-ocr page 1-

BIJD RAGE

PiTlIOlOfilE DER MOTOmsenE ZENDW-CEllES.

-ocr page 2-

• ■

V

v;

; ■ V../;\'\' : -V)

ft

.f:

;

. j\'- I . ■ . . .

......

-ocr page 3-

.\'•tv,;:-/

\' -\' ...

■ j ■ - j.

■ ■ ■.

t

• .

i

V

-ocr page 4-

■■■ I

iir

- -
\\ /

-ocr page 5-

BIJDRAGE

TOT DE

pfflOlöGiE DEd iïöRisci immmi

-ocr page 6-

t ;

t;-.:

; vvj\'-^-

- . - : V , ". ■ V : - .

• 1

•3. .

j -ß- vf î

Ij . .iJ-Ï --

-ocr page 7-

r

/

R A n-R /

BIJDRAGE

tot de

PATHOLOGIE DER MOTORISCHE ZEWUW-CELLEHf.

ter verkrijging van den ge.vai) van

DOCTOR m DE GENEESKUNDE,

AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,

NA MACIITIQINO VAN DBN BECTOK MAGNn\'lCUS

D". H. VAN HERWERDEN,

gewoon iioogi.eebaar in de faculteit dek bespiegelende
wijsbegeerte en lettkben,

EET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMI8CHEN SENAAT

KN

VOLGENS BESLUIT DEB GENEESKUNDIGE FACULTEIT,

TE VERDEDIGEN
op Maandag den 26jten Juni 1876, dea namiddags ta 7 uren.

UTRECHT,

j DE KRUYFF.

CONSTANT PIETER COKNELIS LUCHTMANS,

geboren te Zutphen.

1876,

-ocr page 8-

Stoom-Snelpersdruk van de aima L. B. BOSCH ek ZOON, te Utrecht.

. ■. ■ ■•■^ r. i? i

-ocr page 9-

AAN MIJNE MOEDER.

-ocr page 10-

V -

■ ■

■f

-ocr page 11-

TOOKWOORD

Bzj het verlaten der Academie is het mij een aange-
name plicht U allen Hoogleeraren der Medische Faculteit
mijnen dank te zeggen voor het genoten onderwijs.

Bijzonderen dank echter ben ik U verschuldigd Hoog-
geleerde
Loncq, die mij als Promotor welwillend uwe
hulp verleendet.

Ook U Dr. Talma zeg ik hartehjken dank voor

-ocr page 12-

Uwe uitstekende en zoozeer gewaardeerde hulp, my niet
alleen hij mijne studiën, maar ook bij het thans verrigte
werk bewezen.

En Grij mijne Vrienden, met wie ik zoo vele aangename
uren doorbracht, vaart allen wel.

-ocr page 13-

Een geval van kinderparalyse, op de medische Polikli-
niek van
Prof. Lokcq waargenomen en mij welwillend ter
mededeeling afgestaan, sclieen mij toe een geschikt onder-
werp voor een academisch proefschrift op te leveren, en
wel als bijdrage tot de pathologie der motorische zenuw-
cellen, als voorbeeld van eene soortgelijke aandoening der
hersenen als bij de zoogenaamde essentiëele kinderparalyse
in het ruggemerg bestaat. De resultaten der talrijke
onderzoekingen, die in den laatsten tijd door de meest
bekende autoriteiten op het gebied van zenuwpathologie
gedaan zijn, hebben toch allen bewezen, dat de ver-
lammingsverschijnselen bij essentiëele kinderparalyse hunne
oorzaak hebben in pathologisch-anatomische veranderingen
van de groote motorische zenuwcellen, welke gelegen zijn
in de voorste horens der medulla spinalis.

Volgens alle waarschijnlijkheid nu heeft men in het
mede te deelen geval de oorzaak der paralyses niet in
de medulla spinalis, maar in cerebro te zoeken. Ilct
wijkt dus, wat de zitplaats van het ziekteproces betreft,
af van alle waarnemingen, die tot op heden over de
genoemde ziekte gedaan zijn, ofschoon het, wat den vorm
en de wijze van ontstaan betreft, daarmede de meeste
overeenkomst heeft.

Ik zal eerst het bedoelde ziektegeval mededeelen;
daarna eene schets geven van het ziektebeeld, dat met
den naam van essentiëele kinderparalyse pleegt bestem-

-ocr page 14-

peld te worden, en van de resultaten, die de onder-
zoekingen van den laatsten tijd omtrent de anatomische
veranderingen en de pathogenesis dier ziekte hebben op-
geleverd; vervolgens, naar aanleiding van de gegeven
schets en van een daarop volgend overzigt onzer tegen-
woordige kennis van het verloop der zenuwbanen in
hersenen en ruggemerg, het medegedeelde ziektegeval
trachten te verklaren, en eindelijk de gevolgtrekkingen
vermelden, die daaruit gemaakt kunnen worden.

-ocr page 15-

I.

Ziektegeval, waargenoiiieii op de inedisclie
Polikliniek te Utrecht.

Dirkje Woers, oud zes jaar, in 1867 geboren, tot
eene gezonde familie behoorende en uit gezonde ouders
gesproten, had in haar eerste levensjaar engelsche ziekte.
In September
1870 leed ze, volgens het verhaal der moeder,
14 dagen aan geringe convulsies, terwijl het bewustzijn
slechts weinig gestoord was. Op een morgen vond de
moeder patiente met volkomen paralyse van linkerarm en
been, paralyse van een deel der spieren door den linker
facialis beheeracht, en zeer gestoorde spraakbeweging.
Patient kon namelijk den linkerarm en het linkerbeen
volstrekt niet bewegen; na passieve beweging vielen ze
neer als lood. Over verschil in temperatuur der extremi-
teiten weet de moeder niets aan te geven. Tevens werd
op denzelfden dag bemerkt, dat het gezicht geheel naar
rechts vertrokken was; over de wijdte der beide ooghd-
spleten weet de moeder niets aan te geven, en men mag
dus wel aannemen, dat ze gehjk zijn geweest. Yóór de
ziekte sprak de patiente zeer goed, nu was zij volstrekt
niot to verstaan. In de eerstvolgende dagen werd de
algemeene toestand van patiente weer beter; voor zoover
het bewustzijn gestoord was, keerde het weêr tot zijn
vroegeren toestand terug; koorts was niet meer aanwezig;
het gezicht bleef echter steeds naar rechts vertrokken, de
paralyse der extremiteiten verbeterde niet, en patient

-ocr page 16-

bleef volkomen onverstaanbaar. In de volgende maanden
namen de paralytische verschijnselen langzaam af. Patiente
werd meer verstaanbaar (hoewel alleen hij groote oplet-
tendheid van de zijde der patiente zelve en van den
hoorder), begon weêr te loopen en haren linkerarm te
bewegen; deze bewegingen waren echter zeer onvolkomen
en gebrekkig. Het gezicht keerde nagenoeg weêr tot zijn
vroegeren toestand terug, maar werd, deed patiente
pogingen tot lachen of schreien, steeds naar rechts ver-
trokken. Patient schijnt door den huismedicus slechts
expectatief behandeld te zyn. Eiectriciteit werd niet aan-
gewend. Bij vergehjking echter van het gebruik, dat
patiente van hare extremiteiten maken kon en van hare
spraak bij tusschenruimten van maanden, was er steeds
nog eenige vooruitgang te bemerken. Patiente had intus-
schen in Maart 1871 in hevigen graad variolao gehad.
In November 1872 werd eindelijk eene privaatkliniek
opgezocht; poeders hier gegeven hadden geen eiïect.
Daarop, 5 November 1873, komt patiente op de medische
Polikhniek.

Status praesens. Patiente is goed gevoed, met litteekenen
van variolae als bezaaid, moeielijk te verstaan, evenwel
zonder twijfel met uitstekende geestvermogens begaafd.

Het gelaat staat recht, de linkermondhoek echter iets
lager dan de rechter; de plooi tusschen wang en lippen
is rechts een weinig sterker ontwikkeld dan links; bij het
lachen worden de spieren rondom den rechtermondhoek
sterker saamgetrokken dan die aan de andere zijde; van
scheeven stand der tong is niets te bemerken. De lin-
kerarm is aanmerkelijk kouder, duidehjk korter en van
\'geringer omvang dan de rechter (deze teruggebleven ont-
wikkehng is te constateeren aan boven- en benedenarm,
hand en vingers); stoornissen in de beweging van het
schouder- en ellebooggewricht zijn niet aanwezig. De
duim is voortdurend in de hand gebogen en vastgeklemd
door de krachtig gebogen vingers. Zonder hulp kan

-ocr page 17-

patiente de hand slechts moeielijk openen; het gelukt
haar alleen na langdurige inspanning, waarna soms plot-
seling de vingers en de duim krampachtig tot op zekere
hoogte worden uitgespannen, evenwel zoo, dat de 2= en
3\' phalanx in gebogen toestand blijven staan. Patiente
heeft moeite de hand weêr te sluiten; is ze eens gesloten,
dan zijn de flexores digitorum krampachtig gespannen en
de duim weêr vastgeklemd.. Iets aanvatten kan patiente
bijna niet, iets oprapen in het geheel niet. Omdat het
uitstrekken der vingers alleen, voorzoover de eerste
phalanges betreft, mogelijk is, wordt aangenomen , dat de
extensores communes nog functioneeren; maar dat de
lumbricalcs geparalyseerd zijn, even als de interossei. De
laterale bewegingen der vingers en de functie der interossei
dorsales kunnen onmogelijk worden onderzocht.

Daar de bewegingen der extensores met de beschrevene
riioeite en toch met zooveel kracht worden uitgevoerd, kan
het niet anders , of hier moet, bij een voldoenden toestand
der spieren, eene belemmering in den weg voor de zenuw-
prikkeling tusschen wilscentra en diö extensores worden
aangenomen. Hetzelfde geldt wel voor de flexores digito-
rum, en wat voor do vingerspieren waarheid schijnt te zijn,
moet hier ook worden aangenomen voor de spieren van den
duim. Hiermede stemt overeen de irritabiliteit der extensores
en flexores voor den clectrischen stroom. Do irritabiliteit
voor den faradischen stroom is behouden gebleven, hoewel
iets geringer dan aan den gezonden arm (do juiste hoe-
veelheid van de verlaging der irritabiliteit kunnen wij niet
aangeven, daar ons een „Schhtten-apparaat" toen niet
ten dienste stond. Behalve van de flexores en extensores
der vingers geldt dit van den flexor pollicis longus, van
alle spieren van de muis van den duim en van den kleinen
vinger en van de extensores en den abductor longus van
den duim.

De interossei dorsales zijn met den faradischen stroom
niet tot contractie te brengen, evenmin als de lumbricales,

-ocr page 18-

uitgenomen de eerste lumbricalis, die op eene krachtige
faradische prikkeling met zeer zwakke contracties ant-
woordt. De spieren, die voor den faradischen stroom ge-
voelig zijn, zijn het eveneens voor den galvanischen
stroom, hoewel ook hier eene verlaging der irritahiliteit
te constateeren is.

Het gemeen-gevoel der huid is zeker verminderd (de
temperatuurs-, druk- en plaatszin is niet te onderzoeken
wegens de jeugd van patiente) zeer opmerkelijk is de
lage temperatuur van linker arm en hand.

Aan het linkerbeen is het volgende op te merken.
De lengte van dat been aan de zieke zijde is dezelfde
als aan dat van de gezonde zijde; de omtrek van het
linker boven- en benedenbeen is op verschillendo plaatsen
^—ctm. geringer dan die van het rechterbeen (boven
dc malleoli bedraagt het verschil slechts ^ ctm., op do
hoogte der kuitspieren is het verschil ctm.; aan het
bovenbeen nauwelijks meer dan 1 ctm.); een weinig
ontwikkelde platvoet is te constateeren; de bewegin-
gen in heup- en kniegewricht zijn ongestoord, eveneens
ongestoord is de beweging van den linkervoet, terwijl de
strekking langzaam on met weinig kracht wordt uitge-
voerd; do extensie dor teenon is ongestoord; dc flexie is
geheel verloren gegaan. In de zwak ontwikkelde kuit-
spieren is geene vermindering der irritahiliteit voor den
electrischen stroom tc constateeren, evenmin in den pe-
roneus longus. De irritahiliteit van do spieren aan do
plantaarzijde van den voet, laat zich slechts onvolkomen
bepalen. Zeer duidelijk verlaagd is\' de temperatuur der
linker beneden-extremiteit. Do sensibiliteit is niet ver-
minderd.

Hier is dus aan tc nomen ccno gebrekkige ontwikke-
ling van don glutacus maximus, vAn de kuitspicrcn, den
peroneus longus cn waarschijnlijk ook van do spieren
aan de plantaarzijde van den voet. Bij het loopen blijkt,
dat de linkervoet bijna in het geheel niet geëxtendeerd

-ocr page 19-

■wordt en dat, om het slepen van den voet langs den
grond te voorkomen, bij de bew^eging van het been naar
voren, dit steeds geabduceerd en naar buiten om zyn as
geroteerd wordt.

De extensores van den voet dienen o. i. bij het
gaan om het lichaam een kleine beweging te geven
om een as, die van voren naar achteren loopt en zoo het
schurén van den voet langs den grond bij de volgende
slingering naar voren te voorkomen. De extensie van
den voet is in ons geval moeielijk , hiervan is het schuren
van den voet langs den grond afhankelijk; om dit niet
te doen plaats grijpen wordt het been geabduceerd. Pa-
tiente is volgens het verhaal der moeder spoedig vermoeid,
kan niet springen, geen trappen klimmen. Zij klaagt
niet bijzonder over de koude van het linker been, die
somtijds zeer sterk, altijd duidehjk is.

De therapie heeft bestaan in aanwending der elec-
triciteit.

Duchekne raadt aan, zelfs al krijgt men patienten
onder behandeling, waarbij de paralyses reeds geruimen
tijd bestaan hebben en te vergeefs andero middelen zijn
aangewend, evenwel door electriciteit te trachten den
toestand te verbeteren. Dc inductiestroom kan zelfs
in deze gevallen nog grooto diensten bewijzen; hoe
langer evenwel de paralyses bestaan hebben, dos te
minder gunstig zal het gevolg zijn van deze behan-
deling.

Gedurende drie weken werd de galvanische stroom
mot veelvuldige stroomwendiiigon aldus geappliceerd, dat
de eene pool op do spieren stond, de andere op de zenuwen.
Toen dit echter zonder eenig succes bleef, word overge-
gaan tot de faradisatie der zenuwen en spieren van do
bovenste extremiteit, welke faradisatie uitstekende resul-
taten opleverde. Onnoodig schijnt het te vermelden, hoo
de toestand van week tot weck verbeterde. Ik wil dus
alleen beschrijven, hoe hij op 15 Maart 1874 was.

-ocr page 20-

8

Onderscheid in temperatuur van de extremiteiten aan
de linker en de rechter zijde is niet meer waar te nemen;
slechts bij strenge koude is er
nog eenig verschil, \'s Nachts
behoeven evenmin kunstmiddelen te worden aangewend,
om de linker extremiteiten te verwarmen, zoo als
\\Toeger
door de ouders steeds gedaan werd, om anders te ver-
wachten slechte gevolgen te vermijden. Dit succes was
echter reeds na eene faradisatie van slechts drie weken
verkregen. Aan de linkerhand bleken de interossei doi\'-
salcs door de flexie van den eersten, de extensie van den
tweeden en derden phalanx hunne electro-musculaire con-
tractilitcit herlcregen te hebben.

Op verzoek was patient ook zeer Avel in staat de vin-
gers cn de hand te extendeeren en te flecteeren, iets aan
te vatten, vast te houden en los te laten. De floxie der
tweede en derde phalanges is alleen mogelijk bij geëxten-
deerdo hand

Duchenne (de Boulogne) geeft de volgende verklaring
van de moeiehjkheid om bij geflecteerde hand de tweede
en derde phalanges te buigen. Bij gebogen hand onder-
gaan volgens hem dc flexores digitorum subKmis en
profundus eene verkorting, Avaardoor zij niet in staat zijn
dezelfde kracht uit te oefenen als bij geëxtendeerde hand;
deze verkorting, die in geen geval meer dan één a twee
centimeters kan bedragen, schynt mij toe wel eene eenig-
zins gezochte oorzaak te zijn; eene meer aannemelijke
verklaring is, dunkt mij, gelegen in de belemmering, wolko
do gespannen bandon van den rug der hand bij geflec-
tcerden stand veroorzaken, zooals ieder bij zich zeiven
kan waarnemen.

Niets scheen verder aan de bewegingen der hand to
ontbreken, dan do juiste coördinatie en de volkomen
heerschappij van den wil over de spieren, die tot de

1) Duchenne rtysiologie du mouvement p. 154,

-ocr page 21-

9

fynste bewegingen vereischt worden. Het breien, naaien,
enz. is dan ook slechts zeer moeielijk uitvoerbaar.
Aan de beneden-extremiteiten is de toestand als volgt:
De linker glutaeus maximus is niet duidelijk minder
ontwikkeld, dan dc rechter. Het onderscheid in de dikte
van de beide bovenbeenderen is verdwenen. Het linker
beneden been is ^ — i ctm. dunner dan het rechter; de
extensie van den voet is nog altijd weinig krachtig, de
flexie der teenen eveneens, hoewel in beide duidelijk be-
terschap is te bemerken. De gang van patiente ia veel
verbeterd; evenwel wordt bij voortbeweging hot zieke been
nog steeds geabduceerd en geroteerd.

Het kind wordt niet spoedig vermoeid, begint hard to loo-
pen, te springen, kantrappen klimmen, zonder zich met do
handen te ondersteunen. Het khmmen van trappen ia
alleen mogelijk, wanneer het zieke been steeds het eerst
op de volgende hoogere trede geplaatst wordt.

De spieren van het zieke been schijnen dus nog niet
de noodige kracht te bezitten om aan het lichaam eene
voldoende beweging mede tc deelen, die vcreiacht wordt
om het een trede hooger te brengen; het gezonde been,
dat hiertoe wel in staat is, wordt dus door patiente tot
^ dit dool gebruikt; het blijft derhalve het langst op do vo-

rige trede staan. Do algemeene voeding van patient ia
.[\'S\' veel verbeterd; nog steeds is bij het lachen, eene, hoewel

zeer geringe paresis van den linker facialis to bemerken;
de spraak is nog steeds onduidelijk en slechter dan voor
het begin der ziekte.

-ocr page 22-

n.

Yerschijnselen der essentieële
kinderparalyse.

De verschijDselen, welke men bij esaentiëele kinder-
paralyse waarneemt, vormen een sints lang bekend, ka-
rakteristiek ziektebeeld, waarvan door
Heine en anderen
zulke volledige beschrijvingen geleverd zijn, dat mij eene
uitvoerige herhaling hiervan geheel overbodig toeschynt.
Alleen de verschijnselen, die men waarneemt, wanneer de
spieren aan faradische of galvanische stroomen blootgesteld
worden, wensch ik uitvoeriger te behandelen; van de
overige geeft ik slechts een zeer korte schets, die ik
grootendeels aan
Charcot \') ontleen.

Essentiëele kinderparalyse wordt het menigvuldigst waar-
genomen bij kinderen tusschen het tweede en derde levens-
jaar, zeldzamer begint zij op vijf of zesjarigen leeftijd.
Evenals de meeste andere schrijvers, neemt
Charcot
twee tijdperken aan.

le. tijdperk.

De ziekte begint in den regel met eene vrij hevige koorts,
al of niet vergezeld door convulsies of andere hersenver-
schijnselen, somtijds door voorbijgaande contracturen. In
enkele gevallen kan koorts evenwel geheel ontbreken. Al

1) Charcot^ Leçons sar los maladies dii système nerveux.

-ocr page 23-

11

aanstonds treden de paralytische verschijnselen op den
voorgrond, welke hierdoor gekarakteriseerd zijn, dat zij
reeds in den beginne hun maximum bereiken, zoowel
wat uitbreiding als intensiteit betreft.

De paralyse bepaalt zich gewoonlijk tot de extremiteiten
waarvan zij één of meer, somtijds allen tegelijk aandoet.
Vermindering der sensibiliteit, trophische veranderingen
der huid of functioneele stoornissen van blaas of rectum,
komen bij essentiëele kinderparalyse niet voor.

Reeds spoedig na het begin der ziekte is de electro-
musculaire contractiliteit in een groot aantal der gepara-
lyseerde spieren verminderd, in sommige geheel opgeheven;
bovendien is door duitsche onderzoekers eene bijzondere
verhouding der geparalyseerde spieren tegenover den gal-
vanischen stroom waargenomen, waarop ik later nog
terugkom. Hiermede is het eerste tijdperk afgeloopen
en begint het

2e tijdperk,

waarin de spieren hare contractiliteit kunnen herkrijgen.
Hiervoor zijn dikwyls zes, acht tot tien maanden noodig.
Spieren, die na dit tijdsverloop nog geparalyseerd zijn,
blijven het waarschijnlijk voor immer. Intusschen treden
een aantal andere verschijnselen op:

1°. Die spieren, waarin de electro-musculaire contrac-
tiliteit niet terugkeert, worden atrophisch. Na verloop
van een maand is de atrophie, wanneer zij niet, zooals
somtijds het geval is, door eene opéénhooping van vot-
weefsel gemaskeerd wordt, reeds zeer duidehjk waar te
nemen.

2». De beenderen der geparalyseerde deelen blijven in
ontwikkeling achter en atrophieeren eveneens. Hierbij
valt op te merken, dat er volstrekt geen noodzakelijk
verband bestaat tusschen da atrophie der beenderen en
den graad of de uitgestrektheid der paralyse, zoodat het

-ocr page 24-

12

bijvoorbeeld zeer dikwijls voorkomt, dat do verkorting
der beênderen eenige centimeters bedraagt, terwijl zich
de paralyse tot slechts enkele spieren bepaalt. Ook heeft
KENNEDY \') gcvallen gepubliceerd, waarbij alle paralyses
spoedig verdwenen, en evenwel het aangetaste deel in
lengte, dikte enz. achterbleef.

30. Reeds spoedig kan men eene verlaging der tempe-
ratuur in de geparalyseerde deelen constateeren. Bij
kinderparalyse is deze temperatuursvcrlaging duidelijker
dan bij alle andere vormen van paralyse.

40. Er ontstaan diffbrmiteiten in de geparalyseerde dee-
len. Daar namelijk de atrophic niet of althans niet ge-
lijkmatig alle spieren eener extremiteit aandoet, krijgen
enkele spieren of spiergroepen de overhand op hare anta-
gonisten , waardoor ten slotte de deelen, waaraan zij zich
hechten, eene verkeerde houding aannemen. Gewoonlijk
beginnen deze difformiteiten zich in de achtste of tiende
maand der ziekte te ontwikkelen. Aan de voeten 0. a.
ontstaan op deze wijze: „^es
equinus, pes varus, pes
valgus en pes calcaneus.\'\'^
Het tot stand komen dezer
difformiteiten wordt bovendien nog bevorderd door de
buitengewone laxiteit der banden, zoodat men zonder
eenige moeite aan de extremiteiten de meest vreemde
houdingen kan goven. Overigens genieten de kinderen
dikwijls eene goede gezondheid. Nimmer is essentiëelo
kinderparalyse de onmiddellijke oorzaak van den dood
geweest. Hiermede zijn zeer kort de voornaamste ver-
schynselen vermeld.

Gaan wij nu nog een weinig naauwkeurigcr de ver-
schijnselen na, welke men waarneemt, wanneer men
geparalyseerde spieren aan de werking van een clectri-

1) Kennedy noemt dezen vorm van essentiëele kinderparalyse «tempo-
raire trerlamming. ff

-ocr page 25-

13

sehen stroom onderwerpt, dan zien wij, dat zij ons niet
alleen een middel aan de hand geven, om in vele ge-
vallen eene diagnose te kunnen stellen omtrent de zit-
plaats van het ziekteproces, hetwelk aan de paralyse ten
grondslag strekt, maar dat zij bovendien ons bij het
stellen der prognose dikwijls de grootste diensten bewij-
zen. Daar voornamelijk in de allerlaatste jaren hierover
zeer veel nieuws aan het licht is gekomen , zullen we
kortehjk nagaan, welke deze verschijnselen in het alge-
meen zijn, om daarna te zien , welke hiervan in het
bijzonder aan essentiëele kinderparalyse eigen zijn. Bij
het onderzoek van geparalyseerde spieren heeft men te
letten op hare verhouding tegenover den faradischen en
galvanischen stroom. Als resultaat zal men dan moeten
verkrijgen, dat óf de prikkelbaarheid normaal gebleven,
of vermeerderd, of verminderd is óf eindelijk qualitatieve
veranderingen hoeft ondergaan. Zeer dikwijls zal men
vinden, dat de prikkelbaarheid zeer verschillend is voor
den faradischen en den galvanischen stroom.

De reactie van geparalyseerde spieren op den faradi-
schen stroom en de gevolgtrekkingen , die men er uit kan
afleiden, zoowel ten opzichte dor zitplaats van het pro-
ces , als van den toestand, waarin zich de spieren zelve
bevinden, is voornamelijk in Frankrijk het onderwerp
van talrijke onderzoekingen geweest. Do man, die hier de
meeste bekendheid mede verworven heeft, is
Duchenne
(de Boulogne). Zijne onderzoekingen zijn voortgezet, en,
hoewel niet belangrijk, uitgebreid door
CiiARCOT. Zij
vonden het volgende,

De faradische prikkelbaarheid of, met andere woorden,
de electro-musculaire contractiliteit, blijft in sommige ge-
vallen van paralyse dikwijls jaren lang normaal, in andere
daarentegen vermindert zij reeds spoedig, om eindelijk geheel
te verdwijnen, zoodat zelfs de sterkste faradische stroomen
geen contracties meer teweeg kunnen brengen.

Blijft de electro-musculaire contractihteit normaal, daii

-ocr page 26-

u

behouden ook de spieren langen tijd hare normale struc-
tuur. Zulk een toestand is regel bij paralysen van cere-
bralen oorsprong, wordt dikwijls gevonden bij spinale
paralyses eu eindelijk bij sommige peripherische paralyses.
De paralyses, waarbij de clectro-musculaire contractiliteit
gedurende zeer langen tijd, bijv. jaren, normaal blijft en
de structum* van het spierweefsel niet verandert, terwijl
de oorzaak in de medulla spinalis ligt, worden door
Charcot >) in eene afzonderlijke groep vereenigd. In
alle dergelijke gevallen bepalen zich de weefselverande-
ringen tot de vezels der witte zelfstandigheid, en indien
somtijds de grijze stof mocht aangedaan worden, zoo blijft
toch in ieder geval de streek der voorste horens, waar
de groote motorische zenuwcellen gelegen zijn, gespaard.

Het ziekte-proces bepaalt zich dus uitsluitend tot de
vezels der achterste strengen of der zystrengen, of tot
beiden tegelijk. Zoodra echter de grenzen van dit ge-
bied mochten overschreden worden en de weefselverande-
ringen zich uitstrekken tot die plaatsen in de grijze stof,
waar zich de groote motorische zenuwcellen bevinden,
zoude eene snelle vermindering der electro-musculaire
contractiliteit en atrophic der spiereu het gevolg zijn.
Sklerose der achterste strengen, sklerosc der zijstrengcn
„sclerose en plaques disséminées", partiëele myelitis of do
\'drukking van een tumor, in zoover zij niet tot belang-
rijke voedingsstoornis van de voorste horens aanleiding
geven, voeren tot paralyse zonder verlies van prikkel-
baarheid voor den faradischen stroom of verandering in
de structuur van het spierweefsel. . Zij behooren dus bij
deze groep. In vele andere gevallen cchtcr vermindert
de prikkelbaarheid der spieren voor den faradischen stroom
zeer spoedig na het begin der paralyse, en verdwijnt dik-
wijls geheel; tropliische stoornissen gaan hiermede hand

1) Chaecox, Leçons sur les maladies du système nerveui, faites à
la Sijpétière. Paris 1872—73.

-ocr page 27-

15

aan hand. De oorzaak is dikwijls in de medulla spinalis
gelegen. Ook deze gevallen vereenigt
charcot in ééne
groep, welke hij weder in twee onderdeelen splitst. Tot
de eerste onderafdeeling behooren die ziekte-processen,
waarbij, over eene groote uitgestrektheid, zoowel de witte
als gryze zelfstandigheid is aangedaan, doch voornamelijk
de laatste ; zij hebben een acuut verloop en spoedige ver-
mindering der electro-musculaire contractiliteit is er het
gevolg van met atrophie der spieren. De ziekten, die hier-
onder gerangschikt behooren te worden, zijn acute centrale
myelitis en apoplexia spinalis. Tot de tweede onderaf-
deeling behooren die aandoeningen gerangschikt te worden,
waarbij de weefselveranderingen in de medulla een
kleiner gebied innemen en zich byna uitsluitend be-
palen tot de voorste horens der grijze stof, en wel
voornamelijk tot de daarin gelegen groote motorische
zenuwcellen. Drie ziektevormen moeten onder deze af-
deeling gebracht worden, namelijk: de essentiëele kin-
derparalyse, de progressieve spieratrophie en aandoeningen
der medulla oblongata, waarvan veranderingen in het
spierweefsel het gevolg zijn (bulbair-paralyso).

Voor de prognose is het van belang te weten, dat
spieren, die hare faradische prikkelbaarheid verloren
hebben, volgens DuciiENifE gevaar loopen to degenereeren
en hare motiliteit te verliezen. Hieromtrent zegt hij het
volgende: \') „Je dois rappeler içi, que l\'absence de réac-
tion d\'un muscle par l\'excitation électrique n\'a pas la
même valeur prognostique, à toutes les periodes de cette
affection musculaire, car, pendant la période paralytique,
elle annonce seulement que le muscle est menacé dana
sa nutrition, tandisque, pendant la période de chroni-
cité, elle apprend que le muscle est altéré dans sa tex-
ture."

1) Ducuennb (de Boulogue). De l\'eleetrisation localise\'e.

-ocr page 28-

16

Het besluit, dat uit de wijze, waarop de geparalyseerde
spieren zich tegenover den faradischen stroom verhouden,
ten opzichte van kinderparalyse getrokken kan worden, is,
dat het ziekteproces ook in de voorste horens der me-
dulla spinalis gezeteld is, dat het eene paralyse veroor-
zaakt, waarbij verminderde of opgeheven prikkelbaarheid
voor den faradischen stroom, het gevolg is, met degene-
ratie der spieren. De wijzigingen, welke de geparaly-
seerde spieren ten opzichte van den galvanischen stroom
ondergaan, zijn voornamelijk in Duitschland onderzocht.
De onderzoekers, die op dit gebied den meesten naam
verworven hebben, zijn:
Remak, Meijer, Benedict,
Brenner, Ziemssen, Erb en anderen. Zij kunnen
quantitatief en quahtatief zijn. "VVat de quantitatieve ver-
anderingen in de reactie betreft, deze kan vermeerderd
en verminderd zijn. Qualitatieve wijzigingen bestaan daarin,
dat de wet, volgens welke de spieren in normalen toe-
stand zich tegenover kathode sluiting (Ka S) kathode
opening (Ka O) anodesluiting (An S) en anode-opening
(An O) verhouden, veranderd is.

De gang van zaken bij geparalyseerde spieren met ver-
lies van faradische irritabiUteit, kan nu zijn, als volgt.
In het begin der paralyse vermindert de galvanische even-
zeer als de faradische irritahiliteit, maar, terwijl in het
verdere verloop de faradische irratibiUteit steeds blijft
afnemen, om eindelijk geheel te verdwijnen, zoodat zelfs
sterke stroomen niet in staat zijn contracties te weeg te
brengen, vermeerdert na eenigen tijd de galvanische irri-
tahiliteit. Men vindt dan, dat galvanische stroomen, welke zoo
zwak zijn, dat zij niet in staat zijn contracties in gezonde
spieren optewekken, eene duidelijke reactie in de geparaly-
seerde spier te voorschijn roepen.
Neumann heeft van dit
verschijnsel eene zeer aannemelijke verklaring gegeven, die
door
Erb \') is overgenomen. Volgens hem zijn de pathologisch

1) ^Eeb. Hanilbuch der speciellen Pathologie uud Therapie, heraus

-ocr page 29-

17

anatomisch veranderde spieren niet in staat op korte
momentane stroomen, zooals de faradische stroom, te
reageeren, mits deze kortdurende stroomstooten niet zóó
snel op elkaar volgen, dat zij als een constante stroom
te beschouvi^en zijn, wel echter op aanhoudende, zooals
de galvanische. Laat men namelijk op spieren, die
op zeer zwakke galvanische stroomen vrij sterk rea-
geeren , zeer sterke stroomen, doch slechts voor een
oogenblik inwerken, dan blijft de reactie uit. Tegelijk
met de vermeerderde prikkelbaarheid ondergaat ook de
wet, volgens welke contracties in normale spieren plaats
hebben, wijzigingen, die door
Erb \') onder den naam
van „Entartungsreaction" beschreven zijn, welke hierin
bestaat, dat de contractie bij An S langzamerhand toe-
neemt , zoodat spoedig de prikkelbaarheid van An S
gehjk wordt aan de prikkelbaarheid voor Ka S, ja zelfs
de prikkelbaarheid voor An S gróóter dan de prikkel-
baarheid voor Ka S. Hetzelfde geldt voor de prikkel-
baarheid voor Ka O, welke naar evenredigheid meer
toeneemt dan de prikkelbaarheid voor An O, zoodat
de prikkelbaarlieid voor Ka O gehjk wordt aan do
prikkelbaarheid voor Au O, of zelfs de prikkelbaarheid
voor Ka O grooter wordt dan do prikkelbaarheid
voor An O. Do verhouding kan juist de omgekeerde
zijn van die, welke in de normale spier behoort plaats
te hebben, zoodat de reeks Ka S, An S, An O,
Ka O, kan worden Ka O, An O, An S, Ka, S.
Nadat dit verschijnsel eenigen tijd geduurd heeft, ver-
minderen de contracties bij opening, wellicht omdat de
prikkel bij opening slechts korten tijd duurt. Wanneer
deze phase is afgeloopon, begint de tot mi toe vermeer-
derde galvanische prikkelbaarheid langzamerhand te vor-

gegeben von Dr. II. von Ziemssen. Zwölfter Hand. Krankheiten des
Nervensystems Tl. Erste Hälfte.
1) E
hb. 1. e.

-ocr page 30-

18

minderen, zoodat men steeds sterkere stroomen moet aan-
wenden , om nog contracties te voorschijn te roepen. ïen
slotte is nog slechts A n S in staat eenige reactie in de
spier op te wekken, welke geheel te gronde gaat. Het
gewichtige dezer degeneratie-reactie is hierin gelegen,
dat men, zoodra zij aanwezig is , tot pathologische weef-
selveranderingen in de aangedane spieren mag besluiten,
welke toenemen, naarmate de spieren meer het tijdperk
naderen, waarin de galvanische prikkelbaarheid gaat
afnemen.
Erb \') zegt over deze reactie het volgende:
„Von hoher practisclier Wichtigheit ist es nun, dass
alle diese Erscheinungen offenbar im engsten Zusam-
menhang mit den histologischen Veränderungen im
Nerven und Muskol stehen; und zwar so, dass das vor-
handen sein der Entartungsreaction die Existenz dieser
histologische Veränderungen ankündigt, imd dass man aus
dem Stadium der histstologischen Veränderungen in J^erven
und Muskel ziehen kann." "Wanneer de degeneratie-re-
actie wordt waargenomen, dan ligt aan de paralyse eene
peripherische oorzaak ten grondslag, dus bij verwonding
van zenuwen , bij neuritis, bij drukking van zenuwen door
gezwellen, bloed-extravasaten, retractie van bindweefsel
enz , tenzij de zitplaats oorspronkelijk centraal, later pe-
ripherisch moge zijn geworden. Bovendien echter bjj
paralyse tengevolge van loodintoxicatie en bij essentiëele
kinderparalyse. De twee conclusies, die uit de degene-
ratie-reactie kunnen getrokken worden, fornmleert
Erb
aldus:

„1° Dass überall cla, wo wir diese Rcaction finden, er-
hebliche anatomische Veränderungen in den Nerven und
Muskeln vorhanden sein müssen.

2" Dass wir es da, wo wir die Entartungsreaction finden
mit einer peripheren Lähmung zu thun haben."

Van dezen laatsten regel zijn volgens Erb slechts de

«

1) Ebu. 1. c.

-ocr page 31-

19

twee genoemde uitzonderingen bekend, namehjk: lood-
paralyse en essentiëele kinderparalyse. Evenwel vermeldt
Duchenne \') twee ziektevormen, waaraan hij de namen
Paralysie générale spinale antérieure subaigüe en „Para-
lysie générale spinale diffuse subaiguë geefit; bij beide
ziektevormen zoude
Duchenne waarschijnlijk de „En-
tartungsreaction" van
Erb hebben waargenomen, indien
deze hem toen bekend ware geweest. De geparalyseerde
spieren der patienten, die de verschijnselen dezer ziekte
vertoonden, hadden hare electro-musculaire contractiliteit
verloren en waren in sommige gevallen gedegenereerd.
Bovendien zijn in het Centralblatt für die medicinischen
Wissenschaften
1876 No. 10 drie door Erb waar-
genomen gevallen medegedeeld van „Paralysie générale
spinale autérieure subaiguë." waarin de geparalyseerde
spieren werkelijk de „Entartungsreaction" vertoonden.
Niet altijd evenwel worden bij de peripherische paralyses
de verschillende wijzigingen der verhouding tot den gal-
vanischen stroom in dezelfde mate waargenomen, als
boven beschreven is. Vooreerst zijn er gevallen , waar de
galvanische evenmin als de faradisclie prikkelbaarheid
eenige, hetzij quantitatieve, hetzij qualitatieve verande-
ringen ondergaat. Al zulke gevallen nemen een zeer
gunstig verloop; zij genezen in weinige weken, ten
minste onder flinke behandeling. Deze vorm treft men
aan bij alle lichte peripherische paralyses.

Behalve deze twee uitersten zijn er echter vormen door
Erb beschreven, waarin de degeneratie-reactie slechts
onvolkomen wordt waargenomen. Dergelijke vormen moe-
ten als tusschenvormen beschouwd worden. Het karakteris-
tieke bij dezen tusschenvorm is, dat de faradischc en galvani-
sche prikkelbaarheid der zenuwen niet geheel is verdwenen,
maar slechts in geringen graad is verminderd, terwijl in
de spieren de vermeerdering cn qualitatieve verandering der

1) Duchenne. De 1\'clectrisatiou locnlisce pag. 459 eu 477.

-ocr page 32-

20

galvanische prikkelbaarheid, zoo ook de vermeerdering der
mechanische prikkelbaarheid zeer in het oog vallend is.
Mechanische prikkelbaarheid bestaat hierin, dat gepara-
lyseerde spieren met degeneratie-reactie dikwijls op zeer
geringe prikkels (bijv. lichte aanraking met den vinger,
blazen enz.) met duidelijke langzame contracties re-
ageereii.

Deze mechanische prikkelbaarheid is het eerst beschreven
en gezien door
Erb en Hitzig \') en door laatstgenoemde
gepubliceerd. Zij wordt gewoonlijk waargenomen korten
tijd nadat de galvanische irritahiliteit is vermeerderd ; zij
neemt dan langzamerhand toe, om in den loop van eenige
maanden weder te verminderen en eindelijk te verdwijnen.
De spieren vertoonen bovendien eene zeer verschillende
reactie hij directe en indirecte prikkeling. Bij directe
prikkeling is de contractie hij A n S grooter dan hij
K a S, bij indirecte prikkeling is de contractie bij K a S
grooter dan de contractie bij A n S. De beweging
kan bij dezen vorm reeds teruggekeerd zijn, terwijl de
electrische abnormiteiten nog bestaan. De prognose is in
deze gevallen betrekkelijk gunstig.

De resultaten, die voor de essentiëele kinderparalyse
uitdeze: „Entartungsreaction" voortvloeien, zijn de vol-
gende :

. 1De „Entartungsreaction" wordt waargenomen bij
essentiëele kinderparalyse, en is het gevolg van het
lijden der voorste horens.

2°. Zij kan reeds vroegtijdig het aanwezig zijn van
pathologische (degeneratief-atrophische) veranderingen
in het spierweefsel bewijzen.

I) Hitzig, Vikciiows Archiv. Band 41 p. 301. üeber die mechanische
Erregbarkeit gelähmter Muskel.

-ocr page 33-

21

B. Pathologische anatomie en pathogenesis
(Ier essentiëele kinderparalyse.

De pathologische anatomie der essentiëele kinderparalyse
heeft eigenlijk eerst eenige waai\'de gekregen, sints door
Yulpian en Prévost de aandacht gevestigd is op de
veranderingen , welke de groote motorische zenuwcellen ,
gelegen in de grijze stof van de voorste horens der me-
dulla spinalis bij deze ziekte ondergaan. De belangrijke
motorische en trophischc stoornissen in do spieren, die
deze cellen veroorzaken, indien zij de zitplaats van een
ziekteproces worden, maakt, dat zij een der gewichtigste
punten in de pathologische anatomie der essentiëele kin-
derparalyse vormen.

Vóór het jaar 1866, toen Prevost zijne waarnemingen
in de „comptes rendus de la Société de Biologie" bekend
heeft gemaakt, tastte men dan ook in den blinde rond
naar de zitplaats van het ziekte-proces. Sommigen meen-
den de primaire aandoening in peripherische deelen, hetzij
spieren of zenuwen , te moeten zoeken, anderen in het
centraio zenuwstelsel. Wel is waar word door de meeste
onderzoekers de oorzaak in het centrum, en wel met name
in do medulla spinalis geplaatst, doch het bleef bij gissin-
gen, die door geene mikroscopischc waarnemingen gestaafd
werden. Ik zal dus niet verder stil blijven staan bij de
hypothesen, die vóór 186G over dit onderwerp zijn opge-
steld, maar slechts dc resultaten der waarnemingen me-
dedeelen , dio sedert dien tijd zijn bekend gemaakt en meer
waarborgen voor juistheid opleveren.

Een onderzoek, dat vroeger, namelijk in 1864, plaats
heeft gehad, moet evenwel vermeld worden.
Charcot en
CoRNiL vonden namelijk toen reeds, dat het de voorste
horens der grijze stof waren, die veranderingen hadden
ondergaan. Zij zagen, dat deze geätrophieerd waren op
die plaatsen, waaruit zenuwen ontsprongen, die zich naar

-ocr page 34-

22

de geparalyseerde spieren begaven ; veranderingen in de
motorische zenuwcellen namen zij echter toen nog niet Avaar,
of vestigden er althans de aandacht niet op. Dit hebben
eerst
Pretost en Vulpian gedaan. Hetgeen zij hierom-
trent bij eene vrouw zagen, die aan essentiëele kinder-
paralyse leed, komt in het kort hierop neer : het meeren-
deel der groote motorische cellen was verdwenen uit de
voorste horens van dat gedeelte der medulla spinalis, hetwelk
beantwoordde aan dc goatrophiëerde spieren. De neuroglia
was op de plaatsen, waar de motorische cellen behoorden
te hggen, sclerotisch verdikt. Latere waarnemingen heb-
ben alleen bewezen, dat atrophie der motorische zenuw-
cellen een nimmer ontbrekend pathologisch-anatomisch
verschijnsel bij essentiëele kinderparalyse is. Eene derge-
lijke waarneming hebben
Clarke cn Johnson in 1868
medegedeeld \'). Zjj zagen, bij mikroskopisch onderzoek,
atrophie der voorste horens en verdAvijning of korrehge
degeneratie der motorische zenuwcellen.

Een meer uitvoerig onderzoek deelt Charcot mede in
een zijnor „Leçons sur les maladies du système nerveux."
Het betreft eene vrouw van 49 jaar, die op zevenjarigen
leeftijd, plotseling aan vier extremiteiten geparalyseerd
werd; de spieren waren atrophisch cn do extremiteiten
vertoonden do bekende difformiteiten. Men had dus recht
\'aan te nemén, dat de vrouw aan essentiëele kinderparalyse
leed. Het naauwkeurig verslag van hetgoen zij waarna-
men, laat ik hier volgen , zooals ik het aan
Charcot
ontleen.

De aandoening was zeer uitgebreid cn besloeg de medulla
spinalis bijna in hare geheele lengte. De veranderingen
waren voornamelijk, cn op sommige punten uitsluitend
gezeteld in de voorste horens van de grijze stof. Do groote
motorische zenuwcellen waren overal, hoewel in verschil-
lenden graad, gedegenereerd, en op sommige plaatsen wa-

1)^ Clakki en Johnson: Medic. Chir. Transact. LI. London 18C8.

-ocr page 35-

23

ren geheele groepen van cellen verdwenen, zonder eenig
spoor achter te laten. Bijna overal was de neuroglia ge-
sclerotiseerd in de onmiddellijke nabijheid en op eenigen
afstand der aangedane cellen; hoewel op sommige punten
de veranderingen der motorische zenuwcellen het eenigo
was, dat werd waargenomen, terwijl de neuroglia hare
normale structuur behouden had. De voorste wortels en
de voorste zijstrengen waren geätrophieerd. Op grond
dezer waarneming, in verband met hetgeen vroegere en
latere onderzoekers gevonden hebben, komt
Charcot tot
de volgende conclusies, welke hij aldus formuleert. \')

„La lesion des cellules nerveuses motrices est im fait
constant dans la paralysie infantile spinale et d\'oii dérivent
les principaux symptômes de la maladie, en particulier
la paralysie ainsi que l\'atrophie des muscles; nous avons
en outre l\'opinion que suivant toute vraisemblance, c\'est
là le fait anatomique initial, les lésions de la névroglie et
l\'atrophie des racines nerveuses devant être considérées
comme des phénomènes consécutifs."

Wat zijne eerste gevolgtrekking betreft, deze is wel
boven allen tv/ijfel veidieven, geene enkele latere waar-
neming is cr mede in strijd.
Leijden , die onder de
allerlaatste schrijvers over de pathologische anatomie der
essentiëele kinderparalyse behoort, en dus ook met de
nieuwere waarnemingen rekenschap houdt, zegt dienaan
gaande :

„Die bisherigen Beobachtungen stimmen demnach sämmt
lieh darin überein, das der Kinderlähmung eine Erkran-
kung des Kückenmarks zu Grunde liegt, dasa diese vor-
züglich die graue Substanz der Vorderhörner bctrift und
mit einer Atrophie der motorischen Ganglienzellen ver-
bunden ist." Ilij laat er evenwel onmiddellijk op volgen:

1) Charcot. Leçons sur los maladies du système nerveux p. 166.

2) Lkijden. Archiv für Psychiatrie und Nervenkrankheiten VII Band.
I. Heft. Beiträge zur pathologische Anatomie der atrophischen Lähmung
der Kinder und der Erwachsenen.

-ocr page 36-

24

„Nicht so übereinstimmend sind die Ergebnisse in Bezug
auf die Natur und den Ausgangspunkt des Processes."

Voor dat ik overga tot het mededeelen der gevoelens
van anderen over deze quaestie, welke aandoening de
primaire , en welke de aard van het ziekteproces is , zullen
wij eerst de opinie van
Charcot hieromtrent uiteen-
zetten.

Charcot steunt zijne bewering, als zoude het primaire
van het ziekteproces in de motorische cellen en niet in de
neurogha gelegen zijn, op de volgende gronden: „de
neuroglia ondergaat wel is waar in de meeste gevallen
veranderingen, doch dit is niet noodzakelijk, daar er
gevallen bekend zijn, waarin op sommige punten de
motorische cellen alleen veranderingen hebben ondergaan,
terwijl de neuroglia de normale structuur bezat. Een
dezer gevallen (de andere zijn mij niet bekend) zoude
zijn dat van de bovengenoemde 49jarige vrouw, waar op
enkele punten do veranderingen der motorische cellen het
eenige zoude zijn, dat men kon waarnemen. Zeer over-
tuigend komt mij dus dit argument niet voor, in verband
met het moeilijke der beslissing, of de neuroglia volko-
men onveranderd is of niet. Dc cellen kuunen dus pri-
mair veranderd zijn, zonder dat er secundaire weefsel-
veranderingen op behoeven te volgen.
. In dc gevallen waarin het ziekteproces zich daarbij niet
bepaalt, maar het grootste gedeelte der grijze stof inneemt
of zich zelfs tot in de voorste zij strengen verbreidt, kan
men volgens
Charcot gemakkelijk waarnemen, dat do
veranderingen het duidelijkst zijn in do onmiddellijke na-
bijheid der motorische cellen, terwijl ze minder duidelijk
worden in de tusschenruimten, die de motorische cellen
van elkander scheiden, zoodat men den indruk verkrijgt, alsof
de cellen hot middelpunt vormen van waaruit zich de
veranderingen verder verspreiden.
Charcots krachtigste
argument voor het primaire Ijjden der zenuwcellen\' is wol
het laatstgenoemde. Bovendien vormt de neuroglia door

-ocr page 37-

25

de geheele medulla één functioneel geheel. Men kan zich
dus moeielijk verklaren, waarom de neuroglia, indien zij
primair ware aangedaan, juist die punten als uitgangs-
plaats zoude gekozen hebben, waar de van haar functio-
neel geheel verschillende gangliëiicelleii liggen. Veel aan-
nemelijker is een primair lijden der functioneel van de
andere gedeelten der medulla gescheiden zenuwcellen,
zich van daar voortplantende op de om haar gelegene
neuroglia. De trophische stoornissen nu, die dc spieren
bij progressieve spieratrophie oudergaan, cn de degeneratie,
die ook in dezen ziektetoestand de motorische zenuwcellen
ondergaan, doen
Charcot , in verband met de waarne-
mingen bij essentiëele kinderparalyse, deze cellen be-
schouwen als dc trophische centra der spieren, dus de
vernietiging of degeneratie cr vau als de oorzaak der
spieratrophie. Progressieve spieratrophie is dan volgens
Charcot de chronische vorm, kinderparalyse de acute
vorm van de atrophic der cellen. Bij den chronischen vorm
worden dc cellen één voor één aangedaan, terwijl tot in
de laatste stadia der ziekte ccn aantal cellen gezond blij-
ven zelfs op die plaatsen, die het meest zijn aangedaan.
De veranderingen in de spieren bij progressieve spiera-
trophie zijn geheel in overeenstemming met deze wijze
van ontwikkeling. Zelden vindt men bijv., dat de tropMsche
stoornissen zich td gelijkertijd over alle primitiefbun-
dels eener spier uitstrekken, zoodat sommige spierbundels
eener zelfde spier reeds veranderingen kunnen hebben
ondergaan, terwijl andere nog gezond gebleven zijn.
Hierdoor wordt tevens verklaard, waarom bij progressieve
spieratrophie althans gedurende zeer langen tijd , de be-
weging niet opgeheven, maar slechts verminderd is.

Ook bulbairparalyse scliijnt Charcot geneigd to zijn
onder dezen chronischen vorm te rangschikken; hij zegt
het evenwel niet recht duidelijk of positief.

De meening, die Duchenne (de_"_Boulogne) heeft om-
trent het verschil tusschen essentiëele kinderparalyse en

-ocr page 38-

26

progressieve spieratrophie, komt niet met die van Charcot
overeen; het is volgens hem hierin gelegen, dat hij de
eerstgenoemde ziekte zoow^el de trophische als de motorische
eigenschappen der groote zenuwcellen veranderingen onder-
gaan, terwijl hij de laatstgenoemde ziekte alleen de motori-
sche functies gewijzigd worden. Een differentiëele diagnose
echter kan niet uit de pathologisch-anatomische verschijn-
selen , doch alleen uit het klinisch ziektebeeld gesteld wor-
den.
Duchenne \') zegt hieromtrent het volgende :

„La propriété trophique des cellules est seule atteinte,
dans l\'atrophie musculaire progressive ; tandis que, dans
les paralysies atrophiques spinales, leurs propriétés mo-
trices et trophiques sont lésées simultanément. Eh bien,
jusqu\' à présent, on n\'a découvert aucune altération spé-
ciale appréciable, du moins qui puisse rendre raison de
ces différences pathologiques."

Moeielijker nog dan uittemaken, welke weefselveran-
deringen primair, welke secundair zijn, is de quaestie,
van welken aard het ziekteproces.
Charcot helt er
het meest too over om het voor een ontstekingsproces
te houden. De naam „tephro-myelite antérieure aigüo
parencliymateuse," dien hy er aan heeft gegeven , moet
dan beteekenen, eene parenchymatcuse myehtis van de
voorste horens. Dezo hypothese berust gedeeltelijk op
•enkele waarnemingen, voor een groot deel echter op
verschijnselen uit de pathologische physiologie.

Deze leeren namelijk , dat snelle spieratrophie en spoe-
dig verdwijnen der faradische contractiliteit, zooals dit bij
essentiëele kinderparalyse wordt . waargenomen, alleen
het gevolg kan zijn van prikkeling der zenuwen, die dezo
spieren innerveercn. Daar men nu de motorische zenuw-
cellen als het centrale uiteinde der zenuwen kan beschou-

1) Ddchenne (de Boulogne) de l\'electrisation localise\'e, pag. 436.

2) Tephro afgelefd van cti/QÓf, grijs.
*

-ocr page 39-

27

wen, is het spoedig verdwijnen der faradische contrac-
tihteit en de spieratrophie toe te schrijven aan een irri-
tatie-proces, waardoor deze centrale uiteinden geprikkeld
worden. In zijne „Leçons sur les maladies du sy-
stème nerveux", zegt
Charcot dienaangaande het vol-
gende :

„Seule l\'irritation des nerfs serait capable d\'occasion-
ner l\'atrophie rapide ct hâtive des muscles précédée elle-
même de la diminution ou de la disparition de la con-
tractilité faradique. La division complète des nerfs
n\'amène l\'atrophie ct la perte des réactions électriques
qu\'au bout d\'un temps incomparablement beaucoup plus
long, à l\'instar du repos prolongé.

Met deze woorden geeft Charcot in het kort een
gedeelte van don inhoud zijner theorie weer, welke hij
heeft opgesteld over don invloed , dien de zenuwen hebben
op trophische stoornissen in de peripheric.

Het is hier de plaats niet deze schoone theorie in
haren geheelen omvang mede te deden. "We zullen dus
niet in alle bijzonderheden do verschillende trophische
stoornissen nagaan, welke onder den invloed der zenuwen
in dc périphérie ontstaan, doch alleen zeggen, dat zij de
huid, het onderhuidsch celweefsel, de spieren, de gewrich-
ten en de beenderen betreffen kunnen. Zoowel naar aanlei-
ding van experimenten door verschillende onderzoekers bij
dieren genomen, als van klinische waarnemingen bij men-
schen, is
Charcot tot hct besluit gekomen, dat alleen prik-
keling der zenuwen, door welke oorzaak dan ook, in staat
is spoedig trophische stoornissen in de peripheric te voor-
schijn te roepen, niet eenvoiulige doorsnijding der zenu-
wen. Dc veranderingen, welke daarna ontstaan, treden
slechts na zeer langen tjjd to voorschijn, ten gevolge van
de werkeloosheid der deelen.

Dit zyn de gevoelens van Charcot omtrent deze quaes-\'
ties. Zij hebben zeer veel voorstanders gevonden; doch
ook eenige tegenstanders. In Frankrijk:
Roger en Da-

-ocr page 40-

28

maschino \'), in Duitschland: Roth en Leyden \').

Rooer en Damaschino hehhen gelegenheid gehad in drie
betrekkelijk recente gevallen van essentiëele kinderparalyse
de medulla spinalis te onderzoeken. In het eerste geval
verrichtten zij de sectie twee, in het tweede zes, en in het
derde twaalf maanden na het begin der paralyse. De resul-
taten dezer drie onderzoekingen waren zeer gelijkvor-
mig. Zij vonden kleine omschreven plekken in de voorste
horens der grijze stof van het hals- en lendengedeelte,
welke eene verweeking hadden ondergaan; zij hadden
het karakter van ontstekingachtige verweeking eu bevatten
talrijke korrelige cellen, benevens neuroglia-kernen. De
motorische zenuwcellen, binnen deze verweekte plaat-
sen gelegen, waren atrophisch of geheel verdw^enen, de
voorste wortels en voorste zij strengen eveneens. Zij von-
den echter ook plekken, waar veranderingen in de moto-
rische gangliëncellen niet zeer in het oogloopend waren,
terwijl desniettegenstaande de voorste zij strengen op die
hoogte geätrophieerd waren, tJit deze laatste waarneming
trekken zij het besluit, dat niet de motorische cellen pri-
mair behoeven aangedaan te zyn. Verder houden zij het
ziekteproces voor eene acute myelitis, voornamelijk van de
voorste horens der grijze stof, evenwel niet voor eene
parenchymateuse, maar voor eeno interstitiëele myelitis.
Met deze beide onderzoekers is
Roth het grootendeels
eens, op grond van gelijksoortige resultaten, die hij ver-
kreeg bij het onderzoek van een eveneens pas ontstaan ge-
val , dat hij heeft waargenomen. Het betrof een twee-jarigen

1) Damaschino, Rocherchcs auatoino-pathologiques sur la paralysie
spinale de 1\'enfance, présentées à la société de biologie dans la séance de
7 Octobre 1871. par Damaschino Gaz. méd. de Paris 1871. No. 41 en 51.

2) Roth, Anatomischer Befund bei spinaler Kinderlähmung Vibchow\'s
Archiv. 1873. Band LVIII.

3) Leyden, Archiv, für Psychiatrie und Nervenkrankheiten. Band VI.
1 Heft.

-ocr page 41-

29

jongen, die sedert korten tijd aan essentiëele kinder-
paralyse leed en aan eene bijkomende diphtheritis stierf.

liet zeer uitvoerig verslag, dat hij er van geeft, komt
in het kort hierop neer. Hij vond overeenstemming met de
paralytische verschijnselen, die rechts praedomineerden, de
weefselveranderingen in de pars lumbalis aan die zijde
het meest uitgebreid. Bij mikï\'oscopiscb onderzoek zag
hij korrehge cellen, gedeeltelijk verspreid door het weef-
sel, gedeeltelijk langs het verloop der vaten liggen; eene
groote opeenhooping dezer cellen veroorzaakte op sommige
plaatsen eene verweeking. Tusschen de korrelige cellen
was een netwerk van bindweefsel gelegen. De groote
motorische zenuwcellen waren uit deze verweckte plekken
geheel verdwenen. De voorste wortels waren geätrophieerd,
rechts sterker dan links, evenzoo de voorste zijstrengen.

Roth houdt deze weefselveranderingen voor eene inter-
stitiëele myelitis van de grijze stof der voorste horens, die
zich voortgeplant heeft op de voorste zijstrengcn; cn, in
verband met de resultaten der drie waarnemingen van
Roger en Damaschino, neemt hij aan, dat dit de meest
voorkomende oorzaak der paralytische verschijnselen bij
essentiëele kinderparalyse is.

De laatste pathologisch-anatomische onderzoekingen over
den toestand der medulla spinalis, bij essentiëele kinder-
paralyse zijn van
Leijüen on dateeren van bot vorige
jaar. Zij betreffen vier gevallen. In liet eerste geval, dat
bij vermeldt, had de atrophic reeds (50 jaren bestaan.
Vreemd genoeg schijnt uitwendige beleediging do aanleiding
tot de ziekte geweest to zijn. Het linkerbeen was geparaly-
seerd en sterk atrophisch, de spieren waren ongevoelig, zoo-
wel voor den faradischcu als voor den galvanischen stroom.
De sensibiliteit was normaal. Bij do atropine, was makros-
copisch aan de medulla spiuahs niets abnormaals aan te
toonen ; bij microscopisch onderzoek vond hij in de voorste
horens der linkerhelft van de pars lumbalis een scherp
omschreven plek uit hard fibreus bindweefsel bestaande,

-ocr page 42-

30

waarin van zenuwzelfstandigheid geen spoor te vinden was.
In het binnenste gedeelte dezer plek zag hij corpora amy-
lacea en pigment. Gangliën-cellen waren grootendeels ver-
dwenen. De voorste wortels waren geätrophiöerd.
Leijden
houdt de pathologisch-anatomische veranderingen in dit
geval voor de overblijfselen van een interstitieel myelitisch
proces, evenals in de gevallen van
Rooer, Damaschino
en Roth. In het tweede geval had het ziekte-proces nog
slechts één jaar bestaan, toen de autopsie kon plaats hebben.
Het betrof een kind, dat zonder eenige bekende oorzaak
verlamming van het linkerbeen had gekregen 5 de sensi-
biliteit onderging geene verandering.

Het microscopisch onderzoek van de medulla spinalis
van dit kind werd verricht door prof. v.
Recklinghausen.

Evenals in alle andere gevallen, waren ook hier de
groote motorische gangliëncellen atrophisch, voornamelijk
in de linkerhelft der voorste horens van de pars lum-
bahs; ook de voorste zijstrengen waren atropisch. Deze
atrophie was echter niet afhankelijk van scherp om-
schrevene plekken (foyers, haarden), maar van een
diffuus proces. Bovendien zag v.
Recklinghausen in de
linker voorste horen een groot aantal cellen; zenuw-
vezelen en gangliëncellen waren er door verdrongen en
tot atrophie gebracht; in het verloop der bloedvaten was
•pigment opgehoopt.

Dit geval is dus hierin van de gevallen door Dama-
schino
medegedeeld afwijkende, dat het proces diffuus is.

In het derde geval, door Leyden medegedeeld, vindt
men, behalve de gewone atrophie der gangliëncellen, als
het voornaamste kenmerk een groot aantal corpora amy-
lacea aangegeven.

In het vierde geval ten slotte schijnen de weefaelver-
anderingen in de grijze stof van de pia mater uitgegaan
te zijn. Op de drie plaatsen, waar men verweekte haarden
gevonden heeft, namelijk in de medulla oblongata, in de
pars cervicalis en pars lunibalis vond men de pia mater

-ocr page 43-

31

sterk verdikt en met de zelfstandiglieid van het rugge-
merg vast vergroeid; dus overblijfselen van eene menin-
gitis; ook de witte achterste strengen waren zeer atro-
phisch en vertoonden sclerotisch verdikte plekken. In de
grijze stof ontbrak ook hier de atrophie der ganliëncellen
niet, hoewel zij niet zeer sprekend was.

Bij al deze gevallen moet men niet uit het oog ver-
liezen , wat
ViRCHOW zegt over ontsteking \'). Om een
voorbeeld te noemen: prikkelt men de
Cornea, dan treden
er onder den invloed dezer prikkeling (afgezien van
quaestieuse proliferatie der corneacellen) ongekleurde
bloedcellen (latere ettercellen) en daarmede andere be-
standdeelen van het bloed uit de vaten, maar zij treden
alleen aan de zijden van het prikkelingsproces uit de vaten.
Zij wandelen door de geheele coriiea, maar slechts in het
geprikkelde gedeelte treden eigenlijke pathologische ver-
anderingen op. Deze en andere dergelijke waarnemingen
maken het primair ziek zijn der weefsels, al zijn ze ge-
paard met veranderingen in de wanden en de omgeving
der bloedvaten, waarschijnlijk. ViRonow \'■\') voegt er bij :
„ein vermehrter Zustrom von Blut (Fluxion, Congestion,
Hyperämie) kann Wochen lang bestehen, ein Zustrom von
Blut, welcher mit starker Steigerung der Temperatur und
entsprechender Röthung verbunden ist, so gross wie wir
nie irgend in Entzündungen antreffen, ohne dass dadurch
die Zellen des Tiieiles im mindesten vergrösset oder gar
an ihnen Yorgänge der Wächerung herbeigeführt werden."
Uitzetting der vaten, omgeven met exsusatieproducten , be-
wijst dus niets tegen het primaire lijden dor gangliëncellen.

Wij zien derlialvo uit deze gevallen, dat do aard
van het ziekte-proces, hetwelk tot de verschijnselen der
essentiëele kinderparalyse aanleiding geeft, verschillend
kan zijn en alleen de atrophie der groote motorische

1) Viucuow. Cellular. Pathologie, Aullage, Ißt" uud ig\'«» CaiiiUel

2) Vittcuow 1. c. 3. 393.

-ocr page 44-

32

gangliëncéllen een nimmer ontbrekend verschijnsel is.
Ook is het niet zeker, dat de atrophie der motorische
cellen altijd het primaire der veranderingen uitmaakt; wel
mag men echter als zeker aannemen, dat de primaire
veranderingen niet in de peripherie ontstaan, hetzij in
spieren of zenuwen. Immers het zoude onverklaarbaar zijn,
hoe een ziekteproces in de peripherie in zulk een korten
tijd zulke uitgestrekte paralyses zoude kunnen veroor-
zaken, als bij essentiëele kinderparalyse het geval pleegt
te zijn.

De veranderingen , welke men in de spieren waarneemt,
zijn zeer verschillend, naarmate de paralyse korteren of
längeren tijd heeft bestaan. In den beginne schijnen
vele spieren slechts te atrophiëeren, zonder vettige de-
generatie te ondergaan; men ziet bij mikroscopisch
onderzoek zeer dunne spiervesels, die evenwel hare
dwars gestreepte structuur\' hebben behouden; bij andere
ziet men opéénhoopingen van kernen in het sarcolemma;
in slechts zeer weinige vindt men reeds korrelig-vettige
degeneïatie. Hoe langer de paralyses echter bestaan ,
des te meer neemt de vettige degeneratie toe. Groote
hoeveelheden vetdroppels verdringen langzamerhand het
^spierweefsel, dat geheel of gedeeltelijk kan verdwijnen.
De uitwendige vorm der spieren kan evenwel bewaard
blijven of zelfs in volumen toegenomen schijnen te zijn
door de groote hoeveelheden vet, die zich in de spieren
verzamelen; in enkele gevallen bljjft echter de vettige
degeneratie der spieren uit; zij vcl-mindereu in volumen,
worden atrophisch, maar behouden desniettegenstaande
hare normale structuur.

Dat atrophie en degeneratie niet als identisch moeten
worden beschouwd , maar dat men met
Eru \') eene : „dege-

1) Ekb, Ziëmssens Handbucli: Krankheiten der Rückenmarks, I. p. 113,14.

-ocr page 45-

33

ncraÜA\'^e Atrophie", waarbij de spieren werkelijk weefsel-
veranderingen hebben ondergaan , moet onderscheiden van
eene „eenvoudige atrophie", waarbij de spieren slechts
in volumen zijn afgenomen, doch hare normaio structuur
hebben behouden , leert het volgende door
Duchenne •)
(de Boulogne) medegedeelde geval, waarin de spieren der
rechterhand tot den uitersten graad geätrophieerd waren ,
doch ten slotte haar bewegingsvermogen, dat zij jaren
lang gemist hadden, bij goede behandeling met den in-
ductiestroom herkregen, hetwelk niet had kunnen ge-
schieden, indien er werkelijk weefsolveranderingeu hadden
bestaan.

Een boekdrukkersgezel had in November 1846 het ge-
bruik der regterhand verloren , tengevolge eener verwon-
ding aan den voorarm met een stomp werktuig, waardoor
4 a 5 centimeters boven de ossa mctacarpi do musculus
ulnaris internus, flexor digitorum sublimis cn profundus,
palmaris brevis, de nervus ulnaris, wellicht ook de nervus
medianus en do arteria ulnaris waren doorgesneden. Na
drie maanden was do wond genezen; doch de hand was
uiterst vermagerd, de laatste phalanges der vingers waren
voortdurend gebogen, zonder dat hij ze kon uitstrekken;
de eerste phalanges waren sterk naar achter gebogen; do
4\' en 5« vinger konden alochts mechanisch worden uitge-
strekt , daar zij door cicatrices werden tegengehouden;
nadat deze echter verscheurd waren , wns de mechanische
extensie gemakkelijker, willekeurige beweging echter on-
mogelijk. De temperatuur der hand was verlangd, de
hand was pijnlijk.

Eerst nadat deze toestand vier jaren bestaan had,
namelijk in December 1850, kwnm hij onder behandeling
vau
Duchenne (de Boulogne). In don beginne word de
inductiestroom alleen aangewend op de spieren van den
voorarm , doch zonder gevolg. Daarna werden de spatia

1) DucHENiffe (de Boulogne) de Télectrisation localisée p. 326.

3

-ocr page 46-

34

interossea geëlectriseerd en de muis van den duim met
de sterkste stroomen, die patient kon verdragen. Na tien
malen aldus behandeld te zijn, verdwenen de pijnen in
de hand en maakten plaats voor een gevoel van hitte;
de vingers bleven evenwel pijnlijk en koud, niettegen-
staande de eerste phalanges minder sterk naar achteren
gebogen waren en de tweede zich begonnen uittestrekken.
Eene intercurrerende ziekte belette toen het voortzetten
der behandeling, die evenwel naderhand hervat werd en
bij tusschenpoozen werd voortgezet, totdat patient weêr
in staat was te schrijven. De normale temperatuur was
toen teruggekeerd; eveneons de voeding der spieren en
hare willekeurige beweging, de verkeerde stand der
phalanges was nagenoeg opgeheven.

-ocr page 47-

ni.

Yerklariiig\' van liet medegedeelde
ziektegeval.

De verschijnselen, welke men hij de bedoelde patiente
waarneemt, vormen zulk een karakteristiek ziektebeeld, dat
wel niemand lang zal behoeven te aarzelen , essentieële
kinderparalyse als diagnose te stellen. De wijze, waarop
de paralyse is ontstaan, namehjk zeer plotseling, met
geringe cerebraal-verschijnselen, bestaande in lichte con-
vulsies ; het verdere verloop, waarin sommige spieren na
eenigen tijd hare beweging herkregen hebben, andere
die nog missen; de verlaagde temperatuur der geparaly-
seerde deelen, althans der extremiteiten), eindelijk diflbr-
miteiten, hoewel in casu van weinig beteekenis, dit
alles is volkomen overeenstemmende met den gcwoneu gang
van zaken bjj essentiëele kinderparalyse. Hoewel de elec-
trische irritabilitcit in sommige spieren veranderingen heeft
ondergaan of opgehouden heeft to bestaan, zijn de spieren
niet gedegenereerd; immers, zooals later blijken zal,
hebben dc spieren , na gedurende geruimen tijd met deii
inductie-stroom to zijn behandeld , haar bewegingsvermogen
en hare electrische irritabilitcit herkregen.

Afwijkende van den gewonen vorm is in dit geval de
wijze , waarop de paralyse verbreid is, namehjk over de
linker boven- en beneden-extremiteit on do spieren om
den linker mondhoek, die door den nervus facialis wor-
den geïnnerveerd. Aan deze afwijking in de wijze, waarop

-ocr page 48-

36

(le paralyse verbreifl is, moet eene ongewone zitplaats
van de oorzaak der paralyse beantwoorden. Terwijl na-
melijk bij alle tot nu toe gepubliceerde gevallen, de
oorzaak der paralyses steeds in de grijze stof der medulla
spinalis gezocht en gevonden werd, ia in dit geval de
oorzaak in cerebro gelegen.

Roeds de hemiplegie der extremiteiten doet er aan
denken. Op zich zelf beschouwd zoude dit echter niet
voldoende zijn, daar het mogelijk ware, dat het ziekte-
proces juist de helft der voorste grijze stof in de paivs
cervicalis en lumbalis der medulla had aangedaan, zoo-
als ook werkelijk bij enkele, zeker spinale gevallen
is gevonden. De paralyse van den nervus facialis laat
evenwel geen twijfel meer over omtrent het cerebrale der
oorzaak.

Alvorens echter eene diagnose omtrent de juiste zitplaats
in het cerebrum te kunnen stellen, is het noodig na
t(i gaan, welke resultaten de onderzoekingen hebben op-
geleverd, die in de laatste jaren omtrent het verloop der
zenuwbanen in hersenen en ruggemerg zijn gedaan, eu
wat de ondervinding geloerd heeft over het samentrefFen
der hier bestaande paralyse on pathologische veranderin-
gen in bepaalde deelen der hersenzelfstandighcid.

Dc psycho-motorischc centra liggen in do corticale zelf-
standigheid der hersenen, cn wel voor een groot deel
in die van hot voorste gedeelte der groote hemispheren.

Het is zoor do vraag, of do ligging van deze centra
moet worden opgevat in den zin van
Fhitscu on Hitzio.
Deze beide, in den laatsten tijd zeer bekend geworden
onderzoekers, beweren op grond van vele experimenten,
dat in de hersenschors centra voor verschillende lichaams-
deelen kunnen worden aangetoond.
Fritsch en Hitzig
publiceerden hunne eerste proeven in het Archiv van
i Bois Reymond ; later werden ze op nieuw beschreven

-ocr page 49-

37

en belangrijk uitgebreid door Hitzig in zijn werk , geti-
teld : „Untersuchungen über das Gehirn." Uit deze onder-
zoekingen blijkt, dat bij faradisatie van bepaalde gedeelten
van de buitenvlakte der hemispheren, bijna allen in de
voorste centrale winding gelegen, bij honden en apen
contracties in bepaalde spieren worden opgemerkt. Hieruit
wordt nu besloten, dat de centra voor dc beweging van
de voorste en achterste extremiteiten, van het aangezicht
en de kaken op deze plaatsen moeten worden aangenomen.

Kort na dien tijd werd Hitzig nog in zijne opvatting
bevestigd door een ziektegeval, dat door hem beschreven
werd \'). Een Fransch soldaat kreeg kort voor zijn dood,
langen tijd na ecnc kogelverwonding in don schedel,
parese en irritatie-verschynselen in den linker facialis. Bij
de sectie bleek eon vrij groot absces in de hersenschors
te bestaan, ongeveer op de plaats, waar
Hitzig volgens
analogie met de apenhersenen, het centrum van den facia-
lis aannam, \'t Schijnt evenwel, dat deze waarneming in
onze quaestie tor zijde moet worden gelaten, want 1° be-
stond liet absces lang voor de parese en irritatieverschijn-
selen, cn 2" had cr zich kort voor den dood tegelijk met
deze parese eene meningitis over de geheele convcxiteit
van de rcgtcr hcmispheer ontwikkeld.

Stark meent eveneens een geval te hebben ontmoet,
waaruit blijken kan, dat het centrum van don facialis bij
den mensch werkelijk ligt in de voorste centraal-wiiiding.
Plet was een geval van „progressive Paralyse der Irren",
waarbij de geheele corticale zelfstandigheid zooveel ge-
leden had, dat daardoor onzes inziens de waarde der ob-
servatie zeer verkleind werd. Kreeg de opinio van
Fritscii
en Hitzig ook al geen krachtigen steun, toch mocht ze
zich in den eersten tijd over bijna algemeene sympathie

1) hitziq. Abaccss der Hirnriudc. Archiv, für P.«yehialrie und
Ncvven-Krankhcilen. III.

2) Beil. Klin Wocheuachrift XIl. 33. 1874.

-ocr page 50-

38

verheugen, totdat zij van alle kanten werd aangevallen,
en wel door mannen van naam als
: Hermann , Schiff
e, a, \'). De door Fritsch en HiTZia beschreven opwek-
king van peripherische contracties door faradisatie van
bepaalde gedeelten der hersenschors wordt erkend, maar
de conclusie tot scherp begrensde motorische centra wordt
bijna algemeen bestreden. De argumenten van
Schiff
zijn vrij krachtig.

1°. Chloroformisatie en aetherisatie tot een bepaalden graad
voortgezet, heffen de reflexbewegingen op, niet de
prikkelbaarheid van motorische organen, en door deze
narcose blijft het feit van
Fritsch en Hitzig uit.
2". Na opening van den schedel wordt bij de dieren zoo-
veel lucht, door zeer snelle kunstmatige ademhaling
in de longen geblazen, tot eene belangrijke positieve
drukking ontstaat; alle reflexbewegingen worden op-
geheven, en hiermede blijft het feit door
Fritsch en
Hitzig waargenomen mede uit, terwijl de prikkelbaar-
heid der motorische organen blijft bestaan.
3°. Bij de prikkeling volgens Fritsch en Hitzig met den
inductiestroom ontstaat er geen tetanus, wat zou moe-
ten gebeuren als het eene directe prikkeling vau
motorische organen was. Dit zijn de voornaamste
gronden, waarop
Schiff beweert, dat dc verschijnse-
len, door
Fkitsch en Hitzig waargenomen, reflexver-
schijnselen zijn en dus niets bewijzen voor motorische
centra.

De bekende physioloog Hermann gelooft evenmin,
dat de contracties afhankelijk zijn van prikkeling van mo-
torische centra in de hersenschors.\'

1°. Is de inductiestroom voor dit doel niet te gebruiken
om de stroomlussen.

2) Schiff. Ueber die motorischen Funktionen des Grojahirns. Archiv
für eiper. Pathol, und Pharmak. III. p. 171.
2)
Pflügebs Archiv X p. 77.

-ocr page 51-

39

2o. Yond Hermann een zoogenaamd centrum slechts prik-
kelbaar voor
zeer sterke stroomen, en in \'talgemeen
het minimum van noodige stroomsterkte
veel te groot.
3\\ Bleef de prikkelbaarheid uren lang bestaan, niette-
genstaande de hersenschors, die aan de lucht bloot-
gesteld lag, uitdroogde, afstierf enz.
4". Yeranderde cauterisatie van het buitenste gedeelte
der schors met sterk azijnzuur en salpeterzuur niets
aan de contractie verschijnselen.
5". Zag men geen invloed op de contracties, als, om het
zoogenaamde centrum heen, een koperen cylinder ter
diepte van ctm. in de hersenmassa werd gestoken.

Samt \') komt op grond van klinische waarnemingen
en lijkopening tot de conclusie, dat niets van het beweerde
omtrent hersencentra houdbaar is.

Brown Sequard "•\') komt tot de uitspraak, dat zijns in-
ziens geen sprake mag zijn van psycho-inotorische centra
in den zin van
Fritscii en Hitzig , maar dat de motori-
sche cellen over de geheele oppervlakte dor hemispheren
verdeeld zijn.

Carville on Duret bevestigen nagenoeg de proeven
van
Fritsch en Hitzig cn daarmede op weinig krachtige
gronden hunne conclusies.

Uit alles ziet men , dat men tegenwoordig hot best doet
de motorische cellen niet naar do verschillende lichaains-
deelen in de grijze stof vereenigd aan te nemen. Maar
vasthouden mag men, dat in dc grijze stof de motorische
centra liggen.

Meijnert , wien wij zoo verbazend veel op hct gebied
der hersenanatomie te danken hebben, heeft zelfs met zeer

1) Samt. Zur Pathologio dor Hirnrinde. Archiv für Psychiatrie und
Nervenkrankheiten. V.

2) Bbown Sequabd. The Lancet 21 Jan. 1867.

3) Carville et Dubet. Sur les fonctions dos hémisphères cérébraux
Archiv, de physiologie normale et pathologique VII.

-ocr page 52-

40

mm

vee grond de motorisclie van de sensibele cellen in de
corticaal-zelfstandigheid leeren onderscheiden.

In het geheele centrale zenuwstelsel onderscheiden zich
de cellen, waaraan men met het volste recht slechts
motorische functies toeschrijft , door hare afmetingen:
zij zijn veel grooter dan de andere. De uitloopers ver-
takken zich op één na tot een allerfynst net.
Deiters
noemde ze „Protoplasmafortstätze." Eén uitlooper daaren-
tegen vertakt zich niet, verkrijgt op zijn verder verloop
eene mergscheede en wordt zoo tot een voUcomen zenuw-
vezel ; dezen uitlooper noemde
Deiters „Axencylinder-
fortsatz."

In de corticale stof der menschelijke hersenen onder-
scheidt
Meijnert \') vijf lagen, ieder van welke voor-
zien is van bjjzonder gebouwde gangliëncellen. In de
derde laag nu vindt men cellen veel grooter dan die
in de andere lagen: aan deze schrijft
Meijnert de
psycho-motorische functies toe. Deze cellen zijn van py-
ramidale gedaante, met den top naar de peripherische
laag gekeerd. Zij hebben meerdere protoplasma-uitloopers
en van hare basis gaat de ascylinder-uitlooper uit, die
na eenigen tijd eene mergscheede verkrijgt, om zoo
eene peripherische zenuwvezel te worden. Deze ver-
loopt in het systeem zenuwvezels, dat de corticale zelf-
standigheid met de groote liersenganglia verbindt („Stab-
kranz-faserung", naar
Meijnert. Projectie-systeem van
de eerste orde.)

De van de zitplaats der psyche gekomen motorische vezels
treden voor verreweg het grootste gedeelte iu het corpus
etriatum en in den nucleus lentiformis, om hier in zenuw-
cellen te eindigen , aan wier peripherisch einde nieuwe ze-
nuwvezels ontspringen, die door den pedunculus cerebri en

i) Meunekt. Vom Gehirne der Saisgethiere von Th. Meijnerj. Mikro»-
eopische Anatomie von S.
Stricker. 1870.

-ocr page 53-

41

den pons naar de eigenlijke „Kernen" der peripherische (in
den gewonen zin) zenuwen loopen. Dit is het projectie-sy-
steem van de tweede orde. Zooals algemeen bekend is, bestaat
een van de voornaamste geschenken van
Meijnert aan
de wetenschap in de absolute scheiding der functiën van
het corpus striatum en van den thalamus opticus. Terwijl
vroeger deze beiden in één adem genoemd werden, weet
men tegenwoordig, dat de groote hersenganglia in twee
klassen moeten worden gescheiden.

1". Thalamus opticus en corpora quadrigemina, in ver-
binding staande met gevoelszenuwen en voor een
gedeelte dienende voor de gecompliceerde reflex-
bewegingen.

2". Corpus striatum en nucleus lentiformis, slechts
dienende voor dc geleiding en de verwerking dor
motorische impulsion, uitgegaan van de corticalo
zelfstandigheid, en niet in verbinding staande met
eenige gevoelszenuw (uitgezonderd de kap van het
corpus striatum.)

Eeeds Cohn \') zegt, dat de thalanms opticus zeer
weinig met do motorische functies der extremiteiten te
maken heeft. De strenge scheiding echter, die nu vrij
algemeen is on met recht gemaakt wordt, heeft men aan
Meijnert te danken.

Deze opvatting werd bevestigd door Nothnagel , die
op zijne gewone manier, d. i. door chroomzuur-injecties,
verschillende hersendeelen vernietigde, en daaronder ook
den nucleus lentiformia cn hot corpus sti-iatum. ") Yooral
bij vernietiging
Vim den nucleus lentiformis, was het dui-
dehjk, dat er alleen paralyse, geen gevoelsstoornis was.
Bij injectie in het corpus striatum waren er verlammings-
verschijnselen , maar de tevens aanwezige prikkehngs-

1) Cohn, Kliniek der embulisoheu Gelasskrankheiten. 1860. S. 402.

2) Nothnaqei,. Untersuchungen über dio Funclioneu des Gehirns. Vir-
ciiow\'s archiv. LVIL

-ocr page 54-

42

verschijnselen maakten de observatie moeielijk, In eene
andere reeks proeven vond
Nothnagel , dat vernietiging
van den thalamus opticus de willekeurige beweging vol-
strekt niet stoort.

Deze scheiding tusschen nucleus lentiformis en corpus
striatum eenerzij ds, en thalamus opticus en corpora
quadrigemina anderzijds is zeer streng, ook wat de voe-
dende bloedvaten betreft. Reeds
Henle \') gaf er in
zijne klassieke anatomie de principes van aan, maar de
volledige kennis zijn wij aan
IIeubner verschuldigd

De belangrijkheid voor de verklaring van do verschil-
lende klinische symptomen noopt mij er hier de hoofd-
zaken van over te nemen. Overal, waar dc pia mater
de grijze stof bedekt, is ze zeer vaatrijk; hare vaten
hebben groote afmetingen, voor zooverre zij do groote
hemispheren bedekken, anatomiseeren zij zoo volkomen
met elkander, dat zij bijna even goed van uit de arteria
cerebri anterior, als van de media en posterior kunnen
gevoed worden.

Verstopping van deze stammen zal slechts een kort-
durenden, weinig beteokenenden invloed op de circulatie
in de pia mater hebben. De voeding van de geheele
hersenzelfstandigheid, behalve van de hersenganglia, zal
er evenmin door lijden; want van dit rijke anastomosee-
rende vaatnet gaan eerst de fijne arteries uit, die door de
grijze schorszelfstaiidigheid en door do witte zelfstandig-
heid boven en in hun verloop voor de doorboorde deelen
voedende vaten afgeven.

Onder welke drukking men ook deze vaten moge in-
jiciëeren, het gelukt niet van uit deze vaten die der
hersenganglia to vullen.

De nucleus lentiformis cn het corpus striatum krijgen

1) Henle. Anatomie Gefasslehre.

2) Heubner. Die luetische Erkrankung der Hirn-arterien. 1874 p. 170.
t

-ocr page 55-

43

hun bloed alleen van arteries, die uit het allereerste ge-
deelte der arteria cerebralis media en anterior rechthoekig
ontspringen, de hier weinig vaatrijke pia mater (want er
is hier geen grijze stof te voeden) doorboren en nu, zon-
der anastomoses aan te gaan, naar de genoemde ganglia
loopen. Deze kleine arteries zijn volkomen eindarteries
(Cohniieim). Het gelukte Heubner aan te toonen, dat
verschillende vaatjes dienen voor de voeding der kap
van het corpus striatum, voor die van het voorste deel
der Capsula interna en het middelste en binnenste lid van
den nucleus lentiformis, voor het buitenste lid van den
nucleus lentiformis, het middelste gedeelte van het corpus
striatum en de Capsula externa. Door injectie van ieder
dezer arteriolae kan men slechts deze gedeelten der mo-
torische ganglia vullen; bij verhooging van de injectie-
drukking verkrijgt men extravasaten, maar geen injectie
van naastbij gelegen deelen.

De vaten van den thalamus opticus zijn eveneens eind-
arteries; zij ontspringen uit het begin van de arteria ce-
rebri posterior.

Door de onderzoekingen van Cohniieim over emboUe \')
kunnen wij het groote gewicht dezer vaatverdeeling be-
grijpen. Daar het echter niet tot dit onderwerp behoort,
laat ik dit gebied verder onaangeroerd.

Behalve de genoemde vezels, die zich van de zitplaats der
psyche naar de groote hcrsenganglia begeven, zijn er moto-
rische vezels, die van do corticale zelfstandigheid komen,
maar deze ganglia niet aandoen. Het is uit doorsneden
gebleken, dat cr directe vezels loopen van hot voorhoofds-
gedeelte der hemispheren naar do peripherische kernen.
Het projectie-systeem l" orde, gaat dus direct, zonder
onderbreking door gangliëncellen, over in dat der 2o orde.
Van het uiterste belang voor de explicatie der klinische

1) CoHNHEiji, Ocstcrreichscho Zeitschrift für prakt. Heilkunde.

-ocr page 56-

44

ziektebeelden is, dat de meeste vezels van den facialis
waarschijnlijk in dit geval verkeeren en dat slechts die
vezels, welke dienen tot innervatie der spieren om de mond-
hoeken door den nucleus lentiformis en het corpus stria-
tum gaan.

Op geringen afstand van de basis van den nucleus
lentiformis verloopt een vezelsysteem, door
Gtratiolet
reeds gekend, door Meynert nader bestudeerd en door
den laatsten „Hirnschenkelschhnge" genoemd. Hierin
verloopen de faciahs-vezels voor den musculus orbicularis
palpebrarum, frontalis enz.

Slechts wanneer dit vezelsysteem mede lijdt, zijn de ge-
noemde spieren mede geparalyseerd. Eene schoone waar-
neming van
Huguenin \') pleit hiervoor; ook Chvostek
haalt er een voorbeeld van aan.

Het projectie-systeem van de tweede orde eindigt dus
bij de kernen der peripherisclie zenuwen, die van de her-
senzenuwen hggen nog binnen den schedel, die van de
ruggemergszenuwen zijn de groote cellen in dc voorste
horens van het ruggemerg over zijne geheele lengte.

De lengte van de zenuwvezels, die tot dit projectie-
systeem behooren, verschilt dus zeer: die van den ocu-
lomotorius zyn zeer kort, die der sacraal-zenuwen zijn zeer
lang. Alvorens de zenuwvezels van het projectie-systeem
der tweede orde dc hersenen bereiken, overkruisen ze
zich. De plaats van o verkrui sing van de meeste rugge-
mergszenuwen hgt in de pyramiden, die van dc hersen-
zenuwen ligt hooger. De trochlearis maakt hierop deze
uitzondering, dat zijne vezels zich eerst na uittreding uit
de kern overkruisen.)

Tegenover Browk-Sequard , 2) dio beweert, dat de

1) Huguknin, Corrrespondeuzblatt für Schweizer Aertze.
3)
Brown Seqlard, On localisation of function in the Brain. Boaton
med. and surg. journ XCIII No 5. 1875 Verkort weergegevftn in «The
Lancet" 22 en 29 Jan. 1876.

-ocr page 57-

45

overkruising der pyramiden nergens gemist wordt, staat
de meening van
Flechsig ) dat door de groote ver-
schillen, die in de kruisingen der pyramiden by verschil-
lende individuen gevonden worden, het vermoeden rijzen
moet, dat alle overkruising in het centrale zenuwstelsel
eene individuëele zaak is.

Na volkomen of minder volkomen overkruising in de
pyramiden loopen de zenuwen, die dienen voor de ge-
leiding der willekeurige impulsiën, door de zijstrengen
van het ruggemerg, om langzamerhand in de voorste
horens over te gaan en zoo het projectie-systeem van
de tweede orde naar de peripherie te begrenzen. Deze
vezels hebben dus haren oorsprong in den nucleus lentiformis,
in het corpus striatum en in de corticale zelfstandigheid
van het voorste gedeelte der hemispheren. Bovendien zijn
er nog, die ontstonden uit de substantia Sömmex\'ingii
en uit het coi-pus candicans, maar hare beteekenis is
vrij onduidelijk. Hierbij dient evenwel nog opgemerkt
to worden, dat deze vezels muistens voor een gedeelte
de cellen der zenuwkernen niet bereiken, maar er slechts
voorbijloopen.

De zenuwvezels, die de kernen met do peripherische
organen verbinden, vormen het projectie-systeem van de
derde orde.

l^at de haan der willekeurige zenu^^\'vezels de beschrevene
is, wordt vrij algemeen toegestemd, maar is toch nog
niet boven allen twijfel verheven, fn verreweg de meeste
gevallen worden de klinische symptomen er door verklaard,
maar er zijn toch ook gevallen, waarbij andere hypothesen
ie hulp moeten worden geroopen. Zoo worden die ge-
vallen niet verklaard, waarbij verlammingsvorsclujnselon,
die schijnen af te hangen van beleediging van oen nucleus

1) P. Fj.eciisio. Uebcr Varietiitcii im Bau des menscliHcheu Hiicken-
raarks und Weiteres zur Zerlegung des Centralen Nerveu-systeras auf
grund der Entwiekelung. Med Oenlr. Bl XII 3C cn XIII 10.

-ocr page 58-

46

lentiformis, aan dezelfde zijde gevonden worden. Brown-
Sequard , de overkruising der pyramiden vasthoudende ,
komt ä propos van deze feiten tot de volgende conclusie.
Bij hersenziekte is de paralyse niet het gevolg van het
verlies der functie van het zieke deel, maar er gaat van
dit deel eene irritatie uit, die stremmend werkt op meer
of minder verwijderde doelen der nerveuse centra.

Hoewel veel nog duister is, is dus ook veel voor ver-
klaring vatbaar. Het gewone klinische ziektebeeld :
verlamming van extremiteiten en spieren om den mond-
hoek aan dezelfde zijde van het lichaam kan (zooveel blijkt
uit het bekende van de
zenuAvbanen) alleen verklaard
Avorden door een lijden van deu nucleus lentiformis en
van het corpus striatum aan de tegenovergestelde zijde.
Zoo men deze verklaring niet wil aannemen , moet men ko-
men tot eene onontwarbare vereeniging van oorzaken, dio
niet op de ondervinding gebaseerd zijn .Tallooze autopsieën
toch hadden zonder eenig anatomisch of physiologisch
onderzoek kunnen leeren, dat dit verschijnsel geheel
afhankelijk is van lijden der groote hersenganglia; de
nieuwere onderzoekingen sluiten den thalamus opticus uit;
zij bewijzen dat zjjne vernietiging een niets beduidenden
invloed heeft op het ontstaan van stoornissen der wille-
keurige beweging. Er blijven dus over:
nucleus lentifor-
mis en corxms striatum.
Onze kennis van het corpus
striatum is evenwel veel minder dan die van den nucleus
lentiformis.

De resultaten van deze onderzoekingen omtrent hot ver-
loop der vezelen in hersenen en ruggemerg, geven dus , in
verband met hetgeen autopsieën geleerd hebben, liet recht
om daar, waar wij paralyse van de boven- en beneden-
extremiteiten en van de spieren om den mondhoek aan de
ééne zijde waarnemen, pathologische veranderingen in het
corpus striatumen in den nucleus lentiformis der tegenover-
gestelde zijde aan te nemen.

-ocr page 59-

47

Wanneer wij na deze schets van het verloop der zenuw-
vezelen in hersenen en ruggemerg terug keeren tot het
ziektegeval, waarmede wij ons in dit proefschrift bezig
houden, zien wij, dat aangezien er verlamming bestaat
van het linkerbeen, van den linkerarm en van de spieren
om den linker mondhoek, we diagnostiseeren moeten
tholocjische veranderingen in het corpus striatum en in den
nucleus lentiformus der rechterzijde.

Daar het verloop der paralyse in dit geval geheel over-
eenkomstig is aan die gevallen, waarin de oorzaak der
paralyses gelegen was in veranderingen, die de groote
motorische cellen in do grijze stof der medulla spinalis
hadden ondergaan, moeten we aannemen, dat ook hier
het voornaamste van het ziekteproces, in soortgelijke veran-
deringen van motorische cellen in den nucleus lentiformis
en in het corpus striatum gelegen is, die, althans in zekeren
zin, functioneel met de motorische cellen in de medulla
spinalis overeenkomen.

Degencratief-trophischo stoornissen in de spieren der
verlamde deelen schijnen aandoeningen van deze moto-
rische cellen in het corpus striatiun en in den nucleus
lentiformis niet te veroorzaken. Do atrophie, die in ons
geval wordt waargenomen, was eeno volgons
E „ein-
fache Atrophie", immers na eene behandeling met den
inductie-stroom, reageerden do spieren weder, zooals wo
aanstonds zien zullen. Men kan den toestand dor spieren
in dit geval vergelijken met dien in het door
Duciiennk
(de Boulogne) waargenomen geval, hetwelk ik vroeger bij de
pathologische anatomie der spieren medegedeeld heb. Moeie-
lijk is het wellicht in dergelijke gevallen tc bepalen, of de
atrophic ccnc eenvoudige of dcgcneraticvc is.
DucueniVE
let in zulke gevallen zeer veel op de „sensibilitc electro-
nuisculaire", welke door hem het eerst is aangetoond cn
door
Remak hardnekkig, doch zonder grond is bestreden.
Duchenne heeft gelegenheid gehad bij ccn verwonde eeno
ontbloote spier mot don inducticstroom tc prikkelen ; de

-ocr page 60-

48

patient ondervond volgens Duchenne gedurende de fara-
disatie „une sensation sourde."
Remak vindt echter eene
dergelijke gewaarwording geen bewijs voor de sensibiliteit
der spieren bij faradisatie. Eene herhaling dezer proef,
waarbij
Duchenne de stroomstooten zeer snel op elkaar
liet volgen, veroorzaakte echter wel degelijk injn. Doch
ook aan de pathologie ontleent hij een bewjjs voor de
electro-musculaire sensibihteit, waardoor het bestaan er
van boven allen twijfel verheven wordt. Ilij toch nam
waar, wat hij aldus beschrijft: „Que l\'on se rappelle ces
cas dans lesquels le nerf radical est lésé traumatiquement.
Si l\'on pose alors les rhéophores humides sur les points
ou la peau a conservé sa sensibihté, et au niveau des
muscles animés par le nerf lésé, on observe que le sujet
n\'accuse aucune sensation; mais si au contraire les nerfs
cutanés sont lésés et que les nerfs musculaires aient con-
servé leur innervation intacte, les rhéophores humides
provoquent, en memo temps que la contraction musculaire,
des sensations qui ne peuvent etre attribuées qu\'à la sen-
sibihté des muscles. Ces faits parlent assez d\'eux-mêmes
pour que je sois dispensé d\'en tirer une conclusion."

Men mag dus wel met Ziemssen besluiten, dat elke
electrische contractie van ecn dwarsgestreepto spier eene
gewaarwording teweegbrengt, waarvan de intensiteit in
rechte verhouding staat tot de intensiteit van den stroom,
welke gewaarwording, bij verhoogiug dor stroomsterkte, tot
hevige pijn klimmen kan.

Ten aanzien der waarde, welke de electrische sensibi-
hteit\' voor de prognose hoeft, heeft
Duchenne \') het
volgende waargenomen.

Dc prognose bij paralyses is in het algemeen minder
ongunstig, indien, bij verlies der electro-musculaire con-
tractihteit, do spieren hare electro-musculaire sensibili-

1). Duchennk. de IV\'lcctrisation localisée p. 343.

-ocr page 61-

49

teit behouden hebben, of deze althans slechts weinig
verminderd is. Als voorbeelden hiervan vermeldt hij enkele
waarnemingen

Van hoeveel belang de electro-musculaire sensibiliteit
in sommige gevallen ook voor de prognose wezen moge,
zoo behooren de patienten echter zeer geoefend te zijn
om deze gewaarwording juist aan te geven, en zijn dus
voornamelijk kinderen in den regel niet in staat er dui-
delijk rekenschap van te geven. In ons geval was dit
althans niet mogelijk.

-ocr page 62-

IV.

Gevolgtrekkingen.

1". De ziektevorm, genaamd ^essentiëele kinderparalyse ge-
woonlijk teweeggebracht door acute pathologische verande-
ringen de motorische zemmcelleti der voorste horens van de
medtdla spinalis , kan in sommige gevallen berusten op
soortgelijke veranderingen van daarmede functioneel over-
komstige cellen, gelegen in de motorische centra der
hersenen, 7net name iti het corpus striatum en in den
nucleus lentiformis.

Dit besluit meen ik zonder eenige aarzeling uit ons
ziektegeval te mogen trekken; zjj bet ook, dat wij nog
niet in de gelegenheid geweest zijn, de diagnose door de
autopsie bevestigd te zien en mij slechts nog één dergelijk
geval in de litteratuur bekend is, dat onze opvatting steun
zou kunnen verleeneu. Het geval wordt door den schijver \')

1) G. Wallee. Electro-therapeutisehe beschouwingen en waarnemingen,
gedaan op de polikliniek te Arasterdam , academisch proefschrift. Juni
1875 p. 84 ; waar wij het volgende lezeu: «Een gezond en krachtig
meisje van 4 jaren wordt op een ochtend wakker met een uitgebreide
verlamming, terwijl verder de gezondheidstoestand goed is. Den vorigeu
avond was zij volmaakt wel naar bed gegaan. De psyche is niet gestoord.
Jfen ziet : de verschijnselen zijn volmaakt dezelfde als van de essentiëele
verlamming der kinderen. Toch kan ik niet aannemen, dat patiente aau
de laatste ziekte geleden heeft, en wel lo, omdat alle spieren thaus (ruim
één jaar na het ontstaan) goed reageeren ; 2o, omdat de mondhoek aan de
verlamde zijde lager staat (dit is ontstaan te gelijk met de verlamming) ;
3o, omdat beide bovenste extremiteiten even lang zijn f ook de onderste
zijn gelijk; 4ü om hct guustig effekt, dat de therapie uitoefent. Alge-

-ocr page 63-

51

echter alleen vermeld, zonder er nader de aandacht op
te vestigen.

2°. Het is noodzakelijk, dat de verschillende naynen, ivelke
men aan den ziektevorm „essentiëele kinderparalyse\'\'\'\'
gegeven heeft, vervangen worden door een anderen, die
eenvoudig aaiuluidt, dat men te doen heep met acute
ziekelijke veranderingen van motorische zenuwcellen.
Voor ieder hijzonder geval moet dan de juiste plaats er
bijgevoegd loorden, toaar de ziekelijk veranderde cellen
gelegen zijn.

Dc namen toch, waarmede men tot op heden de ziekte
bestempeld heeft, plaatsen onvoorwaardelijk de zitplaats
van het ziekteproces in de medulla spinalis. De naam
„essentiëele kinderparalyse" , dien ik kortheidshalve in den
loop van dit proefschrift gebruikt heb, geeft niet alleen
geene aanwijzing, noch omtrent den aard, noch omtrent
de zitplaats der ziekelijke veranderingen, maar heeft
bovendien dit tegen , dat hij geheel ten onrechte de ziekte
tot den kinderlijken leeftijd beperkt , waaraan zij , zooals
algemeen bekend is, volstrekt niet uitsluitend eigen is.
Evenmin als men dus spreekt van kinderapoplexie , even-
min moet men spreken van kinderparalyse.

meen wordt aangenomen, dat bij de essentiëele verlamming der kinderen
de reactie van do spieren, zeer spoedig na het ontstaan der ziekte, ver-
dwenen is. Als na 3 maanden do spieren nog niet hersteld xijn, dan komt
dit later ook niet meer tot stand. Ik heb geen feit kunnen vinden, om
met zekerheid uit te maken, welk ziekteproces in cerebro gezeteld is.\'

-ocr page 64-

m

• r, :-fv.

\' - r. .ni- ^ ^VÄ^v^^Vr? ■

»

•4.

■ \'iriS^\'\'-. . ,

r ;

t- ;
ft

II

/ ■

d

• i i

m

•r

; Si-tes»-

-ocr page 65-

STELLINGEN.

I.

De ziekte, tot hiertoe met den naam van
essentiëele kinderparalyse bestempeld, behoort voort-
aan genoemd te worden acute aandoening der moto-
rische zenuwcellen. In elk afzonderlijk geval moet
er dan de zitplaats der aangedane cellen bij vermeld
worden.

II.

Bij contractie van den hartkamerwand, plant zich
de prikkeling voort langs de spierzelfstandigheid zelve.
(E
nqelmann).

- IIL

Te recht zegt Charcot: „Seule l\'irritation des
nerfs serait capable d\'occasionner l\'atrophie rapide et
hâtive des muscles, précédée elle-menie de la diminu-
tion ou de la disparition de la contractilité faradique."

-ocr page 66-

54
lY.

"Waar men van spieratrophie spreekt, moet men,
even als E
rb, eene eenvoudige en eene degeneratieve
atrophie onderscheiden.

V.

Albuminurie is niet afhankelyk van verhoogde
arteriëele bloedsdrukking.

YI.

Geen pleuritisch exsudaat worde aangenomen dan
na proefpunctie.

VII.

Sulphas sodae voldoet het best aan de verschillende
indicaties bij ulcus ventrieuli perforans.

VIII.

De snede in de sclera, niet de iridectomie zelve,
moet men beschouwen als het geneesmiddel bij glau-
coma.

IX.

Bij keratoconus is de uitsnijding van een prisma-
tisch stukje uit den top der cornea de be^te methode
van behandeling.

-ocr page 67-

55
X.

Ten onrechte beweert Htjeteb, dat alle scrophu-
leuse kliergezwellen, zoo mogelgk, geëxstirpeerd moeten
■worden.

XI.

Indien bij eenige operatie gevaar bestaat voor het
indringen van bloed in de luchtwegen, dan is de
tamponade der trachea volgens
Trendelenburg te
verkiezen boven het opereeren aan „het achterover
hangend hoofd."

XIL

De beste behandeling van brandwonden is tegen-
woordig het verbinden met watten, gedrenkt in
carbol-olie.

XIII.

Tot repositie eenei\' hernia incarcerata, wanneer
alle andere middelen vergeefs zijn aangewend, moet
nog eene poging worden gedaan met den darniirrigator.

XIV.

Bij liydronephrose verdient punctie niet opvolgende
injectie van tinctui a iodii zeer aanbevolen te worden.

-ocr page 68-

56

XY.

Indien men by personen met hypertrophie der pro-
stata lithotomie moet verrichten, verkieze men de
sectio lateralis boven de sectio alta.

XYI.

Te recht raadt Billroth af, kropgezwellen uit een
kosmetisch oogpunt te exstirpeeren.

XYH.

Bij dysmenorrhoe afhankelyk van vernauwing vau
het cervicaal-kanaal verkieze men de bloedige boven
de niet-bloedige dilatatie.

xvin.

Tangen met perineum-kromming en de Auchenis-
ter van Scanzoni zijn overtollige instrumenten.

XIX.

De oorzaak van het meer voorkomen van dwars-
liggingen bij multiparas is gelegen in de slapheid
van den uteruswand.

XX.

Het is verkeerd geneesheeren te noodzaken de
causa mortis hunner patienten op te geven.

-ocr page 69-

" ■I . M

sm.

f - •

\'t. .\'v\'

»..

- - • \\. \' \\ \' >. •. i

A\'f .-

.1

fee--

- - . S
..... \' \' . ■ .■

A\' ^

- . -v.\'

-ocr page 70-

■•.\'•"-v

r \' f

.:, -I

\' !

m

m

■ / •

1,-1 ■ ,1. i. Is \' J .H. ..M. UiI.,JLiJ.ii,ll

" ... J. -J^R.-L J-

nan

-ocr page 71-

mm::;/::.:/

m

•î:

■ V

...

r.

y-

-ocr page 72-

i^ÄÜi-piil

m