-ocr page 1-

ÜC H NE

. B

; /

EENE METHODE

-ocr page 2-

\'Siï..

\'f . - •

■ li., ■ ,■ T .

> / f ■ ■ ■

/

• // .

■ ■ .. -N\'

y ■

1 - \' \'

\' K:

■ \' i\'

■1 \'

■ - : •j\'S

. ■ ;

-ï^iv.r y ,

r\'

■■■■■ -if-::-..

-ocr page 3-

. M- - ■ \'v \'

-ocr page 4-

■■T--

\\ ; .

^•St. V ;

. - i - r ■ ^ ** ., \'^ • ■ •

# w

I\',

-ocr page 5-

EENE METHODE

TOT HET

EEGISTREEREN DER TRILÏÏAIRBEWEGING.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

EENE METHODE

TOT HET

MllGl.

WW

iio

lljl

m

LI

ACADEMISCH PßOEFSCHßlFT,

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

aüßx in Asi mtntnïun&s^,

AAN DE HOOGESGHOOL TE ÜÏREGHT,

NA MACHTIGING VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS

.NGELMANN,

F\'

H.

HOOGLBEBAAK IK DB ÏACUITEIT DEK GKNRESKUWDE ,

MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT

EN

VOLGENS BESLUIT DER GENEESKUNDIGE FACULTEIT,

TK VERDIsrUG-ElN
op Dinsdag 86 Juni ISy?, des namiddags ten 31/2 ure

DOOR

HERMAN JACOB BÜCHNER,

GEBOREN TE KA.TWIJK A/D RÏÏIJN,

UTRECHT,
! W. VA.3Sr IDE W BIJ ER.

Stoomdrukkerij.

-ocr page 8-

c 4

_________ . . ..

-ocr page 9-
-ocr page 10-

I /
/

l\'î. ^ ■

y.\'.

V :

S\'\'

■ ; ■ • ■ ■ I ■ - A.

■f-^r

V ■

f

- ^^^

-a 7-
. : .

m

-ocr page 11-

VOORWOORD.

Rust bij het Terlaten der Academie de verplichting op
ons om ten einde den doctoralen titel deelachtig te worden
een proefschrift te leveren, dan zal een iegelijk met mij
de moeielijkheid der keuze van een geschikt onderwerp
daarvoor erkennen.

Hiervan doordrongen beken ik gaarne, dat mij de opge-
legde taak minder moeielijk werd, toen de Hoogleeraar
Engelmann mij in de gelegenheid stelde, om onder zijne
leiding een onlangs door ZEdHGrel. uitgevonden toestel
voor registratie der trilhaarbeweging aan eenige proeven
te toetsen en de verkregen resultaten in mijn dissertatie
te vermelden.

Het zij mij daarom vergund aan U, hooggeachte leer-
meester en promotor Engelmann een woord van dank te
brengen voor de vele raadgevingen en hulp, die gij mij
zoowel bij het nemen der proeven, als bij het bewerken
van dit proefschrift, in alle opzichten op zoo welwillende
wijze hebt verleend.

-ocr page 12-

De nuttige uren naast u doorgebracht zullen steeds in
mijne herinnering blijven.

Ook aan U Hooggeleerde professoren en doctoren, wier
degelijk onderwijs ik gedurende korteren of längeren tijd
heb mogen genieten, wijd ik een woord van dank.

Grij mijne vrienden, die reeds bijna allen de maatschappij
met uwe kennis dient, Vaartwel!

-ocr page 13-

INLEIDING.

Een der kenmerken waardoor de natuurwetenschap
der jongste dagen zich van de vroegere onderscheidt, is
gelegen in de invoering en uitgebreide toepassing der
methode van registreeren. De waarde van deze methode,
die aan de onfeilbare\' natuur zelve in plaats van aan
den feilbaren mensch het opteekenen der verschynselen
toevertrouwt, is a priori niet minder klaar dan zij door
tallooze belangrijke resultaten, zoowel op het gebied der
zuivere als op dat der toegepaste natuurwetenschappen,
proefondervindelijk gebleken is groot te zijn. Geen won-
der dan ook, dat men onophoudelijk er naar streeft, deze
methode meer en meer te volmaken en haar op alle eenig-
zins belangrijke verschijnselen toe te passen.

Onder de wetenschappen, die het eerst de beteekenis
der registreermethode hebben opgevat en haar op de
ruimste schaal en met de meeste vrucht hebben toegepast,
behoort de physiologie. Het kymographion van Ludwig
in 1847 tot het registreeren der veranderingen van de

-ocr page 14-

2

bloedsdrukking gebezigd, het myographion van Helm-
holtz, de sphygmograaf van Vierordt, cardiograaf en
pneumograaf van Marey, de phonautograaf van König en
zoovele andere doelmatige werktuigen zijn hiervan getuige.

Er zijn evenwel een tal van levensverschijnselen, die
nog steeds wachten op eene toepassing der registreer-
methode. Tot deze categorie behoort o. a. de trilbewe-
ging. Hierbij heeft men zich tot dusverre van twee
methoden van onderzoek bediend: in de eerste plaats van
de rechtstreeksche waarneming van het verschijnsel onder^
het mikroskoop, die ons in staat stelt vorm, duur en
amplitude van de bewegingen der enkele trilbaartjes te
onderzoeken en binnen zekere grenzen te meten, althans te
schatten; in de tweede plaats van de waarneming van
een makroskopisch signaal, dat door de vereenigde werking
van zeer vele, op een vlies naast elkaar zittende tril-
haren voortbewogen wordt: hiermede wordt niet de be-
weging der haartjes zelve rechtstreeks onderzocht, maar
de snelheid, die ze aan een ander lichaam mededeelen,
welke snelheid evenredig is aan de som van de verschillen
in actueele energie der beide halve schommelingen van
ongelijken duur en tegenovergestelde richting,, die de
geheele schommeling van leder trilhaar samenstellen.

1) Engelmann. Ueber die Flimmerbewegung p. 20.

-ocr page 15-

3

Aangezien op deze medegedeelde snelheid de praktische
physiologische beteekenis der trilharen berust en in het
algemeen veranderingen van deze snelheid hand aan hand
gaan met gelijksoortige veranderingen in de snelheid i)
van de bevraging der haartjes zelve, zoo is deze methode
zeker van niet minder belang, dan de eerste. Oalliburcès,
Kistiakowsky, Engelmann,\'*) Bowditch, ®) maakten
dan ook van deze methode met goed gevolg gebruik.

Evenwel blijft ook hier nog altijd het gebrek bestaan,
dat de resultaten door tusschenkomst van een waarnemend
persoon worden verkregen en genoteerd, dus van geheel
onberekenbare subjectieve fouten zijn voorzien. Bij ver-
schil in opgaven tusschen de enkele waarnemers zal men
dientengevolge zonder eigen experimenteel onderzoek
in den regel niet te weten kunnen komen aan welke
zijde de waarheid ligt, het oordeel der menigte zal dus
door autoriteits-geloof bepaald worden.

1) Wij verstaan hierdoor het product van scliommelings-wijdte
en schommelings-aantal. Zie Engelmann pag. 1. c. 17.

2) Claude Bernard, Leçons sur les propriétés des tissus vivants
pag. 146.

■t) Ueber die Wirkung des constanten und Inductionsstromes
auf die Flimmerbewegung. In Wiener Sitz.ber. Bd. I. 1865,
pag. 263—279,

4) Engelmann. 1. c. pag. 66.

s) Bovrditcli, Force of ciliary motion. Boston Medical and
Surg. Journal Aug. 10. 1876.

1*

-ocr page 16-

Oppervlakkig beschouwd zoude men nu meenen, dat
de kleinheid der trilharen en hunner mechanische wer-
kingen onoverkomelijke bezwaren aan de toepassing van
een autographische methode moesten opleveren; maar wie
zich eenigzins nader met het onderzoek der trilbeweging
(al is het dan ook slechts bij het mondslijmvlies van
den kikvorsch), heeft bezig gehouden , weet dat de me-
chanische effecten der trilharen, de arbeid die ze kunnen
verrichten, groot genoeg zijn om de toepassing van een
registreermethode mogelijk te doen schijnen.

Een zoodanige registreermethode nu werd onlangs door
prof. Engelmann uitgevonden. ZEd. noodigde mij uit
die methode proefondervindelijk te toetsen en de resultaten
van dit onderzoek in mijn dissertatie mede te deelen.

-ocr page 17-

HOOFDSTUK L

Method E.

Het oorspronkelijk plan was, een met tanden voor-
zien radje door de trilharen in omwenteling te doen
brengen, wiens tanden, door telkens een kwikopper-
vlakte te raken, een galvanischen stroom zouden slui-
ten en openen. Sluiting en opening konden dan op de
gewone wijze electro-magnetisch op een met bekende
snelheid draaienden cilinder opgeschreven worden. De
tijdsintervallen tusschen twee op elkaar volgende slui-
tingen zouden eene maat geweest zijn voor de snelheid
van beweging gedurende dit tijdsinterval.

Hiertoe werd een koperen wiel van 10 Otm. middellijn
en ongeveer 3 gram. gewicht, voorzien met 32 tanden,
centrisch bevestigt aan een stalen asje, van 5 Ctm. lengte
en ^/s mM. dikte, dat door de as van een ongeveer 2.5
Ctm. lang, 3 mill. dik, cilindrisch glazen buisje liep.
Dit laatste werd, evenals het walsje in de proeven van

-ocr page 18-

Calliburcès, i) op een horizontaal uitgespannen mond-
slijmvlies geplaatst, waarna het rad, door de werking
der trilharen in roteerende beweging geraakte. Midden
onder het radje stonden, dicht naast elkaar, twee aan
een plankje bevestigde kwikbakjes, die zoo konden ge-
plaatst worden, dat ze telkens gelijktijdig met twee
naburige tanden van het radje in aanraking moesten
komen. Van het eene kwikbakje liep nu een draad naar
de eene pool — van het andere een draad naar den
electromagneet en van hier naar de andere pool van
eene galvanische batterij.

Eene enkele omstandigheid evenwel belette met deze
inrichting bevredigende resultaten te verkrijgen: de tanden
ondervonden om verschillende voor de hand liggende
redenen ^) bij het passeeren der kwikoppervlakte een
in \'t algemeen te grooten en daarbij zeer veranderlijken
weerstand. De beweging van het rad werd op de plaats
van contact telkens vertraagd, dan eens meer dan eens
minder, soms geheel gestopt. Eenige verbetering hierin
werd verkregen, door de tanden te amalgameeren en iu

1) Claude Bernard: Leçons sur les propriétés des tissus vivants
pag. 140,

2) Ongelijke lengte en vorm der tanden, ongelijke geaardheid
hunner oppervlakten, oxydatie van het kwik door de openings,
vonk etc.

-ocr page 19-

zeer scherpe punten te doen uitloopen en vooral door het
kwik bestendig in een zwak sidderende beweging te
houden, hetgeen eenvoudig bereikt werd door een snel
kloppend metronoom of een trillenden electromagnetischen
interruptor (b. v. van een tetanomotor) naast het appa-
raat op dezelfde tafel te plaatsen. Evenwel was ook zoo
de fout nog niet geheel weggenomen of ook maar tot
eene onschadelijke grootte gereduceerd. Er werd daarom
besloten contact geheel te vermijden en van oversprin-
gende vonken in plaats van den constanten stroom tot
registratie gebruik te maken.

In beginsel werd nu de inrichting als volgt:
De beide kwikbakjes werden met de polen der secuu\'
daire spiraal van een inductietoestel verbonden, in
wiens primairen, met een batterij van 1—2 G-rove\'sche
cellen verbonden kring een Neefsche interruptor gedu-
rende de waarneming bestendig in gang was,

Telkens wanneer twee tanden van het rad vlak boven
de beide kwikoppervlakten passeerden, konden er dan
vonken overspringen; het kwam er nu slechts op aan deze
vonken te registreeren.

Te dieu einde liep de draad van het eene der ge-
noemde kwikbakjes niet rechtstreeks naar de secundaire

1) Meestal werd een kleine Buhmkorfi door ons gebezigd, soms
was een klein sledetoestel van du Bois-üeymond voldoende.

-ocr page 20-

spiraal van het inductorium, maar eerst naar een om een
horizontale as bewegelijk en op een isoleerend voetstuk
geplaatst metalen hefboompje, aan wiens uiteinde een
stalen punt was vastgesoldeerd, die op een bewalmd en
glad op een koperen cilinder uitgespannen papier kon
schrijven; de metaalmassa van den cilinder werd nu door
een anderen draad met de pool der secundaire klos ver-
bonden. Dit was steeds de negatieve pool voor den openings-
inductiestroom.

Telkens wanneer er nu tusschen twee punten van het
rad en de kwikbakjes een vonk overspringt, springt er
ook een uit de stalen punt van het hefboompje door het
papier heen in den metalen cilinder en zet door het
lampzwart weg te blazen en te verbranden op het zwarte
papier eene witte vlek, in wier midden een haarfijne
opening zichtbaar is ^).

Aan het schrijvend hefboompje is een ijzeren anker
bevestigd dat door een met eenen secundenslinger ver-
bonden electro-magneet, eenmaal in twee secunden aan-
getrokken en weder losgelaten wordt. Dezelfde schrijfpunt
dient dus tot het registreeren van de vonken en van den
tijd: de vonken staan op de chronoskopische lijn.

1) Gewoon glanspapier.

2) Hier is dus gebruik gemaakt van de Siemens-Donders\'sche
methode tot het registreeren der electrische vonken.

-ocr page 21-

9

In plaats van het aanvankelijk gebezigde, meer voor
voorlopige proeven bestemde en daarom minder zorgvuldig
uitgevoerde koperen wieltje, gebruikten wij nu een zeer
naauwkeurig bewerkt aluminiumrad van 10.5 Ctm. middel-
lijn, 0.6 mill. dikte, en 5.16 gram gewicht, voorzien van
3ö tanden, wier punten telkens 9 mill. van elkaar
verwijderd zijn; het was aan de bovengemelde wals be-
vestigd en naauwkeurig gecentreerd en geëquilibreerd,
zoodat het in iederen stand zelfs bij kloppen op de tafel
bleef staan. Rad, as en wals hadden te samen een ge-
wicht van 6.6 gram.

Om de aluminiumpunten niet te gauw onder den invloed
der overspringende vonken te doen verslijten, waren zij
niet zeer scherp, maar liepen ieder uit in eene 0.6 mill.
lange en ongeveer Vw—V5 mill. breede eindvlakte.

In plaats van de kwikbakjes wérden twee op een
ebonietplank horizontaal en vertikaal verplaatsbare platina-
blikjes die met de pooldraden in verband stonden ge-
bruikt. Door middel van twee schroeven, wier werking
uit fig. I en II duidelijk zal blijken, kon de onderlinge
zijdelingsche afstand der platinablikjes nauwkeurig ge-
regeld en gelijk aan die der tanden van het rad gemaakt
worden. Het voordeel van deze inrichting is, dat hij het
passeeren van eiken tand in den regel niet meer dan
één vonk overspringt, terwijl de breede kwikoppervlakten
gelegenheid gaven tot het overspringen van een grootere
reeks van vonken.

t-v

-ocr page 22-

10

Het vlies, dat de vyals in beweging moet brengen,
ligt tijdens de proefin een kleine vochtige kamer, waarin
het, zonder dat de waarneming behoeft afgebroken te
worden, aan den invloed van verschillende gassen, elec-
trische stroomen en temperatuursveranderingen kan bloot-
gesteld worden.

Fig. I en II toonen den toestel, die den naam van
trilmolen voeren mag, op ongeveer ^/lo der natuurlijke
grootte.

In fig. I ziet men het instrument recht van voren.
Vlies en wals zijn niet zichtbaar, maar bedekt door den
voorwand B der vochtige kamer Deze is een van onderen
open kastje, dat op het voetstuk A kan geplaatst worden.
Twee zijwanden, de voorwand en de onderste helft der
achterwand zijn van eboniet en door schroeven aan elkaar
bevestigd. Deksel en bovenste helft der achterwand zijn
van glas en kunnen ieder afzonderlijk weggenomen worden.
Zij laten licht in de kamer vallen, en veroorloven den
toestand binnen de kamer waar te nemen, zonder dat
deze behoeft geopend te worden. Uit ieder der zijwanden
komt een koperen buisje, verbonden met een Caoutchouc-
buis (XX) en boven de thermometer te voorschijn, die
door een op het glazen deksel der vochtige kamer be-
vestigd koperen kokertje zoover kan ingevoerd worden,
dat zijn bol het vlies bijna raakt.

Fig. II toont den toestel na verwijdering van het
verplaatsbare gedeelte der vochtige kamer.

-ocr page 23-

11

Een massief vierkant houten blok A , 7 Ctm. lang, 5 Ctm.
breed, 5.3 Ctm. hoog, is door de schroeven
ss aan het
houten voetstuk vast verbonden; hieraan bevindt zich
aan weerszijden en achter het blok een stelschroef (S)
waarmede de tafel waterpas kon gehouden worden.

Aan de voorvlakte van A wordt door klammen het
bovengemelde ebonietplankje met platinablikjes gefixeerd.

Van het grootste gewicht is de behandeling van het
trillend slijmvlies, dat aan de proef zal onderworpen
worden. Wij bezigden steeds om zeer voor de band
liggende redenen, het slijmvlies van mond en slokdarm
van rana esculenta of temporaria, bij voorkeur de vlie-
zen van rana esculenta.

Er werd nu op de volgende wijze te werk gegaan:

Nadat men hersenen en ruggemerg van den voor de
proef bestemden kikvorsch door middel van een naald
vernietigd heeft, praepareert men voorzichtig het boven-
mondslijmvlies in samenhang met den slokdarm uit het
lichaam, zorgdragende dat noch de huid noch zuur van
de maag of gal middellijk of onmiddellijk met het slijm-
vlies in aanraking komt.

De Oesophagus wordt nu van de mondholte uit geopend
en het vlies door middel van vier spelden op een kur-
ken plaat (in wier midden eene dwarsche sleuf voor de
wals is gemaakt) zacht uitgespannen. Gewoonlijk is het
noodig de oppervlakte van het vlies door middel van
een met serum of physiologische keukenzoutoplossing

-ocr page 24-

12

bevochtigd penseel in de richting naar de Cardia van
gecoaguleerd bloed en slijm te bevrijden.

Is dit geschied en neemt men een duidelijke beweging
op het vlies waar, dan plaatst men de kurken plaat op
het plankje en legt de wals met rad in de leggers.

Het plankje moet van te voren zoodanig gesteld zijn,
dat de wals het vlies vooreerst niet raakt. Door middel
van de stelschroef wordt nu het plankje (dus ook de
kurken plaat met vlies), zoolang naar boven bewogen
totdat het rad begint om te wentelen.

De wals mag het vlies maar even aanraken, nooit
sterk tegen de oppervlakte er van aandrukken.

Dikwijls is het voordeelig, het vlies maar met twee
spelden aan het cardiaeinde op de kurken plaat te be-
vestigen. Heeft men het nu op de zooeven beschreven
wijze onder de wals geplaatst, dan wordt het vrije mond-
gedeelte boven om de wals heen op het cardiagedeelte
van het vlies gelegd; hier wordt het dan door de adhaesie
en de werking der aldaar aanwezige trilharen, die het
naar beneden trachten voort te schuiven, vastgehouden,
en dus bij de omwenteling der wals, niet zooals anders
gebeuren zoude, weder van de wals afgeschoven.

Op deze wijze werkt het vlies met dubbele kracht en
draait het rad sneller, dan wanneer het niet om de wals
is geslagen. Op vliezen van rana esculenta pasten wij
deze methode bijna altijd toe.

Aanvankelijk is nu in den regel de beweging van het

-ocr page 25-

13

rad zeer snel en regelmatig, doch spoedig, meestal bin-
nen een paar minuten, wordt zij langzamer en ongelijk-
matig. De oorzaak hiervan is gelegen in eene ophooping
van slijm op en rondom de wals, die geproduceerd wordt
door talrijke bekercellen, zittende tusschen de trilhaar-
cellen op de oppervlakte van het slijmvlies

Is het vlies horizontaal uitgespannen, dan ziet men,
hoe zich onder aan dien kant der wals, waar de bewe-
ging heen gericht is (cardia-kant) , slijmbrugjes vormen

die de wals trachten te fixeeren; scheurt men ze, b.v.

-----

met een penseel, door, dan wordt de beweging van het
rad terstond sneller.

Op verschillende wijze hebben wij getracht de slijmpro-
ductie te doen ophouden of althans onschadelijk te maken.
Wij zijn er evenwel niet volkomen in geslaagd. Herhaald
afspoelen met keukenzout-oplossingen van 0,25 °/o—1.5 "/„ of
met water verergerde in den regel het kwaad, of hielp slechts
tijdelijk, hoogstens gedurende eenige minuten. Urenlang
verblijf van het geheele vlies in een met keukenzout-oplos-
sing van 0.25 °/o—l"/« gevuld bekerglas gaf soms betere
resultaten; maar men doet goed zich niet lang met dergelijke
verbeteringsproeven op te houden. Vliezen, die in den
beginne veel slijm afscheiden, blyven ook later onbruik-
baar, althans wanneer het er op aankomt gedurende een

1) Engelmann 1. c. pag. 69.

-ocr page 26-

14

half uur of langer onafgebroken waar te nemen. Het
beste middel is een ander vlies te nemen.

De individueele verschillen tusschen de enkele vliezen
zijn buitengewoon groot. Zelfs bij kikvorschen, die vóór
de proef volkomen onder dezelfde condities verkeerd
hebben, worden ze waargenomen. Op het eene vlies is
zoo goed als geen beweging en ook geen slijmsecretie,
weder op een ander veel slij mafscheiding, maar weinig
beweging, eindelijk komen er voor, die bij een zeer
rapide beweging nagenoeg geen slijmsecretie toonen. De
laatste zijn natuurlijk de beste, ja de eenige in allen
opzichte bruikbare. Wij ontmoetten ze haast alléén bij
kikvorschen, die versch gevangen of onmiddellijk uit de
groote, met rivierwater communiceerende reservoirs van
het laboratorium waren genomen, bijna nooit bij dieren
die reeds eenige dagen of langer in de kamer, hetzij in
water, hetzij in een vochtige ruimte vertoefd hadden.

Ook dergelijke vliezen dienen evenwel nog met de
meeste zorg behandeld te worden. Als het kan moet
men vermijden ze te bevochtigen; hoogstens kan het
wenschelijk zijn met een vochtig penseel toevallige ver-
ontreinigingen er van te verwijderen. De wals, die vol-
komen glad en naauwkeurig gecentreerd moet zijn , (wij ge-
bruikten er eene van glas en eene van gepolijst eboniet)
wordt met een in 1—0.25% keukenzoutoplossing uit-
gewasschen penseel over zijn geheelen omtrek gelijkmatig
vochtig gemaakt; er mogen geen druppels aan blijven

-ocr page 27-

15

hangen. Het vlies, dat noch in overlangsche noch in
dwarsche richting sterk mag worden gespannen, wordt
dan zeer zacht van onderen tegen de wals geplaatst,
(in een breedte van minstens 5 mill.) zoodat het overal
volkomen glad, zonder plooien er tegen aanligt, en de
stroom op het vlies loodrecht op de richting van de as
der wals loopt. De uiteinden van het vlies vooral de
vóór de wals gelegene, worden eventueel nog met eenige
korte spelden op de kurk gefixeerd ten einde te voor-
komen, dat het vlies zich gedurende de proef verplaatst,
hetgeen anders allicht in meerdere of mindere mate ge-
schiedt en de belangrijkste stoornissen in de beweging
van het rad ten gevolge kan hebben.

Zoo spoedig mogelijk wordt nu de vochtige kamer ge-
sloten, die dan door verscheidene kleine met water ge-
vulde sponsen vochtig moet gehouden worden. Ook is
het wenschelijk bodem, wanden en deksel met het penseel
van te voren nat te maken en de sleuf in den voorwand
der kamer onder de as met een nat stuk spons of vloei-
papier tot dicht bij de as te sluiten. De opening in liet
deksel wordt door den thermometer, of indien de tempe-
ratuur niet behoeft gemeten te worden, eveneens door een
natte spons gesloten.

Wanneer nu alles op deze wijze zoo zorgvuldig moge-
lijk geregeld is en de toestel aan zich zelve wordt
overgelaten, dan kan het gebeuren dat het rad met bijna
constante of althans met een slechts uiterst langzaam en

-ocr page 28-

16

volkomen gelijkmatig verminderende snelheid uren lang
ronddraait. Ja zelfs den volgenden dag kan men het
nog in vrij gelijkmatige omwenteling aantreffen.

In den regel echter toonen zich ook nu nog, soms later,
soms reeds van den beginne af aan, kleine onregelmatighe-
den: momentaneele vertragingen, schoksgewijze versnel-
lingen enz. De oorzaak dezer stoornissen is ook hier
gelegen in het zich vormen en weder verscheuren van zeer
kleine slijmbrugjes aan de cardia-zijde der wals.

Zij ontbreken ook bij de beste slijmvliezen nooit geheel
en al.

Door het rad een weinig vooruit te blazen verscheurt men
ze, waarna de beweging een tijd lang weder constant wordt.
Heeft men dit in den loop van eenige minuten meermalen
herhaald, dan blijft soms de beweging laugen tijd goed;
men mag er evenwel nooit met zekerheid op rekenen.

Om die reden is het van veel belang een middel te
bezitten dat de vermelde bron van fouten vrij onscha-
delijk maken kan. Het bestaat eenvoudig daarin, dat
men het geheele instrument bestendig in een zwak
trillende beweging houdt, hetgeen b. v. door klappen
met den vinger op de tafel of gemakkelijker door een
metronoom of eenig ander intermitteerend stooten uit-
deelend werktuig b. v. een tetanomotor van Heidenhain
kan geschieden.

De stootjes die het instrument ontvangt behoeven
volstrekt niet sterk te zijn. In onze proeven was het

-ocr page 29-

n

b, V. voldoende het werktuig eenvoudig maar op hetzelfde
tafeltje, waarop de trilmolen stond, te plaatsen.

Om een bewijs te geven van den invloed der stootjes
lasschen wij hier een tabel (Tab. 1) in. De cijfers geven den
tijd aan (in derdes van secunden) waarin het rad telkens
een hoek van 10° (de afstand van twee tandjes) aflegt.
Bij » wordt de tetanomotor in beweging gebracht, bij
wederom buiten werking gesteld. — De verschillende
waarnemingen volgen elkander direct op:

Tabel I.

9

10

10

28

9

11

12

11

21

9

10

11

10

25

9

11

13

11

24

8

9

14

11

24

8

13

17

10

21

8

11

16

10

27

8

12

19

11

21

10

10

20

11

26

10

11

12

28

10

9

*10

12

23

10

12

11

27

9

10

11

16

21

9

11

13

21

30

9

13

12

17

8

10

10

17

»13

9

10

11

18

13

9

14

10

20

13

10

16

10

20

12

9

11

11

17

11

10

13

10

20

11

10

15

10

20

10

11

11

12

20

10

9

11

12

18

9

10

10

12

17

10

10

10

12

18

10

10

12

12

17

9

10

11

12

21

8

9

17

11

17

8

10

16

10

19

8

9

16

11

19

9

10

10

10

27

10

9

-ocr page 30-

18

Wanneer nu het rad hetzij met of zonder tetanomotor
gelijkmatig en constant ronddraait kan de registratie
aanvangen.

Eerst evenwel dient men er zich van te overtuigen,
dat de inductiestroomen de gewenschte sterkte bezitten.
Zijn ze te zwak, dan kan het gebeuren, dat er geen of
althans enkele vonken aan het rad niet overspringen of
geen duidelijk teeken op den cilinder zetten. Zijn ze sterk,
dan springen ze reeds op te grooten afstand over, dus
reeds eenigen tijd voor en nadat de puntjes juist tegen-
over de platinablikjes staan. Men krijgt dan telkens te
veel vonken. Een slagwijdte van 1—2 mill. voldeed ons
het best. Daartoe verbonden we een kleinen Ruhmkorff\'s
inductietoestel met 1 Grove of een sledetoestel van Du-Bois-
Eeymond met 2 Grovesche cellen. De laatste combinatie
was echter ook bij een zoo klein mogelijken rolafstand
soms nauwelijks sterk genoeg.

De cylinder waarop wij registreerden had een omtrek
van 50 c.M., en kon door middel van een schroef ge-
durende de omwenteling in verticale richting verplaatst
worden; de omgangen konden dus onder elkaar opge-
schreven worden, zonder dat de waarneming behoefde
afgebroken te worden.

Van de tracées met bovenstaande methode verkregen,
deelen wij hier een exemplaar (origineel) mede:

-ocr page 31-

HOOFDSTUK II.

Resultaten der Onderzoekingen.

Wij gaan nu over tot het vermelden van de resultaten,
die wij met den registreertoestel hebben verkregen. Ach-
tereenvolgens zullen wij behandelen den invloed
1" Van de temperatuur
2" Van electrische prikkeling
3° Van water en andere vloeistoffen
4° Van gassen en dampen,

1. Invloed van Temperatuur.

Om temperatuursverhooging van eenigzins snel ver-
loop voort te brengen werd een 3 ctm. breede, 2 mm,
dikke en 20 ctm. lange koperstreep tusschen de bovenste
(glazen) en onderste (eboniet) helft van den achterwand
der vochtige kamer in horizontale richting ongeveer 3 ctm.

ver ingevoerd, zoodat zij op gelijken gemiddelden afstand

2*

-ocr page 32-

20

van wals en thermometerbol zich bevond, die overigens
elkaar bijna raakten.

Het buiten de kamer uitstekende gedeelte werd in een
klem gefixeerd en kon door middel van een gasvlam
verwarmd worden.

De kamer moet bijzonder vochtig, haar bodem met
water bedekt, de zijdelingsche uitvoeringsbuizen gesloten
zijn.

Om nu de verwarming zoodanig te regelen, dat de
thermometer steeds nagenoeg de ware temperatuur van
het vlies blijft aangeven, moet de verwarming vrij lang-
zaam geschieden; snellere stijging dan 1°C in de minuut
is niet wenschelijk, althans wanneer men het kritische
punt nadert, waarop de versnellende werking der warmte
in eene vertragende overgaat

Het wederafkoelen geschiedde eenvoudig door verwij-
deren der vlam, eventueel ook van de koperstreep zelve.

De resultaten van eene op die wijze genomen proef zijn
in fig. 1 (volg. blz.) graphisch voorgesteld: de bovenste
curve geeft de snelheid ; de curve TT de stijging en daling
der temperatuur terug.

De ordinaten van ieder der op de bovenste curve ge-
markeerde punten geven in millimeters het aantal vonken
aan, dat gedurende de voorafgaande twee minuten over-
sprong, zijn dus evenredig aan de gemiddelde snelheid van
omwenteling van het rad in dien tijd. Een mill. ordinaat-
lengte beantwoordt aan Vi2° hoeksnelheid van het rad.

\'l

-ocr page 33-

21

lengte 1° Celsius; op de abscis duiden 15 mill, een tijd
van 10 minuten aan.

De proef is genomen met een versch geprepareerd vlies
van rana esculenta. Nadat de beweging bij de heer-
schende kamertemperatuur (21° C.), gedurende 2 minuten
zeer constant was gebleven (hoeksnelheid van 5° per
secunde), werd de verwarming begonnen Gedurende de
eerste 10 minuten stijgt de temperatuur van 21° tot 41° C.
en tevens neemt de snelheid met 25 "/o toe. Er wordt

Voor de temperatuurcurve beteekent 1 mill, ordinaat-

Fig. 1.

-ocr page 34-

22

nu langzamer verwarmd tot 50° C. Reeds voor dat de
thermometer 45° wijst begint de snelheid steil te ver-
minderen ; zoodra zij bijna op
Vs der aanvankelijke hoogte
gedaald is, wordt de koperstreep verwijderd; bij het
nu volgend dalen der temperatuur zien wij de snelheid
wederom toenemen.

Aan het einde der proef heeft bij 22° C. de snelheid
ongeveer % der aanvankelijke hoogte weder bereikt.

Het blijkt hieruit zeer duidelijk, dat de energie der
trilbeweging binnen zekere grenzen (beneden ongeveer
40° C.) met de temperatuur stijgt, bij verder stijgen
plotseling steil vermindert om dan bij spoedige afkoeling
wederom te rijzen.

Bij deze proef had de verwarming zoowel als de af-
koeling gemiddeld nog een weinig te snel plaats: de
thermometer wees zoowel bij stijging als bij daling der
temperatuur een weinig hooger, resp. lager, dan het
vlies was. Hierdoor is te verklaren, dat de beweging
nog niet volkomen stil stond toen de thermometer reeds
50° aanwees. Nagenoeg vermeden is die fout in proef II
fig. II, die den invloed van afkoeling van 21° C
tot 10° C en daaropvolgende verwarming toont. De
afkoeling geschiedde door een mengsel van ijs en keu-
kenzout in en buiten om de kamer te plaatsen, de daar-
opvolgende verwarming, door verwijdering van het ijs
en verhitting der van te voren reeds in de kamer inge-
voerde koperstreep.

-ocr page 35-

23

De beteekenis van de ordinaten- en abscissenlengte is
Fig. 2.

2. Invloed van electrische prihJcels.

Wij hebben ons bepaald tot inductiestroomen.

Om ze te appliceeren w^erd op het cardia- en mondeinde
van het vlies een electrode geplaatst, bestaande in een
20 m. M. lang, 5 m. M. breed en ongeveer 1, mM. hoog
koperen prisma, op wiens ondervlakte een platiuastreep
was gesoldeerd, die wederom met een vódr de proef
telkens met water bevochtigd strookje zeemleer bedekt was.
Boven- en zijvlakten van het prisma waren goed ver-

-ocr page 36-

24

lakt, boven in het midden was de geleiddraad vastge-
schroefd, die door een sleuf onder de vochtige kamer
naar buiten naar een sleutel en van hier naar de secun-
daire spiraal van een sledetoestel liep. Aanvang en einde
der prikkeling werden door den interruptor in den pri-
mairen kring op den draaienden cilinder vlak onder de
chronoskopische lijn genoteerd.

Al aanstonds vonden wij bevestigd hetgeen vroeger
door Engelmann was gevonden, n. 1. dat aard en
sterkte van den invloed der electrische prikkels geheel
afhangen van den toestand, waarin de trilharen zich be-
vinden, namelijk: dat naar gelang van dien toestand
inductieslagen óf in het geheel niet, óf versnellend óf
zelfs verlammend werken. Het eerste werd steeds waar-
genomen, wanneer de snelheid uit zich zelve reeds aan-
zienlijk was, b.
V. bij een versch geprepareerd vlies, bij
gewone temperatuur (15°—25° C). Dit blykt o. a. uit
de cijfers in nevensgaande tabel II, die het aantal vonken
uitdrukken dat telkens gedurende een halve minuut (1,2,3)
of één minuut (4) oversprong.

Tabel II.

Duur der
prikkeling.

Gedurende
de pr.

Na
de pr.

Voor
de pr.

Aanmerking.

Va minuut
id.
id.

1 minuut

9
11
9
17

9
12
10
19

9
10
9
17

Tetanisatie met afwisse-
lend gerichte inductiestroo-
men. 1 Grennet, O Ctm.
rolafatand.

-ocr page 37-

25

Ook van momentaneele of sleclits weinige secunden
durende prikkeling werd dikwijls geen de minste uitwer-
king gezien.

Geheel anders was het gesteld, wanneer de beweging
uit zich zelve langzamer geworden was, b. v. wanneer
het vlies gedurende een dag in de vochtige kamer had
gelegen. Bijna altijd was dan versnelling de uitwerking
der prikkeling, zooals o, a. uit onderstaande figuren

3 en 4 blijkt (zie de volg. blz.),

In beide figuren beantwoorden de op de curve gemar-
keerde punten telkens aan een vonk, die aan het rad
oversprong.

De tijd, waarin deze op elkaar volgden, blijkt uit de
abscislengten (in figuur 3 is 1 m. m. = 1 sec., in fig.

4 = 2 sec.)

Fig, 3.

-ocr page 38-

26

De bij iedere vonk behoorende ordinaat is evenredig
aan de hoeksnelheid van het rad in den tijd tusschen
deze en de onmiddelijk voorafgaande vonk.

In figuur 3 beantwoordt de eenheid der ordinaathoogte
aan
Vio" hoeksnelheid in figuur 4 aan V20" hoeksnelheid.

Boven de abscis zijn plaats en duur der prikkeling
i, i genoteerd.

Er werd wederom met afwisselend gerichte inductie-
slagen bij O rolafstand (3 Grennet) geprikkeld.

Wij zien in deze proef, tengevolge van een 4 en 6
sec. lange prikkeling de snelheid telkens meer dan ver-
dubbelen. Zeer in het oog springend is hier een lang
stadium van latente werking, een eveneens lang tijdperk
van stijgende energie (het maximum van snelheid wordt
in beide gevallen, eerst na het ophouden der prikkeling
bereikt), en een nog langer stadium van dalende energie.

Fig. 4.

-ocr page 39-

27

Uit figuur 4 blijkt in hoofdzaak hetzelfde als uit
figuur 3. Evenwel ziet men hier na de eerste prikkeling
de snelheid lager dalen dan ze aanvankelijk was en een
spoedig daarop volgende tweede prikkeling van gelijke
sterkte en gelijken duur een minder groot en langzaam
verloopend effect voortbrengen.

Men zou hier aan vermoeienis van het vlies door den
inductiestroom kunnen denken, indien niet de prikkeling
zeer kort van duur geweest ware, en de geappliceerde
stroomen, wegens de groote dwarsche doorsnede der stroom-
baan in het vlies een slechts geringe dichtheid hadden gehad.

De afwijking verklaart zich uit den störenden invloed
der slijmsecretie. Reeds door Engelmann werd opge-
merkt, dat de slijmsecretie van het mondslijmvlies van
den kikvorsch door electrische prikkeling plotseling ver-
hoogd respectievelijk opgewekt kan worden, i)

Hierdoor ontstaat dan een mechanisch beletsel voor de
omwenteling van het rad, zooals wij boven uitvoerig
beschreven hebben.

Men kan zich hiervan gemakkelijk met het oog over-
tuigen. Een van te voren niet of nauwelijks waarneem-
baar met slijm bedekt vlies wordt soms weinige secunden
na een krachtige prikkeling met een dikke taaie slijmlaag

1) 1. c, pag. 69 Aanm. 1.

-ocr page 40-

28

bedekt gevonden; er vormen zich aan het naar de cardia
gerichte gedeelte der vs^als talrijke slijmbrugjes, die vóór
de prikkeling niet bestonden. Verscheurt men ze met
een penseel of naald, of door het rad iets of vvrat vooruit
te blazen, dan versnelt de beweging en blijft gedurende
eenige minuten constant.

Figuur 5 geeft een voorbeeld van den invloed der
electrische prikkeling op de slijmsecretie,

Fig. 5.

Het vlies had onmiddelijk voor de proef gedurende 2
uur in een met NaCl van \'///o gevuld bekerglas gelegen
en werd getetaniseerd achtereenvolgens bij 3 Ctm. (i/)
2 Ctm, (i//) en 1 Ctm. (i///) rolafstand (1 Grrennet in den
primairen kring).

De ordinaten der op de curve gemarkeerde punten beant-
woorden aan de gemiddelde snelheid, waarmede telkens
5 vonken op elkaar volgen: 1 mill. beantwoordt aan
Vio" hoeksnelheid. Op de abscis staan 10 mill, gelijk
met 100 sec. Bij * worden telkens de slijmbrugjes door

-ocr page 41-

29

kort aanblazen van het rad verscheurt; (gedurende dien
zeer korten tijd werd de Euhmkorff en het registreerap-
paraat buiten werking gesteld.)

De curve schijnt te bewijzen dat de tetanisatie in
\'t geheel niet versnellend maar alleen vertragend werkte,-
zoo niet alleen de vermeerderde secretie de vertraging tot
stand bracht. Want telkens na het teeken * bereikt de snel-
heid wederom hare oude hoogte of komt zelfs nog hooger.

Wanneer men evenwel niet zooals in deze proef geschied
is, slechts de gemiddelde intervallen tusschen 5 op elkan-
der volgende vonken in aanmerking neemt, maar de
afzonderlijke intervallen tusschen 2 op elkaar volgende
vonken, dan blijkt ook hierbij de versnellende invloed.

Dit toont ons de volgende tabel III, waarin bij dezelfde
proef de tijdsintervallen (in secunden) van de drie laatste
aan iedere prikkeling voorafgaande en die der eerste vier
daarop volgende vonken genoteerd zijn; i, i„ i,„ zijn de-
zelfde als die in fig. 5 voorkomen, i^ iv ivii vier latere
prikkelingen van hetzelfde vlies, welke in figuur 5 niet
zijn opgenomen.

De rolafstanden zijn boven aan iedere kolom aangege-
ven, de duur van prikkeling bij i^ i„ i,« i„ i^i bedroeg
telkens 3 sec,, bij i, 1.5 sec,, bij 6 secunden.

-ocr page 42-

30

Tabel III.

ir

in

iin

iiv

iy

ivi

in.

3c.M.

2c.M.

1 c.M.

Oc.M.

6c,M.

6 c.M.

8 c.M

/

7,8

9.2

H.6

9.6

84

8.0

6.2

voor de \\
prikkeling. J

8.2

9.

10.4

9.4

8,4

10.

7.4

(

8.2

11.6

11.0

8.8

8.2

9.6

9.

prikkeling. |

7.4

8.4

9.8

7.8

6.6

7.0

5.

f

6.2

8.4

7.0

7.0

5.6

6.

6.8

na de ;

5.8

10.4

9,6

9.6

9.0

5.6

6.4

prikkeling, i

7.0

13.0

11,6

11.6

9.0

6.4

6.4

\\

7.8

15.0

14.0

12.4

8.0

7.6

5.8

Tydsintervallen (in
aecnnden) tusschen
2 op elkaar volgende
vonken.

De regtstreeks verlammende invloed van electrische
stroomen, door Engelmann waargenomen bij vliezen
wier beweging door inwerking van water reeds vertraagd
is, hebben wij niet zoo gemakkelijk kunnen zien. Waar-
schijnlijk is de methode hiervoor in zooverre niet gunstig
als zij eerst boven een zekere energie der beweging begint
bruikbaar te worden. Wanneer, zooals ondei de voor-
waarden door Engelmann opgegeven, die energie zeer
gering is, zal zij niet den weerstand kunnen overwinnen
die de omwenteling van het rad ontmoet. Hoewel de
trilharen zich nog bewegen, verraadt er zich niets van
aan het instrument. Een proef evenwel kunnen wij ver-
melden (zie de volg. tabel), waarbij de onderdrukkende
invloed van electrische prikkels voor den dag komt, zonder
dat
Verhoogde slijmsecretie in het spel is. Het laatste
mag hieruit worden afgeleid dat eenigen tijd na het op-

-ocr page 43-

31

houden der prikkeling de beweging weer versnelt, zonder
dat slijm verwijderd of slijmbrugjes verscheurd worden.
Heeft er verhooging van slijmsecretie plaats gehad, dan
blijft zonder een der laatstgenoemde hulpmiddelen, de be-
weging vertraagd, ja staat dikwijls na korten tijd geheel stil.

De cijfers van de volgende tabel geven den tijd in
secunden aan, waarin zich het rad telkens om 10\' heeft
gedraaid. Boven iedere kolom is de rolafstand waarhg
geprikkeld werd in centimeters vermeld.

De prikkeling begon telkens bij een nieuw quadrant
en eindigde wanneer dit door het rad was afgelegd.

Tabel IV.

i

0 Ctm.

i\'

6 Ctm.

1 ^^

48

voor de ,

prikkeling, j

1 31

40

t

30

45

Tetanisatie met afwis-

gedurende

1 50

50

selend gerichte indoctie-

de prikkeling.

strocmen; 1 Orennet.

92

67

na de \'

1

54

prikkeling, j

> 41

52

3. Invloed van water- ert heuhenzowtoplossingen.

Wij beperken ons hier tot het mededeelen eener enkele
proef, wier resultaten in figuur 6 graphisch voorgesteld
zijn. De ordinaten drukken in millimeters het aantal
vonken uit, dat telkens in de voorafgaande minuut

-ocr page 44-

32

oversprong Op de abscis staan 10 mill. gelijk met 5
minuten. Het vlies was van R. esculenta en verscb ge-
prepareerd. Vóór bet begin der proef was het eenmaal door
een met NaCl van 0.25\'/o bevochtigd penseel van kleine on-
zuiverheden (bloedcoagula, slijmpropjes) bevrijd geworden.

De temperatuur bedroeg gedurende de proef ongeveer

Ter verdere verklaring van figuur 6 diene het volgende.

Nadat de snelheid gedurende 2 minuten een weinig
was verminderd (van 25 op 23) werd het vlies uit de
kamer genomen en V2 minuut in een met gedistilleerd water
gevuld bekerglas gedompeld. Weder in de kamer terug
gebracht bleek de snelheid te zijn verhoogd tot op 36.

Fig. 6.

Na in de volgende minuut slechts weinig (op 34,5)
gedaald te zijn, werd het vlies op nieuw gedurende 5
minuten onder gedistilleerd water gehouden. De snelheid
daalt nu tot op 4. Slymsecretie had hierbij zoo goed als
in \'t geheel niet plaats. Evenwel werd met een penseel

-ocr page 45-

33

telkens het weinige verwijderd dat misschien de beweging
zou hebben kunnen vertragen. De cijfers toonen dus de
maximale waarden der snelheid.

Na de 22ste minuut werd het vlies wederom verwij-
derd en nu gedurende 2 minuten in een met keukenzout-
solutie van Lö^lo gevuld bekerglas gedompeld.

Onmiddellijk daarna heeft de snelheid reeds weder een
hoogte van 17 en 18 bereikt. Nog eens gedurende 1
minuut aan de inwerking derzelfde zoutsolutie blootge-
steld verheft zich de snelheid tot 25, om dan gedurende
5 minuten constant te blijven Indompelen van het vlies
gedurende 1 minuut in eene keukenzoutoplossing van
5°)o doet de beweging daarop steil tot O dalen. Nadat
de stilstand 5 minuten heeft aangehouden, zonder door
eenig mechanisch hulpmiddel te kunnen worden opgeheven,
wekt een kort verblijf in gedistilleerd water de beweging
weder op, zoodat ze 2 minuten later reeds eene snelheid
van 16 bezit.

De proef bevestigt dus de vroegere uitkomsten 1)
dat gedistilleerd water bij korte inwerking versnellend,
bij langere allengs vertragend werkt, dat deze vertraging
door keukenzoutsoluties van
I.öIq kan worden opgeheven,
dat eindelijk sterkere zoutsoluties (van
5\'\'l„ en hooger)
de beweging zeer spoedig doen stilstaan , welke stilstand
weder door zuiver water kan opgeheven worden.

1) Engelmann pag. 23 en volg. pag. 29 en volg.

-ocr page 46-

34

4. Invloed van Gassen en dampen.

Bij het onderzoek van den invloed van gassen en dam-
pen bleef het vlies telkens gedurende een geheele proef
in de vochtige ruimte in contact met de wals. Gassen
werden door de buizen in den wand der kamer (z. de Plaat,
fig. I) aan- en afgevoerd; om dampen b.v. van ammoniak,
aether, chloroform, amylnitrit, te laten inwerken , werden
kleine met de vluchtige vloeistof bevochtigde sponzen in de
kamer of ook slechts in de voor den thermometer be-
stemde opening van het deksel geplaatst en zoodra wij
het noodig oordeelden weder weggenomen. Door met
behulp der caoutchoukbuizen een sterken luchtstroom
door de kamer te zuigen kon deze zeer spoedig van de
daarin bevatte dampen gezuiverd worden.

Fig. 7

-ocr page 47-

35

Wij laten de beschrijving van enkele proeven volgen.
Uit figuur 7 blijkt duidelijk de verdoovende invloed,
dien CO^ en de herstellende werking, die de verwisseling
met dampkringslucht op de beweging uitoefent..
- De proef werd genomen met een vlies van R. tempo-
raria, dat met zijn natuurlijk vocht bedekt was. Op de
abscis zijn lOm. M. = 1 minuut, de eenheid der ordinaat-
hoogte beantwoordt aan een hoeksnelheid van 0°.1. De
ordinaten zijn berekend uit het aantal vonken, dat telkens
binnen een halve minuut oversprong,

In de eerste halve minuut houdt zich de snelheid constant,
op 27.5. Van 0\'.5 tot 2\'.5 wordt een stroom van nagenoeg
zuiver CO^ in de kamer gevoerd. Reeds in de eerste halve
minuut is eene vertraging merkbaar; de snelheid neemt
vervolgens af en bereikt eerst na het staken der CO^-toe-
voer haar minimum (3) ; tengevolge van het doorvoeren
van een stroom van dampkringslucht verheft zich de
snelheid weer binnen twee en een halve minuut tot 16.

Nieuwe toevoer van CO® doet ze binnen minder dan
anderhalve minuut tot op 4 afnemen; onder bestendig
invoeren van dampkringslucht in de kamer rijst de be-
weging dan in den loop van vier en een halve minuut
tamelijk gelijkmatig weder tot 14.

Men ziet uit deze proef, dat de verdoovende werking
van CO® slechts langzaam optreedt, en zeer spoedig weer
wijkt, wanneer het CO^ door een ander op zich zelf
onschadelijk gas wordt vervangen.

1*

-ocr page 48-

36

De ordinaten van de op de curve gemarkeerde punten
geven het aantal vonken aan, dat telkens in de vooraf-
gaande 2 minuten oversprong, zijn dus evenredig aan de
snelheid van omwenteling gedurende dien tijd. Een mm.
ordinaathoogte beantwoordt aan \'/o° hoeksnelheid. Het
rad draait dus hij dit vlies aanvankelijk met een hoek-
snelheid van 4°.2 in de secunde. De cijfers op de abscis
beteekenen minuten.

De proef is genomen met een vlies van rana esculenta
bij een temp. van 16°. C. Het vlies was 15 minuten voor
het begin der aether-inwerking geprepareerd en met zijn
natuurlijk vocht bedekt. Slijmsecretie ontbrak zoo goed
als geheel, zooals ook daaruit blijkt dat in de eerste 3
minuten geen vertraging in de beweging werd waarge-
nomen. Op het begin der vierde minuut wordt een met

-ocr page 49-

37

aether bevochtigde spons in de opening van het deksel ge-
plaatst. Gedurende de eerste anderhalve minuut vertraagt
de beweging bijna niet, 2 minuten later is zij op ^/j der
aanvankelijke hoogte gedaald.

Het sponsje met aether werd verwijderd, het deksel der
kamer voor eenige oogenblikken weggenomen, en lucht in
de kamer geblazen ten einde de aetherdampen zooveel
mogelijk te verwijderen. Aanvankelijk heeft nog eene
daling plaats, zoodat eerst 2 minuten na verwijdering van
het sponsje het minimum
(7) bereikt wordt; vervolgens
neemt de snelheid weer toe en bereikt 6 minuten later
de aanvankelijke hoogte. Op nieuw inbrengen van een
aetherspons doet ze dadelijk weder afnemen. De kamer
blijft nu ongeveer 8 minuten lang met aetherdamp gevuld,
gedurende welken tijd de snelheid allengs daalt tot op 16;
ook nu heeft uitspoelen der kamer met lucht weer een
zeer merkbare hoewel langzaam zich ontwikkelende ver-
snelling ten gevolge.

Uit deze curve blijkt niet, dat aether ook een ver-
snellende werking kan hebben. Hiervoor kan de volgende
kleine tabel ten bewijze dienen (Tabel V).

Het vlies, van rana temporaria afkomstig en 24 uur van te
voren geprepareerd, had eerst eenige uren lang onder nor-
male voorwaarden geregistreerd, daarna was het eenigen tijd
aan amylnitrit blootgesteld geweest en had vervolgens 18 uur
in de met dampkringslucht gevulde vochtige kamer gelegen,
waar het al dien tijd met de wals in contact was geweest.

-ocr page 50-

38

De snelheid bij het begin der aetherproef was nn maar
half zoo groot als direct nadat het vlies geprepareerd
was. Alleen onder die voorwaarde, dat de beweging reeds
eenigzins vertraagd is, schijnt dan ook aether eene ver-
snellende werking te kunnen uitoefenen.

Tatel. Y.

Tgd.

Gemiddelde
Hoeksnelheid,

Aanmerkingen.

lO\'\' 45\'

3"!

„ » 47\'

3»3

„ • 50\'
„ \' 57\'

2°8 .
5°3

Van lOh 51\' tot llh 3\' ligt een
aether-spons in de kamer, waarna
weder dampkringslucht wordt door-
gevoerd.

IP 3\'

5°2

5\'

2°4

6\'

1"3 etc.

•m

-ocr page 51-

39

Het vlies, van R. esculenta afkomstig, was een half uur
voor het begin der Chloroform-applicatie geprepareerd;
de snelheid der beweging was in de laatste 5 minuten
voor de proef zeer constant (25 vonken in de minuut);
na het inbrengen van een met Chloroform bevochtigde spons
heeft er onmiddellijk eene daling plaats. Toen na 3 mi-
nuten de snelheid nog maar 3 vonken per minuut bedroeg,
werd de spons verwijderd en de kamer flink met lucht
uitgespoeld, waarna in den loop van een half uur de
snelheid weer de oude hoogte bereikte. Hierop werd ze
ook 10 minuten later nog gevonden.

Drie andere proeven gaven hetzelfde resultaat.
Meer overeenstemming met de werking van aether
toonde
ammonia in zooverre, als het de onder gewone
voorwaarden uit zich zelf vertraagde beweging aanvan-
kelijk belangrijk deed versnellen en na eenigen tijd onder-
drukte. In één proef waar de snelheid voor het begin
der ammoniak-inwerking eenige minuten lang vrij constant
(3.°2 in de secunde) was gebleven, rees na het inbrengen
van een met weinig ammoniak bevochtigde spons in de
kamer de snelheid binnen 70 secunden tot op 5°0; één
minuut later was zij tot op 1° in de secunde verminderd,
nog 1 minuut later onmeetbaar klein geworden.
Het vlies produceerde nagenoeg geen slijm.
Hierdoor wordt dus in tegenstelling met vroegere op-
gaven van Virchow bewezen, dat ammoniak in begin-
sel niet anders werkt, dan de vaste alkaliën, op wier

-ocr page 52-

40

prikkelende werking Virchow naar men weet het eerst
de aandacht heeft gevestigd.

Ten slotte willen we nog een proef mededeelen betref-
fende de werking van Amylnitrit op de trilhaarbeweging,
die tot dusverre naar wij meenen nog niet onderzocht is.

De verlammende en daarbij zoo vluchtige invloed, die
deze stof op het vasomotorisch centrum uitoefent, deed
ons een analoge uitwerking op de trilhaarcellen vermoe-
den. Inderdaad werd dit vermoeden bevestigd. Evenwel
ging aan de verlammende eene korte prikkelende werking
vooraf. Zoo steeg in een proef de snelheid in de eerste
3 minuten na het inbrengen der met amylnitrit bevoch-
tigde spons van
S°1 tot 4\'\'3 in de secunde, om daarna
binnen 20 minuten allengs te dalen tot 0°8.

Na het verwijderen der spons en doorzuigen van lucht
had er nog slechts eene uiterst geringe daling plaats,
waarna de snelheid allengs weer gelijkmatig begon toe
te nemen, zoodat ze 20 minuten later een grootte van
2°6 in de secunde had bereikt.

Door al de hier medegedeelde proeven achten wij de
bruikbaarheid der nieuwe methode voor voldoende bewezen.

In den laatsten tijd hebben wij de meeste proeven
met een eenigzins anders ingerichten toestel herhaald,
die in sommige opzichten voordeelen boven den door ons
gebezigden schijnt te bezitten.

De nieuwe inrichting bestond hierin, dat in plaats van

-ocr page 53-

41

het aluminiumrad een 20 c.M. langen, aan ieder einde
een platinablikje dragende stalen wijzer van slechts 1
gram gewicht, dicht over een met 60 tanden voorzien
uit twee van elkaar geïsoleerde halfcirkels van koper
bestaand onbewegelijk rad liep.

De beide halfcirkels waren met de polen der secundaire
spiraal verbonden. Telkens wanneer de twee platina-
blikjes van den wijzer twee tegenover elkander gelegen
tanden passeerden, bestond er gelegenheid tot het over-
springen van vonken, die op dezelfde wijze werden ge-
registreerd als boven is beschreven.

Eene nadere beschrijving van deze gewijzigde methode
en de daarmede verkregene resultaten stelt prof. Engel-
mann zich voor spoedig te geven.

-ocr page 54-

flV ,

sr" ■■■ .

i:

; -

-ocr page 55-
-ocr page 56-

44

VL

Onwaarschijnlijk is het gezegde van Gerhardt
«Würde die Brustwand selbst den Schall liefern,
so müssten die Rippenknorpel auf der Höhe
ihrer inspiratorischen Spannung wesentlich anders
schallen als im Ruhezustand.»

VII.

De Studie der pathologische anatomie moet
aan het klinisch onderwijs voorafgaan.

VIII.

Acute croupeuse pneumonie kan met recht tot
de acute infectie-ziekten gebracht woorden.

IX.

Chlorose berust op eene gebrekkige ontwikke-
ling van het lymph- en bloedvatenstelsel.

X.

Septicaemische ziekten moeten met carbolzuur
behandeld worden.

XI.

Bij kinderen heeft de aanwending der hydro-
thérapie eene groote waarde.

-ocr page 57-

45

XII.

De eigenaardige gang van lijders aan tabes
dorsalis berust niet op stoornis van het gevoel.

XIII.

De operatie door Vol km ann bij hydrocele
aanbevolen is niet te verkiezen boven de gewone
radikale operatie.

XIV.

Bij luxatio coxae congenita moet men de Taylor-
machine aanwenden.

XV.

Prolapsus ani berust op eene verlamming van
den musculus sustentator tunicae mucosae van
Kohlrausch.

XVI.

Bij oude lieden behoort men ook in gevallen
van enkele breuken steeds zoogenaamde dubbele
banden te bezigen.

XVIL

Wanneer bij den partus kunstmatige verwijding
van het ostium uteri noodig is, moet de bloedige
boven de onbloedige verkozen worden.

-ocr page 58-

46

XVIII.

Febris lactea is een wondkoorts,

XIX.

Het is wenschelijker de gezondheidsleer in den
vorm van populaire geschriften te verspreiden,
dan ze als leervak aan het middelbaar onderwijs
te verbinden.

XX.

Statistieke opgaven van ziekten en sterfte
kunnen alleen bij het heerschen van epidemieën
eenige waarde hebben.

XXI.

Wanneer eene moeder haar voldragen doch
asphyctisch geboren kind door een strop om den
hals te leggen verhindert te ademen en dus de
longen bij de sectie blijken geen lucht te be-
vatten, moet de vrouw toch veroordeeld worden
wegens kindermoord.

-ocr page 59-

if

■ ;

I

-ocr page 60-

m

■ ............-

;

t.

-1\'

-ocr page 61-

• I. V.

1 )

m

-ocr page 62- -ocr page 63-

w

■ f l

l • \' ■

A"

\'\' \'fA:\':
/ , ■ /

■ \' -

- a;,..; \' .
■ "i ■
M.;:-"-:

-, .i ■.
■ ■■ V

■ r,

■-Hi

i - ■

; .

-ocr page 64-