-ocr page 1-

EORETISCHE BESC

OVER

KIESRE

OUWINGEN

:GT.

-ocr page 2-

■t C \'" -i- -r-

■ t , \'r

- !

m

W:\'
l-.

J.i

■ ï 1.

i "Î \',

ï\'v;

\'Jv\'-..

Mi

i \'

-ocr page 3-
-ocr page 4-

■""K^\' V

m

■ -i-l:

V ■ ■

} ■ . ■ \' • i . ■ •

ky

PSP

\'f ^

-ocr page 5-

THEORETISGHE BESCHOUWINGEN

J

OVKR

K I E S R E G T.

-ocr page 6-

The virtue, spirit and essence of a House of Commons
consists in its being the express image of the feelings of the
nation.

Burke.

J; \'

-I

-ocr page 7-

THEORETISCHE BESCHOUWINGEN

OVER

KIESREGT.

(ART. 7 6 DER GRONDWET.)

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT,

NA MAGTIGING VAN UEN llECTOn MAGNIFICUS

H. VAl^ HERWERDEN.

OKVÏOON IIOOOLKERAAE IN Dï i\'ACULTKlT DEK BESPIÏOELENDE WIJSBEOEEETK EN LETTEKEN,

MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT

VOLGENS BESLUIT DER REGTSGELEERDE FACULTEIT,

TER VKRKRIJGINO VAN BEN GRAA.U
van

N liEÏ llilSCII EN liEiiUGSCIl 11

aan dk

HOOGESCHOOL TE UTRECHT.
TE VERDEDIGEN
01» Zal cr «lag dcu IC\'" Dcccmbcr 187C, ilcs iiainiddnpj len l uro,

HENDRIK DU MARCHIE YAN VOORTHUYSEN,

Gedoiien TE UTUECIIT.

UTRECHT, — .1. L BEUK lis, — 187C.

-ocr page 8-

- ■

, - \' 2

Ï^V.

■ ^ V

v. ■

/■■-.i-r ■

OKHKUKT BIJ G. A. VAN HOrrKN, TE UTRECHT.

-ocr page 9-

AAN MIJNE OUDERS.

-ocr page 10-

ïr

- j\'".

<ffr- -- ^

j-^mmm

5

\'C

s <

\'■äe

, ■..„i^t\':.:

-ocr page 11-

YOOEREDE.

Wanneer mon bij ccn zoogenaamd praktisch inan, zegt Bentham,
met de eene of andere theorie aankomt, dan weet hij niet
regt, wat hij daarmede zal aanvangen. »lts goodness, if it be
good — its badness, if it be bad, are alike removed out of the
sphere of his observance. If it be conducive to the end, it is
more than ho can see; for the end is what ho has not been
used to look to. In tho consideration of any plan, what ho
has not been used to, is to consider what, iu tho department
in questiou, is the proper end of every plan that can bo presen-
ted, and whether tho particular plau iu question be conducivo
to that end: what he has been used to, is, to consider whether
in the matter and form it bo like what he has practised. If in a
certain degree unlike, it throws him into a sort of perplexity" 1).
Ziot zulk eon man geene kans eeno font aan to wijzen in do
leer, welke hem uiteengezet wordt, dan zal hij zich gewoonlijk
trachten to redden door to zeggen, dat zij welligt zeer juist is
in theorie, mmir dat zij voor do practijk niet deugt. Hoo dik-
wjjls toch hoort men, wanneer b. v. over do volkssouvoreiniteit
gesproken wordt, in vollen ernst beweren, dat do leer, die
aan ieder mensch oen regt tot medoregeren toekent, waar kan
zijn in theorie, maar dat ze niet opgaat in do practyk.

Bjj het hooren van zulko phrasen denkt men onwillekeurig aan

1) Tho book of fallacies. Part. IV. Ch. IX. f 3.

-ocr page 12-

vni -

de volgende anecdotc, die Mill ons in de beschrijving vun zijn
leven heeft medegedeeld. De Engelsche wijsgeer had zich eens
op nog zeer jeugdigen leeftijd de woorden laten ontvallen, dat
eeno zekere stelling waar was in theorie, maar dat ze niet deugde
voor de practijk, en toen hij nu op de vraag van zijn vader,
wat hij daarmede bedoelde, het antwoord schuldig moest blijven,
bragt dezo hem het ongerijmde van die woorden op strenge wijze
ouder hct oog »leaving me," zegt Mill, »fully persuaded that
in being unable to give a correct definition of theory, and in
speaking of it as something which might be at variance with
practice , I had shown unparallaled ignorance" 1). Zou de vraag,
waarop de jeugdige Mill geen antwoord kou geven, eigenlijk
niet ieder, die van zulk eeno tegenstelling van theorie en practijk
spreekt, in verlegenheid moeten brengen ? Stel — om een zeer
eenvoudig voorbeeld aan een groot wijsgeer to ontleenen — dat
een artillerist den afstand moet berekenen, dien een kanonskogel
kan afleggen, maar dat hij bij zijne berekening alleen de aan-
trekkingskracht der aarde en de traagheid in aanmerking neemt.
Schiet hij nu het kanon af, om de proef op do som te nemen,
dan zal hij zien, dat de kogel niot zoover draagt als hij bere-
kend heeft. Mag hij nu zeggen, dat zijne theorie zeer juist
was, maar dat zij voor de practijk niet deugde, en dat dus
allo theoretische beschouwingen van geen nut blijken to zijn?
Neen, hij zal moeten erkennen, dat
zijne theorie onvolmaakt was,
dat hij bij zijne berekening eene fout gemaakt heeft door nl. den
tegenstand der lucht niet mede in aanmerking te nemen. In dit
geval is dus door de practijk do fout van zijne theorie aan hct
licht gekomen , maar van eene tegenstelling van theorie cn practijk
kan geene sprake zijn 2).

Hetzelfde zal men natuurlijk op de wetenschap van hot staats-
regt kunnen toepassen. »1 do not vilify theory and speculation
zoido Burke, »because that would be to vilify reason itself.
No; whenever I speak against theory I mean always a weak,
erroneous, fallacious, unfounded, or imperfect theory, and one

1) Autobiography. ed. Ix)ndon. 1873. p. 32.

2) Ygf. Kant. Uebcr den Gemeinspruch das mag in der Theorie richtig sein
taugt aber nicht für die Praxis. Werke. Leipzig. 1838. Bd. VIL p. 178.

-ocr page 13-

-------IX

of the ways of discovering that it is a false theory is by compa-
ring it with practice". This is the true touchstone of all theories
which regard man and the affairs of men does it suit his nature
in general, does it suit his nature as modified by his habits" 1).
Het zal daarom dikwijls gebeuren, dat, wanneer men eene
staatsregtelijke theorie, die men voor volmaakt hield, gaat toe-
passen , niet al de resultaten verkregen worden, welke men
meende daarvan te mogen verwachten. Waar dit het geval is,
erkenne men dan ook, dat er eeno fout lag in die theorie, maar
men lastere niet de theorie in het algemeen. Niemand zij zoo
dwaas te gelooven »durch Herumtappen in Versuchen und Erfah-
rungen, ohne sieh gewisse Principien (dio eigentlich das aus-
machen, was man Theorie nennt) zu sammeln, und ohne sich
ein Ganzes über sein Geschäft gedacht zu haben, weiter kommen
zu können, als ihn dio Theorie zu bringen vermag" 2). Wij
kunnen dus deze opmerkingen besluiten met de volgende schoone
woorden van Benjamin Constant: »Prétendre que parce que des
théories fausses ont de grands dangers, il faut renoncer à toutes
les théories, c\'est enlever aux hommes lo remède le plus sûr
contre ces dangers mômes, c\'est dire que parce que l\'erreur est
funeste, il faut se refuser à jamais la recherche do la vérité" 3).

Ieder, die van de waarheid dier laatste woorden overtuigd is,
zal mij het opschrift van mijne dissertatie niet euvel kunnen
duiden. Eene andere vraag is het evenwol, of het te regtvaar-
digen is, dat do schrijver hot licht heeft doen zien aan een opstel,
dat zoo weinig als hot zijne aau de vereischten voldoet, die men
aan een wetenschappelijk work mag stellen. En hierop moet ik
antwoorden, dat, indien dit van eene dissertatie gevorderd werd,
ik er niet aau gedacht zou hebben mijji stukjo ter perse to doon
leggen. Maar ik geloof, dat men zulke eischen niet luin een
academisch proefschrift pleegt te stellen. Hij , dio zulk een stukje
schrijft, stolt zich immers niet ten doel do wetenschap met
iets nieuws to verrijkeu, maar om, door de behandeling van een

m..

1) Reform of reprcseutation. etc. The Works of Edmund Burke. New-York.
1860. Vol. II. p. 470.

2) Kant. t. a. p.

3) Collection corapl6tc dcs ouvragrs. Paris. 1818. Vol. I. p. 195.

-ocr page 14-

onderwerp, waarin hij belang stelt, zelf te leeren, en zich op
de hoogte te stellen van hetgeen door meer bekwamen daarom-
trent gezegd en geschreven is. Den tijd aan dezen arbeid be-
steed zal ik dan ook niet als verloren behoeven to beschouwen,
vooral niet, wanneer ik de uren herdenk, waarin mijn hoogge-
schatte Promotor, do Hoogleeraar Mr. B. J. Lintelo Baron de
Geer van Jutphaas, den voor hem zoo kostbaren tijd beschikbaar
wilde stellen, om zijn leerling met raad en teregtwijzing bij
te staan.

Is het mij aangenaam van deze gelegenheid gebruik te kunnen
maken om mijne erkentelijkheid uit to sproken jegens allen, wier
lessen ik het voorregt had aan deze Hoogeschool to ontvangen,
inzonderheid acht ik mij verpligt mijn opregteu dank te betui-
gen aan de Hoogleeraren Vrecdo en Quack voor de hulp, mij door
hunne uitgezochte boekerijen verschaft.

-ocr page 15-

INHOUD.

Bladi.

Inleiding........................... 1

HOOFDSTUK l.
Ueslrijding van ccnigo theorieën omtrent het begrip vnn vertegenw oordiging.

8 1.

De leer der volkssonvereiniteit cn do leer der mftgtsdelcgntie..... 4

De leer der volkssottvcrciniteit en onze Grondwet..........10

Do leer der volkssonvereiniteit verdedigd van utilitaristisch standpunt,

Ronsscau cn Bentham......................IC

De leer der volkssouvcrciniteit verdedigd van rationalistisch standpunt.
Kant..............................27

§ 2.

Dc doctrinaire staatsleer. Ouizot.................33

§ 3.

De leer van hct evenwigt der tegenstrijdige belangen. J. S. Mill ... 39

-ocr page 16-

XII ----

Bladi.

HOOFDSTUK II.

Tegenstelling van de leer, dat de vertegenwoordiging niets anders is dan
een coUege, bestemd om voor het geheele volk te zorgen, tegenover die,
welke de vertegenwoordiging beschouwt als het orgaan, waardoor de volks-
geest zich openbaart.

§ 1.

Voorstanders van dc eerstgenoemde leer, von Mohl, Bosch Kemper, Thor-
becke in zijne Aanteekening op de Grondwet. Is in die leer keuze eeu ab-
soluut vereischte? Beteekenis van het aphorisme: ieder lid der vertegen-
woordiging vertegenwoordigt het geheele volk.............46

§ 2.

Het verschil tusschen de bovengenoemde leer en die, welke de vertegen-
woordiging als het orgaan van den volksgeest beschouwt........52

Strijd tusschen die twee beginselen in Engeland vóór den Reformbill
van 1832 ........................... 53

HOOFDSTUK III.

Ontwikkeling van de leer, dat de vertegenwoordiging het orgaan is,
waardoor dc volksgeest zich openbaart.

§ 1.

Op welken grond steunt die leer?................67

Is de quaestie, hoe het kiesstelsel ingerigt moet zijn, afhankelijk van de
vraag, welke magt aan dc vertegenwoordiging toegekend moet worden? . . 70

Kan de volksgeest zich ook op andere wijze dan door de vertegenwoor-
diging openbaren? Kamerontbinding. ................71

Kan de vertegenwoordiging uit meer dan ééne Kamer bestaan? .... 75
Moet de kiezer in de eerste plaats op de persoonlijke hoedanigheden van
den candidaat of op diens politieke beginselen acht slaan?....... 77

-ocr page 17-

■--XIII

filadt.

§ 2.

Is keuze een absoluut vereisehte? Direete en indirecte wijze van ver-
kiezing.............................78

§ 3.

Vertegenwoordiging der meerderheid................83

Vertegenwoordiging der minderheden, en de stelsels, die daarop betrek-
king hebben...........................85

Proportionele vertegenwoordiging , en de stelsels, die daarop betrekking

hebben............................88

Is eene vertegenwoordiging van partijen in strijd met het algemeene be-
ginsel, dat ieder, aan wien eenige magt over het volk iu handen gegeven
is, de belangen van dal volk voor oogen moet hebben?........104

§ 4.

Komt het op den wil van den kiezer aan of op zijne overtuiging?. . . 108

Vereisehten voor het kiesregt..................110

Geeft het feit, dat er geene volmaakt juiste grenslijn te trekken is tusschen
degenen, die voor do uitoefening van het kiesregt geschikt zijn, en hen, die
daartoe niet geschikt zijn, hct regt het algemeen stemregt iu te voeren? 111

§ 5.

Natuurlijke redenen van uitsluiting. De leeftijd en het geslacht .... 111

8 6.

Kan de sociale positie van den burger eene reden tot uitsluiting zijn? . 119
Ëen paar opmerkingen over den invloed vnn het zoogenaamde algemeen

stemregt in America, tVankrijk en Duitschland.............120

Palliativen tegen den invloed vnn het algemeen stemregt.......126

§ 7.

De census. Karakter van den census................180

ürengt de verpligtiug om belasting te betalen het regt tol kiezen mede? 131

-ocr page 18-

XIV -

Bladi.

Mag de census verdedigd worden als een waarborg voor het belang, dat
de kiezer heeft bij het behoud van den tegenwoordigen toestand der maat-
schappij? ...........................135

§ 8.

In hoeverre mag de gegoedheid beschouwd worden als een waarborg
voor bekwaamheid?.......................140

In hoeverre als een waarborg voor onafhankelijkheid?........141

Capaciteiten, vereischte van bepaalden schooltijd, kiezers examen. . . 144

§ 9-

Aard der vereischte gegoedheid. Kiesregt der werklieden.......146

§ 10.

Invloed van het kiesregt op de volksontwikkeling..........155

Besluit............................165

-ocr page 19-

INXjE^IDHSTGI-.

Even als een reiziger, voor dal hij overlegl van welke
vervoermiddelen hij geh ruik zalmaken, hel »loei zijner reize
moei kennen, dienl ieder, die over kiesregl eenig oordeel
zal uilspreken, vooraf hel begrip van verlegenwoordiging
naauwkeurig le bepalen. Vreemd mag hel heelen, dal de
waarheid van deze slelling, hoe eenvoudig ze moge zijn, niel
allijd genoeg in hel oog vvordl gehouden. Hoe dikwerf loeb
vvordl over kiesregl gesproken of geschreven, zonder dal
de redenaar of schrijver beginl mei uileen le zeilen, wal
hij onder verlegenwoordiging verslaal. Zulk eene handel-
wijze zou alleen le reglvaardigen zijn, indien omlrenl hel
begrip zelf van verlegenwoordiging hoegenaamd geen ver-
schil van meening beslond, en hel dus eenvoudig de vraag
was, door welke middelen men hel doel, dat ieder voor
oogen heefl, hel hesl zou kunnen bereiken. Ware dil even-
wel hel geval, hoe zou dan hel rcpracsenlalive slclscl onder
mannen van de meesl uilcenloopende slaalsreglelijke begin-
selen, onder een Sicycs en een Guizol, een Canning en een
Hrougham, ccn Kanl en een von Mohl, een Ilogendorp
cn een Opzoomer, verdedigers hebben kunnen vinden?
Naauwelijks heefl men dan ook de gcschriflen of redevoe-
ringen van die mannen nageslagen, of men bemerkl weldra,

1

-ocr page 20-

2

dat zulk eene voorstelling van de zaak geheel bezijden tie
waarheid zou liggen, dat van eene algemeene overeenstem-
ming omtrent hel begrip van vertegenwoordiging geene
sprake kan zijn. Is toch de vertegenwoordiging volgens
sommigen niets anders dan het orgaan, waardoor de wil
der menigte zich openbaart, anderen beschouwen haar als
het eenige middel, om dc heerschappij der rede hier op aarde
te verwezenlijken. Zien velen in de vertegenwoordiging
slechts ecn nieuwen vorm van aristocratie, niet minder ver-
spreid is de leer, dat zij de spiegel moet zijn, waarin het
beeld des volks wordt wcérgekaatst.

Het voorgaande bepaalt onze taak.

Wij zullen in het eersle gedeelte van dil geschrift de ver-
schillende iheorieën pogen na te gaan, die omirent het begrip
van vertegenwoordiging verkondigd zijn; vervolgens zullen
wij aanwijzen, welke opvalling van hel repraesenlalive stelsel
ons de ware toeschijnt, om ten laatste daaruit de gevolg-
trekkingen op le maken, die er o. i. in opgesloten liggen.
Wanneer wij bij onze beschouwingen de grammaticale be-
teekenis van hel woord vertegenwoordigen niel angslvallig
wikken en wegen, geschiedt zulks, omdal wij overtuigd
zijn van de waarheid der stelling, nog onlangs door Mr. lUiys
•verkondigd, dal hel verschil van woorden niels, hel verschil
van standpunt alles is.

Mogl men de opmerking maken, dal bij de behandeling
van dil onderwerp te weinig de politieke omstandigheden,
waarin tegenwoordig ons land verkeert, in acht genomen
zijn, dan zouden wij de volgende woorden van Spencer
in herinnering willen brengen: »Granted that we are
chiefly interested in ascertaining what is
relatively right,
it slill follows thai we must first consider what is absolnlcly
right;
since the one conception presupposes- ihe olher.
Thai is lo say, Ihough we must ever aim lo do what is
best for the present limes, yet we must ever bear in mind
what is abstractedly best; so lhal the changes we make

-ocr page 21-

must he towards it, and not away from it. Unattainable
as pure rectitude is, and may long continue to be, we
must keep an eye on the compass which tells us whereabout
it lies; or we shall otherwise be liable to wander in some
quite opposite direction i)." Welnu, in dit geschrift 7.ullen
wij slechts een antwoord pogen te geven op dc vraag,
welke rigting men bij eene eventuele herziening van art. 76
G. W. zou dienen uit te gaan.

1) Essays scientific, political and speculative. Edinb. 18G8. Vol. II.
p. 211.

r

-ocr page 22-

hoofdstuk: i.

§ 1-

Op de vraag, wal hel repraesenlalive slelsel helcekenl,
anlwoordl eene parlij, die in de laalsle iionderd jaren zoo-
wel op hel gebied van positief als theoretisch staalsrcgl een
grooten invloed heefl uitgeoefend: dc vertegenwoordiging is
hel orgaan, waardoor hel souvereine volk zijn wil verklaart.

Voor dat wij nagaan, op welken grond die zoogenaamde
leer der volkssouvereiniteil berust, zal hel noodig zijn een
paar opmerkingen vooraf le doen gaan.

Ten eersle moeten wij er op wijzen, dal, waar in dil
geschrift, van de leer der volkssouvereiniteil gesproken
wordt, geenszins de leer der magtsdelegatie door het volk,
maar slechts die, welke de souvereinileil des volks onver-
vreemdbaar verklaart, bedoeld wordt.

Hel is bekend, dat Housseau de eerste is geweest, die de
onvervreemdbaarheid der volkssouvereiniteil heefl verkondigd.
In zijn beroemd werk du Conlral social, wordt uitdrukkelijk
de leer bestreden, dal de individuen zich door een contract
aan de magt van een of meerderen kunnen onderwerpen.
Hel probleem, dat de individuen zich stellen moeten, wan-
neer zij uil den natuurstaat treden, luidt volgens hem
3ldus: uTrouver une 1\'orme d\'associalion, qui défende el

-ocr page 23-

protège de toute la force commune la personne et les biens
de chaque associe et par laquelle chacun s\'unissant à tous
n\'obéisse pourtant qu\'à lui même et reste aussi libre
qu\'auparavant l)." Dil probleem nu wordt opgelost, door
de souvereiniteit toe te kennen aan den algemeenen wil.
Om tot die, T>volonté génerale" le geraken, dient dus ieder
zijn wil le verklaren.

De volgelingen van Rousseau hebben evenwel ingezien, dat
het tot de onmogelijkheden behoorde voor het vaststellen
van iedere wet al de burgers van den slaat hij elkander te
roepen, en dal dus hel volk de wetgevende magt slechts
indirect door middel van dc vertegenwoordiging kon uit-
oefenen. Daardoor, zeggen zij, wordt hel beginsel van de
onvervreemdbaarheid der volkssouvereinileil volstrekt niet
prijs gegeven. Den vertegenwoordiger toch, op wien ik
mijne slem uitbreng, geel\' ik den last mijn wil le verklaren;
voldoel hij daaraan niel, dan kies ik een ander. Door mid-
del van dc periodieke verkiezingen heb ik dus den vertegen-
woordiger geheel in mijne magt; hij is niels anders dan
het orgaan, waardoor ik mijn wil verklaar.

llieruil blijkt reeds het groote verschil, dat lusschen
de leer der maglsdelegalie cn die van de volgelingen van
Uousseau beslaat. Volgens gene toch dragen de individuen
aan een of meer personen hel gezag op; maken deze mis-
bruik van hunne magt, dan heeft het volk regt tol revolutie,
want het gezag is hun opgedragen, opdat zij lot heil der
naiie zouden regeren, »all power," zegt Locke, de groote
voorstander dier leer, »given with trust for ihe attaining
an end being limited by that end" 2). Volgens deze

1) Du contrat social; ou principes du droit politique. Liv. I. Cbap. VI.

2) Two treatises of government. Book II. Chap. XIII.

Do leer dcr magtsdclcgatie liceft iu dczc ecuw vooral op hct positive
staatsrcgt in Frankrijk grootcn iuvloed nitgeocfcnd. Napoleon I vcr-
klaarde dat do magt, dio bij bezat, hem door het volk was opgedragen.
(Vgl. Benjamin Constant, Cours de Politique constitutionnelle. Nouv.

-ocr page 24-

6

daarentegen onderwerpen zich de individuen aan nie-
mand; zij zehe bhjven de dragers van het gezag, ter-
wijl de vertegenwoordiging niets anders is dan hel orgaan,
waardoor zij hun wil verklaren. Slechts de laatste theorie
komt bij de behandeling van ons onderwerp in aanmerking,
wanl zij alleen kent het volk het regt toe, voortdurend door
middel van een door het algemeen stemregl gekozen, perio-
diek aftredende vergadering, op de slaatsaangelegenheden
in le werken.

Wij komen hierbij van zelf op de vraag, die wij vooral
dienen le behandelen, nl. in hoeverre deze leer der volks-
souvereinileil met hel hoofdbeginsel van onze Grondwet in
strijd is. Eene bespreking van dit punl is noodzakelijk,
omdal zij door sommigen als de grondslag van den staats-
vorm, waaronder wij leven, beschouwd wordl. Zoo zeide
0. a. Mr. Opzoomer, die in de jaren 1848 en 1849 de
leer der volkssouvereinileil verdedigd had, in de voor-
rede van zijn staalsreglelijk onderzoek: »Dal de grond-
wetsherziening van 1848 mij naar den zin was, behoel ik
wel niemand te verzekeren. Haar hoofdbeginsel was levens
hel beginsel mijner slaatsreglelijke leer" >). Wil meu nagaan,
in hoeverre de schrijver tol deze uitspraak regt had, dan
dient men deze quaestie een weinig meer van nabij tc
\' beschouwen.

Wanneer over hel begrip van constitutionele monarchie ge-
sproken wordt, denkl men het eersl aan de zoogenaamde
conslilülionele theorie van Montesquieu. Volgens die leer
is hel staatsgezag gesplitst in wetgevende, uilvocrende cn

éd. Paris. 1836, T. I. p. 101,) Door velen werd dio leer nis dc grond-
slag vnu hct koningschap vnn Lodewijk Philips beschouwd. (Vgl. Guizot,
Mémoires. T. II. p. 235—240.) Napoleon III deed do inagt, die hij
zich verworven had, door do plebisciten erkennen. Dc leer der magts-
delegatie is dan ook tegenwoordig do politieke geloofsbelijdenis van alle
Buonapartisten. (E. Ollivier, Principes ct conduite. Paris. 1875.)

1) Staalsreglelijk onderzoek. Amsterdam. 1854.

rrm-r-i

-ocr page 25-

reglerUjkc magi. De wetgevende magt berust bij bel volk
en de aristocratie, de uitvoerende bij den Koning l). Laatst-
genoemde staat dus als subject van de uitvoerende magt
onafhankelijk naast of tegenover de aristocratie cn hel volk.

Onder de eersten, die de leer van de splitsing der mag-
len bestreden hebben, behoort Rousseau genoemd le worden.
De ondeelbaarheid van hel staatsgezag vindl in hem een
krachligen verdediger 2). De drager van dit gezag is bij
liem hel volk. Daar evenwel hel volk niet zich zelf met de
uitvoering der wetten kan belasten, stelt hel een ligchaam
aan, wien het opdraagt voor de behoorlijke naleving
daarvan le zorgen. Dit ligcliaam noemt Rousseau de
regering. »Voilà quelle est dans l\'Étal la raison du Gou-
vernement, confondu mal à propos avec le Souverain dont
il n\'est que le ministre" De leden van dil uitvoerend
ligchaam zijn dus niets anders dan de dienaren van het
souvereine volk, en kunnen afgezel worden, zoodra men
niel langer van hen gediend bliell \'i). De aard van den re-
geringsvorm nu wordt bepaald door hel aantal leden,
waaruil het uitvoerend ligchaam is zamengcsleld. Waar
dc zorg voor dc tenuitvoerlegging der wetten slechts aan
ccn persoon is opgedragen, wordt de regeringsvorm mo-
narchaal genoemd 6).

1) Do l\'esprit des lois. Liv. XI. Clinp. VI.

2) Du Contrat social. Liv. II. Chap. II.

3) t. n. p. Liv. III. Chap. L

4) Uitdruickclijk verklaart Rousseau, dat die aanstclliug „n\'est absolu-
ment qu\'une commission, un emploi daus lequel, simples officiers du
Souverain, ils exercent cn sou nom le pouvoir dont il les a faits dtS-
positaircs, et qu\'il peut limiler, modifier et reprendre quand il lui plait,
l\'aliénation d\'uu tel droit dtant incompatible avec la nature du corps
social, et contraire au but dc rassociatioii". (t. a. p. Liv. III. Chap. I.)

5) t. a. p. Liv. III. Chap. IIL

Volgens dio leer is dus dc Koning cvcnmiu lict subject vau do uit-
voerende niagt, als de regter het subject vau do rcgtcrlijko magt gc-
uocmd kan wordcu. Dit ziet von Mohl voorbij, wanuccr hij beweert,

-ocr page 26-

Hel koningschap, zooals Mr. Opzoomer hel in zijne poli-
lische bijdragen opval, is niels anders dan de monarchie
van Rousseau. sDe souvereinileil des volks," verklaart hij,
»is mij het beginsel van het geheele staatsregt. Al zijne
stellingen moeten daaruit worden afgeleid. De volkswil be-
hoort hel rigtsnonr der regering le zijn. Ieder, aan wien
eenig bcstnur in handen is gegeven, is van den hoogsten
tot den laagsten ambtenaar toe slechts de dienaar van het
volk... Zoo blijft de volkssouvereinileil, de democratie,
omdat zij een staats-, geen regeringsvorm is, ook in een
monarchie ongeschonden, en is alleen bij despotisme onbe-
staanbaar" 1). Na het voorgaande wordt ons de beteekenis
van de laatste woorden duidelijk; zij kan geen andere zijn
dan deze: de volkssouvereinileit blijR ongeschonden, waar
aan den Koning slechts de tenuitvoerlegging der wetten
is opgedragen.

Dezelfde rol vervult de Koning in de staatsleer van den
Spaanschcn publicist Bernai. Op de vraag, wat men onder con-
stitutionele monarchie tc verstaan heefl, antwoordt deze schrij-
ver hel volgende: »Celle où le peuple est souverain; où le
peuple, par rintcrmédiaire de ses représentanis, est législa-
teur, où le roi ne peul rien ordonner sans le consentement de
ses ministres responsables, qui ne pcuvenl, à leur tour, rien
consentir dc contraire aux lois dictées par l\'opinion publique.
»Par conséquent\'\' vervolgt hij, »la royauté constilulio-
nclle et la démocratie sont une mcmc chose: le peuple
législateur, le peuple souverain" 2). Rernal draagt dan ook

dat Rousseau op de ccue plaats (Liv. II. Chnp. H.) dc Iccr van de
splitsing der magten bestrijdt, cn haar op eeue andere plaals (Liv. III.
Chap. I.) verdedigt. (Vgl. von Molil, Die Geschichte und Literatur der
Slaatawissenschaften. Edangcn. 1855, Bd. I. p. 273.)

1) De souvereiniteit des volks. Derde politische bijdrage. Lcyden eu
Amsterdam. 1849. bl. 74 en 75.

2) ^Théorie de l\'autoritd appliquée aux nations modernes par C. Bernai,
traduit et annoté par Egmont Vachin. Paris. 1801. T. I. p. 23.

-ocr page 27-

in zijn »Projel de constitiition polilique" den Koning sleclils
de uilvoering der wellen op, en onlzegl hem hel regt zich
legen de besluilcn der verlegenwoordiging le verzeilen. De
Koning kan wel wellen voorslellen, maar de vertegenwoor-
diging heeft het regl die le verwerpen, lerwijl de kroon
niel hel regt heeft aan de besluiten, door de vertegenwoordiging
op eigen initiatief genomen, hare sanctie le weigeren l).

Is dil nu de plaals, die onze Grondwet den Koning aanwijst,
is, om de terminologie van Mr. Opzoomer le gebruiken, de mo-
narchie volgens haar slechts een regerings- geen staatsvorm\'?
Werpt men den blik op art. 104, 69 en 114 G W., dan
kan het antwoord niel anders dan ontkennend luiden. Volgens
onze Grondwet is de Koning niel slechts de uilvoerder der
wel, maar, door van zijn regl van velo gebruik le maken, kan
hij hel volk dwingen onder den ouden reglsloesland le blijven
leven. Hiertegen wordl aangevoerd, dal de Koning wel regeren
kan met oude wellen, maar dal hij niel in staat is hel zonder
geldmiddelen le doen, en dal dus, waar de vertegen-
woordiging hel regl heeft de begrooling le verwerpen, 2)
zij de kroon dwingen kan naar haar zin le handelen 3).
Ware deze redenering juist, dan zou men moeien erken-
nen , dal dc Grondwet in hel eene artikel den Koning een regl
toekende, waarvan zij hem de uiloefening door eene andere
bepaling onmogelijk maakte. Aan de juistheid van dil be-
loog mag evenwel mei grond getwijfeld werden. Slel toch,
dal ook na dc verwerping van hel budget de Koning in zijne
weigering blijft volharden, dan zal hel volk, wil hel binnen
dc grenzen der Grondvvel blijven, niels anders kunnen doen
dan toegeven en de volgende begrooling aannemen, om de
eenvoudige reden, dal hel zonder regering niel kan voort-

1) t. a. p. T. II. p. 435.

2) Vgl. art. 119 cn 120 G. W.

3) Vgl. Mr. Opzoomer, Stantsregtclijk onderzoek, bl. 70. Dc verte-
geuwoordigiug volgens de Ncdcriandsclio Grondwet. Amsterdam. 18C6.

-ocr page 28-

10

beslaan. Of hel wcnschehjk is, dal de Koning zich legen
den volkswil kan verzeilen, of hel waarschijnlijk genoemd
mag worden, dat het volk binnen de grenzen der Grondwet
zal blijven, zijn vragen die op dit oogenblik niet le pas
komen; er is hier slechls sprake van hetgeen binnen die
perken geoorloofd is. — Wij moeien dus tol hel besluit
komen, dat, al beschouwt men de Staten-Generaal, zooals
zij volgens de Grondwet zijn zamengcsleld, als het volks-
orgaan, men hel volk niel souverein kan noemen, omdal
er eene magt is, die zich legen zijn wil kan verzetten i).

Moet men dus de leer der volkssouvereiniteit als de ware
staatsleer erkennen, dan is hel de pligt zoowel als hel rcgl
der Nederlanders de ketenen te verbreken, waarin de Grond-
wet hen gekluisterd houdt. Vandaar dal het van hel grootste
belang is na te gaan, op welken grond zij berust.

Wij zullen nu hel eerst de schrijvers bespreken, die de
volkssouvereiniteil van een ulililarislisch standpunt verdedi-
gen. Met algemeene irekken geschetst koml hunne leer

1) Wij zeggen: al bcsehouwt men de Stateu-Gencr.ial, zooals zij volgens
de Grondwet zameugesteld zijn, als liet orgaan des volks. Ook deze
bcseliouwing evenwel zou oujuist ziju, niet alleen wijl bij ons geen al-
gemeen steinregt bestaat, maar ook omdat bet twee-kamer-systeem lijn-
regt met do leer der volkssouvereiuiteit in strijd is. Volkomen logisch
toeli, van zijn standpunt natuurlijk, was hetgeen Sicycs zeide: „La loi
est In volonté du peuple, un peuple ne peut pas avoir en même
temps deux volontés différentes sur un même sujet; donc le corps lé-
gislatif, qui représente le peuple, doit être nécessairement un." — „Was
ist übrig vom nllgemeineu Willen," vraagt Schäffle, „bei Census, stän-
diger Vertretung, Zweikammersystem, Kegieruugsveto und staatsbehörd-
lieher Genehmigung der Vcrtretungsbeschlüsse? Die im Besehlusz des
Vertretungskörpers steckende Portion „Volkswille" ist da doch wirklich
zur mikroskopischen Gröszc eingeschwunden! Der Vertrctiings körper"
verklaart hij tcregt, „ist als numerischer „Volkswille" Humbug, reiner
Humbug". (Bau und Leben des socialen Korpers. Tübiugeu. 1875. Bd.
I. p. 570.)

-ocr page 29-

11

op hel volgende neder. Het geluk des volks is hel doel
van den staat. De voornaamste drijfveer van \'s menschen
handelingen is de begeerte naar geluk. Niemand zal dus ooit
zich zelf ongelukkig willen maken, slechls een ander kan
de begeerte hebben hem nadeel toe le brengen. Hieruit
volgl, dat, wanneer hel gezag bij het volk zelf berust,
de souverein nooit met opzet iets ten nadeele van het volk kan
besluiten. De democratie is derhalve de eenige staatsvorm,
waarin de souverein van zijne raagt geen misbruik kan maken.

Onder de schrijvers, die de leer der volkssouvereiniteit
van dit standpunt verdedigen, bekleedt alweder Rousseau eene
eersle plaals. In de volgende woorden, voorkomende in de
opdragt van zijn »Discours sur l\'origine et les fondements de
l\'inégalité parmi les hommes", ligt de quintessence van zijne
beroemde staatsleer : »J\'aurais voulu nailre dans un pays,
où le souverain et le peuple ne pussent avoir qu\'un seul
et même intérêt," zegt hij daar, »afin que tous les mouve-
ments de la machine ne tendissent jamais qu\'au bonheur
commun; ce qui ne pouvant se faire à moins que le peuple
ct le souverain ne soient une même personne, il s\'ensuit
que j\'aurais voulu naître sous un gouvernement démocrati-
que, sagement tempéré."

In bovengenoemd geschrift schildert dc burger van Genève,
zooals bekend is, den maatschappelijken toestand van zijn
tijd met de donkerste kleuren. Dien toestand noemt hij fon-
damenteel slechl j aan verbetering er van is niet tc denken. Met
alle traditie dient dus gebroken tc worden j een geheel nieuwe
sociale toestand moet den ouden vervangen. Nu stelt Rous-
seau zich tot laak tc onderzoeken, op welke grondslagen
die nieuwe maatschappij moet berusten. »Je veux chercher,"
zegt hij, »si dans l\'ordre civil il peul y avoir quelque règle
(l\'administration légitime ct sûre, cn prenant les hommes
tels qu\'ils sont, et les lois telles qu\'elles peuvent être" l).

1) lulcidiug vaii licl Coutrnt social.

-ocr page 30-

12

Wil men nu beoordeelen, welke wellen hel meesl voor
den mensch geschikl zijn, dan gaal het niel aan den mensch
te beschouwen, zooals de ellendige omstandigheden, waarin
hij nu leel\'t, hem hebben gemaakt. Men moet zich afvragen,
hoe zou de mensch zijn, indien de verkeerde invloeden,
die alleen het gevolg zijn van den tegenwoordigen bedorvenen
toestand der maatschappij, niet op hem werkten. Denk
dus die invloeden weg, zegt Rousseau, lel op \'s menschen
hoedanigheden, maar trek daarvan diegene af, welke hij
alleen door het leven in de maatschappij gekregen hccfl,
m. a. w. beschouw den naluur-mensch. »Tant que nous ne
connaîtrons point l\'homme naturel, c\'esl en vain ueb nous
voudrons déterminer la loi qu\'il a reçue ou celle qui con-
vient le mieux à sa conslitulion" 1).

Toi welbegrip van Rousseau\'s staatsleer is hel dus noodig
zijne beschouwing over den naluurmensch na le gaan.
»Laissant donc tous les livres scientifiques qui ne nous ap-
prennent qu\'à voir les hommes tels qu\'ils se sont faits,"
zegl hij »et méditant sur les premières el plus simples
opérations de l\'âme humaine, j\'y crois apercevoir deux prin-
cipes antérieurs à la raison, dont l\'un nous intéresse ar-
demment à notre bien-être el à la conservation dc nous-
mêmes, et l\'autre nous inspire une répugnance naturelle à
voir périr ou souffrir tout ôlrc sensible el principalement
nos semblables" 2). Naasl de begeerte naar eigen geluk er-
kent hij dus in den mensch den natuurlijken afkeer van
eens anders ongeluk. Die tweede drijfveer is evenwel veel
minder krachtig dan de eersle. Hel natuurlijk medelijden
gebiedt den mensch niel: »fais à autrui comme lu veux
qu\'on le fassemaar »fais ton bien avec le moindre mal
d\'aulrui qu\'il est possible"
3).

1) Discours sur l\'origiüc ct les fondements de l\'inégnlitci parmi les
hommes. Préface.

2) t. a. p.

3) Discours sur l\'origine etc. Partie.

-ocr page 31-

13

Al is de mensch dus niet louter egoïst, al is hij niet
volkomen ongevoelig voor het lijden van anderen , toch geeft
hij aan zich zelf de voorkeur. Niemand zal derhalve zich
zelf met opzet kwaad doen; dit bedoelt Rousseau, wanneer
hij zegt »nul n\'est injuste envers lui-même" l). Hieruit
volgt, dat de mcnsch slechts dan veilig is, wanneer hij
over zich zelf te heslissen heeft, m. a. w. wanneer hij vrij is.

Vandaar dat de individuen zich niet aan de magt van een
of meer personen kunnen onderwerpen, dat zulk eene on-
derwerping ccnc krankzinnige daad zou zijn. De vraag is :
3>la force et la liberté de chaque homme étant les premiers
instruments de sa conservation, comment les engagera-t-il
sans se nuire, et sans négliger les soins qu\'il se doit 2)?"

De vrijheid is onvervreemdbaar, en het op le lossen pro-
bleem luidt derhalve: »Trouver une forme d\'association
qui défende et protège de toute la force commune la per-
sonne et les biens de chaque associé, et par laquelle
chacun s\'unissant à tous n\'obéisse pourtant qu\'à lui-même
et reste aussi libre qu\'auparavant" 3). Dit probleem wordt
volgens Rousseau opgelost door dc souvereiniteit toc te
kennen aan den algemeenen wil.

Wat die »volonté générale" heslist is regt, want, wanneer
iemand over zich zelf beslist, kan hij zich geen onregt doen;
wanneer dus allen heslissen over allen, zal niemand onregt
worden gedaan. »Pourquoi la volonté générale est elle tou-

1) Du Contrat social. Liv. IL Chap. VI.

2) t. a. p. Liv. I. Chap. VL

Die vrijheid is dus geen doel, maar middel. liet doel van den staat
is niet dc vrijlicid, maar hct algemeen welzijn („le bien commun"), (t. n. p.
Liv. II. Chap. L) Dc vrijheid is slechts het middel, om dat doel te
bereiken. De ontwerpers van de constitutie van 1793 vatten de leer
van bet Contrat social cvenzoo op, daar zij in art. 1 van do „Declara-
tion des droits de l\'homme ct du citoyen" de woorden opnamen: „Le
but de la société est le bonheur commun."

3) t. a. p. Liv. I. Chap. VL

-ocr page 32-

14

jours droite, et pourquoi tous veulent ils constamment le
bonheur de chacun d\'eux, si ce n\'est parce qu\'il n\'y a per-
sonne qui ne s\'approprie ce mot
chacun, et qui ne songe à
lui-même en votant pour tous? Ce qui prouve que régalitc
de droit et la notion de justice qu\'elle produit dérive
de la
préférence que chacun ae donne et par conséquent de la
nature de lliomme"
1). Men kan dus niet meer vragen »si
la loi peut être injuste," want »nul n\'est injuste envers
lui-même" 2).

1) t. a. p. Liv. IL Cliap. IV. De eursivering is van ons.

2) t. a. p. Liv. IL Cliap. VL

Men heeft het wel eens doen voorkomen, alsof Rousseau de uitspra-
ken van het souvereine volk onfeilbaar verklaarde. (Vgl. o. a. Caro,
La democratie devant la morale de l\'avenir. Revue des deux Mondes.
1 nov. 1875 , p. 20.) Sommigen gingen dan ook zoover van te be-
weren, dat volgens zijne leer de beslissing van de vraag of God bestond
aan het souvereine volk zou toekomen. (Vgl. Ahrens, Cours de droit
naturel. Gi^"® édit. Leipzig. 1868. T. I. p. 33.) Deze opvatting van de
leer van het Contrat social houden wij voor onjuist. Rousseau zegt
alleen, dat de souverein geen onregt kan doen, en hiermede bedoelt hij
niets anders dan, dat de souverein het volk niet met opzet nadeel knn
toebrengen, dat hij geleid wordt „par le principe d\'équité" (vgl. Contr.
soe. Liv. IL Chap. IV.), of, om de terminologie van Bentham te ge-
bruiken (vgl. bl. 21 dezer dissertatie), dat hij de „moral aptitude" bezit
om over het volk te beslissen. De wijsgeer van Genève ontkent zelfs
niet, dat de souvereiu eene voor het volk nadeelige beslissing kan ne-
men, maar hij acht het onmogelijk, dat door dezen met opzet zulk een
besluit genomen wordt. „De lui-même le peuple veut toujours le bien,"
verklaart hij, „mais de lui-même il ne le voit pas toujours. La volonté
générale est toujours droite, mais le jugement qui la guide n\'est pas
toujours éclairé". (Contr. soc. Liv. IL Chap. VI.) — Tot staving van ons
gevoelen kunnen wij ons nog op de volgende plaats beroepen. „Cette
volonté générale, qui tend toujours à la conservation et au bien-
être du tout et de chaque partie, et qui est la source des lois, est
pour tous les membres de l\'Etat, par rapport à eux et à lui, la règle

du juste et dc l\'injuste..... Il est important dc remarquer que

celte règle de justice, sûre par rapport à tous les citoyens, peut êtrç

-ocr page 33-

15

Wanneer nu eene wet met algemeene stemmen aangeno-
men is, dan zal hetgeen zij bepaalt, volgens Rousseau, regt
zijn. Wat moet men evenwel aannemen voor het geval,
dat tusschen de burgers geene eensgezindheid bestaat, en
in de volksvergadering de meerderheid voor en de minder-
heid legen een welvoorslel stemt? Is dat voorstel dan als
aangenomen of als verworpen le beschouwen ? Beweert
men het eerste, dan kent men aan dc meerderheid, be-
weert men het tweede, dan kent men aan de minderheid
het regt van beslissing loe. — In beide gevallen beslist een
deel over hel geheel, en beslaal cr dus geene identiteit
van heerscher en bebeerschte. Deze overweging had Rousseau
tol het verwerpen van zijne staatsleer moeten doen besluiten.
Hij heeft dit evenwel niet gedaan, maar uitdrukkelijk ver-
klaard, dat in hel bovengenoemde geval de meerderheid
beslissen moei. Vraagt men nu; »Comment un homme peul
être libre, cl force de se conformer à des volontés qui ne
sont pas les siennes. Comment les opposants sont ils libres
el soumis à des lois auxquelles ils n\'ont pas consenti?" dan
antwoordt Rousseau bel volgende: ».le réponds que la
(pieslion est mal posée. Le citoyen consent à toutes les
lois, même à celles qu\'on passe malgré lui, ct même à
celles qui le punissent quand il ose cn violer quelqu\'une.
La volonté constante de lous les membres de l\'État esl la
volonté générale; c\'est par elle qu\'ils sont citoyens cl libres.
Quand on propose une loi dans l\'assemblée du peuple, ce
qu\'on leur demande n\'est pas précisément s\'ils approuvent la
loi ou s\'ils la rejettent, mais si elle est conforme ou non à
la volonté générale qui est la leur; chacun cn donnant son
sulTrage dil son avis là-dessus, el du calcul des voix sc lire

fautive avec les étrangers; et la raison de ceci est dvidcnte; c\'est qu\'alors
la volonté dc l\'Etat, quoique générale par rapport îi ses membres, ne
l\'est plus par rapport aux autres États et à leurs membres, mais devient
pour eux volonté particuliere et individuelle." (Discours sur
l\'économio
politique.)

-ocr page 34-

16

la déclaration de la volonté générale. Quand donc l\'avis
contraire au mien l\'emporte, cela ne prouve autre chose
sinon que je m\'étais trompé, et que ce que j\'estimais être
la volonté générale ne l\'était pas. Si mon avis particulier
l\'eût emporté, j\'aurais fait autre chose que ce que j\'avais
voulu, c\'est alors que je n\'aurais pas été libre l). Wij
hebben hier met niets anders dan een dialectischen goochel-
toer te doen. Rousseau begint met aan het woord »volonté
générale" eene dubbelzinnige beteekenis te geven. Op hel
eene oogenblik gebruikt hij dit woord in den zin van wil
van allen, op hel andere oogenblik in denzin van wilder
meerderheid. Nu zegt hij : ik ben vrij door te gehoorzamen
aan de »volonté générale" (wil van allen), door le gehoor-
zamen aan de »volonté générale" (wil der meerderheid) hen
ik dus vrij. Door middel van deze kunstgreep komt hij tot
de stelling: »Le citoyen, consent à toutes les lois, même à
celles qu\'on passe malgré lui." De aangehaalde plaats ver-
wekt de ergernis van een der grootste bewonderaars van
den burger van Genève. »Voilà où Rousseau a été con-
duit," zegt Louis Blanc, »par le désir d\'appliquer à la
pluralité ce qui, d\'après ses propres prémisses, ne saurait
être applicable qu\'à
l\'universalité 2)." Dit is volkomen juist ;
waren de premissen van Rousseau goed gesteld, dan zou
hetgeen de wet besliste alleen dan regt zijn, wanneer alle
menschen ten allen tijde hetzelfde wilden, in welk geval
evenwel de wel volmaakt overbodig zou wezen, en deze wijs-
geer zich niet had behoeven bezig te houden met de vraag,
aan wien de wetgevende magt moest worden toegekend.

De schrijver, wiens polilieke gevoelens wij nu gaan be-
schouwen, verdedigt de volkssouvereinileil van hetzelfde

1) t. a. p. Liv. IV. Cbap. IL

2) Du gouvernement du peuple par lui-même. Question.s d\'aiijourcl\'liui
et de demain. série. Paris. 1873. p. 122.

-ocr page 35-

17

standpunt als Rousseau. Ook Bentham noemt het algemeen
welzijn hel doel van den staat. »The right and proper
end of government in every political community, is the
greatest happiness of all the individuals of which il is com-
posed, say, in other words, the greatest happiness of the
grealest number l)."

Ilet is juister, zegt Bentham, van hel grootste geluk van
het grootste getal, dan van het grootste geluk van allen
le spreken. De laatste uitdrukking zou men slechls mogen
gebruiken, indien er eene absolute harmonie van belangen
bestond. »If such were the condition of human beings,"
zegt hij, »that the happiness of no one being came in
competition with that of any other, that is to say, if the
happiness of each, or of any one, could receive in-
crease lo an unlimited amount, without having the clfecl
of producing deciease in the happiness of any other, ihen
the above expression (the greatest happiness of all), might
serve without limitation or explanation. But on every oc-
casion, the happiness of every individual is liable lo come
into competition with the happiness of every other 2).
Als voorbeeld stelt hij het geval, dat twee menschen ge-
durende eene maand opgesloten zijn in een huis, waai\'
slechts, voor ccn mensch gedurende dien tijd genoegzaam
voedsel voorhanden is. In dit geval zou hel grootste geluk
van hel grootste getal vorderen, dal de een al het voedsel
kreeg, maar van hel grootste geluk van allen kan geene
sprake zijn.

Bentham verslaal onder de uitdrukking »hel grootste
geluk van hel grootste getal" dc grootst mogelijke som van
geluk in hel algemeen, »the sum total of happiness," zooals
Mill het noeml 3); geenszins bedoelt hij er mede hel grootste

1) Constitutional Code. Book I. lutroductiou sect. II.

2) t. n. p.

3) Vgl. J. S. Mill, Utilitarianism, 5ti> Ed. p. 24.

2

-ocr page 36-

18

geluk van de meerderheid, der lielft phis één. Dil hUjkl voor-
namehjk uil de plaals, waar hij de vraag behandell, hoe
men de waarde van geneuglen en smarlen moet berekenen.
Het bevorderen van geneugten en verwijderen van smarten,
zegt hij daar, is hel doel, dal de weigever voor oogen
moet hebben. Geneuglen en smarten zijn de werktuigen
waarmede de wetgever werken moet; hel komt er dus op aan
dat hij hare kracht, of liever hare waarde naauwkeurig kenne.

Heeft men nu slechts de waarde van eene geneugte of
eene smart le berekenen mei betrekking tot één individu,
dan dient men de zes volgende omstandigheden in aanmer-
king le nemen:

1. lts inlensily.

2. lts duration.

3. Its certainty or uncertainty.

4. Its propinquity or remoteness.

5. Its fecundity 3).

6. Its purity 2).

Moet men daarentegen de waarde van eene geneugte of
eene smart berekenen met betrekking lol eene gemeenschap,
dan dienl men levens le lellen op hare uitgebreidheid
(»extent"), d. i. men moet rekening houden mei hel aantal
personen, die door haar aangedaan worden.

Wil men nu de algemeene strekking van een niaatregel
met betrekking tol eene gemeenschap leeren kennen, dan
moei men op de volgende wijze te werk gaan:

1) Men moet nagaan, in Iioever de geneugte of de smart leans heeft
van gevolgd te worden door aandoeningen van dezelfde soort, d. i.
geneugten, indien er van eene geneugte, smarten, indjeu er van eene
smart sprake is.

>2) Men moet nagaan, iu boever de geneugte of dc smart kans heeft
van gevolgd te worden door aandoeningen van tegenovergestelde soort,
d. i. smarten, indien er van eene geneugte, geneugten, indien er van
eene smart sprake is.

An Introduction to the principles of morals and legislation. Chap. IV.

-ocr page 37-

19

»Begin willi any one person of lliose whose inleresls seem
most immediately to be affected by it: and take an account,

1. Of the value of each distinguishable pleasure which
appears to he produced by it in the
firsl instance.

2. Of the value of each pain which appears to be pro-
duced by it, in the
firsl instance.

3. Of the value of each pleasure which appears to be
produced by it
after the first. This constitutes the fecun-
dity
of the first pleasure\' and the impurity of the first
pain.

4. Of the value of each pain which appears to be pro-
duced by it after the first. This constitutes the
fecundity
of the first pain and the impurity of the first pleasure.

5. Sum up all the values of all the pleasures on the one
side, and those of all the pains on the other. The balance,
if it be on the side of pleasure, will give the r/oorf tendency
of the act upon the whole, with respect to the interests
of that individual person; if on the side of pain, the
bad
tendency of it upon the whole.

6. Take an account of the number of persons whose
interests appear to be conccrncd; and repeat the above
process with rcspcct to each.
Sum up the numbers expres-
sive of the degrees of
yood tendency, which the act has,
with respect lo each individual, in regard lo whom the
tendency of it is
good upon the whole: do this again with
respect to each individual, in regard lo whom the tendency
of it is
bad upon the whole. Take Ihc balance; which,
if on the side of
pleasure, will give the general good ten-
dency
of the act, wilh rcspcct to the total number or com-
munity of individuals conccrncd; if on the side of pain^
the general
evil tendency, with respect to the same com-
munity 1)".

Bentham erkent dus, dat de algemcenc strckking van

1) t. a. p.

2*

-ocr page 38-

20

eene wel slechl is, wanneer zij aan eene belrekiielijk kleine
meerderheid een gering geluk aanbrengt, en aan eene be-
trekkelijk groote minderheid een groot ongeluk berokkent.
Stel
eene gemeenschap bestaal uil 100,000 individuen. Nu
berekent men, dat, wanneer eene zekere wel aangenomen
wordt, het geluk, dal zij 60,000 individuen zal aanbrengen,
lot hel ongeluk, dat 40,000 individuen door haar zullen
lijden, zal staan ziz 1: 2. De som van geluk, die de wel
aanbrengt, zal dus slaan tol de som van ongeluk, die zij
berokkent ,= 3:4. Er zal dus in het algemeen meer
ongeluk dan geluk door de wel lot stand gebragl worden.
De algemeene strekking van de wel zal derhalve slechl zijn.
De wel zal in strijd zijn met hel grootste geluk van het
grootste getal.

Het egoïsme van den mensch is het tweede beginsel,
waarvan Bentham uitgaat. Ieder individu denkt slechts aan
zijn eigen welzijn, en bekommert zich nooit over de ge-
volgen, die zijne handelwijze ten aanzien van andere men-,
sehen kan hebben 1).

Wij kennen dus nu hel doel van den staal en de natuur
van den mensch, m. a. w. wij weten wat
zijn moet en
wal
is. Wij moeten ten derde de middelen kennen, zegt
Bentham, om hetgeen
is in overeenstemming te brengen
met hetgeen
zijn moei. Dit nu kan geschieden direct,
door tegenover hel »sinister inlercsl" (d. i. hel belang, dal
in strijd is met hel grootste geluk van hel grootste getal)
een belang lc stellen, dat grooter is dan het »sinister in-

1) By the prineipie of self-preference, understand that propensity in
human nature, by which, on the occasion of every act ho exeercises,
every human being is led to pursue that line of conduct which, accor-
ding to his view of the case, taken by liim at the irwment, will he
iu the highest degree contributory to his own greatest happiness, what-
soever be the effect of it, in relation to the happiness of other similar
beings, any or all of them taken together." (Constitutional Code. Book
I. Introduction Section II.)

-ocr page 39-

21

teresl", indirect, door de verwezenlijking van hel »sinister
interest" onmogelijk te maken, want niemand zal pogen te
verwezenlijken, wat hij vooruit weet, dat niet Ic verwezen-
lijken is. 1)

De wetgever kent nu de beginselen waarop dc wetten
njoetcn steunen, liet blijft nog dc groote vraag, welke
wetgever hel grootste geluk van hel grootste getal zal wen-
schen, of, om de terminologie van Bentham zelf le gebruiken,
bij wien de »moral apliludc" berust 2). Getrouw aan zijne
grondbeginselen verwerpt dc Engelsche wijsgeer zoowel
den oligarchiscben als den monarchischen staatsvorm, liet

1) t. a. p.

2) „As in the case of any other task, so in the ease of this, the
aggregate of relative or say appropriate aptitude will on examination,
be seen lo be composed of four elementary portions and no more: to
wit, moral aptitude, coguoscitive aptitude, judicative aptitude, and
active aptitude: understand in regard to each of them, appropriale
relation had to the task or work in hand. By eognoscitive aptitude,
understand that wliich consists in the possession of appropriate know,
ledge: by judicative aptitude, tliat which consists in the possession of
the faculty of judgment in a sufficient degree of perfection. Coguosci-
tive and judicative aptitude taken together, constitute intellectual
aplitudc: and in so far as they arc united in the same person, the
appellative intellectual aptitude, may for shortness be employed, instead
of employing those same two appellatives.

Add all these elemeuts, eacli in adequate degrees logether, and the
aggregate of appropriate aptitude will be obtained. Let any one of
them be wanting, it will not be obtained: and appropriate moral
aptitude, it will bc seen is that clement, by tho absence of which,
the greatest gap in the adequate complement of appropriate aptitude
will be constituted.

With relation to this task, or say-function, by appropriate moral
aptitude, understand the being in an adequate degree actuated and
guided by the desire of scouring to the greatest number in question,
at all times, the greatest quantity, or say the maximum, of happiness."

De hoofdquaestie is dcrhalvc: bij wien berust de „moral aptitude"?
(t. a. p. Book I. Chap. XV. Section III.)

-ocr page 40-

22

doel van een monarch ol\' eene oligarchische vergade-
ring loch kan geen ander zijn, dan het volk tc onderdruk-
ken, om het zoodoende aan hun eigen belang dienslbaar
te maken. De eenige goede staatsvorm is volgens hem de
democratie. Tot directe uiloefening van de vvclgevcnde
rnagt is het volk evenwel niet geschikt; het kan dil slechts
indirect doen door het kiezen van vertegenwoordigers. Ter
verdediging der repraesentative democratie wordt nu door
Bentham het volgende aangevoerd: »In a representative
democracy, take any one member of the community acting
in the exercise of the supreme constitutive power. His
desire is to afford to himself security against depredation
and oppression: such being his ultimate desire, his inter-
mediate desire is—lo see located in the situation of his
representative, a man who, desire and power in all shapes
included, appears to him likely to contribute, in a degree
more than any other man would, to his possession of that
same security: such is his desire, and such accordingly is
his act, — the act by which he gives his vote. For the
gratification of any sinister desire at the expense of the
universal interest, he cannot hope lo find co-operation
and support from any considerable number of his fcllow-
citizens" l).

Deze voorstelling van dc zaak is valsch. Zij zou dan
slechts juist zijn, wanneer niel verschillende individuen
hetzelfde »sinister interest" konden hebben, cn er dus aan
geen partijschap-belang (»sectional interest") te denken viel.
Nu geven wij volkomen toe, dat een verstandige kie-
zer zijne stem niet zal geven aan iemand, van wien te
verwachten is, dat hij uitsluitend hel belang van dien kiezer
ten nadeele van alle andere burgers zal voorslaan; de kiezer
toch moet inzien, dat hij zoodoende op niemands mede-
werking zal kunnen rekenen en zijne slem dus verloren

1) t. a. p. Book I. Cliap. XV. Sect. IV.

-ocr page 41-

23

zal gaan. Brengt daarentegen de kiezer zijne stem uit op
iemand van de partijschap, waartoe hij zelf behoort, dan
kan hij zoodoende rekenen op de medewerking van allen,
die hetzelfde partijschap-belang hebben. In de democratie
kan dus dc meerderheid haar partijschapd)elang doorvoeren
ten koste van hel grootste geluk van bet grootste getal.

Wij stemmen Bentham volkomen toe, dat, indien de mensch
van natuur egoïst is, noch de monarchale, noch de oligarchi-
sche staatsvorm in staat is het grootste geluk van het grootste
getal lot stand te brengen, maar wij achten in dat geval de
democratie even ongeschikt het staatsdoel te verwezenlijken.

Zijn de gegevens, waarvan Rousseau en Bentham uitgaan,
juist, dan is hel probleem, dal zij stellen, onoplosbaar. Is
hel algemeen belang (»bien commun", »the greatest happiness
of the grealest number") niel de som van de bijzondere be-
langen en denkt ieder mensch slechts aan zijn eigen belang,
dan is hel onmogelijk een staatsvorm aan te wijzen, waarin
de wetgever hel algemeen belang zal wensehen (waarin de
wetgever geleid wordt »par le principe d\'cquilc", waarin
de »moral aptitude" bij den wetgever berust). Neemt men
geene absolute harmonie van belangen aan, dan moei men
met Mill erkennen: »Whenever ihe general disposition of
the people is such, that each individual regards those only
of his inleresls which are selfish, and does not dwell on,
or concern himself for, his share in the general interest,
in such a stale of things good government is impossible" 1).

Rousseau en Benlham moesten noodzakelijk lol drog-
redenen hunne loevlugt nemen, doordal zij een probleem
poogden op le lossen, waarvan geene oplossing mogelijk
is 2). De woorden van de Lamartine komen ons in dè ge-

1) Considerations on reprcseutativo governineut. People\'s ed. Loudon
1872. p. 12.

2) Bij het lezen van de debatten over do „Ddelnration des droits do

-ocr page 42-

24

daclile: »Le génie fait pitié, quand il esl aux risques avec
l\'impossible."

l\'homme", don 24. April 1793 door Robespierre in de Nationale Conventie
voorgesteld, trolfen ons de woorden door Saint-Just bij die gelegen-
heid gesproken. — Alles, zeide deze, hangt af van dc vraag: Wat is
de „volonte génerale". Op die vraag nu antwoordde hij : „La volonté géné-
rale... se forme de ia majorité des volontés particulières, individuelle-
ment recueilh\'es sans une influence étrangère; la loi ainsi formée con-
sacre nécessairement l\'intérêt général, parce que chacun réglant sa
volonté sur son intérêt, de la majorité des volontés a dû résulter celle

des intérêts..... En restreignant donc la volonté générale à son

véritable principe, elle est la volonté matérielle du peuple, sa volonté
simultanée, elle a pour but de consacrer l\'intérêt actif du plus grand
nombre. (Réimpression de l\'ancien Moniteur. T. XVL p. 216.) Saint-
Just zag dus in, dat, wanneer ieder slechts acht sloeg op zijn bijzonder
belang, de meerderheid nooit iets anders dan het belang der meerderheid
op het oog kon hebben. Tot de onjuiste slelling, dat het belang
der meerderheid het algemeen belang is, moest hij komen door de
qualiteit van geneugte en .smart niet in aanmerking te nemen.

In het vroeger reeds aangehaalde werk van Bernai worden met veel
omhaal van woorden niets anders dan oude denkbeelden verkondigd.
\'Bij hct volk, zegt deze schrijver, moet het gezag berusten, want is
\'het volk souverein, dan zijn heerscher en beheerschte één, en kan dus
Ide heerscher geen nadeel willen toebrengen aan den beheerschte. Alleen
Idan , wanneer het gezag bij het volk berust, kan de souverein geen onregt
doen. „Le souveraineté," verklaart hij, „est bien ce pouvoir suprême
qui n\'est dominé par aucun autre, n\'est soumis h aucun contrôle, ni
sujet h, aucune résistance; et elle pourrait impunément devenir abusive
si elle en avait le vouloir, puisque personne ne pourrait l\'en empêcher;
mais comme elle s\'exerce toujours sur* elle-même, la volonté de se
nuire toujours lui manquera." (Théorie de l\'autorité. T. I. p. 102.)
Op dit thema nu worden door Bernai tot in het oneindige variaties
gemaakt.

Hetgeen tegen de bovengenoemde schrijvers is aangevoerd, schijnt met
hetzelfde regt tegen Mr. van Houten te kunnen gelden, die de leer, welke wij
hier bespreken, op de volgende wijze uiteenzet: „De leer der volkssouvo-
reiniteit erkent den belanghebbende als hoogsten en eenigen beoordeelaar
van \'t geen hem dienstig is. Over elk belang beslissen diensvolgens de
belanghebbenden, voor zoover het mogelijk is regtstreeks, en, voor

-ocr page 43-

25

Wij noeindon straks den naam van John Stuart Mill. Ken
merkwaai\'dig verschijnsel mag het voorwaar genoemd worden,
dal de hier besprokene leer in Bcnlham\'s grooten discipel,
in den zoon van James Mill l), een harer felste bestrijders
gevonden heeft. Met kracht verzet hij zich legen de leer,
dal, waar het gezag bij hct volk berust, de souverein van
zijne magt geen misbruik kan maken. De onjuistheid van
die stelling, verklaart hij, is vooral duidelijk aan het licht
gekomen in het land, waar men de democratische begin-
selen het meest consequent heeft tocgcpasl. Wij kunnen niet
nalaten de woorden van Mill hier af te schrijven: »In poli-

zoover hiertegen praetische bezwaren in den weg staan, door vertegen
\\vot)rdigers. Nu itan liet zijn, dat de belanghebbendeu hun belang uiet
goed inzien, of lot verwezenlijking daarvan niet den besten weg inslaan.
Maar die kans van dwaling is geringer, dan wanneer een ander, die
geen of zelfs dikwijls een strijdig belang heeft, den weg wijst. En
voor bet overige is het eene wet der inensehelijke ontwikkeling, die
ten eeuwigen dage zal blijven, dat ervaring
gekocht moet worden." (De
Staatsleer van Mr. J. R. Thorbecke. Groningen 1872, bl. 9.)

1) Do leer, die James Mill in zijn Essay on Government ontwikkelt,
is principieel dezelfde als de leer van Bentham, getuigen de volgende
woorden „In the graud discovery of modern times, the system of repre-
sentation, the solution of nil tiic difficulties, both speculative and prac-
tical, will perliaps be found. If it cannot, we seem to be forced upon
Ihe extraordinary conclusion, that good government is impossible. For
as tlierc is no individual or combination of individuals, except the com-
munity itself, who would not have an interest iu bad government if
entrusted with its powers, and as the community itself is incapable of
exercising those powers, and must entrust them to certain individuals,
the conclusion is obvious: the community itself must chcck those indi-
viduals; else they will follow their interest, and produce bad government.
But how is it tlie community eon check? The community can act only
when assembled; aud when assembled, it is incapable of acting The
community, however, can choose representatives." Deze plaals wordt
aangehaald in eene erltiek van Macaulay op James Mill, waaruit ons
hct werk van laatstgenoemde bekend is. (Miscellaneous Writings of Lord
Macaulay. p. 152.)

-ocr page 44-

26

lical and philosophical theories, as well as in persons, success
discloses faults and infirmities which failure might have
concealed from observation. The notion, that the people
have no need to hmit their power over themselves, might
seem axiomatic, when popular government was a thing only
dreamed ahout, or read of as having existed at some dis-
tant period of the past. Neither was that notion necessarily
disturbed by such temporary aberrations as those of the
French Revolution, the worst of which were the work ol
an usurping few, and which, in any case, belonged, not
to the permanent working of popular institutions, but to
a sudden and convulsive outbreak against monarchical and
aristocratic despotism. In time, however, a democratic
i cpublic came to occupy a large portion of the earth\'s sur-
face , and made itself felt as one of the most powerful
members of the community ol nations; and elective and
responsible government became subject lo the observations
and crilisisms which wail upon a great existing fact 1).
Il was now perceived that such phrases as »self-government",
and »the power of the people over themselves", do not
express the true state of the case. The »people" who
exercise the power are not always the same people with
those over whom il is exercised; and the »self-governmenl"
spoken of is not the government of each by himself, but
of each by all the rest. The will of the people, moreover,
practically means the will of the most numerous or the
rnosl active
pari of the people; \\hc majority, or those who

1) Als palliatief tegeu bet despotisme der meerderheid stelt de Ame-
rieaan Calhoun voor aan de minderheid het regt van veto toe te ken-
nen. Teregt wijst von Mohl op bet zonderlinge van zulk een voorstel.
„Höehst merkwürdig bleibt jeden Falles," laat hij er op volgen, „dass
ein so völlig im Leben stehender und mit den Zuständeil seines Vater-
landes so genau vertrauter Staatsmann zu dieser Ansicht und zu einem
so verzweifelten llettungsmittel gekommen ist." (R. von Mohl, Staats-
recht, Völkerrecht und Politik. Tübingen 18G0. Bd. I. p. 510.)

-ocr page 45-

27

succeed in making llicmsclves acccplcd as llie majority;
the people, consequently,
may desire lo oppress a part of
their number; and precautions are as much needed against
this as against any olher abuse of power" l).

Men zal zeggen, dal met hclgccn hier legen de leer der
volkssouvereinileil aangevoerd is, slechls hij, die geene
harn)onie van belangen aanneemt, zich zal kunnen verceni-
gen, en dat dus de praevia quaeslio is, of zulk ecnc zamen-
stcmming al dan niel beslaal. Hierop antwoorden wij, dal in
den mond van hem, die hel algemeen belang beschouwt
als de som der bijzondere individuele belangen, de leer der
volkssouvereinileil in hel geheel geen zin kan hebben. In-
dien toch elk, door hel best voor zijn eigen belang tc
zorgen, tevens hel meesl hel algemeen belang bevordert,
dan berust, indien de mensch egoïst is, de »moral aptitude"
hij ieder. iMen hcefl dan slechls le onderzoeken, wie hel
meesl geschikt is over dal belang le oordcelen, m. a. w.
bij wien de groolsle »inlclleclual aptitude" berust. Dal nu
deze bij de meerderheid des volks in de hoogste male zou
tc vinden zijn, zal wel niemand beweren. Wij komen
derhalve tol hel volgende besluit. Waar volkomene har-
monie van belangen bestaat, berust, als ieder egoïst is,
de »moral aptitude" evenzeer hij écn als bij dc meerder-
heid; waar zij niel beslaal, bcrusl dc »moral aplilude"
evenmin bij de meerderheid als bij écn. Van een utilita-
ristisch standpunt is de volkssouvereinileil dus niel le ver-
dedigen.

Bij dc lol hiertoe behandelde schrijvers was hel alge-
meen belang de grondslag, waarop dc leer der volkssou-
vereinileil steunde. Van een geheel ander standpunt wordl
die leer door Kant verdedigd. Wij hebben gezien, dal
bij Rousseau de vrijheid de hefboom was, waardoor het

]) On Liberty. People\'s edition. London 1805. p. 2.

-ocr page 46-

28

algetnecii belang inoesl worden opgelieven. De wijsgeer
van Koningsbergen daarentegen ziet in de vrijheid niet het
middel, waardoor het staatsdoel verwezenlijkt moet wor-
den; neen, de vrijheid zelve is volgens hem hel doel van
den staal.

Tot een juist begrip van Kant\'s staatsleer zal het nood-
zakelijk wezen zijn wijsgeerig stelsel mot een enkel woord
te bespreken, daar hel een en het ander in hel naauwsie
verband lol elkander slaat.

De rede (»praetische Yernunft"), zegt Kant, die zich
wendt tol den wil, gebiedt het goede te doen, omdat het
goed is. Die »kategorische Imperatif" waarborgt het beslaan
der vrijheid van den wil, d. i. de mogelijkheid, dat de wil niel
door indrukken van de wereld bepaald worde, want zonder
dat ware een hevel ondenkbaar. De rede nu wil dal hare
wel hecrsche. Gehoorzaamheid aan den »kategorischen
Imperatif\' moet dus de eenige drijfveer van \'s menschen
handelingen zijn. Daartoe is noodig, dat de wil ook wer-
kelijk niel door indrukken van de wereld bepaald worde.
Die indrukken nu zijn van twecderlei aard; zij kunnen
voortkomen uit den mensch zelf (hartstoglen, neigingen),
of van buiten op den mensch werken. Beide moeten
overwonnen worden; dc mensch moet zoowel innerlijk als
uiterlijk vrij zijn.

Nu noemt Kant hel zamenstel van de weiten der vrij-
heid in hct algemeen »Sittenlehre", in tegenstelling van dc
leer der natuur. Die wetten zelve heden, in tegenstelling
van de natuurvvellen, »moralisch".

De »Sittenlehre\' is verdeeld in:

1°. »Rechtslehre" d. i. het zamenstel van de wetten der
uiterlijke vrijheid. Die wellen zelve hcclcn »juridisch."
De overeenstemming met die wetten is dc »logalität" der
handeling.

2°. »Tugendlehre" d. i. hel zamenstel van de wetten der
innerlijke vrijheid. Die wellen zelve heeten »ethisch." De

-ocr page 47-

29

overeenslemming met die wellen is de »moraliläl" der han-
deling 1).

Wij hebhen voor ons onderwerp slechls de regtsleer te
heschouwen.

Daar de vrijheid van den een inbreuk kan maken op
die van den ander, vordert de rede, (is hel een »Postu-
lat der Vernunft"), zegt Kant, dat de vrijheid van den een
in zoo verre beperkt zij, dal zij le zamen kan beslaan mei
de op dezelfde wijze beperkte vrijheid van den ander 2).
Hel regt nu is »der Inbegriff der Bedingungen, unter denen
die Willkühr des Einen mit der Willkühr des Andern nach
einem allgemeinen Gesetze der Freiheit zusammen verei-
nigt werden kann. 3)" llieruil kan afgeleid worden, welke
handeling legaal is, welke niet. »Eine jede Handlung ist
recht, die oder nach deren Maxime die Freiheil der Will-
kühr eines .leden mit .ledermanns Ereiheil nach einem
allgemeinen Gesetze zusammen bestehen kann etc. Wenn
also meine Handlung, oder überhaupt mein Zustand, mit
der Freiheit von .Icdeimann nach einem allgemeinen Ge-
setze zusammen beslehen kann, so Ihul der mir Unrechl,
der mich daran hindert, denn dieser Hinderniss (dieser
Widersland) kann mit der Freiheit nach allgemeinen Ge-
setzen nicht bestehen." 4)
[Jii tüi negative reglsbegrip vloeit
voort de slelling »volenti non fit injuria," waarvan dan
weder de onmogelijkheid zich zelf onregt lc doen een ge-
volg is.

üe vrijheid moei dus beperkt worden. Hieruit volgl,
dat er ccnc magt moet zijn, die dwang uitoefent. Zulk
eene magl bestaat niel in den natuurstaat. Hel beslaan

1) Metapliysisciie Aiifaiigsgrüude der lleciitslebrc. Rozokranz und
Scliubert. Leipzig 1838. Tb. IX. p. 13.

2) t. a. p. p. 33.

3) t. a. p.

4) t. a. p.

-ocr page 48-

30

van den staat wordt dus door de rede gevorderd. De
individuen treden toe tot den slaat, »weil die Vernunft
sebsl es will, und zwar die reine
a priori gesetzgebende
Vernunft, die auf keinen empirischen Zweck (dergleichen
alle unter dem allgemeinen Namen Glückseligkeil begriffen
worden) Rücksicht nimmt." 1)

De magt in den slaat, die de dwangwelten maakt, is
de wetgevende magt. Op de vraag, bij wien deze berusten
moet, antwoordt Kant hel volgende: »Die gesetzgebende
Gewalt kann nur dem vereinigten Willen des Volks zukom-
men. Denn, da von ihr alles Recht ausgehen soll, so
muss sie durch ihr Gesetz schlechterdings Niemanden Un-
recht Ihun
können. Nun ist es, wenn .Iemand etwas ge-
gen einen Anderen verfügt, immer möglich, dass er ihm
dadurch unrecht Ihue, nie aber in dem, was er über sich
selbst beschliesl (denn
volenti non fil injuria). Also kann
nur der übereinstimmende und vereinigte Wille Aller, so
ferne ein Jeder über Alle und Alle über einen Jeden eben-
dasselbe beschliessen, mithin nur der allgemein vereinigte
Volksvville gesetzgebend seyn." 2)

1) Ueber den Gemeinsprueh das mag in der Tiieorie riciitig sein taugt
aber nicht für die Praxis. VII. p. 198.

Wij hebben geene uiteenzetting van het systeem van Kant in zijn
geheel gegeven. Voor ons onderwerp zal het, voldoende zijn, wanneer
wij aangetoond hebben, dat ook vau zijn standpunt het regt des volks
zelf de wetten te maken niet tc verdedigen is. Het voorgaande heb-
beu wij evenwel als inleiding noodig geacht, omdat daaruit blijkt,
dat de vrijheid bij Kant op een geheel anderen grond berust dan bij
Rousseau, voor wien de vrijheid van deu mensch slechts is een „instru-
ment de sa conservation", en dus ook de stelling, dat niemand zieh zelf
onregt kan doen, bij genen eene geheel andere beteekenis heeft dan
bij dezen.

2) IX. p. 158.

Kant en Rousseau ontmoeten hier elkander op hetzelfde punt. Zij
zijn er evenwel gekomen langs verschillende wegen. Van eene overeen-
stemming tusschen de staatsleer van Rousseau, die het algemeen belang

-ocr page 49-

31

De vraag, die zich nu van zelf voordoet, is deze. Wan-
neer tusschen de burgers van den slaat geene eensgezind-
heid bestaat, wanneer het grootste gedeeUe van hen zich
voor, hel kleinste gedeelte zich tegen een wetsvoorstel ver-
klaart, krijgt dil voorstel dan regtskracht of niet? Beweert
men het eerste, dan kent men aan de meerderheid het regt toe
te beslissen over de minderheid; beweert men het tweede,
dan kent men aan de minderheid het regt toe te heslissen
over de meerderheid. In het eerste geval kan dus aan de
minderheid, in het tweede geval aan dc meerderheid on-
regt worden gedaan. Hieruit volgl, dat, indien de definitie,
die Kant van het regt geeft, juist is, de wetgever slechts
dan geen onregt zou
kunnen doen, wanneer ten allen lijde
alle menschen hetzelfde wilden. In dit geval zouden even-
wel de wellen volkomen overbodig zijn, en had dus dc
Koningsberger wijsgeer de quaestie niet behoeven tc behan-
delen, aan wien de wetgevende magt moest worden toe-
vertrouwd. 1)

nis hct doel vau den staat stelt, cn van Kant, die uitdrukl<elijic eu
lierhaaldelijk er op wijst, dat do staat met het algemoen belang niets
to maken heeft, kan geene sprake zijn.

Wij moeten opmerkeu, dat Kant vrouwen, kindereu en in het algemeen
ieder, die afhankelijk is, vnn hct stemregt uitsluit. Zij kunnen volgeus
hem slechts aanspraak maken op bescherming, cn zijn als passivc van de
aetivc burgers onderscheiden. (IX. p. 159.) Van het standpunt van Kant is
dio onderscheiding niet to verdedigen. Moet toch dc wetgovcudc magt geen
onregt kunnen doen, cn is het onmogelijk, dat iemand onregt geschiedt;
wanneer hij deelneemt aau het maken dcr wetten, dan is slechts de uit
sluiting te verdedigen vau hen, tegen wie geen onregt gescbiedeu kan,
d. z. wezens, die geene vrijheid bezitten, m. a. w. van
zaken, die dan
ook op geene bescherming aanspraak kunnen maken.

1) Vnn hetzelfde standpunt als dat waarop Kaut zieli plaatst, wordt
de leer der volkssouvereiniteit door Vaclierot verdedigd. Ook bij dczeu
schrijver is de staat rcgtsstaat in deu engen zin des woords. liet regt
heeft geen ander doel dan de besehcrmiug der vrijheid. De meusch
^noet vrij zijn, opdat hij Ivunne gehoorzamen aau het gebod van het

-ocr page 50-

32

Wij hebben gezien, dal hel niel aangaal hel algemeen
slemregl op grond der vrijheid l) le verdedigen. »Le suf-
frage universel," zegl Laurenl leregl, »n\'esl pas une queslion
de liberlé, mais de pouvoir\'\' 2). Deze woorden zijn be-
leekenisvol. Zij rukken dengenen, die zoo gaarne hunne
bedoelingen achier het schoonklinkende woord vrijheid
verbergen, hel masker af. Men herinnere zich de lof-
zangen, die na de laalsle verkiezing voor den Rijksdag
door de ullramonlanen op hel algemeen slemregl werden
gezongen. Deden zij hel niel voorkomen, alsof zij eigen-
lijk de ware sleunpilaren der vrijheid waren?

De leer der volkssouvereinileil komt ons dus verwerpelijk

goede. (La democratie. Bruxelles 18üO. p. 3] vlg.) Op cle vraag, hoe
het regt verzekerd moet worden, antwoordt Vacherot het volgende: „La
monarchie étant le règne d\'uu seul, et l\'aristocratie le règne de plusieurs,
il est clair que ces gouvernements sont, au point de vue de la vérité
et de la justice absolue, inférieurs à la démocratie, qui est le règne
de tous. Puisque tous les citoyens y coucourent également à l\'élection
des pouvoirs et à la confection des lois, la démocratie est la seule forme
de gouvernement où le respect des droits sociaux puisse être parfaite-
ment assuré, (t. a. p. p. 53.)

1) Wij moeten nog opmerken, dat zoowel Vacherot als Kaut slechts één
deu mensch aangeboren regt erkennen, nl. de vrijheid. De gelijkheid is vol-
gens hen slechts eeu gevolg van de vrijheid. (Kaut IX. p, 42.) „L\'égalité,"
zegt Vacherot, „u\'est qu\'une couséqueuee rigoureuse de la liberté.
Qu\'est-ce eu effet que l\'égalité, sinon la liberté égale pour tous":* C\'est
un attribut," verklaart hij teregt, „qui n\'a do seus positif que par le
substantif auquel on l\'applique." (La démocratie p. 3G.) Met de laatste
woorden toont hij zeer juist aau, dat men nooit de gelijkheid als grondslag
van eene staatsleer kan nemen. De stelsels van hen, die, zooals de
Lamartine (Histoire de la révolution de 1848), de leer\'der volkssou-
vereiniteit op de gelijkheid basereu, behoeven wij dus liier niet te be-
handelen.,

1) Histoire du droit des geus et des relations internatiouales. T. XIII.
La révolution française. 1\'^\'« partie, p. 57.

-ocr page 51-

33

voor, van welk standpunt men haar beschonwe. Het regl der
meerderheid toch is niet te bewijzen, ja zelfs met de pre-
missen, waarvan de verdedigers van de leer der volkssou-
vereinileil uitgaan, volkomen in strijd.

§ 2.

Telt de leer der volkssouvereinileil in Frankrijk zeer vele
aanhangers, ook aan bestrijders beeft hel haar in dil land
volstrekt niel ontbroken. Onder de laatsten hebben de doetri-
nairen eene eersle plaals bekleed. In den lijd, loen theoretische
beschouwingen nog in parlementaire vergaderingen gehoor
vonden, is door de coryphaeën van die parlij menige bres
in dc leer van Rousseau gescholen. Tegenover de souvereini-
leil des volks stelden zij dc souvcreiniieil der rede, der
geregligheid, der waarheid, der Goddelijke wet in ccn woord.
Slechls aan die wel, niel aan hetgeen de wil der meerderheid
bepaalde, was men volgens hen gehoorzaamheid verschuldigd.

Kan men Guizol niel als den grondlegger van deze staats-
leer beschouwen, hij is in ieder geval de man geweest, die
haar hel uitvoerigst heeft ontwikkeld l). De fout van de leer
der volkssouvereinileil, zegt hij, ligt daarin, dal zij den wil

1) Iu Mei van hct jaar 1820 had Royer-Collard reeds het volgeudc
gezegd: „11 y a deux dldmeats daus la société: 1\'uii matériel, qui est
l\'individu, sa force ct sa volonté; l\'autre moral, qui est le droit résul-
tant des intérêts légitimes. Voulez-vous faire la société avec l\'élément
matériel? La majorité des individus, la majorité des volontés, quelles
qu\'elles soient, est le souverain. Voilà la souveraineté du peuple . . .
Voulez-vous nu contraire faire la société avec l\'élément moral, qui est
le droit? Le souverain est la justice, parce quo la justice est la règle du
droit. Les constitutions libres ont pour objet dc détrôner la force, et
de faire régner la justice." (De Barante. La vio politique de M. Iloyer-
Collard. Paris 18G1. T. IL p. 33.)

Men leze verder zijne schoone redevoering over de erfelijkheid vau
hct pairschap, (t. a. p. p. 457 volg.)

2

-ocr page 52-

34

tot den rang van souverein verlieft. »Quand les philosophes
ont considéré l\'homme en lui-même, hors de tout contact
avec ses semblables, dans le seul rappori de sa vie active
avec son intelligence, nul ne s\'est avisé de dire que sa
volonté lut pour lui la seule loi légitime, ou , ce qui revient
au môme, que toute action fût raisonnable et juste par cela
seul qu\'elle est volontaire. Tous ont reconnu qu\'au dessus
de la volonté de l\'individu plane une certaine loi, appelée
tour-à-tour raison, morale ou vérité, et à laquelle il ne
peut soustraire sa conduite sans faire dc sa liberté un emploi
absurde ou coupable... Ainsi philosophiquement parlant
et en droit, l\'individu considéré en lui-même ne dispose
point de lui-même arbitrairement et selon sa seule volonté.
Ce n\'est point sa volonté qui crée et impose les lois obliga-
toires. II les reçoit de plus haut; elles lui viennent d\'une
sphère supérieure à celle de la liberté, d\'une sphère où
la liberté n\'est pas, où le débat s\'élève, non entre ce qu\'on
veut et ce qu\'on ne veut pas, mais entre ce qui est vrai
ou faux, juste ou injuste, conforme ou contraire à la raison" 1).

Is het nu waar, dat de rede alleen het regt heeft gehoor-
zaamheid te eischen, waar het de betrekkingen van den
mensch tol zich zelf geldi, waarom zou men dan niet hct
zelfde aannemen voor de betrekkingen dcr menschen onder-
ling? Iloc had men dus tc werk moeten gaan om aan hct
gezag een regtmatig karakter toc te kennen? In plaats van
iederen menschelijken wil tot den rang van souverein tc
vcrhelfen, had men ze allen de onderdanen van één souverein
moeten noemen. In plaats van tc zeggen, dat ieder mensch
volkomen meester van zich zelf was, cn dat geen ander
het regt toekwam over hen) le beslissen togen zijn wil, had
men moeten vcrklaicn, dat geene magt van den mensch
noch over zich zelf, noch over een ander regtmtitig genoemd

1) Histoire des origiues du gouvernement représentatif. Paris 1855^
T. ir. p. 141 volg.

-ocr page 53-

35

mogt worden, indien zij niet erkend werd door de rede,
de geregtigheid en de waarheid, die de wet zijn van God.

De groote vraag moet dus zijn, hoe die souvereinileil
der rede hier op aarde vervvezenhjkt kan worden.

In iedere maatschappij, zegl nu Guizol, bestaal een zeker
aantal juiste begrippen omtrent de sociale betrekkingen,
omlrenl de rcgten en verpliglingen der menschen onderling.
Dit aanlal juiste begrippen is onder de individuen, die in
de maatschappij leven, verspreid, en ongelijkmatig onder hen
verdeeld, naar gelang van de verschillende invloeden, die
op de zedelijke en verstandelijke ontwikkeling der menschen
werken.

Het koml er dus op aan, die verspreide en ongelijkmatig
onder de menschen verdeelde elementen der rede op le
sporen, en ze lol de feitelijke heerschappij le brengen.
»11 s\'agit de découvrir tous les éléments du pouvoir légitime
disséminés dans la société, et de les organiser en pouvoir
de fait, c\'est-à-dire dc concentrer, de réaliser la raison
publique, la morale publique cl de les appeler au pouvoir" t).

Bij de beoordeeling, op welke wijze dc vertegenwoordiging
zamengesteld zal worden, mag-men nimmer vergeten, dal
dil het doel is, hetwelk men voor oogen moet hebben. »La
représentation ... est un procédé naturel pour extraire du
sein de la société la raison publique. qui seule a droit de
la gouverner" 2). In deze woorden ligt de veroordeeling
van het algemeen slemregl, want daardoor worden even-
zeer de kwade elementen als dc goede lol de heerschappij
gebragl. Hel koml er juist op aan, waarborgen te stellen
legen de mogelijkheid, dal die kwade elementen mede ver-
tegenwoordigd worden. Die waarborgen nu meent Guizol ge-
vonden le hehben. ».Mais à cela deux garanties", verklaarl
hij, »l\'une se trouve dans la publicité de la lutte: c\'esl,

1) t. a. p. p. 150.

2) t. a. p.

3\'

-ocr page 54-

36

pour le bien, la meilleure chance de succès; car ce ne sont
pas les hommes qui ont inventé l\'analogie du bien avec la
lumière, du mal avec les ténèbres; cette idée, commune
à toutes les réiigions du monde, est le symbole de la pre-
mière des vérités. La seconde garantie consiste dans la
fixation des conditions de capacité imposées d\'avance à qui-
conque aspire à exercer telle ou telle portion du pou-
voir" 1).

De bekwaamheid alleen brengt dus het regt tot kiezen
mede. »C\'est donc la capacité qui confère le droit-, et la
capacité elle même est un fait indépendent de la loi, que
la loi ne peut créer ni détruire à volonté, mais qu\'elle
doit s\'appliquer à reconnaître avec exactitude, pour recon-
naître en même temps le droit qui cn découle. Et pour-
quoi la capacité confèrc-t-elle le droit? parce que le droit
est inhérent à la raison et seulement à la raison. La capa-
cité n\'est autre chose que la faculté d\'agir selon la raison...
La capacité est donc le principe naturel, la condition né-
cessaire du droit. Où manque la capacité, le droit n\'est
point" 2).

llet komt er derhalve op aan, de juiste grens tusschen
bekwaamheid en onbekwaamheid op te sporen. »11 n\'est
pas absolument impossible", zegt nu Guizot, »sinon de dé-
terminer avec précision, du moins d\'indiquer d\'une manière
générale la borne à laquelle cesse communément ct en fait,
dans les sociétés humaines, la capacité d\'agir librement ct
raisonnablement dans l\'intérêt social, c\'est à dire la capacité
politique, c\'est à dire le droit de concourir à l\'élection des
députés"
3). A.an den cencn kant stelt de Fransche staats-
man hen, die van hun kapitaal leven, cn degenen, die het
een of ander vak van industrie beoefenen; gene zijn in de

1) t. a. p. p. 151.

•2) Discours Académiques, Paris. 1861. Electious p. 385 volg.
3) t. a. p. p. 389.

-ocr page 55-

37

gelegenheid, deze zijn verpligl, zich op de hoogle le slellen
van heigeen op hel gebied van staal en maatschappij voor-
valt. Aan den anderen kant plaatst hij hen, die den ge-
heelen dag handenarbeid moeten verriglen om daardoor in
hun onderhoud le voorzien; die arbeid belet hen over andere
zaken dan over de middelen om hunne dagelijksche behoef-
ten le vervullen, na le denken.

Is men, gesteld dat deze laalsle onderscheiding juist is,
verpligl de leer van Guizol als waar aan le nemen? Neen,
met von Mohl gelooven wij, dal wij hier met sein fun-
kelnder aber unklarer Gedanke i)" te doen hebben. Is toch
de vertegenwoordiging hel orgaan, waardoor de rede zich
openbaart, dan zal men hetgeen zulk eene vergadering be-
slist, de wel, die zij afkondigt, als overeenkomstig de rede
moeten beschouwen. Slel nu, dal, wanneer eene wet door de
verlegenwoordiging is aangenomen, hel daarbij evenwel blijkt,
dal van de 100 leden 60 voor en 40 legen gestemd hebben.
Men zal dan moeten toegeven, dal die 40 afgevaardigden
legen de waarheid gestemd hebben, en dal dus de kiezers,
door wie zij gekozen zijn, niet overeenkomstig de rede
hebben gehandeld. Die kiezers waren dus niel bekwaam,
hadden derhalve geen regl, ofschoon zij aan volmaakt de-
zelfde vereischten voldeden als de kiezers, die de 60 andere
vertegenwoordigers gekozen hebben. Waaraan hapert het
beloog van Guizol? De fout ligt in de slelling: »La capa-
cilc n\'esl autre chosc que la facullc d\'agir sclon la raison."
Niet de bekwaamheid, maar de onfeilbaarheid is de voor-
waarde voor hel vermogen om allijd le handelen volgens de
rede. Verklaart men: »que la vérilé, la raison, la justice,
la loi divine en un mol a seule droit au pouvoir" dan kan
men niel zeggen: »c\'est Ia capaciló qui confóre le droil."

De doctrinaire staalslecr berusl op eene miskenning van
hel wezen van het slaalgezag. Het subject van hel staatsgezag

1) Staatsrecht, Völkerrecht und Politik. Bd. I. p. 5.

-ocr page 56-

38

toch, om handelend te kunnen optreden, kan slechts een
mensch of eene vereeniging van menschen zijn. Daar de
wil onder de menschelijke vermogens de eenige uitvoerende
kracht is, kan het regt slechts door den wil van een mensch
of van eene vereeniging van menschen verwezenlijkt worden.
Hierop wijst von Mohl, wanneer hij zegt: »Einmal ist es
wohl, nach den rechtsphilosophischcn Begriffen der unend-
lichen Mehrzahl, eine verkehrte Behauptung, dass der mensch-
liche Wille kein (wohl bemerkt äusserliches) Recht machen
könne l). Beschouwt men nu het regt van het standpunt
van Guizot, dan moet men verklaren, dat de wil geenszins
zelf de regtsgrond is, maar slechts de vorm, waarin het regt
tot verwezenlijking kan komen. Heeft men dit eenmaal erkend,
dan moet men toegeven, dat op aarde geene magt aan te wijzen
is, die alles doen
mag 2), Van zijn standpunt het regt be-

1) Von Molil t. a. p.

2) Dat deze regtsbeschöuwing tot bclangrijko practiscbe resultaten
leidt, wordt teregt door Abrens aangetoond. „Ist ein Fürst oder
eine Versammlung von der Ueberzeugung durchdrungen, dasz das
praktische Gesetz, welches der Wille beschlieszt, der möglichst treue
Ausdruck der objectiven Gesetze sein soll, welche die verschiedenen,
durch die Stufen und Elemente der Bildung bestimmten, Verhältnisse
im Staate beherrschen und selbst nur die Entwickelungsmomentc des
ewigen Rechts sind, so wird bei einer bescheidenen Stellung, gegenüber
dieser höheren Lebensmacht, auch eine gröszere Umsieht eintreten, und
das ernste Bestreben, dem Gesetze nicht durch den bloszen Willen oder
durch zufallige Majoritäten, sondern durch seine Angemessenheit zu
den Verhältnissen seine Rechtmässigkeit\' und seinen Bestand zu geben,
und den Irrthum, wenn cr begangen ist, nicht durch hartnäckiges Be-
harren zu verschlimmern, sondern durch angemessene Abänderungen wie-
der zu heben. Es ist daher nicht nur für die moralischen Motive, son-
dern auch für die politischen Bestimmgriinde von hoher praktischer
Wichtigkeit, dasz diese Erkenntuisz immer mehr verbreitjst werde, und
man darf behaupten, dasz nur dadurch der politischen Praxis eine,
von ücberschwenglichkeit, Anmaszung und dem Leichtsinn des Forma-
lismus freie, besonnene Richtung gegeben werden kann." (Die orga-
nische Staatslehre. Wien. 1850. Bd. L p. 192.)

-ocr page 57-

39

schouwende, mogt en moest Guizot te velde trekken legen
de ahsolulislen, en hun verwijlen, dal zij, door den wil
als reglsgrond le erkennen, den vorm van hel regt in de
plaals van zijn wezen stelden 1). iMaar hij heefl verder
willen gaan en daardoor een onoplosbaar probleem gesteld,
»Ein unklarer Gedanke," noemt von iMobl hel teregt,
»dass die weit und breit, jedoch in ungleichem Maasse
zerstreuten Bruckslücke von Vernunft gesammeil werden
müssen zur Erzeugung unantastbarer Gesetze 2)." Guizol
beeft getracht den schijn te redden door van de dubbel-
zinnigheid van hel woord »raison" gebruik lc maken. Waar
hij zegt, dal de rede de eenige vvcllige souverein is, ge-
bruikt hij dit woord in den zin van »justice, vcrilc, loi
divine;" terwijl, waar hij verklaarl: »la capacilé n\'esl uulrc
chose que la facullé d\'agir selon la raison," hij dil woord
neeml in dc beteekenis van versland.

§ 3.

Onder de tegenstanders van de leer der volkssouverei-
nileil lelden wij ook John Stuart Mill. Wij hebben gezien,
dal hij zoowel de staatsleer zijns vaders, als die van zijn
leermeester uitdrukkelijk bestreed.

Het verschil lusschen Bentham en zijn discipel ligt niel
in hunne opvatting van hei doel van den staal — dil is
bij beide hel algemeen welzijn — maar in hel moreel en
anthropologisch standpunt, waarop zij staan.

Volgens eerstgenoemde strekt des menschen eigen welzijn
lol riglsnoer bij de beoordeeling der vraag, of eeno handeling
zedelijk of onzedelijk is 3). Tevens neeml hij aan, gelijk

1) Vgi. Alirciis. Cours dc droit naturel. T. 1. p. 31.

2) Von Mohl. t. a. p.

3) „To prove that the immoral action is a miscalculation of self-
interest — lo show how erroneous au estimate the vicious man makes

-ocr page 58-

40

wij gezien hebben, dat niemand zich laat leiden door andere
drijfveeren dan door de begeerte naar eigen geluk i).

Mill daarentegen zegt uitdrukkelijk, dat bij de beoordeeling,
of eene handeling zedelijk is of niet, geenszins het belang
van den handelende zelf lol riglsnoer strekt, maar het
welzijn van allen te zamen beschouwd 2). Daarenboven

of pains and pleasures, is the purpose of the intelligent moralist."
(Deontology. London. 1834. Chap. I.)

1) Ook in zljn werk „Deontology" wordt dit zoo krachtig mogelijk
betoogd. „A man, a moralist, gets into an elbow chair, and pours forth
pompous dogmatisms about
duty — and duties. Why is he not lis-
tened to ? Because every man is thinking about
interests... For a man
not to pursue what he deems likely to produce to him the greatest sum
of enjoyment, is in the very nature of things impossible, (t. a. p.)

2) According to the Greatest Happiness Principle, as above explained,
the ultimate end, with reference to and for the sake of which all other
things are desirable (whether we are considering our own good or that of
other people), is an existence exempt as far as possible from pain, and as
rich as possible in enjoyments, both in point of quantity and quality;
the test of quality, and the rule for measuring it against quantity, being
the preference felt by those who, in their opportunities of experience,
to which must be added their habits of self-consciousness and self-
observation, are best furnished with the means of comparison. This,
being, according to the utilitarian opinion, the end of human action,
is necessarily also the standard of morality; which may accordingly be
defined, the rules and precepts for human conduct, by the observance
of which an existence such as has been described might bo, to the
greatest extent possible, secured to all mankind; and not to them only,
but, so far as the nature of things admits, to the whole sentient crea-
tion. . . The happiness which forms the utilitarian standard of what
is right in conduct, is not the agent\'s own happiness, but that of all
concerned. As between his own happiness and that of others, utilita-
rianism requires him to be as strictly impartial as a disinterested and
benevolent spectator. In the golden rule of Jesus of Nazareth, wc read
the complete spirit of the ethics of utility. To do as one would
be done by, and to love one\'s neighbour as oneself, constitute the
idea] perfection of utilitarian morality." (Mill. Utilitarianism p. 16.
17. 24.)

-ocr page 59-

41

vei\'klaarl hij, dat de mensch door andere drijfveeren dan
door de begeerte naar eigen welzijn geleid kan worden.
Ilij erkent in den mensch hel vermogen zich len behoeve
van anderen op le offeren 1).

Het is natuurlijk, dal dil verschil den groolslen invloed
op beider staatsleer moest uitoefenen.

Waar ieder slechls op zijn eigen belang acht slaal, is,
gelijk wij reeds uit den mond van Will vernomen hebben,
eene goede regering onmogelijk. De goede hoedanigheden
der burgers, zoowel moreel (het verlangen naar algemeen
welzijn) 2), als inlellecluecl (de geschiktheid om over hel
algemeen welzijn te kunnen oordeelen) zijn de eerste ver-
eischten voor een goed staatsbestuur. »We may consider,
Iben, as one criterion of the goodness of a govern-
ment, the degree in which il lends lo increase the sum
of good qualities in the governed, collectively and indivi-
dually, since, besides lhal their well-being is the sole object
of governmcn!, their good qualities supply ihe moving force

1) Unquestionably it is possible to do without happiness; it is done
involuntarily by nineteen-twentieths of mankind, even in those parts
of our present world which are least deep in barbarism; and it often
has to bc done voluntarily by the hero or the martyr, for the sake of
something which he prizes more than his individual happiness. But this
something, what is it, unless the happiness of others, or some of the
requisites of happiuessP"... The utilitarian inoralily docs recognise
in human beings the power of sacrificing tiieir own greatest good for
the good of others." (Mill. t. a. p. p. 22, 24.)

2) Onbillijk is Ahrens, wanneer hij het volgcnde zegt: „M. Mill,
partageant l\'erreur de son compatriote Buckle, voit le progrès des in-
dividus ct des peuples uniquement dans les connaissances dont ils enrichis-
sent leur capital intellectuel et social, et non dans la morale et la
moralité, qui cependant est lo foyer le plus intime ct la force de con-
centration, do cohésion ct de direction dc toute vie; ct dans les clec-
tiou--^, ce n\'est pas non plus seulement dans rintelligence, mais avant
tout dans la moralité, que l\'ordre public doit trouver son appui." (Cours
do droit naturel. T. II. p. 418.)

-ocr page 60-

42

which works the machinery. This leaves, as the other con-
stituent element of the merit of a government, the quality
of the machinery itself; that is, the degree in which it is
adapted lo take advantage of the amount of good qualities
which may at any time exist, and make them instrumental
lo the right purposes i)."

Aan die hcide vereisehten voldoet volgens Mill de re-
praesentative democratie het best.

Wat nu hel eerste criterium betreft, heeft hij zeer teregt
aangetoond, dat de goede hoedanigheden der burgers meer
bevorderd zullen worden, wanneer het volk invloed uit-
oefent op de slaatsaangelegenheden, dan, wanneer zijne
verhouding lot hel staatsbestuur geheel passief is. Wij
komen later terug op de plaatsen, waar dil zoo uitstekend.
betoogd wordt.

Waar Mill tot de bespreking van het tweede vereisehte
overgaat, begint hij met te wijzen op de gevaren, waar-
aan de democratische staatsvorm blootstaat.

Ten eerste toch heeft men de onbekwaamheid van hen,
die aan hct roer van den staat staan, te duchten.

Het tweede gevaar, waaraan de democratie, evenals ie-
dere andere staatsvorm blootstaat, ligt in hel »sinister inte-
rest" van hen, die de magt in handen hebben. In de de-
mocratie heeft men te vreczen, dat de meerderheid haar
belang ten koste van hct algemeen belang zal doorvoeren.

De eerste klip ontkomt men, door aan ieder naarmate
van zijne ontwikkeling meer invloed, meer stemmen toe le
kennen (»system of plural voling") 2).

llel tweede gevaar wordl ontweken, wanneer het kies-
stelsel zoo ingcrigt is, dat de tegenstrijdige partij-
schap-belangen tegen elkander opwegen. Wij hebben
gezien, dat de Engelsche denker in den mensch het

1) Ou representative government, p. 12.

2) t. a. p. Chap. VIII.

-ocr page 61-

43

vermogen erkent zich op le offeren ten hehoeve van
hel algemeen belang. Er zijn menschen, die door hoo-
gere moliven dan de begeerle naar eigen geluk geleid
worden, liet komt er dus op aan, dat deze als scheids-
reglers lusschen de tegenstrijdige belangen uitspraak doen.
Mill tracht de middelen aan le geven ora dil doel le bereiken.
»The represenlalive system ought to be so constituted as to
maintain this state of things: it ought not lo allow any of Ihe
various sectional inleresls lo be so powerful as lo be capable
of prcvaihng against truth and justice and the other sectional
inleresls combined. There ought always to be such a balance
preserved among personal interests, as may render any
one of lliem dependent for its successes, on carrying with
it at leasl a large proportion of those who act on higher
motives, and more comprehensive and distant views l)."
In deze woorden ligt hel zwaartepunt van de slaalsleer,
die wij hier bespreken. Stel, in een land slaan twee groe-
pen tegenover elkander; van beide is de meerderheid egoïst,
en wordt slechls de minderheid door hoogere moliven ge-
dreven. Draagt nu de meerderheid van de eene klasse eene
wel voor, die onregtvaardig is tegen de andere, dan zullen
natuurlijk de menschen, die door hoogere consideraties ge-
leid worden, zich scharen aan de zijde van hen, legen
wie de onreglvaardige wel gerigl is. Hel kiesstelsel moet
derhalve zoo zijn ingerigt, dal de meerderheid van de eene
groep niel sterk genoeg is, om de overwinning le behalen
op de andere, wanneer de deugdzamen zich bij de laalsle
voegen. Nemen wij aan, dal in hel vertegenwoordigend
ligchaam elke groep door 50 leden vertegenwoordigd wordt,
en dal in ieder de meerderheid (40 afgevaardigden) slechls
voor het »sectional interest" oogen heefl. In dil geval heb-
ben dus in hel parlement 20 leden zitting, die door hoo-
gere consideraties geleid worden, want in iedere klasse is

1) t. a. p. p. 52.

-ocr page 62-

44

de minderheid (10 afgevaardigden) niel egoïst. Stelt nu
de meerderheid van de eene groep eene wel voor, die on-
regivaardig is tegen de andere, dan zullen de 20 deugd-
zame mannen zich bij de laatste voegen, zoodat de wet met
60 tegen 40 stemmen verworpen zal worden. Waar der-
halve het kiesstelsel zoo ingerigl is, dal de klassen zooveel
mogelijk tegen elkander opwegen, komt de beslissing toe
aan de deugdzamen, doet de deugd de weegschaal over-
slaan. Dit evenwigt kan men lot stand hrengen door hel
stelsel van »plural voting" met de zoogenaamde vertegen-
woordiging der minderheden te verbinden l).

Nu treft men in een modernen staal, niet verdeeld door
antipathieën van ras, taal of nationaliteit, twee klassen aan,
zegl Mill. arbeiders aan den eenen, gebruikers van ar-
beid aan den anderen kant. Alleen dan, wanneer beide
klassen in het parlement legen elkander opwegen, zal er
geen gevaar beslaan voor despotisme van de eene over de
andere, want zij, die door hoogere drijfveeren dan de be-
geerte naar eigen geluk gedreven worden, zullen den door-
slag geven 2).

Is hel probleem, een staatsvorm aan te wijzen, waarin
dc beslissing toekomt aan eene magt, boven de egoïstische
klassen-belangen verheven, door Mill op deze wijze opge-
lost? Wij gelooven het niet. De Engelsche wijsgeer toch
ziel zelf in, dat hel evenwigt der tegenstrijdige belangen
alleen daar te verwezenlijken zou zijn , waar de strijd tusschen
de menschen zich uitsluitend tot óén gebied bepaalde. Door
nu te zeggen, dal in ccn modernen slaal gewoonlijk
slechts Iwee klassen tegenover elkander staan , arbeiders aan
den eenen, cn gebruikers van arbeid aan den anderen kant,
doet hij het voorkomen, alsof dc strijd alleen op occonomisch
gebied gevoerd werd, alsof de menschen het ten -minslc in

1) t. a. p. Chap. VII cn VIII.

2) t. a. p. p. 52.

-ocr page 63-

45

zoover mei elkander eens waren, dat stoffelijke welvaart
het hoogsle doel was, hetwelk men kon bereiken. Dat deze
voorstelling van de zaak evenwel volkomen valsch is, leert dc
geschiedenis van den dag. Men denke slechts aan deno Cullur-
kampf,\'\' die tegenwoordig in Duitschland gestreden wordt.
»C\'est donc une illusion de la part des utililaires," zegt
Ahrens teregt »de considérer l\'utililé comme un critérium,
sur lequel les hommes peuvent facilement tomber d\'accord.
11 n\'y a pas deux hommes qui aient les mêmes idées sur
ce qui est utile, quand leur point de vue anthropologique
et moral est différent; le matérialiste ne verra l\'utile que
dans la satisfaction des plaisirs des sens, le spirilualisle
reconnaîtra des biens plus élevés 1)." Zoolang nu de levens-
beschouwing van dcn eenen mensch mcl die van dcn antlei\'cn
zal verschillen, kan men niet zeggen, dat dc strijd zich tot
één gebied bepaalt, cn is dus het lol stand brengen van
een evenwigt dcr belangen onmogelijk.

1) Cours dc droit naturel. T. I. p. 49.

-ocr page 64-

hoofdstuk: ii.

1.

Onder hen, die zich hel repraesenlalive slelsel lol ecn
bepaald punt van beschouwing gekozen hebben, behoorl
ook II. von iMohl genoemd le worden 1). Op de vraag, wal
men onder verlegenwoordiging leverslaan hccfl, cn welke
plaals door haar in de rij der menschelijke instellingen
wordl ingenomen, is hel antwoord volgens hem niel moei-
jelijk te geven.

•Twee feilen toch mag men wel als onbetwistbaar aannemen.
Ten eerste, dal in menig geval de mensch niet overal
zelf voor zijne regten en belangen kan opkomen, en er
dus genoegen mede moet nemen, wanneer een ander de
behartiging daarvan op verstandige -wijze op zich neemt.
Ten tweede, dal hel voor een grool aantal menschen, die
een gemeenschappelijk regt of belang bezitten, eene zware
taak is, zelve hunne aanspraken tegenover derden op krach-
tige wijze te doen gelden. In de meesle gevallen toch zal
hel hun zeer lastig vallen, ieder oogenblik op ecnc bepaalde
plaals bijeen le komen; ja, zulk eene zamenkomsl zal zelfs

1) Staatsrecht, Völkerrecht und Politik. Bd. I. p. 5 volg.

-ocr page 65-

47

lot de onmogelijkheden behooren, wanneer hel aanlal be-
langhebbenden zeer groot is, en hunne woonplaatsen ver
van elkander verwijderd hggen. Handelen zij nu ieder
afzonderlijk, dan vvordl niel alleen een krachtig optreden
tegenover derden belet, maar bestaat levens hel gevaar,
dal zij, bij verschil van meening onderling, wederkeerig
elkanders plannen zullen tegenwerken. Vandaar, dat het
in het dagelijksch leven zoo menigmaal gebeurt, dal regten
en belangen niel door de belanghebbenden zelve, maar door
anderen behartigd worden. Men denke slechts aan voogden,
curatoren, lasthebbers, bestuurders van vennootschappen
enz. Deze leveren het bewijs, dal vertegenwoordiging in
menig geval niel alleen mogelijk, maar ook noodzakelijk is.
Hel burgerlijk regt kan dan ook niel nalaten het beslaan
van instellingen als voogdij, curatele enz. te erkennen, en
de regtsbetrckkingen, die daaruit voorlvloeijen, lc bepalen.

Deze beginselen nu kan men ook op hel staalsrcgl toe-
passen.

Waar toch aan alle onderdanen of aan bepaalde klassen
uil hel volk hel regt is toegekend, op dc slaalsaangelegen-
heden invloed uil le oefenen, daar springt hel in betoog,
dat deze niel zelve voor hunne regten en belangen kunnen
opkomen. Hel is noodzakelijk, dal anderen dil van hen
overnemen; deze nu zijn de vertegenwoordigers. Hij de
beoordeeling der quaeslie, op welke wijze hel verlegen-
woordigend ligchaam zamengesteld moet worden, mag men
derhalve nooit vergelen, dal hel in de eersle plaals aan-
komt op de geschiklheid der vertegenwoordigers, om de
hun toevertrouwde belangen behoorlijk le behartigen. »Es
muss... das Hauptgewicht darauf gelegt werden, dass die
zu Milgliedern der Repräsentation Bestimmten vollkommen
lauglich seien zur Besorgung der ihnen überlragenen Ge-
schülle" 1).

1) t. a. p. p. 13.

-ocr page 66-

48

Uit hel voorgaande volgt, dat de vertegenwoordiger ge-
nomen moet worden uit den kring der belanghebbenden,
die hij vertegenwoordigen zal, want de repraesenlant zal
het best voor zijn dient zorgen, wanneer zij beide dezelfde
belangen hebben. Bij eene vertegenwoordiging van be-
paalde klassen, moet derhalve de afgevaardigde medege-
noot,— bij eene vertegenwoordiging van het geheele volk,
moet hij staatsburger zijn.

Is het nu noodzakelijk, dat de vertegenwoordigers ge-
nomen worden uit den kring der belanghebbenden, het is
daarentegen volstrekt geen vereischte, dal zij door die be-
langhebbenden zelve gekozen worden. Keuze neemt von
Mohl dan ook met voordacht niet in zijne definitie op. 1)
jiSehr absichtlich ist es geschehen," verklaart hij, »wenn in
der Begrilfsbestimmung die Bezeichnung der Uepräsenlanten
nichl ausdrücklich als eine »Wahl" angegeben, somit für
die Art ihrer Hervorhebung aus der Menge der Bctheiligten
völlig freier Spielraum gelassen ward. In dem Begriffe einer
Repräsentation liegen zwingende Bestimmungen über die
Bezeichnung ihrer einzelnen Mitglieder keineswegs ; vielmehr
geben die Verhältnisse der einzelnen Gattung von Verlrctung
das Nähere an die Hand 2)." De natuurlijke vertegenwoordi-
ging van verschillende klassen der bevolking kan cenc zeer
ver.schillende zijn. Wanneer b. v. eene corporatie, aan wie
hel regt op de staatsaangelegenheden invloed uit tc oefenen
toegekend is, reeds in hare gewone inrigting deugdelijke orga-
nen bezit, waarom zouden deze dan ook niel als hare politieke
vertegenwoordigers kunnen optreden ? Zoo is het ook zeer

1) De vertegenwoordiging is volgens von Mohl „diejenige Einrichtung,
vermöge welcher der einem Theile oder der Gesammtheit der Unter-
thauen zustehende Eiufluss auf Staatsgesehäfte durch eine\'kicinere Anzahl
aus der Milte der ßetheiligten, in ihrem Namen und verpflichtend für
sie besorgt wird." (t. a. p. p. 8.)

2) t. a. p. p. 12.

-ocr page 67-

49

goed mogelijk, dat, waar de Koning de leden der vertegen-
woordiging aanwijst, mannen benoemd worden, die al de
eigenschappen bezitten, welke voor eene goede waar-
neming van hunne betrekking vcrcischt worden, ofschoon
deze wijze van zamenstelling in het algemeen niet aan te
bevelen is, daar zij, die door de regering benoemd wor-
den, ligt de noodige onafhankelijkheid cn onbevooroordeeld-
heid kunnen missen. Ten laatste wegen de argumenten,
die men voor cn tegen eene erfelijke vertegenwoordiging
aanvoert, vrij wel tegen elkander op, want kan men van
den eenen kant op de mogelijkheid wijzen, dat daardoor
mindere belangstelling en bekwaamheid bij de vertegen-
woordigers gevonden zal worden, men mag van dcn anderen
kant niet vergeten, dat zulke mannen volkomen onafhan-
kelijk zijn van allerlei soort van committenten\', cn zich niet
om de publieke opinie van den dag te bekommeren hebben.
5Mit Einem Worte, nichts ist unrichtiger, als Hepräscnta-
tion und Wahl als unzertrennlich verbundene Einrichtungen,
die letztere als den einzigen erlaubten Weg zu jener anzu-
nehmen 1)." Vooral trekt von Mohl te veldo tegcn hcn,
die mccnen, dat hct algemeen stemregt in de naluur der
zaak ligt. De hoofdzaak toch is, dat de vertegenwoordigers
de geschiktheid hebben,.om de hun toevertrouwde belan-
gen behoorlijk te behartigen, en onwaarschijnlijk nocmt
hij het, dat allen in staat zouden zijn goede keuzen te doen.

Terwijl von Mohl ook daar van vertegenwoordiging spreekt,
waar slechts bepaalde klassen uit het volk op de staats-
aangclegenhcdcn invloed uitoefenen, verklaart Mr. de Bosch
Kemper 2), dat volgens hct zuivere beginsel van het reprae-
sentative stelsel dit regt aan het geheele volk moet toege-

1) t. a. p. p. 12.

2) Handleiding tot do kennis van het Nederlandsch staatsregt cn
stuatsbestunr. Amsterdam. 18G5. p. 422 cn volg.

4

-ocr page 68-

50

kend zijn. Dit beginsel nu acht laatstgenoemde schrijver in
de bij ons heerschende Grondwet verwezenlijkt. Art. 74
G. W. toch bepaalt, dat de Staten-Gcneraal het geheele
Nederlandsche volk vertegenwoordigen, hetgeen volgens hem
beteekent, dat dit ligchaam de belangen van het gansche
land voor oogen moet hebben l).

Zoowel Mr. de Bosch Kemper als von Mohl vatten dus het
woord »vertegenwoordigen" op in den zin van »de belangen
waarnemen 2)." Bij beiden komt het in de eerste plaals aan
op de geschiktheid van de vertegenwoordigers, om over de
hun toevertrouwde belangen behoorlijk te waken. Met verte-
genwoordigend ligchaam moet dan ook volgens eerstge-
noemde zamcngesleld zijn uit de beste, de bekwaamste en
de meest vaderlandlievende mannen.

Terwijl nu evenwel von Mohl leregl aanmerkt, dat, wan-
neer dit de hoofdzaak is, keuze geen absoluul vereischte
kan zijn, wordt de defmilie, die Mr. de Bosch Kemper van
verlegenwoordiging geeft, door keuze daarin op le nemen,
onduidelijk. Deze toch luidl aldus: »Volgens hel zuivere

1) Evenzoo zegt Mr. de Savornin Lobman: „Do bepaling der Grond-
wet, dat dc Stateu-Qeneraal hct geheele Nederlandsche volk vertegen-
woordigen, beteekent dus eenvoudig, dat zij voor de belangen van het
geheele volk te zorgen hebben." (Gezag en vrijheid. Utrecht. 1875. p. 95.)

2) Slechts in den mond van hem, die het woord „vertegenwoordigen"
in deze beteekenis opvat, kan de stelling, dat ieder afgevaardigde het
geheele volk vertegenwoordigt, een goeden zin opleveren. (Vgl. Mr. do
Bosch Kemper, t. a. p. p. 427.)

Ook volgens Thorbecko beteekent de bepaling van art. 79 van de
Grondwet van 1815 (art. 74 tegenw. G. \\V.) eenvoudig, dat de Staten-
Generaal geroepen zijn, „om, bij de oefening huuner regten, het beste
van het nederlandsche volk, „het Land" zooals onze vooronders zeiden,
of „het gemeene Land" in zijn geheel, niet van eenig deel afzonderlijk
voor oogen te hebben." (Aanteekening op dc Grondwet. 2^* uitgave. Am-
sterdam. 1841. Dl. IL p. 206.) Van dit standpunt vertegenwoordiging
beschouwende, kan ook hij verklaren, dat ieder afgevaardigde het gansche
volk moet vertegenwoordigen, (t. a. p. p. 235.)

-ocr page 69-

51

vertegenwoordigend slelsel worden door het voli< deheste,
de bekwaamste en de meest vaderlandlievende mannen ge-
kozen, om voor het geheele volk te spreken en voor zijne
belangen le waken l)." Nu is hel de vraag: wat verslaat
de lloogleeraar hier onder hel woord »volk." Bedoelt
hij daarmede al de burgers, dan vindl hel algemeen slem-
regl in hem een verdediger, wanl er slaat »door het
volk ... gekozen." Met regt zou men dan mogen vragen,
of van dal slelsel de beste keuzen le verwachten zouden
zijn. Hel kan evenwel zijne bedoeling niel wezen, als
voorstander van het algemeen slemregl op le treden,
daar hij zelf een weinig verder hel kiesregl beperkt, en
uitdrukkelijk verklaart, dal de vertegenwoordigers gekozen
moeten worden door hen, die aan bepaalde vereisch-
ten voldoen. Onder het woord »volk" heeft men dus le
verslaan »de kiezers," zoodal de zinsnede »om voor het
geheele volk le spreken en voor zijne belangen le waken",
niets anders beleekencn kan dan »om voor al de kiezers
te spreken en voor hunne belangen le waken." Dan heefl
men evenwel het regt le vragen: wie moet de belangen
van de niel-kiczers behartigen, of behoell daarop geen acht
le worden geslagen. Tot zulke opmerkingen geefl dc bo-
vengenoemde definitie noodzakelijk aanleiding.

Wanneer de verlegenwoordiging niels anders is dan een
college, bestemd om voor de belangen van het geheele volk
te zorgen, dan koml hel er op aan, dal hare leden de beste,
de bekwaamste, de meesl vaderlandlievende mannen zijn,
maar dan kan men keuze niel als absoluut vereischte
stellen, cn mist men hel regt, geene vertegenwoordiging te
willen erkennen, waar de leden der Kamer niel door kiezers
aangewezen worden 2). Zij, die hel repraesenlalive slelsel

1) t. a p. p. 423.

2) Vau het standpunt, door hem in zijne Aanteekening op de Grond-
wet ingenomen, kon Thorbeeke het niet in strijd achten met liet re.

4*

-ocr page 70-

52

van dit standpunt verdedigen, mogen in hunne definitie
van geen kiesregt spreken, maar moeten met von Mohl
erkennen, dat niets ongerijmder is dan vertegenwoordiging
en keuze als twee onafscheidelijk met elkander verbondene
instellingen te beschouwen.

§2.

De schrijvers, wier politieke beginselen wij het laatst
bespraken, zagen in de vertegenwoordiging niets anders
dan een college , bestemd om voor de belangen des volks te
waken. Het kwam dan ook bij hen in de eerste plaats op
de persoonlijke hoedanigheden van de leden van dit college
aan. Tegenover deze opvatting van het rcpracsentativc stelsel
verheffen zich die publicisten, welke de vertegenwoordiging
beschouwen ais het orgaan, waardoor de volksgeest zich
openbaart, als de instelling, door middel waarvan dc be-
langhebbenden hunne politieke overtuiging verklaren l).

praesentative beginsel, dat een deel van de Kamer door den Koning
benoemd werd. „Ilct gronddenkbeeld der zoogenaamde vertegenwoordi-
ging is klaar," zeide liij. „Van de zijde der bijzondere leden van het
staatsgenootschap, door de waardigsten zoo men wil, zal worden mede-
geregeerd. Een zeker getal van ingezetenen wordt ten deele door de
kroon, ten deele buiten haar, gekozen om, uitsluitend afgaande op de
Grondwet en eigen inzigt van het algemeene best, gezamenlijk met de
kroon de algemeene wetgeving en eenige andere regten van souvereine
rcgeermagt te oefenen." (Aanteekening op de Grondwet. 1"° uitgave. Am-
sterdam. 1839. p. 104.)

Evenals von Mohl, betwijfelde hij het echter, of die wijze van zamen-
stelling in het algemeen wei aanbeveling verdiende, (t. a. p. p. 114.)

1) De eerste partij.neemt het woord ,,vertegenwoordigen" in den zin van
„tegenwoordig zijn ten behoeve van;" „het volk vertegenwoordigen" betee-
kent volgens haar ,,tegenwoordig zijn ten behoeve van het volk. de belangen
waarnemen van het volk". De andere partij daarentegen neemt het woord
„vertegenwoordigen" in den zin van „tegenwoordig zijn in de plaats van";
„het volk vertegenwoordigen" beteekent volgens haar „tegenwoordig zijn

-ocr page 71-

53

Vooreerst willen wij slechts wijzen op het verschil, dat
tusschen beide theorieën bestaat; later verklaren wij, welke
opvatting ons de ware voorkomt. Van die beslissing hangt
hct antwoord al"op dc vraag, die Thorbecke stelde: »Waarom
is \'t vooral tc doen? Om hen, die kiezen, of om hen, die
gekozen worden? Dat het volk rcgtstreeks medcvvcrke? Of
dat de beste keuze zooveel mogelijk worde verzekerd?" i)
Om hen, die gekozen worden, antwoorden zij, die de eerste
opvatting huldigen, want, daar dc vertegenwoordiging een
college is, bestemd om voor de belanghebbenden te zorgen,
komt het cr in de eerste plaats op aan, dat zij uit de besten,
dc bckwaamstcn zamengesteld zij. Om hen die kiezen,
luidt hct antwoord dcr tegenpartij, want het oordeel, dc
overtuiging van de belanghebbenden wil men kennen.

Houden wij het groote verschil, dal lusschen dc twee
bovengenoemde stelsels bestaat, in hct oog, dan wordt ons
dc slrijd duidelijk, die in Kngeland door dc reform- en de
anli-rclbrm-partij lot aan het jaar 1832 gestreden is. Dan
eerst kunnen wij begrijpen, hoe hct mogelijk was, dat het
oude Engelsche kiesslelsel onder de bekwaamste en de edelste
slaalslicdcn verdedigers vond. Daar die strijd hct gevolg
was van de eigenaardige wijze, waarop hel parlementaire
stelsel zich in Engeland ontwikkeld had, is hct lot regt ver-
sland der quaestie onvermijdelijk met ccn enkel woord de
geschiedenis van dat stelsel te bespreken.

Hct is ieder bekend, dat hct kiesstelsel, hetwelk tot hct
jaar 1832 in Engeland gegolden heeft, niet gevormd was
volgens ccne bepaalde theorie, maar zich langzamerhand uit
de bestaande toestanden ontwikkeld had. »Cc syslème,"

iu dc plaats van liet volk." Dc vraag, welke uitlegging grammaticaal
de juiste is, zou leiden tot een twisten over bet woord, waartegen Thor\'
becke reeds gewaarschuwd heeft.

t) Aanteekening op dc Grondwet. 1"\' uitgave, p. 108.

-ocr page 72-

54

zegt Guizol, »élail résullé nalurelicmenl des fails sans au-
cune prémédilation savanle\'M).

Elet eersle spoor van verlegenwoordiging vinden wij in
hel begin der 13\'^\' eeuw. In bel jaar 1214 riep ivoning Jan
uil ieder graafschap vier ridders (knights) op, om met hem
te Oxford over de belangen van hel koningrijk le beraad-
slagen. Onder Simon de Monlford werd de verlegenwoor-
diging der graafschappen op vaslercn grondslag gevestigd,
lerwijl van dienzelfden lijd de vertegenwoordiging der sleden
dagteekent. Op de vraag, wie in de eersle lijden hel kies-
regt in de graafschappen hadden, wordt verschillend ge-
antwoord. Guizol meent, dal hel kiesregt aan alle freehol-
ders 2) was toegekend. Zooveel is echler zeker, dal onder

1) Histoire des origines du gouvernement représentatif. T. II. p. 217.

2) Ieder leenman was aan zijn leenheer diensten versehuldigd. De
aard van het leen was door die diensten bepaald. Waren de diensten,
die aan helleen verbonden waren, vrij, dan was het een „franktene-
ment" of „freehold", waren zij laag („base"), dan was het een „villenage".
Zoowel de freeholders als de villeins waren weder in twee klassen
onderseheiden.

Freehold kon men bezitten:

1». „By knight service" („servitium militare"). In dat geval waren
\'de diensten vrij , maar onbepaald. Daar die diensten voornamelijk be-
stonden in het bijstaan van den leenheer, wanneer deze te velde trok,
was dit wel het meest bezwarende, maar tevens ook het meest eervolle
soort van leen. Het was dan ook bijna uitsluitend in handen der kroon-
vasallen (,.tenants ineapite").

2°. „By free socage." Dan waren de diensten vrij cn bepaald. In
het algemeen waren de socagers die freeholders, wier leen niet direct
door den Koning verleend werd.

Villenage was verdeeld in

1". „Pure villenage." Dan waren de diensten laag cn onbepaald.

2o. „Villein socage." Dan waren de diensten laag en bepaald. Uit
dit instituut van villenage heeft zich langzamerhand het moderne insti-
tuut^van „copyhold" ontwikkeld. Door de goedwilligheid der leenhee-
ren was het gewoonte geworden, dat het leen, hetwelk een villein bezat,
op zijne erfgenamen overging. Hieruit sproot het gewoonteregt

-ocr page 73-

55

de regering van Hendrik VI door iwee besluiten (een van
het jaar 1429, het ander van het jaar 1432) hel kiesregl
beperkt werd lol de h-eeliolders, wier leen minstens 40 sh.
per jaar opbragl. Het regt afgevaardigden naar hel Parle-
ment te zenden was aan alle graafschappen toegekend, ter-
wijl in ieder dezelfde klasse van kiezers, nl. die der 40 sh.
freeholders, hel kiesregl uitoefende. Dc verlegenwoordiging
der graafschappen droeg dus een algemeen karakter. Geheel
anders was hel met de vertegenwoordiging der sleden ge-
steld. Hel feil, dal men aan de eene stad hel regt toekende,
zich tc doen vertegenwoordigen, bragl geenszins de ver-
pligting mede, om dil ook aan eene andere stad loc le slaan.
Daarenboven berustte hel kiesregl in dio sleden, welke af-
gevaardigden naar hel Parlement zonden, volstrekt niel op
een algemecnen grondslag. In iedere stad was hel kiesregl
verschillend geregeld , en geheel afhankelijk van de aldaar
geldende charters en coslumen.

In dezen toestand bleef het vertegenwoordigend slelsel
lol aan de hervorming van 1832. De veranderingen, die voor

voort, dat do lieer de rcgten moest eerbiedigen, die de villein onder
vroegere heeren genoten had. Zoodoende werd de magt van den heer
beperkt door do gebruiken van de heerlijkheid („customs of the manor"\').
Die costumen werden bewaard iu de registers van de regtbank der heer-
lijkheid („rolls of the court of the manor"). Vnn die registers kreeg de
villein eeu afschrift („copy of the court-roll"). Dio copie was voor hem
het bewijs van ziju regt. Vandaar de naam copyhold d. i. „au estate
held by the copy of the court-roll". Dio costuineu konden den copyholder
wel nooit tot freeholder verheffen, maar zij kenden hem toch dikwijls
zoovele rcgten toe, dat het bezit van eeu copyhold feitelijk niet met dat
van ecu freehold verschilde. Do lage diensten hadden ook langzamer-
hand plaals gemaakt voor het betalen van eene zekere huur, waaruit
men verklaren kau, dat, toen Karei II het instituut vau villenagc af-
schafte, het copyhold behouden bleef. Na dien tijd bestaat dan ook het
verschil tusschen freehold en copyhold meer iu deu naam eu iu den vorm
dan in het wezen der zaak. (Zie: Blackstone, Commentaries on the laws
of England. Book II.)

-ocr page 74-

56

dien lijd plaats gegrepen hebben, waren van zeer onder-
geschikt belang.

Reeds op hel laatst der vorige eeuw werd dit stelsel
hevig aangevallen door die staatslieden, welke, het House of
Commons als hel volksorgaan beschouwende, verklaarden,
dat hel in de eerste plaats om hen, die kozen, le doen was.
Zij wezen er op, dal hel aantal vertegenwoordigers, het-
welk ieder graafschap afvaardigde, niet in verhouding stond
tol zijne uitgebreidheid en bevolking. Tevens toonden zij
aan, dal er geene reden voor bestond, waarom het kiesregt
uitsluitend aan de freeholders zou toekomen. Onregtvaardig
noemden zij het, dal een copyholder, wiens grond dui-
zenden opbragl, van hel kiesregt bleef uitgesloten, terwijl
het aan een 40 sh. freeholder was toegekend, daar beide
soorten van grondbezit naauwelijks meer dan in naam
van elkander verschilden i).

Hel groolsle bezwaar evenwel betrof de steden. In
de 13"\'® en 14\'\'® eeuw was hel regt afgevaardigden naar
hel Parlement te zenden aan die steden toegekend, welke
daarop wegens haar invloed dc meeste aanspraak konden
maken. In plaats van nu, zoodra eene stad verviel,
haar dil regt te ontnemen, en hel toe te kennen aan
eene gemeente, die in bloei toenam, had men de verlegen-
, woordiging der sleden nagenoeg in denzelfden toestand ge-
laten, waarin zij zich in dc middeneeuwen bevond. Hel
gevolg hiervan was, dal vele groote sleden als Manchester
en Birmingham b.v. geene afgevaardigden naar hel Parlement
zonden, terwijl dit regt nog toekwam aan plaatsen, waar-
van behalve den naam slechts een paar huizen, ja somtijds
niet nicer dan eenige steenen, de overblijfselen van ver-
vallen grootheid waren. Aan deze plaatsen nu gaf de partij,
die op hervorming aandrong, den naam van rollen boroughs 2).

1) Vgl. de noot hiervoor op p. 54.

2) Over den toestand van die boroughs vgl. o. a. Jollivet, Examen
du système électoral anglais. Paris. 1835. p. 30.

-ocr page 75-

57

Daarenboven was, gelijk wij gezien hebben, in iedere
slad het kiesregt verschillend geregeld. In sommige
steden was het kiesregt aan heerlijke regten verbonden,
in andere was het aan alle freemen (poorters) locgckcnd.
Daar evenwel langzamerhand naast de freemen zich andere
vrije burgers in de steden gevestigd hadden, was het kies-
regt in verscheidene plaatsen ook toegekend aan hen, die
op de eene of andere wijze als gegoed beschouwd konden
worden (scot and lot voters, potwallopers etc.).

Ilct gevolg van die ongelijke toepassing van het vertegen-
woordigend stelsel was, dat de meerderheid van het House of
Commons (nl. 294 afgevaardigden) gekozen werd door nog niet
15,000 kiezers i). Gaat men na, hoe gemakkelijk zulke beperkte

Hevig trok de Hertog van Kichmoud tegen die boroughs te veldo in zijne
redevoering, waarin hij op de invoering van het algemeen stemregt aandrong.
„In one borough in particular Midhurst". zeide hij, „he had often remarked
several stones marked 1, 2, 3, 4 etc. iu the park wall of a noble lord
then in bis eye (Lord Montague); having asked what was the meaning
of them, he had been told that they were votes! and returned members
to parliament. He immediately pcreeived," ging hij voort, „that they
were very valuable stones, and that the noble lord would not part wilh
them for a great deal of money." (Parliamcnlary history. Vol. XXL p. f)87.)

1) De bezwaren tegcn hct Bngclscbe kiesstelsel zijn het uitvoerigst
opgesomd in de petitie van „the Friends of the people," nan wier hoofd
zieli Grey bevond. Wij lezen daar o. a. het volgende:

„They (the petitioners) affirm, that seventy of your honourable mem-
bers arc rcturued by thirty-five places, where the right of voting is
vested iu burgage and other tenures of a similar description, and iu
which it would be to trifle with the patience of your honourable
House, to mention any number of voters whatever, tho elections at the
places alluded to being notoriously a mere matter of form.

They alTirm, that in addition to the seventy honourable members so
chosen, ninety more of your honourable members arc elected by forty
six places, in none of which the number of voters exceeds fifty.

They atTirm, that in addition to the hundred and sixty so elected,
thirty-seven more of your honourable members are elected by nineteen
placcs, in none of which the number of voters exceeds one hundred.

-ocr page 76-

58

kiesdistricten bewerkt konden worden, dan wordl hel dui-
deUjk, waarom men zeide, dat de Kroon en de peers meer
invloed op liet House of Commons uitoefenden dan bel volk
zelf. Men kan, zeide Saville van zijn standpunt zeer Icrcgl,
het House of Commons even goed den vertegenwoordiger van
het Fransche als van hel Engelsche volk noemen l).

Toch vond dil oude stelsel nog vele uitstekende verde-
digers. Er waren verscheidene staatslieden, die hel deden
voorkomen, alsof de plaalscn, welke dc reform-partij met
den naam van rollen boroughs brandmerkte, de paarlen
waren in de kroon der Engelsche constitutie. Was dit
slechls aan liefde voor het oude, alleen omdal hel oud
was, toe le schrijven, zooals Russell beweerde 2)? Neen,
van hel standpunt, waarop de anli-reform-parlij zich plaatste,
waren die zoogenaamde rotlen-boroughs zeer goed le ver-
dedigen. Deze parlij toch beschouwde hel House of Com-
mons niel als hel volksorgaan, maar als een college, wiens
pligl het was voor de belangen des volks le zorgen. Volks-

They affirm, that in addition to the hundred and ninety-seven iionourahle
members so ehosen, fifty-two more are returned to serve in parliament hy
twenty-six places, in none of whicli the number of voters exceeds two hundred.

They affirm, that in addition to the two hundred and forty-nine so
elected, twenty more are returned to serve in parliament for counties
, in Scotland, by less than one hundred electors each, and ten for coun-
ties in Scotland by less than two hundred and fifty each.

They affirm, that in addition to the two hundred and seventy-nine so
elected, thirteen districts of burghs of Scotland, not containing one
hundred voters each, and two districts of burghs, not containing one
hundred and twenty-five each, return fifteen more honourable members.

And in this manner, according to the present state of the represen-
tation, two hundred and ninety-four of your honourable members are
chosen, and, being a majority of the entire House of Commons, are
enabled to decide all questions in the name of the whole people of Eng-
land and Scotland." (Parliamentary history. Vol. XXX. p. 790.)

1) Parliamentary history. Vol. XXII. p. 1429.

2) Russell, The English government and constitution. New ed. Loudon.
1872. p. 240.

-ocr page 77-

59

vertegenwoordiging was voor haar niets anders dan volks-
verzorging. De betrekking van het House of Commons tot
het volk stelde zij gelijk met de verhouding van den voogd
tot den minderjarige. Hel kwam er niel op aan, zeide zij,
dal dalgeen, wat de verlegenwoordiging besliste, de over-
tuiging weergaf van de meerderheid des volks, maar dal
hel in hel belang was van hel volk.

Onder de krachtigste tegenstanders van herziening van
hel kiesstelsel behoorden Canning en Robert Peel. De
redevoering, waarin eerstgenoemde in hel jaar 1822 het
voorstel tol herziening van het kiesstelsel, door Russell
voorgedragen, bestreed, behoort lol de belangrijkste, die
over dil onderwerp gevoerd zijn. Russell toch had den
geest der Engelsche constitutie aldus verklaard: »The
natural balance of the constitution is this — that the Crown
should appoint its ministers, thai those ministers should
have the confidence of the House of Commons, and thai
the House of Commons should represent the sense and
wishes of the people. Such was the machinery of our
government; and if any wheel of il wenl wrong, il de-
ranged the whole system i)." Welnu, een van die raderen
bewoog zich niel meer in de goede rigting. De ministers
bezaten nog wel hel vertrouwen van hel House of Commons ,
maar dil gaf niel meer de wensehen en gevoelens van hel volk
weder. Hel kiesslelsel moest dus volgens Russell op brcedcren
grondslag gevestigd worden. Canning van zijn kant ontkende
niel, dai hel House of Commons, zooals hel zamengesteld was,
op den naam van volksorgaan geene aanspraak kon maken,
maar hij bestreed hel beginsel, waarvan Russell uilging.
»Never," zeide hij, »can 1 consider il as a true proposition
that the state of Ihe representation is deficient, because il
does not immediately speak Ihe apparent sense of the
people — because il sometimes conlradicls, and sometimes

1) Parliamentary debates. Vol. VII. p. 73.

-ocr page 78-

60

goes before it. The House, as well as the people, are
liable to err; but that the House may happen to differ in
opinion from the people, is no infallible mark of error l). .
If this House is adequate to the functions which really he-
long to it — which functions are not to exercise an undivided,
supreme dominion, in the name of the people, over the
Crown and the other branch of the legislature — hut,
checking the one and balancing the other, to watch over the
people\'s rights, and to provide especially for the people\'s inte-
rests : if, I say, the House is adequate to the performance
of these its legilimate functions, the mode of its composition
appears lo me a consideration of secondary importance 2)."

Voor de anti-i eform-parlij was bet dus de hoofdzaak, dal
de leden van hel House of Commons bekwame mannen
waren. Het kwam meer aan op hen, die gekozen werden,
dan op hen, die kozen. De beste keuze moest verzekerd
worden. Het was derhalve de vraag, zeide zij, of het
bestaande stelsel zulk cenc keuze in den weg stond, of
die zoogenaamde rotlen-boroughs bekwaamheid en ver-
diensten uitsloten. Hierop was inderdaad geen ander dan
een ontkennend antwoord te geven. Dil erkende zelfs de
reform-partij. Was niel door Flood in dezelfde redevoering,
waarin hij op eene radicale herziening van hel kiesstelsel
^aandrong, het IIousc of Commons een »highly honourable
council" genoemd 3)7 Heeft niel Macaulay, de onversaagde
strijder voor »parliamentary reform", zelf erkend , dal hij door
middel van zulk een borough een zetel in het Parlement
verworven had, dien hij vvelligt anders op zijn veertigste
jaar nog niet bekleed zou hebben?
4). En inderdaad, die

1) t. a. p. p. 118.

2) t. a. p. p. 1-22.

3) Parliamentary history. Vol. XXVIII. p. 454.

4) In een brief aan Lord Lansdowne schreef Macaulay hct volgende:
„As far as English politics are concerned , I lose, it is true, a few years.
But,\'if your kindness had not introduced me very early to Parlia-

-ocr page 79-

61

plaatsen zijn dikwerf de poorten geweest, waardoor jeugdige
talenten zoowel van de Whig- als van de Tory-paitij het
politieke leven zijn binnengetreden. Mannen als Dunning,
Lord North, Townsend, Burke, Flood, Pitt, Fox, Lord
Granville, Marquis Wellesley, Percival, Lord Plunkett,
Canning, Windham, Horner, Huskisson, Lord Brougham , Ro-
milly. Lord Castlereagh, Tierney, Grant, Lord Grey, Lord
Liverpool en Lord Macaulay hadden allen hunne intrede in den
parlementairen loopbaan aan die boroughs te danken. Ja^
Engelands groote staatsman, Lord Chatham, was hct eerst
afgevaardigd geworden uit Old-Sarum, eene plaals, waar
niet meer dan dc bouwvallen van het oude kasteel le zien
waren. Dit verschijnsel was ook zeer goed tc verklaren.
Die plaatsen loch waren grootendeels hct eigendom óf
van mannen, die zelf op politiek terrein een rol speelden,
óf van voorname en rijke grondbezitters. Beide klassen van
constituenten stelden cr prijs op, dat jeugdige talenten uit
hunne boroughs afgevaardigd werden. De eersten begrepen,
dat hct in het belang was van de rigling, die zij voorstonden,
om naar veelbelovende jonge lieden uit te zien, ten einde
daardoor hunne parlij met nieuwe krachten tc versterken.
De laatsten stelden cr eene eer in, er op le kunnen wijzen, dat
mannen, wier redevoeringen den groolsten invloed in hct
House of Commons uitoefenden, de intrede in dc parle-
mentaire loopbaan aan hunne protectie te danken hadden;
zoodoende werd hun naam met dcn roem van Engclands
grootste staatslieden verbonden. Hct voordeel van die bo-
roughs lag evenwel niet alleen daarin, zeide Peel, dal zij
dc
inlrcdc van zulke mannen in het politieke leven bevor-

mcnt, — if I hnd been left to climb up the regular path of my pro-
fession , and to rise by my own elTorts, — I should have had very little
chance of being iu the House of Commons at forty." (The life and letters
of Lord Macaulay by his nephew G. 0. Trcvelyan. Leipzig. Tauchnitz
cd. 187G. Vol. IL
p. lU.)

-ocr page 80-

62

derden. »The introduction," verklaarde hij, »by affording
them an opportunity of displaying their legislative ability,
recommended them, at a more mature age, to places en-
joying a more extensive franchise; and when, again, from
caprice, from the loss of popularity — a loss so easily, and
how often most honourably incurred — they were deprived
of these latter seats, the close boroughs secured lo the
country the continuance of their invaluable services l).
And yet this system," riep hij uit, »working so advan-
tageously for the public weal, so fostering of talent and
statesmanlike ability, is to be destroyed for the sake of a new
theory and an untried experiment! 2),"

Was het standpunt, waarop Canning en Peel zich plaat-
sten, het ware, kwam het vooral op de hoedanigheden der
gekozenen aan, dan behoefde voorzeker hel Engelsche kies-
slelsel geene herziening. Uil dat oogpunt het vertegenwoor-
digend slelsel beschouwende, kon Canning zeggen: »1 do nol
believe that the change proposed by the noble lord would in-
fuse into the House of Commons a more wholesome spirit" 3).

1) Burke toch was uit Bristol verdreven, toen hij iu Malton gekozen
werd; nadat Slieridan de nederlaag geleden had te Stafford, nam hij
zijne toevlugt tot Heester; Windham te Norwich de vlag hebbende moe-
ten strijkeu , werd afgevaardigd uit Higham-Fcrrers; Lord Castlereagh
werd geslagen in het graafschap Down, maar met open armeu door Ox-
ford ontvangen; Tierney het vertrouwen der kiezers van Southwark ver-
loren hebbende, werd vertegenwoordiger van Kuares-borough, en Lord
Grey van Tavistock, toen hij geslagen was in Northumberland.

2) Annual register. Vol. LXXIIL p. 47.

3) Parliamentary debates. Vol. VIL p. 133.

Met weemoed herdenkt de bekende geschiedschrijver Alison die close- of
nomination boroughs. „The young men of talent and eloquence who had
distinguished themselves at college, and got in by a nomination borough —
the race of Pitt and Fox, of Burke and Sheridan, of Wyndham nndRomilly,
of Mackintosch and Brougham has become extinct in the House of Com-
mons since 1832, Such as are still there of the former race, had all found
au entrance under the old system by the nomination boroughs." (A.

-ocr page 81-

63

Van dit belangrijke tijdperk in Engeland\'s parlemenlaire ge-
schiedenis kunnen wij geen afscheid nemen, zonder gewezen
te hebben op de vreemde rol door Burke in deze zaak gespeeld.

In hel jaar 1770 noemde deze staatsman onder eene
van de voornaamste oorzaken der in Engeland heer-
schende ontevredenheid hct feit, dat het House of Com-
mons niet meer aan zijne bestemming beantwoordde.
Wat toch was het eigenaardig karakter van die vergade-
ring? Lag het daarin, dat zij voor de\'belangen van het volk
moest zorgen? Neen, zeide Burke, want hel heil des volks voor
oogen le hebben was immers evenzeer de pligt van den
Koning en hel Hoogerhuis, het was de pligl van ieder, aan
wien eenig gezag was toevertrouwd, want geene magl werd
alleen ten bate van den drager gegeven. Het House of
Commons, verklaarde hij, was van nature bestemd hel
orgaan te zijn, waardoor de gevoelens van hel volk zich
openbaarden. Doch geven wij Burke zelf hel woord, want
niemand heeft beter dan hij het eigenaardig karakter van
de vertegenwoordiging in hel licht gesteld. »The virtue,
spirit, and essence of a house of commons consists
in its being Ihc express image of the feelings of the
nation... An adressing house of commons, and a petitio-
ning nation; a house of commons full of confidence, when
the nalion is plunged in despair; in the utmost harmony
with ministers, whom the people regard with the utmost
abhorrence; who vole thanks, when the public opinion calls
upon them for impeachments; who are eager lo grant, when
the general voice demands account; who, in all disputes
between the people and administration, presume against the
people; who punish their disorders, but refuse even lo
inquire into the provocations lo them; this is an unnatural,
a monslruous slate of things in this constitution. Such an

Alison, History of Europe from the fall of Napoleon in 1815 to the
accession of Louis Napoleon in 1852. New-York. 18G0. Vol. IL p. 386.)

-ocr page 82-

64

assembly may be a great, wise, awful senate; but it is not
to any popular purpose a house of commons" 1).

Met.is bekend, dat de groote voorstander van parlements-
herziening, Lord Brougham, dc aangehaalde woorden, met
gulden letteren op de deuren van hct House of Commons
wilde geschreven zien. Hoc is het dan mogelijk, vraagt
men niet zonder verwondering, dat Burke, zelf lid van
het House of Commons geworden zijnde, zich schaarde aan
de zijde der anti-reform-partij. In het jaar 1782 toch had
Pitt er uitdrukkelijk op gewezen, dat hct Engelsche kies-
stelsel op hreederen grondslag moest worden gevestigd, want
het House of Commons, zooals hel zamcngcstcld was, be-
antwoordde volgens hem niet meer aan zijne beslemming,
kon niel meer het orgaan genoemd worden, waardoor.zich
de overtuiging des volks openbaarde 2). Onder de heftigste
bestrijders nu van het voorstel van Pilt bevond zich Burke.
Wij geven geene levensbeschrijving van dezen staatsman, en
treden dus in geene beschouwingen over de moliven, die
hem kunnen bewogen hebben aldus te handelen. Voor ons
onderwerp is slechts deze vraag belangrijk: kon Burkc
zich tegen dat voorstel verzeilen, zonder van dc beginselen
afle wijken, vroeger doorhem beleden. Op die vraag nu
moei hel antwoord ontkennend luiden, In zijne redevoe-
ring tegen Pilt huldigde hij eene leer, die lijnregt in strijd

1) Thoughts oa the cause of the present discontents. The Works of
Edmund Burkc. New-York. 18G0. Vol. I. p. 176.

2) „It was of the essence of the constitution," zeide Pitt, „that the
people should have a share iu the government by the means of repre-
sentation; aud its excellence and permanency was calculated to consist
in this representation, having been designed to be equal, easy, practi-
cable, and complete. When it ceased to be so; whcu the representative
ceased to have connection with the constituent, and was either depen-
dent ou the crown or the aristocracy, there was a defect iu the frame
of,representation, and it was not innovation, but recovery of consti-
tution lo repair it." (Parliamentary history. Vol, XXII. p. U17.)

-ocr page 83-

65

was mei hetgeen hij vroeger gezegd had. [lij vroeg nh:
»Dut can you fairly and distinctly point out what one
evil or grievance has happened, which you can refer lo
the representative not following the opinion of his consti-
tuents? What one symptom do we find of this inequalily?
Dut it is not an arithmetical incquahty with which we ought
lo trouble ourselves," verklaarde hij. »If there be a moral,
a poHlical equality, this is the in our constitu-

tion, and in every constitution of the world. Moral inequa-
lity is as between places and between classes. Now I ask,
what advantage do you find that the places which abound
in representation possess over others, in which it is more
scanty, in security for freedom, in security for justice, or
in any one of those means of procuring temporal prosperity
and eternal happiness, the ends for which society was for-
med ? Arc the local inleresls of Cornwall and Wiltshire, for
instance, their roads, canals, their prisons, their police,
better than Yorkshire, Warwickshire or Staffordshire? War-
wick has members — is Warwick or Stafford more opulent,
happy or free, than Newcastle or than Birmingham? Is Will-
shire the pampered favourite, whilst Yorkshire, like the
child of the bondwoman, is turned out lo the desert?...
No. You have an equal representation, because you have
men equally interested in the prosperity of the whole, who
arc involved in the general interest and the general sym-
pathy" 1). Burke verdedigde dus hier dc zamenstelling van
hct House of Commons op grond, dal deze vergadering hct
gehcclc volk vertegenwoordigde, d. i. —in den zin waarin
hij dit woord gebruikte — dc belangen van het geheele
volk voor oogen had, terwijl hij vroeger uitdrukkelijk had
verklaard, dat in de pligt om voor dc belangen des volks
te zorgen niel het eigenaardige van een House of Commons
gelegen was.

1) lleform of rcprcscntnliou ctc. Works. Vol. II. p. 470,

5

-ocr page 84-

66

Hoogst opmerkelijk was ook hetgeen hij acht jaar later
over deze quaestie in verband met den Americaanschen
oorlog zeide. Flood had in zijne redevoering, waarin hij op
herziening van het Engelsche kiesstelsel aandrong, den
langen duur van den oorlog met America aan de zamen-
stelling van het House of Commons geweten. Die oorlog
was naar zijne meening spoedig impopulair geworden, en
zou dus veel vroeger geëindigd zijn geweest, wanneer hel
House of Commons de wensehen des volks had weêrgege-
ven 1). Door Burke nu werd juist hel tegendeel beweerd.
Hel volk, zeide hij, was van nature oorlogzuchtig, de
oorlog was steeds populair geweest, en hel House of Com-
mons had in zijne grootmoedigheid legen de overtuiging des
volks, maar in zijn belang den vrede gesloten 2). Burke be-
schouwde dus hier de verhouding van het House of Com-
mons lot het volk als die van den voogd lol den minder-
jarige, eene leei\', die, zooals wij gezien hebben, dertig
jaar laler door Canning zoo consequent mogelijk werd ont-
wikkeld, maar die hij zelf op krachtige en uitstekende wijze
bestreden had.

1) Parliamentary history. Vol. XX Vil I. p. 458.

2) t. a. p. p. 477.

-ocr page 85-

HOOI^dstuk: III.

§ 1.

In het vorige hoofdstuk hebben wij getracht de twee
voornaamste beginselen uiteen te zetten, die op het gebied
van ons onderwerp tegenover elkander staan. Dat de strijd
tusschen die beginselen zich nooit duidelijker geopenbaard
heeft dan in Engeland in het laatst der vorige en in het
begin van deze eeuw, noemden wij het gevolg van de eigen-
aardige wijze, waarop hct parlemenlaire slelsel zich in dal
land ontwikkeld had. Kwam het loch in de eerste plaats op
de bekwaamheid der leden van bel House of Commons aan,
dan voldeed hel kiesstelsel, zooals hel zich in den loop der
lijden gevormd had, uitstekend aan zijn doel; was daaren-
tegen deze vergadering bestemd om hel orgaan des volks
le zijn, dan moesl men eene radicale hervorming als on-
vermijdelijk beschouwen.

Uil hetgeen over Burke gezegd is, hcefl men reeds kunnen
opmaken, dat de laalsle opvalling van hct vertegenwoor-
digend slelsel ons de ware toeschijnt. Dc slaalslieden, die hct
eerste beginsel toegedaan zijn, meenen, dal de beste waar-
borg voor een goed bestuur daarin gelegen is, dal zij,
die aan hel hoofd van den slaal slaan, bekwame, vader-
landlievende en waardige mannen zijn. Van den anderen
kanl voert men leregl hiertegen aan, dal die waarborg

5*

-ocr page 86-

68

niel. voldoende is. Voor eene goede wnarneming der volks-
belangen wordt meer vereischt dan goede wil en be-
kwaamheid der bestuurders. Daartoe is noodig, dat hel streven
des volks, zijne wenschen, zijne eigenaardige behoeften bekend
zijn, dat, wanneer gewigiige onderwerpen ter sprake ko-
men, de belanghebbenden zelve in de gelegenheid worden
gesteld hun oordeel daaromtrent te verklaren, dat men den
invloed kenne, dien de verschillende politieke beginselen op
het volk uitoefenen: daartoe is noodig in één woord, dat
de volksgeest zich kunne openbaren. Zoo zou dus cenc
vergadering uit louter wijzen beslaande geen voldoenden
waarborg geven voor eene ware behartiging van de belan-
gen des volks; maar is een orgaan, waardoor de volksgeest
zich openbaart, eene instelling, door middel waarvan dc
belanghebbenden zelve hunne overtuiging verklaren, een be-
paald vereischte voor een goed staatsbestuur. Die instel-
ling nu is dc vertegenwoordiging.

Wij hebben gezien, dat volgens de leer, die Thorhcckc in
zijne Aanteekening op de Grondwet huldigde, dc vertegen-
woordiging niets anders was dan een college, bestemd om voor
dc volksbelangen te waken, en dat het hem dus in de eerste
plaats om de aanwijzing van de waardigsten te doen was_
Dc ervaring evenwel, die groote leermeesteres, welke zoo
dikwijls fouten aanwijst in theorieën, aan wier juistheid men
vooraf meende niel le mogen twijfelen, heeft ook dien staats-
man tol andere gedachten gcbragt. Vccl bcteckenend zijn de
volgende woorden, door hem in het jaar 1848 bij hel por-
tret van Guizot gesproken: »Dal de fransche Volksvertegen-
woordiging op brccder grondslag moest worden gevestigd,
daarvoor is geen ander bewijs noodig, dan, hetgeen nu
volkomen bleek, dat hct fransche Gouvernement, uit dc ver-
standigste hoofden en meest geoefende talenten zamengc-
steld, van de nationale stemming geheel onkundig was" l).

*

l) Historische schctseu. \'s Grnveiihagc. 1800. p. 109.

-ocr page 87-

69

De Ireiirige toestand, waarin zich nog steeds het groole
Russische rijk bevindt, levert ook een krachtig bewijs voor de
stelling, dat het een land niet wel kan gaan, wanneer liet
hoofd van den staat, alleen op eigen inzigt vertrouwende,
uict den nationalen geest geene rekening houdt. Men heefl
voorzeker hel geschrift van een bekend Russisch staatsman,
den gewezen minisler Koscliclelf, waarin deze den loesland
zijns vaderlands mcl de donkerste kleuren schildert, niet
zonder belangstelling gelezen. Waaraan is volgens hem die
ircurigc gesleldheid le wijlen? Zijn de Czar en zijne raads-
lieden onbekwame mannen, of ontbreekt liet hun aan liefde
voor hun vaderland? Hel tegendeel, zegl Koschelelf, is ge-
bleken. iNeen, hel is daaraan toe te schrijven, verklaarl hij,
dat de Gzar omgeven is van eene maglige burcaucralic,
cn niet van ccnc ware volksvertegenwoordiging, niel van
ccn orgaan, waardoor de volksgeest zich openbaart. »Noch
gicbl es bei uns keine Institution, durch welche allgemeine
staatliche Angelegenheilen berathen würden, wo sich wie
in einem Drennpunkl die höhere nationale und bürgerliche
Thäligkcil concentrirle, wo über die Aeuszerungen der
öflenllichen Meinung Bericht erslallel würde, und von wo
die wirksamste, reichste und fruchtbringendste Quelle des
licbcns und der Kraft für die Regierung ausgehen konnte." t)
Vandaar, dal in Rusland zoo dikwerf maatregelen genomen
worden, die hel voorgestelde doel tegenwerken in plaats
van het le bevorderen. Op krachtige wijze wordt dan ook
de noodzakelijkheid der invoering van hel repraesenlalive
slelsel door hem in de volgende woorden aangetoond: »Ks
sind für Ruszland die Zeiten verllosscn, als man es regieren
konnte, indem man sich nur wenig um dessen Wünschc
und Bedürfnisse bekümmerte, welche sich auszcrordenllich
vermehrten, veränderten, verschiedenartig gcslalicten und
eine solchc Bedeultmg erlangten, dasz man nicht umhin

1) Unsere Lage. Berlin, 1875. p 15.

-ocr page 88-

70

kann, ihnen Aufmerksamkeil zu schenken. Wenn unsere Mi-
nister und Geselzgebcr auch noch so viel Verstand im Kopfe
hätten, so würden sie doch nicht im Stande sein, die ihnen
obliegenden Pflichten auf eine befriedigende Weise zu erfüllen.
Jetzt ist es unbedingt nothwendig, von dem Lande selbst
zu erfahren, was ihm Noth ihut, was es wünscht, und wie
man es in diesem oder jenem Punkte am besten befriedigt.
Da aber das Land selbst, besonders ein so ausgedehntes
Land wie Ruszland, nicht persönlich und geradezu sich
aussprechen kann, so ist es nöthig, dieses durch seine
Vertreter zu vollziehen. Und deswegen ist die Anordnung
einer allgemeinen5landständischen Reichsversammlung eine
unabweisbare, unumgängliche Nothwendigkeit geworden" 1).

De quaestie, welke magl aan die vertegenwoordiging
toegekend moet worden, zullen wij in dit geschrift niel be-
handelen. Men moge het wenschelijk achten, dat de ver-
tegenwoordiging op krachtige wijze op het staatsbestuur
kunne inwerken, dat haar het regt van initiatief worde
toegekend, ten einde haar in de gelegenheid te stellen om,
zoo dikwijls zij het noodzakelijk acht, op de behoeften des
volks te wijzen; men zal desniettemin moeten erkennen,
dat die instelling, overal, waar zij bestaal, zelfs al is de
magl haar toegekend nog zoo gering, een heilzamen in-
vloed op het bestuur van \'s lands zaken zal kunnen uit-
oefenen. Wanneer aan de vertegenwoordiging niet meer
dan hel regt van controle is toegekend, ja zelfs wanneer
haar niets meer dan eene adviserende stem is gegeven, kan
die instelling van onschatbaar nut wezen; in het laatste
geval zal de souverein ten minste niel uit onwetendheid
verkeerde maatregelen kunnen nemen.

In welken staatsvorm nu de vertegenwoordiging hare plaats
vinde, zij zal nooit iels anders mogen wezen dan het volks-
orgaan. De vraag, waarop wij trachten zullen in dil geschrift

1). t. a. p. p. 135.

-ocr page 89-

71

een antwoord te geven, is deze: hoe mocl het vertegen-
woordigend ligchaam zamengesteld zijn, om in waarheid
hct orgaan van den volksgeest genoemd te kunnen worden.
Men moge twisten over dc quaestie, of dil doel heter
door een beperkt dan door ccn algemeen stemregl bereikl
zal worden, nooit zal men evenwel mogen zeggen, dal de
uitbreiding van het kiesregt op zich zelve een toegeven
aan democralische beginselen verraadt. Immers, niet van dc
wijze waarop hel vertegenwoordigend ligchaam is zamen-
gesteld, maar van de magl, die hel uitoefent, hangt hel
antwoord af op dc vraag, of een staatsvorm al dan niel
democratisch genoemd mocl worden 1).

Ten onrcgtc doel men hel somtijds voorkomen, alsof de
volksgeest zich ook op andere wijzen dan door de vertegen-
woordiging zou kunnen openbaren, alsof het mogelijk zou
wezen hem le leeren kennen door middel van de pers,
van petities of adressen. De pers loch kan ons hoogstens
doen zien in welke partijen hel volk verdeeld is; maar men
kan nooil dc kracht dier partijen, den invloed, dien dc
verschillende beginselen op hel volk uitoefenen, door mid-
del van haar leeren kennen. Wal nu petities en adressen

1) Tcrcgt zegt dau ook Lord Brougham, vvaar hij de iiirigtiug van het
kiesslelsel hespreekt: „It may at first be thought evident that this must
depend on tho kind of constitution into which it is proposed to intro-
duce them. little more attention, however, to tho subject will sa-
tisfy us that it is not so, and that the arguments for and against them
are tho same, of whatever form of government it is proposed to make
tliem a part. Tho Representative principle can never iu any schemc
of polity have an object other than admitting the people to a share in
tlic goverument. The sliare may be greater, or it may be less; audits
amount will depend wholly on tho power which, through their representa-
tives, they uro permitted to exercise. But it will not ut all depend
upou tho manner in which those representatives are chosen, or the pro-
portion of the people allowed to choose them." (Political philosophy.
London 1844. Part. IIL p. 78.)

-ocr page 90-

72

betreft, is het de vraag: wat moet men denken van hen, die
deze niel mede onderleekend hebben. Moet men aannemen,
dat zij zich met hct adres vereenigen, omdat zij geen con-
tra-adres geteekend hebben; of moet men het er voor
houden, dat de zaak, waarop aangedrongen wordt, hun
onverschillig is; of dient men le gelooven, dat zij, door
niet tc leekenen, geloond hebben van de zaak afkeerig le
zijn? Neemt men het eerste of hel tweede aan, dan zal
men elk adres, al is het aantal onderteekenaars nog zoo
gering, voor den verkondiger van de overtuiging der meer-
derheid moeten houden; neemt men daarentegen het laatste
aan, dan zal men het gevoelen, uitgedrukt in nagenoeg ieder
adres, hel moge door duizenden onderleekend zijn, als in
strijd met de overtuiging der meerderheid moeten beschouwen

De geest des volks\' kan zich op geene andere wijze open-
baren dan door een ligchaam, gekozen door al de burgers,
met uitsluiting slechts dergenen, van wie met grond ver-
wacht kan worden, dat zij in de onmogelijkheid zijn eene
politieke overtuiging le verklaren. De vertegenwoordiging
is dus de eenige insteUing, die op den naam van volks-
orgaan aanspraak mag maken. Eene wijziging in de na-
tionale stemming kan zich dan ook alleen door middel van
periodiek of len gevolge van ontbinding l) plaals hebbende
.verkiezingen openbaren.

Slechts in een land, waar geene vertegenwoordiging in den

1) In liet stelsel vau hen, die in de vertegenwoordiging niets anders
zien dan een college, bestemd om voor de belangen des volks te zor-
gen, kan bet regt vau do kroon de vertegenwoordiging te ontbinden niet
passen. Maakt toch de Koning van dit regt gebruik, dan zegt hij tot de
kiezers: gij hebt niet de beste, de bekwaamste, de meest vaderlandlie-
vende mannen gekozen, do afgevaardigden zijn m. i. niet geschikt om
uwe belangen te behartigen. De ontbinding is dan beleedigcnd èn voor
de vertegenwoordigers èn voor de kiezers. Worden nu dezelfde afge-
vaardigden herkozen, dan kan de Koning, wd hij consequent zijn, niets
anders doen dan de Kamer weer ontbinden. Zoolang dus uiet ccne van

-ocr page 91-

73

waren zin bestaal, is bet mogelijk, dal dc een of ander,
betzij een persoon, hetzij een dagblad, zich voor een ver-
kondiger van dc publieke opinie uitgeell en beweert dat zijn

beide partijen toegeeft, zal geene enkele wet tot stand gebragt kunnen
worden. En toch zal do ccne partij niet voor de andere kunnen wij-
ken. Immers, geven\' do kiezers toe, dan herkiezen zij niet dc inauncn,
die zij voor do besten, de bekwaamsteu eu de waardigsten houden; geeft
daarentegen de Koning toe, dan is hij genoodzaakt de wetgevende magt
uit te oefenen met een college, waarvan hij de leden, volgens zijne ei-
gene verklaring , niet geschikt acht om voor de belangen des volks lo
zorgen. Beschouwt men dus do vertegenwoordiging vau het bovenge-
noemde standpunt, dan kan de ontbinding niets anders dan een onhoud-
baren toestand in het leven roepen.

Heeft men daarentegeu eenmaal het ware karakter der vertegenwoor-
diging erkend, dan is de mogelijkheid der kamerontbinding onmisbaar
in den repraesentativeu staatsvorm. Het kan toch gebeuren . dat na dc
jongste verkiezingen de omstandigheden, waarin een land verkeert, zeer
veranderd zijn. In zulk een geval zegt de Koning tot de kiezers: Er zijn
belangrijke vraagstukken aan de orde van den dag gekomen, waaraan gij
bij de laatste verkiezing niet hebt kunnen deuken. Ik vraag u dus, of dc
tegenwoordige leden van de Kamer op dit oogenblik nog uwe overtui-
ging weergeven. Iu die vraag ligt niets belcedigends noch voor dc kiezers ,
noch voor de gekozenen. Hoe nu het antwoord vnn dc kiezers moge lui-
den, bevestigend, door dezelfde mannen to herkiezen, of ontkennend,
door anderen af te vaardigen, de Koning weet. wat hij weten wilde, en
daarmede is dc zaak uit. Mr. van Houten toont zeer teregtaan, dat
hct regt van de kroon do vertegenwoordiging te ontbinden niet te ver-
dedigen is van het standpunt, waarop Thorbeeke in zijne Aanteeke-
ning op do Grondwet zich len aanzien vau het repraeseutative stolsel
plaatste. Daarentegen kunnen wij ons niet met hem vcrccnigen, wan-
neer hij zegt, dat do mogelijkheid van kamerontbinding alleen iu de leer der
volkssouvcrciniteit te huis behoort. (Mr. S. van Houten, De staatsleer
van Mr. J. R. Thorbeeke. bl. 23 volg.) Die mogelijkheid toch dient
overal te bestaan, waar eeno vertegenwoordiging is, al is de magt aan
dut college toegekend nog zoo gering. Er zou immers niets ongerijmds
in gelegen zijn, wanneer in een land, waar do vertegenwoordiging
slechts ccn adviserende stem had, een absoluut monarch dit ligchaam
oulbüud op grond van de bovengenoemde rcdeuen.

ir^

-ocr page 92-

74

gevoelen de meeste aanhangers onder het volk teil. Dit
was het geval in Engeland in hel jaar 1831. De pers noemde
zich hel orgaan des volks en acinic zich gcioepen uit zijn
naam hel Parlement op de hevigste wijze aan lc vallen. Met
het oog hierop hield Lord Brougham ccnc redevoering,
waarin hij het verschil van werkkring der heide instellin-
gen, pers en vertegenwoordiging, op uitstekende wijze he-
schreef. Gij beklaagt u over den stouten loon , die tegen-
woordig door de pers wordt aangeslagen, zoo sprak hij de
anti-rcform-partij aan, en zijl er over gebelgd, dal zij in naam
des volks durft spreken; maar ziet gij dan niel in, dal gij
zelf daarvan de schuld draagt, en die aanmatiging van dc
pers slechts daaruit le verklaren is, dal er geene ware
verlegenwoordiging bestaat? »Il is you who have placed
this unlawful authority on a rock: pass the Bill, il is
built on a quicksand. Let but the country have a full and
free representation, and to that will rnen look for the
expression of public opinion, and the Press will no more
be able lo dictate, as now, when none else can speak the
sense of the people. Will its influence wholly cease? God
forbid! Its just influence will continue, but confined
within safe and proper bounds. Il will continue, long may
il continue, lo watch the conduct of public men — lo
watch the proceedings even of a reformed legislature —
to walch the people themselves — a safe, an innoxious,
a useful instrument, lo enlighten and improve mankind!
But its overgrown power — its assumption to speak in
the name of the nation — its pretension to dictate and lo
command, will cease with the abuse upon which alone il
is founded, and will be swept away, together with the other
creatures of the same abuse, which now »fright our Isle
from its propriety" 1).

Ilet is ook ons doel volstrekt niel legen de-pers, legen

"■1) Speeclies of Ileory Lord Brougham. Edinburgh. 1838. Vol. 11. p. 622.

-ocr page 93-

75

adressen en pclilies le velde le trekken. »Je rnanniclifal-
liger und kräftiger die gesellschaftliche Thäligkeil einer Na-
lion sich zeigt," zeggen wij Koschelelî na, »desto voller
und bedeutender ist ihr Leben, und desto slärker und
mächtiger ist ihr Staal" l). Ja, men mag zelfs aannemen,
dal, wanneer dc pers hare roeping begrijpt, zij onmisbaar
is in den rcpraescnlativcn staatsvorm. De kiezer loch ver-
klaart volgens welke beginselen hij bestuurd wil wor-
den. De pers nu is daar om die beginselen uileen le
zetten, en om aan te loonen, welke politieke gevoelens de
candidalen toegedaan zijn; zij dienl dus den kiezers lot
voorlichting. »La presse esl un écho qui répèle les idées
de tout le monde, rien de plus. Ces innombrables jour-
naux n\'ont qu\'un objet, accumuler les faits, les renseigne-
ments, les idées, multiplier et répandre la lumière ! Plus
il y en a, plus chaque citoyen est à même de lire, dc ré-
fléchir, déjuger par lui même" 2). Zonder volkomene druk-
persvrijheid zou dan ook een ware parlementaire staatsvorm
niet kunnen beslaan.

Indien nu de hier verdedigde opvalling van hel repraesen-
lalive slelsel de ware is, dan zal men moeten erkennen, dat
slechls ééne Kamer op den naam van volksvertegenwoordiging
aanspraak kan maken. Immers, zijn er Iwee Kamers, en slaan
in de eene de verschillende partijen niel in dezelfde verhouding
lol elkander als in dc andere, m. a. w. heerscht in de eer-
ste Kamer een andere geest dan in de tweede, zoo zal men
niet kunnen zeggen, dal de geest des volks zich in beide
openbaart. Stelde men daarentegen die Iwee Kamers op zoo-
danige wijze zamen, dal in de eerste nooil een andere geest
zou kunnen heerschcn dan in dc tweede, dan zou het Iwee-
kamersyslcem ecnc overbodige weelde zijn. Men versla ons
wel; wij verzetten ons niel tegen hel beslaan van eene eerste

1) Unsere Lage. p. 10.

2) Laboulaye, Paris en Amérique. 29« édit. Paris. 1874. p. 73.

-ocr page 94-

76

Kamci\', een Senaat, een House of Lords, of hoe men zulk
eene vergadering ook noemen wil, wij komen er liier slechts
tegen op, dat men aan zoodanig ligchaam het repiaesenla-
tivc karakter toekent.

Welligt zegt iemand met hel oog op art. 74 en art. 75
G. ^V., dat uit het voorgaande volgt, dal dc hier verde-
digde opvalling van het vertegenwoordigend stelsel met den
geest der Grondwet lijnregl in slrijd is. Deze tegenwer-
ping zou evenwel van geene waarde zijn, omdat art. 74
G. W. evenmin pasl in de leer, die hier bestreden is. Be-
teekenen toch dc woorden »vertegenwoordigen het geheele
Nederlandsche volk," eenvoudig »moeten de belangen van
het geheele Nederlandsche volk voor oogcn hebben," dan
gaat hel niet aan in eene constitutionele monarchie, zooals
de Grondwet haar opval, uitsluitend de Staten-Generaal
volksvertegenwoordigend te noemen. Art. 104 G. VV. be-
[)aall, dal de wetgevende magt gezamenlijk door den Ko-
ning en de Staten-Generaal wordt uitgeoefend. Verklaarl
nu art. 74 G. W., dal de Staten-Generaal voor de belangen
van hel geheele Nederlandsche volk moeten zorgen, dan
heefl men regt le vragen: voor wien handelt dan de Ko-
ning, moet hij de belangen van eene andere natie, ol\'die van
een deel van hel Nederlandsche volk behartigen, of is hem
welligt hel regt mede invloed op de wetgeving uil le oe-
fenen alleen te zijnen bate toegekend, en wijkt de Grond-
w^el dus af van het groote beginsel, »that no power is given
for the sole sake of the bolder" l)? Tol zulke vragen geeft

1) Vgl. Burke. Works. Vol. I. p. 176.

Sprekende over do beteekenis vnn bet woord „representeeren," zeide
Kluit liet volgende: „De Souverein representeert bet volk!... Dc
Vorst is om het Volk. En waarom zoude ik ook dit niet toestaan?
Nooit behoort een Vorst, of Overheid, eenig ander einde, eenig ander
doelwit te hebben, dan, om zijner verplichting indachtig, to begrijpen,
dat hij de herder, dat hij de vader van zijn volk zij; dat hij zijne scha-
pen hoede, zijne kindereu liefhebbe, en zich iu allen opzichte zoo ge-

-ocr page 95-

77

don dit artikel aanleiding. Welke beteekenis men dus aan
bet woord »vertegenwoordigen" moge hechten, de bepaling
van art. 74 G. W. kan nooit een goeden zin opleveren.
Zoolang het artikel nog in dc Grondwet staat, kan men
niet beter doen dan hct als niet geschreven te beschouwen.
Trouwens dergelijke bepalingen behooren niet in eene Grond-
wet te huis, zij kunnen niets dan verwarring stichten.

Heeft men nu eenmaal hel begrip van vertegenwoordiging
vastgesteld, dan valt hct ook ligl een antwoord tc geven
op de vraag, door welke drijfveeren ccn kiezer bij het uit-
brengen van zijne stem geleid moet worden , of hij in de eer-
ste plaals op de bekwaamheid van den candidaat, of op diens
politieke beginselen acht moet slaan l). Stellen wij tot regt
versland dezer quaestie hel volgende geval. Bij eene verkiezing
staan tegenover elkander een conscrvative en een liberale
candidaal. De eerste is iemand, die in eene lange politieke
loopbaan de schitterendste proeven van staatsbeleid liccfl
kunnen geven. De liberaal daarentegen, welligt ook min-
der bekwaam, is in ieder geval niet in dc gelegenheid ge-
weest zijne kunde op dezelfde wijze ten loon te spreiden.
Welke keuze moet nu dc liberale kiezer doen? Ilct is zijn
pligt dcn conscrvalicl\' zijne stem tc geven, zeggen zij, voor
wie hct in dc eerste plaals om de keuze van dc bckwaam-
stcn tc doen is 2). Hij moet dcn liberaal kiezen, is daar-

dragc, cn ncli! gedroegen zij zicli altijd zoo! dat zij met den mond en
\'t liart van Keizer Iladrianus betuigden, \'t Gemeene Welzijn zoo tc be-
hartigcu, dat zij tcffens toonden tc weten, dat zij \'s Voll; eigen zaak,
niet dc hunne, voorhadden!" (Over \'t misbruik van \'t algemeen Staats-
recht. Leiden. 1787. p. 53.)

1) Kernachtig zette dc Fransche afgevaardigde Bcrtauld den stand
der quaestie uiteen in do volgende woorden: „II faut que rélectcur soit
appelé à voter ou sur des principes ou sur un homme." (Journal des
débats, 28 Novembre 1875.)

2) Nu eenmaal de directe kicavorm grondwettig bestaat, „is het dc
pligt van ieder burger hem tc eerbiedigen," zegt Mr. do Bosch Kemper,

-ocr page 96-

78

entegen het antwoord van hen, die de vertegenwoordiging
beschouwen als het orgaan, waardoor de volksgeest zich
openbaart.

Men meene evenwel niet, dat, wanneer de kiezers vooral
op de beginselen van de candidaten acht slaan, de Kamer
eene vergadering zal zijn uit onbekwame en onwaardige
mannen zamengesteld. Ieder toch, die een hepaald beginsel
is toegedaan, moet inzien, dat het in het belang is van
dat beginsel, wanneer het door een kundig man wordt
voorgestaan. Begrijpt dus de kiezer zijne roeping, dan zal
de vertegenwoordiging eene vergadering zijn, waar de cory-
phaeën van de verschillende partijen hunne stem doen hooren.
Wij wilden er slechts op wijzen, dal hel niel
in de eerste plaats
op de persoonlijke hoedanigheden van de gekozenen aankomt.

§ 2.

Uil hct voorgaande is gebleken, dal in hel stelsel, het-
welk ons het ware voorkomt, keuze een absoluut vereischte,
eene conditio sine qua non is. Tevens vloeit uil hetgeen
wij reeds gezegd hebben, voort, dat de keuze van de ver-
tegenwoordigers regtstrccks mocl geschieden. Men houdc toch
slccds in het oog, dat het antwoord op dc vraag, of de
vertegenwoordigers direct dan wel indirect 1) gekozen moe-
ten worden, geheel en al afhangt van hel standpunt, waar-
van men het rcpraescntalive stelsel beschouwt. Dc indirecte
wijze van verkiezing kan slechts verdedigers vinden in hen,

„cn met alle krachten mede te werken, dat dc volkskeuze, in den vorm
van regtstreeksche verkiezingen, zich vestige op mannen van erkende
braafheid en bekwaamheid." (Handleiding tot de kennis van het Neder-
landsche staatsregt cn staatsbestuur, bl. 430.)

1) Onder indirecte verkiezing verstaan wij hier in het^algemeen elke
verkiezing, die niet direct geschiedt, hetzij dc vertegenwoordigers wor-
den afgevaardigd door gekozene kiezers, hetzij zij gekozen worden door
een college als de Provinciale Staten.

-ocr page 97-

79

die meenen, dal hel in de eerste plaals op de gekozenen
aankomt, die de keuze van de bekwaamslen, de bestenen
de waardigslen de hoofdzaak achlen.

De gronden voor en legen dit slelsel zijn door van Ilogen-
dorp in de volgende woorden uiteengezel: »De voorstanders
van de regelregle verkiezing roemen het levendige aandeel, dal
de Natie in hare Verlegenwoordiging neemt. Zij merken aan,
dal er een groot verschil is tusschen de benoeming van een
kiezer, die w-cderom een kiezer benoemt, en de benoeming
van een lid der Slalen-Generaal. llel eersle geschiedt met eene
koelbloedigheid, grenzende aan onverschilligheid, en het
tweede gaal meestal gepaard met geestdrift. Zij voegen
daarbij, dal hel gevoel van de betrekkingen lot de slemge-
regtigden veel dieper is bij de Vertegenwoordigers, wanneer
zij door alle de slemgeregligden gezamenlijk benoemd zijn.
Zij oordeelen, dat de band van vereeniging op deze wijze
naauwer toegehaald is tusschen de Nalie en hare Vertegen-
woordigers. De voorstanders van de trapsgewijze verkiezing,
daarentegen, zijn beschroomd voor de wanorde en hel ge-
weld, dal menigmaal met de regelregle en talrijke verkie-
zingen gepaard gaal. Zij merken aan, dat de slemgereg-
tigden van eene stad of dislrikl bij hel benoemen van kiezers
met bedaardheid rondzien onder hunne bekenden, en de
braafslen en kundigsten daaruit verkiezen. Deze kiezers,
zeggen zij, zijn reeds uitgelezen leden der maalschappy,
mei hel vertrouwen van hunne medeburgers vereerd, cn
zij laten hunne oogen rondgaan in een meer uilgebrciden
kring, om daar wederom de braafslen en kundigsten nit
le zoeken. Hier is geen drifi, maar des te meer overleg,
lol dal eindelijk de benoeming lot dc Slalen-Generaal aan
de bloem van de ingezetenen van iedere Provincie koml" i).

1) nijdrn|Tcn tot de huishouding van staat, \'s Gravenhnge. 1824. Dl.
Vlll. bl. 254.

-ocr page 98-

80

Deze overweging bragt van Hogendorp er loe aan hel indi-
recle i<iesslelsel de voorkeur le geven i).

Zij, die de indirecte wijze van verkiezing verdedigen,
omdat zij meenen, dal deze beter waarborg voor de keuze
der waardigsten oplevert dan de directe, vinden een krach-
ligen steun in hetgeen de Tocqueville over dil onderwerp
gezegd heefl. Deze beroemde schrijver toch hcell er op-
gewezen, hoe gunstig, ten lijde dat hij America bezocht.

1) Op hetzelfde standpunt staat Soria de Crispan: „Le premier inté-
rêt de chaque citoyen," zegt hij, „est detre gouverné, ainsi que la na-
tion dont il fait partie, par une représentation nationale éclairée. Voilà
la fm qu\'il faut atteindre. L\'exercice du pouvoir politique, c\'est à dire
le droit de concourir à l\'élection des députés d\'une manière plutôt que
d\'une autre, ne peut être regardé que comme un moyen disposé pour
atteindre cette fin. Le choix du mode dépend donc de son efficacité
plus ou moins grande à conduire au but. Et si nous avous démontré
que cette efficacité se trouve plutôt dans le système de l\'élection indi-
recte que dans celui de l\'élection directe, il n\'y aura aucun doute sur
la préférence h donner au premier système." (Philosophie du droit public.
Trad. de l\'italien. .3« édit. Bruxelles. 1854. T. IX. p. 198.)

Gaat men de beraadslagingen na, die in het jaar 1848 hier te lande over
dit onderwerp zijn gevoerd, dan ziet men, dat dit het standpunt was vau
allen, die de directe verkiezingen bestreden. Daarentegen vonden deze een
krachtigen steun in den heer van Goltstein. Uit de volgende woorden blijkt
het standpunt, waarop genoemde staatsman zich ten aanzien van dezo
quaestie stelde. „P]en constitutionele staat nu is die," zoo sprak hij,
„waarin het opperhoofd erfelijk is eu met al dat gezag voorzien, dat hij
noodig heeft, om hct belang van hct algemeen tc kunnen behartigen,
en tevens al de waarborgen geniet, die noodig zijn, om voor aanran-
ding beveiligd te kunnen zijn. Maac daarnevens staat dc volksverte-
genwoordiging, die zoodanig moet ingcrigt zijn, dat zij de stem der
Natie kenbaar maakt, ten einde de Regering cr op lette bij hct nemen
der maatregelen, die zij tot belang van het algemeen noodig acht."
(Handelingen van de Regering en de Staten-Gencraal over de herzie-
ning der Grondwet. 1847—1848. \'s Gravenhage. 1849. Dl. II. p. 29.)

Wat Thorbeeke betreft, hebben wij reeds gezien, dat\'hij dc leer, door
hem in de Aanteekening op de Grondwet gehuldigd, niet getrouw
is^ gebleven.

-ocr page 99-

81

dc Senatoren zicli van de leden van het vertegenwoordigend
ligchaam onderscheidden 1). Ilet tafereel, dal hij van hel
laatste college ophangt, is inderdaad allerlrenrigst.
dL\'ocü
cherche souvent en vain dans son sein un homme célèhre.
Presque tous ses membres sont des personnages obscurs,
dont le nom ne fournil aucune image à la pensée. Ce sont,
pour la plupart, des avocats de village, des commerçants,
ou même des hommes appartenant aux dernières classes.
Dans un pays ou l\'instruction est presque universellement
répandue, on dil que les représentants du peuple ne savent
pas toujours correctement écrire." Iloe geheel anders is
daarentegen de indruk dien de Senaat op den bezoeker
maakt. »A peine y aperçoit-on un seul homme qui ne rap-
pelle l\'idée d\'une illustration récente. Ce sont d\'éloquents
avocats, des généraux distingués, d\'habiles magistrats, ou
des hommes d\'Klals connus. Toutes les paroles qui s\'échap-
pent de celte assemblée feraient honneur aux plus grands
débals parlementaires de l\'Europe 2)."

Wij moeten opmerken, dal, indien aangetoond kon wor-
den , dal dc indirecte verkiezing beter waarborg gaf voor dc
bekwaamheid der gekozenen dan de directe, dil niels tegen
hel stelsel, hetwelk ons hel ware voorkomt, zou bewijzen;
dc bekwaamheid der gekozenen toch is geene hoofdzaak.
Hot is evenwel de vraag, of deze plaals niel nog iels meer
bewijst, of zij niet de onjuistheid aantoont van de slel-
ling, dal dc kiezers dc noodzakelijkheid zullen inzien van dc
bekwaamste mannen
hunner partij le moeten afvaardigen.
Uitdrukkelijk toch verklaarl de Tocquevillc, dal hel Huis

1) Men weet, dnt voor de keuzo van hot Huis van vertegenwoordi-
gers het directe algemeene stcmrcgt geldt, terwijl de verkiezing der lo-
den van den Senaat door de wetgevende vergaderingen der verschil-
lende landen gescliiedt, welke op hunne beurt regtstreeks door het volk
gekozen worden.

2) Oeuvres completes d\'Alexis de Tocquevillc, publicés par Madame
de Toequeville. Paris. 1805. T. II. De la démocratie en Amérique, p. 52.

6

-ocr page 100-

82

van afgevaardigden eene verzameling was van onbefeeke-
nende personen. Men herinnere zich onze woorden. Ieder,
die eene polilieke overtuiging heeft, zeiden wij, moet
inzien, dal het in het belang is van de rigting door hem
voorgestaan, wanneer een bekwaam en edel man als haar
verdediger optreedt; daarom, meenden wij, zouden de besten
van iedere parlij afgevaardigd worden. Voor dit laatste nu
bestaal, gelijk van zelf spreekt, hoegenaamd geen waar-
borg, wanneer het kiesregt zoo uitgebreid is, dat van de
overgroote meerderheid der kiezers niet verwacht kan wor-
den, dat zij eene politieke overtuiging zal verklaren. Men
kan dus de boven aangehaalde plaats als een argument legen
het algemeen stemregt, maar in geen enkel opzigt tegen
hel stelsel, dat ons het ware voorkomt, gebruiken.

In hoeverre het nu waar is, dat de indirecte verkiezin-
gen nog beter waarborg voor de keuze der bckwaamstcn
geven en tevens minder de politieke hartstoglen opwekken
dan de directe, behoeven wij hier niel le onderzoeken. —
Want zelfs wanneer men dit aanneemt 1) en den vcrdedi-

1) Met het oog op de landen, waar het indirecte kiesstelsel bestaat,
zijn wij evenwel niet geneigd dit volmondig toe te geven. Van de
laatste verkiezing in Beijeren leze men de schildcraehtige beschrijving
in een artikel van V. Tissot. Un voyage diectoral cn Bavière (Ilevuo
de France 31 Octobre 1875). Hoe het bij de verkiezingen in Brazilië
toegaat, deelt ons von Ilellwald mede: „Die untergeordnclen Organe
der Regierung, nur zu folgsam den Winkeu von oben, erlauben sich
die schreiendsten Ungerechtigkeiten , die gröszten Uebcrschreitungen ihrer
Amtsgewalt. Vom Subdelcgado bis zürn Chcfe dc Polici«, vom Frie-
densrichter bis zum Juiz de Direito wirken alle öiTentlichen Beamten
mit Hintansetzung des Diensteides und der Pflicht nur auf das einzige
politische Parteiziel hin. Recht und Gerechtigkeit. die im Innern des
Landes auch unter normalen Verhältnissen nut der allcrgrösztcu Willkür-
liebkcit gehandhabt werden, scheinen wahrend der Wahlperiode gänzlich
verschwunden zu sein und die absoluteste Autokratie ihre Stelle einzu-
nehmen. Es ist ein tolles, trauriges Treiben, einer der gröszten Krel)s-
schäden,dio sich aus Brasilienscoustitutionellem Leben entwickelt haben,

-ocr page 101-

83

gers van de indirecle wijze van verkiezing dns alles toegeeft,
wat zij tot verdediging daarvan kunnen aanvoeren, loch zal
men hunne leer moeien verwerpen. In hel slelsel van hen,
die de vertegenwoordiging beschouwen als hel orgaan,
waardoor de geest des volks zich openbaart, kan voor de
indirecte verkiezing geene plaals ingeruimd worden. Brengl
loch de kiezer zijne slem uil op een candidaal van dezelfde
rigling, als die, welke de slemgercgtigde is toegedaan,
dan kan men geene reden bedenken, waarom de laatste
niel zelf den afgevaardigde gekozen hcefl. Geefl daarente-
gen de kiezer zijne stem aan iemand van eene andere rig-
ling dan die, waarloc de slemgeregligde behoorl, dan is
op hel zuivere repraesenlalive beginsel inbreuk gemaakt.
Die tusschenpersoon is dus óf volkomen overbodig, óf hij
doet kwaad.

§ 3.

Kan men zich vereenigen met hetgeen lol hiertoe omtrent
het begrip van vcrtegenwooi\'diging gezegd is, dan zal

die vollstiiudigste Untergrabung dor „Volksinoralitiit, wenn überhaupt
von einer solehen die Rede sein kann. Manehe reiehe Wahbnanu liiszt
sieli\'s viele Tausende kosten, um seiner Partei den Sieg zu versehalTen.
Hier werden Gesehenko gegeben, dort wird Branntwein ausgetheilt;
irgendeinem Individuum, das aus besondern Motiven Einllusz auf die
Walil hat, wird ein unverzinsliches Darlehn von einigen Tausend Thaleru
gemacht, wieder ein anderer wird durch klingende Gründe oder andero
in Aussicht gestellte Vortheile bewogen, seine Stellung als Offizier in
der Nationalgarde, als Richter uud Polizeibcamter zu misbrauchcn; die
llegrilfe von Klirc, Recht, Gesetz vcrschwindeu. (Das Kaiserthum Brasi-
lien und seine jüngste Entwickelung. Unsere Zeit 1 Miirz. 1875. p. 365.)
Dit is geschreven vó($r de verleden jaar ingevoerde hervorming van het
kiesstelsel iu Brazilië.

Men mag het daarenboven met grond betwijfelen, of, indien de Toc-
quevillo America nog eens terug kon zien, zijn oordeel over den Senaat
even gunstig zou wezen.

G"

-ocr page 102-

X

84

mon hel zoogenaamde stelsel van proportionele verlegen
woordiging toegedaan moeten zijn t). Het doel van dit stelsel
wordt door Auhry-Vitel duidelijk in het licht gesteld met
dc volgende woorden : »Le résultat du vote doit être pro-
portionnel à ses facteurs, et le nombre de députés adhérents
à chaque opinion proportionnel au nombre d\'électeurs qui
professent cette opinion" 2).

Tcn eerste moeten wij opkomen tegen de leer van hen, die
slechts de overtuiging der meerderheid in de vertegenwoor-
diging willen uitgedrukt zien, In de vertegenwoordiging
toch moet het beeld van het geheele volk, niet alleen dat
van een zijner deelen worden teruggegeven. Slaan in een
land verschillende partijen tegenover elkander, dan kent men
hel volk niel, wanneer men slechls weet hoeveel aanhangers
één beginsel telt. Wij noemden de verlegenwoordiging bet
orgaan, waardoor dc belanghebbenden hunne politieke over-
tuiging verklaren. Ilij alleen dient dus van hel regt om zijne
stem door middel van de vertegenwoordiging te doen hooren,
uitgesloten le zijn, van wien mei grond zulk eene verklaring
niel verwacht kan worden, maar behoudens deze uilzondering
moet dil regt aan ieder worden toegekend, onverschillig of
zijne gevoelens door velen of weinigen gedeeld worden 3).

Men mecnc evenwel niel, dal rnen zich daarom melde zooge-
naamde leer van de vertegenwoordiging dei- minderheden zal

1) tiet behoeft geen betoog, dat de stelsels, die op dien grondslag
zijn gevestigd, zooals liet stelsel van Hare e. a. geene verdedigers knn-
nen vinden in hen, die de keuze v\'an de bokwaainsten de hoofdzaak
achten, en dus eisehcn , dat, ieder kiezer niet op de lieginseien, maar
op de persoonlijke hoedanighcdeu vau den candidaat acht zal slaan. De
evenrediglieid der vertegenwoordiging kan in hun mond geen zin iiebben.

2) Le suffrage universel dans l\'avenir et le droit do représentation des
minorités. Revue des deux mondes 15 Mai 1870 p. SSZ.

3) Dit tegen Mr. van Oosterwijk. Weekblad voor de burgi-rlijke admi
nistratie N°. 1048, 1040, 1052, 1054, 1055, 1050, 1058, 1059, 1000,
1003, 1005, 110\'J,

-ocr page 103-

85

moeten vereenigen. Ook zij berust op een verkeerd beginsel,
liet doel van bet vertegenwoordigend stelsel toch is niet om
aan iedere partij hare woordvoerders tc verschaffen. Waa,.
volkomene pers-vrijheid bestaat, is het regt van iedere parlij
hare beginselen te openbaren voldoende gewaarborgd. Neen,
dc vertegenwoordiging is daar, opdat de volksgeest zich
openbare, d. i. opdat dc invloed, dien de verschillende
staatsrcgtelijke beginselen op het volk uitoefenen, gekend
worde, liet is dus niet voldoende, dat aan ieder gevoelen de
gelegenheid worde gegeven zich in de Kamer tc doen hoorcn,
maar hct moet zich daar doen gelden met eetie kracht juist
gccvenredigd aan deu steun, dien hct vindt bij het volk.

Ilct groote verschil, dat tusschen de leer van dc propor-
tionele vertegenwoordiging en dio van dc vertegenwoordiging
der minderheden ligt, wordt evenwel niet altijd voldoende
in hel oog gehouden. Tol regt verstand van deze quaestie
zal hct dus noodzakelijk zijn dc stelsels, die op beide be-
trekking hebben, met ccn enkel woord le bespreken.

Hcschouwcn wij hct eerst do wijze, waarop hier tc lande
hct kiesregt geregeld is. Ook hct dislrictcn-slclscl stelt vcr-
s(diillcndc partijen in dc gelegenheid hare slem in dc Kamer
te doen hoorcn. Dc i)artij, die in hct ccnc district als min-
derheid geslagen wordl, behaalt in ccn ander als meerder-
heid dc overwinning. Dit stelsel waarborgt evenwel vol-
strekt niet, dal dc partijen in dc Kamer in dezelfde ver-
houding tot elkander zullen slaan als daarbuiten. Nemen
wij, om dc zaak eenvoudig voor tc stellen, aan, dat een
laiul verdeeld is in drie dislrictcn, ieder lOÜ kiezers tellende.
Nu worden in twee districlcn liberalen gekozen met ccnc
kleine meerderheid, slcl ieder met 51 stemmen. In hct
derde districl wordl ccn conservatief gekozen mcl ccnc
groote meerderheid, slcl mcl 1)9 slcnnncn. Uil dc pluals
gehad hcbhcndc verkiezing blijkt dus, dat 11)7 kiezers in
conservalivcn cn slechts 103 in liberalen geest gestemd heb-

-ocr page 104-

86

ben, terwijl desniettegenstaande twee liberalen tegen een
conservatief gekozen worden.

Niet veel beter is het stelsel van de Girardin, »le systcmc
de la pluralité simple" genaamd 1). Deze schrijver verdedigt
de zoogenaamde »unité de collége," d. i. hij wil, dat het ge-
heele land, orn het zoo uit te drukken, één kiesdistrict zal
vormen. Ieder kiezer plaatst op zijn stembiljet den naam
van één candidaat. Ilij, die een van le voren bepaald
aantal stemmen op zich vereenigd heeft, wordt gekozen
verklaard. Dit stelsel vergunt ook aan verschillende partijen
hare stem in de vertegenwoordiging le doen hooren, maar
voor dc gevvenschie evenredigheid geeft hel evenmin als
hel vorige eenigen waarborg. Deze zal slechts dan tot stand
komen, wanneer ieder candidaat niel meer dan hel volstrekt
noodig aantal stemmen op zich vercenigt. Ilel aantal stem-
men, dal een candidaat meer krijgt dan voor zijne verkiezing
volstrekt noodig is, of dal, hetwelk niet voldoende is om
hem gekozen te doen verklaren, gaat voor zijne partij ver-
loren. Dat nu op ieder candidaat juisl hel voldoend aantal
stemmen uitgcbragt zal worden, is volstrekt niet tc ver-
wachten. Iemand, die zeer populair is, zal wclligi hct
tienvoud van hel wettelijk minimum op zich vcrccnigen;
in dat geval gaan negen zetels voor zijne partij vcrloicn 2).

Ook met het zoogenaamde »syslcm of incomplete voting"
kunnen wij ons niet vcrccnigen. Volgens dit stelsel wordt hel
land verdeeld in districten, die ieder 3 afgevaardigden naar

1) Les lettres d\'un logicien. Paris. 187\'1. p. 271 en volg.

2) Men verwarre het bovengenoemde stelsel niet met dat van Mr.
Olivier, wiens geschrift (De Statcu-Generaal. \'s Gravenhage. 1870) uitkwam,
toen ons stukje reeds voor de pers gereed lag. Volgons het stelsel van
laatstgenoemde zal de meerderheid alle overige partijen kunnen weren,
een resultaat dat do schrijver evenwel niet voorzien schijnt tc hebben.
(Vgl. Mr. Buys. Gids. October, 1870. p. 104.)

-ocr page 105-

87

de veilegenvvooidiging zenden. De kiezer nuig slechls dc
namen van 2 candidalen op zijn slcmhiljel schrijven. Daar-
door wordl in ieder dislricl, meenl men, dc minderheid,
wanneer zij niel minder dan ^ 1 hcdraagl, in slaal gcsleki
één afgevaardigde van dc diic naar de Kamer le zenden.
Gesteld dal deze berekening juisl ware 1), dan zou dil
slelsel loch verworpen moeten worpen, omdal zij dc gc-
wenschte evenredigheid niel tol stand brengl. Is nl. de
minderheid grooler dan ^ 1, dan zal zij loch nooil meer
dan één van de drie candidalen naar de Kamer afvaardigen;
is zij daaicnlcgcn kleiner, dan wordl zij in hct geheel niel
vertegenwoordigd 2).

1) Dc oujuistlicid daarvan wordt evenwel teregt door Mr. lleiger in liet
licht gesteld. „Immers gesteld: cr zijn 2000 kiezers voor 3 plaatsen, dan
wordt \'t gotal uitgebrachte stemmen -iOOO. Nu kunnen 1200 kiezers
hunne stem uitbrengen op drie candidalen, die dan ieder 800 hebbcu .
verkregen, en dc minderheid van 800 kan ten hoogste evenveel stemmen J^
aan twee bezorgen. Zoodat zij, die minder dan 800 stemmen krijgen, hjjJ, i A-\'-K
tt»
niet gekozen zijn. Het blijkt dus, dat niet ecu derde vau dc kiezers, .
cU\\ C
maar twee vijfden noodig zijn om ccn vau de drie vacatures le doen f
vervullen. Zoolang niet het getal van j is bereikt, kan eene goed ge-
organiseerde meerderheid hare tegeupartij geheel weren. Dc organisatie

is zeer gemakkelijk, b.v. stel 2000 kiezers, waarvan 1201 behooren tot
de ministeriële parlij, 799 tot de oppositie, cn dat er vier candidalen
zijn, A. B. en C. ministerieel, Ü. opposaut. Nu zou men mecneu, dat
D. wordt gekozen. Maar dit wordt belet, wanneer de meerderheid zich
verdeelt in drie groepen (twee van 400 cn eene van 401) waarvan de
ecnc stemt op A. en B., do tweede op B. cn C., do dorde op A. cn C.
Dau hebben A. B. en C. ieder ten minste 800 stemmen, on D. zal nooit
meer verkrijgen kunnen dan 799. Dus zijne partij, niet twee vijfden
sterk, is tot zwijgen gebracht." (Nieuwe kiesstelsels. Gids 186G. Dl. IV.
p. 202.)

2) Het bovengenoemde stelsel geldt in enkele districtcu in Engeland.
Uceds in 1854 had Russell voorgesteld dit stelsel in te voeren in dis-
tricten, die 3 vertegenwoordigers afvaardigden (three-cornered consti-
tuencies). Met het oog op de buitenlandscho verwikkelingen was hct
lluusc of Commons toen weinig gcucigd iu discussies over hct kiesregt

-ocr page 106-

Eveneens zal men het »system of cumulative voting"
moeten verwerpen, dat op het volgende neerkomt. Ilet
land wordt verdeeld in districten, die ieder een bepaald
aantal afgevaardigden naar de Kamer zenden. Nu geeft
men den kiezer het regt al de stemmen op één can-
didaat uit te brengen (cumuleren). Zijn er b. v. 10 afge.
vaardigden te kiezen, dan mag de kiezer aan ccn candidaat
10 stemmen geven. Daardoor wordt ook de minderheid in
de gelegenheid gesteld om hare stem le doen hooren. Voor
de gewenschte evenredigheid bestaat evenwel geen waar-
borg. Hel aanlal stemmen, dal een candidaat meer krijgt
dan voor zijne verkiezing volstrekt noodig is, of dal, hetwelk
niel voldoende is om hem gekozen te doen verklaren, gaal
voor zijne partij verloren 1).

Wij kunnen ons derhalve met de bovengenoemde stelsels
niet vereenigen. »Ce n\'esl pas là cc que nous voulons," zeg-
gen wij Aubry-Vitel na, »nous voulons que chaque parti,
pourvu qu\'il constitue un groupe suffisammcnl nombreux,
ail non pas la chance plus ou moins problématique, mais
la certitude d\'obtenir sa part dc représentation; nous
voulons de plus que celte part soit non pas déterminée
à l\'avance, invariable et par conséquent arbilraiic, mais
exactement proportionnelle au nombre des adhérents dc

tc treden, ten gevolge waarvan llusscll zijn Bill introk. (Annual re-
gister. Vol. XCVI. p. 111 volg.) In het jaar 1807 stelde Lord Cairns in
het House of Lords hetzelfde voor, als amendement op den Bill vau
Disraeli. Met 142 tegen 51 stemmen werd het amendement aangeuo-
inen. (Annual register. 1867. New series p. 103.) In het House of
Commons vond hef voorstel meer tegenstand, met eene kleine meerder-
heid kwam het er evenwel door. (t. a. p. p. 111.)

I) In het jaar 1807 stelde Lowe in het House of Commons, als amen-
dement op den Bill van Disraeli, de invoering van het cumulatie-stelsel
vo(jr. Het amendement werd met 314 tegen 173 stemmen verworpen.
(Annual register 1807. p. 83 volg.).

-ocr page 107-

89

chaque parli. Nous voulons enfin\' que la rcpréscnlalion
soit ce qu\'elle doit être, non pas un instrument de pou-
voir mis exclusivement par la Ibrcc hrulalc du nondirc à
la disposition de la majorité, mais hien l\'image exacte du
pays, la reproduction fidèle de ses éléments diveis; cn
un mot, suivant une expression qu\'on nous permettra
d\'emprunter au langage des arts, nous voulons que l\'Asscm-
hléc des représentants soit la
redxiclion dc l\'Assemblée
générale des représentés 1)."

Wij zullen nu de stelsels nagaan van hen, die dit doel
zoeken te hcrcikcn.

Ilct stelsel van Hare 2), dat het eerst in aanmerking komt,
kan men in hoofdtrekken aldus teekencn:

Ilct geheele land vormt een kiesdistrict. Ieder kiezer
schrijft op zijn biljet zooveel namen als cr afgevaardigden
tc kiezen zijn, naar de rangorde, volgens welke hij hun
de voorkeur geeft. Zijn alle sternbiljetten ingezonden, dan
dcclcn zij, die met hct opmaken van dc uitkomst der stem-
ming belast zijn, het aantal dor uitgebragtc stemmen (d. i.
hct aantal der kiezers, die aan de stemming hcbbon deel-
genomen) door het aantal tc vcrvidlen zetels. Dit quotient
duidt hct voor ieder candidaat vereischt aantal stemmen
aan. Zijn cr b. v. lOÜ zetels tc vervullen, cn zijn cr 1Ü0,00Ü
stembiljetten ingezonden, dan is het kies-quotient 1000. Dij
hct nagaan der stemmen komen nu len eerste in aanmer-
king dc namen, die op de biljetten bovenaan staan, want
dc kiezer plaatst, gelijk wij gezegd hebben, denamen der
caiulidatcn naar de rangorde, volgens welke hij hun dc
voorkeur geeft. Zoodra ccn candidaat hct noodig aantal
stemmen op zich vereenigd beert, wordl hij gekozen verklaard.

1) La vraie reforme dleetorale. Paris. 1874. p. 28.

2) Tiie cleetiou of representatives parliamentary and municipal. 3"" edi-
tion. London. 1805.

-ocr page 108-

90

De biljellen, die hein gekozen hebben, worden ler zijde ge-
legd en komen niet meer in aanmerking, zoodat zij niet
meer voor het kiezen van een anderen candidaat van dienst
kunnen zijn. Komt nu dc naam van den reeds gekozen
candidaat nogmaals op een ander biljet voor, dan wordt hij
doorgeschrapt, en de naam, die daarop volgt, komt in zijne
plaats. Zoo gaal men voort totdat alle biljelten zijn nagegaan.
Gccne stem gaat dus verloren. Iedere partij krijgt haar aan-
deel in de vertegenwoordiging evenredig aan hare getalsterkte
daarbuiten, terwijl tevens van iedere partij dc mannen geko-
zen worden, die in haar midden den mcestcn invloed hebben.

Ziedaar het stelsel in lioofdtrekken geschetst. lIoc eenvou-
dig hel stelsel schijnc, in de practijk is het evenwel niet
van omslagligheid vrij te pleiten. Immers het is duidelijk,
dat niel alle stembiljetten uit het geheele land naar ccn
bui-cau opgezonden kunnen worden. Er dienen dus verschil-
lende burcaux van slcmopricming in dcn lande te zijn, bij
wie dc kiezers hunne biljetten brengen, terwijl een centraal-
burcau in dc hoofdstad gevesligd moet blijven. Zoodra nu
dc stembiljetten zijn ingestuurd, gecfi ieder kics-burcau
aan hel centraal-burcau kennis van het aantal der bij hem
ingezondene slemhiljelten. Ilct centraal-bureau komt daar-
door tc weten, hoeveel slemhiljelten in het gehcclc land
zijn ingezonden, m. a. w. hoeveel kiezers aan de stemming
hebben deelgenomen. Hel deelt daarop dit aantal door hct
aanlal tc vervullen zetels, en meldt vervolgens aan ieder
kiesbureau, hoeveel het kics-quoticnl bedraagt. Dc leden
van ieder kiesbureau gaan nu de bij hen ingcbragte stem-
biljetten na op de door ons beschrevene wijze.

Na dczc bewerking zal bel evenwel nagenoeg allijd ge-
ben ren, dal cr verscheidene biljetten overblijven, welke Ic
zamen genomen geen genoegzaam aanlal eerste slcnnncn op
ccn candidaat uitbrengen om hem gekozen te \'doen verkla-
ren. Ieder kies-burcau zendt nu die overblijvende briefjes
naar hct ccnlraal-bureau, hetwelk vervolgens bij hct nagaan

-ocr page 109-

91

daarvan weer de bekende methode volgt. Ook na deze be-
werking is hct mogelijk, dat op het centraal bureau zeil\'nog
een aantal bricijes overblijft. Iloe nu met deze te handelen?
Men zal dan diegenen gekozen verklaren, die betrekkelijk
hct grootste aantal eersle stemmen op zich vereenigd hebben.

Kenc andere moeijelijkhcid levert de vraag op, hoe men
handelen moet, wanneer ecn zetel in de Kamer vacant wordl.
llel beste zal dan zijn hem gekozen tc verklaren, die bij
de vorige algemeene verkiezing van dc niet gekozenen dc
meeste eersle stemmen op zich vereenigd had. Men zal zich
dus eenigzins moeten behelpen 1).

1) Het stelsel, dat, op voorstel vau dcu minister Androe, reeds in
liet jaar 1855 in Denemarken gedeeltelijk voor de verkiezingen van den
Kigsraad is ingevoerd, heeft veel overeenkomst met hct stelsel van Hare.
Volgens dc Deensche constitutie vau 18\'19 werden van de 80 leden van
den lligsraad 20 gekozen door de Kroon, 30 door de Provinciale Staten
en 30 door het volk. De verkiezing van deze laatsten geschiedde na 1855
volgens het stelsel van Androe, Forholdstalwalg genaamd, (vgl. E. Na-
villc. La question electorale cn Europe et cn Amérique. Génèvc. 1807.
p 50.) Gelijk bekend is werd de Deensche constitutie in het jaar 1800
veranderd. De wetgevende magt wordt nu uitgeoefend door den Koning
met den Rigsdag, welke verdeeld is in twee Kamers Eolkething cn
Landsthing

Dc Folkcthing wordt direct door hct nagenoeg algemeen stcmrcgt
gekozen. Voor die verkiezing geldt het gewone districten-stelsel.

Dc Landsthing telt OG leden, waarvan 12 gekozen worden door den
Koning, 7 door Kopenhagen, 45 door groote kies-kreitzcn, dio zoowel
de steden als hct platte land omvatten, 7 door hct eiland Boruholm cn
1 door de vcrtegeuwoordiging (Laglhing) van de Feroë eilanden.

Om direct of indirect aan dc verkiezing van den Landsthing deel tc
nemen, moet men minstens aan dezelfde vereischten voldoen als die,
welke voor de kiezers voor dcu Folkcthing gesteld zijn,

Tc Kopenhagen worden de kiezers gekozen voor dc ecnc helft door
dc gewone stcmgcregtigden, voor de andere helft door diegenen van de
stemgeregtigden , welke ccn belastbaar inkomen van minstens 2000 rix-
dalers bezitten. De kiezers op deze wijze gekozen, vaardigen op hunne
beurt de leden van dcu Landsthing af.

-ocr page 110-

92

Behalve de bovengenoemde bezwaren voert men legen bel
slelsel van Hare aan, dal de laak van den kiezer le zwaar
wordt. Men kan niel van ieder kiezer verwachten, zoo zegt
men, dal hij met kennis van zaken zidk een grool aanlal
candidaten naar de rangorde, volgens welke hij hun de voor-
keur geeft, op zijn biljet zal kunnen plaatsen.

Dit laatste bezwaar nu wil Aubry Vilet ontgaan, door de
»unilc de college" te lalen varen i). Volgens zijn stelsel wordt
bel land in een aantal kiesdistricten verdeeld. Stel, er moe-
ten 100 zetels vervuld worden. Nu verdeelt men hel land
in 10 districten, die ieder 10 vertegenwoordigers moeten
afvaardigen. De kiezer behoeft dus op zijn stembiljet slechts
10 namen te schrijven, natuurlijk weer naar de rangorde,
volgens welke hij hun de voorkeur geeft. Dil biljet zendt
hij vervolgens naar bet bureau, dal in hel district zitting
houdt. De leden van hel dislrict-bureaii deden het aanlal

In dc groote kies-kreitzen verscliilt de wijze van verkiezing op liet
platteland vau die in de steden.

Op liet platteland kiezen de steingeregtigden in elke plattclandsgc-
inccnte cén kiezer.

Het aantal kiezers, dat de steden vau iedere kreits gezamenlijk kie-
zen , bedraagt dc helft van het aantal, dnt het platteland oplevert,
tu iedere stad worden dc kiezers gekozen voor dc helft door de ge-
wone stemgeregtigden, voor de andere helft door diegenen vau de steni-
geregtigdeu, welke minstens een belastbaar inkomen van 1000 rixdalcrs
bezitten of aan de lands of gemeentebelasting 75 rixdalcrs betalen.

Hij deze twee categorieën van kiezers (plutlclamis en stedelijke kiezers)
voegeu zich in elke kreits dc slciugcrcgtigdCu, die het meest aan lands
i)f gemeentebelasting betalen (hoogst aaugeslageuen). Hun aautal is ge-
lijk aan het aantal plattelandsgcmrentcn in iedere kreits. Deze kiezers
nu brengen hunne stern uit op de leden van den Lnndsthing en volgen
daarbij dc methode van Androc. (J. Charbonnier, (Jrganisation electorale
et representative de tous les pays civilisés. Paris. 1874. p. 131. volg.).

[)e toepassing van het proportiouelc stelsel is dus in Óeuemarken
uilerst^gebrekkig.

1) Revue des deux nioudes. 15 Mai 1870. p. 395 volg.

-ocr page 111-

93

der bij hen inpckomen stemmen door hct onnlal voor het
district te kiezen afgevaardigden. Is nu het kies-quoticnt
bekend, dan volgl men op dit bureau bij hct nagaan dcr
stemmen weèr dc bekende methode.

Slcl, dat cr op dc bureaux gccnc biljelten overblijven,
dan nog zal hel stelsel van Aubry-Vilet hct volgende be-
zwaar opleveren. Wij nemen gemakshalve aan, dat hct land
verdeeld is in twee dislrictcn. In dislrict P worden 5000
biljetten ingezonden, d. i. nemen 5000 kiezers aan de ver-
kiezing deel, in dislrict Q worden 10,000 bricljes in de
stembus geworpen. Heeft ieder district 10 afgevaardig-
den te kiezen, dan is hct kies quotient in districl P 500
in district Q 1000. Nu krijgl A in districl P 600, 11 in
district Q 900 eerste steuunen. A is dus gekozen en 11 niet,
terwijl, wanneer het gehcclc land een kiesdistrict vormde,
hct kics-quoticnl 750 (
\'""J"\') zou bedragen hebben, cn
derhalve niet A, maar B gekozen zou zijn.

Al blijven er dus geen stembiljetten op de district-bureaux
over, toch bestaat er kans, dat dc evenredigheid minder
volkomen zal zijn dan in hct stelsel van Hare. Hoe nu tc
handelen, wanneer cr op de verschillende district-bureaux
wel biljetten overblijven? Auhry-Yilct zegt hieromtrent hct
volgende: »Les bulletins qui se trouvent ainsi sans emploi
dans un collège sont d\'une part mentionnes ct cotes dans
le procès-verbal des opérations dc la circonscription, d\'autre
part expédiés (sous enveloppe cachetée portant le nom du
candidat auquel ces bulletins appartiennent), à une commis-
sion centrale réunie dans la capitale, cl qui centralise entre
SCS mains tous les voles qui dans les divers colléges se
sont trouvés cn nombre insuffisant pour donner à un can-
didat le quotient exigé. Celle commission centrale procède
à un nouveau dépouillement dc tous ces huliclins venus des
divers collèges dc la mcmc manière que les commissions
locales ont déjà procédé aux dépouillements dc circonscrip-
tions. Tout candidat qui obtient le quotient est proclamé,

-ocr page 112-

94

(léputé et rattaché au collége électoral oü les voix cn sa
faveur ont été les plus nombreuses t)." Nu is het de vraag,
welk quotient Aubry-Vilet bedoelt. Ilij verklaart hel niet
uitdrukkelijk, llet kan o. i. geen ander zijn dan hel quotient,
dat men verkrijgt, wanneer men hel aantal overgebleven
biljetten deell door hel aantal nog te vervullen zetels. Daar
hel nu mogelijk is, dat dit quotient minder bedraagl dan
het kies-quotient in een zeker district, kan hel geval zich
voordoen, dal iemand, die in dal district niet gekozen was,
door de centrale commissie gekozen wordt verklaard, al
komt er gcenc enkele slem bij het aantal, dal hij reeds op
zich vereenigd heefl.

Blijven eindelijk bij de centrale commissie zelve nog bil-
jetten over, dan zal men hen gekozen verklaren, die van dc
niet gekozenen de meeste eerste stemmen op zich vereenigd
hebben. Wordl een zetel vacant, dan zal hij gekozen worden
verklaard, op wien bij de vorige verkiezing in het district,
waarvoor de zetel vervuld mocl worden, van de niel geko-
zenen de meeste eerste stemmen zijn uitgebragt.

iMcn moet Aubry-Vitet toegeven, dal in zijn stelsel de
taak van den kiezer liglcr is dan in dat van Hare, maar
men dient levens le erkennen, dal in het stelsel van laalsl-
genoemde de evenredigheid meer volkomen zal zijn.

Hier te lande heeft hel proportionele stelsel ccn krachti-
gen steun gevonden in Dr. K. Fruin. De Hoogleeraar, over-
tuigd van de waarheid, dal dc vertegenwoordiging slcchls
dan aan hare roeping kan beantwoorden, wanneer de partijen
in dc Kamer in dezelfde verhouding tol elkander staan als
daarbuiten, heeft ook een stelsel uitgedacht, dal ten doel
heeft die evenredigheid lol stand Ic brengen. Wij geven
den schrijver zelf bel woord, daar wij niet in staal zijn dal
stelsel korter cn duidelijker uiteen le zetten dan hij dit zelf

1) t. a. p. p. 399,

-ocr page 113-

95

gedaan heeft. »Ik hef de verdecHng in kiesdi.«;triclfin op/\'
zegt Dr. Fruin, »het geheele land vormt een dislricl: ccn
cenlraal-hureau hestuurl hel verkiezingswerk over hel gc-
geheele land. Yan vvege dil bureau wordl zoo kort doenlijk
voor den lijd der verkicziiig aan eiken kiesgerechtigde door
hel gemeentebestuur, waaronder hij woonl, een brief be-
zorgd, waarin hem gevraagd wordl: ol\'hij ditmaal mei eenige
erkende kiesvereeniging wil stemmen, cn zoo ja, met welke;
ccn lijst van de kiesvereenigingen, die door hel bureau er-
kend zijn, gaal daarbij. Wie op dien brief niel antwoordt,
verklaart door zijn zwijgen dal hij geen deel wil nemen
aan dc ophanden verkiezing. Anders moet hel antwoord,
op den brief zelf geschreven cn door den kiesgerechtigde
onderleekend, op dc thans gebruikelijke wijze bij het plaat-
selijke bureau, op een bepaalden dag in persoon worden
ingeleverd. Uil de ingekomen antwoorden maakl hel cen-
lraal-hureau nu zoo spoedig mogelijk op: 1°. hoeveel kies-
gerechtigden aan dc verkiezing deel zullen nemen; 2". hoe-
veel zich voor iedere vereeniging hebben verklaard, en
hoeveel buiten alle vereenigingen verlangen le stemmen.
Daaruit leidl hel af, hoeveel vertegenwoordigers elke ver-
eeniging, en hoeveel de afzonderlijk slemmendc kiezers le
benoemen zullen hebben. llel doel dil op deze wijs. Dc
Kamer bestaat uil 80 leden. Indien dus van de 100,000
kiezers 80,000 voornemens zijn tc stemmen, bestaat de
kiezcrsafdecling, die ccn lid mag kiezen, uil 1000. Stellen
wij nu dal zich voor dc vereeniging der liberale parlij 35,000
hebben verklaard, dan kiest die vereeniging 35 afgevaar-
digden ; voor de conservatieve vereeniging hebben zich 20,000
verklaard, voor dc katholieke antirevolutionairen 12,000,
voor de proteslantsche 8000, derhalve hebben die vereeni-
gingen rcspcclivelijk 20, 12 en 8 vertegenwoordigers tc
kiezen; de 5000 overige kiezers zijn lol geen vereeniging
toegetreden; gezamenlijk kiezen zij dus 5 vertegenwoordigers.
Zoodra deze berekening afgeloopcn is, wordl de uilkomsl

-ocr page 114-

96

bekend gemaakt, cn aan ieder kiezer een stembiljet gezon-
den, dat aan het hoofd den naam draagt der vereeniging
waarbij hij zich heeft gevoegd, en verder opgaaf bevat van
het getal der door zijn vereeniging te kiezen leden, cn
ruimte om er de namen van zooveel candidaten in te schrij-
ven. De kiezer brengt dit biljet ingevuld, maar niet onder-
tcckend, op de thans gebruikelijke wijs terug, llet rentrale
bureau sorteert de biljetten naar de vereenigingcn, en telt
! dc stemmen op, die ieder der candidaten verworven heeft.

Van hen, die de meeste stemmen hebben bekomen, worden
er zooveel verkozen verklaard als de partij vertegenwoor-
^ digcrs te kiezen had" 1).

\' : llet stelsel van Dr. Fruin heeft dit voordeel, dat hct

dc stemopneming gemakkelijker maakt. De taak van hen,
die het resultaat der stemming moeten opmaken, wordt
eenvoudiger. Dil voordeel is evenwel niet van afdoend

n belang »En matière cicclorale," zegt Auhry-Vitcl lercgt,

i\'«- -

1) Dc quaestie der iciesdistrictcn. Gids 18G9. Dl. IV. p. 25.

Wij icunuen ons niet met liet gevoelen van Mr. Reiger vereenigcu, wan-
neer hij zegt, dat er tusschen het stelsel vau Hare cu dat vau Dr. Eruin
een principieel verschil bestaat. „Volgens het stelsel van Hare", ver-
klaart de schrijver teregt," wordt aan elk gevoelen, dat eenigen steun
vindt bij hct volk, dc gelegenheid verzekerd om zich in het Parlement
te doen hooren niet alleen, maar ook om cr zich te doen gelden met
ccne kracht, juist geevenredigd aau den steun, dien het vindt bij de
natie." (Wijzigingen van onze kieswet. Gids 1872. Dl. II. p. Sl.) Van
de inrigting. welke Dr. Fruin aanbeveelt, sprekende, zegt hij. „Zij
komt hierop neer, dat er zal gekozen worden naar partijen. Iets geheel
anders dus dan het systeem Hare." (t, a. p. p. 30.) Dit laatste zien
wij niet in. Uitdrukkelijk toch zegt Dr. Fruin: „Ik bedoel met partij
ccn vereeniging van gelijkgezinde staatsburgers tot behartiging van hct
volksbelang naar hun eigenaardige zienswijs." (De quaestie der kiesdis-
tricten t. a. p. p. 25.) Wanneer nu dc partijen in dc Kamer in de-
zelfde verhouding tot elkander staan als daarbuiten, dan \'zal elk gevoelen
zich in de Kamer doen gelden met eene kracht, juist geevenredigd nau
den steun, dien het vindt bij dc uatic.

-ocr page 115-

97

»il y D deux sortes d\'opérations qu\'il faut avoir grand soin
de distinguer: 1° celles qui incombent à l\'électeur lui-même;
2" celles qui incombent aux fonctionnaires et aux citoyens
chargés du dépouillement. Autant il est nécessaire que
les premières soient claires, faciles, accessibles à toutes les
intelligences et à toutes les bonnes volontés, autant il est
d\'une importance secondaire que les autres soient plus ou
moins longues, plus ou moins minutieuses: il suffit qu\'elles
ne puissent se soustraire à un contrôle sérieux et éclairé" l).
De taak van den kiezer nu is in hel slelsel van Dr.
Fruin niel veel ligler dan in dal van Hare. Wel is waar
behoeft de kiezer, wil hij zijn invloed geheel doen gel-
den, in het eersle stelsel niel zulk een grool aanlal namen
op zijn biljet le schrijven als in het
Iweede, maar daar
tegenover staat, dal hij in het stelsel van Hare slechls een-
maal kiest, en in dal van Dr. Fruin tweemaal zijne slem
uitbrengt, eerst voor eene parlij, daarna voor een persoon.

Daarenboven zou, waar hel slelsel van laalslgenoemde
werd toegepast, de volgende kiesmanoeuvre mogelijk zijn.
Eene goed gedisciplineerde parlij kon de gewenschte even-
redigheid ten haren behoeve en ten nadeele van eene
minder goed gedisciplineerde parlij verbreken , door bij dc
Iweede stemming personen te kiezen, die niet behoorden lo^
de rigting, waaronder zij bij de eersle stemming verklaard had
zich
te zullen scharen. Neem aan, dal dc partijen lol elkander
in de verhouding slaan, welke Dr. Fruin vooronderstelt.
Nu antwoorden de 12000 calholiek anti-revolutionairen op
den brief, die hun van wege hel bureau gezonden vvordl,
dal zij met dc liberale vereeniging zullen stemmen. Aan de
liberale partij worden dus 47, aan de conservalivc 20, aan
dc protestantsch antirevolutionaire 8, aan hen, die lol geene
bepaalde parlij behooren, 5 zetels toegekend. Dc calholiek
anti-revolutionairen stemmen dus met de liberalen. Nu

1) Revue des deux mondes. 15 mai 1870. p. 401,

-ocr page 116-

98

geldt het bezwaar, waarop wij reeds bij het besprei<en van
andere stelsels gewezen hebben, dat het aantal stemmen,
dat éen candidaat meer krijgt dan voor zijne verkiezing
volstrekt noodig is, of dat, hetwelk niet voldoende is om
hem gekozen te doen verklaren, voor zijne partij verloren
gaat. Kiest dus de catholiek anti-revolutionaire partij met
meer overleg dan de liberale, dan kan zij door deze manoeuvre
ccn grooter aandeel in de vertegenwoordiging krijgen, dan
zij gehad zou hebben, wanneer zij zich onder eene afzon-
derlijke vaan had geschaard, een grooter aandeel derhalve
dan haar regtmatig tpekwam. Wij stelden het geval, dat eene
geheele partij zulk eene manoeuvre volvoerde; hetzelfde
bezwaar zal, al is. het dan ook in mindere mate, gelden,
wanneer eenige leden van eene parlij hetzelfde doen 1).

1) Het groote bezwaar tegen bet bovengenoemde stelsel ligt dus daar-
in, dat er volstrekt geen waarborg voor bestaat, dat de kiezer op zijn
biljet de namen zal plaatsen van candidaten, behoorende tot de rigting,
welke hij voorgeeft toegedaan te zijn. Trouwens bestond dit bezwaar
niet, dan zou men welligt het kiesstelsel nog eenvoudiger kunnen in-
rigten dan Dr. Fruin dit gedaan heeft, en wel op de volgende wijze;
Aan ieder kiezer wordt voor den dag der verkiezing een even groot
aantal stembiljetten — ieder van verschillende kleur — gezonden, als
er erkende kiesvereenigingen in don lande ziju, met bijvoeging vaneen
wit stembiljet voor het geval dat de kiezer zich aan geene partij wil
aansluiten. Elke kleur nu duidt eene partij nan. De kiezer schrijft
den naam van cdn candidaat op hct biljet, dat de kleur draagt van dc
partij, welke hij toegedaan is, en werpt dit in de stembus der gemeente,
waar hij woont. De gemeente-bureaux zenden dc bij hen ingekomen
stembiljetten naar een centraal-bureau.\' Dit laatste begint met al dc in-
gekomen stembiljetten naar hunne kleur tc sorteren. Is dit gcseldcd,
dan kent men de kracht der partijen, en kan dus nagaan, op hoe-
veel vertegenwoordigers iedere rigting aanspraak mag maken. Ver-
volgens gaat men na, welke namen hct meest voorkomen op de bricljes
van dezelfde kleur, en verklaart hen gekozen, die do ^meeste stemmen
op zich vereenigd hebben. Dit stelsel zou de taak van den kiezer
veel verligten, want niet alleen brengt \\iij zijne stem uit op ddn
candidaat, maar daarenboven neemt bij slechls dénmaal aan de vcrkic-

-ocr page 117-

99

Onder de landen , waar het proportionele stelsel met voor-
liefde behandeld wordt, behoort vooral Zwitserland vermeld
te worden. Reeds in het jaar 1865 werd te Genève eene
vereeniging opgerigt, met het doel om voor dit slelsel
propaganda le maken. Als de ijverigste leden van deze
vereeniging kunnen Naville, Morin en Roget genoemd wor-
den 1). Het stelsel, dat laatstgenoemde in .lanuarij 1870
uil naam van de vereeniging in hct »Grand Conseil" beeft
voorgesteld, draagt den naam van »Le système de la librc
concurrence des lisles" of bij verkorting »de la lisle libre."
Het koml in hoofdzaak op het volgende neder:

Verschillende partijen dragen hunne candidalen-lijslen voor.
Deze lijsten krijgen ieder een nommer, terwijl de namen
der candidalen cr naar alphabclische volgorde op geplaatst
worden. Nu begint de kiezer met op zijn stembiljet hel
nommer op le teekenen van de lijst der parlij, waartoe hij
behoorl. Vervolgens gaal hij met zich zelf le rade, aan
welke van de op die lijst voorkomende candidalen hij de
voorkeur zal geven, cn is hij lol een besluit gekomen, dan
teekcnl hij hunne namen op zijn slembiljet op. Hel aantal
namen, dal hij op hel stembiljet plaatst, moei natuurlijk
minder zijn dan dal, hetwelk op de lijst zijner parlij voorkomt,
want indien elke kiezer alle namen opleckcnde, zou iedere
candidaal evenveel stemmen krijgen. Zoodra nu alle stem-
briefjes zijn ingekomen, beginnen zij, die mei het opma-
ken van den uilslag der stemming belast zijn, met de
stembiljetten, waarop dezelfde nommers voorkomen, bij

zing deel, dnnr hij gelijktijdig kiest cn voor eene partij ón voor ccn
persoon. Maar hct groote bezwaar — of hct afdoende is laten wij in
het midden — blijft altijd, dat meu niet zeker is, dat dc kiezer zijno
stem zal uitbrengen op mannen, behoorende tot de partij, onder wier
vaan hij verklaart zieh tc scharen.

1) De geschriften van dc leden dezer vereeniging zijn verzameld door
E. Naville onder den titel: „Travaux do l\'association réformiste de Genève
(18G5—1871) Gencvc et Balc. 1871,

7*

-ocr page 118-

ioo

elkander te voegen. Daardoor wordt het aanlal stemmen
hekend, dal iedere parlij heeft uilgehragt, en is men
dus in staat te berekenen, op hoeveel vertegenwoordigers
zij aanspraak mag maken. Vervolgens worden de slem-
hiljelten lot iedere parlij behoorende afzonderlijk nagegaan
om le zien, op welke candidaten van iedere rigting de meeste
stemmen zijn uilgehragt. Is dil nu bekend dan wordi voor
iedere parlij eene nieuwe lijst opgemaakt, terwijl de rang-
orde, volgens welke de candidaten daarop geplaatst worden ,
afhangt van hel aanlal stemmen, dal zich op hen vereenigd
heeft. Ten slotte worden zij, die op die lijsten bovenaan
komen, gekozen verklaard.

Hel aantal vertegenwoordigers, dal iedere parlij afvaar-
digt, zal dus in verhouding slaan lol hel aanlal stemmen,
dal zij uilgehragt heefl, terwijl levens van iedere rigting de
mannen gekozen zullen worden, die in haar midden den
grootslen invloed uitoefenen.

De voordeden aan dit stelsel verbonden, springen in hel
oog. Ten eerste vervalt elk bezwaar len opzigte van het
vacant worden van zetels in de verlegenwoordiging, wanl
wanneer een afgevaardigde, om welke reden ook, onlbreckl,
wordt zijne plaals vervuld door hem, die op de definitive
lijst zijner partij van de niel gekozenen bovenaan slaat.

Daarenboven behoeft de kiezer slechts éénmaal zijne slem
uil te brengen, er is een »double vole simultané", zooals
Naville het uitdrukt, wanl de kiezer brengt gelijktijdig zijne
slem uil én op eene parlij én\'op een persoon.

Eindelijk wordt ook de kiesmanoeuvre, waarvan wij boven
melding gemaakt hebben, onmogelijk. Dc kiezer kan slechls
zijne slem geven aan iemand van dc parlij, waartoe hij voor-
geeft le behooren; door zich van eene andere rigting, dan
die, welke hij werkelijk toegedaan is, te verklaren, doet hij
dus alleen zijne eigene partij afbreuk.

Als bezwaar voert men aan, dal de vrijheid van den kiezer
iiï zijne keuze beperkt wordl lol hel aantal op de lijsten

-ocr page 119-

101

voorkomende candidaten. Deze beperking- zal evenwel niet
van veel belang zijn, daar iedere parlij wel zoo verstandig
zal wezen van ieder, die maar eenigzins in aanmerking kan
komen, op hare candidaten-lijst te plaatsen, ten einde daar-
door zoo weinig mogelijk stemmen te verliezen.

Vermelding verdient nog het stelsel van de overdragt der
stemmen, dat door Walter Baily is uitgedacht l). Men
herinnert zich het stelsel van de Girardin. Als bezwaar tegen
dat stelsel wordl, zoo als wij gezien hehben, aangevoerd, dal
dc stemmen, die een candidaat te veel krijgt of die, welke
niet voldoende zijn om hem gekozen le doen verklaren, voor
zijne parlij verloren gaan. Dit bezwaar nn wordt weggenomen,
door aan iederen candidaat het regt te geven de overtollige
of onvoldoende stemmen op andere mannen van zijne parlij
over le dragen. Stel, het aantal stemmen, dal vereischl
wordt om gekozen le zijn, bedraagt
10,000, op A. worden
15,000, op n., die lot dezelfde partij behoort alsA., worden
5000 slemmen nilgchragl. Geldt hct stelsel van dc Girardin,
dan is alleen A. gekozen; geldt daarentegen hct stelsel van
Walter Baily, dan zijn beide gekozen, want A. geell de
5000
stemmen, die hij le veel heeft, aan B. De 20,000 slemmen
kiezen dus twee afgevaardigden. Slel voor het tweede geval,
dat op A. zijn uitgebragt
8000 cn op B. 2000 stemmen. Geldt
hel stelsel van dc Girardin, dan gaan
10,000 stemmen ver-
loren; geldt daarentegen het stelsel van Waller Baily, dan
wordt A. gekozen, want B. geell hem nog zijne
2000 stem-
men. Door de
10,000 slemmen wordl dus, gelijk behoort,
één afgevaardigde gekozen.

Om nu willekeur te voorkomen is het noodzakelijk, dal
ieder candidaat vóór de verkiezing de namen opgeeft van hen,
aan wie hij eventueel zijne stemmen wil overdragen 2).

1) A schcme for proportional representation. London. 1809.

\'2) In ziju werk „La question cleetorale cn Franco" vereenigt Naville

-ocr page 120-

102

Ook tegen het zoogenaamde cumulatie-stelsel geldt het
bezwaar, dat de overtollige of onvoldoende stemmen ver-
loren gaan. Door met dit stelsel de overdragt der stemmen
te verbinden, komt men eveneens tot de gcwenschtc even-
redigheid 1).

De quaestie van de evenredigheid der vertegenwoordiging
heeft in den laatsten tijd zulk een omvang gekiegen, dat
wij ons met hel geven van een overzigt van de meest be-
langrijke stelsels, die daarop betrekking hebben, moesten
tevreden stellen. Wij kiezen geen stelsel, slechts hier en
daar hebben wij eene opmerking gewaagd. Om erkenning
van het beginsel moet het in de eerste plaats te doen zijn.
Geen van de bovengenoemde stelsels kan volmaakt genoemd
worden, maar mag dit eene reden zijn, om het slechtste stelsel
te behouden, dat men zich denken kan? Moet de vertegen-
woordiging het orgaan zijn, waardoor de volksgeest zich
openbaart, dan is het districten-stelsel, zooals het hier te
lande heerscht, veroordeeld. liet is nog slechter dan hct

zich met dit stelsel. Eene volledige uiteenzetting daarvan geeft hij aan
hct einde van zijn boek, p. 107 volg.

1) Dit stelsel is door Navillc uitgevonden. Ilij heeft daarvoor hct
zoo even genoemde prijs gegeven. Wat hij tot aanbeveling van zijn eigen
stelsel zegt, is ons evenwel niet volkomen duidelijk. Zie hier zijno
woorden: „Le vote cumulatif ne diffère du vote uninominal que parco
que rélecteur dispose de plusieurs suffrages qu\'il peut répartir sur divers
candidats, au lieu dc ne déposer dans l\'urne qu\'un seul nom. Le vote
uninominal est plus simple; mais il faut remarquer que lo vote cumu-
latif n\'exclut point cette simplicité, puisqu\'il permet d\'accorder tous
les suffrages à un seul candidat. Pour les électeurs qui n\'adopteraient
pas cette manière d\'opérer, il est fort avantageux de pouvoir désigner
plusieurs candidats. Il arrive souvent, en effet, qu\'un électeur peut
désirer concourir à l\'élection de plusieurs députés, parce que l\'un le
représentera mieux au point de vue spécialement politique, un deuxième
au point de vue réligieux, un troisième au point de vue économique,
ctc. etc. Le fractionucmeut du suffrage est ici uu élément précieux de

-ocr page 121-

103

slelsol van do Girardin. Waar loch hel laalsle gehll, hceriecne
parlij hel aan zich zelve te wijlen, wanneer zij geen genoeg-
zaam aanlal afgevaardigden naar de Kamer zendl; waar daar-
entegen hel disiriclcn-slclsel hcerschl, is dc parlij zelve mag-
leloos, daar alles afhangt van hen, die op het oogenblik de
magl in handen hebben en de dislriclen naar hun zin kunnen
vcrdcclcn i). Wie kan vvorslelen legen de lyrannie eener
onrcglvaardige wel, hebben zij regl uil le roepen, die hunne
nederlaag bij de slembus alleen aan die dislricl-verdeeling
le danken hebben, llel dislriclen-slelsel is eenvoudiger dan
ccn van de bovengenoemde, zegl men. Volkomen waar;
maar wanneer hel alleen om den eenvoud le doen was, zou
het dan niel heler zijn, hel geheele verlcgenwoordigend slel-
sel le doen vervallen?

llel eenige, wal men dus voor het behoud van hel dislric-
Icnslclscl aan kan voeren, is dal hel beslaal. Indien evenwel
de mannen, die aan hel hoofd van den slaal slaan, zich op
dien grond legen hervorming van hel kiesslelsel wilden ver-
zeilen, dan zou hel wenschelijk zijn, dal zij zich de woor-
den van Macaulay herinnerden:
dWc are legislators, nol
antiquaries" 2).

Gelijk wij zeiden, moet hel in de eerste plaals om erkenning
van het beginsel le doen zijn. »Ne l\'oublions pas", zeggen wij
Aubry-Vilcl na, »nous n\'en sommes point encore à discuter
les détails dc l\'application. Il faut d\'abord vaincre le préjuge ,
dissiper l\'erreur où lous les partis semblent se complaire.
Le principe reconnu, il sera temps dc comparer entre eux
les dilïérenls systèmes qui l\'appliquent. Quel que soit celui

liberté, qui rend i» représentation plus sincère et plus complete." (Les
progrès de la réforme électorale en 1873. Genève. 1874. p. 50.)

1) Hoc men door de vcrdeeliug in districteu deu uitslag der stem-
ming kan beliccrschen, wordt zeer goed aangetoond in de brochure: Het
eiland Cyfcrburg en zijn negen kicsdistricteu door Sapienti Sat. Rotter-
dam. 1875.

2) Speeches on parliamentary reform. London. 1854. p. 23.

-ocr page 122-

104

d\'entre eux que l\'on choisisse alors, lïit-ce de tous le moins
parfait, son adoption constituerait encore sur l\'état actuel
un progrés immense, et d\'ailleurs l\'clTort commun des in-
telligences l\'aurait bientôt amené à son plus haut degré de
perfection relative" 1).

Wij zijn nu nog verpligt op een principieel bezwaar te ant-
woorden, dat men tegen de hier besprokene leer aanvoert.
Men verklaarl eene vertegenwoordiging van partijen in slrijd
met het algemeene beginsel, dal ieder, aan wien eenige
magt over hel volk is toegekend, de belangen van dal volk
voor oogen moet hebben. Tiet is de pligt van iederen ver-
tegenwoordiger, zoo zegt men, de belangen van hel geheele
volk, niel die van eene partij le behartigen 2). Deze legen-
slclhng berust evenwel op eene verkeerde opvalling van het
begrip van parlij. Wanneer wij van eene parlij spreken dan be-
doelen wij daarmede eene groep van menschen, die dezelfde
overtuiging hebben van wal op hel gebied van den staat
regt en goed is, en die zich daarom vereenigen met hel
doel om datgene le verwezenlijken, wat zij tol heil des
volks dienstig achten. Eene parlij slaat dus juist tegen-
over eene partijschap, welke nooil iels anders is dan eene
groep van menschen, die hunne belangen (»sectional inler-
esls") willen verwezenlijken ten koste van hel algemeen be-
lang
3). Op dit verschil heeft Mr. Buys met nadruk gc-

1) La vraie réforme éleetorale. p. 47.

2) Zoo zegt O. a. Mr. de Bosch Kemper, sprekende van het stelsel
van Hare en Mill: „Behalve het onpractische, dat aau de uitvoering
van hun stelsel verbonden is, zou dit kiesstelsel ook strijden met het
hoofdbeginsel vau het repraesentive systeem, dnt elk verkozen lid niet
komt voor zijnen stand, voor ziju belang, voor zijne partij, maar voor
het
geheele volk." (Handleiding tot de kennis van het Nederlandsch
staatsrcgt en staatsbestuur, p. 428.)

3) Meer volkomen nog is dc onderscheiding, die von Mohl maakt. Hij
erkent ul. drie soorten van groepen: „Faction" (partijschap), „Zusam-
mÏsnschaarung" en „Partei." Het verschil tusschcu ccnc staatkundige

-ocr page 123-

105

wezen, naar aanleiding dcr woorden van een lid der Sla-
ten-Gencraal, die verklaard had, dat hij aan onze partijen
vreemd was en daaraan vreemd wilde hlijven zijn leven
lang. »Zou er ten aanzien van dat hegrip »partij" in-
tusschen geen misverstand bestaan onder ons," vraagt Mr.
Buys, »cn men niet op zijne rekening schrijven wat op dc
rekening dcr partijschappen le huis behoort? Zoudczicklc,
welke ons kwelt, niet juist daarin gelegen zijn, dat bij ons
de ernstige politieke partijen meer en meer verdwijnen cn
dat de ruimte, welke zij in hare vlucht openlieten, nu dc deur
is, door welke de leelijkc partijschappen binnendringen 1)?\'

pnrtij en eene „Zusainmensehaaruug" ligt daarin, dat do eerste eene ver-
eeniging is van menschen, die onder de vaan van een groot algemeen
beginsel varen, terwijl de tweede eene groep is van mensehen, die zich
vercenigen om c<5ne bepaalde zaak tot stand te brengen. Zij stemmen
evenwel daarin overeen, dat beider doel steeds het algemeen belang is
en staan daardoor tegenover eene partijschap, die nooit iets anders dan
hct eigenbelang voor oogen heeft. — Von Mohl, Encyklopüdie der
Staatswissensehaften. 2»« Anti. Tübingen. 1872. p. G-iO.

1) Van 18 November tot 24 Ücccmbr. Gids 1873. Dl. I. p. 21.
„De Staten-Generaal," zegt Mr. de Savornin Lobman, „vertegen-
woordigen het Nederlandsche volk, niet de partijen, waarin dc kiezers
zich verdeden. Elk kamerlid geroepen
aller belang naar billijkheid tc
regelen, moet streven naar de zege niet van ccne partij, maar van hct
recht. Een rechtvaardige regeering kiest, evenmin als ccn rechtvaardige
rechter partij." (Wageningsch Weekblad. 9 September, 1875.) De
schrijver vergelijkt hier twee zaken, die volstrekt niet met elkander tc
vergelijken zijn. Teregt toch heeft Mr. Buys gezegd: „Onpartijdigheid
is do eersto en onmisbaarste deugd van den rechter; omdat hij, zonder
te letten op eigen inzichten of zich te laten leiden door gevoelens van
sympathie of antipathie, slechts de onverstoorbaar kalme cn trouwe tolk,
de blinde dienaar behoort te zijn van dc eens gegeven wet. Docli de
wetgever, dio niet zoekt naar het: „daar staat geschreven," maar die
zelf schrijven zal; die mode beslissen moet in welke richting de staat
zich zal voortbewegen, hoo zou men oordeelen over zijne geschiktheid
voor do taak, welke hij op zich nam, indien hij bij hct onderzoek van
dc voorstellen, die hem wordcu aangeboden, naliet zich zelvcu de vraag

-ocr page 124-

106

Men moei er zich inderdaad over verwonderen, dat het
woord partij nog dikwijls in zulk een zonderlingen zin ge-
bruikt wordt, dat de phrasen: »dc staatsman moet zich
verhcfïcn hoven de partijen," »hel algemeen belang dient
boven hel partijbelang gesteld te worden," nog in den
mond van menigeen als bestorven liggen, wanneer men be-
denkt, dat ruim eene eeuw geleden het begrip van partij
door een algemeen bekend staatsman reeds zoo uitstekend
is in hct licht gesteld, »Party," zegt Durke, »is a body
ol\' men united, for jSromoting by iheii-joint endeavours the
national interest, upon some pai\'ticular principle in which
they are all agreed. For my part, I find it impossible to
conceive, that any one believes in his own politics, or
thinks them to be of any weight, who refu.ses lo adopt
the means of having them reduced into practice. It is the
business of the speculative philosopher to mark the proper
ends of government. It is the business of the politician,
who is the philosopher in action, to find out proper means
towards those ends, and to employ them with effect
Sprekende van de staatslieden, die van gccne partijen willen
hooren, zegt hij: »In order to throw an odium on political
connection, these politicians suppose it a necessary inci-
dent lo it, that you are blindly to follow the opinions ol
your party, when in direct opposition to your own clear
ideas; a degree of servitude that no worthy man could
bear the thought of submitting to; and such as, I believe,
no connections (except some court factions) ever could be
so scnselcs.sly tyrannical as to impose. Men thinking freely,
will, in particular instances, think diflerently. But still
as the greater part of the measures which arise in the

tc docii of die voorstellen, wet geworden, al of nict zouden passen iu
de ricliting, welke hij in het belang van ziju vaderland do alleen
goede acht?" (Gids t. a. p.)

1) Thoughts on the cause of the present discontents, t. a. p. p. 189.

-ocr page 125-

107

course of public business are related to, or dependent on,
some great
leading general principles in government, a
man must be peculiarly unfortunate in tbe choice of his
political company if he does not agree with them at least
nine limes in len. If he does not concur in these gene-
ral principles upon which the party is founded, and which
necessarily draw on a concurrence in their application, he
ought from the beginning lo have chosen some olher, more
conformable to his opinions. When the queslion is in its
nature doubtful, or not very material, the modesty which
becomes an individual, and (in spile of our court moralists)
that partiality which becomes a well-chosen friendship,
will frequently bring on an acquiescence in the general
sentiment. Thus the disagreement will naturally be rare;
il will be only enough lo indulge freedom, without viola-
ling concord, or disturbing arrangement. And this is
all that ever was required for a character of the greatest
uniformity and steadiness in connection. How men can
proceed without any conneclion at all, is lo me utterly
incomprehensible. Of what sort of materials musl that man
be made, how musl he be tempered and put together, who
can sit whole years in parliament, with five hundred and ,
fifty of his fellow citizens, amid the storm of such tem-
pestuous passions, in the sharp conllicl of so many wils,
and tempers, and characters, in the agitation of such
mighty questions, in the discussion of such vast and pon-
derous interests, without seeing any sort of men, whose
character, conduct, or disposition, would lead him to asso-
ciate himself with them, to aid and be aided, in any one
system of public utility 1)7"

Zoolang dus bet »idem sentire de republica" geene zonde
is, hchbc men achting voor dc politiekc partijen. Teregt
noemt Mr. buys haar de eigenlijke levensteekenen van cen

1) t. a. p.

-ocr page 126-

108

volk, cle openbaring van zijne gescbiktheid voor hel prac-
lische staalkundige leven l).

Uil hel voorgaande is voldoende gebleken, dal eene ver-
legenwoordiging van partijen volstrekt niel in strijd geacht
mag worden met hel algemeen beginsel, dal ieder, aan
wien eenige magl in handen gegeven is, hel heil des volks
voor oogen moet hebben. Dc schoone spreuk »salns populi
suprema lex" dient zoowel in het harl van ieder lid der
vertegenwoordiging, als in dal van een Senator, van ecn
Koning gegrift te staan. Maar hierin kan dan ook niet
het eigenaardige van eene vertegenwoordiging liggen.
Neen, »The virtue, spirit and essence of a House ol
Commons," wij herhalen hel, »consists in ils being the
express image of the feelings of ihe nation."

§4.

Bij de bepaling van hel begrip van vertegenwoordiging
is mei opzet van de overtuiging, en niel van den wil der
belanghebbenden gesproken. Dan alleen zou men beide uit-
drukkingen zonder onderscheid kunnen gebruiken, wanneer
hel waar was, dal ieders wil bij de keuze door zijne po-
litieke overtuiging werd bepaald. .Maar dc drijfveer van
den wil kan immers eene geheel andere zijn. Verklaart men,
dal hel aankomt op den wil, dan moet men iedere uil-
sluiting van hct kiesregt verwerpen. «Dans le système dc
la reprcscnlalion des volontés," zegl Guizol leregl, »rien
ne peul justifier une lelie limitation, car la volontc exislc
pleine el enlicre chez lous les hommes, el leur confóre a
lous un droil égal 2)." De bedelaar, die kiest, omdal men
hem geld, het kind, dal kiest, omdal men hem speelgoed
voor zijne slem belooft, handelt even goed volgens zijn
wil, als de man, die kiest, omdal hij weel, dal dc candidaal

1) Gids, t. a. p. p. 22.

Histoire des origines du gouvernement représentatif. T. II. p. 151.

-ocr page 127-

1Ô9

(le beginselen toegedaan is, die hij de alleen goede acht;
maar de drijfveer van den wil is bij ieder van hen eene
andere. Juist op die drijfveer, op datgcen, wat dcn wil
hcpaall, komt hct aan. Slechts dan heeft iemands slem
waarde, wanneer bij de keuze zijn wil door zijne politieke
overtuiging bepaald wordt. Zij, van wie men verwachten
kan, dat de drijfveer van hun wil niet die overtuiging zal
zijn, moeten van hct kiesregt worden uitgesloten. Hunne stem
heeft geene waarde; of de bedelaar geld verlangt, of het kind
gaarne speelgoed heeft, doet niets ter zake. Teregt merkt
dan ook Ahrens op, dat de oppositie, die men zoo dikwijls
tegen elke beperking van het kiesregt aanvoert, haar grond
vindt »dans celte fausse opinion, que les élections n\'ont
qu\'à constater la volonté, abstraction faite de la manière
dont clic est déterminée !)."•

Merkwaardig moeten de volgende woorden genoemd wor-
den, vooral wanneer men in aanmerking neemt, dat zij ge-
sproken zijn door een man, die voorzeker onder de grootste
voorstanders van radicale parlcmentsdicrvorming in Engeland
op het laatst der vorige ecuw geteld mag worden: »1 have
always deprccated universal sulTragc", zeide Fox, snot so
much on account of the confusion to which it would lead,
as because 1 think lhat we should in reality lose the very
objcct which we desire to obtain ; because 1 think it would ,
in its nature, cmhairass, and prevent the deliberative voice
of the country from being heard. I do not Ihink that you
augment the deliberative body of the people by counting
all the heads, but lhat in trulh you confer on individuals,
by
Ibis means, the power of drawing forth numbers, who,
without deliberation, would implicitly act upon their will.
My opinion is, that Ihc best plan of rcprescntalion is lhat
which shall bring into activity
Ihc greatest number of inde-
pendent voters, and that lhat i.s dcfcclive which would bring

1) Cours de droit uiiturel. T. II. p. 411.

-ocr page 128-

110

forth those whose situation and condition take from them
the power of deliberation" 1).

In denzelfden geest spreekt Mr. Buys: »Men wil eene meer
waarachtige volksvertegenwoordiging, maar wordt dil doel
danhereikl," vraagt hij, »door in de gelederen der kiezers
op le nemen, niet hij enkelen maar hij duizenden en nog
eens duizenden, ook diegenen wier politieke denkheelden
niet vertegenwoordigd kunnen worden, om de eenvoudige
reden dat zij niet bestaan"? 2)

Hel eerste vereischte, dat wij dus voor den kiezer stellen ^
is bekwaamheid. Wat men daaronder te verslaan heefl, is
zeer juist door de Barante uiteengezel. Het zou eene dwaas-
heid zijn te beweren, zegt hij, dal slechts aan mannen als
Plato of Montesquieu het kiesregt moest worden toegekend ;
men kan niet eens vorderen, dal zij, die hunne stem zullen
uitbrengen, hel werk »de Republica" of »de l\'Esprit des
lois" gelezen of begrepen hebben. »Les opinions qui se
produisent parmi les hommes de génie, dc savoir ou d\'ex-
périence ," zoo vervolgt hij, »se répandent, de livres en livres,
de conversations en conversations, de journaux en journaux,
dans une portion du public; mais elles ne descendent pas
au-dessous d\'un certain niveau. Môme dans cette région,
elles ne sont point toujours justes et scnseés; elles ont pu
naître sous l\'influence des préjugés ou des passions; souvent
elles ne sont qu\'une confiance ou une sympathie pour ceux
de qui on les reçoit. Quoi qu\'il en puisse être, tels sont
les éléments de ce qu\'on appelle a juste titre l\'opinion gé-
nérale. .. Mais pour participer à cette opinion, il faut avoir
un degré de lumière et de réflexion, où l\'on ne parvient
pas, sans quelque culture intelleeluelle, sans quelque loisir
consacré à la pensée et à l\'cxcrcicc dc l\'esprit. Loi-squc

Piirliamcntary history. Vol. XXXIII. p. 72G.
2) Gids. I. a. p. p. 31.

-ocr page 129-

111

sont posées les plus imporinntes questions, lorsqu\'il s\'ngil
de décider de la forme et du sort de l\'État, encore est il
indispensable que la signification des mots ne soit pas
ignorée du citoyen, à qui son avis est démandé, et qu\'il
sacbe de quoi on lui parle. Interroger l\'opinion, ou, pour
parler plus exactement, solliciter la volonté de ceux qui ne
peuvent pas même comprendre l\'interrogation n\'est pas un
procédé raisonnable" i).

Maar wat geeft het of de kiezer eene politieke overtuiging
heeft, wanneer hij haar niel verklaarl? Hel tweede ver-
eischte, dat wij dus stellen, is onafhankelijkheid; de kiezer
moet zich bij zijne keuze niet lalen leiden door beweegre-
denen, die mei zijne politieke overtuiging niels gemeen hebben.

Zij, van wie men verwachten kan, dat ze niel aan deze
vereischten zullen voldoen, moeten van hel kiesregl worden
uitgesloten.

Wanneer men nu een antwoord poogt te geven op de
vraag, welk criterium gesteld moet worden om deze laalslen
van hel kiesregl uit le sluiten, heelde men zich niet in, dal
men cen volmaakt stelsel zal kunnen aanwijzen. Alen trachte
slechls hel beste le vinden. Op den naam van absoluut
goed zou slechts een kiesslelsel aanspraak kunnen maken,
dal alleen geschiklen omvatte en slechls ongeschiklen uil-
sloot. Hel feil, dal zulk een kiesslelsel niel aan le toonen
is, geefl er aanleiding toe, dal sommigen elke beperking
verwerpen. Welk criterium gij ook stellen moogi, zoo rede.
neren zij, uw kiesstelsel zal steeds ongeschiklen omvallen of
geschiklen uilsluiten; eene volkomen juisle grenslijn is niet tc
trekken; bepaal dus geene grens, m. a. w. maak het stcmrcgt
algemeen. Ware deze conclusie juisl, dan zou men, om
consequent lc zijn, aan allen, mannen, vrouwen en minder-
jarigen hel kiesregl moeten toekennen ; de natuurlijke grens

]) Questions constitutionnelles. Paris 1849. p. S3.

-ocr page 130-

112

zou dan gelegen zijn lusschen de physieke mogelijkheid
en onmogelijkheid zijn wil te verklaren. Niemand loch
zal durven beweren, dal eene vrouw als Madame dcStacI,
of een man als Mill op iijn twintigste jaar minder geschikt
zouden zijn om met oordeel le kiezen dan een meci\'deijarigc
bedelaar. Deze consequentie durll evenwel niemand le
aanvaarden. Nog zijn de volgende woorden van Guizol
niel gclogenslrari: sLe principe du sulfragc universel est
en soi-même si absurde qu\'aucun dc ses partisans même
n\'osc l\'accepter el le soulenir loul enlier i)." Gelukkig
evenwel dal aan de juistheid van de bovengenoemde rede-
nering, die lot zulke bedenkelijke gevolgen moet leiden, mei
grond getwijfeld mag worden. Verbeeld u eens, dal
iemand de ouderlijke magl en de voogdij bestreed, omdal
er a priori geene volmaakt juiste grenslijn le trekken
is lusschen degenen, die voor zich zelf kunnen zorgen
en hen, die daarloe nog niet geschikt zijn, op grond
van het feit, dal sommige menschen op hun 22"® jaar
heler op zich zelf kunnen slaan dan anderen, die één
jaar langer op de wereld zijn. Waarom zou men zulk
ecnc redenering ongerijmd noemen? Om de eenvoudige
reden, dal hel betrekkelijk goede le verkiezen is boven
hel absoluul slechte. Welnu, zij die de beperking van
hct stemregl verdedigen, geven toe, dal zij geen absoluul
goed kiesstelsel kunnen aanwijzen, maai\' zij verkiezen
een betrekkelijk goed boven een absoluul slecht. IJctrck-
kelijk goed nu is een kiesslelsel, dal de groote meerder-
heid van hen, die lol dc uitoefening van hel kiesregt
geschikt zijn, omvat, en tevens dc groote meerderheid van
hen, die daarloe ongeschikt zijn, uitsluit. Slecht daaren-
tegen is ecn kiesstelsel, dat aan de laatsten zulk een over-
wigl verschaft. dal dc eersten geheel en al door hen over-
stemd worden. Wie zal onlkennen, dal dil laalsle het geval

* 1) .\\niiales dn parlement français. T. IX. p. 300,

-ocr page 131-

113

zal zijn, wanneer er volstrekt geene grens getrokken wordt,
wanneer hel stemregt inderdaad algemeen is, en derhalve
noch vrouwen, noch minderjarigen zelfs zijn uitgesloten i) ?

1) Mr. Heineken dicht den tegenstanders van het algemeen stemregt
het volgende betoog toe: „Dan vragen zij," zegt de schrijver, „hebben
alle volwassen mannen die eigenschappen (inzigt in datgene waarover in
het algemeen en in het bijzonder de keuze loopt, en bovendien politische
zelfstandigheid)? Hun antwoord is: neen; de gevolgtrekking: het kies-
regt moet niet algemeen zijn." Hiertegen voert Mr. Heineken aan: „Dat
de gestelde vraag niet toegelaten kan worden , is duidelijk. Ik heb ze alleen
uit te breiden tot andere kiesstelsels. Hebben alle volwassen maunen,
die / 50 in directe belasting betalen, die eigenschappen? Of wel zijn
zij in het bezit van allen, die lezen, schrijven cn — om het stelsel van
de Sandwich-eilanden alle eer aan te doen — ook rekenen kunnen? Heb-
ben alle grondeigenaars ze? Stel, welke eisch u in het hoofd komt aan
de kiezers, en vraag dan: hebben al deze kiezers die eigenschappen?
Het autwoord zal wel altijd neen blijven, eu de gevolgtrekking dan ook,
dat het kiesregt uiet kan worden toegestaan." (Een oud vraagstuk.
Vragen dos tijds. December, 1874. p. 123.)

Mr. Heinekcn legt hier den tegenstanders vnn het algemeen stemregt
woorden in den mond, die zij nooit gesproken hebben. Zij, die het
algemeen stemregt bestrijden, verwijten hunne tegenpartij niet, dnt haar
stelsel onvolmaakt is, want zij erkennen, dat zij zelve niet in staat zijn
oen volmaakt aan tc wijzen; maar zij toonen nan, dat bet algemeen
. stemregt een slecht stelsel is.

In den strijd tegen hen, die zich schuldig makcu aau „het misdrijf,
dal subjectivisme boet," (t. a. p.) zullen wij Mr. Ileineken uiet volgen.
Het schijnt, dat hij niet voldoende onderscheidt tusschen dc drie vol-
gende stelsels:

De leer, die iu de vertegenwoordiging het middel ziet om de souve-
reiuitcit der rede tc verwezenlijken.

t)e leer, die het vertegenwoordigend ligchaam als den voogd des volks
beschouwt, en voor dc zekerheid vau den pupil oen waarborg zoekt in
de bekwaamheid van den voogd.

Dc leer, volgens welke de vertegenwoordiging de inrigting is, door
middel waarvan dc overtuiging der belanghebbenden van wat op bet
gebied vnn dcn staat goed en regt is, zich openbaart, en die dus hen
uitsluit vau wie men verwachten kan, dat zij die overtuiging uiet
zullen verklaren.

Ö

-ocr page 132-

114

Wij vertrouwen ons niet toe aan een geneeslieer, die zijn
patiënt laat sterven, wanneer hij geene kans ziet hem eene
eeuwigdurende gezondheid te verschaffen, en gaan dus ook
niet mede met hen, die het vertegenwoordigend stelsel
dooden, omdat zij niet in staat zijn het tot de hoogste
volmaking te brengen. Wij zullen liever een antwoord
pogen te geven op de vraag, welk kiesstelsel het bestcis,
m. a. vv. welk de meeste geschikten omvat, terwijl liet
tegelijk de meeste ongeschikten uitsluit.

§ 5.

Onder de redenen van uit.sluiting komen het eerst de twee
natuurlijke, de leeftijd en het geslacht, in aanmerking.

Dat de mensch, voordat hij ccn zekeren leeftijd bereikt
heeft, niet aan de vereischten kan voldoen, die wij voor
het kiesregt gesteld hebben, zal door niemand ontkend wor-
den. Dc eenige vraag, die zich hier voor kan doen, is deze:
dient voor de politieke meel\'deriarigheid dezelfde leeftijd als
voor dc civile gecischt te worden, of moet men voor dc
eerste een hoogcrcn leeftijd vorderen. Wanneer men nu in
aanmerking neemt, dal er meer verstand noodig is, om
over de belangen van velen dan over die van één na te
denken, en dat dus voor de politieke bekwaamheid meer
vereischt wordt dan voor de civile, zal men zonder twijfel
deze vraag in den laatsten zin moeten beantwoorden.

Aan het vraagstuk, of het geslacht evenzeer als de leef-
tijd eene reden tot uitsluiting genoemd mag worden, ismen
eerst in de laatste jaren begonnen dc aandacht tc wijden,
waarop hct met regt aanspraak mag maken. Het is immers
nog nict lang geleden, dal het denkbeeld om aan dc vrouw
politicken invloed toe te staan zoo bclagchclljk scheen, dal
zelfs velen, uit wier staatsrcgtclijkc theorieën het kiesregt

-ocr page 133-

115

der vrouw noodzakelijk moest voortvloeijen 1), zich liever
aan inconsequentie schuldig maaklen, dan den sti\'ijd te
aanvaarden voor een beginsel, dal zoo weinig sympathie
ondervond. Vooral aan Mill heeft deze quaeslie het te dan-
ken, dal zij tegenwoordig ten minste met ernst hehandeld
wordt. Ilij maakte zich in hel jaar 1851 voor hel eerst, in-
dien wij ons niel bedriegen, als verdediger van hel kiesregl
der vrouw bekend, naai^ aanleiding van de beweging, die
daarloe in Massachusetts was ontstaan 2). In hel jaar 1867
stelde hij hel toekennen van bel kiesregl aan de vrouw in
hel House of Commons voor. Ofschoon zijn voorstel, gelijk
bekend is, verworpen werd, verwierf hel toch meer dan
een vierde der stemmen 3). Kan men er op wijzen, hoe-
veel stemmen in het practische, van ijdele droomen afkeerige
Engeland voor hel kiesregl der vrouw zijn opgegaan, dan
loopt men ten minsie geen gevaar meer zich, door het ver.
dedigen er van, aan spot blool le stellen.

1) Dc eerste van die theorieën is de leer der volkssouvereiniteit in den
zin, waarin wij haar bestreden hebben. „Not only to the democracy
of America, the claim of women to civil and political equality makes
au irresistible appeal, but also to those Radicals and Chartists in the
British islands, aud democrats on the Continent, wlio claim what is
called universal suffrage as nn inherent right, unjustly and oppressively
withheld from them. For with what truth or rationality could the suf.
frage be termed universal, while half the human species remained excluded
from it? To declare that a voice in the government is the right of all,
and demand it only for a part — the part, namely, to which the
claimant himself belongs — is to renounce even the appearance of prin-
ciple. The Chartist who denies the suffrage to women, is a Chartist
only because he is not a lord: he is one of those levellers who would
level only down to tliomselves." (J. S. Mill, I5nfranchisement of women
Dissertations and discussions. Vol. II. p. 417.)

De tweede leer, waarin de uitsluiting der vrouw eene groote incon-
.sequentie zou zijn, is die, welke het toekennen van het kicsregt afhankelijk
stelt van het betalen van belasting. (Vgl. pi 131 eu volg. dezer dissertatie).

2) Enfranchisement of women, t. a. p. p. 411 volg.

3) Annual register. New series. 1SG7. p. 72,

Ö*

-ocr page 134-

116

Beschouwt men hel verlcgenwoordigend slelsel van hel ware
standpunt, dan zal men, om de uitsluiting der vrouw teregl-
vaardigen, moeten aantoonen, dal van haar niet verwacht kan
worden, dal zij eene politieke overtuiging zal verklaren.
Lalen wij nu nagaan, in hoever dit laatste juist genoemd
mag worden.

Dat de hersenen van de vrouw zoo zijn ingerigt, dat zij
\' voor alles behalve voor het denken over politieke onderwerpen
geschikt zouden zijn, wordt door niemand beweerd. Trou-
wens de voorbeelden van verschillende vrouwen, die zich
op politiek gebied beroemd hebben gemaakt, zouden hel
tegendeel bewijzen. Maar hel is de vraag, of de toestand,
waarin zij zich gewoonlijk bevindt, haar de uiloefening
van een politiek regt verbiedt. Nu dienl men deze vraag
wel le onderscheiden van de quaestie, of de emancipatie
van de vrouw in hel algemeen wenschelijk zou zijn.
liet gaat loch niet aan, om legen beide met dezelfde argu-
menten op te komen. Dit wordl door de bestrijders van hel
kiesregt der vrouw niel altijd genoeg in het oog gehouden i).
De plaals van dc vrouw is aan den huiselijken haard, zeggen
zij, hare ligchamelijke zwakheid en de pliglen. die zij als echt-
genoot en vooral als moeder le vervullen hcefl, maken haar
ongeschikt voor vele betrekkingen, die dc man kan vervullen.
Al is dil volkomen vvaar, dan verklaart hel daarom nog niet,
waarom men haar van hel kiesregt zou uitsluiten, wanl
om den invloed uit le oefenen, dien dit regl geefl, behoeft
zij niel verwijderd van den huiselijken haard tc leven 2).

1) O. a. niet door von Moiil, Encyelopiidie der Staatsvvissensehaftcn.
p. 14. en Staatsrecht, Völicerrecht und Politik. Bd. Til. p. 208 volg.

2) Dit erkent ook Holtzendorlf. „Mali kann im Ernst nicht beiiaupten,
dasz die Verpüichtuugeu einer Hausfrau gegen die Familie durch eine
dreijährige oder siebenjährige Ausübung des Wahlrechts mittels Stimm-
zettel irgendwie verletzt werden müazten." (Ueber die Verbesserungen in
der gesellschaftlichen »lud wirthschaftlichen Stellung der Frauen. Berlin.
1867. p. 19.)

-ocr page 135-

117

Or nu dc pliyicn, die de vrouw als zoodanig te vervullen
heefl, zoo vele zijn, dat ze haar geen tijd lalen om zich
op andere zaken toe tc leggen, of wel zoo zwaar, dat ze haar
ongeschikt maken, om over andere onderwerpen na te denken,
is ccnc vraag, die ook wel niet bevestigend beantwoord zal
worden, wanneer men in aanmeiking neemt, hoe ijverig
dikwijls kunst en literatuur door haar beoefend worden,
cn men de werken beschouwt, die zij op dat gebied hccfi
weten voort te brengen.

Het is evenwel een feit, dat over hct algemeen de vrouw zelfs
gedurende den tijd, dien zij niel aan uitsluitend vrouwelijke
bezigheden besteedt, zich weinig met de politiek bemoeit.
Men kan met eene beschaafde vrouw over kunst en lite-
ratuur spreken; maar wie zou haar over politieke quaesties
onderhouden? Is dit echter niet zeer natuurlijk? Een lom-
merrijk landschap noodigt ieder tot wandelen uit, maar de
akker, waarop de zon hare gloeijende stralen doet neder-
dalen, wordt slechts door dcn landbouwer betreden. Zoo
wordl ook het veld dcr politiek niet betreden door hen, die
weten, dat zij op dat gebied volstrekt geen invloed kunnen
uitoefenen. Nu zal men, wel is waar, moeten toegeven,
dat dc burger ook zonder kiezer te zijn dcn staat gewigtige
diensten kan bewijzen, dat sommige menschen door hunne
geschriften oi redevoeringen een oneindig grooteren invloed
hebben uitgcoclend dan duizenden kiezers; maar men zal
tevens moeten erkennen, dat het aanlal van hen, die op deze
wijze hunne slem kunnen doen hoorcn, in ieder land be-
trekkelijk zcci- gering is. Vandaar dat in hel algemeen hct
toekennen van het kiesregt als het beste middel beschouwd
mag worden, om dc belangstelling der burgers voor helgeen
op politiek cn sociaal gebied voorvalt, op le wekken en
levendig le houden. Is hel dan te verwonderen, dat zij,
die van dit regt verstoken zijn, zich liever wijden aan aan-
genamer en in dat geval ook nuttiger bezigheden? Het mag
derhalve met grond betwijfeld worden, of men uit hel feit,

-ocr page 136-

118

dat de vrouw zich weinig met politieke zaken hezighoudt,
zoolang haar hel kiesregt niet is toegekend, de gevolg-
trekking op mag maken, dal zij er zich ook niet mede
hemoeijen zal, wanneer haar dit regt wordl toegestaan.

De vraag, of aan de vrouw het kiesregt toegekend mocl
worden, is eene van de zoodanige, lot wier beantwoording veel
levenservaring vereischt wordt. Wij meenen ons daarom
tol het maken van eenige opmerkingen le moeten bepalen.
Over den morelcn invloed, dien de vrouw op het leven van
den man uitoefent, is hier evenwel nog nict gesproken.
Velen zijn bevreesd, dal deze verzwakt zal worden, wanneer
men aan de vrouw pohliekcn invloed toekent l). Hier-
tegen is Mill met kracht opgekomen in de volgende woor-
den, die, hoe men ook over deze vraag moge denken,
in ieder geval le belangrijk zijn, om ze hier nict le doen
volgen: »With respect lo tbc influence personally cxcrciscd
by women over men, it, no doubt, renders them less harsh
and brutal; in ruder times, it was often the only soflcning
influence to which they were accessible. Hut the assertion,
that the wife\'s influence renders the man less selfish, con-
tains, as things now are, fully as much error as truth. Sel-
fishness towards the wife herself, and towards those in
whom she is interested, the children, though favoured by
her dependence, the wife\'s influence, no doubt, lends to
counteract. But the general clfect on him of her character,
so long as her interests are concentrated in the family, tends
but to substitulc for individual selfishness a family selfish-
ness, wearing an amiable guise,-and pulling on the mask
of duty. How rarely is the wife\'s influence on the side of
public virtue: how rarely does it do otherwise than discou-
rage any eflbrt of principle by which the private inlcrests
or worldly vanities of the family can be cxpcclcd to sulfer.

1) Vgl. O. a. Bluntsclili, Deutsche Statslehrc für Gebildete. Nördlingcn.
p. 6\'J.

-ocr page 137-

119

Public spirit, sense of duly towards the public good, is of
all virtues, as women are now educated and situated, the
most rarely to be found among them; they have seldom
even, what in men is often a partial substitute for public
spirit, a sense of personal honour connected with any public
duly. Many a man, whom no money or personal flattery
would have bought, has bartered his political opinions
against a title or invitations for his wife; and a slill greater
number arc made mere hunters after the puerile vanities
of society, because their wives value them l)."

§ 6.

Tot liierloc hebben wij slechls van dc natuurlijke rede-
nen van uitsluiting gesproken. Bij de bebandding van ons
onderwerp koml evenwel niet alleen dc leeflijd cn hel ge-
slacht, maar evenzeer de sociale positie der burgers in
aanmerking.

Zij, die niel eenigzins gegoed zijn, kunnen niet voldoen
aan do vcrcischlcn, welke men voor dc uiloefening van hel
kiesregl dienl lc stellen. Hel gemis van ccnc zekere ge-
goedheid is niel alleen cen bewijs hunner afhankelijkheid,
maar ook van hunne politieke onbekwaamheid, daar zij, die
den geheelen dag handenarbeid moeten verrigten, om daar-
iloor in hun dagelijksch onderhoud le voorzien, niel in dc
gelegenheid zijn, om zich eenigzins op dc hoogte lc stellen van
hetgeen op het gebied van slaat en maatschappij voorvalt.

Voordal wij nagaan, wal onder die gegoedheid lc verslaan
is en welk criterium men derhalve stellen moei, om hen,
die in bovengcnoemden loesland verkeeren, van hel kiesregl
uil le sluiten, zal hel van belang zijn een blik le wer-
pen op die landen, waar men bij hel toekennen van dal
regt alleen het geslacht en den leeftijd in aanmerking ge-

1) Eufrauchiscmcul of womcu. t. n. p. p.

-ocr page 138-

120

nomen heeft. Gaan wij na, hoe het zoogenaamde algemeen
stemregt daar gewerkt heeft, dan zal onze sympathie voor
dat stelsel daardoor niet opgewekt worden.

Over den invloed, dien het algemeen stemregt in America
heeft uitgeoefend, hebben wij reeds met een enkel woord
gesproken. De onbeduidendheid van de leden der vertegen-
woordiging, zeiden wij, was aan niets anders dan aan
het gemis van waren pubheken geest bij de kiezers loe le
schrijven. Hel is inderdaad van belang na te gaan, hoe hel
gehalte van de verlegenwoordiging in dal land verminderd
is, naarmate men de perken heeft gesloopt, waar binnen
het kiesregt bepaald moet zijn, indien men van den kiezer
eene zelfstandige keuze verwachten wil.

Hel is reeds zestien jaar geleden, dat von Mohl in een
belangrijk opstel op de verbastering van den polilieken toe-
stand in America gewezen heeft. De gevolgen van de verdere
ontwikkeling van het democratisch beginsel, zeide hij, be-
ginnen daar hoe langer zoo meer zigtbaar le worden en zijn
geenszins van bevredigenden aard. Algemeen wordt erkend,
dat de slaalslieden, die zich tegenwoordig aan hel hoofd
van \'s lands zaken bevinden, zoowel intellectueel als moreel
verre beneden hunne voorgangers staan. In de wetgevende
vergaderingen hebben vele mannen zilling, wier handelingen
hel land lol schande strekken, en die, wal eerlijkheid en
onbaatzuchtigheid betreft, zeer slecht aangeschreven staan.
Door de leden van het congres zelve wordt dikwijls luide
verkondigd, dal iedere Bill er doorgehaald kan worden,als
men er maar geld genoeg voor\'besleden wil. De wijze,
waarop hel geld van den bond door dc ambtenaren verspild,
en hel bedrog door de vertegenwoordigers, die nog wel
lol hel uitoefenen van controle geroepen zijn, begunstigd
wordl, gaal alle beschrijving le boven. »Durch die weite
Ausdehnung des Wahlwesens und die Zulassung so vieler
Ungeeigneten zur Theilnahme an den Wahlen ist eine höchst
verderbliche Gattung von gevverbmässigcn Politikern erzeugt

-ocr page 139-

121

worden, deren Einfluss geküufl oder abgekauft werden nuiss,
und welchen nach einem Wahlsiege die öffentlichen Aemler
als »Beute" zufallen." i)

Zoo schreef von Mohl in hct jaar 18G0. Na dien tijd is,
door het toekennen van het kiesregt aan de negers, de
toestand niet verbeterd. Bekend is de invloed, die vooral
in de Zuidelijke Staten der Unie door de zoogenaamde
carpetbaggers en scallawags wordt uitgeoefend. Deze avon-
turiers behooren tot het uitvaagsel van hen, die hij deu
Noordelijken inval in de Zuidelijke Staten binnengedrongen
zijn. Door van het blinde vertrouwen, dat iedere kleurling
voor de mannen van het Noorden koestert, op de schande-
lijkste wijze misbruik te maken, hebben deze lieden zich
in korten lijd van de hoogste en meest winstgevende be-
trekkingen weten meester le maken. Zij zagen tevens zeer
goed in, dat zij niet beter hunne positie konden versterken
dan door zich een toegang tot de beide Huizen van het
Congres te verschaffen. Niet alleen in hel Huis van Afge-
vaardigden, maar zelfs in den Senaat treft men dan ook
tegenwoordig die zoogenaamde carpetbaggers aan. In het
laatstgenoemde college wisten zij zich plaatsen tc veroveren
door er voor te zorgen, dat in de wetgevende vergade-
ringen van verschillende deelen der Unie invloedrijke kleur-
lingen gekozen werden.

Het is dan ook niet Ic verwonderen, dat in America zelf
de stemmen van vele weldenkcndcn zich legen hct algemeen
stemregt verheffen. Dat het voor ons in America, inzon

1) Staatsrecht, Völkerrecht uud Politik. Bd. I. p. 508.

In hct rapport vau do cnquêtc-commissie voor het departement
van marine, dit jaar uitgekomen, worden verschillende feiten vermeld,
waaruit men kan zien, tot welke doeleinden hct gold der schatkist dik-
wijls misbruikt wordt. Vooral opmerking verdient het feit, dat de minister
llobeson dc gewoonte had, om tegen den tijd der verkiezingen duizenden
kiezers als werklieden op \'s lands werven aau te stellen en te betalen,
zonder dat er eenig werk van hen gevorderd werd.

-ocr page 140-

122

deiheid in de groote steden, beter zou geweest zijn, zegt
Horace White, wanneer men eenig vereischte, hct zij van
bekwaamheid, het zij van gegocdlieid gesteld had in plaats
van hct algemeen stcmregt in tc voeren, is hel oordeel van
nagenoeg allen, die eenige opvoeding genoten hebben of
eenig fortuin bezitten i). Ja, zelfs Grant heeft in eene
zijner laatste boodschappen op de noodzakelijkheid gewezen
van ten minste hen van liet kiesregt uil le sluiten, die niet
lezen en schrijven kunnen. Werd die maatregel ingevoerd,
dan zou hel kiesregt aan nagenoeg anderhalf millioen men-
schen ontnomen worden.

In P\'rankrijk is hel algemeen steuu\'egl wclligt in veler
schalling gerezen, nadat hel zich tegen llulfel heefl ver-
klaard. Men bedenke evenwel, dat hel niel de vraag is, of
hel algemeen stemregt ccne goede keuze hccl\'t gedaan, maar
of het zich zelfvan die keuze bewust was. Immers, handelen
dc kiezers zonder nadenken, dan bestaat er evenveel kans,
dal zij eene goede als dal zij eene slechte keuze doen.
Hct gaal dus niet aan die ccne uitspraak ten voordeele van
hct algemeen stcmregt aan tc halen 2). Let men op dc ge-
schiedenis van het algemeen stemregt sedert het jaar 1848,
dan vall het mocijelijk in zijne uitspraken dc uitdrukking
van ccnc overtuiging Iczien, zij umgc goed of slecht zijn.
Paul Ribot heeft zich dc moeite getroost de verschillende
verkiezingen na le gaan, die sedert dal jaar in Frankrijk heb-
ben plaats gehad. Hij wijst op den uilslag, dien zij gehad

1) Au Amcricau\'s impressions of England. The Fortnightly Review.
September 1, 1875. p. 292.

2) Daarenboven slelt ieder, wien de wijze, waarop onder den bloei
van het keizerrijk de offieiele eandidatureu werden aanbevolen, nog
verseh in het geheugen ligt, zich onwillekeurig do vraag, hoe de uitslag
van de laatste verkiezing wel geweest zou zijn, wanneer hct prestige
van Buffet niet reeds door de keuzen voor den Senaat aanmerkelijk
geschokt was geworden, en daardoor de prefecten en andere ambtenaren
hun vertrouwen op deu minister nict in hooge male verloren hadden.

-ocr page 141-

123

hehben zoowel voor hel land in het gelieel als voor ieder
deparlemenl afzonderlijk. Gesteund door de cijfers koml
hij lot dc volgende conclusie: »Notre première remarque,
c\'est que les votes , au lieu de provenir d\'une conviction
raisonnce, d\'une pensée suivie à travers toutes les circon-
stances qui fonl la vie d\'une nation, ne proviennent que
d\'un sentiment continuellement changeant et variable; la
preuve, c\'est que le suffrage universel ne s\'est jamais mon-
tré conséquent avec lui-meme; aujourd\'hui il affiche un dé-
sir, une prétention, le lendemain ou deux mois après, il
en exprime une autre absolument contraire. — Or tout ce
qui tient à la raison est fixe, immuable; même quand un
homme raisonnable change d\'avis, ce qui est tout naturel,
puisque les événements au milieu desquels nous nous dé-
cidons changent continuellement, il le fait sans renoncer
complètement aux motifs qui l\'ont dirigé la première Ibis,
et cn les envisageant autrement; au contraire, lorsqu\'on
est uniquement guidé par la passion, par le sentimcnl,
le propre dc ces mobiles dc la volonté est d\'etre continu-
ellement variables, ils se succèdent sans se ressembler et
même parce qu\'ils ne se ressemblent pas 1)."

llet meest vernietigende vonnis evenwel is over het al-
gemeen stcmrcgt uitgesproken door een man, dien men wel
niet van reactionah-e denkbeelden zal verdenken. Men be-
weert steeds, dat de ontwikkeling van bet algemeen stcm-
rcgt slechts door de practijk mogelijk is, zegt Vacherot,
cn men spreekt van dc groole vorderingen, die hel volk
in de laalsle jaren gemaakt heeft, llet is, helaas! niet uil
de verschillende uitspraken van het algemeen stcmrcgt
gebleken, roept hij uil. »Pas plus dans le présenl que
dans lc passé, il ne vote en connaissance de cause, alors
même qu\'il vote bien, ce qui fait que les partis poli-

1) Du suffrage universel et de lu souveraineté du peuple. Paris.
1874. p. 38.

-ocr page 142-

124

liuues sérieux ne sont jamais sûrs de !e retrouver dans
les mêmes sentiments, même à de courts intervalles...
Le suffrage universel, très-mobile dans ses impressions
ct ses allures, se jette volontiers dans les partis contraires,
sans tenir compte des nuances qu\'il ne comprend pas, ni
des tempéraments qu\'il ne goûte pas, nommant tour à tour
conservateurs et radicaux, monarchistes et républicains, li-
béraux ct cléricaux, sans savoir bien ce qu\'il fait. Ce ne
sont pas les instincts de fausse égalité, les sentiments de
démocratie envieuse et avide qu\'on lui prête, qui nous font
peur; c\'est son ignorance et son irréflexion. Ce qui nous
frappe dans les choix qu\'il fait, ce n\'est pas qu\'il choisisse
toujours mal, c\'est qu\'il choisit sans bien savoir ce qu\'il
fait. Son vote, bon ou mauvais, est rarement raisonné 1)."

Gaan wij na, hoc het algemeen stemregt in Duitschland
gewerkt heefl, dan zien wij, dat ook in dal land de ver-
keerde invloeden op de verkiezingen vrij spel hebben ge-
had. Men versta ons web; wij verzetten ons niet tegen
iederen invloed. Bezit iemand eenig polilick begrip, dan
heeft hij een toetssteen, waaraan hij de leer, die men hem
wil doen aannemen, kan beproeven. Alleen den invloed
op hen, die geen politiek begrip hoegenaamd bezitten, den
invloed op de »gedankcnlosc Menge", zooals von Mohl het
uitdrukt, heeft men te vrcezen, en deze is in Duitschland
door sociaal-democraten en clcricalcn in dcn meest uilge-
breiden zin uitgeoefend. Dat hel algemeen steuu-egt haar
slechts len goede zou kunnen komen, zag de clcricale
parlij aldaar zeer goed in, loen zij bij monde van hare
coryphacën, Windlhorst en .Mallinckrodl, voorstelde ook
voor de verkiezing van den Pruissisclien Landdag het alge-
meen stemregt in le voeren 2). Hare verwachting werd

1) La situatioa politique ct les lois constitutionnelles. Revue^les deux
mondes. 1" Do\'cembre, 1874.

2) Vgl. Müller. Politisclie Geschichte der Gegcuwart. VIL p. 333.

-ocr page 143-

125

dan ook door de spoedig daarop volgende verkiezingen voor
den Rijksdag niel bedrogen. «Es haben durch diejüngslen
Wahlen," zegl von Mohl, »zwei mächlige Parleien, der
Ullramontancn und der Social-Demokraten, den Beweis
erhallen, dass sie das der grossen, also gedankenlosen
und beeinflussbaren, Menge gegebene Rechl in auflallendsler
Weisen auszunülzen im Slande sind 1)."

Opmerking verdient hei voorzeker, dat, terwijl in hel
algemeen 62,1 pCl. van de kiezers gestemd hebben, de
bevolking van die staten , waar minder dan de helft der kie-
zers is opgekomen, voor minslens | uit Protestanten be-
staat, terwijl in die, waar meer dan 74 pCl. der kiezers
hebben gesleuid , de overgroote meerderheid (uitgezonderd
in hel vorstendom Reuss (oudere linie)) catholiek is 2).

1) Kritische Bemerkungen über die Wahlen zum deutschen Reielistage.
Tübingen. 1874. p. 9.

2) Opgave van de Reichsanzeiger, overgenomen door het Utrechtsch
Dagblad van 7 .\\ugustus, 1874.

Uet is een merkwaardig verschijnsel, dat ook in België het algemeen
stcmregt zooveel aanhangers telt onder de clcricnlc partij. Onder de
voorstanders van dit stelsel bekleedt Jottrand voorzeker eene eerste
plaats. Op de politieke denkbeelden van dien schrijver wordt een eigen-
aardig lielii geworpen door de volgende woorden, die hij tot den redacteur
van dc Écho de Liège rigUo. „Depuis ma dernière lettre jo me suis
déplacé; et j\'ai eu ainsi l\'occasion d\'assister, dimanche dernier, à Namur,
près d\'ici, à une grande fête populaire, bien faite pour me confirmer
dans la conviction que le suffrage universel rendra une grande importance
aux masses catholiques dans ce pays-ci. Dimanche, n Namur, donc,
toute la ville a soleinnisé, cn grand appareil, le transport, dans une
chapelle nouvelle, d\'une statue de la Vierge très-vénéree, et très-invo-
quéo parmi le peuple namurois, sous le nom dc Nôtre-Dame du Rempart.
Les travaux do démolition des fortifications de la ville avaient nécessité,
il y a quelque temps, la suppression de l\'anciennc chapelle de celte
Madone, qui était bâtie sur uu rempart qu\'on démolissait; ct le peuple,
que cette opération avait ému, n\'avait été calmé que par la promesse
des autorités qu\'on reconstruirait le petit temple, à peu près ii la même
place, après le nivellement du rempart. C\'est ce qui a cu lieu, cn effet»
et la fête de dimanche dernier était le courouiiemeut de cette promesse,

-ocr page 144-

126

In de landen, waar hel algemeen stemregl beslaat, zien
evenwel zelfs die slaalslieden, welke van zijn nadeeligen in-
vloed overtuigd zijn, legen de bezwaren op, waarmede
eene afschaffing van dal slelsel gepaard zou gaan. Zij
trachten daarom middelen uil le denken om dien invloed
zooveel mogelijk te keeren i).

par l\'installation de Notre-Dame du Rempart dans un très-clcgant édifice
h front d\'une promenade publique, tracée sur remplacement des anciennes
fortifications. Le peuple a appelé sur-le-champ cette promenade: „L\'Allée
de Notre-Dame du Rempart" en dépit de l\'appellation oflieielle que
l\'administration communale a décrétée de : Boulevard Frère-Orban.
Peut-être bien est-ce à cause de l\'antagonisme latent que les deux
appellations (dirai-je contradictoires) révèlent, entre la population générale
de Namur, et les magistrats municipaux élus par les censitaires privi-
légiés, que la grande majorité des Namurois a voulu donner taut d\'éclat
à la fête dont il s\'agit. Je ne m\'ingérerai point dans cette question.
Je ne tire de ce que j\'ai vu qu\'une moralité pour mon sujet: quand le
peuple de Namur votera, il agira, sans doute, sous le sentiment qui
lui a fait, dimanche, 13 septembre 18G8, décorer à grands frais toutes
les rues que la Madone parcourait, pour aller, sur un char à six chevaux
richement orné, prendre possession de sa nouvelle chapelle. (Lettres
unionistes sur la réforme électorale cn Belgique par L. Jottrand , ancien
membre du congrès national de 1830. Paris. 1869. p. 103).

Het is dan ook nict tc verwondercn, dat Emile dc Laveleye, na den
strijd van de liberalen tcgen den invioed der geestelijkheid in Helgië
beschreven te hebben, tot hct volgcnde besluit kwam: „L\'issue dc la
lutte peut rester douteuse tant que le suffrage restreint n\'aura encore
appelé à la vie politique que la bourgeoisie; mais si, par suite de l\'alli-
ance des catholiques et des radicaux aveugles, le vote universel était
établi en Belgique, l\'ultramontanisme l\'emporterait définitivement." (La
crise récente en Belgique. Revue des deux mondes. 15 Janvier, 1872.
p. 267).

1) Zoo zegt von Mohl als inleiding van zijne critische opmcrkingcn
over de keuzen voor den Duitschcn Rijksdag. „Es soll hier nicht die
Rede sein von dem Wahlsysteme im Ganzen; also von dem Grundsatze
des allgemeinen activen und passiven Wahlrechtes. Ueber dieses System,
und zwar gegen dasselbe, habe ich mich in meinem deutsehen Reichs-
staatsrecht S. 353 fg. zur Geniige ausgc.sprochcn, und die hei der all-

-ocr page 145-

127

Zoo willen sommigen le dien einde het algemeen
slemregl met de indirecte wijze van verkiezing verbin-
den 1).

Anderen wensehen hunne loevlugt le nemen lot het zoo-
genaamde stelsel van »plural voling," zij kennen aan elk hel
kiesregl toe, maar willen levens ieder naarmate van zijne
bekwaamheid of gegoedheid meerdere stemmen geven.

Er zijn ook staatslieden, die den heilloozen invloed van

gemeinen Wahl im Jauner 1874 zu Tage getretenen Erscheinungen sind
nicht der Art gewesen, um ein günstigeres Urtheil über den verhängniss-
vollcn Gedanken zu veranlassen. Allein derselbe steht einmal fest und
es ist zünachst an eine Aenderung nicht zu denken. Nicht nur ist es
überhaupt schwer ein einmal gegebenes weit greifendes Recht wieder
aufzuheben, uud kann solches nur dann geschehen, wenn die Ueber-
zeugung von der Schädlichkeit des Bestehenden sehr verbreitet ist und
sich über das an dessen Stelle zu Setzende eine feste und übereinstimmende
Meinung gebildet hat. Und selbst dann mag eine Aenderung kaum
anders, als in Folge oder wenigstens bei Gelegenheit einer grossen
Katastrophe gewagt werden. (Kritische Bemerkungen über die Wahlen
zum deutschen Reichstage, p. 9.)

1) Tainc o. a. ziet zcer goed iu, hoc ellendig het algcmcen .stemrcgt
in Frankrijk gewerkt heeft. „Sans doute, nous n\'en avons pas fait trop
bon usage," erkent hij, „nos gouvernements l\'ont manié comme uu
cheval robuste et aveugle; selon le côté où ou le tirait, il a donné ii
droite ou îi gauche; aujourd\'hui il semble qu\'il refuse de marcher."
Toch, zegt hij, zal men er zieh niet van kuunen of willen ontdoen.
„La premiere raison, c\'est qu\'il est employé depuis vingt-trois ans; or
quand une habitude est déjîi vieille d\'uu quart de siècle, elle est puis-
sante. En outre, l\'opinion libérale, ou, du moins, l\'opinion populaire
est pour lui; c\'est pourquoi beaucoup de gens qui ne l\'aiment guère
consentiront à le garder pour ne pas retirer au gouvernement nouveau
les sympathies de la multitude. Une troisième raison plus forte, c\'est
qu\'il paraît conforme ii l\'équité. Que je porte une blouse on un habit,
que je sois capitaliste ou manoeuvre, personne n\'a droit de disposer,
sans mon consentement, de mon argent ou de ma vie. Pour que cinq
cents personnes réunies dans une salle puissent justement taxer mou
bien, ou m\'envoyer à la frontière, il faut que, tacitement ou expressé-
ment, je les y autorise; or la façon la plus naturelle de les autoriser

-ocr page 146-

128

het algemeen stemregt pogen tegen te gaan , door den kring te
beperken van hen, op wie de kiezer zijne stem zou mogen
uitbrengen. Zij zoeken een steunpunt in den passiven census l).

est de les élire." (Du suffrage universel et de la manière de voter.
Paris. 1872. p. 8).

In eene andere Fransche brochure wordt het algemeen stemregt be-
schreven als: „un monstre terrible et insatiable, animé des instincts les plus
sauvages et les plus destructifs, qui nous dévorera infailliblement si nous
ne parvenons point le désarmer, à l\'adoucir et à le discipliner." Het alge-
meen stemregt af te schaffen acht de schrijver evenwel onmogelijk. „Le
suffrage universel s\'est enfin acclimaté chez nous par une longue pratique.
Il serait aussi téméraire de le supprimer que de le mutiler. La nécessité,
plus impérieuse que la raison, nous condamne à l\'accepter et îi le subir.
Arrangeons-nous donc de manière à vivre avec les périls dont il nous
menace, à les conjurer et à les rendre impuissants par les meilleurs
moyens possibles." (La pondération des pouvoirs. Paris 1874. p. 181).

Zoowel Taine als de laatste anonyme schrijver bescbou\\ven de indirecte
verkiezing als het beste middel, om den schadelijken invloed van het
algemeen stemregt tegen te gaan.

1) In IJnitschland verdedigen velen, die van den verkeerden invloed
van het algemeen stemregt overtuigd zijn, bet niet toekenuen van scha-
devergoeding aan de leden van den Rijksdsg (die Diateniosigkeit) als een
surrogaat van den passiven census. Men leze wat Müller hiervan zegt,
naar aanleiding van de redevoering van Kusserow tegen het voorstel van
Schulze-Delitzsch, om aan de afgevaardigden schadeloosstelling toe tc
kennen. „Kusserow bat, während die übrigen Itcdner die Frage sehr
einseitig anfaszten und immer nur von den Nachtheilen der Diatenio-
sigkeit sprachen, den Antrag in die einzig richtige Beleuchtung gestellt,
indem er die Diateniosigkeit mit dem allgemeinen Wahlrecht in Verbin-
dung brachte und die Alternative so stellte: entweder allgemeines Wahl-
recht bei Diateniosigkeit, oder beschränktes Wahlrecht bei Gewährung
von Diäten... Das allgemeine Wahlrecht bei Diätcnlosigkcit ist bekannt-
lich aus der Verfassung des norddeutschen Bundes in die deutsche Reichs-
Verfassung übergegangen und bei der Berathung der ersteren hat Bis-
marck von der Genehmigung der Diätcnlosigkcit geradezu die Sanktio-
nirung der norddeutschen Verfassung seitens der verbündeten Regierun-
gen abhängig gemacht, da cr die Diätcnlosigkcit als ein nothwendiges
Correctiv des allgemeinen Wahlrechts bezeichnete. Es handelt sich also

-ocr page 147-

129

Maar dil alles is in slrijd mei hel zuivere beginsel van hel
vertegenwoordigend slolsel. Dil toch vordert, dal ieder, van
wien verwacht kan worden, dal hij zijne politieke overtuiging
zal verklaren, hel kiesregt direct uiloefene, en levens, dal
ieder, van wien men dil niel verwachten kan, worde uit-
gesloten. De indirecte verkiezing is, zooals wij gezien
hebben, onnoodig, waar zij geen kwaad doel. Voor hel
geven van meer stemmen aan een persoon, kan men,
zeide de Engelsche staatsman Lowe leregl, geen anderen
grond aanvoeren dan, dal men overtuigd is verkeerd te
handelen, door hel kiesregt toe Ic kennen aan een ander l).
En wal hel derde punt betreft, heeft men eenmaal iemand
lol kiezen bevoegd verklaard, dan mag men ook aan dc
uitoefening van zijn regt geene hinderpalen in den weg
leggen. De kiezer moei vrij zijn in zijne keuze. Voor ver-
kiesbaarheid mag dus hoegenaamd geen vereischte gesteld
worden 2). Niel ieder moet kiezer, maar wel verkiesbaar zijn.

liicr urn einen zwiseben Regierungen und Volksvertretung abgeschlossenen
Pakt. Nun nimmt es sich sehr sonderbar aus, wenn dieser Pakt
dadurch gelöst werden soll, dasz der eine Thcil sagt, das allgemeine
Wahlrecht wolle er zwar behalten, die Diiitenlosigkcit aber aufgeben.
Wird nicht dadurch der andere Theil zu der Gegenrede herausgefordert,
dasz er, wenn es durchaus sein müsse, Diiiten gewähren wolle, aber
dann das allgemeine Wahlrecht aufgebcP" (Politische Qeschichtc der
Gegenwart. VII. p. 41). Hetzelfde betoog voerde de afgevaardigde Kapp,
toen Schulze-Delitzsch in November 1875 zijn voorstel herhaald had.
„Wir befinden uns gewiszer Maszen gegenüber einem stillschweigend
geschlossenen Compromisz," zeide hij, ,,indem wir bei Constituirung der
Verfassung die Diiitenlosigkcit der Reichstags- Mitglieder für dass all-
gemeine directe Wahlrecht festsetzten." (Kölnische Zeitung. 1 Dcc. 1875)

Ilct ZOO even vermelde geschrift van von Mohl is ook geheel cn al onder
deu indruk vau den siechten invloed van hct algemeen stemregt ge-
schreven. Vooral blijkt dit duidelijk, waunecr uien leest, wat hij in hct
laatste gedeelte van zijn boek over hel passive kiesregt schrijft. (Kriti-
sche Bemerkungen etc. p. 128 volg.)

1) Annual register 18G7. p. 43,

2) Dc vraag, of hct al dan niel wenschelijk is aan dc leden der

11

-ocr page 148-

130

Gelukkig voorwaar zijn die landen, waar het niet noodig
is naar palliativen te zoeken, en men het vertegenwoordi-
gend stelsel niet behoeft te beschouwen als een noodzakelijk
kwaad, waarvan men dc uitwerking zooveel mogelijk dient
tegen te gaan.

§ 7.

Ter uitsluiting dergenen, die ten gevolge van hunne sociale
positie geene politieke overtuiging kunnen verklaren, is,
gelijk wij reeds gezegd hebben, geen beter middel uit tc
denken dan het stellen van een zeker vereischte van ge-
goedheid.

Hij, die den census verdedigt, houde evenwel steeds in
hel oog, dat deze inderdaad nooil iels anders mag zijn dan
een middel lot uitsluiting. Hel karakter van den census is
geheel negatief. De grond van hct kiesregt is niet een zeker
vermogen, maar hel lidmaatschap van staal. Iemand is kiezer,
zijne overtuiging wordt gevraagd, nict omdal hij lol ccn
zekeren stand behoort, maar omdal hij belanghebbende is.
Hel kiesregt is geen gevolg van bijzondere eigenschappen •
zijn grondslag is algemeen. Op dil negative karakter van
den census heeft Thorbcckc uitdrukkelijk gewezen. »Dc
eisch van ccn bepaald vermogen is hel voorname middel
van uitsluiting geworden," zegt hij. »Inlusschen is niet
een fortuin van zekere grootte, maar blijfi bel algemeene
persoonlijke lidmaatschap van Staat dc grond der staatsbur-
gerlijke bevoegdheid... Wanneer hct stemregt, door wie ook
uitgeoefend, hel karakter van gemeen regl verliest, om dat
van ecn voorrcgl le erlangen, gaal men legen dc streek der

vertegenwoordiging, hetzij bezoldiging, hetzij sehndeloosslelling te geven ,
zullen wij hier niet behandelen; wij verklaren alleen,\'dat men nooit
het niet toekennen daarvan mag verdedigen als een middel, om eenig-
zius iu het gemis van een passiven census le voorzien.

-ocr page 149-

131

liedendaagschc vaart lijnregt in 1)\'\'. Teregt werd dan ook
in het voorloopig verslag over de kieswet van 15 November
1870 door sommige leden de volgende opmerking gemaakt:
»Wij hebben niet meer te vragen, aan wien het kiesregt
toe te kennen, maar wie daarvan uitgesloten moet wor-
den 2)." Immers, het is de vraag, wie van hel kiesregl
moeten uilgeslolen worden, opdal door de vertegenwoordi-
ging de volksgeest zich kunne openbaren. Dil werd zeer
goed uil gedrukt in het rapport van Bcrangei- op de Fransche
kieswet van 1831, waarin 1er verdediging van den census
hel volgende gezegd werd: »Les éleclions. Messieurs, con-
serveront ainsi toute leur liberlé. Elles seront mises par
là à l\'abri des inlluences qui pourraient les empêcher d\'être
l\'expression vraie des voeux du pays 3)."

Aan den census wordl evenwel dikwijls een ander karakler
loegekend.

Veel verspreid toch is het gevoelen, dal de verpligling, om
belasting le betalen, hel regt tol kiezen medebrengt 4). Dal

1) Over het hedendaagsclic staatsburgersehup. Ilistorisehe sehetseu.
p. 93 en 94.

De leer, in dit gesehrift door Thorbeeke verdedigd, getuigt evenzeer
als hetgeen hij bij het portret van Guizot verklaarde, dat hij de opvatting
van het begrip van het vertegenwoordigend stelsel, door hein iu de
Aanteekening op de Grondwet gehuldigd, heeft prijs gegeven. Uitdruk-
kelijk toeh verklaart hij hier, dat het vooral om de kiezers te doen is.

2) Handelingen van de Staten-Generaal. 1870 — 1871. Bijlagen 2. p. 7<J3.

3) Journal des débats. 23 Fevrier, 1831.

4) Op dezen grond wordt de census ook door von Aretiu cn von Rolleek
verdedigd. „Die Ausschlieszuug der Armen bat aber neben dem politischen
auch eiuen Rcchtsgrund für sich. Denn im Staat wie in andern Ge-
sellschaften richtet sich naturgemäsz das Stimmrecht oder das Gewicht
der Stimme nach dem Masz der Beitrüge der Mitglieder iu die gemeine
Kasse. Die Reicheren nun sind nicht nur beim Gedeihen des Staates
mehr intercssirt, als dio Armen, sondern sie tragen auch aus dem
llirigcn ein Mehrercs dazu bei. Billig verlangen sie daher —• wie etwa

y •

-ocr page 150-

132

deze leer evenwel niets anders is dan een bastaardvorm van de
leer der volkssouvereiniteit, heeft reeds Hello zeer goed inge-
zien. » A quel titre l\'impôt direct dénote-t-il la capacité ?" vraagt
hij, 5)Confère-t-il le droit électoral par lui-même, indépen-
damment de la position dont il est Tindice, et par la seule
raison qu\'on le paye? C\'est une opinion fort répandue, et
qui n\'en est pas plus vraie," is zijn antwoord, »que qui-
conque paye un impôt doit ou le voter ou choisir qui le
vote; autant vaudrait dire qu\'il suffit d\'être sujet de la loi
pour devenir législateur, et que le devoir de lui obéir
donne le droit de la faire; en d\'autres termes, que la con-
tribution aux charges de la société, en échange de la pro-
tection dont elle couvre nos droits civils, est nécessairement
la source des droits politiques. Cette fausse idée dc notre
condition sociale est une forme mitigée du suffrage uni-
versel 1)."

Dit is volmaakt juist. Wat toch is de reden, waarom men
iemand hct regl ontzegt, om mede invloed uit te oefenen op
het maken van belastingwetten, wanneer hij zelf gccnc be-
lasting betaalt? Het antwoord op die vraag kan geen ander

die gröszeren Actioniirs ia Privatgesellsclinften — ein vorzügliches Recht
der Stimmgcbung, und es könnten selbst nach der skrupulösesten Reehts-
beaehtung die Armen höchstens mit Kuriatstimmcn in der Wahlver-
sammlung aufzutreten begehren, w.ihrcnd den Reichen Virilstimmen
gebühren. (Staatsrecht der konstitutionellen Monarchie. Altenburg. 1828.
Bd. II. Abth. 2.
p. 173).

Do consequente doorvoering van dit beginsel zou er too moeten leiden,
om aan ieder, naar evenredigheid van hetgeen hij aan belasting betaalt,
een aantal stemmen too tc kennen. Dit werd inderdaad verleden jaar
door den graaf d\'Aboville in dc Nationale vergadering voorgesteld. „II
n\'est pas juste", zeide hij, „que ceux qui supportent la plus grande part
des charges publiques, n\'aient pas des droits plus étendus que ceux qui
n\'y participent que dans une moindre proportion." Uij stelde daarom
voor, dat de kiezers, die van 25 — 100 francs belasting betaalden, 2
stemmen zouden uitbrengen, van 100—200 francs, 3 stemmen, cn zoo
nrcrvolgcns. (Journal des débats. 2ß Novembre, 1875).

1) Du régime constitutionnel. 3« ed. Paris. 18é8. T. II. p. 278.

-ocr page 151-

133

zijn dan dil: omdat, wanneer iemand le beslissen heeft over
een belang, dal niel hct zijne is, geene goede behartiging van
dat belang van hem verwacht ion worden, m. a. w. omdat de
niet-schalpligtigen — om de terminologie van Bentham te ge-
bruiiicn — de »moral aptitude" missen, om te beslissen over
de schalpligtigen. Wij hebben hier dus met niets anders
tc doen dan met de inconsequente toepassing van het be-
ginsel der reciprociteit, dal aan de leer der volkssouvcrci-
niteit, zooals zij door Rousseau en Bentham verdedigd is,
ten grondslag ligt. \') De
inconsequente toepassing, zeggen
wij, omdat niel alle verpliglingcn van geldelijkcn aard, nict
alle wellen bclaslingwetlen zijn.

De hier besprokene leer vindt ook in Mr. de Savornin
Lobman een verdediger, wanneer hij zegt, dat »zij die het
meest bijdragen in de staatslasten, den meesten invloed
behooren uit te oefenen op diegenen, wier toestemming
voor het doen van uilgaven en het helfcn van belasting
vereischt wordt." Dc schrijver beroept zich lot staving
van zijn gevoelen op hel Engelsche parlementaire stelsel.
»Lellen wij wederom op dc zoo natuurlijke ontwikkeling
der vertegenwoordiging in Engeland," vervolgt hij, nlan
zien wij dc deelneming van dc steden aan dc keuze van
de parlementsleden in dezelfde verhouding toenemen, als
dc afhankelijkheid des Konings van hct bijdragen dier steden
in dc algemeene lasten 2)." Dil laatste is volkomen juist 3);

1) Vgl. p. 10 cn volg. dezer dissertatie.

2) Gezag cn vrijheid, p. 97.

3) Vgl. Hallam, View of the state of Europe duriug the middle,
ages. 7"» ed. Paris. 1840. Vol. II. p. 80.

Vooral ouder Eugclschc staatslicdeu viudt dan ook die leer ontelbare
aanhangers. Wij noemen ten eerste de twee hervormers Russell en Disraeli.
Dc eerste zeide in 1831: „that the question of right was in favour o( the
reformers; for the ancient constitution of the country declared, that no
man should be! taxed for the support of the state who had not consented,
by himself or his representative to the imposition of the taxes. The
statute dc Tallagio uou couccdendo spoke the same language; and.

-ocr page 152-

134

maar het feit, dat dc vertegenwoordiging der steden in
Engeland op dit beginsel berustte, geefl nog geen regl,
om hel als een waar beginsel le huldigen. Die verlegen-
woordiging loch vond haar oorsprong in eene verkeerde
opvatting van hel staatsbegrip. Men had zich in dien tijd
nog niet los weten le maken van eene zuiver privaatregte-
lijke opvatting, en zag daarom in den staat niels anders dan
eene soort van maatschap, waartoe ieder loelrad uitsluitend
met hel oog op zijn eigen belang, eene wijze van be-
schouwing, waarvan het gevaarlijke vooral bleek, toen

although some historical doubts had been thrown upon it, its legal mea-
ning had never been questioned. (Annual register. Vol. LXXIII. p. G).

Disraëli verklaarde in 18G7, dat „he retained, as strongly as ever, the
opinion that the right principle on which the borough franchise should
be founded was that of personal payment of rates, accompanied by ade-
quate residence, and that this public right should be conferred only
upon those who fulfilled a public duty." (Annual register. 18G7. p. 68).

Het was op grond van deze leer, dat Eorsyth den 8 April 1875 iu
het House of Commons voorstelde, om tenminste aan ongetrouwde vrou-
wen ook het kiesregt toe tc kennen. Hij verklaarde „that it was a recognised
constitutional principle that representation and taxation were reciprocal
terms, and that where a class was taxed that class had a right to a
voice in the selection of those by whom its taxes were imposed." (Tho
daily news. 8 April, 1875).

Ook bij Mill vindl deze leer steun. Om haar met het algemeen
stemregt in overeenstemming tc brengen, stelt hij voor, ieder direct
schafpligtig te makeu. (On representative governmeut. p. 69). Mill ver-
geet , dat hij om dezelfde reden dc invoering van algemeene dienstpligt
zou kunnen voorstellen, eu deze ook uitbreiden tot do vrouwen,
omdat zij in zijn stelsel hct kiesregt hebben- Ecn vreemd verschijnsel
mag hct genoemd worden, dat men in dezen denker den verdediger
vindt van eene leer, die niets anders is dan de verbastering der theorie,
die hij zoo teregt bestreden heeft.

In Gladstone daarentegen heeft dezo verkeerde opvatting van den census
steeds ecu krachtigen bestrijder gevonden. Hij verklaarde teregt: „that
it was not payment of rates, but a man\'s condition in "life, which ought
to bc the criterion of his fitness for the franchise." (Annual register
11567. p. 46).

-ocr page 153-

^ 135

Roiisseuii uil die beginselen de laalsle gevolglrekking op-
maakte, die er werkelijk in opgesloten lag l).

De egoïsliscbe opvatting van bel staatsbegrip, waarvan
wij zoo even spraken, ligt ook ten grondslag aan de rede-
nering van ben, die den census verdedigen, omdal zij eene
zekere gegoedheid beschouwen als een leeken, dal de kiezer
belang heelt bij de bescherming van den eigendom en hel
behoud van den legenwoordigen toestand der maatschappij.
Op dezen grond wordt de census o. a. door Fonfrède ver-
dedigd. De handhaving van de beslaande maatschappelijke
orde acht hij een noodzakelijk vereischte voor een goed
slaalsbestuur. Alleen aan diegenen, die bij hel behoud
daarvan belang hebben, moet dus, volgens hem, hel kies-
regl toegekend worden. oOr, en premier point, une des
plus grandes conditions qui doivent concourir à former la
capacité électorale, c\'esl l\'inlérêl de celui à qui on la con-
fère, de mainlenir l\'ordre social el\'le règne des lois. Celle
comlilion se trouve éminemment dans la propriété. La pro-
priété a encore un avantage immense, c\'esl qu\'elle est pa-
tente. visible, appréciable. Les capacités inlellecluclles ne
le sont pas. Un licencié peut devenir un homme d\'espril

1) Hetgeen wij tegen de bovengeuoemde leer hebben opgemerkt, kau
men met evenveel regt aanvoeren legen hen, die bet kiesregt nfbaukelijk
stellen van dienstpligt. Wanneer o. a. 11. Meyer het algemeen stcm-
rcgt „das Correlat zur nllgemeineu Wehrpflicht" uoemt, maakt hij zich
evenzeer als de bovengenoemde schrijvers aan dc inconsequente toe pas
siug van het rceiproeiteit-bcginsel schuldig (Der Emancipationskampf
des vierten Standes. Berlin. 1871. Bd. I. p. 358). .

Als curiositeit verdient opmerking het amendement, dat dc radicale
Iluut in het jaar 1832 op den Bill van Jlussell in het House of Com-
mons voorstelde. Ilij wilde, dat ieder, die niet het kiesregt had , zoowel
van het betalen van belasting als van dienstpligt verschoond zou worden.
(Annual register. Vol. LXXIV. p. 09). Ware hij consequent geweest,
dan had hij voorgesteld, dat alwie geen kiezer was zich aau geene
enkele wet zou behoeven tc onderwerpen.

-ocr page 154-

136

el d\'inslruclion ; mais un licencié peul èlre aussi un ambi-
tieux et un ignorant, malgré sa thèse de licence : comment
savoir ce qui en est? Or, un propriétaire est très-certaine-
ment un propriétaire, et en cette qualité il est intéresse
au maintien de l\'ordre social" 1). Wil deze redenering iels
beteekenen, dan moet haar grondslag noodzakelijk het
egoïsme zijn. Immers, indien men aanneemt, dat door de
omverwerping van de steunpilaren, waarop tegenwoordig
de maatschappij berust, de loesland van den zoogenaamden
vierden stand nog verergeren zou, dan moet men erkennen,
dat het behoud van de bestaande orde van zaken in zijn
belang is; maar dan kan men ook niet aan de leden van
dien stand het kiesregt ontzeggen, op grond, dal dil regt
alleen toegekend moet worden aan hen, die bij de bescher-
ming van eigendom belang hebben. De uitsluiting van rlcn
vierden stand op dien grond, kan dus alleen zin hebben,
wanneer men aanneemt, dat het behoud van den tegen-
woordigen loesland ten zijnen nadeele strekt. Het beloog
van hen, die den census verdedigen als een waarborg voor
het belang, dat de kiezer heeft bij de handhaving van dc
bestaande orde van zaken, kan derhalve geen ander zijn
dan dit: zij, die door hel voortbestaan van den bestaanden
toestand benadeeld worden, missen — om alweer dc kunst-
term van Bentham tc gebruiken — de »moral aptitude",
om te beslissen over hen, die bij hel behoud daarv in be-
lang hebben.

Het spreekt van zelf, dat zulke redeneringen den sociaal-
democraten ccn krachtig wapen in handen geven. Oplredendc
als de beschermers van hct grootste deel des volks, zullen
zij zeggen: daar het behoud van den tegenwoordigen toe-
stand der maatschappij in slrijd is met de belangen van de
meerderheid, moet het kiesstelsel zoo worden ingcrigt, dat
de meerderheid belang hebhe bij de omverwerping van dien

1) Oeuvres de Henri Fonfrède. Bordeaux. 1845. T. II. p. 174.

-ocr page 155-

137

loesland, rn. a. w. dienl liel algemeen slcmregl le worden
ingevoerd i).

1) Voor de soeiaal-democraten is liet algemeen stemregt dan ook niets
anders dan het middel, om tot de omverwerping van den tegenwoordigen
toestand der maatschappij te geraken, llet wachtwoord van de Interna-
tionale is: verbetering van den toestand der arbeiders door de arbeiders.
Op het Congres te Lausanne in het jaar 1867 verklaarde zij, dat de
sociale emancipatie van den arbeider onafscheidbaar was van diens
politieke emancipatie. Deze stelling was reeds voor 1848 uitdrukkelijk
verkondigd door den methodisten geestelijke Stepbens, een der leiders
van de Chartisten, op wier program het algemeen stemregt bovenaan
stond. Het Chartisme is geene politieke quaestie, zeide hij, waarvan het
voorname doel is u het kiesregt te geven; neen, het Chartisme is eene
mes- en vork quacstie; het doel van de Charte is het bekomen van goede
huisvesting, van goed eten eu drinken, hoog loon en korten arbeidstijd.
(R. Meyer, Der Emancipationskampf des vierten Standes. Ed. I. Abth.
I. p. 99). Ook voor Lassalc was het algemeen stemregt slechts het
middel om tot verandering van den socialen toestand te komcu. Had
hij in het begiu van eene redevoering aangetoond, hoe do sociale toestand
van de werkliedeu verbeterd moest worden, dan vroeg hij ten slotte:
wat is het middel, om tot dieu nieuwen toestand te geraken, en zijn
antwoord luiddo: het algemeen stemregt. De vierde staud, zeide hij,
moet nu hetzelfde doen, wat vroeger de derde stand gedaan had. Ziju
sociaal hervormingsplan resumeerde hij in dc volgende woorden: „Noch
einmal also, die freie individuelle Association der Arbeiter, aber die
freie individuelle Association ermöglicht durch die stützende und för-
dernde Hand des Staates — das ist der einzige Weg aus der Wüste, der
dem Arbeitcrstaude gegeben ist. Wie aber den Staat zu dieser Inter-
vention vermögen P" vroeg hij. „Und hier wird nun sofort sonnenhell
dio Autwort vor Ihrer Aller Augen stehen: dies wird nur durch das
allgemeine und directe Wahlrecht möglich sein. Wenn die gesetzge-
benden Körper Deutschlands aus dem allgemeinen und direetcn Wahlrecht
hervorgehen — dann und nur dann werden sie den Staat bestimmen
können, sich dieser seiner Pflicht zu unterziehen... Das allgemeine
und directe Wahlrecht ist also, wie sieh jetzt ergeben hat, nicht nur
Ihr politisches, es ist auch Ihr sociales Gruudprincip, die Grundbedin-
gung aller socialen Hülfe. Es ist das einzige Mittel, um die materielle
Lage des Arbeitcrstandes zu verbessern." Dc geheele agitatie vau de

-ocr page 156-

138

Dc nadeclige gevolgen van dc egoïslischc opvalling van
hel slaalsbegrip, die wij in hel eerste gedeelte van dit ge-
schrill bestreden hebben, vertoonen zich evenzeer, wanneer
eene klasse zich legen uitbreiding van bel kiesregt verzet,
omdal zij bevreesd is, dal, indien zij de heerschappij verliest,
haar belang niel voldoende behartigd zal worden, als wanneer
eene klasse op uitbreiding van hel kiesregt aandringt, len einde
dc magl in handen le krijgen, om daardoor beter voor haar
eigen belang te kunnen zorgen. Reeds in hel begin van
dil geschrift hebben wij opgemerkt, dat hij, die geene
absolute harmonie van belangen aanneemt cn daarenboven
ieder mensch als egoïst beschouwt, lol hel wanhopige
besluil moet komen, dal een goed slaalsbesluur onmogelijk
is, en op dc wereld slechls hel despotisme, onder welken
vorm ook, zijn scepter kan zwaaijen.

Volgl nu uit hetgeen boven is opgemerkt, dal de

arbeiders moest dus op het algemeene, directe stemregt gerigt zijn.
Lassalc\'s talent, om als volksagitator op te treden, blijkt uit den
volgenden practischen raad, dien hij aau de arbeiders gaf: „Alle Kunst
praktischer Erfolge besteht darin, alle Kraft in jener Zeit auf einen
Punkt — auf den wichtigsten Punkt — zu concentriren und nicht
nach rechts noch links zu sehen. Blicken sie nicht nach rechts noch
links, seien sie taub für Alles was nicht allgemeines und dircctes
Wahlrecht heiszt oder damit in Zusammenhang steht und dahin führen
kann." (Offenes Aa,twortschreiben an das Central-Comitu zur Berufung
eines allgemeinen deutscheu Arbeiter-Congresses zu Leipzig. 2" Aufl.
p. 32 en volg.).

liet komt ons voor, dat die sociaal-democraten , welke door alle moge-
lijke middelen, des noods met geweld, de invoering van het algemeen
stemregt willen verkrijgen, wel zoo verstandig handelen als dc meer
gematigden, die de uitbreiding van het kiesregt langs den gewonen,
vrecdzamen weg zoeken tc bereiken. Zien deze laatsten dau nict in,
dat indieu hunne bewering, alsof dc tegenwoordige leden der Kamer
slechts het klassen-belang voor oogen hadden, gegrond was, alles watzy
ten voordeelc van uitbreiding van het kiesregt aanvoerden, die afgevaar-
digden nog meer iu hun verzet daartegen zou versterken ?

-ocr page 157-

139

vrees, die de zoogenaamde hoogere slanden voor de higerc
koesleren nooil anders dan ongegrond ol\'egoïslisch genoemd
mag worden? Volstrekt niet; die vrees is zeer goed le regl-
vaardigen, wanneer men de onbekwaamheid van die lagere
klassen in aanmerking neemt.

Hoogst gevaarlijk toch is hel politieken invloed toe te ken-
nen aan menschen, wier tijd geheel en al wordl ingenomen
door hel zwoegen voor dagelijksch hrood, en die dus van
de eersle beginselen van oeconomie niet hel minste begrip
kunnen hebben, om de eenvoudige reden, dal zij geen tijd
hebben, om zich deze eigen le maken. Men kan van zulke
menschen niel verwachten, dal zij in slaat zullen zijn, hunno
ware vrienden van politieke kwakzalvers te onderscheiden.
Vandaar dal zij dikwijls onder den invloed zullen staan van
hen, die met schoone wooi\'den veel beloven, maar de mid-
delen niet kennen, om hunne beloften na le komen. Men
meene evenwel niel, dal daarom overal, waar hel alge-
meen slemregl werd ingevoerd, de meerderheid uilsluitend
uil politieke kwakzalvers zou heslaan. In kalme tijden
zullen de lagei-c klussen over hel algemeen onder den in-
vloed van de hoogere stemmen. Maar er is weinig loc noodig,
om dc gemoederen van die menschen in beweging le bren-
gen. Zijn hunne harlsloglcn eenmaal door de eene of andere
belangrijke gebeurlenis opgewekt, dan wordl die oude sleiu\'
ligt verlaten, en geraken zij onder den invloed van hen,
die door hel voorspiegelen van de schoonsle beloften hunne
verbeelding hel meesl welen te prikkelen. Men denke, om
niel eens van hel ligt ontvlambare Frankrijk le spreken,
aan den onlzaggclijken invloed, dien een man als O\' Con-
nor in Engeland wist te verwerven, aan de opgewonden-
heid, waarmede zijn sociaal hervormingsplan dooi\' duizenden
werd loegcjuichl l).

1) Vcrstnndige mcnsclicn wezen op liet dwaze van O\'Connor\'s hervor-
mingsplan. Anderen besehuldigden hem van aauzieniijke sommen van deu

-ocr page 158-

140

Wij vinden hel daarom volslrekl niel onnaluurlijk, dal de
lioogere standen er huiverig van zijn, om politieken invloed toe
le kennen aan menschen, die niel in de gelegenheid zijn , om
over de meest belangrijke staatsrcgtelijke en maalschappc-
lijke onderwerpen na tc denken, en die dus niet volgens
ccne gevestigde overtuiging kunnen stemmen, maar bij
hunne keuze zich slechts zullen lalen leiden of door eene
sleur of door eene opwelling van hel oogenblik. Maar dil
alles neemt niet weg, dat men den census nooit mag ver-
dedigen als een waarborg voor hel belang, dat de kiezer
heeft bij het behoud van den tegenwoordigen toestand der
maatschappij.

§ 8.

Wij kunnen nu terugkeeren tot hel punt, waarvan wij
zijn uitgegaan. Den census noemden wij hct beste middel
lot uitsluiting dergenen, die ten gevolge van hunne sociale
positie niet in de gelegenheid zijn, om zich eenigzins op de
hoogte te stellen van hetgeen op politiek en sociaal gebied
voorvalt. »Le travail est une des conditions imposées à
l\'homme par son créateur," zegt Simonde de Sismondi.
»Dans une certaine mesure, non seulement il fortifie les
organes, mais il développe l\'intelligence. II appelle l\'homme
à triompher successivement, par son industrie, dc toutes
les forces de la nature. Toutefois, l\'homme ne peut guère
donner tous ses elforts à développer une de ses facultés,
sans que toutes les autres en souffrent. Ce qu\'il acquiert

bond verduisterd te hebben. „Aber was vermöchten alle Angriffe," roept
Lujo Brentano uit. „Sobald er in einer Volksversammlung erschien, um
sie zurückzuweisen, wurde cr bei seinem bloszen Auftreten mit so wahn-
sinnigen Enthusiasmus begrüszt, dasz er nicht einmal\'seiner niedrigen
demagogischen Künste bedurft hatte, um vor ihneu sicher zu sein." (Die
euglische Chartislenbewegung. Preuszische Jahrbücher. Juni, 1874.)

-ocr page 159-

141

en vigueur el en adresse, il le perd en puissance de mc-
ditalion el de reflexion. Les Iravaux corporels nuisenl à
la longue à la pensée; ils lui nuisent toujours lorsqu\'ils
sont prolongés jusqu\'à la fatigue el lorsqu\'ils sont monotones.
Or, dans l\'étal actuel de la société, un nombre d\'hommes
que nous savons être très-considérable, mais dont nous ne
connaissons pas bien la proportion avec le reste, est appelé
à un travail que le progrès des machines a rendu toujours
plus monotone, el que la concurrence a rendu toujours plus
long. L\'ouvrier ne peut pas penser, ne peut pas réfléchir
pendant reflbrl auquel il est appelé, el au moment où il
peut enfin goûter quelque repos, il est bien plus disposé
à une inaction complète qu\'à la méditation" 1). Welnu,
zij, die in dezen toestand verkecren, worden van hel
kiesregt uilgesloten, wanneer men cenc zekere gegoedheid
als vereischte stelt.

Tevens is de census in zoover een waarborg voor dc on-
afhankelijkheid van den kiezer, dal hij een van de nadcc-
ligstc invloeden, die op het kiesregt kunnen werken, nl. den
invloed van hel geld, op krachtige wijze tegengaat 2).

1) Études sur les constitutions des pcuples libres. La Ilaye. I83C. p. 70.
„ücr Körper hat wie jede Maschine nur über eine gewisse Summe

lebendiger Kraft zu verfügen, und wenn dieselbe in Muskelkraft umge-
setzt wird, bleibt für das Spiel der Gehirninolecüle zum Denken keine
übrig." (E. vou Hartmann, Philosophie des ünhewussten. 7" Aufl. Berlin.
1870. Bd. IL p. 23.)

2) Dat ook de geheime stemming eenigen waarborg biedt voor onafhan-
kelijkheid, zal wel door niemand ontkend worden. Geschiedt dc stemming
in hct openbaar, dan stemt de afhankelijke man onder het oog van den-
genen, van wien hij afhankelijk is. Hct uitoefenen van verkeerden in-
vloed gaat dan nog veel gemakkelijker, dan wanneer dc stemming in
hct geheim geschiedt. Maar die waarborg is volstrekt nict voldoende.
Men kan immers van den mau, op wien men ziju invloed wil uitoefenen,
do belofte, des noods onder cede, afvorderen, dat. hij zal stemmen voor

-ocr page 160-

142

Is dil nu vvaar, dan zal dus, zoo redeneren sommigen,
naarmale de census hooger gesteld wordl, de waarborg
voor de onafhankelijkheid der kiezers vermeerderen. An-
deren beweren daarentegen, dat juist in de uitbreiding
van het luesregt de beste waarborg voor de onalbanke-
lijkheid van de kiezers gelegen is, want, zeggen zij,
hoe uitgebreider het kiesregt is, des te moeijelijker wordl
omkooping; zijn er
bx kiezers, dan moet gij 5 omkoopen,
om naar evenredigheid evenveel invloed uit le oefenen als
wanneer gij één omkoopt, indien er slechls
x kiezers zijn.
Voor beide redeneringen schijnt op het eersle gezigt even-
veel te zeggen. Indien het vvaar was, dal het altijd even
gemakkelijk ging 5 kiezers om le koopen, die
x gulden be-
zaten als één kiezer die hx gulden had, dan zou er tegen
den invloed van hel geld op de verkiezingen even veel of
even weinig waarborg gelegen zijn in de beperking als in
de uitbreiding van hel kiesregt, iMaar dil is niel waar.
De onafhankelijkheid vermeerdert of vermindert niel naar
evenredigheid van hel vermogen. De beide genoemde rede-
neringen gaan aan hetzelfde euvel mank; de fout van beide
partijen ligl daarin, dal zij geene grens bepalen. Die grens
moet
O. i. liggen lusschen gegoedheid cn gebrek. Slel hel
vermogen, dat men bezitten moet, om van gebrek gevrij-
waard le zijn, gelijk aan
x gulden. Nu zal het moeijelijker
zijn één mensch om le koopen, die
x gulden bezit, dan twee
menschen, die ieder slechts
^ x gulden hebben, maar levens
zal hel meer moeite kosten, om twee menschen om le koo-
pen, die ieder
x gulden hebben,- dan ccn mensch, die
gulden bezit. Hel koml er dus op aan, dc juiste grens,
die gegoedheid scheidt van gebrek, met naauwkeurigheid
le bepalen.

dcu candidaat, dien men in do Kamer verlangt; ofwel, men kan belo-
ven, dat men hem den prijs voor zijne stem eerst na de verkiezing zal
geven, wanneer die eandidaat gekozen is.

-ocr page 161-

143

Dal men inderdaad den invloed van het p;eld op de
verkiezingen niel beter bestrijden kan dan door hel stel-
len van een zeker vereischte van gegoedheid, leert ons de
geschiedenis van het Engelsche kiesstelsel. In dal land toch
zijn de meeste gevallen van omkooping voorgekomen onder
die kiezers, welke aan geen vereischte van gegoedheid
hoegenaamd onderworpen waren. Men weel, dat bij den
Reformbill van 1832 het kiesregl in de steden werd toe-
gekend aan hen, die een huis bewoonden, dal oC 10 aan huur
opbragl (len-pound-householders), terwijl al de oude regten,
met uilzondering van die der frecmen, werden afgeschaft.
Na 1832 stonden dus twee klassen van kiezers naast
elkander; zij, die aan een maligen census onderworpen
waren, en zij, die aan geen vereischte van gegoedheid hoe-
genaamd behoefden le voldoen. Nu lezen wij, dal Russell
in het jaar 1854 voorstelde, aan de frecmen hunne regten
le ontnemen, omdal onder hen dc meeste gevallen van om-
kooping waren voorgekomen i). Men ziel dus, dal in het-
zelfde land en in denzelfden lijd van twee klassen van
kiezers, diegene, welke aan geen census hoegenaamd onder-
worpen was, zich het meesl valbaar voor bewerking door
geld geloond heefl. Van belang is hel ook de redenen na
le gaan, die Russell in 1832 genoopt hadden, om hel kiesregl
der frecmen onaangetast le lalen. Dil was niels anders ge-
weest dan eene tegemoetkoming aan dc anti-reformpartij,
die zich mcl hand en land aan hel kiesregl der freemen had
vastgeklemd. Den krachtigstcn steun hadden deze oude
rcglen gevonden in Peel, den man, die slelselmaligc om-
kooping verdedigde, omdal hij in den invloed van hel geld
op dc verkiezingen hel practische middel zag, waardoor hel
ovcrwigl van dc hoogere op de lagere klassen der maat-
schappij behouden kon blijven 2).

1) Annual register. Vol. XCVI. p. 113.

2) Vgl. Jollivct, Exftmcn du systcnio cleetoral anglais etc. p. 70.

-ocr page 162-

144

Vordert men nu, zooals wij gedaan hebben, voorde uit-
oefening van het kiesregt bekwaamheid en onafhankelijkheid,
en erkent men, dat de gegoedheid voor beide een waarborg
is, dan zal men zich niet kunnen vereenigen met hen, die
vereisehten stellen, welke alleen voor bekwaamheid ccn
waarborg geven.

Wij kunnen dus ten eerste het zoogenaamde kiesregt dcr
capaciteiten niet aannemen.

Stelt men alleen bekwaamheid als vereisehte, dan spreekt
het van zelf, dal aan de capaciteiten als zoodanig het
kiesregt moet toegekend worden; anders staat men bloot
aan het verwijt, dat men het kiesregt geeft, waar presumtie,
en niet, waar nagenoeg zekerheid voor bekwaamheid is i).
Indien men daarentegen nevens de bekwaamheid nog
andere vereisehten stelt, dan gaat het niet aan, hun als
zoodanig hel kiesregt toe le kennen. Hel feit, dal eene
menigte bekwame en onafhankelijke mannen van het kies-
regt zijn uitgesloten, is de reden, waarom hel kiesregt
der capaciteiten door velen verdedigd wordt. Dit feit is
evenwel slechts een gevolg van de slechte wijze, waarop de
census bij ons geregeld is. Een goed kiesstelsel loch zal

1) Dau gaat het evenwel niet aan , alleen aan gepromoveerden hct
kiesregt toe te kennen, zooals do commissie tot grondwetsherziening in
haar verslag van 11 April, 1848 voorstelde. „Het gevorderde cijfer
van schatpligtigheid," lezen wij daar, „geldt, bij gebreke vau ander be-
wijs , als teeken eener vermoedelijke bekwaamheid. Hetzelfde vermoeden
schijnt, met meer regt zelfs, aau dcn rang in wetenschap cn mautschappij ,
dien de graad van doctor geeft, tc liiogcu worden gehecht. Wij zouden
zelfs andere klassen van bekwaamheden daarbij hebben gevoegd, indien
deze door een even vast merk als de gepromoveerden, konden worden
onderscheiden," (Mr. J. C. Voorduin, Geschiedenis cn beginselen der Grond-
wet. Utrecht 1848. p. 200). Dit laatste is ons niet volkomen duidelijk.
Zijn b.
V. officieren, notarissen, onderwijzers enz. niet door ecu even
vast merk tc onderscheiden, of acht men deze menschen tot de uitoc-
, fening van hct kiesregt minder geschikt dan iemand, die in dc theologie
of in de medicijnen gestudeerd heeft?

-ocr page 163-

145

bijna allen omvatten, aan wie men nu als capaciteiten hel
kiesregt wil toekennen, omdat bekwaamheid nagenoeg
altijd met eenige gegoedheid gepaard gaal. Wij meenen
derhalve, dat de grieven van hen, die nu het kiesregt der
capaciteiten verdedigen, volkomen gegrond zijn, en zouden
dan ook, indien de census op denzelfden grondslag als tegen-
woordig gevestigd bleef, de uitbreiding van hel kiesregl in
die rigting eene groote verbetering achten, maar dit neemt
niet weg, dat een werkelijk goed kiesstelsel hel toekennen
van het kiesregl aan de capacileilen als zoodanig niel
gedoogt.

Om dezelfde reden kunnen wij ons niel vereenigen met
de stelsels van hen, die van den kiezer eischen, dat hij
een bepaalden tijd school heeft gegaan, of aan een kiezers-
examen heeft voldaan. Daarenboven ligt ook voor de poli-
tieke bekwaamheid meer waarborg in de gegoedheid dan in
de twee bovengenoemde vereischten. Stel, iemand die een
bepaalden tijd heeft schoolgegaan, of aan een kiezersexamen
heeft voldaan, wordt later genoodzaakt een ambacht bij dc
hand te nemen, dat al zijn lijd vordert. Ilij raakl dus in
dc onmogelijkheid eenigzins op de hoogte te blijven van
hetgeen op politiek gebied voorvalt. En toch dit wordt
juist van hem gevorderd. Men wil, dat hij eenige kennis
dragc van de quaeslies, die op hel oogenblik aan de orde
van den dag zijn, cn dal hij wctc welke beginselen dc
mannen toegedaan zijn , op wie hij zijne slem zal uitbren-
gen. Deze kennis nu kan hij zich niet eigen maken,
wanneer hij niet eenigen vrijen tijd tol zijne beschikking
heeft. Of die man nu al kan aantoonen, dal hij in vroegere
jaren een bepaalden tijd school heeft gegaan, of aan ccn
kiezersexamen heeft voldaan, dil maakl hem niel meer ge-
schikt, om op hct oogenblik met kennis van zaken tc
handden. Daarenboven bestaal er veel kans, dat zulk een
man hel meeste van wal hij geleerd heeft, zal vergelen zijn,
omdat hij nict in de gelegenheid is geweest het tc onder-

10

-ocr page 164-

146

houden. Alleen hij, die niet den geheelen dag handen-
arbeid behoeft te verrigten, is in de mogelijkheid, zich
eenigzins op de hoogte le slellen van hetgeen op hel gebied
van slaal en maatschappij voorvalt. Nu achlen wij lol uit-
sluiting van hen, die den geheelen dag handenarbeid moeten
verriglen, geen middel geschikter dan hel stellen van een
vereischte van gegoedheid.

§ 9.

Wij moeten ten slollc de vraag behandelen, van welken
aard de gegoedheid is, die van den kiezer gevorderd wordl.

Ten onregte wordt dikwijls hct bezit van kapitaal als ver-
eischte gesteld. Immers, door dit le vorderen zou men ten
eersle uitsluiten degenen, die in bun onderhoud moeten
voorzien door met hun hoofd le werken. Dal deze men-
schen niel behooren lol de onbekwamcn, behoeft geen be-
loog; maar levens kan men ben ook niel rekenen onder
de klasse, die voor omkooping hel meesl vatbaar is, wanl
hetgeen zij verdienen vrijwaart hen voor gebrek.

Ten tweede zou men daardoor voorbijzien die menschen,
welke, hoewel van handenarbeid moetende leven, genoeg
verdienen, om, al is hel niet veel, dan toch eenigen lijd
te kunnen besleden aan het overdenken van dc onder-
werpen, die aan de orde van den dag zijn, en wier ge-
schiktheid voor hun ambacht levens een waarborg is voor
hunne onafhankelijkheid, llcl behoeft wel niel gezegd le
worden, dal wij met deze wóórden de élite van de werk-
lieden op hel oog hebben.

Wanneer men over hel kiesregt der werklieden spreekt,
zal men het werk van Maurice over dil onderwerp niel
mei stilzwijgen mogen voorbijgaan. Deze bekende Christen-
socialist bestrijdt zoowel hel algemeen slemrégl i) als den

r

1) „But by talking of gcueral suffrage or universal suffrage, you will

-ocr page 165-

147

census, flij is een voorstander van wat hij »manhood
suffrage" noemt. Te vergeefs hebben wij evenwel in zijn
geschrift naar eene naauwkeurige bepaling van dat begrip
gezocht. »Manhood suffrage" noemt hij eene oude leer;
zij is volgens hem de grondslag van het Engelsche par-
lementaire stelsel. In zijne historische beschouwing, die
wij hier laten volgen, neemi hij nu het woord »manhood"
in een \'zin zoo vaag mogelijk. »The freeholders had
asserted a distinct position. They were not dependent
on the great lords of the soil; they held only of the
King. They had attained their manhood. It musl be recog-
nised. The freemen of the towns had served their appren-
ticeship, had entered into guilds, had exercised municipal
functions; they had attained their manhood. They must
he adopted as regular members of the commonwealth.
The freeholders had their forty shillings, no doubt. The
freemen might perhaps be householders. But in each case
it was not the money qualification which designated them
for their new duties. Il was that which their name expressed.
They had passed through a stage of discipline. They had
become emancipated. They had capacities for serving their
own neighbourhood, their own town; serving it as slaves
could not serve it. They had capacities for serving the
country at large. The King musl claim their services for
il. He did claim them as we have seen" l). In bet jaar
1832 werd om dezelfde reden hel kiesregl loegekend aan
dal deel van dc »manufacturing body," dal uil kapitalisten
bestaat. Op hel oogenblik moet hel loegekend worden aan

only promote the slavish reverence for numbers, and with it tbe domi-
nion of some person who can turn numbers his own way, — a noble,
it may be — a millionaire, a priest, a demagogue; you will get your thou-
sands or ten thousands of votes, but their value will bo nothing, except
what they derive from the unit which goes before them." (The workman
and the franchise. London and New-York. 18G6. p. 211.)

1) t. a. p. p. 213.

10\'

-ocr page 166-

148

het andere deel, dat uit niet-kapitalisten bestaat, nl. aan
de vverkHeden. Deze hehhen hun »manhood" bereikt,
gelijk zij getoond hehhen door zich te vereenigen 1).

Niet alleen laat deze historische beschouwing het begrip
van »manhood" vrij onbepaald, maar ook aan hare juistheid mag
met grond getwijfeld worden. Maurice doet het voorkomen,
alsof alle freeholders kroonvazallen waren. Maar die voor-
stelling is onjuist. Ieder toch, die een leen bezat, waaraan
vrije diensten verhonden waren, was, onverschillig van wien
hij het hield, freeholder. Nu is het de groote strijdvraag,
of in hel begin hel kiesregl aan alle freeholders, of alleen
aan hen, die kroonvazallen waren, was toegekend. Hoe
men ook hierover moge denken, in ieder geval is hel zeker,
dal van hel begin der 15\'\'" eeuw af hel kiesregt was toe-
gekend aan alle freeholders, wier leen jaarlijks minstens
40 sh. opbragl. Beschouwt men dus het feit, dal iemand
alleen van den Koning afhankelijk was, als een teeken van
zijn »manhood", dan dienl men le erkennen, dal de meeste
kiezers in de graafschappen hun »manhood" niet bereikt
hadden. Maar welke waarde heeft dan zijn betoog? .Maurice
beroept zich evenwel ook op dc freemen. Maar hebben deze
dan als zelfstandige burgers hun land gediend? Of was
nict hct kiesregl der freemen de groote steen des aanstoots
voor de reform-partij, die op ccnc zuivere vertegenwoor-
diging aandrong 2), cn vond het daarentegen niet den krach-

1) t. a. p. p. 215.

2) IIoorcQ wij uog welk oordeel Pitt over hen uitsprak in den tijd ,
toen hij nog een ijverig kampioen voor verbetering van het kiesstelsel
was. Na over de vele misbruiken, die vooral in de vertegenwoordiging
der steden binnengesloopt waren, gesproken to hebben, zeide hij, dat: „An
other set of boroughs and towns, in the lofty possession of English
freedom, claimed to themselves the right of bringing their votes to
market. They had no other market, no other property, and no other
stake in the country, than the property and price which (hey procured
for their votes. Such boroughs were the most dangerous of all others.

-ocr page 167-

149

ligsten steun bij Peel, die slclselmatigo: omkooping als een
tegengift tegen den volksinvloed verdedigde? Leert daarom
niet juist de geschiedenis van het Engelsche kiesstelsel, dat
men, door geen vereisehte van gegoedheid tc vorderen, den
nadeeligen invloed van het geld op de verkiezingen het
meest in de hand werkt, en juist daardoor het gevaar
ontstaat, dat de volksvertegenwoordiging in eene vertegen-
woordiging van geld zal ontaarden?

Wij gelooven dus niet, dat de bovengenoemde historische
beschouwing zeer geschikt zal zijn, om velen tot dc leer
van »manhood suffrage" over le halen. Zal dit misschien met
meer regt gezegd mogen worden van de volgende plaals,
waar Maurice ons uilnoodigt naar dc argumenten van een
voorstander van dit stelsel tc hooren? »Listen carefully
to the statements and arguments of any one who pleads
for manhood suffrage," zegt hij daar. »You will see that
he means to protest against the notion that a serlain

So far from consulting tho interests of their country iu the choice which
they made, they held out tlicir borough to the best purchaser, aud, in
fact, they belonged more lo the nabob of Arcot than they did to the
people of Groat Britain. They were cities and boroughs more within
the jurisdiction of the Carnatic than the limits of the empire of Great
Britain; and it was a fact pretty well known, and generally understood,
that the nabob of Arcot had no less than seven or eight members in
that House. Such boroughs, then, were sources of corruption; they gave
rise to an inundation of corrupt wealth, and corrupt members, who had
no regard nor connection , cither for or with the people of this kingdom.
It had always been considered, in all nations, as tho greatest source
of danger to a kingdom, when a foreign influence was sulTered to creep
into the national councils. Tho fact was clear, that tho influence of tho
nabobs of India was great; why then might not their imaginations point
out lo them another most probable circumstance that might occur, the
danger of which would be evident, as soon as mentionedP Might not a
foreign state in enmity with this country, by means of these boroughs,
proeurc a party of men to act for them under the mask and character
of members of that House?" (Parliamcnlary history. Vol. XXII. p. 1418.)

-ocr page 168-

150

amount of capital, great or small, determines the worth
of a man, or his qualification for being a citizen. That
anything which a man has should be set above that
which he is, shocks the objector\'s conscience. lie deems
it an immoral inversion; he sees in it the root of
meanness and injustice. I. never could discourage this
kind of feeling. I should think that I was injuring a
neighbour\'s soul, and injuring my own, if I used any
arguments, however plausible, which could diminish in him
the sense of the preciousness of manhood, or which could
lead him for a moment to measure the preciousness of
money against it. The best argument I could employ would
be this, that a man who has earned a competence, who is
able to live without depending on the bounty of others,
has given a test of his manhood; that he has shown him-
self capable of self-restraint and of patient toil" l). Maar
blijkt nu niet juist uit de grootheid van iemands ver-
dienste, dat hij leven kan zonder van anderen afhankelijk
te zijn, en is daarom niet juist de gegoedheid (wij zeggen
niet het bezit van kapitaal) een waarborg voor hetgeen
Maurice hier onder »manhood" verstaal?

Wij blijven er dus bij — en door hel lezen van het werk
van Maurice zijn wij in dal gevoelen gesterkt — dat gegoed-
heid de beste waarborg is zoowel voor bekwaamheid als
voor onafhankelijkheid. Alleen voor een bekwaam werk-
man, die gedurende den lijd dat hij werkt zooveel ver-
dient, dat hij niet den geheelen dag handenarbeid behoeft
te verrigten, is hel
mogelijk, zich eenigzins op de hoogte
le slellen van hetgeen op hel gebied van slaat en maat-
schappij voorvalt. Men mag daarenboven nict vergelen, dal
over hel algemeen het werk van een arbeider, die veel
verdient, minder geestdoodend is dan dal van hen, die
meer beperkte verdiensten hebben. In den* regel loch

1) t. a. p. p. 209.

-ocr page 169-

151

wordt dol werk liet best betaald, waartoe men niel alleen
zijne handen, maar ook zijn verstand moet gebruiken,
Is nu de grootheid van de verdienste een waarborg voor
de bekwaamheid van den werkman, zij is het niel minder
voor zijne onafhankelijkheid. Tegen hel toekennen van hel
kiesregl aan de werklieden wordl steeds aangevoerd, dat
zij afhankelijk zijn van hun baas. Deze, zegl men, kan
hun het alternatief stellen: stemmen, zooals ik wil, of
heengaan 1). Maar nu mag men vragen: zal een baas ook
aan den bekwamen werkman zulk een alternatief stellen?
Wij gelooven hel niel, wanl hij zou de kans loopen, dal
de werkman hem antwoordde: welnu, dan ga ik heen,
wanl ik zal overal elders werk kunnen bekomen. De werk-
gever zal derhalve den bekwamen werkman hel alternatief
niel stellen, omdal hij hem noodig heeft, en hij niel zoo
ligt een plaatsvervanger voor hem zal kunnen vinden.

Wanneer wij nu eene uilbreiding van hel kiesregl in
de boven aangewezene rigling wenschelijk durven achten,
dan is hel niel, omdal wij gelooven, dal zij, die volgens
hel bestaande kiesslelsel gekozen worden, nooil iels anders
dan het belang hunner klasse voor oogen kunnen heb-
ben 2), maar omdal wij meenen, dal hel repraesenlalive

1) „Quiconque n\'a pas eu reveuu ... In somme suffisante pour exis-
ter pendant l\'année, sans être tenu de travailler pour autrui, n\'est
pas entièrement propriétaire," zegt Benjamin Constant. „II se trouve
quant il la portion de propriété qui lui mauque, dans la classe des sa-
lariés. Les propriétaires sont maîtres de son existence, car ils peuvent
lui refuser lo travail. Celui qui possède le revenu nécessaire pour exis-
ter indépendamment de toute volonté étrangère peut donc seul exercer
les droits de cité". (Cours de politique constitntionuelle. T. I. p. 122.)

2) Ilct is niet oubeiaugrijk nn tc gaan, hoezeer de toon, waarop door
mauuen als Mill eu Hare voér de hervorming in het jaar 1SG7 op uit-
breiding van het kiesregt werd aangedrongen, verschilt vau dien, wel-
ken men hier tc lande zoo dikwijls aanslaat, wanneer dit onderwerp
1er sprake komt. „Iu this country," zeide Mill, „what are called the
working classes may be considered as excluded from all direct partici-

-ocr page 170-

152

stelsel slechts dan aan zijne hestcmming zal heantvvoorden,
wanneer de verschillende gevoelens, die onder het volk

pation in the government. I do not believe that the elasses who do
partieipate in it, have in general any intention of sacrifieing the wor-
king classes to themselves... They willingly make considerable sacrifices,
especially of their pecuniary interest, for the benefit of the working
classes, and err rather by too lavish and indiscriminating beneficence;
nor do I believe that any rulers in history have been actuated by a
more sincere desire to do their duty towards the poorer portion of their
countrymen. Yet does Parliament, or almost any of the members com-
posing it, ever for an instant look at any question with the eyes of a
working man? When a subject arises in which the labourers as such
have an interest, is it regarded from any point of view but that of
the employers of labour? I do not say that tho working men\'s view of
these questions is in general nearer to the truth than the other: but it
is sometimes quite as near; and in any case it ought to be respectfully
listened to, instead of being, as it is, not merely turned away from,
but ignored". (On representative government, p. 22.) In denzelfden gcest
sprak Hare. „To the honour of the age be it said, that the history
of tho world does not present a time in which the labours of the wise,
the great, and the wealthy, were directed with more persevering energy
to promote the social benefit of the great masses who are engaged in
tho manual occupations of life. Some there are in the House of Com-
mons who address themselves to such questions in the spirit of an en-
lightened philanthropy. But neither science nor philanthropy can reach
the depths of the knowledge painfully won in the daily life and expe-
rience of the man or woman... The questions in which tho wor-
king, or, as it has been proposed to call them, the wage classes, are
deeply interested, become daily more and more developed, as the
increase of the population and the progress of material wealth aud
civilizing influences render tho condition of society more complicated.
New subjects for consideration incessantly arise. Legislation has dealt
at different times more or less superficially and partially with tho hours
of female and infantine labour, the education of children, the applica-
tion of endowments for the aid or relief of poverty; the imposition
of public taxes to avert destitution; with sanitary necessities, with
friendly societies, and the investment of savings; and there is still pro-
bably none of these subjects ou which tho existing legislation is uot

-ocr page 171-

153

leven, zich in de vertegenwoordiging kunnen afspiegelen,
en alleen diegenen van het kiesregt uitgesloten zijn, van
wie men niet verwachten kan, dat zij eene politieke over-
tuiging zullen verklaren. Het is niet te hopen, dat zij,
die op het oogenblik eene matige uitbreiding van hel kies-
regt in dien zin voorstellen, over eenige jaren hetzelfde
zullen moeten zeggen, als hetgeen nu door vele welden-
kenden in Engeland wordt beweerd. Bekend toch is het,
dat bij vele Engelschen dc vraag zich opdringt, of dc ont-
zaggelijke uitbreiding, die men in het jaar 1867 aan hel
kiesregt heeft gegeven, wel een verstandige maatregel ge-
noemd mag worden. 1) En nu verdient hct opmerking,

capable of great amendment. The laws that govern the tenure and con-
veyance of interests of smaller value iu real property, especially of cot-
tages, and of the dwellings of tho labouring classes in towns, require
extensive modification and improvement; and open u large field of civil
reformation, in which the wealthier proprietors may have no sympathy,
even if it be not altogether opposed to their prejudices. There is much
that touches the condition of tho poorer classes which persons in a
dilTcrent social sphere can hardly feel or know. Subjects of still deeper
perinaneut importance appear iu tho distance. The progress of the
cooperative movement is likely to affect extensively the condition of
labour, and the relations between the employer and the employed. A
consideration of what is due to tho vast masses of tho working population
leads inevitably to the conclusion that they ought to havo the power
of placing in the House some persons in whom they have confidence,
and who arc able to view all sucli questions from
their side, who have
been brought up with them, and know oxperimentaily where and how
their condition needs amelioration. A representative assembly of the
Commons, without this element, is grossly defective." (The election of
representatives ctc. p. 3G.)

1) Dc verkiezing van cen man als Kcnealy in ccuo stad, waar hct
grootste deel der kiezers uit werklieden bestaat, was voorzeker wel ge-
schikt, om het hart vau velen niet angst to vervullen. Die verkiezing
toch was niet dc vrucht van ccue politieke overtuiging, maar van ccn
vooroordeel. En juist van menschen, die niet nadenken on geene poli-
tieke overtuiging hebben, is nllcs tc vreczen.

-ocr page 172-

154

dal die Ivvijfel ook opkoml bij ben, die vóór 1867 de
geheele uitsluiling van den werkmanssland len slerksle
beslreden hebben,
slf 1 were becoming for a momenl
egolislical", zegt dc schrijver van een veel besproken
arlikel in de Forlnighlly Review, »1 might say lhal few
men laboured earlier or more indefaligally than i lo urge
schemes for placing on ihc clecloral register every wor-
king man who in any way, by any title, according to any
rational criterion, was qualified lo choose a representative.
1 anxiously urged this wise and just conclusion years ago,
when household suffrage was Ihe anathema maranalha of
both the political parlies who al last joined in forcing it
upon the country. But certainly I never was in favour of
giving lo those masses, whom even their friends designate
as »the residuum", the potential political preponderance
with which Whig and Tory, in 1867, combined lo endow
them. I protested against their exclusion then just as earnestly
as I protest against their preponderance now. And Ihe
impolicy which in 1867 admitted them lo the franchise
en bloc is the worthy and natural sequence of the impolicy
which, in the previous five-and-twenty years, had refused
lhal franchise lo the
elile among them" i).

Dc slotsom van onze laatste beschouwingen is dus, dal wij,
in plaats van hel bezit van kapitaal als vereischle voor de
uiloefening van hel kiesregt te slellen , zouden vorderen,
dal de kiezer jaarlijks eene bepaalde som te verleren moet
hebben. Men bedenke levens, dal hel betalen van belasting op
zich zelf niet het regl lol kiezen medebrengt. Alleen daar,
waar hel belastingstelsel zoodanig is ingerigt, dal uit hel
cijfer van schalpligligheid de grootheid blijkt van de som,
die iemand jaarlijks le verteren heeft, zal men gemakshalve
dal cijfer als maatstaf voor de gegoedheid kunnen nemen.

^ 1) Greg, A short reply to Mr. Grant Duff\'s lecture on „Roeks ahead."
The Fortnightly Review. December. 1, 1874. p. 821.

-ocr page 173-

155

Waar daarcnlegen zulk een belastingstelsel niel beslaat,
trachte men de gegoedheid op eene andere wijze le constate-
ren. Zoo schijnt hel, waar de belastingen geregeld zijn als
bij ons, nog veel beter, om b. v. de som, die iemand jaar-
lijks verwoont, dan om het cijfer van schalpligligheid als
maalslal\' van de gegoedheid aan te nemen. Niels is in elk
geval verkeerder dan in eene
Grondwet le bepalen, dal
aan ieder, die eene bepaalde som in de direcle belastingen
betaalt, hel kiesregt zal worden toegekend.

§ 10.

Wanneer men eene slaalsreglelijke instelling als de ver-
legenwoordiging beoordeelt, zal men niel alleen moeien
vragen, of zij op hel oogenblik goede vruchten kan afwer-
pen, maar evenzeer, of zij ook voor de toekomst een rijken
oogst belooft. Rlen zal dus moeten onderzoeken, of zij in staat
zal wezen, om de verstandelijke en zedelijke ontwikkeling der
burgers le bevorderen. Nu is het ook in dil opzigt, dat de
voorlreflelijkheid van hel repraesenlalive slelsel blijkt. Een
staatsvorm toch, die aan cén of aan weinigen hel gezag in
handen geefl, verlamt de veerkracht van hel volk, terwijl een
staatsvorm, die aan velen het regt toekent om mede le spre-
ken , de energie van de burgers zal bevorderen. Vandaar het
groote gevaar, dal in eene regering van één of van weinigen
gelegen is, zelfs dan, wanneer deze hel geluk der onder-
danen voor oogen hebben. »A good despotism", zegt Mill,\'
»means a government in which, so far as depends on the
despot, there is no positive oppression by officers of slate,
but in which all the collective interests of the people arc
managed for ihem, all the thinking that has relation lo col-
lective inleresls done for them, and in which Iheir minds
are formed by, and consenting lo, this abdication of their
own energies. Leaving things lo the Governmenl, like lea-
ving them lo Providence, is synonymous with caring nothing

-ocr page 174-

156

about them, and accepting their result, when disagrecahle,
as visitations of Nature. With the exception, therefore,
of a few studious men who take an intellectual interest in
speculation for its own sake, the intelligence and sentiments
of the whole people are given up to the material interests,
and when these are provided for, to the amusement and
ornamentation of private life I).

De repraeseutative staatsvorm daarentegen wekt den pu-
blic spirit op en leert den burgers puhliekregtelijk denken.
En dat publiekregtelijk denken, wat onderstelt het anders
dan »het vermogen om zich los te maken uit de beperkte
sfeer, waarin zich onze bijzondere belangen bewegen; —
hct besef, dat wij hehalve eene zelfstandige grootheid ook
nog deel zijn van een groote gemeenschap, zeker ten on-
zen behoeve ingesteld, maar die, juist om aan hare bestem-
ming te kunnen beantwoorden, meer moet zijn dan wij; —
liefde en belangstelling voor die gemeenschap; dc gaaf om
hare belangen tot de onze te maken; — een open oog

1) Oil representative government, p. 19.

De woorden van Mill had Koseheleff als motto van zijn geschrift
kunnen nemen. Mcu leze de beschrijving, die deze stajitsman van den
morelcn toestand van het Russische volk geeft. „Man befiehlt uns
dieses oder jenes, und wir vollbringcn\'s, ohne das Gesetz zu Rathe zu
ziehen, auch wenn wir\'s im Stande wären, blos weil wir\'s für bequemer
und ruhiger halten, als uns in Discussioncn oder gar in einen Conflict
mit der Gewalt einzulassen. Wir verstehen nicht einmal mit Würde
zu gehorchen. Jede gesetzliche Forderung der Regierungsbeamten zu
erfüllen ist Bürgerpflicht; aber wir kommen ohne Noth und um der
Liebedienerei willen dem Gesetze zuvor und unterwerfen uns mit einer
gewissen selavischcn Bereitwilligkeit den willkürlicbcn Befehlen der Be-
hörden. Infolge dieser Unterwürfigkeit kennt Gewalt keine Grenzen
mehr für ihre Willkür. Wenn sogar diejenigen, die sie aufhalten könnten ,
CS vorziehen sich ihr zu unterwerfen, was sollen drfnn andere thuuP
Mich geht\'s nicht an, sagen fast alle; uud deswegen geht\'s kciuen et-
was an und giebt es Schutz weder für jemanden noch vou jemanden."
(Unsere Lage. p. 114.)

-ocr page 175-

157

voor al hare schalten, voor al hare nooden en behoeften;
een scherp verstand ora het gewicht te bepalen, dat aan
elk bijzonder belang in de groote gemeenschap van belan-
gen toekomt; — een fijn gehoor om den toon van onze
stem te regelen, opdat die stem geen wanklank worde in
het algeraeen accoord; — het vrijwillig innemen van de
ondergeschikte plaats, welke aan onzen persoon en onzen
arbeid in het groot geheel toekomt; cn eindelijk de groote
kunst om te gehoorzamen aan hetgeen meer is dan wij,
ook dan nog als geen macht van buiten ons tot gehoor-
zaamheid dwingt." 1) Nu is er geen beter middel uit le
denken, om de liefde en belangstelling voor die gemeen-
schap op te wekken, om den burger le ontrukken \'aan de
beperkte sfeer, waarin zich zijne bijzondere belangen be-
wegen, dan door hem het regt toe le kennen, op het bestuur
van die gemeenschap mede invloed uil le oefenen, door hem
te vragen, volgens welke beginselen hij meent, dat de slaat
moet worden geregeerd, in welke rigling hij moet worden
voortgedreven. »lie is called upon, while so engaged,
to weigh interests not his own; to be guided, in case of
confiicting claims, by another rule than his private partia-
Hlies; lo apply, at every turn, principles and maxims which
have for their reason of existence the common good: and
he usually finds associated with him in the same work
minds more familiarized than his own with these ideas and
operations, whose study it will he to supply reasons to his
understanding, and stimulation to his feeling for the ge-
neral interest 2)."

Dc woorden van ccn van der Palm tot dc kinderen: »Ik wil
u niet vernederen, maar ophclTcn," passen ook in dcn mond
van hem, die tot hct volk spreekt. Welnu, niets verheft

1) Mr. Buy.s, Do zelfstandigheid vnn het staatsrecht. Gids. Maart, 187C.
p. 429.

2) Mill, t. a. p. p. 27.

-ocr page 176-

158

iemand meer dan de gedachte, dat hij niet alleen te ge-
hoorzamen heeft aan de wet, maar dat ook zijn oordeel hij
het maken van die wet gevraagd wordt, dat men er prijs
op stelt te weten, wat hij op het gebied van staat en maat-
schappij voor goed en regt houdt. »The wise parent," zegl
Hare, »admits bis children to his counsels, and makes them
partners of his labours\'and bis hopes, not from caprice or
by fits and starts, but gradually and impartially, as edu-
cation bears its fruit, and intellect is matured. The nation
is but a greater family 1)".

Zoo draagt dus de repraesenlalive staatsvorm het middel
lot zijne eigene volmaking met zich. »Zoo ergens dan past
hier het motto: Vires acqnirit eundo 2)."

Uil hetgeen wij gezegd hebben, volgt, dal hel kiesregl
moet loegekend worden aan ieder, van wien men verwach-
ten kan, dat hij eene politieke overtuiging zal verklaren,
maar tevens, dal men diegenen moet uitsluiten, van wie
zulks niel te verwachten is, die de meest essenliele ver-
eischten daarloe missen. Op hem, die in de onmogelijkheid
is zich eenigzins op de hoogte le stellen van hetgeen op
hel gebied van staal en maatschappij voorvalt, kan het kies-
regl geen goeden invloed hebben. Wij kunnen ons daarom
niel met Meijer vereenigen, wanneer hij zegl: »Das allge-
meine gleiche Wahlrecht ist das einzige Mittel, die Aufre-
gung des vierten Standes zu beruhigen und die Bewegung
desselben in richtige Bahnen zu lenken. Durch dies Wahl-
recht wird der vierte Stand in die Lage gesetzt, ja gewisser-
massen gezwungen, zu den übrigen Ständen in geordnele,
regelmässige Beziehungen zu treten und mit denselben an
den Aufgaben für Staat und Gesellschaft mit zu arbeiten 3)."

1) The eleetion of representatives, etc. Preface to tte third ed. p. 21.

2) Mr. Buys, Ilet wezeu van den coustitutiouelen regeringsvorui.
ilaarlem. 1862. p. 28.

3) Der Emanciputionskampf des vierten Standes. Bd. I. p. 358.

-ocr page 177-

159

Wie zou niet hel algemeen slemregl voorslaan. indien
hij overluigd was, dat allen, die Meijer onder den naam
van vierden sland zamenvat, tol de verwezenlijking van hel
staatsdoel zouden kunnen medewerken, zoodra hun hel regl
om polilieken invloed uit te oefenen werd toegekend? Het is
evenwel juisl de vraag, of die menschen daartoe in slaal
geacht kunnen worden. Te gelooven dal men hen, die in
de onmogelijkheid zijn zich op de hoogte le slellen van
politieke en sociale quaeslies, door hel invoeren van hel
algemeen stemregt, zal kunnen dwingen eene politieke over-
tuiging te verklaren, is even ongerijmd als tc meenen , dal
men een stomme zingen zal kunnen leeren, door hem lid
te doen worden van eene zangvereeniging.

Hel moet ons vreemd voorkomen, dal redeneringen als
die van Meijer nog zoo dikwijls gehoord worden, wanneer
wij bedenken, dal een blik op Frankrijk, waar reeds ge-
durende meer dan het vierde eener eeuw hct algemeen
slemregl heerscht, voldoende zou zijn, om de onjuist-
heid van dergelijke betoogen in hel helderste daglicht le
plaatsen.

Op hem, die zich de dagen van \'48 herinnerde, maakten
voorzeker de rapporten van de gedelegeerden der Fransche
werklieden bij de tenloonstelling le Londen ecn goeden in-
druk.
Ev heerschte in die stukken een kalme, vredelievende
toon. »Le public cclairó", zegl Leroy-Ueaulieu ,
bIuI les rap-
ports des délégués ouvriers i\\ l\'exposition de 1862; il s\'y in-
lére.ssa, el fut heureusement surpris de la simplicité el de
la modération de leur langage. Les réformes demandées
n\'avaient rien de bien effrayant, on pouvait cn contester la
possibilité, l\'opportunité ou l\'efficacité; mais, rapprochées
des déclamations cl des utopies de 1848, elles indiquaient
une sorte d\'apaisement el dc retour an bon sens" i). Het
gevolg hiervan was, dal in hel jaar 1867 hel zenden van

I) Les aspirations des ouvriers et leurs projets de rdforine sociale,

-ocr page 178-

160

afgevaardigden der werklieden naar de lenloonstelling van
Parijs door de regering zelve werd aangemoedigd. Ook de
rapporten, door deze afgevaardigden opgesteld, hadden geen
onrustbarend karakter. »Le public inteüigent et curieux de
ces .sortes d\'études lut encore ces comptes-rendus, en retira
de nouveau un sentiment de sécurité et de calme" i). In de
laatste jaren van het keizerrijk ging evenwel reeds veel van
dien goeden indruk verloren. De hevigste bestrijders van kapi-
taal en eigendom werden in de arbeidersvereenigingen het
meest toegejuicht. En het is voorwaar een opmerkelijk
verschijnsel, dal ongeveer dezelfden, die in 1862 en 1867
de gedelegeerden voor de tentoonstelling hadden gekozen,
in wier rapporten een welwillende toon tegenover de hoogere
klassen werd aangeslagen, onder de Commune hunne slem
uitbragten op de meest radicale socialisten. Bij dc verkie-
zing van den 26®^\'" Maart, waaraan ongeveer 180,000 kiezers
deel namen, vereenigden de leden der Internationale de
meeste stemmen op zich. Dat zij niet de meerderheid kre-
gen, was slechts een gevolg van de ongelijke indeeling der
kiesdistricten, want zij werden in de volkrijkste, d. i.
in de arbeiderswijken, gekozen 2). Wanneer wij hierop
acht slaan, dan kan hel ons niel verwonderen, dal, toen
ïolain den Maart 1873 in de Nationale vergadering voor-
stelde, de som van 100,000 gulden voor hct zenden van
gedelegeerden der werklieden naar de tentoonstelling tc
Wccncn van regeringswege loe le staan, zijn voorstel met
ccnc groote meerderheid verworpen werd. Dc rapporteur
Target zeide, dal hel aannemen van zulk ccn voorstel
»ce serail voler l\'abrogation implicite dc la loi contre

Rapports de la ddlégation ouvrière française h l\'exposition de Vienne.
Revue des deux mondes, le\' Juillet, 1875. p. 136.
1) t. a. p. p. 137.

\'2) Vgl. Meijer, Der Emancipationskarapf des vierten Standes. Bd.
H. p. 051.

-ocr page 179-

161

l\'Internationale" i). Niettegenstaande het verwerpen van
het voorstel van Tolain, werd toch eene delegatie van de
werklieden naar Weenen gezonden, daar het geld, dat
door de regering geweigerd was, door eene algemeene
collecte werd opgehragt 2). Geschiedde nu werkelijk dat-
geen, wat men gevreesd had? Dragen de rapporten, door
die gedelegeerden opgesteld, een onrustbarend karakter?
Volstrekt niet; over het algemeen wordt in die rapporten
een vrij kalme toon aangeslagen. Evenwel zoekt men te ver-
geefs naar duidelijkheid daar, waar men vooral eene juiste
uiteenzetting van de denkbeelden der werklieden zou wen-
schen. »ün des embarras qu\'éprouve le lecteur en par-
courant les innombrables pages de ces rapports," zegt
Leroy-Bcaulicu, »c\'est que, toutes les fois que l\'on y
traite ce que l\'on appelle la question sociale, la langue
cesse d\'être simple et claire, elle devient déclamatoire et
confuse. Ne croyez pas que ce soit inexpérience de la part
des rédacteurs: Dieu nous garde de reprocher à des ou-
vriers de ne pas écrire comme des académiciens! En gé-
néral, les délégués s\'expriment bien, avec une suffisante
correction ct quelquefois une verve pittoresque. Les rapports
de 1862 et même de 1867 sont écrits avec agrément; ils
se lisent sans ennui. En 1873, la partie technique des rap-
ports garde le môme caractère, mais la partie économique
ou sociale devient singulièrement déclamatoire: c\'est souvent
comme un chapelet de mots retentissants qui ont été enfilés
au hasard. Il nous semble que certains de ces délégués
ont imité ces écoliers qui font des cahiers d\'expressions
réputées heureuses, et qui, dans leurs discours ou leurs
pièces de vers, les jettent par douzaines sans s\'inquiéter
dc l\'effet discordant qu\'elles peuvent produire. Ainsi peut-
être quelques-uns des délégués ouvriers cucillcnt dans les

1) Journal des débats. 26 Mars, 1873.

2) Vgl. Leroy-Beaulicu, t. a. p. p. 137,

11

-ocr page 180-

162

journaux des termes sonores qu\'ils s\'empressent ensuite de
répandre dans leurs rapports i)."

llet is de vraag, zeide Proudhon, »si la classe ouvrière
possède une idée, c\'est-à-dire si elle s\'est créé une notion
de sa propre constitution; si elle connaît les lois, conditions
et formules de son existence; si elle en prévoit la destinée,
la fin ; si elle se comprend elle-même dans ses rapports
avec l\'État, la nation cl l\'ordre universel 2)," Kan men
nu de bovengenoemde keuzen de vrucht noemen van cen
idee, van eene gevestigde overtuiging, goed of slechl?

Uit eene vergelijking van Frankrijks morelen en inlellec-
luelen toestand met dien van andere landen blijkt dan ook
len duidelijkste de ongerijmdheid van de bewering, dal hel
algemeen slemregl een middel lol volksontwikkeling zou
zijn 3). Doch niel alleen kan hel algemeen slemregl geen

1) t. a. p. p. 145.

2) De la eapacité politique des elasses ouvrières. Paris. 1868. p. 41.

3) Over deu toestand van de lagere klassen in Frankrijks hoofdstad
leze men de artikelen van Maxime du Camp aan de beschrijving van
de Parijzenaars gewijd. (Le Parisien. Les rèvcs et le péril. Revue
de France. 30 Septembre, 1874. p. 695 volg). Do schrijver verhaalt
ons
0. a., dat bij eens bij de stembus eeu werkman het volgende karakte-
ristieke antwoord heeft hooren geven, naar aanleiding van du vraag,
op wien hij zijne stem had uitgebragt: „J\'ui voté pour Satan; du

moins, si celui-la est nommé, il f......le feu partout." (t. a. p. p. 706).

Opmerking verdient ook hetgeen Taine over de politiekc denkbeelden
van de plattelandsbewoners in Frankrijk zegl: „Ce sont encore des
sujets, non plus sous uu roi, mais sous uu maitre anonyme. Ils savent
qu\'il y a quelque part, bien loin, une grande chose puissante, le
gouvernement, et qu\'il faut lui obéir, parce qu\'elle est puissautc;
auircuieut gare l\'umende, les gendarmes et la prison 1 Sans doute, elle
est utile, puisque les gendarmes arrêtent les malfaiteurs, et que les
cantonniers bouchent les trous des routes. Mais surtout et avant tout
elle est redoutable; les petits sont sous sa main toujours et en cent
^açons, par le percepteur, par le maire, par l agcnt voyer, par le sous-
inspecleur des forêts, par le commissaire de police, par le garde cham-
pêtre, par les commis des droits réunis, pour percer une porte, abattre

-ocr page 181-

163

goeden invloed hebben, wij aarzelen niel le zeggen, dal
bel op de rnoralileil der kiezers slecht moei werken. Door
hel stemregt aan afhankelijke menschen toe le kennen,
werkl men de onzedelijkheid in de hand. »Quand 1 elccleur
esl sans indépendance, le mal a une porlée qu\'il importe
de connaître. Il ne s\'arrête pas à l\'ordre polilique ; il pénètre
dans la société. Lorsque le gouvernement représentatif
manque à sa vocation, il n\'esl pas simplement inutile; il
vicie: la nature humaine vaut alors mieux que les institu-
tions, et elle reçoit la corruption de qui devrait la com-
ballre. A choisir entre le despotisme el une représentation
faussée, je pencherais à croire que la condition de l\'homme
est pire sous celle-ci. Sous celui-la, sans doute, il n\'esl pas
libre, mais au moins n\'a-t-il à lutter que contre ses pen-
chants; au lieu qu\'une forme représentative menteuse, qui
d\'ailleurs ne lui procure pas de liberté vraie, lui crée des
tentations qu\'il n\'aurait pas connues sans elle. L\'occasion
d\'exercer ses droits politiques n\'esl pour lui que l\'occasion
de mal faire. L\'honnêteté dc celui qui ne vole pas en
conscience, est déjà considérablement entamée, el il esl
bien difficile que l\'homme reste pur, où le citoyen a tran-
sigé. S\'il met dans le commerce les choses qui n\'y sont
pas, que ne fera-l-il pas de celles qui y sont?" l)
Daarenboven kan, waar hel algemeen slemregl hcerschl.

un arbre, bâtir un hangar, ouvrir une oehoppo, transporter uno pièce
lie vin. Qu\'une loi soit promulguée, qu\'un arrêté soit rendu, qu\'un
fonctionnaire soit remplacé, l\'auteur est toujours cet être abstrait, indé-
terminé, lointain, dont ils n\'ont aucune idée nette, le gouvernement.
„On ordouuc ceci. On ordonne cela." Cet on si vague est leur vrai
souverain; ils le subissent ou l\'aeceptcut comme le froid en hiver ou le
chaud en été, comme un je ne sais quoi fatal, supérieur, établi dc
temps immémorial et sur lequel ils n\'ont pas do prise. Renversé, rétabli,
remplacé, renouvelé, peu leur importe; pour eux il est toujours à peu
près le mûiue. (Du suffrage universel et de la manière de voter, p. 19).

1) llello. Du régime coustitutionucl. T. II. p. 282,

11*

-ocr page 182-

164

de repraesentative staatsvorm ook op de overige burgers
geen goeden invloed uitoefenen. Wanneer iemand overtuigd
is, dat bij het maken der wetten ook zijn oordeel gewigl
in de schaal legt, dan zal hij hel zijn pligl rekenen, om
zich hoe langer zoo meer op de hoogte te stellen van
hetgeen op politiek en sociaal gebied voorvalt. Maar wan-
neer de kiezer weel, dat de invloed, dien hij door zijne
stem uitoefent, geneutraliseerd wordt door de stem van
anderen, die zonder eenige overtuiging handelen, dan wordt
hij onverschillig. Zoo mocl de invoering van hel algemeen
stemregt noodzakelijk den dood van den waren puhlic spirit
ten gevolge hehhen.

-ocr page 183-

BESLUIT.

Nu wij aan hel einde van onze beschouwingen over kies-
regl gekomen zijn, zal het welligt niet overbodig wezen een
blik terug te werpen op hetgeen in dil geschrift be-
sproken is.

De leer der volkssouvereiniteit, die het eerst onze aan-
dacht trok, moesten wij verwerpen, omdat wij zagen, dat
hct regt dcr meerderheid niet le bewijzen, maar met de
premissen, waarvan de voorstanders dier leer uilgaan, vol-
komen in strijd was.

Evenmin als met de voornoemde theorie konden wij ons
evenwel met de leer van Guizot vereenigen, omdat hij , door
van de souverciniteit der rede te spreken, toonde het wezen
van hct staatsgezag niet juist op tc vallen.

Ook het probleem, door .Mill gesleld, kwam ons onoplos-
baar voor, want van cen tot stand brengen van een even-
wigt dcr tegenstrijdige belangen zou alleen dan sprake
kunnen zijn, wanneer zijne bewering, dat in de mecsle
staten slechts twee klassen van menschen tegenover elkander
staan, niel geheel bezijden de waarheid lag.

Eindelijk hebben wij gemeend ons ook le moeien ver-
klaren tegen de leer van hen, die in het vertegenwoordigend
ligchaam niets anders zien dan den voogd des volks en die
daarom beweren, dat hel er in de eersle plaals op aankomt^

-ocr page 184-

166

waarborgen voor de bekwaamheid der vertegenwoordigers
te stellen. Wij gelooven toch, dat de bekwaamheid en de
goede wil der bestuurders geen voldoenden waarborg geefl
voor eene ware behartiging der volksbelangen, maar dat
hel bestaan van eene instelling, waardoor de volksgeest
zich openbaart, een noodzakelijk vereischte is voor een goed
staatsbestuur. Deze overtuiging deed ons reeds aan het
hoofd van dil geschrift de woorden van Burke plaatsen:
»The virtue, spirit and essence of a House of Cominons
consists in ils being the express image of the feelings
of the nation."

Is nu die opvalling van het vertegenwoordigend slelsel de
juiste, dan dienl niet alleen hel kiesregt zoover te worden
uitgebreid, dal alleen zij, die in de onmogelijkheid zijn eene
politieke overtuiging le verklaren, daarvan worden uitge-
sloten, maar dan is ook hel districten-stelsel veroordeeld,
want, waar dil bestaat, wordl hel beeld des volks in de
vertegenwoordiging weêrgekaatst als in een spiegel, waar-
van hel glas gebroken is.

Wanneer men ziel, dal hel slelsel van proportionele ver-
tegenwoordiging zelfs onder staatslieden, die steeds de
woorden volksgeest en volksovertuiging op de lippen hebben,
nog zoo weinig voorstanders aantreft, dan \'zal men tol hel
besluit moeten komen, dal de oppositie, die elk plan lol
hervorming van het kiesslelsel ondervindt, niel allijd aan
eene miskenning van de ware beginselen le wijlen is. En
inderdaad, somtijds doet hel treut-ige verschijnsel zich voor,
dat eene parlij zich legen zulk eene hervorming verzei,
omdal zij bevreesd is daardoor de magl te zullen verliezen,
die zij op hel oogenblik op eene onreglmatige wijze uiloefenl.
Verklaarl zulk eene partij, dal zij die willekeurige magl
blijft uitoefenen tol beslvvil van hel volk zelf, dan kan men
niet beter doen dan in herinnering le brengen wal Burke van
dergelijke uilvluglen gezegd heelt. »The people indeed have
been told", zeide hij, »that this power of discretionary

-ocr page 185-

167

disqualification is vested in hands that they may trust,
and who will he sure not lo ahuse it to their prejudice.
Until 1 find something in this argument differing from that
on which every mode of despotism has heen defended, I
shall not he inclined to pay it any great compliment. The
people are satisfied to trust themselves with the exercise
of their own privileges, and do not desire this kind inter-
vention of the House of Commons to free them from the
hurthen" l).

1) Thoughts on the enuse of the present discontents. Works. Vol. I.
p. 181.

-ocr page 186-

■■ ■ ■ ^ ; ^ ■ ■ \'

- .V i !

Üï

-ocr page 187-

STBT^IjIISrGhBM.

I. \'

L. 9 § 4 dc Publ. in rein (O, 2) is niet in strijd met
1. 31 § 2 de a. e. v. (19, 1).

II.

Ten onrcgle zegt Windscheid, (Tjchrhuch des Pandekten-
rechts. I. p. 013) dat bij dc rei vindicatio de bezitter ter
kwader trouw niet verantwoordelijk is voor het vergaan
der zaak tengevolge van nalatigheid vóór de litis contestatio.

III.

Onjuist is de bewering vanihering, (Schadenersatz bei
nichtigen Verträgen. Jahrbücher iür die Doginatik. IV. p. 47)
dat bij den verkoop van cen vrij man als slaaf of van cen
locus sacer of locus religiosus de verkooper volgens hct
ilomeinsche regt alleen voor het »negative Vertragsinte-
resse" behoeft in tc staan.

IV.

Ten onrogtc l)e.sliste do regtbank tc Amsterdam bij von-
nis van 2 Maait 1875, (Weekblad van bet regt, N". 3871),

-ocr page 188-

170

dat, wanneer bij eene verliuring den verbuurder het regt
is toegekend, om bij het eindigen van den luiurtijd liet
buis voor een bepaalden prijs over tc nemen, mits hij
vóór het einde van den huurtijd daartoe zijn wil verklare,
door de daarop gevolgde toestemming van den laatste de
koop reeds gesloten is.

V.

Hij, die door koop eigenaar is geworden van een ver-
huurd huis, is niet tot het doen van reparatieën verpligt.

VI.

Het straf beding, toegevoegd aan eene verbindtenis pro
alio, is nietig.

VII.

De regtsvordering tot ontkenning van de wettigheid van
een kind zal ook dan ingesteld kunnen worden, wanneer
het kind overleden is.

VIII.

De erfgenamen kunnen de regtsvordering tot ontkenning
van het kind ook dan instellen, wanneer dit zich niet in
het bezit der erfenis gesteld, of hen in het bezit daarvan
niet gestoord heeft.

IX.

De bepaling van art. 182 al. 3. B. \\V. is ook van toe-
passing op huwelijken, vóór de invoering van hct Burger-
lijk Wetboek gesloten.

X.

llet verbod des crilaters, bij de fideicommissaire substi-

-ocr page 189-

171

tutie de residuo gevoegd, om over de goederen bij schen-
king te beschikken, bi\'engt niet het verbod mede, om bij
huwehjk de goederen in de gemeenscliap te doen vallen.

XI.

De onbevoegdheid dei\' arrondissementsregtbank, om ken-
nis tc nemen van de in art. 87 N°. 1. R. O. aan de ken-
nisneming van den Hoogen Raad opgedragene regtsvorde-
ringen, is eene onbevoegdheid uithoofde van het onderwerp
des geschils en daarom ambtshalve toe te passen.

XII.

De bepalingen van art. 182 W. v. K. zijn niet alle op
stralfe van nietigheid voorgeschreven.

XIII.

De clausule »zonder kosten" maakt den wissel nietig.

XIV.

Art. 47 al. 2. W. v. K. verdient afkeuring.

XV.

Het zou to wensehen zijn dat het Wetboek van Koop-
handel (art. 43) den cedent van nog niet volgefourneerde
aandeelen nog gedurende een bepaalden tijd voor de stor-
tingen aansprakelijk stelde

XVI.

Het is niet aan tc bevelen, dat bij eene eventuele herzie-
ning van ons faillitenregt de bepaling van het ontwerp van
de Duitsche Konkursordnuiig, dat het faillissement niet

-ocr page 190-

172

geldt voor de crediteuren, die door pand of hypotheek ge-
dekt zijn, overgenomen worde.

XVII.

Door den afstand, bedoeld in art. 321 al. 2. W. v. K.,
worden de crediteuren eigenaren van het schip.

XVIII.

De valsche eed is ook dan volgens art. 366 C. P. straf-
baar, als hij is afgelegd uitsluitend met het doel om zich
zelf niet te bezwaren.

XIX.

Teregt zegt Ilaus, sprekende van art. 328 C. P. : »Lors-
que les agents du pouvoir emploient la force pour l\'accom-
plissement d\'un acte, évidemment illégal, d\'un acte qui
constitue un flagrant abus de pouvoir, ou que, pour l\'exé-
cution d\'un acte légal, ils exercent, sans motif légitime,
des violences .(invers les personnes, la réaction violente est
justifiée, pourvu qu\'elle soit commandée par la nécessité."

XX.

Bij hoon en lastei- tegen (icn regtspersoon moet de straf-
actie dooi\' de beleedigde leden ingesteld worden.

XXI.

lu art. 22 W. v. Strv. zijn de gevallen, waarin dc ver-
volging alleen op privaat aanklagt gcscbicdcn kan, tc veel
beperkt.

XXII.

♦ De circulaire der Eritsche admiraliteit van September
1875, waarbij aan de gczagvocrdei\'s van Kngol.sclic oor-

-ocr page 191-

173

logschepen bevolen werd de slaven, welke op die schepen
gevlugt waren, aan hunne meesters uit te leveren, was
met de beginselen van het volkenregt in strijd.

XXIII.

Onze Grondwet huldigt niet de leer der volkssouverei-
niteit.

XXIV.

Ten onregte zegt Stahl, (Rechts uiul Staatslehre. II.
p. 191) sprekende van den republikeinschen staatsvorm:
»Es ist hier die Souveränetät, die ihrer Natur nach un-
theilbar seyn soll, dennoch in gewissem Grade zwischen
der Volksversammlung und den Magistraturen getheilt."

\\

XXV.

In de constitutionele monarchie kan men den Koning
niet werkelijk souverein noemen.

XXVI.

Onjuist is de bewering van Bhmtschli, (Geschichte des
Allgemeinen Staatsi echts und der Politik, p. 340) dat tus-
schen de staatsleer van Rousseau en die van Kant slechts
een practisch verschil bestaat.

XXVII.

Ahrens (Cours de droit naturel 1. p. 31) miskent deleer
van Rousseau, wanneer hij zegt, dat de Ibut van diens
staatsleer daarin ligt, dat hij het regt van den staat
grondt op den wil.

-ocr page 192-

XXVIII.

174

De doctrinaire staatsleer berust op eene miskenning
van bet wezen van het staatsgezag.

XXIX.

Art. 74 G. W. behoorde bij eventuele grondwetsherzie-
ning te vervallen.

XXX.

De vertegenwoordiging kan in waarheid slechts uit ééne
Kamer bestaan.

XXXI.

Men kan de pers niet als het orgaan van den volks-
geest beschouwen.

XXXII.

Met regt van den Koning om de vertegenwoordiging
te ontbinden, behoorde in zooverre beperkt te zijn, dat
hij daarvan niet meer dan eenmaal gedui-ende een be-
paalden tijd gebruik kon maken.

XXXIII.

Het districten-stelsel behoorde door het stelsel vau pro-
portionele vertegenwoordiging vervangen te worden.

XXXIV.

Zij, die met Ahrens (Cours de droit naturel 11. p. 411) er het
^stelsel van proportionele vertegenwoordiging een verwijt
van maken, dat zijn grondslag atomistisch is, maken

-ocr page 193-

175

zich schuldig aan eene verwarring van de begrippen:
staatsvertegenwoordiging en volksvertegenwoordiging.

XXXV.

De regtstreekscbe kiesvonn is de beste.

XXXVI.

De kiezer moet in de eerste plaats op de politieke be-
ginselen van den candidaat acht slaan.

XXXVII.

Ilct is wenschelijk, dat de candidaten vóór de verkie-
zingen de kiezers voorlichten door het uitgeven van po-
litieke programma\'s.

XXXVIII.

Een passive census voor de leden der vertegenwoor-
diging is al\' te keuren.

XXXIX.

De verpligtiug om belasting tc btdalen brengt evenmin
als dc dienstpligt het regt tot kiezen mede.

XL.

Dc census kan niet vei\'dcdigd worden als waarborg
voor het belang, dat de kiezer
beert bij dc handhaving
van dc tegenwoordige miuitscbappelijke orde.

XLI.

Ilct is niet wenschelijk, dat bij ccnc eventuele grond-
wetsherziening aan de capaciteiten als zoodanig het kies-
regt worde toegekend.

-ocr page 194-

176

XLII.

Het algemeen stemregt kan niet anders dan nadeelig
op de volksontwikkeling werken.

XLIII.

Ten onregte zegt Thornton (On labour, p. 288) : »In a
country commercially stationary — in which national
wealth is not increasing — when a permanent advance
of the rate of wages is obtained artificially by unionist
action, there must needs be a corresponding lowering of
wages in other trades. Even in a country commercially
progressive, it is impossible for unionism to raise wages
in any particular trade, without causing the demand
for the produce of other trades to bo less than it would
have been, or without equally checking the demand for
labour in those other trades.

XLIV.

Men zal zich evenwel ook niet met Brentano (Zeitschriii
liir die gesammte Staats wissenschaft. XXXÏI. p. 477) kun-
nen vereenigen, wanneer hij zegt: »Die Kosten dieser
künstlichen Lohnerhöhung fallen den Arbeitern keines
Gewerbes zur Last. Sie werden von den übrigen Gesell-
schaftsklassen ausser den Ai-beitern getragen."

XLV.

Wanneer een staat zoogenaamde improductive uitgaven
gedaan heeft, is het beter, dat deze door het heften van
belasting dan door het sluiten van eene leening gedekt
worden.

\'m

-ocr page 195-

, ! ».

7\'Ï:

. . *, - -1

i • ,
1 •• -i. \'

*

. f"- -

■.iiîjtv.

\'•Y

• "»> : ■

. VÄ

i \\

y.\'.\'-

• •

-

-ocr page 196-

• r\'>,

v.j, .

., /

"L -. U \'J! " - ■ J \'■■\'\'1.1 .rK,.-

-ocr page 197-

. \'A\'-^.r-

i-t-

..... . .

< j» .

i.

-ocr page 198-

m