TlKSCnOTJWl) A 1.8
SECUNDAIRE PERNICIEUSE ANAEMIE,
-ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-»xhcuouwu 1l8
SECUNDAIRE PERNICIEUSE ANAEMIE.
-ocr page 6-Stooin-SnolponKlruk van do Firma L. K. HOSCII kk ZOON.
lltJKAUNIVtRWTEIT UTRfCMT
74 5944
03
BKSCnOUWD ALS
SECUNDAIRE PERNICIEUSE ANAEMIE.
TER VEnKniJOING VAM DKN OBAAD
;UN DK HMKS-UNIVKIUSITKIT TK UTnECIIT,
sa MACUTIOIKO VAK I)K» IIKCTOB NAONIFICCB
IIOOOLKKKAAR IN PK FACÜI.TKIT DKB nKCHTSOKLKKRnilKin,
VÖLGENS BKSLUIT VAN DUN SliNAAT DBR UNIVEBSITEIT,
01\' VOORt)RACllT 1>KR ORNRKBKUNDiaK FACULTBIT,
TE VERDEDiaBN-
op VRUDAO don 27. SEPTEMBER 1B78, des naralddaga ten 6 uren,
OrriCIKB VAN QKZOWPURID l» Kt.A88K RIJ Dl KON. NKD. MARINI.
-ocr page 8- -ocr page 9-BKSCnOUWD ALS
SECUNDAIRE PERNICIEUSE ANAEMIE.
Sints Biernior in 18G8 op do Vcrflanitnlung Doutsclicr
Naturforscher und Aor/to in Dresden, voor hot eerst de
inededoeling deed, dat hij gevallen waargenomen had van
doodelijk verloopendc idiopathische en secundaire anaemiön,
verbonden met vetmetamorphoso van hot hart, artoriae
en capillaria, nam hun aantal zoodanig too, dat hij roeds
den 1"" November 1871 aau het Aerztliche Gesellschafl
in Zürich, een zoowel klinisch als anatomisch goed af-
gerond beeld der ziekte kon voorleggen.
Ofschoon later aangetoond werd, dat reeda vóór Bicnner
dezelfde zioktovorm, doch onder andere namen, als: esson-
tiëelo anaomie (Lebort); idiopathic anaemia (llaberson);
hochgradigste Anaemio Schwangerer (Gussorow) enz. was
beschreven geworden, werd do door hem voorgestelde
naam , „progroHsieve pernicieuse anaemie\'\' algemeen aange-
nomen en verkreeg zij als zelfstandige zioktovorm eeno
plaats in do leerboeken der bijzondere pathologie.
In do daaropvolgende jaren vernjoerderdo hot aantal
dor door vorschillondo schrijvers in verschillondo landen
waargenomen gevallen op zoodanige wijze, dat liet reeds
nu als eene uitgemaakte zaak is te beschouwen, dat de
ziekte geenszins zelden voorkomt, en haar kring niet tot
enkele landen beperkt is. Dat hierdoor tevens de ziekte
van vele zijden nauwkeurig, zoowel op klinisch als op
pathologisch-anatomisch gebied onderzocht is, en de lite-
ratuur over dit onderwerp reeds eene betrekkelijk groote
uitgebreidheid gekregen heeft, volgt hieruit van zelf.
Onwillekeurig dringen zich nu de volgende vragen
aan ons op:
Bestaat het als progressieve pornicicuse anacmie be-
schreven ziektebeeld reeds lang, doch zijn de als zoo-
danig in de laatste jaren he.schrevon gevallen, nu door den
vooruitgang van het klinisch cn pathologisch-anatomisch
onderzoek het stellen eener juistere diagnose zooveel
gemakkelijker is geworden, binnen engere, haar toeko-
mende grenzen terug gedrongen en afgcHcheidnn van min
of meer op haar gehjkondo of aanverwante zioktevormen?
Of heeft men te doen niet cono ziokte, die reeds sedert
onheugelijke tijden aan geneoskundigcn in andoro streken
der aarde bekend- cn door hen waargenomen waa, on
waaraan men den convontioncclcn, niets bctcokcnenden
naam Bcri-bori gegovcn heeft, oon niuini wiwrvan men
niet eens de juist« etymologische afkomst wooty
Aan ieder gence.skundigo, dio gedurende cenigen tjjd
in do tropiacho gewesten verblijf hiold, ia uit eigen
ervaring bekend, hoe dozo aldaar voorkomendo blocd-
cachoxio, de zoogenaamde Beri-bcri, üilrijko oifora ten
gravc alccpt; hoo zij atecda do gecucl waa van militaire
expcditiGn, waarbij zij herhaaldelijk do tro(«pon decinicordü;
hoo zij voorkymt luin boord dor achepcii, voornamelijk
a/b. dor oorlogabodema, in gevangeniason, kottingkwar-
tieren, enz.
Niettegenataando dezo ziekte zoo veelvuldig waargenomen
en de literatuur daaromtrent zoo uitgebreid is, bestaat
daarin nog zulk eene begripsverwarring en spreken de
verscbillende schrijvers elkander zoodanig tegen, dat het
moeielijk is om in dezen doolhof den regten weg te vinden.
Zeer veel blijft er echter nog op klinisch en pathologisch-
anatomisch gebied bij Beri-beri te onderzoeken. De tot
nu toe bestaande waarnemingen zijn zeer onvolledig,
getuige de analysen van het bloed, van wier noodzakelijk-
heid ieder overtuigd is en die slechts door zoo weinigen
werd verricht. Wat vindt men verder omtrent lichaams-
temperatuur, verschijnselen van ademhaling en bloedsom-
loop, ophthalmoscopisch- en urine-onderzoek aangegeven?
Weinig of niets. Voornamelijk heeft men zich bezig
gehouden met het zoeken naar de oorzaken dor ziekte,
en daarover soms een heftigen strijd gevoerd niet alleen,
maar ook do onmogelijkste hypothesen opgeworpen. En
dit is niet te verwonderen; men zag BB. optreden neven«
soorbnut, en onder schjjnbnar dezelfde gegevens; het was
dus hydraemia scorbutica; anderen vonden overeenkomst
met Morbus Brigthii en richtten hunne onderzoekingen
op de nieren, die zij dan ook dikwijln hyperaemisch en
vethoudend vonden; hunno concluhie was dus „nieroiit-
aarding in de verschillende stadia." liet eiwit echter
ontbrak in de urine.
Ook het ruggemerg word beschuldigd. Hit de veran-
deringen daaraan gevonden, meende men tot eene ont-
steking van dit orgaan te mogen boHluiten; doch lijders,
bij wie de verlammingaverschjjnselen in den hoogHten
graad bestaan hadden, genazen /(uuler bhjvende inner-
vatiestoornisHon; ook ontbraken paralyse van de blaas en
\'t rectum.
Voornnmehjk moest ook \'t hart het nnHg<dden, en wat
bleek er bij de sectien!\' Dat er geene klapvliesgebreken,
noch ziekten van het hart zelvo bestonden, ten minste
niet in dien zin, dat daaruit de verschijuHelen af te
leiden waren
Gedurende mijnen tienjarigen diensttijd als officier van
gezondheid der Kon. Ned. Marine, waarvan ik twee jaren
in O. Indie, te Batavia, op Banka enz., en circa vijf jaren
in "W. Indie, in Suriname en op de kleine Antillen door-
bracht, was ik in de gelegenheid vele lijders aan B. B.
te observeeren en eenige sectiën te verrichten.
Omdat ik deze ziekte op verschillende plaatsen der
aarde in hare ontwikkeling en verschijnselen heb kunnen
nagaan, is het mij mogelijk geworden een zelfstandig
oordeel to vellen, en tevens in te zien wat de redenen
zijn, dat dezo ziekte uit een aetiologisch en pathologisch
oogpunt zoo verschillend is beschouwd geworden, zonder
dat men tot nog toe tot een juist inzicht in het wezen
dezer ziekte is geraakt.
Bij mijn terugkeer in het vaderland in \'t vorige jaar,
kwam mij de literatuur in handen over progressieve perni-
cieuse anaemie, cn rees toen bij mij reeds het vermoeden
op, dat deze en Beriheri zoo niet dezelfde, dan toch zeer
naverwante ziekten z|jn, en beiden het eindresultaat vor-
men van voorafgegane uitpiiltendo ziekten, of door scha-
delijke invloeden te weeg gebragto vocdingsstoorniBsen ;
te meer werd ik in deze opinio versterkt bij het nalezen
van ccn stuk van Dr. Wernich, getiteld: Uebcr die
Beziehungen zwischen sogenannter perniciöser Anämie und
Beriberikrankheit, voorkomendo in het Deutsches Archiv
für klinische Medicin.
Do Hchrijver van dit hoogstbelangrjjke stuk, wiens waar-
nemingen zich voornamelijk tot Japan, Kngelsch-Indie on
Java bepalen, komt aan hot slot van zijn geschrift tot
do volgende stelling:
„Dio sogenannte perniciöso Anamio bildet mit dem
unschuldigeren Hydrops cachecticus und mit der Beriheri-
krankheit, im weiteren Sinne auch mit dem Skorbut und
der Chloroso, eine Familie constitutioneller Krnahrungsstö-
rungen, welche Jahre lang latent verlaufend, bei geringen
Mehrforderungen, die dem kranken Organismus gestellt
werden, zur manifesten Kachexie und zum haüfigenExitus
lethalis führen.
Ten opzichte van dezo stelling ben ik het volkomen
met den schrijver eens, en zal daarom trachten in do
volgende bladzijden datgene aan te voeren, wat tot staving
er van dienen kan. Hetgeou ik daaromtrent kan mede-
doelen is gedeeltelijk op eigene ervaring, gedeeltelijk op
die van andereu gebaseerd.
In do tropische gewesten komt do Beri-beri hoofdzakelijk
voor aan de kustplaatsen en min boord der schepeii; voor-
namelijk a/b. der oorlogsbodems; in do binnenlanden wordt
de ziekte zelden waargenomen.
Aldaar vindt de Javiuin eeno voldoondo voeding. Bij
do rijst, dio zijn hoofdschotel uitmaakt, eet hij kippen,
vleesch, eieren en visch, en mogen dezo laatstcn ook wel
niet door hem in groote hoeveelheid gebruikt worden,
nimmer ontbreekt aan ziju voedsel de klapperolie. Daarbij
is zijne woning meestal luchtig en goed geventileerd. Do
arbeid, dien hij verricht, is betrekkelijk gering; heeft; hij
al eens wat harder gewerkt dan zijno gewoonte is, zoo
weet hij er zich door langdurige rust meer dan schade-
loos voor to stellen, daarbij leeft hij, daar hij zorgen noch
dringende behoeften heeft, gelukkig en tevreden onder
zijn gelijken in do kampong.
In do kustplaatsen zijn dezo verhoudingen voor den
inhinder niot zoo gunstig, do voeding is er niot zoo ge-
makkelijk te bokonion, do woningen zijn duurder, enz.,
zoodat liij, om zich van het noodige to voorzien, meer
arbeiden moet; daarbij zijn do kustplaatsen over \'t alge-
meen veel ongezonder. Hierbij komt nog, dat do aan do
kusten wonende inlander op een lager zedelijk peil staat,
6
zich meer aan \'t spel, aan inlandsche danseressen en opium-
rooken overgeeft.
Dat hierdoor zijne voeding slechter wordt, en hij een
voor zijne gezondheid schadelijk leven leidt, volgt hieruit
van zelf.
Dergelijke lieden nu nemen dienst als stoker of matroos
aan boord der oorlogschepen, daartoe aangelokt door het
handgeld, waarmee ze hunne dringende schulden dekken.
Een inlander die uit zuivere ambitie voor \'tvak dienst
neemt, is eene rara avis.
Aan boord leven zij onder nog veel slechtere verhou-
dingen. Daar wacht hen eeno eentoonige voeding; rijst
en gedroogde visch, laatstgenoemde dikwerf van zeer
slechte qualiteit, vormen den hoofdschotel, daarbij in den
regel lauw drinkwater. Wel wordt er van gouverncments-
wege gezorgd dat er zooveel mogelijk versehe voeding
verstrekt wordt, doch dikwijls bestaat er geene gelegenheid
die te bekomen \').
Ook is het logies op de hedendaagsche stoomschepcn
slecht; do inlandsche schepeling slaapt aldaar des nachts
in het tusschendeks, alwaar dan, niettegenstaande allo
ventilatie, eene drukkend warme, benauwde, doorniiasma-
hunianum verpeste atmospheer hangt, of veelal legt hij
zich neder op het dek, slechts door oeno tent tegen
regen en wind beschut.
Is \'t nu to verwonderen, dat hij dezo lieden, die reeds
uitgeput, anaeinisch en siecht gevoed aan boord komen,
zoodra er van hen ziraunlere uerkzutwiheden gevorderd,
en zij aan klimaatsinvloedcn en andere ziekteoorzaken
blootgestcdd worden, zich eeno voortschrijdende verarming
1) Kcdcrt 1 .lanunri jl. in cimi nieuw, In .illo opzichten aan <lo vcr-
«■iiwlilcn ««nrr «(mhIo vwilinjf br.mtwoonicnd Hch.iftinffst.\'iricf voor do
inhmdwlic Hciiep«;lin((cn inuiivocnl, cn kunnen zy ook do «rhcMde
Kuropccikhc votMliuK «cnli-trn.
des blocds en der bloedvormende organen ontwikkelt,
totdat door dc eene of andere oorzaak zich eene reeks
van verschijnselen voordoet met een pernicieus karakter?
En zoodra deze daar zijn, bestempelt men het geheele
ziektebeeld met den naam van Beri-beri.
Op deze wijze zag ik in 1869 deze ziekte ontstaan aan
boord van Zr. Ms. stoomschip Stavoren.
Genoemd schip lag ter recde van Batavia en moest na
eenige dagen naar straat Banka vertrekken, ten eindo
aldaar hydrographische opnemingen tc doen.
De schepelingen aau boord waren meest allon kort te
voren te Soerabaya aangeworven en zagen er over \'tal-
gemeen vrij slecht gevoed uit. Reeds voor \'t vertrek zag
ik mij genoodzaakt tweo hunner met ocdema pcduiu en
andere verschijnselen van beginnende Beri-beri, naar het
hospitaal te evacuëeren. Gedurende do eerste weken dat
het schip voer, kwamen er geene lijders aan die ziekte
voor, doch nauwelijks was de opneming begonnen, of er
werden van degenen, die als sloeprooiors dienst gedimn
hadden, verHchoideno ziek. Bij sommigen van hen, die
vrij van dienst gesteld werden, namen do verschijnselpn
af en deze konden na eenigen tijd onder behandeling
geweest te zijn, bunnen dienst weder hervatten.
Nauwelijks hadden zij weder een paar dagen geroeid,
of do Beri-beri brak weder bij hen uit, sterker nog dan
te voren.
Spoedig echt(!r was deze ziekte aan boord zoodanig toe-
genomen , dat de opneming moest gestaakt worden en hot
schip naar de roede vnn Muntok terugkeerde. Aldaar
evacueerde mijn opvolger (ik was inmiddels overgeplaatst)
11 der zwaarst aangetasten naar bet hospitaal, waarvan
er binnen weinige dagen 13 stierven; do nan boord ovor-
bhjvendon genazen, voor zooverro ik later vernomen heb,
to 1\'alembang.
Onder analoge gegevens zag ik in 1875 en \'76 in do
-ocr page 16-8
gevangenis te Paramaribo, waar ik den geneeskundigen
dienst waarnam, ten gevolge van slechte voeding en huis-
vesting, Beri-beri en Scorbuut zich nevens elkander ontwik-
kelen. De preventieve gevangenen, die aldaar vóór hunne
zaak behandeld werd, maanden, ja tot over het jaar
moesten doorbrengen, werden gevoed met droog gekookte
rijst en gezouten visch, benevens gekookte onrijpe bananen.
Van vet of betere dierlijke voedingsmiddelen was geen
sprake. Daarbij sliepen zij des nachts in dompige lokalen,
waarin zij ook het grootste gedeelte van den dag opge-
sloten werden. Ofschoon er zich geene andere ziekten
voordeden en malariakoortsen zeldzaam waren, begonnen
allen na verloop van drie maanden ziek to worden, bij
sommigen ontstonden allo verschijnselen van Scorbutus
carcerarius, terwijl weder anderen, en zulks voornamelijk
de maleyers cn koelies, begonnen to klagen over een ge-
voel van zwakte, dat bij cenigo lichaamsinspanning ver-
meerderde, en loomheid en pijnlijkheid in do onderste
ledematen, benauwdheid in de hartstreek en palpitatien.
Daarbij vertoonden allen in meerdere of mindere mate
oedema der onderste ledematen en zagen er eenigszins
vermagerd cn zeer anaemisch uit, Motilitoits- of sensi-
bilfteits-stoornissen konden door mij niet geconstateerd
worden.
Toen eindelijk na mijne herhaalde voorstellen, do voeding
verbeterd werd, on er versch plantaardig en dierlijk
voedsel verstrekt werd, genazen de moésten in betrekkelijk
korten tijd. Onniiddelijk Averd toen de oude voeding
weder ingevoerd , „omdat de gevangenen hot anders to
goed hadden", met dat gevolg, dat spoedig daarop zich
weder Beri-beri en Scorbuut voordeden. Men zag zich
toen genoodzaakt wederom de verbetcrdo voeding to\' ver-
strekken met hetzelfde gunstige resultaat als vroeger.
Even als onvoldoende voeding, ventilatie, enz. hetzij
alleen of gezamenthjk als oorzaak van Beri-beri kunnen
9 •
optreden, zoo is zulks ook veelal het geval met vooraf-
gegane ziekten, vooral worden malariakoortsen beschuldigd.
Sommigen gingen zelfs zoover, dat zij Beri-beri als eene
malariainfectie beschouwden of een onbestemd miasma aan-
namen, dat dezo ziekte zoude tc weeg brengen.
Of typhus abdominalis Beri-beri na zich kan slepen,
is zeer moeijehjk uit te maken, daar in do tropische ge-
westen, waar Beri-beri zich het meeste vertoont, de eerste
ziekte nooit of hoogst zelden voorkomt.
Wel vindt men dikwerf, dat malariakoortsen die een
remitterend verloop hebben, van typhoïde verschijnselen
vergezeld gaan, en daarop Beri-beri volgt, zooals dit op
\'t eiland Onrust vooral waargenomen wordt.
Dr. da Silva Lima, dio Beri-beri te Bahia in Brazilië
waarnam, deelt in zijne monographio „Kusaio sobro o
beri-beri no IJrazil", Bahia 1872, verscheidene gevallen
medo bij vrouwen na zwangerschap. Op 23 vrouwen,
door Beri-beri aangetast, waren 10 zwangere, de sterfte
bedroeg 78\'/„.
Uit do onder de oorzaken opgegeven feiten blijkt ge-
noegzaam, dat Beri-beri zich ontwikkelt bij individuen
die reeds een zekeren graad van anaomie en lichaams-
zwakte bereikt hebben. Wordt van hen weinig gevorderd,
zoo blijven zij onder dezelfde voeding en hunne gowono
omstandigheden relatief gezond; hunno constitutie verkeert
echter in een labiel evenwicht.
Worden hunno lovensverhoudingen gunstiger, hunne
voeding, woning, enz. beter, komen zij onder gezonder
klimaatsiuvloeden, zoo worden zij krachtiger en meer tot
arbeiden geschikt.
\\V«)rdt echter onder dezelfde gegevens van hen meer
krachtHinspanning gevorderd, hunne voeding slechter,
worden zij blootgesteld aan guur weder of werken meer
dergelijke schadelijke invloeden op hen in, zoo slaat do
balans naar do andere zijde over, er ontwikkelt zich onder
10
meer tastbare verschijnselen eene duidelijke cachexie , en
de Beri-beri met hare pernicieuse verschijnselen is daar.
Steendijk, die zich kenmerkt door zijne nauwkeurige
waarnemingen, zegt: „met Praeger kom ik van zelf tot
den oorsprong der Beri-beri, en zoek die in de leefwijze
der Javanen, die te Samarang, Batavia en Soerabaijaals
inlandsche schepelingen worden aangenomen. Met cerealia,
amylacea en saccharina groot gebracht, worden zij zonder
bestaan zijnde, door honger gedreven om dienst te nemen.
Iloewel zij uiterlijk welvaart vertoonen, is een geringe
schadelijke uitwendige invloed reeds in staat, het even-
wicht der bloedmassa te verbreken, en, zooals bij alle
uitputtingstoestanden, transsudeert de wand der vaten het
serum in de weefsels."
Ook Dr. Wernich is deze theorie toegedaan. Hij zegt
daaromtrent:
Unter den 35—36\' N. Br. unter welchem ich haupt-
sachlich zu beobachten hatte, treten die Störungen des
labilen Gleichgewichts, in welchem sich dio der Krank-
heit verfallenden Individuen vorher belinden u. s. w.
Welke hypothesen men ook vroeger gesteld heeft om-
trent het ontstaan en het wezen der Beri-beri, de mees-
ten-er van zijn gebleken onvoldoende to zijn en grooten-
deels wederlegd.
De storingen in het labiele evenwicht in den zin zooals
hoven is aangegeven, zijn in overcenstemming met de
waargenomen feiten. Volgens dien weg kan alles ratio-
neel verklaard worden.
\\Vannccr men nu nagaat, wolko individuen het
waren, die door \'progressieve pernicieuse anaemie aan-
getast werden, dan hijjkt het dat voor het ont-
staan van deze ziekte, dezelfdo oor/akehjko moinonten
in aanmerking komen, die men in dc aetiologie der
Beri-bcri ziet optreden.
(Juincko (Sammlung Klinischer Vorhage N\'. 100) zegt
-ocr page 19-11
daaromtrent: „Bei der melirzahl meiner Kranken waren
kümmerliche Lebensverhältnisse mit Sicherheit nachzu-
weisen: ärmliche, unzureichende Ernährung, oft nur aus
Kaffee und Kartoffeln bestehend, hatte dat Leben nur
eben gefristet, durch anstrengende Arbeit, häufige Puer-
perien und Lactationen waren hohe Ansprüche an Leistun-
gen und Ausgaben des Organismus gestellt."
Ook doorgestane ziekten, en in\'t bizonder voorafgegane
zwangerschap worden door hem beschuldigd, en zulks
stemt volkomen overeen met hetgeen door Dr. da Silva
Linm in Bahia beweerd wordt voor het tot stand komen
der Beri-beri.
Geheel en al ligt hierin opgesloten dat voor hot tot
stand komen dor progressieve pcrnicieuse anaomie eerst
een stadium bestaan moet, waarbij de constitutie van don
lijder in een labiel evenwicht verkeert en zulks wel door
langzame inanitie. Durch anstrengende Arbeit, enz. ont-
wikkelt zich dan de duidelijk uitgedrukte cachexie: nl. do
progressieve pernicieuse anaemie.
Alvorens in eene verdere beschouwing te treden hoeverre
beide ziektevonnen in wezen met elkander overeenkomen,
acht ik het doelmatig eerst die verschijnselen na te gaan
welke bij beiden aangetroiren worden, om vervolgens die
punten to behandelen, waarin boido ziekten van elkander
afwijken, en de redenen trachten op to sporen, waaraan
zulks is toe te schrijven.
Evenals do progressieve pernicieuse anaemie, tjist de
Beri-beri geenszins uitsluitend personen aan van eenen
tongeren ligchnamsbouw; ook overigens goed gebouwde en
ontwikkelde individuen verschoont zij niet.
De sexe schijnt van geen invloed te ziju. Vinson zag
op liéunion zoowel vrouwen als mannen aangetiwt worden;
hetzelfde obsorveenle Dr. da Silva Lima in Bahia. Ook
12
(
Oudenhoven zag de ziekte bij vrouwen; bij mannen werd
zij wel veelvuldiger waargenomen, doch zulks is gemakkelijk
daaraan toe te schrijven, dat de laatste veel meer aan
schadelijke invloeden blootgesteld worden dan de eerste.
Vele schrijvers zijn het daaromtrent eens, dat aan het uit-
breken der ziekte dikwijls enkele verschijnselen vooraf gaan.
Dr. van Overbeck de Meijer zegt hieromtrent in zijne ver-
handeling: „het veelvuldigst nam men als prodromi waar:
een algemeen gevoel van onwelzijn, lusteloosheid, neer-
slachtigheid , loomheid en spierzwakte, verminderde eetlust,
ziekelijk voorkomen met bleeke slijmvliezen, andere malen
bestonden doorloop met of zonder buikpijnen, catarrhale
of rheumatische aandoeningen.
De spieren zijn gewoonlijk slap en flets op het aan-
voelen, doch eeno eigentlijko vermagering, ten minste in
belangrijken graad, is in de meeste gevallen niet aan te
toonen.
Ook voor haar is het karakteristiek, dat het vet van
den paniculus adiposus dikwijls niet alleen niet vermin-
derd is, maar zelfs zeer goed behouden blijft, da, do
vetafzetting in het ondcrhuidscho celweefsel kan zoo be-
langrijk zijn toegenomen, dat bij eene oppervlakkigo be-
schouwing , de lijder er vrij welvarend uitziet. In het
oogvallend is echter het sterk uitgedrukte anaeinischo
voorkomen van den lijder. De slijmvliezen der conjunc-
tiva en der mondholte zijn zeer bleek. Do huid is bleek,
vaal, veelal droog op het aanvoelen, zonder tonus.
Veelal is zij oedematous, en zulks voornamelijk in het
begin der ziekte aan de onderste ledematen en het ge-
laat ; gedurende het verdere verloop der ziekte verkrijgt
dit oedeem eono grootere uitgestrektheid en zet zich over
bet lichaam voort.
Het ontwikkelt zich zeer vroeg, is meestal een der
eerste Aymptomata en blijft tot den dood voortbestaan.
Het sensorium blijft in don regel helder tot den dood
-ocr page 21-13
toe, en de lijders bij bewustzijn. Of er evenals bij do
progressieve pernicieuse anaemie, eene eigenaardige traag-
heid en langzaamheid in het denken en spreken bestaat,
en in hoeverre zulks kenmerkend zoude zijn, is mijns
inziens moeielijk uit te maken, deels omdat ik hiervan
niets genoteerd vind , deels wijl die personen , waarbij
Beri-beri het meest voorkomt, gewoonlijk tot die nien-
schenrassen behooren, wien een indolent zieleleven aange-
boren is.
Soms is eene zekere neerslachtigheid niet te miskennen
cn wanhoopt de lijder aan zijn herstel.
Do suhjective klachten bij alle Beri-beri lijders waar te
nemen, zijn: grooto krachteloosheid en zwakte, waarbij
dc andere bezwaren dikwjjls op don achtergrond treden.
De minste spierinspanning doet een sterk gevoel van uit-
putting ontstaan.
Reeds zeer vroegtijdig klagen zij over hartkloppingen ,
ademnood en een govool van boklcmming op do borst,
krampen in de maagstreek, duizelingen, hoofdpijnen, enz.
Soms is do eetlust weinig gestoord, dikwijls echter
verminderd, soiuh werd vraatzucht waargenomen. (Oébel)
Dikwerf bestaat er eeno intolerantie van de maag votir
allo mogelijke ingcata; het braken bereikt dan eon hoogtü»
gnuid; hot uitbraakael bevat gewoonlijk voel gal.
Do lichaamstemperatuur verhoudt zich ook bij Beri-beri
zeer verschillend. Tegenover gevallen die geheel en al
koortavrij verloopen , treft men ook zoodanige aan , waarbij
ateeda koortaacccsaen voorkomen, voornamelijk wanneer
do ziekte een meer acuut verloop heeft.
De koort« ia in dio gevallon aanhoudend , gepaard met
hevigen dorat, belangrijke agitatio van het hart, benioei-
lijkto ademhaling en groote prostratio virium.
Dikwijl« ontmoet mon ook gevallen, waarbij fehrile en
koortavrijo toestanden elkander afwiaaelen.
Do temperatuur ia gewoonlijk niet zeer hoog, meestal
-ocr page 22-14
niet boven de 39», doch zijn er ook gevallen waarge-
nomen , waar deze warmtegraad overschreden werd.
De toediening van Sidphas Chinicns heeft weinig of geen
invloed op het verloop dezer koortsaanvallen. Waar een gun-
stige invloed van dit antipyreticum kon waargenomen worden,
is het hoogstwaarschijnlijk dat men te doen heeft gehad met
gehjktjjdig voorkomende malariakoorts, welke meermalen
in het verloop der Beri-beri is geobserveerd geworden.
Bijna nimmer laten zich deze koortsverschijnselen van
eene tastbare oorzaak afleiden.
Slechts hij twee der door mij aan boord der Stavoren
geobserveerde lijders was mij zulks mogelijk. Bij een hun-
ner ontwikkelde zich gedurende het verloop der ziekte
eene rechtzijdig(! purulcnte pleuritis; bij den anderen eeno
capillaire bronchitis, zooals zulks ook later bij de door
mij verrichte sectie bevestigd werd.
Gewoonlijk hebben deze koortsaanvallen een atypisch
verloop; nu eens vindt men volkomen apyrexiei\'n, dan
weder hebben zij meer het karakter eener continua, of
wel eener continua remittens.
De aan het hart en \'t vaatstelsel waargenomen pbyfiische
verschijnselen leveren eeno trelfende overeenkomst op met
datgene, wat men aan die organen bij progressieve jier-
nicieuse anaemie gevonden heeft. Ook de resultaten van
het chemisch en microscopisch onderzoek van hot bloed
zijn geheel en al analoog.
De hartstreek vindt men nu eeuH in meerdere of min-
dere mate proGmineeren, dan weder niot.
Van de hartsbeweging is dikwijls weinig merkbaar,
soms echter wordt dezo zeer sterk en uitgebreid, zelfs zoo
dat zij duidelijk den borstwand doet schudden. De aanslag
van den apex cordia ia nu eens voor het oog wnarne«!m-
baar, jlan weder niet, nu eena vindt men haar op do
normale plaats, of ieta hooger, dikwijls echter lager.
Bij percussie van het hart vindt men do demping nor-
-ocr page 23-15
maal en zulks voornamelijk in den aanvang der ziekte,
terwijl later deze eene grootere uitgebreidheid verkrijgt,
naarmate zich meer de excentrische hypertrophie der rechter
kamer en hydrops pericardii ontwikkelen.
De aanvallen van hartkloppingen treden van tijd tot tijd,
dikwerf meermalen per dag op, en gaan dan gepaard met
een gevoel van beklemming, benauwheid op de borst
en pijnlijke en moeiehjke ademhaling, het hevigst zijn zij
gedurende de veelvuldig voorkomende koortsaccessen.
Bij de auscultatie neemt men steeds systolische geruischen
waar; ook diastolische zijn dikwijls te constateeren. Veel-
vuldig wordt de tweede iiuhnonaaltoon duideljjk geaccen-
tueerd gehoord.
Dat dezo geruischen van eenen anaeniischen aard zijn,
is zonder twijfel. Zegt Eichhorst van de hartgeruischen bij
progressieve pernicieuse anaemio waargenomen. „AVo sollten
sich wohl die Bedingungen für die Entstehung solcher
üeraüsche günstiger zusammentrelVen als bei kranken
mit progressive perniciöser Anämie?" Met evenveel recht
kau men dezelfde vraag stellen ten opzichte van de hart-
geruischen bij Beri-beri, daar toch bij de sectien van aan
deze ziekte gestorven lijders, bijna constant, en zulks
wel door do beste en meestbevoegdo waarnemers (Ouden-
hoven en anderen) vetaehtige degeneratie van do «pier-
vezelen van het hart is gevonden.
De klapvliezen van het hart zijn in den regel normaal;
ofschoon er t>ok gevallen voorkwamen waar organische
gebreken van het hart komlen geconstateerd worden,
levert dit toch niets bevreemdends op, daar hartziekten
veelvuldig in de tropisclu« gewesten waargenomen worden
en zij ook als toevallige complicatie kunnen optreden.
Men moet zich derhalvo voorstellen dat do hartspier,
welke hij het ontstaan van den systcdischen toon do voor-
naamste, zoo niet de uitsluitende rol speelt, niet meer in
staat is bij hare contractiën tlio periodiciteit van trillingen
16
te behouden, die voor het tot stand komen van een zuive-
ren toon noodig is, en hare kleinste deeltjes bij de
samentrekking in zulke onregelmatige trillingen geraken,
dat zij den indruk van een geruisch maken.
De radiaalpols is in vele gevallen snel, vol en van niet
te geringe spanning, dikwijls echter golvend en dicrotisch;
de frequentie steeds verhoogd.
In een later tijdperk wordt do pols klein, traag cn
langzaam, tegen het doodelijk uiteinde klein, intermitte-
rend en trillend.
Dr. Wernich vond een frequenten, weeken, snellen en
veranderlijken pols. Bij hot onderzoek met den sphyg-
mograaf zag hij dat do arteiia radialis tcekeningen gaf
met eene duidelijke bipartite curve met zeer sterke ascensie;
naarmate do ziekte meer gevorderd was werd het dicro-
tismo steeds duidelijker.
Bij reconvalescentie vertoonden de curven eene immer
Hchuinscher wordende opstijgende lijn, terwijl in de neder-
dalende lijn do terugstootsslingeringen steeds onduidelijker
werden.
Aan de vena jugularis externa, die Hteeds bijzonder
sterk gevuld is, wordt bijna immer bij auscultatie „Non-
nengeräusch" waargenomen.
Strijkt men uit de zichtbare peripherische aderen het
bloed terug, zoo duurt het dikwijl» ecnigo HOconden eer
de peripherische bloedkolom het afgesloten centraio einde
weder bereikt heeft. (Dr. AVernich).\'
Omtrent de chemische en histologische Bamenstelling van
het bloed is nog zeer weinig hekend. Hoewel alle Hchrij-
vers en waarnemers omtrent Beri-beri do noodzakelijkheitl
en wenschehjkheid betoogen, dat er nauwkeurige onder-
zoekingen te dien opzichte behooren ingesteld te \'worden,
ten ^eindo tot een juist inzicht in het wezen dezer ziekte
tc komen, hebben Hlccht» weinigen hunner het bloed luin
eeno nauwkeurigo studio onderworpen.
17
liet eenigste wat ik daaromtrent in de oudere litera-
tuur heb kunnen vinden, zijn de onderzoekingen in 1859
door Scharlée verricht, die daarbij vond: vermeerdering
van het watergehalte, vermindering van het aantalroode
bloedlichaampjes, eiwit en fibrine. Tot hetzelfde resultaat
kwamen ook Dr. Schneider op Banka, en Vermijne, die
met hem het bloed chemisch onderzocht, en daarbij eene
sterke vermindering van albuminaten kon constateeren.
Dr. "Wernich vond, dat het bloed der den dood nabij-
zijnde Beri-beri-hjders eigenthjk niet dun vloeibaar is,
maar eer kleverig en helder met eene rozenroode tint. De
roode bloedlichaampjes hebben absoluut de neiging tot
„Oeldrollenbildung" verloren; tusschen ben in vindt men
een groot aantal op microcyten geljjkende vormsels,
maar nog meer, nevens een\'verminderd aantal roode bloed-
lichaampjes, voornamelijk zulke, welke een onregelmatigen
vorm vertoonen of met spitse en haakvormige uitloopers
voorzien zijn.
Talrijke klompjes van glanzende, fijn gepuncteorde
massa\'s, grooter dan witte bloedlichaampjes, liggen tus-
schen de zoo even omschreven elementen verspreid. De
witte bloedlichaampjes zijn niet verineerderd; overgangs-
vormen tot roode zijn niet waar te nemen.
Gaat men nu na wat do onderzoekingen van het bloed
bij lijders aan progressive pernicieuse anaemie aan hot
licht gebracht hebben, zoo vindt mon, dat alle onder-
zoekingen daaromtrent eenstemmig luiden, dat het aantal
roode bloedligchaampjos verminderd is. Kichhorst merkt
hieromtrent op, dat de verarming van het bloed aan dezo
voor het leven zoo gewichtigo cellen en het relatieve over-
hand nemen van het intercellulaire weefsel, aan alle vor-
men van pernicieuse anaemio eigen schijnt to zijn.
Wat het aantal ongekleurde bloedlichaampjes betreft,
zoo vonden Stricker en Kosenstein deze niet vermeerderd,
doch eer verminderd.
2
-ocr page 26-18
Eiclihorst vond het aantal roode bloedlichaampjes eveneens
afgenomen, de neiging tot „Goldrollenbildung" verdwenen,
daarbij tevens dat zij dikwijls een onregehnatigen vorm
aannamen en een aantal microcyten daarbij voorkwamen.
Ook Quincke vond in zjjne gevallen een ongelijke
grootte der roode bloedlichaampjes, zoodat tusschen zulke
van gewonen vorm een niet onbeduidend aantal van
kleineren omvang cn meer ronden vorm zich voordeden;
vele bloedlichaampjes waren onregelmatig, eivormig gebogen
en met uitloopers voorzien.
Dikwijls zag hij in bet bloed tusschen de bloedlichaampjes
nu eens matte, dan weder glanzende massa\'s voorkomen,
die alleen\'stonden of in groepen vereenigd waren, welko
massa\'s zoo dikwerf in het bloed van cachoctischen voor-
komen en in hun uiterlijk aan ongekleurde bloedlichaampjes
herinneren, aan wier ondergang zij hoogst waarschijnlijk bun
bestaan verschuldigd zijn.
In geen geval waren, volgens Quincke, overgangen van
witte tot roode bloedlichaampjes to constateeren.
De belangrijkste en nauwkeurigste onderzoekingen dor
urine zijn verricht door Dr. Schnoider; hot roHultaat zijner
analysen was, dat de urine steeds eono zeer sterk zure
reactie vertoonde, bonovens eeno oncjrmo verhooging van
het nreumgehalto bij eeno sterk vorminderdo quantitcnt
der urine, dio in nm.ximo IGOO c. c. bedroeg, als minimuni
vond hij 130 c. c. in de 24 uur. •
De urine was steeds hoogrood gekleurd, veroorzaakt door
het vermeerderd gehalte aan klourstoifen.
Nimmer vond hij bjj 120 lijder» eiwit in do urine.
Ook andore schrijvers, Morehead, Jjindman cn Dr.
Wernich, kwamen tot dezelfde resulttiten; Hteo^ls vonden
zij de quantiteit urine zeer verminderd.
Voor Dr. Schneider wns het steedH oen gunstig teeken,
wanneer de quantiteit der urine vermeerderde en zij
minder gesatureerd was.
«i
19
Elchhorst vond dat de quantiteit urine bij zijne lijders
aan progressieve pernicieuse anaemie gemiddeld 1500—1800
c.e. bedroeg, daarbij eene sterk zure reactie bad en steeds
zeer sterk gekleurd was.
In weerwil vnn liet groote kracbtsverval en dat bijna
geen voedsel opgenomen werd, werd door bem bet
ureumgebalte steeds enorm boog gevonden. Het eenigste
onderscheid in de urine is dus, dat bij B.-B. het ureum-
gebalte nog hooger en de quantiteit der urine minder is
dan bij do progressieve pernicieuse anaemie.
Bij alle Beri-berilijders is de zweetafscheiding insgelijks
sterk onderdrukt, de huid is koud, flets als afgestorven,
daarbij perkanientachtig droog op het aanvoelen.
Bij bestaande koorts deelt zij do opgelegde hand een
onaangenaam warmte-gevoel mode, is brandend en blijft
gedurende dezo en ook in de remissiq, droog.
Ook de ontlasting is dikwerf gestoord; meestal bestaat
hardnekkige constipatie, soms ook diarrhee van galach-
tigen aard.
Evenals bij de progressieve jiernicieuse anaemie oedema
der huid on uitstortingen van vocht in do sereuso holten
gevonden worden, vindt zulks ook plaats bij de Beri-beri.
Bij de laatste ziekt«» bereiken dit oedema en do uit-
stortingen in de sereuso holten dikwijls, on zulks voor-
namelijk in den meer uitgedriikten hydropischen vorm,
een veel hoogeren graad, en doen zich tevens veelvul-
dige verschijnseh»n voor van paresci, voornamelijk der
onderste ledematen, vergezeld van eene min of meer
uitgedrukte anaesthesie der huid en hyperaesthesie der
spieren.
Ofschoon beide ziekten in dit opzicht oogenschijnlijk
een belangrijk verschil aanbieden, komt het mij voor,
dat voor beiden toch dezelfde oorzaak bestaat cn vind ik
de verklaring dio Dr. AVernich daarvoor geeft, wat aan-
gaat hot snello optreden der sereuso uitstortingen, rationeel,
20
hoewel ik mij niet vereenigen kan met de wijze, waarop
hij de verschijnselen van parese verklaard.
In Japan, waar deze schrijver Beri-beri onder 35 en
36\' NB. observeerde, zag hij dat de stoornissen in het
labiele evenwicht niet zoo snel optreden als in de tropische
gewesten. En zulks is volkomen waar. Ieder genees-
kundige die in de gelegenheid is geweest in de tropische
gewe.sten Beri-beri waar te nemen, moet het getroffen
hebben, dat lieden, die nog kort te voren oogenschijnlijk
gezond waren en de van hen gevorderde diensten ver-
richtten, na een langdurigen marsch of zware werk-
zaamheden gedurende een boeten, vochtigen dag, zich ziek
melden met belangrijke verschijnselen van vergevorderde
anaemie en sterk uitgedrukt oedema, daarbij klagende
over een gevoel van grooto zwakte, onvermogen tot gaan,
ongeschiktheid tot eenigen arbeid, benauwde ademhaling,
enz., kortom met uitgedrukte Beri-beri.
Ook do Brazilioanscho geneeskundigen doden dezelfde
ervaring op.
In Yedo was Dr. Wernich dikwijls in de gelegenheid
de overgangsvormen wajir te nemen. Als voorbeeld haalt
hij daarvoor aan, dat do eerste verschijnselen der nade-
rende ziekte, waardoor zijne leerlingen aangetast werden,
zich rjccds het jaar van te voren aankondigden door een
immer valer en anaeinisch wordend uiterlijk, en een niet
to overwinnen gevoel van matheid, \'gepaard met veelvuldige
assimilaticstoornissen. Desniettegenstaande werd nog allo
energie gebruikt om door te arbeiden voor een af te
leggen examen, waarvoor zij, om dit met glans to kunnen
doorstaan, soms hunne nachtrust opofierden.
Trad nu hot lieeto jaargetijde in, nl. do vochtige, warme,
vopr excretie cn assimilatie zoo nadcoligo zomer, dan
werden ploLscling versclieidene dezer jongelieden, na der-
gelijke slapelooze nachten of lichte dcbauches in het hos-
pitaal opgenomen, onvermogend om to loopen, oedemateu»
21
over het geheele ligchaam en bleek als lijken. Zelfs
onder de beste hygiènische verhoudingen bedroeg de sterfte
dan nog 15—16 7o.
Dr. "NVornich stolt dc vraag, waarom men bjj Beri-beri
zulke colossale uitstortingen van vocht vindt, dat zij
do functien der edele organen, b. v. der longen belangrijk
storen, terwijl zij bij progressieve pernicieuso anaemio wel
bestaan, doch gedurende het leven dikwerf niet aan to
toonen zijn.
Hij verklaart zulks voornamelijk uit do onderdrukte
huidtranspiratie en urineafscheiding, ton govolgo van do
verminderde drukking in hot vaatstelsel. Hierbij werkt
sterk modo het vocbtigheidsgehalto der warme atmospheer,
waardoor de transpiratie onderdrukt wordt. In plaats nu
dat het water uit het bloed door de huid verwijderd wordt,
zweeton do lijders als \'t ware naar binnen, daar de rost
der positiovo druk in hot vaatstelsel niet bij niaclito i»
het vocht door do zweetklieron to drijven.
Minder aannemelijk komt mij zijno verklaring voor ton
opzichte van do verlammlngHverschijnsolen.
in zijno beschouwing daaromtrent straalt het door, dat
hij do opgaven der lijders op dit punt overdreven vindt,
daar do vrees welko do aan Berl-berl lijdende rassen voor
do Ijejjra anacstbetica bezitten , hen do v(»rlamining8ver-
Hchijnsolen doot overHobatton, door zo aan laatstgenoomdo
ziekte toe to schrijven.
Volgens inijno ervaring heb ik dezo vrees nooit waar-
genomen, zelfs niet in Surinamt*, waar do Lepra zoo
veelvuldig voorkomt, evenmin in O.-Indiö, en bij gcon
enkelen schrijver vind ik iota daaromtrent vermeld.
Naar mijne meening is het ontstaan der ruggemergs-
verscbijiiHelen geheel en al to verklaren uit de hyperaomio
van bot ruggemorg en do uitstorting van vocht in do holton
der ruggoniorgavliczen, dio mon bij allo sectiën vindt, waar-
door het ruggemorg zelve ocdematcus geïnfiltreerd wordt.
22
En werkelijk vindt men in de meeste gevallen van
Beri-beri bij de sectiën eene sereus-haemorrhagiscbe imbi-
bitie der achterste strengen, waarop voornamelijk Ouden-
hoven, Yinson en Heyman de aandacht gevestigd hebben.
Beide laatsten zagen dan hierin ook de resultaten eener
subacute myelitis, en beschouwden het wezen der ziekte
hierin gelegen te zijn. Zooals ik reeds opgemerkt heb,
pleiten dc waargenomen verschijnselen gedurende het leven
sterk tegen deze veronderstelling.
Ook Dr. Slot en Dr. van Overboek de Meijer insgelijks
deze meening toegedaan zjjnde, nemen aan, dat alle
afwijkingen van het gevoel en beweging bij lijders aan
Beri-Beri eenvoudig het gevolg zijn van prikkeling of
drukking der zenuwen in hare centraalpnnten of in haar
verloop, en van do meerdere ontwikkeling der gevoelloos-
heid der huid cn de verlamming van enkele spieren of
spiergroepen der onderste ledematen, geenszins verschillende
van hetgeen bij den aanvang van iedere van het rugge-
merg uitgaande verlamming kan waargenomen worden.
Dr. van Overboek de JEoijcr veronderstelt, dat er pas-
sieve of actieve hyperaeinie van \'t ruggcmerg is ontstaan
\'door do een of andoro oorzaak. Deze verwekt natuurhjk
circulatiestoornis en tengevolge daarvan doorzweeting en
uitstorting van vocht onder do arachnoïdea spinalia. Dezo
transsudatie veroorzaakt paraplegie in verHchillenden graad
en uitbreiding.
Eeno bijzondero beslissende waarde bezittende en tevens
deze beschouwingswijze van het ontstaan der verlammings-
verschijnselen volkomen steunende zijn de proefnemingen
van Góbel.
Gébel vestigde vooral de aandacht op do houding, dio
dc lijder bij voorkeur aanneemt, althans in een meer
gevorderd tijdperk der ziekte.
Deze is nl. altijd de zittende; ligt de zieke op den rug,
dan wordt hem dit weldra zeer lastig ; do ademhaling
23
wordt minder vrij, de borstkas zet zicb minder uit, en er
volgt soms geen geringe benauwdheid, die allengs weder
verdwijnt, wanneer het lichaam in zittende houding wordt
teruggebracht.
In deze opmerking vond G. aanleiding, om eenige
Beri-berilijders, als proef de horizontale houding voor min
of meer langen tijd te doen aannemen, en nam hij daarbij
waar, dat in dc vroeger gevoellooze en verlamde onderste
ledematen het gevoel en de beweging zich min of meer
herstelden, terwijl integendeel de spieren, die hare zenu-
wen van een hooger gedeelte des ruggemergs ontvangen,
dan minder kracht konden uitoefenen en de haar bedek-
kende huid gelijktijdig minder gevoelig werd.
Een verschijnsel tot nog toe niet bij Beri-beri waarge-
nomen en dat men in den regel bij do progressieve per-
nicieuse anaemie vindt, zijn do capillaire bloedingen in do
retina en in inwendige organen. ,
(Jf zij daarom bij de eerstgenoemde ziekte niet voor-
komen, is moeilijk uit te maken, evenals het tegendeel
te beweren, daar, voor zooverre mij bekend is geeneoph-
thalmoscopische onderzoekingen in deze richting gedaan zijn.
Wel vind ik opgegeven, dat in het verloop van Beri-beri
meermalen haemeralopie is geobserveerd geworden. Uok
Dr. da Silva Lima zag in een zijner gevallen 8 dagen
voer den dood plotselingo blindheid ontstaan, en mijn
ambtgenoot C. .1. van Stockum deelde mij medo, dat in een
door bem waargenomen goval van Beri-beri, dat doodelijk
eindigde, plotseling eenigo uren voor den dood blindheid
op beide oogen ontstond.
In hoeverre hier wellicht bloedingen in het netvlies be-
stonden is niet na te gaan; moeijehjk vind ik echter deze
plotseling ontstaande blindheid anders to verklaren, dan
door het optreden van haemorrhagiC\'n in de macula lutea ^
of van emboH in do arteria contralis retinae.
Wellicht zullen naauwkeurig ingestelde ophthalmosco-
-ocr page 32-24
pische onderzoekingen hierover later, wanneer er eenmaal
de aandacht op gevestigd is, licht verspreiden; vooralsnog
blijft de kwestie dus onopgelost.
Ook van bloeduitstortingen in inwendige organen wordt
niet gesproken; geheel alleen staande zijn echter de waar-
nemingen van Neeb, (wiens sectiën ook voor het overige
alle blijken dragen zeer nauwkeurig verricht te zijn) die
in drie gevallen ecchymosen gevonden heeft op het
pericardium en de oppervlakte der longen, terwijl in een
dier gevallen door hem ook ecchymosen onder de con-
junctiva gezien werden.
Ook Dr. Schneider vond meermalen kleine linsgrooto
ecchymosen op het pericardium.
Ook do Beri-beri is daardoor patbologisch-anatomiscii
gekenmerkt, dat belangrijko en diep ingrijpende auatomische
veranderingen van inwendige organen ontbroken.
Onjuist zoude het echter zijn to beweren, dat ana-
tomische veranderingen in het geheel niet voorkomen,
integendeel bijna alle organen zjjn min of meer aange-
daan, doch in te geringen graad, om daaruit bet ont-
staan en het zware verloop dezer ziekte to verklaren.
Naarmate bet marasmus of de hydropische verschijnselen
gedurende bet loven meer do overhand gehad hebben,
vindt men do lijken nu eens meer of min vermagerd on
dan plaatselijk of algemeen in omvang afgenomen, ofwel
min of meer zuchtig opgezwollen-; soms zijn zij in het
oogvallend gezet, door do sterke ontwikkeling van vet
in bet onderhuidscho celweefsel, hetgeen bonovens de veel-
vuldig bij dezen vorm voorkomendo afzotting van vet op
\'thart Dr. Swaving en Oudenhoven aanleiding gaven,
om een afzonderlijken polysarceuson vorm aan to nemen.
Opmerkelijk is do sterk uitgedrukte rigor cadaveris, die
Herzveld en do Leeuw nog veertien uur na den dood
waarnamen. Praeger zag zo zelfs eens nog 18 uren na
den dood, toen er nog hoegenaamd geono rotting inge-
25
treden was; een verschijnsel, dat zeer in \'toog springt
vooral in de tropische gewesten, waar reeds gewoonlijk
zeer spoedig na den dood de ontbinding intreedt.
De huid is nu eens dun en slap, in andere gevallen
oedemateus, en in nog andere gevallon, en zulks zeer
dikwijls, de vetlaag onder de huid bijzonder goed ont-
wikkeld. Het vet heeft; gewoonlijk eene citroengele kleur
en is min of meer met screus vocht geïnfiltreerd.
Dr. Swaving vond, naarmate het marasmus meer op
den voorgrond trad, de spieren atrophisch, slap en blauw-
achtig; bij lijken waar veel vetafzetting bestond, vethoudend,
do afzonderlijke spierbundels uiteengedrongen door op
\'t Perimysium afgezet vet. Hetzelfde zag Oudenhoven.
Vermijnc zag steeds vetdegeneratie der kuit en in minderen
graad ook van do spieren der borst, dij en bovenste
ledematen.
Voornamelijk word bij do sectie het hart onderzocht,
daar men in ziekten van dit orgaan hot wezen der ziekte
meende te vinden: het onderzoek leverde do volgende resul-
taten op:
Zeer dikwijls wenl het hypertrophiHch gevonden en
zulks aan do rechter kamer; tegelijk beatond hij dozo excen-
trischo hypertrophie eene sterke overvulling van dit gedeelte
mot donker, bijna zwart bloed, dat nu eena vloeibaar waa,
dan weder geelachtige atolsela bevatte, (Dauer en Filet). liet
apiervleeach van het hart waa in den hydropiachen vorm rood
gekleurd of bleek, en flets op \'t aanvoelen, liet hart had
eene platte, placentavonnige gedaante en werd dikwijls
aan do oppervlakte rijkelijk met vet bedeeld gevonden
(Dr. Swaving en Oudenhoven, die bij hunne onden5t)o-
kingen ook vetafzetting tuaschen de afzonderlijke apier-
bundela vonden).
Dolgo vond constant vetmetamorphoao der muaculi papil-
larea eu pectinati; Hamilton of Silvertonhill vond dozo ge-
woonlijk. Ook Vermyno on Cramer van Jlaumgarten zagen
26
dat vetontaarding van de spiervezelen van het hart steeds
voorkomt, hetgeen Lindrnan bij zijne onderzoekingen te
Soerabajja volkomen bevestigd vond.
Vermjjno zag verder met Dr. Sebneider dat bij de meeste
Beri-berihjken de aörta op de hoogto der valvulae somi-
lunarcs athoromateus ontiard was.
Neeb vond kleine eechymoson op den wand der aörta en
meer belangrijke bloeduitstorting in het omringende cel-
weefsel dor venae pulmonalos.
Overigens is dc toestand van het vaatstelsel weinig onder-
zocht, voor zooverre mij bekend is, microscopisch nog in
het geheel niet.
In volo gevallen werd hot stolsel der vena cava inforior
sterk met bloed ovorvuld aangetroffen, door Mobniko bij
5 van dc 12 sectiën. Ook dc vena cava superior is dik-
werf sterk govuld.
Omtrent den toestand van bet bloed bewaren volo Bcbrjj-
vors hot stilzwijgen. Sommigen noomcn hot oonstomniig
dun, vloeibaar cn waterachtig (Dr. Swaving, Praogor
on andoren); Van Mansvclt cn Ilarsfold zeer donker,
donkerblauw; Mohnoko vond bet bloed bij 12 soctitMi
\'«tandva.stig ongcstold, donker rood on klovorig. Ilotzolfdo
vond Stecndijk. Ook Dr. Wornich noemt hot blood klovorig
in plaats van vloeibaar. Aan do lucht blootgesteld, ver-
toont hot bloed de neiging om ocno moor roodo kleur nan
tc n<;mcn.
Ovoroonkoniondo mot de vcrschijnsolcn van min of meer
snolverloopendo koolzuurvergiftiging van bot blood on dor
daarop govolgdon dood door sufTocjitio, vindt men in volo
gevallen do hersenen cn horsonvliozon bypcraomisch.
Dr. Swaving vond de sinus opgevuld niet dtmkorzwart,
nict^ dik bloed, ovcnocna do plexus chorioïdei latcralis
«terk met blood ovorvuld. Do hersenen zolvo vertoonden
stipvorniigo bloodpunton, injcction pointillêo. Soms waren
dc hersenen gebed bloodledig. (Ilaniilton of Silvortonbill.)
Jl
Dikwerf werden er sereuse uitstortingen gevonden in de
hersenholte en onder de arnchuoïdea.
Niet zelden echter is in do schedolholte niets abnor-
maals waar te nemen.
üc ruggomergsvliozon werden vrij veelvuldig hyperae-
misch gevonden, nu eens alleen het Icndengedeelte, dan
weder over hot geheele ruggemerg. Hamilton of Silver-
tonhill vond bij 10 sectien immer bloedlcdighoid.
Bijna alle sectieberichton spreken over eeno sterke ver-
meerdering van vocht in de holte der ruggemergsvliezen,
dat nu eens helder, dan wedor bloederig was; een enkele
maal kwam I)loeduitstorting onder de pia mater voor.
Omtrent den graad van vastheid van\'t ruggemerg zelve,
wordt aangegeven, dat het plaatselijk nu eens moor of
minder verhard, dan weder, en zulks voornamelijk aan
het onderste gedeelte en do cauda equina, verweekt is.
Anderen «preken ook van verweoking van het halsge-
deelte.
Dolge vond, evenals Hamilton of Silvertonhill steeds
verweoking, welke soms n>et eeno in het oog vallende
atrophie gepaard ging. Nimmer konden zij, noch macros-
«•opisch , noch microscopisch, producten van ontstoking con-
Htateeren. Kn zulks bevestigt ook Oudenhoven, die vond,
dat de witte verweeking steeds op zichzelf stond en er
gewoonlijk geeno hyperaeinio, noch bloedinfarcton of eenige
andere weefsolveranderingen te zien waren , welke recht
zouden kunnen geven tot aannemen van eene vooraf-
gaande ontsteking.
In vele gevallen ook werden het ruggenu\'rg en zijne
vliezen volkonuui normaal gevonden, en zulks vond ik
zelf ook in drie gevallen in het hospitaal to .Muntok op
Banka, alwaar ik nu»t den oflicier van gezondheid Celen
eenige sectien verrichtte. Alleen vonden wij de hoeveelheid
spiniuilvocht vermeerderd.
Zooals reods vermeld is, vonden Vinson en Ileynmn
-ocr page 36-28
de achterste strengen van het ruggemerg, sercus bloedig
geinfiltreerd.
In de sereuse holten werd immer uitstorting gevonden,
en zulks in verschillende, nog al uiteenloopende hoeveel-
heden.
In de pleuraholten bereikt de uitgestorte quantiteit
serum dikwerf eene aanmerkelijke hoeveelheid; het trans-
sudaat is in de meeste gevallen helder, van eene geel-
achtige kleur, soms ook bloederig.
De hydrops pericardii bereikt veelal een zeer hoogen
graad, het serum bezit dezelfde hoedanigheid als dnt in
do pleuraholten , ofschoon het niet zoo dikwerf bloederig
schijnt to zijn; het hartezakje werd bijna altijd normaal
gevonden.
Ook bij bestaanden ascites is het transsudaat in do peri-
toneaalbolto soms zeer aanmerkelijk; steeds werd eon
geelachtig gekleurd, soms vlokkig cn bloederig scrum
gevonden.
De longen werden meestal oedemateus en meer of min
hyperaemisch, aangetroffen. Neob vond bij drio sectien
ecchymosen op do oppervlakte der longen.
De buiksingewanden zijn vooral na den hydropiscben
vorm soms sercus of bloederig gedrenkt. Maag on darin-
kaniuil meestal normaal; do Leeuw vond eens do darm-
rokken verweekt, blauw cn atrophisch; eens ook do
inucosa verweekt
De lever in vele gevallen, doch niet standvastig, ver-
groot; de Leeuw vond dozo eons klein en atrophisch, en
Dr. Swaving vond haar na zijnen atrophischen vorm klein,
blauw gekleurd en bijna bloedledig. Do kleur is donker-
bruin rood of (Lindman) donkergrijs, do consistentio meestal
vaster dan in don normalen toestand.
Meestal bestaat hyperaemio, dikwijls vctachtige ontaar-
ding. (Oudenhoven.)
Hamilton of Silvertonbill vond do lover bij 10 sectien
-ocr page 37-29
bijna altijd in vctmetamorpbose. De galblaas werd bij
alle beri-bcribjders sterk gevuld gevonden met dikko,
groenbruine taaie gal, soms was zij tot berstens too ge-
spannen, bare wanden dikwerf door sorouse infiltratie
verdikt.
Do milt werd nu oons klein en atropbiscb gevonden,
dan weder normaal of wel vergroot. In \'t algemeen
lovordo bet onderzoek van dit orgaan niets koninorkends op.
De nieren waron nu eens kloin on atropbiscb, vooral
na den niarastiscbou vorm; bij de andoro vormen vond
Dr. Swaving zo meer bloedrijk, vast en rood op do doorsnede.
Dikwijls word vctdegcnoratio gevonden. Soms Htorke vct-
opbooping in don omtrek dor nicrboklcodsolon.
Hot mcscnterium nu eens normaal, dan wodor on vooral
het Omentum, sterk vothoudond (Oudenhoven) in don
polysarcouscui vorm. In don hydropischon en atrophischen
vorm was dezo votafzotting voel minder of nagenoeg ver-
dwenen.
Do moHontcriaalklioron gewoonlijk normaal, soms ver-
hard on groot, (Dr. Swaving).
Zonder in eeno boscbouwing to treden omtrent do vroo-
gero inocningcn aangaande hot wezen dor llori-bori, z|j
hot gcnoogZ4»am bior op to morkon dat dezo allen door
Dr. van Overboek do Moycr in zjjno moorgcnoomdo ver-
handeling grondig zyn wodorlogd.
Ook do latoro mooning vnn Dr. Swaving, dat dezo
ziokto uitaluitond zoudo veroorzaakt worden door gobrok-
kigo ventilatie, on zij cono intoxicatie door miasma bu-
nmnum zoudo wozon, is goblokou onhoudbaar to zijn,
daar mon zag dat dozo ziokto zich ovon goed daar ont-
wikkelt, waar vnn goen luehtbodorf sprako zijn kan.
Bij het nagaan dor vorRchijnsolcn vermoon ik gonocg-
ziuun aangetoond to hebben, dat bij Bcri-bori do bleekheid,
30
zwakte, het gevoel van heklemming der aderahalhig, de
apathie, de ongeschiktheid om voedsel te assimileeren en
de koortsbewegingen dezelfde zijn als hij de progressieve
pernicieuse anaemie. Ook de resultaten der sectien waren
dezelfde, belangrijke aandoeningen van inwendige organen
ontbraken, de vetafzetting in het onderhuidsche celweefsel
en op \'thart, de vetachtige degeneratie der hartspieren,
lever en nieren overeenkomstig; alleen werden veel be-
langrijker uitstortingen in de sereuse holten en hyperae-
mische toestanden van sommige inwendige organen aan-
getroffen, en ontbraken, ten minste voor zooverre hierover
kan geoordeeld worden, de inwendige bloedingen, tenvijl
gedurende het leven de verschijnselen van parese zich
voordeden.
Ook in de aetiologie komen beide ziekten overeen.
Traden bij Heri-beri voorafgegane ziekten , zwangerschap
en inzonderheid slechte uitwendige omstandigheden, waar-
onder voornamelijk onvoldoende voeding in verhouding
tot den te verrichten arbeid, als oorzaken op, — zoo is zulks
ook het geval bij de progressieve pernicieuse anaemie.
Evenals laatstgenoemde ziekte het eindresultaat ver-
toont van eene voorafgaande cachexie, is zulks het geval
met ihjri-beri. Immer moet eene zekere graad van bloed-
armoede het ontstaan van deze ziekte voorafgaan. Vol-
komen gezonde, goed gevoede individuen fa.st zij nim-
mer aan.
vVlle gelegenheid gevende oorzaken, welke tot de
Htoringen in het labile evenwicht aanleiding geven, zijn
die invloeden, welke ook hij gezonde personen eene ab-
solute of relative anaemie, zij \'t ook van tjjdehjken aard,
teweeg brengen, en hij die individuen, wier* constitutie
reeds in een labiel evenwicht verkeert, de reeds bestaande
»
anaemie verergeren.
Als zoodanig werken do verhoogde spierarbeid, waar-
door, zooals Ranke heeft aangetoond, de totale bloed-
31
massa primair wordt verminderd; de zwangerschap, door-
dat de vrucht de voor hare voeding en ontwikkeling
noodige stoffen aan het moederlijke bloed onttrekt; mala-
riakoortsen door de verhoogde stofwisseling en de be-
geleidende h}\'peraemie der milt ten koste der overige
bloedmassa; weersinvloeden, door het teweegbrengen van
rheumatische en catarrhale aandoeningen, enz.
Keeds a priori mag aangenomen worden, dat het
wezen der Beri-beri bestaat in eene gebrekkige bereiding
van het bloed, doordat daaraan niet dio bestanddeelen
toegevoerd werden, welke noodig zijn tot het normale
leven en tot de vorming der voor de stofwisseling zoo
noodige roode bh)edlichaam])je8.
De resultaten van het chemisch en microscopisch
onderzoek van het bloed stemmen hiermede volkomen
overeen. Zij gaven aan: vermeerdering van het water-
gehalte en vermindering der albuminaten. De roode
bloedlichaampjes waren sterk in aantal afgenomen , ter-
wijl tusschen hun elementen voorkwamen, die als deelen
van ten •)ndergegane roode bloedliehaampjes te beschou-
wen ziju. Het aant4il witte was niet vermeerderd. Kn
»lat er ook een werkelijke ondergang van roode bloed-
lichaampjes plaats vindt, daarvoor pleit ten sterkste
de enorme vulling der galblaas, zooals zulks bjj alle sec-
tiën govond(>n werd. Het is toch bjjna met zekerlicid
aan te nemen , dat de galbestanddeelon in de lever direct
uit de roode bloedlichaampjes gevormd worden. lOn het-
zelfdo geldt voor de kleurstoireu der urinn, zooals zulks
tloor de ondor/oekingen van .latfé en Hoppo-Seiler waar-
schijnlijk is geworden.
Uok het hooge ureumgebalte der urine pleit vo<»r eenen
ondergang van de eiwitachtigo bestanddeelen van het
bloed. Van de ingevoerde albuminaten kunnen die
enorme quantiteiten ureum, dimr do iwsimilatio zoo ver-
minderd, ja zelfs geheel opgeheven is, onmogelijk af-
32
staramen. Bij hongerproeven toch wordt het gehalte
ureum steeds sterk verminderd gevonden.
Men moet dus aannemen, dat deze hoeveelheden ureum
grootendeels afkomstig zijn van de splitsing der alhumi-
naten van het bloed zelve, waarvan het vet zich dan
bij de verhinderde oxydatie in de longen, voornamelijk
in het onderhuidsche celweefsel, neerzet.
Daar anaemieen, waarbij geene eigentlijke ziekten der
organen aangetroffen worden, door verschillendo oorzaken
ontstaan kunnen, zoo moet men ook aetiologisch verschil-
lende vormen van progressieve pernicieuso anaemio onder-
scheiden. AI dadelijk stellen zich dan ook twee groepen
tegenover elkander, n.1.:
diegene, waar geene aanleidende oorzaken te vinden
zijn en de ziekte zich schijnbaar spontaan ontwikkelt; de
primaire, idiopathische vorm, en
diegene, waar men zo zag optreden na siechte levens-
verhoudingen, zwangerschap, etc.; de secundaire, deutero-
pathische of symptomatische vorm.
Vraagt men thans, tot welko groep de Beri-beri behoort,
dan luidt met zekerheid het antwoord niet tot do eersto
groep; want deze ziekte ontstmit nimmer zonder vooraf-
gegane en aan te toonen oorzaken. Zij behoort dus onder
de tweede groep gerangschikt to worden.
Hoe is het echter te verklaren, dat de Beri-beri zich
zon plotseling ontwikkelt en do sterfte bij dezo ziekte wel
is waar dikwijls zeer hoog, doch daarentegen ook veelal
betrekkelijk gering mag genoemd worden, terwijl bjj do
progressieve pernicieuso anaemio het verloop in den regel
lethaal is, en genezingen tot de zeldzaamheden bebooren P
Wat aangaat de plotselinge ontwikkeling der Beri-beri,
geloof ik dat hierbij de invloed vnn het tropische klimaat
fioofdrol speelt, on zulks voornamelijk do warme, vochtigo
atmospheer.
Bij oenen reeds bestaanden anaemischen toestand die,
-ocr page 41-33
zooala aangetoond is, immer de ontwikkeling van deze
ziokto voorafgaat, lijden als noodwendig gevolg van de
slcchto voeding, voomamolijk die organen, wolken den
raoeston arbeid vorrichtcn, cn dit zijn vooral de hartspier
en de spieren dor ademhaling.
Is do circulatie nu reeds onderdrukt door do zwakko
hartsworking, zoo werken do tot do storing in het labilo
evenwicht aanleiding gevende oorzaken zoo verminderend
op de onorgio van dozo, dat zij niet meer toereikend is,
om de circulatie to onderhouden, cn het bloed met de
uoodigo kracht door do nioron ou zwcetkliereu to drijven,
lliordoor worden do fuuction van dozo organen tot con
minimum gercducoord en outstiuit transaudatio in do
weefsels, cnz.
Lijdt roods onder dc verlangzaming dor bloedstroom in
do longen hot adoinhalingsprocos, door dat er inindor
zuurstof kan opgenomen worden cn or dus oono gobrok-
kigo oxydatio dor bloodbcstanddoolon phuits vindt, to nicor
nog wordt do ademhaling belemmerd door do vochtuitator-
tingou iu dc plcuraholto, hot poritonoum on hot poricar-
cardium.
Do oorsto on lojitsto workou boido direct coinpriinoc-
rond op liet longwoofsol, do twoodo door do bcloinmordo
contractie van hot middenrif, terwijl do uitstortingen in
bot poricardiuin bovendien nog hinderlijk zijn aan do
hartsbowcging.
Do organen dor adomholing eu dor bloedsomloop vcr-
kecron dus tegenover elkander in eon circulus vitiosus.
Niuirmato dozo sneller tot atand komt, verloopt ook do
ziokto moer of min acuut.
Trofl men bij don cbroniachon vorm allo voracbijnsolcn
aau van ocno bolommordo oxydatio van hot blood, in don
moor acuton vorm bereiken dozo vorBchijnHolon oen hoogon
graad; do lijder verkeert in don hoogstcn ademnood, rolt
stounondo van benauwdheid cn naar luchtanakkondo rond,
3
-ocr page 42-34
met glinsterende oogen, angstigen blik, cyanotiscb uiterlijk,
gezwollen jugulares en nauwelijks voelbaren intermitte-
renden pols, kortom met alle verschijnselen van sufFocatie.
Bij de sectie vindt men dan ook de verschijnselen van
suffocatie min of meer duidelijk uitgedrukt, des te duide-
Ijjker, naarmate het ziekte-verloop acuter geweest is.
Als zoodanig zijn tc beschouwen: de veelvuldig waar-
genomen sterke overvulling der rechter kamer met donker
zwart bloed, dat aan dc lucht door zuurstof-opneming,
de neiging vertoont rooder te worden, henevens de excen-
trische hypertrophie van dit gedeelte van het hart; de
hyperaemie en de bijna immer daarmede gepaard gaande
oedematcuse toestand der longen; do overvulling der
hersenvliezen met donkerrood bloed; der plexus chorioïdeï
en ook in vele gevallen der hersenen zelve; de sterke
overvulling der venao cavae en do hyperaemischo toestand
waarin dikwerf lever en nieren aangetroffen werden.
Al deze verschijnselen geven het recht om te besluiten
dat er gedurende het leven een belemmerde afvloed van
bloed in de rechter kamer bestaan heeft.
Als redenen voor het verschil in sterfte bij beide ziek-
ten vermeen ik te mogen aannemen, dat, wanneer do
progressievo pernicieuse anaemie zich als uitgedrukt ziekte-
beeld voordoet, niet alleen het bloed, doch ook de bloed-
bcrcidendo organen in zulk eenen vergevorderden atiwt
van ziekelijkheid verkecrcD, dät aan eene restitutio ad
integrim van beide niet meer te denken valt; terwijl zulks
bij Beri-bcri, die zich plotseling ontwikkelt, alleen het
bloed zelve betreft, cn mogen ook do bloedbereidende
organen onder do algemeene voodingHstoornis geleden
hebben, zulks echter niet irreparabel is, m.\'a. w., dat
^eri-beri bij een bestaande graad van anaemie zich vroeg-
tijdiger openbaart dan progressievo pernicieuse anaemie
zulka doet. Bij do laatste ziekte treedt dan ook, zooala
bekend ia, de reeks der ziekteverachijnaelen sluipend op.
35
Dat bij de Beri-beri do stormachtige verschijnselen
afhangen van de verminderde energie van het hart
en de onderdrukte excretie van zweet cn urine, blijkt
ook uit het verloop der ziekte cn uit do resultaten der
therapie.
Allo waarnemers zijn \'t daaromtrent eens, dat, wanneer
dezo excrotien ruimer worden, zulks een gunstig teeken
is, terwijl hot tegenovergestelde een toeken van achter-
uitgang is. Eu werkelijk zijn ook bij eono doelmatige
krachtige voeding, voorzooverre het voedsel nl. geassimi-
leerd wordt, alleen dio geneeswijzen van invloed, die de
excretie bevorderen.
Als zoodanig komen voornamelijk dio middelen in aan-
merking, welke opwekkend werken op de hartsbeweging,
als: digitalis in kleine giften, verder exeitantia, wijn, spirit,
salis ammon. anisat. enz., terwijl verder het opwekken
der diaphoreso vau groot nut is.
En hierdoor vorklaren zich do gunstige resultaten van
hot ovacuëeren dor Beri-berilijders niuir droogo, gezonde
plaatsen in het gebergte. Dihir in eono droogo, koelo
lucht geeft het licluuun gemakkelijker langs huid cn longen
vocht en warmte af, en worden do ademhalingsbowogingen
daardoor ruimer. Tevens gevoelt zich do lijder aldaar
psychisch opgewekt, daar hij weet, dat hij uit de plaats,
wiwr hem do ziekte mintastto, verwijderd is, en wordt
do hoop op heratol voor hem levendiger. Dmirbij komt
nog, dat hij in do gelegenheid is, eeno voel doelmatiger
voeding to verkrijgen.
Ik vermeen thans genoegzaam luuigetoond to bobben,
«lat Beri-beri en progressiovo porniciouuo anaemio zoo niet
identisch, (om dit to beweren zijn er nog to groote
leemten in de kennis van eerstgenoomdo ziokto) dan toch
zoor na verwant zijn, en zij met don hydrops cachecticus
on do scorbuut als loten van een stam to beschouwen
die daar ontspruit waar ollondc en gebrek aan de
36
voor \'t leven noodige voeding, kleeding, huisvesting, enz.
een gunstigen bodem voor zijne ontwikkeling aanbieden.
En thans terugkomende op de heide vragen in de eerste
bladzijden van dit geschrift gesteld, vermeen ik, dat het
antwoord daarop luiden kan, drft de progressieve pemi-
cieuse anaemio ten gevolge van schadelijke invloeden en
slechte levensverhoudingen vrij wat menigvuldiger voor-
komt dan men tegenwoordig aanneemt, en zij zelfs blijken
zal eene vrij veelvuldig voorkomende ziekte to zijn, mits
haar bestaan niet door nietszeggende diagnosen, als oli-
gaemia, debilitas, enz. verborgen bhjve. En ik twijfel
niet of deze bewering zal bewaarheid worden, wanneer
de kennis omtrent dezo ziekte tot alle geneeskundigen
zal zijn doorgedrongen. Iloevelo gevallen toch zijn er
niet reeds gepubliceerd, sints Biermer er voor het eerst
de aandacht op vestigde?
iMogen latere onderzoekingen mijne beschouwingswijzo
omtrent het wezen der Beri-beri bevestigen, dan zal
daaruit blijken, dat Biermer deze reeds lang bekendo
indischo ziekte in een europeesch kleed gestoken, en
eeno oude zaak onder een nieuwen, doch zekerlijk juisteren
naam in dc wetenschap ingevoerd heeft.
Intusschon is do pathologie der tropische gewesten nan
de onderzoekingen op het gebied der progressieve porni-
cieuse anaemio veel verschuldigd, dewijl daardoor veel
duiBters in het wezen der Beri-beri opgehelderd wordt.
I.
Do juiste nnam voor Beri-beri is Anaemia tropica per-
niciosa.
Het vethart bij Beri-beri is het gevolg van den omie-
miHchcn toestand.
III.
Hij Beri-beri en progressieve anaemie is hot inhaleren
van zuurstof aangewezen.
IV.
Do egyptischo Chloroso is con vorm van progressieve
pornicicuse anaemie.
V.
Loverabcesscn moeten zoo vroegtijdig mogelijk geope-
reerd worden.
m
38
VI.
Dysenterie geeft geene aanleiding tot het ontstaan van
leverabcessen.
VII.
Yaws is syphilis.
VIII.
Calomel is dikwerf een belangrijk onderstcuningsmiddel
van den sulphas chinini.
IX.
liet extractum cortic. radic. granat. indicum is het besto
middel tegen taenia.
X.
Groote, verouderde hydrocelen behandelt men het best
met den seton.
^ XI.
i
De interne urethrotomie is niet to vorkiczon boven do
dilatatie mot bougies.
Do nabloedingon, volgendo op operation waarbij gebruik
werd gemaakt van do kunstmatige ischaomie, zijn dikwijls
de schuld van den operateur.
Jongelieden, behept met Daltonismus, mogen niot als
t adelborst aangenomen worden.
!
i
-ocr page 47-XIV.
39
De cranioclast van Braun verdient do voorkeur boven
do copbalotribo.
XV.
Do stelling van Nügoli, dat onzuiver drinkwater on-
Bcbadobjk is voor do gezondheid en geono infectieziekten
kan veroorzaken, wordt door de ervaring gelogenstraft.
XVI.
Hot opriclitcu vau phyaiologisclic cn patbologisch-ana-
toinischo laboratoria in do tropische gewesten, zoudo van
onschatbare waardo zijn voor do goneeskundigo wotonsehap.
■ v-v^;:
A\'s
£
t:
é
■ ^ <
«•tl;.;
- K\' . ■
. Myitis,^
\' ■«S\'\'
-ocr page 49- -ocr page 50- -ocr page 51- -ocr page 52-