- ..
|
|||||||||||||||
T H E O R I E
|
|||||||||||||||
\
|
D E R
|
||||||||||||||
m i a u &*
|
|||||||||||||||
T H E O R I E
|
|||||||||||||
D E R
|
|||||||||||||
HEDENDAAGSCHE
It V I V
|
|||||||||||||
DOOR
|
|||||||||||||
C. F. RUPPB,
Kapelmeester aan de Koninklijkc Hooge-
nchool van Holland, te Ley den. |
|||||||||||||
TWEEDE DEEL.
|
|||||||||||||
^&®&£
|
|||||||||||||
te GRONINGEN, un
J. 0 0 M K E N S, MDOGGXTIII.
|
|||||||||||||
INHOUD
|
|||||||||
i
VAN H E T
|
|||||||||
TWEEDE DEEt.
|
|||||||||
INLE I D I N G.
fak het Muzijkaal- Genie. Bladz. t EERSTJE HOOFDSTUK.
Over de Cotqpofitie (zamenfiellmg-) in
bet algemetn, . , , S * TWEE-
|
|||||||||
.■
|
|||||||||
B I N H 0 U D.
TWEEDE HOOFDSTUK.
Fan de Melodij. . . Bladz.
DERDE HOOFDSTUK.
Fan htt Metrum* , ; VIERDE HOOFDSTUK.
Fan de Bij ■ noten. , ,
VIJFDE HOOFDSTUK.
Fan dt Bewegingy Maat en Rhijthmuu
ZESDE HOOFDSTUK. ... . > :
J
Fan de Hamonij of ContrapunU
|
|||
I N H Q U D» II*
?EVENDE HOOFDSTUK.
Van het duhbel Contrapunt. , Bladrr. 156 ACHTSTE HOOFD.STUK,
Van de. Modulatie, . , 16f
NEGENDE HOOFDSTUK.
Van de canonifche Imitatiff (jiahoQU
zing) .... 194 TIENDE HOOFDSTUK.
Van de Fuge. , . , sb6
ELFDE HOQFDSTUK.
Van den aard en het Karakter der
verfcheidene Muzijkftukken* . 258
♦a TWAALF.
|
||||
if I N H O U D,
TWAALFDE HOOPDSTUfc.
■
fan den omvang der toonen in de
menfcheli]"ke ftemmen en Inftru- tnenten* , . . Bladz. 315 DERTIENDE HOOFDSTUK.
Pan den muzijkalen Schrijfftijl. . 32.9,
|
||||||||
ft
|
||||||||
iN.
|
||||||||
INLEIDING,
|
|||||
Van het Muzijkaal Genie,
%u
Door het woord Genie, waarVoor de Hoi-
landfche taal geen woord heeft, hetgeen deszelfe algeheele beteekenis kan uitdrukken, verflaat men gewoonlijk eene gave der natuur, door welke een mensch de bekwaarnheid verkrijgt, zicli, als Kumtenaar, tot een' zekeren trap van volmaakt- heid te kunnen opvoeren. Wanneer iemand met de noodige nattuirgaven.
voorzien zijnde, den gewonen weg betreedt, en, door arbeid en vlijt, fpoedig voortgangen in de eene of andere kunst maakt, en daarin eene aan. merkelijke hoogte van volmaaktheid bereikt, dan zegt men: hij heeft Genie. Maar , wanneer, iemand zulke buitengewone
gaven van de natuur heeft ontvangen , dat hij, volgens den kortflen weg, en bijkans zonder mnei- te, een' zeer hoogen trap van volmaaktheid bereikt, zich oorfpronkelijke denkbeelden vormt, ]a zelfs nieuvve dingen uitvindt, en dus een II. D E e l. A fchep*
|
|||||
I N L E I D I N G.
|
|||||||||
a
|
|||||||||
fcheppend vermogen bezk, dan zegt men: hij is
een Genie. Niet alleen geest en fmaak des Kunstenaars,
maar ook verbeelding en verfland zijn de be- flanddeelen van hct Genie , welke, te zamen ver* eenigd in alles, vvat behagen en voldoen zal, moet heeifchen. De man van Genii ziet en ontdekt in de
voorvverpen, waarin hij belang ftelt, meer, dan andere menfchen; hij ontdekt ook getnakkelijker de onfciibaarfte middelen, om tot zijn doehvit te geraken, en Vindt, bij onverwachte hinderpa- len, gelukkige uitwegen; hij is, meer dan andere menfchen, meester van zijne gcestvermogens: hij oordeelt en gevoelt fijner, heeft zijne denkbeelden en gewaarwordingen meer in zijne magt, kan de- dezelve aan anderen, die vatbaar zijn, om, door zijne voorftelling, op dezelfde hoogte zijner bevindingen gebragt en medegevoerd te worden, als voorbeelden mededeelen. Men vindt zomtiids menfchen, in wier zielen
alles helder, alles groot is, en die dus gefchikt en bekvvaam zijn tot alle Kunsten en wetenfehap- pen;
|
|||||||||
5
I |
|||||||||
I N L E I D I N G.
|
|||||||
3
|
|||||||
pen; waarvan tot een onwederfprekelijk bewijs
ftrekt de bekende en uitmuntendc Jonkvrouvv Anna Maria Schuurmans, die roem van ons Vauerland. Doch dit geval is zeer zeldzaam. Andere bezitten maar enkele geestvermogens, doch in een' zeer hoogen graad, en wbrden daardoor veel meer, dan andere menfchen, tot eene zekcre Kunst, of tot een zeker gcdeelte of vak van eene Kunst bekwaam. B. V. Twee Dichters kun- ■i- nen het Genie der Kunst in een' even hoogen trap bezitten, en toch wezenlijk van elkander in aanleg, vorm en doel verfchillen; de een zal uitmunten in het Heldendicht; de ander in den Lierzang. Twee Schiiders hebben misfchien ieder een even groot talent in hunne Kunst, maar op eene verfchillende wijze: de een zal een voor- treffelijk Historic- Schilder, de ander weder een onnavolgbaar Landfchap - Schilder zijn. Twee Toon-Kunstenaars kunnen van de natuur een even groot Genie ontvangen hebben; en echter zal de een het best flagen in het componeren van Sijmfonien, en de ander in het zamenftellea van Sonaten, Liedercn, of Romanzen, cnz: Genie nogtans is in alle fraaij'e Kunsten, in
weerwil der onderfcheidene wijzigingcn van het daarflellen van het fchoone en verhevene, in den grond hetzelfde. i
|
|||||||
1
|
|||||||
4 I N L E I D I N G.
§ 4-
Met is misfchiefi met onwaarfchijiiliik, dat de
buitengewone voortbrengfelen van 'smenfchen geest, die men gewoonlijk toetchryft aan uitftekende aangeboren gaven der natuur, haren oorfprong flechts aan de algemeenc krachten der Ziel ver- fchuldigd zijn, welke, eensdeels door eene ge- lukkige ligclmmsgefteltenis, anderdeels door ze- kere uiterlijke omftandighedcn, en vooral door de opvoeding, eene vrijere vlugt ontvingeii. § 5-
Het is, buiten alien twijfel, dat het Genie ont-
vonkt, opgewakkerd en uitgelokt kan worden door aanmoediging, goedkeuring, lof, eer en be- looning. Daar en tegen worden dikwijls de eerfte zaden van het Genie door eene verkeerde op- voedir.g onderdrukt en verftikt. Wanneer een kind , onophoudeliik, berispt
wordt, en gedurig van zijne Ouders of Leermees- ters moet hooren, dat het geene gaven van de natuur heeft ontvangen, en tot niets bekwaam is; dan zal het fchuuw en traag worden; en het miskend Genie, hetwelk in het kind verborgen ligt, kan voor altoos voor de maatfchapptj ver- loren gaan. |
|||||||
$. 6.
|
|||||||
■ ■
|
|||||||
INLEIDING. 4
§ 6,
Het is van veel belang, naaamvkeurig en met
alle oplettendheid , te onderzoeken , tot welke zaak of kunst het Genie van een Kind eene overhel- lende neiging laat blijken, op dat het in dien kring geplaatst worde, welken de natuur, als 't ware, aan hetzelve heeft aangevvezen. Zoo dit altijd plaats vondt, dan zoude de wereld meer groote lieden en minder broddelnars hebben. $ 7-
Het muzijkaal Genie laat zich gemakkelijk
ontdekken. Wanneer een Kind vvelluidende toonen met genoegen aanhoort, maar bij wanlui- dende toonen zijn voorhoofd rimpelt; en wanneer het bij een Volkslied eene tweede partij of fe- conde kan zingen, dan heeft het kind een goed muzijkaal gehoor. Wanneer men een klcin lied zingt of fpeelt,
en het kind is in flaat, daar bij den maat goed en ftiptelijk te flaan; dan kan men verzekerd zijn, dat het kind een tiatutitlijk gevoel heeft voor den maat en Rhijthmus. En indien het kind door de kracht der toonen zoodanig ge« ftreeld en getroffen wordt, dat het vermaak, het- welk het daardoor gevoelt, eene behoefte voor hetzelve wordt j dan heeft het kind een' wezen- A 3 lijk |
||||||
6 I N L E 1 D I N G.
lijk aanleg tot het vmzijkaal Genie. Hiertoe
behoort nog een enthufiastisch gevoel voor het muzijkale fchcon, en een zeer feeder hart, het- welk met alles overeenftemt of Sijmpathifeert, wat in de Toonkunst verheven, edel en fchoon is. Hoe noodzakelijk en onmisbaar het muzijkaal
Genie in deze Kunst ook zijn moge, zal het- zelve toch, zonder ocfening en befchaving, al- tijd gebrekkig en onvolmaakt blijven. De Kunst moet voleinden, moet volmakcn, hetgeen de na- tuur begonnen heeft. S- 9-
Het Genie is zekerlijk eerder geweest, dan de
Regelen; doch de Regelen zijn gegrondvest op ver- ftand en ondervhiding: zij zijn gercbikt, om het Genie tot het voorgeftelde doel te leiden, en voor feilen te bewaren. Deze Regelen derhalve zijn wetten, die nit den aard van het Genie voortvloeijen en naar welke de Kunst, in zoo verre zij geene vverktuigeliike, rnaar fchoone Kunst is, zich, beftendiglijk, moet fcfaikken. Indien dus iemana de Regelen dezer Kunst wilde befchouwen als eene fchoolvosferij, als ccn dwang of tiran- nijy om het Genie te kluistcren en te onder- druk-
|
||||
I NLEIDING.
|
||||||||||||||||||
drukken, die zoude zich zeer bedriegen, en
daarmede te kennen geven, dat hij, of de Re- gelen niet verftond, of dat hij te gemakkelijk was, dezelve te leren. Niemand kan, zonder de Regelen of grond-
ftellingen der Muzijk, een groot Toonkunstenaar worden; en het is, en het zal altoos eene eeu- wige waarheid blijven: Kunst wordt door arbeid verkregen.
|
||||||||||||||||||
-.
|
||||||||||||||||||
A 4 EER«
|
||||||||||||||||||
I. HOOFDSTUK.
Oyer de Compofitie (zamenftelling) in het
algemeen. ■
XJ.ij, die de Compofitie begeert te leren en uit
te oefenen, moet van te voren de Grondbegin- felen der Muzijk, en alles, het geen in liet Eerfte Deel dezer Theorie'verhandeld is, wel be- grepen hebben. Hij moet ook knnnen zingen en fpelen, en eene
groote hebbelijkheid bezitten , de Melodij en Har- monij zeer du'ukiijk te befeffen; het aangenaame van het onaangenaame, het vloeijende van het harde daarin zeer "klaar te gevoelen. Iliertoe wordt echter, behalve het fij'n gchoor, eene zeer groote oefening vereischt: want het zoude ver- geeffche moeite zyn, iemand, die noch zingen of fpelen kan, de Compofitie te leren: hij zal misfchien de Regelen begrijpen, van de waar« heid derzelven overtuigd zijn; doch dezelve nooit 3 met vrucht, kunnen uttoefenen, i \ $ 3*
|
|||||
*
|
|||||
OVER DE COMPOSITIE IN HET ALGEMEEN. 9
§ *« De uitoefening der Compofilie is, in der daad,
niets anders, dan de Melodtj en Harmonij, (welke men zoo moet gevoelen, als of men ze wezenlijk hoorde) zoodanig op Notcn te M- len, zoo als men ze gevoelt, en'dan, hetgeen daarin aanftootclijk of tegen de Regelen mogt zijn, te verbeteren. -
§ 3-
Het is dus volftrekt noodzakelijk, dat die
geen wclke de Compoptie met nut wil leren, eerst lere eingen en fpelen. Hierdoor bekomt men gevoel van de Meloclij en Harmonij, als ook van de Toonfoorten ; en men brengt het ciu- delijk zoo ver, dat men vele, te gelijk klin» kende, toonen van elkander weet te onderfchet- den, en, wanneer een veelftemmig ftuk gefpeeld wordt, te zeggen, welke toonen in elke Rem in het bijzonder begrepen zijn. Door het woord Compoptie verftaat men in
de Muzijk het uitvinden of het bewerken van e.en Muzijkftuk; ora dat de nitvinder (Compo- nist) van zulk een ftuk de toonen of gelniden, even zoo als hij dezclve in de Melody en Har- A 5 mo- |
|||||
k
|
|||||
IO OVER DE COMPOSlTiE
|
|||||
monij denkt en gevoelt, vdoor eene tezamenflel«
ling van Noten uitdrukt. §. 5-
In vroegere tijden noemde men ook diegenen
Componhten, ' welke tot eene bekende Melodij nog eene of meerdere ftemmen Componeerden, wel- ke met de bekende of gegevene Melodij goed te zamen ftemden of harmonieerden; en, ora dat de oude Noten roaar enkel uit punten zon- der (barren beftonden, en zij dus niets anders t£ doen hadden, als punten tegen punten, dat is Noten tegen Noten, te plaatfen5 dan noemde men zulke lieden Contrapuntisten, eu de zaak zdve bet Contrapunt. § 6.
Thans verflaat men onder het woord Com'
pnfitie mcest alles, vvat tot de uitvinding, be- werking en opfchrijving van een Muzijkftuk be- hoort; alles, wat de Componist doen moet, om het fluk door anderen te laten uitvoeren, het zij om te fpelen of- te zingen. § 7.
Somtijds verftaat men ook, onder bet woord
Compofitie, het werk van iemand, welke, volgens vast-
|
|||||
IN HET ALCEMEEN. IT
vastgeiTelde en, eenigermaten mcchanifche, Ke-
gelen, een Muzijkfhik vervaardigt, waarin de foucen, welke het gehoor beledigen, vermijd worden. Echter kan zulk een Muzijkfhik, wat de Regelen betreft, volkomen in orde en zon- der feilcn zijn, en met dat al een ellendig en flecht fluk wezen; even als men, volgens alle Regelen der Grammatica, zeer verftaanbaar, dui- delijk en zuiver kan fchrijven of fpreken, zonder iets te zeggen, hetgeen eenige aandacht of op- merking waardig is. Men kan dus een goed Contrapuntist zijn, zonder den naam vnn een Componist te verdienen; maar niemand kan een goed Componist worden, die in het Contrapunt met geoefend is. S- 8.
Als men onder het woord Compofitie allecn de
kennis en naauwkeurige waarneming der Rege- len verlhat; dan is deze kunst of wetenfchap niet zeer moeiielrk te leren. De kennis van de Harmony, van de behandeliug der Confonetf ten en Disfontmten, van de Maat en Rhijth- mus is bijkans alles, wat daartoe behoort. Docb , dit alles niet alleen te wcien, maar ook volgens de Regelen uit te oefenen, verciscbt, dat men behalve de kennis der Regelen, een gcvoel van dezelve hebben moet. |
||||
12 OVER DE COMPOSITIE IN HET ALGEMEEN,
§ 9- De Compofitie bevat twee hoofddeelen in zich,
namelijk: de Melodij en Harmony , dezelve ver- eifchen eene naauwkeurige behandeling. |
||||||||||
II. H 0 O F D S T U K.
Van de Melodij.
s.«.
IJe Melodij is eene opvolging van enkele too-
nen, die voor het gehoor aangcnaam zijn, en den zang van een Muzijkftuk uitmaken. Zij is het voornaamfte van een ftuk, en de Harmonij dient haar alleen tot cnderiteuning en opluiste- ring. |
||||||||||
De natuurlijkfte Melodij is altijd de beste, en
die, welke uic zekere hartstogten haren oor- fprong heeft, is ook het best in ftaat, om die hartstogten in ons te vervvekken, uit wclke zij voortgckomen is. Eene goede Melodij moet dus altijd eene hartstogtelijke gevvaarwording en aandoening, of een' zekeren luim fchilderen. Elk een, die zulk eene Melodij hoort, moet zich kun-
|
||||||||||
VAN DE MEL 0D1J, IS
|
|||||
ktinnen verbeelden, de taal van een mensch te
hooren, die , van eene zekere hartstogt doordron- gen, dezelve daardoor te kennen geeft. §♦ 3-
De voornaamfle eigenfchappen der Melodij zijn
de volgende. Poor eerst moet daariti een' Hoofcltoon heerfchen. Ten tneede moet een ver- ftaanbaar Metrum, eene welafgemetene verdeeling van kleinere en grootere leden daarin plaats vinden. Ten derde moet ieder enkele toon, en elk lid, gemakkelijk, te bevatten zijn ; en in« dien de Melodij voor locale Muzijk moet die- nen, dan is ten vierde vooral noodzakelijk dat de lange lettergreepen lange, en de korte letter- greepen korte Not en bekomen. Over het geheel genomen, moet de Melodij
welluidende en vloeijende zijn, ten zij eenige gegronde redenen het tegendeel vereischten; b: v: wanneer men gramfchap, woede, wanhoop, of foortgelijke hartstogten wilde fchilderen en uit- drukken. $ 4«
Daar het noodzakelijk is, dat het oor terdond
en bij het s begin der Melodij den Hoofdtoon en de Toonfoort gewaar worde, waaruit het ftuk gaat; zoo doet een Componht wel, wanneer hij ter-
|
|||||
14 VAN DE MELODIJ.
terftond met een van die drie Intervalkn begint,
waaruit het Accoord is te zamengefteld, name- lijk met den Iloofdtoon of Tonka, of met de Quint, of met de Terts. Dit moet voljlfekt gefchieden, wanneei bet fiuk met het begin van de maat of met den nederflag begint; maar wanneer de Melodij met iiv& of meer Noten in den op/lag een' aanvang maakt, dan kan in dit geval, de aanvang ook met de Second', Quart, Sexte, ja zelfs met de Septime gefchieden. S- 5-
Het voltnaaktfte begin gefe'niedt met den Hoofd-
toon of Tonka zelve, om dat deeze toon ter- ftond den Iloofdtoon en deszelfs Toonladder doet gevoekn. (Plaat I. fig. i.) §. 6.
Men kan ook met de Quint of Dsminante
beginnen; docb de daarop volgende toonen moe- teti terftond den Iloofdtoon en deszelfs Toon- ladder te kennen ge'ven, op dat de Dominantt niet als Iloofdtoon gevoeld worde. (fig. 2-) § 7-
a
Men kan ook een aanvang met de Terts of
Mediant* maken; docb. moeten de volgende too- nen, |
||||
VAN DE MKLODIJ* 15
lien, (zoo a^s ree(3s gezegd is) den Hoofdtoon
en deszelfs Toonladder bepalen. (fig. 3.) Men voelt terftond, dat in deze gegeven voor-
beelden geen ander Hoofdtoon plaats kan vin- den, dan C. groote Terts. S- 8.
In zeer korte Melodijen kan men doorgaans
in den Hoofdtoon blijven, of in deszelfs Dom'f nante of Quint moduleren: maar langere ftukken vereifchen eene afwisfcling, en eene afvvijking in andere Grondtoonen, of zoudcn anders onbeha- geJijk zijn. S- 9-
Het gezwinde en langzame der beweging, als
00k bet harde en zachte der Melodij, moet naauwkeurig met de hartstogten overeenftemmen, Welke dezelve zal uitdrukken. I
%. 10. Elke goede Melodij moet op eene regelmatige
Harmony fteunen; want, zoo deze niet daarbij gevoegd kan worden, kan de Melodij niet vloei- jende zijn. Een Componist moet dus de Melodij Harmonisch denken; dat is: hij moet, bij het opftelien zijner Melodij, zich te gelijk de daarbij |
||||
36
|
|||||||||
VAN DE MELODIJ.
|
|||||||||
behoorende Accoorden of Harmonijen kuniien
verbcelden.
§ ii.
Zal de Melody vloeijende zijn, dan moeten de
Harmonijen of Accoorden niet a] te fpoedig of plotfeling afwisfelen, ten zij in langzame fluk- ken, of, als het Karaktcr van een ftuk zulks vereischt, S« 12.
Een jong Componist kan zich, in het begin*
eerst oefenen, om zulke Melodijen uit te den- ken, welke. flechts op drie Accoorden fteunen, namelijk op den Drieklank der Toxica,' op het Accoord der Dominante, en op het Accoord der Quart, b. v. Als C. de Tonici of Grand- toon is, dan is G. de Dominante of Quint, en F. de Quart. Bij fig. 4. vindt men eene kleine Melodij,
welke op deze drie Accoorden fteunt. Daar nu de Drieklank in de verwisfeling het Sext* accoord en het Sext- quart- accoord oplevert, zoo geeft dit gelegenheid tot eene groote me- nitjte van Melodijen en tot ontelbare verande- ringen. |
|||||||||
■■
|
|||||||||
$ I3«
|
|||||||||
n
|
|||||||
VAN DE MELODIJ.
|
|||||||
Alle £>isfonanten, welke in de Melodij als
Disfonanten gehoord worden, moeten ook in de Melodij hare Refolutie bekornen. (fig. 5.) Hier is de laatfte nooc van de eerfte maat b tnol, welke, als kleine Septime van c , een trap neder- waarts gaat; en de eerfte noot van de dcrde mass is b natuurlijk) deze refolveert, als groote Sep- time van c, opwaarts. Deze Refolutie moet ook in de Melodij plaais vinden bij de inlet- dings - noot (note fenflble) , welke de Melodij naar een nieuwen Grondtoon leidt, en dus ook In- troducteur of Inleider genoemd wordt, zijnda meestendeels de groote Septime des nieuvven Grondtoons. $ H,
De kleinere Intervalkn, als de Secunde, Terts>
Quart en Quint, maken de Melodij vloeijcnder, dan de fprongen in de Sexte, Septime en Oc■> taaf enz. Men moet de eerfte dus meer ge- bruiken, dan de laatfte. Echter kunnen fom* tijds bij toornige, ja zelfs bij vrolijke harts- togten dej fprongen eene goede uitwerking doen. S. i5-
Men kan ook vreemde loonen, welke in de
II. OEBL. £ ToOll'
|
|||||||
l3 VAN DE MELODIJ.
|
|||||
Toonladder van den Hoofdtoon niet begrepen
zijn, gebruiken, mits dezelve gemakkelijk te zingen zijn. (fig. 6.) §. 16.
Eene Melody, welke geene andere toonen
laat hooren, dan zulke, welke in de Toonladder liggen, zal fchielijk vervelen en plat vvorden. Het doet dus eene goede uitwerking, wanneer men fomtijds vreemde, en in de Toonladder niet voor- komende toonen gebruikt, vooriil wanneer 'er een hoofd-accent moet plaats vinden, S- 17-
De overmatige en de verminderde IntervaUen,
moet men (zoo veel mogelijk is) fpaarzaam ge- bruiken , als de overmatige Secunde; de vermiit' derde Terts; de verminderde Quart; de over~ matige Quart; de overmatige Qitint, en de tvermatige Sexte (fig. 7.) Somtijds kunnen deze vonrtgangen (progresften)
der Imervalkn bij onrustige en toornige harts- togten, met vrucht, gebruikt worden, maar dan komt meer de bartstocht, dan de vloeijende Me- lodij in aanmerking. S- 19.
|
|||||
.VAN DE t&EtOT>1}i ^g
Eerie Mdodij, vrelke door de diatottifche klank-
trappen voorgaat, is voor elk oor bevattelij? en aangenaam. (fig. 8.) Maar lopende Pasfagien van de Prime lot
de Octaaf, en van de Octaaf weder tot de Prime, wofden walgelijk en vervelen. (fig. o.}_ $ 21.
Octaven-ioopen , welke traptwijze herhaald
worden, behagen beter. (fig. 10.) $. aa.
Het Is niet onbehagelijk, wanneer men, op-,
waarts of nederwaarts gaande, de tweede noot herbaalt. (Plaat II. fig. i.) § 23*
Soortgelijke progres/ien van toonen, welke van
Secunde tot Secunde voortgaan, kunnen menig" vuldig veranderd worden, en aanleiding geven tot velerhande bevallige Melodijen. (fig. 2.) B a $. 24*
|
||||
l*t VAN DE MELODIJ.
S- 24.
In langzame en treurige ftukken kunnen vele
Heine Secunden en overmatige Primen achter elkan- der volgen, en doen eene goede uitwerking. (% 30 $ 25.
Zoo wel opwaarts als nederwaarts kan men
drie achter elkander volgende gtoote Secunden gebruiken. (fig. 4.) $. 26.
In de Toonfoort over de kleine Terts kunnen
opwaarts vier groote Secunden achter elkander vol- gen. (fig. 5.) doch nederwaarts klinken ze niet goed, en het voorbeeld bij fig. 7. is dus beter, dan dat bij fig. 6. $ 2?.
De overmatige Secunde is vrij hard, en wordt
dus zelden gebruikt: doch in de Toonfoort der kleine Terts komt dezelve voor, wanneer men van de kleine Sexte in de gmote Septime van den Hoofdtoon gaai. (fig. 8.) a- r %. 28.
|
||||
VAN DE MKLODIJ. 4J
S 28.
Nrch twee overmatige, noch twee verminderi.
tie Intervallen kunnen achtei elkander volgen. $ apv
Tertsfprongen, opwaarts of nederwaarts, aiffr
gemakkelijk en aangenaam; 00k kan men eene | geheele menigte daarvan achter elkander gebrui- ken. Cfig- 9-) & 30*
Vier kleine Tertfen achter elkander kunnen
zopwel opwaarts, als nederwaarts gebruikt wor- sen, (fig. 10.) S- 31-
1
Tertfen, welke boven malkander in een<? rij
geplaatst worden, zyn aangenaam,- maar dezelve moeten alle in de Harmonij van de Bas-noot begrepen zijn (fig. 11.) De verminderde Tens gebruikt men wel »«
/lewaartf, maar niet opwaarts, Het voorbeeld |
||||
4» VAN DE MEL0D1J,
|
|||||
op Plaat III. fig. i, is goed, maar dat bij fig.
2. niet goed. 5» 33'
Quartfprongen, weiVe in de Quart opwaartt
gefchieden, zijn goed en gemakkelijk om te zin- gen, voora!, wanneer de fprong eene reina Quart in zich bevat. (fig. 3.) Doch fprongen in de Quart nederwaarts, zijn
voor het gehoor niet aangenaam, en zijn 00k ongemakkelijker te zingen, dan de lprongen in de Quart opwaarts. (fig. 4O S- 34-
Men kan in de Melodij wel met twee reine
Quarten achter elkander klimmen, maar niet dalen. Fig. 5, is dus goed; maar fig. 6. niet goed, S- 35-
Een fprong in de overmatige Quart is wel
moeijelijk te zingen j doch wordt in het Recitatief dikwijls en zonder bedenking gebruikt, (fig. 7,) $. 3^
Gnder de ongewene Pregresfi'in behoort 00k
tie fprong in de verminderde Quart; center kan do |
|||||
VAN DE MELODIJ. «3
Zfilve, op zijn tijd en plaats, zoo wel opwaarts
als nederwaarts goed gebruikt worden. (fig. 8.) S- 37-
Vele reine dalende Quinten achter elkander:,
die trapswijze nederwaarts gaan, zijn goad, (fig* 9.) Opwaarts zijn ze zoo goed niet (fig. 10.) De dalende Quinten, welke trapswijze opwaarts gaan, zijn 00k goed. (fig. 11.) §. 38.
Twee of meer onmiddelijk op elkander vol-
gende Quintfprongen, of zij opwaarts of neder- waarts gaan, zijn voor het gehoor niet aange- naam. (fig. 12.) Doch bij het einde van eert Muzijkftuk b. v. in eene Aria, zijn twee op' waarts gaande Quinten goed. (fig. 13.) en in eene Bas-tnelodij zijn twee Quinten, nederwaarts gaande, insgelijks goed. (fig. 14.) S- 29-
Onder de ongewoone Progresfien behoort 00k
de fprong in de valfche Quint, weike eene ver- wisreling of omkering der overmatige Quart is. Het doet fomtijds eene goede uitwerking, wanneer men beide voorzeide Intervallen beurtelings ach- ter rnalkander gebruikt. (fig. 15.) B 4 .£. 49.
|
||||
94 VAN DE MELODIJ,
|
|||||||
$ 4°«
. De fprong in de over mat ige Quint kan maar
epwaarts gefchieden. (fig. i6.~) doch in Ben- melodijen, welke niet gezongen, maar gefpeeld nioeten worden , kan die fprong ook nederwaarts plaats vinden. (fig. 17.) S- 41-
Sprongen in de Sexte welke in de Toonlad*
der liggen, zijn wel niet ongemakkelijk te zin- gen; doch, daar de fprong vrij groot is, doet men beter, in Pbcaal-muzijk, niet vele Sexten achter elkander te plaatzen. In InftrumentaaU muzijk kunnen vele Sexten achter elkander vol* gen. (fig. 18.) $ 42-
Men kan niet meer, dan twee Heine Sexten
achter elkander gebruiken. (fig, i<?0 $ 43.
Sprongen, welke achter malkander in eene
Sexte nederwaarts gaan, kunnen bijkans onmo gelijk gezongen worden. (fig. no.) 1-44.
|
|||||||
VAN DE MEL0D1J.
|
|||||||
*5
|
|||||||
Twee Sexten boven malkander, onmiddelijk
in eene Rij geplaatst $ komen niet voor, dan bij Hatptggiot of breking der Accoorden. (Plaai IV. fig. i.) Sextfprongen * welke beurtelings door cene .&-
cundprsgresfie verva'ngen worden, zijn gemakke- kelijk, en aangenaam voor het gehoor. (fig, a.) $. 46.
De fprong der overmatige Sexte wordt gebruikt
in het breken der Harmonij, of als inleiding tot den volgenden toon. (fig. 3.) $. 47«
De Sprong in de kleine Septime is zeer aan-
genaam, en gemakkelijk te zingen. (fig. 4.) Ins- gelijks kan 00k de fprong in dc verminderde Septime opwaarts en nederwaarts gemakkelijk gezongen worden. (fig. 5.) S- 48.
I)e fprong in de groote Septime is hard, en
B s was |
|||||||
a6 van de melodij.
|
|||||
was eertijds verboden, doch dit Interval kan font-
tijds zoo voorkomen, dat het gemakkelijk kan gezongen worden, als e f in fig. 6.
Ook doet deze fprong in een Ripieen Bas-
melodij, fomtijds, een goede uitwerking. (fig. 7.) S- 49-
De fprong in de Octaaf is zeer gemakkelijk te
zingen, en wordt dus zeer dikwijls gebruikt. $ 5°-
De fprong in de None zoo wel in de kleine
nls in _de groote is ook met ongemakkelijk te zingen, om dat de None zoo digt bij de Oc- taaf ligt, en de zanger zich dezelve als Secunde van de Octaaf kan verbeelden. Deze Nonefprong komr maar opwaarts voor, en de laagfie noot is de Dominante van den Grondtoon. (fig. 8.) §■ 5i>
De ovcrige fprongen in de Decime, Undecime,
Duodecime euz. kunnen insgelijks, echter maar zelden, gebruikt worden; doch beide Intervallen moeten in eenerlei Harmony begrepen zijn. (fig. 9.) Indien de Harmoni] in beide Intervallen ver-
fchillende is, dan zijn zulke fprongen zeer on- gemakkelijk te treffen. (fig. 10.) S- 52.
|
|||||
VAN DE MKLODIJ. &"[
Betreffende de grootere en kk-inere Proqres-
pen der Intervallen, moet men de hoogte en /##£/£ van een Injirumem, of van de menfehc- lijke ftera in aamnerking nenien, waarvoor de Melodij moet gecomponeerd worden. In da I!oo- ge ftemmen doen kleinere, en in de Eas-fl:eui- men grootere Intervallen eene goede uitwerking. X>it wil niet zeggen, dat de Cas - melodij gedu- rig fpringen, en de melodij van eene hooge item flechts met Secunden en Tertfen voortgaau zal; maar de groote Progresfien zijn, over het geheel genomeu, natuurlijker in de laagte, en kunnen, zonder de Bas ■ melodij het vloeijende te bsne- men, meer gebruikt worden, dan in eene hoo- ge flem, in welke daar en tegen meer kleine Intervallen, dan fprongen kunnen plaats vinden. Hierin beftaat het onderfc!ieid van eene vloei-
jende Bas-Aria, en van eene vloeijende Sopra- no'Aria. Het verfchil der Cadenzen is niet in ftaat, dit alleen te kunnen uitwerken, $ 53-
'Er heeft ook een groot onderfcheid plaats
tusfchen eene vloeijende melodij voor eene Zang- ftem, en tusfchen eene vloeijende melodij voor <jen Infirument. Op een Inftrument kunnen Pro' grtsji'en en Pasfagien uitgevoerd worden, welke in
|
|||||
(
|
|||||
fiS VAN DE MEL0D1J.
in de Zangftem onmogelijk zijn, zoo als b. v.
Harpe'jghs en Spring :nde progresfien achter mal- kander-, welke met tegen de vloeijende melodij voor een Inftrument zijn, zoodra dezelve maar goed daarop kunnen uitgevoerd worden. Daar en tegen kan fomtijds eene pasfagie, welke uit de zangbaarfte progresften beftaat, al het vloeijen* de verliezen, vvanneer zij tegen de Applicatuur van het inftrument is te zameugefteld , en alleen met groote moeite op hetzelve kan uitgevoerd worden. Het is dus volftrekt noodzakelijk, dat een Com-
ponist het Inftrument wel kent, voor lutwelk hij wil componeren. Jeder Inftrument heeft iets bij> zonders, hetgeen aan hetzelve alleen eigen is; en indien een Componist het Inftrument zelve niet kan fpelen, dan moet hij ten minfte volkomen weten, wat op hetzelve, gernakkeltjk of moeijelijk, kan uitgevoerd worden. $♦ 54-
Het zelfde heeft 00k plaats bij de menfchelijko
ftem. Hij, die voor de Zangflem wil compo* neren, moet zelve een Zanger zijn, of moet ten minfte (zoo hij geene goede ftem heeft) in zijn geest kunnen zingen. ----- N Bij de zangraelodij is vooral noodzakelijk, dat
de progi esfien der toonen , naauvvkeurig, met de woorden overeenftemmen. De Componist moet e§n hoofd*
|
||||
VAK DE MELODIJ, ft?
foofdwoord geheel anders behandelen, dan k©rte
lettergrepen of nietsbeieekem'e woorden. Hij moet de taal der Dichters zoo naauvvkeuri^ ken- nen, dat hij zoo wel de kracht van ieder woord gevoelt, als de graden der menigvulJige hooge en lage decent en, en dat hij den toon der uit- drukking (expresfie), volkomen in zijne magt heeft. De taferelen der Dichters moet hij fchilderen door klanken: zijne denkbeelden door gewaarwordin- gea, en gewaarwordingen door toonen aangeven. De Componist behoort zich ook in het de- clameren te oefenen, en moet hetzelve verftaan. Wanneer de ftem bij het dec'.ameren der woor« den zich verhefl, dan moet de melodij niet da- len of afnemen; en wanneer de ftem bij het de- clameren daalt, dan moet de melody niet klim- men. Hierop moet een Zangcomponist zich vol- komen toeleggen, of hij zal telkens in gevaar Zijn, van fouten te begaan, en daardoor al den invloed, die een zangituk anders kan te weeg fcrengen, verminderen, of wel geheel wegnemen. S- 55-
Een Compenist moet ook vooral de grenzen
der toonen, zoowel van de menfchelijke ftemmen, als van alle Inflrumenten, welke in een Orchest gebruikelik zijn, kennen, op dat hij in zijne Compofitie niets plaatze, dan het geen kan uitge- voerd worden. (Hiervan zal in een bijzonder Hoofdftuk gefproken worden.) S- 56.
|
||||
*0
|
|||||||
VAN DE MEL0DIJ.
|
|||||||
Wannecr eenc Melodij, eenigen tijd, in toonen
voortgaat, vvelke in de diatonifche Toonladder liggen, dan moet men met plotfeling vele vreem- de en chromatifche progresfien gebruiken, om dat andcrs de Eenheid der uitdrukking geheel en al vernietigd zoude worden. In het algemeen meet men met het gebruiken van vreemde toonen, om dat zij moeijelijker, dan de diet' tonifche zijn, voorzigtig omgaan. Zij moeten altijd als Leids toonen voorkomen van dien hat ven toon , welke of boven of onder hen ligt, en moeten terfiond de Harmonlj laten voelen3 uk welke zij genomen zijn. (fig. XI0 S- 57.
Bij chromatifche progresfien moeten die toonen;
welke niet in de Toonladder Hggen, opwaarts gaande, op een' Jlechten tijd van de maat ko» men. Het voorbeeld op Plaat V. bij fig. 1. is dus goed; maar dat bij fig. 2. met goed. Daar en tegen, wanneer zulk eene Chromatifck
progresfie nederwaarts gaat, dan moeten die too» nen, welke niet in de Toonladder liggen, op den goeden of zwaren tijd van de maat komen. Het
|
|||||||
VAN DE MELODIJ. 3*
Het voorbeeld bij fig. 3. is goed', maar dat bij
fig. 4. met goed. Hoewel wij in onze hedendaagfche Muziik gees
Enharmonisch Klankgeflacht hebben , zijn 'er ech- ter Enharmonijche Progresfi'in mogelijk, en wor- den fomtijds, met de beste uitwerking, gebruikt. B. v. wanneer de Zanger a mol, als kleine terts van F heeft, en de Componist leidt de Harmony naar E groote terts en verandert dus het a mol in g kruis, dan trekt de Zanger, zonder dat hij het bijkans zelve weet, zoo veel nederwaarts, als noodig is om de reine terts van E te zingen; en als het g kruis weder tot a mol gemaakt wordt, dan trekt hij weder zoo veel opwaarts. Dit doen goede en bekwame In- ftrumentfpelers insgelijks. (Jig. 5.) Op klavier Inftrumenten, waar de toonen c
' kruis met d mol, d kruis met e mol enz; niets van malkander verfchillen, verbeeldt zich het gehoor toch, door de rukking der Harmonij, het hoo- gere of lagert van het nieuw en vreemd Interval t^ hooren. |
|||||
DER-
|
|||||
III. HOOFDSTUK.
|
||||||
Fan het Bletrum.
§. i.
JHUt Kunstwoord Metrum beteekent, in de Dick-
kunst, de Foetmaat, of den aard en den gang van een Vers, welke naauwkeurig door Voeten afgemeten en bepaald wordt. Deze voeten zijn of van twee of van drie lettergrepen. Tweegre- pige zijn: j.) De Trochaus welke uit e'e'n lange en e'e'n korte lettergreep beftaat ( v) ; als b. v. het vvoord Jpruiten, waar de eerfte
lettergreep lang en de tweede kort is.
a.) De J'ambus, wiens eerfte lettergreep kort,
maar de tweede lang is (" ); b. v.
v -
gedood. 3.) De Spondeus, zijnde van twee lange letter-
grepen ( ) , b. v. burgers. 4) De Pijrrhichius-, zijnde van twee korte V V
lettergrepen (t> v); b. V. btven.
Driegrepige voeten zijn: 1.) De
|
||||||
-,
|
||||||
VAN HET METRUBI. 3J
It) De Dactijlus, zijnde iix\ lange en twee
korte lettergrepen ( v u)j b. v. Kin* " v
tier en. &.) De Anapastus, twee korte en e*dn /d«£e
lettergrepen (y v); b. v. begeleid.
§.) De Tribrachijs, drie korte lettergrepen V V V
(yw~); b, v. beteren.
4.) De Molosfus , drie lange lettergrepen
(--------); b. V. eendrachtigst
5.) De Amphibrachys, die ddn £or/«, 66n Ian*
ge, en dan weder den /brf« heeft (u u) ; V 11 V
b. v. tirannen.
6.) De Bacchius, e'en #o//5 en twee /#>;£■«
y ^-, f^u------); b. v. gehinderd.
7.) De Antibacchius, twee /«»£■£ en e"£n korte
^ __i v ■ (-------u) b. v. hinderde. %.) De Creticus of Amphimacer 66n langei
66n korte, en dan weder e"dn /«»£« let- tergreep ( v ) ; b. v. wandelend.
■ Dubbele voeten zijn onder anderens 1.) De Dispondeus, van vier lange lettergre-
pen (J--------)j b. v. onderfcheidend. a.) i)e Choriambus. 66n lange, twee korte
II. dbsl. C en |
||||
'
|
||||||||||
34- VAN HET METR.UM.
en weder e'e'n lange ( u«-)j b. v.
onbegeleid.
3.) De Proceleusmaticus, vier korte lettergre- pen (uwvu); b. v. gebeteren.
4.) De Dij ambus, 66a korte, 66n lange,weder
&n *«r^e, en e'e'n lange ( u v ); b. v.
v v
leminnelijkst', en andere voeten meer. c
S* 2. i
Men voelt terflond de groote gelijkheid en overee* k^iist dezer voeten met de onderfcheidene bewegingen der gedeeltens van de maat ; want zeh's in de eenvoudigfle verdeeling van een maat kan men deze voeten zeer voelbaar gewaar wor- den. In het voorbeeld bij fig. 6. is ieder maat een Trochaus. Bij fig. 7. heeft de Trochatu ins- geliiks plaats; want, oifchoon de noten in dit voorbeeld aile quarten zijn, zoo komt toclx de Huare Accent of nadruk op den eerften tijd van de maat, en de ligte of korte Accent op den tweeden tijd, De voorbeelden bij fig. 8. en bij fig. 9. zijn
daarentegen jfambisch j De voorbeelden bij fi?. 10. en bij fig. 11. be-
giuuen bcicie met een' fpondius* Hij figt 12. begint de Pasfagie met een' Pijrrhi*
thius. |
||||||||||
■
' 1 ) |
||||||||||
5.3.
|
||||||||||
VAN HET MET RUM* 35
S. 3-
:' ::':-«
Even zoo gelijkvorraig zijn verfcheidene maat-
verdeelingen met de diiegrepige voeten.
In de voorbeelJen bij fig. 13, fig. 14, en
fig. 15. begint ieder maat met een Dactylus* Het voorbeeld op Plaat VI. bij fig. 1. beftaat
tiit Anapestifche voeten. Bij fig. a. begint de Pasfagie met een Tribraclijs, bij fig. 3. met een Molosfus , en bij fig. 4. met een Amphibrachiju In de eerfte maten van fig. 5. vindt men den
Bacchiits, van fig. 6. den Antibacchius, en van fig. 7. den Amphimacer. S- 4-
Ieder van deze voeten kan, op eene zeer ver*
fchillende wijze, in noten worden uitgedrukt, en evenwel dezelfde orde van lange en korte noten influiten of bevatten, Men kan, in deMuzijk,, 00k nog vele andere voeten uitdenken, welke in de Dichtkumt niet bekend of gebruikelijk zijn. B- V» een voet van vijf korte en e'e'n lange lettergrepea (yvvvv }
i
Men moet in het te zamen ftellen van Muzijk*
ftukken de voeten behoorlijk mengelen; want het
zoude zeer eentoonig klinken en vervelend zijn,,
eene Menuet of een andpr fluk te hooren, het ge,en
C * jei
|
||||
jG VAN HET METRUM.
geheel en al uit Jambi, of uit Trtchai was
tc zamengefteld. Wanneer echter een Muzijkftuk met een zeeker
Metrum begint, waardoor ons oor en gevoel ter- flond ingenomen wordt i dan moet men niet te fchielijk of plotfeling tot een ander, en van het eerfte geheel en al verfchillend Metrum overgaan, om dat ons gevoel door zulke fchielijke verandering en tegenovergeftelde beweging zich beleedigd zoude vinden. |
||||||
Tot dus verre ftemmen Dichtkunst en Toon-
kunst, ten opzigte van het Metrum, volkomen met malkander overeen. Zoodra echter die ge- deeltens of leden van de maat, welke het Me- trum bepalen, in de Melodij met verfchillendc foorten van melgdifche Figwen verfierd worden, dan' gaat iets van deze uiterlijke geliikvormigheid verloren, en in dit geval bekomt het Metrum der Toonkxinst iets, dat haar alleen eigen en in de Dichtkunst onbekend is, Ons gevoel verlangt en begeert echter, ook bjj
het gebruiken van melodifche Figuren, die gelijk- vormige achtervolging of voortzetting dier bewe- ging, in welke het vooraf, als 't ware, geftemd is. ■
|
||||||
VAN HET METRUM. 37
§ 7*
■
Onze hedendaagfche Muzijkftnkken beftaan alle
Hit meer dan ddne flem, bij gevolg lift meer dan e'e'ne Melody; uit dien hoofde hangt de ftipte en naauwkeurige beweging van het Metrum niet van de Hoofdftem alleen, maar ook van de andere aanwezende ftemmen te gelijk af. Wan- neer dus de Melodij der Hoofdftem het aangeno- men Metrum niet voelbaar genoeg laat hooren, dan moet de Grondftem, of eene van de andere verzellende ftemmen, de gelijkvormigheid dezer beweging ftaande houden,
*
Zoo dikwijls in de Melodij zulke Fiauren voor-
komen, waar de aangenomen metrifche beweging niet voelbaar genoeg is, dan moet de Grondftem, of eene van de verzellende ftemmen, dit gebrek verbeteren, en de Hoofdftem te hulp komen, om het maatgevoel ftaande en in evenwigt te hou- den: b. v. vvanneer in de Hoofdftem eene pau- zering ftaat op eene plaats, waar eigentlijk, vol- geps het Metrum, eene hoot ftaan moest, dan moet de Bas of eene andere ftem, op de plaats der pauzcring, eene noot aanllaan, om dat an- ders het maatgevoel vernietigd zoude worden. (fig. 3.) C 3 f »
|
||||
*8 VAN HE T MET RUM.
fj ■
S« 9-
Hetzelfde moet ook plaats vinden, warm Eer
de Melodij eene hoot heeft, welke langer of grooter van waarde is, dan eene der maattijden: b. v. eene Quart met een punt, in de maten van twee, drie of vier Quarten; of een Achtfte met een punt in de maat van' twee Quarten, dan moet de Bas of een andere ftem |btj het begin van het punt intreden, ora het maatgevoel te bewaren, (.fig- 90 I, ■.:...
Op dezelfde wijze moet men ook met de Li-
gaturen of Bindingeu omgaan. (Plaat VII. fig. i.) * ■ ■ ' --
■ «
Alle die nooten, welke in de verzellende fiem-
tnen, tot iri ftandhouding van bet maatgevoel noodig zijn, kunnen vermenigvuldigd worden; dat is: men kan zulk eene noot, door verdeeling harer waarde, meermalen aanflaan; b. v. twee Achtftens of vier Zestiendens in plaats van e^ne Quart; of men kan onder zulk eene noot ook nog andere noten mengen. (fij. 2.) |
||||||
§. 12.
|
||||||
_.....-^ ■-.. :.r:}'-:i.::.--ii--.i ..: '*>.;vv3> .■''"' .'■".■*
|
||||||
VAN HET MET RUM.
|
|||||||||
S9-
|
|||||||||
S. 12.
Na eene Zinfcheiding kan fomtijds die noot,
welke het tnaatgevoel moest ftaande houden, zonder belediging van ons oor, uitgelaten vvor- den; zoo als men zien kan in het voorbeeld van fig. 3. waar in de achtfte maat, tusfchert. de tweede en derde zinfcheiding, gemekle noot uit- gelaten is. Deze uitlating gefchiedt fomtijds zelfs in het midden eener zinfcheiding. (Plaat VIII, fig. 1.) § 13.
■ ; .....
Somtijds wordt, wegens bijzondere oorzaken,
de aangenomen metrifche beweging eenige maren achter elkander afgebroken en veranderd. Dit heeft vooral in Zangftukken plaats, als de woor- den, of de veranderde hartstogt zulk eene ver- andering, gebiedend, eifchen. |
|||||||||
IV. HOOFDSTUK.
Van de Bij-noten, W anneer tusfcben de Intervallen, uit welke
C 4 een |
|||||||||
4» VAN DE 11IJ-NOTEN.
een Accoord is te zamen gefield, nog andere
toonen in de een of andere ftem gebezigd wor- den, ora daaruit melodifche Figuren te vormen, dan noemt men dien toon, welken zulk eenc Item, als het wraenljjk Interval van bet Accoord, laat hooren, de melodifche Hoofdnoot, en alle de oyerige toonen noemt men £ij noten. §. a.
Wanneer de melodifche Blj-noten in het Ac-
coord zelve begrepen en te vinden zijn, dan noemt men dezelve harmonifche Bij noten. Men gebruikt deze harmonifche Bij-noten niet alleen in de B oven ft em men, maar ook in den Basms i'pmtijds in alle ftemmen te gelijk, (fig. a.) $ 3-
Maar wanneer de Bij-noten, die tusfchen d.e
melodifche Iloofdnoten gcplaatst worden, niet in het Accoord begrepen zijn, dan volgen zij of op eene melodifche hoofdnoot, of op eene Harmoni- fche Bij-noot, of zij gaan dezelve vooruit. In het eerfte geval worden zij doorgaande, en in het tweede geval wisfelnoten genoemd. j; ■ ! ■'■■■.: -
§ 4'
Daar een doorgaande noot niet in het Accoord
be-
|
||||
VAN D E BIJ-NOTEN.
|
||||||||
41
|
||||||||
begrepen is, dan moet dezelve noodzakelijk met
het een of ander Interval van bet Accoord disfo- neren. Indien zulk eene noot, bij het voortgaan, in dien toon gaat, in welken zij had moeten gaan, in geval zij als eene in het Accoord lig- gende Disfonant was gebruikt geworden, dan is de doorgang regehnatlg. Zoo als bij fig. 3, vvaar de doorgaande Septime /, en de doorgaande No-
ne d, even als wezenlijke Disfonanten, refokeren. Maar, indien dit niet gefchiedt, en de door- gaande noot een' anderen weg gaat, zoo als b. v. bij fig. 4, dan is de doorgang onregelmatig, en dan moetterftond eene andere melodifche boofd- noot of eene harmonifche Bij-noot trapswijze volgen, zoo als bij fig. 4. en fig 5. Daar en tegen is het voorbeeld bij fig. 6. niet goed, om dat de doorgaande noot a met geene harmonifche noot trapswijze verbonden is. y *
Dikwijls echter wordt 00k tusfchen de door-
gaande en de trapswijze daarop volgende harmoni- fche noot, eene andere fpringende harmonifche noot, of 00k eene wisfelnoot ingefchoven, (fig. 7.} ■
|
||||||||
De doorgaande noten kunnen zoowel trapswij-
|
||||||||
4* VAN DEBIJ-NOTE N.
ze als ook fprongswijze op eene melodifche hoofd-
noot volgen. Wanneer dit trapswijze gefchiedt, dan gebruikt men dezelve hoofdzakelijk: : j.) Tot invulling van twee trapswijze op elkan- der volgende melodifche hoofdnoten. (fig. 8.) »i) Tusfchen den lierhaalderl Aanllag eener hat' . mon'tfche noot. (fig. 9.)
5.) Tot invulling der Intervallen -ruimte tus- fchen hormonifche Bij-noten (fig. 10.) en 4.) Tot invulling der Intervallen - ruimte van twee melodifche hoofdnoten. (fig. 11.) |
||||||
Na eene doorgaande noot, welke, trapswijze,
op eene hoofdnoot volgt, (op wclke eigenlijk weder eene harmonifche noot, of eene andere hoofdnoot trapswijze zoude moeten volgen) wordt fomtijds ook eene harmonifche noot fprongswijze geplaatst. (fig 12.) Doch dit gefchiedt zelden, en maar alleen bij vlugge Pasfagiea. § 3.
.
Maar, wanfieer de progresfie der doorgaande jjoot van de voorga'ande hoofdnoot fprongswijze gefchiedt, dan moet terftond op die doorgaande noot eene barmomfche Eij-noot of eene andere melodifche hoofdnoot trapswijze volgen. (Plaat IX. fig. 1.) |
||||||
*3
|
||||||
VAN DE BIJ-NOTEN,
|
||||||
I $. 9.
Hoe eene Dhfonant door den regehnatigen door-
gang opgelost kan worden, kan men zien bij fig. a. en bij fig. 3.
: : > ■ . 1 f . , ^ . ■
$ io,
Wanneer doorgaande noten, die- zoo wel
fprongswijze als trapswijze op hoofdnoten volgeu, en de daar op voJgende melodifche hoofdnoten den eigenften trap der Toonladder be!) aim , zo als bij fig. 4 , dan trekt men deze beide noten dikwijls in 4ine noot te zamen; dat i.s: men maakt van deze twee noten eine noot, welke de waarde van beide noten lieeft. Hierdoor ontftaat eene bekende figuur, in wel-
ke de volgende melodifche hoofdnoot vooruitge- nomen wordt, en welke figuur men, otn die redcn, Anticlpatlo of het vooruitnemen der vol- gende noot rioemt. (fig. 5 ) Dikwijls wordt deze figuur 00k omgekeerd
gebruikt, en de voorgaande melodifche hoofdnoot vertraagd of opgehouden. Dit gef'chiedt, wanneer men, b. v. de noten bij fig. 6. verandert, en dezelve gebruikt als hi] fig. 7. Deze manier noemt men dan Retardatio, of vertraging of ophouding der voorgaande noot. $. 11.
|
||||||
44 VAN DE BIJ-N0TEN.
$. II. *
Harmonifcht en doorgaande noten kunnen, in
verfcheidene ftemmen, zeer wel tegen malkander gebruikt vvorden, mits men maar ieder foort van deze noten behoorlijk weet te behandelen. (fig. 8.) $♦ 12.
Wanneer men, in plaats van eene melodifche
hoofdnoot terftond te laten hooren, eerst eene andere trapsvvijze voorafgaande noot gebruikt, welke niet in het Accoord begrepen is, dan wordt zulk eene noot een Wisfelnoot genoemd. $ i3«
Op de Wisfelnoot moet of de melodifche
hoofdnoot, of eene hartnonifche noot trapsvvijze Yolgen, (fig. 9.) ■
Eene Wisfelnoot is niet in het Accoord be« grepen; bij gevolg moet dezelve noodzakelijk met bet een of ander Interval van het Accoord dhfoneren. Indien de Wisfelnoot in dien toon gaat, in welken
zti had moeten gaan, ingeval zij als eene in bet Accoord liggeiide Dhfonant was gebruikt gewor-, den,
|
||||
VAN DE BIJ-NOTEN. 45
den, dan is de Wisfelgang regelmatig; zoo als
bij fig. 10. waar de, als Wisfelnoot gebruikte, Quart /, en bij fig. 11. waar de in den Wis- felgang voorkomende overmatige Quart b, even als wezenlijke Disfonaten refolveren. Maar, indien dit niet gefchiedt, en de melodU
fche hoofdnoot, of de harmonifche noot wel traps- wijze op de Wisfelnoot volgt, doch niet zooda- nig, als zij bad moeten volgen, wanneer zij als Disfonant was ge.bruikt geworden; dan is de Wisfelgang wel owegelmattg, maar wordt echter zeer dikwijls gebriiikt. (fig. ia.) s-15.
Even zoo wel, als men op eene doorgaande
jioot eene wisfelnoot kan laten volgen, zoo als bij fig- I3«j zoo kunnen 00k, in verfcheidene (lemmen , wisfelnoten en doorgaande, of harmoni- fche noten en wisfelnoten zeer wel tegen mal- kander gebruikt worden. (fig. 14.) In eene gezwinde beweging kunnen, voor eene
melodifche hoofdnoot, zelfs twee wisfelnoten ach- ter malkander gebruikt worden. (fig. 15.) |
|||||
V. HOOFD-
|
|||||
V. HOOFDSTUK.
Van de Beweging ^ Maat en Rhijthmus*
s-1.
De best opgeftelde Redevoering zoude ten deele
onverftaanbaar en geheel en al onaangenaam zijn, wanneer de Redenaar in het voorftel geen be- hoorlijke maat van gezwindheid vvilde vvaarne- wen, noch door Accenten , met de langheid en kortbeid der lettergrepen overeenftemmende, de woorden van elkander afzonderen , en eindelijk door geene rnstpunten de zinfeheidingen en Pe- xioden onderfebeiden. Het is even zoodanig met de Muzijk gele«
gen. De aandoenlijkfle melodij zoude alle kracbt, alle uitdrukking, en alien invloed geheel en al verliezen, wanneer men eene opvolging van toonen, zonder bepaalde gezwindheid of beweging, zonder Accenten en zonder rustpunten wilde uit- voeren. Derhalve geven Beweging, Maat ea Rhijthmus aan den zang of de melodij kracht en leven. |
||||||||
.
|
||||||||
.,
|
||||||||
VAN DE BSWEGING, MAAT EN RIIIJTHMUS. 4?
S- 2. > De Beweging 1-epaald den graad van gezwind-
heid, welke graad reeds voor zich zelven van be- lang is, ooi dat hij of eene onrustige of eene bedaarde gemocdsgefteltetiis te kennen geeft: de Maat bepaald de Accenten, als ook de langheid en kortheid der toonen, en het ligt of nadrukke- lijk voorftel, en vomit uit toonen, als 't ware, woorden; maar door den Rhijthmus voelt ons oor niet alleen de enkele zinfcheidingen, welke uit de toonen of woorden gevormd zijh, maar ook de Petiodett) welke uit verfcheidene zinfchei- dingen zijn te zamengefteld. Een zang of mu« ztjkftuk, waarin deze drie dingen behoorlijk ver- eenigd zijn, wordt dan eene verftandige en ver- rukkende rede.
■
§ 3»
Geen van deze drie dingen alleen is toerei-
kend, om het Karakter van een muzijkftuk naauwkenrig te bepalen; maar, door derzelver vereeniging en wederzijdfchen invloed op malkander, wordt het eigentlijk Karakter van een muzijkftuk vastgefleld en bepaald. Twee ftukken kunnen eenerleien graad van het Allegro of Adagio heb- ben, en toch zelfs daardoor eene zeer verfchil- Iende uitwerking doen, om dat, volgens den aard tier maat, de beweging bij eenerlei gezwindheid vlusj*
|
||||
48 VAN DE BEWEGING,
|
||||||
vlugger, of nadrukkelijker, ligter of zwaarder is,
Hieruit blijkt, dat de Beweging en de Maat hare kraclit vereenigen mceten. Even zoodanig is het 00k met den Rhijthmus gelegen. Dezelfde zinfcheidingen en Perioden, uit welken eene Me- lodij beftaat, kunnen, volgens het onderfcheid van Maat en Beweging, eene zeer verfchillende uitwerking hebben. Hij, die dus eene melodij wil componeren, moet , noodzakelijk, op de ver* eenigde werking van Beweging, Maat en Rhijth- mus te gelijk of gezamentlijk letten. S- 4-
Elke melodij moet een natuurlijk en getrouw
fchilderij van eene gewaarwording of hartstogt z'yn, in zoo verre dezelve door eene opvolging van toonen kan gefchilderd worden. Ieder harts- togt heeft, zoo wel in hare innerlijke werking, als in hare taal, door welke zij zich uitdrukt, hare gezwindere of langzamere, hevigere of be- daardere beweging, en deze beweging moet 00k de Compenist, volgens den aard der hartstogt, die hij wil uitdrukken, juist en naauvvkeurig trefFen. § 5-
Een jong Componist moet zich bevlijtigen, de
natuur van elke hartstogt en gewaarwording, ten |
||||||
op-
|
||||||
MAAT EN RHIJTHMUSi 4p
opzigte der beweging, naauwkeurig, te leeren ken-
nen, op dat hij niet in dien grooten fout ver- valle, aan eene melodij eene langzame beweging te geven, waar ze gezwlnd , of eene gezwinde, waar ze langzaam zijn moet, S, 6,
Hij moet ook trafihten een juist gevoel van de
natuurlijke beweging van ieder foor't vart maat te verkrijgen , of van bet geen Tempo giusto is. Hiertoe geraakt hij door eene vlijtige oefening in allerlei foort Ivan Dans-ftukken. Elk Dans- fttik heeft zijne vaste maatbeweging, die door de maatfoort en door de foorten der noten, welke daarin gebczigd worden, bepaald wordt. Betreffende de maatfoorten, dan hebben die van
grootere tijden of tempo's, b. v. de Alia Breve maat en de maat van Drie Halve Noten, eene zwaardere en langzamere beweging, dan die van kortere tijden, als b, v. de maat van f-, £ en |, en deze zijn wcder minder vlug, dan de maat van §. Aangaande de foorten van Noten, dan bebben
die Dans-flukken, waarin Zestiendens en Twee- 'indertigjiens voorkomen, eene langzamere maat- beweging, dan zulke, die bij dezelfde maatfoort flechts Achtjiens, .en op zijn hoogst Zestiendens, als gczwindlte noten, kunnen verdragen. II ft EEL b . $. 7,
«
|
||||
VAN DE BEWEGING,
|
|||||||
5=>
|
|||||||
S- 7»
Het Tdw/o £/«rt0 wordt derhalve doof de fooft
van maat en van langere en kortere noten van een muzijkftuk bepaald, Wanneer men hiervan een juist gevoel heeft, dan begrijpt men ook fpoedig, hoeveel de bijwoorden largo, adagio, andante, allegro9 presto , en hunne Modificatien , als: larghetto, andantino, allegretto, prestisfimo» aan de natuurlijke maatbeweging, betrefFende de gezwindheid of langzaatnheid, bijvoegen of af- ncmen. Wanneer een Componist in ieder foort van bevveging' kan componeren, en de beweging van elk ftuk naauwkeurig beteekent, dan kan hij ook, met regt, verwachtcn, dat de regte bewe. gtng van de uitvoerders zal getroffen worden. S. s.
De beweging in de Muzijk is echter niet en-
kel en alleen bepaald door de verfchillenJe gra- ven van het langzame en het gezwinde; maar dezelve hangt ook zeez; veel af van de hartstog- ten, welke in een nmzijkfhik heerfchen. Daar de hartstogten zoo veel van elkander verfchillen, kan ook de beweging in de Melodij bij eenerlei graad van gezwindheid of langzaamheid hevig of zacht, huppelcnd of eenvormig, vurig of krachteloos zijn; om deze verfcheidenheid te bewerkcn moe- (en er ook verfchiUende foorten van Noten-fi- |
|||||||
MAAT EN ItHIJTHMUS. $1
gnren gekozen worden; zoo als men zien kan aan
de voorbeelden op Plaat X. van fig. I. tot fig. 12* Elk van deze voorbeelden verfchilt van de overige in Tempo en maatfoort, en bij die ge- nen, welke van eenerlei Tempo en maatfoort zijn, beftaat het onderfcheid in de Noten- figuren, uii welke de Melodij is te zamen gefteld. S« 9-
Vrolijke hartstogten vereifchen in 't algemeeri
tene gezwinde maatbeweging; daarentegen moet men , bij treurige harrstogten , meestal eene langza- me maatbeweging gebruiken. § 10.
Een Componist moet de grenzen der gezwinde
of langzame beweging niet te buiten gaan. Het geen al te gezwind is, kan niet duidelijk uit- gevoerd worden, en hetgeen al te langzaam is, kan niet gemakkelijk verftaan of begrepen worden. $. it.
Wegens den langen nagalm der lage toonen
moet men, zoo veel mogelijk is, alle fchielijke cf gezwinde noten in de laagte vermijden ; daar en tegen doen gezwinde noten in de hoogte eene tJetere uitwerking, dan hug uitgehoudene toonen, tf 3 $. 13-
|
||||
rfjj VAN DE BEWEGlNft*
|
|||||
S» 1*.
Een Componist moet de beweging z'yner Mu->
zykftukken zoo naauwkeurig beteekenen, als moge* lijk is, en, wanneer hij befpeurt, dat bij een Allegro het enkel woord allegro niet genoegzaam of voldoende is, dan moet hij deze beweging nader uitdrukken door de woorden allegro asfai, allegro tnoderato, poco allegro enz: ook moet hij niet vergeten het Karakter van het ftuk aan te dui« den door woorden , welke daarop betrekking hebben , b. v. Maestofo, fcherzando , mesto. enz. S- *S<
Eene melodij, in welke alle toonen met gelijke
kracht of met eenerlei nadruk gezongen of ge« fpeeld worden, en in welke ook alle toonen doorgaans eenerlei waarde of lengte hebben, (zoo als b. v. een Gezang, het welk uit enkele heels noten beftaat,) heeft veel overeenkomst met een* eenvormig vlietenden flroom. Het eenigfte, wat het eene gezang van het andere zoude kunnen onderfcheiden, zoude in het fneller of langzamer ftroomen beftaan. Het eene gezang zoude een' bruisfchenden ftroom, een ander eene langzaara vlietende rivier, en een derde een zacht ruisfchend of munnclend beekje gelijken. Indien men zich dan verbeeldt, zulk een gezang door 6£n, twee, drie, of door eene geheele menigte menfchen ta boo-
|
|||||
MAAT EN RHIJTHMUS, 53
hooren zingeu, dan is dit ook alles, wat het
eene gezang van het ander kan onderfcheiden. De geheele kracht of uitdrukking van zulk een gezang zoude enkel en alleen in het zachte of .ligte, of in het vlugge of hard ftroomende beftaan. Zulk een gezang zoude ons in flaap vviegen, of wakker maken. Zal eene melodij aan eene Redevoering gelijk-
vormig en tot de uitdrukking van menigerlei ge- waarwordingen en hartstogten bekwaam worden, dan moeten enkele toonen, tot beduidende woorden, en woorden tot verftaanbare voorftellen gemaakt worden. Dit gefchiedt eensdeels door Accenten, welke op eenige toonen gelegd worden, ander- deels door de langheid en kortheid der toonen. In de naauwkeurige eenvormigheid der Accen-
ten, die op eenige toonen gelegd worden, en welke Accenten op even dezelfde tijden wedet voorkomen, als ook in de volmaakt regelmatige verdeeling der lange en korte toonen, beftaat ei- gentlyk de maat. Een Gomponist moet niet alledn alle gebruike-
ltjke maatfoorten, ieder volgens hare wezenlijke
hoedanigheid en juiste uitvoering weten, maar ook
D 3 den
|
|||||
----- ----. __________ .',..........______
|
|||||
5+ VAN DE BEWEGINO,
|
|||||
den geest en het Karakter van ieder maatfoor?
naauwkeurig kennen; ook moet hij, wannecr hi] over woorden eene Melodij zal componeren, de teste maatfoort daarvoor weten te verkiezen. §. 16.
Wanneer men eene opvolging van gelijke fla-
gen hoort, die in een' gelijken tijd na malkander herhaald vvorden, zoo als bij fig. i. op Plaat XI, dan leert ons de ondervinding, dat wij in onze gedachten terftond eene maatvormige ver- deeling dezer flagen maken, om dat wij dezelve in gelederen rangfchikken, waarvan ieder gelid een gelijk getal flagen in zich bevat, en wel zoo. danig, dat wij op den eerften flag van elk gelid een' Accent plaatzen, of hem harder, dan de overige meenen te hooren. Deze verdeeling kan op drieerlei wijze gefchie-
den; namelijk, wij verdeelen deze flagen in gele- deren ieder van twee flagen, zoo als bij^g-. 2.; of in gelederen van drie flagen, zoo als bij figQ 3. j of ook in gelederen, ieder van vier flagen, zoo als bij fig. 4. Wij vormen ons gecne gelederen van vijf of
zeven flagen, maar wel van zes flagen, vooral, wanneer de flagen eenigzins gezwind op elkander vol- gen; doch dan maken wij in onze gedachten eene onderverdeeling, waardoor deze zes flagen aan |
|||||
MAAT EN RHIJTHMUe. 55
de gemelde gelederen van drie of twee flagen we-
der gelijkvormig worden. (fig. 5.) Op zulke wijze kunnen 00k negen of twaalf
flagen in gelederen van drie en vier flagen ge- rangfchikt worden. (fig. 6.) In deze voorbeelden zijn velerlei flagen in 66n
gelid gcbragt: de daarboven fiaande flrepen e:i punten beteekeneii de hoofdflagen, aan welke de overige ondergefchikt zijn, om dat ze niet zoo duidelijk, als de andere, gevoeld worden, Hier- door worden deze gelederen aan de daar onder- flaande gelederen weder gelijkvormig, en zijn, om zoo te fpreken, dezelfde. Bij gezwinde flagen kunnen nog veel meer op
ddnen hoofdflag gerekend worden; de orde der gelederen blijft echter altijd dezelfde. (fig. 7.) s. 17.
De maal beflaat dan eigentlijk uit twee, drie
of vier gelijke tijden, en men zoude dus 00k flechts drie teekenen noodig, hebben, om deze drie maatfoortcn aan te duiden; doch, uit hetgeen in $. 6. en §. 7. van dit Hoofdftuk gezegd is ove* het Tempo giusto en over de natuurlijke beweging der langere en kortere nootfoorten, blijkt, dat de maatfoort van twee Halve Noten met die van twee Quarten, en de maatfoort van drie Quarten met die van drie Achtflens, hoewel zij van ger lijke tijden zijn, echter zeer aanmerkelijk in be- D 4 we« r
%
|
||||
5^ VAN DE BEWEGING,
weging van elkander verfchillen. Ilierbij komn
nog, dat langere nootfoorten altijd zwaarder ea . nadrukkelijker uitgevoerd worden, dan kortere , en dat, bijgevolg, een muzijkftuk, hetwelk zwaar en nadrukkelijk zal uitgevoerd worden, ook in lange nootfoorten, daar en tegen een ander dat ligt en boertend zal uitgevoerd worden, flechts in korte nootfoorten moet gefchreven zijn. § 18.
Men verdeelt de maatfoorten ook in enkele en
in tezamengeflelde maatfoorten, Enkele maatfoor- ten hebben die hoeeianigheid, dat clke maat flechts ddnen voet bedraagt, en in bet midden niet gedeeld kan worden. De tezamengeftelde maatfoorten daarentegen kunnen, om dat ze uit twee enkele ziju tezamengefteld, in het midden ^an elke maat gedeeld worden. $. 19.
Onder de enkele maatfoorten van twee tijden
behoort: : 1.) De maat van Twee Halve Not en, of Alia
Brevemaat. Deze tnaatfoort wordt veel gebrulkt in
Kerkmuzijk], Fugen, en wel uitgewerkte Kooren; dezelve is zwaar en nadrukke- lijk , doch wordt nog eeus zoo ge- ' " zwind |
||||
MAAT EN RHIJTHMUS. 57
|
|||||
zwind uitgevoerd, als hare nootfoortcn
te kennen geven, b. v. eene Halve noot zoo gezvvind als eene Quart enz.; maar wanneer men de beweging langzamer be- geert te hebben, dan wordt dit door de woorden grave, adagio, enz: aangeduid. «.) De maat van Twee Quarten. Deze maatfoort heeft de beweging van de
Alia Brevemaat, doch wordt veel ligter voorgefteld of uitgevoerd. Men zoude misfchien kunnen denken, dat het eenerlei of hetzelfde zij, of men een muzijkftuk in de Alia Brevemaat, of in dc maat van f componeerde, doch het onderfcheid in de uitvoering is al te voel- baar, dan dat men het niet befpeuren zou- de. Wanneer men b. v. de Meladij bij fig. 8. welke in de Alia Brevemaat gefteld is, vergelijkt met fig. 9., dan zal men terftond bemerken, dat dezelve in de Al- ia Brevemaat veel deftiger en nadrokke- lijker is, dan in de maat van de twee Quarten. Hierin beftaat het onderfcheid der maat-
l foorten van gelijke tijden. Zoowel de maat van Twee Quarten, als
de maat van Zes Achtfiens, welke uit de Tweequartmaat onlftaat , worden zeer dikwijls gebruikt. In hare natuurlijke bewe- ging zijn Zestiendens en eenige weinige op D5 el. |
|||||
gS . V AN DE B E VVEG1NO,
elkandsr volgende Tweeendertigftens hare
kortfte nootfoorten. § 20.
In de maatfoorten van twee tijden bedraagt
elke maat een' voet van twee deelen, waarvan het eerfle dee!, innerlijk lang en het tweede in- nerlijk kort is; bijgcvolg moet elke hoofdnoot van een melodisch voorftel op den eerflen tijd van .de maat of op den ttederflag vallen. Waiineer men b. v. de woorden: Heer! gij
zij't mijn troost alleen: muzijkalisch en volgens de maat wil verdeelen, dan kan dit, natuurlijk , niet anders gefcbieden, dan op die wijze, zoo als bij fig. 10. is aangeduid; want het zoude onna« tuurltjk zijn, wanneer men de lange lettergrepeu op den korten tijd van de maat wilde plaatzen, zoo als bij fig. ii. Hetzelfde heeft ook plaats bij eene melodij
zonder woorden, AHe Hoofdttocen moeten op den eerflen tijd van de maat, of op den tteder- flag vallen, om dat de eerfle tijd van de maat het grootst gevvigt lieeft en lang is. Wanneer men b. v. de meiodij bij fig. 12, in
welke de hoofdnoten c, e, g en e op den eer-
flen tijd van den maat vallen, zoodanig wilde. fchrijven als bij fig. 13, dan zoude dit een zeer groote fout zijn, om dat dan het maatge- voel van den eerflen tijd, op den tweeden tijd ZQU-
|
||||
MA AT EN RHIJTHMUS. 59
zoude gelegcl worden. Zulk een verward ge-
fchreven muzijkftuk zoude zeer moeijelLjk en by* kans onuitvoerlijk zijn, S- a?-
De fluitnoot moet in deze maatfoortcn, altijd
op den nederjlag van de maat komen: indien dit anders voorkottit, dan is het een teeken, dat 'er hier of daar in de Melodij een halve maat te veel of te weinig is. $. as.
De maat van Pier tijden is tweee'rlei: name-
3ijk: de groote vierquartmaat, en de kleine of gewone vierquartmaat. Beide maatfoorten heb- ben eenerlei teeken, namelijk C. , doch men kar* dezelve gemakkelijk van elkander onderfcheiden, door het woord grave, hetwelk de groote vier- quartmaat te kennen geeft. Deze groote vierquartmaat heeft eene zcer zware
beweging , en is, wegens hare nadrukkelijkheid, bijzonder gefchikt tot groot Kerkmuzijk, Kooren en Fugen. De gezwindfte noten van deze maat zijn Achtftens, of eenige weinige op elkander yolgende Zestiendens. De kleine Vierquartmaat heeft eene vluggere
beweging en een veel ligter voorftel. Deze maat wordt zeer dikvvijls gebruikt, en alle nootfoorten, tot de Zestiendens ingeiloten, komen daarin voor. |
||||
6o V A N U E B E W B G1N G ,
Even eens is het gekgen met de maat van
Twaalf Achtflens., welke uit de Vierquartmaat ontftaat. § 23-
In de maatfoorten van vier tijden is de eerfte
fin de derde tijd lang; doch de tweede en vierde tijd kort. De eerstgenoemde worden 00k zwart of goede tijden, en de andere Jlechte of ligtt tijden genoemd , zoo als reeds in het Eerfte Deel van dit werk gezegd is bij §. 10. in het XVMe Hoofdfluk der eerfte Afdeeling. Van de lange tijden, is de eerfte van grooter
gewigt of zwaarte dan de derde, zoo als men zien kan aau het voorbeeld-bij fig. 14.; derhalve moeten de hoofdnoten eener melodij altijd op den terflen .tijd van de maat vallen; de overige too- nen bekomen dan , naar maate der in«erlijke langheid of kortheid der overige tijden, meer of minder gewigt. De fluitnoot. valt in deze maat- (borten altijd op den eerften tijd, en moet vier tijden lang duren, ten zij bij zulke ftukken, wier Rhijthmus in den opflag begint, want dan wordt de fluitnoot flechts zoo lang gevoeld, tot dat na dezelve een nieuwe Rhijthmus beginnen kan. (fig. 15, 16, en fig. 17.) In het voorbeeld bij fig. 15. kan van de fluit-
noot niets afgekort worden, en zoo men, om de eene of andere reden, dezelve ieis korter wil- |
||||||||
MAAT EN RHrjTHMUS. Si
de maken, dan kan men echter geene nieuwe
zinfcheiding of Rhijthmus beginnen, voor dat de vier tijden van de maat afgeloopen en voorbij zijn. Dit betreft niet alleen de laatfle noot van een muzijkduk, maar ook alle fluitnoten van elke muzijkale Periode. Het voorbeeld bij fig. 16. begint met eene
quart in den opflag van de maat; bij gevolg kan de fluitnoot ook niet langer, dan drie tijden., duren; en bij fig. 17. duurt de fluitnoot flechts twee tijden, om dat die melodij met twee quar- ten in den opflag begonnen is. Hierop moet eeen jong Componht wel acht ge-
ven, om een juist maatgevoel te verkrijgen, en naauwkeurig te leeren fchrijven. Het is ook onaangenaam , eene nieuwe Periode te hooren beginnen j voor dat de eerfte geeindigd is. S- 24.
Het valt jongen Componhten over het algemeen
moeijelijk, het onderfcheid der maatfoorten van vier tijden van die van twee tijden duidelijk ge- waar te worden. Dikwijls csmponeren zij een ftuk in de maat van twee tijden , waarvoor zij de maat van vier tijden hadden moeten kiezenj en zoo ook omgekeerd. Om deze dvvaling te ver- mijden, moet men, bij het vervaardigen eener melodij in deze maatfoorten, Haauvvkeurig, oplet- ten, of men bij dezelve vier gelijke flagen zoo- da-
|
||||
ti VAN DE BEWEOING,
danig tellen kan, dat er, tusfchen den tweedeit
en derden flag geen rustpunt, geen comma, ge. voeld worde. Wanneer men tusfchen dc gemelde flagen geen rustpunt of comma befpeurt, dan is de maatfoert van vier tijden. (Plaat XH. fig. i.) Maar, wanneer men tusfchen den tweeden en
derden flag een duidelijk rustpunt, even als een comma in eene rede, voelt, en wel zoodanig, dat de eerfle en derde flag van eene gelijke zwaar- te en gewigt zijn, dan is de maatfoort van twet tijden. (fig. a.) Wanneer men b. v. de melodij bij fig. 3. wil-
de fchrijven alsbii^.4. s dan zoude dezefchrijfwij- ze geheel en al tegen de maat zijn, welke in deze melodij ligt, en zoude dezelfde uitwerking doen, als kwalijk aangebragte comma,s in eene Rede. Men kan gemelde Melodij zeer wel in de mast
van twee quarten fchrijven, wanneer de bewe- ging vlugger, en het voorftel ligter zijn zal;' masr dan moeten de nootfoorten veranderd wor- den, zoo als bij fig. 5. ■ S- 25.
Onder de enkele maatfoorten van drie tijden
behoort: I.) De maat van Drie Halve Noten geteekend
§. Deze maatfoort vereischt een zwaar en langzaam voorftel, en wordt in Kerkmu- zijk dikwijls gebruikt. In dezen ftijl zijn Ath>
|
|||||
(
|
|||||
MAAT EN RHIJTHMUS* 6f
Achtftens de gezwindfte nootfoorten. In
andeie ftukken, welke niet voor de Kerk gefchikt zijn, kunnen ook nog gezwindere nootfoorten gebruikt worden; doch dan moet men in de overige ftemmen de drie tijden van deze maatfoort duidelijk kun- nen voelen, anders zoude de melodij on- verftaanbaar worden. a.) De maat van Drie Quart en. Deze maatfoort heeft een ligter voorftel,
dan de maat van drie halve noten, en hare beweging is die van eene Menuet. Iu deze beweging gebruikt men niet vele achter elkander volgende Zestiendens, veel minder Tweee'ndertigflens; doch, daar de- ze maatsoort, door de bijwoorden adagio, andante, largheito, allegro enz: voor alle graden der beweging vatbaar is, zoo kun- nen ook alle nootfoorten, volgens den aard der gezwinde of langzame beweging , daarin gebruikt worden. De maat van §, welke uit de § maat ont- ftaat, heeft de beweging van de driequart* maat; doch de Achtftens worden in de maat van § ligter voorgedragen dan de Achtftens in de de maat van f. Men zou- de dwalen, wanneer men de maat van % wilde befchouwen als een maat van f-, welker tijden uit Triolen beftonden; want de Triolen in de % maat worden zeer ligti
|
||||||
it VAN DE BEWEGING,
ligt, en, zonder de minfte drukking op de
laattte noot, ui'tgevoerd; daar en tegeri worden de Achtftem in de § maat iets zwaarder, en met eenig gevvigt op de laatfte noot, voorgedragen. gO De maat van Drie Achtften. , Deze maatfoort heeft eene vlugge bewe-
ging, en wordt ligt, doch niet boertend , voorgedragen. Dezelve wordt zeer dikwijls gebruikt.
-
Deze drie maatfoorten ftemmen daarin met mal-
kander overeen, dat men bij elke van dezelve drie tijclen in de maat voelt, waarvan de eerfle altijd/«»g-, doch de derde kort is. De tweede tijd kan, volgens de gefteldheid van net ftuk, Jang of kort zijn. In zware maatfoorten en def- tige ftukken is de tweede tijd gewoonlijk langt doch in ligte maatfoorten kott. Bij fig. 6. komt eene toevallige Disfonant, wel-
ke niet anders dan op een' zwaren maattijd vallen km, op de tweede Quart of tweeden tijd: bij tig. 7. valt het flot op den tweeden tijd, [en is bij gevolg 00k lang: maar bij fig. 8. is' de twee- de tijd kort. |
|||||||
$ *7.
|
|||||||
■ -r
MA AT EN RHIJTHMtJS. Cj
§. 27.
Melodifcrie hnofdndten, tnevallige Disfonanten
en fluitnoten fciuinen llechts op lange tijden val* len- Het gebeurt ec'iter zelden, dat het Hot in de maatfuorten van drie tijden op den t'weedert fcwaaren tijd valt, behalve in Polonoifen, en in Engelfche en Schotfche Danzen, waar de fiuitf- hdbt in den opflag komt; %: 18.
Wanneer in de maat van $ Achtflens, en in
tie maat van § Zestiendens voorkomen, dan is de eerfle van deze Achtflens, of de ecrlte van deze Zestiendetis lung, 5. s>9i
Men vindt zoo vvel in de maat van tvvee! tij-
den, als van drie tijden fomtijds Melodiren, in Welke blijkbaar geheele rhaten beurtelings vari den zwaar en ligt gewigt ziin, zoodanig, dat Wen de geheele maat llechts als linen tijd voelt; Wanneer de Melodtj zoodanig gefleld is, dat men de geheele maat flechrs als deVen enkefen tijd voelt, ddn moeten noodxa'keliik twee materi tfi zamen genome?) worden, om itit dezclve iin friiiat te vorme'n, vvelk'er eer/le dee! !ahg. en net tweede deel kortis; wane, iudien dit zamentrekkerf II; DEEt. E geeri
/
1
|
||||
SS VAN Dl BEWE01NO,
|
|||||||
geen plaats had, zoude men, wegens de tiood-
zakelijke zwaarte des nederflags, eene Melodij van enkel zware flagen bekomen, hetwelk even zoo wonderlijk en onaangenaam zoude klinken, als een Periode van eene Rede, welke te za- roengefteld was uit woorden, alle van iine letter- greep, en waar op elk woord een Accent was geplaatst. Daar van daan komen de te zamen- geftelde maatfoorten, namelijk de te zamengtftel- de % maat, uit twee vereenigde maten van %, en de te zamen geftelde £ maat, uit twee vereenig- de maten van § enz: Het zamentrekken van twee maten gefchiedc
flechts daarom, op dat de fpeler het ware voor* ftel treffen, en de tweede hdft van zulk een maat llgter, dan de eerfle, uitvoeren zoude Men kan deze maatfoorten, als b. v. dc teza- mengeftelde % van de enkele gewoonlijke | mat daardoor getiiakkelijk onderfcheiden, dat de flui- tingen in de tezamengeftelde \ maat zeer natuur- lijk op het tweede deel van de maat vallen, en dus ook maar de helft van de maat voortduren moeten, hetwelk in de enkele % maat niet zoude kunnen gefchieden. Even hetzelfde heeft plaats bij de tezamengcftelde § maat, waar de fluitnoot ©ok op de tweede helft van de maat kan vallen. |
|||||||
MAAT EN. RHIJTHMUS. 4j
i si.
'£r is voor 't overige geen verfchil tusfchen
de tezomengeftelde en e»£e/e maatfoorten, betref- fende het zwaar of ligt voorftel of de beweging; namelijk de tezamengeftelde J maat heeft in be^ weging en voorftel hetzelfde Karakter, als de enkele £ maat. $ 32.
De gebruikelijkfte tezamengeftelde maatfoorten
aijn de volgende: i.)De tezamengeftelde \ maat uit 2 vereenigde f maten.
a.)* ----;----*'!----**»---- I ----1 3.)*----------;«.«*_** »
■lO?------------*|"~ -*----- J .
Met deze tezamengeftelde maatfoorten moet men
zulke muzijkftukken niet verwarren, in welke,, ier vermljding der vele maatftokken, op twee maten flechts an maatftok gebruikt wordt, wel- ke echter, voor het overige, de hoedanigheid der enkele maatfoorten volkomen behouden. Zoo vindt men muzijkftukken van groote Componis- ten, welke eigentlijkin de wezenlijke £ maat zijn opgefteld, doch gedurig na vier quarten (flechts iitten maatftok hebben. |
|||||
E * 1$
|
|||||
08 VAN DE BEWEGING,
S- 33-
Een Componist moet voiral eene juiste bevat-
ting hebben van den geest en eigentlijk Karakter van ieder dezer verhandelde maaifoorten, betref- fende de daarin liggende kracht, om gewaarwor- dingen en hartstogten uittedrukken. Hier komt zoo zeer niet in aanmerking een gelijk of ongelijk aantal der maattijden, a's wel eene langzamere of gezwindere beweging, en een zware of ligte gang van de maat. Eenerlei nuatfoort kan door de beweging en verdere behandeling tot tegenover- geltelde hartstogten gebruikt worden. Daar nog- tans elke maatfoort eene behandeling heeft, welke haar biizonder en bii uitftek voegt, en haar na- tuurltjk en gewoonlijk is; zoo heeft dezelve ook in z"o verre een eigen Karakter, betwelk men haar echter, door eeie vreemde en ongewoonlijke behandeling, ontnemen kan. § 34*
Van de maatfonrten, welke even veel iijden
hebben, is die geene, welke gro«tere of lan^ere tnncittijden heeft, natuurhjk iets ernfliger en fla- tiger, dan die van korte tijden: bij gevolg is de maat van dne hnlve noten zwaarwigtiger, dan die van dne quarten, en ■ d;ze weder minder vlug, dan die van drie achtften. S- 35.
|
||||
MAAT EN RHIJTHMUS. *>q
|
||||||
§ 35-
De Allahrevemaat voegt her best tot plegtigfc
en nadrukkelijke muzijkltukken, en wordt oin die reden in Mbjen en ander plcgiig Kerkmuzijk gebruikt. De groote vierqwrtmaat heeft een' zeer na-
drukkelijken en Itatigen gang, en past het best tot prachtige Kooren, tot Fngen in Kerkrnuzrjk , en bijzondcr tot ftukken, waar pracht en dettigheid vereischt vvotdt. De maat van drie halve tioten is zwaarwigtig en
ernflig. wanneer men niet te veel korte noten in dezelve gebruikt. De kleine of gewoonlijke \ierquarttnaat voegt
zeer vvel tot vlugge en opwekkende tiukken, bij welke ook te gelijk iets nadrukkelijks vereischt wordt. De maat van twee quarten is ook vlng, doch
veel ligter, dan de % maat. Men kan deze maat ook tot boertende ItuKkjn gebruiken. De maat van drie quarten heeft een zacht en
edel Karakter, vooral, wanneer dezelve enkel, of doch meestendecls, uit enkele quarten beftaat. De maat van drie Achtftens heeft eene groote
levendigheid, en kan tot vrolijke, ja zelfs darte- lende en boertende ftukken gebruikt vvordeu. |
||||||
E 3 S« 3<5«
|
||||||
fd VAN DE 8EWECINC,
Deze algeraeene Karakters bekomen nog eene ti»-
dere beftemming door eene bijzondere nootfoort, welke in een ftuk heerfchende is, en door de pro- gresfie van grootere en kleinere intervallen. Zeer verfchillend is, b. v. het Karakter van de % maac, wanneer bijkans door het geheele fluk flechts quar- ten gebruikt worden , dan wanneer vele Achtlkn , of nog kortere noten daarin voorkomen; ook wan- neer de progresfie meestendeels in kleine Intervallen Jjeftaat, of dat 'er vele fprongen in voorkomen» $. 37-
Elke hartstocht is niet altijd van eenerlei kracht,
inaar heeft hare graden en fchakeringen. De blijd- fchap b. v. kan plegtig en bijkans verheven, zij tan luidrugtig, of ook huppelend en baldadig zijn. t)eze en nog nieer andere graden en fchakeringen kan de blijdfchap hebben, en zoodanig is het ook met andere hartstogten gelegen. " ' De' Compontst moet derhalve voor alle dingen
den bijzonderen ftempel der harrstogt, welke hij fchilderen moet, zich naauwkeurig en bepaaldelijk voorftellen, en alsdan eene zware of ligtere maat- fbort kiezen, naar mate die bijzondere fchakering de eene of andere vereischt. |
|||||
$ %h
|
|||||
MAAT BN RHIJTMUS. 7JL
S- 38.
Wanneer men zangrauzijk wil componeren, dan
moet men vooial op de hartstogt letten, welke in de woorden ligt, en , volgens dezelve,' eene van de zware of ligtere maatfoorten kiezen; want alles, vvat in de Allabrevtmaat gezongen wordt, karj 00k in de \ maat gezongen worden; doch het voorftel en de manier van uitvoering zoude ver- oorzaken, dat zulk een ftuk in de Allabrevemaat veel ernjliger, en in de \ maat veel ligter zou- de voorkomen. S- 39.
Men moet 00k onderzoeken, of het Dichtfiuk
eene maatfoort van twee, drie of vier tijden ver- eischt. Ieder lunge kttergreep moet op eene Ian-, ge, en ieder korte lettergreep op eene korte maat- tijd vallen. Het hoofdwoord van een Vers moet op den eerften maattijd te ftaan komen; b. v. in het volgend vers volgt altijd op een lange, ten korte lettergreep, als: Hoogheid, wijsheid, herfenfchimmen
Voor den geen, die met haar praalt, enz:
Deze woorden moeten in de \ maat gefteld
worden, zoo als bij fig, 9. Men zoude hiervoor 00k de f maat kunnen
gebruiken, zoo als bij fig. 10; doch, daar dit
yers een' ernftigen gang heeft, is de % maat ven-
E 4 kittr
|
|||||
i
|
|||||
fl VANDEBEWEGIN0,
kitslifker, dan de | maat. Daarentegen hcbbeq
volgende VTerfen een' vluggen gang, hoewel zij eveh als de vo 'Vg'aande met een lange en korte leiter- greep afwisfelen: Trompetten en Schalmeijen
Doorklonken hof en wal; enz: Deze Verfen in^eten in dfi f maat gefteld wor- den, zoo als bii fig. n., en niet in de maat van I". , zoo als bii fig. la, om dat, op «)ie wiize, de laatfte korte lett'ergreep van het woord Schalmeijen op den earflen t'tjd van de maat zoude vallen, en bijgevolg Jang worden. Het voigend vers moet ook volfirekt in de
maat van $ gefteld worden, zoo als bij fig. .13, Hoe fmelten gevoe'ige harten, Door liefde verbonien, hi e'en! Wilde men dit voorbeeld in de maat van § fal- len , dan zoude de laatfte korte lettergreep van het wobrd harten lang worden, om dat het op den ecrffen tijcl van de maat zoude vallen; zoo als bii fig. 14. Het volgend Vers kan, volgens de omftandig-
heden, zoowel in de AUahrevemaat, als in da maat van \ gefteld worden; zoo als bij fig. 15. en fi> "16. Opperst doel'vit van al V pogen,
Van al '/ menfchelijk geflacht. Op Piaa'r XII. van fig. 1. tot fig. 5. ziet men eenige voorbeelden, welke geene verklaring noo-
■
|
||||
MAAT EN RHIJTHMUS. 73
, noodig nebben. Men kan dan, volgens 'ie om-
ftandigheden, het een of ander Metrum kiezen. $. 40.
x Men ziet uit deze voorbeelden, dat tot eener-
lei en dezelfde woorden v-rfchillende maatOorteti en voetmaten kunnen gekozen worden, en cen- ter de langheid en kortheid der lettergrepen plants kan vinden. Het geen hier gezegd is, betreft alleen zulke Melodijen, waar op ieder letter- greep flechis iine noot geplaatst wordt. Wan« neer ecbter, by eene gefiqureerde Melody, vele noten, ja geheele pasfagie'n op e"6ne ei kele ler- tergreep kunnen geb-iuikt worden, dan kan rrci geuiakktlik begriperi , dat tot eenerlei en dezelf- de woorden bijkans alle maatfoorten pasfen. Men moet dus, wanneer men groote zangfhik-
ken componeert, bij welke eene geflgureerds melodij plaats vindi, een gevoel hebben van de uitwerking, welke aan ieder maatfoort eigen is, en dan diegene kiezen, welke het best gefebikt is voor 'de uitdrukking, welke men fchilderen tuoet. |
||||||
Door Btweging en Maat verkrijgt de melodij
een Karakter , waardoor , over het algemeen , eene
zadite, of hevige , eene treurige, of vrolijke ge-
E 5 waar-
|
||||||
7* VAN DE BKWEOINS,
waarwording wordt ujtgedrukr. Door den RhijtJf
mus vvordt de ftroom der melodij, welke zonder denzelven eenvormig voortvloeijen zoude, in groo» tere en kleinere zinfcheidingen verdeeld, waar- van elke, even als de zinfcheidingen van eene Redevoering, haren bijzonderen zln heeft. Hier- door bekomt de melodij hare verfcheidenbeid f en wordt, benevens hare andere bevalligheden, tot eene redevoering, welke het gehoor met ver« fcheidene zinfcheidingen , waarvan eenige te zamen genomen eene Periode uitmaken, bezig houdt. S. 42.
Wanneer men een muzijkftiik, met eenige op.
lettenheid, aanhoort, dan zal men dra befpeu- ren, dat de grootfte kracht der Melodij van den Rhijthmus komt. Door hem wordt zoowel de Melodij, als de Harmonij van verfcheidene maten in e'e'ne enkele zkifcheiding te zamen verbonden, welke het gehoor te gelijk en ten eenemaal be- vat; en eenige kleine zinfcheidingen worden we- der, als een grooier geheel, in e'e'ne periode verbonden, aan welker einde een rustpunt is, waardoor wij in flaat gefteld worden, deze en» kele zinfcheidingen insgelijka te gelijk en te za- men te bevatten. |
|||||||
S- 43'
|
|||||||
MA AT EN RHIJTHMUS. 7$
$. 43.
pe Rhijthtnus van een muzijkfluk heeft groo-
te gelijkvormigheid met het dichten der Verfen van een' Lierzang: enkele zinfcheidingen der Me- lodij verbeelden de Veifen, en grootere afdeelin- gen, welke uit eenige zinfcheidingen beftaan, verbeelden de muzijkale coupletten. S- 44-
'Er zijn Melodijen, wier Rhijthmus volftrekt
riaauwkeurig volgens zekere Regelen bepaald is, welke men niet te buiten mag gaan; zoo als b. v. in zulke Melodijen, welke voor den Dans vervaardigd worden. Andere daar en tegen zijn aan zulke bepaalde Regelen niet gebonden, en het ftaat den Componist vrij, een Metrum of Rhijthmus, naar welgevallen, te kiezen; echter moet men ook in dit geval zekere Regelen in acht nemen, om geene fouten tegen de Rhijth* mifihe welluidenheid te begaan. S- 45-
leder volledig voorftel, hetgeen met eene vol-
maakte fluiting eindigt, noerat men eene Afdee- ling of Periods; dock een onvolledig voorftel, hetgeen flechts met een melodisch rustpunt, of
|
||||
7<5 VAN DE BEWEG1NC
|
|||||
of met eene bevredigende Harmonij eindigt,
noemt men eene Zinjcheiding of Rhijthmus. $ 4<5.
Elke goede melodij beftaat nit verfcheidene af~
deelingen, en elkc afdeeling weder uit verfcheide* ne zihfcheidingen, § 47-
Eene rouziikale Afdeeling is dus eene opvol-
ging van tounen, welke met eene volmaakte Ca- dens eindigr. IJoor zulke Cadens wordt het ge- hoor bevredigd, en bevat de geheele reeks van toonen, wdke, in deze afdeeling, tot een geheel vereenigd -djn Indien de flaking in den Hoofdtoon van het
ftuk gelchiedc, dan is de bevrediging voliomen^ en men vervvacht niets verder, ora dat de ge- heele mnzijkale Rede ten einde is: indien ech- ter de fluking in eeu' anderen toon gefchiedt, dan is het gehoor niet ten vollen bevredigd, ora dat hetzelve een verlangen gevoelt, om den hoofdtoon weder te hooren. $- 48.
In eene opvolging van zulke afdeelingen, waar-
van geene, dan de laatfte, in den hoofdtoon fluit.
|
|||||
MAAT EN RHIJTHMUS. 77
fluit, beftaat een muzijkftuk. Het zoude dus
een Hoofdregd moeten zijn,' geene afdeeling in een ftuk, dan alleen de laarfte, in den hoofdtoon te eindigen, doch men overtreedt de- sen natuurlijken Regel zeer dikwijls; want in een Concert of Aria fluit het Tutti en Ritorml doorgaans in den hoofdtoon, eer het Solo of de flem begmt.
Men zoude dit echter kunnen vermijden, wan-
neer men het Tutti of Ritornel in de Dowinan- U van den hoofdtoon eindigde, zoo als by fig. 6. v S- 49-
De langheid der afdeelingen is aan geene be-
paalde Regelen verbonden, behalve in de Dans- melodijen, in welke dezelve alle een bepaald aan- tal van maten moeten hebben. Men kan echter in de andere muzLjrtukken met geheel en al wil- lekeurig te werk gaan; want de afdeelingen kun- nen of te kort of te lang zijn. Eene opvolging van zeer korte afdeelingen van eenige weinige maten zoude zeer dra vervelen, om dat het ge- hoor al te fpoedig achter elkander volgende rust- punten zoude voelen. Maar eene afdeeling kan ook al te lang zijn. Wanneer men , een tijd lang, eene Toonfoort gehoord heeft, dan verlangt men ook eene andere te hooren. $ 5°.
|
||||
7*
|
|||||||
VAN DE BEWEGING,
|
|||||||
S- 50.
De kortfle afdeelingen z'y'n van 4., 6, tot ft
niaten, en de langfte gaan gewoonlijk niet ver- der dan tot 3a maten, Somtijds kunnen de af- deelingen , vvegens bijzondere oorznkcn, of langer of korter zijiu S- 5i-
In het begin van een ftuk moeten de afdee-
lingen niet al te kort zijn. Het gehoor moet van de hoofdtoonfoort zoodanig ingenomen wor- den, dat het dezelve, het gehecle ftuk door, nooit ten voile uit het gevoel verliest. "Wanneer men in een' toon modukert, welke
van den Hoofdtoon verre afgelegen is , dan moe- ten de afdeelingen 00k zoo veel te korter zijn; ■want, indien men zich al te lang in zulk een* afgelegen toon wilde ophouden, dan zoude het gevoel van den hoofdtoon geheel en al uitge- bluscht worden. §. 52.
De ondervinding leert, dat zulke afdeelingen
bet best behagen, welke uit een aantal maten be- ftaan , hetwelk door de cijfer 4 gedeeld kan worden. Daarentegen zijn zulke afdeelingen , welke men door de cijfer 3 kan deelen, minder aah-
|
|||||||
MA AT EN RHIJTHMUS* 1<)
|
|||||
iangenaam. In het algetneen echter moeten de
afdeelingen door de cijfer a gedeeld kunnen wor- den; want eene afdeeling, welke uit een oneven getal van maten beftaat, is onaangenaam. Wanneer echter het einde der laatfle zinlcheiding op het Accoord der Dominants gemaakt wordt, zooda- nig, dat noodzakelijk het Hot in den Hoofdtoon nog 66r\e maat vereischte, dan bekomt de laatfte afdeeling een oneven getal van maten: b. v. 25in plaats van 24, of 33 in plaats van 32 maten, Dit geval heeft 00k plaats, wanneer het einde van een Ritornel met het begin der Soloftem te za- tnen komt, of op e'dne noot valt. $ 53.
Elke afdeeling beftaat gemeenlijk uit een grooter
of kleiner aantal zinfcheidingen, die door klei« nere rustputiten, dan zulke, welke door fluitingen veroorzaakt worden, van elkander, wel niet afge« fcheurd, maar toch iets afgezonderd zijn. Deze klei- ne rustpuuten worden in de Melodij door pau- zeringen, en in deHarmonij door confonerende Ac- coorden, in 't bijzonder doer het Accoord der Do* minante, veroorzaakt. $ 54»
De kragtigfte afbreking of rustpunt, om eene
iinrcheiding te bewcrken, gefchiedt door de Huh vt
|
|||||
8o
|
|||||||
VAN DE BEWEGING,
|
|||||||
ve Cadens', hare verwisfelingen veroorzaken klet*
nere af brekingen: even zoo wel kan men ook de verwisfelingen der Hsele Cadens daartoe ge- bruiken; ja zelfs de Heele Cadens zelve, wan. neer men dezelve op een' flechten of ligten maat« tijd vallen laat. Eindelijk maakt ook elke nieuvve confonerende Harmonij eene kleine afbreking of rustpunt. Op zoo velerlei vvijze kan dus de af- breking, of het einde eener zinfcbeidmg voelbaat gemaakt worden. S- 55-
SoortgeUike zinfcbeidingen , welfce men ook
Rhijthmen noerat, kunnen van verfcheidene lang- te zijn; men kan deceive van e'e'n tot 4, 5, 6, en nog meer maten maken, zoo als men in de PeHzij la':ge en korte verfen heeft. De langere zmfc!ieidiiigen echter, voorul , wanneer deceive meer dan vier maten bedrag^n, worden gewoon- lijk in twee of nog kleinere gelederen verdeeld, welke door zeer kleine rustpunten, die met de fnijdingen (cd'ures) der veifen overeenflemmen, en welke men ook afuren noemt, voelbaar wor* den. S- 5&
Zoo als het gpb-mr in elk tnuzrkfruk zeer ras
de maat gevoelt, en dezeive door het geheele ftuk be-
|
|||||||
MAAT EN RHijTHMUS* 8l
begeert bewaard te hebben, even zoo gezwind
wordt het gehoor ook door den Rhijthmus in- geaomen, en is genegen, altijd even veel maten voor elke zinfcheiding te rekenen, en vindt zich in der daad eenigzins beledigd, wanneer de ge- lijkvormigheid in dezelve afgebroken wordt. '£r zijii wel gevallen, waar enkele zinfcheidingen van meerder of weiniger niaten, dan de overige door- gaans z'rjn, wegens eene byzondere uitdrukking, zeer goed te pas komen. Doch dit is eene uitzondering van den Regel; want, indien men alleen de welluidenheid, en eene bevattelijke en behagelijke melodij in aaumerking neemt, dan doet de doorgaans gelijke langte der zinfcheidin- gen de beste uitwerking. |
|||||
Men vindt ook gevallen, waar flechts eene
kleine zinfcheiding, van e"eV maat lang, tusfchen langere ingefchooven wordt, zonder dat dezelve het aftellen der overige lange zinfcheidingen fioort of verhindert: zulk een maat wordt in dit geval niet mede geteld, om dat dezelve als iets, dat vreemd is, en de oplettenheid in 't bijzou- der gaande maakt, wordt aangehoord. Men befchouwe het voorbeeld bij fig. 7.
Hier is de derde maat tusfchen het eerftp en
tweede gelid ingefchoven, en is, als het ware, een Echo van de voorgaande maat. Doch foort- II DEE fc F gs.
|
|||||
8a Van de eewecing,
gelijke infchuivingen moeten, met eeu goecl over-
leg , te pas gtbragt, en of in eene andere ftent verplaatst, of door piano of forte van het voorgaande wel onderfcheiden worden. S- 58.
Wanneer men eene melody wilde vervaardigen,
waarin alle zinfcheidingen ieder flechts uit Un enkele maat beftond, dan zoude zulk eene me- lodii kinderachtig, ten minfte zeer wonderlijk klirken; zelfs de zinfcheidingen van twee maten worden, op den duur, vervelend, ten zii men iets u;tdrukken moet, hetgeen zeer vlug of boer- tend is. Da beste en behagelijkfte melodijen zijn altoos
de zoodanige , welker zinfcheidingen uit vier maten be'han. Men kan 00k wel tusfchen beiden eenige van
twee maten bezigen, doch dan moeten dezelve paarsqewtize geplaatst vvnrden, en in dit geval zullen zulke twee zinfcheidingen aangemerkt wor- den als &tne zinfcheiding van vier maten, welke in het midden eene cifuur heeft. ■ ■
$ 59.
Men lean in eene opvolging van zinfcheidingen,
welke ieder 4 maten hebben , 00k zulke zinfehei- dingen plaatzen, waarvan twee achter elkander ie-
|
||||
MA AT EN RHIJTHMUS; 83
leder flechts tine maat, en de daarop volgende
zinfcheiding twee maten heefc, welke dan alle drie te zamen zoo veel gelden als eene enkele zin- fcheiding van vier maten. In zulk een geval is het echter noodzakeltjk,
dat de twee zinfcheidingen waarvan elke flechts Une maat heeft, gelijkvormig met elkander zijn. (fig. 8.) Wanneer men in dit voorbeeld het kleine gelid, hetwelk met de letter b» geteekend is, wilde uitlaten dan zoude men terftond het onnatuurlijke en onaangename der melodij daarbij gewaar worden. In dit voorbeeld is dus de eerfte Rhijthmus
van vier maten, de tweede is even zoo langj maar hij beftaat uit drie gelederen, waarvan twee, ieder iin maat, en het derde gelid twee maten lang zijn. Op zulke wijz« kan men, bij eene opvolging van even Iange zinfcheidingen, cent ver/cheidenheid in den Rhijthmus brengen. S- So,
Eene zinfcheiding van vier maten kan niet uit
twee gelederen te zamen gefleld worden, waar- van het eene gelid iin maat en het an der drie, maten heeft; echter kan men, r>a eene zinfchei- ding van drie maten, de laatfte maat, als een Echo, herhalen, en op zulke wijze een' Rhijth- mus van vier maten daaruit tezamenflellen. (fig. 9.) Fa $. 61.
|
|||||
)
|
|||||
84 VAN DE BEWEGING, ,
S. Si.
Zinfcheidingen van drie maten, door een ge.
heel ftuk heen, kunnen niet wel gebruikt wor- den, behalve in eene foort van kleine Dansftuk- ken. Men kan dus deze zinfcheiding van drie maten, welke ons iets, dat vreemd en ongewoon- lijk is, doet gevoelen, flechts in het begin van een ftuk gebruiken, of ook hier en daar in het midden, wanneer men het gehoor door iets, dat vreemd en zonderling is, wil verrasfen. In de maatfoorten van drie tijden is deze zin«
fcheiding bevattelijker, dan in de maatfoorten van twee en vier tijden. Dezelve kan echtev niet wel allien ftaan, maar moet paarsgewijze gebruikt worden, en wel zoodanig, dat beide zinfcheidingen met elkander gelijkvtrmig zijn*; (fig. io.) S. 62.
Men vindt fomtijds gevallen, waar eene zin-
fcheiding van vier maten door verlenging van zekere hoo'fdnoten, welken men een' bijzonderen nadruk wil geven, in eene zinfcheiding van vijf> maren kan veranderd worden. Het gehoor wordt niet alleen hierdoor niet beledigd, maar zelfs de overmaat van zulk eene zinfcheiding doet dik- wijls eene groote uitwerking. In het voorbeeld bij fig. II* is de zinfcheiding van vier maten. De-
|
||||
MAAT EN RHIJTHMU*: £$
|
|||||
Deze is bij fig. 12., om gemelde redenen, ver-
anderd in eene zinfcheiding van vijf maten* S- 63.
Zinfcheidingen van vijf, zeven en negen maten
moeten door fchikkeliike cifuren in kleinere ge- lederen verdeeld worden, of zullen onaangenaam klinken. Echter kan men , wanneer de hartstogt of
de .uitdrukking dcr woorden iets buitengewoons vereisfchen, van dezen Regel afgaan. Wanneer zinfcheidingen van 7, 9 en meer
maten door fchikkelijke cifuren bevattelijk wor- den, dan zijn dezelve niet onaangenaam, doch zulke zinfcheidingen kunnen (lechts in korte maat- foorten voorkomen. (fig. 13. en fig. 14.) $ 64.
Wanneer foortgelijke lange zinfcheidingen van
vijf of zeven maten in ee"n ftuk voorkomen, in hetwelk zinfcheidingen van vier maten heerfchen- de zijn; dan zijn deze langere geffieenUjk uit de reeds gemelde verknging eeniger noten ontflaan, en worden fleclits als zinfcheidingen van vier maten gevoeld, zoo als men zien kan aan her. voorbeeld op Plaat XIV. fig. 1., waar altoos de twee eerfte maten van elke zinfcheiding, in plaats van e'e'n enkele maat, gebruikt zijn. F 3 $ 65.
|
|||||
ts
|
||||||||
VAN DE BEWEGING,
|
||||||||
§ 65.
Het begin eener zinfcheiding, en 00k het ein.
de derzelve is aan geene vaste plaats van de maat gebonden. Zij kan niet alleen op elken maattijd, maar 00k op elk klein gedeelte van een maattijd vallen- Wanneer eene zinfcheiding met den neder- flag of met den op flag van de maat begint, dan is dezelve het gemakkelijkst tc begrijpen. S. 66.
Wanneer het einde of de afbreking van een'
Rhijthmus door eene Halve Cadens, of volgens de wijze eener fluiting, gemaakt vvordt, dan moet deze afbreking of einde op een zwaren of goe- den maattijd vallen ; om dat zulk een einde van natuur lang zijn moet. Het voorbeeld bij fig. 2. is dus gocd, maar
dat bij fig. 3. niet goed, S. 67.
Wanneer de rustpunten kleiner zijn, dan kun»
nen dezelve op elken maattijd vallen, en de C4- furen kunnen insgelijks op alle gedeeltens van de maat en op alle Harmonijen, behalve op de toe» vallige Disfonanten, gebruikt worden. (fig. 4.) $. 62.
. . 1
■\
1 |
||||||||
a
|
||||||||
WAAT EN tlHIJTHMUS. 8}
§. 6*.
Wanncer de eerfle zinfcheiding met den neder*
flag begint, dan kunnen nogtans de volgende in den op/fag aanvangen: indien echter het ftuk in den opjlag aanvangt, dan kunnen de volgende zinfcheidingen niet wel anders dan in den opjlag beginnen. Doch , wanneer een ftuk op eene ongewoone
wijze begint, als b. v. in de £ maat met het tweede, derde of vijfde Achtflendeel, en in de | maat met het tweede of derde Achtflendeel, dan is het , in kleine ftukken, niet wel mogelijk, de volgende Rhijthmen op eene andere wijze te laten aanvangen: in groote ftukken kan dit wel gefchieden; doch moet de Rhijthmus, zoodanig als hij in het begin geweest is, diktvijls wedec voorkomen. (fig. 5.) § 69.
Wanneer na eene zinfcheiding, welke in den
ftederflag begint, eene andere volgt, welke met den opjlag aanvangt, dan moet de eerfte eindi- gen, wanneer de volgende begint. Het voorbeeld bij fig. 6. zal dit duidelijk verklaren. D.iar het ftuk in den nederflag begint, zoude
eigentlijk de eerfle zinfcheiding de twee eerfte maten moeten vonrtduuren; doch de tweede zin- fcheiding begint met het derde quart van de F 4 twee,« |
||||
8S VAN DE liEWEGING,
|
|||||
tweede maat; bijgevolg fchijnt dit quart aan de
eerfte zinfcheiding te ontbreken. Echter is dit niet aanftootelijk, maar bchaagt zonder tvvijfel daarom, dewijl bet gcboor de eerfte zinfchei- ding, zelfs na het begin der tweede, nog laat voortduren, en op zulke wijze beide te zamen fmelt. . In Aria's komen foortgclijke in elkander gefmolten Rhijthmen dikwijls voor, en doen eene zeer goede uitwerking, om de uitdrukking krach- tiger te maken. §. 70.
In twee en meerftemmige ftukken gebeurt het
fomtijds, dat de Rhijthmus in de ftemmen vey fchillende is. Men ziet hiervan eenige voorbeel- Atn op PJaat XV. bij fig. 1. en fig. a. Men zoude denken, dat zoodanige onregelma-
tigheden het gehoor in de war zoude brengen; doch het tegendeel is waar: het fchept 'er zelfs behagen in: misfchien daarom, dewijl men weet, dat het eene grootere volkomenheid is, twee ver- fchillende rijen van Rhiithmen op eens en t©« gelijk te bevatten, dan flechts iine alleen. % 71.
Korte Rhijthmen zijn het best gefchikt tot
zachte, teedere, aardige, en in 't bijzonder tot ylugge en boertende ftukken; lange daarentegen tot
|
|||||
MAAT EN RHIJTHMUS. 89
tot nadrukkelijke en zeer ernflige gewaarvvor-
dingen. De langheid of kortheid der Rhijthmen alleen
is zekerlijk niet in ftaat, cen Karakter aan een fiuk te geven: de eigentlijke geest van elke harts- togt moet nog daarin gebragt vvorden, waartoe bevveging , maat, notenfoort, Inter vallen en Har- mony den meesten dienst doen. $- 72.
Het Karakter en de geheele geest van een ftuk
moet terftond in het begin en in de etrfte Pc riode begrepen zijn en uitblinken, en alle vol- gende moeten eenige gelijkvormigheid met deze eerfte hebben, op dat de Eenheid der hartstogt doorgaans bewaard blijve. Wanneer men dus in de eerfte afdeeling zekere Rhijthmen gebruikt heeft, dan moet men in de andere afdeelingen 00k foortgelijke laten hooren. Dit wil niet zeg- gen, dat men even dezelfde in een' andereu toon, hooger of lager, zoude moeten gebruiken ; maar, dat de Rhijthmen in den eigenften geest moeten zijn, en, vooriil, dat dezelve, betreffencle de nootfoorten, niet te veel van de Rhijthmen der eerfte Periode moeten verfchillen. § 73«
»
Om een regt gevoel van den Rhijthmus tt
F 5 ver> |
||||
5>0 VAN DE BEWEGING,
verkrijgen, is hot noodzakelijk, dc werken der
eerlie en grootfte Coroponisten vlijtig door tc Ipelen en te beftuderen Wanneer men, een ge> ruimen tijd , enkel uilgezocine ftukken gehoord heeft, dan oi tdekt men vervolgens vrij gemak- keiijk elken fout, welke tegen den Rhijtkmus begaan wordf. $ 74*
Melodijen, welke voor Dichtftukken of woor-
den gecomponeerd worden, moeten zicli in den Rhijthmen en Cifttren noodzakelijk naar de woor- den fchikken. Men moet in de Melodij geene zinfcheiding gebruiken op eene plaats, waar de woorden geen rustpunt gedoogen. In Oden en Licderen gefchiedt dit wel dik-
wijls; om dat eene en dezelfde melodij voor al- le Couple:ten dienen moet; doch in Aria's en andere Melodijen, welke flechts op een enkel Couplet vervaardigd worden, ziin dierge Like fou- ten, welke de Componist tegen den zin der woorden begaat, onvergeeflijk. $ 75-
ft'en kan in eene zinfeheiding fomtijds Utt
want en fumtijds twee maten herhalen, zonder dat de zinfeheiding daardoor langer wordt. In bet voorbecld bij fig, 3. is de eerfte roaat her- haald,
|
||||
MAAT EN RHIJTHMUS. J)t
haald, en bij fig, 4. vindt men eene herhaling
van twee maten. §. 16.
Men kan zich 00k van de herhaling, als een
hulpmiddel, bedienen, om eene zinfcheiding of Rhijthmus /anger te maken, wanneer men name- lijk een gedeelte der melodij' herhaalt. Doch, men moet hierbij wel in het oog houden, dat zulk een melodisch gedeelte, hetgeen eene herha- ling waardig zijn zal, of reeds zelf eenen hoogen graad der daarftelling van die hartstogt mocr bezitten, welke men wil uitdrukken, of dat men moet trachten aan dit melodisch gedeelte bij de herhaling een' nieuwen flof tot uitdrukking de- zer gewaarwording te geven. Dit laatfte kan door verfcheidene hulpmiddelen gefchieden; na- melijk: lO Door vermeerdering of vermindering der
kracht des toons bij het herhaald gedeelte:
a.) Door verandering der figuren, waarmede
de melodifche hoofdnoteii opgefierd zijn:
3.) Door eene nieuwe wending en verandering in de verzellende Irtflrumenten :
4.) Door vermeerdering of vermindering der verzellende Injirumenten: en
5.) Door verbinding van eenige dezer enk'ele hulpmiddelen te zamen. $ 77-
|
||||
/
9* VAN DE BEWEGINC,
§♦ 77-
De verlenging der melodij gefchiedt of door de
herhaling van eene volledige zinfchciding, of men herhaalt flechts een gedeelte van dezelve. Wan- neer de herhaling, eenvoudig, en noot voor noot, gefchiedt, dan moet deze herhaling toch door forte of piano onderfcheiden worden. (fig. 5.) Het doet dikwijls eene zeer goede uitwer- king, wanneer men in zulk eene herhaling de Bovenftem met de verzellende of middenftem ver- wisfelt. (fig. 6.) S- 78.
In eene zinfcheiding kan zoowel de eerfte als
de tweede maat herhaald worden, wanneer de gang der melodij aan het einde van die maat, welke men herhalen wil, zoodanig gefleld is, dat de herhaling zonder wanluidenheid in de Melo- dij en Harmonij plaats kan vinden. (fig. 7. en H- SO
§ 79'
Door de herhaling van een maat komt eene
melodij van vijf maten te voorfchijn. Doch, wanneer bij deze herhaling de Bovenftemmen omgekeerd en met elkander verwisfeld worden, 200 als op Plaat XVI. bij fig, 1, of wanneer |
||||
MAAT EN RHIJTHMUS. 93
de herhaalde maat boven dat nog gevarieerd
wordt, zoo als bij fig. 2., dan is de herbaling bijkans onmerkbaar. S. 80.
Men zoude op zulk een Rhijthmus van vijf
maten weder een foortgelijken van vijf maten kunnen laten volgen, zoo als bij fig. 3. doch dit wordt zelden gedaan, en men verkiest liever, bij den volgenden Rhijthmus zulk eene herha- ling niet te gebruiken. (fig. 4-) $. 81. ;
Wanneer in eene zinfcheiding twee kleine cifu-
rm voorkomen, zoo als bij fig. 5., en men wilde de eerfte cefuur herbalen, en de tweede zonder herhaling laten, zoo als bij fig. 6., dan zoude dit zeer onaangenaam klinken. Men moet dus, als ons gevoel niet beledigd zal worden, noodzakelijk de tweede cefuur insgelijks herba- len, zoo als hi] fig. 7. 5. 82.
Eene voltnaakte Cdfttur, welke twee maten be-
draagt, kan altijd, zoowel met, als zonder ver« andering, herhaald worden, zonder dat men daar- om in eene andere zinfcheiding dezer Periods: |
||||
94 VAN DE BEWEGING,
insgelijks eeue herhaling behoeft te gebruiken. In
ftet voorbeeld bij fig. 8. is in de derde zinfchei- ding ook eene herhaling gebruikt; maar bij fig, o. niet. J. S3-
r
Wanneer bij de laatfte zinfcheiding eener Pe-
tiode of afdeeling een aanhangfel zal gevoegd worden, dan is dit aanhangfel of flechts eene herhaling van het tvveede gelid dezer (lot zinfchei- ding, zoo als op Plaat XVII. bij fig. ij of het aanhangfel beftaat uit een vreemd gelid, het« welk niet in deze zinfcheiding begrepen was, en fluit dan met de Cadens in dezelfde of eigenfte Tented^ zoo als bij fig. 1. Men kan dit aanhangfel ook een Octaaf hoo-
ger of lager herhalen, zoo als bij fig. 3, ja ielfs, na de herhaling, nog een nieuw gelid daarbij voegen , zoo als bij fig. 4. |
||||||
Om eene zinfcheiding langer te maken, kan
men ook een gelid van dezelve op andere trap- pen der toonladder verplaatzen, en dus het ge- lid op eene gelykvortnige wijze herhalen; wan- neer men namelijk het voorbeeld bij fig. 5. zoo- danig ftelt als bij fig. 6.
1 ....
|
||||||
MA AT EN RHIJTHB1US. 95
$. 85.
Wanneer by zoodanige verplaatzing van eeti
gelid 00k te gelijk de Moduiatie veranderd wordt, zoo als bii fig. 7. en fig. 8., dan noemt men dit eene Tratispofitk. %■ 86.
Men kan cen gelid eener ziftfcheiding ook
meermalen en wel trapswijze verplaatfen. In dit geval kan het gelid, hetwelk verplaatst wordt, of nit tin maat of uit twee maten beltaan. (fig. 9. en fig. 10.) S- 87.
Een goed hulpmiddel, om eene zinfebeiding
te verlengen, is, wanneer men eene notenfi uurt welke in die zinfeheiding voorkomt, eenigen tijd achter elkander vervolgt, zoo als men ziet aan het voorbeeld op Plaat XVII[. by fig. 1. Eene zulke - achtervolging eener notenfiguur
noemt men eene Pasfagle, De gelijkheid der gelederen moet hierbij wel in acht genomen worden, of de Pasfagie zoude eene onaange- name uitwerking doen. ■
■ ■
$. 88.
|
||||
p6 VAN DE BEWEGINC,
§. 88.
Men kan een voorftel ook langer maken door
de Parenthefe of inlasfing van toevallige melodi- fche gedeeltens, welke, of tusfchen de gelede- ren eener zinfcheiding, of tusfchen een volledig melodisch gedeelte en tusfchen de herhaling van hetzelve gefteld worden, om de gewaarwording, welke men begeert uittedrukken, nog naauwkeu- rigcr te fchilderen. i
§. $<).
Wanneer het gelid van het voorftel, na welk
een toevallig melodisch gedeelte ingelast zal worden, (lechts eene kleine of onvolmaakte Ct- fuur; dat wil zeggen: een zulke is, welke flechts tin maat beflaat, dan moet het ingelaschte ge« lid insge'ijks niet meer dan tin maat beflaan. B. V. wanneer het voorftel bij fig. i. op zoo- / danige wijz als bij fig. 3. langer wordc gemaakt, dan ziet men aan de tvveede en vierde maat gen voprbeeld van ingelaschte gelederen, welke ieder 66n maat beflaan. :
$. 90.
Doch, wanneer de gelederen van een voor-
ftel, tusfchen welke een toevallig melodisch ge- deelte ingelascht zal worden, volmaakte Ct/uren, |
||||
MA AT EN RHIJTHMUS. $7
|
||||||
dat is, zulke zijn, vvelke uit twee maten be-
ftaan, dan meet het ingelaschte gelid 00k twee maten bedragen. In het voorbeeld bij fig. 4. kan men de vijfde en zesde maat, als een zulk; ingelascht gelid, aanmerken, § 9h
Zeer dikvvijls bedient men zich van de Pa'
renthefe bij de herhaling van volledige voorflel- len of zinfeheidingen; en in dit geval is het toevallig melodisch gedeelte, hetwelk tusfchea eene zinfeheiding en derzelver herhaling ingelascht wordt, insgelijks een volledig gedeelte, zoo als in het voorbeeld bij fig. 5. de vijfde, zesde, zevende en achtfie maat een volledig gedeelte opleveren. $. $>*'
De Theorie onderwijst het Mechatiifche def
Compofitie , maar kan geene onfeilbare regelen geven, om eene fchoone Melodij uit te vinden* De bron, waartiit dezelve vloeit, is het Genie. De Compdnist moet, alS 't ware, in eene
geestvervoering zijn: hij moet zich geheel en al in die hartstogt verplaatzen, welke hij wil fchil- dcren. Een hulpmiddel, om in zulk eene geestver-
voering te geraken, is, wanneer. men de wcrken II. deel. G van
|
||||||
>
|
||||||
98 VAN DE BBWEGINO, MAAT EN RHIJTHMUS,
van groote Compenisten, met alle oplettendheid ,
fpeelt of zingt, en vooral zulke plaatzen uit dezelve, in welke die hartstogt gefchilderd is, welke men begeert uit te drukken. Docli men moet zich dan zorgvuldig wachten, de dcnkbeel* den en gedachten van andere niet in zijne eigene uitvindingen ongevoelig over te brengen. |
|||||
VI. HOOFDSTUK.
Fan de Harmon:] of Contrapun:.
S« i#
Jjjen beginnend Componist meet zich bevlijtigen
tot eene gegeven melodij, welke men ook Can- tus Firmus nocmt, een becijferde Bas te com- poneren, welke niet alleen volkomen rein, maar ook zoodanig gefteld moet zijn, dat dezelve met de gegeven melodij een' vloeijendeH zang maakt, en dat, behalve dit, uit deze Bas nog twee an- dere goede Midden - flemmen kunnen getrokken worden. S- 2.
Tot elke Diatonifche melodij kan men een Bas
com*
|
|||||
VAN DE HARMONIJ OF CONTRAPUNT. 90
componeren, in welke geene andere Accoorden
voorkomen, dan het Accoord van de Tonka, van de Dominante en van de Quart. Dit is de eer- fte en eenvoudigfle aard van een harmonifch* Bas. (fig. 6.) § 3-
Men befpeurt terflond, dat, behalve deze drie
gebruikte Accoorden , 00k nog de Accoorden van andere toonen der Toonladder gebruikt kun« nen vvorden. Dit is de tvveede aard van een harmonifche Bas. De derde aard is, wanneer men een Bas zoo-
danig behandelt, dat men, in het midden eener melodij, Dominant accoorden van zulke toonen plaatst, in welke men van den Hoofdtoon af« wijken kan. Eindelijk kunnen ook twee, drie, ja vier Do*
minant- accoorden achter elkander gebruikt wor- den, en Enharmonifche Modulaties in afgelegene Toonfoorten gefchieden, S-4.
Een Bas, welke flechts nit drie Accoorden
beftond, zoude zeer iintoonig zijn, en fpoedig vervelen; bij gevolg zoude men den eerfien aard jljkans niet kunnen gebruiken, indien men deze c^ntoonigheid niet door de venvisfelmg der Drie- G 2 klan- |
||||
IOO VAN DE HARMON IJ -
klanken verbeterde. Door fchikkelijke verwisfa*
lingen kan een Bas, die in Jer daad flechts uit drie Accoorden beftaat, echter afvvisfeling en verfcheidenheid bekomen. In het voorbeeld op Plaat XIX. hi] fig. i. ziet
men, hoe de Harmonij van een Bas op edne en dezelfde noot der Bovenflem veranderd kan worden, en welke Bastoonen men tot elken toon der Toonladder kan gebruiken, indien men geene andere , dan de genoemde drie Grondharmonijen , verkiest te plaatzen. Wanneer b. v. in de Metodij de toon c
tweemalen achter elkander voorkomt, dan kan men eens de harmonij van C nemen, of hare eerfte verwisfeling, namelijk E met het Sext- accoord; doch, de tweede reis kan tot denzelf- den toon c de harmonij van F genomen wor- den, of F zelve, of A met het Sext - accoord. Even zoo is het gelegen met den toon g in de Melodij, welke zoowel tot de Harmonij der Tonica , als tot de Harmonij der Dominante be- hooren kan. De toonen d en b in de Melodij behooren, in deze foort van Bas, llechts tot de Harmonij der Dominante* ■ S-5-
Daar het Accoord der Dominante altijd de
wezenlijke Septime van den Grondtoon laat voelen, zoo wordt, wanneer men nog het wezenlijk Sep- time. |
||||
OF 'CONTRAPUNT,
|
|||||||
IOI
|
|||||||
time accoord met deszelfs verwisfelingen te hulp
neemt, deze aard van Bas tot eene gegeven Me- lodij zoo veel te onderfcheidener. S. 6.
Het is dus duidelijk, dat men tot eene Me-
lody, vvelke niet buiten de Diatonifche Toon- ladder gaat, reeds met de Accoorden der Toni- ca, Dominante en Quart, des noods, een goede Bas componeren kan: doch de Progresfie van G naar F, of van het Accoord der Dominante tot het Accoord der Quart, insgelijks de Progres- fie van F naar G, of van het Accoord der Qtiart tot het Accoord der Dominante klinken hard, en zijn flechts in de verwisieling onbe- rispelijk. (fig. a.) Een [muzijkftuk, waarin men zich flechts van
de drie genoemde Grond-accoorden met hunne verwisfelingen bedient, zonder ooit in andere toonen te tnoduleren, behoort zonder tvvijfel tot de laagfte foort der Compofitie. In het voor- beeld bij;%. 3. heeft, noch in de Me/odij, noch in de Harmonij^ de geringfte Afwijking buiten de Toonladder der Tonka plaats. G 3 $.8.
|
|||||||
JOS VAN DE HARMONIJ
$. 8.
In het Gezang op Plaat XX. bij fig. i. wordt
wel in de Dominante van den Hoofdtoon ge- tnodu/eerd; d©ch in der daad zijn geene andere, dan de drie gcmclde Accoorden gebruikt, en flechts, bij de Modulatie in de Dominante, eene Quint booger getransponeerd.' Het eerfte Accoord is de Tonica; van («) tot
(Jf) behooren de Accoorden reeds tot G. groote terts. Het G Accoord bij (a) wordt reeds als Tonica
van G groote terts aangemerkt, en het daarop volgend D Accoord als Dominante van G. Van (V) tot (jP) behooren de Accoorden weder tot C. Van (V) tot (/) tot G, en vervolgens alle overige Accoorden tfi* aan het einde weder tot den Hoofdtoon C groote terts. 5- 9-
Om eene uitdrukking meer levendigbeid bij te
zetten, moet de Harmonij overvloediger van on- derfcheidene Accoorden zijn; waaruit dan de twee- de aard van een harmonifchc Bas ontftaat. Hier gebruikt men niet alleen de Accoorden der Toni- ca, Quint en Quart, maar ook de Accoorden der Secunde, Terts, Sexte, en in de Toonfoort over de groote terts zelfs den verjninderden Drieklank der
|
||||
OF CONTRAPUNT. I03
der Septime, welke de Drieklank der Secunde in
den Toonfoort over de kleine terts is. $. io»
Van het Accoord der Tonka kan men onmid-
delijk gaan in den Drieklank der Secunde', doch van deze flechts door den Drieklank der Domi- nante weder te rug. (fig, 2.) *
$, 11.
Het Accoord der Dominante kan men vvel tus-
fclien beiden uitlaten, doch (lechts allecn dan, wanneer beide, of de"n van beide Accoorden in de verwisfeling gebruikt worden. (fig. 3.) De Progresfie bij + laat den overgang veel
flerker gevvaar worden, en most, om die reden , niet zonder noodzakelijkheid gebruikt worden. Liever gedoogt men dezen overgang bij de Domi- nante, namelijk, wanneer men in C groote terts van het Accoord A kleine terts in den Drieklank der Dominante gaat, zoo als bij;%. 4. De oorzaak beftaat daarin, om dat het Accotrd
van D kleine terts, hetwelk hier uitgelaten vvordt, zoo voelbaar niet is, dan het Accoord der Do' minante in het vorige geval. |
||||||||
$. 12.
|
||||||||
G4
|
||||||||
-
|
||||||||
104 V*N DE HARMONl)
$. 12.
Na het Accoord op de Tonica kan men het
Accoord van derzclver Mtdiante of Terts niet onmiddelijk gebruiken, maar men moet door sen' otnweg, namelijk door het Accoord der Sexte of der Dominante, daarin gaan. Dus is het voorbeeld bij fig. 5. niet goed, maar by fig. 6, en by fig. 7. goed. In de verwisfeling dezer Accoorden kan het
middelfte Accoord uitgelaten worden. § i3«
Van de Mediante tot de Tonka te rug, kan
men op alle wijze gaan; (fig. 8.) insgelijks van den Drieklank der Tonica in den Drieklank der« zelver Sexte; (fig. 9.) doch van dit laatfte Ac- coard beter in het Sext-accoord der Tonica, dan in haren Drieklank, onmiddeiijk terug, (fig. 10,) 00k kan men van het gemelde Accoord on- middelijk in den DrieWank der Quart gaan; (fig. 11.) insgelijks in de Secunde der Tonka, (fig. ia.) of in derzelver verwisfeling, (fig. 13.) S« 14.
In de Toonfoorten over de groote terts kan
men niet oiimiddelijk uit het Accoord der To- nica in den verminderden Drieklank gaan, maar het
|
||||
OF CCNTRAPUNT. 10$
het moet door het Accoord dcr Sexte, of der
Quart, of ook door het Accoord der Secunde gefchieden. (fig. 14.) Veel minder kan men van dezen verminderden
Drieklank in de Tonka , onmiddeUjk, terug gaan, maar flechts alleen door den Drieklank der Mediante, zoo als bij -*- in fig. 15. S- 15.
De overige Progres/ien, vvelke met deze Drie-
klanken gefchieden kunnen, zoo lang derzelver toonen niet uit de natuurlijke Toonlnddcr tre- den, worden zoo Wei in de Toonfoort der groote als kleine terts door volgende Regelen bepaald. In de Secunde vindt geene andere Progresfie
plaats, dan 1.) opwaarts van een Accoord der groote terts in een Accoord der kleine terts, zoo als van C in D, of van G in A. 2.) Van een Accoord der kleine terts in
den verminderden Drieklank, zoo als van A in B; en 3,") in de Toonfoort over de kleine terts, vvanneer de Bas flechts een' halven toon klimt met twee Drieklanken , ieder met de groote terts , vvaarvan de eerfte het Accoord van de Domi- Mnte is, zoo als, in het voorbeeld bij fig. 16, E het Accoord der Dominante is van A kleine terts. C $ § ifj,
|
||||
106 VAN DE HARMONIJ
Alle overige (jProgresfien in de Secunde verei-
fchen Middenaccoorden, welke flechts in de ver- wisrelingen kunnen overgcflagen worden. Ecliter zijn in de Toonfoort over de kleine
terts nog zulke Progrtsfien gebruikelijk, bij wel- ke de verminderde Drieklank uitgelaten wordt. (fig.'17-) S- 17.
In de Mediante kan men fiechts door mid-
denaccoorden overgaan. Onmiddelijk moet het door verwisfelingen gefchieden. In eene terts nederwaarts kan men van elk
Accoord, onmiddelijk, gaan. (Plaat XXI. fig. 1. en fig. 2 ) S- !§
In de Quart 'en Quint kan men insgelijks van
elk Accoord, onmiddelijk, gaan , behalve van den verminderden Drieklank in het Accoord van des- zelfs Quint. Het voorbeeld bij fig. 3. is dus niet goed. f Doch, wanneer het in zulke verwisfeling ge-
fchiedt, als bij fig, t,, dan is het goed. |
||||
OF CONTRAPUNT. 10?
$ i°«
Het Geznng bii fig. 5. is even hetzelfdc, als
hetgeen op Plaat XIX. btj fig. 3. is voorgelleld, doch met ecn andere Bas. Men ziet terftond, dat deze Bas aan de Melodij vrlj meer leven- digheid bijzet, dan de Bas van de eerlte foort. Dit wordt vcroorzaakt door de grootcre ver- fcheidenheid der Grond ■ Harmonijen, welke, over het algemeen, gelegenheid geven, den zang van it Bas vloeijender te maken. § ac.
Bebalve deze Drieklanken kunnen 00k Dis-
fonerende Accoorden gebruikt worden, wanneer de Disfonanten bij het voorgaand Accoord be» hoorlfjk voorbereid zijn. Doch deze Disfonanten moeten hare Refolutie tot op de volgende Har* monij kunnen uitftellen, (want hier wordt flechts gefproken van noot tegen noot te plaatzen): of de Disfonanten moeten uit het wezenlijk Septi- me-accoord ontftaan, wiens Refolutie altijd eerst op de volgende Harmonij gefchiedt. ■
§ 21. Het bliikt hieruit, dat deze tweede aard, een
Bas te componeren, reeds eene groote verfchei- denheid te weeg brengtj te meer, wanneer men hier-
|
||||
io8
|
||||||
VAN DE HARM ON IJ
|
||||||
hiertoe nog alle gebruikclijke verwisfelingen van
toevallige en vvezenlijke disfonerertde Accoorden, ook doorgangen, gebruikt, waardoor nog meer afwisfeling in een ftuk gebragt wordt. Zulk een Bas kan tot alle foorten van muzijkftukken, wel- ke Decbts welluidtnde zijn zullen, bruikbaar en toereikeade zijn. §. aa.
De derde aard, om een Bas te componeren, befiaat
hierin, dat men zich alle gelegenbeid ten nutte zoekt te maken, om Accoorden, welke niet in de Toonladder begrepen zijn, te gebruiken; doch dezelve moeten Dominant - accoorden zijn van zul- ke Drieklanken, welke in de Toonladder van den Hoofdtoon voorkomen. B. V. in de Toon- foort C groote terts heeft men bet Dominant- acccord A groote terts van D kleine terts; B groote terts van E kleine terts; D groote terts van G groote terts, en E groote terts van A kleine terts. Zulke afwljkingen bit de Toonlad- der van den Hoofdtoon, geven de Bas eene vreemdere melodij, en vervvekken de oplettenheid door de hoedanigbeid der Dominant-accoorden, welke gedurig een yolgend Accoord verwachten laten. In het voorbeeld bij fig. 6. ziet men eene Melodij," onder welke twee verfchillende foorten van Bas zijn geplaatst, waarvan de onderfte veel Dieer indruk maakt, dan de bovenfte. |
||||||
OF CONTRA PUNW 100
S- 23-
Men kan met de'ze Dominant- accoorden nog
verder gaan, en dezelve zelfs van de Dominant ten dier toonen, in vvelke men wil afwijken, nemen. Zulke vergezochte toonen zijn, wanneer ze gelukkig te pas gebragt worden, van groote kracht. Hierbij moet men ecliter voorzigtigheid gebrui-
ken, om niet al te ver te gaan, want men zou- de fomtijds moeite hebben, weder in den Hoofd- toon te rug te komen. Slechts zulke Dominant' accoorden zijn tot dit gebruik bekvvaam, welke het van zulke Dominanten zijn, vvier Tonka eene Bij ■ toonfoort van den Hoofdtoon is; en dan is het noodzakelijk, dat het ware Dominant- accoord terftond op het voorgaande volge. In de voorbeelden op Plaat XXN. bij fig. 1. ziet men de natuurlijkire manier, hoe deze Accoor- den voorbereid worden. De Tonka is C groote tens. Het voorbeeld bij fig. a., waar zelfs vier
Dominant-accoorden op elkander volgen^ is 00k gocd, om dat alle deze Dominant-accoorden tot die Toonfoorten behooren, in welke men in de Toonfoort C groote terts afwijken kan. Doch zulke Modulaties moeten met veel over-
leg, en op zijnen tyd en plaats gefchieden, namelijk, waar ze eene uitdrukking of ex- presfie kunnen onderftjuneti en krachtiger ma- ken. |
||||
IIO VAN DE HARM ON IJ"
Teen. B. V. wnnneer men ondcr dc Melodij
bij fig. 3. wilde plaatzen de woorden; 'k Bemin u waarlijk in mijn hart»
dan zoude de daaronder ftaande Bas zeer on- voegzaam en tegcnftriidig zijn; maar daar en tegen zeer gefchikt voor de woorden: 6 Eeuwigheid! 6 dondrend moid!
■
§ 24-
Eindclijk kunnen 00k, warmeer bet de uit-
drukking vereischt, plotfelijke afwiikingen in ver afgelegene Toonfoortcn, Enharmonifche progres- fien en overgangen, rukkingen en foortgelijke kunsten, welke fomtijds groote uitwerkitig doen, gebruikt vvorden. Dit is dan de vierde aard tot eene gegeven Melodij een Bas te Componeren. Ilet fpreekt van zelve, dat deze vierde aard flecbts en alleen gefchikt is' tot de uitdrukking van hevige gewaarwordingen. Hiervan zal, in een biizonder Hoofdftuk over de Modulatie, ge« handcld worden. |
||||||
In ieder Bas moet eene zekere gelijkheid, 200
wel van den zang, als van de daarbij gebruik- te Harmonijen, in acht genomen worden; na- melijk, de progresfien moeten niet nu eens een- voudig of diatonisch, dan weder buitengewoon of
|
||||||
OF CONTRAPUNT. Ill
of enharmonisck gefchieden; nu eens Jang op
eenerlei Harmonij vertoeven, en dan weder plot* feling van de eene Harmonij tot de andere over- gaan: nn eens lange noten, en dan weder eens- klaps bonte of gezwinde notenfiguren te bezi- gen, ten zij, dat de hartstogt der woorden plotfeling zich veranderde. De Harmonijen moeten volgens de hartstogt
van het geheele fluk gekozen worden. Dezelve moet eenvoudig en confonerend zijn in eene flille en bedaarde uitdrukking, kunstiger in een' harts- togtelljken ftiil, en ten hoogfte verrasfend in hevige uitdrukkingen. Ten opzigtc der Middenflemmen, moet da
Bat zoodanig gefteld zijn, dat, in ieder flcm, eene zangbarc melodij^ welke met de uitdruk- king niet (trijdig is, kan plaats vinden. De Bas moet ook geene cadens of fluiting ma-
ken; wanneer de zin der woorden geen rustpunt gedoogt. Wanneer men een Bas zal compoiteren tot eene
Melodij, welke lang op e'e'nen toon liggen blijft, of welke denzelfden toon dikwijls achter elkan* der herhaalt, dan zoude het zeer walgelyk klin- ken, wanneer men flechts twee dccoordett, beur- telings, hiertoe wilde gebruiken, zoo als bij fig. 4, Veel beter is het, wanneer men in dit ge- va]
|
|||||
.
|
|||||
iia
|
VAN DE HARMONIJ
|
||||||
val verwisfelingen der Accoorden gebruikt, zoo
als bij fig. 5. § »7«
Wanneer de liggende toon eener Melodij vele
maten lang voortdnurt, dan moet men met de afwisfeling der Harmonij fpaarzaam omgaan, en iedet Accoord idn, ja (zelfs twee mat en lang daarbij liggen laten, om dat het anders onmo- gelijk zijn zoude, bij ieder noot eene bijzondcrc Harmonij te gebruiken. S- 28.
Door1 bet woord Contrapunt verftaat men in
de Muzijk, eenen aard van Compojitie, waar meit tot eene gegeven of vaste Melodij, welke Can- tus Firmus genoemd vvnrdt, nog ddne of meet- dere flemmen componeert, zoo als reeds, in §. 5. in het Eerfle Hoofdftuk van dit Tweede Deel, gezegd is. §. 29.
Het Contrapunt is twecderlei, naraelijk het en-
ftel en het dubbel Contrapunt. Onder het en- kel Contrapunt verftaat men flechts eene reine Harmonij en eene goede progresfie der flemmen: Doch, wanneer de flemmen zoodanig ingerigt zijn,
|
|||||||
bV cbtiitiApbtllf; li%
zljn, clat men eene of meerdere, zonder de reiti-
heid der Harmonij te kwetzen, hooger of lager Irirfi nerfien. zdodanig, dat alle toonen eene Se> cunde, Terts, Quart enz.' opwaarts of neder* waarts kunnen gefteld worden, dan noemt men dit het dubbel Contrapunt-, het wdk; echter veel inoeijeJijker is, dan het enkele. Het enkel Contrapunt wofdt verdeefd in het
gelijke, en tngelijke Contrapunt, welk laatfte men oOk het bpgefiirde of bonte Contrapurii nOemt.' § 3i"
|
|||||||
Gelijk wordt het Contrapunt genoemd, wan*
iieer men op ieder noot van de gegeven Me* lodij of Cantus Firmus, in eene andere Item, oftk fle^hts e'e'ne noot' van dezelfde waa'rde plaatst: b. v. eene Heele noot tegen eene Heele, erf eene Halve noot tegeh eene Halve, enz: Ongelijk, opgefierd en boni wordt het Ceft-
trnpunt genoemd, wanneer men tegen iine noof V4n de gegeven Melodij of Cantus Firmus meerdere noten plaatst. Wanneer men hef Gelijke Contrapunt wel ver-
ftaat, dan heeft het ongelijke of opgefierdt wei- iuge zwarigheid, U. fit it. & $. 3^,'
|
|||||||
.
|
|||||||
VAN DE MARMONtj
|
|||||||
11+
|
|||||||
5- $
Het enkel of gemeene Contrapunt kan tweei
irii' vier- of meerftemmig ziju. S- 33-
Dit Contrapunt moet men befchouwen als eens
opvolging van volledige Accoerden. Wanneer de Accoorden goed te zamen han-
gen, en volgens de Regelen der Harmonij op elkander volgen; wanneer elke ftem aan en voor zich zelve een' vloeijenden zang en eene reine progresjle heeft, wanneer ook meerdere ftemmen te zamen rein klinken, en in de progresjle niets hebben, hetvvelk onaangenaam is, dan is de Compo/itie rein en goed. 5- 34-
Da fouten tegen de reinheid der Compofitfe
ontftaan , voornaroelijk: i.) Van het gebrek van den zamenbang :
stO Van de onmiddelijk op elkander volgendef herhaling van volmaakte Confonanten, na» Boelijk: van de Octaaf en Quint, welke twee ftemmen tegen elkander maken, waar- door de zang of Melody kaal, en oa« ftangenaam wordt, it)
|
|||||||
OF CONTRAPUNT. 115
g.) Uit de moeijelijke en onharmonifche Pro-
gresfien van eene flem; en
4.) uit de onharmonifche plaatzing van twee ftemmen tegen elkander.
S. &
Otn ge'ene Quinten en Octaveti te maken,
feoet men volgende Regelen in acht nemen: Jr.) Van eene volmaahe Confonant, namelijk :
van eene Octaaf of Quint tot de andere, moet men door de Tegenheweging of door de Zijdelingfche beweging gaan. a.) Insgelijks moet dit gedaan worden, wan-
neer men van eene onvolmaahe Confo- nant tot eene volmaahe gaat. Doch §.) Van eene volmaahe Confonant tot eene
onvolmaahe, of van eene onvolmaahe tot eene andere onvolmaahe, kan men door ttlle foorten van beweging gaan. $♦ 36.
Bij eene en even dezelfde opvolging van Ac-
toorden, kan eene Melodij beter of flechter zijni al na dat men de daartoe behoorende toonen, ten opzigte der hoogte, van elkander verwij- dert, of digt aan elkander voegt. Wanneer meti hierin zonder overleg te werk gaat, dan kaii Ha d» |
||||
1*6" VAN DE HAR.M0N1J
|
|||||
de Melodij een vervvard geraas, en de H&rmfa
nij zeer onduidelijk worden. S- 37*
De welluidenheid vereisch*, dat de lagere too*
lien verder van elkander verfpreid, de hoogere' daarentegen digter bij elkander gebragc worden. In de Inleiding der Tweede Afdeeling van het
Eerfte Deel is getoond, dat de Natuur tusfchen C en c niets laat hooren; tusfchen c en c flechts de"nen toon, namelLjk g, zijnde de Quint van c; tusfchen c en c drie andere, en tusfchen e en c
eene menigte van andere toonen enz: Dozen wenk der Natuur moet de Componht
volgen, en de teonen in de laagte uit elkander, Diaar in de hoogte digt bij elkander brengen. Tusfchen een' lagen Bas-tton en deszelfs
Octaaf moet geen ander toon geplaatst worden, en aan deze Octaaf moet geen toon digter bij komen dan eene Quint; aan de derde Octaaf geen toon digter dan eene Terts'. hooger kan de Harmonij naauwer of digter bij malkander zijn. Het zoude eene flechte uitwerking doen, wanneer men de onderfle Middenftem, b. v. den, Alt digt aan de Bas en de twee bovenfte ftem- men, b. v. de eerfte en tweede Viool, verre van de derde of onderfle middenftem plaatzen wilde. Wanneer men met de, bovenfte ftemmen zeer
lioog
|
|||||
of contrapunt;
|
|||||||
117
|
|||||||
fwog moet klimmen, dan moeten zoo vvel de on-
derfte Middenftem als de Bas insgelijks in de hoogte gebragt worden, $. 38«
Bij de vierflemmige Compo/itie moet men de
volgende drie hoofdpunten wel in acht nemen: 1.) De HarmoHij moet, bij den goeden zamen* hang, 00k de behoorlijke afwisfeling en ver«
fcheidenheid hebben.
s.) De Progresfie zoo wel in alle ftemmen te gelijk, als in elke enkele ftem in 't bijzon-
der, moet rein zijn.
3.) Elke ftem moet aan en voor zich zelve een' gemakkelijken en vloeijenden zang heb*
ben, en toch moeten alle te gelijk zich
goed te zamen vereenigen.
$ 39.
De Accoorden zijn in de Toonkunst, hetgeen de
woorden in eene Redevoering zijn. Even als eeni- ge vvel te zamenhangende woorden een' volzin uit- snaken, zoo ontftaat in de Toonkunst een har- monhch voorftel of Periode uit eenige verbondene Accoorden, welke met eene Cadens of fluiting eindigen. En even als eene Rede uit vele, met tlkander verbondene, voorftellen beftaat, zoo be- H j ftaat |
|||||||
IlS VAS DE HARMON}]
ftaat een Muzijkftuk uit vele verbonden? iV
%kden. §. 40.
De Accoorden kunnen eene dubbele verbinding.
onder elkander hebben, namelLjk eene algemene, en eene bijzondere. Hunne algenieene verbinding beftaat daarin, dat dczelve uit eenerlci of den- zelfden Toon en Toonfoort genomen worden, en dat het oor dit gevvaar vvorde. Hiertoe wordt vereischt, dat het eerfie jiccoord terliond aan bet gehoor te kennen geeft eene bepaalde Diato- nifche Toonladder van de Toonfoori der groote pf kleine terts, en dat vervolgens alle daarop volgende Accoorden, 200 wel ten opzigte der (Jrondtoonen, als ten opzigte der daartoe behoo- rende Intervallen, uit deze Toonladder genomera zijn moeten. S- **
De Toon en de Toonfoort worden het ge-
hoor het best daardoor ingeprent, wanucer he.t eerfte Accoord der Periode de Drieklank op de Tonka is; om dat deze Drieklank alle wezen- lijke toonen der Toonladder hooren laat. De Periode moet dus met dezen Drieklank beginnen. Doch deze RegeJ wordt niet noodzakelijk, wan- |
||||
OF CONTRAPUNT.' Vig
neer reeds eene andere Period? voorafgegaau
is, welke met den Drieklank op de Tonica. der nieuwe Toonfoort geeindigd heeft; om dat alsdan het gehoor reeds ten voile van de nieu- we Toonladder ingenomen is. In dit geval leaf! men de Periode zeer wel met eene verwisfeling van den Drieklank der Tonica, of met een aii» der Accoord, hetwelk uit de Toonladder der nieuwe Toonfoort genomen is, aanvangen. $. 42.
Op dit eerfie Accoord kan ieder ander Ac~
coord, hetwelk in de Toonfoort behoort, vol- gen, om dat alle eene gemeenfchappelijke verbin- ding onder malkander hebben. Doch moet men, onmiddelijk, na den Drieklank op de Tonica, noch den verminderde Drieklank op de groote Septirae, noch in de Toonfoort der groote terts, den Drieklank op de groote terts der Tonica onmiddelijk hooren laten; om dat het fchijut, dat dit Accoord het gevoel van eene andere Toonfoort verwekke. S- 43-
Ieder toon voert het gevoel van deszelfs Quint
met zich, en over het algetneen is de overgang
van den eenen op den anderen zoo ved te ge-
^nakkelijker, hoe beter die toonen met elkander bar-
H 4 me-
|
|||||
.
|
|||||
»90 »*N 3,E pAp.M.OJtIJ
monie'ren. Dus gefphiedt de Prcgresfk van een*
Grondtoop tot den anderen het gemakkelykst floor confonerende fprongen , door Quinten, Quarten en Tertfen. Om die reden hebben d§ Accoorden bij yf^. 6. eene naauwere verbindlng^ Clan die bij fig. 7, S- 44.
De Accoorden op de Quint, Quart, Terts et?
&*/« van den Hoofdtoon ztj'n niet alleen daar= door met dien hoofdtoon verbonden, om dal men door gemakkelijke confonerende fprongen op dezelve komen kan, maar 00k daardoor, dat. ieder iitC of twee toonen met het Accoord van den Grondtoon gemeenfchappelijk heeft. Doch, zulke Progresjten, vooral zulke, welke door voir maakte Confonanten gefchieden, hebben weder, dit gebrek, dat men op eike fchrede ftilftaan kan, om dat het gehoor zoodanig bevredigd is.$ dat het geene andere progrcsfie verwacht. Men moet, otn die reden, trachten, de Ac-
coorden in eene naauwere verbjinding re brengen, Dit beftaat daarin, dat men, in plaats van de Grond accoorden, hunne verwisfeling neemt; ^vant, om dat deze niet zoo volmaakt hartno- pteren, ?oo bren^en zij het gehoor in de vpr- wachting, dat nog beter confonerende Accoor.-j den vol gen zuilen. J)e fchopnfte zamenhang der Harmony, is die-
|
||||
gene, waar bet gehpor Jn eene gedurige vet-
wachting eener volmaakte Harmonij onderhoudea wordt, welke echter niet eerdcr, dan aan hej einde der geheele Periode, gefchiedt. (fig. 8.) $ 45?
Men heeft nog een beter middel, de opvol-
ging der Accqorden bykans in malkander te ylechten, zoo dat ieder Accoord het gehoor noodzakelyk op het volgende leidt, Dit middel beftaat daarin, dat men eenige toonen bindt, dat is: dezelve van het een Accoord»ntot op het andere voort laat duren, en vooriil, dat deze gebondene toonen op het naasce of volgende Ao coord disfonerende zijn, en dus, door de ver- wachting der Refolutie, hunne volgende HarT monij noodzakelijk maken. Bij gevolg zijn de Accoorden bij fig. 9. in eene onaffcheideiyk naauwe verbinding. $ 4<5. , t
De rust of het yolmaakt einde in eene opvol-
ging van toonen, kan niet anders, dan door de volmaakte Harmony, door her volkomen Cohfo* tteren verkregen worden: want zoo lang het gehpor nog iets onvolledigs gevoelt, zoo lang ver- wacht hetze've 00k de ontknooping of RefoIutU yan hetzelve, Hieruit volgt, dat het laatfle ApT H 5 coord |
||||
J2* VAN DE HARM0N1J
|
|||||
coord der Periode, dat, hct vvelk de volmaakte
fluiting maakt , noodzakeliik cinfonerende zija moet, en dat de volmaaktfte Harmonij. namelyk de Drieklank, en vvel in zijne volinaakfte gedaan- te, de volmaakfte fluiting maakt. Wanneer de afdeeling of Periode gehcel en al
in eenerlei toon zijn zal, dan moet noodzakelijk het laatfle Accoord de Drieklank van den Grond- toon zijn. Even als men in eene Periode van eene Rede het laatfle woord. voor dat het wer- kelijk uitgefproken wordt, verwacbt, en reeds van te voren befpeurt, dat hetzelve nu ter vol- making van den zin komen zal, even zoo wordt bij eene volmaakte fluiting der harmonifche Periode ook het gevocl van het laatfle Accoord reeds van te voren verwekt. Dus is de volmaaktfte fluiting deze, welker Accoord, op e"e"n na het laatfle, het Accoord der Quint van den Grond- toon is. (fig. 10.) De grootfle volmaaktheid echter zal deze fluking
bekomen, wanneer het Accoord, hetwelk op e'en na het laatfle is, de Septime bij zich heeft, om dat alsdan de laatfle Grondtoon volflrekt noodzakeliik wrrit. Hierbij moet men echter niet enkel en alleen
op de opvolging der Grondtoonen zien, welke bij de volmaaktfte fluiting den fprong in eene Quint
|
|||||
*F CQNTRAPUNT. ^dj
Quint nederwaarts maken, maar ook op de
bovenfte ftemmen, in welke elke. laatfte toon ins- gelijks door den voorgaanden kan bepaald warden. De groote terts van den voorgaanden Grond-
toon, welke men ook het Subfemitonium (onder- halve toon) noemt, gaat in de Octaaf van dien toon, in vvelken de fluking gefchiedt. De Septi- me in het voorgaand Accoord maakt de Quart van den laatflen Grondtoon, en refolveert in des- zelfs Terts. Dit is dus de volmaaktfte aard van fluking, (fig. ii.) Zulk eese fluking wordt ook flechts bij bet
einde van een gebeel ftuk gebruikt, en om die reden de Finaal- of Hoofd-Cadens genoemd, S. 48.
lets onvolmaakter wordt deze Fitwal-ctdent
wanneer men in plaats van de Dominante in de Tonka te gaan, van de Quart, in de Tonka opwaarts fpringt. (Plaat XXHf. fig. 1.) In de Toonfoort der kleine terts moet men
echter kort voor de fluking, en fomtijds in het fluit- accoord zelve, de kleine terts verlaten, en de groote terts daarvoor nemen. (fig. 2.) S- 49-
Het gebeurt fomtijds, dat men deze fluking
aiet, de voorgaande vereenigt, en door eene dub- bele
|
||||
JC24 VAN DE HARMONIJ
|
|||||
bele fluking de volkomene rust bekrachtigt ,;
lietwelk men op verfcheidene wijze kan doen, zoo als blijkt uit de voorbeelden bij fig. 3. Door deze dubbele fluking kan men in de
Toonfoort der kleine terts, zonder hardheid, de fluiting met d£ groote terts makenj zoo als bij fie* 4-
s- 50-
Wanneer men midden in een ftuk eene Hoofd-
sfdeeling wil eindigen, zoo kan de Cadens wel even denzelfden vorm hebben, doch dan wordt het laatfte Accoord niet op den Hoofdtoon, maar op een' anderen genomen, zoo als bij fig. 5. Hier gefcbiedt de fluiting door eene Modulatie
of afwijking in de Dominante van den Hoofdtoon , d,och insgelijks door het daltn eener Quint, of het klimmen eener Quart; zoo dat 00k hier de voor« gsande Crondtoon de Dominante van den laatften Grondtoon is; want dit is altijd eene wezenlij- ke eigenfchap van AtFinaal-of Hoofd- Cadens. Door zulk eene volmaakte Cadens wordt altijd een ffooftdeel van een ftuk gecindigd. S- Si.
Ieder volmaakte Drieklank kan in de Progresjie
d^r Harmonij een klein rustpunt maken; doch djt rustpunt wordt voelkaarder, wanneer de Drie- klank; |
|||||
6v contrapunt; H§
(dank eene voJmaakte Confonant van den tloofd-«
toon is, namelijk de Dominante; vooral, wan- *eer men door een' confonerenden fprong op de- zelve gekomen is, alsdan vvordt die rustpunt zoo voelbaar, dat men foetzelve eene Halve Ca- dens noemt. (fig. 6.) Insgelijks gevoelt men eene rnst bij de afge-
hrooken of misleidcnde Cadens, welke de Fran- fehen Cadence rompue, en de Italianen Cadenza d'ingantia noemen. (fig« 7.) S« 52.
De Flnaal-Cadens veroorzaakt eene volkomen
rust, zoodanig, dat men een Hoofddeel van een ftuk daarmede eindigen kan. De beide andere foorten veroorzaken geen volkomen rust, dock worden 00k tot fluiting der afdeelingen gebruikt. Zij zijn 00k gefchikt, om afdeelingen in Peri<r* den te verdeelen* $ 5J.
leder van deze drie foorten: van Cadenzett
kan op velerlei wijzen veranderd worden, waar- door het gevoel der rust, welke zij veroorzaken, meerder of minder verzwakt wordt; en daardoor ontftaat eene groote verfcheidenheid der kJeinere rustpunten, welke flechts door de tiarmonifchc trogresfien daargefteld worden. § 54.'
|
||||
VAN DE HARMOHIJ
$ 54- De veranderingen, welke met de Hoofd-caden's
kunnen gefchieden, om dezelve minder of meer- der te verzwakken, kan men zien in de voor« beelden bij fig. 8» Doch foortgelijke Cadenzen^ welke door de
Verwisfeling der Accoorden daargefteld vvorden, veroorzaken flechts rustpunten voor enkele Perfo* den , maar zijn geene Boofd- cadenzen meer. $ 55*
Waar men de vrijheid heeft, de Disfinant in
andere ftemmen te laten refolveren, kan ook het laatfte Accoord dezer fluking verwisfeld, en daar- door de volkomen rust verhinderd worden. (fig. 9.) S- 56.
Wanneef men echter de Hoojd -cadens wii
behouden, en toch de rust op dezelve verhin- deren, zoo behoeft men flechts bij den Drieklank der Tonka de Septime te voegen, alsdan wordt dit Accoord zelve de Dominant t Taa een' nieU- teen Toon. (fig. 10.) |
|||||||
i' sp
|
|||||||
#F C0NTRAPUNT4 ifif1
3« 57*
Men kan ook de Halve Cadens door verwlsfe-
lingen der Accoorden verzwakken. (fig» u.) Insgelijks de afgebrookene of misleidende Ca«
denzen. (fig. u.) In ftukken, vvelke voor Kiavier ■ Ittfirumenteh
of voor Strijk - Inftrumenten vervaardigd worden , kumien de Pet mien lang of kort zijn; doch in ftukken, welke voor den Zang of voor BJaas- Inftrumenten worden gecomponeerd, is de Co«- ponist meer beperkt, om dat de Zanger of Speler tijd moet hebben, om adem te kunnen lialen. In Zangftukken bepalen de vvoorden elke afdeeling en elke Periode; want de Harmonij moet elk rustpunt voelbaar maken , waar de ziti der woorden het vereiscbt, In Ealletten en Dans- Itukken, welke een' bepaalden Rhijthtnus hebben1, moet men zich naauwkeurig naar het Karakter van het ftuk fchikken. $» 59*
Wanneer men met de Harmonij goed weet otii
te gaan, dan is het niet moeijelijk, ook flechts met twee of drie Accoorden tamelijk lange Pe- rioden te maken, zoo als men zicn kan aan de voor-
|
||||
&9 VAN OE HARMONfj
toorbeelden op Plaat XXIV; bij fig. U 2. en g,
Hct voorbeeld bij fig. 3., in hct welk dtf Harmon}} ftecbts op twee Grond accoorden fleunt, bewijst, hoe gemakkelijk het is, lange Perioden te maken, zonder al te Untoonig te worden, Om de Harmonij van eene Periode iets prik.
kelender te maken, kan men fomtijds de natuur- lijke kleine tertfeti verlaten, en daarvoor de groote tertfen nemert, even als of men in een* anderen toon aiwijken wilde; doch men moec op die groote tertfen niet lang blijven ftaan, maar weder de kleine nemen. Het voorbeeld bij fig' 4- is even als dat bij fig. 5, in C groote term l 6t;
De reinheid der Progresfie, zoo Wei va*n iedef
enkele flem in 't bijzonder, als van alle' vie* ftemmen te gelijk, fteunt meestendeels op de naauwkeurige waarneming der algemeene Regeleii Over de Progresfie, |
|||||
{i Sx;
|
|||||
Ot CONTRAPUNT. I2£
De Disfonanten moet men behoorlijk voorberei-
den en oplosjen. De Terts moet woo/* uit de Harmoriij weg
blijven. Hieruit volgt, dat men in de vierftetn- mige Compojttie bij het Sext-accoord de Oc- taaf van de Bas niet tweemalen kan verdubbe- len, om dat daardoor of de Sexte, welke bij dit Accoord noodzakelijk is, of de Terts zoude liioeten weggelaten worden. De voorbeelden bij fig. 64 zijn niet goed, maar die bij fig, 7. zijn goed. S. 64.
Vele, acbter elkander volgende, Quarten moe.
ten in de Harmoni) niet geplaatst worden, wan* neer de ondetfle middenftem van de beide hovttt* fte ftemmen al te verre vervvijderd is, en digt bij de Bas Iigt. Zulke Quarten beledigen, in dit geval, het oor, even zoo wel, als achter elkander volgende Quinten. Doch, wanneer aTle Boven* ftemmen digt bij elkander, en gezamentlijk min- der van de Bas verwijderd zijn, dan kan men zoo vele Quarten achter elkander gebruiken, als men wil. U DEE I. I $. 65.
|
||||
I30 VAN DE HARMON 1J
$ 65.
Hoewel men zich zeer in acht moet nemen,
in de vierltemmige Compofitie , verbodene Quinten en Octaven te plaatzen, zoo zijn 'er toch ge- vallen, waar men dezelve gebruiken kan, om dat hare flechte uitwerking kan verminderd worden. Zoo kan men verfcheidene Quinten achter el-
kander gebruiken, wanneer men van de Quinten vier toonm opwaarts klimt, vooral, wanneer deze Qiiinten in den Tenor of in de laagfle. middenftem tegen den Bas geplaatst zijn. In bet voorbeeld bij fig. 8. ziet men bij a,
b en c drie Quinten, vvelke, om voorgemelde redenen, georrloofd zijn. Soortgeliike Quinten gebruiken zelfs goede Componisten, doeh flechts in geval van noodzakelijkheid. §. 66.
De Quinten bij fig. 9. zijn geheel en al ver~
wrpelijk, en moeten niet gebruikt worden. Hoewel de Quinten bij fig. 10. door de Quart-
fprongen drageliik worden, zoo doet men toch beter, dezelve niet te gebruiken, en liever'iets aan de Harmonij te laten ontbreken: dat is, een Interval weg te lat^n, en een ander daarvoor te verdubbrlen. Het voorbeeld op Plaat XXV. bij fig. 1. is
dus beter, dan dat bij fig. a. |
||||
OF CONTRAPUNTi ISJI
|
|||||
In de drieftemmige Cowpofitie wordt de on-
aangename uitwerking der Qiiinten en Octaven t door gemeldc Quartfprongen niet bedekt. Daat en tegen kan men, wanneer de Comflo/itie meer dan vierftemmig is, dezelve zonder alle bedenking gebruiken; doch her best in de Tegenbeweging* S- 67.
Twee Qtiinten, vvaarvan de eene rein, doch
de andere valsch of klein is, worden zonder bedenking acliter elkander geplaatst, vooral in het nederwaarts gaan. (fig. 3,) Opwaarts is de opvolging van een valfche
Quint tot eene reine wel zoo goed niet, om dat de valfche Quint volgens hare natuur ge« neigd is nederwaarts te gaan; doch vvordt de- zelve thans 00k zeer dikwyls gebruikt. (fig. 4.) S- 68.
Een bLjzonder, doch geoorloofd geval, om
Quinten en Octaven in de Tegenbeweging te plaarzen, is, wanneer de eene Item de andere cvtrfpringt: dat is, wanneer b. v. de tweede ftem lager dan de derde gaat. (fig. 5.) $. 69.
Het overfpr'wgen van twee Itemmen is geoor-
loofd , wanneer men daardoor Octaven en Quin- ten vermijdt, zoo als bij fig. 6. en 00k, wan- I 2 neer |
|||||
I3» VAN DS HARBIONIJ
|
|||||
neer door het overfpringen van den Bas de Drie-
klank, of deszelfs eerfte verwisfeling, namelijk het Sext accoord, ontftaat, zoo als bij fig. 7. Men kan op eene foortgelijke wijze, zonder
feilen te begaan, den Tenor of de laagfle mid- denftem onder den Bas plaatzen, wanneer flechts of een Contra - Bas, of op een Or gel een /age Bas van 16 voet-toon, de hoogere Bas tot eene be- dekking dient. Dus zoude het voorbeeld hi) fig. 8* zonder Contra - Bas, of op een Orgel zonder een luge Bas van 16 voet, niet goed zijn, maar wel goed met een Contra Bas, zoo als bij fig. 9. S- 7°-
Zulke Quinten en Octaven, welke men bij
Inftrumenten of Zangftemmen door het overfprin- gen der ftemmen vermijden kan, kunnen op een Orgel of Forte-Piano geene plaats hebben, otn dat men op deze Inftrumenten het overfpringen der ftemmen niet gewaar wordt, S. 71-
De hoogfte reinheid der Aecoorden maakt de
vierftemmige Compofitie daarom nog niet volko- men : Elke ftem moet 00k voor zich zelve een' eigen en vloeijenden eang hebben, en alle ftemmen te gelijk moeten zich aangenaam te zamen vereenigen. . De goede zang van elke ftem hangt hoofdza- kelijk af van de gemakkelijks Progresfien det kleine
|
|||||
OF CONTRAPUNT. 133
kleitie Intervallen. Waar vele groote fpron-
gen in eene ftem voorkomen, daar verliest de zang zijne aanminnigheid, en de ftemmen loopen door malkander, zoo dat het gehoor geheel en al verward word. Hoe moeijelijk en onzingbaar fommige verbodene
Progresfien zijn, kan men zien in het voorbeeld bij fig. 10. Hier gaat in de laagfte middenttem de toon c in de overmatige Secunde d kruis, en in dezelfde ftem gaat d kruis in g nederwaarts, zijnde eene overmatige Quint: en te gelijken tijde gaat in de tweede middenftem de toon / kruis in de overmatige Quart c nederwaarts. $ 7«-
Het is niet wel gedaan, wanneer in de vier-
of 00k in driefiemmige muzijkftukken de eene ftem boven de anderen te veel uititetkt, en deze aan de eerfte fleclits ter verzelling dienen , want dit is ftrijdig met den aard der veelftemmigc Compofitie. Eene geheel andere zank is het in eene Aria
of Concert, waar het Solo van den Zanger of Speler door de andere Inftrumenten ilechts ge~ accompagneerd word. Doch hiervan wordt thans niet gefproken. De ilemmen moeten dus, zoo veel mogelijk
ie, aan fchoonheid malkander gelijkvormig zijn.
Echter moet men hoofdzakelijk daar op acht ge-
I 3 veil,
|
||||
VAN DE HARM0N1J
|
||||||||
134
|
||||||||
ven, dat de bovenfte ftem tegen de Bas de hoog*
fte reinlieid en de fcboonfte Harmony hebbe; want hct gehoor wordt het meest door de hoog- fte toonen aangedaan. In de bovenfte ftem doen de Tertfen en Sexten, welke men beurtelings gebruiken kan, de beste uitvverking. Hier en daar kan men ook de Quint en
Octaaf gebruiken. In de bovenfte ftem moeten ook, zoo veel mogelijk is, de doorgaande of bedekte Quinten en Octaven tegen de Bas ver» mijd worden. Deze groote zorgvuldigheid be- hoeft men echter ten opzigte der Bovenftem tegen de Middenftem niet te gebruiken* S- 73-
Hoewel men, na de groote Terts der Domh
nante , liever op het volgend Accoord de Octaaf verdubbelt, zoo is men toch fomtijds genood- zaakt, de Quint in plaats van de Octaaf te nemen, om Octaven tegen de Bas te vermijden, (fig. ii>) $ 74-
In de laagfte Middenftem of Tenor heeft de
Terts meerder vriiheid, en kan dan weder in eene Terts gaan. (fig. 12.) |
||||||||
S. 75.
|
||||||||
OF CONTRAPUNT. I35
|
|||||
S- 75-
Een voorbeeld van een rein vierftemmig Ge-
2ang kan men zien op Plaat XXVI, ziinde voor vier Zangftc'tnmen, namelijk voor de Soprano, Alt, Tenor en Bas, waarvan de Soprano en Alt in den Viooljleutel gefteld zijn, insgehiks de Tenor; doch in deze laatfte ftem worden alle n>>ten een Octaaf lager gezonge.n, dan de Vioolfleutel eigentlijk te kennen geeft. S- 76.
Bii de driefiemmige Compofitie moet men, be«
halve de algemeena Hegelen der reine Harmonij, nog de volgende bijzondere Regelen wel in acht semen* S- 77-
Wanneer de bovenfte ftemmen verre van den Bas
verwijderd zijn; b. v. meer dan tien toonen, dan moet men dezelve niet met Quarten laten voortgaan: zoo als bii fig* 1. op I'laat XXVJf. Doch dir kan gefchieden, wanneer de Bas dig- ter bij de Middenftem ligt, zoo als bii fig. 2. Dit is echter te verftaan, wanneer, of alle drie flemmen gezongen, of alle drie ftemmen gefpeeld worden; want, indien de twee bovenfte ftemmen gtzongen werden, en de Bas door een liiftru- I 4 meat |
|||||
Ij5 VAN DE HARMONIJ
|
|||||
nient werd gefpeeld, dan zoude dit niets helpen,
om dat men bij ondervinding weet, dat men in zulk een gevai, zelfs bij de beste Or chest en, bijkans niets hoort, dan de ftemmen der Zan- gers of Zangeresfen. Hieruit volgt, dat in drie* ftemmige Muzijkftukken, de beide bovenfte ftem- men zoodanig gecomponeerd moeten worden, dat men den Bas daarvan, des noods, wegnemen kan. Dus moet men zich hierbij voor vele achter el- kander volgende Sexten wachten, wcllce in do bovenfte ftemmen Quart-gangen maken. Wan- neer de twee concerterende ftemmen altijd door Tertfen en Sexten voortgaan, dan vvordt de zang ook tamelijk armhartig, hoewel dit fomtyds in korte pasfagien aangenaatn klinkf. $ 78.
De voorbeelden [bij fig. %. en fig. 4. zijn voor
twee Zangers gecomponeerd, welke door een Bas geaceompagneerd en dus drieftemmig worden. Bij fig. 3. zingen de Zangers met Sext- en
Terts-gangen; doch bij fig. 4. worden zoo wei de Tertfen als Sexten in die orde achter elkan* der vermijd. Die laatfte aard verdient den voor* rang boven de eer&e. Over het algemeen moe- ten foortgelijke ftukken voor twee Zangers, ten opzigte der Zangftemmen, volgens den aard der tweefiemmige Compo/itie vervaardigd worden, waar- yan in 't vervolg nader. zal wprden gefprooken, Wan.
|
|||||
OFCONTRAPUNT. I37
|
|||||
Wanneer zulke twee Bovenftemmen te zamen
concerteren, dan moet men deze fiemtflen met al te verre van elkander verwijderen, zoo als b. v. zijn zoude, wanneer de bovenlte ftem voor eene Viool of F/uit, doch de tweede voor een Fagot of Fioloncel gecomponeerd was; of in Zangftem- men, wanneer de eerfte ftem door een Soprano, en de tweede door den Bas zoude uitgevoerd moe- ten wordeu. $ 79*
In deze foort van Comp«fitie bedient men zich
zelden van het overfpringen der ftemmen, om dat daardoor dc zang der bovenfte ftem benadeeld wordt. Dit overfpringen der ftemmen heeft llechts bij het Trio, en bij het Duo van twee concerte- rende ftemmen plaats. Echter is men fomtijds ge« noodzaakt dit te doen, wanneer men, op geene andere wijze , Quinten en Octaven verrmjden kan. S. 80.
Wanneer twee Infirumenten van eenerki foort,
b, v. twee Violen of twee Fluiten, te zamen con- certeren, dan doet het geen nut, de pasfagie van het eene Inftrument door bet ander te laten na- bootzen, om dat dezelve toch niet anders zouds klinken, dan eene herhaling der voorgaande pas- fagit. Dus zoude het voorbeeld bij fig 5. niet I 5 an« |
|||||
J38 VAN DE HARMONIJ
|
||||||
anders klinken, dan dat bii fig. 6 Wanneer men
bij deze nabootzing eenige toonen een Octaaf la. gtr verplaatst, zoo als bij fig, 7, dan zal dit eerie betere uitvverking doen. §♦ 81.
Men vermijdt, zoo veel mogelijk is, de Oc-
taaf of de Quint van den Bus in de bovenfte Item te plaatzen, behalve bij het begin en bij het einde, of om eene zinfcheiding zoo veel te beter aan te duiden. Men neemt vooral de Terts in de bovenlte ftem, op dat bet gehoor nergens cene rust gevoele, dan bij wezenlijke zinfcheidin.- gen of Perioden. Hierdoor bekomt de Melodij een' naauwen
zamenhang. §. 82.
De Bas moet nergens over eene bovenftem
fpringen, om dat daardoor de natuur van bet Accoord zoude veranderd- worden, vooral bij den Drieklank, welke daardoor als het Sext- quart ae- coord zoude klinken; zoo als men zien kan aan het voorbeeld op Plaat XXVIII. bij fig, 1. en. fig. 2. |
||||||
S-«3»
|
||||||
OF CONTR APUNT. 139
|
|||||
$ S3-
De Tweeftcmmige Compofttie is zeer rooeijelijk,
en men kan in dezelve niet eerder volkomen goed flagen, dan wanneer men eerst in de vier- ftemmige Cotipofitie eene genoegzame kennis heeft verkregcn. Dezelve is van tvveederlei foorr: of *er is Oechts
iine Soloflem, vvelke door een Bas of ander In- firument geaccompagncerd wordt, of 'er zijti twee concertertnde fiemmen, zonder ander accom* fagnement. Deze laatfte foort is de moeijelijkfte, om dat
men al te veel bepaald is. Men mng hier nergens noch de Octaaf, noch de Qtiint in de bovenfle ftem plaatzen, dan waar Sluitingen of Cademen moefen ziin; want, daar de Terts bij de Hartnonij allernoodzakelykst is , zoo zoude al- tijd, waar de Octaaf of Quint, in de bovenfte ftem ftaat, eene fluking gemaakt worden. Dus kan men in de bovenfte flem flechts Tertfen en Sexten, met de Qttart en Septime als eene op~ houding der voorgaande noot, gebruiken. De None kan 00k nog gebruikt worden; doch dan moet de Bas, of de onderfte ftem, niet tot aan de Refolutie liggen blijven, maar moet of eene Terts opwaarts gaan, zoo dat de None in de Sexte opgelost wordt; of de onderfte ftem moet eene Terts nederwaarts gaan, zoo dat de None in
|
|||||
14<3 VAN DE HARMON IJ
|
|||||
in de Decime of Terts refojveert. Zoo als men
zieu kan aan de voorbeelden by fig. g. S- 84.
■
Bij Cademen of fiuitingen moet in de Twee*
flemmige Compofitie de tweede ftetn niet van de Dominante in de Tonka (luiten, zoo als gevroon- lijk de Bas doet. Indien de bovenfte ftem door de Quint der
Dominante, zoo als bij fig. 4., de fluiting maakt, dan vvordt in de onderfte ftem de Terts dezer Dominante, of, hetgeen hetzelfde is, het Subfe- mitonium der Tonka genomen. Doch, wanneer de bovenfte ftem door het Subfemitonium fluit, dan gaat de onderfte ftem van de Secunde in de Tonka, zoo als bij fig. 5.; echter kan in dit geval de onderfte ftem 00k op de manier van eene Bas-cadens (luiten, zoo als bij fig. 6. Het is echter noodzakelijk, dat de onderfte
ftem bij den, op e'e'n na laatften, toon de Domi- nante der Tonka neme, wanneer de fluiting niet, zoo als in de voorgaande voorbeelden in de Hoofd - Tonka , maar in eene Terts nederwaarts gefchiedt; zoo als bij fig. 7., waar men, of- fchoon de bovenfte ftem, even als fig. 5. en fig. 6. voortgaat, dc fluiting niet in C, maar in A kleine terts maakt. Wanneer men eene Halve Cadens maakt in de
Do.
|
|||||
Or C ONT RAPUNT. 141
\
Deminante van dien toon, in welken men is, en
gebruikt alsdan de Quint dezer Dominame in de bovenfte ftem, dan moet de onderfte ftem, noodzakelijk, de Terts van gemelde Dominants hebben; doch, wanneer deze Terts in de bo» venfte ftem ftaat, dan kan de onderfte ftem deze Dominante zelvt htbben, S. 85.
De meeste kleine ftukken, zoowel voor Trom-
petten als voor Horens , nemen, bij het flot, in de onderfte ftem de Terts der Tonka, welke in de bovenfte ftem voorkomt. Doch hjt is beter, dat beide in de Octaaf of 00k fomtljds in den Eenklank fluiten, vooral bij Infirumenten van een lagen tooiit $. 86.
■
Een tweeftemmig ftuk voor twee Violen, twee
Fluiten, of twee ftemmen te componeren^ zooda* nig, dat 'er geene derde ftem bij noodig is, is zeer moeijelijk.
■
$.87.
De veelflemmige Compofitie, van vijf, zss en
meer ftemmen, heeft minder moeijelijkheid, om dat het daarbij in de Middenftemmen niet meer |
||||
14-2 VAN DE HARMONIJ
|
|||||
op dc hoogfte reinheid aankomt, en zoowel me-
tiigvuldige bedekte Quinten en Octaven, als ook openbare in de Tegenbeweging in dezelve zoo- danig voorkomen kunnen, dat het wangeluid, hetwelk dezelve in ftukken van weinige ftemmen veroorzaken, door de andere ftemmen bedekt en onmerkbaar wordt. $. 88.
Men gebruikt in de veelftemnige Compofitk
even dezelfde Accoorden, als in de vierflemmige; doch met dit onderfeheid, dat men 66n of meer- dcre Intervallen in dezelve verdubbelt^ zonder anderen uit te laten, $. 89.
In de vijfflemmige Campofitie verdubbelt men,
als vtjfde ftem, in den Drieklank bijzonder de Octaaf; na deze de Quint, doch zelden de Terts, om dat deze laatfte dikwijls verbodene Octaven veroorzaakt. In het voorbeeld bij fig. 8. ziet men drieerlei
gedaante van den Drieklank bij het vijfftemmig /iccoord. \
IS. 9°' Bij het Sext-accoord kan men de Sexte, de
Terts
|
|||||
Or CONTRAPUNT. I43
Terts en de Octaaf van de Bas-noot verdubbe~
leu; doch dit laatfte moet met omzigtigheid ge- fchieden , om dat deze Octaaf de Terts van den eigentliiken Grondtoon is. Men heeft dus ook drieerlei gedaantens van
het vijfftemmig Sext-accoord. (fig. 9.) §. 91.
De verdubbeling der Octaaf van de Bas-noot
is bij Heele Cadenzen noodzakelijk, en het zou- de een fout zijn, wanneer dit niet gedaan werd. (fig. 10.) 1 ' $ 9*-
Bij het Septime-accoord heeft men, wanneer
de Octaaf van den Grondtoon daarbij genomen wordt, geene verdubbeling noodig. l)<>ch, wan- Iieer men de Octaaf weg laat, dan kan men de Qjtint of de Terts verduhbelen. De groote Terts mag, even als bij den Drieklank, zelden verdub- beld worden; daarentegen heeft het met het vet» dubbelen der kleine Terts geene zvvarigheid. De Septime zelve moet men nooit verdubbelen. Bij de verwisfeliftgen van het Septime-accoord
kan men gemakkelijk beoordeckn, welk Ititeval men
|
||||
VAN 1JE HARM ON JJ
|
|||||||
144
|
|||||||
men verdubbelen moet; wanneer men flechts zorg
draagt, dat de Septime van den Grondtoon tiooit dubbel gehoord worde. Dus moet in het Sext- quint - accoord met de Quint , in het Terts- quart-accoord niet de Terts verdubbeld worden, en in het Secund-accoord moet de Octaaf vart de Bas noot in de andere ftemmen niet voor- koinen. S< 94'
Bij de toevallige Disfonanten, namelijk de No-
tie en de Quart, verdubbelt men of de Qtiiftt, of de Octaaf van den Grondtoon. Bij de None center liever de Quint, dan de Octaaf. 5- 95-
Aile deze aanmerkingen wegens de verdubbeling
gelden ook bij de zes- en meerfiemmige Compojl- tie, waar dan twee Intervallen, in plaats van de'n, verdubbeld worden, namelijk de Octaaf en Quint te gelijk. S. 96.
Daar het een algemeene Regel is, dat van den
waren Grondtoon flechts de Confonanten moeten verdubbeld worden, zoo komt het, bij alle ver- dubbelingen, hierop aan, dat men altijd den wa- ren |
|||||||
us
|
|||||||
0? CCNTR/PUNt.
|
|||||||
ten Grdndioon voor oogen hebbe, en de Secun-
de van de None wel onderfcheide. Wanneer men het vijfitemmig voorbeeld bij fig*
ix, nog volftemmiger maken vvil, dan kan men gemakkelijk ontdekken, uit het geen reeds gezegd is, hoe de verdubbeling der ftemmen moet gc- fchieden, daar het duidelijk blijkt, vvelke toon in ieder maat de Grondtoon is. Doch, wanneer deze Ascoorden op zulke wij-
ze voorkoraen , als bij fig. ia, dan is bij a de eigentlijke Grondtoon B met de Septime, bij ge- volg moeten hier de Cottfonanten van dien toon B verdubbeld worden, en wel bijzonder die ge- nen, welke (zoo als reeds van te voren gezegd is) in het vierftemmig Accoord het best klinken. Bij b is E met de Septime de ware Grondtoon; bij d is het Accoord even zoo, als bij a; doch bij e is aan den Grondtoon E, behalve de Sep- time nog de None (hier de Sexte van de Bas- noot) bijgevoegd; bij g is de Harmonij in den nederjlag even als bij b: daar echter hier de Bas den waren Grondtoon heeft, en de Disfonan- ten flechts ophoudingen der voorgaande noten zijn, zoo moeten hier de Confonanten van den Baa verdubbeld wordea , daar in tegendeel bij b de Confonanten van den Grondtoon E moesten ver- dubbeld worden. Even dezelfde overeenkorrrst is 'er tusfchert
het Accoord bij A, en dat bij g, Een goed voorbeeld van eene vij'f-ftemmigt
II. Oebl. K C«m-
>
|
|||||||
1^6 VAN DE HARMONIJ
|
||||
Cott.pofltie is het Gezang op Plaat XXIX. en-
een foortgelijk voorbeeld van zes ftemtnen vindt men op Plaat XXX. De Tenor-fiem ftaat in deze beide voorbeelden
weder in den Viool- fleutel, doch wordt, zoo als reeds in $ 75. gezegd is, eene Qctaaf la- ger gezongen. S- 97-
De Hoofdmelodij of Cantus Firtnus kan bij de
veelfleuimige Compofitic in elke ftera geplaatst worden; echter moet men, wanneer men dezelvc in den Bas wil plaatzen, daarop letten, dat de« zelve met zulke flnitingen eindige, welke tot dc Hoofdtoonfoort behooren. S- 9?-
Wanneer men tot ieder noot van eene vaste
of aangenomen Melodij een bepaald aantal noten eomponeert, b. v. tot ieder Quart twee Acht- ftens; zoo als bij fig. 1. op Plaat XXXf., of tot elke Quart een Triool of vier Zestiendens, zoo als bij fig. 2. en fig. 3 , dan wordt dit een engelijk Contrapunt genoemd; Doch, wanneer men zich aan geen bepaald aantal noten bindt, maar de figuren der Noten, naar welgevallen, door malkander roengt, zoo als bij fig. 4; dan noemt men dit een vermengd Contrapunt. S- 99*
|
||||
Of contrapunt; lift
§ 99-
De noten, welke men in het ongelijk Contra-
punt tegen elke noot deir vaste Melodij plaatst, worden of met de noot der vaste Melodij te gc lijk aangeflagen, of dezelve worden nagejlagen* Van de gefteldheid en verfcheidenheid zulker
toonen, welke tegen de totinen der vaste Melo- dij moeten gebruikt worden, is reeds in die Hoofdftuk gefproken; $. loo.
De noten, welke nagejlagtn worden, zijn of
in de Intervalkn van het Accoord begrepen, of »iet. Wanneer zulke noten in het Accoord begrepen
zijn, dan is eene zulke manier van Compopit niets anders, dan eene onthding der Accoorden, welke ten grondflag liggen. (fig. 5.) %. 101.
De naflaande noten kunnen 00k zoodanlg ge-
field zijn, dat dezelve noch in het Accoord be- grepen zijn , noch voor zich zelve als Confonan- ien of Disfonanten met de aanflaande noot der vaste Melodij kunnen verbonden worden, maar door middel van den doergang, zoo als h'i)fig' |
||||
J4$ VAN DE HARMONIJ
6, of wisfelgtwg, zoo als bij fig. 7, gebruikt
worden. $. 101.
De noot, welke eigentlijk tot de noot der vas-
te Melodij moest aangeflagen worden, kan men ook in den tiaJJag brengen, het zij door mid- del van eene kleine pauzering, zoo als bij fig. 8; of wanneer men, in plaats van de aanflaande noot, eerst eene wisfelnoot vooruit laat gaan, zoo als biy fig. 9. S* 103.
In de Grondftem worden de Wisfelnoten zoo
dikwijls met gebruikt, dan in de Bovenftem. Het gebruik der verfcheidene naflaande noten
kan men zien bij fig. 10., en op Plaat XXXII. bij fig I. en fig. 2. Wanneer men in het ongelijk Contrapunt ook
Disfonanten wil gebruiken, dan moet men hoofd- zakelijk daarop letten, dat de laatfte nafldande noot, welke tegen eene noot der vaste Melodij geplaatst wordt, met de noot der vaste Melodij conjonere, op dat aezelve dan bij het begin der
>
|
||||
OF CONTRAIUKT, 149
|
|||||
der volgende noot van de vaste Melody als eene
DUfonant kan verfchijnen. (fig. 3.) $. 105.
Wanneer men de vastc Melodij in de Grand-
Jiem wil plaatzen, en tot dezelve eene Bovenftem in het ongelijk Contrapunt componeren, dan zijn die noten, welke in den tiaJJag komen, of Con- fonanten of harmonifche Bij-notcn, of 00k doorgaande- en wisfelnoten. Lij het componeren eetier Bovenftem kan men
overiil van de Wisfelnoten gebruik maken, zoo wel bij den adnflag der noot van de vaste Me- lodij , als 00k bij die noten, welke in den na- flag vallen. (fig. 4, 5, en fig. 6.) $. 106.
Wanneer men in de Bovenftem Disfonanten
wil gebruiken, dan moet men wel in acht ne- men, hetgeen hierover in $. 104. van dit Hoofd- ftuk gezegd is. Een voorbeeld hiervan ziet men bij fig. 9« Wanneer men tegen de noten der vaste Me-
lodij , in de andere ftem, noten van eene w fchillendt figuur en waarde plaatst, dan noemt K 3 men -
|
|||||
f$0 VAN DE HARMONIJ
|
||||
men zulk eene manier een vermengd Contrapunu
(Plaat XXXUI. fig. i, 2 en 3.) ■
Men kan wel in deze manier van compsneren
van alle mogelijke figuren der noten gebruik ma- ken; doch die figuren, welke men, om ze met elkander te verbinden, kiest, moeten ten opzigte van het maatgevoel, dat is, ten opzigte dec aangenomen metrifche beweging, geene tegenftrijdig. heid in zich bevatten, of het aangenomen maat- gevoel iriet vernietigen. In bet voorbeeld bij fig, I. fteunt de metrifche beweging op de beweging der Achtflen. Indien men dus tot de twee eerfte noten van de tweede maat zulke notenfiguren wilde plaatzen, als bij fig. 4., dan zoude het maatgewigt vertiietigd, en ons gevoel, beledigd worden. §. 109.
■
Wanneer ecliter het maatgewigt op Quartno*
ten fteunt, 'dan kan men, zonder misftand, Triekn en Zestiendem onder malkander gebru;- ken. (fig. 5-) 1 $. 110.
Wanneer men in het vermengd Cmrapunt,
g<-
|
||||
OF CONTR APUNT.
|
|||||||
151
|
|||||||
gebruik van de Disfonanten wil maken, dan
moet 00k hier in acht genomen worden, hct- geen hierover in §. 104. gezegd is. Ook moet men hier het gebruik leeren kennen van die Bij- noten, welke dikwijls tusfchen den aanflag en de Refolutie eener Dhfonant voorkomen. (fig. 6.) $. in.
Als men tot eene vaste Melodij, in de Grond-
ftetn ftaande, eene Bovenftem wil Componeren, en daartoe vermengde notenfiguren gebruiken, dan heeft men geene andere Regelen noodig, dan die, waarvan reeds in het gelijk en onge- Jijk Contrapum gefproken is. Bij fig. 7. ziet men een voorbeeld hiervan in een' vrijen fchrijf- ftjjT, en op Plaat XXXIV. bij fig. 1. een foort- gelijk voorbeeld in een gebmden fchrijf - ftijl met ondergemengde Disfonanten. $. 112.
Wanneer men tot eene vaste Meoldij van ge-
lijke en even lange noten nog eene andere ftem goed kan comppneren, dan valt het ook niet moeijelijk, zulks te doen, bij eene vaste Melo- dij, welke uit noteri van eene verfchillende Hxmrde beftaat. Even dezelfde Regelen, welke reeds afgehandeld- zijn, gelden ook hier. Het eenigfte, hetgeen hierover kan aangemerkt vvor- K 4 den |
|||||||
t$% VAN DE HARMONIJ
|
|||||
den, (hetwelk ecluer meer van den fniaak, dan
van de Regelen der Kunst, afhangt) is dit, dat men, op zulk eene plaats, waar de vaste Melodij gezwinde noten heeft, aan de verzellende ftcm langzame noten kan geven, en dat men daarentegen bij zulke plaatzen der vaste Melodij, waar weinige of langzame noten voorkomen, ins- gelijks ook bij fluitingen , de verzellende ftetn met gezwindere noten kan laten voortgaan. In alle Son a ten, Duet ten enz: yinJt men
hier van voorbeelden, $ 113-
Alle mogelijke figuren, welke in cene Melody
begrepen zijn, beftaan uit harmonilche bij - no- ten , of uit eene vermenging van deceive met doorgaande en vvisfelnoten. Om een regt gebruik te leeren maken van
deze doorgaande en vvisfelnoten, en van de ver- menging derzelve met de harmonifebe hoofd- en bij-noten, kan een beginntnd Componist zulk eene Melodij, welke uit noten van eene verfchil- lende waarde beftaat, met verfchillende foorten van notenflguren veranderen,- mits hij zorg dra- ge, dat de Harmonij der Grondrtem niet ver- anderd of verminkt worde. De Variatien, welke in Sonaten en andere ftukken dikwijls voorko. jnen, kunnen liiervan tot voorbeelden dienen. |
|||||
OF CONTRAPUNT. J5j
De vaste Melodij, tot welke men ngg twee an*
dure ftemmen in het ongelijk Contrapunt wil componeren, kan geplaatst worden of in de Bo- yenflem, of in de Middenftem, of ook in de Crondftem. Somtijds bevat flechts itne der ver- zellende ftemmen het ongelijk Contrapunt in zich; of de figuur van zulk een ongelijk Con- trapunt is onder beide ftemmen verdeeld, of alle beide verzellende ftemmen zijn in het ongelijk Contrapunt bewerkt. In het voorbeeld by fig. s. heeft de Bovenftem de vaste Melodij. De Middenftem beweegt zich daarbij in het gelijkt en de Bas in het ongelijk Contrapunt. Bij fig. 3. ftaat de Bas in het gelijk, en de Midden- ftem jn het ongelijk Contrapunt. Bij fig. 4. hebben beide verzellende ftemmen
ieurtelings het ongelijk Contrapunt. BiJ fig- 5* bewegen zich beide verzellende
ftemmen te zamen in het ongelijk Contrapunt. Bij fig. 6. ftaat de vaste Melodij in de Mid-
denftem; en de Bovenftem beweegt zich in het tngelljk Contrapunt. Bij fig. 7. vindt het ongelijk Contrapunt iq
beide verzellende ftemmen plaats. Bij fig. 8. ftaat de vaste Melodij in de Crond-
ftem. |
|||||
K 5 S» H5<
|
|||||
I£4 VAN DE HARMONIJ
In het vermengd Contrapunt van drie fiem-
tnen kan men, of flecbts iine ftem met ver- mwgde figuren componeren, zoo als op Plaat XXXV. bij fig. I. of men kan ook- in beide verzellende ftemmen van de vertnenging der fi- guren gebruik maken , zoo als bij fig. 2. Deze manier van Componeren geeft eene goede
gelegenheid aan de hand, om zich in het ge- bruik der Disfonanten te oefenen. 5. 116.
De twee voorbeelden bij fig. 3., en bij fig.
4. zyn in de manier eener Fuge bewerkt. De Cantus Firmus of vaste Melodij ftaat bij fig. 3; in de Middenftem, en bij fig. 4. in de Grand- fern of Bas. A- ll7-
Wanneer men tot eene vaste Melodij nog drie
andere ftemmen in het ongelijk Contrapunt vvil componeren, dan kan de vaste Melodij in eene der vier ftemmen geplaatst worden, welke men hiertoe verkiest. Bij de verzelling dezer vaste Melodij kan eene der buitenfle flemmen, b. v. de Bas het ongelijk Contrapunt in zich bevat- ten, zoo als bij fig. 5. of men kan hetzelve in |
||||
OF CONTRA PUNT. 155
eene Middenftem plaatzen, zoo als men zieti
kau op Plaat XXXVI. bij fig. i. Ook kunneu twee of alle drie Jlemmen in het ongelljk Con- trapunt bewerkt zijn, zoo als bij fig. 2. Men kan bet ongelijk Contrapunt ook onder
twee of drie ftemmen verdeelen^ zoo als bi/ fig- 3-
Zoo verfchillende deze voorbeelden zijn, in
welken de vaste Melodij in de Bovenflem ftaat, even zoo verfchillende kunnen dezelve ook zijn, wanneer de vaste Melodij in eene der Midden' ftemmen, of in den Bas geplaatst wordt. $ il8.
In het vermengd Contrapunt van vier ftemmen
kan men, of flechts iine ftem met vermengde figuren componeren, zoo als bij fig, 4. ■ Of men kan in alle drie verzellende flemmerp
van de vermenging der figuren gebruik maken, 200 als bij fig. 5. ; ■■.-:; S- 119.
Deze manier gesft de beste gelegenheld aan de
hand, bet gebruik der Disfonanten in de vier- ftemmige Compofitie te oefenen; zoo als blijkt aan het voorbeeld bij fig. I. op PlaaE XXXVII, |
|||||
§. 120.
|
|||||
15° VAN DE HARM0N1J OF CONTRAPUNT.'
§. 120. Het voorbeeld bij fig. 2., in hetwelk de vas-
te Melodi] in eene Middenftem ftaat, is in ien gebonden fchrijfftijl en in de manier eener Fugs bewerkt. |
||||||||
VII. HOOFDSTUK.
Van het dubbel Contrapunt*
§ i«
W anneer twee of meer ftemmen, zonder kwet-
zing der harmonifche Regelen, zoodanig tegen elkander verwisfeld kunnen worden, dat eene van dezelve een Octaaf> None,, Decime enz; lager of hooger kan worden verplaatst, dan noemt men zulk een aard van Compofitie: het dubbel Contrapunt. |
||||||||
Men heeft zoo vele hoofdfoorten van het dub-
bel Contrapunt, als 'er Interval/en zijn; men heeft dus ^0
|
||||||||
VAN HET DUBBEL CONTRAPUNT. I57
1.) Het dubbel Contrapunt in de Secunde of
None;
a.) Hetzelve in de Terts of Decimc; 3.) Hetzelve in de Quart of Undecime; 4.) Hetzelve in de Quint of Duodecime; 5.) Hetzelve in de Sexte; 6.) Hetzelve in de Septime; en 70 Het dubbel Contiapunt in de Octaaf. De gebruikelijkfte en ook te gelijk de bruik-
baarfte foorten hiervan zijn: het dubbel Con- trapunt in de Octaaf, in de Terts, en in de Quint; of, hetwelk eenerlei is: het Contrapunt in de Octaaf', in de Decime en Duodecime. S- 4-
De Regelen der Harmonij, welke bij de gt-
wone Compofitie, of bij het zoogenaamd ettkel Contrapunt noodig zijn, behouden hare kracht en waarde ook in het dubbel Contrapunt. Bij dit laatfte zijn echter nog verfcheidene bijzon- dere Regelen noodig, om dat de Iatervallen bij de verplaatzing der ftemmen veranderd worden. $ 5.1
Om duidelijk te zien, welke gedaante de Har-
mn.
|
||||
J58 VAN HEX DUBBEL
monij bij de omkering van cen dubbel Contra-
punt zal bekomen, zoo plaatst men de getallen der Intervallen o# Klanktrappen, volgens welke de ftemmen hooger of lager verplaatst zullen worden, in twee rijen onder elkander, en wel in de eene rij in eene klimmende, en in de andere rij in eene dalende orde; b. v. bij het Contrapunt in de Octaaf op volgende wijze: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 8. 7. 6. 5. 4. 3. 2. I. Ilieruit' ziet men, dat in het dubbel Contra'
punt in de Octaaf, bij de omkering der ftem- jnen, de Untfon of Eenklank tot Octaaf, de iSecunde tot Septime, de Terts tot Sexte, de C.yart tot Quint, de Quint tot Quart, de ■S<?a/e tot 7Vm, de Septime tot Hecunde, en de Octaaf tot Unifon gemaakt wordt. lief voorbeeld bij fig. 3. ftaat in het Contra-
punt der Octaaf, en het voorbeeld bij /gv 4. bcvat de omkering der ftemmen in zich, waar- nit men de nieuwe gedaante der Harmonij zien lean, welke door de omkering der ftemmen te voorfchijn 'iomt. S-6.
Daar in dit Contrapunt, bij de omkering der
ftemmen , de Quint tot Quart wordt, zoo lean dezelve of flechts nls eene doorgaande- of vvis- felnoot gebruikt worden, of dezelve moet, even als een Disfonant vooriereid, en een trap neder- waarts-
|
||||
CONTRAPUNT. Ifo
|
|||||
waarts opgelost worden, op dat, bij de omke-
ring der ftemmen, de Compofitie overeenftemme met het gewoon gebruik der Quart in den ge- bonden fchrijfftijl. Men kan dus een dubbel Contrapunt in de Qctaaf nooit met het Interval der Quint aanvangen, zoo als op Plaat XXXVIIL bij fig. i., om dat alsdan bij de omkeering der ftemmen de Quart op eenen aard te voorfchijn komt, welke met de Regelen der Harmonij ftrij- dig is, zoo als bij fig. i. De Quint kan dus in den aanflag flechts op
den volgenden aard in dit Contrapunt gebruikt worden, i.) wanneer op haren Groiadtoon eene Terts, Sexte, of Octaaf vooruitgsat, zoo als bij fig* 3» 4 en 5 5 en »0 wanneer zij zelve als Terts, Sexte, of Octaaf van te voren ligt, zoo als bij fig, 6. 7 en 8. Doch in beide gevallen moet zij liggen btijren, zoo als bij fig. 3. 4. en 5., of zij moet trapswijze nederwaarts op eene Terts, Sexte, of op eene overmatige Quart gaan, zoo als bij fig. 8. 9 en 10. $. 7-
In dit Contrapunt moeten de ftemmen niet
verder dan eene Octaaf, uit elkander gaan, in- dien de omkering van eene ftem (lechis eene Oc- taaf hooger of lager gefchieden zal. Wanneer men deze grenzen overfchrijdt, dan komt bij de omkering geene nieuwe Harmonij te voorfchijn, taaar de Ten fen verichijnen weder als Tertfen, de
|
|||||
X<JO VAN HET DUB DEL
de Secunden weder als Secunden, enz: Watineer
men in net voorbeeld bij fig. II. de Bovenftem eene Octaaf lager of de Onderftem eene Octaaf hooger wilde verplaatzen, zoo als bij fig. ia. en 13., dan ziet men, dat hier vvel eene vcr« plaatzing, maar geene wezenlijke omkering ge. fchiedt is: dus moet zulk een Contrapunt, in liet welk de ftemmen de Grenzen der Octaaf overfchrijden , bij de omkering eene Decima Quinta, dat is twee Octaven hooger of lager verplaatst worden, wanneer door de omkering eene nieuvve gedaante der Harmony te voor« fchijn komen zal, (fig. 14.) S. 8.
Wanneer men, bij het overfchrijden der gren»
zen der Octaaf, de None in dit Contrapunt gebruikt, dan kan zulk eene None in de omke- ring niet anders, dan eene Secunde opgelost wor- den. (fig. 15.) § 9-
Wanneer men in dit Contrapunt 1.) niets dan
de Terts, Sexte en Octaaf gebruikt, 2.) de Tegenbewegiug en ztjdelingfche beweging vvd in acht neemt, 3.) de Disfonanten niet anders, dan in den doorgang gebruikt, en- 4.) twee Confonanten van emerkkn aard achtcr elkander irt
|
|||||
N
|
|||||
CONTRAPUNT. l6l
In de Regie beweging vermijdt,, dan kari zulk
leen Contrapunt drie- of vierftemmig gemaakt Worden, warineef men aan e'e'ne of aan beide ftemmen flechts eene Terts opwaarts bijvoegt. Het voorbeeld bij fig. 16. is van dien aard,
en kan, op gemelde wijze, vierftemmig gemaakt worden, zoo als blijkt op Plaat XXXIX. bij fig. i, waar boven elke ftem eene Terts ,fojjge« voegd is. De omkeriag van die voorftel ziet men bij fig. a. Men kan hetzelve ook zoodanig verplaatzen »
flat zoo wel in net voorftel zelve, als ook in tie omkering, de Tertfen tot Sexten en Decimen gemaakt worden kunnen, zoo als blijkt bij fig. $. 4. 5. 6. 7. 8 en 9, In deze voorbeelden is van ieder flechts de
eerfte maat aangetoond, om dat de overige,' volgens deze aanleiding, gemakkelijk daarbij kuri- iien gemaakt worden.' 8. id.
Wanneer in een voorftel de Bovenftem tegerf
de Onderftem eene Terts of Decime lager, of de Onderftem tegen de Bovenftem eene Terts of Decime hooger kan verplaatst worden, dan noemt men zulk eene Compofitie een dubbel Contra' punt in de Terts of Decime. In het voorbeeld bij fig. 10. hebben de eerfte
eh twecde Viool het Contrapunt of de Hoor'd- 'II. dee L. t, com-
|
||||
i6a
|
||||||||
VAN HET DUBBEL
|
||||||||
compofitie, doch de Bas en de tweede Vwol
bevatten de omkering derzelve. Men kan echter ook de Bas en de tweede
Viool als de Hoofdcompojitie» en de eerfte Viool als' de verplaatzing van den Bas in de Decimt befchouwen. ; t ■■ » J. ii.
Als men de Onderftcm der Hoofdcompojitie
eene Decime hooger plaatst, dan komt eene nieu- \ve gedaante der Harmonij te voorfchijn, zoo als bij fig. ii. $- 12.
Wanneer bij de omkering van zulk een Con-
trapunt in de Decime de Bovenftem flechts eene Terts lager, zoo als bij fig. 12., of de On- derftem flechts eene Terts hooger zal verplaatst vvorden, zoo als bij fig. «3«, dan moet men de andere Item in een ander Octaaf verpfaatzen. 4 ' ■ -
S- 13-
De verandering der Intervallen in het dubbel
Contrapunt in de Decime is op de volgende vvijze: |
||||||||
Jt.
|
||||||||
CONTRAPUNT. | I(5]j
i« 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 16.
10. 9. 8. 7. 6. 5. 4. 3. 2. 1. De Unifon wordt dus tot Decime, de Octaaf
tot Tertt, en de A#/e tot Quint. Hieruit volgt van zelfs de Regel, dat twee Tertfen en twee Sexten, in eene gelijke beweging,, nlet onmidde« lijk op elkander volgen moeten > om dat anders in de omkering de beide Tertfen tot Octaven, en de beide Sexten tot Quinten worden. S. 14.
De Septime en Quart kunuen in dit Contra*
punt of flechts als doorgaande, of als wisfelno- ten, gebruikt worden, ten zij het in verzelling eener Bij-ftem gefchiede, zoo als bij fig. 14. De beide ftemmen, in welke het Contrapuni
in de Decime begrepen is, moeten niet verder, dan eene Decime, uit malkander gaan, indien de Tegenftem of tvveede flem op haar plaats zal blijven ftaan, want anders zoude men met die Intervallen, welke deze grenzen overfchrij- flen, in het Contrapunt in de Octaaf, komen. |
|||||
t « $ 16.
|
|||||
ifo VAN HET DUBBEL
s. rf.
Wanneer men dit Contrapunt door toevoeging'
der Tertfen of Decimen tot ieder ftem zooda- nig drie- of vierftemmig wil maken, dat alle ftemmen onder elkander omgekeerd kunnen wor- den, dan moet i.) de zij delingfche- en Tegen- beweging wel in acht genomen, en ».) het ge- bruik der Disfonanten in den aanflag in de bet' de Hoofdftemmen vermijd worden; alsdan kun- nen tot de beide Hoofdftemmen de Tertfen en Decimen in de andere ftemmen niet alleen op- waarts, maar ook nederwaarts bijgevoegd wor- den. De behandeling hiervan is dezelfde, als die bij
het dubbel Contrapunt in de Octaaf. i 17.
Wanneer twee ftemmen in een voorftel zoo-
danig ingerigt zijn, dat de Bovemftem tegen de Onfterftem eene Duodecime of Qiiint lager, of de Onderflem tegen de Bovenftem eene Duode. cime of Quint hooger omgekeerd kan worden, dan wordt zuJk een voorftel een Contrapunt in de Duodecime of Quint genoemd. De verandering der Intervallen, welke door
zulk eene omkering te voorfchijn komen , is op de volgende wijze : |
|||||
J.
|
|||||
CONTRAPUNT. 165
I> 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9, 10. 11. 12,
ia. 11.10.9. 8. 7. 6. 5, 4. 3. a, i. $. .18,
Daar bij deze omkering de Sexte tot Septitne
wordt, zoo moet iO de Sexte of zelve, often minfle haar Grondtoon van te voren liggen; en a.) moeten nooit twee Sexten onmiddelijk achter elkander geplaatst worden, behalve in zulk een geval, waar dezelve tot twee zulke Septimen in de omkering worden, welke geoorloofd zijn, zoo als in het voorbeeld op Plaat XL. bij fig. 1. 1 S 19.
De Secunde en Undechm moeten hier altoos
in de Terts refolveren; even zoodanig is het pok met de Quart gclegen, welke insgelijks flechts in de Terts opgelost kan worden. In de omkering wordt de None gewoonlijk als de Se- cunde behandeld; even als in het dubbel Contra- punt in de Octaaf, wanneer daarbij de grenzen der Octaaf overfchreden worden. (fig. 2.) § so*
De grens, binnen welke de beide ftemmen,
welke dit Contrapunt hebben, blijven moeten,
is de Duodecimei wanneer deze overfchreden
L 3 wordt,
|
||||
l66 VAN HET DUBBEL
wordt, dan moet bij de omkering even zoo
gehandeld worden, als bij het Contrapunt in dt Octaaf gezegd is. - Bij fig. 3. vindt men een voorbeeld van een
dubbel Contrapunt in de Duodecime, en bij fig. 4. is de Bovenftem, eH bij fig. 5. de Onderfletn in de Duodecime verplaatst, De verplaatzing van beide flemmen vindt men bij fig. 6. en 7. $. si.
Dit Contrapunt kan 00k, even als de voor-
gaande, door bijgevoegde Tertfen drie- en vier- ftemmig gemaakt worden, en wel drieflemmig, wanneer tot de Bovenftem eene Terts neder- waarts, en vierftemmig, wanneer alsdan nog tot de Onderftem eene Terts opwaarts geplaatst wordt. Doch men moet in beide Hoofdftemmen de zijde* lingfche- en Tegenbeweging wel in acht nemen, en geene Disfonant in den aanfiag gebruiken, indien men zulk een voorftel met deszelfs ver- meerderde Bij-ftemmen te gelijk wil omkeeren* $. 22.
/
De overige foorten van het dubbel Contrapunt\
als 00k het Contrapunt in de Tegenbeweging, het teruggaande en het teruggaand omgekeerd Contrapunt worden thans bijkans nooit meer ge- bruikt. |
||||
CONTRAPUNT. l6j
S- 23-
Hoewel het ^aZ-fe/ Contrapunt eigemlijk in
den gebonden Schrijfftijl behoort, als b. v. in Fugen, Motetten enz ; moet men echter niet ■denken, dat hetzelve in zclke muzijkftukken, wel- ke in een vrijen Schfijffiijl gecomppneerd zijn, eene overtollige en misbare zaak zij, , In muzijkuukken, vvaar flechts iine Hoofdftem
voorhanden is, zoo als b. v. in eene Aria, is wel het gebruik van het dubbel Contrapunt niet volflxekt noodzakelijk;' ddch in zulke ftukken, in welke, zoo als in een Zang-Duet, in een Trio cf Quartet, mecr dan edne ftein het Karakter, als Hoofdftem, moet ftaande houden, is het ge- bruik van hetzelve even zoo noodzakelijk, als in de Fuge, indien andcrs onder de aanwezende Hoofdflemmen de Ecnheid der gewaarworcling, en het Karakter van het ftuk zal ftaande gehou- den worden, eh niet nu eens deze, dan wedef eene andere Hoofdftem tot eene enkelijk verzel- lende Item vernederd worden zal; want ook is den vrijen Schrijfftijl kunnen de drie verhan* delde foorten van het dubbel Contrapunt met vrucht gebruikt worden. Tot bewijs hiervan ftrekken de meeste Simfonien van h a ij d n en de werken van mozart. By fig. 8. vindt men een voorbceki ih het
Contrapunt in de Octaaf. waaruit men zien |
||||
168 VAN HET DUBBEl- CONTRAPUNT.
kan, welke gedaante zulk, een voorttel ook in
den vrtjen Schrijfftijl kan aannemen. S- 24.
Een beginnend Componist moet zich, bij aan-
houdenheid, in bet dubbel Contrapunt oefenen, want zonder eene toereikende kennis in hetzel- ve, zal bij nooit in ftaat zijn, aan zijne toe- komende werken eene duurzame waarde ts geven. Even zoo noodzakelijk zijn deze oefeningei^
in het dubbel Contrapunt ook voor hem, die zich tot een bekwaam Organist denkt te vox- men. |
|||||
VIM, HOOFER
|
|||||
VIII. HOOFDSTUK.
Van de Modulatie.
§ I.
Modulatie of Afwijking in andere Too-
nen, waarvan, in liet XXiX Hoofdftuk der Twee- de Afdeeling van het Eerfle Deel, reeds iets voorlopig gezegd is, kan gefchieden op eene gt~ wone en natuurlijke wijze; dat is: in alle Too- nen, welke in de Toonladder liggen, behalve in de Septime, om dat op deze Septime geen volmaakte Drieklank plaats kan vinden wegens de valfche Quint; of dezelve kan ook gefchieden iu vreemde en ver afgekgene Toonen , welke niet in de Toonladder begrepen zijn: ook kun« lien deze Afvvijkingen gefchieden of allehgsken; ?fplot'feting. Wanneer men, zonder alle voorbereiding, uit
ten' toon in een' ander wilde gaan , dan sou- |
||||
170 VAN DE MODULATIE.
de de harmomfche Progres/te zonder zamenhang
en zeer hard zijn. Men moet dus reeds aan het einde eener Periode dien toon gewaar wor- den, in welken de volgende voortgaan zal, en op zulke wijze moeten in een geheel ftuk die toonen, door welke de Harmonij geleid wordt, te zamen gehangcn of verbonden vvorden. Dit kan het best gefchieden, wanncer elke
Periode hare fluiring in den toon der voJgende Periode maakt; want op zulke wijze hangen alsdan de Perioden naauw aan malkander. Wanneer men b. v. in C groote terts heefc begonnen, en van dien toon in G groote terts wil gaan, dan behoeft men flechts die Afdeeling of die Periode, welke in C groote terts geweest is, door eene Cadens in G groote terts te eindigen, en dien toot) alsdan in de vdlgende Periode te vervolgeir. Dit kan best gefchieden, wanneer men, v<56r
de nieuwe Tonka, het Accoord op derzelver Do~ minante of met de groote terts, of met de kle'tne Septime, of met beiden te gelijk neemt, en door eene Cadens in de nieuwe Tonka Quit (fig. 9.) De groote tefts op het Aceoord D is in de
Toonfoorc C groote terts vreemd, en ftrekt dus tot aaiikondiging van een' nieuwen toon. Dezelve is te gelijk het Subfemitonium van den toon G, en leidt dus natuurlijker wijze in dien toon; wan- neer men dan van dit Accoord door eene HeeleCa. dens in den toon G komt, dan is deze nieuwe toon aan het gehoor yolkoinen ingeprent. Indien men
|
||||||
(
|
||||||
1
|
||||||
VAN DE MODULATIE. I?I
men het gevoel der nieuwe Tonka nog krachtiger
wil maken, dan behoeft men fleohts aan den grooten Drieklank op D nog de kleine Septime bij te voegen; want daardoor wordt nu de Cadens in G. noodzakelijk. Op deze wijze kan dus de afwjjking in een'
nieuwen toon aangekondigd en volbragt wotden. |
|||||||
De groote Terts op de Dominante der nieuwe
Tonka is niet altijd genoegzaam en voldoende, om eene Afwijking aan te kondigen. Dezelve doet deze uitwerkhig flechts alsdan, wanneer zij aan den Toon, in welken men zich ophoudt, vreemd is; zoo als dezelve in het gemeld voorbeeld bij fig. 9. vreemd is, om dat de Toonladder van C groote terts gcen F kruis heeft. Indien men echter van dien toon in F groote terts wilde gaan, dan zoude deze groote Terts op de Dominante van den nieuwen toon geene kracht hebben, den- zelven aan te kondigen, om dat deze terts 00k in de Toonladder vau C groote terts behoort, en aan dezelve eigen is. In dit geval doet de kleine Septime den dienst der aankondiging van den nieu- wen toon, om dat zij aan den toon C groote Terts vreemd is, en noodzakelijk in de Toonlad- der van F groote terts behoort. (fig. 10) |
|||||||
$ *.
|
|||||||
Vfl VAN DE MODULATIE.
|
||||||
S4:
Dit zijn dus de middelen, om een nieuwen
toon aan te kondigen, en door eene Cadens we- zenljjk in denzelven te gaan. Men kan echter- ook, in piaats van in de nieuwe Tonica te fluiten, door de Halve Cadens in hare Domi- nante in dezelve gaan. Wanneer men b. v. in Cgroote tens door eene Halve Cadens op het Ac- coord D groote terts kwam, dan konde deze Hal- ve Cadens ook eene fluiting naar G groote terts zijn. Even hetzelfde konde ook van andere foortgc-
lijke gevallen piaats hebben, zoo als blijkt aan de voorbeelden bij fig. n. By a gefchiedt door de Halve Cadens eene af-
wijking naar G groote Terts; bij I naar A kleine terts; bij c naar D kleine terts, en bij d naar E kleine terts. Indien men echter dadelijk in de nieuwe Tonic*
zelve wilde fluiten, en toch geene Heele Cadens maken, dan behoeft men flechts op het, op e6a m laatst, Accoord eene vervvisieling te nemen, zop als bij fig, 12. Ook de andere verwisfelingen van het voorgaand
Accoord kunntn hiertoe gebruikt worden. Men kan dus uit C groote terts naar G groote terts gaan op zulke wijze, als bij fig, 13 is aangeduid. |
||||||
S. $,
|
||||||
VAN DE MODULATIE* %7J>
|
|||||
Si 5.
De Afwijking wordt derhalve daardoor voorbe«
teid, waniieer men in de progresfie op de Domi- nante van den nieuwen toon komt. Indien men echter op dezelve de kleine Septime en groote Terts tot de Harmony neeml, dan wordt de ilui- ting in de nieuwe Tonka noodzakelijk. Op deze Dominante van den nieuwen toon kail
men zoo gezwind, als men wil, komen. Want, men neme uit de Toonladder van den Hoofdtoon een Accoord, welk men wil, dan kan men altijd Vskn hetzelve, of onmiddelijk door iin enkele fchreede, of op zijn hoogst door twee op de Do- minante van ieder andere Tonica, vvelke met den Hoofdtoon in een onmiddelijk verband ftaat, voortgaan, en van ddar de fluiting voleinden. Op Plaat XLI. vindt men de gezwindfle Afwij-
kingen, om van ieder Accoord in elken anderen
toon te gaan, bij de volgende figuren uitgedrukt,
als:
i.) Van het Accoord der Tonka C groote terts
in de Secunde D kleine terts bij fig. I,
in de Terts E kleine terts bij fig. a.
in de Quart F groote terts bij fig. 3.
in de Quint G groote terts bij fig, 4.
in de Sexte A kleine terts bij fig. 5.
s.) Van het Accoord der Secunde in de Terts der Tonka E kleine terts bij
fig. 6.
|
|||||
X3& VAN DE MODULATIE.
in de Quart F groofe terts bij fig. 7.
in de Quint G groote terts bij fig. 8.
in de Sexte A kleine terts bij fig. 9.
in de Tonka zelve bij fig. 10.
3.) Van het Accoord der Terts
in de Quart der Tonica F groote terts bij
fig. 11.
in de Quint G groote terts bij fig. 12.
in de Sexte A kleine terts bij fig. 13.
r in de Tonica zelve bij /%. 14, in de Secunde D kleine terts bij /?£, 15.
4.) Van het Accoord der Quart in de jQ«»to der Tonica G groote terts bi;
fig. 16.
in de Sexte A kleine terts bij fig. 17.
in de Tonica zelve bij jf^. 18.
in de SecundeD kleine terts bij,/%. 19,
in de Terts E kleine terts bij fig. 20*
5) Van het Accoord der Quint in de ,Se*« der Tonica A kleine terts bij
fig. 21.
in de 7V»/c* zelve bij /g-. 2*.
.in de Secunde D kleine terts bij fig. 23.
in de Terts E kleine terts bij fig. 24.
in de £«<jr/ F groote terts bij fig. 25.'
6.) Van het Accoord der Sexte in de Tonica zelve bij /%♦ 26.
in de Secunde D kleine terts bij fig. 27.
in de Terts E kleine terts bij fig. zB»
|
||||
VAN DE MODULATIE* lf$
|
|||||
in de Quart F groote terts bij fig, 29.
in de Quint G groote terts bij fig. 30. *-. -
5. 6.
Eveft als men uit den Hoofdtoon C groote
terts op alle hier aangeduide aarden afwjjkt, zoo kan men 00k uit ieder ander Hoofdtoon op foortgelijke aarden afwijken. , Het gebeurt dikwijls, dat alles tot bet afwij-'
ken voorbereid is, zonder dat echter de Afwij- king zelve gefchiedt.. Het gehoor wordt dan misleidt, om dat men een' nieuwen toon flechts aanftipt, doch denzelven weder terftond verlaat, zonder wezenlijk in denzelven aftewijken. (fig. 31.) In beide voorbeelden is op het tweede Ac-
coord de toon G groote terts aangekondigd, en evenwel in denzelven geene fluking gemaakt. S- 8.
Wanneer 00k de fluiting in den nieuwen toon,
door middel van eene Cadens, inderdaad zoude gefchieden , dan kan evenwel het gevoel van denzel- ven door de Sej>time, welke aan den Drieklank bij- gevoegd is, terftond weder uitgebluscht, en de Af-
|
|||||
i?l V-AN DE MODULATIB.
Afwijking in eeri' nieuweh toon aangekondigd
worden, zoo als bij fig. 32. Hier verwncht men na het tweede Accoord eene
fluking in A kleitie terts; er volgt 00k de fprong jiaar A; doch de kleine Septime, welke aan deii Drieklank op A biigevoegd is, en de grdote terts, in plaats van de kleine, geven reeds te kennen, dat de Harmonij niet in A zal geleid worden; ert zoodanig is het 00k met de volgende Accoordeii gelegen: >
■
§ 9-
Men kan 00k zelfsmetuitlatingvan het Accoord;
hetwelk, natuilrlijker wijze, op het Septime - accooril htd moeten volgen, terftohd op eene nieuwe D<h ■minante van een' anderen toon gaan, en in plaats van het voorbeeld bij fig. 33. het andere bij fig: 34. gebruiken. Op zulke wijze kan men, waar en wanneef het
de uitdrukking vereischt, het gehoor, zoo Jang men Wil, nit de eene verwachting in de andere leiden , en gedurig in dnriist houden. $ MS
Hiertoe behooreri 00k de chromatifche progrei-
pen van den Bat, waar men den toon, in Welken men afgeweken is, plotfeling weder verlaat, en van denzelven op den naasten afwijkt; doch in plants!
|
||||||
Van de modulatie. ifj
|
|||||
plaats van het Accoord op de Dominante deszelft
eerfte verwisfeling neemt, zoo als op Plaat XLlIi bij fig, i; _
be aigemeene Rfegekn der Modulatie zijn de
Volgende: 1.) In elk Muzijkfiuk moet men zich, bij het
begin, in den aangenomen Hoofdtoon vol- komen vestigen, hetwelk daardoor gefchiedt, dat men eenige maten achter elkander geefie andere Accoorden neemt, dan zulke, welke in de diatonifche Toonladder van den Hoofdtoon liggen. Men kan; naar mate het ftuk lang is, 6, 8, 12 of nog meer maten lang door zulke Accoorden den Hoofdtoon vestigen. a.) Vervolgeas inodaleert men in een' anderen
toohi die onmiddelijk met den Hoofdtoon in verband ftaat, en dus natuuriijker wijze in deszelfs Dominante, of onmiddelijk , en volgens den kortften weg, of door eeneri omweg, op welken men door andere Too- nen doorgaat, dcch in welken men zich flechts edn' of eeiiige maten lang ophoudt. 3.) Na dat men in de Dominante van den
Hoofdtoon afgevvekefl is ^ vertoeft men in dezelve insgelijks weder, naar mate der lang- heid van het ftuk, 6, 8 of meer maten, en gaat dan van ddar 00k weder onmid- Ils deel. M da
|
|||||
J7? VAN DE MODULATIE.
delijk of middelbaar, door een ko« vertoc-
ven in Bij-toonen, op de Tens en Sexte van den Hoofdtoon. Men vertoeft in deze toonen ook eenigen tijd, zoo als men bij de Dominante gedaan heeft. 4 ) Van deze Terts en Sexte gaat men weder
op voorgetnelde wijze in andere, met den Hoofdtoon verbondene, toonen, brj welke men zich nog niet hecft opgebouden, en vertoeft in dezelve ook eenigen tijd. 5".) Eindelijk moduleert men in een toon, wel-
ke van den Hoofdroan ver afgdegen is, vertoeft insgelijks eenige maten in denzsl* ven , en van diar gaat men door twee of drie andere toonen, in welke men zich ilechts een korten tijd ophondt, weder in den Hoofdtoon terug. Voor dat men ech- ter volkomen in denzelve fluit, moet men de Modulatie Weder op de Dominante let- den, in dezelve zich eenigen tijd ophouden en van driar door eenc C'adens in den Hoofdtoon het geheele fiuk eindigen. 6.) Wanneer het ftuk zeer lang is, en, door
het vertoeven in de toonen, in welke men afgewcken is, de Hoofdtoon eenigzins uit het geheugen mogt geweken zijn, dan kan men op de Dominante van den Hoofd- toon, voor dat dc Finaal-Cadens gefchiedt, een zoogenaamd Point d'Orgue aanbren- gen,
|
||||
VAtt DE MODULATlSi 170
|
|||||
gen, waardoor het verlangen tiaaf den
Hoofdtoon zoo veel te fterker wordt. f.) In dit geval kan men ook, na da? feed^ einmaal de fluiting in den Hoofdtoon ge- maakt is 4 nog een Point tfOrgue aanbren* gen, en alsdan de Finanl-Cadens herhalen* S» 12.
In onze hedendaagfche Muzijkftukken is d<
inrigting der natuurlijke Modulaiie gewoonlLjk deze: In een ftuk, hetweik in de Toonfoort der groo-
te tetts gecomponeerd is, moduleert de eerfld Periode ^ na dat de Hoofdtoon aan het gehoor eerst wel en genoegzaam ingepreiit is, in de Quint, vertoeft eenigen tiid daarin, naar mate der langheid van het geheele ftuk, en fluit ver- Volgens in dezelve. De tweede Periode begint weder nlet de Bphrt,
doch vertoeft niet lang daarin, en gaat fpoedig in den Hoofdtoon terug, in vvelken toon men xich thans ook niet latig ophoudt, maar af» wijlu in de Sexte met de kkiae tern. In de- ze Toonfoort blijft men lot aan het (lot der tweede Periode, hetwelk , of door mMdel der Cadens , in de ftleine terts g;fchic't, en in Welk geval gewoonlijk de derde Periode wedetf met het Thema of Hoofdvoorftel in den Hoofd* toon beginij of men maakt de iluiting in dez« M a tm*> |
|||||
\
ISO VAN SE M0DULAT1E.
Weeds Perigde wel in de Sexte, doch verbindf
ook te gelijk onmiddelijk daarmede het terug gaan in den Hoofdtoon, in vvelke de derde Periods bijkans altijd begint. Deze overgang uit de Sex te in den Hoofdtoon wordt meestendeels door niiddel van cenrge doorgaande afwijkingen ge- maakt. Nu volgt eindelijk de fluitperiodt, welke zich'
hoofdzakelijk in de Hoofdtoonfoort van bet ftuk laat hooren. Meestendeels gefchiedt de geheele uitvoering dezer laatfte Periode in de Hoofd- toonfoort. Wanneer echter deze laatfte Periode lang is, dan laat de Toonfoort der Quart zich ook fomtijds in dezelve hooren, doch zonder daarin te fluiten. Somtijds komt ook de Toon' foort der Quint weder voor, doch insgelijks kortelijk en zonder eene fluking te maken. Ingeval men meer dan drie Hoofdperioden vvil
maken, dan wordt meestendeels de laatfte op e'e'ne na in de Toonfoort der Quart vervaardigd. Indien echter, bij lange uitvoeringen, eene flui-
ting [in de Quart gemaakt zal worden, zonder aan dezelve eene bijzondere Periode in te ruimen, dan gefchiedt dit meestendeels zoodanig, dat men zich in de tweede Periode met al te lang in de Sexte met de kleine terts ophoudt, maar de Modulatie door den Hoofdtoon in de Toonfoort der Quart leidt, en deze tweede Periode in de- zelve Unit. |
|||||
1
|
|||||
iSl
|
||||||||
VAN DE M0DULAT1E.
|
||||||||
$ 13.
In Simfetti'in, Quartetten, Trios en Sonaten
is dit de gewone behandeling ten opzigte der Modulatie. Vnor 't overige kan ieder Toonfoort, welke zich in het bijzonder in deze of gene Periode eenigen tijd laat hooren, 00k in hare mastverbondene toonen korte uitweidingen maken. In de tweede Periode kan men 00k, in plaats
van de Toonfoort der Sexte met de kleine terts, de Toonfoort der Terts met de kleine terts, 00k fomtijds de Toonfoort der Secunde insge- lijks met de kleine terts, gebruiken. S- 14.
*
In flukken, welke in de Toonfoort der kleine
terts geeomponeerd zijn, moduleert de eerfle Pe- riode gewoonlijk in de Toonfoort der Terts met de groote Terts, en fluit in dezelve. De Toon- foort der Quint met de Heine terts laat zich daar en tegen in de tweede Periode hooren. Somtijds echter gefchiedt dit 00k omgekeerd, en de Toonfoort der Quint met de kleine terts komt in de eerfle Periode te voorfclujn, en fluit dezelve; en in dit gcval komt de Toon- foort det Terts met de groote Terts in de twee- de Periode. Met de Toonfoort der Quart met de kleine Terts is het even zoodanig gelegen, *ls met de Afwijking in de Quart in de Toon* M 3 foor: |
||||||||
..
|
||||||||
l8l VAN DE MODULATIE.
foort der groote Terts, waarvan in §. is. is
gefproken. S. tg.
Door de voorgemelde Afwijkingen, in welke
men, onmiddelijk, uit den Hoofdtoon kan gaan, kan men, zelfs in lange ftukken, reeds eene ta- melijke verfcheidenheid in de Modulatie brengen, Echter bepalen geoefende Componisten zicli niet
altijd bij deze natuurlijke Modulatie; maar gaan fointLjds in zulke ver afgelegene toonen, dat men den Hoofdtoon bykans geheel en al uit het gehoor verliest, doch dan weten zij, op eene gefcftikte wijze, en te regten tijd, de Modulatit vveder naar den Hoofdtoon te leiden. Somtijds is het ook, wegens de uitdrukking,
noodzakelijk, dat men, plotfeling, in eene eenig- zins ver afgelegene Toonfoort moet overgaan, § 16.
De vrije Modulatie fteunt hoofdzakelijk op
deze grondftelling, dat men e*eV van die too- nen, in welken men afgeweken is, weder als dfin Hoofdtoon behandele, uit welken men, volt gens de gegeven regelen, in die toonen afwijkt, welke met deuzelven in verband ftaan. ■
■ |
||||
VAN DE MODULATIE. 183
|
||||||||
De eerfte flap, ora de Modulatie verder uit
te breiden, beftaat dus d aarin, dat men de Do* minante, of 00k de Quart van den Hoofd- toon, weder even zoodanig, als Hoofdtoon zel- ve, behandele. Daardoor komt men, in beide gevallen, op twee nieuwe Toonen, welke met den eerften Hoofdtoon in geen onmiddelijk verband ftaan. Wanneer b. v. de Hoofdtoon C groote terts is, dan wordt de gewone Modulatie be« perkt op de Toonen G groote Terts, F groote Terts, A kleine Terts, E kleine Terts en D kleine Terts; om dat alleen deze onmiddelijk met C groote Terts in verband ftaan. Indien men dan G groote Terts op de plaats van den Hoofdtoon plaatst, dan kan men van dien toon naar D groote Terts en naar B kleine terts af- wijken, welke Toonfoorten in den eerften aard der Modulatie niet voorkomen. S. 18.
Wanneer men in de Toonfoort C groote Terts
de Quart F op de plaats van den Hoofdtoon ftelt, dan komen insgelijks twee nieuwe Toon* foorten in de Modulatie te voorfchijn, namelijk B mol groote Terts en G kleine Terts. |
||||||||
■
|
||||||||
M4
|
||||||||
VAN DE MODULATIB.
|
|||||
$ 19-
Jndien men nog meerdere Toonfoorten wil be»
zigen, dan doet men een' tweeden flap, en plaatst een' van deze nieuwe toonen weder op de plaats van den Hoofdtoon; daardoor bekomt men weder twee nieuwe toonen, namelijk van den voorgemelden toon D groote Terts, bekomt men A grnote Tens en F kruis kleine Terts. Even zoo bekomt men van den gemelden toon
B mol groote Terts de toonen E mol groote Terts en C kleine Terts. Wanneer de Hoofdtoon C groote terts is, dan,
kan men niet terftond en eensklaps in D groote, terts of in A groote terts afwijken, om dat anders de Modujatie hard zoude zijn; maar men gaat eerst in D kleine terts en in A, kleine terts, en zoo ook met de oven'ge toonen. ? 2r"
Men kan ook door bijzondere fchikkingen te
kennen geven, dat men een' toon, in welken men afeeweken is, nu als een Hoofdtoon denkt te gebi-uiken. pit gefchicdt eensdeels daardoor, Az\ men zicli bij de Afwijking in denzelven eenig- zins lang ophondt, en de Cadens eenige maten achtet elk^nder voorberejdc, waardoor het ge- hooe
|
|||||
VAN DE MODULATIE. 183
boor van te voren tot den nieuvven Hoofdtoon,
'als het ware, geftemd vvordt ; anderdeels daar- door, dat men, na dat de Caclens in den nieu- wen Hoofdtoon gemaakt is, het Hoofdvoorftel of Thema, waarmede het geheele ftuk is bcgon- nen, nu in den nieuvven Hoofdtoon even zoo- danig herhaalt , als hetzelve, in den eerften Hoofdtoon geweest is, §. a*.
Wanneer men om de eene of andere reden in
een ver afgelegen toon wil gaan , dan moet men hiertoe den kortften weg verkiezen. Dit gefchiedt over het algemeen op de volgen-
de wijze: men neemt de Dominante van een' toon, in welken men uit den Hoofdtoon on- middelijk afwijken kan, doch, in plaats van met dit Accoord der Dominante in de Tonica te flui- ten, vvordt het Accoord op deze Dominante als de Drieklank van eene Hoofd-Tonica berchouwd, van welke men nu door i&nen flap op elk, in derzelver Toonladder liggend, Accoord komea kan, Wanneer men b. v. zeer gezwind van den
Hoofdtoon C groote terts in het ver afgelegen Accoord F kruis groote terts of D huh kleine terts wil komen, dan vetbeelde men zich, als of men uit C groote terts naar E kleine terts wil- de gaan, hetwejli onmiddelijk gefchieden kanJ M 5 Hier- |
||||
j86
|
|||||||
VA N I)E KODUL A T I E.
|
|||||||
Hicrtos heeft men bet Accoord van B groote
terts, als Dominant* van E noodig. Als men nu dit Accoord B groote terts
neemt, en zich daarbij verbeeldt, dat dit B nu de Hoofd-tonka zij, dan kan men van dezelve onmiddelijk het Accoord van hare Dominants. F kruis groote terts, of van hare Mediante D kruis kleine terts nemen. Wanneer men fpoedig nog verder wil afwij«
ken, dan plaatst men 66a der, op gemelde wijze bekomen, Accoorden, weder in de plaats van den Hoofdtoon, en handelt daarmede als met de vorige. $ 23.
Soortgelijke Modulatien moeten echter flechts
op- zoodanige plaatzen gebruikt worden, waar de uitdrukking dezelve noodzakelijk maakt, dat is ddar, waar het hart fchielijk en eensklaps van eene gewaarwording op de andere moet ge« bragt worden. In muzijkftukken, in welke doorgaans eenerlei
hartstogt heerscht, kunnen zulke Modulatien geen plaats vinden. $. 24*
Wanneer men de fluitingen in rer afgelegene
toonen onmerkbaar wil maken, dan kan dit het , best
|
|||||||
VAN DE MODULATIE. 187
best door aangebragte bjndingen gefchieden. Wan*
neer men b. v. van C groote terts gezwind, doch eenigzins onmerUaar, naar B kleine terts gaan, en dezen flap van C groote terts op A doen wilde, dan zoude bet voorbceld bij fig. a, jn dit geval beter zijn, dan dat bij fig, 3. S- 25.
Nog een ander middel, om zeer fpoedig in
ver afgelegene Accoorden te komcn, is het volgende. Men hebbe een Accoord, welk njen wll, dan
moet men flechts den Bat-toon van hetzclve, (in plaats van bcm als de Secunde, Terts, Quart, Quint enz., het geen deze Has - toon, volgens deszelfs Tonisa, eigentlijk zoude zijn, te befchou- wen) tot een Interval van eene andere Tonica ma- ken , en hem alsdan die Harmony geven, vvelke hem in dit opzigt, volgens de natuurhjkfte becij- fering der Toonladder toekomt , en van daar in deszelfs Tonica gaan. Wanneer men b. v. in den Hoofdtoon C groo-
te teits gekomen was op den Dritklank van B groote terts, welk B de Septime der Tonica is, en men wilde nu plocfeling in A groote terts gaan; dan befchouwt men nu den Bas - toon R als de Secunde der nieuwe Tonica, neemt de Harmony, vvelke hem volgens deze nieuwe Toonladder toe- komt r
|
||||
188 VAN DE MODULA TIE,
komt, en gaat nu van d;iar onmiddeUjk in A,
(fig> 4 ) $.46.
Wanneer men eenigzins in de Harmonij geoe«
fend is, dan kan men gemakkelijk zien, hoe de- zelve op dien Bas toon, op welken de rukking gefchiedt, moet gcnomen worden, op dat het ge- hpor van de Toonladder der nieuwe Tonka aangedaan worde, en hoe reeds op het voor-r gaand Accoord alles hiertoe kan voorbereid wor- den. In het gegeven voorbeeld kan men ge- makkelijk befpeuren, dat men de groote Terts van B in de kleinc, als Septimc van de Do- tninante der nieuwe Tonka, moest veranderen, en niet de kleine, maar de groote Sexte neemen , om dat deze het Subfemitpnium der nieuwe Tq- ti\ca is. S- 27-
Men kan de khint Tern, in zulk een geval,
oojc reeds in het voorgaand Accoord aanflaan, zoo als by fig. 5, $ 28.
Even zoodanig als in deze voorbeelden de
fas-toon, op welke de rukking gefchiedt, als de
■
|
|||||
/
|
|||||
/
VAN DE MODULATIE; 189
de Stcunde der nieuwe Tonka aangezien, en, om"
die reden, met het Terts quart - accoord genomen wordt, zoo kan men dezelve 00k in de plaats van een ander Interval ftellen, zoo als blijkt aanf de voorbeelden bij fig. 6, 7, 8 en 9. Eindelijk kan', men nog, op eene fpoedigere era
eenigermate geweldige wijze, in zeer ver afgele- gene toonen gaan, hetgeen door de Enharmonh fche behandeling der Harmonij gefchiedt. Hier- toe komt men door middel van het Accoord met de kleine Septime en kleine None, welk Ac- coord , wegens deszelfs bijzondere eigenfckap, nit drie boven elkander ftaande kleine tertfen te zamengedeld te zijn, zonder deezelfs natuur ta veranderen, vier onderfcheidene Grondtoonen aan- nemen kan, zoo als blijkt bij fig. 10. Zooda- nig als dit Accoord hier ftaat, is hetzelve het Accoord op D, als de Dominante van G groo. te of van G kleine terts, in vvelken toon men zoude moeten fluiten ; Dit Accoord kan eehter, zonder dat 'er eene toets op het Klavier veran- derd wordt» insgelijks het Septime-none-accoord met de groote terts van drie andere Grondtoo- nen zijn. Neemt men in hetzelve, in plaats van t molt den toon d kruis, welke toon op het KJavier dezelfde toets is, den heeft men het Sep- time- |
|||||
■ ■
|
|||||
t$0 VAN DE MbDULATIE;
time* none-accocrd met de groote terts op Bj
zoo als bij fig. ii. Neemt men in plaats van den toon c, den
toon b kruis, dan is het hetzelfde Accoord tot den Grondtoon G kruis, zoo als bij fig. 12. En eindelijk, wanneer men in plaats van f
kruis, den toon g rtiol neemt, dan is de Grond- toon F, zoo als bij fig. 13. $ 3°»
leder van deze vier Grondtoonen is de Domi-
tiante van eene bijzondere Tonka, in welke bij de Refoiutie de fluking gemaakt wordt. Bij ge- volg kan men van dit Accoord onmiddelijk in vier bijzondere toonen fluiten, namelijk: 1,) in G, wanneer D de Grondtoon is; 2.) in E» wanneer B de Grondtoon is; 3.) in C kruis, wanneer G kruis de Grondtoon is, en 4O J11 B mol, wanneer F de Grondtoon is. - ■ ■ ' '- Wanneer men in den Has tot ztilk een Septh
me-nene-accoord, in plaats vaii den Grond* toon , de eerfte verwisfeling van denzelven ^ neemt, waardoor de None tot Septime wordt, dan kan men door eene Enharmonifche rukking terftond, in plaats van in de Tonica van den eigentlijken Grondtoon te fluiten, op eene geheel vreem-
|
||||
VAN DE MODULATIE. I9I
vreemde Tonka komen, zoo als men zien kan
aan de voorbeeklen bij fig. 14. en fig. 15. In het voorbecld bij fig. 14. is hei tweede
Accoord eigentlijk het Septime-none- acccord op D, maar in z'yne eerfte verwisfeling, daar de None nu tct Septime wordt, en, in piaats van nederwaarts te refoheren, tot op het volgend Accoord liggen bl'yft. In het derde Accoord doet deze None nu eene Enharmonifche ruk- king, en wordt uit e mol tot d kruis: daar- door wordt nu dit Accoord tot het Septime- none-accoord van B, welke in deszclfs tweede verwisfeling genomen is. Hier van daan moet iiu de fluiting noodzakelijk in E gefchiedcn, daar van hetzelfde Accoord, zontier deze Enharmon'f fche rukking, en wanneer hetzelve Zoodanig was gebleven als in de tweede maat, de flui- ting in G had moeten gefchieden. In het voorbeeld bij fig. 15. gefchiedt in de
derde maat eene andere Enharmonifche rukking. De Bas - toon is hier eigentlijk de None van F , als Dominante van B mol, in welken toon de fluiting gefchiedt. 5. 3«-
De Enharmonifche rukking gefchiedt altijd daar*
door, dat 6e*n der Intervallen in het verminderd Septime-accoord, eens als eene oveimatige Se* cunde, en daarna, bij de herhaling van heteelfde Ac
|
||||
ip2 VAN DE MODULATIEi
Accoord, als eene kleina Terts verfchijnt, of ooic
omgekeerd; waardoor dan het Accoord eene an> riere natuur aanneemt, en eene andere Progresfie vereischt. Hieruit blijkt dus duidelijk 4 op welfce wijze men door middel der Enharmonlfche ruk- king gezwind op Accoorden komen kan, welke tot zeer ver afgelegene Toonfooften behooren; § 33-
Dit voordeel wordt daardoor nog grooter,
dat men van zulk een Accoord der verminderde Septime terftond , door het klimmen of dalen van een halven roon, een ander foortgelijk Accoord bekomt, van wellc men weder in vier nieuwe toonen gaan kan. . Het voorbeeld bij fig. 16. zal dit duidelijk op-
helderen; Stel eens, men bebbe het Accoord bij a.
Volgens de aangetoonde wijze konde men van
dit Accoord, of terliond, of door middel van eene der drie Enharmonlfche rukkingen in G^ of E, of C kruis, of B mol komen. Wart- neer men echter geen van deze toonen wil gebruiken , maar E mol, of F kruis ; dan neemt men, onmiddelijk na dit Accoord, het vol- gend Accoord bij b, hetwelk de derde verwis- feling van het Septime- none-accoord der Quart van den voorgaanden Grondioon D is. Van dit Accoord kan men nu, volgens bovengemelden tard, naar C, E mol, F kruis en A gaan. Evert
|
||||
VAN DE MOD UL AT IE*
|
|||||||
m
|
|||||||
Even zoodanig kan men ook van het eerfle
Septime none - accoord op het Septime ■ none - accoord der Quint van deszelfs Gfondtoon ko- men, waarbij de Bas een halven toon klimt, zoo als bij c, hetwelk nu de volgende Afwijkin- gen veroorzaakt, nameUjk D, F, G kruis en B. Dezc herhaling van het Accoord der vermin-
derde Septime , door het klimmen en dalen van een halven toon, kan door vele achter el" kander volgende Accoorden vervolgd worden, zoo als blijkt bij fig. 17. Men kan hieruit gcmakkelijk afleiden, dat men van
ieder gegeven Accoord in eene Toonfoort, door weinige ftappen, op elk, in den geheelen omvang Slier 24 Toonen liggend Accoord komen kan. $ 34*
Men kan deze overgangen zachter tnaken,
Wanneer men het verminderd Septime-accoord herhaalt, of verwisCelt, tot dat het oor niet meer gewaar wordt, welke van de toonen eene kleine terts of eene overmatige Secunde is, en ook, wanneer men eenige toonen te zamen bindt, zoo als bij fig. 18. $. 35*
Wanneer men eene plotfelmge verrasfing wil
bewerken, en de Toehoorders eenigermate ver-
11. J) e ei,. N fea-
|
|||||||
19+ TAN DE MODULATIE.
bazen, dan kan men ook, zonder deze Enhar.
monifche voorbereidingen, flechts van het Septime. /iccoordt of deszelfs verwisfelingen onverwacht in zeer vreemde toonen komen, zoo als bij fig> *9«
Men kan ook zelfs door enkele Drieklanken en
derzelver verwisfeling in tamelijk ver afgelegene toonen gaan, zoo als blijkt aan het voorbeeld \>i}fig. 20. |
|||||||
IX. H O O F D S T U K.
Van it canonifche Imitatie. (nahootjing)
§ i.
D oor nabootzen (jmitereti) verftaat men, over
het algemeen, eene zulke handelwijze in de Com- pofitie, wanneer de eene flem de andere in eenen zekeren afftand , met eene gtlijkvormigt Metodij, navolgt. Wanneer deze gelijkvormigheid der Me- lodij van het begin tot aan het einde van een voorftel onafgcbroken achtervolgd wordt; dan noemt men eene zulke nabootzing eene canoni- fche Imitatie, of met e'e'n woord een Canon. |
|||||||
$. a.
|
|||||||
VAN DE CANONISCHE IMITATIE, l$$
Daar clke Imitatie niet alleen in den Unifon,
maar ook in alle overige Intervallen, als in de Secunde, Terts, Quart, Quint, Sexte, Septime en Octaaf, gefchieden kan; zoo is de canonifche Imitatie bij gevolg insgelijks niet alleen in den Vfiifon, maar ook in alle overige Interval/en mogelijk, S- 3-
Alle deze verfcheidene foorfen der canonifche.
Imitatie zijn derhalve bij de Fuge van het grootst gewigt; niet dat men dezelve alle te gelijk in eene Fuge zoude moeten bezigen; maar om dat men, bij het tezamentrekken der The- maas, dan deze en dan weder gene canonifche Imitatie, volgens de gefteldheid van het Themay gevoegelijk daarbij kan gebruiken. Deze teza« mentrekking der Themaas, als ook de ontleding derzelven is een voornaam ondervverp in de Fa~ ge. De ontleding vindt flechts bij lange Themaas plaats; doch de tezamentrekking kan zoo wel bij korte als bij lange Themaas gebruikt worden. Het fpreekt van zelve, dat zoo wel de lange
als de korte Themaas zoodanig ingericht moeten zijn, dat zulk eene eamnifche Imitatie daarbij plaats kan vinden. |
|||||||
N a
|
|||||||
$ 4.
|
|||||||
I9<S VAN DE CANONISCHE IMITATIE.
Om zich in den canonifchen fchrijfftijl te oefe-
nen, bcgint men eerst met den tweeftemmigen Canon , en laat de tweede ftetn in een bepaal- den afftand, het zij 66n maat, of eene halve maat later, enz:, achter de eerfte volgen. Men ba- fchouwe het voorbeeld op Plaat XLIII. bij fig. i. De Imitatie in dit voorbeeld gefchiedt in den
Unifon een maat later, en de Canon is twee- ftemmig. Men bemerkt terftond, dat de beide ftemmen
na elkander vveder in het begin intreden, en dat het fluk bij gevolg geen einde heeft. Canons van deze foort, in welk een Interval dezelve ook mogen vervaardigd zijn, worden Canons zonder einde, of CirkeU of Kring-Canons ge- noemd. Eene vlijtige oefening in Canons van deze
foort is ten hoogfte nuttig. Echter beeft men zulke Canons zonder einde in de Fuge met noo- dig; en men behoeft dus , bij het uitvinden van een Fitge-Thema, flechts daarop acht te geven, dat zulk een Thetna, tot op een zeker punt, voor de canonifche Imitatie gefchikt en bekvvaam zij. S- 5.
In het voorbeeld bij fig. a. gefchiedt de Imi-
ta-
|
||||
VAN DE CANONISCHE IMITAT1E. 197
tatit in de Quint, eene maat later, en is twee-
ftemmig. De Canon is weder zonder einde. Daar bij het vervaardigen van denzelven, tusfchen de beide ftemmen, het dubbel Contrapunt in de Octaaf waargenomen is; zoo kan dit voorbeeld 00k omgekeerd worden, zoo als men zien kan by fig- %' Hieruit ontftaat echter eene Imitat'u in de Quart nedtrwaarts, S- 6.
In het vcorbeeld bij fig, 4. gefchiedt de Imi-
tatie een Octaaf hooger, een halve maat later , en de Canon is tweeftemmig. De Canon is we- der zonder einde, en kan, zoo als de voor- gaande, om dat in denzelven het Contrapunt in de Octaaf waargenomen is, insgelijks omge- keerd worden, waaruit alsdan een Canon in een Octaaf lager ontftaat, zoo als blijkt bij fig. 5. S- 7-
De manier, om een' Canon van twee fiem-
raen te vervaardigen, is op de volgende wijze:
1.) Men bepaalt den afftand, in welken de
andere ftem, opwaarts of nederwaarts, de
eerfte zal navolgen; namelijk, of deze na-
volging eene heele of een halve maat enz;
later zal gefchieden.
a.) Men verzint eenige toenen of Intervallen,
N 3 60
|
||||
108 VAN DE CANONISCHE IMITATlE.
en fclirijft dezelve in die item, welke den
aanvang zal maken. 5,) Men verplaatst deze Intervallen in de tweede ftem, en de verplaatzing gefchiedt in dat Interval , in hetvvelk de andere item de Imitatie za\ beginnen: b. v. in den Unifon of in de Octaaf, in de Quint of Quarts, enz: 4.) Men gaat dan tot de eerfte ftem te rug, en vervolgt de begonnen Melodij zooda- nig, dat dezelve met die Intervallen, welke in de tweede ftem verplaatst zijn, goed harmonieren. 5.) Indien de Cation bekwaam zal zijn voor de Omkering , dan moet de Harmonij daarvoor ingerigt worden. 0.) De bijvoeging, welke de eerfte ftem be- komt, wordt aan de tweede in eene be- hoorlijke eveuredigheid insgelijks bijgevoegd, en daarmede vervolgt men zoo lang, tot men den Canon wil eindigen. 7.) VVanneer de Canon zander einde zijn zal, dan moet men, wanueer de eerfte ftem lang genoeg is, in dezelve het Thema we- der van voren beginnen, zoodra in e!e tweede ftem een bekwaam Interval daartoe voor handen is. Wanneer de tweede ftem alsdan behoorlijk
navolgen, en den Cauon weder van voren beginnen kan, dan is de Cirkel'Canongereed. Wan-
|
||||
VAN DE CANONISCHE IMITAT1E. 199
Wanneer echter de Canon niet zonder ein-
de zijn zal, en men denzelven in eene Fuge wil gebruiken, dan heeft men deze omftandigheden niet noodig : men breekt dan af, waar de gefteldhcid der Melodij en Harmonij het gcdoogt. S. 8.
In het voorbeeld bij fig* 6. is de Canon drie-
(lemmig en eindig. De tweede ftem volgt de eerfte in de Quart nederwaarts; doch de derde ftem volgt de tweede in de Quint neder> waarts na. In het voorbeeld bij fig. 7. is de Canon we-
der drieftemmig. De tweede ftem volgt hier de eerfle in de Decimaquinta, of twee Oct a yen hoo- ger, en de derde ftem volgt de tweede in de Quint nederwaarts na. Deze beide voorbeelden dienen tot eene fchets
der naauwe canonifche Imitatie in een Fuge. Dit wil echter niet zeggen, dat alle naauwe Imitatien in dien afftand, of in deze Interval'en gefchieden moeten. Het is voldoende, wanneer in de naauwe canonijche Imitatie de tweede, derde of vierde ftem intreden, voor dat het Hoofdthema geheel en al ten einde is, het ge- fchiede in welk Interval en in welken afftand het 00k zijn moge, met waarneming der heele en halve toonen, of niet. N 4 $. 9.
|
||||||
200 VAN DE CANON I SCHE I5I1TATIE,"
|
|||||
S« 9-
In het voorbeeld bij fig. 8. is de Canon vier,
ftemmig; en de tweede ftem volgt de eerrte, en de vierde ftem de derde in de Quint neder- ivaarts na. De manier, om een' Canon Tan drie en vier
ftemmen te vervaardigen, is op de volgende wijze: i.) Men handelt vooreerst op even denzelfden
aard, als bij den Canon van twee ftemmen. 2.) Zoodra men die lntervallen, welke den
. Canon aanvangen, in de tweede ftem ver- plaatst heeft, dan verplaatst men dezelve ook in de derde en vierde ftem. 3.) Men gaat alsdan tot de eerfte ftem tc
rug, en vervolgt de begonnen Melodij in diervoege, dat dezelve met de tweede ftem harmonieert. 4.) Deze bijvoeging verplaatst men, in eene
behoorlijke evenredigheid, in de derde en vierde ftem, en vervolgt hiermede tot aan het einde. Wanneer men een Cirkel- Canon wil maken;
dan begint men in de eerfte ftem den Canon vyeder van voren, zoodra in de andere ftem Cen bekwaam Interval daartoe voorhanden is
|
|||||
VAN DE CAN0NISC HE 1MITATIE. 201
is. De tweede, derde en vierdc ftem vol-
gen dan, in dezelfde evenredigheid , na. § "
Men kaa ook twteflemmige Canons maken,
welke door de bijvoeging eener Bij-ftem, welke tertswijze mede gaat, drie- en vierftemmig kun- nen worden Deze Canons zijn zeer bruikbaar in de Fuge.
De aanleg wordt hier, even als bij de reeds
verhandelde Canons, gemaakt. Men bepaalt het Interval en den Affiand der volgende ftetnmen: men verzint eenige Intervallen voor de eerfte ftem, verplaatst dezelve in de tweede; men ver- volgt dan de Melodij in de eerfte ftem zooda- nig, dat dezelve met die Intervallen, welke in de tweede ftem verplaatst zijn, goed harmonieert; men verplaatst deze Intervallen weder in evenre- digheid in de tweede ftem, en vervolgt hiermede zoo lang, tot dat men vvil eindigen. Betreffen- de de Harmonij tusfchen deze twee ftemmen, zoo moet dezelve' of volgens het Contrapunt in de Decime of in de Duodecime ingerigt zijn. In het voorbeeld op Plaat XLIV. bij fig. i.
ftaat bij a de Boofd- compofitie van een Canon,
welke zoo vvel volgens de wetten van het Con-
N 5 trA-
|
||||
202 VAN DE CANONISCHE IMITATIE.
|
|||||
trapunt in de Deri me, als ook in de Duode-
cime ingerigt is. De Canon is in de Quint. De eerfle ftem be-
gint in den nederjlag, en de tweede in den op- flag van de maat. Bij b en c is de Canon drieflemmig, en wel bij c in de omkering van het Contrapunt in de Duodecime. $ 13-
De eindige Canons in de vergrooting zijn van
een groote nuttigheid in de Fuge. De vervaar- diging van dezelve gefchiedt op de volgende wijze: I.) Men fchrijft eenige toonen van eene ge-
zwinde beweging in die ftem, welke be- ginnen zal. 2.) Deze toonen laat men van de volgende
ftem met vergroote noten herhalen; dat wil zeggen, dat men de Quarten in Halve ■noten, en de Halve in Heele noten enz: verandert. Dit kan zoo wel in de gelijke als in de Tegenbeweging, in den op [lag of nederjlag, en in al/e Intervallen gefchie- den. Echter laat men gemeenlijk de twee- de ftem in den Unifon, in de Octaaf of in de Quint na volgen. 3.) Wanneer dit gefchiedt is, dan gaat men
tot de eerfte ftem terug, en plaatst, vol- gens
|
|||||
VAN DE CANONISCHE IMITATIE. 203
gens aanleiding der tweede item, in dezelve
eene goed harmoni'irende Melodij. 4.) Deze bijvoeging vvordt vervolgens, even
zoodanig als net begin, in de tweede ftem in evenredigheid verplaatst, en daarmede vervolgt men tot aan het einde. 5.) Om den Canon zoo veel te bruikbaarder
tot eene Fuge te maken, moet men of tot e*e"ne, of tot alle beide ftemtnen, ter- ftond bij het uitvinden van den Canon, eene Bij-ftem daar bij denken, welke in tertfen opwaarts of nederwaarts mede gaat. §. 14.
In het voorbeeld bij fig. 2. is de Hoofd-com-
pofitte in de hoogfte en laagfte fiem, tot de eerfte is eene Terts nederwaarts, doch tot de laatfte eene Terts opwaarts bijgevoegd. Het The- ma is in de Bovenftem begrepen, en de navol- gende Onderftem brengt hetzelve in de vergroo- ting der noten, omtrent tot op de helft ten einde. s-15.
Men heeft nog een zeker foort van Canons
in den Unijon, die vvel in de Fuge van geen nut zijn, maar toch nog wel gebruikt worden, De manier om zulke te vervaardigen beftaat hierin j i0
|
||||
VAN DE CANONISCHE IMITATIE.
|
|||||||
504
|
|||||||
I.) Men bepaalt het aantal der ftemmcn.
2.) Men verzint eene Harmonij van eenige
maten , welke Harmonij uit zoo vele ftera- men beftaat, als men tot den Canon be- paald heeft. 3.) De ftemmen moeten, zoo veel als mogelijk
is, in het Metrum onderfcheiden zyn. 4.) Vervolgens fchrijft men deze verfcheidene
ftemmen, waarvan ieder een bijzonder The- ma heeft, alle na malkander op e'e'ne Mu- zijk-Regel of Noten-Balk , en het is even veel, of deze of gene Mem den Ca- tion begint. Echter moet men de ftemmen op zoodanige wijze achter elkander plaat- zen, dat de wetten der Harmonij niet daar- door overlreden worden. De intrede der volgende Item wordt op de noodige plaats door een zeeker teeken, bij voorbeeld § of S, aangeduid. Alle goede Harmonijen, confonerende en
disfotierende, kunnen in deze foort van Ca- nons gebruikt worden, om dat de Jnter- valien doorgaans eenerlci blijven. In geval zulk een Canon voor het zingen ge-
fchikt en bekwaam zijn zal, dan moet de oin- vang der hoogfte en laagfte ftem zich niet ver- dcr dan eene Decimc of tien toonea uitftrekken. S- *7«
|
|||||||
VAN DE CANONISCHE IMITATIE. iog
S- 17. De ftof tot een vierftemmigen Canon in den
Unifon van deze foort ziet men bij fig;. 3; en by fig* 4. is dezelve, volgens de gewoonlijke manier, op tin Noten-Balk gefchreven. Wanneer men dezen Canon in eene vierftemm'f
ge Partitie fchrijft, dan zal men bevinden, dat de eene ftem de andere beurtelings overklimt, en dan deze, dan gene de hoogfte, laagfte, of eene der middenflemmen heeft. De Interval' ten blijven echter altijd eenerlei, en bij elke her- haling komt de Harmonij in geene andere ge- daante te voorfchijn, dan zoo als dezelve bij fig. 3. afgefchetst is. Men moet echter bij bet Intreden der fremmen
niet dwalen, en dezelve tiiet in de Octaaf nee- men; want 'er is, in dit ftuk, een groot onder- Icheid tusfchen den Unifon en de Octaaf. |
|||||
X. HOOFD-
|
|||||
X. HOOFDSTUK.
Van de Fuge.
$. I*
D oor liet woord Fuge verftaat men een mu«
zijkftuk, wclks floofdthema, voJgens zekere Re- gclen, door middel der fmitatie en Tratisfiojttie of verplaatzing doorgewerkt vvordt, en wel in den gebonden Schrijfftijl, dat wil zeggcn, dat alle Disfonanten niet alleen behoorlijk, zonder vcrwisfeli'ng der parlijen, opgelost, maar ook tehoorlijk voorbereid, en niet vrij moeten aange- flagen worden. §. «
Daar eene Fuge met twee, drie, vier en meer
ftemmen kan gecomponeerd worden, zoo ont- ftaan hieruit twee- drie- vier' en meerftemmige Fugen. S- 3-
2oo wel in de twee-als meerftemmige Fugen
moc*
|
||||
VAN DE 7IJGEi *>?
moeten de volgende vijf ftukken in acht geno.
men worden: 1.) Het Thema, hetwelk 00k het Hoofdvoorfitl
(Subjectum) of de Aamoerder (Dux) ge« noemd wordt, begint de Fuge. 2.) Het Antwoord, 00k de Verzeller (Comes)
genoetnd, herhaalt het Thema op eene ge- lijkvormige wijze in eene andere Item met verplaatste hoogere of lagere toonen. 3.) De Wederflag (Repercusfio) bepaalt de
orde, in welke de Aanvoerder (Dux) en de Verzeller (Comes) zich tusfchen de onderfcheidene ftemmen beurtelings laten hooren. 4.) De Tegenharmonij (Contrafubjectum) wordt
de zoodanige Compofitie genoemd, welke aan het Thema in de overige ftemmen te« gengefteld wordt. 5.) De Tusfchenharmonij wordt de zoodanige
Compofitie genoemd, welke zich, gedurendt het zwijgen van het Thema, om den za- menhang te bevorderen, laat hooren. J. 4.
Men laat het dikwijls niet bij e'tfn Thema be*
rusten; maar brengt 'er meer van dezelve in een ftuk, welke dan gezamenlijk doorgewerkt worden. Hieruit ontftaat het onderfcheid tusfchen eene
enkele en eene yeelvoudige Fuge. Eene
|
||||
*o& Van de fuge«
|
|||||
Eene enkele Fnge is eene zoodanige, welke
flechts 66n Hoofdthema heeft. Eene veelvoudige Fuge daarentegen is eene
Zoodanige, welke twee , drie of meer Hoofdthemaas heeft. Gemeenlijk zegt men; eene Fuge met twee of drie Subjecten enz: ; insgelijks eene Fuge met een Contrathema, om eene Dubbele Fuge aan te duiden: en eene Fuge met twee Contra- themans, om eene Fuge met drie Subject en te beteeknnen. S- 5-
Niet alle Themaas zijn voor pene goede Fuge?
gefchikt, en het eene past beter tot een Fuge voor de Ftool en de Fluit, dan tot eene Fuge voor de Zangftem, Klavier of Orgel, enz: Het eene 7%ei»0 is fomtijds bekwamer tot
eene tweeftemmige, dan tot eene </r«- of »»«r« ftemmige Fuge, enz: Men moet dus, bij de uitvinding van een
Thema, op de gefieldheid en eigenfchap der ///- firumenten, en op het aantal der fiemmen, voor welke men componeert, hoofdzakelijk letten. Men moet ook vooral acht geven; I.) op de kngtey en 2.) op de Melodij. §. 6.
De fe»gte van een Tfowtf is wel willekeurig;
om
|
|||||
VAN DE FUGE. 209
|
||||||||
om echter de regte en goede lengte te tref-
fen, moet men op de beweging van de Maat acht geven. Hoe langzamer de beweging is, 20,0 veel te minder maten moet bet Thema in zich bevatten; en hoe gezwinder de beweging is, zoo veel te meerder maten kan het Thema liebben. Hoe korter de Themaas zijn ,. 200 veel te rneermalen kunnen dezelve herhaald worden, en hoe rneermalen dezelve herhaald worden , zoo veel beter is de Fuge. Wanneer een Fuge-thema een duidelijk en
volledig voorftel in zich bevat, dan is hetzelve Jang getioeg. In Fugen voor de Zangfiem wordt de lengte
van het Thema eenigermate bepaald door de ge- fleldheid der woorden, over welke men compo- neren moet. |
||||||||
i -',-■:■,■
De Melodij van zulk een Thema moet zoo
eenvoudig zijn als mogelijk is, en dezelve moet met geene voorflagen of andere fieraden ver- duisterd worden. Soorigeliike fieraden behooren volllrtkt niet in de Fuge, waar lltchts eene mannelijke en fterke Harmsnij het beltenaig doel zijn moet. ... Wanneer men in het Contrapunt en in de
canonifche Imitatie wel geoefend is, en goede Fugen beftudeerd heeft, dan zal het niet veel II. deel. 0 moei-
|
||||||||
|
||||||||
410 VAN DE FUGE.
moeite kosten, eene goede en gepaste Melodij,
bekwaam voor een Thema tot eene Fuge uit te denken. De Melodij moet ook zoodanig inge- rigt zijn, dat daarbij eene afwhfelende Harmonij kan plaats vinden, en de overige ftemmen tiiet werkeJoos behoeven te blijven. Men moet ook bij zulk eene Melodij velerhande harmonifche rukhingen kunnen aanbrengen, en het Thema moet voor de naauwe canonifche Imitatie be« kvvaam zijn. Wanneer men een goeden Canon kan vervaardigen , dan zal men ook, zonder tvvij- fel, een goed Thema voor eene Fuge kunnen uit- vinden. i
|
||||||
De Melodij moet ook binnen den ornvang van
66n Octaaf begrepen zijn, op dat in de verfchei- dene fiemmen, in welke de Wederflag gefchiedt, eene genoegzame plaats ter berhaling en verplaat- zing van denzelven zij; en, wanneer de Fuge voor den Zang gefchikt is, de Zanger alle de noodige toonen met zijne ftem kunne bereiken, S- 9-
Men moet de Melodij van bet Thema niet
op een' onfchikkelijken toon af breken; echter moet men ook vermijden, dat de Af breking van het Tmma niet op de wijze van eene volmaakte |
||||||
VAN DE tfUGE. ail
fluking te voorfchijn kome-; om dat zulke rust-
punten niet eerder, dan bij het einde der Fuge 9 plaats kunnen vinden. Wanneer de Melodij van bet Thema zoodanig
geileld is, dat dezelve tot eene flniting overhelt en men dit niet wel vermyden kan; dan moet, of de Verzeller ((jomer) terftond op het fluitpunt intreden; of deze fluiting moet, door middel van melodifche Kunstgrepen, als het ware, bedekt worden, nameliik door de bijvoeging van eenige noten bij die noot, op welke het fluitpunt valt, en welke noot alsdan zoo veel te gezwinder afgebroken wordt. S- 10.
Het is onverfchillig, in vvelken maattijd de
Aanvoerder (Dux) begint. In Zang- Fugen hangt dit af van de gefteldheid van het Metrum: ech- ter moet de Aanvoerder altijd op eencn goeden maattijd eindigen. Doch in het midden der Fu- ge, wanneer eene ftem eenigen tijd pauztren moet, en de Cefuur niet in een' goeden maattijd kan gebragt worden, om dat het in Zang-Fugen misfchien een zekere Klankvoet niet toelaat, of om dat misfchien eene Disfonant opgelost moet worden, kan bij dezen Kegel eene uitzondering plaats vinden. Het fpreekt echter van zelve, dat de overige ftemmen altijd daarbtj voortgaan, en haren weg vervorderen moeten. 0 a $. ii.
|
||||
Al» VAN DE FUGE.
§. II.
Betreffende den Aanvoerder of het Thema
%ttk men ook de volgende Regelen: i.) Het Thema eener Fuge moet kort en ge>
makkelijk zijn, op dat men hetzelve terftond in het gehengen kan behouden. *.) Hetzelve moet van alle onnatuurlijke, verre
en huppelende fprongen verwijderd zijn; noch al te hoog, noch al te ]aag, en flechts zelden de ruimte eener Decimt overfchreiden. 3.) Hetzelve moet de Toonfoort, in welke de
Fuge gecomponeerd is , naauwkeurig te kenncn geven; en daarom moeten ook in het Thema alle buitengewone, vreemde, en met de Hoofcitoonfoort ftrijdende gangen of afvvijkingen volftrekt vermijd worden. De Ferzeller (Comes) is niets anders dan eene
gelijkvormige herhaling van den Aanvoerder in een' verplattften toon. Om deze geUjkvormtgheid te bewaren , moeten de Toonfoorten niet met el- kander verruild worden, dat is: men moet uit eene Toonfoort der groote Tens geene Toonfoorc der kleine Tens maken, en zoo ook omgekeerd. Dezelfde maatfoort, welke in den Aanvoerder heeft plaats gehad, moet insgelijks in den Ferzeller |
||||
VAN DE FUQE. 21$
plaats vinden; en alle daarin voorkomende Pau-
zeringen en figuren moeten in den Verzelhr na~ gebootst worden. Hoofdzakelijk behoort ook tot de gelijkvormigheid der herhaling, dat die Intervallen, welke in den Aanvoerder zijn geweest, ook in den Verzelhr, en wel in dezelfde en ei- genfie evenredigheid moeten verfchijnen: b. v. dat op dezelfde plaats der Melodij, waar de Aanvoerder een' halven toon , of heeJen toon, eene Tens, Quart of Quint enz: gehad heeft, de- Verzelhr iusgelljks een' halven toon of heelen toon, eene Terts, Quart of Quint hebben moet; en dat wanneer deze Terts in den Aanvoerder groot is geweest, dezelve insgelijks in den Verzelhr groot zijn moet, enz : Met een woord: Be Melodij van den VerzeU
ler moet a an de Melodij ran den Adnvoerdtr gelijkvormig worden gemaakt. $ 13-
In den aanvang van een Verzelhr heeft men
de vrijheid, ten opzigte der figuur en waarde der noten, de eerfle noot te veranderen, welke men de helft van hare waarde of verminderen, of vermeerderen kan, om zoo veel te onver? wachter in te vallen. |
|||||
».
|
|||||
014 VAN DE FUGE.
§ 14-
Men moet de Toonfoorten niet met elkandet
verruilen. De verruiling der Toonfoort vindt niet eerder plaats, dan wanneer de Aanvoerder zelf in eene andere Toonfoort, namelijk: uit eene groote Terts in eene kleine; of omgekeerd, uit eene jkleine Terts in eene groote afvvijkt, war alsdan de Ferzeller op eeile gelijhvortnigs wijze verplaatst en nagebootst moet worden. § 15-
In het begin, en in den eerften Wederflag,
kunnen geene andere toonen, dan de Octaaf van den Hoofdtoon en der Dominante, benrtelings door den Aanvoerder en Verzeller gebruikt wor- den. In het midden, eener Fuge kan echter de verplaatzing van het Thema in eene Quint ne~ derwaarts of in eene Quart opwaarts plaats vinden. $. 16.
Daar de ruimre van ieder Octaaf uit twee oh-
gelijke hetften beftaat, waarvan de Quint -helft, b. v. in C groote Terts opwaarts gaande c. d, e. f. g, of
nederwaarts gaande g. f, e. d. c,
vijf
|
|||||
V
|
|||||
VAN DE FUGE.
|
215
|
||||||||
vijf klanktrappen in zich bevat; daar in tegendeel
de Quart - helft b. v. in C groote terts opwaarts gaande g. a. b. c, of
nederwaarts gaande c. b. a, g
flechts vier klanktrappen in zich bevat: zoo ver. oorzaakt dit, volgens de wetten der Modulatie 9 dat de gelijkvormigheid der Melodij hier en daar eene kleine verandering ondergaan moet, cp dat de natuur van de Hoofdtoonfoort, in welke de Fuge is, niet beledigd worde , en geene vreemde Toon- ibort, die liaar niet eigen is, te voorfehiju kome. Naast de gelijkvormigheid der Melodij moeten ook de wetten der Modulatie in aanmerking genomen worden, en wanneev dezelve tegen malkander bot- fen, dan moet de gelijkvormigheid altijd aan de goede Modulatie worden opgeofferd. S« 17-
In de Fuge begint het Thema of met de Octaaf
of met de Dominante van den Hoofdtoon; zelden met de Mediante. Met welk een' toon het Thema ook moge be-
ginnen, zoo wordt de Modulatie van den Hoofd- toon of onveranderd tot aan de fluiting bewaard en behouden j of dezelve gaat, wanneer de I loofd- toonfoort genoegzaam is aangeduid, bij de fluiting in de Dominante. In bet eerlte geval, wanneer de Modulatie in
den Hoofdtoon blijft, behceft men flechts het The-
O 4 ma
|
|||||||||
£l6 VAN DE FCGE.'
ma van noot tot noot, volgens de Melodij, in de
Toonfoort der Dominante te verplaatzen. In het tweede geval, wanneer de Modulatie
naar de Dominante gaat; dan moet de Melodij, ter vermijding eener vreemde Modulatie, zeer dikwijls aan het einde vernnderd, en dezclve door rniddel der verruiling van een Interval, in deii Hoofdtoon weder te rug geleid worden. Deze Verruiling gefchiedt op tweederlei wijzc: ' 1.) Door bet overfpringen van cen Klanktrap. Dit gefchiedt in de groote helft, of in de
Quint -hetft der Octaaf.
a.) Door hcrhaling van dezelfde Klanktrap. Dit gefchiedt in de hleine helft, of in de
Quart - helft der Octaaf.
%. 18.
Men moet bij deze verruiling altijd eerder op
het v'olgende, dan op het voorgaande zien, om in de keuze der Intervallen bij deze verruiling iiiet te .dwalen. "' Door - deze verruiling gefchiedt h^t, dat een
Unifon tot Secunde; eene Secunde tot Terts; ecre Terts tot Quart; eene Quart tot Quint; eene Quint tot Sexte; eene Sexte tot Septime; eene Septime tot Octaaf; eir omgekeerd, dat eene Octaaf tot Sepime; eene Septime tot Sexte; eeiVe Sexte tot Quint; eene Quint tot Quart, eene Quart tot Terts; eene Terts tot Secunde; |
|||||
i
|
|||||
VAN DE PUCE. 217
en eene Secunde tot Unifon of Prime worden
Kan. S- 19-
Ten opzigte der eerjle en laatfle wot van den
Aanvoerder en Verzeller, moet men de volgende Hoofdregelen wel in acht nemen, vvelke uit de gefteldheid der twee verfchillende helften der Octaaf voortvloeien. 1.) De Hoofdtoonnoot en de Dominante moeten
altijd malkander antwoorden, zoo wel op dc eerjle als op de laatfle noot van het Fuge-Thema. Wahneer de Aanvoerder met de Octaaf vara
den Hoofdtoon begint, dan begint de Verzeller- met de Bominante. B. V. wanneer in den Toon C groote terts de Fuge met c begint, dan be- gint de Verzeller met g. ~\ Wanneer de Aanvoerder met de Hoofdtoonnoot
fluit, dan fluit de Verzeller met de Bominante, b. v. wanneer in den toon C groote terts het Fnge-Thema met c eindigt, dan eindigt de Verzeller met g. Wanneer de Aanvoerder met de Bominante
begint; dan begint de Verzeller met de Octaaf van den Hoofdtoon : b. v. wanneer in den toon C groote terts de Fuge met g begint; dan begint de Verzeller met c. Wanneer de Aanvoerder met de Dominant*'
O 5 fluit, |
||||
«r8 VAN DE rUGE.
fluit, dan fluit de Verzeller met de Hoofdtoonnoot.
b. v. wanneer in C groote terts het Fuge-thema met g eindigt, dan eindigt de Verzeller met c. Men befchouwe het voorbeeld bij fig. 5, waar
de Aanvoerder met de Hcofdtoonnoot begint, en met de Dominante eindigt; en bij fig. 6, waar de Aanvoerder met de Dominante begint en met de Octaafvzn den Hoofdtoon fluit. 2.) De Terts van den Hoofdtoon en de Terts
van de Dominante moeten op de eerfie en laatfie noot van een Fuge-thema elkander antwoorden. Deze Regel is niet zoo algemeen, a*s de voor-
gaande , en kan, volgens de omftandigheden, eenige uitzondering hebben. Echter vloeit uit de- ze Regel het volgende: Wanneer de Aanvoerder op de Terts van den
Hoofdtoon begint, dan begint de Verzeller op de Terts der Dominante. b. v. wanneer in C groote Terts de Fuge met e begint, dan begint de Verzeller met b. (fig. 7. en fig. 8.) Wanneer de Aanvoerder op de Terts der Do-
minante fluit; dan fluit de Verzeller op de Terts van den Hoofdtoon. b. v. wanneer in C groote ttrts de Aanvoerder met b fluit; dan fluit de Verzeller met e. (Piaat XLV. fig. 1. en fig- 2.) Wanneer de Aanvoerder op dc TV/* der Z)o-
minante begint, dan begint de Verzeller op de
' Terts van den Hoofdtoon. b. v. wanneer in C
groo-
|
||||
VAN DE FUSE. ai>,
groote terts de Aanvoerder met b. begint; dan
begint de Perzeller met e. (fig. 3. en fig. 4.) Wanneer de Aanvoerder met de Terts van den
Hoofdtoon fluit; dan fluit de Verzeller met de 7>rtt der Dominante. b. v. wanneer in C groote terts de Aanvoerder met e fluit; dan fluit de Ver- zelkr met b (fig. 5. en fig. 6.) §. 20.
Zeer zelden wordt eene Fuge met de Terts
van den Hoofdtoon, en nog veel minder met de Terts der Dominante begonnen. De beste Inter- vallen voor net begin zijn: de Octaaf van den Hoofdtoon, of de Dominante. Ten opzigte der Jluiting van den Aanvoerder,
zijn hiervoor geene Intervallen beter gefchikt, dan de Octaaf van den Hoofdtoon, de Domi- nante, de 7em van den Hoofdtoon, en de Terts der Dominante. Alle overige Af brekingen, als die met de Secunde, Quart of ^*/c van den Hoofdtoon zijn buitengewoon, en worden bijkans nooit gebruikt. § ai.
Hetgeen van de overeenfientming der Hoofdtoon-
mot en der Dominante, ten opzigte der iir^e
en laatfte noot van een Fuge-thema gezegd is,
geldt 00k in het midden van hetzelve bij een*
' /prong
■
■ '4 ■
■
-
|
||||
S20 VAN DI FUCE.
fprong van de Dominante in den Hoofdtoon, of
omgekeerd, van den HoojUoon op de Dom'man- te, bij aldien niet andere oorzaken deze over, eenflemmig in het midden veihinderen, en den Ferzeller noodzaken, de Hoofdtoonnoot met de Quart, en de Dominante met de Secunde van eten Hoofdcoon te beantwoordcn. $. 22.
Alle tot hiertoe gegeven Regelen van de in-
rigcing des Perzellers, betrefTen vooreerst: alleen den Verzelkr in eene enkele Fuge; en ten twee- de alleen het eerfle Thema in zoodanige Dub- bele Fugen, waar het tweeds Thema enz: niet cerst voor zich alleen doorgewerkt wordt, maar bet eerfli Thema terftond , voet voor voet, na. volgt. Want het iweede Thema rigt zich enke- lijk naar de wetten van dat Dubbel Contrapunt, volgens hetwelk hetzelve vcrvaardigd is. Echter kan ook hierbij eene uirzondering voorvallen: want, wanneer het eerfle Thema eene kleine verandering hier en daar ondergaan moet, dan kan dit ook, wcgens de Harmony, met het tweede gebeuren. Het best is, dat het eerfle Thema tot eene
Dubbele Fuge zoodanig ukgevonden en gevormd wordq, dat hetzelve, zonder verandering' der ge- lijkvormigheid , kan verplaatst of getramponeerd toorden. |
||||||
<
VAN DE FUGE. &3,1 ..., . ■
i' '
In het voorbeeld bij fig. 7. eindigt de /?#»
voerder op de Zestiende noot e, in de tweede maat bij -f-, kort voor de intrede des f^erzel- Jers, en dus in de Terts van den Hoofdtoon ^ welke van het begin tot aan het einde, betref- fende de Modulatie, onafgebroken bewaard blijft* Nu zegt de Regel: 1.) Dat, wanneer.de Aan~ voerder in de Octaaf van den ^Hoofdtoon begintj de Vtrzeller alsdan met de Dominante moet beginnen; en 2.) wanneer de Melodij in den Hoofdtoon blijft, de Verzelkr flechts noot voor noot in den Toon der Dominants behoeft ver. plaatst te worden; en 3.) wanneer de Aanvoer- der met de Terts van den Hoofdtoon fluit, de Verzeller alsdan met de Terts der Dominants moet eindigen. Dit alles is bij den ferzelhr in het gemeld voorbeeld in acht genomen. De Hoofdtoon c wordt met de Quint g beantvvoord, en alle daarop volgende Intervalkn zijn met even dezelfde heele en halve toonen, in eene vol- maakt gelijkvortnige progresjie, tot aan het fluit« punt nagebootst geworden. :
In het voorbeeld bij fig. 8. komen bij de in-
rigting des Verzelhrs ten opzigte van den dan* voerder twee Regelen in tegenipraak. De eerfte is:
|
||||
VAN DE FUGE,
|
||||||||||
is: dat de Jproug van de Hoofdtoonnool in de
Dominante met den fprong van de Dominante in fle Hoofdtoonnoot beantwoord moet worden. De tweede Regel is: dat, wanneer de Modulatie van den Aanvoerder onbeweeglijk in den Hoofd- toon blijft, de Verztller flechts noot voor noot in de Toonfoort der Dominante behoeft verplaatst tc worden. Wanneer men het laatfte wilde doen, en den
Ferzeller op de volgende vvijze inrigten: ae. fed\cde enz:
idan zoude wel aan de tweede Regel voldaan zijn, doch niet aan de eerfte, volgens welke de twee eerfte nooten van het Thema d a niet met a e, maar met a d beantwoord moeten worden. Wilde men zich echter alleenlijk naar de terfte Regel rigtCn, en, na dit regelmatig begin, toachren, de gelijkvormigheid der Melody in de opvolging' der noten geheel en al te behouden, <dan zoude de Modulatie naar G kleine terts ge- leid, en daardoor de tweede Regel overtreden ■worden, volgens welke dezelve met de Toonfoort tier Dominante A gefchieden moet. Het zoude dus verkeerd zijn, wanneer men den
Vcrzeller op deze wijze wilde inrigten: a d. eb d c \ U c d enz:
Om aan beide Regelen te voldoen, zoo wordt
het
|
||||||||||
/
|
||||||||||
*23
|
|||||||
VAN D* FUGE.
|
|||||||
het begin naar den eerften Regel, en het vervolg
naar den tweeden ingerigt, namelijk: a d. f e d\c d e
in plaats van
at. f e d \ c d e
of in plaats van
m d. e* d c 1 V c d
De halve toon bb a in den Aamoerder wordt
daardoor behoorlijk door / e in den Ferzelkr beantwoord. In het voorbeeld bij fig. 9. zoude volgetis den
Regel der Modulatie de Verzdkr op deze wijze ingerigt moeten zijn: c c\g. fefa g f\e
■
Daar echter de Regel, betreffctide de overeen-
flemming der Hoofdtoonnoot en Dominante bij den aanvang , in het midden bij een' /prong, en bi) de JJuiting van een Fuge-thema, met de voorgaande Regel ftrijdig is; zoo moeten deze beide Regelen te zamen vereenigd worden, hetwelk gefchiedt, watvj
|
|||||||
S2.4 VAN DE FUGE»
wanneer /c met c/"word beanlwoord. Het
Overige blijft vervolgens, en de Kegel der Modit* latie wordt niet ovettreden. §. 0.6.
Zoo wel in het voorbeeld bij fig. 9, als 00k
in die bij fig. 8 en 7. begint de Perzeller in een ander gedeelte van de maat, dan de Aanvoer- der. Doch, daar deze maattijden niet innerlijky maar flechts uiterlijk van elkander onderfcheiden z'dn, om dat de vierquartmaat uit twee goede of zware maattijden beftaat , zoo kan eene noot, welke op den eerften niaattijd gehoord is, even zoo wel op den der den maattijd herhaald vvorden, als men eene noot, vvelke men op den twee'den maattijd gehoord heeft, op den vierden maattijd Ian herhalen. De intrede van den Ferzelkr ge- fchiedt hier overal bij het afbreken van den Rhijthmus. In het voorbeeld bij fig. 10. doet de Oclaaf
der Hoofdnoot een /prong in de Quint nzder- waarts. Dit was eertijds verboden, om dat deze fprong den Hoofdtoon onzeker maakt, en niet duidelijk te kennen geeft. De Aanvoerder fchijnt hier 00k in der daad meer den Toon van G groote tertt, dan D groote terts aan te kondi- gen
|
||||
VAN DE FUGti J25
, , ... '"'.-,
gen, en then ontdekt eerst bij de intrede van
den Verzeller, in welken toon men is. Men doet derhalve wel, zulke gevallen te vermijden. $. «8.
Blj fig. 11. wordt de Terts ib, waarmede
de Aanvoerder begint, in den Verztller tot [de Secunde g fkruis gemaakt. Dit ohtftaat hieruit, pm dat de voornaamfte Regel vereischt, dat de Dominante altijd, en zonder eenige uitzondering, met de Hoofdtoonnoot moet beantwoord worden* Om deze reden wordt de Terts-progresfie van den Aanveerder tot eene Secund-progrtsfit in den Verztller. S. 20.
In het voorbeeld bij fig. 11. liet men, dat
de melodij van het Fuge-tbema in de Toon- foort der Dominante afwijkt. Daar de melodij zoodanig gefteld is, dat dezelve, zonder de ge- ringfle verandering, in .den Perzeller kan nage- bootst worden, zoo is dit hier 00k op zulke wijze gefchiedt. Dat men echter den Verzeller 00k op de volgende wijze zoude kunnen maken: ccc b e\a. a a b\c
1
1 ■
insgelijks
II. DEEL. P i |
||||
S<*6 VAN DE ruOIt
|
|||||
c c c b d [g, g a b | c
blijkt hieruit, om dat, wanneer men deze noten,
welke hier in letters ftaan uitgedrukt, tot den Aanvoerder gebruikt had, de Perzeller op geene andere wijze, als de Aanvoerder bij fig. 12. is, had kunnen gemaakt worden, Hamelijk: g g g e a\j.d e fkruis | g.
■
■
De Aanvoerder bij fig. 13. begint in de Tertt
yan den Hoofdtoon, en gaat bij de fluidng naar de Dominante. De Vtrztlht beantwoort het be» gin met de Terts der Dominante, en leidt, bij de fluking , de Modulatie in den Hoofdtoon te- rug. Indien men, om c efkruis te beantwoor- den, g h ckruis in den Ferzellcr had geno- roen; dan zoude de Molodij volkomen nage- bootst zijn gevvorden. Daar echter de Afwijking in D groote terts aan den toon C groote terts vreemd is, en daar, wanneer de Aanvoerder in den toon d«r Dtminante fluit, de ^erzeller den- ae'fren in den Hoofdtoon te rug moet brengen ; zoo joude deze Modulatie verkeerd en niet goed ge« weest zijn. Derhalve moet de progresfie, welke den Aanvoerder naar G groote terts leidt, door verandering der progresfie in den Verzeller zoo- danig gefchikt word»n, dat de melodij weder in
|
|||||
in den Hoofdtoon kotnt. Dit gerchiedt, wanneer
de melodij ingekort, en .de Terts c e in de Secunde ?g-*-a veranderd, en vervoJgens het / iruis nlet b beantvvoord wordr.
Op Plaat XLVI. bij fig. i. begint de Verzel-
Ur met de Terts der Dominants. De Melodij ondergaat hier op drie plaatzen eene kleine ver- atidering. De Quint e-~g vvordt niet met de Quint g d, maar met de Quart gc beant- woord; de Secunde b c vvordt in de Terts *g, en de Quart d » in de Quint ad veranderd. De beide laatfte veranderingen vloe- jen uit de eerfte, volgens welke de Quint c-g in de Quart gc, veranderd vvordt, en de oorzaak dezer verandcring is de Regel van de iverecnftemming der Hcofdtoonnoot en der Domi- nante bij een' fprong. Echter zoude men, als eene uitzondering van den Regel, den Ferzetitr ook op de volgende vvijze kuunen inrigten: * * g ~ dfkruis g
doch alsdan zoude het noodzakelijk zip, de In-
greslie af te breken, om niet in D groote terts te geraken, welke afwijking aan den toon C groo^ te terts vreemd is. Het overige zoude men dan op de volgende vvijze moeten plaatzen gdefr-edc--k
P a ca:
|
||||
42$ VAN DE FUCI,
|
|||||
$. 3*.
In het voorbeeld bij fig. 2. wordt de Terts
van den Hoofdtoon met de Secunde der Domi- nante beantwoord. Wanneer men de onevenre- digheid wil vermijden, welke tusfchen de vierde noot / in den Aanvterder, en b in den Ver~ Teller plaats heeft, dan moet men den Verzeller op de volgende wijze plaatzen: b\ a bc c fg a I d~efe \
Het zoude een fout en tegen den Regel der
Modulatie zjjn, wanneer man den Verzeller op de volgende wijze wilde inrigten: i \ a bcdg ab \ tfkruisgfkruis.
S- 33-
. '■> -
Om den Verzeller tot een chromttisch Thema
te vinden, moet men hetzelve eerst, door uitla- ting der kleine halve toonen, in een diatonifche mehdij veranderen. Hierop vervaardigt men, vol- gens de bekende Regelen, den Verzeller in even dezelfde diatonifche progresfte: vervolgens voegt men in den jianvoerder de kleine halve toonen, welke men te voren uitgelaten had, weder daar- bij, en bootst deze kleine halve toonen in de Toonladder van deji Verzeller op eene gelijkvor- giige wijze na. Als een voorbeeW befchouwe men
|
|||||
VAN D* FUGi; ftSO
men het volgend chromatisch Thema in A klei.
ne terts. a \ c ckruis d dkruis | e»
Hier bevinden zich twee halve toonen, welke
in de Toonladder van A kleine terts vreemd zijn, namelijk c krufr en d kruis. Wanneer men de- ze beide halve toonen weg laat; dan blijft de volgende diatonifche Grcndmelodij overig: a | c d j e, deze wordt nu of met
e \ fkruisg kruis | a, ofnogbeter, volgensde Aeolifche Toonfoort, met e |/. g | a beant- woord. Wanneer men nu beide Melodijen boven mal-
kander plaatst, dan ziet men dezelve in de vol- gende gedaante: Aativoerder. a I c
Verzeller. e I /------ g ------I a Daar nu de eerfte chromatifche halve toon op
de Klanktrap c, en de tweede op de Klanktrap d in den Aativoerder valt; zoo bootst men deze beide kleine halve toonen in den Verzeller op de zoodanige Klanktrappen na, welke in denzel* ven het c en d verbeelden. Deze Klanktrappen zijn het / en g in den Verzeller, en alsdan ko- men de beide Melodijen op de volgende wijze tegen elkander te flaan: Aanvoerdcr. a | c ckruis d dkruis 1 e
Verzeller* e\ffkruis ggkruis] a P 5 1>P
|
||||
*"0 VAN DE TUCE.
Op deze naanier kan men met alle chromatid
fche Melodijen te werk gaan, in welken toon dezelve ook zijn mogen, en of de Intervalltn id dezelve tpwaarts of nederwaarts £aan. S- 34-
De Melody, bij fig. 3. heeft in den Verzeller
verfcheidene veranderingen moeten ondergaan". De Secunde cd in het begin van den Aan- toerder is in den Verzeller met den Unifon g-g vervviifeld. ■ , ■ Wanneer men hier de progresfie niet afgebro-
ken had, dan zoude de Modulatie des VerzeU
Jers in D groote terts, en bij gevolg in een'
toon, welke aan de Toonfoort C groote terts* vreemd is, gekomen zijn, zoo als men hier
zien kan:
c\g\a b\c c kruis \d e d c kruis \ d.
Hierdoor zoude wel de volmaakte gelijkvormig-
heid der Melodij bewaard zijn geworden, maar ook te gelijk een fout tegen de Modulatie zijr? begaan. De Aanvoerder, welke in C groote terts be«
gint, gaat in het midden door den chromatifchen halven toon fkruis naar de Dominmte. Daar de Dominants en Hoofdnoot elkander moeten antwoorden, zoo moest noodzakelijk de Verzeller zoodanig ingerigt worden, dat de afwijking in dc
|
||||
VAN DE FUGE. 23t
it Dominante, welke in het midden van den
Aanvoerder voorkomt , door den teruggang des yerzellers in den Hoofdtoon beantwoord werd, gelijk als, daar de Aanvoerder zich bij het einde vveder naar den Hoofdtoon vvendt, en in denzelven fluit, de Verzelkr noodzakelijk bij het einde in den toon der Dominante gaan , en daarin fluiten moet. Dit is de oorzaak, vvaar- om de Secunde gf, welke in den Aanvoerder kort voor het einde voorkomt, in den Verzelkr in den Unifon cc is veranderd geworden. In het voorbeeld bij fig. 4. is de Ferzel/et
zoodanig ingerigt, zoo als het zich in het mid- den , of bij het einde eener Fuge, voor de naauwe canonifche Imitatie het best fchikt. Daarentegen is *er geene reden voorhanden, wel- ke zoude kunnen beletten, in het begin der Fuge, den Verzeller, met eene volmaakt gelijk- vormige Melodij op de volgende wijze te ver- vaardigen: a b-c- b a \b-e-d\ d-c-b- e \ a-d-ckruis \ d
In dezen Verzelkr, zoo als dezelve hier ftaat,
wordt de Hoofdnoot a in de tweede maat van den Aanvoerder met de Secunde e uic den Hoofd- toon beantwoord. Dcze uitzondering tegen den bekenden Regel, dat 00k in het midden de Hoofd- P 4, tooa- |
|||||
f
|
|||||
$3* VAN DE FOCE.
t J
toonnoot en de noot by een' fprong elkandcr
antwoordcn moeten, vindt hier daarom plaats, om dat in dezen laatften Verzeller in geen' toon afgeweken wordt, welke aan den toon D kleine terts- vreemd is, en dus de omvang der Hoofd- toonfoort 'niet overfchreden wordt ; de Regel echter flechts daarom gegeven is, om deze over- fchrijding te verhoeden. ' Wanneer dus eene zoodanige pverfcbrijding
niet plaats heeft, dan lean de Regel altijd, voor een oogenblik, ter zijde gefteld worden, om de gelijkvormigheid der nabootzing te bewaren. i Men ziet j dat in den canonifchen Verzeller bij fig.' 4. de Melodlj op twee plaatzen eene kleine yerandering ondergaan beeft, namelijk x.) bij het begin, waar de Secunde de in den Unifon a a veranderd wordt, en a.) kort voor het einde, waar de Aanvoerder in de Quart modu- leert, en de Ferzeller den Quart-fprong d g met den Quint-fprong g d beantwoordt. $■ t<>
*
1 In het voorbeeld bij fig. 5. ziet men weder
eene naauwe canonifche Imitatie, In het begin der Fuge moest de Ferzeller eigentlijk op de volgende w'uze ingerigt zijn. '..." ffff\ b mol a b mol | d c d a\b mol a bmol\ C
echter nog beter op deze wijzc:
////
|
||||
VAN DE FUGE. 235
ffff\ c b mole \d c d a\b tnol a bmol \ c
Het is waar, dat het begin van den VerzeJler
met / c tegen den Regel aanloopt. Doch , daat iierdoor de Regelen der Modulatie niet over- treden worden, en daar de gelijkvormigheid der nabootzing zoo veel te volmaakter is, zoude het zeer ongerijmd zijn, wanneer men de gelijkvor- migheid der melodij aan den dwang van een' Re- gel wilde opofferen. Alle Regelen hebben hunne yerflaudige uitzonderingen. S- 37.
Wanneer men niet veel moeite met den VerzeU
ler begeert te hebben, dan moet men zoodanige Fuge ■ themaas uitvinden en kiezen, hlj welke men in den Ferzeller geene, of ten minfte niet vele ^eranderingen noodig heefc. |
||||||
De eerfte Hoofdregel van den Wederjlag is,'
dat de Aanvoerder en de Verzelhr beurtelings te voorfchijn komen moeten. Echter is men flechts bij de eerfte doorleiding van het Thema door de onderfcheidene ftemmen aan dezen Re- gel gebonden, en moet in dezelve noch de Aan* voerder noch de Ferzzller tweemaal achter elkan- der voorkomen. Dtzs doorleiding moet beurte- P 5 lings |
||||||
*34 VAN bl '"«!
lings in den Omvang der Octaaf en der Z)o»iir
»<*«/« gefchieden. S- 39-
De tweede Regel van den Wederflag is, dat
geen Fuge - them a, het zij de Aanvoerder of de Ytrzelkr, in even dezelfde ftem twee- of meer- malen achter elkander onmiddelijk voorkomen moet. Men mag hetzelve niet eerder in eveij dezelfde fiem vveder gebruiken, v<56r dat hetzelve eerst in eene andere ftem is gehoord geworden. % 4°»
De derde Regel van den Wederflag is, dat,
wanneer men de eerfte doorleiding van het The- ma volbragt heeft, men hetzelve vervolgens, door middel eener gefchikte Modulatie , in ander© toonen allengskens leiden moet. S-4I.
Het is onverfchillig, of men de Fuge in de
Bovenftem , in eene der Middenftemmen of in den Bas begint. Doch in de Zang-Fugen is het begin met de lage ftemmen beter, dan met de hooge ftemmen. |
|||||
$♦4*;
|
|||||
VAN DB FUGE, SJ5
|
|||||||
r
|
|||||||
$. 42.
In tweefiemmige Fugen moeten de beide ftem-
waen de geheale Fuge door, op eene behoorliike \yijze het Fuge-thema heurtelings laten hooren* Echter kan deze orde, na de eerfle doorkidingv bij gelegenhcid eencr Tusfchen - harmony, hier en daar afgebroken worden, waar alsdan bet Fuge - thema wel in even dezelfde ftem, in wel* ke hetzelve kort te voren gevveest is, doch in een aider Interval, dat is, in een ander Oc- taaf, weder te voorfchijn komen kan. Die wil zeggen, wanneer eene zoodanige ftem van te vo- ren den Aamoevder gehad heeft, dan moet de- zelve thans den Ferzeller nemen; en omgekeerd, wanneer deze ftem van te voren den Ferzeller gehad heeft, dan moet zij thans den Aanvoerder laten hooren.
\,
$♦ 43*
In driefiemmige Fugen is het wel onverfchillig £
wanneer de tweede ftem het Fuge- thema in den verplaatften Toon herhaald heeft, of de der* de ftem met de Octaaf der eerfte of tweede ftem jiavolgt, dat is, of zij den Aanvoerder of den Ferzelkr neemt. Intusfchen moet men zich hierin naar de gefteldheid van het Fuge-thema rigten, en volgens herzelve de intrede der derde ftem maken. Deze derde ftem kan dan, of tcrftond, |
|||||||
aj6 YAH DE FUGE.
tia dat de tweede het Thema volcind heeft, in-
treden; of 'er kan eene korte Tusfchenharmonij gemaakt worden; of men laat dezelve reeds, v66r dat de tweede ftem het Thema geheel en al voleind heeft, te voorfchijn komen, volgens de omftandigheden en gefteldheid van het Thema. $ 44-
In eene vierftemmige Fuge ftaan altijd twee en
twee ftemmen in betrekking op malkander, na- nielijk bij Strijk-Jnftrumenten: de ecrfle Viool en Altviool; de tweede Viool en Bas. Bij VocaaU muzijk ftaan in dezelfde betrekking op malkan- der : de Soprano of Discant en Tenor; de Alt' flem en Bas. Zulke twee ftemmen, welke met elkander in betrekking ftaan , herhalen het Fuge- thema altijd in een gelijkvormig Interval, of met andere woorden, twee zoodanige ftemmen nemen den Aanvoerder, en twee den Verzeller. Wanneer dus een Thema door de vicr ftemmen doorge- voerd wordt, dan komt in de bes'mnende en in de derde ftem de Aanvoerder', maar in de twee* de en in de vierde ftem de Verzeller te ftaan; namelijk: * j.) Wanneer in eene Zang*Fuge de Aanvoer-
der in den Descant of Soprano begint; dan bekomt de Altftem den Verzeller; de Te- nor neemt weder den Aanvoerder, en de Bas den Verzeller. |
||||
VAN DE FOO'E. «37
a.) Wanneer de Aanvoerder in den B*s be-
gint; dan bekomt de Tenor den Verzeller; de Alt weder den Aanveerder, en kde Disctint den Verzeller. 3.) Wanneer de Aanvoerder in den Tenor be-
gin:, dan bekomt de Alt den Verzeller; de Dhcant weder den Aanvoerder, en de Bas den Verzeller* 4.) Wanneer de Aanvoerder in den Alt be-
gint, dan bekomt de Tenor den Verzeller; de Bas weder den Aanvoerder, en de Dis~ cant den Verzeller. 1
1
S-45-
Op de eene of andere voorgemelde wijze ge-
fchieden de intreden der Iremmen het best en natuurlijkst, am dat de ftemmen gedurig en al« lengskens of opwaarts, of nederwaaats, aangroe- jen. Men kan 00k nog de volgende vier foor« ten van intrede, hoewel dezelve niet zoo na- tuurlijk als de vier voorgaande zijn, daar bij voegen. 5.) Wanneer de Aanvoerder in den Dhcant begint, dan bekomt de Bas den Verzeller; de Tenor weder den Aanvoerder, en de Alt den Verzeller. 6.) Wanneer de Aanvoerder in den Bas be- gint, dan bekomt de Discant den Verzel- ler; |
||||
±£ VAN DE FUCR
kr; de Alt den Aanvoerder, en de Te&tr
den Verzeller. 7.) Wanneer de Aanvoerder in den Tetter be- gint, «lan neemt de 2?«j den Verzeller;
de Discant den Aanvoerder, en de <<//*
den Verzeller.
8.) Wanneer de Aanvoerder in den Alt be- gint, dan neemt de Discant den Verzeller;
it Bas weder den Aanvoerder, en de Te-
nor den Verzeller. C s
Op voorgemelde wijzen, volgens welke de
vier flemmen , met de afwisfeling van den Aanvoerder en den Verzeller, allengskens te voor- fchijn komen, moeten behoorlijk, ten minfte in den eerften Wederjlag der Fuge, alle intreden gefchieden. Op eene buitsngewone wijze, echter flechts in het midden eener Fuge, kunnen de intreden 00k in diervoege gemaakt worden, dat de Aanvoerder of de Verzeller, echter in onder- fcheidene flemmen, tweetnalen achter elkander te Voorfchijn komen. Door verplaatzing bekomt men de volgende zestien foorten: a.) Wanneer de Fuge met den Discant begint. I.) Discant, Alt, Bas, Tenor,
2.) Discant, Bas, Alt, Tenor.
3.) Discant, Tenor, Alt, Bas.
4'.) Discant, Tenor, Bas, Alt.
By
|
||||
VAN DE FC98. «J9
Bij N*. i. komt de Verzttter in het midden
tweemalen achter elkander, namelijk eens in de Alt, en tens in den Bas. By N#. 2. is het even zoo gelegen als met
N-. I. behalve dat de Bas eerst den Verzeller heeft, welken dan terftond en onmiddelijk do Alt neemt. Bij N°. 3. volgt tweemalen de Aanvoerder,
en tweemalen de Verzeller achter elkander. Bij N*. 4. is het even hetzelfde als by N°. 3* b.) Wanneer de Fuge met de Alt begint. 1.) Alt, Tenor, Discant, Bas. «2.) Alt, Discant, Tenor, Bas. 3.) Alt, Bas, Tenor, Discant. 4.) Alt, Bas, Discant, Tenor, c.) Wanneer de Fuge met de Tenor begint* I.) Tenor, Alt, Bas, Discant. 2.) Tenor, Bas, Alt, Discant. 3.) Tenor, Discant, Alt, Bas. 4.J Tenor, Discant, Bas, Alt. d.) Wanneer de Fuge met den Bas begint, 1.) Bas, Tenor, Discant, Alt. a.) Bas, Discant, Tenor, Alt. 3.) Bas, Alt, Tenor, Discant. 4.) Bas, Alt, Discant, Tenor. De keuze onder deze verplaatzingen hangt af van de omftandigheden en van den goeden fmaak van den Componht. Over het algemeen moet men daarop letten, dat het Fuge thetna niet alle oogenblikkea in de bukenlle ftemmen alleen, nuar
|
||||
S40 *Afr DE FUGE.
maar ook zoo wel, wanneer eeaige Renitrierl
pauzeren, als wanneer dezelve alle tegen elkandw werken, in de Middeufttmmen gehoord wordem $ 4*.
Bij alle deze mogelijke verplaatzingen zoude nog
weinige verfcheidenheid ontftaan, wanneer dezelve flechts tusfchen den Hoofdtoon en Dominant^ alleen zouden uitgeoefend worden. Hier komt nu de derde Regel van den Wederflag, waarvan in $. 40. gefproken is, in aanmerking. $. 48.
Men heeft ("zoo als bekend is) twee Toonfbor*
ten: eene met de groote en eene met de kleine tens; en elke Toonfoort heeft vijf Afwijkingen. De Afwijkingen in de Toonfoort der groote
terts gefchieden in de Secunde, Terts, Quart , Quint en Sexte. De Afwijkingen in de Toonfoort der kleine
terts gefchieden in de Terts, Qtiartt Quint/ kleine Sexte en kleine Septime. |
||||||
De gefleldheid der Toonfoort wordt door de
Terts van ieder toon, in wiens Toonladder men afwijkt, beflist en bepaald. Wan-
|
||||||
VAN DE FUGFU 84*
|
|||||
Wanneer men b. v. in den Toon C groote
terts in de Sccunde D afwijkt; dan vihdt men daarbij de kleine terts, en dus wjjkt men in D kleine tehs af\ Wanneer men in de Terts E gaat, dan gaat men in E kleine terts. Wanneer men in de Quart F afwijkt, dan gefchiedt diK in' F groote terts. Wanneer men in de Qtiint G gaat, dan gefchiedt sulks in G groote Terts; en wijkt men af in de Sexte A; dan gefchiedt dit in A kleine terts.
..... .. ,'. « .... - i^ .
Wanneer men b. v. in den Toon A klerne
terts in de Terts C afwijkt, dan heeft inert C groote terts. Gaat men in de Quart D, dan komt D kleine terts te voorfchiin. Modu-
..... ... , . . ..." * /
leert men in de Quint E; dan gefchiedt dit in
E kleine tens. Gaat men in de Sexte F; daii heeft men F groote tens; en gaat men in de Septime G; dan gefchiedt dit in G groote terts. ■
In den eerflen Wederflag der Fuge hangt de
Fuge, beurteiings, tusfchen de Hoefdtoonnoot, eri Quint. ■
Na den eer0en IVederflag kan de Fer'zeller
tot Aanveerder, en de Aanvoerdtr tot Ferzeller worded. II. DEEL, $ $ *«
|
|||||
*42 VAN DE FUGE.
J. 52-
Wanneer een Fuge-thema zoodanig gefteld is4
dat hetzelve, zoo wel in de Toonfoort der groote als kleine terts, kan gebruikt worden, dan is het met de Modulatien in de volgcnde Weder- flagtn op de volgende wijze gelegen: i.) In de Toonfoort der groote terts, b«
v. in C groote terts. a.) Wanneer de Modulatie naar A kleine terts gaat, en het Fuge-thema zich in dien toon last hooren; dan gefchiedt het antwoord of in E kleine terts, of in D kleine terts. b.) Wanneer de Modulatie naar E kleine terts gaat, en het Fuge-thema zich in dien toon ]aat hooren; dan gefchiedt het antwoord in A kleine terts. c. )Wanneer de Modulatie naar D kleine terts
gaat, en het Fuge ■ thema zich in dien toon laat hooren, dan gefchiedt het antwoord in A kleine terts. d.) Wanneer de Modulatie naar F groote
terts gaat; dan gefchiedt het antwoord in C groote terts, zijnde hier de Hoofdtoon. a.) In de Toonfoort der kleine terts, b. v.
in A kleine terts: a.) Wanneer men in C groote terts afwijkt, en het Fuge-thema zich in dien toon laat hooren; dan gefchiedt het antwoord, of in G groote terts, of in F groote terts. *0
|
||||
t).) Wanneer men in F groote terts afwijkt,
en het Fuge ■ thema zich in dien toon lant hooren} dan gefchiedt het antwoord in C groote terts. c.) Wanneer men in den toon G groota terts
afwijkt, en het Fuge-thema zich in dien toon laat hooren , dan gefchiedt het antwoord in C groote terts. d.) Wanneer men in den toon D kleiue terts
afwijkt, en het Fuge-thema zich in dien toon laat hooren, dan gefchiedt het 'antwoord iri den. Hoofdtom A kleine terts. ,
$ 53-
Het is echter niet noodzakelijk, dat rhe-n iri
eike Fuge, zonder onderfcheid, in alle Btj toon- foorten van den Hoofdtoon zoude moeten af- wijken. Dit hangt van de langte der Fuge af» 5ommiee Toonfoorten kunnen 00k flechts in het voorbijgaan , in de Tusfchenharmonij der Fuge, door middel der ontleding van he* Thema aan« geroerd worden. Het is dus niet noodzakelijk in alle Fugen eeri' geregelden Wederflag te ge* bruiken. 5- 54-
De ttrfle Wederflag of de eerfte doorleidittg
vfiri een Fuge-thema door de verfcheidene ftem-
Q a met!
|
||||
S44 TAN DE FUGS.
men is niet moeijelijk. De zwarigheid betreft
eigentlijk het vervolg derzelven. Doch deze
zwarigheid zal zeer verrninderen, wanneer men
op zekere Regelen en aanmerkingen zijn oog
vestigt. Hierbij is het noodzakelijk eerst voor
vast te ftellen.
I.) Dat men een Thema uitgevonden hebbe,
hetwelk niet alleen vatbaar is voor de herha-
hng, maar tot hetwelk ook een goed Contra-
punt kan gemaakt worden, volgens de ge-
fteldheid van den Toon en Toonfoort, waar-
uit de Fuge gaan zal.
2.) Daar de Themaas in de verfcheidene We-
derjlagen niet altijd in eenerlei affland achter elkander moeten volgen, zoo moet het Thema terftond bij den aanvang zoodanig Ingerigt worden, dat de Verzeller den Aanvoerder op meer dan ddnen aard, dan beneden, dan bo ven, in onderfcheidene foorten der Imitatie, en in het bijzonder in de naauwe canonifche Imitatie, navolgen kan. Daar echter niet alle Themaas van die natuur zijn, dat men dezel- ve altijd geheel in eenJ verfcheiden afftand te- gen elkander brengen kan, zoo is het niet alleen geoorloofd', dezelve te verkorten, en te entleden, maar zulks behoort zelfs onder de fchoonheden der Fug*. ■ -
|
|||||
7
|
|||||
VAN BE FUGE. 245
S- 55-
De Verkorting beftaat daarin, dat men flechts
ecu gedeelte van het Thema, en wel hoofdzakelijk het eerfte gedeelte van hetzelve neemt, en hetzet- ve hier en daar in de naauwe Imitatie door de onderfcheidene item men fugeert. Men heeft ech» ^er by deze verkorting de vrijheid, dat men de noten vergrooten, verkleinen, in den opflag en nederflag, in alle Intervallen, en zoo wel® in ds. gelijke als in de Tegenbeweging nabootzen kan. §. 56«
De ontleding van een Thema beftaat daarin,"
dat men hetzelve in zekcre leden, en wel de- ceive onder de verfcheidene ftemmen verdeelt, in welke men dezelve door middel der Imitatie en verplaatzing of onder deze ftemmen alleen doorwerkt, of men- laat in eene andere ftem eene kleine pasfagie, welke ult een Centra thema pntleend is, door middel der verplaatzing en nabootzing te gelijk daarbij hooren. |
||||||
Het Thema bij fig. 6. b*y (<0 kan in alle In-
tervallen, in de Secunde, Terts, Quart, Quint,
Sexte, Septime en Octaaf, in een verfcheiden
tfftand nagebootst worden; zoo als men aan de
Q 3 wei-
|
||||||
§45 VA|J DE PUCE,
vveinige voorbeelden by Qa) (£) (/) en (J)
duidelijk zien kan.
■
In bet voorbceld bij fig. 7. kan de voigende
ftem, met eene zeer geringe verkorting of verati- dering van het Thema, in alle raaten intre&n, zoo. als blijkt bij (<?) (b~) en (0- S- 59-
Op Plaat XT,VII. by fig. 1. ziet men een
voorbeeld, vvaarin twee Themaas te gelijk in itanmerking komcn, welke door de letters (j0 en (£) z'y'n aangeduid. Uit dit Hoofd- en Contra- (herna is het voorbeeld bij fig. 2., door middcl der verkorting en entleding, ontftaan. Naauwe- lijks heeft de I3as het eerfle Thema begonnen, of de bovenfte ftem volgt het zelve door middel der Imitatie terflond na. Doch, noch de eene noch de andere ftem volvoeren hetzelve, tervvijl zij flechts het begin daarvan doorwerken Ge'u- rende dicn tijd, in welken de Bas de vier Quarten uit de tvveede maat van het eerfte Fu- ge ■ thema , door middel der verplaatzing, ver- volgt; zoo neemt de Bovenfietn flechts <*e v'y'f eerfte noten van het Thema, en werkt dezelve, d,aor middel der verplaatzing, door. Hier is dus |
||||||
1
|
||||||
■
|
||||||
VAN DE FUG!. £47
dc eerfte en tweede mast van het Hoofd-thema
ontleed en doorgewerkt. Tegen deze beicle ilcmmen laat de Alt eenige
weinige noten uit het Contra ■ thtma , door mid- del der verplaatzing, hooren. Het geheele Hoofd- thema komt eindelijk eerst weder in de zesde maat onverwacht in de eerfle Viool te voor- fchijn, en wel in eene naauwe Imitatie, na dat betzelve door de tweede Viool, in het begin van deze maa; > k°rt van te voren is aangevangen. Uit de vierde maat van het Hoofd-thema bij
fig. 1. is 00k het voorbeeld bij fig. 3, hetwelk eigentlijk tot de Tusfchenharmonij behoort, ont> ftaan, De Bovenftem ontleendt deze noten, werkt dezelve, door middel der verplaatzing, door, en tnodukert daarbij in onderfcheidene toonen en toonfoorten. De Basflem werkt inmiddels met eenige weinige noten uit het Contra - thema, en beide ftemmen vervolgen dezen wedftrijd vier ma- ten lang. In de vijfde maat neemt de Boven- ftem gemelde weinige noten, welke de Basttem gehad heeft, en werkt dezelve in de Tegenbe- weging door. De Bas daarentegen bootst eene paslagie na, welke uit het Hoofd-thema ontleend is. Deze nabootzing gefchiedt op eene vrije manier, door middel der verplaatzing, bij eene gedurige verandering der Modulatie. |
||||||
Q4 ;;-, $ 60.
■
I
|
||||||
fi^b VAN DE FUGB.
$. 60.
In liet voorbeeld blj fig, 4. is een Thema zoo
wel verkort als ontleed, en daarbij in verfchei- dene Modulatien achter elkander doorgeleid. Da beide Bovenfiemmen nemen de twee eerfte ma< ten van het Thema, en de Bas werkt in cven- fedigheid tegen dezelven in. Dit Fuge-Thema is bij fig, 5. op eene an-
dere en vrijere wijze ontleed. Doch dit hat fie voorbeeld bcboorr tot de Titsfchenharmanij. »
5. 61.
■
Om eene twee- dr'te- of vierflemmige enksh Wuge te vervaardigen, moet men de ' volgende
algemeene Regelen in acht nemen. " 1.) Wanneer het Thema door de verfcheidene ftemmen ednmaal is doorgeleid geworden, dan kan men of n#g eenige maten Iang met eene Tusfohenharmonij voortgaan, en alsdan eene Ga- rtens 'tnake'n, of men maakt deze Cadens, na de eerfte doorleiding, terftond, wanneer de melodij van het Fuge-thema daarvoor gefchikt is. De-' sse Cadens kan of in den Hoofdtoon, of in de Homitutnte gefchieden, zoo als het met de voor* gaande Harmorlij het best overeenkomt. a.) Blj deze Cadens laat men of den Aan-
wrder of den ferzelkr van het Fuge-thema i£ zulk eene ficm intreden, in welke hij niec |
|||||
\
|
|||||
VAN DEFUOE. 249
}<ort van te voren geweest is; of men laat,
wanneer geene Tusfchenharmonij voor de Cadens heeft plaat& gehad, bij deze Cadens thai^s eene Tusfchenharmonij hooren, om een zoo veel te grooter verlangen te verwekken tiaar dc weder- komst van het Hoofd ■ thema, hetwelk dan 00k bij eene bekwame Harmony, of met den Aan- voerder of met den I'erzelkr kan intreden. 3.) Wanneer het Tkema zich nu weder op
het nieuvv in eene ftem laat hooren , dan tracht men het Antwoord daarop icts fpoediger in da volgende flem te laren beginnen, als men het verkiest, en als 'er vele foorten der naauwe Imi- tatie bij dit Thema mogeUjk zijn. Men behoeft zich dus nu met aati dien afftand te binden, welken men, bij de etrfts door hidings heeft in acbt genomen. 4.) Deze tweede doorleiding vervolgt men vol-
gens het aantal der ftemmen, met vermengde Tusfchenharmonijen, of door alle ftemmen, of flechts door eenige, waar men alsdan die ftem, welke in de derde doorleiding het Thema het eerst nemen zal, eenigen tijd lang, van te vo- ren , kan laten zwy'gen. Deze Tusfchenharmo- nijen moeten echter zoodanig ingerigt ziin, dat men nu, volgens de Regelen der Modulatie, in eenen toon kan fluiten, welke met den Hoofd- toon in verband ftaat. 5.) Het Fuge-thema komt dus nu in een'
inderen To6n, en misfchlen 00k te gelijk in
Q 5 een
|
||||
VAN DE FUGE.
|
|||||||
E5o
|
|||||||
een ander Toonfoort te voorfchijn , dan het.
zelve in den aanvang is gchoord geworden. Wan- neer lietzclve uit een Toonfoort der groote terts in een Toonfoort der kleine terts is geraakt, dan moet het Antmord ook in een Toonfoort der kleine terts gefchieden. Even zoodanig is het ook gelegen, wanneer het Fuge thema uit eene Toonfoort der kleine terts in een Toonfoort I «Ier groote terts is geraakt, dan moet het Ant- woord ook in esn Toonfoort der groote terts gemaakt worden. 6.) Men gaat vervolgens gedurig voort, het
Fuge ■ thema zoo veel mogelijk is, in alle Too- jien, vvelke met den Hoofdtoon in verband ftaan, door te vverken , en wcl dan eens geheel, en dan eens weder verkort en ontleed. Men vlecht tusfchen de Tliemaas goede Tusfchenhav monijen, en nadert eindelijk op eene goede ma- jiier den Hoofdtoon, waar men het Thema nog op verfcheidene wijze, dan geheel, dan verkort, met allerhande foorten der nabootzing", in het bijzonder in de naauwe canonifche Imitatie door- vverkt, en eindelijk nadrukkelijk, en, als men het verkiest, met een Point d'Orgue kan fluiten. S- 62.
De algemeene Regelen tot de vervaardiging
eener Dublele-Fuge van twee- drie- of vie* fiemmen, zijn de volgende: t 1.)
|
|||||||
VAN DE FUCE, $51
I.) De Thmaas moeten in het Metrum van
elkander verfchillen. 2.) Het is goed, wanneer de Dubbele- Fuge
uit eene Rem nicer beflaat, dan het aantal der Themaas is, welke zich in dezelve bevinden. Men kan dan niet alleen meerdere foorten van nabootzingen aanbrengen, en de Themaas afzon- derlijk beter doorwerken; maar, men kan dan pok eene ftcm fomtijds eenigen tijd laten rusten, welke vervolgens het Thema zoo veel te krach- tiger laat hooren; daar in tegendeel in zulke Dubbele- Fugen, in welke niet meerdere ftem- men, dan Themaas, zijn, elke ftem meestendeels in eene gedurige werkzaamheid zijn moet. 3.) De verfcheidene Themaas behceven niet tc
gelijken tijd aan te vangen, of te eindigen. 4.) Het is niet noodzakelijk, dat het HoofJ-
thema en het Contra thema altijd elkander vcr- zellen, of dat het een zonder het andere niet zoude mogen verfchijnen. Men kan eens dan dit, en dan weder het andere afzonderlrk door» werken, voor dat men dezelve weder vereenigt. 5) Wanneer de Themaas 66ne reize doorge-
leid zijn, dan is het onyerfchillig, of men he$ Hoofd thema of het Contra thema het ecrst weder laat hooren. 6.) Alle de verfcheidene Themaas, welke in
de Fuge met elkander verbonden zullen worden, moeten vooreerst volgens de Regelen van het dubbel Cmtrapunt tezameugefteld zijn, opdac de*
|
||||
85* VAN DE TVGt*
dezelve, dan op deze, dan op een andere wij-
ze onder malkander kunnen wordcn omgekeerd. Ten tvvecden moet men onderzoeken, of elk Thema, in het bijzonder, gefchikt is, dan op dezen dan op genen aard nagebootst te kunnen worden. 7.) Eindelijk kan de intrede der Contra -the'
maas nog op tweederleien aard gefchieden; name- lijk: men bewerkt of elk Thema in het bijzon- der, en vereenigd dezelve daarna; of men leidt het eene Thema te gelijk met het andere deor, De Tegenharmonij neemt haren aanvang, zoo-
dra de Verzeller intreedt. Dezelve behoeft bij de intrede even zoo min altijd confonerencle als disfinerende te zijn. Zoodra een bekwaam In- terval tot de intrede derzelve voor handen is, behoeft men op geen ander te wachten. Het doet eene goede uitwerking, wanneer de
Verzeller bij eene liggende Disfonant kan intre- den; echter kan dit 00k met ee«e confenerende IJarmonij gefchieden,. Men doet wel, bij de vervtardiging der Te-
genharmonij, zich bij de eene of andere foort van het enkel Contrapunt te bepalen. Men loopt min-
|
||||
VAN BE FUGli S5J
ininder gevaar, buiten het fpoor te geraken, dan
wanneer men de Tegenharmonij, zonder verbin- ding, volgens het vrije of tertnettgd Contrapunt vervaarctigt. Bij dit laatfte kan het ligtelijk ge- fchieden, dat men op zoodanige gedachten komt* welke met de natuur van het Hoofdthcma in geen behoorlijk Verband ftaan. Daar echter in alle foorten van muzijkftukken het eene gedeelte met het andere goed overeenfternmen moet, indieti een fchoon geheel daaruit ontftaan zal; zoo moet dit ook hoofdzakelijk bij de Fugs in acht ge- nomen worden. Het fpreekt van nelve, dat die foort van het enkel Contrapunt, of dat Me- trum, hetwelk men gekozen heeft, van het be* gin tot aan het einde voort moet duren. S. 65.
Hoe grooter bet getal der ftemmen van eene
Fuge is, zoo veel minder bonte figuren moet men in de Tegenhsrmonij gebruiken. In de Fuge ftrijden alle ftemmen tegen elkander, en geene heeft eeri voorregt boven de andere, zoo als dikwijls in andere foorten van muzijkftukken plaats heeft. Alle ftemmen moeteu hier eene goede Melodij hebben, en geene moet boven de andere heerfchen. Eenige Toonleeraren geven den Regel, dat men
in de Fuge geene gangen in den Unifon of in de Qctaaf zoude mogen bezigen, zoo als in mu-
|
||||
ft54 Van de fuce.
inuzijkftukken van cCn' vrijen Schrijfflijl gebruT-
kelijk is, en dikwils plaats heeft; echter doen zulke gangen bij het einde eener Fuge, wanheef het Hoofdthema door alle flemrnen tegelijk in den Unifon en in de Octaaf met voile kracht wordt aangeheven, fomtijds eene zeer grootfche uitwerking, en worden in die geval zelfs van de grootfte Componisten gebruikt. * r
In de Tegenharmonij moeten noott alle ftem«
inen zich te gelijk en aanhoudend bevvegen, maaf het is noodzakelijk, dat de eene of andere Item zich tegen de overige bewege, het zij door ruk- kingen, doorgaande- of wisfelnoten. $ 67.
Men moet bij deze Tegenharmonij 00k in acht
nemen, dat de ftemmen niet te digt aan elkander komen, of niet te verre uit elkander gaan. Men kan , ova deze reden, fomtijds eene of meerdere ftemmen eenige maten laten />auzeren, en vooral die ftem, welke kort daarop het Hoofdthema zal laten hooren. Wanneer in eene Fuge verfcheide Thetnaas zijrr,
wcl-
|
||||
VAN DE FUGEj 2$5
welke terftond in het begin ondef elkander ver-
eenigd worden, dan is 'er geene moeijelijkheid wegens de Tegenharmonij. Het eene Thema vormt de Harmonij tot het andere. Het is ook zeer goed, wanneer de Themaas zoodanig ingerigt zijn, dat men Bij-Jiemmen daarbij plaatzen kan, wel* ke met Tertfm of Decimen medegaan. §. 6g»
De Tusfchenharmonij begint, waar de Tegen-
harmonij ophoudt, of zij is veel eer een vervolg van dezelve, en duurt zoo lang, tot dat het Fu* ge ■ thema weder intreedt. Dezelve moet dus ins- gelijks, eTeu als de Tegenharmonij, uit de natuur van het Hoofdthema vloeijen, en met de Harmo» Aij overeenkomen, welke aan hetzelve reeds te- gengefteld is. Hieruit volgt, dat alle pasfagten; welke in de verfcheidene ftemmen niet, door mid- del der Imitatie en verplaatzing, kunnen worden doorgeleid, alle Harpeggios, en allerhande bouts figuren, welke in den vrijen Schrijfftijl behoo- ren, in de Fuge niet gebruikt moeten worden, De Pasfagien tot de Tmfchenharmonijen wor-
den ontleend of uit het Hoofdthema, of uit des- zelfs Tegenharmonij ; en wanneer het Thema niet zoodanig gelteld is, dat men iets bijzonders daar-
|
||||
&$6 VAN DE FUGE,
daaruit ontleenen kan, dan moet men goede
harmonifche pasfagien uitvinden, welke met de natuur en de beweglng van het Fuge~ Tkema overeenftemmen. S- h>
Men moet de Tusfchenharmonij niet te Iang
maken, vooral, wanneer het Thema zelf reeds lang is. De Tusfchenharmonij moet ook niet al te dikwijls voorkomen, om dat anders het Hovfd- thema daardoor zoude verhiaderd worden, zich genoegzaam te laten hooren. Dezelve moet ver- der zoodanig ingerigt worden, dat het Hoofdthe- ma onverwacht daartusfchen intreden kan, wan- neer dezelve niet misfchien met eene Cadens ehi- digt, bij welke hetzelve zoude kunnen worden ingevoerd. Doch dit hangt af van de ModulatU en van een bekwaam Interval^ bij hetvvelk hef. Fuge- thema kan intreden. $ 7*.
De Tusfchenharmonij en behoeven niet altijd vol-
ftemmig te zijn. Men kan fornfijds eene of twee ftemmen allengskens laten verdvvijnen, of ook de- zelve te gelijk laten pauzeren^ om daarna het Fuge thema zoo veel te nadrukkelijker en duide- lijker weder te laten hooren, vooral, wanneer hetzelve in eene Middtnftem zal geplaatst worden* |
||||
van nfe FU6E. &57
t 73- \
Alle Fugen eindigeiij of met het Them a zelf,
of met eene bijgevoegde korte Harmonij. Het eerfte is wel het best; dosh in Fugen, welke voor den 2ang gecomponeerd worderi, is dikwij!3 het laatfte noodzakelijk. In beide gevallen moet echter het einde velfiemmig zijn, zoo als het begin der Fug* iinftemmig was. % 74- . f
Een beginnend Componist moet vooriil de vfeic5
ken van groote Meesters , vlijtig, beoefenen, ei) zich naar derzelver voorbeeldea trachten te vor- men. Bij alle zijne toekomstige (werken moet hij ge-
durig in het oog houden, dat het begin van een ftuk wel goed, hex. midden echter nog beter, fcft1 hit eind$ vtortreffetijk zijn liioeu |
||||||
il. »EEt. R XI. HOOFD-
!
|
||||||
-
|
|||||
XL 'HOOFDSTUK.
i
Pistt den aard en het Karaher der per*
fckeidene Muzijkfiukken.
■
S- i.
Muzijk is tvveederlei, namelijk: Inftrumen-
)aal- en Vocaal-muzijk. In beide foortcn heefe men of kleine of groote ftukken, waarvan forn- mige b. v. de Dansjlukken, Balhtten en Mir* Jchen een bepaald en vastgefteid Karaktei? hebben.
.. . j
■ *
De Menutt is een klein muzijkftuk in £ maat, en eigentlijk voor den Dans gefchikt. Dit ftuk lieeft twee deelen of Reprifen, waarvan elk deel in 8 maten bertaat. Hetzelve begint in den ne- derflag, of ook in den op/Jag van de maat, en de Cifuren zijn van twee tot twee maten. De beweging is gematigd vrolijk, en de uitdrukking edel en eenvoudig. Wegens de kortbeid van bet ftuk, kan men
niet wel in andere Toonen gaaa, dan in de £>9-
|
|||||
VAN DEN AARDENHETKAR.DEft.VERS. fttUZljXST.2'$9
Dominante van den Hoofdtoon: men cindigt dus
gewoenlij'c het eerfte deel in de Dominante, eh het tweede in den Hoofdtoon. Doch, wanneef men, na het tweede deel, het eerfte deel wil herhalen, dan eindigt men het eerfte deel in den Hoofdtoon of Tonka, en het tweede deel in de Dominante. Als men eene Menuet iets Linger wil maken,
dan kan men de vijfde en de zesde maat herhalen; en wanneer eene Menuet niet voor den Dans, maar aUeeti cm te fpelen gecomponeerd wordt, dan kan dezelve 3a of 64 match lang zijn. De gezwindfte noten in de Menuet zijn yicht-
flen , of fomtijds eenige Zestiendens; doch het doet eene goede uitwerking, wanneer men, of in de me' lodij, of in den Bas met enkele Quartnoten voort- gaat, om dat hierdoor de beweging voor den Danfer zoo veel te voelbaarder wordt gemaakt ^ lietgeen bij nlle Dansftukken moet in acht geno* men worden. Op de Menuetten, welke, zoowel om te dan-
fen, als om te fpelen gecomponeerd worden, laat men op de Menuet, gewoonlijk, een Trio volgen , vvelk Trio in beweging en Rhijthmus volkomen gelijkvormig met de Menuet zijn moet, Het Trio kan zijn of in de Totinfoort der Me- nuet , of in de Quint of Quart van den Hoofd- toon der Menuet, of 00k dikwijls in de Toort- foort der Heine tens, wanneer de Menuet in de 'grbotd terts is. |
||||
26o VAN DEN AARD EN HET KARAKTEIV
Na het Trio wordt de Menuet weder hen
haald. Het Trio behoorde eigentlijk doorgaans- drieftemmig te zijn, doch dit wordt niet altijd in acht genornen, en men befehouwt hetzelve flechts als eene tweede Menuet. §. 3*
De Poiomife is een klein muzijkftuk, volgens
lietwelk in Poolen een Dans wordt gedanst. De mnat van dit ftuk is %. Hetzelve beftaat uit twee deelen of Reprifen, welke, wegens de willekeurige figuur van den Dans, aan geen bepaald aantal van maten gebonden zijn. Gewoonlijk is het eerfte deel acht maten, en het tweede deel twaalf tot zestien maten lang. De Polonoife wordt altijd in eene Toonfoort der gfoote terts gecomponeerd, en beide deelen fluiten, gevvoonlijk, in den Hoofd- tomu De Cifuren zijn van twee maten, fomtijds ook van e'e'ne rnaat. De beweging is niet zoo gezwind, dan die
van eene Menuet. De Polonoife begint altijd met den nederflag van de maatj en het (lot van ieder deel gefchiedt op het tweede quart, het- we!k door her fubfemitonium opgehouden wordt. In de Polonoife kan men velerhande foorten
van notenfiguren gebruiken, doch niet vele Twea- endertigften achter elkander, wegens de tamelijk fchielijke beweging-. Men laat ook fomtijds een Trig op eene
|
||||
DER. VERSCHE1DENE MUZIJKSTUKKEN. af5i
Polonoife volgen, zoo als bij de Menuet ge-
bruikcliik is; doch dit is geene uitvinding der Polakken, maar der buitenlandfche Componisten. Men componeert ook Polotioifen, vvelke niet voor den Dans, maar flechts om te fpeten ge- fchikt zijn. Deze kan men zoo lang maken, als wen verkiest. ■ - . ■
J. 4.
De Anghift of Contrcdans is van onderfchei-
dene bewegingen, en wordt zoo wel in de maat van twee tijden, als ook van drie tijden ge- componeerd. He: woord Contredans is "afkomstig van het
Engelfche woord Countrij - dances, 1 hetwelk zoo- danige Dansfen beteekent, welke coder bet Land- volk in de verfcheidene Provintien gebruikelijk aljti. De Muzijk- tot deze Danfen is gewoonlijk bij
ecne groote eenvoudigheid zeer levendig, met ongemeen duidelijke en . voelbare Cefuren, en heeft meestendeels dit byzondere, dat de Caden- zen of jluitingen in den op/lag van de maat vallen. Onder deze foort van Dansftukken be« hooren ook: 1.) De Ecosfaife. Dit ftuk wordt in de maat
van I gefteld, heeft twee Repiifen, ieder van
acht maten lang., kan zoowel met den nederfiag
R 3 als
|
||||
tttf* VAN DEN AAR.D EN HET KARAKTER
als met den opflag van de maat beginne.i, ea
de beweging is zeer/vlug en levendig. 2,) De Sauteufe. Dit. ftuk wordt ook in de
maat yan $ gecomppneerd , heeft twee Reprifen , ieder van acht .maten: de beweging is insgelijks zeer vlug. , 3.) De Quadrille, Dit Dansftuk wordt of ia,
de maat van % of van % gefteld; heeft twee, drie of vier Reprifen, elke van acht maten: de beweging is gematigd. ] $ 5.
De Walzer (Valfe) is een bekend Dansftuk,
wtens Karakter eene hunpelende vreugde is. De Mehdlj hiervan wordt in de %, of in de | maat gefleld , en heeft gewoonlijk twee Reprifen, ieder van 8 maten. Het getal def Reprifen kan in dit fhik ook vermenigvuldigd worden. De be- weging is tamehjk vlug en levendig. $ 6.
De Allemanch is van twederlei foort. Door
de eene foort verftaat men een' Duitfchen dans, in de maat van §, in wiens Karakter niets dan vrolijkheid heerscht. Door de andere foort ver- ftaat men een muzijkftuk, hetwelk in de maat yan I gefteld, en niet voor den Dans beftemd |
||||
d:-:r vep.scheidene muzijkstvivKEn. 203
t
is. Deze laatfte foort ke$£t e$ne tamelyk ernftige
beweging, en eene voll£ en goed afwisfelende Harmony, doch is thans jiiet me?r gebmikelijk. ■■<'■■■ '
-
De Gavotte is cen dansftuk van een vlug en
aangenaam Karak'.er. Dezelve wordc vvel niet in gezellige en gewone danfen gebruikt, maar zeer dikwijls op het Tooneel. De Gavotte wordt ge- vvoonlijk in de maat tvan twee Halve noten ge- fteld. De beweging is met al te gezwind. Elk melodisch gedeelte moet met twee quarten in den opflag van de maat beginnen. De Rhtjthmen moeten ieder van twee maten zijn, en bij de tweede maat eene voelbare Cifunr in zich be- vatten. Dit ftuk beftaat uit twee deelen , waarvan 'elk deel acht maten lang is. De ge« zwindfte noten in dit ftuk zijn Achtftem* Wanneer men eene Gavotte niet voor den Dans,
maar enkel en alleen 0111 te fpelen componeert, dan kan men het tweede deel zoo lang maken, als men wil. $. 8.
De Bourrie is een Fransch. Dansftuk van een
vlug en vrolijk Karakter. De maat is van twee
Halve noten. De Rhijthmen zijn ieder van twee
maten, en bevatten bij de tweede maat eene
R 4 voel-
|
||||
9.6k van den aard en het karakter
voelbare Cifuur in zich. De Bourrie begin*
me; een quart in den opjlag van de maat. De- zelve beftaat uit twee deelen, waarvan ieder deel yier of acht maten Jang is. Wanneer dit ftuk flechts om te fpelen gecoraponeerd wordt, dan is men aan geem bepaald aantal van maten gebonden. ttij de Bounie gefchiedt fcet dikwijls, dat de tweede quart 'van de maat met de derde quart te zamen getrokken en deze twee quarten dus tot iine Halve noot gemaakt worden. |
||||||
De Chaconne^ een thans verouderd Dansftuk,
was eertijds in Itali'in en Spanje zeer bemind. De maat is van |, vereischt een' zeer voelbareu Rhijthmus, en wordt in eene matig langzame be* weging uitgevoerd. Dit ftuk beftaat eigentlijk uit eene menigte van veranderingeu, die over eene korte Melodij gemaakt worden, en waarbij de Bas aliijd even hetzelfde Accompagnement behoudt. De Pasfacaille is een klein Dansftuk van eene,
ins langzame beweging, en van een ftatig aange- naara Karakter. Dit ftuk wordt in de maat van % geomponeerd, en kan zoo wel in den tieder- jla<>, als ook met een quart in den opjlag van de maat begonnen worden. Hetzelve beftaat, eveu
|
||||||
DBR VERSCHSIDENE Ml'ZIJKSTUKKEN. a6§
even als de Chaconne, niet uit deelen of Re-
prifen, maar heeft flechts eene Melodlj, vvelke »cbt maten lang is, en die. by hare gedurige herhaling , over even dezelfde onveranderde Grond* (lem, met melodifche veranderingen voorgedragen wordt, en weke dus eene aanjnerkelijke verfchei- denheid van notenfiguren vereischt. Het eigentlijk onderfcheid tusfchen de Chctcon-
ye en Fasfacaille is dit, dat de laatfte in eene jets langzamere beweging uitgevoerd worden, en de Melodij aanminniger en bevalliger zijn raoet, ^a^ de eqrfte. De Pasfepied is een thans vtrouderd Dans-
ftuk, hetwelk, wat deszelfs Karakter betreft, met de Menuet overeenftemt, doch eene vluggsre beweging heeft. De Melodij van dit (Ink wordt' in de jj., of gewoonlijker in de | maat gecompo- neerd, en rnoet even als de Menitet, welke voor, den dans gemaakt is, uit tvvee deelen beftaan, waarin de Rhythmen van een even getal maten zijn. Dikwijls wordt ook asm de Hoofdmehdij, vvelke gewoonlijk in de Toonfooft der groote tens gecomponeerd wordt, een Mineur van even dezelfde RhijthmiCche inrigting bijgevoegd , na vvclken telkens. dq Hoofdmelodij herhaald wordt. Het Karakter van dit ftuk is eene edele vro« Ujkheid. R 5 $ V{
|
||||
S66 VAN DEN AARD EN HET KARAIiTEa
De Rigaudon is eene Dansmelodij van eeit
vlug en vroltjk Karakter. Dezelve wordt in de yillabrevemaat gefteld, en met een quart in den opilng van de maat begonnen. De Rigaudott beftaat eigentlijk uit twee deelen, waarvan ieder acht maten in zich bevat. Men vindt ook foort. gelijke Dansmelodijen, welke vier Reprilen hebben. De Rigatidtn wordt thans flecbts in Balletten
gebruikt, waar dezelve dan eens in een ernftig, en dan eens weder in een bocrtig Karakter kan verfchijiien. De gezwindfte noten in' dit fluk zijn AchN
fteu, en de Rhijtlimen zijn van vier maten. De Sarabande is een Dansmelodij van eene
langzame beweging, en van een ernflig Karakter, welke in een ongelijke of Tripele maat gefteld, en met den nederftag van de maat begonnen wordt. Men kan, in Jit ftuk , allerleie noot- foorten gebruiken. Deze Dans, welke uit Spanje afkomstig is, en eertijds met Castagnetten (klap- houtjes) gedanst werd, beftaat uit twee deelen, ieder van acht maten, en wordt thans nog* doch flechts in Balletten, gebruikt.
|
||||
D?R VERSCHEIDENE MUZJJKSTUKKEN. £67.
§. 14.
De Courante is eene Dansmelodij, welke in^,
de :| of in de | maat gecomponeerd wordt. Dezelve beftaat uit twee cleelen, en begin: met, eene korte ,noot in den op/lag van de maat. De uitvoering is ernflig, en de noten moeten meer. afgeftoten, dan gefleept worden. De Dans zelve is reeds, ftdert langen tijd, met
meer gebruikelijk, doch van de Mehdij heeft men zich noch bedient in de Sulten, welke .eer- tijds gebruikelijk waren , en waar dezelve altijd, op de Alkmande volgde. |
||||||
De Forlane is een Dans, welke in Fenetic.
onder de gondelroejers , en in het Venetiaansch ge« bied onder het gemeene volk en boereu gebrui- kelijk is. Dit ftuk wordt in de maat van f gecomponeerd, en de beweging is zeer levendig, De Folic d'Espagne is een Dansftuk van een'
ernftigen aard voor e^in perfoon, hetwelk ech- ter op het Tooneel thans niet meer in het ge- bruik is, De Muzijk is in de maat van » ge- componeerd, en is wegens hare eenvoudigheii en Harmon'rj zelfs voor j£der ongeoefend poj: be- vat-
|
||||||
z68 VAN DEN AARD EN HET KARAKTBR
vattelijk en aangenaam. Het ftuk begint in deu
tiedirflag van de maat, en de Rhijthmen zip van twee maten, zoo dat telkens op de tweede maat eene halve, en bij het einde van een deel, eene hee/e Cadens komt. In de eerfte maat van den Rhijthmus heeft de eerfte quartnoot den grootften nadruk of accent, de tweede heeft een punt, waarop dan een Achtfte volgt; doch in de tweede maat worden de tweede en derde quart- noten ligt uitgevoerd. De Harmonij in dit ftuk is zeer eenvoudig, zonder Disfonanten, en men vermijdt zel-fs de verwisfelingen van den Drieklank. Om dezelve nog eenvoudiger te maken, laat men zelfs dikwijls in de Bovenftetn de Octaaf van den, Bas hooren, hetwelb anders in andere ftukken zorgvuldig vermijd wordt. . Het ftuk beftaat uit twee deelen, ieder deel uit
acht maten. Het eerfte deel fluit in de achtfte maat in de Dominante, en het tweede deel in de Tonka. Na deze zestien maten wofdt het ftuk, zoo dikwijls als men wil, met melodifclie veran- deringen herhaald. Doorgaans echter wordt op. ieder maat flechts eene enkele Harmonij of Ac* coord genomea. . 5. 17.
De Bolero is een Spaanfche Dans, welke met,
Zang vergezeld is, en "of met verfcheidene Inftru- menten tegelijk, of met de Guitarre alleen, en door dfe
|
||||
BER VERSCHEIDENK MUZIJKSTUKKEN. 269
de Danfers met Castagnetfen , geaccompagneerd
wordt. Dit ftuk is van een edel en teeder Karak- tcr, hetzelve wordt in de maat van % gefteld, en heeft de beweging van een Menuei. ■
Het Ballet is een Dans; welke op het Tooneel
gedanst wordt, en eigentlijk een gewigtig bedrijf door den Dans en de Pantomime moet voorftellen. Hetzelve wordt dus ook het Pantomimijche Ballet genoemd, en in het ernftige en boertende onder- fcheiden. De Muzijk bij het Ballet beftaat in eene onafgebrokene opvolging van verfcheidene aarden en foorten van muzijklukken, bij welke de uitdruk- king der gewaarwordingen en hartstogten door den inhoud van het bedrijf bepaald en vastgefteld wordt, S. 19-
De Glque is een klein muzijkftuk, eigentlijk
voor den Dans gefchikt: hetzelve wordt of in de maat van % of van |2 gefteld, en heeft een vlug en vrolijk Karakter. Wanneer de Melodij voor den Dans gecomponeerd wordt, dan beftaat dezelve uit twee deelen, ieder van acht maten, en in dit geval gebruikt men geene gezwindere noten, dan Achtften, fomtijds hier en daar een Achtfte met een punt, waarop dan 6in Zestiende volgt. Doch wanneer de Giqae alleen tot oefening in het |
||||
2?0 VAN DEN AARD EN HRT KARAKTER.
fpelen gecomponeerd wordt, dan kan men oclc
hier en daar Zsstiendcns gebruiken. '-■,,.
$. 20.
De Mufette is een klein Dansftuk, hetwelft
van het Inftrument, hetgeen dien naam voert, (de Doedelzak) zijne benaming bekomen heeft. Hetzelve wordt gewoonlijk in de maat van f ge- fleid, en kan zoo wel in den ntderflag, als ook in den opjlag van de maat beginnen, Het Karakter van dit ftuk is eenvoudigheid met een zachten vleijenden Zang. De beweging is iets langzamer, dan in de Gique. De Achtfteu wor- sen in de Mufette gefleept, daarentegen in de Gique een weinig afgeftooten. Gewoonlijk wordt dit ftuk over eenen aanhoudenden Bas-toon ge- componeerd, weshalve de Componist de kunst verftaan moet, de Harmonij op gemelden aanhou- denden Bas-toon genoe^zaam te laaten afwis- felen. ■
5- *«
Door Siciliano of alia Siciliatia verftaat men
een klein muzijkftiik van een eenvoudig, doch tee- der Karakter, hetwelk eerie nabootzirig zulker Melodijen in zifch bevat, volgens welke de land- lieden in Sicilicn pleegen te danfen. Het ftuk wordt in de maat VJn f gefteWy en de beweging is
|
||||
DER. VGRSCHEISENS M'JZIJKSTUKKEN. ^l
is langzaam. In dit ftuk wordt, gewoonlijk, van
de drie eerfte Achtften der eerfte helft van de thaat, de eerfte Achtftenoot door een pnnt langer gemaakt, en de Zestiende aan de volgende Acht* fte noot gefleept. In de tweede helft van de maat gebruikt men meestendeels een quart, waar- op twee Zestiendens volgen. Door deze inrig- ting bekomt de Melodij van een Siciliano een' bijzonderen ftempel en Metrum, waardoor dit ftuk zich van alle overige muzijkftukken zccr voelbaar onderfcheidt. Pastorale beteekent: i.) een muzykftuk van
een eenvoudig , doch feeder Karakter, waardoor cic Zang van het denkbeeldig Herders- leven zal uit- gedrukt worden. Dit ftuk wordt, gewoonlijk, in de maat van f, fomtijds ook in % gecomponeerd. De beweging is gematigd langzaam, en de no- ten worden meestendeels gefleept. Dit ftuk heeft veel gelijkvormigheid met de Mufette en Sialic no, befcalve dat hetzelve langzatner uirgevoerd wordt, dan het eerfte, en minder Achtften met puntea heeft, dan het laatfte. Door Pastorale wordt 2.) ook eene kleine Opera beteekend, welker inhoud uit het denkbeeldig Herders krfti genomen is, en waarin alle uitgedrukte hsrts- togten den fterripel der eenvoudigheid en onnO- jcelheid dragen moeten. r |
||||
272 VAN DEN AARD EN HET KARAKTEft. «>
§ 5-3- Bicinium beteekerit een klein nuizijkftuk voor
twee Hot ens of twee Trompetten, hetwelk zeer onderfcheiden is van de tneer uitgewerkte en aan Harmonij rijkcre Dueiten, Fanfare beteekent oorfpronkelijk een klein fern-
zijkfluk van een glinflereud Karakter voor Troitih fstten en Keteltrommen, voor het Kriigsvolk gefchikt, hetwelk echter odk op andere Inftrumen- ten wordt nagebootst. Men verftaat onder dit woord odk fommige , bij de Jagt ingevderde » korte muzijkftiikken, en daar van daan is het, dat men vele Bicinien voor Horens, welke in de maat van | gecomponeerd zijn, en eene vlugge bewe- ging hebben, met deze benaming beftempelt. De Marsch is een kiein nruzijkfhik, hetwelk
hoofdzakelijk voor krijgs-of militaire-optogten gefchikt is, en bij deze gelegeriheii door Blaas- Inftrumenten uitgevoerd wordt. Het doelwit van dit ftuk is, de voltnaakte gelijkheid der pasfen te beftu- ren en te verligten, en ook om den optogt zelveri door de Muzijk plegtiger te fnaken. In dit ftuk inoeten niet alleen de Rhijthmen zeer voelbaar d
|
||||
{)SR VERSCHEIDENE MUZIJKSTURKEtf. a?g
|
|||||
eh de Cifuren duidelijk zijn; maar ook het Ka-
fakter von het plegtige moet overal doorftralen. Men componeert de Marfchen gewoonlijk in de
maat van %, en dezelve kunnen, zoowel in den m- derflag, als in den opjlag van de maat beginnen. Men kiest hiervoor altijd de Toonfoort der
groote terts, en gewoonlijk de toonen B mol, C, D of E mol wegens de Trompetteu. Achtften met punten, op welke eene Zestiende volgt, zijn hier- voor zeer gefchikt, om dat deze notenfiguur lets lieeft, hetwelk tot aanmoediging ftrekt. De be- vveging is altijd ftatig, gezvvinder of langzamer, al na dat de optogt gezwind of langzaam ge-= fchieden zal. Het geheele ftuk beftaat gewoon- lijk uit twee deelen, waarvan het eerfte acht ma» ten, en het tweede deel twaalf maten heefr. Doch, wanneer in het tweede deel eene afwij- king in de Sexte van den Hoofdtocn zal gemaakt worden, dan kan het tweede deel nog meer maten hebben. De lengte der deelen is eigenthjk willekenrig* wanneer flechts de Rhijthmifche ge- deeltens in een gel'yk getal blijven. Somtijds worden ook Marfchen gebruikt bij
plegtige optogten in de Opera. Bij deze foort moet de Muzijk, in den hoogften graad, prachtig. «n verheven zijn, \ § 26,
De \Serenade is eigentlijk een lied van eeri tef-
II. A* ei.. S Re& |
|||||
274 VAM DEN AARD EN HET KARAKTER
liefden inhoud, hetwelk des avonds, ter eer van
een meisje of vrouvv, onder haar verifier, ge- zongen wordt. In Spanje en Italie is dit. zeer gebruikelijk. Boor Sertnaden wordt ook dikwijls eene zoo-
danige Muzijk verftaan, welke (al is dezelve ook alleen Inflrumentaai) 's avonds voor de huizen van fommige perfonen uitgevoerd wordt, of uit ach- ting, of als eene gelukwenfching met eene ver- kregene waardigbeid. Zulk avondmuzijk is zoo veel te aangenamer, om dat de ftilte van den nacht haren indruk, natuurlijker wijze, vermeer- dert. De Componist, welke eene goede Serenade
maken wil, het zij over woorde»t of flechts voor Inftrumenten, moet zich vooral bevlijtigen, eene eenvoudige en zeer vloeijende Melodij te com- poneren, welke nicer Confonerende dan disfone' rende is, en in het bijzonder moet hij zooda- nige Inftrumenten ter verzelling kiezen, welke in de open lugt de beste uitwerking doen. §. 27.
Door het woord Solo verftaat men een mu-
zijkftuk, hetwelk door iin Inftrument alleen, in vergezelling eener Grondfrem, uitgevoerd wordt, en waar flechts iin concerterend Inftrument plaats vindt. Men onderfcheidt dit ftuk door de?e be- naming van een ander foort van tweefteinmige |
||||
bfiR. VERSCHfttDENE MUZfjKSTUKKEN. S^J
Itiftrumentaalftukken , in welke beide ftemmen
te gelijk concerterende zijn, en welkc men Duet- ten noemt. Het Solo, voof welk Inflrument hetzelve ooft
ttioge gecomponeerd zijn, behoort tot de iborten der Sonate f en beftaat gewoonlijk uit drie onder- fcheidene ftukken, waarvan eigentlijk ieder fiuk, in het bijzonder, een bepaald en vastgefteld Ka- rakter hebben, of de uitdrukking eener gewaar« wording of hartstogt in zich bevatten moet. Men vindt echter vele Solo's, welker verdienfte
alleen beftaat in onverwachte Modulatien, vreem* de en moeijelijke Pas/agi'en, bovennauuirlijk hooge toonen, fprongen, Rouladen, dubbele Tril- lers, en foortgelijke moeijelijke zaken meer, wel- ke, wanneer dezelve, juist en net, uitgevoerd wor* den, wel verwondering verwekken, doch het hart niet bewegen of aandoen. In Concerten verftaat men ook onder het
woord Solo zoodanige gedeeltens der Hoofdftem, waar de overige Inftrumenten flechts accompagne- ten of pauzeren. In veelftemmige ftukken, waar ieder ftem meer
dan enkel bezet is, bedient men zich, vooral in de Zangftemmen, van het woord Solo, wan- neer flechts &n perfoon in die ftem zal zingen, en de overige zoo lang ftil zwijgen, tot dat het woord Tutti (alien) te kennen geeft, dat zij alien weder intreden moeten. ".
S a S» a*. *
|
||||
475 VAN DEN AARD EN HET KARAKT68.
$. 28, ■ De Senate is een Inflrumentaal- muzijlefluk,
hetwelk of flechts 66ae of 'meerdere hoofdftem- men heeft, doch welke flechts enkel bezet moe- ten zijn. Volgens het aantal der concerterende ftemmen noemt men een zoodanig ftuk Sonata a Solo, a due, a tre enz: De Sonate beftaat uit eenige uifgewerkte deelen
van veifcheidene Karakters , en in welke de ge« waarvvordingen van een enkel mensch, of van verfcheidene enkele perfonen uitgedrukt vvorden. De Componist heeft in de Sonate een ruim
veld, om alle hartstogten, b. v. treurigheid, jam- mer, fmart, teederheid, vrolijkheid enz: in eene alleenfpraak uittedrukken, of eene aandoenelijke zamenfpraak in hartstogtelijke toonen te onder- houden tusfchen gelijke of van elkander ver- fchillende Karakters. Gewoonlijk beftaat eene groote Sonate uit drie
deelen, namelijk uit een Allegro, Adagio of Ait' dante, en een Rondo of Presto of een Thema met Variatlen. Wanneer eene Sonate uit min- der deelen beftaat, of zeer klein is, dan noemt men dezelve Sonatine* §. 29.
Het. Duet {Duetto of Duo) is een muzijfc-
fluk voor twee etneerterende ftemmen, van welke |
||||
DER VEB.SCHEIDENE MUZ1JKSTUKKEN* »7^r
eigentlijk ieder in het bijzonder, en wel door-
gaans, het Karakter cener Hoofdflem moet ftaan- de houden. Men heeft tweederlei foorten van Duetten. Het eerfle beflaat uit twee concerteretf de ftemmen of Inflrumenten zonder verder Ac compagnemenf, bij het tweede foort daar en te- gen worden de beide HoofdCtemmen met eene Grondftem , en met verfcheidene andere Bij* ftemmen vergezeld. Van deze laatfle foort zal jn het vervolg gefproken worden. Het Duett hetwelk flechts uit twee concerte-
rende ftemmen zonder ander Accompagnement beflaat, behoort tot de inftrumentaal - muzijk, en onder de foorten der Sonate. Men componeert dit Duet zoo wel voor twee gelijke, als voor twee onderfcheidene Inftrutnenten, en hetzelve beflaat gewoonlijk uit drie bijzondere ftukken, waarvan elk zijn eigen Karakter in zich bevattert moei. Het eigentlijke Duet beflaat dus uit twee
Hoofdftemmen, welke, het geheele ftuk door, dp eene zoo wel als de andere concerteren, en zoodanig bewerkt zijn, dat zij twee even gelijk llitblinkende Melodijen vormeii) van welke geene aan de andere ondergefchikt is, en welke in derzelver verband reeds zelve zoo rijk aan af- wisfelende Harmony zijn, dat zij geene Grond- ftem tot onderfleuning noodig hebben, ja zelfs niet eens eene zoodanige Grondftem zonder dwar.g kunnen verdragen. S 5 Men
|
||||
tfl VAN DEN AARD EN HET KAilAKTER.
Men kan dus gemakkelijk begrijpen, dat het
zeer moeijelijk is, een zoodanig Duet te com« poneren, om dat men hierbij de kennis in be- handeling van het duhbel Contrapunt volftrekt noodig heeft. Men heeft thans ook nog een ander foort
van Duetten, welke zich van het Solo door niets anders onderfcheiden, dan alleen, dat beide ftem- men beurtelings de Melodij nemen, en zich beurtelings met eene iets meer dan gewoonlijk gefigureerde Grondftem accompagncren:. % 3°«
Het Trio is een Inflrumentaai muzijkftuk, van
drie concerterende ftemmen, b. v. eene Fluit,, Wool en ViolonceU Hetzelve beftaat gewoonlijk, even als de Sonate, uit drie ftukken van een verfcheiden Karakter, en wordt ook dikwijls So- nata a tre genoetnd. Men heeft echter ook drieftemmige Sonaten, welke uit twee Hoofdflem- tnen en 66n verzellende Bas beftaan, en dikwijls Trio's genoemd worden. Beide foorten zijn ten opztgte der Cemptfitie zeer verfchillende van el- kander. Het eigentliik Trio heeft drie Hoofdftemmen,,
die tegen elkander concerteren, en, als het ware, eene zamenfpraak in toonen onderhouden. Een goed Trio van deze foort te componeren is zeer moeijelijk, om dat men niet alleen alles moet |
|||||
we-
|
|||||
DER VERSCHEIDENE MUZIJKSTUKKEN. «7p
wetcn, wat de Fuge en het dubbel Contrapunt
betreft, maar ook in ftaat moet zijn een' vloef- jenden Zang of Melodij voor elke ftem in het bijzonder te vervaardigen. Deze Trio's, welke in den gebonden Schrijfftijl werden gecompo- neerd, waren eertijds bekend onder den naam van Kerk'Trio's, doch zijn, federt een' gerui- men tijd, niet meer gebruikelyk. De hedendaagfche Trios zijn eigentlijk drie-
ftemmige Sonaten, en beftaan uit twee concerte- rende Hoofdftemmen, welke van een' verzellenden Bas onderfteund worden. De bewerking van zulk een Trio heeft veel overeenkomst met die van een Zang-Duet , en vooronderfteld even dezelfde kunde in de Compofitie. Voor het ove- rige geldt van deze foort van Trio alles, wat van de Senate gezegd is. Sedert eenigen tijd is de drieftemmige Sonate,
echter die voor het Forte-Piano met Accompag- tiement van een ander Inftrument uitgezonderd, door het thans meer beminde Quadro of Quar- tet bykans geheel en al verdrongen geworden. Men heeft ook nog een foort van Trio , in het»
vvelk eigentlijk flechts e"c!ne Hoofdftem aanwezig is, welke van de tweede ftem, dan eens met Tertfen, dan met Sexten, of ook dikwijls als enkele Middenftem vergezeld wordt. Indien deze fuort eenigermate bebagen zal, dan moet de Me- hdij der Hoofdftem zeer fihitterend en vol uit- drukking zijn. S 4 Van
i
s
|
||||
*J?r> VAN DEN AARD EN HET KARAKTE&'
Van het Trio, hetwelk op eene Menuet volgt,
|s reeds te vorcn gefprooken. 5- 3i.
Het Quadra of Quatuor , een muzijkftuk
vpor vier inftrumenten , is eene bijzondere foort der Sonate, en beftaat, in den eigentlijken zin van het woord, uit vier Ccncerterende 'Hoofdftemmen, waarvan elke den rang als Hoofdftem moet ftaande houden. In dezen zin moet het Quadra yolgens de manier eener Fuge behandeld, of doorgaans in den gebondea Schrijfliijl gecom- poneerd vvorden, In het hedendaagsch Quadro bedient men zicli
ecliter liever meestendeels van den vrijen Schrijf- ftijl, en vergenoegt zich met vier Hoofdftem- men, vvelke beurtelings heerfchende zijn , en van vvelke dan eens deze, dan gene de plaats der Grondftem bekleedt. Gedurende dat eene dezer ftemmen de Hoofdmelodij uitvoert, moeten de beide andere in eene tezamenbangende Melodij, welke de uitdrukking begunstigt , voorlgaan, zonder de Hoofdmelodij te verduisteren. De be- werkirig van een zoodanig muzijkftuk vereischt dus eenen Componist, welke zoo wel Genie, als eene uitgebreide kennis van de Harmonij moet bezitten. De meesterftukken van haijdn en Mozart in deze foort van vierftemmige So- %am «p overal bekend ea beroemd. fiifc
|
||||
DER. VERSCHEIDENE MUZIJKSTUKKEN. 281
Dikwijls wordt het Qiiatuor, even als het
muzijkftuk voor vier concerterende Zangftemmetty ook Quartet genoemd. f i
S- 3*» Het Quintet (Quintetto of Quinque) is een
muzijkftuk voor vijf concerterende Inftrumentenr of voor vijf concerterende Zangftemmen. Al heN geen bij het Quatuor of Quartet,. ten opzigte der vier concerterende flemmen of Inftrumenten, in acht genomen moet worden, geldt ook by het Quintet met toepasfing op vijf ftemmen. S. 33-
Het Sextet (Sextuor) is een muzijkftuk voor
zes concerterende Inftrumenten, of gewoonlijker voor vijf concerterende Inftrumenten met een verge- zellende Grondftem. Somtijds betekend dit woord ook een muzijkftuk voor zes concerterende Zang- ftemmen met Accompagnemsnt van Inftrumenten. Iktgeen van het Quartet en Quintet geldt, is ook toepasfelijk op het Sextet. $ 34-
De Sijmfonie is een veelftemmig Inftrumentaal-
muzijkftuk, hetwelk , gewoonlijk , uit vier deelen
beftaat, namelyk uit een Allegro, Andante of
S 5 Ada-
|
||||
S82 VAN DEN AARD EN HET KARAKTER
Adagio, Menuet en Trio, en op het laatst een
Presto of Rondo. In de hedendaagfclie Sijm- fottien plaatst men dikwijls \66r het eerfte Alle- gro eerst een klein Largo of Grave van een ftatig Karakter. Dit ftuk kan zijn of in de Toonfoort van het Allegro, of ook in de Toon- foort der kleine terts, wanneer het eerfle Alle* gro in de Toonfoort der groote terts is. Het gemeld Largo of Grave blijft (eenige kleine af- vvijkingen uitgezonderd) in de Hoofdtoonfoort, in welke hetzelve of met de Cadem fluit, of in de Quint of Dominante blijft ftaan, waarop dan het eerfte Allegro in de Hoofdtoonfoort begint, het zij terftond, of na eene Fermate of Rust-tceken. ----- Het eerfte Allegro in eene Sijmfonie moet
fchittercnde zijn, en de ziel der Toehoorders fterk aandoen. Het Andante of Adagio kan een verheven, of een teeder of ook een treurig Ka- rakter hebben, en het laatfte Allegro of Rondo moet eene aangename, bevallige en vrolijke Me- lodij in zich bevatten. De Infttumsnten, welke tot eene Sijmfonie
behooren, zijn: de Helen, Alt-Violen, Fiolon- cellen, Contr abas fen, Fluit en, Clarinetten, Ho- hoen, Fagotten, Horens, fomtijds ook nog Trom- petten en Keteltrommen. Hoe grooter het aantal der Blaas Infcrumenten bij eene Sijmfonie is, 200 veel te fterker moeten ook de Strijk Inftra. menten in evemedigheid, bezet zijn. |
|||||
i
|
|||||
DER. VERSCHEIDENE MUZ1JKSTUKKEN. aSj
De Componist moet in eene Sijmfonie alles
iiaauwkeurig in noten uitdrukken, wat hij be- geert, dat gefpeeld zal vvorden; en, om dat elke ftem, vooral bij de Strijk - Inftrumenten, door meer dan 66n perfoon uitgevoerd wordt, moet niemand hoegenaamd eenige veranderingen bij de voorgefchreven noten maken. Alle ftemmen in eene Sijmfonie moeten zoodanig met elkander verbonden zLjn, dat hare tezamen(lemming, als liet ware, flechts eene eenige Melodij laat hoo-- ren, waartoe elke ftem haar best doen moet, op dat daaruit een fchoon geheel ontfla. Het doet ook eene zeer goede uitwerking in
eene Sijmfonie, wanneer de Blaas-Inftrumenten fomtijds alleen gehoord worden, waarop dan vervolgens het voile Orchest, met alle kracht en nadruk, weder invalt en begint. Het is ook aangenaam, wanneer de Blaas-Inftrumenten in bet Trio van de Menuet zich alleen laten hoo- i;en , en dan de Menuet door het voile Orchest herhaald wordt. De Sijmfonie is, hoofdzakelijk, gefchikt tot het
openen eener plegtige Vergadering, en is ook het best in ftaat, alle pracht en luister der Inftrumentaal muzjjk asm den dag te leggen. Om zich hiervan te overtuigen, behoeft. men ilechts d£ne Sijmfonie in het zoogenaamde Zon- dags - Concert te Amjlerdtm , of in de loffelljke Maatfchappij; onder de fpreuk: Felix Meritis,t& hooren, waar de uitvoering derzelve door zeer ver-
|
||||
184 f VAN D»N AARD EN HET KARAKTER
vcrdienstelijke Toonkumtenaars, voortrejfelijk ejj
$nverbelerlijki gefchiedt. S- 35.
De Ouvcrture is een muzijkftuk, hetvvelk ge-
meenlijk voor eene Opera (Zangfpel) gemaakt en gefpeeld wordt. Dezelve is zoo veel als eene inleiding voor het ftuk, en het Hoofdkarakter , hetwelk in eene Opera heerfchende is, behoort vooral in de Ouverture door te ftralen. Voor het overige komt de hedendaagfche Ouverture met de Sijmfonie overeen. Dog* het woord Concert verftaat men, of, if!
het algemeen, eene vergadering van Toonkunste- naars, vvelke gezamentlijk muzijkftukken uitvoe- ren, of men verftaat ook, in het bijzonder, door hetzelve eerie zeker foort van een muzijkftuk, het geen door e*dn Toonkunstenaar alleen op zijn gelief koosd Jnftrument, o3der vergezelling van an- dere Inftrumenren, kan worden uitgevoerd: zoo als b. v. een Concert voor de Fluit, voor [de Viool, voor het Forte-Piano enz: Men heeft tweederlei foorten van Concerten,
welke door de namen Concerto grosfo en Concer- to di Camera onderfcheiden worden. Het Concerto grosfo is een volftemmig muzijk-
ftuk, |
||||
t)ER VERSCHEIDBNE MUZIJKSTUKKEN. fiBg
ftuk, en heeft verfcheidene Hoofdfiemmen, wel-
ke, om zoo te fpreken, met en tegcn elkander- ftrijden, zoo als het woord concertare te kenncn geeft. In een zoodanig ftuk heeft eene gedurige afvvisfeling der Inftrumenten plants, waar dan eens het eene Inftrument, en dan weder het: andere de Hoofdmelodij of Hoofdftem heeft, eii vervolgens weder alle te gelijk invallen of in- treden. De Hoofdftemmen wisfelen zoodanig met elkander af, dat de Pasfagie, welke door een Inftrument gefpeeld is, door een ander of naauw- keurig, of op een' vrijen aard nagebootst wordt. Daar tot deze foort van Concerten zeer veel kunde in de Compofiiie vereischt wordt, vindc men thans zeer weinige van hetzelve. Het gewoon Kamer - Concert (Concerto di
Camera) is overal bekend en gebruikelijk, en wordt ook voor alle Inftrumenten gecomponeerd. In zulk een Concert heeft, gewoonlijk, £en In- ftrument alleen de Hoofdftem, en de andeve dienen haar flechts tot verzelling. Een zoodanig Concert beftaat gewoonlijk uit
drie deelen, waarvan het eerfte decl een Allegro, het tweede een Adagio of Andante, en het derde weder een Allegro, Rondo of ook eene Polonoife is. Het eerfte Allegro is gewoonlijk het langfte. Ieder ftuk moet zich door het Karakter van het andere onderfcheiden. De vervaardiging van een Concert gefcliiedt
gewoonlijk op deze wijze: Men laat, voor dat de
|
||||
£86 VAN DEN AARD EN HET KARARTER.
de Soloflem begint, eerst een Ritornel, als eene
inleiding, vooraf gaan, hetwelk door het gebeele Orchest nitgevoerd wordt, welk Ritornel dc voornaamfte Ide'in (denkbeelden of hoofdgedach- ten) van het ftuk in zich bevat, en de opletten« heid der Toehoorders op de aannaderende Solo' ftem vestigt. Het Ritornel eindigt in den Hoofdtoon, en de Concert-ftem begint het Solo insgelijks in de Hoofdtoonfoort, doch blijft niet lang in dezelve, maar gaat in de Toonfoort der Quint, of vvanneer het Concert in eene Toon- ibort der kleine terts gecomponeerd is, in deToon- foort der Terts, in welke dezelve dan fluit. Met de fluitnoot van dit eerfte Solo begint het tweedc Ritornel, hetwelk in dezelfde Toonfoort geeindigd wordt. Het tweede Solo begint met de fluitnoot van dit Ritornel, en wijkt in zulke toonen af, welke met den Hoofdtoon in verband ftaan; veryolgens komt weder een klein Ritornel , waarop dan het derde of laatfte Solo volgt, het- welk, gewoonlijk, in de Hoofdtoonfoort is, en in hetwelk de melodifche hoofdgedeeltens van het geheele ftuk, kortelijk, herhaald worden. Na de Finaal- Cadens maken de vergezellende Inftru- menten nog een kort Ritornel in de Hoofdtoon* foort, waarmede het Allegro eindigt. Het Adagio begint gewoonlijk ook met een
Ritornel, waarop dan het Solo voJgt. Doch vvanneer het ftuk eene Romance is, .begint dik- wijls
|
||||
DER. VERSCHEIDENE MUZIJllSTUKKEN. 2S7
|
|||||
wijls de Soloftem bet eerst, en het Orchest laat
zich dan vervolgens hooren. In het laatfte ftuk of Rondo wordt het Thema
of hoofdvoorftel gewoonlijk eerst door de Concert' ftem aangeheven, hetwelk dan door het voile Orchest wordt herhaald en beantwoord. Het Thema van een Rondo beftaat gewoonlijk
in twee gelederen, waarvan het eerlle gelid eene Halve Csdens op den Drieklank der Dominantt maakt; het tweede gelid bevat flechts eene her- haling van het eerfte, waarb'y' echter de Cadens in de Tonka gemaakt wordt. Na het hoofdvoorftel wordt de Modulatie
naar de Toonfoort der Dominante, of wannecr het Rondo in de Toonfoort der kleine terts is, naar de Toonfoort der Terts geleid, in welke dezelve eenigen tijd blijft, en dan daarin fluit, waarop vervolgens het Rondo ■ Thema in de Hoofdtoonfoort weder herhaald wordt. De derde Hoofdpeiiode begint alsdan in de Toonfoort der Sexte met de kleine terts, of in den Hoofdioon met de kleine terts; gaat daarna gemeenliik in de Toonfoort der Terts van dien toon, en fluit vervolgens in die Toonfoort, in welke zij be- gonnen heeft. Na het (lot dezer Perhde laac zich het Rondo-Thema weder in de Hoofdtoon-: foort hooren, en eindigt of het gcheele fluk, of men voegt nog eene vierde Periode daarbij, welke of de melodifche gedeeltens der tweede Periode, deels in de Hoofdtoonfoort, deels in de Toon- foort |
|||||
&88 VAN DEN AARD EN HET KARAKTER
|
|||||
foort der Quint herhaalt, of men wijkt in eentf
Toonfoort af, vvclke met den Hoofdtoon in verband ftaat, en in vvelke men nog niet afge- weken is. Gewoonlijk is dit de Toonfoort der Quart. Vervolgens laat het Rondo-Thema zich weder in de Hoofdtoonfoort hooren, waarmede dan het geheele ftuk wordt geeindigd. De maatfoort en beweging is bij het Rondo
willekeurig, en hangt alleen af van het gevoel en de gewaarwaarding van den Componist, welke echter de beweging of Tempo, naauwkeurig, client aan te duiden. § 37-
Door Variation {Variaziont) verftaat men eeit
klein muzijkfluk, waarvan de Melodij dikwijls en onmiddelijk achter elkander herhaald wordt, echter, ieder reize, met verandering en ontleding van derzelver Hoofd- en Bij-not en, doch op zoodauige wijze, dat de Hoofdmelodij niet uil- gebluscht worde, of verloren ga, De oudfte Componisten plagten gemeenujk hun-
ne Melodijen in eenvoudige en lange noten i te componeten, en dus flechts het hoofdzakelijke nit te drukken. Dit gaf dan, vooral in langzame ftukken, aan bekwame Zangers en Spelers gele- genheid, deze eenvoudige toonen, met fmaak en gevoel, iets op te fieren en te veranderen. Daar echter vele Zangers en Spelers dit niet naar be- hoo?
|
|||||
DER VERSCHEIDENE MUZIJKSTUKKEN. *8<)
hooren konden uitvoercn, maar dikwijls door
hunne veranderingen de Harmony en uitdrukking kwetften, werd het van tijd tot tijd, bij de Componisten de gewoonte, de noodzakelijkfte fieraden of varanderingen, als wezetilijk tot de Melodij behoorende fraaiheden, zelve daarbij te fchrijven. Dit heeft aanleiding tot de Fariatien gegeven, welke thans overal bemind zijn, en aangenomen worden. Wanneer de Fariatien eene goede ukwerking
zullen doen, dan moet men vooreerst een Thcma kiezen, hetwelk eene zangbare melodij in zich bevat , en aan en voor zich zelve reeds belang- rijk is; ook moet hetzelve gemakkelijk in het geheugen kunnen geprent worden. Ten tweede moeten de Fariatien, ten opzigte der Karak- ters, afivisfelende zijn; dat wil zeggeu ; wanneer de eerfle Fariatie brillant en fchilterende is, dan moet de tweede zangbaar zijn en een zacht Karak- ter hebben; en wanneer men Fariatien voor het Forte - Piano vervaardigt, dan kan de eene hand met de andere afwisfelen; b. v. wanneer de eer- fie Fariatie voot de Regterhmd geweest is, dan kan men de tweede Fariatie aan de Linkerhand geven, en zoo ook omgekeerd. Ook kan men eene Fariatie in de Toonfoort der kleine terts vervaardigen, en dan met eene brillante Fariatie in de groote terts eindigen. Ten derde, moet de gelijkvormigheid met de Hoofdmelodij in elks Fariatie zoodanig bewaard blijven, dat de op- JI. DEEL, T let-
|
|||||
\
|
|||||
CJIO VAN DEN AARD EN HET KARAKTER.
lettenheid en aandacht der Toehoorders daardoor
geboeid worde; want zoodra deze gelijkvormig- heid verloren gaat, zoodra houdt ook het be- lang op, hetwelk men in de Fariatien ftelde. S, 38.
De Fanufie is een muzijkftuk, hetwelk door
een Toonkunstenaar op ftaande voet (Jx tempore) uitgevonden, en ook te gelijk gefpeeld wordr. Het is dus een fhik, hetwelk van te voren nieC aanwezig of voorhanden was, maar hetwelk de Toonkunstenaar, al fpelende, uitvindt. Hiertoe wordt eene groote hebbelijkheid en kunde in de Cotnpo/itie vereischt, vooral, wanneer men op een Or gel of Forte- Piano, veel(reriimig, fantafetrt. De ftukken, welke op zoodanige wijze gefpeeld
worden, noemt men FantafUn, welk Karakter de- zelve ook mogen hebben. Dikwijls fantofeert men met ontlcede Accoorden, en denkt meer om de! Harmonij en Modulation, dan om eene goede Melodij. Dikwijls echter is eene Fantajie ook van dien aard, dat het Rule het Karakter van eene dria, of van een Duet, of van een ander Zangftuk met een verzellenden Bat heeft. Sommige Fantafieit zwerven van de eene foort
op de andere, dan eens in een regelmatige maat, en dan weder zonder maat. De Fantafien van groote Meesters, vooral
zoodanige, welke uit eene zekere hartstogt en in
|
||||
t DER VERSCHE1DENE MUZIJKSTUKKEN. 2pi
in het vmir der gecstvervoering gefpeeld wor-
den, zijn dikwijls, even als de eerfte fcheifen van groote Teekenaars of Schilders, van eene groote kracht en uittmmtende fchoonheid. Men noemt ook Fantafien zoodanige muzijkftukken, welke in der daad gecomponeerd en opgefchreven zijn , doch waarin de Componist zich noch aan een' bepaal- den vorm , noch aan een' naauwkeurigen zamen- hang der Ideen bindt. Dikwijls wordt in zooda- nige Fantafien het een of ander Air gevarieerd. § 39*
Door Fughetta verftaat men eene kleine Fuge9
in walke het Hoofd-thema niet zoo dikwijls door- geleid wordt; als in eene gewone en uitgewerk- te Fuge. ■
be Choraal is een zeer eenvoudige Zang, welke flechts nit hoofdnoten zonder eenige fiera-
den befiaat, en eene langzame en ftatige .be we*
ging heeft. Dezelve is gefchikt, om in de Ker-
ken door de geheele Gemeenie gezongen te
worden, en heeft het vennogen, groote aandoe-
ningen en gemoedsbewegingen te verwekken. Tot
bewijs hiervan ftrekken de Melodijen van vele
Pfalmen, die bij de Ilervormden in gebruik zijn,
en van zeer vele treffende Lutherfche Gezangen.
De beste Choraal-Melodij is zonder twijfel
T % «to
|
||||
&$1 VAN DEN AARD EN HET KARAKTER.
de zoodanige, welke het eenvoudigfte is, en wel-
ker progresfie niet allecn in Heine iiatonifche (nter* valkn beftaat, maar ook Weinige Disfonanten heeft. De Choraal onderfclicidt zich dus kenneliik van de Figuraal- Muzijk, welke laatfte dien riaam, waarfchijiilijk, daarom bckomen heeft, oni dat in dezelve onderfclieideiie notenfiguren voor- komen. .
Door bet woord Lied verftaat men een Klein
Dichtfhik , hetvveik in Couphtten beftaat, en vvaar» van ieder Couplet even zoo lang is, als het andere^ De Muzijk hjervoor wordt fJechts op den
Couplet vervaardigd, en alle overige Couj>leUcns worden volgens dezelfde Melodij gezongen. Eene goede Melodij voor een Lied te com-
poneren is zoo gemakkelijk niet, als men zicb, in den eerften opflag, dikwijls voorftelt. Het Lied vereischt wel getne groote wetenfchap in de Mo> dulatie, maar nogtans eene zoodanige eenvoudige Melodij, welke in ftaat is, het hart te bewegen en te roeren. Bijkans ieder enkele toon moet zijnen bijzonderen nadruk hebben. De Toonfoorten, welke de reinfle Intervallen
hebben, en vooral die der groote tertfen ^ zijn het best gefchikt voor vergenoegde en vrolijke Liederen: daarentegen doen de Toonfoorten der kleine tertfen, en de zoodanige, welker Interval- len minder rein zijn, bij teedere en treurige gezangen eene goede uitwerking. Est
|
||||
DER VERSCHEIDENE MUZTJKSTUKKEN. 293
Het Lied moet ock zonder Bas of Grondftem
kunneu behagen. De voetmaat van het Vers moet naauwkeurig in acht genomen worden. Moe't- jelLjke progresfien en fprongen moet men ver« mydcn. De omvang der toonen moet zich ook niet verder, dan omtrent e*e*ne Octaaf, uitftrek- ken, om dat het Lied van ieder een moet kunnen gezongen worden. Vclc noten moet men niet op de*ne lettergreep
bezigen, vooral op geen korte lettergreep. De Melody moet ook zoodanig ingerigt zljn, dat men de woorden, welke gezongen worden, dui^elijk kan verftaan. Men moet ook, boven alles, eene goede verkie»
zing doen wegens de m/iatfoort en beweging van het Lied. Dit maakt den zang ernftig of vrolyk, zwaarmoedig of ligtvloejende. Het fpreekt van zelve, dat de Melodij volko-
men moet overeenftemmen met het Karakter van het Lied, en met den inlioud der woorden. Men heeft velerhande foorten van Liederen, als: godsdienstige , zedekundige, fchertfende, min- neliederen en andere. Doch wanneer een Lied inge- rigt is, om den moed der krijgslieden aan te wakke- ren, dan wordt hetzelve een Krijgslied genoemd. Een Lied, hetwelk gefchikt is, om in een gezelfchap te worden gezongen, noemt men esn Gezelfchapslied; en een Lied, hetwelk door eene groote menigte gezongen wordt, een Felkslied. T 3 Daar |
|||||
X
|
|||||
»f>4 VAN DEN AARD EN HET KARAKTER.
Daar bijkans ieder mensch deel aan ecn Lied kan
nemen, daar ook de woorden, welke men zingt, vecl meer indruk maken, dan die, welke men leest, zoo volgt Meruit, dat het Lied van het grootst belang zyn kan, wanneer DicAt- en Toankunst zich te zamea behoorlijk vereenigen. Sv42.
De Romance is eigentlijk een lied, waarin
eene gcfchiedenis verhaald wordt. De Melodij, welke men hiervopr componeert, moet zeer na- tuurlijk, eenigermate in een' ouden ftijl, dock teeder en gevoelig zijn. Alles, wat men bij het componeren van een
Lied in acht moet nemen, moet hier ook, in. den hoogften graad, plaats vinden, § 43<
Een Aria is een doorwrogt Zangftuk, Jietvvelfc
door e'e'ne perfoon alleen, onder vergezelling van verfcheidene Inftrumenten, gezongen wordt. De Aria is voor den Zanger, hetgeen voor dza Inftrumentist de uitvoering der Solo-(rem in een Concert is. De juiste uitdrukking der gevvaar- wordingen, welke in eene Aria vervat zijn, hangt dus bijkans alleen van den Zanger af. De imigting der Aria is gewoonlijk op de
volgende vvijze; Vooreerst maken de iaftrumcn- tcn
|
||||
OER VEUSCHEIDENE MUZ1JKSTUKKEN. 295
ten een Vooraffpel, het Ritornel genaamd,
vvaarin de voornaamflej gewaarwording der Aria , kortelijk, voorgedragcn wordt; hierop begint de Zangftem, en zingt het eerfte deel der Aria, zonder groote ukbreiding; herhaalt vervolgens eenige voorftellen, en ontleedt dezelve. De Mo- dulatie gaat daarbij te gelijk naar de Toonfoort der Qttint, of wanneer de Aria in eene Toon- foort der kleine terts gecomponeerd is, naar de Toonfoort der Terts, in welke deze eerfte Pe- riode fluit, Hierop pauzeert de Zangftem eenige maten. Gedurende dien tijd raaken dc Inftrumen- ten een kort Tusfchmfpel, in hetwelk het voor- nanmfte der uitdrukking herhaald wordt. Ver- volgens begint de Zanger weder de woorden van het eerfte deel nog eens te ontlcden, en Iioudt zich ' voornamelijk op bij het wezenlijke der gewaarwording; alsdan eindigt hij den zang van het eerfte dee!, en wel in de Hoofdtoon- foort; doch de Inftrumenten vervolgen intusfchen de uitdrukking hoe laager hoe meet te bekrcch* tigen, en fluiten eindelyk het eerfte deel der Aria in de Hcofdtoonfoort. Het tweede deel wordt alsdan, zonder vele
herhaling of ontleding, achter elkander gezongen, behalve dat de Inftrumenten nu en dan, bij korte pauzeringen der Zangftem, dc uitdrukking meer en mcer bekrachtigen. Wanneer de Zanger het tweede deel gecindigd heeft, dan maken de Inftrumenten weder een Ritornel, waarop het |
||||
t$6 VAN DEN AARD EN HET KARAKTER.
eerfte deel der Aria nog e"dnmaal even als te
voren herhaald wordt; Dit was nog onlangs de algemeene en gewope
inrigting der Aria, Doch, wamieer de inhoud der woorden van het tweede deel der rfria zeo- danig gefteld is, dat het tweede deel met wel herhaald kan vvorden, dan beftaat thans de Aria nit twee deelen, waarvan ieder deel voor zich zelf uirgebreid en ontleed wordt. Gemeenlijk wordt het eerfte deel in ecne langzame of matige, doch bet tweede deel in eene gezwindere bewe- ging voorgedragen. Somtijds componeert men de Aria ook in de manier van een Rondo, wan- neer het de inrigting der woorden gedoogt. Over het algcmeen bindt men zich thans bij eene Aria aan geen' vastgeftelden vorm of ma- nier, maar men rigr zich in alle gevallen naai de uiterlijke- inrigting der woorden. De bewerking van een Zangduk vereischt niet
alleen alle kennis en wetenfehap, welke tot de vervaardiging van een Inltrumentaal-muzijkftuli noodig is, maar ook nog in het bijzonder eene volmaakte kennis der taal, in welke het Dicht- ftuk ontworpen is, daarbij eene genoegzame ken- nis van het Mettum of voetmaat. Vooral moet de Componist, welke Zangftukken wil vervaar- digen, het Declameren der verfen wel verltaan; hij moet, wanneer hij ook niet zelve een Zan- ger, in den eigentlijken zin, is, echter alle kennis bezitten, welke tot de uitoefening van een go«. den
|
||||
DER VERSCHEIDENE MUZ1JKSTUKKEN. 297
den zang noodzakelijk is. Hij moet in fiaat zijn,
ieder' trek van een gemoedsbeweging of hartstogt tc ontdekken, welke in het Dichtftuk vervat is, en denzelven in zijne Compofitie weten uit te drukken. Met een woord: hij moet van het Karakter doordrongen zijn, en zich kunnen ver- plaatzen in de hartstogt, welke in het ftuk Tiecrscht. Ook moet hij bedeiiken, dat ddn en- kele eenvoudige toon, welke in de ziel dringt, meer vvaardig is, dan eene geheele reeks van kunstige Rouladen, welke geeii ander verdienste hebben, dan dat dezelve mocijelijk zijn uit te voeren. De volgende Regelen moet men ook nog bij
de Zang ■ compofitie in acht neraen : 1.) De Zangftem moet altijd it hoofdmelodij
hebben, en niet door de Initrumenren ver« duisterd worden: ook moeten de toevallige fraaiheden van het Accompagnement niet beletten, dat de Melody van de Zangltem. genoegzaam uitblinke. ».) De woorden van het Dichttruk moeten, zonder gewigtige redenen, niet eerder her* haald of verplaatst worden, dan wanneer de geheele Periode eerst volledig is voor- gedragen. 3.) De Melodtj moet, ten opzigte van het Tilimmtn en dahn der toonen, volkomen. overeenftemmen met het goed dtclameren der yvoorden. |
||||
Sg8 VAN DEN AARD EN HET KAUAKTER
4.) Men meet geene Heele of Halve Cadcns
oaken, vvaar de woorden geen rustpuns gedoogen. 5.) De Toonfoort , maatfoort , bevveging, Rhijthmus, en de Inftrumenten tot het Accompagnement, moeten zorgvuldig ge- kozen worden, volgens den aard der ge* waarwording, welke men zal uitdrukken. *) Betreffende de langheid of kortheid van een Zangltuk, moet men zich naar de ge- fteldheid der gevvaarwording fchikken, wel- ke in bet ftuk ligt. Aan fommige gewaar- wordingen is het eigen, dat zij zich gaarne bij een en hetzelfde onderwerp lang op- houden en vcrtoeven: andere daarentegea vervvijderen zich fpoediger van hun on- derwerp. Men zict uit alie deze aanmerkingen, dat tot het componeren van een goed Zangftuk een Com- pontst vereischt vvordt, welke Genist Kunds ea goeden Smaak bezit. $ 44*
Door Ariettc verftaat men eene kleine Ariar
welke flechts den decl heei't, en in welke de ge- waarwordingen niet- zoo breedvoerig uitgebreid en ontleed worden als in de Aria. Men bedient «ich van de Arietta op zulke plaatzen, waar een bidrijf een' gematigden graad van eene ge- moeds-
|
||||
DER VERSCHEIDENE MUZIJKSTUKKEN. 399
moedsbeweging .veroorzaakt, welke cchter niet
lang duren, of een groofen indruk maken zal, Voor het overige moet de Companist* betreffende de uitdrukking der gewaarwordingen en harts-- togten, even dezelfde zorgvuldigheid gebruiken, als bij de Aria. $ 4*
De CovatiHa Is insgelijks eene kleine Aria* in
welke weinig of geene herhaling der woordeu plants vindt, en welke geen' tweeden deel heeft. S. 46.
■
Het Recitatief is een muzijkftuk, hatwelk als
fprekende gezongen wordt, of hetwelk het mid- den houdt tusfchen het zingen en het gewooq declameren der woorden. In een Recitatief kunnen allerhande hartstog-
ten plaats vinden, als gramfchap, wanhoop, fmart, 00k blijdfchap, verwondering enz: , welke hartstogten 00k fomtijds. eensklaps kunnen veran- deren. Dit alles moet de Componist, naauw- keurig, trachten uit te drukken. Dat het Recitatief geen bijzonderen Hoofdtoon ,
en gesne geregelde Modulatie heeft, 00k dikwijls eensklaps en onverwachts in een' vreeraden ea ver afgelegen toon gaat, is reeds in het Eerfte Dtel dezer Theoris aangemerkt. De
|
||||
3CO VAN DEN AARD EN HET KARAKTER
De eigenfcbappen van een goed Recitatief zijn
hoofdzakelijk deze volgende : I.) Hct Recitatief heeft geen' gelijkvormigen
melodifchen Rhijthmus, maar neemt flechts de Cefuren en Zinfcheidingen der woorden in acht, zonder zich over de melodlfcht gelijkvormighenl te bfkommercn. a. Daar hct Recitatief geen bijzonderen Hoofd*
toon, ook gcene geregelde Modulatie heeft, zoo behoeft hetzclve ook niet in den HoofJtoon te fluiten. De Componist geeft aan iedere volgende zinfcheiding, welke een' anderen toon vereischt, baren toon, of dezclve met den voorgaanden toon in verband ffaar, of niet. Hij bekommert zich ook niet, hoe iang of kort deze toon duurt, en hij rigt zich daarin volftrekt naar den Dichter. Plotfelinge afwijfcingen in andere toonen raoeten, hoofdzakelijk, daar plaats vinden, waar iemand, welke in een' kalnien of zelfs vrolijken toon fpreekt, door een ander mensch, welke in een hevige hartstogt is, geftoord vvordt, 3.) Daar bet Recitatief niet eigentlijk gezoii-
gen, maar flechts met muzijkale toonen gedecla- meerd vvordt, zoo moet ook ieder lettergreep flechts iine noot hebben; ten minfte moet, vvan- ucer ergens eene noot aan de andere tot belere nitdxukking gefleept wordt, dit op zoodanige wij- ze gefchieden, dat de duidelijke uitfpraak der let- tergreep daardoor niet verhinderd worde. 4.) De kttergrepen, welke lang zijn of Aceen- \
|
||||
PER VERSCHEIDENE MUZTJKSTUKKEN. 30I
ten hebben, moeten op de goede of zvvare
maattijden komen: daar en tegen de lettergrepen , welke kort zijn of geene Accenten hebben, op de fiechte of ligte maattijden. 5.) De bewcging moet met de beste voorftel-
ling overeenftemmen, zoodanig, dat de woorden, op welke men in het lezen gaarne iets vertoeft, met lange noten, docli zulke, welke men in het lezen fchielijk overheen lor.pt, met gezwinde of korte noten uitgedrukt worden. 6.) Het klimmen en het dalen der (tern moet
zich naar de toenemende of afnemende gewaar- wording rigten, zoo wel op enkele lettergrepen, als op eene reeks van meerdere lettergrepen. 7.) Pauzeringen moeten nergens anders ge-
plaatst worden, dan waar in de woorden we- zeulijke zinfcheidingen of afdeelingen voorkomen. 8.) Bij de volmaakte flniting eener Toonfoort,
op welke eene andere en? vreemde Toonfoorc volgt, moet de Zangftem geene Cadetis maken, wanneer de Periode der woorden het niet ver- eischt. Het Recitatief kan de Cadens, Wanneer de Zangftem reeds zwijgt, aan den Bas over- laten. 9) De bijzoHdere foorteu der Cadenzen, door
welke vragen, hevige uitroepingen, of ftrenge bevelen zich onderfcheiden, moeten niet op de laatfte lettergreep van hec woord, maar juisf op dat Hosfdmord gemaakt worden, op welks zin deze figuren der Rede fteunen. *°0
|
||||
gOS VAN DEN AARD EN MET KARAKTEft
io.) De Harmonij moot zich, naauwkciirig,
ttaar de uitdrukking der vvoorden rigten; confo- nerend bij bedaarde en vrolijke woorden; kla- gend en teedcrlijk dhfonerend bij treurige en tee- dere uitdrukkingen; fcherp en zvvaar disfonerend bij fomb'ere, toornige en hevige hartstogten. Docli het fpreekt van zelve, dat ook zelfs de hardfte en wanluidenfte Dhfonanten niet ftrijdig met de Regelen; der Harmonij moeten zijn. ii.) De Componist moet ook het Piano en
Forte met hunne Schakeringen, volgens den in- houd der woorden, wel in acht nemen. ia.) Teedere, klagende en treurige woorden,
vvelke in een' gelijkvormigen toon van declamt* Yen voortgaan, kan men in een Ariofo, of in eene naauwkeurige waarneming van de maat (a Tempo) plaatzen. 13.) Eindelijk kan men op plaatzen, waar de
rede zeer hartstogtelijk, doch te gelijk zeer t£- gebroken en met enkele woorden voortgaat, het zoogenaamde Accompagnement aanbrengen* waar de Inftrumenten, gedurende het pauzeren der Zangfiem , de gewttarwording fchilderen. S-47.
Het Duet (Duetto of Duo), in hetwelk de
beide Hoofdftemmen door andere geaccompagneerd WWden, is flechts in groote Zangftukken ge- brui«
|
||||
£>ER VE"RS'CHEIDEN£ BIUZIJKSTUKKEN. S°3
bruikchjkj bij welken de Zang door Inftnimen-
taal tnuziik onderftemul wordt. Zoo uiten b. v., in de Opera, twee perfonea
Van een onderfcheiden Karakter, welke van eene zekere gewaarwording doordrongen zijn, deze gewaarwording onder verzelling der Inftrumenten, door middel van verfeheidene woorden, im eens beur:e!ings, dan gezamenlijk, en wel ieder per- foon volgens zijne eigene gewaarwording* Daar de grootfle fchoonheid van een zoodanig
Duet daarin beftaat. dat, zoodra beide Zang- fiemmen zich te zamen vereenigen, zekere meh' difche gedeeltens mi eens van die, dan wedet van den anderen perfoon voergedragen worden, waarbij de andere ftem gedurig in eene baar eigen en onderfcheiden Melodij voortgaat, zoo is tot vervaardiging van een zoodanig muzijkfl.uk niet alleen Genie, maar ook eene groote keimis der Harmonij en der Regelen van het clubhtl Contrapunt volftrekt noodzakelijk. BetrefFende de Ritornellen, de Modulatk der
lloofdperioden, en de Hoofddeelen van het ge- heele ftuk, zoo is het Duet niet zeer onder- fcheiden van de Aria , en het geldt hierbij ailssj, wat, ten opzigte dezer onderwerpen, van de Artie gezegd is. In Kerk-muzijX: korot fomtijds een bijzoiadere
foort van Duet voor, hetwelk zich, ten opztgte der innerlijke gefteldheid der Compofitie, van die Aria door nicts anders onderfcheidt, dan dat '«c |
||||
JC4 VAN DEN AARD EN HET KARAKTER
eene nveede ftem bijgcvocgd is. De Componht
laat fomtijds de woorden eener Aria, (wanneer de woorden dit gebruik gedogen) van twee Zan- gers te gelijk zingen, zonder het doelwit te heb- ben, dat elke ftem in het bijzonder doorgnans het Karakter eener Hoofdftem zal flaande hou- deri. In een zoodanig Duet gaan de beide ftem- men meestendeels in Tertfen- en Sexten- gangen voort, en hebben flechts hier en daar fomtijds eene Imitatie, of twee onderfcheidene melo.iijen, waarvan de eene even fterk uitblinkt, als de andere. Het Terzet (Terzetto) is een muzijkfiuk van
drie concerterench Zangftemmen, welke door Inftrumentaal - muzijk geaccompagneerd worden. Hetzelve komt, zoowel in de Cantate als in de Opera , voor, vereischt echter een' Componht, welke niet alleen een voortreffelijk Genie bezit, maar 00k in de Ilarmonif en in het dubbel Contrapunt wel geoefend is, om dat elke van de drie concerterende ftemmen eigentlijk doorgaass het Karakter eener Hoofdftem moet flaande hou- den* AHe zwarigheden, welke in de bewerking van
een Duet voorkomen, worden in het Terzet, door de bijvoeging der derde Hoofdflein, nog veel vermeerderd. . Docb
|
||||
I
|
|||||
bER VER.SCHEIDENE MUZIJKSTUKKENi 3*>5
Doch fommige hedendaagfche Componhten ma-
ken zich dezen last veel ligter, en laten, ge- meenlijk, de laagfte der drie ftemmen, in plaats van dezelve als eene concerterende Hoofdfiem te behandelen , in de manier en vorm eetier Crond-* Hem mede fen der en. $ 49*
Het Quartet (Quartette) is een muzlikftufc
Van vier concerterende Zangftemmen, welke zieh, dan eens beurtdings, dan weder te zamen ver- eenigd, hooren laten. Het Quartet is zoowet in de Cantate^ als in de Opera, gebruikelijk. De zwarigheden, welke in het Duet voorko-
men, ten opzigte der vereeniging van twee on- derfcheideiie ftemmen van een verfchillend Karak- ter, worden door de vereeniging van vier onder- fcheidene fiemmen nog veel vermeerderd. De Motette is een vier/lemmig Zangftuk, het-
welk bij de oefening van den Godsdienst gebruika wordt. Hetzelve wordt gemeenlijk zonder Inftru- menten door vele ftemmen uitgevoerd, en volgens de manier eener Fuge behandeld. In Duitschland geeft men dien naam in het
bijzonder aan zoodanige ftukken, welke over fommige plaatzen uit den Eijttel {Tehjlen) II. DEEL, V B4i
|
|||||
gc6 VAN DEN AARD EN HET KARAICTER
geccmpoheerd zijn, en waarin velerhande/iw/ta-
titn gebezigd worden. *> In Frankrijk wcrdt elk Kerk - muzijkftuk,
hetwelk over Latijnfche woorden gecomponeerd is, een Motette genoemd. 5- St*
Door bet woord Koor (Cord) verftaat men in
de hedendaagfche Muzijk een vier- of meerftem- m{g gefigureerd Zangfiuk, hetweIR zeer gefchikt is, het gelioor door al de pracht der Harmonij, en te gelijk door de fcboonheid der Melody aan te doen, te meer, wanneer ieder partij m;t eene menigte van ftemmen bezet is. Zoodanige voHtemmjge ftukken vindt men tot afwisfeling in groote Oratorien en in de Opera. Het Koor vereischt een Componist, welke de
Harmonij volkomen in zijne magt moet hebben, om dat bij de zeer fterke bezetting der ftemmen, en bij den. tameUjk eenvoudigen Zang, de feilen tegen de Harmonij zeer merkbaar worden. De Componist moet de -grootfte vlijt aanwenden op de beiden buitenfte ftemmen, (Discant en Bas) welke tegen elkander, wanneer men de midden- ftemmen wilde weg laten, even zoodanig als een tweeftemmig Zangftuk moeten gefteld zijn. -Alls moeijelijke en kunstige gangen en progres'finn moet men vermijden, om dat men nooit ver- wachten kan, dat eene groote fchaare van Han- gers |
||||
'BES. VES.SCHEIDENE ■■MUHJKSTCR.EBJf. 307
gers dezelve, naauwke-urig, zal uitvoeren. Da
Harmonijen moeten oak niet te digt bij elkander, of Diet te verre van elkander gefteld worden. De ftemmarj moeten niet te hoog, of niet te laag gefteld worden, om dat anders eenige ftem« men, op zekere plaatzen, raisfchien zouden weg- vallen, alzoo niet atle jnenfchen even hoog; of even laag feunneu zingen, waardoor dan de Zang zeer gebrekkig zoude worden. Zootlanige Kooren, in welken de ftemmen af-
wisfelen, en dan weder te gelijk invttllen, doen .eene zeer goede uitwerking. De buitenfte ftemmen moeten vooral goed bezet
zijii, om dat het zeer veel op deze aankomt. Het zoude onverdragelijk zijn, wanneer eene van deze door de middenftetnmen zoude verdujsterd worden, om dat men dan noodzakelijk Disfo' nanten zoude hooren, welker Refolutie men niet zoude merken. Hoe fterker voor het overige de ftemmen be-
zet zijn , mits deze bezettiing in eene bebooriyke evenredigheid gefchiede, hoe grooier de uitwer- king van het Koor zijn zal. Honderd ftemmen maken niet alleen op het oor, maar 00k op het hart tienmaal meer indruk, dan tien ftemmen. De manier, 0111 een Koor te vcvaardigen, as
verrchillende. In de Opera en in zoodanige
Cantaten, welke niet opzettelijk tot ftichting ge-
componeerd worden, gebruikt men den vrijen of
ongebondea fchrijfftijl; in de godsdisnstige Cm~
V a tats
|
||||
308 " VAN DEN AARD EN HET KARAKTEK
tate daar en tegen bedient men zich dikwijlx
van den gebonden fchrijfitijl. Sotntijds vervaar- digt men het Koor ook in de manier eener ge« Tegelde Fuge, wanneer de woorden daarvoor gefchikt zijn. Bij de Kooren, welke met Inftrnmcnten geao
tompagneerd worden, en in den vrijen of on* gebonden fchrijfftijl gecomponeerd zijn, vinden tweederlei foorten van bebandeling der Compofitie plaats, welke of van elkander afgezonderd, of ver- mengd gebruikt worden. De eerfle beflaat daarin, dat de Zangftemmen , hoofdzakelljk, flechts de melo- difche Hoofdnoten, zonder merkelijke fieraden of Bij-noten, voordragen, waarbij echter de Iiiftra. menten, door middel van zoodanige melodifche figuren, voortgaan, welke de uitdrukking der voorhanden zijnde gewaarwording begunftigen' en epluisteren. Deze manier gebruikt men flechts in de gods-
dienftige Cantaten. De tweede foort van behandeling van het Koor
in den vrijen of ongebonden Schrijffrijl is deze, dat de uitdrukking der gewaarwording hoofd- zakelijk en voornamelijk in de Melodij der Zang- ftemmen gelegd wordt, welke , in dit geval, meer melodifche befchaving bekomen, dan in de voor- gaande manier, en waarbij, gewoonlijk, de Discant en Altftem van de eerfte en tweede Viool, doch de Tenor en Bas van de Alt- Viool en Grond- ftem, flechts in den Uttifon vergezeld worden. Deze
|
||||
DER VERSCHEIDENE MUZIJKSTUKKEN. 3C9
De * foort van behandeling van net Koor ge-
bruikt men m het bijzouder in de Opera, en in Cantaun, welke niet, onmiddelijk, de ftichting ten doel hebben. Zeer dikwijls echter worden ook (Vooral in de Cantate) deze beide foorten van behandeling vermengd gebruikt. Zelfs in de Ope- ra vindt fomtijds deze vermenging plaats, S- 52-
De Cantate is een Gedicht, httwelk nit ver-
fcheidene afwisrelende deelen beftaat, en onder verzelling van Inftrumentaal-muzijk gezongenwordt. De afvvisfeler.de deelen, waaruit het geheel be- ftaat , zijn de Aria, het Duet, Terzet en Re- citatief, nevens het Ariofo, tusfchen welke in de ^roote foort der Cantate ook dikwijls Kooren ingevlogten worden. Men heeft tweederlei foorten van Cantat;n9
a!s: kleine, voor de Kamer-muzijk, in welke noch een veelftemmige Zang, noch eene veeldem- mige verzelling van verfcheidene Infirumentcn voorkomt; en grsote tot plegtig Kerk-muzijk, in welken Kooren en andere veelftemmige Zarrg- v ftukken en eene fterke btzctting van verfcheidene Inftrumenten plaats vindt. Deze worden dikwijls Oratorien genoemd, waarvan terflond zal ge- fproken worden. De kleine Cantaten vereifcben eene zeer reine en, in alle ftukken, volkorpene Ompojitie, ora dat anders de geringfte fout, bij V 3 die |
|||||
I
|
|||||
310* VAN DEN /\ARD EN HET KARAKTER.
die vvefnige ftetnmen en Inftrumenten, merkbaar
zoude vvorden en het oor beledigen.. S- 53-
Het Oratorium (Oratorio) is een Gedicbt,.
hetwelk ondcr verzelling van Inftrumentaal- muzijk gezongen wordt, Hetzelve is van een godsdien- ftigen inhoud, en beftaat, even als de Cantate, Uit verfcheidene afwisfelende deelen. De Muzijk moet hier in haar geheefe pracht,
doch zonder pronk en zonder alle gezochte fie« raden verfchijnen. Hier is de hoofdzaak niet, em aangenaam , maar wel ota dtordringend en verheven te zijn. Daar het Karakter van elke Kerk-muzijk, van-
welken aard of foort dezelve 00k zijn moge,. noodzakelijk plegtig en aandachtig zijn moet, zoo dient de Cotfiponist zich te onthouden van alle Kunstenarijen, figuren, en Rouladen, wclke flechts de kunst der Zangers ten toon fpreiden; verder moet bij alle gezwinde Pasfagien ver- mijden ; met den woord: afles, wat de uitdruk- king der gewaarwording zoude kunnen verhinde- ren. Vooriil moet in de lage ftemmen de al te groote gezwindheid ve'rmijd worden, om dat de lage toonen in de Kerk zeer nagalmen, en bij gevolg door eene gezwinde opvolging van lage toonen alle Harmonlj onduidelijk en verward wordu Derhaive zija hier alle Atien, vvelke in de
1
■
/
i
|
||||
DER VERSCIIEIDENE MUZIJKSTUKKEN. 311
de manier eener Opera gecomponcerd vvorden,
en waarin Rouladen en bij het einde zooge- naatnde Cadenzen voorkomen, verwerpelijk. De Kerk-muzijk vereischt dus eeif Componist,
die niet alleen in de Harmonij zeer ervaren is, maar ook veel over leg en een j'uist gevoel heeft, op dat niet de ijdelheid de plaats eener ernftige gewaarvvording en ffichting vervange. $- 54-
De Opera ((Opera feria of ook Drama per mufica
genaamd) is een ernstig Zangfpel, of een Too- neelftuk, hetwelk doorgaans en van het begin tot het einde onder verzelling van het Inflrumentaal- tnuzijk gezongen wordt. De afwisfelende deelen, waaruit de Opera beflaat. zijn de Ouvertm e , Recitatief, Arioso, Aria, Cavatlna, Duet, Ter- zet, Quartet en Koor of Finale. De Opera kan van een ongemeen groot gevvigt
en belang zijn, om dat fchier alle fchoone kun- ften daarin hare krachten vereenigen. Hier heeft de Componist een ruim veM, zijn
Genie in den hoogften graad te kunnen toonen. Treffend en roerend moet al vast de Oliver-
ture zijn, welke tot eene inleiding voor het Zangfpel dient. Zij moet al dadeKjk de aan- dacht opwekken, de verbeelding verlevendigen, en eene gepaste uitvverking op den geest heb- ben. De Componist moet, het ganfche Zangfpel V 4 door. |
|||||
i
|
|||||
$12 VAN DEN AARD EN MET EAR. DER VERS. MUZ,
doQr, de denkbeelden en uitdrukkingen van den
Dichter, naauwkeurig, treffen. Wij weten, welk een toeloop zelfs een flechte
Opera heeft om het heerlijk Muzijk, wat moet dan eene goede Opera hebben, waar Toon- en Dichikunst als om ftrijd fchilderen en treffen? Bij de Italianen wordt alles in eene Opera
gezongen, met dit onderfcheid, dat het geen in onze Zangfpellen gefproken wordt, bij hun alleeu Recitatief is, en flechts door eenige inftru. mentan vergezeld wordt. De Opera buffa is een boertig Zangfpel, waar«
in alles op gelijke wijze als van de ernftige Ope- ra gezegd is, gezongen wordt. Men heeft ook nog de Operette, welke eigent-
lijk een klein Zangfpel, en ook veelal boertig (Jtomiek) is. In dezelve wordt veel gefproken, maar ook dikwijls gezongen. Weleer had men in dezelve alleen Liederen en Arietten, doch thans is het onderfcheid tusfchen de Opera buffa en de Operette niet meer zoo groot, dtwijl men zoo wel in deze als in gene, ook uitgewerkte Ariaas* J)uetten, Terzetten, Quartettett, Kooren of zoo. genaamde F'walen aantreft, |
|||||
XII. HOOFD-
|
|||||
XII. HOOFDSTUK.
Fan den omvang der toonen in de menfihs~
Ujke ftemmen en lnflrumenten, jjoor het woord omvang (ambitus) verfl-ast:
men hier den afftaud van den laagften tot den hoogften toon, welke de menfchelijke ftemmen of Inftrumenten kunnen bereiken. $. 2.
Het is voor een' Compoeist van veel belang,
deze afftanden, naauwkeurig, te kennen, op dar hij in zijne Compofitie geene andere toonen plaat- ze, dan zulke, welke door de Zangftemmen of Inftrumeatentcn, gemakkelijk, uitgevoerd kunnea worden. $. 3»
|
||||||||
Mea verdeelt de menfchelijke ftemmen in vier
V 5 Hoofd- |
||||||||
314 VAN DEN OMV'ANG DER TOONEN IN DE
Iloofdftemmen, namelijk in de Soprano, Alt,
Tenor en Bas. De Soprano-ftem, welke ook Canto of de
Discant ook h Desflts genoemd wordt, is de hoogfte ftem, en in volftemmige muzykftukken de Hoofdftem, even als de Eerfie Hoot in de Inftrumentaal - muzijk. Men heeft tweederlei foor- ten van Discant fiemmen, als de hooge Discant, en de lage Discant. De hooge Discant ftrekt zich uit van het ^»-
maalgeftreept c tot het tweemaalgeftreept g of «; doch de lage Discant van klein of onge- ftreept a tot tweemaalgeftreept e of /. In Kooren en ander veelflemmig 'Muzijk wordt
de Discant-ftem, hoofdzakelijk, door de Eerfie Fiool oncerfteund. Daar alle Discant-ft emmen niet even hoog
kunnen zingen, zoo doet een Componist wel, wanneer hij in Kooren niet hooger dan tot g gaat, onidat anders fomtijds eenige ftemmen zou- den uitvallen, lietwelk eene fiechte uitwerking zoude doen. Solo ■ Zangercsfen kunnen dikwijls nog veele
toonen hooger en lager bereiken. In dit geval kan de Componist ook zorxlanige toonen gebriiL ken, wanneer hij flechts voor zulk eenc Zange- resie, in het bijzonder, Cempoueert. S- 5-
1 ■ ■
|
|||||
re
|
|||||
MBNSCHELIJKE STEMMEN EN iNSTR-UMENTEN. 315
S 5. De dlt-fiem, Alto of Haute' contre gcnaamd,
gaat gevvoonlijk van khin of' ongefireept g tot tweemaalgeftreept d, De Tenor'ftem, Tenore of Tallh genaamd ,
ftrekt zich uit van khin of ongefireept c tot einmaalgeftreept g. De Bas-ftem (Basfo') gaat, gewoonlijk, van
groot G tot Unmaalgeflreept d of e mol. S- 6.
Men moet de hoogfle en laagfle toonen dcr
Zangftemmen niet dikwijls gebruiken, en flechts in het voorbijgaan. De middelfte toonen zijn altijd de fraaifte, en het gemakkelijkfte te zin- gen. S. r.
De omvang der toonen bij de Strijk-Inflrumen-
$en is op de volgende wijze: Voor de Violen componeert men gevvoonluk
van kleitt of ongefireept g, als zijnde de laagfte toon, tot driemaalgeftreept f. Voor de Alt Woo! {Viola) van kle'm of on-
geftrtept c tot tweemaalgeftreept g. Voor den Strijk'Bas (Violoncello') van groot C
tot iinmaalgeftreept f. Con-
|
||||
J 1(5 VAN DEN OMVANG DER. TOONEN IN DE
Concertisten of Sqlo - Spelers, zoo vvel op dit
als op de voorgemeldc Strijk-lnftrumenten, gaan center nog veel hooger, dan de otnvang der too- nen hier aangeduid is. Wanneer in het Violoncel de toonen niet hoo»
ger dan tot iinmaalgeflreept f of g gaan, dan bedient men zich van den gewonen Bas-Sleutel; doch als dezelve hooger gaan, dan gebruikt men den Tenor ■ Sleutel, fomtijds ook den Viool~ Sleutel', echter moet men bij dezen laatften Sleutel de toonen niet zoo hoog fpelen, als . dezelve in den Fitol'< Sleutel ftaan uitgedrukt, maar alle e'en Octaaf la^er. Men moet in de laagfte Octaaf van dit /»«
ftrument geene gezwinde Pasfagien bezigen, otn dat bij kleine Intervallen een onduidelijk en but- derend geraas daaruit ontftaat; ook moet men gezwinde Octaven-fprongen vernrijden, om dat de- zelve, wegens de vvijde grepen, ongemakkelijk tte fpannen of te bereiken zijn. B. V. C Kruis c Kruis of A mol a mol, enz: De Confirabas (Contrabasfo of Fiolene) is bij
volftemmige en fterk bezette muzijkftukken een onmisbaar Inflrument, om dat anders de Muzijk yeel te jong en krachteloos zoude klinken. Sommige Contrebasfen hebben flechts drie fna-
ren en worden geftemd in de toonen Centra G of A, grqot D en groot G; andere daarenteg n hebben vier fnaren, en worden geftemd in de toonen Contra D of E, Contra A, groot D en greet G. Daar
|
||||
WENSGHELIJKE STEMMEN EN 1NSTR.UMENTEN. 317
Daar de grepen op dit lnftrument vvjjd van
tlkander'liggen , fpeelc men dikwijls, vooral in gezwinde Pasfagien, flcchts de hoofdnoten. $. 3.
De omvang der toonen dcr Blaas - lnflrumen-
ten is op de volgende wijze: De Clurinet bevat van klein of ongeftreept e~
alle toonen in zich tot drlemaalgeftreept d; in Concert en of Solo's gebruikt men ookjiog wel drlemaalgeftreept e mol, f,fkruis en ~g.
Men heeft drieerlei foorten van C'arinetten,
als: C - B en A Clarinet ten , waarvan de B Gla- rinet het meest in de zoogenaamde Iltirmoriij- tnuzijk gebruikt vvordt. De toonen van' een B Clarinet zijn een heele toon lager, en die van een A Clarinet een kleine terts lager, dan de^ zelve in noten ftaan uitgedrukt. De B Clarinet gebruikt men niet alleen voor
den toon B mol groote terts, msar ook voor de toonen F en E mol groote terts, en C en D kleine terts. De Hobo (Hautbois of Oboe) bevat van din-
maalgeftreept c, en d alle toonen in zich tot drlemaalgeftreept d. Concertisten blazen fomtijds tot drlemaalgeftreept f. Het iinmaalgeftreept c iruis of d mol moet men, in de Compofitie, niet gebruiken, oin dat flechts weinige Hoboisten aan l.un infirumeHt die klep .hebben, vvelke tot de- zen
|
||||
318 VAN DEN OMVANO DER TOONEN IN DE
zen toon vereifcht wordt Ook moet men geen
Triller plaatzen op tenmdalgeftreept g , wannecr dezelve met den toon a mol gemaakt moet wor- den, om dat men, dezen Triller niet goed kan uitvoeren. De Fluit (Flauto) bevat van ienmsalgeftreept
el alle toonen in zich tot driemaalgeftreept gt fomtijds ook nog tot dMemaalgeftreept a en b ir.ol',. De Fluit doet in de hooge toonen de beste uitwerking in een Orchest, Men heeft ook nog kleinere foorteii van Floitcn,
als onder anderers bet Octaaf- Fluitje {Flauto piccolo) hetwelk eene Octaaf hooger is, dan de gewone Fluit. Het Horen , (Corno di Caccia of Cor de
chasfe) bevat de volgende toonen in zich, ate: Contra C, groot C, groot G, klein of onge- fireept c, e, g, b mol, ienmaalgeftreept c, d.t *j /» f^ruis , g, a, b mol, b natuur'lijk , twee' waalgeftreept c en d; doch men fcbrijft deze toonen in noten een Octaaf hooger, namelijks C, c, g, c, e, g, bmol, c, d,e, /, fkruis,
g, a, b mol, ~b natuurlijk, c en d. Alle deze toonen kunnen zonder ftoppen op
het Horen gemaakt vvorden; doch men vermijdt de toonen b mol, fen a, zoo veel als mogelijk is, om dst dezelve, volgens onze ftemming , niet volaiaakt rein zijn en gedwongen moeten wor- den. Men fchriTt de party voor het Horen altijd in
dea
|
||||
MENSCHEUJKE STEMMEN EN INSTRUMENTEN. 319
den toon C, doch men fchrijft daarbij, in wel-
ken toon het fink gecomponeerd is, op dat de Horennhten hun Inftrument daarna kunnen h- rigten en op dien toon ftemmen. Die toonen, welke door het ftoppen voortge-
bragt worden, gebruikt men niet anders, als in ftukken , welke obligaat voor dit Imftrument zijn, en waar het Horen de Hoofdjiem heeft. Men heeft drie foorten van Trompetten, als de
C, D en E mol Trompet, waarvan de toonen de volgende zijn, als: C, c, g, c, e, g, b mol, c , d', e , f, f kruis , g, a , b mol, b na~
tuurlijk en c.
Sommige Trompetters kunnen nog wel eenige
toonen hooger blazen, doch die toonen worden dan* dikivijls onzuiver en valscli. De partij voor de Trompet wordt, even als by
het Horen, in den toon C gefchreven, doch. 00k te gelijk daarbij aangeduid, in welken toon het ftuk gecomponeerd is. De Keteltrommen (Timpani of Pauken) heb-
ben flechts twee toonen, als C en G, waarvan de eerfle de Hoofdtoon , en de tweede de Domi- ttante of Quint is. De Keteltrommen worden in vergezelling der
Trompetten gebruikt, en in dien toon geiiemd, in welken het ftuk gecomponeerd is. Bij de Clarinet, Hobo, Flu it, Horen en Trom-
pet bedient men zich van den V'wol- fleuie-l, be- halve dat men bij het Horen en Trompet, wan- neer
|
||||
JSO VAN DEN OMYANC DER TdONEN It? DS
|
|||||
neer |r«# C en klein c voorkomen, riea 3a;*
feutel gebruikt. /
$ 9'
De ifyoof {Basfon of Fagotto^ bevat van G?;>«
*r« B wo/ alle toonen in zich tot iinmaalge/ireept a of b moh Men gebruikt voor dit Inftrument den .to-
fleutel, doeh zoodra de toonen in de hoogte kliffl. nien, dan bedient men zich van den Tenor-fliutel* ora de' vele linien boven den notenbalk te ver- mijden. In muzijkflukken, welke flechts en alleen voor
Blaas-Inftrumenten gefchikt zijn, gebruikt men 00k nog twee andere lagere faorten van Fagot, nameliik: een Quartfagot, welke eene Oupt, of een Contrafiigot, welke een geheele Octaaf lager is, dan de gewotie Fagot. Dr/e beide lagere Fagotten bekleeden bij de Muzijkltukken voor en- kele Jilaas. Injtrumenten, de plaats van een Con* trabas in een Orchest. :
I * § !*
Het Forte-Piano bevat thans van Contra F
alle toonen in zich tot viermaalgefireept c; fom- mige gnan zelfs tot vkrmaalgeftreept f, Doch men componeert zelden zoo hoog, ora dat, ge- woonlyk, de vkrmaalgcjtreepte toonen d,eenf meer
|
|||||
MENSCHEUJKE STEMMEN EN INSTRUMENTEN. 32*
meer piepen, dan klinken, en 00k, om dat wei-
nigemenfchen Forte- Piano's van zulk een' grooten omvang bezitten. De nieuwe Orgels gaan thans gewoonlijk van'
gfoot C tot driemaalgeftreept /j doch de oudc Orgels niet hooger dan tot driemaalgeftreept c: daarentegen hebben fommige nog eenige Contra - toonen, welke men echter, wegens hel Pedaal , zeer wel kan ontberen. De Harp {Arpa of Harpe) gaat van groot C
tot driemaalgeftreept c of d, doch flechts in de Diatonifehe Toanladdsr. Men was dus weleer genoodzaakt, wanneer men uit eenen anderen toon wilde fpelen, de Harp eerst anders te ftcm- men; doch, federt de uitvinding van het Pedaal, hetvvelk daarbij aangebragt is, en uit verfchei- dene kleine freden beftaat, kan men thans niet alteen uit ieder Toonfoort fpelen, zonder het Inftrument anders te ftemmen, maar men kan 00k uit de Toonfoort, in welke het ftuk ge- componeerd is, in alle overige Toonfoorten af- wijken. Naderhand zijn 'er nog twee Pedalen uitgevonden, waarvan het eene dient, om den toon te laten aangroeijen tot het fortisfimoy en het andere om den toon te verminderen van het forte tot het fmorzatidv. |
|||||
M. DEBli, X XIII; HOOFD-
|
|||||
XIII. HOOFDSTUK.
Fan chn muzijkakn Schrljfflijl,
»
§. i.
LJe muzijkak flijl is even zoo verfchillende, als
de dichtkundige ftifl. Dezelve lean verheven of gemeen, cenvoudig of opgefchikt, prachdg of laag, ernftig of boertig, treurig of blijmoedig, diepzinnig of ligtvloeijende zijn. enz: In de verfelieidenheid en vermenging dezer
ftijlen moet de Componist even dezelfde grond" ftellingen gebruiken, vvelke de Dichter en Rede- mar in acht moeten nemen. Ten opzigte der onderfcheidene behandeiing
der Compofitie verdeelt men den flijl in twee Ilooftf-
|
||||
VAN t>EN filUZIJKALEN SCHRIJFSTIJL. j 323J
Hoofdfoorten, welke of ieder op zich zelve al-
leen, of ook met elkander vermengd, gebruikt worden. Deze twee Hoofdfoorten zijn : de ftreti* ge of gebonden, en de vri/e of ongelonden Schrijffttjl. S. 3*
Ten opzigte der gewaarwordingen, welke uit-
gedrukt moeten worden, verdeelt men den ftijl in den Kerkftijl, Kamerftijl, en Theater- of Tooneelftijl. $ 4-
De ftrenge of gebonden ftijl onderfcheidt zich
van den vrijen of ongebonden ftijl hoofdzakelijk: 1.) Door een* ernftiger gang der Melodi], en
door minder fieraden in dezelve. De Me* lodij verkrijgt dit ernftig Karakter, deels door de dikwijls voorkomende bindingen of Ligaturen, waarbij de hoofdnoten der Me« lodij minder fieraden en ontledingen gedo. gen, dan bij de ongebondene opvolging der toonen; deels door de fixengere be. waring van het Hoofdthema, en der nti. tenfiguren, welke in hetzelve voorkomen. Daar in den gebonden ftijl eigentlijk flechts X 2 het |
||||
VAN DEN MUZIJKALEN
|
|||||||
324
|
|||||||
het Hoofdthema doorgewerkt en ontleed
wordt, zoo kumien zulke melodifche gc- deeltens geen plaats vinden, welke in geen betrekking met hetzelve flaan, en welke gemeenlijk uit onderfcheiden foorten van no- tenfiguren zijn tezamengefteld. 2.) Door een menigvuldiger gebruik der Dis-
fonanten, welke gebonden voorkomen , Waardoor de enkeJe deelen der Harmonij vaster in malkander gevlochten worden. 3.) Daardoor, dat het Hoofdthema van het
ftuk, als het ware , niet uit het oog ver- loren, en gedurig uit de eene ftem in de andere overgedragen wordt, waardoor dan ieder flem het Karakter eener Hoofdftem bekomt, en, onmiddelijk, aan de uitdrukking der gewaarwording deel neemt. Een zoo- danig muzijkftuk bevat dan de vereenigde uitdrukking der gewaarwording van ver- fcheidene perfonen. Door deeze en foortgelijke bijzonderheden be- komt de ftrenge of gebonden fiijl een eigen en ernftig Karakter, waardoor dezelve in het bij- zonder voor de Kerkmuzijk voegt. §* $-
Men noemt dezen ftijl den flrettgsn Schrijf-
fiijl
1
|
|||||||
SCHRIJFSTIJL 3ajj
|
|||||||
ftijl, otn dat, bij dezen aard der Compofirie,
ftrengere Rege'.en in acht genomen moeten wor« den, waarvan in dit werk op zijn tijd gefpra- ken is; en ook, otn dat de Fuge, als het voornaamfte voortbrengfel van dezen fchrijfftijj, een' ftrengeren vorm onderworpen is, dan de overige kunstwerken. De gewoonlijke muzijkftukken in dezen flijl
z*n"n I.) De beide Hoofdfoorten der Fuge; na« melijk: de Canon en de gewone Fuge: en 2.) alle de zoodanige ftukken, in welken een Hoofd- thema , op de voorgemelde wijze, doorgevverkt, of in verfcheidene ftemmen verplaatst en nage- bootst wordt, zonder dat men zich, bij deze doorwerking of nabootzing, aan een' bepaalden vorm bindt. Tot dezen aard behoren de gefa- gecrde Kooren der Motetten, en jToortgelijke ftuk- Jcen meer. $ 6,
De vrije of ongebonden Schrijfftijl onderfchejdt
zich van den voorgaanden: 1.) Door menigvuldigere fieraden der Melodij,
en ontlcdingen der melodifche Hoofdnoten, door meer voelbare Cdfuren en afdeelingen, en door eene grootere afivisfeling der Rhijthmen , en , in het bijzonder, door eene tazamenvoeging van zulke melodifche ge. X 3 dee{. |
|||||||
1
1 |
|||||||
32<S
|
|||||||
VAN DEN MUZIJK ALE If.
|
|||||||
deeltens , welke niet altijd in de naaste
betrekking op elkander ftaan, enz. 2.) Door eene Harmonij, welke minder in malkander gevlochten is, en
5.) daardoor, dat de overige ftemmen aan dc
Heofdflem flechts tot verzelling dienen., en
als verzellende ftemmen mecstendeels geen
onmiddelijk deel aan de uitdrukking der
gewaarvvording hebben, enz :
Alle foorten der afwisfelcnde deelen van groote
Zangftukken, als de Ariaas, Arietten, Recita-
tieven, Duetten, Terzetten, Quartetten, Quin-
tetten, Kooren of Finalen enz: alle foorten van
Balktten en Dans muzijk , als ook alle Sijmfo-
men, Concerten, en alle foorten van Sonaten,
welke niet in de manier eener Fuge bewerkt
zijn, behooren tot de muzijkftukken in den vrijen
Schrijffiijl.
$ 7-
De ftijl, van welken men zich bedient, om
Verhevene, waardige, en, in het bijzonder, gods- dienstige gewaarwordingen uit te drukken, wordt de Kerkfiijl genoemd. Deszelfs Karakter moet dus plegtigheid, aandacht en waarde zijn. Men verdeelt de KerkmuzLjk in Choraal en
Figuraal- muzijk. De Choraal heeft zoo veel waarde, zoo vele
ver-
i
|
|||||||
SCHRIJFSTIJL. 327
|
|||||
verhevenheid , zulk eene aanhoudende kracbt,
dat hlj met zijne edele eenvoudigheid altijd Hand zal houden, wanneer alle andere muzijkftukken de luimen der Mode moeten ondervindcn. De ftukken, welke tot den Kerkftijl bchoorcn,
zijn: du Antifmen, de Mis/en, de Motetten, de Pfalmen, de Hijmnen, de Benedictie, het Te Deum lauclamm, de godsdienftige Cantatcn, Oratorien en andere meer, $ 8.
Wanneer de Muzijk het doelwit heeft, en-
kele perfoncn, of een gansch gezelfchap door de uitdrukking van willekeurige, op elkander volgende, teedere , vrolijke, treurige, of verheve- ne gevoelens te vermaken , dan bedient men zidi, tot dit oogmerk, van den Kamerftijl, wel- ke , om dat muzijkftukken van dczen aard, hoofdzakelijk, voor Kenners of bijzondere Lief- hebbers der Kunst beftemd zijn, zich in het bijzonder daardoor ondeifcheidt, dat alle deelen van het geheel naauwkeuriger en fraaijer zijn uitgcwerkt, dan bij zoodanige ftukken, welke eene andere beftemming hebben. Om deze reden gebruikt men, bij muzijkftukken voor de Kamer , eenen aatd van Compofitie, waarvan de uitvoe- ring meer bekwaamheid van den uitvoerder ver- X 4 eischt, |
|||||
328 VAN DEN MUZIJKALEN
|
|||||
eischt, dan bij ftukken, vvelke voor de Kerk
of voor het Tooneel gecomponeerd worden. $ 9-
De fiijI, welke het doelvvit heeft, zedelijke
gevoelens uit te drukken, waartoe door een voor- gefteld bedrijf gelegenheid wordt gegeven, wordt de Tooneel- of Theater -fiijI genoemd. Daar het Drama niet alleen voor Kenners en
Liefhebbers der Muzijk in het bijzonder, maar ook voor een grooter en vermengd Publiek be- ftemd is, zoo moest eigentlijk de Tooneel- of Theater-fiij I door eenvoudigheid der uitdrukking en door minder Kunst zich van den Kamer-fiijl onderfcbeiden. Het is echter thans moeijelijk, pen onderfcheid tusfchen den Tooneel- en Kamer- fiijl te bewerkcn. Tot den Tooneel-fiij I kan men ook nog re-
kenen den Pantomime-fiijI, vvaar de Muzijk tot folk of uitlegger der gebaarden en tot gids voor de onderfcheidene bedrijven der vertooners moet verftrekken. $. 10.
Sommige verdeelen den muzijkalen fiijl in
den verheven, midden- en lagen fiijl. Doch eene betere verdeeling is de voigende; |
|||||
SCHRIJFSTIJti' ■ ;- 1 339
1.) Stijl der treurlge hartstogten.
2.) Stijl der vrolijke hartstogten, welke in
lustigheid uitbersten* 3.) Stijl van een hoog, ftil Zelfsgenoegen: en
4,) Stijl van norsfche, gemelijke, hevige harts-
togten. Daar de ftijl zyne grootfle ' verfcheidenheid
uit de hartstogten neemt, zoo kan men 00k deszelfs verfcheidenheden , natuurlijker wijze , door dezelve het best en duidelijkst bemerken. S- "■
Wanneer men alle de voorgefelde Regelen,
met aandacht, beoefent, zal men zich eene ge- noegzame kennis van de mechanifche Compofitk kunnen eigen maken. De beoefening nogtans, op zich zelve, is niet genoegzaatn, cm zich reeds op volkomenheid te beroemen. De Toon' kunst is onuitputtelijk en verhoogt zich telter.3 door meuwe bijdragen en verrukkende uitvin- dingen. Hi), die haar bemint, en in deze Kunst begeert uit te munten, moet een goed Ge- nie, een juist oordeel, csn gepast overleg, en vooral een gevoelig hart bezitten. Ook behoort men dikwijls goed Muzijk te hooren, de werken der beste Meesters, oplettend en vlijtig, te beoefenen , en zich nook te vcr- waand te gedragen, ora van anderen te leeren. Door
|
||||
I
J3<J VAN DEN MUZIJKALEN SCHRlJFSTlJt,. uoor alles wat de Toonkunst kan volraaken,
verheft zij zich tot eenen hoogen rang in den rij der fchoone Kunsten, en verhoogt ons be* flaan door hare heerlijke toonen. |
|||||
IINDE VAN HET TWEEDE EN LAATSTE DEEL«
|
|||||