in een bepaalden tijd , b. v. in t&n Secunde, ioo trillingen maakt, dan maakt de Octaaf in denzelfden tijd 200 trillingen. S 7.
De derde Confonant is de rihie Quint; hare
evenredigheid is als 2 tot 3: namelijk de Prime heeft drie lengtens , en de Quint maar twee; en wanneer de Prime in iixi Secunde 200 trillingen maakt, dan maakt de Quint in denzelfden tijd 309 trillingen. § 8.
De vierde Confonant is de reine Quart', hare
evenredigheid is als 3 tot 4; namelijk de Prime heeft vier lengtens, en de Quart maar drie; en wanneer de Prime in een bepaalden tijd 300 trillin- gen maakt, dan maakt dc Quart in denzelfden tijd 400 trillingen. § 9-
|
||||||
De vijfde Confonant is de groote Terts; hare
evenredigheid is als 4 tot 5; namelijk de Prime beeft vij'f lengtens, en de groote Terts maar vier; en |
||||||
EN DRIEERLEI SOORTEN VAN BEWEGING. 123
wanneer de Prime 400 trillingen roaakt, dan maakt
de groote Tens in denzelfden tijd 500 trillingen. S i°«
De zesde Confonant is de kkine Terts; bare
evenredigheid is als 5 tot 6; namelijk de Prima heeft zes lengtens, en de kleine Tens maar vijf'y en wanneer de Prime 500 trillingen maakt, dan maakt de kleine Terts in denzelfden tijd 600 tril- lingen. S 11.
De zevende Confonant is de groote Sexte; hare
evenredigheid is als 3 tot 5; namelijk de Prime heeft yijf lengtens, en de groote Sexte maar drie\ 'en wanneer de Prime 300 trillingen maakt, dan maakt de groote Sexte in denzelfden tijd 500 tril- lingen. S 12.
De achtfte en laatfte Confmani is de kleine Stxte;
hare evenredigheid is als 5 tot 8; namelijk de Prime heeft acht lengtens, en de kleine Sexte maar yijf; en wanneer de Prime 500 trillingen maakt, [dan maakt de kleine Sexte in denzelfden tijd 800 tril- lingen. Hoe minder trillingen een fnaar in een bcpaalden
tijd maakt, hoe lager de toon is; en hoe meerder trillingen een fnaar in denzelfden tijd maakt, hoe heoger de toon zal zijn. S 13.
|
||||
124 VAN DE C0NS0NANTEN , DISSONANTEN i" '
§ 13- De everiredigheid der disfonerende Intervalkn is
op de volgende wijze; als: de overmatige Prime is als 128 tot 135, of als 24 tot 2,5.
de kleine SecurJe als 15 tot 16. de groote Secunde als 8 tot 9, of als 9 tot 10. de overmatige Secunde als 64 tot 75. de verminderde Terts als 125 tot 144. de verminderde Quart als 75 tot $6, of als 64 tot 81. de overmatige Quart sis 32 tot 45. de vaJfche Quint als 45 tot 64. de overmatige Quint als id tot 25. de verminderde Sexte als 125 tot 192. de overmatige Sexte als 72 tot 125. de verminderde Septime als 75 tot 128, of als i6tot27< de kleine Septime als 5 tot 9, of als 9 tot 16. de groote Septime als 8 tot 15. de verminderde Octaafzls 128 tot 243. § 14.
De kleine en groote Terts, de reine Quint, de
kleine en groote Sexte en de reine Octaaf, kan men zonder prceparatie (voorbereiding) dat is, zonder dat dezelve in liet voorgaand Accoord reeds aanwe- zig zijn gevveest, aanflaan, verdubbelen, met de- ceive opwaarts of nedcrvvaarts gaau en fpringen. ' "V ,
t ■■ ( .... .- .■■■- . -st
|
|||||
/
|
|||||
fcN DRIEERI,EI SOORTEN VAN BEWEGINC. Ift^
§ 15'. , De reine Octaaf en de reine Quint, welke men
volmaakte Confonanten noemt, kunnen geene ver?. andering, als Confonanten, vcrdragen; maar disfth Keren terftond, zoodra zij hooger of lager gemaakt worden. Twee Octaven, achter elkander, klinken in de Har-
mony zeer kaal en naakt: ihsgelijks klinken twee reine Quinten, achter elkander, niet goed , om dat de tweede reine Quint plotfeling een nieuwen en vreem* den grondtoon laat hooren zonder eene fchikkelijke modulatie. Hieruit heeft de bekende en eerfle hoofdregel der Harmoni] zijn oorfprong : Men woet nooit met twee Octaven, of met twee reine Quinten, achter elkander in twee ftemmen, in een» gelijke beweging, noch voortgaan, noch fpringen^ Dezen fout noemt men met een woord : Quinten
en Octaven maken. (fig. 7.) 1 S *s.
.Deze fouten kan men vermijden, wamieer roej
de Tegenheweging gebruikt. ) § 17.
De Tegenheweging (motus contrarius) is, wan*
reer de eene Hem opwaarts en de andere nederwaem gaat. (fig. 8.) |
|||||
.
|
|||||
t*6 VAN DE CONSONANTfiN, DISSONANT*!*,.
§ 18.
De gelijke beweging (motus rectus) is, wamieer
twee of meer flemmen ,te gelijk opwaarts, of te ge- lijfc nederwaarts, gaan. (fig. 9.) § 19.
De rustettde of zij delingfche beweging (motuf
tibliquus) is, wauneer de eene band rust, of op dezelfde plaats blijft, terwijl de andere hand op- of nederwaarts gaat. (fig. 10.) S 20.
Wamieer de Componist, om goede redenen, fom-
tijds de flemmen In de Unifon (zoo als men het noemt) laat gaan, moet men dit niet als verbodene Octaven aanmerken; want het verbod heeft alleen plaats in de Harmonij, en in de verbindirg der Accoorden. $ 21.
De Tertfen en Sexten, welke men onvclmaaktt
Confonanten noemt, klinken echter zeer goed, of zij groot of klein voorkomen. Het oor kan 00k vele Tertfen en Sexten achtcr elkander .verdragen. (PI. XIV. fig. j.) S 23.
De wezenlijke hoedanigheid der Disfonanten ligt
reeds in hare benaming: volgens deze maken zij een - ' wan- |
||||
*N DRIEERLEI S00RTEN VAN EEWEClNG. 12?
Wangeluid. Hieruit volgt, dat men dezelve met
eenige omzigtighcid moet gebruiken. Hare natuur- lijke hardheid moet, zoo veel mogelijk is , vermin- derd worden : dit gefchiedt, wanneer men dezelve prcepareert (voorbcreidt) en refolveert (opIosO dat is, wanneer zij reeds in het voorgaand Accoord als Confonanten zijn verfchenen , en naderhand we- der in Confonanten refolveren. De Dhfonanten klinken enkcl reeds hard genoeg: bij gevolg moet men dezelve niet verdubbelcn; ook zoude deze ver- dubbeling dikwijls verbodene Octaven ten voorfchijn brengen. (fig. 2.) § 43.
De Refohiie is bij de Dhfonanten noodzakelijk ,
fnaar de Praparatie niet altijd. (fig. 3.) S 24.
Tot liggende, of in e'e'nen toon blijvende Bas*
noten kunnen alle Dhfonanten zonder praparatie aangeflagen worden. (fig. 4.) S 25.
De Dhfonanten worden dikwijls bij de Refolutie
weder tot Dhfonanten: ook heeft dit fomtijds plaats zonder Refolutie; maar op 't laatst moet doch de Refolutie in eene Confonant gefchieden. (fig. $0 S =6.
|
||||
-Jft8 VAN »E CONSONANTEN, DISSONANTEN, $NZj.
S 25.
■ . >
. - Sorntijds komt de Refolutie vroeger, dan dc Bas«
noot, boven welke de Dhfonant gerefolveert moest worden.; (fig. 6.) en fomtijds komt dc Refolutit later, dan de Bas-noot. (fig. 7.) % 27-
Wannccr men, voor de Refolutie, de noot dcr
Orondflem met ccn andere in de regter hand ver- wisfelt, dan wordt dit eene railing of verwisfiling der Harmonij genoetnd. (fig. 8.) § 28.
Wanneer de Bas dien toon of noot neemt, in
vvelken eene Disfonant in de regter hand gcrcfol- veerd moest worden, dan iioemt men dit eene ver~ wisfeling der Refolutie. Deze Dhfonant bekomt hierdoor vrijheid, en laat de Refolutit aan den Bas over. (fig. 9.) ? |
||||||||
, r. ■ :■
|
||||||||
■
|
||||||||
VI. HOOFD*
|
||||||||
VI. HOOFDSTUK.
|
|||||
Van den Harmonifchen Drieklank*
s>.
e volmaaktfle Harmtnij van Confo'nantsn, waar*
inede meestendeels een muzijkfruk begint, en alt'tjd «iiidigt, is de eigentlijke harmonifche Drieklank. Dezelve bdlaat uit den Qrondtoon, Quint en Terts. Wanneer men hierbij de Octaafnetmt, dan ontftaat Meruit het eigentlijk Accoord, vvaarbij de Quint rein zijn moet; maar de Terts kau vcranderd, en groot 6f */«« worden. s *
Men h'eeft dus een Accoord met de groote, en
een met de kleine Terts. $ 3-
De eigentlijke Drieklank heeft of eene valfche of
eene over mat ige Quint bij zich: in het eerfte geval wordt hij de verminderde,'en in het twe'ede geval de vergroote Drieklank genoemd. Men kan het eigentlijk Accoord, even als allc
andere vierftemmige Accoorden, in drieerlei liggin-
h Djjel, I geii
|
|||||
I30 VAN DEN HARMONISCHEN DRIEKLANK.
|
|||||
gen veranderen. Men kan of de Quint, of de
Oetaaf of de Tefts in de Bovenflem nemen. (fig. 10.) Wanneer boven eene noot, welke niet doorga'at,
of niets, of een teeken van verhooging, van verla- ging of van herftelBng, of een 8, een 5, of een 3, of twee van deze cijfers, of alle drie boveu malkan. der flaan , dan neemt men het eigentlijk Accoofd. S 6.
Daar bij dit Accoord de Quint rein zijn moet,
zoo neemt men dezelve rein, al is zij 00k niet aan> jeduid. (fig. 11.) § 7-
Volgens de omftandigheden kan de Oetaaf veg-
blijven, en,. in plants van dat Interval, of de Terts 'Of de Quint verdubbckl worden. $ 8.
- In het drieftemmig Aceompagnement blijft ge-
woonlijk de Oetaaf weg; doch fomtijds kan men, in plaats van de Oetaaf, de Quint daarvoor weglaten. § 9:
In het tweeftemmig Aceompagnement neemt men
srewoonlijk alleeu de Terts. |
|||||
VAN C&N HAUMONIS.CIiEN BRIEKLANK. Igj;
Wanneer op hat Klavigr jrk toetfen liggen tus«
fchen den Grondtoon en de Terts, dan is de Tertg groot; doch wanneer 'er maar twee toetfen tusfchcu feeiden liggen, dan is de Terts kleim § "». ,
De Tcgenbeweging is bij her Aceotnpagnement de
fchoonfte en zekerfte, vooriii bij deze Accoorden; men vermijdt bierdoor de opwbare en bedekte Quin- ten en Octaven. $ 12.
Bedekte Quinten en Octaven zijn zulke, vvellte
aiet in noten ftaan uitgeflrukt; maar vvelke ontftaan zouden, waniieer men, van de eene noot tot de volgende noot, de tusfchen beide liggende toogeit wilde dooflppett. (fig. *fl0- S 13-
Deze bedekte Quinten en Octaven zljn nog vvel
geoorloofd in de Middenflertimen , tegen den Bas, maar niet in de Bovenftem tegen de Bas-noot. $ 14.
De bedekte Quinten, welke bij fig. 13. zijn uitgei
(irnkt, kunneq, in de Bovenftem. tegen den Bas ge-
1 » bruikt
|
||||
3£4 VAN DEN HARKIONISCHEN DR.IEKLANK.
bruikt worden. In 't gelieel neemt men het thani
zoo naauw niet met de bedekte Quinten en Octaven , dan in vroegere dagen, Om dat men wel voor de ooren, maar niet voor de oogen componeert. § 15-
Twee opcnbare Quinten van eene verfchUlende
foort kunnen op elkander volgen. s *«.
Nederwaarts kan in alle ftemmen op eene reins
Quint eene valfche volgen. (PI. XV. fig. I.) ';■' Si?. '
Doch een reine Quint op eene valfche klinkt zoa
goed niet in de Bovenftem tegen den Bas. (fig. 2.) S 18.
Opwaarts is de opvolging van eene reine Quint
tot eene valfche beter, dan van eene valfche tot eene reine, om dat de valfche Quint volgens haar natuur geneigd is, nederwaarts te gaan. Doch beide gevallen behooren in de Middenftemmen. (fig. 3.) |
|||||
§ 19.
|
|||||
VAN BEN HARMONISCHEN DRIEKLANK, I33
§ 19. Iii het Accompagnement gaat men met de regter
hand gewoonlijk niet hooger, dan tot tvveemaal ge- ftreept / of g, ten zij, dat de Bas zeer hoog gaat, of dat 'er, in plants van den Bas-Sleutel, ,een ander hoogere Sleutel in de Grondflem ftaat. Gewoonlijk gaat men met de regter hand 00k niet jager , dan klein of ongeftreept / of e, % 20f
Men moet in het Accompagnement, zoo- veel als
mogelijk is, niet fpringen; maar liever de Accoor- dcn digt bij elkander nemen. § 21.
- Wanneer de Bas Un trap klirat of daalt, dan
gebruikt men in alle fteramen de Tegenbeweging. (fig- 4-) § 22.
-Bij het eindigen van een Stuk moet de Quint
inooit in de Boveriflem gcnomen'worden; de Oc~ taaf is hiertoe het best gefchikt, anders kan het met de Tens 00k gefchieden, mits dat de Sluit- tioot van de Hoofdflem niet lager, dan dcze Terts Zij- |
|||||
13 VII.
|
|||||
VII. HOOFDSTU K*
Fan het Sext accoerd*
$ t.
XJet Sext-accoord, hetwelk alleen tie groote, ea
Jsleine Sexte betreft, beftaat uit enkele Confonan- ten, namelijk uit de Ssxte , Terts en Qctaaf. Otn dit Accoord aan te duiden, gebruikt men ,
gewoonlijk, de cijfer 6 alleen; doch fonuijds yindt men de overige daarbij behoorende Intervaikn, ohi zekere redenen, ook raede aangeduid. % 3-
Men neemt bij het Sext-accoord zelden de Qc-
taaf; in plaats van deze verdubheld men liever d§ Sexte of Terts, en laat de Qctaaf weg. (fig. 5.) -
$ ii
In het clrleftemmig Accompagnement neemt me$
tot de &*/* alleen de Terts. (fig. 6.) Wanneer »>*/« Sexten achter elkander voorko-
»cn, dan gebruikt men liefst het drkftemmig Jc Ctffl'
|
||||
VAN HET SEXT - ACCOORD. 135
compagmment, vooral bij gezwinde noten; en men
neemt dan, in dit geval, de Sexte in de Bo.ven~ ftem, om Quinten re vcrmijden. (fig. 7.^ § 6.
Wanneer op de 6 terftond eene 5 volgt, dan
gaat men in dezelfde "ftem met de Sexte in de Quint, en laat de overige ftemmen liggen. (fig. §.) ■ - ' § 7, ■
Wanneer boven eene noot 56 ftaat, dan flaat men bij het begin dcr noot het eigentlijk Accoord aan, en gaat vervolgcns met de Quint in de Sex- te ; de overige ftemmen blijven liggen: maar, wan- neer dit dikwijls, achter elkander, gcfchiedt, ver- kt'est men liever het drieftemmig Accompagnsment > en neemt alleen de Tens daarbij, (fig. 9.) § 8.
Wanneer de 6 de verminderde Octaaf bij zich
liceft, dan neemt men, bchalve die twee, geen andcr Interval daarbij, en deze verminderde Octaaf gaat nederwaarts. (fig. 10.) S- 9-
De overmatige Sexte is een Dhfonant^ welke
met en zonder preparatie .voorkontf, maar altijd. 'opwaarts gaat. (fig. n.) |
|||||
14 Villi
|
|||||
Villi HOOFDSTUK,
|
|||||||
Van het Sext-quart-accoord*
JLlet Sext-quart-KMccoord, hetwelk door de cijfers
: wordt aangeduid, beftaat uit de Sexte, Quart dn Octaaf: bij bet driejietnmig yicsompagntment blijft de Octaaf weg. s *
|
|||||||
De kleine en groote Sexte, en alle drle foorten
Van Quarten komen bij dit Accoord voor. S 3-
De vcrminderde Quart heeft eene voorbereiding
lioodig; niaar de reine en oyermatige nict altijd. De verminderde en reine Qjiart gaan bij de Re- folutie nederwaarts; de overmatige Quart gaat op~ waarts, terwijl de Bas nederwaarts gaat. (fig. 12.) S 4.
Om het Sext-quart-accoord fchielijk te vinden,
neerot aien den Driekfonk van de Quart de* flrondtoons. (fig. 13.) |
|||||||
WAN HET SEXT-QUART-ACCOQRO. 137
|
||||||||
$ 5-
Hoewel de re/«e Quart eene Confonant is, moet
dezelve nogtans gerefolveerd worden; maar, wan- ncer de reins Quart als een doorgaand Inter- val voorkomt, dan is ?er geene Refolutie noodig. (fig. I4-);
De ra'«e Quart kan de ^-roow e» £/««e .SWatf*
■feij zich hebben: de Refolutie van die Accoord kan terftond in ^ gefchieden; dit is echter niet al-
tijd noodzakelijk, of de Bas liggen blijft, of voort- gaat, om dat men in het volgend ■ Accoord dik- vvijls andere cijfers vindt, door welke de Refolutis. der Quart fomtijds wel opgehouden , maar niet afgebroken wordt. (PI. XVI. fig, 1.) § 7.
Bij de verminderde Quart is de Sexte Klein;
bij de overmatige is zij groot; maar bij de reine Q'jart kan de Sexte groot of klein zijn. (fig. a.) |
||||||||
IX.
|
||||||||
*5
|
||||||||
■'
|
|||||||
IX. HOOFDSTU K.
fan het Terts-Quart-acctord.
s * ;
xlet Terts- quart - at coord beftaat uit de Tertff
Quart en Sexte, en wordt door de cijfers J aangeduid. De 6 wordt dan maar daarbij gefchre- ven, wanneer dezelve eenige verandering ondef? gaan , en hooger of lager zijn moet. (fig. 3.) % *t
De kleine, de groote en overmatige Sexte, de
reine en overmatige Quart, de kleine en groote Terts zijn de Intervalkn, wclke bij djt Accoqrd voorkomen. Dit Accoord is zeer gefchikt, om aangename e»
envervvachte Modulatien tc lateij hooren. (iig.4.) |
|||||||
I
|
|||||
X. HOOFDSTUg,
Van het Sext-quint-accoord, Si-
JTlet Sext-quint'accoord bcftaat uit de Sexte,
Quint en Terts, en wordt door de cijfers ^ 6t A (als de Quint valsch is) aangeduid. De Terts wordt met daarbij gefchreven , ten zij dezelys hooger of lager zijn moet. S 2.
De overmatige, de groote en kleine Sexte, de
^alfche en reine Quint, en de groote en kleine Terts komen blj dit Accoord voor. S3-
De Quint wordt hier als eene Disfonant ge-
l&ruikt, en refolveert altijd nederwaarts- S- 4- . I
De r«/»a Quiut komt in dit Accoord niet wel
anders als gebondsn voor; maar de valfche Quint kan van te vooren liggen, of ook vrij aangeflagen worden» Bij de Refilutie der Quint, vooriil,' *vanheer zij valsch is, gaat de Bas eigentlijk e'e'rf irap of marts. (Gg. 5.) XI,
|
|||||
XI. H 0 OF D ST UK,
Van het Secund-accoord.
Het Secund-accoord beflaat uit de Secunde y
Quart en Sexte, en de ciifers van dit Accoord
6 gijn: e., 4 , 4, of een 4, waardoor een flreep
a
gemaakt, of 00k een 4, waaraan een biquarre vastgehecht is.
§ 2-
De groote en kleine Sexte, de overmatige en
reine Quart, de groote , kleine en oveymatigp Secunde komen bij dit Accoord voor. S 3-
De Dhfonant ligt hier in den Bas, en IjQint
gebonden, en 00k in het doorgaan voor; deze Bas-noot gaat dan altijd nederwaarts. % 4-
Met de Secunde kan men als met eene Confa-
nant omgaan; zij kan vrij aangeflagcn worden, liggen blijven, voortgaan, en kan 00k verdubbeld worden. (fig. 6",) XII,
|
||||
3(11. II O 0 F D S T U K.<
|
||||||
Van het Secund- quint-accodrd*
$ *
Xxet Secund-quint-accoord beflaat uit de Secundt
en Qiiint; bij het vierftemmig dccompagnement wordt Hn van beide Intervallen vcrdubbeld. § 2.
Dit Accoord wordt door de cijfers £ aangeduid.
De Secunde is hier groot, en de Quint rsin. S J.
1 De Disfonant ligt weder , zoo als in alle Se-
eund-accoorden , in den Bas. Deze Bas-noot moet reeds in het voorgaand Accoord aanwezend zijn, en refolveert dan 'nederwaarts. (fig. 7.) |
||||||
XIII.
|
||||||
XIII. HOOFDSTUfc
|
|||||||
Van ket Secund-. quint-quart -aeceord.
|
|||||||
S i.
Sccund-guht-quart-accoord beftaat lift die Ih-
tervallen, waarvan het den naam heeft. De cijferg 5
tlaarvan zijn 4. De Secunde is in dft Accoord 2
groot; en de Quint en Quart zijn rein. $ 2.
Ook hier is de Bas gebonden, en gaat tieder*
waarts, om dat de Disfsnant ddir ligt. De Quint, of de Quart moet ook van tp voorera liggen. (PL XVII. fig. i) |
|||||||
KlVi
|
|||||||
XIV. HO0FDSTU&
|
||||||||
Van het Sectmd-terts-accoord,
$*»
Xiet Secund-terts-accoord beftaat uit de kleint
Secunde, groote 7cr/f en reine Quint. De enfers daarvan zijn * of 2b met een ^r«« boven de eij- fer a ; of ook 2, waaraan een biquarrt vastge* hecht, en een irsis boven de a geplaatst is. f" ' - .,"...'..- De. Grondftem is hier gebonden, en wordt ««■■«.
derwaarts gereiblveerd. (fig. a.) S 5*
Het Secund-terts-accoord wordt vierftemm'tg
genomen,. Wann:er men bij den Drkklank cle. Secunde, in plaats van de Octaaf, neemt, daa heeft men hex Secund-terts-accoord in de hand. |
||||||||
v..
|
||||||||
\
|
||||||||
XV.
|
||||||||
XV. H 0 0 t D S T U K.
|
||||||
Fan hit Septime-tctooriJ.
S U
0.et Septime-accoord is drieerlei : hetzelve be-
ftaat uit de Septime, £)«/»* en 7>r«; of uit de Septime, Terts en Octaaf; of uit de Septime tn dubbele Terts. S 2.
Dit Accoord wordt door 7 of J aangeduid, en
5
de teekenen van veihooging en van verlaging moe« ten, naauwkeiirig, daarbij gefchieven worden.
S 3-
Bij dit Accoord komen voor: de verminderde,
de kleinc en groote Septime; de overmatige, de reine en. valfche Quint ; de groote en kleine Terts, en de Octaaf. S 4.
De Septime is eene Disfonant, welke met eir
zonder voorbereiding voorkomt, en daarna neder- waarts refolveert: maar de doorloopende Septimen Uuniwn, fomtijds, liggen blijven. (fig. 3-) |
||||||
S 5.
|
||||||
VAN HEt SEPTIME-ACCOOltDt i45
S 5-
J-Jet Septime - aecoord met de jQ#/»J is de
Drieklank van de TV/* der Grondnooh S 6,
Bij het dritflemmig Accompagnement blijft de
Octaaf en de £«/»* Weg; maar de Terts moet daarbij zijn* S 7-
Vele Grondnoten achter elkander met 7 6 ko-
men , zoowel nederwaarts j als opwaarts, voor. In het eerfte geval is het drieftemmig Accompagne* inept het gemakkelijkfle, en in alle gelcgenbeden , welke gecne fterke Harmonij kunnen verdragen, het beste. (fig. 4.) S 8.
Vele Groridnoten achter elkandei' komen met de
Septime voor, wanneer de Bas in Quarten en
Quittten opwaarts en ntderwaarts fpringt: bij het
drieftemmig Accompagnement wordt allecn de Terts
tot de Septime geuoijicn; maar bij het yierffemmig
7 8
Accompagnement vvisfelt men af met 5 en 7.
|
|||||
J. Deel. K XVI.
|
|||||
XVI. HOOFDSTUK.
|
|||||||
Van het Sext - feptime accoord.
S i.
JHet Sext-feptime-accoord beflaat uit de Sep-
time, Sexte en Tens; of uit de Septime, Sexte en Quart, S a.
In het eerfte geval zijn daarvan de cijfers I - .
De Terts wordt niet daarbij gefchreven, ten zij
dezelve hooger of lager zijn moet. S 3-
Wanneer, in plaats van de Terts, de Quart
bij dit Accoord sal genomen worden, dan moet
de cijfer 4 uitdrukkelijk mede over de Grond-
noot gefchreven zijn; deze. 4 heeft dan naast
7 -
zich eene 3, onder de 5, als 6 5. 4 3
S 4- |
|||||||
De kleine Septime, de groote en kleine Sexte,
de groote Terts, of, in plaats van de Terts, de reine Quart komen, bij dit Acooord, voor. |
|||||||
VAN HEt SEXt-SfePTIME-ACCOORDi I47
S 5-
De Septime wordt vrij aangeflagen , en blijft
daarna liggen ; de Sexte wordt van liaar, even als eerie Disfonant, gebonden, en ligt dus van te voren; bij de Refolutie gaat zij nederwaarts in de Quint, Wanneer de Qtiart de vierde flem is, dan moet zij in het voorgaand Accoord 00k reeds aanwezend zljn geweest, en de Quart gaat dan met dc Sexte te gelijk nederwaarts in de TVm. De Bas kan vrij of gebonden zijn. (fig. 6.) |
||||||
XVII. HOOFDSTUK.
fan het Quart - fcptime - accoord* S t<
lTlet Quart- feptime -accoord beftaat uit de Sep->
time, Quint en Quart; of uit de Septime, Oc- taaf en Quart. In beide gevallen gebruikt rnetl de cijfers ',
s *■
De groote, kleine en verminderde Septime; de
cvermatige , reine en valfehe Qjtint; de vermin- derde, reine en overmatige Quart komen bij die Accoord voor. (fig. 7. K a XVIII.
|
||||||
XVIII. HOOFDSTUK,
|
|||||
Van hit Accoord dtr groote Septime.
§ i»
.iiet Accootd van de grooie Septime beflaat ei-
gentlijk uit de groote Septime, de reine Quart* en groote Secunde, en wordt in het vitrftemmig Accompagnement gewoonlijk door de cijfers ? aan-
geduid.
Dit Accoord komt zoo wel over eene rustende
Grondnoot in het dabrgaan voor, als ook bij de heweging van den Bas, als eene ophouding des Drieklanks. In het eerfte geval kunnen alle drie Intervallen vrij aangeflagen worden, en daarna opwaarts gaan; in het tweede geval moet de Sep* time en Secunde van te voren liggen; de Quart kan met en zonder voorbereiding daarbij zijn. De Septime en Secunde gaan vervolgens tpwaarts, maar de Quart nederwsarts. (fig. 8.) § 3-
Wanneer men den Drieklank van de Septime
7
des Grondtoons ncemt, dan heeft men 4 in de a
hand. $ 4, |
|||||
VAN HET ACCOORD DJER GROOTE SEPTBIE. I49
$ 4- Bij het driefiemmig Accompagmment lean, of de
Seciinde, of de Quart weg blijven. S 5-
Bij dit Accoord vindt men fomtijds nog eene
vijfde ftem. Deze is, of de Sexte, (welke groot of klein zijn kan,) of de reine Qtiint. De Bas kan daartjij rusten of voortgaan, S '6.
Beide Sexten kunncn, met of zonder voorberei-
ding, tot dit Accoord genomen vvorden; zij gaan echtcr daarna in dc Quint tiederwaarts; daar- door bekomt dc Drieklank bij dc Refolutie zijne yolmaaktheid. De Secunde blijft fornrijds weg, wanneer men maar bij het vierftemtnig Accom- pagnement vvil blijven; dit gefchiedt het meest, wanneer eene Grondnoot met (5 of * (in trap
nederwaarts gaat, waar over de laatfte noot dit Accoord voorkomt. Wanneer in dit geval de Sexte over de eerfte noot overmatig is, dan kan de Secunde tot de tvvcede noot vooriil niet geno- men worden, om dat men ze niet konde voov- berekfen. (PI. XVIII. fig. i.) |
|||||
K 3 XIX;
|
|||||
XIX. HOOFDSTUK.
|
|||||
Van het Nonen-Accoord>
$ i.
IJct None-accoord beftaat uit de Norte, Quins
en Terts, en wordt door de cijt'er 9 aangcduid, S **
De groote en kleine None, de ovcrmatige,
reine en valfche Quint, de groote en kleine Terts komen bij dit Accoord voor. s 3.
De None is eene Disfottant, welke altijd *><w*
hereid wordt, fin bij de Refolutie e'en trap «£- derwaarts gaat. (fig. a.) § 4-
De iVowe heeft wel met de Secunds eenerlei
plants, maar is in het Accompagnement, Foot- iereiaing en Refolutie zeer verfchillend van de- ceive. s 5.
|
|||||
VAN MET NONE-ACCOORD. *i>*
S 5-
Wanneer men bij den Driehlank van den
Grondtoon, in plants van de Octaaf, de None neemt, dan heeft men het None-accoorcl in de hand. S 6.
De groote None komt met de reine en over-
matige Quint voor. Bij de reine Quint kan de Terts groot of klein zijn; bij de overtnatige Quint is de Terts altijd groot. De ldeine None kan de reine of vallche Quint bij zicli hebben. De valfche Quint met de ldeine None kan wel, zonder voorbereiding, aangeflagen worden; maar het is beter , als dczelve van te voren ligt. (fig. 3.) gBij het drieftemmig Accompagnemtnt blijft de Quint weg. |
|||||
K l XX;
|
|||||
XX. H 0 O F D S T U K;
Van het Sext-none-accoord, s *
ITlet Sext none accoord beflaat nit de None,
Sexte en Tens, en vvordt door ? aangeduid. Bij de Refolutie der None hecft men het Sext* accoord van den Grondtoon met de Octaaf in de hand. S o
J -> 0
Alle drie Intcrvallcn, nit welke dit Accoord
beftaat, komen groot en klein daarbij voor. De Jigging (pofitie) , waar de Nine in dit Accoord; ill de hivenfte ftem ligt, is hier de bests, (fig. 4.) ■
|
||||||
*
|
||||||
XXL
|
||||||
XXI. HOOFDSTUK,
Van het Quart-none-accoord.
■
s >
He, Quart-none-accoord beftaat uit dc None.,
Quint en Quart, en wordt door jj ajmgcduid. § a.
Wanncer de Refolutie dezer twee Dhfonanten
te gelijk over dezelve Grondnoot zal gefchieden, dan vvordt naast de bovenftaande cijfers ge? plaatst. S 3-
Zoowel de None als de Qiiart moeten jw£«-
r«rf zijn ; bijgevolg heeft men maar de derde ftem op te zoeken. Wanneer men het Sext quint ac- coord van de Septime des Grondtoons necmt, dan heeft men het Quart-none-accoord in de hand. Beide disfonerende Intervalkn refolveren neder- naarts. (fig. 5-) § 4-
De None kan bij die Accoord gropt of kiein /.ijn; de Quint is of overmatig, of rein of valsch: jnaar de Quart moet altoos rein ziju. (fig. 6.) K 5 § 5-
|
||||
J5+ VAN HET QUART-NONE-ACCOORD.
Wanneer bij dit Accoord, in plaats van de
Quint, de Sexte zal geuomen worden; dan moet 9
dit uitdrukkelijk door 6 aangeduid wezen. De Sex-
4
te kan dan groot of klein zijn. Wanneer men hct Secund ■ accoord van den Grondtoon neemt, dan
9
heeft men het Accoord van 6 in de hand. (fig. 7.)
4
|
|||||
XXII. HOOFDSTUK.
Van het Septime- none -accoord. S 1.
Xxet Septime-none- accoord beftaat uit de A'a«
tie, Septime en Tens, en wordt door -L aangeduid. S «,
Wanneer deze twee Disfonanten over haar Grand-
Q
noot te gelijk refolveren zullen, dan vindt men \
tteveRS de bovenftaande cijfers geplaatst. |
|||||
VAN HET SEPTI3IE-NONE-ACCOORD. 155!
S 3-
Zoowel de None ais dc Septime moeten voorbe-
reid zijn; vervolgens gaan dezelve beide te gelijk, fomtijds 00k na elkander, nederwaarts. (fig. 8.) § 4-
Alle drie Intervallen, nit welke dit Accoord be*
flaat, kunnen groot en klein daarbij voorkomen. §5-
Wanneer bij dit Accoord, in plaats van de
Terts, de Quart moet genomen vvorden, dan moet dit, uitdrukkelijk, worden aangcduid. (fig. 9.) §6.
Somtijds vvordt bij dit Accoord nog ecne vijfdt
ftem genomen. (fig. i©0 *
|
|||||
XXIII.
|
|||||
XXIII. HOOPDSTUK,
|
|||||
Van hit Quint - quart - accoord.
S i.
Jhlet Quint- quart -accoord beftaat uit de Ouart^
Quint en Octaaf. Hetzelve wordt door 4 3, of door ~ 3 aangeduid, als de Quart terftond over
de Grondnoot in de Terts gerefolveerd wordt: maar, wanneer de Re/olutie op eene andcrc Grond-. noot gefchiedt, dan is 4 of ^ genoeg. S 2.
De reine en valfche Quint, de reine Quart eq
Octaaf komen bij dit Accoord voor. S 3-
De Quart wordt altoos voorbereid, en refolveert
tiederwaarts. De Quint behoeft niet altijd van te voren te liggen, maar kan vrij aangeflagen worden, (fig. 11.) § 4«
Wanneer men, bij den Drieklank der Grond-
aoot, in plaats van de Terts, de Quart neemt, dan
|
|||||
Van het quint-quart-accoord. ""15?
dan heeft men dit Accoord in de hand. Men
leert door dit hulpmiddel de ligging en Refolutie der Quart, gemakkeHjk, kennen. S 5-
Somtijds moet men, om Quinten te vermij-
den, bij dit Accoord de Octaaf vveglaten, en daarvoor de dubbele Quint nemen. (fig. 12.) § 6,
Om Octaven te vermijrlen is men dikwijls ge^
noodzaakt, de dubbele Terts bij het voorgaand Accoord te nemen. (fig. 13.) S 7.
Bij het dfieflemmig Accompagnement lean meu
de Octaaf weglaten. |
|||||
XXIVi
|
|||||
XXIV. H O O F t) S T U L
fan den verminderden harmonifchtn Drieklankt $ i.
De vermiiiderde harmonlfche Drieklank hecft in
het vierfiemmig Accompagnement, behalve de val- fche Quint, nog de kleine Terts en de Octaaf bij zich. Blj het driejlemmig Accompagnement laat men de Octaaf weg. § a.
Dit Accoord wordt, of door geen cijfer, of
jmders ook vvel door de Signatuur der valfche Quint C 5b ) aangeduid. In de Toonfoorten, welke Kruisfen aan den Sleutel voorgeteekend hebben, kan, in plaats van een b aan de 5 r een htquarre aan de 5 vastgehecht zijn. S 3-
De valfche Quint is cene Disfonant, wellie met
en zonder voorbereiding voorkomt, en bij de Re- folutie nederwaarts gaat. (PI. XIX. fig. 1,) |
||||
XXV. II O 0 F D S T U K.
|
||||||
Fan den vergrooten Harmonifchen Drieklank*
S i.
De vergroote harmonifche Drieklank lieeft, in
hct vierflemmig Accompagnement, behalve de ow- tnatige Oiiint^ nog de groote Terts en de Octaaf bij zich. In het drieftemmig Accompagnement blijft de Octaaf weg. Dit Accoord vvordt, of door een 5, vvaardoor
een y?r^p gcmaakt is, of door een 5, vvaaraan ten biquarre is vastgeliecht, aangeduid; fomtijds vindt men de daarbij behoorende cijfers mede boven de Grondnoot geplaatst. § 3-
De overmatlge Quint is eene Disfonant, welke
niet ligtelijk zonder voorbereiding voorkomt, en bij de RefoJutie opwaarts gaat. (fig. 2.) $4-
Somtijds verdubbelt men de Ttrts, en laat de
Octaaf weg. (fig. 3.) |
||||||
XXVL
|
||||||
XXVI. HOOPDSTU&
Fan de Verwisftling en Omketring der Ac-
coorden, en de Refolutit der Disfonantem $ *
De Harmonij beftaat maar uit twee Grond-ac*
coorden, welke de oorfprong van alle andere Ac- coorden zijn. Deze twee Grond-accoorden ztjn; de confonerer.de Drieklank, en het disfonerend wezenlijlc Septime-atcoord. i *.
De confonerende Drieklank heeft of de groote
of de kleine Terts bij zich, met de reine Quint en Octaaf; ook wordt de verminderde harmoni- fche Drieklank hieronder begrepen, beflaande uit de kleine Terts, valfche Quint en Octaaf. (fig. 4.) |
|||||||
Het disfotoerend wezenlijk Septime - accoord
kan, op verfchillende wijzen, zamengefteld wor- den. Hetzelve beftaat, of uit de kleine Septime met de reine Quint en groote of kleine Terts; of uit de kleine Septime met de valfche Quint en
|
|||||||
1
|
|||||||
flvN DE VERWISSELING DER kc60<iVLlii,& iGl
en kleine Terts; of liit de groote SeptihSi' raet
<je reine £>?</«* en groote Tern. (fig. 5.) $ V
Van deze Grond - accoorden is altijd het voor-
gaatide, ten opzigte der. Harmon!j, volmaakter, dan het daarop volgende. Dus is de Drieklank ihet de groote Terts en reine Quint het volmaakt- fte; daarentegen de verminderde Drieklank met de kleine Terts en valfche Quint het onvoiinaaktftk der confonerende Grond-accoorden : en het Ac- coord der kleine Septime met de reine Quitit eri groete Terts is het volmaaktfte; daarentegen he1 Accoord der groote Septime met de reine Quint, £n groete Terts het onvolmaaktfie der disfoneretidi Grond - accoorden. |
||||||
Elke toori, welke tot deze Grond-acctarden be*
, hoort, kan verplaatst, dat is: tot de Bas-noot, gemaakt wordeni Daar nu elk Accoord ton den laagften Toon of Bas-ndot zijnen naam bekomt, 200 ontftaan, uit deze verplaatfmg, andere, aan gedaante en kracht van hunne Grond - accoorden verfchillende, Accoorden, welke alsdan verplaat- Jie of verwisfelde Grond-accoorden zijn, maar wier Grond -Bas dezelfde is. Bijgevolg geeft de Drieklank in de Verwisfeling het Sext-accoord j en het Sext- quart -accoord; en uit de Verwisfe-' I. Deel, L Mng |
||||||
Tt6a VAN DE VERWISSEL1NC DER ACCOORDEN.
ling van het Septime-accoord omftaaii het Quint'
fext ■ accoord , Terts - quart -accoord, en het Se* cttnd■ accoord. De Grond- harmonij van de eerst- genoemde Accoorden is de Drieklank; en van de laatstgenoemde liet wezenlijk Septime-accoord. (fig. 60 $ 6.
Deze Accoorden, vvelke uit de Verwisfeling
ontftaan , zijn wat hunne behandeling betreft, volkomen eenerlei met hunne Grond - accoorden ; maar, wat de volmaaktheid der Harmonij aan- gaat,is het eene Accoord gedurig minder vol- maakt, dan het andere. Dus is het Grond. accoord zelfs het volmaaktfte; de eerfte Verwisfe- ling minder; de tweede nog minder, dan de eerfte, en de derde Verwisfeling nog minder vol- maakt, dan de voorgaande. Dez2 verfchillende Graden of trappen der harmonifche volmaakt- heid , zoo wel van de Grond - accoorden, als van derzelver verwisfeling, veroorzaken in de Har- monij eene wonderbare verfcbeidenheid, zonder welke de Muzijk veel van hare aangenaamheid Zoudc veriiezen. (fig. 7.) § 7-
In dc opvolging der Accoorden kan elke, tot
deze Accoorden behoorende, Teon, in welke ftem. bij 00k moge liggen, of enkel, of met andere te gelyk , opwaarts of nederwaarts, door eenetv voor-
|
||||
VAN BE VERWISSELING DER. ACCOORDEN. 163
voorgaanden toon cpgehouden worden. die alsdan
disfoneert, maar fpoedig in zijne wezenliike plaats treden, eii refolveren moet. Hieruit ohtlann eene menigte van disfonercnde Accoorden, wier Refd- lutie in hetzelve Grond-accoord gefchiedt, van welk zij als eene opkouding aan te merken ziju. § 8.
De volgendc Intervallen refolveren nederwaarts:
de verminderde Octaaf, de verminderde en reine Quart, de valfche Quint, en de reine Quint in het Quint -fext - accoord, de vcrmindjrde en kkine Septime, en de iYW. In de volgende Accoorden rejblveert de Bas eene noot tiederwaatts, als: in het Secund-accoord, in het Secund-quint-acc ord, in het Secund-quint-quart-accoord, en in het Secund - tens - accoord, , %' 9-
Opwaarts refolveren de overrnatige Prime, di
groote Secunde, de overrnatige Quart, de over- rnatige Quint, de overrnatige .Sbtfe, en de grootf ■Septime. -
■
|
|||||
c- * xxvuj
|
|||||
XXVII. HOOFDSTUK.
|
|||||||||||
Van het Or gel Punt i (Point (FOrgue.*)
|
|||||||||||
W anneer over lang uithoudende, of in iinen
toon blijvende, Sas-noten, verfchillende harmo- nifche veranderingen (welke meeste'ndeds uit tiga- turtn of bindingen beftaan \ voorkomen ; dan noemt men dit een Orgel-Punt, o% Point (FOrgue. x
5 a'
|
|||||||||||
Dit komt, gewoonlijk, voor in Kerk-Muzijk cri
in Fugen bij het einde, het zij over de Dominants
of Quint van den Grbndtoon, of over de Tonka
of Sluit-noot. Sorntijds gebeurt dit ook in het
midden van een Stuk over de Quint of Prime van
dkn toon, in welken de Medulatie zich dphoudt;
Men noemt dit een Orgel-Punt, om dat heft
Orgel, hetwelk daarbij in den Bas enkel en alleen
den toon uithoudt, eenigermate een Rust-Punt
heeft, terwijl de andere ftemmen intusfcherj voort-
gaan, en de Uniting vertragen of ophouclen, door
Disfonanten en wel te zamenhangende Accoorden.
Deze Accoorden moeten zoodanig ingerigt zijn,
dat, als men den liggenden Bas vvegneemt, men
|
|||||||||||
■■. -1-..
|
|||||||||||
?AN HET ORGEL-ttfNT; X65
iQt deze Accoorden eenen anderen Bas kan com-
poneren, welke, in alle opzigten , goed is , en tot de Sluit-noot leidt. (PI. XX. fig. i»> S 3-
Deze Orgel-Punten kunnen drie- of meerftem*
mig zijn. De Harmonij daarvan is 00k dikwijls, zonder den uithoudenden Bas, volkomen; doch de Bas geeft haar alsdan den behoorlijken nadruk. Wanneer men de, hierbij voorkomende, veranderin* gen der Harmonij, en de bijzondere zamenvoeging der Intervallen duidelijk nafporen en verklaren wil, dan laat men den Bas weg. De ongewoonlijkfte Signatures worden alsdan zecr gevvoonlijke en bekende Acoorden van den Basfo - Cmtimto* fig. n.) De Orgel-Punten worden, gcwoonlijk, nie|
bccijferd, maar Tasto Solo gefpceld. |
|||||
L« XX Villi
|
|||||
»
|
|||||||||||||||||
XXVIII. HOOFDSTUK.
|
|||||||||||||||||
fi?n de becijfering der Toonladder over ds
groote en kleine Terts. |
|||||||||||||||||
§ i.
|
|||||||||||||||||
D
|
"e Toonladder, zoowel over de groote als
pver de kleine Terts, opwaarts of nederwaarts gnande, kan verfchillende becijferingen hebben; doch de eene becijfering is eenvoudiger en natuur- Jijker, dan de andere. |
||||||||||||||||
De ecnvoudigfte en natiiurlijkfle becijfering der
Toonladder over de groote Terts, opwaarts gaan^ de, is dcze: tot den Grondtoon of Prime neemt men den Drieklank; tot de Secutide het Sext- accoord of het Terts- quart-acccord; tot de Terts het Sext accoord; tot de Quart het Sext - quint- accoord; tot de Quint of Dominante den Drie- klank; tot de Sexte het Sext-accoord; tot de Septime het Sext-quint-accoood, en tot de Qctaaf den Drieklank. (fig. 3.) |
|||||||||||||||||
9 I
|
|||||||||||||||||
s. 9.
|
|||||||||||||||||
.
|
|||||||||||||||||
VAN DE feECIJFERlNG DER TOONLADDER. itf?
; ;
S 3r
; Nederwaarts gaande neemt men tot de Octaaf
flen Drieklank; tot de Septime het Sext-accoord; tot de iSm* het Ter/j - quart - accooord met de groote Sexte ; tot de <9«/«/ °f Dominants den Drieklank; tot de Ow/ het Secund-ac- coord; tot de TVrW het Sext accoord; tot de Secunde het Ters-quart-accoord y en tot de iV*« f«« den Drieklank. (fig. 4.) § 4.
De eenvoudigfle en Dattturlijkfle becijfering der
Toonladder over dd kleinc Terts; opwaarts gaan* de, is deze: tot den Grondtoon of Pw»e neemt men den Drieklank; tot de Secunde het £«;/- accoord met de greete fete, of het Terts-qnart* accoord, 00k met de gretf* Sexte; tot de 7Vr/f het Sext - accoord; tot de £)«rfr* het Sext-quint- accoord; tot de <Qtf/»/ den Drieklank met de g'rofl/e 7tffo; tot de groote Sexte het Sext-ac- coord; tot de groote Septime het Sext-quint' accoord, en tot de Octatf/ den Drieklank. (fig. 5.) S 5-
Nederwaarts gaande, neemt men tot de Octaaf
den Drieklank; tot de kltihe Septime het So;/- accoord; tot de &W*tt &x« het Sect - accoord} L 4 tot |
||||
*eS VAN DE EECIJFERING DER. TOONLApDER.i
tot de Quint den Drieklank met de groote Terts\
tot de Quart het Secund accoord met de over- enatige Quart; tot de Terts het Sext - accoord; tot de Secunde het Terts-quart-accoord met de .oroo/e &*/<?, en tot de Prime den Drieklank. |
||||||
XXIX. HQOFDSTUK.
#*7* <sfe Modulatie of Afwijking der ToWetu ... , -7.
s *
jyien zingt of fpeelt in iinen Toon, zoo lang
men in de Melodij of in de Harmonij gcene ande- ie tooncn hooren laat, dan zulke, welke in do JP'iaionifche Klankfodder van d'ten toon voor ko- men. Wanneer ecliter een Muzijk - ftuk tamelijk lang is, zoude het onaangenaam zijn, wannees men gcheel en al in eenen toon wilde Mijven: de Mehdij en Harmonij moeten van t'yd tQi tijd in nndere loonen gebragt worden, maar nogtans op het laatst bij het flot weder in den eerften Hoofd- toon eindigen. $ 2.
Wanneer men van een toon in eenen anderen
wil gaan3 dan moet, \66t den Drieklank des jiieu-
|
||||||
VAN PE MODULATIE. ify
nieinven Grondtoons, een toon vtaruitgaan of
tcrftond velgen, welke aan den vorigen Grondtoon vreemd is, en het gevoel van denzelven (als liet ware) verdooft; maar welke toon daarentegen bij den nieuwen Grondtoon noodzakelijk vereischt wordt. S3-
Men moet in de Modulatie wel opletten, in welk
verband de Toonen met elkander ftaan. Die Too* r.en ftaan in een' naauw verband met mnlkander, welke de meeste gcmeenfchappelijke geluiden of toonen hebben. Bij gevolg ftaat C. over de groo- te Terts met G over de groote Terts in een' zeer liaauw verband, om dat deze beide Grondtoonen maar in iin geluid of toon van elkander verfchil- len; mamelijk in C groote Terts komt de toon f, en in G. groote Terts de toon / kruis voor : de overige toonen of geluiden zijn alle eenerlei. In de Toonfoort over de groote Terts kan men
in alle toonen afvvijken, welke in die Toonladder liggen, behalve in de Septime, om dat op deze Septime geen volmaakte- Diieklank plaats kan vin- den wegens de valfclie Quint, bij voorbeeld: als C. groote Terts de Hoofdtooa is, kan men gaan in G. groote Terts, A. keine Terts, E. kleine Tens, F, groote Terts en D. kleine Terts, wel- L 3 ke |
||||
C7© »AN DE MODULATIE.
|
|||||
ke toonen alle in de Toonladder van C. groote
Terts liggen, en ieder eeri volmaakten Dricklank opleveren, behalve de Septime B. (fig. 7,) S 5-
Wanneer men in eenen anderen Toon wil gaan,
moet men altoos van te vooren de groote Septime des nieuwen Grondtoons laten hooren: dus als men van C. groote Terts , in G. groote Terts wil gaan, dan laat men / kruis hooren; gaat men in A. kleine Terts, dan g kruis; in E. kleine Terts, d. kruis; in D. kleine Terts, c. kruis; vveder in C. groote Terts, dan b. natuur- Hjk: maar wanneer men in F. groote Terts wil gaan, dan is de groote Septime e. niet voldoen- de, om deze Afwijking aan te kondigen, om dat de toon e. reeds in de Toonladder van C. groote Terts voorkomt; men is dus gcnoodzaakt de Quart van F., zijnde b. mo!, daarvoor te ge- bruiken, die aan dca Hoofdtoon C. groote Terts vreemd is. S 6.
In de Tionfoort over ds kleine Terts kan men
insgelijks in alle toonen afwijken, vvelke in die Toonladder liggen, behalve in de Sccunde, om dat op deze Secunde gcea volmaakte Dricklank plaats kan vinden vvcgens de valfche Quint, bij voor-
|
|||||
VAN DE MODULATIE. t?l
voorbeeld, als A. kleine Terts de Hoofdtoon is,
kan men gaan in E. kleine.TVtt, in C. groote Terts, in D. kleine '.Tens, in F. groote Terts, en in G. groote Terts, welke toonen alle in de Toonladder van A. kleine Terts een' volmaakten Drieklank opleveren, behalve de Secunde B. S 7-
De Hoofdtoon, uit welken een Muzijkftuk gaat,
nioet nooit geheel en al uitgebluscht worden; dus ffloet'men, bij het begin en bij het chide van een Muzijkftuk, zich het laDgst in den Hoofdtoon ophouden, en minder tijd befteden voor de ove» rige afwijkende toonen. Indien dit niet gedaan wierd, zou het moeijelijk vallen de Eenheid der Harmonij te bewaren. Deze eenheid is een ver- eischte in alle Muzijkftukken. |
|||||
XXX
|
|||||
XXX. HOOFDSTUK. *
Van de Cadenzen of Sluitinge/t.
Xlet geen in de Harmonij het gevoel va* ee*
ftilftand of rust veroorzaakt, wordt eene hartne>* nifche Cadens genoemd. De uitwerkingen der Cadenzen zijn verfchillende j
fommige veroorzaken een volkomen rust, zoo dat liet gehoor niets meer te vervvachten heeft; ande- re verwekken flechts een ftilftand , bij welken men niet eindigcn , maar echter eenigen tijd ftilltean kan. De eerfte worden volmaakte en de andere onvol- maakte of halve Cadenzen genoemd, S 3-
Tot eene volmaakte rust wordt noodzakelijk eene
volmaakte confonerende Harmonij vereischt, ora dat elke disfonerende toon het gehoor min of meer ontrust: dus moet het laatst Accoord der volmaakte Cadens noodzakelijk de volmaakte Drie- klank
|
||||
■VAN EE CADENZEtf; ₯?§
klsnk zijn; want elke Drieklank is nief in ftaat
eene volmaakte fast te veroorzakeif. De volkd- menfle rust gevoelt men door den Drieklank van den Grondtoon. % 4.
Elk Muzijkfluk wordt in een' zekeren toon ge-
*omponeerd, waarvan de Harmonij wel in andere toonen afwijkt, maar doch op het laatst weder in den Hoofdtoon wordt te rug gehragt. De volkomenfle rust kan dus niet eerder hcrftdcl worden, dan wanneer de Modulatie nit de afge- ivekene toonen weder in den Hoofdtoon, waarvan het gehoor voornamelijk ingenomen is, terug ge- voerd wordt. Een Muzijkfluk kan dus niet an- ders eindigen als met den volmaakten Drieklank op deszelfs Grondtoon. Zulk eene fluking noemt men de Finaal- of Hoofd-cadens van een Mu- zijkfluk ;. maar wanneer eene fluiting gefchiedc door den Drieklank van een toon, in welken men afgeweken is, dan wordt zulk eene fluiting maar eene Midden- cadens genoemd. S5-
De volmaaktheid van eene Cadens hangt niet
alleen af van het laatfle, maar ook ten deele Van het voorgaand Accoord^ waardoor het ver« Vmgen naar rust verwekt wordt. Dit gefchiedt door
|
||||
174
|
|||||||
VAN DE CADENZEN."
|
|||||||
door bet Accoord der Dominants of Qulftt,
waarbij men de Septime voegt. (PI. XXI. fig. i.J § 6.
De oiivolmaakte of &7A* Cadetis verwekc gee-
ne volkomen rust, om dat zij niet op den Grond- toon ligt, waarin men moduleert, maar op den naasten Confonant van den Grondtoon, natnelijk: Op deszelfs Quint of Dominante. (fig. 2.) s 7.
Somtijds ontwijkt men eene Cadens en gaat,
111 plaats van de verwachte Sluitnoot te laten hooren, in eencn vreemden Grondtoon over. Hier- door wordt het oor mislcid, en op eene aange- name wijze verrast. (fig. 3.) Zulk eene Cadens wordt van de Italianen Cadenza d'ingdnno, eena hedriegelijke of misleidende Cadens, genoetnd. § 8.
De laatfle toon van eene Cadens moet, nood-
zakelijk, met den Grondtoon confoneren, en ho« yolmaakter de Confonant van de laatfle Sluitnoot is, zoo veel te zekerder wordt het gevoel der rust; § 9-
De Sluitnoot of laatfle teon is dus of de Uni*
{on, of de Octaaf, of de Terts, of de Quint van
|
|||||||
r
|
||||||||||
/
/
|
||||||||||
VAN DE CADENZEN. * l'Jg
van den Grondioon; en wanneer v66r de Sluie-
noot cen toon voofuitgaat, vvelke bet gevoel van de Sluitnoot reeds van te voren opwekt, dan wordt de rust ook hierdoor zoo veel te voelbaarder. Dit noeitit men dc voorbertiding der Cadens* % io.
Men beeft vier foorten van Sluitingen, welke
hunne manen van de vier-ftemmen bekomen beb- ben. Deze zim: j.) de Bas-Cadens, fpringende van de Domi*
name des Grondtoons nederwaarts in d« Unifon. (fig. 4.) *.) De Soprano - Cadens, vvelke ook de Dis-
cant-Cadens genoerad wordt, gaat van de groote Septime des Grondtoons in de Oc- taafi (fig. 5.) Zeer dikwijls gaat deze Cadens ook van de Sccunde des Grond* toons in de Prime, (fig. 6.) 3.) De Tenor Cadens gaat, gcwoonlijk , van d*
Secunde des Grondtoons in de Tertu (%. 70 4.) De Alt-Cadens blijft, gewoonlijk, in d«
Quint des Grondtoons ilaan. (fig. 8.) |
||||||||||
£ i*«
|
||||||||||
I7B VAN M CADENZEN*
|
|||||
Wanneer men deze vier Cadenzen, in vierftem-
tnige Muzijkfiukken, met elkander verbindt, dan ontflaat hieru'it de volmaakfte Finaal- Cadem, welke hare grootfte kracht bekomt van de Soprd- no- en Bas - Cadem. ("fig. 9). S ia.
Deze Finaal- Cadem kan 00k nog veranderd
worden, zoo als bij figt id. waar de Tenor- Cadem veranderd ii. S 13.
Men noemt tbans 00k eene Cadem, wanneer
cen Zanger of Selo-fpeler bij het einde van een ftuk bij die noot, welke op twee na (antcpenulti- ma) de laatfle is, zich eenigen tijd ophoudt, en velerhande pasfagien van zijne eigen vinding laat hooren, die dan op het iaatst met een' Triller dndigen. Deze zoogennamden Cadenzen hebben haren oorfprong genomen orrrtrent tnsfchen de Jaren 1710 en 1716. Men begon, vooreerst, op die noot, welke voor den Triller voornitging, een klein willekcurig Agrement te maken, als net de maat gedoogde, en men den tijd daarroe had. Vervolgens begon men de laatfte maat langzamer te zingen of te fpelen, en zich, eenigen tijd , daarbij op tc houden. Eindelijk trachte men deze ophoti- ding |
|||||
VAN DE CADENZEN. 177
ding door allerhande vvillekeurige pasfagien, he-'
pen en fprongen te verfieren en op re pronken , en ^Hes te latcn hooren , wat maar eenigzius mo« gelijk was uit te voeren. Somtijds duurde zulk eene Cadens zoo lang, als de helft van het ftuk, waarbij dezelve gebezigd wierd; en het feheen, als of men het ftuk alleen daarora uitvoerde , om de geliefde Cadens te laten hooren, al wierd ook het geheel ftuk daardoor vergeten. Dat nogtans eene Cadens zeer goed behoort te ziju, en volko- men overeen te ftemmen met het karakter en de hartstogt van het ftuk , is reeds gezegd in dc eerfte Afdeeling. %, 40. van het zestiendc Hoofaftuk. § 14-
Eene enkele Cadens is, wanneer een Zanger of
Solo Speler dezelve alleen uitvoert, gedurende welken tijd de andere inftrumenten zoo lang ftil- zwijgen. (fig. 11.) S- IS*
■
Eene dubbele Cadens is,, wanneer twee concer-
terende ftemmen of partijen, ieder eerst op zijn beurt alleen, en dan vervolgens beide te zamen de Cadens uitvoeren. (fig. 12.) |
|||||
1. Deel, M XXXI.
|
|||||
XXXI. HO.OFDSTUL'
■ ,
■ * ■ ' Van het Recitatief, en van de manier t
om hetzelve te accsmpagneren. § i.
Jjyen Recitatief is een muzijkftuk, hetwelk als
fprekende gezongen, of als zingende gcfproken wordt. $ «.
Ill It alien en Duitschland wordt het Recitatief
altijd in de maat van - gefchreven; maar in het
4
Franfche Recitatief komen allerhande foorten van maat achter clkander voor.
|
||||||||
Het Recitatief heeft gcen' bijzonderen Hoofd-
toon, ook niet die geregelde Modulatie, welke in andere Muzijkftukken plaats vindt; het is ook niet noodig, dat hetzelve in dien toon eindige, in welken het begonnen is; doch het fluit dik- wijls in dien toon, in welken de volgende Aria% . ., : . Du«t,
|
||||||||
j
|
||||||||
■
|
||||||||
VAN HET RECITATIEF. jfjrjj
Duet, Terzet of Koor begint. Dikwijls'wordt
in het Recitatief'de Modulatie, eensklaps en onver- wachts, in ccnen vrcemden en afgelegen toon gcbragt; doch de Foorbcreidir.g en Refolutie der Dhfonanten worden hicr zoo naauvvkeurig niet in acht genomen, als in andere muziikftuljken: ook heeft de Verwisfelittg of Omkeering der Accoor- den in net Recitatief'zeer dikwijls plaats. |
||||||
Het Recitatief wordt dikwijls met vele InftiTl*
tnenten, fomtijds ook met den Bas alleen, geac- compagncerd. In het eerlte geval wordt d6 maat wel in acht genomen, als de Inftrumcnten Pasfagien of Melodijen hebben; doch wanneer het accompagnement der Inftrumenten uit hinge uithoudende Noten beftaat, dan bindt zich de Zangef zoo naauwkeurig niet aan de maat, en de' inflrumenten z!jn verpligt, hem te volgen: men is, offl die rcden, gewoon, dc Mehdij der ' Zang* ft em boven de accompagncrende partijen tc fchrij- ven, doch zondcr woorden. ------ Jn het tweedd
gcval, wanneer dc ftcm door den Bas alleen, of
door een Klavicr-Inftmment alleen, vergezeld wordt , dan bindt zich de Zanger ook niet aan de maat, en de Accompagnlst moet zich naar" 'hem fchikkeil. . i -
Ma % gt |
||||||
j8o VAN HET RECITAT1EF,
|
||||||||
S 5«
Het Forte en Piano met hunne fchakeringen
moeten zoovvel door de Inftrumentisten, volgens Lun voorfchrift, als door den Zanger, volgens den inhoud dcr woorden, zeer naauwkeurig in acht genomcn worden; als ook de verandering van leweging of van Tempo, welke in een Rccitatief dikwijls plaats vindt, |
||||||||
S 6.
De Accoorden worden op een Forte - Piano of
ander Klavier- Inflrument niet altijd te gelijk aan- geflagen, laaar dikwijls gezwind achter elkander gebroken, welke toonen alsdqn zoo lang liggen. blijven, tot dat er eene nieuwe Harmovij, of eene Pauzering komt. Wanneer de Forte - Pianofpe- ler de Harmonifche toonen ook in den Bat of de linkerhand daarbij wil nemen, dan moeten dezelve, zoodra zij aangeflagen zijn, terftond weder opgeligt worden, en geene andere toonen liggen blijven, dan de voorgefchreven Eas - noot alleen. S 7,
Wanneer in de Zangflcm moeijelijke Ititervallcn
voorkomen, dan doet de Accompagnht wel, deze Intervallen aan den Zanger vooruit te kten hooren, |
||||||||
__________ . '-■-'■■ ■■■■'■■-
|
||||||||
Van het regitatief. i8i"
|
|||||
Bij fluitingen, welke gewoohlijk een Quint
riederwaarts in den Sluit - toon gaan, moeten de accoorden kort afgefloten Wofden, ten zij do Componist deze twee noten; om zekere rede- nen, gejleept wilde hebben, hetvvelk dan docrf cen boogje wordt aangeduid* S- 9'
Wanneer in het midden van een Recitatiefi
het woord Ariofo of a Tempo ftaat, dan moetj zoo wel door den Zanger, alS door de Inftru* mentisten, de maat zoo lang naauwkeurtg in acht genomen worden, tot dat het woord ReclJ tatiefvredet gefchreven ftaat. Wanneer in een Kerk-Muzijk of eene Godsdieni'
tige Cantate een Recitatief voorkomt, het welk^ behalve door andere Inftrumenten, 00k met het Or gel geaccompagneerd wordt, dan doet de Or* ganist wel, als er in de Qrgel-partij of Bas lange uithoudende noten voorkomen, dezelve nie volgens hare waarde uit te houden, maar liever te yerkorten, en het overige van de waarde der M 3 CO- |
|||||
182" VAN HET RECITATIEF.
notcn te panzcrcn. Men fpeclt dtis de Hecle
notcn als Quarten, en pauzeert dan, bij elke Ileele noot, drie Quartan, om dat - men an- dcrs , in plaats van den Zungcr te quderftciineii, hem overdemmen zoude. § ii.
Hct is, om alle gemelde redenen, moeijeli'ker-
ccn Recitatief goed te accompagneren, dan ten under Muziikftuk. Op Plaat XXII en XXIII, vindt men een Recitatief, waar onder de Zang- partij, het accompagnement van het Forte - Piano. y door noten (taat uitgedrnkt. |
|||||
XXXII.
|
|||||
i
1
XXXII. HOOFDSTUK.
Van de Tcmperatuur en van het Monochord.
s i.
D oor het woord Temperatuur verflaat men, bij
de Klavkr-Inftrurnenten , eei:e kleine of gcringc afwijking van de volmaaktRe rcinheid of zuivcr- heid van eenige Intervallen, om dezelve daar- door, in verband met andere Intervallen, zoo veel te bruikbaarder tc maken, S a.
In vroegere tijdcn gebruiktc men in het zamen-
ftellen der Muziikftukken geene andere toonen dan C, D, E, F, G, A, B mol en B natuur- lijk, en dus was er geene Temper amir noodig; maar toen de vier nieuwe toonen C huts, D kruis, F kruis en G kruis injevoerd wicr den, en men elken van de twaalf halve tooneti (waaruit nu de Toonladder beftand,) tot eert Hoofdtoon of Grondtoon vvilde maken, en in denzelven, zoowel over dc groote als kleint Tens, componeren, cntdekte men terfiond, dat dit onmogelijk was, ten zij men eenige Intervallen lets, (doch zeer weinig) aan IiunHe diatonifihe M 4 rein- |
||||
184 VAN DE TEMPERATUUR.
reinheid lict ontbreken, en fommige iets lager 9
andere wader iets hooger ftemde, dan hunne diata- tiifche reinheid vereischte. S 3-
De Octaven moeten volmaakt rein z'y'n, en
kunnen gcene afwijking, hoegenaamd ook, ver- dragen: de Quinten kunnen een weinig neder^ waarts zwevert, zonder dat ze disfoneren, en bij de Tertfen kan nog grootere afwijking plaats heb- ben, dan bij de Quinten. |
||||||
Na dat men vele foorten van Temperaturen heeft
uitgevonden en onderzocht, is eindelijk de zooge- naamde gelijkzwevende Temperatuur bijkans over- al aangennmen. In deze Temperatuur zijri de twaalf halve toonen der Toonladder in twaalf ge- lijke deelen verdeeld, waarvan «*>*«, al vrij naauw- keurig, een heelen diatonifchen toon vanH uitmaken. Verder heeft in deze Temperatuur elke toon der Toonladder zijne Quint en Quart, welkc bijkans onmerkbaar van de volmaakte reinheid dezcr Intcr- vallen afwijken; want de Quinten zweven maar een weinig nederwaarts, namekjk - van een groot Comma, en de Quarten even zoo weinig opwaarts; de afwijking der Tertfen is omtrent - van een
Com*
|
||||||
VAN DE TEMPERATUUR. I85
Comma. Daar het Comma van Dydymus maar
J of - gedeelte van ,een heelen toon bedraagt;
8 9 1
zoo is de afwijking van - van een Comma zeer
weinig, en die van - fchier onmerkbaar.
s 5.
Om, volgens dcze gelijk zwevende Temper atuur
goed te leeren ftemmen, zoude het van veel dienst zijn, een Monochord te hebben, het weft zeer naauwkenrig afgcdeeld was. Dc twaalf halve toonen der Toonladder konden dan, ieder in het bijzonder, naar zulk een Monochord geftemd worden, en alle de overige toonen naar hunne Octaven, het wclk zeer gemakkelijk ged«ian kau worden. ■
S 6,
Het Monochord of Toonmeter is een Inflrument,
het we}k, volgens zijn naam, eigenlijk mnar iine fnaar heeft, en naauwkeurige verdeelingen, door welke men zien kan, hoe de toon der fnaar, naar evenredigheid van hare tie- of afnemende lengte, lager of hooger wordt. Bij de Ouden wierd dit Inflrument de Canon of Regel genoemd. Men befnaart dit Inflrument, gewoonlijk , met twee, ja 2elfs met vier fnaren, doch alle in iinen toon ge- ftemd. Wanneer men, op de naauwkcurig afge- jnetene leBgte van elk Interval, losfe kammen onder » de |
||||
l85 VAN DE TEMPERATUUR.
dc fnaren plaatst, dan kan men met alleen den
Grondtoon met zijne voile Harmonij te gelijk laten hooren , maar men zal oolc duidclijk zicn, dat die , Intervallen , in welken de eenvottdigJFe evenredigheid heerscht, en vvelke door Heine gerallcn uirgcdrukt kunnen worden, ook de grootfte aandoening van vermaak zullen vervvekken. i
$ 7-
Soof tgelijkc aandoeningen, fchoou zij ook zelfs
het tegengeftelde van vermaak en vreugde, het zij treurigheid of fmart, veroorzaken, moet het doel zijn van elk Muzijkftuk. Deszelfs zamenftdling is alzoo van het grootst aanbelang, indien het vvaar zal zijn, dat de Toonkunstenaar zijne taferelen fchll- dert door klanken, zijne denkbeelden door gewaar- vvordingen, en zijne gewaarwordingen door toonen aangecft: indien hij'de hartstogtcn, die hij uit- drukt, in andcrc liarten wil docn geborcn worden , en zoo wcl aan de wellust nteuwe bevalligheden wil tnededeelen, als ons bij de droefheid, die hij kermendc invoert, doen wcenen. Edcle kunst derhalvc, wier zamenrtclling zicli verbeft tot cene onvvaardeerbarc hoogte voor het menfchelijk hart! |
|||||
EINDE VAN HET EERSTE DEEL«
|
|||||