S ÖÏEIl HE? ÏIRÜS SÏPlllLinCül
ri.
j
en
DE BEHANDELING DER SYPHILIS
dook
.OxNDKRIIUIDSCllE INSPUITINGEN VAN SUBLIMAAT,
-ocr page 2-fW- •>
-ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-2
IETS OVER HET VIRUS SYPIIILITICUM
EN
DE BEHANDELING DER SYPHILIS
\\
non It
ONDERHUIDSCHE INSPUITINGEN VAN SUBLIMAAT.
-ocr page 6-UTRECHT
0490 0563
-ocr page 7-IETS OVER HET VJRUS SYPHILITICUM
en
door
ONDERHUIDSCHE INSPUITINGEN VAN SUBLIMAAT.
ter verkkijoino van den okaau
VAN
HOOGESCHOOL TE UTRECHT.
na macutioino van den hectüu m aon i l\'kius
H. VAM I-IERWERDEN,
OKWOO.-« Hooni.tr.RAAii IN i>K FAcii-TriT DKR Hr.irir.nKi.KMiiK wusiiwmr.KTK r.x urrtr.HKi»,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISÜllKN SENAAT
KN
VOLGENS BESLUIT DER FACULTEIT DEU GENEESKUNDE,
TK VKRDKDIOKN
op Yrljilni? «Ion T\'"\'" April 187«, «los iiniiiltMngs Icii 7 nrc,
IWOR
LAMORAAL ALBERTUS £MIL1US SLUIJTERMAN,
UICIIOItEN TK SNliKK.
UTHKCIIT, — GwtR. VAN DKR POST, — 1876.
-ocr page 8--i ■ .
• j
> t
#
. \' <1 . r..
■ . . _ _ • ......
^^^ ■ - ■ \' ii. ■ \'
■X -
-iT
i
OÏDRUKT HU O. A. TA.1 UOrTKN, TS UTBÏCHT.
I
-ocr page 9-AAN M IJ N OOM.
■r
\'iUf. ,
m •
p--
ïi:;
J\'jCU euhel woord ga mijn proefschrift vooraf. Dc
tijd, wcllicn ili nan dc Acadcmic doorbracht, znl steeds
bij Vlij aangename herinneringen wekken.
Ik breng u mijn danlibeluigingen hooggeleerde heeren
der medische faculteit voor tiw uitsteliend onderwijs,
hetgeen me later zoozeer van nut zal kunnen zijn.
JlouggcaclUe promotor van (tOUDOKVKH, uwe hulp,
mij beloond bij hel vervaardigen mijner dissertalie,
vergeet ik nimmer.
Denk ik aan V vcriedene, dan koml me de lijd voor
den geest, waarop het tnij gegeven was dc clinischc
VIII
lesften aan het ziekenhuis te Rotterdam bij te wonen.
Voor\'het vele en goede van U Zeer Gel. heer en van
der Hoeven, Rienuerhoff en Vroesom de Haan
ondervonden^ ben ik steeds dankbaar.
Op ons mijne vrienden worde nooit de spreuk toe-
passelijk: DÜit het oog uit het hart."
\\
De gunstige resultaten in de Inutsto jaren alhier
nan het Ziekenhuis verkregen bij de behandeling der
syphilis door onderhuidsehe inspuitingen niet subli-
maat , (leden mij besluiten, o?n ze, vooral ook om
den grooten tegenstand, dien deze methode nog steeds
ondervindt, bekend te maken. 1)
Eeno ziekte zoo algemeen verbreid, zoo kwellend
voor dc patiënten, zich openbarende onder zoovele
verschillende verschijnselen, is zeker aller aandacht
overwaardig en niet minder verdient eene zoo ge-
makkelijke , zekere cn, bij anderen vergeleken, aan-
gename wijze van behandeling, aller aandacht.
Wat is syphilis? Kene contagieuse ziekte, bestaande
in een bloedvcrgiriiging, waardoor in de weefsels van
het lichaam in min of meer bcjjaalde volgorde menig-
vuldige veranderingen worden teweeggebracht j do
tot resorptio geschikte ziekteproducten, zoowel als
1) Voor C jaren maakte l)r. Voerman in zync disaertatie
„Behandeling der Syphilis door ondcrlmitlscho kwikinspuitiug"
eenige gevallen bekend, die ook door my lyn opgenomen.
1
-ocr page 14-het bloed van een ziek individu op een gezond over-
gebracht (zooals O. a. uit door Pellizari genomen
proeven is gebleken) geven weder dezelfde ziekte.
In weerwil van de microscopische onderzoekingen
van het bloed van syphilitici en de producten, die
deze ziekte levert, is het tot nog toe niet mogen
gelukken aan te toonen, van welken aard dit virus is.
Is dit alzoo nog onbekend, des te beter kennen
wij de lues in hare verschijnselen, haar verloop,
hare gevolgen. Moge in het verloop der ziekte nu
eens dit, dan weer dat symptoom , haar eigenaardig,
ontbreken, toch zijn dan meestal de overige ver-
schijnselen zoo karakteristiek, dat men bij cenigzins
nauwkeurig ingesteld onderzoek niet licht de diagnose
wLues" over \'t hoofd zal zien.
Wanneer deze ziekte voor het eerst in Europa is
opgetreden en waar: tevens of ze reeds in de grijze
oudheid bestond, is voor mij, die mij hoofdzakelijk
de behandeling heb ten doel gesteld van minder
belang. Echter ligt het op mijn weg om, zij het
ook slechts ter loops, in eenige nadere bijzonder-
heden te treden, aangaande dc denkbeelden, die
men zich in vroegeren en in latercn tijd van de
aetiologie der syphilis heeft gevormd.
Zoo was Fernelius (1492) iels later Fallopia van
oordeel, dat het virus syphiliticnm zoowel nan den
etter, dien een blennorhoe afzondert, gebonden is,
als aan dien, welken dc ulcera genitnlium levcrert. Dc
morbi venerei ontstonden allen ten gevolge van een en
hetzelfde virus: blennorhoea urethrae en ulcera genita-
liura ontsproten uit een en dezelfde bron. Bijna drie
eeuwen later bleef Hunter (1770) nog aan de indentiteit
hechten. iMogen nu ook zijne onderzoekingen hem tot
verkeerde gevolgtrekkingen hebben geleid, toch was hij
het, die, door de methode, welke hij bij zijne onder-
zoekingen bezigde, den lateren syphilidologen den
weg heeft gewezen , dien zij bij het nemen van experi-
m enten hadden te volgen. Munter inoculeerde zich
aan den glans penis met pus blennorrhoicum. Toen
hij eenige dagen later zich daar ter plaatse een ulcus
zag ontwikkelen, stond het bij hem vast: de etter,
dien een blennorrhoe afzondert en die, welken een
chanker levert, zijn identisch.
Het was voornamelijk üell, die tegen deze leer
te velde trok: hij herhaalde dc proeven van Munter
met tegenovergcstelden uitslag. Verder was hij
zeer tc recht van oordeel, dat bij iedere blennorrhoe
een chanker cn omgekeerd zou moeten oj)tredcn,
zoo ten minste Munter het recht aan zijne zijde had,
daar de etter, dien een blennorrhoe afzondert, met
den glans in aanraking komt en bij chanker lichtelijk
eenige etter in de urethra aanlandt. Met grootsle
deel der syphilidologen echter, vertrouwende op do
autoriteit van Munter, bleef aan de identiteit van
hct virus hechten en beschouwde dc blennorrhoe
urethrae als |)rimair syphilitisch symptoom.
Zoo bleven do verschillende meeningen, die zich
van lieverlede hadden ontwikkeld, bestaan, totdat
in de eerste helft dezer eeuw llicord in Parijs optrad
met geheel andere beschouwingen.
1\'
-ocr page 16-In zijn //Traité pratique des maladies vénériennes"
vermeldt hij, dat hij van 1831—1837 in \'t geheel
667 inoculaties met pus blennorrhoicum op gezonde
huidplaatsen bewerkstelligde; op een of twee uitzonde-
ringen na constateerde hij, dat er nimmer een chanker
of constitutionele verschijnselen waren ontstaan. In
die beide gevallen, waar deze zich later hadden voor-
gedaan , nam hij, wegens een harde plek in het ver-
loop der urethra een complicatie aan van blennor-
rhoe met ulcus durum: dit laatste werd door hem
genoemd: chancre larve. Anderen herhaalden zijne
proeven met hetzelfde gevolg. Daardoor viel de
theorie van Hunter en werd voor goed het systeem
der identiteit van blennorrhoe en syj)hilis verlaten.
Ricord ging echter verder. De chanker werd door
hem als de eenige bron der lues aangezien, waar-
tegenover hij de constitutionele syphilis als secundaire
of tertiaire aandoening stelde , al naarmate dc ziekte
verder was gevorderd. Hn niet alle chankers gaven
aanleiding tot opvolgende verschijnselen; hij onder-
scheidde twee species : het ulcus dnriitn cn het ulcus
molle. Na het eerste steeds constitutionele verschijn-
selen , na het laatste nimmer. Welk van deze beide
na infectie optrad, hing af èn van do intensiteit van
het virus èn van den bodem. waar het zich hechtte
Steunende op zijne onderzoekingen bouwde hij het
volgende systeem:
1°. Er bestaat een virus syphiliticum 1).
1) Itoewel weinigen in aiintni, waren er sommij^en (Hroussnis)
die ten eenenmiilc liet virus syphiliticum looclienden, cn de con-
2°. Er bestaat slechts één virus syphiliticum.
3°. Op een excorierende oppervlakte gebracht
werkt dit virus oogenblikkelijk, zonder incubatie.
4°. Het werkt altijd slechts eerst lokaal „de chan-
ker."
5°. De drager van-het virus is de chankeretter
en de etter der virulente bubones.
1 Het wordt derhalve slechts door den etter der
chankers medegedeeld.
7". De afiecten der secundaire syphilis (plaques
muqueuses, enz.) zijn derhalve niet contagious.
8°. De chanker is echter steeds contagious; im-
muniteit bestaat niet.
Deze zonder twijfel contagieuse chanker, de
droger van het virus syphiliticum, heeft niet altijd
constitutionele verschijnselen ton gevolge.
10°. Hij doet dit slechts, als hij indureort.
11®. Of liever het optreden der induratie is hot
oersto symptoojn der begonnen infectie.
12°. De induratie ontstaat nooit voor den vijfden
dag der ontwikkeling van den chanker.
13". Men kan slechts eenmaal constitutioneel sy-
philitisch worden.
I t\'. Of de induratie al of niet ontstaat, hangt af
van do individuele dispositie on van do plaats waar
het virus aanlandt.
15". Daar deze individuele dispositie zich vooraf
stltutionelo vcrschytiscicn eenvoudig tocsolircveii nnu do l)chnu(lc-
ling met mcrcurinlin.
G
niet laat berekenen, handelt men het best, iederen
chanker door cauterisatie direct te trachten te ver-
nietigen.
De leer der uniteit, aldus door Ricord genoemd,
omdat een en hetzelfde virus volgens hem een en
hetzelfde ulcus voortbracht, dat naar gelang van om-
standigheden verschillend in verloop was, zou echter
spoedig bestrijders vinden. Dit lag voor de hand.
Hoe kon men zich ongedwongen verklaren, dat het-
zelfde virus als bij toeval nu eens stoornissen in het
leven zon roepen van betrekkelijk geringe beteekenis,
dan weder een ziekte zou veroorzaken met zulke
vreeselijke gevolgen?
Het was Léon Basséreau, een leerling van Ricord,\'
die in het jaar 1832 een nieuwe leer in het leven
riep aangaande het contagium der beide chankcr-
soorten. Hing het volgens Ricord van het toeval
af, of een chanker al of niet zou indurcren (of dus
het ulcus molle in het ulcus durum kon overgaan)
hij. trachtte, door clinische waarnemingen gesteund,
te bewijzen, dat:
1®. Een door secundaire verschijnselen gevolgde
chanker bij infectie altijd weder een zoodanigen geeft.
(Chancre précurseur u la vérole).
2°. Het ulcus molle zich eveneens in zijn soort
blijft voortplanten, zonder constitutionele verschijn-
selen na zich te slepen en hoogstens tot veretterende
bubones aanleiding geeft. (Chancre u bubon suppure).
Bovendien geloofde hij voor zijne meening een
steun \'te vinden in dc geschiedenis der ucs: het
ulcus molle zou reeds door de oudere medici nauw-
keurig beschreven zijn lang voordat (omstreeks de 15®
eeuw) de constitutionele syphilis was bekend ge-
worden.
Twee jaren later kwam Clerc met de volgende
theorie :
1®. Er zijn twee nauwkeurig gescheiden variëtei-
ten van ulcera specifica: n.l. de geindureerde of in-
ficierende en de niet geindureerde of eenvoudige
chanker.
2°. Ieder van deze j)lant zich als zoodanig bij in-
fectie voort, zonder dat de een in den ander overgaat.
3°. De eenvoudige chanker is oorspronkelijk ont-
staan uit den Inficierenden chanker. IIij is het
product van een inficierenden chanker geent op
een syphilitisch individu. Clerc beschouwde de con-
stitutionele syphilis in verhouding tot het ulcus
molle, als de verhouding der variola tot de vario-
lois; hij wilde daarom het ulcus molle met den
naam „chancroid" bestempelen. Eenmaal ontstaan
plant hij zich voort zonder ooit weder hct bloed te
infecteren. Ook hij wilde dus in de geschiedenis
der syphilis het bewijs zien, dat beide ulcera niet
altijd to zamon hadden bestaan: volgens hem zou
echter in tegenoverstelling van Basseroau het ulcus
durum roods lang hebben bestaan, hot ulcus molle
van lateren tijd dateren.
Spoedig daarop cchtcr werden door Ricord in zijne
„Leçons sur Ic Chancro" gevallen gepubliceerd, die
bewijzen moesten, dat de chancroid van Clerc in
8
staat is den inficierenden te leveren, en dat deze
op zijne beart liet ulcus molle kan doen ontstaan.
De leer van Bassereau en Clerc had echter reeds te
veel aanhangers gevonden, dan dat men, ook al mögt
Ricord toen ter tijde nog zijn stem hiertegen verheffen,
de theorie der dualiteit zou laten varen. Rollet ver-
dedigde de stelling dat er chankers kunnen bestaan,
waarin beide smetstoffen gelijktijdig aanwezig kun-
nen zijn f/de chancre mixte".
Ofschoon Hollet zelf toegeeft dat de chancre mixte
eene groote zeldzaamheid is (2—100), zoo kan men
zich toch zeer goed zijn bestaan denken.
Een syphiliticus b. v. met nog voorhanden ulcus
durum bekomt na een coitus impurns een ulcus
molle in de onmiddelijke nabijheid. Vermengen zich
nu deze beide secreta onderling, zoo kan daaruit
bij inoculatie zoowel de inficierende (ulcus durum)
als de eenvoudige (ulcus molle) zweer ontstaan.
Inoculeert men en een gezond en een luetisch
indjvidu met de afscheiding van dezen chancre mixte,
dan ontstaat aanvankelijk bij beiden zonder incubatie
hetzelfde, n.l. het ulcus molle.
Het ulcus molle blijft als zoodanig bij het syphi-
litisch individu bestaan; bij den \'gezonden echter
gaat dit ulcus later indurcren, daar ook tevens het
virus syphiliticum is opgenomen.
Hoe dit zij, door do theorie van Bassereau en
Clerc werd er ten aanzien van de contagia .der
ulcera specifica een nieuwe leer in het leven geroe-
pen : dc strijd tusschen hen, die één contagium voor
beide aannamen (unicisten) en hen, die er twee"
postuleerden (dualisten) nam een aanvang.
De quaestion brûlante was slechts deze:
Is hct mogelijk, dat de afscheiding van een karak-
teristiek ulcus molle op een gezond individu over-
gebracht aanleiding geeft of kan geven tot een ulcus
durum met de volgende verschijnselen, en eveneens,
dat een ulcus durum een ulcus molle bij infectie
levert, dan is daarmee bewezen, dat beide soorten
door één en hetzelfde virus kunnen ontstaan. Ge-
schiedt dit niet, maar levert het ulcus molle steeds
het ulcus molle; ontstaat, na infectie met de materie
van het ulcus durum, steeds het ulcus durum met
verdere gevolgen, dan mag men aannenien : twee
smetstoflen, die ieder voor zich een bepaald ziekte-
proces doen ontstaan.
Om dit probleem op tc lossen werden nauwkeu-
rige experimenten gevorderd; velen zijn cr geno-
men. In de volgendo bladzijden zal ik do bewijs-
kracht dier proeven eenigzins nader beschouwen.
Danielssen in llergen deed bij 22 lepra pationten,
die nooit aan lues universalis hadden geleden , 12704
inocnlaties met de afscheiding van ulcera mollia,
8277 loverden bepaalde chankorzworen. Allen werden
maanden, sommigen zelfs gedurende ccn jaar op
deze wijze behandeld, zonder dat zich noch toen
noch later constitutionele verschijnselen vertoonden.
Hij al dezo inocnlaties plantten zich dus de ulcera
mollia als zoodanig voort. \'
Ilij entte verder 5 maanden lang een patient,
-ocr page 22-10
wegens lepra opgenomen, die nimmer syphilitisch
was, 278 maal met de secreta van ulcera mollia:
geen constitutionele verschijnselen. Daarop inocu-
I eerde hij denzelfden patient met de afscheiding van
een ulcus durum. Binnen 4 weken waren de plaat-
sen, waar hij geënt had, gecicatriseerd; 14 dagen
later echter begon een dezer likteekens te ulcereren:
de omgeving werd hard, de liesklieren zwollen op
zonder pijnlijk te worden. Een maand later was
deze zweer weder met een hard likteeken genezen
en 10 weken na de inoculatie traden dc gewone
symptomen der syphilis op.
Dit geval leert, dat de ulcera mollia zich als
zoodanig voortplanten zonder verdere" gevolgen: maar
dat na de eerste de beste inoculatie met de afzon-
dering van een ulcus durum, een ulcus durum ont-
stond met verdere gevolgen. liet ware wenschelijk
geweest, dat //die gewone verschijnselen der consti-
tutionele syphilis" zooals ze in het ziektegeval worden
genoemd, nauwkeurig waren opgegeven. Nog blijkt
uit dit geval, dat dit lepra-exantheem van den
patient niet van syphilitischen aard is geweest, zooals
de tegenstandei\'s willen beweren, wanneer de inocu-
laties op lepra-patienten geschiedcri.
Dezelfde resultaten werden ook door anderen ver-
kregen , zooals door Rinecker in Würzburg, door
Bärensprung in Berlijn.
Eenige door Auspitz meegedeelde gevallen ziju wel
der moeite waard hier eene plaats te vinden, als
zeer sterk sprekende voor de dualiteit der smetstofien.
11
V Geval.
Antooii Knerzer, 49 j., daglooner, vroeger nimmer
syphilitisch, werd den 4^" December 1861 opgeno-
men wegens prurigo.
Den 12^\'" December werden hem twee inoculaties
gedaan op den rechter bovenarm met de afscheiding
van condylomata lata gezeteld aan de mamma van
zekere A. M.
17 December. De inoculatieplekken gecicatriseerd.
28 December. Roode papeitjes daar ter plaatse ,
deze gaan ulcereren; do randen der zweren vlak cn
scherp afgesneden.
8 Januari 1862. Patient wordt op nieuw geinocu-
leerd met stof van do condylomata lata van een
anderen syphiliticus. Negatief resultaat.
30 Januari. Do ulcera, door do eerste inoculatie
ontslaan, hebben een gladden rooden bodem, scherpe
randen , ze zijn niet pijnlijk, maar hebben eene «kraak-
bcenachtige hardheid".
10 Maart. De ulcera genezen. Sedert 22 Februari
klaagt patient over hoofdpijn gedurende den nacht, pijn
in do schoudergewrichten cn den thorax. 20 Februari
roode vlekken, vooral op de beide bovenarmen.
21 Maart. Overal roseola, den 25""\' Mei dcHuvium
capillorum. Tot den 27"®" October, toen patient
ontslagen werd, had zich behalve het uitvallen der
haren cn pijn in de schouders geen ander symptoom
van syphilis meer vertoond. Patient sterft later aan
tuberculosis pulmonum.
Hieruit blijkt, dat ook de secundair syphilitische
-ocr page 24-12
producten, in tegenstelling van Ricords vroegere leer
contagieus zijn; dat de induratie zich een maand
na de ulcera ontwikkelde. Dat in dit geval de tweede
inoculatie mislukte, is misschien daaraan toe te schrij-
ven , dat patient op dat tijdstip reeds syphilitisch was.
11\'»\'= Geval.
Julia Renner, met een ulcus molle aan de rechterdij,
werd den 10^"\' Januari 18G2 met de afscheiding van dit
ulcus op 2 plaatsen van den linker bovenarm geënt.
12 Januari puisten, die den 14\'^®" beginnen te
ulcereren. Met de afscheiding dezer ulcera mollia
werd A. VV. const, syph, (exanthema maculo-papu-
losum) op 2 plaatsen van den rechter bovenarm geënt.
19 Januari ontstaan op de plaatsen waar de ino-
culaties zijn geschied, pustulae, die 23 Januari gaan
ulcereren.
Met de materie dezer ulcera werd zekere Paul
Stummer, een patient met lupus faciei, scrophuleuse
abscessen, enz, maar vroeger ninuner syphilitisch,
gcinoculeerd, echter zoo voorzichtig dat er onmoge-
lijk bloed van de syphilitica onder vermengd kon zijn.
22 Januari ontstonden bij hem inoculatiej)uisten; ze
gaan ulcereren; bovendien zwollen de glandulae axil-
lares sterk op en waren zeer pijnlijk\'. Cicratrisatic der
ulcera den 5" Maart. Den 5" Mei, alzoo 104 dagen na
de inoculatie, zonder dat zich constitutionele verschijn-
selen hadden vertoond, werd dezelfde P. S. op twee
plaatsen van den rechter bovenarm ingeënt met (Ie af-
scheiding van een weeken chanker, geteeld op een
syphilitisch product, n.l. een huidtuberkel. 7 Mei
13
puisten, 11 Mei ulcera. 12 Juni was het eene
ulcus genezen; het andere, hetwelk kleiner was ge-
worden, werd weder grooter, had een harden bodem.
18 Juli was de omtrek van het ulcus zonder eenigen
twijfel geindureerd, de glandulae aan den buitenrand
van den m. pectoralis major waren vergroot, hard
en niet pijnlijk. Den 15\'" Juli vertoonden zich
reeds aan den truncus verstrooide papuleuse blcek-
roode efflorescenties. 21 Juli vaatinjectie der rechter
cornea en conjunctiva-, den 24 Juli aan den penis
en glans talrijke papulae. 30 Juli het geheele
lichaam, uitgezonderd het gezicht, bezet met pustu-
leuse, deels versche, deels ingedroogde efHorcsccn-
ties, papulae en maculae daartusschen. 10 Augustus
iritis (lextra. 4 September het pustulense syphilid
verdroogd. 12 September slechts nog pignjcntplekken
aan den truncus. Van 5—20 October leed P. aan
pneumonia sinistra, iritis dextra, .senechia poste-
rior; later echter verdwenen alle verschijnselen der
syphilis; P. bleef echter kachektisch; abscessen oj)
verscheidene plaatsen ; hij stierf in 18G4 aan mams-
nms. Sectic: Tuberculosis piilmonum.
Uit dit ziektegeval blijkt:
r. Een ulcus molle, geënt op ccn syphilitisch
individu geeft weder het ulcus molle.
2". Met ulcus molle van ccn syphilitisch individu
geeft weder een ulcus molle.
3°. Dc afscheiding van con ulcus molle geënt
op een syphilitisch adcct, overgebracht op een ge-
zond individu, geeft een ulcus molle zonder incu-
14
bâtie; de induratie en verdere verschijnselen volgen
echter, daar het gezeteld was op een aandoening ,
ontstaan door lues universalis.
IIP Geval. Pinkus Kraus, 35 j., opgenomen
wegens prurigo, vroeger nimmer syphilitisch, werd
31 December 1861 op 3 plaatsen der rechter dij
ingeënt met de afscheiding van een ulcus durum
van zekeren T. 21 Januari 18G2 de inoculatieplekken
verdwenen. 22 dagen na de enting vertoonden zich
aan de bovenste en middelste inoculatieplaatsen 2
kleine roode harde papeitjes. Op 23 Januari hebben
ze de grootte eener erwt en excorieren, worden weder
kleiner en vertoonen 20 Januari roode met schubjes
bedekte vlekken, ü Februari weder papeitjes. 19
Februari op den top van den bovenste papel een wit
puistje, 20 Februari een vlak ulcus. Hetzelfde
23 Februari nan de onderste papel. Langzamerhand
vergrootten zich deze ulcera, maar hadden thans geen
harden bodem. Den 11\'" Februari waren ondertus-
sehen op 3 plaatsen van den bovenarm op nieuw
inocnlaties gedaan met de afscheiding van condylomata
lata van een anderen syphiliticns, cchtcr zonder gevolg.
13 Februari werd Kraus met de materie der ul-
cera mollia ingeënt, die zonder incubatie weder ulcera
mollia leverden, welke 20 Februari gecicratiseerd waren.
14 Maart, alzoo 74 dagen na dc eerste inoculatie,
het eerst roseola nan borst en rug ; de ulcera aan dc
dij waren onveranderd, dc bodem was vlak. De scherpe
randen gingen vlak in den bodem over, welke echter
hard was op het aanvoelen. 13 Mei klaagt patient
15
plotseling over keelpijn, inspectie van mond en keel-
holte geeft niets bijzonders; ten 4 ure \'s namiddags
treedt de dood op onder suffocatieverschijnselen.
Sectie: Slijmvlies der keel gezwollen, dat der
epiglottis en cartilagines arytenoideae oedemateus;
de eerste heeft de grootte van een hazelnoot, die
zich tot in de isthmus faucium uitstrekt. Slijmvlies
van larynx en trachea hyperaemisch, gezwollen en
met een grijze massa bedekt, üe halsklieren en
okselklieren min of meer gezwollen, sommige veretterd.
Hieruit blijkt dat:
Na de eerste inoculatie op den 22*\'°" dag infiltraten
ontstonden , welke ulcera ten gevolge hadden (niet
duidelijk hard).
Na de tweede enting echter zich zonder incubatie
puisten vormden, welke later ulcera mollia werden;
dat 73 dagen na de eerste, 21) dagen na de tweede
inoculatie constitutionele sy|)hilis optrad.
Hoewel dc lues universalis zeer laat optrad, mag men
toch met waarschijnlijkheid aannemen, dat het lichaam
reeds vroeger geinfecteerd was, daar de tweede inocu-
latie met materie van condylomata lata mislukte.
IV« CJcval. Wendelin Walka, sedert 9 Mei met
cj)ithelloma faciei in behandeling was vroeger ninj-
mcr syphilitisch.
Den 29\'" .Januari 18G2 wordt hij op den rechter arm
geinoculeerd met de afscheiding van ulcera mollia,
die bij de .syphilitica (2° geval) op kunstmatige wijze
waren verkregen. Hieronder was cenig bloed van
haar gemengd. Op 31 Januari puisten, die spoedig
16
ulcereren. Op 18 Februari pijnlijke sterk afscheidende
ulcera; de omgeving ontstoken: glandulae axillares
gezwollen en zeer pijnlijk. Den 2P° Februari begonnen
deze zweren kleiner te worden en waren 16 Maart
genezen. Tot op 1 September, toen patient ontsla-
gen werd, hadden zich geen syphilitische verschijn-
selen vertoond.
Ook in dit geval sleepte de afscheiding van een
ulcus molle op een syphilitisch individu overgebracht,
en daarna weer op een gezond, bij den laatsten geen
verdere gevolgen na zich.
Moge het ook uit proeven door Pellizari genomen
vaststaan, dat het bloed van luetici in groote quan-
titeit in het ligchaam van een gezond individu ge-
bracht, lues doet ontstaan, zoo pleit het feit, dat
hieronder eenig bloed van de syphilitica was ge-
mengd , er geenzins tegen. Daar de inoculatie met
een gewoon vaccineerlancet geschiedde, was de hoe-
veelheid bloed natuurlijk uiterst gering.
• De voorstanders van het dualisme (in Frankrijk ,
Diday, Rollet, Fournier en ook spoedig Ricord, die
zijn vroeger systeem, op grond van nieuwe onder-
zoekingen, liet vuren, in Engeland, Wallace, in
Duitschland v. Raercnsprung, Lindwurm) kwamen
allen ongeveer tot dezelfde resultaten.
De Fransche syphilidologen hebben de namen
„ulcus durum en molle" behouden, de Duitschers echter
sproken alleen van ulcus molle en hebben voor ulcus
durum de uitdrukking „syphilitische induratie" ge-
kozen.
17
Het laatste is m. i. het meest rationele. De in-
duratie toch is de eerste uiting der begonnen bloed-
infectie: gaat deze verharding ulcereren , dan zou men
kunnen spreken van ulcus syphiliticum prmariuni: op
deze wijze zou men de beide vormen van ulcera
nauwkeurig van elkaar gescheiden hebben.
Is verreweg het groote deel der syphilidologen
thans het dualisme toegedaan, nog steeds verheffen
sommige stemmen er zich tegen. Een der ijverigste
verdedigers van het unitarisme was in den laatsten
tijd Prof. Chr. Bocck in Christiania. Hij beschul-
digt de dualisten van oppervlakkig onderzoek en zegt
dat ze veel te weinig experimenten nemen om een
oordeel te kunnen vellen.
Het is moeijclijk te verklaren, hoe Boeck zich
op zulk een nmnier kan uitlaten. Kan hij zich met
de dualistische beschouwingen niet vereenigen, het
zij zoo; maar hnn, die met hem van meening ver-
schillen, zoo iets te verwijten, terwijl zoovele feiten
spreken, is zeker vreemd. Of waren de proeven ,
door anderen genomen, hem misschien onbekend ,
toen hij die woorden ter neer schreef?
Of men niet gerechtigd is hem zclvcn van zoo al
niet weinig bewijzende, dan tocii oppervlakkig mee-
gedeelde proeven to beschuldigen, dit mogen zijne
eigene mededeelingen, die ik hier woordelijk over-
neem, beslissen.
1" Geval. In ISöfi syphiliseerdc 1) Boeck ecno
vrouw met chronisch eczeem. Te voren had ze nim-
1) Hierop kom ik naderhand terug.
2
-ocr page 30-18
mer aan const. syph. geleden. Na de syphilisatie
genas ze spoedig onder behandeling met liq. Fowl.
hetwelk vroeger niets gegeven had.
Vijf jaren later werd zij op nieuw wegens eczeraa
faeiei opgenomen. Op nieuw werd ze gcinoculeerd
met materie stammende van een karakteristiek ge-
indureerden chanker; en deze inocnlaties riepen groote
puisten te voorschijn, welke zich weder in 3 gene-
raties lieten voortplanten.
De groote puisten, welke na de eerste inoculatie
waren ontstaan, gaven slechts oppervlakkige ulcera,
welke spoedig cicratiseerden en van geene induratie
begeleid waren,
Algemeene verschijnselen traden bij deze patiente
niet op.
Dit geval is te oppervlakkig beschreven om er
eenig resltaat uit te kunnen trekken.
Kan die vrouw gedurende die laatste 5 jaren niet
syphilitisch geworden zijn? Had de drager van dien
chancre induré constitutionele verschijnselen? Dit
wordt niet opgegeven, terwijl Boeck zelf van oor-
deel is, dat de diagnose tusschen beide soorten
van ulcera menigmaal zeer moeijelijk is. Ontstonden
deze puisten direct na de inoculatie of eerst na
zeker tijdverloop. Hoe lang bleef ten slotte patiente
onder zijn toezicht, dat hij kon constateren: «alge-
meene verschijnselen traden bij patiente niet op"?
2\' Geval.
Jens Christoffersen Grön werd den 18\'\'" Mei 1807
in het ziekenhuis opgenomen. Door hct phimotische
19
sterk gezwollen praeputium voelde men in de streek
der corona glandis een sterke induratie; uit het
orificium praeputii vloeide een purulente materie:
de glandulae inguinales waren gezwollen, hier en
daar een papuleus exantheem over den truncus. Hij
werd iederen dag aan de rechter zijde vau het
lichaam geënt met de stof van zich zeiven, aan
de linker met die van een ander.
8 Juni toonden zich voor \'t eerst puisten aan de
rechter zijde, van dezen werd den 11\'\'"\' en 14\'\'"\'
Juni op nieuw met succes geinoculeerd.
Men kon zich de mogelijkheid denken, dat de
aan zijn linker zijde geinoculeerde vreemde materie,
die op deze plaatsen veel puisten te voorschijn had
geroepen, uit onachtzaamheid op de rechter zij de
was overgevoerd geworden; hij nam derhalve den
14\'"\'\'" Juni materie, die uit het praeputium vloeide,
en entte deze op den rechter bovenarm van den
patiënt, waar hetzelfde resultaat werd verkregen als
op de rechter zijdo.
Wat bewijst deze proef? Dat bij een syphilitisch
individu, dat geënt wordt met zijn eigen pus en
met dien van een ander, (of dit laatste van een
ulcus durum of molle stamt, wordt niet eens oj)-
gegeven) puisten optreden. Wat het karakter dier
puisten was, wat zo bij inoculatie op een gezond in-
dividu zonden leveren, daarvan wordt geen gewag
gemaakt, daar hij verzuimd heeft zulks te doen.
3" Geval.
Gulbrand Hendriksen, oud 36 jaar, kwam den
-ocr page 32-20
2®° Maart 1868 met een chanker aan de lip in het
ziekenhuis. De lip sterk gezwollen, de.submaxillair
en halsklieren niet pijnlijk en geindureerd, roseola
over den truncus. Inoculatie met de afzondering
van dit ulcus heeft geen gevolg; gelijktijdig wordt
hij in behandeling genomen door syphilisatie. De
chanker ad labium bleef voortdurend suppureren :
zoodat Boeck den 1" April weder hiervan inocu-
leerde op zijn rechter arm , thans met positief resul-
taat. Van deze nieuw ontstane inocnlatiezweren
aan den arm verkreeg hij verder op andere plaatsen
verscheidene puisten.
Uit deze waarneming blijkt wederom slechts dit
ééne , dat hij bij inoculatie op een syphilitisch indi-
vidu puisten verkreeg en ulcera.
Moge nu Boeck beweren, dat alleen de chanker-
etter in staat is bij inoculatie een ulcus to doen
ontstaan en dat geene andere stoffen dit doen; do
door Piek op Prof. Ilebra\'s kliniek genomen proeven
bewijzen het tegendeel.
Drie inoculatiën van etter uit .scabiespuisten, gedaan
op syphilitici, leverden terstond puisten, waarvan tot
in vele generaties inoculabelo ulcora ontstonden.
Bovendien leert de dagelijksche ondervinding, dat
een syphiliticus veeleer op irritamenton reageert dan
een gezond individu, • i
Hoe is het te rijmen, dat een syphiliticus bij een
lichte contusio aan het been b, v. direct een ulcus
verkrijgt, dat, aan zich zelf overgelaten , zoo ja, dan
toch hoogst moeijelijk geneest, terwijl een gezond
21
individu hoogstens eene lichte excoriatie bekomt?
Huid, slijmvliezen, beenvlies, de beenderen vnn een
syphiliticus reageren in den regel veel gemakkelijker
op invloeden van buiten.
En waar men dit bij het menigvuldig voorkomen
van lues, vooral bij de zoogenaamde tertiaire vormen ,
dagelijks kan waarnemen, daar is het ook geenzins
verwonderlijk, dat inoculaties, hetzij met chanker-
etter, hetzij met indifFerenten etter, puisten leveren.
Twee gevallen van inoculaties vnn zieke individus
op gezonde, door Dr. Bidencap toevallig waargeno-
men , bewijzen m. i. evenmin iets tegen de dualiteit.
1\' Geval.
O. M. 17; j., kwam 9 Oct. 18G2 in het hospitaal
wegens blennorrhoea vaginae et urethrae. Ze leed
vroeger nimmer aan morbi venerëi. Den 28\'" Nov..
inoculeerde zij zich zelve tiit nieuwsgierigheid in do
regio hypogastricn met chankeretter.
De pus werd genomen van de kunstmatige ulcera
eener zieke , die gcsyphiliseerd werd, en deze ulcera
stamden oorspronkelijk van een door Or. llidcncap
geënten inficierenden chanker af, hoewel reeds zeer
vele generaties waren voorafgegaan. Aanvankelijk ver-
zweeg ze, wat zo gedaan had: daar ecliter do inoculatio
tc goed gelukt was, was ze genoodzaakt, do inoculntie-
plnafs te toonen. Er vertoonde zich danr een rond
tilcus tor grootte van een erwt met scherpe randen
en do omgeving was rood en gezwollen.
liet ulcus suppureerde rijkelijk, vau induratie
echter geen sprake. Het werd met wnteromslagon
22
verbonden. Tn de volgende dagen werd het grooter
zonder duidelijke induratie, 3 weken later had het
de grootte van een tienstuiverstuk, tamelijk diep, met
calleuse randen. "Zacht getoucheerd met lapis infern.
28 Dec. In den linker oksel een gezwollen klier,
bij druk eenigzins pijnlijk. Na 3 weken was deze
klierzwelling weder verdwenen. 27 Jan. 1863 had
het ulcus weder de grootte van een erwt. Nog geen
spoor van algemeen infectie. 5 Maart was de zweer zon-
der induratie gecicratiseerd en werd patient ontslagen;
later werd ze door Bidencap wekelijks onderzocht
zonder ooit eenig constitutioneel verschijnsel te toonen.
Twee gevallen zijn hier denkbaar, of de oorspron-
kelijke inoculatiebron was een ulcus molle of een
ulcus mixtum. Dit laatste heeft door zijn menig-
vuldige inocnlaties op syphilitici zijn virus syphili-
ticum verloren en is van lieverlede een ulcus molle
geworden, gezeteld op een syphilitisch individu.
Daar echter de persoon, die het ulcus, waaruit alle
overige ontsproten, droeg, niet is beschreven, is en
blijft het geval zeer twijfelachtig.
2" Geval.
A. M. B., 21 j., kwam 23 Dcc. 1862 in het hospi-
taal wegens eczeem aan de handen en voorarmen.
Ook zij heeft nimmer aan morbi vcnerëi geleden.
28 Dcc. bemerkte men nan armen, borst en schou-
ders verscheidene tamelijk groote puisten, met rood-
heid en zwelling in de omgeving. Van de grootsten
werd zij aan den linkerarm geinocnleerd; na 3 dagen
op dé inoculatieplekken groote puisten, van dezen
i>3
werden in 2 generaties op haar zelve en in meerdere
op andere zieken geinoculeerd. De resultaten deden
het vermoeden ontstaan, dat deze puisten en zweren
chankers waren en ten laatste bekende patiente, dat
zij van twee voor syphilis opgenomen patiënten etter
op de punt van een naald had genomen en zich
daarmee had geënt. Drie dagen na de laatste enting ver-
toonden zich op alle plekken puisten, in \'t geheel 30.
De pus, waarmee ze geinoculeerd was, stamde van
denzelfden bron als in het eerste geval. Overigens was
geen spoor van Syphilis bij de zieke voorhanden.
Ook was haar eczeem reeds genezen. De pustulae
gingen in tamelijk groote ulcera over. Twee er van
waren hard op het aanvoelen, bij de meesten echter
geen spoor van induratie. Op eenigen afstand van
enkele zweren voelde men eene kleine, ecnigzins
pijnlijke klierzwelling. De behandeling was slechts
lokaal.
27 Jan. begonnen alle ulcera reeds to genezen.
Twee der grootsten aan den linkerbovenarm waren
min of meer hard. Nog 4 andere eveneens, maar
de induratie niet zoo begrensd als bij de beide eersten.
Twee ulcera waren kleine Furunkels geworden. Klier-
zwelling werd niet bemerkt.
17 Febr. Eon weinig verhooging van temperatuur:
er vertoonde zich vermeerderde roodheid in den
pharynx met oen wit beslag op den linker tonsil cn
een deel van het velum. Solutro chloratis kalici doet
dezo verschijnselen binnen eenige dagen verdwijnen.
De ulcera genazen ondertusschcn, mot roode cicatrices.
24
De likteekens der beide zweren, die het sterkst ge-
indureerd waren geweest, waren eenigzins hard,
23 April voelde men in den rechter oksel een ge-
zwollen klier ter grootte van een hazelnoot, die hard,
bewegelijk en onpijnlijk was,
25 April bemerkte men aan het abdomen meer-
dere puisten met roode omgeving. Overigens geen
spoor van syphilis.
30 April begonnen deze puisten in te droogen.
Een maand later, alzoo 5 maanden na de inoculatie,
toen er geen nieuwe verschijnselen optraden, werd
zij als gezond ontslagen.
Ze had op dit tijdstip geen spoor van lues. Later
hield ze zich gedurende geruimen tijd in de stad op,
schijnbaar gezond en zonder onder behandeling te zijn.
Ook in dit geval trad geen constitutionele syphilis
op, daar Bidencap zelf de aandoening van den pha-
rynx en het optreden der\' puisten niet beschouwde
als te zijn ontstaan ten gevolge der inoculatie. Dat
deze ulcera min of meer eene induratie achterlieten
beteekent niets. Ook hier was eveneens als in het
eerste geval de bron van infectie of een ulcus molle
of een ulcus mixtum.
Na al het boven- vermelde en hetgeen verder
uit proeven, die ik natuurlijk niet alle kan meêdee-
len, is gebleken, geloof ik , dat de leer der dualiteit
der contagia op den duur beter houdbaar is dan
die der uniteit; dat alzoo het ulcus durum cn molle
twee geheel van elkaar te scheiden ziekteprocessen
zijn. ^Bovendien pleit de ervaring op therapeutisch
25
gebied er voor. Terwijl bij het ulcus molle de kwik-
praeparaten nutteloos, ja vaak schadelijk zijn, door-
dien zij den chanker lichtelijk phagedenisch doen
worden, is het hydiargyrum, al heeft ook dit weder
zijn tegenstanders, voor de constitutionele syphilis
van het hoogste gewicht.
II. BEHANDELING DER CONSTI-
TUTIONELE SYPHILIS.
Niet altijd , en ook thans nog niet, zijn alle medici
het eens geweest op het punt der behandeling der
constitutionele syphilis. Toen omstreeks het jaar
1492 de lues zich het eerst in Europa openbaarde,
werd deze met aderlating, purgantia , baden , aroma-
tische of aluin cn zinkhoudende zalven behandeld. De
resultaten waren echter ongunstig. Het feit, dat kwik-
praeparaten bij verschillende huidaandoeningen goedo
diensten bewezen, leidde er misschien do toenmalige
medici toe, de zoogenaamde saracecnzalf, een medi-
cament der Arabieren in aanwending te brengen.
Deze bevatte behalve hydrargyrum, lood, euphor-
bium en staphisagria.
Hcnedictus was de eerste, die de lues door
mcrcurialia trachtte te genezen (1495). Zijn voor-
beeld volgden velen: maar reeds in \'t begin
der IG® eeuw verhieven zich vele stemmen tegen
deze curatie. Zooals hot meer gebeurt, wanneer
26
men een panacee tegen de eene of andere ziekte meent
gevonden te hebben, zoo ging het ook hier: in plaats
van de mercurialia te gebruiken, werden ze mis-
bruikt, De voorname oorzaak zal wel deze geweest
zijn, dat de behandeling der morbi venerei toen-
maals in handen was van kwakzalvers, vroedvrouwen,
beulen, enz, enz., terwijl verreweg het gros der me-
dici zich er niet mede inliet. Toen de reactie zich
vertoonde ging men zoover, van te beweren, dat
alle syphilitische exanthemen hun ontstaan te danken
hadden juist aan de behandeling met mercuriaalzalf.
Een arts te Keulen, met name Wachs, deed in
1506 een boek het licht zien getiteld «de pestilentia
anni et ejus cura"; hierin werden alle medici, die
de mercuriaalzalf bij const, lues gebruikten, voor
beulen en moordenaars uitgekreten. De mercurial-
zalf, voor korten tijd zoo hoog geroemd, trad op den
achtergrond en werd geheel achterwege gelaten, toen
portugescho kooplieden in 1517 het lignum Gnajaci
v(in Amerika naar Europa overbrachten. Het middel
was gevonden! Men vertelde, dat de inboorlingen
van St. Domingo, aan een overeenkomende pustu-
leuse ziekte lijdende, genazen door dc Guajac;
igitur een universaalmiddel tegen "de const, syphilis
in Europa,
Van nu af was lignum Guajaci het voornaamste
medicament; echter werden tevens de zoogen, Pill,
Barbarossae verordend, bestaande uit kwik co ter-
pentijn, Langzamerhand begon men evenwel te be-
merkén, dat Guajac in recente gevallen van syphilis
27
zonder werking bleef en dat het slechts in die ge-
vallen van nut was, waar men vroeger de mercu-
rialia had misbruikt. Daardoor werd ook van liever-
lede het lign. Guajaci meer en meer achterwege
gelaten , om plaats te maken voor Salseparilla, China,
lign. Sassafras, Saponaria, Bardana. Ook deze mid-
delen vonden in \'t verloop der tijden geene genade
in de oogen der medici. Daarop liet men de syphi-
litici zweeten en hongeren. De arme patiënten werden
weken lang bij een zeer schraal dieet aan de onzin-
nigste temperatuur blootgesteld. Wat wonder, dat
ook deze curatie geen gunstige resultaten kon leveren.
Op nieuw ging men over tot de toediening van mer-
curialia, maar tevens tot die van diaphoretica. Zoo
liet Sydenham zijne patiënten zweeten, purgeren cn
daarna 5—8 ons ung. hydrargyri inwrijven, om een
voldoende salivatie op te wekken. Om zeker to zijn,
dat dc patiënten genezen waren, moesten zij (volgens
Sydenham) in 30 dagen dagelijks ongeveer 4 pond
speeksel verliezen. Enkele toenmalige medici, waar-
onder Blegni, waarschuwden met nadruk tegen zulk
een misbruik , hetgeen ten gevolgo had , dat in \'t begin
der 18\' eeuw in plaats van dc zoogenaamde salivatie-
kuur, Chicognnc\'s extinctie-kuur word gevolgd.
Do kuur werd begonnen met eene aderlating.
Hierop eenige dagen beurtelings baden en zweeten;
vervolgons werd mot do inunctio oen aanvang ge-
maakt en wol den 1" dag het eene onderbeen,
den S""» hct andere, den 5" de oenen voorarm, 7*" den
anderen, totdat men dc romp was genaderd. Bij
28
het onvoorziens optreden van salivatie werd het ung.
hydrarg weggelaten en werden purgantia toegediend.
Hoe talrijk ook de aanhangers van deze medicatie
mogten zijn, nog steeds verhieven zich stemmen daar-
tegen , o. a. Boerhave, die het optreden der salivatie
noodzakelijk achtte, wilde men zich gevleid zien met
resultaten bij de behandeling der constitutionele lues.
Erger en erger werd er van lieverlede op nieuw
van de mercurialia misbruik gemaakt, zoodat in \'t begin
der 19\' eeuw een nieuwe theorie ontstond n.l, deze:
de symptomen , die men aan de syphilis toeschrijft,
zijn niet aan haar maar aan het gebruik der mercu-
rialia te wijten. Ook deze zienswijze hield zich
eenigen tijd staande. Den Engelsche militairartzen
kwam deze hypothese in den portugeeschen veld-
tocht zeer goed te stade. Hun voorraad mercurialia
was uitgeput; blennorrhoea, chanker, epidydimitis,
orchitis, vroeger steeds met hydrargyrum behandeld,
genazen thans bij rust en dieet; bij gevolg kon,
daar men toen ter tijde bijna alle morbi venerei
onder den collectiefnaam //syphilis" zaamvattc, dc
lues genezen zonder kwik, terwijl geen zoogenaamde
secundaire verschijnselen later optraden. De behan-
deling der syphilis onderging daardoor, vooral in
Engeland, een groote verandering. De mercurialia
werden op zijdo gezet; in plaats daarvan greep
men naar do purgantia, jalappa, sulph, magn. of
ol, ricini. Deze curatie, bekend onder den. naam
van //simple treatment" maakte in korten tijd veel
opgang. De secundaire verschijnselen bleven echter
29
niet uit: zoodat ook deze methode van behandeling
niet toereikend bleek, toen men in jodium een
machtigen bestrijder der syphilis meende te hebben
gevonden. Jodet, kalle, en jodet, hydrarg. waren
de meest geliefkoosde praeparaten.
Wat echter ook beproefd werd, op welke wijze de
antimercurialisten de syphilis ook trachtten te be-
strijden , immer keerde men weder tot de mercuriaiia
terug. Maar ook in de jongste tijden hebben ze nog
steeds hunne vijanden. Von Bärensprung in Berlijn,
vroeger mercurialist, geeft wel is waar toe, dnt het
bydrarg. op nlle syphilitische affecten een heilznmen
invloed uitoefent, mnnr\'de verdere ontwikkeling der
ziekte gaat men er niet door tegen. Met optreden van
nieuwe symptomen wordt er slechts door vertraagd,
en daardoor duurt de ziekte zelve langer. In Weenen
was het Hermann, die niet alleen de mercuriaiia
schadelijk achtte, maar zelfs de const. lues negeerde,
cn even als men in de vorige eeuw had gedaan, de
const. verschijnselen juist aan toediening van kwik-
praeparaten toeschreef.
Met blijkt, dat van den beginne af dat de syphilis
optrad, men het over de beliondeling niet eens is
geweest. iMcrcurlalia ja dan neen was slechts de
groote vrnng. Maar de menigvuldige methoden vnn
curatie zouden nog met eene vermeerderd worden,
n.1. de syphilisatio.
Auzins-Turenne te Parijs had, bij zijne inoculaties
met den etter van ulcera mollia op apen, om te be-
proeven of ook dieren voor de opnnmo vnn chnnkeret-
30
ter vatbaar waren, opgemerkt dat, wanneer deze
dieren herhaaldelijk met succes geinoculeerd waren
geworden, de chankeretter ten langen leste zijne
werking weigerde. Uit dat feit trok hij de conclu-
sie , dat het dier dan niet meer vatbaar was om den
chankeretter op te nemen, evenals een gevaccineerd
individu niet meer vatbaar is voor variola. Velen
lieten zich daarop prophylactisch met chankeretter
inoculeren, opdat ze, wanneer de enting eindelijk
geen resultaat meer leverde, voor het syphilitische
virus ongevoelig zouden zijn. Daarop kwam men
op het idee, dat de syphilisatie misschien ook de
const, syphilis zou kunnen genezen: de proef werd
genomen en de syphilitici werden gesyphilisecrd.
De syphilisatie wordt op de volgende wijze ten
uitvoer gebracht. Op verschillende plaatsen, vooral
aan de rechter en linker zijde en aan de bovenste
en onderste extremiteit, worden iederen 3\'\'"\' tot 4\'*"\'
dag 4—8 inoculaties gedaan. De inoculatieetter
wordt steeds van de meest recente ulcera van het
individu zelf genomen Heeft deze geen uitwerking
meer, dan neemt men den etter van ulcera vau andere
individues, en levert ook deze geen resultaat meer,
dan is de patient voor chankervirus niet meer vat-
baar; hij is gesyphilisecrd.
Boeck in Christiania bleef tot nu toe ccn der
grootste voorstanders der syphilisatie, hoewel dc
meeste syphilidologen deze curatie over boord heb-
ben geworpen. Afgezien van dc resultaten door
dezo behandeling verkregen, mogo deze voor hen, die
31
de leer der uniteit zijn toegedaan, eene cohsequente
zijn , voor de dualisten is ze dit geenszins.
Een s)fphiliticus kan zeer goed post coitum inipu-
rnm ulcera mollia verkrijgen; een individu met
ulcera mollia is nog zeer goed , zooals de dagelijksche
ervaring leert, vatbaar voor het virus syphiliticum.
De resultaten, die de syphilisatie heeft gegeven,
waren dan ook van dien aard, dat ze , met behoud
natuurlijk van enkele halsstarige voorvechters, voor
goed is verlaten. ^leende men ook tijdelijk, vooral
bij roseola.en condylomata lata, door deze behande-
ling beterschap te bespeuren; de reeidiven waren
talrijker, heftiger en traden binnen veel korteren\'
tijd op. Dat dc syphilisatie tijdelijk eenig nut zou
hebben als derivans op de huid laat zich eenigzins
begrijpen; immers tnrtarus emeticus ol, croton (lljört)
en andere ontstekingwekkcnde middelen op de huid
geappliccerd gaven geheel dezelfde uitkomsten. Daar
men dus de syphilisatie ook al niet als panacée bij
dc behandeling der syphilis nuig beschouwen, en
het voor den lijder zeker alles behalve aangenaam
moet zijn, een groot gedeelte van zijn lichaam met
grootere of kleinere likteekens bedekt to zien, hoeft
men deze methode tot geluk der patiënten vaarwel
gezegd.
Nog steeds duurt do strijd tusschen dc moren-
rialisten en antimercurialistcn voort. Zoo beweert
V. Biifensprung, dat do constit. syphilis zonder mor-
curialia langzaam maar zokor spontaan geneest: ja,
dat men, bij hot verdwijnen van constit. verschijn-
32
seien, veel geruster kan zijn dat de lues is gene-
zen , dan indien deze met raercurialiü ware behandeld
geworden. Diday is het in hoofdzaak met v. B.
eens; hij bemerkte echter, dat niet alle gevallen
spontaan genezen, en dat, wanneer men zulke pa-
tienten aan hun lot overliet, deze verergerden; Hij
vond derhalve 2 species van syphilis uit door hem
genoemd ^syphilis décroissante en syphilis progres-
sive", en behandelde de eerste diaetetisch en hygie -
nisch, de laatste bovendien echter met mercuriaiia
en jodium.
Met den naam ,/syphilis décroissante" bestempelt
hij de roseola specifica, adenitis universalis en condy-
lomata lata. Wanneer bij een recidive de lues zich
steeds slechts tot deze verschijnselen bepaalt en na
12—15 maanden eindelijk voor goed is verdwenen ,
behandelt hij zulke gevallen zonder specifica. Wan-
neer echter in dien tijd zich andere meer gevaarlijke
verschijnselen als gevolg van lues vertoonen (ulce-
ratie van het palatum, perichondritis laryngea, iritis
•
gummosa, dolores osteocopi, enz. enz ) noemt hij dit
wsyphilis progressive" en geeft mercuriaiia en jodium.
Wel een bewijs tegen dc stelling van hen, die do
gevaren der const. lues negeren,. en volhouden dat
de mercuriaiia zelve do verschijnselen dier ziekte
in het leven zouden roepen.
Na al het gezegde geloof ik, dat kwik een krach-
tig wapen ig tegen de syphilis. Gesteld nog dat do
hypothese van v. Bärensprung waar ware, en dat door
de aanwending der mercuralis de ziekte zelve wordt
33
gerekt, zoo is het dunkt me toch reeds een groote
overwinning, dat wij, waar wij een patient b. v. met
verlies van het gezicht, met perforatie van het ge-
hemelte, met progressieve intercraniële stoornissen zien
bedreigd, deze verschijnselen door mercurialia zeer
spoedig zoo niet totaal doen verdwijnen, dan toch
belangrijk matigen. Is daarenboven het hydrargy-
rum zoo schadelijk voor het organisme , dat we zulk
een verschrikkelijke ziekte aan haar lot moeten
overlaten? Bij overmatig gebruik zeer zeker, maar
zal men de morphine en het chloral b. v. daarom
vaarwel zeggen, omdat men overtuigd is, dat men
door een te groote dosis iemand hct leven kan be-
nemen? Niemand zal aarzelen, waar het aankomt
op hct lenigen van pijnen, een umtige dosis mor-
phine toe te dienen; met hetzelfde recht mag men
dunkt me bij de constit. syphilis met mate van do
mercurialia gebruik maken, waar deze zulke schoone
resultaten opleveren.
Wanneer cn op welke wijze nu zal mon de mer-
curialia toedienen. Do regel vPrincipiis obsta" in
zoo vele gevallen goldig, gaat niet door bij do be-
handeling der constit. syphilis. Wanneer het door
hot optreden van het ulcus durum blijkt, dat hct
virus syphiliticum in het organisme is opgenomen,
zou hct rationeel schijnen, onmiddelijk mercurialia
too to dienen.
Doch niet iilzoo: do ervaring heeft geleerd dat,
wanneer men bij het ulcus durum dadelijk een al-
gemeene behandeling instelt, de algemeono verschijn-
34
seien toch volgens dezelfde orde, in dezelfde hevig-
heid en dezelfde hardnekkigheid optreden. Daarom
zal men goed doen het lichaam vóór de tijd daar
is, niet met mercurialia lastig te vallen.
De topische behandeling van het ulcus durum is
aanvankelijk aangewezen. Deze bestaat hoofdzakelijk
in reiniging; dikwerf kunnen ook oplossingen" van
kali caustic., van sublimaat, of zalven, bv.:
Mere. pp. rubr. 0.9.
Ung. basilici 15.0
goede diensten bewijzen. Blijft het ulcus in atoni-
sehen toestand, dan is menigmaal een energische
cauterisatie met lapis infern, of kali. caustic, in sub-
stantie , van nut. Volgens Hebra kan men de cicra-
tisatie bevorderen door Emplastr. mercur. Treden
nu, gedurende het bestaan van het ulcus durum of
nadat dit reeds genezen is, de volgende verschijn-
selen op, als roseola specifica, condylomata lata,
dolores osteocopi, enz, dan is dc behandeling met
mercurialia geindiceerd.
Men kan deze per os cn langs de huid het orga-
nisme toevoeren. Wanneer het waar is, dat alle
kwikpracparatcn, zooals Mialhe aanneemt, in het
lichaam in sublimaat worden omgezet, dan zou het
rationeel zijn steeds den sublimaat onmiddelijk toe
te dienen. Maar ofschoon dit praepnraat, blijkens
de ondervinding, wel het krachtigste antisyphiliticum
mag worden genoemd, zoo kunnen wij toch andere
middelen, als protojodur. hydrarg, calomel, niet mis-
seif, daar dc sublimaat bij sommige personen b. v.
35
koliken, enteritis, enz. veroorzaakt, terwijl in die ge-
vallen andere praeparaten goed verdragen worden. Hoe
lang men de mercuriaiia, welk praeparaat dan ook,
zal gebruiken, hangt af van het al of niet spoedig
verdwijnen der verschijnselen. Van gewicht is het
voorzeker het tandvleesch iederen dag behoorlijk
te laten reinigen, ter voorkoming van stomatitis:
treedt deze toch op dan onthoude men den patiënten
de mercuriaiia, als tenminste de stomatitis niet door
adstringerende mondspoelingen, chloras. kalicus,
enz. kan worden bedwongen.
Behalve deze behandeling is dc inunctie-kuur van
de oude tijden nog overgebleven , hoewel deze een
belangrijke wijziging heeft ondergaan.
Pat. gebruikt voor het begin der kuur een lauw-
warm bad cn smeert iederen avond ecu 1.0—2.0 gr.
ung. ein. in.
In de kliniek alhier worden de inwrijvingen in dc
volgende orde verricht.
Op den 1" dag binnenzijde der beide bovenarmen.
tf \' u n voorarmen,
bcido zijden dor borst,
heide regiones iliacao.
„ „ 5\'" r/ binnenzijde der beide dijen.
„ „ (i^" ,1 beide kuiten.
„ „ 7" n een bnd, cn zoo voort.
Strenge dieet wordt daarbij niet in acht genomen.
Zwakke, nnaemische individus worden zelfs goed
gevoed. Tegen het vatten van koude wordt steeds
gewaakt.
Oen
f/ «i
yrn
4-
3*
-ocr page 48-36
In 1860 voerde Prof. Hebra op zijne afdeeling
een geheel nieuwe behandelingsmethode der constit.
syphilis in, n.1. onderhuidsche inspuitingen van subli-
maat. Hij bemerkte in overeenstemming met Ch.
Hunter dat in de onmiddelijke omgeving der inge-
spoten plaatsen de syphilitische efflorescenties spoedi-
ger verdwijnen dan op verder afgelegen huidplekken.
Iedere injectie had twaalf droppels van een op-
lossing van 1 grein sublim, op i ons gedcstill.
water. Ch. Hunter deed bij eene 21 jarige meretrix
wekelijks 2 injecties ieder van ^ grein sublim, op
een drachme water en heeft op die wijze in 25 weken
25 grein subl. het organisme toegevoerd, zonder
salivatie tc zien optreden.
, Hoewel aanvankelijk de resultaten niet bijzonder
gunstig waren, heeft Lcwin, de opvolger van von
Bärensprung, in Berlijn, deze wijze van behandeling
in bescherming genomen en zich als het wure daar
geheel aan gewijd. Met welk een moeite hij in
den beginne had te kampen, als opvolger van von
Bärensprung, den strengen antimercurialist, behoeft
wel geen betoog. Zoowel bij de lijders als bij zijne
gansche omgeving waren door dc zienswijze van zijnen
voorganger de mercurialia verafschuwd; zijn injec-
tiespuitje werd eenvoudig met den naam //Giftnadel"
bestempeld. Doch niettegenstaande alle bezwaren
en moeielijkhedcn, waarmee hij aanvankelijk had te
strijden, ging hij voort op den ingeslagen .weg en
heeft m. i. de therapie der syphilis een belangrijke
schrede voorwaarts gebracht. Van zijne resultaten
37
zwijg ik voorloopig ora hierop spoedig in vergelijking
met die, welke de andere wijzen van behandeling
opleverden, terug te komen.
Welke voordeelen hebben de onderhuidsehe inspui-
tingen boven de smeerkuur en het gebruik van mer-
curialia inwendig en welke zijn hare nadeden in
vergelijk met de beide anderen?
Het groote voordeel dat de injectie-kuur boven
de smeerkuur heeft is wel hare eenvoudigheid.
Terwijl bij eeno niet te lage temperatuur de
pationten hunne dagelijksche bezigheden kunnen ver-
richten, zijn ze bij de smeerkuur gedwongen hun
bod, ten minste hunne kamer to houden.
De eerste methode is zonder twijfel do meest
zindelijke. Hct inwendig gebruik van mercurialia
heeft dikwerf gastritis, cnteritis en koliken tengevolge,
dio men bij hct doen van inspuitingen niet heeft to
vreezen. Men heeft verder in den regel met een
klasse van menschen to doen, die wanneer ze niot
nauwkeurig gecontroleerd worden meermalen niets
liever doen dan zich aan do voorschriften van don
medicus niet te storen, ja, zoo het mogelijk is,
van hunne medicamenten geen gebruik to maken. Ook
dit bezwaar valt weg, wanneer men zelf dagelijks
deze kleine, weinig tijds vorderende operatie verricht.
Ten dorde kan men bij het inspuiten steeds precies
do hoeveelheid berekenen, terwijl dit bij inunctio
on hot geven van mercurialia inwendig ondoenlijk is.
Eindelijk heeft dc snelle werking der onderhuidsehe
inspuitingen oon gunstigen invloed op den psychi-
38
sehen toestand der patiënten, daar ze zelve reeds na
de 3\' of 4® inspuiting dikwerf beterschap bespeuren,
terwijl de vroegere behandelingen, waarbij de patiën-
ten hnnne dagelijksche bezigheden niet konden
waarnemen, hen dikwerf tot wanhoop brachten; ze
dachten aan niets dan aan hunne ziekte en hare
gevolgen en vervielen daardoor in een soort van melan-
cholie , door de oudere medici met den naam siphili-
dophobie bestempeld.
Onder de nadeelen, die de onderhuidsche inspui-
tingen opleveren, behooren:
l\'. De pijn. Sommige patiënten zijn zoo gevoelig
voor deze behandelingsmethode, dat men genoodzaakt
is ze tc verlaten en eene der beide anderen te
kiezen. In den regel echter gewennen de pat.,
wanneer de canule scherp en de operatie nauwkeurig
wordt verricht spoedig, en laten zo, nadat zo bij do
eerste inspuitingen over pijn klagen, deze klagten
na, terwijl zoo noodig eene onderhuidsche inspuiting
van morphine kan worden gedaan, als de pijn wat
lang aanhoudt.
2®. Dermatitis en huidabscessen. In de meeste
gevallen vertoont zich terstond na de injectie ccn
difluse roodheid. Later ontstaat er een lichte zwelling
van het subcutane bindweefsel en wordt die plaats
een weinig pijnlijk bij druk. Kort daarna zijn weder
alle symptomen dier lichte ontsteking verdwenen.
Soms echter blijven sommige plaatsen, waar de
injectie gedaan is, hard , om na weken, soms na
maanden weder te verdwijnen. Het optreden van
39
abscessen, welke anderen opgeven, dat zoo menig-
maal het gevolg zijn van inspuitingen, heeft Lewin
zeer zelden zien ontstaan. Op do 100 patienten,
die gemiddeld elk 20 injecties ontvingen, had hij
gemiddeld 2—3 geringe abscessen, die bovendien
spoedig spontaan zich openden en genazen. Waar
zulke feiten spreken, zijn om die redenen de inspui-
tingen zeker niet af te raden.
Andere kwikpraeparaten, als calomel, jod. bydrarg.
in een mengsel van jod. kalic., onder de huid ge-
bracht , gaven tot een meer hevige reactie aanleiding,
zoodat hij zich er spoedig toe bepaalde alleen su-
blimaat aan to wenden. Ook de plaatsen, waar hij
inspoot, waren niet allen even geschikt. In den
beginne spoot hij op dio plaatsen in, waar in den
regel do meest gezwollen klieren zich bevinden,
in do regiones inguinales, axillares, enz. Op deze
plaatsen verkreeg hij aanvankelijk dikwerf absces-
sen, zoodat hij do zijvlakten van do borst cn de
rug koos.
3°. Vaatverwonding. Het zou kunnen gebeuren,
dat bij hot inspuiten de punt der canule toevallig
eeno kleine vena zou kunnen kwetsen, waardoor de
in to spuiten vloeistof direct in het bloed zou aan-
landen, en zoo aanleiding zou kunnen geven tot
cmbolio. Om dit to voorkomen, halo men, nadat
men do canule tot in het subcutano bindweefsel
heeft gestoken, deze een weinig terug.
Overwegende do voor- en nadoelen der onder-
huidsche inspuitingen, dan is, dunkt mij, de slotsom
40
deze, dat de laatsten tegen de eersten bij lange na
niet opwegen.
De operatie nu wordt op de volgende wijze verricht.
Nadat men zich heeft voorzien van een goed
spuitje (een gewoon morphinespuitje is zeer doel-
matig) met een goed sluitende en scherpe canule,
neemt men met duim en wijsvinger der eene hand
een huidplooi op in de streek der borstzijde of
op den rug, steekt de canule in de richting der
plooi vrij diep in het onderhuidsche bindweefsel
(hiervoor drage men vooral zorg, daar men, wan\'
neer men niet tot zoover doordringt, zeer ligt absces
verkrijgt) cn trekt deze, om de gevolgen van een
kleine vaatverwonding te voorkomen , een weinig terug.
Hierop spuit men in, haalt de canule terug, wrijft
eenige malen met de vingers over de plaats van
injectie, om het ingespoten vocht in het onderhuid-
sche bindweefsel te verspreiden, en daarmee is do
operatie geschied. Herhaalt men dezo den volgen-
den dag, dan neme men dc linker zijde van pat., zoo
men b.v. den vorigen dag dc rechter heeft genomen
en omgekeerd. Lewin gebruikte 1 grein op 2
drachmen, ook wol 1 grein op 1 drachme, of 1 grein
op 3 drachmen, maar bleef later bij eerstgenoemdo
oplossing. Iedere injectie bevat gr. (S milligr.) Do
morgenuren zijn volgens hem de meest geschikte
tijd. In den zomer is het den patiënt vergund uit to
gaan, doch hij moet zich voor koude en natte weers-
gesteldheid in acht nemen en zich warm kleeden.
Zijne dieet zij gepast: hij onthoude zich van vette,
41
zoute en gebraden spijzen; alcoholica zijn in hoofd-
zaak verboden. Een enkel glas goeden wijn of goed
gegist bier is veroorloofd, vooral aan hen, die dage-
lijks gewoon waren zulks te gebruiken. Tevens
lette men op de reiniging der mondholte. Dagelijksche
spoeling met koud water of een zeer slappe solutie
van chlorat-kalic, bovendien een of tweemaal per
dag de tanden borstelen is zeer noodzakelijk. Waar
neiging tot salivatie optreedt, geve men eene
tamelijk sterke oplossing van chlorat-kalic.
De resultaten, door Lewin gedurende een aantal
jaren in het Charite-Krankenhaus verkregen, zijn
voor mijn onderwerp de grondslag; ik zal ze derhalve
hier ter plaatse laten volgen.
Lewin heeft zijne patiënten onder twee groote rubrie-
ken gebracht.
A. de mannelijke.
B. vrouwelijke.
Ilij heeft van do laatsten meer gevallen genomen
dan van de eersten, daar verreweg de meeste vrouwe-
lijke individus onder toezicht der politic stonden,
en Lewin dus bij deze beter de geheele ziekte in
haar verloop, alsmede het al dan niet optreden van
rccidiven kon kennen.
Niet allen werden uitsluitend door onderhuidsche
insjjuitingen behandeld. Bij sommige patiënten werd
do kuur ondersteund door andere medicamenten,
eensdeels om te onderzoeken of Oj) die wijzo dc
genezing sneller zou plaats vinden en of er misschien
minder gevallen van rccidiven zouden voorkomen,
42
anderdeels ora mogelijke verschijnselen van kwik-
intoxicatie als salivatie enz. enz. te trachten tegen
te gaan.
Hij rangschikte daardoor zijne patienten in de
volgende orde:
a. Zij, die alleen met inspuitingen werden behandeld.
ft. Zij, die vóór dat ze de inspuitingen kregen,
eerst een sarseparille zweetkuur ondergingen.
y. Zij, die nevens de inspuitingen een sarsepa-
rille zweetkuur ondergingen.
ö. Bij dezen werden de onderhuidsehe inspuitingen
verbonden met het inwendig gebruik van jod. kalic.
e. Bij dezen een combinatie van jod. kalic en
onderhuidsehe inspuitingen , voorafgegaan door een
sarseparille zweetkuur.
T]. Onderhuidsehe inspuitingen tevens chloras kalic.
Onderhuidsehe inspuitingen met chlorat. kalic,
voorafgegaan door een sarseparille zweetkuur.
Daar de werking van do onderhuidsehe inspuitingen
in alle gevallen niet dezelfde gevolgen gaven , maakte
hij gebruik van do anamnese, of de patiënt voor dc
eerste maal syphilis had verkregen, dan of hij roods
meermalen onder behandeling was geweest voor de-
zelfde ziekte.
Dientengevolge ontstonden volgende rubrieken.
1. Mannen.
A. Zieken , die vóór do opname nog niet behan-
deld waren geworden.
B. Zieken, die vóór do opname topisch \'waren
behandeld.
43
C. Zieken, die vóór de opname reeds een alge-
raeene kuur hadden ondergaan, en wel:
а. zulke, die een zweetkuur hadden ondergaan.
б. zulke, die met mercurialia waren behandeld.
2. Vrouwen.
A. Patienten die nog niet in de Charité waren
behandeld.
B. Patienten die wel is waar reeds waren be-
handeld maar slechts aan primaire symptomen.
C. Patienten die reeds voor de zoogen. secund.
verschijnselen in behandeling waren geweest.
Ten slotte zij nog vermeld, dat alle gevallen, dio
Lewin heeft meegedeeld , bepaald van constitutionelen
aard waren, daar de diagnose «ulcus durum" voor
hem niet voldoende was, maar er rosola specifica, con-
dylomata lata, enz, moesten aanwezig zijn. Het zou
mij natuurlijk to ver voeren, wilde ik alle 500 ge-
vallen achtereenvolgens vermelden. Daarom bepaal
ik mij alleen tot do slotsom zijner waarnemingen.
De gemiddelde dosis van 2y gr. sublimaat was
voor mannen tot herstel voldoende; deels waren ze
alleon met onderhuidsche inspuitingen, deels met
de medicamenten, sub. «. (i. y. d. C- ver-
meld , behandeld.
Bij het splitson van deze categorieën bleek hem
uit do tabellen dat:
1° ieder patient, die vóór do inspuitingen nog
geen andere behandeling liad ondergaan, gemid-
deld do tamelijk hoogc dosis van 3 gr. voor totaal
herstel noodig had.
u
2° zij, die vooraf met een kwikpraeparaat waren
behandeld, 2| gr, noodig hadden.
3" de geringste dosis ca. 2 gr. voor die patienten
voldoende was, die vooraf een sarseparille zweetkuur
gedurende 4 weken hadden ondergaan.
Men zij echter voorzichtig hieruit terstond eene
gunstige conclusie te trekken, daar Lewin opgeeft,
dat bij deze laatste categorie de gevallen van zware
vormen van lues tot die van lichte in vergelijking
met die van 1 en 2 zich verhielden, als 29—41
procent. De tweede vraag of een inwendige behan-
deling verbonden met onderhuidsche inspuitingen in
staat is de kuur af te korten, laat zich door de
waarnemingen bij mannen gedaan niet beslissen,
daar hun aantal tc gering was.
2" APDEELINO, VROÜWELIJKK PATIENTEN.
Voor de vrouwen was de quantiteit van 2J. gr.,
alzoo r\'r gr. minder dan bij de mannen, voldoende. Ook
hier zij onder bet oog gebracht, dat de vrouwelijke
patienten in \'t algemeen veel lichtere vormen van lues
vertoonden, dan de mannelijke. Zondert Lewin bij
de mannen de zware gevallen van lues af, dan is
zijn uitkomst vrouwen 2|, mannen 2S gr.
Wat betreft de gelijktijdige inwendige behandeling
met sarseparille en kwikpraeparaten, zoo heelt deze bij
de vrouwen hetzelfde effect als bij de mannelijke.
Hij het vrouwelijk personeel heeft Lewin getracht
de vraag te beslissen of een gelijktijdige inwendige
behandeling in staat is de behandeling met onder-
45
huidsche inspuitingen af te korten. Hij verkrijgt
in zijn tabellen de volgende uitkomsten.
1. bij gelijktijdig gebruik van jod. kal. 1 sublim.
2. „ II II 1/ chlor, kal. 2A w w
3. tf u it eindelijk van een\' sarsepa-
rille zweetkuur 2| gr.
Wat betreft de gevallen, waarin salivatie optrad,
zoo kreeg hij :
op 300 zieken 195 patienten met ptyalismus: 37°/o.
Daarvan kwamen :
bij 35ü vrouwen 144 gevallen voor — 40Vo.
hij 144 mannen 51 u it =z 35 iV^.
Merkwaardig, dat de dosis van ingespoten subli-
maat bij mannen gemiddeld een grootere was, de
vrouwen echter in grooten; mate Stomatitis verkregen.
Bij gelijktijdig gebruik van jod. kalic., of een
sarsepariiledecoct was het aantal stouuititidcs voel
grooter, dan indien de patiënten tevens chloras kalic.,
of eenvoudig alleen onderhuidsche inspuitingen kre-
gen. Verbinding van onderhuidsche inspuitingen
met chlor, kal. inwendig gaf verreweg do minste
gevallen van Stomatitis.
]iij iedere anti8y|)liilitischo curatie treedt, behalve
de quacstic om zoo spoedig mogelijk en zoo goed mo-
gelijk genezen to worden, cn tevens zoo doenlijk
salivatie tc voorkomen, nog een derde factor cn wel
de gewichtigste op den voorgrond n. 1. dc rccidiven.
Konden de patiënten , nadat do verschijnselen van
lues, onder welke curatie dan ook, verdwenen waren,
verzekerd zijn van volkomen herstel, dan zou do
46
prognose in dezen een veel gunstiger zijn. Helaas, is
dit echter niet het geval. Maanden, ja zelfs eenige jaren
misschien, kunnen verloopen, zonder dat er zich bij
hem, die aan syphilis heeft geleden, eenig verschijnsel
openbaart of hij er eenigzins onder lijdt; plotseling en
soms met vernieuwde woede treedt ze nu eens onder
lichtere dan weder zwaardere vormen te voorschijn.
Van daar is het wel der moeite waard er bij stil
te staan, of bij de verschillende behandelingen er
een verschil en in verhouding èn in het meer goed-
of kwaadaardige karakter der recidiven is op te
merken. Het is een uiterst moeijelijk punt de ver-
schillende statistische opgaven dienaangaande met
elkaar te vergelijken. Verdienen statistieken in den
regel, om eene conclusie er uit te trekken, reeds weinig
vertrouwden, hoeveel te meer vooral in dezen, als
men in aanmerking neemt de klasse van menschen,
die meestal het offer zijn der lues. De meesten
hunner lijden een zwervend leven, zoodat men in
den regel de voor syphilis in behandeling geweest
zijnde patienten bij het optreden van recidiven nict
meer terug ziet.
De statistieken over recidiven opgemaakt vóór do
loer van Ricord ga ik stilzwijgend voorbij als heb-
bende geen waarde , daar toen, zooals roods gezegd ,
allo morbi vonerei onder denzelfden naam werden
gerangschikt: «syphilis."
Ook geloof ik dnt hot niet op mijn weg ligt, om
de gevallen van recidiven, die zich hebben voorge-
daan na behandelingswijzen, die thans bijna algemeen
47
zijn verlaten, (f/simple treatment, syphilisatie) te ver-
gelijken met die, opgetreden na de toediening van
mercurialia Daar ik mij eenmaal op het standpunt
heb gesteld , dat ik bij ieder geval van const. lues, mer-
curialia zou toe dienen, is voor mij slechts deze vraag
van gewigt: „zijn de onderhuidsche inspuitingen van
sublimaat ten opzichte van het optreden van recidiven
te verkiezen boven de beide andere methoden, waarop
men de mercurialia het organisme kan toevoeren?
Mag men de uitkomsten van Lewin vertrouwen,
dan valt het uitblijven der recidiven ten gunste van de
inspuitingen uit. Volgens hem zou recidive ongeveer
44 proc. minder optreden dan na het gebruik van
mercurialia inwendig of na dc inunctie-kuur. En niet
alleen is het optreden zeldzamer, ook de verschijn-
selen, waaronder de lues zich op nieuw openbaart
zijn zachter. Zijn resultaten zijn de volgende.
Na behandeling met inspuitingen is het optreden
van zware vormen ongeveer 20.9 procent minder,
van gelijke vormen ongeveer 28.7 procent minder.
Het verschijnen van meer milde vormen is echter
55.5 procent meer, dan na do andere behandelingen
met mercurialia.
Verder heeft Lewin nog nagegaan, of de onderhuid-
sche inspuitingen alleen minder recidiven gaven,
dan deze verbonden met de medicamenten sub
ft. /. j?. f.
Hij komt tot het volgende besluit:
Dat do onderhuidsche injectie zonder meer do
beste methode is voor het voorkomen van recidiven,
48
Was zijn vorige uitkomst, n. 1. de vergelijking van
recidive na onderhuidsche inspuitingen, 44 pret. geringer
in vergelijking met de andere behandelingsmethode met
mercuriaiia, zoo berekent hij, dat deze 50 pret. minder
zou geweest zijn, zoo hij alle gevallen zonder eenig
ander medicament onderhuidsch had behandeld,
v^ Tot zoover Lewin. Zijne uitkomsten zijn inderdaad
zeer gunstig te noemen. Wel heb ik geaarzeld , of
ik zoo uitvoerig mocht spreken over zijne methode,
en de uitkonïsten door hem verkregen, maar bij
den tegenstand, dien deze nog bij velen ondervindt,
achtte ik het wel doelmatig eenigzins in breede
trekken weertegeven, wat door hem op grond van
een zoo groot aantal waarnemingen is medegedeeld
geworden. Ik zal ten slotte de gevallen, in het
academisch ziekenhuis alhier opgeteekend, geheel me-
dedeelen, om daardoor te trachten aan te toonen , dat
deze methode van behandeling wel waard is om dc
aandacht tot zich tc trekken, opdat ze zoo mogelijk
meer en meer moge verbreid worden.
1. Wilhclmina D. 23 j. Dag v. opname 23 Maart 18G8.
üiagnoic.
Ulcus iudurat. ad
labium oris superius.
Exanthema papulos.
inprimis in gcnita-
lium regione.
Ulcus mollü adcom-
missuram i)08tcri0-
rem.
Thcrnpic.
22 inspuitingen
elk viiu 8 mgr.
sublimaat.
Aaunicrkiiig.
Na do 7* inspuiting ulcus
ad labium dü helft klcinor
na dc 15* gcnczcu.
Bjj haar vertrok was pa-
tiënte tota:il hersteld.
Iu het voorjaar van 1871
hier vertoevende, had pa-
tiente geen nieuwu ver-
fichjjnsclün van lues.
385
Diagnose.
Ulcus durum ad la-
bium majus sinis-
tram. Infi] tratioutri-
usquo labil majoris.
Tubcrcula mucosa ad
anum. Angina sy-
philitica.
2 Johanna V. 21 j. Dag v. opname 3 Junij 1868.
Therapie.
4 Juni 1* inspui-
ting van 8 mgr.
Van 7—26 Juni
11 inspuitingen
ieder van 16 mgr.
27 .Tuni 1 inspui-
ting van 8 mgr.
Aanmerking.
Wegens zeer ligte stoma-
titis , Avaarom de behande-
ling niet werd uitgesteld,
chloras. kalic. mot goed
gevolg. Op geeno plaats,
waar de inspuitingen ge-
schieden , belangrjjko reac-
tie. zy kwam niet weder
ondor behandeling.
3. Catharina C. 22 j. Dag v. opname 23 Junü 1868.
Diagnose. Therapie. Aanmerking.
Tuborcula mucosa
ad anum ut genitalia.
IMilqucs syphilitiques
ad labium inferius.
In hot geheel 16
inspuitingen. Ie-
dere injct. 16 mgr.
Geen reactie. Geen sali-
vatie.
Zjj kwam nict weder voor
recidive.
4. Elisabeth v. L. 23 j. Dag v. opnamo 15 Fcbr. 18G9.
Diafcitnse.
Ulcus induratum
ad labium inferius.
Uost\'ola syphilitica.
Ghindulao subuiuxil-
larcs tumidiio ct in-
durutaü.
Therapie.
Vun 17-20 Mrt.
0.032 sublim in-
wendig pro die.
Qocn vorbotering
van beteekenis.
Kuteritis. lodot.
Hydrarg. inwen-
dig. Op nieuw Ku-
teritis. Van 5-29
Juni 25 inspuitin-
gen. ledcro in-
spuiting 8 mgr.
Aanmerking.
Geen reactie. Do gland.
subniiixill. waren kleiucr
dan vroeger maar nict ge-
heel genezen. Älot jodet,
kulic. werd nog do proef
genomen, maar ook dit
moest viuirwül gezegd wor-
den wegens do ontstmvndo
irritatie der ingewanden.
Overigens allo verschijn-
selen geweken.
50
5. Vrouw B. 35 j. Dag v. opname 29 Mei 1869.
Aanmerking.
Hiervoor weken alle ver-
schijnselen. 11 September
kwam ze terug met con-
dyl. lata ad genitalia, die
door jodet. kal. on lotio
de mere. subl. corros. spoe-
dig genazen. Later werd
ze niet terug gezien.
6. Johanna K. 16 j. Dag v. opname 13 Aug. 1869.
Therapie.
29 inspuitingen
van 8 mgr.
Diagnose.
Ulcus indnratnm
magnum ad labium
inferiua. Roseola sy-
philitica per totum
corpus.
Diagnose.
Ulcus durum ad la-
bium majusdextrum.
Blennorrhoe vagi-
nae acuta.
I
Therapie.
Aanvankelijk
wordt alleen de
blennorrhoe be-
handeld. Lotio do
de mere. subl. oor-
ros.voorhetulcus.
Van af December
Inunctio more.
Van af 11 Febr.
tot 15. Sulphas
atrop. in \'t oog
ingednippeld.
10 inspuitingen
van 16 mgr.
Aanmerking.
24 Nov. een bubo in iu-
guine dextro. Tinct. lodii.
In \'t laatst van December
roseola syphilitica et an-
gina pharyngea.
11 Februari iritis speci-
fica. Daar de iritis door
do smeerkuur niet verbe-
terde, werd 15 Februari
tot do sublimaat inspuitin-
gen overgegaan. Do iritis
weck hiervoor zeer spoe-
dig. Het meisje bleef nog
eenige dagen onder behan-
deling voor stonmtitiH
mercurialis. Zy kwam niet
recidive terug.
7. Jan Sch. 35 j. Dag v. opname 24 Dec. 1869.
Diagnote.
Tuberula mucosa ad
genitalia, ad scro-
tum et ad latus fe-
monim internum.
Therapie.
30 inspuitingen
van 8 mgr.
AaniiicrkiDg.
Wegens lichto stomatitis
mercurialis, chloras kalicus
mot goed gevolg.
Hersteld vertrokken. Niet
teruggekomen.
51
8. Marmus Jac. V. 35 j. Dag v. opname 16 April 1870.
Aanmerking.
Nadat pat ongev. 0,15
subl. was ingespoten moest
men do kuur staken we-
gens de pijn. Zijn vrouw ^
later voor lues in bohan-
deling, verzekerde dat haar
man gezond (?) was.
9. Jacobus vau der E. 25 j. Dag v. opname 13 Junij 1870.
Diagnose.
Epidydimitis doxtra.
Blennorrhoe. Exan-
thema papulo-squa-
mo-tnberosum per
totnm coi-pus.
Iritis duplex.
Therapie.
Tinct. jod. tegen
de epidydimitis.
Tegen do iritis
sulphas atropine
alsmede inspui-
tingen vau 8 mgr.
Aanmerking.
Patient wordt loopend be-
handeld. Condylomata ad
anum waren nog niet ge-
heel genezen. Dezo wor-
den verder behandeld mot
ung. praecip. cn jod. kalic.
inwendig. Goen salivatie.
Hersteld na nog lang in
behandeling to 74jn gu-
weest. Geen recidive.
Deze gevallen lijn vroe;:cr tloor Dr. Voerman vermelil.
10. Job. Wilhelm. K. 21 j, Dag v. opnamo 30 Deo. 1870.
Thcrnpie.
Sublimaat-insp.
van 8 mgr. In \'t
geheel ongeveer
0.3 gr.
Diagnose.
Ulcus durum ad
praeputium. Ulcora
syphilitica iu pha-
ryngé. Exanthoma
maculosum per to-
tum corpus. Adeni-
tis uuivorsalis. Tub.
mue. ad anum.
Diagnose.
Tuborcnla mucosa
ud genituliu. Glan-
dulae inihiratae in
utroquu inguhu\'.
Diagnose.
Piilquos syphiliti-
ques ud labium oris
inforiua. Uiccru mol-
lia ud commiasuram
posteriorem.
Thirapic.
Van 2 .Tau.-
-31
Jan. 1871 clkcn
dag 8 mgr. ingu
spoten.
11. Gorarda dc G. 21 j. Dag v. o
Therapie.
Van 10 Maart—
2ü Miuirt iodorcn
dag een inspuiting
vau 8 mgr.
Aanmerking.
Er kwam guoii reactie.
Geen salivatie. Zjj vertrok
- den 31"> Jan. zonder eunig
verschynHcl van lues.
)namo 8 Maart 1871.
Aanmerking.
Don 26" stomatitis mer-
curialis, diu spoedig wjjkt
voor chlorus kalicus.
4\'
-ocr page 64-52
12. Petronella v. d. P. 28 j. Dag v. opname 26 April 1871.
Therapie.
Decoct. Alth.
240.0 Laud. liq.
Syd. 8.0 S.lotio.
Van 7 Juni tot 16
Juni 10 inspuitin-
gen ieder van 16
mgr.
Van af 13 Juli—
4 Aug. 23 inspui-
tingen ieder van
8 mgr.
13. Joh. Wilh. B. 22 j. Dag van opname 22 Aug. 1871.
Aanmerking.
16 Jun. Voor salivatio
mondspoeling met chlorat.
kal.
4 Aug. hersteld ontsla-
gen. Geen recidive.
Diagnose,
Ulcera mollia ad
genitalia. Bubo in
utroque inguine.
Den21"Mel Exan-
thema p.apulosum per
totum fere corpus.
Diagnose.
Tubercula mucosa
ad gquitalia.
Therapie.
Van af 25 Aug.—
16 Sept. iederen
dag 8 mgr. onder-
huidsch.
Aanmerking.
Een geval vnn recidive.
4 October 1871 is zo voor
goed ontslagen zonder te-
rug to koeren.
14. Anna B. 24 j. Dag v. opname 2 Jan. 1872.
Diagnose.—
PlAqucs syphiliti-
qncs ad labia oris.
Condylomata lata ad
\'anum ct genitalia.
15. Joh. Maria P. 22 j. Dag v. opnamo 18 Dcc. 1873.
Therapie.
25 inspuitingen
ieder van 8 mgr.
Aanmerking.
Zjj vertrok gohecl her-
steld.
Diagnose.
Tubercula mucosa
ad genitalia. Exan-
thema maculosum
per totum fere cor-
pus.
Therapie.
36 inspuitingen
van 8 mgr.
Aanmerking.
Van 4-23 Aug. 1874
kwam zü voor rocidivt?,
bcsiaando in condylomata
lata, in behandeling, dio
spoetlig vordwcnon onder
plaatselijke aanwending
van ung. do more, pracc.
rubr. cn sol. de more. subl.
corr.
53
16. Mina de G. 24. j. Dag v. opname 5 Jan. 1874.
Therapie.
Van af 6 Jan.—
31 Jan. werden 8
mgr. per dag in-
gespoten.
17. Ber. Geertruida B. 21 j. Dag v. opnamo 27 Jan. 1874.
Diagnose.
Tubercula mucosa
ad genitalia. Exan-
thema maculosum.
Aanmerking.
Totaal hersteld vertrok-
ken.
Therapie.
Plaatselyk: Lotio
do merc. subl. cov-
ros. Van28Jau.—
13 Fcbr. iederen
dag ccn onderhuid-
sehe inspuiting
van 8 mgr.
18. Cornelia M. 24 j. Dag v. opnamo 26 Mei 1874.
Diagnose.
Tubercula mucosa
ad anum.
Aanmerking.
Geen reactie. Bjj haar
vertrek 13 Febr. waren alle
verschijnselen van lues ge-
weken.
Diagnose,
Infiltratio et ulco-
ratio c. induratioue
ad labium inferius.
Roseola syphilitica.
Therapie,
Van af 28 Mei—
17 Juni werd haar
iederen dag 8 mgr.
ingespoten.
Aanmerking.
Den 23 Juni vertrokken.
Zo kwam niot weder in
behandeling.
19. Maria K. 21 j. Dag v. opnamo 28 Junü 1874.
Diagnose.
Ulcus induratum
ad labium superius.
Hoscola syphilitica
maculo-papulosa.
20. Swipko lloeloffl B. 21 j. Dag v. opname 14 Julü 1874.
Aanmerking.
Na 9 inspuitingen do ro-
seola volkomen verdwenen.
Hersteld ontsl. 11 Aug.
Therapie.
Vau af4Juli-5
Aug. 30 inspuitin-
gen van 8 mgr.
Diagnose.
Condylomata lata
ad anum ot ad go-
nltalia Glandulao in-
guinales tumofactao
etinduratao. lloseloa
maculosa.
Therapie.
Lotio more. subl.
corr. Van af 17
Juli—-15 Aug. ie-
deren dag 1 in-
spuiting v. 8 mgr.
Aanmerking.
Ontslagen 20 Aug. 1874.
54
Diagnose.
Exanthema macu-
losum et papulosum
specificum per totum
fere corpus.
Therapie.
Van 20 Juli—16
Aug. iederen dag
8 mgr. onder-
huidscb.
21. Johanna P. 27 j. Dag v. opname 19 Julij 1874.
Aanmerking.
Uit de anamnese wordt
het bestaan van een ulcus
durum voor 7 weken ont-
staan en spontaan gene-
zen waarschijnlijk.
Vertrokken 20 Aug.
22. Joh. Marg. Geertr. Br. 27 j. Dag v. opname 24 Nov. 1874.
Diagnose.
Roseola syphilitica
maculosa per totum
corpus. Angina sy-
phylitica.
Graviditas.
Therapie.
Van 27 Nov.—
27 Dec. iederen
dag 8 mgr. onder-
huidsch. Garga-
risma mercuriale.
Posten pill.delod.
kal.
Aanmerking.
Op den dag vau haar
vertrek 28 Jan. was geen
verschijnsel van lues meer
aanwezig.
23. Saapte Roelofs Br. 21 j. Dag v. opname 14 Juljj 1875.
Diagnose. Therapie.
Aanmerking.
Was het vorige jiuir van
14 Juli —20 Aug. voor
lues in bebandcling. Zo
vertrok den 20" Aug. 1875.
Tubercula plana ad Ung. tlavum.
anum. Ulcera speci- 10 inspuitingen
van 8 mgr.
fica ad labium supe-
rius.
24. Sientjo v. I. 26 j. Dag v. opname 20 Juljj 1875.
Diagnose.
Duo ulcera dura
ad labium superius
zwelling der glandu-
lao submaxiliares.
Adenitis universalis.
Roseola maculosa ad
thoracem et ventrem.
Therapie.
Van 26 Juli-4
Aug. 7 inspuitin-
gen van 8 mgr.
Aanmerking.
Ontslagen 29 Augustus.
55
Diagnose.
Exanthema papulo-
Hum specificum.
Tiierapie.
Jod. kal. inwen-
dig. 6 inspuitingen
van 8 mgr.
25. Johanna Doroth. M. 21 j. Dag v. opname 12 Aug. 1875.
Aanmerking.
Ontslagen 18 Aug.
26. Mina V. 20 j. Dag v. opname 7 Oct. 1875.
Diagnose.
Roseola papulosa et
maculosa per totum
corpus. Condylomata
lata ad anum.
Therapie.
26 inspuitingen
van 8 mgr.
Annmerkinp.
2 Nov. hersteld vertrok-
ken.
27. Johanna S. 28 j. Dag v. opnamo 8 Nov. 1875.
Diagnose.
Condylonmtii lata
ad genitalia. Exan-
thema maculosum
papulosum ot squa-
mosum per totum
fere corpus.
Excoriationos sy-
philiticao ad labia.
>lMAque8 muqueu-
se«" in ore et in pha-
ryngé. Adenitis uni-
versalis.
Therapie.
30 inspuitingen
van 8 ujgr.
Aanmerking.
Vertrokken 23 Dcc.
28. Toontje Em. 23 j. Dag v. opnamo 2 April 1867.
Aanmerking.
Do syphilitiHcho verschijn-
selen verdwenen, maar op
Therapie.
12 inspuitingen
van 8 mgr.
Diagnose.
Condylomata lata
ad anum et ad ge-
nitalia.
vcrscheidcno plaatsen ont-
stond reactie.
56
29. Joh. B. 25 j. 6 Oct. 1868.
Diagnose.
Ulcns induratum ad
glandem. Exanthema
specificum (maculo-
papalo-squamosum)
per totum fero cor-
pus.
30. Joh. Maria M. 25 j. Dag v. opname 15 Dec. 1874.
Therapie.
17 onderhuidsche
inspuitingen van
16 mgr., 2 van 8
mgr.
Aanmerking.
Hersteld ontslagen.
Diagnose.
Syphilis constitu-
tioualis.
Therapie.
25 inspuitingen
van 8 mgr.
Aanmerking.
Ontslagen 31 Jan. 1875.
31. Wilh. R. 31 j. Dag v. opnamo 4 Mei 1874.
Diagnose.
Plilques muqueuses
ad angula oris. An-
gina specifica. Tu-
bercula mucosa ad
Therapie.
13 inspuitingen
van 8 mgr.
Aanmerking.
26 Mei hersteld vertrok-
ken.
anum.
32. Dirk Jacob K. 20 j. Dag v. opnamo 29 Dcc. 1871.
Diagnose.
Exanthema squa-
mosum syphiliticum
in variis corporis lo-
cis. Hypcrtrophia
tonsillarum.
33. Margar. P. Schm 28 j. Dag v. opnamo 20 Aug. 1874.
Therapie.
25 iuspuitingon
van 8 mgr.
Aanmerking.
Bij vertrek 5 Februari
1875 exanthecm volkomen
verdwenen.
Diagnose.
Exanthema speci-
ficum squamosum et
pustulosum, in dorso
ot ad latns intoruum
brachiorum.
Therapie.
Inunctio mcrcu-
rialis. 26 inspui-
tingen van 8 mgr.
Aanmerking.
Had in 1874 zonder effect
jod. kalic. gebruikt cn
subl. inwendig. Op do in-
unctio volgdo sterke saliv.
26 inspuitingen deden
allo luctischo .verschjjnsc-
lon wijken.
Ontslagen 19 April 1875.
-ocr page 69-57
34. Wilhelmus
Diagnose.
Lupus nasi syphili-
ticus.
35. Antonio 1).
Diagnose.
Induratio ad orific.
pracp. Gland, inguin.
indur. IloHcol.squam.
ud Collum.Dermatitis
squam. ad plic. cubit,
et fossam poplit l\'ha-
ryngit. Icvior. Con-
dyl. lut. ad anum. 20
Mrt. Iritis 0. S.
Aanmerking.
Geheel genezen vertrok-
ken. Pat. was vroeger op do
polikliniek geweest en had
een briefje bij zich waarop
do diagn. vermeld stonden
do onderhuidschoinspuitin-
gen werden voorgeslagen.
Ujj zijne ppnamc vertelde
pat. dat hem in het Kr.-
gestichtrt 40 inspuitingen
waren gedaan zonder eenig
gevolg. Ofschoon do diag-
nose min of meer twijfel-
achtig was, word toch do
voorgestelde therapie ge-
volgd en bekroond met het
schittorendato resultaat.
Pat. vcrha4ddo bovendien
datby do vroegere inspui-
tingen niet 7,00 diep word
ingestoken,dezoveel pijnljj-
ker waren en zeer onregel-
matig waren verricht,
j Vertrokken den 11" Mrt.
28 j. Divg V. opnamo II Maart 1875.
Aanmerking.
Hjj vertrek allo verschyu-
selen geweken. Dezo hevigo
iritis werd door de ondcr-
huidscho inspuit, on sulph.
atrop. spoedig overwonnen
met het besto gevolg.
Er waren reeds syncchioo
pofltoriores. Ontslagen 7
April.
M. 40 j. Dag V. opnamo 4 Jan. 1875.
Therapie.
30 inspuitingen
van 8 mgr.
Therapie.
40 inspuitingen
van 8 mgr. Lotio
demerc. Hubl.corr.
lOB\' ^birgivrisma
mercurial«. Sohlt,
sulph. atrop. fo
O. h. gtt. 1 j.
58
Diagnose.
Ulcus dumm ad
labium infer, zwel-
ling der gland, sub-
maxill. Indur. exfo-
lians ad malam dex-
tram. Roseola macu-
losa. Pharyngitis le-
vior.Ademtis univer-
salis.
37. Jansje D.
Diagnose.
Dermatitis circum-
scripta chronica ad
pedis plantam dextri
(verisimiliter speci-
fica).
36. Hcndrika v. d. Sch. 15 j. Dag v. opname 5 Mei 1875.
Aanmerking.
Koseola na \'B of 7 inspui-
tingen volkomen verdwe-
nen. Bjj vertrek 11 Juni
alle constitutionele ver-
schijnselen geweken.
Therapie.
Aq. phagad.Pill.
dejotl. kal. later 25
inspuitingen van
8 mgr.
Therapie.
Unguent, fiav.
25 inspuitingen
van 8 mgr.
Aanmerking.
Noch do plaatselijke aan-
wending van aq. pbagivd.
noch hct nemen der pillen
geeft resultaat. Onder do
inspuitingen grooto verbe-
tering cn verder hersteld.
Vertrokken 12 Sept.
24 j. Dag V. opname 4 Junij 1875.
38. Hcndrika v. d. B. 20 j. Dag v. opnamo 8 Juny 1875.
Diagnose.
•Condylomata lata
ad labia majora.
Adenitis universalis.
Exanthema per to-
tum fere corpus.
Therapie.
30 inspuitingen
van 8 mgr. Lotio
do mere, subl.^^g.
Aanmerking.
Geheel genezen vertrok-
ken den 12\'" Juli.
39. Egbertus B. 29 j. Dag van opname 13 Oct. 1875.
Therapie,
ad 30 inspuitingen
Diagnose.
Ulcns durum
van 8 mgr.
praep. orific. Condyl.
lata ad cutem pcnis
et ad sprotum Gland.
Aanmerking.
Geheel genezen vertrok-
ken. Adenitis universalis
verdwenen. In do polikli-
niek begin Februari terug
59
Diagnose. Therapie. Aaiimerising.
iiiguin.utriusqnclat. gezieu met recidive cn te-
tumid ct indur. Ado- yens ulccra moilia.
nitis universalis. Ro-
seola maculosa ot pa
pulosa per totum fere
corpus.
40. Lamberta v. d. L. 29 j. Dag v. opname 2 Nov. 1875.
Diagnose.
Condyl. lata ad la-
bia maj. ct ad dunes.
Gland, inguin. tum.
ct indur. llos. mac.
pap. squam. in variis
coriwris locis.
41. Margar. Schm. 29 j. Dag v. opnamo 27 Dcc. 1875.
Therapie.
Lotio mere.
30 inspuitingen
van 8 mgr.
Aanmerking.
22 Nov. Condylomata
laUi verdwenen. Klierzwel-
ling verminderd maar niet
verdwenen. 11 Dcc. ge-
heel genezen vertrokken.
)
tev
Aanmrrking.
Door hot ung. Hav. geen
verbetering. Door de in-
spuitingen psoriaria geheel
vcrdwcnon; dc bruinroodü
hyperaumischo huid word
bjj den dag blookor.
Vertrokken 18 Februari.
42. Gcrritjo T. 24 j. Dag v. opnamo 22 Jan. 1870.
^ Diagnose.
I\'soriaris syph. ad
latus externum hu-
meri dcxtri.
Therapie.
Uug. llav. van
28 Doe.—3 Febr.
10 inspuitingen
van 8 mgr. in re-
gione, in qua pao-
riatis situ est.
Diagnose.
Dolores ostoocopi in
cxtrcmitatibus infc-
rioribus et in capitc.
Koscoltt iwpulosa ad
abdomen. Psoriasis
sparsa ad cxtrcmita-
tos inferiores. Glan-
dulae in inguino dex-
tro et ad latus colli
dfxtrunj tumidao ct
indurattto.
Therapie.
Van 25 Jan.—
Fobr. pill do jod.
kal. 3maal daags
10 pillen, vervol-
gens Smaal daags
5. Don (5 Fobr. pil-
len weggelaten en
begonnen mot su-
blimaat inspuitin-
gen in \'tgehcol 15,
iedor van 8 mgr.
Aanmerking.
Aan labium majus dox-
trum was oen ietwat go-
zwollen plokje misschien
een overblijfsol van oon
vroeger ulcus. Ondor \'t ge-
bruik van jod. kal. do-
loros osteocopi gewokon.
Huiduitslag echter niot.
Dit verdween snol voor
do inspuitingen. Hjj ver-
trok klieren in rcchtei\'
lies nog eenigzins voelbtwr.
De gevallen, door mij vermeld, zijn eensdeels
ziektegeschiedenissen van particuliere personen : 16
(N°. 10—26) er van echter zijn van meritrices, die
hier ter stede onder strenge controle der _ politie
staan.
Neem ik het gemiddelde van do 42 gevallen, dan
kom ik tot de volgende resultaten.
I3ij 42 pat. werden om bij hen alle constit. ver-
schijnselen te doen verdwijnen, 980 injecties vereischt,
d. i. per patient ongeveer 23 injecties. In \'t geheel
was er 8.24 gr. merc. subl. corros. benoodigd, voor
ieder pat. ongev. 0.1 ü gr.
Met de bezwaren door hen, dio zich tegen do
inspuitingen verklaren, ingebracht, had men iu het
ziekenhuis alhier niet te kampen.
1". De abscesvorming. Slechts in één geval wordt
vermeld, dat er nu en dan phlegmoneuse ontsteking
volgde. Bij niet weinigen werd de plaats waar de
inspuitingen geschiedde, rood cn eenigzins pijnlijk, bleef
61
somtijds eem\'gen tijd geindureerd, om ten slotte,
zonder verdere ongemakken, ad normam terug te
keeren.
2 . Dood door embolie. Hoewel theoretisch mis-
schien mogelijk, is er geen geval van bekend.
3°. De pijn. In het beginne der kuur klaagden
de patienten in enkele gevallen over pijn onmiddelijk
na de inspuitigen; na dc 4® of 5* hielden in den
regel de klachten op.
Ten slotte komen nog twee gewichtige factoren in
aanmerking: de recidiven en de salivatie.
Het bevreemdde mij ten zeerste dnt in zoo wei-
nige gevallen het al of niet optreden van salivatio
geboekt stond. Prof. van Goudoever vragende, of dit
werkelijk het geval was, antwoordde ZHG. mij, dat
ilij in vele gevallen Stomatitis mercurialis had zien
ontstaan; deze was echter steeds zoo goedaardig, dat
men dc kuur dien ten gevolge niet iiad behoeven te
staken; in nlle gevallen was men slechts er toe
over gegaan, om een gargarismn van chloras. kalic.
voor te schrijven.
Het voornaamste moment, wat ten slotte zou
moeten beslissen, of men do sublimaat-inspuitingen
in cerc moet houden of verwerpen, is wel dit of de
recidiovcn bij dezo behandeling minder zijn in ver-
gelijking met do andere behandelings methoden. Wie
zal zulks echter durven beslissen? Een vertrouwbare
statistische opgavo te leveren van recidive van lues,
is m. i. onmogelijk en ondoenlijk. Al zijn do i)a-
tienton schijnbaar genezen, wie geeft dan do zeker-
62
heid, dat ze voor recidive beveiligd zijn; wie geeft
dan zekerheid, dat, zoo zich op nieuw constit.
verschijnselen voordoen, deze patienten zich op nieuw
door denzelfden medicus zullen laten behandelen?
Het beste, ofschoon ook niet voldoende, zijn de
aanteekeningen te vertrouwen, die van de meritrices
zijn opgeteekend. In mijne tabel heb ik er 16 ge-
vallen vermeld. Slechts 3 (N". 10, 15, 20) kwamen
met recidive terug, hoewel bijna allen nu nog wekc-
lijksch aan een medische inspektie zijn onderworpen.
Dit is ongeveer 19 proc. Zal ik hieruit een con-
clusie trekken. Dit zou op zijn minst genomen
gewaagd zijn. Alleen vermeld ik het feit, dat ieder
patiënt in het ziekenhuis alhier ongeveer gem. 23
injecties ontving en ongeveer 0.19 gr. merc. subl.
corros. gebruikte, terwijl in de statistieken van Lewin
wordt opgegeven dat aan ieder syphiliticus in 19—20
dagen 0.13 gr. sublim. werd ingespoten. Om nu
hieruit te besluiten, dat de proccntgewijze verhou-
ding van recidive alhier, ongev. (19 pet.) ten opzichte
Tan Lewin\'s opgaven, ongev. (32 pet.) afhangt van
0.06 meer gebruikte sublimaat, gaat niet aan; daar-
toe zou natuurlijk een veel grooter aantal waarnemin-
gen worden vereischt.
Maar gesteld, dat zelfs Lewin\'s opgaven niet juist
zijn, waar hij bij sublimaat-inspuitingen 32 pet. reci-
dive verkrijgt togen 80—35 pet. bij de andere be-
handelingsmethoden en dat bijv. het aantal recidi-
visten hetzelfde blijft, zou men daarom de inspuitingen
laten varen? Zeer zeker niet. Hare voordeden
63
zijn boven de andere methoden dunkt mij buiten
kijf. Een smeerkuur is onaangenaam voor den patiënt,
duurt langer en is zeer zeker niet zoo zindelijk.
M. i. zijn er bepaalde indicaties om deze behande-
ling boven de beide anderen te verkiezen.
r. Bij graviditeit. Bij zwangeren is de toedie-
ning van sublimaat inwendig gecontraindiceerd. Ecu
smeerkuur is voor patiente onaangenaam, misschien,
waar de graviditeit ver is gevorderd, ondoenlijk.
Hoe gemakkelijk is het niet, om in een dergelijk
geval gedurende 20—23 dagen iederen dag 1 inspui-
ting tc vcrrigten.
2®. Waar de toestand der huid b.v. de smeer-
kuur niet toelaat, en kwikpracparatcn inwendig niet
worden verdragen , daar heeft deze methode zonder
twijfel groote verdienste.
3». Bij merctrices. Jiij deze individus wordt dc
smeerkuur zeer dikwijls slecht verricht; worden haar
pillen van sublimaat of andere kwikpracparatcn
voorgeschreven , dan nemen ze dezo of in \'t geheel
niet of slecht. Wil dns de medicus zekerheid heb-
ben, dat ze behandeld worden, dan zijn voor hem
do inspuitingen alleen een zekere waarborg.
4". Eindelijk nog bij die klasse van mensclien, wier
maatschappelijke positie niet gedoogt, om er voor te dur-
ven uitkomen, dat ze aan constitutionele syi)hilis lijdon.
De vraag, van verschillende kanten opgeworpen
of men iemand, die met sublimaat inspuitingen wordt
behandeld, al dan niet do kamer zal laten houden,
wordt verschillend beantwoord.
64
De een zal zijnen patienten toestaan in ieder
jaargetijde dagelijkseh naar buiten te gaan, de ander
alleen in het meer warme. Het laatste voorschrift
is, dunkt mij, het meest aan te raden. De ervaring
leert, dat de werking der mercuriaiia krachtiger is bij
hooge dan bij lage temperaturen. Is dit waar, dan
zal men het voorzichtigst handelen om den patienten
bij thermometerstanden, zooals wij die hier gewoon-
lijk in herfst en winter hebben, niet te veroorloo-
ven uit te gaan.
I.
Ilct ulcus molle cn hel ulcus durum hebben beiden
hun eigen conlngium.
II.
Hel beslaan van een chancre mixle is zeer waarschijnlijk.
III.
Te rcchl zegl v. Gräfe: Meines Krachlcns wird der
iMcrcur so lange hei der ndiandlnng der Syphilis nichl
zu enlbchrcn sein, als die Behauplung richlig blcibl,
dass das genannle Mittel, wenn es auch nichl das Allge-
meinlcidcn zu tilgen im Stande sei, doch die Symptome
derselben am schndlslen besoitigl.
66
IV.
Tol nu toe is de behandeling der syphilis door onder-
huidsche inspuitingen van sublimaat boven alle andere
methoden te verkiezen.
Bij haemoptoë is de toediening van acetas plumbicus
nutteloos, van digitalis schadelijk.
Het genezen van emphysema pulmonum door het appa-
raat van Waldenburg is onmogelijk.
Plithisische borstkas en aanleg tot tuberculose zijn
coëiïecten van dezelfde oorzaak.
.Moslcr gaat te ver, als hij van de Ilegarsche lavementen
van acid. salycilic. heil verwacht bij typhus abdominalis.
Chloral-liydraat werkt als zoodanig: het wordt niet om-
gezet in chloroform cn mieronzuur.
Wil men bij croup ccn emcticum toedienen, dan is
eene onderhuidsche inspuiting van apomorpliinc zeer aan
ie bevelen.
67
XI.
Bij geslokcn arleriewonden is de methode van Rose,
om de arterie centraal en peripherisch te onderbinden en
het middenstuk te excideren, van hel hoogste belang.
XII.
De open wondbeiiandeling en hol antiseptische occlusif-
vcrband berust op bclzelfde principe.
XIII.
Krysipeias oedcmalosum, bullosum cn grangracnosum
zijn verschillende graden van hetzelfde ziekteproces.
XIV.
Es gibt keine acute Ostitis. (Billroth).
XV.
Post mortem is dc diagnose typluus exnnlbeniaticus nicl
le stellen.
XVI.
Ilij Cataracta zonnhiris oj) volwassen IccAiJd is dc
iridectomic te verkiezen boven punctie.
XVII.
De algemeene veiligheid cischl dringend, dat spoor-
wegbeambten, speciecl zij, die optische signalen moeten
waarnemen, aan ccnc jaarlljkschc herkeuring der oogcn
worden onderworpen.
XVIII.
68
De navelstreng worde steeds dubbel onderbonden.
»
XIX.
Men verriphte nimmer eene keering op den voet bij
staande vliezen.
XX.
/
De diameter van Baudelocque is te onzeker om er in-
-een twijfelachtig geval eenige conclusie uit tc trekken.
XXI.\'
Theoretisch moge de cranioclast boven den ccphalotribe
de voorkeur hebben, in dc praktijk geenzins.
h h • - ^ • •
- » «»w^s
■ - «
■, - ^. ■■ ) f-i«, ■ \'
V ■ ,\'i. v\' ■ •• . ; A
•.. \' • . \\ .tl-; ■
ifi;-.-■^.li.\'V.\',
Ill III III ...........M11 III IIIIIIIII III lllilM^ • •
; I
-ocr page 83-al
• \'v
...5.3 v. .
1 .
!
■ i i ■ ■ ^ \\ .■ \' \'
■ • , - i" \' ■■ ■ • f j,,-«..r , , " Ijs
) 1
« ,• . -tL . ■ \' V <
V- \' , ■ • ■ i. , ■■
\'V\'V \'V • ■
\\ -f
-ocr page 84-
; .t-f^ | |
M | |